T AjtfsTEE-DAMjfyV^^ear.GyAert de Groot", tyoo
|
|||
WOrd int Ligt gegeven volgens
den 5 5. Articul <van de Ker- kfn-ordeninge defer Landen-, geftelt in de Synodus Nationael, gehouden linnen Dordrecht 9 in de laren 161% ende 1619. |
||||||
D A G E L ï K S C ï! B
HÜYS-CATECHISATI&
&efïaenbetn
Morgen - oef f enïn gen,
over de Articukn des Chriftelijkcn Geloofs.
3n
MIDDAG-O E FFENINGENi over de Pligten van een Chriftelijk Leven.
«ënbe Jn AVOND-OEF FENIN GEN,
over de Gefchiedeniffen der H. Schrifture.
<ém fa De tiib ban een jïaenb bit alkg beqttatwfijfe af te IjanDétrfl
pbec ©eg fjeboenbe fijn bpfonbere <@effenmge;n, t'Samen-geftelt door
FRANCÏSCUS B.IDDERUS,
Predikant in Rotterdam^
«©bobben 3ButJ>eiic bermeerbertmet J^agen/ &thiftünt-vlmftti/
en«©ejangen: W$ mebe be ©gangenban s. Simonide*. DenAchtflenDrak, van mirkelykefautengezayverl.
Pf. Jf ï 18» 's Avonds, 's morgens , ende 's middags fa! God mijns
ftemm? hooren. |
||||||
t' AMSTERDAM,
|
||||||
%"öe' 59eb: ban Gysbert de Groot , 58o£fiber&Ds#et op isM
|
||||||
O P D R A G T
|
|||||
A E »
De Chriflelijke Hüis*bouders der bloedende Gemeynfè
van ROTTERDAM. Watrde Vrienden,
Egroote Apoftel fprak van het oog-merk fij-
nes en fijner Mede - broeders dienft aldus , Co\.l;%$.Wy verkondigen Chriftum>vermanen- de eenjegelijk] menfche > ende leercnde eenyege- lijk. menfche in alle wijsheid > of dat wyfiitden eenyegeiijk,menfche volmaekfftellen in Chrijlo f «- ftt. Dit isook het oog-merk van ons alle, de welken de Hée- re in defengropten Oogft heeft uit-gefonden. Chriftum pre- diken wy,en tragten in aHe getrpuwigheid alle den raèd Gods tot zaligheid UL. voor te dragen : Maer het is ons niet ge- noeg dat de Heere Jefus alleenlijk in uwe oorefoudewoo- r en, ofte over uwe tongen rollen, maer wy arbeiden om hem foo diep in uwe herten re doen in-dalen, dat het leven Chri- Jiiin n mogtegeofenbaert worden, aCor.4.1o. Gy voldoeton- fe verwagtinge niet, als gy alleenlijk toónd van een vafte me- morie te zijn, om de dingen Chrifti wel te konnen onthou^ den; ofte van een wackereoore, omonsdaervanaendagtig te hooren prediken; ofte van een gladde tonge om daer van wel te konnen (preken: Maer wild gy beantwoorden den ar- beid die aen U L. word gedaen , foo moet gy toonen van een goe* herte te zijn, om de Chriftelijke Religie wel te konnen beleven. Paulus fegt befcheidenrli jk, dat hy eerft arbeide om yder
menfche in alle wijsheit wel te onderrigten.: want de kenniffc moet de Leidsman en lëer-meefter wefen tot de pligten van een Chriftelijk leven. Vele van de Chriflelijke deugden worden eenigfints gefien oock in die van het Chriftendom vervremt zijn : Gy hoort ons fomtijdtsfpreken van grootc deugden der Heidenen: Maer 'tgeenfy gedaen hebben, is maer geweeft als een werck in het duifier, fonder de regte regel van wel doen. God neemt niet voor goetop, als dat na fijn voor-fchrift word gewrogt; De Tabernakel moeft * i ;, gebouwc
|
|||||
sebouwt worden na het Maie/datdeHeerfelveaenMofej
«ad gegeven. Dog dat is nog niet genoeg, wantdeDwael- geeft in het Chriftendom weet ook de Letter der Schrifturé E als een regel van zij n handel en wandel by te brengen: Maer | de Apoftohfche ftijlgaet op andere gronden in de Send-brie- ven, want daer word de kragt van de regte Godzaligheid ge- trocken uit de regte kennifle van de Articulen des Geloofs. Soofiet gydat Paulus uit het difpuit der predeftinatie defe fluit-redenen trekt, Rom. 12. j. ik.biddcudan. Broeders, door de ontfermingen Gods» datgy uv/e lichamen fielt tot een Ie- vende, heilige, en Gade wel-behagélijkeofferbande , welktfit timen redelijken Gods-dienfttvers z.Ende en worddefer mereldt niet getij kformig.tyn kond gy ook ondervinden in andere Ge- loofs-articulen, als gy defe plaetfen na-fïet, Ephef. 1.4. Kom. 6. v. 1,2,3. Ephef. 4- %4- 1 Joh. 3.I,j,<j 03. Tit.2. vf. 4,%.6,7,2. Eph.2.10. Tit. i.i.'&c. Gantfchdierbaermoet U. L. de kenniffe Chriftiwefen,die
de Heere foow'ijdloopig heeft htenbefchrijven, en dewel- ke met foo veel bloed der Martelaren is verzegelt. Immers ïS dit by haer geen dwafen yver geweeft:, gelijk de Tyran Martianus voor-gaf, alshy deMartelaer Julianus liet pi jnï- , gen, met defe woorden : Rekj hem uit omgegcejfelt te worden, Cp dat fijn fotheid openbaer werde: Dog de vrome Martelaer antwoorde ; God te jennen, is geen fotheid. Gy foud on- aerdige, ja verbafterde Kinderen zijn van UL, Godzalige Voor-ouderen, indien gy foud meinen, dat aen de kennijfe foo weinig gelegen ware: hier foude Paulus wederom moe- tenfchriiven,Gal. 3.4. Hebt gydaerom fo veel te vergeefs gc~ leden ? Immers weet gydat de oude Chriftcnen, vervolgt door de Arrianeh , liever goed en bloed hebben willen ver- liefen, als datfe met haer fouden beleden hebben, dat de Heere Jefus alleenlijk gelijkjvefig met fijn Vader was ■■ En wat vervolgingen uwe Voor-ouders, fe-lfs i n defe uwe Stad, hebben uit-geftaen om de fuiverheid derLeere, kanUL. niet onbekend weien, dewijle nogveelonderuleven, die felve in die verdruckinge zijn geweeft. Het moeft immers wat groots wefen , daer de groote Heere aldus God over dankte, Matth. II. 25. Ik. danke u Vader, Heere des Hemelt mie der Aerde, datgy defe dingen voor den wij jen en verftandi- 9*n verborgen hebt, endehebt defehige den ginderkjnsgeopen- bain.
|
||||
baert. Hoe dierbaer deHeere agtededekehmffedesEtlaM*
geliumsj bewijft defe fijn aenfprake tot de fij ne,Matth.13.11 Het is ugegeven de verborgent heden des K$ningrijk.s der Hetne- ienteweten, maer dien ir't niet gegeven. Het was de kennifle van een Geloofs-articul, daër Chriftus tot Petrus aidus van fprak, Matth. I(f. 17. "Zalig^ijtgy, Simeon Bar-fona, want vleejch en bloed heeft u dat nietgeofenbacrt, maer mijn Vader die in de Hemelen is. Het wasdekennifle van de Articulen des Geloofs, daer Paulus defenwenfch tot God over dede, JEph. 1.17. Dat de God onfes Heeren fefuChrifti, tigeveden Geeji der wijsheid, ende der ofenbaringe in fijne kennifte. Het en is niet genoeg dat gy foo maer een gemeine grond van kennifle foudet leggen, en dat gy dan voorts maer beforgt foudetwefen, om xxfraBikf wat te verbeteren. Het Goud y de Paerlen, en kpftelijkji Gefteenten, die men, na Pauli laft , ophet eenige fondament Chriftus bouwen moet, zijnfuive- *e Leer-poincten des Heiligen Euangeliums, iCor. 3.11,12. Ja, het is alleen dat gebouw,, 't welk uvan andere Chrifle- nenonderfcheid, want de uitwendige practijke is meeft on- der alle die fig van 't Pausdom hebben af-gefcheiden, de- felvige. IkmeinedandatdiePenne, de nuttigheid der kpi- "ijfe wel heeft uitgebeeld, dewelke aldus fchrijft: De£««- nijfe maekt ons vaft in den geloove: nedrig in het leven: de- voot in het bidden: wacl^cr in de Godzaligheid: vrolijk'm de hope: brandende in de liefde: lijdfaem in de verdruckinge: , geruft in de dood: fy doet ons de Aerde met blijdfchap ver- laten, en brengt ons in den Hemel. Hierom behoort gy alle ernft aen te wenden, om de fuivere Leere wel te ken- nen, en Mannen in verft and te worden, iCor. 14.10. Een een- voudige ziele fprak eens een foet woord, alshyfeide, lk.ben niet groot van oordeel, nogtans in mijn begrijp fo kjeinniet, of 'K. k.an de Stal-lieerden en Dmael-fterren van deS.onne wel on- derfcheiden. Het is bedroeft dat vele beginnen te oordeelen , even als den HeidenfchenGdfl/'o, Act. iS. 19. dat aen de vra- gen over de Wet niet veel gelegen is. Beter was het oordeel van Laiïantiur, dewelke fprekende van de kennifle Gods, lelde : Die God niet en kend, alfiet hy,foo is hy blind: al hoort hy , foo is hy doof: al leeft hy , foo is hy dood. Hoe hoog de groote Auguftinus de fuivere kennifle waerdeerdé, blijkt uit zya roem over't geen hy aireede kende, alshyfprak: Defe * 4 dingen
|
||||
r Mingen te overdenken, agtik mijnwijsheid te *»ƒ»: bier inflelle
ik derijkheidder ^aligbeid: mijnhoogftePhilofofbie is defe» Chri(lum te linnen. Maer't blijkt ook uit defe fijn klagte,over fijn onwetenheid in vele dingen; Meer dingen %ijnmy onbe- kend,als my bekend fijn. Waer mede dit woord van de beroem- de Galvijnfeer wel overeenkomt: Dit meteik alleen, dat ik niets toete. Hoe verre is defe ópregtigheid van dié Mannen Gods af-gefcheiden van de hoovaerdige Geeft van die Paep- Jfehe Petrus Abair aldus, dewelke voor-gaf, dar. hy maer eens van fijn leven op voor-geftelde vragen had moeten anrwoor- dex, Nefcio, ik weet dat niet: Ag! indien die groote Man- nen nóg foo veel ontbrak in haer kennife, hoe weinig is't dan dat wy van de dingen Chrifti verftaen! Hier komtonshet ■woord en tranen van \ulius C<efar wel te paffe: want als defe «Tag en overdagt de daden van de groote Alex ander, foo ber- 3te hy uit in tranen, en tot defe woorden, Nos verè auid ! als «fhygefeidhadde, Osh mat is't geen ikgedaenbebbe, by dtje groote daden van Alexander ? Dog gelijk fulius Gtefar hierom niet wanhopende den de-
gen-uit de hand wierp, maer dede ook foo veel hykonde, even alfoq moet gy ook, lieve Chriftenen, niet wanhopen- de den Bijbel uit de hand werpen; maer gymoetalle vlijt aenwenden, om uwe kenniffeföo verre te vorderen als doen- lijk zy. Den Hemel heeft niet alleen de Sonen Mane, maer heeft pok veel kleine Akkerende Srerrekens. Gykorid ookby eenkleinLampjeuwerkinuhuisdoen: Alfooheeft Gods Huis ook vele kleine lichtjes die ook aldaer voor goet worden op-genomen. Gy'fend alle uwe Kinderen wel School, maer fy leeren alle niet even vaerdig: Ook 't geloo- . ye, datmaeralseenMoftaert-zaetjeis, word voor een goet ^eloove erkent. Maer ilcwagte nu hier op geen andere vrage , als defe
Wat middel om tot foo een goede kenniffè te homen \ Wat fal ik UL antwoorden ? Wilt gy een kort woord ? In het Ey- hui&Florida, ftaet boven de deure van een Kerkje, denaam fefus met defe woorden, Difce,-age, crede : dat is, Leert, «f er kt, gelooft: De fin is; Soekt te leeren, tragt wel te le- ven, en gelooft 't geen u word geopeubaert. Als gr defe middelen wel gebruikt, foo fuftgy de kenniffè des Hseren pinden. Maer ik wil u liever den raed van Auguftinus voor- dragen,, |
||||
dragen, dewelke defe vier middelen gaf, omtotkennifTete
kornen. (i.) Het leferi van de Heilige Schrifture. (2.) Het hooren van de Predicatieri. (3.') Het overdenken van 't ge- hoorde. (4.) Het gebed tot God. Ik fal tot defe vier mid- delen, alleenlijk dit viifdeby doen: (5.) Het Catechiferen van het Huis-gefin. Wie en weet niet wat voordeel het geeft tot voortgang in de kenniffe, als men foovan yder Huys- gefin een kleine Kerke maekt! My dunkt dat ik alfoo ïfaac by Abraham fie neder fitten, en den jongen Timotheus een lesje yan fijn Moeder en Groot-moeder hoor ontfangen. Dit isde reden, Chriftelijke Huis-houders, datikUL.
defe mijnHuisCatecbifatieop-dvags, enin'tbyfonder, de Morpen-oeffcningen, over de Arttculen des Gèloofs. My is niet onbekend, dat gy van veele Boekjes genoeg voorfi :n zijt: ik difch U L. geen nieuwe fpijfe in defen op, maer ik bren- ge maer alles tot een bekorte ordre. Die vele en verfcheide Boeken over defelvige fake hebben, makenfomnjdsdat'er niet eens wordmervrugtingefien. Hierom heb ik vooryder Morgen-ftondfoo een korte Catechifatieg^dz, dewelkein een groot quartier uurs bequamelijk kan voor-gelefen wor- den 5 ik hebfe alle in een-en-dertig Oefteningenafgedeilt, op 'dat in de tijt van een Maend alles foude afgehandelt wor- den, Sóodat, als gy maer yder morgen foo veel tijd hier- in door-brengt, als gy fomtijds gewoon zijt te verflijten in het af-vegen van u kfeederen, in het fien inde lugt wat we- der dat hetis, in het gebruiken van u ontbijt, eninandeie huis-faken , die kleine tijd vereifchen, f00 fuk gy in een jaer tijds grootebevorderingeonderUL.Huis-genotenbe- fpeur-n. Maer, ik voege tot de Morgen-oeffcningen, over de Articit-
len des Geloofs, ook de Middag-oejfcninven.over deplijrten van éen Chrijlelijl^ leven. Dithebik: ten hoogften noodig geagt; te meer, dewijle het Chriften volk weinig voorfien is met Catechifatien over defraüijke, daerdifnogtanseenfeernop- dige iake is. Gy zijt genoeg voorfien van Traótaetjes en groqte Boeken over de praftijke der Godzaligheid: Maer het gaet velen onder UL. gelijk het fommige Lieden gaev dieaen een grootemaltijd komen: de veelheid van de fpijfe doet den appetijd vergaen. Veel lefens fonder goede or- dr'e \ is maer als den arbeid van een paert in de Ros-molen, * 5 't welk
|
|||||
't welk weinig weg vordert, al loopt het een gehelen dag.
Soogaethetook velen onder't gehoor van foo veel Predi- catien: 't geen fy op den Sabbath-dag leeren, datontleerén fy wederom op de Werk-dag; vele hebben lang gevifcht, en niets gevangen. Die loffe en ongereguleerde pra&ijke, is als een verftroyde Compagnie, die ten roove word : 't gaet met den Oogft van Gods Acker- werk, als het met den Oogft van Ifrael voortijds ging, Joel 1.4. Wat de Rupfe heeft over' gelaten, heeft de Sprinkjiacn afgegeten. Veel Vijge-boomen hebben meer als drie jaren onvrugtbaer geftaen ; en vele Chriftenen ftaen tot de elfde ure ledig en gapen op de markt daer men praftijke van Godzaligheid verkoopt, dewelke dit eerfte lesje felfs van den Heidenfchen Diogenes nog niet gekogt hebben, Kfnd ufelven. Nogtansis acnde praSijke der Godzaligheid foo veel gelegen, dat de Ziele onder de Geloofs-articulen, betGelaove, fonderdepra&ijke, nietan- ders als vooreen dooden Romp van Jacobus word gekeurt, Jac. z. 26. Is 't U L. waerdc Chriftenen, wel oyr ten regte te bin-
nen gekomen, wat het in hec£t,ftchfelven te verfaken, Chrifti "voetftappen te volgen: eennieuwe Creature te fijn: eenmqekjel Gods te wefen: als ligt en te [cbijnen onder een krom en verdrayt geflagte: den nieuwen menfeheaen te doen: uit God geboren te fijn: het leven Chrifti af te beelden: door Chrifti Geejl geleid te worden: dewereldgekyuiftte^ijn: debegeerlijkheidgcdnodte hebben: in nieuwigheid des levens te wandelen} en wat dierge- lijke leffen en laften voor het Chriftendom meer zijn ? Op dat gy deze dingen vanderjeugtaenfoudetleerende
uwe behertigen , foo drage ikookaenUL.op deze mijne Middag~oeffcningcn,wïcr in kortelijk en ordentelijk de reg u- len en gronden van een gerrreinte en eenvoudige praótijkezijn begrepen. Ik meine dat het onder de bequaemfte middelen is, om in de kenniffe der Religie wel toe te nemen, dat men de Ziele ook heilige door goede regalen tot de praclijke: de Paerlen des Euangeliums en zyn niet voor Honden en Swij- nen, Matth.7. 6. Maer die verborgentheden zyn voor die den Heete vreefen, Pf. 25.14. 't Begiafel van alle goede wijsheid is de vrede des Heere, Prov. 1.7. De difputen over de Religie fpudea meer vrugtsverfchaffen, indiende felvigc door een vlscfchelijke eergierigheid niet wierden op- geblafcn >
|
||||
geblafen; maer datfe met nederige zielen Godzaligli jk wier-
den gehouden. Segtmy is 't niet een grootey delheid? Som- mige bewijfen een Papift dat men de Schrifture mag lefen, en felve werpen fy het Wet-boek achter de bank. Andere difputeren tegen 't Vage-vyer 5 en felve loopen fy na de Hel- le toe : Sy houden ftaende dat men God alleen moet aen- bidden, en fy fpreken noit een goetgebed : Sy bewijfen dat Chriftus in de Miffe niet en is , en felve vinden fy hem r)iet in het Avondmael: Sy toonen dat Chriftus alleen de Middelaer is, en felve nemenfy hem nietaen: Veledifpu- teren dat God van eeuwigheid fijn verkiefinge heeft gedaen, en felve foeken fy haer daer van niet te verfekeren door goe- de werken: Sy bewijfen dat Chriftus niet voor alle men- fchen isgeftorven, en felve toonen fy niet, dat hy voor haer is geftorven: Sy houden het met deleerevandconweder- ftandelijke genade, en 't blijkt niet datfe die oy t gevoelt heb- ben. Vele konnen ftaende houden datJefusdewareGodis, en fy achten hemminderalseen gering menfche onder haer bekende: En fy houden ftaende dat men de kinderkens dop- pen moet, dog felve leven fy als ongedoopte, en brengen naer kinderen erger op als de kinderkens der Heidenen wor- den op-gevoed. Op dat defe blame op ons Gereformeerde Chriftenen niet
verblijve, fooismijnhertelijkewenfchenbede, Chriftel'u\e Huis-houders, dat gy by tijds de jeugt onderwijft in de eerfte beginfelen van haren weg, Prov. xz. 6. Indien nu defe mijr nen arbeid daer yets toe brengen kan, foofalmijnwerk-loon feer wel betaelt zyn. Als gy maer de tijd van een quartier üurs aen u Tafel te kofte legt, foo kond gy in eenmaend tijds alle defe pligten van wel leven feerbequamelijkaenu Huis-gefin voor-lefen. Ende als gy ook de Avond-oeffenin- gen daer by doet, dewelke mede op defelvige mate zyn ge- ftelt, over de Gefchiedeniffen van de H. Schrifture, foo fa] ÜL. Huis zyn, als het Huis van Obed-Edom, het welk om de Arke Gods gezegent wierd. Wel op dan, Cbri (lelijke Huis-houders, flaet de hand eens
aen dit noodige werk, geeft een uurken daegs voor de ziel- forge van die UL. foo dierbacr zijn bevolen. Daer wierd. eensvan^EBrfrfi-gefeid: |
|||||
Qmnia
|
|||||
Om»i in Afcanii eariflat cura farentit. 1'
Dat is:
Eneas heeft noit Troyenfoo bemind »
Als hy beforgt was voor fijn teeder K^ini. Drie dingen vereifchren de Oude in de Huys-vaders :
Voor-eerft, datfe haer kinderkens wel moeftenop-voeden.' Ten tweeden, datfe haer wel moeiten doen onderunjfcn : Ten derden, datfe defelve wel moeiten bewaren. Hierop vertrouwde fig\AgaJtelts. (die Spartageregeert heeft) alfoo, dat hy alleenlijk wilde een Difcipel zijn van die Man daer hy een Sone van was. Wat wonder, het oude woord is, Pietasfraudem non habet: dat is, de Godvrugtigheid der Ou- deren tegen hare kinderen , is fonder bednegerije. De School-meefters hebben felden foo een herte tot haer Leer- lingen: 'tgaethierfomtijds, gelijk het de KeiferMaximi- lianusging, die eens uit-viel in defe woorden: Indien mijn Pedagoog Petrus nog leefde, i\foudemakendathy leedwefen fotide hebben van't geen hy my in mijn kjndfche jarengeleert heeft. Hierom trad Theodofius dikwils inde Scholeyan de Meefter Arfenius, om te vernemen hoe het aldaermetüjne twee Sonen toe-ging. Hetisnietuittedrucken, wat diepe indrukfelen de onderwijfïnge van Ouders aen de kinderen geeft: Ik fegge van Ouders die felve beleven, 't geen fy hare kinderkens leeren. De fabel feid, dat de Kreeft zijn Soon beftrafte over het krom ter zijden uit-gaen: Maerdejonge Kreeft antwoorde: Gaetmyregt uit voer, ikfalu volgen. Wat is't, of d'Ouders de kinderen anders leeren als fy felve doen: Maer als Ouders felve beleven 't geen fy haer kinder- kens leeren, danheefthetonderwijsfijnkrag't. Denktdan Chrifteli jke Huis-houders, dat ik door defe regulen van wel- leven niet ,alleenlijk uwe Huis-genoten beooge, maerikfie ook op UL. felve. A bove Majore difcat ar are minor.
Dat is:
De oude Os die trede vonr > Dan volgt de jonge vIijtig,tfpoor. Gebruikt dan voor u felven en voor de uwe defe Huis- ®effeningen, dagelijks hebt gy gelegentheid om door ver- fcheide
|
||||
fefceide opweckinge foo doot openbare Predicatien , als
door verfchéide TraBaetjes de Huis-pligten ontrent U L, kinderen en Huis-genoten behoorlijk te verforgen. ftiaekt niet dat veel verfuim in defen worde begaen , als tot nog toe blijkt uit de groote onervarentheid in de kennifTe des Euangeliums, ennogmeer, uyt het ongebonden leven van dejeugt; Indien Diógenes onder ons leefde j hy behoefde niet meer te feggen, Dat hy liever een Beejl ware van een Burger tnder de Magarenfen> als een Kjnd: dewijle die Lieden meer forge droegen voor de opvoedinge van haer beeften, als van haer kinderen. Maer hy foude fien , dat veel Chriftenen meer arbeid doen om een Hont, Papegay,&c. yetstelee- ren, als om haer kinderen wel te onderwijfeninhetChrï- ftendom. Ik klaeg niet over de forge voor het tijdlijke le- ven derkinderen : Want de Ouders zijn in 't gemein hier in arbeidfaem genoeg-, ©een fpreukc uit de H. Schrifture heb* benfyvafterin^e»je«jcr*e, alsdefe, I Tim. 5. 8. Scoyemani de fijne, en ■voomamentlij\fijne Huis-genoten niet en verforgt, die heeft hetgeloove verloochent, en is erger dan een ongeloovi- ge. Hier zijn de meefte Ouders als de Egels, dewelke haer foo met Appelen en Peeren beladen voor haer jongen, datfs dikwils nauw konnen voort-komen. Maer de ziel-forge word by velen verfuimt: Cr at es de Philofooph wenfcht dat hy op foo een hooge Berg mogteftaen, dat hy alle de men-' fchen konde toe-roepen: En, vraegt gy wat hy haer feggen foude ? Hy foude haer dit toe-roepen; Waer wiltgy henen > i dtPdfe menfihenlgy die geit vergadert voor uwe kinderen, ende verfuimt ondertujfchen haer te onderwij fen ? Maer fo een Cra- tes is /der Predicarit op de Predik-ftoel. Ikfchrik, als ik overdenke de onnatuurlijke wreedheid der Joden, die haer kinderen indegloeyendearmenvaiihetBeeldMoWj lietea .verbranden; maer nog verfchrik ik meer, alsik bemerke hoe dat vele ouderen haer kinderen laten opwaffen, ora door de klaeuwen der Duivelen in den Helfchen brand af- gerukt te worden. Als nog by fommige Ouders yets word ge- daen ontrent het ftuk van Religie, fooieeren fy haer kinde- ren maer eenige Vraegjes die haer wat wijfer mogren maken, Kiaer fy geven haer geen^«/e«deslevensdiehaerwat^?- ter mogten maken. Dit heeft my bewogen om defe mijne Huii'Catechifatie te famen te ftellen} op dat fo© door goede %gu~
|
||||
Hegiilen als ook door tJiftorifcbe voorbeelden der H. Schrift**'
re, de konft van Chriftelijk te leven deJeugt mogteinge- fcherpt worden. Seneoa feide, Die niet en meet dat hy moet we- ten > die is een Beeft onder de menfchen. Maer wy mogen met meerder reden feggen, die niet en weet dat hy moet Weteii in de Religie, die is erger als een beeft onder de Chriftcnen: Ontfangt dan defe onderrigtinge over defe mijne Huis-oef- feningen. Ik heb defe Catechifatie bepaelt binnen de tijd van een
Maend, op dat de Repetitie te meer foude gefchieden. Erïdat alfoo, als gy maer u Almanach jn-fiet, of den dag van de Maendindagtigword, dat gyterftond kond fien, wat gy des morgens, des middags, ende des avonts ten mïnften behoort teover-lefen. Yder Oeffeninge voor yder dag is foo kort, dat gy in een
groot quaftier uurs defelvige kond door-lefen, foo dat gy voor de geheele dag maer een ure tijds van nooden hebt. De antwoorden op de Vraegjes ftel ik in de Morgen»
oeffeninge wat kort, Om de memorie niette overladen: maer in de Avond-öeffeninge wat lang, om in weinig vraegy }es veel Gefchiedeniffen af te handelen. De letter A.beteikent dat het een vraegje is voor de mui-
tte in het Huis-gefin: De letter B. voor die wat ouder zijn t En de letter C. voor deoudfte. , Het fal te veel zijn defe Vraegjes in't eerfte op yder dag'
van buiten te doen leeren : daerom foude ik udeze raedge- ven. Doet in de eerfte Maenden niet meer , dan op yder dag de Oeffeninge voor te lefen voor het Huis-gefin : daer ha, laetfe alle maer die vraegjes leeren daer de A. voor ftaet: en leeft haer de andere voor. Doetfe de volgende Maenden dok die leeren daer de B. voor ftaet: Endaernaook, daer de C. voor ftaet: en vraegt over de maeltijd Wat'er is onthou- den, gelijk de oude Philofophen, genaemt Gymnofophiften , a.lle avond hare Leeringen af-vraegden, war fy op dien dag hadden aengeleerr : Soo full gy in een jaer tijdswonder- lijke vorderingein U L. huis-houden vernemen. Is'tu teveel defe Oeffeningeh alle dag te onderhouden,'
foo laetfe ten minften uwebetragtingenzijnopdendagdes Heeren, enalsgvbvmalkanderenkomt, ofalsgyfelve tijd- verdrijf foektrSiet dan maer u Almanach in, en gy fult da- delijk |
||||
lelijk op yeder ftond van de dag in het gantfche Taef, kannen
fïen wat gy behoort te over-lèfen, en van wat dingen dar gy behoort te fpreken. Indien gy dan noch defe dingen wel waer neemt, datgy
des morgens een gebed fpreekt, een Pfalm fingt, erieenCa- pittel leeft uit de Send-brieven des Nieuwen Teftaments: Indien gy dit ook doet des middags, ende des avonds, al- leenlijk met dit onderfcheid: dat gy des middags leeft een Capittel uit de S f reuken, of uit den Prediker van Salomon; en des avonds een of meer van die Capittelen, dewelke worden aengeteikent in yder Avond-oeffeninge, foo fal hierdoor U L. Huis-gefin een kleine Chriftelijke Kerke worden, en gy fult na ziele en lichaem rijkelijk gezegentworden: In- zonderheid, indien gy om van u Huis-gefin een kleine Kerke te maken, ook defe huis-gefangen voor kinderkens gemaekt, hier by voegt. Gefangen zijn een byfonder werkdesGee- ftes, onder de eer-tijtelen dewelke de Geeft Gods aen den Koning David geeft, is ook defe,dat^ lieflik was in Pfalmen ifraels, aSam.ij. i. de Heidenen hebben wondere dingen1 aen hare Sangers toe-gefchreven. Haren Amphion fbude door gefarig de mueren van de ftad Thcben hebben op-ge- hoogt. Haren Or/>£e«r foude door fijngefang deBoomenen Bergen hebben doen danffen, de Revieren doenftilftaen, en de wilde Beeften tamgemaekc. Haren Arionfoude door zynHerpen-gefangeen Dolphijn hebben aangelokt, op wel- ke hy zig in Zee werpende, 't gevaer des doods onder de Zee-roovers foude ontkomen weien. Dog defe dingen maer voor Heïdenfchefabelenagtende, vindenwy ingeeftelijke efange.i de waerheid van het gene defe fabulen af-beelden onnen. WantDavidsPfalmenengeefteli-jkeGefangenzijn een regte ftoffe tot opbouw van de muren van de ftad Gods» daer in leggen allerleygeeftelijke materialen voor de muren van het geeftelijke Jerufalem. Athanafm; noemde hierom de Pfalmen Davids een kleinen Bybel. De heilige Gefang'tt' brengen een beroeringe in de herten, die als harde Steen- rotzen, als hooge Bergeii, ende als ftroomende Revieren?' van quade luften zijn. Augtijïinus getuigde dit van hem f el- ven : Ik, quam, fchrijft hy, te Milanen in de Kfrkf, en hoorde deGefangen der Kerks, maerdosrikfo bewogen wierd, datiït^ daer de eerjie aenfrickeling vernam tot mijn bekkering, en nog «rders
|
||||
vorders fegt hy : lk\.ben door 't Gefdng det Kfrk? dikwHs beéo%
gengeweeft tot tranen over mijne fonden. De Pfalmen Davids brengen ook een heilige vreugde over de ziele : Men fegr, van de Mufijke, datfe den bedroefde vervrolijkt, dog dat i's maer een ligt yoorbygaende beweginge , die niet langer duertals'tgeluidvandeftemmeofvan de fnaren. Maer de heiligeGsfangengeveneen herren-vreugde, die 't gemoed een vafte in-druk geeft: dewiile niet alleen een ydele wind desmonds, ofte een gedreun derfnarendaerby is, maer de wind des Heiligen Geeftes, wiens talede geeftelijke Gefan- genzijn: Men fingt dan niet alleen metdengeejl, iCpr. 14*, vers I?. maer felfs door den Geeft. Dog infonderheid is is de heilige Gefangen een byfpndere kragt der vertrooftinge. tegen alle vyanden, en in allerley nood. David vond daeï inal fijn trooftinfijnverdrukkingen,Pf. 119, j+.UweinJlel- lingen ^ijnmijnê Ge fangen geweejltcr plaetfe mijner vremde~ lingfchap,. Als de Godzalige Cofmus vlugten rrroeft, foo naai hy alleenlijk zijn Pfalm-boek met hem. Gregorius Nyffenus feidej o! hoeaengenaemennuttifreMed-gefelisDavid, Als Bafihu: inballingfchapmoeftgaen, foo fonghy tot fijn ver- trooftinge den Pf. Z4.1. De Aerde is des Hoereni» èfe, Als de Keifer Mauritius zijn Vrouw en kinderenvoorfijnoogeri fag vermoorden, en dat hy nu ook wierd belaft fijn hals on-, der de bijl te leggen , foo troofte hyfig met defe woorden Davids Ff. 119.75. It^weet Heere, datutve%erigtende%ert£~ ti^heid fijn, en dat ghy my uit getrouwigheid ver drukt hebt; t)e kerkelijke Hiftorie verhaelt oas, als&e Arrianenrinde deuren der Kerke hadden gefloten, en datfe Bafilium met da fijne daer in gevangen hielden: dat doe defe Godzalige lie- den fongen den Pf. 24. en dat op defe woorden, vers 9. Heft uwe Hoofden op, ghy Poorten, &c. de deuren der Kerke van felfs zijn open gegaen. Daer is een foet geval indeHifto- rien van onfe tijden aengeteiken-t. Een feker Gefand van den Keifer, reifendedoorTurkyenopPaefch-dag, hoorde in't Veld een Boer fingen een geeftelijk Gefang van de Op- ftandinge Chrifti, in de Hoogduitfche tale: De Gefand ver- wondert zijnde dat hy dit inhetLand der Turken hoorde, hield ftil, trad van fijn pacrd, engingnadenBoerop'tyeldj hem vragende , hoe het by qitam dat hy een Gefang van Chriftus fong ; Den Boet antwoorde, J^ ben een Chrijlen tfvangew
|
||||
fcvtingM van de Turken, en il^fiegeen middel om daer uit ver'
éofl te worden: Evenwel $k Monde het Chrijlen geloove, en ver - trouwe my op mijn "Zaligmaker fefut, en dewijle ik.hier geen Fredieatie hooren kfln, foo onderhoude ik mijngeloove, en troojle fny door de Gefangen die ik, in mijn kjndfche jaren onder deChri- ftenen heb geleert. De oude hadden dit woon dikwils in de mond, menfmgtfijn vyanden dood. Het is by verfcheide voor- Val gefien. De Biffchop Theodolphus was gevangen gefet van den Keifer Lodovicus Pius •• als nu de Keifer voorby het venfter van de GevangeniiTe ging, foo fong defe Biffchop «engeeftelijkGefang, 't welk de Keifer foo beweegde, dat hy hem terftond vry uit liet gaen: my gedenkt, dat ik in de reifen van de Schipper Bonte-kpe gélefen hebbe, dat hy, met een Wilde fittende in een Schuytje,. bemerkte dat de Wilde van fin was hem te vermoorden, dog als hy luide begon tot Gódrefingen, dat de Wilde van fin veranderde, enhembe- houden aen land bragt. Ja het ismeermaelsgefien, datde geeftelijke gefangen grootekragt hebben gedaen tegen dea Duivel, felve Luthcrus had dit woord dikwils in den mond: Kfimt, laet om fingen tot ff ij t van den Duivel. Men fegt dat de boofe Geeft een hater is van de Mufijk: 't bewijs was in Da- vids Harpe, waer door hy de boofe gseft van Sa ui bedwong. Maer infonderheid zijn de geeftelijke gefangen een regte hertfterekinge tegen de angftendes doods. Als de vrome Babilas na het Schavot ging, foo troofte hyfigmet defe Woorden, Pf. 116. 7. Mijn ^iele k?ert wederom tot u$ve rufte% ^5- Johannes Hus fong. Pfal. 31. als hy na het vyer geleid Vierd : PaulusenSilas Lof-fangenfongen» als fv haer dood- • vonnis Waren verwagtende. Ja onfe Heere Jefus vond fijn trooft in Davids Pfalmen als hy nunafijndoodfpoedigde, Ivlatt. %6. 30. Als fy den Lof- fanggejongen hadde.jingen (y uit na den Olijf-berg, en fijn laefte woorden asn het Kruis waren «it_DavidsPfal'm-bockgehaelr, JVlatth. z£. 46. MijnGod, mijn God, waer om hebtgy my verlaten, uit Pfa!. %%. 1. Endc fijn dood-ftemme, Luc. 23.46. Vader in uwen handen hevels 'k.mijnenGeeJi, isgehaeltuitPf. 31.6. Dewijle dan de geeftelijke gefangen foo groote vruggge-
ven voor ziel en lichaem, foo is ligtelijk af te nemen hoe verre vele menfehenvervremt zijn van defen Geeft der Hei- %en. Het wordby de Heidenen aengeteikent als watwon- * * tlers
|
|||
ders in de nature, dat Accas > de Koning der Ssyten, liever
't gebriefch van een Paert hoorde, als 't gefpel van Mufi jke: Dat Democrates foodanig gefpel maer hield voor een ydel beufelen : dat Philippus fijn SoonAlexander pverfijnluftin fingen en fnaren-fpel beftrafte. Het was by haer een fpot- woord voor aerdfche verftanden. Viremfra CytharagaudethabereMidas.
Hy agt veel meer een flefch vol Wijn , Als tong en fnaer van Muficijn. Sy verhaelden met veragtinge het feggen van Arcbid*-
mus, die hoorende van yemand feggen, die Man ir een goet JAuficm, daeropantwoorde, by onsisee»goede Kj>k.eengtet Man. Maer het is meer verwonderens waerdig, dat onder Chriftenen foodanige Lieden gevonden worden, dewelke geen luit vinden in de H. gefangen Ifraels. \ulianur ftopte njn ooren toe, als hy een Pfalru hoorde fingen, alfoo zijn vele doof en onbeweeglijk als fy in maeltijdenofin andere plaet- fen een geeftelijkgefanghooren: recht een Adderengebroed- /e/,Matth. 3.7. Want gelijk de Adderen de ooren flopten voor de befweringe, alfoo fien defe Lieden de geefteli jke ge- fangen aen, als een befwering tot uitdrijvinge van den ou- den Adam diefe niet gaerne quijt fouden worden : ydele en ontugtige Lieden zijn haer vermaek, en alsfe al van een Pfalm ofgeeftelijk gefang fpreken, het gefchietfpots-wijfe, gelijk de Babyloniers tot de joden fchimpten, Pf. 137. 4. Singt ons een van de Liedexen 7.ions. Dog andere gedagten zijn bydeGodfalige. Hoe hoog de geefteli jke gefangen in agtin- gezijngeweeftbyde Joodfche Kerke, blijkt uit de gefette ordre vanSangers voor den Gods-dienft, iChron. 8. if, i<J. Vavidfeide tot de Leviten, dat Je hare Broeders de Sanders ftel- lenj'oudm. Hetwasdoeeengemeineopweckinge, Pf. 59.1. Komt laet ons den Heere vro!iji^fingen. De Joden vertellen dat den Ezel daerom van Jsn Altaer is geweert, om dat, als Noach in de Arke den Heere loofde metgefang, waer onder de vogeltjes ook haer ftemme lieten hooren, dat doe den Ezfltnet zijnluy bulken en fdirappen met de voeten, hem verhinderde. De geefteli jke gefangen zijn fo hoog geagt by de eerftcn
Chriften
|
||||
Chriften Kerke, datniendoetertijtophetveld, in de win-
kels, op de ambagten geftadig geeftelijke gefangen hoorde fingen: Hierom hebben de oude Leeraers der Kerke veel geeftelijke gefangen gemaekt, gelijk defelvige nog te vinden zijn in de Schriften van Ambrofuis , Hierottymut, Prudemiut, LaBanfius, irc. De oude Lecracr Hieronymns maektc een ge- fang om de Regr-gevoelende van de Anianente. onderfchei- den: Waer in defe woorden ftonden, Eere zy Gedden Vader, den Sone, ende den Heiligen Geeft, 't Welk de Arrianen niet en wilden fingen, om datfe de Heiligs Drie-ccniaheid niet en er- kenden, maerfy waren gewoon op dele woorden ftil te fwij- gen, ofte veranderende defelvige aldus, Eerc %y God den Vader door denSone in den Heiligen Geef}. Niet alleen de Leeraers der Kerke , maer ook felfs de
Chriften Keifers hebben groot werk gemaekt van geeftelijke gefangen: Cow/?4W/»n;//Wiswe]ge\Toonfelve Voor-fangerte zijn: Theodofus ging noit ten ftrijdè, pfhy fong eerft met fijn Soldaten. Ja Theopheus heeft fel veeenige gefangen gemaekt voordeChriftenen, geli)k ook gedaen heeft Conradtts de11. Ende om nog yet nader te feggen 't geen fiaet op dat mijn oogmerk. Theodofws de Jonge, had de gewoonte, dat hy met fijn Vrouw, Sufter en Kinderen, des morgens, des middags, en des avontsalle dagen geeftelijke gefangen fong. Carolus de Groot gaf ook defe laft aen fijn Kinderen, ende hy dulde nie- mandinfijnHof, als die ten minften de gewoonlijke gefan- - gen des Godsdienft wel kende. Albertu; IV. HartogvanOo- ftenri jk, was foo tot geeftelijke gefangen genegen, dar hy van ae Hove.lingen een Monnik, wierd genaemt. Als ik aan alle defe redenen voor my hadde tot dit mijn
oogmerk, nevens de laft van Paulus, om niet alleen met de rlalrnen Davids, maer ook peefteüjkc Liedekfnt, Col. 3. ï 6. den Heere te fingen: foo hebbe ik raedfaem geoordeelt, Qefe mijne Huis-gcfungen ook U L. mede te deilen. Te meer, dewijle defelvige paften op yder Oeffeninge in mijn Huis-catecbifatie, op dat doormiddel van een kort gefang, niet alleenlijk de Huisgefinnen geftigt mogen worden, maer ook op dat den korten in-houd van yder oeffeninge te beter in de memorie van de kinderkens werd in gefcherpt : op dat alfoo yder Huis-gelln een dagelijkfche Kerke zy, een af> beeldfelvan het Hemelfche leven. Athanafrus feide : Der ** z Enge
|
||||
Engelen t»trkitetn gedurige» Lof-fang. Haer gefang over de
geboorte Chrifti is genoegbekend, jade zalige worden aen Johannes vertoont, fingende het gefang dat Mofer hadde ge- maekt, Apoc. 15. j. Auruftinus, feidedat'er niets op der Aerdewas, 't welk het Hemelfche leven nader af-beelde, als een gefelfchap van vrome,die den Heere lof ringen. Ende gevraegtfijnde,wat wy in den Hemel fullen doen? Antwoor- de, Onrgcheele werk^fial mifien een geftadig Hallelujab. Gelijk dan David de gewoonte hadde» van driemaels des daegs zijn ftemme God te laten hooren, Pfal. 55. iS. Soo ismijnwen- fchen, datdeChrïftelijkeHuis-houdersookhaerwerk ma- ken om met hare Kinderkens driemael daegs een kort gefang •den Heere op te fingen. Ik ben niet beforgt geweeft om een welgeftclde ftijl,
«f hoog-dravende woorden te gebruiken : maer ik heb jnaeropgemeinfaemdigtagtgeflagen, dewijle het gebruik moet wefen ook voor Eenvoudige en Kinderkens. Pe menfche is gewoon aen de mede van woorden, en aen de Jconft van digten lig foo te vergapen, dat hy op de faken felven geen agt geelt: Het befte gefang is niet op de tonge, maer in het herte, Col. 3.16. De geeftelijke Aluficijn be- reid eerft fijn berte, Pf. toS. 1. eer hy fijn fnaren'iteld : Als 't herte niet wel is bereid , dan acht God het fingen maer voor eengetier, Amos^.23. Ja Auguflinus feid, God heeft meer luft in het batfen van Honden en in het loeyen van Koeyen , als in het gefang dat fonder beweginge des herten geichied. Eenfegtibetelijkvan de Chpor-gefangen derPapiften. Sy fchreeuwenluide inde l\crken , maer fy wer- den niet geboort in den Hemel, om dat fy meer met de tonge ah- met bet herte fingen. Een Chriften moet een ander gefang maken aisceii'levenloofen Orgel of Harpe. fuflinut feide, het is de gewoonte der Cbriflenen » de Gefangcn dr/ydelij\en een- iioudiglijl^ te gebruiken. Het IV. Concilie van Carthagobe- lafte expreffelijk aen de Voor-fangers : Siet, dat gy met der herten gelooft, 't geen ty met de tMgefingt: Om defe redenen heb ik eengemeinfameenverftandiglijkeltijlgebruikt, op dat yder een met fijn verftand foude konnen fingen, i Cor, J4. 1$. in beweginge des herten. Ik Ontfangt en gebruikt dan Chriftelijke Huis-houders,
oock defen mijnen gèringen arbeid: maekt \»n u Huis, gefinncn
|
||||
gefmnen kleine Gemeinten, oeffent UL. in dit Hemelfche
werk foo lange, tot dat gy werd over-gefet om ook u toon te houden onder de Heilige in den Hemel, 't welk UL. alleen hertelijk toe-wenfcht UL. Dknjï-bereiden Dienaer in Chrift»
FranciscuS Ridbïrus.
|
||||||||||||||||||
O R D R E
|
||||||||||||||||||
Van de
|
||||||||||||||||||
Morgen - oefeningen.
Op de i Mrrgen-fiond'va* de Mtend.
Van de Gods- geleertheid. p. i < Op de 8 Morgen, |
||||||||||||||||||
18 Jefus Chriftus. 41
ƒ! Opde 9 Morgen. 19 De Ampten Jefu Chrifti, 4S
|
||||||||||||||||||
Op Je i Morgen
De heilige Schrifture, Ot>di 3 Morgen.
|
||||||||||||||||||
Van GOD. ij
Cp de 4 Margen.
De Scheppinge. "ai Op de f Morgen,
De Sonde en Straffe. 2 f, Op de 6 Morgen.
Gods voorfienigheid J i Op de 7 Morgen.
De Verkiefinge en Verwer- ping*. . '36 |
Of </* 10 Morgen.
10 Chrifti Vernederinge. ƒ4
Opde 11 Morgen. t1 Chrifti Verhooginge. 6»
Opde ix Morgen. 11 Ds Voldoeninge Chrifti. 6f
Of <// 1 j Morgen; 15 DeRocpinge. 71
Op<6 1+Morgen'.
f4 Dm Vryw Wilte. 77 |
|||||||||||||||||
** z op
|
||||||||||||||||||
Öpdetj Mergen:
»3 Het Verbond Gods. ijt Of afe 24 Mergen.
24 DenH. Doop. 137 Op dei f Marzin.
if Het H, Avondmael. 143 O/" de 26 Morgen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de if Morgen.
ij-. HetGeloove. - Si Of dt i6 Morgen:
16. De Rechtveerdigmakinge 87 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de ij Morgen.
17 De AennemiBge tot Kinde-
ren., 93
Op de 18 Margen.
18 De Heiligmakinge. 98
Op de 19 Mergen.
19 De Heerlij kmakinge. lo^i
Op de 20 Mergen.
20 De Kerke. in
Op de 21 Morgen.
a 1 De Kerckelijke Bedienidge. '«7
Op de 12 Margen
ai Dis Vyandcn der Kerke 1 2ƒ |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
26
gen-
Op de xi Margen.
27 De Overigheid.
Op «fe 28 Morgen.
28 De Gods-dienft.
Op de 29 Morgen.
29 Den Sabbath-dag.
Of «fe 30 Morgen.
30 De Staet na dit leven.
Op de 31 Morgen ■
31 Het Laetfte Oordeel.
|
Heili-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
»49
»57
161
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
166
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
17*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
176
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ordre veilt de
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Middag- ocffeningen
Öp de 1 Middag njitn de Moend.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Het Leven in de Staet der on-
|
Op de 9 Middag.
9 Des Herten met God. 131
Of de 10 Middag. 10 Des herten met Chriftus. 239
Op de 11 Middag. 11 InTentatien. 24^
Op de 12 Middag. 12 Tot Godes Eere. 2 f 1
. Of de 13 Middag. 13- In ons Beroep. 2^8
Of <& J4 Middag.
14 In de Wereld. 263 Of de 1 f Middag.
ij" In het Houwelijk. 269 Of de \6 Middag.
116 In ket Huis- gefin. 2 7ƒ ' Of de 17 Middag.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
18.3
189 «95" |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
herboren nature.
Op de 1 Middag. 2 Der Weder-geboorre.
Op de 3 Middag.
3 Des Geloofs.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de 4 Middag.
4 Der Verfoeninge in Chrifïo.
201
Op de f Midd.ig. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
y. Des Herten.
Op de. 6 Middag.
6 Der Godfiligheid.
|
207
213 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op de 7 Middag.
7 IndeSlaep-karrnT.
Op de & Middag.
8 In Gebeden.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
219
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
17. In
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
ij In ie Chriftelijke liefde! 281124
Op de 18 Middag, 1 |
In ftruikelingen. 322
Op de z f Middag.
In byfondere ftruikelingen. 328 Op de z6 Middag.
In gemeine Plagen. 334 Op de ij Middag.
In particuliere ellend'. 340 Op de 28 Middag.
Ineen Biddag. 346 Op de 29 Middag.
In Reformatie. 3Ji Op^« 30 Middag.
In zegeningen. 3r8 Op de 31 Middag.
In de Dood. 364 |
|||||||||||||||||
288
*P3 |
||||||||||||||||||
i> In Vrede.
Op de 19 middag.
19 In Maeltijden. |
||||||||||||||||||
Op We 20 Middegl
*ó In Burgerlijcke Regeringe. 299 Op ds xt Middag.
zt In Kerkelijke Regering*. 304 Op /& 22, Middag ■
22 In openbare Gods-dienft. 310
Op de 23 Middag.
23 In de Heilige Sacramenten.
o? « 24 Ató&%
|
||||||||||||||||||
Ordre Van dt;
Avond - oeffeningen.
Op de 1 zAvtnd-ftena' van de M&end.
|
||||||||||||||||||
1 Van Adam tot Abraham. 373
Of de 2 Avond.
a Abraham tot Jacob. 379 Op de 3 Avond.
3 Jacob tot jofepb. 384
Op d$ 4 Avond.
4 Jofèph tot Mofès. 390
Op rf« f Avond.
f Mofès tot Ifraè'Isuit-togt. 396 Op de 6 Avtnd.
< IfraelsUit-togttotfofua. 401 Op de 1 Avond.
7 Jofua tot Gideon 407
Op de 8 Avond.
8 Gideon tot Samuel. 414
Op de 9 Avond.
f Samuel tot David. 420 Op de 10 Avtnd.
|
||||||||||||||||||
I a David tot Salomon. 428
Op de 11 Avond.
II Salomon totAf*. 436
Op de 12 Avond.
12 AfatotElifa. 442
Op <& 13 Avond.
13 Elifa tot Uzias'. 448
Op de 14 Avond.
14 Uzias tot Hizkias. 4f4
Op de vf Avond.
ij Hizkias tot fofias. 4f9 Op de 1^ Avond.'
16 Jofias tot Nebucadnezar. 4Ö4 Op de 17 Avond.
17. Nebucadnezar, tot het einds van het Koningrijke Juda. 469 {op de 18 Avond.
18 Jeruf*-
|
||||||||||||||||||
18 Jerufelems onder-gang i tot j Op de if'A-vtnd.
deverloflïngeukBabel'aj' De Waterfugtige, tot JudTa*
|
|||||||||||||||||||||||||||
door Cyrus,
Op de 19 Avond. 19 Cyrus tot Hefter.
Op de 2© Avond.
|
|||||||||||||||||||||||||||
474
|
|||||||||||||||||||||||||||
de Verrader.
|
*°7,
|
||||||||||||||||||||||||||
OpdezóAvmd:
478 26 Judas, tot de dood van Jefus:
|
|||||||||||||||||||||||||||
484
|
f1*
Ofdet.1! Avond.
|
||||||||||||||||||||||||||
20 Ezra tot de Mefiïas
|
|||||||||||||||||||||||||||
27 Chrifti dood, totCornelius.
de Hoott-man. ƒ21 0£ de 28 Avtnd.
28 Cornelius tot Paulus te Athe-
nen. ƒ26 Op de %$ Avond.
ip Paulus te Athenen tot Felix. Op de $0 Avtnd.
3 o Felix tot Johannes in Patmos,
ƒ36
(ty <fe 31 Avond.
31 Johannes in Patmos, tot het
einde der Schrift are, 5-41
|
|||||||||||||||||||||||||||
Op de ii Avond.
21 Chrifti geboorte, tot zij n
penbare Predicatien. 4Op de 22 Avond»
22 Chrifti openbare Predicati
tot zijnreife na het lader Gadarenen. 4
Op de 23 Avond.
23 Jefus by de Gadarenen,
zijn verhcerlijkingeden Berg. 4
Op de 24 Avond.
24 Chrifti verheeriijkinge tot
Waterfugtige ƒ
|
|||||||||||||||||||||||||||
S.
|
|||||||||||||||||||||||||||
N
|
|||||||||||||||||||||||||||
De
|
|||||||||||||||||||||||||||
Pag.ï
t)eÊerfte MOR GEN-O EFFEN IN GE.
|
|||||
Van de Gods-geleertheyd.
DeeerfteDagh.
B Vrage.
a- T?iF5£& 3fit'V öc «3ob£-gcteertf5ept f.
Antw. iet is eentmtcnfLtaptianoBoö/ en nart
gobujfe buigen/ toaer 0002 men «Bnbregt leert bie* nen/ Cit. i. 1. Eenkennifièderwaerheytdienadè
godfaligheytis, 3tct. 24- »4> «f- a. vra. 3$ 'er een toaeragtige fennijfe ban gobbelpe bingen i
Ant. gfa/ inant alle menfcljen <$tjn in fjaer cohfcientie ot>ertu£>gt / bat'er een <©ot>#/ enbe alle ©elfen ijÉ&feen een<©ob£-tiien|ï/ wJttï. 1. 20. Godsonfienlijke dingen worden vandefcheppingedeiT
werelt aen uytdefchepfelen verftaenendedoorfien , beidefi]neeu- wige krachten Goddelijkheyt, ïtOm. i- 14. 15-. 3ÜCt. 14. »7- b.Vr. ^oetoeetöemenfclje/ bte$ob£3Boojt niet fceeft/bat'ec
eennBobJss* Ant. ^00? tiuee mibbelert: (w) boo? !fr,et aenfclimfthenijanbÉ
pepfelen/teint ötel)£bi)cnï)aer feiten niet iiemaelit/f f. 19- *• *>e Hemelen vertellen Gods eere, endehet Uytfpanfel verkondigt fijner
handen werk. (2.) ®rjn? oberttwginge tsan |aer ronfcientie: toant
afë fp quaet boen/ ban bjeefe n fu fïraffe ban een Sfcrïjttt Die fp niet en)Ien/ ÏÏDm. i if. Haergedagtenbefchuldigenhaer.
F-Vr. t|Haerï)Oefeptban©ai)ib/ Pfal.14.jr. Dedwafefeytiri
fijn herte daerisgeen God ? • Ant. ü^e (©oblcDfe toeet tori bat'er een <©ob i?/&öcïj ty loocïjrnt
©obt met lijn lebra/ en foefctfó feiten faijg te maften fcamsem' «öop # / of bat «Bob ou sijn Doen geen acïit neemt/ Pf. 1 o-n. Hy lcytinfiin herte, God heeft het vergeten, ^OD.ii. 13, 14.
c.Vr. ïfoc fe»t ban Paulttjï 1 CCJ. if. 54. Sommige en hebben
de kennifle Gods niet? Ant panluöbcrfïartniet/bot? He kenniffeGods.ecntoetrnfeïjap
Banton en ban gobbeftïfte bingen; maer l)i? terlïaet een toare flenniffe «Bobsf/bie tergefs ffrnapt gaet met be cprente lief be en bicnü «foöj,: !Ean. fc002 fee rnenftï^n afftant boen ten fonbigen: 3£aer= fixr ^ " ' Waekt opregtveerdiglijk, enlöndigtniet, Cbl).4- ii.
Höai, 4 s.
m a-Vf-
|
|||||
2 De eerfte
a. vr. ï4an nemanD tod jalig bxnDen DQ02 Die natiterujfte to
niffe ©ottf / fonDer &ch?tfture * Ant. jÈkcn/ taant Daet ré geen saligfjept bunten Chiimtm/ 2Cct» 4. ii. D .-ziligheyt is in geenen anderen , Sfaft* 17- ?■ 3J0ÏJ* '4- 6.
c. vr. ,?M.sj?emant öte natuertijfee fenniiTeiiDob.tftoetgebjuorit/
fal 45oDt tian acn fboDanige het <Jruangetwm openbaren i Ant. ïfettïaet ons niet teonDerfaecfcen toat<öoD fomttjbg toif
Doen: Patiïus toont / Dat ©obt Dit nergens" heeft belooft te fullen Doen/ <ÏCpF). i. 11. lnuientyt waertgy fonderChrifto, vervreemt
van het burgerfchap Ifraëls, ende vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hope jiehbende, <55ph.4- '8. c. vr ^ijnban Set^o/Sob/Cojnctiu.ei €r. 18.5!ob i. let. i o.
geen ïfepDenen getoeeiï /. toetke foo $n jatig getoojDen i Ant. $een: <0ofj heeft toel eertijt^ Dêfe en gene geroepen unt De
^efDenen/ tot een iioa:beett/€n até <gertielingen ban De aenftaen* be r'oepinge Der l?enöenen: Dog niet om haer DnigDen boben anbe- te/JSom. i i. 3f. Wie hééft hem eerft gegeven? JfaltH. 4 1. <©f Oltt
Dat ft De natucrlijïic fcennijfe ^oDji tocl haDDen gebntnlit / maec
Uöt fijn b:ne genaDe / Hom. 10. 20. Godit gevonden van die hem
niet en fochten , «Jüph. *-8. c.Vra. !©atnuttigfjeptöeeftDienatiiertijftefienniffe<J5oDiS*
Ant. «5e t^eere heeft Dit oberblijffcl ban het heelt <©tiD# na Den bal nog in Den menfche gelaten. (1.) <©p Dat De raenfehen niet als" beeften onöcr malfeanDeeen / en tegen De ©jome/ fonDer reDettjfe ftept en taefe fouten leben. (*.) €>m Dat De ïleece in De fijne Die Ren» niffe toilbê geïmi'tkn / om te leeren tien toat 0002 Den bal berloten toas / om haer alfo D002 stjn genaDe ten regten toeoerom te h2en= gen. (3.) <©$i Dat Die gene/ Deajelcïte Defe natuerltjfte ftenniffe misf. blaften / hupten alle berontfchulDinge fouDen sfjn/ als" f? bertaen gaen/ Detofjle f? Die Dragen Doen/ Detoelfce ft toeten quaet te sfjn / Kom. i.io- Opdatfy nietteverontfchuldigenenfoudenzijn.bf. 18.
Als die de waerheyt in ongeregtigheyt t'onder houden, ïaOttt. I. 23/ 32. ïtom *• 1-4/ if-
b vr jEtaet men Dan een anDere ftenntffe <©oDs" hebben al? Die /
Detoelfce in alte menfeheu ban uatueren i$i Ant. %ü toant Daer moet oofe een fcenniffe 3tjnban ^iefN €h?> ftll^ De ^aligmaher/ 3fah. 17J. Dit is het eeuwige Itven datfe u
kennen, deneenigen wasracilttgen God, ende JefumChriftum, dif; gy gefonden hebt, <£fou f3 i i. lluC i 77- 'Vr. ïfoe befcomt men De saltgmafenöe feennis" <5oDs" en €h#ï.'
Ant. 5^002 ttaee miDöeleu: if et eerfie Is / het lefjn ban De V?. &Sh2tfUrce/ 3fa&' S- 39- Onderlbecktde Schriften, winfcgy meynt
|
|||
Morgen-oeffeninge. 3
daer'in het eeuwige leven te htbben,ende die z.jn bet, welke van my
gstuygen, iiCim.v if/16/17. Pfaf. ip, 7/8/p- ïfctanöcrc W te
PéEöicatJe ban <6od> 55oo2_t/ Rem, 10.14. Hoe lullen fy gelooven, van welken fy r.iet gehoort en hebben ? ) Cü2» 1.21.
c Vr. grjnDiettoee miöötlen öenocgjatnf om «nfaïisraafèênbie
fcenmfpe in on£ te berteeefcert > Antw. öBaet moet üpfcomen De tntöenöigc berligtiuge De? f, ©eeftjj/ 3Uct. 16.14. De Heere opende het hert-e aen Lydia. dat fy agt
gaf op het gene van Paulo gefproken wierd, ï'Jcll^.io SÊfa.yo.SM. *■Vr 3§ De p?eDicatie tan «Bötjs ©cb;D noeh al nooDig Ipom
tfocrjaenfche*" Ant. 5;a / icant De ^eert heeft Den bienH De? KtoD^tg togeffett
om tot Den epnDe Der totrtit te bucren/ €ph, 4. n ■ Hy heeft gege- ven fommige tot Apcftelen , fommige tot Pjopheten s fommige tof Euangeliflen , ende fommige totHerdersendeLeeratrs, betjilÏ! Tot de volmaeekinge der Htyligen, 1 Stutt. 3. i.lftcm, JP- ?4> »ƒ• c. Vr. ï|oe fê 't Dan te berlïaen 't gene fïaet 1 $js|» *■ 27, Gy en
hebt niet van noode dat men u leere ?
A. ©tt |let ÖpDiefcdOfte/5fer. ?i. 34- Syenfpllenniet meeree»
nenyegelük fijnen naeften keren, feggende: kennet den Heere, ff gjj, 8. b. 1 u Sjgat fê te ferjsen/ De minfte geïpobige in Den BMtftsmr^
te/ fat «Fjoö fitnnen/ fooDat onr.oDirtfaf ?tin/ Dat men hem Dit eerffe uegtnfïi d>c Religie teere: ooft ito?t hier tco? aennetoefen/ Dat 'erin Den 13. ®eftamente een beet Maerüér en nrooter fecpniffe étüë U 5tjn/ en toasy afë in Den #. STcrtamente/ %tt. 2.17. u we for*aw uwe dochteren fullen propheteren. ^ierfiomtfc??/ Dat5ohanne£
nkt en Het foo feer op net toerrfc ban het ujittotriDige teoozt/ at? tost
op De tntanDtw toevftinge Des #. uSeeftep/toaer Doo? De ongeteobfge met een getoobige erfiehte niffe *©obt afé haren ©aDet fccmien / 't teelt; niet en fïrïjt tegen De pseDieatie ban het JIBcoJb/ maer het U «n jcgei en bebeftinge ban het gcpjeDifite b>oo?Dt/ Komt «•«f- Gy hebt ontfangen den geeft tot arnpeminge der kinderen , door wéj-
ken wy roepen , Abba Vader! s €0?. 21.11. a Vr. ï*eeft men het miDDel Der ^thr.fmre noch at ban Doeif
«002 gcofffenöe Cfuitïenen * Ant. g?a/ tóant Paulttó heïoffe nceh aen m»sfymtl 1 i€im. 4 '2. Hogdaeninherlefen, fpfpf. r. 1/2. ^pot. 1.3,
c. Vr. ï|oe ijf 't Dan te berlïaen 2 €02. 3 f> De letter dood, maer de "efl: mjieirt levendig: igajt dbp2 pefe Letter r.iet berftaen D.e let*
tmncïie&rrdfrrire* A nt. Mm. Pantt!^ ttcrffact Deo? de Letter, niet De ugtteenftgg
Sïtjjfftwe/ ma«r. het ©erïJonD WWttf iR&emmwgsèrukt, 1 i tJfTjï
|
|||
4 De eerfte
bers" 7« tytt tóelcfce een onöefeceröen fonDaec berboemt/ Daerom %t-
naemt een dooiende letter: $iaer D002 de geeft, berffaet f# öe bc- öieninge üt$ €mn%zl\i\\xtë tanftet43cnaöe-i)etbcmöö002öep^- Dtcatie/cntoerïimge De£ ït.aöeeffê/ ïjet toetefce ons levendig maekt, tier.ïJ ó.^OÏJ.ó 63 DeGeeftiselielevendigmaekt, de woorden die
ick Ipreke zij n geeft ende leven, ber.S 68. Jftom. ' • ' 6 i Co?. 4- 6. b. vr ftan mm toel taijs too:üen ter jaöcjtfjept/ fanüec unttoenöige
&rlj#ure / alleen öoo? een ihtoenöfgen €kzft i Ant j,üeen/ taant Fjet miööeïtót Defeto^eutis^ootfoefcftjes
ben 2DOD2t/i (©in.?. 15-. gy hebt van kints af de H. Schriften gewe-
ten, die u wi|S_konrren maken tot filigheyt, ^Qlj.io, j i. ^^119,10« c. vr. J9at moet men öan IjouDen ban een geefï Die fonöer Waart
ftijeefetf
Ant. ©atfjeteenquaöengeetl!s7 *6at. i.s.A.waer'tookdat wy, ofte een Engel uy t den Hemel u een Euangelium verkondigde,
buiten 't gene wy u verkondigt hebben, diezy vervloekt, 1 5N&»4» '• Geliefde, en gelooft niet eenen yegeli]kengeefte, maer beproeft de geeften of fy uyt God zijn : want vele valfche Propheten zijn uytge- gaen in de werelt, <£fat. 8. 10. b. vr. $oefalmenDanfbrAantgegee|ïenbe£>u3&ep2oeben/ off?
unföoa^n^ "Ant. JÉten moet öe|ien of al't gene fooDantgê <&üfi-a$otx$
feggen/ ober een tornt met öeït. ^c^ifture/ €fai.S.io. Totde wet, en het getuy^eniffe. Soo fy niet en fpreken na defen woorde,
't zal zijn datfe geen dageraet en fullcn hebben , 43al. 1 • 8. a. vr. <3|£ Die feenniffe «Soos" genoeg tot satigfjept als men öe <&u !
loofê-articuïenbetfïaet / en Daer nan taeet te Difputeren i Ant. Been / taant Die fccnnivfe fcan ?tjn in onljerïroren stelen: -
maer 't té nooDig Dat men De fcennifie toel Mebe: taant De salig-- matonbe fónntffe <i?0D}>/ is een kennifle der waerheit die na de
godialigheitis, (Ctt. i- i-^OF). H- 17. c vr. 3j.s"er ooft aenöe kenniffebanöe goDöelijfee Dingen beel
gelegen / alé men onöertuiTcften toel leeft * Ant. "Ja fetr lieel: taant als men De ftennifle ban <©oö en ban
€l)2ifitté niet foo fjeeft/ alffe >i5oDji JBoojö openbaert; Dan gelooft . men De leugen boo: Detaaerfjept: Dan gelooft men tegen <©oDs" #oojD: Dan gelooft men een anDer€uangefinm: ^a Dan Dient meneenafgoD üiplaeKbanDen toaren<0ob/ cnfrjn&oneCfpi- fïitf. &oo Dat Ijet eeutaige leben Daer in to02t gefieft/ Dat men een goeöefenniffeljeöbebanöoaDeBaDer/ en oan Cïjjitiii^ / 3Joh. 17.5. Dit is het eeuwige leven, datfe u kennen den eenigen en den
waerachtigen God > endeJeiumChriftura, dien gy gefondeu hebt, |
|||
Morgen-oeffeninge. 5
» 3C°&» f■ 1 °- Die God niet gelooft; die heeft hem tot een leugenaer
getnaekt: dewijle hy niet gelooft en heeft het getuygenifle, dat God getuygtheeft van fijn Sonè, i g'-Oll. i- il. c. Vr. uaag men tod gemcpnfinap en taientfeïjap fcoiiöen met be
föDbanigc bie gen anöer getoobe hebben ban De gobMpe bingen Ant. Mtt\ man inet ïjaer fomtijfê bp boo-baï en neet tori 6ntè-
gep omgaen/ maer niet foo ^ienööjfc/ öatiiy haer quabe feenm.tf fcö§nentoete|iemniefl/nfitiibbelmattaötel30uben/ *3;oh. >.* ï°- Indien yemant tot u lieden komt, en dele leere niet mede brenget, en
ontfangt hem niet in u huis.en fegt tot hem niet, zijt gegroet, bf. 7/8. Morgen-gefang op den eerften dag van de Maent,
Stemme: JpfaltTU3- Mijn God voed my, Sec. »• f~* €Danftt/ mtjnaBoö: moet utoen name toefen/
I f «©at gp on£ geeft be fcenntè ban u weien, V-* 3P?et frïjepfel felfë roept tipt met botten monbe / «©at gp ttH eenig waer God jijt bebonbe /
<©e btnafe toil met tong Dit niet beftjöen;
Boeötan? 't gemoet getupgt bit fatten tijben. • 1. M\m 't feïjepfel fean on£ tot it Heyi nietfepben /
me 't vMort niet heeft blijft ban tt afgefrïjepben: ©e lepöen fcent noch Jefu* nocfj sijn Leere •. <£n baerom fcan ftp «ïch ooft niet befeeere: t «tfefoof bat fiomt ah? gp u lBoojb [aet hooren: <6p geeft 't geloof aen utoe ïUwbcrfeoren. 3. .parrfalutooort/ 't Geloof in mtéontffefen./
. &00 tóet 11 «Öeeit ons nimmermeer onrtneften: «Be totjfte menfefj moet oorfe bc &rn?f ft Doo^iefen: €>.f anöersf moet hp boo2 u «Sojbeef tuecfen; . «w'wttftiöif onë hoe Dat'top moeten {eben; Jiuacr 't Euangeiü moetontf 't Leven gebcn. 4» f eer raet u Geeft pn£ tepöra na be £>ch2iften /
«©ïi Dat top iup ?ijn ban Gctftdrwf rs Djiften;" im niet genoeg!) / bat ton u JDoo2ben toren / <©t bat top baer ban fionnen bifiutcren / £©eïoobe moet oofc boo2 be Kefte toerfcen. 3©tftonsS/ <©«E>ob» in Dit geloof berfïerfeén. » Van de Heylige Schrifture.
De tweede Dagh. a. Vr. Wm tipt toeet gp / ïjoc gp <0oö moet fcennen w Dienen 3
$ 3 ' Ant.
|
|||
S De tweede
Au*. Hut bc ïf. 4bcïj2tft / öte Fjet ue|tf)2eben 3©oo2ö ©ob;! të /
alCittl.j. if. Gy hebt van kints af de heilige Schriften geweten,
dieütyijs konnen maken tot faligheyt,pf, 19 8.J?f, 119. 99. a. Vr. Jfó be &cFj2»ftitre <©obV B3oo2b*
Ant. <3ia'taant «i&ob ïjeeft öe fetbe fretaft tcfcFjaijben/ >Cfm. j.ns. altede Schriftis van Go 1 ingegeven, <»^eut. 24. 27. 2 PfitT. t. 22.
a. Vr. !@atbetiïaet on bao2 be &cï)2ifture*
Ant W& be SBaefeen öc«f <©. en ïat$ &. ^efïamenté / bats
Geflèfisöf/ tOtApocalypfistOe/ ftuc. 14. 27. Begonnen hebbende
vaft Mofe en allede Propheten, leyde hyhaer uyt in alle de Schrif- ten, JfijJOC. t.». Zalig is hy die Ieeft.ende zijn ly die hooren de woor- den deler prophetie, ende die bewaren 't gene inde felve gefchreven is* %üt. 16.31.SlOn.10-?». aVr. ^tjnooft oic 2Baefeen be ïf. &cf>nftiire / betuelfte Apocry-
¥hetoö2ben genaemt* Ant. iJeen/ toantfp nieten gefefpebenban een $2opïjeet/ fn be
lÊö?êeufcïje tate / enbe $iiber. beet binnen m oefeSSoeften bie tïrr> öftt tegen be gobbelpe taaerïjent / gelp bat te tïen té in be bot»* teben bie in be niette <©betfettinge beö bijbel ftaet boo2 be apo; crjigïje 25oefeen: (©aft^jnfenantaenbegiaobfcheïfterlièBeaeben tot een regel be^ geloofd/ gelipt be anbere2Boeten-T§pm. 3.2. Haer fijn de woorden Gods toebefrouwt, $f, 147. 19. iJSct. 1. 19.
c Vr |©aerom to02bcn öte ïSaelien Apocryphe, en be 2Baeften
ï># $. ^eteft/ Canonij ke Moeiten genaemt * Antw. ^etinoQït Apocryph,isfaobeettefeggen/afé/verborgen,
enopgefloten, etc ;§>oo bat bic noefcenalfoobJ02ben genaemt/ om öatfe nieten $n ban een beitentie en openbare gobbelijfce autfjo- ritept. #ettoao:tCanonük, tefoobeelrefegwn/ als regdiik, of vsn den regel: alfota02ben be boeken bet % &cïpiftitte genaemt / om batfe ;ijn een goöbelïjfccn regel ban ons geloove en leven, ■BaL I. 6. r6. Soo vele als'er nadelen regel ziju, over de felve lal zi]nbarm-
hertigheyf. ©etJt. + i/t- b. Vr. ^fietttaeeöeïBaeftderMachabeènOOfe Apocryph ?
Ant. 51a/ taant net is1 maer een ftogt öegjfjp ban een menfrWtje*
fee ¥£ ifïon'e/ 2 .JEtacFf. 2- 24. Defe dingen zijnde van [afin van Cyre-
nen verklaert in vijf Bo-ken , fullen wvon-WIeggfen in een Boek Jfortelijk te vervatten. ^ietOOftberff. ifl 16/ 27/ 3.8/ett. b. Vr. $ae taeet gp bat be Scfaifttirc «5ob3 ©awt fé *
Ant. «Éitolpt u«t be «Soboelpe ften-tcniten .-n / afóbaertfn/ ©e ^emetffcïjc bertaaentheben / bit baer in tïaen: 55e gobltjfe •f>.ö»t becHeere: ©eto\mberlijftebetoarincte: ®e feracrjt om catv ] pmtien teobettupgen; ©eoutïjept: ©emiraMen: betaaer*. |
|||
Mörgen-Oeflfeninge. 7
jf^ptttTttoMum banboos/eggingen/ etc€f«. 34. '° Soektin
het Boek des Heeren ende leeft, niet een van deiïn en falder feylen ,
t eene noch't ander enialnien miffen : Want de mond des Heeren heeft et geboden, 1 JMc 1. 19, n.Som. ?.i. c Vr. houset gn tod toeten bat De &rfeifntre <©a&g HDoo:ö
toag/ inbien De Suomftfie ferte Dat niet gettrjgDe ? Ant. 5fa / tuant het netiiigcnijfe ban De Sccniftfte fterftc të
maer mcnfchcltjft: na/ 43cDs tooojöen ftonnen geen authoritcjit beftomen booj ^tgetupgtniffebanmenfihen/ %afy. $-.34»lk™ n.cmeSeen getuygeniffe van een menfche JHoiTl. 34- Alle menfehen
zijn leugenachtig. M&tt Die teyekenen Jjjll <8oDDeltjri / DttoelÏHri fenne en toefïemme Doo? middel ban 't getiipgeniffeDes'^. «5ee*
ftt$l 1 Co?, ï. i i. Wy hebben den Geeft, die uyt God is, op dat wy
fouden weten de dingen, die ons van God gefchoncken zyn, 1 ^OÏ)» 2.10,47. >3f0!h.f. 6- cvr. ïtoe#Danbefeptaetfetebcrfraen/i iCmt. 3.15-. DeGe-
Weynte Gods is de Pilaer en vaftighc-it der waeriieft ?
Ant. ©e <©emepnte to02t fjier foo genaemt / niet om Datfe een
öront $ Daer Doo? De goöbcïijftc toaerhept beftaet / toant De H|. ^t&?tft heeft ïjaer jjronDt eu baftigljcpot in en door haerfclbcn/ ^Hat.j^, 8^ Yoorw'aer feggë ik 11, tot dat de hemel ende Aerde voor-
by gaeV, en falder niet een jota noch een titel van de Wet voorby gaen. jfeaer om Dat De «ècmej'ntc De gronb #/ toarr D002 Dr toarr*
ftept gep^Difct fint De goDDcttjfte boeften / too?Dt befcent gemaeftt en nebeiïigt/'getpDe^iaeeaten acn pilaren toojben baft gemaeftt / DateenpeDerDCfétbelCfe/ ï?ab. ï.-i. Doe antwoófde my deHeere,
enfeyde: Schrijft het gelichte , enftelt het duydelijfk optafelen, op dar daer in lefe die voorby loopt, ©e fin Dan ban btft pïaetff k': ©e «Semcpte moet De toare % eere bekent maften / en Defclbe fccffher^
men tegen alle ©luael-gecften / öal.z.j-. Den welk? n wy niet een ure hebben geweken met on jerwerpinge, op dat de wacrheyt
desF.uanpeliumsbyufoude verblijven, ©al. i.9.(Cit. 1.9. b. Vr. 5pif?nt DanDcfepLuifcmctomtcbctoijftn/ DatDeP.oom-
frtje öerfce De gront is cn-Debaftianent ban De $. &r jptfture > Ant. «Banffcfj niet: toant (1.) fp?eerfct Pnuïtis" bier niet ban
De «oomfehe Sterfte/ maer ban Defterfte ban «cpfjefus / Daer <€U mothius i?2efeiftant toac: &co Dat ïiter niet fcöjt gefept/ Dat op De faoomfcfii fterft meer paft / ah* op alle anDere partiruïïcre tterr* ten. (1.) ©e fioomfefje Kerft i.s neen gront en baftigbepot ban De il.&cïjjift/ maer in tegenbedfao toerptfeDe$/&efofftomber/ en ffceefet Daer qttaltjftban. (3.) ©eïSoomfrljc Kerft ftanfelfé natjaerepgenfeegen/ gecngrontjfjnboojDet.^rbfift/ iiaD/m 3C 4 öe
|
|||
"•?
|
||||
S Dè tweede
De papiflen öe gttfyift fetbe oj> toengen / tot een gtonö ban ftm
Iterfïc en ban öe töacfjt ban fyatt paus / grip fp ijiet toe öefe ^>cfj?iftuer-p{aetfen toon-brengen / iaat. 16.18. Op deiin Petra ialikmijnG.'rasvntebouwi-n , 3M)» *'• '6
a. Vr. 3f£ öe s>c&aftt|« nu een fao nooöigen tegel boo2 an.sge-
loovaen leven?
Ant. 2|a/ nufaqtöeUI.SiCefttjö.Ö/ «Bal. 6- \6. Sooveleals'ema
defèn regsl fullen wandelen, over defelve lal zijn vrede ende barrn- Ijertighert, €fat. 8. xo 3fipOC. i. J. i(Cim. ?. if/ tij 17. c. Vr. saaerom i$ öe &cf»2tft nq noobtget al? in Die tfaee öttnfent
jaren ban A dam tot Mofem toe / Doe Daer geen &tf)2jft toatf t Ant. «BuD öefjoeft ons geen teöenen ban jijn Doen tegeben.€ben-
inel/ öe Schrift & nooöig om öat «Bob nu fetbe met fp?eefct tot on» öetbjgs' ban jtjn ttetfee / gelijfi öp in boogtrjöen Deöe/ en om öat met bet ttjööeioerelt téöoofet getoorten/ enöeötaalingenmeetbet/ J^eü?. 1. 1 ■ God voortijts veelmiel, en op velerley wijfe tot de Va-
deren gefproken hebbende door de Propheten, heeft in de laetfte da- gen tot ons gefproken door den Sone, «Betl. 9- 1. JEJlttlt. u.6. a. vr. Etjn öe 25oe6en ban het «Buöe Ccfïament ooft een tegel
ilOOg Onjj geloove en leven ?
Ant. gja: toet betflaenDe / niet in öe Ceremoniën of&nfonbete
Poiitijke ©ettcn öer <3Joöen: Jüaee in alle gemepnTitrtVlen des Geloofs, en Wetten Det ^eöen/ ÏÏOm. i $•• 4. Al wat te voreirgefchre-
venis, datistotonferleeringete voren gefchreven, i Pet. r. 19. Wy Rebben het Prophetifche Woort, dat feer vaft is, ende gy doet wel dat gy daer op acht geeft, SfOÏJ. f- 39- c. Vr. j|ae \$ öittebCttlaen/ Spm. 6. 14. Gy en zijt niet onder de Wet maer onder de genade i Ant. <©at té tliet te feggen; Gy zijt niet onder de gehoorfaemhey t
desWets: ofte onöet öe &cï>2ift öeö <©. Cefiamentb0: Jliaet/ftet
tó: gn en mt niet onöet het ©ctbont öe.s( Was / noeïjte onöet öen biaeftöe^ï^etö: ©e !©etenDe!$oe&enban'{)et<©,,«Tefïament/ flaenöeop Debiet/ jrjn ons; afó ?en rege! om öaer na te leben/ en uiet al^ een Verbond Om öaer Ö002 jaltg te itlOJÖCn/ «Bal. J. i ?• Chriftus
heeft ons verloft van den vloek desWets, 3?0fj. i. '7- «3af,4-24- c. Vr. i©02t rjet <©uöe Cefïament niet genaemt een bedieninge
des doods, i «l02. J- 7?.
Ant. paiilu ƒ fpjeelit hiet niet ban öe^oefienöc^ Ouden Tefta-
ments, maet ban het verbond des Wets alleen/ in fteenen ingedrukt:
't toelft ftmbec het «Huangelium öen fonöaet betöoemt/ «Bal. j. i o.
Want fbo vele als'eruyt de werken der Wet zijn, dié zijn onder den
vloek, ïïam.6. 14. Som. 3.19.
|
||||
Morgen-oerFeninge. 9
a vr. j&ag peöce een De &erpifture toe! lefen i
Ant. 3fa: pDec een magh Ditniet aüeenltjeftDoenmaermoetöit Ö0en/3i0fj. f. 39. Onderfceckt de Schriften, 2CpOC. i. J. Zalig is hy
dieleelt, endeaijnfydiehoorendewoordendeferprophetie, ende defelvigebewaren, »éfai. 34. 16. J^fal.■ 1. i/i.'i CÏJSff. f- 27- b.vr. ïtotnen De ketteryen met oaeruttt boojt/ at.fi öe gemeene
man öe Schrift fecfi^ Ant. Been: toantöteöefïecïjtelie&en/ maetDeaMeetDefaert
Ben &efeetterpen inöe toerelt: ©e^cfjafture i.éöetvniöüettoaer 0002 piser een fïefj moet toaeftten tegen öe ketteryen, 3üct02.17-11. Defe waren eldelder alt die van Theflalonica, als die het Woort ont-
fingen met alle toegenegentheit, onderlbekende dagelijks de Schrif- ten, ofdefedingenalfoowaren, r 3f0&»4'' Cflftef. 6. 17- a. Vra. 9fé öe StfyifMt foofttaecen mtnöelpbefc^eöen / fiat
Pöec een oefelbe beefïaen San i Ant. 2$[-fiae-taet inDeïf.&c&a'ft fommfge Dingen toatDupfïer.
Stjn/ enDatinfonDeTftentöoo2>i#eEeoogenbanonfteruoo2ne/ in dewelke de God defer eeu we de finnen verblint heeft, z <ZEé^ 4. 4»
iPetc.3. 16. &ao;$tjn noefttansi öe ïfooft-artfeufen bangeioove
en leven Daer in Maerlp befcFjjeben / infonöerïjept boo? öe fcinöewn ©0Ö£/ gfal, 119. iof. Uwoort is een lampe voor mijnen voet,
ende eeVlicfit voor mijnen pad, Pfafc r9-8. iPett. 1. ij»- c. Vra. i©aerombfböan<Pöbiö/ Pfaf. 119.18. ontdekt mijne
pogen dat ikaenfehouwe de wonderen van u Wet ?
Ant. ^abiö lïetinfrniöcrijent op foo een berffant öe£ Wztél öaer
op öe cef)nn?faemfteptbotrjt/foo öat ftn&iö/ öat DeïfeeKftem alfoo ;ijnï©etten M te bcrfïaen geben/ öat hp befeftige mogt onöecfjouöen / berj? 17. Dat ick u woord beware. JRaeroorfe fteeeSt hp alfoo / om öat ooft in De £>cfj2ift beele fjoage en toonDer wt berbo?f.entf)eöen jijn/ ötc foo terfïont niet fconnenberiïaen towöeninat[ef|aetöiep-gronöigiheöen/ Pfaf. 119.96. inaiieyd- maecktheyt heb ick een eynde gevonden, maerugebodisfèerwiid,
*Petr.?;,«. tOTo2.i? 9
h. vr. j3at i$ öan öe $E»rtt?go.ingenoe pjeöieatie ban nooöen/ foo
»c.&r!j2jftureMaer#> Ant. ©e untfeggingc en öe rweöieatten jfjn foo feer niet een ber*
filaringe öer tooo?öen / al£ een &?eeöet betfianö en uptojepDingöec fafien: toetft Dannocft gefeïjicö Doa^anDere &cft2tftuer-plaetfen / foo Dat öe &eïj2ift becMaert iaojD Doo? fiaer epgen lieftt. JEaer al£ öe berMaring oofc obec öe tooo2öen gefcljiet / öan i$ Dit ncoDtg om De öunfire plaetfen/ enomöëberöojbentf>ejitbanDe£ Mm* ferjen betfïant/ 't toetfe met een booi-o^öwt ötfcinifê fê mgeno* 31 f men/
|
|||
10 DetweecTe
men/ of ten minficn bupffer i?: IJ.semfcomtöoD.atoitöunöelijtfe
tOt t£ paffen Op ÖecnnfCtentten/ 3LUC.24. 27. Begonnen hebbende
van Mofe en alle de Propheten, leide hy haer uit in alie de Schrif- ten 'tgene van her» gefchreven was, Jieij. 8. 9. 2tct. 8.31. c Vr. ï|oe ftan De ;i>cï)?.tfture Maec te berfïaen jtjn/ öacr foo ïjoo*
se beroo^gentïjeöen in fiaen i Ant. ïpe ftooge berbo?gentf>eDen 5?jn toelin fjacr felben onbe*
grijpelnft/ al£ men De redenen en öe maniere ban öe frfbige toil ber- ftaetl/ïiOm. 11.3 3.0 diepte des rij kdoms, beide der wi jsheyt en der
kenniflê Gods! hoeondoorfoekelijk zijn uweoordeelen, encmna- fpeórlijk uwe wegen,ber$i 34- Want wie heeft den fin des Heeren ge- kent? $ocïjtan£afëmenDieber&o?gentf)eDenaenmerc&t/ aféeen «Bobbelpe toaerfjept in fieïj felben / foo tooien öe felbt met Dup-- öeïpe Mare tooo?Den möe&c^ftucfrft^eben: aféonerempel: ©e berbojgentfjept ban De ï|.©?je-eenigï)epti£ niet toef teber^ fiaen / ebentoet too^t De toaerftept ban Defe berbojgentfjeut Maerfp befffjjeben/ i 9[0ÏJ. f. 7 Drie zijnder die getuigen in den Hemel, de
Vader, hetWoort, endedeH. Geeft, ende defe drie zijn een. c. Vr. gjnbien De &ch?ifture foo Maer (? om te berfiaen/ ïjoe iya?
tiec Dan foo beel betten en ttctternen i Ant. ©e ttetterpen feomen fjier niet ban boo?t Lü$J& gSefaift
iutpfter i$ / maec Defelbe fiomen uut Den berDogbcn tolpe en ber* fiant De£ menfefjen ƒ en Dat Doe? De lifügöent &# ©upbefls/1 Petr. 3. 16. De ongeleerde enonvaftemenfehen verdrayen de Schriften
tot haer eygen verderf, 2 COJ. 4- 3,4. b.vr. &taet allejS Dat top weten m doen moeten met een uBtjje-
Djttto itetter ban tooojt tot tooort in De %. Sclpifrure) Ant. dommige Dingen toozDenöacr uutberfïaen Doojeen bon<
Dig en Maer gebölg en Confequentie, Dctoelfee oofe <®oö.£ ©002D té: SDljS Delftinüer-öoop/ etc. ^oobctoijflSiefu.iSDeopflanDmge UMt Den DOODen/ JEtatt. il. 3ï- lek ben de God Abrahams, ende ds
Godlfaacs, ende de God Jacobs: God en is niet een God der dooden fnaerderlevendigen, 2tck»• if» 3o. i Coj. if. 29. c Vr. foe toeten top/ Dat top Den rechten fijn ban De &£ï$frttrc
ïjebben* Ant. ©it toeten ion ttoeefinji: (iO imt De gemeene toaertjept Die
in anDere.§cï)2tftuer-ptaetfen lept: Dit noemt panïité fiom. i r. 7. De maten des geloofs, i Cm i.M.i «£02.46.(2.) M nt De intoen*
t!!'getoerfeingeDei£i^.<©eefi^/ l^Ol>i.so. Gyhebtdefalvingevan den Heiligen, ende gy weet alle dingen, 1 Coj. i- n i%ti%j-6. c.vr. jteoet'erinbeilterrieniet^neenilrïitljarenïiecïjter/ na
teiensi rjojDetl en ttptfpjafee De &£b'?ift moet berfïaen tooien i |
|||
Morgert-oeffeninge. II
Ant. Heen; öeftjfe ©oö fooeenDnfeul&arenïtehternietheeft
ingeftelt/ iraer toijft ons/ oat top tot öe &ch2iftuer felbe gaen moe*
ten/QttlDenfïntefcCrftaen/ <è%8- zo. TotdieWet.endehetgetuy-
genifle i dm. 4-8. 2tlct. 17.11. Defe waren edelder dan die te Thef- ftlonica waren, als die 't w oort ontfingen met alle toegenegentheyt, onderfoekende dagelijks de Schriften of defe dingen alfoo waren. c. vr. f©aerom toiert Dan bit ouöe ©olfi gefanöen tot be Priefter
en öf n Rechter, ©eut» 17. 9 ï
Ant. <©möat fbbe Sletten <©obji becMaerben/ en om bats?
flber ben<©ob#rienH enhetMfitoarengejïett/ omteöacntJet* ftaen toat haerplichttoasy bochaffe£berj! n.mhet bevelder wet, Jiftatt.iM.JlBai.z.7'. i b. vr. tton&e be ïfooge-priefïec in jijn uMegginge toeï bttralen i
Ant. %&i en heeft ooft nïeermaels' geètaaelt/ jHal.». 8. Gy zijt Van de wegh afgeweken, en hebt'er vele doen ftruy kelen in de wet,
^0r.f. i. |Etatt.ïÓ f o. c. vr. 5fjs be f ati.s? ban ïSomcn be hechter niet ober be «©etoofê-
berfchitlen / en ober het rechte berflant bet $. iêchjifturc > Ant Ban: toant gelp öeïtere nergensboo: het©olfcbe£
#ï. !Ceftament.s foo een fócchter heeft geffelt: alfoo: moet be J^aiiss can JlrKnssfdbe tanbe$. &rhjiftiire toojben geao2beeft/ na toelft SeM«Paitóbanïïomen niet alleen een nntoettige oebieninge Deert/ mact ooft feifë üe »itich2ifï té/ bie hem fdvenïo defe fijne macsjt/ öie hj? aenneemt ober be % &ch?ifture/verheft boven al dat God genaemt, ende als God ge--ert wort, i ^hetf". *• 4
a.vra s>taetahe.«ibo[maefitetptnbehepIn3e^ehJifttire/'tgeen
ons nooöig \$ te geiooven en te doen cmfalig te toojöen i *nt. <9?a: i(3Tim. 3. tf. Gy hebt van kints af de-heilige Schrif-
ten geweten, die u wijs konnen maken ter zalighevt, door het gelo- ve. 'twelkinChriftoJefiiis, WaL 10. 8. De Wet des Heerenis vol- ma*t, 3fnb.ii.j,. c Vr. Ü!oei.söanöefeplaetfetcberflaen/C3ioh.io. jo. Jefoheeft
noc.l velean-leredingen gedaen.dieniet gefchreven zijn in dit Boek?
r £ ■ halben bat'öefe tewftenen in anbere 25occfi«i ber h^
*» * rrri'3'tUire 6°nncn tïacn / foo bient getoeten / bat bc feenniffe B in alle «Etoifti miracuïen niet noobin en ii tot salighcpt boo: on= iLt'iöen: il toatnooöigtoaé totonfe jalighept/ tëbefch?cben/ JIOp. zo. 2 r. Maer defe zijn befchreven, opdatgygeloovet. datïe-
iaSisd=Chri(tus,deSoneGods, endeopdatgy geloovende, hetle- vfnhebbetin fijnen name, gfoft. if. ïf. <©af. j. if. ^Y*^"1* 9een aWMtftfie en fedepe Crabttten non*
^iS/»Mntenbef.^cfeifture* AriW
|
||
ia De tweede
Ant. ©e fterte ftanh^et geb?u»fe maten ban De ouöeterMij*
te ï*itïtteten: alfoo jijnber berfchepbe manieren in öe unttoenDige «ïBoöpötehfl/ Oetoelte top doo? getooonte Oer Iterfeen onoerhouben / nothtantf fonber öaer aenoe jaughept te btnben: maergeenTra- ditien tonnen ate npciüigetöeloofê-articulenbuntenüe&cfmfntre aen0enomentoqjDen/ Jilatt. if.o. Te vergeefs eerenfy my, lee-
rende leeringen die geboden der menfehen zijn,©al. 1.9.C0I.2.21. c vr. paulug frijnt nochtans tian iCtaDttien tefpjeefen bupterj
btj&tlftiftttce/ iCïjeff. 2. if. Houd de infettingen" die u geleert
zi|n, 't zy door ons Woort, 't zy door onfenSendt-brief? Ant. 't <©een Paulusi in oefen &enb-bijef niet ïjeeft &efch?eben /
«n rrothtan£ ban §em ftan gepieötftt stjn/ x-gf ban hem/ of ban anbe* te $. &c{j2jberg tn anbere 35oefen Oer ïf. &ch2jfture gefïelt: 3©ant fêjn seÜJOOnte toSsS niet te p2eDitenbuyten het gene gefchre-
ven was, 3ïrt. i(J. 21. &oo Dat het laetfïeStefe too?t aIDu.3 befloten/
'lËpOC, 22. 18. Indien yemant tot defe dingen toe-doet, God fal over
hem toe-doen de plagen die in dit Boek gefchre ven zijn, <£>tut. 4. ï. €5eeh.2o. 18.
c. Vr. ïf oe fept Dan Pattltlji/ i Coj. 11.34- D(£overige dingen fal
ik ordineren als ik fal gekomen zijn ? Ant. $? fpjcefitbaneeniöeupttoenöige ceremoniëntnOeïterte
baer De ^alighept niet aenhing / alg blfjfct uit het tDonHTor^heren: 3taDer|ïntg/ 'tiueïfe DienOe tot 3alighenttoa£in jijn tgb uxjchjeben/ 2 fCuVt. 316. Alle de Schrift is van God ingegeven.endc-is nuttig.tot
leeringe, tot wederlegginge, tot verbeteringe, totonderwijfinge, die in de rechmerdigheyt is, bf. 17- Op dat de menfche Gods volmaekt zy, tot alle goed werk vol maektelijckroegeruft, 3tflÜC. 1.3. c Vr. JEaer moet men alle Oefe Dingen niet Doo2(£raDiticntoc=
ten/ betopDefelbigeinDel|.^)rh2iftitreni'ctcntfaen: atë/ ba.t J&aria alttjt \$ JHaget geblebcn / Dat het €uangelium ban M&- rhettff f£ befthjeben D002 .ïtaatthctt^ etc. Ant. ©ie en Otergelijcte Dingen jijnber beele/ inelfè ttnt öc ïter-
teltjte ^iftorien ge§aeft tooien / en gelooft met en mcnfchelijfe of I)ifio2ifch<©eIoobe/ bon aen Dcfe Dingen en hangt geen jafigheit/ feo öat öitnietentirrjo tegen Dcbofmaclithept banDeï?.&ch2if? tltre; toant al£ men maer gelooft het gene gefchreven is, dankan
men het eeuwige leven hebben, 2;Qh. 20.31. Morgen-gefangh op de tweede Dag van de Maent.
Stemme. ©elLoffangban jiRarta/Mijnziel, &c. ï.' xxt B feiinen u / o ï|cer! I ©ie fïaet in De Schrifture, W fCen tegten »pt u % eer /1 ©« \$ alleen u Woon I ' «Dat
|
|||
Morgën-öeffeni nge. 13
©at ban u i$ geïpoo^t / \®étf goDöelpe %tm i
|
||||||||||
l^OOJt tia geef. menfchen woórt,
3tl b:engt l)et Romen Saoo^t / j
€n fcrjett ttböö? een Setter. 4- ©it Soecfc té ortë een licft t r
pier toosDen top gelucht /* 2En't ge"en top moeten toeten / M 't geen moet $fjn geDaen |
||||||||||
«Sn fat ooft eeutoig öuere.
ï. <©itijS<©oDöeIp8efcï)2!ft
3fentet Doog menfcfjen D^ift Ce boren foo befcFrjeben. 3©P |ien ftter ifeplig toerft / 2Ct stoijot öc iSoomfcïjc ïf erft / $ter moeten top naer leben. |
||||||||||
3. ïeeft/salig Hebente menfcfj/ j©at teeren on? De ülaen
»?p na u '£ öerten toenfch: / l©er f epuge j^opljeten. |
||||||||||
Van GODT.
De derde Dag.
a. Vr. $oe toeet gp itattet een «SoD ig i
Ant. mt getupgt niet alleen de Schrifture, maer ooft De Nature: «sant üerael en lerDe/ &on en jaaen heöben ï>aer felben met ge* maefct/ en pDer ^chepfel/ pDer2BfomentouptjeIeerton.«iüat'er een«ÖODtó/3I]ct. 14. 17. God heeft hem felven niet onbetuygt gela-
ten van den jJemel, ons regen en vrugtbare tü den gevende, vervul- lende fnfe herten met fpijfe en vrolijkheyt, ©f. 1 o. 1. De Hemelen f^rtGod«««.itan.i.io. 4 r »7 ^" arie menfrfjen De fcenntë ban Den toaren <6oD*
*«»,nLït5„: *3mü allt menfcftenin fjaer gemoeD obertupgt snit/ oat ereen45oDi.ö/ noc&tan^fjnüerbele Die Den toaren <6oö IMCt Rennen/ ©aU 4. 8. Maer doe ah gy God niet en kendet, diende
gy de gene, welke van naturen geen goden en zijn, «Êpn. 2. 11. »• Vr. $foe beet «SoDen jtjnDer *
Ant. i^iet meer alleen, ©eilt. 6.4. Hoort Ifraël, de Heereonfè
k° vs eeiLeenfgHeere''€^* s- 4 €pr> 4- f•
A *Paer$n God Vader, Soon en H. Geeft, geen Djie 45mM
Ant. j^een / toant ftet Jfjn drie perfoonen in het eenie Goddeii) k weien, i^.f.j. Defe driezij neen, 1 (Cittl. z. f. b.Vr. |©ati$S<©OÖ* Ant. «5oD #een geetï/ Dfeon-epWg/ ober-al tegentooojDig/
onceranterlpeneetitoigtó: <8oft al-toijsf / atmagttg/ barmfje^ V«r,mC& eröl3/ öc-wöe©aDer/ &oon/ enï|epltge<0eeft/ 1 .*-im. 1. \j. Den Koning nu dei eeuwen, den onverderffelijken,
aenonuenIi,ken, den alleen wijfcn God, zy eereen heerlijkheyt, in aiieeeuwigheyt, 3Cmen.€roo.^4-0. i(Cim.(J. 1W1Ó.
a. Vr. gjg ©cd Dan een geeft fonöer litfjaem i Ant-
|
||||||||||
14 De derde
Ant. 9fa/3lBÖ» 4-14- God is een Geeft,! €o?.;. 17. 1 STim. 1.17-
b.vra iioetuojtöan 8£fepttnöe6epfige5>c|2iftute/ bat«5oö
onsen/ ganben/ toeten/etc. geeft/ bat Ij? gefien fê/ etc Ant. <©fttoo?tonc|>gentfpban©oD8efept/ omeenigebpfbn=
öere tnerïiinrje «500? upt te bjucften: gelp «5ob oofc genaemt Ïn0?t/ een leeuw, een beyr, een verterend' vy er. niet dm Dat f(JJ Dit ep=
gentïpté/ maet ombatboo^efegelpeniffenfommtgebpfonbe=
te bingen in ^oöaenongbwbenbettoont/ ®eut.4-14. 2£mo£ 3.8. ©Ogepgentlp heeft een geeft noch vleefch noch becnen ,
ÏUC.24 ?<>• b Vr. 3Bat too?b ban berfïain boo? <©objs Ijant/ ooge/ mant/ boe*
ten/ enhertc* Ant. <©ob£nanböetefentfijnslmachtigheyt: <©ob£ooge/ fijn alwetenhbit; <éob£ mOnt / fijn bevel en laft: «Efobs* boeten/ fyn o-
ver-al-tegenwoordigheyt: 4&0b£ JjeEtC/fijn liefde, genade, barm- hertigheyt, 8cc. b. vr. ï©at tuojt giet boa? herflaen / afé <©ob genaemt tooit een
leeuto/ta?2/enbper/ etc Ant. S>aet 000? toojt afgebeeIt<0dt)jtreeBtbeerbig|enteni)ers
fcfyicfceltjcfte oo^beelen en ftraffen ober öe gobtoojffiept bie men niet fiantoeberfïaen/ ï^eo?. io. ïz. Vreeflykis het te vallen in de han-
den des levendigen Gods. *s' a. Vr. J@aeri«;<®ob>
Ant. <©ob # ober-al-tegentooojbtg / nergens in-geffoottn nog UötgellOOten/ ijïe8»8. 17- SoudeGodopdeaerdewoonen, Siet,
de Hemelen, ja de Hemel der Hemelen foudeU niet begrijpen, hoe, veel te min dit huys dat ik gebouf hebbe. <£fat. 66- 1. 3tCt» 17- *4» c.Vr. ï^oe fept ban ©abtb / W*'?? ?• °nfe God is dog in den Hemel? Ant. <©oDtooont op een bjifonbere bJijfe in ben geniet / bebtjle
ft? baer fijn Jftajeftept feer rteicrliifc bertcont: $ontan£ alfbo/ bat ftri ooft 00 be aerbe ijS/ betoijtc 45oö onepnbig &/ €fai. 66.1 Den Hemel is mijn troon, ende de aerde is de voetbanck mijner voeten.
1 dm.*, lis. 5ier.it. ï4
c.Vr. ïfoeté'tbanteberftacn/ batbcïfeereneberbaeitbanbcii
$em«I: enbathpopbaert/ <6en. 18. s? DoegingdeHeercweg, als hy geeyndigthaddemef Abraham re (preken ?
Ant. ©t't tjSnnepgenttiicfttiMjiTffafnbancrmoebertoninnban
<5otó taerfcintien en ban eenige fojfonr e>-c openbaringen ban «SobjS tegentooo2bigfje?t/ gelp foo onci'afntln^ geji.ptiro?t/ $£104,3. Die op de vleugelen des wints wandelt, ?&f.'99". t. Pf.fo. i.
a. Vr.- Hoe owb ig (00b / en goe lange faï fp lebra i
Ant.
|
|||
Morgen-oeffeninge. 11>
Ant. <5ojj teftgeen3!aren/ geujfttonmenfcfcen/ ïjp (js fanöer
wam/ enfnnbecepbe: ii|n # een eei*»8<t5ob/#f. 90.1. Eerde
bergen geboren waren, endegydeaerdeen de wereltvoortgebragt
naddet: fa vaneeuwigheyt tot eeuwigheytzilt gy God, i iCirtt. i. »«rjs 17.2Cpoc. 1.8.
a-Vr. 9ubonbecanberp* Antw. 2a/ jaal.j.6. IckdeHeere en worde niet verandert,
J?l* 'oi- *8- 3ïaC>i.i7, By den welken geen veranderinge, ofte ichaduwe van omkeeringe en is. b. vr. matt tn tó <©oö ortueranberltjcft *
Ant. (i.)3nfijnWefen, iiCtm. r. 17. De Kening der eeuwen,
denonverderffelijkenGod, ff. iot.i8. (*■) 3Jlï zijn kenniffe en alwetentheyt, \ <£o?.i.»6. Wieheeft den
nri des Heeren gekent, die hem foude onderrichten, %tÜ 11. 7/8/0. ( 3-) Sfln zijn wille en voornemen, %tiSb 41. i. Ik weet dat gy alles
verrneugt: Endc dat ^een van uwe gedagten kan afgefneden worden, «fa. 46. 10. Mijnraedfalbeftaen, ende ikfal alle mijn welbehagen 9°en.«0m, 9.11. Op dat het voornemen Gods, dat na de verkidïnge "'f \ «•eVe- ^É^* 6' 17' Deonve«nderlijkheyt van ziin raedt. (4 ■) 3fn zij n woorden, beloften, en dreygemsnten, JhttU * J • 19.
Ood ïsgeén inan dat hy liegen foude, nogteeenes menfehen kintdat Acmyets berouwen foude: foude hy't feggen, ende niet doen? ofte .X76" b2K£ niet befl««diK m*ken? «ft. 1. 2. ^Cf. ?4- ' «•
c vr. ^rje toert ban gefent/ *©en. 6. 6; Doebsroude het den Mee- re , dat hy den menfche op der aerden gemakt hadde ? norl^; ®>* j^'°rnett8cntHjfe/ enrnenfchelper top ton ©oi»
gevent/ nelnfeultbolgenbe/ EndehetfmertedehemaenlWhirte.
rin1"^ £fentöp on^tnenfefttn ttoeetingen: (t.) betotanbe*
h«J?fe °2nrQnjS ^nemen en toiHe: (i.) be neranbermge ton m<z mniPt^Tn.1'} ttoute *lk™ to02t <©ob fjet bermi toegefcfeciien/ fche i!\Bentl9ft "a &* eerfïe/ i &am. ij". 29 God is geen nien-
•imwS^.;^y5srfo"^berouwen. ï#ct tg een rspfeen/ niet bat 43ab
^Kw,toL[/ ma<*&atftn/ nafijneeutaigtoomemen/ het «•tnEpici Datfonöig totut/ ueranberen toilbe en fttafftn/ «Sen. 6.7. "eHeereieyde, ik fal den menfche, dien ik gefchapen nebbe, ver-
delgen van den aerdbodem, *Anr' Ip^aKöetenbe*
hem- 11^ .?* 4" l ^*aer 's 8een Schepfel onligtbaer voor
• niaeralle dingen ziin naektendegeopent, voordeoogendej
geenen met welke wy te doen hebben,<£jecft. t. f Ik weet een yder der diBgsn die in uwe geeil opklimmen, i 3of}t J. a • c.VrT
|
||
i 6 De derde
c.Vr. $oe fïpt $0b ban/ <©en. i8.2i.ikfalnüafgaen,endebe:
fien , of fy na 't geroep, 't welk tot my gekomen is, ten uy terfteii ge- daenhebben: ende foo niet, ikfal't weten ? Ant w. ©tt tD0?t menfchelijfier top ban <©ob gefept; om Dat hp
afó ten ïïichfcer nu toilbs tïraften/ foo neemt hp al£ boo? atn/ infor- matie ban fafeen/öelrjft foo mebe toojt gefept/ Pf. 82. i. God ftaet in de vergadringGods,by oordeelt in't midden der Goden,45cn.**• 12-
a. Vr. Peet «Bob te noren aile geöeurfpe bingen/ en Die bjptoit
liggefchiebenfullen* Ant. 3Jae/PfaI. 129. 2. Gyweetmijnlitteri.endemijnopftaen,
gy verftaet van verre mijn gedagten, ber£ 4. Als 'er noCh geen wootrt op mijn tongeis, fiet, Heere gy weet het alle, PjOb* 16- 33. <Êfat. A.6. 1 o- Die van den beginne aen verkondigde het einde, en van ouds af de dingen die noch nietgefchieten zijn. b. Vr. i&eet <3otr op.fi te booten toat tonnen De l&enfchen fufie»
Boen* Ant Sla/Cfat'. 48.8 .Ik heb geweten dat gy gantfch trouwlooflijk
handelen foud, 2Ect. 2. 23. Defenjefus door den bepaclden raet en voorkenniffe Gods overgegeven zi)nde, 1 Sam. 23. 12. b. vr öenD men <©oD£ wille enbe voornemen toef i
Ant. j^ietboffiomentUjn/ maer alleenöjcfc boo? foo beelhp bit
on£ heeft geopenbaert/ <©eut. 29.29. De verborgen dingen zijn voor den Heere onfen God: maer de geopenbaerde zijn voor ons en
onfe kinderen, tot ineeuwigheit, om te doen alle de woorden defes Wets, Pf. 26.7. Som. 11.3?. .
c. Vr. iw toort <©oD£ wil tn De $. &cfm'ftutt aengemerfct)
Ant. &omtifbtsi betepftent Gods wil, f n befïupt en boomemen/ Cph.ii [- Die alle dingen werkt na den raetnjns willens Pf.i i/-?.
Kom. 9 '9- Somtijt? betepftent Gods wil, stjn wet en woort,afé
beregel ban Omdoen en laten, iSrhef.4. 3. Dit is de wille Gods,
uwe heilijïmakinge, JRatth. 12. f o. ^foh. 7.17. c. vr. ^ijnber ban in <0ob ttóee willen ?
r Ant. Beent maer <©ob£toiu'ei£ een , geïp «Bob ftlbe een ijs /
maer bcfelbige toojt op ttoeeberlep toijfe aengemercftt/ na net onbtr= fchept ban binnen Die ftptoif. JBantfommige Dingen toilhn fclbe boen/ enbteaennnjS niet openbaren: .Sommige Dingen toilhp bat toP futïen boen / betaelfie hp ons openbaert in iïjn ïBoojt. c. vr ^'erfomtijtjSBeenttrijb tuffchtn.<©ob.sbcrbo?gentoil/
tn tuffehrn 4?>obsf geopenbaerben toiï > Ant $et fiantoelgefcljieben bat «Bobt fommige bingen toiï ge^
bteben-' Die hp niet en tot! bat gefchieben fulten: foo geboobt hp/ bat Pharao t ©olfe foube laten twcfcen: bat abraham fijn fone 1? faac foube
|
|||
Morgen-öeffeninge.: if
fouöe booöeny tëen.«• i / 2 JEiaer Dacr tg geen ff rijD in «Bob ftlbel
ï^ant fjetté Ocfeïte tottle «tBoos? öte tjoomatti Dit aen 3lb2aftsm te geBieDen / om fijn geJioo^faemljcptJ te Bep2oeBen/ en Die ban |aö W floten Dat te Metten / al£ 3tb?alf>am Daer toe gereet fouöe stjn. c. Vr. 3# m ©otwiet engentlijfe een begeerte Daer Doo? fjp iücnfï en wilde toef Dat fommige Dingen anDers tipt Welen * Am. Been/ toant Dan fbnDe in ©oD^een onbüimaefetfjept #1 /
enoeeen onmagt om fyn begeerte teBefccmen/ 't toeft óhgerrjmÉ fó/ toant ©Oi) feit felfce €fa. 46.1 o.Ik fal ai mijn wei-behagen doen,
Pf»iif. j. J0?OÖ. 2i. ?o. c.Vr. !©aeromfe»t@ODDan/ï^f>8i. 14. Och! dat mijn voJk na
mijngehoorthadde? Ant. <©oD fpjeefct op menftfjelper tofjfe / om te betoonen / öat
sem De gefioo2jaemfjej?0 en bt segen ban fijn bolft aengenaem # / Befijfe foofeanige menfrïjeïfjfie bttoegingeü <©od meermaefê toog» tegefeffêCben/ €roö. ï 2. i o. Ende nu, laet my toe, dat mijn toorn,
tegenhaerontfteke, <©en.?i. 16. a- vr. me groot # «E>oD£ magt *
Ant. «©oöijSfllmagtig/ JRatt, 19.26. By God Zijn alle dingen
mogelijk, <0en. 28. 3 2 C02.6.18 • c Vr. ïBaet in-befïaet <©oó<S afmagtigfienD >
Ant. 5De ïfecrefian alles Doen toat fjp toilr fjp fean meer Doen als!
ïjutoif: fn'fian ban gfenffï)epftlto02Den verhindert: fin fcan alle** aifco toen aljf fin tos/ enDe fjp i»02t nog moede nog mat/ JRatt. 3 -9- God kan uytfteenen Abrahams kinderen verwecken, $fal. 1 ij- 3.
€fat'.4o. t8.0om.9.19.
t. Vr. <3£ <©oD Dan aen geen miDDelen gcBonötn i Ant. j^een/ toant aBoDfcantocrften Doorallerlei miDDelen; fon* «er miDDelen; Doo? Mcine miDDelen; tegen "alle ojDinare miDDelen; £H D002 Onoequame miDDtlen/ 1 éam. 14. 6. By den Heereis geen
verhinderinge om te verloflèn door vele of door weinige, 2 CfjjBn. H- 'i.©an.3.17/57.
D- Vr. Haag men op <6oD.s woort en belofte toel traff fïaen i Ant. ©g ja! toant «Boö fe waeragtig, ja Bt waerheid feite/ STl't»
';2. Hy kan niet liegen, Jsïttm. 2;. 19. Soudehy'tfeggen, ervdc nietdoen? fer. ip. 10. 1 ^Fofj. I-9. c ^r' ^oe fiDmt nf(: ^11031 fommige Beloften enD2engemen>
ten ©objs' frfjijnen niet Berbult te ?ijn; alé $mm> 14*° SI on. r 4? Ant. 3t[[e «!BoD.s beloften entenimnentfntoojDenaltijDjïbrrs tuft/ foo afg Defclbe geDaen too?Dent' jRae r «BoDtf beloften, en fijn dreigementen jn tijDelijfee Dingen / Hen beeltijtjS in f>aer berMIinge qp tóiteigaenöe ronbitie/ 'tspuatfeltoiöeiiatgeDMitffaet/ of 2J niet i.
|
|||
IS De derde
niet; en al?' öie conöitie niet toojt berMt / öan toogbt be Belofte of
Ijet öjepgement oocft niet berbult / fonöer fcrenftinge ban <©od£
iaaer^epö/ 3!er. '8.7. In eenen oogenblick falikfprekenovereen
volken over een Koningrijk, datikhetfaluitrucken, en af-breken i ende verdoen, bei'Jt 8. Maer indien dat felv ige volk over het welke ik fulks gefproken hebbe, fig van lij n boosheit bekeert, Ca M ik berouw hebben over 't quaet dat ik het ielve gedagt hebbe te doen, i &flttt. <. iy. i6. i &am. 1.30. * a. vr. 3té «5oö ooft goeö en barmhartig i
Ant. <6oöiSiöeO«perftegoetheidfe[ft/|tlatt. 19.17. Niemand
is goed dan een, namelijk God, <£tOÖ. 34. 6. ïtOttt. 1. 6. b. Vr. 3jg <©oö aen alle &chepfelen goeö i
Ant. 3!a/ öoo2ecngoeöfjeptlianfgnp20biöentie/toaeröoo?!)?
fijn fcfttpfetenberfo^gtban fpijfe en bnnft/ etc. Pf. 104. 27. Sy alle wachten op u,'dat gy hen hare ipijfeg^eftte fijnertijd, 3CCt. 14. '7.
2l!cto?. 1718:
c. vr. gig öan «fi3ob booj fommige menfefien niet gotb en baru>
gertig op een bpfonöere tojjfe i Ant. g[a: toantaenaHe menfefien geeft fi^Mgemepne natuur*
{{jfee gaben/ maer boo? fijn fcinberen heeft ïjp bpfonöere en faligmas feenöegenaöeenbamujerttghepö/Pfah 73.1. immers is God iftael goed, iRom. 9. 18. Hy ontfermt hem diens hy wiir^Ppft» i. tf•
a. Vr. I.si'er. ooft een fïtaffenöe regtbeerbt'ghepö bp <©ob i
Ant. 3!a/ ÏÏOm.». 18. De toorn Gods wort geopenbaert van den
Herrtel over alle godloosheid, ende ongeregtigheyd der menfchen , ÜOtn. i.?i.i(Ct)eflr. 1.6. b. vr. %$'tt niet anöerg ban <©oö te ftennen afë bat hg té era
<©eeft/ öie on-epnöig/ onberanöerltjft/ eeutoig/ al-imfeë en barmher* ttgt'g/ etc. Ant. ^Jfl het: ï©ant öie eenige 45oö in wefen en Godheid, bJ02t
0„n£ geopenbaert/ afê öjje Stjnoe in perfoonen, 1 giofi. f. 7. Drie zijn- der die getuygen in den Hemel, de Vader, het Woort, ende de Geeft, endedefedrie zijneen, JHatt. 18. 19. % (Jlrj^, 13. 13, c.vr. %$ öefe berbojgenthrnt oe£ geïoofê/ banöeHevligeDrie-
eenigheid, oolun öen <©uöen Ceftaraent befient getoeeii * Ant. gja/<ÖCn. 1. 26. Godfeide, laet ons menfchen maken na
onfen beelde , na onfe gelijkenifie, $ltiO. 30. 4. Cfai. 6j. 9- . Pfaf. ??•<?♦ <£fai. 6.3.
c Vr. Jkaften öefe ö2jep>erfoonen geen öjieo5oöen*
Ant Jicen: fl&ant öefe ö^ie goööelijöe perfoonen hebben maer. een OOÖÖClijCfc Wefen Of Godheid: <§l)cr Stjtl tnCÏ onderfcheyden, foO
bat be ©abec een anbec Perfoon tss aljï'be &une: USaer f« sijn met
ïer*
|
|||
Morgen-oefFeaïnge. ,, , ï?
foerftfjetöen of afgefcïjeiöen in Wefcn en Godheid ban maïfianberen.
&M öat öe ©aöer geen anöêr <©o0 i$ afé De &one en öe % <0eeiï/ 3Ü0ÏJ. 10 7,0. Ik en de Vader zijn een, 1 ^of). f- i& 5T0ÏJ.I4-. #1
c Vr. 3ij;'eraen De fenmtfteinDeH. prie-eenigheyd toat geiegenl
. A nt. '3ja: toant ïjin: Doo? ftent men Den toaren €>oD ten regtert foo l)p i?: en men toeriïact ïjoetop Doo?DefePerfoonen fatigtooj* Den/ enöe op toien top on£fefiaen bertroiitoen/ 3oö«,»7.3. D<t is bet eeuwige leven, datfeu kennen, deneenigen watragtigen God, enje-
fum Chriftumdiegy gefonden hebt, i €o?. 1 3 13. 5M).8. ij). a.vra. gjg fcan §efifê €f$ifo#/ i3c ^>one o5oö^/ ooft Oe «utoijji
toaeragtnje<6oö* Ant. ^aï)J?/ 1 35oFj. ƒ.10. DefeisdewaeragtigeGöd,endehefc
eeuwige leve'n, %di), 1. 1. let. ia.18. b.Vr. ïfoefcmöetgpöit6?eeöetfconncnbetofjfcn?
Ant. (i,)i3itftjngOÖlt)fe Namen, JRom. 9-6- De weJke is God
boven al te prijfen in der eeuwigheyd, ^tt, 3 3. 16\ ï£e&,19- ( i.) Ütt fijn gobltjfe Eigenfchappen , Jfoj). u. 17. Heéregjr
tveet alle dingen, 3J0Ï). 8.58. f ct>. mi. (3.) lUitSP goöltjfe werkingen, JJoJj; 1.3. Alledingenzijri
door hem gemaekt, en fonder hem is niets gemaekt, van 't gene ge- maektis,%||rf. J9-Ï|e6* J. 3. (4.) Iftit fijn 'flODlpe Eere, gfoj). ■?. % 3. Pp dat fy alle den Soné
eeren, gelijk fy den Vader eeren, ïféfc, ' ■ '6- HSflttïJ» *8. ip. '.. c.Vr. ï|ne fcomt öat hele öincten in De f. &r|)2ift ban «TOfefffü
too?öen nefept/ toeflie op De toaeragtige <©oD fcïiijnen niet te fipnhen paffen.^J^at.io.i3,,iCo?.u.?.§o.f.i9 Ü3to.7.*8.9to,i4.*8. Ant <©möat ï)poofe een waeragtig MenfchetoöJi/ enö£ÖeJVïid-
deiaer oec Utenfcèen. &oo Dat alle fooöanige fjjjettëen fean&w
to02öeh berliaen / ten op|igt ban ;p Hüjöbcteer-ampr/ en Wh M ftm Der berneD.ringe/ of ten aeniien toan fijn menfrïjeïpè namre / fonöer naoeel ban sijn goDfijfe nature/ 1 (8Tttti, *. f. Dacr is een God, ende een middelaer Gods, endc derMenfchen, de Menfche
Jf fusChriftus, let. 20 18. 1 «Eb?, i. 8. a. vr ïtan fiet toet Uitoefen toojöen öat öe neilige ®eefï ooft f ji öï
ecutoige <0oD/ een met Den ©aoer en Den &one} Ant "ga/(i.)JSit^gOöl(jfe Namen. Set, ƒ.4 Gyenjiebtdeh
merifcher. niet gelogen, tnaer Gode, i«Co,?;3 i6:iïrt.4-»4/ *#
( ï.) Ölt De gOÖlpe Eigenfchappen ,ï}etl, 9-' 4-De eeuwige Geeft,
jjf. 139 7 i<£o?. 1. 10. , .
Cv) 14itöegoDlijfte werkingen, goti. 33 4 .De Geeft Gods heeft
my gemaekt, 3Jrj[), %. f. 1 <£o?. ' z 11. (4.) liïit öe goDlijhe Ecre, Jl^t, *8,1 j Dooptfe in den i»3»e i'e*
95 * Vs«
|
|||
zo De tweede
Vaders, des Soons, endesH. Geeftes, i Co?. 3. ilS.ifeiJ. tf.
b. vr. J&aec fchtjnt ïjet niet/ öat De $♦ <©eefï maer een geetteuj?
fce toerftinge «Boots" $/ in Den &. Ccfïamente/ en Dat «at SJoïj. 7» bf,39.DitfeideJcfus van den Geeft den welken ontfangen fouden,die
in hem geloven. Want de H. Geeft en was noch niet, overmits Jefus noch niet verheerlijkt was ? Ant. Jjasn moet onDcrfcïieitt maften tnffc&cn den Perfoontran
öeï$. «Beeft/ enDe tuffcfjen jijn gaven en toerfttngen: ©efeplaetjs fpzeeht niet ban De perfoon de.s'h. Geeftes, maerbaneenigebp* fonDere gaben De£ JSieutoen (QXeftamcnts / Detoclfte De #. «Beeft fbUÖC UtttfïOZten / 1 CO.V 124 Daer is verfcheiütnheid der gaven,
dog het is defelve Geeft, i «l02. 12. 11. 2ÜCf. i. 4. b. Vr. ©e ïjexüge 45ecfl looit een kracht Gods gcnaemt/'Euc»
1. jf. $oe ftan Defelbige Dan «Boa fdbe $n ■? Ant. ö^ittaojt oefeia ban een biifonDtre ooaïïjftc toerftinge / öie
iie ï^V<02ë}i flfeiDe 2finagtige«Boa utittoerfttt of fomtrjts" too?t öaer D002 bcrftaen/ niet een accidentele en toevallige ftraeftt «BoD# maer een perfancte ftratfst €5aö-S / betccftenmbe De perfoón De£ ïf» «Beeftsü/ r)ettoelftfijn«Bob:heiD niet toe* neemt / maet bebeftigt c. Vr. 3fé Dan De ïjdlige «Beeft een Perfoon, onöecfe^etDen ban
de Vader, eil bail den Sone ?
Ant."2fa/ onderfcheiden ,■ maet llfet afgefcheiifen" toflntDeïf.
«Beeft tooien toegefcfj2eben aïte eigenfdjappen en toerfttngen ban
éenperfOOn/ al.S verftant, i €02. 2. 10. wille, i€02. 11.4/ 11.
<£n b^pe toerftingen/ t €og. 12. Ti. Hydeylt eenygelijkfijn gaven gelijkerwijs hy wil, 5fiQl> 14. 16 Ik fal den Vader bidden, ende hy fal u eenen anderen Troofter geven, op dat hy by 11 blij ve in der eeu- wigheit, 1 £oj. >.*> 11. 3tCt. 20 18. a.Vra %$ \}h niet genoegDat men «Boa fcentafêeeneeutotge/ at
magtige / etc. «Beeft/ &cïjepper ban l?emd en IcrDe i Ant. ffiten ïjet /< maet top moeten hein ooft ftennen als «Bob De
©aDer/ De &oort/ enae De heilige «Beeft/ toant atfoo to02t «Bob oo^ inDeïj.$cl)2ifture geopenbaert; en Die «BoD alfoo niet ftennen / too?Den gcfent/ fondef.Gofoezim, (£ph. 2.11. «ürnopDefetoijfete ftennen/ is De toeg ter ;;aligl)eit/3ïor). 17. j: Dit is het eeuwige leven, ■ dat fyu kennen , den eenigen w:wagtigen God , endeJefumChri-
ftum, dien gygefbnden hebt, «ëfai. ƒ?. i t/ i*. 2€02. IJ- i?. Morgen-geiang op de derde Da^ van de Maent.
Stemme: Pfatm 8. Oonfe God. , i« f\ «Bjoote «BoD! gantfeh, eeuwie in het toefen /
\J %i ftan « macht itpt aïïe fthepfefcHcfen s IJlaeE
|
|||
- Morgen-oefFerringe. al
jaaer 't J©orj3t geeft m» fcet'jattgmafienb' ligt
€n leert mijn stel uit ©o&öerfjcïï geiïgt.' 2. <6n -ijt mi Geeft, neef fjcogcr ate ben $emcï /
<©een bifcl) nfbogeï maefet ergcne gctocmcl / «©fijn stjt öaer: gji toaert boo? alle bing / <tóp Weeft ooft lït'eDê fonDer beranbering.
3. ©at is, dat tea£ en af bat fal gefeïjieöMi /
«3p toet {jet al; toie fat u ban antblieben i M öroote magt bmb nergens jïut of patf/ **M regeert be bingen al-te-mael. jK Barmheni-h jijt gp/ <© <ÖOb en bol trouwe :
3fe mag mijn noop bajï op uto' tooojöen ïjoiónc:
3ft ften ooft u g'roote geregtigljeit / <©P öat ife ban be fond' niet toojb mifleit. f» <©us» kenen dienifiu/ mijn <©oo; mtjn©aöet! «og treeo ife op it ligt een toeinig naböc: % 3!efu ïteer/ en gj> Htiiige Geeft«. Bwjjt ooft ban mp afë ware God gefoeefr Van de Scheppinge.
De vierde Dag. a. Vr. ïDie ïjeeft ben ïlemel en be leröt gemaefct i
Ant. <©Oö/ <!Ben. 1.1 • In den beginne fchiepGod de Hemel ende
deAerde, UBen. 2. 1. 2^Ct. 4. 24. b Vr. Rebben be &one' en be &. €>eeti ooft be teereït gefrfjapcn i
Ant. 5fa / gelijïi fp met be ©aber be eeutoigc inatragtige «5ob Sijn^OÏ). 1.3. Door het Woort zijn alle dingen gemaekt, endefon-
dtr het {"the is niet gemaekt van't gene gemaekt is, ^OÖ. 33.4. De Geeft Gods heeft my gemaekt, J0f. 33.6. a.vr. 5Datöinge-!3iJngefcïjapenJ
Ant. ü^cmeï en 3Eerbe/ met at bat bacr in t$ <©en. 2. i. Aifoo zijn volbragt den Hemel,de Aerde en al haer heyr,<©en. i. i • 5cr* l °-'2"
b. vr. 8gt toat tïoffe ïjeeft <8ob be toereld gemaefct}
Ant. lilHtniet/ ïfeb, 11. 3. Doorhetgelooveveïftaenwydatde
Werelt door het woort Gods is toebcreit, alfo dat alle dingen di« men fiet, niet geworden zijn uytdingen diegefien worden, J^JOb. 8. if. de aenvang van de ftofkens der werelt, «Col. i. 16. h, vr. <3n ï}oe beet ttjb fteeft <6ob be ïnerelt gemaefit ?
Ant. 3|nbe Sjbbanfe^bagen/ «5en. 2-2. Als nu God op den fevenften dag volbragt hadde fijn werk dat hy gemaekt hadde, heeft
hy geruft op den fevenften dag van al fijn werk dat hygeraaekt had- de, €rOb,icr. xiv SB 3 c.Vr;
|
|||
ï% De vierde,
e. Vr. $oe lang \$ Dit nu gcleben ï
Ant. ,1)00ontrent tirjfoupfent enoefe^ ftonöertjaer. b. y r. üfoeDanirt toaj? De toerett alfe nu gefcl^apen toa£ )
Ant. gilles? taatf fter goet en Ijeerftjfi; öeguaem om <£5oDé magt/
torMjeit/ engoetfjeutteoertoonen/oBen. i.jt. Godfa^ai wathy geinaekt hadde, en fiet het wasiêergoet, ©fijt. 32.4 Pfaf. 19- *•
c. Vr. Heeft Dan<©oDDefeutaen/ toolben/ Hangen/ paDDen/'
Dooien/ entagiftigeferunben/ cte» met acffcïjapen * - 'Ant. 3fa ïjn / maer niet in Dioooofe epgenfcïjappeti: J©ant Die
ïwaetaerDtgljeit tè oaer na doo? De lönöe / tot ffraffe oer jaenfefjen oaet JIJ gefomen / *©en. 3.17. De Heere feide tot Adam, het Aert-
rijk zy om uwent wille vervloekt,<ï5en. 3. 14, <©en» J. 18. Deacr- defal u diftekn en doarnen voortbrengen. c. Vr. i©at|!!rtöeuötnementïe^>ff>epftretigetoee(i*
' Ant. ©e€nge(enënöeiaenfc&en/#f.io4.4.die/ijneEngelea
maekt Geerten, Col. r. 16. J£f* 8. 6,
b. Vr. ©atsijn «Engelen f
Ant- iepfige/torfre/magtige/on|iecffe[pe«5eefïen/ $eö.i.r4. Zijniè nietalle dienftbare geeften ? %Ut*zo, 36". i ;èfltt?.<4. 40.
b. Vr. i©eten De €ngelen atïe Dingen i
Antw. Been; C i.) &n fónnen fret fterte ban »e menfeïjen niet f (i.)Me0oDiS&efïitutenfeennen fnoofentet/ Mate* 13.3*.van dien dag, en die ure en weet niemant, nog de Engelen die in de He-
melen ziin , i.ïïeg. 8. 20. Cp&k 3. 10. e- vr. fiennen De €ngelen onsf menfrljen F»'ec öeneDen inel i
Ant. ©e €ngefentoo?Den ban#oDopDeaerDeut>tgefonüen/ en&e alfo fionnen fi» onai menfefjen / enDe onfe inerfien tncf feennen / metSsjCtfietUptteiigjIjn/ 3Uct. 10.4. deEngel feide totCornelius,
wwe gebeden, endeuweaelmoeffen , zijn totgedagtenifle op-gekti- men voorGod, Jüattfj. 13. 4t.J|e&. u 14. b. Vr ^tjn De engelen groot ban magt i
Ant. 5fa/ P£ 1 o*. 29. Lovet<1en Heere, fijne Engelen, gy krag-
tigehelden , 1 (JJTrjïfT. r. 7. 2 ïïert. '9* 3 f- a. Vr. ftonnen De €ngelen miraculen Doen; oftefjeabcnfnljet
jjerte Der menenen in haer magt i Ant. Been; ©antijettéalteen töoDjStoerfi/ p>jot). ii. i.Het herte der Koningen is inde hant des Heeren, Pf.71. 18. gelooft zy
de Heere, HeGod vanïfrael, diealleen wonderen doet. a. vr. Maqtn be €ngelcn itret aengeceDen ttxuDen ?
Ant. Been/*2ol. ». 18. Dat uniemand en overheerfche in nede-
righeid ende dien ft der Engelen, SfipQf. 19. 10. 3üpOC. 11.9. b. vr. toe geeft «5oö De eer|ïe menjeïjen ge(öj«jien ?
Ant.
|
|||
Morgen-oeffemnge.' 23
Ant. Adam ontftng fïjn licgaem uit 3feroe/ tóaet in «Bob een sie*
ïe Wieg: Eva toiert gemaeftt uit SUDamjS tiöbe/ «Ben. 2.7. De Heere
God hadde den menfche geformeert uyt het ftof der aerde, ende in
fijnen neufegeblafen den adem des levens> alfoo werd den menfche tot een levendige ziele, «Ben. 2.21/11- «ÊJl!). 2. 21. c.vr. ^oejijnbjpmenfrijengetooien i
Ant. jga den lichame, öoo? mïDDelban on£ «Bttöerji; maer na de zieie.öoog <©oö£ fcf)eppinge/b>aer boo? De jieïen nog Dagelijr tooien gemae^t/ ^£0?. 12.9. Wy hebben de vaders onfes vleefches wel tot
kaftijders gehad, en wy ontfagenfe: lullen wy dan niet veel meer de vader dergeeften onderworpen zijn,en leven? <!i*CtI. 12.7. SE&C. 12.1. c.Vr. j§at#oe stele*
Ant. <Pe mhtèf)ttbeftet)Kltit$mtnftfynl een geefïeujfe we-
fen, oatnnfïerffelrjrHtf/ enbanfjetiicftaemfcanatgefrfjetDentoo^ ben/ begaeft met berfïant en brille/J&att. 10.18. vreeft u niet voor de gene die het lichaem dooden, ende de ziele niet en konnen doo-
den, <£CCÏ. 12. 7. 3LUC. 22. 46. c. Vr. BBat bja£ fiet bpfonDerfïe in Den gefeïsapen menfefie i
Ant. ï|et ÜCefD «Boöjf/ «Ben. i. 27. Godichiepden menfehena
fijnenbeelde, nadenbeeldeGcdsfchiephyhero, «ÊCCl. 7. 29. a. Vr. ï©aec in befïaet Dit beefö «Boö£ i
' Ant..(1.) 2fn öe fubftantie ban De StClC/ DebMfcC tea£ geeftelijk ,
fn onfterffelijk : ( 2.) %K öe kragten ban De iitUI öetDClfee jijh/ ver- ftant, en wille: (3.) gjn öe hoedanigheden ban öe siclc/ ja ban Den
gefceeien menfeïje / öerMfce toaren ftenmffc «BoDsi / en f^pÖgï)é'pt (4.) fnöeheerfchappy ober alle feïjepfefen. (f.) S;n een ftact öejS gtïjeelenmcnfefjeDieonfterffeiijcktoaiS/ en geiukiaüg, €pï). 4-*4- Doet aen den nieuwen Menfche, die na God geichapen is , in ware
geregtigheiden héyligheid, «SCtï. 7 29 Col. ?.-1 o. <öen. 9- 6- c. Vr. j©a^ De irenfrhe Dan gantfclj onfiaffeïijri / en geutfcfatig i
Ant. 2£öam toajifoo snfrerffeKjfc engeïuSfófig/ öat ftaööc fep
gebJilt/ h|i haDDe tonnen niet tierben: hogtani foo niet/ of lip fcon*
De tierben en ongèTucfiig toorten/ al? (jn qtiani te fonöigen/ «Ben. 2.
bf. 17. 'fen dagealsgy eet van den boom der. keimiflé des goetsen
quaets, fult gy de doot fterven , <l3cn. 4.17. b vr. £)0ti&£ öan 2EDain niet ge^beh öeuben / inDtén ï>p niet
tjaöDegefcnDtgt* Ant. $een/ öeöoot tëeentïrafbanbefonDe/ JHom.6.23. De befoldingederfondeisde dood, «Bell. 2 17-ïïOin. f. 11. Dooreen
menfche is de fonde in de werelt gekomen, en door de fonde de doot. c.vra. ©ttoijf lbamboo?öenba[atenö2onfi/ enoofteenbjou
tcouöe/ etc toa^ Dit geen bebrijjï Dat fcp fïerfltujft toa? i 23 + Anu
|
||
'14 Ds vierde
Ant. $ettoaseenbetotj.s'uatf>p)ïerbenkonde, t'nbien Ijp gtiam
tefonoigeh: lÈaer niet bat ij» jïerbenfoude, ïnöten ftp nietquam te fonbigen: IBant be fcacftt ban €>oï># beetb en «Bobji segen in I fptfé en ö?ancü/ fïniDe hem in 5tjn ftaet hebben onberhotïben bupten ist boot' feaec toe bienbe afë een middel, en zegel, oe boom be£ 31e< | fjen.Sv' <5en. 2. 9- DeHeere Godhaddeallegeboomteuythetaertrijk
doen fpruiten.begeerlij 1c Voor't gefigt.en goed ter fpijfe:En den boom . des levens in het midden van Jen Hof, 45en. ?. 22. 3(!pQC. 22. 2. c. vr. J©at pfigten feibe <©ob ben menfefie op*
Ant. $aammofïben!P?of€ben&fl«taeny erflebetoaren; öepöe
ntoiien f? onbec het eten ban aiïe b?ugten betr uoomen niet eten ban
oen boom der kenmiTe, ©en. 2.16. «öob geboob ben mens?/ ©an
Dlfe boomen befe£ $ofë futt gp bzpujft eten / be# 17, Maer van de
boom der kenniiTe des goeds endesquaeds, daej> van en ftlt gj niet
eten; wantten dage als ?y daer van eet, fultgydedoodfterven. ■ c Vr ifab ?liöam ooft pfigten ban ©Wbienfïigftept i
• Ant Mam heeft irgafó een heplig fchepfH moeten ozagen/. het toeflt fon&er. heilige phgten ban ban&fegging niet en feon gefchie* tien; hier toe bienbe infonberhept Be onberhoubinge ban ben &afc bathbag/ öt'e beïleeeeopbefebeniiebag banbe&cheppingein- ftetbS/ ©en. 2. 3 - God heeft den fevenften dag gezegent, ende hee/t
diengeh"i!igt, (JÊrob. 20. 11. c vr. jaaet fjoc pafie op be fïaetban 3üibam infrjn onnoofek
fiepb beonberrjouainae be^&abbath.s;/ öeioijfe Ibam met moebe en toa.s ban toerfien * Ant ibam moü ben Sabbat hbagh niet onberhouben om bat
ïjp ban atöetben bermoeit tatert / maer om bat hp geen ttnee bingen Sélijft »5onöe boen; ïDant at-hoe-toel hp met bermaefi tiit toei-fc'be*
e ban Den f of in €ben / foo feonbe n» nogtantf terfarjf ÖP baer me* fcebettgtoa^/ beopcnbare<0obs-bientinietoeffenen; ?t[foe paffe be onberhoubinge ban ben ^abbath foo tael op 2lbam£ afêoponfe rpe lieben / öie niet behoeben te arbepben. Morgen-gefangop de vierde Dagin de Maent.
Stemme: Pfaf. ioo. Gv volkeren des, Sec. 1. f^% #at©atier/ &oon/ enïfepl'geoSeetï!
I f «5? $t ban eentoighepb getoeefï j
^—* «Bp fefwept bc J©erefo in be t$a /
<©j> ftjont bat gp afmagtig jrjt. 2. ïSJpt niet foo b.'agt gp allee boojt:
3üfê gp maec gaeft u firagtig tooo^t / &0O toa.£ het alfe? fehoon na toenfeh/ ^eJf^ Engelen «rj OOfi ben menfeh. ji C5? |
||
Morgen-oerfenïnge; -l?
3. <©pftebtDte Geeften boo^t-gefaagt
J&oItnijsöÉiö/ goeötjetö/enbofmagt/
Cen üienfï alteen / niet om öe eer.
5£ie 't paitföom afneemt banïjaer $eer.
4. ©e menftfj gefrftapen/ imetö getïeït
3ïn €Denjï fcftoon/ enb^ucrtbaerbett: ï?et tictjaem toa£ upt flegte jïrjfe / €n ebentnel ontJerffetfjcfe.
f. <©niïerffelp / inöienöefonö Mtet bjafe met lijnen <!5oD 't berbonD $, JSaet öeeö* ï$ een? een quaDe beet / CerfïonDföofïonODeüoöögereet. VandeSondev en Straffe.
De Vijfde dag. a. vr. ^tjn öe «j?ngefen in ftaer fieertpe fïaet affe geblcben 1
Ant. j^en/traerfommigeft^bengetjbnöigt/ 3[of>8«44- De Duyvel is in de waerheid niet ftae.nde gebleven, 3|uDe ber.ff 6.
b. vr. ï|oe jrjn öe fonöfge «Engelen beranbert i
Ant. ©an goeoe €ngeten $\ fj? quaoe ^upMen getogen /
geheel tot boostoöfigbegebenöe/ i&am, 16.14. Deboofegeeft verfchrickteSauI, <jof> 8. 44. 1 Petr. f. 8.
a. vr. ^tjn öe SBupneten magtfg om öe tyome te beberben i
Ant. ©antftfj met; fëfeonnen öeb?ome taetqudtenenbeflrrj; öen/ maer fu futten noit |>aer geefïetrjfce fïaet en bajfigftept ober*
meefteren/ J^att. id. 20. De poorten der Hellen en lullen de felvi-
ge niet overweldigen, <^ab z. 6. J&att. 8. Ji. b. Vr. üMfe t#öe frraffe Der «Bubbelen i
Ant. &« fijn ut>t Den $emel gefloten / mafgebuupeninDeïM*
ftlje herDoemenjfe/ ^ftlbe «Ere 6- De Engelen die haer beginfcl niet
bewaert, rrjaer haer eigen woonftede verlaten hebben, heeft God tot het oordeel des grooten dags met eeuwige banden onder de duyfter- rhffebewaert, Matt.8. i9. J&att. ^^4I• c. Vr. $oe&'tmet AdamenEvagegaen* Ant- &pfjebbenbeiDe|i5oö£gÉbob nber-gefreben'/ <©en, %.6. De vroufag dat die boom goed was tot fpijfe , ende dat hy een lult
Was voor de oogen, ja een boom die begeerlijk was om verftandig te maken: En fynam van fijne vrugt, en at: ende fy gaf ook ha- ren man met haer, endehyat, i (CJttl. 1-14. b- Vr. ï©at toas De occafie ban oefen bat *
Ant. ünterlrjii booj net ooge / ijefetjoontjept ban öeberboöen 'W$> t HHaer. mtonbig boojöe jiete/ De toitettó m ©»<?b£fê/ öic |
|||
25 De vijfde
baer toe gebjunfit een statige/ en E»a fbgttorjs' te maften/ oatfe tot
beel fjeerüj&t; ftaet ftomenftonbe/ boo| bit eten/ «Den. 3.4. De
Slangeièyde tot de vrouwe, gy-lieden ön fu!t den doot niet fterven, .
bers" y. MaerGod weet, ten dagealsgy daer van eet, fbo fullen uwe oogen geopent worden. endegyfultalsGod wefen, kennendegoed eodequaet, 2 <Ê0^. 11. J. %xft\,%.\$. c. vr. 3fc ?ïoatn niet genootfaeftt boo? eenige bttnten-btoang •
totbefonoe* Am. $een: maer hn heeft Vptoilliggefonbigt/ en liet tig ber=
ïepben bag, Eva; getgfc Eva ftg Itét beclepben ban be ©unbel/ €tcl. 7.19. Dit hebbe ik gevonden dat God den menfcheregtgemaeckt
heeft, maer fy hebben vele vonden gefogt, i CO^. 11. 3. JfiOltl.f. 19. c.vn poefen balïiutten<©oö3ïfienniffe en tegsn fijn meimnge
oefchïet* Ant.$een/toant be tytm hab de Middeiaerban eeutoigfteib al ge*
ojbineect / tot becfofitóae u»t oefen bal i &oo moet ban be f eere- toelgtfoetenhebben/ bat 2Cbam ballen foube/ i petc. 1.20. De- welke voor gekent is geweeft, voor de grond-legginge der wereld, Cph.i-4- l&att. 10.29/30; c. vr. iieeft <©ob befen bal getoilt i
Ant. ®at befen bal niet té getoeefï tegen <Öob&toif/ i.s'figtelijft teberffaen/ toant «Bob hab befen bal gemafilijftftonncn beletten: bog heeft «Bob befen bal niet getoilt / met een toerftcnbe en goeb- fceurenbe toilfe/ maer hj* heeft be bat niet totïf en beletten/ maer toe- faten/ en beff ieten tot eere ban fijn gecegtighept en batmhertigheit. b. vr. «Baet befen bal Adam en Eva alleen oen i A nt. Been/ maec betoijfe fb btaren het hooft ban alle mcnfchen/ fbo toert haer fonbe ooft alle menfchen toe'gereftent / Mom. f. 12. dooreenen menfch'eis de fonde inde werelt gekomen, endoorde
fonde dedoot: Ende alfois de doot tot alle menfchen doorgegaen, in welken alle gelbndigt hebben , bcrff". 16/18. c Vr. j&aec i£ bit niet onregtbeeröig/ temeer/ betoijfe «Bob.
fej't «Fjerh. 18. 20. De ziele die zondigt, die fal lterven: deSone en
lal niet dragen de ongeregtigheid des Vaders ? Ant. ïf et i£ niet onregtbeeröia' bat men ooft töat qrtaets" lijs ban
bie / baer men toat goets" ban hab te bertoagtcn: Stteoubers" haec goet boo?b?engen/ foo laten fn arme ftmbecen na. «Babfegtmbïe plaetfe/ niet/ toat ftp bpfonberlijcft in 3ïbam/ öie het l?ooft ban alle menfcfjen toa£/ gebaenhab: maer toat h« nu boo2taen boen toilbe onbec lijn bolft: «£n bat in bien fin/ als' bit be Sfobcri namen/ te toe* ten: «Bob toilnugobbmgtige ftinberen niet opleggen be ffraffen Sie haec Diiber? foubeti fjetbm bersient: geïijft «Boa niet toil be fcin> beren
|
||
Morgen-oeffeninge. %f
oerca gcfraft jennen om be fonbc ban haer uitberg/ ©eut. 24.16\
kinderen fullen niet gedoot worden voor de vaderen, 2Jfieg. 14 o".
c- Vr. j^oe han een fonöe on£ toe gerefcent tooien/ öie nu fbo lam
Be geteöen i$ / en öaer be feinberen niet ban toeten i Antw.* «©eipbegehoojfaemheptChJitïions/ enonfefa'nberen
ook toert toetterefeent/ betneffie ooft ober beete honbert Afaren & ge* icntet. ©e bilufthept en mogephept beftact hier in/ bat 2Ibam rjet *?oott gefteft toajs ban alle menfehen/ fooüat <©ob't geen hem ober iuham/ aïlemenfehentoegerefcent: llfootoo?tgefept/ öatLevim wöjaftam |ijn grootbaöer/ tienbe gegeben heeft lange jaren te boo* «neecöpgebojentoa^/f efj. 7.9. ïRom.>- 19-Gelijfcdoerdeonge-
hoorfiemheyt van dien eenen menfche vele tot fondaers geftelt zijn geworden.alfbo fullen ook door de ongehoorfaemheit van dien eenen vele tot regtveerdige geftelt worden, 1 Co?» 15. *». a- Vr. ï©at flraffe té op fce fonöe ban 2übam geboïgt i
Ant. ï?p heeft <fëoö;sf2Beelt/ beftaenDeingeregtigheitjnheili^-
*Je't» teloren: 3&aer bp # be leröe berbtoefct/ fmerten en pijnen ?ön Adam en Eva opgeleit/en epnbelp hebben fp moeten fïerben/ «öen. »• '9- In hetfweetuwesaenfchijnsiuk gybrooteten, totdatgy tot
»erde weder keert, dewijle gy daer uitgenomen zijt: wantgyzijt ™r, endefulttotftofwederkeeren, <6en. 3. 13/17/ 18. ^ Vr. naat qUaet ^ tegenjs befen bat SDöamsi ober alle menfehen
^'- SBehalben benbfoefe banöe?tlerbe/ footé&aertioo; matte
nWhetrban be geboomte aen / een beröo?bentf>epöt in 3tef en lu VPae«i/ betoelfee oofcgenaemtto02t/ de erf-fonde, $f. $■<. 7. siet ,K ben in ongeregtigheit geboren . ende in fonde heeft my mijne
t^'^n , 3fo&. 14. r. Sftjfj. ï. f. A !* er'" ö£tiaÉt oef' teboggentnept)
tavrnL3'n m ontberinne banoe oojfb2onMrjftegeregtmhept; in ben w. r ^aet/ een doïfterheyt in het berftant/ een verkeerthcit het nuae/IflwegentöeDen / en een atgemepne genegenthrpt tot ftr"1I *»Oltl»7. 23 Ikfieeen ankerwetinmijneleden, welke
j ■ e5enflewetmiinesp:emocts, emiemy gevangen neemt onder . ï!» n ' ^'e'n mijne Ifden is , Jïom.6.16/17. ■/'■ ™* telberlep fd be erf-fnnoe *
biMtó ^™eeÖEtto; (1.) i'J befetbtge/ een toegerekende frf-fOnbC:
|
|||||
XvXtteel!"oe ban °««i twWmwOT tornt/ »3. f.
datuytvleesgeborenis, dat u vla», 3* ,4. ,.ff.f i. 7. J
|
|||||
z$ De vijfde
Bc.vr. J£oeftan beerf-fonbetaojbenboojtgeteett/ baetbeefftt'fc
beren gebogen tooien ban he"ligêouDer;si*
Anc. ©e mtóerj! telen haer fiinDeren met na De loop Der genabe /
maer ber nature/ Die bebogben té / gelpeenbefnebeSJoöe teelde een onbefnebe üint t en totjfe oubersf fomtijb? botte fcinberen. b. Vr. gi.s Dan hier boog be feragt en b$heit öer toille ten jjacöe berbgofon* Ant. 3fa/ïïom. 7. ïi. So vinde ik dan defè wet in my, als ik het
goede wil doen, dar het quade my byligt, {tont. 7.1 f /18. <25al* ƒ.17. c vr iEöaeromeilïöt'ïBDööantimiöenmcnfcöetet/ baer-toet»?
onmagtisté* Ant. ©obténietgehottbenbanspregtteöipen/ alijSftetmen*
fchdtjcfc geflagt onmagtig getoroben/ betorjl het ontfiaen in uptfijn eigen berftum: Cnooti/ ombatbenattterlpemenfcfj figfelbenin öefe onmagt en boo£heit nog behaegt, itom. i. 3 *. ©e menfch afe <©ob£frfrspfei; fcftjft altijo onöer <©obg JBetten/ IRatth. n. 37- Gy fult liet hebben den Heere uwen God met geheel u herte, met ge^
heel uwezklc,en metgeheel u verbant, bf. 39- Gy fult uwen Nae- ften liefhebben als ii felven, JH^att. 18. *ƒ/ 26. ïïom. 8. 3. c.Vr. foe fcitban€h#l#/|Eatth. 23. 27, OJerufalem! hoe
meenigmael heb ik uwe kinderen by een willen vergaderen, gelij- kerwijs een hinnehare kiekenenby een vergadert onder hare vleu- gelen , ende gy lieden pr hebt niet gewilt ? Ant. ^ïjgifïitófpgeelitöefhari^enen^ch^ftgeleeroeaen/ te-
toelfee na betmogen bethinberben / bat het gemepne bolfc tot'3fefwsf niet inogten fconien: <f>oo bat bit niet en faent ben ioille be,;; men= fcfjen feïbe; toantbele quanten nogtotgiefumintoeertmlbanbe Pbarifeen/ ber£ 13. ©ftefoomcn bitberftaetban heujeineitie feoïft/ foo # 't maer een beSnfs/ Dat De menfche een vryen wil heeft tot het ouaöe en niet tot het goebe/ 3jer'.+: 22. wijs zij nieom quaettedoen , maer goer te doen en wetenfe niet.
a. vr. ïfeeft befe berb02brnthe"t alle menfthtn berontrepnigt /
felfVoofi Maria?
Ant. 55a/ allemenftïen btebooinatuerlpegebefteuptman
en toOlltobOOJttomen/ 5f0h. ï*6- Het.geneiyt vlees"geborehis,-
dat is vlees, \>tx$f. 3°&« 141. €>olï ts Maria onrepn getoeefï/
inant fp erfcent een Zaligmaker, 3tuce 1.47« a vr. j©at tongten boert bcfe natuerlpe berbojbentheib t f Ant. Stille babelpcfonörti indoenett laten: tnquaöe gebag= ten/ iOOOpm/ en merken/ 4i5en. 6 f. De Heere fag dat de boos-
heit des menichen meenigvuldig was op de aerde, ende al het gedigt> fèldergedagte'i) fijnes herten, t'allen dagen alleenlijk boos was, |
|||
„ Morgen-oeffenkge. z9
SmiSn* Öfln öe mnW* lisfcanfbnben niet fcmwen ont*
n^t. fe?nncnönen/ öa* fHfêö* &er6oo?ne fonber (ïhtüMm
"i« hOnnen leben/ 55er. 13. 2 3. Sal ook een Moorman fij n huit ver-
anderen, ofte een Luipaert fijne vlecken? Soo fultgy lieden ook kon- nengoetdoen.diegewentzijt, quaet tedoen^ac^. 2. Wyftrui- fonj. •' öat ^P tïnjt ttgm €>m *Bet/ 13Jof). 3.4. De
b v1S°«.geregtIgheit? ^om* ?■20-
rim; 1'r 'f19611 ooïi be Stutten en beaeerten tegen <0ob£ 3Béfc= «n/at? fonöctiaen te merten > ftpiTi^^3: J?3"* öeftltJtgc toojben öefïraft/ öetotjle öe ieere een F'WJJ nerte Ctffc&t/ «5en. 8. j i. Het gedigtfel van 's menfehen kerte
|
||||||||
« Doosvanfijnerjeugtaen, JRatflj. i/ >9- JRfltt!}
|
1.21. 37.
|
|||||||
Wattig? m taM^z f°nöe/ al$i mra boet't serie
fenr/^!; ^ecn/ twactöettaoztooïiI3002«nöaöeïgfófbnbcaecc*
te dn men nt£t et1 tet Dat 8°"£t tó/ 5ïac' 4.1 r • Wie dan weet goet
b V ' £" niet,en doet' dien is hetfonde, jl&attfj. 2 ƒ. 3ƒ/ 36. niet enV^i9' ^etlt. 27.26. Vervloekt zy, die de woorden defer Wet
a Vr'ïïr^Pn. doende de fel ve, IrtCÜTU 2.9.^.2 < 19. Ant' rT* Wen terö«nen öe fonben ?
5R0m Ue doot wet alle boo&aenöe en botgenbe etlenbigfjeben / fulked'"'*' ^^weten het regt Gods, namelijk dat de gene die
b Vr™sa"doendesdö°tswaeHig7im,<©£n. 2. 17- ïtOm.6.23. Ant. Jffi^P8 ö°ot een ffraffc ban be fonöc ? ,
Tverelt inp ir *-^' I1- Gelijk door eenen menfche de fonde in de
tot alle m r u1611 'S' ende door de fonde de doot, ende alfoo de doot
fondeisdeedr,^«doorSeSaenis' ïfolM.26. De befoldinge der c Vr W* n' 3' '9 ' ^0?' '^ "• Beben jtjn? ^a*m ^* nofiöe seloobtjje/ trien befonben ber*
tan^nLftb?' al Is'f öat öc ^aïö öer f°nöe tecaefeen ü I nog*
foaot/ tónSr" öat De fonöcm'temm$Wte nature neeft 0?» ïkb»mé w £0° m öe ö^oo^iaen; €bentoel berfeptbe toot ban een oberhrhwJ8," 2e Dnot ^ 8°ÖIoofen. 55e toot ber gefeobfae tg «mdêdcSfiiSSiST* ,l6 'r',^liJkisindeoogendesHee-
ul-HjnerGunft genoten, ïïom,6. 7. i €02. iT. j-j, a Vv
|
||||||||
3 o De vijfde
' a. vr. 3©at fïraffen&erbienenbe fonben meer/atebetijbelijfceboot?
Ant. ©eeeUto!jjebOObtnbei?elfe/3IJpOC.6.8. Ikfagh.endefiet,
een vael paert, ende die daer op fat, fij n naem was de doot,en de Helle volgde hem na, ^jUbC ÖÜt^ ó. 3tpDC. 11. 8. a.vr. ^.s'er nu al eenhelle*
Ant. «©gjaïjet! ILUC. 16.14. opriep enbefepbe/Vader Abra-
ham ontfermt u mijner, endefend Lazarum,dathy het uyterfte iijnes vingers in het water doope, ende verkoele mijn tonge: wantikiijde fmerte in dele v lamme, j£um. 16, jj. 1 J^ett. 3. 19. b. vra.t©ati£i>eï?eïïe* . .
Ant. ©it toeten tap niet / maer ï>et tg ergens! een fefeere plaetfe
tieneben/ ÜUtn. 16. 3 3. Sy voeren neder, fy, ende alles wat hare was
levendig ter Hellen, Üftatt» 8. n. i^etT»3. 19. De geeften die in de gevangeoiflezijn. a. vr. Beffie $ be jtraffe iian öe ïfeife *
Ant. «©te ftrflffe # ttoeeberiep: (».) Het óntbeereni)an<©0&g
tjunfïe en genabige tegentooo^bipjegt/ 2 fltljeff, 1.9. De welke ful- len tot ftraffe lijden het eeuwig verderf van 'taengefigt des Heeren ,
en van de heerlijkheytfijnerfterkte, H&attl>.27, 2j-.3fipOC.2i. 8. (i.) Het gevoelen tan allerlep gtoufame pijnen en tormenten / in
ïjetmibbenbe^ijperji/ JRatt. *j\4*. DanfaldeHeere feggentot
die gene die aen fijne flinker hand zijn: Gaet weg van my, gy ver- vloeckte in het eeuwige vyer't welk den duyvel en fijne Engelen bereitis, JtuC- 16. 24. Ik lijdefmerte in defevlamme, JJ&att.8.i2. aopoc. 19 2°-
b. Vr. $oe lange fal befe pfjninge buren i
Ant. «Betotg/ fonber einbe/ of «erltgtinge/Ipoc» 20.1 o. Syfuiier.
gepii nigt worden dag en nagt in alle eeu wigheit,$lpO« 1410. JHÜar.9.
c.vr. üöaerom fullen befe pijnen eeutoig burend
Ant. <©m bat be tierboembc eeutoig in ïjaer fonbeh Mijten: ©og infonberïjent / om bat be fonben begaên too?ben tegen be eeutotge. en orietnbtge JHajepeit <©0b£/ i&am. J. 25-. Wanneer een menfche
tegen den Heere föndigt, wie lal voor hem bidden ? ïlfBJ. ' °- 31- Vreefleiiick is het te vallen in de handen drs levendigen Gods. a. vr. j©atfonben terbtenen befe fïraffe ber felle i
Ant. Me fonben groot en Mein/. m tot het minftefonbigetoooft toe/ Ittatt.y. 2i. IÊtèegeu: wie tot fijnen broederfegt. gydwaes,
die {al ftrafbaerzijn door het helfche vver, .ïEtatt. 11. Jó^aC. 2 'o. c vr. gijnbec ban geen ter geteïpe fonben / bie alleen een ttjb'
Ipeffraffe terbtenen* Ant. Been: toant be fonben terbtenen aJf e fonber onberfetoit /
be eeutoe bOObt / Wam. 6. 23-, Debefoldinge derfondeisdedoodt, JStatt. f* * i • ©e»f. * 7- * *■ Morgen- |
|||
Morgfcn-oeffeninge.
|
|||||||||||||
3*
|
|||||||||||||
Morgen-gefang op de vijfde Dag van de Maenc.
Stemme: Pfalmiïo. Uyt den diepten &c. u O&cB?icfceIp berantfren 3. Adam toierb öoe een &pittec
vy 3|n ïtemet en op aerb! 5Jn 't stocet öooj epgen fooot: «tol €njj*len met malfcanb'ren «En Eva t^ceg fcer bitter |
|||||||||||||
«pojben ban boofen aerb:
|
©e fmerten ban haer fchoot.
|
||||||||||||
gl'ötealjsiigtenftonöen
®«?«Bobtnheetlpheï>t: ®« k&sen nu gebonben 3!n^elffcöeöiipfïerh>t. *♦ <©e flang boo? buibefê bonben/ wrofEvaöaeö'lpaen/ «n bjagt ftaer beib' tot fonöen / %*w$l boe toa£ 't jjebaen: <|oe fag men &atan£ loo^&ett / ^n öoe men 't ftab gemaefct / ^°e fag men fn be bootst / «nsiel/enltehaemnaefet. |
<©ob bjeef fjacr firafesf unt Eden ?
©e bloefc beröo^f bet ïaiiDt / <©e booübetbojf be leben/ ©e fonb'/ wil, en verftand.
4.2figoub|ïe2&e|ïe-baberi
i©P3tjnboo?utocnbat 25eb02ben af-te-gabcr / SSebo^benfteelenal: <©n£ b2epgen alle bïoeften / €n hier/ en na De$ tfft JBat raet fulfen m foe&en* ïöpstfn het leben qtnjt. |
||||||||||||
Van Gods Voorfienigheid.
De fesde Dag. JL vr f eeft <©ob fijn ïjanb en fo?ge ban be ©erelb en ban ben
^wifefiai nietafgetrocfeen ban faiêgen be fonbe} . Ant. jseen/ maer ft» beeft affe ibchepfelen onberstjn vooraie- "'Rhe,d en regerenbe magtbehouben/ let. 17. iy. Hy geeft allen ö«leven ende den adem, Pf. 104. ao.SEet 17. »8.
a«hVr' ^De fiomt &Et &an/tat,cc fiJObeef on-02bentcrpe ber=
f^^nsen / en bertcoeftingen in be l®erelt boojbatlen / booj 002= m1/ toaternooben/ etr. > inr;% batjtjn betoriïen ban «5ob£ regtbeerbtge regeringe
'nnetttraffi>nbanbeboo^/€5ecft. 14. *i. AiföfeitdeHeere;ikfai 'jn vier boofe gerigten, het fweert en den honger, ende het boofe
.-«lierte, endepeftilentie, fenden tegen ferufalem, om dacruyt men- ,2' en<1ebeeftenuyttemeyen, <£fai. 14 28. Mk% *'• ll- ht'th ^aeE/ inbicn «5ob aHejt regeert/ ftoefeomtïietöan/ bat
A ,°*n tet Pft / cn öen toornen beeWjtë qu'alnft J
qualfft / ^rt oen 6oftn n0It toeI/ nDn- &Jt 8aet öen bjomert not't esenf1 ^fli» ?• '°- See^et den regtveerdigen, dat het hem wel
godl f datfy ^6vruRten herwerken fullen eten, bf. 11 Wee den * 0Jen» hetfalhemqua!ijkgaeo:wantdf vergeldingezijnderhan- delin-
|
|||||||||||||
3 2 De fefde ,
delinge fal hem gefchieden, 4EttL 8. i */ i f. i Ct'm. 4- 8»
c vr. ®lnt men nogtang niet torttijomc Itcöen öic armoföe/fiefit^
öaHingfefjap/ etclijDen/ teeb#len De goDfoofc alle£ öetittetït geert
$toen|ïl)en* Ant 3!a: maerDitmae£tDeb?omenietongelucfiig/ nogteDe
goöïoofe gefucfcig / Detoijl Defe berfoefcingen boo? b^ome oetoijfen 3 ;n faan <©OÖsS taberlijCfiC ïiCfbe/ ^etl» 12. 6. Want dien de Heere lief
heeft kaftijt hy, enhy geefielt een ygelijk Sonediehyaenneemt, pr 119 70. Ü01tt.8.28.Wy weten dat den genen die God liefhebben alle dingen mede werken ten goede'. <©0r5 $ 6e bOOgfooet geen ge> ïnft boo? 6e goürofe/ taant hier Don? toogoen f? berljarot in De fonDe/
en fraer oojdeet too^t alfoostoaeroer/ ffeï). 12.8 Maer indien gy forMer kaftijdinge zijt, welker alle zijn deelagtig geworden, foo zijfi
gy dan bafterden, en nietfonen.Pf. 73. 17/18, Immers fetgyfe op gladdeplaetfen, gy doetfe vallen in verwoeftingen, 3[et.H.i/j. a. vr. «©act «Boog botulïenigljept obet aHe tmigen *
Ant. 2!fl/ *^ffl'»4f-7- Ik formere het ligt, ende fcheppe de dui-
fterniffe: I k make den vrede, ende fcheppe het qüaetj ik de Heere doe alledefedingen, €pï). 1. ir. Jffom.ii. 36. a.vr. !©Q2öen De groote Dingen inDenaturebantööD'&efïiertf
Ant 3!a/ IKatt§,5-.4f. Hy doet fij n fonnêopgaen over boofe
en goede, ?nde regent over legtveerdigeenonregtveerdige, 0[oO. 37.y/6jf.nn.
b vr. Kegeert <S5od oofc De groote Dingen tn % anDen en &teDen t
Ant. 5ffl/ <Ban»4. if. BekentdatdeAlderhoogfteheerfchappy
heeft over de Koninkrijken des rrrenfchen, ende geeftfe wien hy wil, Pjab. ui- 5Toö 11-13/ *4-
a. vr. töaet t0oö£ voorfienjgïieid ooft ober De Mepne Dingen in De
naturel Ant. 3Ta/P£ I04- '•4" Hy doet het gras uitfpruiten voor de hee-
ften, ende het kruyd tot dienft der menfchen: doende't hroot uyt de aerdevoortkomen, pf. 147.9. Die het vee fijn voedfel geeft, den jongen raven alffe roepen, JRtatt. 6 2ó7?o. c.vr. <6aet «Etattë voorfienigheid oofe ober Deboojbaflen ban
on£ febr^ in boo?fpoet en tegenfpoet •? Ant. 5fa/ 1 ^>am. 1.7. De Heere maekt arm, endehymaekt rijk:
Hy verned-rt, ende hy verhoogt, JPf. 111. 7/ 8 Pf.7f7/8- b. vr. «E>act oofi<0oD<f voorfienigheid ober De b$totïïige fafeen
Die aen ontf enne toille fcgijnen te fjangen } Ant. "yfó/Tïer. 10.13. Ik weet, 6 Heere! dat by den menfche fij-
nen weg nisten is. hetenisniet byeenen mandie wandelt, dathy fijn gang sigte, «ïcfö» 7. »7- 3^20i>. »1.*. DesKonings hert is rn de hand
|
|||
Morgen-oerfeningé. g|
hand des Heereji als water beken, hy neygthettot al dathy wil'.
,„%Xr. ^actOoötf voorfienigheid ooft obergErfncjé/ engebtut;»
Art $m' w6p iKMfcPnentescftgteben * ' !t- jB/JlRat. 10.19 Worden niet twe muskens om een penning?*
enverkogt: en niet een van defe en lal cp der aerden vallen fonder Jiwen Vader , Pzob. 16. 33. Het lot wort in den lchoot geworpen » "Tairhetg.'hi-'thheleitdaervani'svandenHeere, 1 fitq.n. 34: AVr -? ac^ öff voorfienigheid ooft ober fonbige inerfeen t
, . *}*',. -Ï3' JljCt, 4 27 Inderwaerheidzim vergadert tegen u heilig
Kint |elum,wetken gy gefalfthebt, beide Herodes, endc Pontius Pila-
■ > ra."t de Heydenen, ende de volkeren Ifraëls, om te doen al w*t
we hant en ratt te voren bepaelt hadde dat gefchieden foude, ©et!»
4f. f/7/8/9/20. j&attn .2. n/12.
c- Vr. gij? (Opt, j,flri an 5Cutftcitr en IPcrfmeefter ban De fonbe * fnn^ir ^^Pffctjp öte fulfeTfbube berbrn frggen: tetqtiaetbec JS,uc/omt met ban 45oö / maerbanDe©ii«beI,' en ben tncnfcïj t vri^T torfi '-0 aItÖö Ö°c°/ En &eili0/ ©eilt. 3 2.4. Hy is de Rotzfteen
^s vvtrk volkomen is ; wantaüe fijne wegen zijn gerigte: Godis
1 os*' en^e sn 's 8een onre°8t: régtveerdïg, ende regt is hy, %i'Si ï«n r-■ '* ''' Niemainalshy verfogt word, enfegge, ikwojde v"'-t verfogt. wartGoden yeifoekt niemand.
A r' ^tanig $ ©ob^ roorfienieheid ontrent öe fonöe i
SmDm» ^! ^ ®°~ö Iaet De f°nDen Cte^f»ïeörn fonber De felbige te ber* }■«.»•. 1' 38Ct» 14 ï6. Welke in de voorleden tijden aüede Heidenen
|
|||||||||||
\at2i W5n^k" '" hare wegen, JRoitl.
|
|||||||||||
1.24.
|
|||||||||||
foo m r ■ £ ^eere $dt Pat£n b002 ton f°noaiCr / mi>t fsoiiD Ijem af*
L '" lön beötoang / Datïjn niet alle fonbaibeD#ie/ Diefjpboo?» tegen Ö3Er ^'fw,ï tW &EÊ^ ®m' 2 °" 6' Ik heb u oot belet'van
te ratm^t: fondigen: daerom enhebbeik u niet torgelaten haer aen ,-' 'n>• «eg. ^.4.
n!s bè {**%* titftim De fonDaer^ na jfjn bul / tot fcoöanigen ennDe/ Ijcit/ öi>htt-üt ftjnmeeitecerebanqcregtinf-.eiti / ofbarmfiertig* bjerji, j., ,; ,3 co?beclt; gelijk «n ïuijiter/ een toceiï paert/ <£fa. i •♦ e-'i zaor-'r, ,een ^'l'e roemen tegen dien, di«j Haer mede houwt? Sal
fender?f Pcicf'en , tccen ^en , di'efe trekt, <£fai. 1 o. ó. Ik fal AiTur UÓ ORnnse,en hl"'chelfch Volk, &c. 011« o^^I'feftobfrfommige fonbaers een tnfanbere / enboo^
toacr ön0j i^j'fte / Dog alttjös? em feer regtbrerbige regering* / oogfn vtrf.i-^1 öaEr verblind m verhard 'Joh- 12.40.Hy heeft haer
h. Vr rt*"'r' ende baer herte verhardTirtOm. 9. 11. ÏÏOm. 9. 18, *nr[[enbrtHCt ^0^ vooifienigheid cofe obcr'tqtiaetöerfiraffeB
|
|||||||||||
€ 44h'
|
|||||||||||
34 De fcfte
Ant. gjat €nbc bit alfoo/ bat befeere ïjet qita&e öer fïraffc
Suerlit en toefenb / 3tm0^ 3. o. SaldereenquaetindeStadzijn, dat
deHeere niet en doe, <ÊfÖ. 4f. 7. i,CrJ?en. 3. 37/ 38. c. vni. ^angt be ttjD ban on.s leben en fierben oofc aen <0oö*
voorfienigheid ?
Ant. SJa/^OU i,4.f De dagen der nienfchenzi'inbeftemmet.hct
getal fijner maendtn is by u , gy hebt fijne bepalinge gemaekt, die hy nietovergaen en fal, jfOO 31. 1 ƒ» Pf. 139. 14/ 1 f. c. vr. «tan be ftwnfcfje ban fijn lenen niet bertojten nog tor*
lengen i Ant. ©emenftpanfooberrcfïjnIcbentoetberto:tcn/ batfj?
tornt te fierben eer be pale ban fijn boot / in be nature gefielt/ geto* l men té: BDantbte palen jtjn ontrent tfrrentig-ortachtighjarep, Pf.90.10. jjaaer flfébemenfci)eineta5absboo2!lenigï}eiibrno?t bergeleften/ fto ton ï)" fijn bagen niet bertojten bat té/ pbermen* fcfte fterft op üit tijb /"oetoelto <©ob gctïelt ï)cefr. c. Vr. &oube ban <©ab befTaten Ijeuoen bat befe menfc&efaïber-
Djencfcen/ een anber bermoorttoojben/ een anber boot ballen/ een anber op fijn Uitüe fterben / ètc. i' Ant. g|a/ toantbe^ee/ totïanb ' ben<©o?togl) etc.leggen
foo toet onberoSob* boo^ienigïjeib / al* ftetbebte: ©ie tn fjet toaterfïerft/ tornt niet meer bp gebal in ben Seniel of in belette/ ban bib op fijn bebbe fierft: ©e boob bp ongelufi té oor boo? «Sob* pjObtbentie/ <ê rob. 11. 1J. God heeft hem zij n hand doen ontmoe-
ten, ©eilt. 19. f. b. vr. ^*ftetboo2 ^ob niet onbetamelijk/ batïjnljemmetfoa
fcleine en geringe bingenbemoept i Ant. aBantfcrjmct: ftet té niet onbetamelijk/ battöobregere/
't gene fjn gemae&t Beeft; en bat $)? boo? be genngfie fc&epfel* fteité/ grbote oortceten fomtijb^uiitboere/ «Jcrob. 8.16. Vorder feide de Heere tot Mofe, fegttot Aaron, ftrekt uwen ftaf uit, ende
flaet het ftüfder aerde, dathrttot Luifen werde in den gantfche Egypten-lande, <ï:rOb.8.1. ^Otl. t 4- c vr. gfnöien alle bingen gaen na €>oW voorfienigheid, ge*
fcljieben ban alle bingen noatfafcelrjft 1 Ant. 45ob* voorfienigheid fjeeft een fefcer einbe en nittomff /
foo bat alle? moet gefcBieben cjrfp^Bob toil; JSogtaité ten op< 3igte ban on* menfcfjtti/ foo laet45oaon*öe Dingen atétape en Jje&eUritjfte |Ien/ P?Ob. 16. i. De meniche heeft fchickinge des her-
ten, maer de antwoord ter tongeis vandenHeere, 2ÏCtOJ. 4- 17/ "• giofj, i9.ber*33/36. c.vr. gtjn ban alle raetflagingen en gebeöen niet toegeeft m .
|
|||
Morgen-oefTeninge. S?
Ant Been: lEaer ïnteeenbeel/ Defetotge sijn nobïg/ btto$
«PaDbaEröoo^fïinvoorfienigheid, al£ Cdo2 intcöcten/ Mtipt-fcoe* ïttl/ 5^an. 9.1. Ik Daniël merkte in de Boeken dat bet getal derjaren
van het welke het Woord des Heeren tot den Propheet Jeremum gtfehied wa«', in 't vervullen van de verwoeflinge Jtrufalems, tfc-> ventigjaer was, bCfJiJ. Endeik (lelde mijn aengtfigte tot God den Heere; hem t■:• focken met den gebede, met fmeeckingen, «net vaftcn, faj(, «ndeaflche, 1 &am. 7. »7* WpOU ii. 17/ió. , ;• >f Vr-'<iiaet ftoEöaniae werkmge jjf©oD t>e|ïs ontrent arteffjB
HA-tw (i.) j^eteentoerfungeberonderhoudinge, $te6?>i. ?» H/ draagt alle dingen door het Woord ïijner kragt, 3£ct. 17- »ƒ/ i8-
• (■-.) «èoo? een tnarfetan regering enbeftiering aller tongen/ €f.
4f • 7 Ik formt r.. het ligt en fcheppe de duilrernific: Ik rnake den vre-
de, en Ichïppt; het quaet: Ik de Heere doe alle dele dingen, (9Tfj?»5.3 7. b-Vr. ï|otonDcrt>oiiD <ïBcö öeTcfjefifilrn ^
' Am. Sommige fonber eenige ttiflïï>En fcotncnbemtböeiM/ n&= "Wijft/ befenieï/ De 2l:erbe/öe «Jengelen/emfe hielen/ etr. Scnv j?'§e örjoj tuflïljcn feomenöe tnibbelen/ $of, *. io.ik lal, fpreektde P eere cieri H, mei verhoren, ende die fa! de Aerde verhoren, berg? % 1'.
aerijefalhet Voren verhoren , mitfgaders de moft, endede
7' Ende die fullenjizreèï.verhoron, j^f. 104. 14. 9trt» 4-17- '■"
urt;,Tl 3£ öe Aimagtige tan aen eenige niibbelen gebonörntö
Jk .Ult*öerfeen ban $ijn voorfienigheït ? nt- J^eenr i <êatn. j4.ó.By denHcere en is'geen verhindering om
cv^"0iTcn,lioorvele, ófdoorweinige, l'Cj)?. 14. 14. ©fln.3» 17. *c» ^ regeert <i3oo be rebenfoofc ^cïjfpfeFen l
|
||||
*©rn '■""gs •■ de ordrninge der Mane ende der Sterren des nagts
'nO'en «rW°e mcn "tëoöjf? «geringein te nature tor! fionnen |:en /
Ant «f m$ CI1-S ött nift cn cptnbaeröe l '
li'mtctoffov teatlt mi"tofrni?£mtin keftenenfcruïben/een fonber* fcijenlür/ °^e' ^lïiijïjeit/ cngebienfrigrjept torens? men* lelvi-*ziin .'3° 14 Dez vierwjn vand. kidnlted-rnerde, dolgde-
tatden^WlJS'm<;tvvi'shdd wel verflcn' *>f' 25"a6 $>#& 6 (\ (*«t a. Vr inf ' £Xl uyaert> 'firt hare wepen, en wort wiis, ^ftf'. 87. Ant' «u?1 ^00 nifr lll0föe a^ np brfï tingen foo herfomtf
40 28, EnEEn5 toant bc Ï9erre ïjrcftcenJltiTiantigïntoiïïè/erafc God, deH Weetg>''cnitt? en «ebtgy niet gehoort, datxleeeuwige'
ecre, de Schepper der f-vndert der aerde, nogmoedei nog
& * XQtK
|
||||
l& De vierde
mat en wort, $f. 53.9. Hyfpreekt, enhetis'er, hy gebiedende
hetftaet'er, 3fij.10C.4- 11.
c. vr. foebanig erkent mentöoo tejtjn/ uitbe cmtetfjoubingt
«n regertngc ban Detncrett ? ' Ant. If iec 000^ feennen top «5ob£ Algenoegfaemheit, Wijsheit,
Magt, Goethdt.enRegtvaerdigheit,3CCt. I7-15". HyenwoMniet van menfchen handen gedient, alsietbehoefende: alfohyfflfs allen het leven, den adem, ende alle dingen geeft, J?f. 8. 1 1 (ïtm. 1. »7. |
||||||||||||||
Morgen-gefang op de feite Dag van de Maent.
Stemme: Jpf, 6, Wiltmy nietftraffenHeere, &c. |
||||||||||||||
F
|
||||||||||||||
«©ntein ban alle jegcn t
tloegaeöiffjtjnutoecjcn: |
||||||||||||||
?. ©e &on rijft om religiën/
©e Donöer toerp baer feftigten / toe regen ftojt: betoint |J©aett na n tóelgebaHen / €n alles? moet untbatlen / $a bat gp^ijt getint. 14. <©p Weet ons? belt met bntgten «Jönooet een anber fugten <©ber 't onb?ugtöaer bal: ;©ee£ moet gj? bttter Jneenen / |€n bfe gaet blp öaer ïjenen: «Bpjijtfjetalinal.
|
||||||||||||||
MtofftJjert/enuutagt!
<®p feonb on.si at boen fierben/ €n'tgrooteAibeöerben/ ©at gp hebt boortgeb^agt. 't$$ toaer/ gp ïjeöt u flagen /
©m iant en bolfe te plagen: iiogtansf al taat'er leeft / W toat be lugt booj bficget / 3UI toat öe sec öoo; Mt'ebet / Oji fjjrj.0 en boebfél geeft. |
||||||||||||||
Van de Verkiefinge, en Verwerpinge.
Da fevende Dag. b. vr. Treeft «5aö eemg anöer befluit rtemaelit ober ïjet menfrfje-
Ipe gefïagte / afé liet beflutt ban lijn voorftemgheid ? Am. fahn: UDant Ijet oeftuit ban bc voorfisnigheidfiet op bit
tijbtijk leben; bog öe wens heeft ooft fijn optigt op de eeuwige dcot, ot op het eeuwig leven: tóaer ober <6ob oofc fijn raeb en befluit heeft gemaefct/ jjftatt.2r 54. Komt gy gezegende mijns Vaders, endebe-erft dat Koningrijk, 'twelkubereïtis voor de gront-leggin- gederwerclt, %Ut. ti. 31. ©an. 12.1. c Vr. üfoctoojt bat befluit genaemt*
Ant. <ï*e goölijfo prsedeltinatie, oftC voor-verordincringe, SEpfj.
1. f. Die ons te voren verordineert heett tot aenneminge tot kinde- ren, Som. 8.19. C Vra. f eeft (00b ban met een voor-verordineringe onbcrjïhept
gemaefit tuffrhen be menfrhen i
Ant. $[a / ■■ i SCÖ«(f« f ♦ 9« God-en heeft ons niet geftelt tot toQf-
|
||||||||||||||
Morgen-oefFeninge. 37
he'im" tot verkrijginge der zaligheyt door Jefum Chriftum, ïïom.
•'•7. «om. 9.18.
,, Vra ï?oe toert Die voor-verordineringe genaemt / ten aen|ïen
wnuKjalijj tooien?
A n.t. ©e tefiiefmge/ <£pïj. i'«4. Gelijk hy ons uitverkoren heeft.
Awatt. Z2.14. ütonu 9.11,
a. vr. JDflrineCC geeft 43ob öefe verkiefinge gcpacn ?
, Am. 3?aiUt'Utol8hf!t;ti2p^. j.+.Gclijkhv ons uytverfcoren heeft'
m hem, voor de 'gront-legginge der Werêlt, iftatt. if 3 5 • 1 (3Tun. '• '9- D_ genade gegeven voorde tijden der eewen: b- Vr. «jpaet De verkièfingetfoer upfontrcre perfonro ?
Al" 26'a/ ïjelpat.s een honing fommigc ban fijn <©nDcröanen / Wet namen acr.teifeent/ f^fjiï. 4. ?. Mijne Mede-arbeiders, welkers
n«nenZ:ininhetB<>ekdeslevens,ïtan. 9,13, x ®0eff. 2. 1 J. a-Vr Etjnaïïemenfcïjeni^tbfïhorcne?
Ant. jfceen: maet Ijctraintïe geDeelte Der menfe^en i? tf tber* «Oten/ |j&attïj. 20. 16. Vele zijn geroepen, maer weynige uit-
^rkoren.ïtom.?. 1? ïfam. 11. 7. r^'Vr. J|0eft'it Dan JPauIltf/ ïCtm. 2.4. God wil dat alle men-
lchfn talig worden? Ant. Alle,fcetefeentrj-ieraiierleymcnfcrjen/Tjeojjeenïofje:5FoDen
^%iDerjen/ al? fclljfitb£r£ i.Dankfegginge voorallemenfeheh :
~attë/ boo? allerlei/ oelijfe ï>et foo toogt ijcrhforrt tof- !♦ voorKo-
i,'!lRen' en alle die in hcogheit zij n. &0 Dat Dit!?/ 't fcfbC Dat JPailttté
^ iiitfi^eefit/ SSom. 3.29. is God een God derjoden alleen? Ende
. *n «hy 't ook niet der Heidenen? Ja, ook derHeidencn, <0al. 2. 28,
alj"Vr- ï|ne feit Dan PauIuS/ iCntl.4. 10. God i« een behouder
c/rnenfehen , maer aldermeeft der geloovige ?
öjaprl1? ^acr/ cn ï>efeïjermt ijaet inDitleben/ marr allrrmeefï
fchen P ^e ^00? öe CeïOOiiiOe/ Pf 3 6.7. Heere gy behoud men-
b V*n»\ n'ï^f* 73 '' 'nimersis Goil Tfraël goet. i» nt ^at ^' <i5oö'ÏKSjJOBcn tot Defe berftictinge ?
<gpj• ^n.ïïip nietanDer.sigeopentaert/ al^oD** welbehagen, kinri ' ^' D|e ons te voren vtrordineert heeft totaenneminge tot
Rnm'en °°°r lefum Chriftum , na het welbehagen zijns willens , a°nvV^-^ttI>.,2f. g J. tcbtrftjtf v Zoniet uttecjjen ccojcnfegoeDetorrtói/ cm 011.$
geer) eenl^1' ^c,n T '♦ *• Indien htt uit de werken is, foo en is 't
tiKnL 1>lttr' 2(ïim. 1.9. Niet na onfe'werken, maer na fijn KnVüornemen)€p&>i,8/9, € 3 c. Vra,
|
||
|S De fevende
•.b.vr. %0 <©ob m'etöeto08enomon.étei)erfefefentiD02onisiboo^
geilen gefoobe* .* ^-. i/ Ant. j&een/.toant Fjet gefoobe is" een bofgenbeb^ugtop beter*
fee|inge / 3ÜCt. 13.48. Daergeloofdenfoovcle, ak'er geordineert
waren tot het eeuwige leven, Cpfj. i.f, ^fofj, 10.16. .-c. Vr. ïfoe fept Dan PautUiS/ ïfeb. 11.6. Sondergeloove is 't on- mogelijk God te behagen? j= Ant. 3£at té te feggen; fonöer bit gefoobe/ Dat God is, en dat hy
een belooner is der gener dia hem foeken, bf.ó&al niemant goöffllijj
na^ob^JBettentoanbefen/ ïïom. 14.^3- 'tGèneuitdefcgciöo.vé
niet en is, datisfonde. ©og top jrjn tiitberfjoren/ eer top «5oD be= Öaegoen: battë/ eerbattopboouengefoobigentoanbeltemaen* genaettl toaren/ÏÏOtn. 9 u Als de kinderen nog niet geboren wa-
fen, nog iet goets, ofte quaets gedaen hadden, 2 <£im. 1.3.
i'c; Vr. JHaeC/ in Chrifto uitverkoren te zijn, €p|j. 1.4. 3$ bat
niet te feggen/ afê gefoobige aengemerfct te 5ön i
; Ant. $Jeen/ toant top tooien oo&gefeitin€fj2itïo geroepen te
5$n/eninhemdeverlqflingetehebben,bf.7 .ï®tWi.9<'ttoeffelWO*
rans" gefcfjiet ffl eet top gefoobige sijm J&aer fjet öetefcent fto beet
af«y door hem-. Dat fjS/ om Doo? fjcm tot De safigfjeit getaagt te too^ ben/ geltjïlFjetbKUtberMaert/ bf. f. Dieons te voren vtrordineert
heefttot aenneminge tot kinderen doorJ .Chriftum.^Ep. 1 Cof. 1.16. b. Vr. 2M.S- Pauiltijfeit/ €pf> 1.4. Gelijk hy ons üytverkoren
heeft, fpjeefct fjp ban niet ban gefoobige i '■
'Ant. gfa fjp/ ®03 met altfoffp gefoobige toarengetoceff voor ae berfeiefinge: maerbie n« door fjare berfeieilnge geloobige toaren getoO^ben: gefp hp feit/ bettS 7. In welken wy hebben de verlofiin-:
ge, 1 (Cira. 1.9. €pfj.t. 9-
c. Vr. JEaer fjoe fept ban SJaCObusgiaC. i. f. En heeft God niet
üytverkoren de arme deferwerelt, rijk in 't geloove ? Ant. gjacobirêtoilfootonnig feggen' bat ïjet gefoobe gaet hop?
Öe berfoefinge / afó fjp toit feggen / bat / Erfgenamen des Koning-
rijks te zijn, gaet boo2 be berfjieiinge / 't Voelft is ftet epnbe en ne*
©olg op be berfiicttnge/ let. 1*. +8. J&aer be fin is" / bat <©ob be arme oofe fjeeft berfioren / opbatferpfoudfn^ijninbengcloobe; <@fte/ öat omarmenaoenfieïjame/ Die njfcsijn in ben gefoobe/ ao&ban<@oDber&orensiJn/ j&att. 1 ».if, ik dankeu vader,datgy defedingen den kleinen hebt gpopenbaert, r »£[0J. i. z6,
b. Vr 5&etotjfC fjet «Jcitangelitim feit/ dat die" den Sone gelooft. het eeuwige leven heeft, <3[bfj. 3.16. &trijb befe ber&ic|inge fjiet
niet tegen aen * .Ant. $een/ toant bie <©ob ïjeefttenlebenberfioren/ eerfege*
loofbefl/
|
|||
. - Morgen-oefTeninge. 39
SStS/ H^i<ot Wtbeboorgenomen&etgeloobetegeben/ om
^ita«p°°? fyn toerfeieimgeiiyt te toeren/ enfoo na oeMoften oesi ^"«ngeiitim.sfjaerjaligte maken: &oaöat/ riieindenSonege- fcmw,' f°oöan'5c $n/ toellieeouiianeatteightiDfieeftimtlierj OITU 8. 50. Dit hy tevoren verordinetrt heeft,dit-heeft hv ookp-e-
|
|||||
J '-lu Chrirti, die ons gezegend heeft met alle geefteiij ke zegeninge in
den Hemel inChrifto, ftoill. 8 28/29/30/51. €pf). i.j. a. Vra. gijj oe verkiefmge baft en ontiEvanDcrlfjfe ?
Ant. 5fa/ 1 ffini. 1.19. Evenwel, het vafte fondament Gods
ftaet, hebbende delen zegel, God kent de fijne, $ïom. 9- M- Opdat het voornemen Gods dat na de rerkiefing is, vaft bleve, 3Ï0J). 10.28. Mijne Schapen fuüen niet verloren j»aen indereeuwigheyd. b Vr. j|pe jijt tan PettU£/ 2ïSt. 1. 10. Broeders beneerftigtu om uW£ roepinge en verkiefinge vaft te maken ? Ant ©efinijj/ oatrufjarrnemoeDöirr ban moffenpen te ber*
fêteren: Oetoijlè oe verkiefinge ttoee jegelen ïjceft: een aen Cwojsi 5|)Öe/fijn vafti voornemen, ÏÏOm.9. 11, Her ander, Ofn Ollfe Stjoe /
fot onfe berfefiertng: Het geioove, fcragtig oooj goeöe toefkn/
1<G0|, 13. 5-» Onderfoekt ufelvenof gy inhetgeloovezijt, beproeft
Uielven: Ofte en kend gyufelven niet dar JefusChriftus inu is, tenzydatgyeenigfiasverworpeüjkfïit, 2 (Ciltt. 2. 19. c. vr ^oe t.s oanöittijengcmententeticriiaen €.;ecï}.i8.24. Als
de Kgtveerdige iich af-keert van fijne regtveerdigheid, hy fal in fijne
lonclen fterven ? Ant. ^oö ftefooe nature ban<Vwer tioo? / oir ffraffenfjeeft
«rc? Boöloofe ,/ en op rwiDitie &tooon 1? te fb'ge&cn/ $tr. 18.7/ 8. *iaaerna het Euaneelium fuürnrcatbctTötgenoPtgerjeeltanfiöer SecCQttöfjeyö af-tapen/ €;$rcl> 3*5. 26. Ikfalu^feitdeHcere.een
mtu hertgsgeven, Uf. 27. Ik fal mijn Geeft geven in het binnenfte J*n u: En ik fal maken dat gy in mijne infettingen (uit wandelen, en °Wnc regtenfultbewarïn, e.n doen,4c$tt& n- ^9- !$&> 3 '-?1/??- nie* Vr' ^Oefei't Dan .PtOfef/ièjCOD. 3't ?2. Indien gy hare fonden. htb?*T&Cvtn fult, foo delgt my uit het Boek, 't welk gy gefchreven tar,'1!' .^ofeji fjjxcfct niet ban öetSJocfioerberïueimge/ maec
al np^^offe De^ttjbclijfecnleben?; rntoiiDelieberlterben/ tan
Waffen ban oDo&jü tnlfi aenfien; JEant oe berfciefïnge qtiam
€ 4 öfaj
|
|||||
40 t)e fevende
fitet niet te paffe: be fïraffeen ftmöen be£ bolfcs feonben geen reben
jtjn / om JÉofen in be ïtefle te boen Éomen / beel min / bat ïjn bit fcerfogt foube jjebben/i Sïeg. i*. 10. €(ai. 39.8. c. Vr. g$ ïjet ban niet eben een£ / of de uitverkorene goet boen
pfnkti Ant. Heen/ toant booz ïjaet goet boen moeten fn ïjaer berfe^
ifteren ban baer berfeieiinge: inbien fn onboetbeerbig qnamen te ïeben/ ert tetterbeninfonbe/ fob fottbenfe berforen gaen. JBaer <n6ob jjeeft betooft ftugete bjagen/ batfe totfoo een goutloofen trein be# lebend niet berbaften/ ^er. 3 *. 4°- ik fii en eeuwig ver- bond met hen maken, dat ik agter hen niet en lal af-keeren , op dat ik hen wel doe,Ende ik fal mi| ne ereefe in haer herte geven,datie niet van my af en wijken i $etr. f. y. ïfcb?. 8. i o. b. Vr. iftart nemanb ban jijnber&eimgefefcer toefen/ enbanbe
fcj$igfjeitberfeïbe? Ant. 5fa/ ÏÏOm. 8. 3. Ik benverfekertdatnogdoot, nogleven,
nog Engelen, nog Overheden, nog Magten, nog tegenwoordige, nog toekomende dingen, bf. 39- Nog hoogte, nog diepte, nog eenige an- der Schepfel ons (al konnen fcheiden vanide liefde Gods, welke is in Chrifto JefuonfènHeere, 1 5I0ÏÏ- 3- x4- Wy weten dat wy overge- gaenzijnuitdedootinhetleven, i$?et. 1. 1 Cpjh. 1.4. b. Vr. 3fë'er OOft bu «ÖOÖ een üeflnnt ban Verwerpmge ?
Ant. «ja; 't toeife genoegfaem blijkt tintbe tintfcomlte; maer
fioft unt ptoetfen t\it ban «Bobs* befïunt fnjcfeen/ ®att. 723. Giet ■weg van my, jjydieonregtveerdighcid werkt, ik hebu n;>it gekend,
&Q'm.n.7. «om.9- '8. 1 «CfjeflT.?■ 9- i#et&;8 gjuöê'faersf 4-
c. Vr. J©atijïbe Verwerpinge?
Ant. ïfet tg cfn ficfTittt «3oöï? / biaerboo2«0obf]eeftboo2geiiof
men / fbmmige menfeften in haer ftaet ber fonbe te laten bltjben: !>aer be mibbefen ber genabe niet te geben / en befelbe om haer fon* feenregtbeerbelpteberbocmen/Sfict. 14.16. God heeftin voortij- den alle de Heidenen laten wandelen in hare wegen, j$att. 25". 1 *♦ 2Hct. 16.6/7.
c.Vr. ^oefeitbanj^etru^'if^et. 3 9 De Heere wil niet datee-
nige verloren gaen , maer darft aTI<" tot bekeeringekomen; Ant. ©efini.s?/&ej$eeretoiï niet bat eenigeban de zime berforen
Caen; bat tffaUt gehe b00.2 toiCll de beloften is : bC kinderen der
beloftenifle zijn, ^foï). io J.8. Ik geve mij ne fchapen h°t eeuwige le- ven eniyfullen niet verloren rjen , 1 ,§>am. 1. 2f. {tOttt. 9. 18. c.Vr. $oe feit ban <©0b/ €secf). 18. 3?. Ikenhebbegeenenluft
*en de dóot des ftervenden ? • -Ant. «Bob feib/ öatfo;/ gelijk be góttofe 3Jobcn me»nbcn/
geen
|
|||
Morgen-oeffenÏHge. 41
geen betmaeft nam in onfifyifoige fcinöeren om öe fonben ban
^■2-owötr^/ met uyterlrjfce ellenben teberöcrben/ maer bat 1$ m-er bermaefe foitDe Rebben in fjaer befaerinjje en toelbaren / J^u o, 8, Laetu tugtigen, jerulalem, op dat mijne ziele van u niet
tgstrocken worde, op dat ik u niet en (lelie als een woeftheid, en als «nonbewoond Land, €fai. 1. 14. P?Qb. i.itf. b. Vra. «iöeeft Dan <0oö aen alle menfeïjen / op allenjöcn/ U
mtbMen ter faiigfteit niet? I(- Alj,tr l^eenf^V^f. 147.19-Hy maefa Tacobzijn woorden bekend,
'uf' 'n 'ifetingen en regten , bf. so Alfoo en heeft hy geenen
v?'kegedaen ', en zijn regten en kennen (y niet, J^tatt. 1 o. ƒ'. Gaet
ni« prediken tot de Heidenen, nog tot de Samaritanen, 31ct. 16.6/ 7.
c. Vr. ï^oefett ban Paillll^/dat het Euangeliuni gepredikt is on-
oer alle de Creaturen die onder den hemel zijn, <£ol. 1-29. Ant. ïfuberftact aller!-; foojt ban mcnfcljen/niet alleen "7oben/
•"ffbofclfeibenen; getfjfe fob ban 't acloobe ber JSomeimn tooit groten/ «om. r.8. 'tJSilfinotUan^allemenfrrjanljooftboo? yuQit niet Rebben seljoo.'t: gelp toon aengetoefen berjï %&. De fia UrSentheid die verborgen is geweeft -an eeuwen , endevange-
^gte. maer nu geopenbaert is aen zijne Heiligen, «Épfj. 2. 11. ■ v«, ftan men ban be bertoerpinne mal refter $tjri i
fcoojnU' • l Ö#*P/ toantoBob (net fomtijb^ felfé sfjrt Motbe^ Godsl ft 8r00te1°nöen ballen' 1 (Cim. 1. 18. Die ik te voren een
mvi U acrwas> ende een vervolger, ende een verdrucker: maer Mo»!) , hmi£hcid geschied, «5al. 1 13 God heeft my van mips c V Sl^faenafSffonderd,Cit.5.?. Am-r' w ^ aI num'oöat men b£*n öebertoerpintreffreefit ?
mactwi Jia&et: toant oetorjle öe :?Sfri#ureiiaerbanfp2eefct/ foo tot ecrJT öaer nirt hanStoten toilfii t te meet/ öetofjlc bitbient ^rtinhrih9" -^ re9tbeeröiQlK"ö in anbere/ en ban m bann= en.lez'l mon.^/ Som.9 "• God willende zijn toorn bewnfén ,
ken den e,rtagt bekent maken,ber>ï ; 2. Op dat hy foüde bekent ma- heit 1 (fjf»1,i<1omfiJner heerlikhei'd over de Vaten der barmhertig- -—LJ^jut • 9.
orgen-gefane op de fevende Dag van de Maent,
i.*Y>t, ' $ralt'4° Na dat ik 'angen tijd, &C. \\T» m}*"*'"'■'' «fWiammijn tafel-biftö
V V »an fprté en ö2anfi tori tó fetrejiö / "fat ooft n32„bat he marSt m" "'"tontftpb:
«Jïi- ja?
|
|||
42. De fevcnde
IRpin het minftebaten/
ièooiK niet fefcer ben/ ©atmpintöobeéhtab/ Cot 't heit ban >ëoDe£ &tab / ©eteufcent heeft €>abt$ pen ^ i- 'r ï@ect bat ban ccutoighepö <8oü£ba|ï beflunt
ÏDerfcoren heeft tot'teeutoig wel, ©ie hp tot! rebben ban öe i*>tl; €n bat geen menfch bie rot ftan toiffchen uut: $fu feg boe op het toerft niet / 't nMoof lïetö hter't perfc niet / 'tgjjïenMegenaeb'; Heer / ftab gp bie berboemt / ©ie gj> ten leben noemt/ Jïegrbeeröig toaer u raeb! 3. 't ©een bat mijn jiel foo menigmael ontftelö /
gjg/ batbejsïebeusï&oeKtehoog/ Berbo2gen lepö boo? '$ menfcfjen oog / ©aer iii nogtané het bonnt'j? lepb gebelö j 3Kan ift fbo hoog niet ftes>g'ren /' 5lg! inilt mp ban niettoepg'ren ©ie in-fp?ae» ban u «Beeti ■, ©an ben ik banu ruft/ ^oofeittrlijfebcVDUtl/ 9lté toaer ifi baer getoeefï. Van Jefus Chriftus.
De agfte Dag. h. Vr. Wol toerfit <0OÖ fijn iroorrèmen der verkirfinge U»t i Ant. ©00? be JRiobelaer gjefuüf 4H>#tujf/ «0al. +♦ 4.J WannH
de volheit dt 5 tijds gekomen is, heeft God iijn Soon uitgefondeif
g;worden uyt een Vronw, geworden onder de wet, ï)|, f. Opdat W de gene d-ie onder de Wet waren , verloflen (oude , en op dat wy % aenncmingc tot kinderen rerkrijgendbuden, gjOÏJ. 14 6. s. Vr JBieijS [efus Chriftus ? « Antw. jjptjSoecpgen/ eenig-gcbozrn&ont^oöj*' spöeïn
nadeni/ieeiche, be eerfr-gebojeiï&onebanMam, jüatt. iö,"! Wie feggen de menfchen, dat ik de Sone des menfchen b*"?bf.n 6V<
zilt de Chriftus, de Sone des levenriigen Gods, gfoft. 1.8. ÏÏ0111 8 3* b. vr g«s befe gefu£ €h?ifïu.s bc belcofbe Afcffias in ben <©uD'
fCeffamentc* u Antw. ga/ 5f0ft\4- *6 Jefus feyde tot haer, ik ben't die rnf
fpreke, IRatt. 11. 3/ 4/ƒ♦ IBatt. 2. 1. «• |
|||
Morgen-oeffeninge. 4$
c. vr. ïKan men öi't toet tegen De gïoöen betoijfen #
^- 3a: om Dat De boozfeagtngen be.s<©.Ce/Iament.sft)an öe<PleiTia?ber\julD3i]ninen^n^eti^>Gfe!tïiJ.si/ 3o&. i9. 30, JWHsfelde, het is Volbracht, 3£oï> 4. 3 4- S!of)« ' 7» 4.
c Vr. ©at öiiigtn mocfien ten tijDe ban oen jEeffia.^ gefcfweöen /
ffiaer unt men ;ten fean Dat De ti'jD at tang boo2 bu té i A ntw. ^Efé bier Dingen:
O.) ©e -TfoDen fouDen Dan ontbtoot too:Den ban Fjaer engcn
pontijfce regerinjre/ 't toelfc rui at ober feft.en ïjonDert jaren ner= otrtt té team De 3!oDen fjfbben na De bertooetïïnge ban 3?erufa= icm geen Scepter/ of pofitijfie regennge gefjaD/ <Öcn. 49.10. De öceptei en fal i/an Juda nitt wijken . nog de Wetgever van tuflehen
zi|n voeten, tot dat Zilo komt, <3?OÏ> 19. 16. (*•) ©e roepinge Der ïfdöcnen fouDe Dan beginnen / öetoelftenti
ai ober beet eeutoen té gefrI}u:D / getijfe top alle Die €fj:i|ienen m f "Pt De $ej?Denen geroepen 3i)n / €fa. 60. 3. De Heidenen Men tot «wligtgaen.^en^o. io.<0a[. 19,
fc ('•) «£>e tiern»etingebanDe^eiDenfffie2llfgoDt'r)ieen®itjitieIsJ
wntten/gaeï}. 14. i. Het fahendien dagegefchieden/pr.-ktde
eere der Heyrfcharen: Dat ik uitroeyen lal uyt den Lande, de namen |
|||||||||||||||
Argoden , datiè niet meer gedagtfullen worden: laookVPro-
hf>l^en' en<le den tinreinen geeft 61 ik uit den lande weg doen, Cfa.n |
|||||||||||||||
- oeken.daerfy ydele kluften medegeole-Tgl hadden:
i.tl.^e 3EooöfcJe €'-remonien moefïen ooft o^ïjciiöen / 5'jnDe
|
|||||||||||||||
n
"
|
|||||||||||||||
si
|
COL:
en Cfiinift»
|
||||||||||||||
het? °ffer' endt-hetStiijs offer doen ophouden. .ïtlal. 1
|
|||||||||||||||
c V 6/*m 4 ^00 $* öe ^00 'n nu ftmuCr OfftrïianDe —
<£fa. t' tt 3"n De^ en tóerfldjjfie Pgopftetini at bcrtniït/
dun'c '' 6' DeWo^^' met ^ctLam verkeetcn ' tn deLu.ypa-.n by
AnT3,^;boi,e^en • *c
lijke he\ -V ^°9 nt'ct 'n"en letterlijken (ittf maer t'nenigeefte-
ft'aenhpïl a: toacr fioo2 Wolven, Luypaens, Sec. tooien ber=
metöevi™ öenen^ticruttlojfË/ toetteIjaerbe&eeren/ enfob?eft#rm 3lct. j t0me leben/J0f. u.i 3. Vele varren hebb-n my omnVgelr. 'I
b Vr'3»* Wat tullen wy doen mannen broeders, Stiet. 9.6. Clt.3.3.. Ant' l°eÖa,1!'3 e?n Perf',nn té HCftó €ft?!ffH? $ tw toaern,Yf'ö ös eci'toKje tetieratttige ,f>one «Wtó: en te ctedjl; 00S
waeraSti^e""5tbeerDig.Jiiaenfcf»e/ i 3Jor> r. ïo.D.-fir«de Soned^V» .d"J^att. '<5. 1?. Wiefeggendemenfchen.dat ik de
menfchen ben? 0Om. 1.2/3. a.Vr.
|
|||||||||||||||
44 De achtfte
b. Vr. 3Ay tóacratfjttg menfche getoeefi ?
Ant. 3jahn: mant hn to02t niet alten genaemt een menfche, i mm. t» f. Mact h» heeft ooft gehaD &n toaeragtig mcnfrhe< lp lichacm/ enjtete: afcoo&menfcfielpebetoegtngenenepgcn' fthappen / OOg fonöcr fOllQe / ^ebg. 2.1 7. Waerom hy in alles den
Broederen moeit gehjk worden, ©glit. 18. if. %IK+ 24. 39. Siet mijne handen en mijne voeten. a. Vr. Kleeft 5Jêfü.9 een incnfrhefpe jiefe gehaD ?
Ant. 3[a/ JEtatt. 2Ó. 28. Mijn ziele is geheel bedroeft tot der f
dood, jBatt. 27. co, 3?0h. 12. 27. b. Vr. i|oe taO^b Dan gefeit/ J^htt. 2. 8. Hy is in de gedaente ge-
vonden als een menfche.? Antw. ©attétefeggen: ^ptéinspupterlpaeniiengctoeetf
aï£ eenanDerstoafe enberagtnienfche: g&banbegoDlcofegeagt afé of hp een gemeen fonöig menfche toare getoeefi/ phii. 2.7. hV heeft hem felven vernietigt, degeftalteniffeeenesdienftkn"gt5aen-
genomen hebbende,cndeisden menfche gelijk geworden, (jSfaj. ƒ j. bf. 2. Som. s. 2.
a. Vr. $oe feit Dan PauïtljS/ Dat hy in de gelijkheit des fondigen
vleefchts gekomen is, $Ï0m. 8. ï ? Ant. ©it ttrjjD niet tegen fijn toaeragtige menfchelpe nature:
taant Dingen Die mallianDeren getp ?tjn / lionrön oto Snel het feite wefen hebben. &oo i$ een &oon frjn ©aDec gelp / Die foo toei een, • men? # al£ fijn ©aDer. ©og PauUté fïet met op De gelphcnt in het bleefch/ macc inhctfondigebtefche;inbefcn)in: Ifnisfoö gefcomen/ Dat Ij? gelp toa£ een fonDig menfche/ alhoetoel ïjip geen fOnDe en ftaDDC/ 2 <£02. ƒ. 1 is Hem die geen fonde geke'nt heett.heeft
God voor 0113 tot fonde gemaekt, 43af. 2.12, 1 jH't. 2. 24. a. vr. 5tè hy een cegtbecrDig menfche getoeeft ?
Ant. 3?a/ ïfe&.4. 14. Dieinalledingen.eelijkalswy, isverlbgt
geweeft, dog {onder fonde, «£faf. f2. n. i^Ct.J. 18. b. vr. üoefó ftpeen menfeh geto02öen ?
Ant. Maria fïjn jaoeDer / ffl fonDcrbanecnmanhefccnt te W
fen/ bev.nigt geto02Den Doo? goDfpe firagt / ch heeft hem/ nato$ loop ban negen maenüen gebaert/1£ tic. 1.24. Maria feidë tot den Em ge!, hoe fal dar wefen,dewijl ik geen man en beken, \>f. z f. En de E"'
ge 1 antwoordende feide tot haer; De H. Geeft fal over u kómen, en &c kragtdes Alderhoogften fal u overfchaduwtn, Jïïatt. 1.16 c vr. HE>aerbanbaen heeft Ch^iifitë fijn btafeft ?
Ant. UptJRaria/fp|^oeDer/ï?eïi^2.14. Gelijk de kinde^ des vlees; enbloetsdeelagtigzijn, foo is hy ook desgelijks der feh^
deelagtiggeworden. SlIC. i. 42. De vrugt uwes buiks, JnOW. 1 7y- c. Vr-
|
|||
_ Morgen-oeftenïnge,. 41?
nf^l^^l^mm öebbrn owepa geto?ert boo? be
aTU ^k Mma ft>noi« m$?
en mhTaH ^m ^ % ■# alJf anDer£ »wnftJ)*n ontfangen: Vur , e WTeöaer fijn Itcgaem upt onnacbt isS/ bie t>'gefjeiltgt/ Ee<r,.V 3^' °at Heilige dat uit u geboren lal worden, fal GodsSo-
c V T* WOrden' ^an' *• 34- '»'' i?*^0 öanrjeftiö/ öatljicnüttie^ï?emel jty 3ofj. 6. fu
mhLfcru f1"00heelt£WW al*oat!»*anöc"ï'^ïnel/ boo?
u il ttw, ö£ 6ra8t Ü8 öeeft gcopenbaert/ in öefe Menfchwerdingc fooiwS «feraftjn ampt: «Ênfoofitóe&tjpbitbanfjjnPfcr- Gdiiw niet attonberfp ban frjn menfefjcipe nature/ 3'ofj. ó. 7r. b Vr ?rmy de levende Vader jonden heeft, €pfj. 4. i o.
nature? ^^H Godlijke nature niet betanbert in fijn menfchelijke 1 Gtim ^£en: inant de Godheid fefln n°S beranberen/ nog fïerben /
denr»! • '7/ Den Koning nu der eeuwen, den onverderffeliiken ,
^onZlenl,,ken God, fjac. .. ,7.$efc. i, .2- Ant' n0eié deSone (®oD'"öan Men"fchseto02ben}
pwfoons ^°raenneming to menfeïjepenature/ in eentgïjepbdes Soft.! '™«,?»ï«i& Hy neemt hetzaet Abrahams aen, gfjtL 1.7.
.vieesvcra^erif/ vlees teworden> 3fo&. i.^ntet tefeggen/ in
^"tarSSl-'*ttte0»?l»/ worden, beteifienb altrjt geen tocfent*
DPneminSX».m5c ftmtijb^alfeentpeen aennemtnge/ en vloek "nf" f" fr^ar. ?.i j. Chriftus heeft ons verloft van den
a.vr StrA2iindevoorons>l<&*rit-<6en. 1.7.
niren/'een fjin/.n5''lftci 3W «a»«tf ttee~onb«r|c&etb*n na. Ant la/ © ' enöe eei' raenfcheliJke ? d'2 ^emaekr ^! , r* ** '8< Hv 's gedoogt in het vlees, maer leren-
|
||||||||||
wieSfeg„efdo°rdf Geeft, feb?.7.3. ïRoin. r. ,/4. j»at
|
16. II.
o
|
|||||||||
C hriftus, dr c n,5hen d« ik de Sone des menfehen ben.?ey
|
||||||||||
bv'- imaft^res,cvendi!?enGodts-
M'^elaers? e'e ttee naturen geen ttoCe Perfoonen, CnttUeC
«ntgt'/; ^n: toant ;n sfjn met malfianbcren tot een Perfbon ber=
Chr'ftus, 1 i3r,m'5'' DleI'seenMiddelaerGods,demenfchelefus
c vr. gfjij'm'' •J 6' liom. 9 j-.
ginge metbe Gnn,,e ™L,nfcheliJke naturechriftiboa;befebereeniV
K&appen > ,J ke natuere» niet mebe gebeelt eoblijfce eigen* C' : ^'"^^««fjiieeigcnfc&appenfionnenbarr^ob
niet
|
||||||||||
46 De agtfte . '"
niet afgefcïjeiben toerben: nogte een epnöt'ge menfcïjelpe nature
irnn on-epnbige goblpe epgenfcïjappen ontfangen / goblpe ep* öenfcfjappen stjn alleen aen <èob cpgen/ iCim. 1.17, Den alken wijfen Goc, i dm. ó. if. Jlftarc. 1 %. 32. c. Vr. i|oe feitïjpöan/ Jüatt. 18. 18. My is gegeven alle magt,
in Hemel, en op aerde ? Ant. $fp fpjeent niet alleen tan frjn menfcheiijke nature macc
fcanzijn Perfoon, enbe terftaet Doo?alle magt alle noobige autljori* tepten tot regceringe tas be «Semcpnte/ toelfce i$ in öe perjcon tan giefu£/ en niet af-fonberlp In fp menfcfjelpe nature/ jaatt. 1»; bf. 17. Alledingen zijn my over-gegeven van mijn Vader, 5C°&» ' 7-
tf.2. i€0?. if,i7. c. Vr. ï|oe iJM?t öan gefept/ «Col. 2. 3. In den welken alle fcharten
van wijsheit en kenniffe vt rborgen zijn ?■ Ant. pautité fp?eefit tan oen gehelen Perfoon «Cljzifti / tiie oofi;
tieftont upt een goblpe nature / foobat bit niet eigcntlp liet op jrjn menfelpe nature/ maer op Oen gehelen Cljjiftus/ €oI. i. 9.1 n he m woont allede volheitder Godheitlichamelik,1LilC.2 62 ,|E!lar.2 31.
a. Vr. %$ Dandemenfchelijke nature €fj2ifït niet Oter al tCgen*
tooo^btg i
Ant. JPeen/|Eatt|j.i6 11. De arme hebt gyaltijt met u, macr
iny en heb,tgy niet altijt, ?Ect. !. n. ?[rt. ï.'-jr. b. vr. Hoe öebe öan 3?efu$s öefe belofte: j&at. 18.20 Waer twee of
drie vergadert zijn in mijn naem, datr ben ik in 't midden van haer ?
Ant. €?)2tjtti< belooft iet üpfonberstco2_ fijn tolft/ 'ttoelfe&fïjn
flcnaöige tegentooo^btgfjeit/ JFlatt. 38.10. SiVt ik ben met u lieden alle dedagen, tot devoleyndinw d"r werelt,3ïct. 18. 20.
C. Vr. %ie feit Dan p>aulU<? / <J5pT). +. i o Die riedergeda lt is, is
defelvigc die opgevaren is, verre boven alle de Hemelen,op dat hy alle dingen vervullen foude ? Ant. ï?p toerist taneenyervuiünge, niet boo? fijn licï)amcfp£
tegentooojbiijfjeit/. niatrboogfp^vfn, ter^8, Hy heeft de m<é fchen gaven gegeven. 9lCt. ï. 33- C1'!":. 4- 1 1.
c. Vr. J!ü>.aer i:t3:cfu.s niet aen <®objS rcaterïjant/ bteotcral
tegentooojötg i$ i Ant. gïaf-jn: macr baeromi.^fijn !-t?:^:Iufpc naturentetotfr
al tortentooo <big. ïBant Derej&èrfcaK: ©r/bs fcéteBent ffjrj magt.
en anthoritett: en ïjet fitten baer acn fcetepfirnt i bic outrorftcit en toaerbigfjept te genieten/ om töobtf ma jt upt te toeren: 3Nt mi $ geen toerfe tan Cïyttft menfchelpe nature / macr tan lïjn <5of* lp perfoon. heelmin/ tébaeróm -,tjn mmfcjjvlpc nature otef, al tegentooojöig. <0oö£K0terï)antt.«: teel eter al/ maer bacre* |
|||
Morgen-oeffeninge. 47
niet alles baat öaec boa; berfjeben baojb: gelp sön riunft&eljjjfe na-
tu" tan oen beginne ber menferj toerbinge bereenigt toa£ met oe ©oöigiienature/ Die ober al tegenbjoojbig baas"/ nogtaiiétoa^öe- feibige baerom niet ober al tegenbaoojbig/ 3!oa. d.tf. ik ben blijde om uwent wille dat ikdaer niet geweeft ben, IRatt. 18. 6. 7.
b- Vr. sdeeft ban frjn menfeïjlpe nature geen gaben ontfangen i
Ant. ga/ feer groote/ maer nogtan? eindige gaven, gioa. 3.3?. God geeft hem den Geeft niet met mate, <£ftU. 61.1. J^fal. 4f. 8.
c Vr. ©ntftaen UUtbefetoOnberlpe vereeniging der twee natu- ^n geen tnonbertpe maniere ban fp^efcen itjbt fe. Schift i
Ant. 3?a't: baant fommige bingen üie alteen de Godüjke, of oe menfei,jke nature epgen Jtjn / toOJben ban ben ïjeelen Perfoon
ipöefpjoften; en ban nog bael foo at? de Perfoon chriftus oe naem
yj*f W ban een anber natner / als" Daer Die bingen epgentlp op paf* J^y *vCt. 3. 18. God heeft fijn gemeinte verkregen aoorzijnbloet,
m, V ' 3 • De Sone des menfchen die in den Hemel is, 1 <È0J. 2. 8. b- Vr. Jaasj mg ^00 een Middelaer, Die God en menfch biagt»
en' erf°on, belooft/ en nooötg i
mnrffc ^a: Mcns ro0^ §P $n ntn te ftannen fi erben boe? 011* God
>,";'PP toefen / opbatsgnbooö een baaerbigenp$sbaareboo? alle j^'iötoojoem fc'en Perfoon moiifjpsjjn/ om bat 3Tjn oloeb möfï ftiie / *t&Ï0eD be^^iOOn? «©ODjÖ/ 1 ^. «• 7- Het bloed lefuChri-
_—l^opnsGods, reynigt ons van alle onfe fonden , JlSat. 1.23. _ Morgen-gefang op de agfte dag in de Maent. teniTiK, Pfalm. 24 DeaerdisonfosGods •oorwaer, 8cc.
1'. O ©o öaetï als löam neber lag /
/N €n ons'sftn ftmb'ren gaf oe flag / e» "r*\ ® ie on? bjepgt fjet eetoig beroerben t *a00tDe ©Obt het Vrou w ;n zaet,
^ot mibbel tegen 't fonöig quaeo /
^mna oit (ierben nopt te fïerben. x, ?• Iftt'et meer nu / Sfinam/ opöebfugt; X wpl-te in fteetj ©?outoenb?ugt: ^«pjam.sfbgemjt/ en^aeooö-baenfrljen; Int-iö5'Itl0o^0ö^3fraer/ feErttoeblu3t tegen ©00b en Hef / ^entger ban o3oö en menftöen. ©afJ? ^oö^ ^fon / baaeragtig <«5o&/ »P na Mari»'tnjO«lfCtot/
fep Z1llJ,{ ljaer ^ tobaen* beefen:
-1" w»« menfch, maecf&ttyragtj |
|||
48 De negende
©og nimmer totbe fono' 026230? /
«©m'tbuil te reinigen ban heien. 4. 2[n twee naturen, een perfoon ;
©e^menfcïjenen oofc «3obeji&oon.
©e ^iel ten fjoogfïen trap bereert / jjftet gaben ban Den ï?epiigen<©eeff JfïogtanjS en të geen <©ob getoeefï ©e mengïjepb / toant bie toiertbermeert. Van de Ampten Jefu Chrifli,
De negende Dag. a. vr. Wat ïjeeft $Jeft# «Cf)?ijtt^ boo? een bebieninge geïjab *
Ant. ï|njji geb}ee|ïdeMiddelaertUflt£^n<©pDenonïi/ • Ciltl.
a. f. Daer is een Middelaer Gods ende der menichen , de menicrie JefusChiiftus, Ï?eïl2. 9 i*. teb2. 8. 6. b. vr. I©at jijn öè opfonbere ampten/ betetftt üjefitf al£ JRib*
Delaer boo2 on£ ïjceft bebient i Ant 5?p té gCtoeefï Propheet, Priefter, en Koning.
a. vr. %be$eere^efuseenj^ipï)eetgebjeetï?
Ant. <§a/3Dct. ?.«. JEofe?J)eefttotbeI>aberengefegt: De
Heere uwe God falu een Propheet verwecken uituwebroedertn ,
gelijk my, dien fult gy hooren in alles wat hy tot u fpreken lal. ©Ctlt. . 18. tf.1Luc.i4 io- c. vr gisif efiüS fop een #2opbcet getoeeft/ geltjft be p?opïje*
ten be£ oubcn Ceftanienttoaren ^ Ant. ^ntébeeltoaerDirter/ enfcragti_gerP2opï)eetgebKetï/afef
bie ottbe toaren: toant Ijptoag fjet looft ban alle Pjopfteten: f# fp:afe uit etge magt en aiïtfwiteit: en hjfconoeoofcbeïjertenbe* ftceren tot ïjetgene &j»pjebüïte/ Euc. 14.19. Hy waskragtigin woordenen werken, ïif eb. i. f/ 6. 3LtlC. 4. 31.
b. vr 5©eeftftpeennicir>0i1ooffn1Leergep2ebifit^
Ant. Been: maer 1$ fcet't De EUere ban jföofc£/ enbebanbe
' ^opfjeten berfclacrt / en Dcfibe toat Du»bclper boonjeD:agcn / 5LllC. i4- 2.7- Begonnen hel'tiende'van Mofesende alle de Prophereiv
leide hv haer uit in alle d.e Schriften , 't gene van hem gefch reven was, ^OÏ). 5-.J9. HuC. 4. < 7. ^Oft. f-*6- Indien gy Mofi geloofdtt, foofoudgv mygelooven , want'hv heeft van nivgtlchrevcn. b. vr. 3IjS ban in ben <©ttöen Crffemeftte fiet fclbige «Moobe g^
toeefï / bat in ben Jèieutarn Cr ffamente $ i Ant. 51a/ maermctÈïfcnDcrfitnb/ DatDe^oDenneïooffcen'rf
bm JBeffiajS Die fcomen fcuD?: en bat iw; mi gcloobcn in eert U&efiaj» bie getomenijf: tyitx os feomt Dat bc bcDitninocw.fl |
|||
fc . Morgen-oeffenïnge. 49
l1»f,$EÏ0ÏJf öefïont inöuj;ticre fefattutoen / en boomteelten; moec
oe oeotening ban onji gelote $ teel Stotter en fcragtiger/ €pfa w J?*j ? en *Ut gy dan niet meerVremdelingen.en Bywoonders ,maer
Mede-burgers der Heiligen, endc Huis-genoten Gods, % 10. Gebout P «et fondament der Apoftelen en 1'ropheten, wacr van Jefus Chri- us 's den uyterften Hoek-fteen , JDCt. f f • i o/ i i. i $et. i. 19. J' Yr' ^Ön tan te geloobige teg ©noen Cefïamenfê salig 0
Ant. ^jj/ 2Jff4, 0<^,j j Dcfen geven alle de Propheter) getuigeniflèi'
at een iegelijk die in hem gelooft, vergevinge der fonden ontfaa-
getl lal door fijnen naem,l^CU» 9. 1 f- 2Ert. 1 ƒ. 11. Wy gelooven doof
c genaden des HeerenChrifti Zalig te worden, gelijkerwiisookfyü
3Cöa.8.y6, <©at.^.i6/,7. ■ h J J .
c.Vr. ^oei^'ttianteterfïaen/^oaiui. 17 DeWetisdoorMofe
S geven, de genade en waerheid is door Jefum Chriftum geworden.
v Ant. jaofejg toaj; maer getoeefï een ^ienaer tan te Wttl maec
jT. senaten De^ Cuangeïtümg foo boo? ten ouden, at? beo: Dei» Ma?rsen Teftamentc > fë t«oo? Cfoifltté gegeten j ®og foo / nat to?ciwLen feraSttocr: alfe? in oen JiJttutoen (Cetfamente fêgfc pj »V fêeb. 8, 6» Hy heeftfoo veel uytnemender bediehinge gekre-
tcr -bais °y ook een es beteren Verbonts Middelïer is ; 't welk in be- a Vr leniffe ^veftigtis- ^' ?' •?.*• ^om. (5 14. der Ve ?f oe noemt tan PauïUS fat €liangclium Een openbaringe Wee(ierk°rgentheid die van de tijden der eeuwen is veriwegen ge* |
||||
cligt ° ïeerd'gen, heeft te vorer ien Abraham 't Euangeliurh verkon
OH) w ogende, in u fullen alle de volcken gezeeent worden : maCt berw,- öll!?tïcrïijfe bDo: te ^otcn onöer fcfafcuiwn is te bcjen
^tene»! ö£toeetl/ inforiterheit/ om Bat fat ciefaelp booste iteciirjJ'vf nn-? toebja?"terbojgcn gcteeciï/ taer PaiiïtuS ïjiet denkfnd Ï^Oltl. 1 6< 16, Cyll- ?. f. Welke in anderen eeuwen
's Seone'ntrender nieofchen niet en is bekend gemaekt, gelijk bet na
b Vra viert; weitje/J|eett «Efaiiïtté aeen ntéittoc beloften neötenbaert/ na*
Antvv iSoergebmrteöerfontè/ entebaneenetutotgleten*
mente beft*,?" ÏTI-,r ^ant fieft tefoftcn ^ijn cofein ten <©. (Cefta» reStenfl)]"pntBeineeU/ 3teb. 18. f. Mijne infettingen ende mijne
^cfelve leve \2l'den, welke menfche defelve fal doen, di» fal door
cn> #f5r. 1;. »y ^oft» y.39. JDfaC. 32.. 1A a. Wglgelukfa-
^ ' Ü'2
|
||||
<?o Delgende
ligisde man wiens overtredinge vergeven, wiens (bn8e bedekt is:
Dien de H«re de ongéregtigheyd niet toe en rekent.
■cVr. Ï5ce f£Jit öan Paiittë/ 2(3Tim. i. 10. jefus heeft de dood
te nïetegedaen , ende het leven en de onverderffelijkheidaenhttligt get.ragt door het Euangelium ? Ant.' paulité tott Dit feggen: öat gjefu^ Ocfe 3Lecrc fifóetber «u
fcraatiger. fjeeft ijeopenöaert / afë tot nog toe bias geoaen. ©efe rjcefietpe Dingen tuaren taat Duifter boo?gerïeiD in oen <©. Cefïa* mente/ ebenioel $n Defelbe öoe belooft/ @liu i. 2. De hope des eeu- wigen levens, welke God, die niet liegen kan, belooft heeft voor de tii-k'n Uereeuwenjmaergeopenbaertheefttezijnertijdj^eb^ii.io. <©en. 17.7.
a. vr. 3js oe X^eere 3c|W een Priefter getoeetï *
Ant. 5|a/ ii)£Ö2« J. i» Aenmerkt den Apoftel, endenHoogen-
priefter Qnter belijderiiffe, Chrifturn Jefum, j?f, 11 o. 4. ïfeb?» 4 14. b. Vr. ï©at fjeeft Ijn efê Hooge-priefter geDaen )
Annv. % jjeeft (u) fjemfibcn <5obe rjpgeoffert in Deoooö/
<Hbl). f. 2. Hy heeft hem fel ven voor ons overgegeven tot een offer-
liandeen^e Aagt-offer Gode, toteenen welriekende reuk, jjftat» »•« bf. 2 8. $f eb. 8.?. (i.) $n jeeft boo? onjs geöeöen/ en trio nog Dage*
ItjfcgibOC^óns/ï|eb?. 7. 24. Maerdefe.omdathyindereeuwigheid
blijft, heert een onvergankelijk Priefterfchap.bf. if. Waerom hy ook. vrilkomentlijk kan zalig maken de gene die door hem-tot Godgaen , alfoohy a'fijd leeft, om voorhaerte bidden, ^eb2.9 24. i5l0g»i.i- c vr. ^ijn öan alt e Defe Dingen niet otwgentujfe te berfïaen i
'Ant. $£een/ bebJtj[aIleöfeerömoetphJ02tiuitgeD?ufet/ 't geen tot een etgentujfe Psiefterbom beboet: M$ / öe gelegentïjetD ban fijn Pcrfoon / en Pjtefter 0202e: 3J»e offerbanbeban ftem felben: <©e berfoening Die DaecDoo?6n«5oDbw?öbefiomen: 3£e affdjaf' fing ban be jMefïercn De? <©. Cejïamentji / oetoelfte fcbaDutoert toaren ban fijn "P?ieticröom/ ett.ï|eb?.7.15-. Dit is nog veel meer openbacr, ibo daer na de gelijkenifle van Melchizedek een ander
Priefter op ftaet, Ï|eö2. 8. 4. $feb2> 9. 12. a. vr. 3$ i)« pfiefter. getoeeti Doe ftn nog op Der aerDe toag i
Antw. %&! toant ftu heeft ft^mfefbenafépjiefïecrjpgeoffer» öoo?bebooö/ aen'tljoiuöejjfcruug/ $eb?. 10.10. in welken wil* wy gcheiligt zij n, door de offerhande des lichaems Jefu Chrifti, een'
maèl gefchied, Ïfeb2. 10. 14. $eb. f. 7. c. Vr. i©at U ban Dit gefeit/ ï?eb 8. y. Indien hy op der aerd*
ware, fooenfoudehyf-'lfsgeenPriefterzijn ? , Ant. ©e fin té/ inbten 3!efus/ atëbep2jefïer£banbelBet/«:
Dec aetötntoaregebteben/ foo fouöe|n geenPjierïer, spna^ anD^
|
|||
j. . Morgen-oenening£' '?t
raS?2.e/ afeÜLevitentoacen; ï©antftubtï>pbn]è&effta.ênöe
»tn, «1 ■toe^en / f00 «wefi SP onft na öen ^Eniö[ Bfl*n / om alöaeC h°: Hr" bmm/ f eb. 9. 11/ i z. Chriflus en is niet ingegaen ia
b M j °l'on' ^at met nan(kn gemaektis, 't welk iseentegen- eiddes waren, maer in den Hernel felve, om nu teverfchijneö ?°rhrt aengefigte Godsvoorons, iPfeü. iö. 12. $#.7.16. . ,; £• Jr- ï&eefr Cfeitiu.s geen Ondër-priefters inöefterfie bt$$ï
<(L fttamentis nagelaten./ Die fjem geWierig nog moeten offeren i • ^?(- $een: toant nergens tooien fooöamge Onder-priefteê "1 «öot«s iBoo?ö aengetoeftn: 5Be pïaetftn We ban Be ferMtjfó „;°Icn"iflefti|eften/ feggen niet ban foofcamge f 2iefïeren: 'tfcaii uBhnietjijnt toant of fpmoftettstjn/ naDeo^ebanStanm/ maet vit is> atsefcfjflft t ofte na öe 0202c ban Meichizedek, cog Defeibe $ Woanig / Dat geen menfthe f maec ^efi^ aiïeen op Die fe# Jtó SErnan3jjn: g^fttë&eeft maer Hectaren öe£ üBocjDs? ingefMt / WtJ. 7, Cpf). 4.11. Hy heeft g«geven,fcmmige tot Aportelen, fom-
, '6etotPropheten, fommjgetotEuangeüften, iommige totKer- kende Leeraers, 1 €02» 12.18/29. 1 (Hint, 3, 2/ 3/ 4. |
||||||||
jjn, "5r 3?a/ * *£oj» ïf*2^ Hy moet als Koning heerfchen, PC 2.^»
vf *• ^oeDanifl '# te gelegentftcjiti ban jfn ïfronfngrfjft i
Ben / ^1et aerts m werelts > 8#P öe liften tan aröerr ffonftW ?-«.(■"teergeefïeip/ 3fnB« 18. ï<S. Mijn Koningrijken is niet van
toer^r99^ 'n #*£&#« Koninqrp onDerfcïjepben bah anoere
'"^öeiitomnnrpen/
en o^ft u u) ^ilftJtonmgrijft beïjeerfï felfêde ziel öe*? menfcljeh/ en is nj'Weaeri't inwendige, J*om. 14.17. Het Koningrijke Gods
fchap jet ^P'jfe en drank, maer regtveerdigheit, en vrede. en b'<jd- Jjecrft/2?rdenH. Geeft, 3Cpoc. 2.23. &$. 2.. 6 (2.)Cfotfttgoe*
telen j^WtÉn^ellC;levenendood,3fp0f. i.iS.Ik hebbèdeflcu-
ijfaleen!I'fJel,e ende des doods, SEoor. 5. 7 (?♦) &i>n ftoninwjls
% is cerTw **"* fl!fC $teB/' Pfet1fc"/ «IpfffOnSfl/ 3fe« 17. 14»
>lfeatt, n erderHeertn, en Koning der Koningen, «©ar. 7» 14»
'♦•)ï)ii'^' Myisgegy-ven all? rri9gt in Hemel en op Aerde. ,
^'ovet hf ^0pingri)fi€l):!fïifaf.-eeuwig Durrcn/ Sta. 1.33. Hy
honing,.;., "uis Jacobs Koning zrjninder eeuwigheid, endefijns.
_C. Vr. &„ en fil geen eindezijn, #an. 2. 44. |
||||||||
2>jn, Wan^^t Oan geftpö' 1 €02. if. 24, D.nernaülhereynde
*en hebbend ^y ^etKoningrijke Gode, en den Vader .('al overgege- |
||||||||
<$z De negende
Ant. ^auïtKifp2cefttiumicteinöeöecte«K)/ "enbatoan©)2>
ftu£afê.$>tö>öelaêrn!et meer op Die maniere fatregeeren/ afêijp nu regeert/ namelijk/ ateoffjualleen't^oaftenttontng bet ©e* meintetaare giah,. n.i, jEtatt. 11.57« <Paeröat<©obbe©abec ban toeötrom met fijn &onc/ aï^f öe regteringe ber jalige €>emetn* te fal aen-nemen/ bf. 28. Wanneer hem alle dingen fullen onderwor-
pen zijn, danfalook deSonefelve onderworpen worden dien die hem alle ding* n onderworpen heeft, op dat God zy alles in allen: a-vra. Mtietj taatf De3|ouen niet belooft eentoeteltfeïfoning*
Ant «©antfclj niet: De Meffiastoag toet belooft onöcr figuren
en fcljaöutoen ban een wereidfe regetringe / maer ïjet mofï geefte-
liiktoojDen toegepafï/ gelpfomtijtëto02t aeugetocfen/ aljü fijn uit*
toenöige neöerigen lïaet to02t bertoont/ £Jacf>. 9 ?• Verheugt u feer,
gy Dogter Zions, juigt, gy Dogter [erufaleras: Sietu Koning lal ko-
men, regtveerdig, ende hy is een Heiland: arm, enderijdende op een ezel, Cfiun. 3'4/r- tte.3San. 9.24.
b.vr. Heeft 3Jefi^€f)jiftué geennieutoeïBettengegeben/ on* berfeïjepöenban öe ï©etten Mafigl en bolmaefct'et) Ant $?en: toantbefumma banfnngeboDtntoag/'tfeïbebat • JfcOffejS ftas) gebOöen/ .Patt. 22. 37 Gy iultiief hebben den Heere
uwen God, metgeheel uw'herte, ende rftet geheel uwe ziele, ende met geheel uw'verftand,bf»39. Gy fult uwen naeifen liefhebben als u fetven, $f. <9. 8/ 9. Hftatt. 7- 1 *• c. vr. €>eeft €f)2iftu«/ Jflatt. r. geen nieutae gefioben i
Ant. Been/ maerfipfnabertbemiöelBetbanöeberöjaejmgen toalfcöe uttfeggmgin Der ^jjarijeen: <8elp at£ bujftt uit bit erem? ■ pel/ totint ©oö Ijaö Dit noi t geboben/ maer ïiet ina.ë een beröjaejin* ge ban De ^JOöen/ bf.4J Gyhebt gehoortdat'ergefcgtis, gyfult
uwen nasften Hef hebben.ende Uwen vyand fult gy haten,bf.4?. Maef ik feggea, helst uwe vyanden lief, <EjCOD.22.5-. ^ieromfCpbbelee* te/ JJ&att. S- -°- Tenzy dat u we geregtigheid meerder zy dan def Schrift-geleerden enPharizeen, fooenfult gy in het Koningrijk* Godsgeenfins ingaen. c. Vr. f oetë'tDanteberfïaen/Sfeb. 7: 19. De Wet en heeft geen ding volmaekt, maer de aenleidinge tot een beter hope, door welk* wy God genaken ? Antw. ©00? deWettoojtberfïaen/ DeïDetber Ceremoniën.'
toaet booj niemanb Ronbe saligfyetb nefcomen/ öetoclfsebanCf)?1' '.J |ÏU.S i.öafgefeïjaft/ $eU2. 9.9. Het Heiligdom waseenafbeeldinge f
voor dien tegenwoordigentijd, in welke gaven,
endeflagt-oflfereO U
geoffert wierden, die den genen die den dienft pleegden.niet en kofr
denheiligennadecönfcientie,^eb2-7. i8,3fêïbj.8.«3. ! |
||
Morgen-oeffenïnge.' <t
c'Zl' "Ëmm öe ®#fknen alleen na «Üfentt IBttttn ïeten *
ftrnn»;; ^nftïjdpe iBetten moet men cjeitóamen/aWe niet en SE $8*° ^00^ ^«en: J»aer öe tBnfrfcntfctë tot saltn&epö r'^'Cntertoc^en aenöeSDcttcnCmots/ &ï£ aiï>2:fiu€ fjeeftrje^ JSx 0!ïö^boii«n / sonörr bat eenige mrnftlpè / offierfiehjfie ^'•m Daer tegen mag tnopmcrïum>i;omen/ 3'ac. 4.1*. Daerisefcn ^'gWet-gever, die behouden kan en verderven, IHatt. 28. 19.
3,- e" haer onderhouden alles wat ik u geboden hebbe,|È>att. 1 c. 28.
JlituX. i. ig. Morgen-gefangop de negende Dag van de Maent,
Stemme: J&falmjJ. Weeft«uverheugt, &c. u * Vï 7 ^ towbec ïiiil too? ö'ouöe Scben /
V/y ®e ïjooren 't J^tefïerpe tcoojt:
•it% r 'talmeer/bat ooft nosanD'refcebefl P?opï)eten Van öaer stjn seïioozt. ©tnbenmeertiecnlöoen/
®oo:o5obseirjen5)0on: gp/ stooftöec^op&eten/ ^Kton^aïl^ toeten **Pt «Boorgen (Sï):oon. *> ©atöaetbefennïsÈtan«Bob?toetten/
»L* f.WttC£)Jiti!ep£ienmonb> |£oo 3tjn top bupt booj Me fmetten: *^at reb onLs tan be firaf en fonö' i «j"®ntet te agten,
©KlF«f)#itoonben/
|K|Mföerfonben JSnn fin» £*aem etina Sier;
fn&^ÏBoninS
Sanfori^^ton/
I^M^tten |
||||
54 E>e thiende
|
|||
Van Chrifti Vernedering.
De thiende Dag. c. Vr. 3fn ftoebara'gen fltaet fteeft ^tfuê befé 30mpten uebient *
Ant. Cecff; in mi fïaet der vernedering-, baerna/ ineenfïaet der verhooging, Cpft> 4« 11. Die neder-gedaelt is, is defelve ook die
opgevaren is, verre boven alledeHemelen,J2!ft/if,i.6/7,Cfa, £3. 10. fe.vr. i©atté€ft?ifïibenieber.inge*
Ant. ^etiibtefïaet/ bjaecinftpban'toegm/ tottjetemtiefrjng Jebem-ï/ ftetn feiten fteeft betnebectonber alle beragtingen/ ellen* bett/ en eintKtiJft tot onöet üe öoob öc^*truicciS/ J^fjiU *• 7. Hy heeft hem felven, vernietigt, degeftaltenifleeenesdienftknegtsaengeno'
uqèn hebbende, ende is den menfchen gelijk geworden, b£8. Ende in dé gedaente gevonden als een menfche, heeft hy hem felven vernc dert, gehoorfaem geworden zijnde tot de dood, ja den dood des Kruices, <Ü?fai. $\J. i/ 3. ïïom. 8. 2. c. Vr. iJMfte 5fjn De trappen ban $ijn betnebetinge *
Ant. $a ffin betneberbe getroste / enleben/ fbn nefïaer sp vemederinge in fïjn betbfoefite dood , KI |ïjn begraeÉfeniffè, etlbe Hl
jtjll neder- dalen ter Hellen. a; Vr. $?oe té ft? ban geboren i
Ant. ï&'tb'armÊjEiaeatcftilaria/ in eendeer armeltjfcefïaetit» 25etftleftettté jïaf/3LtlC. 2.7. Sybaerdehaereerft-gebörcnSoon.end'ï
wand hem in doeken, ende leide hem neder in de kribbe, om dat voof haer Kede^geenplae*-le\vasindeherben*e, <6fain. i. <ÏÉfat. f? ■ *' :b. vra. ï©a£ sijnSMe tecfïQnbniet begaeft met een bolfiomei!
$enniffe? Ant. jfclZW %\\U i. fi- Jefusnam roein wijsheid, eningroo'
te, eninffenade, by God en menfchen, ^foft. ?•?*. jSRarC. 13. 31' ' a. Vr. Ö3at is' hem / nog een ftinb srjnöe/ "toeber-baren *
Ant ï|n fteeft terftont boo? Pernöeji moeten bftigten na€04$
ten/ na bat ft? mi be finerten Der S&fhrjbenté ftab geleben/ jRatt.« tlfj 13, De Engel des Heeren verfcheen Jofeph in den droom, fegge?'
de,Staetop,en neemt tot u dat Kindeken en fijn Moeder.ende vlied i1? Egytrtrén, en weeft aldaer.rot dat ik het u z.ggen fal-.want Herodes f3 hef Kindeken foeken,omhi-tf<-!veredooden,JI£att. in ïttf»*-'j c vra. ï^aeröm moff ftet Ifmbefien Siefité befneben toojöe1"
öaec ijct «reen rcmb» ftab * ,
An» <®in-^obs? 4B?binantten teeeren/ betoijl e ft? een ■gw
t*inb taas 5 6et(j$ ft? 0o.fi baeram baec na té geboopt gebw?öcl\|
ftftattft. 3 i*. ^ldus bscaerat ons alle geregtigheid te ver»uHen'
|
|||
Morgen-ocffenin^r." 5^
a vr- ifocöanig i^ ben bDCJt-gann ban ^ijjiïctitn et; toc^fl ^
V;nL ©oibanarmoebe; iurétatmjj/ tegen- ftaöt/ eflberbeigm* jpV <*£ïatt. 8. 20. Jeius icidetot hem, de vofièn hebben holt n.cnde
Vogelen desHemels hare neften: irner de Sone Hes mtnlchen heeft mets waer hy het hooft neder Icgge, 3'ofj. S. 48. <$$% 1 o. 2 1 / 4 j. c. Vr. 3f,s'£cniet afóellenD'énbéraatmaenirYntnrmniimii*
„Ant. <s;e pralen ban fijn ©ooneib' en gaöötftjfe f.etrffi'fetotti /
snn ooft gejien in jijn rieboojte en in fïjn fcbetj' Dég! be €v,ach n /
«002öe!©tjfcnuut©o|ien/ Doo? öeftrarjtban fijn 51 are / batofce
wlijBïijiö man fïjn leber.: en infonöerpeiö / boe? fijn miracuien,
j*?ö« >. 14. Wy hebben zijneheerlijkheidaenfthcut.eenthecrlijk-
J|e,d, als des eenig-geboorne van den Vader, vol van genade en wat r- h«d, 3I0Ö. ?♦ ï. 3l!ït, 10.38. b-Vr. i©attrap ban beroer vernederingebototieritifcortnber.'-
«flUeben* Ant. €en berbfoeSte öooö aen't *tru$s?/ Jpïjir. 2. 8. Hy he<ft hem {"elven vernedert, gehoorfaem geworden zijnde tot de dood, ja
dedooddesKnn'ces, vlëfai. f? S <ttW» 3. 13. b. Vr. $oe $ Sfefité aen fijn dooo geftomen i
Ant. fn$ berrabenban fïjrieyggn 2ïpofM Siiöas': ftp&tjfc «angen ban öe3;oben: ïjntó acnöèn#ribïnfen,&taDnottóer #1* iati# obernxejefcen; en einbeujfc i$ {$ ban fjeai ter öoot berteftn / *Watt. 27, 27. Jefumgfgeeffelt hebbende, gat hy htm ovs.r om ge-
«uyftte worden, JBatt. 26. 14/ if.^OO. 18. 3/1*. a- Vra. f aö Dan 3efu? eenig quaeö fïiifi fegaeii ?
Ar.tw. lïeent Pilatttë berMaerbe nenf ban aöe? onfrljnlbffl tc5ön: Bacr>öe30Den$etnmeöeuefeï)UtöioDtn/ TToIj. 18.30. ik en vindegeenlchultinhtm, jM)« ' 9,4. 2[ IK". 2 3 37-
a- Vr. JlDaerom mo(i t$ öat. rïerben >
Ant. ©e "5foöen öioongen JMatits tot öcfe fentrntie öc^&oodï? / omöatretJefum niet langer bulöenfoilöe / berajitjnijnaennVn 011= per ijet ©olfe; en öetoijt fjn jjet ïeben Der gharijeen en &ef$ft ge= Ceröe bcfiraftC/ Hïatt. 27. 18. Pilatüswiftdstfe hem door nifdig-
lieid over- geievert hadden, JKatt. 23. 14/*}. 3M). 11.47/48. b. Vr. Wa$ Dit De eeniere reben en beufajefe ban stjn öooD i
Antw. Been/ maer De ejronö enoorfafe fag in fïjn poffer* «'npt/ bat fjp afëonfe23ojge boo? on$ haö o» fïanenomen/ op °<" ÖP fterbenöe/ on£ ban be brrbloefcte Doob fntibe berfoffen/ «*'«att. 20,28. De Sone des menfehen is niet gekomen om gediend
^worden, maer om te dienen, endefijneziel te geven tot een rand- den gt)t voor vele, tëfaj. ƒ 3. j/4/ f. » J&t. 3« «8, b*Vr- 3& Sp ban niet tot fïjn boot gedongen f
5? 4 Ant.'
|
||
5* De thiende
' Ant. Been ïr? / maer tyj fjecft ïjem felben getoiltig tot be booö
pte-gsgelien / IHaft. 16. 46. fefusfeide, Sta^top, laetonsgaen,
!hy is nabydiemy verraed, 3[0ÏJ. 10. if, J3f)j[, 2,8, a. Vr ï©itï f)i; iian te boren toeï / öat Fjet nem alfoo gaen fotiöe i
Ant. gfa/ toant tju taa.sfDaerom in be toercö gekomen/ Xur. 18. i}f.; i .Hy nam de tw.id v by hem,endeïèide tot haenSiet wy gaen op
m Jerufalem, sen het {al aües volbragt worden aen den Sonedes men- fchen,datgcf<-hrevenisdoordePropheten,(3fo{j.it.27. 3[ofj.'8. 32. c. Vr*. ïfeboen öe geloobige be.3 «©♦ (Cettament.e ïjiec tan te
nnTegefjaö* Ant. 35a fp/ i J3et. u ii, Onderfoekende op welken, ofhoeda*
nigentijd, de Geeft Chrifti die inhaerwas, beckiide, ente voren be- tuigde, het lijden dat op Chriftum komen zou Je, en de héerlifkheid daer op volgende, (£fat. f ;. i/ 2. gtC»Slan. 9. 24/ 25-/ 26. Na die twee-en rfeüig weken M de Meffias uitgero-.'it worden. c. vr. $e6&en öft ooft be gemetae liebèn feonnen berfïaen ?
Ant Sla fa/ en bat niet alleen uit beberfilaringöerilMenbe ber pxipljeten: maer oofe ujt be ©fferanben en Ceremoniën be? «Etobé-Dienfï / betoetfee tiooz beelden en feftabubjen toaren ban De bOOOt b#Mefije/ ^tfy* 10 i. De Wet hebbende een fchaduweder
toekomende goederen, Slolj» 1. i'p- SiethetLamGodsdatdeforulf des Werelds wedi nsemr, ï|£u". 9 9/10- v*
b- Vr. ï©at ber^toaerbe öefe doob ?
'Antw SBaben öebaccgacnbeomiïannmrjeöen/ ban öat n» ban
fijne eene 3flpo?ïeI toiecd berraben / en ban Petrus* luierbt berfaeSt: ftoben bit/ bat ftn nebenrf SgatraöaS toierb geftelb/ enöe feer fpotte* Ï(JS enptjneïijft bejegent/ dooj geeffelingen enanberjlnfê: foob^ 3>»aerae binrn boaa < öatftpberinefentoiérd/ enffojfa'enfjetbcr* «ïoefite noiitbe^ftnr.i.sittirfxljentbjee.maojbenaer.s!/ «Bal. ?■ 13. Chriftus heeft ons verloft van den vloek des Wers, een vloek gewor-
den zijnde voor ons: Wantdarr isgefchreven, vervloekt is een yege- lilk die aen het hout hangt, jftatt, i'. 28. #fal. 22 17. b.Vr. J»ait urn inliet mibben ban befe mishandelingen geen
teikenen ban fïjll tyttiffëhtftit ?
Ant. &eerbc(e/ tnnnt f»w Vofcrp fQn bangere met een tooozö ter
ncber: ¥>n toierb tmermaefê onfcrjuïürg berfóaert ban Pilatus; <£nde in ffin Herben / fbo gaben l?emef en ?0erbe getungeniffe/ tóie ï)n toa£/ UVltt. 17- f 1 • Si»t, het vooi'hanglel des Tempels fcheurde
ïntween, vanboven tot beneden, Endede aerde beefde, endede iïeenrotzenfcheurden, bf. f 2/ f 2/ 5-4. "Jon. 13. 6 b. Vr. üö.it trapban berneberinge i£op fïjnborjö gebofgt ?
Ant. $fn të öegcaben getoojben boo2öe ^zgbaiJBicoöemu.^/ |
|||
Morgen-oeffeninge ?7
ttllOfepÖtsanSfeimatïJja/ ifetatt. 27y8. JofephvanArimathea
quam tot Pilatiim, en begeerde het lichaem Jefu: doe beval Pilatus , dat hem het ïiehaem {"oud? gegeven worden.bf. f9.60 ^OÏJ.- 19. 39; a. Vr. |©aeroiti molt SiCfitébenxabentoojöen }
Ant. iCot bttoijjS / Bat ft? toaerlp geftöjben tea-S: afê ooft tot
ten Jjeefielpe beöutöinge ban Be feegraeffenijfe onics ouden meh- fches, met fjem / Kom. 6.4. Wy zijn dan met hem begraven door den doop in den doot, <gfai. y3. 9. JEatt. 1 2. 40. b. Vr. iBeffee is? <ie derde trap ban Be vemederinge (Q^tff i *
Ant. Sijn nederdalen ter Hellen: ttótfé/ f>t> i$ geftomen in Be ftaet Ber BooBe: oföp'tógêSomen tot ï>et fijöen ban Be $?elftfe
fmerten en pijnen in ffjri èiele / getp Befe maniere ban fmefien in "e freiiige&cljziftureöat betekent jiEatt. 26.37. HykgonA-oé- v|g en feerbeangft te worden, ber.^38. Doefeydchyrothaer: Mijn
*lelis geheel bedroeft, tot der doot toe, §0f» 18. 6. |pf. 116. 3. De Jenden des doots hadden my omvangen: De angften der Hellen had- ?n mv getroffen, ik vond benauwtheyt en droeffeniffe b- Vr. <$$. Befe trap Ber Vemederinge in Qfi2e geboïgt op Be
^jgaen&e* h Ant- $een; Ce toeten/ afó Be jielangjïen BaertmojteojBen
j£«*&ent: maer Befe siet-angjten $n in fijn üj&en tuffen gefcomen *°°J ftjn BOOt/ J^att. 27.46. Ontrent de negende ure riepjefus
^Jet een grooteftemme: MiinGod, mijn God, waerom hebt gy •yverlaten, 3Jon. 1 2. 37- ïfeb?.>. 7- hp jYr- *%$ öan Cfa'itus/ na trëSSmi niet in&e feïfe gebieeft/ om
UE «oo?baBeriï uit het ©oo:bura Ber $eïï?n te berloffen i enh»ntw- ^cml toant na Ben tir?)ame iö ftPtn&etgrafgeteefi/ ban r * Sfefefoten ïf emrl/ taant fcn tebaï fijn jiete in Be nanBen pende öaber/ *" &et fcemelff f araöp / l.ur.23.46. Jefusroe-
miine nSt Stooter ftemme, fèide, Vader! in uwehanden beveleik varen i •is 'J öan te beeft aeil/ €pÖ* 4. 9. Nu dit, hy is opge-
deelen d 'S 'C dan dat ^ G0^ eerft 's nedergedaelt, in de nederfte. Wflï' ^ftb3002Öen/'debe,nedenftedeelenderoerde. 5P.Wa
ncbenfffs5e»n' afe' deaerie-ö'êtenaralftntonuenlemeï/&et&c*
u niet ve h ÖCCineceI* **/ ^f* ' *9- if • Mijngebeenteen wasvoor
kordueJ; 1 rgen ' aIsik ''l5t verooreengemaektben, ende alseen. C V, n^!^r°et ben' in de 'Kierfe deden deraerde. dagen-nH • *Öanöttte^3ra/ ^att. 12.40. GeHjkJonasdrk ^enfcnèn ^T-"^"Wasindenbuifcd«sWalvis, alfofildeSonedes «ntinedagenendrienagtenwefeninkethertederaerde? |
|||
5 S De thicndc
Ant. Hetherte deraerde, Betekent ttlflCt ltt$ Dat Binnen Itl De
mütié/ gelpChiiftigjafBja?: ofDataenDeaerüei.s/alfooofc
Xjar.i r'iritóÜJOjtgefSit/ <Q$Ztfy *■!>*. UweLantpaic, ffljnin'ther-
trderz,een, toacröoo2 BeciiaenBjojt niet in De Diepe Bolte Ban D$
^ee/ maeraenuetooefaantel^ee. a.Vr SijnOanDfciv5cfoQBigeEno.2BaDer.si/ totterijOBan€h#i opfianDmg / niet in het ©oojBurg Der tytlte Betoaert geBjeetï i Ant. $een: maet f? sQn b^ <©ob in ö«n ^mel eeineetï / "Êtrl. ii« 7, DeG. ft keert weder tot God, CtcL 3.11. Wiemerkt, da'
den auTo der kinderen des menfehen opvaert na boven, JEatt. 17 • 3 • Endp (iet, van ha t werden gcfieri Molès, en Elias met hemfpreken- èe, 7 ïïeg. 1. 1. H«e. 16.«.
c Vr, 10efeitöantttilpOpel/^e6«9.8. De weg des Heiligdom*
en was nog niet. openbaer gemaakt, foo lange als de Tabernakel nog ftand hadde } Antw 2^at ijS / Cïfeifluj* toasi foo Maer niet gep?eD»5it in 't <©>
fiTejt, Doe DeOoDg Bienfi BeleOiinfïerefchaDuBienhaD/ al^nuin 't $. Cefï. 3|0hv 14« 6. Ik ben de Weg, de Waerheid en het LeveO»
b.Vr. l©attéottt»n tefeojCtl/ i Pet. 3- \9- In den welken h/ -
ook henen gegaen zijnde, denGeeften, dieiripdegevangenifleziji' gepredikt heeft ? Ant. ©e fin tg/ <Sh?iftu.s/ aï.sf eetttoige «5nü/ heeft DowBoafii
nepaöjfet aen DemenfchenBanoeeerjieBjcrelt/ ütemiinte^eftf fearen om ïjaer onBefeecrujfehtpt / <bo Dat ött niet Brot gefcit Ban & fc2ome ©oo2b?;Derg/ maer Ban Dc<©oDfoofe/ Diefn haerfonDffl gèjïo?B?n toaren / Die hacr niet toilDe laten firaffen tot Befteerinac< (©en. 6« 3. Mijn Geeft en fal niet in eeuwigheid twiften met dt'0
mens, i Pet, 3. ao. 1 Pet. 4. 6. c. Vr. J&aer teat t$ Dan Dit te feggen / Dat Petntë Ban <£bnp?
pjeöiïite/ 25ït. i. 1 7. Gv en fuif mijn ziele in de Helle niet verlaten !
"Ant. <S&eantB5032t[ettBf.3i. David heeft dit voorfiendegefpr^
ken van deopftan, inee ChrilH, dat fijn ziele niet en is verlaten in j*
h-'.lo, Bf. J4« ir. <©etijn het Bjoo?t Helle fomtijtg B002 het graf to)Crl
genomen/ ofBoo?deftactderdoodenin'tgemein/«Den.4'.4s' b vta. 3©atkuiinerf!aetDanl£achana.si/eap.9.11. Uookaerr gaende, 6%ion ! door het bloetuwesverbonts, hebikuwegebofl
detie, uvt den kui' daer geen wateren is, uitgelaten? rf Ant '$.!etm»V.-orburr' der Hellen, BjaM tefemfp?eerStB»w
een Berfcfftnn me Doe a< n Sion té gefchtet: maer de Babyionifc*
gevanpnifit frmt ffeit Boiïatn ' teflct «ft fj> tot een BoojBeeit »f i«Bcrtog.nstwI;ctj:.:.;flj!;ïiSaBc£/ Berfoiï tearen/ tmWffi |
|||||
#,„„(■ ^ Morgen-,oeffen5nee. co
Sft taSttfctofbeÖtortdesMd&'.gf. »r. ,. Aende
a V 2k el daer faten wy» daerweendenwy, *feb. 9. 1 f. ^Ööen?""" ""^ 3,efU-5 ^iüu^öefeöetfc&epgnen aenfgn
^aerfiebet0tenbe)iraftentnaren/<efat. fj. i.. Om den arbeid MJ- 0' ',™ hy"t fien.en verfadigt worden.bf. 1 o. <M. 3-13. Hy heeft
ziel f Van den vloek* **«& io-*S lk ben gekomen om mijn
^Kgeven tot een rantfoeri voor v ele, f f. 116. 3. <3f0{). 3. 3 6. Morgen-gelang op de thiende Dag van de Maent.
Stemme: gfafai.ii. Waeromvcrlaetgy my, &c. '••^V<6oebe©ob! liefbetoonber groot!
I 1 't ©tnö' niet alleen u Soon in ö'arme fcljoot m2zrr*. ®an ö'arme ^aegt/ onöet nare fuaten /
«aecoofttn'twuaten:
Herodes fojt üjn leben af te fh$öen;
wxnaefi baer na beer fmaeb en armoeö'ujöen /
*5n epgen ©otft / oie taierben fijn bganben
^otbeoanöen.
i£a h^toi2rö bm Petrus fefjanbelijfi bcrfaelit /
Ël m & nu in 6a"fcn totf geratftt:
&J» enbebeel lïagen
&u*Wj Sout/tertwjta om te fferten /
men w£ff ln to»D£ saHghcpb be-erben:
©on? <R&?,r' °P acn 'l «*«# in yijn en fcfjanben /
7sa '^ÖanDcn. i
Sffn hf^ &'nB fe1 a^ «n upt be£ JEoo2berj$ ïïat:
fcn bn,* T tafrö "*8öK0t beo? 't fpottig fot: tXXS PwPtS«" ** f* WW /
SSiSJ*f9n 3*eIetoasl öe^en'
»aSimtiï***in'tnraf / naöat3tinbange ïjert/
SfBfiSn*0"1' ^^^nonfrant.en; liS^i^^c&eWaeb tebaöen/
i«»2 bat «tfw*«m«taiu# ijab gdcben / |
|||
<5,o De elfde
öBeen mt'bb'el / om tmg ban be toot te b$ben /
21!t$bitteüjben. Van Chrifti Verhooginge.
De elfde Dag. a. Vr. «ïg «CF&ffïus in foö een berneberbe fïact geMeben J
Ant. Been fj? / raaer ïju fê beiïjoost tot een groate ïjetrïfjk
ÏJCtb/Pïjif. 2-9- Daerom heeft hem God «ytermateri verhoogt, ende
heeft hem een naemgegevcn,dewelke boven alle naemis,Pf, 1107. 3|0Ï)I7$'- Vader verheerlijkt my. b. vr. ïMïtesrjn trappen ban lijn berljaogtnge*
Antw. ©e trappenfgnecverhooginge3|tn oefe biet; &fjnop=
flanbingeuttbentooben: ^ijn^emel-baert: &#nfitten ter reg* ter-ï}anb <©ob£: enbefnn1tomfïeten<©02beet/fiom.s. 34. wie is 't die verdoemtJChriftus is't die geftorven is, ja dat meer is, die ook
opgewekt is; dieookterregter-handGodsis; die ook voor ons bid. a. vr. 3& lefUiS €fj#ité opgefïaen upt Den tooben i
Ant. 2jaï}p/J^tattfj. 28.6. Hy en is hier niet, wanthyisop-
geftaen, i €og. ij".4. 2 Ctm. 2. 8. c.Vr. ïBanneer térjnnpgeiïaen*
Ant. Cen bertrenbage nafïjnboob/ i<Co?i/.4. Hyïsbegra- ven.en hy is opgewekt ten derdeü dage,na de deSchriftcn,3;0Ï!»2o. 1.
Jliattïj. 12.40. b. vr. ©00? brieng ftragtté n? opgetTaen uitöentooben i
Ant. ©002 frjnetge «öoblijfefiragt/ giolj. 10, i&. kk hebbe
magt het leven af te leggen, endehebbe magthetfelve wederom te
nemen, ^fof). 2. 19. Breekt defen Tempel af, ende ikfal den ielven in drie dagen opregten, IRottl. i-4- c. vr. üDaerom toojböan gefeib/ bat fjemtöob tipt ben bocben
ÏJCeft Opgetoefet/ 3ïet. 2.32. Delen Jcfum heeft God opgewek t ?
Antw" ©it |iet Op lijn menfchelijke nature, bCteeiïie b002 mebe- toertitige des Vaders, be gionefeföcafé totoaeragtjge töoö/ fjerft
letenbtg gemaefet/ 3fOÏJ. f. i9. Soo wat de Vader doet, 't felve doet
ookde Sonedesgeli]ks, föOHU 1.4. b. Vr. ïDajïtt'jn tieftaemnaiïjnopjïanbingenogeenicaeragtig/ .
e«nbig / menfeujfe Itcïjaem ? Ant 5?a/3£uc. 24.31, Siet mijn handen, ende mijne voeten,
wint ik ben 'tlèlve: Taftmyacn.endefitt, wanteen Geeft enheeft vleesnogbeenen,geliikgyfietdatikhebbe,3!Óf).2o.27. 1 3J0Ï}»1»1' c Vr. ïfoe rsonbetïjn urïjaem banbooj befteenbeggrafsf/ enoe
0002 be beuren i)t$ tyxgg Ijenen bjingen / Sbö» 2 o.: 9. a is de deu- , f n gefloten waren, daer de difcipek-n vergadert waren.uy t vreefe &et }
Joden, quamjefus, ende ftond in Jt midden. ARt' |
|||
Morgen-oeffenirige. 6t
WA"*' ^efü£i£nao,boo^Dcfïeen be^grafë/ neg boo?begefïa*
ÏSt n ^een Spongen/ maer be fïeen të tan ïjet graf afgeten* «il vOOjeen € «gel/ jjj&att. 28. z; De Engel des Heeren nederdalen-
ftf S?„denHem Jl.quam toe,en wentelde de fteen van dedeare. ®0t SE'Ö W3m SP *"# aoonb£ / niet bpgenbe boo? be pïanften
"«.soeozure/ maer bebeuretëbooj §mi opengenaen/ of fin beöe hr ^en/8ElÖfe alfoo #«trtté tmfbe gebangeniffe ging/ let. 1»; afcifkr s ^itaengetoefen/ niet de maniere ïjoe3!efitf öpfgtï mm, f1"!S sekutnem ,m&aer betijb op betoelfee ïjp bp ï>aer quam/ h«?lca ^ ^ atonte/ afé fp/ uit b«efc oer 3joben/ be Oetiren !jab= oentae-gefleten. a- vr. ïBaerom mofi l® opfiaen tipt oen bboben *
toae/ï? (l,) *®in tebetoomnbatfjpbe toaeragrige&one45o6£ • J^UI*' -4-Die kragtiglijk bewefèn is te zijn ae SoneGods,na den
e. '"^[he'ligmakinge, uytdeopftandinge der doöden, 2Ect. 2- 24. hJN w&atMefee/ bstrsptoas^bertainnerbanbegoot/ ©ui*
ottó/ en^£tfe' *" flir°n ^0^ ï^1 öWfeomentlp jjabbolbaenboo? overw' -^* '^ '^ ^00t' waerisuwprickel? Helle, waerisuw
ven fi "2f'nSe> bf. f7- Godzy,dank, dieonsdeoverwinningogege- (^^oorJefumChriftumonfenHeera» 1 <&J2. if. 17. Paffen/en ? öat &P$n berbienöetaeibaben an/fotibefeonnentoe*
londen? e H1Etl U^n/ SWH» 4. 2$•• Welke overgelevert is om onfe
(4 \' tfvjt °P gewekt om onfe regtveerdigmakinge, Som, 8. 24, *>w €fi>fftpns ' ÖB de HopeenhetGeioove ber oube fterfee / enbe
80i/1 Cm nont".ïï/ ban be opfïanbinge ber ©ooben/ fonoe bebefïi* dikinpe vii'^''^- ^'e*1 Chriftus niet opgewekt is, ibis onfepre-
( -T ^Sel' e"de ydel is ook u geloove, 3fift. 2. 3 o. wwtên/W* ^ ^ö« Straft fijner ©emeinte/ foube feonnen
tzö^ntoarwwntöen^^tinten; ö»•"benïfemelboojmij* ningen •> " 3°D«'4-2 In hethuys mijns Vaders zijn vele wo-
(ó.)'<©nsaflnen om u ?'aetfete bereiden, $ebj.9 «4- tan ban om*■ Tcen exem?e!- en een ftracttig middel fouben fiefc
chanieli^rpn^6 t1',ke0PftanWM8e«?tiwfonben: «£«ban onfe H- °Pgewektuitd Hn8eUPt&mtla0Ö£n/ '^'f-*0- Chriftus is
°ntflapen zii n tart? *en lide eerfte,inS g=worden,der gener die
Ant SKI* d^w«*ie trap ban CfcffH Verhooginge ?
hy opgenfm" 'F"**'™/ ^-l • 9- Als hy dat gefeit hadde, vim €pl&. 4. lo "aervhetfagen,eneen wolkenamhemweg,bf. 11. llnfic^eSrSSV11 fön ^emeöJa«rt te acröe plaetfeiijfc met
Ant.3
|
|||
ffz De elfde
Ant 2fa/ lÜatt. 16*. 11. De arme hebt gy altijd metü; maer
my en hebt gy niet altijd, %CU 1.9. Hy wierd opgenomen daerfy jhetfagen, endeeen wolkenamhem weg van hare oogen, Sfict. 3.11» ^joftv 14. 1/ *♦
b. vr. ©aerom öebe ï# ban oefe belofte/ Jftatn j8. 10. ik ben
met u-lieden, allededagen, tot de voleyndinge der wereld ?
Ant. $n belooft öier / niet $n lichamelijke ten,entooo?bigïienö/
rraer fijn geefttiijke en genadige tenentooojbtgïjetb/ om fyaatt trünftenentefcefrfjermen/ iKtettg. »8. io. Waertweeof drie verga-
dert zi]n in mijn naem.daer ben ik in't midden van haer,<£pj, 20.14. a.vr. ï©anneer té ^^ugtenfemel setoren*
Ant. $abat ftnbeertt'söacjennafgnr^fïanbmcje/ npbeaerbe ittet fijn ^ifCineten ftab omjJC0aen/ WU I.J. Na dat hy geleden had-
de , heeft hem felven aen haer levendig vertoont, «jet vele gewiflè ken tekenen veertig dagen lang, zijnde van haer geilen, en fpreken- devan de dingen, die het Koningrijke Gods aengaen, i Co?» if* 6jf* b. Vr. $a Vuat plaetfe fé fip eenen opejebaren*
Ant. Ba ben berben fertiel/ be plaetfe öaet ©oo fijn Ijèerïjjfc
ïjetb tetOOnt/ Cpft. 4,1 o. Die nedergedaelt is, is de felve ook die op-
gevaren is, verre boven alle Hemelen, 3faÖ» '4* *» I" mijns Vader* huis zijn vele woningen, jk ga henen om uplaetiète bereiden, ^eb.9. t. vr. 3©aeromtë^efug ten fertiel opgebaren^
Ant. (nï <©pbat hu/ toegengfijnnjbeh/ooftber.&eernjfet souög iBOjben/ 5P0Ï). 17. 5". Vader verheerlijkt my by u felven, J&hit. i. 9.
(t.) <©pbat!)?; albaer bmwonjï een plaetfe foube berepben/
5Joh. 14. i. Ikgihenenom u plaetfe te bereiden, Cpfj. 2.6.
(».) <©p bat ï)tt den Troofter, den Heiligen Geeft affOUbefenben/
"Smy» 16» 7. Het is u nut dat ik henen ga, want indien ik niet weg ga, foo en fa! de Trrtofter tot u niet komen, maer indien ik henen ga, fooi falik Jiem rot u fenden, "jlofy 7» 39. (4.) <©p bat ïi» oriiS be toen foube banen / enbe onfe ïjopeberfe*
toren/ tot onfe acnitacnöe f emel-baert/ 5?oh. 17* 13. Vader, ik wü dat daer ik ben, ookdiezijn, die gy my gegeven hebt, 3faÖ» fi-3*-
pjil. 3.10
b Vr. ïDrïïiirvï de derde trap ban €!ï)J!fïiverhooginge?
Ant. Hef fitten non deregter-hand Gods, ^f, i to. i. De Heers h eeft tot rr. ij r. t n Rrere gelproken, fit aen m i j ner regter-hand, tot dat ik uwe vyan^Pn fit gefet hebben , tot een voet-bank uwer voeten, 3!jrt. 7.5"6. IkzicrienHemelgeopent, endeden Sonedes Menfched ftaende tT re?r?r-!i:md Gods, JïOtn. 8. 34. c. vr. <$$ bit refegnen / twfïïefiiss aen be regter sööc ban «©of
ergens tri ben ïjcuiel foo twber. fit / of fraet i
Ant
|
|||
"CI"einte tot een Hooft boven alle dingen, i Co?. >f. 2 f.
tEc'ha't* ^1"01 öe ^e£re^*^ Dl1*fltt6nll£aen ^ot;ércs*
ï?u»zo en <©e£|t op ffin ©olfe / cnöe öcfoajenöe fce tarïml • eb *
tot Pr i,egRir,gen' ^PÖ* 4 '' • Dddve h'eff P gcvcn: fol f,i'Setot Herders -ntot Leeraers, 3Ej30C. '. jo • ,,
mepnt *? Öecbltft fijn Priefterlijk-ampt, fó&öen&e.fcé^ £&€&
verf-j,-- ^^1?'?* 24» Hy is gfgaen in den H-, < !. • om nu te voor en voornetaengefig,:eGo"SVOOI'ons'iii'11>8- 34- Di*oofc . ^^"d, ^eö. 7- ij"- Die aKijd leeftörö voor ons tejbidden.
allé z l ^* '/♦*/♦ Hy moet als Koningheerfchen, tot dat hy
saliaïiEn^ :4 ^^'ike > *nöe anöere mnj&tje jegenlngsn tot onfec
booieVh ^ *7*' ?* *kbidde, Vader, dat gy haer bewaèrt van den
heef,. ' 8*tjf. 17/ 1 1/ ii/24. 1 ggol ^. i In .1 • yetoand geiondigt ftUrn' *y hebben eenen Voorfpraejf byden VaJer, jefumChri- diegy "aRnV3nh. 17.14. Vader,ikwil.datdaerikben,ookdiezija
a Vr» »^egeven hebt, faf.£. IkenbiddenHvoordewerelt. Ant' *LDel,EEr ©om-biüDerj* ïjeb&en te'' Em ïNi ©aiwe f
hf. t. iv1^Etir,^a^wnen,nam£fpScrii:'.i^in!ïuin/1gdj.»: fondigf e, ?^ei*kens, ik fiArijyeudefi* dingen, c^-iatt;-.'nieten
Voorfpraf 1TK ln^en yeman£l gefondigr h.'efr, wy 1 hebber eenen %& , hï l)en Vader, Jefum Chriftum, den Regtveerdigen, onfevonlir ^J^0090^Maria nfetnara/ cri tefodien/ Dat!&
Ant auprae 3P *
®obs tormTPJ nirts'toantjü&aria tenerweng tscnj ^ahanjq m
tot den Vad j de WeK»d'e Waerheid en hei Leven, niemand korct
r««odo»r roy, 1 ^fof). z.i'% 1 Ctffl.*• ƒ. Daeris een Midde-
|
||||
<?4 De elfde
Middelaer Gods, énde der menfchen, de MenfcheJefüsChriftus.
b. vr. &oube men Dan op Maria niet mogen betroutoen ?
Ant. Peen/ maer alleen op SJefiimChjittutrt/ 3oh. 14. u Ge-
looft gy in God, gelooft ook in my, 3fcr» 17. ?*%IK. 1.47, a vr. f eeft De €ngel .Paria met aengebeDen / afê ftu, fepbe / 51 tlC. 1» z8. Weeft gegroet, gy begenadigde ?
Ant. «öantfch niet/ maer De€nget heefthaeralleenujfc tixc-
perlp gegroet/ gelp al.* €ft?iftns tot fijn bifctpetoi feiDe/3jah, 2 o. tl. 18, Vrtiiezyulieden, 3llpQC. «9. 10.
c. vr. f* ban de Moeder niet meer at.fi öe Sone ?
Ant. Ileen/ felfë altfjDnietinhetburgerïpe: toantSalomo»
teas meeröet ban Bathzeba fijn moeDer; beet meer & chriftus jjroo* t«*r vï* Maria, betoiile 5$ bjaeragtig <©oD tg/ en Maria $ maer een tolig menfth: ïfiërom ïweft Sïefus nopt bed toerfcg gemaefct ban fijn' moeder tfi het ftufc ban jïjft ?Cmpt/ ^Oh. z. 4. Jefus feyde tot
haer, Vrouwe, wat heb ik metu te doen. J&att. ' *■ 4^- a. vr. i^tjn De afgeftorven Heilige geen ©oojfpgafien boo? omï
fipöenBabcr* Ant. peen: fpjfJntiaertoeonbeqHaem: mant ft onfenooD niet
fannen; en op be feragt ban haer berDienften met fconnen begeren: nog hier toe ban <ÖQD 3P gepit/ €f. ^. 16. Abraham en weet van
ons niet,lfraë' en kend onsniet, i 3ioÖ' z. i .Jefusisonfeverfoening. b. Vr WZÏÏtZ 1$ de vierde trap ban €h?ifti verhooginge ?
Antw. ^itjn fiomfie ten (©Ojöeel/ 3J0h.J-.z7. God heeft hem magt gegeven om gerigtete houden, om dat hy den menfehen Sone
is, 3ÜCt. 1 o. 42. ?J]Ct. 17.31. c.vr. foetotjöfïrettfïgDefémagtupt?
Ant. (@ber alle levendige en dobde, z €d2. f. 10. Wy alle moe-
ten geopenbaert worden voor den Rechter-ftoel Chrifti, op dat een yegeh'ik wegdrage't geen door hetlichaemgefchied, na dat hy ge', daenheeft, hetzv goed,hetzvquaed,c|Ratt. zf. ?z. 5fiom. 14. i<" c. Vra. feeft€ft3iffttö uBo^öefe verhooginge éenigenieiiujegaf
ben / en hecrlpheib ontfangen } Ant ^ietengentltjiHettaenfien ban firn Godheyd, Detoelïieat'
Icenïtjcf; haer heertphepb hier öooj watMaerber fjeeft bertoonö; maer ten aenfïen ban fijn menfcheii jke nature, gjoh. 17. $•. Ende nu verheerlijkt gy my Vaderby ufelven, metdeheer!i]kheyd,die ikb/ '
u hadde, ceidewerelt was , 35hii. z. 8/ 9. 1-----------------------'---------------------;-------------------------"—"~~~~------------*
Morgen-gefang op de elfde dag van de Maend.
Stemme: J&falttt z. Waeromraeft datvolk.&c. V. C <©u ban be f eptfge in 't nare graf/ .
O «Du.s afgeflaoft afë ano're menfehen rotten i <© t»1" i
|
|||
r
_-. Morgen-oeffenïhge, "" x %%
IL S°! ®* ^1^1 Dado'm tent£lt af
Sn «raf-fïeen / en berbaert be helfche rotten j
£? rÖft / na Dat hp toeber nam het leben /
^n toont iichfebenöigaenbeeiE;en geen: '
^ot &&* tóh oie bon? fijn berfchping öeben /
WL°t trooft t)OD? Parus, en bOO? Magdaleen.
,^ 1' Üp toenft oen taeeb' in 't apoffoliffh, i|u»£;
*|P trooft / en toanbelt methaer beertig bagen; **P necnu foo teeg öc ergernig ban 't itniitf / k? Waefct te fchanb' oer Soöcn hïï en lagen: f" baert om hoon ten hnnfe ban ziin Vader: JF ^ fieh aen fijn ©abertf rechter- hanb / ■|P 1'al hier naer be menfehenal te gabet <«-en <©o?beeI bagen tipt het gantfehe fanb. 3^?« 3&U? fereeg be leer bien heerujfeen naem/ i^aer 0002 be ^tipbetaferffi moeten beben; ^».ë toierb ftp Voorfpraek boo? ón^ aï te faem 2f 1En hn bon? bioet berteo?ben heeft het ïeben: gP tees upt 't graf/ tot hoop boo? ons? berrtjfen t 5? boer om hoog / en maefcton.fi oaergereet/ |rttytrmlg$tty£; sp <©eeff feomt on£betottfen / ^jtoltefh'/ entoo?beentroofterinsm.fileeö. Van de voldoening Chrifti.
a *r DetwaelfdeDag. .,.. ïtttmlL ^*^!Mu$Ch?«fhts/ beo? het bebienenban befefrjne
AnTalEfn'9e to«löaocn aen be H&enfchen toagtebaarïjt * die ons **! fm*d?l '^0?* '■ 3°-Uythêm zijt gy inChriftoJefu,
heiljp-^^orden is wijsheid v, n Gode, ende rechtveerdighéit, ende metfl|ea, "Re' endp verloffinge,<£ph. >'■ 3- Die ons gezegent heeft b Vra t^eeftelijke zegeningen in Chriftojefu, 3foft.ii6- A nt sis effi£ ?lfin t,e bPfonöfffe teelbaben *
3&e rrnttf *ft^ ^e bolboentnge bon? onfe fonbem ®£ roepinget twftiHh^^'^PwWn'W: ®e heiligmafcinge: ©e aenneminge renve'o d- : ^nöetoh^eriifcmafcinge/Som. 8. ?o. Die hy te va- Pen lieeft ^ft'l1,e heefthy ook geroepen, ende die hy geroe-
digtheefr' de^" neeft hy cok geregtveerdigt, en die hy geT'gtyeer-
c Vra »adefeneefthyookveiheer!i)kt, bf. 2Q. A nt '^ tè °* Vnidoeninge fenw onfe fonben *
fe berbifml«ePn ^1* ^h ^W PJiefler-ampt/ toaer in hp 011= Ö002 öe onnh iaffïn °P ''c& «enomen heeft/en baer boo? fieh feïben- « ^000 eooe heeft op geoffert/ op bat fepeoü boo?on#
€ fOH&t
|
|||
€6 De twaelfde
foHöe tekenen / en tmjS ban De betDienöe ftraffen fouöe terïoffen/
z <JE02. f- 19. God was in C hrifto, de werelt met hem felven verfoe-
nende, haer fonden haer niet toerekenende.bf.i1. want dien die geen fonde gekent en heeft, heeft hy fonde voor ons gemaekt, op dat wy" foudea worden rechtveerdigheit Gods in hem.Cfat.f 3. ƒ ,<©al.J. 1 *• C. Vr. %$ fOO een Voidoeninge al nOOOljJ QCtoeefi i Antw. «jEtoDg gerechtigheh enfeïjte De ffefijc ï <©aet on quam
<0oö£ waerheit in fgn D?engeineriten asn Den &onDact/ tffom. i. bf, }z. Dewelke, daer fy het recht Gods weten,namelijk,datdegene
diefulke dingen doen, des doots waerdigzijn, %UU *4- 26. Mofte de Chriftus niet alk defe dingen lijden, <©en. 1. 17. b. Vr. J©aeC0tn fjeeft Dan <0OD in den ouden Teftamente De fÖIf fcen qugt gefcljolDen / fonöer bolDoeninge i
Ant. <(5oDt heeft Dat fonöer bolöoeninge niet geöaen: JEaec
ïjaer fonDen jtjn bergeben om De toefiomenoe Voidoeninge ban De Jfcesüas; toaer ban De <©jfetlh.anDen sijn af-üeelöingen getoeelï/ Jleb.9.1 ƒ Dierom is hy de Middelaer des N.Teft.opdatdedootdaer
tuflehen gekomen zijnde, tot verfoeninge der overtredinge die ander heteerfte Teftam ent waren , die gene die geroepen zijn, debelof' tenifle der eeuwiger erve öntfangen fouden,€f,f 3 .6. De Heere heeft onfer aller ongeregtigheden op hem doen aehloopen, ïtOltl. J. tf ■ a. Vr. ï<fsnDen ton fetbe b082 onfe fonDen niet boIDoen i
Ant. $een t Wmt al toat ton Doen/ i$ maet 't geen ton fchuIöifJ
3tjn te Doen; €n oofc fo fonöigeR ton nog tragelijk/ 3tur. 17.1 o. Al* gy fultgedaen hebben al het gene u bevolen is,fo fegt.wyeijn onnut»
te Dienft-knechten, want wy hebben maer gedaen,'t geen wy fchul' dig waren te doen,'JfaC. f. x- Wy ftruikelen alle in velen, i 5|0.t.8' b. vr. &oiiiK niet een anöer ftenligjiaenfcftxboo2^n£hxBlrtfl
ïiOnnen voldoen ?
Antw töantfrl) niet: Detoijle niet alleen alle l&enfchenfeftf
&onDaer£ m t mm ooft/ Detoijle Dat een Moot ^cljepfei/ De W ban ©oDtf taajn niet fouöe fjebben Sonnen D?agen tot voldoening6 toe/felfs nier boo? lïcf) felben/beet mm boo? anDere/ Pf. 49.8. Nie' mant van hem fat fi)n«n Broeder immermeer konnen verloflèn: **/
falGod zijn ranrfoen niet konnep geven, i ïfeg. 8.4.6. «JÊJCOD. jz.? 3' a.vr. ï)eeft gjefuïi €h2itiitó bob: on? fionnen boIDoen ^
Ant- 'gja Ijn; ©ant/ Detoijle hn een waeragtig menfeh to3£ / f^
fionDe nn fterben: ©etoijte hn ten regtveerdig menfeh toa£ foo fi°5«
öe F>m Herben boo2 fchtttöig/; €n Detoijle fw te gelp de Sone G<\ was,J föo fconöe fijn blaet een toaerDigen p2ijjs 5tjn boo? bele/1 ^D!'' ï. 7. Het bloet Jefu Ghriffci, des Soons Gods, reynigt ons van allef"1:
dcn,38ctȕo. 2.8. God heeft zij nGeraeinte door fijn bloet verkregfL. |
|||
cVr na MorgetK-oeffemnge. , 47
futf mMat «&n<m peft oe fcplige &cMt/ fttfotog? / fet %&
An?3!^ ^ <"* &*# Stoten.* " "r- ©e rjoosnaemfte reucnen $h iefe: oootmf f,erft : ™ ^ &fm-ftten ViDÖ? on^ ^p-Pfoff^* in1*
ff 'j PÖ* J"-1- Hy heeft hem (elven voor ons over- gegeven, tot et/U
«"handc, en flachc offer Goeie tot eenen wel riekenden reuk, i|e&. 10- H- Met eene offerhande heeft hy/jneeuwigheitvolmaekt, dis ë^ne, diegeheiligtworden, JfeÖ?. io. 14. ffiwe?nweeden: *& i^ too? oii^ gciïo2ï»en / %tiM fcit «"ajajrfja??
3foh BniI1^tenoc / boo^fepöe / 000? Be èeptortngl 0$ Slïmagtipen/ ftCr ''• f°. Gy en bedenkt nier dat het ons nut is, dat een Menfche
Die lf T00r bet vo^'en bet ge^ee'e vo'k n'et verloren gae, STlt.z. 14»
lem fel ven voor ons gegeven heeft. ttiJri d^den: $? öeeft to? on^ het rant- foen geit pet rjttfö$in8£
|
||||
iliew '"'^' ^e ^one des ro^kh611 's n'et gekomen om ge-
*»ntf Wor^en> niaer om te dienen, en om fijn ziele te geven tot een
Jjjjjg^0 Voor vele, 1 Pet. 1. 18. Wetende dat gy niet door verganke- bare bl °^en' fl'vei'0^ &0ud ver^0^ en Z'Jf> K* 19 • Maer door hetdier- ^?ae/Vietoen: ^p ^' m^ ^mbm cn ^fl**18^?fl8fi afëehfé
heeft ' *^* z' *4- Die fel veonfefonden in zijn lichaem gedragen
Jag0 0P^ethout,Cfa.5,3- f. DeftrafFedie ons den vrede aen-brengt 7-11 t*'en door z"'ne ^r,ernen ls ons genelïngegeworden, ;j§eO»
'.j, ' Jefus isborge geworden. i <jt!" viJfrfen: $? ijeeft onj$ nirtèno terftent ferigitfntob/
terfo ^;'^-AHe defe dingen zijn uit God , die ons met hem felven
denz^nt"eeftdoorJefumChrifhim, ÜOm. f. 10. Indien wyvyan-
Tzre' met God verfoent lijn, door den dood zijns Soons.
rcpntnt/e^en: ^P &eEt"t ons! doo? fijn Uliatt getopt/ berfofï / en p>
"Wen bl ^°C* ?• 9 Gy zijt geflagtet, en hebt ons Gode gekogt met
In weIt°Cl e' u'f a"Ègeflachten.en tale, en volke.en natie,CoI. 1.14. verop,,- en wy hebben die verloffinee door zijn bloet, namentlijk, de CVr "grinden. Ant i$n aIle beft öii1öen m'rtoncpoentHjfe re foerfliaen i
met fan e***** I uctoïlte Dit alh# foc omffanoioirjfc tat hefchzeteri,/ örr fönbrncttorfrr)ïpti* redenen : ^ootiatDeDaDelpetitrgetingie Ölrieti,ann0ae'i€IijiiiiDtoetteo2ttoe-gefeï)2etEn/ en niet aenïiet Welken Q "fa'e/l ®&h « •' 3 ls Pau!us voor u gekruyft.Sïom.3.if-
Ve,n2,iin °, 00r'gefte't heeft, tot een verfoeninge door het geloa- ■b-Vra «5-Ü?ede.- 'Pet.t i3/m9 aan Ion senaoin.e qntjt-fcheföinge >
€ 2 Aoo*-
|
||||
CZ De twaelfde
Ant. &jju genaoeö'lptiyietm/bat Ijnfelfcebe IRtbbetaetBeeft: -
©atïfêtetueöentó bat een anber tiooi on? fcolboe: ©at t)poni* oeffiraffen qitijt fcljelt/ fantier onfe ejjgenbolbaenmgeboo? onfe fonben: €n bat fy} bit niet boet acn alle Uftenfeïjen/ maec aen foo* tiantge als' htt ï)em oebaeijt/ €plj. 2. 4. God is rijk in barmhertig-
heit.door fij ne groote liefde, daer mede hy ons liefgehad heef t.^ïöïj» 3-16. Soolief heeft God de Werelt gehad , dathy zijnen eenigge- boren Sone gefonden hoeft, 2 <E02. f- 19- c. Via. ©erjjecft 45oö ban On/niet / Otettjft wy vergeven onfe fchuidenaven, bat is-/ fonberboiboeningc* Jiattt). 6. n.
Ant. $5eenh>?; maer foo betTe ts'er geltjfchtib: ©atgelptop
nerenbMüg allé fepten/ en alljet ongelijk bat ons" is? aengcbaen/ fonber epgen tojaSe"moeten laten boo?gaen: ©at «5ob alfoo fijn fcwafccban ons" niet neemt/ maer tjcrepö & alle onfe fonben genabtg aen ot$ qtijjt te feljetben/ om Cïjjjfït Mie/ €#♦ 4.3 %. Zijt tegen malkanderen goedertieren, birmhertig, vergevendemalkanderen,
gelijkerwijs ook God in Chrifto ulieden vergeven heeft, Col. ?• ' ?• a. vra. %$ net niet onrcgtbeetbig / bat een onfc§u£bige fteben
soube in plaetjS tian be fcftulbtge i Antw. i^een; W$ be onfc|nSbige jtg toptoittig afó 23o:ge aen<
Jbieb / om boo* ffchulbige te (ïerben; ©eftjfe SJefnö fjtesft gebaen/ ï^eo. 1 o 7. Doen fprak ik.fietik kome om uwen wille te doen.öGod*
3jöe&2. 7.11. Jefiis is van foo een beter Verbond Borge geworden. b. vr. Maet ïjoe fcaneen jjBenfche bolboen bob? foo veel duy-j.
fenden ?
Ant. Cfriiïus té geen Moot llfcenfcïje/ maettcgenjfnjiïwbofi
fte toaeracbttge ©oö / en baeromté fijn uloeb ban een onepnbig^ inaerbue en \\M; hierom toojb bceltijbs" be toaerbigljeit ban w Perfoón uutgêb2u!it / als ban be firagtban fijn 23Ioebtoo?b gej&ra feen/ 1 '•jlolj. t. 7-Hetblocd lefuChrifti,des Soons Gods,reinigton5
van alleonfe fonden, 2ÖCt, 20. 28. God heeft zijn Gemeinte verkr«' gen door zijn bloed , 1 *£02. i.8 a. Vr. ïOat té ïjet rantfoeh-gelo getoeefl booj. onfe fonben i ■
Ant. "ginfonberhcit biet dood bloed, «nbe de ziel-angften ban W
fltS" Cf}2itïtté/ ifiom.3 • t$- Den welken God voors>efteld heeft tot ee"
verfoeninge in zij nen bloede, door het geloove, *£ol. 1 14. lEatt.*"j t)f. 28. De Sone des menichen is gekomen om fijne ziele te gevent0 een rantfoen voor vele: , a.vra. %f fijn lichamelijke boob getoecfl een rantfacn-gelööö^
onfefonb?nf „ Ant. 3Ja: ïJMC. 3-,8- Chriftus heeft ook een* voor de bn°'0i
•geleden, hy regtveerdig voor de onregtveerdige , op dathy ons y |
|||
o«de brengen, die wel is gedood in het vlees, rcaerlevendig
8c Vr\ °rdenGeeft' ' ^ft>1 -*4-' «CftM-3/.4-
A f.' ^ftSP OOft een ge^ftelüke dood bOD.1 Otlïf CtClCDtn * h«Yinw "a &?/ DD8 nt£t ö* aeeJïElijfie öcoü / öetorlfce Mftaet in een
luiw* ^8" ®00* ^10-'toant Dat # ££n iwöijje fïaet; Jüaer {JA W booj on.s in fijn #ete jjeleoen fmertcn / en aniiften Der f ef- j£/1" f oeboeïenban <©ot$ too:n/ ettfcfrefteri tegen onfcfonöcn/ «jiWatt. 26. 58. Mijn ziele is geheel bedroeft tut dér dood toe , €ftt
hDn,« *wftChjjfftté niet mea- tong on£ seöaen/ atë tratfip
70nögleden heeft?
jwn/en dadelijke getoojfaemfjeit telfaagtJtom, ƒ. 19. Gelijk door
P"8e«°orfaemheit van dien eenen menfche, vele tot (bndaefs zijn
fc eid geworden : alfoo fïillen ook door de ongehoorfaemheit van
,e' Ve'e tot regtveerdige geftelt worden,(©al. 4.4. Hy is geworden
b ?!; <k Wet, ïfffe. 10.7. Ik kome,om uwen wille tedcen.óGod!
•Vr- ï©a.£tiitoh?ooftnooöiej*
oer feriï -^a: *®arit ?elp ï)P 0002 z,ij n lijden, &!# ton öe fïraffen Dn* (l , XnX<fi OebjijÖCn/ölfOO mOÜftj? C002 zijn heilig leven , bOOg
vloed j^" $et W& t0t öfn ^OT'C' / ^0"1, *■ '7' D.'°dcn.°.ver"
]ev!^er genaden, en der regtveerdigheit ontfangen , i'ullcn in het UlOeft t ^en door d'en eenen > oamentlijJf, Jnuai Chriffum, ïjp
defe H- - 0ns Ö3t ^002-0 torbtllfen/ Som. i o. ƒ. De menfche die °lngendoet, fal door defelve leven. '»'• ftoeff €S?itiuj; boos &em feïben niet (jcitm lebcn ?
MfnLsr^ moet! fo4ttri* boo? Ijem feïben nriltn febfn / nat ftjn nieti<i' sE£n *£tamctöfee eartenfeto» toajS ton ®n Jperfoom j&aet nen/S^ wDaer DDD2 b00-'»"" f^«n Df n fcemd m"£ft l1£röiCi ö6 «Srjhh, ^£te ^uam Ö£m taz to02 öeperfonrieberet ninincieniet b002 onri ïi naturf' ^5 niDeft öa{iDtó ^002 Dn'f W[!n-fci|en/ om fjeefen^l^W1*&üt^mnIöen®imt*tóbcr&ienen: ©enjjfe fo BefearWfc! Ij-£c^ ^500 ^002 sefleben als; 2Bo?«e:5>o öat at 't neen y«öi frïrilDcctt''>r *fti8E licm cn'* «eDa£" &Cf ft / f°n0ïr ?ct^teD2
seword^"n°0tiistel}ebuenteberöièneu/ i €oé\ <.;o. Hyisons Se» en t,„ ^VIis'>ei'J van Gode , en regtveerdigheicl, en heiligmakin-
tE3%02ftll^'^ ba»ton nonen oat ton traaten «3oöef i©e«en
Ant: SE"/fco€feitrusDitto02ons;lieeftgeDaen^
»etiogbpn/ft top n°3 ferben/ clis{'tDat€fjjijtitéboo2onötó
foo moeten v«3 >et Dm ^3^ö002 ^3002 mfc fonoen te bolboen; 211-
«p ©oüj! jpetten onöerljonsen / niet om öaer &002
€ 3 tiert
|
||
f o De twaeliHe
benïfcmet te beröfenen/ maer om dcro? on^ goed Ectscrt <©oö t«
bcrijeerlijfen in fdjut&ige danfcbaerljèib/ Stom. 3.5 1. Doen wy dan
dewettenietedoorhetgeloove? dat zy verre, maer wy beveiligen
deWetjjl^attf. 16. 5°l)« [5"- 8. Hier in ismijn Vader verheer- lijkt , dat gy vele vrugten draegt. *.Vr. 'Mnt/ voor wie liee'ft€l)2Jftttsboldaen*
Ant. èoo? be sijne/ bie fjem ban Den ©ader. gegében 3Ön om 3* Hg te tobben/ H&att. i. 21. Gy fult fijnen name heeten Jefus, want
hyfal firn volkzalig maken van hare fonden, 3J0ÏJ. 10. if Ikftelle mijn leven voor de Schapen, Cpf). 5". 2S■ Chriftus heeft hem felven voor zijn Gemeinte over-gegeven. b: yr nfeeft ï$ ban voidaen boo? alle öe sonöen ban alle men*
fcfjen ote o»t fn be toerelb setneetï ?tjn / nog 5|jn / en fW en $n. Antw. peen: ï©ant Dan foube geen JEenftfje boa? ftjn fonüen
Bunnen gefïraft tooien / indien Sfejutf be firafftn baer boo? gedja* jen ïjaöoe / %Q% 17 9 • Ik bidde voor haer, ik en bidde niet voor de
werelï, 3Toi),<S. ?9 2 «£02 f 19 c. Vr. üE>attoiflenbanafbtepIaetfenfeggen/ baer %t$& gefept
to02t gefÏ02ben te ^ijtl / etc. voor alle, voor de werelt, ja voor de ge-
fceeïe werHt, 1 %ü\\. 2. 1/1. 3fOÏ»» 3 ,ö Ant. 25eFjafben öat öfe tooosden fomttjbs" maec beteefienen een
sebeeite ban be toerelt: gelijk te fïen is/ %\\t. 2,1. Daer ging een ge- bod uit vandeKeifer,dat degeheele wereltfoude befchrevenworden» 1 'SfloFj. 5-19. .§,00 tö bit be tin in alle Hit plaetfen/ bat €fm'|ïu$ nu
ïliet meet bOD2 de Joden alleen / maer 00&b002 allerley foortvari
Heydenen, een Zaligmaker toasV drtotjïe ïjet nu be ttjt.teag ban be
roepinge bet Uitbenen. ?6lbu$ leggen bit uat be talige in ben W( tnet/3CpQC.f .9. Gy zijtgeflagtet.en hebt ons Gode gekqgtmet uwen
bloede, uit allen geflagte,entale,en volk, en natie, tüom» 3-29. $t0ttt« 11. 12. Den val der lo^n , is do rijkdom der werelt. a. Vr. %$ €fj2ifttt<? alleen gcflMien boa? be erf-fonde >
Ant. Been/maer ooft boa? alle andere fanbenban fïjnfèolft/
(©t.2.14..Die hem felven voor ons gegeven heeft, op dat hy ons £bu-
deverloflen vanille ongeregtigheid, 1 3fb&» 1.7 Hetbloet fefuChri- ftides SoonsGods.reinis:t ons van alle fonHen , ^£02. 9. 14. b. vr ï|eeft Cïpijïitf ban foo bofftomenttijfc' boo2 onö bolbaen/
bat bjii niet noodig neft&en dao2 enge bolboeningen ons* ban be ffraffen der Tonde te beb2i)den 1 Ant. ^BeSniffelirJ ja/ ÏM)2. 10.24- Want met eene offerhande heeft
hy in eeuwigheid volmaekt de gene die geheyügt worden,*£ol. i. 19' Col. 2 to Gyzrtinhem volmaekt, ïtom.8. i. . e vra. <f(S be Heere ban de Voidoeninge geen fagt oojfiuff^
boa? öet fb^geïoofe bleef© i 'b& |
|||
A a Morgen-oeffeninge. 71
maW « n: ^nt ÖC lmt ^ met ïjarr DC %ttU der heilig-
öctone m®nIiat: n^mant fcan roemen ban Cf^ttït bioed.ten fp I)p
heeft- ^'^' Seeft> tóTlt. 2. - 14. Die hem fel ven voor ons gegeven
felve ,0P^athyonsf°ucleverlofl*!;n van alle ongeregtigheid , en hem ! , j^n eygen volk foude reyiiigen y Wtg in goede .verken, 1 *£02. lcA,l° 1 °m. 8.9. Soo yemant den Geeft Chiifti niet tn hetft, die en t?8* hem niet toe. |
||||||||||
Morgen-gefangop de twaelfde Dag van de Maend.
eit,2if: Pfalltlfi. Ontfermt u over my arme Sondaer,&c. 1 • TT" <©m €!}#ra bolfc öefrrjout het Goigotha,
IV &ietwie, en waerom bat ï$ fro?t bie Magtra.
-*- ^ ï©at boet fijn ^iel foo jammertp berfmagten i
%ie roept f-p foo ftenaut fïjn ©aoer nae) |fenubel|elbbertfaegt/ en meer nebgeeft «fe meenig J&artelaer in ftoare pijnen ■? f«en / neen / 't # 6j» toat anber£ nier getoeefï i "^bb^ too2n boet foo fijn fcragtra garïfcrj berbtoijnen. to *. $p b?aegt be (ïraf beo? menig bupfent menfclj; E? lïerft in plaete ban nte fclfg moft» fïerben; sP fogt öooj 't offefofoeb foo te bertoerben ff e b:eeb' met <©o&$P geeft geen rjooger tarafrf) / *Js bat <©ob?' toóin foo-grimmig &2anbcn mag / SpP 3tel en lijf/ bat na bit nare feermen ^00? 't tojaefe bper ligte <©ob£ berfbenbe bag / ^P bat <!5obs5' Hiefbé bper on^ magbertoermen. ■>J' ©P fltof afémenfclj/ maer Otefrjn lebens flfrQt *i.« <6obe£ &oon / mi>' wn jfjn groote toaerbe; MT üogf aen 't ïtr«ï^ / "-j^toaer/ 't toag maer o» ö'aerbe/ jg°a / b'eentoinljepb i$ minber afss bee£ tijt; S^ntbierjierleet/ toa£ «©ooejfepgcn&Btm/ |
||||||||||
^•qnamatóïSojg/ faofcnn/ foo mofi ï)p fijben
g°°2 anbere: 't & MKjfe bat be loon L °2t toe-gcrefeent / on£ boo: attc tijben. |
||||||||||
Van de Roepinge.
a.Vr te De dei tiende Dag.
Ant ^ffie fé de tweede genade bie Otl^ €ï$ftttS pecft bDTbientt
°nsin£ Ê ^Oepinge/ €pï). l8- Hy is overvloedig geweeftoveir
Rlaekthvue,'n e w'JsheM en voca-figtigheid,bf.9-Ons bekent ge-'
^ftt 6a SU*** ^e verborgentheit van fijn wille nafijn welbehagen
'l «at. 11.28. Komt alle tot my,die belafte» beladen zijn,
€ 4. b.Vr.
|
||||||||||
f% De derthiende
b. vr. Uftat U öe ïïoepinge *
Ant. fet té een tnelbaeb «5ob$i in Cfeiffo / toaer öoo2 f# «ffifefe
1 ftttrn tot een .Saligmafet tooo2-ffeIt / enbe 0002 een ftragtige toer*
feiuge / Den fijnen btro? Oen gelooïje in fiet rjerte cygen maeftt / en
ïjaeè aljO tOt fym tttfit/ lEatt 1128. Komt herwaerts tot my, aüe
die vermoeyt en belaft zijt, en ik fat u rufte geven, 2ÜCt. 9 lS- Defe is inyeen uytverkoren vat, om mijnen name ta dragen voor de Heide- nen en de Koningen, en de Kinderen Ifraëls , <{j*pï).4 n. a. Vr. |©32ben alle menfcfjen albirê geroepen i
Ant. ©iet alle ïjooft tiooj fjooft/ tnaec nu in ben N Teft. tooien aiieriey foort ban menfeften"/ fonber onberfcfjeib geroepen onber al* ïerle? ^etbWien/ÏÏOni. i. 14 Beyde Grieken en Barbaren; beyde wij -
fen en onwijfe, ben ik eenfchuldenaer, ©at. 3.18 J&att» 28. 19. Gaet henen en leert alle volkeren. c. vr. ï©aerom tooien fummtjje lüenfcïjen öoo?l}et€uange?
liumniet geroepen* Ant. ©etotjte ïjet ©ob niet öeïjaegt/ tot Öaer fijne ©ienaer£ upt
te fenben f JGiatt» i o. f. Gy en fult niet henen gaen op den weg def
Heidenen , nogte gy en fult niet ingaen in eenige ftad der Samarita- nen , 30et. ,6. 6/7 :Pf« '49- «9/ *°- c. vr. 3!« bit niet be rebenen toaerarn||ftmigc menfeften niet ge<
toepen toerben: bat hare ©oo2-ouber?rnie genabe misb^iinfit heft* ften: ofte om bat fp felbe nog bê fcragtën öer nature niet toet ge< fyunfcen/ ofte om bat be ^jebffianten te traeg srjn ftet €uange[iinti i»Q2 be geïjeete ïBerelt te gaen pjeöiften i Antw. ©antfeft niet: ?©ant ban foube be genabc niet alleenlijk
geoonben srjn aen ben .Hens/ aenbe nature en aen betoerfccn/ 't. toeft ftrijb tegen be geheele &ch2ifture /1 STini. t. 9. Niet uyt de werken, ïïom. n. % 6. Wie heeft hem eerft gegeven, jRoitl. ' i f j6-
W,m ooïi ban fbuben be ïtepöenen moeten geroepen jijn getoeeft/
öie- na ftet tegetpe leben / feer toel Ijeboen geteeft / en be quaet|W ^er/benen fotiöen niet geroepen srjn rjetaeeU / oetinelriebesoe on^ toaerïjeib \$ t toant be fhootfte ï?e»benen sijn geroepen/ €pf). *•«• God heeft u mede levendig gemaekt,daer gy doot waert door de fort'
denenmifdarien.Ctt.^ *ƒ*. iPet.4.3 Hom. lo.io.jK.aerbeeen''
Be reben té/töobj; b2);e tóel-ueljagen/ J&att. 11. ir- vader ik dan- ke u, dat gy defe dingen den Kinderkens hebt geopenbaert.en hebpe
den Wt]fen en Verftandigen verborgen, bf. 16. Ja Vader alfoo is ge' weeft het wsl-behagen voor u, 1 ''CÜH» t. 9. c. Vr. Sijn ban foobanige Hieben fonöer eenige roepinge?
Ant. &)? jijn fimber' een satigimfenbe roniinge; maerfr;^ fien 'jt gefigte tian §et vèeöëpfét / en be natuurltjfte €cmfeicnt'ie n« cwnF
|
||
^ . Morgen-oefFeningff.1 7|
fiue"!S/«i0ttt.i:i «■. Sy betoonen het werk der Wetgefchfleven in ha-
^- let.ij. i7- let. n. 17.
tianöa ^*^ölt S^^113alismafecnög rocpinoe / iaat raitttojeia Somt
,.Ant ^i'ec*tioo2 ino2t ft&anige Stieben benomen de veronfchui-
finm ec &aw groèelfgoöerpe / en groote ongeregtjg&eben/ op !"'*• Dewelke daer zy het regt Gods weten.natnentlijk.dat de
?',UF ^ic fulke dingen doen, des doots waerdig zijn: niet alleen de ,. ^8een doen, maer ook mede eenwel-gevallen hebben in de gene a'eledoen. Sotn. tl zo. Jïom.i. tf. «WSBj aero ^°$m öan aKe öie &et tooort ïjaüreBog befelbetQtjfe
j»^1" ^een; inantfommJge tobben alleentp uitwendig geroer ^■VÖOg fommige toOJben OOfi inwendig geroepen/1 €o?. i .2 ;. Wy
Pr diken Chriftum den gekruycigden ; den Joden wal een ergerniffe, i en Grieken en dwaetheid- Mier haer die geroepen zijn, beide Jo- Q^fGriekenjpra^iken wyChrift]m de kragt Qods.en de wijsheid darf ^att.ii.11 Wt i(5 H D^HeereopendesenLydia'therte, ^Verftnnt hrt gene van Paulus wierd ;?efeit, 3f0g(* 6- 44/ AS- 'Vr- ©acr Somt bit onberfrher^ fean baen *
He^nt- ©an «Bobjf toel-befjagen/ JBlatt. i *. 2$-. ik danke u Vader, verft6 ^e-s ^eme^s' en ^er Aerde, dat gy defe dingen den wijfen en
ope i"^'^en ver^orgcn hebt > en<^e hebt defelve den kinderkens ge- ppr,n rt > Öf-16 Ja, Vader, want alfoo is geweeft het wei-beha- ëc vQoru> ïtsm.8.^o. m.% 47-
enhp ' ^20^0° n!'rt fcetoogen boo? eenige goebe neffalte-niffe/
an^^m&eib/ betoelfte meenam ben eenen menfr&eay in ben
S^oetW' .^n/ ïiCim. 1.9 Die ons heeft zalig gemaekt, ende
fijn o' • met een heilige roepinge: niet na onfe werken , maer n» voor (?en..Voornemen en genade, die ons gegeven is in Chrifto Jefu a, y etyden der eeuwen. i€02.6 n. (Cl't. J.?/f-
\' 5fë ban be utiftoenbige roeninge niet genoeg tot ^altaïjciö*
beier h» *reen: mm De intoenbige inerftinge be£ ï£. «15eefïe£ moet hoort °men/3f°ft* 6 4-f Eenyegelijk.diehetvandenVaderge-
b. y|,eQ fleert heeft, komt tot my, J^fttf. 2. 12/13- ^foft. ?• J"/ 8.
Atit' -* ^^et 8° öan ö002 be uytwendigeSoeoimie i ?:n oen-P6 ^ctricatie bes? €itawieü'um$ /toaec in «Efjnftuj; / aïs
^atUo9raei"^lDaeteJtr/ ^ &et bet(ïanbtoos2bboo2geficlt/ Pekeer'f I9' Gaet henen, onderwijft alle volkeren, IRaEC. 1.14-
b. VraU»iRelooftd«nEuangelio, 'fiom. 10.14. ?' watuec(ïaetgpb002öe''nwëndïgïroepinge?j
^ f Antw,
|
|||
74 De derthiende
Ant. Cen tetïsing be<s lf. «©eed / toaer 0002 J>et berfïanb ftrag*
ttgbrojbberügt: <©e toille öaöeltjïi geïjeiltgt: en alfoo ^ïj^ifiu^ intoenöig booföen «Moobe aengenomen / €pï». 1.17. oP dat de God onfes Hterenjefu Chniti, de Vader der hcerlijkheid,u geve den
Geeft der wijsheid,en der openbaringe in fijne kennifTe,bf. J S.Name- Jijk, verligtedeoogen uwes verftands, ^ebj.8.10. Iklalmijne wet- ten in haer verftand geven.en in haer herten in-fchrijven, 5!Ófl.64$". b.Vr. foe toeqb era€ö#rag8naemt/tenaenjïenbanöefeinf
toenbige roeptnge i Ant. &oo een intoenbig geroepen taojb gefept/Jcfum aen te ne-
men: In Chrifto te zijn : LidmaetChrifti te zijn, &c. 3J0ÏJ* '• •'/ uecjiii.<©al. 1 s-T €pö.f.2?. i€o?.n-u.
a. Vr. Wsx toerfct öe intoenbige rnepmge in ben meng i Ant. 4Moot>eenoefeer*gt/ofteteöeE-geüoo?te/ gferfj. 1.1». So veel als hem hebben aengenomen, heeft hy magt g geven kinde-
ren Gods te worden,namentIijk, die in fijn name gelooven, 2 *C02>4- <5.J3ï)tl. 2 11. Het is God die in u werkt, het willen en bet werken- a.vr. %$ <Ê5ob niet getooon öenmetté teborenteueretöen booi
eenige mibbelen / eer 0p 't geioove en bekeeringe geeft * Ant. petalttjb/ gelrjfc blptinbebefeeecing banHaatt&eus/
pattliH- / be |®oo?benaer / en iian be eerfte téettteinte ber €%$t& nen/Cpï). i. 1. U heeft hy mede levendig gemaekt, daergydood
waertdoordemifdadenenfonden, i Pet. 3. 3- 0Ottl.io.io. c. vr. 3M.é «5ob ban fomtrjb£ eenige booj-beretbingen getmtifct/
ioelfte jrjn öefetbfge * Ant. <®ob gelmlpftt ïjter toe be p2jM>!ngbanfrjni©et: <P
grootoepbtoanftjtfgoeb&etb: ©e ftfjerpfjeib ban unterlpe eiten* ben/CtCi JÏOm.z.4. Vraegtgy den rijkdom fijnergoedertierenrheid»
ende verdraegfaemheid , ende lankmoedigheid, niet wetende dat Af goedertierentheid Gods u tot bekeering leid, *öaï. 3. 4. DeWeU5 onfeTugt-meefter geweeft tot Chriftum , ïtOltl. 8. 28. c.vr. «Baetbeliïagt ban €5oö£ roeping oofi ober'^menfen wil? -
Ant. 3la/M)fl«2- !?• Hyis God die in u werkt,-h«t willen e*
het werken, nazijn welbehagen, 1 (3TljCf|r. $■■ 22. De Heere heilig2 u geheel en al, <S;30CÏ). 2 6. 2 6. c. Vra. 5!.é befe inwendige rsepinge gefê attöer£ at£ een itert* ,
aenrabmge* ., Ant. <§a: toant ïjet i$ een kragtdadige toerfcing öe£ $. <©eeff<-»''
^2pl). 1. 19.De uitnemende goedlieidzi|nerkragt aen ons die gel0''
Ten na de werkinge der fterkte zij ner magt, 2(CÏ)Cfl"» 1.11. God vef/ vuile het werk des Gelooft met kragt in u, ïffbï* 8. 10. ^ b.Vr. jpaer fïf#nt &et €uangeimm jelbe befe ftragt ©#*;
|
|||
ie*,*,* Sn Morgen-oefFeninge. 7?
1)£?°en- «Otn. i. 16. Het Euangelium is een kragt Gods tot zalig-
he^ee"yeg,lijkdiegelooft. toenhfl*' ^£t€trangeIiumtjSeen ficagtfcjt miböel «Bob£ tot be m=
j,,. ^'^ roepinjje / alg het bergefetfrhapt gaet met öe mebe-gaen? »rv» 1 in8 ^^.<©ee|ï>ji/ maer het unterlijfttoerii heeft in 313 vend'"Ö^ra?t tot befeerina niet/ i<£oj. 3.6. De Geeft raaekttó-
jJig» of,8.3Joft. 6.44. Niemant kantotmykomMi,'t en zy dat de a( er die mv gefonden heeft, hem trecke, <S(3.5"9 i i pinnre» ^0*031110* 6ca8t en uptöoml* Soft befe inwendige roe*
iDnt?k.tvv' ^^*®00 aljto roept/ oefielbe bolejtcn fefcerlp/ enoe he=f u öatKfpÖefeeert/ Jfottt.8. 3o. Die hy geroepen heeft, die
, ettnyookgersgtveerdigt, €jech. %6. »6. Ikfalueen vleefchen aVgeVen'€PÖ.ï-i9/"- •Yr- ftan öe men£ Dan öefe roepmge mettaeberffaen i
kan t- ^00 "^ I"00 feragteltjït tot het hert / bat be mensf nog <èiïh n°5w'i- noifaiontfófttaatiie roeping tegenftaen/ toant ik "o neemt a>ïe trem-lïant to?o,/ Sfirt. 6 9. n^, wat wik » dat We? n&1.t€^.i.n. €3èch.?6 17. Ikfallietfteenenherte
^Snemen, 0om. 9. 19. Wieheeftzijn wil wederfta. n? ' xijnlr-, *©aerom Maegt ban <öaö m beer plaetfen / batfe $n roe-
r «"ttierftonben/ <£fai.«j.'io. $20b. t.*i. mart. *?.-??.
^ienai- ^500 ## öit ban ^m f£fiKn menfelper totjfe / betotjl fijn
<£fai1 n an2fa£& haöben om te Magen ober hare Coehoojberen/
foeftf' '" w'e heeft onfe prediking gelooft, Cfai.49-4- ïfj?
«cniol maec ban öe «?ttoenbige roeping boo2 ftjn IDoojt / ofte ban
öcmlnrrme'nc toerfetngen &# töeeffe£ m het berftanb / betaeffie Gy harf ¥n tegenftaen/ en hinberen in hare bnigten/ a»rt.7fi- alri'id d neck'ge, onbefnedene /an herten endeooren, gy wederftaet
3liat^n H-Geeft, gelijk uwe Vaders, alfooookgy.lLuC. 7. bf. 30. c.Vr i"7'
Ant »<* f öe ^ON&aer te«en frjti toil geroepen en oreert >
^<*repj>« ÜE^eringefé tegen öe tof ber 45obfoai^ / tot bat be tk(ajy n5ocbentoilgeeft/enhaertoillenbemaeftt/€3etf>x6.x6. tiinneriaen 'lleu ^ert geven , en lal een=n nieuwen geeft g *ven in het
nemer) Vanu; en ik {al hetfteenenhert'iit hetbinnenft van uweg
C Vra' ei^' u eer> vleefchen hetf geven, 4£yx% i 1 ■ ■ 9 ■ $$»->■ 1 ?•
se6'a9t j 2b öe menö öan aIïi£en ^oft en ^£en totbefeeering
Ant ja
^Ön 3tcl/inn en: .ifctenn't g?ön*ift tonberebetijfie^racttenban öte toojQZVern:lnten wi,.f?toelfietot hfftquabebJ^rftfaemtotiren/ ^a fleheiligt enbe tot hit goeöc Snerfifaem enMfictae* maefet?
|
||
7<ï De derthiende
lïiaefet/ i €0J4.6. God, die gefegt heeft.dat het ligt uit de duyfternis
foude fchij nen, is de gene, die in onfe herten gefchenen heeft, om te geven verïigting der kennis der heerlijkheid Gods, het aengefigc Je- fuChrifti, 3el.31.3v 2 €0|. 8. 1/6 J7- c.vr. 3nDien45oöltoMfleriptoer.fettn öeKoeping / toaerom
ifflJJÖ öan jjefept Öat f)j> wenft, verlangt, verwagt, 8cc. na ÖC btktt*
ringen pfal.81.14. €jat.?.*.
Ant. ©tt toojt ban «5oD op een oneiogcntrgfee en men^trjfie iotjfe
gefeit / ten opilgt tian öe oittoenöige oeöiening ban fijn IBoojt; Ijet toelfegttlOtttlttoO^t Gods arm, Gods handen, Sec. Cfat. 6>. 2. Ik
hebbe mijn handen uitgebreit den gantfdien dag, tot een wederftre- vigvolk, «firfai.*-?. 1. . b. vr. g>o ött fotoenbige ©co.** Sneeft tó/ toaeromto03ton£öan ■geÜOOen/ JJÜarC. 1.14. Bekeert u, en gelooft den Euangelio?
Ant. <©m öat bit öepligt öet menfefjentè: en op öat fp/geboefen*
öe ïjaer eigen onmagt/ öan fouöen tot €foö om ïmlp gaen/ ^ftzen. f. 11. Heere bekeert ons tot u, foo fulkn wy bekeert zijn, <Cant. i •
tlf. 4: Trektons, foofullen Wy u na-lopen, ©fltt. 30. 6/ 8. b.vr. halmen öan ftil olijben taagten op OodjS intoenöige
ïïoepingc ? Arit. $een: IBen moet alle tttrtoenbtge mifcöelen aentoenöcn/
öoo?iJtttfie«5oötoiïfiraigten boen op öe stele: toantj)et€uange< UUmi.ö een bediening des Geeftes,i€0M-8ÏÏ0m. 116. iPet.i-2j-
a. Vr. ütan men öe intoenöige beroepene toel ftennen ?
Ant. €emg|jnt^bmt op ö'iutoenöige rocpingebolgteenberan* öeringeöCji teben.Si/iCim.i.2 5-. Onderwijl! met fagtmoedigheidde
gene die tegen ftaen, ofhaer God t'eeniger tijd bekee.ringgave, to* erkenteniffc der waerheid, jUfrafr. 1.14. Bekeert u,3ttt.io. 21 JCCt.ï- 3 7-Sy wierden verflagen in haer herte.en feiden,watfullen wy doen> Mannen Broeders, 1 'jjoïj. 3.14. Wy weten dat wy over- gegaen zij n» «yt de dood in het leven, dewijle wy de Broeders liefhebben. Morgen-gefang op de derthiende Dag van de Maent.
Stemm: Pfalmf). Men looft u Heer, Sec. 1.1T 7 % ötoalen al£ Domme Schapen
Vv ^n siel-gebaer / €> ï?ecr!
v f i©P leggen aï geruft en flapen;
<£5eenftenni£ banu Heer gpéin on£ öoen / 't ligtöer nature/ 31a/ onfe toil lept öooö: <Hn öit fat eeiitoigïijfefoo ötire; «©fjfjelpt otiö utit Oennoot. ^ |
|||
Mofgeii^Deffeninge. 77
*♦ ©npjtulïemme laten boten/
Tm ebenen ban u berftoren
J^enogpnumeentgCoffc: ®ie 't tooo2ö niet ïjeeft / öie ó$ftberbup|ïert i Wliennü't&eplfaeraltat: ®K 't inoojb niet Jjeeft / öic blijft jjeHugjtet / ®°o?'tnare&etegefigt. _> l&aer'ttaoo^öalleen/ fcanon£ niet baten/
<£t»t't ïjenifaaie geloof: !®e jónben tonnen ton niet ïaten / ®^ie[^öoprenb'boof; «£en 3p öat moe*! <©eeiïe£ fïemme jn«berteb?ingeboo?: ^n bat ufo' ftragt be üifïen tztxrw; ^n geeft on£ 't ftoorenb' oo?. w4. teer toep fao fïecfe / Dat top u boren; »tféifêbatgngebieb/ ?$ anbecis fê at 't toerfe berloren / ^feragtenstjngantsniet/ ^eefton.s 't geloof, geeft on^befteecing/ Sè" toefct ban boo^t en boojt: ^fn fal foo meenig fcfoone ï-eering / _ ^'«tpbefjijngeïjoojt. Van de Vryen Wille.
b v m DeveerthiendeDag. Ant ^.aer°ttl fé ffl pen inwendige Roepinge <©OÖïf/ ban nOOben?
ton**; /®m °at öe JEtenfe öoo* ben bal 2übamë & onmaatig ge*
|
||||||||||||
«Bobgw,0'^0? bet aenïjorenban aSobjS ï®0Q?b /te gefjoo?famen
Vo°rt bre„ _ a^* li l$- Een nuade boom kan geen goede vruchten
|
||||||||||||
c
Bn
|
Ant I?f fta£t bet öan o»* öe b?ne tóille bes? j$tenfcben *
«be te fen^0^ ^ <3« wil bebouben/maer de vrijheid o |
|||||||||||
mftet
|
||||||||||||
een Moorm -0001 ^10™1 ö00? «e fonbe / gier. i y. 23. Sai ook
Sofu]tey^.an fijn huyt veranderen , of een Luipaeit fijn vlecken ?
en» ïw! ookkonnen goet doen, die gewent zijt quaette Ant ^5 wlent be nnmagt ban ben JRenfcl) *
*** fön beftctrinVe/rt!?-nd' 'n ^n wi,,enina* ffin kragten ten goebe/cw died^jerj^- l"0/ l(^u?'*- '4- De natuurlijke mens en begrijpt niet
icdesgeeftes Gods zijn, wantf/aijnhemdwaesheid: by kanfe
|
||||||||||||
*rS De veerthietide
kanfe nfet verftaen.jjl&att' *• 34 Hoe kond gy goede dingen fprekeO
daer gy boos z'jr, ^tT. 4. n Goet te doen en wetenfe ni<.-t,<Epf). 1.1.
b.Vr ftanöanhitv rftand, <©0ö£ wil 01 wetten Uit |ig feloefl
niet berfïacn en toe-fïemmen / aï£ Dte ge&eoifct tooien *
g|Ant $een: toant fjetberftant ij! enfeel öun|ïernté/ €pjj.y 8. Gy waert eernjts óuvftern s, .HÜatt. 6 13. -Rottl. 1.11. 1 Co^. 214. Ds
nar " rüjke menfcheen kan die dingen die des Geeftes Gudszijn, niet Veff.aen. a- v> ttan de wille fat goet uoenbntten i
r Antw. Jiiet met een feragtigc en ïhjoj fettenben totlle / baer fiet babeltjfce goet doen, en De befceeringe op bolgt / ïtom. 8.7. Het be- denke» des vleefchs is vyandlchap tegen God , en het en onderwerpt fig de Wet Gods niet, het en kan ook niet, <£rpl)« 2.1. Doe gy dood tvaert door de fonden en mifdaden , CjECft. 36. 26. b.vr. foebanige jtjnde kragten ban ben jüenftïje ontrent jij»
befeeringe* Ant. ©e ficajjten stfn boob en geftojben / €oI. *. 13. Hy heeft u als gy dood waert in de mifdaden, en in de voor-huyt uwes vleesfes»
mede levendie gemaekt met hem,alle uwe mifdaden u vergevende» <£pïf« 2. i.3fOÏJ»8. 34. fefiisfeide,voorwaerfeggeiku,eenyege]ijfc diedefbndedoet, is een Dienftknegt der fonde. * c.vr. l©aerom toojb ban gefept/Cjecfi. 12.1. Sy hebben oogen
om te fien, maer fien niet: ooren om te hooren, maer en hooren niet?
Antw. ^efe»Iaetfeft)?eefctniet ban be JÉtenfen in ftaer felben
aeti-gemerfet/ maer ban be tttnöeren ber Sterfce/ban 'thuys liracis. Detoelfce be fcenniffe ban <©ob£ !©et / en ban <©obg <©o?öeet rjaö" Den/ maer öe felbigeniettoeltoilöen geb?upfcen tot aftïantbafl fOtlöen/ 9EmO£ <S. I. Wee den geroften tot 2,ion , Cfai. f. 11-
c. vra. IBaerom gaet <Ö5oö ben menftïje öan aenmet geboben/
beloften / ö2epcementen / beftraffmgen/ etc. op bat bj öen mcnfcïP tot ftefeeerinoe foube lepörn / €fai. t. 19 ^er. ?». Ant. 5£>it jfingeenbetatjfVn/ batbemenfefj beeft een firacttfö*1
tuil u»t tem feïben tot $n befteertng; maer <©ob gebntnfct oei* mtööeten / om oen menfen baren pligt te teeren / en baer D002 wf goets? aen öe nerten ban be frjne te toerfern: ginfonbernefo / öeW* tiefe geboöen / ttr. gefcaen too?öcn aen fcoöanine / üetartïie nu oc.n naemftabben/ öatfe albefeerttaaren/€fat.2.i.Mi'in beminde heet' een wijncaert op een vetten heuvel, bf.ï/4/f- 3üttt*-39. v
b.vr. gfé'er banonberfefteiö tufftflennatueriiïkeJ&enfeti/«OT*
ruffcIjenGodsVoik.in aenraerfcinge ban <©ob£ geboben en befoft111'/
Ant. ga / feer groot: taant de hatueriijke Mens tornt *öod nok'
fldntfeï) onmagtig teo gctóie; M®t Gods volk fiomt <©o0 bf&
|
|||
t nffc in N Mörgen-OefT&ninge. 79
&£*£*£*** I PficinöaecMijöenifTe) a&numagtiBsdmfe
tmotmtó ^ ^ 9£nabe/ om te iroen/ al fé 't niet in bolmaefetïjflt/ %u.s In ^fltnjfjtfo/ petsteen<©ooin ftjnJ©oo?t boo?-fïeft/ fal ik A* °' ^ m'J n Wetten 'n naer verftand geven,en in haer herte
«»„ dlK'nfchrij ven, 4B5$th, ? 6. i 6/ 2 7. Ik fal a een nieuw herte ge- •Vr- feeft ban öe J&enjS geen vryen wille ?
dieda f ^flet mUt ^0^*»'1 m roSÖ*/^ae* 4- ! 3- Welaen,gy
dj— er %frw/ fullen heden of morgen na fuiken ftadt reyfen,en al- jjr ^JSeroverbrcngenjen koopmanfchapdrijven.en winftedoen, je' ''*? Plaetfè dat gy feggen fbud'.indien deHeere wil.en indien wy "'fofuUenwyditofdatdoen.ltut. «z. 18/19/10 gfjct.i8.ai. ttienfrï, •**aer '^ öit ^ ^^ / oaec mxi oto: wfi?"te«tt / of oe
"14J in a£ fijn doen en laten onöec Gods wille fïaet*
taa» ^^ ^ant oitraefet oe Seereban «Efoög voorfienigheid, In he ?t ^^^ ^ aBe^ ^aet onaec in >*8eenn8e/?li£t. 17.18. c y^^enwy, en bewegen ons , en zijn wy, jüattfj, 10. %6.
\r; ^aet ober balt aan engentf vjk bit öifpupt i
ïttrtE L u^et öe Aagten ban een natnerfp mens; / om fijn epgen fallen / eSecen/ «n jig in een berepfcfjte trap ban «Efoöfpe u'efbe te a. vr J? "QlSomen onberfjouöinge ban <©ob£ geboben. felbpni,» öan fbuanigefcragtniet oppeöec menfcfj bat fjp ïjem Am ^Serte San beranberen i
ten nr.,> ee°/ öetD^e be menfcïj fetf£ al ïjet uptetfpe goet ten teg= 7 Het V,srftaen>1bg willen, nog werken Mn/1 Wtt.i."9 $*0m.8.
U{ wn5n *an fig der wetGods niet onderwerpen,j9feff£ bet ïjetÜOO^ mijn™^ in ïjaet grOOte Onmant/ïïom.7■ * 3 -Ikfie een ander wet in Van8en welke ftrij t tegens de wet mijnes gemoeds, ende my ge- a. Vr ^,e,nt onder de wxt derfonde.die in mijne leden is,<©a.f 17. Antw ^an]|,PiXn mensS flflntfcÖ aeen mant / m$ ^Pen toif* ten/ en h, ^e mettó ft^ft l'?n ^tn toIte/ oat #/ nattterlpe ftrag-
heb u ^-BUaemfjeib tot be fonbe/ lEattfj. 2?. 37. OJerufalem.' ik
gelen vergaderen als een hen hare kiecxkens onder hare vleu- b-Vr ^^SV hebt met gewilt, gjec.44- 16. 5fet.4-«-
Ant' A,eei1 °e mem; geen natuetlpte ritagten tot eenin goet i
Ren/ etc i^^ / namentiijfe tot natuerlük goet / al^ tot eten / ö2in= Segerinop v,atburgerli'k 5°et; fllïi tnt 3Bmfta£tei / ftoop-fjanoel/ dis geeftè]-~an ïanben en f»teben/ etc. 3fa ooft tot eeniit uytwen- SfiefmoeflVr! g0et'en uite,,liike^flfcn»3Hfe ter Serftcn aaen / tot * «4- De H8^£tl/ ?£&er ^{ ^"e tt 9eSKn/ ni0t te ^eIen/ ^tC* ^0m'
^•"Rendi j '^enen' die de wet niet hebben, doen van naturen die
Q,edeSwetszijnj i»ttOJ«7-37'28ït,i3.yo. cVr-
|
||
J5o De veertiende
c. Vr. ï©at teagteri ontbjeT&en Dan een natuurtrjft tnen.é?,
Ant «Ebt boven-natuurlijk, en tot inwsnciig geeftelijk pet; SM
fcaerfê/ ïjet geïoobe/ De bcfieeringe en berahbertnge öeeïjertetK
ïiefoe €>t&$ / en öe£ $aefïen: 3gie pber en fyjliije betoEginge öei? Stbeb£/«rc. blijft Defe Dingen ban Den Mtr\$ inojöen berenfcftt/ Jjü3tt411-37- Gy fult liefhebben den Heere uwen God,rnet geheel
uw' herte.naet geheel uwe zielc.en met geheel éw'verftant.bf^.G/ fult u Naeften liefhebben als u felven * j&jQb, 13.46. Mij n Sone geeft myuherte, <3J0an.4-*4- b. vr. 3? öe Mem fjicr toe altijbjs onmagtig seineen / en fat f>?
olttjb onmagtig blijben* Ant. $een / maer De men£ moet tri bierDerlej? fïaet toojben aen* gÖtterfet/ J^amentlp in öefiaet (i) der fcheppinge: (2) des vals:
( 5) der wedergeboorte: CtlDe (4) der heerlij kheid. b. vr. f oemerfct gp den wille endekragten öejf JHenfrfjen aefl
tooo: öen bal tri öe fïaet bet opregtigheid ? Antw. 3^oe |>ab' öejEen£ een timpen tm'lïe tengoeöe/ Ctclef* 7.19. Dit hebbe ik gevonden.dat God den Mens regt geinaekt heeft»
«Êpft. 4- z4-
b. Vr. i?oe merftt 8p öennaenjs aen in öe ttaet oe$ vals en def
fbnden ? • • ..
Antw. &onöeteenb2jen brille tot geefreHjfie öeugben öer jteW
maer ïjj? fê een flaef bet fonöe/ €plj.2.«•Doe gy doot waert door de fonden en misdaden, Sfattt.8.7. Hy en kan fig der Wet Gods niet on'
derwerpenrCofe J. 13- Die ons getrocken heeft uyt de magt der du)" fterniffe , ïïom. 6. 16/17'. a €02, 4- 4- 2 Ct'ttU i. if/16. . c. vr. l©aerom fteïlen öati j^iofe^ en SJofifa ïjet biel-baren sp
U feure tan ^frael/ ©eut.3 o\ 1 f. ^Of. 24. 1 f. Kieft u heden wie"
gy dienen fult ? . . Antw. ©iet to02t niet gefp20ften ban öen Jüenfe in frin nattiv
aenctetwrïit / maer ïjier to02t tot «Boöjï ©olft g.efp20fern / bctora. Mcben befceert te #1 / en alfo maitrttj «emaefet rot De «BöDgöiefF Deti toelfeen ftaer pitst teo?t aengttoefen / €roö. .9 6 Gy fult f' een Priefterlijk Koningrijk en een heilig volkzijn ,®eitt. 50. 6. j
b. vr. ©oe merfctgpbe Utetëaennibe fïaet d« wedergeboorte
Ant. «j^aft t'n të öe Mtn$ ten Dele tan pemaefittian öefïaber^
öer fonDe/ om liet goeöe te feonnm Doen/1 €02.3.17.Waer de Gm
desHeeren is, aldaer is vrijheit, fêtrj. 8.10 Ik fal mi'in Wr'ten fcbf'
ven in u herten, 1 5oan. 2.14.51500 niet 1 Otfeomentftjfi/ JÏ0Jn.7:?{( Soo vindeik dan defc Wet in my, als ik het goede wil doen , dat ^ quade rtiy by ligt, <!5al. J". 17 De geeftftrijt tegen het vlees,ende^, vlees tegen den geeft,alfoo dat gy niet en doet 't genegy wilt^a- % |
||
:> 4 Morgett-öeffenmgé". 21
^v:^0r$P?eefc$aulu£/ SonM.banfjemfelbin/ altfontoe»
booihl/ ?nö'cn ïjp maer fp?afi trati ïjem fcltoeit al? ban een önïjet^
fcant f, • toaji$n f£8<«n "°8ïtttoij? genoeg «oen D£n vryen wil ;
ttiaer r tDom öat '£t ec"n 8rDOte °nmagttm Ototo # t'n ton meng i
heil fJ?I??e£fet ^9" &eift feI^ al^ ^3811 ee" berboorne : toatt Oeljflfa
önp£ bpöcojgaeiwfptótintontconitooajDiBfntfjt/ foafêïjpi
Si »SJ fr'P*Dit $et "# Dat ï» &fm ftftKn n0Émt/ f» <* b$
iBQBh i£n5?*DDntöate£n 8°£ÏKn<©eeftinIjemïoa?/ totoelfe de W ££,i öcr toCtot-getiÓ02te / bf. **- Ik hebbe een vermaek ia
Q , *t(^odsnadeninwendigenMens, bf. 17/1.8. ij/i/. Ikdanke ,
c " Ö0(>r Chriftum onfen Heere. vle«iri^aeÉ ötopafiDit opeenfjeruorenmens/ bf.14. ikbeai
'jjk virkogt onder de fbnde?
den nt ,^Pfeptllitfelbeütt/bf.iz.lkfieeenanderwetinmijneIc^' Qjj ■' j'ke ftrijd tegen de wet mijns gemoets,en my gevangen neemt AcrTk ^f t der fonde die in mi] ne leden is. ©at fë/ ftp b)a£ tiitt flf<Sl bflnn7 öl£ ^£m ^elö£n i1£rttl8t ftab óm qttart te toen'; maer aljS ge»
©tiurt!? ^ur# &faben/ tegen fjaer toü $nto berfcogt/ foo Maegt °toS/' fcat &lTt£8£I1 fönM banfn'naffecien meer matIjef iasieröi Het ^T^fti^nottt.stogemepneliaetiianiEo&jiitintoren/bf. 18. ïgj. 'Uen is wel by my, lïiaer het goede te doen en vinde ik niet i
Am' ïlm öatl &n mm* ft° &*** 8D£t^ n!£r ö0£n aï£ ^ tot! ?
Scforriï» ££n; 'ttoelr<blptimttogebet>en/ tolieftoSEtotoi/ fjèi ter bpft.', £t£«toant ^£r toilöen to bjoomfïe feüje toef beet bomiaefi* niet Cl ^Sten berrigten/ alsfp toelboen/ ftom. 8 2 0. Wy en weten b. Y r wybiddenfullengelijkhetbehoort,fT.no.2,6. Cfa.63.17:
Antr ^06 mx^18? ton jK«n£ aen in to fïaet der heerlijkheid ?
öcugö^/^aec ïjeeft fjp een bolfcomen b?pcli toil tot to ïjêmelfc^ regtvee 'JvtÖ. 12.13. Gyzijtgekomen totdeGeeftendervolmaektë
zijn, j '§e> 1C0?. 13 12/io. Wanneer het vü'fnaekte fa! gekomen c. y. Il*3' bet gene dat ten deele is te nirte gedaen wórden.
liranfp^acr ban öaen Somt öte onboimaefctrjeio in tontoilleen
Ant iin ®00^ *«>tewtj ïjier ep Scrto n * '
toelk on®an'*fe"'öo?bcn bfecs;/ Dat neg in ftaef ten öet1e1&rijft/&rt oniiQrJ"^ to tetter-gf6ec2te niet geïjeel too;t toert genrmen: tis liitiej,'ae!?tï)epö ban ïjaf e wedergeboorte blijft fo ïann alj? fpift taer döï 55n; tosftafben $ ooft ïjaer begeerte na fjet b^e 5fernfarem 7-bfU7,jn^n^e««l/ 1 CD?. 13.9 Wy kennen ten deelei Sottli
doots, dR^ellend'g Mens wieial my verloflen uit hetlichaems deles f Uoi-
|
|||
Devijfthiende
|
|||||||||
n
|
|||||||||
Morgen-gefang op de veerthiende Dag van de Maent.
Stemme: ©an oe-nSLof-fang &tmeon#. ?ltfef/ 0 geer. mijn ftrait? ?. Jiïïaer He ifi hoede Eieï /
*3n fonöen boonnaefê biet / &00 Oinö' ifi wil nog kragten
STot 't minfïe ïf emefé goet:
J&ijn santjs berfteent gemoet/ «au 't aoebe niet betragten. 4. 3(fc f3002/ ife (ie/ ifebjaeg/
Jt&aet blijf nog fteea£ om faeg 3fn uamagt neer geümfet; Cotöatuepgennanö/ JÜnbieueonöeriïanD/ €n 't Ijert naboben rucfit. |
|||||||||
w
w5&a©a®a'62io<Pa3B ■'t 3Stu©e
|
|||||||||
Van het Geloove.
De vijfthindeDag. a. Vra ï©at toer fit öe R oïpi nSe in öen J&enfcïj *
Ant. $et «Beloof en De befieéringe/ Jïarc. 1 ..14. bekeert u, endc
gelooft den Euangelioi 5!oft. 051 2Cct.io.ji.*
b. Vr. 3fc öit altrft iufbnwt ban De Roepinge ?
Ant l^een: maerfomttjD^berïjartbetJjaenfcfj5tjnï)erte/beP
ftoot het tooojt oer pjeöiriinge/ en toil niet gefooben/ 5ttct. i3 45- D* Joden, deicbarefiénde, wierden met nijdighsyd vervult, enweder-
fpraken 't gene van Paulus gefeit wierd, wederfprekende, enlaftereri' de, i C02. i 23. Wy prediken Chriftum den gekruiften, den JodeO een ergermfté, den Grieken een dwaesheid, ^Oh. 12 37 b vr gfc öan het «Beloof noobig om bozere bmgt te trecfien uit
Gods Ro< pirge?
Ant ïr^et «Beloof i£ niet alteen noobig: maerafê men«Botré
JBaort nfet gelooft/ ban (ïrefct «BoD£ roeptnge tot stoaerDer ber> bO.meniflTe/ 3!0h. if 22. Indien ik niet gekomen ware, en tot haef
geforoken hadde, fo en hadden fy geen fonde: maernuen hebben if geen voor-wentfel voorhare fonde , 2C02. 2. 16 ^ebt4-2 H*1 woort der predikinge dedehaer geen nut, om dat het met den ge' Jxnrige niet grmengt was. a. vr <3f <?ban h?t G -loof nooDig om ;alig te to02ben *
Ant gia: MoDathettë' hêteenigemibDelaenonfejtjöe/o^ boo2€h2i(iumbeljotiöen tetooften/ fol). 316. Aifo liefheeftG& de Werelt gehad, dat hy zij nen eenig-geboren Sone gegeven heeft, °'.
|
|||||||||
fi
|
||||||
v . Morgen-oeffeninge. $j
a eenyege]ijk die in hem gelooft, niet en bederve, maeïhet eeü-
Ant- «r alfc B^oof een saugmafcenbe geloof f ,-'..;•^ ,
BClonf. en' maet'öaer té w De ^ch^ifture betont een UftbM War? eEn Beloof Dennirarijlen; en een ttjt- geloof; toelfcer geelt ai w n 3a%mafienDe Ifi aï.ïf ïjier niet meer op Somt/1 4% i 3 *. „ i3^ l>at ik de gave der Prophetic: hacide, en wiftealle de verbor-,
S^ heden, en alle de weterfchap: Èn al waertdatik.alle't gelövè wr .? '°°datik bergen verfette, endede liefde niet en hadde , föó V,..,,,, n'«ts, 1 t2Tim, i. 10. Sommige hebben van't geloof tchip- bvegtden'^.2 .9
' vr- ï©atiier|iaet0nDOOJ een Hiftorifrh Geloof? ;i
re/ 1i^m ®mtt fimnijTe"en toe lïenn'ninge ban De &rfi#t*.
ware h öe^tooffi-articulen Daer in berbat/ z pet. *.'*.i. .Het den rtr f 'Detcr ^fy den weS ^er geregtigheid niet gekent en hadr-
kennis, en wifiealle verbofgent-
e. v' en dat 'k beliefde niet en hadde, foo ware ik niets, (&it, %■ i i.
^ if; fi09t Ijs het Geloove der Miraculen ? ,j-, . »
tooj L ^ pemanö op een opfonbere beloftc<0ob? betreut bat &Ü
in 't ~™$e*n mirafeet faf Doen/ ^CÜt. 13. 1. Warneer een Propheet
JJjW.. '"den van u fal opftaen, en geven een teken of wonder, 8cc. dent) •I','io- Jefusfeydetothaer, orauwesongeloofs wil hebtgv\ «ep oe|1Ve' nietkonnen uitwerpen : Want voorwaer ieg ik u, fo gf gaet\ °°f had als een Moftertzaet, gy foudet tot clefèn berg fesgen,* °nrnnenfn van ^'er derwaerts , er, hy fal henen gaen ; en niet fal ü c ^el'ik zi) n, % ue. i 7.6. JHarc. 1 & 17.
. AntraiD^aell5t fboeenrjefoobe Der miraailen niet wlin) bi«bö J®tm'-^ namentlp ïrt regtbeerticroanenbe ©e'oof DaeÈ fuiier^rwt/ bat üg infjepïigniafitnrjebertoont Jftatt. 7.11. Vele;. in U\venn d'en, dage tot my feggen, Heere , Htere en hebben wy niet
Vviirpe narr>e geprophetcert, en in uwen name Duwelen uit-ge- V?Cl'jf ' en in uwen naem vele kragten gcdaen, i *£0|. 13. btrjj 1» b. y*. ^' [I *'• ^nttv ^fe HU'# het Tijt-geloove ? ober f0o *&t te een toe-fïemmingc ban <©oD? bsfoftrn / en bacc
ïjope han sn'8e &a£ft'öe betoeginge tot fominiixf Wctttn <&obï op z.aeyt ^wn toon Des? ïietnefë/ Uur. 8.. 3. Di- on d décnvotze s?e- niet vreu Vfn ' ziin dele, die, wanneerfe g. hoort hebben, 't woort
Johannei| Contfange*i,3LttC. 4« J°. Juare. 6, ïo. Herodes hoorde C. Vr Jr^!rne '• en dede vele dingen. |
||||||
(OW
|
||||||
S4 D.e.vïjfthiende
(i.) ll^etftomtnietunteengoeiiijeöciiïigtherte, =£uc.8.a?. Sy
en hebben geen wortet, i !*24U1. t.f. Iftom. 10. jo. Met der herten
gelooft men ter regtveerdigheid. (.») ifet einde cn oogmerk ijs niet öoeat: toantftet (iet maer op
oen loon / baer ïjet infonberfjetb boa? eert tjertelrjfee liefbe |ien mof£ op De liefde en trouwe 450ö£/ <J5ai. f. 6. Het geloove is door de liefde
werkende , i Co?, i ?. i. i ^0% f- 9/ io- (j.) ^etfeamttefiOjtmöe\jntgtvangehoorfaemheidaen<©OÖ^
getooen/ toant 't feieti maer fommige gebobcn uit / bte fonber fcïja*
ne en fchanöe 0002 öetoerelö/ gcirtacftclipt ftonnen onbef hottbert toerDen/ JEtar. 6.20. Herodes deds vele dingen als hy Johannes hoor-
de, 3!ac. 4.11. (4.) ^etkannogwiiuitftaenbeberbotgmgen/ maer topt batt flf/,|Elatt.i 3-Zi.Hy en heeft geen wortel in hem felven, maer is voor
eenen tijt: ende als verdruckinge of vervolginge komt om des woorts wille.foo word hy terftont ge-ergert,?lÜC.8. i % ■ iCim.4- i o.Demas heeft my verlaten, de tegenwoordige Werelt lief gekregen hebbende. b. Vra. J©ati£ ban het regte zaligmakende geloove? Ant. 't 3$ een betoeginge be£ fjerten/ getojogt ban ben % «Beeft
6002 't €uangelium / toaer boo2 men op be öefeenbe beloften «BoW inCfpitto/ bertroutot/ befelbigeiigateepgenetoepaft/ baerboo? men lig €fj2itïum toe-epgent / om ban tioo2>J aft €fj?ifïo epgen ge* t niaefet/ ïjem te lebenen te fïetben/"Sof). 1.11. So vele hem aengs- nomen hebben , heeft hy magt gegeven kinderen Gods te worden»
n'amentlijk, diein zijnen namegelooven, THoitl. 10. 10. 4Bal.3.i7' 4 So vele als gy in Chriftum gedoopt zijt, hebtgy Chriftum aen-ge' daen , <25al. i. io. Chriftus leeft in my. a. Vr. feeeft ïjet saiigmafcenbe «Beloobe fcenniffe ban nooben i
Ant. 3!a/fi0m. 10.14. Hoe fulleniyin hem gelooven, van wel'
ken fy niet gehoort hebben , '2ot). 17. ?. Cfai. f?- 11. Door zij" kenniflu: ft! mijn knegt de regtveerdige , vele regtveerdig maken.
a. Vr. %$ fjet ban niet genoeg bat men geloobe 't gene be ftetfi'
gelooft i Ant. Been; maer poer moet boo: |ïg fetben toeten toattjpg^ ÏOOft / 1 i©lH. 1.1 a. Ik weet wien ik gelooft hebbe , ^JoFj. 9- 3°'
\v"ie is de Sone Gods op dat ik in hem rmsj gelooven ? 45aU f- 6- b Vr. ï^oc groot moet befefenniffc toefen J
Ant %n deeene 45c[oobtgetógrooter feennifTealeiinbeande^ riogtan^ in peber ©eloobige moet feènniffe toefen ban öe f andame"'
telè3CrtiCUlen be£ geloofd / i €02. %■ n. Niemand kin een and«f
fundament leggen, als 't gene gelegt is, welke isChriftus. ï^ebj. 6- \ a Ctttt» i •! i- Houdt het voor-beeld der eefonde woordsn. e V«*l
|
|||
M,orgen-oeffening€. 8?
,^Jl' ^feJSnoe fundamentele aittiiaaleB/ Jïctoclfeepebcr o5e=
^ïernoetbmenentoefïaen* tart^r Jr' ■' talttoat&JStoaerlp fconauto'aenteïutjfen: <£ben=
«e 11 TrtllÖEnöe39" nooDige/1n fundamentele, toaer ban fornnu* nic! i£n5feifanen gemcpn srjn: XnDere jtjn epjjcn atn De regtfm- iise<©ejotrtitg.e. b- Vr-©rtfesgntiegemeineairtiato*
Ant. ©efe na-botaenDe. remVn llat 'c,: «n oèoDt tsy Die ftfó gcfcïjajien ïjeeft/ en nog aïïe£ iar "' %bj, 11. 6. Die tot God komt, moet gelooven dat hy xs,
Ben L ^at tie ^00 m0£t öe-ecrt/ ?n geDient tooien/ .Pal. i ■ 6.
"lk een Heere, waer is mijn vreefe? JHotB. ? 18.
{?•) ^at «Bod nautoe arïjt flaet op onfetoerfcen / $faf. 139- *•
'Weet mijn zitten en mijn opftaen, PfaL 94 10.
(4«) j^at^pö een peter bergelben faf na fijne toerfeen / ^eö?»
, -5- Die tot God komt, moet gelooven dat hy is, en dat hy is een
oonerdergcnerdiehemfoeken , Pal. v 14/ rf/ 16. nm£ *^at öie iaerocïöingc ten bollen inbitleben nietgefcprt/
0nTn9i)ttIten/»a|. ?.i8. Dan fultgy Lieden wederom fien Het
die ^. e'd tuffchen den Regtveerdigen, en den Godlofen: Tuffchen
!\d'e God dient, en dien die hem niet en dient, 1 (CiW. ' • 6/ 7»
gji'J $>at men «Bob moet biDöen / «malle nootige'Dingen/ na
r^/ennaJLiCÏjaem/Pfaf./o. if. Roept my aan in den dag der
^heid, ^of». 1. .4. tieh ^Ifeejijn te andere nodige, en fundamentele SErtttnien/
«en regt-imnigen «Beïoobigen meer epgcn 3jjn *
f nt- |et jijn Defe ffejS naer-bolgente.
iiQQ1') Mattontoojöefot.Sc gant^onrepn/ enberboemrïpsfjn p yOö/ïiotU, ; •' 9. De geheele Werelt is voor God verdoemeliik.
cm \l ^at bp ons non bp eenig btoot jSt&epfel / ecnige magt ië /
*iattr ^Iben UiU ö£n torDoemelpen fiaet Der fonDe te berïoffen/ ^Din « '6' z6' Wat *"a'ecn Mens 8even tot loffmge van zijn 2.iele,
win; ^at ö£l &me €>oö*7 ^rjnte en bltjbenDe toaeragtfg «Bob/ té
oen int aetec?"pn «?t De Paget Paria/ en alfoo ban «Bot/ gefon* gehad Dnfet1PiÖDeIaer/ 3M). ? IÓ- Soo lief heeft God de weielt
yeSel''i * n7z'Jnen eenig geboren Sonegefcnden heeft, op dat een be, 3j'^'e gelooft, nieten verderve, maer het eeuwige leven heb- t ^* 4ii. affón'L^at öe ®mt <&&#«£ Mhlitn beeft boo2 onfe fonten / m
|UU ^ODg jget ^quj mg tOlDaen / 1 g«t. i; 14. Die onfe fon-
|
|||
$4 ï)evijfthiende
ieh gedragen heeft in ziin lichaom , od het hout.ffom, 4. tfl
(«••) ©atm*nöit"all^bajMgfcmaetgelooben/ tottmehjafifl
ioojöen ' en alfaaap WunCfattïum alteen berttoutoen/ en om aflesaiigmalsenbetoeltmben/ fjematleenaenroepen/ 3Joïj. 14. n jSélqóftinrrjy, %tt. 16.31. ^OÏ}. 3. 36.
'■(&■) ^at m?n na alle bamogen moet ©obfattg feben/ om Daet
jboi? ^h2!'!ïum te berfjeetltjfcen / baet toe bolgenbe stjn ejcempel en petjOben / i 3Jol). t, 6, Die {egt dat hy in htm blijft, die moet alfoO
Tyandelens^lijk hygewandelt hqeft, (Clt« i. 14. e Vr. 'jnbien fyt gefoobe foo een ftenntffe fjeeft / toaetom onber*
ffcrjeist ban ®mïm hc fcenntffe ban Ijet geloobe/»€0^.13.1. ai had ikallekennifT , en alle geloove ?
A't $autog (toeefct baet njet ban btegcmepnefeemriflTe ban öie
Sfirt'fulen b"- !Moof£ / noeïjte ban ftet saltgmafenbe gefobe/ maec fcan öie bnranbere gabe bec ïjooge torjtfheib / mant ï)P fept/ Al wift ik alle verboWenthe Jen : <£n ban ïjet gefoobe bet mitatuten/ daer door
feen berden VÊffëttenkanr. 1^1 öfe gabe ban bfoote totjsfjeib fcan toet
fcan fjet gefoobe afgefcfjenbenjtj'i: 3W£ ölpt Jl&att. 7. n. Heers hebben \vy nier in uwe name gepropheteert' JEtaCt baCtOm fean 't
gefoobe rnet af-gefclw'ben .;tjn ban een gemepe feenmffe bet 3ücri*
ii|ïen; ïBanfbiegeloobenfaf/ moet toeten toatfjn gelooft, a vr. ^?'t genoeg bat mfnbefclrtictilentoeft/ enberiïaet* Aitw Been: men moet befelbe boo2 toaetagtig en noobige %v
tfctiïen aennemen/ engelooben: toant't i?eioovet<sieentoe-fïem' Winge banbe befeenbe €>obrijr<e toaetfjetb<"3Iac. 1.6. Begeert in ge- loove, niet twijfelende, <CpfjCf. 4. 14. 1 'iïof). f. 1 o.
b. vr. ^het ban genoeg tot een goet©eloobe/ batmen öïe/ efl
anbfte noobige ?Ettieuten boo2 toact nenb hout ? Ant. Been/ maetmenmoetoofebaetopbettroutoen/engefUf* 3tjn/ K^etl?. 11'. ?. Het e>*!oove iseen vallen gror.tder dingen die mè"
hoopt, Jïom. 4.. ï'o. Sfoü f-14.
b. Vr. iBat # bat berttotitoen bes ©cfooft i Arit. ©et tó een fefiet bettroutoenbeiS fierten/ bat niet alleen & \ «efoobige' maet oo<! mn becgebinge i>tt fonben/ eeutoige geregttf ïjetö en jaffgftcio ban <6ob gerefjonficn ;n/ uit foutere genabe/ allee1; Öm be betbienften <£f)?iflt/ ©af. t zo. Ik ben rrretChrifto gekruf®
Eriikleve, do? niet meer ik, maer Chriftus leeft in my: En'tgene'11 nu in 't vlees leve, dat leve ik door hetgelovedes SoonsGods.b'e MJ Jief geharl heeft, en hem felven voor my heeft overgegeven, <Êpfj« | Jbf. n©ell2. 4. '<5 ■. b. Vr «ï* bit nu genoeg/ bat rm fo bertroutoto» *Crj2ifï! belofte";
|
||||||||
Ant. Üeeti: maet 't moet qlijftenui'tbebjugtcn/^atmtjn^
|
t
|
|||||||
\ looi"
|
||||||||
„ . Morgen-oeffeninge. 87
incme tg ten ïebenb' getoobe/ <©al. 5-6 Het gebof is door de liefde
We jdC' '3MM-6 3«.*•■«-♦• Wat nuttigheid is het, indien
!!!?j ^ë1 dat h Y het geloot heeft, ende en heeft de werken niet ? K*n dat geloof hem zalig rnaL-n? a- Vr. |©aer ban öam jyj,^ tet ne{00^e ? Jl* %ttéeenn.ste<6cü«/ 't tovïï« De ïf. <iE>crtï öcro? ï)ft Ctian*
jKUum iuerfit in De herten uar. <6aD>s uitberfcoojray phii. 1.29 u u'tgenndcgegeven in de fakeChrifti , piet alleen ir hern te g::!oo-
e?' ^er ook voor hem te lij Jen,3CCt* 1 548 Daerg. loofd-nderföo iA, '«ten eeuwigen leven verordineert waren, Cpf). * 8- JBoDh ^^ ^001 Bfen Stt00be ^oni,a &et mtöDeI *m $H
ioAnt- I3een/ toant bie Belooft moet toeten toatftp gelooft/ Som. ' *4" Hoefullen iy in hem gelooven, van v, eiken iy niet g, hoort
"ebben. En hoe fullen iy hooren.fonder die haer prediken, b£ 17. \\7° ls ^an net ge'oove uit het gehoor, ende het gehoor door het
^dGods, gfoS. 9 36. ?ltt. 16. ? 1.
Morgen-gefangop da vi<fthiende Dag van de Maent.
Stem , g»an oe iCfjien geboben: Heft op u hert, &c.
»♦ Tl €ftop/ feec'tfjert; opent mtjnooren/ I—I ©ie Doof stjn / en traeg in 't berftanD / *- -* €>eeftmp"t geloot Der uptberfeoren/ ^ctafct mp Dooni epgen ftanö. 2. 'ft &oefe geen geloof tot eenin teeken:
©oli niet 't geloof Dat umaerfeenD: ■ E n Tij A' geloof San mijn nebjcften Wttfylyml 'tDuertnietfotbenenb, ?. «JBceft mp een nog Dat urettt fccnnet t
"©feft mp een ijert Dat üfeertroutot / ^n Dat lïcfj ftaeg aen tt gttoennet: «00 torrD ft op u Soon gcbctttot. 4. .«aaefct Dat ft alle uMoften /
^ epge v,ou2 mii grijpe ar n / !©P 't bloeo Dat 0ooDfe$?!i?ffer£ fcoften / *®an rian ïjet mp nopt qualp gaen. jS' Schoon Dat De ©iipbefe mp bebogten/ ^n't Ut efcft mp fogt te toeDerfiaen / M» batfe mp ten af-bal b?onten: -^ïnan Dan eeutoigltft ba|i flfaeru |
|||||
Van de Regtveerdigmakinge.
3 Vr ïr\ Sefthiende Dag. '~lt fieeft Wijf het geloeve ? . Ahtvti
|
|||||
$Ê De fefthïende
Ant. «©eb^atöejS^öelOOfsitó/deRechweerdigmakin^e.ïïam*.'
'y.bf.i. Wy dan geregtveerdigt zijnde door den geloove.hebben vrede pietGoddooronfen Heere Jefum Chriftum, <©aL 3. 8. üfaut. 3.28. b. Vr. 503t IJr de regtveerdigmakinge ?
Ant. $et té een genaöige b&iftueftingc / toaer. in «5oö öe ^rsn*
ïiaec it fonöen bergeeft / en tot De neerlijfcfjeiü öcs eeutotgr; fe 3ien$ aen-neemt / om öe beröienfïen 3lef« €fj2tiïi 0002 öen geïoabe ^en-genOtW?n / Som. 8. 33. Wiefal befchuldinge in-brengen tegen
deuitverkoorneGods ? Godis'tdieregtveerdig maekt, ï$0m<- 4 6. David (preekt den Mens zalig, den welken God de regtveerdigheid «oerekent fonderde werken, bf. 7/ 8. Jpf. 103.3/4.' c. Vr. 3J£ öe Regtveerdigmakinge tltet een in-tÏQ^ttnge tan hei-
ligheid ? Ant. Been/ taant öat të een anöere taelöaet €&?ifK/ namelrjï? öe
Jjepugmaftinge: maer. Jti£ een vry-fprekingeGods, gefp ttn $m4 af iftoninot een mtéöaöige b?p fpjeefet/ en öe mi.s'Daet ongetïraft ïaet i002-gaen / ÏÏOm. 4- 8. Zalig is de Man, welke'de Heere de fonden
Jiret toe en rekent, ^fat. 31. 1/ i. €oï. 1. 14. a. Vr. ïtan Oan de regtveerdigmakinge iuel af-gefcfjeiiöen too?
tien ban de heiligmakinge ?
Ant. ^een/ taant <©oö ïaet öie ttaee gaben altijt te famen gaen/
'»Co^. 6, 11. Gv zi'itafgewafll-n, gy zijt geheiligt, gy zijtgeregtveer-
digt in den name des Heeren Jefu, en door den Geeft onfes Gods, ï<C02. 1-30. Chriftus is ons geworden van God tot wijsheid, en regt- Veerdigmakinsr? en heiligmakinge, en verloflinge, J^j, 32. 1/2. b Vr. I©at$erfoonentao2Dengeregtbeeröigt*
Ant. ^onoaep.S/ ja«50öf00fe/ïïom.4. f. Die gelooft in hem s
die den Godloofen regtveerdigt, word fijn gelovegerekent tot regt- veerdigheid , ftOttl. f- 6. €of. %■ t %■ a.vr. ïBtuööanpeman&geregtbeeröigt/ öicgoötoo.öi.s/engoö*
jtatébujftr Ant. «Santo niet/ maer öegobloofeontfangt'tgcloobe/ öaet -■
Hooj fin hJ02»geregtbeeröigt/ enöaeropüQfiïtöanöaöeiij&öebe' fteen'nge/3fiCt. 'f o. DeHeere reinigtonfe herten door het geloovc
ï <2l02.6. 11 • <0af. V r> H»t geloove werkt kragtig door de liefde. a. vr. !©02öen alle jaenfchen oereattoeröigt*
Ant. Jleen/ maer alteen ©oö.s uatberftoo^ne/fiom. s. ? 3- w;e
fa\ befchuldinge in-breng"! tegen de Uitverkoorne Gods ? God is t
die regtveerdig maekt, Hom. 8. 30. Die hy te voren verordineert heeft, die heeft hygernpoen, en die hy geroepen heeft, die heeft hy ook geregtveerdigt, S£it. 1. 1. b. vr. mat moet ten io,öen Mtttè jrjn / ft ï>p fal gerejjtbeeröigt J
teojoerit Ant. |
|||
Morgen-oeffeninge." $9
Ant-%n»etrjetonbenin§erumCf)2itiutn/lct. 10.43. Defen
geven alle de Propheten getuigeniffë, dat een yegelijk die in hem ge-
«oove, Vergevingederfonden ontfangen fal in fijnen naem, 9llCt. 1J. ,'• Ï9- ISetn. 3. 2f- Godt heeft Jefum tot verfoeninge voorgeftelt
, T<*engeloore, in fijnen bloede.
t*'**' 3iö <0oö Dan ntetbefnotten 0002 eem'se soebe tucrlten/ öie
w Menfen te boren ïjcöben geDaen i Ant. ^een: ïïOltl. ?.i8. Wybefluiten dan dat de Mens door het
P'?°f geregtveerdigt word, fonder de werken der wet, ta.f 2. "dien Abraham uit de werken is geregtveerdigt, £0 heeft hy roem, "J*5*nietbyGod, 4öaf. i- **. -• vr. Maet (p^efct Jpaultté in Dfe pfaetfen niet alteen ban eenfge
jf 0Qöfcf)e reremoniale toerfeen/ of ban eenige toerfeen oie Den M&tè wet nog boo2 fijn beloof? Amw. pallium fpgeefct ban alle toerfien / fonber eenigeuitfonDe*
i1!J8e/ fooinDeSoDen/ aytnDeïfepDenen: ï?pfp2eeftt ban Demo* ial2|©et/ïSom.3- 19. SnfonDerfjenDoo&ban^ahaijrètnerfceti '«'mi De ï®et Der ceremoniën gelceft beeft/ en nu al neroepen/ eer °aM» openbacr getungt toojt ban fijn regtbeerDigmafcinge / Som. T'm. Indien Abraham uit de werken geregtveerdigt is, foo heeft hy
J.°^,maernietb7God,ïïom^i8.$Sam, u.6. Is'et uit genade, °en is't niet uit de werken.
deiur' ï^a^OWf^ö^^Obll.^Cap.i. 14. Sietgydannu, dat , "lens uit de werken geregtveerdigt wort, en niet alleenlijk uit etgeloove?
Ant. gjacoötrê fpjeefttbanfooeenrecfjtbeerDigmafiinge/ toaer
r?°? men boo? De Jtofen uit De toerfccn/ afê uit De bjucnten' btftb y 8e bertOOnt/ bf. 18. Toont my u geloof uit uwe werken: <©ft£ ber=
ff^et Ö002 't inOO^t / geregtveerdigt, fOOfeemt'et/ devergevingeder «snden, als toef geïjouben en berMaert te tooien boo: een b?oom
n °«falig driften: ï©aer toe fjn fi-ut' Dat te roemen ban geloobe uet8enoeg^: llfotoo2tDittooo2t«ebnipfit/ JJïatr. 14.37. uit 'eWooHenfultgygeregtveerdiet worden,Som.3 i3-3tp0.Ji-1 r.
v • v'- ïfoe fept Dan SJeflté/ Htir. 7.47. Haerfondeiizijnhaer r?even , die vele waren, wantfy heeft veel liefgehad ? re* ' ^efêeereöetoijftboo2DeCoe-ï)00jDer£/ DatDefe©20tita
3 8roote génaDe ban bergebin ge fiaD ontfangen / Detoijfe il' foo "'OQteöanfebaerfjeit / afóeenbnichtDaerban/ inliefbeaen gfffmn W°nöe' maer «nflentlp was Ijaer geloove't miDDel getoeefï ban oei tert)tbeerDigmaftinge/ % H& 7 • f o. Hy feide tot de Vrouwe 11 w'
sf'ooveheeft ubehouden.gaet henen in vrede, i$|oft.f.»4- <&tllï-6. - Vt*< i©a^t fjet gelaabe f*tf£ nt>t aengetw&t afê een toerfc >
$ ƒ Ant.
|
||||
9 o Defefthiende
Ant $een/ nietm'ttoerfebanderestbeerdigmaïunge/ mfl«
ftettoojd aenaemerJitafescni'/^urntnt, eamiddel, &m<ty0 petisimfttn aen te nemen/ Kom. ? i8. Wy bdiuiten dan dat o. men- ■ ichc gtjregtvacrdigt word dooracn geloovc , fon :er de w;rken def
wet, KOttl. 4. i. 3J0i)« • ii- Soo vele als Jefumaeng. nomen heb- ben , die heeft hy magr gegeven kinderen Gods te worden. a. Vr. ï©at heeft J&od Dan öetoogen om on£ te regtbeerdigen i
Ant. ;|>p genade/enonberdienbeliefoe/Kom. 3 24 wy wor- den om niet geregtveerjHgt, uit iijne genade, door de verloffinge di* in Chrifto Hu is, €secJ). 16 6. (Clt. J 4. b. Vr. jÉaec regtbaerdigt <©oo on? alfoo uit genade/ Dat 'er geet»
jjgregtigfjepd sp doo? toelfce öat top loo? hem beftarn } Ant. ®e beroientien €h2jtli / allcspgercgtighnd/ foo dr da-
delijke, afé de lijdend.', öat $ foo jrjn hetltg leben/ afë fïjn Inden/ fn'H De berdienende oo?fafce ban onferegtbeerdigmafeinge/ Kom. 3 rf Welke God voorgeftel-J heeft totecriverfotniige oor hetgélove il*
zijnen bloede, Col. t-H Kom. f 19 Dooreenerregtveerdighei^ worden vele tot regtveerd ig> geft:ld c Vr. gjjS CF>#ït geregtigheid maer alleenlijk de verdienende
oo?fafie ban onferegtbeerdigmafeinge ? Ant Chrifti gefiooj/aemhtiötéoofcoiegcrejjttghend/ detoeïW
afê dconfetoo?dacngemetfitb»i45od/ ende dre on£ too^d toeger^ fient / PI)lf. ?. 9 Dat ik in Chrifto gevonden worde, nitt hebbend6
mijne regtveerdigheid die uit de wet is. maer die door 't gelove Chri' fti is, namerttlijk de regveerdigheid die uit God is, door den geloove > 2C0J. f. 11. Op dat wy fouden worden regtverdigheidGodsi" hem,Kom.4 6 Kom. f 19. c.vr ïfoeïtandegeregtigheidCh2tfti/ dienttoberfoobeeljare11
té bolbjagt / onë toerden epgen gemaeftt i Ant" ©002 «5oöë genadige toerefieninge / gelfjfc de ongeregttfl'
heid banldamdie lang geleden iö/ oofeon£ toorttoc-gerefcetit/ Kom. f. 19- Gelijk door de ongehooriarmheid van die eenen me"1'
fche vele tot fbndaers geftel t zijn gewerden, &I{bo fullen ook door de gehoorfaemheid van eenen, vele tot regtveerdige gefttld wordef' 2C0?. if »».. 2 €02. f 21. . b. vr. Wat taerfeingen hebto de heplige Sacramenten in wl
regtbeerdigmaïiinge è ,
Ant. ©e heilige Sarromrntennfteificnen/ fnöebfrsegelent"1*
de regtbeerdigmaïiinge unt Den geioobe/ om de berDienttenb""
'3!efll.bJCf)?i1ItlSi/ Kom. 4: n. Hy heeft hetteeken der befnijdenif
ontfangen tot een zegel der regtveerdigheid des geloofs, die hem' de veör-huid wa*toegerektnt, 2Ctt. 22-16. JHatth. 26.*8. |
||||
i
|
||||
Morgen-oeffeninge.. 91
^a £an toat ^nöen to02E,en to? gecegtbeerbtgt ?
niet L fln alle0nfe fonöeh/ lCU 13. 39. Vin allen daer vangy
w ea kondet gertgtveerdigt worden , door de Wet Moiïs, daer van u r.\e!:,1ygcHjk die gelooft, door kfengcregtveerdigt, 1 3J0§» lij), , - *>»oed Jefu Chrifti des Soons Gods, reinigt ons van alle unie fun- fn' $f 105.^.4. °- Vr j©anneet to02ben top ban fonoen bjn geföoüen ?
Ant ^00 fjae^ a[j;top öelooï>en / enöe Cf$;iiim booj onfen ■wtööefeeraennemen' 0Om. 8. t. Soo en is'er dan na teen vwdoe-
"^eniffe vo'ordon geenen dieinChriftoJefu ?,ijn, JrtOVtl. f. i. Wy dan ë^egtveerJigt zijnde door den geloove, hebben vrede met Godt, titi a ®aerom nibiJentou bannocfjoagelp^omöebergebtn*
"^anonf;fanben/ Jüatt. <5.11. Vergeeft ojMonG i'cnü! tn.? naffnt *®P öat to? / ö'e ^Ctetfjttè fonöfgen / 006 öaneln?^ se tot= rl'inrje enDe Sjet geboelen ban onfe regtbèerDigmafcng; gutsen öe* "OlJlen/ JÏOin f. »*♦ Door welk? lefuin wynnde verfoeninge
S'kregcr, hebben, i <£0?. ƒ♦ 10, Laetu met God verfoenen,ïfrüH.8. •,'' $■- Wy hebben ontfa-?gen den Geeft der aenneminq;!' t( t kindereri «oor welken wy roepen-, Abba Vad-.;r, }9f. 3 $-. ;, ; gOï). f. 14. a- Vr. $an men ban ban lijn regtbee rsigmafemge fefec srin ?
,<£ntw- 3ta/ toanttop moeten onöfdbenöaer toe onberYoefcen / . ^-02. 1;. j-, Onderfofktuielvïnof gy in den geloove zijt, |?f roj.
"•3/4' ïïom. f.'♦
^ vr. ï©aeromtoo:bentoptianMafïteb?eefen/ Pjob> *8.14,
e'gclukra!igisde menfche die gedurig vreeft.JÏOm. n,io.
Ant ts^it vreefen ténfet een lïaefachttge bjeefe: ban't etftentf
^% gimlite flttfenberfiefén/ wantde.vaU™ekelief<led>iitr<te
J*efe buiten, 1 «fon. 4.;i8. Mak hf tSrteï&ent een ïjeplió cmttfra
^0? ©ob^ jaajeftept/ enöecen femöerlpe fo^gbutbigïjeiiDt om w °& niet te bertoo?nen/ ïfeuj. r *, a84 Datrom aliöo wy een onbe- jpee8li|k Koninkrijk ontfangen h«Wben,laetons de genade-vaft Ivu-
j. > door wel- en wy welbehacHiik Gode moge dienen metcerbie- 'n2e, ende Godvrugtigh«yd,pM,,. 1,. gfaf. t. i 1. . Vr. .Maefit befe berfefterfenu neen fojgeloofc menfrfien ?
fefi» ' ^een: toant !n t(,flrnöwI' f10'" "at be gefoobuTe meer bru bap [-^n faan "©obélfefbe / fto? batfe öob u'ebec fjebben/ en üanfe öaEerwet boo; lijn aenfthtjn faeiien te aanbeten / - $ctr. n 10.' ^-rrorn Broeders, beneerftigt u te m>;er, om uweroepinge ende ver-
ftfj lT?Se vaft te maken : want dit doende . en zult ghy nimmermeer W .flen ' Pf. i' 9« ? »♦ 3Ü1C« 7» 17. Sy heeft veel liefgehad, want zVJn vele fonden vergeven. b. Vra.
|
|||
9i De feventhiende
b.vr. Wofitn top foo botëemcntlijfc geregtbeerbigt ban alle en*
fe fonöen / Dat top ooft b?p jtjn ban alle fïraffen i Ant. &oóbetre/ bat topb?p jtjnban alleepgentltjfteffraffen/
öetoelfce ten beröerbe b«ngen; maér baer blijben nog oberig eenige tllenben/ afei baberlrjfie fcaffrjbingen/ betoelfte«5obt en beften ban 3ijn ïtinberen / met een baöerlp gerte toe-fenb/ #^ob. j. i \. Mija Sone en verwerpt de tucht des Heeren niet: ende en weeft niet ver-
drietig over zijne kaftijdinge, i^>am. 12.13/14.^62. 12.6 Want die hy lief heeft die kaftijd hy, en hy geeflèlt eenen yegelijken Sone die hy aen-neemt. c. vr. jpoeten top ban boo?betpeujfce fïraffen niet fetbeeenige
Mboentnbe toerfien boen / ofte aflaet berfoeften ban be ïïoomfcBs üserfte? Antw. $een/ toant boo^ <£ft#ibfoebtoo?benaïïeepgentfpe '
tïraffen toeghgenomen/ enbeboó? €fi?iftum toojben beellenben öefjepligtenbecanbertinsegmingen/ fgpol). 1.7. Het bloed jefu Chrifti, desSoonsGods, reinigt ons van alle onfefbnden, ï?eb. i°-
24. ïfam. f. 1. Som. 8.18. Degenen die God liet hebben, "moeten alle dingen mede-werken ten goede. Morgen-gefangop de fefthiende Dag va.n de Maent.
-Stemme: Pfalm ?J. Wel hem die zijn misdaed, &c. 1. TY t €Imp/ bat mijn migbaeb bit iftbebjeben
11/ $eb/ ban «5ob upt gcnaöen toerb brrgeben; * v ©ie booj 't geloof befcom bergtffentë: #>oo bat mrjn fjert ban fchulb gefupbert #.
4& Ht oant£*arig ben ift nu bebonben /
Jfïu <©ob niet toe en reftent mijne fonbcn,
ïfcix €hMi bloeb mr> geeft öe remiighepb/
©ie bïfiben faf tot in ber eeutoigpjeiö.
2. iBelmn! *fc benban mijn erf-fduilb afgrtoaffcrjen ƒ 'ft Haag ooft mijn Borg tot trooff mrjn 51'el toe-paffen.
<&mm be fchttfb ban babelijfte fonb f
ÜJnt fcrant ban 4&ob£ genabigebevbonb.
Peb ift <©ob£ Boetten merr-maete cbn'treben!
&tjn mijn bergrijpingen feer lang nrleöen!
*fa mfine ffi foo root afóCartmnfjn!
JEifjn ^efu^ fal mijn Scnttlb-berpebfr ?*fjn.
j. Mw Wttf toojtban mijn foo niet onttoeertigt; ©at ift uit 't werk foeft te sijn geregtbeertDig;
't Geloof alleen bat nrijpt mijn2tage acn /
<©p bat ift met fijn ftleeb jp aen-gebaen; ,
|
|||
Mqrgen-oeffenïnge. 93
|
||||||||
■r\..rfN^r.
|
||||||||
ÏÏÏR* mM* aI mijne fonöen /
£&e,m9 mn ^?ittttoonöen; -SJggygngM-tojff agg laeffenis1.
|
||||||||
Van de Aenneminge tot Kinderen Gods.
De feventhiende Dag. de rl^' ^at ^Sten fjebben top meer ban fjet ftjöen Cfeïffi / afó
"oePlnge, enDeregtveerdigmakinge?
<©nhni'J^nöa anöere toelDaöen^oDfiöese/ öattoptotriinDeren
nom K ? CnSCn0men/' ^Ö'1- tx- Soo vele als hem aenge-
de en "ebben, heeft hy magt gegeven om kinderen Gods tewor-
voré nameIiJk'' dieinzijnennamegelooven, €pï). 1.5-..Die ons te
a V VeI"rdlneert heeft tot aenneminge tot kinderen, 05af. 4. 4/r.
• v-p- ^tjn top Dan ban nature qeen fcinDeren <BoM i
oew ®m I mm fc? 3#n Die toaerDtgfjepD in lüatttë bal qutjt <2ta? fS^ £nDe ^oe f°nö£ t^emDen top cm>' meer en weer ban 00W ^Py*2-?- wy waren van nature kinderen des toorns gelijk
^*etriandere' ^'4''8 Vervremt van het leven Gods> <£fa««4-
^ftheö10^ ^00^0" aIfi'nb£ren<®°^8enaemt/ enmettoaton* «*•»• aiDam toag een ftfnfc «BoDs1 Dno? De Stfjeppinne: €fjrf ft*
bari w natuerInte &one ®oD.é: De <®berf>cDen m fe'nöecen «Boö£
»xzqtn fjaer ampt: De «.doobige jtjn ftet Dom De ijenaDe ban aen= >/ ftuc. j. 38.3Jaft.,..6. pp 131.ó.^pft... f. fcn^JH" te«wnf«Ö«5era feibenmDetoeerDtafjcitbaneenfcinti
W(%ïjerftellen*
ver j' ^n^ro^/ 5fer« •?•*?• Sal ook een Moorman zijn huid
kon ren' °fte een LuiP;H'r^ x'ine vlecken , foo fiilt gy-Üeden ook rne "J?? ^°ed d°en ' d'egeleertzijtquaedte doen , ïiom. 8. 7. De "Klis kan figde wet Gods niet onderwerpen, J&att. 7. 18. °-Vra, J©ie macfet ons' Dan Kinderen Gods ? Ant. Het tó fjettoerïi ban De HeiligeDrie-eenig^eid: taant God
torfc r ^ Dnsï Daer tOC gcfCÏJtftt: DeSonefaeftDltbOtWOn*
. ***}* '■ ^" d^Heiiige Geeft geeft ons1 het fitnDcrlrjri (jme/ €pr>
/. Oieonstevooren verordineert heeft tot aenneminge der kinde-
|
||||||||
f,; °orJefum Chriftum, na zijn welbehagen, 05af. 4. f. God heeft
»ért •" gefonclen ' °Pliaf VVT de aenneminge der kinderen fouden j^j^Jgen, Hom. 8. if. Gy hebt ontfangendenGeeftderaenne- "SP tot kinderen , door welken wy roepen, Abba Vader. *«*m'iWit &eeft ^ ü£ta03en om m$tot 5Önc StnDeren aen te
Aat.
|
||||||||
, 54 De feventhiende
Ant. &fjnIiefiieenbarmf)ertigfjetD/ «lo^;• i.siethoegroote
Jiefteons een Va-ter gegeven heeft, dat wy kinderen Gods genaemt
worden, <£pf)ef« - • f €$erf). 16. f/ 6. a. vr. &ïjn alle menfenfjerfielttn Den ftaetban feinöeren ®ab$i
, A t. $ecn / tnant bete blrjben nog onöer «Soo£ too^n / en on> berbebIoe&be£toet£legg€n/€ph.2. i2.Gywaertindientijtfonder
Chnfto, vervremt van'tburgerfchaplfraëls, en vremdelingen van de verbonder. derbelcfle, geen hope hebbende, ende {onder Godtin de werelü.^pï). i.j'. 3i0^ j. jó. Die den Sone ongehoorfaem is, Gods toorn blijfr op hem. b. Vr. £M JBknfen toojöen ban aengenomen tot feinberen <©ob<tt
Ant. ©ie€pjiüu!tiöencfltiöDeIaei:aen-nemenlioo2Den0etoe/ 5!0Ï), lij. Die in ii] uen naem geloven, <!Epf). | i ;.'Öal.4. f.
b. Vr. i©at boo2beel geefton^befetoaerbtgïjetb/ bat top ftinüe*
ren «5oö<? jfjn * Antw. ©e b?ugten en boojbeelen stjn feer beel 13Efó baer jfjrt
ï>eer.fijfe benamingen: €entoaeröigegeboomte; €enaen|ienlfjfó maegfefjap: €enf)eertfjririeraet: <èen groot burgerftijap: ïïpe gorbéren/ <ü3?oote pjiMegien; €n een feer boortreflijfeerf-goet/ 1 3]0»J. 1 ' • S'et noe gnote liefde ons de Vader gegeven heeft.dat w y
kinderen Gods genaemt worden, bf. l. J3f, 84 11. Pf.2, 1. io. Hoe groot is 't eoef, Hat gy weg gelekt hebt voor de gene die u vreefèn. b. vr. ï©»t Nirnen to02ben oBob.sf fcmberen gegeben ?
Ant. ©efettóge sfinfeer beel: onber, anbere jijn ooi? üefe; &p to02ben genaemt / oMtrfbe *H3ob£; 23eminoe; ï?eplige; ïHprber* feoo2ne; 26;QeDerjS€fj2ifti; §onenen^or!h,teren«5ob?; ïfeerlg*. fe/ étt. 1 J^et. l. 9. Gy zi't een uitverkoren geflapte, een Koninglijk
Priejjerdom.een heilig volk- Ren verkregtn volkjïlOm.i.y.Col.j.ii. c Vr. J3an toat geboomte?rjn öe tftt'noeren <8oo£ 1
Ant. gtn fijn ban een «Boblijric geboomte/ en ban een ftemeïfi'&e flf-riOnift/ 'j'o!). 1.3. De welke ni. tuit den bloede, noch uit den wil-,
Ie des vleeii ns, noch uit den wille des Mans , macr uit God geboren. zijn, "5Ï0'1,. 5 5" 2. Pet. 1.4. Opdatgy derGodlijkernature füudet deelagrijj wi'rd'»n. c Vra' JMfc té He Maegfehap ban <0cbs! fiinberen ?
A et. ^n sfjn niet alteen met all e ^ephge / foo in ben Ifemel afê
tra ber jfierbe/ bermaegfrïjapt / mner oofimetöobfclbe/ tnant 45abté fjacr©aberenCr^iftirêtéfaer2?20cber/ ï£eb.2 n. Hy fchaemt fig niet haerBroeders te noemen, ïft'b. n.' 2/2 2, ^folj-*°*
17. Ik vaeroptot mijnen Vader.en tot uwen Vader, HoiU. 8.1 ƒ. V/ uroepen , Abba Vader! ( c.vr. ü©attébeBurgerfchapbanbelimberena5oD^?
Anï-
|
|||
Morgen-oeffemnge. 9?'
Antw. tyitt op Be tóerclö jtjnfe 2Burcters? ban be ©emeinte / be*
j^l«y>e &tao «öotrêté: jaacr oofc jgnfe 23ur0erjS ban Den f e- jf»f r PO* * ö. Hy heeft ons m- .> gefet in den Hemel met Chrifto,
*?W> J. x i. Cpi). 4-19. Gy zijt Mede-burgers der Heilige, en Huis- genoten Gods. c- Vr. iCot wat Huis gefin fteïjooren <S5ob<? ïtinberen f
Ant (^0tfjCtfllp£8efmtöö.D£/ €p!). *• 19 Sooenzijtgydan
etrnesr vremdeljngeB, noch oywoonders, rmtrgyzijtmede bur- gers der Heiligen, en Huys-genoten Gods, <i3al. 6.1 o. Doet wel aen en yegeüjk, matr meefiraen dv Huisgenoten dés gelonfs, JSJat. 6 9. ïiav^ ©ntfangen «Bob£ ümoeren ooft eentg gieraet ban <©ob
swr ©aber} Ant. 2|a: €3eCÖ« 16. n Ook vergierde ik um?tc,ieraet, en dedè
«?ivnng naen uwe handen, en een keten aen uwehals,bfiio/i2/iJ. *•v'' Watfê tut bor^ een bercierfïTJ
«„ '•'t- $et betiaftn!etmuittnenD!aer7onftebes?Ii'cöflemö/ maer on.* 'ntoenDijjefcljoonfTent ber^'ete/ taaerbanbaenbanfeomen |
||||||||||||||
3 ?•
|
||||||||||||||
^
|
erfcen/ aksaffcljnenbepaaien m diamanten/«pet.
|
|||||||||||||
'elke,
|
||||||||||||||
1 , 'Kers verqierkd is niet 't gene unerlij k is, beftaende in't vlcgten des
j. ts> en om hangen, van gout, ofte van klederen aerffetrecken, bf. 4. g^y^e verborgen mens des herten, in het onverderffelijk verckrfel , s «Örmoedigen en ftillen geefts, die koftelijk is voor God, fö{. 45*. J1' *Wat. f 16 Des KoaingsDochterrs <jeheel vereerlijktinwendig. Vra teutten ©obe.siKmöeren oofc eentrte Goederen r
Ie, -nt' Sfo i€o?.?i 1. Alles is uwc, bf.12. Hetzy de werelt.hetzy
e n> hetzydoot, het sSf tegenwoordige, hetzy toekomende din- 'Vr- I©at 3tjn bit boo? goeöercn i
eny ^etjtjngeeifeujfeegoeDfren/Cpf;. t. ?. GeaegentzydeGod lev *:'er ""^ Heeren fefii Cfirifti, die ons gezegent heefr met aller-
,L§eeftelijke zegeningen in den H md in Chrifto , Pfaf. ió. fl f., "?• 1. ?o Chriftus is ons geworden tot wijsheid van Gode, en tot' ^ veerdigmskin(je , entotheilfgfmkinge, ende verloffinge, vr. «Beeft <J5ob fïjnc fiintirrriT geen trjbefrjfe goeberen i
mp'h- ^a/ fomtnb£afóeetüiiHTCTüfct/ maer niet alttjb aen affe iijn filnberen/ Ufcatt. 6.3 3. Sqekt eer'ft het Koningrijke Gods, ende
den "erPgtigheid , endealle defe dingen bullen u toegeworpen wor-
i.jjj'^im. 6. 17. Hy geeft ons alles rijkelijk om te gebruiken.^ac.
c ' f ■ Hy ^eeftd? srmeui'v.-r' or."; />m rijktezijntn hetgeloove.
h\iZr' *®at Priwiegien en bo.t;-te3ten heboenOobjefftinbecerr
Antw:
|
||||||||||||||
9«. De fevefithïende
Ant. f aer Privilegiën, beftalben De öotien gerfaembe/ jtjti ïnfim*
DerfteuöDefe: (i.) &n mogen alle fcfienfelen met een goeDe confcientie gebjif»
feen/ Ctt. i. !ƒ• Alle dingen zijn rein den reinen , kCuïU 4.4-
1 Co?» 3. ii- A'Ies is uwe. O.) llle Dingen/felteoegrootfleeffenben/ moeten ïjaer ten be=
pen Ijnt-Ballen/ JKom. 8.18. Wy weten dat de gene die God lief heb-
ben alle dingen mede weken ten goede , Pfaf. 119. 71. (3.) ©e.Cngelen hebben laff enDeo?D?eban«5obomop3tjti
Kinöeren te naffen/^en. i. 14. Sy zij n dienftbare Geeften, ten dienfte
der gene uit-gefonden, diedefaligheidbe-ervenfullen , J)f. 34. 1. (4.) ^p3|jneenti?p©o[fi0etD«2öenin€6?i(ïo/3!oö.8.36 in-
dien dan de Sone u lal vry gemaekt hebben, foo fultgy waerlij k vry zijn, ^oJfj'^-?2- <J5aI*4. 26. Het Jerufalemdatvanbovenïs, dat vry is met hare kinderen. , a. vr. 2Beiïaet oefechrifteiijkevryheidDaerm/ öatiupnualfoo
nacttto aen €>oW Heetten niet gebonDen jtjn afe De SJoDen i Ant. $een: l©antonfe<©oD3augfieuDengeefteIpe©oO£Dientï
moet niet tninöer / macr teel eer meerDer toefen aljS Der SioDen eer* tfjttf tóa£/ Sach>..i* -8- Die nu ftruikelen.moeten zijn als David,ende
het huis Davids, ate Goden.ftottt» 3 • 31 ■ Doen wy#dan de wette niete door het gelove, dat zy verre, maer wy.beveftigen de wet,Cpf> f-1 f ■ b. Vr. BDaer in betlaet Dan Onfe Chriftelijke vryheid ?
Ant. ©efelbigebeffaetinDcfeDingen:
(i O 10n ;p b$ ban Den vloek des wets,4M.3.13 .Chriftus heeft
ons verloft van den vloek des wets, Col» i • ' 4- Cu) BDii^ijnberloft ban het verbont De;» toet?;/ omDaeröooj^
tig te moetentoOjDen; i?eb.8.8. Siet de dagen komen fpreekt de Hee-
re* dat ik over het huis f uda, en over het huis Iiraëls een nieuw ver' b'ondfalopregten, JRare. i. 14. , (?.) Wfm b^piianïietjtoarciofeDer'Soobfcbereremonien/
3[f. i'r. 10. Nu dan watverfoektgyGod , om een-jok op den h*15
der Difcipulen te leggen, 't welk nog wy, nog onfe Vaderen heb' ben 'connen dragen, JHÜatt. 11. 28729. i (4.) W>$ fjebben een meeröer topneiD en otibcrljinDerDe ft-Wj
btf mfteël omon£banDe DienftbaerfienDDc?'toereftj5tefionnfI tlltllacn/ 2C0?. 3-17- Waer de Geeft des Heeren is.aldaer is vryhe' '
Jfoni. 6. 14. Gyzijt niet onder de wet, maer onder de genades ' (f.) ÏPn Rebben een bjgfteiD ban öc toeefe oe.s' Door// ïjelïe / ?
berDocmrnifle/ ïfeb. 2.15-. ©vptfitf i? gefïbben/ oP dat hy veri° fen foude alle de gene die met vreei'e des dootsal haer leven »
dienftbaerheid onderworpen waren, 1 €02. !ƒ.ƒƒ. _ ^ |
|||
/(O rfs Mofgefl-oefiTemngeT 9?
©aSr oös? Öinbcrcn ïjeöben een ö?pe roeflane tot 45oö Jjaren
eaen m ^ïfêiffP/fêCt)2. 1.16. Laetonsdanmetvrymoedigheidtoe-
verk -0t '^'"throon der genade, op dat wy barmhertigheid mogen b "'gen, Rum. 8. 15-/1 <S. . r- ïfebtJtTi 45oD? ïiinberen oofe rcntcj «f-poed te bertearjtcn t
fj9cnt5a/ enbe bat feer groot; B^antbenïiferlijftfn^fmcHg erf "t-ÖOCb/ ÏToitl. 8.17 Indien wy kindéren fijn, ibo fijn wy ook
1 fö'[iait1en ' erfgenamen Gods, cnde mede erfgenamen Chrifti', niff •'' 4" ^cn ""bevlekte, onverderffeiijk»', overwelk; lijke erffe- , Y die voor ubewaert wort in de Hemelen, ,illatt. if- '4- AVr- ftönnen 4Bob£ ïiinberen toef fcafi rtnen op befe poebercn *
•Jto ~^ toflnt fp toojbenbaer toe fcer fo&itoifbirj ftctoaert/ toM ' f- Gy die in de kragt Gods bewaert wort, door het geloove,
(jij. e«ligheid , die bereid is omgeopenbaeitte worden indelaetfte pi e" • 50ÏJ. f- ?f • Jftom. 8 3 f. Wat fal ons fcheiden van de liefde T-JMf- ?8/39. ReieH' ^ne fnö banpUtfité/ Datfommige hebben fchip-breuke
fi .den van het geloove ? t (Strtl. 1. ip- ba» •' ^D0?hrt Pe,oove tJfrttaet rtp öe 31 eere be£ ©efcof? / enbe
d^/^ïjct Tijd geloove, 'ttoelfe in rjetiepnf'bc fomtnb£ té te tonï l(i. "ie nonteoD^feinberensflnrjetoeefr; rjelijfi berMaert toort / 0«a • 2- '8. Dievan de waerheidzijnafgewcken,fèggendedatde
~ndinge aireede was gefchied, dewelke veler geloove verkeeren. sijti 7r- bonnen De rjelooto'ge fefcer toeten üatfe <Boös? fiinbereh
aenV' ^a/ toflnt öfler toe ontfano.cn f? oofi ben $. uSecfï / Jiie bïf ^J'Dact COnfciCntlCn BCtlipnt / 5RÖm.8. 16. Defelve Geeft getuigt
In d°nien geeft, datwy kinderen Gods zijn, <!M. 4. f/6. €pfj. 1 1}. itief j" We"cen na dat gy gelooft hebt, zijt ghy verzegelt geworden acc den H. Geeft der belofte. ©oh r' ^tVbm <*5oo^ omberen ooft nare fc'nbrr-pïmten ontrent
Au öaer ©abcr/ en ontrent €lj?ifhim tor Sfroeber * die."*'. 3fa/ ! 3^0lj» 3. ^ Een yegelijk^i-defc hope op hem heeft,
\.ra e!n'gthem felven peiijkhyrein is, JKaï. 1.6. BenikuVader» .-J^mijn vreefe? («fa. 1.2/3. *lorgen-gefang op defeventhiende Dag van de Mae'nt,
I( ^^temme: Pfaf. 103. Mijn ziele wilt den Heer, &c. ' f\ Sang inrnfrn; bie boo? des Heeren toonbe n /
\ I «©unbel en <©oob nu rjantfrfj'lfjfi iletberflonbe». ^at for ^ie ö0°? 'ü Geloof in <©obcj« punfï $n ïjerfïcït. "«ofDood, ofDuivelon?mferïjinb'rcri^ - |
|||
$8 De agthiende
§©g $a Imi 't seloobe «Bobü «ttnb'ren /
fjEty $n berïofï tan al Fjet fetfcfj getoelt.
■'' %t' <@n$Befte-moeroaerb'on$taoo2«BoöesStoten/
ggn£ befte-Broeder ïjeefton.s nu lerooten /
&0Qb3t til! <©Ob on? Befte-vader #:
fu ftjogenron tynnwebig al te gaoer /
ÓO? Dtn jjelOObC roepen/ Abba Vader! Pant onfe «Bob on£ nu toat naber \$.
' j.' Pat roemt een menfcïj op b'af-fcomfï tan een lloning $
#n.si ©aber fjeeft in't SÜepfise ftjn DDoning: Pat roemt be menfcFj op fijn «Seboo2te-iïab i 0Ob£&tab Ut gaf onjS 't eerfie ftinber-bjefen: Pat r»emt be menfefj op maegfcfjap tjoog gerefen i Pie fjeeft opt foo een Broederfchap geïjab 1 4. ©atroemtbemenfrfjop'terfgocbbanfrjn^ub'ren* &fon tooeg onsi erfbeel op fijn fcïjouö'reh:"-'.■" roemt De menfcf op toienben fc02bering é né 2&joeber maefct ons meer al£ acrbfcfje «Boben; at roemt oc menfcf op menigten ©ienft-boben i 3#n boo? b' €nglen bienfi niet te gering? Van de Heiligmakinge. •
De agthiende Dag, 'a. Vr. SBlrjben 4Bob;S ftinberen nog onrein boo? be fonbe i
' Ant. 5^aer Mfjfb in fjaer/ foo lange ató fn op Der aerbe Ictien/nosï f enige onregnigïjeiD/ ebentael ban €fj?itïo ontfangen fpDen$< ► tf&eefl/ bie fjaertotnieutoefcfjepfelen maefit/ z€o?. $•. x7. indiefl yemand in Chrifto is, die is een nieuw fchepfel, i <£02. 6. 11. Gy 1$
^fgewaflchen, gyzijtgeheiligt, Kom. 8. 9. '■ a. Vr. 5f$ ïjet ban genoeg aljf f>et tjerte \$ bernieutot *
Ant. $een/ maer be b?ttgten taan betoeber-gefloojte beroerten ^WOeten jijn dé heiligmakinge De£ \?Wiï$\ ïïom.8. i! Sou en is 'er da"
Jiu geen verdoemeniffe voor den genen die in Chrifto Jefu zijn , d' niet na den vleefche «n wandelen , maer na den geeft, 4M.5-.M" JBHe Chrifti zijn, hebben het vleefch gekruyft met de beweging^ *nbegeerlijkheden, <ÜQl.;-f. a. Vr. Pat té ban be bernietitoing ban ben geneeten menfcf) i
Antw. i|et $ een inwendige en uitwendige beraiiDeringc üeé w Ski#/ ieaer boo? men meer en meer den ouden menfche, attest/et1" den nieuwen menfche aenboet/ $?pï> 4.12. Dat gy foudet aflegg^
Sengaende de vorige wandelinge, den ouden menfche, die verdof' Wort dqor de begeerlij kheit der verleidiuge.bf i 3. Ende dat gy fol1 ^, |
|||
vernieuw j , , Morgen-oeffeninsé; «•
fche «23™f m F f eftrr« g^oeds, en den tóeti^mW
heit> ^oT!,' d* na G°d g^hapenjis. in regtveetdieheit en heilig-
a- Vr & LS*'" Chnftü ,s>is een ""'WW fchepfel, iCoj.ö. il
Ant. faS£,f r^T/f" ?** «***
endefal^"' -j*a*,3'*33t ^lal mijne wet in haerbirnerfte geven Vle^ hen h'" h/rC "en in-fchri'^«!» ^.»«/»7. Ikf/ueen
c v i,te Sevc". en een nieuwen eeeft »rf» R /o/ i i '«Sff'r « ^«JJfl^WBflet «hér Den otWen tnenfrlje /
tóeoLi; ft d" vredesheilige upehaelenal: Endeuwe
be^aert?n I ,get ' lndeZ*ele' «delichaem worde onberifpeliik Vol-e ndLn'dfr^V" Van,allebefi«ettinge des geefts ende des vlees,
b- Vr &hd/J1"1,?mak,^e in de w«fe Gods. Ant ?5^iff^e,l,8mfl««0eOOftOi.er de wille ? en het heft.'„f«-110' 6' ^Heere uwe Go<! fa' u herfe-befnijden,
^ ^Sfc^T en ' ,üm den Heere uwc" God ,itf te hebben me C-Vr ïkw ?' G°dw«kt inu her willen en het werken.
?e«bTntom?n&ma^8e fise-°ost öe ^Mfmce ten <S5oD$
fete/ X" fc|5; "^ m to«Mk1»antitffo»»wn nieuto na GÓd » r u' 4; -tgy den n,e°wen menfche foudet aendoen die
datRy itFn ™ FLTV.? Bf^goeM en heiligheid, fftlltl. 6.4. Op c' VrSrt'd des ,evens zcudet wandelen, * ©tf. 1.4 * ^ / n' ?fi ?e frtcnötOmafeinoe tan oen nieuwen r
^«.onrei^ i r? uv:e,leden dieop<•«■aerde fijn.nameli
|
||||
?ier''eheiiS ,1' li;handeIl.lke beweginge, quade beeeeriijkheid, en
, ^ Vr fctTnïl" »f?°ï™-"> <^Pfi. 4. **/*}. «Om. 6. f/ 6. en men-
ï' «»efa?SSiM!?<2/ maer ^00 öreft öê ^ DEr farfc
l'8 »»>SS5m£ o" "StoPaff / nat fe Den ouden menfche te ttW
j^sdonT;' r1} Ind,en ?vri°or den Geeft de werken deslig- atfterk inden HeeÏetgyleVen' ^0"1' ^ *' *' 7' ^ 6' IO' W°'*
^W»'!^^?110*^?»!^ bannen ouden menfche anöffgfn ^- DeverfakingetenDnsfelt)en: Dtfeelfic ooft «n feraotfo
|
||||
ïpo % De agthiénde
lïïii)öeïtsomöeHoudenmenfcheteooen(ïeri)en/ ftur.o.13. Sop
yètrund agter my wilt komen, die verloochene hem z elven, 4É>af< ƒ •
,ilfc 14. <^al. i6. 14 De wereld is my gekruyft, en ik de wereld. " h. Vr. ï©atté De lebenöigmaïnnge ban ben nieuwen menfche ?
"Anb ^ettéDrefjeniigebetragtinge/ toaer boa: be toebergebao?' |ê meer en meet torojö boort-gefêt tot een ^oöföjigen vanbef/ ïtom. 'ii.'i. Word verandert door de vcraieuwinge aw« gemoeds: op
dat gy meugt beproeven welken de goede, ende wei-behagende, ef» de voln|aekte wille Gods zy, <Ü0l. j.'io :' p.'Vra. i|oe toojt be rrrenfche baer tpe magtig *
Ant. ©e ïfeere geeft baer toe fïjnen ï?. <0eefï: CnbeFjetgeïoo'
#e grijpt 3tefum foo bafr aen / bat (jet be menflïje als met £t$ffl öocjïebenöigtoogben/ ineen geefïeltjfcoüfïanümge/ ifiotn. SjH Jridién denGeeft des genen die jelum uk den doodep opgew; kt heeft
ïtiuwoonr, ©af» 2.20. Ikleve, dog niet meer ik, maerChriituslecP pray, i<E02.4. 10. Op dat het leven Chrifti in ons lichaem foud« gcopenbaert worden, Cof. 3- 1/*. k- Vr. Ipeberregaetbefe^cnugmafimge?
' Ant. 5}n bit leben #jn eenige Begingen / maer na bit leben w
ilêbotmaecfetljepb Jtjn/ €ph. 5. if. Chriftus heeft hem fdven over
gegeven, bf.zó. Opdat hy fijn gemeinte heiligen foudc,bf.^7 Op dat hyfe hem felven foude heerlijk voordellen, een Gemeintedie noc' ylecke nog rimpel heeft, ofyet diergelijk: Maer dat fy louden heil'? rponberiipelijkzijn, ï£cbt 11.13. 1 C02. 13. 10. Wy kennen mae' ten deele. 'a.vr. ^ ban in bit leben geen bolmaefcte^enligmafcuige in #*
nigegefoobige*
'Ant. Been: bebQlmaerit^eibiseenrriviiegiebaa?benï?cme}'
Kjlaer tn bit leben 3<jn alttjt nog onbolmaefetrjettïn in be kenntffe
£llbe in beoeffeninge bet <Ê50bfflljg{)C"b / i €0J. i ? 9 Wy kenn<*
ten deele. 3Iflt» 3 i. Wy ftiuikelen allen in velen, i Jüh. i .8. Indiep yetmnd feid dat hy geen lbnde en heeft, die liegt. . ' c.Vr. |©aerom feib ban paulitf/ phii. 3. yj. Soo vele dan»1
wyvolmaektzijn ? .,
Ant. voimaekttezijn, t'sfniettefeggen/ fonbereenig %&$f\
Sfjn: lEaerfjetbeteifcenb/ bie tïaet te hebben/ enbe tóe gebeeu*^ laan beteeber-geboorteenban be Godfaiigheid, toaet mebetoj? »^ ( peij n?fjoi|ben bio^ben: ï?et \iecu botmaefttïjepb niet Ier trappe^ maer"derdeden-. ©at té/ uttsijnboImaefite'alMoobtge/ bi^ m öeel?nbanbel|entigmariingc Rebben/ aïtó'tbatpaerDcel'y faettnbe hoogde trap ban fteniigljejib: «Mijft een kind genfl^ |an SqO|b*K een volrnaekt menfche, nogtanj» moet \)Z\ PPU JA
|
|||
ft- g Morgen-oeffeiiinge.7 tot
m w aeh-8«iepen. &w too?t bit ooft gefeit bah i)t «Bétocbiöe/
ïï 7r|<%hinge met anoere / Die nocb foo toerte niet gefeomcif, vinn '^ mebe ter cpfrnte banger oprechtïjene/ enbefmacrf» JJ'5««n om in afle De geboben <öoDö tefeben/ €fai. 38. f W ^ttiel {ittnïctunt-iialtfonDertirujiiietmgen/ €fai. ?8.17. 2fr?= "wfmtfi fDiftt'i?aiUit.srn3ftlto£intcgen-fpjelien/ tof. 12. Niet datifc ttalreedegckregcn hebbe-, orte aireede volmaekt ben, fötMli 7-23.-'-
^f. f. ! 7
/■'■; Vra. f 0e teCRt Dan san Me heilige gefeit Datfe onbcnfbeïri /
y*t een bottamen !;erte <töa& ïjcbben geDieütt «3elp «©atiD/1 ïS'eg« 4. 8- 3,'ofia/ ï ïieg. 14. ij 2tfa/1 ©eg. i r? n. Sacharia'£/ Hluv 'of. 6. . Antw ©it betekent fjare oprechtigheid ontrent affe 45attó g?-
Qöen, enniethare vóima'ei«h'èfc£ ©elp ti.«ïiiafe£De/<Êfa. 38. f. c*i HeereJ gedenkt dog dat ik voor u aengefigte in waerhcïd ^
met een volkomen hert gewaudelt, en dat goed in uwe öogen fcj T' aen hebbe , |?f.' xff 2. jjf. 31. 1. In wiens geeft geen bedrog eeï ,°ont. A Yr- ftan «wn Dan teel beteijfen/ Dat Die öf ytiije JH^antïcn gas e
'wn&Cöbengeftab*
wAnt- 3a: SBaut ban DavidijTtbefcent/ öieoofcbab/ Pf. ■ ?.;
'* ' ?• Reinigt my vin de verborgen af .:waltngen,'9J0JIa fOnDifi.t'V
^■DJOn. 3 f. 22. Doch Jofia en keerde fijn aengefigte niet van hem,' 'w hy vci(tildefigom tegen hem te ftrijden, ende en hoorde niet At; , w °orden van Nseho, uitdemontGods, xïieg.22. 23 fëziï ,■» bJOJt gefeit/ i€fJ20tt. 16. \%. Afafogt den Heere niet in zijne Jonkheid; maer den MeJecijn rneeftc-r, $f$ïiia beftjD fefe, Cfóf/ fi, v7- Gy hebt aüe mijneforideriachter uwerng geworpen, 'g.fc J|arta«f befftcp ttö in ongcfoobig&epti / Daerom ï)P trot fionifrgtf
^ö gcflagen/31 uc. i.»o. tom ra ï?OKfnuDemenöieIicben/ öeteeffiefoo de volmaècktheii'
mm- Haerlp fconnen obei'tujigen? ,,
ten £r' $&m mo,,f &** ^anen / inbicn baer neben^ ïjaer fïcm
^"^ngei/ofS'efi^CIjjiiiui/ offetocl tegen &aer fouDen btrmr
y'.jfn; Wyzijhioo heilig als gyzut, Heerejefu, fa lbo heilig ais $
t *** i.v iBarit Dit jijn De regels ban onfe bof maefebepö / i %mt
Hit1. ^?c^ar ny '" ^5-'"1- t>l'7Fr, die moetfelve alfoo wandelen, ge-
,'.,^y§ewandelt heeft, Jïïatt. ó-jo. Uwen wjllegeichiede, cp |
||||||
> gelijk als in den Hemel, JUat. f 48. Weeft gy-liedendto
^aia'kt, gelijk uwe Vader diein oeHemelenis, volmaektis. , ,. jj^vra. ^'eroorieen onönftFjepbinöeïtepligmalitoiïeinbJtfxï
«C j Aai-,'
|
||||||
ioi . De agtHende
Ant. 5Ja: ï©ant getti De eene «Moobige beroer $ gefiomen al!»
öe anDere/ fo groeit ooft i?eDer <0eloobige öagelpjünftjnHeiiig- makinge; SJmmerji Dit $ De pltgt tan poer €fj?tfïen/ z petr. ?. 18. Waffchet op in de genade, en in de kenniffe des Heeren Jefü Chrifti
onfes Zaligmakers, ^eU. f. 11/ 14. 1 Cog. 13. 11/ iz, a. Vr. &al Dan in öe öetie <©efoob}ge nocïj altijd eenige beroof
toentïjeit obet-blijben/ Die fonDe sp* Ant. 3{a: Sïom. 7. iJ. Ik fie een ander wet in mijne lede, i&lk*
ƒ. tlf. 17. Het vleefch ftri)dt tegen den geeft, Cöl). 4-13. a. Vr. töaet men in de Heiligmaking fömtgö^ tod te rugge i
Ant. 31a/ SfipOC. i-4. Ik hebbe tegenu, dat gy uweeerfteliefde
verlaten hebt, ïj>eÖJ. n. 11. Wekt wederom op de flappe handen ,< en de trage knien, J0fal. ff. 11. b. vr. 'ifan men Den geeti Der ^etUgmafeinge toet gefjeel fcometf
te iierliefen ■? Ant. &n fouDen Defe gatoe feec ligtelp konnen bettiefen/ Hiïjaer
félben aengemerk jtjnDe; 3Ikaer<©ob&etoaertf)aeraffoO'/ Datfï üefetbige noit gefjeeltjfe fulien berliefen / nogte öatfe ïjaer trepn Dc£ febensi in fonDigen futlen boojöjengen / i 3oan. 3.9. Een yegeiijk die uyt God geboren is, die en doet de fonde niet: Want fijn faed blijft
in hem.en hy en kan niet fondigen, want hy is uit God geboren, %tt* 23 ■ 40. Ik fal een nieuw verbont met hen makqn, dat ik van agter hen niet en fal af-keeren, op dat ik hen wel doe, enikfalmijnevreefein hare herten geven: datfe van my niet af en wijken, i J^et. 1. ƒ. Gy die in de kragt Gods bewaert wort. c.vr. ïifeuuen öan ©abiD/ &atomon7 petru-s / etc. inljatf
groote fonDen Den <®eeft Der ^etligmafcinge niet toerloren i Antw. ^e geefi Dec Ifeiligmafeinge té in Ijaet feec toerbuiftert tfl'
öebtoeïmt getoojDen; jaafó in stoijmeling gcballen: iaogtan«!i? öefelbige niet ttit-gcouifcï)t getoo^Den t <©elp bltjfct uit ©abiD? toierig gebeD/ Pfal. ft. 3 1. En neemt uwen Heiligen Geeft niet va"
my.Pfal. 89. 34. HttC.it. 31. Simon, ik hebbe voor uw gebede"» datuwgeloovenietopenhoude, i^ÖÏM- 9- Het zaet Gods blij'1 in haer. a. Vr. BMft jijn De bjmgten ban De Heiiigmakinge ?
Ant. ©e gbeöe toetfien/IEat. 7.18. Een goede boom en kan gee"
quade vrugten dragen, 3!oa. i f. x- <l3al. f.11. De vrugt des Geeft** is liefde, blijdfehap, vrede, langmoedigheid, goedertierentheid, go*1" heid, geloove, fagtmoedigheid, en matigheid. b. Vr. IBatjtjngoeDetoerfien*
Ant. (Cot een goeötoerfe yin Defe Dingen nooDig>
yoor eer#: $fet moet geöaen 3ijn na 0oD? ï©et; Hirt, 18 ^
|
|||
L- • , Morgen-oeffemnge: 3©ï
Onderhoud de geboden, Hüat. 28. 19. Leert haer onderhouden al-
. les dat ik u geboden hebbe. ASl') ifet moet geöaentoo?benuptOengeloobe/ Sïóm. 14.*^
'Wat uit den geloove met en is, dat is fonde, i fölittU i ■ J ■
: (3.) tyet moet geDaen tooien met een göetJjecte/ enmeftó
S£DeiltÖt OOgmerft/ 1 ®im. 1. y. Het einde des gebods is liefde, uiï
Ccn rein herte , en uit een goede confcientie. , _f
c. vr. jp.ajjmenm öe goeöe toerften niet fïen op öe tetggT&ingg
°e.s[oon& Am. J-ten mag op öe gcnaben-Ioon toel fïen / en Denfeen tmtt
^Ötan.s Dit moet ïjetopfonberfte oogmerfc niet sjjn/ f eög. n.»«. "loiesfagop vergeldingedesloons, jEtaf,;-. 12. 2«fitïj.4. 18. Wy
«nmerkende dir.gendiemennietenfiet. . , »• Vr. mannen onfe goebe toerfeen Dan Den f emel niet berbienen t
jtAnt. $$een: ï©ant benïtemeltéeengenaben-gifte/ eneenbaV °Wrjfce erffenilTe/ ÏÏOm. 6.23. Degenaden-gifteGods isheteeuwi-
8«leven, doorjeiumChriftümonfenHeere, ^Cpjf), 2.8. Uytgena'-
fn **** Sy ^''8 geworden, niet uit u, het is Gods gave, J&at. *S-l4'.
° Vr. 3©aerom fp?eefct De &cï}?ifture Dan ban een loon, ban een
j rge'dinge, tan een wacrdigheid, tan een werken om de faligheids
«c- Mat. f. 11.2 €o?. 4. ■ 7. PP. * 1 ï.
h Ant. «©00^ eeiiioontoo2Diier)ïaen/ niet een epgenttfjfeberDieris °en loon na De toaerbpe tan ïjet toerfc / maer een genadige veree- 'lnge met een groote giftetoegens een btptige befigfjepb: ©it too?t ÖCllaemt/ een loon na genade; endenietnal'chult, jiOitl. 4.4. Coïo
*• l4.$f<rf. 117.5. ,<-'• vr. iOaerom feemnen ton met onfe goeDe toerfeen niet beröie*
Ant. ©e rebenen stjnonberanberebefe; ^
|. ('•) «©inöat/ altoattopboen/b#Datfeïbige9en©obafêtó= '511 ^>cl)epper fefnttbig 3Éjn/ 3liit. 17.10. Aifoo gy ook. ais gy Mi s^ac-n hebben al het gene ü bevolen is, ioo ligt wy zijn onnutte
'enft-knegttn : Want wy hebben niet meer gedaen , dan'tgene *yfchuJdig waren te doen, ÏÏOm. 8. } 2. fcta) €>m Dat onfe torren [eer mifmaefit/ enónbotëomenaP/
1 13!. 64,. 6. Alle onié gtrcgtigheden zijn als een wech-werpelijk
*»<*d, 5>flr. 5. 2. ;' j (3.) <®m Dat öe oneinDige ï>eeriptjeib tx$ if eniefê/ geen gefp*'
=*« beeft op onfe nietigetoerfcen/ jRorn. 8.18. ikhoudehetdaer tp r' ^af nct Ii|«tn delestegenwoordigen tijds, nietistewaerderere
Sen de heerlijkheid, die ons lal geopenbaert worden, i $2>(U ' -4> *• Vr. ^ön ban öe goebe te*rfitn al noöbig*
#' 4' Anft»
|
|||
104. De agthiende
Ant. Ja: ïfeb» 11.14. Sonder Hciligmakinge fal niemant den
H«erefien , ©al. 6. 7/ 8. % €o?. S- '<>• b. Vr. Büaer toe apDan De goeDe toerften öicnffiö ?
Ant. (1.) ©e goeDe toerften Dienen oin «EtoD te berljeerlijften / 3|ph« i f- 8. Hier in is mijn Vader verheerlijkt, datgy vele vrugten
draegt, JUPtat.^.iö. Laet u ligt fchijnen voor de menfchen, op dar fy uwe goed- werken ziende, uwen Vader prijfen die in de Hemelen is. < u) <©m öen toeg tenleben in te gaen / en orrê boo? De b^ugten
banomigetaobeteberferiTOn/ «M.j-. 6. Het geioove is wakende door de liefde , i 3J0fj. %■ 14. Wy weten dat wy zi|n over-gegaen
uitdedood, in het leven, dewijle wydeBroaderenlief hebben. (3.) ©manbere menfchen te ftigten/ entetoinnen/ i^et. j. t.
Op dat ook, foo eenige den woordeongchoorfaem zijn, fydoordeti
wandel der Vrouwen, fonder woord mogen gewonnen worden , 1 (Cfteff. f- 14' Wy bidden u Broeders, vermaentde ongeregelde, vertrooft de kleinmoedige, onderfteunt de fwakke, zijt lankmoe-' dig tegen alle. JVIorgen-gefang op de agthiende Dag van de Maent.
Stemma Wal» i Die niet en gast in der Godloofen, &c. 1. ITT^toanfe/ mpsiefytóatuanfc/aenutoenieer;/
\\f ©002't ttinDer-recht/en boo?b«lgaben meer? * T ©at paft u Die ban ftraffen jijt gebeiltgt ? H ïeben moet nu beter sfjn geheiligt:.
.IStjn bloed Dient utoef tol: rechtbeerDighejiD;
|&acr 't i.« boo? Die betrachten fjeplighepö.
^. <©irê 3«ms geeft omü llmöerg hert enfin / <©ntf ©aöcr toacht ban oms Dan JftinDer-min /
&rjn bloed en Geeft entoil onst Heer niet fcheiDen:
&oo moet gu Dan een hc»Iig ieben leyöen:
&ijn hanD geeft mté De ftracïjt / en nieittoentoil /
Cn boo2taeh ij? fijn toerfcing nimmer ftil.
3. JElier Iae^toi?^ijn tn ^onben noehbertoert /
Schoon Dat De €>eeft geheiligt heeft on.ü fjert: ÏD)? gtinpen ftter en Daer noch «ut *©oD£ toegen; «j^och 't ïjert blijft ftaeg / tot fijnen Dicnft genegen: J©n ftaen tocer op ugt bal en ftrtinfceltng / 'tJMmaeftte toacht hier na De Hemeling 4. Wn binDen geen berDienft' tn eenig toerfc;
3&tt 's ttóalmg ban D' onregte ïtoomfchê iferfe: <0een toerft foo goet / of't maft nog beter toefen / ©e'tyorjmfte M<m moet boo? «0oö.ö <©o:öeel bieefen: |
|||
Morgen-oeffeninge. ïb%
Jfigf %mefê ïoon i$ boo? berbienft' te groot i
1 3» a[ gtnaeb' / bet leben na be boot. Van de Heerlijkmakinge.
De negenthiende Dag. te berto ^h* *^ ï* Otootfie 'fnelbatt / bieten ban 4n>?iffo Setter
ffil£n\^etikip leben in ben iemef/ «om. 6. ij. pe genaden- 14 6 S if eeuwi§e leV€n dooronfen Heere Jefum Chriftum , 3f0&.
b v' ^11^6 wegde waerheid, en het leven, 3i0a. to. j i. \* T' 3$ 'er een leben na öit leben te bertoacïjten i
fthp^- 3a: i©ant beifenbenen feïbe hebben baer ban eenitje behpr rfnDe fi£nnifie flerjab: lEaer infonüerfjetb m öit öet aetoa» daen *,?1*enen / z ®»«' '*■ »«■ Chriftus heeft de dood te niet ge-
braof' 'Cil keefthet leven, en de onyerderffelijkheid aen het lichtge- Son aCi0r het Euar)Selium> «"Co?' 1 f • 4*- 3i°Ö' 4-x 6- D»e 'n den
^gelooft, Jleeft het eeuwige leven. Ten- ^ ö£t i emelfcfje leben oofe boo: De iSefeobige des Ouden
Anme"tSSeSm,i'
lefn ru "*^J ^'* *f' ' '• ^7 gelooven door de genade des Heeren onderfoeW f ''# gorden , op fulke wijfe als ook fy, $0&. f- 39- tp j,„m, E^ Schriften, want gy meent het eeuwige leven daer in te hebber>,Mmi}.$.,,'. ^" ë nietmfaf en^0?t Dan Sefeit / %A2.11. ??. Sy hebben de belofte
Ant. <p00? de belofte, bJOJbnietberftam/het hertelfche leven ,
kfrknl Meffias in den vleefche JltlC. 1 o. *4 Ik fegee u, ve- |
|||||||
de ,n k 1 u6n 1" KoninSen hebbeo begeert te fien, -'-igene g
|
en-
i |
||||||
Ant S? - ?f!aet Ö« ^ubiiftc leben in ben ïf emef =
*an alle rneï £rar"t'ïa8in8e ^n fllfe quaet' Enö£ ln *.en öeni£tm$e figte 1' ~a- 1 1 ' ^' ' '" Verfadingc ier vreugden is by u aep.ge-
sy enfi,lS! • z'in 'n uwe regterhand eeüwiglijk. 3fi£0. 7. 16.
* Vr «U T honSeren en dorften , 1 €m. l. 9.
Ant Z?5quaden is öót nemelfcfrc leben bzn *
^ftorverf- nf!e5uaetl/f0derfonde, 8fê der ftraffei JrOltl. 6 7. Die
^P°' * 1. T r 'S Seregtveerdigt van de fonde, 1 €02. 1 s- f6/ 5-7.
en fal niet tl .fa^ a^'e tranen van hare oogen af waflfcn, eu de dood
a. Vr "«.^rrz,'n' no8rouwe, noggekrijt. ^
K"ia)!n^En^sn^n^emeIn*emant^eupeI/ lam/ Wint/ etc. ofte
w-wn. gfjiï,j.te. Chriftus f»! ons vernederd lichaerrt ver-.
<& $■ ande- |
|||||||
io6 Dc negcnthicride
anderen, op dat 't fel vegelijkformfg worde fijnen heerlijken licBa-
jne, i<£üj. i f. 23/43.
a. vr. Salmentn ten iemelnietlieft tooien en fterben ■?
Ant. $£een: 2HpO» i J .4. God fal alletranen van hare oogen,afwaf-
fen, en de dood en kl niet meer zijn : nog rouwe, noggekfijt, nog moeite en fal niet meer zijn: Want de eerfte dingen fijn weg-ge- gaen, 1 Jpetr.«. 4. Een onvcrderfelijkeerffenifle, ittie. io. 36. b. Vr. &albê^telenierbotbmttenontoetenbe3tjn*
Ant. J^een;Haaecbetaligefulleneen tjollionienfteraiife 45o&^
ïjebben/ iCOJ. 13. 10. Wanneer het volmaekte fal gekomen zijn,
dan fal het gene ten deele is te niete gedaen worden.b. i i,i3Eof)«3^» Wy fullen hem fien gelijk hy is* b. Vra. &alöec ban geen fonbtjje onbolmaecfctöejiDtoefen into
5Jntooonberen ix$ $ermlj# Ant. $teen:€pf}.y.27. Chriftus fal hem fel ven de Gemeente
heerlijk voor-ftellen, een Gemeente die geen vlekke ot rimpel en heeft, ofteyetdiergelijke, ï|eb2. 11.23. Het zijn Geeften der vol- maekte regtvaerdige, i<ÏÏ0g. 13. i°. a. Vr. guiten ban be talige in een bolfiomen heerlijken en ïjep*
ïijjenfianöstjn^ Ant. 2!a; ï©antï)ett^eenpIaetfeban{)eiïi8ÖW *Pct.3.i3- Wy verwjgten na de belofte, nieuwe Hemelen eilde nieuwe Aerde 4
in de welke gerechrigheyd woont, ?lp0C. 19. 8. Sy lullen bekleed Worden met rein fijn lijnwaet, JlSatt. t J. 4.3. b Vr. gullen onfe Iticnanicn foo aertfeifj / foo jtoaer en tracgr
j'ijn / gelp befetuigc nu-$n 1 Ant. J&een; moet öataertfchefalbanon^sp/ en&ffuHeff geeftclijke Uithamen lebben/ i<£0?. if 44. Eennatuerlijk wor.i'ei'
gefieit, eengeellelijk lichacm woid'er op-gewekt, beïff* 4)7 4?' '|>p. 3.11. c. vr. gin toat plactfc fuïlcn De <®obfalige na Dit leben 3§n ?
Antw. 3;n Den berben ïjcmcl / bacr <Coö $h ï)cernjfc[;n&b<T' fOOnö/ 5f0h. 14. 2. In mijns Vaders huys.zijn vele Woniifg a, ikg*'
henen omuplaetfetebereiden, ^jof). 17 24- *^8fl?»jr. 1. wywtte» dat foo ons aerdfehehui;; defes Tabernakels gebroken word, wy tem . Gebouw van Godhebb.r, een Huis niet met handen geniaekt, mae' '. eeuwig in de Hemelen, ilf. 8. c.Vr. ^oeDantei? Dm Seniel rjitielD^ .
Ant. ïftt i$ eenplnctfe nol tan fteerlphcib / en ban<6oDltp '
Jtlajefïeit/ StpOC. 11.2 3. De Stad en behoeft de Sonne, nog de Maf^
niet, dat fy indefelvenfoudefchijnen, want de heerlijkheid Go& heeftfe verligt, ende het Lam is haer keeifle, Cfa.óo. 19. ^tX.i\f' Dacr en fal geen nagt zij n. b. V»' • |
|||
h \?r- ww Morgen-oeffeninge. I07
Ant aL?1 W«&«P f«l men in Den femel binben >
Be «.«^Wnttnneiintf «Bob/ tónben^efum^ifhimmct N-Teftam J. enöe Jalioe«Beloobise banftetoude*nbanöet endedeS/Ü1^'^0,I2-"- MaergyziTt gekomen tot den Berg £ion,
vele duif A *sIcrend'genGods,tot het Hemelfchejerufklem, ende en de pèm Engelen, bf. 13. Tot de algemeens Vergaderinge, ziin |„^e"tederEerft-geboorne, die in den Hemel opgefchreven
restva- r °d den «-'grover alle, ende de Geeften der volmaekte aenfitren.}K> Mm<8- '' • Sy fullen met Abraham, Ifaac en Jacob c Vr m Ct Koningn'ike der Hemelen, Jfcfltt. 17.5. Ant" !£? ®m$m fel Ijetïlemetfche «BefelfcFjap fleben i
(1 \ 15 3enoeg«n fat infonöerïjeib rjier in ocfïaen; 6eerliiEs!al^nJc£c Ö«r{paefelfcf)apfn; i©ant groot fat bc tófcR?„tanC&^*«to mtto fllan^ber€n0£len ^a ij Jf Stne7fP0eDe Ö«eripfieiboer3ati!je€f)#enen/ Jftatt. Koninpriiu V " de legtyaerdige blinken gelijk de Sonne, in het
f» fïï eharesVaders» 2Epoc. 1. '7. Col. 1.16.
Sal u tot '' O®**™ &?o«ö^ ban eenen ©aber/ % €0?. 6.18. ik teren ?;;„ ^Vadcr Z1'n ' ende gy fult mïtot Sonen ende tot Dos-
kn^. efeK**, r9' ,0' DeEngel fcideik benuwemede-dienft- C'am t£'le!^£ mai$e maffeanbeten Bermen in ben ï^emei ?
ö« 5iin ' i>rnm fnrtrflnf'£r|'"^''ont,eDaci'9c£n »olr5onien lyeiig, ^ikeiTnnr Vp mt ?&?töuro ötften geb^t / ■ Cftcfl". ». 10.
gy d;G ?ieP-°Pe' ofteblijdfchap, ofte kroone des roem?? Enzijt
•S^att 8 1 "'S vooronkn HeereJefuChrifto in fijne toekomfte? mcn eenwL cnni^e 8ecn «onteritj&eontfMtenifiV rteben/ aï<
als! ctetriv1 -Ü1 n'n b?ttnl»n «te befanten mtffchen fa[: 'mit etc. UVDÖ£ Perfoonen ïjaer berfrïjeibe parturen fulfen Hert/ Watfeèn^?"^^ n,et: toaet atte a«rötfcfje betoeojnaen futfen tecclj
P^fcribe fan: tm toi? ri,lIen on^in ^00 bolframentlp rtenoencn / |
||||||||||||||||
m
|
ly niet t ,f""-"lv";. *'«»' "• s". ^^^
'egeven- M """"welijk, nogteen worden nietten hoiuvelijkuit
SpOC. 14> j Jjfy zÜn als Engelen Gods in den Hemel, JElat. 11. j f. |
|||||||||||||||
d
|
||||||||||||||||
d, en geeft hem heerlijkheid, want
|
||||||||||||||||
c Vr.J^0Jde4'!:isgikörr.ai
'On; VI* 'P
|
||||||||||||||||
entiandegoe-
|
||||||||||||||||
^eren fejjjgJ««Jt Öe ScfcifttlK t>an de vreugde -,
|
||||||||||||||||
Aat.
|
||||||||||||||||
Io8 Dé negenthïende
Ant. ©e &cl)flfttiretpKcfctDaertoan/ afêbanfooörniigefjeet'
Ipe goeDeren / öètoelfce met geen menfchelpe tongen fconnen upt* SefpjOfeenilJOgöen/ i €oj. z. 9. 'tGenedeooge nieten heeft geiieiH
ende de oore niet en heeftgehoort, ende in het herte des menfehen niet en is opgeklommen, 't gene God bereid heeft dien die hem lief hebben, 2 C02. 114 Dingen dié men niet kan uitfpreken, heb ik daergefien, J&fflï. 31 20. b. Vr. Wat fal de oeffèninge toefen / ban tyi ïjemelfcïje febcn i
Ant. ii>ettaerfeDer€ngeten; Datt$ «5oö te ïotoenen ter:yfcn: «tthjifhtttlteMgen/ ett.3lÜp0t.4. 8. Sonderfuftedagennagt, leg-
gende, Heilig, heilig, heilig is di Heere God de Almagtige: die was » die is, die komenfal,bf. i i.?J!pOC. 7- 18 Het Lam dat in't midden desThroonsis, falie Wfiden, endefalhaereenLeyrsmsnzijntotde levende fonteinen, 3EüO£.'4- i. " b. Vr üoe lange fal Dit Ijemelfcöc lenen toet oueren $
Ant. €eutofg/ fonDer oyt te einöigen/ 2 €02. $-. 1. Wyweten, dat foo ons aerdfche huis defes Tabernakels gebroken wort, wy een ge-
bouw van God hebben,een Huis niet metbanden g'emaekt,maer eeu- wig in de Hemelen, i jpetf. i 4- 3£U0C. J. i z. Di e overwint, ik m hem maken tot een Pilacr in den Tempel mijnes Gods, endehyef fal niet meer daeruytgaen. a. v r Ï30C2 toten té Dit ïjcmclfcfte lebend
A nt. ©002 Die gene / toélfte é>oh Bat heeft berojöfnccrt ban eeu*
totgljelÖ / ,|Éat. if ♦ 34. Komt gy gefegende , ende be-erft dat Ko-
ningrijke, 't welk u bereif is van dé'grohdleggir.ge der weréh', <i;]i!> 1, llf. 4.5H0IH. 8.; o. Die hy heeft te irórüfen vcjürdmeert, dié' heeft h ƒ geroepen , die hy heeft geroepen , die heeft hy ook gerechtvéerdigff en die hy gerechtveerdigt heeft, die heeft hy ook vrh.eerliikt. b. vr. HDat lieöen fionncn pier Mifehtrcn/' Dar ïjet ecufclrje w
tjoo.'fjaïruereïDiy^ Ant ?ül(een oêtoare ©efcslurje / am Dstoelftï het Dacrmn teo?
M00ft/9fttï). 3- 1 6. Sooltef heeft GtS) de wereld j-ha i, dat hy lijnen
eenig-geboren Sone gefönden hvtfr. op d'ateenyegelijk di.-,in hew; gelooft niet en verderve, maer h:t eeWtge 'even hebfee in fijnen i'a' nv:% 1 Pet. 1. 9- Ver!-v!;--''!v'.'-'i'teiiyüec!esgel.';of.'-, namëfrfiiik, <■ zaligheid der zielen, ïtïfcu'i o. 3 9< c. Vr ©inDen De «©elöobtgs niet eenujc ïajójfmaeeS fiier co at®
öen van Dat hemelfcftr fósn i ( Ant. 3;a fp/ öaeroin toojaen fïifeo atnruina-fttfasoffemi31;
in OCH geniettoaren/ €yll. i.6. Hy heeft ohs medeopgewekt, er*!
heeft ons medegefetin gpii hemel i;i Chriilo Jt'fii, Ti tij. 3. 36. P1 in den Sone gelooft, die heeft het eeuwige kyeii, t SfOl). 3. if |
|||
r v si» Morgen-oefFeningé. I09
Semelfthtl ^00?^6 öebbenöe45el?pi)igefn6itfetjeni>anöet
f n *" &E"tanDefe feoo^fmacfc:
SRoiti Ö^öen't gebotte nan <*Efoö£ liefbe in fwrefjerten/ hert •' ^e ^°Pe en befchaerat niet, om dat de liefde Gods in onfe
dTaJl Ultgeftort is door .den Heiligen Geeft, die ons is gegeven» haw il ^p floten een heilige tonmoeDighepD / om tot «3oD afó
tof.ws nec teöaèn/ öop?öcïjcrfcfecrinsctte#m. eeetie.s/«otn. 8- _ji . öefelveGeeft getuigt met onfên geeft, dat wy Gods kinderen
►_, ' uf. if. i^eo.4. irt. Laetonsmet vrymoedigheit gaen tot den inr°on der genade, €pft.i. 13 j,,:3'^ ontfangen l-emelfehe 5«sraing<H/ afé ecrfïefinaenban
Vad ^0^ °^ t*10el.^ <cpIj. 1 ■ 3. Gozegent zy de God en
j,eur.cr 0"fes Heeren en Saligmakers [efu Chrifti, die ons gezegent
i»fi ' IPet allerley hemelfchezegeningen in den Hemel, inChrifto ■c;?l2l/7/'Q-'frt...8/u.
vr- i©at genoegen geeft üit aen De <®eloobige i
r ,nt{ |ier,uit ontftaet Dit groot genoegen in De «©elootoige: Ben /'» p ^öen met geDtilDighepD aïïcrlcp ellenDen en berbolgin* »t ,' **0m. J-. i. Door welken wy ook de toelejdinge hebben door
1°, °.0ve> tot liefé genade, in welken wy ftaen, ende roemen in de 'Pe^heerlijkheidGod , »*. .0. 34. nrtt»si ^Ier °P Jijnöcöeloóijtgefeer tonnoeötg/ ommetftaer.
Door rV°i <Bot,ten ^melfchen©aDer'tegaen/ ep&ef. *. 1*. di.r, TT ?r um hebben wy beyde den toegang door eenen Geeft tot
*" v*fcr, $e&.i 0.1»/ * K 8 War/* !??t bt$ ^f tielingen ban Den ï^emcl / oefïttpten De <©cfao*
di^de V^£rf'Jfi »lltten .iaïi«to02DCn/ ÏÏOtn. 8. »?. Wy ookfelve ,
^Iven* hngen des Geifts lubben , wy ook zelve, fugten in ons Verloff' verWfagtende de aennerninge rotkinderen, namentlijkde Wor(,f»ln^!Uon^s 'ichaems, bf. 14. Want wy zijn in hope zalig ge- ïjertTn m ,m}t °nt!taet een toonaertpe b?eDe/ en gertitiïicnD o$
"ede G f l9 büCt m i,0Q?-,Jdf ban ö? W!'rriö / W^ 4 7 De
beTA,ar °.s' die alle verftand te boven faer, Tal u herten en finnen a'tiW" Jn Chriftojefu, 1 Pet. 16. 7/8. 1 €o?. f. 6. Wy hebben
cv? mnmnet ' '
A nt ^anneec neemt het fywtlftty lenen sijn aentoang i
Schrijft,^0 bac!ïaf.s'De€idoaniöcijigettojtien/ 3llpoc. 14. f?. ƒ. 8, jKw. § fyn de doode die in den tjeere fterven van nu aeri, r <Co?.
-.-* *3-43' Hedenfultgy met my in den Paradijfe zijn. t>-Vr,
|
|||
Xio De negenthiende
b.vr. i©acrom fct&PauUt^ban/ fjenberjpöenbflgoejiïfletfïetJ
<©02beel$> / 2 Cittt. 4. 8. Voorts is my weg-gelegt de Kroone der
regtveerdigheid, welke de Heerede regtveerdige Richter, myten dien dage geven fal ? Ant. Süp fp?eefct ban be boUe mate bet fjemelfche rjeerlrjMjetb/ et» '
bat beibe na De stele / en na benlicïjaetm ^etlicïjaemtooitnitf toerïjecrltjfet boo? ben jangfrenbagnaöeopfïanbmge; ï^antöi' boUe mate fal na fjet latfïe <©o?beeI eer(i gegebcn to02ben / IRatt. 24.24. Als danfeldeKoningfeggentotdegenedieaenzi|nerech'
ter-hand ftaen komtgy gezegende m ij nes Vaders, be-erft dat Ko- ningrijke, 't welk u bereit is van de grondlegginge der wereld, % llf» 14. 14. i<Erj£.j-. 10. c. vr. Genieten ban be hielen bet <©eCoobige terfïont na bebooü
ïieg ü'tftaem<S/ eenige b?etigbe in be temet/ of fïapenfe fonber taeugt «n pijn tot ben bag be£ <©o?beefë i Antw. &v genieten terfïont beb»ugbc ban I#t£emelfeleben/ %XK, 16-zf. Nu word Lazarus getrooft, endegy lijd fmerten, <tctd>
lx. 7. De geeft gaet tot God, Jpïjii. I. 23, c.vr. JBactom toojben banbe<(Moobigegefeib teflapen/ até
fp fïecten/ ©an. 12. 2. Velevandieinhetftofdcraerdeflapen, ful'
len ontwaken? , Ant. <&tt toojb niet ban be Zielen gefeib/ maet aHeenöjfe ban W
JEenfefte/ tennpiïgtebanjrjnfïerbenblichaem, baeromfïaet'ef beelt^bp/batfeflapenindeaerde, in'tftof.Scc. 3|0b.7-ii- N"
fel ik in 't ftof leggen, ^OÖ. n. 26. ©an. 11 x. b. vr. $oe beel moet ons bit jjemeïfe teben toet toaerbig jijn i
Ant. ïtcttétoelfoobeeltoaerbtg/ bat top allen enfenarbeib/ » onji leben op fjet nberigfïe baer toe aen-Ieggen/ JBatt. 10.2 6. waf baet het eenmenfche, foohy degeheele wereld wind.enfchadeüi^
aen fijnziele? .Jfêtatt. 11. «2. Het Koningrijke der hem cl en lij d g«' weid, ende Geweldigers nemen het in met gewelt, -Pjjil. 2. «*" 1 COJ. 9- 2$"- Eenyegelijkdieom prijs ftrijd, onthoud hem in all^: Defe dan doen wel dit, op datfy een verderffelijke Kroone &ude" ontfangen ; maer wy een onverderfFelijke. Morgeh-gefangop de negenthiende Dag van de Maenr.
Stemme: J0fa[. 16. Bewaertmy Heer, weeft doch mijn, &c. !. /^\ ©eerïijfe goeb; boo?€fob!Sfcinb'ren bcrepö
I f 3Bn «5obe«i $u?# 't té toaer te» moeten fierben: ^-^ Jflaer al«l be *iel nu ban fjet licfjaem fcjjeib / & v laet ftet lichaem toet in 't graf berberben /
jÜaet feitje bae« be 3iet na <©o&# Pooning / M
|
|||
«sM «*««..*. Morgen-oeffeninge,1 «n
• n P25* »<8«it öe ï?emelfef)e oefooning.
|
|||||||||||||
5tr^%
Sta S©ai
|
faöaem oofc ten gratoe uit fal rijfen /
'P&een öoo? fmerten en oefifag /
en eflenö' immer onö bergrijfen
:n Snp nog oageirjftë <0öö£ BDeti
geen fonö' va 't minfïe ons' öefmetten.
|
ao, /
|
|||||||||||
Dim- «rsS:cJ9
,*J
|
|||||||||||||
/
|
|||||||||||||
*;ff öHjfoöettoat/ eenfianöbolpoelgoeö;
toin• n ;- ^een ^em* B^0 be-erben / «©flp.?refr ^31 cer / **" op-C£öïafen moeö; ££«: mileti ten een i?emelfc|j' toon bertoerben: Stommen oeet/' een ïjeerltjfteïiDorontT. "tE*aston^ifetfë'tlMei.s ban <0oö on«?ttonfott>
35apr •ler & 'c Befelfcïjap toonöcr aeiwcnaem; tetSrlr-lPfrifc&apijaniioïmacfete J&omen / fea,-,til9ben ©jjnöenrjujöeltjfc te faem f i)!w Wl En to? toeec ^ inalfeanoer fcomen r éatr rE/f men tfaeB beranöering te igeefeji; r ^Wlen top in b?eugöe eentoig toefen. |
|||||||||||||
Van de Kerke.
«^ Detwintigfte Dig. ötent ?' ®00? toie ^* ^ÖJifïité alle oefe geejïeujfee toeïbaöen bee»
Ant. ©tsnj fgnSoIfe/ iaat. i.ii. Gyfultfijne name noemen
CVft Wa"f hy lal fiJn volk faliS maken v*n hare bonden, €pf). f. 13:.
. r"tus is het hoofd der Gemeente, en hy isde behouder des li-
,,aeJ*!s» bf, z6. Hy heefthemfelven voorhaeroyer-gegeven, ^jOft. 7'Dr«io.
^n/^nh Ie ö'e ^Em öanöen^aDèt gegebenjjjnomfaliatettute
alwarh '9 Dit is de wille des Vaders iemygefondenheeft,dat
ve _ y '^y gegeven heeft, ikdaer uit nier en verliefe, maer het fel- verorj^0^6 ten uiterften dage, ïlOlfl. 8. i<)- Die hy te voren heeft maer lneert.> bf.30.5fog. 17.9. Ik en bidde niet voor de wereld, c-vl°(Z?,eZvmYE^geven hebt, bf. u. Ant' ^""f^i* Voojöcn öe fooöanmc öcSent booj €f#fti ©offi i
Cbiftj ,^JTe geroepen jijn / en gejjuastiaeuoen tot oe «©emeenté ftalniet 3P?11, I0- '6. llchebbe no, h inderêfchapra die vandefer»
ftemm tnzijn' defemoetikooktoetn-eno-en: endefyfullenmijne i. 1^ ^^".endehetfal een kuddezijn, ende een Herder, Cplj» c.Vf-
|
|||||||||||||
II2, De twintjgfte
c Vr. W&t i$ Gemeinte, ofte be €fyi$t\vjkt ÏKcrfce i
Antw. i|etifeenöenIigebergabenngeban©oD£bolfc/ Mttt-
penöoo? frjn iBoojb / enbe tefamenberbonbentoteengeetïelijltf gemepnfcjjap/ onber&acc Klooft ^efitfCh^iftitf/ €ph.4-bf. \è Chriftus is een Hooft, bf. 16. Uyt welke hetgeheele lichaem, bequJ'
melijktefamengevoegt, endevaftgemacktzijnde, doorallevoegf?' len dertoebrenginge , nadewerkingevaneenygelijckdeel nazijnfl mate, den wasdom deslichaems bekomt, totzijnslelfsopbouwing8 in de liefde, i Coj. i. i6- i f>etr. 2. f- Soo wordet gy ookz.lve» als levendigefteenenopgebouwttot een geeftelijk huys b. Vr. K&oe toojt öc <£emepnte genaemt in De #. jg>cïj2ffturc i
Ant. ©e <J5eitieinte toO?t genaemt/ het lichaem Chrifti: Het
Koningrijke Chrifti: Het Koningrijke Gods: Het Koningrijke óet Hemelen: Het Huis Gods: De Stad Gods, &c. <CoI. i. 24. Col. »• bf. 17. KRom.24. 17-1 Ctm. 3. if. c. Vra. ©00? Vnien^ magt toojb be fterfce gefielb en ncregeert i
Ant. ©oo?bemagtenauth^titeitban€ö#ti£§efu.s/ bief)** KlOOft bCt «öememte té/€plj. i. l2. God hetft alle dingen zijne voe'
ten onderworpen , en heeft hem de Gemeinte gegeven tot een Hooft boven alle dingen, bf. »3« 't Welk zijn lichaem is, eiwerievervullin' ge des genen die alles in allen werkt, <Epï}. 4. 16. K|eb. 3. 6- a.vr. ^ijn ban alle trieinDeKKerfcefcomen/'©celgenotenbat*
Cïfêiftt toelbaben* enbetoaee&eben banbetecfce'fefiiChjitf!*
Antw. j&een: toant Me fcomen baec / bie nogtartf tot «DoDt?
MTinietljehOOren/ i^Olj.i. 19. Sy fijn uit ons uit-gegaen, ntf'
fy en waren uit ons niet: Want indien fy uit ons geweeft waren, (o° foudenfy mot ons gebleven zijn: maerditis gefchied, op datlefoü' den openbaer worden , datfe niet alle uit ons en zijn, 2 fCtttU 2. *"' JÉtatt» M-47- „
a. vr jftan ban foo een bofli be toace Kiferfee toet tofen/ baec trrêD
ecgeelpe ILeberaaten onber bebinb i , Ant "^a: niet alleen kan bitfoobcfïacn met een itiareftcrïtf
maer fjeffal oofc alfoo toefen/ foo lange afó be ïierfee liter op aerBj* tjS/.IEatt. 13.20. In den tijd des Oogftsfal ik tot de Maeyers fegg6*
vergadert eerft dat onkruid, ende bind het in buffelen, ora'tfel»c verbrander: maer de tarwe brengttefamen in mijne fihure, jï^,'( ;. bf. 12. jüatt. 22. 11. Daer was een Menfche in de Bruylott, f' gekleed mer een Bruylofs-kleed. ,t c. Vr. ïfOe to02b ban geftib/ bat Cïfêiffttf een Gemeinte fig'
|
||||||||||
voordellen, die geen vlecke of rimpel heeft, of yetdierg hjks? «CF\', ,
|
||||||||||
A*it. ©it fïet Bpbeffaetber Sterfte na bitlebenmbcnï?eiiif'j
altijb ftntpMinsen/ felfis in öe fiefi-geloow |
*
|
|||||||||
i©
|
||||||||||
• M > Mórgen-oefïehmgeJ •..■■. ïi$
*wac. i j; 4 j jjan £.ullen de regtveerdige blinken gelijk de Sorine ia
^Cb."1"8" hares Vaders» 3iat< $• 2- % ftruykelea alle in velen ,
b Vr ft'" ' :' ' '.■'••'
tenen n an oat to£l etn toare ftfrfie $n/ bat men ergerhiffett nfct
Woj-fo •maer£iaei: "^"een ^uaed leTen' enonfcfeiftmatjjjeier* nJ^l Bttni |©ant be <©eeff «Bobsï belall/ ofte bat men beer»
kn w ln leere > £n (n fei,en fflt te$m Baen / °fte inöien men ni6t
tcfch me" f°0£ènöerstaberinB falberlaten/ Cit. ?• ? o. Éen ket- 3lnnr meiJfcne verwerpt, na de eeffteen tweede vermaninge»'
a7l'J- IpoC. 18. 4. GaetuytBabèl. ~ : *> p, f) fthp & ^bben onfe Eooj-ouberg ban toel nebaen / ofltfe be Paep*
Aer^ staten ïjerjoen* • ■ ; ;
terend'f3la: toant beiajijlefponmaotfgtoartnbefelWgeteijetnea
afttnh•<■ ■ r èel)ï,ên fP ö« fierfee om rjaer onfeftjif tmatige leece / ett haer - '©obg-btenfi moeten berlaten/ 3Upoc. 18.4. Gaet uit var» hjj»' ^'iiyolk,' 'Qpdat gy aen hare fonden geen gerneynfchap erï
\Vü W ende °P ^aC 8y vaK' n«e plagen niet en ontfangt, ÏÏCttl. 16. i 7- ■cJ*af»andefelve,^€02.6.--ij-/r& ' ; ^ ■-' |
||||||||||
" oji
|
cheft*cf;e ntetafgefcljeiben*
|
iü$s en be jlpófïeien ïiaet ftan öé
|
||||||||
öet^m ^&?ifrté enbe beXpoitelenèebbetiaïteriïenbflfsejoni.
'n up,P?ei:,Icat«n tot be Schare rjebacn. €bentoeï/ fj gingen ooft ïiie hi- '^wptf / *n in be &nnagogen / betotjle baec geen afgobe» on hT ?ö sepleegt / enbe betorjfe «Ptofó be l©et toierb boojgefefra / öoberi r ^ ^ 30öen' tóen be ?al'9^Pb «rft o10!1 foojben aenge* dat ee f?mm'8e HOS tbUbenbefjOUben/ 2CCt. i ?.4ó. Het was noodig
•8&at ,Qt u ^et wooi'd ^*0^5 f°ude gefproken worden, WU i ƒ•* i -, b.y* *?_*/ ?• ' •" ■' ;' ' ,f-* r' ? '" ■'■' .?
Ant 5^sscaItrjo#eenKerLeBeirjeeft: en jalber attgb een j^ni
3fet. j' ^a: ^a« n'et ^ben (Igtbaer boo? ^èt ooge ber raenfc&en/ *enppf '"" Indiendefe ordeningen vanSonenManevanvoormijri
raë§ '|*e ^Uen wijken, fpreektdeHeere, foofal ookhetzaedIP dagen^ ?"den, dathetgeen volk en zy voor mijn aengefigte, allede ove*w ', *^at. 16 i *• De poorten der Helle cnfulkn defclviee nieè A r- JfjS be ïterfee ban altfjtg-met figtbaêr f
in w" *f« toarelterfie fean tipterlijfe fob berbjufet tobben / öatfe bèri ni ^ ^attlen" fomfa tof ben openbaren «iBobjS - bienti boo? pe» tvvee pntrtftenlpen3E>/3ltpOC. "■ «4- De Vrouwe zi,n gegeven
T»0e/...vleugelen eensgrooten Arents, op dat fy foude vliegen in de
'l^6» in hare plaetfe, alwaer-fy gevoed worde» eenen tijd, ende
|
||||||||||
ïï4 De twintigfte
tijden, ende eenen halven tijd, buiten hetgefigte der fiange, ifitQ,
19. 10/ 11. lp§e&. 11. 38. Sy hebben in woefti] nen gedoolt, enop bergen, en infpelonken, en in holen deraerde. c. Vr. ïf oe tno?b Dan De ïterfie bergeïeften bn een stad liggende op
een berg , die niet kan verborgen blijven? JlHat. ƒ. 14.
Ant. ©it too?bgefenbbanDe3Cpofïelen/ üetneifee€h2ifïigettri'
{jen jatlDen 5IJII/ Wt. 1.8. Gy fult mij ne getuigen zij n, foo te jeru'
lalem, als in geheel (udea, enSamaria, ende totaenhetuiterfte de' aer.i«. <®fte fat nren Dit berfïaen ban De <ü3emepnte: &00 liet fttf
Op De eerfte ttjDen ban De opregtinge Dcïf Cuanacïium^/ tn De xot' pinfleDeC IfeuOeneil/ €fa. 2. 2. Het fal gefchieden in het laetfte der.
dagen , dat de Berg des huilès des Heeren fel vafte geftelt zijn opde° top der bergen, en dat hy fel verheven worden boven deheuvelen,«n tot den felven lullen alle Heidenen toe vloeyen , SJatf}. 8. 23. ©00 Dat &et alttjDjfatfoo nietDuerenfeuDe/ WptEttc. 18.8. Dog#
Sone des Menlchen als hy komt, lal hy ook geloove vinden op de'
aerde? 3l!pOC. 12. 14. b. Vra. J&aefct Dan Die iipterltjfte gemeinfcihap in De openbare
©ob£-Dienfï / &ct wefen ban Detoaee üterfee niet f Ant. yjtt maefet &et wefen ban De uiterlijke en figtbareKerfi^
JltaeC niet ban De inwendige algemeine Chriftelijke jffecfee/ 1 <t"2» 4. bf.*o- Het Koningrijke Gods en is niet gelegeh in woorden, ma61 inkragt, ÏÏQm. 2. 29.SitlC. 17. 20. c. vra. J©at maeftt Dan een toaecagtig %\imtt ban €f)#t <®v
mepnte* ., Antw. ©ie geefïelpe banD en bereeniginge met €[j#o ö"0'
öen gefoobe in heuligmafeinge De^ «Beefte*; / i Pet. 2.5-. soo «f det gy ook gebouwt, als levendige fteenen, toteengeeftelijkHu'*'
3(03. i- 12- Die hemaengenomen hebben, JtOM.8.9. Diedo0 den Geeft Chrifti geleit worden, 1 gfofi. 3. 24. J b. vra. ^tjn Dan alle Die geDooptjijn/ enbe t»e ten 3Etjon0ïtiflE
gaen/ geentoar.e%eDematenbanCfijtfttifferfee* Ant. J^êen/ fojantinDienfji het ware geloove, etlbedeGodfal'Év
heid niet Rebben / foo jtjnfe afê onferupD op Den 28cfeec / en afê 'T
OnDet^etflOOgn/ 3lUC. 13.26. Als dan fultgy beginnen te fegge°'
vrr hebben in uwe tegenwoordigheid gegeten ende gedronken,e° gyhebtinonfeftratengeleert, bf. 27. Ende hy fal feggen; ikfege u, ik en kenne u niet van waergyzijt, wijkt van my af allegy & kersderongeregtigheid, JPat. 7. 22/12 3Cct. 8. 22. $ c.vr. IBaet aen fal men ftonnen toeten of eenbergaDerinö*
toreJtertef&nfniet* -#, Ant. ^et&sjfefen-tegfterujv' defo4verheidvsnd.eL.eere, Die»^
|
|||
hontamh/i. Morgen-oeffeninge. jif-
tmi *, t,' ^fefitönó2 ten goeD Be6?tipfe terïjeiltge ^acramerb
tones i!'Wwmet«nlevenna-©oö^toettcn/5'of>. >o. 27. fyvol Penlioorcn mijneftemme, endeikkennedefelve , ;ende
geliefdCRTOy' '^"B^-'/f/ó. ifW-'4/f Wetende, mijne cn ■ broeders, uwe verkieflnge van God: want ons Euangelium , onder ons nietin woordengew^elt, maerookin kragt, ende ]^H.G«ft)lct.2.42. g. , f;- - . g « ; • alles rt ^ èocfianötteengoeöften-tetfeentacfcn/ öcinrjïcöat
A e"eri ooft roemen ban Ijare toare feere, en goeD leven ? 1. ;
nö-^^en Daer unt HptDatDïtIjetrefltfeen-teifienisföEÏngre nenrip '&£t !"l"fblÖ£ seömpt met De monD: <f»aer feggen # niet feoDDh: miir mtt ^ $?m]i£ nemen iian 0i:ilJare SLccrc in &öö# niae k 3fa&*4- '• Gei'efde, gelooft niet eenen yegelijken geeft»
pjj r "eProeft de Geeften offe uit God zijn: Want vele valfche Pro-
k ^n zjin uit gegaen in de wereld , ^OÏJ. f. 30. Cfa.8. zo. .■/ .''
"jVr- 3& de Oudheid geen goeD 6en-teifen iian De toare Ifterftel §
ot!b-ntw' ^JEn: toant De balfrJ&e&pagogc öejf^atansü^ooft füs tnre? 0£^^ ® aItI'ö?'niet 0lïD S^tf 5 ÈJet gaetIjier/ afê'Sfe*- oud t0e3jnöenfetöe/jaat.$-. 32 Gyhebrgehoort, dat van den
b vnge%tis,i)f. 32. Maerikfeggeu.&c. <£#. 20.18• ^aCÏJii.^. /r- als? de suct-effie geen rjoeö Scn-teiften ^
ooft ilT" $wn: toant oefelbige tsf ooft tn öe balfcöe i^erfien ï Ja w ïï^rgaDenngen ban De ©ienaerg Des^tipbels: Succeflïe 6cr „^foonen / fonDer toaerijeiD in De ïecre / & maer een fteftnv Aar" 8*Wg&éöen: «5clp Cajaphas ooft frjn&tircefjïe&abban ty"; . na' / 3l0fj, 8. 32. Dejoden leiden, wy zijn Abrahams zaëtl,
7 Vir*" *3j8ftus antwoorde, gy zijtuit den Vader den Duivel, %Zt* b y+- «at. 26. 1/ 2. "
Aiit' rf ^n de Miracuien ee:i ften-tcpen wan De toare ïterfee *
fes, E(i {^ Mirakelen spgoeDeteufcenengetoeefï ten tpe ban MqJ €benLran chriflus ■ toanneer De terfte eerfttocg iiajï tefteiïen t toifen \.o-$n 'öefelbe nietamjD nooDig grtoeefï /■ nogtefefcerebe* 14e0 51 öe toar« ferfe: ©erf min im in dnfc tpen/ ©rut i ?. a; ken 1 °a^teeken, ofte dat wonder-werkkomt, dat hy tot u gelpro-
liebr, n ', %gen<le » laet Oo's andere Goden die gy niet bekent ea
Propj a"Vo'gen ende die'nen.ilf.i ■ Gy en liilt na de woorden van dien
geenf,Crmetllcoren> clBatt.7-2 2- 3'0fj. 1041. Johsnnes endede
b v Kenf?n: , Aii^fctrüiat oojDerrtn? Dan ban De Gereformeerde ftcrfee^
nentoiri ^öe^hifterfó€fym$/ DttoeffieomooföcreDe^.
töfler ,n s;n^e ©ötpftfte«erfte / 'en ban anDere f)0uD afgefonoeri i
"' we «oeiöobige mag feggen /; i $£\m, i. 22. Ik weet wie»;
|
||
il6 De twintigfte
ik grloofrhebbe, i ^Of}. f. bf. 14.1 &ttt. i • bf. 16/17.
c Vr. i©at ÖebJtjfenheutgp Dat de Gereformeerde Kerke De &J8* re ileete heeft*
A-u. ©m Dat De gronDen ban ftaer 2leere jtjn De félbigé iöatc o?
De gehecle &cf)2ifture gegrónö f£ / afê namelp: (1.) ©fepebctneDetmoeDe^^onDaef.si^OBen^^^. 1.1. V
heeft hy mede levenilig geroaekt, daer gy dood waert door de fon-
den en misdaden, bf. 3. 3i&t. ;.z. ïtOttt. 3.19. (1.) $oog-agttnge ban<8oD? jjenaDe/ en ban be bêrDttnfïefl
Cfjjitit/ bo[gen.ö ïtöttl. 3.24. Wy worden om' niet geregtveerdigt»
uit lijne genade, door de verloffingedïc in Chrïfto Jef u is, «Jrpf). 2. 8- Uyt genade zijt gy zalig geworden, en dat niet uyt u, het is Gods gave, niet uit de werken , irCitti. 1.9. . (3.) &rf)ulDtge DanfcoaerhepD aen «80D in€ï>?iftt'/ Döo?eeri
505fa(igen inanöel/ fonöecöaer op m ïjet minfle te berben ftóen / afó offjft eeniae bcröientte toare / ujaec op top tets? fonöetf öettien toana53ïe?|ti;eïl/ bCÏgengXuC. 17. 10. Wanneer gyfultgedaei»
hebben, ai het gene u bevolen is, foofegrwyzi|n onnutte dienft; knegten, want wy hebben maer gedaen, 't gene wy fchuldig ware1* te doen , <Êfai. 64.6. PfaU 130. 3, b. Vr. ^ in de Gereformeerde ïterfe geen nteiiinefierftÉ?
Antw. $een/ toant fpueltjD Ijetoube SUpbfïottfche «Móótf/ <!£m^, 2. 20. Gebouwt op het Fondament der Apofteien en Prophe'
tenV waer van jefus Chriftus is den uyterften hoekfteen, i.pet.i»r' 1 410?. 3.' 11» Niemand kan een ander fundament leggen , danh61 gene gelest is , namelijk, Jefus Chriftus. c. Vr- ffeaetigDan de Gereformeerde Kerke gefoieeflbflOJ De t*
tien bah Calvinus en Lutherus ? Ant. «Een ttjDeDec Apofteien/ toa^Defelbtge tmberbe3fipof^
len/ en onDecoe eetHe <ülj?tiïenen ♦ ©antDe^ettwinteban^0' m.-n, banEphefus, ban Gaiatia, &c. jtjn «5etefb?meerDe fterfi^ ©etaeeft/ batig/ ^ïjtbuenïjetfelbegeloobebêleDen/enDefelWK oöoD.éDienfi getjab Die to? öebben: ü.sbïijfct u&tDeb^eben//! toelfee PauluS aen ftaer. ïjeeft gefchjeben: ï©aht Defe aftticu^ jtjn 2CrticulenbanDe «BecefojmeeeOefterfte / Som; 3.28. wy ^ fl jyten dan, dat de menfche geregtveerdigt won!, door hetgeloo^
fonder de werken der wet, Cpt). 2.10, Gebouwt op het fundatie\ der Prophetsn en Apofteien, waer van Jefus Chriftus is den uitere hbekfteen, <0at. 1.8, u a. vra. ^'talnooDfaftetpDatpeDeceenilgtotDetoaeelft^
toege* .*
Aüt. «tëanfênoobfalsbitamfaWjjtttoozDen/illeoacii-.En^s
|
||
©ns onf Morgen-oeffeninge." i ij
gewoonCt°K^e^IB^e ty~eea komfte niet verlaten, gelijk fommige de. ke haern ^"'^^* ,0*19* Wy en xijnniet vandiegene.devel- geloo» en ontrecken ten verderve : maer van cie gene dewelke ------l!^M?oudingederziek-,€ll{j.4. if- JRat. i8. 19] 34. •Morgen-gefang op de twintigfte Dag van de Maent.
, ^Stemme: JDjèl. 105. Mijn ziel wilt den Heer , &c.' * /^ <©Dt fieeft een, l?nps' too? al 3ïJn ^ntbcrfeoren
Vj 3!n'tftooge: maerfn moeten ooïiaï-boren aw^"^ $fer op oer aerD' oofc tewn tot ftjn ïmijtf;
ffi! «SoD^erE/ Die ir. ftaer fiano upttoenDig"
as?" °°o?ipoet beeft / en Dan toecrté eltenDig /
^an ^erlrjïi blotpt / en Dan legt onDtr 't fint??'.
sJ'*. «P 3?jn niet alle toare ï|u!#genoten /
~ »e m Den ©oop met toater jfin begoten /
*in Judas, met ooft toe tot 't fiepïig 2wooD j
*«aer ^ mcn >t regtc ^Dij, kari Ch^(itt<f fiennen /
i*9n Dte |lcf) bttpufaem tot sfjn ftem getoennen;
|
||||||||||||||
i
|
3
|
'Ü W JMIi berftregrn Doo? fijn isooD.
|
||||||||||||
©ergaept u niet aen fiomen£ ouöe muren /
|
||||||||||||||
|°Ö aen Sn-ferfconDerti Oebtircn;'
^^Ktnauto tote Dat De «pnfïe toaerrjrjiD beeft; Inlegt u niet 0002 iets' Datblinfct unttoenDig / te{^toaei-geetx fcburit fijn btoafing feer bebcnbi'g/ • atr tiet taaertljert OoD? H3ettenbefï bereeft. ©iv* 00? af / tocrni,emt toaer Chflflttf in De fterfcen / (js^ 1Boogft' ge-ecrt Iwub Doo? De regte toerfcen / ^" «hut fïjn broeD ten boogfïerj too?D geagt: ^neernttoat&eer'het fjèrte meet* Doet btipgem ^ui?n altiJö öe betfe fterfe-geumgen: ^o?D gp tot De toare tfcrfi gekragt. Van de Kerkelijke Bedieninge.
L De een-en-twintigfte Dag. ,Vr jfoc regeert Cïmfïttësijn <©emeinte*
mip **' ^D0? 'i)n ^'enarcn,'^pff.4.11. Defelve heeft gegeven,fom-
fte r"~ ^P°fte'en> ionim'ïge tot Propheten, fbmrnige tot Euangeli-
bn-»ommigetot Herders en Leeraers, i €02. 1218. Jüflt. 10 ƒ.
.Vr- $oe heeft <töoD De «Semejmte des o. Teft. geregeert i
im* ®?ömaerp na De tijDen »an ffiofe$/ Doo?De&$tfttrp/ PrSwP2öe1teb!ten/©ent. 17. 9. Gy flilt komen tot de Levitifche
'eren, Vri tptden Regtcr, die in die dagen eij n 61: ende gy lult
$ 3 onder-
|
||||||||||||||
Ïl8 De een-en-twintigfte'
onder-vragen,endefy'fullen udefakedes regts aenfeggen, tl£ io. 11-
;|B&at. 1.7. De lippen des Priefters fullen u de wetenlchap bewaren, enjle men fal uit zij nen mond de Wet foeken. c Vr. ïfeeft be tterft bes o Teft. geenanöere«I5ienaersgeb,aD2
Amw.'5Ja/ toant baertoarenoofc toeeltijt^ ertraojöinare QBic* naec^/ öep^Opïjeten/ ï|eU2. 1. «. God heeft voortij ds veelmaélt
ende op velerlei wijTetot de Vaderen gefproken door de Propbeten , a€f)j0t1. 36. if/16. c. v"r. ï|oe tierftonben be ©tenaer^ des o. Teft. ©obë wil ?
Ant. De Priefters en Leviten berfïonben i©0b£ wil UJ>t De .^Cf^f'
ïmt I £11 Unt Urimen Thummim. J&aer de Propheten iJCrftOnöÉfl nofè <©ab.sï'toil 000? openbaringen / geügten / bjoomen etc. Buttfc
1 zi tlf. 6. Soo daer een Propheet onder ir is, ik de Heere fal my .loof
een gefigt aen hem bekent maken,door eenen droom fal ik met hen» ipreken, $e&. t. 1. €seCr). 1. 4/ f. b. vr. 2& 'er onberfcFjenb tuffcften be ^tenaer^ des N. Teft.
Ant. ^a: i©ant fommige ;ijn getoeelf extraordinareï^tcnaeri hoos. een fefeere ttjt: «MtjfcatetaarcndeApofteien, deEüangeü- ften, enbe de Propheten, 1 C02. ij.. 19. Zijnfe alle Apoftelen, zij n(e
alle Propheten, JEtattfj. 10. f. %tt 11.10. b. Vr. HMfee jijn be ordinaw ©ienaerj; / öctoelfcc boo2 alle tijDe"
W öe «er&e moeten toefen * ■'•■' Antw. 5&efe 5(jnbeo2binareHerdersenbeLeeraers, anöer^g^
itaemt Opfienders, enbe nu ter tfjO / be Predicanten tan bet ïf epW Cuangelium/ <?pïj.4. il! Chriftus heeft gegeven fommige tot
Herders ende Leeraers, i (9Tiltt. }• i. Die een Opfienders amptbe' geert, die begeert een treffelijk werk, 3Cct* to. 38. c Vr. 3Bat iroo? «E>t'enaer.« jtjn be eerfte Reformateurs getoeefï'
ltattietp/ Wictef, Lutherus, Swtnglms.Calvinus, 8rc.
Ant. &ji fteWien in De 02b!narefórfiC-bienfïtneeralbJ02öina^
toerfeen untijeregt / enbaerom tiji'ertoepnigaengcïcgcn/ of ment* HOettlt ordinare, ofte extraordinare ©ienaers;: Ijaer öienfï fê o1* Sneeft / üefeo2utnarc lafl unt te teren / iCim. 4■ *■ Predikt h<* woort, houd aen tijdelijk en ontijdelijk : wèderlegt, b ftraft, vef
maentin a'Ie hngmoeciisheit endeL-ere, (Cit. i f. ?ÜCt. 8. f. a. Vr. naoetober beft ^ienaer^ niet een Opperhooft toefen ■?
Ant. 3Ja/ ©ittó€ïj2t!ïlrê/ €pf> r. 11. Godheeftalleding^
?h,ne voeten onderworpen, ende heeft hem de gemeinte gegevc tot hooft boven alledinwen, Cph. f- «■ Cok 1.18. . b. vr. % 'er niet nog een anber figtbaer ïfooft öer Iferfie/ btW
ben^cfitfCfaiftu.^ , Am. 'Been: ï@ant be «Semepnte fé afê een (tcftacm / bat ntfjj
|
|||
rmiTmnft- L Morgen-oeffenïrige. II?
colli tolft f*/ em «W«*WPt/ öewetomaereen^tipöe'
reine M ^ * ^0?* "-2- 'k hebbe u lieden toebereit, om u a!s een
•. s,r ,eër' eenen Marine voor te (lellen, namelijk Chrifto, 1 <Eo^ |
||||||||||||||||
Niemant kan een ander fundament leggen , dan het gene
|
||||||||||||||||
g
|
||||||||||||||||
namelijk lefus Chriftus , ïtOITJ. n.f.
J;-™ .Moet öeïterS mt neen ligtbaer fêooft tobben / als* in't
^•sfeft cocDc^oose-p^citer teas' ïjet ïjooft* „ nt Been; team Doe is een Cpptrhooft ban «5oD asfïeït / en "" «iet; <©ofc is" öe Ifooge-^iefïer een boogbeelD Dan €{j#usi ge= «wft/ ötc nu {jet i^ooft tjS algf JKttöDrtacr / IHb. 3. t. Xenmerkt n Apollel en Hooge pletter onfer belijdenifie Jefum Chriftum ,
Bj 4- ' 4- fêefo. 9 11. Chriftus de Hooge-pricfler der toekomende 6°cderen gekomen zijnde a-Vr. <§£ petru.si niet fetïfOQft Der Üerfee/ en öer SCpoffcfen ^
&rt,nt B^n: toant beftalben Dat Dit nergens' Wijfetin De fjeplige |?cn?ifture/ foo & Maerlp af te nemen/ Dat petrus" Defetoaer:; S'iepö noit Ijeeft rrfcent: ï©ant frp MtjD heinfelwn meereen wnaer «fijjtfjït te 3911 nebentf De anDere: ja fiu is" ten Paulo feifê ^Waft/ , pet. f. 1. DeOuderlingendieonderuzijn, vermaneik,
vecri Mede-ouderling ben, <25af. 1. ri. Ik wederftondhem inhet gte , om dat by te beftraffen was, i Pet. 1. 1. ï.p ■Vr- JÜaefete' Dan De f eere giefirê ï>em tot geen f ooft Der Sier*
e^^ïWfCiüe/ M^ttlj.16. 18. Ikfeggeuook, gyzijt Petrus,
^e °P defcn Petra fa! ik mijn Gemtinte bouwen ? hiv,tw- Been: ©antDe^ecrefpjeefct ban hem feiten/ enten
«regte bdijDeniffe / teaer in petrus haö erftént / Dat Stfiti teas"
„a„Jte Petra, De gronD-tïeen DerfalïgïjepD/ rtelijft Dit öe tijtel &
g?" ^jpftafjefitf/ bnlgettf Perrt eigen beYMminge/ i Pet. 2.6.
j; ,.'* 'cSee in Zion eenen uiterften hoekftec11 , die uitverkoren en-
|
||||||||||||||||
^;!'-rba
' % ?
|
ris, ende die in htm gelooft, lal niet befchaemt worden,
11 Niemand kan een ander fundament leggen dan 't gene |
|||||||||||||||
Celeif-5" ^_^^_ ——
c J? ls' namelijk Chriftus , 1 €02. 1 o. 4.
S»tpr> ^tiDienDooj Defen Pen-a De perfoon ban petrus" berjïaen
tm I J"DuSe Döa' u?t Dan feonnen tuoiDen bttocfen/ Dat hp $ gefïclt
l^ienï^DoftDerfeffie?
battint' $cen/ öefe benaming fouDe Dan maer te feeni«en geben /
lómi 5en ^name Sberaei? en ©002(ianDer ban net *Eb2jfttn-ge*
terp Ir e 5Ö~n gctïrit gelp Defe maniere ban fb?efeen oofc ban an*
coh, ^Mfto^tgcujiipfet/ tenDefcnaenüen/ «M.1.9. Aisja-
„e u^' c;nCephas, en Johannes die geagt waren Pijlarentezijn, de
b v diemy?eSe*enwas,bekenden&:c.aipO. n.14. 1@rim.315v •Vra- Sfnöien Petrussen $ooft Der «erfietoasV toaerombc*
i 4 betm |
||||||||||||||||
ïzö De een-en-twintigftc
ijeelb fjembat Cfjrifhtéstjn Schapen en Lammeren tot bjiemael w!
QpJil. 11 ,> i <■. Weydet mime Lammeren , t). 16. 17»
: A=it. Petrus? f>abmeteenb2je bubbelbeberfariingesrjnlllpofïet'
ffcïjap berueurt/ toaer in f)" ban Cjfmiïo toebetom toojb hccffcio: Bogtané ftmber fcMn ban «enige ^ppetgioofbigtjepö: Het wey- den der kudde chrifti, is een axniepne&ebieninge/1 pet.$-. i.wey- det de kudde Gods, die onder u is, hebbende opfigtdaer over : ï©aflt
$e opperffeï&erbet té€ïj?ifïtté/ b. 4.3Bct. 20, 28.
b. vr. ï@aerom jtjnöan aen petto alleen de fleutclen des Ko-
*ingriiks der Hemelen gcgebcn; en biaerom toojb \$ alt$b ecrft 9e' noemt ? ütatt. 16.19. Jüatt. i oi, i. , Ant. ©een ban uepben té toaer: JBant de fleutelen ijeeft fy? ot* fangen in alle name: geltjcfc befe auth02ttept aenatle üeSüpoffc' ïentoojbgegeben/ 30ft. 10. ij, Soogyyemandsfonden vergeeft'
d|en zijnfe vergeven.;2l!nbere 2üpofïelen too?ben boo? ïjem genaettit/
«0al, 1, 9, Jacobus, Cephat, ende johannes, i <E&£. 9. f. De Broede'
Ten des Hteren ende Cephas. a. Vr. 5« ban de Paus van Romen ïjft FfOOft bet ftcrfee niet i
Antw, $eeri: be iftecft ïjeeft ban Cfpitïo niet ontfanrtén een of ■
ïctfioofbige regeering: Bergend b)02b in <0ob<s Wassp geffeo' Sen ban »en Paus, van Cardinaien, &c, maft bit jffn maer mefl' ffyzityit berbigtreten/ fIr^bènö«teacn^öetnfleHingen<eK>bö/ btf tier-gnté ban befe tijteteri ofbebfeningen (p2eefeen/ maerban béP ÏOlgcnbe alleen/1 C02.12. i'8.God heeft'er fommige in de Gérneiif
te gefteld, ren eerften A portelen , ten tweeden Propheten, ten derd?" Leeraers, Cpïj.4. t'• Hy heeft gegevea Herders ende Leeraers. b. vr. %;'er geen onticrfcfjdïi tuffen bedienaren beö J&. <&w
Ant. ^aec té een onberfthefb ban ordre, niacr niet ban hetf' fchaopye ijfte opperrha'gt be£ eenen ober ben anbi ren/3 uc. 22. .**
Demééfte öriderü, die fy gelijk de minfte, éhde diedïe voorganger' .
al? eéndïe dient, JJ&atiio, ir/iö. Al&ofal tonder u niet zij11' jnetheerfchapby te voeren , i Pet. f. i«i . a vr gfjnbee nog geen anber ordinare fierMpe bebientngen *•
feltfieemers?
Ant 9fa: ÖaerSfjnOÖriOuderlingenenbe'Diaconen, itSTjrlt*?'
$}♦ n, dat de Ouderlingen die wel regeeren, dbbbele eere waero"» gen gt gorden , '.i €02. 12. 28. 3CCt.6. 3/4. f. Syftelden Stephan"1* ende Philirnum, &c. a. Vr. IRig pïfir bte toit befe fiecMiifte amnten bebienen i ,
"Antw Been: maerbfóbefetbebebifnenfulfenna^obïiow'
«loeten baet toe taettig geroepen 50" / ^om' • °«' f» Hoe ruilen 'J
prediken, indienfynietgefondenworden? i§eÖ. f. 4. Niern'^
|
||
MoFgen-oeffeninge. lil
neme hem felven de eere aen , maer die geroepen is , JElat. 9. ' 8.
r»M,Vr; 3tèöan *>et Pre,1iken 8^n &>«& ban ïtefbe/tia Dat pber een
saoen öecft om een anber te ftigten* j»r ttw' Het Prediken moettoet upttiefoetot ©oö.öeere/ en tot fcZiP'fotier menfeben gefcftieben: J^ogtan^ # het etgentlp geen ^," Öan (tïfoe alteen/ maer een ampt, enpüblijke bedieninge.
?>°?« 4» 1. Dewijlewy defc bedieninge hebben na de barmbertig- "fijt. die ons gefchiedis, foo en vertragen wyniet, 1 <JE02.4. i. '^Tim.j. t, dieeenOpfisnders-ampt begeert. „b- Vr. jaag baneehgemetnChtffïenaen anbere<i5ob£!Boo?>
"Wboo^agen*
' Ant. €engemepn€f)J!fienmag<0oö.siï0aa?ö/ afëtmt<ï!5uas;
3Em-/ met autftoritent riiet fo?e&entot anöere/ toant öat is ben
dienaren epgen; "maer peöectffpitien mag aen anöere tot fïi'gtm*
»e/ <6ob£ i©oo5ben©etten toef uerftalen / enatfoottfeeoerujcfe
^°0?-bjagen / i Cftefl". f. «4? Wy' bidden u, Broeders',; vermaend.
jif 0ngeleerde , vertrodft de kleynmoedige , onderfteuntde fvvacke, *?*• ?■ iï/i?. Som. if. 14.
1 c- Vr. i©jeng tecfi i>het ^etweanten te beroepen ?
t.Amw ïfettoerfe beroSemejmte/ toel&ebefcmagtban€tyiftix
«aecifooftfjeeftontfangen/ r (Ctm. ƒ.»!. En legt niemand hadte-
^ de handen op; Cit. Ufi 30tt. 14» 1?. Alsfyhaer metor>fteken er handen , in elke G? meinte Ouderlingen verkoren halden. trttVr" ï©aeromftebben ban Mofes,Salomon,&c. Cn anberepofr
l3Re öaer mebe bemorpt i i Üeg. » 26 Antw. Mofestoasi OOTsCenPjOpheet/ gelljfiOOfi Salomon, bC>
jptfte ïjanbelbm naa3oö«? bufonbere laft/ ennabeo^eoeïf®.
^ttattients?/ [iet tectfienu geen regel feanfïjn boojonfe tipmj ^Sllt. 18.1 f. Een Propheet, uyt het midden van u, uyt uwe Broe-
ifren> alsmy , fal u tieHt .-re uwe God verwecken, na hem fult gv '°0ren. .Mat.iï.4'. -«eg.?. Ti,
, yr IDat mant nntfangen be % eeraer?' öoo? ftaer JToept'na t Ant. fógfr nmjt fè infon&etbepb driederley.
han ^000 ^ojbte p2ébifeenupt€{)2i(iinaem/ aen alle foojt
rt"menfcn/i dm.4.2. Predikthet Woord,Cfm.i.9. arnn.ni/g.
nJ>0 ©e ^.Sacramenten te ueöienen/ JHat. is. .p.Gaerhe-
j ' or,derwij{ralle volkeren, detêlve doopende in de name des Va*
w> des Soons, ende des Heiligen Geeftes, i €0J. rt. tf'. ftprt rL^Et reneren ban De «Bemepnte/ enbe oeffniinqc ban öe
<>eh |lJu U3t/ ^' io' ï&'Söohebtagtopufelven, en op de
öeit-k c ^e' over ^e we^e * ^eHev-lige Geeft tot Opfonders ge-
" Heeft, Haat. 18.17/18, Voorwaer fegge ik u, al wat gy op der
$J s *cr4*
|
||
iz% Deeen-OT-twintigfte
aerde bind, fal in den Hemel gebonden zijn : en al wat gy op der aer-
den ontbind, fal in den Hemel ontbonden zijn, i *£oj y. 7.
b. Vra. <3fc be magt öer Heeraten niet ooft öefe / öatfe het brood
toen beranöeren in chrifti lichaem, en Datfe alg Prieften (jet & tïjaemCfjjitti öagelijris' on-offeren > Antw. Been: iBantbeïjatfaenDatfooeenPaepfrfjtDffettngein
öe jEiffc feer ongerrjmt/ ja groutoerp i£: &oo Is feenlijfc uit <&otë Waap öat C^iftu£ niet meer too^ö on geoffert/ $eü. 10. bf. 14- Want meteene ofterhande heeft hy in eeuwigheitvolmaekt degene
die geheiligt worden, ïfetJ.7. *7- Dit heeft hy eenmael gedaen, als hy hem fel ven geoffert heeft, ïfet)2.9.26. a. Vr. %$ be magt bedienaren in oen &. (Ceft. niet om fonöefl
te bergeben* Ant. Been: i©antöatis?aIfeen©oö.ï;esigeniiKrfi/<!Hfa.4?-if-
Ik, ik ben het die uwe overtredinge uit-delge, JEarc. 1.7- Wie kan
de fonden vergeven, dan God alleen? ^aC. 4. 11. b.vra. i©aerom fepbe ban Cfeifhtó/ ^|ol). ïo.ij. Soogyye-
mands fonden vergeeft, dien fcijnfe velgeven ?
Antw. % bertïaetniet metöe magt/ macröeherfeonöinan^
ban bergebingeberfbnben/ boïgcns'€fj2ifïttniïeHinge: fooïjeél Jltt PaillUS tietfiaen / 3ECt. 13.38. Soozyudan bekent, Manne»
Broeders , dat door defen u vergevinge der fonden verkogt word > i3!on. 1-9. «3J0&.1. i/t.
e Vra. BDat magt {jeubcn oe onfienbers" ber ©emcinite in fyl tieffenen van de Kerkelijke Tugt ?
Antw. 3£atfe be btoalenöein lecre, ofte bie een ergerïpie"cl1'
lebben/ aflWUbenbanbCheilige Sacramenten, plat. 18. iS W
dien hy ookdeGemeintegeen gehoor geeft, foozy hy uals een \\&' den enTollenaer , i *ÏL0J. f. ƒ. Suivert dan den ouden fuerdeeffert1 «it, «cjerft. 44 7/8.
b. vr JSoeten be «©piïenbcrs" öer ïterfee ban terftmb bc foi#
ftcnöe lefeen affnijben ban be nemcnnfcfiap öer H&epugen i Ant. .Been: maer men moet fiaerccriïbrnriancn /enfoefentj
reejlen teBjenoen/ lEat. 18. 16. ïndienu Broeder niet en hoorj
foo neemt nog een of twee met u, (3Tlt. *.. 10. Een ketters menfe^
verwerpt na deeerfte endetweede yermaninee, 2 ©ÏJCff. % ' f- c. Vr. ^oetoogbbanbefe magt ber kerkelijke Tiigibeöient^ ,
Ast." Éerft öjojb ben genen öie ergerfp $n in lecre of letten/ K gebruik öer ïf. Sacramenten ontfepb: j&aer inöicn f» rtaiftf'J
. 'blfjben in ftaer ergerniffen / foo toojbenfe epnbelp oofc afgéfneö^
cnöe ban too?b ftaec ooft fjet regt en eigendom ban <©cn# ï^tn.s / \
tmn 3ijn $♦ Sacramenten op-gefenö / «©ai. ƒ. 12. og ot iy <*£
|
||
Morgen-oeffeninge. 125
argefneden waren dïe u onluftig maken, 1 <WJ|. ƒ.4/ƒ. 1 (3Tim.ni o,
»e ik den Satan hebbe overgegeven fcfmlr' ^a8 men met foooantge SEfgefneDene toef eten en twnSen/
wwpcn/ enbcrftoopén/ etc te w <®n? té n'et &cla?i atts &ur8ertPe PöJtten aen ne fooöant'ge
fnn ^et£n' 3&aec to? moeten ons toagten met ïjaec famiiiaer, en J™ öjïen-acltjft en gemennfaem om te gaen aU baat oefen / opaat «fi'niet fchïjnen in fjaer toerftcn een iaetgetiallen te nemen / 1 €0?, f-Pf.il, Gyfult met foodanig; niet eeten, 2 3;Oft.bf. 1 f. 2 (5T[jeff,
|"bf. ij"- Hond hem niet als een vyand maer vermaent hem als een Broeder. Jb2r- Ma# men toeltemanuaffmjacn: UtiM>t<!Mwf£&tUt
- Att af[een ötoaE[t ■/ En anöerfïnts? ban een goet feben i$ ? Antw. 5|a: ï©ant fjet geloobe moet ons? foo öierbaer 31'jn afó
s« leben: hierom fp:eefit"JoF)anne? Dit ban öeöioatmaen in fjèt jW><3be / 1 <3;af> 4. j. Alle Geeft die niet en belijd dat jefus in den
'eefchc gekomen is, die en is uit God niet, maer dit is de Geeft des • Antichrifts, z3;0Ï>bf. 7- Daerzijn vele verleydersinde wereld, die niet en belijden datjelusChriftus in den vleefche gekomen is, bf. 1 o. "dien yemand tot u-lieden komt, endedefe leere niet mede brengt, *n ontfangt hem niet in u huis, nogt en fegt tot hem niet, zijt ge- groet, ®ft, 3. 10: Een ketters menfche vlied. c-Vr. ^oeijj02i)defemagtl!nt-gebOert? d Ant. ^oogecnfeerfeeöjfte^êrgaöeringe/ i€o;. f. 4. AÏsgybV-
i dr ende m'i'len Geeft tefamen vergadert fullen zijn, iüat. 18 18.
j>- Vra. g(jn foDtianige fccrMtjke bergaoerinoen afó Synoden,,
^iairen, cn Kerke-raden, eenfcrytftmattge ojoonnantt'e i ■ «cerhtw' ^a' toant ö£Kaafifie ö^aipötielen geeft fjier toe een jY^el/ SJjCt. if. 6. De ^pofttlenende Ouderlingen vergaderden'
bamcn om op defe fake te letten , 3Cct. 6. 2. .Vr- ftanfooeenfeerMpe^ergaueringeoofibtoarcn?
netto ^a: oeKft ^&t/ feo tut öeeremnetenbanfietoudeen b-rn Teft'taant ^11^isi In em feei'^ctPe ©ergaöertnge ter öqoü hpr^2bee[t'' m Wz fonduen nebben feetgebtoaetoriaöetijteti ■v^ ^Cfen/ flté 006 te boren/ ^fer. 10. n. D«Herders rünori-
h S, *£SeWorden, ende en hebben den Heere nietge/ogf, daerom-
e oenfe niet verftandelijk ?ehandelt, en haer gantfche weyde is
^trolt, gfer.ö. ,j/f4. j*^»* n. 3fict.+.27.
*ap ,ra:,*^ toteft öan Cfot'tïllÖ / 3?0h. 16. 13. De geeft der
■=Nieid fal u in alle waerheid leyden ? nt ®«fe belofte toa;öaen de apffelengeöaen/ enoe niet aen
«iie
|
|||
114 Peeen-en-twïntigfte
alle bnlgenöe Sleeraren op bïe tofjfe: hierom ftonben fp bus fp?>
fetl/ 2fiCt. if. 18. Het heeft den Heiligen Geeft, endc ons goet ge-
dagt u lieden geenen meerderen laft op te leggen, dan defe nootfake- lijke dingen, 30ct. ' 3- *• 1 Co?. 7 40. b. Vr. gin tnat agtinge moet men be befïttpten ban 5>jjnoben/ en
ban anbece fcerrtdfjfce btrgabertnge-n nemen i Ant. Snfeer groot agtinge/betoijt bat belebaerby een ;i}n/ bat
geoer b2n mag fpjeefeen/ cnöe betórjrbat€fty|ïtwacnfouüamge ©ergaberingen ten grootefij^ano heeft belooft / jlatth. 18:3 o. Waertweeof drieverj»a<1ertfijn in mijn naem; daerbenikin 't mid-
dcnvanhaer, i SThtjf. f.i 3. Agtfefeervcelin liefde om haer wtrks wille, ïfcb. ij- 17. Zijt uwe Voor-gangeren gehoorfaem, cniijtfe onderdanig, want fy waken voor uwe zielen a. Vx. J&ogen öe fcerfcéujfce perfonen toel troutoen)
Ant. ^|a: Ï|e8. I3-4- Hethouweliikiseerlijkonderallen.ende
het bedde onbevleckt, i <Üjj£ 9. f. 1 CflJ. 7-1. Om derhoererye* wille faleen yegelijkman zijrieygen wijt hebben, 1 (5Ttm. 3.»' Een Opfïender moeteener vrouwe man zijn. c. Vr. i©aertlttt fejb öan $>aUÏU$ / i <Eo?.7.'7. Ik wilde dat al"
menfchen waren , gelijk ik f el ve ben? , Antw. $auUtë fmeefct hier r.tet ban kerkelijke Perfonen Ültffll
maet ban alle menfchen, en hp toenfcht Bit niét om bat fjct ftf1?6
i$ te troutoen/ maerombatintijbbanettenb/ origetroutotteP1 CemacftClfjfierbalt/ b. ju Ik wil datgy fonderbekomrnernifleS'Jt»
b. ï8. Indien gy trouwtgyen fondigt niet, b. 16,17. b. vr. jüag een Pjebiftant toet jaerlpjs tractement hebben i
Ant. *3fat 3Hatt. 10. 10. Dearbeyderiszijnvoedfel waerdig,
<5at.6.fi.Dieonderwefen word in 't woord dtile mede van alle goe' deren den genen die hem onderwijft , 1 <£E02. 9» 7/ 1'/ 13» '4» c. vr itëaerom feiöc ban be l?eere gieftijü / |Qat. i o. 8. Gy hebt
het om niet rntfangen , geeft het om niet ?
Antw. «Efcimtg fp?eefctbanbc gabc bcr gefontmafctnge / tow
boo2 {inniet toitbe/ batsjjne ?Epuftclcn/ gctijfcafe'^uafi-falb^ bic lanirs het ï.anb foopen / geit foubeii nemen / ep bat het <ew^A gelium geen ergerniffe quame tcïijöen. Cüentóet ïjn. fpjöcft oef^ faan haff 5Lo0n"beC %ttttl b. i o De Arbeider is'zijn voeól'el w*ef
dig, i <Ü0|. 9. if. 1UIndien andere defïsimgtoveru deelagtigïir' waerom niet veel meer wy,? Dog wy en hebben dele roagt n'et.?l bruikt, maer wy verdragent al, op dat wy niet eenigé verhindering geven den Euangelio Chrifti. ^ b. Vr. moeten öe(Coe-ï)Oo?öfr.€bitaII^op senpttbtp «acl
ment laten aen-fïaen* • Aot. |
|||
Morgen-oeffenïnge. izf
nJb?' ®9ntftÖ "iet/maer petto *%ifien moet oofe frjn plieijt ban
«eroe en el^e den 6e Steeraerjs nai feoitteri/ &al. 6.6. Dis ondexwe- en word in 't wook), deile mede van andere goederen den genen dié
^ondttwijft, i COfrj». 7. i mm. f. i7/ '8.__________. •"'lorgcn-gefang op de een-en-twintigfteDagvandeMaent:.
Stemme: Onfe Vader in Hemelrijk, 8cc. »♦ fi i!?ttïitë ïjeeft Ijiec fpn epgen fterfe /
I <&ïa oaer te noen ffjn epgen toerfc s ^—' i?P set 3Ön epgen toet-S ooft boo^t / €n twee toe té den dienft ban 't i©00^Ö :
Üp Ijeitigt foo fijn epgen 2Ö:upö/
€n ÖacromfenD f)p Dicnaers upt.
i. i|p té alleen ong eenifl ïiooft /
ï?p moet alteen ooft jrjn gelooft: $ife eer nog Pattë nog €aröinaeï / <©0D£ «öeeft en fpiaft nött jfjaf e taef: 'fel&ernoeg mp met een ^eoieant; «©at ïjooget gaet té mté-beriïant. . ?. Cotliutbanbuileftettergquaeö/
9fe on£ genoeg een &erfcen-raeö / «©f té 'er nog een grobter nooö / ^aer té een Clapté / en &pnoo&7. m$ 't miDDel botgeité <©oöejf frfetft / i©at ïjooger gaet té menfefjen ojftV- 4. $ott menfrlj bergaf DejS menfefjen fontf" /
©e ïeeraer p2eeftt maer <löo&.sberbonö; <£en % ttcattg ©?outo / een trartemem / J©a£ bp D'aipoftelen befient: ®e Heeraer öie biel leeft en leert / , __ l&oet até «6aD.s ©ienaer sijn ge-eert. Van de Vyanden der.Kerke.
■■ t De twee en-twimtisjfte Dag. a ■ vr. ^oeoanig té öe fterfte fjt'er op 3fier.De i
óarr.Tv- 5&* iitcrfec {jieropïerbenté in een geuungeflrljb / om d?Me»eel©panDenljeefi:/ 3fitt. 1+.21. Syverftcrkten de zielen der
,] c,Pulen, vermanende datfefoudenblijven by dengeloove , ende r wry door vele verdruckingen moeten inzien in het Koningrijke ^««ira,,,».^,,.,,.
A %?attm B«ft <£&affiwi fïjn ïüerfie geen bjeöe i AOt' ©moatfe nog fanSig jtjntë/ fonöe tioOJtïrpöebjaèrtioor " aen;
|
|||
IK* De twee-en-twintïgfte
ben teaen meeubec tierüallmae / toantbjebeoamfoigeloo^epb/
iptat. 7. 13. Gaetindoordeengepoorte, Pf. 119.71. Gyhebtmy
Bit gctrouwigheid gekaftij d , 1 <£oj. 12.7. a. Vr. ïBat ©panben ïjeeft öc «5emepnte «Eïjjifïi *
Ant. ©e fOOft-bpanbenjp/de Duivel, de Werelt,etl het vlees,
1 J^ett. f 8. Zijtnugterenendewaekt, want uwe tege-partye, de Duy vel gaet om als een briefchende Leeuw, Toekende wien hy foude mogen verflinden , 1 3Ï0Ï)» 2. 1 f/ 16. <©al. f. 17. b. vr. BMfee sön ö« ©tenfi-feneöten ban befe $ooft bpanben /
Saoaec boo? be fcecfee toojb betlreben i Ant. ©efejtjn beet7 taelfee aljS ge&eele troupenop<©ob£<ïE>e*
mepnteaentiallen/ JEatt. 16. 18. De poorten der Hellen, i3?ufj.
#. 19. Degeheelewerelddieinhetboofeleyd, <i5&l,f. 19.* c.vr. ^ijn albe ©panben bet fteufee/fiupten de Kerke?
, Ant. JSeen/ fommisje 3ünin beuptertpeo,cmepnfcfciipmett>e
ïterfee/ <l5al.5". 52. Ogoffeookafcgefnedenwaren, dieuonruftig
maken, ^llbebf^- Daerzijnfommige ingekropen, (©al. 2.4. b.Vr. èijnfe alle openbare ©panberi/ bieinbellerfcestjn*
Antw. $een/ beeenei£toatuebefetetal£beanbcre/2ubeiif.4- Daer fiinfommigemenfcheningeflopen, 2<£02. 11. 14. De Satan
felve verandert hem in een Engel des ligts, Jtïat. 1;.n. c. Vr. I©ie fijn be heimeiijkfte ©panben ban be ïtcrftc}
Antw. ©e sebepnribe / bctoetfe fy'pmèfpïöoöisi'ieïïsebcmv
ben/ «Hüatt.ï?. ij-. Wee u Schrift-geleerde en Pharizeen , gy ge-
veinsde , Haat. 16.6 ipor. 2.2. : b. vr. Wit 5i)n be fchandeHjkfte ©panben ban €>aït$ ©oifc in De
pjactijfteber^obsalioljcpb* , Antw. De lauwe 23citjticc!SberFtcligie/ 2lpoc. 3. ij-. Ogofgy
koudwaert, oftehett, 1 flCO.. 1.8. 21. 2 €02. ó. 14/ if/iójij.
a. Vr. ïBie fijn bc ergeriijkrte ©.panben berfterfee i
Ant. ©ie bclijber^oiebanecnquacb'lebtnsijiv Cif. 1.16 Si
belijden dat fy God kennen, maerfy verloochenen hem met de wee
ken, ïiem.3.12. jEatt.7-22/z;.
b. vr. gSjnber nog niet anöerr ©panben Der ilterfec/ DiefjctncdP
tanrfinctbe&rfecfèljijnente&oiiötiu , Ant. ^a' öefe^jnbeNicodemiien^irDi'SfvlH'inct.n.f-stoertn/
È niet berben belijbcn/ batfe net nut bé Sterfte ïjouben Sicïj. 124»;
Vele geloofden , felfs de Overfte , injefum, niaerom der l'teizef
wille en beleden fy het niet, op datf • trjjt dr Synagoge niet en foude' geworpen worden, ï)eU. i o. 25-. jïhltf. 1031/32. c. vr ©aer booj |l'et op bieaen/ betaelfce in be Sterfte jjnoe/ r.w
tan?' Ijct ï©oo3b bïir Jttrfe niet nclocbcn ? .^ |
|||
Ant 5a,>ftt* Morgen-oeffeninge. IZ7
heeft hero?^1 ,men^/ l%fof- IO- Die God niet en gelooft,
ten fy geeën 'P™*™ Mdde, fy en hadde geen fonde, maer nu en heb- *«* sS^ngïf anDCn &eeft * ferl5ê' mm bm ^
^ moffit 3lnö£«/ *' g^.maerTv. '9 8£tlKffi 'S»^*-'»- Syziinvanonsuytge-
c- VrSCnTOn n,et Ult ons > SBCt. io. 29. 3ÏP0C. i z T^ Ant ^nnötefcnanuen/ Mtetatefiwi^Setf,
^ »ooyr halTh regt0Ve«U ' maetfy Willcn «"«^fluiten? J£
Ant' §nö? 8e£n. flnöere kanoen meer * *
eerfteent5'V' '°' Eenen k^richen menfche verwerpt „ad"
*e ö<* j2S; ,de Apoftaten, bielfie afbalfen en berfafenftet nete
lnde^ftedf/en5m,t',i Degeeft%^uidelijk, datfomS
^eid«nde £ften ^™»* hf 8eloove> haer beleende tot $«t. * i n T 'rTCnde JecrinSe der Duyrelen, i {Efeff. z j #' Vr- ^g'nJ? Hee|*die>«ffkocht heeft verloochent.' A^reoïton "08i,C^feii,/ Dat 'e"e»^n-biianb «itbe
? ^elfe^/deA^hn^€&ef.a.4. Datuniemand
*E' ^dateef ^ 7*?' rnt dedagdeS Heeren en k°™ &^"fewde,aefteuyre'eJge^gy^
A"t- 2h°i?^töfe®Panö oenaemt de Antichrift ?
0fCea'^ God™ tegen ftelc • ■*« v^heft boven al dat God genS
C vr ^ Re"eert word , i gfog. 3.4. g^aemt, Al».' »nKXLAnri^ift maec m ecm'ae P?rf00n toefen *
■S tWetoel te sein* een perfooji toefen/ öoj$a<jgtW'. Me
|
|||
ia? De twee-en-twintigfte
bete perfoonen We maftanöeren fueceDerenfouDen: toant een eeriift
perfoon fcanbe al htt toerfe be£ 3fintitri?iftS niet verboeren: beel mirt ban&tijDenDerllipoitelenaf/ totöétennbebertoerelotoe/ toer* DentütnaDeelbanDefterKeC&n'fti/ iCfteff.*. y. Deverborgent- huii der ongercgtigheid word alreciegewi egt, i "^fllj. 4. ?. 1 %ti}-
». 18. Gelijk gygehoorthebt, datdc Aotichriftkomt, foozijnder nu vele Antichrift geworden. b. Vr. &oube De 2Bnticft?$tï eperibaer €ï$tïüm berïooeïjmen i
, Ant. &zml maer ftenmetp/ enDatonDerfcijgnijanoe€h2>
fteltjfee ïïïltgte/, iCJjéjf.2.4, Hyfalinden Tempel-Gods fitten*
3ïpCl\ i?- 11. Het beeft hadde twee Lams'hoornen , 3Cpoe. 17. JV c. Vr. Moftz de Antichrift niet fitten in Den töempel te 3Jerufa*
fem* iCheff.s.4- :„ , .•■<.'.' j Ant Been: toant Dien (CempelteStfufalemfouöe altijd bcr*
feoeiï 6lijben/«©an. 9 - 2 6/ z 7 ■. JJ^aer gauu# berftaet Doo? De Te na- pel Gods, DeOemepnte €{)#!/ i CO^. 3. 16. Weet gy niet dat gy Gods Tempel zijt? i €oj. 6. i Ö. - '■"• c.vra. 2>ouDêDe;3fintic&2tfiftet3i|Doft3t)nbanDetoarefteïfi*
Antw. J&een/ ttant DanfouDeftpDeSlinticftjiflnietfionneng^ naemt too?Den: .Ptaer ftp foube met Der ttjD-unf Detoare fierfee op' tlaen / oatr in groot too?Den ïjepmelijfe/ enfoo met Der ttjD De toari Heben Der fóerfeeberD;meftenDeenbermoo2DenDe/ eenJterfee be^ Souben/ aetoelfee metbalfrïje Contienen berbalfcljt fbube jijn/ 3Epo> 17. bf. 6. De Hoere was dronken van het bloed der Heiligen en val»
't bloed der getuygen (efii. c. vr. Sntoat&tabfouDeDeIntitfijiftfittend
Antw. Sn De flaö Romen: Die nenaerttt to02b ftet Babyion, tejj*
genDe OP febenbergen/ 2CpöC. 17. 9- De feven hoofden zijn fevei» bergen, op dewelke de Vrouwe fit, 3ljp0C. 14- 8. 2tp0t. 17. i. b. vr. $oe fouöe De regeeringe ban Den 3fintfcr)?ift toefen i I
Antw. &eer btoebig/ toant ftp foubeb2Önfcento02uentoanÏF blOeD Der lÊartClaren/ ïpoe. 1 ?•• i f- Die het beeld des b*efts niet e"
foudeaenbidden, foudegedood worden, 3I]pGC. 174/6 3£p0e» 1 !•"' b.vr. ©antoatfteligtefot«oeDe2£nt!Chjiti3i)n? n
1 Ant l^an De €h2iftettjfee Religie/maer in Der DaeD/een boatip
banDetoare€ïj#eïpefetigie/ i3fo&»»- 5- Alle Geeft die niet ^
belijd datjefus Chriftus inhet vleefch gekonirhis , en is uit Gu
niet, maer dit is de Geeft des Antichnfts, ï (ÏÏTfteff. r 4-3lipOC. «7\ De Vrouw was vol van namen van Godshft* rinee ? j c. vr 3^03 toatmiDDel fouDeDe 3Cnticïj# frjn Jïtjft betgroottf1'\
Ant. 5^00? Defe ttoee miDDelen; (j.) ^odiyx boo#tten banfcalfcïjeEeere/ 3Cpoc, i6;'j ■
|
||||
A
|
||||
Endeik f' • Morgen-oeffenïnge,, I19
ende uit ^Ultden Mond des Draeks, ende uit den mond des Beefts,
den Vv, £e,mon'' des valfchen Propheets, drie onreine Geeftengaen, , a!cht!,«eli'k'*'!' 3-
Jei meV ? U?terfP UCtodt / 2lipÓC. 17. T3. Defe hebben eener-
?(iltnr ''"n^e' Cn^e ^ü"t'n '13re fcragt ende magt het Beeft overgeven , JietR- 'ft ' Ale fy hare gefiïigeniiïè fullen voleindigt hebben, fat feifi ■ at u,t den afgrond opkomt, haer krijg aendosn, ende het ^verwinnen, enfalfedooien.. .. , -Vr- Notitie be 2ltiticf)2itt aïttjD in ï-joogt acrtflen srjti •?•
ïeprTs" ^Cn/ fflaCr 6P f°,1Ö£ «erft tifrtóïpnt i»02ten 000?H
onm s » toaErftfPö,: enae daer na G.eïjeeï te niet geoaen too?ten
doe fIfe0ni^c ®M« / .* &M> * 8. Den welken de Heere ver-
verf ... doqir . ; i: Geeft zijnes monds , ende te niete maken door de icriijnmge zijner tockomfte, 3üp0C. 18. 4. Sy is gevallen; fyisgc- n? ' ^J^oreBabyU-n, bf. f f 6. • /r-%J oe ^ntic£# aün öe toereïo *
ton «£? ^'a; toant 0ie e-f ft ^ ?tnt!cF)?ifi? begon al te terfien Serep?- ,ÖEr 3Cp0|trfm / i C&efiV 2. 7. De verborgentheid der on-
tel,.* g. yu word aireede gewrogt, i^Pofi. 1. 18. Daerzijn nu 7«*r geworden , r ^og. 4- 3 • 'jw ^ *öe ^ntmn i ■ ■:■■■■■■ < •■. •
fceti ©0 -£ft £P flnom tienen paffen op nicmanö fieter / aï.sop
2Ber^r¥' ^W met fijn fïoel in te &taö tornen/ öteopfeten &o[S. <* /en &&$& afó«5oö ontet ïjet gcfiaemte «feiffen ^aiirnol8 In öie«5errieinte/ öieeertrjöefootermaerttoa^/ oat d'8t ■ j featl &aer 8EtW/ Som* n 8, U getoove word verkon -
ï'anhpn 8ehee,ewereld, > t&fcff. i.4. .eeKifi te Meuren jtjn
dev"o .non?re6e.€afcioareniiB3Foöanne«faentoi(fi/ Stipte. 17.4. c. vr UW.5 ™%s bekleed met purper en feharlaken.
*omen^onnni aïIe tfPfifnenüe^ tnticWfö o? tenPaitfian
ctl nofe IL?3! a^0EtoeI foniinige toat cupffer fcljijnxn te ffeefien;
&fien v«; 5 xm^ü^ foniinirte 31)11 / öienorj na oefen beter fliHm ^31^ ï:^am öetopïiomencritioojrfetten tmnïjet ïitjfie %oc UsvW$ foute fienmelijri afe een ter&b&entljtpb fcoojgaen / Verb0''7'£ 9P^etvoornooirtdfrHoerewasgelchreven, namelijk,
tedenr^entJleid' 1(<£&eff. i. 7- Devcrborgentheidderongeregtig- c ^ Word aireede gcwrogt. - ■ ,. ... ,;...... ^e temrfr?aer pafl"en oan oefe öingen ooft op te paug ban tornen
|
||||||||
.i
|
a dp"'!!" al r!at God genaemt.ende als God ge-eert wort,
at tv r ^P61 Gods als een God fal fiften» tem fclven |
, ende ver-
alfp dat hy,; vertoonde
|
||||||
Ijo Detwee-en-twintigfte
Ant. %&: ÏDmit öe $>ausi Vian ÏÏOmen (telt Tip, tegen Godaen ',
efó hg bete tsiKo.sn toöieo/ Die <©oo heeft geboDeti/ gehjcfc h;»
slfou heruteb üen ©itnfi-Öefter in het lenlige3libontmael hoo? De gsmeyne tteben: het *)oitelijfe aen bé «öeefteKjtfce perfoanen: het tefenfcanDe&cMhrre: hetaenbiODentan <6obalteen/ etc» en hu gebteb ooft Den SBeêlben eereaen te Doen / 't toets <©ob heeft tierOQÖen tn het ttoSCöe *0eÜOÖ. Hy verheft fig boven al dat God ge-
naemtword: ï©ant h« herheft iig bohen alle Pjineen en Kent»
pen / Die <0oDen tooien genaemt. Hy fit ook in den Tempel Gods als een God, betotjle hp hem felben in De ferfce Chjtfii heeft m-ge* b?ongen/ en heeft De regte «eeloohigen Daer u»t-geD?ongen. W heetft ooft ah een God, bctoijte hn hem feliien De <0oDDeïtjfte magt aenneemt / om ïE>etten te maften torn: De tonfctentie op ftraffe kan $e lette/ Detophnortuc fielt in Oen ïem?l/ foohnfepb/obetöe leutige: ©ctójteljnWfontienhergeeft/ cnbeboojgeeftbathunf Den lemet helpt toieh» teil. ^ahahfooeenmagtroemb/ batnie* manb hem mag tegenfpjeften / en Dat het al tegt goet moet jijn/ 'ttoclfthngehicb. a.vr. leeft beterfce€h#tncfljanbere©nanoen*
Antw %&: de vervolgers, toelfie hupten De Sfctfte sgn / op nOtt irt bè Jterfe gefcieeft/ Jpf. i. i/ %. De Koningen deraerde ftelle»'
fig op, ende de Vorften beraedflagen te famen, tegen den Heere, ef de tegen fijnen Gefalfden, 0om. 8. j6/ 37. 3fipOC \%- x ?. b. vr. !©at remebte heeft De fterfte tegen alle befe ©nan&en i
Ant. laet hooft/3Jefu.$€h2jffiui/ enbetoapentfïgtnujbfaetti' ïjenö Dooj het gebmnfc ban bc geheeletoapennifttnge «Song/ ïio«J 8. $ 7.' Maer in allen defen zijn wy mear als QvMwinners, door heP
die ons lief gehad heeft, <£ph. 6. 11. Doetaendegeheelewapenr>>' ftingeGods, opdatgykundftaendeblijven» jjRat.iS, i8, Morgen-gefang op de twee-en- twintïgfte dag van de MaeO*
Stemme: Pfat. 46. Als ons de nood overvalt, 8cc. i. f* <©bé' ©otft too2b bapperltjft heftceben /
lr"€ntoo?ftett met heel tegenheben» ^"—^ De wereld, 't vlees, en hels gefpuis j
Ramen lig tegen Cf>#t $«?&
£>u hebben limge ©ienftfcncgten / ïdaec boa? fb <0obejS &teb tetoegten:' liet flunpt een ©toact-geeft lifïig in / €n baec eenhan een aertfehen fm. 4. Iterbmb gueen geveinfden©Iener7;
€nba«ceeuergetüik|^tiie?ec/( d |
|||
«&'•"'". Morgè*h-oeffcninge. J3Ï
■^8Lauwe, JnNicodemijt,
^n fian «Bobj? Sterft nietteojöen ouijt 1
2ge Schiimatijk fchcuft Chgifti leben/ ^e Kett: r Iupfifrt na geen reben: «000 boet oofc niet öe Apoftaet: vpe Antichrift ïiacrt't grootfïe quaet. Lj* ®an heeft öe ferfee nog vyanden |w 't €S}2!fïen ©olfc grijpen in oanben: jjja hele toefen noit hare moeb / »002 bat gefret teojb 't Cfaitïcn üfoeb: ©og tóen al Dit tóeoe teoïïen / ©oct «Bob De fcer$ fijn guntf geboefen r ïtptrooit/ hjirebuptongeiiai/ ' Hort tornt «Boctf feerïie gantfrh ten bat Van het Verbond Gods.
t Dedrio-en-twintigftcDag. ïtr*- .Baefet^Böbfijngenabe/ enbe-öezegeningenCöjtjïi/aï?
***mfa Ukend gen fijne ferfe / fenber meer *
r»Antw $een> maer h" feerlnnb |igooft boo? etn Moftc/ om be
moe fefcerlijft tegeven, let. i. zó. U komt de belofte toe, ende
e«inderen, ende a'kn die daer verre zijn, foo vele als'er de Heere
glHe God toe roepen lal, Rem. 9. 8 $£B. 6. 17. God willende den
j S^men der bclóftenifle overvlotdiglik bewijfen de onveran-
rl,jKhcid zijnes raeds, is meteenen eed daerruvTchen'gekomen.
V Vr. ^oc toojb Gods belofte in be $. &rfc2t>'ture genaemt i '
da il ^ef<li>ige too?b genaemb Gons verbohd, 'gier. 31.31. De j sef> komen, fpreektiicHeere, dat ik met den huiielfrsëls;, en met
c ^"iièjuda, een nieuw "erbondfal maken, $Cb.8.8. I "A r» Ï0aeromtoo?b die Belofte een©erfeonb genaemt ï •;' ■", ;
seaerTk®m öat mn öaf r op *"00 ¥# ^an $mn afjS "P ecn *a^ &e? M.«1C ©erbonb/ ïtom. 416 Daerom isie uyt tien eeloove, op darfc
Z,n^enade' tcn eiïK*e Jebeloften vaftzy allezade, ^iet. 3 3. tlf. 20. c- vr. jgt,e hïüjti ©ob£ ©ertmnb anber^ genaema ?: ,S > :
ftfnt' W' ^f f ^0JÖ S0'1 Wnatmb een Teftament, Ottl bat Ijetliefcfc:
£«£ l:Sb002be COOb bCj; JïlDDtlacrjS/ tyth. 9. 16. Waereen Tefta- fcint: 's > -aer is het noodiake dat de dood des Tcftament- makers 'tuf1 3 bf me'ty«l7- WanteenTeftamentisvaftindendoo.;en,@Bi, _ 1'f. Seifs eens menichen Verbond dat beveftigt is, endoetnie- TOandteniete. • ,V .':•«.; ,'" ' tó&V^ft «Bob ntcer. afêeentotfbenb metbe JHenfefirngs*-
naefit* Qj z .Ant-
|
|||
'igl De twee-en-twintigfte
Ant. '3a h": toant eecjï heeft hp met ibam/ al£ met ^ct^oofï
tan alte menfcften/ gemaeftteen Verbpnddes Wets: (Cnbeöaecttf ÏJCCft Ij».gcmaefet een verbond des Euangeliums.ïfeb. 8.8. Ik fsl ove'
het huis Ifraëls', cnde over hét huysjuda, een nieuw verbond op' ligten , ^er» 31. 31/ 32. Niet na't verbond dat ik met hare Vad«' ren gemaekt hadde. b. vr. J©at i$ ïjct ©erütmö öe.s Wtt$ *
Antw. ï|ct fê een belofte 45oötf / ban het eeutoigc letten te futiel* geben/ aen alle öie fijn IDetten bolSömetp feomen te onöechouöefl/ 5teiJ. 18 f. Welke menfche defèlvige doet, diefaldoordefelvige
leven, <Ü-,tt% 20. 11/13. *©3t. 3. 12. b. vr. ïDaerom heeft o5od een anöer Etobonü met öe menftf}*n
gemacfit i Antw. <©m bat öoogöen bal bart3tiöam alle menfehenfoofön'
tig en onmagtig getoozbenjijn/ öatfeöoo? het ©erbonööec toer' fcennietfeonnen behouöehtooien/ Hom.8.3. HetgenedeWctoc mogelijk was, ïïom. 3, 19. De geheele wereld is voor God verdof
iTielij'k, ©al. 3.10. Soo vele als'er uit de werken der Wet zij n, ik j n onder den vloek. c. Vr. <öaet ban het ©etbonö öe£ i©et£ / fbo fefterp i
• Ant. %* giet/ toant biti£hettoao2bbe.$SM£/ ©eut.17.*^
vervloekt zy, die de woorden defes Wets niet en fal beveftigen, doe1!"
de defèlvige, ^Bfci. 10. Die in eenen ftruykelt is fchuldig aen*"" len, «Bal. 3. i o. b.vr. <%$ bat berbonö met alle menfehen afgefchaft *
Ant. $&en: maer alle öie buiten getgeloobe€h#i3tjn/ pae' nog onöec het ©erbonö öe£ Wtt$l <%h. 2.12. Gy waert in die" tijdfonderChrifto, vervremt van het burgerfchap Ifraëls, envrei',/
delingen van de Verbonden der belofte, endefonderGodinde W^ reld, ïtom. 6. i4.ïiom. 3. 19. e. Vra. g;ijn tan öie gene / öetoetfce onöec het ©erbonb bet W
riabe jfjn/ gantfeh niet meer onöec het ©ccbonb be£ J©et£ i a
Ant. <^e toare geloobige jijn niet onöec het verbond ugvWL
tm öoojöeïl^etjatig te moeten toojöen: |^ogtané3ijnfp/ tnW, \
ten onöer öe Regel ban öeSM / om na öefelbetjaec teben aefl^ !
flellen/ Kom. 3. 31. Doen wy dan de Wetteniete door het geloof
dat zy verre , maer wy beveftigen de Wet, Jüftatt» f • 17 • Ik en "c niet gekomen om de Wet te ontbinden, bf. 18. fiOUl. 6- >4- a. Vra. J©ati^hrtBecbanbdesEuangeliums? , u Antw. €en genaötge belofte löobsi / toaecboo^hn alten öi^l
<Cft:tfti«n geloaben / entïgbanharefonöenbelieerèn/ omw»^
. öjsn|ïe Cfjzifïi toilte/ alle tyxct fanöjri tojt fcecgeben/en m w®ly
|
||
Itoi»nfa.« Moreen-oeffeninge. 15}
ïï;Rra9t!0ïrjH teibe-n / "Joh. 3.36. Die in de Sone gelooft, die
dat ik r eeWige leven'.?lict' 2'?8/39' f*' 8* ' °* D't ''s het verbond
fal m"115^ ^en ^uife Ifraëls maken fal na die dagen, leid deHeere, ik- in-f i'-^e^etten iQ haer veiftand geven, en inharehertefaükdis c eny!JVen> eH iKfilhaer'tóteen God zijn , ende fy fullenmy tct deli zÜn> ^i» ii-Ikialhareongeivgtigheden genadig zijn, en- *retonden en overtredingen en (al ik geenfins meer gedenken. • VF- (ïnffchen teien tooab Dtf ©erBonb ber genabc gemaefct £
urn ï' ®l,ff£hen God aenb'eenesij&e: cnöoVuitvcikoome, foq ^lJoden, aljT Uit Heidenen, aen ÖC ailöfr 3!)be / 2€02.f. 19. God
as in Chrifto, de Wereld met hem felven verfoenende, ?Cct. 2. 39. .. Komt de belofte toe, en uwe kinderen , ende alle die daer verre 'J"» foo vele als'er deHeere toeroepen fal, iiCim. 9. 8. c- Vr. ïgfetó öe Middelaer tan Dit HBenaDcn-ueruonb !
M^nt ^efl^CfijilïU.Si/ j (€011.2.5-. Daer is een God, ende een
feèh aei' Gods en4e der Menfchen» de MenfcheJefusChriftus, *"««9- ij. DaeromishydeMiddelaerdcsN.Teftaments,ï;>EVJ.8.9.! a- Vr- ïtoebanige neemt be $eerc aen tot fijn 2?cnb-genotèn i ;
ia irt- &onöaer# °« tafaben sön nut 't paft ber fonbe/ JBat, 1 ir.' • Komt alle tot my die belaft en beladen zijt.ïïom. f. 6.3f$Cu~. 8.1 a.
a- Vr. (gip ijjat tonbitieneemt Cïj2iiiusf befe 23cnb-genoten aen.t
rte„;nL ®P conbitie han Geioove eribe Bekeeringe te fulfen ochertfc» jgi?' «ar. 1. 14. Bekeert u, ende gelooft den Euangelio 3ttM'. 38.'
ge ^9-20. De VerloiTerfal uit Zion komen, namelijk, voor die h ^ael bekeeren van de overtredinge in facob. • vr. 2^'t onronbitie/ batfe H002 enge'fcragten/ te toeten het
cwove, enbe De bekeeringfntien moeten iiD02tIi?enijen^ k b f"' ^Kn: lrmer Oc!: 'öenaben-berbonb heeft ooft be belofte lian
ü ae^f^'wg. EU tjCt Geloove tetoüfal tU'tien/ «Éjecft. 36. ië. Ik fal
bin n,euw herte geven , endeial eenen nieuwenGccft geven in het
nitc van a : ende ik fai het fteenen hert uit uw vlees wech ne-
q ,' ende fal u een vlecfchen herte geven , tlf. f. 3 1. Defen heeft
0m T, 0or &j" regterhand verhoogt, tot een Vorft ende Zaligmaker,
k *raél bekeering te geven, en vergeving der fonden, 3fict. 13-48.
|tfllXr- 3& <©ob.« boo2tiemen en iotïïe bit ©ertmnb ber ©enabc
"3«fl te maften aen alle menfehen i
turn' ^^entttiaer 45ob heeft altijD eenige affonberinge gemaeft> re m» ? ïen'8e D>* ÖP acnnam tot bit fccroonb/ en tüflTeïjeti bc anbt* «iid H En/ 3'''t'3-2f- Gy-lieden zijt kinderen der Propheter»,
fèo s Verbohds /'t welk God met onfe Vaderen opgeregt heeft, hgende tot Abraham, in uwen zade fullen alle Geilagten dei aerdc s z«gent worden, $Ci. 2. j9. Gal*. 1. 'S 1 cVr'
|
||
1^4 Pe3rïe-en-twintigfte
£ vr. ï^eeft men bit onocrfc^ejio altijb tod feonnen merfeen 4
Ant. g[a: £>oü toelboa:beï©et/ als? onbec beï©et/ ennaöe ÜDet: llfOO blpt bit: ©uÓ2be ï©Jt/ >©en. 6 8. Noah vond ge-
nade in de oogen des Heercai, (©en. i z. i. <©nbCC De Wttl ©eilt. l o» tof. jf. Alleenlijk heeft de Hstje lurt: gehad aen uwen Vaderen* om, die lief te hebben, ende heeft haer 2aed na hen, ulieden, uytallede Volkeren verkoren, gelijk het ten defen dage is, ©etlt. 9- y. jfëtfib& i©et/ ïffOltt. io. zo. Ik ben gevonden van de gene dit- my niet eniog' ten, Iftöiï!. i z. 7. De uitverkorene hebben het verkregen , maer de andere zijn verhard geworden. a.'vra. '&.aet ©abbit 45enaben-ber.bon& aen alle H&cnfcjEjefl
itt^g-tiiasen 4 . - ■ 'Ant. Been/ maee h" berboob fömtijöjü met een uptgebjiftte laftJ ft«t feïbige tC öqett/ JEtatt. 'of. Gy en fult niet henen gaen op <Jei>
weg der HeHenen, nog gy en fult niet in-gaenin eenige Stad der S»' maritaneh, Pf. 147.19/ zo. 20ct» 16.6, Sy wierden door den Geeft belet, h»t Woord in A<ïen te prediken, bf. 7. a vr. 3fjs oan ött ©enaben betbonb bet eenigcmib&etomjaltë
teitoö?ben'? . • ■
I Antw. gja: J©ant bet beeft bebefofteniffe banbetgebingelp
fanben/ enbanbet eeutoig leben in €b2jft0'intoien alleen bejaltë' fjeib.té/ %üfy 6. 68 Heére.tot wicn fulïea wy henen gaen.gy hebt de
woorden des eeuwigen levens, 3ECt. 4. 1 z. De zaligheid en isgeene" anderen Naem , daer is geen anderen Naem gegeven onder den HT rael.. in welken wy moeten zalig worden, als de Name Jefus, $$• 9.tlf. if- z€02.?<S ;b. vr. "^ F»et banbetet ©erbonb/ al^f bat ban be B3et 4 _
Ant. 'Sa^eb. 8 6. Jefus heeft foo veel uitnemende* bediening
als hv eens b-teren V'-rbonds-middelaer is, 't welk in beteren be!°, teniffe bev-^'Vt is , 3Jet. J 1. Ji. Ik fal met u een nieuw Verbo" maken, 1 €02. V 6. _> «.Vra. iBaetin M het Verbond des Euangeliums BetCT / 81? p
Verbond dpsWets? - Ant. *fn befe boo2beelen: ie
(t.) 38>jt a^nanpn berbanb ftenn* op be berbienften *«n
Middeiaer'.: Mw f\tt©erbonb öeg!©etë fteunbe op bcepge W
«enbanbeHU^enfCbe/^eb.9 'T Dierom ishy deMidcSÉlaei'0
. Nieuwen Teftaments, l^eb.'iz- Hv is onfeBorge. jty "(■*.). ^tit^ertronb belooft niet alleen bet lebèn/ maer ooft*.
|
|||||||||
fcër ftmben' be geeft ber rjepligmaftinvte/ etc K|eb. 8.1 ?. ik &1 htJe,
«ngerégtigheden genadig zijn, enrde hare fondsn, ende hare "J,6'^
|
|||||||||
ding
|
|||||||||
, Middag-oeffenÏH^e. ï 3 %
dingen en fa] jj. geelvflns lneer gedenken, ïfeb. 6. 9/ 11.
(?•) «©jt «fcenaben-berbonb tierenfcï>t alleenlijk Geloove, en
w?n5ei ^3^ het^eröonb bcjsf -ll^etö epfcïjt een bclfeomrn IgWjraemïwb/fanDïc ergens De mirift* lïrunMmge/jaavc. 1. ■ +♦ Keert u eadegaiooftderi Ëuangelio, 2tct. 13-39. Van alledaer vali
6/ niet en korwjet geregtveerdigt worden door de Wet Mofis, word en yfegelijkdoordeiën jHiam, die gelooft, gerbgrveerèligK (+>) ©it J&ettstïö gfcejt fii'DC öe bm'>;frhtc tsnöttie ban Geioo-
**^«i Et&eeringc; maer het ©gsfeonö De/iDïtG epfcï-t maer be 1011= ««teban bofimmeu gej^faeBiheijb/ fonösr Daer toe fcragftn te ge* "Ctl/ =||£ij. 3. 14.. Ik lal mijne Wetten in haer ve-rttand geven, ende
'n hare herten fil ik diefchrijven, C3ECÏ). 36, 26/ 27. -(f*) ^itfëerbonö heeft bebeloften ban volhang, cnbanfe*
**re betoaringg ten eeutoigtn leben: JEaer ïjer ©eitonö öt.ti KW ö^ft geen tearenbe faagt/ 3!et. 3 2.40. Ik lal aen eeuwig Verbond
***et haer maken, dat ik van agter hen niet en lal af-kecren, op dat ik «en wel doe, ende ik fal mijne vreefe in hen geven, datfe niet van my « en wijken, 1 Pet. u f. Gy die inde kragt Gods bewaert word Q°or het geloove tot de Taligheid. (6.) ©tt ©erboRD be£ «Êuangtuumé / is"cen©erhcnbbanfa*
Wegb bots? alt? S&onb-genoten: jaatc ï>et ©erbenö oejÜBetg "at> niemanDfaligmaïien/ 2*£0?. 3.6. De letter dood.maer de Geeft
£1aekt levendig, 2£ct. 10.43. <0al. 3. '°- Soovelaals'eruyt de wer- den des wets zijn, diezijn onderden vloek, ^Soft* & ÓS. Gy, Hcere , n^bt de woorden des eeuwigen levens. b-Vr. J©anneer heeft #ob bit ^enaben-berbonboprreregt*
Antw. ©an ben beginne Der toerslb<' teriïaWJaïria 2iüraitébaï/ *n ban |ba boort*" met be patriarchen bc.si #s sasjt'Oeti»^ .ir- k.-c z*ct der Vrouwen ial het Serpent de kop vtrmorièlen, ftOni.4- 1 '/
'*• <Bat, 3. 8. De Sch iftte voren liende, dat God deHenknea 't aen geloove foude regtveerdigen, heeft te voren het Euangeiium ai-*n Abraham verkondigt. c- vr ü^aerom feib ban gaulu£ ban het €iiangtliuiti/ Som. 16,
~i» i-S* <©3t her Euangeiium iseenverborgentheid, die van de tijden
üereeuwen verfwegen is geweeft ? Ant. «@m bat beberrionbi'ginge ban Cftaiïi fiomtietn öenblee*
'cse 111 het <©. (fteft. biat buofler té gttoeeft; infonberheub/ om bat ^foertojgenthepöboo? be ebenen tsberjtoegen/ 't toelfi nuatn wet rjOrï ÏOierD geopenbaett/ bf.lö. Maernugeopenbacrtis, ende
door de Prophetilche Schriften, na het bevel des eeuwigen Gods, tot 8£noorfaemheyd des Geloots, onder alle Hcydenen bekentgernsekt ls' «cPlï* 3. ƒ/ ^ «©al. 3» S/18, a 4 .' »v«5
|
|||
t%6 Dedne-efi-twintigfle
c vt. g?rjn ban aen'öe ©oD?-©aöccen ooft aengeöient öe $teM$
ïijfce toelDabenban ïjet ©enaben-berbonb i Ant. 51a: i *£02. 10.3. Sy hebben alledefelvige ^eeftelijkefpij-
fe gegeten, 1 <£02» 10. 4. <ÊaI»3. 8. Het Euangelium isaen Abra« ham verkondigt. b.vr. ïfcebVtïanbenfjibefe zegeningen*
Antw. ©eaf-beelömgenban «©fferïjanöen/ en ban ^atramem ten / gaben haetbtt/ att af-beetbenbe fchabutoen/ bunüelp te bet* flÈaen/ ï^ebio, w De Wet had fchaduwen der toekomende goede-
ran, i *Ë0|, 10.4. ^ec. 1.29. a. Vr. 3®h ï>are ftope oaft o? be saftB&epb upt fctagt ban Ijet <8>v
naben-beroonb ? Ant. 3J3t ï|eb. 11.9. Door het geloove is Abraham een In woon-
der geweeft in Canaan, als in een vreemd land1, bf. 1 o» Want h ver- wagte de Stad die fundamenten heeft, <j£>£n. 49. »8- Heer, ikwagte op uwe Taligheid, 2Uct. if. 11. Wy gelooven door de genade Chri- ftifaligteworden, op fuiken wijfê, gelijk als fy. c vr. ü>at fjebben tos bo^ voordeeien ujit ftet <5enabe8-bet*
öonb / boben be ©abemi be^ <®uben (Celïament.é ? Ant. ©efenabalgenbe: (i.)B9? toeten bat Slefitë be Mefftas nu at geïiomenté/ öteban
be ©002-baberen inaec bertoagt toietb/ Hut. 10.23. Zah'gh zijn deoogendiefien'tgenegr fiet, ip>et. i.io.
(ï.) Hu toojb befe genabe ooïi tot be ïfcpbenen fonber onbet*
ftfjefb toeoeb^agt / baec in bür^töbeti bie maec een boojbeel toaó Ö00? be ^Oben/ Cph. 3.6, De Heidenen zijn Mede-erfganamen,en-
de van het felvige lichaem, ende Mede-deelgenoten fij ner beloften in Chrifto, door het Euangelium, Sïatn» 4- tl/ 12. Abraham is een Va- der voor alle die geloven inde voorhuit lijnde, ten einde ook haer de regtveerdigheid toegerekend worde: En een Vader der Befnijdeniffe- (ii) Htito02b onö altesi beelMaerbetbon: gelagen/ 'bantoet
boojtijb.s? aen be^aberen té gefchtet/ ï|eb. 9.8, De weg des Heilig- dommen was^doe nog niét openbaergemaekt, 2(dffl. i- lo. JefuS heeft het leven en deonverderffelijkheid aen hetligtgebragt. (4.) <©ns to02bennu beet fagtec tonbitienboojgetietttenttj^
ban ben u?terïpen oBobstttenfl/lEatfh. 11.3°. Mïjnjokisfagt. ende mijn laft is lieflijk , Sfltt. ij-» i o.
IVJorgen-gefang 00 de drie-en-twintigfte Dag van de Maetit.
?• - ' Stemme: p*fat. 9f- Kom' laetons b'iii' zijn , 8cc. j, (~* »©b beeft ben menfetje tn fijn W>tt /
V3't ©abonböe^ lebend baflgefet; |
|||
Morgen-oeffeninge.1 j%7:
«©ittoaitl ^etttlOOJÖ: Doet datten leven:
jfèog niémanD in 't menfcjjen geflacïjt /
l?eeft 't wet-verbond alfoo bolbgagt / De Wet fean ons geen teben geben. a. ©itfagaöoDmeteroarmtng aen/
5^1? (iet ons na öe ïf et niet gaen / &ï> toouD' onrf na De ïlemel fieSe t Hn fpsafe: Gelooft. en U bekeert,
Soa feo?ö 0ï» nimmer oberfjeert /
©an bonden/ 3£>oob of tan De f elfei 5, ©it Yt niette ©crbonD in €l$fïi 6fo»ö/,
©ie Ua in <ö5oDc? talie Doet Sal fefcerlp Den iemel erben: ©it 'ft freil boog «öooerf % iebeung / ^ ©it maefit een toare Wemeling / ■■'..
©it fepd ten leben na Dit tietben.
4. ©itfietmtnietoponöepstenfiragt/
3Eaec op 't geen Sjefus fjeeft bolöjagt : «B>It # De toeg b00? Jood' en Heiden:
SMepfcfjtDepItgt/ en geeft DeDaeö/
Uier & 't begin/ en ejmD/ genaeD' / ïtier b)o?D men nott ban «3oD gefrijet'Det!.1 ^—■
Van den Heyligen Doop.
De vier-en-twïntigfte Dag. tym*' ^°* Ran men ^8 ^f^cen aan <©o&g €>«naDen-be&=
fe^tw. fier toe ïjeeft Defectejegeïentngftïelt/ toelfce 3ijn De
de^^amCTItSll/ÏÏOm. 4.11. Abraham heeft het teeken derbefhij-
itei o^tfangen, tot eenziTel der regtveerdigheyd desgeloofs, fji- ^ lQ-. 16. Die gelooft fa! hebben, endegedoopt fil zijn, diefal ty'? worden, JEEatf. 26.17. Dat is het bloed des N. Teftamcnts, het a v S V00r vVp'en verpotsn word, tot vergevinge der ibnden. y^r- ï©ie fieeft De Sacramenten ingeftelt i
ten--*- ^Ji'ftltó gjefltó/ t€02. 11. 24. Doet dat tot mijner gedag-
b"e> »at. 18. ip/JBat/n. xr.
/r- *$?; öe genatieDe^ ©erbonns in De Sacramenten ?
toJT* Ban: inaer De Sacramenten $n maet tepenen/enDe HoÜ n öe fofofteniffen Derf ©eruonDg/1 Pet. j.i i. Den Doop ^Qm °ns' n'et ^,e een afleggin£e 's der vuyligheyd deslichaems,
Ve» jt*-11. de Bsfnijdeniffsontfing Abraham töt een zegel der regt-
rcll8heiddesgeloofs, 3Cct. 8.< ?. ..„ f ^
3U' " ^Vr.'
|
||
13 8 Dcvier-en-twintigftc
b. Vr. ï©at Dingen meet men in ce« Sacrament aenmerfeen *
Ant. CtoeeDingen* (i.) ^eitittoenDigetepfenen/ gelift a&jijn/ hetwatcrinöeti
<&80p; Het brood ende wijn in Den 2SbonDma[e/ 2flct.8.36. siet daer water, wat verhindert my gedoopt te worden? JE&at. 16. zó'
jefu* namheebrood , eade gczegent hebbende, brakhyhec, end« feidc, Ne-erat, eet dat, bf. 17. (i.) ©e beteetettDc fane/ Detoetfee i» ben ©oop is/ chriiti Woed;
€nm bet $♦ Ibonbrnael/ chrifti vieefch en bloed, u&att. iö. gi Nemet.etet, datismijnlichaero, i^jOÏJ. 1. 7. Het bloed JsfuChrift1
«ies Soobs Gods reinigt ons van alle onfefonden, 2lict.ii. 16. b.vr. ü©ie moeten De Sacramenten bebienen*
Ant. ©eSnettelöfee^tenae^giefuC^iiti/jaatjS. 19. gm- en ond«rwij ft alle volkeren haer doopende, 1Coj.4 1. 1 Co?. 11. * J
Ik hebbevan den Heere ontfangen, 't gene ik u overgegeven hebb?
a. Vr. ^anjjt He feragt der Sacramenten aen 06 toflerDi8l$?D / &
aen öet oojmerfe ban Die Defelbige beDient i ,
Antw. $een; maer De fcragt fcomt alteen ban SlejüjS €f$flw'
1 Co?. 3.7. Sooenisdan,noghydieplantyet, nog hy dia natmakj
Maer God die de» wasdom geeft, J&at. 3- * *• Ik doope u wel f&. water tot bekeeringc, maer die na my komt fal u doopen met & H.Geeft, 30^.1.3?." c. Vr. ©oe toetten ban De Sacramenten * ,. /
Ant. <®p een geefteiijke totjfe boa? De bierfcingen De£ €>tWK t <Coj. I2/13» Wy alle zijn dooreenen Geeft tot een tichaem ged""
5l0Ï). 6. 6%: De woorden die ik fprekezijn geeft, 1 <£0|. 10. 3. c. Vr. 3BentotC3*jnde Sacram enten fcragtlCl* Antw. Alleen aen De toareoMoofeige/ jjftarc. 16.1«. P'eS'
loott fal hebben, ende gedoopt fal zijn, fal zalig worden, <Spi>»5 '1
UïOïn. 4. ii. DebefnijdenhTe was eenzegel van deregtveerdigne' des Geloofs. "* a. vr. Ine beel Sacramenten jijnöer getoeefi in 't o. Teft ? ,,
Ant. (Ctoee ordinare; nameltjïi/ deBefnij'ieniff;enhetl'aef^
lam,<!5en. 17.10. Dit is mijn Verbond,'t weikgy houden fult,1^ fcheniny, ende tuflehen u; ende tuffchenuwenzade nau : èfi , wat manlijk is, befneden worde , «JE^OÖ. 12- 17- Dit is den Hct; een Paefch-offer. a.Vr. foe beel Sacramenten sijnDcr in Den N. Teftamente ? ,j,
Antw. flttoeC: J^anielp/ de Doop, enDehctW Avond^
.H^at.18 19. Gaetdan henen, onderwijft allevolckeren, haer£' Sl pende in den name des Vaders, des Soons, ende des Heiligen G«e jaat. aö. 26/ 27. » €02,11. 23/14. , V'
|
|||
, Morgen-eeffeninge.
Ant' tQe he£[ &ac,:a|ranttn Wen DeFapi(ïen j»
|
||||||||||||||
35* UEiffe r
<£nDe ïjet |
||||||||||||||
«f
|
||||||||||||||
; C-Vr- ©aeromstlndefevi^anöere geen Sacramenten i
ttJlntw- *®m öatfr t>an€fj:t(io niet jfjn tngerMD afó unterfijfce S"S £n segeten tan De gehaöc öe# Jiieutoen ©erbohb£: toant |
||||||||||||||
^
|
ate onger.gtigneden genadig zijn, (©al. 3. 17. Soovebal
nniium gedoopt zijt, hebt gy Chriftum aengedaen, Jftom.4.11. *en zege! van deregtveeHigheidrlesgeloofs, 1 <Ü0?. 5 11. j£ Vr. Stelt Dan SJacobuk J)et Sacrament ban iet laetflc <©Ipfe£
Q*y j|ac. ƒ. 14. Is yemant krank v»n u, dat hy tot hem roepe de
Jiderlingen der Gemeinte, ende dat fy over hem bidden, hem fil- mde met oly in den Name des Heeren ? fhmntw ^0/ taant Stcobiré Ibjetfit ban een falbüwe tot ge*
L^waWnge; en Dat niet Ooo^ragtDecfalbingemaerDcortge* hp? m, 'r' Het gebed des g2,oofs &1 den fi;keO behouden. Mier
■** f aerjjtfje <©lpfH gcfctjteD tot een boo^b^ftin;;? tof *e ïood /
jn öi£ geenfopefjebbsn ban toeoerom «PftnD tt fulfcn tootèra. toppfri nLie öacc SfacofoKSbanffoKeftt tëpefêejtfraortmarisfge* r*Eiiöooj Die tijD tot gefonömafónge/ jaar.6.13. syfaifdende £Mke ro et oly, ende maektenfe gefont.
Av>-- ï©at # de Doopboe? een Sacrament i
örmTxW- ^et # bftcerfie Sacrament des N.Tefements, teacr nam SBnnf-genoten onöer DebefbKngfnge De=ï toat*r^ in Dft te iLu * ®mW/ öWSoomf/ enDebe£f.<i5?eiïe^ toaztsenm REf-E^" fterfiE jn S^ift/ nif)2©eeI-genotenberMaertbanüe' ee^tet5nesegentngen&e«i3erbon&si/ %tt.->. 38. Bekeertu, endd ggj^Splijk worde gedoopt in den nameJefu Chrifti, totvenrevin-
& cr ionden, ende gy fult de gav* des H. Geeftes onthngen, Üf. 30, ' a"tukprnt de belofte toe. &« Jüat.tg. io.<öal. ^.^^.
*• Vr. IBatig het teeken in Den Doop?
fcW c^atec 8eftl^n3t °P °e ©oopefing / ofte öaer meöc g^toaf*
a], "' 3'Ojj. 3.13. |ohanne= 'oopteook teEnon by Salim, dfwi]!e
a"r vele wateren waren, Jlüat. 3 11. Ik doooe u wel met water. °- Vr. m?,* H be beteekead.»fr keïn Den Doop ? iJZnt- ^tbfoeDCfctiïi/ oefotfjenaf-toafrrtenbe/ 2Ect.*i. tö,
Wen" °Pen' endeuwef°n^n ^waflehen, Clt. 3- <■■ Het bad der.
c ^"^^"fte, ende vernieuwjnge d«sGeeftet» i<IT02. 6. 11. aZ' '^ftde T^oop geen an&er ae&jupft *
«ntw. 3|a: l©antd* Doup gieft een In-lij vingein De figtftare
ftet*-
|
|||||||||||||
ï4o Deyïer-en-twïntigfta
fterfie: Cnbe.ijctsegclt ooit begeetMijisebeteenigmgemetCïja*
fiO^fefU/ i €0?« ii. 13. Wy allen zijn door een Geeft tot een Li"'
chaemgedoopt, 3ttt.i.4i. Die daazijn Woord gaerne aennamea Wierden gedoopt, ende daer wierden op dien dag toegedaen, ontrent duyfent zielen, <©8Ï. 3.17. b. V». S£ie fwmt ïjet toe te boopen?
Antw. ©teöaectoeban€h?ttïu£gefonbensijn/ namcïfjïx / be «dienaren ban fjetCttangettum/ 3io!fj.i.33. Diemy gcfonden heeft omtedoopen met water, JJFlat. 18.10. Gaet henen, leert alle Vol-
keren , haer doopende. c.vr. &oubeDaninttjtibenbannoob/ een gemegn <£ft#en / of
ooft een ©joet-bjoubi nttt raogen ooopen/ gelp Sippora öaef &oonoefneeb ? €jrtoö.4.iy. Antvw $eem toant be ®oop #&ela|ïaenbe23ebienaer£bej?
$. €uangeuimi£/ en té een béDienmge in De $ame laan De «BoDlpe autöoritept/ toelfie raagt |ig niemano mag aennemen/ ban Die <©o£> Daec toefïelt / 't toclfe ban De SBefmjDeniffe fo niet fcan oevnefen bao? oen: ïBehafben DatoeoaeobanÉipporanietpjijfelptégetoeetï: »©e <©oop té een puoujfce feeDieninge ban bet tepfcen peg berbonté / i COJ. 4« f4 Alfoo houde ons een yd«r rnènfche, als Dienaers Chriiti»
ende Uitdeelders der verborgentheden Gods, ^Stat. 28.19, c vr. ï©at raebban/ afèeenfeinöefeenfeorattetterbtn/ ttttyt
San in De fóerfte geboopt tocuben * Ant. ©e fcinDerfeengber>2SonDgen]iten toojben ebentoel fatig/
Doo? togt ban ftet<6enaben-berbonb/ gèlp befitnberfeenji Dtf 3ioöen fïerbenbeboo? oen agiien Dag / eet fë> befheben bJieiDen/ 3ÜtC. 18. ló.Laetde kiriderkenstotmy komen, want der fulka'is
het Koningrijke Gods, J&at* 19. 14. 1 &artU 1. 13. b. Vr. %$ Dan be ®oop niet abfoluit nooDig tet faligïjetb ?
Antw. $een: raaec het té een nooDig te»lien en jegel bon: i<ic tMj fefotge feonnengefcutirien: niet fat onbermijMijïi / ontberen bflfl
Den ©oop/ maerïjet veragtcn, tétorDoemelijïi/ Ent. 7. 3°- Di -Pharifeen, ende de Wetgeleerde hebben den raedGods tegen hae1
felvan verworpen, van Johannes nietgedooptzijnde, t J?Ct, 3. i'' de Doop behoud ons niet, die een aflegginge is van de vuiligheid d?5 lichaems. 1 *Ê0?. 7. 19. UtiC. 2*. 43. c. Vr. BEiaeromflUbbanClj^flU?/^)^' 5"« Soo yemandnie'
wedergeboren word uit Water en uit Geeft, hyen kan jn het K° ningrijkeGous nier ingacn? 1 Ant. €hnfïtté geeft tefcmntn/ DatbietotöieCrjjtMpefterM
toilDe obertrcDen / mofi een anoer mcnfrli teojben D002 De tocDtf' geuoojtc/ enOe geDoopttoorten/ tof tei'fu'n bati fijn openbare #' |
|||
i.., .„ Morgen-oëffeninge.' , I4t
l,lwmfCoec<!lOatpetijfieK«ifliC/.3Bct.i* 4'. Die dan zijn Woord
gaeme aennamen, wierden gedoopt, ehdedaer wierden op dien dag ertoegedaen ontrent drie doizent 2,ielcn. a- yra. j|oe tjeelmacl moet gp gêboopt tobben i
fi^t- &'et meec afê eenmaei: <©elp men maee eens fn ben ge«- TODRen«®i|if.{joom€Bjifiu^toO2btn0etijft/ €p&.4./. E«iHee- e= een Geloove, een Doop, fïom. 11.17.
gC-Vra. ^oe tnojb men ban gsreinigt ban be |onben bienaben
^Qopfcegaentoo?ben>
^Ant. ^on? yetüïoeöCfjjtlti/ 'ttotlfconssbanmïjetf.^lionb*
"WEttoOrtaengebieM/ JBat.ïó. a8. Dit is mijn bloed, hetbloed
*'N. Teft. het welke voor vele vergoten word tot vergevinge der Jonden , i 3frj||. i'.j. Het bloed Jefu Chrifti des Sooni Gods, rey- n'gt ons van alle onfefonden, <2oI. i. 14. ,£ Vr- Jütaer toat raeb öan boa? i>k gene betoelfee nog niet ten fje?-
"Senniimnbmaelgaen^
. Amw. ^gfe moeten ftaer bergebinge bet foaben oetragten boo?
^•©enaben-berbonb iri€lj2ifïibloeb/ 'ttoelfcjjaerinïjaerDoop
2'S,een eettoig ©eröonb tot bergebinge öan alle fjarefonueh/ téne*
SFjöt: Stiifoó Beroept Pauu# be «öemeinte óp ïjaer botige ®oop/
„ 9I.J-. 17. Soo vele als gy in Chriftum gedoopt zijt, hebtgyChri-
^W aengedaen, €p|j. f. 16. Som. 6. a/ 3. °- vr. ïioebanige ^erjïionen moet men boapen i
biw • ^IIe öie mn è°uöen ^590 b°°2 2BonöflÉnoten iian ïjet ©er* "Qrlt beg (Êiiangelium?7aict. 2.3 8, Een ygelij k van u werde gedoopt,
j ^39- Want u komt de belofte toe, i COJ. n. 13. Wy alle zijn °or eenen Geeft tot een lichaem gedoopt, i<dOj, 7. 14. &oi*r* ®ann£ec San pemanbboo? een ^onb-genooü fooien gè=
fe/tfP*" 3W^SPM?t€p?!|ieri<©uberji/ pf©oo?-ouber?/ geeoren feh "*J ?• 7 • Ik fal mij n verbood opregten, tuffchen my, ende tuf
y e" u« en tuffchen uwen zade na u in hare geflagten, tot een eeuwig jTbond, omutezijntoteenGod, enuwenzadenau, 3Bct. 1. 39- Vel ^e be'0ften toe> en uwen kinderen, en die nog verre zij n, zo 'eaU'erdeHeeretoeroeDenfal, 1 «fiJJJ. 7- 19. • C-Vr. jager fiet bit niet alteen op begööen*
8eh? ' ^een: toant ^ belofte #nu ooft alfbototbef epbenen fel v ^ ^PÖ» ?• 6' Da Heidenen zijn mede Erfgenamen, en van 't
do e!lc^iem« ende mede Deel-genoten zijner beloften, inChrifto ^^Euangolium.ïtora^- io/n/ix.^g.2.17/ 18/ ,9. iufcjJl^^oet men ban nergens op meerflen/ aféwngmiattó
""«n tal/ ban/ of hn tian Cfpiüencn aeöosenfê i hati
|
|||
342. Devier-en-twïntïgfte
s« Ant. 3Cïï« rtiett rast öejacrttc PettSsnen te öoenïjeeft/ öannrotf
Wen te boren tien/ offe ooft tjaec ban rjarefónbenbefteeren/ enöetfl
<thjtfiumöetOOben/aitt. i 37, Philippus féide, indien, gyvan gant'
fcher herten gelooft i.ióo is't geoorloft, 3fitt. *. 31. JÜÜat. 3 6. *. Vr. ï@aeromöoopt men ban te jonge ftinberftené*
' Antw. <@m batfe/ ftro toel al^ öe <©ttött^ / 6eï)ocr!mtot<®o#
tDerbonö / tn ooft deelgenoten $n ban be belofte in Cfaifto/ Het»
a. 59. Want u komt de belofte toe, en uwe kinderkers, iC02_» 71*"
Ü^at* 19. i4i,Derfulkei.« het Koningrijkader Hameien. c.Vr. IBaeromfcpb ban Cfjjifïuj. / jEtarc. 16. i6. Die gelooft.
fal hebben, ende gedoopt falzijn, fal falig worden ?
Ant. €fj#u<aty;2tefttöaerbanbejaer6ePetfonen/ triegetoobefl
motten/ eetfpgeboopttoroben/ enbemetbanftlepneftinberfceró' 3fiCt. 8. 3 7. ©Op Paufag fetbe ban tyt arbeiden, x fltljeff. 1.10
Soo yemafid niet wil werken, dat hy ook niet en ete. c: Vr. 3©atrornfertbPn<tt^ifïuji/ Haattl>r8. 19. Gaetonder< wijft alle volkeren, hae^doopende? 't Antw. «Elm'ffus bril / bat menbefepbenen fottbe teren bat n«
oe belofte aen 3Hö2aï;am gebaen / ban €>oö£ ©tnaben-berbono / ooft tot ïjaet/ en tot fiareftinteren toojs obergeb?agt/ en bien- bolgenöe/ batfe baér on metfjare ftinberen genoopt moeiten WV oen/ geïfjft ibjafiam/ op 't ontfangen ban «Bobé ©erbonb befnebf" toterb/metsfjnftinbeten/ <©al.?.8. De schrift» voren fiende, dat God de Heidenen uit den gelove foude regtveerdigen, heeft te voref
aen Abraham het Euangelium verkondigt, feggende, in ufullc'1 alle de volkeren gefrsjent worden , «Êpt). 7, ■ 6 Kom» 4. i o/ . i / i»' b.Vr. l©at nuttt'grjepb ftan de Doop geben aen be fcmberen / öf'
bjfjlefnbienietberftaen/ enbebele groot getoojben 5tjnbe/ tconcti' batfe be felbige gualfjft fjebben ontfangen i Antw. 55it ftan mebe gefdöto02benbanbenefiifjbenifre/ en»*
banbe £5oop bet 25ejaerbe/ bi? ooft fbmtijbfcJ niet ter! tra??, beleeft nogtanü molt men baerom befelbtge niet na laten / PftiU 3. * ■ s>ef op de Honden, fietopdequade Arbeyders, fietop de befnijdingn
35ct.8. 1? Simonwierdookgedoopt, iCc?.7 14. b.vr. ©o?bert de Doop ooft tot ©c^fef'nlepb^ J
Antw. $&i bttorjfe oefelhtgc or$ «&ö%©erbonb/ tn<ty?r
bOObinbagtt'jmaeftt/ Kom. 6.2, Wydiedef'mdegeftorven sin
hoe fuHen w'yno;* in defelve leven ? berji 5. Ofte en weetgyni^ dat foo vele wy in Chriftum Jefum gedoopt fcijn, wy in zijnen è<r' gedoopt zi]n ? id't. 3. f. Het is een bad dei wedergeboorte , en •* vernieuwingedesGeeftes, 3Jofj» 3.5". |
|||||
Mofg*
|
|||||
A
|
|||||
________ Morgen-gefang. 145
Morgen-gefangop de vier-en-twintigfte Dag van de Maeflt.
Stemme: g|5iL 111. Den lof en prijs gantfch over al, &c. \ Y <©efMt ban «&00 in "beter flact /
V-> HgooenogbjasiDe&eueitepoen:
<©Qö nam naec boo: fijn epgen aen / €n oeeö ïjaec al verfegeit gaen / <©m fjatc ban anö're af tefcïjepöen. *♦ ©if ^eaetbJa.5/ Befnijdenis,
SBaer 000? oe Doop nu &p on£ t^.
%t Bater. raecfet De 23ontvgenaten; *?et ©attr geeft geen epgen ftragt / Mm 't torjjï op Cïjjifïi epgen raagt/ €n op fijn bïoeo booj ong bergoten. ?♦ jBenöooptöefcinö'ren groot en Mewi/
3EI wtt 't geloebe niet boo2 &een / 't Bctbono i£ oofe boo2Meine fiinö'wn; ©K ■?. fsaer.të Cfeifïi <éeeU en 28toeö / ^et-jam 'tfemo ïjiet £ïj#eninrrS niet Koet/ Htm inaet öe segen niet betïnna'ren. 4. ,fttjnDoopnaem geeft m?f)ep{(atmK0#
mt maent rap tot mfjn *£ij#en-p»gt / %t (eert mn al!e£ te berfafeen: «tjD ©oopnaem # mp tot een panb / «fat £1$ fft gunii en fiefbe öanö ,___j©e ©ttnbtf nopt en fat lo£ mafcen. Van het Heilige Avondmael.
De vijf-sn-twintigfte Dag. »■ Vr. a^flv ,«{.t rtu^p,, f,acratnentban <©oög©etuotto*
. Antw. ^2tt.lbonömael öe^eeren/ i€o?. n.io. AUgj
'n telsmerikomt, darisnietdesHeeren A vond mael eten, JEtflt.
v ',l ö. Als fy aten, nam Jefus het Brood, ende gezegent hebbende, ^akhyhet, eade gaf het zijne difcipelen, endefeyde, nemet, etet/ a- vr. i©anneer fteeft CFrofïité tóe ingeffeft i
, ,rnt- 3inffjnïaefe nagi/ eec ïjp berxaösn/ en g*bangen bserö ,'
raH 2*1'*1?» DeHëeréjeias, inziinlaetftenagtiawelkehy ver-
a^Werd ' na»" het brood, JEat.td. if/so.HtlCi». 1$. '•v'- lEW&e 3pn ö8 tejiknen in &et fê. 38bmfcm«{ *
|
|||
144 Devijf-en-twïntigfte ;
Ant. %ooö/ tti!©Sti/ foo af^ öefelbige tobben geu2oróietï
tigt-eteftOlt etlöe geb?U£fct/ HüC. 22,19. Hy nam brood, ende als rtf
gedankt hadde, brak het, trf.20. Desgelijks ook den drink-beker < 1 <&02. 11 • 16. So dikwils' als gy dit brood eet, en defen drink-bekff drinken fult, foo verkondigt den dood des Heeren tot dat hy komt' b. vr. Mott men ooft ongefuert25joiibnemefl/ «nöe öen JE»jf
met snater mengen? Ant $een / €f$fïu$ nam Brood, geftjft het fterit booj-cjiiatti/
enbe wijn, geltjfc ötetoo? hem ffont/ jaat. 27. 22. ik fegge u> a». ik yan nu aenniet meer fal drinken van defe vrugt des wijnftoks'
ÏUC, 22. 19. Hy nam brood, iCOMo 16. c. vr. ï©tj(i ong 2<o&antK£ niet rot wijn en water, 1 3ioh. f.g*
Drie zij nder die getuigen op der aerde: de Geeft, ende het Water, e°
hetBloed? < Antw. 5|o§annef ^eeft ïjet öoge/ met op ftetSfibonbmael öe»
peeren/ maeröp<È&?iiit'Doobatnï)etteüjce/ ofte op fijn ©oop 3?0h« ' % 34» Een der Krijgs-knegten door-ftak zijn zijde met t$
fpeere, ende terftond quam daer bloedende water uit, i %&%?■& Defe is gekomen door water en bloed, JHat. ?• ' 6/ 17. b.vra. %i't aïnoööt'8 bat men den beker aen peber «öeïootiir
gebe * , . „.
Ant. %al toant atfooïjceft CI^it?u$i öebalcn / enöealfoo w
nen tiet bt «©eloobtgegefaupfct/ JKat. *6. 27. Hy nam den driok'
beker, ende gedankt hebbende, gaf haer dien, feggende, drinkt al'
daeruit, jÈarc. 14. 25. Sy dronken alle daer uit, i <E02. 11.*6' Soo dikwils als gy defen drink-beker fult drinken. ra c.vr. jQaaet fïaet'er niet / batbeeerltettcrfeèlbónbmaelfi11^
fOnber t©2Jnfc-tietor/2ECt. 2.42. Sy waren volherdendein de leere ófi.
Apoftelen, ende in de gemeinfehap, ende indebrekingedesbroods' ende in de gebeden? , Ant &00 tBérinia afó nier tint tfpt/ oat'cr. gantfeh geen be&
ii getoeeflt/ foo toepritg utijftt hier tint/ bat aen be genene geloot11, gebien nietig gegeten: $ierto02b maerban brood gefpzofeen / ff. Ut fiijl öer ^efi:ifture/ a& ban een maerajö toojb getoag gemadj'; ï©ant ban rób boo2 het ïooojb brood be gelietle maetttjb w |
|||||||||
lïaen/ bie nogtan^ fonber b?tnfeen niet to02b gehouöen/ 31 tic. 14*„,i!
:®og befe plaetfe lm feec toel toerden toöjben tan een taienbellF j gemeine tafel / bf.46. Ende dagelijks ccndragtelijk in den Ten'Fj,
|
|||||||||
volherdende, en van huys tot huys broot brekende, aten iy te fin9'
metverh<"uginge, ende in eenvoudigheid des herten , 3tllC. i4-'? J
b.Vr. gté'tnOObtg/ bat men het Ö200b breke, enf00omdeyl«V
Antw. %&: toant %zf\$ gatt on^ foo boo? / enbe ooft Iepb txfy
|
|||||||||
c , ... . Morgen-oeffemngi?; I41?
m ^eLEfn-tomtïeV)anl)etteefien/-enDe öeBeteSenöe fafiet <©e?
<vün ^W>biD02ö geloften/ engenuttigt/ alfoo tg {jetlirijamt tormVh 8?"?Dfen ïtw ong aen Den$ttHpce/ ehoe too?ö fcancng eed t ÖE!otli,e Bieten/ 3tttC. 11. i o. By nam brood, ebde ais hy
f °a^*tnadde, brak het, i <£02. 10. ié. Het brood dat wy breken; ,dat «"«-degemeinfchap desLichaemsChrifti ? i €o?. ■« • X4> ?• Vf. J©j^ jjju de beteekende faken ban Dit SÊJOOÖ £r.3©tjn- - m*£: ^Et Hchaem en bloed 2Jefu €f$#i/ fee atjf tefeftttge $11
«poften / enbergoten tot toergetange tm cr.fefcnöen / J>u« e j ^' Je^Uï nam tet brood, endegezegcnt hebbende, brak by het,
nde gaf het fijne difcipelen, e«defeide, Neemt; etet, öatismijn "chaem, |&at. 16. 27/18. 1 <E02. 10. 16. c- Vr. ^oe eet men öan het üchaem, en hoe ö^infct men het bloei
^öjiftuttöenltoonDmale* ._Ant- $tet üoo? öe mono oc£ licïjaem^: maer op een geefieiijke ^•Jfe, öoo? tjgrj geloobe/ 3jof). 6 63. De Geeft is 't die levendig
^t i het vléeich is piet nut: de woorden die iktot u fpreke, st'irt °e*ft. endeleVen, <!Epï). 3. 17. Chriftus Woont door den gclooveirï °nfeherten, ifoio. 1/1/3. a-Vfa. ï©02öen ban ïjet brood en wijn metberanöert m ï)?t$
|
|||||
Antw. jj&en: taant be§anjenÖat§ieruftfotiöenrje£lotigerttmC'
'€°ln «n groiitoeïpe tongen tolgeii/.foo fttijh het tegen? Bete* "Wtttigeban PauIUSi/ i <&ap 1 ó. 17. Een brood is het, foo zji o Wf
, eeen lichaem,dewijlè wy alle eens brood deelagtigzijn, i <Cü?« 14, J* **/17. Soo dikwils als gy van dit brood fult pten: foo wie dan ori- T^'gliik dit brood eet. ^•Vr. 3|oe feiDDan€fi?it1ös7 ^0Ï>.'6. f%. VÓorwaer, fepgïlk
fii k60' '*en z^^at8J* 'leefchdes Soons des Menfchenetet, eri
J bloed drincket, foo en hebt gy geen leren in u fel ven ? . . , .
mut- 3^fP?«fetnietbflnhetet?nD^f,montmaefe' ijti
berff E n°9 n'Et ^ tncjeftelD: JJPiaer ban een eten des g< looi j; fcfoj 46, ?flop EEn B«fielpe maniere /,. tulp fc« liem finnen te* vjfp EEt/ afë öc Capernatten memoen/ öa'fe mei gaee monöfyrt ^£!Cn fonoen eten/ berff.60/ Ó3. beGeeais't die .levendig rriaek*.
£ f vleefch is niet nut, rfiaer de woorden die iktot ü fpreke zija e*ft> endezijn leven. jl^r- Uftaertoat jgbanbittefengen/ Mat 16. %&> jeïusna$ï
ilif -°d> ent^e ge^egent hebbende, brak hy het, ^ndt r;af het den
^'Pelen, endefeide, nemet, etet, dit is mijn lichaem? feft»nt^" C]b?ift«^ noemt het broodf^niirh? m, omöatïteteéa
^«entaas ban fijn lichaem: gelp. .aijs toanncer. ifi tan eenfcMs m tem
|
|||||
È
|
|||||
14<ï Devijf-en-twintigfte
Derpe fcan fessen/ dat is mijn vatten €>fte gelp alfoo gefepb 'asofi f
4&ZW, 41.17. DiefevenfchoonelCoeyen.zijnfven Jaren, 1 C02 <0-
bf.4 DeSt^enrotfe was Chriltus, 2UpCC. i.zo. Defeven Sterren zij» defeven Engelsn der Gemeinten. c. vra. c#iaec moet men in Sacramenten niet epgentlpfti2eïieii/
om öuaoeip Wc |iaen te tooien i Antw. vi^efe manierioanfpjefcentéfoofctaerenbt^bElpomtf
tictfïaen/ batfe malle &arrameaten/ foobe^o atéoe£N.Teft- Jjet^Upt b)02ö/ &tn. 17. 10. Dit is mijn Vtrbunddatgy-liedet»
houden fult tuffchen my ende tuflem n u, tof. i j. Dat fel tot een tekef zijn desVerbonis, CCQö 1x.iT/z7.5Luc.11.10. Deledrink-be' ker is het K. Teft in mijnen bioecie. c. vr. J&aec moeten be tooozDcn ban een (3Te{ïament niet epgent'
lp/ tn ftlaer bio^n toerftani} Antw. ^e tooo?ben in een ,«re|ïament moeten Maer te berfïafl1
jtjn / maer bit té alttjb niet noobig batfe engcntlp na be letter too? ben genomen / als? be onepgentlpe maniere tel te beriïam té: g^ Iptttpt JLltC. ii.io. Defe Drink bekeris hetN. Teft. in mijne"
Bloede, 't welk voor h vergoten word, <0en. 49. i/ 3 / StC. b. vr. ï©aerom telt gj? nietgelooben bat ïjet^oobbetanbtf1
inïjetltic'jaemCftjiifti* , Ant. <©m bat ifc ban foube moeten gelooben / bat £ïj?ifïtté V.
tïjaem op bet a^rbe toas?: öat De ^jicfter C^jtfli ILtcljatmftcmt* untS&oobmaften: bat€ï)?i|iusi»eelS.icfjamenï)eeft; oatCj?' fïitë fticïjaem niet grooter té até een Mepn liuftje 25?oob: ba; «ttfjjitïtté tan b:merifrt)en/ ja ban begobloofetenb op-gegeten • ©aü €mi|ti berrjeerlpte ïicïjaem onbec be bupligfje"D inb^ 6tmft föube gaen: ifa bat Cljnfïiis IC icfjaem ban rotten en mupf^ fotlbe ftonnèn gieten toozben/ etc. 'ttoelftaïïeönictentéom ^ gelooben / toant be % ^cfjnftfpjeefet anbatéban ïjem / J&at. *"' bf. 11. Mr en hebt gy niet altijd, SltpOC. 1 Tj.3l]Ct. 7. f6. .
b.Vr. jEiaet té <©ob ban niet almagtig/ öat ïjgi Ott 2&200D fiflP
alfoo boen beranberen in ïjet ILicfjaem Cfaifti i g • Ant. 2Mjaltoen bat <©ob geen onmogetpe Dingen boet / C^J
bit onmogelp is? in öe nature / bat Cïuiftité Hicïjaem te gelijk "J bete plactfen foube tegenb>oo?big jijn: 5>oa 3!? genoeg tot anttuooj' tiat €>ob niet altc£ boet/ ïjet gene fjp tel foube ftonnen boen/ 0>* 3. bf. 9. God kan uyt fteencn Abrahams Kinderen verwecken • „4
b.vra i©02b ban ö«t ILicfjaem €ö#i in be Mine niet toae™
oo-geoffert^v ^
Antw. $een: IBant Cïjjiftitó moet niet meet até eens broS
op-öeoffert/ 'ttelftaen&etteuscebotftomelptégefcïjieb/ W1
xo.bf»'
|
|||
-, Morgeri-oeffenïnge.' 44^
13* &r»*4- Met eeneofferhande heeft hy in eeuwigheid volmaekt, dé
gene die geheiligt worden, $?Cb. io.bf. i©- In welken wy gehei- JS1 ZlJri» door de offerhande Chrifti een-mael gefchied, ïf c6» 9* |
|||||
Ant. $5ecn: Bant $>aüïi# fbuoe bitnet». ?♦ niet ïjffiftch ber^
immi ai-s^ijaiMtbatiCcnfliitenijTetuffchfnChriftus.j eiibe tl'1TCÖtn Mclchiledek: M&t JMchifrötfe de Koning, bieOOft
^iPrieftertoaiÈ/ fco een acniïenlijfc Pcrfctm / béresrbe Stbjaöam
*?ooöenbeBDijn' na De maniere ban jjetSlanb/ al^ Koning, enb* 'HlErtÖe fjem (A$ Priefter, bf. 19 By itgendehem, ende feyde, ge»
*jegent zy Abraham, Gode den Alderhoogften, die Hemel ende Aer-
debefit,%rj.7. 1.
«• Vr. ^OJÖdeMiffeniettiOCjfept)/ J]Elaï. 1. 11. Aenallef>ketfe:
a(r 'Jn name reuk-werk toegebragt werden, ende een reynfpijs- 0iter ?
toAntw. j&ttm maet rjp f&eeto ban be oeefteitjfec offérf>aitöeti b«g
**:®tff. «Silp De <0ob.s-Dienft bcg$.Ceff. betLttjb£tec?baf* Pfeelbm ben <©. örefïamente / boo? bc <©nb£-bicnfl be£ <©. Ce* J^tïentjg / en met be feite namen tuo2ö ooft felfé in ben $♦ föejïa» j^nte/ öe «3ob£ bienft be£ &. Ceftamenfê genaemt/ ^etu i ?• > r- , aet ons dan door hem altijt Gode opofferen een offerhande des lofsj
,at is, de vrugt der lippen die fijnen name belijden, 1 ^et.t- f- Wor- et gy dan ook felvc gebouwt tot een geeftelijk Priefterdcm, om "^efteli']ke offerhanden op te offeren, §0f. 141. i. J3* Wa. Hoe paffen befercoo?öfnopberjfer&9hbenbe^rje6ê6^t
te" rein fpijs-offer: toant anfe cjetjebenen tfjn niet rein ? ne*T Cw' ^£t & é«n Moftc ijoo? öetijöcnban ftct B* f^Ccft.toatts {5* öe rjeefMpe <6obsi-bicniï foute meerber en ftiiberber 30« / de f ^Öjilïi ÖtOCb in ben gCfaObC/ 2llrt. 1 f. 9. God heeft geen on-
i r'chcit gemaekt tuffchen ons enhaer, gerrinigt hebbende hare
frten door het geloove, i €0£. 6.11. GyKqtgernriigt, 'SfOÏU'<"•?•
* Vr. ginbiende MiffegeenteaeraeitiqcofferfjanDeté/ toaeront
■r^uban ban een AltaergCfüJOrien/ ÏHüj. 1;. 10. Wy hebben een
A'tatr ? A nrw. %tt \v>.i\m 3£bonbntóei heeft éen Ta fel: j&aer oefen %U
ttni $ ^1** ©>rfft$ ftfbe; taöcr ten te lWlf n'ct konnen cjenie- öff.öi£ öon? öe 5Drt Der Ceremoniën fontrn rsercntbeerDigt te teo^ q/1/ ©al. y. i. SietikFiulusfeggeu, loo gy u laet befnijden, dat
hriftusu niet nut en fal zijn, i€in*io.%X, ft * b. Vr,
|
|||||
I4§ Devijf-en-twintigfte
b. vr- &ottbe ban de Miffe geen goeöe offerïjanöe toefen tot W
jjebinge oer fonoen «002 bie in let ©agebier jijn i Antw. #«en: toantgeljjfc de Miffe geen eigentlpfoen-offet té/
foa fconnen beboobe baer doo? niet geljolpenbjojben: teel min &e Bene Diemeenberiïert&agcbierfouDenjfjn/ ïfeb.9.11. Sonder bloedftortinge en gefchicd geen vergevinge, ÏÏOUL 6. 7. Die geftoï"
venii, dieisgeregtveerdigtvandefonde, 1 2C0ÏJ* 1. 7- Het bloedje" fuChrifti, des Soons Gods, reinigt ont van onfe fonden. , c Vr. Jüaet men De offerhanöe d<jr Miffe met hebben/op bat men
baer boa? be offerfjanöe €tj?i|ii fig felben toepaffe / gelpbeoffet' Janbe in ben <©uöen (2Tefiament.e i Antw. Been t ï©ant boe toaren bie offerftanben ban <©ob ingt'
fïelu/ maet de Miffe met: i?et mibbtl ban toepafiïnge té 't geloow 'i toeft boo2 be Sacramenten / até boo2 teifeenen en jcgeten/ be of' ferïjan&e €|)2ifït tOtpaft/*©aI. J. 16 .Gy zijt alle Kinderen Gods (ioo<
hf t geloove in C hrifto Jefu, bf. 17. Want foo vele als gy i n Chriftufl» gedooptzijt, hebtgyChrifturnaengedaen,<Spï). J- «7- 3|0fj.6, $f' b. vr. ïfeeft öetÜtlbonbmael niet anberjf alg Brood en wijn ?
Ant $et ïjecft befe bingen / atéteikensn en regelen, banbeW toftebe£&etwben-bernonb£/1 <Eo?. 10. ió.HetBrooddatwybrc ken, is dat niet de gcmeinfchap des lichaems Chrifti? HllC.12.*0'
Defe drinkbeker is het Nieuwe Teftament in mijnen bloede, 't wel" |
||||||||||||
y
|
■ooru verhoren wuiu, .^«rmii. iu. ^vr.
b. vr. 3* €h2i(iusi niet in ftet ï£. 3tbonbmaeI ttgentooojbtg ? ,
Ant. 9p té baer niet op een lichamelijke maniere «oenttoojbl tmecop eengeefteüjke maniere boo2 net ooge bt$ geloof*.; ©tiy " ban fijn tegemooojöigheib fteeett baer me» fijn na J |
|||||||||||
«enroept/ jftatt- 18. *o. Waer twee of drie ^Jgadertfijn • <"»«
riaem , daer ben ik in 't midden van haer, 3J0ÏJ 6. J f. » »4-»» Ik en de Vader fullen komen ende wooninge by u maken. c. Vr. Iftag pber ten lbonbmael gaen bie toit *
|
||||||||||||
jnemen om tn net hkhuhiwiw vuw,»..» «. »* -
1 C02". 11.18. DeWnfche beproeve hïm felven, ende ete alioo
den broode, ende drinke van den drink-beker, bf. 19 ■ * *-°2-' ?'' Onderfoekt u felven of gy in den geloove zijt. ^y Morgen-gefang opdevijf-:n-twinrigfteDagvandeMae1'
Stemme: $>f. 4.x. Als een hert gejaegr, óHeerc, 8cc. |
||||||||||||
i, 'ft D €n gefp2engt met 't repue ©ater /
X> ®og mijn skk oojfl na meer: |
||||||||||||
ij#
|
||||||||||||
Morgen-oeffenïnge, I4P
J® itign siel I toat©jinfebatiïaet'ec
®PDeCafelbantilfeer> <©o$ ife Dogtoat naerDer naen / <£n mijn stet-Dojiifco berflacn; fc&ouDan boo? die fjeil'ge fpijfe ©anMijft mtjn l^etlanD p$fe. *. %$ Dit 't ejigen ©ïocD de feeren i
$een I tfe |te maec futb're Wijn •. 't Pauptmm fouD' on£ gaerne leeren ©at het Brood snaer bteefeh moet sp / ©tt $ 2P»200ö Dat 't ueftaem boeb; Mm 't geloof Djinfet €ft?ifïi 23loed; 'ft ®ien geen Misgod, 't toaet een feifjande f t 'fe lEenfclj maec eene ©fferhanDe. 3. CtwiHiSBioeDboojmpbergoten
Seelbmn'DefeSSefetaf/ 'fc €et met «Eftjifïi ©ifehgenoten
't 23?ooD |bo aljs hp 't fetbe gaf; ?£ mtjn siel in fïetben£ nnoo ï '
J©02ö gefïerfct Doo? 't fieilig 2??ooD; &ttyik ift boo? mtjn groote fonben i Myn pardon sp €{)#! toonöen. 4. Jiïaer hoe heb tfeberben treden
©m Die fp§s te grijpen aen / 'fe 3i3en ban boben tot benebeu
Onrein / en met frftulo betaen t i&aer bit geeft mp nog een moet»/ SBat mijnsi peeren bierbacr &toed/ ©oh ban groote fenben hepfigt / ^__«cn boe? ftvaf ten bollen bepligt. Van de Gemeinichap de Heiligen.
Defes-en-twintigfte Dae- ,C-Vr. i©at toerfetngen heboen De gelige Jèaaamentencnbet de
^«Seloobtge*
fri, tw- ^>Pbetefeenen/ berfegelen/ende betoerfcen een gemein-
j^ftaP der Heiligen in de Chnfiotijfte ïtcrfec / onder <£h#o haec
(j^0"» 3tCt*2.4.1* Die dan zijn woorden aennamen, wierden ge-
^ .°Pt: ende daer wierden opdien dag tot hacr toegedaen ontrent vl!e duyfent zielen, 1 «Co?. '°- «7- Een broed il het 1 foo zijn wy , l^en lichaem. 1 €0£. 1 z. 1J. -' yr. ÏEïat ij: De Gemeinfchap der Heiligen ? ft 3 AntwJ
|
|||
Jfa Defes-en-twintigfte
Antw. Het të een geefielpe band en beceemgtnge dec #etoobt'
08/ OnöeC *Cft#0 fjaec Hooft, i -JOft. 1.7'. Indien wy in het ligt
wrandelen gelijk hy in het ligt is, föo hebben wy gemeinfchap met njatkanderen, fcf. 6. «Eph/. 4- ió. i «Co?. 11. 24. Gy-liedenzijthet lichaam Chrifti. b. vr. Baat Rebben de ©rfoobige met malfcandete-n gemepn *
Ant ©efenabalgendedingen: (1.) Snebben den felbena&od tot een vader, en«2($iïumtot
ïjaec ï.|qoft en Broeder , €pÖ.4-6- Een God ende Vader van alle,
die daer is boven alle , en door alle, en in alle, JHat. 6.9. (*.).§»£> Rebben defelbtge geefleujfie toelöaden ban get «tëtnaden-
tetfJOnÖ/ i^et. i-i. Simon Petrus, een dienft-knegtende Apoftel
«JesHeerenJefu Chrifti, dengenen die even dierbaer gelove metonJ verkregen hebben, door de regtvaerdigheid onlès Gods, en Zalig' imkers Jefu Chrifti, HotH.4. 11/ 12. (h) &P ïjebbenregttotde ftlbige femclfchegoederen/ Kom»
$?. 17. Indien wy kinderen zijn, foo zij n wy ook erfgenamen: eïi'
genamen Go'Is, en mede erenamen Chrifti, ï^eb. ii.n/22. a. Vr. Rebben de geloobige nautoe gemeinfcïjap met €fo;2t|ïo t
Antw. gfa/ fbqlöatfe gereid tooien als? in malfcanöeren te $fl/ Én te toOOnen/ <$pn. 3.17- Op dat Chriftus door het geloove in uVe
herte woone, i *JE0J. f i 7. «©til. 2. 20. Chriftus leeft in my. c. Vr. ©it gefpenifen gehupt öe lf. &eft?tft om defe gemept
fcfjap der «Mooïitge met Cfaifto unt te dmcfien * ' Ant. ^booznacmftespüefenabolgende:
f'.) ©e gelijfeeniile ban de band ttifjehen JEïan en©.iouW' *Spï). f. 3 2. Do? ik fegge dit iiende op Chriftum en de Gemeynte >
ï|0f.2. 19/10. €ant. 2. 16. (2.) ©e aelrifieniffe ban de t'famenboegfnge tufltfjen ïjet ©ooft /
en tufphen de % edematen/ €j.ifi. 4. > r Dat gy foudet op waffchen >" hem die het hooft is,namelijkChriftus,tof. i 6. Uit welken het geheel
lichaem bequamelijk t'famen gevoegt, endet'farnen vaftgemaeW ïijnde, doorallevoe*s.',felen dertoehrenginge, nade werkinge van er" ygelijk deel in fi|ne m ite, den wafJom des lichaems bekomt tot fiinS ïèlfsopbo'iwin?e, i *£rj2'. n. 17. ; (ï-) ^egeltjlseniffeViandebereemgingctiifprhenEnten,Tacke"
en Plantingen met hare ftatmicn/ too2te[/ en gronden/ ïïom. <V' fej", 17. Soo eeriige der tack'-n afgebroken zij n, en gy een wilde oW'
boom zijnde, in der felvcn plaetfezijn inge-entet, en Ie des wortel5' ende dervettigh^yd des olijf-booms medejeelagtigzijtgeworde1" 3arj. ir i/2.€o£. «.7- ,
(4.) ^jjefcj&ntjTc bajsjöet'fam^iJ8eijiR3« m$tljwtytWf,
|
|||
■ _. - Morgen-oeiTeninge. 151
en Tön Tanöainentcn/13pet. 1.5-. Sooword'etgyookfeivegebouwr,
als levendige fteenen tot een geeftelijk huys, 1 €02. 3. 1 1.
tmdfc L e fitfpeniffe toan'öe üereenteingeban ïpijs en drank met
"* MCgaem/ 3<0l}. o. f 1. Ik ben dar levende brood, dat uit den He-
el nedergedaelt is, foo yemand van dit Brooteer, diefalinder eeuwigheydieven, JRat.ió 16 Km) ®e stlpeniffe *>an bc intoooninge öer stele inïjet lic&aera/
"-81. 2. io. Ikleve, dog nietmeerik, maer Chriftus leeft in my,
«• Vr. ilaftiJcfeGemsinfchap der Heiligen geen U^tVDettDijje plifl= Utt öer. fittconige onDet maïtanberen i
Aiit. 2ta: 1 >£oj. iz. !ƒ. Indien de voet feide, dewijleikdehand
nietenbe«i ioo en ben ik van htt lichaeni niet, is die daerom niet *an«ttlichaem?tl(. 16/17/18 <£cl> ƒ. 16\ Uit welken het gehecle "chaêmbequamclijk te famen gevoegt, ende t'famen vaft gemaekt Zllr'de, door alle vocgfi-ltn der toebrenginge, na de werkingc van ef.n ygelijk deel in fijne mate, oen wafuom des lichatnis bekomt, tot ZlJn inlfs opbouwinge in de liefcie. ..''•Vr. ©erÖinö ü£|E Gemeinfchap der Heiligen tCtCCnige geefte- A m w. ^a: öe ®tloc&ige raoctcn malïiaiibcren na tt jt'eïen ten
*0£Öe |ïigten/ 1 (Sijeff. f- 14. Wy bidden u Bloeders, vevmaend
eongeregelde, trooitdekleinmoedige, ondtrfteunt e.efwacke , zijt lar'imoedii> tegen alle, j,(^J,êjr j. If. ï^cfJ. ?■ ii. 5 Vra fgjjn öe öciooiitge dü£ fcIjulDig ecnige lichamelijke pligs
l£n ontrent maftanceren ïüaer te nemen ? Antw. %ai De ssSefcotiigemoeten uialfianDircn in aficticfjame^
'™ nooücn/ ellenDen/ nnnoebe/ etc. trocfïen en fjelpen na fcermo* BCll 1 ^}'rji), 2.1 y, Sü<> wie nu het s»otd der wereld iiectt, ende zijnen
r°eder fietgebrek hebbenende iïuit lijn hert* voor hem, hoe blijft Ce ÜeFdc Gods, in hem? ïiOTU. 11- 13. 3!ac. i. I f/ 1 (■ a'Vra. ©ert»fci)t DefeGtmeii.fchapnitt/ bat oe oMooiiige alle
Snoeten onöer matiianöeren gemep ïjenben i Ant- üeent toant iK&rfj?ift fpjeeftt ban Rijke enbanArme.
^oebelaftaenuuerfijnepiigten/ 'ttoelfcnietnonbetoefen/ muien «ue Oeïootoige eten fccelgcebcrcn moften ïjebuen/1 (€im.<s. 17. Uc'i rijken in ('efe tegenwoordige werelt, beveelt datfe niet hoog-
moedig en zijn, nogte hare hope en ftellen op de ongeftadigheyd des "ikdoms, maer op den levenden God. die onsalle dingen rijkelijk Ver'eent, om te genieten, ^fac. i. */ 3. 4M. 3-18. c. Vra. daerom ïjaböen öan be eerfïe «Cïj^ïjienen alle goetw*
Wgemein/ 38ct. 4.3a* Niemand enfeide dat iet, van'tgeenhy
$t 4 luidde
|
|||
%%% De fes-en-twintigfte
Jiadde zij n eigen ware, maer alle dingen waren haer gemein ?
Ant. ^it taaren e,rtrao2binare tijuen / toaer uit geen regel fcati
tooien gemaeiit: 't foute nog toelfboïionnenboo2balleninttjö« tan nooö: maer Dit ia rioit een ©etgetoeefi / bat men alfoo boet» ITUJff/ *iCt. f- 4- Soo het gebleven ware en was het niét uwe 5 ende
verkocht zijnde, en was het niet in uwe magt ? a vr. gis't ban een Cfpifïm toe! geoojtoft meer gaeoecen te &«*
fitten als" ftpbmi nooben geeft i Ant. gja/ toant nergens" intuö bit ber&oben/ maer als een b$s
fafee / itBj^b öit in be % ^c^ifture toe-gelaten; IHeenlp Soap be gieriglieib t>e(iraft / enfjetbêrtrouuienopbegoeöecen/ IBart. 10. ï)f, 14. Jefus fèide tot haer, kinderen, hoe fwaer is 't dat de gene di*
op het goet haer betrouwen fetten, in het Koningrijke Gods in-gaerii iCim. 6 17. i(3Tfm. ƒ.8.
c/Vr.' j^aeromfei&ebanCgjifiq^/ %vtc. «*• *f- siettoe,end« wagt u van de gierigheid, want het is niét in den overvloed gelegen #
oatyemand leeft uitfijne goederen? Antw, €{$|ïu*i toeber-fpjeefet niet het befitten ban goeberen/
•maer hetonverzadeiijkbegeexen en na jagen/ ebenoföemenfcf)^ jptöe oberbloeöfoube moeten leben; bat too^ö elberi berMaert/ a(Ctm. f. 9. Dierijk willen worden , vallen in vérfoekinge, end«
in denftrik, ende in vele dwafeen fchadelijke begeerlijkheden, wel' ka de menfchen doen verfincken in het verderf ende in den ondel' gang, bf. t o. €ol. V f- «Epft. f. f- cv». JBaerom fefo öanöo^eere/ jaattö.7. if. Zijtnietbe-
ibrgt voor u leven, wit gy eten en wat gy drinkenfult ?
Ant< €ÏJ2ifïttSberf)!eöniCt/ het noodige huys-verforgen, m&&
ö? ï|e>?öenfcne fc?gbtflbtg{;enb/ toaer 0002 bc menfcltefonöerber'
troutom op<©ob / foo feer boo? ïjet bergancMpeti)diyke leben jsf&efojgt/ bat ftn bcfo^gebatthetgcefteiijkeöaeromberfunmt/ Jt^attfj. 7. »4. Gv en kond niet God dienen, ende den Mammon»
St«C. 11. M. i (3Tim. 6. 9' 10. a. vr. <$<* net coït geoojfoft eenig bmnaefc te nemen untljetg^
$;«»& oer goetsen* ',f Ant. -jm als ïjet met een uanfcbare siele toe- gaet/ fonöer be ntf»6 te ftlttten te gaen/ 2ECt. 14. 17. God heeft hem fêl ven niet onbetuyg11
gelaten , goet doende van den Hemel, ons regen ende vrugtbare tij' 4en qevende, vervullende onfe herten metfpijfe ende vrolijckheyd» 1 (9Cltïl» 4- 4- Alle fcheplel Gods is goet, met dankfegginge g^ brii'kt, xflÖni. 6. 17. De Heeregeeftonsallesrijkelijkorateg6' Wuikei. V.Vr. IfoWömfe&OanïMulUjS / 1 €0^.7. yo. De tijd is voort* |
|||
< Morgen-oeffeninge 153
f ° ' °? .' de gene die Wijde zijn, als niet blij de zijn, ende die koo-
Pen, als niet beüttende? öe wrÜ!£ ^P*>°%f«*» fboöantgc tgöen ötr fatcboïsinee / in toeffee
CWTOnae ïjaecöpEDttcnnietfouDenfefeet ïjcbben/ enöeöaerom ^maent fjp ijaer/ öatft ftaer fjerten twee aen niet mo|ien fjangen: fc,1 ÖmWö£&POOfe/ijf.i^. Zi|t gy ongebonden van een wijf, en
<*t geen wijf, gf. 62. 11. ffom. 14. 17. Het Koningrijke der "emelen beftaet niet in fpïjs en drank. j?'.yra- %$ bet niet goet bat men tot meeröer Gemeinfchap der
"ei"gen in een Moofter bn malfcanDeren gaet toonnen i j*ntw. Been/ toant öit H een etgeninittigen 45oDiS-Bientl / be* «eik <6od niet befjaegt: toant neoer geloobige to02t gelaft ben an= "^ntotaltenooöigepligtenbptetoonen/ %b. 10.24. Laetons Pmalkanderenagt hebben, tot een opfcherpinge der liefde, ende
a«r goede werken, %b. 3. ixl 1?. KÏfteff.f 14. *• Vr. $tjn öan biettioofter-betoften niet goeb i
(Antw. Been/toant bebalben DatfefonöerCtoblpemftcïlinge 'TO/ foo ftcfjoenfe ook tegen €taD£ï®Qa£i/ enjpeenftrisQberbe t0tlfCientiC/ 1 €0?, 7.3 f. Ditfegge ik tot u eigen voordeel, niet dat ik
£eOftrik over ufoude werpen, (©af. f. t. Col. 2. 23. Hebbendeeen
chijn van wijsheid in eigenwilligen Godsdienft, en nederigheid, en-
* lr> het lichaamniet te {paren , endeen zij n niet van eenis;e wacrde.
0;Vr. %$>% öangeoorfoft/ bat men öoeöefttoftec-belöfteban
""'ttefuiientroutoen^ B Ant. ^afiet/ toant men mag niet befoben 't gene in onfemagt "Ct IjS/1 *£nj, 7. 9. Maer indienfe haer niet konnen onthouden.datfe
j^wen: want het is betertetrouwenalsre branden, Jü^at. 19. ir. iu'*4tti. 4. 1/2. Begeeft Jerduivel-nlM verbieden de houwelij ken, *"b. 13.4. Het bouwdijk is eerlijk onder allen. «••Vr, ©aerompjpDanPaulirêbcn ftaet bieten ioutoelp?
l*fh 7»7/»ï/*7. etc. Ant. paulitó fp?eefet niet ban beloften fjierobec te boen/ maer
"ab tieoen bic fnj bunten boitoeliift toel feonnen ïjouben / en toijft jjfti/ öat bit/ nietomOoa.sbienftigfano/ maccombeaentlacnöe «lenbige tijoen / en om anoere rebenen/ een gerufte ftaet$/ bf. ?i. ^wildatgyfonderbekomriKrniflViiit, tlf. 16. JRöt. «9.11/ i».
;Vr- 3& bc ttfoofter-befofte ban tontoillige armoebe goet *
U*rntw- Been: 3&ititf nergens»giwben/ enftrijbtegen<6obts, j,Q0?b/ i(3£mi.8.y. Sooyemand de fijne, en voornamelijk zijns
uYs-genooten niet en verfogt, die heeft het geloove verloochent, *jae is erger dan een ongeloovige, zfCnefl» j. 10. Soo yemand niet n '"ilwwkcn, dat by ook niet en ete, "fltt, 13.33. ft S, cVr-
|
||
1^4 De fes-en-twintigde
«. vr. ©aerom fepDeDan Cftjttiitëtot De jongeling/ jEattf-
19. ii. Soogy wilt volmaekt zijn, gaethenen verkoop* wat gy bstyi
ende geeft het den armen, ende gy fulteenfchat hebben in dcnBs' mei, ende komt herwaerts en volgt my ? Antw. £fj|tftuj$ toilDe Den npgeblafen ^jongeling op lijn e0
toerften befcfjaemt maften/ en Daerom bep2oeft ft? hem dco? tf11 fiofanDec geboD; geïijft <SoD ftsa een bpfonDec gebot» gaf tet wP ffam/ en Cfsgitiuö tot PetcujS / foriöetDaeru»teenigenregtttf$ anöere te maften / 45en.ii. 2. Abraham, neemt uwe Sone, uv/fi"
«enigen die gy lief hebt, ifaac, en gaet henen na het land Moria, cK de offert hem aldaer tot een brand- offer, JSiat. 14. 19. c. vr JBaerom haöoen Dan De 3Epa(ïefcn alfó berfatcn/ I&attt)
19.17 Wy hebbenallef verlaten en zi;n uw gcrolgt ?
Ant. &P fjaDDen niet de eigenden ban haer goe&errn bcrïatu,
maer aiieetrïpi ha gebm.kDaeruan/ Deróilefn haer ban rjettf fchen tot het pjebifcen JjaoDen begefcen / Jiaattïj. 4.2 i-. Sy dan te'' ftoftd verlatende het (chip, en hsrer Vader, xijnhemgevolgt. 23",
ïjïfjftt ooft öaer upt/ Dat f? Daec na hatr ©ifet>fcheepje nop ^oü"1
Daa-meDefngmgenbiffchen/ 3[oh. **♦ 3. simon Fctms iside f! haer, ïkiia i'iffehan..
b. Vr. 3$ De fóloofïer belofte van gehoorfaemheid aen D:n &w
fmj bolgen.* feftere reguUn/ een goe&e fafte i Arir. jaeen: het ftnjD tegen De confnente/ en tegen De £[7»* IrjftebjnFjeiö/ iCo?. 7,a:<.Gyzijtdieregekogt, woüdgeendiew
knegtendermenfchen, ©al. f- i. JlEat »f-9- Te vergeefs es.i'1'
ly my, leerende L-eringen die menfehen geboden zijn. c Vr. ï©aerombe[aliepautusiDan/^eb. 13.17. Zijt uwe vóo''
gangeren gf'hoorfaem ende zi)tfe onderdanig .
Antw. jEen moet haer' onDerbanig sfjn in fyaer beDienir.gc \
<0oD£ BBetten/ en niet na menfchelpe reguïen / toant Dit is m laflt/ 1 ^et. 4. n ♦ Indien iemand fpreekt, üie fpreke als dewoof»'
Gods,gjct.i6,i2. KCfteff. 3.13.
Morgen-gefang op de fes-en-twintigfte Dag van de Mae"
|
||||||||||
Ste
i.
|
ciuir.it-: jt
D!
|
f, 68. Staet op Heer, toont u onverfaegt, &c
$?ome Die ten nagtmael gacn /
inDen De teeftenen Daer ft aen /
te haer aen ^Jefum he^teiL
|
||||||||
a&aerfiïban een Geloot De banD /
©an een Verbond het onDerpanD / <En fcan Deji frffjS Voor- regten.
4B«enlcDenfooaen'tjjooft!J«tott>t/ x^it
|
||||||||||
Morgen-oeffeninge 355
<©een tafije opt fbo toet ge ent /
3jfe %tftus" met 3tjn JleDen: ^3i)nm€ïpi!ïaa([eeen/ *©? heb&en ai het fïjn' gemeen: I©te b?ee|i Dan tegenheOen i i. ©p eten t'famen ©jeDe-fyooö/
<©ns" huïp is S&oeberïp In nooD / ï©p tenen met matïjanDer 3in fcjeugt en oofc in tegenfnoeb / W$ D'eene ©?ienö met D'anDeröoet / 5^at 0'een heeft $ ijoaf' D'anDer: Itiaer pDer heeft nog eggen goet / ïgsaet 't ticijaem hier toan leoen maet / «£at mengen top niet f fatttea; Bogtans' afë €i)?i<ït *f upg-gefïn \ &oó traöen top ter itefiêh in / Ifëtop ten $agtmaèï quamen.
3. j©n oeffenen t'faem meenig pligt / 3©aer Don? De een Den anöee fïtgt /
Cnoogoert 't €fyirtzn tetoen:
©og niemanD moet wt hierom jtjtt
€en $aepfcï>e J&onntfi ofSPaggn/
©ooj^gelocf gebeten:
Mtn fp?eefct oaer tin sehoozfaemftepö /
<§>P roemen op haer repmg&eiö /
€n op geen epge goeD'ren t
©og'tis' maerenM Menfche* wet,
"6oö heeft ons" nopt Die oanö gefet
®en p^aem fcan on* gemoeö'ren.
|
||||||
Van de Overigheid,
De Teven en-twintisjfte Dag. *• Vra. ïfffibenDe«öelooiiigegeenanöereGemeinfchap, a$öe
BeiJ^nfenapmetöeïieriie* Ant. gia; toant fa motten ooft afêgoeöe burgers! fetetion&et.
0*rE8etmgeter.<©berigh<#ö/ïtom. ij.ü Aiiezieie-iydeM-.gR^ Qer haer gefHt, onderdanig, sCft» J'. 1, Vcrroaenthaer, datfcden
jj e'«eden en^ede Magten <->nderdanig2ajn , 1 J3et. i- 1 ?■ • vr. ©antoi^fêhetatwtDer#teigftent»mgefielö*
GQa ^' ©ans0Oö1ïfOe/ ÜtOSt. ^„ u Daeri^eenmagtalsvaft
c ' «f.4.SyisGodsDienar fl>, ©;rab.8 iy. ©an.4. ji. wïr ,^romnoemtijaaJ?ctrRSi»t«npt/ 19&1.13. w
•«caelijkeoolemugel Ant.'
|
||||||
I«; 6 Ds leven-en-twintigitc
Ant. <©m Dat fret een tegeringe tg onDec menftljen/ afê menfchco
«ensemerfet/ enöe Drtetjte alk Die byfcnfcm trappen ban ïjoogïjcp^ fco« «Bod* 8Doi$>fbo nieten m'tBnftmDet mgeftrït / ge#i>e feetfeitjte Impten $n ijoojstfcöjeüen pan >©o0/ b. 13. Het zy de" Stadhouder, &c. i (flTïltU i» i» Koningen, en alle die in hooghei"
zijn, Haatten. 17, a; vr. jEag een <%iften met ten goeDeconfeientteöet 3ïmpt D£t
£:-erfjepööeöienen^ Ant. %&t «ötixiijt. 'iettiSeenjjQeDennuttiBamptboo2hetvoi!« 01 b?0;? de K rke, Cjat. 49- 13. Koningen lullen uwe Voedftef-
Héerenzijn, Kom» 13- 1/1/3/ 4/ f/ 6. 1 (Ctttt. ï. 1/1. Opdat g/ eea.ftü ende geruft leven leiden meugt in alle Godfaligheyd ende eerbaerheid, bf. 3. b. Vr. ï^atiJtrbteÖ Dan <£f$!ÏU.S/ 3LUC. «• if. Ds Koningen iet
volkerenheerfchenoverhaer,Pf. 16. Dog gy niet alfoo ? Antw «£hnfïirê Mae met Dat De eene'aipofïet oPet De anbje pv
Ê2ïjeerfcïja^pne Potten/ gelp&et in üefêoben Der koningen to*' gaet / maer öatfe lieber fig felben fouDen jthïcfcen om malfcanDerei1 te Dienen/ Pf.iö. De meefte onder u, die zy gelijk de minfte, ende
dien voorgarger is, als een die dient, ,$&att.i°. 25716. i$tt2.f-ï Geen heerfchappye voerende over het erfdeel des Heeren. c.vr j©aerom MDe Dan <UJ$ftuS geen honing jijn gemaeefct
nog fótgter ober berfcfjillen* %oh.6. ly.Hur. 12.14. Anf w. €fj$ïtKf en toaji niet gekomen om een aerDfch ïtoning tf
jijn ofom ecBpohtijkpetjöon tetoo?ben/ maer toa-s een feerfeeli)" perfoon/ Diens ampt niet voag een ÏSegter te toefen/ 3iorj. «8.3^ Mijn Koningrijkiènkc vandefè wereld, Sof)»8 •' JiKtat. 16 f*,'
b vr. JKag D?.n een C^iiïen totltoatanöer^Doen: DanCijf
jïitë ïjeeftaengeöaen * Amw g!a; JE>ant CSjifftté & geenftoopman getoeeiï/ m
gventwer / nog buisman / etc. 't toêtfe nogtatté goebe fceDtening^ jfjn/ Die De £-j2iftmentoei mogen toaernemen/1 *£oj. 6.4. soogï dan gerigtfaken hebt die dit levenaengaen, fettct diedaer over, d1 |
in de. Gemeinte roinit geagt zijn . i <£02» 7 zo. c. Vr. ï©aerom fpjeeftt ban paulug niet ban Tiet ampt Der <20
rigïjenD/ el£n!?banDe€rtó1ïelpeamptenlp2tcfcW i£oj. ü,»«j Ant. pauïité fr^etS op anoetepïaetfenfcan ftetpolitrjfeeamï^
maet in üefepïaetfe fr-jrefct ï,p aï'een ban De kerkelijke ueDientnjrc in De «Bemeinte/ en niet ban poitijke ampten/ €pf),4» > *. Tot vo' makinge der heiligen, tot het werk der bedieninge, tot opbouw^
gedeslichaemsC.hrifti. JEtattï) 18. 19; b, Vr• jüaer |ïrgD fcjtj een ïjuoge ueDieninge niet met U €ï>?p'
ïjifieneD2igöe£iD> ah1' |
|||
Morgen-oeffeniBge. ï<?7
Ant. ©antfcï) niet/ toant grcote perfQonenftonnentelnet.;;
^npïtensjjn/ Pf. 131. i. OHeere, taijn hêrtc is niet verke» o,
«(Cttn.6. 17. jfieg.ü Ti/ 1;. c. Vr. ïBaji jjan jjet ifoninnlpe ampt in oen Oudtn Tèftamente,
S«ot ftguce ban ïjct ïtomnglpe ampt Clmm' i Antw. u^ecn/ SSar.t aljStüttiaa^atóiWSaniftsïSfes löjoge*
W foo tg öat too? ijemtoatuyfonöers" ac-tos'ï; Ütetwi r.iö «en uefceernen «©hertjeöen ntrgen? Maft / fjare om-ter af * r<\> Sïn/alji te tien té in ^iie Kamerling, 3tct.ë.2 7. en u: anourc m. x\ *RatC.ij:.4?. fon.4-5-0/5-'.
a- vr. 3f* 't een Jüagiftraet aeoo2loft iemant te ^otirn *
• ^nt- 3ia/ *nöe öat neigen?" <©obs ©at;n: ütarr. ij 4. Maer NJdiengyquaet doet, lbovreeft, ftra'nt fy draegt hetfwaercT niet te
Vergeef&) <©en. 9 ö. Dit bloed T-rgiet, diens bloed f il vergoten borden door een menfche, <£:jra?i. i'. lifif c- vr. ièpjeefetpauftt-* tmer niet tan fe^trftjjrjfeaijntcatetti
Ant. paüttté ffeeefct pa feer ni?t oan öe: < fi' ••. i m v ban iet
'mpt der Overfghei en geeft een feffe fcoo? Bi «oipcröe tfjöen/ teun*
«<■« ï)n toeltoifttratöt <©aerf]cöen cofe C§#<t n n fotfien jfjm «?i t
^lïaen öefetooojoen / Dttoslfe op geen acötoofe ftamcmïKe ïlef*
^tt paffen/ *f. ?♦ Wik gy dan de magt ni 'f vr- -i'-n, doet h :t goode
^HtU 1.1. Op dat wy een ftil ende geruft leved leiden m^gen in alle eer°aerheid er.de Go faligh id.
C-Vr. i©aeramfriDbati«%tfftté/ Jiaatt. f. 38: Maerikfegge
at gy den boofen v>iet wed'^ïr f ? .Antw. tttberbieD nier niet alle teaenfifa"ö/ aWMpt/ 3W.n
"'*? 0/31. ï©aer paulitë feibe tie ftefchetminge ton &olöaten !*wft *£°Wit: Jfcaer hjnee&tói tóe-paTticuiierewrakctttffcfjenSur» £? *tt 2Burger/ Som. 12 17. V.-rgeldet niemand quaed v > >r quaed,
r*f?T- *©aerom ioo2ti öan fteteff öat men malkander, öf mt^öa êö
wwgenen* J*at. «8.<r. Ant (©Do ijjit öat ton ftine on£ e*ae tiuafe niet ftiïfen oe, j •?
/P Dnfcn eiien naeftm: SNrg ^nvieröv^u niét atlert^i ftraff ' ^. (,"^l^foiiöe öe j!Ea«iftracf ntè'raant ürspofftoetó mogen opteg« »"1 nogöe^aöctftjiiïfinDcrentugtiften/CÏOin.^. 19 Envréêekt *e|ven niet,'mijn beminde. %rtl. 19 (8
ja'ttv.r* ^>trijöen De öooöüraffen ntet t^fj-m öt't ge&oö' mat f. 44»
aw ik fejjge H, hebt uwe vy.ind^-n Kef?
«.ir r '' ^een: toant öe ffwfffen" öer «©iietigïïdö w. jcfr^efcen n<>t
«J'iaet/ ofuittojaeS/ maetnitoeftetotgeitgtw*»^!!/ etr. "^e ^a«en öaööen oofeöit gebaüijanltffö«/ ennogtan^ioarenöp^ ^taffen
|
||
ï«f8' Defeven-efl-rwïntigfte • .1
fïraffen ohoer ïjaer: ©e fumina ban De ttoeeDe (STafet fê/ .Pat. *u
39 Gy iult uwe naeften-iet hebben als uièlven. iJlrn nogtanjS b)l^
De ^oDen öe i>ttü fltraffe geboDen: niet tegenfïaenDc fj> felfé ïjacf
bpanDcn mcfan liefhebben rn goeD Doen/<6]ro. 13 4. fteb. 19.17- b vr Mm 'Mo "men Ijier 000? niet af alle gelegenthejD om & pöloofe tot betèctinjje te bacngen * , Anr. Been: l't.ntocvr-a'rtiie^&ooo^ijSöaerftragtijjermiD^;
tüt&cetbcerOh}hi'?t/ a&dt hope ban fewnfcuDc toefen: %wxc&* tn ïjct o. Telt mmft men oor fi^se Djagcn om De goDloofe te öf Sferen/ ennogtan^toarenber Doe ter trjo DooO-bonntffen / ®eU'' 13. j i. Alle liei:ien van de Stad fullen den wederfpannigen Sone H,e
fl eenen ov-wwerpen dat hy fterve, Jj5lim. \f. 33. »• vr. 3W& geoogfoft Den oojfog teboeren*
Antw. 3fa/ toant töoD fjeeft meermael?? Maft Dat men fout» 002fOCtboeren/ 3?UÖiC. 10. D*. Kinderen Iiiaels rr.aekten figopcn^
togen opwaerts ten huifè Godes, ende vraegden God, emie feide*' Wie lal onder ons voor eerft op-trecken ten ftrijde tegen de Kindere1* Benjamins? Ende de Heere feide, Juda voor eerft, l^tb. 11. 3 3/ ?4' $5um. ii. 14.
c. vr. jsaaer t.tf Dit nog toer geoojfoft in Den &. Cefïamente i,,
Ant. <3ia/ toantoen <©o?[og;si mannen giftenen toojoenDe'tf
niet belaft uut Den nozfog te fcfiepöen: maer in tegen-Deel/ Daer Wr
ïjaer toe gelaten/ Dat fpbielfoiDatenmogtenbüjben/ 5Lucï. «|
Jolianncs feide, doet niemand overlaft, endelaet u vergenoegen iï>e
uwebefoldinge, JHat.8. 10/11. 20ct- »o. t. b. Vr. ÜDaerom D^t'"gttan<©0D/ <®en. 9. 6- Wiedesmenfch' bloet vergier, zijn bloed fel door menfehen vergoten worden ? . Amw. <©oD fpjee&t niet ban een toettigen oorlog/ toant nW
geben ban Dit D?epgem«it/ ïjeeft <0oD in Den <0. Cettamente öe'»' te 002I0g.cn: JKtaet «5oDf jtcit ban Dat ontoettdijR en onregtb^ Dig DóoDDen / al.s; Den eenen Den anDeren Dooö iipt togaefigierigb1^' <JcroD. io. 1 3. Gyen fultniet dood-flaen. ^
c vr. ïBarrom toiïbe <©oö niet Dat ©nbiö een iCcmpel fo"9 '
bOlfeen/ Detoijl hv een Krijgsman wis? 1 €fj20n. *8. ?. .,.
Anr. ©jt fag Daer op niet/ öatlinaotfogbocrDc/ toant Dat Dr"
ïi"ÖO02©OböQ2Ö2e/Pf.i8. 41 Gygaeftmyde necke mijner vy» ,
den, 1 &am. if. 18. JEaer töoti ïrif&e Dat wm Huis fouöe geboij^
too:Den in een ttjD ban boette/ en ban'minö<r bcfiommermge/op c ( Dittoerh te beter fbuDeboo?t-gacn/ ifif?.r.?. Saiomonfeide Hiram: Gv weet dat mijn Vader David niet en konde den Heere
Huisbouwen, van wegen de oorlogen, daer mede fy hem omciiwjj, len, bf.4. Maer nu heeft de Heere God my van rontom rufte gege^r, i Chjon. *i. 9. b-
|
||
1, TT ** - Morgen-oeffemnge. If9
h. vr. i^oe $ befe boo|feggingban't€h#mboln^eb*rfï*n/
totf-t'f' S5rlullenharelw erdenfiaentotfpade. endthacrfp.'efen
jjgA*^ Cclen : Het eene volk lal ttgen het ander volk. geen fwaerd op- Ae:1' n^Stefy en fujijen ;.;ecn oorlog meer leeren ? öphJf1* ^:t m"x üttfiam tooien niet letterlijk, toantDanfote
op 7>e Wf^öiniw ïioe niet berbult toefen: maer geeftelij k, ban «,J?W« bjeoe tuffe&en 3foöenenï|enDenen/'nefpoo&öefe JggSwtt «eberftaeni.sï/ €fat. r 1.6/7. DewoiffaimethetLam Kieren, &c. Cph. 1. Hy is onfe vrede, die defe twee een gemaekt
j£.Vr- .SaaerfepDnietPaUMJÏ/ i€0|. 10.4. De wapenen onfes
Up en zijn nietvkrtcheiijk ? ftei'"tv£v #atite feeeftt hier niet ban uiteriü ke,' maer ban De gee-
WJ1 j ?anÜ£t1' £n im:- toat teaP«n«n »H«> ttSen den Duivel, de
heel CnÖC ^* Vleefch moet fÏTflOCn, €ph, 6. 1! Doet aen de ge- 0 , .wapen-ruftinge Gods, opdat gy konnet ftaen tegen deliftige niei^nge des duivels, bf. 14/ 15-/ 16. fijrjj/- %eert €hjifiuji onfe vrede-vorft niet Dat top het aetDfche
tey.»„5a3t£n/ «ninbjeDeleben/ geenubjfogomhettrjDettjfceop* fce ww* ^9#fr# té onfe vrede-vorft, ten opfïgtc ban Degeeffelfc
le / Se/ maec uptertpe bpanben temen on£ ober omf#nent toit brer™*^» IO- 34- En meind niet dat ik gekomen benomvredete
nja §£" °P der aerde: Ik en ben niet gekomen om vrede te brengen, gje ,l'het fwaerd. J©p tooien Difetotfê befieeDen om De taare ïïeli-
lofr / ln niet alteen 0m h£t ttJDeltjfe. 'Timmer^ het té niet ongeoo^ SodL-1!men ^et tfWpt oofcfocfetfebetoacen/ i «Tim»4» 8. De W0oa 'Sheid is tot alle dingen nut, en heeft de belofte van het tegen-
a vu§£„' en van het toekomende leven, Jïom. n. 18. A *• 3fe; het toel geoorfoft Dat men regt en pleit i
ötfitotr * -*a: tDant met11 fian anöer? totsrjn gotD en geregtigljepD Wrni« temen/ 'ttoelfemen nooDig beeft ban Doen tot onDer* |
||||||||||
i|
|
1,editleV(
|
1«n ï?ni^ge|in/ 1 €02. 6.4. Soogy dan gerigt-faken hebt,
|
||||||||
§^aot ".'."venaengaen, fettetdiedaerover, diein deGemeinteminft
^uisQ2l'n' ^ (3Cirt1. ^", 8. Soo yemand de fijne, en voornamelijk fijn is er(T.enj)ten n'eten verforgt, die heeft het geloove verloochent, en Re~era ïn een on§eloovige, JCct* i f. i o. Paulus feide, ik fta voor den c v i (1esKe>fers,daerik geoordeelt moet worden, iCim.i.ï. Tegten' Yefeiböan<ï&#ltf/ Haatth.f,4o. Soo iemand met u . wij, ende uwen rok neemt, laet hem ook de mantel ? fleiten^n ^^^ m fp^ceïït Daec niet ban ftet geoojloft regten ei»
n on°? De jEtagtftraet / maec ban &et Dragen ban ongefijcft / liefaec
|
||||||||||
ïöo Defeven-en-twintigfte
lieber afê fin teto?tfcen/ en toan ttoiffen / ettbecBterpentufirW
pattteuliere ftofonen / bteboltojaefegierigljepü enongetijn lïefcen' gdijcfc fijn fjeele reben op particuliere berongeltjfiingen (iet / bf. 4J S -rit u dwingen lal een rni)le te gaen, gaet met hefn twee rnijleP'
bf. ï,9.Pfyl 4. f. b.'Vr. pfoe feiö ÖanPautHë/ i€ü?.6.n Derft yemand van«'
lieden, die een fake heeft tegt-n een ander, te regte gaen voor onregt' veeftïige, en niet voor de heilige ? Arr pautóijêjïraft h=tongelijk DatfemalfeanDerenaenöetiÉi1'
enöe ï>ct cnitrlrjfe pleiten oer Cïjgittenen toon? %ibenfcf)e3&agtfïr# ten; maer ijg fpjeefet alle regt-bogberinge niet tegen/ ja feenb die ba"? pet/ öetorffe voor Heilige gefchied, bf. i.bf. 4» Soogy dangerigt'
faken hebr die dit leven aangaén , fettet die daer over , die in de &' «ïeiate minft geagt zijn.
jt ,„______._________,_____________• ___________m_^_________ -»
Morgen-gefang op de feven-en-twintigfte dag van de Maeflt'
Stemme. J0f. 71: Wilt dog u gerigt overgeven, 8cc* n T"v € <©rjpet-magt / öe aerbfc&e <©oben
I 1 Btjn <&wt$ opening /
■mS (CenbtenfïbanbegemeMnenooden/
€ntotregtsS-bo?bertng; 5P»e vtoning en ooft ö'oubeïïegter£ / &tetbe «Bob? e«gen tianb / &oo ;rjnfe nog oofc tot 2&efiegterg fëan tteifï bor^ 't gantfefje 3Lanfc *. ^jtjiuaerOiioaenöe^ppet magtea
3i>an «Bob ter ïjanb gefïelb / Cot ftraf ban Ofe «Boö£ ï©et beragten: &g Rebben ooft 't getoetd <©m <©02log taf ttigltjfc te boeren / ©e ©panö te berfiaen / €n bootst al öie fat ©olfe beroeren / jHctfcragt tegen te ftaen. *. «Bob geVe ons Oog taome ÏJigterj? /
«Betroute in rjanb en monb: «Bob mafte ftasr tot rente .fitigterrf ©002 fterft en boo,: 't ïprrbonb: &od fcan oofc frffë be b:oomfte <JH$ffeti/ <arenöienfï ban poereen/ IBeflegter stjn ban2?uraers ttoifïen /
€n&fOKKtf ban 't gemeen* |
||||
Morgen-oefreninge.' - ■ ïét
Van de Gods-dienft,
a V ïi» ^e acht-en-twinrigfte Dag. • • aj afch/<5f6&enbe <il)?ttïcmn.Bêcn anöere ïDetten te seïjowfameo?
^toetten ban De «©faenotjrpt^ . . , f)on4tw' ;^a<P: ^mt ft1 ^01^" thfonöcrïjcpt «Soft? BMten w»
Q |'attl^n/©ent. io. 12. Nudanlfrael, waf eifcht de Heere uw,?-
W JT U' danden HeereuweGod tevreefen, in allezijne wegen te die n ' ende te nekben , ende den Heere uwen God te ho "d n ' met ^ ^anf"cne ncIte » met u Ranfche ziele , ber£ i'?• Om tk
Réh ? *^e S^bo'dei) des Héeren.ende fijne infettingen.die ik u heden ftrV- ' utengoede> JElat.ii.ai. Geeft den Keifer dat desk?}. , 5ls> ende Gpdes dat Godeis , &0tt1, 12. 11. ■ vr. ©afi£0e43bö<;-ötemï*
k mT'r?16 ^oö^öioifï »i* cen .ÏKpïï0C feanb -öcr jiele/ ïuaer tio^' ty.iT^ f'8 *"£fen Öe^eft aen,iöci0 tf« bicn^ D»fr-8Kft/$?PWJ.^
JjjL** Maeu nu van de fonde vry gernaekt zijnde , enric Godc diepfir *fft 1 ^l"36*' ziJnde> nebt gy uwe vrugt tot heiligmakinge, ende he$ •fctJ' he,tee«wigeleven, $fottl.6, 17/ iS/ 19. ff, 116, j<J. Heers jC wuknegt. • ..,..'.,,..., éotih/r* ^ ÖIt Wer W genoeg / nat men $et met éeji ftfiereleere
^u/ enöieMijü* ■•..,• ÖDfe"« ^een* toant oefenn.tffeentelrjncniffc-tianwnieere^
int);^" (neen oiujeröören stère/ Mat. 7.n. vele fuiien feggert Iftete Se' Heere, Heere, en hebben wy niet in uwen name gepro.r
gent}.6"? ' ^' 'I?- '" Alhad ikalledekenr,ifll-,rn wift aMewerbor»
e Vr ^ dat '^ de liefde niet en h»dde,fo ware ik niets^if, j. 16;
Anra mêtï in pefïaet tnn de Religie ?
ücree Pe^e!'i?ie6Etiaet.iareittekenniffeGods, enöeineenfu^ de{r0^,.s_dlerift'dt. 1. 1. Het is een kenm'fll' der waerh'eid dien?
cVr 3heidis>2#et. f. f. Voeettotuee!covpM'gr,3fac,i.i7,
Ant ^aer na moct de Re,,>feteo'öen arrm-frefö i'- A!iede ^ltan na ïiet6efc{]?£iicnï©oo?ö«5ö^/ ? Clm.■■?. «7- ^ederl .'^ 's van £Qd in-gegeven, ende is nuttig tot feeringe ,to$
Vftrdi i^>n.£e' totverbeteringe, tot onderwiifir.ge die indengt- SoetviF ?ci's' ^' '7 °pdatdemf-riff-lr-Gods volm-v-kjtzy, tota'ls D1derre 0,,naekte1ilk t°e-geruit, fegflt» 1. 4- SStt. «Vï t> % ,b 5;°^n dagelijks de Schriften. . . *-; ,• ■ • *oa> !-^'töanniet aenoeg Dat men de Religie fcolijt/ jaiete
Vj», Jttn/toant We jS.ón?w eetéjaef't htHm :&${,w i % En- ^s uLIt?^ï"* de!"Zettingen i>wef vsdprW-^affi, 1,4. Weeft *«.
we Vaaren, %W,14.16, € i ft>. |
|||
Ito Deagt-en-rwintigiïe
a. vr. 3£*tnfet genoeg oatmcninDe<3oö.bJbien(i begefooontf
bes %anbsï bolge / en öe openbare fterfce i Antw. Been: toant öe töcloobige moet in fnn engen jjerte berfe*
fcertjp/bat öpbetoaerfjent heeft/* €02. >;•ƒ• Onderfoektuiel- venofgy indengeloove zijt, <£Baf. 6. ƒ <$eu 7- 4- Vertrouwt'1
niet op vallche woorden, feggende, desHeeren Tempel, des Hec ren Tempel , d"s Heeren Tempel zijn defe , i SJTtWU t. ü. Ik weet wien ik gelooft hehbe.
c. vra 3f.sf 't niet genoegbat men een goebe meininge heeft in 'l
geen men boet i Ant. Been : toant men fcan in een goeöe menninge een balfcft* <0aDSÖ!eniif)ebben/€o[. i 23. Leeringènder menfchenhebbfi'
een il'hijn van wijsheid in eigenvvilligen Godsdienft, endein nedrig' heid , ende in het lichaem niet te fparen , dog en zijn niet in eenig' waerde, i &HÏÏI. 6. 7. JEtattft. 1 f 9 a. vr. Wk moet men ©ob.$-utenMijfc eeten i
Ant. 3Clieen Oen toaren <0Qb / jHatth. 4- «°- Den Heereuwefl
God lult gy aenbidden.ende hem alleen dienen ,<©at.4.8. Cfa»4i-'' Ikben de Heere, dat is mijn Naem , ik en fal mijn eeregeen and?" ren geren , nogtemijnen lof den gefneden Beelden. b. vr. üDaerom moet men «Sao alleen aenbiböen en bienen i fe
Ant. <©:n bat hnbeoEtoölijk eere alteen toaerbig ij?: €noD£ om bat hp alleen onfe noben en gebeben kend, en ooft alteen hentf f;
kan en wil, J0f. j-o. ij-. Roept my aen in den dag der benautheid,'1^
falderu uithelpen, endegy fultmy eeren, lïïeg. 8. 39. Gy»Hee kend hét herte aller menfehen, 3Jer. 9-13. o vr. $^oe toojben i>ie lieben genaemt / betoelfeeaen nemanö s"'
ber.si <©obftjfee eere betoijfen / afê alteen aen ben toaren <©oö * ^ Ant 35e ^CfjJifture noemb befetbige / Afgodendienaers: e«D^
ïjare «©Ob.Sfbt'cnft / Afgoderie , 1 tJI02. 10.7. En word geen Arg° ilendiertaers, ?Jp0C. 11.8. 2Ect. 17..1 <$. c.Vr ï©at té Afgodery ? .- Antw. Sfifgobesp U foo een *i50b£öienfï / toaer in men #w
&chepfet met <i0ob.sfóieniïige eere Dient/ €>al 4.8. Maerdoe ais g; Go I niat en kendet, diendet gy de gene die van naturen geen Go"
zijn, 1 £02.8.4. iSfuh'f- *'■ a. Vr. .tt&ag men be «Engefen <0ob.sibicn|ïige eer betotjfen i . „
Ant. BeentCol. i. iS. Datu niemand overheerfchenaZ'JnJ
wille in nedrigheid , endedienft der Engelen, 3lipoe. 19. JO. ^" y, voor len Engel neder om hem aen te bidden, ende hy feide totroJ, fief du gy dit niet en doet, ik ben u mede-disnftknegt, aenbid « 38jiqc» "• 9' b, Vf;
|
|||
, Morgen-oeflTeninge. • Té f
&fnTR®mm ^ öan2Cö?a&aw te€ngelen aengeöeben/
1001,18.2. Abraham boog fig ter aerde ?
ffin j ^b?abara feenDe öef^ €ngel en niet boo2 Cngelen / foo bat
j^" "Afbuigen, maec een burgerlijteeerbiebigfteuttéseteeli/ T £e «ÏÖfe ban Dat % anö/ $f eb. 13 ■ r. Sommige hebben onweten-
ue Engelen geherbergt, «Ben. 23. 7. ' .ij, £• vr.. 2?aD Sfarob Den <£ngel niet atn / «Ben. 48.16. De Engef;
e*ny verloft heeft van alle quaed , zegene defejongers? ■■' ;
oir ' $een/ Dittoa^ maer een ü)cnfc|) tan De uyftanD Deji €n»
ff I of toi{ men Dit nemen toc2 aenbiDDcn / 3!atobbaD Dien €n»
?n aen/ Dog Dit toa? geen gefcfjapenCiwel/maer de Engel des Ver-
°nds, De &one *©oD^/Die 3faeou Daer boc2 erfcenDe/ <©en. 28.15.
^eWiiTelijk is de Heere aen defe pJaetfe , JÈtaL 3. i ■ «Ben. 31 ■ 41.
£■ Vr. 2&jö De üterfce ©abiD.niet aen in Defe tooojDen/ Pf. i 3 *<«•
Hecre .'gedenkt aen David, aen al fijn lij den ? : ' ; ~'
>.Ant- Jleen: JBaerDetterfeebiDOBoDaen; enbebernaelDbatt
^aöiD^IfjDen/ om^BoD/ menfc^elper tofjfeboo2 te petten /jrjn j^ïnaDe-ber&ont en beloften aen SBabiD geDaen boo? jtjn $afccme= j^fien/ 2 $>ap» 6. 16. Ende nu Heere God Ifraels, houd uwen Knegt
'Jnen Vader David, dat gy tot hem geiproken hebt, feggende.geen, j an en fel van voor mijn aengefigte afgefneden worden , die fitte op 611 Throon Ifraels. ,.. «■ Vr. i©aerom3iJndiefevenGeeftenacngebeDtn*3Erjor. 1. &
€w* ^ieï ö002 ^10^ afse&eelD De 1% «Beet! / en ger n gcftfiajieri
^ffen/ toantnergêntftaojDen Defe gtftelD onDer De ?icnbiDDersi
"oentytwV.®e 1%«Beeft ÏH02DïjieraféfeVenGeefimbertoont/
W^W tan 3tjn beefbulbige gaben aen Defe feben «Bcmepnten;
|
||||||||||
d
|
u«e anDei'$f genaemttor:Den/?Ip,4.5- Seven vicrige lampen bran-
|
|||||||||
«nde
a. v |
||||||||||
voor den Throon, we!kezi)n defeven Geefren Gods, 3Tjp.j- '6.
|
||||||||||
p- 23iDDenöanDefeji{igennigtbDD2cnGinDenï?cmeS*
t,,^"1' Biet in't b«jbnDer/ met fienniffc banenfe particuliere. rjjOeil/ ^5 fa. 63. 16. Abraham en weet van ons niet, «CCCi, 9 ƒ•
d.oodp en wcren njer tnetallen , 1 ïïeg. 11.19. v;;Vr- ÜDat fc( men Dan op Defe plactffü fritgen-? 9£por. r 8. De
ej, ~en-tvvintig Ouderlingen vielen.voor het Lam nedt r, hebbende
'j ytheren endegoude Phiolen .zijnde vol reukwerks.-tyelkezijn
Scheden derHeyligen, JIpOC 8. 3/4 ?[pOC. 6. 10 •
fe , nt- -5P»efe pteetfen fionnen macr ten ïjoogftfn betoijfm / Dat De
t* ™fl£ in Den $)emet tierig lijn in gebeDen en Danfcfrggfngcn / fp^ntet Datfe Defe gtbeDe en Danfifrartingen ïteen mctfyifonDfe «Jl^nifTe bon: partietiliere pcrfbonenDie on Der aerDesijn:- ©et ■jyöaar eigen Eoffangen/ toatnmeDe fji«BoDbcc2 ïjaar feiten % 1 Ucnm
|
||||||||||
ï<?4 Deagt-cTi-twintigfte
öienen/ ofte tenboogfïetf/ fpbtDöénmaer boo? be ïterfee in't 8*'
mepn / gefp top bibbcn booz 5c fitccfee in 't Ooften en Weften, Daet top niemanD^ nooD in 't fcefónbet kennen / 30poc. 14.3 • Sy fonge» ajsverï nieuwgeïang voor den Tyfoon, JlipOC. if. 3-
c. Vr. JDat tV ban'Dit te f>Cgen/ 5Jcr. iy. i. De Heere feide tot
my ; al ftond ftloi'c enue Samuel voor mijn aengefigte , foo en foucl* dog mijn ziele tor defen volke niet wefen ? Ant ©eiiniji: 3t(iuatcnDieï>cpltrjtc Jïianncn nog tn 't tebct'/
ettbabcn boo? Dit IMft / foo foitócn fp te bergcefë biöoen / €#w 14. 14 Of fchoon dele drie mannen, Noah, Daniel, ende Job, in
midden des felven waren , fy fouden door hare geregtigheid allee" hare zielen bevrijden , <£jrOÖ. 31 3 3- c. v™. j&oet tnen Dan De ïjepinje ga-ntfeft geen ecre aenbocn i .
Ant. Mm mag ?)aec geen iSobjSbicnttige ecre aenöocn / wf
tan? mriet men baer ceren Daer mebc Dat meti ban baer qoebe g#
Dagtcnl? beijotjb / en o,at men ïjacrcrcmpel ban Deugt fbefit na t*
böïgen/^eb. i 3. 7. Gedenkt uwe Voorgangcren, die u het Woor<>
Gods geiproken hebben , ende volgt haer gelove na, aenfehouwend* deuitkomfteharer wandelinge, 3[aC.fii. ï^CÖ. n.' b. vr. lEoet inen de Reiiquien ban afgeiïojben ïfeplige ntf>
<©aDjfrieii!Mijfi betoaren / eneeren/ om een fonberlingeferagt t*
toelfieinDefelbigei!.'!^ ±
Ant. Been 'Set \$ een fcbanbelpe afgoberpe 'batmen «3oD^Die^
ftige eere geeft aen fooDanige doode Dingen/15flo!> $. r 1. Kinder'
kens bewaert u ("elven van afgoden , i >È02. io. 19- ^'Ubebf-O' ■
b. Vr. Ktaerom hebben ban de Reiiquien ban€lffa een booff
ïebenDig gemaefct i x ïïsg. 13.11. ,
Ant. ©cfeDoaDebeenDercn^nDaeromnoptaengebeben: 5*
öeftragf tëban Deboobe beenberen niet afgekomen / maetW
<Ü5oD; gelijk in Drergelpe faken meermaeijt fë te ficn / 2 Seg. f ■'*
Naaman doopt iïg in dejordaen feven mael.na het woord van de M*,^
Gods, endezyn vleefchquam weder.gelijkhetvleefch van een K'e nen Jongen,endehy werd rein, 3Jct. 3- 12.. .> c Vr. 'ïjoe fê'tbantebcrfïaen/ bat de kleederen van Chriftus,d
fchadu we van Petrus, de fweetHoeken van Paulus, ïjebben ftefi^ U fantgetraeftt* JBat-9-*»- 2üct» r- >r- ?lict. 19 1*. -„*
Ant. ©efc toagtftaft niet in DefetipterfijfeDingen/ maet*?0
bebeopDietijDcL-traojDinare toon&cren D002 Die Dingen/ tot&^ ftingc be<;€iiangeliimt^: bef? kragt ging"niet upt ban De filtf^ ren/maecban 3[efltë felbe/ Jföacc. r- 30. jefus bekennende in pcic felven de kragt die van hem uitgegaen was : keerde hemom1" d.
Schare, ende feidc, w'ie heeft mij ne kleederen aèngeraekt, 2Ect.' '^jji |
||
Vtrus teide, Gy IfraeÜtifche Mannwi, wat verwondert gy u over dit,
j/-aMlf£?y *°° ftcrkop ons,alsof wy dooronfeeygene kragtende go aligfieid defen hadden doen wandelen, tif, 16- Door het geloove "J^hscftfiin hand defen gefterkr, ^0r> f. 4- a- Vr- mag men den Beelden 43üi$ö!cn?twe em betoijfen i
' W. 10.4 Gy en fultgeen gefneden beeld, nog eenigegelijkemf-
Ss^ etl > tof» S; Gy en lult u voor die niet buigen, nog haer üienen, °'Vr- &iet Dit niet atfem op in i^eriibwfcj&e 25«totn *
arr J£' -®ECn: maet Ijtt fïet op afie 2&ciDcn / om Dat öe repen op wc Rttiütn pafï / ooft op oe 23eelöen öcr ^foben/ <£fau 4°-' 8. By j_'en wiltgy God vergelijken, ïiOJtl. i'. 23. Sy hebben de heerlijk-
•eid des onverderftelijken Gods verandert in de gelijkeniffe van een ^aerffélijkmenfche, ©ent. 4. if/ 16. '"Vr' ifeag men «5oo toei dienen &002 een ïBeetö *
^Ant. J^eeil:to«nt OOfe i^ Dit afgOD£rpe/?lCt. 7 41. Symaekte*
1 n Kalf jn die dagen, endebragtenofïerhande tot den afgod, 3jtltl» 7-3- iffieg. 14.27/28.
.Vr- JRag men Dan geen 23eelDen ban ©oö fjebbcn ■? of c J^een: iÊfa.40. 18. By wiendanfult gy God vergelijken,
>vat gelijkeniffe fultgy hem toepaffen, tj^llt. 4 i f .Poitl. i. Jï. cc- Vra. ïBaerom l>ebbenfe ban in ïjet €>. Cefi. in ben tempel
n«rubinen gefjaD / afëoo&üemetaur&fangc* C1- 3£efe öingen jijn ban 45oa felbe inrjeiïelt / brtoefte geen ftm s n 5'Jn 8***^ tot 4BcB?üienfïige cerc / tearit be Cfterübincn kn^.n'"ljettytÏÏWün'guiten/ öaerfefan netbof fenietfion> jJ™ racroen geficn: «JSnucfecpcre&langc te torg g'cbacn afeföeftMiö p^rW&atmC8fCrC0te/ iïteg. 18. 4. Hiskia verbryfelde de ko-
(jj '^SJanjje.dic Mofè geinaekt hadde, om dat de Kinderen Ifraëls tot |?v»gen roe haer gerookt hadden. h*ZT' i^aernm Beeft ©oD öan£emfcIbenfomtp£infcftcren>
"«itetetünnö? rjtoA''t- iSot betog.s! ban 51'jn bnfonöere tejjentoör^töófiêpt / en niet
|
|||||||||
!örS
|
r na een b-.ejd je maftfn / foanniie beitoon%ai $a tor*
|
||||||||
,Q . rnfietofefïmbpfcnDcrctt'efinjea^fiit.4 if Wagtudanwel
.vr uwezielen, wantgy en hebt gene gelijkeniflegefien, ten dage
js "eHcerc op Horeb uk het midden des viers tot u /prak,bf» 16 Op tf, .Sy niet verdervtt, en maket u iets gefnedens, degeljikeiMilè van bei ld, de gedaente van Man ofWijf, ^^/j.40.28. JïfJJfl 1 23 ,v>-. mat té Ijtt befïe berfó ban ©oö ? i
A"t. Den nieuwen raenfche,beftaenöe in $(t9QÜQÏ)tVt 01 f)CiïtSs
|
|||||||||
Xêé De negen-eti-twintigfte
^pt/Cof. j. 10. Dat gy aengedaén hebt den nieuwen menfche dl*
vernieuwt word tot kennifle na het evenbeeld des gene die hem ge' fchapen heeft, <Êpï}. 4- *4« fat gy den nieuwen menfche foudetaen' doen die na God gefchapen is in geregtigheid en heyligheid. |\lorgen-gefangop de agt-en-twintigfte Dag van de MaenJ'
StemTif •. Pf. if Wieis'tdiefal wooneneenpaer, 8cc i. \\ 7 !je i$ 't are <6ob ten geniet toagt i
\\f 't ^biettöetooftcagt te bermeeren / * v <£n bie be «©ob.sibieniï regt betragt / «l^ieboben «5ob ooft niet en agt /
Cn neben.3 «5oö niemanb niet M ceren.
i. SfibieneenGod, fbo epfcfit sjjn ï0tt / 45een €ngel of gefltaben ©jomen /
<©een beelt boet mn «ïer in belet /
't ïf ert is alteen op '<©ob gefet /
'ft ©erf anberj; tot sin Cfeoon niet fiomeiv
^. ©erriebèrmn OOft b0Ö2 mijn Heer, *
Sft offer aen den Geeft gebeben:
©an foeft ifi berber niemaiib meer / Maria boe tfi nimmer eer: Jtogtans" ift agt naer renne seben. >. <3ö ftus nog looft / nog ftert / nog ftanb s
Pag. tets! ban Heyi'ge naer gelaten / ©eet min een tap / een fcfioe / een tanb / <© botte pattfbom mfs"tieritanb / i©at fatten u itie bingen baten. _______^ Van deSabbath.
De negen-en-twintigfte Dag. a. Vr. ©oe b»etberien is be töabs'Dienft i .
Ant. ^^(©OtlsDtentt tS"/ Ofte een byfondere <©Ou<$Dientt &»'.
pber €h:iften bnijem felben: ofte een openbare in oe tëzmbfwf
ï|eb. io. tf- Laet ons on(è onderlinge by-een komftenier na-1»^
SCet. i. i Sv^varan alle eendragtigliikby een, Jtiatt. (5. 6. b vr. ïDeeft de byf)nderei©obs'bientï eenen feftcrentijb? ,,
Ant. ©der toe is" ban <®oö geen fefteren tijö geftelt / at£ in 't ö,
ntepn/ bat men baerin feer bifttofebeiigmoct .iijn- Stuc. 18 i- U
fusfeiie haer een gelijkeniffidaer toe ftrerkende , dat men a^'L'
biddeamo»t, ende niet vertragen, ïCbcff. f. 17- Bid fonder% houden, ^f. ff. 18. 's Avonds, 's morgens, ende des middag5* gymijneftemmehoóren. ^f, |
||||
Morgen-oeflTeninge. ï<f7
a-Vr' tyfö de openbare «©oö^Dicn^ï eenige fefeere ttjD *
25: ^a: öetotjl De «©emeintciïi het Koningrijke Gods, en een
^ratraw rfamen-fiomfte ban «©obg ©o» / foo öeeft Deftoning oan Dit ïïijfee traer op ojDje geftelt / f>f. i r». j,. u volk fel fcer ge- ''iigzijnopden dag uwer Heirkragt in heilige cierauie , |?f. 118.
was in den Geeft op den dag de's Hseren. b Vra. &ouDe ?toam bcoj Den bal oofe een bafte ttjö te? 05oG^-
CKW}i^mgéfjaö? Antw. 3a: toanto5ouï)eeftcori Doe atn fjem gegeben Den fe*
griften Dag ban De jècïjeppinge/ €>en.2.2.God heeft den-fevenften ^a§ gezegent, en dien geheiligt, om dat hy op den felven dag geruft
hadde van al fijn werk, €rOD. 20. 11. i>eb.4-4. c- v«. Hütoet Dit niet berftaen totuDcn na Den bal Wxm$ i
Ant. ||een/ taant al£<©oD ïjet toerfc ban Den feftenDagop* "«m/ footoa.s alïcssfcer goeD / «©en. i. ? i. God feg alles wathy 6ernaekt hadde, endc- fiet, het was feer goed: doe was 't avond ge-
,eeft, ende het was morgen geweeft , de fefte dag, <0en. 1.27. n°- Vr. j©at ttjD van openbare «SoDgDienft Rebben De j^atriarrgen
»Esao boo? De trjoen ban JEofes- i
öir, &$ &ebnen Defevenftedag geïjaD Die <8oD na De ^>cïjcp*
5nÖ8fjaDtngefielö/«ÊJCDÖ. 16. il. Hetgefchiedeopdenfeftendag,
at ty dobbeld brood verfamelden , <£rÓD. 'é'.ff.f ?/ 28. r,^Vra- i©aer fcomt het Dan ban Dacn / Dat men foo toegnig ban
ue ^aobatlj Der Patriarchen leeft in De $. &cï5?ift i xhfn ^aer 3Önteel Dingen Die Doe bpnaernetoecftsijn/ Daet Jrg Wet ban leeft / als" namelijk/ ban ïiaer CobjiDienff/ *0eöeDen/ ^iterijanöen / 2Befceeringe / etc. €n Dr;t / om Dat Die ftojteïüfïone ttpft ncfis tnacr fowthjfgè bpfonDere Dingen aentoifccnt: ja / men nai,v° niit öaiT m ilts'iian D£n ^>abbat|)/ban Dat ^fraet in €a* aot f s tornen/ tot De trjbcn ban Eiife toe/ jpDetoet ccntrjDban frtlfcf^rt jaer / 2 ïïeg. 422. g;n taelfón öjö De Sabbatï) is on*-. trh, 1 En oetoecrl; ©et fe$ betop genoen ban De ^ab&atlj Der fa* Dr ï» 'Jfn 'Dat ^ofcj' /n» onrrent D2ie toefen boo? Ijet geben ban jl «act op sinai, Daerbanfp.'eefit/ als" ban een berienDefafce/€ruD. ■2;. Morgen is de rufte, de H. Sabbath des Heeren,<£r;OD. 16. i.
om jLf; paf ójDinare ttjb van openbare <0oö£Dtenft fjebben De 2fo-
$è^iw- ^efAWfiè fevende dag, Detoclli <6o0 op róratojï in fgn is H ?*?* lmtï 8Étó OOK bOOJfjaer/ «2roD. zo. 1 o. Defevende dag
, V "rSth des l"Ia™mes"Gods- ©«Ut.'f. 14- • Vr- aDat naem rjeeft Dcfc Dag Doo2gaens geïjaD }
cv' m th'' €fai* ^ó- 2' D"ie de" Sabbath houd, üêfaj, ƒ8. i p
•v r- aaaerom toierD^ een Sabbath genaamt i Ant.
|
|||
16$ Ds negefl-eti-twinrjgfte
* r-A nt <§>m öat Öet een rutt-dag toaé / ter aeöacjtentlTe ban <$o&*
We op ten febentïen öag na öe .^cheppinge / 4?roö. 10. i o. Mae*
fle fevende dag is de Sabbath des Heeren uwes Gods : dan en fult gf
^geen werk doen, nog u fbne, nog u dogter, nog u dienft-knegt, nog il dtenft-maegt, nog u vee, nog u vreemdeling die in uwe poorten is> p(, 11. Want in fes dagen heeft de Heere Hemel ende aerde gemaekt» «dezeé, ende alles wat daerin is, ende hy rufte ten fevenden dage: .ilaefom aegende déHeere denSabbath, ende heiligde den felveO» jtëjrati, i-9- »*• <6en. z-x.
r b. vï. ïf abten öe 3joaen niet meer &abbathen afé ten febenfte»
|
|||||
Ant gfat alIeFjaceFeeftda^en, iöietten ooft ;$>abbatfjen #*
$aemt/ 01« öat men oaec tn oofc maft rufïen/ €5ecft. *o.11. v&( .^O'ïgafikhenmiiiieSabbithen , 5Leb.43.1f. CCOÖ.IJ. 11.
'o Vr S9at Onöerfcftdpt I.si'Cr ttliTcftén deSabbath van den fevert' itöii dag, enae ttiffeften ö&Sabbathen öer tfeeft-öaaen*
Ant <©2 Sabbath banÖWt fevenden dag tn 02Ö2C tó gefïelb Ottl &*
irjö te öueren/ mier De anDere £>ab&athèn ban#eeft-öaijen/toarert
ttiaerbooieentfja/ tot öat öe M?Mz$ feomen foute/ CoL'i. «t iwelke ziin een fchaduwe der toekircïende dingen, maer hett-1'
èhaem is Chriftus, 4Bat. 4. >° ifeb. 10.1.
' «5. Vr. 3fê öan bet bierae 43:bab"een morael 45cbob }
Ant. 3fa: foant moraël i£ foo beet te ftgcten a# 't geen öe ze$f
tïi manieren iifln <®oag-öienft/ en lidji ©aöfaltghept aenaaet .* 0- Jet bietïfê 48*öoD geoteD De tijöboo? openbare morale pligten b»11 ^Oütf-öfenti en goöfabgftebt: ©aerom too:t het tn öe morale #eC ÖeCtbiengebaöenaêfielÖ/^ettt. f. U\ Onderhoud den Sabbath'
ö*g dat gydien heiliget', gelijk als déHeere uwe God u geboot» heeft, «ÊCOÖ. 10. 8. 'c. Vr. %i Dan niet cjremoniaeis in Dit bierae 43ebaD i
Ant ï|et toOOJÖ cereinoniael fattUÖ gOWincn / Ofte UdO^'tfJÊtT»
ööo* een feker fi\d macr tef t'n-rtetïelö; ofte beo? een uitwendig^
öeffenmaetnöeaBaösDien't: ofteboa? net Dat een voor-beeld e» flgure fg&atiteMteffias: let bierae 4öeboa beeft made öJieöj^ beteftenfffen pet ceremomaèts bti titj «eftaö in bepiactijfte. (>♦) «m fèbentieDaij / na De „%ehavpinge te rèfeénen /fgcjremfwaei, öatw bittoa^tmer boo.' Die tija boe? ae gjaoüfche itofte / Col. *. '* I}atu dan niemand en'oordeele -in (pijfèof drank ,ofte in hpt ituk <J
Feefl: daeos , ofte d~rni^uw3 m in?, ofte 'te • S i'ih.irhcn, 43 al. 4- ' ' (uï $et bierae 45, o-boa betaft ö't'famttt-feoinle tot öe openb^*
©eraabermgen / en aat om aiaaec de ukwendige Gn ig.dienft te «^ beften./ en foo öebieö bet ds Ceremoniën ÖCC ïiCl'fit Dan ^1^^/ |
|||||
Morgen-oeffeninge. 109
fl?men/Pf.9i;i. EenLied.eenFfalm op den Sabbath-dag, Pf. f9 6.
(3.) ©oiitoasDen.ea&batfjbergcDenDaerinceremonuei, Dat
£< c*n6gure, en voorbeeld, Datfe möaeraöab^-ötetriïfjab tiuö* BKiae offer kanoen:' en Datfe af-beelöe De ruiie 0e£ $f emcte / $tmi. 2.0. 9 Maer op den Sabbath-dag twee volkomene eenjarige Lamme-
r?"> 4CÖ-4-9' Daer blijft dan een rttfte over voor het volk Gods. *?■ Vr JDaö'er niet iets; ceremoniaeis ten opiïgte ban öenifie öer
•ioöenbanfjaertocrfe^ Ant. ^a:toantfiaer ruften ban ar&epb/toa.ii'niet alteen om Daer
0002 De *!5oDïi-öien|i te beter tefionnen ptegemmaer ijet ruften feive ~?£oae eenbequame af-beetörage ban öe geeftefpe rufte DesïB. Upftaments; / af-beeföenöe <£b#i cufïe in oen grabe: hierom ^oüftoitcerernoraaeiboo|öiettjD/ Dat De ï?eere De SCrbcaöer.iJ *a> oen &abbattj met öe öooD tottDe flefïrafr ftebben/ €roö. 31.14. nderhoud dan den Sabbath., dewijlehy u lieden heiligis: Wie hem
ntheyligt, fa! fékerlijk gedood worden : want een yegeüjk dieop den fel
ven eenig werk doet , die zielefal uit-geroeit worden uit het
f01 i en harer volkeren, $1)111. if 3f- «©at. 41/1.
b- Vr. ©an toat ïocrfien motten öe ^foöen ruften *
.Ant. ©anatfe Dienftbaer entoefeelp ioerft op ijet betö/ op bc ,«ïarïit/ inöeit)Ui'f£n/ ttC. Xeb.23.21. Geendienftwerkfultgy
fl0en. JWi.ij.-i6. Imttó8. f. bnNVr ^®at Iöf öan Wttrjfe öe moraie nature ban Set bieröc <®&
J^fö / 't toeft? ober een-fcomt met De taetDer naturen / enöe öaerom "« fcan afgefeftaft tooien i
v Ant. Het wefen ban Ijet bieröe «JBeboö befïaet epcjtenttijfi fn'cr in/
& min moet Rebben een baiïe mft-tijd om Den openbaren €>oöt!- r*pfi na <jBod.s ïDetten te berrigten / (toelfce öat nu Die ttjD fat ïijn/ at fteeft öe {|ecre bcpact't/ najrjn toel-gebalten / en na beranöe*
J'iaenDertijDen) fooOai het wefen ban tjet bieröe geöoö tei;a iit ,Meto002öen/©eut. f 1:. On!erhouddenSabWh-da«:, datgy dien
W'^t: gelijk als de Heere'uwe God u geboden heeft,(£^00. 16 2 5. wat. f. 18. Voorwaer {eggeik u ,totdat deHemel enuede A -r Ie . ör-by gaen , en lal daer niet een jota , nog een titel van de Wet
°or-bygaen.
w Vn ï0at m°™'e. en filtijD öuerenöe ptigten Der «©oöjf-ötenjï
erei'fc5tc öe &abbnt« Der -1 oöen i feAntw. ©efe na-bofaenöe: (n) ïfet te famen komen in öe
j^gaöer-pIaetfeutatDj-ÖJ'jJDientiige oefeningen/ïütr. 4. 16. Usquam totNaiaroth daer hy opgevoed wa?, erids ging nl TJOfit
5 ^oonte, op den Sabbath- dag in de Synagoge , ï?ebj. lo.bf. if. O openbare aebeö:n en Danfireggingen Doen/<^5ecf).4ö. bf. 3.
% ƒ Ook
|
|||
tja De negen-en-twïntigfte
Ook fal het Volk des Lands aenbidden voor de deure der felver poof-
te, op de Sabbathen, 2Cet. 2. 42. (ï.J Pfafmen llngetl/ Pf. 92. '• Een Lied ,een Walm op den Sabbath-dag, 1 iCog. 14. 1 f. (4 ) l^tt DCOg-lCfen ban öe éCfel'ftUre/lCt. i ?. 14. Ende gegaen ziinde in de Synagoge op den dag des Sabbaths, faten fy neder, pf. i f .Ende na het lefen der Wet ende der l'ropheten.fbnden de Overften der Synagoge11 tothaer, &c Htie.4.16 (f.) ïfet pjeOifeen ban<©OÖ£iB002D/ 3tct. if-ir. Mofes heeft'er van oudetijden inelkeStaddiehempre' diken, endehy word op eiken Sabbath in de Synagogen geleien. awTim.4 2. (6) ^etberfojjenbanaclmoeiten/enanDeronDer'
ïjouDboo? arme/ cnöetioo?De45oös;ötcnti/ jilare. 14.41 )e&& gefeten zijnde voorde Schat-kifte,iaghoe de fcharegelt wierp in de
Schat-kifte, i €02. 16. 2. a. vr. &miDe Dan Dit bierbeSMroö nog fijn feajjt fjebben onDtf
öe €ï)2jfïenen * Ant. 3fa / i)00g fOO beet afë ïjet morael të / toant De morale jijll
niet afgefe&aft / Daerom fteeft De ifeere Defetbe met frjn Vinger ifl
jieene Cafelen fn-öefc&ebeii/'J&artjj. r 18. Voorwaerfegge iku, tot dat de Hemel ende de Aerde voorby gaen.en lal daer niet een ')0ta>
nog een tittel van de Wet voor by gaen, CpOD. 2 1 • 18. De twee Ta' felen, befchreven met de vinger Gods , <CCQÖ. 24 28. b. vr. ï©aerom noemt DanPanlug De&abbatljenfchaduwen?
€01.2.17. Ant. #auïttë liet ftfcr op De Sxiobfclje &abbatijen/ en merfct A°
Sabbathen aen boo2 foo berf al.«' befelbe op De SfooDfrljc top neljoii' Den toierDen / met öfferftanDïn' Ceremoniën' en oofe met De -jtooö' feïje Sjnfettinnen/ tegen? Dé top ban Cfjjifït regeringe aen/ bf. ^ Welke dingen alle bederven, door het gebruik na de ge bod e nefl
leeringen der menfehen ingefèt, W. 14'19. a.,Vr. Ï0at betiraft Dfi!l JDaiÖté / ©al. 4. 10. Gy onderhoud
dagen, endemaenden, ende rijden , ende jaren? Ant. $etftlt)cDatn"€e!. t. iö/ iyteftraft/ rwmelp/Dat ö?
Cfaiftenen op De 5foo&fc(,c maniere' bolgcns DeIBet Der Cerern* nien/oe3inoDfi1)e JPteft-Daswi cn&abbatficn nog otiöcrfticiocw alfo nooDfaMijfi/ en &{■<" Ceremoniën Die oóDcfiomffeöeë.Jï*^ fïe toaren lïenüe/ljet toeflie iïrrcfi regens fjet Cijatïenïiom aen bf. >': Ik vreeièvooru , dat ik rikt eïriigfins te vergeefs aen u g.arbe)'"
hebbe , <J5al. f 2. a. Vr. Vèaï ttjD ban openbare €>oDs-Dicnji ïjouö l)et Cbjifï^
oom i Ant. Den eerften dag der wekt-, in plactfcban den fevenften dag'
3Cct» 20. 7. Ende op den ee-rlkn dag der weke, als de dMcipelen-by eC' |
|||
Morgen-oeffeninge. I7t
feïcomen Waren, i <£o?» 16. 't'. Op eiken eerden i&% der weke.'
b vr. gijn j,e <£f)2ifïenen aen een fleren ttjö berbonben i \
afnfi. ^9! m öat M?C fera3t &an heC vierde Gebod, 't ïöelfc niet i.S
«Tgeichaft in ^n wefentiijke berpligtinge / om een ijaiten tijb ban
Dpenuaren «5obss-bienfi te hebben/ ©cut.y. i». Onderhoud den «bbath-das, ,»att.f-i8.
c- Vr. gij; {jet niet een betoijs" ban een Menn gelobe / Dat men nog
oa8enonberhoub/bDlgcn;£ fjet feggenbanfteuïirê/ JSom. 14- f/ 0.? imAntw ^een: tamit *>? fpwfet ban fterï; geloobige €h#enen ©t öe ifenbcnen / öetoelfce benbagöe.ölfeerenhiclbenbobenöen j*ooöfcgen bag s cntic {§> fiueefct ban sbacft-getoobige gioöen / öe> j^ifié non, aen al haer Sjooöfche jf eeft-bagen bleben hangen: oaer= "j'f fepö {)£/bf, 6. Die den dag waer neemt, die ncsmt hem waer
"enHeere, battö/ denHeereChrifto, bf.o. 14. b- Vr. <@p toat gronden fjOUÖen ton den eerften dag der weke,
wt i£ / den Sondag, in plaetffc ban den fevenften ? Ant. 2Mjalben öe reben / genomen ban deopftandingeChrifti
^yt dwi dooden, foo ïjeïiïieii. toy öefe reb«nentot onöerhottüinge: LM <^e p;actpeen gebwonte ban€f)?tftu«felbe/ en bansöne ^P0)ïelen/3[0.io.i6. Ende naagt dagen waren fijne difcipslen w,->
erom binnen , ende Thomas met hier, ende Jefus quam als de deu- |
|||||
... dag der wekelegge een ygelijk van uyetby 1...
en weg, (?.) ©e naem bie be bag b?aegt/3Bpoc. i. i o. ik was in
°en Geeft op den dagdesHeeren.
■, • Vr. ©OOjbJienj; lafttédefevende dagberanöert in deeerrte
0a8 der weke tot een &abbath-ba« i
1 A."tw. (©ftc boo2 laft fier SEpofefen / ofte 't gene toaerfcftpclij*
imf1 ^'^e(ttm€\j2ifïümmil'^tt> ».-•*• Hyfprak methscr
j ^e dingen die het Kor.inkrtiko Gods aen-gaen, ?[pOC. I. .10 Op en dagdesHeeren, jïïat. 1 i.S. De Sone des Menfchenis eenHeere O0,cvandenSabbath. lorgen-gefang 00 ei; negenemwintigfte Dag van de Ma;nr.
Stemme: JDfatUl \ 16- Ik heb den Heer lief, Sec. *«•"*■"» <©b*bolfè heeft tot'fijn bienft een balie tijb:
lï .fietfê Ibam fereeg ö?n laft ban feben tragen: ©eesi &abbath ooft fte patriarchen fagen / , &n 't taerft maeft boe ban gioSen jijnbermija. *♦• «©oböiDetftclbbaft/ ^it'tjfebenbegebeeft
»an onfê ttjo ten «3oD.s-öien?135 gegeben / 't3Le»&
|
|||||
Vjx De dertigfte
't % tiü oofc tut laU ban on<? Die rat nog feben /
ïf oetoel Dit meenig €ï)2i|fenfeer berbeett. 3. <©e ttrenge ruft op tiraf fetfë ban De Dooö /
$et Dubbelen ban hare «©fferfctjapen: ^ofi'taf beclD ban ons? ifeeren liftte itepen 5fn't graf bias Doemael cpgen aen De jjooD. 4. J&aer Cempelgann / De gjïilrncn / en 't 43cbeD /
i?etP?eDffien/ De2Eelm$/ enijctlefen ©an De Scïpiftuer / srjn nu nog atj? boo2 Defen/
©002*Cf)jt|ienen een bafie &abbat&£-toèt. f." Zoomoet Demarfct/ De hal/ Oefiraet/ Ijetbelt/
$et ïmjtfgefm en oofc De toinïsel ruilen / <©p Dat top onjsin <©oö mogen berlulïen: $et noodige alfeen iglMpöefrat. |
|||||
Van de Staet na dit leven.
De dertigfte Dag. a. Vr !©at boo2öeel fal fjet geben / Dat men De «5oDjf-Dienfl b»>
tig toaer neemt? Ant. ©e «5oDfaIigï)ei't ïjeeft een groote belofte / 1 Ctm. 4-8- 1
De Godfaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte deste-
renwoordigen , ende des toekomende levens, ïf eb. 10.30. Wy ge' iooven tot behoudinge der zielen , 1 Pet» 1. 9 ■ b. Vr. üDanneer&eftomt men ïjet toefcomenDe leben*
Am. $aOatDe<0£loobigegetïO2ben3p/1 Co?. <f. 19. indien
wy alleenlijk indk leven opChriftumzijnhopende, foo zijn wy ^e
cllendigfte van alle menfchen, i <Ê02. f- i 3!0ÏJ. f- *4- a. vr». !©o?Den De sielen Der gene Die ge(io2ben 5fjn niet eerfï #&
pinbert in een Vagevier ?
JAnt. Üeen/toantfvstjnjatigterftonDnaDcöooti/SCpor. 14- '?■
SaligzijnfedieindenHeerefterven van nu aen, 5LUC. *3- 43- Heden
fult gy irift my in den Pararliif? zijn. c. vr. iöaerom fepD DanPaulirê / i €02.3. ■ ƒ• Soo yeman'W
werk (al verbrand worden , die fat fchade lijden, maerfëïvefal W
behouden worden , dog alfbo als door vier? Ant. JBauutf fj^eefet niet ban een Vagevier tot ffraffc Der quat*
foerSen / toant Dit bier öacr lip ban fp^eefet / p2oeft ocfc flo^ foerfeen/ bf. 13/14- maerrjnfpieefet ban een bier Der tep:oebinC0 ober 't gene peDer leert en pjeDiüt ban giefitf €f)2jftitó:'t toclfc # ir bier ban vervoiginge, enbe ban beproevinge DejS <£5eefr£ / HÈtót» V. bf. 1 1 Hy fal n doopen met den H. Geeft, ende met vier, i J9ct. ' •]'
$)pof. ii Gy hebt beproeft de getic die feggen datfe Apoftelen i$ endeen zijn't niet. b- |
|||||
Morgen-oefFeninge. 17 j
> Vr ifiefeiööanC^ifillsi/.Haat.f.ió. Voorwaer fegge ik u,
gy en fult daer géenfins uitkomen , tot dat gy den laetften penning iultbetaelt hebben? ...... . *"*• €f)2i!ïu^fn2eefttbanliurgerrpettoi)ïcn/en&rföfiöatmen
&P njt>$ met jfjn prtpe fat berfbenen/ eer Ijp fjet upteripe regt bo? oert/bf. if. Weeft haeftelijk wel gefint tegen uwe tegenpartye, ter-
Wijle gy nog met hem op den wegzijr, JJiïatt. 1 o. 2 o. .C-Vr. ï^OC inenfCÏJt ÖanJ^aiÖttjr/ a lÖTitri» * .1.8. DeHeeregeve ^etn» dathy barmhartigheid vinde by den Heere in die dag ? Ant. paulrrê liet op Den DagDe^ojDecte/ toanneer ^tucnff
j>flt Onefiphorus mogt een genaDig ïfegtk binDen / 3ïrr. 2. 1 o. Be- iert u , ende gelooft, opdat uwe fonden mogen uitgewifcht wor- den: Wanneer de tijden derverlofiingefulleri gekomen zijn van het aengefigte desHeeren, |&att. if. ?+. . . c vr- <§>cï)ijnt <Cïj?i)ittsJ niet te leeren Dat'er na bit leben fommt*
Monben fuHen bergeben tooien in ïjet©agebter/ Hftattïj. n. 'f* B1. De fonden in den Heiligen Geeft, en fal nog in defe Wereld,
Bogin de toekomende wereld vergeven worden ? i £nt- &m: toant 'Sfcfa' fïcït Ocfe maniere ban feefien omaf
*£ faöDen tie poef e ïjoope ter gene Die Denfien na Dit leben bergebin* ?e tefutten tonnen befeomen: ©aerom ber&faert fjp fjem felbe na* j^Hüarr. 3-19- Soo wie gelaftert fal hebben tegen den Heiligen
^*eft , die en heeft geen rergevinge in der eeuwigheid. b'Vra. 5KeJlJn'«>anue(i/'^p, 1. 10. Dieondei der aerde zijn "toeten haer knien voor Chriftus buigen ? ,rt Ant. g^it 3p De bóofe heetten / Detoeffie ooft fullen gemioDfaefec
$&/ aenChjtfïo önöeröamge eere te uetotjfen / €of. 1. ■ƒ. Den , v«rheden , ende Magten uitgetogen hebbende , heeft hy die in
J°penbaerten toone geftelt, ende heefd door het kruice over haer 8etnumpheert, JJlatt. b. ?i. 3- Vra. H^ctft té fjet regte ©a'ctcbter)
i Ant. Het Bloed, enDe de Geeft €§&$/ Mül ?• 1. Hy fa! zijn als
netyiereenesgoudfmits, 1 €o?. 6. 1 ï. 1 "jiaï). 1,7. Het bloed Jefu /^'ftides Soons Gods reinigt ons van alle onfe fonden. 0^vr ï©at raeö met foDöaniac / Die in Dit lebcn geen bergebm-
aeÖeu&enontfangen* W-nt' ^fatten na De ï?tUcrtcfimDento02Den : ïEantnaDftfe-
1 o irtJecn $ö ^1311 B01302 atïï inm D'£ ö'ec berfi^mt beeft / 3öpou ,.. bf.ö. Daerzalgeen tul m^-rzijn ,l||eb. J. 7. Hedan, indien gy
'"e femme hoort, 2 €02. 'S. 2. baV»'; ^nöfen öe 5ielen in &«t Bagebiec niet gaen/na tokt pïoeffic
aiettfeöanfjenen^ Ant.
|
|||
174 »■■ De dertigfte
, Ant.^t sïetc öer öeloobige gaet terfïonö na ben femelbp €h?fe
tilljS/ 'JCltC. 23. 43. )efus feide tot hem, Voorwaerfegge ik u, hede"
iult gy met my in 't Paradijs zijn, <Ü*CCt. u. 7. 2<£02_.$M. Wy weten« dat als ons aerdfche huys defes Tabernakels gebroken is, wy een huys hebben in den Hemel. c.vr. ï®at plaetfe $ öandienAltaer, öaec onöet 2of)ann# W
Stelen fag leggen i 3£poc. 6.9. , Ant. ©ien2lWaertoa£eenplaetfemöen$emet/ 3Cpoc.8.i/jj Daerquameen ander Engel, endeftondaen den Altaer, SÈpOC. f. i7-
c. vr. foe baben ban öe SEoben boo| be boobe * 2 J& ach. 1». 4+-
Ant. ©ittoas? maer een Sfooöfche fiiperfïitie / en een baeb bai' "JuöajS/ DienKtgefchiebcnai©objiï©et: 3M#'töatöere'&cft$ bei- bit p2p / nogtan.s het tjS baerqm niet goéb / mant ïjy i.s $] «fètoael-gcefï gefoeefï/ en öaerom ia bit 23oecfc Apocrijph , fltf 1 JEiacft. 2. *ƒ, .* jaarh. 1.19. 2 jaacff. 2.4f- , a. vr. Genieten be jielen bet geloobige eenige bgettgöeboo^ö* tijö ban het laetfïe €>o?beeI i Ant. 3Ï^* 2tpOC.6. t i. Aen een ygelijk wierden lange witte kleC'
deren gegeven , i'Cö?. f. 6/ 7/ 8, 31pOC. 14. ij. Zalig zij nfc die i" den Heere fterven van nu aen.
, b. Vr. f oefeiööan oeP2eoifcer/€crl. j-19. Gelijk diefterft, al'
loo derft rlefe , ende fy hebbealle eendcrley adem ?
Ant. ©ititiniet het geloobe ban de Prediker .toant banfon^
hnfelfëdeopftandinge niet gelooft hebben / ntoelftanöer^blijl* ijf.i 1 .Wie merkt dat de adem der kinderen der menfchen op-gaet n*
boven ? rap. r 2.9. jtiaer het # een tooojö bat hp berhaeltaltf m
be mono uan een ötoafen gobfoofe / Die alfeen oojbeelt na 't gene (1? hOöZtenfiet/ lEal. 3. J4. Gy fegt het is vergeefs God te dienen»
Pf/.4.t. a. vr. ï^oetoojb ban gefcpö bat be ;ielen(lapen ? 3£poc. 0.1 r. ■
Ant. ©tttoo^ö gefepö ten opüntban fiacr arbepö öe^fichaem^
öaerfc ban rufon^l-hóe-torl het femclfche leben ooft hiel een nip
■\tro2O genaemt/ om fjet bolle genoegen ban b?euijöe/ öatalöo^
toefen falfonberpijneenfmrrte/ ï)efi.4- 9- Daer blijft dan een mi.
over voor het volk Gods, ÉpöC.iï. 15-. ^Ob. 3. 17-
c vr. ©rJegaetfeetbanmctbe?ielebergoDloofe^-. . . {
A nt. ® e fefbige toosben terfïonö na öe felle gefonöen/ om o»1 gepijlligt te toO^öên/ %ÜC. " 6. 2 2/24. De Rijke- man was in de HO
jn Pi'ine, Uum. 16. 39. Sy voeren levendigter Hellen. ' tr& |
||||||||
b. Vr.
raffen
Ant. ®tt liet ep öe bolle 1 |
efeiö/ bat na het laetfïe <©02M£.1^
|
|||||||
JRat. 8.12. Aidaer fat pij ne ajn^
ate ban firaffentenjongfienoa'^ |
||||||||
li
|
||||||||
Morgen-oeffeninge. 17?
«nöe bat mftmt^cpept Mttt na ziele en na het Hchaem, juat.15-.46;,
Dde zullen gaen in het eeuwige vyer, JiRatC 9. 43/ 4+.'3,,oiM'.2<?.
Die het quaedgedaen hebben, tullen opftaen tot de opftandinge der verdoemenis b. Vr. |©aEr moet men öan meefï fo?oe fcooj Djagen *
Ant. ©ooj öen geefïelpen tïaet öer 51de / ojjöatmenfefcerïtjfe ™«e/ bat nïen fierüenöe / na öenï?emet fal genomen toojöen / ■JiWatt. i6.16. Watbaet'et eenmenfche, lboby degeheclewereld
^ «d, endc fchade lijd zijner ziele, |Eat. ó. 33. Soekt eerft het Ko- mrijke Gods. b-Vr- 3fé öan op fjet licfjaem geen agt te naen i
f Ant. 3ja {jet / toant onjs Itcfjaem moet foo toel bjettgöe/ of fltaf* IE D?agen/ al$i Onfe Jtelt-? 2 €0?. j". 1 o. Een yegelijk fal weg dragen
t gene in het lichaem gefchïed, na dat hy gedaen heeft, hetzygoet ftetzyquaed , €fa. 66.14. 1 €o?. ij". 44. JLVr- ïfoe fian öat toefen / Deterjïe onfe Itcfjamen na öe öooö litr-
r«tenentenjaen> Ant. ^e ücfjamen ïiieg^ff02ben.^rjn / fa[<©oötoeöeromIei>enf
£8 mafien / en upt öen öooöen öoen opiïaen / 3fo&. r- 28. De ure °Rit, dat alle die in de graven zijn, fijn lic mme lullen hooren, Of.29.
vyfu,len uyt-gaen, 2tlCt. 14. if. 1 Co^. if. tg. a-Vr- &athetfeivelief)amiorjfïaen/ üatg.efïa2i)en#*
j^^' 3}a/ 1 €02.ij".f2. Dit verderfelijke moet onverderfFelijk-
'Qaen-doen.Phif, ?. ii.gjoU 19.2 6. Ik lal met dele mijne oogcn
|
|||||
fÜtten 2ri^rDm ^ ^" ^W / öat öe öefeObijje als Engelen
"'Sun/ Jint. io. 3«.
•naatje t?Pö ÖP niet/ omöatjSgeen licgamenfUffen^6Qcn'
bf. j-tE" a«n)ienban öatfenict fiilïcn fei-ven, rn ooft niet trouwe%
1 C02.', en iullen n,et trouwen, % 3 ö- Sy tn konnen niet ferven
C'Anr'^^öaadat8ee^liik,icIlï'ej», i€o?. if.44.?
ïtjfi Vifrfcr?6 ^'^'Mkheidaeteiwn* geefteii|.kehoedanigheden, Ofo W»£5aertto0?D/ff. ?3- Dit verJei'&lijke moet onvu-derfeliiV K JlwSF ' ende dit Mkhjke moet onfterffclijkheid aendoefi formig^jn *'*'"Wy fuUe" dèn 1;ecriyken Ü^arae ChrilH gelijk» enblor"dflae,:il,LaCr0mfe'a Da« Patllltó/ 1 €o^. if. J-o. VIcefcfe.
Ant »S,nneni " Coning"'ik" Gods nietbe-erven ? •nfe fehnmïï?v ch en bloed te03a nirtterHaen de fubihntie uan
u*mèmZLTu*,dei:,nt!i-= fi^öaniaöeöen: «5elrj&fjette* W.™ 6 2? ^ < b0l«nitie *** verder&lyktód, JKCff. f o. W,
7" e. Vrat |
|||||
Ï7S De dertigfte i I
c. Vr.$uefdÖPat1U#/i<£02. *. is.Godfalden buik te niet doen?
* Ant ï?n fp2cefit toaiihet 8cb|iufe öss? ötipfi.s/ na ï>é tortfe Der acf*
De/ in fbijfe en tyarik / etc. toant in Den geniet faï geen aertfcli lettert
5ijn/3tllC. 10. 5 f. Sy fullen nogtrouwen,nog ten houwelijk u;tgeg«'
ven worden, ItOttl. 14. 17. Het Koningrijke der Hemelen befta«t niet in fpijs en- drank, 1 <ÜD?. 1 f- 49. a. vr. SDie fnllen onfïacn unt Den DooDen }
. Ant. 3ïïi« JEtenfcfjen Die gefloten jjjn / afê De ïf eere ten €>of i
Deel fiohlt/ Siuft» f. 28. De ure komt, in welke alle die in den grav? j
zijn, zijn ftemmefullenhooren, 3Cct. 14. ij". 2 Coj. 5". 10. Wy alle moeten voor den Rigter-ftoelChrifti openbaer worden b. vra. ï>oe & Dit mogelijk / Deimjte bcle licïjamen fcan Debeefte"i
S*fngegeten/ anDereJtjfttötafffïjetierujanö/ etc. Ant. ©itifümbgeïtjfitin'ÖoD/ Die De toereïD u«t niet ïjeeft fiotv
nen mahen/cï^att. 22. 29. Jefus fcide tot Haar, Gydwaelt,nkt we-
tende de Schriften , nogdekngf Gods, ïtOtïl. ï-?. <5êpf). i- '9' b. vr. üDaer toe fat Oefe opffanDinge gefcfjieDcn *
Ant. <©m tot een ecutoigen fïaet De£ lebend ober te gaen / ^atv I2,bf.,2. Vele dan die in het ftofderaerde flapen , fullen ÖTtwakeHi
defeten eeuwige leven , en gene tot verfraaetheden , en eeuwige af' grijfinge, '3:0Ï). f. 29. Die het goede gedaen hebben fullen uitgaefl tot de opftandinge des levens. Morgen-gefang op de dertigite Dag van de Maerit,
Stemme: Pf. 6. Wiltmy nietftraffenHeere, &c. *ynt\! toat fiecn fnït nntopen, ^ielelMtjft gj> bp Den $tm
* > 3Ut«?r forWm gaet fteatoijfeen 2)onDer ont toeer te ftccre-? ■'
.Moet gn na't ©artebper / ©enfctgp omïjetlief)acmniet« fö^n : 't rrnnitten ban forïbeh Beent 't lichaem faf toecr lebefl/ ©tft ife in CFtjifï i toonDen / 'ft &fil mp baer in oegebcn / CcrDatfNfcnfnb'banïri'rf. >.Sjoot»nDolmpnerD2iet. J %. ^tri toenti gn om te fferben i k&ktlfiït 8)? 't liefiacm bfnocif
«Rn fnït Dan moeten Derben 1 J?crffror>t D002 alle iusnben / 5*eb?rttPDrban€>oD£ilferf;: €n t'eene-mael berrót 1 , ■^a - bW ffrat- na 't beseften *% JBant 't faï een.si berrfjfti!' j&Ar.o?€riM mug/lepDcn ]'* £aU'n mijnlirfiaerap;tjfen Cot'tlieilig^emefetoerfi. ^n ccufeigï;cpt mp God^
Van hetlaefteoordeel, en het einde der werelt,
, De een-eri-dertigfte Dag. t a.vr. JDatfalDeraeÈenrena^DeöotiDcnfuItenop^öenf ;,,
|
|||
nr^ntw^n futienfei3D02öeïttö.teriïoel<ö)#i toefengcfteït/
«niBeOD^oeeIttetDD2Den/ 2"<£OJ. J. i o. Wyalle móeten operbaer
jvorcen voor den Rigterftoel Chrifti, op dat een y gelijk weg dragei _ °?ne d°orhet lichaem gefchied, na dat hy gedaen heeft, het zjr f'f, ' hetzycjuaed, lel). 9. 27. Het isdenmenfchegefeteenmae| • "«ven, en daer na het oordeel, 3>Uöe bf. 14/ ' ƒ• • yt. iBie fat de R igter toefen *
Ant. SfjfusCöit'liitó/SöÖ.J'-*»- De Vader en oordeelt niernanf;
ftl • j eft alle oordeel den Sone gegeven, 1 fitïjéff. 4.17. De Heerc «'nde wolken komen, Set. to. 24. A '£ot fflt Wtitë berfefjtjnen ?
fcunt;. Sfftfltoote ïjeerlpfjCrö/ Jfcatt. if- |i. DeSonedesmeÉ-
1 'J*1 «omen in fijn heerlijkheid, en alle de H. Engelen met henu
n lal hy fitten op den Throon zijner heerlijkheid , «Pflt. i6-17. • vr Waerfai^ntoo?öengefieri*
fchr -*n Be toOl&en/ ÏRat. 14- 3 °- Als dan faj in den Hemel vor-
"jnen het teeken des Soons des menfen, iCheffa.17.2LÜC.21.27. •Vr- Wah'neer falöeföt'Bterlioriïen*
cnd,nt; ®*«P2ecifenttj&i£tmbefeent/ Jftarc. 13.32. Vandiedag.' c V ï"e' en weet niemand, Jïïatt, 24. 39- 5DCt. »• 7-
'Anr; gal fp feomffe te fcoren Honnen fcoo2|ien tooien i
i. ie, tTEEn/ tóantjjpïalónbertoagt/ en haeftig feomen/ 2 fet» y.2 Ai da8des Meeren fal komen'als een dief in de nagt, i Cjjeff.
a Vr fy fll,len %£en vre-e> vrede, JJiatt. 24. 37. |
||||||||
de levr, i- ute lliei'ffben / fco de doode öieöan opgefïaeh $n/ file
iSvan^d,pöiei3anno8inöeteerel&Menfeefcn/2ïct. 10.42- Defc de, ^ju.. ° verordineert tot een Rigter van de levende, ende van doo-
hr\A. _ * /"31. Go^ fu'pfr ppnpn dia crpfl-elf.nn dewellrp hvdpnaerd-
|
||||||||
bodem* '7'3'- God heeft eenen dag geftelt.op dewelke hydenaerd-
c-Vr-^^«d'gliikfa!'oordeelen , 2«Ï0?.-f. lö. , l$tm t™$ öc foeretö Dan nog Hof letentte menjeijen toefen/ afê öc
Cr>Iull' ■ ' ^"J* fV' f1, Siet ikfeggeueeneverborgentheid, wy
dinee^'':ta,1"0"^pen, jjtótt. 14-J7/3» Ettt. 21.25-. Alsdefc' a vïa Sn"en te gefchie'den, foo heft uwe hoofden op". Antw «T>n fan alle menfefirn niet fterten* . . ,
ïiïaetfev,at*rll1t macrteöanleacn/fuftenberanömtoojben/ in teaer wv f n *n<aixil ' €02. ij-.^ t. Wy en lullen niet alle ontflapen,
b. Vr AjT n veMdert worden, 1 CJjeff. 4- «57 ' °7 ' 7- ; Antw » n?w£fn ö£ menfehen g.ee02beelt totuben 1
«Uer heeft ? Saretoerfeen/ i €02.5-1 o. Na dat een ygelijk ge-
• JTC«>liet zy goed, het zy quaed, 3£fOC» w. 1 a- Hy fel -sw |
||||||||
17$ Deeen-en-dertigiïe
ysgehjkvergelden fal nadatfijnwerkfal zijn, JÜatt. i6.ll.i7»
c. Vr. gullen alle menfcïjen op Defelbige toijfe geoogDcelt tooien?
Ant. $een: maer Dit oiiDcrfcöepö falDer toefen: C ■♦) De men- fchen Die Ijet €uangelium niet geïjoojtfjeuben/ futlennadevr» der nature alleen tier002ÖeeIttoQ2Den/ Jïam.i. n. Soveleals'erfoD'
der wet gelondigt hebben, fullen fonder wet verloren gaen, b. i 4/1 f' Ünm-1. * p. (i.) Do menfchen Die De gefcfjjeben J0et/en ïjet €uafl'
neimm gefjoojt fjebuen / enDe Daet na nitt geleeft i&eb&en/ fullen n» 6eiDe berOO^&èeit tooien / föOttU. i J. Soo vele als'er onder de W«l
gefondigt hebben, fullen door de Wet veroordeelt worden, 3l0Ï>- 1 ƒ' 11. Indien ik niet gekomen ware, en tot haer niet gefproken haddC' fy en hadden geen Tonde, maer nu hebben fy geen voorwendfel voo' harefonde,i€o?. i. 16. (?.) De menfchen Die fjet €uangelium g^ jfjqo?t/ enöe gelooft jjeböen/ fullen na het Euangeiium b$ geft>?o&*"
toÓ?Den/3[0.3. 36. Die in den Sone gelooft, heeft het eeuwige levef"
^fofj.f- *4" Voorwaer, voorwaerfegge iku, wiemijn woordhoorf' ende gelooft hem die my gefonden heefr, die heeft het eeuwige Ie**" ende en komt in de verdoemenifïë niet, maer is uit den dood ©v*C gegaen in het eeuwige leven. c. Vr. gfes'e» Dan önöerftheiD in/ Dat men na de Wet, ofte na b*
Euangeiium fal geoojDeelt tooien i Antw. ^etortDerfcheiD t^ groot r toanrDiena het verbond <J«*
Wets geoojDeelt fullen toojben / Die fullen beröoemtto02ben: W men maer aen eenefonDefchulDigtoo^DbebonDen/ foomoetm^ berloren gaen na Deneifcfj Der !Bet/3jaci. t o. Die in eenen ftruikeijj ftaetfchuldig aen allen, 5^CUt. 17.16. Vervloektzy die de woorde"
defer Wet niet en fal beveiligen, doende defelve, «Öal. ?. \o. } b. Vr. ïDatboo2beeI té 't na 't Euangeiium geoo?beett te toojoefl,•
Amw. $ier Doo?fean men salig toojben/ attè tbatmenfonw
bebonbcn to02b/ toant ïjet «Euangeiium ffaeefct fooDanige b$/ W^
Se fjaer üefteert/ enDe gelooft ïjeoben in Cfjiiftum/ act. 16. ? i. G«
looft in den Hcere Chriftum.endegy fult z<dig worden, SCct.i ■ 37-Sl
ïïOttl. io. io. Want met der herten gelooft men ter regtveerdighe'"' en met den monde belijd men ter faligheid. ^ b. vr. &al Dan op De toerfcen ban De «Moobige geen agt too?^
smout* 4
Ant. 3fa/ De toerfien fullen gctuugen toefen ban het geioove»lr
bandebekeeringe,2CpO. 1413. Zal ig zijn de doodend ie in den Be
refterven, fy ruften van haren arbeid, en hare werken volgen haef., 3$l8tt. if-Jf- ï|eÖ. li. 14- Jaegt de vrede na metallen, endede*1 iigmakinge, fonder welke niemand den Heere fien en fal. a. Vr. ^alöiJ Oordeel f nouderfoekaïfeecnautotoe-saen? ^.
|
||
4 Morgen-oeffeniriger '17^>
i,n£' ^a s toflW öeiïCBter fê een Herten-kender: typ fal De toe*
"Kn ""F ronftient:e open Cnen/ JBftal,?.16. Dser is een Gedenk-boek' deeTdf1J"atnëef»g«gefchreven, 3(lp0C.io. 11. i €o?-4. f. En oor-, ook • niet.Voor den tijd, totdat deHeerefalgekomenaijn, welke 0De ,n ^'gtial brengen, 't gene in de duyfterniflc verborgen Js,en a v 5üde rsr 3fl*gen des hercen» *«•' *♦ 3 7r
A « ü.9t fal te «ïtflOmfie toefen Op dit laetfle Oordcel ? te «*fr e g°dlo°fe en ocgeloovige bebonoen tooien / jtólen na"
Beste,!, ^ben af-setoefen / en terfïeno 0002 oe -Suibelen oaer i» flink,l^ ^töt.i?. 41. Dan fal Jefus feggen tot de gent die aen fijn
't w "tl nc1 ^aen> 8361 we8 van my» Sy vervloekte in 't eewige vyer, b. 8/ den Duivel'en fiin Engelen bereid is «gBat.7. i J. 2 itïfjeff. i. >èn ^* ^ewe!kc fullen tot ftraffe lijden het eeuwig verderf van het ■ Seiigte des Heeren, ende van de heerlijkheid fijner fterkte. • vr, ©o*|-al >t öan ^aen met öje Geioovigc too:Den bcbonöeti*
«n fo ®£f£ fufentoo?öeni)?n gejp20feenbanöeê«lfcï)e|itaffen/. ^/ma öen ^£m£l tfeuetoefen toojben / om Die terflonö te beftt» Zj ' 'Jl**at.iy, 34, Alsdan fal de Koning feggen tot de gene die aem
K0 e.re§^r-hand zijn: Komt gygezegendemijnsVaders.be-erft dat 1 'Stt! '§J'J^e > 't welku bereid is van de grondlegginge der wereld, ftnie 4« 17. Daer na wy die levendig over-gebleven zijn, fullen té rt!Qet • "J ** haer opgenomen worden inde wolken den Heere te ge- * », bÈr•> ''S1 en a'f°0 *~u"cn WX a'tÜd by den Heere wefen, S41C» Am' -?at fflï *>ier °P ll°ltl£n *
en Aé,;d *?an fal ter?ïonö öe iEtoU» targaen / tytb. 1.1.. Hemel \jr _ 1 gullen vergacn,en fy lullen als een kleed verouden, 3tpo. 10,
opA * * &g eenen grooten witten Throon, en den genen die daer en pee' Vfn wiens aengefigte den lie.nel endede Aerde weg vlood, a Vr Piivtteis voor di~ gevonden^ 3Gp0C. * i • i ♦
Ant' Ts fu,Icn Hïmcl £n Aerdc ^*l'8aCn •
AeV(ie)Zi- °°2 ®W*I * £*'*• 3* ?■ Dc Hemelen die nu zijn, ende de ten v'vè -'■'u ^0"1 'let ^t've Woord a's een ^cnat weg ge'egt>en worden öei' foii]1 Waeit tegen den 3ag des oordeels, ende der verdervinge c vk *fe,m.enfcheri, i <&&$. i. 7/8. «ëfktt 66. 15-.
Ant' © öc öaöfni)?meï/öetoomnge Cer heilige/oofttiergaen*
1ïe ï?etn^ltn öat tb"£Cn ciuicranEïrlpctomiinRC: .Paeroe onöcr= r '. w ' °acr öe eterren 3511/ en De Hittfit fullen bergaen/i €0?. kenw,,„ w«eri dat foo ons atrdlche huis defes Tabernakels gebre-
|
||||||||
den genia' ^ een Se'30uw van God hebben, een huis niet met han-
|
||||||||
Wy Verw'Kt'maer eeuwig in de Hemelen, 1 Pet. U4- ï?eü ii.io.
ai»», agtnn de Staci die fondamenten heeft, welker Konftenaer '"WmeefterGodii. J^ » k % |
||||||||
t
|
||||||||
SSö D'e een-en-derugfte
! b Vt g>\\ÏÏf tl ban dé Hemelen en de Aerde geheel «1 Bfltltfclj tOP
affe^e terbMnben / en bctntctigt too?ben*
A tw. ©tt ftaetfoaouibeltj&in<öoü$ 3®oo2b niet: $et toae? ftïjijnfplïf !S / bat den Hemel m de Aerde bO.0? ftet bpet maft fit"
ftótet fiiïlen toojben ban bc berürjgtientljeib/ flora. 8. io. Het
ich.pflis der ydciheid OrrderWorpen'niet gewillig, maer om dies'
wille, die hetderydclheid onderworpen heeft, betgii. Op hope» dat ook het fchepfel ftlve lat vry gemaekt worden van de dienftbaef Jit'id derverderrFeniffe, tot de wyheid der heerlijkheid der kindereff Gois, rt£o2. 7 ;i' z$CU ?■ tj- n vr. ggat ti.juijt fidt ap fjtbben / als" ap alle btfc tringen foo g£'
looft/ 3?ujn êftaê iefeibtóe u ïjeiu'gltjfe toenafr} Avkw. ®an fal ifcfeferïpontfangen be#ttöoneoe£eeutoig0* ïtbfflfl-f i J&Ct. i 9 Verkrijgende het einde des geloofs, namelij*
d.""j;gh:i.'derzieie, 5i0Ö. «7- jftom. 10. i». Want met der her' t'en g";raoft men ter regtveerdigheid, ende met den monde belip ■•teen ter'Taligheid. Morgen-gefang óp de een-en- dertigfte Dag van de Maend'
Stemme: Pf. fo. God die der Goden Heer is, 8cc. r. \ /rwntyml mijnSefUS/ ft«t.nual gereeb-/
! VI ^«bjapent in jijn fieertrjri ftigter-Metb: A-~-* ^jj falfe bagsnattefeftmen* groot
#ielebenö' jijn / en oo« ök öan 5grr boob öprn <©o:öeeï / nieujanbfalitgfionnerrbergen/ ^cftcart ba? fti? lag ohöer be fjoogrïe bergen. i. 3Bie 't€uangeïpniet en heeftgelooft/
&at boo^ 't geroep bejS flDets" iuo?ben berbooft gjii'tnaergefcerm/ ten boem banstel en lijf r <8Mt is' het lorm ban'tfonbtgefteb2jf: . ^ante&oemenfrft ter ©ellen afgefloten/ «jen eeitóo met €>obs" bwaefibier obergoten. 3. Maer / toel be menftfj ■ Ut tig hier heeft tiefeertV
Cribooj 't geloof fijn lüigter heeft ge-eert / 5& ie fïg ftlfoo ten grabe tipt bertoont / «En €ft?itti liefb'boo?'t toerfitertiont betoont; 0! bit btnb bp fijn ïïiqtet ban berfehoning / ^i ttïebfoooö«ctotfönfêem«l? UPoning. |
||||
tffttt
|
||||
'Nutte enftigteïijU
Middag-oefFeningen;
FRANCISCI RIDDERT, üehelfcnde de gronden en reduien tot Uidïnoe
pan een Cbriftelijk. teven. |
|||||||||||||||||||||
D.
|
|||||||||||||||||||||
Op de Titel,
|
|||||||||||||||||||||
Eer
|
|||||||||||||||||||||
I
|
%?'£*&% L^ ï heeftV Ontbijt uw0welgefmaëkt/?
|
||||||||||||||||||||
Hie hier is nieuwe fpijs voor uw' weer toegemaekt:
-Gy^-!S ^e MiddAg-kpft; komt letu wederom, Jj,^^Tafcl-waerdtenhoogften-weUekom, " DicinUjd ^em' weet ik weI'voor d'aengenaemite Gaft, '
Haelr i - ^hotelen het alderdiepfte taft. Vol ïj uw'nert nu op, hier is een rijken dis Uoorie"ftlsfPilS5 <*aer geen gebrek te wagren is t ' v : 0%ppef$'ft dit Boek, enfietdaerindeweggebaeadj eelt te houden al de Dagen van de Ma end. S. SlMONTBÈg/
|
|||||||||||||||||||||
Op het Werk iêlvc.
|
|||||||||||||||||||||
H
|
|||||||||||||||||||||
'N f* ^e waerheid Gods niet na den eifchgeleert»
|
|||||||||||||||||||||
De££ <X'-'flriftus«>c/^e^c>2^, die niet met reyne^eden
En baVl, ^e Leer geleert heeft te bekleden, ^atnlttLn^,a^etre^t^enJiTOotcnSchcppereert, ^■n ""an d c^eeft a^een een woord-belijdenis4 lndien ^ . ^en-Leerverjtandelijk.tefprek.en, ^nfoe het" n'et ^e kragt ftet tot de daed uit-brelten, "* '""ordniet met het merk.be vgett is? M $ |
|||||||||||||||||||||
w»
|
|||||||||||||||||||||
at»
WatbaetderoemvanGoi, met locheningvanQtd} '1
Wat baet ffit:vinniglijl^ met herffenen ge fit f tn ,
Stjnmagt, enraed,en wil, en dief geheim begrepen $
Sao fijn verljjaerie wil werd ofenbaer beffot \
Wathel'f et voor 'tgefa% der Heiige Blaengefteit >
lEn't bitter Papen-rot denmand te jonnen ftïoeren ,
Jniien men daer niet by een wandel k\pmt te voeren
~Na 't Heilig Voorschrift van dien regel aengeleid ?
Wat baet het Vngsvier met al het beufel-fpel
¥)er nieuwe t\nomfche veelgédoemt, en te bedrijen
De Ofgeregte Kyaem van hare Vodderyen,
3> oo iemand onder dies regts-draett looft na dr Hel ?
Ödiergeknogte Vriend! gy %ijt dan mij: beracn
W>atgy by ,t voorbeeld der gefonde Leergast hegten
Sïe» kort Begryp > waer na de %ang ool^ mei te regten;
'%. Heb langfooiets verwagt, gy hebt mijn wenfeh voldatri.
Verscheiden hebben reed: tot oeff'ning van de \cugt,
Maer voor het ooggejleld der waerheid: vaflegronden ,
Of dat God: eere wierd verbreid door Kind're monden >
Gy me, en doet'er tot de gronden van de deugt.
Vit had'et Hollandfch Volk foo rijkelijk nog niet -•
Geregend %y de Heer > mijn Vriend! die defe finnen
Hot of'bouwvan %ijn Huis, u heeft gebragt te binnen s
Sooroeft dan ell^met my, die dit uw1 Wetl^jenfiet.
~Engy , Leer-grage Jeugt, k.omt, wild u herwaerdsffoen *
Jiieriteenregteffij: om pielen me te voeden ,
Uier is een Leidjler^voor heil-foekendegemoeden ,
3{pmtt leert hier by het wel gevoelen, ook wel doen.
S. Simonide5'
|
|||||
0.
|
|||||
De Eerfte
middag -oefffninge.
Om'het i£Ven -m de Staet der Onhcrboren
Nature.
DecerileDag.
A. Vrage. 2Et ïjetJt ra bobrn ht 2?eeftm isan 45oD entfangen i
Ant. €cni*röclfjftc3!cli7 begeeft met een rebelp verftant CM wille, "Jcb 5f • M- God maekt ons ge-
leerdtr dan de heeften der nerdc, en wijfer dan de ge-; vogelte desHemels, èfl). t- 7- <*CttL 11, 7- - a. Vra. ÏDaer toe ïjeeft <©0|ï on^ een redelijke ziclè' 8'öeben* • alAnt=>' *®p öat to?'Éen anöEr^cnCc ^11 öftfr ïcb6n f°llö£n f*Pöm
■ •-■ öe 2?feften Dc.tf belt?/ CfiU 34,.7. Ik htbfe gefchapen tot mijner
UMU ^t"öf« ig. 9. Weeft niet gelijk een Paert, gelijk een Muil-ezel, ^ *e geen verftant en heeft, jpf)il. i u. i $>Cf. 1.9. Vj-£ ï.s; het ïeben ban alle rnenfrïjen beter afê öer beefien *
^bcn/S ^een: n,acr beIe menfehen fcilïn &*# eröer Dan De beefïeti ten ■ 4ll^e ^f*' °' 'c Geen fy natuerlij k als da onredelijke dieren we-
_ > Ir>'t felve verderven fyhaer, <j5fa. 1.3. Een Oflekendfijn Be- |
|||||||||||||||||||||||||||||
, l«\
|
. ent,e ecn gug] (je kribbe fijns Hecren, maer Ifraël en heeft geen
"' mijn volk en verftaet het niet, ^r«^- 7/8. ï?oc toojDen Dit menfehen in De %. Schaft genaemt*
|
||||||||||||||||||||||||||||
b v
A
|
|||||||||||||||||||||||||||||
SlUJE 1 -podlooie, onregtvaerdige, fondaers.natuerlij ke menfen, 8cc;
|
|||||||||||||||||||||||||||||
den Geeft «iet hebben-
|
|||||||||||||||||||||||||||||
d
|
|||||||||||||||||||||||||||||
c. y%JJ: 5' ■ wee den godloofen, 1 Ctlll. 1
A |
|||||||||||||||||||||||||||||
aljs De ueetïen*
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Off- *-ffll: bjjl moeten een Godi'ilig leven leiden, 1 ^mi.4. 7.
PeraHnt/.U lelver>totGodfalisheid, ®it. i. 11/ ii. Defaligmakende |
|||||||||||||||||||||||||||||
C,odsisver£che
|
nen alle menfehen , ende onderwijft ons, dat
|
||||||||||||||||||||||||||||
"yde
|
|||||||||||||||||||||||||||||
niati»];^ Qosne^etidedewereldfche begeerlijkheden verfakendc
defèfejp'' ende regtveerdiglijk, ende godfaliglijk leren fouden in |
|||||||||||||||||||||||||||||
c-■Vrfn^°?rdiR wereld' *Cim.?.
iHennkVr- *!Ijettotn ban Die licben een goDfatig ïeben/ talfee Ant ft " ^wt'l'Ben ban eenïge grobc fonDe* " **Wi; ilDant Doet lian een burgerlijk, £tl natuerlijkteben
|
|||||||||||||||||||||||||||||
M 4
|
|||||||||||||||||||||||||||||
B#S*
|
|||||||||||||||||||||||||||||
SU Be eerfi^
Stetöo fooien f&rtöet grobe uttterlijfce fonne/ ütar.' 4- 4<s. indien gy
|ief hebt die u liefhebben, wat loon hebt gy, doen ook niet de Tolle-
inaers alfoo, J&at. f. 20. Indien uwe geregtigheid niet overvloedige' zy als der Schrift geleerden en Pharizeen, foo en fult gy in het Kor Bingrijke geenfinsin-gaen, tjf, 47/ 48. JtltC. 18.9. c. Vr. J0at noemt gp een natuerlijk leben i Ant. ?t<©een geleiötoo?D alleen na luftehD?iftber nature ƒ ge<
Hjft De öeefïen leben: Dat men eet/ D^tnftt/ arfienD/ flaept/ gaêt/ fraet/ etc. enbe Dat men in öit alle.tf öoet/ getrjfi het öe menfche luft/ Phtl. 3. i9- Welker God is de buik, dewelke aer:ifche dingen beden-
ken, 2 j^et. 2- ii. Defe tijn als onredelijke dieren , diedenatur* yolgen, ginbe ber£ 19 • c Vr. 59at noemt n» een burgerlijk leben J
Ant. 't <ii3een geïepö tnojö na öc buf0erlrjÈic UDettcn bcjrf fanö.ü / 01 na reguien ban untejrltjfie <©ab$bien!t / belïacnbe in |I0 onltf'
fb?ofen te Dragen in "het hiijrêhoubcn/ infioop-hanbel/ fïa&te» arnoten/ naDatDegctoountetéinpberEanb/ en het toaernemc» ijanunterlpefterfipna'/ 3BCt. «3 S° De Joden maekten op d<>
<9odsdienftige, en eerlijke Vrouwen, jj^att. j-. 20/47. Indien g.' uwe Broederen alleen groet, wat doet gy boven andere? Doen 00' njetde, Tollenaers alfoo r b.Vr. m$ öe Stfiaftuce. fnzeeRt ban godioofe, bcrfïaetfe öaeï
fooöanigeburgsriij kelen natueriijke menfehen * Ant. $ïeen: maer boa? godiooa- tooien fooöatiige It'eDen bflv
ftaen/ Diefclfë de burgerlijke en natueriijke JDettcn obertreDen / enbe Die öaerom tooien oefefpeben niet ak; menfehen / maer al? tt bj?eeb|ie en berbfoefcfïe beejten/ öie >©oD nog tonen nog öt'0 «en/ J&atth. 23. 23. Gy Slangen en Adderen - gebroedièl, ^ffll'
i o. 9. Hy leid lagen in fijn verborgene plactfe, gelijk een Leeuw !ƒ* fijnhol, §j)f, 80. 14. Het Swijn uit den woude heeft u wij ngaert uit' gewroet. c. Vr. fnbjat(iact?tjnöeinenffhen/ öetoel&e godloos leben/ )s
tóe maer natuerüik en burgerlijk lebend Ant gfrj Den ftaet berfonde, enbe berbejtaembinge ban ©oü/ SJO:}. 9. 4t. Mier nu fegget gy, wyfien: foonhjftdanuwefbudc?
2DCt» 29. 18. <Êph.4. 18. Vervreemt van het leven Gods. b. vra. ttan foo een menfïhe toettoeten/ Dat hnin ben fïaet deJ'
lbndenogfïeefct* ' < ' Ant' 'fa: toant hare confeiemie ftan bat getuugen/ aï.tf fn öcf^1'
feige toel toillen onberfoeften / en als fn haer felben en hare tocrfici' tim ©00$ t©ettoi(lenonDerfoerien/ €sech. 33.10. Dewijfcogif •vertredingen, ende onfefonden op ons zijn, enae wy in defelve ver'
|
|||
fmagten.hoefbuden wy dan leven,$iom.ï-1 ƒ.h3reconfcientie mede
^rU\?e"^e'en degedagten onder maikanderen hare befchuldigende. der fo ^3er U"t ^3" men f1*® ?^n/ Öat ?emanö n08 # in de ftaet Ant Dekcn-teikenenJIjnÖCfe: 4;N^n grotoe ontoeten&cïiD ban bc bingen bet faligljetb/ €\*%
de ^ ewuiitert in het verftant, vervremt van het leven Gods, door
e °^w^nbeiddieinhaeris, i <Co^. ï. i+- De natuerlijke Menfche n ^grijpt nist de dingen die des Geeftes Godsziin, 2Slt. 2.6. iS. fonhV ^fn ^toÉïïigcobergebingebaniIgfefben/ OimtwtruüDe
ItT te.^c8af H/ ïtOm. 6.16. En weet gy niet dat wien gy u lèlven
, t tot dienilknegten ter gehqorfaemheid, gy dienftknegten zijt der A"neJ,'^ ^ g^hcorfaemt, otte derfbnde tot de dood, ofte dergehoor- zïi^A ^ tot g?relgtigheid-? <ÏCPÖ* 4- '9- Ongevoelig geworden On • •' .^bben iiaer fèlven overgegeven tot óntugtigheid, om alle «nigheid gieriglijkte bedrijven. ïioiri• R "^11 te9cn'lTe55Cn Enöe tegenfïant / «gen <5ofe*f ©etten *
en j ^" Het bedenk'n des vleefch is vyandfehap tegen God, het
ver° ,ervverPt% de Wet Gods niet, jBaf.J. «4- Gy fegt, het is te onsöeefs God te dienen, ^OÖ.zi. 14, Syfeggen tot God, wijkt van aj> Vant aen de kennifl; van uwe wegen en hebben wy geenen luft, (4 ttf*' ^' ^ en ^u"8n na u n'et hooren. ^pïj. 'n on^oc[tg Jerte/ fonbcrfcfeic&en&cSaramennge/
Ven o'v '^' Welke ongevoelig geworden zijnde, hebben haeriel-.
gen Coe^.e8eYr:n tot ontugtigheid, 1 (Cl'm.4. z. Hebbende haerei- c v nl«entie, alsmeteenbrand-yfêrtoegefchroeid. in den1* Wwnig fe net reben ban foobaniae aienfcljen / DetoerSe
b.nftio r,; 5§eï teben is fcer af- feeerig ban <*5obt en $n toegen / en, haer buT toCmö Cn tot ÖCt aabjï&e/ ^ljtU 319. Welkers God is
'%en vo]kWelke a£rdfche din°en bedenken» <£{&• >4- Wee den fon- ^oender» S' vo'ke van ftvare ongeregtigheid, den zade dcr.boos- iater: f 1! verdervendenkinderen: Sy hebben den Heers ver- *rernd ^ ..f^ben den Heiligen Ifraëlsgelaftert, iy hebben lig ver- h- VraWFendeaPerwaerts,Pf. 14."5/4. Antw ^acn ^'nmictc Onherboome nier betre fn af-torjïiinge *
Ai hacr' ^«wtwrw/ Dat bit banket bron getuigt/ <&cxu6.?. boos, ïi^ilRt&\ dergedagfcn des herten is t'allen dagealleenlijck
3''3- Har-'i-V?' SyfiinÈiienftknegtenderverdorventheid,ïiom.
r°S> fiano '?.eengeopentgraf, met hare tongen plegen ïy be-
v°l van v^r°?n (en'i"is onder hare lippen, tofTjï »4- Welkermondis
verv!oekingeende bitterheid.
fflt b.Vr.
|
|||
18* Beeerftc . ,
b. vr. mm fcomt ïietbanDaen/ oatttconkrboomcmcntftcn
foo tot een quaeD leben berbalfen i
Ant. ï?et komt boc2t uut öcfe Drie borfeken öttaelfie in ïjaer jgn i (i.) iüytf)aernatuerïi|hiierftanwïiam.8.7.Hctb edenken dei , vleelchs is vyandfchap tegen God', het en onderwerpt fig Gods Wet !
niet, iCdj.i. 18. Hk woord des Kroices is hen die verloren'{pfenl dwacsheid, ^SC. i. n. Sy bedriegen ha< r vlvt-r. metydeleovcrjefll fingen. (a.) iiJgt DeueejeetlpfjeiD'ran jjaetlfct&ojbtn bleeltm
ton.'8. ij. Indien gy naden vleefche leeft, (ooïujtgy ftervérij xfpZt.x.-u. Defc als onrcdélijcke dierei , volgevi de natuerenjj . (7.) Wd ttn miiïetfenöe en guü&eronfcientie., baerDoojfnïjtia '■
fetben een anöere tntintnttegebenban r»>-d enföndienft, "banBi mei en Helle, ban gqed eri qnaed, aigtjet teel ;n baerheiö. $/ Jciu i.ii. Sy bedriegen haer fllven met ydele overleggingen, ©eitt»
19. 19. Alsfy de Woorden des vloeks hoeren , Cy zegenen haerfeS ven in haer herte, {"eggende, ik ^1 vrede hebben wanneer ik fchooa in mijns herten goed-dunken fel wandelen, om drpnkenstVdoeS tot de dorflige, $?faï. 94. 7. Sy feggen , de Hecre en (iet het niet • ende de God Jacobs en merkthet niet, JBaï. 3. 14- Gyitgt, Ir* is vergeefs God te dienen. b. vr. ïöat ejuaDe regelen banleben noïgt De onheruco£>nc ton* :
<cï)icnttc * Ant. JDefeDjie: (i.) 55e natucrttjkliiften eisen ejocböunfic"
Öe£ IjCrtCn/ iJDet.i. il. Defe, alsonredelijkediercn, volgenden*'
ture, ïtOtll." • 14- God heefrfeovergegeven in de begeerlijkheden h»' rerherten, $oni.8.7. (*.) $WicrenbanJ?oo2-ouDer£/ toatf
teejenliaee'öoDtoaerfrfrout/SacJj. 1.4- Weeft nik als uwe vadcrtJ <ï2;CCÏ> 2.O. 18. Wandelt niet inde infettingen van uwer Vaderen/
< i.) ©C IjetoOOMC tlC^toeréiöi/ €pl> i-l. Sy wandelen na de eeWs , defer wereld, ÏÏOm. 12..^ Word deler wereld niet gelijkformig. b. Vr. !©at jjeöarljtClI sljn tri De Onherboorneeil Godloofe ? Ant. &» hebben defe gedagtcn : fI.) ©ataDaö'opaïfeöfrgjenJirotiautora^tnietfïact/ Pf. »4?'
Sy feggen , de Heere (iet het niet, Jpf, i o. i i. Hy feid in lijn hertf<
,God heeft h«t vergeten ; Hy heeft zijn aengefigte verborgen, hy ï'S niet in eeuw igheyd, (i.) ©at<6oDfoofiarDiiictftvaffenfaï/al?Dlt
^:eDifeanten'p2ebifien' ©eut. 19.19. Degodloofeil-id.ikialvre^ 'hebben, wanneer ik fchoon na mijns herten goeddunken fel wand
len.jHal.i. 17. SyfegtrenwaerisdeGoddesoordeelsr^UÖCbK Sv misbruiken de genade tot ontugtigheid , (j.) ©at een OXDitf'' te enfehijnbansjoöfatiölieiDenDeufiitgcnoeöiti/ ïCftiuj. f- b>,
nebben een gerfaente van godfaligheid; maer de kragt hebben fy ve
|
||
laa i,' Mïddag-oeffeninge. 187
f±\ t£ ™P0t.?. 1. Gyhebtdenaemdatgyleeft.etïgyzijtdood.
' &M at?öcc fijn Tufi toclboïgcn mag/ atss&n'tbermagte Dom /
werf% «?'. Welker God haer buik is, JSotTU 15. 14- Verforgthet
^r-n 'Het ia zijn begeerlijkheden. ~/r- ^ebamgefonuenfiomenuntbefegebagtenboojt?
der1ntw' ^taettnilligÈ en ïjecrfcöenöc fonöen/3(et. 16. 12. Gj-iie- Wandelt een ygv'lyk na zijneboofenherten goed-dunken , om*
Ij my nRt te hooren, z$CL 3.3. Daer fullen fpotcers komen die na dit r eJSe^egeerlijkhaden fullen wandelen, ijf.f. Want willens is haer tonbekent, %B. 10. 26. Soo wy willens fondigen, 8cc Av' ■ ï?oe fcan men toeten of be ïanbe ober De menfcl) fjeerfeljt *
rV 3^ fean men to2tm l,it öe^teikenen- '•
neernV' ■ mm De optoiritnDïöcBCcrlrjhfjeDdn met bermacfe ber< n «m,. enlaetboortgaenfonbertegenttant/tïam. 1-17- De man- Ijif'l11 verhit geworden in hare lult, iCtttl.?. 4. Syzijn meer lief-.
«Uflh r ier welluften, dan liefhebbers Gods. (1.) 3tits? ttteil OÏC in dj ft f°eïït mct UpoJöeöagK' finnen te botboen / 2 gerr» 3. ?.
l'ikh" ^et^e dagen fullen fpotters komen, die na haer eigen begeer-
fon 1 " fuIlcn wandelen , ïtOtJl. ó. 13. En (lelt u leden niet der |
|||||
en wJ■!. altecn onbefcommert i$ I maer ooft Daer ober bltjDe is /
blijdei^toEöcrombefelbigc te magen begaen/ Pjob. 2.14. Die Uit, Jat-r1 'i'tquaeddocn, <£fat. 5 <?• Sy fpreken hare fonden vry
aerdfrk *•'9- Hser eere (tellen fy in hare fchande , fy bedenken fêtoöienfi* Dan'8C 5^n teelttjb.s be Onherboome ontrent *6ob en
(t.) nkn^ntrc"t <Sob en fijn btcnft bt'nb men in Iiaer bcfe bingen:
bf. j.'?" Öj-bben geen tuft tot be regte fcenntffe «3ob$ / 1 Ctm. 4. ^"pji t 't- n degelonde 'eere niet verdragen, 3j06, 21. 14. Sy
«n Ipku °d> wijkt van ons, wantaendekenniife van uwe weeën
co *WyRïen,Bft- ^'-5° '°-
<s., 7' s^? srjn ontotUtg om «©oDtf.JBette» tegef)002ramcn / <3er, % enV f Rgen, wy en fullen niet luifteren, 3"et. 7- 26. ^,44. 1 6.
(i.) J^nauniethooren. Sen6aeröL»&bcn altl')öbed terujefienopOoöjS5^ienaer.«f/ fbe*.
fc!iuldig on " otlbntgtbaer te matei/ €fai. 29. 21. Sy maken haer
GoJs. meenwoord, 2€h?0li.36.16. Sy fpotten met de Boden w We mft?^-öftn ftoöanfge P2ebicanten/ bie feer refoïutt ?tjn /
T mt m alle toerelbfcijc bzoftjftïjeiö uifïijj toiïïen teben / |
|||||
388 __ Beecrfte
JpCtlCp» ». 11. Soo dat? yemand is, die mat wind omgaèt, ènde vat
fchelijkliegt, fèggende, ikfalupropheteren voor wijn, endevoof fterken drank, dat is een Propheet éefes volks, <£ffli. f6,11/ i z. Die feggen, ik lal wijn halen, ende wy fullen fterken drank fuipen. a. Vr. Rebben onherborene toCl bQtufiJBto tp Öt toertlÜ* Antw.3fa/ bttltöögmterafë bekome/ Pf. 7?. n. sietdefc
fijngodloos, nogtans hebben fy ruften in de wereld, fy vermenigvul'
digen het vermogen, 5fob. 11.7.2Jtr", 12..1/ 2. O Heere! waerorrt is dergodloofenwegvoorfpoedig? Waerom hebbenfe ruft* alle die troulooflijck trouloosheid bedrijven ? Sy gaen voort en dragen vrugt- a. Vr. tyebben degodloofe toet tegenfpoed tn beft toerctöi
■Ant. 5fflfe: $f.?2. 10. De godloofe heeft veeljfmerte, ^O&iS-
i)f. 16. ïicm. 2.9. Verdruckinge en benauwtheid over alle die he* quade werkt. b. Vra. ©Jtfchtïïen ban de godloofe niet tan de Godfalige tn Upt'
toenbtnje Dtngeri*
Ant. $tét fopbf rrc / Dat men tint it)?tcr[pboe2bat ban btpDtf
fiaet/ ten aetyïen ban <©oö.s; ïiefbe fean ocuDetlcrï/ «5crief. 9. j« Haet en liefde en weet den menfche niet uil:al 't gene dat voor zij"
aengefigteis , bf. 2/i r. c.'vr.'ïDact fn sijnöan de godloofe onöerfcM^n^3" De vrome
in alle unterlijfi boc^-bal ? Ant. citaat de godloofe toen/ uatbeluinienfinnctfonöe/enO^
«Itoat naec ober-tont in boojfyoeb/ éritegenfnpeb/ fïrtfct fjatf tOteenbioefe/ JEM. 2. lt lkfal uwe zegeningen vervloeken, Jpf. 69-
bf. 52. Hare tafel word voor haeraengefigte tot een ftrik, ènde tol volle vergeldinge, en tot een val-ftrik', (Cit. 1. 'ƒ• Den onreïpeil is alles onrein. a.Vr. !©at^ftete"nbeuan£Cilnatucrlijk, burgerlijk, en god'
loos leven ? Ant. ©e hdfcheberboemcnifft/ J&att 25-. 41. Gaetwegvafl
my, gy f «vloekte in het eeuwige vyer, 't welk den Duivel mêx zi)'
ne Engelen bereid is, ïtOUt, i5 ?■ Naer uwe hirdigheid en onbekerf* lijk herte, vergadert gr u felven in toorne als een ichit in den dag oc toorns, ende der openbariiie;e van hetregtveerdigh oordeel Gods?, Jfcattft. 7- *?•__________L __,____1
Middag-gcfang op de cerite Dag van de Maent.
Stemme: jfaU t, Die niet en gaet, &c 1. f~* <&i> geeft ben menfïn ten rrbeHjfien oxetf /
I T &00 rooft fc öctcr Itben als ten beeft: V-* 't$atuerlijfc toerfc/ tn 't burgerlijke Ifbtn; { |
|||
,i>v - Middag-oerïeninge. %%$
g>ai oen menfcfjben f.ernef nimmer gebcn:
S?°8 menig menfef) tfinfoaboofen fiact/
'«w menig beeft Jjemberr' teboben gaet,
as *• 38^ 't fierte blijft in fonïf geruft en ffff /
^n toben aten/ fig feant tegen &ob£ bul:
^nteten§ey&ban<©oD: geenftfyicfcboojfonbere
*~9n takenen ban Die nog jfjn bebonben /
*"pten genaeb' en onber <©obe£ bloefc:
me nobtg j«s oan't nautoeonberfbefe:
,tJ' toeblijfUemenftöinfooeenquabenfïanb*
tMOmtbOOJtttJit ftjri naturelijk verftand :
®aer tomen bp/ tu^btofcl) twgeerlpfteben /
^n quaeb gewifiï maefit ooft quaben treben: «w*en bolgt fijn fin / entoerelbfcïje gebjoünt/ ^«lenmepnbbat't boen ban <©ubetenberfchooHt. ^4. 5®fejS benfit/ <©ob fietst niet; enêobegffraf Ippnb b'anber figttefullenbibben af: ' *t*i bwïty fcfc"0' 5 wen ftut geen qitabefuften / i^egane quaeb en fean fiaer niet ontruften: . *«en bulb geen tong Die fïraf bjepgt ober 't quaeb /
^gagbhjft be menfeft in b' onforboren ftaet.
Het Leven der Weder-geboorte.
k-Vra in ■ De tweede Dag. ïian faföv j!f at Is "^S om in foo een ftaet te toefen / toaer in mes
Sooye^- f^^«00b!'9batmcnweder-geborentoerbe/ fMM-f-
in het K • n'et we<kr-gèboren word uit water en geeft, hy en kas BeWrtrn,ngr'ikc!Gorlsnietin ^en'^Ö'4- **?*!• ^m' '■ l4'
b. Vra V^^elocitden Euangëlio. Antw » '-Ö^te ^SSêll / weder-geboren te worden ?
te Rebben / fl '** ef n anöcr verft»r"i» wille, hèrte en genegenthedea
Gy hg^y a'£ 'n natueiltjcfie menfcjjcn too2b gebonbsn/ Col.; ■ i °.
keanifl-p n8e°aer> den nieuwen menfche, die vernieuwt word tot
bf. »„ r?.. het evenbeeld des gene die hem gefch |
||||||
De GÓd de'Ve,niet meeT'k' ™aeT Chriftus keft in rny, ïCjjéfF. ƒ •*?-
reSte geeft S VjC . ^vc ^e'l'g0 u geheel en al: ende uwe geheel op- **e toekomft Zle'e' enc*elichaem worde onberifpelijkbewsert in a. Vr. tol"e°nf«HeerenJefuChrifti. % ^cfoinw ?b 0e weder-geboorte anöer£ gsmepnelrjri in be he!-:
Atjjf■ rFeaenaemt* - *S *»£ OOK jeiwarat/ de bakeeringe, der raepinge, Sec
|
||||||
ï»o De tweede
ffl&tt T. 14. Bekeert u, eode gelooft den Euangelio, 2£ct 16. 18«
Som. 8, Die hy geroepen heeft.
c. Vr. ftan De natueripe menfefte boog etge Srajjten dit geeffeiij-
ke leven in tig feften bertoeefcen * Ant. Been: toant Demenfcö^duyftemit.endoodtiioefanDe/ Cpt). 1.1. U heeft hy mede levendig gemaekt, daer gy dood waert
door de misdaden en fonden, 3Epf).f»8 Eertijds waertgy duifternif' fe, SOttl.8. 7. Hy kan fig de Wet Gods niet onderwerpen. b. vr. loefian men öan tot dit geefteüjk leven fiomen?
Antw. ;©oo? een genatrigetoet&ngDigït, <8eefïeg/ Cic.;.^ Hy heeft ons zalig gemaekt, niet uit de werken der regweer iigheid
die wy gedaen hadden: macr na zijne barmhertigheid, door het ba.i derweder-geboörte.endedeVernieuwingedesH Geeftes.JSf. 100 $« Wetet dat de Heere is God, hy heeft ons gemaekt, ende niet wy, fiji* Volk en de Schapen zijner weide Cpï).2. 10. Wy zijn fijn maekfcl» gefchapen in Chriftolefü tot goede werken. c. vra. moet öe menfeïje ban fïü |Itten toasten tot bat<©obde
wedergeboorte geeft i
Ant. Been: lEen moet alle middeleugebjtttëen/toaaDoozitf
$eere ben menfcljetottbeteren/ act. 2.38 Bekeertu, endeee» yegeüjk van u werde gedoopt, J&arC. t• 4» <Epft- 4.14/1 f.
c. Wat middelen gebjutfit <©oo om ben merifch te befeeemi?
Ant. ©efe mib&elen: (1.) «Bob gebjitj?fitbaer toe tim Woord» JOtnbewetal.SiinhetEuangclium, ïtom. 1. ió. Het Euangeliu"1'
is een kragt Gods tot Taligheid een yegelijk die gelooft, ïtOi'il. 10. '7' '; So is dan het gekveuit het gehoor,5CaC. '.. 18. Nazijnen willehee' hyons^ebaerd, door het Woord der waerheid, $ïatt. a8. Vitr^J^" (i.) <©ob gebniiïstbaet toe fomti)b$5 öe ujiterlpe ellenden, 3.°?
7,6. 10. Godopenbaert het voor haer-lieder ooreder tugt, ende feyd»
datfe hen van de ongeregtigheit bekeeren fouden.i Cï)20?3- ' */.'"** i Als God Manaffe benauwde, bad hy het aengefigt des Heren zijn* Gods ernuVliikaen, ende vernederde fig feer. (;.) <!E>Ob gf02U!^ öacr toe infonbcrfic«b öe intoer.Dige toer'fcingc bes heiligen €>ee!te.«
3tCt. 16. 14. De Heere opendeLydia het herte.STit.J.f.De vernis
winee des Geeftes , <JEph. I» 19. b. Vr. HDacrom gebjmnfct «5cö Ijiet toe lijn Wet ?
Ant. <©m ben menfefje tan fijn fonbigcliact te otcrtuiigcn/ & öe hem alfoo te bernebettn/ ïiom.5.19. wy weten nu, dut aj wat & Wetfegt, f y dat fegt tegen de gene die onder de Wet zijn, op data'
tnon^4 £!*ft«pt worde.ende de gehele wereld voor God verdoem^'' . zy,<08.l.5,«iï»De Schrift heeft het al onder de fondebefloten,°P fl de belofte uit dengelooveJefuChriftiden gelovigen foude geêeLt worden, ^OÏ). 16.8. |
||||
^
|
||||
MiddaR-oerFenings. 19I
C. Vr. 5^aerom(jeojlipiit45o0Ï!ffrtOehetEuange!mm?
Ant <©!n ÖC02 opentiaringe tan Den rpDem fijner genaDe / De
2e/ *hn aen te locïira / m 6ra3ttöl3ft °Pt£ to£cS£n tot °*fe 0fn* ? J '»*9tt. 11. 28. Komt herwaertstot my alle die vermoeit ende
ewI|zm»ikfilujuftegevers,Som. 12. w i€o?. ƒ. 20. wybidden • a,s of God door ons i n u bede, latt u mst God verfoenen. c- Vr J©aerom ttebjUlfet <0OÖ de uitterlij ke ellenden ? n* ï.w' *®m öatADoog oe pjebicatie Der !©et het ïjerte niet genotj
tó? . ®nist 11002 **$ fc&erpe fïagen bet §crteoerb2jfeIt fouöe rin ^ ^1"' us9' Uwe boosheidial u kaftijden, ende uwe af-kee-
• «pn*ullen uftraffen: weet dan ende fiet, dat het quaed ende bitter sêk i^den HeereuwrenGod verlaet.XlIC.i ƒ.17/ iS.^er.? 1.19. Jf^jk, n*dat ik bekeert ben, heb ik berouw gehad,ende na dat ik bef l?n onbekend gemaekt, heb ik op de heupe geklopt: ik ben ;-, chaernt,jafchaemrootgeirorden,om dat ik de ftnaedheidmijner/ ,eugt gedragen hebbe. • Vr. j©aerom geb2U»fit <©oD fijn Geeft fjter toe >
toenhT*" *®m oat Öft &m K Öaro $ /fltë öat Ö« öR«n Doo? uit=
hMiDiBemiDoefenfouDentieranDerttB02öen/ €$etjj. j<$. »<$. ikfal wett eC^en kwte ujt u vleefch wcch nemen $jcb. 8. 1 o. Ik fal mijne
c 5J1 ^rijven in u-liederherte, iCj^en. f. m. «kr-cJk *®at middelen moet Den menftfic aeb?nifien om tot De we-
Antw ^' ttl to*6* bekeeringe« tomen i
(i.)«&«>" w middelen Die bemenfchpb2uïfienmoet/ jijnöefe: renüenL,nEn^emwtfiJn fonden entorDoraicIpeftaettellee* hebD;ir/3fer.;..,9.N»datik my fel ven ben bekend gemaektv root». °^dt ^enpe geklopt: ikbenbefchaemt, jaookfchaem-
5Cct.\ VVorden ' &t$). 2. 1. Doorfoekt 11 felven nw we, ia nauwe, ïiopê^Jj* f»0 «Demenfrfie moet noebe IkimifTe nemen ban De
^uamw; I9^10''&cil eIi5C ^m: fovMwi Die ftaer befceeren in Den kend, ivj ™n-2a bcfcenögemfleM/ 3£Ct. 18. t"8. Soozyudanbe-
Verkond" :"m('n broeders, liat.door de£-o u vergevinge derfonden ^eeftGofet Wor'i* 1(£0J. f. 19 Hem die geeri ibnde gekendheeftv in }j„ni r. "°r onstotflmde pemaekt, opdat w v geregtijheid Gods Ioooenin°H wWor<I«'' SDrto?. ;♦ t9t f?. Bemenjthemoet ae*
Heere j. }°e Midd*laer 3fefu*«i €ft$Sl#/ 2lrt. 16. ï 1. Geloof tin dert
Euineeliotn ^r'fturn > jfftarc f* 14- Bfkeert u, ende gelooft den öebett aen'<r -'• '8 (4.) ©cminifcftemoetfianeheetoberv
anöerfew7^ to°°sö' om Dacc 0002 betoogt te tanden tot een ,r &nde w ó* '7* G(xiezy danlc dat S7 weldienft-knegten
z'l' den rn ^T1' maerc'at %Y ntl vanherten gehoorlaem geworden
or:beclde der leere, tot het welke gy oïer-gegeven aijt •
|
|||
Iji De tweede
2Cct» ?• 17. Bekeert u.ende een ygelijk van u werde gedoopt, ^Of.tf.J"-
ff.) ©e menfeïj moet fig fciven teren vedaken, tnöe alle upterlijfi'
fbnöen af-Ö^efeetl/ JKatt. 16.14. Soo yernand agter my wii kome"
die verloochene hem felven, 28tt. 19-19 Sy verbrandeden hareydtJ* boeken, (jgjetf). 18. 31. Werpt van uwe£ alle uwe overtredingen > waer door gy overtreden hebt. (6.) ©e menfcfte moet <©0Ö 6l^ tenomeenanöeryerte/ Cïjjen.f. ii. Heere, bekeert ons, fooful'
Ten wy bekeert zijn, Pf. $• 1. 11. Schept my een rein herte, 6 God, c'
vernieuwt in hetbinnenftevanrny eenen vaften geeft.
c. Vr. mm ftinoertbete/ öatfe niet bjeöer-geöorentooien?
Ant. <©nöër anöere fttnüer-palen 3yn oofc öefe: (i.) jbytofc ïen geen middelen tjetcttt^cn / nogte eenige moeite Dóen om niettürt Creaturen te tnojöen/ Pf. 119'. 1 f f- Het heil is verre van de godloofe»
want fy foeken Godsinfettingen niet, Jjjïak i- 13. Nogfegtgy"» liet wat een vtrmoeitheid! 3Jet. 44.16. Wy en fullen na u niet horefl» aengaende het woord dat gy tot ons gefproken hebt in des Heere" mme. U.) 2fif£ fn te miöüelen ban é>tfo$ tooo?D gemacfce#
ïonnen ftebBen / Dan ïjebben f?' öaer toe geen fóft/ 3fob. 11.14. s/ feggen, wijkt van ons, wantaendekenniffe uwer-wegen en h'ebbe"
wygeenluft, JCïiat. 1. 14. Gyfegt, het is te vergeefs God te dif nen. (5.) 11? ,fg Hragttglp tooien aengetaongeh en obertu»gt/
foo fielten fj fjaer tegen ©oog middeK-n aen/ 2Cet. 7. $■ i. Gy harJ' neckige <?n onbefhedehé van herten ende ooren, gy wéderftaet altij'J
den H. Geeft, ÏÏOUi. i. 18. Sy houden de waerheid in ongeregtighe' < onder. (4.) &n agten de genade Des €imnge[ünnsf beet minDe1'
aan De ttjötpe en toeretDfcye tullen en boo2öcelen/ 2tct. i >' 'i 7 Gal' lio trok hem geen dingen der Religie aen, %eÖ. Ü. 16. Gelijk Ef3"
die om de fpijfe het regt der eerft-geboorte weg gat. b. vra. JBat behoort atte mentenen te betogen om tot ïjaer #*
der-geboorte m bekeeringe yCrtetp te arbClOeh i
Ant. ©efebcteegreöenen; (■.) ©atnimanöfonberwede^
geboorte en bekecringe kan jalig hHUDt'n/ 5f0lj. J. f. Ten zy dat f*j
mand weder-geboren worden uit water en geeft, fo en kan hy in n i Koningrijke Gods nietin-gaen, JSOttl. 8. t%. Indien gy na den YÜe fche leeft, foo fult gy fterven, maer indien gy door den geeft de vvc • ken des lichaems doodet, foo lult gv leven, ïjeerttjhe ftaet ban een teöee-geboren siete/ z pet. 1.4- wy?'L
der Goddelijker nature deelagtig, i ^£t. 1.9. Gy zijt een Konlg$
lijk Priefterdom een uitverkoren geflagte, een heilig Volk, (*)*> bntgt ban öe befceeringe/ öetolfce tó öe eeubjige saltghttö/ ^^
t)f.ai. Maernuvandefondevrygemaekrzijnde, endeGodedie .^
baer gemaekt zijnde, hebtgy uwc vrugt tot heiligmakinge, eP.^c> |
|||||
■ „ Middag-oeffehinger 19'g
Jndejiet eèwjge léven, iSottl. 8.1 Soo en is 'er dan ha geen verdoe-
memfle voor die in Chrifti; zijn, die niet na den vleefche leven, maer
»m ta gIeft- M ^ mm ÖIt ten mf^ Betogen / Die gcroe*
flEnt/1^ ' als* &? ö£nfet' öat öe ^vm öe^ e£t,aöe atnöieo aèn foo flmèv Rft&m'/ jaaenfoofrionDefonbaerg/ enbatbobenfoofceeï ""we mcnfcijen / öetaelfee 4Bot toooj-tip gaet/ «Êseeh. 3 3.11. soo aeragtig ais jk leve, Ipreekt de Heere, lbo ik luft hebbe in den dood
ni t*1 °^en> • ^°?« ••4ö. Gy fietuwe roepinge, Broeders, datgy » dr ew''^2'jt na den vleefche, niet velemagtige, niet vele edele, i*»*L aSat 6eï)002t on^ te betogen om ^ttorfc bet &etótno,«
mA «*» togmwft ust te lïeUen *. ,nt «ast moet on£ betogen: ... , . ,
wliJ ©moatoe jeuïge «Bod/ Dieian^ieeccnUaeefïecté/ tm$
inti '0DQeöieö/^£D> ?• 7/8- DaercmgelijkdeH.Geeftfeid,Heden
w.^n gyzijne ftemme hoort, foo en verhard u herte niet, Jt^Qt). i. te/(Phl ^ »Wtfï€l maefct öat ftet ïjerte nog Tjarbet touD in De fo«*,
/ «loermeerDenöefcfiulDen/lleb. 3. .7. Verhard u herte niet,3fer* |
|||||||
te
|
|||||||
do» 1^i» e ^ouc' ^y bonnen goed doen , die gewend zijtquaed te
Sv~ V 1 "*' *■ f' Nauhardigheid enonbekeerlijk herte, vergadere 87,",TVJ> toorne als een fchat. , ölihnvi *®nsi ii<om i?feeronfefer/ bebooöfianongineenoogetk
^El'ö08n?ÖlllEn! en tnbtni top Öan "'" oeiiKrt SJn / f00 f8110'" to?
Wem- . ^,n?öEn/ 3;ae.4- '4- U leven is een damp, dievooreen
word. fT.UC, 12. 20. . „
ais hei n bnt <©oD niet nftija gerecö tö/ bebefceeringetegebett
fe tïiö nn?-toel fQl te pfl^ f,0!r'en: ^ nW£ten op «Bob paffen/ m Vde; d- j ^ * ^OJ. ó- * -. Sier nu is 'c de wel aengename tijd, nu is
Re Poo ? ^'gheid, q{tic. 1 5.24. Strijd om in te gaen door de en- nict jj r e : War't vele, fegge ik, fuilen foeken in te gaen, endefullea AiiJ^A"^n^feVtofen bfln jjjn wreder geboorte f ,-'...,-.
Ssatï fe Jr r' cn kan tot alleen / raaèï men moet 00!; tragten baes
uitded Mn I 'ÜN}* 3- '4- Wy weten.dat-wy overgegaen'zijti
VaderpX)dm'nf''ev">> ' Si0!» 3 1. Slet hoe grooten liefde ons j«
13 j- cfeyen öeeft.datwy kinderen Gods genaemt worden, iCo?.
c.Vr. »i);?£0ekt,u felven. ...
Ant ^„?at te&enen ban nKll toeten Of Uien wedergeboren tjj *
(u) S'ettikenen Énbele / maironöcranberestinoeft*
Beojorfenf ^ö öeSJinö Dat öe firaqt Der qtiaöe.ocgeerlrfefteptit ^"I?/ «n bat men foo &2iftig \ut meer j^ tot k betienbingé |
|||||||
194 De tweede
tertoercED/ ©#. f. 14.. Di; Chrittt zijn, hebben het vleefch gekrui»
m.:: de bewegingen en begeerlijkh».1en, 4&QL6. 14. De wereld»* inygekruift, endeik de w<reld , v©al. J" 1 7 ■ '(1.) aiEg men in tig beüinb een ftanbüarïtge genegenthepD ttf
©aty en tot fijn ^fónMfté tegentoaojöighepö / al? tot hettjoogt» gue.-: &3e£ fo at ons: ïjenl tJCftaet / JpjaUii^jty. DeHeereisnujO
deel. Pf, 4. S, Gy hebt vreuj» Je in mijn herte gegeven, meer dan te'
tiid als haer Koorn en haren Moft vermenigvuldigt zijn, Phll. J-7/^' Pf. ój. 9. Mijn ziele kleeft u agter aei». f?.) %l$ men eenïiajt booaiemen Jjeeft om 45oö mallet te $>
JjQO.'fatni'n / JS)f. 119. 6, Ik hebbegefworen , endefalhet bevcfr'
gen , dat ik onderhouden lal deregten uwer geregtigheid, $)Ctk ' J' tff. 18. Als die in alles eerlijk willen wandelen, i iCFjeff. jr.iï. On'' hou i u vma'leichiin des'quaeis, J?f, 119 44. . (4..) ailrf :nm een fanDcrlinge treft en Iiriï geboelD tot «5oD?
ÏIDOOZD/ 1 Pit. 1 t- Als nieuw geboren kinüerkens, zijtfeerbegC
rig na deredeliikeonvervalfchte melk, op dat ey door defelvemeug1 ópwaiTchen, jBf 119 97. Hoeliefliebbeikuwe Wet! Syismij"e Bfetragtin^e den gantfeh?rt dag. (j.) W4 m?n aeniiangt een nieuw leven na <0oö!jï0etten/ & :
öaer infoekt goeiig lioojt te gaen/ €oft. 1.1 o. Wv zijn Gods maek' ; fel?efchapeninChri;h>)efutotgoede werken, 1 Pet»4. 3- 1 ^fPv"
3.BC9. DieuitGoUt o-eboren is, en fondigt niet. I (<$-.) Hfó men in eenige fonöe uatlenDc/ Daer oi<ec ontruft \$j W1 '
000^ fimrten en oenaittotfjeDen in De iicte geooett / en af? men nt«^ eer. germi fê / baa? «n aleer, men met 4öoö in Ctjjim' utoettierföcti* is1; en bat men Doo. een nieiraie en ubenghcr gtfjoo2faemhei0/ De ty' 0ane ftmiMingen'tragt te verbeteren/ Pf.>-1.3. "zijt my genad'S ó God! na uwe goedertierentheid, ,H3att. i6. jf. z«£oj. 7-'('
want fiet, dit felve; datgy na God zijt bedroeft geworden, hoegr0"] te neerftigheid heeft het in u ge wrogt: Ja verant woordinge, ja °fl luft, ja vreefê, ja verlangen, ja yver, |a wrake.- a. Vr. ©aft [jet tn Dit tetoh toat noogoeel Dat mett wedergebof
fê en bekeert? ^
Ant. gjafeecüeet/ toantDantaeetmav öataïïefirut'ótenft^
fal geDnen en Dat men De dood niet heeft te tyeefeit/ Detotjl me"', <5aD.(J tnegen toanDetenoe/ ten eeutoigen.[eoenDoo2 0eDooDöaL tal/ jïom.8.78. Wyweten, datden genen die God lief hebben. *L
dingen meden werken ten goede, i €o?. i f. yf. i Coj. f. i • Vf |
||||||
weten, dat als ons aerdfche ETuis defes Tabernakels gebroken v> J'.w/ een gebou van God hebben, een huis niet met handen gern»e
raaer eeuwig ia de Heroeleo. , |
Cl» |.
i
|
|||||
.___ Middag-oeffenïnge.' t^
^'dtiag-gefang op de tweede Dag van de Maent.
Sterame: ©anöCnS-Dffan0|Kara. Mijn ziel &c. ,j5\ï/€>2ü nopt een ^ernelmgf 3. ^an té mönjiel kentert/
't «1» &onüec bcranbermg / M$ 't quaeö i& oberfreêrt / 4,-woet stjn toeoer geboren: j€n't ftert tot «Boot penenen: "-•■• ■ wiptwaofi mttimmm*i
%}tmt 't nïetitoe febcn tioojt /
€n ft^ife beo? quaöe tocgen. 4. 'fc ©ertraeg't wei [ebtn mei iSertotjï ïjet <©oö gefcieö / Hittïel tsaert ineerDer fmerten: Jiaijn teben? ttjö i$ geen / ^etiebenisi alteen ©oo? rcgt oelieerDe Itittfa |
||||||||||||||
&
<
iC
|
||||||||||||||
Het leven des Geloofst
De derde Dag. bttw ^aer in fc ^en rcgt <%t!ïcn mceft onoerfcljcifoen ban att
7^nfd]en? Aiied^" ^aeri"/ öatS" gelooft in3fefu:m€f)#mn/ ?ïtt.2.44- veleal'^^e'00lt'''n waren by een, 2tCt. i } 48 Daer geloofdender ioo'
c y s e'" ten eeuwigen leven verordineert waren, iJcpïl. 1. ij- beLr' ©act ï>et getoobe niet beo? de weder-geboone, en beo? de
*eer,nge ?
iiK "tw- ïfet <JMoobe in 3!.€f)2itiii!«bo[gtopDcbcrnetien'nge
wiaer r eö^ Di,er öe f&itöró ? Detófce üoog de Wet feo;ö geto^ogt; enbe»» Öcr°oiJ^ Pft ^002 fcc Oaöctijfe bcniteritotngcorss fixrten / Mnxt toettó/ taant ïjetté een oo;faSc ban Die bcrnienbmge / 9lp*f. *'• '4- Bekeert n, en gelooft den Euangelio, ^Jüatth. 11. 2 gr;
|
||||||||||||||
l(),)v'e "L?1' 3liCt if.if. Hare herten gereinigt hebbende door het ge-
a v' sS"' 2 ■ 2 °- ï k 'eve ^°or het gfloove des Soons Gods ''• ^.S het leven des Geloof-snoböigamjaÜlT te bJOJöen^ |
||||||||||||||
£cn / ^J?a / foo öat fonöer fjet gclobe niemarsö San öcgouoen toö|s
-Jl'Wltjjr 11- 6. Sondcrgeloove is 'r/onmogelijk God te behagen ,
Ve°: m * y®b* ?■ ?6 Die in den Sonc gelooft heeft het eewigele-
e. vr eJ °,e<''-n Soneongehoorfiem is, Gods toorne blijft op htm:
ftnt' Jfoe toÓ2ö het Geloove gena'CItlt een leven ÖC£«SeiOOfsi*
geöitM-fJfm öat öet gcloobc in'De sfcfe $ een toerfcfame firagt/ öie
^rifta "f !'ö.fsi°wrent Sefum ar&jiftum/ ©al. i.»o. ik ben met Sewuift, ende, ik leve, dog niet meer ik, róaer Giriflus leeft
|
||||||||||||||
196 De derde
iri my: ende't gene ik nufn het vleefchïeve , dat leve- ik door de"
gelove des Soons Gods, <0at. f. 6. Hetgeloove is door de liefds werkend.-, Cant. f. 2/ f/ 7. a.vr JöattébttlebenbeéoMoofê*
Ant. €en betoeginge üt$herten / toaecö'omöe ©eloobige tras* «tfljaitum/ absüt eeiugeJEibbetaeratn te nemen/ toe te paffen/ en fietn meer en meer ftg eigen te maften/ omboog fjemMjouben P teQ^Den/ «Srpft. ;. 17. Op dat Chnftus door hetgeloove in uwe hef'
ten wone, 3Bo!). i. 11. Die hem aengenomen hebben, heeft hy mag' gegeven kinderen Godste worden , namelijk die in fijnen namegS' loven, lüom, 1?. 14. Doet aen de HeerejXhrifturn.Pfjtl. 3.9/1»' b. Vra. ï©a«rom té dit leven des geloofsfOOnOODtg i Antw. ^^albcnbe reben genomen ban 4&ob£<i3eboti/ x%w
». i%. Dit is vê\n gebod, dat w t gelooven in den naem fijns SoonS Je'
fu chrifti, fao rJlijSt befe noottoenöigïjenO ooft fytt "Pt.
(1) ®etoijt het getoove rjct eentg middel té om De bcrbfenlfr11
Cf)2itii otté engeti te maften tot berfoeninge met <0oo / Som. 3. * f' Welken God voonjefteH heeft toreen verfoeninge door het geloof
<n fijnen bloede, ^tify. 6 ;f. Jefusfeidetothaer, ik ben het broo* <les levens, die tot my komt en fel geenfints hongeren , ende die & my gelooft, en lal nimmermeer dorften. i " O) 43 n öat alle oefeningen ücé 45oD.s'bien»ï aïteerttwa? bet &
ÏOObe fjacr ftragt hebben/ i^Cb 4. * Het woord der predikinge de£
haer geen nut, om dat het met den geloove niet gemengt was, %W ao. j[. Defe dingen zijn geichrcven opdat gy gelooft, endegelo0' vende, het leven hebbetdoorzijnen naem, 3ËCt. 8. 37. _ , (^ <©m bat befe betóegtnrte öc^ geloofd be grootfte eere getf1
acn C&Jittu-i ben jWiütefatt/1 $et. 1.7- u die gelooft, is hy die»" teer, Üfeb. 11 24/ 15-. .
(4.) *©;n bat liet geloobe i? het ftragttgïïemtnbel tot een €W
fïelijft ÏEöetl / 43af. f6. Het geloove is werkende door de liefd^
a^Eo^.f. 14.' 17- töal.i 5.0. Ik ben met Chrifto gekruid, ende1 leve, nietmeerik, maerChritlus leeftin my, ende het leven datik' ve, leve ik door het geloove des Soons Gods, ïjeb. 11 • 6. Sonder f loove is het onmogelijk God te behaeen. c Vr. $oe neemt fjet geloobe SefttmChjtfhfto aen i j
Ant. f&tn opiigte ban Ch:ifhrë/ foo neemt het geloobe hem W,
geljieelenfll/ alg Propheet, Priefter, en Koning, i €02. i~3«. ^
herfi zijt gy in Chrifto Jefu, die ons geworden is tot wijsheid "" Gode, ende regtveerdigheid, endeheiligmakinge, ende verlolfiiS'1 Cfat. o y• Een ICind is ons geboren, een Sone is ons gegeven, ^"^ *.«». Die hem aengenomen hebben,<£aitf» *. i& Mijn Lief is mi.i^', ?nik ben zijne. . cv' |
|||
Middag-oéffenïnge. 197
c-Vr- |jw neemt raenijet getobe acn ten aenfïenban mté f': :$
t ^-wet terfafemgetjanonfeepnenaererjtighepö/ fcoöattop
Komt i'im,lomEnafp'fi&utö'P£/ onregne/oeïaiïe/etc.-jaat. 1 1. "»9.
ik a * tot mv ^'e vermoeit en beladen zijt,Ji?hif.3.8 Ja gewifftlijk
•J^i°°k alle dingen fchade te zijn, om de uitnf memheid der keu- p ,'Chrifti mijns Heeren, om wiens wille ik alle dingen fchade.
& *ent hebbe, en agte die drek te zijn , op-dat ikjefum moge ge-
nen,b£9. En in hem bevonden worde niet hebhendemijneregt- ij-, c1l£heid die uit de wet is, macr die dpor't gtlove Chrifti is, name-
J » deregtveerdigheid dieuit God is doorhet gelovp, Pf, 14;,!. ate iur' ^ öit öan Een fiosö <©dotóbi'gc / oie gefum aen-nêcmt
•5'va1ddeiaer, fonöer een peö leben te beginnen i
ton)*1?*' $an: toant a'^ m fötoatz tot €hjiüumfeomt/ foo öap- c ®n ,onDenacn''en a^ oaïlaüim / frlnrtoen en 1 uüioheöfn / tefirtr^ Sacrne »an totlöe ontfati 31)11: beïobenöe een beter leben jo itUtCtl lejiöen / ïtom 7.14. Ik ellendig merifthe.wiéfal mv ver-
lJlye?.Van Mt Ivchatm defes doods ? 3Rattfj. 11. iS. Komt alle tot hst t/leverrnoeit en beladen zijt, 2fiCt. 1.37 Sy wierden verflagen in fel] te> er"le feiden tot Petrum emte tot de andere Apoftelen , wac h ''eny?¥ doen, Mannen Broeders? ber£ 3S. Ende Petrus feide tot ,/'btWrtu,S:it. 2. 11/ir/ 13/14 oer hph ®aer fc°aj fijn fooDanice «Efcifïenen te jonnen / öt'e cm*
A"jn roem öe£ geloof £ oncfjjiftcfp leben i
ö£ "*b& ®n^ tegtc ongeloobige / en ba&2 bnanöen ban Cfjjifii^ ikUdl • Cr/ PÖ&?. 18. Vele wandelen anders: van dewelke:
den . "s gefegt hebbe, ende nu ook weenendelègge, datlb vyan- naer Ekr"i«sChiftizijn, $eb. 10. 39 Jüatth. 7. 33. Danfalik rnv °Peritj'ik aenleggen, ik en hebbe u noitgekent; gaetwegvan a- V^ ^'e c'c onfieTC8£'gb-eid wtrkt. Anr*' ~m mn ftfia' J'jn nat men fjet toare Geioove foeft *
DntiCcrQp/a / toant öaeromtoo:öbefaft / Dat men tig felben inoet vCj.j; 'ö£»en / iCoj. 13. f. Onrferfbvktiifciven, of gy in den gelo-
t>e\vi,'i* ®in* '* '*' Ik weet wien ik gelooft hebbe, 1 C02.4. 13. *«nis. ^)*^ nu den (elven Geeft des geloofs hebben,gelijkergelchre- tyy 0A hebbe gelooft, daerom hebbe ik gefproken: foogelooven c yJr ' daerornfpreken wv. Antw *? -ftan mcn £'fer 5Ön *
(f ) 5».®'t ÖCfe telkenen : fcnefa?fcJ infnoeboelöDattnen"om€n?i(ïttoiIden Ouden Men-
öie ch -ft-8 ^ooDcn / £n oatjefijrtjs Doet loenninDeren / <0al. f. 34. %t. i n a'Jn' ^eDnen het vleelch gekruid met de bewegingen,
'' ?• De herten gereinigt hebbende door het geloove. »3 .e**) m
|
||
Ï9§ De derde
: (u) 3flfê men <Eï|2iffum fwog agt fotoen at öe teteïb/ Prjif.; -fl-
ik agfc ook alle dingen fchade te zijn, om de uitnementheid der kefl' niflêCHriirs J Pet. 2. 7. U, die gelooft is hydierbaer. (3.) Itó men Hg fetben aftrefet ban alle anöece gjonben / ban
nenitïbeaD bes" gemoebs"/ foo Dat men met bertroitfatopeggen ge* n%ti$}ggbl ofte op iets1 bat bunten Cftntïitë té/gnil. ?. 9. Datikin hem gevonden worde, niet hebbende mijn eige regtveerdigheid diS
uit de W^t is, <?Hi*at. 64. <5. Alle onfe geregtigheden zijn als een drek' ,. kigen weg- werkelijk kleed, (4.) 30$ ntentigfetbengeboettaengeleib/ tecliefbebanCb?''
fïltïi/ tOt(UJÏaenzijn Woord, enbetOteen nieuwe gehoorfiemheid >
<Baï» f- f- Het geloove is door de liefde werkende, i 3J0f). i. 6. ïö* dien wv f-ggen , datwy gemdnfchap met hem hebben , endeinde duift;rniflê wandelen , {bo liegen wy, ende de wacrheid en is in ofl' niet, \%0^.,i-6 Diefegt, dat hy inhemblijft.diemoetallöowafl' delen, ge'ijkhy gewandelt heeft. c. Vr ^betaeloobeinalle<iMoobtgeebcntrer&*
Ant. $£esn: ï©ant Daer jijn Kfón-getoowgs, een swak-geioovie v
ge: ©aet StjnOOfiSterk-gcloovige, JjB,att|k 16 8. Wat overleg'
gy by ufelven gyklein-geloovige, JJiïarc.9 i+- Ikgeloove, Heefe komt miin fwak-geloóvigheid te hulpe, $ïarc. ió. 14. Jefusvef' weet hen hare ongeloovigheid , ÏTOftl. 4- 19. b. vra, l©at té een Wenn en stoaft ©eloobc i
Ant. «Een jtoafe ^Moobe té/ até men ligtelijlüwnb ttoijfeltturf'
titg / en até gefïut in be toepafjtnge *Eb2J!ïi / en in bet toerfc bes? 07 ÏOOfé/lHom. 14 i. Diefwakisinheteeloove,'neemtaen, maern'6'
manttottwiftiget'lamen-fprekingen,iöa(.(5. i. Broeders, indien oo* een menfche overvallen ware door èerrige misdaed, gy die gesflelij^ zijt, brenet den foodanigen tereste , % Ui', 24. r. c. Vra. MztX. ftoe fflleenfivak geloovtge ftg Ï&& BCttmeil gertlf»
pelten bat fin nog een goed geloobe heeft al té 't Me»n en staaft ?
Antw. 5©|'t fiail men Uit beffe telkenen ftemiCil:
(1.) Snbien men nog fteeft pen opregte begeerte om met €f)?ifW 1
te magen bereenigt Wijnen/ Jöitt. ?. 6. 2ll;gz^jniêdiehong^r^,, en.doriV*n nadegeregtigheid , JÜlatt. 14- *«>•
(2.) ginbien mm |ïrj fiotib aenlr:ti©a^betf klooft/en'*
fiat menarbepöom rteckrte tooien/ i Pet. 2. 2. Aisjonge kin' derkens, zitt feer begeerig na de onvervalfchte melk van G°<1
Woord, 3'ob> 6- 63. Petrus feyde, Heere rot wien [baden wy ga"0 gy hebt de woorden des eeuwigen kvens ? (2,) 2fité befe Mep getoabigfteua niet ontSaet tnt IitfttotS5
fonbe/ entotbeüprclb; macc alleen öaoa eetiiflc jiruife^lmjc tW |
|||
.... Middag-oetTeninge. ï?9
«öe / ofte ntit ongtboeliöhepb ban CfeijH ifefïie in ïjet ïjerte / Pf.
*3- *• Hoe lange Heere , iidtgy mijnerftteds vergeten, hoe lange
u * g>' U aengefigte vcör my verbergen ? «Sèfa. 49 ■ 14. Zion fcid, de ««reheeft my verlaten. üAftA -1 ^nbicn men tin fefbcn nog efcenteei Fjctib in fce tocrjen
:~r* / eöoe geen qrooter buutte toenfeht/ al£ bannen Cfpifaim rrH> ma9 Ö^Wléh/ Pft 7 f. af- wien heb ik ncfcns u in den He-
'"'• cndencfïens ueniuft my nietopder Aerde, Pfal.Jf- 3. Stgt tu*™i)n ziele, ik ben u heil. ,Vr- ÏDattëtenfterkeMcobe?
Antw. <£Cr, ^ l1E[C0^c ,(f / 'ttctrlfi ftïïc ï)inticr-parm tebobcn
£j,nt' tn tegen aUe.abarir$cDrnMocrm:CfPig acnnaet/$?tb.4 i<s, et ons met vrymoedigfirid fiv-gsen tot den Throon der genade,
'"• 4- 18. Abraham fecsfi op hope en fa ren hope gelooft. C' Vr- ÜD£t werkingen f-ffft fan f CH fïfrifi «BefpOtC ? Ar.uv. ©fteL'rfifn'mnHtctcntiGn een tierrKÖtïoobe jrjn bcfe:
halt: ^cnöeniftïjeiDcntJEöc öetfnemcrtsfm atfe ftaet en 11002= tiül«anöitt!JDClp£lellen/ ï Cd;, f. 6. Wy hebben danaltin; goe-
. nieed, i J?et. 1.6. Inden welken gy u verheugt, nu eer. weirig ■ ' |öp het noodig is, bedroeft zijnde door menigerley verdruckin- I n» ïiOltl. ƒ. 1. \Vy dan geregtveerdir' Z)nde uir den geloove, heb- ro^ Vrede met God door onferi Heere Jefum Chriftum, fccr>». 4. Wy dij"in Öe hope der heerlijk heid Gods , bttjj. f. Ende nietalleen L at't wy roemen ook in de verdmickinge. rlrf *5 £én byronoerefhTkD:ifttct<0otiinCfj2it!o3i£fii/ boo2
ül B«ligcniffe b£J? f. «©Cefie.S / FiOtn 8. iy. Gy hebtontfangen
Abl ^et^ deraennemingetot kinderen, door welken wy roepen , -^Vader, ÏJrf). 10 u. w,;V\ ®tütiaftc gefitte fïiji ban een 45ob$aIigleben/ 1S'oï). r- r•
GcH tl-'ede wereld overwint, dan ifie gelooft dat Jefus is de Sone
Siit ft' t' *^—* 'ó' li' y^'M^it' &xt 'fl 'Kt geloove, houd u manlijk, Vnt' ^01 ni0i:t ^ üctoc5cn tot &# k&fl> °$ ©eloo^ *
;;jn ? " Dt beweeg-redenen ëeïjfrfijftl «3ob£ >U3cb0b/ ■ 3;0Ï> ?• i?-
in hp 'I:. (! •) 5?ie ftet Icbcn \x$ oMoofs' niet heeft/ We fteefct nog
2oh, lEt "fr fonbe/ en aïfoo fmbenb'e/ falbertióemttó02ben/ V'3e''.' '8-_ Die niet gelooft, is aireede veroordeelt, <£p[). 2. u,- Gy
Ifrae] "* ^'en f''^ f°n(,'er Chrifto , vervreemt van het Borgerfchap pe fop] i ^0^6 Vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen ho- trf/ p°'nde' endefonderGodir.dewereld, (ï.) ïfetttnigettliö- ftortir'n ^ teïooeme-nifTc (c ontgacn/ enoe om in ben ^«wet te
mnl l.é ïjet «0elCpXi£/ 3'OÏJ. 2-36. Die ia den Sone gelooft |
|||
'jfcoó De derde
beeft het eeuwige leven, 3Ect. 4. »*. Daer en is geeneri anderen Na-
ine onder den Hemel gegeven, door de welke wy moeten zaliorwor'
ieen, als de namejefus. (3.) ©e betoofbe segeningen gaen ba#
en fefter/ foo batntemanbïjeefttebjeefen/ öatgptebergeefis's^ lOQbenffll/ i|e&. 6. 17. God willende de erfgenamen der belofte'
niffe overvloedelij k bewijfen de onveranderlijkheid van zijn raed , 's irjet eenen eed daertuflehengekomen, i "CfltL i« if.Ditiseeng8*. trouw woqrd , en aller aenneminge waerdig. ' b. vra. JElaer, taat raeö om tot foo een getoobe te ïromen i
Ant. Ulier roe moet men tiefe-Tiidiieien gefmiiJfcen:; i.)<5?mort
«felbenfeet foefeen te sernebeten 0002 be ö^epoimeBtta ten «5o0^ 3©er/ fo lange/ tot bat gp u eigenberböemelpen fïaet toel fefn&,fOrt* a.37. Als fy dit hoorden wierden {y verflagen in haerhprten,2*iEoj.f'
1 o, Wy dan wetende den fchrik des Heeren, bewegen de menfen w1
'tgeioave (i.) <©p moet feec goebe fienniffe fien te beftomen ban D*
jtelegentljeMb des Middelae*s Ghrifti, omöoo| jjjn bolfcomengenfl' foe/en bjienbelpfcc nobinge opgetacfet te tooien/ JEat. 11.29. Komt nlle tot my die vermoeit ende belaft zijt, ende ik fal u rufte geven >
3Ett. 1J. ?8, Soo zy u dan bekend, mannen Broeders, dat door defsfl u vergev'nge der fonden verkondigt word (3,) ©n moetb)elb#' fraen/ Dat Cfjiitïu^ niet ffet/feoemen geteeft heeft/maer Roemen m*
i)D02taen gejlnt \$ te leben/ lÉar. 1 14 Bekeert u en gdoof t den EJ'
ar.gelio, ïSom.4^.Die den godlófen tegtveerdigt.(4») ©eöMifet al" Miteripc mibbefen be£ getoaf>7al£ oe g2CDicatie/etc.fiam. < o, i j.&
is dan'tgelove uit 't gehoor,en't gehoor door't woord Gods,2£ct.i(''
c Vr. ï©at epnöe fal het leben öc^ geloof? hebben i
A. 't €etoig faüg leben in ben ïf emcl/$cb.«o. 3 9. wy fïj n niet*90 de gene die fig ontrecken, maer die geloven totbehoudingcdcrzieic»
2 j^et 1 -9- Verkrijgende hef einde des geloofs,de laligheid derjyelï;
Middag-gefang op de derde Dag van de Maend.
Stemme': J?f. 23. Mi|nGod voed my, £cc. '?.♦ 011 ift opt fcomen tot het eèutoig feben /
^| %h moet mp gantffch aen 'SBeftté obergeben ^-* ©002 't taaer «©efoof foo fcom ifi tot berfocning 'URet mtjnentöob/ boo?. lijnen Soons bolboening;
«©een Deugt of «BobjSbienft ftan opt <©oö behagen /
SBfèbie hem boo? 't geloof toèvb opgcb2agcn.
ï. jaaeragl mijnheer het herttoilniet naüoben/ 'jaijn bunfttiftben ban ntoe gunt! berfchobcn:
*% 1)002 u HDoo2b / maer met gantfeh boobe oojen /
%ib?ee£/ tfs|ölnogepnb1ijftgaenberfo2en;
% b«tf met mijn geöeb tot u niet nafcen /
lEtögt Dog mign &anö inajc a«n De rilèeö'ren raficn. . ?. .PD"
|
|||
Middag-oeflenïnge. iOï
3. Mijn Utfi té Mcpn tot u Dierbare toonben i
mn iu,i isi ^root tot ergerlpe fonoen: *™jn luit té Mem om tot u IjagjS te treben: » wff té «root tot 's' taemD'ïnbdneben SPiuff té ifenn tot 't tepfen ban u Itjöen: •^w utfï té öroot tot 't pöete berfinjbenï 7 --.+* «tan utt mijn 5iet bar, bianfjoop nictbebjijben / ■Sr^r ifrtmn trant ócfnrTen t* forrrtïhen •
|
||||||
■aTr^nöa tra«t öeïufïen te tiefïrijö^n:
sw '| n3lJ W#f op Mtoe fjent'ne toejjen:
al,;lfi «oö fo«6 u <0oos'Dienfï toet te piesen:
fó «ten fjoop en ftef op epge b^agten: ffloetife Dan intoanftoqjgantfriiberfmagten. Hst Leven der vcrfoeninge met Godin Chrifto.
Ds vierde Dag. a- Vr. <%n iuat ftaet té be Wedérgeboornè ontrent «Bob i
Anhv. '^noenii.iet&crijffroentnge/ enb2ienöftfj3pmet45ob. v a' f' ' • ^y gtr'-'gtv: «rdigt zijnde door den geloove, hebben
inn ^etGod<ioor'on^n Heere'J■ Chriftum, i €02 f.19. God was
^orifto de wereld methern felven verfoenende, «jBpIji. ij"/i6.
Vr- IBdfc té öf fïact tan een &onöaer ontrenf «Bob *
vya ' ^tn $att ^1811 tipanDfCfjap met «Etob/fiom.f. 1 o.Indien wy
j.: ^f" fijnde,met God verfoent fijn.Cot. 1.11 .^Üfa.f9.1 De onge-
^Rtteden maken een fcheidingeuiffciien ons en tuffen onfen God.
AVra. ïtan een &onöaer figtelp met ®oö berfoenen *
Enh ntVr- $et té «en stoaertöer&Uaer beet dingen toe noobig srjn / uaectntn beklom boen moet/ i&flm.z.if. Wanneer een mens
'<5.6 «den Heerciondigt, wie fal voor hem bidden? Pf.4.9 8. JRiCJ).
»^.u' aei' medefa! ik den Heere tegen komen,b- 7.fa! ik mij n eeril-
de£> ren geven voor n ijnovertredinge? de vrugt mijns buyks voor
c vnde mijner ziel.
A r- ©aerom is bat ffeo een feer stoarefafee i
fter om e redenen fjier tan 5p befe: (1.) <©m bat bc fonben een MaieflT*^ <P?# 3P / nanWtp/ Fjet ?p Schendingen van Gods
1 4ia,tlt' ^ehellinen tegen God, verbrekinge van zijn beeld, Sec. >vedp }' lï- *ï- Wederfpannighcid is een fondevan tovrie, ende S°°'da .en !s afgoderye en beelden-dienft, <£fa 1. f. 1 (3TÏ)Cff.4.8- f a, \ i^'editvei'werpt.-dieen verwerptgeen menfche, maer God. ^tt"n m öatfar Jtoare jïraffen gebjepgtstjn/ aen bie <©obS
de Wq 'naliep HiCt nafeimm/ ©Cltt. >4- *<*• Vervloekt zy die
■^jjgr 0r«en defe wets nieten falbeveftigen , doende defelvige, fchuU;*; 1o' Matter* ". Die tot zijnBroeder fegtRaka, fal ■>* "'S1» ziju aen het hélfche vier. (j.) <©mD8t<®Qb eenregt= b«erbi'0
|
||||||
aoz De vierde
ïCQtbccrtiis bister tg / bieten groutael heeft ban aïfe gübfo:#£t&/
«©eut.if. 16. Alwiefulksdoet.isinden HeereuwenGor engroU'
wel, jaalwieonregtdoet, Pfal. f. f/6. Jijefa. 10.31. Htuvreef' felijk te vallen in de handen des le?er*digen Gods. ' t ) <©ttl 68' ia menfeïje bp hem fëlben nicttf heeft öacr mebe h? <6oö fen te b^'
ben fïehen; Jaaerintcgen-becl/ fooüertoecfecni5jebagvlyhfefon" irtn <©0b tot tOCKne i Pf. 49.8 Hy fal God fijn nuitteen niet kon',
nenbetalen, 2E8C. J. 1. Wyftruikelenallein velen. c.vr. iftat Dingen 3]jnbannoDig/ommet«<Bobberfoenöteb;oZ'
Den / enbe om in bjebe met <©oö te leben i Ant. ^ter toe 59" bcfe bingen nobig:
(w) Een Midddaer: öic öe b^ictiDfcfjnp mafte tttffchen«3obei1
onj./ en atëbo?ge: booztierjcmaefctcfrhuibcnbotcoe* toantfpi? Der. bo?ge/ ftari i>c menfche' tot «0ob niét naberen/ oetaijlehytf» berteerenb'bpensi/ €rob. 10.19. ^j.faacntetjao|e: Spreek» gy metons, ende wy lullen hooren : ende dat God met' ons niet &
Spreke, op dat wy niet en fterven, «Jtfai. 33. 84. Wie kan wonen b/ een verteerend' vyer ? » . . (j.) Verandering van ens fondigleven$000; tOenOObl'jj: htéöp
#obvni!metnnötoófcnietuni5ienofd)flplcuen/€fa!.. <6* v y ,i:
u, 'reinigt u, Hoef de boosheid uwer handelingen van voor mi;u o'J'
gen weg, lartaf vanquaed tedoen, 2üft. 2- ;8 Bekeertu. (5) veriekeringe moet mm coft aen 45oi! bom / banDatnif11
in het toeftomenbe foo niet meer fat jbnbtgen / £>f. 80.1?. sou f fullen wy van u nietterugge keeren, \$0f. <4-4. Wy en lullen m1'-
,jneerop paerden rijden. b. vr. JBat raeb nu om hier toe te gerafien i
Ant. ïfet ecnigemibbeliöhetgeiooveinChafrom: HDantM'[# boo2 ïjceft men een Middeiaer bic booébefchiMenbolbaenïiee"' Een'Heiiigmaker, ötc öcn <©ccft berbefceringe geeft: €nbe ;• b< g* bieDacr 0002 in-ftact / bat fa" in het teersemenbe foo fonbig#* ïebcn niet meet fuif en aen ffcïlen/ 1 Cirn. i. f. b*# is een g nd, <& d«een MiddelaerGods ende der mcnlchea , de Menfche Jefus CM»
flus, t€0J. 1.30. ï?CD. 7-21. HfisdnieBorgei b. vr. ifoenerrefionncntontot45oö*o;o;bmVifrfocr>b-?
Ant. i)oo/batbet!?cereal'onfc[cf]ulDi-nqnijtfi'ï)£tö; Pf. !<>?•?■ pie a! uwe ongeregtigheden vergeeft, t *vj oij, i. 7 • He t bloed Cr>r',
|
|||||
des Soons Gods, T<inigr prjsvanalleottfè tonden, 2Cct 1 j. 39.
a. vr. Jtëner fconncnfoobanigenicnfrhcn met 43ob tori berfs^1
iebcn/beteelfte vete en fwarefonben hebben bcgaen^ ^ Antw. 3!at Cfa. ff. 7- Degodloofeveriatezijnenweg,enue
ongeregtige manzijne gedagten : ende hy bekeere figtot denHeej 0 |
|||||
f Middag-oeffeninge. 20 $
ïoorai nyfïgontfarmen, endetot onfen God, want hy vergeeft me-
nigvuldig , (jgfa.,., 8. i €o?. 6. i o/11. feerttf ®anneec San men banöeberfaenmae met «©oöberfe*
UomtV(r' ^ ^ tefefcCt $n öan 0n$ geloove en bekeerinp,
i ' ,- Wy dan g^egtveerdigt zijnde door den geloove, hebben rede met God, fiom.8. i. Soo en is'er dan geen verdoe tneniffe ?0r den genen die in Chriftojefu zijn, €oï. i.n. °-Vra. ftan men bcrfefeect 5ijn ban <©oöö Kefhe en fe^tcnöfcFtap ?
Antw. ^(j/ ieant öaee toe ftreftt het ttantfthe€itanp(ium/
p™ 8.16. Defelve Geeft getuigt met orifen geeft, dat wv kinderen
.?"* zijn, <£ph. i. i j. i 3oh. J. 14, Wy weten dat wy over-gegaen Zl,n uit den dood in het leven. c- /'•■ $oe femit het oan Dat bele foo ttctjffrtfn i
?"t- ï?et fcomt hier ban öaen: ilx') <©tn oatfe hacrntet toel onöerfoefen aen töo&Staoojo/ fï*' i- f- On lerlbekt u felven of gv in den geloove zijt.
D v'i.) <©!n öatfe fomtijiJji in jtoare fairten balten / €jcch.; ?. i o.
den^'e °n^e overtredingen en°nfe fondenop ons7.1'tn, ende wy in
e've verfmagten , hoe fouden wydan lewp , <(c% 64. 6. m& ïiit eentae haroe ellenöe en feafïtjotnae / oie öt ï?OTe srjn
ten te011 t0£-ftnö/ ^fa' 49- r9- Zion feid, de Heere heeft my verla-
niet * ^7'^' ^a'^ln ^e^eereeeuwiglijk verftooten,ende voortaen rtiecr goedguriftig zijn ? kern ^PtttnigCtenratienöeji&ataniS/ iChCff. ?-r- Tkhehha
f0"ei £e«>nden om u geloove te verftaen : of niet miiïchien de Ver- jrtf.er u feilde verfogt hebben, ende onfen arbeid ydel foude wefen a -J'*'11- Sijnegedagten en zijn ons niet onbekend. <tènhl'-ftnn ?£«ianö u?t eenijje u?tetlijfie boo2fpocö ücfïunten öat
^wnba'enöisf
fpoeb/^' ^C£n: toam öe UOötoofeïjeooenbecftijöïioemcefrebooa »)ni 1 A^' il- 1. Waeromisdergodlofen weg voorspoedig? Wi«e-
ïtif e °enf= rufte, alle die troulooflijk trouloosheid bedrijven, A'^'9. ILuc.o.to. ^JibTö* mcn l,?t te8enfi?oeil fecfïuitcn btft <©oti i;emanös:
bf. ,0*- &?cn: öeqobtoafcheboenooRfomt(j?iStegenfrjoeD/i?f. ji. lx yr ''^odloofe heeft vele ïmerten , ®att. *8. if- Ctf.
|
|||||||||
^
|
" Aiitw / ^ ö:1t {'" met 0n$S ^ tofoenïl *
( 1 Yffl ®!t ftan m^n toeten uat öe^ teik.-nen: '' ^;t het geloove öatlonfjeWKnmChHtium/ \%\fy.i.
|
nfe
|
|||||||
Die
|
|||||||||
ao4 De vierde
Die in den Sone gelooft, heeft het getuygenjflê in hem felven, fc. i *•
iHottl- f- i ■ Wy dan gcregtveerdignt zij nde door den gslove, hebben vrede met God door onlen Heere Jefum Chriftum. (*♦) iapt öc luft en ïieföeOie torj in on^ bebinben tot ^5oö / enöe
tot stjne tegentoaojDigfjenb; ï©ant onfe liefbe tot €>oöt / i£ tta tyligt 'Om &0V$ ItCföe tOt ntljf / i 3JoI). 4- «9- w7 hebben liet otn
dat hy ons eerft lier gehad heeft, P?Ob. 8. 17.pf.41. 3. Mijneziele dorftet na God, na den levendiger God. (jOyntcmlebentiergoöfaiigljepo/ 'ttoeïfctoj>leiucnom43oD
teto&aSfn/ Sfottl.8.14 Soo vele als'er door den Geeft Gods gcleiJ
worden, die zijn kinderen Gods, i <Coj. f. ' 4. (4.) ©pt oe b;!oeuerItj&e liefoe fconnen toj> oltooeri toeten/ cat
<50D^On.Oliefheeft/ i^tï). 3. 14. Wy wetendatwy over-gegacfl
zijn uit de dood in het leven , dewijl wy de Broeders liefhebben » 1 3J0fj. 4. i. Een yegelijk die liet heeft den genen die hem geboren heeft, die heeft ook liefden gijnen die uit hem geboren zijn. e. vr. <3& 'er niet 1103 een anöer teofcen tot berfeftermge *
Ant. <gja/ tjettntoenDioesetungcniiTeDc.o^.oaii^/ iïom.8. > llf. i6- De felve Geeft getuigt met onten geeft, dat wy kinderen God'
zijn, 1 <ÏT0J. 1.11. Die ons met u beveiligt in Chrifto, ende die onS gefalft hee*t is God, bf. 12. Die ons ook heef r verzegelt, ende h. t on'. derpand des Geeftes in onfe heiten gegeven, ?tpO. 1 17. a. Vr. l^tignoQuigcmDefebcitelieriiigenteMjouoen*
Ant. ©Cfe middelen :
(1.) iBn moeten het geWe in gfrfutn Cfjjifïtmi gef!aDïg W
fan to,aciier enöekbeno'tcüetaann, i *Coj. i 3. *-.' Onderioektu lèlven ofgy in den geloove zijt, Canf. f- 2 i?CÖ. 11. 1. Hetgeloo'
veis een vallen grond der dingen die men hoop!, ende een bewijsden' dingen die men niet en fiet. (i.) ÏEig moeten een goede confnentiebCÏ"Cll\>£n/fOODattoHW
feite met geen moettoilltgefonöenquetfen/ iflttm. 1.19. Houden-
de het geloove, ende een goede conlchigntie, i (ÏTlin. 4 7 • (3■) i©n moetennecrifigftjfc fter-'.ornfieninatbeo.'fectofffenf-flfl
<3oD.sf bjienöfchap tof; in'norigc tpen ijcubm gdjaü: JE>arita2>ofl teranucrtjtjn liefbe roet/ 3'oh. 13 \. AUooJtilfs'dcaijflediein^ wereld waren, lief gehai heeft, foo heeft hyfe tot den einde tot Ueï
gehad, ï!pm.f. 4. Debevindingewerk» hope (4j BDp moeten bert bciigjpümUeraiuiïitjttnbangoöfalilJ'
fj£?D/ enban*0Oö^Oienfi/ 3,'CÏ). 14- *£• Sooyeipandrny lief heet*
die lal mijn woord bewaren , ende mijn Vader lal hem lief hebben i iSTOÏj. ..6/7. 3. Vr. ^tjnöec niet toet menfeïjen öie ïjaer ïjier in üeöjiegen l
Ant"
|
|||
Middag-oeffeninge. zo?
Ant. 5;a/ toantheïe menfcfjen jtjn rjcruft in Ijaer ffaet met «Bob/
waer nojtan? «Bob öaecbpanö fef/ 2iimo?'. ó. i. Wee, den gcrufttn te
^,i,'%ff.f.3JP<lt.3.i7. Gyfegt ik ben rijk, ende verrijkt
iat e.'.1» ende en hebbegfiensdings gebrek, ende gy en weet niet j. 6y "ijt ellendig , ende jammerlijk , ende arm: ende blind, en- uc naekt. cAVr- ^oe inojbcn hele menfc&en oetaogen tn ïjaer smifïïjetö i
Ant. 5è>rjO;2 öefe bedriegeryen.
tinnt^ ^nnitp°? sönfe eftufï op ï)Ct fco0Cn han Pjebifianten/ ote
hetft, £maec *fln &et «Pterlpe feonncn oojbeelen / en niet han |et i e' 3!eE. 8. T i. Sy leggen, vrede, vrede, daer dog geen vrede en is,
O) l3-i8. Weediekufiens nayen voordeoxelenderarmen.hfcii. fn datgy de handen dergodloofegefterkthebt, zjèam.7 ?■ iwi ^omtijbj? Btb?tcöt bit fommine/ batfe aïtgbs* op anbere
l«n/ hu> fi, m,m„m w „«„ «.w«. ,rt„ , ar.., .o .. Ik dankeu
|
|||
. 1.
/ «wiiiuju? uiu^uui ii£«. yit^ wu< uni»uyi'!l / UUlji fjaCt ftaCt i^öf-mefenna^ai-eepgenegoeb-ötinfien/ Pjoh. 14. n. Daer
1 „e e" Weg die yemand regt fchijnr maer het laetfte van dien fijn wc-
oft Sc*°°ds, i<C02. 10. il. Wyendurvenonsfelvennietrekenen,
Ve „Vergelijken met fommigediehaerfelvenprijfèn. Maerdefeen
Ven n'Lt ^at *y na8r ^e'ven rae,: naer ^'v^n meten, endehaerfe!-
"ïet haer felven vergelijken.
%nt! ^0mttW.3Ün hele geruft op gaef upt-erlrjSe hoojfpoeb/
r \*. '*• '9. ifefal tot mijn ziele feggen , ziele gy hebt velegoeds-
h v U op2e!eft zij n voor vele jaren, neemt rufte. ■Vr- %sbefeotiabe gernSljetö een gebaertijften ffaet i
^vtL*' ^a?r $%mOChfiifrtifterfïaetafóbcfequabefffruiïftcpti/ We?}"' f- °=h! of gf koHt waert oru heet^ol). 9-4«• 3tttlO?S. ö. i.
j/.?en fruiten te Zion. aerufi^^ ^1 C£n toenfcftertjrte fïaet / bat men op goebe zonara
fc»b/©r' ^aer ^ seentoenfeJ^ffifceÈ tïaetafë befe goebe geruft* BHy '™J* Jf• ?• Spreekt tot mr>n ziel.ift 'oen u heil, J^f. f1.14. Geeft
fteun r ^p vreugde uwes heils, endede vry moedige geeft onder- foenirnt '*lfl;",r ',f 'f ai raebfaem /1 at men foo fefter $ han üe her?
3»met«Bno* '
<Col. * ,' ^'et al^w tó't raebfaem / maer ftet iö ooft feemoabig /
Relóove Geivortelt»en-'eopgebouwtin hem.endebeveftigtinder»
^rliik-d1^0-' '?^^E&*0- '8- °P dat v/jr door tweeonwran-
ftetkf.., nSen> in dew -Ike het onmogelijk is, dat God liege , eea
Kev«ttoaftingefoude hebben.' S.Vti
|
|||
ioé Devïerde
b. vra. Jfeer fal pemanb ftter boo? niet ftjgeïnög letten?
Antw. «öantfcn niet / maer hier eco? taojb menbetoogen ortt gOöbmgtiger t£ feil/ 2 Pet. i. i o, Maekt uwe verkiefinge en roe-
pinge vaft door goede werken , want dat doende foo en fult gy niec ftruikelen, a<ff02; f- »4. De lipfde Cln-ifti dringt; ons, c. Vr. ï©il45abtoel/batmenban3gnb2jenbfchapfeKeE5g*
Art. gjafin: toant baet toe geeft 5p SBeïoften / kegelen/ £># tramenten/ en fijn €eb / etc. ï|eu. 6..17. God willende denerfge- I
namen der belofceniffe overvloedigüjkbewijfen de onveranderlijk*
heil van fijn r"-d , is met eenen eed daertuffchen gekomen, bf. i8- »0af. J. 27. jfiom. 411. i €o|. 13. y. Onderfoekt u felven of g/ in dep geloove-zijt, beproeftu felven.
Middag-gefang op de vierde Dag van de Maem.
Stemme: J0f. ?2. Wel hem die süj n misdaed. t * <Gfi<èob! tfchebuaftefeetMebigt>
J\ $oe ram rrrijri siele nu met u bebjebtgt i IRtm ferft gaen / en mijn upterlpe beu&t / !©at boojfpoeb en toat flicRercnbe b2eugt /
J3fê niet genoeg om toel getuft te toefen *
<©f ft al ban be 1leeracr£ to02b gep^efen /
gaet tooo2ö en ftelb mijn siel nog niet geruft j
'e Jloet'ban if gunft at anèer£ jijn öetouft.
-. ^S too?b alleen berfoeno ban mijne fonben / ©co? 't bierbaeroloebban €rj?ffti repne toonbenj
't <8eïocbe mag bjnmoebig henen gaen /
€n grijne ^efmn felfs? als? b02ge aen.
*$& ruft niet op mijn 45obs?-btenft of mijn toerijen / \
't beloof alleen bat Mn mijn hert berfterfcen:
't«5éïoof/bcrftcrKtfcoo? <£l)2ifti brood en wijn
ïaOept/ i ben Chrifti, en hy is ook mijn.
i. lÈaersg! toatraeb? iKftrimMbacg'ïijfi^toeber/
©aer tepb mijn hoop en mijn geloof ban neöer: üeen/ mmi mijn ;ieï! ftbept toeber nicutoen moeb / ©002 Wc fcïjulb heeft fefitë oofc gebor b. 39inb gi) 11 maer in ootmoeb neer gefïagcn ? pineut m ot> nieutos? u Schepper te behagen ? 1 Fteb <©ob ban u metnieutoe luft gebienb ?
gtootoas?/ foo is?/ foo blijft <tBob «toen Vriend.__________^ Het Leven des Herten.
De vijfde Dag. a.vra. Wmtooi moet een b2jenö4Wmee#üef02jt3tjn? ;
|
|||
Middag-oeffenïnge. 207
*?'• ®oo| het leven, enöe oe betoeoinoen ban fijn §erte/ ra 't 0e*
motu/ Jl?20b, 3. 14. Behoed u hei te boven al dat te bewaren is, want
«aer uit. zim <ie uitgangen des levens, %tC 17.9. EUC. 11. 34. Dat« *Wettt'eenigertiJM befwaerten werde. •Vr- ï©aer in beflaet Jjet goebe leben öeg petten *
™t- ïtetuetïaetinbefebier bingen: nJ;'*)Jn opregtightid, fou öat fjet met <0ob en be menfcFjen fonbeE Hi°k-"Wtösp/Pf. ?ï.j.. In wiens geeft geen bedrog is, €fai. 58. 3.
5 la fei'Je, O hHeere, gedenkt dog dat ik voor u aengefigte ir*
in3 5'ü» ende met een volkomen hertegewandelt, ende dat goet is Uw e oogen gedaen hebbe.
xS*-) in nedrigheid, foobatf^tperteniettrotgenopgeolafenis:
''^■■i. O Heere mijn herteen is niet verheven, ^?0tl. 16. f.
ftpw-'^ Ir;?oede begeerten snluiten- &00 bat Ijet Ijêrte geen lulï
^t tot öetoerefo/ ofinfonöe/ maetoatjetUiffjjeefttotaEtob/ ri" tOt tSj 00öfali0&aö / 1 €t«. f. 9. Daerom zij n w y ook feer begi-
.?> «et zy in-wonende, hetzy uit-wonende, omhembehagelijkts J"- $f. i. i. Sijn luft is in des Heeren Wet. «jJ>) In goede voornemens, om Denlfecrc teöienenfonbetaf--
Q 7en/ $?f. 119-106. Ik heb gefworen en fal't beveftigen.dat ik
d«rhouden fal de regten Uwer geregtigheid , «Pan. 1.8. Daniel ,^^oorinfijnherte , dathy fignietenfoudeontreinigen. " vr. ïöaer in belf act de opregtigheid bes* petten S
,nt- &pücfïaetï)ienn:
ttinV*-' *^at witet alteen uitwendig een goeuefdjpbertoont/ ^aet ooft inwendrg foobanig foefet te ;ijn/ gf. $■ 1.8. Gy hebt luft tot t0aeI y> 'n het binnenfte Pf.ió.i. Proeft my, endedoor-foekt my,
, lt tniine nieren ende mijn herter aliepn ^at mm 'u a[Ie fdn'doen en laten niet on menfeijen liet/ maer
taat n ^ ^oö: enö€ 'ia in ^00^ toet-0ebaHen f;an bergeuoegen / ^ tl °Qk be menfcfjen ban ons mogen fp?cfc?n en oorteelen / ïïom. fed L ler die is een Jode, die in't verborgen is, endedébefnijdenil--
W ? betten in den geelt, en niet in de letter is de HéfnijdenifTe, w iens v0 "'^tenisuitdemenfchen, maeruitGod, i*202.4. 1. Dogmyis rnen J. et minde, dat ik van u lieden geoordeelt worde, ofte van een (lche»"|k oordeel. enbe ar^at men «n:e«?fiscfet te boen/ 't geen mentneet goet te sijn I
arai-hs* msn alles foefit te laten / 't neen uien toeet quaeö te stjn; N/të fcbe om ma in imt fcan'aEto>oif onbertoefen te 11102« Ik hefK ''''^- Die inalleswillen eerlijk wandelen,Pf. 119. ii8.
Ya)f;,L ea"e uwe bevelen van alles voor rest gehouden» maer allen ©at
|
|||
io8 De vijfde
(?.) Sgat wen fis niet ftcïjcïpt metccnigeujrtblugten/ tjUBt*
infigten/ pfmetantiErcbetijtÊBerijEnö^We^cö/ ïCn?. 1. ia. op- fen roem is defe, namelik, het getuygeniffe onfer coiifcientie,dat vtf
in eenvoudigheid ende opregtigheid Gods, niet in vleefchelijke wijs* heid, maer in de genade Gods in dewereld verkeert hebben,! <£oj.4" i). 2. Wy hebben verworpen de bedekfelen der fchande.niet wande* lende in argliftigheid. c Vr Watt aen fienb men naöet tie oprestiöljcitj teg ïjerten i
• Ant. ?Ben ötfe ken teikenen:
r (1.) $fé men ^oogiEoo-üfoo lief ïjeeft/ batmtngaemebei?
; b-jaegt / oat ïjet afé ccn ligt ontDecftt ftct ïjmncnfïc i^n ï)ct herce / Pf, *o. 1 Proeft my, Heere, entie döorfoekt my, toetft mijn nieren»
ende mijn herte, %$§. 3.21. Die de waerheid doet komt tot het ligt» op dat zi) ne werken openbaer worden, datfe in Gode gedaen «ij n. (u) 2Efé men niet alteen boo: öetoarjebanp**iiicanten/ erf
ban anbere bjome menfchen / ©óüsahg, leeft / maer infonöerfteiD/ aig men alleen $ / ofaljs menbpgoMcöfeté/ Phil. ?. 1». Aiibo dan, mijne geliefde, gelijk gy alle tijd gehoorfaem geweeft z.ijt, nie*
in mijne tegenwoordigheid alleen, maer veel meerin mijn afwe> fen, werkt ufelfs zaligheid, met vteeièn en beven, Pf.33. \f-Goi let op alle hare werken, (3.) W.$ men op <©oö£ !©etten foo naeuto agt geeft/ öat men i«
minfte niet berfunmt / ja Hg ooft toagtban allefehtjn te$ quaec*? / » (Cïjeff. f 1 i- Onthoud u van alle fchijn des quaerfs, jjüfltt. i!-^*
(4+) 3Btë men niet alleen inbootfpoet/ maeroohintcgenfiJ0^
naft blijft ftaen in te toegen «5oDs/pf. 78.34. Aishyfcdoode. f°<* vraegdenfynahem, ende koerden weder, ende fogten God vroeg »
$of. 6. T. Laetons wederkeeren tot den Heere, ^ttb. i. 8. ' b. Vr. !©at moet on? betoegen tot oeffc opregtighenb öej$ ï)f rten -
Ant. ©e beweegredenen jijnöffe: (i.) <©0Ö fctnö OH? tyïWI
to» fconnen boe? fnnoogen niet toerboten toefen / Pf. 7-«°- ^
die herten en nieren beproeft, ó regtveeniige God! "$#0. i, ij.,AM*
de Gemeinten fuilen weten, dat ik het ben die herten ennicre doorfoeke. (i.) «5oü ïjccft een groutoel ban alle gcbeinltheiD/ ma**
fijn beminööecpregte ban herten/ JiEatt. n.bf.2.3. Weeusd»"»< geleerden enPharizeen, gygeveinsde, $?f.j-i.8. Gv hebtH$L*
waerheid in het binnenfte. (3.) ^enopregthertctéineenbems
ftaet boo2<6obenmenfchen/ enöe geeft groote b-eugöe en gcrui» hrnöinallebooj-balöesileben/ p-ob. 10.9. WeinopregngW' wandelt, wandeltfeker, i €o?. i. i *. Onfen roem is dele, nameli.1
het getuigeniflê onfer conföentie, datwy in eenvoudigheid en op legtigheid Gods, nig in vleefchelijke wijsheid, maer in de ge"^s; |
|||
Q , ; , Middag-oeffeninge. ioy
r v mWereld verksert hebbenende aldermeeft by u lieden.
Af' ~\ 'n uetfaet 0e nederigheid des herten ? (f\' sn '^öectgljepö bes" ferten voor God fetïaet ïtxrc in s
mibpi at ^P "^ ^ententffc fcan onfe fonöeti/ feer Memmoebig u'j™ £n aljs t«erlï2öfélt ban ijerten i>oo? <©ob neösrleggen/ 2 Sïeg, Sefiot j dat u herte week geworden is, ende gy u voor het aen-
hebh 6 ^CS ^eeren vernedert hebt, als gy hoordet wat ik gefprokea jUi ,e^egendefeplaetfe, 5J0ÏJ41-6. Ik verfoeyemijnfelven, ende *?ebbe berouw in ftoffeen affche, öIIepA ^at iuy on? fin en bjiften faetfafetnöe / üttogfaemsijtV om
^"onöer «©aöjiwii, enwoord, endienfton^onbertoeroen/ i j»* *■ 37- Mannen Broeders, watmoeten wy doen? Pfat. 141. f*
f 'f- ö. Vernedert o onder de kragtige hand Gods. fctiw/ *^at toponpootmoeöig Dnuertoeroen aenalfefl:a«tbe#{é=
ten/ im 8£toilii0 al te toiHen jfjn bat <©oö tott/ fonber murmure? « ' *«"9m. 2 f. zó. Heeft God aen mij n geen luft,hierbenik,jaiCÖ.
©er' ^ wil des Heeren gramfchap dragen, want ik hebbe tegen hem oVe ,'it» ÏH)iI.4-!*• ïk weet vernedert te worden, ikweetook de vV r 64 te hebben: Allefins ende in allen ben ik onderwefen, bei- en,j a<%ttezijn, ende honger te lij den, beide overvloed te hebben b gebrek te lijden. Ant' ^aer 'n bt$aii De neberigïjf P& öcr menfehen ? f • ©efe neberigïjeiü ïjeeft befe werkingen:
'örrmt■ 1 ®at men niet ïiot sebclgt tf / als' of men aen fcïepne öingin f»r tnn8eItjfelJjb/ 2&flm. 16. 10. Davidfeidelaethemvloeken^,
,*9-rl 10. me ir!^at mtn *>an ''5 ffeïben niet roemt / afé of men beef ïietec
ttjift^s antJcre gijn: maet beet eer/ öat men anöere meer agtafê re, 31 3Pt)i[. 2. 3. En doet geen ding door twiflinge of ydeleee-
|
|||||
dani,Uiier door ootmoeüigheid'agtd'eerT den anderen uitnemender
/f^ftlwn, €üh. V 8. fepiffc *ïrat mm anö£reteiffonö nietfcJjerpelpoo?öeleal?fp ge-
War ^ÖOen/ ©at. 6. 1. Broeikrs.indien ook een menfche overvallen
gerij 0or eenige mifdaed , gy die geestelijk zijt, brengt den fodani- a. ve reete met den geeft der'fagtaioedigrieid , EUC. 18. 11. 4 *■ ©aerom moet men fowcn boo: een nebertg fterte *
i)002 h ^m öat ^00 bm inluft geeft / maer be öobaerbtge 59a gen^ ,9«U een grutel/ 1 Pet f- f- God wederftnet den hovactdi-
feid'?en«ederiien geefthygenade, ff.fi- 19- ^foi f7 'f- AUbo dien e "ooge , en de Verhevene, die in eeuwigheid woont> ende <Jien °?me heilig is. Ik woone in de hoogte, ende in 't heilige, enby * «K eenes verbriifelden en nederigen Geeftes isi J ^ <® b. Vr,
|
|||||
aio De vijfde
b. Vr. f aebamge luften en begeerten ttlOtt hCt fytttt ÖtftftCn i
Ant. Heilige,ioUiien!?beneifclitoan^ot^ïBtiojD/^eut. ïo.n-
Nu dan iiraël, wat :'ifc ht de Heere uwen God van u? dan den Heere
uwen God te vreeien, in allezijne wegen te wandelen, ende hem He* te hebben, ende den Meere uwe God te dienen met u gantfche herte > cndemet ugantfcheziele, iC02. f. 9. Daeromzijn wy ookfeerbe' geerig, het zy in-wonendé, hetzy uyt-wonende, omdenHeeT* welbehagelijktezijn, Pf, 19, tf. a. vr. üoeöanig 'jtjn bc tuften be£ herten foan nature i
Antw. iHytbe nature sijnbe luiten be£ herten tjoo^/ engrouütf' lijft/ ^en. 8.2.1. Het gïdigtlèl van 's menichen herte in boos var) zij'
nejeugt aen, JKtatt. t ƒ. 19. <Êph> %■ 5- Onder dewelke wy ook all' eertijds verkeert hebben, in de begeerlijkheden onfes vleefchs, doeH' deden wille des vleefchs, ende der gedagten. c. Vr. $oe foube men De goebe begeerten in ftet figrteftonnenS*'
&omen«nöebetoa«H* Ant. ©00? ötjfe middelen :
(1.) 3MiS men aüe quabe tuften met b^oeffiegb berneemt / tfff
met alle raogetpternft/ ooo?alle mibbelen tegen-gaet / npöatj* niet tOOJt-jttten / €0U }.f Doodet dan uwe leden die op der aeide
zijn, namelijk, hoererije, onreinigheid, fchandelijke bowegingc' quade begeerlijkheid, ïïom. 7. 14. Ik ellendig menfche! wie 0 ffl' verloflèn van het lichaem defes doods ? (*.) 3W.$ men beupterlijfte tinnen toetbetoaert' öatffe niet m
tepben tottoerelbfche en fbnbige bingen / maer bat men befelbtë getaenb ontrent ïjepï ige en ftigtetpe Dingen befig te mffieb. 3»•'' Ik hebbe een verbond gemaekt met mijne oogen , hoe foude ik o>
agt gegeven hebben op eene Maegt? Pf. 119.37. Wend mijn oogê af, datfe geen ydelheid en fien, pf. 27.4. / (3.) Wi menbe gebagten geftabig befig fi^uö ontrent1©^
enftjn al-|tenbe oog/ ontrent ben^emel/ en anöere fteplige bing*^ *2ot.3,x. Bedenkt die dingen die boven zijn , niet die op der a^f
zijn, Pf. 16. 7/8. Ikftelle Jen Heere geduriglijk voor my. ,.f (4.) W$ men bgerig bib om een goeb herte/ P f. 119. 3 6. $&
mijn herte tot uwe getuiajeniffen, en niet tot gierigheid, pi}il.4' '
b. Vr. $oe ftan met het ïjerte in een goeben ftaet ftouben i m
Ant. 5&oo? een goea booj-neme-n/ toaer boo? men ftg baft tf3 ,c
ter gehoo^faemhepb aen©ob/ i pet. 4.1. Wapent ufeiveo ^,
defe gedagten, Pf. 119. 44. Ik fal uwe wet fteeds onderhoudend ,
wigli) k en altoos, Pf. 1 o 1. 3. Ik fal geen Belials ftuk voor nüine genftellen- a.Vw. ^ Ö«t|Knoe5 bat mm een goed voornemen Öetlte; .; |
|||
> Middag-oeffenirige. .,'.-, ait
fcim/iar '^115 waec men moet aröepoen om ^etfetoe uitte ter^
H F ''9-i 06. Ikhebgefworen, en fal het beveiligen , dat ik
onderhouden fal de regten uwer geregtigheid, 2 €02. f. 9. 3Kti 24,. teh ?; ^ocnCene mijn lêlven om altijd een onergerïijkeconfcientie ^Dben voor God en.voor de menfchen. •Vr- ï|oe teet men of pemanö een goebboojnemen Ijeèft I
fnt- SCenüefeteikenen, , , M ttii 'm ^ P£mano alle midelen ncetffig gebjunftt om ftet güebe
"°lOJCtigen/Pf)iI.4.8. Voorts,Broeders,alwatwaeragtig,isalwat
w 11 .'s> a'wat regtveerdig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat , ü'd, foo daereenige deugt is, endefbo daereenige laf is, dat fel-
gedenkt, Huc.i.6g 8 ........,,./., ónn ^ *^ttien.hinder-paien en betefeïen tegen-gaet/ fonöeroaer.
^°? Om-gefet te ÖJOJöen/ J0f. 119-101. Ik hebbe mijn voeten ge-
*\fert van alle quade paden, op dat ik u woord foude onderhouden s
y '9-i if. 3!Ub.bf. 2ï. Haetden rok die van hetylecfchbefm»t is.
tJ&) ^m men tetffonb gereeb # om be opfeomenbe quabe litfïea
jJWn te gaen/«5al. f-17. De geeft ffrijd tegen het vleefch.ljïom. i ?.
j-J* l4- Verforgt het vleefch niet in zijn begeerlijkheden, «Cof» 5. ƒ - °det uWe leden die op der nerde zijn. fethr ^ mm tot mmi)tt baffigftepb / met beloften en teoen ftg
bf, , ^pligt / om ten goeb boojnemen tipt te terften / p>f. 119. denf°i6' ^eb ^et Se^woren' '^ ^fl' ^f c beveftigen, dat ik onderhou-
c J" ^ regten uwer geregtigheyd, ^üi, 11. ? f. *ten bnn ^ &eÖi»?t on£ te betegen om on.$ Jierre foo baff te &
. "? een goed voornemen ?
¥ IlM*' ^e beweeg-redenen : (i.) &00 fen goeö bó02nemCtt ï 9»* fem-tetfen ban een toeber- geboren feinb «6ob£ /" 2 €oj.
om 'r. ' z'jn feer begerig, het zy in- wonende, het zy uit-wonende,
rotllw0tJewe'behageiijk tewefen, Pf. 119. sö. Neigt mijne herte farffi f f etu,'p:en'fff n. (2.) $et fes een fcragüg mtbbeï tat een €ï>?>
^nl n/ F^Jij» 14- Mijn beloften fal ik den Heere betalen,
Wj °' '4- Petrus lèide, geenfins Heere, ik hebbe noit gegeten ten ? °nrf7n was, i pet. 4. 1. Wapent u felven met defegedag,- Wei, ^00 $8^° om f00 een goei voornemen te tytftit* loope' tehefiragtigfn/ **%0n» ,6-9- DesHeeren oogen door- ker j, e Rantfche aerde, om fig fterk te bswij&n aen de gene, wcl- U*ve fTten vo'komen is tot hem , 2 flTïjeff. 2. 17. God vertroofte (aA rtnrfen> en^e verfterke u in alle goede woorden en werken.. trij u£:nö bebeff jgt fijn voornemen aen onü tot saligfapö/ foo moe*
%tti. 0afe onsï' ^00?™™" «n ®oö bebeffigen tot gp&JaBgïjegö / '9-11. Op dathet voornemer^Gods, dat na de verkiefinge
|
|||
112 De vijfde ,
k, vaft bleve, i Cim. i ■ 19 • Het vafte fondament Gods dat itaet;
c. vr. ï©at vrugtsn öefearot men u»t een goea boognemett *
Ant. ®efe na'botgenbe: (t.) ïifiec boo? San men fig beter betoaren tegen oe ergerntffeti / 3Eet. 24. ió. Hier in orffene ik myfelvenomeenonergerlijckecor)'
fcientie te hebben, by God en by de menfchen, J^f, 119, 16f. (2.) Mm heeft beter bequaemhepö om «©oötoel te Dienen/
i COJ, if.fS. Soo dan, mijne geliefde Bro.ders.zijtftantvaftig, on-
beweeglijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die wetet dat uwen arbeid niet y del is in den Heere, 1 Pet. 4. 1 • (3.) ©at afë top getirunfielt hebbenbe haejï toeberom opfïaen
enbe boojitgtiger toanbelen/ geöenfcenoeaen De geDane beloften/ .Uftatt. 26.7 ƒ. Petrus na buiten gaende, weende bitterlijk, 3[0f}. z>-
bf. 17. Petrus feide, H'.-ere, gy weet dat ik u lief hebbe. (4.) Mm fal eenbarten boozt-gang in De loopbane Der gobfa*
IfghepDbefeomen/ 3fiCt. u.23. Dewelke daergekomen zijnde, ei»
de genade Gods ziende, wierd verblij d , en Vïrmaendefe alle, dat tf met een voornemen des herten by den Heere fouden blijven, i dJ£' 16. ij. Waekt, ftaet in't geloove, houd u manlijk, zijtfterk. Middag-gefangop de vijfde Dag van de Maent.
Stemme: J@f. ïf. Wieis'tdiefalwoonen. *♦ A <£')! toa? mijn hert een.sibafigefet
A\ (Cenbienfïban<©oD/itietaImtjnfiragten; •
•*--■• ïïrh! toaer mijn tuft foo tn «DoD*f3®et/
©at ifcüe Deugt/ fonber belet/ $a toenfeh ten bollen mogt betragten. 2. €enneO'righerttétoonDergoet/
€n Dat tn ootmoeD neer gelagen / ©e quaDe tuften niet en Doet: ©at boog- neemt / tn al toat het Doet «5oD op het hoogfte te behagen. ?♦ ©pregt i£ 't hert/ afê 't alle quaet /
€n minft en meeft foetst te bermtjDen: ©atoofetn tegenfpoeDbaft ftaet; ©at 't quaeD alteen om «B0D1S toil laet / Cn'tonDerfoefifeerinel magïtjDen. 4. €en neb'rig hert buugtboo2 ftjn <15ijö;
$et fian sgn epgen fin berfafen: $et t? bernoegt tn al ftjn lot / Cn 't öwegt geöulDtg fmaeb en fpot ^ » |
|||
V
|
|||||||||||||
Middag-oefteninge. % I $
't «kerft anöers 't feil niet'fr&erp'ïp rafcem
f. €en gueDe I«Tï té at rijp luft /
31« ff el rap Sfefuin ffeeög te toeven / 3lfc taenfctj maer na mpg peeren ruff t 3$ ïjeïi niijn S^upDsgaai gefcuft / 3,'fi teil De toerelD met meer hooren. |
|||||||||||||
Het loven der GodCaiigheyd.
De fesdu. Dag. Vr. <%$ |jct niet genoeg Dat men een rioeö ïjertc fjeeft i
|
|||||||||||||
^' ÖODfalig leben/ i (Sim. +. 7. Oeftent u felve'n tot Godfaligheid,
(jj/7'f; «■ Devrugtdes Gteftesisliefde,blijd{chap,vrede,langmoe- tjjr^.goedertierentheid, goedheid, geloove, fagtni "' |
|||||||||||||
5Qeid, J&atfciï. $f.
|
|||||||||||||
a.v
|
|||||||||||||
r- 3f£ ïjet al goDfaligljeiD/ 't gene tipttornbiq aefcfjieö *
ttiw^;. ®tm I toaKtfommig* menfehen ïjefeben maer een uitere -^n fcïjtjn ban een goDfaügïeben/ 2 Cim. ?.$•• Hebbende een %attte Van g°dzaIigteid, maer de kracht verloochent hebbende,
Scu . *• f- i0- Ten zy dat uwe geregtigheid overvloediger zy als dar H-rl' , Seleerden en Pharifeen , ih en lult gy in het Koningrijke ózï t^«igeenfinsin-gaen, MWUz}.i7. ■vt. aagt jtjn Dat Ijoo? ftebch *
fmn?i-v" ^D0Dai1Iö^ toelfie tijncrrp met rcoötatéïcbcn: maxt iiifimVm "i uiterfpe DciigDen enpft'gtenöesfüBoD^ferff ƒ. met fóiih",. n wflt|epear 1 Die met Dat npttoenbtqe tetaeoen ^'jn / e0-T+Wegetoen fjoe ïjet metljaer Ijerteftaet/ Som.%. is. Die c vSeenJode' diein'topenbaeris, %\X, 18. ij-, Uïatt.ó. i'/ 2.
Ar,?' J93^ a£n fear men fooöanige lieDen tomen i
?Qt- 3Beti Defe ken-teikenen:
Wo/rl^l ^ a!fcc.n cpfienniffe/ en op Dtftnïteren laten atnfio*
den L -&ay- 2 ■ 4- Die dacrfeggen, ik kenne htm, ende fijne Gebo-
hej^ '?' en bewaerf, die is een leugenaer, ende in dien en is de waer- rjae !et.' '®-'k '•l6- SïlpOC 3. 1. Ik weetuwe werken, dat gy den (ï\ -£ dat gy 'eeft' emie S7 z'jtdood. tffeh ®ie De pIifilt£n faai^^oö^-öicnfï toel toaeraemen / Dog
agt, Vm e'88 mflflten baneere, voordeel, &c. J&attfj. 6- 1 • Hebt
JiaeJ „ * 87 u we aelmoeflèn niet en doet voor de menfehen, otn van , feilen te worden, CSCCl). 33.31. Wml ®'c met een goeD fcoo2némcn frp'nen oe pligtcn i>t$ «3oös-
tó'JWte nemen/ maetnict toeten tan §ct {jertc te beteer* Mï» 13. 16. Als dan fultgy beginnen te feggen.wy hebben in
© i uwe |
|||||||||||||
f
|
||||
%lA De fefte
uwe tegenwoordigheid gegeten end e gedronken , ende gyhebt in
pnfeftraten geleert, ïtOlt]. 4. i8/i 1. %&U 4. 8. NakettotGod, ende hv fal tot u genaken, reinigt, de handen, gy fondaers, ende de herten > gy dobbelhertige. c. vr Wm ftomt het ban baen / bat be menfthe op «en unttoen'
btge gebaente ban een goeb teben lig bertate i Ant. De oorfaken jrfn onaet anoere ook befe:
(1.) «E»acc fteekt tn het hecte een berfceert geboelen ban «3ob /
iaantmenmemb bat«5ob tmthettmttoenbige/ ftanbolbaentoo? b?n/ geProenbaecmebe te menfchen bebriegt/ Pf.fo.xi. Gy meend da( ikt'eenemael ben gelijk als gy, ^foïj» 10.4. Hebtg/»
Vlmre, vleetchelijke oogen, fiet gy als een menfche! Pf. 94. 7. (o &tr heüomenboo2 §et unttnenbtgeaf taat fnfoeften/ battë/
eeneenaentien&nbe!©eté[b/<Ê5ecft. ló.if. Sy hoereren van wegen haren/naem, 3Ilpór. j.t. Gy hebt de naem dat gy leeft.
(?■) &n 'ien anbere menfchen öie tiorj foo bgoom niet stjn / en
Hit 00 Jtjnfegerulï/ %W. 18. ir. Ik dankeu God, dat ik nieten
ben als andere m°nfchen, bf» tl. Cfai. 6f. f. (4,) faer. ftaet bie ongetuftïjtnb beé hecten niet aen / bebietfi?
noobig tè om toet bebuogt te toojben/ 3öma.si 6. i. Wee den geruf- tenteZion , 1 Jïeg. n 8.
b. vr. !©at té ban noobig tot een toeï-gefette «ISobfattghenb i
Ant. <©at men uit een «©objaltg herte het teben aenfïette bolgen? «©Obtf Ht>002t / iflEi.f. Het einde des Gebods is liefde uit ee"
retn herte . ende uyt een goede conicientie , ende uit een ongevein'1 geloove., PC if. i. Die opregt handelt, ende geregtigheid werkt' ende iRe'mef het hen?de waerheid fpreekt, JHat. xi. ?7/ 38. c vr. ï©?tftté ban het oog-merïiban een sobjafig lebend
Anfw 3P>at té driederley:
(1.) <©ntf l"bcn moet aengedelt toojben tot grootmafcmge ba»
«©flbS^ eere/ <fiJfa*4?.xi. Ik hebbefe gefchapen tot mijner eefe'
1 C02. 10. ïl. Het zy dat gv eet, hetxy dat gy drinkt, hetzydatg/ yet ander* dopt, doet bet al tér eereri'Gods, 1 Pet. 1.9. ' (ï.) <©rtf: tötignénb moeten ion bearbeibcn/ PP. vu. wef"
u felfs faligheid niet vreefen en beven, JKatt. tó. xrt. I^att.ó ?''
SoekteerdhetKoningriikeGodsenen f ereeti^heid. , Cv) ®c flichtinge ban anbere menfthen moet men behertigtf''
J^eb. 'O. *4- Laet ons op malkandwn agt nemen tot opfcherpinS
der liefde ende der goede werken, ïtOitl. 14. 'f. Verderft dien me met uwe fb'ife, voor welke Chriftus fjeftorwn is, JïStatt. f. 14. a- Vr H-i toot regel moet men gortig teben *
Antw. teenna ben regel ban «5oE^ïE5a}?b/ <Öal.<ï. i<J.50 |
||||
Middag-oeffenlnge. 21?
Vek.a's 'er na defen regel willen wandelen.over defelve fil vrede zijn.
i®m.j. i^i6/i7.©eut.+.i. «• vr. ©aenn nejtaet Defsragtban goDsaligtjapb i
Ant- 3!nbefeD2ie Dingen: (1. ®at men "alle Geboden *6oösi foerit te onDcrï-mftcn / 62
^•nffe en De mce|ïe/ enDe Dat men ban alle fcmt.cn ftg foefet te toagi te«/l?eti. 13. 18. In alles eerlijk wand. Ier,, Pjil. 4 8- Voorts Broe-
ders, a wat vvaeragtig is, alwat.eerlijkjs. al-wat rtgtvarrdig is,al wat pin is, al wat wel luid, foodaereenige deugt is, en ioo daer eenige lof's, dat bedenkt, Pf. 119. 101. .♦J1») 3£atmengefiaDigDaennboo2>ga/l>f.> 19-44-ikfaiuwe
/j.6t fteeds onderhouden, eewigh|k ende altoos, % Ut. i. yf%l\U 8.
?1' i y. Dat in een goede aerde valt, zijn defe, die het woord gehoord *Jebbende, 't felve in een eerlijk en goed herte bewaren* ende in vol- ledigheid vrugten voortbrengen. , (?.) ©at men fig niet {aten tocrftinöeren / aftoaerïietDatmen
PleijenDaerbjimoftDpfetten/ i€m. 15-. j-8. Soodan, mijne ge- J'tfde Broeders, zijt ftantvaftig en onbeweeglijk, altijd overvloedig
7,,lnde in het werk des Heeren, 2Sp0C. ii.n. Sy en hebben haer le- v'n niet lief gehad tot den dood toe, ïfeU. 10.33. rbVr. ïDaerom moet men fltbei'Den om De fcragt Der goDsalig*
^btebefcsmen* At»t. <©m Defe redenen,
O.) ©e feragt banooö3aïi«ï)tpbtsinooöie/tiermtts?öeïjinbcr*
*"a en / Die De «Pupbel en Dr J©ereIo tegen-rocrpen / ^ Cim. * • 1• *■
^"e die godfalig willen leven in Chrifto Jefu lullen vervolgt wor-
en ' Chcff. 3.5-. Ik hebbeTimotheum gefooden om u geloove te *ïrftaen: 01 niet miffchien de Verfoeker u ioude verfogt hebben, en-
e onfen arbeid yde! geweeft was, ±J~l>) <©of;is'Dit nooDig omm?>ban De gebein^De teonöcrfcïjcp*
^1 öiematreengeDacntsljtblifn/ iCim.3.f. Hebbendernaêt ^gedaérrtevarigótifalSgheidt, Jt&St» 13.27.
. (3.) <6oD liet naöe^batïigbtpDDcc fjerten/ of De goDfatigfjfp»
*1^8eto02telt5P:P^O. 13 i6. Miinfbon,geeftmy uherte.Pf.f' 8.
, C4.) ©etoeg na Den femcl/ i$m mrkpelpen cnn.cn toeg/ Dact
"W arbepD^Bmmoet geDaen toojben/ %w. 13. »4. strijd om in te jjv^n in de enge-poorte, JHatt. 11 • 12. De Geweldigers nemen het
^ningriike der Hemelen in. b- Vr. ggn öïic geïoobtge in fcragt ban De goDfaligjjciD i
!,-( ^w- ^ecn: macr gefp Daer $n klein-gefovige, foo;tjnDcc "e "}* ^ N#ne feragt jtjn in De Deugt/ <23aï. 4-19. Mijne kinder- ■ n>.die ik wederom tragte te baren , tot dat Cbriftus een gedaente in
KnJge» i^OÏ).i.ii.KindtrkeiM, 1 «JforVió. 13« b.Vr. |
|||
'%ïf De fesde
b. Vr. Wttkl Stjn Öe kinderkens in ÖÊ IfoOÖUane ÖCC gobfal&ïjenÖ'
Ant. ïfetjijnüefe:
[.'t.] ©ie toeiniij Tienmfleljeboen ban ©objs toegen/ ra ban $
Ijeïegcnt&epti ban Chjifti ftam'ngrpe/ ïf ea> f. • 3 ■ sy zij n onervaren in h-jt woord der geregtigheid, 2lCt. 2. 37.
(2.) ï^aer tuft if nontatijS tot <©oöen fijn ïBoozb/ om taat m#»
telneten/ entoat meer te Doen/ i pet. 2.2. Als nieuw-geboren kin- derkens, ii|t feer begerig na de onvervalfchte melk van Gods woord i
op dat gy daer door meugt op-waffèn. (?•) .&? jitjn fjaem's berfïagen ban gemoeb / en taebsbm stjnf*
f&r ï)a?fi berbjolrjkt o'uer eenfge geboelen ban <©ob£ gunft / <•(&'» 49» 14. 7,ion, feid deHeere, beeft my verlaten, 3Eck 16. 34.
c vr. foefïaet fjretmetbegemcpnefïaetbanöe^ome/ ötenM
taat berber gefeotmn sön afê de kinderkens in €^jf!o i Antw. ©efe jrjn in befen flaet: . [1 ] 5>j?^ften beter fietmtffe ban ï)et€f)?i'fieltjr<eleben/ afóW ïiinöerfienjS/ #e&. J". 14. Sy hebben de finnen geotóent tot ondef'
icheidinge des goeds ende des quaeds, i 'JoFj. i. IJ. (*•) Sp ïjeijften beel firtjbsitn befoopbane ber gobfaugïjegs/
<(5al. f. 17. H_-t vleeibh begeert tegen den geeft, i 5<0f> *• * J-
(3) &? Ijeboen een jeugbige'catvcagie om tegen be^inbetp^
ïenaen tegaSll/ P<2&b. 28. 1. Elke regtveerdige is moedig als ee"
jonge Leeuw, i 3!oIj. 2.14. Ickhebbeu gefchreven Jongelingen» want gy zijt fterk, ende het w oord Gods blijft in u, ende gy hebt den boofèn overwonnen. c. vra. ï^orbanigesijnnubefeïtcben/ bte aïë tmnnen, fceperfiftf
5ijn fn öe ou'gten istt gaufa(igf>epb i Ant. &n j||n in befen fïaet:
(1.) étiïjeWrcntrroorefeennifreban<©oö<iïtoningrtjk/ en bef
fïaen 't begin ber saügfjcnb tn <6obtf berfticfinge/ !Hom. 8.29. D'e hy te voren gekend heeft, die heeft hy ook te voren vcrordinecrt defl
beelde fijns Soonsgelijkformig te zijn, \%0%1,14- ïk hebbeu ge' Ichr'wen Vaders, want gy hebt hem gekend die van den beginne |S' (- ) &fl berrifttra nare nfigten met minber ftrijD / taant f» W
|
|||||
maeMïjeib tn Tiaer/^aC. 3. 2. Wy ftruifcelén alle in velen,fiujm,7.*4"
a.Vr. ^actiTCnmsttoenmggaöfaïigïiotatei^eben.itjn^ (/
Ant. Been/ maer men moet ac&eaben/ ombageujfe; aen te taal; fen tn be gobfaligïjepb/ 2 Pet- 3 ■ 18. Wafcht op in de genade, en in"
kenniflfe des Heeren Chrifti, Pf.4. 28. Hst pad der regtveerdige V. gelU*
|
|||||
Middag-oeffeninge.' 217
gelijk een fchijnend' licht; voorgaende ende lichtende tot den vol-
lendagtoe,^(;84. 8.
hcrZ* boften de Mannen in LTOb3aïigJ)eï>ö / ooft trog inerfinm
"."^fegaen* aj .f"1 3:8/ PM* ?•"■ N,et dat ik het aireede gekregen hebbe.ofte
. '^e"e volmaektben, maerik|age daerna, Jtïatt. ïf- io. Dievijf enten ontfangen hadde, quam ende bragt nog andere vijftalen- ten"€D?..f.?8. 4 K 8 ttaZ1' *®m aen ^0102 "^" ftotonige ï'tö£n fijnen/ öetoelfte
^«Sten hw2t te sjaen en fïerfcer te tooien in een j&eyligt lèüen i 'Ant. SCenÖcfeken-teikcncn:
J'0 3BtjS pematiö gocöeo^e ^oitOinjflntjepIigepItgten/ öie
^ «Ue Öagen iuaec-neemt/ Pf. fo. 43. Die haer weg wel aenftellen,
8*»6. 16. Sooieleals'ernadelènregel wandelen, Pf. ff. 18. J,1') %.rnen toelopfgn öoèöeijj/ rjoeüetaagt ïjottö tegen alle
g clEPbingen/ enöe alle quaöe tufien ttgeh-gaet/ i|eb. 3 13. siet toe Reders, jaarc. 13.'33. ï Pet. ƒ.8. Waekt ende bidt-
mM0 3MjS pemanö metgrooteernft en ar&epö tïg oefent in alle
oeff len «n untSnenDigepligten öetgoafaügfjepb/ 1 flTtm.4- 7- fe[ ent u felven tot godfaligheid, 3|Ct. 14- 19 Hier in oeffene ik nay
dp *n' om een onereerliike confeientie te hebben voor God en voor T^fchen, 3LUC. '°-4*. ■W*') 3B& pemanö ftg metaeloftenherlJlinbtotpieiligepïtgten/
(jj'*, '9- ioó. Ik hebbe g-c-fworen, endefel't beveiligen, dafikon-
te p °U^en Gd de regten uwer geregtigheid, ïïteg. 13-3- Jofia matk- c v "erbond, om den Heere te dienen. |
||||||||
febti,!',,3®31 ï^öoojt: on.site Mnegentotfotreen gobsattfl&epö ö
|
e?
|
|||||||
rjJien"-!'r.^£fc beweeg-redenen : (1.) Chriftus acngemCrM UI fijn
ei;eni,,£pe nooöifltti/ en nftteée frwerten tioct; m$l enöe in fijn
let] '* y. Die fegt dat hy in hem blijft, die moet ook felve a!fo wande
«muf 'k hï gewandelt heeft, (i.) 45oö£ toelöaötn / fOO III de dan eJ*Is 'n de genade OlWktoefen/ Rottt. n. 1. Soobidrfciku ftclt't 5roe^ers, door der ontfermingen Gods, dat gy uwe lichamen iVellt0':.een ^evende, heilige, ende Gode welbehagelijkeofferhand", ïlCÏQftp ,s uwen redelijken Gods-dieoft» 3S.UC. i-JAh^ (3-) <B« öoeti/p» ö'e ^"©oöeJn geöcöen/ enm&et&eptige2Stonömael
Heer» -"W*4-Ï>f»**- Gy zijcgetuygenoverufelven, datgvden
loftenD!r¥ren hebt' Ït0tn>6.bf.4-Prat.6«5.13- Ikfal mijn he-
moQj Lta'en' i>er^T4. Diemijnelippenhebbenge-uytet, en mijn
A«ft uit-gefproken als my bange was, (4.) ^ fooa:*
<® S öeeten
|
||||||||
il 8 De fesdc
öeelen Die itpt een ©obfalig f eten te beftomen stjn/ i Ctm. 4.8. P'
Godfaligheyd is tot alle dingen nut, «iêfau y. i o. Segget den reg1'
veerdigen, hetfalbem wel gaen. a Vn !©at boojbeelen geeft on£ tan een «!3obfaIig feben i
Ant. ©efenabolgenbe: (i.j in ons leven i.£ban alfetfgefegenttoat on.s oberfiomt / fp &tbOO?lpoet/Oftegenfpoet/lrtom»8.28. Alle dingen werken me""
ten goeae, «Êetlef. 8. ir. (*.) in de dood geeft Fjeton£een.geru|te3iele/€fai. 38.3. °l
Heere, gedenkt dog dat ik #oor u aengefigte in waerheid, en met e'11
volkomen herte gewandelthebbe, endedatgoedinuweoogen is' gedaen hebbe , SEpOC. 14. 1J ■ Zalig z.ijnfe die in den Heere ftervC yan nu aen, wantfy ruften van htren arbeid. (j.) in het lacfte <©02öeeïfflli>oo| öte «©oöffllfg ïjeïjfttn öcleeff'
lïet eeutotge feben beretb toefen/,P*att. »ƒ. 34. Komt gy gezegd de, be-erftdat Koningrijke 't welk u bereid is van de grondlegging
der wereld, J^f. 17-14. Middag-gefang op de fesde Dag van de Maend.
Stemme: J^f. 116. Ik heb den Heere lief, 1. T $t intï op 't goebe hert alteen niet ffaen /
I $og ooft alleen op fcljcjn ban fjeplig leben / ■*• 'ft Wil ftert en baeb mijn «tëob fbo bepbe geben / J&ijn luft tóin 4E>oD£ toegen ooft te gaen.
*. jftijn regel i$ alleen <t5oï>$ neplig JBoojb / JEtijn Leidsman té 't geloof toel onbertoefen /
Jïiijn Helper moet aïfeen mijn meptanb toefen /
Mw mate fê I gefïabig te gaen boort.
3. <3!ft maeft geen onberfeftejib in «3oberf J©et /
3Pft foeft &et meeft' en 't minfïe na te ftome'n / €n gehoon mg ban oeletfelen boo^ fiomen / 3£l toaert be *)oot> / mijn loop toozb niet tierfet. 4. 3ffc ftae toeer op/ fclioon bat ift bal ter neer:
f ft feanbel ooft aï té 't met ftinber-treben: ^ft firijb en loop met fltgten en gebeben:
gjftöoe toef uetjs/ maer 'ft trégt na bjn ai mrr. r. 3ffe foeft 4Etaö«f eer/ ift föeh mijn fMy&qjö ; *3ft foeft ooft «ïbffe toe te (CL'öcn:, " v' Peer laet u 45ctft ööjï nf turner ban mn tïnepberr / &00 & öe toes ten fefeen mn uerepö. ' |
|||
Middag-oeffeninge" ZI9
|
||||
Het Leven op de Slaep-kamer.
DefevendeDag. a-Vra. ïJotDatiiai? ïjetleben bertoecelbrcljej&enfcben in ïjaet
■«ïaep-fcameren* Antw. hertel En tleefcMP/ <£pl>f- '*• Het gene heymelijk
a1 haergedaen word , isfchandelijkooktefeggen, Iftom. 13. 13'. , aet ons als in den dag eerlijk wandelen , niet in braflerien en dron- ^fchappen, nietin flaep-kameren en ontugtigheden. »»• vr. $fae&antgï} uel)O02ö ïjet leiien ban een €ljriften in ffjn flaep-
sat«ecte3tjn?
» Antw ^|jn p{igt mft jtjn / ïjst onberfoefi bet confcientie ober.
^c aoen en laten be£ bOOjleben baegsi / Pf. 119.5-9. Ik heb mij ne
eScn beda^t, ^Cplj. 1. 1. Doorfoekt u felven naeuwe, ja naeuwe. c- Vra. |©aerom fé foo een onberfoefe ban ong leben noobig ?
Antw. <©möefet)KCredenen:
u\l■) <©m bat be fonbe een toert betbttpfïenup W bat men foa
^: nietrtanitnttimben/ €pf).f. 11. Hebt geen gemeinfchapmet
°nvrugtbare werken der duyfternme, ^uplj. 4. 14- bJ^O <©ra bat SnnWinb jtjn boojerigenfieftje/ en ugtelrjft quaed
^°? goed Opnemen? 2EpOC. 3.17. ~Gy en weet niet dat gy blind zijt,
'«• f. 20. Wee! die het quaed goed, endè het goede quaed noemen. fjg:) <©m batbe Z&wtM ons; Iigtelr|&oeb?iegt / boo? beooog
j^PÜbanOngepgen fjeïte/1 €02. 11.3. Dog ik vreefe, dat niet eenig-
a]„s> gelijk de SlangeEvam door haerargliftigheid bedrogen heeft, (j0°u we finnen bedorven worden, omafte wijken van de eenvou- Sheid die in Chrifto is, i €02. i 11. sjg^j') <©m bat ton/ eet top fla^ngaen/ onfetierfoeninge met
pr° boeten mafceh boo: bebernieutoinge ban onfe uefieerincte y e 1* ' x9 J9. Ik hebbernijr.e wesjenbedagt.endehebbe mijne voeten
]e eert'otuwegetuigeniüe, JDf, 4 9. Ikfalin vrede t'famenned'r- . Sgen en fl„pen ( want gy, ö Hccre ! alleen fult gy my doen fl'ker ' b0£". 3er.<n9.
.Vra- l^oc fal men befe ontierfaefetnge boen i
om* (u-) -^11 mDCt aoebe Senniffe nemen ban <©obs?l©et/ Wns bcrff«n ïjoeftefeïbe raefttalleonfegebagten/ Begeerten/ ^öen/ entoerfien/ JEtltt. 11. 57. Gy fult liefhebben den Heere
rrw60 ^°d metgeheel uw' FierTe, ende met geheel uwe ziele, ende f Sehcpluw'verftmd, ÏÏOm. 7. 14. DeWetisgeefteb'ik. W^ Uien moet fijn gantfefe f ebenbaeraenijeraïfpen/ om te.
^?£ntoaet in tor; afgetoekn sfjn/ *ffom?. 10. Door de v/et ;<? de; ^•"'lederfonde, Öfotn. 7.7. Ik en kenne de fonde niet daadoor ds
a. Vr.'
|
||||
2io De fevende ,
a. Vr. Wst Oögmerlfe 5eefl öefe onderföeck inge ?
Antw. ïfttt bOO? moeten bJptragtCnna een gossle confcientie'
iPet.3- 17- Hebt een goede confcientie, ipet.1.19. SEct. 24. '°' a. Vr. ïfebben Dan allC nunfeftCtt Qtm goede confcientie ? Ant. P&R/ öCraeeiiC taetlPetl Rebben een qoadeconfeienti*'
(Slt. 1 • 1 ƒ • Beide,haer verftand en confcientie zijn bevlekt,!©!!!. 4 }'
Die hacr confcientie als met een bnnd-yfer af-fehroey en, ïjeb. 9. '*'
b.Vr. ï®at # CCn confcientie ?
Antw. «cetlconfcientie $ fOQbejll atóCCil medc-wetenfehap litf1
oBob tanonfe epgen fiaet en geIegentIjcj?D/1 €oj. k.u. wie van ^
menfehen weet het gene des menfehen is, dan de Geeft des mC'
fchen die in hem is, ïfom. 2-13/14. #f. 139.2/ 3/ 4. c. Vr. ï©flt Dingen ineet ïie confcientie ? Ant. iPe confcientie ïjeeft fcenniffe ban öefe ö?ie Dingen i
[ 1.] <0uöjS Wil en Betten fcenö De confcientie/ Manu 2. i o. 01
kent zijnen wille, ÜOttl. t'. 32. Syweten.dat de gene die defe ding*11
doen des doods waerdigzijn. [».] <©nfe epgen garibeïrngen / toat te;; gebaen ofte nagelatf"
gebben/tiOlöensitêoD? jDetteil/Pf. 119- 59- Ik hebhe mijne weg<"|
overdagt, 5JCC» 31. 19. Na ik my felircn ben bekend geworden hP>' be ik berouw g'had. , [3.] <©ob£ üraffen of beloningen bit ons te bertoagtcn Saefl<
na bat to? geleeft hebben / Fïom. 1.4»- Dewelke daer fy h=t m Gods weten,dat de gene diefulke dingen doen,des doofs waerdig fif
itCiin. 1.12. Ikweetwienikgeloorthebbe,en ben veriekerr.aarW magtig is, mijn pand by hem weggeleid , te bewaren totdien Am b v"r. j©at ontbjteftt ban alle mmfetjen in 't gemepn/ ten e#
ban fjare confcientie ? Antw. $ et ftaet qttalp met fjaer. / ten opjgt ban aiïe öefe iw fengen bet Confcientie/ <ëphv4-9- Dewelke ongevoelig ge word'1
zijnde.Cit. 1- tf. tytït.9- 14. , c. vr. j©at ontbjeefct öe metifcöe ten opfïgt ban ftenntJTe $
«3oDoeIijite Wetten ?
Antw. 3tk menfeijen bennen «Bobs" Betten niet / enbe anöf'
ftOUbCn foraden bOtgdeugdtn : «jrnbê deugden.bÜ02 Jonden , ^r'fl
147.21. Sijneregten en kennen fy nilf, «Êfiu.f. 13. Syr.o-iW 'tgoedequaed,endehetquadec'of", ;:.'t»-;- 37- .< <:Vr. mat ontbreekt bemenfeöetenopfi'gt banöeïicnniffe^
y.ijn eygen leven ? »i
Ant. ©eïe ficnmn ftaer efge fonben niet/ anbere ttenfclcnuw,
ejoébe öatfe gebaen j}ebbcn/3tp. 3.17. Gy en weet niet, uatjy up , f-ndig, en jammerlijk: endearm, en naekt, jfOÏ). 9.41. iCO-*! 'y r.
Of en weet gy niet dat Chriftus in U is. |
|||
Middag-oeffej^nge. 221
c.vr. ISatnnt&ieefttDe menfcfjeten opiigtnan Defienniffetian
töOb? oordeelen En beloningen ?
r A"r- $ete toeten niet DatfeonDer^foD^Moeft leggen/ enDatfe
wo ftetsjenae/ öe i>erDoetneniffe ïieööen tebertoagten/ ©ent. 25. ,'•'9» Als fy de woorden de» vloeks hooren, foofegenen fyhaerin
t^/kerte, feggende, wyftllen vredehebben, alswyfchoonnaon- h erte"goed-dunkenfullenwandelen,$f Cf.7-1. D- Vr. j©eïfee të De gerjaerlpfïe eonfcientie}
top« ' ®*f*7 aféöemenfcfjetoHig&eDa.gteIpe Dingen toet/Die ï$ * e« quatD te jtjn / en atfoo frjn confcientie getoelD aen Doet / ïïam. ^.'32. Dewelke, daerfy het regt Gods weten, datdegenediefulke
Sen doen, des doods waerdigzijn, niet alleen defelvige en doen , j *w ook mede een welgevallen hebben, in de gene diefe doen, ïfefi.
'^f. 26. Soowy willens fondigen, 1 (STïm. 4. 2. '/r' J^anneee fjeeft pemanö een goede confcientie.?
*«t w$ W *>*# *>& tongen ïjeeft:
jj'0 5Cfé jmngoeDefcenniffefteeftnanöfoö^getioDen/ enafê ^JjarbenDoniDeoiuie feenniffe fcetoogen te tooien tatgeljoo^ W^Öepö/ ï|eD. 8.10. Ik fal mijn Wetten in haer vcrftand geven ,
'' '19. 10. Ik foekeu met mijn geheel herte. tefófei ^ men na onöerfoeftöess lebend / netonööat menopreg*
a«Cn ^ S^flnDeitomDen$eerenamogefplje{iDtebef)ageny Co*?- '"I2' Onlèn roem is defe, namelijk, hetgetuigenirTeonfer
i0 fc,entie, dat wy in eenvoudigheid endeopregtigheid Gods, niet ]jte e**chelijke wijsheid : oiaer in de genade Gods in de wereld ver- eet/ kben, Cfaj'. 38. ».. Gy weet.Heere.datik in waerheid en met ;v°lkomen herte voor u gewandelt hebbe. en w ^ wenfifl opgoeDegronDeniierfefectban«5ob!$guntï/
vreet .^BeiraOige Moora'nge in Den ^emet/ * ®-im' V '.2- Ick Pand K'C '^gdoofthebbe, endeben verfekert dat hy magtig is, mijn
jiiij Jf hem weg-geleid, te bewaren tot dien dag, J$f, 23.1. God is b v rder, myen fal niets ontbreecken. Bhljr- ftan men toef alttjD pet toefen toet6e€>oD£toiI$oto?c al
poenen laten?
v0] "l- 3a/ ontrent allenooDigeDntgben/ betoijle <0oD,s ï©oo:D
,befa,ekt'enkiaert^/ om Dit alle? tekonnen toeten/ 2Cim. 3.17. *Ue» c 1S ingegeven, opdatdemenfcheGodsvolmaektzy, tot
Xvi|£Qed.werkvolmaektelijktoegerulr,ïïam. 2.18. Gyweet fijnen c y z,jpde onderwefen uit de Wet, Pf. 19. 8. Wh» u l ^ mên ^41 to>en / até ooeteenigepïtïtten tue^ lebend
WfS •■ aft/ 0°02 toen Dat Defeftige foa iïm inöoö^ IBoajö. v"-ö3ncnuntgeD;mittefiaen> ' tatrrj
|
|||
lïz De levende
Antw. 3Hfê men optegtelp na be gelegentfteib ban öe piïgteii >rt
<©oD£ Woap heeft onberfogt/ ban moet men De bepligfie #j toerfctefen / baer. üe minfïe ergecmffe ra fïeefet / en betoelfee meft1 ober-een-tomt met <H3oö£ HMten/ . Cheff.j-.zi- Onthoud uv^ allefchijn desquaeds, ïfionu 14. fj 14/ «ƒ•
c. vr. 3f£ Dat alleen een goebe confcientie, DJtoeffie gctupgt W
top wel hebben geleeft i Ant. $een:Dit ig oofi eert goebe confcientie, betoeltecng ttfcW
bigt afê topgefonbtgti&ebben/ enbeon£foo lange pijnigt/ toto"' top totcegtebefeeeringe atjn getomen/ i ièam. h- »°- Davids heg tefloeghem, nadathyhetvolkgetelthadde: EndeDavidfeydet0'
denHeere, ikhebbefeergefondigt, iRatth.**- jf. 3Jo&7it5-'' De Geeft fal de wereld orertuygen van fonde. , a. vr. hebben be <©oMcofe meöe nirt ten obettupginge Dan Dtw
gefonbigt hebben* Antw. *$a:fiam.2r. if. Haregedagtenmrikanderenbéfchul''''
gende, 4E>en»4-131 Cain feide mijn misdaedis grooter dan dat>{ vergeven werde, JS&att» 17- J. c. vr. ï©aet aen tonnen top toeten/ ofDehefrhutotngeoberi'1''
fe ibnöen / i$ een toecfeinge ban een goede confcientie i Antw. ïiitöefeken-teikenen: .
(i.)gjnöien üie obertupginge ber confcientie on£ niet tegen ^
6tj2jït^/ maerbattop blijbesijnafëtopong ontrufïcjeboelens^ onfefonben/Pfal. i4i-f- Deregtveerdigeflaemy.3ac.4-9- j (i.) ginbien top baerboo2 nietfbofterbetommettaijnober',
ftrafFen öie top berbioit hebben / als? toet obec be fonden bie top " gen foo een goebe töob Rebben begaen/ Pf. f 1.6. Tegen u, alle*j hebikgeiondigt, JtllC. ij-. 10/19. Vader ik hebbegeiondigt, tege
den Hemel en tegen u. ,,[ (3.) Snoten top baet boo? ban<ü3oö$ tegentooojbighcpD n',
toen-loopen/ maerbegte biertget onjStot«5ob enjïjjn bienfï "* gcben om geholpen te too?ben/ Pf.4>-r ik feide, öHeer! w^ rnysjenadig, genecft mijn ziele, want ik hebbe tegen u gefondij?
HÓf 6. 1. Laet ons wederkeeren tot denHeere. jj r4.) gïnöien top baet D002boo?iïgtiger/ enfojgtoilbigertoo?^,
pemaefct / om on£ in het toetomcnöe te toagten boo? fooban'^ ttritnfiriiniien / i€0£7. 10. Dedroefheyd na God werkteen0^'
berouwelijke bekeeringe tot zaligheid, ticr^ 1 i.j^f. 80. 19. V// fullen van u m'etteruggekeeren. c vr üDaer aen tomen toeten of onfe confcientie goebté*
Antw. 2lenbefeteikenen: ^l
(1.) ^nöientop/ al'tgeentop boenoflaten/ nraöeconf^c/
|
|||
, Middag-oeffeninge. 2.25
«mie/ toen en laten/ enoenietomeenigeeere/ of menfcheujfce ft*
l'Öten/ JSom. 13. 5-. Daerom is'tnoodig onderworpen te worden
liet alleen om de ftraffen, maer ook om der confcientie wille, 'j^TlttJ. i.f. Het einde des gcbods is liefde uyt een rein herte, ende u'teen goede confcientie. h (i)3(nDien topoofcOüDeminfïeDeimDen/ enfonben/ agtge^
g«/ niettoiUentieinhetaloerjjenn8fIe«0oo^3©ettenDtotreDen/ rf»' ip, 101, Ik keere mijne voeten van allen quaden pad, $?efa. 1 ?♦
''8. Als die in alles willen eerlijk wandelen. ffl **♦) 3fnöientop mogen lijben/ bat men in bef^eta'catien en in 't
'«ttienjjp?efeen fcherpeltjfe onfe herten raefttenonoerfoefct/ 1^oh. ^i. Diedewaerheiddoen, komen tot het ligt, pf. 26. 2. Proeft
y> doorfoektmijn herteen mijn nieren. {<£•) gfnbien topgefintsijn om bec confcientie Mie/ aïtefmaet*
r?W en fcftanOtUptte fïacn/ 1 Pet. 2. 19. Datisgenade, indienye-
*id om de confcientie voor God fwarigheid verdraegt, lijdende .lonregte, ©an. J-18. -JtlCt. ƒ. 29. Men moet God meer gehoor-
i10 zijn dan de menfehen. • vr. 3©at voordeel geeft onsi een goebe confcientie i
*at. ^e voordeden jtjnmenigMöis onöeranöereDefe ♦ jAM €en aengename geruftjienö en intoenbige b?eagbe in fitf Kn / J?&fl*4-7- Een vrede .Gods, die alle verftand te boven gaet,
"}&• 14. i7.HetK.oningri)keGodsbeftaetinblijdfchap. ö (*•) <©?oote b#moebighepb om met onfe geitellen tot<S3obte
Voli ^*^* I0" 22. Laetonsdantoegaenmeteenwaeragtigherte.in
le verfekertheid desgeloofs, oniè herten gereinigtzijnde van de " *de confcientie, Som. 8 if/16. Wy roepen, Abba, Vader. jj^.) &onberKnge troofï en coiiragieinaHeciepeflenben/ in Ia*
fteq?Btn/ tierbOÏgingeu/ etC. 1 «Co?. 4. 3. Dog my is voor het mi'n-
oq.j** ik van u lieden geoordeelt worde, of van een menfchelijk |
||||||
-..g:nefakebewuft, J0?Qb. 28.1.
egtveerdige is kloekmoedigalseen jonge Leeuw. Ö(H0 CengeriiftftepöinhetmibömoanöeDooö/ f>?ob. 14.;*•
Vfg^Stveerdigebetrouwetfelfs in fijn dood, J^f, 22.4. Ik fal niet
c \/n' a'sin?ikindendalederfchaduwendesdoods. th'J^ ï®at moet men Doen om een goebe confcientie te hebben/
^öefefbige toet te besnaren 1 nt. <^e("e middelen jijn öaer toe naobig: ^•^Jöp moet 0001 Oen gefoobe €ï$fii bloes aennemen / en hetbj ? ^tonfdenttetepniBen/ i?e&.9. 14. Hoe veel te meer fal
^aff v^ ^rifti, die door den eeuwigen Geeft hem fèlven Gode on»
e 'Jk heeft opgeoffert, uwe coniaeatie reinigen van doodewer-
keaf
|
||||||
j
|
||||||
224 De fevende
ken, orri den levendigen God te dienen, ^CUi^". 9- Hare herten g£'
leynigt hebbende door het geloove
(i.) &oefet nautoe fcennifle ban ©ob? ÏBoojb te beftomen/
met een balt boognemen / om baer na 11 gefjeet aen te fïettai/ «Brf* 6. i ó. Soo vele als'er na defen regel wandelen, öVer de fel ve fal vrede
zijn j J^ 119.106. Ik hebbegefworen dat ik onderhouden lal óf regten uwer geregtigheid. (?) Stelt u alle öageonöer <©od.sods/ enmaeftt u toerfcetf
gp fiapen gaet / om u leben te onberfoefeen/ en toel te beroemen fjo* §et met U COnfCientie jtaet/ SJebft. x. 1 • Onaerföekt u felve nauwe >
ja nauwe, Pf. 119. f9, Ikhebbemijnewegenoverdagt. (4) 23iö<©obomtiefeBenaiie/t)atï)pu&ertetoit&etoaten/ en;
DeMlebentoelbefltteren/Pf 119-133. Maekt mijne voetitappenv»'
fte in uwe woorde, ende en laet geen ongeregtigheid over my heer fchen, PP. 4- 7- Middag-gefang op de fevende Dag van de Maent.
Stemme-, fjf. 14. De Aerd' is onf ü Gods, &c. 1.1~^\ € Uüenfeft trecö ffjn &laepfcamer in /
1 liiEaermeeltmeteenberfeerbenilnj Sl-^ Jfttjn €taö • toilö mp beter becaöen/ <©n bat ift baer ubat te boet /
€n onberfoefc 't bert en gemoeb /
I©aer Dat ife ben met fonö' belaben,
i. ©e menfcft boo^fbeftt ban maer fijn fïaet ©an 't ftttug/ en hoe 't met 't ïicftaem gaet:
lEijn «Bob! toilb mp beter beraben;
't Gewifle öietit te stjn behoeft /
. €n of be <&ttft niet #beb?ocft / <èn of €>sto$ toojn mp niet fal fcïjaben.
5. ©e jEtcnjcïjboojfoefet ban maer be Pet/ ©ie boa? be SBmgerjS të gefet:
|Etp<ü5ob! toiïbmpbeter beraben:
<©P bat ifeubje J©etten fccn /
€11 tietoacr bat iftfctjulbtg ben /
<©ntla|t mn ban ban alle quaben.
4. ©e jüenfc!) treebbjeugbig tot sijn ruflE / <gn foeto boo? 't bleefeheen gepte ïittl:
|E5n<5ob! toilö mp beter beraben:
<jren goeb Gewiflè mp berheugt:
Ifc foeft in 't beb geen grooter bjeugt:
mt i.s be loon ban goebe babcn, f J{t
|
||||
J
|
||||
Middag-oeffeninge. %%$
|
|||
Het Leven in Gebeden.
De agtfte Dag. a. Vr. i©at ïjefpt on£ meefï na siele en ficïjaem i
Ant. 't«l5ebeD/ 3ac» J-- '6- Ëenkragtiggebeddesregtveerdigen
vermag veel, 3foï). 16.2J. jaatt.7. 7. Bid en u fal gegeven worden. a-Vr- 3& het bidden een nooDige pligt *
wnt' ^fl: ,(S&«ff»5;«7-Bidfonderlophouden,3[tlC.i8ti,jaat»
7-bf.8. Eenyegelijk die bid, dieontfangt. t■Vr- 3të b« bidden een gemepe gabe inalle menfcgen / of i's!
Set een byibndere gabebOO? ÖC gelOOttQe i
, Ant. Htt bidden teert öe nature felbeaenallemenfcïjen/ maer
*et wei bidden \$ een bpfonDere gabe De£ $. <©eetïe$y ^aeft. 11.1 o. Ver hetHuis Davids, ende over de Inwoonders vanjerufalemfal
<jj uitftorten den geeft der genade, ende der gebeden, ÏIÜM. 8.ifjié. j""C. 11. 1. Hccre leert ons bidden. b- vr. j©gt y het bidden ban een natiierlp menfelje i
.Ant. ©£ %, &eh?ift noemt haer. gebeo/ een huilen aféban ïjotfc ^11/ Ofte een ÖCtoCnjnse der lippen alleen/ l|0f. 7.14. Syenroepea
§lcttotmy met haer herte,maerfy huilen op haer legeren.Cfa.29.15
/naderen tot my met hare lippen, maer't herte houd fig ver van my.
pjhVr- 3C£ De plijjt De£ «SebeDjS in een goeD cjebjupfe onöec oe Cffêfe
HjAnt- Been: fornmtfleïjounenöaertocpmgban: 3ïnDere toeten
i3 &oefjfiiUenbiDöen: anDeremepnen Datfjet&iOöenbetïaetin tg ^IfpjErienD bcrfiael ban toooé-Den/ en biööen foo upt getooonte ^«oeiienDegebeDen/etc.^fer. 10.2f. Stort uwe grimmigheid uit Uj^r dcGeflagten die uwen naem nietaenroepen, JJEatt. 6. 7. Sy
(je 'nen datfy door haer veelheid van woorden fullen verhoort wor- c v^f' 7' +■ ^y en bidden n'et rnet nare herte. /r- hebben alle gclool%e Den geetï De? gebeD^
5cu»vv■ 'S'3/ a'-ft°"etocl^et in0ei"cteniate5 toantö*ö^efïoe£
Oy thMöe cerfïc betoegi'nge ban De toeoer-jjeboo^te / ï5om. 8.1 ƒ. ke ' e°t ontfangen den geeft der aenneminge tot kindren, door wel-
de^)' ro'-pcn, Abba,Vad-r, ^acf). 12. 10.Ik fol de geeft der gena- c ver .gleden over haer uitftorten , <ïB,lI. 4. 6. berj)»rL ^£Ï5öen öan 00S fooöanme gefooome Den rteefi De.sf gebeb.s;/
fyfrw fmiltiio£ nautolp.ü een tooo^a tonnen uöt-fpjefien oooj a^TOö beurten*
W.\, "at toantBegeeftöe;$gebcbjSfeanfomtijö^#jnfonöeruit» fpr,k'»eWffenmge/Pf.77- 2- Ikroepe.Öf.y. Ik was verflagen, ende
derifl 'f*' &am 1. ij. Hanna fprak in haer herjfc alleenlijk roer- s hare lippen, €roD. 14. !ƒ• $ c. Vr-'
|
|||
2.2<S De agtfte
c.vr. foefbude een bebjoefbe stele die niet bidbenftMi/ fig trw**5
gen berfefteren dat(£ de Geeft des Gebeds etjentoel &eeft * Ant. <©002 öCfe teikenèn :
(i,> 3Ct£ men non neetfttg ig in ïtet Seb?unft ban goede miöüeïet»
Om toel te leeten biöDen/ILtir. 11. i. Heere leert ons bidden, €fa. 61 •
tof. 17- J0f. 37. 3. Vertrouwt op den Heere. (1.) aiIjS men geboelt een meerdere djifttot géeftelijkeqïïè »'
lichamelijke Dingen/ $f. 63. 2. O God, gy zijc mijnGod, ikfoeke"
inden dageraed.mijnzieledorftnau , mij nvleefèh verlangt na u,'1* een Land dorr' endemat, fonder water, j^f.4.7. |$i8tt. 6-33- SoeK' eerft het Koningrijke Gods en zijn geregtigheid. . (3.) 3H.Ö menfugt enfeermt tot <©odober de doodigbepd W*
Jecten Ontrent De «Bedeben/ Pf. 3S. 1 o. Heere voor u is alle mijn be"
geerte , ende mijn fugten en is voor u niet verborgen, Utom. 8. v" Wy en weten niet wat wy bidden lullen , maer de geeft bid voor o"* met onuitfprekeli]ke fugtingen.
a. vr. ^etïaetihtttoelbiddeninbtaenmdetooojden*
Antw. Been: ma ir de nature desJtöebedpbeftaettnd* Begeef
te De£ ïjetten / Pftit, 4. 6. Laet uwe begeerten in alles, door bidó^
enfmeekenGoJebekendzijn.Sïom.8.16. |>f. 38. io. Heere*>ot u is al mi] n begeerte. b. vr. ïBaer Doo? fconnen ton de Geeft des Gebeds optoecfien ?
Ant. «©002 Defe middelen:
(1.) W$ moeten onfe ellenden niet leeten feennen / i fieg. s. 38',
Alle Gebed, alle fmeekinge, die van eenig menfche, van u volk Ifi**
gefchieden fakalsfy erkennen een yder de plage zijns herten, J9f» °7' tj.2, l?0f.f. if. lkfalin mijnplaetfegaen, tot datfy haer fchuW'p kennen, dan {lillen ly mijn vroeg foeken. ^. (i.) ï©» moeten ons gctocnnen om niet altijd De felfbe <!5e6eö^
metdefelfoetooojdente fpzeefcen / maet na alle boojbal toat f1 feen aen te feeren / om uit uetaeginge deg geeftcs feite te feonnen »"£ Den/ 9|0fi. 4» *4« God is een Geeft, ende die hem aenbidden, moete
hem aenbidden in geeft en waerheid,ïl01tl.8. 26.ÏUC. u,i.Heer' loert ons bidden. ^ (3.) HBnmoetenfïrrjbentegen Detracgljead ban on^ fierte/%
tiaB,alder-meeft willen ÖiDDeil / aljftoji alderminft konnen Di&DP1^
<£fai. 63. 17. Heere, waerom verftokt gy ons herte , tftottl- i ƒ♦ ? Strijd in den gebeden tot God, <£}rh. 4. 27. .& (4.) I©? moeten bernemen D002 toat unttoendige gehalten'",
onfe? licftaeitfê De geeft bteriger toojD: ï?et 31? in eenfaember ,,| 't 3« tw gebeden met andere: 't jn knielende: 't $ lïaenderj^L., |
||||
(tille gebeden; 't 3? in gebeden met een lupde ftemme/ etc. J^r:*
|
||||
Middag-oeffeninge. %%•}
*ö. 36. Jefusfèide, fit hier neder, tot dat ik henen ga, ende aldaerfal
gebeden hebben, ter?! 39. 3foatt. 6.6. Gaet in uwe Binnenkamer t co fluit de deure toe, en bid in 't verborgen. <0?n.i4- 63. b- Vra. gig ïjct genoeg bat men alleen met het hette en met dea
8eefttot450u6ttl>
Ant. 2Cöjnetoel fommige tooo?balIen berepfrljen bat men me£
FPttoenbige tonojben <0ob fcibbe/ opfonberlp afé baerooo^tta ^&eetlpttoojb/ enanberemenfchengefïigt: ^»oofiannogtanjS r^ gelootoge oeftaen in fiju eenfame geucben / als? hp met üjn gertê Bl'eenlpDib/ i&am. 1.13. Hannafprakinhaerherte, alleenlijk
j?erden fig haer lippen , maer haer femme en wierd niet gehoort *' wh.2.4. Doe bad ik tot God, $[,139.4. a- Vr. wie moet men aentribben i
f Ant. 3Clteenbeninaren<©0b/|lat.4.io Den Hcere uwen God
"'t gy aenbidden, ende hem alleen dienen, j^faf. f o. 14 Roept my en> <£jai. 41. 8. Ikfal mijn eeregeenen anderen geven. a- Vr. jgtoetentop ooKiefum chriftum aenöiDbetti
-jAntw. 2ia: top moeten <6ob aentribben in Cl^ifti naem / enbe j 9?iftum moeten top acnuibben alg toare 03oD / 30rt. 7.59. Heere j u > ontfangt mijn Geeft, i COJ. 1.2. Alle die zijnen naem aen*
?ePen in alle plaetfen , SfOft. 16. 23. • Vr. jaag men al tan èob nietoibben teat men teil i
Q Ant. $eem maer tep moeten uibben niet na onfen toil / maer na 1 "s wil, i^OÏJ.y-14-- Ditisdevrymoedigheiddiewytothem heb-
•, n' datfo'wy yet bidden na fijnen wille.liy ens verhoort, 1 5fofj.$.
|j ' *o wat wy bidden, ontfangen wy van hem, dewijle wy fijne ge-
„?n beware n.endocn't gene behagelijk is voor hem, %VC* tx.'ti.
tiv'^'a- ï^oe rionncn top toeten teat <©oD.$totl $ oneroe bingeil
^«PWböefl mogen* IjjTnt ©ie tonnen tof toeten «pt ix ï% 5>cft?fft«re / toant baer in*
Cf!1 top/ toat ö'n3tn fe' Dn? belooft Ijecft: lÉaer om bit in't (fö-^te berfïaen/ fooirf het Gebed des Heeiweeriregel bon: aafi ^öCben/ B\att.6.9. Gy dan, biddetaldus, ïtem.B. 16. Wyen
'51) nut wat wy bidden lullen.
AVr- lïftag men toduiböen om tndelnke bingen ï
i'n a,?tw- G3a/ ate Ijet niet ttrrjo tegen €>obë ?©go:D / enbe als" top lijf. l;cS' ons <©oö^ toillc ünbertoerpen / beftïbige nègeerenbe alleen* bipft, rönöitte / foo bet «5obc eerlp/ en otk falig i.s/ befelnigé Wc:lteontfangen/ jlütattï}. ó. i i. Ons dagelijks brood geeftons
br;n?.' ÜRattï). 26. 39. Vaderindien het mogelijk is, laet deferi ■Vvifi *oeker van my voorbygaen , dog niet mijnen wijle, maeruwc ,egefehiede, 2&attl. !ƒ■ if/26. |
|||
2i8 De agtfte
c. Vr. tyot moet men Om geeftelijke dingen bibben *
Ant. ©egemepne geefïelpe gaten / DeSoelfcealletöobgfeinW'1
ren sön belooft/ mag menalfoo abfolutelijfibegeeren/ omDatf* nOODijJ JtjlltersaligljewD/ Cfjjeit.f. io. Heere bekeert ons tot U'
foofullen wy bekeert zijn, Pf, 119.18.Heerc ontdektmijne oogefl» dat ik aenfchouwe de wonderen van uwe Wet, t. 1 33«Pf 143.'°' Leert myu welbehagen doen, want gyzijt mijn God: Uwegoede'1 Geeft geleide my in een effen land, ter£ u. O Heere, maekt my le' vendigom uwesnaems wille. c. vr. j&aa men niet biDben om De groote gecflelpe gaten i
Ant. J^fet met een abfotute begeerte/ soant <6oDSoiloe grootp; gaten tnpeöec een niet geten/ i€oj. n.9.M'jnegenadeisug£ noeg, 1 «JEoj. [ 1.7. Een yegelij k word de openbaringe des geeftes g'
geven tot het gene oorbaar is, berff. 8/9. j b. vra. gij; fyt Dan genoeg gebeöen/ afë men foo Defe Dingen/ ¥
3" tijdelijke {jet&i geeftelijke, tan©0ÖU!D* l
Ant. J|een/ macrmen moet fbjge Djagen/ Dat men welbW
3Cae. 4; 3. Gy bid , ende gy ontfangt niet, om dat gy qualijkbf'
c|5Vatt.2o. 11. jefusantwoorde, gy-lieden en weet niet wat gf" geert, <£fai 1. if. c vr. i©at Dingen sjjn Dan nooDig omtoel te biDDen i
Antw. ©efe conditien moeten in mi£ sijn: ^,,, (1.) ©e regel tan onfe begeerte moet «BoDjï ïtëoojD sp /. *SI
11.1. Heerc, leert ons bidden, i'Joï). f .14. Dit is de vry moedig11^
die wy tot ons hebben, dat foo wy yet bidden nazijnenwiUe' ons verhoord. m\ (2) ausoat Sop bibben/ moeten Sop inCIj^iiinaembeg^pit
en Om Cbjitii StuTè/ <3[0Ï). 16.13. Al wat gy den Vader bidden „i
in mijnen name, datfalhy ugeven, <^an. 9. 17. Heere,doethe des Heeren wille. q{$ ' (30 5^aer moet bp onfijn/ hetgeloove, bat«5obfooj!rD(:ii/
Dingen geben'kan, wil.enfal, at£ Sop baer^nraec toeleg? 4^are. 11.14. Alle dingen die gy biddende begeert, gelooft 'Ai
dieontfangï.n fult, endefyfullenugeworden,%üt. i.6. ^sê |
|||||
(4,) H3p moeten geheiltgbe ïjerten enftanben tooj^Utit'
gen / met SnoojDen en beloften / Dat Sop ïjet fonDige Soepn I1}1 <k$ Ieggeri/ 3Jae. ƒ. 16. Het gebed des regtvreedigen vermag vee'' |W'
9.31. Wy weten dat God de fondaers niet en hoort, J).f. 66-' '$$ de ik na ongeregtigheid met mijn hertegefien, de Heer2e niet gehoorl; hebben. <,( qW S ($■•) $>P moeten feer neberig en ootmoebig 5ö" trl u!.,tC
|
|||||
Middag-oeffenïnge. 22.9
J^Wtjfiecnintenbi3esefïateniffe£ie.éöerKn^ €$157.15-.. ai-
loofeid deHoogecn de Verhevene, die in de eeuwigheid woont, en
}*iens name Heilig is? Ik wone in de hoogte, ende in 't Heilige, ende
Pydien, dieeener vertwijfelden en nederigen geefl is, %\\t. 18. 15,
eTbllenaer van verre ftaende, derfde feifsiieoogen niet opheffen
* den Hemel, maer floeg op zij ne borft, en feide, Och Heere, zijt
ty arrne fbndaer genadig. 1
(<>.) ï©p moeten felfcfeer begcerfg sijn na Oïe Dingen bacr top
ï™1 bibben / enbe baerom raceten te?; aeni;ouben nj IictïJtDDen fon~ "er ItlOeDe te ÜJOJÖen/.fKtarc. 1114. Atle'dmgen diegy biddende be*
perr>' gelooft dat gy die ontfangen fu!t, ifiOHU 4- 18. Abraham ge-
°°fde op hope en tegen hope,'1 ;5Tf)£ff.4:i7- Bi3 fonder ophouden, bVr. ï©at Dient men te Doen/ «er men gaet bibben i
Atlt. n&en bient befe Dingen te boren toeï te oberbenfcen 1 jH.f'0 v/ie hy is tot toien'top fuiïen naen fpjefien / narnclp/ be d?°>e/ fjeerfpe/ regtbeerbige/ DarmfcrtfGC«3oD/ öeïjerten- ^"Öec/ £tC. ©en. 18 17. Sict ë^g ikhebhemyonderwondente
^«ketotdenH eere,hoewel ik maer (tof en affche ben.Cffli.ió-1 o. *" §°dloofe en net de hoogheid des Heeren niet aen. fjj*•) Wat dingen ontf noobin stjn na jfele en licljaem / enbetoeffie
tjjv9E"top al.^bemeetinoobigiie/ eerft/ en meciï moeten biDDen Ijj/pt. 6. 33. Soekt eerft het Koningrijke Gods, en zijne geregtig-
rJ?) Wat fonden tojibnon.^&erjïjcn/ Daer ban top on£ moeten
^^[fien/ Detoijlc ihier boo: Die berfjeoringe ber gebeben berhinDert Xrjn i^JOb. 1 ƒ 8. Het offer der godloofen is den Heere eenen grou-
jjj. > maer het gebedderopregteniszijn welgevallen, ©eitt. ?i- \VJ9<'10' ii. (3TÏ)2en»3-4i- Wy hebben overtreden, ende wyzijn aerfpannig geWeeft, daerom en hebtgy nietgehoort topvw ^? moeten OoD te boren bibben met üitfcIjietenDe tytt$-
totanLöat ^En tö^tofffeeren bibben/ en bat 9» onji gebeb )ïg toil (jetnrae(-g£baHen/J?f. 19. 15-- Laet de redenen mijnes monts, ende
X|. Ver<^enkingc mij nes herten welbehageliik voor u aehgefigtc c A"^eere! pf. 5-1.17. Heere opent mijne lfppefi. vr- ï?oe bient men |!g onöer net'bibbenaen tefïeflen *
f i^rJ^'*'11 tfflKten it!P De# Dingen toaer-nemen: ^m'Jn ^ «ïoctcn onfe ufttoöioigi gefiaitenife Dég liefjaem?' foo ti'oj' ,,'ai / bat top bertoonen bat in on^ Jjerte i$ nederigheid, ver- dac.,VLn> CU.eerbiedigheid, <j?an. 6- ir. Daniel bad drie tijden des
U.\' j? fijn knier», j?f. 95- 6 Laet ons neder-kriielen. hztei ;>1 tnoct£n 011P gebeben met berfïanbige to002ben tffc
""V en met greote aenbaat agt gebtn op aftc gebagten onfee P 3 ibertcn/
|
||
ijo De agtfte
ïjeeten/ en op aïïe tooojben onfec tippen: alsi f&eftenbe tot een tegen*
ÏSOtrjbigen <©0b/ <£tClef. f. i. Weeft niet te fnel met uwen monde >
ende u herte en haefte niet om een woord voort te brengen voof Gods aengefigte, f f. '9.ijT. Laet de redenen mij nes monds, ende de overdenkinge mijns herten , welbehagelijkzijn voor u aengefigte» ó Heere! (3.) i©u moeten heginnen met banfebare erfeenteniffe Pan alle
't goebe/ bat on.^ <©aö tot nog toe heeft gebaen/ f hil. 4<s. Laet u w<< begeerte in alles door bidden en fmeken , met dankfegginge bekend
worden by God, <©en. ji. 10. Heere, ik ben te geringe dan alledefc weldadigheden en trouwe, die gy aen uwen knegt bewefen hebt. (4,) ï©p moeten on£ in alles «©objitoilonbertoerpen/ meteen
herte bat bergenoegt \$ / aliö't öat 4öoö niet cntaiïöe berïjooreri nnfe begeerte / u»t hefenteniffe/ bat top het minfte ontooerbtg #' a ^>am. 1 f. iö. Maer indien de Heere alfoo fal feggen, ik en hebbc
geenen luft aen u: Siet hier ben ik, hy doe my, foo als het in zij ne oo' gen goed is , UÜat- 6. 10. Uwen wille gefchiede. b. Vr. ï£oe moet men fchenbenPan be ptigten be£ gebebs i
Ant. J©n moeten met fod een herte opfïaen Pan on£ gebeb: (1.) Vb® moeten onsifetoenonberfoefcen/ hoehetonberhet&i5' oen gegaen i4 \ hoe mi gebeb \i toegegaen/ ff. 119. j-9. ik hebt* mijne wegen overdagt, ff. 141. 1/2. .
(»0 3©? moeten Perlangen na be Perhormgc en bie begeerte WJ
int bingen in ons behottaen/ ff. 119.82. Mijne oogen zijn beftv^ ken van verlangen na uwe toefèggingen, terwijle ik fegge, wanne'
fult gy mijn vertrooften , f JOp. to. 24. rt (?".) Mm moetPltjtigtoaernemen/ of «©obonsooïiergerel
heeft Perhooat/ enbe ban bat feerban&bacr opnemen/f f.Sj-- 9-' fal hooren wat de Heere {preken fal , ff, 107. 21. (j
(•4.) Mm moet niet mennen bat het foo met eens? te hiböen 0;
noeg fé / maer ton moeten alfoo aflaten / bat ton geiint 5tjn inW ten toêöerom te hiöben / en alle gelegentftepb toaer te nemen/ €Wg 6. 18. Met allebiddingen èndefmeekinee.biddendetotallertijd'
|
||||
den Geeft, en tot het felve wakende met aIlegedurii>heid,3llH". '8' \.
jefirs (ètdeeen gelijkeiiifletot haer, daertoe ftreckende, dat m-n tijd bidden moet, en niet vertragen. a. Vr. JEoeten top onfe gebebeii alleen bom Poo: ons fetPen * ([(
Ant. Been/ maer ton moeten biööen/ in 't gemein ooft Poo*9^
menfehen/ maerin'tbnfotiöerPoojbegelaoOige/1 Cim. »-l-e
vermane dan voor alle dingen , dat gedaen worden fmeekinge^i'ï,,
beden , voorbiddingen , dankfeggingen voor alle menfehen, .rjf ju 6.18. Met alle biddingc ende fmeekinge , biddende tot aller tij '^ |
||||
Middag-oeffeninge. 231
jfen geeft, en in hetfelfde wakende met alle gedurigheid, jnfmee-
*inge voor- alle Heilige. c Vr j©ojöen ban alle getocöcn ber geloobige berljoojt *
Antw. 3fa/ alle geneben bet geloobige bie toef gebaentauwben/
«ant at i$ 't bat «Bob toat untfïelb / hp flaet bacrom met af/ af in-
«ien «Bobt niet geeft bat top&egeeren/ ïjct iö om t»at ftet on# niet
wtifttg tfl en ban geeft ïjp on£ toet toat beter in be plaetfc/ K^atu **
£» 3. Soohy vertoeft, verbeid hem, want hy fal gewüTdijk komen,
"y enfal niet agterblijven , 3Srt. '. 7/ 8. Middag-gefang op de agtfte Dag van de Maend.
Stemme: JPf. 1, Waarom raeft dat i'o'.k met fuiken, 8cc. ?* \ vfin^oö! gusöt mijn hiitp in alle noob/
I Vl %të #el m Ifcöaeo»öeel bftigen entb?efcen/ -*-Y-» 't ^ert fto?t fljj ui ti ©aorrlijfie jïhoot / ©an angfi en b?ee£ aen alle ftant boo.'ftefien:
%! laet u «Beeft mijn trage M optóeefcen /
Serhoo? al jijn mijn tooo^ben niet bolmaeïit:
5taet €h#ihanb mijn onbolmaefethenb brcfim/
*©p bat mijn fugten felfë u herte raefcr.
*. ï©at i£ pet bibben tan een goblooj? menfefi S ^en onrepn btng / en fjunlen al£ ban honben:
»©at is; besf bjomen tooojb / ja herten toenfth i
t ïfeeftferagt/ beflwengb met 't bloeb ban <£h#t toonben;
wberfifc/ ïfeer! tot u foo tomen naber i
«lijn fbnoig. ïjert frïm'fit boo? 11 renne 00« /
^fen toaer bat gp tn €h#o toaert on.s! ©aber /
**o»t quam 't gebeb tot u in gttnft om hoog.
<r»> Sfe moet eer*itebtg tot tnp Schepper aaen:
s*R moet in neberighenb mijn Itehaemunnntn:
é* moet oofe baft in mijn geïoobe ftaen:
*Ji-ant tan «Bobotrouto s(jnin lijnï©oojbgemogen.
J©an fal inji «Bob gcnabiglijfi berhooren /
Jf 't niet na toenfeh / 't fal rijn tot faligheib:
*|«c! geeft mp 't henl ban b;e g» hebt berfiooren /
v" maefct mg tot toel bibben bog berenb.
Het leven des herten met God.
L . De negende Dag. AVr- 3.ïf 't genoeg bat men in 't bibben «Bob aenfeefie i
•kan ®mi maer men moet gebuerig met «Bobleben/Pf.i&i |
|||||||
e
|
|||||||
teJIe den Heere geduerislijk voor my , Maf. ï. 6. Hy wandeldt
netz'inGod, «3;oh. 1.6. f4 b.Vr. |
|||||||
%l% De aegende
b. Vr. Wa.it in befEaet het leven des herten met God , 't toelfc w
«Setoobige gebuerig in fig moet hebben *
Ant. ©e bpfonbete éectsf-pïtsten sfjn befe bfec nabotgenbe: (i.) fóenmffe^ODjS/^Ier.ó. 24. Die figberoemt, roeme hierin>
dat hy my kend, dat ik de Heere ben, ï|e&. 8.11. Sy fullen my *^c kennen. (2.) £.fefbe<©Oög/Jitet.ii. 37. Gyfultliefhebbenden^Heere
tiwen God.met geheel uw' herte,met geheel uwe ziele.ende met ge' heel uw' verftand, Pf. 18.2. Hertelijk liefheb ik u ó Heere.! (3.) ftmöetlpefa?eefe/ Phtf.2. 12. Werktufelfs zaligheid me£
vrèefen en beven, Pf» 2. 11. Dient den Heere met vreefe, ende ver' heugt u met bevinge. (,4.) ©eCttOUtoenOp450b/Pf.37-J'- Wentelt uwen weg op deH
Heere, ende vertrouwt op hem, hy fal het wel maken, Phik 4.6/ 7' a. vr. 5$ bet noobig bat men beel feenniffe ban <©ob heeft *
Antw. fa: baettoeheefthuhcmfeibenaenonisgeopenöacrt' 1C02. i4.2o.Broeders,en wort geen kind'ren in't verftanr, 1 Pet.?'1"
Wafcht op in de genade.en in de kenniffc des HeerenChrifli.Col.}-i^' a. Vr. fóan men hier mtocl te betre gaen i
Antw. 5[a: JBanneetmenaltebeilgtëomÖoDs'berbonjeiit';
Seben te toitfen boogfnuffelen / en aljr men ortbermflehen öe feeunip tan nuttiger bingen taet baren/ Col. 2. 18. Intredende in'rgc^ de menfche niet gefien en heeft, 2 (3TÜT1. 2 • 2 3 • Verwerpt de vrag£l'
die dwaes enfonder leeringezijn, <E)eilt. 29-29- De verborgene üi"' gen zijn voor onfen God. ïhjttl. 11.33/24. c. Vr. iBaerom moet men na be feenniffe 4öofc£ tragten i
Ant. <©m befe redenen: (u) ©i't $ een gebeelte ban onfe W''
nieutoinget0t«50b.s2Beefb/ €0l. 3- '°- Datgyaengedaen hebt^0
nievven menfche, die verniewt word tot kenniflè na 't evenbeeld oe gsnen die hém gefchapen heeft, l|eÖ.8.i r, Sy fullenmyalkkenne"; (2.) ©e gronb ban toet te getooncn/ Icib'in ©oa wel te hennf";
ïtOttl. 1 o. 14. Hoe fiillen fy in hem gelooven, van welken fy niet g=
hoord en hebben? 3|0Ï). 9. 36. Wie'isdeSoneGods, op dat ik in h''" geloove? (3.) i©e> rienniffe «öob.sirê bctoegtotecnOoö.wIiö.^
ben/ (9Tit. 1.1. Kennifiè der waerheid die na de Godfalighei i is, 1 w*T
if.34. Waekt op regtveerdiglijk.ende en fondigt r.ier,want fomf1' geen hebbende kenniffe Gods niet. f4.) ©efaetfcanOtttoeÖ? |epb # öe ffaet ber fonbe/ enbe bet berbreembinge ban €>aü! <êvK
4.1 S.Verduiilert in het verftand. vervremd van het leven Gods,do°
de on wetenbeid die in haer is, 3Crt. 26. .18. b. Vr. ï©at fal men boen om tot beftenniiTeöob.si te tonen*
\ Antw. jam m0« Offe middelen gebM'ften: ^
|
|||
Middag-oeffenïnge. ajj
, (i.) €>0b£ï©002bbltjtiglefenenhooren,Pf. 19.8. Degetuige-
Jüjfle des Heeren is gewis, den flegtec wijsheid gevende, 3j0f}. f ■ 39- °nderfbektdeichriften, ïïom. 10 14. (2.) jj&enmostt'iamcni&efcingehotibenmet ertjarencCï>2ffï^
"£n/ «£oI. 5 16. HetwoordChriftiwonerijkelijkinuinallewijs-
fleid, leert ende vermaent malkanderen , fLtlC. 24. 14. fSh) 3&en moet een 45oDb2ugtigï)erte hebben/ Dat alle toerelo»
'cÖe luffen en o^iften tjet facfit/ oat op ïïjn epge taij^etö nieten ftaet/ «iaec oat gcftnt fê 43od in alle£ bolfeomen te hooren enbe te gehoor- ven , Ji^Ob. 1.7 De vreefe des Heeren is het beginfel der weten- laP> "3:Of|. 7-x 7- Dié Gods wille wildoen, fal verftaen dat defe lee- *e uit God is. (4) MtQ matt 'JöaD ïstöfien om öe (©oölgfec turjs?ïjepö / 5?ac.
'; 'ƒ. Indien Lmaud vanu wijsheid ontbreekt, dat hyfe van Godbe-
tere , die eer; ygdijk milcSelijkgeeft, Pf. 119. 18. Heere, ontdekt e oogen mijn;s veritaids. a- vr- %? 't genoeg ai$ menberfïanbban«©oblrjfee bingen Fjeeft *
l^m. jfïeen: men moet Die kennifle gebm?fien tot een gobfalig le=
.jfi/ 1^02.13.1. Alwaertdatikdegavederprophetiehadde, en
'fte alle verborgentheden , en alle de wetenfehap, en dat ik de lief- je Q'et en hadde, lbo ware ik niets, (3Tit. 1 ■ 1 • Kenniffe der waerheid »' na de go.ifaligheid is, $&att. 7- «• tèhfc r" ■ïaaeE öeto#e in teleeenboubige Clpütenen groote ontoe*
tr**«Kpti VD02D geboden / ïjoe fouDe men Defelbige nog fconnen ber= u£tai/ DatfeebeniijrtnagtoarefiinDeren4BoDsi3!)n^
ttenZ' ®£ eenbotibige fionnen bectrooft tooien/ a& fp Defe teute ' «03 in fjaer. bebinDen / Die in onïjeriwne niet en ?rjn.
ffA! 0 3Gfê fii niet mott-toittenö ontoetentïe jijn / maer at£ fp foe= b'id'^K te teo2öen in goolpe Dingen / 3tuc. u.i. Heere leert ons , en> «SoDfOOfeStjnwillens onwetende, 1 ^et. J. f. So&.i 1. 14.
ftfiW» ^fê fr öetoetenbe «Efwijfenen niet beragten / maer afê fp De
fef «£ P$fen/ en fjaer nefe!fc0ap foefien om toat ban 0aer te teeren/ 'N,;1f.4.Diefeeert,
%?,; ^ fi? al(e miböelen bïijtig gebmpften om toijfer te tooien /
\Vet f*l6. Het woord Gods wonerijkelijkonderu, J9f, i.i.'Diede
r 'a^s Heeren naaten dag overdenkt. ft int,; ™$$ gobf&ligtp'foeften te belenen 't geen fp toeten/ en ba:*
%ii .LC^'Vaj-to]f)ciD Ü3 niet foeften te berontfcftulbigen afó fp fan- den / i, i)nt on&erboome toillen niet toeten/ om Datfe niet toillen ^*Qniir • '41" SyfeggeatotGód, wijkt van ons, want aend«
a. vr =<ÏÏn " w«K-*n heblv-n wy geen luft, $Qf.4- 6.
h20Qnir^ &rt öena?s rs.it De fenntffe <©oD£ oniS b^enge tot een
Ul»'ieben? %s Ant. |
|||
a34 De negende
Antw. ^een/ maer Dit moét or^b^gen tot foo een bjoom^
ben/ bat top leiben tipt liefbe «E>ob£/1 (Ctm. i. s- Het einde des ge' boiis is liefde.uit een rein hertc, ^Olj.J'. 41. i^fOÏJ.4. 19.
a. Vra. ï©aer ut't fean men toeten óf top töob fteffjebben i
Ant. lipt öefe ken- teikenen :
00 3fll£top grootefuftenbmigbe binben in CSobjStegentooOe''
ötgljciö / foo Dat top na fïjn gemepnfcftap fcet berlangen/ #f. 6 3 • 9- Mijnziele kleeft u agter aen , 2 C02. f. 2.
(2.) 3litó fp een mishagen hebben in al Bet gene 't toelfc fïnjö &
gen <5oD en fijn B^Opgb/ Pf. 1 39.11. Soude ik niet haten Heere, ditf
u haten, en verdriet hebben in de gene die tegen uopftaen, J3f. i'9' (3.) 2Ei£ 3pfeer6eOjoeftjijnoHer'trjet!oeIcnban.45ob.sföra!i''
fchap/ en ober het «ïtffen t>an fijn geiioeïige tjuniie t'on/teiaert^' Jpf, 1 3. 2. Hoc lange, Heere ! fultgy mijn Iteeds vergeten? hoelang
ïultgyu aengefigte fteeds voormy verbergen? Pf, 77.8. Saldan"c E4eereniet meer genadig zijn, ;Jpf, ƒ 1. 14. Geeft my weder de vreöff de uwesheils. (4.) 3fts topgroote bKugbe hebben in bepïigten ban bc <©o^
öienfl / enbe in be oeffeninge ban gcbebcn/ enbe af £ top met alle p#* en? bacr toe begeben/ op battop<©Döinalle£lcerengehoo2jïrt1'' 3'Jn/Ff» ***■ Ik verblijde my in die tot myfeggen, wyfulienopg^
inhetHuisdesHeeren, J0f. 119.;. Och! dat mijne wegen gerigte wierden om uweinfettingen te bewaren. c. Vr. ï^oe berre moet öefe liefbe 45ob£ gaen * ,
A ntw. &oo berre bat top <6ob bobcn alle^ liefhebben/ enbe W
öe liefbe«©OtljS DeBÏOOtfieSp/lföatt. ii. 38. Dil;isheteerfte, eti^
het grootftegebod, Pf, 73. 25-. Wie heb ik nevens u in den Herrie1' ende nevens u en luft my niet op der aerde, ©CUt. 6 f. c. vr. 3©iejtjnbefelieben/ toelrie€>obfoo beminnen*
Antw. ïjetspöefe: „«a (u) ©ie ban geen fchepfet hacrlatenbetoegen om pets" te e»'
öat *©ob mogte mtéhagen/ 3tpcc. 12.11. Sy hebben ha* r leven 0., liefgehad, tot de dood toe, <0C11. 39. 9. Jofephferde, hoeföudei*
ibogrootenquaeddoen , ende fondigen tegen den Heere. ( ,j (2.) ©te gefintsijii/ om De liefbe »i5ob^ teiiic / al Ce toerde;
soft Ijet lieffïe bat De tocrrlD heeft te berfaïiciy en te berlatcn/ WL 33. bCl'j59. Die tot zijnen Vaderen Moederfeide, ikenfis* j
niet, ende die zijne Broeders niet en kende: ende zijne Sonen rif^ agte.!e: want fy onderhielden 11 Woord, endebewaerden u Verb0^,,, 3£tlf. 14.16. Indien yemand tot my komt.ende niet en haet zij11 jj deren Moeder,ende Wijf, enKinderen.endeBroeders,en Suilt-'''5' pokfelfszijn eigen leven, die en kan mijn difcipel niet zijn. ^ |
|||
_ Middag-oeffeninge. 23 5:
?"(?♦) ©ie't meer behoeft/ afófb «Bob ergens? in hebben bei- 5=
jjto?nt/ öan afê fp in ïjet tijblijfte een groote fcljaöen habben geleber 1/ ^f«fi.6. Tegen u alleen heb ikgefondigt, JHatt. 26. 7f. Petru e
§,r>guit, en weende bitterlijk. , (4.) ©ie tet liefoe ban «iSob enjtjn tegentooojbighepb / toejmi 0
W binben tn De toerelb / en fjaec herte baer ban fo$ hebben/1 €0 3, * Jo. Dieblijdezijn.alsdienietblijdezijnde.^eb. 10. 54. Gyhe! 3t
"^tbüjdfchapderoovingeuwergoederenaengeïïen,<5al» 6.14. D e Gereld is my gekruid, en ik de wereld. »• Vr. Rebben alle menfehen <©aDu'ef i
. Antw. $een: maer bete menfcïjmfijnfonbeclt'effa«Bobs?/ ia Wjtjn ï)ater?<30b«i/ 3J0ft. f. 4ï. Ik kenne u-lieden, datgydelie f-
fleGods niet in u hebt, 2(d'm. 3.4. Sy zijn meer Lief hebbers d .er bluften als Lief-hebbers Gods, ïïottl. 1. Jo.3&eut. ƒ.?. c- Vr. ^oeoanine menfehenjijn De haterg <*BoD£ 1
Ant. ï?ater£«Boo$3tjnDefclieöen: Cl) ©ie toilienö en toetend öaDjSgefroDenobertreben/ €rub. |
||||||||
j
|
d
|
?- f- Ik befoeke de misdaed der Vaderen aen de Kinderen der ge! ier
|
||||||
.* my haten en doe barmhertigheid aen duifenden der gene die my
"Afhebben, endemijne geboden onderhouden, PjOb. 8. 36". (».) ©ieDefeenniffeaBoDiSberagten/ 3ffofr.ii. 14. syfeejgen
^'God, wijktvanons, want aen de kenniffe uwer wegen en heb-
en wy geenenluft, pf, 5-0. 17/ (JaW ©ie De tugt haten / niet toiHenbe ftaerleben op <®oö ü bt=
^Wngeberbeteren/ Pf.fo. i7. DewijiegydekaftijdingeW. üe mijne woorden agter u henen werpt, x (3Tim. 3 • 4.
omT^ ©i^^b^ befte bjienben/ beb?ome/ begobjalige/hüten
1 o \ 8o&3ali0ö«ö; <£nbe Die toet f&èfcen ban be onbjomè/ Pf. Vy, ,f**°' Dievanu. óGod- fchendeliikfpreken, endedieuwe
rnat ydel,iIs: vcfheffe" < €■% 19.21. Die een menfche fchuldig biKenom een woord , Pf. 3'f. 16/ 21. .Vr- Et>aertiitontfiaetber)act<0ob?Jinöennb?ome *
ter "tw- ®e &a?ttonD£ onttïaetititoojfafeDatfe «Bobafó5ïeer> fn t5"lwrfien/ DiehaerfonönifcnDenftraffenfat/ hierom fnefcen fè/ ^j-,Eben*m"©°o£tegentooojDigheibboojeenflaefachtiaeb?e* heu Jai' 3 3 • 14- De Sondaren te Zionzijn verfchrocken, bevingen
die jj^n "s gaychelaren aengegrepen, fy eggen, wie is'er onder ons' * vyeenre'teerend,vyerwon=nkan,<©en.4:i6.3Cp0.6. 16. aZ*' ow Det men ^" ^00 nict to?eefen *
agtieè^,f 5 men mtt ^ W*n / oog niet met een qitabe (kef- Heers; n?eefe/ maer met een kinderlijkebjeefé/ jftaL 1.«. Ben ik ea«
yerheu^aer ls miJn vreefe? ©f. 1.11. Dient dca Heere met vreefe, er» ff umet bevinge, Pf, 103. j7. c. Vr. |
||||||||
2.36 De negende
c. Vra. Wüt i$ &e qiiaöe flaefachtige tyttfe ?
Ant. ©e flaefagtigetueefe «3ob£ ïjccft befetoerfcingen öaet men
tiefelbeaen tonnen fcan: (1.) W$ men ©obalieenlpaen-merrJtatöRegterbiefïraffüï
M/en niet al^ een barmhertig Vader, bte bergeten toit/ €$.33. '4- Wie is 'er onder ons liieby een verteerend' vyer wonen kan ? jüüat»
Xf. 24. Ik wift dat gy een hard menfehe vvaert. (1.) m$ men fanbet genoegfame redenen gcfraoig teeeft bat tttfn
in belette faüiomen/ en bat men tig op ©oog beloften en toagt rttet berf tertrOltoen/ €5ecJ}. 3 ?• 1 ° Dewijle onli-overtredingen en
onfe fonden op ons zijn, ende wy inde felve verfmagten, hoe fouds wy dan leven? 3LtlC. ii. 7/ 31. Vreeft niet gy klein kuddeken, wan1 h et is mi'ins Vaders wei-behagen , u het Koningrijke te geven. (3.) W4 men ban •aJobiS tegentooogbigfeegS foefet af te toefen /
<&tïlt 3- i'o. Adamfèide, ik hoorde uwen femme ia den Hof, en i%
vreesde, wantikbennaekt, daerom verbergdeik my, 'ÖJti.4- ió- G»in ging van Gods aengeiigte weg, <ÉtQb. 1.0. 19/ io. (4.) w$ men tint toari-trovtoen op ©objS toel-gebaïfen in $
plip.tenbangobfaligtoï'ööefelbiBer.a-l.Tet/ mie, '9- *o. ikheK«j po;^d in een fweet-doek geleid, bei'.S 11. Want ik vreesde u , om da»
gy een hard Menfche zijt.^ept). 3- '6 En weeft tiet, o Zion! en- de ca laet uwe handen niet flap worden. b. Vra. ï©aerom noemt gp bit een quade üaefagtige lueefe }
Artw. <©moat'errwhtó een goedefiaïfagnsèbjcefe/Scitig- b. 15'.Gy en hebt niet ontiangen den geeft der dienftbaerheid, weder-
om tot vreefe,JE)f. 90.11. Wie kend de fterkte uwes tooi'ns, en uv*"* verbol gentheid, na dat gy te vreefen zijt, IP.at'r. 16> 8. c. Vr. !©elto flaef-agtige taeefè ftan goïb jijn ?
Artw. ®efe: >
(1.) Ifëpemanbttotstjneerfteuetoeringcteoibgebragt' ooo-
frfjjift boo? deKtelle/en boo: <6obben regtbeerbigen ïïegter/ z £$' f. r 1. Wy dan wetende den fchn»£ des Meeren, bcwegedemenfcM"
tot het geloove, 3Uct. 1. *3*. (ï.) Wi be ïjetoerbe in groote fanben ballen / foo moet in Ij&r
eerfïontfiaeneenbjeefeban^obiSitrafttn Pf. tyó 3. Debar.a^ des doods hadden my omvangen , de angften der hclkn hadden w
getroffen , Pf. ff. 6. t (3.) 3fifë <öob groote O02beeïen fenb ober % anb en (toto/ W®'t
9. ijf. 19- Ikvreesde van wegen detoorn, endede grimmigheid da
mede de Heerefeeropu vertoornt was, |?f.i 19 120. Hethair m|J''1j, vleefchcs is te berge gerefen van verfchrickinge voor u , ende ik be be gevreeft ve$r uwe oordeelen. . |
|||
Middag-oeffeninge. 137
b. Vr. J©eliflisioe kinderlijke ii^eeff «000?^
Antw. ®e feinberlijfte b^eefe <©ob£ fê een eerbiebtg cmtfag bat
top<6oDtoeD2agen/ ontiienbetnftetmmtïefelfëhem te betgram* »ttn/^eB.i2.i8.Laet ons de genade vaft houden , door de welke
*y wei-behagelijk God mogen dienen , met eerbiedinge en God- ]?ugtigh«id, j|f. i. 11. Dient den Heere met vreefe, ©en. 3S>. 9»Hoe Ioude ik foo een groot quaed doen, ende tegen God fondigen, JEal» ■'•hf.6,
c- Vr. j©aecaenfeenbmenbefekinderiijkeb?eefe«5oiïii? Ant. 2Ben befe ken-teikenen :
(»♦) "Më top alle quaebftaten/ en laten/ Pjob.?. 7.' Vreeftden
Heere , endewijktvanhetquade, P^Ob. 16. 6.
v (.*•) 2Jt?ttienhetheimeptiequacbfaetom<!5ob£,'JbjefetoiI[e/
Ca« men anbertin.tf geen menftïje leeft te bjeefen/ S!of j. 31 ■ 11 • Het Verderf Gods was by myeenfchrik, ende ik vermogt niet van we-
§el zijne hoogheid , ©en- 39- n. Jofeph v!u<jtede. (3.) asfê top Doti^ geen fchepfe! onë ban ©oöpinegen laten af*
'J'Wften/ JTOatt. 10.28. Envreeftnietvoordegènediehetlichaera
d°oden, €fa.8. .2/13. RU) 2tl£ top <8ob£ 3©oo?b / en fijne Ijettige «ijöinantten bes?
;?Qö£bien|ï/ metcengrooteeerbtebtgïjetb gefyupfeeri/ <öen. 5.8.17: "°e vreeflelijk is defe plaetfe, Pf. 2. 11. Verheugt Ei in God met be-
lnge, pf)i[. 2. 12. Werkt u felfs faligheid met vreeifen en beven. c- Vr. #at beficort on£ te bctoegen om Den ïieecie te b^eefen >
Antw. «S^e beweeg-redenen Jljn bCfe:'(«.) Go d is onfe Vader ,
*«att. 6.9. Onfe Vader, 2 €u2. 6 18. JËlal. 1. 6. Ben ik u Vader, ^aer is mijn vreefe? (2.) God is onfe Heere, DSJe aftuetenDe / af* ^9gttg/ enmttfóerbig $/J©flt. (-9. Ben ik een Heere, waeris "lijn vreefe.? ^fC, 10.7. Wie foude u niet vreefen, gy Koning.der iwi r en? want btt komt utoe. (3.) God ftraftfeer hard fljnes,1* «-«Kiriberen/ afe'fe fonbigen/5Cpor.3 19. Soawieikliefhebbe,
?'e°':flraff-ik, ™ kaftijdeik, Pf.90.11. (4.) <©0bMOOft bctf
*W aen be gene Die Ijem toeefen/ pf.if; 13. Sijne zielefai vernag-
1 in het goede , Pjflb. 19 ." 2 3. De vreefe des fiïeeren is het Jevan ,
ant men fa| verkdigt zijnde, vernagten, met Ijiet quaed en fal men ^tbefocht worden. ,. • Vr. UDnt feben bet? herten met «öobontjfeet uut te kenniflè,
le™e. en vreefe, ©ObS^
boi.t^'f ^id' «yt ontfïact eenbertnmtoentieg ïjettenop«6ab*
«©(wHlri?!? ocnaöige telofrentffe/ bathpmfllfetegenftebenonfe b «« UU blijben/ Pf. 31.2. Op u> Ó Heere, betrou ik, en het my niet
. uuemt warden in der eeuwigheid, ff, 4^. 4/ $•/ 6. f aft. 3.17-' ^^^| AI-
|
|||
■231"! De negende
.Alht 'ewel de Vygeboom niet bloeyen en fal, eade geen vrugt aen ie
Wijni lok zijn en fal dat het werk des Olijfbooms liegen fkl, endedc ■velden geen fpijfe voort-brengen , dat men de kudde uit de koye af' fcheuri 'nfal-, endedat'er geen runt in deftallingewefen lal, bf.i'; Soo /al i 'k nogtans in den lïeere van vreugde op-lpringen, ende ik & my verh eugen in den God mijns heils. c. vr. • T©atiieberi3tjnöete8tetotriaJtoentieop<Brj&J
Ant. \ fetsrjnöefeuebenj (i.) ü neöemiddelen feetWijtijjijelJ2U»fien/ pfal.91.11. Hf fal zijne En gelen van u bevelen, datfe u bewaren in alle uwe wegen i
feb. 10. t. %h*l*f.
(ï.) ®fc booj een 0oebleijen<ï5o& foeïten teöeïjasen/ Pf. 37.3' Vertrouwt o pGod, en doet het goede.
(3.) ©ie ook öan bertroutaen / afê'et geen menfeljelpe ïpp
boo? ganöen. te/ toetenbe oat <©ob alle? ber mag/ Som. 4-l8' Welke tegen i Hope op hope gelooft heeft, dat hy foude worden ee1*
Vader van vele volkeren , Jfab. 5.17/18. (4.) ©ie ö aer, tonnen geruft jrjn/ oatfe <©ob frjntoerfe lattf1
boen / niet ttoö 'ffetenöe of altesi fal fjaec ten beften uptbatten / W', 3 7. f. Wentelt uwen weg op den Heere, ende vertrouwt op hem, W
1, ïïom. 8. i8. Alle dingen moeten medewerken te" en die God lief hebben. 1002 rionnen top 0n£ betrouwen Op <©0> i lefnuiDDelen: a
\ on.s! boo2ff ellen <6ou£ Vaderlijk herte, toant tf
p ftjn©aber/ Pf. io;. 13. Gelijkhem een'va<J«
I ne kinderen, alfoo ontfermt hem de Heere over "
fen, Cfai. 65. 16. Gyzijtonfe Vader.
|
|||||||||||
fg
g
|
|||||||||||
ajjt geben op «Bobs; beloften/ en op ïjact baPL
. Waer in God willende de Erfgenamen derbel('
lijker bewijftn de onveranderlijkheid zijns rae' j aef tuflehen gekomen,Pf. 48.9 Gelijk wy geho"
alfbohebben wv gefien. /, l!?b002|ieI[en«?3D^Almagtigheid, i&am. '*j
■n verhindering;: om te verloffen door veleof "l a4- aU •exempelenban anbereb2omenbciicn / öctó'U-
nbe/ jtjnbenoilengeljoïpen/ 3!ac. f. u- (, emheid Jobsgehoort, gy hebt het einde des f1 .,
: Heere feer barmhertig is, ende een Ontfer^ |
|||||||||||
(1.) llston
fiepb/ %b.6. «"7 tenHIè overvloedt
)s met eenen eeddi hebben van God, (;.) 3Cfótonot
By de Heere is ge< weinige , 31ct. 4- (4..) %$ to)?Ö{
op «Bob betroutoe
hebt deverdraegfi
ren gefien , dat dt $f. »3*- V
|
|||||||||||
\0
|
|||||||||||
M
|
|||||||||||
Middag-oefteninge. 239
|
||||
Middag-gefangop de negende Dag van de Maend.
Stemme: |?f, 13. Mijn God voed my, &c. *♦ 1 Sf foeft mijn ïjert tot ©obe£ oir nff te toennen /
J| ©aer toe foo moet fls 45oö toef leeren fcennen / 9P& leeé fïjn ï©oo?o na bat tfc fjeft gebeöen / 3j& f$eeft ban «0ob metCIjjiffi öefie leben: Jfepiöj fijn IBoogbeertnebigen aenöagtig / weet / maeftt my oog «J^oo^b alttjb inbagtig. ö *♦ 3P& foefc mijn <6ob opregtelijt? te minnen r Jft toom / om <©ob£ toif / af mtjn boofe fitmen: joeg Sueretó? ooeo en fat mp niet berlepben / ;©m mp ban <©ob en ban fijn öienfi te fcïjenoen: t3f£alboo?45oD/ mtjngoeb/ jaooftmijnfeben/ ■m imt mp gantfcft tot fijnen ötenff begeben. & ?• 31« fcefi baer bp ooft mijnen «Bob te b jeefen / *w«t af£ een fïaef / gettjh ifi plag booj oefen: Paer. atë een ftinb ontflet fijn epgen föaoer; Jb toojb Ooo? 't jjepm'Ip quaeö / geen <J3ob£ ©erraöer! Kgfrt^feboo?ffraf/ oog beetmeerboojoefonbe: -»l« bjo^be boo2 4Boö£ oog bebucht geboÉre. 0*4. gfft öetf b2«e[p mp op <©o"o hertrouwen / J" fat niet meer op quabe mïöb'ten botteen / fjwm Dat gebjefc of elfenb' mp berbair firt / Swm bat be boob mnna (jet nraf toe ntcfiet/ OTn {joop ffaet baft / «Bob fa! nip met öeaeben: ■*" fat na 't ftecben / met «Bob eeubrig teben. Het Leven des Herten mer Ohriilo de Middelaer.
, De thiende Das;. Wf» ^oet menmetöetfjertealteeRlp^obfieanen/ lieben/
A„.n' opnembetroutoen*
^taer ^fnmo^ oofiï}etïjerteoy^efum<£Cft#umaIs!|iaib' <ie, en 8Eft't fjebben/ met atte fjepüge beteeginge ban kenniflê, lief- tle" . dVertroi,.wen' 30&' '7-3- Dirishetcouwigeleven,datfeuken-
^nie ?n et;ni?en waeragtigen God, en Jefum Chriftum, die gy ge- rieVrymebf' ^DÖ' '-f'f/9/ IO- ^^' *• f: In welken wy hebben
eige, 0e<%heid, endeden toegang met vertrouwenaenhem door *e toarwi?06 moft m'n 5Mton <flW8t» Kennen ten opfïgte ban
f386bejsiebenjïJ Ant.'
|
||||
24o De thiende
Antw. Snöefefesbertooningen:
(1.) lideen godvrugtig Jode, ttCOtl^!tlÉCtlÖ0«b«IlOntïrafT^
lp ejcemplaer banpbsaliöljeibtébooj-genaen/ JHattfj. ii.»r
Leert van my, dat ik fagtmoedig , ende nederig van herten b«"
i^lofj 1.6. Dielegtdathyinhemblijft, moet alfoo wandelen ge' lij k als hy gewandelt heeft. (i/) 3tfeeenwaeragtigPredicant, en foo moeten toj? toeten tó^
J^eöicatien fj? geöaen ïjeeft / om tot goösaltojbtyb tjetijoïïitcB^ toeijên/lEarc. i. if. Jefusfeide bekeert u, ende gelooft den Euaf'
gelio.Haatt. ir-1/2/3. £tC. f, (3.) 2fifëeenlijdfaemmartelaer: en flïfODgCCftf»J?Otl^ISOOJÏJe^
öen »anCf)2ilMijfce Itjöfatm^etb/ 1 J&et. 2.21. Ons een exempel O* latende, opdat gy zijne voetftappenfoudet navolgen , bf. 13. , (4.) 3EÏ? een voldoenende Borge: enfOOUebCfïigtïjnoirê / $,
top boo? onfe toetfeen felbe öe jaligfjepb njet ïjeouen te berbientfV
ïfeÏJ. 7.22. Van een beter Verbond is Jefus Borge geworden, $10'^'
6.t)f. 24- „„,,
(f/) 3fifë een Overwinnerbanbedood, banöC Duivel, Éll Bfll]u
Helle-, en foo bemerken top toaernatoeon^betoegbecgoDP*;
ïjepö tepöen fat/ 3I<JÏ> 17-24. Vader, ik wil, dat daer ik bca ook o'
by my zijn, die gy my gegeven hebt, <£»!> 26. 1 Co?. 1 f .5-7. G° zy dank , die ons de overwinninge gegeven heeft door |. ChriftujTj (6.) 2fltë een heerfchend Koning: öiefönBMten geeft MO? ff bolfc om te geïjoojfamen/ enbe öie be felbe tooisel ïjet genaöen-Wl
fconbinfehjjft in beïjerten ban be fijne/ 1C02.if.2y. Hymoet» Koning heerfchcn , ï^tÖ. 8.9/ 10. Ik fal mijne wetten in haer *
ftand geven. .,/ a. Vr. ïtan banniemanb een baftcï;ope in be Middelaar ï)C0«l
ban bte foo foeüt te lebcn geltjft Ijp eeïceft ïjeeft * ,«> Ant. Jïeen: i 20f). 2-6. Diefegt dat hy in hem blijft mocf^,-}'
wandelen gelijk hy gewandelt heefr, i^G-MS- Diedefehop hem heeft, reinigt hem felven gelijk hy reinis. «.flil | c. vv. ^i ïjet bantod/ algfjettetoifooteat(j.cïi3^?>ti^^r-'''
5etle»en€h#i* .^ Ant. $een: maer bit alleg mort boojtfamen uit een u^.i^
petten tOt $!efum CftjttlUm/ i €02. 16 22. In in ierna^ge,
Heeve Jefsm Chriftum niet lief en heeft, diezy een vervloei jjjt 5?0ÏJ. 11. 1 ó. Heere gy weet dat ik u lis f hebbe , i t£t!tt ' f' einde des eebods is liefde, 31pOC. 2- 4. .£ iv'l'. c Vr. ï©aer tipt fconnen top on^ mtocnöig btffefceren w
CffêifïumïtepïjeöntB* Ant. Wvitbefeoetoeüingen; ^ |
|||
Middag-oeffenirige. 241
l. ('♦) 'Jnöiea top hem enDe zijne verdienftenfttio'gagtenafé het
Jjietftaetfteöattopbeitttenfconnen/1 pet. 1.7/11. Die gelooft, is tydk-rbaer, j^hil. 3 8. Ik agte alle dingen voor féhade, omdeuitne-
^entheid dei kennifleChrifti. (».) 3nöien top onjs toeten aengebaenmeteenfuftenöjiftomi
»«lepnfefjap op ïjet nautofte met hem te hebben; ftelfenöe fiet ge* Wen ban fijn gunft/ totonftjhoogftetyetigDe/ Cant.i-16. Mijn j lef is mijne, en ik ben fijne, Cailt. 3. 1 ♦ Ik fogt des nagts op mijn
,egerhem, 3Ll1C. 14. 41. v (?.) Snoten top met luft befig $jjn inöeptigtenDejfChjiften*
rjwtë/ in bet lefen ban De &cft?ifture bet horen tan €fi?ifti tooojt / 'ihttbidden, &c. «ünöeinöien topniet liefeer fien at£ De toetftanfc *9nceJteIigie/3l0Ï). 15-. 10. Indien gy mijne geboden bewaerr, foo
Wt gy in mijne liefdeblijven , %nC. 10. 39- Maria fittende aen de °eten fefii, hoorde zijne woorden, 1 <£02. f. 14. ^(4.) 3jnüien Doo? De ticfDe Chjifti / in ong met'er trjö berfterft
™ 'iefbe tOt De KtelD/ <©at. 6. 14 Het zy verre dat ik roemen foii-
.^.dan in het Kruice Chrifti, door welke my de wereld gtkruift is H de wereldhit. 3. 1/9. ^ • Vr. j©at upttoenDige teikenen geeft De tieföe €fyifti 1
CV^ie re8^ S-iff&toberjS Cftjiftt sön/ Defttbïge fatten oeffe r«'ngen bertoonen.
J'0 lij; top omC^iftitoit/ on^tebenaenftellennafteteeem* b|^D?tfti/ .JHatt. M.z8. Leertvanmy, 1 ^Olj. !.6. Dieinhem
I" > moer wandelen gelijk als hy gewandelt heeft.' t,JV) ^topomfnnenttoillefclja&eenfcpanDeiiptftaen' jaonfe
„j^ujienüenafgacn/ïltt. 14. 16 Indieniemandtotmykomt.en
f1)(i en haet vader en moeder, ende wijt en kinderen, en broeders en «fea''S' -|a O0'c k'*8 ^'n e'Sen leven, die en kan mijn Diicipel niet fijn, '*"tt[l. 19..17. Wyh 'bben het alles verlaten Itefe"1 ^ to" m$ n'f l ont !'L'n tno«D£ ccre ^#' openbaertp te
Jlwl1'' l«aer Dat top topmócDelijfc ijem beltjDcn üdo: De menfeöen/ 'ch* ' o tlf. 32- Een y egel ijk die my belijden lal voor de men-
%'h» 2Bte top nut büMnafti^nhp De befte fe;i(h6en€ïj2ifti: en
, jT «P fijn arme tojienöcntoet berfo:gen in bacrifaoD-Dntft/' naatt. i tj^- Ik ben hongerig geweeft, ende gy hebt mv te eten gegeven,
l|.j Ü* 3- »7- Soo wie nu het goed der wereld heeft, endefietfijnen de r J5f gebrek hebben, ende fluit zijn herte toe voor hem, hoe blijft t/'^eGodsinhem. "/r- ©at moet onsibetoegen om *2fj3iftiiiti lief te bebben* .
ac- ('.) ®e lieföe Die SJefirê tot on.ö heeftgeïjaö/ erinüj <S beeft/ |
|||
24i De thiende •,
ïjeeft / ijs onfc tiefbe toel toeerbig / Stom. f.«. chriftus als wy nog
kragteloos waren, is tezijnder ti]d voor de godloofe geftorven»
3?0f}. 5". 13 - Niemand en heeft meerder liefde. ( ï .) <&$ ïjeerjp&eib en toaerbigbeib tan frjn perfoon/ 3Cpoc > •/•
Hy isdeOverfte der Koningen , $?£&. i. 3. i j%t. z. 7. U dan, d'
gelooft, is hy dierbaer. ,. (*.) &tjn Biootc b^ienöelphepb in fjet nooötgcn: enfnw'jr
raelïjepbin fjetmebe-beplenbanallertepjegeningen/ 3!of). «• \°' Uit zijne volheid hebben wy alle ontfangen genade vix>rgen*jC'
JJüatt. 11. zo/ ïo.Komt alle tot my die vermoeit ende beladen &')*' enikfaluruftegeven. _ (4.) ïfet fë noobt'g Dat top €ï$tïumltef-l)cï)ten/ ofteanW£
fingfouben top moeten berlorengaen: enbeöemlteföcbbenbe/i>* ten top eeutoigip met \yt\n in öen ïfemet toonen / i €01, »<• *£ Indien yemand denHeereChriftum niet lief en heeft, die zy een ve
vloekinge, 3J0ÏJ. 17.14- Vaderikwil, dat daerikben, ookdieg* zijn die gy my gegeven hebt, opdat fy mijne heerlij kheid m°£ aenfchouwen. *, b. vr. Wat moeten top öoen om be ttefbc Cïmfïi in onfe fretten
bertoecfcen*
Ant. !©p moeten befe middelen gebmnfeen: .*« (1.) ï©p moeten bifctoifé omCfgifhtgdenken, enoberieSPL
bpon^felben/ toathpaiboo?on.sge&aerift,eeft/ iCoj.f- '4* "^
liefde Chrifti dwingt ons, bef?' i f - Als die dit oordeelen, dat ind' ^
een voor allen geftorven is, fy dan alle geftorven zijn, %tiy '4' Ik ben de weg, de waerheid , ende het leven. f«« (»♦) ©p moeten oitf in be bingen Cftjiffi / in beC^P'iL
©ob.é-bien|i blijtig oeffenen/ toantbaeris hyfdfsmeteen&P'V öeregenabetegentooojbig/«£ant. 3- i. ikfogthem, jpatti> t betfft 19/ zo. Waertwee of drie vergadert zijn in mijn naein , °
ben ik in het midden van hier. ^. (3.) ï©p moeten met anberebeel ban ftemfpjeften/ Col. 3-
Her woord Chrifti wone rijkelijk onder u , ^18,14.31. -jfl
(4.) ï©p moeten 43ob bibben/ batfjp be liefoe '€i)M[ otye
ïjet fjerte gebe/ föom. f. f. De liefde Chrifti» uitgeftortin ° }
herten, «Z^eUt. 30. 6. Ickfal uwe herten befnijden, <£antie«'' Trekt my. b. Vr. DSatbjiicïjtonttïaet uit befe liefbe€f)2ifli* ^m
Ant. met untontftaeteenbatibertroutoen7 öattopmet^
fïo in onberlinge liefbe bereenigt 3ijnbe / alle^battotsafiay^,
ïiefiOmcnfUlIen/ €pf). 3- »*•' In den welken wy hebben de v*r^ei>
dighekU ende den toe-gang met vertrouwen door het ge»00, e„i. |
|||
L y Middag-oeffeninge. 14j
t m . WW. 4, i64 Kom. 8. 28. Alle dingen moeten mede-werken
a v » dc*" genen die Godlief-hrbben-
/r ^oetoo?bt bit vertrouwen anöer^ in De ïf .;£>efrjift ejenaemtë
g ■ w. g^e arirniMpe Fjtpe/ ' Pet. i. ?♦ Dié ons heeft weder-
a'-'I iiror-en levende hope, ÏÏOttl. f. ƒ. De hope befchaemt niefJ • •r ©aet op tiet befe hopt tneeft i
1. i,„nt,w • ^P jS* eetitotge ieben boo^ Cfet fïttm tt berftrrjgen / Cit»1 On „■* 2* ir- "e hope des eeuwigen levens, <©ett. 40. 18, Ik wagte
{, '^zaligheid, Heere. SferZ'i ^onnm top öan fjet eetitoiffcïcbcn öooj Cfijifïttm foa p
'SR ijrjpen, bat top öaer op motten feertrotttoên i $ointvv ^'a tó": ^nö!en ons* ^rtc ^!Iim opwö^Ö'* ïtcf&eeft /
kra!> 'f.13. Dar gy overvloedig meugtzijn inde hope, doorde
ftet] tsH Geeftes , *CoL 1. ƒ. i^b 1 u i. Hetgelooveiseen va- Uj grond der dingen die men hoopt.ende een bewijs der dingen die cn«'«eniift. Xnra' ^ï1 toat gront1en fionnf« top befe onfc gope bafï fatten f
{jooj.^; Het geioove $oe genicpne bafïe rtronö Der bingen Die meti (*y t?eb. 11.1. fet toelfeoHSaenbient befe gronoen.
*öeifcp • Goii Vader ï>ceft boo2öf nomen alfc bi'e faftg te maften be=< de^.^SJefuajgelooben/ enJjemïieffjebbén/ 3fo{).6'.4° Ditis Stjn -s des Vaders die niy gefondt n heeft, dat een ycgelijk die den
^rj enrchoawt, ende in hem gelooft, het eeuwige leven hebbe, hi.t), j 47 1 J?i't< 1. f. Gy dié in de kragt Gods bewaert word door ,h«'Oovetüt zaligheid.
^e'*l(Ch,iflus hi-i gebuerigffjj öme Degelcobige/ enbebefojgt
l)y tr,5''-illVi)CiD/"3'0i). 17 24- Vadtrüc wil, dat daerik ben, ookdie
!<itml^,"' die gy my gegeven hebt, 5.?0fj. «2. 32. Ik falfealla tójj: ^;H • be>.-ft heiligt enöe uetoaert oe b?ienötn «Eftjifïi ten eeit=
W<j» ,"/ Cpl> 1. 14. Di; hs t >nierpand is van oniererftenilTe ,_
r, ,,Ve,kfegëti'e verloflinge , tlCin. 8. 1 1/ 1 f/ 1 6. k Gnsf^" Kelke Ö*^ -]'er taC^oö!!ï^' ftt fOT Ü&ftC zegelen, ttt'
1'he, "fUfte eenen , ï}£b:, ó. 17. God is meteenen eeddaertuÊ- g-r, 's^Ofnen.fefjjf, '8- Opdat wydóortweeonveranderlijkedin- ftirig ' welKeh.-t onmogelijk is dat God liege, een fterke vertrop-i tuii.. °uden hebben , wy , namelijk, diedtntoevlugtgenomen c. y n ' oni de voorgeftelde hope valt te houden , |;llare. 16.16. Ant ~!at m°ttcn top boen om befe [jope ba)i teïjottben ^
(, j' ®efc middelen gtbnipften : Ifortp „.% geioove moeten tópfttrtoaeïierfjotiDen/ enottfÉBe^ 'W ^t'fit JiOmfie/fêeb. h.i Het geloove is eenen vafteu grond
«0 2 der
|
|||
£44 Dethiende
der dingen die men hoopt, ï (3Ctm. 4-7/8. My is weggelegtdek'"00^
nederregtveerJigheid, welke my de Heere, deregtveerdigeRegc in dien dag geye^-lal: Ende niet alleen my, maer ookalle die z'J yeffchiiningehéfgflhad hebben. ^, , [*.] W® mOCten fOZCje öjagmtlOO? een goede confcientietë*f
ÏJOUbeil / 1 Ctttl. i. ip. Houdende geloove , ende een goede co" f rientie, 1 %0g. 3 11. Soo ons herte ons niet veroordeelt, dan he ben wy vrymoedigheid. - [3 ] ï©<> moeten Ijerbenkn aen betroofMpeticbinbinge*'?
45ob.^0tmft/ fOO in andere aljj in ons fclven, fóOttl f.4 Debevi^
dinge bacrthope, 5!aC.f.io/i i.Gy hebt deverdraegfaemheidj* gehoort, ende gy hebt het einde des Heeren gefien> dat de Heere » barmhertig is ende een Ontfermer. / (4.) IBn moeten on.ëtolptiq oefenen in öet ©oojb beöfê«K".
e'nbe inalte ChniMpepligten/ iSom. if-4- ai wat tevoren? fchrevenis, dat is tot onfer leeringe te voren gefchreven, 0P^a5heo
door lijdfiemheid ende vertrooftinge der Schriften , hope het* fouden, Bom. if. 13. ^jD b. Vr. j©at boosbeelen geeft onjSbittotrouiuen enöefetjoi*
ie ujopbanebe? ïeücnis i Ant. '<&£ voor rleelen Jljn befe t . «^
. (1.) 5^e hope ijs een geeftelp toapentuig tegen be temtatien \
55untiel^ €?ï> 6 17. Neemt den helm der faligheid, 1 CftefVn,,
Ma-r wy die des daegs zijn, laet ons nugteren zijn : aengedaeo "\$ bende de borft-wapenen desgeloofs , ende der liefde, ende tote helm , de hope der Taligheid , ifeÖ. 6. 9. ,$] (i.) tyizt boo?leercn lui» lijdfameiijkatleellcnöcnüerD^y t
T wtfjCJf. 1-3- Ik gedenke fonder op-houden, aen het werk üyfre3ii
loofs , ende aen den arbeid der liefde, endeopdeverdraegfie°\eflcC der hope, op onfen Heere Jefum Chrift um.BOttl 4 f- De hope lïjdfaemheid. «^«tf^ (3.) ®it geeft onleen grooteintoenbiaebjntgbebe?ijKP'v/
slle iwojïiat be£ felien?/ leb. 3 0. wy % ij n chriiio huis, i nd*jj|, f. jflier den roem der hope tot den einde toe vaft behouden , Sw*1' ie
tlf, 13. De God nu der hope vervulle u-lieden metalteblrjdfchap^,,: vrede in 't gelove, op dat gy overvloedig meugt zijn in de hope> dekragtdesH. Geeltes. iet\0$ (40 ©efe CfjgtfïelPe fiope geeft otrê een ffcrfce ^m\n^^
tot een tóelgeftett Cfjriftelpletoen/ igjofj*?- ?■ Een ^1»*' def» Hop; op hem heeft, die reimge hem felven gelijk hy
1 <C02.1 f. jr8. |
|||
Middag-oeffeningc.
|
|||||||||||||||||
14?
|
|||||||||||||||||
Middag-gefang op de thiendc Dag van de Maend.
Stemme: J0f, 130. Uit den diepten, óHeere, &c. |
|||||||||||||||||
*?LWu/ sfjt mijn ïlocber /
w mgnï?eiUanb en mijnheer/
fc, ?2"»ö«Bom/ mijntuoebet/
|
|||||||||||||||||
©pbatiftltaecntoope/
3Ter lief D' ban titoen naem: ï?oe berf ft anber£ fjope |
|||||||||||||||||
'fc fe m? toEnö' °f tor /as*™ nergens meer genoegen
5w? ner8«të meer bebjoeben
Y^BPbanmpfcïjepb. 't «?7w,er aB!mtjn ijert i.s Doöt'g /
|
?. 3llsf ife met fcfeione faagten /
$og foEfi 't oeen 11 6eï)aegt / ©an futt gy niet beragten U ï-iefling bietïeeb.tf Maegt <©ber 't geboet ban fonben: |
||||||||||||||||
^n roii niet tot u tjeen / &k grijp u fclceb maer aen /
fa J; ra8t & mp feer noobig / WE n bjit? bat in mp toonben /
^rapeen? op be been /, ;5>o fetgft mijn fjocp nog fïaen.
Het Leven in Temtatien.
a De elfde Dag. hei ij- 3fë ïjetïjerte oer ©eloobige aitijbingoebegeriifrfiepbm
Antejamet God , en met Chnfto de Middelaer ?
bEeittó|EEn/maer be «Moobtae rjecoen beef lïrrjb bcel temtatien/
de Heeri, in8en 0ter $m $*** b^{]crt£n/ €^' 49'' ' 7'!on fddi
f leere ,. *c nlv verlaten.de Heere heeft my vergeten,Cfai.ó3.17. b. v'r Jfr°m verftokt py ons herte , ÏÏOttl 7 '4-
|
|||||||||||||||||
ijf D°J öcfe tteeelléndfghéden ,
, j. 1 j°°? temtatien enbeverfoekingen be£&ataw?/ 1 tffaff. 0eker'„ .-"^beTimotheiimgefonden , of niet miflchien de Ver- u ni.Jo ___r .1.1 ° , i-iii r.„ j____.
|
|||||||||||||||||
\ ^Oj , 0l,de verfogt hebben , en onfen arbeid yde 1 loude wefen ,
1°°r argl'a'' D.°S 'k V|,eeiè dat niet eenigfins,gelijk de Slange Evam ^en, 0n^ ' *'"heid bedrogen heeft, alfoo uwe finnen bedorven wor- 1 *■ \tstt 7 te W'^ken van de 'envoud'igheid die in Chrifto is, z €0£. j^ntban^ de ^ftelijcke verlatingen <©0b# j toanneer <©0bt
p'' 3 * H ö,c[0Di,1L« Sictc flfgeitiefien te toefen / met fïjn genabe/
>^efu]t oe,arige, Heere ! fultgy miinderfteeds vergeten ? Hoe
aldai^e^Uat\ngefigt voor my verbergen? 31006.4. Pf- 77- 8. 9' Vr. jjg5^ri:,'n eeuwigheid verftoten. ri^nt feet -«Qn dc temtatien ö^ £>atan£*
"'Öijfc bjEpt quade aet1aere"«n begeerten, betoelfeeöe&atan "*nnde menfcfje tebertoecfien/ om öaet boo? fonbige <© 3 lufïen |
|||||||||||||||||
O.K6 De elfde
ittften te tietOOjfaften/1 <2l)20n. i1. i. Doe ftond de Satan cp, tegen
Ifraë'1, en hyporrede David aendat hy Ifraëltelde, i Co?. 7-f' Komt wederom by een , op dat u de Satan niet en verfoeke, om ^ gy u niet en konnet onthoiHen, «iBen. 3, i / 4/ f. c. Vra. i|oe fat pemanö ftonnen toeten / öat Die quabe rjeDaet£fl
ïnluften temtatien / ban De &atan sgn in De J©eDet-geboot;* Ant- ©at San men toeten ttpt Defe telkenen:
(1.) 3lnDien men öie luiten engeöagten/ metö2oefrjtpöw;
neemt / en Dat men öefetbige aenmerfct afó bpanoên fcan oe W ïe / 1 Pet. at. 11. Onthoudu van de vleefchelijke begeerlijkhe '•• ■''
dewelke krijg voeren tegen deziele, Jüom. 7. if. Ik ellendig menfche! . (2.) lïnbtcn top onstoapenen tegen öie temtatien aen / enïtftL,
gen öefetbige 0002 alle middelen itrijben/ opbatfeomsniettot1 iiaeÖöerfonDCÖ2en8en/€pI).ó. 13. Neemt aen de geheele «"P*
ruftinge Gods, op dat gy konnet wederft.ien in den booten dag Jftat. 6.1 %. giaC.4.8.Wederflaet den Duy vel.en hy fcl van u vlif *J' . (?•) fnbien top alle occafien bttcben/ 0002 toet&e fooöaj"»,
ïutïen en qnabegebagteninon>Jontttaen/ ï&ob.4. 14 E' ,0(/ niet op 't pad der godloofen, nog en treed niet op den weg de* ". j
fen, \MX$ if. Jfêtöt. 4. 7. Gy fult den Heereuwen God niet vei-10 ten. , f( (4.) 3inöien top/ tot Den bal $nöe gefcomen' terfionö öacr w,
Bntftelö jtjn / en in ïjet toefcomciiDe onc te fterfer in onfe befeeetuw, öaertegènsStoapenen/ x&am. 14->°- Davidshertefloegherf^, dat hy het volk getelthadde, Jüatt. iö. 75-. Petrus na buiten ga
de, weende bitterlijk. ^ c. Vra. Ifoe bebiriben naet öe geloobige onöer befe temtatien -pf
Ant. &p srjn feer, ontruti en berboert ban lierten / (!.'$ ,,,1- angiï en b^eefe: bol ffc^2iït en öenantotfjepb/ Som. 7 • *+• ' * ,(ic dig menfche ! i €02. 11. 7/ 8. Hi rover hebbe ik Hen Heere ^
maelgebeden , op dat het vanmyfoude wijk-n , <3IpuI. • ó. '*" hadderufte, maerhy heeft my verbroken, «Sfai. rt; ' 7- .-jji''1 c. vr. ïf oe fcan een geloobige jlg nog bertreopea in fjet«F
ttStt befe temtatien ?
Ant. ©002 befe middelen : .jrjjD
(u) 59p moeten gebenfcen öat bit is een gebeeïte ban w' $</■
|
||||||||||||
öe.£ Cf^ilïenöoms" / toaer toe top geroepen $n/ €p&»ó
|
ffO>
|
|||||||||||
Éebben den ftrijd tegen de geeftelijke boosheden in de lugr>
iitt$ 11. Oe begeerlijkheden voeren krijg tegens de ziele- jjljffl
(i.) I©p moeten geöenfeen / Dat top een groot <©berffe ^ ^ifl
öjenofe tèberfogt getoeefï/ al-ïjoetoelfonbetfonöe/ e"T #'c |
||||||||||||
Middag-oèfleninge." 247
wet oitfmebe-fjj&en heeft/ en fb^ec »002 onjsöjaegt/ feb. 2.18.
in tgenehy lelve verfogtzimde, geleden heeft, kan hy de gene die
verfogt worden , tehulpekomen , CoU 2. if J&att. 4- 4- De ver- zeker quam tot Jefum. - [?0 J©p moeten gebenfcen bat ooft defe temtatien foo ban ©ob
™°?öenöeftiert/ datwtoatgoebjhtptontftaet/ 2<ffo?. 12.9. De , ec're heeft tot my gefèid, mijne genade isugenoeg, want mijn
*ragt word in fwakheid volbragt, 2 €02, 7- 11- c vr. ïf oe moeten top cn£ telene» telwn bie temtatien i
Antw. aap moeten Defe geefielpe toapenen geb^iinfem: in>h' *' ^00-51 ÏBoo2ö moeten tu;j foo gereed hebben / Dat top tegen wt quaoe ïtttt een"^chjifttier-plaet? toeten op te béngen / €ph. j_'7-.Neemt het iwaerd des Getftes , 't welk is Gods Woord,
**>att, 4. 7. !cfus fèide, daer is gefchriven. ËiüL1'-' ™% 'Hiwtai eenen goeden moeb grijpen op behuïpe <©oD}>7
we met dappechepD orirf tieten tegen alle temtatien aen/1 Oio:. 16. aal?'?- Waekt, itaet inhetGeloove, houd u manlijk, zijtfterk.
H,h ^- ,c- Vorders, mijne Broeders, wordet kragtigt in den ^re» ende in de fïerkte zijner magt. ïjoiin'1 ^ moeten öe minfieffamen-fpjaefeenoberleggingeniet
abftii met £nbe.onr onfe qtiabc tuften / maer terfionb bie afê En» c kpanoenberoojbeelen enfoefcentebempen/ €ph.4- 27. Seeftden Duivel geen plaetfe, "^faC. i. i J-.
nrn\tl ®? moeten onfen tocblugt nemen tot gebeben/ enbe €>ob
kin&l ^ ^nfp^fcen/ Matt. 6. 13. Ende en leid ons niet in verfoe-
ren maer verloftons van den boofen, ifet.4. 7. Zijtnugte- b ^en4ew;u;kt in de gebeden. bie v,0r„ j^Kft be gefoonige anber*? geen temtatien uj>t te fiaen afê
fwiten*! : toant te ï?eere heeft ooft fijne temtatien, foaermebe Vctenl |'0nbigebefOeïit/ 2€h?on. au. God verlietHiskiaomte
inv»>-r , Vat inz.il" herte was, JRatth. 6. 12. Heere leid ons niet Am *^etl«'foelita5obbegetooiime>
r 1 w-^nfonberheyb op tttiee manieren: mlm■ .mV'iWenrfiK' ató ha haer in eiïenben teet ballen / enbe $n en he f -^ 3l,D>ö- '|- Doch nu heeft ons de Heere verlaten,
ftjj V °'ls >n der Midianitenhand gegeven, Clat'49.13. Zion
f' !e "eere heeft ons verlaten. fcnïfcf ha» ^ent1l"s • aI.s«5ob met fïjn geboelige gunff enbe genabe
laetmv ^^bergefoobigeboozeenttjD/ ff, n9.s. Enver- 'vnietaltefeer, ff, f 1.14. "
<® 4 c- Vr;
|
|||
%4$ De elfde
e vt. I.üibefe inwendige bertatinge een toeg-neminge ban w
«Beeti oer toebec-geboojte enDe Des gelaofë i Antw. Heen: toantDegeetï topt nopt tan De fcinDeren <0oD£ / i 3J0Ï). J. 9. Hét zaed Gods blijft in haer, i get. i. 2 3. jt>f. ƒ i. 13;
En neemt uwen Heiligen Geeft niet van my. b. Vra. i©3t \$ Dan defe geeftelijke verlatinge ?
Ant. $et i$ een ontbeeringe ban Die geboetige lieföe <6obé / föf
fcat De geloobige niet ftan getoaer. toozoen Dat <©od fijn >j3od i$ / 38eC»i7.17 En weeft my niet tot een verichrickmge, ^jltDiC. So°
de H^ere met ons ware, hoe foude dan dit alles ons zijn overkonK0' 3Cob. 13.24.
a. vr. *$$ Dit een eïtenbigen tïaet Der siele ?
Ant. Sagantfcb ellenOig/ toant öcftinbecen *ï5ob^ fcïjnncn D^f
afë in Dê ï)e([e te leggen / #f. « ■ ó. 3 • De banden des doods hadde»1
mv getroffen, ik vond benautheid, ende droeffeniffè, 3!ob» ;o *? Mijn ingewand zieden, endeis niet ftille : de dagen der verdrucki"' ge zijn my voorgekomen , J^f. 32 ii.JPf. 77.3. c. vr. 3©amr.ntfDitfoaeengrooteellcnDe*
Antw. <©m Defe vier redenen, [1.] ©t't fê een ellenDe Die de
ziele fefbelijD/ nuljetiijDenDcrjieleisifjctjtoaertielijöen/ $i°°' 18 14. Een verflagen geeft, wiefaldieop-hefren*' |?2Qb. 'f- ''»
Door de fmsrten des herten word de geeft verflagen. [2.] <®J11 &", ónfe groottie Vriend, onfe God, ais onfe bpanD Dan too:D aen3£'
tnetfit/ 3I0.Ö» 10. 16. Gelijkeen felle Leeuw jaegtgy my, gy
keer'
Weder en ftelt u wonderlijk tegen my , Pf. 38. 17. Uwehitf'^
toornigheden gaen over my: uwe verfchrickingen doen myve, paen, "üob. 34- *9-"Eï«3 «©m °at De Duivel hier toect onötf'.
f^eten / enDe De menfehenfoefet teDocngefooben/ Datfe beroo?"', füllen tooien/ enDe Dat Daeroiti als ftaet «6ouS-Dicntï£ bergeefVJ- ja Datfe totftaer jtoaerDerberboemeniffefattint-ballen/ Pf. 7 3-! '„' Immers hebbe ik te vergeefs mijn hertegefuivert, ende mijn haf' >
ïn onfchuld gewaffchen,2*E0?. i.io/u. 3LltC. 21 31. De Satan h^, u foekeii te fiften als tarwe. [4.] <©ltl Dat De fmaed CT1 i'p°l" menfehen op fooDanige fleben balt/ 3!ob. 19 • 1 $■ • Mii ne Huys-gelJ ^
ten ende mijn Dienft-maegden agten my vooreen vreem ien, bf> ^
17. Pf. 88. 9. Mijne bekende hebtgy verre van mygedaen, gv" my hen tot een grouwel gefteld. m b. vr. ï©aeromveriaetGodDegeloobigeban®ngeboelig^öu
ftt i Ant. De oorfaken Jtjn Defe: '..
[1,] <©m Datfe eenige grobe fonben Ijebben begaen: 3^'v£t-
Öetgïï: "Hoe vele misdaden ende fonden heb ik, imektrnijn60^.
|
|||
Middag-oeffeninge. 249
redingenendemijnefondenrny hekend,<ïcfa.<S$.ie. Syfijn weder-
pannig geworden; endefy hebben zijnen H Geeft fmerten aenge-
aen'• daerom is.hyhaer tot eenen Vyand verkeert, hy fdfs heeft te
se|ihaereeftereden.
£*•] *Sod Doet Dit/ op Dat Degetoobt'ge fio bemeberen fotibe /
«noe tjem fefben rent leeren feennen/ Pf. 3o. 7. ik feWe wei in mijnen oorfpoed, ik en f31 niet wankelen in der eeuwigheid, bC8. Maerdoe
E? u aengefïgte verbergdet, wiertikverfchrikt, 1 «Ehzon. Ji. 33.
e Heere verliet Hiskia, opdathyfoudefien watinzijnherte was.
fïri ®P &8**0? '©olisf Itefbe / en fjet gcboeten tsan fïjnö2tenbe*
^pap Vaat fjoager fouDrn leercn agten/ Cant. j-- 6. Mijne «iele ging , van wegen zijn ipreken, ikfogt hem, Pf. ƒ1.14. Geeft my we-
er°m de vreugde uwes heus. . [+.] ©p Dat bij» ons in f>et toefeomenbe fojgbulbhter fottben
lintf'"' Dat ^ acn on,"e 5ÖDe De liefDc-ptigten ontrent <©oo niet »CCI|J(5 fiomen te üerfuametl / ^f. 80. 19. Wy en lullen van u niet
c,ruggekeeren , tCoj. 7. n. hmVr- ^tjn het alteen begefoobige/ ötc ttan <ï5oö 0002 gcetïelrjfee
w'atmgen tooien bcfagt*
fitttt?^- ^Ök fQmm'lJe onfierboo2ne en trjb-gefoobige / eenige
m?t pne aeeftelpe gaben ontfangen/ alfoo tooien fnoolsbefogt
2>g,.Ver'atingen, 1 ^atll, 16,4. De geeft de sHeeren week van Saul,
o0„'7lT- ^jeefj. ü.3. Menfchen K.ind,vertrekt by dagevoor hare tftw *®at onberfcfienb i$'tt ban tuffchenbiaregefoobige/ en
ju.y<iootiijje ï bcfe^', ^e toare geloobige feonnen haet fetben onberftftenbcn uit
luikenen:
Srtonl^ Bobfoofe onaeboelrjfe gaen/ foa Magen en tonen be
ÊrooduBe^£r?teöcf*toèrIatm8e<ÖoDsi/ '3ob.?.14. vWmijn ftort al °ml' rn'lne:'ï:lgtingen, ende mijne brullingen worden uit^e-
da? * water, 'gf. 4*. 4! J&f, 80.6. Mijne tranen zijn my tot fpijfe s en nagt.
'Wi^ÖD-geloobige roemen geen groot berlangen na troofï/
9e/^r reSt-getoobige hebben een groote begeerte na bertrootïin* • bf. ï 2' Ge"Jkeen nert Schreeuwt na de waterftroomen, ÏÏOtn.
klt^l "f* on&erboo2ne foefien ttiet&anthaerruftintniabe mib*
'anae'/ wa5 De feinö^en «©aöjSfoefeenDoojhentigemiDDelenfoo oen/ ©Ij öatfe haren «DoDtoebetom ïn genabe hebbengebon* Rijtje l' *77- J. Ten dage mijner benauwtheid fogt ik den Heere,
nd w» des nachts uit geftrekt, eade liet niet af, €fat.
<©. f 46. i.
|
|||
afo De elfde
£4.1. Och, dat gy de Hemelen fgheurdet, dat gy neder quaemt.
(4.) m$ <©oD ban De gobloo|fc brfjfct/ foo tornt hp niet toeDet*
om: JEaeratgïjnDebjomebertaet/ fboté'tmaerboojeentK^teii ttjb/ 4Sfa.f7-7. Voor eenen kleinen oogenblikhebbe ik u verlaten ■
maer met grooteontfermingen fal ik u vergaderen, i^Of. f. 15*. b.w. ï|oe fbube een ödofaliöc stele (13 fionnen tertrootïen / W
totjle Öie geeftelijke verlatinge nog Op ï}aCC ij! *
Ant. ©OOJÖCfegedagten : (ij ©at Dit $ bet tot Der atDerbjoomiïe getoeeft / en nog v>
€|)#u$fe[be beeft alDusSberfogtgetoeett/ <Pattfj.17.46. M'jJ1. God, mijn God, waerom hebtgymy verlaten ? Pfal. 31. l. 5'r
é. 4. De pijlen des Almagtigen zijn in my, welkers vierig mijnen geeft uitdrinkt. O ) ©at <©oD niet meer al£ rjet geboden ban fïjn genabc o"1'
trefct / maer Dat hp ebentoel Dan nog fei en blijft De bjienb ban» fijne/ <£fai. 49. 16- Siat ik hebbe u in beide de handpalmen gegr*
veert, Pf. ii. 10. v (3.) ©atbefeellenbenietamjbbuerenfat/ maer bat top <ÖJa*
aenfeïjp in b?ebe nog futten tien boo? on^ fïerben / Pf. 17 • < ?: s°( ik niet en hadde gelooft, dat ik het goede des Heeren ibude ficn in n ]
land der levendigen, ik warevergaen, Pf. 4z. 6. Wat buigt gy u n, der, ómijnziele! endezijtonruftig in ray ? hooptopGod, vva ik lal hem nog loven , voor de verloflinge zijnes aenfehijns. « (4.) ©at €>oD fijn befïemben tijbljeeft/ DieboojonjSDeb^
i$ i in toetfce fjp fïjn cunfte on? toeöerom fat Doen geböeten / €t 3 p 18.Daerom fal de Heere wagten op dat hy u genadig iy.^CffU^L.
a. Vra. $oe moet ftj-een geloobige sielc b?agen in Defeveri»'
gen, omniettebestotjfcen/ macrombeiïoft te tooien'? Antw. ©e getoobige moeten Defe middelen gcbnipfcen: ^ \ (i.) <©nmoetonDerfocknomtoatfonDenOe^cercbanttWlie pp Dat gu Defetbe meugt natatcn/ 'Job. 13 13. Heerc maekt & fonden en mijne overtredingen my bekent, DJOf.f. if
|
||||||
(i.) ïBp'moeten onbertttffrfjên/ afêteg niet fionnen met*,/
ieben Doo? gevoelen, foo moeten ton Doo? 't geioove foeften te» t.p Ï15eb. i'. 1. Het geloove is een bewijs der dingen die men "'
liet, Som. 4. 18. Abraham "eloofde op hope en tegen hope- ^ ;.(?.) 3©n moeten onbcrtujfrljen al bu'jben op «SoDji bjeg^" 'tcli/
in De ptigten Der gobfaligïjepb / era Den ilecre Daer in te fc^r vbt en aen te grijpen/ €ant. 3.3 De wagters vonden my, ik i»a k1<;l:ft gv dien geilen die mijneziele Hef heeft, Pf. 63. 9. Mijne ziel
«agteraen. Pf, 66. 18. mnté^ (4.) <©p moet «öoii biertglp biDDen/ Dat ïjp$n»?tt" (I^
|
||||||
j. „ Middag-oeffeninge\ a?i
;5|ö?utoeberomlategeboelen/Pf. ?$-. j. Segttatnrijneziele, ik
<;"''] > pf. 17.9. Verbcrgtu aengefigte niet voor my, Pf. 80.
" c^ §♦ O tjeere iaet u aengefigt ligten. Middag-gefang op de elfde Dag van de Maend,
Stemme: pfat. 6z. Hoe ièerdat mijn ziel, &c. 1 • \ M «n jtet toa2b bagelps gequetb /
ivl ~"^00?de"sSAtansltfionttïetb/
•*• y-l t|p toerpt mp in beet qua gebagten:
»|eer toomt oerf ©upbetë liften in / "--;-". aert mijn ïjert / mijn oog / mijn fin: M$n toapenenjijn niet ban Magten. *• Mijn M too^o tot be fonb' gebtepb /
^n üooj het vieefch fomtijb? berlepb / Wt taerfit in mp beet quabe tuften: Scf"! aeifnnpf)iitpeboo2U4&eeft: . ®an fat i& mn gantfclj onöetaeeft / 51 en ftrijbe oapriertijfc toe- ruften. J' J^yiuterfjeeftnogeenanbernoob/ "e wereld toonb eet> bolle fcïjoot ga» toeugo / om mp tot 't quaeb te lepben: S«n inapentm"bogboo2u l©002b/ ^ mp d wereld feomt aenboo?b / ^an teo;ö j-R nopt ban u gefrfjepben. d* Mijn Bielfiomt nog in meer berbjjet/ *>« Goh mp felfé ben ftrgb aenbieb / Sr" at?' [jp mn fdjijnt te bertaten: |$ %er! fchcon bat gp mp maer proeft / ^9n Stel ijef öan te feer bebjoeft: •C^ft nont afó of gp mp foub ftaten. |
||||||||||||||||
Het Leven tot Gods eere.
De twaelfde Dag. |
||||||||||||||||
a.vr
Aflt.
|
||||||||||||||||
3$ Fjct genoeg afê top <0ob in on£ ïjerte fjeptigeitf
|
||||||||||||||||
<©a£: **een / maer top moeten ooft imttoenbig boo2 i>c menfefjen
4tinC e.ere ^er&2epben/ 1 €02.10.31. Het zy dat gy eetyhet zy dat gy
43 • 7 ' T?et Zy dat ^' 'et an^er* doet, ^oet h& al ter eeren Gods, <2cfa^ Pen héhl " yC*er ^'e na mÜnen namegenoemt is, ende die ik gsfeha- |
||||||||||||||||
%c
|
• Vre'1ïS'inenlof verteüen, &pn. t. 6.
• wat moet men boen om «Poos1 eere te berfyepben i
|
meert,
|
||||||||||||||
Ant.
|
||||||||||||||||
2<5i Defwaelfde
Ant. ï^fet toe 30« infonbecftepb öefe Dingen noobfg t
[ i. ] ©fit top dankbacrheid bCtotjfen flen «30D U002 aHe lichame-
liiketngeeftelijketotlöaDen/ i ®:fjCff-f- i8.Dankt"Goainalies, pf 5-0. 14. Offert den Heere dank. [ 2.3 ©at top openbacrtp Go is naem belijden feot^ be mcnfl'ii/
1 P^t. ;• if Zijt altijd bereid tot verantwoqrdingcaen een yg.üiic
dieu rekenfchapaf-eifchtvandehopedieinuis, Pf 107-ü. Datie lof offeren, ende metgejuigzijne w<rken vertellen. [ ;. ] ©at top D002 tm QOtbm toailöel zi)n geboden gehoorfa-
men, ^fotj- if- < Hierin is mijn Vader verheerlijkt, datgyvele vrugten draegt, jJUatt.j-. 16. Laetu ligt fchijnen voor de menjehefl opdat fy uwe goede werken mogenfierr, endc uwe Vader verheer- lijken die in den Hem 1 is. [4-3 ©atto» OnfebCtOftebetaïCnPf.;. 16.18 Ikfal mijn belof-
ten den Héerebetalen, nu, in de tegenwoordigheid van al zi)n volk > Pf. f o. 14. Offert Gode dank, ende betaelt den Alderhoogften uw" beloften. b. Vr. 53ati.ÖDedankbaerheid? Ant ïfet i.s ?en openbare erkntemffc bat <8ob Sc genabige Ge-
ver ijs ban al rjttgoeö bat teji Rebben/ Pf.ó6. ió K-omt hoi rttoti ógy alle die God vretft,iki,d u vertellen wat de Heere aen mijn zi<-" legedaen heeft.Pf, 11 f. 1. Niet ons, niet ons, maer uwen name &f de eere ,ï;Cirtt. i 1. ?6. a. Vr. i$Paer.ïmrj2moetentopbanfcbaettoefen?
Ant. JDooiaiïebefctoel'laDcn: [t.3 ©oojallegceflelpetoclöaben/ «èplj-M-Gezegentzy^ God en Vader onfes Heeren Jeiu Chriffi, die ons ge zegent heeft rnet
alle geeftelijkezegeningen in den Hemel in Chrifto Jeiu, 1 pet ' 5 Gelooft zy de God en Vader onfes Heeren Jefu Chrifti, die ons he'-f1 'wedergeboren tot een levendige hope. [ ».'] 30002 alle tjjbCltjfeetoèlbabCn/Pf.'°3- f- Dieuwen mon<*
verzadige met het goede : u we jcugt vernieuwt als eens Arents, y\' 91 6 O Heere , hoe groot zipi uwe werken [ j.] ©002 alle berloffmgen lipt aïlevlcy ellenben/ Pf. 103.4.01*
u leven verloft van het verderf, i *£02 i. '°-
b vr. ïfoe moeten top öanf*aer5tjnto02 alle befctoelöabcn?
Ant. !©p moeten op befe maniere banttiaer 3tjn: rt [. 1 3 Met ons herte moeten top erfennen bat al bit goeö on? b»'
<{5ob fcomt/ met om onfe berbien ifen/ maer upt fijn onberbienbe r IiabC/ t Pet. 3.1 f. Heiligt den Heere in uwe herten, Pf. 115-. i. N'1-'
ons, niet ons, maer uwen name zy deeere. rt [i.3 Met onfe tongc moeten top bp allemewfchen tyetw.
|
|||
- Middag-oeffeninge. a>J
W^m/ enae oe eere^oöisiaifooberbjeiben/j|ïarc.$v 19. Jefus
• ga.-tt henen na u huis, tot deuwe, endeboodfchapthaer, wat
gtoote dingen u de Meere gedaen heeft,en hoe hy fig uwer ontfermt flwff, iPft>i-9- Gyzijteen heilig volk, om t,e verkondigen de «eugden des genen die u geroepen heeft. *• Met cnfe Godsdienft, firn in bpfonöere oeftèninge in onfe
goeden, flf<sinöeopenbaregeoeDenöer<6emepnte/ Pfal.43,4. ü*t ik inga tot Gods Altaer, totden God des blijdfchappe mijner
erheuginge, endeu metde harpelove, ó God,mijn God ! PfalttU /j'6- »3. Ik fil den Beker der verloffinge nemen, ende de naem des '•«eren aenroepen. b- Vra. ï©at moet oitfbetoegen tot öanfcbaerftepöaen<0ob*
Ant. ©£fe Beweeg redenen: [j.] <©0D;5 weldaden jfjn tnMt
?*erbienöe gtinfi aen ons fonöige en bcrboemelpe menfcfien
"rwefen/t0ên.3i.io. O God, ik ben geringer dan alle defe welda-
,'SQeden, ende dan alle defe trouwe, die gy aen uwe knegt gedaen
cbr, J^um. 1.14. Wy worden om nietgeregtveerdigt door zijne ge-
>j.a^e' t»-i «Bob eifcht Defe banftbaerfjepö ban on.safë een berge!*
.'"Be boo? alle frrne toelöaöen / enöe neemt een groot gebatlen öaec "% 51)11 öanhbaer Jljn / $f H- lj.Wiedank-offeitdiefalmvee-
<•*"• « Cfjeff f. 18. Weeft dankbaer in alle dingen [3.] <©0fi «50b té \J* bertoomt op onbanlbare ïnenfcficn; enbefeomt ban fijn teel*
J^en SBCgnemen/ 5B»eUC.?ï.ó. SultgyditdenHeere vergelden ,
J» ^Waes en onwijs voJk , ifnf i. 8. Daerom fal ik weder komen , he 'n koren wegnemen onfijnen tij J,endemijnen moft op zij- vi gef-ttentijd; Endeik ial wegnemen mijnen wolle, ende mijn s> dienende om haernaekfheid te !-i:rdecken,^5fai 1-3/4. •Vf. ÏDattè debelijdemffe ban <©oï# ©aem i
w"tvw. 3&tti£ een openbare beéententffe ban De'öoalpetoaer* Oq?' cn ban ïjet gelorbe 't toetfi top ban «5oö fjebben/ #f n 8.4.6. lietr L '^ voorKoningenfpreken van uwegetuigeniiïên, ende my
ket .mtn' Mait. 10.31. iCftn 1.8. Enfchaemtudannkt a |f "igeniflè onfes Meeren. tejbvï fP*0Ct mcn öa!* &•" attc menfefjenban be Religie beginnen
w?i Ken ^ een ?„c- J&enmoct boojitgtigïieiö ctcïiniifeen bat be Religie niet tot
ïè'-Yn Df ^ö^ t(jb-berti;tjf en toerö? / en öaerom-moeten top agt Vd toaer fjet fïigtig[tjfi fat $M JEattïj. 7.6. EngeejShet Hel- len 'n »on-"rl "iet, nogte en werpt uwe paerlen niet voor de fwij^ b 'vïltL0j. i. i7. tere if Wanneer öient Jefeetfjdemflê der Religie mecfï tot «DOöji
' m bat men öan niet en mag 3togrjen i Ant:
|
|||
1^4 De twaelfde-
Ant. SDljs be ttjöen Sebaetltjfe sijn / enbatmfnbaer.b002lmteft#
fttjabefoubeitfimenteltjbeningoeDofbfoeb/ MpÏÏh id ia Gy fult ook voor Koningen en Stadhouders geleid worden om ïönndÖ
wille, i J3et. j if. Heiligt God den Heere in uwe herten , enzijt altijd bereid tot verantwoordinge aen een ygelijk , die rekenfchap van u eifcht, van de hope die in u is, metfagtmoedigheid en vreete' b. Vr. Mm «roti öan in foo een boojbal niet blugtcn i
Ant. ï|et blttgten té seïjcct niet onscoo.HDft /' al^ gtftmetö* flïjieö met nabeet ban Gods Ketke, en ban fijn wa eih .-{■■■, jFiatth' 10. »3. Wanneerfy u dan in defe Stad vervolgen, vlied in de ander-i
gjOf). to.?9.Sy fogten dan wederom Jelum te grijpen, maerby oBP ging hare hand, 1 Steg. 18. 13. c vra. ï|ne fal men Ijet öan maften/ at<? men om De befhijdenifó
van de waerheid in gebaar fcomt ban ongitnft onber. bjienben en magen/ ia bat men boo?|tet berliejïbatt goed en bloed ? Ant. <©e goblpetaaerhepb moeten top foo beclagten/ batte?
baeromalte^gaernebjillenberliefen/Huc. 14 i6. indien iemand tot my komt, ende niet en haet zijn Vader en Moeder, endeWijfei»
Kinderen, ende Broeders en Sufters,jaook fijn eigen leven , dieC kan mijn Difcipel niet zijn, $e6. 10. 34. Gy hebt de berovinge vrf uwe goederen metblijdfchap aengenomen , wetende datgy hebt i"1 ufelveneen beteren blijvend'goed , PJ}iI. 5.8. 9. c Vr. ©at rebenen ïjebben top om onverre tot foo een belijd
niffe bertoaerhenb teberenben i Ant. $ter toe nebbrntou befebetoeeg-rebenen: (u) W)}ftebben «5ob£tafïengebob/1 pet, j-ij- Zytaltijdbjv reid tot verantwoordinge aen een ygelijk die rekenfchap af eiW»
van de hoped'einuis, t (9Tim. 1.8. (x.) tykt boo? fconncn top é0,
feer berneertiifcrn/ baer anberilniS €>ob groote oneere fonbc toert"-1' aenoiebaen/ Pljlf. '• 10 Chriftus fal groot gemaekt worden in rn'UJ
lichaem , het zy door het leven , het sty door de dood, % Ui'. 9 l ' $00 wie mijns , ende mijner woorden falgefchaemt hebben , di''|3 fal de Sqne drs Menfchen hem frhamen , wanneerhy komen f»' zijne bèerliilcheid. (3.) ©jt bient getoflbig tOt overtuiginge V'1' be bpanben ber ïterfeë'/ totinwinninge feantmtoetenöê/ enoe^
verfterk-'nge ban be steafcgeïoobtge/ pfjil.«. 11. ik w ;i dat gy «fej Broeders, dat het gene aenmy isgefchied , meer tot bevorder"'V
des Enangeliiims is gekomen, $jjiL i. 1 f- Op datgy meugt oO ",( rifpeli]ker,deopregtzijn , kinderen Gods zijnde , onftraffelijk'j\i, midden van een krom en verdraeit geflagte: onder welke gy 'l''' y net als ligten in de wereld , bet£i6. Voorhoudende het woof '.,.■ levens. (4) (02oote Moften Jjrttëen top o» een onbebö
|
|||
. Middag-oeffeningè. a^
OEirjbpniflre oer toaerhepb / enooftfchjicMpeöOTementen/ op
ö« terftijim ban befe pligt / JMattg. io. ?z. Een ygelijk dan die
TOy °eli|(}en fal voor de menfchen, die fal ik ook belijden voor mij- nen Vjjej. die ;n <je Hemelen is , iltt. 9-16. bA vra. i©at 3tjn be beloften bie men «5oöe moet betalen i
jAntw. ^et sijn berbinteniffen ban onfe stele aen<©ob/ baertn ?£ WW felben berprigten / om ie$ tereeren <©obtf / ofte tot fïtg* i'% ban anbere / of ban on£ felben tipt te fïtiïen toerfeen tn bet on* ^röwiDen ban fijne geboben/ Pf. 119.5-7. ik hebbe gefeid.dat ik Woorden fal bewaren, Pfal. 119. ïoó. Ickhebbegefworen, en-
. «1 het beveftigen, dat ik onderhouden fal de regtea uwer gereg- ^d, g-of.4ir- 4
vr. ïÊaer ober tooien befe beloften gebaen i
Ant. ©ber befe ttoee bingen: u,!' •) <©fte / ober be platen ber «Soöfarigftenö in 't gemeen / aljS
'ni «5C{, tjfiooft / bat men in alle fijne toegen fat toanbelen / en ** «ien aiïefonben fal laten na bermogen/$f. 119.106. ikhebbe ^Woren , ende fal het beveiligen, dat ik onderhouden fal de reg-
^ Uwer geregtigheid , zjRegVtï- 3. De Koning ftondt, ende der.ej?e een verbond met al het volk voor des Heeren aengefigte, om *! "eer? na te wandelen. tei!*) <©fte ober een bpfonberepligt/ omeenigebpfonberebetigt
hsUe,1/ °f^ fonbe toe te laten / «5en. 28.10. Jacob beloofde een
ket! e' feggende, bersn. Defe fteen die ik tot een opgeregt te- Vgj.1^e*et hebbe, fal een huis Gods zijn , 5?0Ö»3i.i. Ikhebbeeen 'envj1^ met m')ne oogen gemaekt, hoe fbude ik dan agt geven op 4r- %; toat orcafie toojöen befe beloften gebaen ■?
C ,nf' 23j? befe occafien:
DQft ai*$ mm tu1n tfI5oD een'Se bpfanöere toefbaeb bertoagt / of
Hil*'nicneenigebnfonöeretocïöacö heeft ontfangen/ <©en. *8. Ik (-„]' war.neerGod my behoed fal hebben op defen weg, J0f.66\ 14.
ttiijr, ^'Jie beloften betalen die mij n lippen hebben ge- uit, ende eeft geiproken, doe my bange was, Pf. 116 1'. sïjii / „*f£ bw m eene fotemnele plmht be^ob^bientisibefigft
%L"aaielijFj ontrent be f. Sacramenten / ontrent aebeöen o? tond v" EtC' il^^?on* 'r- 23L Alle het voIk trad in een Veï-
(, \^*$ '4- Sy fwoeren den Heere, zïïeg. ii. »/j. te8tn ^ •' to?1 erftens? itoaerliifehebbenobertreöen/ ofteafato?
v%0nEdem3eobertreöingebfb?éefi3!jn/ gfoo.31.1. ikhebbeeen ï. y,. ^'^raijne oogen gemaekt, j^f. 119. 106.
' M*t genoeg bat men €>oa een belofte boet*,
Ant
|
||||
2<><J De twaelfde
Antw. l©p moeten jfygbuibtg toefen om onfe beloften <6obe tt
fietalen' Pf. 76-o. Doet beloften, ende bttaeltfe den Heere uwe"
God, CCCl. f. •!• Pf. 116. 14. lkfal mi|n beloften betalen. b. Vr. ï©aerom moeten top onfe Moften foo fojgimtbïgltjft bet*
len? I Ant. <©e beweeg-redenen stjnbefe: (i.) ©e Moften maW
een banben fcfjulö ober De stele/ Jgum. 30.2. Dezidcword mt< een verbintemfle verbonder , 5J0f. 24.22. Gyzijtgetuigenover11
felven, dat gy den Heere verkoren hebt om te dienen. (2,) "&1 $eere berfeuit fïjne groote Mofteaen on£/ foo t^ 't Dan biiïife Dfl'
ton ooft onfe Moften berbullen aen Mn/ €fai. 34.16. Soekt in he' Boek des Heereti, ende leeft niet een van defe en falder feilen, Pf. %1'
bf. f. Uwegetuigeniifcnxijn feergetrouw, 2 C02 1.20. (3.} S'J ^eere ïjeeft een groutoetban alle balfcfjepb / bpfonberlpafêw
balfeljepb tegen hemfoubengebmpfien/ <£fa. 30.9. Het zijn ïeuge"' agtige kinderen , <S;fa. f7 4 rt
a.vr. Man moet men onjiöanöe Moften fjouben als öaerfl^
fc^aöetaftMf .: Ant. 5ïat jPf» 15"- 4 Heeft hygefworen tot zij n fchade, evenw* f
en verand rt hy niet, ^fof. 9. 18 . b. Vr. naoct men ooft be Moften ïjonben / al£ men Daer Doo? ^
fïmDetoojaaengelepO* I
Ant peen: toant nopt mag men een banb tot fonbeïjouDf»
maer ban moet men ote quabe Moften / boe eer hoe liever titWe
1 ièam. 2f- 34- Davidfeide,'ten ware dat gyugehaeftet had, e" ,
my te gemocre gekomen waert, foo en ware Nabal niemand ovC gebleven, 1 ,^>am. 14. 4n a. Vr. ï)oe too:b töob.s eere berber groot getnaefct i &i
' Ant ®oo? be geïioojfaemhepO ban fijne geboben tn cengofllir
ïigetoanbtl/ iiiaattf).f. >6. LaetuligtalfoofchijnenVoorden1^,
fchen, datfe uwe goede werken mogen fn-n, ende uwen Vader pi,
fen die in de Hemelen is, €)$•*• 2/4/5- ^Olj. if.8. Hier in is«"" Vader verheerüj kt, datgy vele vrugten draegt. ,.|) c: vr. fl?>at ken teikenen ïjeeftfooöantg een geïjooïfacimjepö*
<©ob;Sï©etten* ti< A nt. ( 1. )?1!ÏS men op de minfte kenniffe lian <60b)S ÏDet/S^1 y
te geliootfamen/ Ijebbenbeeenbonmemen om af te fullen boen• y
top berttae n fullen <©ob£ wil te 5tin / • Pet. 1.14- au gehoor* kinderen 2ÏCt.9 6. Heere, wat wilt gy dat ik doen fil. .$
(2.) 3Efê men in alles fonber iiptfonberinge «Bob? finrffr^ i
J002faemt/ ©eut. f 3 3 ■ In al den weg die de Heere u gebied, W ,,(; |
gaen,]^eb,i 3.1.8. Als die in alles eerlijk willen wandelen. Jpf'^'jjl* |
||||
^
|
||||
t Middag-oeffemngeV ïfjf
J£0 Hfetogfeerbegeerigsfjn/ om bagelfjï^ meet eri meer ban
inr ^*'1 teiJCr^iaen / PT. i19. 33- Heere leert my de weg uwer
"gingen, aiet.97. ^[■Mllis fop (©oöji wil en Wetten mm agten afê al net etrö^ïje/
«lenbe ftebee feifê ïjet leben berliefen / afê «But$ ï©etten te obefc, f„,°ftty9l!ct. f. 20. Menmoet Godmeergehooriaernzijnals dömen-
>.®ari.;.is.
• Vr. !©at moet ong bebaegen om <©oote gehuojfamen i isi> "^ef£ beweegredenen : [i,] <©üb£ authoriteyt en magt
i* «tOOt/ öie Dit eefiieö/ 3&al. i. 6. Ben ik een Heere , waer L^'jnvreefe'^jer* 18. 6 Gyzvt als leem des Potte backersismijn iu^a , feid de Heere [ï.] <©0b£ weldaden jtjtt Rttnigbuibig/ lc tWfe geïtöojfaemhept be-oogen / Hom. ia. i. ik bid u om de
^hertighedenGods, 5Ü1C. i • 74/7f- [J-l Ï©P 3ÖH 000? beet
Wip . hfln 8inö^6e«n aenberbonben om<0ob geboojfaemtè
{jelEH3tjtl/3(0£ï4. "• Gyzijtgetuygenoveru felven, datgyden.
wlre verkoren hebt om hem te dienen , ï$eb?. 8. io. Dit is mijn %r£nd- t4,:i ^eI zeiens 8omt ben gehoo?famen obec / «tóe
jCneioIeÊfen treffen oenongehjoo?famen aen/ ï|eb. ƒ. 9. Jsfusisai- fcex» ^en> gehborftem zijn* een oorfake der eeuwiger zaligheid
fcliif°rden' * 3|0&« 3- S^.Die den Sóneongehoörfaera is.Gods toorn i^ophem. «ïiddag-gefang op de twaelfde Dag van de Maendi
.Stemme: f>f,S. ÖonfeGod, en Heer, &c. '•Tilt teil/ trajnflBoö! ueeral|ln£berb2epben/
f J©clt mn het inert en tong baer toe oerepöen: i-*- &it u in at be loogde eer niet geeft /
JjS gantfeh ontoaerbig bat ftp langer leeft.
u <3fc tuit tioo? 't minfi' en 't meeft' it banfc betofjfeiu . -|r bril u goebhept en u toaerftept p2tjferi.
£öp hebt be eer ban bat ife leef geforib:
Jh roem a fteif ban 't jalige ©erbonb.
i ?• ^antoili&nogugrootennaembelfjben/
t ©eïoof en b?eefï getn menfebelijfe fcerfrljben /
^.fi fp^eefe van irtjjc IlDet boo? fclein en groot /
4fifp2ee£ voor u in 't mibben ban be Dcob.
|
|||||||||
^4. H^tjn tonn i«s niet genoert om n te roemen/
|w tfe met toaefftept u mijn ©aber noemen / >t>0 moet het leven fiomai bp be leer,
|
|||||||||
'^0* tepften bat gn $t een ftentfg $eer.
* $eb ift belooft berbet'ring ban mrjn leben / |
|||||||||
2$S Dedevthiende
<©f Dat ffc aen ben Innen pet fat genen /
<©f eemg plt'gt / of eenig ariber bing / 3P& fat 't betaten fonber minbering. |
||||
Het Leven in ons Beroep.
De derthiende Dag. 1 b. vr. J&oet een Ctpitïen aïttjD bê)ïg jtjn met De pligten ban S0*
fattgftenö/ enbebanfèobsS-DtentU t
Aot. «genCfjjiften moet atttjo gobfalig leben / tnjgatfoo/ &£
ï)P |ïg mag, en moet oefenen in een eertijfc beroep tan Dit tijblijftlc'
ten/1 Coj./.io. Een yegelijk blijve in de beroepinge.daer in hy JA
Go lis geroepen , i (3Ttm. 5". 8. Diedezijne, en voornamelijk*')0 Huis-genoteh niet en verforgt , heeft het geloove verloochen'' *C&6JM- io/ii. a. Vr. Itiaet pbee een fia in een fefter beroep oeffenen i .,
Ant 55a: SMitbetebigpbbaert niet anber.safë beet c^a^
a(Sfjefi"«J- 11. Wy hooren van u, dat fommige onder u ongefeb»''
wandelen, niet werkende, maerydele dingen doende, 1 l4TFjCff»4"x a. Vra. ^g*n alle beroepen be£ ïetiertë g'oeb en geoojloft i ^
Ant w. Been / toant bete bebben een fttjl ban leben bte poel / * toereïbtf #; ja Die groote fonbe met |lg fieept / ofte bie ten mWr'
Daer tot groote aenlepDtnge cjeeft/€p!}.5--11 • En hebt geen %<&&* fchap met de.onvrugtbare werken der duifterniflë, 1 iStjeff» f' *
Onthoud u van alle fchi] n des quaeds, %Vfot ber# 2 ?. -h b. Vr. üoe fcan men toeten of on£ beroep in Dit tijDetp Ieben/ &
SoeDe enbe geoo^toofoe fïrjl 31' * Ant. ©atfian men toeten ttiitbeferegulen: *f
(u) 2inbienftet een beroep té/ 'ttoetfce eertpe en geoo?101er,
nefftningenï)eeft/€pï>4. ï8. Diegeftolen heeft, fteele nietig,
maer arbeide liever, werkende dat goet is met de handen, JWtfU 4" Al wat eerlijk is, al wat wel luid, datbedenkt. jfc (i.) 5jnbten toomt lieben in foo een beroeponbertöoö.*^ ,,
Rebben geteeft/JlKare. 6. 3. Is defe niet de Timmerman? Sfict.*0^!
Daer was Cornelius de Hooft-man , CjCOb. 3 i. J. Ik hebbe Be*3 gt vervuld met den Geeft Gods, met wijsheid, ende met verftand > ffiet wetenfehap, namentlijk in alle handwerk. -*ft (?♦) 3fnbien De mannen ©oog foobanige beroepinge boo? 9^
fennen/ 3LllC. ?• 34. Ende hem vraegden ook de K.ri'igs-kn*» ef
feggsnde, endewy, wat fullen wydben? Ende hy feide tot ^ en doet niemand Overlaft, nogtè en ontvremt niemand het zrjoe bedrog, laetuvergenoegemetubefoldiogen , 3CCt» 15.7. ^$1$, t (4.) ^nbienong beroep noobia en nuttig fê tottjet JP^tf
|
||||
, Middag-öeffeningei z<,9-
Skaten tan bt'ttijbltjfte f eten/ fbnber otertrebingeii tan '<3oö.g
ratten / toant top tffr nber als leben tn een u'cïjaem tot bien|i tan f5" Bemetn/Selppatllttf tDOnt/ i €o?. 12 17. Waer het geheel»
'c«aem deobge, waerloude het gehoor zijn ? CfOb» 31.3. C-Vr, £?oe motten top ong men? beroep blagen*
Ant. a^jj moeten Cefe Dingen boen: . (!.)' !©p moeten pber op ons eigen beroep meefï agt geten / o#ï "85 Jn frentfaarïeïttïi en te"8tbaer te leten / fïenbe niet foo ffef r |oe •idere fi^r beroep toaer nemen / als toe! ïjoe top het onfe beleten* Fet. 4, j y. Dat nis. mand onder u en lijde als een die fig met eens
'"ders dingefi bemoeyt, 1 (C&CflT. 411. J'-l a&p moeten niet terfuimig en traeg toefen / maermetafle
ïïttenneer«:ohcidons" oeffenrn in onfe berocpinge/ €etl.910. 'es wat uw'hant vint 0111 u>doen,dc«tdatmetaluwJmagt,;P2tlt)»
• 4- De hand des vlijtiger) maekt rijk, f'jOb. 21 • ?■ tat}") ï©p. moeten tegen alle fwarigheden tóel gemoebjtjh/ *höe
&'£ Woefemoebigïjept teftitete noten foefeen te fiomeh/ fonbet j^rom tm$ beroep te laten baren / P?nb. 24-1 o. vertoont gy u j_P ten dage der benautheit, uwe kragt is nauwe, P^Ot). 2ï. 13. De
ftra"!^aert ^' ^acr 1$ een kee"W buiten , ik mogte op 't midden der
retgsdoodworden, ^0^.20.4. . fiierR *®P moeten met een matige winninge te teeben $n / fon&eÉ
Vo r&eptons' genevenbe/p^ote i8. »o. Die haeftig is om ïijk ie ^«1, en fal niet onfehukiig zijn , 1 Cittl. 6.6/7/8/9/10.
btfrv ^«ragten top ban onfe beroepinge genoegfaera afêtop
gingen toel toaer nemen?
^h?fft" ^Een: mt ftonnfn be ©eibenefi oofe toef boen/ maerirp JWenen moeten baer en boten nog Defe btngen betragten:
fleL' ^Pmoetenmettergenoeginge bïijten inonsberoep/ tot m & w^Pelijfe &et ooft fottbe mogen toefen / uit erfcentmïp £en Q¥ tao^enigfapt / biebit afleg fco regeert / t €o?. 7 24» kyp^üik , daer in hy geroepen is, Broeders, die blij ve in'tfelve
Sd>mibetens>6
W, . *®P moeten boo2 onfe beroerinern <©ob£ eere foefeen té ^e^E1Den/en€ij2itiiLeereteterriercn/Cit. 2. ió. Datdedienit-
•3.L* n de leere onfes Zaligmakers in alles mogen vergieren, i <CCJ,
r '• 3' Al watpy doet, doet het H] tereerep Gods. Wpfr?p mocrra tó o»tö beroep foo kten/ bat top baer in ben
^"enfrïJ ^Wenen/ cnbeonsfoo arniïeïfrn/ als" biebaerote'r van h öaï" Wen moeten gebcn/Cof. 3. 13. ai wat ey doet,doet dat £y v ^en> aIs den Heere, en niet den menichen, bf.24.. Wetende da);
êydil ,n ^eers ftdt ontfangen de vereeldinp-e der erffenifiè : Want
Qle"t den Heere, €oI. 4. X. M 2 [4.] B&
|
||
160 De dertiende
(4.) Ws moeten niet mepnen bat oen segen 000? onfe ej>ge torj^
fienb tornt / maer batfe ban <öoö ftomt/en baetom moeten top ben %eere DaerOUl heiliglnji biDöen/gf.90. c 7 .Beveiligt gy heiwerk on-
Ier handen over or,s:ja't werk oiilèr handen beveiligt dat,Pf.i 17-i/*- 't Is vergeefs nat gy vroeg op ftaet, la;t op blij ft, etet broot der fmef' ten : 't is al& dat Goa het zijnen bfminden als in den üaep geeft ? . a. vr. belieft het «5oo alttjo onfe beroeptnge te jegenen met go*
öetointicn-? Ant. geen/ maer het beftaegt hem oen eenen rijk te maften/£1 Öen anDtien arm, j &am.i. 7. Ds Heere mackt arm, ende rij*:
hy vernedert, ende verhoogt, $??8b. H. z. %tSn. zi. De Heel* geeft, en de Heere ne<?mt. b vr f oe moet fig fob een €h#en bjagen oie atm # / enoe W»
alle£ in fijn beroep tegen loopt *
Ant. &00 een €h?i|tcn moet befe bingen boen: M (1,) Mtn moet niet mtëmoebig toojben/nog tig baer ober qu^
Ien / al (iet men ooft bat het felfé be goöoofe toef gaet/Pfal. ? 7-''
En ontfteekt u niet over de boosdoenders, |0JOb. i o. i f.
(t.) J&enmoet tegen <85o& niet murmureren / nogte baeron1
ttotjfelen aen <©0bi$ liefbe/ 'sEoh i. 11 Naekt ben ik uit mij ns m°£
ders buik gekomen , ende naekt lal ik daer henen wader keeren '• Heere heeft gegeven, de Hetre heeft genomen, denamedesB^T ren zy gaprefen» leb. 10.35. €ccl. 9.1. <3JUbe berg 16. Deg°ö loofe zijn murmurerende , en klagen over haren ftaet. .. (3.) IRen moet- itg toagten ban allenijbighept en quaebfp?£)iC'
op anbere ük het beter gaet / Pf. 3 7. bf. 1. En bem'jdfe niet die o<\ regtdoen.PjOb. 18. zz. €füU 8. 21. De quade vloeken den rConiw
wanneer hser hongert. m UO Mm moet geen quaoe mibbelen geb?unfienombjeDe^
tot boo^oet te ftomen / maer men moet be armoebe met lijöfa«L. ijentberb2agen/31ac. f. ir. Gy hebt de verdraegfaemheid Jobsjfv
hoort; P?0b. 30.9. Opent uwe mond, ende oordeelt geregtig'V ende doet dsn verdrukten, endenood-druftigenregt. *:$ c. vr. !©aer mebe moet een arm menfth fig bertroofïen in i!»
armoebe i Ant. J&ttbefegedagren: . , _w$
( t .) ©at befe ftaet ban «5ob ftomt/ isk bcrfiaet bat bit foo "
OTSoefttó/ SJob t. 2,1. God gaf, God nam, f f. 1 '9-^^t/
(i.) ©at taii fonbtge menfchen jijn / bie alles* hebbenbeto»"jk
entoaeruigjrjninbeïfclle getoojpen tetoojpen/ H&ien«7-9^ fel des H -eren gramfchap diager., want ik hebbe tegen hem g
digt, «am.3.19. > j^« |
|||
Middag-oeffeninge. itfl ]
t?.] 3£at tot fjet lot ban öe bjoomfte tg «ctoreffrenbe bat anbcre f
KQöfau'o,e beel armer jtjn jjetoecTt alt* top jtjn / jföatt. 8.20. jetus J
cide, de voffen hebben holen , endede vogelen des Hemels netten, |
^aer de Sone des menfchen heeft niet daer hy het hooft nederlcgge, . AttC. 16.21. . (4.3 3£at öit acrbfe goëD maer een pbetc fcfiabtitoc # / maer bat !
£e Secftefpe goebcrcn / en be Ijemdftijz ryfebomnicn bc befte 31)11/ ««ocfte <©ob aen bc bjome arme oebcn toil/ 3,'ac. 2. f Hoort mij - ne geliefde Broeders, en heeft God niet uytverkoren de arme defer '■
V^teldomrijktezijnin'tgeloove, ende erfgenamen des IConink- ^JKs, 't welk hy belooft heeft den genen die hem liefhebben ? ï$CB. ;
'?■ ?4- 1 ^OJ. 1 • 17. Degedaente der wereld gaet voor-by. b Vr. jBatc feomt be booifuoet in onfe beroejmirjc ban baen i
*. Ant. ©an <©0b/P?0b. 10. ti. Den zegen des Hteren maekt rijk,
^M17.1 DnHeere geeft fijnen beminden als in den flaep,3!ob i .21 . a".Vr- 9të afie njfebom een jegen ban «Bob i
litt»nt' ®m Itoant ö£ 8nö[o°fe otitfancjcii in «5obg toom be tijb- SP* BOebercn/5fCC. lï. i. Waerom is der godlooien wigvoortpue-
|
|||||||
den
|
3|0& 11.7. Waerom leven de Godloofc, worden oud, ja wor-
|
||||||
F°geweldig in vermogen ? Pf.73. 7.
b-Vr. ï©anneaM£berpbomeen3ecjenban<ti?ob*
be/jat- ^ befelbirje a«ntöob£fcüiö>tntoo?b rjeneben ten «toe* iV *n • 117. 2. Hy geeft het den zijne aU in den fiaep, Jïüat. 6. 35.
e andere riinger. fullen u toegeworpen worden. Jj- Vr. ï©acr uut fal men feonnen toeten of ong berpbomoofetot
"f" SP serjetón / enbe of topbïe toet öefitten * *•"• fiptbCfCtelkenen:
tm-'>] Slis" to» ons ïjertebaer boonnet boelen bcrbfoCrit testjn /
0^acn bctoerelb bafterteto02ben/ Pf.62. n. aiavermogen er"loedig aenwafekt, en fet'er het herte niet op, (Betlt. ? i. i f-
ntMht®^ tol'ö£ omberen ntctIjebben ate bifteknen bennen /bïe
w-«etetten in be pfttjten ban onfe ejobfaftnöcpt en oöoösJ-Dtcnfi/ kt? lï ü- De verleidingedcsrijkdoms veïftikt het woord , ende
2* Word onvrugtbaer, JJgtótt. 6. 24. $a&, 26. Wie die vermeerdert, ?en<-'zijne niet en is, endieop fichladetdickenfJijk. barfh ^ top öaer öno?niEt torïe'0 to02bcn tot bc fónbe ban ïjoo*
be»t/IV ^lra8tinö« öc^armen / toerelb^ept/ oberbact/ nierio/ We f u- 3f*2' 3" Soudet gy feggen tot den arimn ,ftaetgy daer,
rijken' ■ medean^e«" mijnen voetbank? 1 iCtm.6-«7- Seggetden den 2rn(le^et€genwoordige wereld datfc niet hoogmoedig wor- «letB **' **'' ?-' ^aer was een ^eer r''^ merlfche» en^e was gekleed
tig ^P^enfeérfijnlijnwaet, levende alle dagen vrolijk en prag-
*• jjS'j' ^b.Vr.
|
|||||||
%6% De derthiende
b. Vr. JEag men toet arheuben om rijft te tooien )
Ant. iKtën mag toet btijtigisfjn omfjet f>ua^ t$bsrfojgen/ maet
men mag niet narijftbom jagen met een onmgenoegtie begeerte/ toantbattsi gieriftfjenfc/ i (Ctm.ó- 9. Die rijk willen worden, valle"
in verfoekingen, ende in den ftrik, ende in/vele d wafe en fchandelij*e begeerlijkheden , ;PjOb. 24. j/ 4- c, Vr. a&iet bao| nehoaten to? afgefcfetfet te toojben baniw
t'famen-fcïpapen ban tijdbommen * Ant. 5^002 befe Beweeg-redenen : fi.) ^fn Epaotttffltn W
feenbeetgebaërlpftebenenbttftinbetmgen tot «©oöfaligljent /' f"
tOt Öe fatigfjêllt/ Hftatt. 15. 19- Jefus feide tot zij ne difciputen.voof'
waer feggs ik u, dat een rijke fwaerlijk in hetlConingriike derHerB*' len fat ingaen, t Cnu 6.9/10. (2.) 3©j fieaben niet&eel aan 00e"
om te leben/ enbe nog rntnber $ ons* noobig om toef te leben / %$' ii- if. Het en is niet in den overvloed gelegen dat iemand leeft u''
zijne goederen, 1 (Cittl. 6. 8. Als wy yoe Ifel en dekfel hébben, vff fijllen daer mede vergenoegt zijn. (?.)©g CpbOmmen bana'f ïeben jijnfeeronbafïe enongefiabige goeberen/ bic men tigtetp
T&omt te berlfefen / toaeu boo? öan een gaeö-gterige siele afjs iw 3to£eCbento02bb002fïer«n/PjOb. z?.f. Sult gy uwe oogen late"
vlieden op het gene dat niet en is ? want hetfal gewifTelijk vleug5' lenmakan, gelijk een Arent die na den Hemel vliegt, ^jflC» f- i\l', (4«) '®c tuft tot rpöom to02b figtefp tot fbnbe ïian gierigheid, w
eenafgoderieijS/ enbe beciJÏOtht »002 töoöïi 00gen/€ot. ?. f. doof'
dan uwa leien die opderaerdezijn , namelijk , hoererye, onrein'S heyd, fchandelijkebeweginge, quade begeerlijkheid,cndedegierl?' heid, we'keisafijoden-dienft , Cpfj.f. f. (i) b. Vr. Wm in beffaet ban be regte getegenttjept ban een goOr
ïige stele / ontrent öe ttjöefpc goeberen^ 1 Ant. ^nbeftgeftaïteniffebeletten: ,1 (t.) ^atmenomgrooterijftfommennogbiböe/nagarbeF''
PjOb.'o 8. Armoede, nogrijkdom en geeft my niet,P^Oft. i?'JJ( :
{i.).?lltèanonfenneertïigenarbenbben rpbombolgt/ bat^
bt'e niet berflfaten / macr bat to? befelbige toet geajunftên / ooö *;, tttt taetoStOfet in tjtt teben / Pf. 6%. n. Als 't vermogen overv'" j
digaenwafcht, enfet'erhet herte niet op, JHatt. 6 23. Soekt^x het Koningrijke Gods, ende zijn geregtigheid ,de andere dingen1 len u werden toe-geworpen. .., C;,) Ite to<? toef te tijeben ;ijn mon<"efïaet' hoe bte ooft b0.^/
SjaTf*> / bergenoegt $nbe ober be geettefperijftöommcnöet?1^, l ïÜCillt. 6. 6. De Godzaligheid is een groot gewin met vef genoeg „
ge, ier?' 7- $£&• ïj.f- Uwandel zy (onder geitgierigheid, ^ sijt vergenoegt met het tegenwoordige. ™ |
|||
Middag-oeffeninge.
|
||||||
a«i
|
||||||
Middag-gefeng op de derthiende Dag van'de Maend.
Stemme: J0f. i. Die niet en gaet, écc. i. f~*\ €en menfcï) en paft De trage ieöiijijept /
I T lf et befte li?aoö geeft epgen blijtigtjept:
^~* SJfc moet in een beroeping, eerlp teben /
Ba öat ftet toojö in 'So&esi Wxiap befcïj?eben: Snoten ifi Doa^ mijn ïianoel fdjenö' <©oö£ 3©et / &a & mfln toinft ra» tot ren bioefe geffet., 2. 'f cé üat I)Ét mr. in öefe toerelb gaet /
3ftftentar.ï»%t in oefen mffnen ftaet: 9!fi fal gttreutoen böjtt'g 't mijn oetragten/ €n m? ban alle ftimme ftrefcen toasten: 3N grootfte toinft i$ nept m§n ïioogfte tocnfrrj / Uiaer/ Dat ife Dienen mag / enCoöenmenftïj. ?♦ <i>cï)OQn öat ifc öan geen ftïiat ftael ober ijoop /
Maer öat ife fomtijD£pet tot fcïja berftoop: ^cfjoonDat ift oofe in armoeD' gantjefcberagter / 't ï@o?ö öaer in geen regtbeerDigl)eiD£ ©eragter: 51 fi ojaeg geDulDig Dit berD2ietig tot / 3jft trooft mp met De goeD'ren tan m|jn <6oD. 4. JRaer Dog inDien De ï|eerongr^2fpoeö geeft/
«Hn toil öat men pet boten nooD-Dmft ïjeeft: %t goei mott ons? öe öeugöcn niet ontrerfcen / 3fc moet in bootfpoeö gantfeh mijn ijertbettaecfeen: l^ot öanfe aen *öoD / en tot milöaöigfjept / - «ïBan té mp 't goeö in zegening berept. Het Leven in de Wereld.
» De veerthiende Dag. n,*. r: Babemael een giften neben£ anöcre menfcïien ooï? leben
fr^ m oc S&KMfie Beroepen, mag ftp tig feüien afê anöere men- 'lö«i aenftcilen * mifnt Been/ maeral-rjoe-toeltoplebeninöetoerctö/feomoeten
E£nogtan£ niet lebenafëefto^toaren van Detoerclö/lffowi. ü. 2. £ "ford defe wereld niet gelijl-formig, <£fa. 01.9. ^acï). 8. i;.
foti»,«r'^95iacr °P moeten top öan agt geben/ op öat top on£ ban De
"«eat-ftmorrèn* öe mt &**&$ bele anöere Dingen / foo moeten top agt flaen cp 3. ^r ^"Ötgfjeöen ban kleedcren, en ban vermakelijkheden, 1 Pet.
1 la*/- "« vercicrfel dergodfalige eo is niet in't gene uiterlijk is, »«•3-4- i^Ofj.i.if/16. ïï 4 a- Vr*'
|
||||||
£24' De vëerthïeficïd
a. v*. gfë f»et otiScoo?ïoft/ feofieïpe Meebuigen te öjagcn * -
Ant. $een: toant Iteben nan groote tïaet en aenjïentp^ ttwgen be fcoiïetrjWjeben toel gee^unfen / betorjte ïjet fcïjepf^"
<0Otl£$n/ ïfag. 2.9. Mijne is het filver, ende mijne is het goüdt'
fpreektdeHeerederheyrfcharen.jt^otl, jo. 20. |Eatt.6. 29. Sa'0' mon was in zij n heerlij kheid bekleed. b. Vr. ftannen De groote Ifeben ïjaer ïjt'er ooft in oefonbigöi i
Ant. 2|a feet fU»erlj)ft/l. UC. 16. i9. Een feker rij k menfche v>%\
^kleed met purper, en fijn lijnwaed,|f of. i.S.Cfa. J. i^Inpl^' ie van een wijen rok, fal verbrandinge zijn. C Vr 3©at »|t^M»li tarojb oegaen ontrent öe fifeebinge *
Ant. \|etm$u:un&beffaet nier int , (1.) SC^öeMisöeren betref beroep, «1 Bonen de ftaetga^jj
3tuC» i6- 19. Daer was een fekerrijk menfche, ende was gek!eC>
nier purper en fser fij n linnen, <£fa. j. 6. Daerom dat de dogtere^ Zion haer verheffen. (i.) ^öenbelöeöenenponefcergentefeer tooien geffastjp"
tjetaenlïenbaneemgeftofienofergemtjfen/ €fa. 3.23. De«r linne dekfels, ende hulle-doeken , ende de fluyers , 1 Pet»?'
Vercierfel ftellen in 't vlechten des hayrs, en in koftelijke kleedei^'■' ■■'(}.) 3BfóöeMeeberen foo ongeffatug jfjn / bat men gebiffiöL
beranberinge/ na njemöe fatjbenen Begeerig \$j Eepg. 1.8. ^ Heere fat befoekinge doen over de Voriten, en over de Kinderen "
Konings , en over alle die haer kleeden met vremde kleedere" <(EfaJ. 2. 6. Haer lult is aen de vremde. U (4.) Mi tyt Meeb een levrey i$ Ban een ftooöaerbig / pbel / \,
ÏMerelbé BertÊ/ Cfa. 3. 16 Daerom dat de dogreren Zions haer «
keffen, en gaenmet uit-geftrektenhalfe, &c. ï|of. i. 1. ffl« c. Vr. ï©aerom moeten Bij? on.é toagten ban mijübjunfi bet «lt
Ant. <®m befe redenen: (t.) ^tt tt»Siïï?lt«fi ber MeeDW-'t
tenfchenbtgmisljntalitian^au^gaben/ betotjte be j&feeaerenje
tlttenn.De ntet gegetien/ ï|0f. i- 8. ïkfal weg nemen mijnv^,
ende mijn vlas,dienendeom harenaektheid te bedecken, <J5etl-3 ^ JÜOm.8.23 Het fchepfel fugt over defe ydelheden.( i.)ïfet té «& $1 toftèBan eentaerefrs WcefcPJ&/ ïjotfbaeröig / en onfutps go11p :
J$20\). 7- 10 Endefiet, e-m Vrouwe ontmoete hem in een iloe< \j
vercjerfel, <£fat. 3 • 16. ^J?r. 4. 10. Wat fult gydan gy verwo^j, al kleed gy u met fchavlaken , al verqierdet gy u met goude 9el 0f alfcheurdetgyumetblankecftl, foofoude sy udogte verg^'^t pronken.' (j.) 't^f^ feec ergerltjfi boa? ïjet Cfeiftenbnm/Sjtói11 ^r
geeft mm anöecei©«tten/i ©im.2.9. dat de Vrouwen in eeflj/
|
|||
, Middag-öeffenïngii' z6<$
?aer gewaed metfchaemte, en matigheid hier fèlven verderen, niet
In vlegtendeshayrs,oftegnur,oftepaerlen,oftekoftelijk;:kIeedinge, 'f et. 3.3/4. f4-) oSoöiniï om Dit mt^^upS ö^c Mteberrajiaate
Waffefenöen / Cfa. J.. 14. En Je het m gefchie.ien dat'T voor i'pe-
Jj-tye ftank fel zijn , en loffigheid voor eenen goricl, ^S.pl). 1.8. ' * dl befoekinge doen over die haer kleeden tnetvjerode kkederen. c- vr. ïBatmatefatmenbanuoIgeninbeMeebimie*
r Ant. 2Dt-ïjo£-toeI Dit jiaaertp # om te beffc^fj'oen om baj:öe Jf^öe meeiï in ïjtt ïjerte jïeefet / foa 'aan men nogtan£ üefe gerneme ■ egelen'geben:
♦,£'♦) iöcrmenfcöemo^agtaeb'iioiiirpfaetenöcrïi^/ om
?feniaatDaerhibrtamelpsP/JKlatt. 11.8. Diefa .ieederen ?ragcn» zij n in de Koningen huifen, Pf» 4$\ 10. de Komngs dogter
iet aenuweregfer-hand in het fiinfte goud i'an Onhir. ft (»0 ©eöagenbanb3fanutrenïgöfthan9ft'?'ame«r,'jmfïe toKs
gb een cierlpecWeeo hebben boten dï agatte &f.gen',Jftatt.z» .hj . Ier vvat een gaft, die geen bruylofs kleed aen had, %UU ir- **■ De
. ïder fcide tot fijnen di'enft knegten, breng; voort het bate kleed, *£*•) »©ie onnoobige uitwendigheden moet men feet befnoepen/
jFw» g.io. Dehooft-krooning, dearm-vercieriêlen, debindfelen,
*c;taEfci8/i9/ii/ii. hJ4-) #etfatfoenbee toetelbmoet ntetgeaoïnt toojöen/ inbien,
f} ttgetlp fs / mae'r al* het miobettmtig i$/ foo moet een €{yiU ic^fs ■ c t0É ^ tra3«P fiomen / om be iaetero niet gelpftomnj ^ ?ln/ÜïoitUiz.i. En word defer wereld nietgeli]kfbrmi>, t JÜOh.
71. if] 16. r .CheflT.f.ii. Onthoud u van allen fchijn des quaeds. ü/')^ moeten oité het frette niet actfiatben tegen be gemepne
^waftlngen bet Pjeoifeanten / toant Die toeten beütoat tnbefen ^ ?Mtlp3p/5(|eh. 1?. 17. Zijt uwe voorgacgeren gehoorfaem,
Vjezijt defelvige onderdanig, i COC. 7. JI. ft/6.*) *©P moeten alttjbsm allettotjffetigeaoo2-ijatten / be aeifig*
J 3Öbe feiefen / en lieaet iaat beneden atè b0v?n bnfen ffaet gefcteèb ^ntotbeiai).«ibatonsil)trtenietl)oogmoebigi.ïf/€o[.?• ij. dwt te ,°ottï»oedigheid, 1 Pet. 1. 4- 1 CittU 1 9 dat de vrouwen in een
■jj aeï gewaed, met fchaemte en eerbaarheid, ha-rfelven vercieren. AVr- ■ 25effaet ban het «fpifïenbam tn bef" untiaenbigheben >
ökm' ^era: mKC nagtaii'.* öedfl.?t &et €f).ntïenö8rn niet toer/ ^.'wen 00Ï5 op öe uptiaehötghebrn geen. agt ftéeft / i €02.6.10. k ftserlijkt God in u lichaem, JEiatt.. f 16.
$i9üwr- <t>ttijb bit niet tegen beOIh2ifïettjüieiJ?p§eEiJ;/ Mtmenfba
• "W0P,beMeebetenfeuöe moeten agtflaen? |
|||
lëS De vcerthiende
Ant. Been: ï©ant be €faiftelpeb$&e£itnefïaet niet in een $
gebonbe loiïlgJjept Des* blcefctfc/maet &«* »n $ti &«fe Boetten/1 <£$ i o. 3 z. Weeft fonder aenftoot te geven den Jo 1en,ende den Griek*"'
ende den Gemeinten Gods, i.C02.6. ia. Alle dingen fijn mygeo"* loft, maer alle dingen en zijn niet oorbaer. a Vr. ^tjn ban alle feofïelpïieben te bergeefë gefcïiapen i t
Ant. ^een : maer behalbcn bat bete fc!>epfelen<6ob£beua^!!
toesben bcuj^ufoefé-nonfienaajS/ fo# bit toaerfjent / battffj
fijn fchtpfelen geeft/om na gelegentfjept ban ftaet en beroep mattf
ïp öe felbige te gefyugiien tot spber eere/ > Ctm. 6.17. God»»
leent onsalles rijkelijk om te genieten, i 4Eb?» 7. 31. 1 CtttM'
Alle fchepfel Geds is goed, met dankfegginge gebruikt. * a. vr. 3jS 't al geraben bat men fig ftelle tegen be gemeine gein/
te ber menfctjen * w Ant. ga/afes öiegetooonte fïrtjb tegen^ beloop ban öet <Cf#.,
lpleben/3}aC. 1.27. DefuivereGods-dienftigdefe.figfelven1^
befmet te bewaren van de wereld, ij^et.4. 3. 39f0l}.bf. 11. Gelief' en volgt het quade niet na, maer het goede. m b. Vra. jaaer fbube fo een flegtefileebinge niet frijnen n*0
rtgïjepttefmafcen* * Ant. Been/ ^10toanneerafëmen rpelpaenarmeliebeti''
beelt/ toant ïjierboo? moet men ban fo?geb?agen/ 3fob 29- a Ik bekleede my met geiegtigheid, <Hfat. f8.6/7. Is 't niet dat gy/>
hongerigenu brood mede-deilt , ende de arme verdrevene in ^ brengt: Als gy eenen naekten fiet dat gy hem dekt ? m a.vr. jBaer foitben top ban ban alle menfchennietbefpot^:
ben/ al£topfbfïegtgeMeebgingen? M\>
Ant. $f et té beter, ban menfehenbefpot te toojben / afe ban ■&
be*trafttetoo?ben; ©efebjcefemoet on£ jjet goeöeniet boef ^
laten/ Hom. 12. z 1. En word van het quade niet overwonnen, ^je
overwint het quade door het goede, i;Pet,4~ 3/4.3^.1$'. 10. £ gy tot haer niet weder, maer laetiè tot u wederkeere». <0 c Vr Jtf't niet goeb bat men aen IjetmafienbanbiefcoP*'
fieeberenbele menffcöen ïjaet foooüiaettomnen i f(fi Ant. ©iti^l)etOBg-merHmetbaniifeöert'letoerelb^-ÉiRö£'' {i
<£ag bient getoeten / bat men öeliffbe met motten oefenen J^ fonbige mtbbelen/ maer men moctöïrgö goeöe «rabbelen gfjy ficn/tóant ben jegen moet ban <©eö afkarnen/ p^ob. . o. * ? *>-.$ gendesHeerenmaektrijk.J&f 1*7.2/3.3^. 19. 25- Veto1 g
maekte Tempelen voor Diana van filter: ende feide, Mannen» weet dat wy uit dit gewin ons welvaren hebben. Jj.vr. a^jemanbraiSteimftfll»/ ^bUeenMenrwfonöe*^
|
||
Middag-oefTeningè.' z<*7
i^Jnt. j|een: ïjoe DefonDegemacMperféom natelaten/ t>oe
^, TOöe grooter tra&etamePïjept té/ €fau 5. f 7- De Heere fal den
«•edelvan dedogterZioris fchurfdig maken, .HHat.f. 19. deminftc °e°oden en moeten niet ontbonden worden, «Êjetfj» 13. 19. c- Vr. if oe moet itg Dan een €^itien Djagen i
n Ant. <£en pijlen moet fijn MeDeten Oc^ [ie!jaem£ geömifen tot ™Q^enöigï>«nt / en tot een matige eerfiaerïjent / fonogtaojS / Dat= j5*J öaer in 't trufonöettïe bercierfel niet en ftelle/ maer oatmen ar* "w met meeröec fojgeboo^ Jjet MetöDerjiefe/1 $#.3.3- Welker f^S'erfel zy, niet 't gene uiterlij k is, bf. 4. Maer de verborgene men-
(1-,'des herten in'tonverdefFelijk vergrcrfel eens fögtrooedigen efl
{llengeefts,diekoftelijkisvoorGod,€faUói. 10 1 (Ctm.'i-9.
>Vr. ^termeer iipttoenDigljeDenoettoerefo/ oaecöeC^
'^nagt op moeten flaen* ttihs " Sfa/DaerjpDerbele: gefpöaerspalküebïeefcljeltife
^■%tingen/enfpeeloagenenfeennt(Ten/etc. <3Io^5'-I9- wy { 'en dat wy uit God zijn, ende dat de gehele wereld leidondsr
gtt °\e.Som. 13. iz/i3.€p^f-4; Öneerbaarheid, fot-geklap, a rn'e en bïfcsmen niet. 1 Vr-ftonnen öefe dingen niet toftaen m«t De Cfjr'fMpe vryheid?
't bF " ^een: ö,ant ^Wité ïjceft oité geen ^ofjeot rtegeben tiooj ^'E^7maer'ïjeeft &et ffifoige een nautoe toom in öen ïnontj gelejö/ W. atW-13. Gaet in door de enge poorte, J&3tt. f. 3 o. JEtatt. 1 1.
' •*. de geweldigers nemen het Koningrijke Gods in. bprlt- ^at 1l,aeö 1*eeSt fan in Ijet geöjunfc ban De toerelDfcfje
^afiingen ?
*nt- 3Mqiw?Diïeefttöaerm/ Dat fjier öoo?
8 u.) ^e3toacfetoo?Denge-ergert:ergeRiifefetemiJöen) i€o?. °-de confeientfedes genen die fwak is,word gtftiift,ït0m. 14. > 3.
toom * ^e^['lJ'e to02D gelaftect/ afêof Defelbige Den riiumen
^"toteentoUÏnjnebaigaf/CsecjJ. 3Ö. ïo.Sy ontheiligden mijn
ge| ,?ei1 Naem, Jftom. *• 14. de Name Gods word om uwent wille |
|||||||||
\lfr> ^e25u«ftto02DDan meer geDiêntafé'
Veil e/ God 's rfe buik > 2 (9Ttm. 3.4- Zy zijn ir
J'uften als liefhebbers Gods. |
|||||||||
©oD/ $p. 3-19
eer lief hebbers der
|
|||||||||
• .—"«'S liefhebbers Gods.
«tijhi $ier ooi» toojD De fcragt Der toace 45aöfalig'fje?t beröaoft/
lig^UEj?ep[tgeaBeetf'ïieö20eft/'^.4. 30. En bedroeft den He)-
\o^Gotisniet> %^iï bet$! 4- Zymisbruyken de genade toe a. Y^^gneyd. ^l^^oetmenöan ge&exl ftmlwc«enistiecmaefe ïeöcn in öefe
Ant.
|
|||||||||
léfS De tfeerthiéftde ^
Ant. €>oMaWnné een matig en banfebaer: geöntpfibanafle'''*
flC fCÏJCpfelen / 2CCt. 14- 17. Vervullende onfe harten metipijfcS
vroliikheid, i (Sim. 4. 4. 1 (Ctttl, 6. 17 Hy geeft ons alles rijkei»r om te genieten. c. vr ï©at regelen moet men ban toaernemen in onfe berms^'
fijfejjeben* Ant. ©efe nabolgenbe: , [i4] lEenmoet be bermaMpfjeben befi# lebend niet te h°08
agtsn, J0f)if. 3- «9- Welker God de buik is. 1 dm. 3 4.
[ij 41©en moet baet niet cfikwils in be|ig toefen / y f>et. ?• J ^
Defefullenverkriigi-n den loon dero.igeregtigbiid ,<li?u das;t''J
fê weelde haer vermaek agten, fLuC. 16. 19.Do Rijkeman leerde <■ gelijkspragtig. > [;.] lEten moet tonnen/ batmenftet ïjerte tn biedingen i1;'
baftfpeeftöcï^st/ maerbatmenbermaeft beeft' in anberi w% öe/ 5fiOm. 14. betg 17. Het Koningrijke denHemelen en is f^,
fpijfe en drank: maer gerechtigheid, vrede , en bjijdfehap dü den Heyligen Geeft, pift 4. ber£ 8. ,rf [4.] JÉen moet m alle mibbelmatige bermaMpljeben U\%
timfigtigbjaejen/ encjefiabicj&efcammert s(jn/ of baetupt 0% berftgeöinge ban<©ob£ gebob/ en ergerniffe boo?. be 3tosc»c j(, bOOjtfiOmen/ P?0b. 19. berji 11. Een lot laet lij n garitfche geuft u
3ltöeberjo 11. Defezijnvlf-ckeninuwelifrdemaeltijden. ^ b. vr. J©aet 0002 moeten ton opgetoefcttoojben/ omonéin''
jeoojlofoe bermafeeïpïjeben niet te bunten te gaen k nV Ant. ©002' befe beweeg-redenen: [i.] <l3eöenïit batOüf^
nige tijben be&atanmeefifjjn netten fpjept ombe stelen te «^
gen/1 Pet. f- bf. 8. Zijt hugteren ende waekt, want uwe tegeH'?^
tijede Satan, gaet omonsalseenbriefTchenJeLeeuw, toekende .< hyfoudemogenverfiinden,5Eae.4.7. [i.]«^efïerf-bag/enDe^
be£<©02öeel<?fbubeong tnfoeen tocreföjSleben niet bienen &»,, treffen/IBatt. 24. 38. Gelijk fy waren in de dagen voor <kj?nJ/
vloed, etende en drinkende,bf.39 Ende en bekende niet tot <je .jiil vloed quam, bf. 49/ f o. 3lllt. il. 34. Dat*i herte niet te eenigetf ^, befwaerten werdemetdronkenfehapen forgvuldigheid des leV'$ ot> dat u dien dag niethaeftig en overvalle. [3.] ©etoacrftftt ï'^tf fer. geeffelpen fïaet té te fteerlp/als bat top onjfaen fobamö* V
ligftebenberaetbefouoebergapen/ iPet.i 9 Qy zijt een wt»' i$ rengeflagt,eenKoninglijkPriefterdorn,Pf;tl. i. lf °P^* Sf'1''
ligten fchijnet in een krom ende verdraeyt geilagte. [4.] ® \ftffl bat be tymt op aKe# feer nautoe agt flaet / enbe bat bp on* Wpè
jnöet8«nötefalb2encjsn/<Êtetef. ii.bf.p.verbiijduójong6 ;n |
|||
i Middag-oeffeninge." z£9
"^Wer jtugt, ende laetuhertefig vermaeken in uwe Jongeliog-
chap t en je wandelt in de wegen uwes herten, ende iri de aenfchou-
^lnge uwer ooge; Maer wetet dat God om alle defe dingen u fal °e1 komen voor 't gerigte, JE>f. 14. 2.
^tiddag-gefang op de vserthiende Dag van de Maend;
Strnim*; j^f. ??. Weeft nu verheugt, 8ce. i.T Weef met menf^enmöetaEdo;
I J&aet 't MeeD oesS toaefoj; pafl mp niét /.
-» ^kgsnietfarftelpuepeeceft/
't flutoeel tè ooS mijn eieraeo niet: S£H fot* neter fcïjoonhept / ^aec in beter loon lepD/ *t€;erfeïi)an'tgeraoeO: HllöattoorelD?; toefen/ IKtogHioie niet toefen/ 5&te o5oöss toilte ooet. t. ©03 foo ife feom tot fiaet en eeren /
&oo mag iift öjagen «eter Meeo; SKtarr oan nog fcomt nu1 ChJfltuSleecerti Biet upt te toepaen al te »?eeö: '6 HHoet met w «toe fnuften / Inörenietberfiuiffen/ ^oobaeriipenpjenfi/ $e«ft ïjter geen oerfcftooninB/ «©nfeuofche bertooning* 3?jieenl»eïfrhetoinrft. _ ?. 3S moet mp ooft fojgtiutöigtoagö ©antoeretöfchf toellufiigfient / 3nfpi#eno?anfe/ upoaeg/ op naaten ©e €öJtften-ptigt té matigftepu iMltag öe fcfjepfefê tuitten / Mm ïït moet mv tintten/ ^atifctrjoenhert ^anfch niet ga begenen ®ot bat teugbig tenen/ ^^..^nberjïnaefttmpfmect* _____________ Het leven in het Houwèlijfc,
a >. DevijfthiendsDag. e«n nLTb&en toP waec °P «tf f«öwn «8*» ft3?" ## opftgte frm
uuoiaiig lebend |
||||
ijo De vijfthiende ,
Ant. &tm l mm. top moeten ooft op maïfcanöeren agt geW'
Ifeb. 10.24. Laet ons op malkanderen agt nemen, tot opfchcrpiflg8
der liefde, ende der goede werkenden, j.ii.ij. 1 CFjeff. ƒ• i4llf' Vermaend de ongeregelde. , b. vr. Wit stjn ong De naefïe oaer top mcefï agt op fïaen moeten'
Antw. i&e eerfïe en naefïe oano ban tytenbfrïjap fó fjet fi>ottf^ ip/ toaer Doo? man en vrouw malftanbecen öe naefïe sijn / <i5en. *;
b£ 14. Daarom fal de man vaderen moeder verlaten, endefijn WJ
aen-kleven, endefy Tullen tot een vleefchsijn, Jjl^att. 19.6: . «• Vr. 3&Diteen goeöe fïaet boo? een Cyifien / bat fjplïgf1
eenljoutoelpbegebe* Ant. fja/ niet alleen té bit een goebefï«et/maerl)et# ooft tf
feer nuttige en n&oDigefïaet/ <0en.*. 18. Het is niet goed d*t^ menfche alleen zy, ï|eb. 13.3. Hethouwelijkis eerlijk onderall^'
énde het bedde onbevlekt. c. Vr. «©mtoatreoenenmoetmenbefenfïaetboo^eeriijk.nuttig'
en noodijjagten } , Ant. <©mÜeferedenen : [ij t&Z^tlMltr fê€>0Ö De ©3°^'
in Fjet paraDfj^ in öe fiaet Der ïjeiligi&ept/ €>en. z. 21. De Heen- go"
boude de ribbe , die hy van Adam genomen had de tot een Vrou^f!
endehy bragtfe tot Adam, JRatt, '9-6. [>.] 3Jeftré Cf>HlU% Doo? mtööel ban berfcljepöe fjotitoclpen oer ©oo^-ouDer^ j epn%
lp in De toerelD geftomcnUpt een Maegt, <£&. 7.14.. Siet een Ü*?%
fal fwanejer worden, endefy fal eenSonebaren , JIRat. t. io CW ©egeefïelpegemeinfeïjap tuffcnen on£ en mffcöen Slefum <£*%
fïum/ too?D paer bn bergelefien/ €pö. ƒ. 3 z. Defe verborgenth«d* groot, dog ikf'eggedit, fiendeop Chrifïum , ende op de Geflis'0*.'
J&attlj. «•1/11- C4'l $et téeen reme&te tegen anrepne'beöjf!/
Ipneöen / enDe een miDDel tot eenbermaficlp en troofMp fc?^J 1 C02. 7. 2. Om der hoererye wille , fal een yegelijk man fijn e'8
wijf hebben, ende een iegelijk wijf fal haren eigen man hebbe ' Ceef.4-9'10/'1- • „Mi
b. Vr. ^gtyt genoeg afó men maer een partner fKcft getro'1
Ant jfceen/maer een gefoobige moet agt geben Dat fjj« wei t'0
toe/1 *C02. 7-39-Alleenlijk in den Heere, «Peil. 6 i/i. , y
c vr. ï©aer op moeten De <©$fïenen Danagtflaen/ aI?IJ'y
tint ïp ten noutoelp te feomen i Ant. Uien moet agt geben op Defe Dingen: giif [ 1.] Op Gcfiagte, op oat men niemanD en troutoe / Die te» e
bfoeDbeiiaet/3tèb. 18. 16. Gyfultde fohaemte derHuis-vn>u
uwes Broeders niet ontdecker., ber£ 8 3EmOS 2. 7- 3teb. *°- '„'ijflfl [ï.] Op Religie, foo Dat men niet en troittoe aen pcrfb«cn #0
|
|||||
. Middag-oeffeningc. z* I
j*n atltee 45nb?Öienfi/ ©ettt. 7- 3 ■ Gy en fult u met hen niet ver-
j^gfchappen, 2 €02.6.14. En trekt niet een ander jok aen met de On§eloovige, €fr.j>.*. U] OpGodvreeftntheid: fajant öefCltHjffe ïMigte te ftCïrjöOT I'S ££ genoeg / maet men moet tipt fïen na perfonen / tóe ben ieete
a^Eftn/ 1 <E02> 7-39. Datfe trouwen, maer alleenlijk in den Heere,
f'6-1/1/3- f2ift.31.30.
j|pL4.j Op opvoedinge, deugden der zielen, en ftaet: 53ant öCÖtU8s CJf siefe 3tjn be befïe: «en gelp&euö in ftaet, geeft het foetfie
,e s"DQUöen.Pf.ip.i4.Huis, en goed is een erfïeniflè vandè Vade-
n> mac-reen verftandige Vrouwe is van den Heere, JSjOÖ. 31. 30.' fe ijr- 3©at fal men öoen om lig felben te beefeteen ban be natu-
y* a«rd oer gene tóe men tot een i'artuer pekt te neftomen i Pnt- Uten fat öe|e middelen ge&2u»&en: w$ -^n moet beroemen baatnaem be pecfoon Beeft onber. bc
3|r j"*: ÖOeöanig öe Ufltbxnbige fprake, kleedinge, en omgang 3p:
hefj.00*' met brat gefcifchap tóe peejbon meefï om-gaet / jpjob. i o.
^fa '7- Degedagteniffedes regtveerdigen fal totzegeninge zijn,
Hjj * 3;9-P?Ob. 13. 20. Diemet de wijfèomgaet.fal wijs worden: rdie derfbtrenmet-gefelleis.fa! verbroken worden. rnet ;J *en moet tig ueraöen met bjome ew berttoubfte lieöeii/
f°ud Uu ^^nbjienben/etC. fiut§. 3. i. Naomi feide totRuth, en
eik u geen rufts foeken dat het u welga ? 4$m. 24.48/ 49; toten f n moet öü0' t^trnentógheben tn ferjOonJte?t fïg niet
^ttth mm/ .^mentoeethoebeflEaetber stele 5? tn oat^r>oa? is yj Ö9etri/P^0b.31.20.De bevalligheid is bedrog.en defchoonheid
tW ? eid> "©ro. 6.1.1/3. De Sonen Gods fagen dat de dogteren der [4. i fcïl0OB waren. jtentji #en moet bendeere ernffig friO&en/ bat fei fjierin een
Heer" 9a Wmar totï toefen / «5en. 24. 12. Heere God, mij nes
^dioh . ranarns' doetfe my log heden ontmoeten.ende doet wel- b.^Cld b7mijnen Heer, $20$. 19. 4- ^tiem»?1^006 i00^ fóben in&etfoefeenban eenmarmer- ftaec
An7ed|er ^ boogt?
Nbi?« ant^met/ maer öeaittöorrtent ban öe<©ui3er$/ ofte öietin Jene toeIfee De ©nbers' in fjaer plaetfe fjcböen gefteib/ moet üt,en f™ta3tingefcomen/gjer.29.<5. N <=mef wijven voor uwe
ütye d'o6 gee^ uwe dogteren aen mannen, Deilt. 7. 3. Gy en fult b.yg!^en niet geven aen hare fonen, 45$Xl. 29 59,
. Ant' «r3** M ftpl» öeeerüe oanöbes: ftoutoeujftéf
%a?nh£n5«onberfinijetaeöer^iteverloven, biaet 0002 öeeen M«nanöetenb|rtónömet ttwf$wmftt! %w* i.*7# |
|||
.&jz De vijfthiendé
Mark was een Magetdisaenjofcph ondertrouwt was, &Z(U ip1^'
c vr. M*z men fao tm belofte tel berfijefeeri *
Ant. 3fit£ fto eenbdofte clMMuptftinDcr ronoittetó geöaen / *$
De aï£ niet tufftr/n öepte fcumt/ 'ttotltt tnagti0 f-s ïjet ï)0utoclijc,i'
bGÏgen£*£e^ï®ette HinDert*1 Toe raagöie öslcfte niet bcrö?0'
& n tnojötn s toant foofanf ge metst De Jf. &ti#ftiire aen ebs ^
en^r')ü\v,^eilt.2i. 14. Diebyecn ondertrouwdemaegtlegt,hee'
^nesnaeften wijf vernedert, JHatt. i. 2©. pf. ijr.4. a. vr. M&z men tel een bjicïaft ftoüöen *
Ant. ^a/^ofVi.i. Jefus was ook genood ende zij nedifcip^*
totdebmv'.ofr, ©en. 2912. IRatt. 22. j. , b. vr j&acft men o» oen üag De? 2P>?u»Ioftsi teï^oltjft toefe»'e
Ant. gjar/ a[jial[e?inraatfg5entfr>nöer ergerniffe/ offotw, Weefr5etP&Ü>«nt0e-gaet/JPatt.9. if. KonnenookdeBruilott',,
]c ndereo treuren wanneer de Bruidegom by haer is? Cfa» 6i.f- ^.u li'l'k de Bruidegom vrolijk is over een bruid, alib (al onfe God vroI'J zijnóveru. 3fet» *? ii. c. vr. BSanneer toojti te mate te 6ii?ten gegam ?
Ant. ©ttgffcrjifbal.éuc^ui'ngenbooj-baUen: ^
[ 1.] W$ men bjolrjfeè bruiloften fjouD m Djoebe ttjDen ban *aI;
tf fterjfte/ ja Dat men felfëop Bid-dagen bjil bjolp toefen / <f ^; *ja
S)f, ti.Godro.'pttotgeween.endetotrouw-klage, ende kaelhe .^
ende tot orngordinge eener fik, bet£ 1J. Maer fiet, daer is vreug ende Hit dfchao met runderen re dooden, ^frjef. 2. i6. , jjf h [1 ] 2lifó rrien ftet bermaefe maec fielt in eten en Djincfien / ^
üanffïn en feingen / etC. SOmOiS 6. 6. Gy eet de lammeren v^c
kudde, ende ei- kalveren uithet midden van den meft-ital, gy ^ den wiïn uit de fchalen, ende en bekommert u niet met de ve kin^e T^fephs, €fa. f.ït. M0 [5.] 2Elj?men tot oberoaöigfjept en öjonftertjen mw^
Upt-balt/ %l\t> 21 24 Siet toe dat u herte niet t'eeniger tijd t>el*
en worde met «tronkenfehap en guïfigheid, f j*F*et. ? • 4- fljft^ [4.] 5Mff men beel benpfï bco2 De bruiloft / en Dat me» be-
bnfontier^obcngöeeftboojarmelieDen/ Suc. «f v-^^jW" geerde verzengt te worden met dekruymkens die van den
mans tafel vielen , $*f). 8.1?. tó/#flJ [<-.] 3Cfcf men in öe SBmnfófë-bmigöe «antftn fo^Xi (F
of ?-ateenttjDtea£/ öat Öetfoo riaïfo met fionö / Ö°e ' ^. »• maefet/ 3fuDebetjS 12. Defe voeden haerfonder vreefe, ^"^'qiii'1'
•Weedengpruftente2,ion,bf.f. Die op het geklankderl^jjjng-
fcderen, betjï 6. Eode fig ni«t en bekommeren met de ve ^ vr-
Joiephs.
|
||
Middag-oeffenïnge. 27J
u'Y' Hoe moeten (13 man envrouwnugetrottfotsrjnbe/ tefa*
"•" «jagen * *- en vrouw tefamenfiaeniijaec
tafèi"1 ^94" u'u^«n ik lamtn njuntn / enöegemcpnfcïiap ban huis,'
«ö ^ïnüebedge6jupfien/ «Ben. ».»4. Daeromfal de man zijn vader
tü[ 0eder verlaten, ende zijn wijfaenhangen, endefytweefulleiï een vleefch zijn , jElattr!. 19- S- M 4f• 1i. . . bah x ^P mogen maifcanöeren niet bcriatenmecnberojefenge
Hel cn i?autoe[p£tianö/'ten3pomoberfpel/ JP.aU. 16. De j^Godlfraèïsfcid, dat hy het verlaten haet, JE at. 19.4/ f/ 6.
ty;;.??,7-10. Dengetroudcngebiede, niet ik,maer de Heere, dat het J van den man niet en fcheide. ti!:U? moeten ïjet fjoutoelijfceerfpfjottben/ ffanöcr f!g in on=»
$'''8Qeno te betloopen/ $eb. 13-4- H«is een onbevlekt bedde .
■r^«<S.io/3i/3t.
^*J s>p moeten een fonöerlfnrje licföe tot matëanöeren ïjebben /
^artt*"^ Dat de jonge vrouwen leeren, haer mannen lief te hebben,
r **• 6. <!Epï). 5". 15" Gymannen, hebt uwe eigene vrouwen lief.- Mihp ^P moeten töebèr-jtjöjï; met malfianöer^stoafeSeöen gebult
<Ö31 n' £n öaer in malfeahöeren bjeöe-liebenö' tegemoet tomen/ r,'6 2- Driegtmalkanders hften , Ced.4.9/10.
ttti'L opmoeten maïfianöersf totljïanö / na ziele rn lichaem, t'n
i ^0 ^t' miDöelen/ bjienöen/ etc. opregtrujft Mpen beboteren / W - 7- 1 7. Watweetgy wijfofgyden rnanfultzaügmaken ? of
gy man , of gy het wijf fultzalig maken? «JEpfj.f. 19. 'ie 0t, ,atl<' heeft oit zij n eigen vleefch gehaet, maer hy voed het, en- b. inhoud het, <©cn. 4. 18. ftfttfj!: Spogen öe getcoutóbeöetYamtuvtuoningebanhethuys
^Qt) cn r^it; f;an femtijös gefenieben op booj-baï ban ftoopfjanbci £
%en /'■ vS! Dfte ban anöere gclcgcntfjcöm / toaet öoo? öe man ee* 5,1 C^?,.N?t«të fWPjs ftS OntïJOUD/ $um.u. 16/17- Ruben
'&ai« Kten hare wijven en kinderen in de fteden vanGilead,
°et[jn, • wanneer motten oe aetrouteuedgont^ouöenbantieon*
Ar'„ ^«lepnft^ap bejJ bcw ï
t,A «ji befe ttoee booj-ballen:
'8. ,9 ^°& lange afê fjetbet bjouioengaetnaïjarefoSfe/ Heft; °nrcïni ah • en *u't 8ytüt de vrouwe , in de af-ibnderinge van hare
tVl ïr'd n,etnaderen > C3ftÖ«'*°- *°- wanneer fjet ttjöe n gjn ban fonöertinge öjoefïjenD / 1 Co?;
& 7- i's |
|||
Z74 De vijfthieiide ■
7S- En ontrek» u malkaadtren niet.'t en zy dan met beider toefte*1*
ininge voor eenen tijd, op dat gy u tot vallen en bidden meugtve ledigen, i&am. 11. n ^Otl.ï- \6 y c. Vr Wax pligten ijeeft De man tegen sifn vrou toaer te ne«#n
Ant. 5B>£ pligtcn bes? man.ö jtjn Oefe: a* (i.) ©e man moet fijn touto {joitDent'nu'efbeeneere/ mw
xtitüz-ffifk / en foo in bjtenDefpfiepö öefelöe ftanöelen/ <£plh. f • * j D, mannen zijn fchuldig haer eige vrouwen liet te hebbenalsba
eige 1 ichaem, €o[, 3 19 • 1 P«. 3. 7 (« (2.) $n moet fïjnrefoect en aenilenlijMienD betaaren / öat |P' f
l)e afé het Hooft öec b^OUtoC/ » €o?. 11. 3. De man is het Hooft °
vrouwe, i €02. 14 3f. .flIj (3.) ïjn moet öe b?ou in alle£ na bermogen toel berfojgen w
't geen tot onöerïjouö öe? ftuijJgetW nooöig £}/ i Cim. f 8- ï?"^, imant de zijne, en infonderheid zijne huis- genoten niet en ve"v£yt
dié heeft het geloove verfaekt, Cpl). f- 10- Want niemand heeft zijn eigen vkefch gehaet, maer hy voed en onderhoud het. .g (4) $»£ moït op öe manieren ban fnnb20utoagt nemen/rjDf
maften öat öoo? fijn erempel / en goeöe fpxg» ojöje / öe b20ii"> -, gaeöetoanöel toetöe gelepD/1 iCim. 3.4. Die zijn eigen huis v/e» geert, ij^et. 3. 7.
b. Vr. feat moet een bjoutoe Doen ontrent Ijaer man i
Ant. ©eb jontoemoetöefebyfonöerepligtentoaernemen: , (i.) ©e bjoute moet üen man onöeröanig/ en 8$^!"0ig jijn/ Cpïj» f- **• Gy vrouwen, weeft uwe eige mannen ondera-
gelijkdenHeere , €ol. 3. 18. jtft (1.) &" moet &et foo maften / öatfe öe man tot eere 3« /e" ^
ïjUiüfgefln tOt b0O2öeel/ f»20b. 12.4. Een kloeke vrouwe is een *
me haren Heere , $?2üb. 31 10/ n/11. MttO^ (3.) &" moet ïjaer man ontijen ateïjaer$)ooft/ m*~::rfl
moetfe jtygbitlDtgljjft tocilcn öatfc fjaer man niet en bernw Cpft. f- 3 3 D ? vrouwe fie datfi de man vr?efe, 1 Pet. 3 ■ *• ^fltl
C4.) &» moet ïjaer in affi# foo foefcen ani te iMlen / öat&£$,
een groote toeïgebanigïjeiö en bergenoeginge infjaer iiinbe/ w^e, 5-.bf.19. Zijt een feer lieffelijkeHinde, een aengenaem Steen-g ,
§Pf. 4f. 1 *■ t tt'ti a. Vr. ^oe moet öan Ijet oantfctjc^outoelp ütt020cn &clcf^("tflö'
Ant. 3filfoo/ öat ijet een fjentige afbeelamne 3n^a«f'-t^io{,£rf
SeïNiutaeujft tuffcFjen Ctaiïumi en tuffeïjen fïjneW^T*. ?*'
bjerélö / al.ö tnjbnoer&epD ijier namaete in Den S^emel/ e{l!W, *•
Ik fegge dit, fv-ndeop Chriftum, endeopdcGem«inte' '' .
|
||
Middag-oefleninge. zj$
|
||||||
Middag-gefang op de vijfthiende Dag van de Maerid.
, Stemme : ©3H Öen HOf-fang Marie. ' P* &e M ïjeeft tot öen trou ?. 'Wilt m «nfcete mfn /
$*-" ©"m fouöermenfen öou^erfaefetuengenfin/ ^Wbaeiujri fceo?t te fetten: %tert öoo? u bing'ren fitjfien r' te'e icefic geen Partuer / J&aeïst ban een pluim geen pon* jja* «iften oer natuec / 2Betoaert toow al u mono / w,aer na «löoö* ïjeprcietoettctn ©an fat öe ttoiH toe! topen.
*l; Ert op ©efiagt'/ en aert / 4* ©erfo?gt te faem J)et fyxfê f j 85 met pemanci oaert / 3£ eeft eerlp en fcupfclj; (isett S>c tticefï cp 't öengfaem lenen ©?aegt t' faem maffianöer£ I#> ^'a!?tfci)oonf)ei0/ goeö/ enfïact JDoeöïiefbe errrntrouto/ m'! 'n ftg felfê niet ouaet / §00 hefct pp nopt ticrouia/ -<^nionncn 't heil ntvt getien. mn utoe2%tiploft£ tijöen. Van het Leven in het Huisgefin.
DefefthiendeDag. titjL^- Roeten öegetroutoöeiieDcn alleen on matfiantoenaoï
te t^- &)} moeten ïjacr leten 00S aentïeïïen om ïjet ïntnjSgcfïn tóef 3<poerren/ ff.68. 7. GodfctdeeenfameineenHuisgefm.i (Ctttti
o \4''^ '^'c z'ïn Hufcgefiri wel regeert, 4Ü>ffl. 18. 19. 'A Vr SDaer op inwin Dan getrouoe tieöen ant te geiieri i
W^- <©p {jas* kinderen, eilüeOpCedk-nft-boden ötefp inIjltpg
\ve, ^/ ^ful.ioi,?.. Ik falv.-Tltandeüjk-handelen in den opregter*
jjjjjf' Wannetr iult <?;y'ottny komen ? Ikfal in het midden mijnes
a, ^nde'cn r-, orr.gtigheid mijnes herten, 21'et.io.i. 3Wj4»f3*
A^r- w& moeten öe <®uöers boenontrent ïjaer feinöeren*
• ('f- &n moeren oef? ö:ie Hingen üóen: ttfti "latten tjaer Bmöewa oi^oeöi ',, f* '' °- Soo fy kinderen opgevoed r
r^Wtft^ moeten l)aer ten öe'fecfjprfta.u.
«sjf^Wfsertpe[tfati/ ra rasffieö>;a ïuTmogen/ öatfetoelaériöe
*«rH* , Vl?£i' -Omen / i Cim.r.8. Indien.vemand de zijne, dog in-
|
||||||
i^'ion'if''^ *yn huisgenoten nieten verforgt, diehreft hetgeloovej'
"<k>C' l^« "■• '4- De ouders vergaderen fchatten voor dé f»t h/t &P moeten hare fimöeren üpboeöeti in öe toeefe öejjfeems
"^atii^ ^;'e^el;ikc leven, Cïili 6 4 Voedfeop in de leeringen en ver-i
WfeM f028c moeten, ceouoerjs ö-agert ten opftgte tieua-Scs:
Ieves? " ^. ï Anfe:
|
||||||
\
|
||||||
Ijó De fefthiende ^
Ant. &ob ïjaeft aïjf oe femaerfecné geboren $n / moet fo?5e E,
öjagentoojben / öatfe/ is"ï)ttmogettjfe/ metepgemaïbctfbu?1"}
getioeö ttieröetl/ «Ben. 21. 7. Sara heeft haeïfqon gefoqgt, Ffal',ie9
ijf. io. Gy hebt my doen vertrouwen van mijnes moeders bon aen, ILue. 11. 27. ttIf b. Vr. S3at fo?ge moeten beoitbergbjagenüoojatftmöeteiw*
Óplïgteoan fjaer burgerlijkleyen ?
Ant. &£ moeten befebingenberfojgen: ^p
(nj 3&at &aerfcinbeKnuangoebdekfeienvoedfe!ïüO?ö^bi(j
fien/JEtatt. 7. 9. Wat menfche is'er onder u, fboz'jnfooalirt"
om brood , die hem een ftecn fal geven ? <!3en. 27 i f- . ~p [4.1 l*at öefeinöerenineeneerlpambagtofanbeceberoep'^
too?öen geoeffent / om eertp bacr na ïjaer b?oobte fconnen ^ J^0tl.2 % .6. Leert den jongen de eerfte beginfelen, na den eifch *J c,
wees, als hy ook oud fal geworden zijn, en fal hy daer van nie |
||||
wijken , PJOÜ. 20. .
[ ? i «©iiberji moeten fojge bjagen/ bat ïjaet feinberen bp 9£'; ^
te J&ecfterg toonen/ op öatfe oofc goebeuo^gerltjfeemameW' t 0enieei'en/P?Ob.'.9 if- Een kind dat figfelven gelaten is.beic"3
zijn Moeder., 3U»« '9- ?*■ 3tUC. 14. 8. ^(f. [4.] &p moeten ïjaer berfo?geniianeengoebfioutoeIp/ ^i»
19. 6. Nemetwijven vooruwefonen, ende gevet uwe dogtef „(
mannen, fegt deHeere, 1 €o?. 7.tKïff. 26/ 38/ 38. Datfe troU^ alleenlijk in den Heere. ^jjjfc c. vr ©at moeten oe ouber.sf boen ten opfïgte tan het geei
leven oer fetnöeren i
Ant &n moeten befe binnen boent („ph^ [1.] (CèrflEont moetenfe'fjarefitnberfeenöbenljeerenciiw^/
opdagen boo?gebeben/ eninfonberïjeibboo^öenifelligw^.jpe'
3tlet- 16.3 3 De Stok- waerder w ierde gedoopt, ende alle de *' gƒ
(J5en. 17.10. JPf 22. 11. Van den buik mijns moeders aen ZJ mijn God wntf" [».] ©an jongs* af moeten be oubers1 alle mibbelen aftrap' $?
om be fcinöerfiHtë öe teefeöes' peeren in te fcï>eryen ö00.*fe Dp,r1 oen/^uns' Catecïjifatten/ fterfe-gang/ etc. €p&. 6. 4 v<'e,t ^Jj^ de leeringe en vermaningen des Heeren, ©ent. 6.J- , ^ js g/
wetten uwe kinderen in-fcherpen , ende daer van fpreken, ^ jegt > uwen huife fit, ende als. gy op den weg gaet, ende als gy n ende alsgyopftaet. c. Vr. Rebben be oubers" grote redenen fjiet toe i ö
Ant. la / toelfee befe $q: ftjfiOf1^ y
lu} (©obfalige ftinberen béngen öe ouöetë groots ^ ^m
|
||||
Mïddag-oëffeninge. ifi
t^/'PjOft» Ï6. u Een wijfe Sone verblijd de Vader, J^OV* *ï- %f'
aet uwe vader figverblijden, ook uwe moeoer. tJ *•] fêier öon? tg fut tijoelJjfee leben oer fcmöeren(>!> alle fcoo^*
jj! SejeSCnt / i «Tim. 4. 8. De godfaligheid is tot alle dingen nut,
.^bende de belofte des tegen woordigen ende des toekomende Ie- jj-ï-] 45oö^ eeretoojöpröcojijrooteajlté tetauöett/ $f. 22.
^''31_- Het zaed fal hem dienen,<Êfa.38.18/19. JPf.8.5. Uit den mond
1 kinderkens, ende der zuygelingen hebt gy fterkte gegrondveft. Ê2r- ^at roeten iseonDer/tioen/ om hare fcinöeren De b|eefe
^ peeren in te planten J
*nt. 55e ouder? moeten Defe middel™ jjeï^unfecm
ü'0 ©an jongj» afmoet«iremctuefe'nöertenj:ijan<©o&/ tan v^n %mel en ban öe ifeclfe Dtfitotïfi fytfhmiPpb.* ?• ik wk mijns fy. rs foon, teder, tif, 4. Ende hyleerde my, 2 (24111. 1. f 2 (Cttll. g-
|
|||||||||||||||||||
'''T-^Ctlt. 6 7. Gyfuitdaer vanfprekenais
|
:gy in u huis fin
|
||||||||||||||||||
fo0l*0 $*en moet ueïiiniiei-taiSbeliraffenentïvaftena^fequaet
te, ' J^QÏI. 6". 23. De beftraffingen dertugt zijnde weg ten leven ,
|
|||||||||||||||||||
V
|
JaR
|
r* *?■'3/'4- Gy fult hem met de roede flaen , ende zijn ziele
|
|||||||||||||||||
aeHd!er-.-dden.
|
|||||||||||||||||||
}J3.) ö^e ouDer-s moeten feme met een rjoet exempel tan leien
l^* «inüerfeen£ bOOJ-eaen/ $f. i o 1. 2 Ik fal verftanfielijk hande-
ls lri den opregten wegi Ik fal in het midden mijnes huis wandelen Ui Pregt'gheid mi|nes herten, 2;0f. 24. if- Myaengaende, ende ^"huis, wyfullen God dienen. AVr- 3©at plt'gten moeten öe ïitnberen aen fjare ouders? rjefojgen*
wnrw. De piigtenban De fóiöeren aen ïjare ouderen öefe na* ul«enoe*
io(l0 opmoeten eerbiedigheid ibeSatjfen aen fjareouberjS/ «Ejraö. '. '*■■ Eert uwen vader en uwen moeder, 3LêÖ. 19. ï .
GyV &P moeten ïjare oudere aefjoojfaem toefen/ Cpïj. 6-1
|
|||||||||||||||||||
'ijti 'nuererlz^|t:uweouck'rengehoorfaem,Col. ?-20. Gy kinderen
'9p i" iS OUüer£n gehoorfaem in alles , want dat is den Heere welbe- 5 "jk. Sy 3_ t &>,' moeten aen fjareoutwrsfdanfi&acrsfln/ i(2Tim.j-.4-
^°en Deten leeren aen de voorouderen wederom vergeldinge te
*be mJ' moetcn roet ïjare jtoacfcïjeden ende geïijefcen rjednlö
^n| n'ï^JOb. 23. 22. En veragt uwe moeder niet allffe oud gewor-
b.y' ©en. 9. 2». ■ ^%*'^at ÏÏ$m ^sPff&tDC eerbiedigheid öerï5intierenae«i'
$ 3 Ant*
|
|||||||||||||||||||
%•}% De fefthiende
Ant. 3&erenataȕgenbe: ,
• (i.) ^l.^ouaetëtatftaerfpjeften/ faa moeten öe fefntisrenf'1
eeebtebig aenhooten/ fonbec in fjaer toaöjöen te ballen/ ofte haer ^' gentefpgefen/ <3l0tti9. n- Sy hoordea ray toe, ende wugtede°'
ende fwegen op mijn raed, (©en. 49- V Hoort, gy Sonen jaco'"3' hoort na Ifrael uwen Vader. fi.) 3Ctë befeinberen totbeottaei-.éfpgeften/ firn moeten f? &**
tpgenaemnietgetounfen/ maecoe noem ban vader, Moeder.w öe fn moeten haec fta^telp / öeteefaetrjtï / en nebectg aenfp?efe'»' ï Steg. ï. 10. Begeert, mijn moeder, wantikenfal uaengefigt:nl1"
afwijfen , i &am. io. 30. , (30 $(.$&!» anöerebanftaeroitaer^to02bgefpjoïien/ fooW®
ten fn ftaet eece met alle magetphena boa^tiaen. {jet té een 8^*5 toelpe fbnbe / atg be feinbeten Ijacr ouaecs in beragttnge foefteo » &2engen/P2Qt).jo. 17. Deooge die den Vader befpdt,bf gehoori*3®
heid van de Moeder veragt, diefullen de raven derbske uit-pi'-K'^1' <©eUt.i7-7- Vervloektzy die zijnen Vader, of zi|ne Moeder ver*$ c. vr. J©at moeten be ftinberen boen om hare ottaetttecït^-''
'hoorfamen ? .,
Ant. <©e ftinbecen moeten bcfe pligten ban sc^aojfacmtjcys w
tomen: .., (1.) De bevelen ban ftaeconberji moeten fn getojuïg / fpoeDiy'u
getroilto boen? J3:0H .i- 1. tëlïijiSoonfdi?gy mijnegeboden pJ
weglegt, 1 &atn. 17-' 7» ,rt/ (i.) p* onderwijiingeöecouberen moetenftibliitigaemiei"^
I^JOÜt 1.8. Mijn Sone, hoort de tugt uwesVaders, ende verlad- ^
leere uwer Moeder niet, J^Ob. > 3- • • Een wijfe Sone hoort de t"» zijns Vaders. qm (;) De beftraffingen en fcaiïtjöingen móeten ft» ban haer «^
ber.3 Iijbfamelp betbjagen/ Ifêeb. 11.9- Wy hebbende vaders < |
||||||
vleefchs w~l tot kaftijders gehad, enwyonrfigenie,©20b.*9 ',' 'fei
c. vr. ï©at moeten be ftinberen boen om fyvt &M0^n
baertejtjn* ,, , .,flfH
Antw. ©e Wtnberen moetCtl Defe pligten van danjcbaerneia *
ftaec «©tibecj? onbeeftouben: , 6 ö^
(1.) &P moeten haec tot vreugde jijn/ enöegeenoojptf^
ijjo.efï>epb ïjaer gePenpjob.i f.io.'Een wijfê Sone M de v-tw "
bïii'den, «Bên.44- 3°/3»/n/'? ? ■
|
||||||
Middag-oeflfenïiige. i75>
h t?.] &$ moeten fo?ge iMgenimt &aer<©uoer^seftojben;!)n=
"e Krltjft toeroen begraben / en öat na §aer öoob ïjaer goeoen naem ^t toerde onteert: fqjnöer fc!}ul&m/ öe feinöcren moeten üefclbtge ?j? alleöilfifeïjepO en rtiügetphjfiö betalen/ <©en. 15- 9- tfè'acqp "Haël begroeven haren Vader Abraham indefpelonke van Mach-
pe'a. <aen.jj-.ïi.
wa. Vr. i^oe moeten oie gene / Detoelfce <jp>tcnjiboöen onoet öacs
öe%n/ metöefelbtgelebend
Ar>t 5>!? hebben cefe pusten toaer te nemen;
*['•] èp moeten fjacr gebengoede mogelijke, en redelijke ge&a- . ^1 en ne'CClen/ '3tet>. 2 f 43. Gy en fult geen heerfchappye over hen
6bben met wreedheid, <J?pïj. 6. 9. Na-latende de dreiginge, «Èrroi). •l3/i4- •JkO iep moeten ïjare ©ienfïbo&en heftraSb en flraffen nis fn
J'SÖOetl/ :. itcg. ƒ. ió. Elizafei ie tot Gehuil, washettijdoni dat
Verte nemen, endeom kleederente nemen ? ]?;8b. 29. 9- »,J3«] &p moeten InöaeEjtBaMje&eti/ cnöc in fjacr fielten/ ïjaci:
^ÜUlpfatmteefcn/ JRatt.S 6 DeH;x>ft-manbad!e&m,feggen-
t • Heere mijn Knegt 1 igt te huis lijdende gvoote pijne, i jf^aui. 3 o. rÏJ"
rJ-4,J &" moeten goeöe fo?ae Dragen beo? fraer stelen / en boos
Rifec salïgfjejiD. en öaerom moetenfe ftaer ©ientiBoöen niet alleen
sii !e kll"£ cnDcrtoiifL'ii in de Religie, raacr ft moeten ooft haer den
'bt>ath toet laten onOerh&uöen fcoo2 ben openbaren 45oö.5Dienft/
S»bh ? anot'rc M^-Pligten / f^EÜSf. 14» Dé fevende Dag is de
°ath des Heeren uwcs Gods, dan en fult gy geen werk doen , gy
SuSone, nog Li Dogter, nogn Dienftkncgr, nogu Dienftmaegt,
jn § u OfTe, nog u Ezel, nog eenig van u Vee, nog u Vremdeling die
rhaWe poorten is, op dat uwe Dienft-knegt ende uwe Dienft-maegt
gelijk als gy, let. «0.34.
W» **** fefu!lenöc,JEeefter£en©?outóen fjaet 3&tcnffc
"En totöetïpiigti'n finnnenop !ict berjuaemfïeaenIei>oen* ^nt- fêfcr toe maeteafi" Defe middelen geJa^ögfea: HfA ^ n'l0Ctrn tcc!"!Cn öatf£ öc *W? ©icnilboöen in ftaer fiufé
%tt^^f'iQi.<5- Pis in tien opregtt-n weg wandelt.fal mijn dienen,
• '°. 7. Corneli'os riep eenen godir.ligtn ICrijgs-knegt. riw,] <®# moeten alle tillijfifjepDontrent ftaer «legen in oebeïo;
Wal2 w *"" -'n- ftfWJ ^n> Enöc 'n tcn$ete *2&|ifïffp£ ïwnöfc ftjI^P^ÜU. 3.1. if. Sy geef r haren huife fpijfe, ende hare Dienft-
|
|||||||
V
|
tor,^s't(;nmelk hebben tot uwefpiiiê, tot fpijfe van u huis, ende lee£-
^awerMaegden'. |
||||||
£ 4 C?.3 ®«
|
|||||||
£,Sp ï)e fefthiende ,
(3.) ©e JEefïetë en ©^outoen müetenmeteengpetepeitir
iianleben ftasc boo^gaen / enDe Daer D002. baec autfjojitept en ftff
fienlpïje|iauoo?öascD!en^noDentoeIbetoaren/ ^atï.29-n- A'',
men zijnen knegt van jongs op weehiighoud,hy fal in het (aetfte e
lienfone willen zijn, JE*20b. 30. rz. . a. Vra. UDaerom maeten De meeren en ©joutoen bit fobefo?iJc'
Ant. #inDatfereIienfer}apbaer ban boo2 •ïÖoD fuilen moeten y tien/ C0U4. i.Gy Heeren dost uwe dieiiftknegtenregtjendegel1!.^
■wetende datgy ook eenHeere hebt in den Hemel, Cpfj.ó' 9. Als ^ wetet, dat ook u fclf s H?ere in de Hemelen js.en dat geen aenneiJ"0 ge des perfoons by h::m is, , b. vr. «tan ïjsttoef ï»e(iaen met een «ïlö^ficn selootje/öat'et: dien11
•barejtjn^ .
Ant. 31^ t ' ^h 7;*i> 2.ijt gy een dienftknegt, zijndegcroepc
laet u dat niet bekommeren , ©ai. 3. 28. In Chrifto is geen on^ icheid tuflehendienftbareen vrye, 1 (QTiin.ó. 1. « c. vr. JBat moeten öedienftbare Doen om een €&ji)ïelplewn
lepDen* .., Antw. 3£>e btenfïbare moeten Defepiigten tegen ïjaecïtcK"1
©^eutoentoaerncmen: .
(1.) &n moeten ïjacc onöerDanig toefen met b^efe en ontf'™
<•* jÉ>et.2.i8. Gyhuis-knegten, zijt met alle vreefe onderdanig"*
Heeren, <£p{j.6. f. 1 (*.) &n moeten ïjaec alle refpeet enDe eerbiebigM'öbctetJI1'";
''i!5Ttm.6.i. Die geloovige Heere hebben en fullenfe niet verag^ '
aSïeg. 216. w
[?•] &P moeten jjaetge&oojfaem toefen met een fcaerDig #!%
TeöDtoiiïtgifieEte/ «Sipfjef. 6. ƒ. Gy-dienfticnegtenzijtgehoorÖ*
uwen Heere na den vleefche, Col. 2. 2 2. Gy dienftknegten, zij'_»is |
||||||
hoorfaem uwen Heeren na den vleefche, niet metoogcn-dieni' ,
menfehen behagers, maer met eenvoudigheid des herten, vree; |
||||||
(40 Jf>y moeten feer getrouto $n in tooojöcn enDc in toert^,
Sjoo? ï>et Iju^-getln ban Saer peeren en ©20iitocn/Cit.^-^ ',r/ Den dienftknegten vermaend, dat fy haer eigene Heeren fuik0 .•„
derdanig zijn,niet ontreckende.maer datfe alle goede trou v/e be^ fen,p>ob. 11. 1?. o5en 51.28/39. {i
b. Vra. öDaeroin öefjooren De Dienfïbare öefe pligten toet üw"
«emen* f nc"
' Ant. <©m Defe beweeg-redenen : (1.) |f ier D002 Doetl'f tt
ïfeere Cf$tïo een grooten ötenfi / (3ttt. i.10. Sy «ercierende^
pnfes Saligmakers, Col.3.23- Sy dienen den Heers, (2«)
|
||||||
f ' Middag-oeffeHiflge\ z*$
«al oaer genaoen loon fefterïtjft tiolgen/ €ou 3.44- Wetende, dat gjr
^1 den Heere fult ontfangen de vergelainge der crfTènifl"e,4i:pl). 6. -fi
™etende,dat fo wat goet een iegelijk gedaen (al hebben,hy dat felvc *a<i den Heere fal ontfangen, het zy dienftknegt, het zy vrye. Middag-gefang op de fefthiènde Dag van de Maend.
Stemme: ©an Den tof-fangMarie. ÏBbien gn fttn&ecg tecïö / , j 3. ®? fetnb'ren boïgt öe [eec
4föaefctDat<0aD«iï?.öe«lD ©anbaoet/ en geeft eet* |
|||||||||
J?aft jongjf af fjaec aerciece:
^ö yötT tot 3tjn Vascïi /
^aern taan ti tying een ïterfe;
^«t Jèatffiatlj-üagen fcpere.
-**• <èoeï;t booü u ®w$ gejtn +• «5? otenfïtouen toeejl ttouto/
j^nbooenomgetom " «5e!)oo2faemt^eeten©?oito/
©tft nimmer, tegen-fïreben;
Setoaert ti ïianD en mono/ <©$! öat gn'<6obj; ©eroonö/ «©oftjaügmogtoeiehen. |
|||||||||
^
|
|||||||||
Het Leven in de Chriftelijke Liefde.
, De feventhiende Dag. b- vr. $ebf>en top ban onfe piigtentaoloaenaluitop ouonfehuis-
getlQten alleen agt oetaen i h?tnt- &ml maer toy maêten 00fi mfi C^ifielpe pligren toaer*
>mcn ontrent alle menden / oaet ton meöe om-gaen/1 C&tff.f. ^'''4; Wy bidden u, Broeders, vermaend de ongeleerde, vertrooft
^kkinmoedige, onderfteunt defwacke, zijt langmoedig tegen alle, 7n;4 9. ^.3.1*/ij". iftêhi' ^at piioten mo2t ttUCnot,tcent anoere menfcïjen Snaecne=
,*nt- ^e^oaft-pïigtisbcïteföe/ .Patt.ia. 39- Gy fult uwen
jatten lief hebben als ufelren, Jïom. 13. 10. j|flt.k?.ii. Alle
,Senc gy wilt dat u de menfchen doen, doet gy hen ookalfoo. Vr- <3Tot toie moet öcfe lief&e toojben «nt-gefltefit *
jj^nt ®at alle menfeïit-n / felfë tot onfe tayanben/ .$Hatt.r. 44. ne u We vyanden lief, zegende die u vervloeken, doet wel den ge-
cHd U ^aten» en 'c' bid ook voor die gene die u geweld aen-doen , c ?«vervolgen , UtlC. io. 19 27. $Ct. 17- *6- A ''• ^ befelieföe een noo&tge pu'gttaocu alle €f»«|ïenen*
tii J£t#cen^noJtli3epligt/'ttoelftbujfctuitaeferedenen •. ,J wt\$tmlitto\%$i öattoptnbentiaetöeïgenaöe/enbebec |
|||||||||
iSx De feventhiende
jalijj^öllaen/ 1305.4.14. Wy wetendatwyover-gegaenzijnuit
den dood in het leven, dewijle wy de Broeders liefhebben, 'Jof)»'2' t)f. if. Hier aen fullen fy weten, datgy mi|nediicipelenzi|t, ?0(1^ liefde hebt onder malkanderen. (2.) $fet té een Öetotté/öat top r mtMtlM ïieöten met 45oö öe ©aoec jnClmïïo / 13!o5.4 'ïj
Indien wymalkanderen liefhebben, foo blijft God in ons : ende^,
liefde Gods is in ons volmaekt, 13:05.4.7. (5.) ^ettéeenÜett'Jv ilflt top «föoö ttefÖCbben/ i 3|05.4 i°- Indienyemand feid, ik he°' be God lief, ende haet zijnen broeder, die is een leugenaer, )itt$ l (4.) 5>onDecöefeIiefDefionncn ton niet jaligtoojöen/ \%n\yi-xk'
die zij n broeder niet lief en heeft blijft in de dood , foer.S i f
c. Vr. Wat toerfcinge fjceft öefe 4E5?iff elpc Itefbe i „
Ant. De werkingen, en pügten tian oe liefbe tot anöcre meiw
jijnöefe: ■*. (i.) ©C0g5fl«te6iböen/ 1 Cim.i. 1. Ik vermane dan vooraf
dingen, dat gedaen worden fmeeckingen, gebeden, voorbirfdioë dankfeggingen vooralle menfehen. <&$}. 6.18. Met alle biddinge fm eekingc v oor all e H ei 1 ige. (, (i.) Ü3aertóöefiraffen/^e1j. 19.17. Gyfultuwenbroedernee
fteüjkberifpen, i (SfjefiF. f. 14. „ (3.) €en soet ejcempet tegeben/Jütlat.j-.26. Laetu lichtftn'J"
voor de menfehen, i Co.2. 10. 31. Weert fonder aenftoot te gf ven.
(4.) fyaa. befecermöctcbebojöeren/ %nu 12.31. Alsgyf^t
fult bekeert zijn., foo verfterk ook uwc Broeder, ï^eïl. IO-24", jj>f
ons op malkanderen agt nemen, tot opfeherpinge eer liefde, ende' goede werken. . pt (f.) ©2eeDfatmmetIiaertctei)cn,,l?erj.ii.i4- Taegt^nvred i
met allen, $$0ttl. t %. 18. Indien het mogelijk is, foo vele in u is,»
vrede met alle menichen. . goO [ó] ï)aei-5«fnete6etorifenm5«carmaeDe/1^05.3- lX^v
vjie nu het goet der werelt heeft, ende fiet fijnen broer.er gebrc* ^
ben, ende fluit zij nherte toe voor hem , hoe blijft deüefde -3 xc hem, <öal. ö. io. Doet wel aen een yegeiijk, maermeeft* Huisgenoten A-s gelsofs. a.Vr. ^ïaetmenoofciioo?allestienftfienIndoen? .4..
Ant. ^n'tgemeun/ ja fïifs Doo2 onfï tyanöen / ^^^rW'
Bid voor die gene die u geweld doen, ende die u vervolgen, • &*
ttf. 1. 9Ect. 7. 60. Heere rekent) haerdit niet toe. c. vr üDaecom moeten top »002 onfe bpanoen uiööen i n#ii
Ant. <©m öefe redenen: [i.] «Dit té eenÖCtojtéDatW^tC,
tojaefeujertgijertetetttttn/ Som. u. 19- En wreekt ufei*e";tf
feeimnd*, 'fUtöt. ip-17/ iS. [2] ©it té£et mtDttl f" u'^
|
|||
h Middag-oeffeninge. 28 g
^citaeccn ban bietjergsömge pnfec fonöen / JEatw.uL vergeeft
■'s o ,{e fch.cii.ieri, als wy vergeven onfefchuldenaren.betfF» 15/ 14,
|y tier 0002 oaen in/? al ïjet onfe sjooj tjare faüafjepö 'JLuci ?. ? 4 •
tjpm ' Va'L'rver^eft nethaer. let. 7-6o. [4.] ©ttij? eenCt»
^n «2iVjt ban fjet ^{j^üenDam boben oe natuerxlsjSe Iicfoe oer Ifep*
^IKn/^at.f.4<J. Indieagy lief hebt die 11 liefhebben.wat loon h.'bt
?c' >so.en ook niet da Tollenaersalfoo ? Som. 12. 10/11. Word van
^4'^et niet overwonnen, maer overwint het quaed door het goed.
6e'(jYrff ^Iet# to^6 & &et / attóei;e menfcljen ober. fjaec fonaen te
^ Ant. ;©ttrètoelm?e!ï£etbiecft ban oie gene/ betere obec atv
't',/, 5iJn SWMö: nagtan.ë (s Dit 006 het terfi ban alle €f)#enen in ^P'ÏK^tl/i©4,*• '• Broeders,indien ook eenmenfche overvallen
re dooreenige misdaed, gydiegeefteliikzijrbrengtdenfoodani-
Uw rïregte met den géett der fagtmoedigheid, 3leb. 19.17. Gy fult *fen ,la:jfcn neerfj:öi.jj)|c berifpen, Ct't.2.4. Biöt*' ^^ öa0? toaaöcn fommigemenfcfjenöerötnöetttnöeft
A "'• ©ele ïoiwöen Ijiec bon; berftinöert:
tii?„' 'J ^Któu 'ivê,"ï öat DebejÏMifingen fal qualvjö toostten npgeno* tfjN;!; ^ öat men fïjn toienben tnt bpanöen fal mafeen/oeDjfe fjet fom- W* L B£tïEUCt / €>al,4.16. Ben ik dan u vyand geworden, u de
T^eidfeggende? JJftatt.7-6- m** *^m *2ee$ öat m£n f£lte öan«iofe6e)iraftenontöefitfaf
oqdt ,Jn ePSefonOen / jjftatt.7-f- Werpt eerft den balk uir u eigen
cg^©aU.,.
'/r- ïfoe moeten De öeffraffinge rjeöaen to02öen i
r n ï^sfe conditien moeten tn De befïraffïnge sijn: \v0or'J Pe regel nan tefïcaffinge moet genomen tooien uit «3od.s U ;n ,' 'tt Wer,<ïCol. 5. i6. Het woord Chrifti wone rijkelijk onder
Dü rlw''s-heid"- leertendevermaent malkanrferen fjehhL-?" §rond moet 30n / De fa?oeöerlpe lïefoe in on.rf/ niet£ feoo|
%[w"QEte verbitteren,Of tefiefc|amen/ maer te verbeteren tot ja^
^«dh i®&eff*?-T En houd hem niet als eep vyand, maer ver- dom f01 a'seenbroeder,^5al.4.t9. Mijne kinderkens.dieik vve- t? 1 n^te baren,totdatChriftuseenge.la^teinukrijge. ft^ttn maniere moet befïaentn betoeegKjliefagtuioeDigljetb/
en. <l5ar*f' ^et ^moedigheid onderwijfende degene die tegen-
\%tè ,j0 • *' Mijn; broeders, indien ook een menfche overvallen '"'geuten een'Se rnifdaed, gy die geeftelijk zijt, brengt den fooda- t<|. ] r\e^^etnet den geeft der fagtmoedigheid-,
uetlJd moetbjifen/ a^beöetieaelejjentöefoi^ om baigt
^1
|
||
z§4 De feventhiende
te boen: IBaertnöatmenmeternfïmoetaenSouben/ totbatw£n
iiefyUjJtberneemt/1 &am.if .37. Doe de wijn van Nabal etweke"
was.doe gaf hem zij ne huisvrou defè woorden te kennt n,2 (STutl.4■*' a. vr. ^oemoetenfoobanigebefitaffinaenopgenonuntimpen?.
Ant. |&en moetfetoel opnemen/ enbe met een neberige stele Ir
leben baer na berbeteren: jpf. 141. ƒ De regtveerdige fla my, 1»?
falweldadigheiu.zijn, J&JOb.ti. i. Wiedetugtlief heeft, diehe&
de wetenfchaplief: maer wie de btftraffinge haet, is onvernuf Bf5' tcb. >3"- _-
a. Vr. 5fiSÏ)etOOfieennOOb!]3epltJJt/ batmcndebekeeringeb»"
anbere beljertige* f
Ant. 5È3: 3(aC«4. ïo. Die een fondaer van de dwaling zij m *''_
bekeert, diefal een ziele behouden vandedooj. 3;Ube rjiTij*3. "^ houd andere door vrecfe, endegrijptfe uit hetvyer, $la*f« 'f. ió- b. Vr. ^oe fat men be beï;eérüige ban anbere bcjï beboteren *•
Ant. (©00? befe middelen: fl
(1.) ï©n moeten fojge bjagen / batWfetbeaengrooteforWÏ
nietfcftulblgfïaen/jflatt. 7.f. Gyg&veinsde, werpt rftden b#* uit u eigen ooge, ende dan lult gy btfcn om de ipiinter uit u bf'1-
ders ooge uit te werpen. j Ci.) ©p moeten een gaett ooge ïjebben ,'enbe een fo&ibittvic W*
ober beftanbelingen ban anbere/%b. 3.11. siettoe, broe.t-.-s, » nietin v.-mand vanuenzy eenboosen brigeloovig herfe, %tb- ' L
(3 ♦)' i©p moeten met een foete bjtenbeïpneib' met ftaer om S*L
enbe om? teat na ïjaer fiumeur boegen / fco beel até een goebe ^ feicntie Üjben fean/ 1 €0g. 9-19. Daer ik van alles vry was, heb i'■/',,,
allen dienftbaer gemaekt op dat ik'er meer winnen foude, ïfC"! z.bersiif • ^
[4.] J0p moeten ftaer aenlepben tot tt uitteenbtge plinten f
«0Objibienft/Cfa.i. 3. KLómtketonsTe£gaen tot den berg des Heef'.
b. vr. ï©at té onber anbere een hragttg mibbel boo? gentel?'
lieben* ,.
Ant. <gengoet exempel ban tebenaen anbere te geben/ >jFc'|
bei'^ 1. Op dat ook, foo cenige den woorde ongehooriaem zit n > .
door den wandel der vrouwen fonder woord moajen gevroV^ worden, i get.i i i/iï. Op dat in't gen-: fy qualijkvan uipi'^J ais van quaed-doenders, fy uit de goede werken, diefy inuiien, " verheerlijken mogen , jfeatt. $■ '6- . fl} a. vr. J©ie fiomt het toe aen anbere een goeb exempel te gew%
Ant. ©it té bepligt ban pber€fj?ifien; bog tnfonbcrhepb var.
ten bit bt'e gene boen/ betoelfie in bebieninge/ flteet/ jaren/ gaben «^
mceröer sjjn afó oegemesne Cfi#enen/1 Cim. 4- *>f»«*• zyc ^
|
||
Middag-oeffeninge. i8<»
oorbeeld den geloovigen in den woorde, in wandel, in liefde, in den
|
||||||||||||||||||
«eeldèo
c |
ngeloove, inrehigheid, i (S^CfiT. 1.7. Alfoo dat gy voor-
geworden xi|t alle den geloovigen , 2 (9Tf)Cff. 3. 9. |
|||||||||||||||||
r. jaag men Dan öe goeDe toerten toeï Doen boo? Ijet ooge
r A f ;Fia • men öe goeDetoerfeen niet Doen / om Daer Dooj eece'
P tnenfi.-' ?entebeftomen: maecmenma?, ja men moet beet goe» * tecrfan trocn / ofe anöere menfeljen tien/ op öat top ïjaer tot J™WtoIging£ betBCgen .fBlatt.?. 26. La'et uligt alfoofchijnen voor
i J»' r''c-':i ;'°P -!at 'y uwc goede werken mogen fien, JRat. 6. 1/2.
*et.z. iï. Dat fy de goede werken , dieipuzijn, fien. *-vr i©aer boo| moet (ig Dan een C{j#enfojgbutDigrtjfetoagi
^ Ant ©002Öftgei)eni}anergerniflen, 1 €0|. 10. 34. Weeftfon-
Q^nftoot te geven , ende den Joden, ende den Grieken , endede et!meintenGod$, gljtf. 1. i». ttltt. 17. 1. Wee dien, door welke 6erniflen.komen. teh ï©at u'eDenstjnljet/ Die fojgbufoig alle ergerniflên foefien
"Eïmtjöen*
*nt- «&e fooöantge hebben Dcfe teikenen:
let,SN "©Kfelfëdemi:iftefondeomeenanDertebefiagenniettou'* ftCI,L'Den / maer tig tegen De Menöfefjap ban menftfjetfberben aen= doe ^1 OmDerfonDeïOlKe/Pf. 119 Hf- Wijkt van mysy doos-
je'^Ws op dat ik de wegen mijns Gods moge bewaren , <0al 2.f. 0«", welken ik niet een ure hebbe geweken door onderwerpingen , ïtde waerheid des Euangeüums by u ibude verblijven. miar'r ^'c 006 het goede niet nalaten ut't b^eefe Dat Daer pemanö
Vfr*y«banfp;cfeenfiuiöe/ JprfLo.ïS. Sy gaven hém dan fcheld-
hy p ~f ' bf. 5 ?. Maer hy fek'c, indien defe van God niet en ware, blin? 7üde niet konnt 1 doen, J&attï). ij. 14. Laetfe varen, fy fija ^«Vejds-liedenderhHnde. . - JVartl e In «iiDöefmattge Dingen lig ooft toatinbinöen om Der'
^'■nf Pl01^ i<Cd=*8 Ëï« IndiendelpijfemijnenBroederergert,
dpr n- '.* >n der eeuwigheid geen vlees eten, op dat ik mijnen Broe- |
||||||||||||||||||
■'Venaij j.
|
erp. 1 *C03»9.' 9- Daer ik van allen vry was, heb ik my
|
|||||||||||||||||
fr^te
?atft onöcrftfiepD toeten te maften toat pDer berOjagen fian in |
||||||||||||||||||
W
|
||||||||||||||||||
delt>Statigeöingen/<6plj.f. if. Sietdanhoegyvoörfigtigwan-
^qi'm *4 f. Wandelt met wijsheid by degene die buiten zijn, den Wvarme«tilduitkoopenïle, tyti*' ^Q^noetmsnomgaenmetitfaieentp^ellendige<ï![)3!tïev
" '""..... "" Ant.
|
||||||||||||||||||
3>8£ Defeventhiende
Ant. Wp moeten ?bct na onfe getegenthegb / aen ïjaet befe tö)#
pligtenöetorifen: (i.)W$ moeten ïjaet met tooojbenfcertroofïen tneenme&et'
fcenb tjerte / en ïjaet goeben raeb geben/i Cfjeff. f. 14. Vertrok j de kleinmoedige, Cfat.40. 1. Trooftet mijn volk, fpreekt nahe'
hertejerufalems. . (1.) i©n moeten ïjaet met onfe goederen onbetft eunen in garf"
ttOOb / ^Hpy- 4- *'• Werkende met onfe handen, op dat wy ftebfj
mede te deelen den genen die nood heeft, 1 <3fOÏ(. 3 17. Soowiefl1* het goed der wereld heeft, ende fiet fijnen Broeder gebrek hebben >. ende fluit fijn herte toe voor hem, hoe blijft de liefde Gods in herfl - a. vr. Aen wie moet men aelmoeffen gefcen i
Ant. 3Ben alle menfefjen Die innoobsijn Ooq infbnöerljepo/ #"
tie Cjene/iJftoelfee met 00£ in een lichamelijke, burgerlijke.Of geeflc'
lijke Öanb tjerOOnutn 3tjn/ 45al. 6. i o. Soo dan, terwijl wy tijd hvr ben, foo laet ons goed doen aen allen, maer meeft aen de Huys-ge^ ten des geloofs, i Ctm. f'. 8. Wie nu de zijne, en byfonderlijk zij" Hi;is-genoten niet enverforgt, die heeft hetgeloove verloöch«nt' 3Jlatt.irj7«. ./..'«:, .":.".
c. vr. ïfoe moet men aelmoeffen geben*
Ant. Deconditienjijnöefe: ,
(t.) Ons oogmavk moettoefen <®oü£ ge&ob ïjier in na te fcmw*1''
rn fïjn eere te Miojöeren/ fonbet op eenine eere b« menfcïjen te &* ^20lM«9' Ver-eertdenHeerevanugoed, JElattfl.6. i.HebtW
dat gy uwe aelmoeffen niet en doet voor de menfchen, om van o» gefien te worden. v (i.) Ons herremoetMpmocbiöSijninïjetgeben/ en moetij
Cïpifltfüto liefbe goebboen/ ïïom.iï.8. Die barmheit^h*?.* dóet inbly moedigheid, i€og.9- 7. Een yegelijkdoegelijk hy in Vj
herte voorneemt, niet uit droefheid, ofte uit nood-d wang: want"° heefteen blymoedigen Gever lief. ,j (5..) De mate moet toefen na öen jegen bieten Ijebfien ontfaw'
1 <£0''. '6 i- Vergaderende een fchat, na dat men welvaren ver*1"
gen heeft, 1 (3Ti«l 6.7. r nf^A f4.) DevoorfiïrtigheidmoetbefesSn: b&tmengefoefoofF*fjjj
$$ men tRnöoö fiénö; enbatmennogtan^foJöeivan-: ?aLji- mm roctftefHjaemt feoibengemaefet/ nogtegeftgftineen^,, Telien/J?20ti. 3 ?.8. Scgtniet, gaet henen, en komt weder, e»'°^*j;
fal ik geven, i £0.2. n n. Veragt gydandegemeir.te Gods, e befehaemf p-r de gene die niet en hebben ?' i (STftCff ?. «■ . b. Vr. iOaetommoetentopIi&etatpaelmoeffen geitend ..
Ant De beweeg;redenen öie fc>» HfleC tOC &eïtöen,' $» Ki*; ^
(1.)^
|
|||
Middag-oeffeninge. 187
ftJv) &onberöefeliefoe tot bearme fionnen top niet jefeer: itjn/
«at top (©oö liefhebben/ of Dat top regt <©oD#>ienfïfg $n / 13Po&. ■» > 7- Soo wie nu het goed der wereld heeft, ende fiet zij nen Broeder
sfwek lijden, ende zijn herte voor hem toefluit, hoe blijft de liefde !i^nhem?3fac. i.tJf.x7. (i.) «BOB ftOUÖ bit 3fê een eere Öfe m* mimtl ö»4H#fttfwfcntDtt/afeof menhethtmfefbegaf
T*aTO,ij-, 46. Ik was naekt, endegy hebt my gekleed, P?0b. ip.
.'♦ die fig den armen ontfermt, leent den Heere, endehy fel hem |
|||||
J^weidaet vergelden, (j.) CCTgrootenuKmtéuptgenabebe»
'?oiioo2tiietoelDatii83tjn tegen ten arme/ M&ttt^f- ?4* Komt lo gezegende mijns Vaders, be-erft dat Koningrijke, JÉtattV 1 o. 44.
L ° w>e een van defekleine te drinken geeft, alleenlijk eenen beker ,£1 f. haters, in de name eens difcipels, voor waer fegge ik u, hy en llJOen loon geefins verliefen. •Middag-gefang op de fevenchiende Dag van de Maenr.
Stemme: Pf 6f. Men looft u Heer, Sec. 1 • r~\ € Cfpiften-ptiot om? boo?-gefeh#ben
1 fjHlefb' tot grooten Meen /
- f—* ^aer onber top afë 2&oebergleben; jfniiefo'tot poereen: j^k mag mtjn bpanb fetfjf niet haten /j "«CQoon ftp Hg ban mn toeert/ «n ban mp fcftanbeltjft gae n:aten / ^rfibennogniethefeeert. o,»• 3P» toil biboen boo? alle menfefien ƒ Jg 8un aen niemanü quacb; ïTi, i300?ÖIe ra? ft« «ïuaöe toenfetjen |**tti(jttfjutoehraö>: 1 Sgoien A ergens lie gebzefien
^niaeïimp^afigereeb/ i '« öaer öaer ober aen.tefóeflen /
^töatöierjaer^nfeeD. j ,-> la gun mijn 25uerm.in ooft $n neecfoa
*»-m mïuenat mnnoptrot teertna/
S^ tanDsrewgaet.- 4gg ;am acne ftp»: % '
|
|||||
De agthiende
|
|||||
*88
|
|||||
Het Leven in Vrede.
De agthiende Dag. a. vr. ^oebanig moet onfen omgang toefen met alle raenfcö^
in't gemepn * Ant. ©j-eebjaemenminnelp/ Som. 12:18. indien het mog»'
Inkis, foovel'einuis, houd vrede met alle menfehen, $eO. 12. '*'
Jaegt den vrede na met allen, endede heiligmakinge, fonder de' welke niemand God fienen fal, JUflttlj. f -6. b. Vr. ^atmoetmenboenomtojebeteboubenmetmenfcljen*,
Antw. W$ moeten m 't gemepnbefemwdcientoaer-nemei'' [1.] ï©p moeten feite vreedfaem. toefen/ jaattlj.f.9. Zal'* zijn de vreedfame, %X\U 1 o. <5.
. [ 2. ] !©n moeten na tamogtn oe bjebe foeken te netemen/ &,
aebaer toe alle mibbelen/aentoenben/ Iftfj. 12.14. jaegt den ^ de na met allen , 3H01ÏI. 12. 18. Soo vele het mogelijk is, foo vc
in u is, hond vrede met alle menfehen. ^ [;.] i©p moeten «Sao caerom oiööen/ toantöei!eereiV£C'
Seter tjanbjeöe/CfaÜiy. 7. Ik fcheppe den vrede, 3|rjJ).'i4-*'
Vrede late ik u , mij ne vrede geve ik u. ^ vc. vr ©002. toatbpfonbere beugben fean men öeojeDeaiett»"11
frhenfcletoen* Ant. «©002 befe vier opfenbere beugben: ,, [ 1. ] <2tH)02 Cen €l}2JfMpebefcheidentheid , redelijkheid, 0 %'•,
feageiijkheidlnalleönfeïjanbelmgen/ ^p.+.y. Uwebefehèid*0
heidzy alle menfehen bekend, Pljilem. Üer.Si 19. ^
[i-l ©002 f<?,tmoedigheid, foo bat top niet Ijaeffelp 59" (1,
I»ratnftl)ap / J£iattï>. i i. 30. Leert van my dat iklagtmoedig^
jffoim. i2 3 De man Mofes was feerfagtmoedig , meer dan • menfehen die op den aerdbodem waren. . ct [?.] ^00? een regte nederigheid bc.sljerten/pp.2.?. Ejj^
geen dingdoörtwiftingeofteydeleeere , rriaer door ootmoedig" ,,
agte de een den anderen uitnemender dan htm felven, $$$' tlf. 1 o. Donr hoöveerdigheid maekt men niet dan gekijt. ,fi (4.) D002 verfoenelijkheid, Jüftattï). f. 27. Weeft haeft*
wel gefint tegen uwe tegen-party e, %l\t. 17. V . qrfi b. vr i^oc moet men.debefcheydenheid oeffenen afêmen i»y
tKtjjeöeïebenfaï^
Ant. Mm most ban befe bingen toaer-nemen: jfi
J.i.] I©)? moeten ons foo matigen/ bat top geen groot gc»V
tian ons felnc fcfjönen te Ijeöben/ nogtebat top anbere tóepn w ^
^ÏJl{em,berji 19. Op dat iknietenfegge, datgy ookuie"6 ^rf
|
|||||
j Aliddag-oeffeninge.' 'iti
^eirtoefchuldigzijt, <©at.4. ij- Gy weet dat ik door {wakhederi
** vleefch het Euangelium eerft-mael verkondigt hebbe. <>*>) ï©p moéten het hoogfte regtniettoittenuitboeren/ maéri
ü?#te taille moeten toyDaer ban toataf-f&en/ i€o?.9. »ƒ- JN «len ^'* *"00 geschreven, niet op dat het aen my alfoo foude gefèhie-
«ö r' l<^°2' 6- 7- Waerom en lij dgy niet liever ongelijk ? waeroni M gy niet liever fchade. fj}') i©p móeten oejtoaft&ebeh ban anberetoatbulben/ We tof
ieftecffont niet tonnen berbetemi / iCheff.f. 14. Onderfteuni ^ wacke, {{0111,14.1. Die fwak zijn in het geloove neemt aeri,
** niet tot twiftiget'famen-fprekingen, {{om. if. i. hl 40 |©n moeten het feggen en het doen ban anöecefoo bert tett
liefd öu'ÖEn alj"een Boeberonfcienttebgagenfcan/1 €o?. 1 3. f. De fy ^e eö denkt geeri qüaed, t COJ. 1j_7.de liefde bedekt alle dingen,
3 Slooft alle dingen, fy hoopt alle dingen, fy verdraegt alle dingen.
tatfc" ^0e moeten ^ öe ^St *>an 6gtmoedigheidaaile0]jert
wA"lw-. 3£efe ontgt moeten top op befe manicte gefytiifeen / bat
^t tt, "'BMrjfi bergramt of betbittertteojben om eenigj ongeujg ]efUsn^t»¥aen-b0et/3Iak «'♦ lo.Zijttraegtottoorn, iPet.2.a3-
b ir °y gefcholden wierd, en fchold niet weder. ^Tf- ï©aerom moeten top befe beugt oeffenen *
W^: <©m befe beweegredenen: (1.) <©m bat «tëób tattgi
kxijif 'Stegen on^/ enbe onj? lange berbjagen fjeeftinonfefen*
<3en 7*"'- J. 13. Verdragende malkanderen, ende vergevended'eeö
W*.-- 'en > foo yemand tegen yemand eenige klagte heeft, gelij- (s,\ !£a'sChriftus u vergeven heeft, doet gy ook alfoo, {{dm. i- 4. K'n/, °^top/ onjS felbenm lieitöe/ bcelóngelpfiebbenges
"ndern ir'108 &a3tfp0 boen aen" anöere/ Ctt. 3. 3. Hatelijk zijnde,
fcatÖit,a'tatlderen hatende, <SM. 6.1. Siendeopufelven, (3.) <©m öe liefH rfOtcöeteij.ötjntionfc«CftgiflEelfjfeefiefbe/1 €oj. 13. x?:
U,l (jjNe en word niet verbittert, <£pï).4. i. Wandelt in de liefde.
fjób., öat ört öe rf3t« ioe0 $ tot een goebe Cfgificlpe b?ebe /
*btl,', ^' 1o- Door hoovaerdigheid maekt men niet dan gekijf,
^''Wrr' \. P'xt geen ding dooftwiftinge, of ydele eere: maer door Vr jn , c aSc ^en ecn rien anderen uitnemender dan hem felveri.' Ant; WWJffêiiïenensfjtf be fagtmoebigtïe ï
|
||||
^ et*oer w 'ftlten iïeioe'niKn 8$&* l'ö onD«E ^00-* Métten tó
^^tikr ' «MEUttt. n.30. Neemt mijn jok op u, eride leert vaa
(*.) 5g^tm°edig ben , 5faC. i:. iï/ *i. ?{* otfetotfc met «Oobfpjcto/ ent* alfoo fiaer. eigen me,-
(£ tf0&#/ |
||||
190 ï)e agthiende
tfgïjepö/ ^ntiérbaemeltjfi&etbreerenfenncn/ISum. 11.3: DeM"d,
Mofes was Teer fagtmoedig, 45en. i$» 8. Abraham feide, laetd0»
geentwiftingezijntuflchentnyentUiTchenu.^etT, 10 2,7. Siefd<$| ik hadde my önderwonderi te fpfeken met den Heere, hoewel ik W en affche ben. , [?•] ©ie fis getoErtnmrotnebertgftetbtiesffierten/ r##»/vi
Ziit alle maikanderen onderdanig, zijt met de öottnoedfgheid "
kleed, «P6.4.1. f, a. vr ïjoe moeten top de nederigheid oe£ betten ontfent fln^
ïtïcnfcftcn beleben / om al'foo in b?ebe te toanöeten f' • / . Ant. ï©ji moeten taan on? fclheti gccti ïjoajjegcöatttEft ÏJCfilJv'i
in öTKTdïïi moeten topniettertïanü mepen / algongtoatonjew Befeijieö/ bat{>%eenfcnmkingeisbanonfe eete/ i&am. 16.' David feide, ja laef hem vloeken, J&f. 13 i. 1. O Heeré! Ciijn b®
én is niet verheven. e vv. Wiïx «ft fen men öefe öeugtjfeennen i A
Am. [1.] lts'tnjonjsfetbennietp^tifenöobenan.öete/ma^.jjt
top an&ere pijjfeti öoïscn on<? fclucn/* €o?. i o. 13. Wy en fuiie»n rt
roemen buiten mate, Pftil. i. 3. Eert yegelijk agte den anfie
liitnemender dan hem felveh. «.gfl [113Btë top niet begeertg sfjn n.i öie iiittoenbigeteifcenen%
mcerber ttul Dananberegenieten/ Httc. 14 8. wanneergy « yemand ter bruiloft g<;nood fult zij ri, fooenfetu niet in de e
fitpketfè , jHatt. ij. 6! 7' 8. ^ |
||||||
(3.) 381«; top gebnlötglijfi fionnen bertoagen bat men on? «^ „o
_J/ z*JtöJ. l^ 10. Da?rom heb ik een wel behagen in fwakhei'
in fmaedheden, * ig>am. 1 6. 10. David feide, |alaét hem vloek ^ |
||||||
[+.] 38fétoa aen <öcös fierfee / en aeringfte *£ï)?iflenen Jf*^»-
Degennglïeöiénlïencnpligtenöefojgen/gjafc. 13f. Jefusgo?',,» terineenbecken, 'en begon de voeten zijner difcipelen tewal*1-
f|Jiatt. i?. ''■ Denveftevannfahidienaerzijn. J'V ' a. vr. llDstbcniiti^öebMfonbcrfteonueinijeebfacmteiien1
bèn met alle ittenfclcn* „ mlrf' Ant. öeverfo?niiikhïid, toaer 000: Suj? ftfrgeneigtjnn11"' *»■
iplftanöewn te nerfoenen ali?ér ttmtitnge 1? ontftaeh / *£Pn\jP beSonneen.ganietonderoveruwetoornigheidj'jr.ilC. 1 7- ?■ t J>eI,>
u broeder tegen u fon'digt, foo beftraft hem : Eude indien » leed is, fbo vergeeft het hem , J&att. 6. 14/ if. , c. vr. naatbch^Htongbacrtoetebetoegcn* ^«éf
Ant. mm b'eweeg-Tqdèneh • (1.) $etté een eerlijk1; V i. »*'
.heerlijke falie/ bat men een berfaenlijS Ijertebebbe/ ^jjgh«r'
Dï ?rugtdesGéeltes is liefde , blijdfehap, vrede, fagtrn°e 'asf''
|
||||||
«j Middag-oeffeninge. i$±
*& 3.13/14. [ 1.] ïfet # een feet billijke fafee / toant betetjle De
1'uQte d50ö nng |-00 sroote |-onö£n hergeeft Doo? een berfoenttjft i\r« ot on^/ ^° ^B00™1 toP oofcaenonfennaefïeneenigeber* tier In^en te MerÖ^en/ ^PÖ' 4» 3 2« ^'Jt tegen malkanderen goeder-
qlC.°> barmhertig, vergevende malkanderen , gelijkerwijsGodin ay l*° u vergeven heeft, JBatt. 18. 31/3 3. Gy bobfe dienft-knegt jj I "lefchuld hebbeikuquijtgefcholden , dewijlegymy gebeden ^ t: behoordet gy ook niet u over uwe medc-dienftknegt te ontfer- ,lQen>gelijk ik ook my over u ontfermt hebbe ? [ 3.] tytt téCCtl feet tE °dwendige fafee: toant «BoototT met ong nfetbetfoent srjn/ nog-
Hje^''0nfe fonDen bergeben/ tnöïen to» niet onfeneben naeften ^iHTfnenen/ enöehaerDebergrijpingen quijt-lrheïben/ lEatt. <5* fj* 4- Indien gy de menfchen hare mifdaden vergeeft, fbüia! uwc
fcK« Vader ook u vergeven , bf. i f. Maef indien gy den men- <ja .kn "are mifdaden niet vergeeft, foo fai ook uwe Vader uwe mis-
f^c" "ietvergeven,lïiatt. iS.34/35-. AlfbofalookmijnHemel- '■"in 1 ^er u doen' indien gy niet van herten en vergeeft een ygelik a . brüederzi|ne misdaden. Wi' ^at fal m£n Dccn af-* anöiTC nisnfcben dt# groot cmgeujfé
i5 nt- «©ofiuan moeten te« een bevfcimipfjcrtc Rebben/ Hur« *'Jn t ■ ^a"-r vergeeft het haer, 3t!cf. 7- 60. Stephanus vallende op
fuijj r:1£n> riep uit metgrootei flemme: Heers, en rekent haer defe oen nrèt toe estgt'' ,^!at fijïien topDoen aï£ geringe lieoen/ «nOiemtnöerjijtt
"a-r' J*1^ D»örtp öctiaen ftcöüen * fcK«n' "kralarn feide tot Lot, en ia-c dog geeiuw iftinge zijn tuf-
a. V,miLen j«ffchen u , 1 jg>am. rï. i?.' ff c Vn'n, at <aï mcn Dae-ö/aljS onfe nae|te b?tenötit ons on fat hoog*
f°i,' 1 t3*" öainnocfcp to?; een berfornlp fierte felibm / ^en^ lls onJ P^feidé, en vietftt niet, ik lal u, ende u w' kHne kinder-'
*«lftli ei*"°uden, ibotrooftedehv hen, endeiprak na haer herte, |
||||||||
^ ïiomt het toe / De tocöe eer ft te f&fièH I
|
||||||||
t!tsQcl, . ,^'ie eerfl of merfrijetonfiéïp aéil anöere heeft geöaen:
f>?« brlcfe "lin(le té"1 fföet/teroep/ gafen, etr.lütc. 17.4- ifa- 'l! U\v„?euer^vcr>n,.ael daegs te^enulcnidiet, en fevenmael daegs
■ > %t\w' ^eerr' %gen -e' net 's my ked.fo lult gy het hem verge-
^ö lïfest j ' *'?*■ Indien gy indagtig word, dat uwe broeder yetté-
' r- »P 24, Gact bïiieti- verioend « eerffc met uweo broeder',
|
||||||||
2?2 Penegetïthicnde'
c. vr. Matt men Danfoo (ange bcrbeiöen/ tot ïu'e totoité^
men / Dien ïjet toefcomt on£ eertï te foefen i a A.nt. $eeu: «Oer moet tErtïontoebjeöefoeften' alijTtbattfl*'
ftlbe geen ongelp heeft geoaen/ JRatt. 18.15-. indien uweBro^ tegen u gefóndigt heeft, gaet henen, <3öen. i? 8. Abraham feJ»e'
ket'er geen twïft zijn, entuflehen my, entuffchen u. a. vr. 31$ het Dan noit geoorfoft toopg te toefen i ■
Ant. i?ettóf0mtfjiï3ge00jfoft/ €ph.4 i6 Word toornig. e°
deen fon ;igt niet, JÉlarc.3.$\ Alsjetüshaer met toornerontom*e gefien hadde. e. Vr. Wanneer & f)et geoo2foft toojnig te toojDen f
Ant. ^et-isgeoojfoftaléöeoccaiieniioojtiaifen: . ' Ci.) 3CfófomintgeIi€Den«6oö}Jeerefc][)enben/Pf. 139. n- s°flS
de ik niet haten, Heese, die u haten : enüe verdriet hebben in de ge, ^
die tegen u opftacn ? «JEjcoD. ja. 1 o. Als Mofes het kalf fag, wif ft rhettoorneontfteken. 0. [z.] 3113DegoDfoofeonbefeftaemtfonDtgen/9Cct.144-Paulu.sfü*
de Barnabasfprongen om'.erdefchare, roepende , JJ^atC J.J"' y Xe
teler met toorne rontlbm aenfiende, ende met eenen bedroeft ï'J over de hardigheid van haer herte. *i(, [3.] 3813 men ontf toil hinberen in Den toon bet goöfaligïj«°/ J^r
nj>: ïif. Wijkt van my, gy boofdoenders, dat ik de geboden
nes Gods moge bewaren; c. Vr. ïSanncergaetDanbegramfcftapteberre*
Ant. ^etoopgftciNtffonDebri-Defeboojbalten: m [w] 21113 de oorlaek niet goeü té/ ^tattïj. f. rr. Wiet'o"1*
op fijnen Broed er toornig is- -m j [2.] W.s men de mate te boben gaet / al is 't fn een goeCj t^s
<!5en. 49. 7. Vervloekt zy haren toorn, want hy is heftig: ^n"e
verbolgentheid , want fy.is hard. .*$:/ [;,] 1(3 het oogmark niet en i.s «SoDiS eere / maer cigtf* ^t
ï)00baerrj"e/ Of b00J_Deel#20b iS.ay Die grootmoedig 'sver^ i'
gekijf, P20VJ. 21. 24. Die een hoovaerdig Poccher is, zijnen na' Spotter : Hy gaet met hoovaerdige verbolgentkeidte werkc. ft' C+.] 2tt3 men tot lafteren, ja tOt vegten en üaen, ^'V ,fi' JEtatt. f- ii. Wiefegt, gydwaes,5faC ?.. i6-.\Vaer nijd ende gierigheid is, aUaeris verwerringe, *nde allen boofen handel. .^ b. Vr. i©aer D002 moeten top afgefcf)2ifit toojöenbani1'00
joo?ni8fte"ö / en betoogen tot een b?eebfaem Iebên i ,n $& Ant. 5^00?befebeweeg-redenen: [t.] %t i3betotjSban " ,6-
te ficagt bea Weetijs / at.3 men |ïg fclben fean beDtoingen / ¥if (p
J). j i. De langmoedige is beter d,aü defterke: en- die heerfcW #& |
|||
- Middag-oeffeninge.' 293
h&u^ alsdieeenftad in-neemr. [2.] <©tWbCtOO?ni'öT)«'btóem
fflBVKc/ enbe ©«abel*? ioapen-tu!0 tot alletfep boosfieiu/ 3?ac- ?.
^jD.etonge word ontfteken van de Helle, 3Jac J. if. Defeisde
|
|||||||||||
Vel,
|
_^ nierdie van boven kotnr , maerisaeriiichnatucrlijk , dui-
|
||||||||||
fe'L.CïJ ©^ebfamc alleen sim falig/ cnbe fulftn Den ^citicl
^oen/ Itïatt.f. 9. Zaligende vreedf------------/•-...„
eren genaemt worden , tytb- 12. f4.
|
|||||||||||
Middag-gefang op de agthiendc Dag van de Maend.
Stemme: |?f. 100. Gy volkeren des, &c. i. T $f foefi en jacg Dr tijeöc na /
■ 351 ia ïjet met mijn f«gen fcfia;
■*■ ©e taeDc fcoopt men nopt te Dier/
©etacbe-lufl / $ pnltg taper. i. Sffi toon altins be^ejöettïrejiö/
lil fê nin 't i;oogtte rntt brrcto / 3fc geef toat toe ifc jtoijg toat riff / 3!fc öjaeg ï$? toat om uJcDes' tofl. 3. "€enti.'ienD'lijli tooo:D istoonDcr goet/
%t ftut een torenig genioeo: 3ftTpjeefe niet trots;; nog Bert nog oog ©erl)ef ifc niet te bitiig hoog. , 4. ^fetocnaWn^fagtttiocDigoepD; 13fe beter 't ongeujfc befefj?epO / •jtfë D002 een ftitiig toann gemoeb •©e b:anü te ftefcen in het bloeD. f. SfcfalfeïfeUotmijn€toitfer>'garn/
■^nïije&en ftaer berfoening aen / 3fc focfc beflegtina ïran 't «efefjff _J©tt Doen ifc al om'teeoejjtoff. vet Leven in Maeltijden, en in Gefelfchappen.
». v 1H DenegenthiendeDag. <eDnberh ,^n kïccafanK <£ft#cnen getooon ïjaer bjtenbfcftag
1 "Co,', 0Cf? b2icnbelt;fe t'faKienfcomiïen/ mboo? ttiaeltijoefl/ ^et '])n j-"fl7' A'sgy re ramen komt, "JÊOÜ. 1.4.3J0f).i. i- Jefus was
«. Vr J^'wk-r ook ter bruiloft genood.
j V-a,-oeö«nigc3(jHDieücöen?
r^iiiSd^En 9DöraItije/ Die «5oD meton.é{n'cnen/Pf.i6,j.Tot
is' ^f.0.1" euP der aerde zijn, en de heerlijke, in welkealmijn luft
^elen '^,Ö3-Ikben een gefelle aller dieu vrefen, en dien die uwc "«i-houden, a.Ct^.d. 14/1 f. f J c.^Vr. |
|||||||||||
£94 De negenthiende
|
||||||||||||||||
b. vr. loe metfit gj get gefetfctjap öet gobïoofen aen i ■
|
t&
|
|||||||||||||||
Ant. ï©? moeten baectoan een affceecfteööen/ enbe öefeW1
heCltrageniJtteöen/ P?0\J 13. 20. En zijt niet onder de Wiinfuipc £[
nogte onder de Vleefch-vreters,2Cheff.3-6. ^of.4.15-. Komt11' te Gilgal, ende en gaet niet op de Beth-a ven. rt >, c. vr. ïBaerom moeten to^egefelfcgappen beramen li#*n
enbe be gcfclfcïjapyen bergoöfoofe Mteben * f «*/ Ant, <©m beferedenen: [ i.] ©e gobloofe ;rjn feet fr&8°%ig
enbe boen biïïtoië ooft ijjomefitiipMen/ i€o?. 5-. 6. Een«^g fuerdeefferns, maekt het geheele deegfuer, Pf.106.3f. Sy verrfljLfó
den haer met de Heidenen, ende leerden der fèlver wegen.[ij *'(.ji tioo? fionnen to? be gobtoofc oefcïjaemt maften / en pbectm^,
Jjan Öaet qiiaben fïaet/* (Cfjeffa.14. En vermengt u niet met HL ;
op dat hybefchaemt worde. (3.) SMölt? ÏBOJbeil be g0bfa[l8c %i malftanbeteoViettïerfet tnöaceh goeben toanbel/ Jtom. t. n- ^,
mede vertrooft te worden door het onderling geloove, foo het U |
alshet mijne, $£&. to. 2.4. Laetons op malkanderen agtne2f{ijl! tot opfcherpinge der liefde, ende der goede werken. [4] • *# famnenüe^. pligten/ bienoobig liydva bet'famenfeom^11.^
€fptfïenen / ontaehinbett geoeffent tooien / baer aflötft>nv gobïoofetegen-fpxfecn / en meöe-fpotten/Pf. n 9-• 1 r- ^ ^< my, alle godloofe, op dat ik de geboden mijnes Gods kan be1^'* je'
1 Pet. 4.4. Sy houden haer vremr, als.gv niet mede en loopttü felvige uitfjietinge der overdadigheid, &Z\\, 21,9. gft!' c. Vr. jÈtaet toatfal men boen al.s men etoentoeï onber öct ^
frJhap ber cmblcofe geraefct > Ant. «?>an moeten to» befe pü'gten toaer-ncmen t ._« 41 |
||||||||||||||||
[ i.] 3Bn moeten ontf gefactfootoonenbatto:
|
mfoow"1»
|
|||||||||||||||
ons'tegen ü' >■
|
||||||||||||||||
felfchappen geen feermaefc fjeoben / maec Datfe
|
||||||||||||||||
5tjn/ Pf. 1.14. In wiens oogen de Verworpene veragt is, 2£P^''
Gy en kond de quade niet.gerdiagca. | t'i' (2.) 30)i moeten ftacr niet gcïïjft i-oo;ticnm ïjacrnDclycCcn t tv
fonbtge manieren/ €pfj. ?■ n, En hebt geen gemeinfcliap,tl
onv-ugtbare werken der diiiftcrniil" , t pft. 4. 4. . i.'|
[3.] 3©? moetenïjaer fonben b?>moeDtn betiraffen/ <£pP$i!'';;
Beftraft de onvruglbare werken der duifterniffe, Pf. 94 ' ~^üCfl'"
voor my ftaen tegen de Boosdoenders? wie fal fig voor my 'te , gen de werkers der ongeregtigheid ? . «jjfiF, [4.] ï©p moeten foo fjaèiiaKmagerpuUianfjaerat-».'y:
Pf, 1. 1. Die niet eirfit in het ggftoeke der fpotteren , %WQr' ,,.
Ontrekt u van eqn yegelijk Broeder dij ongeregelt wandelt- jj# a. Vra. 2fó Ijet geoodoft bat <£h#enen mt malfca"öcr >»'
tijöenöottben* x " |
||||||||||||||||
Middag-oeffeningCi ,49.5
t -*nt; ^a; afêallc^oneenueljaojlpefeöfetpeaart/ Sofj. *. i.
£»«• Was een bruiloft te Cana in Galika, 3£ct. 2. 46, gpwjjja^ 12.
"e zijn vlecken in u lieder liefde maeltijden. c- Vr. j©at toerD'ec berej>fcl]t in een CfotfMpe maeltffD * ■.
pt- ïfier toe $n Defe Dingen nooDig:
j, S •■) Het einde tn oogmerft moet toefen omDeonDermigeKefs ^rtc oerüecSen/ en öanfeoaerlp <©oö.s gabcn te geumpen / 2f tiDe '* '*• LieWe maeltijden, 1 (CÜtl.4-4- SÜCt. 14- 17- Godvervujt
« herte met ïpijfeen vrolijkheid. itifn2^ De gaften moeten toefen/ o^omeengobfaugeEteDen/ Dog
(,"°n«erf>e?D moeten oofe de armeitcDenaenonfemaeltij&entoo^ j" Ectoonöen/ of ten muitten moeten fg poer geDeeitepoïs ontfan* j "/ 3Ï.HC. 14. 13. Wanneer gy een maeltijdfulthouden, foonood
"j^e. verminkte, kreupele, biinde , i <£o|. f, 11. «$£{}. 8. u. Gaet
het vette, endedrinket het fbetejtrdefendctdeelen dengenen
or welken niet bereid en is, 'Jfofi 3 ' ■ '7-
-fg 3) DeTafel-redenenmoéten ftttjttgStJH/ I €o|. if. 1 r.Quade jjj.'^n-fprekingen bederven goede zeden , «lot. 4. 6. U Woord zy J" in aengenaemheid, met zout gemengr.
Hm"1 DefPiifeE'1 toeniitingemoet nietpjagtig sijn/^ar. ƒ. j. Gy
c'eckerlijkgeleefr, en welluften gevolgt, <£ftu. ƒ. 1 2.
rnfk5"^ Alle overdaed en onmatigtjcpD moet in fptjjienDjanfeber^
fsva ttD2°M/ 3LUC. 11 ■ ?4- Siet toe dat u herte niet te penjger tijd be-
r^^n worde met dronkenichap en gulfighcidjïïcm. 13. 14. $02» Dc n'd ^10^ n,£t öf te öifitoifëtornen/ cofi moeteri De mael-
jUjt, ni" te lang Dtieren / bufnnörripmeetmenopOjoebenjOen aiig.'^olijÈemaettijDeniEicitDen/ % tic. 16.19. De rijkeman leefde Ïw8en vrolijk en pragtig, 2 Jpft.i.13 €fa.f. 1 1. €fa. 2 1. 12/13.
Bj^jg f^s roept tot geween, en wcc-klage : ir.aer liet daeris vreugde Ij "Jdfchap met runderen te dooden. i\vr ^ rs5at te?f£n tco2Den begaen tegen ïjetregte einde en oog=
«oer niccïtijöen Dïemen moet Hermsjben>
e-,) r '1*. f ^i.s&.'Ui'?;Dermaeitfiöenbefïaetïnerin:3lfémenniaet te v,0l'Js''en c?flnfi Het / en afé men 6» Den anoden ïïomt om ï>ct Wt$ tt*rpe In ^iijen/ fcnöer °P >£t Wö«jS te Denken / €fat. ^ 14. l'jden n en 'Ulten' trommelen en pijpen, ende wijn zijn in fisre maej-
^Vien-'r aer ^ cn aenfchouwerj fut werk das Hccren niet,JÉ>J}tT.2. i <?. '5. y 2i ^'- k»ik 's> <üe aerdlcha dingen bedenken. Ai,'' ^'Itllij.sbjijrjfiisj'cr ontrentoe Tafel redenen ? jJn ^'K'bzitnfti^infonrier&enDftierinbefliaenDet
f II,, m$ men Dc-fCafcl-reOenen maefit nan pottenen ftöertfen /
• *• Wel-gelukialïg is de r.ian die niet en-fit in het geftoehc
C 4 dej |
|||
%<i4 De negeflthietidé
der Spotteren,Pf,35-.t6.€p9.f.4. Vlied onecrbaerheid, fot-gekW'
geckerie , welke niet en betamen. .•
[t.] SM.émenmeteen b^onïietongefcan©ob/ enbandeR-el'
gie toil öifpUteretl/ Pf. fo 16. Wat hebt gy m ij ne infèttingen te vf
tellen, ende neemt mijn verbond in uwen mond ? ,* ■ [3.] 38te men tmnle en onlutnffcfje rebenen qnbermai&anöi:r^(
iJOert tejjen^ ©Obg berÖOb/ €pl>. 4- *9 Geen vuile reden en g*e "
ruwen mond, PjOb. 13 • 33. Sietde wijn niet aen, uhertefoudevC leeertheden lpreken. c. Vr. i©at rebenen ficgioojt men ober öe macltijb te boeren *
Ant. Mm beïjoo2t te fp2C»en üan öefe bingen: .v (1.) ©an«Mtf soebrjépa intjetberfo2gèn ban onfe tafel ^;
Ibobeelberljanbefbtjsi/ etc, 3Sct. 14 17. God doed goct uit den t» mei, vervullende onfe herten met fpijfe en vroüjkhcid, 1 (ClW' Jj;j
§5f, 2 3.f. Gy regt de tafel toe voor mijnaengeiigte, gymaekt0'-1 fcekerovervlosyende. ,,fl (*») !©? moeten fpjcfecn ban onfeontoaerbigljenbomfeït.%;.,,
tninfreftruattfien toooöjS te gebruiken / betovjle ton boo? onfe W^ aHe£ toerbeurt fjebben/ ©en. 31.10. facobfeide.ochHeere.i*1 geringer dan alle defe weldadigheden, ©en. 28. 20 ïïutj). *• ,0'ps
(3.) I^wljetmann'gaebjtinfiöer^djqjfefen/ Stft;*-.1*'^
zaligmakende genade ondcrwijft ons, dat wy de godloosheio» .•«/
de wereldlede begeerlijkheden verfakende, matiglijk , eng0 ^,>' lijk, ende regtvaerdiglijk leven fouden indefetegenwooi'dige reld, i«C02. 10 31/32/33. t(tI (4.) 28p occafie banbe aerbftïje fpijfe enmaeïtijb/ fo01!£>
toafp^efeen ban be geeftelpe en ïjemelfclje fpijfe en maeltijb/ #»*,, i8.11. Vele lullen komen van Ooften en Wellen, en fulien met' (
ham , Ifaac , en Jacob aenlitten i-n het Koningrijkcder Herne -cC %\K. i4.iW"S/i7.3DpOC. 19.8/9. Schrijft, zaligzijnfediegc°er zijn tot de bruiloft des Lams. pil* , b. vr. !©at mf^upfi moet men in be maeltrjöen berml)DC"
trentbe ©aften i
Ant. jüen moet op befe bingen agtgeben: . cDd/ (1.) ©at men niet aKeen be rtjfo en magtige ter maclttjb J"^
Ittaer OOft arme/ILUt. 14. il. Jeïusfeide, wanneer gy een tf» ^.,1,
inael, ofte een Avondtmel fult houden,foo roept niet uwe Vrie ^ nog uwe Broeders , nog uwe Magen, nog uw? rijke Gebue' 'jp dat ook niet defelvige u teeeniger tijd wederom en noodig511' uvergeldingeengefchiede, ILUC. rd. io. rartf^' (1.) ©at men foo feer niet en ffae op be ïjoogfte f^aJ,^
|f|jC. 18,8. Setunietindecerftepla.€tfe,fj0b.if.6/7. tte° jjfl |
|||
, Middag-oeffeninge.' v$f
fllt men tot u fegge, komt hier boven acn, dan dat men u vernedere.
(?.) ©at men memanö en parffe met l)etD2infe:nbangtOQte
»lafen/ ofomtegenéDelitltteDjinfien/ i Pet. 4.3. Het is ons ge- °eg> dat wy den «oorgaenden tijd des levens der Heidenen wille
j.0'bragt hebben, endegewandelt hebben in ontugtigheden, begeer- Wieden, wijn-iuiperien, en dronkerien, ^e^.i-8. De Wet wasdat- en niemand tot dronken drinken mogt dwingen. t. U.) ©at men niemanD Dtoinge om te lange aen öe macltijDen te
J*olgben < om alfo Doo^ Den toijn meer berfjit te tooien/ €xA. 1 o. .'' '7- WelgelukfaligzijrgyLand.wiensVorften ter regtor tijd eten,
jP^rkte, endenicttotdrinkerie, <Êfai. f-11. Wee den genen die >§ s morgens vroeg opmaken in den morgen-ftond , ende Herken ank-najagen, ende vertoeven tot in de fchemeringe, tot dat de
'J° haer heeft vcrhitret.
baPfVr" ^oef"t(e" tot1 «té aenfMïen / Afé ton in gefelfcïjappert m
ttcr men iian anöece IteDen quaeD Ifceefit i *>*■ SDn moeten Dan Defe Dingen boen: Vel'»] IBu moeten on.é Daetobermifnoegen/ J^ob.if. 13« Een Sramt aengeiigte verdrijft de verborgene tong;, ^f. 119, 1 j-8»
fcftoi? ^ mm':n D'e quaeö fpKïier.ö bjagen/ of fu bjienDen/
W-» f" kpanDcn 5ij!i ban Die perfÖonen: ^ijnfe vyanden ,"Dat Dan fejh ®oojDen niet acn te nemen jijn: l^ijnfe vrienden, Datféban y,a ^ItotoOjltjri ïjanaelen/P?0b. 11. 13- Diealseenagterkhpper
bej ?e openbaert het heimelijke, msèr die getrouw is van geeft , voork *^e ^e' ï-^Ob. 19.11. Het is een cieraet de overtredinge rbytegaen. ten i;l% moeten uecnemen off? P^5P: fooneen, Danmoe-
feg^öae^ M>euö tiefïraffen: fo ia, Dan moeten toj? ijaer nog af* fqjr" watfn mtt Dit quaeD fpjefen 11002-ljeuben/ en toaetom Oat= öei^er.ö£s©iubel.ö^err<Doen/ als?ïjcttoerfiCfgfti/ 3iar.;. iy. tUerl^uls ^? w'jsheid niet die van boven komt, maer is aerdfch, na-
f .'^'^uivels, ii^Ttm.J.i. Men moet nitttwee-tongig zijn. ^tifn 1 p moeten Ijaer blagen/ oföieperfoonen/ Daerfntittacö
tiEn 'P^Ken/ oofinieteenigeöeugbenöebben/ Daerf)ibanbef)002= Stpflpiefien/ tfte Dm toelfcer? taillefnuit liefoe De feilenüefjoo^ 'ijk ƒ /^öecfcen / 1 €02. 13. 4. De liefde en handele niet ligtvaerde-
A Y '* ?■ Sy en denkt geen quaed. ei>af Va-00?taat feoenen moeten top anöere/ enDcoorJon^fels
c« tiebenTlcficn tian agtet-Map / enbe ban quaeb-fpgefien ban atiüe* %Cti»[ftt*°°? öefe redenen-. (1.) ^tioat öe heilige <©eeft feet
*v's»s ban fïmamjje tongen jptóefety en DefeMgebei-gelpt iC ^ fep
|
|||
st9$ De negenthiende
f»p De ftfjanöelpfïe ötUBCn / Pf.j-f. 22. Sijn woorden zijn blo°tf
fwaerden.Pf. i10.4. Het zijn gloeyende Genever- ko!en,^J00 f -1 J
[2.] <®m bat ïjier D002 anberemenfcljcntoojbcntocrraben/ ^
onfcfjulöiff beroozbeelt/'taant alnjb.s jtjnbet nog menfeïjen Die*' ïattetinge gelooüèn / Pjob. 17.4. Deboofdoenoer merkt op deo^ geregtige lippe , de leugenaer neigt de oore tot de verkeerde ton^J
f^O^H' 'f- De flegte gelooft alle woord. [ }.] <©m bat nCI l';j-» een ©uptielg toerfe i.ö / fooberre bat agterfclap / in be ©jiecp1'!5
taleöenaemttoojöDuiveieriie, sspoe. 12. 10 DeDuiv^een^ klager der Broederen, "Job 1.9. [4.] <©ttt Dat «.TOOte fftOT1./
fcerenb jijnboo? bie quaeb-fpjefcer^/ en in bit leliën, éii na bit te&^
Pf, 140. 12. Een man van quadetongc-.enfalopderaercien niet '^ t
ftigtworden, 1 «Hoj.ö.io. Geenlafteraerenfal het Koningrijk' Hemelenbe-erven. u c. vr. ©at moet Dan onfeboo:jigtigI.epD toefen ontrent al!^1
felfcïjappen* Ant. ©efetbigefjeffaet ftierint {l [1.] 3t>at tan altijD na tjet bcfïe «efelfefiap fbefen / tr.bz en? VL
te bctoerfeen / bat top een «efetfeljap menen liefijebben om Dtf \,, men taille/' 2 5!of). bf. 1. De Ouded ing aen de uytverkoorne vf',:!' $ en aenhaer kinderen, die ik in wacrheid lief lic bbe , ende niet V-)(t ik, maerookallediede waevheidbekend hebben,Pf. itf.2. Al"1-' luft is tot de Heilige die op deraerdefcijn. ,-i [V-] ©ebJomcmetmallranbercnBtjnbe/ fco moetene tr.a^'4.
Deren oefenen/ en op-fcljerpen tot alle fèpUw pllsten/ öefe. ■ 0:e> Laet ons op malkanderen agt nemen tot opfeherpinge de" li-f'
der goedewerken , J?20b- 27- ' 7. firf| [5.] 3üjS gobfoofetsj? ons' fijn/ foo moeten top niet tetadfjffijrf
maer feerbooatigtirjoponfetooo^Dcnagttiiebe'n/ Pf. :p. »• ';> mijnen mond met een breidel bewaren , terwijl de godlooft v'''
myoveris, 5?ae. I. 19. Nietrasin'f fpreken. ,J? [4.1 3©? moeten ï»; alle boo:-baj.oe wbfalige p'jfcn/ en Pc v
IfjMjcpö toonen banfietnefelfdiapöerteome'/ «ifcaaoofeflM <5f banbel5eerlpï)epbDê^femelfcïjcneefilfdjapï;' ïH-li, n- *';/ zijt gekomen op den Berg Zion, endedc Stad des Levendigert ifi)1
tot hetHemelfcheJerufalern, er(de de vele duifenden der E;"?*' berff.22/24. Middag-gefang op de negenthiende Dag van ds Ma-"
Stemme: Pfal. if. Mijn hert het ik, 8cc. |
||||||
' • A "&# W Ut ter macltfjö treben /
** 'tBefls Den <S^mm &ct*$ I |
||||||
Middag-oeffeninge; ijs»
<S3aet öaer niet om pedïjeöen /
€>fomtonoelecfiernnt ©ie om fpjjs of ïuanfc Daet gaet / 3g niet beter at? De 23eetïen /
©ie tig geeft tot $$ït matt / 3& in Dienft ban quaDe"€>eejïen. a. ©at i? regt een Olfjniïen maetttjö /
©aet men SJcfnö fet boo2 aen / ©aer men 't ftigtige beraad Itjö / ©aer men jtföijj op ï;an fïaen: ©aer öefpij^ nietoberlacö / ©aer te brei niet tonjögefrfjon&en/ ©aer men niet fit af te laet/ ©aer men niet toa2t> bol en ïuonfen. ; ■' êneüt 't gefeifcfjap ban öe tornen /
©aec men poel p:aettiei'm.ja./ ©asr öc jpotter.s^niet en komen / ©aer menaaterMap oeanjö t ©aer men fjueefct ban <Ö3D# J©ao?D / ©aer niet $ e'en ton?! getoemet / ©aer u venus niet oefeoo2ij / ©at $ 't oeelüfefban Den ïfemel. Het Leven in Burgerlijke Regeringe.
^ DetwintigfteDag. rj,m;r- <8eben ta; ban agt genoeg op matftanöercn/ afótojtin
v^?nen bjeöe en bjicnafcha? met malftanDcren om gaen > teiA-'r ®ecn: tonntöaerjgn nog opfonöerepligtentoaer te nemen ièii^Btetjan öe tegerïpe regeringe / i €&2on.»9- 6. Jofephae ?.i ^totde Wegteren, fietvvats;r doet, Pf. ioi. r. JRom. i j.i. Alle
a zy de Mn.CTten over haergefteld onderdanig. Anr i^as:?-n &# amPtDeE ©terigïjepb beDienen*
^aet»' "•"3/ ïïom.i^.i. Daer isgeen raagt dan van Goei, endede
5 ^n?.'edaer7.ijn,diej1jn<'inGodgeordineert, i ®!ltl. i- r. fcer ^Lf1 ptöam'gc perfoonen öegotgt men te bojDeren tot (jet ampt
s'«t of' ^^öanige ïietoelft: tan een rjtoeti ïeben 5ijn/€roö. 1 s. 21. «3« ojj1? ^ na kloeke Mannen, Godvreefende, waeracbrige Mannen,
^"oT? hatende, i (Cim.i.i/ 2.^f,ioi.6. Mijn oogenfullen c P.de ^trouwein den Lande; B%vrt kromte Daer bccïaenselesen/ öatmenb2omeiieücn
" t:otöetamptöec<©ltsrigïjetiiJ Ant.
|
|||
.goo •■"« De twintigfte ■
Ant. ©ttJ ttere redenen : [ i.] ©OO? fyOttie ïtegentffl ^
üen be regtbeerpigfe betten gemae&t / en de felbi'ac tno2öen &»J
ftCflÖCfcfjermt' i €fj?On 196. Gy houd God hetgerigte, ende m
den menlche. CCft- y J i De W ijshsid is beter dan de krijgs-tf ar| nan. o.] ïfet leben ban De <©i!trisïKj& t5?eenferaötJ8eXen1S
totnaboïginge 11002 De onberaancn: mm Dooj 0otsfoofe W&w0 HüOJö fietbolri goDlo'üiï/ $f. i2-9 De godlooi'e draven rondfomö1*
wanneer de ihoodfte van menichen kin leren verhoogt wof"'1 ! ï?of.7- f- P?ob. «o. i<s. ■[?.] ©e Stcpttblpeen ïterfieVtu?;"1"
MjegensDooj»2om£Regenten/ Pf. 7*- j. Dt bergen fui!en<^ volke vrede dragen , ook de heuvelen met gercgtig'heid , ^^OtJ-l
b. vr. I®atto02b möe<@b£rï)E&eii üerErfcötop Datie goeDf *u
genten mogen toefen*
Am. ©efe Dingen moeten innaerjijn: ,,« [u] €engoeD geloove, toaêr in fp met alleen goeöe ïu'i,nl ,
ïjeo&en ban Deïteltgie/ meet oorrjöcYelbtgcopitgtelp&fjiJ0^
«Êfa.49. i}. Koningen fullen uwe Voedfter-heeren z.ijn, J?| *•
KufletdenSone, gy Koningen, ^ejftJ) 46 10. .p
[i.]€en goDfadg leven, m$ alleen boigettë De bttrgfrtiï^^w
ïiaerfieio/ maet botgen.s De ïöetten «iBcb^ m oe i|. &tbiif^*jf,
119.I1. ii8. Ikhebbs uwe bedelen van alles voor regt gehoua
CrOÖ 18. il. Sietom na Godvrceiènde mannen. ..«, [?.] ïjaer regeringe moet sijn bolgens'De ïDetten <®ob£'' f Je
1.5. Neemt waer de wagt des Heeren u wes Gods , om te wai1<J- g,
ïnsijne wegen, om te onderhouden zijne infèttingen, ©Cllt- '^' v, De Koning fal lig een dobbelt van defe Wt.t af-lchrij ven in e£fl "°' V- '9- Hy fa! daer in iefen allede dagen zijnes leveüs; m> c v r. ïp>oe moet )rg De Oberfjeib Dragen ontrent <öob? ^erfl
Ant. ©e <©ber£jeiD moet Defe Dingen Doen: ..enit
[ 1.] .§w moeten goeDe fcuge Ojagen Dat de openbare GoHs-f v
&ejfao$iRe pfactfen fjebbe / fcatfe in mïïe genuïhenb to02°e >,#
pleegt/ en Dat de dag des Hewentóetentoerlieönti^tgt/^jj^!
11. 19. Nehemi.i belafte dat de poorten {ouden gefloten vvoio ,,
dal' men (e niet en fbude open doen, dan na den Sabbath.i W ' [>.] &)} moeten liaei'magtaenïeggen/ onröe^noetb3?* <i»c
•ïiföoD'ï-DienüaentetöDen/ z Cïj'ön ?4-j?. Jofia, f£»eK ,j- ajle die in Ii'rael gevonden wierden den Meere dienden, fê?' J-^ifr
Al wie de Wet des Heeren niet en fal doen , over die fal ip06 g -p. gedaen worden. afi^'i fj.] opmoeten tJftforjfllbatbequamemannenrnO0*n*p{!J.'
|
||
jjp Middag-oeffenin'ge. gor
&?"./ en onberïjouben tooien/ toaer DoojfjeninlKtoerbeonGertoe*
^'inbeaBobIijfieÖ)ij.S|)eib/ » «%0m 19. 7. Joiaphar.fondtreflijke'
. iHieti uit, die leerden Juda, endehetwet-boek desHeeren wasby
^ e* :Ende ly gingen rontfom in alle fteeden van Juda, en leerden on-
W volk,<c(a 49 i?. Koningen lullen uwe Voedfter-heeren zijn.
toƒ4?) opmoeten felue Wijtig toefen / om ben openbaren ©ob£-
»ïnK - ttemmml €SCC5-46. 10. De Vorit nu lal in't midden
^. «e^in-gaen, als iy in-gaen, endeals ly uit-gaen, fullenfe tefamen 0 ~8aen>J0f.iii. 1. Ik verblijde my in die tot my feggen, wy fuilen ^&ten tot het Huis der Heeren, Pf. 84 n. ft&e [Vr" *®at "^ öe ^"ÖÖQ'ö öoen tegen oe ketterijen en bafc
BaEn?' ®e ^ertg&epb moet alle fettertje en balfrfje ïeere tegen-
j, **>/ cnbefjaerflanüenenfiebenöaertjanfiuueren/iCfyon 24» tjj.y." J°fiadedeallegrouvvelen weguitallen Landen, i ïïeg. 18.4.
gSRia verbrak de metale Slange , ^JOU. zo. 8. fcat H <^aB 0e <®ten»I)«iö- bit nu atfoo boen gelijk be Koningen
oeoen in ben <©uben Ceffamente}
l'«arr' ^a: toantbe batige leere en afgobifrfie<0oö£bten|ï/ is fUü"'"*t>fröabeIpöfe'boetertitib/ 2ipoc. »7- 'ó. Deth ien hcornei» |
||||
^in , "oere vanBabe! woelt maken, endenae
., ^"che Propheten gelij kook eertijds, fStlje^-i ifi. '« r- ï?oc ïian be <©berf)eriD toeten/ toelfce De toars Steögté $ ?
pbetn'r kanfetritt£n boo?<6ob.rf v/oorden Geeft., fob toe! al/ cinde»e[u0bige bit moet toeten/'1 <£bj«". ir- d^eeiMrJJcerotbfcHo
3lle/che>u alle dingen, i 'JOlj.2. iQ.©ttlt 17. iS/ip. Hyruo'eï ^ 'edagenfiineslevensind-j WctGo islefen. Antr' J^a'ï°£ ,JiKagiftr,acti?£man& Dtoingen tot net griosfec ?.
teer;. : ®it fian niet geflljieöcn / om bat ïjet geïooüe een tnto«iS:tj ten w an öintoilti; maer DcJïïagiiïraetmagfjnacraiuvoj!; dewE.lÖ^uifeen om bronberöanenteboentoaer nemen de mü- gev0n j ^ KrfOOfé/ 1 €f)2Cn. 34- ??< J°fia tnaekte alle die in Ij'uaëf
* <Eni,s''n Wcr^cn te dienen den Heer-e haren God , 1 0CsT. i? ■ ? - cv^on.5o.T. - ; •
^«tfnn l^acr & Ö!t °-em conflïentfe-ötoang/ a& De <$berïje$ S2
B'^entim n; toant &et $jnaer eetT 3"tB02t'tept Dïc ontrent beft
wtifo ^fimenfclje toojöaengefepb/ fonbecpemanb? goede co:i-
'fe nm 0I8 «n'tpartiaiiier esnige btoana aen te boen / mm
d %an de dwalende confeientie beter cnberferj/ te boen fjeböcn /
^sden' '9' l7' Joftphstfond Mannen, op dat men ibudó-ie; ren ir»
|
||||
5j oi De twintigfte
b. vr. $toet oe <©berigï>epb niet fonDcrltngc toagt goubenteiF
het Pausdom ?
Antw. 3!a/ en bat om befe rebenen: (u) (©möatïjcttétf,
gcutoettjfee atgoderye, öfcmïjawttoDoD^öientilxJojögep[ec0t/l bergelpen met oeafgoberpeber-3|oben/ €faï.$>.8. Ookish3crf land vervult met Afgoden, voor bet werk der handen buigen fy ^.
neder; voor't gene dat haer vingeren gemaekt hebben, Cfa. 44-lC.' (ï.) ^aec praftüke bebefïtgt ooojoe leere ban hare Doctoren^
öefe: ©at men ïtoningen en Pjinren man om het leben bjenö1-?' en bat men ons boobenbe «Bobe een ötenfï öoet/ 3tipoc. 17.6. ïfc-»* dat de Vrouwe dronken was van het bloed der Heiligen , er.de *•,
het bloed der getuigen Jefu, 3lij.iQC. iS. 14. Indefelvigeisgevoi'^ het bloed der Propheten , ende der Heiligen, ende aller der gei-e'" gedood zijn op deraerde. w c. vr. J©at nligten moet De ^berigfjenbberfojgen ontrent iP
<©nberbanen en burgeren i Ant. $aer pligten 3$jn oefe na-bolgcnbe: ,,,
(u) <©e<©berighcibmoetDeba3omfteengobfaltgfïei5nit-cró,
aen be ïjanö hoiiben / enbe ftaer boderen bobeli ariöere/ $?f.' ° '& ■
Mijne oogen fullen zijn op getrouwe in den lande, datfebyi1')' ',,
ten: Die in den opregten weg wandelt fal ray dienen, iJËfcOb» 'ö.' f. ,- Siet om na God-vreefende mannen, waeragtige, de gicïighel tende. ,, [1.] ©e godioofe moeten sptegen-gaen/en uitroepen.'j?!*' ?.
bC 8. Alle morgen fal ik alle Godlooft des Lands verdelgen, u|> 4'
2l0Ö. s9.1T- Ik verbrak de back-tanden des verkeerden. .f1 O] £-p moetengeregtigheidoefenen/ fonöeraenjieHbsriF..
fconen/ ftfti. 19% 17- Gyftlthetaerjgefigtenietatnrierneri, '"*,,
regtigheid fultgy uwen naeften rigten , <J?rOö. 13.3,- J^?Ob« '6' g Het is der Koningen grouwel, godloosheden te doen, want doo regtigheid word de Throonbeveiligt. „<J' [4.1 &r> moeten berfbjgen bat fcaer ©nöerbaren ftil, en <x~v.
fa.-m tenen/ fanber iaeronejetijftttetec?öcn/ ffraffenbchrtq*^*: 1 i^Iim. il. Op dat wy een geruft en ftil leven leiden moged'"
godfftigheidendeeerbaerheid, 1~0!U, 13.4- r<*l';l' c. vr. ïfoe San be <©berigïjeib cm gescgen&e regeringe «F
enbe een gocb succes befiomen on ftaer rseoflagen i Ant. ©002 befe middelen: , ac<>!
[..] 3ttsifn na Gods Woord tegeitn/ ^Of. i .8. Dat het boe» ^,
wet niet en wijkt van uwen monde, ffl'aeroverlegt het dagf $»i" op dat gy waerneemt te doen na alles dat daer in gefchreve'1' ' K->! als dan fult gy uwe weeën voorfpoedig maken, enalsdaniu ^ ?.'>' (landelijk handelen, j£f. u$>. 14* |
||
ervloekt is hy die vleefch tot zij nen arm neemt. Pf. 12 3. ï .
takn ^ fPnopt raillie quade middelen jjeÏJJUUfeEnOmÖaCTÏl^ kro afittlöen "?* tt toren/ Pf. t ijf-.f. Öiehaer neigen tot haer ^me wegen, die fal de Hcere weg doen, Pf. 9. 17. ÏQnr» w ^'ft'de Rodloofe ftraffen en upt-roepen/ toantom oe bod*
Cr D?b ttn &an0 etefïraft/ Pf. 1 o 1 .g. Alle morgen fal ik de god-
<jer e des Lan.*s verdelgen , om uit de Stad des Heeren alle werkers c °ngeregtigheid uit te roeyen , ï^Of.4 1/1. *,Vr- Jëat ijSöepltiJt der Onderdanen tC0Cn fjate Overigheden ? fn!■■ ïlaer pitsten 5fjn oefe:
tóN E«e en vreefe moeten top Bcbenaennnfe^eriahepD/ foo bie, P nopt ban fiaer qualp f&eften / oetoijieöe «©ticrjjeöen Gods dien arefle3tjn/ ïtOltl. 13.7. Geeft vreefe dien gyvreefe, endeeere
vep 8y eerefchuldigzijt, $0m. 13.4. 3jU0eber£8. Degodloofe gtende heerlijkheden. Aile'< Gehoorfaemheid moeten top $eben aenïjaer/ Stom. 13."
Ve,_ le'en zy den Magten over haer geftelr, onderworpen, tj&iU 3.1 •
d^tfe,aent haer, datfy den Overheden en Magten onderdanig zijn, (j vaergeïioorfftemzijn. faifyL Getrouwipheid nioeten top aenTiaec betofjfen in net onDer?
MüüZ £*"> onfe burger-eeo/ rnöe in troittoherttrte toaerfcnou= fei, / *!<• nn? al 't Been Hanö of&tao fdjaöefp fouöe mogen fo$ de <jv '' l °l ■ 6- Mijn oogén fullen fien op de getrouwe in den Lan-
9eiVJs e,aflen' en schattingen «weten ton Betroutoelijïi oppzen?
tin^y?,n» '?-7. Geeft dancenyegjliifcdatgyfchuldiezijt: fchat-
Geeff ?" Rvfchattingci tol dien gy" tol fchuldig zijt, $$Utt. H- %U (f ) 'u !^"'*"' dat des Keilers is. ^%'n w Va-ei'!:,r|d moeten ten in alle noooen met goed en Moed
|
|||||||||||||||
F
|
|||||||||||||||
4
|
|||||||||||||||
> Onfc
|
|||||||||||||||
ï^t'ttui pebec!e" moeten pbcrict ïp boo? öe ©tocn'BÏjepo /
^kiVi^ '" *k vermanedsnvooralledingen, dat gedaen worden
SjCrifchp'ïn 1 £eDsden , voor'óiidingen , dankfeggingen voor alle 4et, j n' bfr^j,. Voor Kuningen , en allediein hoogheid zajn , •*• Vf *j» ^'ddet voor de Sta! daergy henen gevoert word. ' #»wt men öe ©berïjciö in alle geögoen sejpjfamen ?
Antw-
|
|||||||||||||||
$04 De twintigfte ^
Antw. gfa/ afétie feltotge niet ftrijöen tegen «3objSI©flo.ö/ Wat
ais. haer geuooentöoDeiBoojD tegen gacn/ Dan moeteninpö8 0el]t)D2faemï)ni3todoertn f ©an.3- 18 Uzybekend , ÓKoniOi?'
dat wy uwe Goden niet en fullen eeren, 'ÊrJCClD. i. 17. De Vroetvf"1^ wen vreefden God, ende en deden niet gelijk als de Koning **^ Êgypten tot haer gefproken hadde, 1 &am. 22. 17. ■■
Middag-gefang op de rwintigfte Dag van de Maent.
Stemme: ©f. 2. Waerom raeft dat volk , Sec. j. f" T €er! maétDat Die gn ftelt in 3Dmpt en &taet'7
I—§ JSa 't .Surgcr-regt gantfebtaettig ong regetren/ 1. Jl Jflaeftt bat haer stoaert berbtnbere tjet quaeb / <%Dat haer magt u .Uftajeftcpt mag eeren;
Hact baren raeb geluxfct.puut-bal[en /
<©eeft haer beeltaijsheib en oofc bapperbetb /
Eact hare ftog on^ $n tot batte J©allen /
<3tï;j g» Doo? ïjaec ons? na Den bpanö letö.
i. J&aefet ïjaec tot ©ocbftcr ïjeeren ban u «erft /
Haet haer maat IietBolfttotOoDë-bienfl teiben /
Jüacfet haer ©erftoo.Dcrs. ban be£ &atan£ toerfe /
<©pbat ti ^fraet in bfeeb' mag toeiben:
Matht batfe fclfê ten «oobsbienft onjs tooj-trcDen./
€n batfe 't ©olft boen ruften op u Dag;
©erl)O02t / 0 >öob Der ©obenong gebeben /
«En jjeiligt foo De? ©berhetD.si ontfag.
^. ©an hebben ton eerbteDiger gemoet / i©» Duigen on-s Dan onDer al rjaer SDetten;
«©anfïil haer tfnaert ftragt boen tot ftraf en totfj
% aet haer ban b#dijfe onö fchatting fetten;
©an hebben ton tong/ en goeb/ en hanben
©00? haer ten ueften-bienft ban 't ©abertenD:
5?cbeftigt/ ©eer! bc burgertiifee banbèn /
€n maefit be ï?atei\sban u ©olfc te fcïjanö.
Het Leven in Kerkelijke Regeringe.
Deeen-en-twintigfte Die. .<,0
b. vr. <$$ 'er geen anbere regeringe onber ïjet Cfjjffïen ©olR
ÖC Burgerlijke ? f
Ant. gia/ Daer iji oofi een Kerkelijke regeringe / ïïotii. t pi
Het zy bedieninge in het bedienen, 1 <Ê0J. 1 z. 28. <£ph- 4- *
HeereheeftHerdersen Leeraers gegeven. a. Vr, Uittoat ©etfoonenneffaetöeJtecMiifie regering* • $■
|
|||
" Middag-oeffeninge go?
be h ' ^ft?2*Wfiant*n/<©uöerlingen/en3£taronen/«épïj. 4. **«i
Q yeere heeft gegeven Herders ende Leeraers, i (Stttl. ƒ. i7. De,
"derlingen die wel regeeren, 1 (3Tim. 3. 8. °- Vr. j©jj jjjtnt {,,-t toe foobanige SegeerDerji te fïeïTen i
»4 ï?r' ^£ maet ^* •%$"£a£.n öe ^emepntegegeben/ !&>'•
Qa .7' 's fy naei'in elke Gemeinte met opftekinge der handen
«la f er^Dien verkoren hadden, 2tCtt 6. 3. Siet dan om, Broedeis 3' '«ven Mannen uytu. •Vr- Ba jjoebanige PjeDicanteri moet öe töemeinte iiit-|ïen *
^ntw. $a foobanige/ DetoelfeeDefequaliteitenïjebuen: ,jjM0 3£ie fooom ban leben jijn/ «(Cnri. 3.2. Eenopfiender ^■^ °nberifpelijk z.ijn, eenerVrouwen Man, wacker. matig,
Vu ?er' ^8$ 3- Niet eenegen tot den Wijn, geenSmijter, geen y'-gewin-foeker, J&attf). 2 6. Be^0 5^te tjan goebe ftuöien engeleertïjepbsfjn/ i €im. 3. a^
i^eniomteleeren , Clt. i 9.
, ^0 3^ie in ïjaet burgerlpen om-gang ten goeben naem fïaen f
<iie K • '" 7' ^y moet °°^- eeD Soe<^ getuigeniffc hebben by de gene
Ulap U'-enz'Jn * ' '^t'fW» 4-' *• Niemand en veragte uwejonkheid, , zijteen voorbeeld den geloovigen in wandel, &c.
predv^Iè p5Kf19 $n ^n naicrtlig in öaet bienft/ 2 t3Ttm.4. a?
beftrp ^et woord, -houd aen tijdlijk en ontijdlijk: wederlegt,
a ^» verrnaend, 3tpot. 3-if Wnr\®°°? tont miDDefen fian öe «fèemegntè IjaecfeibenaltfjöJ
. loooanige ^ebiranten booten i ,*"»■ ©00? Defc middelen:
fctepj^n moet ban jotigg aen agt gcbeii op be jengtbietec
en mè,, 2Ï) fifïeib / om tot |>èt JWebffc ampt gebojbert te toosöen; •6.,' '"wtüeiienofiebace toe aï beginnen fig te ff fjiefcen/ 1 €oj* Hfj]jJ' Gy kend hetHuisgefin van Stcphanus, dat iy haerfelven den
%If|g 2 ten dieftfïe hebben gefchikt, 2 i£tin. 3. if. Gy hebt de [A "^hriften van kinds been afgeweten.
in wt •pen moet bernemen ibat bcortnang bat be sooanige boert
% ju fn* ^ tfrtMn / «J toat leben f? op De Academie leioen / en we?ft ï- *fEl'tïeDtcntlJljn/ i $tniU4»»f'. Bedenktdefedingen
1 (^jv^ 'er in beiïg , op dat u toe-nemen openbaef zy ih allen, N-, i ''/ 13. Houd aen inliet iefen. 9cn hn ,„ l^wepnte moet feer naeutoonberfoeïieneniigïiebja*
«en ^ai°uanigetotjfeenerbarenelieben/ oiebebe|ïeijennifeï;e&-' torg ij ^e ftudien, en ban het leven oer &titöcnten/ i (grim. $v £4»] *m ^Ê11 niemand haeftelijk de handen op , beeft". 24/ zf.
,J «wwn moet met vaften en bidden |3gtioo2<J5cöï"eroo'traaerf
..... §» fciflejt/ |
|||
30<J Dëeen-en-twmtigüe .
Win I op öat f)? in fijn genaöe %Töer,« fenöe tot ftjn fcw".'
J&attÖ 9. 38. Küdetden Heere des Oogfts, dat hy aroeiders X1
fiïfi-nOajft uitftöote, 3Jier» 3 15. c. vr. C?oe moet fïg een pheöteant toagen in üe <8emepnte f
Ant. ïfaer gemene piigtenstjnöefé'; _ (>) && ïuoeten alle De geöeelten ban ïjaet tóenfï met gettou»",
necrötgfjelö en lianöoaffige ftloefcraoeötgljeiü tragten te berbultë11 [ Col. 4. ió. SegtArphippo, fret op de bedieningc ui*gyaengenO ■
men hebt in den Heere, dat gy die vervult, % fê\vcu 4'i. Prédi* hef woord, houd aen tij duik en oDtijdlijk, Siltt. 9. 62. (z.) &u moeten goeo anöeefchxtü toeten te maften titffcïjen g0*'
de en q uafte, Om ie goede aller toegen te berfieefteh in fjaer goeN" toanüel/ cnöe omdequadeteoefeecen/ ofteteg?ntêgaen/ ^ i'f.'r'o De Heere feid, gy fult voor mijna.:ngezigte ftaen , el"
foo gy het koftelijke van het fnoode uit-trekt, fult gy als ro') ASn*fflin , <3JeV" i:i. 14/ 'y/' >7 ^3ech. «Je '8/ 22. (3») &? moeten vreed&em toefen/ foobeclalgeejigoeö^0".
fCieiltte öjageri ftan/ 3ilet. i. i. Sy waren alle eendragtigiijc*6'
een, JHal. 2. 6. Levi wandelde met my in vrede , Pf. 133. i- ..y (4) #>« moeten felbeljaerpjeötcatientoelrjelebcn/ enöeina<' ■
goöfaügt plfgren. aljf voor-bedden toanöelen/ iSTtm. 4'. »*• *v een voorbeeld ier geloovige in den woorde, inwandel, inlieto
in den geeft, in geloove', in reinigheid, i Pet. f-3. b. vr ïfoê moeten figöe<S>uöer[mgenö2ageu^
Ant. S^ifpiig'tén öer <©tiöertingenjijnöefe: ..( Cu) &? moeten ban een goeöiebensijn/ tietotjlepöecgetooWP,
foei, moet leben/ foo moeten, Ijet öe ©nöcritngen infonöerïieiD oofj' 2eet.20.i8. Hebtagt op u ielven, 1 Pet. ƒ. 3. Als voorbeelden o
kbdde, 1 Ctm. 3.1/2/3/4. .1 (*•) &" moeten een fanöerlmge agt geben opöe «©eroeiti1"
5Det. 20 i>8. Hebtagt op degeheelekudde, 1 <£02. 1 2. 28. ,,^
f3) &i' moeten Ijaet laten geojuuften in fjetbcfoeften ban l"1-^
«nftcanfte/ aljimeöebnanöerebco?-balleninöe«©emeinte/ 3* ƒ. 14. Is yemand krank onder u ? dat hy tot hem roepede Oud
lïngehderGemeinre, ende dat fy over hem bidden. m /•4) &n moeten öe p^eDieanten bp alle too2-\>aIöeï)uWfl/
toefen/ en haer eereen refpectnabermogenftelpenbefeï)^^ ïd'lM. f- i,7- Dat de Ouderlingen die wel regeren, dubbele' ^
re waerdig geagt worden , voornamelijk dieajfbeidqninhet V?o° endeleere, 1 Chiff.r. 13- a. vr. $oe moeten fïg de Diaconen öwgetrf
Ant. ©e ^iatanen «weten oefe plijjten toaec-nemen i 0 |
|||
, Middag-oeffenirige; . "^ojf
.v».) Sptwóetenhaneengoeblebenjtitt/ iCtm.?:». De Dia.'
ve 1 .Poeten eerbaer zijn , niet twec-tongig, niet die hacrtot
y Wijn begeven, geen vuyl-gewin-foekers , "Btt,6. 3. fceiïp ** ^ moeten met een beceiö en opregt herte bt aefmneffen öft
t, r1)/ ROKl. 11.8. Die uitdeelt in eenvoudigheid, die bankiher-,
Sleiddoet, inblymoedigheid. W& ^°Kbani0 moet het ïebcn toefen i)an öc C^ffl^iKfi tf^eti
■^fgeoifianten?
^"t-J>!? moeten aefe pligten berfojgen t
öenm * p moeten ftaer, pjebieatien gooren en getobben/ oefeïbe 1., ^tfienöe niet atf ftaertooo^b/ maer aljïiBobsitoooft/1 Cfjeffi P'ed V ^ ^an^cn God f°nder ophouden, dat als gy het woord des
j)iet l*")ge Gods van ons ontfangen hebt, gy dat aengenomen hebt ^oq a ^er men'<:nen woord, maer gelijk het waerlijk is, als Gods ^Qorf ^at 00^ werkt in u die geloovet, %üt. 10.16. Wie «5 .*' diehoortmy, tyffy.+.z. ^ijtu ^p moeten ïjaer leere geftoojfaem toefen/ $eö> 13; ïjO
(, ^^Voor-gangeren gehoorfaem, 5fer.?o.ïo.
*., 1 A<®P moeten fjaer in eere en aenfienlpta'b houben/1 fCgèfl»
ling5enA,gtfefeerveel om hares werks w ille, i (Cittl. j". 17. De Ouder-
v°orn .We' regeren fullen dubbeler eere waerdiggeagt worden i
(4 ^^'J0^» d'earbeyden in den woordeen leere, ïiOiïl. 1 o. 1 f..
^t ten'■ moeten een bpfonbere liefde tot haer hebben / en ro£
gel Q^»ento002b!ghetb / "©al 4. 14. GynaemtmyaenalseenEn-
(<. sös> JaalsChfiftumfelve, fccrsf if. i ChefT. ƒ• tj. «IfErien *? moeten met foaer bjienbelp om gaen / enbe haer boo|
ö!cti)ïimiö°^en genoegen genen/ op bat ft», met o?eugbeftacE tittvr„ "'Wben/ ï^eb. 13. 17. Op datfy haerWerckmogen doen
K) Ide' «idenietalfugtende, jjEatt. TO. IA. Ntfe dg^P moeten taecuan een eerlponberhotibrjerfojsgen/ opt
öaec {,!$ oe foiBc boo? het ttjofpe niet toerben ópgefiouben in ile rrjed ^a'*6'6- Die onderwefen word in't woord,
'• I ^.vana''eg0t;derendengenen diehemonderwijft, i <£0J*
t<: ftkï n.?'en wy u het geeftelij ke gezaey t hebben , is het een groo-J b. Vr ' «2° wy het uwe dat lichamelijk is, tmeyen ? *nBewrraerom moet men het tooojb ber f jebicanten geloöbenj
jtytqwfm befe redenen: (i.) <@m bat fp nabergemeinfehap*
VJk de ^oenalsioegememe€fei)icnen/ 38mo^j. 5. Gewiffb-j ^t»en z;-ere w örgeen ding doen "ten zy dat hy fijne reTborgent4
^8{, t 2ne Knegtende Propheteh heeft geopenbaert 1 (Ctm. 1.64
;?: teji Wandelde metnw. (it) gig fpa|öl ïja«rtoer>I
|
||
3oS De een-en-twintigftc
•~; jtaötglijfe foan ïjetonberfoefeen ban töob£ Woorden wille, **.
:■'. ?V0ta berfiaen $ öefeïüc beter aljs anbere C&tjïben / i «©itw*
'.■ ï_£ i 3. Houd aen in 't lefen, J&al. *• 6/ 7. De lippen des Prieft8*'
>.Ibnde wetenlchap bewaren , enmenfaluit zi|nen mondde^ i:."'-n, iliam.9 9. (3,) jfeti.sftaerampt/upt^obiïname/f,
1 ^Vtetoaerfchoutaen/ enteleerentoatgoebte/ <£&.èi.6. oF ;"- lilsui, ikhebbe Wagtersop uwe muiren gefteld. <£$(■:, 3.17. M^f
:' !r.n Kind, ik hebbe u tot een Wagter gefteld over het Huis lifl*'* [■ 1,1 l^ier ÖOO? toOjö Land en KLerke gesegeilt / en yder getjOu?!^ |t 'Rijten/ <£f£U i. 19- Indien gy willigzijt, endehoort, lbo^ f-v net goede des Lands eten , Cfa. 44, ió. - ' o. vr i©at fanben jjacnöcc mnme onber be «üfjjjfïencn / WflC
ëan poer getoaïrige figmöet fujgbulöigujfttoagtenf A nt. ©e fonben tegen be Picbtfemter. sijn öefe: ., [11 JEen fpjeeftt bcragtetijïs banljaer prfcnen en ban ÏP6,
uïeTïfïCn / 5;CC. io. 1. Sint dat ik fpreke, roepe ik uit, ik roef £fl
weit en verftoringe, om dat my des Hreren woord den-gantic',l\, il.jgtotfmaedenfchimpis, tlCrj»» 7. 2<C02.10.10. DetegenW00 d-gheyd is veragteüjk. e ■j>.] .PienfcailIjaectooojbennietgcöoo^fïiemsyn/ Sfct.44'^ii
Aengaendé het woort, dat gy tot ons uit des Heeren naem gefpi'0 , *
hSbt, wy en futlen na u niet hooren, Ï1CI11. 1 o. 2. t. Den gantfcheO J hebbe ik mijne handen uitgebreid tot een ongehoorfaem volk. fcf [3.] |&en to02b to.02.nig at.g men ueiïraftïotub/ enmenfjjL
§at aenbep^bifontentocberomtebergclben/ 3ler.,'i8.18. «y lijden fy , komt laet ons gedagten tegen Jeremiam denken: k'''-,e
rt':n , laet ons hem flaen met de tonge, 3tinO.S )"• 13. De verft»111 ' £1 Twijgen, want het fal een booiê tijd zijn. ,«( [4.] !Een foefct Ijaer tegen te ttaeu/ ftïein te mafcen / cnöcfy
|
|||||
1'vn wy hem vermogen, ende onfe wrake aen hem fien, ^llT. ' Vjjp
[f.7 J&en beragt be eene/ enbeagtbeattóere/ öifctoiyuit'y
fclieüjfe tnügten/ i€o?.i.U. Ditfeggeik, dateenyegebr
uïegt: TkbenPauli, enikApollo, enikCephe. , yA
[ó.] |&eni.stegenïjatrgierig/ fooüatmenmeinballe.^.$>
te toefen/ Dat aen JNbtfcanten to02b gebaen/ toaer boo? f t [^ metijcli moeten leben / Mem» i?-~>°- De Leviten waren g.^» den een yegelijk tot zijn Acker» als men haeï niet gaf haer
.Maf.?. 8. Gy berooft God. J? b. vra.i0atBeIjicm2beflne€l)2ifttenenafte(tp£tientenöcp^-
öe bejegeningen aen ïjaec J^eöifïanten ? |
|||||
• A Middag-oefFeninge.: 509
ten nl-, Cfe beweeg-redenen: ..('O $et flirtten tiail Ótfffikti
w8*D|ö ten paben €ïj#ectn tempren/ 4nööt'.4ÈHSö£tc:t
(j Y gepeoetl/ Jf tïi?. 13.17. Haer fugten is u niet nuttig, ^ït i ï • -:
sèni-f EJ«« neemt hu alfoo op / al of men htm feite otê onrrw
fe JpOe/ittfc. 16,16. Die u verwerpf,die verwerpt my. ('3.) ^jfefi*
^ageniiclgcncp befeteragtinge bcr PjebiSanten/€te. ti.ti
na V°I! ' en Jwjffderi fpot.niet, op dat uwe banden nirf vaftert-.-
catd W°raCn' * ^011, ?6' ,ö- Sy befPotteden de Propheten/u.::
gee ^2rimrnigheid van des Heeren toorn tegen haer op ging, dat\;' fooha»£x',cn aen tn was' -(40 ©* öcure ber genabe too;ö tet;
^^amaetoe-JjejïOten/ P>/0b. i. *8 Dan fulleniy tot my roep. r,
~^»^en iül niet antwoorden , Jüattl). io 14/ij. ■■>^dag-gefang onde een-en-twintigfteDagvande Maen^-
Stemme : jpfal. 40. Nadatik langentijd, &c. '• X7 3BWa»jjp|?eecj onsno«boo?rnenfeï)enreiö
X\ <&ot utoe ruft en 't iemelj? wel,
_ #mon£terttcfcemi!töeïteI: »M' lubben maefct gaer tot u bienft tere»;
*«acfit batfe hzïlm (eten / gofuffenfnon^géten ^el tyitgten ban fjaer leer j ^ton ïjaêr u tojlsgeib in / • ^aefctbatferjartenfin
herten meer en meer. «i?« x ®?"aM ï?eEr/ m to? BE&oo^famen gaer ijwpjf/
5F" oat fjaer bienfi 3» ftoort rjcarjtt /
ï?«r boo? ons' 't geil toojb toe-ge&2agt /
S"| öat ton boo? ïjacr ïeertng toanb'len temt:
lǚtilbm!)aeitocUtoafȕ)eib/
^onbereuacnbacirletb:
geniet't moebtoiriigquaet:
J^s tegen ©el en fonb'
gtteng fp2£fecn «soos ©eröonb /
SBttJ&N*' ó^e£r/ «iSnongebontenlip/
3tfe£rt mijn fa"*"»* too^nigtetü / Cfiswii uitfig tooc^b m? oir ontoKp i
^atfenietbcftoete |
||||||||
%< "fl'Stctebjoete
|
j -
|
|||||||
ü- Dattoaermi>nietgoett __
© 5 #
|
||||||||
%to Detwee-efl-twïfltfgfte
gSKtóenfeïj fiaec alle bjoigt /
©ieaen mijn slet ooen Deugt/ !«En troopen ttign flemoet, Het Leven in Openbare Gods-dienft.
Detwee-en-twintigfteDag. MJj
b. Vra. Rebben ton nog anbereptigten te beregen/ a^Dat^
eng ttben alg €b?tfïenen öagel#té toel aenfiellen f m
Aat. S|a: taant ton moeten bnfonöere tjjDentoaernemen/»'}
tot öe bergaDeringe Der geloabirjc te ftomen / en alöaet Den cpe^ f,
jten <©oD£-üien|t toaerneraen/ ï|eb. 10. z?, Laeton? onfeon^
linge by-een-komfte niet nalaten, }9f. iio. 3. 2Uct. 20. 7.
"g. Vr. üDanneet moeten tap Dit Doen i w^
' Anti ®eba(ïeti)DomOebergaDeringeoergeIoobigenbn %^t
Ijnen ijS de dag des Heereo, 3lCt 20. 7. Op den eerden dag der *"■.
»ls de difcipelenby een gekomen waren, »*Ü0J. 16. 2. 3£tt- '• 3k was op den dag des Heeren in den Geeft. o vr. 93at pligten öeeft De openbare 45oD?-Dientï S , m
Ant 3£e toeefcelfjcfte pligten ban De openbare «BoDj»- Dient» » liefena-botgrnDe: ftate • [«♦] ï©n moeten op een ftomen in een ptaetfe Die tot Deopiw ir
,<©oög-öienlïtëafgefonDett/ i Co?, n.»o. Aisgydanbyeent ijnenkomt, tyffo. ii. »y. Pf '121. i. rfH
[ï.] i©n moeten Daer Pfalmen en Hof fangen tingen tet >> tt
43aD£/ entotonDetlingefïigtinge/ nEoj. 14- »6. wanneer gr ^ iamenkooit,een yegelijkvanuheefthy een Pfalm,£cc. ^oIl?- ,j.
[5.] W$ moeten Daer onfe gebeoen tot <0oDop-offeren/ ^l^,
Sjf. $■. Van de Gemeinte wierd een geduerig gebedt tor God ge.
3t£t.4- 24- <6fa-fö. 7. IkfalhaerverheugeninmijnBede-hu'5-^ [4.] ï®n moeten <6oDs! IBet ïjoojen boojtefen/ %w>-4-^
lef'us ftond op om te lefèn , 2tft. 1 f. 21. Mofes wierd op yde*
fcathgalsfen.' ^.wtfj [5.] ©aer moet een pjeöiratie toojDen geöaen/ beweic^ ^
^oD.éDienfteltjfi moeten oen-ljoojen/ 2 <©m. 4- ».■■■?"*"* voort, MlaUfy.i8.i6. Gaet henen leert alle volkeren. n(fP>
[6.] ï©?i moeten öan op een milDaDige toufe onfe aeUfl"^.
geben / afé regte offerïjanoen bas liet Bieutoe (Ceftament/>J)Cfl1 16. 2. Op eiken ëerfte.n dag der weke, legge een yegelij k yet lxCe&
felven weg, vergaderende een {chat, na dat hy wel varen ver ^, Jieeft, op dat de verfameüngen als dan niet eerft en g«cftl wvanneerik gekomen fil zijn, ï|eb ij. 16. ^AÓ^' b. vr. iSatmoetonsibetoegenominDebergaöeringeDers'^pt.
fójjetëftomgn* |
||
Middag-oe,ffemnge. .,.__ „fit
t,,-*ni:- Wit toe hebben top ppje.l>s^?&jS9«8§n^„tu3
l'^ft. ton een ïjeerlijfesefetfc&apfcan CfSpiijii / en tap te *Knae* vy"/ nebenjï<2>ob£fctnöeren/ .Patth. 18- 20. Waerwc-Qt<jye , IB'dert zij n in mij nen naem , daer ben ik jh,het raid'd&n. var, haör >
Jr^i 11. 10. [ï.] ^aec i'.sföè.plaetfeijan segeningöï D&$,
fjWfyl fnbaa^etlfamebcloftcniftcn/ %tu 10.44. Ah Pet fnapog j's woorden fprak, viel de H. Geeft opalledie hét woord hoc •,,
rf^tt 18. 19. Waer twteof drie vergadert zijn iy rnjjq.natm daer kj.5. & in. het'midden van haer. [?,] ^ilüb$meiteD{8 / .ft'p De yootfïe «cmmgen hebben Dacr in een groote bjettgtte gciMt/
tj'' °4- J. Mijnsieie befwijkt van verlangen na de Voo-n-Hoven des
fiiir7en» Pf- •l >♦' ♦ [4-1 !<©f8 geen «$ hebben in efö£$ui.s /
^nmetDetoerdöberlozengaen/ïfeb. 10.3.9. Wy enzim (jkty&n Q_?*nc diezigontreckenten vcrderve; ©en. 4- 16- Cain ging van,
a°dsaengezigtewech. .... ■ . ,1 rjrh ƒ?• 3& 't gcoojïoft Dat men openbare gebeten en DariSfeggite
Ml"öoetinD£ï<terfce*
tónt-..3[aftet/ fco hebben öe©?ome geDaen in Den©- en|l.
ge^attlEnte/ i €oj. 14 16. Anderfins indien gy dank-fegt eKetdgn
Am ' ^oe ^ degene, die de plaetfe der ópgeleirden vervult, |
||||||||||
%te?.38ct.6.4,«eB.8. i+. .f.
bjd' Vr- Üpaerom feiD Dan «tfefïné bejj', §aet in uwe binnen-kamer, ende, uwe deuren gefloten heb-
, e bid uwen Vader die in' het verborgen is? . , mitiïF' %wfc& fiijcefit bannDerjJböfonDere gebeDen/ en jïelt
|
||||||||||
l
|
||||||||||
ft
|
6%iin ïiee öebeDen; üEtaer jjpfpjecfet niet tegen & openbare ge*
defei,inöebergaDenngeDerg£icolHae/ 3Cet. 1.44- sybadén.-en- b. v?nkPy Heere &c- ^ft-4• '4'
An/' J3& 't genoeg öat men De Pfafmen fïngti {, v Jf ?a< maer men moet oeft ttoee Dingen toaer-nemen: llctdc P mmtn metverftand, (Ingen/ 1 €02. 14. 15- Ikfal
^'•tn, 'r Vcrftar>de fingen , i «ChjOn. 16 9. Singthfcm, Pfalm-fingt
(4\ F^ktaendagteliik van alle zijne wonderen.
1en 5tin ij;8 mocten niet een berte fingen / Dat geroert $ na öt f*.
ledere SC£ to" ban lingen / *£0t 5 ïó. Leert ende verrnaent rhal-
•s) f" niet P^bmen , ende Lof-fangen , endegëeftelijkeLiede- H-bV, ln^"^c denHeere metaengenaemheyy inU'herte, i Co^» a. v'p Lw'f.'pS. i.OGod ! mijn herKis bereid. Ant 'af °e moeten hV<©ÖDs i©óajDhoo?eniIefen/ enpjeoifeen^
* ^Moq Dat ton ftet felbe aemnerften a^^oöisiwilenwct^ © 4 teaec |
|||||||||
^ix Derwee-en-twintigftè i
tóaet na fop ongleben moeten aenftellen/ ©eutji.ia. Vergaf
let volk, de mannen ende de wij ven, de kinderkens, ende de vree"?
delingen, die in uwe poorten 'üijn : op dat fy hooren, ende op daf" leeren, ende vreefen den Heere uwen God,ende waer-nemen te i° alle de woorden defer Wet, %OC. 1.22. 3iof). 15. 17. Indicie «teiedingen weet, zaligzijt gy, foo gy defelve doet. . ^ ' b. Vr. J©at té ïjiertoenoobig/ opöat top45oö^J0ou?bWlt
ftietb?eugt moeten ïjoojen i
Ant. jfier toe sijnbefebjie buigen noobt'g; T, [1.] !®n moeten on^oaer toe te bo?en toel beretben/€cri 4 '7S,
JJewaertuwen voetals gy tenHuife uwesGods ingact, ^roD^0'
[Weelt gereed tegen den morgen. ./ O.] üE>p moeten on^feïben ineengocbe geftalteniffeïjoitf' 0
ttttatjlc top <©ott^ tooojbin beftertelhoo^en/ JParc.4.20.s yemand ooren heeft om te hooren , die hoore, <2cseth. 3 3. ; • •, ^
[ 3.] i©n moeten na Ijetfjoojen ban ©00.0 tooo.'b on.sf'lLt
*earbetöen om bebntgtöaer ban te befcomen/ Stic. 8. if- l0,t szaed dat inde goede aerde vak, zijndefe, die het woord ge*1 (-
.hebbende, 't felvige in een eerlij kgoetherte bewaren, endeif Handigheid vrugten voort brengen, 3[iCt. 17. «t- b. Vr. 3©aeromtjïfooeenboo2-bereibmoenoobig.' ,ud
Ant. <©möeferedenen; [1.] <©nfefëoüÜCt00f>etfttrtC l>(
ïjet BCfidö téafétonboojfjemfeomen. SljfesmvtfjvtHitbtf"^,
Wettebjeöen/Pf f i.S.Sietgv hebtlufttot waerheit in het biii"t'):j|ji
«èfa.«• 1 i- [*♦] <©e oefeningen inöe «öobsbientt 3tjn geeffijj*
oefeningen/ oieaUeènlp meteentoel-geftelbe jielebe(joo2(iJfi',1jj() JienberngtfoOJOen/ #f. $7. 8 MijnherteisbereM, ó GoJ.'"Jjl
ierteisbereid,ikfalfingen,endePfalm-fingen, i C02 i4.if-*i^t'. ^pvelmetdpn geeft bidden, maerikfal ook met den verltande ".jüfi [3.] <©nfeberbo.bentï)cib/ ennatucrlijfoonbetiuaemftepDj^t/
Sgroot/öetoelne ooft ban De &atan \sa^ meer en meer acngen" ^ foo ton op on£ ïjoebe niet en jp / * €ou 3. f. Niet dat wy va" $ felvenbequaem zijn yettedenken,als uit ons fetven, i J^Ct- f1'
[Waekt, want de Satan gaet om u a!s een btieflehende Leeuw- ^t c. Vr. HM moeten top boen om ongjetoen toettcberepD'1
öen openbaren ©obé-öicnii i . Ant. lier toe jtjn btfe pitsten noobig: n cü?
[I.] 5E»n moetenat onfenacttifchentooel/ enftettoertba'' j,#
tóeftepberoep/ be£&aterDaeg£af-fmjben/ ombaerWl*& aag öe£ peeren niet berhinbert te tooien/ €rob. 20.8. 0<-L.tgf «3es Sabbath-daegs, dat gy dien heiligct, ber.é. i°. danen'
geenwerkdoen, 3jer, 17.12. -,0 |
|||
■ Middag-oeffeninge. jïj
m *p ^P «toeten te bozen ofeet-Denfeen boe getotgtf g en ïjoe ï>ee»=
J« alle Die nugten ban Den <©oD<s-0tenfï jijn / enoe boe onbequaent j^ÖntOtÖefetbe/Cfa. f8, 13. De Heeremoet geheiligtworden,
^■^.2. 10\ Wie is tot defe dingen bequaem ? htm ■-* *®P moeten te teen afleggen altebeftenDe fonöen/ met
^nernen en belofte/ om Defelbige noit toeDerom te fuflen begacn/ ^a^- 1. 2 i.Daerom afgeleid hebbende alle vuylighdJ, en overvloed
pir boosheid , ontfangt met fagtmoedigheid het woord dat in uge- Lai)tword, 't welk uwe zielen kan falig maken, 3JeC.4 3 <£fa.i. rS-16. Wafcht u, reinigt u, doet de boosheid van uwe handeliri- 5 " van voor mijne oogen weg, ö >4.] ï©{i moeten een bafï voornemen bebben om altare fullen
^soojfamen / 't toelcfc on£ tint <öob<a ïBmp fal tooien gepjcötfct / fS ^ 5" 2 7. 't Volk feyde tot Mofes.fpreekt gy tot ons,al wat de He-
ft,. n'e God tot u rpreken fal, ende wy lillen 't hooren en.de doen, q'j I]9. 106. Ik hebbe gefworen ende £il het beveiligen , dat ik erhoudenfiIderegten uwergereg'ight'id. rnar-'-1 ^? moeten fèoDtte bwen biDöen / Dat f)" onsbeqttaem
tnt 0m fijn tooojö met b?ugt tehoo^n / pf. 119 18 Ontdekt ij * °ogen, dat ik aenfchouwe de wonderen van uwe Wet, Pf.
5-D. ,0 Uwen goeden Geeft geleide my,<Jrjec!j-4Ó. %. jApïl 83? moeten tpijF; in De fterfie&omen/ op Dat top alle©,
(lo^^öenüequaemtoaer-nemen / %ut. n ?8*Endeai het volk ^tct S "'orgMs vroeg tot hem in den Tempel om hem te hooren.
•igj^'o-bf 33. Wy zijn alle nu hiertrgenwoordig voor God, om (j J^ren al het gene u van God bevolen is. aJ' M.at woetentonon<fDjagcnm't geïjoozban «©oD.s'BDoo^
r,' ■ €>an moeten top foeïieh Dcfe Dingen t&ónité ïic&öen: oen hi-^erbiedig moeten ton toefen ontrent ©odsüDoojD/ en te« <ere> ^f *®ienaet^ <tE?0D$S / Cfa.66. 2. Die voor zijn woord beven,
li?rt.*'T' '74 Pf. i. i». Dient God metvreefe, en verheugt u vüob tyijg Aendagtig moeten ton toefen/ omDat ïjet <ü3oö.sf woordcu
^iHo'j' "te?n.öto02Dfaoo2-geÈbagen: en om Dat hier aen ftangtDe ^■«reiVf '9&eiö/ÏUC4.20. de oogen van allen die in de Synagoge
U ] >3?en°Pjefum,Pj0lj.4,2o.Miinfoonmcrktmiine woorden. febi(it yf100^ moet De CoeftoozDer jtjn / om 't gene toozD ge=
^rprel/'^l^oDjSlBoo^D aen te nemen/ $eb2.4- *• Het woord r ter> ^'^endedehaer geen nut, omdathet met den onmoge-
'JkGojjj^emengt, tytty- n. <5. Sonder geloove is het gelove [4,-1 ^^hagen, Ufiace- 1. «4- Gelooft den Euangelio. öevvogen moeten ton toefen/ na ös atfesen&etb banfa&e
— ès..... \ '■ ' w
|
|||
$14 Dèt#ee-eh-t\*HiÜtigfte •
tóe m SöÖjMtl gj$ffc8f»/.JBattÖ..»117 M Kl^g-liedert» r
fongen wördën, dan moeten wy wcerién, jféït. ?• 7- ^ [f.] Léerfiehj moeten toptoefen/ otritóatteohtöoiibenöat%
ötent tot bOOJöCeï bail Onfe jtact/ &ÜC. u 19. Maria bewaérdc^
Woorden alle f.e Famen , ilJHj. i. 1. ^
[fij Arbeydfaem moeten topj^n omJ^ct gctjü02tre órsJtoet£^tf
genen / enbetotp^acttjfeaen teteggéri/ lütc.8. * 1..* Mijne Moé;^ ende mijne Broeders zijn defe, dieGods Wcor , hooren , e'1^..,,
felve doeri, $$)• 4-1 *■ J?f. ' »9 11 ■ Ik hebbe uwc reJenen in nl herte verborgen op dat ik tegen u niet er! Ibhaigoe. f jl c vr. ïfoe moeten top onjSgeDjageh aljf top «©oDSiDoo^!)1
&éngc{)CöjtJ
A nt. &a (jet rtóOKntoan '©o&s' IPoojö ?rjn bit mife ph'gten:, j» f 1.] 8?P moeten «Bob danken, bat §p 9a$ Defe genabe totë&aji tap lijn tooojb mogen fjööp / en baer ober moeten top berbu
3Ö'11 P'f*oz- *• Het is goed dat men oen Heeré lovê, J^f. i'.ï' m|
[ju] J©n moeten 't ge|bÖz6,ë bp m$ frftien pvef-denUe'n > „j
oberietfgeh / énoe ban te f)tip£ feomenbe / be $. 5>ffeift«re t"5'1 a|S 3Eet. 27- 11. Dele waren edelder dan die te Tfeflalonica waren >^
die het Woord onrfingén met alle toegenegenth'eid , onderfoe» .. dagelijks de Schriften, of deib dingen alfoo waren, «ftïatC 4' Jefusfeide, fier.watgy hoort, irtnö?' [}.] i©p móeten On? felbeC onderfoeken toaer ©objS **S/
on.ö ïiceft geraefct / en toat «varentheid top baer ban in on?' r&lo
pf tn'anbere bebinben/ff 48. 9. Gelijk wy gehoort hebben. 3 -f,
hebben wygefienin de ftad des Heeren der heirfcharen, Cf»1' ' l)f. i6\fgfpï) i. 1 Doorfoektufelvénnauv fljj [4.] 8E>p moeten 't geljoojbe praftiferen, e"nbe on? leben W»1. #
foeficnacnteitetien/ 5fac- i.ii.'Ztjtda'Aèïïdês woordsenni-^( IfSr- Hoorders, u felven met ydele overK^fng'eii pcijrfegf i
fPHjC-: 8. rj\ Dat in de goede aerdevalt^n dtfV,"diehcf vvror e* Jioor.1 hebbende , 't felve in een eerlijken goed hèrtfe beware»1 > Sein vblftandigheid vru^ten voortbrengen. q$ Cf.] fflp moeten 00R verlangen nabctrjD als top tocDero'
P^etHcatie fiillen mogen fjoosen / 3Cet lUi-aé Htmhen o» ? dat tegen de naeften Sahbathrot haer deielve ivóbrdeniou-
fp'roken worden , §&f. 84. i. Mijniiele is bepcris;. n$W [6.] iDn moeten boo2 onöcrlmget'iamcnf^èkingcüOK^rJ
fligten Ö0O2 't gehete» ïjebben gf^oSjt./ ^ol j- '6 Hetaev«r Chvifti woone rijkeli|k onder uirt alle wijsheid, leert, e11
ünaeritnialkandciren , JD\flttïl. if- 40■ ^Attfl^ b Vï, 3©atbaetl)e'ton?aI?to|i be «Sob^bienlïatfoooerroy Anf
S'tt Boojen ban <ü5oö.^ BBcojb-J |
|||
■. Middag-oeffenirige. 3KJ
feid .^^ moeten top jalig tooi&cn / ïuc; n'tS Jefus
tew ' Ja?a''gK'Jn die genc> die Gods woord hoorcn , en dat fèlve
|
||||||||||||||
ende het einde uwes
|
||||||||||||||
geloof,
|
||||||||||||||
en' *™°m IO- '4- '!M- 1-9-Verkrijgende het
|
||||||||||||||
namelijk, de zaligheid der zielen.
|
||||||||||||||
«aag-gefang op de twee-en-twintigfte Dag van deMaent.
Stemme: f>fat 103. Mijn ziel wilt den Heer, 8cc * • T ït maeft mtjn heet geteet uoo? «Bob/ mijn öoning /
I ©an treeb' ift Mtjbe na fijn hepl'ge Ktoning: 3 •*■ ©e «Bobs? öienfi pleeg ife met eer&iebigljeib;
t Hlenöagttg oo? / en 't hert tot «Bob genegen /
<£en toit om op «Boog toegen jïncr te treben /
*Sn 'tnoobig toerft in mijn «Bob.sftieniïijjheib.
i- 5^an toojöen mp oBob^ ï@etten bewgetefen j©an too?o mtjn ©ob boo? Pfalmen hoog geruefen /
ï|an ftojten ton 't ge&eb boo? «Bob on.sf ï|eer;
^an önèt bc ©tcnaer ban «Bobg !0et berMaring /
®an gaert men aelmi.s ban at be betgaring /
®an neemt het bolft in segening haer fieet.
Pr?» 't 2.S' niet genoeg <©ob^ ï©et te ho?en lefen /
M moet baer 0002 mijn ïfeere Ieren b?eefen:
'*%$ niet genoeg te fingen oberutiS /
fwijn hert moet na be fafien sijn gelefeen/
*Jfe niet genoeg geueben upt te fp2efiert /
waer 'thert moet eerfï gefonöen jijn bso? uit.
»^4. 't 3jJ niet genoeg tot aelmtëtoat te geben /
®tïieföc moet eietfi in mtjn herte leben:
llëniet genoeg be jegeningt'ontfaen;
J« moet belLeermgen foo toeï&etragten /
^atife (©ob bi.ne / felfis met ttwjjn gebagten /
^an fai n\ Unt <©ob£ f ups? in segen gaen.
|
||||||||||||||
even inden H. Doop, ende in het H. Avondmael
jf- vr vu - Dedrie-ett-twintigfteDag. ^'ftcnen ■> ÖC ,f?ttotnWBe «W-WcnÊ ooft plaetfe onbec be
\8h ^"ir ' €0^.i«. Verheerlijkt Godinulichaem.J&attSf.
°bSöttnff i^.01115')" ban Me menfehen lang in ben uattoenbtgen
d V <s*J?ei1&/ fonbecbaetboojbet&etecttetoojben* PrediS fe Öie n,et weI S*?u?6en / **• 4-*- Het woord
---.. g« endedeha«rg«nnnt,omdathetnietgemengt wa- ■■-- . --• ""...■■ re
|
||||||||||||||
$16 De drie-en-twintigfte rf;
metdengelove.Cjeclj. ??. ? i/ jx. lEatt 4»»4 Siethoegy ^ ^
b. Vr. S?'t niet op öc maniere bej; f au.sföomjS/ bat men w
ijtterlijfie bingen ftt ftaet i ,M,f& Ant $een: ïBant <i[f)?ifftté en be IpoiMen ftebben bie u'rtl fr
fee <©ob?'Dien|ï at«f nobig gebmifit/ Jftattf). ? .17. Laet nu af. ƒ ^,. aldus betaemt onsallc geregtigheid te vervullen, JEattjJ- '
2tCt- 1. 37/ 58. Een yegelijk van uwerdegedoopt. ...y c. Vr. iBaeromfeiböan^aulitf/ 1 (&im.4.8.Delicharnei>j
oefïeninge is tot weinig dingen nut? ,|.(
Ant. gaufasf fpttefet ban be utorfpe oeffeninnen * flf0^n,„%
tian be gobfaligfjeïö / en ban jijn het onnutte óeffemngen/ " moet be gobfaligheib betragten/ 1 Cim 4- 7- Oeftent u i» „ tot godfaligheid , <£fai. ƒ9. xi.' Mijn Woord en Geeft iullen va
niet wijken, ï$e& 4- 1 . ,ef a. vr. ^tjn öit niet oeffeningen alleen boogbe onecbareki00
kens in fjet Ch^jïenbom i ,,„ ^ Ant. j^een/ maer felfjï be fterftfte mannen in Chjtjïo 9$? ,%*
fe oefeningen ban noben/ om batfc nog in bcel öeeteh De£ ^lUi, DOms'OnliOfmaCritSP / i l€mi. 4- « 3- Houd aeii in 'xlefef» ^
i. il. ï Co;, ij-. 9. Wy kennen maer ten detle. {.aftelt b. Vr. JEaertoatip'biettiterltifie^objiöienilonjfnobig/ ^
43obs «Beeft in on;* moet toeriien? -jjr Ant. ©oog «öeefï gebjuifet bie tiiterlpe oefeningen al.*"?' „„s
len teaer bOO^l» toetfit / 3!aC 1. i8- Na lijnen wille h^»"^^
gebaert, door het woord der waerheid »3)00- 16. ij.DeQe u in alle waerheid leiden , «JHfa. S9 z '• <• ortl C11 a. vr. g&iran beutttnenbige 45ob*bienft niet genoegt^"'
ottfftiiigtemnrien* . „og Ant. |!Jeen/ l €0?. ?. 7- Soenisdan, noghydieplant ie V^.
hy die nat maekt, rmer God die den wasdom geeft, x(Cim.?' v ei)- 1J. xó. Als dan fultgy beginnen te feggen.wy hebben in uvv-e ^r wooriigheid gegeten en gedronken, en gy hebtin onfeftia ^ leert, tl. 17. Endehy falfeggen, ikenkemieu niet van vn&i>J b Vr. ïPnt moet ban bn beuittoenbigeoeffeningcfiomM • t.
Ant. ©e intoenbige 43ob£bienftigfteiD be^erten /™ yjic^ O God, mijn herteis bereid , €ot-3. 16". ÏÏ01T1 ix.n- J
r.ig van-geeft, dient den Heere. . c Vr. iDatronditiencifcfjteentoefgcffeibeootVoicnll-
A nt srvfe conditien moeten in outf $n: .«oö # |
|||||
mgetï
ïxonncn |
|||||
Middag-oeffeningë. 317
pttisfoude, Jftare. 16. 16. Die gelooft fal hebben, ende gedoopt
|
||||||
'?>IQ> fal falig worden
|
||||||
^■•tt» «i.'32. Vraeftüiet, gy klein kuddeken.
v (3.) 3©p moetenmerbewegingedesGee!tesa[[edepIi0tenl)an-
^ unttaenoige <©oD£Dienft toaernemen / Som. 7.6. Wy moeten Puienen in nieuwigheid des Geeftes , 45al. f. if.
,m[4.) ï©jr moeten een nroote eerbiedigheid brengen tot alle Die
^«öenoige posten öe^ «BoD^o«n|ï / toant ïjet sijn 0e£ peeren o?*
""•nantien en toegen/ 1 Cfjeff. 2.13. Gy hebt ons woord ontfan-
2,en> niet als eens menfchen woord , maèr gelijk het waerlijk is, als
p°ds woord, Ceel.4.17. Bewaert uwen voet, als gy tenhuyfè ^singaet, €cel.ri./ j£ y. J©aer aen ïsonnen ton on.ö berfe&eren Dat onfe <©ot#-
Ktv niet alleen unttoenbtg # * *nt. Hen befe teikenen.
öE tli 3InDientopoDertupgt3ijn/ DattopDetoerelDalDeerteFan*
~* DEOaen geDienb/ 1 ^et. 4- ?• Het is ons genoeg, dat wy den
5v rgaenden tijdt des levens , der Heidenen wille volbragt hebben , b» 3 '' '9 Na dat ik my fclven ben bekend gemaekt, hebbe ik .°UW gehad.. tnVli*) §nbien top met neerfligfwb Hernemen na <0oö£toiE/ om
w^°9 beter te Oep00?famen/ $>faï.8ö. >i. Leert my Heere uwen
1 % ?' en^e ik fal in uwe waerheid wandelen , Pf 119. 18. 0OITJ.
'"!• 2. Bepi'oevende welke dewelbehagelijkewilleGodszy.
"1 oni ^ to''ttiet Dnlnrï bl1 öoöto°f"e 3Ö11 / ö!£ bn^ Fjitioerlp arjrt
de* '2 flikten/ Pf. 119. 1 if.' Wijkt van my, allegvboosdoen-
I \0P^3f'k de geboden mijnes Gods mag bewaren, p|~ 120. f. Stiïi f ^N toP ijet DooHennroote eere agten / Dat to« getaDert
4iot öe öi'enit Dan Dien grooten <0oD/ 2&am. <:u. Met de toós p egd?n Gods faI 'k verheerIiJkt worden , Pf. 8,'.. 11. Ik
lan Isver aen den dorpel in het huis mijnesGodste welen r dan ffte w°onen in de tenten der godloosheid. ^oher t ^' Ult toföetotoSoa/ enbe tot fijn eere/ oitetot Dei
fifc pf'enft öegeDen / en niet met imlgt Dan menfchen «re/ n?o^ &f.8 C* 2-CC2.5". 14- De liefde Chrifti dwingt ons, i€02.10. 31J
(gT ^ Hoe lieflijk zijn uwe woningen , ö Heere. tiQen/ é to' ^ noitlionnenDewenoegeninRetgeneDattos'
^emt *Üa5 att^DÖ öcnfien Dat to? "'^ mn öattoaerDigijSge»'
11 te toOjDen/ €fat.$4. 6. Dog wy alle zijn als een onreyne |
||||||
^lg De drie-en-twintigfte u
ende alle onfe geregtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed, *" „
wy vallen af als.een blad, ende onfe misdaden voeren ons henen * E alseenwind, Jflatrtj.i5-.37- ILUC.17.10. Alsgy allesgedaen'^ ' hebben, dat gy fchuldig zijt, foo fegt wy zijn onnutte dienftkneg1* .j a. Vï. ©at upfonDere oefeningen geeft De upttoenDtjje ^^J
iimfti ,,, Ant. ©e bebieninae neg h. Doops, enDe De.$ h. Avontm*^;
JJEiattf). 18. tcf. Gaet danhenen onderwijft alle volkeren, haerd^
pende, 1 C02.11 19. Ik hebbe van den Heereonrfangen , *'?":,, ik ook over-gegeven hebbe, dat deHeere jcfus, inaeiinagt» welken hy verraden wierd , hethroodnam. .j b. Vr. i©aerom tooien Defe oefeningen nog footntoaerDP* r
ïjouDenonDetöetC^ifïenDQm* .^ Ant. <©m Defe redenen : [i.J <©ttl Datdelnftelderi$MW
te fefusi felbe / Die Daer t£ een aenficntp petfbon / 1%tfa f '^
Defe is de waeragtige God, JEatt. 28.18. My is gegeven alle xa'h
in Hemel en op Aerden , bCC^io. Gaet dan henen , onderwijft/^. de volkeren, haer doopende. [2.] «©mDat hiet DOO^Onj-JtoerDi» segelt de gemeinfchapmet€Ï)2i1ïoonfeniB!öDeIact/ <©al. ;• *£
Soo vele als gy in Chriftum gedoopt zijt, hebtgyChriftuma^0»-
daen, 1 COJ. 10. 16. Het brood dat wy breken, isi1egemcir*c^ des lichaems Chrifti. [3.] <©m Dat het Dp.enoace verpKg»^, 3fjn tot onDerhouDinge ban het ©erbonD <©oD£ / IBatt. *8- \0,
Leerendehaer onderhouden alles wat ik geboden hebbe, t *iTtJ?* <e
bf. n. Gy en kond niet drinken den drinkbeker des Heeren , e ,r de drinkbeker der Duivelen. [4.] <©m DatÏJCtODCnbarf aff°" ,j ringen ;ijn banDetoiTclD/ en afê uit-teikemngen ban De Wn? em
^&0Ö£/ i *fT02. 12. 13- Wy alle zijn door eenen Geeft tot een lic'1 ,,
gedoopt, ende wy alle zijn dooreenen Geeft gedrenkt, 2Cct» l^°' a. Vr. !©o?t de Doop ban alte €h?ifïenen'toï! beleeft i $i
Antw. |&cen: !t*aec bele betftttmenenDebevontKnnWjLf/
% JBattc boo? etnqtiacD leben: ptrugfepöetotDeCob?1' 0'
tCCt.8.23. Ik zie dat gy zijt een gantfch bitteregalle, endet'1»"
Knoopinge der ongeregtigheid , 1 <tt02. 6 1 f. > c Vr. itDat moeten ton Doen om onfen Doop tod te Wcöcn-
Ant. ©n moeten Defe Dingen toaernemem „^n. [tj i©n moetenaljStoponfennaemïjoorennoemen/ & „larf
«n onfen Doop, en on Die groote genaDe / De toelte *6oö doc \#r tO$ èeeft betoefen/ Pf. 11.11. Op u ben ik geworpen van de
moeder af, 3ËCt. 2. 37. 38. ,1 tf* E*.] J©p moetin «teöenfien toat belofte ban onfe oti&^rf
ietupsgn ober ot$ jijn jjeDaen/ enöaecommaetcnto?f^jj«W |
||
j.h, Middag-oeffeninge. 3191
Wöattopöcftïbeiia-fiottien/ Stuc. 1.74- DatwydenHee*efQU-
S-i?0^ l!1,*dc dagen onfcs levens , JÉatttJ. 18- '9- Leert haer
wemouden alles wat ik u geboden hebbe. JU) ï^js moettnöitotefjerDenfien/ öatdeDoopijifeenberje*
I^Böt fan öe boobC^ïfïi totbooöinöeijanbenoubenmenfche/ <j0 ^' rV 4- Wy iijn dan met hem begraven door den Doop in den
<leh ' °P dat, gelijkerwijs Chriftusuitdendoqdenopgewektistot • «eerlijkheid des Vaders: alfbo ook wy in nieuwigheid des levens ar'delenióuden, <3al.?.2 7. fi,A+') K>g moeten on£ Difetuil? boo^-tïeiïen/ bat Ijet een groote
ve^e'S/ als? men^obsteilienenontheittöet/ ^eög. 10.29. Hoc ^t me %aé^eV ftraff61 meind gy fal hy waerdig geagt worden, dje
\f Bloed des Teftaments onrein geagt heeft, daer door hy geheiligt ^'1«.8.11. iVr' %° fiet at noobig bat men ten $. ?ütionbmaei gaetf
ty, 3fe./ ^ant öe ?É tNf &ceftjiet0elmöen/ 3Lnc. «; £ 9. Dóet dattot mijner gedagtenifle, 1 <£02. '11. ij/ 24.
ïfe • ^oe fa[ mcn ffoöantae iteben anttooojbenbienieinen oj|t
Geinig aen gelegen is ?
mV*' .S&enfalljaertaonen/ batooTJbemtniïeongefwojfaems
bieu *>an <©ob? ©etten/ een groutoclpe fonbetë/ SfofM. j<s. bf 55nSoneongehoorfaemis, Gods toorn blijft op hem, 3tttc.d.
ete ^Vat noemt gy my Heere, endeen doet niet het gene ik u agy» 21UC. 14. 24. %/' ^9je fa[ insuhanbelenmetfoobani'ae/biemennen/ öatfc
,r0eonbequaem3ljn>
tet) £t- l^fn moet ïjaer boenfoerfïaen/ bat/ öieon&eqiiaetnftf
iïoj^Wöen 3t!bonDitiael te aaen' oofjonüetjuacmtéomtalm te %arn/ öJtoijie befïtDe tocoj bereibinne ïn bcube toojb uerrifïfjt ƒ *8 jN* ' • ' f- Bekeert u, ende gelooft den Euangelio, 1 Co2. i, r.
*■ V ° I55nlc'K' beproevehem fel ven.
h*L foc f"f menfoobanigeffebenanttooojben/ bicniettoiflfetï;
Antw ni{ öaCn; $*"^Datf? &et m£ttocI f'*" bd"ven "
"'fiftttp fc £n ni0^ &acr onbertoijfen / öat ïjet 3BbonDmaeï gceof
^oöeh n fr^ft /mm Dat Ö£t alleenlpft eentranb^mn big
■n7 öii> v^.r0{,öcrJ5°«öen./ batoeffie nbccCïjziiïen moetonöerfjo*
^iephr- 3aÖ9 fc^öcn/ enbebacctDetopmialbocjben Doop
^«tjt^W Martij. 28. 19. Leerende haer onderhouden alle*
*' Vr mb°den'iebbe:, «PattÏMï- 57/38/ 29. , Ant* ^atcaeö1/ a^!??mahbfrjnbeiijdenifrenfetbetftbi3en>i
%e irmQ0r£etl ^i'fïen moet opgetaefit totwben am bit te boen £ ^s amjö^ift^ rrweten&ereibiojefen/ felfM^aettwë |
||
^io . De drie-en-twtntïgfte -i
ftet lebeti in grïraer ftomt te ffaen/ i J0et. 3.15-. Zijt altijd befe'
tct venintwoordingf as-n een yegelijk , dierekenfchapaf-eifcht1',.!
de hope die in u is , |Eattï>- 10. 32/ 33. So Wie my verloochen1*^ hebben voor de menichen, dien fal ik ook verloochenen voor I0" nen Vader die in de Hemelen is. J b. vra. 3Dat fat men foöamge anttooojöen / öienietentoitfenf
5Sbtmötnad«aen/ omoatfommigelteoematenergeriiikleven? ,
Ant. HPlén moet tot fooanige feggen/ oatfp nietopanO^'
maer op haer. feloen ften / en tragten atfo <©üo te öeïjagcn/«*«,
11. »8. De menfche beproeve hem felven, en ete alfoovan"
brode , <08l. 6. f. Een vegelijkfalfijneigenlaftdragen. J b.Vr. ïfoe falmenfjanöclenmetoie/ öctnetfecaftjjDsfnog«itW
riemen op rtaer jonfirjeib / ofte om pet anöer£ > |
|||||
Ant. JEen falbacrDefe^efeiftutt-pIactfenUoojtWKen/ «7,1
3.7, Heden indier.gy zijne ftemme hoort, berji 8. So en verhatf^
herteniet, ILUC. 14. 24. <£rc. iz. 1. Gedenkt aen uwen SchepP ki de dagfs uwer jongelingfchap , eer de quade dagen komen. a. Vr. 3$\oet riöer een ten Ifconömael gaen S ^'
A nt. ©et Fietltge SltoonOmaet \$ maer Vjoo? öie gene oetoeïfie i» j,
toe toet rjcrati srjn / i <£o?. 11. 18. De menfche beproeve hem
ven.Mattrj.ii.it. i €02. ii. 10/21. 'M c. vr. foe moeten top ean rjefïelö 3ön / alsStoptoaeroiglF1
Sfirjanomaeï üitlcn gaen * Ant. ^efeconciititr, moeten in onji toefen J ltfp (1.) K-nriflt moeten toiifjebbenrjanljeti.lttonumael/lte,
liaenbe fet otröerfe&ept» tufferjen die takenen, en tuffehen oe 1* , kende faftem €n ooft moeten top toeten toatoiiïïöacr te beken fïaet/ en toat te beloven, i£o>. n.ad. Onderfcheidendehe c
haem des H?ertn , <£fa. 5-3. n. Door zijn kenniffe fal ifi'in deregtveerdige vele feetveerdig; maken. -t urftf (z) Bemuw rjöti onfe ftmöén moet in ong jfjn / fo tuit ótis> \ro$
fcaer otertoerfiagen en taerfigjfelt $p / i €og. 11.31. in'1ieD S# felven oordelen , fo en fouden wy niet geoordeelt worden . f\e$
n.lif. 10 Sy fullen over hem rouw-klagen, meteen rou-k'a& overeen renig-geboorne. . ma'haef (?.") Geiove moet fjp on£ toefen/ öat top 0002 W*^.J^
fefité alleen enöe konnen, enoe fuiien gespen toMDen/et^,^ IOfiiianonfefOtluen/ 3!0Ï).6 if. Jefusfeide.ikbenhabro^y
levens: die tot my komt en fal geenfins hongeren, en de "' fJe gelooft, en fal geenfins dorft.cn, Cpï}. 3* r 7* Je^us woorid o gelove in onfe herten. ' <0^u (4 ) Verlangen mM Cüft Itl W$ W\tXi TO & 6flfl WS- y?
|
|||||
k^ . Middag-beffeningcv Att
«f, ^ IJn n« fce jjenabe oie on£ baer toojb aensetn'enb bos? iifc &
5,'^/U'0Ï).7 ;7 Sooyemanddorfte, diekometotmyerïctrfekcè
*W it. I? Diedorftheeft, kome. . (r.) Een voornemen moeten top ftebben omin eennieutoe g#
IffWiftifli te toanbelen/ meteen bafïe belofte aen «5ot>/ öae ^ ai« fefcenbe bengben na bermogen fullen oefenen/ iflftat. 2819. t •rende haer onderhouden alles watiku geboden hcbbe. %üt- i.
»11^ 7^' ^At wy ^em fcudcndiene» in heyligheid en geregtigheid ''--edagen onfes levens. ÓjJ W ÈRn chrifteiijke liefde moet fn öng toefen tóe be geloobtge /
Vj2p iGt Dni*e 2%oeoer£ en5>ufïer,ss/ foo bat top eenberfoenb/ en ^eofaem fterte moeten hebben/ M&t.6.14. indien gy de menfche da/ ""^aden vergeeft foo fel °°k uwe Hemelfche Vader uwe mit
den u vergeven. *J$fy. ij. if. • > • vf foe moeten top ban Set feplige 3Ebonömaef op^ffaeh i
rjon,n*w- ^Et &aten £n tongen bol lof en dankfegginge aen <©o& ffiwn genaoe/ toelfce banfcbaerhepb top in ons gantfche leben d^nbetoijfenboojonfengobfaliöentoanbel/ .pat. 16.30. A'.sfy ji L°f-iinggeibngen hadden, gingen fy uit naden Olijf-berg JÊJf.'
g ii1/*/?■ Looft den Heere, mijneziele, 8cc. 3fa&-J*"-8. , bjntor ®at moet nnïi infonberhetb betoegen / om met foo eetil
^ '9»e stele ban het ïf epltge SSibdnbmael op te lïach ? feün.* ^P moeten benfecn / bat top baer gêtoeefï jijn al£ op bé rJtHWfoft des Lams, en bat top alfoo inben femel eeutoiglijft jftl Wifen ^itbégomgiefitf Ch^ttffurfen aenfitten/ IBatt i£ ,jc "' *k iegge u, dat ik van nu aen niet en fal drinken van dele vrugt;
dr' ^''"ftoks, tot op dien dag,'jwannecr ik met u de felve nieuw wF j,■'¥«>», in't K-oninkrijke mijns Vaders, JRatt 8. u. Wy fullen n!»ten met Abraham, Ifaac en Jacob. 3Lpoe. 19.7/8/9. ^ag-gefang op de drie-en-twjnrigfte Dag van de Maonff^
Stemme: Jpif4.6. Als een herte gejaegt, Sec» »• I it heb eerft mijn $5aem ontfangen
- -i 3[n ben ©obp bp 't €h?ifïen ©ofê 5 ©cfen riaeni # boo? mijn ganijen / ifó een regten ï)emef.s (Solfc: pant aljï i ft mtjh naem maer hoos/ «pmt rap Dabefp te tooo? / ©at ife aen ©00 ben gebonöen / ' ©m te (ïnjöen tegen fonben. u €er ifi 't 2ft>oot be«i peeren et'e'
.©aenifineer(ïia onbei-foefi / $ »1
|
|||
£,% Dèvïer-en-twitttigfld
©f m» 'töuaeü ooft ip bergeten:
<©f ift b$ben ban o&objJ btoeft: <^f ift Jjeb een repn geloof/ <©fmijnoorentettóöoof 4Bm De DMten «Sob£ te jjoorett/ <@fifc al ben toeber boren. 3. MgiftgaaenCafettrebert
J^ojH mijn 5iel na €{j?tiit bloeb / 3Cte tft eet met %ifti 3Leben / % oei ift bjeugt in mijn gemoeö; SM? ift ban ban baer fal gaen / üeem ift liefbe baer ban baen; ©ie ban op mijn gangen letten / &ien mn toanb'Ien in >6obg betten*__________ _ Het Leven in Struikelingen.
De vier-en-twintigfte Dag. f,
a. Vr. !©o:ben alle befe pligten beg Cfjjiftelpen lebend toet bja«l
giendmen ban be geloobige ■' . „^ Ant. j^een: ion alle öebben beelberfunmcniffen en obertrebtn^
gjac.j.i. Wyftruikelen alle in vele, €fa.ó4-ó. Alle onfe ger<-& *
heden zij n als een dreckig kleed, 1 5JOf). 1.8. a.vr. %bben begobfalige ooft ïjaeriïrunfielingen* ..
Ant. 3Ja/iSeg.8.46. Geenmenfcheenis'erdienietenionö*
3Pf, 130. ?.©an.9- i. Wy hebben gefondigt en onfe Vadi-r^n b. vr. ^tjn be fonöenbanbegeloobige maer gemepnc ftruF
fingen en tfoaftrjeben* , «ai* Ant. &omtijD£ ballen be geloobige in feer jtoare fonben/ m^
26.74. Petrus begon fich te vervloeken , 2&aitbu-4- "*
by de vrouwe van Urias, »i ïïeg. li.f. b. Vr. ©at fonben bebangen_beftinberen<0ob!Smeefï? ^
|
|||||
tps
ben/ baer Ijet bteefcïj meefï toegenegen &/ 5Liw. *.v »4-.. D;15 " 6- <
twiftinge onder haer, wie van haerfcheen de meeftetezijn, ïW '
3itDïe. ij.i. n-fie ff*1*'
c.vra. jBaeraenftanmenftlaeclijftmerften/ batöewen^y
ecnt'ge eigen fonbe baff té i É Ant. 3Ben befe teikenen: «»«,«1^
(O 3üté men metftan refoïbeten omllgfelben ^Ifi0^»^
aen <©obg wil en Wetten ober tegeben / met tofg-bjcr?tnfyerf M| obettKumjjen / geltjft <a5ab bit af-etfcfjt/ €i«t&♦ i8.3«• < |
|||||
?*ft
|
||||||||||||
Middag-oeffeniflge:
|
||||||||||||
Hn u weg alle overtredingen, ïfeb. 13.18. Als die in alles WÏHen'eer-
"1K wandelen. jjC'0 38femen nietberbjagenfian/ batmenfoonautobeconfcten*
.« otföiifoeise/ enbebat men ben toeg ten lebenfoo enge boo?fïel* g «laer^s men op Die erntïtge ^firafitrjEi gramtoo^b/ Mm, 6, • ' 7- Herode? haddejoannem gevangen genomen. ü|pf 4.+- U volk
^ > alsdiemetdenPrieftertwiften. j,j y 0 3tfë men op een ïange oeffent'nge ban be njJttoenbt'ge <0nbsf-
^oftajetenijo^bettmbenintnenbigenmenfcöe/ i(2Tim. 3. 7. Al- 1« lerende , en niet tot de kenniffe der waerheid komende. 2 J^ct.
*'' 9 ■ Wafcht op i n genade, en kenniflè des Heeren Chrifti. ■ yr- $oe fonben top onfe beminde fonben leeren fiennen *
*nt ©002befemiddelen:
iii.] ©erneemt ftoe u hertegefïelbfé/ toatgp meeft toenfc&t f
,5? °P spmeeft benfit/ toatnjongaerneboo^tftetïraffen/ etc» jja^P-?. 11. Soo ons herte ons niet en veroordeelt, 5feE-«7-9- Arg-
'S'shet herte, meer alseenig ding. to^O &tst Gods wet in met eenonpartrjbigonge/ fonbecboo2»
SW om ufelben te beliegen / en berfïaet batbe ï©ct geefteüjk i^oofibeeecfiebegeerlpöeibbcrsieteontbefit/^ac-1. if-Die Jj 'let >n Je volmaekte wet, die des vryheid is, endedaer by blijft,
bl. 7. 7/14. Dewetisgeeftelijk. t^l'ï «Seeftagt op het oordcel bangobfatigeenerbarenelieöen/
jv, °e onberfoeftinge ban be pitsten üt$ lebend / om te beritaen toat °antite-ocnï)Cltö2n/Pf 141-f. Deregtvaerdigeflamy.
, U.] *0? moet God bidden om oefe feenvitp ban utoe fonben lQ&
j,t. *■ "-=-3. Heeré maekt mijne ionden my bekent, Pf. 26. 2. Heere
^rtmy, ondeiibïkt mi')n herteen nieren. ih ;>Vr- 'ïïhwi tornt ïjet ban baen/ bat be geloobicie foo menfgmatt
^KMinftcn ballen* *■.
^"t Deooriakenstjnonoeranbereoofiöefe:. .
^öaf De verdom'ne fature, bic inbefcinberen€>qü$oberig#ƒ \&f''7' v'e"s h'geeit tegen den geeft, aifo datgy niet en doet
genegy wiit, f5om 7 1?. Ik vinde een andere wet in mijne leden» htï"^ De W£ re,d ra£tTjaectittaöe exempelen en getooonten / geeft
tóÖ.et)Wblngt tot U fonbe/ Pf. < 06. 3f. Sy vermengden haer meC-
ici'er.en, en. ie leerden eter fel ver werken, ï^eb. 1». 1 f. **L'L?e Duyvei is; een ïijïigbcrtaöct/ en bertocf;er tot fonben/
|
||||||||||||
?on.
|
||||||||||||
1 KFf4""' l' ^' '" ^a SatanP'-)rrcdeDavidaen, dat hy Ifraeltelde,
Sl^'^lT- 3- f- 1 *E0J 11.3. Ikvreefe, dat niet eenigfins , gelijkde flo".'^e E^a bedrogen heeft door argliftigheid , alfoo uwe finnen be- en v/orden van de eenvoudigheid die in Chxift» is. |
||||||||||||
/
|
||||
'Ji4 Dé vief-èn-twintigfte ,'
(4) Wy feivejttn oojfaeft imntoeelprunfcerftsen&cojonfeÉP
gen onfooojjigttgljeiö/ en ongrioütsöetb/ a &am. 11. *. David w*^ delde op des Konings Huis, ende lag van het dak éene Vrouwe hae*
waflchende, %UC, * i. 3 4- Siet toe dat uwe herte niet te eeniger t«J<J befwaert en worden , i Pet. f- 8. . b. Vr. ï©atberletDtngen §eeft de wereld, toaet tegen top op on?
ÏjocQc masten 3ijn ? Anï. ©e toecetö ïjeefï oefe middelen om tot fontien tefceriocfóy'' (i.) Ydele gewoonten, fietn: ii. i. En word defer wereld i»1*
gelijkformig, i Pet.4.4. Sy houden haer vremt, als gy niet met h^ •n loopt tot de i'elve uytgietinge der godloosheid. (i.)' Quade exempelen, 1 390Ï)» f. 19'. De wereld leyd geheel'*
het boofe, pf, 106. 3 f. Sy vermengden haer met de Heidenen, ۥ" leerden der felver werken. lp) Bedriegelijkenlnon. i&am.aJ. i7-Sal deSonel&iuacl^
renende wijngaerdengeven? ^Uitt- ai. 17- ÏSottl 6. 1 1. Wat vrup had gy doe van de dingen daerover gy u nu fchaemt: want het eifl der felviger is de dood. « b. Vr. ©00? toat middelen foefit Öe ©Uforf Otl^ tOt fonöetl »
> ietlotfien i
Ant- ©002 öefe middelen: ^1
(i.) ©OOJvleefchelijkebekoringen ban eete/ P20ftjt/ platP'
ttC»Jftatt.4-9. Alle defe dingen fal ik u geven, 3iac. i.iV > (i.) ©002 een misleide confeientie, fÖO Ö3t Ï)P öe menftfj* v°
jelOOfeenOatgoet, quaedi£/enquaedgoed,©eUt. 29.19. Ik6lv^j de hebben , wannneer ik fchoon na mijns herten goet-dunkeO wandelen, aCu?. 11-14. ,- ,<* (;.) ©00? bittere vervolgingen, om ht pjaCtpeOernOOP^
JepO/ 38pO. a. 1 o. de duivel fal eenige van u in de gevangeniffê 7 flJ pen. <©al. 4- 19 die na den vleefche geboren was, vervolgde d> den geeft geboren was. 3E1J0C. 11.10/ if. c. Vr. J©atfonöentfjnDegemenntïeonöetöc€f$fïenen*
Ant. ©aetaijnöefegemcnnefónbendesverftands: . $. (1.) OnwetenheydtoanBOoöelpeDingen/ lfo)*4-6.^')n ÏS uit-geroeit, omdat het f mderkenniffeis. Ifeb. f. ia. pj«t
(*.) Onkundeuanonfeepgenftaet/3fipoc. 3. «7- Gy^e<* kt.
dat gy zijt ellendig, en jammerlijk, ende arm,ende blind, ende n
2Bp0C. a. f. k-ee" [1.] Vergetenheid ban ÏJtt goeÖÊ / Jtt. i. ïi. Vergeetoo oi
Jongvrouwe harer verejerfels, ofte een Bruid haer bindfelen»n £ rf heeft mijn Volk mijner vergeten, dagen fondergetaJ. 3^'f, 9e Hienfche heeft terftond vergeten hoedanig hy was, $eü- *• *• *r ij' |
||||
Middag-oefteninge. j*z$
'40 TwijfèiingeobeBOSoöfi beloften en bjepgcmentm / i$eg.
Z* *" deHooft-man leid , fiet, fop de Heere venfteren in den Hemel
j^aekrc s foude die fake konnen gefchieden? «5en 18. 12. Saraloeg j ^aer fel ven, leggende, fal ik wel-luiï hebben,na dat ik oud gewor- jJ^O Curieusheid om otngen te toeten tneonnooöig enongeoo?»
jJ'Stjll/ «lol. 2. i£. Intredende in het gene men niet gefien heeft.
^W. 29 29. . (6.) Verkeert oordeel ober bete Deugöen en onöeugöen/ als me»
* Doerat doen en laten bananoerc/ €fai. ?. 10. die het goede " ^d hieten , endehet quaed goed , i ê>aitl i. '4-
«£•Vr- !©at fcnöen jfjnöe gemepnfïe t«rop(ïöt banöenwille,
^ oan öe erfeaen oej? menfeïjen i Antw. ^efenaboïgenöe: . «J.) Yverloosheidinöe^OOff-öfenft/ 3EpOC. 3. tó.Soodanon»
r êylauwzijt, ende nog kout nog heet, ik fal u uit mijnen mond fOUtyen.g^pjj j j Gy volk dat met geenen luft bevangen word. fiikr SorgelQOsheidDtooetia«met«©00/ J&att. 14-38 Ge- en |7 Waren 'n de dagen Noë, etende en drinkende, bei'£. 59; Ende ft b(-'kende het niet, totdat de Sundvloed quam, en haer alle weg ^'^mo.0. 6. 1. Wee den geruftenteZion. fei/* Hoovaerdighe'd' enöeeen groot geboefen ban epgenftrag*
ft» i ^f' ,J" 9 Ephraim feid, in alle mijnen arbeyJ fullen fy geea
feó ■ v*nden "*congeregtigheidzy, a «JEo?. 1 o. 18 35p0C 317. Gy téh ■ 1 ^er'r''^' en^e ,ferr,j'ct geworden.endc en hebbe geenes dings ftaet^ Beg«riijkheid bit on£ belet bernoegt te toefen met onfm
J)« ' 3teC 1. 14 Eenygelijk word veribet, als hy van zijn eygen
^eerlijkheid afgétrocken en verlokt word,-fiOItl. 7 7/21.
id?^ Oneerlijke liefde. 1 3|Qh. 2. j 6\ Begced^heid des vleefchs
^"11. 2. 22.
fón Vt*rflaPP!nge van de liefde Chrifti, 3CPOC.2.4. Ikhebbete- u-dat gy uwe eerfteliefde hebt verlaten. ©Cllt. 32. if. öcfï-iTr' ^ós&ebinöen )Ig öe <ö}#enen ontrent oen pber in <©ote>
|
|||||||||||
?%
|
t„^>ommige5!jnb2anöenöef)«t; fommige 3?jn fiout; fora*
|
||||||||||
vjr»c Jtjn feer lauto/ Pfat. 69. 10. Dan yver van u Huys heeft my
U, ^"- 2EpOC. 3. I fl 16. Om dat gy lauw zijt, fal ik u uyt mijnea |
|||||||||||
Ondfpouvven.
Kirt Z v ^8^ acn fean wen fboöamge «Cfatffcnen taen/ irie heet
*"*• SvenOefeteykenen:
ft C'JWÜ
|
|||||||||||
•jatf De vier-en-twintïgfte
(i.) 3BCjg öet öcrtc feec tnel Dïrtnaectsr taxi tot «Bob / entot&eW
Sfage ban iemelfclje Dingen / met oeragtinge en ontuft tot oe ü»' tett/ #f. 16. 8. Ik ftelleden Heeregeduriglijk voormy, jÉ>faL45"' *'
Mijn hert geeft een goede reden op: Ik fegge mij n gedigten van ef ncO Koning.mij n tonge is een penne eens vaerdigen fchrij vers, 4ÖflI« 4-1£ (i.) 381$ top boo? toat tegentianfê niet en batj&en/maer met ew*
fcaet tegen aengaen/1 (Cfjef. z. j. Hoewel wy te voren gelegen h#£
ïen, en ook onfe fmaedheid aengedaen was, gelijk gy weet.f e Ph»'P' pis, {öo hebben wy nogtans vrymoedigheid gebruikt in onfcn &° ' om het Euangelium Gods tot u te fpreken in veel ftrijds, i <£ü2. '6 ''' *tyfaakt, ftaet in hetgeloove, houd u manli.k, zi)t ftcrk, %IK. 8 W' (j.) 3BIjS top oapper ontjtelt enöe ueö2Öeft ;ijn ober ce bcr&int^
tingen öieon£ booj-feomen in onfe loop-bane oer goDfaligljf i&', , pbetöe berovingen ban «BoDjSBDetten/ ff.119. ijó. Waren^ ten vliete» af uit mijne oogen, om datfy uwe wet nieten oflder'*0
den , z Coj. 11.19. w'e word 'er ge-ergert dat ik niet en branoe■ (4.) ïlgtopfeereraftigóijn/ omooÊan&crerenregtento^"
fljengén/ Cjïl. 2. 3. Komtlaet ons op-gaen tot den Berg des * e
jen, éoiH. if- 19- e. Vr. ï©aer aen feenö men öie kout stjn *
Arit. 3CenDefeteikenen: ,.,.fl/
ft.) 3Ütë men gantfch onwetende g ban «Soöbetpc w'-^s
<Epï). 4-18. Verduiftert in het verftand. vervremt van het lev©1 v> ■
door de onwetenheid die in haer is, 3üatt. 4. 16. Het volk dat in duifterniffe fat. „„priö 00 3Ct^ men gantfchoniuftigtji tot öeBeligie/ enfecrWl,£
MaÖetoerei0/«5alti0feiöe3l(Ct. i8.if. Indiendaergefchil IS° <;,lve
•woord, ende naem, ehde over de wet die onder u is, foo fult SLfjjj^ toefien: want ik en wil over defe dingen geen Regterzii"' •*■, berj» i'*/ '9- Natuerlijkemenfchen, den geeft niet hebbende. ( 3.) 2Etë men gantfch nalatig jjS UI Öe «5oD£-oieiiji 200',z„'0 v?f
wijkt van ons , want aen de kennifle van uwe wegen heW ^e geenluft,^CÖ. 10.39. Wy en zijn niet van diegene, diefi{?ont ten verderve. ^JjH (4.) 3iymeninbefenfiaetonbekommerti;j!/ 5K«r.8 i*- f,g
fy befchaemt, om dat fy grouWel bedreven hebben? ja iy ^P^kbei»»
in't minfte niet, P2.Ob.13 34- ©ent. 19 9' Wy fullen vrede ne gehoon wy wandelen in het goed-dunken onfes herten. t>. vr. i©aer aen feenö men öie lauwe <üij2ifienen'?
Ant. 2fienöefeteikenen: * *nrf £Êtï
(1.) Ité men öe oeffeningen banoeaBoo^otentiniet»'^
jfof! o^&etten ooet/ roaetafê menfig aïteenigcft« ö2C0«" -Vhé? |
|||
Middag-oeffeninge. S*7
wet deuytwehdigëpligten, na fce gemepne getonnte oeffaoïcfeji/
JgaECh. 3 3. 3 r, Sy komen voor u, gelijk het volk plegen te komen,
-ÏEC. 7.4 r(§Tim,3-j'. Sy hebben een gedaente van godfaligheid. (*0 W4 mentnfTchenChTiftum, en tuffchcn de wereld footöat
"jodereren toil/ cnöe al? menüiefceiöe focftt te fcjienö te houöen ƒ *^attf). 6 24. Gy en kond niet Gode dienen endeden Mammon,
l^Eg. »7. 33, Sy dienen God, endede Afgoden. .[?.] 3CI.Ö men cm öeSetigie geen moeite/ fthanöe/ offcfcaöetoif
J]lt ftaen / maer aïs men oejtopt booj alle tegen-llanö/5. STim. 3. .°l-1 o. Derms heeft my verlaten.hebbende de tegenwoordige wereld
'^gekregen, %MU 8 13. In de tijd der verïolainge wijken fy af. ti U.] 3% men oefeningen ter. 4BoD£-öicnfïïsoo? #aer en moe=
™Öcli aenfiet' en niet öefcommert # / ïjoe het met öe tterfe gaet / &}^' 1 • < 3. Nog legt gy, liet, wat een vermoeitheid ! Cfau 64. 7.
^triand wekt fig op om u aen te roepen. c Vr luit toat oorfaken ontiiaet öe ^ertoo.#enö *
Ant. ©e oorfaken hier ban jtjn öefe t ,1'.] Dï natuerlijke verdorventheid öe.shertClI / tJtCCtl|S"IJOCt ten
?ffceer heuuen üan het goeöe/ <Ètth, 4. i S. Vervremt van hetleven ,,ffc% door de verhardinge des herten. ïS0lTI.8. 7. Het bedenken des e'Cns en onderwerpt fig de wet Gods met.
&£*•] verfuymfcangeefïelpetoacht/ enöageïpfeoptoecfiinge/
'°U. 3.13. Vermaent malkanderen alledage, foo lange het heden
aerjaemt word , op dat niet yemand van u verhard en worde door de ^eidinge der fonde, OEfai. 64. 7. ilfL3.] Onvooriigtig gebruik tan öe öingenöcfcr toeretü/1 ^oh» *.
1'• '?■ Soo yemand d'ewereld liefheeft, de liefde des Vader* en is in
Graniet, 3«.4.4. wH.] Aerdfche bekommeringen l!002 Öit tCljentoCOJÖigé [eten /
» Mt. '1.34. Siet toe dat uwe herten niet befwaert en worden door j 'Svuldigheid deies leven, .JRatt» ' 9-11. De Jongeling ging be- °«rt weg , want hy hadde vele goederen. ttip Wereidfche wijsheid, öie De meniïhen öoetgelcooenöai
fan ^0Q kpena. niet moet toefen in rtaööcltjfec fafeen / enöecatmen g°^uffcfaai «BoöenöetaerriDtoat modereren moet / ïton. 8.7. , ^."edenken des vleefchs is vyandichap tegen God , .jfetatt. 11.16.
.^Oj, 1. [^. Gyfiet uwerocpinge Broeders, dat oy niet Vele wijfe 'Jt na de wereld. ; ttnps'-1 De 8emeyne h°pp öe^tiQuV/ öie (autoentraegtóinheïl
rnn?c»: mn ^S* 3amie ^ menigte/ öaej: men nogtan^ het fitetne vtr, PfeniMnöei)gomemoJi na-tolgcn/300,7.48- Heeftyemand •^Ht H °verfte*n h€in gelooftjofte van de Pharizeen? CjCtfö, 23 ■»• Gyf]
™ ?e menigte niet volgen. ¥ 4 J>-Yr"'' |
|||
•rait Devïef-en-twintïgfte
b. Vf. W&t moet onsibetoegenombanfoo een lauw, enl>efdr
fcos leben een af fchjift te hebben * Ant. DefaaffeDteDeïfeereamfQoDanigegeDjeigtheeft/ BH1^ 3. iö, Omdatgylauwzijt, ende noch kout, noch heet, ik fat u?
fnijnenmondfpouwen. SüpiJC. 3. z. Gy hebt de naem dat gy leetf' maer zijtdood: Zijt wakende, en verfterkt het overige dat fterï? fbude. 3fipOCi.jV il/Iiddag-gefang op de vier-en'-twintigfte Dag van de Mae1'
Stem: J^f.fi. Ontfermtuovermy, Sec
1. JU ben ban Ch?ifïi (&afet opgefïaen /
5ln meening om mp boo? De fonD' te toachten: Jjaaarach! tftbinObaertoefeerMenneftrachten/
3(fi heb feer haefï.al taeDec quaeo geDaen / SPfi boel een fufi tot eenig epgen quaeö / 3Jft Ran mp öaac ten bollen niet ban bjtjöen; Ü©tt té De l§j>anD Die mp haefi bejraetT: Éch! fcon ife Daer eené Dapper tegen ffrrjDen. . ï. i|oe ben tft bttë genegen tot De fonD' i 't ^eDojben bleefch beDerft mtjn eerfie lufïen/ ©e i©erelD en De «Pitnbel totï niet ruften / Jllaer focfeen mp tot b2eufc ban «SoD.ö ©erbonö ; 5£>an leg ■ ife feugetooé booj 4BoDe£ fïraf: ; <$an ben ife fïout boo? <©öDe£ epgen oagen / 3g»an ben ife pberlooé/ en traeg/ en laf/ 2£an binD ife mp feer onberftené beoogen. 3, ItetfimpbinDop'tbefïeinmtjnffact/
ièoo too?D i& ligt/ of D002, een qua geöachte/ ©f oooj een lu$e / Dat ife niet en tnaeïjte jfcelet / foo Dat ife Dan het goeDberfaet; ^ffoo ife Dan noch boo2t-ga in mrjn plicht/ ?t €>nrein toecfe / en Doö: De fonD' gefchonoen; ïfeer/ toeegt gp met mn/ ife ben te licht; Jftaar toeegt mp na 't getoigt ban <&h#i toonoen. Het Leven in byzondereStraykelingen.
Devijf-en-twintichfte Dag. *. Vr. ^rjnber niet nog bpfonDere ftrupfeeltngen Daer De &W*
ttenfigfomtijDjainbertoertbinOen* f«3 - 4pt. ja/ toantDefmiöebeitoofiton^fetclithtelp/gfal.'v^
|
|||
*,,. Middag-oefFenïnge. %X9
f 'etoude dr afdwalingen verftaen. $eb. ii. i.3Jflt,J.i; Wyftfui-
^'ehaïlein-ien.
<;• vr j©at fonben befcrunpen onjS ligtelp ten opfïöt ban onj$ ei-
sen 1 lven. Ant. ©efenabolgenbe:
n v'0 Gierigheid, tnafr öD02 top nopt \jcrfaöï9t 3fjn/ maeraltrjb§ °B tieersyn b'-.terenbt', ï|eü. 13. f- Uwen wandel zyfonder gelt-
^'gheid, iCmt.6.9. Kin '-i Ho°vaerriïghcid, toaet öoo? top toat groots? fchijnen in onj*
J 5C Dogen/ 1 jf Oft. i. 16. De grootsheid des levens en is niet uit den
f*1». rnasrisuitdewerelt, ^ïjiï. a.j.
ten Pron*ery?róMeeÖinge/ > ^#.3.3. Vercjeringe in't vleg-
n 'an 't hayr , endc in 't omhangen van goud, ofte klederenaen te
"C^n,€fa.3..7/.S/.o. dr i) OimatigheidinfpÖSienO^anfi/ €pft-f. 18. Enwordniefc "!'Kcn in de wijn, waer in overdaed is , 3iJf8. f. 11.
boer^ ^g^^digheki in gefetfeftanpen met onnutte geefcetpen en
^ '•'•lecpen; <5ph. ƒ .4- Nog oneerbaerheid, nog fbt geklap, oftegec-
''yt.t welke niet en betamen, P^Gtl. i. il. >■>) Ge.-einftheid, toaer baoj men upttoenöigfiepligtoilfcftij»
jj " etlöe tntnenötg Onheplig ij$/ JÜ&at.» 3.i3. Wee u Schrift- geleer-
•ïCn Pnarifeen., gy geveinsde, 3|ac»i.8. " v' i®at ^gierigheid?
«nt 5j)e ?iCTtgheid fccnt men aen öefe teikenen:
jj'-) 35fë men goederen Begeert / te men niet maflbegeeren /
^ 'M. i j 2. Berooft gy het heylige ? i ffeg. i' - *. Achab feide tot
u°th, g;-, f. iriy uwen wijn-berg. ij.^-) ?it.s men het herte aanfeftbaer oenenfet/ fbo bat men in
-1 ftelt / en bat men be groofïe
,6.11. Waer uwen fchatis,
|
||||||
"
|
majJ^^P aIt'fr meer en meer begeert"/ en'bat ban nog toef boq?
acL e mtöbeïên/ <!?fa. y.8. Wee den genen die huis aen huis treckin,
iuWfaen lcker brengen, $201}. z8. 8. Die zijn goed vermeerdert *<) ®,EOin öe rfjfebommen taille / beel goebe pligtcn ban
fti, ^bïcnftenbangobfalighciöbttfümwn/ 2Cmo!S8. f. wannéér b qP j*bbath over zi|n, dat wy koren mogen verkopen? i ®Ütt. 6.
yr- ï©at moet onjsaF-fcfatTtfien ban öefefonbe* -^
?«*. ^gfe fonbg fó f gn totel ban alle nuaeo / ja het té een aj?
|
|||||
3?o De vijf-en-twintigfte «
50ÖOTC' iSTtttl, 6.10.Degcldgierigheid is een wortel vanaïleqüae '
<Spï), f. f. De gierigaere is een Afgodendienaer. 1 b. vr. Wsx bpfonöcre fonöen toojoen tejjen^ <©oo en fijn ötf1"
begaen * Ant. Cegen^oö tooien öefefonoenbegaen: [i.j Ondar.kbaerheidbOO^fttnbeetbtllöigetoelöaöen/ Itlflï* '.et
Waer in hebt gy ons lief gehad? CfS. 1.3. Mijn volken kent mynl' [1.] Misbruik ban fijn toel&a&en/ ©ettt.j>. if. Aisjefchnf^
vetwierd, foofloeghyagteruit, %\\t. 11. 54. Dat uherte niet te?
niger tijd befwaert werde met dronkenfchap. ,, I;.] .Veragtingei)ant0OD^tiOO?)!Cni8t)£it!/ |?f. 94. 7. Sy kff
de Heere en fiet het niet,de God Jacobs en merkt het niet,J^f«i°'I,i t [4.] Onbeweeglijkheid0btc4B0D.SÖ2£i8eitientt!l/ M&'UIL
Sy (eggen, waer is de God des oordeelsjJSillO.it 6 1. V/ee den gerü' te Zion. (gt lf') Ongeioovigheid ban fijn t3002örncn beloften/ ^°Ö*3: 2
Die niet en gelooft, is aireede veroordeelt, Jpf. ioó. 14 Sy ge10
den Gods woord niet. <,. [6.] Ongehoorfaamheid aen fïjtt gebnocn en ïDetten/ Pf. 8'; „ƒ
Og dat mijn volk na mygehoorthadde, ï|cb» 3- 7/8. Heden, 1° "
zijne ftemme hoort, fo verhard u herte niet. tv c vr. iBat biifonoerefontienbmD-menonoeroeCojiftcn1;"
genöeGods-dienft?
Antw, ï}ier tenen tooien bcfe fonöen begarn: M«(
(1.) De dag des Heeren ÏB02D OntftesJtjJt D0Ü2 WrbOÖtn »«•* 6.
Csee.2o. rï. Sy ontheiligden mijne Sabbathen leer, .{Mj.'?- 'ƒ' ,$ 1 (1.) De Doop U)02D niet tod beleeft/ betoljlcöefelbtonitti^
beleeft toojb al.s' openttijfi boo.2 De «Semeime belooft tg / Stom» %,, Wy die de fonds geftorvenzijn , hot fullen wy nog in defelvig.
ven? bf. 2/3. ^jD (3.) Gods verbond, bebefïtgt ooo? fet'^.3Btombttiam/ rjy
jOber-getreden/ <<£02. if.20. DitenisnietdesHeeienAvondi
iten , bf. 27. Wie cnwaér^Tgvijk dit brood eet, Iftb. i o. tl- sy
< (4.) Gods Woord too;öfonoer bjugt gthoojD/ €.iccl> ? 3 ■ ? *:(i.
hoorden uwe woorden,maer en doenfe nic t.jlföatt. 13■' 9/ *°' 'pgt
(,-.) Gebeden too2öcn macr U5.U getooonte gcöo-en / f°n°r^ls
men een henlf g en bctoogen herte Dacr'toe brengt / <& pst.' •' or«. jey lieden uwe handen uyt-breid , verberge ik mijne oogen v°, oü4
"SËfa. 29. 13. Sy naderen tot my met de lippen, maer haer nerts üg verre van my. . _ jtfjjj ï (6.) DeadmoeflenbjoiïiCTifeetfpaerfaemgeseben/ jnDa.™ ^
meteen quaeboogtwerS/ enfjerte/ t<Eo;. 13.1- ai gaf ik at . |
|||
- , Middag-oeffeninge. 331
°"ede™ den armen: en dat ik de liefde niet en hadde, foowftreik
, "«ïBtt. f. 3. Ananias ontrok van den prijs des ackers. • V*r. IBaar Ö002_ Sua?Ö de dag des Heeren ontheyligt f |
|||||
t ti.] ^002 altefonüige toeten; inronberfieibooftboo^gevemft-
ünL' {uPerftlt1'-' prüfaniteït,Én anbers quabe netoegïrigen tnbe ^ °ÖSiÖJenfi/<ic3ecf) 3 ?. 3 1. Sy maken liet koiïngen mét haren mond,
dj^f !laer n«rt- wandelt hare gierigheid na, %Zt-T-9- Sult gy ftelen , Èn^iuen en over'Pe' bedrijven, ende valfchelijkfweren? tl. 10. ^cdan komen-en ftaen voor mijn aengefigte in dit huys ?
eiffV1 ®a32ans? dagelijks en teMptoecfe/ €jC0b,io. 10. Dan tr? V ■&/ ëeen werkdoeh, $&,'!). 13. if.Ikfagin Juda, dieperffea «en op den Sabbgth', engavven inbragten.
qMj] ï&oaiwbrèiafchetóerfeen/ en pbelïjeben/ Die be«©obébienfï:
„'JKtitge betragttngen hjnbetip sfjn/ <&{&u 5-8.15. indien gy uwen jj l van den Sabbath af keert, van te doen uwen luft op mijnen hei-
^Sabbath, z(Cfnuj.4. . vr. |©at fïniiMtngeti jtjn be gemetnfïe tegen anbete menfen *
Ant ^efjnab-oljjenöe: n^O teugentale ig een gemetne fonbe / enbenogtan$: een groot ^pWÏtOttl. 3.4 Alle menfchen zijn leugenagtig, Pf. 116. 11.
Qyr'1 Agterkiap iöojö onöec öe €ft#enen geconben/ Pf. f o. zo.
pZ,- ' SY ipreefct tegen uwen broeder, tegen defoone uwer moeder
tjcj Sylafterihgeuit, p^OÖ, »1. 13. Diealseenagterklapperwan- »°penbaert het heimelijke. fi'fen'"' v4kïert: oorcieel tfott' ïjet doen en latentiananberenien^
Xt/^J 3iBattf) 7. 1. En oordeeld niet,op dat gy niet geoordeeld en
P ' •• J§>am. 1.13.Elioordeelde Hatmavoordronken. stiop'"' -Ni>Jlsheid # onoer be €fj2ifïenen/ ober ftet toefóaren ban
'r ■ 3[aC-3- 'o- Waar nijd is, aldaeris verwerringe, <t5en 4- ó.
tin ■ ^jni^nstelpaan^Bacfegegeiien/ ?Ltir. 17.1. Heten
"'et wefen ;iat 'erheen ergermffèn en komen, 1 *£02. 10.31.
hifrl GramfchaP öeiïoo&t on<$ ligtelp/ en öjengt orrê tot quabe
»«8*• ^"k * •i0- De toom deS rn^ns en werkt God gcregtigheid
rc' Sar. 3. 8.
%7f? 0r,scI'ik bost raenmaISnnbetcnligteIpaeninbebtirger= trj öanbelingen/ 1 Cpeff.4 6. Dat niemand fijnen broeder en ver-
drie6 n,?.c^ bedriege in fijne handelinge, 3!^. 9 f- SY handelen be- p|e'lik , een yegelijkmetzijn vriend. ^&th Wraekgier,'ghe'd isg?engemennquaebonbetbemenfcöea
j) t/'2-7- Vergeld niemand quaed voor quaed, <®en» 4 13.
; "* ^ijn alle taiggnpfona? / ooft öie om befï toil gefc&tefoi *
Anf
|
|||||
'Jji De-vijf-en-twintigfte ,■
Ant. %&j 3SpOC.li. 8. Allen den leugenaers is haer deel in d"!
|wel die daer brand van vier en fulpher. <cpf) 4. s f. Legget at leugen, fpreektde waerheid , een iegelijk rnetvsijnsnNaeftef' a. Vr. gig agterklap fo een nroote fonüe ? r I
Antw. ga/ toant ïjct tëeigentp ïjcttoerfe banDen3?ti?tiC'; 1 <£E0J.6. 10. Geen Lafteraers fullen het Koningrijke Gods be We '
J5£ 1 f.3.die met fijn tonge niet agterklapt,fal verkeren op Gods v&t>' b. Vr. iBacrom i.öfjetiigtveerdig oordeel «nsrootcfonöe^ .t
Ant. <©m öatmen niet aïleenltjili tegen ie lier.; - ronöigt / lt,al om öatmen ttgïj in «DDösplaetfe fïelö/ öie fjet toekomt te ooi^,
ïeil/ 1 €0?. ijy. De liefde en denkt geen quaed. ïtom. '4-4'
zijtgy, dieeenesanderendienftknegtoorde.lt ^ac.-V-' i/11» b. Vr. i©aeromt< de nijdigheid fo een fonöe^ h.t,
Ant. <©m öatfe tig ftelö tegen <©uD.s pjoüiöentie / enöc ctfli D<? fei)eelquaöeb^ic|)tenuaert/ 3Jac. 3. ió. waemijdendetwft|j#
righeidisaidaerisverwerringe , endeallen boofcn handel. JiR"
20. tl. 1 f. Is u ooge boos, om dat ik goed ben ? .« c. Vr, fian men |ig ooft niet toel befonöigen al£ men te ligt een
SermfiTe opneemt* .,,{/ Ant. 35a/ öanfiaet menfeöulöigaeneenligtlieeröigoo?^,
ÏÏOm. 14.4. wie zijtgy die eenes anders Huisknegt oordeeld. '
8. 10. 1 <£o?. ig. f. De liefde denkt geen quae.1. $<,
c. Vr Wat middelen moeten top öc&juiftcn om niet ligt F
5«rt te tooïben * Ant. ïEin moeten öefe middelen geo:ui,ifien: ,n0tu
[1.] BK?moetenaen;geenmenfe&enWijnen fangen/ ftoe"JCIi/
j&atfe ooft sp/ omftaec letoeneen regel uanontfi^en te nis* ^
toantöegrootüelieöenfionnenooïifJfsfci'I'-'n/ "©al *•'3 uei»
ook de andere Joden veinfden met Petro. 3Jaf. 3. i- wy ftru,K
alle in velen. " ^.„fH [1.] 10p moeten omöe ffruiiMingetmn fommige £!)?>£; np
alle öeanöete Oie&anDefcluigepjofeffiejijn/ oaeromnictWL-jjf, WpftjjeiD tieröagt Jjonben/ Dit toasöe? ©iriuel.sV.oiiDOt»>g, jberbagttemafcen/ atefipfenaetoföoö/ 3$?. >- ■ >• Maere0ff>' ftrekt nu uwe hand nyt.fi» hy u niet in hetaengeligteen fal zeë
iïom. 1.44. fflt)^(
[3.] iBp moeten maerfonerreopmenfcljeniien/ tioo?iD" 5,
flfêfp4IÏ)?ifïum nauOlgen/ i€o?. 11.». weeft mijnenavoiJJ
geli|kerwijsikookChrifti. *foiJ0?' [4.] itëp moeten qcöenfitn Dat<0oD on.tf teel Dingen lae*« &
üomen/ opöat feiónfeüaftigbepD/ enöeftanöüaftigbenöi'^pJ CfeiftenpIigtenfoitDet)ep?oeuen/i)eut. «j. s- DeHeereuw6 ^ |
||
* Middag-oefTenlng^ '|j|
'«fockeaHedeni i€fj20n. 32. Ji; ©en.22* C DeHeeïéverfogt
*waha'm... ^- Vr. $oe moet men lis bjagen om tegen alle befe en bJergeltjfce
,lcU!?Helingen toelop onë fjiööw te jtjn: j™*- iép moeten Def-öinacnteaernemen:
jC'0 iBn moeten goeoe wagtijètföen tegen aiïe onfe geefïeltjïie ®«noen/<£pl}. 6 > 8 Wakendeedde biddende, €g&f.if >pt.f .8.
')t nugteren , ende waekt'. C *•] l©n moeten «genftant Doen tegen alle örcaiïen en aénle»bü>
«entOtöe ftrunïiClingen/ 3!ac,4 7 Wederftaetden Duivel, endehjr
a' van u v lieden, 1 €0?. 16.12. Staet als mannen, ziit fterk. •Vr- i©at té baer toe nooDig öat men goebe toagt IjonDe ï
Aft. ï^fer toe jijn Dcfe binnen nooDig: • j i'O.^at top onfe geefrelijfieDpanDentoelleerenfiennen/1 €o?> jjx' • De Satans gedagten en zij n ons niet onbekend, 1 3[0l}. f. 19.
e geheele wereld ley'd in het boofe.
Hip/;] ® at ^P onf£ ^en stoafc&epb tel leeren terfïaen/ om alfoo
W ?28eIw tt too?Den op onfe epgen fierfete/ €fai. 64.6. Wy val- |
||||||
^30 5^at ton feoo2jigtigïjeib gcompfeentn alle onfe ^antielingen /
iüM '*' *?' Sietdan hoe gyvoorfigtig wande!
" d'°ofe weiden haer fel ven fonder vreefe. |
||||||
tah ^at to? öeüaöig on.ï? oefenen in alle Ijejiltgepïigten / on
^ «e üoofe on£ be)ig tónöen in {jet geregende toerfc <0oDj$ / «Ben. j' **• Enog wandelde met God, $>f. 26. 8. IkftelledenHeerege-
"ef'glijkvoormy. fta'nlf' ^31 móetcn top boen om te fïrrjben / enomgoebetegen*
"nut te boen tegen alle berleuDingc tot De fonben i
pt i©p moeten Defe Dingen taaernemen:
mr»r^P moeten een goeden moet grijpen/ metbertroutoenbat ve 'lB[Énbonnenobertoinnen/ ipet.j-.o. Vaftzijndeindengelo- ' >-pf). 6. 10. Wordet verfterkt in den Hcere.
ïÊnn'l ^p moeten goebe wapenen gebjttnfcen / bfe on£ •©ob.o
* €n 8^ <ÉpM-«. Doet aen degeh« Ie wapen-ruftinge Gods»
°?«1 o. f, Onfe wapenen zijn geefteliifc. c LM ï©nmoetenon.ïitierlatenop#oDsoeloofbetiji|ïanti/ <£p§»
"'°- Wordet kragtig in Jen Heere . en in de fterkte fijner kragt „
(Je ??*I0-«J- God is getrouw, hy en fal u niet laten verfogtwor- '°ovenu vermogen. j. HO % moeten fcperig biDDetr/ Datbeïfeereon^Maare/ W*
*'«P \? ?' Maelct m'ine voetftappen vafte, jpf. 138.3. Ten dage als ik
^le *btgy mX verhoort: gy hebt my verfterkt met kragt in mi'ia Mid-
|
||||||
%%4 Defes-en.twïntigfttf
Middag-gefang op de vijf-en-twintigfte DagvandeM*eI,r'
stemme: &an 't <©ebeb onfe£ peeren, i. W"™\ € fonbe trtc on^ metfï Somt bp / I Ig>engfjepbenöoobaerbp: JL-^ ©an feotnt baer ön onmatigtjenb/ ©ottpjonfc/ en Dan Ii0tbeecbisï>epö: <©gbein|tfiepb ons? oofe list befmet / &oo tïaen tonfcfjulbig aen <Q>tia$ Wit u ï©n 3ijn onbanfcbaer. tegen <©ob / f©P3#nmifnoegt ober ons lot: . 't JUtébjunfc ban 't upteripg goeö / •gin plagen een berfjacb gemoeö: «Mftomtunt ongefoobigïjepb / «En baert ban ongeï^faemïjeuD.. 7,. «jBoDö öag De meetïe fonöen fjeeft i
^m ©oop en toosb niet toet beleeft: 't ©eruonb entoofb niet tocl betoaerb: <©Dbji JBoojb is- beien feet ontoaert; 't <©tbeb gefcftieb niet metberftanb / j©e leImoe$!binb geen miibeïjanb. 4. ©e leugen fc&tjnt een noobig quaeb:
ïöietjS't/ bie agtet-felappenlaet ? J&en oojöecïb beel bingen berfaert t ©e etcierntëtoo?b niet getoeert. ©e gramfcljap boert een lansen tijb: &00 quelb on£ fjaet en bttfe nt>ö. |
|||||
Het Leven in Gemeine Plagen.
De fes-en-twintisjfie Dag. a- Vr. ïfoe gaet ïjet ben €ft#enen'aW f in fonben ballen*> /
Antw. &n bjojbcn met alterlepeiïenöcnban bendeere oei»a^ gier.i. 19. Uweboofleid falukaftijden, ïfcf.4- i.DeHeere»
een twift indenlande.Pf. 34. 20.
c. vr. ifoebamge eltenbenfcomen ftet <Cï}2tftenbolfeober ?
Ant. ëF>egeme~nneeIIenben3ijnbcf?: A(ffet (1.) Oorioefemtïjaerober/^eb.ió.i^.ikfaihetfwaef^
ü brengen, <Êfai. 42. 24. Wieheeft ];icob tot een plunderinge
gegeven, ende Iftael den roovers?Is'tnietdeHe?re ? itfal11 '(5.) Hongersnood feotnt ïjicr beeltl)t>£ bn/ %eb. ï6. ló. 1K
den ftaf desbroodsbreken, <IE$tt% f. 1 6. » ftp (3,) DePeailentieijji(iaR«cnplaaecn|ïraffe<©ob^/ Pi»? &
|
|||||
* Middag-oeffenïnge.' 33.*
^leerverderfFeliikepeftilentie, €3«Cf). 14.21- Als ik na Jerufalera
sponden falhebben mijn vierboofegerigten, hetfwaert, denhon- Ser > de boofe gedierten, en de peftilentie. (4.) Land plagen fiottien oocfc fomtijöj. öoo? eent'g ongeöierre
^ tbelö/ Doo^intb^genöe&itte/Doojtoaterffjoomen/ en beroer* ^«ueplajj. regenen/etC. lag. in. Ik hebbe een droogte geroepen
er het land, en over het koren, enoverdemofl:, en over de olie »
j* over 't gene den aerdbodem foud e voortbrengen, Cjeclj. 14. 21.
WrVr* ^Ön öefe eltenöen niet eenige ongelucfcenöieboo2geba£
wlanti overtomen i
ftf^'tw- &ttnl ^aec &*' 3Ön plagen Die öe ^eere toe-fenö tot
^latte tan fijn fbnütge bOlfc/ 2£m0£ ?. 6. Salder een quaed in de Stad
•in. dat de Heere niet en doet? Cfai.4f. 7* Ik de Heere fcheppe het •Vr- Baerom fenö öe ïfeere öefe plagen ober een bolft *
VoAnt. ^eootfafiensDnDefonöenban'tbolï./ gjiituij. 1. ifraël j e'voort, te doen dat quaed was in de oogen des Heeren, foo gaffe
ïkn ere over'n ^e ^and derPhiliftijnen , veertig iaer, 3fitt10£ $.?*. 1la' alle uwe ongeregtigheden overu befoeken, %üt. t 2. f/9. fla Vr- Sönöet'htet'Êjifanöere fonöen behaïben oberfpet / öooös
5'Etc- taaerom <0oD fooöanf ge elfenöen en plagen toe fenö i
ban"' 3'a/ Defelbtgesönmemgbiilöig/ foo ten opilgtc ban (0oö / Geïv^uur.' afê ooft ttnopftgte ban afflwemenfcljen/ S!cr. f. 27. W %n k°uwe vol is van vogelen , alfoczijn hare huilen vol bc-
c Ss'<63SCÏJ» 18.51. Werpt weg alle uwe overtredingen,2ljm0|.. i. 5« /''■ UBat fonDen tegen God bcröienen Defe plagen i
fRt- <©naer De fclbtcie $n öefe: ^^„Ondankbaerheid Ober fijn bMöflöen / €fai. i. 2. Een ofie
e1 h Z''n ^fitter: en^e een ezs' ('e kribbe fijns Heeren: maer Ifraël for,'V- ^ &een kenniffe, mij n volk en verftaet het niet, bf. 4. Wee den ,a,§en volke, i €f)20n. 2 2. ij". i^) Kieinagtingeban|piï©082ö/ entianbebebientngebanffjty
oni ,*" ^fni. 4.1.14. Sy en hoorden niet na zijn wet, bf 2f. Daer-
t)e mep*r hy over haer uitgeftort de grim:niaheid fiines toorns, ende rT§tderOorlogen, 2 ïtoj. %%. 1 3. 4 Cfeon. 18.8. ^g*^ VeM£;tinie en onöetö2«cf*mge ban öe^ienaers. ban «5oö^
ftw ;;°/fn ban liaer dreigementen, x€fj20n. ?6. ió. Syfpottedea
Wr f ^en Gods, ende veragteden zijne woorden, fy verleiden >t!rtt e cnte2en7'ijnePropheten, tot dat de grimmigheid des Hee» i<j. ^n zü n Volk op- ging dat 'er geen helen aen en was, 2 C^OlIc ^) v«rboui-bteldnge twt <©oö en met menfefien/ afêmew
moet:
|
|||
•««« .. De&S;en-twintigfte ... 'A
ftoettoitïettë We beloften niet na fiomt / betoetfe men vetaxf-%
«en <©obt ïjceft gebaen / ofte folemneef met anbere vofercn m nemaefet/ 9!0f. a J. «6- wanneer gy het Verbond des Heeren uw
Gods overtreed, dan fult gy haeftelijk omkomen van dat goed lanfl- <S?3eCÏJ 16. ƒ9- - c [f.] Afgoderye i^oofeeeneenlanö-tierberbenbefonöe'Êfa^
Ook is haer land vervuld met Afgoden, voor het werk haren ba
denbüygenfy haer neder, 3fec 2.1?. ' .„ [6.] Hovaerdye tegengiEfob/ al.ö men fo op epgen firerftten *»■
mibbefen bertroutot/ öat men «Bod? fjulpe niet fdjijntbannow' tehebtien/ Cfa. 3.3.11.Dehoogeoogendesmenfchenfulk.nv
nedert worden, €jetï). 3 % ■ 18. . , c. vr. !©atfonben tegen onsfeivenbeaaen/ bel:bl^rttnfobfl"l*,
£anb-plagen*
Antw. ©efenabolgenbe: tó ru] Gierigheyd, toaet Doo? men noptsban goeberen b»f" L
fcfaapenbctfabigttaHb / enöeniet ontfiet gefchenfcen te ontfan»'
in netiChtfafeen / €fi ƒ♦ 8. wee den genen die huys aen huys tre
ken, enackeraenacker, «Jet. 12. 17. 18. €fa. 1. ai. >m, fij Pronkerye in Meebinge/en in anbere unttoenbigfceben/ «u^
a. i). i 8. de Heere fal weg nemen de cieraed der koufebanden, en
denetkens, &c. €Ca. 1. t6. „.„„„tflt f*3 weiiuftinmaeftnöen/ toaecbotobatmentotb^affrrF" ^,
toOntofébapuntbecd/€fc.f. '*- Harpen endeluyten, woe-
len, ende pijpen, ende wijn zijn in hare maeltijden, enue »j aenfchouwen het werk des Heeren niet. 2Em0£. 6 1/1/3/4. [4.] Misbruyk ban <©obg mènigbutbige toelbaben/ €fa r£,
Ik wachteop goede druyven , maerfy hebben myftinkerded h
ven voort gebracht, $fOf. *. 7- *k hebbe haer het goud» fiIv,er' ,
olve vermenigvuldigt, dat fy tot den Baal gebruikt hebben- ,J [f.] vloeken cnfweren, bsaer Dot: men tig fclben €>w»lr,,
fenonöertoerpt/ ïfOf. 4- '/ *• De Heere heeft een twift met de
woonders des lands, om dat'er vloeken en üegen in 't land is, j, (6.) Geveinftheid in onfcn omgang/ om alfo<©oö w.^Cgoi
ftfien te bebjiegen/ toaer öetmogeltjfil «Efaf; .o. 6. ik ^ %t fenden tegen een huichelfch volk. €|t5 z 6. Sy zijnGuicbei*
gelijk dePhiüftijnen. ^„ftft'tfp! b vr. ©fltesijnbeïanD-berberteücfonben/ bieü"fonDC
ftaetopilgtftebbe'n op anbere menfcfjen'? Ant. «et $n befe naboïgenbe: rentte,* * (i.) valfcheid en bebjog m ïjanbel en fiocpmanfcfjap' ^fx^
Sy handelen bedriegehjk een ygelijkrriet zijn vriend.ende enip^ ^
|
|||
, Middag-oeffeningè. 337
e Waerheid niet, fy keren hare tongeleugen fpreken, fymakea
'g moede met verkeerdelijk te handelen-, $0f,4- 1. (2.) Verwaeriofen t}anueï©et!iiiBïneni©efen/ enfeananöere
*rtoe lieoen in Ijaer gerigt fafcen/ €fa. 1.2 3. Den Wffen en doen fy |?en regt, ende de twift-fstke der weouwen en komt voor haer niet.
S^'T 28. Sy zijn vet.fy zijn glat.felfs de daden der boofen gaen fy te
Qven : de regtfaken enregten fy ni;:t, felfs deregt-faken der weefen.
h (?•) Onderdruckinge ban arme lieöen/ Die ïjaer feïben niet feon»
JWöefcfjermen/ €fa. 3. 14 Deroofdcrellendigenisinharehui-t
n> CjeCÏ). 4f. 9. Neemt uwe uitftootirgen op van mijn volk. (4.) Woeker en panD-neminge ban behoeftige perfonen/ €jee§J
|''«f. if Geeft hy de godlofe het pand we.ier, fooenfalhv niet
7en , ff. , S. j. Di e zijn gek niet geeft op woeker. min 9nbaranhe«'gheid tegen arme/ berDgebene/ en ellenDige
tir ?}/ Cjetj)- 16.49. Sy en fterkten de hand des armen ende nood-
v„ L 8en n'et' 3Cmo£6. 6. Sy en bekommeren haer niet met de erbrekingej0fephï(. tJf-) Arbcidsioonaenaröenberjsin-ïjoiiuen/ oefcojten/ enöefa
^J«ü>- ögöntvjcn/ tiatfe Daer ban naulijftè fionnen leben/ 3fcr. 2*.1 3. 4,1 e dien, die z.i]n huis bouwt met ongeregtigrreid, en fijn opper-
ste11 met: onregt, die zijns naeftens dienft om niet gebruikt, ende en dft hem fijns arbeidsloon niet,3iac.f .4-Siet den loon der landlieden eue uwe acktren gemaeyt hebben,welke van u verkort is,roept.' fenrfer" &£nö ^oö foo ter jïonD fijne plagen ober eenïanöen
"lR / fo fjaefï aif: te fonötn tooien öegaen i
*nt- Mimi maer Dit gc|ïhieD:
^i'*J 3tl.s.öie fonoen feer gtmein jjj'n onber allerlei! foogte ban t)e?'cSCn/ 3f£r. y. 1. Gaetom door de wijken van Jerufalem, en-
ye 'et n" toe , ende vernemet, ertde foeket op hare ftraten, ofgy faljk*?^ Vl'ndet, of'ereenisdieregt doet, die waerheid foekt, fo «haergemdigzijn, <$a. 6. 13. bQQ, j! 311? Die fonben onbefehaemt tooien/ fo Dat men bejHbige
3Sn,f'PWit/ en opaiuaerlp öenaet / <£fa. 3.9. Het geket harês ^iiif t s 8^'g1 tegens haer, en hare fonden fpreken'fy vry uit,
Gy ,{^odoni, fy en verbergend" niet, wee haer-liederziele, 5üer. 3.3.
r,^, en hoeren voor-hooft, gy weigert fchaem-rootte worden.
tttlfqi ^ ÖE f°nö-n °P beftrafien en toaerfrïjoutoen ban De J&an*
W, S' / niet 01'betert tooien/ maer al? men üg Daer tegen ber* Sy J «llllHlg Ó.3. Sy ftellen den bofen dag verre, 2 €f)J0n. 16.17.
\V0q °tteden met de Boden des Hceren , ende fy veragtede fijne JJiuo ? ' tot Jat de grimmigheid desHeertn tegen zijn volk op- *» dat. 'er pssa jieGkn'aen en was.
|
||
'• vr. Ètfnoet niet Wanfew' «W-Wenten aen|taenD«ei
'DCn/loU. i • üaer is geen kenniffe Godsiniden Lande, fcfJ-^W
De E heeft over u uitgegoten een geeft de. diepen flaeps,en f heeftuweoogentoegeftofen.deProphetenheefthyverb^ Stefi/W* ? ■6 °ro dat gy lauw z,,t * M
^n^edeAK Woten, ^«ggj,
il iuüenfe .erwoeft werden, «tfft. 9- »?■ J^™ ™ t£fn". de** (4-) verlies öantwfftltjk jannen moePoltt,e • «J^fil^
ke Of ekteinmoedigheidüatlÖefelbtöE/ efa. 5- x. De Hec£ bte,
jerufalem wech nemen d,nHeld , den Knj«-m. ., de£^ inde denPropheet, SM r. . J. Daeromfal d mftandx% rijd fwijgen /want het fal een boofc tijd «nn, f Jg'> • \» / ff' J (5-.)Jbntbiootinge ten «Bob* 9etooonlDbeöeicl)«mnö^ia^
4+.I* Heere, gy hebt ons verftooten , ende te fthande £ e^y e„
dewijle gy met onft Krilgs-heiren nietuit-trekt. #f. 74 9 fitn onle teekenen niet. , .„,,n<ï,> 1inn2-t$^.,it
(ö.) Onbekommerde geruftheid f* het W^fJ*°L j f
fi'an aften: aU «Soos JBoo;ö «antfefj onmaatin; icljgnt_foy, rf. i-
ftet tmffi tot een anter-öenfeenentojeefe teuetaeaen/ w"^^ Wee den geruften te Zion. ©Ott. 19.10. WY ful1^ vre? , 0. iehoonwy. in ons herten goed-dunken wandelen, 3(Cl% °- * b. Vr. ftannKii40oD*pIagentodteïang«teter£n!ien • $&
Ant. ga/ maetfomtöööouttteüeniKiHtecenman^ ,d . 0phet0nuer|ienfie/l!a&.x.7. Endefullen nietonverfiens op e„lW
u bijten fullen? Ende ontwaken die u fullen bewegen? %!,$}■& gyhaer niet tot plondegnge worden? fgQfo* ll *•■ l(*y |
|||
fa~ Middag-oeffeniflgèr _^___ 1?S«
ls fy fullenfeggen, vrede.dan fal een haeftig ver&rf haer iëntreffenJ
fe'Yr ï©at oogmerfc teft «Bob aT^ Ij? öefc plagen een 2.antt at
■wtoefenb*
Ant. «Bcb£OOgmtt6i£infonberftepbvierderley :
^1) «Bob toil baer boo? fcennnTe geben ban jtjn heiiigheyd efi
jlJyeerdigheid, op Dat men toete Dat hpeen mi^agen ïjeeft in bc de ^&^Pb/ 3lW. 2-19. Wetet dan dat het quaed en bitter is, dat gy
G,? ..eere uwen God verlaet, ende mijne vrefe niet by u is.üf a&. 1.134
" 2ljt te rein van oogen , als dat gy het quaed fbudet aenfehouwen.
S£(*;) <JBob tuit de godlofe ftraffen, enupt ben ?lanbe«ft roepen /
5'?&>!. 3. ïk fal weg-rapen menfehen ende beeften, StmO^. 6.7J
*uUen gevankelijk henen gaen onder de voorfte. . ^3) «Bob toit jtjn ©olfe l)ier boo? tugtigen enbe berbeteren/
g Jw$ t. 3. Uit alle geflagten des aerdbodems heb ik u-lieden alleen
fQ ,etld, daerom fal ik alle uwe ongeregtigheden over u-lieden be- tj*, J 25öCÖ.'i'J.fj. Ik fal het derde deel des volks in het vyer ,n§en, ende ik fal het louteren gelijk men filver loutert. foMO «Bob tolt andere ïanben en tolfieren piet boo^toaeÉfcöott^
w ' l *Ü0|, 10, 11. Dele dingen alle zijn haer-lieden over-gekomen
^ ?0rbeeklen, 3!er. 3.8. De trouwloofe haer fufter Juda, en vrees» ^ 'et> maer ging henen ende hoereerdefelfsook. AVr- l©at is' orift'pïfgtin bie gemepne 5lanb-pfagen i ■■;■,
\&k'- ^at to^on^ '~£ttien frDC0,8 mi ^oö ^erfoencn / ehbe onfe. <kt, .!n£rctoerriifUtoen/ 3|er.ó. 8. Laetu tugtigen, Jerüfalem, op
fte|] 'Jne ziele van u r.iet afgetrocken en worde, op dat ik u niet en, Hjete a's een woeftheid en onbewoont land , 3£UC. i 3. j\ Soo gy « >^^bekeert', gyfultalletegelijck vergaen , ber.^ 9. ïfOf. $"• iy. dag. gefang op de feven-en-twintigfte dag van de Maent,'
>, -Stemme: jjfalm. <5. Wilt mijn niet ftraffen Heere, (.)j9 fanben boigen plagen/f 3. ©erjoobaerbjinWeebing/
I&w, ^)fln teo.'b een lant gefla^ ©er IBebutoen beleebing / *w l Wbiei oojfojjsf-iwe/ (gen JBclluft en oberbaeb ,/• |
|||||||||
Éet ?Dnöer«f-noob en biette /
%Ei?pfnongcbierte/ |^nöanfibaecïjepb/beragteg
«1<fttooo^b en ooft Meinagting
\tfi0;faefebanbieblceSen;
|
|||||||||
©ie baren bit berberben /
©acr men£ en beefï om fïerbeo &o bat alle? bergaet, 4. ©og eer men gaetberlorenl &a toaerfrljout,«i5ob te boren/ ©002 'ttooojb en minber flag: «Mucftig Hanb en (ieben! ©ie |ig met «Bob bebjebra |
|||||||||
ICecforotoerjaatfilftöag, « ,
»■* *.....' m
|
|||||||||
340j____________De fes-en^wintigfte
|
|||||||||
Het leven in particuliere Ellend.
De feveii-en-twintigfte Dag. , a. Vr ëfjnbet niet nog andere ellenDenDecCf^iff enen* ~
Ant. gja/ feerbele/ toantDe€lj2iitenentou2denbefogtinet^ moebe/fietite/ berüolgingen/ etc.JÖf 34-*°- Velezgnüeteg^
i,) ;dea der regtvaérdigen, 2 wTilH 2. 13. AiledieGod&lig w"
Uu-en, fullen v;.-rvolgt worden , 3iCt 14.23. b. vr. öDatsiJn &e oojfafcenban fiefeten/ en ellenden* ■
Ant. ®e fonden en fïriiylicUnsen Der €ï)2itïenen/ ©eut.*»-y E)e tfcere fal u {hen met teeringe, ende met koortfe, eude i»er *
rigiicid , ende met hitte, ende met droogte, ende met brand--ko;' & cndemethonich-dauw- l?0f. i- ƒ. 3£a5. 33. 19. Hy word ge*" met fmerten op zijn Leger. , «.((; c. vr. ©at oogmerk fjeeft be ieere ontrent fijne iünDeren w *>
taefenöen ban Defe ellenden * . Ant. <Dc.ï?eere tjeeftftiermebeboo?/ Defèvrugtentnsö
Deren te bertoecfen Die haer op jigt fjebben op God feite: , ^ (1.) <©p Dat teUzi)nregtveerdigheidf0UDenleeCenfeent1fI1,ver
tierfïaen öat ïjy een tjater tpban alle fouden / 3!oü »•■ >7-^„of
nieuwt uwe getuigen tegen my , ende vermenigvuldigt uvve° #
ne tegen my.l!Ï0ttt«$»4.. God word geregtveerdigt in zi]ne ^"^ttf* (ït) <©p Dat ton een proeve fouöen geben ban De 8«ft°r?j;Ulij*
ïjetö senjijne gecoDen/ of top ooeft Dan in sgne toegen toilcJ.ide, ben/ aLsfjuün^öarDelijfetugtigt/ <ï5cn.22. n.DeEng^ ■ e. nu wete ikciatgy Godvreefendeziit. ©eut 8. 2. God veroo ^ ^
digde u , om 11 te verfoeken , om te weten wat in u herte Wa gy zijne geboden foudet houden , of niet. attl'''' (3.) <©p Dat ons vertrouwen opftjnto002b en OUfe liefoe » ^ v„l
|
|||||||||
nrnnaetn/ fOUDe Wpen/ $>f. 83. 17. Mae^thareaengct'Sj^jê
fchande , op datfc uwen namefoeken. 3;0tt. ij» 'ƒ■ A'w Hecre my i iooden , fo fal ik nogtans hopen. r-tfcetl &* |
|||||||||
(4.) <©p Dat top zijne kragtfoitDen fcnnenenbertjetf1'-^^'
Ï)P oetoijrt in on-s te bcrloffen/ 2 €02.11.9- Hy heeft l°. ^iP ïèid , mijne genade is u genoeg, want mijne kragt woru''
heidvolbragt, pffo.if. ■ sMtfiP^ b Vr- ^ijnDer imgheenige andere vrugten, Die ©00 v*
l^et toefenöen Der elleiiben •? . th0^
Ant Sa/ toelfcedefejijn/ Dieoponsfeive<iïja£top,>ö^#'
(1.) <©p Dat top onle fonden kennen, fll 0t$ Datf WJr j,0o#.'
moeDtgen/^f 38. y. Mijne ongeregtighedengaen over ni'J^lsiy als een fware laft zijnfe my te fwaer geworden. Heb *"" 1 .*, aso de ftraffe harwongeregtigheden een welgevallen hebPe "^ 4^ |
|||||||||
Middag-oefFenïnge.' 54S
i *.j ©pisattopon.EifottöEnbekcerenfntanöeteïr^öon^men:
« mt?r Qf-fytmmi 3ÏCÜ33. r6. Hy verzegelt hare kaftijdinge ,
' '7 Op Hat hy den menfche afwende van fij n werk.en van den man
'oovaarciyc^Ofii- ƒ"• Ik {al uwen weg met doornen betuinen.
\}.. -*-1 ©P öflttó» De toetsingen ban Dien nieuwen menfche frjuöc
'toont n / in lijdi'aemheid, gebeden, en in anöere ftepïi'ge oeffcnin* j'" 5§ eb. il. io, Godkafhjd ons tot onfer nutte, opdat wy fijner
■ Mi ;heidiouden deelachtig worden, ÏÏCin. 5-. 3. Wyroemeninde v r T''ckinge, Jt)f. 119. jf. Gy, Heere,hebtmy uitgetröuwigheid
Crtirukt.
&U.] ©p tiat tn enss fcuöeontfïaen een vyerig verlangen na Den
"'M / fienöe Dat op aeröen foo Pal eflenöen te Dragen 3ön / ïitta^, o'*- Inden Tabernakel fugtenwy, verlangende met onfè woon-
e p> dieuftden Hemel is, overkleed te worden, ï&CÏI, 13. 14. Wy «ebben hier geen blijvendeplaetfe. • vr. «Setoen coli Deelfènöen Der ©jorne ecm'ge baigtcn?
**t*r\ gpa/ öjelfteoefesifn: {,['„<] ifter D002 fionnen anöere ïeeren / den grouwel der fonde;
|
|||||||||||||
j, 1*0 %itt È002 tooien top fejttïem / om aiïrrfep eïïtnbi'cjc te
trQf^°0!ier!/ Doo: ons' epgen onDerbinöingé/ t€o^ f. 4. Die ons ver-
ji °ftin alle onfe verdruckingen, op dat wy fouden konneri vertroo-
J) degene die in allerley vérdruckingezijn. JPf 66.16. fComtende at, rt f°e, gy alle die God vreeft, ende ik fal u vertellen,wat de Heere fni|né ziele gedatn heeft feorl ®?öat'anöeremenfrïien«en011«fctiDcnleer tntoatfcragt
31 ■• "^JitrenDom fieefr/ ienDetbat gena'óé*©öii aeriöe51'cïc ttanfïjn. gangen betoljlt/ ©£ 107.3. Bitiulks de bereide des Heeren
■f -".&M. <•> 4-
^7-1 ©•? fat Dc tocrcin obertupgt toeröe / öat 'er een ïaetfïe 00?=
([(„tctoagten is/ éetoijie<6nöjfÜeffefemöerenop acröeöe meefie
V, fn Ulö;;t£:^ Hit- fïaenV * STljÊff. i.y; Een bewijs van Gods recht-
|
|||||||||||||
SVJwdeel, 7.(&\t% U 6/ 7.
|
|||||||||||||
Rebben öe €§| ifïcnen anöere geen eïfenöen tipt te fïaen aljs.
|
|||||||||||||
r'iietuic eïlenöen Die alle mctifcficn ctiDertoojpen jijn *
W[' '.Sa fp/ toant öe grfobige' fjeböen nog bare eigen effenöen en «icd "'^iigen/oetoeffee fp itioettn behagen ban öe toerelD om pare r^ll Bte/ afCim. 3. ïï. Alle die godfalig willen leven in Chrifto ,
^lU^volgt worden,cWifitt. 10.22. ffoft. 16.2. Als fy u dooden, 7 fiieinen God eenen dienfttedoeri. ë 3 b-vf:
|
|||||||||||||
w^
|
|||||||||||||
%4ï> Defeven-en-twintigfte »
' b.Vr. 53aetomfenD«5oDDefe vervolgingen otecsinfeinöi'f^
Ant. «©ttlDeferedenen, [i.] <©pöattDTiChriftoOTl^Pooft' ;s
Den geiijkfbrmig toojDen semaeftt/ jEatt. i o. 24. De difcipd etl9,
iiet boven de meefter, nog de dienftknecht boren de Heere, fW' {
% 19. [*♦] <©P öat to? beproeft tooien in De opwcïjttgfjept bflö SZ
|K)2tften.ta)m/« Pet. U 7» Op dat de beproevinge uw es gelooft' j(
•Veel koftelijker is dan des gouts, 't welk vergaet, ende door het %, Jbeproeft word, bevonden worde te zijn tot lof, en eere, en heef''J {i "ieid, indeopenbaringeChrifti.^aC. i. ij. zalig is de man, die vtje ibekingeverdraegt, want als hy beproeft fal ge weeft zijn , fa' W ^ fooone des eeuwigen levens ontfangen. [?,] <©p Dat anDett "Lp fc^cn Sier D002 foijDen to02Den aengefoftt tot ïjet CfpiiienDom / PL,
bt ïjoeoanijje kacfjt ban toaartjenD en genaDe Daeif in te binöi'1';;,(, ïnöt op Dat De fwacke foiiDen in Ijacr gelobe tooien berfïcr6t/ H, <i, 14, Het' meerderdeel der Broederen heeft door mijn bande",^
-trouwengekregen, CoL '♦ 14. [4.] <©p Dat to£> berftaCH fOUDd1,.^ ton niet ban Defe toerett jtjn / maec Dat ton in Den $emel VW&aat
|>oo?en: en op Dat ton alfo ban De toeeelt ons Jjerte niecr en «i# *,U ÜenaftteCrien/ i Pet. i.n. Geliefde,ikvermatte ualsinwoo^.^,
«nde vremdelingen, dat gy u onthoud van de vleefcheüjkc bcgcC. lieden. <5al.6, 14/ 15-. De wereld is my gekruid, en ik de we''1'1'' jjj c.Vr. <©ptoat gronden feaniiöö een €&2itiaionD£r)ïeiti11'1
pHefJneellenDigfjeDenf i Antw. #p Defe gronden: . fl$/
lu] ©at alle eflenD'maec^/ofte een menfche!ijke&efo^h";;.
softe immers alteenïp ban Dit tegentoooé'Dtge leben / 1 <CoJ. < <W, U-lieden en heeft geen befoekinge bevangen dan menfchelijke> *
ƒ,9» Het lijden word in de wereld volbracht- fgaiS' [»♦] ©at'er.niet£ tx\fian boojbalieii fonDer <8od.ö Vo<£ xlliv
heid, jjEVat.ii- 18. Dehairen uvves hoofts zijn alle getelt. %» '
18. Niet een hair uit uwen hoofde en fal verloren gacn. . f\et$ [3.] «BoDfeatïtjDjfjnfeinDercnnietuntïjact/ rnaer. tint l<«fl, j,y,
fjaet toelbaren/ ï?Cb. 1i.6. Dien de Heere lief heeft, die kaft'J ,<,,
énde hy geeflelt eenen iegelijken Sone die hy aenneemt. 3ïpO£»5' Die ik lief hebbe kaftijde ik. . .,#> C4.] Detijdban^oDé&aiïtjDtngetèbeeltijös'feertot/,nj't^n
|
|||||||||||||
lichte verdfuckinge die féer haeft voor by gaet. 1 Pet. f■ l9 K.±be,t
|
|||||||||||||
hec' ) il
|
|||||||||||||
m
|
In Chrifto Jefu, na dat wy een weinig tijds fullen geleden heb
|
||||||||||||
gelve volmake ea verfterke u-lieden.
|
|||||||||||||
' , Middag-oefFeninge S^
JJ) ^ooneefronjffrjne belofte, bat Tjp on.ë niet en f&f fcerlatc
|
|||||||||||
C.'
|
|||||||||||
j-."Jlfe faeröjUCliinöeU/ i <£02. i o. i 3 • God is getrouw, die u niet
^ «ten veribgt worden boven u vermogen , maer hy lal met de bi> . kinge een uitkomfte geven, ï?Cb. 13 ■ ƒ■ Ik en fal u niet verlaten, *nfalu niet begeven. |
|||||||||||
K.AÖ.) 5^c $eere Doeton£ eengrote vrugt Bemeten op mifesïïffi
|
i'
|
||||||||||
jWtsen/ fo fnöit [ebEn/ al^ inïjet toeBomcnöe leVsen/ ^e&. jï. if.
j. kaftijdinge geeft een vreedfame vrugt der geregtigheid de gtnc
vjjaerdoorgeoeffentworden, %&t i.ri. Zaligisdieman,diede j,'fockinge verdraegt, 2<£o?. 4. 17. Onfe ligte verdruckinge , dié ^.r haeft voor by gaet, werkt ons een lèergantich uitnemend' ger , Rte der ééuwigér heerlijkheid. «Vr- ftonnen ton cm.s Daertvntnertrooffen/omDattopellenDia
'Jn / en Denton Oaerom Dat ton MfiOeteft «3o&£ stjn i ftnv,nt' ^'£t flbfofuteQifc/ toanmieeirenDen tomen oofc De noöfe tQf er J maer Dit tonnen ton bejluitcn uit Die ellenDcn Dcteetto ons J öoebe laagten jjeDpen / en ons? om €{)#( toille otetomni / ^Qttl De €gjlfel0fie Religie, lEatt. ƒ.12. Zalig zijt gy als ü de
fp ^hen fmaden, ende vervolgen, ende liegende alle quaed van u uc*en om mijnentwille, 1^^.4.14. Indiengygefmadigt word ai den nameChrifti, fozijtgy zalig, i)f. if. Dat niemand en lijde aeenquaed-doender, Wt. f- 41. tluZ?- Wanneer tonnen top ongtnmjïcnm alle anöere flemepnè
(,e^nt: ï©annecr ton De fettofite niet affeenlijfeBJötn / maer afê tan diJj°l9e_welm*£f!}ijii1ij(iUUt-fiaen/ SfOC. t. 12. Zalig is de man
Vr,_Jbeibekingeverdraegt, $£&, 12. 11. Dekaftijdingewerkteen . edfarne vrugt ^ef gerechtigheid. kti ïr' ^oe moeten ton onji aenjieüen afê ton in elteno' on^oebin-
*W l©p moeten Defc binnen Doen:
ftfrl ■) ^P moeten ertotinen Dat ftet oe tonD De£ peeren fé Die ons? dlc* j pm Cnfe fonDen/ 2Emo£. 3. 6. Salder een quaed in de Stad zijn,
,Qe Heere niet en doe? ^jofc. f- ' 8- Hv doet fmerte aen. kilil ^P móeten onfetoejen en on.slétsen toe! onDerfoefen/ om.
-^iae.ftacnc!^itóatfonöentoytoojDengeilagen/i£ï)jen. 3- 39. Wat. '^hv een ^even^'2 menfche, een yderklage over zijne fönden.
Stifi *-+i' Laet ons onfe wegen onderfoeken en wel doorfoeken, tó'h' % moeten ong femenenaifietonfeootmceDioJp©nDsi
(te K "ano OnDertoernen/ 1 Pet. ƒ. 6. Vernedert u onder.de kragc- i? f ftO ^'
|
|||||||||||
j44 Defeven-efl.mïritigïté .«
». [4.3 W$ tftöêten üaoi een froebige öefeeeringé ön^g t>#f%i;
npt "00b/ $0f <$.i. Komt Iaet ons wederkeeren tot den Heere, *?
141. Wyen lullen niet meer op Paerden rijden. Pf. 80. 19. So° fullen wy niet meer van u te rugge keeren , ©atl. 9 ■ i J • .« [f.] i©? moeten atöeubenomboojbieellenbenbcröetertertO
fïerïjt te tooien fa De bjttgten ban onfe nicutoe geljoojfaeiw™^ '<2fai. 16.9 Wanneer uwe gerigten op <ier aerden zijn, föo leei£°
in woonders der wereld gerechtigheid, |féb. 11 ■ 13. .„f. [6.] i©n mesten ban met Irjbfaemljenö bertoagten naDe»-'
feomtt bie Dev?efl* on^faltotllengeben/ 3!ac. 1.4- Dei$&j?V Jieid hebbe een volmaekt werk, 3jac. f. 7/ S/ r 1. Gy hebt de "Jj
faemheid [obs gehoórt, en hebt het einde des Heeren gefii^n. "tr. H. ere goed is. ^,-, b. Vr. ïtocöantrjt beïjoojt oufelijdfiemheid te toefen in atK c"1
ten* Ant. l©n moeten op befe maniere lijbfaem toefen: *$ £i.] i©a moeten buigfaem 5tjn / afómi.s&aöigeonberDclw™ p
Sjan een regtbeerbtg regter/ jUüicfj- 7 9 ik til <ies Heeren gramlc' dragen, want ik hebbe tfgen hem géfondigt, Pf.j-i. ip- &ffftü
[*.] J©y moeten felfë vrolijk toefen en toe! gemneö ino"^,
fflemïjeuö/ ÏÏOin. f- ?■ ^y roemen ook indeverdruckinge)> [.
1. *. Iteb. 26 41. Alsfyaendeftraffeharerongeregtigheidecf1 gevallen hebben. srfOfl* [;♦] llpin moeten ftandvafKg toefen en acnljouben/ f°nD£L,,y
fcan onfe bafiiafjeub te laten af toerpen/ iCiin. 1.7. God ^rUf. jjiet gegeven den geeft der vreesagtigheyd , maer der kragt» **
12. 11. Dieheiligis, dat hy nog heiliger worde, s^titli"' [4.] i©n moeten fetfé dankbaer feonnen toefen in ftet w'T" „o-
JDn£ Ujben/ 3[06, in. De Heere heeft gegeven, de Heere heC r?ccTc >
meD, de name des Heeren zygeprefen, J^f.119. ff. Ikweetn tr0u- dat uwe geregten de gerechtigheid zijn, eiidedatgy myuitg «vigheid verdrukt hebt. c. Vr. HM teikenen fjeeft bt [ïjöfaemFjepö i
Ant. 35efe teikenen : ^0
f.i.] 3£at men niet te uitvaHigcnWage/ nog geroep f" ^l0lid
'maeefe/ J0f. 39- 10. Ik ben verftomd , ende ik" ti! m'J15611/^^
jiiet opendoen, want gy hebt liet gedaen, 3Leb. 10. 2- Aat°n ftille. ,' •,"■ 'wr0tC [».] 3£at men geen quade middelen en gefiniufie of» ^„pk >
toO^ben/ iïïeg.i.2. Ahazia viel door detralie, en hy wiel"". ^f"1'
ende hyfond' Boden, en feide tot hen: Gaet henen vsaegt ^wó. '■"' ^en God van Ekeron, of ik van defe krankheid til genefeo>Fl' $<P |
|||
S0o;, „ Middag-oeffeninge.' ***
^S" uandeS ^^"g^^htigheid haddeuitgeftrefct, deHeere
, "le~ genoort nebben. Wml fat ïïet?.^00 Öeen t;3 d' P,aetfe' maniere, «f mate foto ba*
Wïf o?[cïjn)be/ maec alle," Wz aen Wm£llm}
<"°p>e^Wn, m ^ WenteltuwenwegopdmE?
& hLt* ^'nonf£t«enben/ naoarbafïblrjbenopdeweeen
°e > en t Zmi0UWt °P den ?«"* do« het goede, bewoont deaer'
r- mat moet ons bctoesen tot tic beugt ban töbfaf nrtv»h *
^■C^wcede dood met befchadigt worden. w«wint Ld
|
||||||
^ ocemmt, J0f.ii6. Ik heb den Heere lief, &C.
? ? E01^ 8«n mé ban ©obe^aet. 3/
ï?et Uf®f^aa"tect tlagra in benden /
mSrrB orao m tikw te£l teöVoeben / ^^fiKS^* ^teïefitbaerbiiW/
W5;1 öt&etLte %rtsec na boben; h ' ^4 |PES^«rïit^«'ötebDetbaerbigfe.&.
^ee[&toPöerDCtet)anon^©aber:
■*«er?*&« faton^eec toatnabec/ Imiffc" f0° ain a«ö'« öoeö eremM:
^tó"?^ öaö*S& na «owtaupji
,. ^ï'/öathpon^faiJBtettenö'rukt. . ..
|
||||||
8* Het
|
||||||
'34* De agt-en-fwintïgfte
Het leven in een Biddag.
De agt-en-twintigfte Dag. :*
c. vr. $oe moet fïg een Ch^enaentMenatëflrooteelienöfl11
tanden Kerketoojticngeiien^ nti ' A nr. 3tfë Dit anbere Landen en Kerken treft / foo moeten w?u
fe pligten toaernemen: h.ti [ i.] je» moeten ueDjocft toefen/ enmetmeDelfjöcnoberi>Mls
CKenoen/ftUJten en treuren/ $CU- i ?. ?. Gedenkt der gevangene'
|
|||||||
of gy mede gevangen waert: en dergener die qualijk gehandelt:&"'
'den, als of gy felve na den lichame qualik gehandelt wierd, pM'u% [».] UDn moeten met allemojjelijfie middelen tóeeïiutoeö#%
|
|||||||
fen/ J^f. 122,9. OmhetHuysdesHeerenuwesGods willed
het goede voor u foeken, ^e[). 2. ƒ. .«j • [3.] W$ moeten onjfaenfoüDanigcfpicejeicn/ cnfcjöe^a-vs
DatoniSfooeeneiïeno'meDenietentrefte/ i€a:. 10. u,Ai'e£!,., dingen zijn haer overgekomen ons tot voorbeelden, ^er. 3- 7/ «rf*
b.vr. ïDaerom moeton£ De ellenD'bananöcre'jifanDenen1*
Sen affoo ter fjerten gaen i .rrd>
Ant. <©mDefe redenen: [ 1.] Böfjcüöenmet alle rep",?
5e €f)?iftencn een feer natte rjeeficpe maegfehap, &et#"er
ftttier£ en b:oeOerjS/ etc. €pïj.ï» 19. Soo en rijt dan nB**;|i,
Tremdelingcn en bywoonders , maer gy zijt medeburgers der ^Z,m
gen, en Huisgenoten Gods, i<Éu?. 12.12/26- [2.] ^ttl'.efipt ƒ te öetoifef ban onfe wedergeboorte, en ban onjï acefielijfi Stoop* jjj-t
1 3fnÖ« 3- '4- ^'7 weten dat wyovergegaen zijn uit de dood 1 ^
leven, dewijlewy de broeders liefhebben. *£EuI,3.i2. JPf*,zlI'-nU' mijnes broed-renen vrienden wille, lal ik {preken , vrede zy^jrl f 3.] i©p bonnen jjt'cr D002 anDere ïierfien huipeöetoijfflV ^0
2. 17. Laet des Heeréfl dienaers weenen, llf, 18 Soo {al de Heef ,.
land verfchooiien, Cierï). 22. 3 o. Ik fogt een man uit h"f » c'^Oi' mijn aengefigt in de brefïè mogt ftaen voor het land. [ 4~J jgfgetf imeDeltjDen met anDere fjebuen/ foo ïmnnenton fsoopen Dat De «y t
OB^verfchoonenfaitnöerijDbaneKcnö'/ €fai.6ó. 10. v^fl* met Jerufalem, gy alle die met haer zijt treurig geweeft, ^^^pe"
Tekent een teken op de voorhoofden der leden diefugtcn en r overdegrouwelen. vrf^ a. vr. ï©at moeten top Doen atë onfe eugen&eröe en mw
mi<0oD£pfc0entoojDengeD^epcjtenacngetalii __. *#$ |
|||||||
^ Middag-oefTeninge. 347
0ca roepende tot den Heere in de benau wtheit dieiy hadden, fbo
oerde hy fe uit haer angften. 6 a. Vr. j©at openbare middelen të ïjet C^iHenbom getooon te ge*
"««PHen om tian Eanb-plagen tierfofï te tooien t
s* Ant. Klier, toe # men getooon een openbaren Biddag te hottben/
|
|||||||||
l%
|
'f' Heiligt een vaften, roepteen verbodsdag uit, Cfö. 8. ai,-
|
||||||||
s 7' ĥ
o-Vr. 3£fttt ban toet afê men toatvaft en bid op öienbag* •
(^Ant. J^eent ï©ant<©oböefïraftmeermae& &et 28ibbag ftottberi/ -MC» i^ ,2 of fy fchoon vaften, ikenfalnahaergefchrey nietho-
/• ?*• ^fai.j8.f. Soudediteen vaften zijn, datik verkiefe, datdcmen- ■ ^5 eenen dag zijn ziele quelle, ende dat hy zijn hooft krommet als ^bfcfc?ftCw,f/ b- Vr. SPfoe moet men Den Sftbbag Ijouben *
Antw. ï©p moeten tioo?afonsJ tot öefefijige toef bereiden: ban
ö «eten toj» alle plichten toel betrachten; en baer op moeten ton tian fte,1öag behoorlijke vruchten 6et00nen/3foeli. 17. Heiligteenva-
en> roept een verbodsdjg uit, CCfX 4.17. <•• Vr. watt in öefïaetonfe ©oojberepbinge}
Am. gin befe plichten:
«J'*] Bdn moeten de oorfaken toef otierbenSen / toaerom batbe i^«ag jsirrgefteft/ etibe bat foo lange/ tot bat onéhertebaerobec ^«Ogentoerbe/ 2*fff>20n.2o. 3. Jofaphat nu vreesde, endeftelde
jnhcrteom den Heeretefoeken. 3[oeI 2.1 3- Scheurt uherte, ende "«t uwe klederen, $#,4» 16, öniy ^ moeten onjf ttjbetpetieb2ijf baer na aenfieffcn / cnöe
fciv *3eenaerDfc&etooeIIöten ophöuben/ ?Leti. 23.28. oP dien «Sfe-n ^aS en fult gy geen werk doen , want het is een verfoendag >
®nH ^P moeten maften toel gelieft te 5311/ cm ban mrt tijugt 1«
^a$H?un£tefconnen&ibben/ i$ïeg.8.23. Als u Volk ifkëlfif5 pep3Seti worden voor hetaengefichte óes viands, om datfe tegen if
^[..^'gtfullen hebben, ende hen tot u bekeeren , ende uwen naeor i0 1 en> ende tot u in ditHuis bidden, ende fmeeken fullen. Cjécljf tij,.',' Sfer. 14. ia. Of fyfchoon vallen, ik en fal na haer gefchrej^ cQooren.
^tini *®? moeten on.é te boten geheel ontfïaen tian ajfe tiertroti*
Oi^ P ttienfcheltjfie mibbelen/ enbe on^ geheel aen «5ab otiergebenf be^P$ngoetheöb en magt alleen te tiertrontoen/ a€fj«m. 16 9: *Hei: j*erebewijfthemfl:erk, aen die gene welkers herte volkomen i»
ïeii S11, Pf» 71 • 16. Ik fil henen gaen in de mogentheit des tjee- T V^f.i*i. i/», "-■ ■ • • '• . f- Vr;
|
|||||||||
34$ Deagt-efl-twintïgfte
c. vr. S0at»i»|1inöeEeüligtcn$non.ö Dan toact te nemen?
Ant. ©etggeBiddagpiigtenjijnoefe: t, (i.) Verootmoediginge onfCfï felfë bOO^ <©0D ban tegeBon>
fbnbenen Snel betDicnDe ffraffen/ 3;oéÏ2. 13- Scheurt uwe ha**^
en niet uwekleederen, 3f^« J1, '9- Sekerlijk, nadatikbeke
ben, hebbe ik berouwgehad, ende na dat ik my {elven ben be* gemaekt, hebbeikopde heupegefJagen , <2cfü. 8. 21, .^ O) Verfoeninge foefen metonfen <©oD inCljjiffobantóf5,
Onfe fonbm/ 5foel 2. 12. Bekeert u tot den Heereuwen 0°^
want hy is genadig, i Co^.j". 19/20. Wy bidden u, Broeders» of God door onsubade, laetu metGod verfoenen. f. W (j.) De aenroepinge van Gods nacm isö£ DCt&Ê ^iöDaa£4/J'",re
3?oéf *• • 7- kaet ('e Priefters des Heef en weenen, en feggen, He ipaert u volk, <Êfu. 8.11. «.p (4.) Vernieuwinge tian <0Oö,^ 33erÖ0i1ö öOOJÊCnfDleitm^ ?,
lofte ban een beter (eben moet tjïer nog bn fcomen / i ÏSeg. *%
De Koning nu ftond aen de pijlaer, en raaekfe een Verbona «oP* j,
aengefigte ties Heeren, om den Heere na te wandelen, ende "ffl (Lf$ boden, ende zijne getuigeniflen, ende zijn infsttingen meega0* ■„jjt herte, ende met gantfcherziele te houden , ende het gant;- ftond in dit verbond, ^of. 14. J/4- Neemt, weg alle ongtrègt'f^je ende geeft het goede, wy fullen niet meer op Paerden rijden» tot het werk otlfer handen niet meer feggen , gy zijt onfe G""' «fl b. vr. ïBat moeten tp« Doen om ons! ïichaem'booj 4DoD w
S&bDag tel te berootmoeDigen i Antw. iöicr toe moeten toj» Defe Dingen Doen: . 0 (1) i©n moetenffiijïontljoiiDenbanalle vprmaekeüjkhe*jf',
Tteftaemsf/ 3;0eli. 16. De Brqydegom gaeuitzijneflaepkaP
<êfai. f8. % ■ Wy quellen onfe ziele. j.Éu/ (2.) ïtty moeten om? na bermogen ban alle fpijsoiitïjou yra
urn alfoo öcfeftraffeontflir&aemaentecoen/ €f£>.>°- >6 ff0u- en atgeen broo i, endeen dronk* geen water, wanthy bedree
we, ï^efï. 4. 16. .jftrfjl! (3.) ïE>u moeten on<? gelactin fsfceDinge en in anMK'r'&g
öigïjeoen op Ijetnebcrigtïcaenrleflen/ €fai. 22.12- Ted,e en<J* lal de Heere, de Heere der hcir/rharen , roepen tot ge ween V^s»
tot rouwklage, ende tot knelhtid, ende tot omgordinge de <t£fit. 9. 3 Escirsfcheurdezijn kleed en mantel. a. Vr. ï©aer in moet tig onfe ziele beineöeren? , $$''
Ant. 1*002 een befcommerinae en h^rtelpeDjnefT&epö^r/'-
fcagteniffe.ban onfefonöen/ 3foe"l 2.1y Scheurt u herten, f _, Itf, ip. Deofferhanden Gods zijn een gebroken geeft. -,'V'
|
|||
■' Middag-oerFenïrigc.' J4?.
, Vt -!3ïö De vêrfoeninge met oBoD een nooDi'ge pligt t
j,fyn 5?a. int #DeepgenentoefenDipe®!DDag£p[igt/ toant
ïï£n fjulpe M bp «5oD te befiomen foo lange afê onfe fonöen öp ong
?" ofe 45oö;s gramfeïjap aenfiefien 3?ofi.9 3 i God hoorde de So.>
. *rs niet.^f óó 18. Indien ik mijn handen tot ongeregtigheid had-
,U|tg;rftrt:Kt, God foude niet gehoon hebben, x (fihjon. 28. 10. fiwVl'' lfoeDam'0 moeten top onjïaen(ielïen/ ouïmet(J5oDber*
'^o te feonnen tooien * .Ant. f ter toe moeten top öefe ituDöelen gebnipfcen:
jl'/ ï&P moeten onfen fondigen ftaet toeffeerenRennen/ enöe C-tn at^ ö^öfemelp oaer ober beroojDeelen / i €o|. r t. 31. . a'en wy ons felven oordeelden, foo en fouden wy niet geoordeeld
"Jfden, 3p>an- 9. f. Wy hebben gefondigt en onfe Vaderen. ^v j.j i@ji moeten beiijdenüTe Doen tan onfe fonöen / enbebati
jn "% OO^Deelen/ «Êf. 9. 7. Van de dagen onfer Vaderen aan zijn wy
Q §foote fchuld. $eï). 9-33- Gy Heerezijt regtveerdig in alles dat )) f °ver-gekomen is. Want gy hebt trouwlijkgehandelt, maerwy' koen trouwlooflijkgehandelt, ^EfD^- io. ir'. ; 4J5.) J0J1 moeten onfe fyienöfcbap boo? Dengeloobe met onfen
V;delaer<£Ö#tt£omiieUtoen/©an. 9. 17. Endenu,onfeGqdt,
5enürt na het gebed uwes Knegts, en na zijnefmeekinge , en doet u l^e%e ligten over u Heiligdom dat verwoeft is : om des Heeren 'e- fïom J.sf. Hy is ons tot verfoeninge voor-gefteld- ^lth^ ^ mitm on£ met een balie belofte berbinöen/ Dattoy
fuiL enöe &nden fuif en na laten/ en Dat top alle beficnöe deugde» kkp na bermogen naer-feomen: mafienöe een aenbang ban onfe (J3t.5r'n8ef£ffïfOpDen35luöag/ €fai. ƒ8. 6. Is niet dit het vaften
<56 r- Vtrkiefe ? dat hy Jos maekt de knoopen der godloosheid ? j?f. c '3 14. foiw' ^flt &05£ fionnen tou fdjeppen/ Dat De ^tere met or# bm
"öfaf tonden 1
,"*■ ï©pf)sbbenDefe gronden ban onfe §ope.
0tW De Mi"ddeiaer5ïefii.8'€h?i)I«sf t^feergeTiegeneiiBeqtiaetti o„ "nsinet«5cDteberfoenen/ ifeb. 7. *f-Hy leeft altijd om voor /e bidden, i^Og.l. 12.
9c!Ö6/ De mirfdelen omon^met^oDteberfoencnjtSnfeerbetoe*
of^R/ 1 Co^. ƒ. 20. So zijn wy dan gefanten van Chrilti wege, als
v?rf r ons '?a^e: wy bidden van Chrifti wege, laet u met God S>enen- ^3ecf;. 33. 10/ 11. Ikenhebbe geen luft in den dood
f|°<Üofen , fejd de Heere. ^it>n/Gods mnire m epgwfi'&fWn Doen ons een gaebeïiiope
*n/ öeto!j(e top m$ üefelbe tot nog m foobeet WJOaWii ueitt* |
||
1?* t)eagt-én-twintigfl:e ^
tenSfOrtiT 15. Wanthyis genadig endebarmliertig.endegroot7'?
goedertierentheid,ende berou hebbende over het quade, JKicfj« 1; 1 (4.") ©e exempelen ban anDere / Die op ïjaec betootmoeDia'11?;
tttetlBÖOsÖnterfoenDjjetoOjDen/SIUb. 10. 16. Sy deden de vrefl1^
Goden uit't midden van hen weg.ende dienden den Heere. Doe v?eV fijn ziele verdrietigoverden arbeid van Ifraè'1,3!ef. 31.19. ^f^'11^ a. vr. €>eeft ^ton^toatopfoaDaebzugt/algtopflSoD^n^"'
opDenSftbDagaenroepen* t Ant. gfa: taant öati?'een mibtttï om verioft, enoeomge*^
te iB02Öen/ %tt, 33.3. Roept tot my, ende ik {al u antwoorden1 e J
de ik fal u bekend maken grote en vafte dingen, die gy niet en ^ee ' Pf. f o. if. Ik fal uverlofièn , pf. 106.13. b. vr. $oe moet men Den 23iD0ag epnOigen > t
Ant. 3Mfoo Dat men De DaDelpe reformatie ban Land en fcej£nn jabanaUeCïpiiïenen/ batïelrjfeboomeme/ enDe DaDelp terp1 V
ttaateteöegertisen/ Beft. 9. 38. In alle defen maken wy <*» 1*
verbond, endefchrijven het, endeonfeVorften,onfe Leviten,e ,g onfe Priefteren fullen 't verzege len.giuD. 10.16. Sy deden de vrei° Goden uit't midden van haer weg: en dienden den Heere, i ^fll"' 'i.p c. Vr. J©at moet on.«i betaegen om De oaDelijfeetefonnaW**"
Sertigen* . _,« Ant. 55efe beweeg-redenen : (i.) <©0D eifïfjt Ditbatt O"' Jj
alle tijDen ban on.s leben / Dog infonDerljepD op berfoen-Dagtf1 / t
twen boo2 Bijnaengefigteiiomt/ 3!oeU. n-. Bekeer u tot my, u gantfché herte. <£fa. i. 16/17- (»■) ©it \$ een epgen pW■ n 1 fce 25iDDagen/ foo Dat Dit De Niniviten felbe feer. toelbecP»0^,, 5)0n. 3.8. De Koning gaf bevel dat fy haer fouden bekeeren » ^
yegelijk van fijnen bofen weg, ende van 'tgeweld datin haren3' ^ was,'«gfai. f 8. 6. (3.) ©efe beloften Doen top folemnetp °P^.fi
SBiDDan/ Dat top on£ DaDelijfe fullenbefeeeren/ afó ooft op auudat ttjDen/ "3M14. **■ Jofua feide, gy zijt getuigen over u felve'1» ^
gy den Heere verkoren hebt, om hem te dienen : Ende fy fei<>e0> y(, zijngetuigen, Pf 18. 19. Wy en fullen van u niet meer te ruggj, ren. (+.) 3HnDerfin<f afó to»on£ niet en befeeren / fofpo«-"öari
met 45oD / en Dan fjeeft be ïfeere sön bloefcen gereeb in piaw* fl,n berl0f!ingen/J?f. 7. 13. Indien wy ons niet en bekeeren, (oi^ j^e0,
fwaert wttten, pf. 68.zz. God fal den kopfijnervyanden vcr den hairigen fohedel des genen die in zijne fchulden wand'-:'*■„. typ b. vr. 'naat tïaet pxté Dan te bertoagten afê top Dey&iti&W
Joojlp ftoniien en bcleben i m #$ Antw. ©anfteeft Deteeren^ootebetloiTinsenenaue^^
«insenboo2 on^ gereeb/ om ong öaecmeöegenaDeptf Mf/ |
|||
jto Middag-oeffeflinge; J<t
JRCn / <£fa j ƒ8. f. Dan fal u ligt doorbreken als de dageraed, ende
^We genefinge fal fnellijk uitfpruiten: en uwe geregtigheid fal voor3
engefigt henen gaen , ende de heerlijkheid des Heeren fal uwe ag-
rtogtzjJn ( jj^ I+ p|- g{ ry inkortenfouJeiJc haer vyandenge-;
eiBt hebben.
«•vr eaet ott aïrtjöjs toaff/ oatmenop^tOoagen^obs^egett
'•Jttfofftngenfarbeftomen* |
|||||||||||||||
lan w- &tent toant eenbolfe fianfoorangetöoDs'goet^et'ueiï
|
|||||||||||||||
tioeoigfjenö mf^uriïitïjebben/ oafer geen bafïen en btooen
. r^WSt^* i4-'i- Offy foboon vaftenikenfsl na haer gefchre;
^ thooren, «Ürjetfj. 14. r4- Of fchoon defe drie mannen, Noah |
|||||||||||||||
e
r
|
|||||||||||||||
y^'^.enjob, in *t midden van dit volk waren, 5fer. 7.16. Bid niet'
^oitvojk, wantikenfaluniethooren. 'adag-gefang Gp de agt-en-twintigfte dag vandeMaend.
Stemme: $(.130. Uit den diepten, &c. * A ï^oö metstoare plagen 3fn flofen afr&ootmoeötg /
fc0 25efoefeteenHanöenSferö €n roepen/ 't «tons" fcfjufö; |
|||||||||||||||
>t«" Weren top ^iööagen/
^iiafcentopon^toerfi: 'S?" Saen ton na oBoös' toonmg Öeniöfugtentraen/ %k > efen te? berfeftomng / j " f inaeö oat is' begaen.
<%» n ^m to? berfoening |
$eer! JjelptonsinogmaelfpoeDfg:
Jfebt metend toatgeDutt. *. 3©n ïjebben nog betroutoen <% «öcöe^ rjgienü'fpöerjö / W$ on£ üe fonoen routoen / SF>ie öan too?Den befrh^pt r ! SMs" ion Die tóegen mijöen |
||||||||||||||
%n r1"^"I,eö£n ^£r / i®'eon£f fc^fften bit quaeö/
^3J3n.§>confitio[ooenmg :©anrafeentontintnjDen/
■O «saen top ter neer iwTot een getoenfeijte fïaat»
Het Leven in Reformatie,
j », Derfegen-en-twihtigfteDag. ^ere'i ^ &et n'ft 3fnoe3 ^tmen l'fleen^ &*#>*&eefï tot öett
Wï- $een: toantoetorifetopOageffj^onfefonDen&eb&en/ fïnr
KeerlwttoerSDerbefieeringeons*öageröRötoerfitoefen/ Sier.?, r. ^ie r, Weder tot my, fpreekt de Heere, «lof. J • J-. Doodet uwe leder»'
&, $> der Aerde zijn, «Om.8. t?. ^t/r r» erotrr maet ^ 8eDunöe beSeermge en Reformatie
k |^tw- .©etorjfe jjet berbar mfonöenfamtijas' fïer groot tè/ err *^C «Sö ItUtfetiÖ / ft moet öe Reformatie gaen Ober Land eit
' *n oba-nDi;fpatt!rw[wc€feffïnV5fer,<). i». LsetutugtiJ
gen
|
|||||||||||||||
•3?* Deagr-en-twintigfte vetffr
genjerufalem, jlof.f if. ï-ltr. 13.f/s». SoogyunietentK* *
gyfult alle te gelijk vergaen. c. vr. i©aer ober moet De reformatie gaen * ^a
Ant. $Met alteen ober deLeere, maeroocfeinfonDer&ep5^^
het leven, Cf3.i. 16. Wafichetu, reinigt u, dost de boosheid11 ,,,
handelingen van voor mijne oogen weg, laetafvan quaed"0 2Bpoe.B-19 €fat.4.4.
a. Vr. Ji5a irjat regel moet men Land en Kerke refb2mereti'.t^t
Ant. $a Den regel laan <U5oD£3©oojD/ Jftal.4.4". Geden**^ WetMofe, iCïjJOH. 54 \f- 3Jer. 13. 31. Ik wilaendiegeDe
yalfchedroomenpropheteren. ,*Ml/ c. vr. JEoet men lig niet reguleren na De getooonte Der K^
op Dat men niet teat nieutes' frhjne in te boeren i *$»
Ant. M$ De getooonte ban De ouDefterfee / of ban anoerlncr?;
fcen fehjn'ftmatig ijs / Dan mag men Daer op biel fien / maer 8« 0&
ïian De felbige geen regel toefen/ jfóatt. 15-. 9. Te vergeeft «^,
God met leeringen die geboden van menfchen fien, iCo?»4' ■
4;. 8. Men moet zij neigen dorpel niet ftellenaen Gods dof Pe," b. Vr. J©ie moet in Defen Deele meeft pbcren i u a \t-
Ant ©e <©icnaer^ €l)ijtii / DetoelfeDoo?ieere, Do°?&Sftf( ven, en Doo? alleftaer vermogen, het taetft ban refo2iflatLsop
moeten befjertigen/ €fai. 62. 6 O Jerufalem, ik hebbe wagc 0;ec
uwemuerengefteid , diegeduriglijk, al den dag, en al den r>7>t ^e' enfuHenfwijgen, ^jer. 3. i$\ 2 Cim.4. 2. Houdaen, dreig' ftraft, vermaend, tijdüik,endeontijdlijk. «.offe1^ c vr. ^oe öebtnüen (ïg De JPannen <©oD£ atë fp in Dit ®il
tïS3ïjn^ ^ .^p^
Antw. ©te fiet toel meinen met Defafcen^oD^fuuenw'soD*
ï»?anDen/ en menigmacl beetteberrefcljijnentegaen/ ift^tfu'5
Deel ban DiefoetboertgeEieDen/ Pf.69.10. Den yver van ,ir
heeftmy verteert, 2»!l02. 5-13/14.^. 119.136. Mijneoog
ten van tranen. T-sCt i10 i
b. Vr. <$$ (jet geoo jloft fo feer Driftig te 3tjn «n »bcvig »l!1 ^
tot een goeD en beter leben te brengen i , „„ w0 Ant. ïfet té niet alleenlpeeoorioft, raaernettfoofij^-;,ti-
ftennoo.iig, falmentoteenbjugtbaerepnoeïiomen/ ^ffi^.' 7.i')t niet traeg in't beneerftigen, zijt vierig van geefte , C' *
In het goede te yveren is altijd goed , 3Spoe. 3.16. g^jl'" |
||||||||||
vra. i©aer dooj tonnen De J^eDicanten beel ö#D*'
|
||||||||||
noo
|
U|U.'t»UUlV . rtjt I
Ant» 5^002 befemtb&elen: -èftW^Si
|
|||||||||
Cl] ^oo^&aeccxempiaer levenfnwjtmuntenDe ü°Li
|
||||||||||
^flcfi Middag-oeffeninger , -jfj
^ft»u. 8, Het huis Davidsfaïals Goden zijn i ï fCtrtl. 4. i*.;
e't een voorbeeld den geloóvigen. j)iw ^onjljaeukragtigegebeden, hoo?benfoeïfïanöbe£tiolfij*
{„jjJKflaem en Stele/ ^foei.i .17- Laet de Priefters des Heeren weenen
fjj jCflei1 het Huis, en tuffchenden Altaer.5ier.13. 17. Mijne ziele ^ v'-'rborgene plaetfè weenen, 3[eC. 33.3. tjpi|0 3gflo2 ijaer bjtenbelpe/ en fiiötelpe befoekinge en t'famen»
Op^lSên/ paitllüSfetbe/ let 20. 20. Ik hebbeu geleertinhet
^l-aer en by de huifen, if. 31. Nagt en dag, 1 (3Tim. $"• 1/ 2. Uw**] «&00? haer kragtige Predicatien Die öe eonfcfenn'e rafieit
^afffrts ö^toeegelpfseyö ix$ ïjerten befelbetooojfïeüenbe / en toe- %tl!1 ^3^0»ó ■.'' • So° &id de Heere, flaet met uwe hand, ende
i8(j P[ wet uwen voet, ende fegt, Ag i over alle grou welen der boos- . r?* van het huis Ifraëls, Jfiaï. 3. 8. JêjjVJ ^oo? een fcetoeselp boci-fteï / enaenögingenban^oöji
°ver °5^/ 3j0f. 24. 2z. Jofuafeidetotdenvolke, gyzijt getuigen
bf,," «lven , dat gy den Heere verkoorenhebt om hem te dienen , [6-]'^- ^«lt«l6- «7/'8/is>. ^fcip]- ^0D?ö* öwflöiinöe enöcebeotffenüiijcnban öe iPterüertjïïe
^cidv 1 (^ttm.f. 2o.,Die fondigen beftraft in tegenwoordig-
kfs,an alle, op dat ook.de andere vr-'iè mogenhebben , .2 (C^gfl". 3.' Vvim* L "*" ^ant. 2. 1 f- Vangt de vofTen, en de jonge voffen die den .b'ySï bederven. ..... ' laée£ '^oet bjt toerJ laan Reformatie alleen fifijben [essen toï
«laec-Lf^n/ maa fym moeten ooft be_©foerigf)rt>enj)aeE püiöt |
|||||
?ijtlj jaj}1^1/ «Jcfai.4.9; 2.3- Koningen fullen uwe Voedffer-heérei»
c. Vj L?' l o. Diend den Heere gy Koningen , <j£fa. Co. 1.0. Ant' ip^t-flaetbe.«ébecöebep te boen'om't ïanö te reftmtteren *'
"eHteiA'F^ P!igtcn moeten infonbei-fjepb-Deto 50« ombefefon»
r j ,Uit-crent ■ ïïet [glJ^e afgoderijen moeten ■$ uötrbenen / teant öaec bob? febjö
i ÏW «WJW&t iTtemJW&E/ €t0. 3 2. x o. Mofes verbrande het Kalf.'
ange' "i *?■ *£&0n. 11. jy.xïteg. 18.4. Hiskia verbrande de ti.]' jö'slfraè'1 gerookt hadde. 'iQ£teil r,.e 0nth ei 1 'gi "ge üaii «öobj; noem /. en itan <®ob£ ïïuft-öag
^ ton-!*1" a[[e «loctc'tfjMieiö fegen-#aen / ïaant baer in toojb öe y^ZlT '3, Dntff*s« tegen Fjetlt anö/ 3?er. .2-3.1 o. Het land treurt dragen " atn vloek' ^*'7'*7' Dat 'er Secn laften üP<kn Sabbath
,, C3.] Q^^en door de poorten. 9rme fi^ruckinEen ^311 toebtituen entoeefen/ en feanras&
woen moeten fp ïueeren/ toant bje fonögnwefttöareere |
|||||
De negen- en-twintjgftë
|
||||||||||||||||||||
jjanffcö®M bffl?bjeptóeöt/ 3!er. f. 28. mlecht-Gkcen **£&
fy met.felfs deTechtfake der weefen, nogtans zijn fy vöorfpoedig» *'
en oordeelep fy het recht der noo'fdrufti'gen niet, bet.Sr 20. Soud . over die dingen geen befoekïnge doen, fprgekt de Heere? Soude P •> : ziele haer 'niet wreken aen fo een vork als dit is?. "<Ê3CCfï ^ 45"» 9' , Aip (4.) Wéiiuftigheden en obecbaöfgheöen in maettfjten / en m *$
i)£teboo2-baHen moeten oe ^üengfjcöen niet tutloen/ W*^ fonoenberö.er.benoofthetfónö/ fofpjaftöe ^onheettot öie*»1' liliie [tCDen/<!£fa. 3.2. f. Uwe "mannen fullen door het fvvaert va ^
ende uwe helden in den ftrijd:. linO? 6. 6/ f. Gy fult de eerfte i' gevangeniffe gaen. , 0 (5-,) De legers moeten fpréfi^meren-/ m mmfïen ban ®f j
6efienöeBrotitoeren / naitóftjft/ banbloeften/ :öoöMen/ Pf*lc- tyonftenfeftap/ oberlati aen ellertöifte/ beeljteruen en ban 4uel'e% / mm om öcfe fonöen bjqjö fomtijojs een gantfefj Steger 0^iaLn- ^jof,22, 2p. Heeft niet Achanovertredinge begaen' met het «^ f,
nene ? ende quatn daer niet een V erbolgentheid'over de gantfc^ gaderingelfraëls'^um. ïf.9. 'ï!0f'4.'/2. . . u0 (6.).$ are leifle Recht banken moeten f» M filteren ban m(i,
inettelijfte bonntffen en ban qnaöe pzoceOttrèn/»'€ï)?on.«9 • °yt het. phat feide tot de Rechtereh.'Siet wat gy doei,J want gy en hou<> %g_
girichte niet den menfche, maerden Héere, bei# 7. ^Od ^Wen
at gy het aengeiïchte der Vorften niet achnecmt, ende den voor den armen niet en,keni. fifkO^
b. Vr. boeten de M'agiftraten en Predikanten lljj alleen «K
tne,r?nmet hettaetftöjsr Reformatie? , m0.
Aht. Been: marr öïHjtoofc öe pftgt bah «oer ■<£§#«" tniö1 ^e
ïjuisf-geiin./ en in |tjn ct'ge perfoon en lebehy aBem 3 f. »• J^ vv«g
Jacob tot zijn huisgsfln, ende tot alle dit'by hem waren^: V° ^,s,ei'
deyremde Goden, die in't; tnidden van uzijn^ndereinigtu^^^^gjs |
||||||||||||||||||||
an'deitüwekleedinge. ^Jof. 24. 15-. Jofua feide, ik ende rn>)
jfbllen God dienen, SJjppC,, 3^1 <}/i o. ' » |
||||||||||||||||||||
*
|
||||||||||||||||||||
u. ïi. -v/ut- w/n uiuctc» ui;* utuium--auum|y;i!iv-- ._
|
d«
|
"
|
||||||||||||||||||
Ant. Sobeireatefcr/ffêt b?ennefffidnhen/ tepmo^^rt
volmaektheid jagen/ al irtfrftoon Dat fortót öe bOlmaewF M ■#. M<J9;#etpe leben niet en fuilen ftomen' pp. j;"t*- NJ.r jkj^ het alreëde gekregen hebbei ofte aireede volmaekt ben: m£,etoe\{fi
daer na. Jftatt f. 48. Weeft gy'dan volmaekt, gelijk uwe H Vader volmaekt is. ^acfj. 12.8, ■ . h(,A$" |
||||||||||||||||||||
a. Vr. ^pto»oanfop2eei>!jehottt)enaen anejfööti"
nt. fa/ fafïrifttelp/ tet/ d^rowtmtw*»^ |
||||||||||||||||||||
1?
0- |
||||||||||||||||||||
ij Middag;oeffeninge: Seé
JMwmt/ fo ftatt men fcïjuIDtgïj aenoe berJ&?eïimge ban ©ottf
$te '/ 3!ae- i- 10. Die ineene ftruikelt, ftaet fchuldigaen alle.
T^t'f • 19 het minfte gebod moet men niet ontbinden.pf. 119.118.' hm¥r- ï@ojDenüer niet toet beef Dingen ban DePreDifeantenge»
*«*°l«t / öic in &oii^ Woofi niet en jtaen i tóatw" ^et SÉneöePjeoifianteu picMtn/ Dat öetofjfeo fp ugt xJ®$ ÜD0020 / ten minften foo treeften / fê> fjare iMfingen tipt ge* «en niöronöen öer^»eöjifture/ 't tocreïi poereen fi«n te fjutënas |
|||||||||||||||||||||||||
SiCt.iy. i! De Bereeniën ontfingen het woord metalle toe-
|
|||||||||||||||||||||||||
of dele din-
|
|||||||||||||||||||||||||
& 'Rei'theid, onderibekende dagelijks de Schriften .
|
|||||||||||||||||||||||||
cla'fowaren 3Ï0Ï).f-39- Onderfoekt de Schriften.
% ^r ^att immers sijn De «öereformeerDe OE^ifienen öeter aitf
te 'ft®* SfifgoDifcFje ©panDen / toat ïjeoben top Dan te tyecfen / at .c «at top fa naeuto on.s f eben niet reformeren i
5[A':' * (jöoö firaft fijn bolft toei Doo? bpanDen bk beef erger jjjfri £0 ''il bolfi Is' / <Ê3eeI>7. J4 Ik fal de quaedfte der Heidenen doen
!|{£ ' > die uwc- huilen erffelijk befitten fullcn. 3icr. 2f. 28/ 29. ^j ' 't. 7. Ikhebbe de beminde mijnerzieleindehandharervy- fifhp,r- SffiDien De Hefi» marie foo noöt's # / toaerom leben Dan Die
rtfn-,üïeItÖöa alDtruefï in De toereio/ Die Ijaer3tanD en ieben mtnfï WP^ ©itgaetamjD foo niet: €nD«a[Lsïjctfoatboor-ba[t/ foo
%nt s°ö öa£r t0e öpfonDere reüenen ten beffen ban fijn bolfc: %. e öe'i£ Steï-fïact is niet in De meefïe upttocnDige bnorfpoet /, Ii5e*,^7« Haer Land is vervuld met filveren goud. ber^8. Ook is
b. irandv,-rviild met Afgoden. J?f. 7 3 - 18. iïtrg.ij. ïf: %■!r-. pSefnospt men dooj Dat nautoe reformeren De? (eben£/ de
A^liikevryheidniCttebeeR
k on5; peen: toant De Cfeifl*ujfc« brpfjepD ottflaet on? niet ban
tieid "Er!3Wöingeban<®oö.sï©ettcn/ ©al. 5-. if:. Gyzijttotvry- C<Jce Jf»Wüepeti , alleenlijk en gebruikt de vryheid niet tot een oor-
^elt °°rhet vleefch, «èpFj.jv 17. Sietdanhoegy voorfïgtigwan- Nsw?^ aer' fifln men toeten Dat top De fieförmatte &e£te
Aflri^5erti3eM |
|||||||||||||||||||||||||
r, V ^ev
|
I Dejv' üeikenen:
|
||||||||||||||||||||||||
51
|
|||||||||||||||||||||||||
$
^enC"
|
toft mepnen gefieet altó gefunbert te fjeuuen / Som- 7- m--
Pfjil.i. 12. Werktufelfs zaligheid met vree-
|
||||||||||||||||||||||||
^topjefum chriftumfco Dter&aec entoaerorjujagten/.
&i mi;
|
|||||||||||||||||||||||||
'3?« Denegen-en-twintigfté
öat tot? nopt benfien/ bat top ijem al genoeg gelieft en gebien&^
ï>en/ ï^f. 86". ii. Heere vereenigt mij n herte tot uwe vreefe, %Üy'
fcf. 22. i©et.2 7. Üdiegelooft, ishy dierbaer. ,tS (3.) lifé topfonbentpttïel/ terfftmbonsberepben/ txaf^f^
doen, entelaten, fOOalÖOlï.SÈ'tfÉÏbeMtt05o0^ïE>OO^ÖSaJO^D°| c0o
jjemaefet/ l$CÜ. 3.7 Heden indien gy zij ne femme hoort, bf- *»•
en verhard u herte niet. Mfl (4.) 2Efe top on£ öoo? belofte, cnöoo? een verbond bafï t^L.
OCHonfen<Ö5ob/ JjJf» 119. ioó Ikhebbegefwojen, ende
veftigen dat ik onderhouden fel de regten uwer gerechtheid» J<*_0f 9. bf. 38. 2 ïïeg. »,J.ï/j. De Koning Jofiamaekteeen verbond* des Hceren aengefigte, om den Heere na te wandelen. c. vr. i©athinder-paien svjnöcc / toaer. boog beete Meti
ïjaec leöcn nauincc te reformeren * Ant. «i^cfe hinder-paien öoenbeel quaebjï: |
||||||
(10 De woel en uefcomtroringe boo? fjet tijbelijfie leben/ J**^
13.bf. 41. De verleidinge des rijkdomsverftikt het woord, eD j\fte
wordonvrugtbaer, UEtótt. 6. 33. UltCti. 34. Siettoe.datu»" niett'eenigertijd befwaerten worde, metdronkenfchap, en vuldigheid defes levens. • Oo' (2.) De hope van een lang leven, 3JmO£6. 3. Sy (leidende"
fendagvetre, Pjob.27. 1. rHtf' (3,) De Reformatie pijnt beten een fcccmoeplp en onp?11'^
Itjfc toerli te Sljn / MaU 3^14. Wat nuttigheid is 't ons dat *1Ï$.
wagt waer nemen? 4Uafc 1.13. Gyfegt, fier wat een vermoei ^ ƒ (4,) Quade exempelen ban övoote jannen in €>&$ ^ijjj.
<©al»2- 13. Ende ook de andere Joden veynsden met Petro» .^
3I2.6. Pf. io6-3y. Sy vermengden haer met de Heidenen,end den der felver werken. vn-rtl"' (5-.) Misbruik ban De leere oer. génabe / enbe ber regtbeeroiö ^ |
feingeitptbengelObe/ 3Juï>e tierje; 4. Sy veranderen de genade °
Gods tot onmatigheid , ÏÏ0U1. 6 i. /-oMl^ (6.) Eigeri^verwaentheid maefct Dat bcete niet berber F"1 Gy
rjaen/toantfpöénftenbatfealbjoom genoeg $n/ 3ïpoc. ?•»Jjiogs fbgt, ik ben rijk, ende verrijktgeworden, ende en hebbe geen <0.t
gebrek: Endegy en weet niet dat gyzijt ellendig, endejamö1 ende arm, ende blind, ende naekt, 2<£o?» 10.12. ' ^iMw b.vr. i©aecom moeten top ge|ïabelp de .Reformatie be.«l
beïiertigen* " ftaeto^ i Ant. ©m bete redenen: (t.) #m bat öegeeftelijke»?.tffil
3iele/ afé een huns #/ bat oagelpjï boo2 lilt bes &atan£ / <;n V <
öebeüepöinge bet toetelfc/ afliep lijö / 3öpD«. **-j=. g^ «f' |
||||||
w. Middag-oeflfenirige. tf?
li p , Syuit-gevalltrizijt, i CpEff. ?.ƒ. Ikhebbehenigefondenom"
Vhk te vcr^aen : of niet roiffchien de Verfoeker u foiide verfogt la,?6"' er,deonfèn arbeid ydelfoudewefen. (i.) <©mÖatdeweg jj, d«n Hemel feer tiatito en pplpbaft boa2jetbleefelj/ foöat
in» t ^ f°° m 5«Mflcft£lrjfi (ebenoiisntetfionnenberfefterenuat V, En ÏZ&ten te£Ö£ Sijn/ Jftatt. 7-i?- Gaet in door de enge poorts:
tt)| f Wijd isdepoorte, en breed is de weg, die tot het yerderf leid , ye_.e vele zijnderdiedoordeniêlveningaen, JjHattfj» 16.14. Soo L.'^pd agtermy wil komen , die verlake hem felven (3,) <©ttl 0n<Snie d,egenade öetóeffié <©oö ongin «Cfjjtfïo Doet/ toat «ito Dan
öe'5-eifcfjt / al£ fo mi gemacMp burgen-p feten/ Sadj. i».8. 1 fo,,ïa'kefendemoet zijn als David, ende het huis Davids als Goden.'
Clc. 3- 18. Wafcbt op in de genade, en in de kenniffe des Heeren Wh f ^ <®m öat top meer aféöoo? een 0£meineöanöel«w
c:;t;^f moeren befconen Dat toptoaregtloobigesp/ toiftentop
Ove/5'B toOgDCn / J&attïj. ƒ. bei>J 10. 't En zy uwe gerechtigheid
fült .'diger zy als der Schrift-geleerden en der Pharizeen , fboea bfK?^ln het Koningrij ke der Hemelen geenflns in-gaen, i 3?0&»*« Van', : Die fegt dat hy in hem blijft, moet wandelen gelijk hy ge- |
|||||||||||||
ag-gefanStemm
|
'"Optil
m
|
negen-en-twintigftedagvandemaent.
ƒ0. God die der Goden Heer, &c. |
|||||||||||
'1 'T <©enattto Dat top opalief't oog Doen gaen/
f~~j & o bujben nog beet pligren ongeöaen; »tJr -* Cn'tgcentopöoenfjeeftnoitpileoenal;
Jüecn gtipDcn bloept raefit mo?gen in berbal;
^Q oat wen fpoeöig DtcnD te reformeren/
^i anper»; fat 't bertiar ons? oberheeren.
»-*• -ölact fjanö acn 'tiücra / gpDtcafó<©oöen|lt/
^wij-foeist/ en betert 't tïaeD-ftnpj?/ hö boo? liö / '
fe " ctmttfg regt' en fnotie fctmperp /
3te2c*tita'* en&tratèn ban ftet btoêfeti b2P:
ï&alTl ^&batfj-frnenDtng / en ooft ïtfgoDifïén /
«n M «6ca mt Qnt; 3Lailö njet meer fo ttoiften. 3tem>6 ,nt'' ®ienöe$ «5dö.!? / en fet ti t'nDe reet/
ih'h oat 0e m,'nttc f°n&£ mi£i $ fetö;
SffeXwaw öe 53et / berfeïjoont nog Mei'n nog gjoot /
|
|||||||||||||
&oir ^oefrmg ban u eigen feben /
4' ii' ö'£nfï on? beet meet bmgten g T 4« neetn ooft ftffj»teïfefojniatieboo?/» |
|||||||||||||
9W
|
|||||||||||||
£5 8 Dedertigfte
' 3fft ga öaet tot mijn ïjuté fien boo? en boo?
«&P bat ift reformeer/ enttinb/ enftnegt/ <£n' t geen berballen toag / fo faeng te rent: jj&aerfalffc/ feer/ metto^ugtpetcefojmecen/ jÉbototlt mpeerjt fiet Ijerte regtbefteeren. Het Leven in Zegeningen, na Lichaem en Ziele-
De dertigfte Dag, 6. vr. !©at nuttigïjenb geeft een goebe Reformatie De£ feben^ * „
Ant. ïfiet D002 befeomt men deverioflingeuuteltenDen/ il\cfl, «&OD£ tOOjne/ ^Df- i4-r- Ikial haer-lieder ar-keeringe 'ger'ï.gv
ik falfe vrywillig liefhebben : Want mijn toorn is van h«» M't keert. a€^0n. 7- 14. €fa. 1. 19. Indien gy-lieden willig ' endehoort, fofultgy het goede des Lands eten. ^. a. Vr. ï©at verioffmgen ïjcböeti ton tan <8oD Dan te bertoflSlr£!*
Ant. ©an alterlenellenöcnfoöie't gemene Land en De ^^fjijrt Jen/ al£ Die ottë in Bet particulier aengaen/ $f. 34. »0. .v^en
de tegenfpoeden der regtveerdigen, maer uit allen dien red*1
deHeere. <3JuDtt to. 16: '. c. Vr. f oe berfoiï De fêeere &et Land in 't gemeen ? ,r cocfi
Ant. «©aoljeeft öaet tüetoerfcïjeiöc middelen, toaeron3^ ftefesljn: UfetW$
(1.) $n bertoefct eenige menfefjen / Die ftn becuiaem ^-0^
tfjn©eett/ boo^ toclfee ïjp ilm nolft tierloft/ pilote 6. n. Pe
jsmetugyftrijdbareHeld. ^IuDiC. H-ó. . ..^i'
(1.) ©e ïjeere jegent en befiragtigt toonberlijfc De ge^111*5 n ver
'delenbflnfijnboffi/ i&flm. 146. HetenisbydenHeereg6.■ ,4.
hinderinge te verlofTen door vele, of door weinige. ^2l/r-enfto't' 5fuD. 3.31. Samgar floeg fes honden Philiftijnen met een O' ^fit* (3.) <©obbanat Debpanoen in fjaer quaDcracDflagen en » ^
febaerinbefeijaemt/ 3fob 1*. 18. Den band der Komoge»^ en gylos. <Êfai- ƒ4-17. Alle inftrumentdat tegen u bereid w
£1 niet gelucken. ,,* (#,
■ (4.) <©e ïfeere bertaefct eenige Koningen en 0O2iïen mf $11
SoDanig /■ batfe «BoDsi bolfe befeïjermen tegen oberlafï w"]-, 0 w ^0t)-«6.7: Alsyemands wegen dentLere wel bevallen,
ook zijne vyanden met hem bevredigen. Jülal 2 4 (-afltf11 b. Vr. jHocten ton Dan ftil bltjbcn fitten / en alfo W®d»
iiat De Kweere on£ ergens ban baen berfopige toe fenDe ■ $00" : Ant. j^eenr J&aer ton moeten oofi De middelen 8^« Uid^
ierlofttetoojben/i&am. r. 18. David fiide, dat men <je d & Jfrasls den boge foude leeren. 1 <C5jOn.31.jr. J^f.9 • "' */'
bewaren op uwe wegen. |
|||
: Middag-oefTenin^e. - 3??
*.Vr- jaag men aJDferlep middelen grb^iiifecn?.
dc|Ait- JÜeetï: toant. top mottenm$ mét fjetpen metquademttfe , *N/ ©nit.i3-9- Gyiultu wagten vooralle quadetakë, rPefc
J"'f« i?. Pf. 94- iö. Soudefigdeftoelderfchandelijkhedenmetu ergtfeifchappen ? jc- Vr J©at middelen $1! öatl £teOQ2foft Ottl f)Ct ©aDttlattÖ öït'nfï Ant. ^efe tiailOlgenöe burgerlijke :
n.['•] Vrede cnDet öe ^ur^eren en Jtano-faten: toant afébt'e
d'lt0^efit/ ban i$'t beröerfbCQ^anben/ Pf. ui. 6, Biddetom jjan vrede vanjerufalem, bf,7: Jfty 155. 1. ifof. 10. 2. Hy heeft
^r herte verdeik, nu fullen iy verwoeft worden- '.■
JU.] Veietniginge metanöere ftomwjenen©cjfïen/ &?fonöec
J*m gene/ betoeïfe met ons een öeefMijfce bjoeoerfcfjaj.1 Rebben / 'Ymv'^37. 17. JudaenHraël, moeten tot een eenig houd worden,
J-3:•] Toe-ruftinge ban alfe bom-raeb tn behoeften öie noots sö'ti
Oftd ÖOeöÉfaertoflinge/ «Ben. 14. 14. Abraham wapende tïjne
qj.^'-'lene, 2 <Ch20n. 3ï. ƒ. Hiskia maektegeweer, endéfchil- ^ l0 menigte.
ijer(2ra- JEtoet men 8«n andere mtOöelen sebjutfien al£ büfe biirs
om hnt; 3:a / top moeten ooft oefegeefteiijke miOöeïenntbjuifien/
öct ©aöerlanD Iiiilpc te boen:
Wi fri '*^En tll0Et de rc^erinse tn be befiierinrje ban aïfe % anö fa? be Picfeen naïjet liD02-fch?ïft ban <©cb.s lËoojb / aföetj. iy. «t Ve,i on'ng las voorhaer ooren allede woorden van het Boek des
fffj nds, 1 J$£gft 1; 3. Onderhoud de geboden en regten des Hee- ^ande^e- gel"c!ireven 'sin de Wét Mofis, opdatgy verftandelijk j-j i ° al watgy doen fult- ^tr'tn n mmt traötcn om niet God verfoent te to02öen / en
^l/©f ltiDet mcnöen ï?fn-£ viiet ba|ïaunb:öbenbpenöl#fbe* 'uffeiV X° '.+• Roept my aen'in den "tijd des nood!, ende ik fal u ver-
[, ■,' ^tlIÖIC. 10. jo. Doe riepen de kinderen Ifraëls tot den Heere. ^k\L?(-m moeteen dadelijke Reformatie acnbanflen ban alfC
Nden nÖen// 3nöiC4 lo- l6f Sy deden de vremde Goden uit deri
a!cht Va" hen weS' er'^e fy dienden den Heere. «Sffl'j, i. 161 , [4%] ^ e"de reinigt u.
"Gtto / x^;en moet tig aen «Bob berbinöen met een fofcmneel ©er«
>8e^ettEn/ rafn 'n ï>ct toefiomenöc öetec atjtt fal tlaen op fön ïiciïfe e<ï; BeL ' PK 81'. 19. Wyen lullen van u niet rneërtëruggVkee-
°ud ons in'lieven, £0 fullen wy uwen name aenvoepen,' % 4 i&Of. J*ï |
|||
g<jó Dedertigfte B>
$0f. i4?/4» Wy en fullen niet meer tot ons handen werk ftgS*'
gyzijt onfe God. t(s b. vr. %$ öït ite- bpfonbec^e tecïafflnse t»ec <tEf)|tf{cnen / m
tranufltetlpeellenDentoojbenïieujJbeU . lS Ant. j^een:«^ecöetboo2nflem^8te/öatfehato(ïöo^?h
. tie 5ielc / cnöe gejegent met allerlei? geeftelpe segeningen / *% 1.3, Gezcgent zy de God en Vader onfes Heeren Jefu Chrift'' ' j
ons gezegent heeft met allerlei Geeftelijke zegeningen in den Het inChriftoJefu. €oI- 1. 14- £«C. 1 • 47- - c> i b. Vr. i©at zegeningen {jeu&en toj? na U SiCfe fa CF|2ifÏ0 Se'1
Ant .^efenabotgenbe: „s
(1.) DivergevingetoanaHeonfefontien/^f. 1*3, J, Die»1" f,,
bngerffchttgheden vergeeft, die alle uwekrankheden geneeft.' J ^ 1. 7. Het Bloed Jefu Chrifti, des Soons Gods, reinigt ons va" a onfe fbnden. .., (».) Devernieuwiogeuan5et5Seeföi©Cu.ïimOnd/ !$**♦'
dat wy der Goddelijke nature deelachtig worden, i*?g&, S. J°- 0q ( 3.) De aenneminge tOt fcfaueren/ «5al.4-4/^ God heeft fii ° "J£n.
gefunden, op dat wy de aenneminge tot Kinderen verkrijgen to** ^ • (4.) De bewaringe fa ben fiaet ber genabe/1 J?et. t." f- öy.r' b*
de kracht Gods bewaert wort door het gelove tot de faligheit d'e
reid is, om geopenbaert te worden in den laetften tijd. iTfl"tf' (ƒ.) De beftieringeiian alle eltaöen/ten be^en «anoa^ l,de
8 18. Wy \veten, dat de gene die God lief hebben, allading'?" 0"
werken ten'goede, ïtom.8 38/39. $ (6) De eindelijke verloffingeijan alleellenbe/ enfoan&?"uró
tüo? be jaliue trptïanbinge uut ben öüoöcn / en boo? ïjet taMF ^ tien/ÏÏOtn.8.z3. Wy die de eerftelingen des geeftes hebben,focn..tk ^
ons felven, verwachtende de aenneminge tot Kinderen, namel'J ' fly ycrlofiinge onfes lichaems. i<Ü02. !ƒ■ {"3. ditverdcrffelijkernoe verderfelijkheid aen doen, en dir fterffeliike onfterffelijkheid • ^ c. vr. DDaer m nefïaet onfe getu&salighenb toten De fifaDeren
toeceUtf*
Ant. ^itoncigeMiueitaetrjnbEcanbereïcacnmgenijier !»•{■,,
(1.) ©at45obonfe45öb^mC^tfta/Pf.3?-■«• Welgej"^
ïigis'tvolkdiens God de Heere is, het volk dat hyfich ten eïv
korenheeft. i€o?.ö. 18. Ikfal utoteen Vadetzijn. .^t (1.) ^attopdefuivereGodsdienfthebuCn/©eUt.48V, ^|ili'
yolkis'er, dat fo rechtveerdige infettingen en rechten heeft. t^ 41.11. De Heere maekte lfrac'1 groot door de Wet, ende hy n1' £»ereerlijk. . ^ué? ' ,(.j.) ^attopföaöterBate beloften Sebuenijan^öötm*;^
|
|||
J<?ï
|
|||||||||||||||||||||||
jw . JVJ.1Q
|
dae-oefFeninge."
|
||||||||||||||||||||||
«12 tiet €5enafea-berlJ
|
2 Pet. ü4'
|
r welke ons de groot-
|
|||||||||||||||||||||
to'cM d,erkaerfte boften gefchonken zijn, $e&«8- 6- Chriitusisde
'adelaer van een beter verbond, 't welk in beter belofteniffèn be-
"* 't.
nfr^0 £>at \m de gaven des Geefte? ontfangen btbfan in een
ISfi? mató/ Wfil beel oroter at.ë «©oöjë boïMn't<©.Cefïatrient f^ptïtfaniKn/SlICt 1 17- Ikfaluit-ftortenvan mijnen Geeftopat-
^^«eibh, 3£n]JL 7. 38. Diein my gelooft, gelijk de Schrift feid, ftro- , n des levendigen waters fiilien uit fcijnen buik vloeyen. Hh' ^at *w»?ö«ï fieeftt öaec tn / battori«5abtotonfen€>Q&
fchAnt- ï?ier beo? irf €>qö toooï on,ö met atfe frjne <®oböefrjlse eigen-1 j W'PP^n. ÏT0IÏ1.8.31. Soo God voor ons is, wie lal tegen ons zijn.
(Jq ^ff'ö. i<5. pf. 25.4. Al ging ik in den dalederfchaduwedes °s 1 ik en fal niet vreefen, want gy fijt met my.
,Vr- Met toat "izenfehappen i$ <J5ob tJ002 Otlrf i
krtms' ^w-iiie fijne©DoMijfieepgenfc&appeii/ toaer ban defê
'""ötthc'ö iwel berjïaen moeten tooien:
fe^'J .©pss onveranderlijkheid ijsoo^fafie/ bat IjgeeutoigujS on* °tu ^^Öft/.Ptal. 3-ó. Ik de Heere en worde niet verandert, daer-
Va(ierjztKgy, ó kinderen Ifraëls, niet verteert, *Ctm. i. 19. Het re™ndirnentGodsftaet. fajf" hafl^SJW waarachtigheid maefct/oat top tm alle fïjne öcloftcnf^
|
|||||||||||||||||||||||
*Ckj,""$& mO0ttI bertrottoen/ gjOf.21.4r Daer viel niet een
den^l, •' V;lr> a';e de goede woorden die de Heere gefproken had rot God •' fraè's',let 1uanl a'te mae'' <Sfa 34- 16. "Soekt in het boek fïl n'' nirt een van- deiè en falder feilen, het minfte nog het meelle en «Hgni®00? )ief'!e Coet ons1 baer in gerufï $n / öat alle't wen
ueif»n tr!'°wit/ ban fïjn ©aacrlpgerreons!oberfeomt/ rottmfen bf. zg" ten. ( j. 6. Dien de Heere lief heeft, die kaftijd hy, ïiom. 8.
r. -. AHè dingen moeten ons medewerken ten goede. «tift fi,N °*# barmhertigheid geeftotijS eenbafïe ftope / bat 5j> af!e
^Hee n ftfbtTjteben/ Pf. 103.8. Barmtaai%endegena<iigïs Cn do re' '^grooedig, endegroot van goedertierentheid, bf. 10. Hy |
|||||||||||||||||||||||
[. ,' ""■' ons naonieionden , «JEjTOÖ. 34- 6.
>r'% nv lj wi)sheid ffceft on£ befe berf-ftertnge/ batffjnrege*
Üfe öpiw «oné ö£ bt$e & I a9 oat to? öaec onö£i: Dt1hJ boIfiamenf= & uit H \im ^mnm 1z P-f* *■ 9 So° wect de Hter£ de Godfi- [6-, ^^fckingeteverloflêfl, i^am. If.ir/iö.
llSIïifi .w??^ aimagtigheid befefeett onö/ bat ftn alles fat firag*
«eröen/ 't geen tot onfe safigSetö noobfgtj!/ * (Cöefjf. |
|||||||||||||||||||||||
^5;
|
|||||||||||||||||||||||
*. 11.
|
|||||||||||||||||||||||
ij 6% De dertigfte .,
I. ii. Waeromwy ook altijd bidden voor u, dat onfe God u wf
digagtederroepinge, ende vervulle het welbehagen fijner g0® *L beid ende't werk des geloofs met kragt, Cpij. 3.10. Hy kan ^ doen dan 't gene wy denken of begeeren konnen b. vr. l©atJjoo?öeri^'tDattopö£toarc©oD.s'Dïen)iö£öötii'
Ant. liter tn Bebben top Defe bco:öee(en: ^ [1.] ï0ji jtjri tn <Öod«" nogen fcoftehjk cnöterbaer/ als'*^
eigendom, I Pet. 1.9. Gy zijteen uitverkoren Geilagte, eer. g
niriglijkPriefterdom,eenH. Volk, een vrkvegenvolk, i<£02.(')' ^ [i.] I©p öoen eenfeer gesegent toerfi/ teant öe toare"^^
ötenfï geeft feer ft^ernjfiebjtigt/ Pfaf. 31. 10. o hoc groot »»,. goed dat gy weg geleid hebt voor de gene die u vrei;fon ! JP3*- .
Sf. 14.1^/16/17/18.. a. Vr. iBatgoeöfeomtünfi^ptöcös'öcnaöenlifruonD?, ^
Ant. 55efefcere betoaringe tot-De fafighepö / Detoijte €§p$w HfttööelaecöttDooiftjtiWoeö heeftterjeaclt/ 3'oïj. w. 18. »K|^
ve haer het eeuwige leven , fy en lullen niet verloren gaeo >« js
eeuwigheid , fiOm. 8. 38. 39. 1 Pet. t. f. Gy die in de kragt^ bewaert word door het gelove tot de taligheid. b. Vr. giji in Dit «öenaöen-berbonö geen meer trootï* m$>
Ant. §a/ Daer téoofc öit in öat top aen €i)2ifïus' als onf^n #Lfi Jiegom getrotttot toojöen / üp öat top on.fibaii onfe faftgp?0 ü;je
fOUÖen berfefieren/ SlipOe. 19.7. Laet ons blijde zijn, eiirt***^
bedrijven, ende hem heerlijkheid geven: want de bruiloft tles !■■ is gekomen, ende zijn Wijf heeft haer bereid , <Êpf). f. ï- f fj, b. Vr. l©at geeHenjfie gaben ontfangen öe tSelobt'ge m W •
Cefïament^ „# Ant: ©e «Mobigé ontfangen een bode mate ten oplïgte »a ,■$
|
|||||
tijöenöeiS <©.Ceftamenè/ füft.7. 38. Die in my gelooft, s^
de Schrift feid , ftromen des levende waters fullen uit fijner- ,^j
vloeyen. <J2fat. t*. 3. Gy-liedenfult waterfcheppen met vreüg uit defonteinedesheils. Cftll.44. 3. j$0 c.Vr. löat vruchten ontfangen top 0002 öcfe obcrbfoeb &<#■
fie.s in öenB.!Ceftamente? 4$ ' Ant. [1.] ïjier 0002 tooien top bccjttaem gemaecfet tota»ie b],,.;'
pClpe öeUgÖen/«5af f. tU De vrucht des Geeftesis liefde ' ^l>
fchap, vrede, langmoedigheid, goedertierenheid,goedheid, ^.isf fachtmoedigheid, matigheid. (JÈpij. f. 9. De vrucht des;Ge£l' allegoetdadigheid, ende rechtveerdighrid, ende waerheid. fitlï1. ' o.] $ier 0002 toorten top getfertt tot een grooter ™f*i0
«Boöfalighetö / ban als' in bert <8. Ceftamente $ getoeefi >Zyf ii.8. De ftruikelende fal ten dien dage zij n als David, ende » ^,<i>
|
|||||
Middag-oeffeninge. %6f
- aVids ftl aijn als Goden. <Co(. t. 28. Wy vermanen een ygelijk
^enfche, op dat wy een ygelik menfche fbuden volmaekt ftellen ia j. CjJ 5ÜteC D002 ïjeböetl top een grOOte verfekertheid en vrymoe-
en8keid tot<©oö onfen©aö«c mCjjiiïoflefu/ Som. 8. 1$-. Gy
hebt niet ontfangen den geeft der dienftbaerheid wederom tot
jeeft: iriaer gy hebt ontfangen den geeft der aenneminge tot kin- rer>, door welken wy roepen, Abba Vader: x. (SCtttt- i - 7. ^. vr. Hunnen Ha alleCjjifïencn san oefe verloffin-gen, en ban
U|;le zegeningen tierftlicren i u Al«. $cen: JElaec alleen Die gene/ oetoelfte in €l>2ifïtim geloo*
i"/ enöe öie ïjaer tot oen firn ban gantfcfiecïjectenuetoeten/ ^131 f9.10. Daerfal een Verlofferuit Zion komen, namelijk, voor
hC> die haer bekeeren, van deovertredinge injacob, fpreektde 1 Cere- JüarC- i. iy. Bekeert u , ende gelooft den Euangelio. |
|||||
Middag-gefang op de derrigfte Dag van de Maent.
Stemme: Pfal. 6f. Men looftuHeer , Sec. u \Tj€l^iü\ toatfjaetu/ttyQmeïeben*
W/ «3pmoetDognaöeöooD* * w <tëoD fal DenJ^omen 'ttebengetten CneeDDenu.pt Den nooD: $?P geeft oofe jegen in De 3LanDen/ €>p'tJMD/ eninïjetïhipsi/ lp geeft berloffing ban ©pahten/ €n5egentafl)etfcruB& 2. «MitóDenï^omentotcensegen/
&ijn magt ijl naer een fdjilD / «Sijnoog betoae&t ïjaer in fiaec toegen/ &ijnhanö fébooj haec inilD: &ijti gocDïjetö öaert &aer groote bjugten I &ijn toaerftepD fé ijaer ffut / Mn gitnft beranDertal ïjaer fugten/ &ljn trottto & öaer een fcïnit, ■■ 3. !©{> 3jjn gesegenoer. n# 3foDèn / ^ob.sbienrt & niet fo jtoaar. ©njs torjjö meeeSragt nu acigetoöen / ®an <©eèfï / a& oit aeri fjacr; jf P lïen Die tang bertoagte ttjRWrt / fangjefus/ jaenfclj/ a'fH'jl gaet nn«f ban heilig on£ betuig Jinöitonsöeilfaemïot. |
|||||
©e een-en-dertigfle
|
|||
Her Leven in de dood.
De een-en-dertigfte Dag. b. Vr. foe Berae Brengt onjf fjet «tjafMijle reben i ....,,
Ant. ©e pltgten ban biton.s€Iyifte{pe leben fjier in DeftnF*
öetterfceepbigen alten boo2beboob/ $poc. 14 13. Zalig&>J£
die in denHeereftcrven, 35en-49-18. Hefire, ik wagteop uwe*'*
beid, €fai.38. 1. r. Vr. &itFïenairemenfcncntïerben* «.,
Ar.t. gja/ Beftalbenbiegene/ DeteeïficnoainrjetFeiienfrJf^»'
öIö beïfeere:3Jefttftett002DeeF fatfcomcn/ leö. 9.7. Het is den «»£
ichengefeteentmeltcderven, j <£ö2.i^.i3. 1 <£o.M ƒƒ 1 /f *■ ,1
ik fègge u een verborgentheid, wy en Tullen al Ie niet ontflapen, $®\. wy flillen alle verandert worden, in een pur.ö: des tijds in een ooge blik, met de laetfte bafuine. a. Vr. ^oefcomtbataFFemenfcrjcn moeten Herten* (\.
Ant. ©e DDjfafèe ban bc boob \$ De fonbc/ ïftom. 6.2 3. De b» .fl dingederfondeisdedood, ïïpm. ƒ. 12. Door de ion-ie is de doo^
de wereld gekomen , tjSen. 2. 17. « nrf b. vr. %$ öan be tob boty be geFoBïgi een eugentïpe lïran*D
fonbe* ce Ant. Jftanrtoant öoaïöe tob Ban Cïj2i|ftt^ is'Den bFDcfep^-;,
BoobBoo2 begetobigetoeg genomen / enbe de dood \i Fjaev $rZt ten een ingang ten eeutoigen leben/ 3!oF> ƒ. 24. Vooswaer ■ 00f* ièggeiku, die mijn woord noord, ende gelooft hem die myg£ „
den heeft, die heeft het eeuwige leren, ende en komt nier inde doemenifie, maeris uit den dood overgeven in het IcVi-n , i *- - tlf. fój5-7. 3£p0C. 14 t;. Zlligzijnfe die in den Heerefterv-i>- c Vr. jföagbaneengefobigerMberfonaennabebDO^ f .„,#
Ant. "pa/ fotoanneeratèbitbcrFangenontfïact/ nietaliec» ([
aenmerfcinge ban bc motnïpFjeDeii ban Dit leben/ macr B»l^;v0
üit een tuft en fiefbc om op Den ï?eere te fiomen/ 2 0X02. ƒ »-.ln ?f defi
Tabernakel fugten wy, verlangende metonfè woonftec'.e, dje u' (Ii
Hemel is, overkleed te wordcn.b.8. }PFjil. i. 13 1 k heb'be begee™ %,. «ntbondente worden,enmetdenHecreChiiftotezijn, fr"-"!1'. b Vr. 3$ 't geen qnaeb tefóen afê men B002 öe 000b B2cejï • c^/
Ant. geen/BjantöeFjciüglïefefbeFjeDbenB002ücboob SF --e- ÏJiSÏiia feiöe/ €fat'. 38.14. Gelijk een Krane of Swaluwe fo° f^o'
deik: ik kirredealseenDuive, mijneogen verhieven haer o ^ ^. ga, ö Heere, ik worde onderdrukt, weeft gy mijnborge, 30" 0 jji/ Matt. 16.39. Vaderis'trftógeüjk, laetdefendrinkbekerW vaerby gaen. c, Vf' |
|||
Middag-oeffeningeJ
'• vr. ïBaetom taeefen De geïobigeboo? de dood ? Ant. '
|
||||||||||||||||||||||||||||
3<ff
|
||||||||||||||||||||||||||||
k
|
<@m DCfe redenen : (i.) <©tfi Dat De DOOD in FjaeC nature
|
|||||||||||||||||||||||||||
f e«n bfaefc Der. ffraflre ban De fonDe/ Som. 6. * ?. De befoidinge der
Reisde dood, töen.?.19. (1.) <©m Dat De Dood afê een to?eeDe J*n*, fonoereenigaeniien/ üenmenfcöeaffnijo/ enDeficfjaemenf Jj^an maifianDeC fC&epD/ Pf. 9o. ƒ. Gy overftroomtfe, fy zijn ge-
i^ een flaep; in den morgenftondzijniègehjk het gras dat veran- 'fa?' ^fM/7- (jO <©mDatDebo02gaenDeellenoenenfmerten
«* bange ballen/ DetoijleDatDe&atan banbeletentatien bertoefct/ . J'•' 1 ó. 3 De banden des doods hadden my omvangen, de angfteri
j.erH»Jlen hadden my getroffen , ik vond benauwtheid endedroef- }wlfl;è> i-£>am. ii.f. (4.) <©m Dat DeDoöDowfbjengtbooi
jC^eriate^oD-s;/ DieeenberfïtgfcMpSïegteiuj?: enDeDattop fcr ftnDig trebtnDen in on^felben/ f eb£9- *7- Het is den men? bpfn-^'^et eenmae'te&erven 1 er>de daer na het ocrdeel, z Coj. f.
^ 'T» i o. Wy moeten alle voor den Regterftoel Chrifti openbaar feLVr- ^oe fawben top ong ïjerte fconnen berflEerfien tegen De fcjee*
"^DqoDjS*
*«• 5&D0?Defemiddflen:
yf'*) ï©u moeten geDenfcen Dat €b0u$ de vloek uut beDocb
dool 9. Oenomen DOO? fijn DOOD/ feb.i. 14- Hy heeft door zijn
is r| te n'ere gedaen den genen die het geweld des doods hadde, dat VreJ? u've'i nf» 1 f. Op dathy verloffenfoude alle de gene die met ïep e es doods, al haer leven der dienftbaerheid onderworpen wa- |
||||||||||||||||||||||||||||
-• , 5^P moeten geDenfisnÖat de Heere een wakend' óogeOfet
|
||||||||||||||||||||||||||||
"n
|
||||||||||||||||||||||||||||
»*>
|
Hfg cofi jn ftef iniDöen ban oe D00D / op Dat De DdoD ons?
|
|||||||||||||||||||||||||||
tot De jaligljejiD/llOm. 8.; 8. I k ben verfekcrr, dat nog
|
||||||||||||||||||||||||||||
tfeget.''n.°g leven, nog Engelen, nog Overheden, nog Magten, nog
<j;e ' °°röige, nog toekomende dingen, bf.J9- Nog hoogte, nog lief,i ' n°g eenig ander fthepfel,. onsfalkonnen fcheiden van de '9/, ,' welke is in Chriftojefuonièn Heere, U^att. ïo.bf. 28. •«ft vj %' moeten geDenfen Dat DebooD on.£boIfeomentip ver-
in. Dit rl ,e c,lend°n en fonden, DieonsnenMeben fo ïanne aU top, ftên 0p p^S'in/ <5?faf, f;, i. Hy fa! ingaen in de vrede: fyTullen ru-
^e't he .far« ^aeP fle<^exi'een ygelijk die in zijn oprechtigheid gew an-
,ei>van ir'*10e- '4' '3- Z,aligaijnlèdieindenHeerefterven,{y rii-
|
||||||||||||||||||||||||||||
cv«nde
|
rn'" 'ke*<*' ïtom.ó. 10. Diegeftorvenis, is gerecht veer-
|
|||||||||||||||||||||||||||
^''ê
|
||||||||||||||||||||||||||||
uoSf
|
moeten geDenften Dat De Dooa on,ë ïuennen fal tot fjet
tcflt
|
|||||||||||||||||||||||||||
$66 De een-en-dertïgfte '
Jfcjft ban be bojle öemelfelje b^eucioe/ fin onfen fieminben ^miajj*;,'
fót/ ï'COJ.f. i. Wy weten, dat fo ons aerdfeh huis defesTaj' .$
nakels gebroken word, wy een gebouw van God hebben , een » ^ niet met handen gemaekt, maer eeuwig in de Hemelen. ï|eÖ„ tl. io/ 16. J0hil. !•,-*?♦ ^ hebbe begeerte om ontbonden te 2'J ende met den Heere Cbriftotezijn. ,, b. vr. «onnenaiïe€{)#cnenBaeEfelfiènmetliefeseDagtenIB
jtoolïen tegen beb?eefeDe£DooD.é* $ Ant. $£een: maer. alleen De tnare Gelovige, biantbele IjebbenjL
'meer ban 't €f$fïenDom/ afë De blote fieltjDem'lfe/ Pf»l« 6. i ƒ J:*, ftelijk is in de oogen des Heeren de doot zijner Gunft-genoten. A
<> 24. «Irfai. f7, 2, De rechtveerdige gaet in zijn ruft-plaetfe. ^ c vr. foe moeten tinion^fierepbentertogle top noc& 8*f°nt
tegen De Dag ban enfe dood i
Ant. i©n moeten Defe plichten toel gefi^tinfien: ,....«/ [ 1.] iBö moeten tragten een vaft gsiove te fiefiben in ^&2'h" 0t
^OÏ) ƒ. 24- Die gelooft in hem die my gefonden heeft, is uit den °
overgegaen in het leven K^im.4. 7. Ik hebbe den ftrijd geftre ik hebbe het gelove behouden. -. ^ ƒ |
||||||||||||||||||||||
e
|
||||||||||||||||||||||
[t.] !©» moeten arbepDen om een goede confeientie te &.'
|
, yO)
|
i
|
||||||||||||||||||||
JJObt io», 22, Laet ons toegaen met een waerachtig herte, l0 ü!,de
verfekertheitd.ejgeloofs, onfè herten gereinight zijn van de^.v0- confeientie 4Üfa> 3 8. 3- Heére gy waet dat ik voor u met een tf tnen herte gewandelt hebbe. «nf^ [ ?.] 5E>n moeten on.tf teben aenfMfen als Ot'eSBurgere ban ^"L^d
tticF.tfjn/ 50 Dat men aen onfen toanDetiien fean toatto"naDe.;0[ir bertoaöten/ i.Pet»2.n- Verwachtende en haeftende, tot detoC ^ .
fte van de dag Gods. Pfttl. 3.29. Ons burgerfchap is in den HeO'f ^
[4.] 11511 moeten Olté getoemicn de wereld af -tefterven 1 c' ^:
ferben teberfafeen/1 <£Co?7. 3°- DiëWMe zijn, alshiet Wijde #>gf>..
ende die kopen, als niet befittendc. 43al. 6. 14. Ik ben de vf^
kruift, en de werelt is my gekruift. 1 jjltl cVr ©oefutlentopferagtioIijftT-D^nenbetocgenico20cn/
|
||||||||||||||||||||||
>
|
||||||||||||||||||||||
efe boöjbefeiDTHoe tot De booD toel te maliën
|
||||||||||||||||||||||
f
|
||||||||||||||||||||||
Ant ^ttful(ehtonftonnenöOen*0!J2DCfemiddelen: fftfjfp
[1.] ï©n moeten Dtfitoffë/ ia ncjtaöfg gedenken aenonfe^n
trjfitot / enöe fjocftaefïen onberfcaotbe Doot ons? fouD* "%ijs aentreffen/ p>f. 90. ia. Leert ons onfe dagen tellen, dat wy ee
herte bekomen. ^Pae. 4. '3/ '4- nj'ff [i.] =©n vnttftenonsibeboobal^gemcirfaemmafeenDow >tï*
merfeelp geiigte ban't fterben ban ahöere menfehen/€ecf«7 jji-jeii: heter te gaen in het klaeghuis, dan te gaen in het huis der &>*e ■, 0iï
i<Hai, ïj\ 31. Ikftervealledage. ™'J |
||||||||||||||||||||||
Middag-oeffenïnge. 5 gf
«•] 3©p moeten De ydeiheié en fandigheid ban Detoerelö teFfef.
|
|||||||||||||||||
Y^ aerftaen/ op öat top 't ijerte oaer üan teren aftredkn/ €«1.7.1,
"'■Iheit der ydélhederi, het is al ydelheid. J$at. 1 d.ïó.Wat batet da
^elfi;tie;-fo hy de gehele werelt'wint, etlde fchadelijd aen fijn ziele. ^ [4.] 3©ji tnoe ten on£ Dit altijö lebcnöig boog 000*11 fïelfen/ öat aen
r> luie des doods een eeutotgfjtptfjangt-r oatafëon£ leben Uoo^ jj?% ©crigte moet feomen-«en öat na öe öoot geen ttjö Dan tJerfoe* £% jjfnan genaöe is teijtnöien. bOö^ DieniettoelenSomen te fier* /•il/ <2ci;ff io.ii. Wetet da' God om alle dele dingen u fal doen ko-i
el voor het gerichte, i *£02. ƒ. 1 o. c• Vr. i|oe inoefen top onstüerepöen tegen£dekrankheden ?
A nt. ^m moeten top Dtjïpltgten toefbefo^gen:
si'l'3 J©p moetenonfe üjdeiijkeMen na bermogen ira fo eenfïaet- Q^'efi/öatna onfe DooD gèmmoerjp&eDen»oci2t)aI[en/€faf.3S.i^ e" bevel aen uwen huife, want gy fiilt fterven.
rji1'] ÏÜ5p moeten ome feinöerenènii^genqten goeöebermatifn*
fcr9eïl£n/ lïïeg.i.J. David ièide, ikgahenenin den wegdergant-
^ ^erde.-fozijt fttrk, en weeft een man. tl. 3. En neemt waer de
jF'W desH'.eren uwesGods. ©£n.49. i.Jacob.riepaI!efijnSónën.
ngLï-1 ï|9p moeten oog met alle menfcgeri na mogelp&rpt verfoe-
ba' «ant Mica topmimüe tot ©oö gaèa / fo moeten top in bjeöe rtlJ5?eteereltfcijCpaen/'.ia»i{te.6.-if. Indien gy de menfchen hare
Oiet en mct cn VCÏSei:h-> fo en fal ook uwe Vader uwe misdaden ■r^geven. JJfltti)-- f& 3r.' atfort ^ moeten onfenftaetmet Oodtoelfoefen te fïeltcn/ om
denün»a«8efïerf-Dfl3te|fÖOCn/3llpOC. 14.13. Zalig zij nfe die in
Eia^^^fterRen.Cftli».^: >/2/?« 2. Co^f.ü. Wy bidden u.laet c ytwd.verfoenen. Ant' ^flt mcet mi>n önen om öc 5ief*in fen 3°eÖ1' ftM te fïelten?
r, E" J&an moetm öefe betoegimjeh De £ herten in om jffc. 's. n . I^Öerte moet vertwijfelt en ncöerigjijniioo; «©oö/pcr 1. 3:8;, *off»andenGods zijn een .gebroken Geeft. PfS 38. $•. igffli.
een Di- ''^ een féöBe of Swaiuwè, alfo piepede ik, ik kirrede als |
|||||||||||||||||
°nd
|
.tt^!", ' Mijne ongen verhieven hacr om hoge: O Heere, ik worde
|
||||||||||||||||
-'luJtt: weeft gy. mijn berge.
|
|||||||||||||||||
fis
|
irrj hSl1s ftEi'te moet gelovig toefï'n / en tcrtrotitoenö' opCfat*
|
||||||||||||||||
in.|).'^SöejïïeÖeBjï/ 2 CJm.4.7. Ik SêSbë het gelövé'behou-
des .Ü,)l f' * 4» J a. De rechtveeivige vreeft niet, felf s in het midden' ^&enam^r,?rte nWlijdfaem toefen/ om gete'ïïigpteöjagen
^i-als ïeÖen öi'.^ÖOOD.Sf/ jRom.8. 37. In defen allen zijn wy
8verw«iaers,doorhem die ons liefgehad heeft. iJ^Ct.4.19, ,"'. 'Mat®*
|
|||||||||||||||||
3<?8 De cen-en-dertïgfte .^
ÜKatt. 7.9. Ik fal des Heeren gramfchap dragen, wan ik »e
tegens hem gefondigt. ^ [4.] <©njS herte moetvreugdigtoefenmfentreöoneban&ev
JiaenÖC faltöttepö/ Pf. 36. 9. Daerom is mijn heite verblijd . = ,
mijn eere verheugt haer : ook fal mijn vleefch ieker wonen > *? 49. 18. Op uwe Taligheid wagte ik , Heere ! ,.rM b. vr. ioe futten top ban nn£ ïjerte feonnen tot foo een verbnj1
heidbetoegen* Anr. ©OOjtKfemiddelen: „ƒ
[1.3 Onderioekt op ïtet nautafïe tttoe fonben aen «Soöss $>f *.,)
tnbcm£rfttU\jeröOemett|{ihenD/ Pf. 38. y. Mijne ongerechtigP*
gaen over mijn hooft, als een fware laft zijnfe my te fwaer ge ? den, pf 13 o. 3. Wilt gy de fonden toerekenen , wie fal beft»"": ^ [n] Ontbied «fSobfaltge mannen/ ontbeliïu herte boozbaffi (,
geeft. ftaec be autho?itent om tot u tynmoebigltjft te ft?efcen' > „ 5". 14. Is iemand krank onderu.dat hytothem roepede Ouderl'fi»
derGemeinte, 5»aC $■• iö. Pf. 141 f. Deregtveeroigeflamr , .(|j [*,] Overdenkt toaet na toe uoeuooufaüenufn/ ï>oe^^Li/
nstitoilenöe be Regter \$l boo? .tot'etijs oogen g$> mort wcf©)11^ i|ïb 4. 13. Daerisgeen fchepfelonfigtbaer voor hem: maersltf e
gen fijn naekten geopent, voor de ogen der genen met welke doen hebben, 1 C0?.4, f- Hy fal openbaren de raedflager,des ^.^IJ r4.] Gelooftfgfcérftjfi/ tat gnopu enge toerfeen niet fultw1^
ftefïacn: maet bat gu alïe^ n?t onberbtcnöe genabe fult W^r^jn» fiomen/ Pt". '4V *• Eugaetnietin'tgerigtemetuwenknSOLf, ?■
niemand die leeft en fal voor u aengefigte rechtveerdig zijn , "£. '$ lif, 5. Soo hy luft heeft om met my te twiften, niet een uit duik hy hem beantwoorden. b. vr. $oe fullenton banbefï ons geroveonberfïettnen i
.:Ant. ©OÖjbefe middelen : L0
[ui KJn moeten ban gebenfcén bat be KDecre gefcomw '• ,j,
fondaren t'ot hem te roepen/ en sau'g te mafien/ J*atr*«'.'k0i Komt bèrwaerts tot my alle die vermoeit ende bclaft zij?» eir-j: j^f
u rufte geven, SSotTU f. ïo. Waerde fondcis meerdergewee1' is Se genade overvloediger geworden. V-H11-6 0.1 1©!) moeten herbenfcenaenonfeboonwenöeonderv' .y,
ban <©ob£ gunfïe aen onfe stele / en öaer u»t hope nemen/ «^„^ bf.4. De bevindinge geeft hope, pf. 90. 1. Gyzijtens eent
ge weeft van geflagte tot geflagte. rff gjgej*
[3.1 !©n moeten onjS fterte tmterftefien / ofW ^Xii»
gerechtieheid en bertroutoen o» engetoertaiberfafen/^:v0(iif leenop'Chjifiiöeregttgöenbbettaten/ pijil.j 9. Dat*"-^ |
|||
ty ? Middag-oefTeninge. . 369
, ae in hem, niet hebbende mijne eigen regtveerdigheid dieuyt
ge Wet.is' mieT die door 't gelove Chrifti is. <§jfa. 84. 6. Alle onf» 6 ""fgtigheden zijn als een dreckig kleed. om h ^!l10eten tontonen / of in onö 3? tón {jtttelijfte begeerte
l"uora2Cij2i(ïumïjefiouDentetoó2öen/cnöe omöu ïjem tejljty toj««u)» ƒ, 6, Zalig zijn die hongeren en dörlten ra de geregtighèit;
■'*4i. 2. Mijn zieledorft naden leVendigenGod, i Cöj. y. ï.8, b»i■>*• ï^aer 0002 moeten toponfeiijdfaemheid onöerfïeunetiin
ue%ebe?booböf pntw. t^fJDgtriefemiddelen.':
jijiiO Jkn moeten öng «BdöjS gcboö toöjjclïen / ^ar, ii'4» De
JQiaemheid hebbe een volmaekt werk. ituc.ii. 19* Bezit uwé
e'eninliidfaemheid*
jJ*«) ï©p moeten oah ooertoerjen fyae ïjaröeftjfe anöere Cljjifï*
«oetootlfjeibüentiefuect/ i|efj?. £,UJ7< Sy zijn gefteenigt ge-,
rden , en in ftucken gc-faegt, ^iac. $-. 18, Wf*ï ï^P moeten geöenfen Dat*öitïijöenijiöetlaetfleftjöen Dat
e|,',%0Ci 21.4, God fat alle tranen van haeroogen af-wiflchen,
j^ 'Wood en fal niet meer zijn: nog rouwe, nog gekrijt, nog j Jr'te en fal meer 'zijn: want de éerfte dingen zijn. wég gegaenj i^J- V5-. z6. De laetfte vyand is de dood. irl:1' %oefutïen top op on? oooö^eböe oafï en tebeno'Bonnen
wtben de hope ban ïjet fatfge leoen i *itw. jjp)jj jntoetert befe miöDelen' baer toe gefeupfcch j rjöft"'' ^®P moeten on.s geiove 0Ü02 öe $. &cï)jift meer'én meet ^ maften / op onfcn Haioorfaer Sfejïim Cïjjfffirói/ l?etn. n. n jj. gelove is een vaften grond der dingen die men hoopt, %{& 19.
}f* Ik weet dat mijn Verlofier leeft. tentVt^mo^ennn^iievenDrtö£r1oefira/ fliafétop. öaetinop»
jJ*"JDeiö oebtnöen/ fo moeten top Daet iipt oeflupten üat oe $ee« lul^^eftoesinneu te uerepben tot oen f emel / #£ 3« *♦ wdge-, ^Êfai ^ 's de man,n' wiens geeft geen bedrog woont, Pfal, ij-, z£
Wij8.jt GyWéetHeete, dat ik meteen volkomen hertevoori» ^andelthebbe, w;2.^P moeten öa chriftum fïen/ en op fijn opfïanömge upt DeH
èon,;?aer w &P Set f ooft té / en ton öe ledematen/ fo öat oaec Wt f'e ^ °Peen fal'8e optlanöinge tent gaet/1 Pet. 1.3. Ge- kar yde. God en Vader onfesHeefenJ* Chrifti < die nazijnegroote <ta cmaert,?ne't ons heeft Wedergeboren tot een levende hope, door opJ1 ta£d>ngejefu Chrifti üyt den doden, i €07. ÏJvïo. Chriftusu üe AW„tuyt den doden j endeis de eerfteling geworden der gener e°ntflapenzi^ gja & * (4v)5^ |
|||
370 De een-en-dertigfte Middag-oeffeninge. fcrt,
(4 JÏ©P moeten Op öe ftraflt tan het Genaden-verbond Oltf £~ trotfoen/ 't toelft feragtiger beloften ïjeeft booj boetbeerbia*i|L
iaerj* / om ïjaec te behouwen / afé üe tyeigementen be£ J0e» » om haer te berboemen/ jaattfj. 11.3». ik ben de God Abrah?!? ende de God Ifaacs, ende de God Jacobs. 3f0&. 14.6. Jefu6'el ■
ik ben de Weg, dewaerheid, ende het leven. .fuf a.vr. fêoeepnöigtbaneengobfalige^ielebe pligttn ban *"tl
ten* nv-
Ant. 55e gelobige fterbenbe / berwifelt f>et leben ber godft'i
heid.met het leben öec zaligheid in oen ^emel/i $et. i. 9. Yer J
gende het eynde des geloofs, namentlijk, de zaligheid der n^'
Middag-gefang op de een-en-dertigfte Dag van de M*e
Stemme: J0|a!H i6-BewaercmyHeer, &c. i./^v felle ©ooö! <©eer|ïe fonoen (ïraf!
II <©n£ leben gaet boojbp al£ een gebagte /
©n£ licfjaem moet berrotten in &et graf; $ogtan£ top mogen 't leben toeber toagte: ü&aerbog/ eer bat top tipt bit leben fcihegben/ &o moeten top te boren oitfberepben. *. 3Jfi moet boo| al met «Bob in b?ebe fïaen:
3ife moet mijn stel tn 't 2Bloeb ban 3fefu£ toajfeïjen ï Mijn fyvjfi moet ooft in goebe o?b?e fiaen; ©e boob moet mp niet onberfoent berrajfc&en / Jftet eenig menfctj: ift moet in alle fjoefien (Ce boren mijn gemoeb toel onberfoefien. ?. 3W£ ift banopmijnboob-bebbengeleib/
&o moet ift in bie fmerten jrjn gebulbig; ©an moeten nog mijn fonben 3ön befc&epb / ©ie mp aen befe pijnen maften fchulbtg: "^ft moet mp toitltg ban be 3lierb' lo£ maften / Wil ift mijn <©ob tot saligïjepb genaften. 4. 2tl0 ban be boob mijn oogen-leoen ffupt /
©an open ift te meer 't gelobig ooge / Haijn 5iet flet ban op 3fefii£ afé fijn 25?npt: ©ie fjoopt en geeft be b?ome noit beb?oge: jüijnlaettietooo?b3P/ 3Dbieu/ altegaber! 3jftbaer nu geen tot öob mijn eeutoigJ&iber, . |
|||||
AMEN;
|
|||||
sé
|
|||||
3**
Nutte en bondige
Avond-oeffeningen:
Over de GefchiedeniJJen des
OUDEN ende NIEUWEN Testaments.
Op de lij tel
NOit heb ik Avondmael met mecfe*
der luft gedaen, Als in het Heil'ge van decs God- gewijde blaen: ^ïy dunkt, die Jongeren verkregen door hacr bidden
^een meer geluk, want ook is Jefus hkï in't midden. |
|||||||
Op't Werk.
Et foo een Avond-kofl: kpfi
men geruft gaenjlapen^ |
|||||||
U
|
|||||||
%n
|
||||||||
Én daer de gantfibe nagt de fe^c
vrugt van rapen:
Affuerus laet fig de Perfifche Kronijk
Te voren brengen, maer i is d^s verr ongelijk:
Waer meed! men niet alleen *ftitf* dr iet der nare nagt en ^
Maer van den gantfchen loof d*s levens kan verfagten:
Een ander fchef fijn luft in 'sWe' relds fap , voor my
/4 fchat ter Wereld niet voor faW leckerny.
S. SlMONlP**'
|
||||||||
1 V6
|
||||||||
~ a 37*
A De cerftc
A V O ND-O E F FE N I N GÉ.
"*
Van Adam tot Abraham.
De eerfte dag.
A. Vrage. 3[e heeft De toerelD gefchapen i
Ant. «BoD©aDer/ &oon en ï|. «Beeft / «Ben. i.n n den beginne fchiep God den Hemel en de Aerde.
~-= J?f» 33» 6» Door het Woord des Heeren zijn de He- \ en gemaekt, ende door den Geeft ziines monds alle haer
fleyr< * Vfa. !©aer ttpt heeft «BoD ött altetf gefctjapcn i
b?a w< ®c ^me W* cerfl een rouïne fefomp itpt niet lioo^tgc? , f® I en Daer upt heeft hp Dan boo^s? alle Dmgea gemaefct/ ©en. •i.De aerde was woeft en ledig, en duyftermfl'e was op den afgrond,
D* vr. ïDat heeft «BoD gefchapen i
Ij. Ant. <^e ï^emcl / De 3fieröe / met alu# Dat Daer in t$ namcltjfi/ S engelen/ De Jftenfchen/ De ;t>on / De Mam enDe De eterren: voi,91^ 'teelten/Panten/ en ftrtiiDen/ etc. «Ben. 2. i. aifozijn bragt den Hemel, de Aerde, en al haer heyr, (©en. >. i.
ftÜVr« ï^eeft «Bod ooi? De ©upbelen gefchapen / en alle bofe %w
llyniitrii»Dcn* fin tnr' 3>a: *aet niet ,n ö'e ^aet öaer be fEll3ige mi in jtjn: toant
l^wcft De €ngelennoeD en heplig gefchapen: maer f? jijnöooi fer fonDe tot bofe ©uibelen getattuDen / goh. 8.44. %m bf. 6, ï hebber, haer beginiel niet bewaert. Ufo heeft hp OOfc öe heeften
^[«itai goeD gefchapen/ maer D002 Den bal ban 2CDam fsf'er een
JW ober De aerDe gefcomen / Die alie£bcoo?ben heeft / «Ben. p '* '7. De aerde zy om uwent wille vervloekt.
cvVr. g;n {joe t,££[ ttjtté ïjeeft «BoD Dit alle*0 gemaefct i
ePh nr- ^n Di' tij6 ban fe,ë Da«tn: <©p De eerfte dag, maefcte s0oö
rS rWmje ^toniP/ra h£t Kg* • <©P de tweede, Den onDeriïen 2>ters
üpin mfl/ cn De liwt: ^ Dcn Je!'dcn'fc&e'öe ^00 öe ^cri)e ban
i^ateren s <©p 6e vierde, maeferc «3oü De 3üctten De£ Ifemehft ^Pöevüfde, DeïDogelen en ©itïcftcn: ©pDe fefdedag fehtep
e 00 De Sfaeften bet aerDe / «Ben. 1.3. God. feide , daer ïy 'ligt,
ca« daer werd ligt, «Ben. 1.6/9. «4» \Vr* 3Ls'er niet meer gefchapen op öe fesSDe Dag i
Ant» 3ja: Adam en Eva $tjn Doe oofe gefchapen; en aen Adams 20 a 3 iKjftaem/
|
|||
374 ï*e «rik -,/iffe
flèaem/ u?t aeroe gemaefct jtjn / gaf «Boö een siele: en Eva w* ,
te-<Bob iipt asoantf-cffibe Die fa batiïjem namterbnjle bpF*'f <5en. x. 7- Godhaddedenmeniche gemaekt uit het ftot der a«
en in zijn neusgaten gebla(en den adem des levens, ©en. x. **/ a.vr. üSat öcöe <©oö op öcn febentien oag -? &
Ant. Hp üelöe Den Sabbath in / botgen? bet erempel ban pjn »
genmiïe/ ©en. x.3. God heeft den fe ventten dag gezegent,
dien geheiligt, CfOD. xo. 11. Heft. 4- 4/ f • c.vr. !Bat moeiten Adam en Eva Doen* ^
Am. &vmoefient>en$of€l>en boutaen/ enbanaUeOTiw
eten/ itnt-gefanDert ban Den boom der kenmfle •. ©oftmoetw»£
feinDerett bOO^t-teelen/ ©en.x. if. DeHeereGodfettededem
fche in den Hof Eden, om dien te bouwen, ende te bewaren, «^ a.bf. 16/17. <®en.i.x8.
c. vr. $oeté't AdamenEvagegaen* . . ■_..#
Ant. jaiflctb sönöe Doo? De liftighepD De? ©unbel? tn De &&
ge/ ïjeobenfe ©oo<i geboDobergetreDen/ ©en. 3.6. % nam* dievrugt, enat: fy gaf ook haren man, ende hy at, ©en. 3-
a vr. f eeft De ©ttibel fyer S«n ttraffe ober gebogen * (A.
Ant. §a / toant «50D ffiDC / ©en. J. if- Ik fal vyandfcWP
tentuffchenu, en tuffchcn dele vrouwe: Ende tufichen uvve."len.. de, ende tuffchcn haren zade, datfelvefalu den kop verrn"' b. vr. Bat ffraffm jfjn toer ober getomen om befe fon» •, w
Ant. gwj 3P met'toer geflagte geballen onDer De ellen" Als tiooö'St €nöe DetoerelD i?berbloefttgetoo?Den/ ©en.x.i7- gydaerv.-mes.-t, fait e1' Gedood fterven, ©en. %• '6. „ -,. r^Vicn
b. vr %mm. Mm en <£ba geen byfonDere flraffen m Dit k* .
moeten taèss i . »^_. nfrfoon
Am 5Ja:II3ant*i5aDl^öeöeb?oubJeo"/ ram f^J"'eri
alle bjmiten / Dat fïi met fmerten fare feinberen foow,W** Tj fcai-ni / en Dat fpier man ober toer fouDe rjeerfcfjen / <P*»;Z; .#, i\Cim,x. it'. eaöïtMöelöamenaKe mannen op/ ^££8 bertïoefete aerbe bol iifïeten en Doornen / met arbetO jbuae n^ fcoitoen/ om lijn tofi te toinncn/ «öen. 3-«7 • ■ . , a vr. ^ijn2l!Damen€bainï)ctparaDt).ö !^J">tn? 0, Ant. jton: maereoDneeftfeuaerii?tgeD2eben/en teerc<..
een€ngel met een btammig^toaert belet/Dat fij baer met uk»
tnogttri in tomen/ ©en. 3.13/ x4- b. vr. ^ijn Adam en Eva Dan berloren gegaen i u(t Ant. ©oöMooföeïjacr denMidddaeronöer De nacm sa"^..
jaeD Der b^otftnen / ©en. 3.10. Het zaed der Vrouwe? iai feftt den kop vermorlelen. ; a, V-
|
|||
a v M Avond-oeffenïnge. 37?
a Jne fS! '* SeBaen mét ^öatltó fónbcren *
öen mi ï. am cn ^*58 teelöen ^ &°nEn/Cain öl£ Mitfflcn toa.ë 3Cf»0ri. t£^te"/«nA*»?1 öicfjet©«toefóe/ toaeriian€atn **«« OOOÖ floee/(0en. 4. 8. Cainftondtegenzijnbroeder Abel op,
?uoeg hem dood, (©en. 4.1/1. .Vra ,|Eaer toaerom floeg Cain fijn bjoeber booö *
ttem ^" ^ nÖö'Ö om öat öe offerïjanöe ban Stoel <©ob aenge; «mee rjja.S af£ öe fijne / <©en. 4- 4. DeHeere fag Abel, ende iijn
'Vr- $?oe maefete tjet €am öaer na i
Wn» w^toö Stequelö met een qnaöe confetentie / enblugteöe jcl?'®obsi aengefigt / nam fiin tijö-bertuijf met fijn <©efiagte in ^tüotftoennan&teöen/ en in bet ttptbinöen ban (©ortogs toa= el i1/ ban Hauficalê infftumenten / etc.<©en.4 n- Hy boude ■ KnStad, <©*n.4-M/14/*'/**•
f,,,;,;r- dabben boeöemenfeftenalberftanb banfjetumitoenban
flU£ftnen&teben* ttta nt- 3Ea / toant fP teerben bit babclfjfi / grïp alfo onber €aing
Qf^,a8te toaren bie öe feonft bonöen ban in pfer en jiael te toernen/
*■ 006 bie Ijacr op mufijfc berfïonben/ <©en. 4 *°-
Vpa. «regen ICbam en <£ba geen feinberen meer *
t),v^nt- 3!afe t onber anbere toierö ïjaer öe b?ome S«tü geboren/
«oeberballe<©oö£bien|ïtoeberomöiety ïjeritetten/ >©cn. 4. *$-.
1 *m bekende zijn huyfvrouwe wederom , ende fy baerde een fo-
> endefy noemde zijn name Sefh, bf. i6. ■Vr- Ifoe lange leef öe öe menfcljen boe ter trjb i
Ant ©eE( ifjonberben 3iaren / geltjfc Adam ouö toa£ negen tjotfc ^u en bertig jaer eer ï)n ftiajf/ en Methufaiem toa£ oub negen hon- rtenneg;n-en-feftig jaer,,.«©en. r »7-
'Vr' t;ijnat[emehfcheninbiettjbgeft02ben^
^enw -^ Ml^en %nog / oie ban<©ob t.sf tebenbig na öen b \ °P B('nbmen / (©en. ƒ. 2 1. God nam hem weg.
,Vr- tjoc toaren boe be ineelïe menfefjen in fjaer leben i
fanslV ^'"^ Jlafmmeltngen toaren feer goöloo£: enbe 0002 Ijct 4"(?V*cn mtt öffe /f° toierben oafc be jftafaten ban ben toornen fch "^0?^/ 'tösn. 6- f. De Heer.'lag oat de boosheid des men-
k en nienigjvuMig was 0p der a?rde, i©ftl. 6. i/ &. feiöen'i ^at ^raffe nam ^00 Ö'n'oin tl0°?om öe toereI& t0£ tc
^n/«R ^p tolIöe öe S^ntfeïje tocrrlb boo? een toater-bloet beröjen- 'Wb n' 6' ^' De Heere te''^e • '^ fa' "e meniche, die ik gemaekt
e verdelgen van den aerdbodem, bf.o'. aia 4 c.V«.
|
||
U 6 De ecrfte • &i
c Vr. ^aDDrn De goDiofe ritemanD Die ïjaer tegen De fonDe»311
jefjoutoDe i fl, Anr. 3fafe/toantin'tgemeinfotoarenfn getoaerfefjotttot tm
Enoch, oie <6oD na Den f emel nam eet ft? ffo?f: 3!n 't bpfon;Z iuaerfcéoutoDe <©ob ftaer Doo^ Noah, en gaf per ftonoert en WK tig jaertOt Öefieennge / «Ben. (5, ?♦ DeHeerefeide, mijngee"^
in eeuwigheid niet twiften met den menfche , dewijle hy ° vleefch is: dog zijne dagen zullen zijn hondert ende twintig j3 <©en. f.xu SnDe Hf..4. > Pet. 3.19. • «
a. vr. SMDe $oD Dan alle ttienfchen en beeften berberben DflO|v
flmt-bfoeD? n Ant. &aa totlDe aiïe menfcften / en alle bee op aerDen ueDen^s
DoojDebloet/ ttutgeïbnDert$ïoa!j met fijn bjouto / en D?ie PS Sem, cham, en japhet, met baer b^outoen i 2lil£ meDe untgeiöiv'L pa $>tt Dat in De 3Brfe ging / <0en. 0,8. Maer Noah vond"gena° in de bogen des Meeren, bf. 8/ 19/20. <!5en. 7. 13.
a. Vr. foe toierD No^h met De fijne bebouöen i ,.,«
|
||||||||
Ant. <0oD befaiïe hem Dat hn een Stffce fouDe mafèen/tmt w. ,d
„.oot ^chtp/ om Dacr D002 betoaert te tooien/ <öcn. 6.1 ƒ. A1_^ fult gy deArke maken: drie hondertellen zyde lengte der A>-
|
||||||||
g
|
||||||||
vijftig ellen hare brecre, ende dei tig ellen hare hoogte, tl f. 14/
b. vr. 3Bat boo? beefïen gingeii niet #ïóafj in De Wke i «
Ant. srjaerleu beeiten/ bliegenbe/ ferimpenDe/ rejme/ en o«ltï,i,5
img ban De renne / ban uDer foojte feben/ en ban De onrenne / v%.
püêr fOO^te ttoce/ <0eiï. 7.1. Van alle reyn vee fult gy tot u némeD i
ven ende feven, hef manneken endezijn wijf ken : maer van het dat niet reyn is, twee, het manneken ende zijn wij f ken, bt» 3* b.vr. f oe groet tó Defe .gninDbloeD* ^a,
Ant. ©en regen biel üeertig Dagen lang :-3Mj gaf De aerDe w •
ter on/ fofange/ Dat Ijettoater ree£tot bijftiert elfen boöen ïjOOgfie Uergcn/€»en.7.19. De wateren namen gantfch feer de oV^
hand op der aerde, lbo dat alle hooge bergen die onder deng fchenHemel zijn, beJekt wierden , <0en. 7. 11/ 12/10/1'. e vr. ïfoe lange DtterDe De bfoeb } tóa<
Ant. jia Dat De toateren honDert en bijftig Dagen getoam" »
ren/ fo ffonDenfe ftü / en Doe namenfe toeDerom af/ fo oat na D'; loon ban een jaer De aerDe toeDerom Dgoog toierD/ <©cn. §• 3« wateren namen af, ten einde van horldert en vij ttig dagen.
c Vr. ï^oe toicrb Noah eerfï getoaer Dat De bfocö afnam i ^
Ant. $£a Dat It)j D002 fjettoeDer feeeren ban een tfetgefocD»" s
be / en Dii;>be / nog geen fefcerfteiD beqium, p fonD h« fflLflt/
icn-mate De D»r?be ujt / Die een afgebroken olijf bidt in.«*^jj,
|
||||||||
<5En Q Avorid-oeffeninge, 377
, "♦ o, u. So merkte Noah dat de wateren van boven den aerdbo-
■f^geligt waren, «Ben. 8.7/8. •vr. jgsat0£ÖEjsfoahQDep|a8[jatöeaerbeögoogtoi&f
fin ; tw' ^ ^"8 °P ^00^ 3*000 u"f ö£ ^ri5C /inet $n ÏW8^
tap/ cn »«t al ïjet üee: €nbeooutobeterfïonö bendeere een ^ g* om banft-offeren <Bobe op te offeren/ «Ben. 8.20. Noah bouw- ai ?en Heere een altaer: ende hy nam van al het rein vee, ende van
o& et rein gcyogelte i ende offerde brand-offeren op den altaer, ^n.8.17/18/19.
fp'jr« ^ab$oag/offn^$ar;omelingen/ niet toeberom te b?^
wooogeenfunb-bloeb*
totAr,t» $een: üDane «Bob Mooföe bit / en fette oen regen-öoog
hen5EïlCl[ Ö1ÉE k3"/ ^en* 8« 2 '♦ Ikenfal voortaen niet meer al
1'evendeflaeh, gelijk.ik gedaen hebbe, «Ben. 8. 21, * vr. -aaat toetten gaf öe ïteere aen Noah ?
fin ^ * ^00 3flf Ö61*1 toPj^E10 om oeefïen te eten/ Oog atfo bat ftp
ani?an otoeö te eten foube toagten: ©aer op berboob «Bob onber je"°ttefOnben/ bebOObjIag/ «Ben. 9.4. Het vleefchmet iijnzie-
' dat is, fijn bloed, en fii'ltgy niet eten, «Beil. 9. j/ 6. ' vn «Bing Noah ooi? al boogt in 1% pltgtcn *
uj^t. Noah, öie nu öe ï©ijngaert geplant fjabbe / biel boo: ben jjflitotbgonfcenfcljapentot een fcljanbelpe ontblotinge ban fijn 1 öaem/«Ben. 9. ii. Noah dronk van dien wijn, enwierddron-
,n > ende hy ontblootefig in 't midden fijner tente. * Vr. Bierb ooft pemanb getoaer. bat jl^oaf» Moot lag *
ton* 3Ja/ €f>amfagbit/ en berteloe getal fpottenbe aen frjn
^«eoec^maer Sem en Japhet gingen een Meeb op gaer fegoitberen/ 9' 9ötertoaert gaenbe / oebefiten fp fjaer ©aber£ fcfjaemte / «Ben. ^♦ChamfagfijnsVadersnaekth'eyt, «Ben.9. ij. :
D' vn f ae ïjielb fig Noah boe gp toaefeer toierb *
rn, u f» berbfoeïite >£gam en fijn j&afaten / en gp jegenbe Sem n Jsphermetgaet$aftomelingen/ «Ben.9**?* vervloektzy ca- "> een knegtderknegtenzyhy zijn broederen, «Ben.9. 26/27.
* vr. Wat boffieren ?ijn ban Ntiahs fiinberen boortgefiomen i
toep* iült mmfc$m bie op ben aeröuooem na bietijb sijnge* law mïin ÖJt üPfonö£t; ban Sem, gyn be 3!fraetiten af fiomfiig: ,^0 Cham, Canaaniten: €nöe ban Japhet, be iepöenen/ «Ben. vi' *2* van defe zijn de volkeren op der aerde verdeelt na de»
'c0ed,«Ben..o.2/<5/2T.
|
|||||||
W^* $# gefia'gte ban Chamlvbolrjeren boo?tgef!omen/ m
|
niet .alleen
. ber 211 a f ' Monar-
|
||||||
J7S Deeerfte , ..$.
Monarchie, nflttttlp/ Nimrod, <0etU 10. io: Het begint
nes Rij ks van Babel, <t5ttt. i o. 9/11. ^nj c. vr. «MoofDeDitgetlagteaentöoDg beloften toet/ bat*?
oe H©eretD niet meer met toatec fouüe beröetgen } n m Ant. $een fpt want afê f» een laeg lanö bonDen/ fo begonW'#
een Coren te Babel te boutoen / en Dat na ïjaer boomemen /1" vfl bigt toe/ otn ban geen toater-bloeb oberftroomt te toozoen / «p %„ baer felben een on|ïecffebjfeen nacm te maften/ <©en. 11.4-" „, den, kom aen, laet ons «oor ons een Stad bouwen, ende een to
diens opperde in den Hemelzy, <©en. n - i/*. a.vr. 2Be{jaegbe <©oö Dit gebouta ban 23abel* ^
Ant. ©eenfin?: maer <6oD bertlroopDe Defe Staltoerg ba" »%
üanöcren ober De geheeleHMelD/ Doo?Dien ÖP toonoeri§b Ln/
fpiafie beranöeröe/ fo öatfe malfeanDeren niet meec berfw»vbj
«5"cn. 11.8. AlfoverftrooydefedeHeerevan daerover de ga"'
m<k, <©en. u. 1/1-/6/7.
Avond-gefang op de cerfte Dag van de Maend.
Stemme. Pfalm i Die niet en gaet, 8cc. 1. \ %$ «öoö met topjenD 2ïerb' en temet frhjep /
f\ 3Cöam upt aerb' en €ba boe f>£« fliep: * ■ &o beeft ftp baer (jet garaöifé gegebcn / .UVacr lang en DuerDe niet oat heerlijh leben / ©e Allang beöjooa eer|i €ba / ft; De jaan / ©oe lag De toerelD ónDer «©oDe^ ban. i, ©e bood befernop bet menfcbeujfc geflagt /
11 't fcïjcpfél toierö nnDer Den bloeb gefyagt: ©e nijb ban <Eain fag Wxte off'ranDc / %i DooDe hem / bp btooD iii anö're SLanbe; m fogt 't gemoeD te Doben Doo? ?t gebouto ©an&teDen: ©og bp toonDe noit berouto. p ifuteelDeftinDTen/ maer ban bofe aerb;
©ejsi beeft baer $oab 't bonnté o5oö? berfclaert / ©e tóater-btoeD fbttó' alle bteefcb tuDcrbeu: ffiaer Boaf) en al 't &?e en moei! niet fierben: $8 boutob' een 3lirfc: ©e toat'ren tefrn tjoog: ©e airfèe ruffe ejmDctp toeer op 't D^cog, 4. ©e HierD' $ na ren jorr toeer D;oog gc|5rn:
€n op Dat futi# niet toeber fonb' gefcfjitn / ©e menfeben bingen aen een bogen Coren; ©eg toierD De f eer ontftefón in lijn toren: #p maefct 't toerft D002 b2cembe tael terfeftanö / ^ <ên D«ef baer fo afc SMtingen D002 't ftank
|
||
Ayond-oeffeninge. . J7>
|
||||
Van Abraham tot Jacob.
c ^ De tweede Dag. &ttlr" ®fler fieeft <©ob itjnfóerfcbefiouben/nabebcriïroninge
: .«ttnfcfien./ toegen ftet boutoen ban ben tCnren te SBabeU «nt. <©n&er ^t gejfegte ban Ifyafiam / <©en. i %. i. De Heere ftadde tot Abraham gefeid , gaet gy uit u Land, bf. 2. Ik fal u tot
^ groot volk maken, en u zegenen , 3lict. 7- 3• ïfeb?. 11. 8. • vr. ï©at Seu'gie hab 2Eb2afiam / boe hem <©ob riep i
Ant. %öienbemet fijn ©aber Terah, anbere <©aben/ 3jof.
^t< *. Over gene zijde der riviere hebben uwe Vaders van ouds ge-
fyi°?^: Terah de Vader Abrahams, ende de Vader Naehors, ende .ebben andere Goden gediend: Doe nam ik uwen Vader Abra- "1 van gene zijde der Rieviere, «j^eUt.io. 17. •Vr- i©ie toa£ lb?aham£ ©^outo / en boe oub toa£ fin boe i
m v!ü' ^#n ©jonto toa£ Sarai, een koster ban lijn ©aber/ maer JJ^antijn^oeber: enDefiptoagnu tfebentlg jaer oub / afê fin {.j DEPen toierb ban«©ab/ «©en. 2. S- Abraham nam Sarai sijn
ls-vrouw met hem, <©en. 20.2. • vr. sterbenen mo^aibjafiamgaen*
W™ ^ne tP "Pt fijn itflnb ging / toiji ft» fiet niet / maer <©ob
f^W ftem in Canaan, <©en. iï. 1. Gaet na het Land dat ik uwij-
k a'> bf. f. Syquamenin het Land Canaan, 2Cct. 7- 2/3/4. .vr. ï|oe ging fiet 3Bb?afiam in Canaan *.
hh ^ ontiïng baer be belofte ban be Meffias:maer refêbe boo^ 'd^'tojf-noob naCgpbten/ *©en. 12-3- Inu fullenallegeflagten
^erdri|ksgezege(ntworden, <©al>3- i6.<©en» 12. Io. vi-, ^oc gingjjét 2tb?afiam in Cgppten i
fiJ\"t- <&e ftoning Pharao berliefbe op &ara/ betotjle ?Hbjafiam ^wöftabbe/ batfefïjn^ufiertoa.^/ <©en. nif. Die vrouwe ■ 'd w?c-genomen naPharaonis huis , <©en. 12 13.
'Vr $?ecft be ftoning Sarai mijftpfct i
bcwnt ^cen: maer ®00 f°nö £en ?laSe nijer öe *toita87 bte fiet
L^: toaer boo? Pharao berfïaenbe bat fiet 2Eb;aham.£ ©?otto Pla ƒ ^ &Em befirafte / en fonb fiem toeg / <©en. ii.17. De Heere 8dePharao metgrooteplagen, <©eil. 12. 18/ 19.
ii, Jr ïfoe ttonben 3Üb?afiamg njbdijrie fafeen al.s fin nu toeberom
^tiaannuamf
W"t; %toa.s rijft en magtig gcto02ben/ met alle bit bnfiem w & / fo bat fin met Loth fijn jiebe niet fionbe te famen toonen fe „• ^flen be menigte ban fiaer ©ee/ <©en. 13.6. dat Land droeg- c let om te famen te woonen: want haer vee was vele.
'Vr-SDaer gingen fn boe henen* Ant:
|
||||
jSo 'Be tweede ^
Ant. 3B& Ibjaïjam/ om ttotflt te bermijDen/ «en ïotfj De »^n
fceur fjaö gegeben: fo trok Loth ban Jtbjatjam af/na De belben » §odom toe/aen0e3f0?0ane/ «Ben. iï, 13. Loth floeg tenten
aén Sodom toe, «Ben. 13,10/11.
c.vr. ï©atgebeurbeLothte&obom* rt/
Ant, Wftt oorlog ontfiaen toaf / fb toierb &oDom 8«PIl1"S
mbe Loth vnicrö met affe het fijne meDe gebangen genomen/ «Pr.„
14.1 z. Ook namen fy Loth, Abraham broeders fone, ende al *
have,«Bcn. 14. 1/2, b. Vr. SBleef Itotï) ftaer gehangen * r nDe
Antw. $een/ toant 2lib2.aljam Defe ttjbinge geïjoo2t IjeWj'r<
nam % i8 ban fijn fcnegten / jaegbe De bnanb na / floegfe / M "L foiie Xotf) en fijn burgeren / ©en. 14.16. Hy bragt alle have w derier,deLothzijnbroeder,«3en. 14. 13/ 14.
c; vr. B3ero Dit b» be Canaaniterji Snel opgenomen i , nÉn
A.'tir. 5;a: toant De fóoning ban &obom toifbe 3libjaïjani fl' ^
btiit fchenfteiK cuöe Melchifedck be Koning ban f^aïem / wrS,jp
?f;ü2ahammrtb;ooö/ enjegenbe hem/ betotjfe ijp ooft een F^
tieftoa.S/ «Ben." 14. 19. Hy feidè, gezegent zy Abraham ^
den Alderhoogften, «Ben. 14, 21/13. $K(J. 7. «/*/ ?♦ a. Vr. ïfeeft 2lib?aham geen ïiinberen getoonnen bn Sarai ? ft
Antw. «Bob beloofbe ïjemto'cl een groot geflagte bat 4° Lfl berb2uftt jbuöe too#ftn/ macr fjn teoonbe toef tfrien jaer in ^3"]^
eer fjem een feinb geboren toierb./ «Ben. if.y. siet nu nadei'we- mel, ende teld de fterren, fo gyfe tellen kond : alfofaloaae"
fen, «Ben. 16.13. b. vr. ïBierb na bit jaren een fimb unt Sarai geboren ) , .m>
Ant. $een; JEaerSaraimittroofiig.^ijnöe oberïjaer°n*A0 baerfjeib / gaf ftaer bien)imaegt Hagar acn 2Iib2af)am / wl "k^,
Sifmaef toierb geboren / af? lb?arjam 86 jaer öub toa? / oeIir 16. ij-, Hagar baerde Abraham eenen Sone, ende Abraham n
de hem Ifmael, «Ben, 16. i / z/ 16. b.~ |
||||||||||||
mo|i unt ben hut£ / en bfugtebc na be tooetiijne / -
b.vr, ioeté'tmetfagar gegaen bunten ^b?af)a»^W^tf |
||||||||||||
(OOI
|
||||||||||||
Antw, «Bob
|
||||||||||||
bat fti toeDerom
baren fouDe/ D
|
1 na f)üitó foube fecren / met belofte Dat |' ffj^V
)ie een Dapper man fouDe toefen: en 1*0 i? wa» |
|||||||||||
oernaerf)un?'gefceert/ «Ben. 16.7/etc.
c.vr. lEiatöeöcurtiein^afjamayU^gefin atjs? Dit"1"1" kb toa£* Ant^'
|
||||||||||||
Avond-oeffeninge. 3 S1
Antw. ©oj)fieïöefj£tSacramentöerBefnijdeniflein/Doe3f-
,a?el >3 jaerouö inasf/ enöeberanöerüeöenaemban a bram mssr
1 ©En. 17. 10. Dit is mijn verbond dat gy houden ïiilttuftihen
, /en tuffchen u , en tuffchen uwen zade na u> dat al wat manlijk is, e'neden werde, <©en. 17. ij-. ïïom.4. 16. »• Vr. 2jjj oan Sarai fonöer epgen fei'nDeren gebtebcn $
iflfv ' ^een: toantal^3Cft?aIiamonli5Efl.si 99 iaer/en .fjara 89 'act / fo ontfiingen fp öe beloften ban een epgen fone / coo: 021e <&& Wn / bie afê retfenöe mannen bp 3tb?aïjam rjttamen / <8;n, iS. 4- Ontrent defen tijd des levens fal ik weder komen, er.de Sara fa!
'ofone hebben, <©en*i8.i. .Vr- i©at gebettröe öefe €ngelen in Ibjahamtf ftuté )
ba1 *ï' ^*P toietöen ban 3fcb:af)am toel getraetcert / en 3tb?aftara fcnhiT^*a<ottDe6eIt,fte^£Cnf°onu?t^»ara; maerSaraen k£ «at niet gefoben/ om öat ifoaham en fp te out> isami gebrom r'/1©en. 18. «i. Saraloeg.byhaerfelven.
'Vr- ï?oe ging het ontrent öefe tijo met Eotb te Soöom i
tat l' ^tojjteöe^oüoraitïngrootefonöaerstoaren/ fo bieren «R öefe engelen gefonöen om Soöom en ftaer iano Daer ontrent v «ttöerbenmet bier/ 45en. 18. ió. Doe ftondende mannen op
°daer, eniasjen naSodom toe. ' '
CVr. ï^aö^b^ham hier Senniffe ban ^ •
fn.tntw- ^3 &P: uaerom oao ÖP Den ^t®* IJÓ02 Soooin / en&e
TOe haet beröerf afgcbeöen hebben / möienöer maer thien rent' jftöigein^oöombiarenöebjeefï/«Den. 18 t%, DeB&rek-iJe, *er»falfeniet verdelgen om de thterïe wille, <0cn. 18. 17.
*-Vr. ïfoe té het öan met Soöom gegaen *
Ant ^ ttoee €ngelen bp % oth sijnöe in hup;? gegacn/ om öen j^ïttöilie öer Soöomiten; en II oth met fijn bmuto en öochteren jpt Soöom hebbenöe geleiö/fo heeft hetbieröe£$cmefó öieplaei* ' tobjanö/ <©en. 19 14. DoedededeHeere fwavel en vierrege-
,eO, bf, if Endehy keerde die felvefteden om, ende die gantfchs 'aKte, 45ra, ip. 2/4/14/16.- Vr- toe ging het SLotfj öoe hp tipt Soöom toa£ gegaen J .
twt- ^Ön fnp!ïb?otita / regent <èoö;ï berboö / omtienöe na ö* j aw tatert» in een Sotttpifer bcranöert: en hp / niet öerbenöe % tj^oarbertronbjen/ bfugte na een berg/ albiaer hp tn ö^onfern* ,öapbepbefijnöogteren ue^toangeröe / *6en. 19. ió. sijn.huys- j °Uvv fig ommo van agter hem, ende werd een fout^pilaer , <t&&>\,
'*l' ?«/?6. ■• •Vr-iöatïn'nöeren jtjn hier ban fitfcomen* ::
*\*p/r. tyt owüjr* oogterbaerö?m fone/ öiefeMoabnoera*
|
||
3Si De tweede ,.j;
De/ en De jongfïe noembe fjaet <èoon/ Ben-Ammi, <3en. ip-J^/*
Defe zij n de Vaders der Moabiten, ende der Ammoniten.
b. vr. I©at toeDer-boer Wb&fyam ontrent Defe trjb i 0
A nt. 2tb?aftam becrepfi sjjnbe na Gerar, enüe toeberom Wb*j,
De Dat &ara |ijn &ufïer toa£/ fo brierb &ara ban De ïümiW AyaB
melech iUCCf) genomen/ 43en. aa. 2. Abimelech de Koning
Gerar, nam Sara weg. a. vr. ^SaragefcfionbenbanStbimeleefj* .-m
Ant. ©een; toanttöabfonbeenplage ober ïjet f)uj# ö^,^
nmgjS/ en toaerfcfautooe Sfibimetecfj: 'tbjelfteoeïtomng^ ^ toeegöe / Dat öp <i>ara ongefcfjonDen toeDer gaf/ Dat Ijp WPztfC öefffafte / en aen Ijem gefeöenfcen gaf/ afë meDe aen Ü>ara J^, op oe£ ftonmgjS $of genefen toierD Doo? Jtbjafjantë gebeD / ~ 10. 14. Hy gaf hem Sara fijn Huisvrouw weder, 4Ben, ao- *?'
a. vr. $eeft &ara feinberen gebaert i ^p
Ant. 2Ms? Hl^afcam nu ïjnnbert jaer oub toag / en &ara tflJLp
tig jaer / fo ïjeeft Sara Jjaer &oon Sfaac gebaert / 't ioelS *«1
fjatn fa berfjeugbe / Dat hp een maeltrjD gaf/ Doe 3!faac W& fa
fpeent/<©en. n.i. Sarawierd bevrugt, cnde baerde Abraba1"
nen Sone, ter gefetter tijd die hem God gefeidhadde, <©£n* *l' cvr. ï|oe^'ttoe-gegaentnet3Iftnaet^ ^it
Ant. 5IfmaeI ohö jfjnbe 1 f jaer / jïenDe bat men toat ttt&JTfl
gifaac hieto / afê ban &em/ fpottenbe Daer mebe; 't toeffie &?.*$
quaujft nam / Dat Ib^atjam $agat met ïjaer &oon upt Den föv
mofi berfenDen/ <©en. 11.9. Sara fag Hagars Sone fpottende»w
ai. 14.45a[. 4. a$>. c vr. foe ging ïjet $agar Doe fp upt Den ïjunfe toa# gefet« ^
Ant. 3111)3! fjaer bjtnfcen op toag / bagtfe ban Dojji met Wjm
te fuu"en fïerben / fp toi'erp Jjaer fn'nb onber een boom/ op Dflt ty£j
niet fouDe |ien Herben: ©og De €ngel quam ïjaer troolïen/et1 **^
faer een fonteme: 3filfo bleef gjfmael in öeï©oef«jne s»1"*
OetUai. ir/17/10.
c. vr. ï©t'erD 3Ifaac fonber D2oeffiepD op-geb?agt i ,$?
Ant. ©een: toantafêfjpnü btjf-en-ttointig jaer oub toa?/^
laffe «Bod aen SObjafiam / bat ifjp fijn &one fouDe DoDen tot e*' iis
fer^anDe/ <0en. ia. a. Neemt nu uwen Sone, uwen eenige ^
gy lief hebt, Ifaac, en gaet henen na het land Moria , ende° hem aldaer tot een brand-offèr, ï|eb. II. 17. a.vr. 3ï£Dan3^aaebanfijn©aDergeDooD* m&
a nt. ©een ftp / maec alirfp beiöe fo berre nu geïjoojfae»11 Lé
ten/ Dat 3faac at gebonben lag op fat Ijout/ en 3Cb:aham W ^
OercetifjaDDe/ foo öeefteenCngelupt bentemeI2Cbjaï)9%^
|
||
fi Avond-oeffeninge. jSj
«poepen / enbe ïjceft fiem Dit offecen berboben / «3en.«. i %. En
' h t' u 'lanc' n'CT 9en den jongen.ende en doet hem niet, ©en. i2.9.
•,Vr- ï^eeft 3jfaac een'I»jouto getroutot *
, Ant. 2fa. toflnt ay jjB nu foeertjn; jaer nUü ftja.é / fo fieeft Wqa? CJ* lijnftnegt gefonben tot (ïjne ©jienben in jBefopotamicn/
ba le öaet ^311 öaen o*?ajjt fieeft Rebecca, be &ujïec ban La-
n>©6n. 14.1. Abrahamfeide, trektnamijnland, endenamijn
. ,a^Rfchap, en neemt mij n Soon Ifaac van daer een Vrouwe, ©Cl!. • vra. fteefbe boen SÜHafjamjs $ui.sb?outoe nog *
fehp l' $een'toant &ara toaö nu a[ ïie^02ticn/mib sijnbe fionbert top i^n-ttontig jaer / en toatf uegraben in be fpelonfee Maeh-Pefe, |
||||||||
filW ?8^flm 0sfiotf)t fi^ft toan Cpfijon/boo? bier fionbert piefen
Ij y / <©tn. 13. J. Sara ftorf te Kiriath-Arba, defe is Hebron ia
. 'andCanaan, «Ben. 23.16. 4Vr 3&$ü?afiamtoeberom getroutot*
Diitfat- ^a: ^P troutoöe Ketura, ön toefêe fip / bop? een nieutoe ft'hh öene jettgt / berfcfienbe ftinberen getoon: oog aifobatoefe <je!'5r«n maer eenige gefcfienfcen ontfangen fieboenbe / 3par fïjn ty f^laem i$ geoteben / ©en. af. 1. Abraham nam een Vrouwe
'Ker naem was Ketura, <©en. 2 f f/ ö. '/r' $?eeft SBfaac ütinöeren getoonnen on Jïeüeaa i <•
Utornt 3fl /toant a& &n nu ^8 jacr oub toag / en bat fin <®oö
m1; a£fê 8tf»$en fiaöbe / $ jtcbecea epnbeujfe stoanger getoo:* <$'/ enbe fieeft ttoeelingen gebaert/ namelp/ Ezau en Jacob, w "•• ïj". 4. Als nu de dagen vervuld waren datfe baren foüde, fo
c ïn tweelingen in haerbuik, <©Cn. 2f. 21/ zz. kif ik- ®<*eurbeöoe niet toattoonber*? ontrent be geuoo;teban
''.««toeren* Wri1' u^a : Efau toterD ^ ÖEOOren / ende hy was geheel als een
EzaiA- eed- ^aêr na toi^0 Jacob Ö*oren / Die met zijn hand ^us «leien vaft hield, ©en. 2 f. af/ 26. |
||||||||
"Vond-gefang op de tweede Dag van de Maend,
Stemme: jjfalm *. Waerom raeft dat volk, &c. *'f~>> <©b riep eerflt 3E6?am tot een nieüto ©erbonö /
Vj €n fonb fiem om in €anaan te toonen:
fe 3fn «anaan fin niet te eten bono / I^t nieifto ©cruonb en fion fiem niet berfefionen s 19 renjfbe na €gppten om te leben / &t raefite ^ara in be^ ftomngjs fianb; ^am ftomt teöer |jg na <£anan «ebea f, |
||||||||
<&%
|
||||||||
3 S4 De derde
©oe toatf hp rijft met Eoth in 't felbe lanb. ,
z. ©oo? bjees booj bjoeber-ttoifï hab Hótft 6e fifl*'
j|p ftoosi be ;tjö' ban jèobom?' b^ugthaer belbe: JÉIaer itoam fag een open ifemete beur / ïfoe «5ob öoo? &obom 't stoare ocqbeet itetbe; W$ lloth gébangen ging met éoboms Bueren / ©oe rebbe ilb^am hem upt '£ bpanb£ tjanb / |^aer &o.bomsi bolfc ftonö' nu langer öueren / $oe SlBjam bab / maer raeftte in ben toanb. ' ?. 5B>ecerttelbjamiSfoontoa?21fmael/ tapt ïfagar; maer- fijn Ibara toaü onbnigtbaec s ©tt toa.s be ©aöcr niet ban Sifrael: il&aer &ara liet baer nog felfë een bjvtgt naet; ©e 3!onge Jfaae toierb jïraft£ befneben /. ©aer na fo toierb hp 'ê$. ter boob geleib: jEacr fef bcrtojt ï|p heeft fijn töob gebeben / &o toierb iSebecea hem ter bjouto bereib. _^>- Van Jacób tot Joieph.
De derde dag. «ffi$$
e;Vr. ileefbeBbjaham nog /.boert Ezau ertoeJacob JF
taierben* „ajti* Ant. 3[a hp/ rriaer niet range baer na # hp gefrwben / °" af ö?
öU$onbertbijf-en-tfebentig jaer/ enbe hpism fteffdW 0.r.8- &ara begraben ban beibe fijne fonen/ ifaac en ifmaei, <£>&> ; Abraham gaf den geeft, ©en» z f. 9/ 1 o.
b. Vr. S?OC ICCfben Ezau en Jacob ? - 1 \f Ant. jacob leefoe bjöom: maer Ezau [eefbe ongebonöen^jjt
Sao fufï in be jagt / en eeft£ moebe ban be jagt fcomenbe / ^ (t^> Ijp aen 3Jatob het regt ban frjn eer)tgeboo2te/boo? een f$°v f,et^ nfoeji: toaerom hp baet na Edom té geheeten / 't toeft r0°ö $efl» feetlt/ <5en. ij". 33. Hy verkogt Jacob zijn eefftgeboorte »
ay, 3o.i|eB?.ii. 16. c vr. f oe ging het %\m, i „.„ ft#
Ant. Sfaac ban€gppten toittenbe reifen ban toegen ot'„tf
fter£ noob in Canaan / toierb ban «5ob bela|ï fip be $P£L / & bertoebcn: 3Bftoaer hp / feggcnbe bat fóetecca fijn fr^XT#^ ajroot gebaer tjiiam: ©og be Koning Ibimeteeïj ftenbe b^fif bat «ifaac met JRebecca malbe / befirafte hem ober fijn on1' : f tigheib/ <©et1. i6.io. Abinielech feide, wat is dit dat gv'■ ^'
daenhebt/1 llgtelijk hadde een van defen volke by uwe»
we gelegen , 45ent i 6, I / 8,- „. ^r'
|
|||
iv- mik. ' Avond-oefferiinge. 38?
. ■ v r. j^ ^affl. cm m ög)l£(ö |Ean f
'w SffafiftoterOfle^jjentinöatlanb/ met IjonDertbotiöige;
trtX / In Dat öe P&iliftpncti fjem bemjben / en beben fjem bec* : , WtJ. iföen. 26. 27. Ifaac feide tot harr, waeiomzijtgv totttiy
jen°nJln ' dcwijle gy myhatét, ende hebt i»y van u weet gefori- .'\.Vr- 3^^3011 ODfej^tttoitotf. ■ ,,.■-.,,■-
htohï.' ^a/ &* troutobettow Canarajtiferje iH^ben/ tot bptf*
«enk- fSn©Übetj»/©en. 26. 3/. Defe waren IfaacenRebecca
^bitterheid des geeftes. ... ..... . "* r-^ÖnJacobÈnEzauMöelietefóntifKnsEtoEEfi^ , >■•..■■,
Ö«ihnt' feöcccafjflöSFaroblieter; maer9faacfjab€3auIEeber/ tieïr öt ÖP fieerne taan frjn iJailD-bjatti at/ ©en. 2/. 21. ifaachad- c*£M>lief. , . .....*•< -
Wr„ ' 3të tufeljen trefe rjinöeren geen onöerfcïifpö gemaeftt ftt
^sejaemna^n^ . ........-t 1 stor^' Steent afébencutengfaaep&oneCsaumeinbetc
m * / ö!£ ^rom £en i©iïö-ï»jaeö gmg jagen boog fijn ©atier: fti piïDft feöccra onbertnffchen be felecöcren ban «cjau "farob aen/ mrr Mft berepbenöe / maeftt bat be blintie 3faac fón &oon 3a? ^fienöe/ rn£laetfeban<£fau/ «©en. 27.28. ifaaefeide, God ^ e «van den dauw de6 Hemel» , «iSen.27.4-
■jVr ^menamöit€iaüotiaf?1)r;«5[U!i^quajn^ > ......---.••
fan/ - ^&uMtf ftjn©ai>erberfrft?icikncberbeteganemi&
'tiftL /n ,ieni,£ öfitcen segcnniÊt en toa^f te tjer-roepen / begon h? ^'a1 /■• tffewten/ en ögcigbe fiarob fijnboeö/ «©en. 27.41. k " «ide, ik fal rnijn Broeder facobdoodén, ©eft. 2f. 28.
AVr-ï!oemaefttefjet3!aec&'? -,•..,
top Rt- &ön <©iiöer£ fonbtn fiem ban tjuji? nairjn«©om Laban,
ü' f nbe onbertoegen be£ nacfe ruftenbe oy fcet bf lö / fag t$ een fern Lad(icr' *n ^10 *an ^00 öertrooft bcoj grote beloften f. I Ï1(U 28. 13. £>e Heere feide. dit land daergy op legt te flapen lal
c Seven , ende 11 wen zade, «Ben. 18. f / 11. . . Vr &oeö^oegnem3acoboberbrfeberftnfjninge? - -.■■■.
^ttiM ^arcb tmtfa'ïö/ f" bntocnbrrt }ünbe< brbe eenbefofte
i; 7°ö bat Fp rot ban* ban jija ge'nrfime toebfr-fomft / öaer een
fejjy fctiöe timmeren / en betfyrnbe ban at ffjn.goebmn
Goh ^W-Dienfïöeben/ ©eil-28. 21. De Heere &lmy tot eea
c^*in. «Gen. 28. 16/19/. ï2.. 'Vr- Üoe ging fjetgacob. berber op fjtj'n rrpfe* ■ -........-.,
Op ,"£*■• ©00? een tnonberitjerie. be#ieringe.<©ob^/ begttam fsri,
1 Mb lienniffe ban fóarfjet flfjn Bigte / en fti toierb gp bpnffiin 256 Oom"
|
||
j8(J De derde ^
©om Laban tefïjnen fyvtfc otttfangen/enbetoeiïei&omt/ <®en,*9' ',
Rachel de Dogter van Laban, quam met de fchapan, ©SR» *?•r '
b. vr. ï|oe quant ^arofj Éacöjel te ftennen ? ..tg
Ant. ïïacljti quam mét öaer'©aöer^&c{japen aen/1"11"'^-
laten toinfen: Sfarob ftentelbe Df ffeen ban öe pit De£ ©2inw
&af# / en fo terö 1$ fyast fenncnöe/ ©en. *>. 9/10.
a. vr. ü&atoeöeSlaaft ra %abm#tyxg$i Mt
Ant. SJacoö nu febêB-en-tfötfnÖg ;acr ouö jijnöe / ötfoofö? Lj
SP tam? fïjn Biste Rachel, öie fthoon toajS/ ?laban feben P0,
foube bieren r 't bjetft Ij? mctbigöfcftap gebaen Seeft/ ©en. *9-
Allóo diende |acob om Rachel léven jaren , ©£n. ~>9- '9-
|
|||||||
>
|
|||||||
b. Vra. Croutobe boe ^attfo teriïonb met iHacljel *
Antw. üeen: toant ais fjn metnbe met Sachet te trouittf11' ,'n fag 5? '$s mo^en-s/ bat be fcfjelc £ea b? hem [air/ 't taelfc S^U bcrercufeert fjebbenbe op be getooonte iian oatütanb/ fo flÉ'U gfacob aen noq anDere feben jaren boo^ ïïacïiet te bienen /en opD x, öeïofte troitobe jjw na feben jaren ooft met JFïac&el / ©en. j? V Labanfeide , men dort allboniet hier te lande, datmendekley^
foadeuit geven voor de eerft-geboorne , ©en. J9- if/ ijl »8- . b. vr. Heeft -Jarob bj? öefe ttoee ©joutoen ftinberen getoonitf ^
Ant ©ebjfjle tea fo niet beminb ioavi ban ^acob getijft £,<
cïjel/ fo gaf «Bob Ijaer bcfen segen/ batfe bcfe bier fanen baerbc-i $,
ben, simeon, Lei;i, juda, tcrtoijf Bacijel onbgugtbaer toa# / Wy
39. 31. Doe nu God fag dat Leagehaet was ,opendehy hare•
Moeder, do?Rachel war: onvr-jgtbaer, ©eH. 19. 32- c.Vr. ¥>aeïjteïö |>aer ïftacfjei bfer ober * v|i
Ant. Sïacïjel nijbig sijnbe op fiaer £>ufter/ en onberbulbig tl«ii
ïjaer Man/ gaf uit miftrrxifrtgnepö ftaer Dienft-maegt BiihO
laernaan/ imhe stoanger too^benbe / baerbe beffc&onen/.V
tnNaphtali, ©en. 30. v RachelftidetotJacob, geeft my £'
ren, of foo niet, foo ben ik dood, ©eu. 30. 6/ 8. b. Vr. UDatöebeLeatoe* J
Ant. Les ophcubenbe ban baren/ gaf oofi ïjaer ©ienflc-^ji
Zilpa aen latob / betoelfte b« Slacob jmanger getawben wj baerbe 5>onen/ Gaden Affur, ©en. 30.9. Doe nu Lea % dat ly hield vanharen, gaf fyookhaerdienft-maegt Zilpa aen Jacob-
a. vr. ©eeft Lea felbe ixeen ftinberen meer gebaert i J
Ant. 5a fp: ï©anta('.U)acr.^oonïtuben/ jtjnbe een ^11./ ban bier jaer/ eenigetoefritifenbe btemtje^ ïjab gepïuW/y Kacljel tuft toe Ijab / fo bebong Lea baer boa? / bat ^atob WM ïiien nagtfoube (ïapen/ enbe fo toeberam stoanger b)02benbe / y xx f? öa«c toïjfoen ^one ijraXchar, Da.ec na baerbe f? ooft 1^ v |
|||||||
«Hfcaw.^ Avond-oeffeninge: , '§§#
ïfty t ^flfc* Dl'na' ^11' jo. 16- Lea födetot Jacob, gy fultrcé
/"iKomeri.want ikhebbe u om Icon feker]j'kgehuert,45en»Jo.i4'
.Vr- 3£ Rachel alnj&onbttigtoaer0ebiebeh*
Jofe "h' ^Een: magr$Dnfe^^ttoojöïnöe/oaèrb**Ijraet^>onl ^nri ®2n. Jo. 21. God gedagte ook aen Rachel, en verhoorde^
i ^°Pendf haer Baer-moeder, &(Xi> %o-13/ 14. ,Vra- 2&eef 3?aro& nog fn 2Eabansbienfï *
|
|||||||
Q^öpöêtn bnjben"ïnfïinDienfi/ mtt-S fcuDeCabatibaer'bOGf
jnjg ^awb een jjceöe bcloniiige öeiun / <0en. $0.28. Labanfeide, 5>ttny uitdruckelikuwe loon die ik u geven fal, QBcYl. ^o.rfj %69
• vr. <©m(inö 3facob fijn bebcnejen foon met fy'enöftftfï» ?.» .
fieiiT* -®een; toaDt at^ 3fao* boog fijn oberme oienfl rjnb fieöbfe L.! ^et gefprickelde, geplekte, en tiet bruine feee Onöêr % atm$
tehN ^Énöflt ta'ttottaMg&ttï ban^rcb uptinei/ met tegen*
ei, $ö£ itaban--; betotegtrie/fo hrieröen ïaban^onen bergramty La^ al)a.nfelbebEö°n&em ^lfrain tc'i£n'' ^n»**■ *• DeSonen 3 o fe'den, Jacob heeft genomen alles wat ons Vaders was, <Ö5eiï»
|
|||||||
,Vr- S9atbebe3!aco&boe*
fe,nnt-3faco& nam beo?/ oa ïjet toe-fïemmen ban bfpbefjffhc' kj*ti/ boljjenjs «Soö^tafl te bfugten npt Safean-s |tf£/ geujfi en. j .. 'n (itïïigfjepö Dcöe/<J5en.; 1. j8 Jacob voerde al zijn vee weg,
k z,Jn have, om te komen by xijn Vader Ifaac, <Bfh. 31 4/f/ 1J. ,Vr- i?ee fjielb fiers Hafcan até 9| bit berffonb >
ji^jr^öban/ bit bertïaenbe/ geeft inct'er i-atfï ffi sremrnen # Htofp^Wft na-pjaetu/coa beimjle <0ob ftem fcerboöen Jjaööe ee> oer.? / aen 3*«* K toen/ fo DeDe f$ bj?Sarebftcmenöe/ nietan= èeoBtf^ öat f)p MacitDe ober '-ïarcbj; hepmefp bwatcn / toaet leeft! 8 3fai:ci& entftfjiiïMuDc: enoe bat lip fotó na fijn afttobtfrhe ^rttffc ö°9 m£fe"iunöènöe / $ j&P met totenofefjap naer f-uns n.e<= öf) '.^ftl» 1 3. ff. Laban ftond <\cs morgens vroeg op, hy kufte fijn
jj g ers, endezegendetè, endeLaban trok henen, ende keerde we- 1, "^ztjnpketfe, «0rn. 3 f. 2?. A n qr®*' toat^nailifrc 5tjn fp ban maffianberth rjcf:f>ef«beh *
bjpjjpt «-öban baei'Dc een raaefttjD/cn f" aten met maiftanberen in foi|Sp; öafi' na bröcnejcn ficbbntöe bat ^attfo fijfi ©sciteren teeï ben fidh nö-ctfn/ 'itföc ÖP ecnige tïcenen tct gefctfwn bat be een tot . e vnöeren ten quabe niet men* ftnöe riabereji / <£3cn. 31 ♦ $5* ra- mt ging ïjet ^acob in fijn boojt-repfen > 25& a Art-
|
|||||||
jSS De derde <a
Ant. gjacob toat getrooft sünOe öoo? fjct rjetïgte ban ^8%
toaeroin feu Die plaetfe noeraöe Mahaniam, ontfing tijoinge j
3tjn Sloeber Ezau hem tegen quam met btec honbert Jftan"L
't tttólfc" hem f£Cr onttldöe / &zn. 3i. 7. Doe vreesde Jacob ieer,
de hem was bange, «5en. ?|i. si 6- c. Vr. J©at beöe giacob in befe benautothenb i e(u
Antw. ^acobnamboo? eerttintoeblugt tot<©ob/ OC? ^
neoecig en gelobig gebeb; oatr naberenDe hp een gefchenfe ba»utf
©eeboo? €sau: €nbe eunDelpberbenlDefju fijn *?ui£geitn m "L
troiwen / op hopt / fo «êsau op tjet eenc aenbiel / bat be anbetf ^;(
fiomen fOUben/ «001. Ji.u. |«cob feide , öHeere rukt Wl
mijns Broeders hand , i©en. f i. 8/ 9; b. Vr. ïfoemaeftteïjtt'Sacoöteber^ <w
Ant. Sacobfanb fijn ïf utégefin ên©eebeg nachts ober &»*£, biete: oog rtp felbc trofc ban öien nacht niet mebe ober / vcm^\,
omnogmaeltf ineenfaemhetb tebierigectebiooen/ <©en. 3*' Jacob bleef alleen over, 45en. 31. 11/ i$.
c. Vr. ï©attoeöerbaKnhaöh!?infrjneenfaemheib* ^n
Ant. ©aer quam be €nget Ui ©ecbonbji in fchjn *>aLflct ilEan met hem bMutïelen: bog <3acob merftenbe bat bit een <^5ti
toaé/toajfWbetotbeoajjttae&toe / enbe en toiibe ben €ng^ u- Iateu gaeh / bao? bat hp ban hem gesegent toa^/ <©eru j *•*b'J$, cobfeide, ik en ialunietgaen laten, 't en zy dat gy my *"»
<5en.ji.i4 ïfDf.i. f. c. v r. 59at ta&i De nitfeomfte ban befe toojftetinge i rt u-
Ant. Ms^acob Den segen Doo2beranDcringe ban fijnnae",„^
cob in De naem ifrael betamen IjaD/ Dog aenbehettpcber»1 D/
Stjnbe getoojDen / fo etnbigbe De toojftelinge met ben Dager «^
enSIaeob noembe bic plaetfe Pniei, 45en.?i. 30. Jacob noe^
de naem dier plaetiè t'niel, want (feide hy) ikhebbeG°dg
43en.?i. n/*8.
b. vr. if oe liep het af / DaeCsattbngtaco&quam* „atf^
Ant. Ezau hcböenbe het gefchenfe ontfangen / fb ^.(Mti11 <0oD jïjn herte/ cnDe f" {jebben malfcanberen tn mfnne beb>ei «1 fb bat€3-au bcrfbgt fijne JHannen tot3!acobsi bebjatinge D,t ten. naaer^acab lïgop^aunietbetroutaenoe/ ^^SffT m aïfo trocfcn fn in b?ebe ban malfcanberen af / gjacbb w* r/ tot Zichem toe/ altoaer hl' een ttirö (anb£ fcocht / <©en. 3 3 ■ ^e15' liep Ezau hem te gemoete , en vattede hem in de armen, e° °
de hem, en kufte hem : ende fy weenden, <l3en. ??■ '''. Jo ,
o. Vr. toeging het ^aeob boe hpfigbpBichemonthiei0^
Ant. 381$ ©ina/ nu hautobast sijnbe / be ©ogtcren be? $0 |
|||
öln Avond-oeffeningc 3S9
&nJttenöanfien/ fotoierbfe tandem/ Devotie banHemor
hJ,7:atio-booj5t gefcfjonbtn: enter!D:oittoe amhcm jijnbegeteo^ onöer conbitie ban öat \y& met fgm ^SMirgersf befhcben foube |
|||||
.e-v.,; fa fï)nsimeoneniv;vi m öe &taö aebalkn / nebben alle.s
^moojt/ en ijaer .f>ti|icr.bJ iotcerom mebe genomen/«3en. 34- *6* tejêer> °°k Hemor en xijnenSotip Zichemdood met deicherp-
|5esfWaerts,en iy namenDinauitTiichcmshuis, <!5en. 34- 1/ *■ • vr- ïfoe nam öit Sacob ou *
bnn " Sacoötoag toornig obetöefcta«eb!&ftt/ en bcbuctt jtjnDe Êr,k? "^Ö^acfe te fiüfen Itjöen / fo berrepjsbe ij» tan Daec r.a fiid thtoe/ opgetoefct$ijnoeooo?<©oDsiIafï/ <6en.3j-. ?. Jacob tn t' kotntaen, laet ons opmaken, en optrecken naBeth-Ël,
^.'^feldaereen altaer maken den God diemy antwoorde, ten dage ^'inerbenauwtheüi, «Ben. 3 f. 1/1/3/6/7. •Vr. gijj'et xiitt bpfonber? boo^-geballcn in bit fcerrcifen i
Lj't ÜJaïjet: iuanta[.sf)nin|)etot>ti2efeenfljn^uisi8e!ingefiti- h^Daöoebanoe2l)tgoben/ fotoasf«5objifbtrftlj?tcfetn8e ober net f."1" öeg lanöjü / fobat ï)j> in fycbe berretéoe: jfiaer eer ïyr? te j^P^ath quam / fo jïo?f eet ft Deboia De ©oeftrr / en Daer na ftogf ftorfn1, '1 ÖÉttlmöCtbrtlDetianBenjamin , <©tn. 3f. 19. Alfoo
j.R *^aèhel, ende fywierd begravenaen den weg na Ephrath , dat ,ö«bleh«n, ©en. Jf.»/8/13. AVra ïfeeft garoa niet meet $utf-ïtrtufen geïjab i
ctPiT»nt ^a ÖP: toant ate &P fa Öao t£ ^ öfflrtK'n met fijn ïftifé* robr fotJ«fli£PRuben fïjnsf©aöerjS25s?-tot)f Bilhn, 'ttoelftfa* etrft ^91^ nam / oat ÖP &cm °P fön foaö &foö£ nct rf 9' b£m
d |I,8fb002te0ntfC!De/ «Ben. ?ƒ• ü. Ruben lag by Bilhazijns Va-
Cl°y-Wijf, ende lfrael hoorde het, «Ben. 49-34. AVr- ^oe i£'t onöertuffrficn met «Ejan gegaen ?
ren nt- «csau trotteüc tocrftfjeiöe &?ciitoen / en toon rjceïfeuiof* *i tfttlct tof*fe feP toDBni3e te Seir > onDfr öfft' toasi 2tna / bic be Wiv» 5*n Cfr,t fteeft «etonben: ©eanocrc&onen banCsan '«1 magtige ©ojfien en ïftoningen / «Ben. 36.
Avond-gefangopdederde DagvandeMaend.
Stemme : iJ5f.ro. God die der Goden, &c. 1 Tj ^ait en "SEarob (wast SRebeeca fcotut:
f"» Xbtmeffcfi toierb boo? ïïcbecc' befcoort.
4."~ %l$ üTfaac nu D002 ouberbom toatf blnjb ? S? fc"t &j? 't ï©ilb-b;aeb ban fijn cubfte ftinb: ff™*'«rbat€.-ati'tïPiïb-b2aeb ïjab getogen/ *m Jacob teeg fijnjs©aber^ befie segra. |
|||||
|5>q De vierde
i. ®oe berffe €fm u»t in naer gefugt i
<£n giacab moft boo2 €fau on be blugt: tprgpfi na Haban :*W$ W W W 't betb / &otoierb hem öaereen ïtemelfdjSLecr gefïelö. $n ging met S.aban.£ benbe ©ogtcr^ payen / • €n öienb' om Starhet ttoce-macl feben jaren. ;♦ f? heeft afóaer. beef ftinoeren bergaert t
&tjn Rachel heeft fijn jofeph oofi gebaert. $?P fogt fijn epgen ©ee op 1 abans* betb: 3»tjn jegjn maefcte JLaban fêerontftetü; 2Hfó n? bao2 & abans too:n begon te öugten / ©ae tè hn met fiin i|tipjfgeftn gaen btugren, 4. ©frbotgt/ hpfïïtttea.aban£gramgemoeö;
Uaer na qaam €iatt gram hem te gernoeö; «fa iwufMt met <0ob; €$au toferö fijn bjinb j] ©aee na toerb *F>ina ban 'Bitifcm beminb; ü^tt ftofïe :Eichem * 2&urge$ bobe toonben: ©aec na heeft ïtuben 3ficohtf fieo gefehonben- Van Jofeph tot Mofes.
De vierde Dag. a. vr. $oetéh# Wephinfijntebengegaen*
Antw. 3fafepf) nu oub tfnbe febentfoen ;aer / H ban fijn *• ïteffonben om tebememen ho'e het ffjn %pëad$ op het ©etb w/m
chem at mae!iten:€nbc baer ftamenbe/ na batfehem in een PÜzfoè tien aetuo;nsn / hebfenfe hein aen öe JEibianirtfche Stoop-11*oi- jberfiocht/ <©#!. zy.i8.Sy trocken Jofeph uit den kuil, ende v«rK *
ten h^m aei de f(rmeliten voor twintig Silverlingen. b. vr: ï©a.£5erniemanbbiebitfochttebefetten> m.
^a/ toant afóöe «toere &;rcöer$3Pofepft Moe «^
flaen/ fo fMbefig ïïirbenöaer tegen/ enberloffe jofephWJLj tiooöt: en toeïatènbe bat h»m befeimt fouöe gebaren WP0. nam boo2 / hem tot fijn ©aber toeöerom te b2engen/ <23en. j 7- ' 'b. Vr. «ioe gefchtebe ftet / öatfe hem berfcdrhten i $ Ant %\M / b2?efenbe bat fa hem nogfoubenboben/ rflDf
menhem'fruibeberHopen/ <©en. iy. ió. c. vr. ïtëaerom beben bit be Sfooeben* ban Weoh * ^.M
Anfw. g>p beben bit uat nfjöighenb/ om batgjacob baer ww> Weuft toat tieber. hab afó haer i en ooft fo bjilben fn fytt WüLt
^t)h£?b20omteu«nagtigmaften/ 05;n. xy. j. ifraelhaddej01 |i>f boven alle zijne Sonen, <©en. ?7-4/f- .
k yr. i©at b28om §ab ülofepö ban geöjoomt i ^
|
|||
Ayond-oeffeninge.
|
||||||||||
391
|
||||||||||
■finIS ^2*^/^0^^*^*11/ ffitosen So$
©en,, : f? S*; m bt ®m m ü£ Mmt i'oo^ 6«n bonen / leder, ©£«' üeSon' en dtMaen, en elf Sterren bogen lig voor niy
CAft/' F3^0"1 ^ &aer ÖE*"e" b2ÜOm ten^ ÖÜ fc02tt > WSfê^Ti301?öaeruit/ öaiSftfift*»örotómmfotibe
% , q'c * a[[ni0°? Ö"»5!« foiiocn moeten lierntberen/ WJ 75' :- jnï BvoeccIS 1«ü"= > Mtgy etengantfchelijk o»ei on s
Am!; ^Ie fohet5 fp &aEte oiïtfïöuïötöcn fccoj «aren ©abrr 1
bC/ ,„^^Enef" ^eff/ En öODPten3:ofepf3?ïiofem bat sö^*^ ^* ban «o»toiRi cebierte/ enbaer o»cr feerï>e*
*e te treuren/ ftn. 3 7.3 3- Jmobfcidej het is mi,ns Soons Rok, wosgediéite heeft hem op-gegeten , (©en. 37.? i.
a' vr ^aertoierb^oftpnfenen aeb^otl 37 3
etribo» St ^51'Pfen/ aiteacr^ turficgt teierb aenf ofïpïjar/ È 'jan jp&arao^oteönjjen/ een.37.»8. sFbragterTofcph«a g'P'en, toen. 39. 1.
Am if°* Ö^kf1 &aer 3M*ï>& ®?treberen ty faer ©aber >
' „fffi ^Em te troop en/maer a& ^aroto fcfeef tre tirenöe " """"" !uüa rtkt tangrr ?]en /mar r £? ïiertrofe 38.!. Hst geichiede te-r iel Kier tijd, dat i
|
||||||||||
j
|
||||||||||
a. v Z1>nt Broe«leren aftoog, ©en. 3 7. 3 f.
Am' ^at.mc .'uda,a^ ÖP-WH in Mortieren ïm$ afnetrocfeitó
^s,; ^öa r,rmLtoöe,«n^anaamtiirne ©;outo/ Die nenaemt %i ?s' ö*to?fe&m,öaerbeb?ie&cnen/ Er, Onan, encesda, c v *~* 'uda narn Sua tot z'i" Vrouw, ©en. 38.4/ f.
An r' jRJn öefe &onen ban !ud3 netrettot ?
WnSVJS? trc^£ ™ai,®n ^ocb^ ««ft**-/ öie cotft
^t seif Stn* êf^at ^a!ï!ar flmfc toasten afö iBebtte / tot Wen/S öf^ntoa?/ om ban ooft aen liem wtroutottc totdaV -e ? 'i1' Judafede' blijft Weduwe'in u Vadershuis,
Am' 1, ^, mar; öefe'Ö0 Wt-pttoanten Sda petrout >
Ht torwn / .-mrMï a^.Jluia ^^ fat/ H2eefinöe öat ooft ^eïa Roeven 2S.(,'° u^.e Than^ar^aÉr ^ö'toe-Meeb af/ en beöe een >S «KW.tea£r m fp b" Den ton «'"O fitten/ een.3 8.14. Vr«uwew0 ^8!™01 goorden was, en dathy haer niet ter
!>. vTe ^gegeven, (©en. 38. 12/ 13. '
r- ©at toeöer-tiaren jLiab fn m befe Jitoömae >
23 & 4 AnP
|
||||||||||
3%z De vierde ~
• Ant. gjuöa Saec Scfjoon-baöer / ïjaet ö'aer. (ïenöe / tw "":,,
tienö? öat rjet een §aeré toaö / bestoangeröe öaec ontiet ötW1 v f3f een «Beiten-boft/ öte fjn rjaet fenöen fcrntie/ latenöe fïjn ïïtng / ^ tf en^noer/ttiteenpanD&nFjaei:/<0en.j8.17. judafeide,'*1*1 ean Gsiten-boklinden, ÏBtn. 38. 18.' «
"c. vr. ^aeöjoegUgfuda, öaef^öecflDnööatfrin.êcfjoot1-^
tec Cfjamir bêstaangert bjasr f ,„, Ant. ©in bertoeesi ftaer om berfaanb te tooröen / maec Wff*ÖL
fieaat^n"felijebeJ%anbja«!/ trie fraet berrmtremigt ftaööe/ U fp2aft fjg'ïjaec b?»/ en öeftöuföigöe hem fetben/ <«5en. 38. %6. J£0. feide, f • is regtveerdiger dan ik, dierom , om dit ik haer mi)0
»e Sela niet gegeven hebbe, <0en. 38.14/ iy. b. vr. ^oe rjtna ïjet Tofeph in Cgoptcn ^ . m
Ant. gfrfepft ber&ocfit sfpiöe aen Potipfjac / ö?o«9 fï0 'nJjfe
ötenfï. ft toet / öat fïjn #?er fiet gantftfje^utëgelïn aen rjeitt L/ trontobe/ bjaet 0002 oofcbeel jegens? ober. öat Jtutégeiin #>% <0en>?94 'Potipharfteldehemoverfijnhuis, en al wathy b*"
ftelde hy in fijn hand , *©en. ?9-1/?/6- a. Vr. SHeefJofeph in oefen ftaet * ^
Ant: $een: maec afó öe i|ui.«fb20tt ban Pottp|ar op jjettt \t>
ï.iefbe/ en&e atëfahemtotnaer toitniet ftonöe berlocften/ pJf
fïWöigöefpftem/ öatli» ïjaec öaö toillen onteeren: WattKs
!ïofep§m öe gebanfeeniffe toierö gelooppen / <©en. 39- *°- J0'^.
Heere nam hem, ende leverde hem in de gevangenifïe, tlBen» 3?
; c. Vr. fóoe fiortbe fu ^ofetift 011« beftliuïöigen ? jji.
Ant. 2BW ft alleen met fofepft in fttttójijnöe / berfogt öat wU
ïjaec toilöe ftotwn flapen / en até fyi öattoeigeröc / en op öe ïU rting / ft green ft nem bn öe Mantel / en rju öie berlatenöe / «vi ft öte Mantel üo naer / "en toonöe öie aen fiaer JElan / fego^n öat fii uit b2Cfo« ban berferagtte fitflen to02öen/ ftaböe g*<& om Wtte /' en öat -Jofto'f) öoè toag gaen lopen / latenöe fun W tel bu haer beööe / <ü5.en. 39^ :h. Vr. mt ging fjet Keoh in \yt gebangen-nuttë l m Ant. «5aöóa^ftgenaöigob?rf(em' öat 1$ toierö qtfttö%
©ttfienöeroberöeanöeregcbangene/<0en. 19 «.DeOverfte j, 't G^vanw-nhnis gaf aM« He gevangene in fofohs hanH,>j3en.?9'
c. Vr. Siielöec n*t$tyiftnöersr boo2 in ïjet gebanaen-ftiti.^ ? #
Antw. ^a t ©e &chtnfter en öe 2\atftec ban ©Ijara» öajfjp banden ^fjnöe/ ö2oamlsn nöer e'enti20om/ öie^ofiiJfthfl^ ^
[eiöe; Cnöena frjnnittegiTinr iniepö 'd<« Ricker oiptjenangen' ^ srh-nk?r biierö hcriieiö in Qn borjg» met / op vnien "ïofepfl ut ft3t/öatöpaent)èmtailöe8eöenft«n/ *©sn.4o. n. Pharao "^ |
||
j Avond-oeffeningc.' 39?
^«nOverften der Schenkeren weder-keeren tot zïjnampt, bf.aa.
^aer den Overften der Backeren hing hy op, ©en. 4°- f' c- Vr. j©at ö20om fjaö öe 25acfter en öe &enenl;et i
v Am. 5©e&chenfctr,ö20omöe öat ft? ö2ie#ijn-ranften fag/ en Stt^tjn uit-pecfte in een Refter/ öie hnïnP)araa.öt}anögaf: F* 25acfter öïoomöe / öat hp ö2ie manöenmet 2&2000 op fijn tjoott D$eg/enöatöebogelenöaeruntgu«rneneten/ ©en. 40. c« Vr. j^ae leiöe 3lofepf) öefe ö2omen u?t ?
wAnt- $» fepöe öatöe öMCtfanta beöunbe&en Ö2ie öagen / na ?f[te ttjö öe &cfjenfter in gnampt fjerfrelö fouöe toojöm: €n öat r «?ie Stoften beteefcenöc ö2te öagen / na toetfee ttjö öe 25acfcet jou» boften op-gehangen/ ©en.4°-
c- Vr. #oe|ionö§etonttertHffcIjenmetIofephsgeflagte^
ia At>t. &$n .©jaat-baöer %faac ouö jrjnüe ïjonöert sn tacljtig ;F / öie nu biel ö;ie-en-beertig jaren ulinö te fieöös gelegen fjaööey
's ontrent oefen tij'a geftwben / en $begtaben ban beiöe spe£0? ^•VjacobenEzau, ©eh. 3f. 19. Ifa«c gaf den geeft , ende fijne
°nen, Ezau en Jacob begroeven hen», ©en. af. 38. *■ Vr». «p jofeph in öe gebangeniffe gebleben )
r Ant. ^*en: J©ant na berloop ban ttoee jaren i«!J)nöoo?öeuifc ^«5mrje ban j&hatattf öjomen bwnèerlp' berlojï / enöe tot een ^t%eerin€gnptengemaefit/©en.4ï. 14- Pharao fond, ende ?de JofepK haefteli] k uyt den kuil komen, ©en. 41.41.
■ vr. l®at rjabae Pharao geö20omt*
Ant. $n ö?ootnöe tot ttoeemael in eenenagt/ öat fi» feben bette/
r'»oen magere «roepen fag op-tomen Hit öefiiebiereöeNni: en fZ.w magere ösoenenöe bette op-aten: <©oftö20omöerj?/ öat f)? 'P«n bolle anten fag/ enfeben 002rca»ren/ en öatöe öojreber* JWen Öie bolle apren/ ©en. 41-4. DieKoeyeh Ieelijk van aen-
en. en dunne van vleefche , aten op die feven Koeyen fchoon van en^n, <©en. 41. a/3/ 7- ■>^Vr- ïloegfraefete Jofeph 0002 miööelban oefen ö?oom uit fret
Ant. 3^ Pharao öe uitleiwingeban oefen ö20omttfiïöetoercnv
b,£at "«fmanöban frjn tarjfe (tèben &emöie*oriöen berMaren' <b ft5°-öf Schenfeer aen ^afepfj öenfeenae; enöeöaer. op toierö3te JHTO ontbotren / om oefen ö20om uit te leggen / ©en. 4' • 8. %*- Q vertelde fijnen droom, maerdaeren was niemant dieie Pharao
"«■Wde, <8en.4'-9/u/i4. . vr. if oe leiöe jofeph oefen b20om uit f
bM*nt' ^" faöe oat *z ^m Wto ^epen'en oe ^en bolle a"rm
"«««ïoen feben oberbloeöige jaren: maec öe feben magere fioei'en/ 2B& f etï
|
|||
394 De vierde ,(
m oe feben bout airen/ betefcenüe feben onbjugtbare jaren W &\,
Cgppten fcomcn fonDen: €n öaer gaf ?)pf>l)atao öefe raeö/ os^ ia be öjugtbate jaren goeöe booz-caeö fouüe opöoen / <©en. 4' • *£ Jofeph ièidt', fiet in de fevcn aenkomende jaren ialder grootenö"
vloed zijn in den garftfchen Egyptenlande, <&ttl, 41.16/ 3 3/ 34* b. Vr toenam Pharaooefiuritleggingeop^ j~
Am. f p gelooföe bat ïjetalfo fouöc gefcf^oen/ en öaer op iWhK te öl? ^ofepb tot center jïe oker ïjet gantfcfte'S anö/om ?)£tb!)r _
beet ban ijet getaa£ in bie feben jaren te bergaoeren / «Ben. 4'nW Alfoobragt Jofeph by een feer veel korens , gelijk het zant derï
<©en.41.41/43/4r c. Vr. <3fë jofeph ongetroutot gebleben fn öefe ftaet i ttt
Ant. $een: JHaer f»? nu öerttg ;aer ouö sjjnöe / heeft <$&% Afnath.öe «Ngter Pan J^ottphera/ <©bcr|ïe Pan Or„ bp toeleg
getoonnen geeft ttoee &onen/ bie ïjjj noemöe/ Maoaffe en £phrr,'^s 0en-41 • 51 ■ Jofeph werden twee Sonen geboren,eerder een jaef
hongersaenquam , <!5en-4t-4r/46- <„$ b. vr ^tjn bie feben anbjugtbare jaren alleen ober €gppM1Ui
jjeftomen^ ttn Anr. $een/ maer ooft ober anbere Slanöen/ fb öatfe na &$&&
om fcoejn ban alle kanten aen-quamen: gelijk ooft ^ccob/S^l-* fo ©aöer / fijn &onen af fonö na f>et VmtU onujugtbaer jaer, . e feJ02nteftopentn€gppten/ <®en. 41. *.. (acobfcide, fierik j> -^ gehoon, dat'er koorr, in Eayptcn is, tréeket daer henen af > *
onskoorn v:mdaeropdat wv leven 4Beil. 4'.f7, j b. vr. |^eJ(tetï83e^ötei5|ïonBaenfrjn2B?oeter^ &*%W»
Ant. $een: JEaer^ofépftftielösirtbjemt' noemöeïjaer*'
fpieöttó/ toilüefn^flerbKDerfócren/ bat Benjamin meoemot*!^ men: onDerruffehen mofi &imeon fo lange in «Êgppten Wtjoew^ öaerna Benjamin mebe-bjengmDe/ toaerboo? Ha op fnn ï*»J bojge bleef / beöe SJofepf) fijn 2BeBec in 2Beniamin? fafe jipa* "| fraec agter-jjalen/ mafégiêkangenebrDerom tomen €>tx\.^' ?, Jofeph lettefe drie dagen te famen in bewaringe, &ttt- 42' 7/ 9/'
«2^143.9/17.
b |
|||||
fonöfntnanfepn.sïberfiopinaebegaengeboetsen/mööenor-*»> ^
omgenaöeem ïjarenouöen ©flöer^ totdr/ fo fconöe jig 3iOTO^) taager bebbitngen/ maer unt-btrtïenöc in tranen/ macfitc 5tg isj» aen fijn ^oeberen befeenD/ <6en. 4J- 4- Dóe föde hy, ik b^(* ,g/ uwe Broeder, diengy naEgypten verkocht hebt, «©en. 44 ** '
*8/ 34- „. ^ |
|||||
Avond-oeffenïnge. 39^
Ant acijg ^oföih ïjaer tjaö geruit >vtïeiö ober bie trmitotefe ter*
£ywi8e: enafótjn-berfïonD/ Dat fjet Pharao' itjcl bcöiel / öatffin ^;OCqec!S oacr toaten / fo fonö ïjp magenen/ en gefïïjenfcen,' om fijn 4r o ar:t $n öc&eele öutföefïn na «Êgputen te Doen tomen/ €>m- *fv. i8 N-m.t uwen Vader, endeuweHuisgefihnen^e'ride kornet
**y.4Ben.+r.7/*T-
■• v'. ï|oe hjetb 310 facob afé fm bt't !;002be J
finm' ^p taai' uptermaten öerbïfjb'en qüam met al fijn $utè-ge* '"'"^ftaenöe in tfebenn'g jielen/ na €rmpt:n af cttc #ir: ,s. V'. u t
iJJ^tig jaer/ cnös toicrü geplaet*t;u rjetïanb Goien, <©ttH& «• ^fcl verreifde ma al dat hriadde, ©en j.5 x6.
• v*- $oe ging het in éggpttn lanb met ben tjonget >
u tnt «©e €gnptenaer£ bertory:n al toat f? habbeh/ om 23233b n3*n/ behalbcnoe^iïfteré/ Die'^eranberpitóban© ^sz t''Wen; baer na gaf haer gjofenft toom om te ïaeaen/ raasr W j';l"uber tjet ïanb liet brjfbe Deel ban bë intomen boo: p.;araa / k„e öatboo?alle bolgenbe trjben/ «©en.47.10 Mfoo k .cht [01. Ph , Seheeleland van Egypten voor Pharao, «Ben. 47- berff. 17/18/ /16.
*■ vr. 2Ptef gfacoö in €gnpten i
t *«*. gia/ geïfjfeftnbaergVtïojbentë/ mjbjtjnbetonbertfeben- bèn ^5 iaec/^gn' 49' 3 3 Jacob leide zijn-voeten ter neder op het
t e> ende gaf Jen geeft. ■ Vr. ïEiat bebe ^acob ot fijn fieS-uebbe *
Ant $P bebe fijne &onén bfflnfjem tomen/ at>oaS&ettoee
|
|||||||
S?en fean 3iofep& / enbe jégenbe ï;aer / en boo2feibe haet 't geen
neKC gefiagte fmibe ober-tomen/ «3en.49-«• Daer «a riep Jacob zrj- tie j°nen' ende hyfeide, verfameltu,endeik fal u verkondigen 'tge- öatu in de navolgende das?.°n wedervaren ial,<®eiU 48. ió. •. v<- Bat gefcfiieoe na gjarobé Doob >
et, ï,^: ^P toterb / Ctcïnït rjg berfogt tjabbe/ uit Cgnpten geboert / ty^ine Baberen in Cannanbegraben; ^aer na/ gfofepïj 5'? sp- it) a ■ mct ffinen toebeten bcrfshenöe / fisbben fa eentgen rrjöt ii? «Qsben b28be en jegen geleeft / en e;nbeltjft ü w* faf:prj geftoj* eeV? /Duïl ^nöÊ "onö£:i:t en ^"'Jn ^"x' berfaefenÈeonber banb ban tjK,' öatfe fijnbobebsenberen nKtfjacrnit^ari-nenfoubenboe^ 'Qfetl ^ öa!:i: nafóuto 11a ^aaaanberreifea/ <©sn. f o- 26. Ende ^Qi, ^orf' oud zijnde hnndertendethienjaren, endefybalfem-
^«em, (©en.47-30- 45jn.fo.ii,
|
|||||||
Avond-
|
|||||||
396 De vijfde ^
Avond-gefang op de vierde D:g van de Maend.
Stemme: J3f.fi. Ontfermtuovermy, &c. , r,T""f <£n tijoom ontffaft 0002 9ïofepï# ©joeDetjf ï)a(t'
l-f ^p beften ïjera aen ïfeitlgerö berfcopen: -*"-/ &P gaen fijn Jïofc in beefïen bloeD in-Dopen / «En toiifen fo ber&ergen 't frïjenöig quaet. «ïuDa trefttban fïjn ö^oetre ©aoer af/ %jr» trontot; mate «5oü otroo ttaee ban fijne Sonen: €n ay men Cïjamar 't J&oeren-teifeen gaf/ ;$>ofconDe ï# fïjn mij&aeD niet berftfjonen. i. 3W# SJofepr) toiero tot butligfjeiD berfogt /
©an J&eefïerg©jonbj; ,60 toferD öpfelfé gebangen. <Paer na toierD J&ïjaranji 28acfcet op-gehangen: ©e «Seijenfeer b?p / Die Doe aen 3ïofepft oogt 2Cl^ Pharao^ Djoom memanb fron leggen uit. ©oe 3fofepfj ïjem öe fin te regt berfilaerDe / $p fereeg een groote ©?outoe tot f n 2BmiD / <èn Fftaro fjielD &em boo^fji in groote biaerDc. 3. <i>e hanger quam; 't berfamelDe getoafeïj ©eilD' ^ofepjj uit t fnn SBaKDer^ fiopen feoren / $P Utt ftaer eerfï fïjn fjarDe" tooo?Den horen; <©oe riep h? Dat hp haren"%ofepfj toa& f P fonD om 3Jacoö / Die quam ölijöe aen: &ijntooon-p[aet£toa<s tn <0ofen£ rijfee ftieiDe i $p fag fijn ftmD'ren I1002 fïjn öooD-beD fïaen:• $np?opheteeroe/ eerhubanhaerfcheiöe. ^ Van Mofestot Ifraels Uit-togtuitEgypten-
De vijfde Dag. »
b. vr. $oefê het gegaen met SMWgefïagte in Cgppten; m
Ant. $a Dat een anöer Koning bias; opgeftaen/ Die 3?oWn tt ïwö cKftcnD / fo jrjnfe harDefïjfc genanötït/ en gefaagt om Mn">.
berriDen tot Setooutoen ban ttaee ftoningipe £>éhatfteDen/11 tf roJRamelhes, <£r00. 1. 1 j. De Egyprenaers deden de Kinder*
rae's dienen met hardigheid , CrOÖ. 1.8/1+. fc.,tV c. Vr. iBaeromfbgtenöcCwptcnafr^ïiafrtconötrD.-tiCi*^
Antw. &n/ fjenöeDatDefiihDercnTfl-nefeffcr bsrmen^' öigoen/ tyeeistöen Datfe te ecnignrtijo tegen haer mogtenSF^e
CjroD. 1. i o. Sy feiden, datlè niet als'er krijg voor-valt, fig *
met onfeVyanden, 3Eft. 7- 18. 19. ,(i$ c. vr. j^ajs Dit aïfren De berDmeftinge / Die De €gnpten» A"r'
fflnöerenSftraeféaaiBeöen* |
|||
i _ Avond- oeffeninge. 397
hml'i 'Z?01; mtt ** &ömnjï fienDe/ Dat hoe hp ftarr meer ber^
&tt*lJm* °<* «k« *ermenigbulOigOen / fo beiafte ft? aenDe ton*™!ü?e^|H©?ocö-i»?outDen/ Syphn.enPi», Datfe alle De ^ «aqens oer Sfïaslttifche ©joutaen in De gcboojte fouoen Doorn/ * V 'i» Is'teenSone, fo dood hem, «ÊrÓD. iz. ir.
•vr. Rebben De ©2oeD-b2oubjen Dit »eDaen ?
•tttoïTfc^/ M»SIe ï&fl&ob b?eesSDen/ fo hebben fpöe^ïto* feaEL8 , ni<t8ef)002faemt/ boo^aebenDe Dat begHralttifcfa ^«ïenalgebaerthaDDen/ eet De©20£b-b?oitbnhaerqtiamen/ a v ' 'ï47' Sy fielden deKnegtjena in 't leven, t£roD. 1.17/10.
■ yr- wa$ De ïtQntncjt hief meDe bergenoegt *
KiïïïLJ&'&ÈP1-xma hp sebooöaen at fijnIMfc/ Datfe oe *SiïdB^ erï**2enaBn m &et *w»t*c fo«öen toerpen en tabgn» W- ^P00, *• "• AlleSonendie geboren worden, fult eyinde
cyierewerpen, 3fitf,7. I$>. a™T" JPn al ** *neBt|a«l Der f erheen berD2önfeen i
W,; ■ ^een / toant ont)e,: DeftIb£ * ^8 8^^ / oetel[<« ge* taö.v°DnDe "£* Lochcbed • ^°8tet ban Levi, (Die haer getoonncn fifo*;imouD3Ot,DE i?7-jaet) met fijn 2%oeDer Aaron, en met kittrfhïïF ^3m,i * öe^ït,e °P «" toonSerlpe maniere in het Vrd "W*"/ B"m.?6. y9 Jochebed , deDogtervan Levi,
|
|||||||||||
c
|
■ Vr. ^oe & Dan Mofes in het teben ftdjeuöen *
|
OD. 6. ir. 10.
|
|||||||||
ma w 3W# Maföï JüoeDet fag bat JEofejS een fchoon ftinö
hp»x ^ terbecgDeffe hem bm macnben: jfta sr Dit niet langer Der* c"öbanoe$ïibiere: Hlftuaer Des' itonmgs' 5^ogter famicnöeom
S^ te Jnaifchen / fag Dit itisïe / hoojbe het feïnDefeen fehjjepen / en u ct oarmhertighepD onttiefeen ?rjnbc / namfe het feinöefcen Daer ^y en noemöe het fefbige Mofe, om Datfe het nnt het Snater haö heh? I CpOÖ. 1. 6. Sy werd met barmhartigheid bewogen over
^ fclvige , €jCOD. i. 1/ J/ f 51«. 7- io. ■ Vr. ^oehanDefDeDe^fóoningss^ogter mtt Mofe?
fert>c' ^'Dft* ^>l,fter Mirjam Daer ontrent sijnDe/ Dog onbefienD/ tpirt °P haer bebet JKofcs- jüoeöer géhaetD / om Dit ft inteken op ^ »ocben / 't toelfe groot gelco2Djn s^nDe / i$ aen het ïf of ban De (iDl!!tt18 fl*?agt / enbOQieen&oonbanPharao.^ogter aenge* ■ lien/ Cf OD. i 8. De jonge Maegt ging, ende riep des Kneg!-
Jbns Moeder, €rOD.i.7/io/ ir. • vr- ^oe taierD Mtfcg op-geboet in he» «onings f of i
^q *■ ^P baierD onDertaefeninaltetoijöhepDDerCgnptenarem 8 °8t ön rwer genegen toa.* / bp |gn «pgé ©o» fmaethepD en ïber=
|
|||||||||||
-S9S Devijfde _.;
berb-ucfringe te berbjagen/ al$ in be üooffr jje toeefog te lebefl/#'
7 Mofes wierd onderweièn in alle wijsheid der Egypten3re
enr.e was rnagrirj in wuirikp inwerken, ï$CD, n.24/2f.
a. vr. ©lèf'jio^fllttjainïjetfotl ftl,
Anr $cenfip: maer atehpnubeettigjaeroubbw/ güm
jijn geflagte tefocften/ bcnSenbe op een mibbei om haer te berMf',
<ÊrOli. 2. ri. Moies ging uit tot lijn Broederen, endebefagfaa^1
ten, let. 7 tf- (m c. vr apaet öoo? netoonoe jaqfté fijn gewgentheib tot i1'
©Ofii* -^ Antw. 36fê hpeen Cgpptenaerfag/ öieetniefaearfeft™,.^
ffoeg/ foo fcoobe fcp ben €gj>ptenaer/ enöe berbergbe hem onb# ]) jent/ Croö. 2,1 z* Hyverfloeg leö Egyptenaer. Crob. 2. i *♦
c Vr. l|oe ging hetJBofë;:hierober* u
|
|||
flacn* fooberfïonb fcpbatfïjni
fcenb taas?: €n bememenbe bat Pharao htm toilbe hier oner "^ ben/ IrfUgtebe fiji na Midia?;, €rob.z . i'ƒ. Mofes vlood voor PJ)^3
aengeftgte, «SH'Ob.?. is/14. 2Set. 7 29. b. vr. ï©attoe&erter jfeofeinMidian? _^r,
Ant. i.?ntrffi!toöeaIbacrZippora, be©ogtertjanjethro, r*
fïcr in Mi ^i*n, enbe getoon öp haer ttoee &onen/ Gerfom, en w zir, Crab. 2.21. Jethro gaf Mofe zijn Dogter Z/ippora, <£r0b.4' '
€rob. 18-4- .
b. vr. MtUa be feinberen Slfraefé in öte stoare flabernpe *'p
Ant. ll£ fptot <6oöfeh?eeutoben ban toegen haer harbe^'u! bflTFiepö / foo berepbe <©oö een miöbel tot haer berfoffW^ii
JRofe.sV <ÊfOD. 2 22. Dekiuderenliraelsfugtedenenfchreeuw
over Hen dienfrr, <£rOb. 2. 54/ tf- c. vr ï?se begon €>obbebertef|Tingeboo2.1£ofe£* .,-$
Antw. ?iifó Jtëtofe£ nn beertig jaer in JBiDian ïjaD getooony .^ bat ftn toas; toepbenbe het ©ee ban fijn £ehoonba0er ^^fJJjtf
tirrfcftrcr l!cm<0ob ineen fcanbenöe 23?aemooferj / eno^ü- ,rt §emtotpfmraotegaen/ en te begeren/ batSffi-aelnpt^i^ju JtlOntC tr&ittB/ €rOb. 3. 1 o. De Hcere feide, komt nu, ende' - .^
totPhsrsofrndeiKopdatgymijnvclkdekinderenlfraels, u'c -ten voeret. CrOb. 3.1/2/7/8.
a. vr. Jiïam Jfïefebefenöie-niï getalm aen* ,1*1$
A nt. $een h»: maer i® fogt tig te ontreeSen ban bcfe m ' gii;
bat hpeen «ering jaantea*/ encmöathpnicttoeïtetaei yu
rofe barbenhp/ batfelfisbefónberen3lfrael.s;hem nieten?^
|
|||
m , AVond-ofTeninge. 399
wöQteii/ €p3ö. J. ii. Mofefeide;wiehenik, dat ik tot Pharao
üu«gaen? Cpob 2.13 <£roD.4.,. <-• vr. |W ^ j^ (n Deft [afi ^iierst *
een « ^ tecfterfete öemboo^tmtafcel ban ftjn ffaf/ öfeiB
(5wn.(!etDtó beranöert: 21ifó oofi öoo?fïjn ganö / öfemefeetg |S'eö fe^rom gefönb/ Mobenbe bat |p tel toonbertepftenen b-,>3ÏJÏten fatten: €nOc 006 c>:af <©aö aenfjem2tam fijn 3g*°«c/ 0|iDatiï!eöit:uiüni3iauDeiiJÉfentatp&amo/€eoö.4. ió. crc*fa!utpre< mondzwi;, €r08»4 ï/4/#7«
■ vr. %eft ütofi# epnbelrjft befe lafE aangenomen ■?
•Ha» ,£ ^a &? •' toSfTt terf^fett 35'nöe 0002 ocfe tekenen / fo $ ï$ ïij P^Ö'PtCn Uitepjt/ <iErOb.4 20. Mofe.s nam zijn Vrouw, ende
teil * cnen • SPdfi voerdefc op Ezelen, ende keerde weder in Ëgip- bR'aid, C^Ö4. .'8. W<?rr" ®itfö«rniet toatt$f8nüer£f!)002/ atëlJaofe.sonbettoege
fa^- Safjet: ïEant öettp>Uaofe£ becfhp mt jjabfrjn MnO te
Wr'i v' f° 9uam ^00 &£m t£8en ora &em teöoben: JÉaer ^i'p*
et, ®3t Jïente/öefneeb terffrmö ftaer &oon in een toornig gemoeo/ töCs ^totoöif)!? ÖeÖOUben/ €rOO. 4. 25-. Zippoianameenfteenen
^ > ende befheïd de voorhuid hares Soons. .Vr ï|oe ontfina Pharao befe fafï «©aö^f}
batf^-J^araofepöe/ oat Ijp fjet botfentet tm'tOe [aten treefien/om w9? ©00 met en fcenöctUaer-en-öoben .fb öejtaaeröe h» öe [aften üla^T 3fraelften/ fo batfe tegen Mboftg uegonben op te ftaen/ en te l^aen/ öatfjyt oojfaefi teaé üan ftaecfjacöer lïabecnpe/ <£iob. f. 2. °öi N° ^"e'ae' w'e 's ^e ïte"™' wiensftemrne ik gehoorfkmen (oude
c "rael te laten trecken ? <£rOb. f. ó/ 7/ 8/ 2 «♦ \ r« Sfc Pharao alt^ö eben becFjarö gebfeben i
9e„nt- Ikenfyi/ ma?rF>ntóbao:terfc!)enj)ep[aaenfotian45oi) Jni f;9*ï I öat bn einöeltjft «eammaen fê netoeèfï/ om öe fcinberen 3? {om "^ ^'n [t™D t£ fatt'" iiertWCfón/ ^*00' 5"- J4 De Heere fei-
ee ' Mofe , nu fult py fien wit ik aen Pharao doen ial, want door |
||||||||||||
"}3gtigre ha«d M hvCe laten trecken.
|
||||||||||||
0jj; j". Bat plagen jjeeft «5o& gefonben ober Pharao en obec fijn
|
||||||||||||
T^Jbsfc thitn ptafien:
|
||||||||||||
9%l?r ^''(batec ^In &foeït t"ecanöEtt /. 'ttoeIfi $°m ^^ Ö«cfl
vier '•'/ ^raö,7. 20 Al het water wierd in bloed verandert in de ri-
,\' fxm.7. if/21.
te gjV %tfonbi4 bei'bnlb ntet©o?fTc&en/€roö» 8.6. Aaron ftrek-; ^°nfV ' u''tover ^e wateren van Egypten: eude daer quamen
elien op ende bedekten Egyptenland. (j j j|et |
||||||||||||
4oo Bé vijfde ....',, t,;
[?] ï|ttfiof^triï.ü5fent)«ranbc«/€]coti.8.T7. Aarönft^
te -iijne hand uit over hetftof, endè daerquamen Luifen aeri ö
Menfchen, en aen het Vee. g( [4.] <©aec qnam een grojte menigte ban ongebterte/ €P&; '
bfi 24; Daer quam een fware vermenginge van ongedierte in *p
ïaoshuys, endeindehuyfenzijnérKnegten. . . ». [f.] €en stoere pefMentie qoam ober ï>et ©ee ban be «Egpptf"
Wn/ <Êrttb» 9. 6. Al het vee der Egyptenaren ftorf. >jj
[6.] 3^acr quamen beet stoeeren aen öe€spptenaren/ &a
IfttÜZê/ Cj.*0O 9. 10. Mofes en Aron namen aflche uit den o*' {,
ende ftroydefe na den Hemel, doe werden daer fweefen , ü'"3 kendemetblaerkens. > > r.7.] 3&aer biel eenjtoaten $agel/ met bpergemengt/ "JL
Doce§etbeeenb?ugten#H&tftójbengeto02lien/ Cjcoö» 9. *?•-&; ftrckte Mofe zijn ftaf uit naden Hemel,: ènde de Heere gaf dol"1
en hagel, ende het vyer fchoot na de aerde. utf& [8.] ©e weniöttbanSp?m8-|jamnbti)02ben§etgtfijaft!)^
Itanbg/Crob. 10.14. De Spring-hancn quamen op over het ga
fche Land van Egypten. [9] €enfchlttfeepe«uifïernfffe quam oberfjetgöntfc;
banCgppten/ €rob. 10.22. Daer wcrt «en duifterniffe over gantfchen Eg'ptenlande, drie dagen. -^ [10.] «3ob beeft epnbeltjft 000; een €ngel alle eerti-B^orene»t
öer menfcfjen en bee geboob / €rub. i*. 29. Het gefchiede m .. midder nagt. dat de Heere alle eerftgeboorne in Egyptenland ft°
b. vr f oe D?ocg fig J^tjarao onber alle befe plagen * ^t
Ant ï?p toa-s famtóösifèet betoogen/ bpfbnberlp/ ft®*: &
ne «tinberen gifracte m fjct lanb Gofen b2? gingen: üp berl»^ u Haofeé- en ?£aron booj ijem bibben toilben: $?p ftonö eerff toe - net©olRfcittiebertrecfeen/ bcgbat harefcinberfcensJ/ of*".; „ff1 1icnl5aer toe in €gpgten ftmben blijben: maer afê fieni wvp toierb toegefïaen / fo berfiarbe ïjp t'elfcensf fön herte / bat o^/o? |
||||||||||
ïanbb?eben/ <ÈCGö. 12. ??. De Epyptenaers hielden ft«fe.*L«D«
PWao , ba»ftende om het volk Ifraels uit haer land te dry €roö. ijjf.14.,. ', . . - „. w,Ó? b vr. m-m bot>2 toagftjarao fo ber&arb tegen ©oW "
ga^nbe plaaen i h«$ |
||||||||||
Aotw. halben <®ob$! bpftnber oojbeel/ toaet5ertebani>öatao btrjjarbe/ fo toitfb Ijpbertïoïit/
|
m**"&
|
|||||||||
fooiwr" "Avond-óèffenïngeT %0t
?.i nn ®otenarc£teifcfommi0eteitenennaBOrp*tt/ Crofc.
tjn ** "? Egyptifche Tovenacrs deden ook alfoo met haer beiwee-
-J^j£roD.iwio. Avond-gefang op de vijfde ï)ag van de Maend.
Stemme: J^fal. 18. Ik falulievea en dienen , &c. *♦ A Hg gpofepf) booo toaü / fconben fijn bjinDen
A\ ©e ouóegimpbp pgarae niet meer binten: j~. A *?P fpjaeïi: dood 't manlp saeo in te geboo|f Z 3»t maefit Dat 't toater gaer al t' faem berfmoojt: ®e JjRoeDer bjonD Ijaer boontje in toat biefen: «teer't ©olfc mop fo ïjaec naofitf niet berliefen: ËP fag in 't toater tot te ©ogter quant «anpïjacao Dieijem tot ïjaer &con aen-nam. ^ *♦ ïlptoierD in $ooffcï)etoij£f)ejiO ónoertoefenï W DOoO 0'€gpötenaer / om ttoip gerefen j |waer tyeefenüe boo? pijaroo? ongena / sP buigt en troutot in J&iDian^ippora. w ©olfi berfugteonDet stoare f apen: <®od taouD' Doo? JEofeis 't ©olfe gier ban ontïapen7 2?oD fnjaft met liftofeg uut ten bjanDenD' bper: «n fepö: fegt #ï>aro / loet Dit fèolfc ban gier. ' ?. lis? Jjaofe^fo tot pijaro niet t»2pfp?cfeny «o geeft gem «ÈSoD gemoeDigt Doo? een teefcen: S^t «toning toilDe 't ©offi niet (aten gaen; ^aerom mop JEofeg't £anö met plagen flaen: ®e Proom toierD btoeD: De ©ojffcïien en öe Eupfen/ ^n anDer quaeö beDojf get ©efD en i?upfcn* f*og toaji De ï&oning fjarD; maer too? De moojt ^Jean ö' €erp-geboc?ne fonD f® 't ©oifi felfé voort. Van Ifraèls Uit-togt uyr. Egypten tot Jofua»
c *. DefesdeDag. 7 •*• Banneet t? ïfraehipt €p$3ten oe trorften ■?
W/ fe ^ m,ttee IjonDertenbijftïnicn jacr teer in pttoocnË tepf/n: €nDatDc?'naötïi/ afjffntjefiptrfrfnmetJietPasfch lam mfo-l toeïft #*#t£tP^ agtcniflebantefeUit-togt$mgepelt/ W A bef rt&tente Dag ban Dt macnD / CroD. > i. 34« Sy namen te "ec?k)ompen gebonden in hare Wederen,op haeï ichoude-
j, ■ ^rob. 1 ,.4/ ,,4/ ,8/ to/ 5*. 3teb. i?.4/f/ 6.:.
yr-^3fraeiafseenarmï?offitipt-getrot^n? . Ant 3[a/ btrarmtbpgaerfelben/ n»etop4DoWl8pï«ntea |
|||
40* Defesde ..;
3P beet jtotiöe en frfbece baten / en trocfen ttast meöe fienen / <£rje
ïi if. Sy hadden van de Egyptenaienge-eifchtgoudevaten»611
filvare vaten , en ook kleederen, CrOD. 11. 36. b Vr. ï©aer na toe troft al Dit bolft SJfraefé ? fex
A nt mt bolfe / fterfc sgnDe fe£ ï>onDert Dittifent mannen / WK
ben De bjoutoea / MnDeren / en beel bermengt bolft / jtjn tan ^ t
gettaoig gelepa D002 een boo2-ganoe UMfce / Die De£ Dacg£ öuii1.
toasf enöeDetfnacljtjsugt: «en alfo 5Önfc gcreyfi üan Ramep»
Succoth, <ÊCOD. 13. 21. De Heere toog voor haer, des daegsi" g_
Wolk-colomne, en des nagtsineen Vyer-colomne, CFQD.iï-37/' a.vr Heeft pijarao Dit bolfi taeeDfaem laten treeften* M(t
Ait. j£een: maerberoutoïdljgenbe/heiftljnfena-geiaenn;j SierfjonDerttoagenen/ en ljp fjeeftfe agterftaclt bj> De &twfy,
«£rOÖ. 14 9- De Egyprenaers jaegdenfe na , ende agterhaelde0
<£roD. .4 ;/*/f/e-
c. vr toeliep Dit af? (m
Antv. <3oD£©oïfifeer&enatitat;;Snt>e/ toaren apJSTO&v.U
Serqraint: ®og Mtftg tct o5oö om fjulpe biDDenbe / föytf'v* ^eere öe ^ee «Mooft: ilDaer Doorlfrael Djoog-boetj.' g p^LV gam; srwcr Pharao IjaernaMtienDe/ tjf met al frjn %>&» *>/ gffcael beroflinften/ betoijte«5nö De toatèren DeDe toeDerftff1 c(l CïUÖ. (4-"• De wateren waren tot een muer, tot hare regte '
tot h ir-flinker hand, CpjD. 14- *ƒ/ 16/30. c.vr. foe ging ïjetgifrael Doe * >&ti<
k-.x. ©errenfenDeban De^eeaf/ nabat f» Ctab metew^p
fang ^eDanfet fjaDDen / quamen jj? te Mara, alfeaer f« nnirrtn'flCt/
Den oser De bitterfjeut ban fjet toater; Dog Haofe£ maeftte WLr
0002 een ijout Dat f)j» Daer in toierp/ «Ê30D. 2$-. 24. Doe mun»1"' ,,£
de het volk, leggende, wat lullen wy drinken , «ÊCOD. «f- '*
c. Vr. J@at toeber-boer <©ob£ ©offt in fjet boo?t-repfen ? ^
Ant &$i quamen in een toureiBoefïtjnesin, baerï>a# 'fa«-
ontö^afe / toaer ober 30 tmirmüreerben / fo gaf «5oD W^^.^
na alle Dage / 't toclftafê een felenn sactje 'sf mo2gen£ met °%pf
O'? De aerDe lag/ en Dat moefl: op-gegabert tooien/ <£rob. > °-h^t»
M)f.iüde, dit is't brood't welk de Heere te etengegeve
CroD» '6 3/14/«f.
a. vr. |Eo(ien 3pf)et Manna alle mo2gen bergaberen? , ö^''
km Been: toantop ben &aubatl) ban moffen 51? nI7%. ö? öm gaf *6oD Daeg£ te boo2 ttoee Dagen JRanua / €roD.«ö-> Je f den' k'■•' 'fel het doblvlt zijn , CCOD. ló. 23.
a. vr ©;i';fi;alihaeraIlrenfïjftb20oDr ,, DaerC
Ant. &p mucmureeroen aofe obet geögefi ban bleefcp/ b»
|
||
{fttflR - Avond-oeffeninge^ %q%
<len ^£Ï ^UaCfelen Op-feomcn/€pö. 16.13 .Üer gefchiede aea
|
||||||||||
a
|
avond, datdaerQuackelenopquarnen, die het leger bedekten J
|
|||||||||
yr- J©a?'ernietfeaitljpfonber?inïjetManna?
*&«*- ^a : tont net biel Dobbelt Daegöboo? De &aotiartii %d m$ öen ^a^öath niet:< ïjü (molt af£ De &on Daer op febeen: $eC wRöfénKn{)ettotoeïiantieren Daegë betoaerbe / be^albenDat 5[ f °«i ^>aböatïj toierD betoaerD t en m ?laron£ Sraifee. €nDö kJ* t'hwi* quamen / flj haD pDer fo beet bergaDert / afê boo? stjft f* '* IWÖig toa£ / <£jC0Ö. 16. 18. Die veel vergadert hadden, als
(je e' maten in eenGomer, had niet over, en die weynig vcrga- c~nadde, quam niet tekort, CroD. 16. 18/19. ' Vr- ^oc ging tjet^ftael nog bortW*
jJr*- Ce Raphim feomenöe ttafïcDen fp met Jlofe obtc r# 'rt? «aninater/ inaerom Die plaetfe nenaemt ijSMaflaenMeriba, te* öe,ï'lt ^0 / aIji *°ff? ÖE ^Dt.^«n in 't gebergte f cwö
^» I en öat alfo beel toatcr^ oaer tiyt boort-quam / •eroD. 17:1. jg.^W'as geen water voor het volk om tecrinken, CrOÖ» 17. J"/ 6.
Y^f-8/9. \Vr- Rebben fp iuFjet boort-repfcn geen ©pno hernomen I
wnt- 3a fp: toant öe 2[malc$>iten .;pn ï;aer in ïjet agterfïe ingeW W'1/ toaer tegen ^fofua ten lïrfjDetrofc/ cnlBofesbaDopDen g|/jfore&: 3£og gemerfit Dat^fofua De fïrrfcfte taae/ fo lange j| tP-ofej? jjanöen toaren op-gcïjcben in 't fet'oöen/fo hebben Aaroa j 7i^Ur Sijn banDen onberfïut tot öat aimalefe geflaojen toajü/ €roö. qf|!''• Terwijl Mofes zijn handen ophief, fo Was Urael de fterkfte,
^ 17.8/i"i/i J/14- %iihi ^oe ^0nö ^6t onöcrtllffc&fn mct öf©?if noen ban JPofejS
b),^11' Jethro ijs'metZippora $n ©ogter met betöe baer &onen
lonff 8f fiomen / ^n ^«ff &fm fafö gegeben / cm D002 <£>nt»er:- de uJ?»nahncn ïjet ©ölfe ïieter te «geeren/ <£rco. 18. * 1 Jethro £M 1 'stomme onder alle der vo'ke rta kloeke- mrtnnen, <f2ïQD. 18. %i
'}r- ftse ging liet al boort met €>oDf f olft *
®8n&' ^''' quamen/na öcfe ©irtorie / b» Drnfcrrg sinai, altoaec ^tnr cp f'Ii:!m om©oöéïlDetten te ontfangerj / geli'ifi lip na WB1 Dagen baftntó/ cefdbiaeIjerft ontferm/ htiJbM&r Hyfinisci teeluereib te jijn om DelErtteIjerin/ €rcD. 19. if. n;e ^:'detegens het volk , weeft ge-f cd tegen den ctrdendag, en
^ ^id naderde tot de Vrciiwe, Cl'OÖ. 19 */g, 7r- 3©at betten fieeft CoD Dan Mó$£ gegrben ?
hteti ^oDttaf ï'nn.DepoiitijkeïIDifttcn/ enCtntnrniale , ne» *'ö?3jD:e banljetooutoen öf^CabernaMjü: maer infonDer^ |
||||||||||
404 De fesde M
ftenö fcf>#ef €>oö öe moraie Wit Der tljien ©cbobcn met fnn e"»e
©ïnger tnrttoee fïeene iCafelcn/ €roö. j i. 18. God gaf Mofes n*6 fteene Tafelen, gdchreven met de vinger Gods, <ÊfOÖ. i°- *?'j>
|
||||||
Ant. &a bananen Aaron om een gulbe iitalf te maten /J^vj
«ooi fp' öamfen en fpeelben / 't ïuelfe Mófès af-fiomenbe fo ont1«^ bat ftp be ttee tieene Cafclen in ftucfien fmeet (toaerom Ijp WgJ' |
||||||
met raentae tafelen bieDerom beerttg Dagen mo|t batten) en»^
fieöat De Ueuiten met jtoaerben onbee tiet ©offi foitóen jlaen / JL
toelfje bne bu«fent fjebben gcöooü j epge ©jienben niet berfcfjo»11
ÖE/ «JCCOD. 12. 4. Aarontmekte een gegoten Kalf, CrOD» 3*'
a.Vr. ^DenCaberhaM-botttoboort-gegaen* iflj!
Ant 3fa: tDantatööct^alftficMftöPweröefc&enfienbS
ten tot Ditgebauta/ fo Rebben Bazaiiei, en Ahoüab, mwtt%
©oüs" ©eelt / Daer toe allerlei? feonlttge toetfeen gemaefct; <*
3Caron i£ tot $ooge-iBte|ter gepelt mét lijn Sonen/ €jcoü. ¥" L
Het gefchiede in het tweede jaer, in de eerfte maend, opden ft
ften dag der maend , dat de Tabernakel opgeregt wierd, <£pJÖ» ' fcf.2. €rob.i8. 1/2. b. vr. ïDa.sï Dit ©ebouto na ©oö.s" tocl-geballen gemaefit ? ,„
Ant. 3Èa: taacrban bitytttep&entoas7 bat be ïjeere mee if WolU be£ baêgjü / en met een ©per-colomme be£ nagt£ attijbf>1^
öe CabernaM toasv en als"2frael berrepfen foube/ folijP [^ !®otfe fig fefbenop/ errtoee.eoenbjegaen/ $him.9» »7» %)* de wolke opgeheven was, alfoo verreyfden ook de kinderen I'r
l^iun.9. 157 16/. 8/19. «^i*É c vr. gijn idaroitsi <fionen getrotto gebseejl iri &acr ^ptP1, *
fie&eöt'enmge* -#
Ant. Biet alle' tuant Nadab en Abihu, b2cmtbperb?em!lU
fijt ben Jültaec/ stjnboo? ïjet üper bertfonben? 'ttelfe$an>n>
famelijfi acilftig / "JLeb. i'o. i. Doe ging een vyer uit van het ae"»
iigte des Het'ien , ende verteerdefe , 1£eb. 10. i/j/4- c. Vr. Hoc maefete (jet 3ffrael als fp ban sinai bertrocfien * M^
Ant. 3ifó fti nö Pbaran berrepsöcn / fo begonöen fp le£:$o* San Fjet Manna, begerig stjnbe ombleefcfj te eten: &o yw z^
m toojnigftepD/ toeberoïtr <®tiacMen boen opfcomen in gmL{fi mgte / ontrent ttoee ellen boben De aetöe een maent langn; 0,. bleefcfi nagfjin ftaec monb tfjnDe / foDooDebe^cerebeleban^it boojtreffdijSfe Mannen / pum. u. i*. Doe voer «o** van den Hecre, en raepteQuackelenbydeZee, ^(Sf« 7°' ,
a> vr. 3Lsi'et goebe b?ebe getoeefi tuffcljen Mofes en Af°%, tn^
Aat. 0ietattÖD.s; JIg>ant Aaron en Mirjam lijnSl'tW^jyio^ |
||||||
to- . Avond-oeffeninge. 40?
to^ts *n to^iöen gebaffen ban toegen zippora IBofe? $?tuto:
öon „^ Mirjam ban «3oD met melaetëïjepö i.s gefïagen / oog ig ^ l«oft'ji gcueD toeöer gcnrfcn/ ©urn. n n. Mofes bad, 'we laetfe dog niet zijn als een doode , $l!IU. 11. 1.
AVr- 3!S 3Èfrael alttjDj! in De JDccfïijne eebïclitn ?
^ntw. j^an: $ftaec renfenoc oin in Canaan te fcomen / §tt.fï r les ftaaüf mannen / iipt elfie fïam een man / uin-gcfonDen om „."^n te iejutf igen / tëaer onoer oofc toaren [olim, iBolfé ©fe ^i/^enCaitrbDieniiiieeitipiaerDiiDten-f / B'titu. r 3.2. D&Bee- . eyde., fèndet u mannen uyt dis Canaan veripieden.
• vr- ï©attijöinge laagten fti ban fjrt 3Lanti Canaan£
bth ff' ^ l?nu na beertig DageatoeDeroui quainen / fa getuig* k>" Jof»a en Caieb Dat ïjeteen feec gorü % anD tea?' / toaerom p tot d^/ een 6o.s'D^tipbenJ^DDenafgefnrDen/ Die ft> tuffeïjen fjaec ih£l£" aerïten fïofe Djoegeji; maec de andere mannen fejoen Dat De w^nte? feer grote ïieDen toaren/ Datfe feur fierfee &te&en Oh,0*11/ enöierDoogto!erDaIfjet©o[feroberfcf)?i!;t/ Datfe tocDer* de» ^9 ^OPP^ toilöen repfen/ ültttl. 14 4- Sy fijden d'een tot
b'anderen , laetonseen Hooft op-werpen , en weder-keeren na ëypten, ^um, ,j. 25-/2Ó/3Z. 'Vï' ï?oe boeren Doe De ftinDeren gratig tjier pber i
t„*nt- 2E& Mofes, Aaron, Joiua, enCaleb, FjCt©OlfiIWt{«Doen
f0Jm^Sen te brrgrefé fogtcnteftulen: ja Dat men ïjacr Daerom
^ °E Dood gefïeenigt [jrüben / 't en toare De ]|eere fjet Belet ïjaDDe: jgE" le?be <tëoD Ijaer totffraffe op/ Dat aHeöieoobcnDettoi'ntig *>eti «uö toar£n l bt&aïtl£n !°iua • fn Caleb > ln &f ïOotfïrjne fou*
wfherben: €n Datfebeertigjacr/ bclgcn?DebeertigDagen Der dE yieöingc / in De ïDoettrjnefcuöen moeten blijben: ©eberfrie* (^_* wicrDen DaDelijFi gebooD Deo? een pïage/ $utn. 14.13- De ta,.re fcyde, geen van die mygetergt hebben, tullen dit Land fien ,
AVr- ^ce geD2oeg lig [iet ©off; ober Dit Djepgement}
kn?*' ^ne bjitDenfti terfïonD gaenoptrccft'en tegen ïjaerSpan» fo w, D8 ^ &acr Mofe§ öit af ricD/ en f» nogtans' fjenen toilDèn / i^llf'tellte Amalekiten en Canaaniten ge)ïagCn/ $U)tU
''^rn ^u^cs &ide, en trekt niet op , want de Heereen faljn c Ridder, van u nier zijn, $11111. 14. +0/ 4$-.
A r- üDatch nu De öinDrren ïfraelji af bigt aen Canaan *
fcetef' "3a/ maerDe$eereDeoeïjaeriwDeremteruggetreden/
0lHbr-DrE^ne in/ toan' inft'nogagt-cn-DertigjacrfoiiDennnoetm
^^rm«En' 'l **& oocfi fcÖÖrtt 0Röcr öe reenen getoeefi te jf)»
"WöatCorah, Dathan, etlAbiram, tegenMüft'sfnAsronsijn
|
||
40<J De fesde M<
apgefraen/ met no0 ftaee IjonDert enbtjftig aenfienïtpe J^i^i
^um. 16. j. Sy feiden , waerom verheft gy u-lieden over de ü
meinte des Heeren ? b. Vr. l$at berging ftaer Defe Rebellie ? , w
Ant. «taaïj/ ®atfjan / enlbiram/ jtjnmettaouta en6,nJ«i
een t'n De aeröe gefanfcen: €n Die ttoee IjonDert brjftig Hftannei"! met öe ïjace/ ban [jet bner beroert; 't toelft / afó fjet ban ftrt ^ fcfie^olfc met murmnreeringe tnag aengetien/ jtjnbe nofl ^U toten DtrJfïnt en feben ftonDert ban Den ieere Doo? een pfóö'! L ïraoö: Sneffieplage/ Dooj tiiffcften-ftomen banlaron/ no8% foenD toterö/ J^Uin. 14.??. Sy voeren neder, fy, en aHeS
hierwas, levendig ter Hellen , $ü\tl, 16. ■$?! 4.1. .„t c vr. moe üjj?rD ?toon ber|ïerfit in frjn ampt bao? fi#
tengantfchgifraeU „„tl? Ant. w$l op^oo^Iaft/inocr.^tammeeenliafnatn/cn^f •
fcefelbtgebneeninöen CabernaM lepDen / fa inierD 38aron>' fil üeé anoeren Daegs alteen gefien/ öatfe, MoenDe/ en3Eman£V,t tJjoeg/ DebselHe ooh betoaert toierD / j»um. 17. 8. Aarons feloeyde voor den huife Levi, Jfhlltt. 17 1/9/1?. aOnft
<c. Vr i©at toeDet-bocr SRfraeJ notj bnfonDerj; in De ï©ocft«»^^
Ant. H!fé nu De berrtig jaren ontrent dm toaren / fo HwrtfW w ïienfnbieberom ober geb2efe ban toater te Zin. i©aerom©»"^ ïafie DatMofes en Aston tot &eHatsfteen fouöe fjuefien/ ' z$> fp tael DeDen/ fo Dat toater boo2t-ciuam u«t De ïHotjjteeii; m^é! toïjfe fu ftet DeDen met een hert/Dat Doe niet gelobig genoegd ^ . ïtoeemaeffiaenDemetttoiïffefagti\te tooo2öcn; fo f^e^£J# |
||||||
totftrafeop/ Dat aeh'jfe Mirjam toasigeftoben/ f» ook auw ^
in DeI©oefl:ijne fouöen jïerben / $um. io- u. Godfeide t , fcsen Aaron, orri dat gy lieden my niet gelooft hebt , datjy ^
heiligdet voor de kinderen Ifraels, daerom en Tule gy-hea ^^ Gemeinteniet in-brengc-n in het Land 't welkikhaer gcgev be, l^lim. 20 i/TW tt/io. a. Vr. S^ laron in De ©ocmjne gefïojben ■? „ / o^
Ant. ga: taant als fo nu tot Den berg Hor gefemen ware' f|i
torjle &eftoningban€uomnaer toengerDe De Doo2-togr j~g %mi>/ fo tèSOaron on Dien berg geff02ben/ miD.?9n™-\ ^c ïwie-en-tfcmntig jaer: at-boren?; frjn Sorin Ejeazar in w.* it>: ajeftenïigt sfjnöc D002 Mofen tot $oage-p2fetïer / mm^cv>s GodfeidetotMofe, trekt Aaron fijne kleederen üyt, en yo0>
F>azar aen : Want Aaron fal verfamelt worden tot zijne , »0.18/28. -,.
A1&
|
||||||
Avond-oeffeninge. 4-07
Avond-gefang op de ftsde Dag van de Maent.
Stemme: j^falm 103. Miir. ziele wilt , &c. 'Y""""* <©Ds"S!frael trofi^euafeiuut dempten:
\j| ©oc p,arao fag Dat 't 5Mfi fiem fo ontfïtpten / &o troft f)p kaet getoapènt aster ara: ©00 gaf een torg 0002 'tïtoöe Mtpi; fp gtnjjen ©aer booj: matr piarao met $n' &olfi bergingen: *zti ftrafts oogt Himalrft I>ocr tóecr te fiam. 1. l?aer toeg na €anan toas boo? tettbt nuffen 1
STetfïcnö begonben fp ïjaer 25?ooö te miiTen: <6oö gaf ïjaer jaanna: 't toater toaé ooft op t 55e tïeen gaf Snater: boe quam«5o& ooft fetten , ©00? 2frael berfefjepbe nieutoc Sletten: 5B»oo? #Vofej! Dienft op &lnaa;5 Ijoge top. 3. 't ©ergetig ©olft begon een ISalfte eeren:
^aer na fo boutoöen f? fjet ïftip£ bt$ f eeren ©002 offer-bper / en anber beplig ligt. &p toierben graeg na ©leefcïj; w «©uacft'len quamen ©ie 't hongerig ©olfe begerig na fjaer namen t , «&oe ftrenen fp ban €anaan 't ge)Igt.
4. 'titanDiDieröberfpieö: DetjjDinötoa^berfclepben/
SSee? murmurcerDen / en Die bitter fcfi?epDen: €n ïforarj maeftte oproer onöer 't ©olft; <©oe quam fraer bper en bofe &langen queflen: 't «©proeriglRot foeft lebenDig ter lellen; ^_«£n Slrons Dienfi fietieitigDeeen toclft.
Van Jofua tot Gideon.
, De fevende Dag. «£ Vr. leeft g?fra?[ met geoulbiqfjept Die beertig jaer in btWov
,lTOeboo2t£Qiier-rteb?3nt*
jfr^t- ,ieen : maêr gelp fp te boren ftaODen gemurmtireert
r«l)etgeb2eftbjm fptjgenö?anfc/ fo begonben fp baer o-ter toe»
ntr°m te murmureren / en ooft amDeftjft ober De lange repft na €*=
fcn 2 -: ^° Dat ^00 ümtim bpert'ge Slangen fonD / Die haec
^Ooltjfie beten gaben / $Uttl. ,,. 4. Des volks ziele wierd ver-
rietlg op defen weg, Jgtltlk tl f/ 6, a- Vr. j©at raeD IjaDDen fp tegen Defe Slangen i
j*nt- 3MjS fp baer fonbenbeftenben / fo belatie «Bob bat JRofeg «n kopere &langefcubeopregten' en Dieöefelbigeaenfagtntoies? ,'n Jjenefen/ $ïum. * 1.9- Mofe maekte een kopere Slange, Jfotj. ?•
^J 'S. Ct 4 f.Vr- |
|||
ijëtf " JJefevende ,
c. vr. 5?abbeoang!fraerfbeenmoeneujfeerenfeinbe fflatfl0f
öatfe öaer ober berö^ietis toieröen? Ant. 36( oe moe»lijftrjeïib quam ftaer ban toegen ftare fonüen: 0»
nog taaé «Bob fo genabtg Dat ftaer boeten ban het gaen niet en jW^ ïen / nog Dat ftaer fcftoenen enftteberen berouberben/ ©eut-8' ï)f. f. üwe kleeddingï èn is aeii u niet veroudert, ©ttlt. 29. f'
c. vr. Wanneer begonben te e»genbe|ittmgen en lanben te be&a'
«ten? ., Ant. 3£oe be ftoranijbet Amomten iaepserbcürirael 0002 W"
lani te laten treeften/ enbeafêft» met Soldaten ftaer in 't geai^ troft/ fofloegenfaftem/ en namen fijn tanb in : ^obebenfï10^ Oir, Den Woning ban Bafan, albwtó^n een groten Ww: wJl namen intfeftigbemuerbe&teben/ $fcum. * *.24.ifradnamM9 landerfteJiikinbefïttinge, «Bettt.2. *6/ 28. ©etlt. n.
c. vr. ï|oe ging ftet met öeMoabiten? .
Ant. ©« Woning Baiack ontbood BiiiambeiCabenaer/ otn5£
raertebloeften: ©ogafótöobbenbloeftbetettenbe/ foriebBii=*^
Hatfe ©joutB[ieöeninftet2egergffraeMfouöenfentien/ 01« ¥*:
tot af-goöérpe met Baai-Peor, en tot hocrerne te brengen/ $w\
32. 7. DeoudftederMoabitenquamentotBileam, $lim. **♦ '
#trn.t?. 2;.
|
||||||||
c (@u iuat maniere betett
Am." lts: 25t(eam <©ob
intfligen / fö berboob ftern |
:ebe«5obbenWoeft? ..„,
bgaegbe of ft» fSatacftüJ jj*ot»üwWJJ5
Dit be Hecre: K^ ftp baer nowen» |
|||||||
Jjenen re^be / fo toierD ft» op ben ïnegban een €ngel belet / $""
'in.bf. ' / 3 / 7/1*.
b. vr. $oc betettebe bit ben €ngel * rf;
Ant. 3BIjti25ileain op fijn €jtlinne reeb/ fo bjong hem Mf£u
itmt tegen ben muer ban betoeg/ toantfufagbeinÊngef: »J.^L ïeam be «Eje&'nne flfoeg / fo begon bc €selinne te fy^ficn / en w-^ fce ober Dit flacn: ©oe fag 2&iteamben€ngetooft; ebenbjew f)ï>booJtna2&aIaefttoe/ Ütoim. **»**/ u. ■ c. vr. ©oe ging het / boe 25itam bj> 25afacft quam) ^ Ant. SMeam fcfjeen feer af-fieerig tejtjn ban uefê te wen^j
<0ab mtéftaegde r $n fende / bat hu «tëod niet toifde onge n^p* ^11/ om heefe ftimfen bor wfó: €benlt»el begon ftpfebfn »»» . te bouten/ om te tien of het btoefcen fottde ftonnen ptaetfe De"" Dat €n ar*; ft» boetde bat «5ob ftem niet toe-liet te bfoeftcn / »«ae» J>ti -Tfraef mofi tfgenen / fo ging ft» na een andere ptaetfe/ e;' ^ be'taeberom ffcb'en ?lttaren/ om te beften of ft» ban dacr fton» ■ ^ Wn t bag hoe ft» ftg toende' ft» ftonöe tot geen bloeften ft01"c!Lvr3 / ft» wuft 3fcaeï jegentn &a bat 2Ma& hier ober btriw "" w Hum.»;* '"' "" |
||||||||
Avond-oeffenïnge.' 409
b' Vr. $oebteïbetWin öetïegec Sffraefs??
_Ant. ;|>£berbtefentOt de afgoderij e, en tOt dehoererife, 'ttaïlfc
v^ö fo bertoa?nöe / öat 'er tóer-en-tfmntig öitjfent feben: enöe
"«t na «öoösi laflt / alle oe <©becfïe öie fcïjuïötg biarcn ïnieröen op- jptöngen/ J^tim. j 1. > o. Die plage wierd ontftekera over de verga-
qeT'ngedesHeeren, SüpOC. z. 14. ' '■ vr. i©arenüee geen «i5oöfalige öie tegen öefe fonöen Rebben
8t-?bect? s. Ant. gja ftet: toant Pineha.Söê&oonban<ettmt0002-ftaft
.'•non een ©berfïe/ met Cosbioe IRtüianitifcfje B?acté; |©aer J^/ÖaDg toojn ffilbe/ cnaenpnehaSbelooföe©aöï)etampt a.1 ^Oöge-pjieitei: / 0W«l. zj\ 11. De Heere fprak, Pinehas heeft
'Jn grimmigheid afgewend. *• Vr. ï|oe ging het met ftet3Lanö öec Moabiten en Midiamten ?
whAnt- Üïfeaef beeft ftaec Hanö in-genomen / öooöenöe btjfïto= .'«gen/ tn oofe Biieam; ncben.si alle mannen/ en altebeflapcn .«0ntaen: behouöenöeöenbuiitenöemaegbenboozhaer/ $mn. ƒ•T7- Doodet al wat manlijk is, $lltn. ? '• 8/ 1 z.
,°-Vr. ©oo?bjjetoarenö£fe3Lantien/ ötenog aen öefe ^ijöeöec
JOrdane lagen ^
^Ant. Ruben, Gad, en öe ftatbe &tamme Manaffe fjebben öefe
Jittinge ontfangen / Dog onöer belofte/ öat mannen moeiïen }J?e obertreefien om öeanöere Stammen aen tjaec beüttinge te |
|||||||
% ^ ISuni. ?z. 3z. Wyfullengeruftetovertrecken, enonfebi
1 "J^e fullen wy nemen aen defe zijde der Jordane. • Vr. $eeft jRofeg bit alles nog u»t-geboert *
|
|||||||
oó h 'ofua In^n #aetfc'/ ft» öeöefïjnlaetfiepjeötcatie / ijnMom
jPoen 25ec0 Pifga. ftrifag€anaanbanberre/ en alfa fïojf ft» 00 Wj^fl/ ouöjijnöeljonöertentbJtntigjaer/ <©ctit. n. 4 Aifo L Mofes, de Knegt "des Heerert in den lande Moabs, ©eut» 3 4.9.
cv3?'- \Vt- ïBatöeüegfofuaterttouö?
nCnh ^ temaenöe fott boffi om gereeö te sön tot öe ober-togt / 'i'ietip 35o?öane/ enöe fonöttoce mannen tint om fericho' te ber* liiW1)/ SfOpz. i. Jofiia fond twee-mannen die het Land heime-
, Pflpiedenfonden, <3of. 1. n. Anf lQe 1S &et mct ^re berfpteöet£ gegaen i
Sijtiiu, «"quamentetnetbergebnöeïloeBeRahib, öogontöefit
'Jcroa,^ be ^o^iingban leüc$o7 fo fteeftje «aftabop ftaec folöct
W/ h n^en öeisnagt.rföoajftaecbenfteeunt-gefaten/ metfier*
: ;-'. ö»ntieb|eefetKio-2 3lfraei/ enroet&eöingbanbecfdjonmge
■■€t x .....'~'"~....."' -&«e#
|
|||||||
4-1 o De fevendc
ftareslebcns'/ en ban De hare: 2Wfo stjn öefe IRannen toeoeto^
J0p3iCifaage(i0men/3;ar.i. 2;. De Mannen verteldenJoiüa , p
wathaer weder-varen was, 3?0f.t- 5/4/9/ if. cVr. ï©at öeöe giofua nu ter trjO ? n
Ant. ^ï.i boeroe 3?frael öoo? De-jfcuDane/ DteDe^eere tot #"
tijogen toeg booj haer maefite / en ïeyDe ïjacr alfo in Canaan *~
fnijoenDe fjet botfc Dat nog onhefheDen toas: <©ofc Paicha honD'^
oeinhetopen MD/ met ober-jarig feoom/ foöat hetMann»^
Dp-hieft/ $J8f J. 16. Doetrokhet volk over, tegen oveijei^11 '
3jof.r.?/'o/ii/,*.
b. vra $am$!ofuagecn&tebenm* ^
Ant %& hp: toant tja nam terfionö [ericho in / en öoow ^ t
Ie£/ uptgefbnDertRaehabenDehoere: ©erbieDenüe «enigen »h
teroben / maer hp toiïöe Dat men allejj fouöe nerb?anDen / 5Pv
tf. 20. Demuerviel, ende 't volk klom in de ftaU, 3!0f. 6. **/
|
|||
Ant. "iofiia gefjooD / Dat pDer een foïtoe een Spiaftjane neit"£
enalfo&lafi'nöe/ ginghpeenmaelDaegsiomDe&taD: <©Poe'!l[i bentten Dag ging hj» alfo met het % eger fetoenmael om De .t>ta°' Bi öaebieloe&taDs'-muer ban^jerichoomberre/ cn2;üf«ana jètaDm/ 3iof. 6.16/ ii. , a. vr. l^eeft lig pemanD aen Den berbapnen 2B«nt befonDigt ■ ^
Ant. gfa het: taant Achan berbergDettoeefjonDertiiitoen:Rf f en / een 2$abjifonifcï> otoer-Meeo / en een gouoen tonge; * ,,
ober hy met De fijne i<s dood gefïeenigt en berfyanD / S0'* Achan nam van 't verbannene , tof. if.
c.Vr. ^etoierö'giofuabttgetoaer* ^i
Ant. 3fibjj het bolfe De liaDAimepnDe in te nemen/ fotoieLnji^
geflagen; hier tipt berftaenDe Dat De ïfcere too2nin taa.s om <*%p
fonoe/ fo hebben alle Stammen het lot getoo>en/ etvej»'^,.
fesf Achan getroffen / Die fijn Dieberpe heeft bëfcenD/ 3,0'*7'
Achanfeide, ikhebbealfogedaen, 3J0f. 7. f/ 13/ 14-.
b. Vr. ütoe fê het 38than ïjier ober gegaen ? utf^
Amw. $a Dat 2iofua hem tot behjöeniffeban fijn fo"De" W gebjagt/ fo hebben fphemenDe fijn IfiPj.sgefin met tf^^W/
0efïeenigt/ en een peen hoop ophaerDooDelichameiuV13^- 3fof. 7. c. Vr. ©ierö öttoirtorictoangifrael hier Deo? getliitj£iif{i|
Ant. 3£ae Achan geiïraft toas' namen fi; DefïaD»!»" n[# fiepD in: en gingen alfo boo2t tot oatfe een-en-Oertig n^l„JL I.D
feenobertoonnen / DoDenüe hieeft alle ingefetene ban *flJjDr.8. »*' ji 0berÜ»nnen/3S9f« i & 13. Alfo nam Joiua dat Land m. J b. V'r' |
|||
, Avond-oeffeninge. 41J
b- Vr. %&uenfe Dan geen intooonDer£ ban Catmn berffchoont i
s Ant. 3Étó öe>i5efanten ban beGibeonitenquamen/ bgeDefoes "ciibe/ onöec fcïjfjn banDatfefeerberreDaerban DaentoaonDen/ !? Öebben öe <©becfïem 3!fraeï een ©erbonö met ïjaer gemaeftf / ^ibjet Datfe Daer ober 45oD bjaegüen: fjiec oooj stjn De «öiöenmten ■|£ bet leben geoleben / en jtjn gemaeftt tot ©ien?! ftnegten ban 3fé vy-/ 3[0f»9- *7- T°faa Raffe 0VCT tot Hout-houwers*»| ende tot
W«er-putters , <3pÖf. t> 4/ fj iff ti. .c- Vr. ï©at ötDen De Öibeomten om 3[fraet teaöttferen J
i. Ant. §>i) fjaöDen miüe berfcfjsurDe Meeöeren aen-getrocfien / m oaoaen nuDe HeDet fatten met berfcïnmmelt 0200b mcbe geno* D*"/ fjaec ïjouöenDe/ a$ of 3? fo berre tooonoen / Dat Ditatfo ^ fjet lange reifen toa£ gefchieD/ Daerjn nogtan£Digtin€a* ''aan tooonDen: fjier D002 toietD -gioftia beoogen / 3of. 9. c- Vr. $oe maefet fjet 35'frael met alle Defe ingenomen ïanDen en "'en* |
|||||
fn £ ntw- ^ ^m'ontrent $$ )aret1 fytl'm fcflïjjtoaren getoeefï /
'"Debfenjp/ tot rufl genomen sjjnöe / DelanbenaennDer&tam» ' v* .0002 fjet tot upt-geDeelD / befjalben Dat men aen De &tamme ' r*.Vl geen erfbCCÏ gaf/ 5f0f. 14- 1. Dit is nu 't gene de Kinderen If-
aels ge-erft hebben, 5Jof. 1 3. 3 3. A7"-- ïfoemaefetenïjet Ruben, Gad, enöeJjalbcStammcMa-
5T^nt- ^nberreiijSDenbjeberomteruggeoberDelordane, naïjet
gjtoo Dat fjaec Mofes fjaD gegeben: <ècr ij? ober De 5fo2Dane rror* £w bouaenfpeen3Jl[taeropDen<©eber*, 'ttoelKoeatibêreStam* i*n Ijorenbe/ trocten op om tegen ftaer te oorlogen; maec ber* 'c«etioe Dat fjet geen 2Sttaer ïoaö om te offeren / maer alleen ter ge* : "«gtentffe/ fo febeiben fj> in b?ebe/ % of. »*• 16. wy feideniaet ,s eenaltaer bouwen , nietten brand-offer , "yCof. ix.6/10/17.33.
b• Vr. ■$eeft 3iofua gejjeel Cariaan in-genomen i
fa*"*- Been ïjy / toant f>g geffo?benujnDe/ na Dat hpbrjf-en- jp'^ig jaer geregeert ïjaü / otioj^noe hcnDerttïjienjaer; fotoa* hr. r n°9 Öicr en öaer eenigc €ahaaniten oberig / Die 3!fracl niet J«0 Kannen beröjjjben / 31Öf. if 63 De kinderen van Juda kon-
sïnfdc Je^uiïfen. inwoonders van Jerufalem, niet verdrijven, «o» «3eDen DeftinDeren ^fraef^ geen moQUe om ö« okn'gc
«naanttenteobertomnen?
^ j"f- 5ïafn: toantji'damaefóeiigeeriïop/ metsimeon, om Wiitt ecen tot haer«5rf (anD öeïjufpiti te toefen: cnöefpoberi wlI«en Adonibefck, affjaitocnöe öeoimmen ban fgnfjanüenen
ioetfu
|
|||||
41 x De revende
boeten/ flelp fe tfebentig «omnccn öaö&e aebaen/ ff5'\?
Juda feide tot fyn Broeder Simeon, trekt met ray op in mijn lot'
3fuDtC. ï-6/7- c. vr. Rebben be Stammen ©oojS o#je gcljoïgt in Ijet oberb>llv
nenoerBganben* Ant. #iet in afleg/ toat4&oö öabbebelafïbe^jianbenteb'*'
öelgen/ öoö fp maefetenfe cyn^rbaec onöer, ïjaer / tnaeroDerfpf^ «en EngeUnierben&elïraft/ en haer toiecO öit tot firaffe opocft1lD' bat be ©panben ïjaer tot bifïefen en booten fouöen jijn / $u&> * ■.ï Sy fullenu aen de zijde zijn, en haer Goden lullen utot een ör*
srijn, gfuoiCi. i/z. a. vr. ïgoe ffonbjjetonbertufFr&en met ïjet reben ban De ««ir
rengfraetë* .,
Ant. &o fange afë JofuaendeOudftemïjetfebenbjaren/ °!z
€>ob£ toonberen fjabben geflen / fo feefben fp rebelp biel: matf n,
ïjaec boob berbief gjfraef / boa? 't Fjoutoelpen tnet be €anaani«n/
tCt afflOuen'e/ 5fuö.2. ir. Doe deden de kinderen Ifraelsdat OP&
wasindeoogendesHeeren, en dienden de Baalim, ^UD» *• ll^ll°' a. Vr. $oe boeren f» ïjier ober * -,
Ant. <öob fonb fjaerSpanbentoe; ©e ftoningban jlw0l£' tamien obertoon ïjaec / biaer ban f? na agt jaren/ op rjaer beloofjj
bcfeeen'nge/ tofo|ïtoierbenb002Othniei,ben$eefbanCakb, ?' Achfa fjjn ©ogter ten J^otitoe ïjabbe/ %ib. 2.14. Sy konden o' meer beftaen voor het aengefigteharervyanden, 3Jub. 1.8/9-
c. Vr. $eeft Ifrael tlO boe boojtaen getoagt ban Defe fonben • *
Ant. $ken; maer toeoeroratotafgoberneberbalfenbe/ 3q gehalten in §anben ban Egion be ftoning bcr Moabiten , tti& flgtïjicn ïaer tang/ ÜJllb. 3. 14. De kinderen Ifraèïs dienden ir
Eglon, %\ts, 3. 12. b. Vr. j©ie berfoüeïjaer boe ? <.,[*
Antw> «©tnnicl-«efïojben jftnbe/ fo ïjceft be$ecre Ehud 1 toefct/ bieonber fcïjijnban tot «cgfonöoöö farf te openbaren,- V',
«en fcojten begen in fijn bunfe ftafe / en alfa fteeft hn Sfrael *" 3?Ub.?. 21. ERudftak het zwaert in zijn buik, "JilD. %■ *°l 3°'
b. vr. iBarïjteDm fn rjarr bce boo2taen ban befe fonben ? t tt
Ant. $ecn: .§0 batnatngtigjaerrufte/ Dej0ptTrjnM9^t
obertmerrerben/ ban toicn fjacr Sarngar berlope / gebjaoen t
een <©ffen-ttOfe / fltöiC, 3-31. Samgar fioeg fes hondeirt ma"
eenOlïèn-ftok. > e. Viuj&abben U Jbtammen no»t ootfog tegen maffianberi" -^
& Antw. ^fafb/ toantoPeröeticIjenbenbanöet^WJt^It/ iijte/ te Gibea Benjamins, toaren be anom Stammen foo ot"Dfltfe |
||
Nu iïi\> &.S Avond-óeflfenïnse. 4tV
*"« eert? &?? ma!ï!anöa'«n ten tïnjüe / toaer in öe anöere &tam,-
^oatvr^ cn 4°<00° man I Daer na Werö25enjatnin fo geffe* leSte5enCmaEC6oJo0to-l,f^n/ Sub. «o. 48. SyfcttedenookaU
3-Vr ^Ie8evonde" werden in'tvyer.fuö. 19.27 3ttÖ. 20 ij A • ^asf^jtaeiöceM Betuatiflïit tot een Bocb leten ^
°«i fohffifr maeEfp ^^nfoojtmetqnaeöteöoen/ enöaer* 'Zl pN totoö'gifrarf t>erfoü i
^«11, °m te f™ J«n tlrgöe u»t te tretïien met thien ötrofent
N/S'sr^K8 f? Ö" pntfc^e ILegó: öer kanoen tefE VaQs2aS,^S Ï S^0*4-16- H« ganïfch Heir-Iegér
Avond-gefW op defevende Dag van de Maend.
a*emme : P^I. _f ,9. Gelukfaüg is de menfch, 8cc. ' IX.1 f "flt^oosf IMfe cteöooïbïjabtieertis jaer. /
I \ -5»o namen <j; r)et 3Lanö ber 2Cmortten; 't ja^rt.< ^fecfc öuerb' 25ifeam öoe teaen fjaer r
Ü&n,?iblri tot Soewpe 000? JBoaÜitéh.
|3 *»ineï»s? nam 't Jfyafamm in öe ïjanö /
ifl000? ft? 't btwle paer öe bimfi or-rrjte. ^©olfitBonooftJKoabt ïïubenenöe«5ab
e«men ooo? ftaer beetfoterteonnen % anöen:'
«£«$* *■** aftcr wenden paö;
• $*, rfOftia natn b'oppermaat in ftanbm s ênV;"T t SoIS ö2ü0!>ijoetsiöoo? öe f öjööetl r' ^« mat terftonö te ftrfjben met ©paobcii &£ Mn^z toinft toa<? 't ferjwme ^mcljo t KHS* ^D $n fcPfonrf Nf nomen: ï «f font* fcmws? gaen eben fo •' «ob?»1S?0?0 Wcf-ftaI öf Êö'öc Wo!* ^ ■rt s«nen.'
"« ^iwns öooö heeft ftaer ben Woeft benomen, ©eer ,^,; ^Ptra 1W nfet eanticfi be Canangt t ^e ©£°e f Saf" &?^n P»fa® te ïeben J €ttfl';!!ïw f n ooft öe 38morf / ma re tn«E öeaen 't ©otft öifitoto' fecben ;
|
|||
4U Deagtfte
(STot <©ob öoo? <©tgnieï / öoo? €j&tiög atoaere /
©oogSMiora berifoflmg geeft gegeten. Van Gïdeon tot Samuel.
Deagt ft- Dag- rt
,a. vr; Egn öe «moeren 3EfrMfé OoozOeberlofiingebanDeD0'
factoogen om Den ïleere opregteup te Dienen * ^ Ant. $cenfj»/ maerspJöntoeDeromberbanemotgaerafö0*
rne: SDaerom oofe De fêeere gaer gefiraft geeft met De Midian*^ Die gaer feben jaren gebuen onberDjuftt/ SüD.6.1. DeHeereg*1 in de hand der Midianitenièven jaren.
b.Vr. HDa^DeonDetDjucfemgeöoojöeMidianitengjoot^ f .j,
Ant. 5a/ toantfnbietenaflejaeral£;èp?ing-ganening#W',
3ffraerg / en roefoen al gaer getoafeg/ fooat 'er een grote Wr{c.
nOOD ontftonD/ 3[tlb,6.4. Sy en lieten geen leef-togt overig >nW
raël, 3tlö. 6. 2/?. c. Vr. jdoe maefeten get öe ffinDeren 3!frael£ i -a* i
Ant. dommige berbergöen eenigfcoom in begoten Oer fltf~L
maer fommige trocïien ten lanöe uut; gelfjfc onöer anbere ooft <* /
Eiimeiech met $n ^unsfyoutn Naomi, rnet bepDe gaer ^°n Sr
öie te famcn tertroeüen na get lanD öer Moabiten, Sïutg. u *•
quamen in de velden Moabs, ende bleven aldaer.
c Vr. JE>at toeöer-baren gaö Naomi in Den tahoe Jj&oa&^ j**
Ant. $aerbenöe&onen/ Machion, enchüjon, getrapt-* , öeacnOpa.enRiith, jaoabitifcgel@ijben/ sijnbePDegeiio^ gettjfe oofi gaer jaan Elimelech. b. Vr. !ft?3PfraeI niet bertofïban DeMidianiten? ,. ■ $
Ant. g?at toant Deï?eere berfeefete Gideon, Die inat®?'tp fionD en Dojfcgeöe/ om Daer mede te bttigten: €nbe oBoD berj" gte
regemDoo^öenDautaDieopgetbrieöbiel/ "Jutuó. 14. De. $&> feide, gaet henen in dele uwe kragt, endegy fultlfraè'1 verlo
3?Hb.6\ 11/'?$>/40. c. Vr. !©at öeöe Gideon ? ■ J$i'
Antw. $n Map Baals Itrnrenombrrre: Ï5n bergaöfrö£ J,tiij
en-örrtig Diipfenö mannrn: Cnöe nf^ [iri ïjicr ïi«n tike-en-»?«,,t$ ituwfenöbjee^-agtinje mannen/ t*fgtn£ 43fln£ laft/ I^PfX/ $ rrrftnöen / en Daer na eofi aireöic toatrr met DrmonDtlo?Ptlwi* fegtetb fin maer Djie gonöcr-t mannen Dji fig / 3Jttt>. 7- 7- ^na f feide, door defe drie honden ironm;n die't wcitcr metde*1
lekt hebben, fil ik u verlcfll-n , 'j i!&. 6 16/27. <3't.D. 7-3' , c. vr $oe geeft ©itocn öe Midianir.:!- oberéonneri i ■ j^rfi^
Ant. J?p/ met fflne mannen/ namen in oeeene ganb een* & |
||
(j,, Avond-oefleninge.' 41?
1«1 oeanöere ïjanö een2wnlwne; enbe beenagteblafenbenbee
fcanh ^NWne/ toierDen oeMidianitenfaberfchjifit/ batfemal*
fvj. " Öl[ ÖfligtentW öOöetl / 3fUÖ. 7. «• De Heere fettede het
, a^ndes eenen tegen den anderen. öwr ^9" beftinöerEnlfrae^öanfebaeröJtogefïaendBiöcoit
oet:öefe©Ktoric* 8ih£tw' Bietaiïe: toantbeEphraimitentbriiïebenniet<«i5ibeon/
coVh ^? ?>acr n'et ^aö m«öe ontboden: ©e J&annen ban Suc- hsh " Pnitl toej>afrö£nf)eitieenigefptjfeiiao2ltjn©oIfi/ tertofjt ö ttoee jatbianjrifrïje koningen berbolgbe: maer anbere tofl* onwmtot«e8tntmaS«i'7 'ttwffefjptocpöcrbc/ 3fuö.8.6. De ^fte van Succoth feiden , is dan de hand-palme Zebah, en Tzal-
sv ^ a! in uwe hand , dat wy uwen heyre brood fouden geven ? ** vra. j©a$ jft-atf banïibaer aen <©ob *
fiE^nt: Been/ toant als oötbeon in een goebe menm'nge/ een Ephod ta^t &aö u?t ben roof/ fo beb^eben f» baer mebe afgoberije/ err t^?tSïee|benfnqua[p/ %&.■}. 14.. De Kinderen Ifraëlsen dag-
£n>et aen den Hecre haren God, ftlb.8.14/17. ftlb.9.4. .vr. <©uamen delHugtelingcnboenietteebennfjaerllanb*
(uu?*- 3te: toant Naomi fieerbetoeberom/ na batfetfjten jaren Vm, °^^oaö!ten habgeinoonb/ met baer ^cfjoon-bortter Stha ötf setroutot toa^ aoi Boaz, bptoien fpeen&onetoon/ "«emtobed, oiebe<©2oot-baberi^getDeeflEban©afc!b/ ttutft
"i We '°' Boazftide. ikaenvaerdemvRuthterHuisvrouwe, $ïutft
;\**.«UHj.4.ri/i4. ï£oe geraeftte ïtutft aen 25oa:
|
|||||
ftfe™' Klltl^ nier toilfenbe ban f)aer^cö8on'nioeoer|5aüm;
öaprt r ? ^ enaffbnieberepfenbcnaeralanaan/ motïbanarmoebe öte ? le'«i fioo2n-apren op''tbelb / en fo qttamenfeop23oa.; aflröer / be[^aer «ennenbe/ befafte aen öe üaaeperjö oatfe ïjaer niet fouben ^n^lr^0 ö^gt f» fmer ftoo.inteïp#; en baer na op 2?oa$ bETfö-bfaer feomenbe / en Bp fjctn fïtllefeensf saen&e / oeöeSSaa; berft!i ^W <©ob£ I©ét/ bat hphaeteenftouterlpfou&cr baPl^etl: m$ mibenaeiie25foeD-b2ienbbittoepgerbe/ fonam Am1"' f De3mg &etna<©ibeon? öoob*
tf'btnn ®n ^oneAbimeiech, gebmnuntecnSIfa-tofif/ boete Vlttn $ ^" $ne SfeoöKwn'/ en nam ffg alfa be regeertnge aen: %do 7V0n9,ic ^^rï°rham # &ct ontbutgt/ SJi'ö. 9. r- 9. ,,,? 'e"jne Broederen, tièventig Mannen op eenen fteen, %\b,
1 z/3,'4,'
c. Vfc'
|
|||||
'41$ Dëagtfiö
c. vr. BDatc#eJothamfttertegen* 'Ji
Ant.jothamriep banben^tTgCharizimbeSStitgereiiiJflii^
cftetntoe/ batfefbftabbengeöaen/ at£oföebomen/niétbe#9,
boom/ cni©gn-fiofe/ maec be©oo?n4H»m tot ftaer ifaningg;
|
||||||
maefet ftabbeii: en bdojfeibe ftaer/ bat Sy en Abimeiech maffi^
ren fouöen berteeren aféeenbper; 'ttoelfealjbfêgefcftieb/ ^"i ttotfï #nbeonttïaen/ fteeft Abimeiech öeftab^ieftembeöop"! en ft« të ban een bjouto / in 't beftamen ban een (Coojn / m# rz .jmolen-ffeen öefeopgcb?ofeen/ güb.9. «♦ Dfcvrouw verpi*1 dezijn herfl'en panne, ^fnb.f». ij-/13.
b. Vr. toetst 3fraêlboo2tëge8aen2 ^u
Ant. lïjSThoia b2ie-en-ttointig jaer/enjair,ote bertig^S»
ftnb/ ttoee-eri-ttointig jaet/ ober ftaer geregeertftabben/ PW*
toeberom tot afgoberpe berballen/ en tot anbere groote fonöen: %
bat be^eere ftaer ftrafteboo? bePhiiiftijnen en Amoniten, w«L
ban agtftien jaer / 3fllb. i o. 6. Doe voeren de Kinderen Ifraels <°°l
te doen dat quaed was indeoogen desHeeren, 3JUb. io. i/1/4* b. vr. $oe heeft «Bob ftaer berIo)i > . tfi
Antw. jSp fcftopotn tot ben ieere / b$g «löob fepöe ftaer/ i»S tot ftaeraifgoöen om ftutpefonöen gaen: jaaer afef? babe*[*L
ftn ftaer nogft bit-maeliMbegcnabtgsijn/enbaerbp/ al^% asfgobenteg Deöen/ en fïg belieeröen/ fa tóiettxlöob betoWj. Dm ftaer te berfoffen / 3|Ub. ro. i4. De Hcere feyde, gaet henen '"
uwe Goden, dat die u hulpe doen, 3|ub. i'o.'ij/ 16, c. Vr. ©oebjierbcnftberloft* .. -, t."
Ant. 5ür.s? Sfraet fo'nber ©elD-obertie ttajf/ fa namen $TeP' tha aen/ bt'e eerft ben <©o?ïog met rebenen fogt tebeflegten/ >
nenbe bat öeAmmonitcn geenregtftaobenopftetlanbber^11^ ren ifraels/ batfe nn b?ie ftonbemarenftabbenbefeten; P% afê be Ammoniten boo?t gingen met ben tïrfjö/ fo ftceftfe %twzp met een grote flaggetlagen/ enttointtg&tebenbanftaennF^ men/ 9?ltö. 11.13. De Kinderen Ammons wierden t'ondCP
kragt, 9!lib. n.fI6lïf/i 6. . ^d a. vr. 5Fié 'rr ten opiigte ban bcfcn €>o:foa niet iuat tyw*
fcoeugcbalït n m ftet f upsfgefïn ban "Jeiiftta i , ,mI Ant. ^aftet: toantjephthatciuTrti&eutit-trccïienöe/beio0<*,
bat ftj) in fïjn gerucMgetóeber-fccmfte/ ftetccrftebatftem^K? ÜMpjS üntmoctebe / ben $eere fottöe een bjsnö-cffcr cp-otrf' tf( W ft» nu bjeber-fteeröe/ fo qimn fijireenige Rogier ^y* btijbelp tegen / om ftaer ©aber te bstotlfeomm; 't toelft WM feerontfielbe/ mcpnenbebatftpmoefifënbetoftenaSomen/ ? t vxa- 34. Sijn Dogter ging hem te gemoet., %\\ü. n .30. V')
|
||||||
Avonct-oeflTemugeJ '4lj
|
|||||||||||
*'?*; ieeft ban ^epïitajrjn ^ngter géboob f
|
|||||||||||
haprnt' ®,r & niettoaerfrtjrjnep/ maernabatfe ttee tttóenöai
lint / ^fibom óp bc bergen ïiaD ï»efcè?«xö / ié fp Den ï|£cre gefjek tii ai0^0 öat $ nict £n $ S^triantet i ©e Wegteren öe£$.anbg C^n öaec alle jacr bettrcoiïcn in befe afgefonberbe ff act ban le« . 'JtUb. 11.40, Sy quamen haeraenfpreken vier dagenin'tjaer.
kk^s ^ee^3f^a£l ''9 ^" nu bóojts? ontfjoubenban De afgc*
(hfr,t- $cen: toant tcrtofjlc Dat fp,tuierben gerrgcert ban Ezbon
«".* Dertig fonen en Dertig DngtercnïjaDDe) ftben jacr: ban Elon g'^iaer: ban Abdon ( Dsc beertig foncn / en Dertigffcmtffcmert «5„. a8t jaer:. jtjhfc toeDcróm tot afpberpebcrballrn/ fcoDatfé b^obergaf in De Ijanb Der j^hiïifïijncn beertig jaer / 3Jrtb. 1 3. 1. «Jk i^deren J^ëls voeren voort te dóen dat quatd Was in de óogert
peeren. |
|||||||||||
fttnrt% ^fë nu Eli ö£ *?CDaE'IP2W& / jaer fSigter toaji / foo trofe
^"iPoptcrmiDePPifïpeh/ en hamen de Arke Gods mei* in nxi£*ger: 't iuelfc De f fjilitiijnen eerfï toat ohtfïelDê / maer moeü thS*iiöe / floegen fp ohöer gifract bertig Dupfent Jfom ter neber/ fcfwtnaiWn ^St^ gebannen: 't toelfc Eli fjoorenDe/ fco ber= fóntt*./. batfjf/ 30nbc een Aanban negen-en tagtigjaer/ met 'en v l aBter ober biel / en De nerft taafi/1 &am. 4,1 è. Daer vie~ c yn Ilrael dertigduifent Man , > &am.4 11/ 18/11.
'A *• ï?tie ging |et met öe Irfee tmber De ppiflijnen t, ,
bon "lH'- *£* fejflOtcnfe in fjarr fiTempel b^ri Den 3fifgöb Dseon; PtK/S-Pagontot ibJcemaaf toebacrom toa^opbeaerbepetoo^ fet, u?^t Öfler ©olfi met ttoee plagen toierb grfïagen/ met JEup? j)., '"petlLanby entnct3l!enbepe4iaenï)aer Iteftaem; fco fiebfeó |
|||||||||||
A !?e f01101'" ^ öc ^*56 toeberóm I
du 3 Sa batre feben Jüacnben fcp Ijacr gttoeefï iuajf / fertebenfe. ^„""'f'itoen Blagen / DiegetroeFien hnerb ban ttoee soogenbe: "tft•«& öafrfc?boenöcbijf gcutie IMtiifln./ enb^f gotibejèpe* 3ffrLr''/'aff0D 5!n8l'n öe hoepen ban feftï regt ïjenrn na &et 1 anö 8«n o ' £n 1lKjnifn te Beth-femes acn / i &am. 9- 14. De wa-
'WUam_°P d«» Acker foftia des Beth-femiters ,' énde bleef daëf
C v! 'J)am*0 >/7/'n £ •• ^^«f^r te 23ct()-ffme^.booj >,■-..
u ©e 2Betl)-f«miterji toaren feer berWfb: ®e %Mtett öfffe 1> D ÖW |
|||||||||||
41S Dcagtfte t
Den De fóoepen op ïjet ïjout ban Defe toagen / biefetn fftttften w0"''
Den: Jj&aer at.s De 2Btirger£ tuit nicttótfgierigfjepö in De 3Crfie bfK feen/ foaüoaöeDel^ereoniïer ïjaerDao2een plage bijftig t>i#'a en Jfebentt'g mannen : .Jbao Dat De 20rfie toierD toecg-geboert ", ötriata'-3ieaniti/ten Ijunfe \ian Abtnadab, i&am.ó. 19. Detfee re floeg onder haeï , om datféinde Arkegefien hadden. j
c. Vr. foe.ïjeeft De t^eere tJlfract gctjotpen tegen De ppiftö11/!!:,
Antw. ©eï?eerefonttfijn€ngeItotManoah, enbefoofDey1' een Sone, Die simpfon iï getoccff; Defe fouöe a'n haaireet De£ W ren 3Ün: ©efe nu groot toozDenDê / begon famnjDs' eemgeW^ rten op De $ fjiltiïijnen te befiomen / %iïit. 13.7. Hy fai beginne Iirael te verlofien uit derPhil'iftijnen hand , ^llöff. 13. zf.
b. vr. ï?oe toierD Die booDfrftap D002 Den €ng?f geDaen i mif
Ant. ©e €ngct De£ peeren berfetjeen aen De l^outo ban I**., noafj/ Die onbaigtbaer toas; / enbetoofDefiacreen&one/ Drtj* Bajireer fouDejtjn: 3fei fy tnt tegen haec lEtan bertelDe / fqöJJ D Den fp Dat De €nget nog eens; inogtberfrijijnen' fjet toelfce g^K^L SijnDe / foo toitDe JStanoat) fprjfe brengen / Dog at.s Ijp ïjet fptj?-0^ / ontfïaü / foo boer De €ngel in De blamme op na Den it^ 3tl!D. 1?. ?/9/*o, ,
b. vr. !©at ïjeeft ïjp boort geDaen tot bertofftnge ban Wtyfo
Antw. 25p boro-bal Dat Ijp te Timmth, een &tab Der PPS. ncn/ een ©ogtet fag Die ïjem befjaag&e / foo ïjeeft ïjp Die 9^°%a <©P De 2%unïoft gaf fjp fijn Dertig pfjittfïrjnfcne Haet-gefeftf & raeofel upt/ ftenDe op een Leeuw Die ïjj> fjaD berjïagen / Detoeli» ^ &eanttooo|DenDe / Doo? mtoDet bansimfonsj^oiito/ Die 't %* berMaett tjaö / foo ging simpfon na Askeion, en ftoeg Daer Der , prjiUffrjnen Doob / om De Dertig ï©tflM-filecDeren Die fjp Mtl°j,f- ïjaD/ aen Defe jüiet-gefetten te betalen/ f«ö. 14.19. Hy floep tig Mannen , ende nam haergewaed , 3i"ö» '4- °7 **■ '4/
c.vr. J©at toa£ ban Dat raebfet ban De l-eeuto i ^j
Antw. 2Dt*f Simpfon na fijn 23ntiD toe ging met fijne <©»DCr „fi
foo ontmoete ïjem een Steeuto / Die I)? berffocg; en at? ïjp W*r £ii
toeDerom langs* Die toeg ging / fooüefaghpokDooDe3Leeuw/ $
bebonD-Dat Daer een jtoerm ïf onfen-bpen tn tnaren/ foo nam w ^ •
ffuft ïfomefj-raeD / en ging al etenOe; en gaf Dit oofc ffjn <®w ,>•
iiitë ging fprjfe ban Den € ter/ en foettgïjepD ban De tïer&e/ Sf11^,^
b. vr. jiam simpfon Dit ban fijn 2%u»D toet op öatfé fijn r
ïjaDgeopenbaert* ^
Ant. Been fy?» macrftpgingtoojmgtoeg : Daer na toj^/
taeDer-fieereaDe / en berftaenDe Datfc aen ecu anDer toa^ 8^^
foa paftfjp Doopte FjonDertJ^opn/ Die fatfelj» aen^c' tf"
|
||
hm *. wl T . Avond-oeBerunge; ,-.■•. |jf|
Pfra&öen/ giet rijpe *too?n Der phiHiitjncn fn ïrjanb ï «fFna&oe
^i)ui|ïtjncn hier om het fjiip^ tmn fn^joufo met haet ©aberber* "^anbcn / foo fïoeg hl1 orïber haer een groote flajj /5fttb. i ƒ. 8. Hy> '0egtfeden fchenkel, en de heupe, 5ub. 1.2/ƒ/6..
j> vr. Rebben be PïjiK^önen simpfon nept in haer octeeïö eë«
i,aAnt- &P tongen cri bonbrn hem teLechi, «aer Fipiiertuafe rjaeè
j2l,öen / en fïoeg bujifenö man bocb met een €#[£ fcinne-bartó tf«air na 'n Gaza 6e^t 3Önbe / ö2DCït &P *"* naö^ be&tab^-poo?*
r"torch: ©aer na meerinael.s gebonben $nbe/ berbjaShPöé i^öen; tot bat cpnbeïijfc be ^oere Deüiafp haj>: af-fherb / toaefc ^ lan fierste toa?'/ en fo toierb h p gebangen toeeh gelepb / 9$d.»e» k?J> 19. Sy liethemdefevenhayr-Jockenfijneshooftaf-icherenjetl
'Jnekragtweek van hem, 3ïlb. If. 16. 5fUfc ió. J/11/12. cVr. fne ijs 't met ^ïmpfött afgetoopen i
,. Antw. ©e ghiftfïrjnen hebben firm be trogen ujat-géfteften / m Q* tttalen t'n eenJRolen: ©og afê fp hem in haertërempeï cmn gefïelb om boo? haer te fpeten / (f nftam met fïjn fcragtett [roerom aengetoaffen «fjnbe) bnifcte ft? be ttoee gitaren tegen r; «'«anberen / foo oat be Cempel tnfïo?tebe / boo&enbe alfoö hrttf |W en met hem teel bupfenbphiltfiijran/Stib. ifi.io. Die hy in 1 J"J fterven gedood heeft, waren meer als die hy in fijn leven eedoot
^dde^nö, l6. xijxflxj. Avond-gefang op de agtfteDag van de Maend,
Stemme: Pfill. I. Die niet en gaet, &C. '•T*\ € lEltbianntbcbojfgjfraefëbelbi
1 0ier boo2 toierb <©ibron tot ©o:fï gefMo {
:•*--' Éa öeeb be J&ibianfjt liet lanbbcrlaten / pocuiïen alleen met tak hofjbört &oïbaten. wèlugrig JMfe gtiam toerr / oofc $8omt' i .Macr 't ©off; bcbjeef op niruto? afnoberp. 2. SCbimeteeh tóterb ©ojfï booj 2n?oebér-moó2& r
j£en £;otitoen hanb hiel» be «fpran-toerr fcüojt. Jjfcr ©oTfihait toeberom tot b'ouöe fonörn i ^ob fjeeft 6e ÉnwrKmfjthaer tor-gefonben i
paer fepftta rebtie 't EMft hnn haer mirefb; ^cghji' toierb boo2 fijn «Fiogtcr feer enttïrfb. 3. 5?ep*hififfifri heeft torerb-nf!rijbberei'b>/
^n heeft «6cbs itlrfi tm iuiytr toerh gfïfpb t ^Boöc JErfie bceb' ben ©flODti ftorrmael ööffens 5^e Phififtijn iionti *6ob,s; ttraf bp htm allen j |
||||
^
|
||||
4iO De negende
£>v fbnben b'$r& toeérbm. Me $etft-f«mtj£ .
ïffaéfet Doo'JnietMtógierighefü tiecl 2Btirgersf q«rjf*' 4» ©e phtuftffn trof Sfraef toeer aen:
JRacr ^mnpfoii ö02ii tjaer Dapper tegen gaen: ï|n fïoeg haer: alleen fcaeft-been bja.£ fijn toapen; J&aer afc ft? in een ^oercn-ftftoot quam flapen / &oo toierD hu qurja fijn hap? / en ooft fijn fcragt* &ijn DooD heeft beel ©panöen om-geb^agt. Van Samuel tot de Koning David.
De negende Dag. ,
a. Vr. J©ie $ Sïechter getoeeff ober gï frael / na be boob ban E» -
Antw. ©e prophete Samuel, Die be ttjD ban omtrent beertip I* ren heeft fiechter gehjeeft/ Dog atfoo / Dat men niet bebino Dat tjPJ /
öe eerfie timntig jaren pet gebaen heeft tegen be $Wfi$ e\s i ^>am. 7. 2. Het wlsrden twintig jaren ,enda de Kinderen I»1-3
klaegden den Heere agter na. «w b. Vr foc fé Samuel geroepen om propheet enïteehtec te»
ober-Sfwrt * j,«
Antw. 2fifei ftjn laoeber Hanna onb2ugtfiaec5ijnbe7 öóo? wLt
ben bit fónb ban bendeere haö befcotiïen/ enDe 'öatfehetfeW&i botgené haer belofte/ ban fiinb^-been aen bendeere hfP1'^/ foo ii hn tot bjiemael toe betf nagfó ban ben üeere ssmWg, 1 jf)am.?-6. Doe riep de Heere Samuel wederom, tj&BttUi'ïi'lM
c. vr. Wanneer / en hoe heeft Hanna haer feinösamuei tot&
teeregeögagt^ ^ Anr. Hanna hielb haer ftinö ö^ ïjaec tot bat ftetgefpeenb w*
boe toagt fn het tot ben ïfeere / en fong «öob ter eeren eenheew fan 3tof-fang / i&am. 1.14- >&am. 2. .e> c Vra. $aö Eli geen fonen / bie hem in het «eeftter-ampt *uC
deerden ? ^m
Ant. Eli habttöeefonen/ maefbetopbatfeboofeSoeben^
ren/ bie grooteergernifjenAagten ober be<©objJöien*; <***?%(■ Ie bat Eli haer niet fcherpelp betïrafte / foo heeft be ïieereWy ÜerlïOOteil/ 1 &attl. 2- 12. De fonen Eli waren kinderen BeliaW'
en kenden den Heere niet, i ;§>am. 2. ij"/ 16/ if. c.Vr. ï©atbeben ban De fonen €«'* r wjK'
Ant. &n fiiepen b» be aaijben Die ten offer ötfamen: &%}}m0
ben met getoett be beffe fïucfcn tipt 't offer hebben/ foo Dat ip- ^. öe^3iefier.^/en<iöbD'^ien!ïbegonDenteberagten/ ■ &3"1'1 '&$ c.vr. iBeifce-toas be eerfie openbaringe Die^amueiw*"
ontffajs-* a^' |
|||
^^^■H
|
|||||
Avond-oeffeninge. 4ZI
hi1StwA^00 maeftte&*m ^^^^ /öar öi' Eli en fïjn rteflartte ban
W> rteöom f°UD£ toerfipoten / gefijf, oe ©eere aen €(t cofc te j^en tjaööe beïjenö gemacfct Dcouen l^ophete/ i &am. 312. , Heerefeide ikfal verwecken over Eli, alles wat ik tegen zijn
'% gefproken hebbe, i &fmi. 2. 3 i. ^•Vr. i©ap Dit aen «tatt te tooreu öeficntj ttemarïit *
hXmw' ^ ^ant tm 1uaU5 m <^an ^DDs'tDt &rur ölt' &m
^fw!oe allcöe toclfcaöenuieiectiacnfijn odïaetc aeeacn ï,aD= k«' mboox^ foztöc öcen: jftacr Dcisrjü: tu? aan fo$te D^oen tic.02 ^re ban öe «Bn&?öienft / foa fbu&e «Boö ïjet^ieiterbom tori {£$"?£" tagnemen/ en ppeflagtefeoarm maften/ batfeom ^oöroubfn«flcnötöcten/ i &am. *. 27/ 32/56. Jr^- Jtïfftöansamuei geen berfoflmge tetoegc ectoagtbocj i>ortntw' ^a &p: toam al5* 3!fracI tot ^ ^Cfr£ Itforfi*/m tat^/
WfrEnffPïa|ï/ be bjemae <©ooro teerh oeöen/ fco floep fy? te ^'«fitjnen met foo een orooten floci / öatfé in jfeatnucfó rrnerte
Wf mmin &et föRö3Pfraer.s in-böftn / 1 jfearii. 7..13. Aifca
^ °9n de Philifüjnen vernedert, ï^rültl. 7. 1 4
Sfcah^ ^>amucI # fö" torn alleen Kcoter gcWebtn ober
att^' Been: toant al-ljot-toel^getrêuMp öaniaertot'jaet
|c.wi boo^-rc^oe / op bat ifrael tori neriotet toterD / fco tornt ,"«ci ïjiermebe wet te bxDcn / maecfpöegcerbeneamomng/ a "'Jl> 8. f. Syftiden, fetteteen Koninpnverous, 1 „èaH!. 7. 16.
■vi. ï©acroin toilben f? een Koning fteïtai *
few'; ^cteö^sairairfnutea.sctiö'ifrtoo^ïitn/ en bflt ffjntteec fttfr / 'oel' enAbia, Öie ft',1 tot lic «teren in fïjn pfaetfe r,ab oe* ^e'a'rr en^1""/ fóomqiniienfji/nafccremnvribanau* '4a»t0o reö ^ Cü0^ an ttünjiltf B£tcc netoaert te ftiflen jijn/ fen ;I' r sy^lden»&t,uweionenen wandelen niet in-uwe we-
|
|||||
/vit' ^S*ïiacr Saip-l'el ccn Sonmg-creptóen *
'«Ww ;-/tonnt "H'-Qf-toriött berfoeft riem teer miepregw/ ?«S £S^met- a£n»enaf*« tea*; foo ïteeft fij? nacr /' toRwi^ lla« «fl^r ^mm ^fft/saui. Dra fone k;s, méttioojftawnnc ^eten ELTmi Dlt' ? onDn'öc «ohïnöïöfec rcacrinne fónoen nemen dnt hyfe
vi^ r^anfrÏÏ/0^^ öftcrforen ^eKÉieh tan ffin ©ai>cr
wam tot samuc, cm |]tm rato te bjagtn; ui aljco IwM fir»
©03 be
|
|||||
4%t De negende
êeWafte/ öat ïjnftunibg toptien fmtöe/ entoierbterjfonö^"
IvÖtntVrt.Pfalft/ i &ajp. 10. i. DoènamSamueleenoly-kriii^'
éfi'guoc'ièop fijn hooft r'i ièam. 9. ?4.. i^atn.9. ». c.vra. <©p öiat maniere honjöe&aul be belofte bat fjn ftonW
.fouöesrjn* Antw. ?tfó &aul in be :f>tab qttam / fb quam foem &amtf'1l
gemoete / en naabe hem tot een ©ifcr-maelttjö / toaerïn &ati»!f' get öelte (tui? bleefcft 53002 Saul liet op-fetten / ennaöeHaaeW jttnot fjn met fjem alteen tec $ben af/ en booj-fetbe / bat öp ftan'"* fö«beio.02tien/ i&am.* c. vr. ^|oe nam &aul be ft roone aen i
Antw. 2Dfó{jn befe belofte ftoarte / ?o fionöeftji öit niet pfW^ tot/ om bat fïjn geflagtefeer gering" toa£ in 3ffraef: ©an &at«€ af-gaenoe / 30 quam fjn onber be $20pfteten / en p20pïjetceröc o$] Srefp.&amuef ftem boo2-fêib habbè: W$ men fjem ftoning $*' Senfottöe' f00 berbergbe fin fjemfelben aqter be baten : €ti£Ii' foei / fjet ©alft itenbe / bat fji een lang fcfioón JFtan toasi / toiW'' Öem tot een ftontng fjebben I en alfoo toictó b» oefalft tot Remin? <&am. 10. c. Vr. Wïtb toas be eerde viaorie öie &attf fieeft befiomen t ,
Antw- 3Dt.ö Nabis be Atnmonijt belegert ftaböe Jabes in Gi!ea,
$n ate hii ban »ber 23urqer fiet renter ooge eifcfite'/ 30 heeft s«"'
Èitberftaenbe / eenige ïhmbecen in mtcfeen gefioiitaen / be fttt^i eoo?gantfcftt91rraelgefonben/ en fieeft Ö2ie honbert bii?fent /f' irettirj bunfent .Winnen bergaöert / toaer mtöc fin |abes fieett o"- fet/ en be"Ammoniten al.^o ctcjlagcn öat'cr geen tlo'ee b» malfian8^ ïen $11 rtebleben/ < &am. < 1 11 Sy fioegen Ammon, 1 ^am-' b Vr. ï^ae fieeft Samuelfljn fegter-36mpt afqcfcpb} v Ant. Samuei behtigbe tegen gantfeh gifrael/bat fin nacr gftro'
toefnS en regtbeerbiglfifi fiabbe geregeert: €nbe öatïe berhaW' fttalp ftaöben gebaen / een ftoning bcgcerenbe / boa ft'.'öe n» aen/ ftibtenfe qinip fcefben / batfe met ftaec ftoning foiibcn* , «aenr JEher rooft toef leefben/ batfe ban rotibentehoitben bJOJDL teaer toeïinboo2f)aernog freebtftoilbebibben/ 1 Sam. i*- vA feïde, fiet hier ban ik, betuigt tegens my, wiens Offe, of wiens »
ikgenomen helibe. T ^>am. iï- (4/ 17/ n/ if. b. v.ra. K^oe maefitc fiet ^»auf met be Pfiififtijnen ? «ju t
Ant. Saul Iieeft in het tineebe jaer ban fijn regeermge / to°l]L
fonef^nathan, be befettinge öecpfjflitïijnen üiete Gibeatoa.s-^ ■flaitcn' 1 f»am. >?■ '• Jonathan floeg de befettinge der Pliihft^^
e vr mven m %%sMtm fjiec öaoti ty&$i «ntoïoH w __
|
|||
Avond-oeffeninge. 42.3 '
Ant. ©antfcf) niet / teant De f Mffhjnen brrgabert ïjctfbcnde
«trtig öunfmt 3©agenen/ en ffë btiufcnt ïuimcrai / neben.s een on-- sprt meetttgte ©oet-boifc/ Jtjn in ïjet [anti Sfratls gebalferi) 'en ^Qtfeen met 021e ïjoopen öaer büvql aïics fco uiu-pfutiDütüDg / Jjat'er niet een .snuit in ^ffracï ttrierö" gebonden / cm eenigc ÏDape= n?n boo2 3ftrae! te maten /1 &anv 1317. D Verderven gingen Vllt het Leger derPhiliftijnenin driehoopen, 1 <f>am. 1 3. $712.
c- vr. j§at öeöen Sau! en ïïraei j'n Deji tijö ber IjtöatöWÏjfpD ?
Antw. $et©oIfc berjiafc Hg in De fjoïen öc'r aerb'e/ cnanDere
J^öteöen tipt fjet 3£ ant: 'feïff bertiepen öe&otDaten banSaui, 1*1 öat bpmaec fe*f ïjonöert engetoapenDe &bïDatcn bp J)cmbe= mb{ g,aul bertoagtenüe op&anHietefcomfte/ aK fjp ü'öe c'e= ww ttjö ban feben Dagen nog niet cmam / b,cgefh feïbe te offeren: 5°8 ;t>amuel aenfcomenDe / nam dit foo qualijfc / öat ï)p &anT acn* r?öe ïjet betitel ban fijn Koningrijfte/1 &am. .13.6. Het volk ver- ^rgdefigin defpeloncken , 1 ^attl. 1 3. 7/ 1 xl 16.
b- Vr. ^oe is* ïfraei ban öe gfjilitïijnen bertofï >
Ant. gjonatïjan ïjeeftDoo2 een tocnDcrlsjric befticrinnc <0oö*7 2^ fijs HÊtepen-Djager / ttefntig ütannen in een beftttinae Der \ wtiftpen gcfïagen: 't toeïfi fco een berbaefKjejiö onöer fiaer #*002facftte / öatft rtcbnmt #1 / en Datfe maïïian&er $n ep ï?et 1| öcbalien: Mt Sauienifraei berftaenöe/ Jjebtonfe ïjacr ban j?l£ fcanten bcrbolgt en gcfïagen/1 &am. 14, 1.3 Doe kk m löna- 1 an opzijn handen, en op zijnevoeten, endezijn Wapen-drager
,ettl na, ende fy vielen voor-Iónathansaengeiïgte, endezijn Wapen- ragerdoodefeaeterhem , 1 ^attt. 14 6/ 1 $■/ ïT. . cVr. ï?oe Doift ^onatljan met fijn ïPapen-D-agcr DitbcfïacnJ
Ant. 3onatfjan toifï Dat <6oDfcn toef taftitsc-afé magtfge fy!U ^'i ftan: en fjg nam ftg een itifim / fco De piniiftijncn / fjeni ffên* ^r föuöcnfetjgen/ fiamt toten:-? op/ DanfcuöèïinopI?acraen= jjgien; oit fco"fiffffycDenoc / fco Mom fo?en fjahötn enboeten Den THBop/ en berftocg De J&agten Der jphilitrinun/ 1 &am, 14- ■Vr- ïfoe berging ^onöjftao Dr f: birtorie •?
1t!-Anrw ^aiiI ^5008 i]it ^offi br.ibjorc-n / Dat niemanD j'etrf eten C», tDt öcn abonöroe: Jfonatïjati biat ïfpnicr^ btnöenbe/ en fcer V0Cin ^nDe • Vtiift'!11 ft'tf cnfr "•/fn af toP-t lonitM cat ï-cm
uj^^trilljte; .jbanï Dit berfiaenDc/ iuajï «co gram/ Dat bl' 5o= öat ïf" to'tte ^000^: P0SI &rt ^'D"rfi toI'tDf tót nfet tQC-[atfn / cm
1 «W foo groote berloffmge fcowSfrael toMctc tege oebzagJ/ a^am.i4.l6/44. Anl' i0e^ 'tboo2K met .t)aubJ Ctolerren gegaen ^
nt- *!ï> bja.é na'DcfeviaoriefeerriloefimoeDm/ Eubjantbfïe © D 4 ^ ©pan* |
|||
Hz4 De negende
Spanten tennbet/ i <t>am. 14.47- Hy ftreed rondfommeteg'"
ille zijne vyanden, ende waer hy fig wende, oeffenJe hy ftraffe.
C vr. ^ijn alfe £ ante obertoinningen gesegent getoeeff i M
Antw. $een/ toant afóh^rjp&amuefëoibjeunt^aifc/otf'f: Amaiekttenteflaen/ en otn aiïe£ twt te roepen en tebooben/ W, 3heeft ht» Agag haer ïffoning Vierft&oiant / en ooft tiele ban het W, Bee/ 't toeös hem foo quatijius* afgenomen/ bat&amiiellF ineberom tiaoj-fépö heeft het berliè£ ban fijn fcroon: '€ns^K fetbe heboenbe Agag geboob/ tfban&aur ineeh gegaen/ p®r- ogt «teer banhem gefïen te bit^ben /« &am. if. *8. Samuel »e' de, ideHeere heeft heden het Koningrijke liraels van u gefcheUp'
1 &am. tv 19fM.iT- '• .
b. Vr. ®aerom berftftconbe&aui iets. ban oe^maleMen*^
Ait. ^ngafboo?/ oathpött gebaen habbe/ omheinen0;'
^eecé te offeren t JBaec &amuef fenöe hem aèit / bat gehooif^11 ^epbbeterhjassaf^offeranbe/ i^am. if- ; b. vr. ©onb tig &>ml in ffjn gemoeb hier ober nietontrttlït & Antw gfa hj?: te meer Bretoijfe oofi 43nb£ «öeefï ban ^mL
inefien toa£/ foöat men boo? hem David, be fone ban Ha'» ^( fogt/ om botu het harpen-fpel fïjn geeft taat te bermafeen /1 &*L 16. 17. Saul feide, fietmy dog na eenen Man uit, die wel lp*
Jan , bf. 14:
; <!• Vr. %! 3ffraer booJtë b?tt gefoeefï ban be phtïïmjnen • ^f ,£[
Anc ,Been: maer be ^ftilittijnen 5ön taeberom tegen WLf
opkomen/ toteenï^ooftheoüsnbe/ beïteirfeGoliath , P^JL,
irotfetp tot gfftaetfeaft/ en gantfeh Sfirael uut-baegbe /« #jjjjï
:'v •» ,4 n^a ^rirttr /Jo«f «on If-imn.i/Prtrw MlY Tilt- h *»*• F .PfTrT net»
|
||||||
DoeginfjdaereenKamp-vegterait, uithetLeger der»
iïijnen , zijn hoogte was fes ellen , en een pil m , i ;^a!H. ' 7- ' a.vr. ^oeis^TraelberfotibanbefePhffi^nen^ frau
Aritw. 3Sfónba" een boa? oefen ïtettó berfefpifet toa£ / w° VLCf
<!^anib toe met een fiincier in oe hanb ƒ en bobenbe ben ïïen> ' ^
ten ftfii-fieetr imt fijn iïuiaer • fo hieuto hu hem fijn hooft ar/ j,
j&jagthetrot.êauf' i jf>ain. '7-fo- Alfo overweldigde David
PhiKilijn meteen flingér , i ^atll. 17- ?i ' b. vr. ©o; qnam bit b>» / bat ©abib oen Beur? nerfïoea JL - lT^
Ant. a^abio een berber sijnbe / toierb ban fijn ©aber#«'^/ Ibnben met eehtae aerchenften ban fptjfe aen ben iSantna ^.,n; en oofe om fijn Sioebenï / t>ie in bm ©ajfog toaren / te M?-'.^ 9CM hu nu feoa.'öe ban beren <©3fiath witt bxeft fpgefien /f"f^/ ^a^ fijn <5ee(ï / en ïji» bonb aen / bat h? tegen Fjcm ibiio^ ï^ 'i.f>am,»7- fa. vr. t3e os?ff ©abib bit fcefïaen s* /,»t- |
||||||
Avond-oeflfenïfige. 4z<$
, Antw. ©abtb bcrttoittobe ap %n «öoü/ bit hem habbeboeri
pffaen een Stenito en een SBenj / boeh?be fehapentoepbe/ foo |
|||||||||||
9
|
',^atti. i
|
ooi?bat poefen onaeYnebenltafïeraerfQtibe oerfïaen/
|
|||||||||
b- Vr ^oe tó ©atóö boog befe bi:tcneban &attf beloont *
ffi Antw. ïfp fieiöe #abib tat een «t$g#-obetfïe / eii haö hctti }to ouöfte ©achter belooft: maer al£©abiö fter gffticfiig oo«a 5Q8bev enbe öaer'mee in aenfïen qnam by het ©off;/ fotoiecb ^anlnrjöig/ en fbgt hem rnst eenfbteffe teöcaj-fieSen/1 J>ani. i°« 11. Saul fcJioot een ipieffc, ende ieide, ik lal Da»«d aen de wand
Wen, i&am. i8-f. c' vr. ©nnö ©abib geen gunfr ten ï#otse i
Ant. ^3 hu / toantjonathan. <f>atitó fone / fereeg heriifte hef/ FiMichai, .l>aHÏ£ jonafïe oagter/ totecü op&mbtóieft/ meffc j$*t*cfrj& &atit toefhnb / asöer corröitie ban ïyjnöert pr^Utign= W ©;jo?-i)ttnocn tot eïn®^uni5ffTjat / op ïjcpe öat ©abioja om jjpiöubè fcomen: öeg©ab;ö bjagfet ttoeihonbert/i &am. 18. .'•*!. Saulieide, ikfalle hem geven , op datf; aem tea val-ftrik
y' i&ann 18. ï/1/2,7.
c- Vr. gfsi ©abfö boe tjoojts' ternig getoee:ïfea &auï >
.Ant. $jj>en ft?: toant boog "gionathanj» bo^-f|uaen öe berloe* J%e gemaefet 5rjr.be/ fo #©abt'b toeoerom $t$ Wtoxkw %& £eeiï tegen be $>htfi|ïijnen; toner boog &auï tneterom rajbtg too> SF*1?/ leeft hem toeberom met eenfptrfïe toilfentöbm: Sog Jf^btb ontbmgteribe) is? besnatrt£t>anftjn ©jcute tjgtt-getateri/ eh lJw gebaer ontkomen: Sauis 25aben/ Mc gcfimfö:: toaren om 3Sa= * te ooien / beoogen jrjnbe / öno? een ï&eeib fiat in het nebbe fag/
^am. 19.1 i.Saulfond Boden uit tot Davids Kuis, dat fy hem ke-
ilden-opdat fy hem des morgens dodenfouden, ij§)3m. 19 4/1Ö. b- Vr. ïöaer na toe bïugtebe ©abtb i
j, Ant. <g?rü na Raroa tot èamuefytaaa £>3ul hem bèlgbe.' Dog fc^ÖHecbban <@aö belet boo?een p2opï>et-.*renbengeeft■? Son* ti^^gt boos ©abiö te fppeftén / 't toen g>aöl fij quaïp o»nam/ t^ty'hem meenbe tebaoi fïefe'n; ftSccop toaeiir-ioiritjoe^ona= ffnj^abtb/en atfo nam ïéhWi aaer na fijn bfagt naNob, tot ben ïief»2 c Achime!ecn: ta"1 o*11'1" !-a Ac}lis> benitoninjj Der |3hilirrr> ft0a: enban öaec.na be fpelon&e AduiUm, i&mxu 20.43. Doe c°3Davidop, en gint» hencu . t|>attl.ti.i. rllffltl. ji, i..
• Vr. ïBat toebeè-baren heeft ©abiö gehab in fnn bfuqten }
(5^f- CeNob ath>; ban be sCMn-tuobea / bom ^wgersi-noobt m «"^"fl &et^almtiftfjc stoaerö ban öen^iefïer / 't huk Doè> '«oaiüaenfa:en3enbe/ fa heeft jSam ftsenim Adüjackch clï
|
|||||||||||
42 6 De negende
bnf-en-tagtig #|feflta$ laten DooDen : iCe Aduiiam qtiamenfr
©rienDen bpïjem / en bier bonöert ü&annen öie benantot ütf"'" ban gemoeD/ tian teaer ©abiDbcrtreetenDe na jjlifpe/ fn het ö'J- Der. jlloabiten / liet fijn ©uDerj; atOaer in berfetennge bj> oen W. ning. (3Te Achis moetï hp lig af? een €>cch houöen / om öat bp ff sIDaer niet bertroubiDe/1 ;§>am. 11.13. Hy veranderde zijn g=i*et' 1 &am. »2. 18. 1 ^am.ii. 1/2. x b. Vr. J©at oeDe ©abiD öan / Doe hp hem boo? een «Bcfe atnP'
De / en toaerom «noeft ïjp Dit Daen * ., Ant.©airiö fag toel Dat hp niet beeï gunff bp De ïtobelingen W.,
De te toagten/ ja / Dat jp hem boo? een ®etfpieDet en ©erraDer vL Den hebben aengefien: hierom begon hp met De hanDen fl#L miier te teabbtfen / en Het hem quijl tiit jïjn monD in fïjn baert v> pen/ en alfoo lieten fp hem boo? een €>tk toeg gaen /1 &am.».'1 b. Vr. $eeft®abibinfijn blugteu niet bpfonDer^ uit-gere^
geneenige©panDen^ .,1«
Ant. ^a hp: baant hp heeft De phihfftjnen gtflagen/ Die Ke%
beoojjfogben: maer boorenDe ban &anl$s feomfïe / t£ hp fa^-^j/
Oacngeblugt na De J©oeftijne Ziph, met fe£ boRoertcJBan^g(,
1 jêam. 1V J"i David ftreed tegen de Philiftijnen, en dreef ha**
weg, i^am.i?. 13. ij3ll( a. vr. ï©a£©abiD niet fomnjb^ in groot gebaer om ban.*'
gebangen te to02Den i ^ Antw. gia hp/ baant afé De Ziphiten hem aen &anï haDDe" ^
Defit/ftoWugtebpna be Ktactfrjne Maon, Doa&aiilaenï»>»t0C be/befettehem.opeen23erg: macr afó men b0oDfehaptejy.tf P>htuftnnenin@nSanögeb3(fentoaren/ foa trofihphaefW/iig nigge/ en foo raefete ©abiö b?» /1 &am. »?• 18. Doeken Saai van David na te volpen , i .^am. 2 s. 2 2/ 24/1 ƒ.
a. v. 9$ .§au( met ©abfö niet baêöeiombebzeötgt* ^/
Antw. 2tfïf ^auï tn De JBoeftijne Engedi in een bol 9^At^a0i' om fijn boeten te Dccten / niet toetenör Dat ©abiD öacr in w$ gen fag/ foo fneeD <©abib een fhifc ban fïjn .planter/ 't tod» *ig0 ban een 2Berej bertoonDe / en nam Dit tot brtoijs / Dat fjP na S ntf1 leben niet en tfonö: ï|to 0002 iuierD &attt beteogen cm »2*L ^ ©abiDte maten/ onber bilafte Dat©aö<ö^at#ï!H'>^ia<i öe tiiit-roepen/ af£ bP ütening fotiae spil 1 .§am. 14 's-b tot David, gyzijt regtveerdijjerdanik , i ;f)am. 2,4• i-/ '*"
c.Vr. J0aergmg®abiDDoe^ Tvrabai01?
Antw. fpgingnafieHSoeffrjnePliaran, enfonDaen^< tr0fi
fenigefprjfe: Hüaec afó Nab»! De 2i?oDen quatp 6^fJ?AbJgaeIj
^abiD op om bem en al bet fijne om te béngen t <®°» & |
||
w Avond-oeffeninge. 427
^ ©MtitD ban Nabal, Dit öecffacnöe/ trofe <©abib met fpijfe regen/
"> seerbe fijn toom af/ melfee Abigaei ©abib / na Nabais boob / g& tr°lltat ïjeeft/ 1 ^»a«l. *ƒ• ■ 8. Doe baeftede Abigael , en nam twee
°n«ert brooden, &c. 1 £>am. if • ƒ/ 13/ 31/ 39- c- Vr. j|oe is ïjet met befen $aüat gelegen getoeefï >
d*,nt W toa£ een rijft Jüan / bog een grooten Dinars / öie Jjetn i'^ifs Djonfien üjonfe; fao ajiamfjpDe£abcnb3toeöeromb?on* KteSuïtf/ fco bat f)em2l)üigael niet D02Ü aen-fpjefien: jüaer frr^gens'/ fjoorenbem toat gebaer fjn getoeeft toa*;/ feober* jTOe^iaifoofeer/ Datfjnfcaerban fro;// ig>am.%?.
b- Vr. $$$ ^aul in knenDfctjap geWeberï tnet ©abib i
hu nt Btmty): maer op-geinaefet jijnbs ban De'ziphiten, toa* «-öt'!iQrnennietfn'n"3lÉgecom©abiD tebangen/ en figalfoote t,pPfn geieib fieboenbe/ té©abib in fiiffjepb gefeotnen/ toeg nemen* J&ftttefpieffeen toater-fleffcfje; 't toeft &aü( berftaenoe/ foo. <*cberambe toebe gemaeftt/ betorjle &aul obertungt toierb / Dat ^"ib na fijn leben nieê en ffonb/1 .§am, 10.17. Saul fei Je, is dat Memme mijne Sone David, 1 .êattl. J.6- 7/ 9/ ' 2/ ïf.
• vr. ©ertrotttobe |ïg ©abtb ober Defe gemaste berfoenïnge t
bnxnt" &m &'1: maer bxtfente Dat fjn nog ten taetfïen in Saufó ftriv n ballten '"0H£ie/ tróiifipnaAchis, oelonuw ber^ïjtlifrij* lefin ^ $ne ^ Jjonöert jaannen / Die ten De lïab fziklach S,f, k/ i^am.17. 1. Davidfeide, nu lal ik der dagen eens door
ls hand omkomen, 1 <§>am. 27. fl 6 ,vr. ïfoe maefcte fjet ©abiD &p 3Ee&iV *
>.v>tw. ^telUW niet beter toifi/ of ©abib troïuist / raftoea [))) h / ^0 ^oaJ ®at,'& ^ Amalekiten, enbe I)» öCOöe a'lerf teat
j'«Qnb/ op öat niemanb befe trjbing aen 2tcFjtó fotibefi|engen/
tc.'?^'n. 17. 11. David liet nog Man, nog Vrouwe leven, omdit
q e<?gen te Gath , 1 ^>am, 17. 8/1 2. .Vr- ï?oe berging Dit ©abib i
%v ^-maïefeitenfienDe / bat^abibteTziWicbn^ttoa-.v tw ,^noie;êtab / entrocfeenmetafbenroof/oofemet^anibs k 5(| ?n»toen / ïjenen: maer ©abtb ï>aer agter-boïgniDe / fEoeg ijj^alefeiten / e\M tyagt atte gebangene tóeorrom / foa Dat'er kWrFn Önntfï toierb / 1 .Ibam. 3a. 1. De Amalekiten hadden Tzi-
|
|||||
h. T* mec l7er verbrand , i &am. 30. 10/17.
*/r;*- t^ae tó Jt boo.'tïï met Saul gegaen >
'kt?*' ^ .^auï op trafi tegen bePïjittiïtjnen/ (tóe l*abtb bau -f)"ep3rf°f?tiJn Öaaöi;n/ opljemnietbertroutocnbe) foa biaesbe ^,5fï«a0UOaicaeb; öogaananttoooab beftainenbe/ giiwtat ^vereiTe, berfaeRertK/ öatfè ièamwcl / bit m gefïoiüetï toa^/
|
|||||
4%2
toa.si / totlöe boen \
êamiKl/ f)Ctn b£ nuiei-iuge i)UU£-]uuc / (uu i.» <»aiu jï-u, wum-
getöOjDen/ i &am. 28. 11. Saulfeide, doet roy Samueiop koi»cl1' i&am.28.4/20. i^am.29.3.
a.Vra. ï^ne # ben €>o?ïog unt geballen ? Ant.&atil fê nret fijn üoft san o* gpütrjnen geflacjen/gn i»C tenbe / të üefperaet jijnöe/in fijn «jijje stoaert Qebalïen: gtonatrjflij x< Dpi? pm-geftomen; 'ttoeffc^atob öerfiaen fjtuoenDe / ijaft % JOpOü UCtoeent/1 ^am. Ji. 3• Deftrijd wierd fwaer tegen 'SauljW/
Avond-gefang op de negende Dag van de Maend.
Stemm- PfSÏ. 2- Waep mraeftüatvo'k, &c. i.A~* <6ob riep ïjet iunb&amuel tot #jopï>tet
f f <ên ïïegter: toant <eïï ïjaD boofc ftnö'ren ï V-J ï|et ampt toierb troitólijfc ban ï?em uefcleer.
't ©oïft toil een ftoning / en ftj? fconb' met Snoeren, ïf iet öoo? toierb &aul tot 3!ftaef£ fóomng: ï|)i rebbe"3fa&$ *>an be 3Cmonijt: jÉ&aer.afé ïjp öecö' ben 3tlmalefe berfefjooning / &00 raeftteljp fijn $roon toeberom quj't. ». ©e ptjitifïijnen quanten bapper aen 2
^jonatfjan b?ajJt feaer toonöerujfe aen 't buigten, ©aer na quam «Doliatïj lïoutmoebig ftaen / <?£ic ©abib boe? een fótn ter bcob bKV fmjtfn: $ier boo| foub' ©abiö &atil.s sStoager toefen/ ji&aer 't rojbig ooit en ouïoe ©abib niet/ &rIioon êanfê €>eetï boo? ©abiD.s fjarp moelï b^eefe»*. ©atib ontiiïuet en raeïit in tieci licrö2ict. 3. $natnetCoon-&?oob: 'tfcotïc$2ie|ï£r.su(oe0<
&ijn Öe'rjila toa£ fetfé boe: fiem niet tierig t ^efjoon bat hy feon; en fejéfte nopt ffjn riioeö ?fen .^anl / maer öjoeg )ig nier m fjejalig. ^! n nonger^-iioob f00 toeigr rt $aual fpijjh ©n toa£ baer na op leljté in gebaer / 3Cis j§>aul üttb' een ooofe <©rrfï op-röfen / g»oo toa£ &P baeg£ baer aen tot ftraf üj; ïjaer. Van David tor Salomoa.
. De thiende Da?. Afll^
a.vr. ioel.s'&Etgegaen met öeregeringe in Jfraetwa -a
$0flb? Uflt
Antvsr. ^©efó-OterfïeAbner, IjCfft ^.aui^i&nel-sboi"'^
|
|||
b . _ Avond-oeffenipge.~ 4*9
«onmgt 'tmeu&tl öog öeimjte öe fïammejuda Ijet ttiet^abüj
xS«''. fa të'et tuffcften &aitl<? &tt# / en titffcgen ®abi&£ JjifjS een «FDittjjjg fictjö g^inee^/1 &am.z. p. Abner maekte hem op tot een
• /r. ï©a£ öan ©abiö ooft tot ftont'ng gemaefit ?
Ant. 2?3. snantsamuei fcaö^abiö te boren'gefalft totito*
J^8; en naSauis booö frofi^abiö op naHebron , onö stjnöe r*«R jaec/ en ftptoierö banöe fJamtnejudatotïtonmgaen-ge* ^men/ regeerenöe oberjuda aiïeen feben jaeren fe^tmenöen/ i 2^ttl, 16, ij. Doe nam Samuel den oly-hoorn, endefalfdehem,
c>vr- ^oei^^abföJtonfnajeiBOjben ober arte öetïammen?
*hu 3Cfë'Ab.i^tjerftöeföe©elö-ila«enbetIocenl)aö/ enöaec- ^obenafé^ofïtb^itiöefirafte/ nat ïjpmetïïtfpa/ &aufë fof^Sf/ baö cnftunsfjeiö gejeleegt / fa toierö i# feer bergramt / en ftflh, trasö^ö^ *)P öepmefijft wet ©abiö / enöe Iwagt aïï« öe ^«mmenagngemobec/ i&am.j.i2. Doen fond Abnfr boden
j.J?r % tot David, feggende, maeku verbond met my, 2 ;|>atn. *. ff/7. «Aam. 3-7/8. '/r- 9!£ Abner giet ober &j? ©abft in groot-agtmge getaeefi ?
öirmL?H!fJ Joab' ®ai»°£ Beef en 3Mö-oberfïe Dit becfttmö / foa jli'PP&epmelp/ enoooöe Abner bcrraöelp/ tento^afeeDatfi? otb ^DCQef Afthei in öen (irfjö te boren geöooö fiaö: 't toeft *©a* w"^ftaenöe / ïjeeft !jp Abner öetoeenö/ tot tepfeen öat ft? aen öefe <fe v-?ecPe tltCt fCfjUlOig toa£ /z ^am. 3. 17- Joab floeg Abner aen
* .& e r'bbe dat hy ftorf, om zyni Broeders Afahels bloeds wille, ^am.2. z;. i^am.?-?2.
Vr- ^rjeiVöeöooöbanlfafjel/ en ban Stoer toe-gegaen*
|
|||||||||||||
^Öoutoöe 3C6nec ftem meef maefó / öat Fjp ter ;tjöm afbJtj&en
*' «f Dat ftpfiem anöeriiiift? fdtiöe öoo?-jïefien / 't toelfeafê |
|||||||||||||
^einietbiitöeöoen/ fooD0O2-?tafcftem2fi&ner: ©«rna/afë
ljQ5r tot 5B>abiö toari ober-gefiomen / en öat ftp aen ©abiö |)et öaeri/£n^e ^faefé ï>a0 op-geöjagen/entoeöeromtoajitoccljge* nonL' ° ^aöe ftem Soau ftepmeiïjfc/ en onöer fc&rjn/ öat ftp ftem. b v at to'foe feggen/ fa befrhoojöe ft? ftem/»&a"ro* 2. 13. //• a^elfie tnatf ©abiö.rf eerfïc atctori'e ^ ïsW *• 3WiS ï)P alleen Öoning toaö / öetoifte tbiee Capiteinen feefr r "erm0IJ3ö öaööen / öie David öaerom öeöe ophangen / fa fiten,^.ticffonti'Hernfatew geïicct in-genomen/enfjeeft öe 3ebti= Kp*%* öe2BnrgtZionberö2eben/ %&m,$^. Dwidnamdc^ |
|||||||||||||
ëc ^ien in,
|
1 Sant* 4.6112.
|
||||||||||||
a. Vf;
|
|||||||||||||
4lo De thïende
a. vr. ©oeröe ©abtö geen firfjg met öe ^Pfftjnen i
Antw. 3Jaïj£>: toantal.öDepfiïtilïtjnentotttoeemfleltoete^1; fjem op-quamen / foo floeg ^§aerbolgen.s4&oD£raeo/ eniia111 faer^lfgoDen teg / 2&am.j". 2f. David floeg dePhiliftijneö»
z&am. f. »u
a. vr. f eeft S^abib geen ftage gebjagen boo: De >8oD.s-bienfï ^
Antw. %& Fjp/ toant f$ fiaetbê De Arke Gods ban Kirjat-Ican"1'
Die Daec ncgen-en-beertig jaer getoeeft toaj?; Dogberbae)ï#^
6oo? De DooD ban Uza, om Dat ïj? öe 3©agen / Die De airfie boer0*' ïjaö aen-geraefct/ öjagtfetenfjupfe ban obed-Edom, Dogberifa£l|; De Dat öet fyxgg ijanobed - Edom om De 3Crfie gesegent tonerD/bw' fe ban Daer met gajote öpfcljap na 3Ierufalem/ 2 &am.6.1 f ■ V*' vid bragt de Arke ten Huife des Heeren op met gejuig, 2 <èattJ» &• *'
b.vr. ioe raefcte JUja Dooö ? *,
Ant. <©e iPjieff er£ Ijabben De MtU op een ï©agen gefet/ ba# E
Defetbige op Ijaer fcïjouberen fjabben mogen bjagen: W$ n{j 1 ïïunDecen ftrupMöen / foo Dat De J©agen fcïjeen te fulten otn^, ïen / foo fïafc M& De JjanD upt/ ïjp onberfïiitte De 3©agen: Dit n»1' <©oD foo quafp/ Dat |p ï>em terfbnD Dooö DeDe batten/ 2 ^an* ' b. vr. ©ebe^; niet meer br«2 De <©ob£-Dienfï? n<;
Ant. §a/ toaiitDetotjIeopfelbeineenfeecfjeerlpftti^^"'. De / foo toitbe fjp boo? De Arke oofe een öeerltjfien Cempel bciiö* '
J^aet <©oö maefcte fjem oefeenD / Dat Dit fgn foon &alomon P" e Doen / Die een booj-beelD toa$s ban De |&e|tïa£ / 2 &am. i->3 • ",; Heerefdde, die fel mijnen name een Huis bouwen , 2,&am»/'
c.Vr. $oeging!jetmetOe©panbenbangifraeI* ,afi
Antw. «DabtD floeg öe ptjiüfïpen/ en nam f>«ec De ftab G*> {.t
©aer na floeg ft« De Moabiten, Die fu; met ttoee fnoeren mat \ r ecne ten leben/'liet anDere ten DooD: ^aer na floeg §V Hadar-» ^ ftoning in JlEefopotamien / tjem afncmenDe beet ^agcnj-L^ Paeröen/ Dkïd? twfe ont;enutoDe: <©ofe roobcnDe De£ «o"',$ nouDe fcMöen. <£>aer na floeg ïjp Desyriers, en nam^atnw^ Si: Cpnödtjft floeg f% oofeDeÈdomiten , i^atn.8 i4- Èdomiten wierden David tot knegten , 2 &OHU 8.2/4/ 7*
• b. vr. ®teef «Pabi'D in buanbfcïjap met net f u$ &aufó ? ^
Antw. Been: macr fjn-nam Mephiboflth jfonattjanjS WZ,tW
feotiinffjnifof/ asn fijnCafel/ eiiDe gaf fjern at &a**L"9 f
2 Satn.9'.' !.A!foo woonde Mephibofeth rejenifalem,•!.«>» ,
e Vr. ,f,ofit ©abtö geen toienDfeïjap met anöere ©ötfic^j1 ^oH
Ant. 3a f\n: toant aU Tohu, Deüfoning ban Hamach, w' Dfln>
ïoram fonö met gefcfjenfetn aen^abiD / foo nam ^Defew» oc
kip mn / en Wi&tfc »t Den CateraaM: 3Btf ooft Na»8 -^
|
||
fc . Avond-offeninge. 43 ï
'•unmjj oer Ammoniten nefïo^ben toa£ / foo fonb ©.abib aen fp
l^nHanunttöefanten/ oiti gem te troofïen obet be boob ban fijn j, a°et/ z ^am. i o. i. David feide, ikial weldadigheid doen aen
knun. i^am.8. lo/u. D- vr. igai:En j,e(j nefanten üp Hanun aengenaem *
«m-ntw- $£cn: mm ^00? ^erfpieberji befcFjtilbigt jrjnbe / foo |
|||||||||||||||
töfe
|
|||||||||||||||
l
|
op-nam/ bat jjj»ioaben Abifaifonb om be Ammoniten teue-
|
||||||||||||||
rff'Qöen: öie oofc befelbe / niet tegenfïaenbe bebpfïanb bec Syriers
^«nee-en-öertig bupfentï©agencn op be btugt ftebben gejaegt/ yj^atn. i o. 14 Als nu de Kinderen Ammonsfagen, dat de Syriers
" °°en, foovlodenfy ook, ï^am. 10. 8/ 9. 1 €^on» 19. 1/ 3/ f. .Vr- f eeft tig ©abtb nopt in metfeeïpe fonben becloopen i
R tv*- 3a ÖP: toant bebjijfe ioab be iooft-fïab ber gSmmontet lm &Et£8K0t/ f0" ö«ft ©abib / op Set bafe ban jïjn &up£ toanbe= (, "°e setïen bat Bathzeba fj«r toiefcfi / en fjaer ontboben fjcbbenbe/ a x? £r Ö^angert/ z èam. 11.4. Hy lag by haer,i&am.M• 1.
■ Vra- ^oe fogt ©abib befe fonöe te bebecften >.
en h c' ^? ontDODÖ ürias' °«J^anban Bathzeba, upt ïjet ïegcr/ marl ^110 &em na Öu?^ &P $n ©?ou*o: ©og afé Ucia£ niet gina/ iaSw ^p ^Etn öesf anberin baegsS toonfeen / op öat ïjp foo bp frjtt Uj rj®'tóe gaen; ©og bit ooi? mfeuicfeenbe / foo fonb ïjp §em bEie? &egec / met fafï aen ioab bat fjp ijem in foo een gebegt fou> Wiieh/ / bacc ÖP pame geboob te toozaen/ 't&et6alfoo#g> u'! &am. 1 j. 17. Uriafterf ook , '%, &am. 11.1 o/13/1 f.
^öaen'i^' ^ 0e Köen öat ®xia* 6p ^n ©louto niet ging
tocihT^" ^tia?ï fóP^tot öenftoning/ oatfjet legec in heropen
iumhV en bat fjp baerom ban fïjn aemoeb niet fconbe becfcrijgen tah* 'Q0 SKtttacfielp fotibe gaen flapcn bp ftjn ©wuto / maec h? cv mel8 °P oe f*ra£t w#>ra re0öen / 1 &am. ■ ~\.
■ Vr- 3te Rabba aeujonnen ban ioab ?
|
|||||||||||||||
trnfesS^^a: J^ant af^be ftab nu foube ingenome
|
too.'bcn/
be ftab fio= |
||||||||||||||
incniTr b na 'f 2 e8Er /om b'e wrc te &EiJ,&m: ^" m bl
bc ^„c!ttebe öeö ^oninixsf goube ïiroone op fnn ïjooft / en fïrafte
^am00"0^ ftOcrpEltjft met Pacten/ ©0|frh-toagen<S/ etc.
c v J2' ï6 Ioat,namdeK.oning;!iikeSt9din, 1 ^>am. n.30.
Ant' ^ne &'{mt Dwd £n met'Bnthzebaboojtö gegaen ?
8cn mVTs, Nathan fe' gefonben om ©abib te beücaffen/ en te b^ep?
ö«i nn?n ^000 ban &et fi,nb',n weeFjt ctetoomten; afö oofi met
^iiuarp8f uK ban ^n 'm"f nietfc:iöe toÖ*en: l©aec op ©abib
ttie leoittb-beiicntenijTe bcenöe / fjeeft ïergebinge ontfatv
|
|||||||||||||||
4J2. De thiende • . ■ -\
«en/ en Ijjceft bstt na Bathfeba tot fïjn © «mto öetrnatot/ én ttf beIt
anbere fa'nberen/ öeeft ïjp Saiomon bp fjaer getoonnen/i Sam-'*' her£ /4. Sy baerde eenen Sone, en noemden zijnen name Salon10'
ajfbam. ii. 11/13/14.
c. vr. fee $ Ijet met <&obtb£ feinberen gegaetï * • . Aflt. J)ijtt ©OgteCThamar ij? ban ï)3et 2B?0«bec Amnon ÏR
fcfionben/ 't totftAbfcitm ^aer 2&2oeber ttoee jaren op-gefi^F/;
ïjebbenöe/ fteefr epnbe'rjft onber feftfjri iian t^ienbfefjap in een «"S tïjö Amnon Dmnbennoo^ben / en i£ geblugt na fïjn«©róot-ba0* Tamai te Gefisr, aiinart |)p öjtc jaren té gebfeben/1 &am. 13 •' *' Amnon verkragt$TJha..lav, a é"8BB 13. 28.
c. Vr. f oe gt'nfi &et roe fcat 3Emnon Cjjaraar frïjonb t ^
Ant. 3flmnon bepnjice bat fjp fi?fc ïöajï/ en ring te nebbe legöö
jKrfoefeen^i'i'tfmi^tiiiecïiemeenfge fptjfé toifóe&erepben/ ja toelfe al,*' <p gebaen ïiatóe / en be fcïjotcf aen fijn btWe bjagt / ]:* öreep Ijaer 2Bmnon / en betif-ragt per tegm ïjaee tojf; bit $&: 3tjnbe/(iet tyser Duc^ fnn ;ongen ter fcamet npt-öjijben z J>anvl»' •b.vr. ®ieefAbia.!omaItitf>re<tëefut* .nrtj Ant $een bp: tont f oa&merfcenbe bat ©abib na 3H&Q
ftegon te bertanaeri / beeft ben? fuffeljenföaeft kaneen imjfe fzL foo teef te toegc geb?agt/ batAbfalcm toeberom te^erup'. g tjttam,/ en bat bp / na ttaee jaren te S'eriifalem geineefï sfjnw/ r, fijn? ©aber.ö aengèfïgte in b?ebe fag/2 Sam. 14.3 3. De Kon" » kuft? AbÊiiom, 2 Sant. 13 19. 2 Sam. 14,3/21/14. t a. vr. Ü^fl.s' A bfoiom öanfcbaer aen fijn ©abec ©abib i .„$ Ant.. j^een W i mm 0002 fïjn b?ienbelijfee beïeeftïjeit j&ct *%
ban fijn ©aöcr totftg getrotóen fjebbenbe/ # met tinee ftf n^n mannen/ bic onfctrabig toarenban fïjnberraeb/ onber fcfi9n~.,,; frjn belofte te MIcn betaïen / na Hebron getrorfeen / en tmWWZa nen &002 aantfeh "Ifrael itpt gefonben fjebbenbe/ fjceft bp fïftP „, boe: Woning: laten upt-rorpetr/ j^am. iy. 10. Gyiultfeg» Abfilom is Koningte Hebron, 2 &ani. i f. f/ 8. flé
b. vr. foe tonbeSKifalom ftetherte mtotitofi ban^^lD
trecficn^ ' tm Antw. föpfp?8fi ïjaerfeerb^enbeïnfi toe/ fjpfïreeioetfl-' ^
ïjanb ftacr aenneiïgten /. ïip fepbe bat fijn ©aber ©abib $&**$<? rertt en brbe / eii ï)p beïoofbe fjaer beter te fnlïen ftelpcn/ foö ™ ningma-'r niogtbjojben/ » Sam. if. c Vr. £qc I)iclb fig 3^abib bier ober ? rr£th'>
Ant ©autb beeft met fe^Jon&ert mannen/ ncben^ öeLw°n'
en Piethi, enithai be<©etfjijt (alfe gaenbe met getneen/ f" "SöJ
*en ïjooföen > gesufalem berlatenbe/ tatenbe fijne t&ten c8>tWJ ü»
|
||
j^.ffcö: Süf^AbiatbarenZadok, $oon.e-P2fefïer/ï)embfiabeni
£rDe2lr^/ fobelaftcfcphaernaCefïcbbKberomteïieereri/ o» ^ *£fcatfciaat n.oet)S toog hemfcubenuit-toetfcen/ * &em. »ƒ■ 16. -' Koning ging uit rretzijn gantfcheHuis, i <êattl. >ƒ. 18/13/34.
ti'to tw $etn: toamafe'Ziba, IRepfciboftth£ ïineat/6p hen»
i««m/ fco öEfttjutDictie hp fijn ïleer/ oatljp m be ftrraie EOft WJD5 <eh öaerop Seint simci, tcnmantiit&aufëhuijï/bie©»* ^laftcrDc/ cnmetfteenentaerp/ 'ttoelfiiZMub^bfameïpbers *0e9/'^am. 16.10 Davidfiide,laethemv)oeken,ï&am.i6-3/f,
c .Vr loe ïnatfcte het Slbfalom te 3'erufalem i
W?5' AMalcm f?ccft terflonb oplchttopheftraeb/ be®pb# Mn* n rBn ®fiD*r ^3*10 «Jptn&aerujfe beflapen: 20I£ SEehito* h{a koo?rs rabe/ bat mm 5?ebtt» terftonb met ttoaeif bup~fin& ("«niun tertclpen rooft: fo Jtceft Sebfarom c-pberaebbanHufat h^atüöji ftcjimelpe ©?ienb) fnn ©aöerterjïonbmetberbotnt/ ffi heeft eerfï een proot Een/r op eentoiuïn hebben/ 't toet» rc«rap&el fojpeet / bat hp htmfelbehberhinij/ * &am. i7- »4- tK ?'°m ièide,' de raed van Hufai is beter als de raed van Achito-
%to ^ ^ hrtbaernatuflehen^dbib/ entüffcfcenSfifalorti
zilunK ^ ®ailtó °ber öe f°ri-aen fca£ jjetrotSen / en ban Bar-
flrft'««Btïeabijt toeloritfangen toasf p/toeefï/ fo i£ 2Übfafom ten- Ben/ tCöl?n nemgeftDmcn; bog^bffifom ij? mrtlïjn ©effi BffT^8. w, Enfd\)e atn een boom met frjn fcapj blperfbe handen / tjshjt b ^nAbia]orn, endedoden hem, i ,§>am» 18. 3/ 8.
A^r, ©attooUTöeopöefe&ictone*
<H,a„nt 36fë't ©öïSbcrnam Dat ^abib om Kofafóni treurbefta C» füïIffen.Ginbe)taD: ©ogSoab b2ep0.be ©abtb/ fohp fier n i?trt0f ÖI'8 te"00"11* / bat ai liet JMfe hem foübe bertaten j , §jE, ..7,0«ft hp fjg iirrtoonb / en 0202e gefitft/ bat hp toeberom nff 0 '«lea'm gebeft toierb/ 1 Sa»." 19. 8. Doe ftónd de Koning
c 'vcn «ttetU % in de pootte , 1 &am. 18. J*. Am ^Oingftet/afemen^cin'fifoeberf'acfbena^erufaleml
bjfnn-i^ ^ BarziUai «Nbib b|fjteftffr hapte tot Cbet be Tordaen,
feorK0!^0^ tr 50in / ft 6 * femme "Jitba met toetf
fcte oJi . ln 'f öfniceb gnomen/ bn toe 006 toawnsime?, t«nNM ®atïiiD cnt^0 ' m ™* Mephihofeth , toeni ihen.-0£f in-c mr ®n berbröf te ^mmitm toierb aengeiw; • •« quatnen be mannen Sïfraefe: bp ®abiö / twt be man» |
||||
ItèH
|
||||
4?4 De thienda
nen ban üJtibaf toaet oter ttoiflt onrfïtmö tujTc&en Juda enlfr>e!'
tnie De nae|teaen©aoiötaaren/ 2 &am. «9.41. De Mannen lfrael
leiden, waerom hebben u onfe Broeders, de Mannen Judageftol*0'
*&am. i9.«+/i8/if/3i. ., b. vr. mat einbe fjab oefen ttotfï tufffljen lfrael en tuffcïjtn Ju^a:
Ant. Zsba, een 25en;amijt / blieg De SSafupne / enmaefiteo»' Sfrael af-ballig toietb ban ©abiD / toaer op ©abiD Amafa(»'*
m gjoaïté plaetjS iMD-oueritetoaji getoo?Den) fonD / om $01« ï betfamelen; Dog Amafa te lange bertoeoënbe / fonDljpAbifaitJ1' De Cr-thï en Pietin' {jaefïelp Zeba agtet na: i©aec op Amafa tt» fijn ©otfe feomenae/ foo té ftp berrabeltjft ban Joab bermwj', jie |ig atfoo tocberom in-bjingenbe in {jet ampt ban ©elb-ooerp' fjeeft Xebatn fijn (iaD Abel be|Toten/ enboo^eenteijfetëjoutoe^ toeel te toege gefaagt / Datfe De kop ban Zeba ober De muer taierp^ * i§>am. 20. 2 2.~Sy hieuwen Zeba het hooft af, 2&aitl. 20/1/1 o/V'
c. vr. ï?oe fionb {jet Doe met ©abibg ftoningrpe i .,-
Ant. &ijn fipe fjab Doe tufte en {jeerlpjfjeiD: 3MIe amF!" toterben ban goebe Aannen biel bmn fien / enonber Delftrp?'
lieoen toaren Dappre ^efben; toaer onber toarenjofcheb, Die&r ïjonDtrt man met fïjn fpieffe ijab berfïagen: Eieazar, Die met sfl, ma, até 3Jftael btugtebe/ De ^{jititïfjnen putte/ en 3fra.eIjS bictorie Deben beftomen: gtfjjfe ooft oefe Djie Dooj-tyaften / ^ öe ©panoen/ en boo? ©atoiDttater-fjaeften tipt Den put/ aen^ poone te SBetfjIe&em / Doe ©abt'D nogfj blugteDe boo? <$>^ af&am.13« iö. Doe brak en die drie Hel den door't Leger der P»'
Rijnen , 2 &aiH, 23.8/9, 2 Cfjgon. 11. 11/ 1*/ 14. a. vr. l©at itelDen fjabbe 3P>abib meer * .„
Ant, üp ijab Abifai, ^oabe %oeDet / DiettoeeöonDerttiJH'! betlloeg: enBenaja, Diettaeetierftelteeutoenban jÉaab berfttw*
en ooft Dobe {jp een €gpptifcfie flietté met ftjn epgen fpteffe/*&fll^ iï.22. Die dingen dedeBenaja, 2&am. 23. t8/2t. ^
b. vr. 3$ ïjet lanb «anaan bp 3£abiDg tjjDen niet met {jow1
geffcaft getoeefU . fj, Ant. "ga ftet: taant baer té upt een grote Djjwgte een Djie-p1.
genfjongerontftaen; toaerbanDefanDeDeoo2faecfetoas«/ ornK Saul fjab foeften De Gibconiten te flaen / Die met Sffrael in &*&<>> fionben/ »A«in.n. i. Daer was in Darids dagen een hongefV
drie jaren. c. vr. $oe té 't ï-anb ban befe plage berlofl > ™
Ant. ©auib/ op43ob$[afï/ tyagenbe/ toatbe^tbeonitenj1 jeerDen: fooepflrctjenfpgeengoubofiitber/ maertoifbenw"Lp
ban^aul^ fieflagtefeben Jannen &aecgebenfoube/ 'tb^n
|
|||
xa Avönd-óeffeninge,'< '4j^f
mffi^l fogeböenfeDefelbeopgegangen: Rifpa,r$flttei2Bp*
üc|r' öKjöenöe op een (aft fitten bp gaer ttoee fonen/ om be bogelm ten^ ■ tUn I t0t Dflt ^00 K8cn oa^ * ^S-m''u 6' ®e Gibconi-
<Jac n > 'aet ons teven Mannen van Sauls fonen gegeven worden,
wytè den Heere ophangen te GibeaSauls, 2 ^ait*.. 2' .9/ 1 o. .
,Vr- 3f?' ©abibntet meer in een aenmerteïijfielonoe geböllen i
fiiih 3flÖP: ï©antf)püetgctboln tellen noo?)oab; maera$ fo1 fer ntQmniafnDcn &rt ÖEtalfflÖ / tefilTDnto ^ewliften fefljf/ LI* l0Pte gem fijn ïjerte: ïfp moft ter fïraffe Doo^ «5ob tie keurene* ti},«r/ °fi)P een jonger ban feben jaren teilDeiiptffaen/ ofDatggi «'f iiiacnotn boo? fijn ©panben teilöe Wieben / ofte bat gp b^te ba= fpnK Wantte toifoenebbenmfijn5üanb: toaeropgpDepefff* J'nc berfeiefenbe/ fo geeft «Boöjf «Enger t'febcntig tmpfent menfegerf 1 °? Oe pfflf geDOOb/i ièam. 14. 1 o. Davids héitc fiotg htm na dat
ï"et volk gttelrhadde, i <f)am. 24. '?./ ' 6» •.vr. ^oeö^egllg^abtbonberbefeplngc*
%:"!*• ©abib fienbe ben tïaenben «Engel in Demegtffaenóte' dll)farem/ toa£féer toeemoeDiq ober Dien/ bat om tljnfonoe fa drn^er.fegen ffc?ben: fier op fijn fcntien bflijceube/ geeft M •^" Y'^iff&ï'fDef ban Arauna De SWufijt «cT;orï>t / bolgen? öe laf tZ E^°P?)fft Gad; enbacreenaitaergebbenbegebcitit/ ïjeeft tiiEM^ offftlJfliiöen gebaen / tncIfobmïleerebfrfqeiiD/ bcojne* ^erd °P°ifPtaftff «n ®empel te tïjgtcn / * &am. 24.25-. Aifoo Jj 5? den Heere den Lande verbeden, en de plagen van Ifrael opge-
b ,-en. 2&am. 24.18/21/24.
'Vr- ï|oe 3tjn ©abibjs Dagen ten cpnfcc grfopen i 0cfWw' ®elgtfe in beel berbjurfeingen / alfo occfe in fceeï fjepligé &iCn1»In0en: taant gp geeft bctl Jf falmen ge mat fit becj De «000$ aHöp« en Öfeftrjtrote boo? raeD opgefepD upt Den tupb ban fijn fèps torftv m llPtanöeremibbelen/ nebrnsfbetjptoillige gabenbatï litirtt> tot§et botteen ban een (STempel: foDatgpnaonferefce* "iierr 9En &afon10 ober-leberbe tot bet botteen ban ben Sempel/ ponL^'tóer-en-beertig ttipfent/ ojieionöert/ en fagtig tonnea is j^r.l ' Cgjon. 19. 24. Davidfei.de, wie ben ik Hure, en wat
^•jlj''n T°lk, dat wy de roagt fouden verkregen hebben, om vrjr- ■ ^gtcgevenalsdit? 2 ,êam. 23. ). Avond-gefang op de thiende Dae van de Maend.
S—'me: J3f. j, Wserom rat-ftdar Volt. £>c. '
3E &Piifs dood ira« ^jsBofttfi in 't SSfjfc ©ang'frael: en ïiBabiD ^fitba'?" ï'cnjng Mmr moo2b S'.sbofctö ftn mm bc fcjjrl |
||
43« De elfde
$a©abib: ^oèumcwjbbemtot&efooninö/
5^atJiö bznb' ^ion ban be Siebiuiten: $g 02agt be Irft op bolgenjS «Bobe? ©et / % ffoeg be PöilitÖjn / en <£bomiten / jfg fpij?be boa: lijn foooö jHephibofetlj. i. fa fonb aen fanun jannen in ben toub»/
ï|et roiuobe ^anun t>aer fa te onteeren. ©aer na onteerbe &p iüria^outo / €n .Cfjamar moeft tegen jjaer toil boeteren ©e gramme Ibfatom iloegSmnonneber. ïlja blugt / en bjierb met ©auib tnecr bebjeeb': JÈtaer üiz rebel totetb ©abibjf bnanb tocber / &o bat f)? ©abtbfelbe blujten beea'. ?. ©te foon fcfjoub' ©abibs beb in 't openbaer:
tyn fireeg fijn toon / booj SaabjS fpiej* en fcljicljten/ ©abib fteerö' meer / en 3!uDa bolgt ïjem naer. J&aer l^fóa qiiam toeer metttoe oproer ftigten; 3Boaö ueqttam lijn feop: maer frfjonb' fijn ftanaen 2llen'tblaebban3llmafa: be «Sibeontjt / iling &aufëfonen op / ten bienff ber Hanben / ©abib tetb' 't fcolfe / en raefctbeel ©otfcg fogutjt. _^. Van Salomon tot Afa.
De elfde Dag. a. Vr. 59te i.s na ©abib ftoning getoojben * ft /
Ant. Wg ©abib nog in ïjetlebentoaë/ bogottbenafgeff00^ fo bat men Abifach een ©ogter ban Sunem opfbgt / om fijn bo^
te bertoermen: fo fjeeft Adonia, fijn ottbtïe &oon/ alle be? S*ön'nXj &onen (mit-gefonbert Salomo) tot |lg getroefcen / ai.sf mebe I°a!> fl< Abiathar be tf oogcpjtcfïec / enbe een maemjb boo* Ijaer berep* bc/ &eeft'ï)ti)igfelbeh boo: Woning laten unt-roepen / i fiieg.ui Adonia f-ide , ik fal Koning zijfl , i Jfeg. i. j/ 9»
b. Vr. ïfae nam ©abib bit op i <,&<>
Ant. 3Bl«f Bi-bzeba , Ut Mï'<ban Salomon, OW» OJÖJe »^
be Pjapljete Nathanbitaen©abibbeftentmae&te: foÖesft!)?*,
fepb/ bat Salomon öïamrig fautis toefen: baer op fjeöben Na*!W ZxJok b> ïfoage-p^iefter/ enBenaja, booHaitbe^ltomng.*'^ |
|||||||||
bib^ / galaman op ben Konmgïfjften Mtmt gebaert booj &!$
na Gihon, en fjem afoaer tot ttatiinct gefalft TieU&enae / ¥»"jk |
|||||||||
ï
|
®<Akl ilfej. t. 39. Alhet volk feid»,-de Koning Salojnoi»1
lïfca. 1*10/33/38, ^f. |
||||||||
Avond-oeflfeninge. '437
cAVr- 3©at öebe boe Adonia met De fijne *
oj.Anf. Aionia is? niet öe fïjne gebutgt: ffpfefbeblugtenbenaben ^-aoernaftel / enbattebeDefjoomenDegSHtaer*;/ cm niet gebooö | Jv^öen: Iptaft pardon ban &a(omo ontfangen/ cnbereonbü 'E wt jjp in fMjepD na fijn epgen fsHp? fouöc bcrtrcrfeen / 1 fteg. 1.
'°- Adonia .reejüde voor Salomo , 1 jtcfl. 1 ƒ3- 1 ïteg. ï.l'ij zïi ,
c- Vr. i^oe ij! ©abib gtfloften *
Aiit 5£>abib nu beertig jaren ttoning getoeefï stjnbe/ ïjecft op
'3" öoab-6eDDt aen &alomo belafi bat fjp ben ^eere foube toefen /
ïoV ^^«i^lDoutoen: bat ï)p Joab en simei niet ongcfïraft foube
'«ten bigben: enoe bat §? aen be fonen ban Barziii» talbjabigjjepö
j^MÖC Öibjljfen / 1 ïtyg. 1. 3. Davidieide, ueemt waer de wagt des
"eereo uwes Gods, 1 fieg. 1. y/ 8/ 9. .c Vr ïfoe fjeeft fïg Salomo gebjagen tegen fijne en frjnjf ©aberg
te8en-partpen* , Antw 3t(c; Adonia bOO? 25atï)3Cba bCTfOtrienfiet / batAbifach
j>em ter J^outoetnogtegegebentoojben: ?tfójoabnatien3i;itaec
J°aS geblobcn: 3Etësimei Ijet geoobban in fijn ï}up£ tebltjben/ fjaa ^-getrcDen/ uut-fopenbe om fïjnfónegten tefoefien; foïjeeft ^:«ïc:uo öefe brie geöoob: enbe Ijp leeft be #oogc-p2iefïcr Abiathar jjaefct/ fteifenöeZadokinfijnpIactfe/ ïfieg.i. 14. De Koning J^ j voorfeker, Adonia ial heden gedood worden , i Jleg. i.
"Jr.ïi. 16/19/46
b- v ra i?eef ;§>afomon geen ©jouto getroirtot i
fenAnt 91a fjp; toantljplieeftgctrctitotbe^ogterbanj^barao/ ^Olltllg tn <£gpptcn/ 1 ïkg. 3 1. Salomon veriwagerdefigmet
en Koning van Eeypten , 1 J?'f g. 7. f. .«■ Vr ieacr meöl. {jgtoonbe Salomo fijn banfibaerfjeib aen <6oö
UD°? fijne fjeeruj&fjeiö* fér* ^" $"0 mctöe<©berfte na be Tabernakel, enïje-eftbut*
^ fyanö-offcren gcoffert; 'ttoelfcbenlfeerefbaengenaemtoajS/ o[! £■ '''tntl öe? na9t? öe Sfure ?af om te bt'tjtecrcïi toat fjp tcifbe: en
'*■ &afomon aïleenlp toijsffieiö begeeröe/ fo gafï^m^obeen
*UQte mate ban toij^epö/ en baer bp bcel rpbom en eere / 1 ïïeg.
'4- Duifent brand offeren offerde Salomon óp dien Altaer, 1 Ï$e0»
$710/11/,2. ]$nj.4 ,9.
*■ vr. j©at betoris fiaf ^alomou ban frjn toijsïjepb i „^nt Ce gjerufafem toeöer-fceerenbe / fpjafe gp bat tmjfetum^ nW upt tuffefjen bie tbjee ©joutoen / üie tbilteben om Ijet lebenbt'; *e Kinb / en baer na fp?afe fjp beet trjtjfc fnjeufien ban allerltp fafen Wg.4. 3i. Hy fprak drie duifent fprtuken, eö zijne liederen,
arendui&ntenvijve, 1 Jïeg, j.«/ »4/ if. 1 b. Vr-
|
||
'M* De elfde
fe.vr. mtë Salomo een fteerlrjfe «oning I ,
Antw. ■ja hp: foDat^tttfaetijftetioa^ïjemnietactaeefïius»'
noot na hem niet tornen fat: U?n hab bagelijlrêbooj fijn ïfof/ *&''
tiqCor MtilMamt: tfebentigCor Mtd: tijten fiette ïSunöcrd11 twintig toetöe ïïunberemhonbert Schapen: behalben al hetïEiK" Ö23eb/ i Weg. 4. 21. Salomon was heerichende over al de K.onir>S'
rijken, i Reg. 4. n/r?. c.Vr. feeft Salomon eenen (Cempel geboutot * .,
Ant. ^ahp: toaerora hu met Hiram, beftoningbanCpfl'*'
ijjienbfchap maefcte/ om «Ceber-hoomenenanbernoobigenboo?' raeb tot bit «©ebouto uit fijn ILanb te befeomen / fenöenbe oehatW Hirarn?! fenegten / öic oofe holpen/ thienbimfent mannen/ tegeP om het hout te houtoen in be boffchen/ ehbaerbptfebMigöof fentStafi-tyagerg/ enbetagtigbirnfentSteenhoutóetf/. iïSeg«f' i)f. 18. Sy bereiden het hout, ende fteencn om hst Huis te bouvve11'
-iiKeg. f. 1/14/16. j
b. vra. SljS'ec niet bpfonaetjü aente merften in) oefen bouto Vf
«Cempefê* , Ant. "5fa net/ taant be plaetfe baer oeniCempelgeboutm^?'
toas be®ojfch-bIoec ban Anunstiie®abtögefiofhthabbe/ W* i>e ben 2&erg MoHa, be felföcpïaetfe/ aItoaer?libjar>ampf|>JJ: Sffaac menribe te offeren / 't toeife mr al agt honoert'en tfetBfl fixl fleleben toajsf: <©oïi toa^ bitaenmerfcelfjü/ bat in bit groote *£ boute niet een hamer-fjag toierbgehoo.'t/ i Weg. 6.7. Gee»^ jmer. ofbijle, of eenig ander yiêr gereedfehap wierd gehoof
j€h?on. ?. 1. &tn. **•».
c. Vr. $neheeft £>alomon ben Cempel in-oeta»et > .,
Antw Ihf ben Cempef in het eïfbe jaer ban fijn regering ateefï boltrocfien taa$/ met meefï alle be gereebfehap tot be ©^
öienfïnobrg: fofaagten bep.'iefterenbe?Erliccn anörre lp1-, öingen 00 haer plaetfe / lobenbe <6ob met '^Trompetten en gs wf troe baelbe een toolfce op oeCempel: baer na bcbe .f>a(omf' { ü>?ebieatie tot het botfe / en een treftïjfe gebrb tot *©ob: en ge^L ftebbenbe ttaee-en-ttotntig btmf>nb iïimöpren / en honbert en ö*"i tig bunfent Schapen / heeft be ttoning het ©olft gricgrnt / öj'JL / fiena feben bagen het tfeeft ber i&üöfhtttten gehoubcn te he»uLfl inW'jbfcfjaxi naerhu?.S 3ijngefeeert/ iineg.e. r,6. °p^yf g. cfa<j liet hy het volk gaen, ende fy zegenden den Könir.g, i *"»'
if^/io/if/n/(J?.
a vr. ^<©obaen&afomo niet meer berfrhenen* &
Ant. %ahn/ toantatéhnnuin beboïnenbe berthinijaW'^
ïfcminguj&e $u?fen öaöoe tafetntóen/ fo tg &em «6oö W^/
|
|||
ntniu Avond-oeffeninge. 439
™v ortofaenöe etn bafte Bcfïcntrio&cpb tan f n (Cfcoon/ xnbrén ïj?
|wrtanöe(tjfe jn <©8ö£ toegen boojtaen toanDelDe / ï «eg. 9. f. De .• eere föde, fofilik den Throon uwes Koningrijks beveftigen tot
ln«uvrjRheid, i«eg.9->/»- °vr. J^aeromojjamDeftaninginnebanSchebatot&alomon*
iim ' ^?^,atn tDt ïjeramn in grote tojj£f>enD te&oren/ «iffjn Aa'iiemenüe yterlQfcfjepD te lien/ gelijfcfe ooft met batoonoeringe I?" bit alle?'Jjeeft onDerbinDinge öefcomen / geuicfiigagtenDeDie ff?nnen/ oetoeïfieytmotenöen: €n alfo #jjy na Datfe grote ge« "Wnfien oen &atamon fjab gegeben / en ban Ijem ontfangen/ toe* «ommetbergenoegtngenafjaertenöberrepft/ iSeg. 10.2. sy
v*airi om met rasdfelcn hem te verfoeken, 15fieg. 10.7/8.
'•Vr- Hoe fïono ïiet met De «©noeröanen ban Salomo i
j.^ntw êalomon ratouögetoo?oenstjnoe/ fjeeft regent «5oD£ f^rboo/ beIeï^epDenfe©mutotngetroutot/ ytcbenoe feben [jon* J*■ tBijben öie ©ojfiinnen toaren/ enDjie gonDert 3Sp-toijben: 5 eft &20tttoen Ijefc&en ï>em getyagt tot afgoDerpe/ 1 ïïeg. 9. bf. f. *)otno wandelde Aftoreth , den God der Sydoniers na: ende na
"c°n, hetverfoeyfelder Ammoniten , 1 fieg.o. 3/ f. c'Vr- J©at i? Salomo jjier ober toeöer-baren i
ftnt. <©no fdöe Ijem aen/ Dat ï)ptrjini|rammenbanfïjnïta» ji^arijfic fouDe af-ftïjeuren; en oofe bertoeftte «3oD terfïonD eentge ^"^Ibrntegen ï)em / 1 Seg. u.m. DeHeerefiade, ikialgewii-
'J* dit Koningrijke van u fcheuren, ende hetfelvige uwen knegt /r- 3& Salomo in Defe fbnDe onuefceerp geff 02ben ?
ar £ **■ % is? ge|io?ben na Dat np beertig jaer fjaD gèregeirt/ maec S5nfc nsr tnt ^9$ *m $n befieet:'n8e ütnmbt ytbuenDe ïjet fo " Predieker genaemt/ 1 ïïeg. i'-43- Salomo ontfliep met
/r« Vaderen- Be-^r ©anneer sjjn De tfjien fïammen ban&alomottffópaf*
tnA*tw- 5Soe .fjet ©olfe na Zichem trofc / om^nfoneRehabeam
ö»r^ntng temaken: toantafêfpberligtingeberfbgtenbaneeni» lich n / '*toEt]|} ftfler Seïjabeam / op Den raeD ban jonge SiaeD^ inn, ^CterDe: fo neeft leroboam (Die gebmgt sjjnDeboo? £>afe hi\h*ïln öatetTl ^opb^t&*ra oe regtringeban De tïjien ftarnme» »to»£ ■ ^ oinutoeDeromgefiomenjtjnDe) ïjetJDolrsoproeriggee i»m ^ *" ^m frwmen tot |ig getrotfeen / alleenlijk Juda en Ben- &{«<!"• wben? DeJ^iefterenenïUbitenaenRehabeamsjijDetwc*s jjJwnoe/ ïïïeg. iz. 19. Alfo vielen de Ifiaeliten v«n den Huift 4V»ösaf, 1 mejj,,,, igj j» , Seg. ,a. 1^ afc Ce 4 sTö'
|
|||
'44© De elfde
*• vr. 3gof öpjeg |ig Rtnabeam in öefe beranberinge öer fl^
men*
Antw. M$ befffaeltten fQti flentmeefïer Adoram, Bieïft^f
fbnben ftab/ om ftaer toeberom teboün fteeren/ fjaoben booa ö-) fïagen; fa beee«De hp een groot leger om (erobeam te betïrijöt'1'' iKKc hier in'oan een p.'opfteet ooo; *6oa«i lafï/ beletjijnae/ ™ ;f>outatK ftji e«nige &teöen tot berfefcermge ban fijn ütffte / < #$; 'lil £4' Sèmajafeide, gy enfult nietoptrecken tegen uweBrotf"8'
ren de kinderen ïfraèls, '1 <£Eh20n. 11. ï/ ï/ */ 4. b. Vr. $oe fjeeft Jerokumfijn Stomugrij&e tegen Rehabesm F'
ienteberfe&eten* ^ Ant. Ba öat ftn 7.fchem en Panuel tot (ïerfee f rontter-^^
ïjab geboutot tegen ^uaat bjeefenoe DatftiniMftgaenbenaf*' rtifalem tot be <©ab£-bien?i /"ban new ïigreftjft fouöL'n arW'? toorten/ neeft ftttfe Kalveren gemasfft/ te Dan, en Bethel,in' iftetfenbê tot Jfctefïeren eemge geringe "deijen uit öcn ©alfee / ;'t foom-gebenbe / bat bie ftaftwen De <©oüen toaren bie ïjae" l% ^gjppten berrofi tytöbtriï ifiefo ii, *S. Hy maekte tweegöua
Kalveren, i JSeg. 1 i. *f/% 1. b. Vr. 3f* Sferobeam niet beflEraft ober befe fijne baeb* ■,
Ant. ^a: toant «Bobfona een J&jopFieet tot °3flerobe*ifl/j£
§em aen-fepöe/ bat een ftoning foube op-ttaen / (namentlijfe ■*?, 'fial ntiutc ïionbert en bijftiii jaren) iiit be öoaa beenöeren l'3'* fijne P;opljeten foube bertoaribcn / toaer ban ft'et teften toas* % ten aïtaer ban 3ferobam fcftettrbe / i ïï^g. i ?. i.' De Man 6?'0, feide , fist een S<x>n lal den Hüife Davids geboren worden , <*', r
mem lal zün Jofïa, die fal op defen Altaar ofteren de Prieftere" hoogte, iSeg. 11. 1/ J. |
|||||||
Anr. gferobeam ïoiiöe bent aen-grijpen om te frroffen / a°£[.L
„m b*cbo?be: ©e J&an «Bcrbtfboo? hem bibbenbe/ toten* !£, arm fiertïelt/ maer be,Mano5aö^üjflöe ön önnniet ten&%? |
|||||||
men: ©og ban eenoubPïopfteet oberreöet;:jnae/ atfip^^n
tfjer bjooö / tegentf >©ob£ berboö/ en toicrb baerom op ben toefl ldell een ïeeUiÓ gebOOb / i fieg. 1 ?. 14 Eén Leeuw vond hem op
vreg, en'dood^hom , i Meff. i ?• 4/8/ 18. fe. Vr. ^ab^ubaanbersineenSminaeiiaiiJtlfroIieain^ ^
!- Antw. 3Ja: toant aiji gjuba methatr Honing obertrflO*^r^ Sletten / ft gna'" s«6<* be ttoninn ban €guptcn mrt een^ 'ft magt tegen *Tuba/ berobenbe liet lanb' en felfiS oe ^t *efjiTöen a»t oen' Cempef te gfmtfatem taeeft nemenbe/J^e Sfe^Jbwm öaec na ftopeis ^(ötton moii mafen; bog fl^« |
|||||||
. Avond-oeffeninge. 441
«efeecrtnse jrjnfe baefUHjrfcterfofr geineen/1 Keg. 14. 2<s.sifack
nam deichattcii vtb het Hays <ies Heerén, i Ch,JOn. 1 2. 2/ 3.
c4Vr. ^oetiono liet met gfcnjbeara*
r *"t- aas fijn ©2011017 ter oa2fafte ban fjaer feranüefone/ tw ^°?&eet Abiaamftuaii/ fó fjoojöc^ batïjetriinOfterbenfouas/ F* ons öe onber-gang'ban f>acc Man / om be afgooerne Die Ijrrtie* jW/ i Weg. 14. 10. D-Haerefeide, ik ialquaed overhethuis
JWohaams brcng;n, 1 Keg. 14. 1/ 9/ 12/12« '•Vr. jraie i.«f ftoninsö jjetocefi oücc 3fuDa / naDeboabbanïte
Dfioeam* . Ant. j^abatR.'-habeam fetocntUten jaergsreoeegtïjaö'en ocfï02f
^tnnajj/ jotjsfrjnfoon Abk Koning gebJ02ben/bie niet ttief«n[cct= "f ücgtan* lïow f)P ^leroöeantó 'Ileger/ gcmtigf fjonbertb^fent iaL «nen af-fiaenöé / fo bat fmjöeatn geen fcragt oberig jjaöbé om *-|MelbentoeDerom teber&effen/ iC&on. 13.17, Abiaenzija 0!*flo?genfe met eenen groten flag, 2<£f)20n. 13, 3/12/13/15-.
Ayond-gefan.o op de elfde Dag van de Maend.
Stemme: J?fM. 8. Oonfe Goden Heer, Jcc. »• A 3l£©abib8uDttias/ ennnjatbanbagen/
A. &u fogt lbonia be ttroon te D2agen / •*- -»- jBaer&atomon/ öoo2B&ansb)ijSMcnb/
SIS tot be ftroon ha o&ijjon fjeen gclepD. u ©rifioo^öan^öoDbetoij^eiribooojtiedigoeb'ren;
'tSSfeefcy ahüw ftïïös ttoeeïjoerm gemöeb'ren / 3Fn 't eetüe fiêgt: ftrafes toasf be (Srempel-öoittn *Serceb / en boe trab f)" oof; tot De treuto. ?. ©e grote ©02»t ujagt bjcöe i<* be Itanbcn:
- «Bobs Boft ï;ab in Die tijb nergens ©nanben / ©e riooïi-iianbef ijab gang in oï ertoïoib: <öe l?unfcn toaren bol aHerfeg goeb. 4. ©e S^unber ïtoninam quaui aen feer p?agtig /
J2n bonb 't gerugt ban ^atomen toaeragtig. jge grote Ewjt üiri in fijn <$ub£rCora / ®ot Dientf bah 't afgsbifttje ë^tnbom. r. ©effrafbjasfreb'/ rrjnfiijijüjteittirarisoe^reöen/
^n na <ïjn boob ïjaö 't Bijh meer tegen&eDen: ®e_ttoaclf Hammen jftjcnrtaj ganfefj wmeen/ Jttflbcam cting'er met totene neen. ~6' $!} fctinim oofc De ©ob^Dfenfï ban 3[fraeJ / ^002 ftafocren te Dan, en ooft te Bethel: 'gt'Man <3oDS Djepgtïjem fïrafupt<0oDfSmant>/ "P S«ep na ïjem / fijn arm betDojö' ttrfionüu yan |
|||
44* Denraelfde
|
||||
Van de Koning Afa tot de Propheet Eliza.
De twaelfde Dag. a. vr. Wit të Koning getóeefi ober. Juda na öe boob tan Abia ?
Ant. ^e<©obfafc'geAfa, oic ccn-en-becrti0 jaer fjeert screöf^*! toech öoenöe öe fcfjanö-jongen"? / enöeafgobcrue: ï|p fetteoc IF
jaoeöcr Maaehaafbanöerenermgeomöaerafgoberne/ flibeb^ fyanbeï#rengrotitoripm$fgoö/ 1^9.14.1. Afadededatg060 was, en dat recht was in de oogen des Heeren fijnes Gods.
c. Vr. Utoe ffonö het öoe ïn ïjet ftoningr ijfce ban 3!frael ? utt
Am. Nadab, gferoueamjSfone/ bM^ilItaninggebMÉöenWjft' ïeben ban fïj'n ©aöer: maeraltf [jn Gibbethon, een fïaö oer Wl ftijnm befegeröe/ foo ïjeeft Baefa hem geöooö/ eniigtotiW'^ optoerpenöe/ geeft hnbolgen£®oö;<;boo#ggtnge/ f)etgflnt'„t hups Óferobeatrtë unt-geroept: öog öetnfjle h? öe Kalver-dienft "r. toanöelöe/ heeft hem öe$?opheetJehuaengerenö/ öat?)Ptf,% gantfche J?iï«£ 00& fouben toeröen unt-geroept / 1 jReg. if *£ Bief» iloeij het gantfche Huis Jerobeams , hy liet niet over dat s»de
hadde, i j!eg. 16 i. c vr ïfeeft Afa geen anöere ©panöen gehab ah? Baefa ? „^
Antw. ■gja ftp: toant Serah be J&oo? guam tegen hem ten p?, met bunfrnt-rnaef bunfent mannen / en metöitefjonöert BDag^. üetoelfcelfa/ «öoöomöufpeaenroepenbc/ geheel geflagenhw en &?agt een groten hupt te 3f?nifakm'J 2 €feoh. 14.1 a. De & plaegde de Moren voor Afa, x Cfjjon. 14. 9/1 o,
b. Vr.i©atbanfeöaernenbtietoèe^Afaboo?öefe©ictor!e^ at,
Anr. <©effiei-fit3ijnDeDoo2beP2op!)CteObe4, heeft ïj» wL^ heeteïanDban bc afgoberpe gejtipbert; oofe heeft &? ¥l %(t
bonö met <0ob bermeutot / en ïjeeft ban ben bupt op-g^",. febenkonbertnmberen/ enfcbrnoii»rentfchapcn/ iCf^on. 'f^ ^ Al die den Hetre God niet fouden {beken , die fouden gedood ff>
dep , van den kleinen tot den groten: van den Man tot de Vrou j«£feon. <f 8/ii. . .mJ b. vr j|oe fïonb het tuffchen Afa en tuffc&en Baefa öen «-*>"
füfraeh^ l'^.1 c" Ant. ité BaefaöEfigtoa.si met beftaöRamateberti«t"£"'fin-
te berhtnoeren öat niemanb totötnConing Afa foitöe u?t BflI,j gaen/ fb heeft 3£fa öe &prier£ gehitert/ op öatfe t>aec ^r, nff met Baefa fouöen berö:efeen/ ïjaer gebenöearöefc&atKn^-p,,jrt Cempel/ enbanöe»éConmg£$a#; 'ttoeïfrBenhadadöe^ni3i itan &p*»n öwn»/ fa heeft Aia De |ïflö Rama afart?**0' |* |
||||
y ft Avond-oefleninge. 44}
fcilu n toec& °°en ^sen; *©aer ober oefirafr jfjnbe ban öe
*s0P9eetHannani, foheeftfjjahemgebangengcfetl enfjreftpoft r '8« ban IjCt ©Offj OnöerD^jM / 2€j)20ni6. i. Sy droegen weg
c«eenen van Rama, i ClJJOn. 16. x/ ó/ 7. c■ Vr. J3ie ,$ na Baefa ttontng gcVaceti m Wraef *
bjittfc1' ^a &em terö fijn fone Eiaftoning/ oetoeffiefigb^mfeen cirifienDe/ na öathp maerttoee jaren fjaDgeregeert/ tébanifjn ''ƒ 8t Zimeri geöooö/ en fijn gantfeïjeï^i/ bolgen.s <0ob.s' öjeifle» d'tnt/ tjSupt-ggroegt/ i ïïejj. 16» 10, ZiniridcOvcritevandèhelft
er wagenen, ilocg hem , 1 fieg. 1 6. 7/ 8. '■Vr- 3f.sf Zimri fange ftontng gefefeben *
3èrrhntw' ®cm fe!/ toant Öet &e8erbaoj Gibberhon heeft fjaec 0wrQberfïe Omri, ftontng gemaefct/ Detoef&eZimu, met fijn S^e ^"^ na oat ypfeben Dagen haögeregeert/ fieeftgei» £r°°: fommige bofgben eenen Tibni, maer öe sööc ban omri K«s öe fïerftfte/ 1 feg. 16. ió. Gantfch liraél maekte Omri tut
7n'ng) ifieg. 1Ó.XI.
Vr- Heeft Omri niet bpftinDer.ïi lipt-geregt i
hu tw- *& 5eeff ö£n uer8 Sïm ïri;1 ban Semer gefioefit boo? rtoee ïiQiiw5en ''tüer I toaet op ^ öe ftoning^fie fïaD Samaria heeft ge* ! »™t: aönöe groter afgoben-ötenaer afê [eroboam toajS getoeeft / (-Kö» 1 ƒ. 2 $•. Hy dede erger dan alle die voor hem geweeft waren,
; 3 eB'6.24.
Vr- Hoe hebben het frjnBa-fatcngemarlit*
j„ v^tw. &p fbon Achab is hem in öe «geringe gebolgt / ttoee- 8cirtfi ntt8 'aren honing gnoe/ Detocifte een goöfooji menfche fcaasf / Uitr 0oft ©n ©?outo Ifftbel, öogtec ban öe «oning Der ^ntios , gf: Hi1 öienöe Baal, öen €>qd ban Sy ion, opentfijft te Samaria/ l^l'g. 16, 21. Hy rigtede Baal een Ahterop , 1 Jïeg. '6. 2 1/ 52.
Wt»' ^ 'et 'n ®n öa3en niEt toat ^^8**tc Jerich° ö^
WiT ^afef' biant Hiel fjeeft fericho ficrbottbjt / metbcrfie£
f0 ' lyn ouDftefoon/ Doe§pöegrónöenf9j»De: enbanfn'njongiïe Sofii boe ^ öe poojten ftfföe/ en Datbcïgenjföep^opfjeticban i ^ 1 't. tnelÈ nu al ojie bonöert een e.n-b|ftifl jaren geleöen toa^ / 5nf '6* ?+• ^n AJne dagen bouwde Hiel de Bethlemiter Jericho ,
cv Iö* ' Vr ©ie toa.tf Doe iftoning in f uöa >
Scifj a ^a bat Afa beertig jaer ïjaa geregeert / en Doo^ een firanfc
% <iacn beboeten (bjaer in bp meer De jaebectjn meefïetf fOQt
mr0?) gefto:ben tó/ fa ijs fijn fone lofaphat Stontnggebw^
• =önöe «en feec gobfafig man / «ö bif-en-öertijj jtten / enb e
fjeeft
|
||
444 De twaelfde .
beeftböf-en-ttointig jaren gereneen/ iïïeg.11.4. Jofaphat^
Koning, de Sonc van Alk, i*Ètyan, 16. u.
c. vr. I®at beeft 3Jofaphat uut-geregt? .-.
Ant. %> {jeeft de Gods-dienft , eil degeregtigheid gef)ailD-fc'j..
en fjerfielt/ toeeb DoenDe De fchanö- jongend/ Dos De Stltaren blf*1*"
nog baat ftaen: %i beeft $n©02Jtcnerfle%eiiiiencou2rf(lj fr, Den gefonöen met bet ©et-boen <©oD£ / om bet ©olfe te feereI,J ©och beeftbp met Achabbjeöegemaefct / en beeft boo? fnn tf!P s eenige&cbat-fïeoengebewbat/1 ïteg. 11.45. Hy deoedatregt^_ in de oogen des Hceren, i JfiejJ. xi-44/ 4f. i<£Il2J3n. 17 7/ '»•'
»• Vr. %$ Achab in fijn goöfoo£b*iö ban nieraano beiïra ft i ((
Am. 3labpt toant <öod beeft Depjopbeet EHas totbe^L
fbnDen/ öiebemboo2feiDeeenD?oo8tetoanD;iejaet/ enfegtiwL
öen / 1 Sfeg. 17. i. Elias feide , dauw nog regen en ülucr liiet^V
anders dan na mijn woord , UtlC. 4. *f. b. Vr. $oe maefete bet Elias in Defe bongerg-nooD i <./
Ant. <0oöonöerbielö bem aen öe ®efee Krith,DaertiptbPV$% en Deftaben;. boetten bemoei mozgensfenDe.tfabonbji/ t^i
en tj20Qo: 00a Defe %M wtot unt-geDjoogt / is" hu na 2.nef „ gegaen/ en alöaeröe feiïebanDbol Meel/ en De€>["e bflfl'* üDcöittoe gejegent $noe/ i?' bP&n baer onoerïjOuDen / en !r;t baer gefloten fbnele&enDiggemacftt/1 ïfrg 17.^4 Hyieu^ meel van de kruike en fal niet verteert worden , i ïtcg. i 7- 4 ƒ'
c. Vr. fêoe ging öit toe met öiei©ebutoe Die €(Ja«ifptjfL'gaf'jjjj
Ant. 3Mf! «liatfaenDepooztequambanDcifab^arpbat/ L. fag b» een ©eDutoe bont rapen: $p etfcftte ban baer toat ttöWL ■
afó f? bcmöjinftengeb2agtbaööe/ fooetfcöteb" een bete b&^w ©og afê Defe ©eDutoe fepDe / Datfe non uwer een fjai iD nel #**$ baDDe/ en Datfetoat bontjes fogt/ omoaerbantoojbaeren1^ baer (bne een ftoefee te bacfien/ om Dit nog teeeten/ enDafl",,/ bongerte (ierben: fo enfrhte <&v&4 Defe toefee booj bem wjp met belofte/ Dat fn geen geb2efifonöe bebben; 'iïvdh ais' De ^M toe DfDc foo gaf 45oD foo een jegen in baer M<-<:1 en €>lw W^> Dat Die niet opbielDen / maer Dat f» oacr ban boojfê teefben/» I-. 9/10 ete. c. vr. ©at DanfibaerbeiD betoeeé «cftajf baer meer i ^fi
A nt. 3£fjf bare fone fcranfe Saaier» / en get!o?ben wtï toa^Bf f 1 bffeBE>eDutoefeerbeD|oefti»ajf/ foo baDÊtias'Denverre/ wv maefctebetfitntteeOeromlebenDig/ i fieg. n- >8/etr. : c. Vr. #oe beeft|lg Elias tegen De J^tefferg Baai-geD?agen -(i$ ■ Ant^.. 5n fiettiierDe jaer ban De Djoogte/ beeft e ii^1',^ .%?*u-pi\t$tï$i m met betbofneenbeDinfigemaefit/ w»*^ |
||
Avond-oeffeninge. 44S
*n ftier fout» offeren / geen iiper baer b? boenbe/ en be <0ob Die
Jnct bper öerhooren foubc/ Dje fouüe beo? be toare <J3ob erfienb J™J?ben: be #?iefter<; 25aafó fet>?eeutoben ben gantfchen Dag tot "**'> en fneeüeniigmetmetTen/ Dog Baal fonb geen bper op Baer ?"®t Eliasliet eerfï beet toater gieten op fijn offer/ enaltfnp^oö ?at" fooquamhetb»erbanbeii3femel/ enbeberteeroeaïle.i>7 oofc Stt toatcr/ i fteg. 18. 58. Het vyer des Heeren viel van den Hemel,
'«es.j8.1j/i5-/46/jo. b Vr. j©at U {iier op gebotgt 4
ft Antw %t bolü Dit lïcnöe / JjeeftopCtia^bebct/ alle bep?ie*
TOtf en gorten ban23aat/ jijnbe agt fjonbert en t'febentig in jraJ' geboertna oeS&fwïtifbn/ enfjaeratDaergetlagt. <@ocfi jpTt öori op öisn bag regen gegeben; maer jefabei oe tttmingin* ^.'sfaobegramtBetoojDen/ Datfe Elias beboobstooer/ 1 Keg. '8. l'+o. Elias fèide, grijpt de Propheten Baals dat niemand van hen
n°ntkome, i fieg'. i8. 44. 1 Weg. 'O. i. '• Vr. <$4 ^fiaé in kanoen ban fefabet gebalten *
1 A"t- Üeenftn: ma?r batgtenbe na be lEJoeftijne Barzebah, t^ gWpifft ban een «Engel/ toaeropnpbeertigbagenreiflfben/ en .'hn'ban baen gaenbe naHoreb, tjëeft be^eere berfejjijnenbei» fn"'a8te(ïtlte / ö^m betali bath£» Eüza in frjnptaetfe tot #2opfjeet ï°/- fatben; en ooft bat önHaziëi tot Sianing ober .£>prieri fatben ™Bl en I-hu tot ftoning ober "jjfrael/ g^ft öpgebaen^eeft/ hi>n$* '910- HetwoorJ des Heerengefchiedetot Elia, iïïeg.19.
'Vr- $o? Ijeeft ïjet 5Ccïja& met ben «©02103 gemaeftt i
ft/}m Benh-adad, 02 honing ban Syrien, betegerbe Samaria m?t
tS*n Dertig Koningen: maer afgefiagen ^rjnoe/ tmamtjpnet
jj*w iaerbjcbci-om/ en meinbe SJi'raeï op&et btacftcbelbtebe* 5^cen / öenftenbe batgjfraetë «Soa maer een <©ob toass banbe tior3/rit Ac!"b ^ft&ati&ertbupfent&orter#geflaoen/ beobe* bjï, f«en-en-rrointig bimfent ^nmct^cn^abaönaStlnheft gcblo* tetiöpv» rae&taö$-ttw&opfjaergebaltenisf; SSJntjababbuig* b>ehf °a'! feainCi' tot fcamer / en einbeitjfi gebonben tfnbe/ neeft om tete'nSï^01' ö''ne:n AcHab 3af / toa^ ober <5aö feer bertoo^nt Her, ?*i&3&/ 'Heg. 10.19. De kinderen Ifraéls floegen de Sy-
, c v' '%3.io.j/16/41. öatien* ^ceft ^130 ^Stbcerbigttjft geregeert onber fön <©nber» tó^'J???1^ SBantfiP Softto?Kffbanfrin©'outo/ öic
~*«wi/ ï^VfrWb &«öe öefcfjitlbigen/ |M&oth met ftjne fonen
u/ *n dB atfoa^ee(ïecBeniaefitban^botBstlO|jnbergr
mm
|
|||
44<? Detwaelfde
ï©aeram <©obtï>em gebjepgt fjteft/ batbegonbenffjn broet"5?
J&aboth£ SCcfeer/ fouten lettel/ enöatfe g[efabelfouoenop-tffn
lïïejj. ii. H.SyfteenigdenNaboth, i «eg. ïi. 6./ii/ij.
b. vr. ïfoc ging ött tne / metftetbermoojbenban$abotlj* *j
Antw. 2ïfe Hicfjab Doo? gramfcljap ffefc te bebDe biet/ om oat r ban $afeoth öcn ï©ijnberg met en fconbe befiomen: fo quam 3$ i bel en btfeeef Denütonmg/ Datfip fo Weinljertig toa<s: fpfcÖQ b^ieben inbep iibmng£ naem aen be<©berfteban^abotfev)W,i en brtalie bat men balfcge getupgen foube fetten tegen hem/bie \kl befïfiulbigben / Dat ftp Den ftening habbe gelatfert; en alfo i? W 6oth/ a^ofèpeenïafteraertoasf/ geiïecnigt/ iföeg.n- b. Vra. ©ieij? na Achab ftontnggctoeefi*
Ant. 23p 2Erf)abjJ leben / i$ f n foon Ahazia Koning geteo?1*^ Dog alfo gpboo? De tralie jijnDegeballen/ Beëlzebub, ben<#°Di €Hronomraebb2aegbe/ t£hemboo^iias(berfcftepbe-mae'DllV bobenbco? ftjnCapitepnen/ bie<£lia£Dobeboo^emeljtbpt'r) * èoob aengeffjiD: $a jjemty loram1ïjn2B?oeDer ttoning gfü,.r' met pBaber 2firlja&/ iïfeff. t. 2. Ahazia viel door een tra»c'
» fieg. 1.1 »-7' 7. , »
■ c. vr. ^eeft aiehab geen anbere oojfogen geboert tegen Benh*d* -(
Antw. gia hp: toantftp nambod| tegen Ramoth in Gtlead op ; trecfien/ toaec toe fjp 5Iofaphat/ Die Atheiia, beoogeer ban °*e nu getroutotljab aerifimfoon/ ooli uetoeegbe: niet tegenffr""^ bat beP;opgetejaaiefiaeen quabeiiitfiomjieberroonbe: dolw , baïfehe #2opheten tóierben gelooft / nitist ©icto^ic toe-ft'1 x.c, t'Scg. 11. 4. Achab feyde totjofaphat, fultgy metmyop1 .
ken inden ftrijd ? i Jjïeg.ij, 12/18. b. Vr. $oei£befenft"n'jbaf-ge!openJ t1ilit
Antw. gfrael # grfiagen: fjofapljat té in groot QPWL&i
fïjn leben getocefi/ btfTjgiebe&priri^opljemacnbtffenme!" ^/ bat get Achab toa.S: Achab tè getroffen engebooDDoo^ef"^? int een &olbaet in Ijet bjilbe fo genen frljoot: en afé men fi)" ^ ben toieftjj/ fo lefeten De fojnbcnfijnbloeb/ i «eg. «♦ 37* fterf de Koning Achab , i ïïefl. i»♦ gl/ 34» ., . .flft
e. vr. $aö Sfofaphat toef gebaen/ bat iipfjem feltocn p»
SÉrlia&boegDe* , r ..^-„er^
Ant. jaeen &?/-. tonnr.be jonneet lehiinetftnem ft rt°^ p
ffraft: <©elp «»& / als? ï)p fijn feftep*n meihbe te fenben na «£br tmgoub / f&toterbbe©tootgratineert/ i tfcg. u.49« ^ pen werdm gebroken , 2 *£ïl20n. 19.1«
e vr. ï©atVlogenl;aft3fofapï)atgeboert* it1,n^
Ant. 3BljSöeMöabiten en Ammoniten met een grote tw,1,v ^" |
|||
5™ fiem quanten/ I^ftpDoo^baftenenWboenrot^oftfbbeel
^«omen/ Dat Die®panDenopmaH!anDeren3tjnaengebau'en/ m ^tëfomalfcanDerenijeb&enbernielt/ 2Ch30n.20.23. syhielpea een den anderen ten verdcrve, 2 Ch?»n. 20. 2/ 6/ 18/19.
• vr $eeft hp felbeDaertw be Moabiten nfetöefïreben >
j,/;ntw. opliet |ig ban joram, DettontnginWraet/ en ban De» nnmg in edom, betoegen / om gefaraentlp tegen De Moabiten
torffira*en/ öieban Joram tuaren af-geballen: 3fnb)eHsenop* "ipt baer ïeger ban öo?)ï fmiDe getïojben hebben / 't en bare EH-
t£ "00? Öaer toater fiaD beftomen: fp hebben het % anD Der jaoabt* ^"'•igenomen/ 2^.3.24. Sy quamen in het Land, flaendejc
v>"- ïfoeDeöe€hja toater fiomen*
tonnt" $a öat fj? &et"?8ö£ öat hp Dit niet fonbe boen om foram / m£lxi öe ^omno öer «êüomiten / maer öat hp Dit Deöe om Sofa* %» ^""k: ^° flEbD00 IK* °at men hem een fpeelman fouDe öara t&tfoV afêötefprelDefotoierDDe«öeefiban€fi$abaeröig/ cnfo tc "S "iööcnöe / quarn beef toater op het befö/ 'ttoel&rootfcfteen Wrh Jn ö'u°8cnöer jEoabiten/ Die Daerom uiepnenöe Dat bet 5fjl0 ma£ / en öat Die Koningen malfeantteren berflagen haDöen / tw aengefiomen om Den bupb" te roben: maer öoe toierDen fp felbe • vr. ï©aertofl£EhasopbefenjDf
ïlj ntw- Eüas toa£ nu in Den ïfemel opgenomen: ï|ptoa<s?mer do j. J'Pt-üjegaen ober De fordane Daer ft? Detoateren Depfbe / en t'ftem 208c 0002-ginB / enfonafenchogaenDe/ ighemeenbie* tfnhp B<n ontmoet/ Die hem lenenDfg na Den Koemei opnam/ ta« Wr^p Eliza fijn«Bee)i/ en fijn Mantel/ Die Eüas opnam/ en °t»7,6 ?«nP2opIjeeterfeenD/ geiphP tot tepfcen Daer ban/ het 'üote Öfie toa^sefont maefete/ 2Ïïeg.2. Ii. Alfo vost Eliss b ven "n weder ten Hemel, 2 ïïeg. 2.4/15-/ * t.
AJ ©ietoatfna fofaphatKoningin<iJuDa*
^zbtrk Joram' ^faan ban Jofaphat toa.tfbphetlebenbanfflH öetfenrt'113 oetoa^Den/ maèrhpleefDegoöfoatlp/ enDtaong %,,tz.K,tot öeafgoDerpeban De Koningen SJfraeï.sf/ öetotjle hp De *^b 8 « Achab 8etroutot &aööe: ^? DooDeine2Bjoeöeren/ 'ijkij'. '°- Hy wandelde op den weg der Koningen Ifraëls, ge-
511*tHuisAchabsdede, i<ï|mn,(/ u/»«. |
||||
ArondU
|
||||
448,_______________Pe-derthiendg______________^
Avond-gsfangop de cwaelfde Dag van de Maendi
Stemme: Pf.40. Na dat ik langen tijd, 8cc. i. \ &a heeft 't ©otft feet toel gerefo?metrt /
A\ ^erobeamjsJHWtoierbbernielt: ■*- ■*• 3Gfa heeftbeeï ffiapn ontsielt/
€n Sümri ijü ban <©mri oberheert: ^nboutob' De frab ^amatia: $n lift ftin foon SCcïjaö na. ^ubahaD^ofaphat/ ©ie heeft <©oöjs öienffi gefet JMfeoraen na <3ob£ HM: <5ob£ i©et ferees pber &taö. t. 't^oWoo^be&ftjfinSftatWBtOKÖ/
<©ntftanb boo2 ?lchab£ gobfoo^hejiD t «öob ïjeeft lijn ftraffe oofe berepb: 2in langen tfjb en regenoe het niet / ©e b^anfe begon t'ontbjefien/ «clia.siijiigetoefeen: €en fiaben en een ©jottto <©nberhielben <©ob£ Jtëtan: ©oe tnoeft'ec 23aal an: <öoö.si JJaan toa£ <©ob getrottto» ?. ©e &prier guam aen met grote magt /
JRaer 2lichab b:eef fa m op be blugt; SBenhabab too2 i>jnlrjfbebitgt / ïiEtob met 35eljatr tot t>?cöe toeer grtjagt: tllrhab trofe toer r ten ftrgöc; «gofaphataenttjnjtjDe/ %m trof ter booft an ptjt. iet ïfenr leeft €ü';a/ $ngaet€lias;na/ ©te op-boer onöertoijl. >> Van Eliza tot de Koning Üzias.
Dê'rtettierirfe Dag. a.*vr. ïPattoonber-tofrf"inf:feft€?!*anfbnfn? ,0,(0
Ant. 3Efê npöen.|R8ctfIrran«eïiaönaticpgfnomfnM"pjtfiK
fïP baer mebe be 3frobane / en Be toatereri Htx op ban een ftJ)u
te' / fo $ rn D?oog-boet«; D*er boo? gepen / t fleg. j.
b. vr. #at heeft fcp te ^airï-o gebaen > .„ #
Ant. 3lfé öe toateren niet goet toarert / foo toierp ftp fafI ^#
|
|||
c, Ayohd-oèffenïnge." 449 ij
M»Ic met jötit/ en fa maeftte h? De toateren gefsni / i'fïenj *.»1. II
^a«na/ afë Daer een beef fïoute jongen? hem quamen na roepen/ ^i-kop, fo iiïoefeteöp befetfee/ en Daer quamenttoeeS&ntenf wt tfoee-cn-beertig fiinDeren beeftonben / 1 ïtcg. %. »4/15-. a vr- il^at üjonöer-tei'fien fjceft €löa meer gebaen £ » A«- 3tifë' een berartnbe tScbttbie tot ijem riep om ïjnTpe/ tegen flaer fthulD-eiffer/ Die haer beiDe funberen tot fenegten totlöe nement «802 De fc^ulD / foo heeft Eliaa haer <$ljH&runftje fo gejesent/ Datfe mt uit fo beel olie goot / tot Datfe at De feïjuft baer boo? hetaelbe / jn fo teel nog oberig babbe / Datfe baer bat! leefbe / 2 Steg. 4.7- fvfeide, gaet henen, verkoopt de olie, ende betaek uWen Schuld-
*5«e, a*«0.4-'/f/«. b-Vr. J©atmiraMheefteüz»teSunemgeDaeni
Ant. 3K3S een grote ©jetó» hem een ftamertje in haer Jmj$ haft : pSeben om te herbergen / fo heeft hp fo bcel Doo? njn gcbeDcn te : 3*geï»?agt/ Datfe onbjügtbaer jijnbe/ eenfonejjeeftgebaert* ^8 aljs ote föon Daer na qtinm te fierben / fo té Eliza, np 't ber* j ^ bah Defe $?outo / in ïjaet huj# gcSomen / en ^tft haer feini* rra«om lebenbig gemaett / 2^.4.34. Hy leyde % nedeï op
ct «ind, 2 ïïeg. 4.10/17/1«.
c' vr. naat miraM heeft Eliza te Gilgal geDaen I
|
||||||||||||
j,jfAnt. Sllfëtnbat ï-anbeea grote ïjónger-noobte/ foèatffjtt
t «Pelen teilDeColoqtiintentotfb^ÖaDDenberfamett/ fomaeftté |
||||||||||||
t
|
5 J.UtI8 «©«rfte^ODen/ 2^.4.41. Hy wierp meel in de pot
l^+143/44-v ■Vr- ïöatoeDe Eliza hier toe >
hv^ot ^pnamtoatmeefóenDetot'erühetmDeriot/ eriaïfdtóerti b^öefpöfe/ »jteB.4; • Vr- ï©at miraM DeDe Eliza aen Naaman Den Spriet}
iterft11' Naaman - on groot <©bcrfïe in Syrien, jijnbe meïaetfrftj fo ir En &Et*£11tie tipt een gebangengifraelitifthe®ogter/bat Eliza öfh/ te Snoeren DcDe; fé tot Eliza gekomen om gerepnigt te foo^ |
|||||||||||
te fj?ct ''8 bzagenbe grote gefchenïien: Eliza bclaftc Bern/ bat ïjja
|
||||||||||||
maclinDe^bane foube teaffen/ en affo efftgjjeteferi
--I/ 2Ï?eg. ƒ. 14. Sijfl v'fefch quam we'
^ ch van een kleinen jongen, 2 ïteg. T, 1/4/itf. .r- ï|eeft Eliza De gefchenfeen genomen I
^nlw ®«nhp: naacrfijnCtnegtGehafi, isfjefimerpNaa-
oiitfnn r aen ö^flacn / en heeft eenige gefrhenfen begeert / êti
|)urlr,9cn/ 't bjtjfi Eliza berftaenbe/ fó fo too?ni« getoo;ben; ba£
■ -*«« BCfiraft heeft met mefaet?hetD / 2 ïteg. ƒ • 2 ;• Eliza feide,
5F f daw-
|
||||||||||||
v
|
||||||||||||
45 o. De derthiende
daerom lal u de inelaetsheid Naamansaenkleven , en uwen zade*0*
in eeuwigheid, lïtfg.f. 21/ 23.
a. vr. iDat mitafcten heeft Eiiza meer gcöaen*
Antw. aité öe ïttnöeren beï p^opïieten acn de jordane toaren 0^
cjaen om fjout te (jacfen tot een groter iBoning/ fo ontbiel eenen "* byl bie h? gelcent haö: Jilaer Eliaa tnierp een ïjoitt op 't toat#' en öeöc beöijtopïjetVDaterstoemmen/ 2 Keg. 6.6. Hy dedeb» yferbovenfwemmen, 2 ïteg. 6. 4/ f/ 6.
c Vra. 5BjSbeComngliansyrienbanli&aergetoeefïbooa be0^
finge ban fijn ïföbifing Naaman ? Antw. $een: j^aer [jgteïfjfi niifhoegt jfjnoe/ bat Naaman tt»
fcect haö gekregen 'oan 3tjn IfgoOai / fa nam hp boos 5lfrael te«'' oorlogen: maer EÏiza ontöefete alle sjjiie hepmelpe raeöjïagen #" ben honing 3ffca4& 't toe-lfe öe honing ban .furiën bcqiaert {F; benöe/ fttjS h» met een grote magt afgeftomenomElizate^ 0en/ tïteg. 6: 13. Hy.fcidctot zijn knegten, gaethenen, e°"
iiet waer hy is, 2 feg. ó. 8/1 o/ 11. b. vr. %$ Eliza ban ben Contng ban &]pricn gebangen ) *,
Antw. $een: It&aerafefnöe^nagtëöeiïa&DathanQmciriK ben/ tot grote taefe ban be jongen ban Eliza, fo bebe EiizaM"
fïeneen neger ban «Engelen: enbe&nriergmethlinbhenba^ genjijnbe/ fo bïagt baet Eliza tot binnen Samaria, al? fijn g^',. gene/ bog toilbe niet bat be ftoning %$a&$ haer jïaen fotibe; ^/ geboob/ bat hn haer foiiöe teeten gében/ en ban infyebe laten w aïïég. ó. if/i8/*o.
c. vr. ^tjn öe ;8ijrta# ober befe toelöaeö banSbaet getoeefï <L*
Antw. |f».een: j^aerBenhadadtémetfgngantfcfte&egeraHL tomen om Samaria te belegeren/ en heeft be &tab tot een gr?,;,
ïjongersnooögefaagt/ 'ttoetfeöeftoningfaontfïetöe/ bat ft? L, za toilbe boen bOben / 2 ïteg. 6. zf. Een vieren-deel van een*
duyve-miftkoftcvi)f filverlingen , 2$ïeg. 6.28/ 29/ 32. ,b. Vr. !Da£ öe honger^-nooö in Samaria groots ^
Antw. '-jat fa groot/ öat een Cjefó-fiop berfcecht toierö^j
tagttg lilberlingen: en een bieren-beel ban een feap önnbe- mift ^ bijf lilberlingen,: %\ öatöe jiEoeöerg hare Snoeren P*" gaen eten hebben/ 2 ïteg. 6.25-/ ió. a.Vr. J|oe i^ Samaria berlOfï^ „tf
Ant. 3W£ bier jaelaetfc uut öe .êtab gingen / om ïieber ü®u
|
|||||
feftapt sgnbe/ hebben be gjiraeliten öe buut oer spnersgei^
tn all$ toa£ tetfïonö goeöe fto»p: 't toeft/ atg het oe w^n |
|||||
jj. ' ; ' . ■ Avond-oefleniiige. , 4^1 •
iia ? ntet ^ö toiflen geloriben / Doe j&er Eiiza boittffltó! péigw ï
£« set tooojb ban Eiiza in De poorten boob gebjorigen / 2 Beg, 7* '*'6. Het volk beroofde het Leger der Syriers, 2 $ï£g» 7. 17/ i 8= ;
a- Vra. i|ne fjeeft tig Eiiza boo?t gebjagcn *
fcLTnt- 311? öp öe &tmaniittfefje j^outa aen Jjaer berïaren geef» ^«erom ïjao geïjolpen / foo ïjceft bp tig in furiën bertoont / en «WHafahel OntCODflHtjnbCbflnBenhadad, Dié fcranïi fcK#/ bODJ- '
! ,löe DP bat Benhadad fterben foube / en bat Hafahd een togeebe &»
5*9 in &prien beo?ffrael foübe jtjn/»$teg. 8.12. Eiiza feide,ik eet Wat quaed datgy.dekinderen Ifraè'ls doen iulf, 2 Jfttg.8 i/f/io.
^ Vra. $foe té het in Defe ttjb gegaenin ïjet Stoningrfjfee baa
i- Antw. 35e Edomiten srjn ban forarn af-gebaflen/ «i.tfjhafbafc
Jö flebteben ohber haer epge Koning: &o 006 De ïüomngltjfie fiaö jj-ihna: q^aet féaehïjeiri geftomeneenbjief/ Die€fia«f/ opaerv f^bogjpbe/ Ijab gefrï>?eben; inbKffie^p^em/ bantoegenfn '"noen/ D?epgt met een pfjnlpe foab/ enmetbertitjsenonDeCf Fng ban jfj'n gefiagte / geHjft (jern D002 De pijüïfïtjnen & ober-gep ScH0*/ Die alle fijne &nberen^bmb>g-geïróert/ tiptgefonDert JJ« jOnglienfoneJoachas, i€h?OH. n.17. Syvoerdenallezijneha-
■ *fch, ook zij n kinderen en wijven, 2 CÏ120J1.21. i 2/ i 3/1 ƒ/19. b-Vr. j©at«oningtoa^nunoging?fraer> .
hafL^' I°ram' DefonebanAchab, Die gefïreben ïjebbenbe mei isn^el' **"öoninööer^Pti^/ *ngetoonbsfjnoe/ naHzreëi in % m Dm Opfeilre too?Den / attoaet rjp ban Ahazia, Lening br c a/ tl0D? ^ob^fonbertpebejiièingei^befogt/ ztïeg.8* '* * • De Syriers floegen loram , 2 €h?On. 26. 61 7.
tnj^ iBat befïiennge <©ob£ toajf ïjter inbat Ahazia bp Joram
^nt. <föDb ïjabbe lehuboo? Eiiza boen faïben totltoningobet
bon, r T ^^e terffonb na iizreë! toe trofe / altoaer $p loram Lypt / en jijn tieftaem cp Naboths 31'cfecr toierp: Ahazia doof <ïïw En Jefa!lt>1 Debeïip tint ben beniieropDepraettoerpcn/ tora *"" ^011 öc ^onöfn gegeten tuiert/ 2 Öea. 9.24. Jehu fchoo?, c jj1' .^tdepiil door fijn herreuitging, 2 CïlJOn. 22.9.
' r- 3©at heeft iehu meer «ebarn^
oebnns-^p Ö«ft ttoee-en-beertig ftmenban 30r>a$$ 23?óebeKn tot (w • *" &«ft Achabs $u$/ bclgcn? <©oDs laft/ in frin faftingt tiicji)0"'"^/ gefteel itit-aerbeit; baer na beeft t$ Baafc giltateribér* \m n LlfV,Baa,s #?ieftereri in Fiaer (STempel geboob: ncgfan^ entoeel deW t ?nÖEnKa!ve^^ienft9ifl■obearn?v, 2|«eg. «o. 18. Aliovet- 6"e lehu den Baal uit Ifrael, 2 %($. 1 o. 1 j/ j f /1 &
fff»; ; fe-tö.
|
|||
4^2- Dederthiende.
b. vr. 3©!e beeft ^fnba geregecrt na-be boobban Ahazias ?
Antw. Athalia ÖC JBOCöei: bcTO Ahazia, bObe fll ftet ï*0n»l£
ïipjaeb/ ennainöereiu'erinnetotim; alleenlpjoas, bejongp
foon SjanXhaz'as, taJeiijgefalbeertbanJozebah, $up£b2tiutöba» beüjooge-pm'fïer Jojada, en ^>nfter tian aiïjasia^: enoealfooi? loas fe$]aü berüojgenin bemCenipet op-geboeb/ *ï*eg. "♦* Athalia bragt ai hetKiiinnglijkezaedom , lïïeg, il. 3. a *ttfj20l1''
2 2.bf 10/ 11/ 11. b. Vr. 3té öïfe Joas baer na nog Koning gebraden i rt
Ant. §aï#: ï©ant afë ft? feben jaren oubtoa.*/ fo heeft bf"}
joiada boo2 ben bag gebjagt: cnbc hebbenbe Athalia ïatcn bobcn» heeft hp po^ op Den C§joon gcfet / en foiifchen hem en het iw£ een ba|t©erhonbgemaefet; toacrop terftonb25aafó (ïempetëw afgebroken/ en haer ^tejïcrjï gcbooD/ lïïeg. n.4. jojadatoo^ deacn het volk den Sone des Konings, zïtC0. n. if/ 18.
a.vra. ï^oe heeft Joas geregeerd ^
Ant. ï|p geeft feer broom geïeeft en geregeert/ fo lange atë 3r
fcba leefde: igt>e|fraftet>è ^iefierjsen ïebiten/ DatfefooFA Haren oin öefyaton be£ Cempefó te berbeteren/ enbacrtae^ jaerlpfe fchattinge op tefameten: ï§n heeft boo2jojada een fcift W: een gat boen ftellenaen bebeureöesïiCempefê/ toaee in poer ir fchattinge bjierp' fo bat het tot een grote ftimtra geltjS Vmerb / *&;, «at be Cempei i$ hermaekt/ en ook bcle baten tot be 45nD?-bieiiiy 2 0eg. il- 10. Sy fagen dat veel geks in de kiftc was, tïiïcg» ' '
tf. 15-. 2 <£!}20n. 14-4/7/9/14.
c.vr. ^ocftonbfjctboetertijbinoetooningrpeSfrael^^ ,
Antw. 3Cl-fjoe-toeI bat Jehu niet «berde met een regt rjerte bo^ <©od/ foo beloofde hem nogtan.rf begeert/ om bathi*b< oitf" tian BmI habö? nytgeropt / en om bat hp Achabs geflagte had o'' geb:agt' bat ji'jn foneo tot in het bieröc getit hem fbuben fttcéedcrt11' &o té ban fijn fone Joahaz ttoning getoo^ben in fijn plaetfe / octf''f gBeban Haziel, denïtoning ban&pncnfeensbebogten: $™fa, |
||||||||||||||||
fyi} té op jfjnbpen'g bibben berfoft; boghp iua.iSfogeilaarn^
|
||||||||||||||||
iHazael, bat hp inaer bijftig fiatteren / thtenIDagencn/ en
|
: Beef5
at f
|
|||||||||||||||
hiHjrnt ©oet-botfe hab oberig bchoubcn / ïjacj/ïj. j. De
gaffe in de hand Hafiels , 2 ÏU'g. 10. 50..
|
||||||||||||||||
c. vr. foetëjoas bc Koning, in 3iuüa botut-gegaeninf.
ringen hfl? Ant. w$ be iooge-^'efler Joiada, mtb ^ijnbe nonöetttaü'
tigjaer/ gefto^ben toasf / foa hebben be$02ftenbcn£fcmtugi tot afgober^e bertenb: €nbe aU fpbefïtaftbnerben ban be & |
||||||||||||||||
pbcten / rofonba'ijciö ban Zachariaa ben fone
|
nanJojada, fll0Aiï
|
|||||||||||||||
Iwfit, Avond-oefteninge. 4^*
TOeTft 'e ÏJCm mü ÖCftelIgt / 2 CfeOlï. 24 2 r. Sy ft eenigden hem
tof , o6^15 ln het voorhof van het Huys des Heeretj, 2 Cfebn. 24. b- Vr. 3©at tiraffe fé ftaer Iiierom obrr-geftomen *
Mpn»lw' ®DÖ S^ft öt' &Prta# tegenjf fuda gefonben/ Die met een
•q?ne magt het ï anö Rebben urtgepfanöert / en Ijeuoen De ©02=
«1fieoooö: Joas fo-anS te öeööe leggcnDe/ $ ban rtoee fijner
^'«ift-fencflten op fijn btttoe te Milio neDcoD/ 2 €n?on. 44.2;. sj
."■orvenuithetvolkalIedeVorfteDdcsLands, tï%. 12. 17/21.
°- vr. &rjn öe &j>rie-r.ï? niettoeberomgeiïagen *
iiff«ï' 3lafP5öïantJoas, befoonbanloaciias.ftoninrtin^frael/ Moesenöe ben fïeiten Pjonïjcet Eiiu, neeft ban fjem öefe toe»
'Hpijje ontfangen / Dat 1$ öe &jfóerê üntnntl fmtöe flatn / ;„ S*1!- 2T- foas, de foon van Joachaz nam de Steden wederom
"> lïteg. 13.14/19.
a-Vr. 5EsEifzaDaeflefï02ben* Antw. 5a: «rnDe al.* De MoabitenmïjetfanD bieïen/ en Dat De
uIIh Ilfrn itn mm ^srabenDe / en Defê SBenoen ficnbe / Die txtoe
"*n in heu&af ban Eliza toterpen / i$ Defelbe toeDer lebenbig gc>-
c \r^r ^* ' ?■ 2' • Hy wieHl levendig, en ftond opj-ijn voeten.
%Zr, *^oe tytft &et Amazia> & f°cn ban joas, De fócnitirt in
4110a/ gemaefcU 3fr^' I* ^ cen ®m maÖt »afamett / ooft teraa ©cffi tint
C ötpnöe/ 't toelfiïjp opftetbennannibanecnfhcpnect/ öe7r0ïnfjceft toeeljsetbnDen: $p IjeeftDan mefsfjit engel» intff,^1"?" öeflagen/ rijten Dunfent DoDenDe in Den fïaa 7 en tfjten ï'erftn 8öl^Sene hffll fcn ^,len ^fr9 af-toerpenDe / ft Datfe afe fcj L-J ^On. 2f. 11. Hy floeg de kinderen van Seifthien dui-
bflt' *€Ö20B. *y. .2. An!'' $oe ö?0<?s ,Irt- A miTh Ha 0e$ obertoinninac I
frltiiiip •? roo^e öe <6cDen Der Edcmiten, cn"boc0fïtf.boo2be= |jnr.ftL€J?^^ namïjct feergttatp/ afóftvuWróbrrbatfeen *«££?« lcrD* ^Proft; *oa« ober hem De^öpljeet pon» 'i^rT-n C0?"f"dDe/ l(2Ö?0n. ijT, 14, Hyfleldedïe lig tot Goden,
Ant 1^ Amawah öan om-geftomen J
ti'fitn 'hPi-1 tol1nt ?Ie &' lW{ opgebfajenttofcobrnpbictorK *'* fom £nm?Pïn / oe ^ninctSffraffstotDaiiïrijDuntDacgDe/ '°asJn" ™aerfrïJouten(tet ober pf bermerrtf;egs / fo is lm ban ***tml Tnin83#M^/geila8eMmgebanöeft/»'or3febiette öc batétf i6?rDe mm liajl 3't'iuffilfin Fjeeft af-gt^ofeen/ en alle 'cn «il feïjatten vyt ®cmim iwfö-jjrtiotrt/' na Samaria, JF f 3 a €f)208.
|
||
4<4 JDe vee'rthiende
a Cfj20n. !$•• ii- Inde werd geflagen voor het aengefigte IfïaëlS;
i«£l)?on. if'. 17/ t8/ij.
b. vr. ï©ie té na ioas fn gjfrael Koning getoeefï i ,
Am. ierobeam, Die ooft een ?Iifgoden-Dienaertoa*É/ ennogW'1*'
faolgen^be $jopbetfe ban lonas, geeft ftueengoetgedeelteW
■gjfrael Den fê^anöen taeöeram ontnomen/ 2 Üïeg. 14.2-r. Hybwgf
ook weder de Land-pale Ifraels, ïïïeg, 14. zffió/ij.
Avond-gefang op de derthiende Dag van de Maend.
Sj^mme: Pfal» t. Waerom raefl: dat volk, &c. 1. T~| HijareDeenlBeDutebanfrljufö:
ry ©e&unamitifeftebnt|ingeenfbQne / * -4 $P Mot De pot met tutter moe,£ gebuïo ®oe guamlïg Baaman aen ftem bertoone:
$p reinigt fjem D002 't toaster Der SfojDane.
#» DeeD' ooft 't nfer hemmen o» De bloeD /
©e Spriet befpieD fijn <©02fog£-bane/
€lisa nat gehepm ban fêjti gemoet.
^. 5È»e spriet quam met een ïeger af: €n toiï Daerdm <©od.si JHan in banden fluiHen. «
&amaria / Dooz ftonger / lijftt een graf:
35'onrenne mannen gingen Dacrom oupten.
©e pber-qeet? doet ^efut foram dooden.
$» roeit het Wun-s tan Süefiab gantfchujft utt /
©e Sêaaté-Dientï toierb féïjerpeltjft berboden /
ifitljaliit bertoeftt een moojD-gehtpt.
?♦ SPtooz ^acïjariatf ftreeg<3Joas; Detëroon / ©« rnoefï ^fjn Woed öaer na aen :7oa.£ geben:
Wt toas? boa; af srjn trotttae Dienti De foon.
<&tiaté nraf gaf aen een Doode 't leben.
3Bmatia floea Dapnn: D'€bomiten /
$n DaertD' 3!fcaeté ftoning tot een flag t
J&ser °Joa£ D^oeg niet lange Dit bertotjten:
©oe fag ?Cma|!a fijn ïaetfïe Dag.
|
||||
Van Uzias tot Hiskias.
De veerthiend* Diej. a v«. ©tetém^itdaftoningttetoceftna Amafi*? .
Ant. BaDat Amafiabanfrjnfinmten gedood fó/en na Dat "jn^
&f iaer fonder Coning toa* geteaeft; foa té Uzias f die ooft Az*r>
genaemt té) fïfnfone/ fetinien iacen oud pijnde / <Eoning gew
ï«nt/ Die öetfópe ttoee-eqbijftig jaec beeft geregeert/1 fttty ^'-
|
||||
K, Avond-oeffeningc, 4^11
y was feftfcienjaer oud doehy Koning wierd,' i Cïj.'Oll. i<5. i.
b- Vr. ïfoebanig i? het ïebrn ban u»as rjitoeeft * ■
Am. ]|p fcas een liefhebber ban De ï ann-bcirirerne: ï?>; berd | TOfite Sernfalem met sferen* / en leert» fijn ©oïft uit bic Co»? I Y'tëmet fiyfen en inctftecnerifrkteten: hl' isas" ooft een «H3cb.;a= • x3 *n intjé «Honing / öie groote ofoerimnningen beqnam tegen fijne ^1'ant.en / 1 Ci)20n. 16. ƒ In de dagen dat hy den Heta-c fogtJJ
•^aektehemdeHeerevoorfpoedig, iCïyon. tó 10/15-, »• Vr. j©at p^ophetcn hebben in fijn tfjo geleeft i
Ant. ^ePgouljeetHofcas, enAmosbegonDeninf{jntrjöte)?io--J! Pflïteten/ ï|0f. i. 1. Het woord des Heeren gefchiede totHoieas.j
'f de dagen van Uzia, SlittW 1. 1. c Vr. J©aer on fagen öe p^ophetien ban oefe J02opheten ï
Antw. faer pjebtcatien en pletten hebben fbrneeff gebaen l^ien öe grutoeujfcc fonöenöie önoerhet bolft cm gingen / en biel J*en-toel fojgeloojibleben/ toaer tegen öefe J^opheten eenjtoaer! °°?ÖeeIb002-fepben/3tmOSï6. 1. WeedengeroftenteZicn.
c- Vr. ^oe fionb het boe ter tjjö in het Coningrpe gTrarfë i
Antw. 5ferobeam baer «Honing i$ gcfïo.'ben na bat hl' een rn- Jtertig jaer haööe geregeert / en m fijn booo tg 5?frael fonöcc Mining geïoeefföetrjö banttoee en-ttmntigjaren/ lïieg. 14- 25>-| Jerobeam ontfliepmet zijne Vaderen.
cVr. ©ie ijsna öcfe betfapen tijö «Honing gritwötn in -jffraef i
Antw. Zachaiiiis, bt fone ban jerobeam/ t£ «Honing getnojöen;
°DÖ öctmjle hl' een quaeö lenen leiöe / fco heeft h» maer fes rnaen* l
«en geregeert/ en toirröban Saiiurr. boob geftógen. SEÏfctj #hetI
{*% gclib ban jehuop ben üïhjoon geüieeff/ bolgeng «0oö£|
?Uu?fcgginge / lïteg. if. 9. Hy weck niet at van de fondejero- :
^ams, z Jrïeg. 10.20. c vr. i^oe ging het boe bcorttf in het «Honingrijftr ban 3Trarl i i
Ant. «©eJjjfe Sallum hflfSöe Zacharias gebOOb / fOO i£ bï> nnft ban f
Menahem öeDOuu/ flfe'fePman" Kitt maênö habbegeregeert: ü>og
^nahem toaseen tweeö Cnran / teantöepactfen ölcboo? hem J Pookten niet rjaöörn geepent / heeft hl' geffagen / en heeft fjare f jongere ©jottoen in fftu-ften gchcutoch/ j fieg. ij-. 16. Alle hare t evi'ugte Vrouwen hieuw hv in fturken, i Jïeg("i ƒ. 14/ 1 ó.
c■ vr. |©nt oojtogen ïiecft Menahem geboerd
h»u ^ öe 3fifli>rifr^ op hem aen ttuamen ten ffrijbe/ foa rjeeft ^öaer met Dtinfent talenten iilbcr^afgcftocht/ teelcfcgeitf)" rjaelöe j^ »e rijfie SLteöen/ fehattenbe pberop bijftig litbere ficf<efen/1 *«eg. tf. io- Menahem bragt dat geit op van Ifrael.
%.'. • ^"ft Uzias' öe«!Ioning injnda, altfjöin öetocgen&eg
^«tauWDflntót* J? f 4 Am, | |
|||
4? tf R-De veerthiende
Ant. Beenfft»: JEaec mioub geta02b6n;?ijnbe/ heeft hjiööw
ïjoogmoebtghepb felbe a& J^tefïer initïen ofFerett: bog afë W i« f ooge-p2ie|ïer Azana wet tagtig J^iefïeren tegen flonoen/ enafê hj? hier (toet toop'g toterb / foo isf&j? met mctact^fjciö fl£I] fin baöj-ftooft neflagen / en upt bentëTempet geiïooten 3ÏJnDe'
eeft hp m een afgefonbcrt hunss moetenbramen / & €h?o. 26. *^, Hy was melaets aen ztj n voorhooft, enile fy ftieten hem met 'er hael I
van daer, i Chjon. 26.16/17. b- Vr. ï©ig jjj ïn giftael Hftmïng getoeeff na Menahem ?
Ant. Pekahiajïjnfone/ ötc oocfe bianbelbe inSIerQBeamsafiF' ptxyïi maecPekah, een ban fijne ^ooft mannen/ heeft he* F fcoob / en heeft (ig feïijen tot ftontng opgetoo?pen be tjb ban tW11' tigtaer/ iJïeg. iy-*.f- Pekah floeghemteSamariaiohetPalef5'
iJ5eg.if.il. .
a vr. j©at teeberbaren heeft het Koningrijfi*: Üfraefê fo ö^
tijbgeïmb* Ant. Tiglat-Piiefar, Woning ban Aflyrien, stegen ^Hfïaetop^
feimen / en'be heeft beel boffc uut Gaiiken enbe n«t Naphtali gebs*1' felptaeg-geboert/ aïteg. if. 29 Hyvoerdefe weg na Aflyrien-
fa.Vr. aa'etenauziasinberegeringebanjudagetomen'? ,
Antw. fotham, befonebanuzias, biehet^pealijeeftbebieiw
icrtofji fn ©aber. nog in het ieben toa.sf/ iChjan. 17- '• i°'
thsm w»asvijf-en-twintigjaerouddoehy Koning wierd, 2 ïïeg» '''
c Vr #oeöanig tó fijn ïeben in frjn regeringe getaeetï 1
Ant. i|ntoasi een b20Crm «5oö.5alig honing: l?n heeft be ff' te poojte ban benCemnelgeboifot: opheeft ooftbc Anjmc"11^ ten óiöerfn getoelb gebjagt: bcfelhtge lig öjR#aef maften^', a Chran. 27- 6. Hy rigtede zijne wegen voor het aengefigte'des tfee
ren," i€f]20ni7. 3/f- % .„ a.Vr. üoi fïonb het m befe tijb met be anbcre ©panben t>a"
cTtiöa •* Ant*«Bob/ tienöe bc fonben ban fada, heeft begonnen tfj^
^uba te fehben Rezin, ben tfontng ban Sgtien/ en Pefcah, ben ^ Hing ban ^iïiïZl I 2 fieg. 16. f/Doe tog^n Rezin en Pekah optö
g:-n [erufalenï t-n ftrii de, 2 ïieg, 1 f ; 7. i Vm. 3BitTi?jopI)etenïjebtieninbefettjbbanUzias, enbanj0'
tham gep2opheteert * -.,
• Rtw f :f*ias fag/ in befe tijb bat üzias ftoifl bat hcerlpc ggw
te'enM!cha&egontep20phCteren/ €f0, 6. i. Indenj^redoedef"0
iiinw Uzt« ftorf, JJEVxh.' i-
■c 'vr. ï&a/c oter ïjeeft 2efaia<i gepzgphereert ï h
|
|||
Avond-©eflcrtiftge. 4^7
Ant. ^p heeft jrjn pjophetien begtmnenbanöefèfterpebe|ïraf=
nngen bgnöe sttiacefonöcnban<^oD3»l^otft/ öaerbyDoenoeber* HnEtoe troofïeu>1ie Moffen boo? öic ïjaec hefeeèröen: ©aer na $f'* ÖP stoare fïraffen boo?fepbboo2öe$eiDenen/ Die ronötfom ^obsi ©o[]| tuoonben: ©aer na heeft hp gefp20fen ban De 6omfie r-* Hüefiïe / enbanfmtheerlijftetoelbaben: €ndubeujiï heeft hp ™°?-fetö beheerlijfee fraetbanDe<©emeinte öe^ j& Cetfamcnit; / Jonneet pe ifeibenen fouben geroepen tooien tpthet <H5euaDen- 0«Dont»tn€f)2itia3?efit. c' Vr. HDat tttmtng i? na Jotham in Sfóa getoeefï *
♦ Antw. ©e goWoofe Achas, tieföon ban Jotham, Die een Sfifgo» ÏJn btenaec toa£/ geftjfe beloningen ban Sffrael: ÜÜJ? Debecoft 5,5Jle fonen öoog het *W 3aen / «n hp Bet atteriep afgobcrpe toe / \%.a8. i/1/3/4-
.?■ Vr. i@at ftraffe té om D,efe geöïoosiheöen het 3Lanb ban 3juba
UQ£t-gefeomen? jj Antw_ Refin, öe ftoning ban &prien/ fpant* tefamen met
«kah, öe Hfamtnggfraefé/ om hetJtomngrrjfotoangïnöanttte
iwn./ toaer Duo? groote ontfieltcnife nntfïonö te SJerufatem /
!*♦ 7- i. Achas herte beweegde fig, cnde het herte zijns volks,
• /r. j©iTöe€3ob fu(kberöelgenöooibefé©ganbni*
|
|||||||||||
hC
|
foo begeeft niet ftwbe toefen bowbiettóeeUomnuen: €n
een teifeen mogt begeren tot fnn geruftheib: 't toêffi afc b»
ll)lcröe/ fbogaf hem bef^opheet bittep&en: ©etoijfeöatöe
L:'MR* iwt ©abiöö rtertaate moefï bomt-fcomen / bat Dan aöa*
|
||||||||||
&£■;"«* upt®abibsi gefïagte moefï boo2>fcomen/ öat ban «&a>
«enf *^ niet en fmtbe tooien uptgeroept/ «Bfa.7»«'♦ Eifottu ^ ^eken van den Heere uwen God, «£fia. 7.4/14.
.vi'. ©ebben befe ©pannen ^erttfaiem niet ingenomen i
ftlm &ttn'< Bogtans hebbend' in het ï-anö ban %ftn groote fcfWaen: Rezin heeftbe ftaöEkthin-genomen: Cni'ekah twj,c Öonöert en ttointig oupfent mannen in Suöa ggflgejen / en W öwiöert en bfjftig Dttpfent tofjöen en feinberen gebanMijcft jihfP O^oert: 5E>og heeft be fttoae/ oph^ tooo:bban bej^20= IqoL ed • tocöeromna Fttmrf gefanpen/ * €ft2ón. 28.6. Pekah ^Cl.?0PeenendaghalleftrijdbareManneninJudadood, ï. Jïeg. i<J.
feii, r' ^at beöe AchazbaebePhiliftiinen CHÖe be Ammoniten Jaeftogenhaöbenl :
üebrfLfs betocegbe Tisiiat-Piiezer, öenifomng ban Iffiirien / ' "m öem at het goub en liïbec ban bm (Centpel/ öat h? tegen |
|||||||||||
45 8 De veerthiendc M
Rezin en Pekah foube optreefeen; 't toeft Ijp gebaen fteeft/ trot^
Rezin, bentfonmgban&prten/2€Ij?on. 28.16. Hyfondtoede Koningvan Affyriendatfehem helpenïouden, 2«ilfj?0n.28. 2''
' b. vr. ïfoe $ Achaz boo? fjet in-roepen banoe 3ü'flprier*" w*'
ren* «rf Ant. &p toaren fijn lanb meet tot ïafï afê tot ïjtrtpe. ©og r
Achaz meer fienaut toert/ fjoefjpoofegobfoferteefbe/ i^on.y bf. 12. Tertijd als men'hem benauwde, maektehy des overtref
tegens den Heere nog meerder , 2 «Cfjjon» 28. 20/14/ 2 ƒ. c. Vr. J©at öefonbete fonöen öeeft Achaz begaen * et
Antw. Achaztoilbe be <J5obenban®amafïu.£ bienen/ ompLf
te bjienb te Jjeuben / We fcp mepnbe bat ïjem gefiagen Jjaöben ■ S floot be Cempel toe / enbe liet 3Eltaren boutoen op alle ïjt>*L ban be fïraten: enbeatëftpna^amafcugtrofe/ om ben #0*3 ban Sfiffpnen tefp$efcen/ fo fag fin öaer een3Èiltaer/ enfant afbeelbinge na^erufalem/ metlafï/ batbe p?iefier uriab% fcoperen 2Mtaer foube aen een 3tjbefetten / en een 2Sltaer tmW^f öefe af-beelbinge: % ïjeeftoofc ïjetgoubenfiopetuptöen^1.,], pel genomen / enbe hp fcttebe be ^ee op een Jïeenc bloer/ 2 *?«,,,, a8. 24. Hy hieuw de vaten vanhetHuys desHeeren in ftuc*
afieg. if. 10/17. ,-■«*** jj b. vr. $oe tionö ïjet op M ttjo in fiet Coningrijfe ban 3ffc^H
Antw. Hofeas, ecn€>berffe/ Ijeeft tegen Pekah frjn <Contnö 5 berbmteniffe gemaefet/ enbe ïjem geboob/ fiemfelben boo? *^M in "aTfrael optoerpenbe : öefc Hofeas is ooft een goblootf &]^v getoeeff / at-ïjoe-toel toat beter nog jijnbc afê jijn fèoüj-fatc"; ^- beï»pt<ibeïaetiïe€oningin3ïfracIgetoeeft/ 2 Keg. 17- *•■ H{l5ltf de dat quaed was in d e oogen desHeeren, even-wel nirtioo3
KoningenIfraelsdie voor hem geweeft waren, 2 HtQ* ' 6- 3°_^ Avond-gefang op de veerthiende Dag van de Masnd-
Stemme: }9jW. 14. Deaerd'isorifesGods, &c. |
|||||||||
'O
|
|||||||||
t'a boIgt28matia:
?P betert beel geleben fdja: |
|||||||||
Hofeer pxbifit rn bictfjecn.
Sfraefë €omng JBnwFn'ui / 5^ecö' bie'tntet ftraü?' Ijt'elbeti met (jrm / ^acrstoang'rc ©2ontotti 'tlrjf op-fntjbtn. 3. ibï^ia tot! fcft's 't offer :
©e p?iefïer raebljem niet fo fcocn: &ijn lïraf toas" buafe lajcrne. 2fraete' fonb' ree£ in ben top: (HL-V
|
|||||||||
Avond-oeffenïnge. 45$.
iCtglar-pflefar qnam haeft op:
$temanD fton ijfrael &eb?pe. 3. lehastoengtgiuöatotöefonö';
Pekah maefet met Rezin berfconö ©m ^mtfafem te beft$Den t 5^e ;f>taD ontging Doe nog öe nooD:.
§?og Pekah jioeg Dutfenöen Dooö / 3fn 't ïanö / en rooft aen allen sjften. 4. ï|oe fcherp Dat Efaias öjepgt:
3&e €oning 't herte niet en neigt: 3&e Cempel fireeg een nieutoen Sfiltaer.
5f jïaelö Sp haö mi ftaer ftraf: ïfofeag Scepter lag in 't <S3?af. &o maefct oe fbnöe haeft De balfefeer.
^^___________________i_____________________________________________,________________'
Van Hiskias tot Hofias.
De vijfthiende Dag. '• Vr. i©ie is? in juda Coning geiffluDen na Achaz ?
h Antw. ©e«©óDjaligeHiskia, oudsiJnDebijfen-rtmntigjaren/ re upt De €oningltjfte ftarame jijnöe gefp^oten / ban Achaz tot een we toa>ï aengenomen: hn heeft negen en-ttointig jacr te 3ierufa* 'tt gecegeert / ifieg. 18. r. HiskkwierdKom'ngioIuda
b- Vr. 5^at heeft hp in 't begin ban fijn regeringe geDaen ^
lAit Hf p heeft De berballen «J&oöjs-Dienft 'terffonfi gerefojmee rt: lm s £ft ö^ metafen Sfatige bert$jfelt/ Die Mofes nu otier öe fei u ■ S* a8t'^n-ftointig jaren gemaefit haDDe in öe. .Boeftijne / aai ^ «e fcinberen gifraelj! boo: öefelbtge roofiten: <©ofe heeft hp bm Q?W geopent / en Maft/ Dat De Pnefters en L -Wt™ haer felbcn, f '»öen fonDen / en Den Cempel fiipberen / i ïïeg. r b . 4. Hy heeft Kopere Slange verbrijfelt, i|Seg.i8. 3/4. 1 Cf^Otl. 2.9. 17.
Vr- ïfoe heeft hp Den Cempel boen hepltgen^
Sfïia' % h^eft op den eerftcn en op den a^ften Dag ban Deeer* Wf?raent/ alle berfofprclenöaer tipt Doen bjcngen' miieöacrra ^rt* mftf>et 3MS/ in grotebtrjDfchap/ öóo'offorJianiïeDen bf, ^Waehepfigt/ enhet©ol6berfoenömet«3oD' iChm^- Wel ü ^ l™"1611 totHiskia, en fv feyden, wy hebben hetge-
c « Huis des Heeren gereinigt, 1 €h?0H. *9' ï/ f. '. r- S9atheeftHisxinmeergeöaenboo:»De<i5o&? öt'eniïJ
te «»*■ f p heeft öoo? "Eooper^ alhet©olft laten notiigen: om Wm IalEm ftct öaefch feeft tehouben/ 'ttotffimt lange jaren' ^ort toa!S Ctetoeeftt llle DegjnbwanDer^baniuda ^ïjnöaer «'«omen / ooft fommige uit Sfftacfe maec öe meefte in ^ffcaefó
€oning=
|
|||
460 Devïjfthiende .
Stomngrpegtu&tnmetoefenooDingegefpot/ iCgjoti. 30,1 °. v
belagtenièen befpottedenfe, 2 Cg2Ón. 30,1/ 6/ 11/ 12.
c. Vr. Wat tó nier op gebolgty rf
Antw. ©it jfeefï gegottöen stjnöeopoen beertgfenDen öflö^
ttoeeöe .ïüaenö/ Detorjfe öe reintgtnge ban ïjct ©oïïi enteif" föempel/ op üetKertt)teniie öacj dcc eccfltec Jtlaen^ / nog niet»1' regten toaiigeftgjeD/ #o t£get©ol& genen getroefcen ooo? #£ ftcöen en plaetfenbangetïanD/ enöe fy ïjcbbcn alle 23eeIoen *' Altaren oirr-getoojpeti/ en alle 3EfgoDt|ïge 23oflegen itttgeroei'1' 3. €g?On. 3 «. 1. Sy braken de op-gerigte Beelden, n
b.vr. iBat geeft Hiskia gl meer. geöaen tot get reformeren»9"
Èe<£öoo£-Dienft* ., Ant. $fu geeft tie beröeelmge öet Priefteren en Der Leviten nfl ^
Wtt gerfïett: i? geeft gacc een goeö tïufe gelD gegeben dj1 ^ offerganöcn toel te befo?g*n; en fin geeft fcetofi Dat get ©olft %{ eerftciingen eiichienden tot oen (Cempet foiiöen brengen/ 'tb>c' alteneer cberbloeDiglpté geöaen/ 2<£g?on. 31.4- Hyfeidetot^ Inwoonderen van Jerufalem, dat fy het deel der Priefteren en <*
Leviten geven fouden, 2 sJEggpll» 31.2/6. a. Vr. foeleefoefistó- snflj
Antw. <©antfcg bjoom (n atSoö^öienfïig / Befftrëtj^nW&Ss berfrgepöe ftyjpgeteri / afó oafeboo^Hofeas, jt>i«bJeIfe£-en-tW5
jaren gaöoe gep^eöifet' 2 ÏÏCg 18.6. Hy kleefde den Heere aen, a]
en week niet van hem na te volgen , ïfóf» i. 1. b. vr. $eeftHiskias geen ©panöenoberbranneni ^
Antw. 3[a ftp: toant hp geeft De pgt'fi|ffjnen geffagen tot G**g toe; en oat bolgeité get gene öep^opgeetgiefaiasgemboo?!1-^
gaDDe/ 2 jSeg. i8. 7. De Heere was met hem, over al waerhyhen
trok, 2 «eg. 18.8.3?efa. 14- *§■ >
c. vr. ïfoe fïonö get Doe tec ttjD m get Stonmgnjfe ban %r&1 '&
Ant. Saimanaftèr, De iiomng ban 9Cflprïèn / gaDDe üoie^ ., ïtoning ban gtfraet fn §n magt / aen toien ï?ofea.£ jaerptf %
fegenfen moefi opbrengen: Jïiaer al? Hofeas een ©er&oiiö ^, maefetgaDDe metSo, Deïtoning ban€g«ptcn/ enoofcafcy;.^ tjefcgenfcen nwt troute'lp «p fciayt / foetgsaimanafferopg***,'., fen / en geeft Samaria, na een D;ie:jange öetegcrinqe/ tngfl'01/'.^? Ï?P geeft tgi'en fïammen ^frael.s geijanMptoeeg geboert/eö "^ gaer Doen tooncn in Meden, en Daer ontrent / ^ ïïeg. »7-ó' voerdeIfraël wech na Aflyrien , 2 ïteg. 18,9/ 1 o/ 1 1.
b. Vr. %i Dan get lanö ^jïaetè otïfebjtmnt rtebleben J .,,5«
Ant: ieeti: JBaet oefening ban 2lffnric~n geeft berit%:
l&ipöewn ober- gsfcgagt tn get faitó 3frae# cm Dat te föto#|#
|
|||
i. Avond-oeffeninge< 4tfl
W 3tjnöie©tótoen/ Detoelfce inDeïjtntige&e^'fture genaemt
jBDJben / Samaritanen, aïïeg.17.24. De Koning van Aflyrien
k'agt volk van Babel, envanCuta, Sec. in de plaetfe der Kinderen Sfiaèls. c Vr. 50a); <©ob£-Dienfï ïjielben Defe&ieben *
teAnt. &p Dienben eertifjare^epbenfrlje^oben: J&dct-afe'De jWre ïjaerhterom piaegbe 0002 Heetttoen/ fcoljeeft beftoning stoft ceng?jefïer-ban3ifrael toe-gefbnuen/ Die |jaer leef öc Den ï?ee= 'feöieneil/ 2$ïeg. 17. 33. Sy vreefden den Hcere, endedienden
°°k hare Goden, 2$ïeg. 17. 25-/28. 5-Vra. gjg Hiskias, öÊ ftoning Sjon 5fifi)fl / niet aengetafï ge-
^öen ban fijn ©panDen * Ant. 3;aïjp: ï©antSennacherib, De «fcming tan SCfl;peten / i£
|tyt een groote macltf/ en met een ïjoobaeröig gcmeeD tegen 3?ertfc' mm opgeisomen: gebguifienDe tot ©efo-oberfte tóen fafïecmonö |
|||||
ifafee/ 2Üeg.i8. 30. Hy feide tot Juda, dat de Koning Hiskia
niet en doe vertrouwen op den Heere. c vr. ^oe &ielD fic& öe «oning ïftëftta *
. Antw. i^eïtoningMafie/ Datmenfiatifafcenieteentoaojben '^e antüJoo?ben; felbeging ïuimet DjoefTjepöm benCempet/ rJotib fgnfobelingcn aen De Jfcopfjete gjefatajs/ om {jem oefe gingen nefeenb te maften/ en om frjn raeö Daer tegen te her* [j*V lïïeg. ip. 1. Hy bedekte fig met een fak, endegingin het
,u* desHeeren, % ïteo. rS. 36.2 ïïeg. 192/3. b-Vr. j0atraebïjeeftïjemDep?op^ectgjefatógegebcn*
jjAnt. ï|p geeft fjemDeb?eefe öenomenboaz tófafie/ enöeT)» gHt De Woning belooft een bofêotnen öetrjïjDinge tegen Defen. tó ^W 2Ïïeg. 1932. DaKoningvan AfTyrien enfelinde&Stadt
t komen, nogte eenen pijl daer in fchieten, 2$teg. 19.6/ 12. • vr. 'ifoe ijs §}mifalem ban Defé ©panb berfoft >
%"?' ^e ^ecre Ö^ $n ^°9^ 0£fonö«i in Bet S.egec Der SBffp*- feji.^/ betoelfee in eene nagt gebooü ïjeeft onbec ïjaec ïianöert cjt tCt!hCn-tagttg Dttnfent mannen; .5>aaDat Sannachenb ïjeeft moe* h ri 8t nmml cnöe t£ &1^ 3'ifisert sfjnöe/ f$ ïjp ban jijne eige w" gebOoD/ 2 ïteg. 19. 37- Het gefchiede, als hy in het huis
„ roch fijnesGodsfigneder-boof, dat fijne twee fonen hem floer Y>«letden fVaerde, 2 jfeg. 19. ?f. AVr- *f oe ftonö net met Hiskia na Defe bertoffinge i
mr*' ^&ia biel in een groote feaninjepb/ foo Dat ïjpopjjet ^'Mt v m ban be ^M^cet Scfatajü /" niet anDer£ al.ö De Dood bet* HÊtJI g/ iSfieg.zo. 1. Geeft bevel aen u huis, want gyfultfterven b. Vr.
|
|||||
4<?z Devijfrhiende
b. vr. $oe öjocg ttgïltéfeia£ in öefe feraniigeiü i ■ J
f. Ant. i?ntóröefintotten^eete/ ï)pjlteteenineenög; g»W^ nogtan£ getroo|ï in get getungeniflfe ban 3ön goeöe confeientie / «Éfai. ?8» 3. Gy weet Heere, dat ik met een volkomen herte voor
gewandelthebbe, 2 0eg. 20. 2/3. . c Vr. g^ïltéfóa^banötefóari>iögefïogbeii* ri
A nt. $een gg: maet öe tecre geeft jijn ïeef-tgb nog tot WftW
jaren uit-gerefct: en nien geeft aöntoonoenöoojplaefieren ban *%
Jen genefen/ 2 ïïeg» 20. 6- DeHeere leide, ik fal vijfthien jaren t°
uwi.* dagen toe-doen,' aïïeg»2o 7. • c. Vr. <©nt|ïng Hiskia niet een teifeen ban <«5oö obeé jijn aenffö^
fcegefonöfjepo* , Ant. gfa* taantopsgnberfoefeöebeöefeereöelï&aouïoeop-;
&onne-togferban Achaztgiengraüenternggegaen/ 2Ïïeg. 2»-» ' Hiskia feide, dat de fchaduwe thien graden agterwaerts keere. • ,
b. vr. ïfoe kefte Hiskia na öe gerffettinge fan pi gefonögep11 u
Ant. ïtuleefteöooggaen^teel/ nogtangfootégp getallen f^L fonöe tan googmoet: mant até öe gefaiiten ban öen ftonin>L
©abel tot gem gefonöen $n/ om gem te Begroeten ober #A, fonö tooz&inge / en ooft om te bernemen na öat toonöer-tefcen «& öe êonne-toijfer; foo geeft ijp boog gaerüogen met alle ftjne*' nfngöjfe fcgatten gepamfct/ 2 Keg. 20.13. Hy toonde haerW gantfche Schar-huis, 2Ïteg. 20. 12.
c.vr. ï}aetéöitï>n<©oöopgenomen* -.-p
Ant ©c fyeere geeft Efaias gefonöen / bie gem geeft aen-ïF%
öatöe&ming ban ©abelfoube tomen/ enaneöefe&rgattf1' %aM opboeren/ enöatftjnefcinöerenin ger$ofi>an2Ba&enH' öen moeten ötenen; 't toeft üfêfeia met onteröanige ontering ge geeft acngegoogt/ 2=Keg»2o. 19. Hiskia feide, het woord" H'eeren is j;oed dat gy gefproken hebt. 2 JReg. 20. 17/18. ^
c. Vra. gijn öe Koningen ban BEffprien /"öie <0oö£ l&otfi 1b° v
eltenö' gebben aenncöaen/ noit ban <6oö getiraft i . m Ant. gia: toant te fóontng ban 2?abplonien té tegenzet*
ningrtjfie ban Wfmm op-getroeften / enöe geeft get feïbige v°. toonnen/ engegeelteneinöegebgagt/ €jeeg. 31.12. Detyran"* fte der Heidenen weyden haer uit, ^eeg. ? i. ' f / 17.
a. vr. ï©ie té Koning getoogöen in Iuda, na $f téfeia J ^
; Ant. Sijn foon Manaflè, öie btjf-en btjfttg jaren geeft gtf^if Sjnöe een feer goötaté Jfoning / 2 fieg. 21.1. Manaflê was tw
jaeroud, doehvKoningwierd.
b. Vr. naat fbnten geeft Manaffè gepteegt > ü.(fc&
Ant. $p boute de Hoogten taeteromop / öie stjn ©aöer ^ |
||
, Avond-oeffeninge. 4<?j
öwöe ottujetoojpen: fnrigtebeDeBaaisSltarenop: ftnmaefete
«tgoDtfcfje 25offcf>en/ enDeboogfig booj htttytpi Degfemefêj w oebe jtjit fonen üoo? fjet bper gaen / en pïeegoe guicftelerjie; f j jooberöe/ en pleegöe 5Puibete-feon|ten/ 2 ficg. 21 • 6 Manaflededc £et volk dwalen, foo datfe erger deden als de Heidenen, 2 $Seg. 21„
D- vr. i©at fïcaffe i& hietam ober htt XanD gefcomen >
v Ant. SfiijSManafle niet en Joolde na otDjepgementen <©od^ooo2 |
||||||
^
|
?a>)g/ fon^eeftoe feere einDeuj&Den inoning ban SDflTpricn /
J'öabciEjgeerDe/ tegen ïjemgefonDen/ ban tote Manafle met tt jwce feetenen gefaraoen na ^abettégeboert/ iEeg.21.17. ik r'Jetufalem uitwiflèn, gelijk men een fchotel uit-wifcht, 9frl'. i/.
**C(f.4/f. 2C&7WT. 3j.11. c' Vr. 3j|ne Djoeg fïjj Manafle m Defe 3üne gebangentffe *
«Ant. Manafle toierDprOoo^oberneDert/Dat |>p)tc& tot #oa £?«tDe / en öat j&p om genaöe «Bod aen&aD; Detoelfiè ïjem oofi & Mieb: ï©ant De fóontng ban 25abel fiecft &em1i>eDerom b2? Ia* ^nDtnenöaen/ 2<£fJ20n.33.13. DeHeerelietfigranhemverbid-
11 • en hoorde zijn fmeekinge. '• Vr. 3©at Danfe&aerïjetb betnee£ Manafle boo? srjne bertoflïnoe t
t,Ant. $plenoeeenfjeelanDerleben;toanthpDeDeDeb?emDe<&o* jj*n totg met gaEe Staren: $p ricfjteöe oe«; peeren 3£[taer toe/ en* St°» e &flei; °P &?anb-offer/ «1 Danfe-offer: €nbe ïw gaf ïafï aen £c »o[fe/ Datfe Den ieere alfeenp fouDen Dienen/ 2 €h:on. 3 3.1 ƒ. / nam de vremde Goden wech.
■ Vr. ©ie jg na Manafle fóom'ng getacuDen i
fa* Amonjijnfone/ ouö jijnDc ttoee-en-ttotntfg jaren; toeffte Q. üoöiooföjfc geeft geleeft/ ja erger Dan jijn©aDer Manaffe, beföP cnberneDerDefigniet booj bendeere/ zChjon. 33.23. a pArnoh vermeerderde de fchuld.
binU*- J®at©20pf>eten sfjnoergetoeefïtn De Dagen ban Den ïio-
"» almon > ^nt. <&nDer anDere lyoofigeiBïïfiDe^opöeetZephania, De*
hffïöe ^nbe ^311 oe sniote/ en ban De Meine/ met stoare firaffen fc5:8eüjepgt/ ^epf». 1. 3. DetL-ereieid, ikfal weg-rapen mon-
Qenendebeeften, ^epft. 1. «■ Avond-gefangop de vijfth Jende Dag van de Maend.
Stemme: Pfaf. i. Dlenietengaer, 8cc. ■■■ -* <©e feop'K jèlang tosecD DaeD'Iffii inech geöaeti,
$1
|
|||||
4<?4 Defesthiencte
ïfp öeeö Hst boïft 't berfupmbc Paftïja bpereli t
#pfupberbe Dt^ (Cempetë offer-bieren: <©e @fcempel-bienft isftoan ïjem bati gefet. - «Ên allejï maefï toeec gaen na i5m$ i©et. a. ^et bom gtfraete toapupt 't ïanö gebwrt:
&et ïfepDenfcl) ©oln in plaetjS/ imerb fccr öeroert / <É>do? Sleetttóen / om bat fp <ö5ob niet en eetbe: föot ijacr een p?iefïer €>abe!ü anbergletrbe: 3Dttó bienben fp Den «iBob ban gifrael: jaaer 't ïJeiDenDoin beïjaegbe Ijaet oofc bal. v &annacheribqtiammeteen macïjtig ©olfi t
55e laffer- monb R«bfake toSHS frjn (Coïfe. <6obp <£ ngel lïoes beel buifenben ter nebet / &annacneri& en nuam boe niet meer toeber, iBant fcnoon np bon? be£ €ngef£ jtoaert otftbföafi» &ijn bepDe jbnen ftoegen ï>em felfV Dooft. |
||||
Van Jofias tot Nebucadnezar.
. De fefthiende Dag. a.vr. ï©ietéAmonmtieregeringeinjudageboIgls* . ,.«
Antw |Sa nem # be «©objatige Jofias «toning gebieep / WL
$n jonge tarea Den $eereï>eeftgefocl)t/1 €Hpau^i- P^.^de
een Jongeling was , begon hy Jurias-njerufalémte reynigeri V*0
Boflchen en van deBeelden, ï Cf)20n. 34- f/ 6. b.vr. ©eljertigbeftpbeferefojinatieöe^lLanbisI Mj
Ant. -gpa ïip / «o betre / bat fj? De#?tefl:eren Der fjnogten «wj^
en DatJ)pbebfmberenbanbiege|ï02benbMren/ terJbfanDew 3fcfgobtfcJje 3Ktaren/ 2 ïïeg. 23.8. Hy ontreinigde de hoog1
2 ïïeg. 2?. 4/1 »/**■/*& . r>> ...
c. vr. HDicrb Jtet niet ban 5jotia«; een ottbe Jp?op]jetie ben)»»- • {
Ant, gtafiet: 3©anf|p/ binbenbe fjet<©2afbanbicf ?"?|wii betóelfee ober b?ie Jjonberten bijftia (aren tegen btenSCfgoJ'Ö ■3Mtaet gep?opfteteért fiabbe/ inilDe" niet bat men [jet«3?at IV' roeren. <£n fsototerb gebagt aenbe pjüpöefiebaribïef 0^t- 2 0eg. 22. 18. Hyfeide, laet hem leggen, dat niemand zijn be
ren verroere, i)tt{I< ij. 2. a: vr. !©atPjopheten ïxbben op befe ttjb gekeft i , ffj tf
A»t. ©e#20pï)eetjeremks geeft ontrent öefe njb beging )?JOp5eteren/^fer. 2 f. %• In hetderthiendejaer fofie, %lt* l'
c.vr. i0at^benïn^iiöbanbep2opljetie5lerernja^ m$
Antw. ï|p fteeftfïju gantfiïje toerli gemaefitban be Wf»^ïyg
bet patel en'ban De boo^fegginge ban Cmö.s oo?beelen: ™jp
|
||||
*, m . Avond-oefTeninge. 4<?£
««JBofl? *• ?ffr na ^m met: gff,oo2t/ tot Dat f? j^ïiahMfffi ns $Sa>
"fcl/W ftebnert / en Dat tfflf&anjröenDe&taDnantftH.berfosefS b Vr. .---'t ;■;, ^n CfmpcTnictgcfüPfem *
» ••'•:. TiahP: taant thpïjceftalf^afgoDifcfteg^rce&frftépt>jte8 *w?tfij Lr.;ia;n en trr&;antieht ^uo^berDcfci'u-'iutingeijïfitt • Nl" - M' (; üKlmhDïii lii ben €cniptl' cn tut -ÏDfiari «en^attj
1 «?fl. -T.4 Hi verbredealfe<<ieper«^fcba»van B*al, i Ifeff.i*.^
c. Vr j*6,. rrirtii üg gfofifl ober hetbm&èn ban bit JDet-boeftl
. A'"- ï*» f n \;óo? fffui 't gek Daer in grfcfaeben ffonö / tetff j'"t ïii vif r-iDt / 'Dat'rr ?tnprotmtc02n4BoiisTober hetStanïi 'n^ fcan te. f. iioê&egan: afcoterge/ fofó^hcrtefrerontfiéfc fltU'o?htHI Mi <t a!?: hn fioojbè uwt Denióüb vanbei&.-opheteffï |~£ . bat hg i'C0int)^ot fcube forten, tot.» hg cctrootlgetoeeii/ |
||||||||||||||
a
|
5f5- • *-H- Oifliiatuherteweck geworden is, ifjeg. i2,.ll/*§j
|
|||||||||||||
'^Bn.?4s8/9?.ï7
b Vr. n^tiireftbÊïwnihgóeDaen/ om&etSoffimetfiïB^
c«btrfc<«icn*
j. A^. ^n!ntft,irH.^terfame[tmDtn(2:emj)^/ eneettSer*
ff? stnsarK/ ö.itfi' m inm foitóen Dieren/ gelp fjutooft geöae?!
^üUï n fo i ange a)t- g 0)]g i^efjey 2 JReg. i ?. ? • Hy maïkte een ver-
t*-vr i*ffft '^aiia inettaat wtmuhtenDe gcDacn fntejïfgtef*
***«nD)HfcnfN , . ton'nt '■'a ^': feant%frnferrarotóPaef#Teefrgtrwi5rnfteefU
(ï*«ir[ftr N / afëeen 0efttten&/ ïtfbe gaf Dertig Diipfent lamme* ji" «il -ip.oiten-boifien/ met Dj-eDapfentSimberen: 3Clp> catjeii , M!ic«Si1kvft?emgrootBcraibanbee/ * €£20^38. i. Daern* ""« lofia Bd Pifrha Aha ft.- - - te jerüfalem.
'Vl' ^arféw^sgcfrojöenJ
§.*nt %H (.tl mi een-en-bertfg jaren gerrgeert ftaDöe? fbtaïöc te ffl?° Kr-cho ■ toning barKrr-mten/ Doo2 3tjnfanD treeften/ om C«W cnteaïn **" ^"^tmi 2Bal)^ronien: 2tl-noe-toei nUfff* ton/ * aWfe:b van Ph*ro, bat ïi|> f.jem niet meinbe te tocuïo- |
||||||||||||||
11.
|
||||||||||||||
A,
|
Birioo: «5oösf f*offi beeï aen oefen ïiaren ficming *
|
|||||||||||||
*nir.TV &eer'beet/ teant fmtawfecr<5btfaltfl/ Daermtiïjeft'
t 'ïetjifffröeterént/ en%remia heeft t&i Itlaeg-lftö op.$ri <0 g öoös
|
||||||||||||||
4<S6 Defestliisnde
bOObgemaefct/ iCg20!l. 3f 2/. JercmiasmaekteeenKlaeg-liö1'
tttjiizó.
b.vr. J^ïefjfna lofias honing 5253Jó2ösn?
Antw. ^etbotfi geeft ftjn rotiaitmfoncjoachaztotfiommjö';
msefet: ®mM} gat-nas |5jn fone. Elkkim, Die ttoee jaren ouöer W& macr gn toarioeibe niet in De toegen De^ ïfeeren/Daerom fêttebe W Pfeirao Necho af / gn&ona gem/ en ocitröc J)«n af na <!2gpptcfl /. tïeilenöt.fijn S&oebet Eliakim infönplaetfe/ Die gnoe naemö™ taan jojakim, fCC, 22.1:. lödeplaetfedaer hsnenfy hemgevank6"
lijk hebben wecb gevoért, fel hy ftervcn, 2 ïïeg» 23,34, c. Vr. aDierDIjet©aI!iii3ali5n!Ctüeïafiiian Pharao Necho?
Ant. fa/ toant gn geeft ïjct ï anbt opgeieno een boete ban ifif bert taleaten jïïocrs - en ban een talent gout.* <©m befe boete opt6 ïuei jen/ geeft Eiiakirnjjetbot&gefcgat/ 2Ïïcg. 13.35-. joiaki* gaf :!.it goud en filver aen Pharao Necho, 2 Cfaüll. 36. 3.
a. Via. ï|oe öioeg lieg get bolk cnDet oefé" oienfïbaecgepb &#*
Pharao Necho ?
A ntw. ;§>» toaren anbjilïig om gacr. fetben onbet bie bienfftW
gepb te bujgen: JBlsjeremias-get 'öoÏK aenfejJbe bat f? afé ï"0 fouöen gefïtaft tooften / moten ft nog ongegoo2faem bteben on^ bit tan: &00 nebben gem be $>;iefïer£ en p?>pgeten U$ bo<J£ fcljulotgbetMaért: boel) Be©02|lengebbengembefcgertnteni^ tlZïjö/ %tU i6. 16 De Vorften icyden, aen dele man en is geen o°(
deel des doods, 3pT»ió. 11,/ 14. b Vr. ï^eeft Jeremia tint b?eefebe^bootKti na-gelaten ïjet boft ^
fe buigen bojber aen te feggen i Antw. Been hu: JHaer gn geeft Oaer-enboben nog bitboy
fenb/ enöe belaft/ öatfe benJfanragbanSBabet/Nebucadnezaro^ fottben moeten onocröanig toefen/ toaet toe gn jocken geeft 0£ maefct/ om üefelafftebeterafteoeeïöen/ gfer.27-1*- Hyf<i je tot Zedekia, den Koning van Juda, brenget uwe hallen onder 't j°
des Konings van Babel, endediend hem, 5let/»7- 8. b. Vr. 3fe Nobucadnezar op-gekomen tegen "jfcnifalem i , ö
Ant gja ft»/ toant na Dat gu <£ gnpten gabbein-genemen /1" fefgn tegen $[erofalem op-getrocfcen: g» geeft be&tab nvflPjE
men/ enbe eenige baten ban ben Cempel na 23abel geboert / «^ oofcbe ftoning Jojakim', inttoee feoperefetencngcbonbensijt1^, iCgjOn. ?6\ 7- Nebucadnezar ftelde die vaten in zijnen Tempe'
Babel, 2€g2011. 3<5. 3- c. Vr. 3)sbeloning Jojakim gebangen geMeben i .„
Antw. Been: maec Beburabnewt geeft gem to-s gelaten / K HisJnregetingegetiïelb/ onbec belofte ban onberoaniggenb; toa11(
|
|||
Avotid-oeffenïnge. . . . . 48? jj
mM tyt jaren fytft gecontinueert I moer öaer «a rebcïleerbe &p /1 \ Ö* 24- '• Jojakim was drie jaren zij nKnegt.
b-Vr. ïfoe^anbrtbelkotffabnejarmetttctMïiJ , :
Antw. $p rjefófïe öattwnim'0eftöóonetnberfïanöi0c3lt*f I
LMingcH/ otebanftoninolpenfcfoebefojaren/ fcubc na Babe] boe* | r*n / tri bat men öefelbige m öc Cpfoeeftïje toetenfrïjappen fonöe Jtoöetftójfen/ op batfe ban boo^ tem feuben ftaen infijn ï?ofo i?jt «ilbe oc6 batfe ban oegïfohmgglplJfeetenfouöetW cp batfe bet en j°elgebaen fouben tobben na ben negante/©ait. 1.3. De Koning 'tide tot Afpenaz, dat hy voortbrengen ibude uit de kinderen lfc-
!*&. ©an. 1.4/f.
a- Vr. grjs ött atfoo ffcftïiieb Ant. ^a/ cnber befe toa<s Daniël metitjnbjte JRece-ereffiïen/ **»nania, Mifaël, fliAzaria: ®OafP iPlTDCn böll bCi" fftOTrg.G'fptift
Weten/ om niet benmtrepigt te tooien: mm$l$$t o»
Baet etnfïig berfoefi/ ban het Gezaeyde aten / cji foater ö^chficn/ '° #n fin öaer 0002 feer bet en jjtat geiDoiöen/ ©an. t-15- Ten einde ï*n thien dagen, fig men dat haer gedaente fchoonder waren >
^aiUi.8/io/ia. & b.Vr. foefïonbj^tmetfatanbereberfcban^uöa*
Ant. Sfiljifp/ bie in fjet Hanbt toaren ober-gelaten/ boo2tBtn= ^1 in ongefioojfaemïjeib tegen 4?ob ' en tegen benoeming ban •*aoef; foo leeft fjaer Jemnias bcoifeib/ batfe afle na2P>aMin JWoernue fouöen geboert toojoetn Wta ft? bebe ocfe belofte Daet g!/ batfe na tfebentig jaren berïofïfbuben tooien/ S&- *?■**• q^gantfche land lal worden tot een wodtheid, tot een ontfèttinge,
-^r.zjvö/p/ 12. jC.yr, jgat:ttftengaf jeremias banbetjafh'pï-c^b fijnerv^m--
%nitw' ^00J ^o^feft 6efef)»e;f^aiïe^neü2CbftatjeatnefÖ
th « ^oacc tot ben bienfi ban B,*rücji gefciipenbe) Die Ijp na D2ie- W 'ö 'artn *,aDÖC 8^'?fölfet/ ^ tecIfi ^arudl ol'oe *wt oroote d rHUJtingcn/ ^tï.ió.z. Neemt u een rolledesBoeks, enfciunft
1' 'lr °P alle de woorden die ik tot u gdproken liebbe, van de dagen •»"''? aen, totopdefen dag, ^Cr. 3 ó.'? / 4/6. ■ c' Vr. =P3afr fDe ftaö d5ob affe bic p^btratten laten ferftfofiben i .
j.^ntw. (©m öatt 0002 netboIB te bbertisuïen: bjant aï£ 't bofft ^en Biddag te!ïenifalembMs/ 50 jnnflBaruch met batStoeft j «fnCcnipct/ ^er. 36. 6- Gaetherreft, leeft dele woorden voor
a °vren van ?antfch fuda , $fer. 368/9/10: ^>itm ^öc *Wttów^fefen ban befepjebiratien fcp Set botfe op-
|
|||||||
450
|
iiitj
|
||||||
4^8 De feventhiende
Ant. 38(j! oe ®02fïen ött öooiöen / foo fonöcnfy Jehndï tet B*-
rach, om befe pjcofeatlen ooft te noorcn; 'ttoelfealjjBaruch bebe/ foo fetöenfn/ bat frbit ben Honing fbuoen öeftcnb maften/ W gerröe öaerbn/ batBaruchenIeremiasïjaet feitenterueegentö^ pen: Bamch toccli gatnbc/ liet beft roiie in ben Cempet/ bebjel»* at^öe Honing ïjab laten fjalcn/ en batiehudib2ieofbierblabetf» «clefen ïjab/ foo fnecb ïijfe met een $txm-ttix$ in fïueftcn/*" toierofe opïjetbper: <0öfi fonbbe Honing om Jeremia en Bamc» tetiangen/ 3Jet. 36. 23. Hywierpfein'tvyer, totdat.degantfto
ralle verteert was, 3Jer» 36. 12/ 14. a. vr. if0« b2oeg tig ieremias in befe fafte i
Antw. ©002. 4&ob£ la|ï uefcl)2eeffj!ieenttoeebcrolle/ en fep»
öe Honing niet alleen acn / bat bp ban ben Honing te 23auel fouDE;
obeflnonnentaojben/ maec ooft bat Ijp fonbecüa fatenfottben w>
en bat;ijn boob XieTjaera onbegraben foube taecl} getoojpen b">?
ben/ %tï> 36. i8. Neemt u een andere rolle, endefchrijft daer op w|
deeerfte woorden, ^tT. 36. 3o/ 31. c.Vr. ^oefaeftl^tbeHoningiojakimboajtëgemaeftt*
Ant. Ba öat hp b2te jaer aen ben Honing ban 2Bauel taa^ onö% too?pen getoeeft/ foo tjeeft ïj» tegeitf tjem gcreuelleert/ toaetoni °^v ïwleeteberfcïjepbe ©panben tegenj; tem gefonöen ïjeeft/ * ^*5' 14. bf. 1. Hy rebelleerde tegens hem.
AvQnd-geiangopdefeithiendeDagvandeMaend.
Stemme: Pf.n. Doet ons byftand , Sec. i. T <©|ia foetert/ 't geentoeerfoWfoebozben
I ©oo2?ümon: enï)po2anbgeiio2behueen ■*• ©anWgobitien '■> nu al lang ge(ï02ben / <2n fooberbnlb I)p 't ouöc tooo2b niet een.
ï. 't Serioren D^t-boeft t£ toeber gebonöen / ©ité maeftt be ©02|t met 't bolft een bajï berb2ag
(SJegen afgoberpe en anb're fonben /
©aec op foo buigt bie fjecrlijcfte ©aefeïj-bag.
3. ©'€gputenacr toouö' boo2 ^jnUanb marefteeren:
lp toepgert/ tegen 't tooo2b ban be $?opïjeet: ©t©02ti meinb' Pharao te oberfaeren / J&aer aeï) l fecr ïjaeft taa>t fycm bit lïrijbcn leeb.
4. 't ©otfttoilbc onber Pharao [ïg niet foupgen:
&p ftiefen felfis een Honing na haer toil / Schoon bat haer ^eremtag quant betuigen / ©at ïjet ïjaet pligt taa$ fïg te houben ftfi, f. j^eïmcaonejacljaö nu in-genomen g0.
|
||
f »nïanö: & toon öaer Sftiöa fan /
^V?K <P>anncötoe£>a,cröen 3tfoo0crn. . «Nebucadnezar tot her einde van het Koninklijke Tuda.
{j v w . De fèventhiende Dag. pen bpr ™Xln ^e '5C? toari:n °"öcrtoefjn in aüe toEtenfehap*
^2Sl«i^nienw 39« C^.»eOe-sefeuen (te tan gefi! ï/j^f' '• 2°- ^Konhighevondfe thienmaél verftandi-
Vx, ailedfTo0Venaersen Wacrfeggers, ^flfl. i. f r«far/m P'Önöe * J°'akim ï1tm1"8 8£torc,i Dlicr ^"Mfi te 3*
Sffi"(^^WWt/ïEr' "■ '9- Met een ezels bè-
' Vv mthytRrivmworden> 3ffr- 56- *».. «bon. ?<J. r-
AnV ^ - i.iv**amnö jjetoojöen na öe Dooö ban iojakï KffimWS? ta'*' intecrom ««meer al? igfejaren heeft ■
S «4l€km ^-Uy dete dat quaed was in décogen dés
Am S" reÖCCrÖe hP "'Ct lm(W * ^'WnThf ^SirWa?e derebelIie to«" mn ©afrer teeten öe
Cffi?l^ f0°1?' Neburadn^8etónien.tegen 3» ^#ffi&tt/^BtWni tm &*& ^üonfnetioiachin «e IKSKfe; 2 n!(c lV ^0Dtcn ****** / tnitfnaöei* ^SSf&nïrt/ na2M)fI »*P« (altoaerioja-
** iSffiS«5 f1? W f^-fetenrcnt) latcnöc altontp ftt S^n^f V" Han,dC ^ Hl"'S deS Hetren > cnde het hu's des
H 'W ', 4|aderS alle,hm en delGroote teJerufalem, 2 Reö.',4. *«omtmmcaiaan, mteitruhkmwwmwktmi
<©tf ? Antw
|
|||
47<3 Ds feventhiencte
'T Antw. Nebucadnezirïjeeft Mittania, een fOOtl ïian Ö£M ÖOnÜlf
Tofias, ftonintj oticr Jjaer gemaeïtt / möeptaetfebanjojakim, en
geeft Ijemgenaemt Zstfeküs: ©og öefeljeeft ooft tenen ben W tnng'toan 2&aM geteMIcett; fjn ïeefDe feer goQlooilijfe; oofclect' öeii öe ^teftecen en i?et Jjóïfe feet Gobïoofïtjfc / fpottcnbe met os Jöamienö5ös/ öïe fjaet tegen öe fonben quanten te üjaerfchoit- }Uen / • i €f)20t3. 5 6. 14. Doe maekte de Overfte der Pnefteren, ef
al het volk, des overtred-^nsfeer veel, na alle grouwelen der Heide' nen, z <&}2fm. 3 6. 1 fj 16 b. yr. I©at f jopïjeten fjeöüen fjet Mft Doe onbertoefen i
"Ant <©nh* anbere toa* infanberfjeib [eremiaïjiermfeenifc^
¥13; F$ <bnti ban 3ferufaïem ÖJieben naöe 'ïjaben öie te35abei Jnaanaen / toaet in Tjy fwec bermaenbij / batfe tn m'lfjeiö Tonoef reüeïtie faitaenfeben/ Datfe ïfuafen fonben üottoen / o.n batfe tfv bent!'} jaren baec fonben maeten uïrjben: öatfe öeï^opfjetennirt fotrten geloatien / öie fjaer iaat anöettf fogtentaijtf te maften: Dat oBabstaarelttaffen fotibe fenbenobecz,edekias, enöeoberöe^ tien öie noefj tn €anaantaaren/ ban toegenfoare fonöen/ SJer. 2 9.7- DeHeerafeid, foeketden vrede der Stad, daer heneniku gevankelij»'
heb doen wech voeren, en biddet voor haer tot den Heere, 3fer* %9' IbCCff» ï. r/ 10/ 16/17. , a.vr. !|ae$nüefSgieten opgenomen/ fipfjetSüt&teSBatw
ISjnöe* _ Anr g>n neuten öoo2 Semaja^iebemiefonbenaenbePjtéP'
rcn^iiftetbatftte^enisalem / öatfe oaeröitfcï)2ijben/ jeremia"' feïjerpeltjfe betïrafen fonöcn; 'ttoelft leremiabèctïaenb,ebüenDe/ foeïjeeftfj." tegen semi>i, en tegen bieïjet met ïjemftielben/ IflW Ö2eigcmentCnU.it-gcfiJ20ften' 3X19.32. De Heere feid, ikfalbe'
foskingidoen over Semna, en lijn z.aed , "[Jer. 19 19. c. v,r'. f>w öjocij «ïetböüjtg it-remiate ^eènfalem )< ,
"Ant. #p rfeooenftonthgZedekias, alsf onfe öe jp»2icffcrcn / *" fietbolft/'öatfe H buigen fouten onber De pïjtHjjJaero&eiö »*"
Nebucadnezar: Öatfe Hananks niet,fottben geUJOben/ DiefcOO'H^
öe/ bat na ttoee;a«n/ öeftaning lechonia uitjijn ajebanoemiP
bertM faiibe toeröen / en ae baten bes Ccmneïss na gfcrufalem w faagt; feremias fenöe Fjaet aen / Dat tn tegenöeel De overige MtE' mebe na %nM foitben taben geboert/ 3ïcr. 27 •*• Bl'enS irve halfsn onder hetjok des Konings van Bibel, ende diend hen s
ger. i7 18/19/50. ,fc
a v ^oefteeft feremiasijniöpoiöentejiecïit/ opbatïjetw1
ïiem aelabtien fauöe ■? t „,fl^i
Ant. SIjlHaaauiasgetgOUtejoft/ tatTeremia^oeB/ ^g^
|
||
^„t Avond-oeffeninge. 47I 1
i?,r,6 teberfïaen &bmf iwrarfoo ïjetjofibanSMïeïïiaefïber; I
wweti fouöe ternen: &oó teeftirr-mia, 0002 <Soosfafr/ een rif» r ** öcnïaeSt: / m öaff ÖC0? sfgefcMö/ dat get ;cf; tan 2Baöeï .iicrfaeii] faitöe teefen: i>p fcooj (i)ite oofc / oat Hananias in Dat jstr W»êiltmn/ üdpstflUcbW'ïitr.xS. 13. DeHe€refekTe,hou-
.c'nejockcn hebt gy verbreken, nu fült gy in plaetfe van dien, yfcre
>°cksn maken, 3Jêr. 38. 1/3/6. • e'Vr. üH'£ft jcrc-mia niets »00jfföt! Dan 2?aöEf?
rt,lntw- ^l' Ö0^ ^^{irjttOTtbanöcncnDcrannctfcanBaLx!, "? geeft öie gefcijjetien ^op&etie jjefonben na De Sloten te Babei, "°°g öe ©o?fi Scraja, met lajï / Dat ï)p te BaW Defe plette fou= «e oen 3foöen boa^-ïefen / en öat hp Dan Defefte aen een (tem fotioe "•noen/ en in OefebiereiMenApttepfen/ Dat Babei alfoo fotioe ?^8aen/ JfCt» 5-1. 60. Jeremias ichretf al het quaed, dat Babcl ove£-
«omen foude, in een Boek, 5fet. f 1 ■ 61/ 63/ 64. .b- Vr. mat&ioföttm öaöDenDeSoDenin be 23aoprenifefie ne*
°9<%nnTcnpï)atT> , A nt. j©eb«# Danie] fn anDere / f00$ mk Ezechiel Op fjacr 0C=
Bee|T/ CjeCf). i. 1. Ik was in h midden der wech gevoerde. f-Vr. iseeft Daniel «.een aiiöere to^hepDbcrtocnDboojDenftO!
niti» afsf öe «Gïjafóeefcïïe ^ . Antw. "Jaty: toantats' De ftonimuen D:oom fcab rtco^oomt /
Jweffie ïjv bergeten f>aD / en Oat nitmant ban $« «©eteröe fym W1 D?Dom feonD£ bieöerom inöantt'g mafien; 't bMS De iïonma JÏÏLWp nam/ oat&pljaer o*öe om-fi^neten: &00ïjeeft^ö- IiiY r °D? ®*WP* onencarinae / Oicn ö?oom aen Den ttcmna ber= weiD/ en tmt-öfUi'D/toaernmij)} ban oenftoning feer toiero beifje*
n ©an. 2.48. Doe maektede Koning Daniel groot.^an- X-fjg.
V' ^W Dit Imo? eenhoorn*'
ïiönft w 5iCiicn>n3 f&au'nsp OjcomecnSeelD iiKtccnomiDe SaSV tifttre fcc2fi / figjiere tówn/ en botten bonpltr en leem: ^•Jöp / Dat een fïern ban fHfS af-brcnteloe ban een Sera/ Die oat T^uberb^löe: i©aer 0oo2oe0ttpD toiero/ Dat'er bier Monar- r 'lenfOU0en lijn DC Chaldeèfche, Pcriïfche, Griexfrhe,en Romein-
|
|||||||
[e-sfn r toat Daer na fjet getiMijl'ie Kijk ban Den .JEteil'ias af?
j^l l°UÖe Öeïïeerfiï)en / <©an. 1.44. In de dagen van die Koningen,
V i!^0'^ ^esikrnels een Koningrijke verwecken, dat in dereeu- 'gheid nietialvtriroort worden, ©011.1-32/33/ 74/ %S- |
|||||||
hiiiJ- fë>at setiejten en onenbaringcn fteèft ^seeïjieï in De^aby^
u''c6Eejebanoit!i(Teoeï)aD>
èeiwfe ^fftfbirte spfeer befeocto?eft: onDerönDtreöinejen?iin 11 «ertoont oe gjoote fonden, oic De %obm/ infonöcrïjepö tt^
•694 rufalcm |
|||||||
4?t De fcventhïende ,
«ufatem beginne» / entre be ftraffcn tóe be ïf eere neth tets qtftiï
|abbebiM?löaeE€3ccb.8.!?.Dl-H.c)vi;i--f- cmyigvï ■■ p,we-
b. Vr. ^ïjetarföa gepen ftfé Èz«chi«ilia8iitfeoo2-fï
Ant <3ja: toant afè z#tekias rebeiïeeite' öj rsin ^ïtneg^tiöC
jaer taan itjn rsgertnge / te ïtamno. bau BaHe. töe&et&tnboo: ie *" fakmgeftomen: ®bg öetofjle fr-Üonins ban i'.-; .iton-.n^ aen ïjcm omTfriiCiiem te ontfetten / fa geeft te Uamngban^a* toel be Meaeeingc o,pa.eb?akn / enbc h? ït beu iHanjng \wt €a?l? fenteejengetractoi/ zïteg, ij*, i. Pe Koning«^Babelquam te" genlerufalcuiy ^'ei'. 37- 7-
e. Vr. ï^oe pelten % boe bc 'jfobeii te <%m&km ?
Ant. ©oo> bit ontfettoierten fa frer martij / mfinten batfe 'Ü' teen noob m'Ier fjabben; &y dabben MnBfi be. ifoobrdve ®:>ti^ iateegten enSMenff-niaegbcu te te f aten ; maer % taacfitenfe ®&. iKromtattnenitüacffjeib; bogieremias fteeftïja^ nitoacrfefystfi ' ibatfe fb fojgetoorf niet faunen toefen/ aetofife teStomngban s*1*1 toebeeomfotibeïiomenomïjaec'tebelecjctin €?ecï}.;7 8. DeCl»»' deen fullen weder-keeren, en tegen defè Stad (b'ijde.-i-, en deilive >°'
Ocmen.entnetvyerverbranden, ^fCl'; %j l!t>: 10. ^xl". 34, i7/1(?' c. Vr. ^aetónetmetierernbsvteaaenintïcruiainn* • rt
Ant 'Éfsbeloningban 25aM toeterom nnr.ii om be J&taWï Meaecen/ fomennbeieremnstii>tbea>tabtegaen; togïjptoi*^
in öe $oo?t rictïiit ban? be JBagt-tnetftcc Seriis, bie Tjnn atë^y <®ber-ïapec ïjeeft bcfchulbigt, toaa op h» in een töcu jngen-5™;, i$?5tCfïel&/ ^|er. %n- if.DeVorftcn wierd:nib?rtoornigopheni>
floepen hem,cnfctteden hem in lietCievan^en-huis, "Jet.? 71 */'' c. Vr. B9at i-j hmi toebetwren in het ^ebangen-nuiisi ? erj
Ant. 55e iftomnn 7/*dekias ijerft iinn heameliih entbaben/ -■ «etyaegt iaat toocuö ©oö*0 lm fobte: toaer op ïfcremias tot WL fetbe/ bat f)» in bc ban&tttjs ütontn^ ban Sabel faube toojben vfó rtegeben: leeemia berfagt bertigringe banjjebangeniffe / 't®y ïjem otKomnj toe flanb/ toaiu n^toieröt'nftetBonj-wi»„ƒ itiaringe geftctt/ en vaas bacr tot bat Sjerufölem kici-ö mgcnb'^s ' %tU ?7- ii- Men-gafhemdcsdiiegséenbolleiJM'odwiilfd '-^'if.a.
ftrate, tot datal het bvdad op was teleraf*krri, J il', v/ '7 ' ' b.vr. I®atts!ieremiasmï)et©aa3-ïjafbjebei-ba«n^ ■ a.^'
Ant. W$ ïip tj^eütjn tot öetbolfi p,'öe; bat üietn &t%ij/ ïjïcefV foute am-feemen/ enbe bat tsit tot ac <5Mbetn '^jmil tnftet ïeben fanbcbïijbent g»aabcfcï)nibiabm ii-m bew?,^ Ut tyi be^anben ban M betfeflap machte / en taierpen b«tu i» ^ |% onrepne feijjl; 5BB3 ïmog bnoj-fp^aeiitian ben ^a»n£b6d; |
||||
""^^■l^H
|
|||||||
Ay®nd-©efteninge. 473
«eJmelech, ïsie een 'jlloo? tna^ / tf rjpbieüeram geöjagrinïjet
Pa0? hef tü"tietaariHSe/ 3JST»J8- »3- Sytrockenjeremiasuitden
Kuil, «gvr< ,g ï/4/IO- . b Vr. ISfS.1t 1« hremiasteber ÜCJÊflCnt i
Aót. ©e Jtoming Zedekia fp2afi teöeramftegmelijfemctjere-
?»«» fcienerorieö bat ïjn tot be Riteen fmibeobergaen/ öatïjet £att boo? ti"m «i fie .5»tab fouöetoel gaen; ©at anöecfïn.ö öc &taö jouösbevfcanötoqjaen: ©ogöeftoningbeteiïaibejéremiaöitnie' jOant»foiJtieepfnbar?n/ Ijeeft oefen raeö niet gebolgt/ 3fer.j8.17. I'1'* r,iia iéide, indi.-ngy gewillig tot de Vorften van den Koning te
**bel lult uit-gaen, .£0 faJ uwe ?.;eie leven, ^C ï8. 14/ 2?/ ïf. b v,- pjt tj^vfKtienöcett F.z.cchieiteB-bciBfet»aaU!:f?ena!i«
ftte©oitonf . \. >t \0jT fifvft booMfrb / bat Sï^vpten ÖOOJN i idnezas' fbtt--
|*teajlien mgeaomen/ aWoo'< Tyw», cmuatii" vaWiits vaaren ötn t»é Jienooefttuge ban gfcrufafe»' èsrclj. *& r. r»;--i- -m Jat *yrus pefèid heeft vaojerufakm, heat, iy is verbroken, <35££)^.''
b- Vr $ae 1? net met oe Belegtrrn?» ten üera&ton gegam i
. Aot. #'a öatfembeStaöberittifiiö'bm^hongerleno'ftih'ise labh»n i^ttteftaen ƒ belegert jtjnbegetoetffbmtgtitenan&ar-ïialf r*; &ti ïiin be Cfjalbeen in be &taij gebroSen / cn'fe&ten gcrni= FJtfift gemoeten gebjanb: oe ftorang Zt-aekk nmnöe teonfc ?ll'gten/ teicrb öpferichoagterfjadt/ enteRiWa bwörntïoning ?.ai °%aM gebaerr/ öiefsjnfoncn bofte too? sünoogen/ nebrnsf •s'ine ©02flrn enftafcjijnnogennit/ «naiftigeltmnbenmttofefec^ ^Nen / iaierö 5? na 2M>el geboert / atoaet Jn in gttengenife is ^ftOJben/'JJfr.f2.9. Sy dan grepen den Koning, 3£tr, pu bf. ó/
V u/15/ i ftcg, 15-. 19/ 20/11, a % jfetft '^ewfaïem na öe ncoatlage out on dgen ïfcmmg me«geljaö* Ant. 0een,; tttöWnaöateiTftïi^fömMigrptten^frartïiKis
, rmetigt, fa fé aoft ïpnbert iwe-tn-ftertia jan: ter na Ijtt Kfr gjgnjfec feun gïuoa te nictgefiaen ^J^itt^teja^ngegmifa- UljS/ 3)et". fii 27. Alfo wierdjudaoitfijn land gevangcKjkwoc3i\
|
|||||||
*Vond-gefang on de feventhiende Dag Tan de Maend.
. Hime : J3f. toj. MijnaelewiltdenHeer, &c. ^ aienbigboIiinabijagjiooiBfeBngto/
n* foiakimenjijnfcoa/ teetïouflpöoffiïrn? *■** ïïebeljtjn tegen pre» €»Wr ijac. |
|||||||
474 Deagthiende
©oc quam Zedekja in plaetg ban bcfe:
Muit ai? I;p oofe roet totibc bttigfaem toefen: .§>o nam fijn i^oon ten bal feec tjaeft ïjaer feer. 2. 't ©erheerbe bolk toilbe ftg niet meer bungen
Schoon «Boog Mm naerbaerban qttam obefruügen / &P fogtenteerin dgênmagthaer ijeiH. 3teVmia.sitoouD' bc bofe met bcltóben; #'p frl)?eef tot ïjaer bcltraffi'na beïeb^ieben: jEaer Doe ftab Dp nautoltjiig sjjn lebënbepl. 5. f ananta ffeafc ban fpoeOtge berloffïng;
jftaer Jeremias fëlb' bat |ijn toOO^b lO£ ging.
't «öebteben bolft in 3Juoa toierb rebel.
't €balbeefeï)e boln feomt teeer na 3Juöa stoebtn / €>ob£ man rieb 't ©olfc be &tab ober te gebem ©te raeb tierging jeremia niet tel. 4. ©e Pnefter^ en foet boln toaren goblofe.
Cjechiel fag~fïraffen boo? btebofe. ,€n <3!eremia<s toottb' ter Ü>tabt uitnaen / 1B&crb ïjem belet / ftp raeftte in amoebe banben. 't «Cnalbeefcft bolRbermceffert ^fttab en Hanben: <£n fo taa£ 't ïjaeft met ^ttba gantfeïj gebaen. Van de Ondergang Jerufalems, tot de verloffinge
|
|||||||
uit Babel, door Cyrtts.
Deagthiende Dag. c. Vr. J|oe j&teften fig bc anber'e öpanben ban ftet 5foobfifte J
|
|||||||
$
|
|||||||
ober Defe bertooeff ingê ban %entfalêm i #
Antw §»■> toaren alle baer ober feer berbüjb: be Edomite" ,
Moabiten Snaren fecr bitter tcgettë haer/ fp ftitften be €ftaïbeen^ öatfe fjet gioobfcfje bolfc gawfclj fouöen uit-roepen: J©aer »»* bc p?opï(£et jertmias. en oiuiqa, een stoaer oojbecl ober^ .©iianütn Rebben Uptgefp;oten/Pf. l J7* 7* Heere, gedenkt aefl^,
kinderen Edoms, aen dt"n dag jerulaleins, die daer feiden : °' blootJê , önrbiüorie tot haer fondamenten toe , <Sc3Cfl5. *ƒ• «©bflbjabf. 9/1.0/ -.^o-, 18.27.
c.vr. gi^letSoobfil fCanbfonbrrSobcngebïeberi* $ Antw. Been: JÉeerNcbqcadnezarlieteenigéarme%itt%$» net 3Lanb ober-Öpen / ober fcini ï»i Gadaüa tot ©berfiem*Sap tottelfte ooft Jeremia $mm/ a^dpbansp banben 3fjnöc 0^,1 gen' en niet toiiïenöe na 2£>abe-I gaen toonen/ bjpfietb ïjab bt"b ift om tn $n ïaitb bp beft arme litoen te mogen berbïijben/ 2 «w^, 22. De Koning ftelde Gadaliaóver 't volk dat hy ha<i laten °v£*y'f'
ven, 3fer.4<fc*/3/& |
|||||||
. , Avond-oeffenïn^e. 47<>
mï»,.J%$ beft Gadalia een <©ïxvftt niuiePcn in toeoe eterocfö
w-sefatenfoöra? hih r ^e£n: ^m Ifraaè'! > e£n 5tofö»ff& €>Perto / cmgemaelic
|
|||||||||
/
|
aiis, Denütam'mr Der Amfnoniren, fé tot 'ftemteMifpa m
|
||||||||
k
|
fin- S met Êïn'a^3o&en/ entre heeft ïjem omnetear/ met Dean-
„ue aaöen en CfyüDeen Die tra hem toaren / niet tegenfïaenDe tut , Walia getoaerfCÖtllltot ttKté / 3fer. 41.2. Sy floegen Gadaüa m e
^IWaerde, %et. 40 14. C-Vr. j©ati>nteropgetiof'Tt>
JmsT' ^Ifraaèl ö$ anDeren oaegs* nog facjttia mannen ge&üüö
ra/ Die ineenPotiaigheiiö totGadaiiatneptsenteaae»/ enaeöcn to^e te dienen: fa'ig ïm-.net jjet iMuV oatö? ftemtes/ geawgt r °cn ttonin>-! is:t Ammonfea: ö^og agterfjaett sünöefean Jo- LT\n> «en gfooifclj <©to?cfïe/ téfietnog attömmt iBarral borfei* '** wMööfc&aiJ tot fohanan weöT-gefieert/ mettelè q>'R lohanan ïiooi-nam na ^gjipten te treeften / «at b?èe(£ 0002 De toJwlöeen/ 3fa. 41 1 o. Ifmaè'l voerde het volk gevankeüi k weg",™
^ghsnen om over tegaen tot de kinderen Ammonsi 3Jer. 41 .f /6. %Jj- 3M öan Johanan na Cgppten gebfugt met het cocrige
-^öfefte Polk i fiart.11^- ^ ÖP terreiiSöe / fo tefogt ht> Dat f eremias <23oD fcoïu
|^«itfoe bidden/ enraeötoagen; detoetüeftaeraenfenöe/ öatfeïri h,wptenaan den honger/ pefïilentte/ mbmM#omti%smm d*im tooien/ en öatfe öaerom in haer Xand fouöen öïpen/ öe* Ci' ^EeK *mm faö ^n §et quaeöDat ïju ïjaec had aen-g* jj?P* lRaei-öe5foöenfeöentöt[CTernia, dat p^et long/ Datftn iil,^ Baruch liet w-rari&enen/ om ftaerin handenPan De Cfjafc r"QPer te gepen.' 3[er. +i.n. jeremia lèide, en vreefetnietvoof ^aengefi^edes-Konings van Bate!, 5^L'.4t. 2. g&4J. 3. ,Vr ïfae^DitafljelbpentiifTcftenftetöQlfeenleremiam ?
Wrt- ^ trorfiCnlH ^gwtCB/ en namfnDe|920pFKetJer,-mnm ^' wet; DetoelfteaïDaer tïeenen nam / en die in ïjet Mep »er&erg= IÏ5I '|,?tDit djgpgèment/ dat Nebucadnezar ooft <Ê(inpten foaöe Ik™' fn Dat j^oo Die plaetfejn^ leger foudeopffaen/ daeröic f0^« ticruojgenlagen/ lec.44. i?- De«eerefei<ie, ikfalbe-
doen ovT degene die in Egyptenland wonen, 3Ier. 44-4- \ r ©oefefocnösfoDentn^gppten^
8eis'h' ^Hfcfc-tod Wt la-^raiaftaec. emfielp ittacriëfjottteDe te wq Jf^wigefonöen/ en infonöerfjefo tegen öe afaoöerne/ fo !je& ^111 afoDen rona uit gefeio/ itatfe na jjemnieteh ioüDen Ijoren / ^Hn"''* '.7 Syfeiden, wytullengantfchelijkdoen'tgeenuyton-
°ndis uyt-gegaen, rookende MeJcchetdesHemels. b.Vr.
|
||||||||
476 ' Deagthiewde „
b. vr. $oe fïoHöyeton^rtufcIjea met De geüancenc ^obe»1 lB
Babel? . -
Ant. $n Dat be^ttrcaaiNebucadnezar yetfioninaryn''1,!,
Cgypten ïjaö gegeben / tot mi loonboo2 sgn arbciiöin ö^'lv roepen ban<2nuritf: ^>oo pceft «E>ob£ ©olfi toat berligtinitf 0ïe jjitinen te befcoinen; toant in ïjet feben-en-Dertigfte jaerban W» tangeniffC/ yteft Evilmerodach, öe &OOn ban NebucadneZjjM
Den gehangen ütoningjechonias tipt De gebangennjc Doen W^i
en yteft sjjn fïoet gelieft öoben alte De Koningen Die met yem te**** fieltoaren/ aÜtyj. *ƒ• n. Hyfprak vriendelijk met hem, »P'
a. Vr. ïfeeft Nebucadnezar geen fttafft ban <J5ob ontfangen * rt
Ant. gfaïjpt toant aljiypoegroote fiab Babel aenfag/ ent*^ optrotfelproeiriDe/ afêop3jjnepgen«MKiuto/ fooytettftó
ftemme<6ob.tfgeyoo2t/ DiefjemaenfepDe/ Dat yp banoe menftPL berfïooten fouöe tooien / en Dat yp afê een 23eefi ob fjet belt folL gra.£ eten; 't toets terfïonD # gefcfjieD; ®og na feben jaren i?E toeöerom in sgn fïaet jjerftelfc/ alp' ty «Soö De cere öaD gegeben »" grOOte magt CU yteCtpyetD/ ©an. 4. J 3. Hy wierd uy t de menft116
verftooten, ©atl. 4.10/12/ 54/ 3 7. c. Vr. ï@ie l.tfna-Nebucadnezaritaning getoCetïte Babel? .. Jf
Ant. Evilmerodach, bicttoccjarenIjeb&cnöcgcrcgcert/ WK
fiolen/ en jijn foonBekzazark;öacropgcbolgt/ atëJttffliw 2&o"M/ ©an. f. 1. De Koning Beltzszar.
b. Vr. ïfBC maeïite FjCt Danid te Babel ? $
Ant. ï?p faefïg jijnbe met fje^ige beöenfiingcn / fagberfn/L-
toonöerlijfce geiïgten / toaer öjiöer oofi toas ïjet geftgtc ban De»!e, Monarchien Detï©erett/<©an. 7. 3. Daer klommen vier grootse
ren op uit de Zee, ©an. 7. f/7/9. * ,f.j» c vr. g^'cr nicttoat bpfonDer.s boosgebalfen tertotjfe 2?^b
jarftoningtoa.ö* Dc
A nt. ga: toant afë yji m een groote IRacm'jö fat/ en Dan)!. ^
heilige baten ban DenCempel te 3'erufalem nrrooft/ ober f<tt*U
liet béngen / foofag yj" een ïjanD aen De mtiei/ Detoelfec öcffW^
Denfcf)2eef: Mene, Mene, Tekel, Upharfin, ïMfiCtoCtnDen/ 'fp
niemand ban DeCftat'Deefefie 3©ijfe tombe tjuMeggen/ foo j%^
©anicl ontboDen/ Die Defelbige Iigtïepte/ enoe fepbe Dit De fin jL je £en/ Dat oe iloning Bekzazar gewonen toa? ban «3oD / en Dat wf, ligt gebonöen toa£/ enDatltjnfttmingrnlieaenDeMedenCii^ fenfmiDe gegebentoO^Deil/ Wthf-P Terfelveruréquainen
vingeren van eens Menfchen hand voort b.-Vi.jioe D2oeg )is SJSeïtsasar fór ober * ^
|
||
Avond-oeffeninge. 47.7
Antty. ^e ÜOflinB Bekzazar, al-fjOCkDCÏ S}ifeerontfMttoa£/
*tt Si1 Defe tooo^Den berflonD/ fcofjeeftfjpnogtan^/ oefttbe ber=
raenöe/ pantel boo? Defeypttegginge bebanïit/ en S«ft Sem grofc. yWeajn8CDÓen/©fln.f.2o. Sy rkpen voor Daniel uk, dathyde
flerdrheerfcherin het Koningrijke was, «©atl. J". 6. »• Vr. 3fj6f ae boo^fegginge ban tut gejcb?ift atfoo bertuift i
, "Antw ^a: taant Öarius, $0111118 öef Meden, ïjceft ÖglTI OÖCTs
^uen/ Babel in-genomen A Cll Bekzazar geDOOb/ ©811. ƒ.30. In "•en fclven nagt wierd Bekaazar, der Chaldeen Koning gedood. c- v r. ïf oe ging ï»et Daniel, afê nu Darius iftoning tóag }
Ant. ©anieïSaö miDoo?ïjetItfen ban De pjopSetiebangere» ^fljs berfïaen/ Dat De bootfeiDe tfebentig jaren 0« gebangentiTe be- «onöcn ten eprtóe te foopen / toaer op ïjp <ü3ob bab om De berfoffm= Wi geïp ïiet terfionD)ïg Dact na begon te laten aeniien: i®ant "wius berrjóogbe Daniel, enfette ïjem tot een ban De Drie ïf oofben/ ^r3pgantfcöe*fQningrijfie/ banmepnmgesijnbe/ omhein ooft "ofröeanDere ttoee te fïetfen/ ©an.6.3. Van dewelke Daniel de ^ftefoudezijn.
(A vr «ónneo Dit De f eiDenen berbjagen/ Dat een ^oobftS Mm
"«berfiebenfoubeatjn? j. A nt. peen/ JÉlaer De ©o$en ban Set Jïp mjöig jtjnbe/ fogten
^ariiei ergens in te agterSalen: ©ogniefêbm&enbe/ namen fp j?1? / Sem in jijn Religie te berffriefcen % $ier toe maefetcn f? een ?°tt/ Die De ftoning onDerteifeenbe / Dat in Dertig Dagen niemanD Jj" eenig <©oDt pet£ fouOe begeeren / Dan alteen ban Den ïtontng/ J lïraffe ban in Den miolDer ?Leeutaen geiiiojpen te taojben / De x°n'ngteekendedat fchrift, ©dn. 6. f/ 8/ 10.
c'vr. ^oemaefite Set Daniel Doe ^
(,„• nf % ging boort in sijn «5oD?Dienfïige gebe&en/ ftitiörrtöc (,^'aeI-Daegs: op jtjri &olber ban fijn $uj#: 3&s nu De ©o?ffen c[*i bonben biDDenDe / fan befelaegben fit fjem bn Den ttoning / en jJ~ abertoierb S? gefcwpen in Den fiunl Der tóutaen/ niet tegen* w«*cnöc Dat De Koning Dit fogt te beletten/ <©ah. 6. if. De Koning a'ieer bedroeft, ©an. 6 r 2/ 13/ 17.
■ vr. %> Dan iel ban De Eeeutoen berflonben *
W*ii ^tm: ^ftei"afó ö£ honing bes? nagtg ban b£>efSeib niet baf 4 Pen/ f°° ^ltanl ft? be^ mo?gentf Ö'' öen feml / cnDs bebonö frt^nier nog lebenDig taajf: toaer ober Dettonnw metbfi> ün,sp wm bet uit trecfeen/ engaflafï/ Dat ©anicfj? <0ob ge-cert ^rn toaÖeil/©an. <J. 21. De Koning liep tot Daniël met een droeve
«tf,. ^ > en feide, ö Daniël! heeft ook uwe God , die gy gedurig
' « v*n ie Leeuwen konnen yeriöflèn ? ©an. 6.13/ 24/ 27.
& b. Vr.
|
|||
47 S De negentbJende
b.vr. toeging bet met öe2&cfchulöiger*s ban Daniel? ,
Ant. ©e Koning lietfe met togf en fctnöeren in De fiupl öer £#J*
toentoerpen: enfoo baefttoarenfn&aecnietin geballen/ oftfy IttUtoen betllOnDen ftaer: ©an. <S. !ƒ. DaLeeuwen vermoi*1'
ilen ook alle hare beenderen. Avond gelang op de agtiende Dag van de Maend.
Stemme: Pf 12. Doet ons byftand, 8cc. |
||||||||||
H€t3Jooöfrbebolft berging öoo2beeleü"enöe
©00? peft/ enoo|fog/ enöoo? timen trjö/ |
||||||||||
©een b?ienö öie ftaer aljSbjienöennum&trfó'1^
<23ae fuotte Moab en öe Edomijt. x. ;©aer Meben ober toeinig armellieöen:
Gadalk toa£ ober ftaer ïjct $ooft. 3-xe ^otc Tfmaëi qnam hembefpieöen / <&i beeft öie arme ban ïjaer ruf! berooft. 3. gier'mta.é moii meeö' na Cgpptenbiugtea/
^tmcaöne^ir boojt een Jtemefê lafï. feu maft op 'tbelö onöeröebeeftenfugten. jEaer öog öe boom bleef aen öe too?tet bafï. 4.. Selt^ar örtmfc met fpot tiit «©oö^ baten ï
Sfjn oenö-'ff trnerö cjjefcftjeben aen öe tonnö. ©)i 'moiï tot ftraftnn Scepter ftaeftberlaten. Darius toierö öoe JEeefter fran het % anö. <r, Dmïëls nooobfjBö beeft öe ntjö ontffèfeen /
Mtn maefcf befcftulöing oberen gebeö. o^>? %et tfeen fconöen ftem geen liö bcrb?efcen* &fjn patere toieröen felfs' in 't bol gefet. |
||||||||||
Van Cyrus tot de Verloffinge door Hefter.
De negenthlende Das?. *r*W'
c Vr. #mrent taat tfjö benonöe$cere#n©oIïuintöe25'w
ftintfefte «tb&riïsemlTe te verfoffen * M
Ant 98fé nn tfebenrmjarenberloopen toaren/ en öatcyf"^
fraöMpfonfen in-genqmenfieWenöe/ eenefnöe maefite^1^.
«erffe Monarchie, faenctenöe öefelbtge ober totöc Perfen, Sy'^n
bf. is. Het fal gefchteden, fpreektdeHeere, alsdetfeventfgl^
vervuld zijn , dar. fal ik over de Koning te Babel, en over dat V harf ongeres>tis;heden betbeken: «gif b. vr. €>p tont ttwuto beeft öeberfofiïnge tipt Babel \ys&
bang genomen ■? ... «^M Ant. ©e Koning Cjnntf heeft m 'tmftt jaetban ffjne W* ^
|
||||||||||
Avond-oefteninge, 479
«M f ïaccaet smfotn / toaer in Fjp alle 9Poaen ts^öctö gaf/ sni na
Jerufafemterêpfen/ en Deui&empeï te bouten: acöïcösnbe/ Dat füt Die niet tmfóen repfen/ met goitu/of fïïber/ «te. ©e anDcre ^oben l°Uben ijelpen/ «JÜ^r. i. i. God verwekte den geeft van Cores Koning
"anPerfen, <éfS*4f- i/i. 2 €fj20n. 36.4i. ^•Vr. ^oebaaiö een Cempefimerb ïjaer bancyrus geboüente
"otttoen* mAnt ïfp&elaffe öarfe een groot / fcfioon/ feofMptoerlifouberi
paften/ eübe oatfe De onfeofïenfouoen halen uit jijnftomnglrjrie r*»chatten / Mlenöe bat alle % anü-booijtien gier toe oe Soben fbit* *b fcehufpfaem 5ïin:ooS fïelbe ftp rwDje/ bat men De baten-Des'Can= jpnafieatfalem foubetioeEen/€jr. 6.4. Deonkoftenfuiienuit f' Konings huis gedaen worden, 4B^l. i. f/ 7.
b- vr. ^tjn be 3foben upt Babei na jeryfiiem on-getrocfen >
^Ant. j^ietafte/ maerbtoöunfenttteeiionbertenfée'-cn-barrfa £°öcn/ met febenbupfenttoie honbertenfeben-en bertta^tenfï* ^cöten en ^'enfi-raaegben! bp pee FjéöbettDe ttaee honbert éan* jS?' en ^angerciTen / 3311 na Jerufaiem gerepfê / en bat onber ïjet Jhu ban Zerubbabei, Die fjacr politiift #obft iuarf / enfofoabe |Do»e-Ü^er/ €jf. 1, u Ditzijn de kinderen vandatlandfchap,
e°P-togenuitdegevangenifTe, <6.>r. i. 1/64/6^. a- Vr, i©at Deben fp a$ fp nu te 'ferufaf em quanten ?
ï.n ?' ^? ^ 5gfeamen $nte ontrent be tijjD ban fjetFeeiï öer ^H&ntten/ ftebbenteriïoiiriben ?Itaertoeberam op sreboutot/ «*t op fp terffonb becronnen te of eren; en f» oaben «eït aen be ^CEr«öoütoers7 en aen befmit-ïjmf.wrjfteCaruéenteSïban/ j 5q «ooj-raeb te maften tot bet bouten ban ben iCempel/ €$t. 3.3. f'eftigdeden Altaeropzijnefteüinf^, 4£$C j. 1*
;Vr- toe té liet met giet bouten üë Cempetë toe-negaen J
1 fQ^nt- 3fn ö'et tteeOe jaer ban naer feerfofjïnae / beijonben fp be j'iQarnententefeagen/ (teflenae De Luiten, oie Boben tie ütnnttïj ivettotiötnaren/' tot<©pfrenber$\/ iaeffee<l5oö toofoen met %cf- £Wto I nebenö net oemepne Wfr • Maec be <9t!bfe onber Fiaer ht v eer,ïen tempel qèfien naboen / teenbefeer/ femecfenöe s0q ƒ ^e&autabeefiTegterfoiibeteei'maféïieteeriie/ €$, 3.1?« Vfe d:lt bet volkniet en onderkenden de ftemine des gejuigsdcr
c ^cie> en de ftemme des geween», 4cQ> 3. 9» '/r- ©ing Debmitoinge nr£CempeféonberWnbcrtboo:t*
Wnt ^Ee": maer De Samaritanen Ijebben fiomenbeifoefien /
C.B^wrt beSfoben moeten helpen bantaen/ omatiboöe*
W'™ set ioerii te te^mtreteft? ©og afó Zerubbabei Dit niet
u»o/ ftia herben ffieenigemanaen/ Die foabeef&pDen«*
ninö
|
||||
4So De veerthiendé
nmtrCyrns tetotctê fijagttn/ bat öit ï30üüjenbertretien toierti0;
ïange algCyrus «nnmatoa^/ €jt.4. f. Syhuerdentegenshe»1
Rarts heden orv> Wn raedte vernietigcti, C.iC. 4.1/ l/ J. *. vr. ^g bit «êebouto niet toeberom aennebanrten ) j ;
Ant. 3fa: taant alg Arthahfaftaftoning getoojben toas"obet'v*z
fópbanSSabel/ ftrooegnnben begioben toebet tebcurnen; «*0,,, beépanbenfclj^benaen befen ttontng / batJeruiaiun ainjtH-c'-'t feee rebelle &tabtoa«i getoeefï: tier boo? tèboo? bettoeeoe»^ bit gebouto getïut öoo?latï Oe^«eningsf/ €?r.4. n. Hyichr<;«' geeft bevel om deiëvïgt Mannen te belerten, Cjr. 4 7/ 9.
a.vr. 35sibitbnutoehbe^(Cemp£fieiboefeoaat?b[peniïefien^ ^
Ant. Been: maer al? nu Darius Itaning toas1 / foo fiebW11 ,„ ^2up][jet£n Haggai en Zacharias, ïjct flappe boft? cpgetoeftt/ °l ben bouto ban staden Tempel, toeberom te ïjerbatten/ jfagg» *\£ dog nu, weeft fterk, gy Zerubbabel, en gy Jofiia, eoalgy volk"
Lands, ende werkt,'1380.«: */ 3- Steef)- « « , b. vr. Rebben fp&et boutoen toeberom aen-gebangen * ' J
Am. 5;a: toantbemerJtenbebatoöBbïjaertïrafte/omöatf^-^ in traeg toaten getoojben t en baer bp ber(iaenbe be geerlpfjei0l Oef.'n Cempct fteböen foube boben ben eerden / 0002 be tegenw0^, titrjftepbbeg Jfcefiïe/ afêmebe/ batoBob ïjaettijDIp ban 006 f L nen foube/ al.s f? meterndbittöeboutofogtenteboltrecfcen/>. 5ijnfe met een mentoe moeb aen 't boutoen toeberom gebatlen/ *r* i.10. De heerlijkheid des laetften huifes fal grooter zijn als des e
ftenhuis, Ï^ÖiJtj, 2. vp. b. vr. ^öaeDtt^eboutoonberïjfnbertboDjt-gegaen^ ^„<4
Ant Certm'jfe be ^oben ba(ï fn Fjettoerfc beiiatoaren/J^ tianai. de 11 anö-boogt/ tot ftaer gelwmeh/ biagenbe «w»^ ïafï fn öitöeben: toaer opberfïaeribe/ batCyrusöicqeöobeeny frabnegetoen/ foofcfpeefThanai bit aen Darius öbet; be»«7^ feefc taflt ban €pruö liet op-foeften; en nebonben sünbe "f,,(n bat men be f oben alleenltjfc niet foitüe berfynöeren' maer Dat i ^ ooft afie behoeften tot bit «Be bouto uit be£ «om'ngjS tn-hc««'aer, ïjaer ftrutlC feóen {je&ben/ <ê$.6. 7. De Koning belafte, lae»e
dien arbeiWan dit Huis Gods, «C$r. f • j/8. dfeitf' b.vr. $foe is't öoDjgacnsï raet tjet boutoen ban be^taben'*-1
Ptl toegegane ^^0 Anrw <?e meefie 3oben toorenfeerrtencgcnenfeefW1^
i'öec 5Ön25etïcfi op te maften. 2psnlp toarenbeceem'tf *';0lr te / bie bit niet toilben boen. 3Bfê f» in rjet boutoen toaren / !*"yp ben f» ingebttrige iueefeboozftafr Branden / foo bateenS^iv be£ bolks* altijbö.betoagt mbcfïï)ouöen: ja felfë fs bie 00^0 |
|||
, Avond-oeffeninge. 4$t
«wbacn ïjaer stoaerben up gaer op ïjet toerfe / om gatc fefben te be*
Kranen: Jiaaer Doe alle? ge&otitat toa£/ itiaren De^oben feet wjbe/ fp hief ben een b^oftjfce maclttjb/ enfonben fptjfe en Djanfe *marme t-ieöen/$eï> 8. n. $ef> ?. c Vr. i^oc t.s Dan epnDcfpïi oen Cempcl boftrocfcenJ Ant. 3Jn fjef toerbe jaer ban Darius toatf Dit ©ebnitto ,fó oerre Of&agt / Dat De ^ooen upt anDcre plaetfcn lieten bernemen / offe weg at jaerfijfy; betoccnen moefïen De Dagen ban Den onbergang JW dempen ^u get fefïe jaer ban Darm* i$ het toerft boftrocfeen/ *& ben (Cempet fê in getopet D002 offerganben ban tiaee gonbert *ainmen / bier gonbert Éammeren / en ttoaeff «3epten-ïrocfiety '^31'. ó. 1 f. Het huis wicrd volbragt, iïB-arf). 7. ?.
*>■ Vr. ^ Doe get 3JooDfcl)e bolft boo^taen in bjebe getocefï i
v Ant. $een: maec afó nu / na De DooD ban Darius, jijn foon j*erxes, (anber£ genaemt Afluerus) ftoning baas? getoojben teB3- J*i. fo té <&tfo$ ©olft in een groot gebaer ban lijf en reben gefco* •toen/ Dooi troiitolooiSgepD ban ben fobefing Haman, $?e(i. 1.1. ~itgeichiedeindedagen van Ahalueros.
b-vr. pat iftt ban gebeurt i
. Antv/. 5Pegrooteöoning Ahafueros, Die geöieb haD ober gou*
rj-rt en feben en-tbjintigïanDfrgappen/ maeiite een üffoningfijfce ^aeirijD ban gonbert en tagtig Dagen boo^ De ©o?fien / en Daer na ?°g ban feben Dagen booj get bolfe: toaer in / m fy? 3«iR l&pntia *aft' ontbocD / om gaer boo: get batï? te bertonen: 't taelft fp toep? wbe / jjj fjeeft gp met raeü ban De «Sïoote / lijn &20uto berfaten/ Si)? geeft De "foDinneHefter &# ecn^ottto getröutot/ üie een ^-fcinbjijnbe/ ban |
|||||
i'iö'ubepb onttiaen bp f aman / enbp anoere tegen «EtaDs ©olfi/
<?e!t. i. 17. De Koning beminde Hefter boven alle Wijven, ï|e|t, 12
°N4.5-/I,/I9.ï|eti.2.7. c- yr. ^oe ging Dit botut i
, «ntw. rctneeltamerlmgen fïonDen DenJtoning na get feben;
3 ontDefet jfjnbe Doo? Mardochai, toierDen opgegangen: Haman J* te-Bnof bergeben/ en geêertban alle get IMfe/ nam oeeajïe v"öe<3!oDen om ben gal.si te gelpen/ uptDit booj-bal/ bat gem tt\t iai niet öenoeg en eerbe: i?ier op gaet gti na ben itorang/" m rpulbigt get Soobfclje bolft/ batfeomftaeraBetten/eenoa. Cis1 ^10* toarai / m W &etnec0t Den ïton.'nrj foa berre / M* Eernt,E tfiien Dupfent tafenten lïlbetó aenDenïtoningtefnIfenner> £"/ bat öe honing laftgaf/ om alie be ^oben in alfe Eanb* fcawff"*/ en Den Dertgienben Daej ban De maenD / (toelfeo H»*?aman-targetloc fi«b upt-jjetoniwi) (e boö«n/ f«^j;
»6 »Mis"
|
|||||
4tt De negentiende &
kf, 11. De Koning feide, dat filverzy u gefehonkea, als ook dat vo
©m daer mede te doen na dat het goet is in uwe oogen, $êfï» %• V c.vra. $oemaefitenhetboebe3!oben* «
Antw. ©e 3foben toaren te Sufan feec ontfïelt: Mardochai w*"
fo beet/bat Hefter aen-nam/ in gebaer ban haer leben/ tot o* Ifoning te gaen / en hem bit bonnté af te öiböen / onbertuflïF, tielafrenbe / bat be 3Joben fouben bajten en öibben / $eiï. 4-*; Hefterfeide, ik lal tot den Koning in gaen, wanneer ik om*"
me, fokomeikom. & b vr. ïBat mtöbelen heeft ^cffgr gebpfet om haet boft «t W
noob te berloffen i M Antw. Hefter ban be ftoning met toereifeinge ban |Ijn goj£
&repter/ toel ontfamien jtjnbe/ berfogt batöeftoning metrj* man bp haer ter maeltijö toilöe fcomen/ 't toeïfe gefchieb «fc ©e *|L «ing b?aegbe ober Cafel toat Hefter begeerbe; jèp feibe niet &' lux? / afé bat be honing op morgen met Haman toeberom fi0lIL ftpmptermaettöb/ fefï.f 3- DeKoningfeidetotHefter,V?*1
tuverfoek? $e*ï. f. 1/8. b.vr. ï^oebjoegfïg Haman onbertuffchen* . ,/
Ant. Haman hobaerbig jijnbe op befe nobinge / ging na ntwjj
bertelbe fijn hoge eereaen lijn ®;outo; baer bp boenöe/ bat F' öit alleentp noeft qtielbe / bat Mardochai hem niet genoeg en #*, öe: hierom liet hp op be raeb ban |T)n ©jienben een ©alge m8"^ fcrjftig ellen heoge / om üe^ anberen baegjS Mardochai baer aef "*; te fangen/ ïjeft. f. 14. Haman dede de galge maken, ^t% f-9ll
a. Vra. 3$ Haman tot bit |ïjn bootf boomemen gefeomen i «„
Antw. üeen: JJÜaer afë be ttoning be£ naeht£niet fconösi1., pen / en tot tijö-bertutjf be €b:oni)fon b002 )ig liet lefen/ fo be»°L jjp/ oat Mardochai het berraeb ban öie ttnee «famerltngen fy&fLi oefcr: en beriiaenbe bat hem baer ober geen befomnge toa£ geW«L fo beöe hp Haman roepen / met Iafï / bat hp Mardochai op oeri *\^ ninglgften Jftnil foitbefetten / en hemalfb afé een grootb?ienc\» ftoningji/ boo? be&tab fouöe leiben/ ^t%6.n. Haman <■ Mardochai rij den door de ftraten der Stad , i^tcff. t. 1/2.
c. Vr. $foe ging het boojtö met Haman, en met be Sfoben i t((
Antw 3Bisf Haman bt$ anberen Daegjë bp beSfoningiw^ „( maeltijö inasf / en bat ttc Koning acn Hefter beloofoe te ö^% toat fp begeerbe / fo anttoootbe öe ftoninginne/ batfe maer oao' - gaeteigeleben/ en om het leben ban haer bolft/ *t Sactfe ^a^" ingebaerhab gebjagt: mt ontfteibe beftoningfofeec/ f*$. Hefter haér en gaerbolfüBi leben fchonfe/ en bat hp Haman iiei , lengen aenoe^afge/ eönelfte hp SooiManiociai W^^ |
|||
ft , Avond-oefFeninge. 483
*»eno£ aen Mardochai De fïaet / en &et ampt ban Hamao, tyz% 7„
vu10' Alfo hingen fyHamanaen de galge, ifefi. 7. 3/7.
at ïr\ ^oe fc öan & ©ooD-bonnfê / 't inelfc ober De SfoDen uit*
Btfj-ketantayi/ gefïut* hittntw- ^P't berfoeft ban Hefter té Mardochai botmagtigt/om w bebel te gebcn / Dat De 3ioDen ïjaer fetoen fcuDen befrfjermen tfe> ' «w fjatr ©panDen / en Datfe fefbè Dooen fcuöen alle Die tegen ijaec ^-ronDcn; 't toelfc atfo té gcfrheiD / taant De 3[oDen DobeDen in De 5wgt Sufan aeïjt tjonDert mannen/ neben^ D,? tfyen fonen ban $a* •nan / en in anDere ILanDenbrjf-cn-tfebentig tsaifmi: 02DinerenDc ï«t alle jaer befen Dag ter geDagtenifie ban Defebcrloffinge gebpert ™% tDO:Den / ï?e|ï. 8.16. By den Joden was ligr, en blijdfchap, er»
T*ugde, eneere,i|e|t.8.5-/8. $#.9. iö. ifefi. 16. Avond-gefangopdenegenthiendeDag van de Alaend.
Stemme: Pfaf. 40. Na dat ik landen tijd , &c. u/^« <©b.s bolfe ïjaD nu tfébentig jaer gebjagt /
I 1 ©oe <Gpn$ öaer Dm b?pSom gaf:
^-* <@m na {jaer 3LanD te treeften af j
5^it pil & ban De 3foDcn niet beragt. &P bontoDen ftrafe Den lïtaer, ïfaer féaterjS fbgten al fjaer ■öeboubi te ïjinDeren, JElen blie£ Den Jtoning in / <&at ftjer 0002^ fïjn gebrin &oube bermtnberen. 2. 3£aer na brierD astfjafafïa <©pper-h>cr j
't «Beboubi begon toeer boo?t te gaen / H&aer Ijaefi moefl men 'tbieer laten ffaen. <&e iftróon nam tot ©aciug Doe Ijaer ter, ®oe ging men toeDer boutoen: Mm Do?fi fig naito bertroutoen ©P'ttoiinglijfebtbeU «maer D002 't pjonfjeten tnoort / ^ing 't boutoen fpoebig boojt/ <fcn afleg fïonDDaetoel. 3. «©oD£ bolfe SnierD toeer neDjeigt met 't anöec qüaet/
^oo^amans bweebe moo?t-be|tunt / ®at 't SooDfcIje bolfe te roepen upt. t2Seï)oitö toag / f tftetg ftoninglijftcn jiaet* ^tier tiet^amannoDen/
**aec'ttoa^oroö«m«öoD£n: , |
|||
4S4 De twintigftc
Sifraet toi-trD bcrloiï!
%aman^ troitolofe racö / <©eeo 't ^epbenfch lioifi fHfë quaeD. 't leeft bcel haerlbtoeD gekoft. |
||||||||
Van Ezra tot de Meffias.
De twintigfte Dag. *
• c. vr. f ae fïona het too:t met pet ^ooDfdje bolfi / en met \P
öoutoen ban De fiatt $Jerufatem i ■ - A ntw. Stifo Datt non bert oen te fterboutarn iaag/ foo heeft *g
öe p?iefter touheiD ontfangen ton den Honing. Arthafefta, om S\ rilfalèm te hèrbOtteCtl/ €sr. 7-13- De Koning feide, van my vrot
|
||||||||
bevel gegevens dat een yegelijk, "die willig is. met u ga na Jeni»
km , <£jr» 7 6. b. Vr. ï?oe lanae tijD teas bit nog boo.' be boob ban Ch^ftu?' *
Ant. ^ittoa^bierhonDert entnegehtig jaren tooi Detrjbb» €h?ifti Dooöttoeffce jaren eben uit maften fiet getal ban öe tfebenw
jaér-inefeen/ bacr Daniël ban heeftgefpjofcen/ ©an.9:i4- Tj ventig weken zijn beftemt over u volk, en over uwe heilige St* '
om de overtredinge te (luiten. c.Vr. ïfoe öetoöerbe Ezra jijn retfe ^ M
Ant. $a bat h> op ben toen een ©aftenöag haö gehmiöen /1"
tmam hji te gferufalem: h" gaf öe baten aen öe p^te|ieren / £JV"
%ieben ban bQOj-fchjrjbtnge De£ ftoningö / aen öe S.anö-to°^
Den: öaer na offerben ff? ben i)erre öanfi-ojferen / Hy quam te J=^_
ialem ,nade goede handlijnes Gods over hem, 'IZjt.J. 9/10/ '*/lM>
b.Vr. ï9oetóa?,hettoe-gegaenmet be ï^ostoeipen Der "3:0^"'
A nt. ©eie habben ©etöenfche ©joutoen getroutot; 't toelft Ë*L met onttieltemjfe berfiaenöe / joo heeft hp Daer ober een bpertg 9j heb tot <öoö utt-geftoit/en Daer na heouen fp al het boft ontbot" en belafï / öatfe at De beembe ©rjben/ met al Dat uit hacr 0*S toajs / fouben ban haer meeïj fenöcn / 't iklft ooft alfoo i$ 0«P£e- C^r. io. j-. Doe dede Ezra de OverftedejrPriefteren iweeren.de ^,
viten, endegantfchlfraël, te fullen doen na dit woord, enfy t" ren,€sr,9-3/i4" „flö- c. vr. ^jjnöer geen anöere jannen getoeejï afé Ezra Die oen "*
tiouto ban ^entfafem ter herten namen i ^ Ant. fa het: foant Nehemia, öe fsehenfier ban De iW"V
trthafafïa / bernomen hebbenöe / Dat De foöen te f erttfaft'y berfmaeOhcfö feeföen / en Dat De muren in bele plaetfen onht'^v lagen/ foo t$ hp Dapper toeemoeöig getocaen/ en heeft oefe w ^ fjerttn genomen/ $fcch. 1.4. Als ik defe woorden hoorde, iooVy(, aeder, en weende, JSe&n. l/a/ J. *' |
||||||||
l
|
||||||||
AvoncJ-oefieninge. 4S5'
».Vra. ^eeft Nehemïas pets goeb^ boo? Sfmtfflfeiï gebaen i
Antw. gfafjp: taant als beftoiiing met bettDonbcringetyaeg* «c na be rebenen ban fijn tmtriajjenb / fe ücquam ftp magt ban be ^onmg/ oo (ïjn berfoefe / om na girnifMcm te toerrrpfïn / tnüs ^>tab te bOl-BOtltoen / $Cf). ^.6 Het bek;egde den Koning dat hy
'nyfond, &z\y.z. 3/4/f. c- Vr. ïDat öebe boe jMjeroia * Ant. lp rei.sbe terftonb na S'eutfalem: «piaer tjcïiomcn sirnoc/ *a.s ftn bzte bagen ffilfe / en be nagt 'öïfag fto alk be toerten: <©p «cnbi'erben bag openbe Ijp fijn lalt ban ben ftoning/ aen be 3;oöcn/ ?i aen be llanb-boogben: en aïfoo moebigbe fjn De gfoben tot be JJcbojbcringe bes toerfes?/ nötiöefenbè aen Pber fijn gebeelte aen ben Jtourr/ oofi félf-s aen be J^téfteren en llciiftcn / $ef> <■■&■ ik gaf v*n te kennen de hand mij nes Gods dit: goet over my geweeftwas,
«Cf), i. iï/'16. b- Vra. <*5ing fait bmitoen unberïjinbert boo^t ?
, Ant ^eenfjet;taantSannebaiiat.Tobia, enanbere©j>anben. "Er3?obenmeer/ fogte beo? aïle manieren fjct ooiteen te berfjin= 5tcn: ©og Nehemia fjeeft met een boozfigttge Mocïmioebigljepb Ft bolfc in be eene ïjanb be Crutaeel boen fjèuoen / en in be anbere ^tib jjft ;§>taaert; en goebe toagt ff cllcnbc / fjeeft berfojgt/ bat be g^ab^-mucr in ttoee-en-bsjftig Dagen i?opgemacïit/ $efj. 6. iy. Ue muer nu werd volbragt, $eï). ó. 1/2/8/9.
*• Vr. gjg'er niet anber?' gebaen afe 't ootitoen ban be muer i
k At1f- 3:3 fjet: taant m Debolgcnbe maent fjeeft Ezra ïjet Wet- |
||||||
/>ekuoo?t-gcb2agt / en fjeeft baer infebenbagen gefefen/ benfin
?Qo? ïjet bcift btiööelp berFiïarcnDe:<£n baer na ïjeboen fi? bofgens" J *>3ct / het Loof hutten-feefr geïjouDen / foo Ïjeei*f0fe / bat in bnp* j '1t iacc geen fjecrltjfièr feeft teas' gefjonben getoeeff/ $Mj. 8.9. Sy 41"n in het Boek, in de Wet Gods duidelijk, J^eï). 8. iy/ 18/ 19.
c vra. j©at fjebben bcfe jEannen boojts' nog meer gebaen i
(, .Anc-.f>L' fjefr&en be berfarmge ban be bjcembc ©«mtoen en Mn? <jvlc'i nog bojberö boo.'t-gefét: &p fjenocn beef goebe Sletten bes" 1 oö.é-ötenii ïjcrtïclt / infonberfjefb ooft be fjeifigingc ban ben Sab- «/h: cnbe fp fjcü&en een ftfjattinge ingeffeft / om be ontoffen tot i,i(.G0%", 6?ooben / en tot anbere noobige bingen in ben ©obfbtenft ijr öinbeil / lilcfj. 11-19 Sy quamen inden vloek en in den eed,
hr o0uden wandelen in de Wetten Gods, $M). 10. 31/37#Cfj.9- felhY' ^'*'£1: ni£t ^1 ^9" Nehemias öercfemeert te %ttvfc
Aatw. grafiet: J0antnaöatftprapport §aö tocfïn been aea
V>% l ben |
||||||
48« Dé twintigfte «
ien fiomna te Babd, footëhp taeDerom geïseert: €n DoeiFÏ
ïjpDegEOOteftamec Die öêïiooge-gHefterEijazib in Dc£$e#'' %txg$ getoaefct haö / tot een plaetfe oaer De boo?-raeo Der. W*% ren in betoaert fouöe toerDen / gefuibertban Dat m#b?uily tn fP' oofe upp gelieft / öat De Leviten haet befchepöen Deel fmtDen wt fangen/ J^eg. i J ■ 8. Ik wierp al den Huis-raeci van Tobia buiten u
de kamer, $eh. 13. i o/11. b- Vr. g&'et niet meet ban Nehemia gerefojmeett i a
Ant. 3Ja het / toant h? heeft fcïjecpeïijfe beffraft De woeker, w*
öe ^aöen onDer malfcanDeren D:eben / fooDat fommigeombJOJ^ te hebben / ïjaec fonen en Dogteren haDDen moeten berfcoopen: w Jtecft alle bjeemöe JMfccren/ infonDerheiD De Ammoniten en M°»J biten, Die in o3oD;s «öemeinte niet en mogtcn ftomen / afgefon^ tan <©oD0 ©olfohp heeft ffcherpe toagt gepelt tegen De ontheilig $>an Den Sabbath; enDe hp heeft Jojada, öe fone ban Eijazib De Wz ge-paefrer toech gejaegt / om öat hp een &rhoon-fone toatf gebw ilén Öan Sanneballat3eÖ. ij. ir- Ik betuigde tegen hen, j^eft» &
6f. i.if/i6/zi: c. Vr. jfoc i.si het &olft <0oD? na Defe njiben geregeert i t
Antw. i^et rneeffe gefag ijü getoeefr bp De ïfooge-ptfefferg / fD
npöetSöenban De ilieffia.ö toe: 2Clfoo t£ naEijazib gebolgÜ^
jada fijn foon: en na hem joftanan |ijn fone / en na hem jaddus w
fone: enboo^ttf/ bntgen.^ De«©efcfjieöeniffen aengeteiftent w~j,
25oefien Dec Machabeen , |^eh. i». 11. Jojadagewanjohanan'-e
Johanan gewan Jaddus. Avond-gefang op de twintigfte Dag vandeMaend.
Stemme: §p>f, 103. Mijn ziele wilt den Heer, &a 1. 'tTj €gin toa.s nu ban Die tfebentig toefeen
[) ©an ©anïef / Die einö'Itjfc $n bcrffrefien / JBanneec De ïfeere gefltë té geDooö. Hu reproe <£sra / na fijn neDgig bafren / <^m 't bolfe Den opbouta b02öer£ te belaften/ $og haöDen f? ban hater? b?p iaat nooö. 2. ©c ©oiff Behcmiag begon te treuren.
©at nog De |>taD.ë-mueren biaren bol fcfteuren. Up retéöe felfë na Sfetitfalem heen. m bonö'M: Die in 't toerft.ba? toat berftoutoöen.
5|p maefite Datfe toeöer Dapper boutoDen. 3|p sreep feffis aen De truffel en De fteen. 3. Schoon Dat Dit bolfe gctoel&igtoajfgeflagen:
Boghaöoenjp in groutoelen behagen; 0$> |
||
Avond-Qcffeninge. 4S7-
Mm leeröe öaer baerom op nfeutos* «3oö^ toet.
abp moefïen 't fyeemoe i©gf en üinD'ren laten: «en mogt geen lafïen boeren fang^ De fïraten *fc 't *aubatf) toa0 / of 't toierD terfïonü Met. 4. 5^e Cempel toierD Doo? 't boutoen toeer ontheiligt /
1 <0eg ïjeeft öe ©0$ ben Cempcl toeer geneuSigt. % gaf ben tooefeenaers? een fetjerp bertnijt. ©ob£ JMfc toaé nu in fjare epae tooning. ®og niet onöer 't nebieD ban rugen iftoning. Jlaer 't toagten toa.s? na öe£ Jüefiïe tijD. »ande Geboorte Jefu Chriiti., rot fijn openbare Predicatien.
De een-en-twimi^fte Dag. c- Vr. $oe # be J^ejTiajJ in be toerelt gefcomen J
, Ant. ^tjn Éoirtfie in De toereïD t.« te boren bereib 0002 be ©00^ ^°Pet Johannes be ©Doper/ StK. i ■ 76. Gy kindeken iult voor het
^"gefigte des Heeren voor henen gaen , om fij ne wegen te bereiden, |
|||||
.„3.3.
b- Vr. $oe # befe ^foFjanne^ be ©oooer geboren i
, Ant. 9cis? fijn ©aoer Zachanas alj» J32ieftor in Den Cempel toajs/ }:°Ja3 &P «n €ngcl / Die ïjem De geboomte ban ^obanncj; boo2- Fö^ 't melis aï.sf ^arjjaria* niet geioofDe/ fbo toierD Ij» met fïon> |El& gejlagen/ Detoelfee OnerDe/totDat Dit ftinDefcen geboren toierD/ JllC, i. 10. De Engel feide, gy fult fwijgen, en niet konnen fpreken,
*Ur. 1. n/n/64. , <:• Vra jDaerom moefï 3foïjanne£ De ©ooper / De ©ooj-Ioopec
°aH'3[eju.$3tjn*
, Ant. <®m bat ï>p Die p^opöetie berbulien fatiöe/ Die fetD/Jftaï.4-
SM. Siet ik fende de Propheet Elias : S'Obaimejf toatf DCfe Qt~tftt*
w«cn <eia$ / foo Chjiftu.s' Dit berMacrt / Mm. 17 •«»/«* •
b• Vr. ï^ne beet onöer toa£ '•Joïjannes' De ©ooper ais gjefitf * Ar,tw ïfji toaj? feg maenDen otiDer / toant in De fefïe maent Dat Jwfabetfrtoa^ ?toanger getoeefl / foo quam oc €ngef tot JRarta/ 5," wobfcfiaptetii fjaer / bat fj> jtoanger fouDe tooien ban 3feju£/ *<*. 1.16.
b Vr ïf oe ging De geboorte ban ^Êofwnnes? toe i
j&Antw. 3tfs fjn geboren tóa.si / foo toase nöa ban öe 2Pneren en ylf%HféerbhjDc: jüen meinöe rjera ^acfjanas' te noemen/ bfX'iin ©aöer tot nog toe fïom jtjnöe / fcftjetf op een iCafeifcen tjfl ''JnftmD£n«m3fof)anne£ moefï Bijn: en Doe toierD ^acfja* ^toeberomfpjefiente/ en lootje <©ob met een feer Ijeerlpm 'f & 4 a. Vr.
|
|||||
4% 8 De een-en-twintigfte
a. vr. ï|oe i$ ïjet toe-gegaen met öe ontfangeniffe Cïm'fïi ■?
Antw. ^abatEiizabeth, De U&oeDer ban ^obannèjS De ©^J yet feji maenöen toa^ stoanger getoeetï / foo të öe €ngel Gabne| tttöe H&agetMariagefcomen/ DiemetJofephinajSonDertraibrt * en fjeeft fjaer booj-fépD / Datfe / ftmber Haan te bekennen/ fflttf*® (buöe tacröen ban öe JfteffïajS/ ïüc. i. 31. De Engel ièide, fiet, gr JTult bevrugt worden, en eenen Sone baren, 3tur. i. 26.
c.vra. ïfoe ïji öefe ontfangeniffe bp Jofeph en Maria opgfl10'
aten i t Antw. jofeph mepnöe DatjijnonöertroutoöeBjemto ftaern1^
tocl fjaö geöjagen / en DacromtoaApban |ïn ïjaer ïjepmeuj»'* toelaten; <©og fjp toicrb Doo? een «Engel in Den Djoom anDerë°"' fcerrigt: Maria bol bertoonöeringe en bol blïjDfrfjap jijnDe / rep.*1* na fjaer Btcfjte Eii&beth, en fpjaft een ïjterltjfee 3tof-fang ree eetf" banDefeontfangeniffe/3lue. 1. 16. Maria feide, mij n ziele mae»'
groot den Heere, ÏLltC. i. 3 9/40. JEatt. 1. 19/20/21. a, Vra. ïfoe t«ï fjet toe-gégaen met De geboorte ban 3[efi# i
Anu 2EI^Jofeph en Maria, neben;? anbere 3!oDen / op het Sr 6oöbanöeftepfer3fatgttftns/ naRethiehem moe|ien repfen oj"
befcfjrtben te toMDen / fbo toierDen alDaer fjare Dagen ban batf " berbiïlt / en alfoobaeröe fp Daer fjaer ïtinD in een &tat / om aatl* geringe IteDenspDe / in öe ïferberge geen plaetfe fionöeri fjebbe"/ ftltC. 2. 7. Sy baerde haren eerft geboren Sone, endc wond nerf"
doeken, en leyde hem neder in de kribbe, om dat voor haer-lie"e geen plaetfe was in de herberge ,%l\C, 2. 1/ 3/ f. c. Vr. 3jS öefe geboorte foriöer eenige fjeerltjfcfjeiD getoeefï ? ra/
Ant. Been: j&aer De «engelen fjebben öe£ nagt?op Ijet W^' acn eenige ^cröcr? öefe geboorte befienö gemaefct / Daer bp Doet1" groote beloften en Hof-fangetï' %\\u 2. 9. De Engel ftond by h*e' en de heerlijkheid des Heerenomfchrenfe,5Lue» 2- 13/14. . ^
c. vra. iBat <6oD?öienftige pligten ïjeeft Maria ontrent Dit ft'1,r
fsentoaer-genomen* ae Ant. &p fjeeft fjet ten agfïen Dage laten befntjöen/cn gaf hen'
naemban Jefus, bolgeité b$ €ngels lafï en boojfeggmge: bs&JU, ïuagt fp bet in öen «tempel / om fjet felbige Den ïfeere boo? te J*t ïen / altoaer ïjet ban Den ouöen simeon, en ban anDere «Sw'1' met groote toeugöe té gefien / 5luc. s; 28. simeo» nam het m * 1 armen,3£üC. 1. ir/22/ 36/ 37.
b. vr. 3!£ Dit ïtinöefeen J cfiw in mftt en b2eDc cpgeb?agt * ^
Ant. ^een : toant aljS eenige toijfe ILiebcn npt ijet <©ofïen ƒ % 5ttocfet 0002 DeberfcJraninae tan een Sterre/ DftttinDcften/ ^.
pi geboren ftorartfe / %tamen foefen; én fjret alfbo gebcnöen y^ |
|||
Avond-oeffeninge. 489
fenöe/ met ïjaer gefcïjenfeen bercerbe: ;èoo tó Herodes (De Koning
oan be fiomermen gefïelb ote het Sjoobftfje Itanb) fèo ontroert BflBogben/oat fjp boojnam aiïe De ftinbcrften^ te 33etlilei>em te ber= ^Q02Deu / om atfoo Dit ïiinbefcen Ofefité ook om Den I)afé te fjclpen/ **tatt. 2. 3. De Koning Herodes dit gehoort hebbende, wicrdont-
*Qwt,4jaatt.2-i/i3- '
a. Vra. 3i.s ï?eroDe£ tot iljnoogmerïi geliomen ^
Ant. iseeri ïï)j / toant atë fjp / onberfcfjijn i>an Dit fttnbcficn te
«Wen aen~bibben / De SDgfe fcgt te bebjiegen / foo toaerfefjcutoDe ®ob fjaer in een bjcom / Datfe Docq een anber toeg na fjtt»^ r«#= £En: «rn al£ Herodes nergramt sijnbé / (ijn &oIDatcii af-fonö tot ^fc ttinber-moojb / foo toa.sï 3!cfepö met jjlaria en bit JfinoeSü» jwiloDen na €jjpptcn/ 0002 een €ngel ijier toe in ben D>oom ojrgi? ytjijnbe/ aftoacr ljpi$$tblthtn/ tot Dat ifÈoDiö? öood toaV/ *®ntt, 2. ij, De Engel verfcheen Jofeph in den cirooni,en feide.ftaet
P> neemt dat Kindeken tot u, en zijnMoeder.ende vlied na Égyptea. f°Vra. ïfoe i£ ftetiioojtë gegaen met Dit ftinDefcen fljnootoaf*
%n> .,''■■',■■.:'■,. r A"f- W 5fefu^ mi ontrent fctjf jaren in «Jasten ivaè getureft/
Pö if< Iff niet (ijn #uDer£ toeDermn gefceert op <©cüs faft / en S°onbe met ïjaer te Nazareth, altoaer ijp fig metfnn gemepDe Saöer oefenbe in ïjet timmeren/ en op-toiefcfj m atfe ÏKpltnt Drug* "1 Cn pfigten/ %üt, z- ƒ2. JefLis nam toe in wijsheid, ende in grdo-
> ende in genade by God en by de Menfchen , tJjRarc. 6. j. ten 7r' ^*'** met toat fcPf0"0^ 'n t')11 k'110^ Jart*" tott&jtfwf*
|
|||||
Antw. 3Ja&et: inant afó SP ttoaelf jaren ouo ö)a.sf / enbatgj
|Cl lw Hüoeber toaj; op-gegaen na 3'erufafem tot be «Soojfbicnff/
}, ° '"ifie Ijem fijn Jlüoeber in &et toeber-fceeren; ©oiï fp toonb ïjsm iw?le oa8£n (ittenbe in ben Ccmpel onber be gelurDe iïlannen/ Dpn v'e &p /tot &aer 8roote tiectoonbcringe/ oner dobbeujïie öm= 5fn blfj.Uit£crbe/ ÉtlC. 2.47. Alle die hem hoorden.ontlètteuen haef,
^2. 42/49. c- Vr. $$m fe 't mct ^foöanncjsf De ©«per gegaen i
kliï ^hmi groot getoojöetitoaji/ fóa |)ecft ftn Doo^ «5otfc fort iC ^^ be0'nnen te doopen: en Scèft ucninncn f(t)ttptl$è te ^ioiHenenDe fonben te beftraffen: aeiilnijf:nbe Dat'er nog gena^ kn^f^Öopen/ inüienDe3?oüen|Igbefceerben/ engeioofbenin iièth u™' öif ÖP frtbe nu onber ftaer te toefen/ enbetoee^öcm bQ 0e Oinger oen / JJ&attï}. 3. 12. In die dagen ^afajofiannes de
l„°per' predikende, en leggende, bekeert u, .plattï). J. <>/ 10. l,c'J' 16.310a. i.i9. 9 & f b. Vr.
|
|||||
490 De een-en-twiiitigfte
b. vr. J©at té'et öpjbnöerjs in^oanne.g öe^oopet aen te m^
fcen* Ant. &ijn leben bw feet ftreng en ingetogen/ toant ï)!? toaj* f
Meeb in bellen / enatiwonïjnfpjfe&png-lianen enbnlbeni^ nig: öetotjle ï)? alfoo öoo? €lia£ mag afgetieelö. $pfWbeWw <!Bob.s lafï een nieutae «©obg-bientï in / niet alleen ooo? fijn p?eö^ feen / maet ooft öoo? fijn öoopen/ gjoa, i. j j. b. vr. f oe té gjefité tot lijn ^jeDife-ampt getteöen *
Ant. Itéfjri nu bertig jaren oubbjag/ foo té ïjp tot 3iobann# fcp öe Slojöaen gefcomen/ om ban Ijem geboopt te toojöen; 't toe$ als! 3jo&annesi na eenigetoepgeringc ïjab gebaen/ fbo té be tejw <i5ecfï afë eenBiwbe op ^efum geballen/en een ftemme té geljool ut?tbenï?emel/ bat<©ob in oefen 3iefité |ijn toel-beljagen naflV De Hemelen wierden hemeeopent, jlütatt» J. i j/1$7 i7-
c vr. teeftaeftté fljnp^eöifc-amptaengebangen fonbeteenr
mocuepftei'b * Ant. Been fjp: BDant foo jjaefï até ïj? geboopt toa£ / toierb W
tan ben ©eefi in be HDoeftijne geboert; en baec totero lip tan £ Hiwtcl getenteect op berfcfjetbe trajfe/om <©ob te terfoefcen/om & !©:relb lief te bebben / ja feifë om ben 3Wel aen tebibben: ©W I)j! toeberfionb ben ®u»bel boo? ïjet stoaert tan «öobji !©002b / &, taer op be ©ujbelbJijfcenbe/ quamen be €ngeten en bienben fy^ Doe wierdjefus van den Geeft weg geleid inde woeftijne.omve'
fogt te worden van den Duival, Iftatt. 4. i / 3/ 6/11. b vr. iDat mt be ^eere ^fefUe terftonb na bat Bp «5' öe J®"*'
f^nebjajStaeber-gefceert* ,, A nt. JSa bat ^obannejs be ©ooper terfefteibe ^eerlijke getiw:e
niffen ban nemopenoaertijlibab gegeten; foo sijn^efum een'L tan fjn©ifcipelen getolgt / onbet toelfte toajï ooft Andreas, * 2B?ocbcr tan simon Petrus, tic fijn 2B?ocber fteftenb inaeftte/ öflJ „ oen Mefliam getonben öabben: ©cfe ttoce nam 3!efité aen tot vh ©ifcfpelen: en fcojfê baet na / ftomenbe in Gaiïleèn, nam W % PhilippumcnNathanaelaen/SJoa.' 1.41. Andreasfcide.wy heb"
den Mefliam gevonden, *3loa. 1 • 44/49/ f«• a.vr. ï^eeft 3fefi¥ eenige wonderen gebaen ^ 0
Ant. 5!a ï»p: toantte Cana in Galika ter ^tmloft genoob 31L
öe / até'erJ©ijn ontoaft / fbo fjeeft \jn ïjet ï©ater berantert in f ,
OCH i©p/3!0a. i. n. ditbeginfelder teekenen heeft Jelusgw*
3Boa.:. 1/3/f. „( b. vr. 3deeft Jefus met ontfag en autljoritciit fijn fcienfï öeö"
umi A Antw. 3;aöp: ü©antatéöpopïjetfaêftlj-f«efï tcamtPjn
|
|||
i Avond-oeffenitïge. 491
•noen©empelqitam/ enfag/ bat men Daer<©ffenen.§>ehaurn
^ROöt/etc. foDtoiecDhpfuojJberig/ Dat ij? met een Ceeffeï al * «ooperjs en berfcooper$i uit Den Stempel öjeef/ 3joa. ».«/. Hy *eeide de Tafelen om, 3j0h. ».13/14/17.
c. Vr. i|oe ftonö ïjet met het gefoobe en leben ban De 3JoDen op
wm* tijö / en infonDerlp ban De tterMijSe Jperfoonen i Ant. $fl# ttiajs?in groot berbal gefeomen; foo bcrre/ Dat bii-
tm j?us oe i*l>ar'3^/ ?*n tan °e fafó onöer De Sjoöen/De^ naat* «ot Jj£fii,n fenmenDe / met fchaemte mofï hefiennen /Dat j# De ge- iJfntheiD ban De weder-geboorteen bekeeringc nog niet berftono/ ^03. 3.9. Nicodeiaus feide, hoekonnen dele dingen gefchieütn.?
403.3. l/3. °- vr. ^eeft gjgjïi^ ogf£n man in Die ontoetenheiD geiaten i
,Ant. jjfrtm 1 maer hp heeft hem onoertoefen in ïjet ffafc ban De ^ekeennge, en ban het geioove, toaer Dcog men Den J&effiatn jj DfS aennemen / om alfoo D002 hem bermeutot te tocgoen / en sa= w 303. 3. /ƒ. hen yegelijk dieir. hem gelooft, jfal niet verderven,
"^w het eeuwige leven hebben . 3|0a. 3 f/ó. a- vr. $oe # ïjetboo?t£ met 3ïohanni# De ©ooper gegaeii *
.Ant. M-ftoc-inel hj bete Doopte / foo jtjnoer ndgtantf meer füo> 2*{W# getoeeft ban jefus afcj ban Johsnoa, 't melk afê fümr-uge > «n ftjn 5&ifriperen met nijöigheib aenfagen/ fóo heeft 3!öïjann$ jj«t onOerregt / en getoont Dat Dit alfoo moefï toeft!! 3JSa> 3.50. y nioefwaflen,maerikrr.inderworden,3,0a> ?• »ó/*8.
• v>-- $oe heeft 3tohanne? fp leben en Dienjï gt-einDigt i
,* ntw. m$ iff Herodes (ban feien hg te boren met Iufi toasf ae- C?tJ ^PnwDicrfjijft befiraft haö ober frjn onfiu»$ja& / foo ha -ft C\«?crode£ ,n öe ö^ongenfifegefet: ©aerna/ aljï De©ógttr bah sS*^ ^03"^ &oö / en op üteroDes eeö/ bcgeerDe net hooft ttó /0Pann^ öe ©oopcr / foo té 9foftanne£/ Doo^ (aft ban ï?eros «wpfj in De gebangenitfe/ Jftatt. i +. i o Hy f jnd henen, en
cr"ootde Joannem , Jftatt. i 't. */ 3/ f JgdlX. 6. 20.
iöajj/- ^at DeDeJefus als* hp hoa:Df Dat 3johanne£ gebangen
fenhPh ^pberliet Judea, en fjn ginn na Galüeaj op Den toeg/ moe-
fea/-r°°? <®atnftr>a repfen / fo ntiteöe ïw ontrent z,char, bj} een tnet w|llt / a(toaei: oe SamaritaaKfcfjc ©?outa bp hem riimm/ W',,'He ÖP fooDanige rebenen bnai»f/ Datfe haer herte «eraefit bc m,™£ / naer hup* ging / en haer 2?nrger? befienö macffte / Dat ^en/^f3?01^-' ^aer op te &aqttft totgjtfum 50ngefa)= «Heer „„ r " Öem OnDerbjefen/ '^Oa. 4 3 i. Daer geloofdender veel -
°mii,ns woords wille, ^foa.4. 1/9/ «6/ 18/40. b.Vf.
|
|||
492 Detwee-en-twintigfte
b. Vr. Wat öebe SefH? öaer na i w0
Antw. ajfó gjefjtë ttoee banen bt» be Samaritanen, Bp ïjacr «^
foeh / taas gcbleben / fon quam hp toeberom te Cana in Ga,ll-ei1;* en biierb bltjbeftjft ontfangen; attoaer h? gena? be foon toan o» «oningujfte Ifobeling / Die kanft tegteCapernaum.gïoa.*, ^ De Vader bekende, dat het op de felve ure was, in welke het bef
'met lijn kind geworden was, welke jefus tot hem gefeidhada > ufone leeft, 3103.4.46/47. Avond-gefang op de een-en-twintigfte Dag van deMaen<1'
Stemme: J$f. f o. God die der Goden Heer is, Sec. i- TV7 ^ öat ^00^ ^mi Öab lang getoagt /
J^ &oo heeft l&aria ^Jefurn boojt-gebjagt; Ba Dat ^nöa nu haer 3fahannc£ fag. £>oa bolgDe ftrahg €h# i geboorten-Dag.
©e ©tjfe ejttamen 't ftintje 3Jefu.s faefeen /
$et lag in SBethlenrê fiat in oitïie Doeften.
1. ^eroöejs fogt iet Metne üfinD lijn Dooft / ©ctf giofeph fpcebig na € groten btooD.
i^eroöEis' maefif een feueeöe «inber-moo2D.
<èob£ layl faeft Sfofcph toeberom gehoótf:
ïfn b02ft )ïg tocer na gittba niet bcgeben.
*kJ P>S te Bajareth met 3Jejiié leben.
3. |£a ttoaelf jaer: UStaria mifï haet fóinD:
Cot Datfe hem toeer in Den iCempel binD. Ba bat ftu dooj öen ©oop toa? mgetotjD.
&oo raefct' hp met ben &atan in ben fïrtjb. Ce €ana gaf h»; ï6?tjn in ï©ater-batcn. $P becb' be «ooper? *oobe£ ^upji berlaten. 4. <£>oe fpjafe hem Bicobemu.si heim'iijft aen /
©aer na foo foilbe hn unfJuDa gaen / %U nu be ©ooprr fag féer baft geftoept.
. $>ji ruft bp ^aeobïi put / ban ft gaen bermoent: % heeft Die $>|OUta ban t-iehar onbrrtotfen. ^>aêr na heeft ï$ De.s $ooftman.s foon gencfen. Van Chrifti openbare Predtcatien, tot fijn over-vare"
na het Land der Gergefencn. D? fwee-en-twtntigfte Dag. , .£<
b. Vra. treeft ^Ocfitö macr fbo hier en Daer bn eemg booj-t»31 *■"
fgeötfet l _, 8(U
Antw. Beenhn: maec h? té ooft in De &pnagogen öer J.ufIi/
|
||
AvoruJ-oefi'eniiige. 49-3
ïfflacn/ enïjecft opüenSabbath-dagopenöaerlp gcp^cDifit boo?
«deDEtbüIfi/ S.IJC.4. 16. Hy ging na fijngewoonte teNazareth
°P aen Sabbath-dag in de Synagoge, ende ftond op om te Itfen. c' Vra. ©at bnigt ftati öefe P?eöicatie i
Ant. <Êer|i tóierö fjpmetbertoonberinge geljoort: marröaer- ««/ afe^j)unttiefgDpöeet3,!efaJa/ be boozfeggingen foowi)aer ♦w-paffe / öatfe berfïaen feonben / bat 4Bob ïjaer fouDe berfaten/ '"uien fp ïjaer niet en nefceerben; &o toierbenfe aiie tcojnin/ fp 02c* ?c" fem iipt oe ^taö/en mepnoen &em ban een&erg af te tópen: 0QCy 3fefitë ontging Jaerljanben/ %i\u 4 29- Sy wierpen hem üyt buyten (je stad, % ÜU 4. i o/12.
b- yr. J©aer na toe ging S&ffe Doe *
Ant. 3^p berliet Nazareth, Daec Ijp toa.tf opgeboeb/ en ging too- it!' teCaPernaum ' fltoaet* f!? P^Difete bfin bekeeringe en geioove, ïpfltti). 4. 17. Hy begon te prediken, f eggende, bekeeit u, want'het ^■oningrij k der Hemelen is na by gekomen, J&attn. 4. 13/14/15-. feCrvr iaöjefus nu al eenige tot SCpofïcIen geroepen 'me ïmn
C0'aben i Antw. j^een: jüaer nu toanbefenbc acn öe Bte ban Gaiiiea,
5nö &p / om ï>et aetópjgeti öe^ bülfe* / in een ©i^ftfjeepje ban ^iincnpetrtisf: DeJ^ebiratie uut bitg>tl}tepim geöaen spöe/ 'OQmaefite^pöatPetrus/ Die öeaantfrfte nagt te bergeefjiges j 'fut ïjaööe / beel &ifc£) bing: ï?ier op riep !<p Petms en Andreas, ^tiebejohannesen Jacobus, tot jjet $pd|M-ampt/;£tlC. f. 10.
. Vleide van nu aeniultgymenfchen vangen, ÏUC.f. 3. 3,Bai'f. 1. '•'7/ip. hls. a- ï^atDeöeJefus, na bat ïjpbefe jannen tot opofferen
Jaöfe geroepene j)P„ "lw. ^efttó te Capernaum geftciwn jijnDe / ging terfïenö op
Qnrrn h 'n *"* &Pna8oge / *n 3^ Daec ccn menfït) Die een tepVr En 5Ce^ fr900*: "?*be &Pna3e3k 3aenö2 na *# &HS* ^n snmwT' Bwa^piijnK^fë j®oeber ban De feoojtfe: tegen Den fieb'i ^ypbeelDertepiiefce enbefttene/ Die tot Jjem toieiDeit oaBt/ ïLtur.4. 3J-. Jefus feide tot den boofen geeft , fwijgtitil3
b^ÜVS,he?,llit' ïl,c- 4-31/39/ 4'. At' 5 ^ ^Wtë öoe fan3e t£ Capernaum *
ahö"p peengp: maer'£ morgen*0 tooeg bertrofc {jp/ om oofi in SfjrItetffen te p;ebifcen; tnfonbrrfienö te<©au'teen: toaer in W/s l1^3^' foBWfliS&Pwn mefaetfcöe/ Detoeïfce ïefus&e* fteftcrrh1 ? r*" ÖIt 3to5gen fouDe; oog ftp maefite öit mtraM ober aï om 1 „ ^ /° öatfe met menigte ban affe feanten tot 3fefitm quamen . i'«n te Doren p?eöjfteu / ®m m\ &are flej^g tg mm ban fjetn
jjetwö
|
|||
494 De twee-en-twintigfte ,.
Jjenefen/5LuC.y. ij. Jefus feide, ik wil, word gereinigt, %\*''*
bf. i f. jaarc i. 4°- Jfeattij}. 8. z.
a. vr. i©at öebe SfefujS/ toebecom te Capertranm ftomenöe * Ant. ipgenaji een geraeftt menfrfje/ bie totljem toietböe' 6?agt / en ï$ bergaf Ijem ooft fijn fonben/ toaer ober be $&an'*" murmureroen: €n ban baer boo^t-gaenbe / riep iff Mattbe* ban ben Stol tot een SEpofiel / Jfcatt. 9 %. Hy feide, Sone «'J1 wei gsmoed, uwe lönden zij n u vergeven > Jtftatt. 9. 1 / f / 9-
c Vr. Wanneer $ ^efus toeberom na gjerufalem gefceert i
Amw. W$ ïjet toeberom ïjet paeftb-feeft toajs/ quam hp te 5f' rapiï ati / en ö? gena£ be man bte agt-en-bertig jaren fcranfe y3? getoeef! / en bie aen ïjet 2Bab-toater Bethef ia lange te bergeef^ w, gelegen: toaer ober Ijp met öe 3[oben in een bifpuit geftmncn w toaer m r# ïjeeft getoont / bat ljp alles! bebe bolgenjs o^bje en W gebafen ban «Bob fijn ©aber / gjoan. ƒ. 8. Jefus feide, Staetop» Ijeemtubeddeken op , en wandelt, *fjf,B8XUf. »6/ 19/24/4?-
c vr. 2pttsef l)p lange te Sferujalem * „ «
Ant 'Been: maer ïp» ging op ben febenfïcn JFeejï-öagi/ 33*?
een &aboatfi-bag / uit gierufalem; op ben toeg plufeten fijn wj' pelen ecnige ipren / om bat fn fjonger Ijabben / toaer ober Wt<Q. t>ic;t$nbe ban oe poften/ toönbe beHeere batfe baer mebe *•£ j&aböatb niet Ijabben ontheiligt/ Haatth. i». i. DeDifcipelenb* gonden ayren te plucken,- en te eten, jlEattlj. 11. f/ 8. JEtórt. *•* j
a. vr. ifeeft Slefu^ toel pet anberjs gebaen op ben &abbatl) / &*
be3iooen ergerbe i ^ Ant 3Ja ifft toant afê be 3!oben een raenfcïje met een bo?tt'-W*
fn be Synagoge Ijabben gebjagt / om te fien toat gjefi£ boen fci'U fo gena£ ï)p Ijem op ben &abbatf) / en betoeeg / bat fobanige 0^ toerfen toelgeoo^lofttoarcn: Witontfiaft_bePharifeen fo$ffl>zu |
|||||
fe met be Herodianen beraabflaegben om 3(efum te boben /«- „
il. ir- Jefus feide: fo is 't dan op den Sabbath-dag geoörioft S&
doen, lEattlj. ii-io/u/i;/14 c. Vr. i©at gefclfrftap fjccft feftté gemeintp bp ï>em 8«&aVf^
Ant. ©epïjarifcen en &cfi?ift-geleerbe bolgben Ijem beewy om rjem crgensi in te agter-Men: Het gemetn bolft bolgbe «J1 lfl om fimt te ftoren / en om gencfïn te toozbcn / foc fierft / bat W^ 't gebjang fomttjbis een f>eïieepie bp l)eïti plb/ aljs Ijp aen öe^% p^cÈtte: ma?r infonberïjcpö ftelbe bp ttoaelf Apofteien, bie til" -n/ f abig gefetfcljap foube toefen / gcbeitóe Ijaer magt om te p?ewi" dc m om mtraMen te boen / JflVittï). i o. i. Hy gat haer magt o« ^ onreine geeftcn , om de lêlve uit te werpen: en om alle iie*-1
qualetegenefen, Uto.3.9. XttC.6.12/13. c ffi |
|||||
Avond-oeifenïnge, 4jc
c-Vr- i©te toaren öefe ttoaetf Spofïctai *
Antw. ©É namen öer ttoaeff Blpoftefen jijn öefe: 3F»e ccrfïc $e= «W/ Wöe3Hn&2Efl£ fijn2&oeber: gfacoöuö be ^one ^fbeöo/ ïï0* loljannté fijn Sloeber: Pfjiuppitf enöe 25art|jDromcu^/ ^6nmajS?nDe|^a«{jÉU.si öe-CoKenaer : gjacobitó öe&one2lir= *wi/ enöeSeobeu.*'/ toe-genaemt rCfjaöbeiuft &imon €anani* «S/enüc3uöa^31fcanot&/JEattD. 10.2/3/4. ,c' Vr. ©aet ban fycft ^tffê begonnen te pjebicfcen na befe ber= "Kling* bet ttoaelf atpofïelen * , Ant. $n öebe boe bie öeerlpe p^ebicatie op öen 25cr0 / itiaer m
SP toonöe / toie Dat salto toaren: Wat be pfigt toaj? ber 2tpo|Men £], leeraren: BMfce öe regte fin en berffanö toare ban<ü3oö$ ï^tten: Jtoemenmaefï aelmoefen geben: bt'ööen/ en bafïen: |
|||||
~- men niet gierig muefï toefen / nogte ügtbeerbig om een anber
J^beroo^beelen : ©at men 000? een engepoojte in benfemet Jf°ttgaen/en Dat men fig moet toagten ban öe balftfjej^opfjeten: ^fitintenbe met een belofte ban baffigftepö üiein fijn ï-eere toa# "wattft. 7-if/16/19. Hy leerde haer als magt hebbende, IP.attij»
*'% 6/ f. *■Vr». j®at 1Sj op öefe p?ebicatie gebolgt i
-Antw. ©anöen2?ergafyfeornenöe/ genaöftpeenJIMaetfcfje: g-wcapernaum tomenöe/ maefcte Ijpbetegt gefonb ban ben $°oft-man/ tuien? gefobe fip fo feec roemöe/ Mattfj. 8.3. jefus Clde, ik wil, wonigereinigt, Jftattl). 8.8/9/13.
a< Vr. i©at öeöe <%ifïité nog meer i
&i>«Lnt' ^Cj* anberen öaegW gaenoe na be )iab Naim. fo toterb een Frasen ^one ban een JBebuineupt-gebiagen/ betoetfse ijptoe* T?M tebenbig maefcte/ Sik. 7- »4- «r fcide, ikfegf>eu, jon- V«»gfl»ttop, auc.7-ïi.
•Vr- ^ce jionb ijet met 3foJanne^ be ©ooper op öefe tp i
fcnf?tvt.' %ffltmöeBebangenijTe/ omöat ïjp Herodes ïjabbe* Vr. V n ^3^ ÖP cen'8e 5&iffiprf«n fonö / om be miraMen ban öre ffen / °P öatfe öerfiaen fbuöen / bat fj? öe i&ejfia.£ toare: fo htlfï^te ÖIt ötfes* Öaööen gefien / en toeöetnm toaren geteert/ WimT 'efbs f£er ÖKrtp ban 3i'o&anne^ öe ©ooper tot be fcijaren boj' SBu -fP?efen; te gelp be jifjaren befcltifoigenöe öatfe noc^ iiDntim,l>i^nn£*i ^tens< bjengementen / nocji öoo^ fijn biienbelpe Weife"wb/fieert toaren gttewben/ .Pattft. n. io.'Defeis*tvaa fifcfc "»: c)lreven ftaet» fi£'t ik fende mijnen Engel voor u aenge-
W »? Datn 3feffim aïtp b?ienbelp gep^ebifit i
«f- mm 5PJ jïaa; jp ^ m^ ^^ ^ fc^etp öe |
|||||
49 6 De t\vce-en-twintigfte
ongehoojfame geö2cugt/ en ïjaer aengefepö öat öe ^poenen in f*1*
öaa öe? ©ozöeels? een bertuageltjfter Vionnt^ fullen ontfangen /aly öie'fteöen / öetoelfce fijn J3oo2ö niet aen-namen / I&atti). i«•} *' Wee u Chorazin , wee u Bethfaid'a, jUülatt. 11. *o/14.
c. vr. ï?eeft Siefu.^ met öe ©ïjatiseen en Scfeift-gcleerDe •"
. bpanöfcïja» jjeleeft* . Ant f» k ©jianö getoeeft ban ïjaer valfche ï&re, en ban w*
qoade leven, entre heeft alle gelegentïjepö toaer-genomen om f)ajr öaer ober te neftraffen; maec ïjp $ geen ©janb getoee|t ban W\ Perfoonen, (jeïp 1$ toonöe al£ Ij? ban ïjaer ter maeltijö genooöir ïfjnöe/ bp ïjaer ten eten quam; enafófrpöaersgnöe/ banM9rJ: Magdaiena rtefalft taierö / 't toclft al£ met bertoonöeringe / en b# Mginge ban öe J^fjartfeeh toa.s aengefren/foo nam hp gelegene om ïjaer ober öe jtigt ban öe liefde te onbertoijfen/ltttc. 7.36.1»^ gaen zijnd; in het hüys derPharifeen, fat byaen,3Ï4JC, 7.42, £
c.vr. ^oefjietöen gaer öePïjarijeen en g^ift-geleetöe «^
fjjnleereenmiraku nï ' M
Ant. ai? Cl)#t# "00 aengenaem hjasi in fljnleere, öat F1''
feïfé fommtge rr$e ©wanen bolgben / öte ï)em ban fjaec go^j renonöérftielöen: n Ifgïjp toeneem» te €apernaum riomenDtI eenmmfcs! .u:öanöcn^upbelbefctmtoa£/totgrolJ' foeugbe ba^ ï, ■ bolÊ 5 foo befeïjulöigöen fp ïjem öat ïjp öen ©^
S)èltipt-ö2eefi DOÜ3 s-eizebub öen€>berfïen öer ©upbelen:'" |
|||||
tcjnté'f .. r-virtlijiiïieeftgecifpitteert/ ïjaer ö^pgenüe -
c* ü uïöinge fouten boQ2>8oorefcnfcftapgeben/ öaL fa/nöfgöcn tegen bén ^epligra «©eeft/en öatfe felfê afê een toontnM
öer 3f upbelen tsaren aeb te merften/jHatt. 11. 3 7. uit uwe vr°° den Iuit r" ge oordeelt worden, JHEatt. n i»/?i/ 41/4?. ,t-i>
c. Vr. #eeft C&2tfïujS hierom na-gelaten tot het boïfc tëptfö1"?,,',
Ant. $een: maer hp ging na öe gee-feant en p^eoifite Mi" * fl i§>có?ep|e tot een groate &chare; toonenöe öoo? öe gelpenil? * # öenèaepet/en het saeö öat met alle in een goeöe aeröe balt/oatu «Bobsfflteö op alle Coehoojöeren geen goeöe Inugt boojt o;t'% ©aer bn öoenoe öefe belofte / öat / öie pet uut fcjn PKDicatie11> v i&setóe/en öaer na fogt te leben/mct meetnet: genaöe ban ^ ,t pir öe ijesetjent \wi%m : ©og bp toaerfcïjoubiöe ïjaer tegen w.^ fo*u7tt' 't toelfe öe Satan fjepmeltjfe in ïjaer ïjerte fouöe foefón »■ «j j, pen/ l&att» IJ- l*. Die heeft, die fai gegeven worden, ^3^*
bf/i/i/i>-M>. .^trtii^
b.vra. '#eeft öefe pjeöicatie Jnatteagt afbaö opöeö^1
Coeïjoo2öeren^ , LASl,.aa^ Antw. ^a; bsant aï? §p Ja^c ösööe opgcbjefet om &et ^» {«11«
|
|||||
lï,imM.o Avond-oefTeninge. 49?
bn-hn ^&ofïehjfcePaerte,en afê een grootenfrhatm een 3Ecftec
öiT hw!En te f°El!ien: &00 #n fy™ teü toe-gebaen getoojben/ on» ai.raa«e ooft een gvch2ift-gëleer6ebjasit maec befe hoorenbe ben h,p 5n *aet uan3Êf11* / "öat hu niet een ooj-fcufTen rpgen hab / en op», 'nbe öat ÖP =0" goeöeren aen 3wi# foübc moeten te fiofie leg» "Kn/të in |ïjn bO0?nemen toat ge(ÏUt/itUC 9 f 8. De Sone des men-
nen heeft niet daer hy het hooft neder lcgge, jj&atti ' 3 • *Wond-gefang op de twee-en-twintigfte Dag Van de Mae&fif
Stemme: Pf, 2. Waeromraeftdat volk, &c. |
|||||||||
u T"^v Ë %er &i8°n $n ampt |« Bajaretïj.
|
|||||||||
©e ^iefïerjf toeröen op fjem feer gebetèfe
Ce €apernaüm riep hp ban het net «©e ©rffeher^/ en hp heelöe een oefeten. <£en man melaetfch ontfing toeer repne lebem <Een man geraeftt / gena£ f)? ooft baar na* «Een ftranfte man beet jaren nu geleöen / IBferb ooft gefonö op 't toater 2Bethejföa. u ©de gaen b'3fipofreleri met hem ban öaet!
5©e horigerg-noob boet haer toat apren eteru 't Wa$ &abfiath-bag: be üobeh gaen hem naeé / <©p batfe hem een <t>abbath?-fci[ bertoeten. 5£e $eer gena.sf/ fchoon hierom ttoifien refen/ €en bö?re hanb / felfjs' op be ^abbath-fijb. Ï?P trooite bie be fonb' en menfehen toeefetu «&oe toierö een man stjn Xaserpe quiji 3. ©eïfooftmangttnegtmaeftteöeïleeEae^Kb
$P gaf op Naim aen een öóoöe 't febefu ®oe hem .Paria aen een maefttjö btmfy <©oe ïjeeft hp haer be fonöen al bergebem ÜPbjeefeen^upbeltipt; öebitfegfoöeri «cpben / bit i$ boo? 23eeljebnb£ magfc f&ate 3©oo2b toierb haer onbjugtbaer aengeöööéa / 3&if leerbe 't ^aeb / bat al geen bjugten bjagt* Vanjefusby deGadarenen, tot fifn Yerheërlij-
kinge op den Berg.
De drie-en-twïntigfte Dag.
** Vr. sneeft feftó opt eenige mirafiefen gebaen op be ^ee *
h Antw. ^a hp; Ésant afê hp ober het Mm boer na het Xant ^Gadarenen, en bat hp in flaep toajs geballen / foo Orittfonfec *"sroöte|ïojmtotnb/ Dij het&thipften mi gofijsntobiitoe; Si
|
|||||||||
493 . De drie-en-twintigftc
jjtaer opgetoeftt sijnöe / befïrafte hp «rtf het Wepnt 0^°^' ^
2tpoftelen / en Dacr na gcbooö hp öe 3©inö en öe %tt\ öatfe fouW". pie toefen/ geujfc oofc ecbetnrb #/ ttuc. 8.14. Hy opgeftatn zii°' de beftrafte de wind, cJÜatt» 8. 16/27.
c Vr. 3©at Deöe %t^$ in het taiiö öer <öaöarenen k
Ant. M$ ï>em ttnee groutaelpe ïjefetene menfchen ontmocteW'v fntaelfee een heel kgioen ©uubelentoarcn/ roepenöe: wathcbbe" wy met u te doen, |tfu , gy Sone Gods des Alderhoogftxn ? £>0 SF
6ooü SJefitf öe ©upbclen öatfe ban öie menfchen fouben upt-gaen:
"€n al£ öe ©upbeicn berfogten / öatfe in een ftuööe föixmtè nioJJ' ten baren / 't toelft 5W»té ïjacr toe lïonö; fo jijnft met öe ©erfcenf ban uoben neöer in het toater gertat/ 't toclïi öe Gadarenenfo om' fïelDe/ öatfe '^fefum üaüen om uut hacr lanö te bertrecfcen/ lute»*' t)f. 3 3. Ds Duivelen voeren inde fvvi|nen, 5lut. 8. 18/37.
b. vr. <3<i Sjefttó uut öat lanö bertrocton i
Ant. %a hP/ en hp $ na Capernaum gereptï/ albjaer hem ffl&
thentf ter maèlttjö ontfing netene bele (Cotlenaren; 't toelft atëf , Pharifeen öit qualp namen / fo anttooojüe hp / öat hp op PZ lieöengaenmoe|ï/ öetoelfce ftranfi bjarerïnaöejiele: W$vtfa® öifcipelln 3fohanne£ fjuafeen ban haec ba)ïen boben öt bifcipett" Chjifïi; fo anttooo2öe3!efitf / öat öit boo? jijn öifctpelen nog g#" tijö inaö/ JEtatth. 9 i*. Jefas feide, die gefond zijn en hebben <*«"
Medecij n-meefter niet van noden, maer die fiek zijn,|Batt>9-' i/'£ c. Vr. ^eeft lefité ontrent öie tijö ooft eenige bjonöer-ioer^
geöaen i Ant. %a hp: ï©ant al£ een ©berfïe öer &pnagoge / Ja'%
hemquambtööen/ om bp sonfcranfce öogter tefcomen/ fogtw |p henen: «©nöer-foege sönöe / raefete een bootte / öie ttoaelt r ren öen bfoeö bïoeö gehaö haööe / liinfeteeö aen / enöe toierö gefl* fen: 3!efitfbphet hup^banjaïrusfiomenöe/ taerfhmö/ öat ¥ öogterften nu al geffo?ben toajf; oog in gaenöe / heeft hp haerj benöig gemaefet/ %l\C 8. ƒƒ. Hy greep haerhand, feggendcK.»"0'
ftaet op, % UU 8. 44/ 49/ f o. . b. vr. 0&attë3[efu0 ontmoet/ afé h? ban öaet boojtgtnjï^
Nazareth ? >/
Ant. %m3fjnttoee2Minöe/al roepenöe om genaöe / geboiö;
öetoelfce ftp het geiïgte toeöerom heeft gegeben: <^aer na toterj"U; «en ftomme ©npbet upteen menfcheöie tot hem gebjagtbJi^ • €nö'e alrf Ijp nog anöere tecfeenen meer ceoe / fo taicröcn t'tjn vz>li feaen hem geiêrgert / om öatfe hem fccnöen/ iWarc. 6. bf. i-S} fciden, is defe niet de Timmerman? JKlatt. 9- J7/ iS.
: Ir. Vr. $eeft €h#u.s! alleen het «Êiiangelutm gep?eötfvt) ^
|
|||
i Avond-oeffeninge. 4*9
htta?*' ^*"1 mfler n? &*#* n* $n ^pofielen uptgefonöen / om
hpnh uanBrttum ban öe fcomfte öejï Meffie te pjcDifeen^aer lajï ge* «noe / üatfe miraruten fouöen boen om niet; öatfe haer. met geit ? «'Cueren niet fouöen bedaren: ©atfe tot öe Samaritanen niet mioen gaen: öatfe lip De beiagters; ban öit <euangetium niet fou> j*n berbujben: öatfe boo2fmtig fouöen jijn: <©ofchaer boojfeg* ptiot/ öatfe beel elienD' en bcrbtiïginge fouöen moeten ujtftaen om 9«<:uan0e[ium: maer öatfe niet te min Moefcmoeöig moeffentoe» W en anöere tot fefoerimoeöighepö bermanen / om öat öit öe taegt ^totsalighcnö/^atth. 10. 16. Siet ik fendeu als Schapen in
ftetmidden der Wolven , J&attf). 1 o. 1/ 2/ 8/14/ ijj 31/ 39. . *• vr ï|oe té het gegaen met be 2llpoftelen öie uptgefbnöen toarai
°an "ïhjifto/ om het «êuangeuum te pgcöifeen i Ant. &p öeöen gelp ïjaer gehoöen toaü / fg p?eöifcten en öeöcn
Woote inonöer-toetfien / fo öat feffé öe ©upbelen haec onöerio02» ?Etitoaren: enalfospfe totüjefnm bieöec-jjefeeert/ berhalcnüle ^ hoe het haer. gegaen inasf/ lÉarc. 6.3 o. Sy boodfehapten hem i^« > beyde wat zy gedaen hadden, ende wat ij geleeit hadden,
=>-Vr. ïBatbolgöehierop*
Ant. 2jefu^ uertrofe met haer na een tooefïe pfeetfe / gebolgt
gtoöe ban een groote Schare/ öetoclfce hp leeröe / enöehpgenajs flace ftranfte: 2El£ 't nu abonö bja£ getoo:öcn/ en öe Schare begon i^Bonöeren/foöcöegiefUishaer neöerfitten/ en nemenöeöebtjf *?oöen cnttoeeJ2>ifchr;en£/ öie een jongetje hao/ jegenöehpöes {«be fl(fo / Dat {jn oaer meöe bijf öunfent menfehen fpij^öe / en öat "°8 ttoaelf ftojbch met bedienober fchoten/ jaatth. i+. 2». Sy leö alle, ende wierden verzadigt, Jfiatth. 14. 1;/ if/17/ zi.
c- Vr. i©at oeöe giefi¥ / na öat ï>p öit mrraM haö geöaen i
Ant. i|n fonö 3jjn SCpoiiefen met een Scheepje boo? af naca-
£rnaun»: $>ng itertoijle 1P op het toater toaren / en öafer een
{^ro-toinötoajsontftaen/foo quam 3;efu.ö op het toatectoanöes
w raIjf °f nP ftafC toiIöe boo2bp gaen: en afé öe Ipofteïen ban
?k frïwnitoöen/ m^nenögöat£eteOTfp00j^rtoajv. f0maefc ^il" tig beftenö / en gebooö Jj?ctro / op jijn berfoefc/ öat hp op het
vs.'^rtw hem fouöc fiomen: öetoelfie öat öoenöe / enbeginnenöe fc h' rPnocfobighepö te jinfeen / toierö ban 3Icfusaen gebat; en ' "weinhet^chipfien fiommöe/ ftilöe öe ftomi ioinö / en fp ^wmen behotibcn aen ïanö/ JEattïj. 14. ió. De difcipeien, fiende iopde2.ee v^ind-Ien, wierden ontroert, JRatth. '4- 21/29/1».
öicn^r' ■ ®a SefiÖ{eil a^^cf^ R« aenhettanöbja^fleto*.
|
|||||||||||
B i
|
|||||||||||
11
|
|||||||||||
Si
|
|||||||||||
Aat.
|
|||||||||||
£oo De drie^en-twintigfte
Ant. <©e &cljflte berbaeft jijntic öatfe 3!tfuro fajen/ toet $ 'Ij
•t &cf)i}ifcen niet toa.ö gegaen met öe bifripelen/ en betoijte baer n>£ meer afe bat een &cöeepje toatf/ jijn met groote ö^ift tot öem W , men: maer SJcfttsf merfccnöe bat b? fjaer een groote nittto?gieri? fjepö toa£/ belïraft öaer aeröfcöe injtgten/ biefj' ijabben m tyvn.lJr te bolgen' en onberbjees öaer/ öoe f» met alle ern)i moeiten foeW", öe geefMpe fpijfe te befturacn booj fjare jielen ten eeutoigen leb*1? 5J03. 6. 17. Werkt nietom deipijiedie vergaet, maeromdeip'J
die blijfttot in het eeuwige leven , ^OÜ. 6. 1 7/ ifj 1 3. a. Via. Bieri) bef? pjebiratie ban alle öe Coeöoojbcr? tnel W'
fïaen en opgenomen met bjugt i rt Ant. Been: maer bele raepnöen öatfe met öaer licöamelip'
wonb/ $n vied'ch en bloed feiioen moeten eten / 't toelfc öaer fo f(i gcröc l öatfe ban öem tocrïj gingen: ©og Sfrfïté toonöe / bat wi* Stjtje tooo?ben geettelper toijfe moeiten berftaen too:ben / 3Joa. °' fcf. 65. Da woorden die ik tot u fpreke zijn geeft en leven, 31"
6. bf. 60.
b. vr. ï@aer ontöielö fym "gfefutf na öefe tijb i ^
Ant ï?ptnanbelbe meelt in Gaiilea, altoaer öpmet öe^i fcöe Rabbijnen in bifjjuit geraefete/ ober be ïnfettingen öer ©°£l
ouuer£; tenenbe bat öe 43ob£ bienfi / öetoelfee na menfeö^ infettinge #/ ofte Die alleen uytwendig fleftïjtcö/ geen ©oöjS-Dtf11' & Die Den ï|eere,beöaegt: 3Cfó mebe / bat men mcefi moefi fme Djasjen om öetöerte ban binnen te reinigen/ .Pattö. ^^.L vergeefs eerenfymy, leerende leeringen diegeboden van menie*1
zi;n, j&attlj.If. 2/11/19. ^ c.vra i?eeft3!efu^nieMgebaen ontrent öeSlanDen öerf^
nen* , „ Ant. 5|aö?! toantbertrecftenöe na öe getoeften ban Ty^
Sydon, fo qtiam tot öetn een €ananeefcöe ©?onta / biböenö* % öj> öaer Dogter ban öe ©upbel toitöe berloffen: 4Mp "Jef» SJ geöacn öeeft/ na Dat öp öaer berfeöepöe-malen öaö afgcflagcn/» j, Öaer geloof meeröer op tetoecfeen/ öet toelfie öe Üeere *$.tp> r£ roembe/ jaattÖ* 'J-- 18. O vrouwe! groot is ugeloove.ugel^
degelijk gy wilt, jsaattö- if 12/16. ifearc. 7.30.
c. vr. 3$ öe ïfeere 30efli*f öaer lange gebleben i „,
Ant. $een öj? / maer öp tébertroeficn na öe^eeban Gah„Ba altoaer öp onber anöeren beel renftenen Debe / oofe een ®obeti •
jtoaerlp feafe / öeeft gene fin: fo bat be feöare bertoonbery!)1/ (, Öem gcttiigcniffe gaben bat ÖP in alles öaöbe toet gebaen/ Mil J .7. bfü 3 5, Hy ftakzijn vingeren in zijne ooren , JBare. 7. ^ 1/ 3*'flri*
n.v.^eeftbe^eeregiefitó niet meer al? een miraMgeba*n"
«ent De fpijjinge ban fa«l menfcöen met tofpmgbjoöen * *■ |
|||
. Avond-oerTeninge. ?oi
+ V*- %tt fê ontrent Defe ttjD nog ea$ gebeurt / tat een rtronte
^rcy?re fcec lange bp hem toaji/ Dtebanberre toarcn gefcomen: Siï u E ^'Ptf en Be£n ra«ö Wficn om Die&cfcare in DeïBoefïnne <ietü2ooöentefpij!lgen/fo nam IJefits" feben bjoDen entoepnigh ^KÖKen^ / en hp fpijA? Daer meDe bier fcuifent mannen / behamen F ujonbien en fiinoerfcenj?; &o Dat nocf, feben bolle fcojben met "fcrfen OferfcljOten / U&attï). ƒ• S7- Sy aten alle, ende wierden
'«fidigt, JHattïJ. if.?i/^/?7- .a- Vr. is)oe hicföen |ig De Pjartóeen ober alle Defe mirafeïen ban
D^eere3j£fitó*
» Ant. ©e p^arijeen mwmen tct hem om met hem te ttóiïen en
yem te betfoefcen; begerenDe een anDer teefeen te ilent^og hp floes
3j*rr af/ en bjaerfcfjorfabe (ijne Difciyelen boo2 haer balfche fteere/
■pwtth. ió. 4. Hyièide, haei en fal geen teelten gegeven worden»
fl*n het teeken Jone, JJfiattft. i<5. 1/3/6/9. b- vr. ïfos ging het boo^t met De repfe ban De ïjeere 3Wu£ i
Ant. $p bcrtroft na Bethzaida, alicaer hp een 25linoe-man g#
"afc ban Daer bertrocfc hp na Cefarea, op ïueg b?aa.enDe fijn Difci*
?Se<i biie De menfchen fepöen üat hp bw.ft toaer op Petrus Die heer*
.uwbettjöenifleDeDe/ en met fa een groote belofte boo; De inerte
^letbbereert/ Jitatth. 16..16. Petrus antwoorde, gy zijt Chri-
l"s. de Sone des leven,'igen Gods, |Eatth.i6. 13/17/18/19.
o. Vr. ^eeft «jjftjjf nopt ban $n lijden en fterven gepjeDifet >
c^Ant. !ja hp: toant na Defe tijD begon hp tün lijden en fterven te i°°? feggen; alg meDe jijn opftanDinge itpt Den DoDen: maer Defe xf ""ffltte inas" niet aenge naem in De oorcn ban sjjn Ipoftelen / foa "at Petrus hem Dit af raDe:«Bog De ïfeereScfitë ïieeft petrus" hier {•• /,r ftheruefijfe betïraft / en Daer bp getoont / Dat fp/ en alle Die & eto'föen'too?Den/ haerfcïben ooft toapenen moeden/ om beet £«!?* en ehenbe tipt te fïatn / ja tot De DooD toe/ JBatth. 16.24. e agter my wil komen, die verloochene hem felven, en neme
1]nkruisopfig, envolgemyna,J$ïattïJ. 16. ll/lj. A '—-------------------_______________,------------------------------------------------------------------------------.
vond-gefang opdedrie-en-twintigfteDag vandeMaend.
, Stemme: Pfalm t. Dienietengatt, 8cc. 4 "ö $ <©aDara toeef SKfité ©unblen tint.
X3 ^e ©erfen/roierDen haer een ïf elfche fcht^t. 3£oe is jRsttheus' ban Den Col gerefcn.
!|airus' ö^ogtet të Daer na ncnefen. Kinee 2MinDe fagen giefum bp haer fïaen. ^en (iomme geeft ïnoeti upt een menfehe gaen. *• %S fotiö be 3Cpojïefen doo? 't 2oooft|>e atanti / ■ 3M 3 ^
|
||
?®£ De vjer-en-twintigfte
% üerfóe met miraMen haer hanD.
l?n teilDe niet Dat fp hem fcfjatten bjagren. &P moefïen ïjacr boo? menfche liften toagten. ©rjf taooDen fptjsfoen foo beet Dupfent man. üet oberfeftot qttam toonDer groot Daer ban. 3. ©oe quam oe ïfeer op 't Djiftig toatet gaen;
Wet Mein geloof oeeD'ftettfïjaeiïbergaen. ||et aerDfehs boffc fogt toeDec ïtcïjaemjS fpijfe: ©e $ eer gaet haer een ^emetjS b200ö aentorjfe. ©e giooö' IjielD 't geen ban <@uDe toa£ gefet: ^aer "ÏWtis pjebiftt haer <©oD£ toit en ï©et. 4. €en Dooüe fcreeg Doe toeDerom 't gehooj.
©e ï?eer fet 't bolfe toeer feben faooöen boo?. Hp fpijlt bier Dunftnt man / en eer hp frljeioc m b?aegt toat Dat De menfefjen ban jjem friöe: ©oe toonöe hp brie Dat Die Petra toas?. €n Dat berloopen toa.^ffln^ lebend gtesf. VanChriftusverheerlijkinge op den Berg, tot
het genefen van de Waterfugtige.
Devier-en-tvvinrigfteDag.
c. vr foe $n De HIpofMen berfïerfct tegen het aeniïacnbe MW
en fïerben ban De ï|eere 3fefusi > Antw. <©nDer anDere berfterfcingen isf ooft getoeefï |ijn heertje
tieranDmnge op Den 2Pierg Thabor. ©e^eerenam met ijemW, Klim/ gjohannem / en 3Jacohtim / en opMimmcnDe om te öiODen/ foo begon |ïjn aengefïgte te blinden afef De &onnc/ en fijn fileeDerefl toierDen toit; <©ofe berfthenen Mofes en Elias, en fpjafeen met .ö«mfom fijn liften: tier b? riep <©oö uit Den temet Dat DitOT Beltefben^onetoa.iri/ Jitett. i7.f. Een lugtize wolke keert ha^
overfchaduwet, JEJatt. 17. 1/6. b- Vr. D9at DeDe De ï^eere Jefüs ató hp ban Den Serg af-qttarn *,
Antw ï|p fp?aft tneöeram ban )ijn ItjDen en (ierben: €n toee. gen/ öat gjofjanne.^ De ©oaper EHas toas Die tomen fouDe / atë ^ ©002 looper ban De Meflhs: en boojt-aaenDe/ genatf h" «n m^ , fïefcen/ öetoeïüe fijn Difeipelen niet ïjaDDen tonnen genefen ban wj* senfiaerfifepngetoobigEjepD/^attfj. 17,18- jefus beflxaftcd Duivel., endehy ging; van het kind uit, JJStatt. 16 1/6/7. , u,
c vr ^oe&eeftgiefujigeleefttenopiigteban het burgerpa
tan* d
Am ï|pfeefbea[jieengerioo2faem onDerDaen/ hetineffteoa
uftbleeft/ Dat§paen-Befp2ofeen ijjnöe 0002 Metrum ban üw^
|
|||
. Avond-oeffening«. «foj
wn «thattinO'penning / (niet tegentïaenbe bat hp al? stjnbe vtpt
«onmglrjfcen bloeöe / De fefbige niet fchulbig toas) foo heeft hp i^OTttm na be ^ee gefbnben/ om een ©ifch te bangen/ öie foo beel »eit? in habbe/en heeft alfoo ben &rhatting-penning boo? hem fel* ben en boo? Petrus betaelb / om alle ergerniffe boo? te fcomen/ ®8ttft. 17. 27. Geeft den Stater acn haer, vooru, en voormy,
«at47.24/25-.
b. Vr. ©onb' Chjifru^ niet fomtijb?- yet in be 3Epoftefen / bat ïj?
octïraft heeft i Antw. giahp: toantalsfponbermat&anberenttófritjbwen/
f® bc meefte foube jtjn / foo heeft hp haer hier ober bejiraft / en öeeft haer geleert/ batfe hp haer felben niet hoogmoebig/ raacr nr-- JJ^tg moeften jfjn: €n öy bit booz-fcal / heeft hp haer oofe geleert J^fe lig ban trgerniffen moeften toagten: batfe ïjacr fonbigenbe f ?oeoeren moeiten bejïraffemen batfe alttjb een b?eebfaem en ber* wnltjfc herte raoeiien hebben tegen malfomöcren/ Jüart. 18?.in- f^ngy niet verandert en word gelijk de kinderkens, ioen fultgyin
*et Koningrijke der Hemelen geeniinsin-gaen.,$Eatt. 18 9/ 1 j". a- Vr. g# öe ïfeere 3!efitf altijb ban het boft teel bejegent i
Ant. j&een Ijp: 3Bant in het taefte half jaer boo: sfjn DooD / aL£ m op het f eeft ber Sloof hutten na Serufatem repjtte / en al£ hp °t>öer-bjege mepnbe te bernagten in het blcfe ber Samaritanen, foo * hem bat getoengert / 't toelf; be Ipoftelen 'foo quattjfe namen/ ^tjé berfogten/ bolgen? het erempel ban Eiias, bprr ban ben tyt* 2Jel te mogien boen af balen / om bat blcfc te berfiinben: ©og be weere heeft jjaer bat niet toe-gelaten/ % uu 9. s 3. De Samaritanen ontftngen hem niet, 31 UC. 9. f > / ff-
J vr. ï^eeft be ieere güefttó bo02 fijn fterben niet getragt om alle
^actfen bacr ontrent / fcenniffe te geben ban het Cuangelium i *"£• "3a hp: toant hp fonb baer toe tfebentig bifcipelen utt/ttoee
«en ttoee/ met ojbje om het «cuangelium te berfeonbigen/ enöe oen "ngcioobigen stoafe fïraffen te b?epgen/ Eue. i o. i. Na defen ftelde *Heerenoganderetfeventig,1tttC. 10.9/ 10/13.
t' vr i©at oeöc oe i$mt <%$# 1 al? im o» het f eeft ber 3toof-
DiittentegicrufalemiBa^ tI[ r^c- ï!p ging in ben fCempel om te pjebifcen/ enbe hp genag bc
Q' ™'0e op ben ^aobath bag: m hier ober ontftonb berfrhepbe ?oeei onber het bolfc/ fommigc wei ban hem fp^elienöe/ en anbc* . suaiijk, ja foo iierre / batmen hem bangen toilte: ^>oo feibe fjp C^n/bat hp allejS fprak en ^èe bolgenjS be laft en toille ban lijn j,^"eifche©aber: foo bat bie hem imlben bangen / ntets? bo^fren """V Soa. 7.11. Jefut nep in den Tempel, leerende, 360^.7.15.
3IU ' VfVfS
|
|||
50-4 Devïer-en-twintigfte
c.-Vr. 5foe befEoot giefug Dit jfeeft ï
Ant. <%> oen faettïen Dag ban Dit JFeefi/ Debe hp een fytenöeftM noobinge/ en een groote belofte aen afle öie tot hem toilöen fconiw enbe in hiem gefOOberi/ 5loa. 7. 37. Soo yemand dorftet, die kom6
tot my endiinke. t>. vr. $oe të hp ban bit JPeeiï gefcheiben S
Ant. fep ging oe£ abonb£ na ben <©Wjf-berg / enbe be£ anöj* tenbaen^^mojgenis bjoegquam hp toeberom in ben (ttmwl en p2Cöifete tot beeï bof hg't toetfs be gjjarijcen met mjbighepD aet»' flenbe/ bjagten tot hem een ©jouta m oberfnel bebonben / om 0 wwbeel baer ober te horen/ enbe om hem alfo in jtjn rebenen te bef* ftöcfcen: <^og hp anttooojöe haer fo tojjffeujfe/ batfe alle befthaerttf fjenen gingen/ 3foa. 8- 7 Hy fride.die van u-lieden fönderfonden»"'
Werpe den eerftcn fteen op haer, ^03.8. 1/3/9. b. Vr. ®?afc be Heere 3fefU£ toe 3tm p^eDicarie af >
Ant Jken/hp ging baer in boort; tonenöe wie bat hp jelbc toss/ «j tottoatAmpt fjp in be toerelö tóa£ gefcomcn/met een fïherp bW' Eement tOt De OngetObige/ 5|0a. 8. ij. Gy liedenzijt van beneden»
; ben van boven, 3?oa. 8. 19/ 24/ 31. c,Vr. 3f^Defe pjeöieatie fonDer tegen-fp2eten ge epnöigt i
Antw. $een: maer De giobcn / gebelgt jijnbe bat h» haer (of frherpeujfc beftraft/hefchulDigDen hem bat hp cen&amaritara toaw ja/Dat hp ben ©uibet in hab: en at.ë 3fejl# bit tenttooo^be/ tonen* be Dat «5oö jijn ©aber toa.s / en bat tjaer Baber Stb^aham rttf1 fc^ngbe sijnen bag hab gezien/ fo meinöen be S'oöen hem te (ïeeW' gen; C03 3[efu.sf ging Den tempel upt//30a. 8.59 Sy namen ftee- nenop, opdatfyféophem wierpeA, 3J03. 8. 34/ 35-/ 44/48/ji.
b vra. i|oe fïonb het met i3ïc tfebentig upt gefonbene bifcip^
len i Ant. &P quamen toeberom tot Jefum met groote blijöfchap/ W'
fotjfe haer Dienfï foo toet toa£ upt-geballen/Dat felfg be onreine gw fien haer toaren onberöanig gctoeefc't toelfe ;Jefit£ met bjeitgDe eij üanftfeggmge tot *ü3oö beriiaen hebbenbe / feioe ijaer nogtan? W aen fiatf1 meer mociien berbhjD jijn ober haer berhieiinge ten eei'' toigen tóen/ ïï.ue. 1 o. 20. Verblijd u veel meer dat uwen namen gs'
fchrs-ven zijn in de Hemelen, 3LllC. 10. 17/ 21. JEatt, 11. if. . b. vr.|©at bifpiten hebben be i©et-geeferbe met öe i|eere uJeflI?
geboert^ C
Ant. ^aer fóeenJ0et-geIeerbe tothemgefiomen/ornheni'';
tefoefien DOO? be^ b?age / wat hyrooeft doen om het eeuwig'e
veri te bekomen? toaer op/fll^ 5lefiis hem boo2(tefDe be liefbe Go**'
mM ftefbe ö^ Naeftcn, fbo toiliK be J©?t-jRl«ttö? toeten toie # |
||
Avond-oeffenJnge.1 v fof
Naeften s»a*i; 't toelfi be Ifeere 3!efus ïjem totmöe boo? Jet ertmpel
«an be gebjonbe man Die op Den toeg lag / enDe algf een Priefter en LeviJr,onöarm&ertig boo?bp-gingen/ ban een Samaritaon toierb op- Senomen / en geboert in De ïterberge om genefen te tooien/ ILitc. Io-2o. Hy feidetotJefum,wieisrnijnnaeften ,%VC 10. 25*/ Jz.
c' Vr. ï£oe ptD ïjem Siefitë/ afê ihp ergens ter maelttjb toag *
Antw. Il p nam gelegentljepb om banïfemelfclje fafcen te f$e* «en/ cnbe jp toitDe niet getracteert toefen met beelerlep fpjjfe: ge* J5« bleefe/ afë Martha beel fcïjotelen toilbe gereet maften boo? Ijem: «ant ta ftiDe ïjaet/ batfe maer eene fctjotel fouDe bereibcn/ en batffe Jjebcr iiaer ttjo foube belieben/ om met t>aer &u|ïer Maria stjne on* S^ijfinge aen te ïjOCen/ %UU 10. 41. Maer een ding is noodig,
*MtC. IO.40/41.
c- Vr. 3©at pligten leerbe Ijp fijne bifcipelen ontrent befe ttjb )
Am. <£>p i)aerberfoefcleerbeïwihaerbeptigtomtoelttbidden,
ö"er toe ftaer gebenDe een boo^-fcljjift ban een faut/Dog feer Imnbig
Peörb: en ftaer aenmanenbe batfe feer pberig motten acnhottfm in
Bet bibDen/gaf ï)p &aer be belofte ban een jaligeberljoringe/^iatt.
6, 9- Gy dan.biddetaldus, l&att. 7- 7- HUC 10. f/6.
b vr.loemaefiteïjetlefitó/ afë ïjp bp De p&arijeen termael*
'9b toa.s * A ntw £5p bonb fig niet aen alle ïjare fuperfïiticn/ gelp h» fom*
S?f ongetóaffen aen tafel ging fitten: €n al? ïjp baet ober ban be Penseen berifpt toierD/30 begon 1$ ïianrgebepn.öDe uttteenDigfte* ^"- raerpeöjfi te befïraffen/en fp^aft bp Die geiegtntïjepb beeïberfep ^5" ober rjaet quaeb leben/Slur. 11.41. Wee u, Pharizeen,3luc. 11- ö!'?7/38/j-2.|Eatt.2Mf.
c vr- ©an teat bingen pjebiftte $iejité na befe trjb i
Antw. 1^1 öeöe een fcragtige p?ebicatie tot spe toe-ftoosöeren/ r»-ihVn ^ öerirafte be gebemfïïjeib / gierig^eiD / en be fó^bulbig* Hta 13002 Dit leben/boo? be parabel ban Den Spen mareljp maen= te ,V am tot een boïtïanDige betijDenifle Der toaerïjepb/met belof* ft oan ©ob.s! boo2|ienigl?epb ober Ijaer: l)p toeftte ftaer op om rjet te wJrifte ^00^te tertoagtcmnaf lafï om ïjet J&eoife-ampt toet wr)a2gen / met een toaerfcfautoinge tegen be ongemacfeen / Die fouSm 5°m fünöe mocten u?t-fïaen:enbe fjp bebal/batfe goebe agt ü v,, V innpöeil0b?-teefeenen ban3tjnfiomti/ ILuc n.i. wagt ' n oen iuerdeeffim der Pharizeen, dewelke is geveinftheid, ïitt.
|
||||||||||
a.'v- "^10:^8-"* ■'-° *'/?2
|
||||||||||
ben/3' a9att "P ïw^ bei£ere55efu.ömeeti alttjb aen geïjotjs
Antw. ^p piebtüteöeffabigbangeloove, ca lianöe boetveer-
55<J digh«<
|
||||||||||
<f06 De vïer-eH-twïntigfte
dïgheyd öcjf lebciis / öaer toe boo?-ö2agenöe öe firaffe öieoberj*
nnboetbaeröige fouöen ftomen; geujft te öaer toe bD02ftclDC o* geujfteniffe ban een ©ijgeboom / üetoeifte nu tw'e jaren sijnöe oö' b2itgtbaer getoeefï/ toterö afgehoutoen / enöe in het bper gcteo#fw ïtlC. i j. f. Indien gy unieten bekeert, ibo fultgyalle defgel')''
vergaen, SEUC. 13.8/9. b. Vr. i©at teeftenen heeft 5fefu$ gebaen na öcfe pjeöicatie *
Ant. $n gena.si een ©joutoe Die agthien jaren ftreupel toatf f toeeft; maer ora öat te Dit öeöe on ben &abbath-öag / foo of
fchitlöigöe hem be <©berfte öer ^pnagoge j ©og gfefitó berst* tooojbesicgboenfbooanig/batfebefchaemttoierben/ïuc. 13 »$' Hyleide de handen op haer, ende fy wierdterftond wederom regr'
Sucij. 14/<f- ïrtl
c. vr. J©at i$ SJefusf ontmoet / afó te na bee£ ttjö na 3Jeriifa«lw
reproe* Ant. ^nfagopöen teeg een 2Mtnö geborene / ben teelftenw
Maficfigtetoaflcheninhct25ab-toatcrz,iloam, na bat hp|P oogcn met fltjft haö befireften: J©aer ober afê öe J&harisecn en 3"' öere onberfoefc öebcn / en bebonben bat be falie affo m$ / fö gabc» fn öefén genefïn man / rn 5tjn <®uöers / fchclö tooozöen / om oatp ober ötfl' bacb %tfam berheerfijfiten/ 3Joa. 9.28- Sy feiden.gy w zijndifcipel.'Joa. 6 9/14/17/31.
a. vra. ï©at pjeöicatic öebe 3Iefü.s na bit miraftel >
Ant. $p pjebïftte ban vjnn felbe öat te be regte Deure tea£/ £1J
bc goede Herder, öie men ten ieben moefi bofgen: toonenbe bat fl'1É «nöere Heeraerjsy isie het met hem niet en hielöen/maer ^ieimotë' brr.ïitoaren/3l0a. jo. 18. Ikgevemijn Schapen het eeuwige leveU'
3?oa..o. 7/29.
b. vr. !©at pjebieatie öebe «Uefltë meer/ afó hnrjp öefe tijö te W
rufaiem toa£/ op het tfeefr ban öe bernientomge Oe^ (Cempefê * Ant. aifë te onöerfogt toierö / toie te taa? / foo fenbe te toff
tint/ bat hp öe Meflias taarc/ en gaf rebenen toacrom fp in hem flj£ niet geloof ben: öaer bo ooft berftlaerbe te naöer/ öat te be vt8% agrige &one 45obiS toa.é; 'tteelft öe'üfoöen foo ergcröe/ &": hem toeberom mepnben te fteenigen / gioa. io.it. De joden d»" namen wederom fteenen op, S^S.' °- *fl 3<V' 39.
Avond-gefangopdevier-en-twintigfteDag van deMaen"'
Stemme: Pf. 18 Ik falu lieven en dienen, &c. *' A/f Sn Wl^ten^nw ftftg&J inberagting/
|
|||||||
<®p (3Thab02 Weeft tfjnï^emdfche hnogagring»
J»ast firaft^ ö02ften ö'^poftetên btfiaen. |
|||||||
(B*
|
|||||||
Avond-oefFcninge. 507 ]
"Ce ttaiften / toie al^ <©pper-hoo|t fbub' gaeti.
&amaria M fefum niet logeren / &00 moii h» f'8 na anö-'re fïeoen fceeren. Ï?P fotib boe tfebentia; bifcipeten uit / &00 ïoierb berfpjejib bit nieutoe heil-geluit. 1. ®e 3ioben fagten hem ter Doob te bangen.
ï1p troofle ïsk met siel bogjt stjn bebangen. Mm fcijnlö hem / bat hp ^unbefê gangen ging. 3£oe quam tot hem üie trotfe Sfongehng. 3£aer na toil J&artha Sfeflim toef tracteren: Mam fogt 't geloof ban hem te leeren. % leerbe / iMm tegen alle noob / Boog jielen-fpijs / en oofc boo| baeg'[tjfe$? faooö. 3. l|p trab ter maelttjb feffë met fijn bpanben:
Mtn taiefch niet op be Sfoobfefte top/ be hanben. i!p psee? be fojg ban be 4bamaritaen. % toonbe toaer die Rijke toa£ gegaen. iphieip een ©gouto / nu lam toel agthien jaren, 't wa$ &abbath / be£ be 3ioben toornig toaren. ©e SHinbe toiefrh 't gefigt te ^iloam. ^e Cftgifïitë aljsf be goebe fêerber quam. Van het genefen van de Waterfugtige, tot Judas
den Verrader. , De vijf-en-twintigfteDag. hn'X.r' ^oe begon het be$eere3jefitëte gaen m fijn ïaetfïe faer
u°w net fterben* A nt q^e bitterheben ber 3!oben toierben foo groot / bat men Ut*
jon te fjjgefien ban hem te booben: «Selijfi fommige hem quamen ^Trhoutaen / bat Herodes hem fogt te booben: toacr boog rjp r^,lh^e'0 nflm / nm 3Terufatem te bertotjten batfe getooon toa* '-"bepgopïjeten te bOOben/ 3LtIC. 13.34. ferufalem, Jerufalem,
Sr nis de Propheten doodet, ütuc. 1 ?. *'t/|t. c-v-- £foob 3fefUss hierom boo? be pharijeert *
fte h >"i^een h" /maer tec itiacItrjD genoob jijnbe ban een <$bcri &n/^-i:3ari5een0PöeSabbath' bit öoo?habbe/ hemteberfoe* hlL f w nog pemanb foube berben genefen / foo ging hp tn fïin hafp ^ e 8ena^Een toaterfugtig menfc&e: ©aer op bejïrafte hp &rm, ia5bI'8Wö in heföafï-nooben/ feerenbe bat menbe 6enfm>m5fInotlDen' ^* öebehphaerberfiacn/ boo?begehfc *eS?! öe %mmt «©afien / bie het ftomen errufeeren / bat be ^ "*nen moe pteetfé oer ^oöea fouten aen-genomen toogbcnf Xiic.14
|
|||
^oS De vijf-en-rwmtigfte
.S.UC. 14. 4. Hy genas de menfche, 5LilC 14. i»/ ij/ 18/1 J.
c Vr. l©at Deöe Sfefus/ afê hp «pt het huns; Der phariseen gtrip*
Ant. ï|p leeröe öe boïgenöe &cj}are/ öatfe tig moeften bcrepöen/ toilöenfe salig too2öen / alles! öej? nooö.si sïjnöe te bertaten om oej* €nangelittmtf toifte;eti öatfe moetien te boren oberleggen/hoe Dier* baer haer het <Ch2jftenDom toare; öaer toe boojftellenüe öe gelijW' ntffe ban eenCorenbotttocr/en ban een ftaning Die ten ftrrjöe trefit/ %IIC 14. 3 3, Een ygelijk van u, die niet en vtriaet alles wat hy heeft»
en kan mijn difcipel nktzijn , ÏUt. 14. 47/ ;.Sj ip. a-Vra. i©at pjeöifeatie öeöe öe ieere al.sihp bele CoIIenacté f
<5>onDaer;s tot hem fan. feomen i Antw. ï?p leeröe haer öoo? öe gelrjfceniffe ban het af-geötoacioe
&chaep / Dat öe geroer fogt / en bonö: fèan be berform Penninö Die De ©jmito fogt toeöerom te binöen;enöe öoo? oe gelpentffe ban Den bertoren &one/&ie ban fijnfèaDer acn-genomen toietö in gena* De: ©at ïjjri ooft alfo genegen toas; alle arbepD te öoen om öe berlo* ren fonDèren in gcnaöe aen te nemen/ :lüic. i s-«• Alle de Tollena- ren en Sondaren naderden tot hem, om hem te hooren , 3ttlC 1 f' terff.4/8/i*/io/.iï. -6. Vr.^aec feeröe hp haer öatfe fo met een bloot komen en wen-
fchen fcannen behouöen toojben i Ant. $een hp:maer 1$ toonöe öatfe getoeït moetien Doen op h#
ïtcninarpe Der hemelen / en öatfe haer felben moetien befceeren: Daer toe ftelöe hp boo? De gelpeniffe ban öe onregtbeeröige Sent* meefter / Die tae Djoeg om te fconnen teben: €n ban Den ftpen- man/ en ban itasanisi/op Dat nicmanö onDer öe fipe fonöe mep' nen/ öatfe fo gemacMp fconnen behouöen tooien / Inc. 16. ió- Een yepelijk doe geweld op 't Koningrijke Gods, fLtlC. 16.1.
a. Vr. J©at pjeöifcte hp in 't bpfonöer nog tot fijne Difripelen i
Ant. ïf p toaerfchutoöe haer fchcrpelp tegen De trrjerntffen: w belafïe haer De bjoeöcrlpe berfoeninge;en toonöe haer/öatfe in hatf befte toerfcen nog maer onnutte. Dienfi ftnegten boo2«5oD toarew flllC. 17.?- Hy feide.wagtu felven,5lltC. 17-2/10.
c. vra. $eeft |ig €h?iftu.«i ban Die tijö af te gferufalem onthul
ben i Ant Been /maer hp ging Doo? Snraarien toeömmi na Gaiiieeo-
<©p aen toeg reinigöe f>p öe thicn'jJMaetfrhe/ban toelfce maer een Danfcbaerlp tot hem toeDer-fteeröe: en gêb?aegt ;pöe ban & , Pharijeert / toanneer Dat fjet ftonüiorpc tbotyi foitöe feomefli • InttooosDe De ^eere / Dat het niet met uritertpe aenfienlphepa & be2toagten toaji / Dat het aïreeDe onöer haer lua^ / en öatfe haöD^ leete^H/ &at niet oeDaj tejs oogbeöijï haer oberbiel /gelp^ |
|||
_ Avond-oefifeninge. • 50»
j»unö-bloet öe eetftetoerelb onberbiagt ober-parn/ %vc. 17.26-
"t/ijk het geweell is in de dagen Noë, alfoo fal het ook zijn in de da-
gen van den Sone des menfchen, Ï1IC. 17. 20/23/ 28/ 34. »• Vr. ©at mibbelen toeeg be f eere aen om ban Den Dag bes 00^
«ccfe niet onber)ien£ oberballen te ioojben i Ant ï^p toonöc Doo? öe gelpeniffe ban be arme SeScimtoe / r«
«in ben onregtbeerbigen ïtegter: wjl ooft boog {jet boog-beelD ban «en STotlenaet / bie met ben pftari;eeu.si op-ging in öenföcmyel/ jjat men geöting moet biDOen/en bat men neberig ban herten nmit ^fen/ÏUC. 18. i. Hyfeidehjerookeengelijkenifie.daertoeftrec-
Kende, dat men altijd moet bidden, en niet vertragen, 3LUC« 18 ƒ. b Vra. iEatbifrwit heeft 3Jefuj$ metöeghariseen geboertobcr
fetjtufttanöetfouiuelp^ A nt. % bifpiteerbe met haer ober een &tftepö-luief7 en toon&e
m bit ban oen beginne alfo niet toaj? getoee|ï/maer Dat het alteen» 'Dfe een toelatinge bia? bie niet moefï mij%upfct tooien / Uftatth. 19- 9. Ik fegge u, foo wie zyn wijf verlaet anders dan om hoererye,
en een ander trouwt, die doet overfpel, JIEtatt» 1 o. 4/ 8/ 9. b Vra. j©atöeöeöeïfeewöoe men eenige ftinberfcen£ totfjeiti
Ant 3M$i öe öifcipelen eenige Pubers* forsten te berhinöeren/ bit
yflec fiinbecfien? tot be f eere <pefu£ faagren/ fo befirafte be ©eere jwer/en feibe/ bat het tö oningrrjfie bet hemelen boo? fobanige te Wmng toais: 3£aer lip öoenbe / bat men Heft afê fobanige ftinéer= ^moejlberneberen/ inbienmen teilbe in benï?emel fiomen/ ***att. i9bf. 14. Jefusfèide, derfulkerishetKoningrijkederHe-
melen,Marc. 10. if/16.
jf- \r. $oC anttooogbe öe $eere bien Songen'ng/ betaelfce tyaegöe
mt m boen moefï om in ben iemel te fiomen i
ft A■ "t. 3W£ bie jongeling mepnbe / bat hp alle be gehoben onber*
«™wn fjabbe / foo belatie be ieere hem / bat hp al stjn gocb ben
"JJittn foube geben; 't toelfc hp niet gaerne bebej en baerom ineeö
«mg; 2Pp öefe gelegenthepb leerbe fjjefiiö / bat fobanige rtjfee ltie=
S'. DIe Öaec berroutoen fteïlen on haer rijfebom / in ben if emel
d»et ROnnen ingaen/ .Ifcatt. 19-24. HetisligterdateenKemelga
d °uee° nae'den-ooge, dan dat een rijke in-gae in het Koningrijke hv den ' -^att' ' 9- ' 9/ *o/ *«■ lp nrtr- ^t öetofte bebe be ïteece aen fobanige bie om ffinent tott
«niiejiberlaten^ nal^r ^Pfeffoofbeftacr in bit leben een groote bergelbinge / es
«nticbenheteeitoigeleien/ JBattft. 19- ijl *9- G/ Mt *"* CUw'g* leven be-erven.
b Vr.
|
|||
I
|
||||
5lo De vijf-en-r#intigfte
b. vr. Wat Snift* öe $eere te berfïaen geben boe? öt gefpentff*
tanDelrbepber^/Diegkoepenbflerbenfbmmige terfejter/ en» flnöere ter elf oer ure} Antw. tP toiloe fjet bolft boen berfïaen / bat be $eere booj 30»
tope genabe roept/toanneer Fj? toil; bat bie be faetfïe geroepen ton? ben/ ooft fconnen saltg too?ben: enbe bat niemanb fat reben fjebbciv om ober fijn genaDige beloninge te murmureren/jÉlatt. io 15-. E" is 't my niet geooriot't te doen met het mijne wat ik wil, JKlfltt» ^0'
tlf,+;8/ ii. c vr. ©at toonacr-bjcrfe btüt be $eere te Bethanien, af£ ftp gW»
na Sferujafetn i Antw 3iefus? na bie pfaetfe gaenbe / ber|ionb bat Lazarus, ö*
2&oeber ban Maria en ban Martha fiefe toa& fj? bertoef be ttoee bfl' geïi boe fji1 geftojben toajf; en ïiomenbe te Bethankn.fjeeft fjp La*»' mm opgetoeht/ bie nu af begon te fïinften in ïjet graf/toant f)? tt# af bier Dagen boob getoeefi/ Sloa. 11 +j- Jefus riep met grootef ihnime, Lazarus, komt uit, ^Joa. n.6/14/32/44.
c.vra. iE»at f.sfer meer booj-gebötfenop befe rejfe na gierup
Umi jt Antw. ©efeere^fiU'boojfetbesijnlïjbenenlterben: 'ttoö*
foo quafp fionbe aengenomen tooien ban be iopofiefen / batf* onber matfeanberen ttotfïcDen om be ïjoogfie plaetfe in £h# Spe: jabatjacobusenjohannes boo? ïjacrUaoeber berfogten/ batfe mogten liften / be eene aen «Cf^iflf regter jianb / en be anDf ^ aen fijn fiinftcrfjanb; toclfee fjobaerbigc gebagten De ieere öefïrflr ïjeeft/ JIÊtatt. 10. 26. Wie onder u fal willen groot zijn, diezy u*
Dienaer, JJrtatt. 10. i6/zi/2f. c. Vr. i©at té'er gebeurt afê be feere te ^erirfto quam i
Ant. ®e $eere openoe öe oogen ban een 2Minöe bie aen ben Wj*
fat; 6p be &tab feomenbe / fag fjp ^aeftcitf / een rp <£berfïe »£ (CoIIenaren/ in een boom fitten/ Detoeffeê hp af-rtep/en fjp gtng »£ £em in fijn rwpj?; 't toeffi afë be pharyeen qualp namen/foo feF* be ieere / bat fjp gefiomen toa^ om jalig te maliën bat berlop' toas>/1tUC. il 9. Je&sfeide, heden is defenhuife zaligheid gefchiel)'
ïtlC. -9^/7/«o. rt h vr. üDat toilDe be ieere te berfïaen geben / als* fjp boe ooft ^
jjtlpcniifc t>oo?|ie!be ban be Taierrc n .^ ~ *, Am. $?£i DcDe De J^ariseen en &rï$ft gcferrDe berfïaen / bö''
faregabenniettoeloptoinningelenben/ barrom batfe eensbja' cajbeel te bertoagtcn dabben/ ILur. 19.13. Waerom en hebt gy <" mijn geit in de bank niet gegevt n? % UT. 19 1 2/ 1 3/1 f/ 20. .
a' Vra. 3©ar te'er gefcfjieD afé jtfltf ban Jericho rcp.htie na >;
rufatïm? A»1' |
||||
Avond-aeffeninge. <j 11
Am. buiten öe &taö feomenöe/ gaf hp aen öe SMinDe Bartimèus
ö« gefigte; en boojt-gaenbe/ toietb hp ban ttnee anuere &Iinöe na
öeroepen/ om genefmge/ öetoelfte hp eerfï af-fioeg/ oog öaer na ge=
«laj. hp öe felbige/ jliatt. 10.54. De Heere innerlijk beweegt zijnde
"jMbarmhertigheid, raekte hare oogen aen, JRarf. 10. 46/47. watt. lp. 31/ jj. a. Vr. j©at öeben öe <©ber-p?iefïer£ en Jphariseen/ als fp affc befe
°<ngen ban Jefus hoojoen en fagen i Ant. &p/ bjeefenöe öat al het bofó banhaer foube af-ballen tot
Jefiim/ oeiloten batfe hem toiiben öoöen/ 3joa. r 1.48. indien w7 £em alibo laten geworden, {y lullen alle in hem geloovsn, 3J03.11.
*h°lfllf7- b-Vr. Mtt toat rebenen fbgtenfp het bolfchier. toeteoetoegrn*
Ant. &prrraefetenhaerto8£/batbe#omepnenfiomen foubrn/
|J batfe haer fouben bangen en booben / inbien 3Jefité in het febtn
«leef/ om bat fp feiben bat 3|eft# hem felben optoierp boo* ütonmjj
'Efien ben ïtomfrhen Jfepfer / 3foa. 1t.48.
b- Vr. m&t öeöe be feere stefüg' aljs hp Bit berffonö i
Antw. ï|p ging nog eerfï toat hepmeitjfc ter jrjöen af na öe fïab *phraim; öaerna/ fejs öagenboo:het$aefcf)-feefï/ginghpna "ethanien, aitoaer hp ban be jf)«fiec ban Lazarus toet toierb önt= rangen/ en ban Maria met feofieipe Nardus gefalft/ 't toelfc %\i>ag !palrj& nam/ booz-gebenöe / bat bit maee berquifïinge toa«f: 5^03 J* weere beftrafte hem/en feiöe/öat bit toas tot booj öerepöinge rot möegraefféniife/3(0a. ri.7.jefusfeide, laetvanhaeraf', wantij
eert dit bewaert tot den dag mij ner begraeffenifle, 3Joa. ' '•Jfé/f/-- **att, 16.7/9.
b Vr- itne i£ 3Jefi# te Sffiifatem gefeomen i
,wfnt- 5|priomenbeöe^anöe«enöaegjiöigtfjp5|erufaIem/ fono £*fjWtipeletutpt om een Cjelitme te feenen uit het. naefie ©lefir jj'^tothemgebjagtjijnöe/ ginghp öaer op fitten/ nm$n ï''^»i3imjfalemteöoen: öeöifcipeten en öe Schare tepöen y«re Hleeberen op be €$eltnne / om öat $left# öaer op fitten foube; S'^ben tacftenban be hoornen opöetoeg/ en fp fangen % of- g "^n afe f? ter pooien in quamen/ %\xu 19. ?8. Sy feiden, gez*- tf 'ie de Koning die daer komt in de name des Heeren, J&3tt. ir'.
Ar; *|pe hielb )ig öe fcere ah? hp ^jerufalem aenfag i
bictiha ^P&wn te toeenen ober haer/en toenfehte batfe nog op jtet1^8iriogtentotbcifieennge femen/ opbatueaenftaenöeplik ïf... n Öafr SOOgten tonfen / 3tll£. i<j- *■ ïafus weende over haer,
*lU'V9 41/43. J b. Vr,
|
||
5li De vijf-en-twintigfte i
b. vr. «onöen be bifcipetai toel gefaben bat üjerufalem tertow
ftjubetoojben* = Ant. peen/ raaerfpironbraaengWïtëbegrooteReenenba"
Setgeboutobe^Cempefó/ mepnenbe bat foo eentoerfc nietfouD* tonnen berteoefï too?ben / maer $ïefi# fepbe tot haer / Dat'er nic1 eenen flteen op ben atÏDeren foube btijben / jüatt. 24.1/1/3- , b.vra. J©atDeDeDeï?eete/ foo ijae|i afê to in Sflerufalem Wfl? gekomen * Antw ^pgingtcrilonDinbenCempet/ enDe D?eef alle W>_
M«r?*eh©erfiooperjJ Daertipt: Daer na gena.s tobele öltnoew ftreupelen: enöe afë hp to02be/ Dat eenige <©2teïien begeerig inao* mn hem te Hen / foo nam f>p gelegentftepb om te frjeefen ban w toob en opftanbinge / boo?-feggenbe / bat biel fommige imo2Ï$J beFjonben -fbuben ioo?Den; maer Dat ooft bete betharb fouoenöW ben t 'Cot bebefttnge ban Defe jtjne leere / toierb'er een (temme JF toOjt upt Den ^emel/ 3fiOa. '*• 28.Daerquameenfternrneuytctfp
Kemel, ieggende,ikhebbehem verheerlijkt,Huc 11- 4f. 9S03* ■'*' tieCff.23/?o/?7/4i.
c. vr. SKeef 3Jefl# Doe boo2t£ binnen ^jernfalem f ^
Ant. peen hp: maet '£ abönD? na buiten gaenbe/ otom hp W tttoigehg bjóeg toeberom in De &tab: en Detoijle &em tongen1*
fo ging hp na een ©ijge-boom / Dog geen b?ttgten Daer op bintf» De / berbloeftte hp befelbige: en leetDe bp Dit boc2-baï/ Dat het (r lObe feet Rtagtig !.S/ |&arc. i1. 14. Daerom fegge ik u, alle dio|^
die gy biddende begeert, gelooft dat gyfe ontfangen fult * ende fy' len u geworden, .ÏEatt. 11.1 i/'tb/ ïi. «( c.Vra. l©atgefp2efth^tbeWeremet De©ber-pjietïers; ett^
&ch?ift-geleerbe gètotiben/ aljS hp nu toeberom binnen ^erufatf' ina£ gekomen f * tf/ Ant. 3Eljs fp hem b?aegöen/ Doo? toat magt to befé Dingen «
fböbjaegbehpfjaer/ toaer banDacn De#oop3fotonrfe£ &% toaer op fp hem niet ftonberi anttooo2ben/ Jftatr, 21.27. Sy feide wywetenhetniet,J(Batt.2i-22.JÉarC.11. 28. *
a. Vra. IBaer toe fïelDe De $eere haer boo2 De gefijfteniffe ban
ttcee &onen Die De ©aber in fijn ïBijngaerD fonb i ^ Ant. <©m Datfe geboelen fouben/ Dat fp toaren afé Die &on*/L
fepbe / bat hp gaen tbube om lijn ©abcc te getootfamen/ maer ^ Bing niet/ jïlatt. 21.31. VoOrvvaer fegge ik u, deTollenaer5
Hoeren fullen u voorgaen, JRatt. 1128/50. /jt a.Vra. iDaertoeftelDeDej^eereScfirê"toerDe gclrjtóntffci*
bart De UDtjngarrt / en De onbanfebare fLanb-fieben f ^ Antw. <©m toer te obertupgen / bat fp me onbaiiBbare %,fl!^
|
|||
,. _ Avond-oeffenïnge,"' % x$
«twn taaren / oetoelfe berfïoten fjaööen <®m frottSoe ®ieiia.er#
«i w <©oö.s èone ten raetfïen nog jouöen {wöen/Htatt,? ï .39/49» öy daden den Sone, J&attj). 21 • ? 3 / 3 6/ 40.
firfi ïSaer'toe tïelDe b? öaer boo? öe gefpeniffe b^? |$ t&p
l°rt / en ban öe genoöc «eafïen öie niet fcomen Sniften $ h A"e- <®m &aer te tonen / öat öe genabe De£ Cuangeliwttg gerfï £«J 3ioben iuierDaen-geboöen: «flftaer DebJtjfeDe 3Joöen iueigeröetï Wlbige aen te nemen/ öatfé foiiöen berfïoten bwöen/ 'rnpe pgt p? geibenen in ïjaer plaetfe fouüen geroepen tpe^öen/ JfteJt, **•?»• *JeDienft-knegtenuit-gaendeop de wegen 8 yergaderderjalJedjeÖF
vonden, %uc. 14 >ó. .ïEtatt&.*2, 8/11/13. ih^I- ^at ^an-en »n£ö#o tan öe %om bwi-wMt! &m
m 3p fjem mepnöen te berfïrtefecn f j. Ant. De Pharizeen hjaegöen ytttl I Of Set geOOjfoft taseï DCïf
J^fer fcöatfinge te geben:De Sadduceen mejmDenfjfm fê i>er|ïjjij&
fnen ober De opftanDinge tier DoDem öe Wetgeleerde quam; feftgftl {Wie ïjet groot(ïe ge&oD toa^ in öe ï@et:©ag öe ^eerje anttrowpf saer aiiefobjel/ Datfenefcïjaerattoecf} gingen/ MiïU "%%■■ U- P? öarizeen hoorden, dat hy den Sadduceen de rnond geflopt feaddf,
c «&»"■ ^ ,<?/ '9/»/*4/3 3/Jf/J7- 1 Vr- w anttooo^De ïjaer De feere *
5jv*nt- $p eifdjte De &itatting-penmïtg/ en öaer op Wnbenb? jjef *eetö Deji «epfetf / fiiöe ïjp tot öe jpfjarijeen/ geeft Den ütejRp pat hn /T5^*ö /cn "^00* öat <&oöe£ & Cot De ièaüDyeeeji feiöJ èh f. * fp n°8 oc Sra8t ^0^ /' n°ö ö,«-èci^iftfn en ber|ïonoen/ f'LöP'Kbjee^DeopitanDinge upt Den öoörn. (Cot De MttgefyerDf ,('0£ DP / Dat De lieffoe ïjet groot|ie <©eüot> toas/ JtóttFj; n j^LV: teeft öe #eere Dit fa laten Oenen gaen. met een $g*e gegnfe W0WigebanD?eb$genf «£!£*• ®m&P»' P*p &P ö?aegöe ïjaer ooft/ toteng $m? S>?
fin ttT!: ^002 toef£n r ^n ^ fP n*£t fionocn antbjoo^öep'/&e|»öte »of«S?°lb^^one3ijnfouöe/ ï&e Datjem Dan §^abiö % teer? een ? f ^° ^80" w ff&erpeljjfe fjacrleben te öeftraffen/fpiepepa? Lc;j ^wüöig wee ober ïjaer uit/ JHaattjT> 13-17. We? 51 gy blinde cv:hlen;»attf)-i3. i3/if/»3/i7/J4-- '
ftlftJJ »}?Rienn?etftgf Jipf«lö?t| b.?e? Mtrent e?ff 8Fmep?»
ftiuto»-'8^/ kantfefUS fittenbe tegen ober ta&t&kVftef |
|||
514 De Yijf-en-twintigfte
a. Vr. Wat pjebicatie öebe be ï?eere ober ^erufalem t
Antw. 2fcte De ©ifripcien aen jjem toonben be bafte <©e6m*W»
ban be &tab / en ban ben >Cempel / fo boojfeibe tip ïjaer fobanüJ* tijben / bat niet eenen fïeen op ben anberen gelaten foube toojttfj; met tenen boojfeibeijp oofebe bol-einbinge öer S^crelO / enbto» booj-tejifeenen toacr aen men ben onber-gang ban ï&emel en ba" aieröe fbUbe tonnen bOO?(Ien/ 3Batt&. 24. *• Hier en fal niet eenC»
fteen op den anderen gekten worden, JjRattfj. »4- 7/ 14/14/ ?*• b. vr. i©atbcrmamnge gaf 3JefiH aen alle b?ome / ten opfij*
ban be bertoagttr.rte ban ïjet einDe öer ï©erelD i Ant. i?nbermaenöeIjaec/ oatfemaefEenöaojfïgtig toefen/ W
toaSeaen utöbtn/ om ban Dien bag niet otecbatten tetoo?bew oaer toe ftclöe n» óofc booj De gelpeniffe ban be tofffe en DtW jflaegben; 3BÏ.« mebe ban be Talenten, Jüattji, 24.44. öaerorf» zijtookgybcreid, JRattïl. 24. 4f/f o/fi- J&attïl. *f- »/l/f/''
b.vr. CottoattoerftentoilDeDe^eere/ batfe meefï foiioen^'
ceiben * Ant. (Cotöetoecften ban liefbeenban öarmïjetttBïjepo / ba#'
om bertnonbe ï)p ben bolfie / Dat ï» in ïjet laetfte <©o?beet fooD*' nigelfeoen foube ben ^emel ffcFienften / bie aen be arme lieben to% ten toelbabig getoeefi: Jftaer bat ïig be onbarmïierriBe na be W Ie fOUbe togfen/ JRatt.i?. 3 f.Komt gy gezegende, want ik ben hoO'
gerig geweeft,endc gy hebt my gefpi j ft, J&ftattï). * ƒ • 42/ 4 ƒ/ 4^ Ayond-gefang op devijf-en-twintigfteDag vart de Mae*10'
Stemme: PfallïU. Waerom raeft dat volk, 8cc: t.fT «Êrobesi font ons peeren boob t $p blugt:
I—I ©n^^Mitëleera'be^obenCafel-pugten. L JL <®P &abbatft ïjtelp nu een ban toater-fugt..
ï?n fpjafe ban bie een Sloren toitbe fiigten. %i fpjaft ooft ban 't berloren Scïjaep en &ot». Ch ban be ïtegter bie geen regt en öeeb'. <En toaer ben fijften ©^efe bier na fou toone. ty# &tclp nog tijien Jföelaetfe eer Ijn («b. 2. *§» fp:aü tot fcljJtë met 't bolfe ban$oaI$ Moet.
<Jn ban be Collenaer / en üubj'lp.é toetten. €n f)oe men in fijn ïBijngaert toerfeen moet. €n tjoe «jen op be öinDecfeitó moet letten. tp toeïit be DoDe ILajarusi: ©e &onen
an ^ebebee ontfeibe jh,p fy&tt bee. $P toonbe tjoe (Calenten jjjh te ionen. 9
|
|||
Avond-oeffenïnge. 5l5s
3» $p totera gefalft: hp fat op ö'Cseiiü.
m fag 3fcrufalera; fijn tranen btieten,. m bfoefet De ©tjge-boom: hu reeö Doe in. WtoonD'toatbjugt De HeerefouD* genieten »an lijnen ïBijrigaert: €n Dat 23wpïofi;-gafre8 $ietquamen: tooo2t&pjagDeéeöatting-iafr. 3£e 3ioDen It'fjg op tijn anttoöogü paften j©pi^c|atting-tj?aeg: ©ag'tijshaecatgemifc. ---=-■ »an Judas den Verrader, tot.de dood van de Heere Jefus.
De fcs-en-twintigfte Dag... .a.Vr. foe begonDen nu alle Dingen fïjj te fLTjicfeen totbecooo
»anöeïteere3!efu£* « °- - - r •>
. Ant. Hyfeive bonj-fet'&e /, Dat hp na ttoee Dagen, fottöe ober-g*
«ebert taojoen ter DooD: ©e Over-pricfters met De j&clptft-geieerDe/ «n met De ©uoerlingen Deg ©ofl# / bergaberDen te-fa'men /en 6e= taeDflaegben hoe fp 3[efum met lifHghepD fouDen bangcn; judas ik carioth quam tot De 3!aoDfchen ïtaeü / en beraccojDeerDe om Dertig mbere Penningen/Dat hp |ijn J&eeiier $ïejüm in haer hanben fou* öercbercn/ SLlIC 22. 6. Judasbeloordehet.endefugcgelegentheid,
$*atth.26.1/2. -.
b. Vr. v&mü gfefité Doe foo tcrfronD gehangen i
Anf. jfretri fff / maer f)p gaf nog eerft o;D?e om het Jpafrha te «ten; 't toelfc hp 00R DeDe: 55'n toclfie macIttjD np felbe toater nam/ |pö£ tniefcfj De boeten Der aipofieleri: ©aer m fïelDe hp' het heplige ^Onbmael in/ JEtatt. 26. 19. Dedifcipelen bereidpden het Pafcha,
<w*att. 2ó. 1 il 18/ 20. 30a. 13.1 / f/ 9/14- $*att. 5 6.7.6.
b- vr. i^oe Jïonb Set met Judas in het eten ban Dit Pafcha ?., * ,., Ant, ^£ ritere fepDe met ontfieltemfe / Dat'er onbeehaereea ^én-fat / Die hem berrabeh foitbe: inaer ober De Upcftelen met ber- ««ftïjepb malfcanDeren aenfïenbe/b?aegDen toie het tóare/feffë g[u« "as- Doj|i blagen / Ben ik het Rabbi ? gefitè gaf bebefctefp te beè? Jfaen Dat het 3|uDa£ fcaS/ JBatt. 26. 2f. Hy feide, gy hebt.ietge-
lcgf.J^att.ió. 22/22. , .■»<•
.a^Vr Hoe fïonD het met De anDere SOpofielen ober Défe boijfeg*
e Ant. Hifé fp n« oaer op gerufï toaren/ Dat hetf$\xW fotibe 3§n/
«n aen-gefp|ofeen ober De aentlaenDc tijDcn / mcinDen Datfe hem tot '«oeDooofouoenbp-Wijben/rfooboo:-feiDe Deïjeere fiaeti.Oatfe Ze aen hem fouoen genergert toccDen; en in 't fipfonDcr/. nat fe* }lUb0erriD2ieraae[fouDeberfaften/ fflatu 20..34. Eerde«aenge- ^y< fal hebben,'. fult gy my drienjael vexloocheaen, JEatt. 2 6.
|
|||
fltf De fes-en-twintigfte
c.vr. f oe bm*n öoc öe Sfipoftetai geftelt *
Ant. &p toartn tier bebzoeft/ foo öat 5fefii«f een C?ooofï-p?rf*' cati'e öeöe ober fijn tnecfo-gaén /belobenüe haer/ öat hp oenen ginj om haer een plactfe te berepocn in Den ïtemet; Dat hp De Croofïtf De $. €>eeft tot haer fouöe fenDcn: Dat f)P tot haer tneöecom font* fcomcn: en öat hp foaer fouöe toc-fenDen/ atfejS toat fp bon Den %& ftcnn fpn name fouöeu feomcn te begeeren / 3;aa, 4. i. u harte & worde ftief beroert, ^03. 14. 1/3/9/ i<5/ *8.
b. Vr. ïjeelt ftn niet anöertf tot foaer gep2eöifit *
Antw. ^a op : toant hp lecröe haer öatfe ffyge moeffen D?ajjert
om b?ugten ban goeDe toerlien boo?t te brengen / öatfe mattfanD*' ren moefïen u'cf-foebben:, Datfe firt moeiten toapenen tegen öe hfltf en berbolgtngcn ban De ïÖeretD/ "Joa. r$\ u. Ditismijngebodt» datgy.maïkanderen lief hebt, 3Ë0a. 1 f. 1/2/14/ij-/18/10.
a.vra. ï^eetTDe i?eerefïg niet gehepligt te boren 0002 gebeöcw
eer hp in hanöen ban fijn bpanöen biet i Anf 3ja Ij» t toant'lj? Dcöe Dat heerlijke gebeD/ toaer in hp &#>
boo? fijn berheerffjfcmgc/ en boo? De befefjerminge ban frjn ftpofft' len/en ban fpn toefcomenöe «öemeinte op öe gantfcfie DÊtolö/f"* 17. 11. Heilige Vader, bewaertfein uwen name, 5f09. 17- ƒ/*4"
b.vr. 3J£De5|eere^efusibinnen3ferufalemgebannen*
Ant $een fop: Hïaer fop ging öe£ nagtë upt na Den <©hjf-t>er«/ met een ïof-fang in öen mono / en boo^-feiöe toeöerom / Dat fö" ?lpofMen fettöen aiïe ban hem bïugten / 't toefê fp niet en fajnDflj geloben/ JEattft. 16.3 6. Jefus ging met haer in een plaetfegenaero'
Gethfctmne, J&atth. 16. 7,%.
c. Vr. ïDot Deöe'LJlefU^ in foCt ï?Of fien Gethfemane ?
Antw ïfyi traö toat ban fijn öifripelen af/ om te biDöem hp $P
raefctc in een fccr g?oote jict-firijö/ Dog hp onöer-toierp ffg feïbe" ani öen taille ban fijn ©aöcr. €n afs fop fijn öifcipelen flapenP^ bonD / fo uetfrafte bpfe / haer taaerfeijoutoenDe / Dat De SerraD*1- na bp tiktfl JtVatt. 16.4Ó. Siet hy is na-by die my verraed, jW*'
ló.ber ff. 7 <5/3 9/41/4f-
a. vra ii"Us öan De ©erraöer foo Digt bp i Ant 5)8/ toant tertoijl3fefitó nogfpjafj / fooqtiam Judas rt# een Deel-èolöaten en anDer Soïf; ara/ getoapent met ftocW*J< staaerDcn en farMen; en T^cfRö fïenttt / trao fop toe / en gaf Pf een fettf / het Mfee bet tepSen tató: JBaer op öe &ol0aten toeb<* (en/ en fp buigen ^efum a(fo i Mntt.16.fo. Doe traden fytoï' ende floepen de handen aen hem , ^foa. iÖ. 3/4/8.
c. Vr. i©at beDen De Ipoftelen in Defe geïegentfoeiD }
Antw. ^e tytat JJefu? toierp fp ©anger^ m^t een taw#>ff: |
|||
M Avond-oeffeninge; ?lf
^erbca/ en gefcoob Ijafr Daer na/Datfe fijn HIpofMen fouoen b# la=
«n gaen: 2@aer op petrus? fïout gctootfen spbe/ floeg De ©ten* ««ent «Haaien pt oo?e af: 't bjelfi atë ^efus' haD genefen w #e* «ttm befïraft / foo stjn alle De Ipoftclcn ban ijem jjeblugt/ jtïatr. *6 /Ö.Doe vlugteden alle de diibpslen, hem verlatende, JjEtatt, ió.
Kfilr*. %\lt. xz.fijjx. c- Vr. i|oe i.é Fjet met Den rtcöancten Jefus negaen i
Ant. % ïuicrö na bet ï?of ban De f üoge pjiefrer »fa:aplja.s gc= l"ö / baer Den fterMpcn ïtaeü bergaDcrt bras1: StïDaer tuierD ht? önbcrfaijt ober fijn bifcipelcn/ en ober fijne leerf:€fl afj? hi> f;g Daer ober fcer tocl bcranttooojDe/ fo sfjnDerbalfïbe rtcriit'öen boojt gef;o- «len/Die hem befchulütgt hebben ban qualp tegen Den STetriöd gr= tpjohen te hebben/ Dog $ qiiameii jbefejjaemt uj;t/Jftatt. *ó j-j». "}'vonden niets, 3ioan. 18 10/20/13. JiEtatt. ió. 60.
b. vr. ïBat fepoen 5? Dat^i tot na-Deel ban Den tempel haD gc=
l&ofcen i Antw. &nbefcJ)ulDigoenhem/DathphaDgcfepöDcn®empcI
£ fullen af-b^feen/ en in D?ie Dagen toeDcrom te ftillen op-botfee n: ^°3 hj> hab Dtt gefepD ban Den Cempel ban fijn fechaem / Soa.' l°. bf. zx. b. Vra. <$$ Dan lüfcfté ban haer b^-qefatcn i Ant. jfïcen: jaaeral^CijaphasoembjacgDc/of^De^onc
j^öd,* toa.9'; en g[s- g^ fSjDè/ Dat Ij)' hetbjaeVfc beroozDecloen fi« sem öc«s DooDsttoaer&ig ober töoDjj latieringe/J^at.ió.66. Sy ant- woordende, feiden,hy is des doodsfchuldig, JRat. 16. 63/64. b- Vr. ïf oe ging bet onbertuffchen met De Hipofteleti *
A"f- 55e anöere berfïafen fjaer bier en baer/maer petrtté para iot fijn ongeluk ooft binnen De ©oo^ale ban «Cajaphaji * JEant &'- "^ b>0}DenDc/ en aen-geloften boo? een Difnpcl ban 3Iefitó / ban 5,"/f^nft-maegt/öeeft bp Den $eere 3efum bertoorbent/ met een «ennoeciitnne ban fïg felbén: ©og btmtcri gaenDe / en ban 3[efn.s ^"öcficnsgnbe/uciBeenDebjiifijnefonDen/lïlat.26.74. Hybegoa "S te vervloeckcn , J&att. 26. 7 ?/ 74-
.Vr- J©P brat teiberi toïerb #etntö aen fijn fonDen geDagtig i
frih/s' Y1* *>cf foaepen ban De ïfaen/ toant Sefits' fjaDDe Dit booj= '««/ oat r»i hem berfafeen fouDe eer De ©aen feraepóe. Ws >r' ^oc teiertl Doe imt ^^ gebanDclt/na Dat bp beroogDeeft a^rmir ^mni™fitë befpotteDen bem; anDere fpoitoDcn fiem in bet
(2!t! anöere flKS^n bcm; anDere beDebten fijn aengefïgtjénoe tt» „. an>etJn P?Opberifcf)-ampt/ JÜat. 16.67. Sy Aoegen hem
a vuyften, m*n. 1 f. z. %W. x 2.64/ 6ƒ. ttïl 3 b.Vr.
|
|||
$18 , De fes-en-twintigfte
b vr. $oe fïonD het onbettnffchen met ben berrabet Judas?
Ant. atiS jjp fag Dat gefitf berö02bett toasf / foö hab hp bert» ftp bjagt ïjct pelt aen te <©ber-p?erterg ineberam / enbefcenbe <ïj* ftfjulD: ®og öp haer geen traaft binbenbe / toterp hp het grit i" kn iCempel/ enoe berging hem fetben/ J&att. 27.14- Judas feid«> ik hebbe gefrndigt, verradende het ontfchuldig bloed, ^03.18. *<"
»att.i7-4/W<5. .
b. vr- $eeft öen 3ooDfcheri Saeb Sêf"»1 0£boob •
Antw. $een: maer betotjle fp felbe geen magt habben omp*' *fönb te booben / foo hebbenfe hem gelepb tot ben Someinfchen 2>ta0ftouöet Pilatus, en hebben fjem albaer öefchulDtgt/ bat hp of roetberfoefete; bat hp De fihattmge öcjS ïüepferj! tegen-fp^afobat Jjg fiem felben tot ftontng op-toierp: ®O0 ^tfug oeanttooojbe meet1 «IfejS met fïtl-jbjjjgen/ üRatt. 27.12. Als hy befehuldigt wierd, «"
antwoorde hy niets, JÜatt. 18. 18/ 2 3. . c Vr. $oe b?oeg )!g #itetttë i ■ ,
Ant, SMjs hp alle^ onberfogt / foo berfclaerbe ft? / bat beft 3MWJ
ionfchnlbtg inajf: geujfc hp bp befe berfctarmg nog bleef/ afê hp h^
tot ïjerobem hab gefonben / Die öofe geen fcfjulD tn befen "M\x^ h";
Jjebonben/ütlir. 23.14. Pilatusfeide.ikhébbedefemenfcheinuv^
tegenwoordigheid ondervraegt, ende en hebbe geen ichuldinhe1" gevonden, J tic. 2 j. f/ 7/11. -a.Vr. ïietbemDoeJMatitëbjp* -t
Ant. $een: J&aer a,U be 3obén Dejï te heftiger aenftieïben ntf*
fcefchiiIDigcn/ fü gaf haer pilatité De fceiire / of fp 3!efum/ ban of I be JBoojDenaer Barrabam taiiben W gelaten hebben;op hope ban* Jefum fouben begeren: ©og fp epjïfjten Barrabam b?p / en totl^1 bat 3fefité fouöe gefcruifï b»2_üen/ ituc. 23.18. Sy riepen wechJ*e defen, endelaetons Barrabam los, 3(03. 18.40.
e. vr. ïfae maefcte het pilatuö boo2t^ } ■ m
Antw. lljihpnübifetofl^ha'bbe getupgtban€ft#t vafcW'
tn afü hp oofc getoaerfchoutat toa<$ ban |ïjn©jouto tegen een"' regtbaerbig bonni? ober befcn Sfefus': afë hp fitte mibbeten te ** Steef? hab boos-genomen om^fefiimloé te laten: ja afêhpi / flim hab laten gaffelen / en hem alfba aenbeüïoben bertoot10.; «m haer tot mebe-lnöen te betoegen: en afê alle.» te bergeeft «g! Ja afê Dacr oproer begon tcontfïaen/ en DatfePitatum bjflj^ met De ongenabc ban Den ütengr: fo bertoeeé (jp Slefum ter.: d°v s tntx gaf hem ober om geftrupfi te ioo?öen / JJftatt. *6.24. ¥»*■■ oordeelde dat haten eyfch geichieden loude, Jifö8tt»*7-i?/*'' '
J5lUC.2j.i8. c v«. i$oe iowrö aefuj boe gchanbclt ? ^/
|
|||
Avond-oeffem'nge. ?I*
Ant $p iijjeta feftrot/ hefpogtn/ geflagen/ BeftetffHtt £>p
wnen hem eenpurpere mantel aen / fp fetteöen een boo?ne tëroone op fijn fftroft / en ftoegen öaer op met eenifiietliofi: €nbitge< wr»3ijnöe / DeDen f? gem )ijn eige feteebcren aen/ en leibcn hem «'t « &taü tuffehen ttoee moozöenaer^ / na het Calge-betb / Jïlatth. *?• J*. Doe wierden ook twee' andere quaed-loenders geleid om j
Wet hem gedoopte worden, «^Katth. 17. 27. j^arCt if.16. a- Vr ^oe ht'cfD Ha Slefiré in beft uit-Ieibinge i
, Ant. $het tegenftaenbe üat hnjijn eigen ftrui.si moefttoagen' t toeft hem fo bermoeibe/ dat Simon banCyrenen gcbtobngen
ttioeft toojöen om hem te helpen tragen; fo ging hu Itjbfamelp ter fiQoö: €n aljf hem beet ©goutoen bolgben/ int toeenöen en hem oe* maetjöen/ fo friöe hp haer aefi/ batfenict ober hem/ maer ober haer toen / en ober haer feinberfeitf fouöe toeenen / betoijfe foo stoare otngen ober haec fcoinen fouöen/ %ut. .23.18. Hy fekie.gy Pogtc- ren van Jerufalem, en weent niet over my , 3lUC. ij- 26/ 29 3°-
a Vr. jjoe # het op het «Salge-béfb toe-gegaen*
Ant. ©eï?eere3!efi#ijS öaer titffchen ttoee Jüoojtienaer^ ge* "fuift:. fijn fiieeoecen $n ban öe &olöaten boe: het lot gebeift / en *të !)P bo?fte / fo gaf men htmfupre en hittere ïEnjn te banken / öie ÖP niet bjjnfccn toilbe / J&atth. 26.33. Sy kruicigden hem aldacr,
<matth,27.33/34. jaare. ij-. 13- 3luc. 23.33.
c- Vr ^oe Dmeg ftg 3Jefu.«; aen Den itruice i
Ant. ïf n gaf een ban öe maojoenaren be belofte ban ben §emel;
OP oab lijn ©aber boos fijne ttrutcigershp bebal |ijn jaoeber Ma- ** aen fijn öitftpel 3fofjanne£: W Maegbe en riep uit. bat hp ban *ooo berlaten toajS: en einbefp met een groote ftemme roepende/ °at het nu alles was volbracht, gaf hp ben geeft/ enbe # alfö geftoy V® I ÏUC. 23.46^ Vader, in uwe handen bevele ik mijnen geeft,
^WWf.?7.4<$. Xuc, 13.40/41/4?- 3Boa. 19 if/26. 1°; ;?'• "Sfe'er niet toat toonber£ geöeurt / tertoijte Cfmjhré oen
9Et «ruice hing / en na fijn boob i Am. ■ja het: toanttertotjle hp nogïebenbig toas / ontftont'er
«n orootc öuifternifle / öie biel bjie uren buerbe: Ba fun boo* wuiröe het boo:-hangfc( be* tirempetsf; be 2Cerbe oecfbe; öe r?« I°t5en Moofoen: en brie ?tf-geftojbcne ftonöen op uit ha* \Kvm>tn/ MaUty.z7.f1. De graven wierden geopent, «ö&attïj.
öetcn* ^"^^"ö£^etei6enen intehcrten ^^Tof&ro?5
«ofhL #otnm{9e / o» Sem nog ge{aftert haööen / al.é h? nu al
-*»i««ruicehing/ M^entoerhflröban&erieB: anöeceWopt«M ftfe 4 BK*
|
|||
«;'aö Öe fes-ert-twintigjftc _
tnet MtfiêtMife öp" baer fcojfïen;maer een #ooft-man tóe teer Br
jühö/öeréeetlijfete <©öb/ en beleeö Dat oefen 3W De &one <0iw tnóé/ Jaattg. 17. ƒ4- Hr feide, waerlijk defe Was Gods Sonc>
3EUÉ*43,47- a. v*. Jfoe té *t töé-aegéen met C&ifïf Dcöe ftitfjaem i
Atit. SiofepöMnainmatljea/ en BtcoDemuji / op ïjet toeflEaflJ feati fitatité / poften bet ban bet ftntjté' genomen / en eerlijft 1» fccn nteuto «Ötaf oegrdben: «©03 üe gjjarfceen / mDacbtig ?nw fiat Slefusi gefpjofeen baD ban jtjn opfïanüinge/ ueqttamen nw fcanj&ifóntëombetgraftebersegeïen/ en omJ©acbt Daerbfli* fteïiert / om Dat fijne Difcipelen bem niet ï»e^ nagtjs quamen lïefen/ ^iliiitftb» *ƒ• 64- sy feiden tot Pilatus, beveelt dat het graf verfeketf
werde tot den derden dag toe, Jjaatt. 17. ƒ8/ fp.^OB. 19. 3j/4'' ÏW^j.ƒ3/j-4/yg. ' " ' ' "' : "
Avönd-gefarig öp de fevert-twintigfteDag vandeMaend'
Stemme: Pfatmi. Die niet en gaet, &C t,f^\é3auftbeïïaeD oeffotm f efitf Dooö /
■ I Ce meer / inant 3fuöajS baer 't berraeö aenbo&^ JLü^ <©n£ 3fefüg toouö n°8 wn^ bet Pafcija eten.
«Boe beeft bp 3fuöajs fijn berraeO bettoeten. ty$ öeDe ban frjn jïerben een berbaeï. «Êii tot een teecfien gaf bp 't aibonDtttael. *u ©oe ging bP öiööen in «Betbfemöne t j©aér Weefi bet o$t b? in fïjn Btilt fee. fep öaD öat D'<£(be öojj niet en tóflDen flapen. wat qiram 't berraüertf fiot met licbt en toapen. Meïi leiD bem na Dè Sael ban «Cajapbatf. &P ot^DeelDen Dat bP booD-fcbufóig toag. j. $a Datfp bolfttoaj; üp De btugt geraefit. &ü beeft bém petrus' fcbanDeujft berfaefet. <£n 3|iiDa£ beeft bem feften opgebangen. feoe quam bi> tot jMattuü afê gebangett / wit fogt sïjn b2pöom / 't toajs altejS boo? nt'et? ,§0 Dat b« booj bem JBarraoaji fo£ liet. 4. $p ging / m menig fmaeb / na «Mgotba.
ï?P moelï met &pmon 'tftritn£-bout jlepett na. $p toierD gefctüpfl met jHoojOcrtaer? t fb gaben J|emotttere Djanefct bPfatft bet DüDe gtaben «©ntffoten». 'tgantfche^ebepfeltepfienjSBaf. ®oe nam bem Sof^Pb i>an oen ütn^e af. |
|||
Avondr,oefteningc\ fiï
^van de opftandinge uit den dooden des Heeren
Chrifti, tot oen Hooft-man Cornelius.
De fèven-en-twintigfte Dag.
»• Vra. 3fjföe $eerè gfefitf in fjet graf gebleben i
Ant. $een: |©aer a$ fommta^ ©ob^bienföge fouten op «en oerbën bag na fijn oegraefFemffe / jijnbe ben eerfïen oachber Jpefe/ tot het graf quamen om jjet fücfjacm be£ peeren te faïben/ inJbebonben fj> bat öe S^eerc tea.ss opgctïaen / bolgensi ïjet getuige* niffc ban be (£ngetcn We f? dj? fjet graf bonben/ JEtattft,. 28.6. ^eEngelfeit)e,hyenishierniLt, wanthy isop-geftaen, ÏÏtiC. 14
of.i/i/3. 3foa.jo. '1/*/'■?■
c Vr. ï©a.£ bit terfionb befienb en getoofr bat &? epgefïacn toa.«£
„ A"t- $£eèn: iDant afe? Maria Magdaiena ben IpafMen guain «enfeBgert / Üat SJéftts in het graf niet en toaj? / fp Kepen Petrus en Mannes om fïrtjb na het graf/ en bonöen fjet ïebig: ©og 5P toa= 52 nog in rtopfiöinge / tot bat firft öc f eere aen Maria Magdaiena «ettoonbe in be gebaente ban een ïfobenier/ en ftacr acnfpjefcenbe/ «8 te^enb maefite/ en fafi gaf/ om bit aen be 2tjw|telen te berton» °lgen/3|0a. 10. 16. Jefusieydetothaer, Maria, fy haeromkee-
lde , '%de, Rabboni! ^oa.zo. 11/ ijjv t *» ƒ r. Jaaer hoe ging Ijet met bc flttagter^ bfe fep &cr graf ffpn>
f Ant. ^ae be €ngeï af-bacfbe ia een lerb-nebimie/ om ben fïreir
hLltoent£kn ban Bet'gtaf/ fo toierben be 5t>agter<t ate bobe/ bfo= S^n het graf/ enmaefitenbefefarienefeenb : 3£qgbe3!oben f^wn gaer met geft om / op batfe fotiben uprfïropen / bat be off* «pelen öe^ nachts Set Slichacm ban 3fefn.é habben gefMen/ ***fltttj» i8. ij. Sy het gek genomen hebbende, deden geJijkiy
fleert Syztèn, J*atth. 11: r 1/13/ 14. °-Vr- 3Cen inat mfiperen fjeeft üa 3MU«? eerfï bertoont *
om ^n ttaee ©ifcipelcn bic rrootïefooj? na fjrt Wcfc Êmaus «"■«ent 6p ineifie Sïefitf quain op övn weg af £ een onbe&nbe Vi^ oX (r008 aff° /öat ÖP &acr '©*te -^cÖJiften pnocrtoeej!'/ fjpc bat tiarn- moe'* ffert«n:©acr na gepeberi stjnbe om Op fjaer te ber* blei-h ^ *"at §V mtt &aEC oi,fr maertfjb / en afe? ï» het b?oeb ujacfe/ ^^roenfn hem fiennenbc: bójst&p bjajfbabeip banöarr tocch/ Jr. 4 24-3i. Hare oogén wierden, geopent, «nde fy kenden hem,
• v«- Jöaer toierb speftsf öoe öcfïen i
k XI' / *fe fcfe ^^ öifcipefen toeber-Seerüen na 3f««farem tot ^«»w / en be«r aSwnbjï ^ eoi ^niie / bcröaeiba bat 3ji m %tttt «féf gefiffi
|
|||
fja, De fevefl-en-twintigfle ^
Beften ffabbe: én tertotjl ^Siertranfeefeen/föjIontiXusinP
mibben ban haer / en toenfe&te haet vrede. ï©aer ober als fp w berbaefï toaren/ fo boob hp |ljn Süchaem/ tiatfe hem taffen en W Ien fouben / tot betofjsf bat hp ïjttfeltie toag: €n hp berligte hatf betfïanb alfo/ en berftercSte ïjaet in haer 2Cpojïdfc5ap/ fb batfe- 9f begonben te SelObW/ 3M» zo- *°- Wtgeïèid hebbende, tooive
hy haer fijne handen, 3Joa. 10.19. tlUC. 14.41/47. c. Vr. $eeft lefitsi hem felben meet laten tien i
Ant. 3|a h»: toant na bat hp agt bagen baet na / toeberom 1'0 aen haet ïjab bertoonb / infbnbethepb om Thomas Mie / bic no9 ongelobig toas: g>a ïjeeft hp fïg baec na oofe geopenhaert aen# Sïee ban Tyberias, baet toe pm aenleibinge gaf be 3©te-bangti/ t»e Petrus, Thomas, en anoete ïjaöben hefeomen op fijn Wöo$t / 5°a' il. 7. DeDifcipeldiedeHeere liefhadde, feide, het is deHeetf'
Soa.ii- i/f/p/ii/ 54. 3Joa. 10. i6/17.
a. vr. i©at t'famen-f&aeft hielb ^efi^s boe wet $etrtte* Ant. 20te hp gettum tot b^iemael toe ïjaöbe geb^aegt / of F hem lief habbe / en bat Petrtté hab geanttooojb / jaHeere: g>t> w balhphembetoepbe ban fijn échaepfeens; / en boo?-fepbe hert)' boo?toatbooöhpt&tfo berheerlijfeen fbubè/ "3oa.ii. 17.'Hyi«>' de, weid mijne Schapen, ^Joatl. ii. if/ 17/ 10.
a. Vr. Kleeft fig 3!efite niet meer laten fien * ,
Ant. 3Jahp/ toant atebeotfctpelen na GaWeen gegaen toarew
1b te Siefite baec bp &aer gefcomen / en heeft haer lap gegeben o<J; i)et€uangelütmtep2ebiten aen allen ©olfcen / en om tebopf^ inetbefebpgaenbe betofte/ batfe niet fouben befchabigt tooOT tnaer bat hp met haer / en met hare natoolgetj» foube toefen tot f be boleinbtnge ban be 3©erelb / JEtattft. 18.16. De elf Mapei* ziin henen gegaen na Galileen, ü&arc. i6. i f j 17/18. JEattl). *
bf. «7/19-
c.vr. B&itteopbefepjebicatiegebolgtf j
Ant. j&abathpmt bèettig bagen met De fijne hab gefpjoB^
mbathpnaec onöertoefcn in be fafcen ban fgnfterfce: na f$ hp haer.belaft hab te Serufalem te berblijben/ om ben ï?. «©eel1 L oritfangen; en na bat fjp haer gesegent fjabbe/fo te fjp ban Ijaer», gebaren na ben lemel / onber belofte boo? ttoee €ngeten / Dat*; «enjS toeberom foube feomen / 3Ect. 2.9. Hy wi.-rd op-genon>« ( daer fy het fagen, èn een wolkenam hem wech van hare oog
3fiCt. i.bf.57 7/'°/n. .,(• c. Vr. üDat beben be 3EüofWen na bat beïjeere Jefus toa.é op-»
ïarentenïtemel? .. $
'Aat. jêpfeeetöentoeberom n«3lerufa{em/ sptóebtn een^s
|
||
tinxab*. AvoncUoeffenïnge. *zt
m f h7 $ T Vllïn £ pIaitfe ban 3fl»öa* *" ©erraber/
•««• i. 16 Het lot viel op Mathias, WtU i. 12/ 14
«• vr. 3^ oe belofte ban fret fenben ntf f. «Beefïej? berbult >
baren na ben^emel/fo toaren bc Stielen bP matfcanberemènbe
^quamfnellnfeeenBeltipö banben$emei m een fïerfeS «tt bperige tongen Die op öe 2Epofïe!en toierben nefiem€n ;u S N alle fo berbutt met ben t.®eetï/batfe tefemffië$ £„ Jjntentepje^ flaer de Geeft gaf uy t te fpreken, 3(jct. x • 1 / j/8.
b-Vr. !©atb2itgtbebebefep^Dtcat!e*
iw<!;w- ^0"""^ fpotteben met be Sfipoftelen / enbe ftftofben Seecboo2^oncfeaert|; maeranoeretorerbenfooBdnogcn/ïatft «Wfhft stjnoe ober ftet booben ban2efitó/ ©etn tm i^SÏÏ ^lietenffgboopen / en befceerbcnfffEtÜSB-SoS ftabarec op bien *ag toel b2iebunfent toierben wjKjS? ÏÏff V" yfelden' wat{ulle"wydoen Mannen Brocde&.JfeU
"«)!• Il/ ii/ 14. .'S»"*** ^ïfïelS" ^lp0,M£n8an miraM£n Bföaen om haer leere
ttpn^L 2fafp:b)antar;s; Petrus en [ohannes na benCemnpr nm
&*« fP ttn fireupefcn SDebetaer gefonSfSbeS ^&ZfST^^T^1 to^enbefietborS
CAVnr; toe naFn m öe ^&ar«een en ^cfeift-gefeerDen o» >
öatfe n, hf„P antb0^J}öe Weien / en berboben ftaer fcfterpek/ lïeen h^na,meIefuniet met flWw»'«eWfien: ©ogbeS KiS"®*" öatfe©ob meer moefïen eetewSn at? te ^ttff.j/iB/T mwelkenf),vel'gadertwaren, beweegt, let. z,
«4S'hi£r?f HN?^mlköe«polken/ op bat niemant
BttnS?«5 * aIf0D &aWtfn & metmaffianterenaffe gottmn n?°den hadde 43n£ ^" Pg? J Wierd "*' gödeilt' na dat dl£ vafe
-Amt afDen fP Dlt aIfE nprtfltdgft
|
|||||
."•? Jwen: mant Ana
|
ÉDias en Saphyra @n J&aufo. / öerfcorijten
|
||||
t;t4 t)e feven-en-twintigfte
ooft ftaet leftet/maer sp öielDen ban öen p?tj£ iaat bbo? ïjaet af/W
féiDehy Dat f? al ten psijé gaben.<0m toet&e gebepnitheiD en lengtf1
fp bet&e met öe ÖOeÖ fijn geflraft / let. f. ƒ. Ananias viel neder, e°
gaf den geeft, let. f-1/4/1 o. c. Vr. $oe ijtriö fis öe Sfooffc&e flaeö tegen öe Ipofïeïen *
Ant. l&öelppfïelenbeelioonöeretibeben/ fon Dat félfê Dt$ tie fcïjabttee ban petrtté bete genefen toteröen: &oo jje&ben f per gebangen genomen / ban boojnemen jtjnbe ïjaec te boobeti/ üetoijte be Ipofïefen onberfetteltjft bstben pgeötften ban De ïfetf? 3[efltë; öogfp imetöenboo? een€ngel bertofi: baernanamef fp ïjaer/ en ffelöen ïjaer boo2 Den fiaeö/ Dog vs 3P op Den raeö tui» Gamaliei fo£ gelattn/na öatfe gegeeffelt toaren/toelfte geejfclinge .# met bjeugbe nntfïngen/ let. f. x$. Gamaliei feide, gy ïfraëlftifctf*
Mannen, fiet voor u, wat gy doet, aengaénde dele roenfchen, let. f' c. vr. «Sing tjet allee t'n öe töemtpnte bet <fflfeifïenen bjeebfaett»
toe*
Antw. Been: üjantDaerontfïonbtta')imgeoberöeöebienin0«
öerlrmen: bp bjeffi boo?-bat raeöfatm bjfetbgeoojbeettcenfg^ jannen te fteflen / bic alleen fttfet tnerft fotiöen maften ban tfi trebienen öer lemen / gelijftjp baec toe feben JKannen berftoten/ OnberöebielftetoasStephanus, let. 6. 6. De Apoftden leiden ha«f
de handen op, Ift. 6. i./i/f. t>. Vr. $oê i$ ïjet Stepfiantté gegaen i
Antw. ©etoijle f)" een pberig man toaé / Die ooft groote Ding^ lieöe/ ftratë&pbanöegoöen&efcrjulbigt/ öatöp fatïerlp tege" jEofe£/ en tegen Den tempel hab gefp2,ofcen: ftierop gzbang^ jtjnöe / niet tegcnfïaenDe fijn beftige beranttooo^Dinge / tg t]t? W nen be &tab gelepb / en booD gejïeenigt; toaec in eenen fe&ertfj Saulus rirootbetjagen nam/ let. 7. ƒ8. Sy wierpen hemde Stadu'c
endefteenigdenhem , let. 6.8/14. let. 6. i/ff/66. let. i-•' a. Vr. $oe ftonö fjet Doe met De <®emepnte bet ©j#encn i
Antw. ©e<0emc"nteh)ierbberbjoeficn ba-fïropt: foo nitf* PhiHppus be ©iaften / Die €h2iftum acn bete pfaetfen pjebiftte / p bete bJOnberen bCDC/ let. 8 4."Sy dan die verftrooyt waren, verkof'
dtgden hw woord, let. 8. $/ f. c. Vr. naat taeDer-baren ftebben Petrus en Phiüppus geïjab i rt
Ant. ^emtfgefonDcnstjnDenaSamarien, bonDalöaer&iiw;
öenCoobenaer/ bentoelften Ij" ftfjerpeltjft beftrafte: ^nff:
lippitóontmoetenbe/ bolnens? De laft ban etn €ngel / op ben ^w
ben .Poojman / betoelfie ftn Doopte / let. 8.38. Hydoopteh^1"
ICt. 8. 13.ii/17.
c. V'
|
||
Avond-oeffeninge. tjj^
c- Vr. $oe té 't jotegam met Sauius die foo een Belgen ïjaö gehad
»n de toob ban &tep{jamté * r Am. aiïjf fff na Damafcas repsfde met 2?2ieben ban den Sfoofc
IföenSaeö/ omde€fj2jftenentebangenen te dooden/ footéfjp °P oen toeg öoo? een fiemme ban oen i eere 3fefitó tipt den ïfemef/ fleftut/ en fijn Jjecte té berandert/ foo dat fip tot de diffcipel Ananias «'Hg Om jjeDOOpt te iUOjOen / 2ttt. 94. Hy hoorde een ftemme die
to«- hem feide, Saul, Saul, wat vervolgt gy my? ?ttt.9. »/*/ i i/ ia. c' Vr. $oe# liet boortjï Sauius genaen*
Ant. &té|jpmtbefeèertsijnöe/ C^tffum met pberpjediftte/fo
lemen be ^oöen ftem fagen om ftem te dodem^og oe öifri'pefen dit
wftaen ïjeb&enöe/ fo fieuben sp ftem de£ nagt.sf in een mande 0002
*en benfier af-geteten/en aifo té fip dit gebaer ontfiomen/38ct.p.»jt
öy lieten hem neder door den muer, 2lirt. 9- jo.
|
||||||||||
« Allt. %\$ oe «öemepnte al-omme b;ede padden op deffc trjö/ fo té
]p*trité oofe te Lydda gefeomen / en fte'efr aioaer Eneas genefen/ die
?2t jaren geraefct te bedde ftad gelegen, ©aer na te Sfappefaamen» ^/ geeft ftp oe «©oöjauge difripeiinne Tabitha, die gefloten bug/ ^eromicbenöig gemaeïit/ ftrt. 9.40. Hy feide, Tabitha, ftaetop, ^«.9.3i/?3/36/38.
|
||||||||||
■^Yond-gefang op de feven-en-twinrigfte Dag van dcMaend.
|
||||||||||
O!
|
temme: J^f. 8. O-onfeGod en Heer, &c.
$ ï?eer té tipt het graf toeer opgerefen:
|p deed' oen "Joden p be ïfeftijtjing bjeejen. |
|||||||||
ÜP 0ing na Cmatté en g,ferufal«tu
Mm fienoe ftem aen fijne b2eoe-item. ^ »♦ i?p toonde CgomajS fijn Doo?ffefien $te / Wf maefcte pctrttïf en de and'rc önjöe. 5P gaf ftaer laft tot teerinrt ban fijn boffi. ^oe boer ftp op ten $emel in ren ÜM8. J. JBatftiag toierd tot Ipoftel berfioren.
&P ö02fien nog ftaer fïem niet laten gooren, ge Pincrter-dag gaf ftaer een grooter <©eeff. *©oe fpjaften fp ban f efité / onbeb?eefï. 4. 't ©olft tnicrö gedoopt; jp bjagten hare goetfren.'
J*wer Petrus ftrafte gierige gemoeö'ren. ' 1£ 3foodfcfte fiaed berbood' deejs nieutoe ïrer /
awaerdog jp totioen fp?eften booj fptt ^«er. f. «Doe ftreeg 't 5^iafeen-ampt de eerfte SBrttWi
^iDUetec op üe; ariuen üienfi t« le«eft .9$
|
||||||||||
5^£ De agt-en-twintigfte
Wt 3oben telen j&tepljanus ttrafcg aen:
<£n beben hem ter boob na bnpten gaen. " 6. pïjfltppuss heeft benj^oo2mantmbertoefei&.' ©amafciijS §aö booji &aul feer te b^eefen: #pbjietbbefteert. #eta# fpjaft / €nea fflofi toeec gefonü. $£ toeïtte (Cahitha. VanCornelius den Hoofc-man, totPaulusteAthenef-
De agt-en-twintigfte Dag; I b, Vra. i©aec hielb (is Petrüs/na bat ft? Tabitha hab npgebrf:
Ant. $p onthjtelb fig nog te Joppe, öp eenen fefeeren &imon/ ^
ten Heber-bereiber toa£ / tot bat hp baer ban baen ban be ^wf1'
man «Gogneliu^ toierb ontboben / Slet. <?. 43. Hy bleef vele dage»tc
J°PPe-
b. vr. i©aerom taierö hp ban aEojnelmö onttroöen i ~ ,.
Antw. Cometius be $| ooft-man te «lefareen / een «Bobbnijj^ man / fag in fjjn geheb een €ngel / bie hem BelaflB om Metrum K
ontbieben/ op bat ï)p boo? hem in het «Efjjtfïenbom mogt onbertfjL bjojötn / gelfjft hp ooft ixttt j fenbenbe na Joppe tot Metrum eeiw. ban fnne ©ienaren/aitt. 1 o. 8. Hy fondfe na joppe, 3Dct 2 o. 2/4/f/l' a.vr. JDaêc in toa^ petrus beftg/ tertoSk öefe ©tenft-fcnesF aen-quamen. rt Ant w. $p toa£ op het bafe ban het hup£ in een bertrecfeinge »7
flnncn;cn hp fag een groot bat met aUerlep bieren ban ben W^ af-Daïen / met laft om te fiagten en te eten/ 't toelfe hebupüe/ biï%, beï^epöenenmeefïbefteeren/ 2tlct. 10.10. Over hem viel een ** treckinge van finnen, 3Cct. 10. u/ 13/ 14.
a.Vr ^petrujSna<2o?neIiu$itoe-gerepii? j,
Ant SJa:fp i£ bejS anberen baeg^ berrepfï na €o2neIiu£ toe/rtL
Eem nemenbe eenige 2&joeberen/ Stiet. 10.23. Petrus ging met &
enen. , a.vr. ïBatbebehp/ afêhpnubp€o2neIiu£toa£gefcomen*M
Antw. $p/ binbenbe €02nelius met bete anbere op fijn W'f teagtenöe / begon tertionö te p2Cbifcen ban öe roepingc bcr W" nen/en ban be saltghepb bie in €h#o boasf te bcïiomen/3t!ct. > 0A*e, Hy feide, defen Jefiim heeft Godt op - gewekt ten derden d*p
9Set. 10.23/34/42/43.
c. vr. ï©atb2ugthïecftbefep2eöiratiegcöaen* -,,, ■' *4
Antw. 3Dtjfb«(3tnehoo2ber^ geïoofben/ foo ijsöe^.O^Lj» ftaergebaUen: 'tbjetfiea^fetn^fag/ foo heeft hpfe boen' 0,
pen/ ffitt. i o. 44. De H. Geeft viel op alle die het Woord hoor
3Ctt. IQ.47/48: .. ' . iff |
||
Ant. ^eoefieerDeuitöegöoen ttaifïe&en ractfiem ««.,1,«,
^&^^&l^f^'waren* te"ed-'
|
||||||
c- Vr. gne ging &et met oen loop ban gjet tfïmtïenbom i
rrf,m.nt' 5^ie öcne Detaeïfee becfitoit toarenboo? berft&eiöeïanfc. i nappen/ om oe bctboUiinae öie om SteDharms fofffc |
||||||
tefcuT"* :ffi« tegferufalem bmïonbcn/foto
ft^#B?rn*ba™ na^ntraef)ien/ 0,e aBwecteBcJöWj» fecrber> gtffc tn bendere/'t toeft maefctebatöe AwnechSSi Jeroen öenaemty 3ICt. U. ». Hy verimende haef/dalftaUe
«een voornemen des herten bydenHeere Wijven fouden 3Err
*«• Of. 19/11/14 ' ' *"■♦♦
,jyr. &arenfcc oog 008 onöet oeCfctfïenen eemjje^opö*
^tiTiiJb&^ nnte™noere PlupSetm quamoo&Aga-
«totaimioeöien/ en boojfepoe Dat'er een groote ftonser^nooo gnnöerftanoteftnöenaen oe toepten öie «.oeatoaten/
S^^tf^J8™' qUamtn eenigeP^«-afvan
CAVr: ^nte®emeintenfonber anoere berbolgmgen netoeeffj
fc01^!*1*' meti*n 3toaerbe/enj?ftS
|^0ftbO02t-O2en8en/ *fc«i.i. Herodes floeg de hinderS
,^'gevandeGemefnte, WU i<. 3/f. * " Ant !** ^etw* Bebangen gebleben >
terhn.rWn: ^9^ atëbanoe<0emepnte een oebiiena «efoft SS2»5SSl*w»?mbetlolftnge/ fogeeft©oö«Sgefoï ^erot.^L ?" !F,Mt/ ®Ct' I2-8- De Engel leide.tot Petrum,
b.Vn^^r- enrfe volgt my. »£ ri 6/ 7/ o/, o! ,** £ nlnS üa ** W ten ^aria'öe «"«ter ban mU»,
ï»tffS bi?e opmaftanöeren toarcn/ en haer oef? fafcc hrr' «Cfc ," ^?/,38* "•l6- Sy %en *M » ra ontfettedea haej
«•»».17. » |
||||||
5 % 8 De agt-en-twiiitigfte
c. vr. Woc 'te &et üeroöej* gegaen *
Ant, ^Bteierooesfnacefaricn bettrotfeentoag/ tianweininjj* sjjnöe te oojfagen tegen te syriers en sydoniers, fo öeöe Irj een Otr tie tot ïjet bolfe in een pjagtig Meeö: iBaee in/ ate öP f'8 op öet ntf* jtttcïjen banfjet bolftberhobaecöigüe / fo toierö öj? mettoomien g* flagen/ öie Ijem öüBö aten/ 3tet. *»•*?• Van ftonden aen fl'oeg hetf1 een Engel des Heeren, 30tt. i r. *o/ia; c. vr. $f oe te öet gegaen met ïjet p^öifcen ban Sauius, tm m W
fceerttoag* ' A M. %l$ öe ïf. <®eefi Maft fja&öe / bat ram Barnabam «n Sau-
lurn fbuöc af fonöeren tot ïjet toecfe öe£ öienfteg / p te&anute epn' öelijfe / na tocel reifens / ooft gefcomen tot Sakmis, altoaec Sauius öe lieöen fogt te befteeeen: 't toeft ate Eiymas öe (Cobenaec toiftf beletten / fo floeg &era &auute met Winö&egö; öiet öoo? tmetö t* ^taöljouoer Sergius Pauius oetoogen een €§zjfïen te tooien / 2E# ij. ii. Hyfeide, gyfult blind ïijii, 3Bït. i J. */ j/ 10/ la.
a vr. J©aec ïjeeft Sauius, (öie na öefetijö genaemt toierö Pa*
huO meepgep2eöifet* Ant. ^jt te oofc te Antiochien gefiomen/ altoaet Ijji in öe Spn^
goge tregaen sijnoe op öen Sabbath, fo öeöe iff een lange pieöicattë ban <0oöjf toetöaöen aen ïjet SSooöfcïje botfe: infonöerijepD jjoe ös* «3oö öe belofte ban öen Meflks aen ©abiö geöaen/ nu fjaööe bef' bult öoo^efiim »£ï)2iiïum / in toten mtöe saligftepö tebeöom^ toa£/3tiCt» i?- ió Pauius ftond op, en wenkte met de hand, $!{&
Ij.bf. 14/ l7l*sh*-
b. vr. ^oe te ö2fc pjeöieatie op-genomen op het bolft i
Ant. ©ele geloofaên / infonöerftepö bteuntöeïletöenentoarefl/
fterfiiefcenöe / öat jp na agt öagen öefeïbe teoojöen toeberom mo)? ten boren; maet öe foöen bertïieten bet tooojö / enöe bertoefetert feerbolgingen tegen pautum/ en-tegen öe ©elobige / 3Dct. 1 j: f <?. De Joden verwekten vervolgingen tegen Paulum, 2C(t» 13.41/4''
-4f/4»/>i- c. Vr. $oe bebben het Sauius en Bamabas tioojts? gemaefct i
Ant. &? gn te <3Jconien geftomen / en hebbén baetbeleSo^ enlenöcnen betoert: 'ftoelfi ateöeongelobige onöec öe 'foDf»
qnaiijé op-namen / en tegen l)aer een oproec bertoeftten / fa oa^ in perijM toaren om gefteenigt te fulten to02öen / fo fïjntt na Lyft' ; ren geblugt / 2Dcf. » 4-1 • Een groote menigte van Jpden en Qrieke» I
geloofden, 3Cct. 14 */?/ƒ■ c. Vr. i©at öeöen 35 te Ly ftren ? * Antw. Ce Lyftren maefeten 3? gcjbnö een man öie fcan ffi15 j&
6oo|te Bf m$ ftrewpel getoeeü : ïjet toelfe pe^icgep^ <b ofj |
|||
Avond-oeffeninge.' ?19
toeegbe / öatfé Barnabam ïjtdöen bOOJ Jupifer \ tX\ PauJum b001
Mercurius, cie fcact fceibenfcjje tifgoben baaren / «n öatfe ïiaer bait
»wofferen: 't baelfc ^audtë en 2taiaba£ met tjrootemoeyefijfi? flCtó niaejien tegen gaen / 3tCt. n- '8. Sywederh.ieiden de Schare
flauw'üjks, dat lyhaerniet en offerden, 3tct. 14. 10/13/ 'f- b. Vr. Slebtn De Ipoftclen in fo een aenfienlpfjeib bp bit bofli?
Ant. $een: maet alg oaer eenige ongefoobige 3;oben ojwmflj
«amconien, en ban Antiochien, Die be <?>rftare ober-reben : fbö geenigben fppaulum/ enfleepten hem terffab uptboo? öoöDj ^>og fip omringt jpöe ban oe ©jfnnelen / fïonö op/ en berrepssfös ^ anoeren Daeg? na Derben, öaer fp beet Éieöenberimben; m [00 boo?t«i berrcifenbe / bermaenöen fp alle «Moobige / öatfe flacr bereiöen moeiten/ om 0002 beel berb?ucliingen in ftetJfp» Wngrpe<@ob£integaen/ iCctor. 14. 19. Sy fteem'gden Pauluro, *Wt. 14. 5.0/1}.
^a.Vr. gpber geenttoifïinfiennnt)iflenonDerD«a5eIooia0efefe
A nt. «gig fjet: baant aljf fp te Antiochien bacöerom stomen fcaa*
«n/ fo tjtiamen Deer eenige befceerbe Soöen/ bie baitei Dat men öe giftenen uit be heiöenen befhijben foube; toaer oberPaulitf «1 *°arnaba£ na ^erufalem tot be 9lpofïelen baieröen anjefimöen/ wn öaer goeb-binben ober Defe fafee te berfïaen/ 3ïrt. 1 f. %, Da« ge- ichiede geen kleine tegenftand en twiftinge, JÜCt» i f • i/ j/ f.
o- Vr. 3©at bebben be Slpoflelen ober befe fafie geoojöefli i
Antw. ©eJïpoftetenbefloten/ bat menbeifei&enenijfermebe {"ttToube belaften; maerbatfe ftaerfouöen ojöinereu/ iTflteoM* souben ban 3tfgoben offer / ban btoeb / ban het berfïinte / en ban SOererpe/ %tt. ij. 28. Betheeft den H. Geeft en ons goed gedagt»
"-heden geen m eerderen laft op te Iepgen , 3Eet, if-7/ i J/ »<}/**. siLYr ^ön be ©ifcipeto in haw repfen atttjöjs met mfllftanöereti
•WatmBöweH* Ant Becnfn. saant^auTag enSBamabajs' geraefeten in tbai*
n!aite' ^ mcn Marcus ttieoe nemen foube of niet: &obat fjp ban
öi> / ™ Kn $n Öt'ii'&fpben/ Barnaba* IRarrum met hem nemen*
w JnFaulusi nam silas met tig/SCttk f r.30. Daerontftundda»
cn;erb,»e^e,2tCt'.tf.^/37/40.
L-Vr- Hoe ging bet met be repfe ban Pattfug *
me t['tw' $a"(tó quam te Derben, en te Lyftren, en befneeö Ti- dor ™' Dm tn ^toacfe 2??oeberen baille: baer na/a[$s bp be Or- en Wt,en ötr Slpoftden aen be eemepnte ftab e«er-gegeben / h)f^fnvmcPningeh)a^naAfienterrpfen/ om aïbaer te pjebtften/ wob?banben^45eettbeIef/ enbebaierb Btfbnhm/ ff
|
||
t;p,0 De agr-en-twintigfte
gtilgte ban een J&tteDonifeölIiïan in fijn ffaep/ na Macedonië»
te>gaen/ omafDaer ïjet«cuangeliumteberiionDigen/2t!tt. 16.9-
Van Paulo wïerd in der nagt een gefichte gefien, 2Cck ' 6, 3/ 7/ i °'
b. Vr: i©at të'ec in fiiaoedonfe'a booj-gebaffen *
Ant. W W hupten De fïaö Phiiippis pgeDifcte / fo toierD Fict ïjtf' te ban Lydia op een önfonDere totjfe ban oen $eere geopent / fo öflf fb en Fjaet l^trisf getobig jrjnDe getao?Den/ geDooptjrjn/ Wt. 16. «4- De Heere opende haer het herte, 3Ect. 16. 13/ f/.
b.Vr. ï©at té Daer ineec geftfjieD * .
Ant. €fo feficce Dienfïmaêgt/ Dte een toaerfeggenoen geefï ï>3°'
en öfe Fjaer JBeefïer groote toinfï toe öjagt / riep Difctail? uit ba"
Paulli.S en ^iïarf: Defe menfchen zijn dienftknegten Gods des Al'
derhoogften, dieons den weg der zaligheid verkondigen: 'tbJÖ™ ialjS &ct te belc öagen ötieröe/ fo D^eef paufu.s Dien geep uptW
ÏJUVC/tyLtU 16. i8.Paulus was hierover te©nvreden,2lct.«6". i6/i7'
c.Vra. ïfoe3jjnPauiusensiias^ierobecgebaren?
Ant. ©efèecebanöefeöienfi-maegt/|ienoeDat5aecgetofni^
f»T'eIi> / oeMaegDen De Ipofïefen aen De ïfooft-mamien ban optf*^ ienoatfe ongeoo^ofDe jeDen berfconotgüen : toaet obec Pauius £" Silas gegeeffelt 3ijnDe / fo jijnfe in fjet ©ebangen-fjun^ gefet / W" 16. it. De Schareftond gelamentlijk tegen haer op, jjct. 16.19/*''
b. Vr. ï|oe te fjet Pauius en silas in De gebangenifle gegaen i
Ant. M£fpDe£nag$ een £of-fang gingen/ (o ififyttiBeMr pn-tnv$ ooo? een aeröbebinge op gefpjongen; 't bjeffi De sep1*, oecnemenbe / en mepnenDe Dat fijn «Bebangene ontblitgt tofltfj totlDe ïjp fjem fefben Doo2-ftefcen 13^og ïjorenDe Dat Pauius en si'* öaee nog toaren / f& epffc^te ïjp u'cïjt / quamüpfjaec/ en biel WQ ïjaer neaec / b^agenöe toat !jp Doen moefï om jafig te toop1^ 3DCt. 16.18. Pauius riep met grooterftemme, en doet ufelvenge£
tjuaed, want wy zijn alle hier, StlCt. ió. if/zó/^o. a.vra. $?DetéöefcfaIiebo:öer'*af-gefopen* ,\
Ant. ©e iêtolitoacröer gefobig getomDen sjjnöe met Dcf9%
nam ïjacr. in fjute / toiefcf) haer hmnDen af/ en te met De fijne *L 3haer geDoopt: ©e.s rrauirens ontfing fjn faft om ïjaer ïo.ef te WL. naen; maer De Ipofïeïeiï toeigerDcn Dit / toiifenDe ban De <®W% f»cib int-geleiD toojüen / geïp gefrljieDté/ 2fict. 16 39. Syta^ haer datfe uit de Stad fbudengaen, 2Ert. ió. 34/3// 36/40.
Avond-gefang op deagt-en-twintigfteDagvan. ds Mae"1'
Stemme: ©ftlf.fo. God die der Goden Heer is, &C ï»T fertotjf 4J5oD petto een geiigte gaf/
A ^ofonD€o?neïu^®n2?oDcnaf: ,,.0 |
||
Avond-oefFenïnger „ ^jt
$p ging met fiaer. ^ajnaoa^ moemgt aett J
<©m in <0ob£ toegen bapper boo?t jte gaeru 3t!gabttë fpjaft ban stoare honger<öiboen, ïf erobe£ heeft fjacobum laten boben. *. jÈtacr petrus ooo? <©o&^ Cngeï ttfrtoJS'
$enjöe£ toierb ber bunie H&ojmen fiofï» €n J0atiu# ftrafte boe oofe «rlpma^ / <©m bat hp &ergio tot hmb'ring toaj?. fêppgebifit tot _3!oben en tot lebben. . ©oe heeft hp |ïg ban 3foöen af-jetefcftepticn;,., 3. f P maefcte ooft een fcrettpel Jftan gefonfl
55e ïfeptfnen laagten offer j. maer terfïont Jften fïeem'gt hem: hp raeftte tipt bte npob. 55oe ftaü be «Griffen ö erfc het eerft' jèpHöo&V 2flfë J&aufttë eibers 't toöö;b toflbe berftonbeni l?p toierb na JEacebonien gefonben. 4» W p?ebifete op pber èabbath-batf.
afêltpbiaüofcbefenpaiimmfag/ . . &p toierb befeeerr. <£en toacrfeggenben geeff ? 3©a£ in een ©ientï-maegt boo: pmW bebjeeff; $P toierb gebangen: maer be fchjifi be£ ieeren $eeft hem ben &tofitoaerber ooft boen befieeren. Van Paulus te Athenen, tot Felix.
Denegen-en- twintigfte Dag ..,-<>
b- Vr. if oe i.s 't berber toe-gcgaen met ben bienfï ban paufas $.
Ant. Paulus en Silas te CèefTafonicagefiomcnjtlnbe/p^ebifiterï oaet 3f efum «Eh^iftum bele &abbathen tang; bog afê fommige ge* jptog toierben / fo hebben be onnehomfame §oben oproer bertoefet "°o? «ntge bofe JEanneri / en bief en op het hui? banjafonaenj? «aer fp mepnben bat be 2Cpo)ïeIen teareii; bog het boft toierb booj Jaion in fiitte flcttgagt/ Stltt. i7.9> Sy ontnng?a van Jafoa verge-
r«*ginge, aict.iM/f/8. ;.. - o-Vr. ^ijn bc Hipiiftelen baer nog lange gebieben* ......
bnnT' $EEnf^ Jftaer fp #jn be£ narhts' na Bereen gerest/ eri
"noen baer beet beter (Sroehoo^bers; afê te ThefTaionica, mt. 17. N' i. Sy ontfingen het woord met alle toegenegentheid,3ljCt.i 7.1 o.
, ra Jfonben be 3Cpotïeten baer in b:ebe Mtjben i
Umi $EEnfE: JRaerbeongerobige'lfcöfnquamenbanCrjeff-- IUsï „'ca / «i bertoefcten oofc hier oproer tcöenjS ftaer / fó bat f>aw« yenoDbfaefet toa$ina Athenen te berrepfen/3£ct. 17- «3- Dejo-,
enc,evveegden de Schare, SfiCt. » 7- 14.
Jt'ï * 6-Vr.1
|
|||
%l% De negsrt^en-twmtigfte .
b. vr. ï©at heeft panlttsf te 2l)thenen gebaen i
Ant. Certajtt ïjp aiöacr De fiomiie ban silas en Timotheusber*
tnaecte / fo ging ft? öe &taö betren / en bebinbenbe bele Ifgoöen/ toierbftjngeeitonttïefcen: ®og ttenöc een 3liltaet / Daer op ffonb/ den onbekenden God, nam fin gelegenthepb ombanbenbiaren <8oö/enöe ban fijn &one Cï^ittirê te p?eöifcen/ 2Cct. 17■ 17/•9/* 3• a. Vr. i©at bmgt beöe Defe pjeoicatie ban J0aulitë te Sllthenen*
Antw. dommige öoo^öenïjemuiitnienbJögtetigtjepD: anbetf namen öefe pjeDtcatic in itaöet üeDenfeinge: anberefpattenDemef
hem: ©og fómtnïge geloofoen / onber toetfie ooft toa^ Diony- fitfs Areopagita, SllCt, 17. 34. Sommige Mannen hingen hem aefl>
bf..8/3ï. c. Vr. ïSaerna toe trofi $>attft<t.$7 Doe jrjnban^thettenberrepr
Del Ant. $?n qtiam tt Corinthen / en Daer binDenbe öe befeerbe "5°*
De Aquila, fo bleef h» bn hem/ en onberhielb hem felben met Cen* ten te maften; Dog fo/ Dat ft?; onDcrtnlfchen Sefnm bnertglijfi W ölftte/ SliCt. 18.4. Hy handelde op eiken Sabbath in de Synagoge»
9ltö. 18. i/z
c. Vr. <3i$; ^auïnS hier tange gebïeben i
Antw. 3fifó ftp mepnDe te berrepfim / Deinrjf e De foben fo ftebig*
legenfianö Deben/ fo befafte «öoD hem in De nagt / Dat ft? Daer nog
bertoeben fouDe/ om bat €>ob batr beel bolfc^habbebatbefceetf
moeti bJCuDen/ fo bat paitïitë Daer gebïeben ig een jaec en fe£ maeH'
^öen/9Cct. 18. 19. Detteerefeida,enziitnietbevreeft,maerfpreeki>
endeenfwijgtniet, JCct. 18. 6/8/i i. b. Vr. i|oe tf DitepnDelp hier met patrlo af-gtlopen i
Antw. 3Wjsf Gailio Stabhoitber toa£ getoo?ben/ fo flonöentw
gioDen ftefttglp tegen patiutè op: boo2 luien afci paitlttë bef frfternen toa£ / fo taiföe Gailio ober het ftüft ban Religie geen &¥ teel geben: fbo Dat panlitë alöaer nóg eenige Dagen berbttjbentw ban feïfë berrei.üöe na Ephefèn, altoaer hn be «öeteerbe Apoil?' bOnD/ ?tet. 18 28. Hy overtuigde de Joden met grooten eraft1"
het openbaer, HlCt. 18. 19/ 24/17. a.vra. ï©at heeft $auïus te €phefen geDaen i
Antw. M.ïi f)" faer eenige ©ifcipeten bonD / Die ban AP2.!loi*w
Doopt toaren; Dog niet toet onöertoefen in be gaben to£ $.4&ee?te>/
fo tertóe hu haer 6e hanöen op/ fo batfe Den fê. 43eert ontfino^n: a^
foo fógt bii gantfclje ttoee jaren lang bat toplfi tot het £&?™D"
tebetoegen/ 3Uct. 19 6. De Htilige Geeft quam op haer, MUl9'
Iwl to^b)ierbenöep?eöicatienbanPauli^öebe!Tigt>
|
||
Avontf-oafienin8[e. *>3ï
frff-s1'- nö tebefiroöte taonoer-tetórn boo? Parfum / fb Dat
|ur| oe iiefee genefen toicroen / ató men matr fijn gortd en stoeet- T°c" tOt ïjaerÖJflgt/ 3tct. in.u. God dedeoBgcwocülijke kragten
«oor de handen Pauli , 3fó. ,9 , i. c- Vr. ï$at té gier meer nefrtifeh->■
j. .A"tw- «fê fommtgefoben sfjnbe fePen .#>oncnban bc «Dto
pletter Sceva, öïc SSestoeeroer? toaren ijacr onDcrtoonben in Den Njwmejïfu De oofe rjeefïen imt teMjfoen: fo ftuong een üefcten jwnfrfic haer op 't Iflf/ en fcfjeiirDefjaer be Noteren af: roepen* ^/bat hp jeftm tnel feenbe / maerrjaer niet: &tt gaf foo «roote Wettcniffe onber het boft / Dat hele |ig ücftcerben / en haer to ^-bocfcenopenoaeruj&PeröjanDcn/ 3Ect. 19.19- sy verbrande- *n de Boeken , die vijftig duyfent filverlineen waerdig waren,
*«. 19-16/18. Avr. <3?.bj,er niet nog pet? hnfonoerg Pooj-cicParien ontrent Dé
^«wc-fmit^emetriué^ tm^nt' 2ia öet; toant afïf Paufuïf het Polfcaf-maenDe ban öe 3Ef-
r°^-bientiuanbcIföoDinne Diana, en öat'Dememus nut fijn itó?£ana' 0,e'ift,£r£: ®empeïftcnji maefcten Pooj Dat ®eeto / fagen in L * to,nfi f°uö£; tarminorremfb bertoerfttenfè een groot oproer bei- ftltaö ' en Diana toi£ro fOT &00« Wroemt: öojj üc g>tabhüu* eenf!}- C,ïn 0pr8er fc£r bOO^int!0[p7 3tct. 19 3»- sï riePen>de c Id,r' endeander wat anders, ^jct. 19. i?/34/36/4°- • vr jgajr ,js paulus; öa£r na gafn 6jjf.C!1 j
*fin?l iHöat H bnW« piaetfen fjaD Perfegt / $ hp teTa-o*, ïbntv! aiitiaer ijp Op den eërften dagderweki ;-heeft het heilige
rtnra» ae&ottóen met öe©ifnpeten Pan Die pïaetfe / en Debe
d uuinc pjcbtratie Die tot in ben mibbcr nagt onerbe/ Paulus han- a V m«? 'fuIlen(fe d«anderen daeps verrei ft n , 2tCt. 20. f.
batten* öacr ""^ ö^pgcöicattc nietluatttfifonDer^laooj-QC--
'" be'hrnfa ^' iüant m £*er Sfongeftn0/ met name Eutychus,
°ood*aafif tittenbe/ en in fiarp rafcenbe/ Piel Pan beton nebcr % vi'e] v -^aulu* inacfite &cm iwberom lePenetg / 3Ett. 2,0.9. c-Vr' la" <!er,1(-'t(>lderineenederwaerts, ?Crt. 20 12.
Ant l?fle?0?bcröE ^00 f atStisi PoojfiS fijn reife na -Jertifatem i
rbcr[innrri <; M!lt'ten nt'feomen jijnDe/ ontboob p bp hm» bc€»«= ^öenóU Phefen' ÖCn lm'[fim hl'berfiaëfóc bc getrouSnig- f^ben r ,rsPirarm&fP° ^» f«" bitnft / in 1>et Perfeonbinêh Pan bt$h foto* „ * aai ^aer: en-ffoefipmctcpnenhanbengcar* tcÖfn ècbarrS?1 Jn ^011: ®acr na ^«ft hp hner getoaerftfjontot vmm%maet$/ enbeiafibatfeioojtK^eweinte/ m % l 5 ' P002 |
|||
^34 De aegen-en-twïntigfte
$002, haet feïfacn goeöe fojge fouöe Dragen : ©it geDacn jijnöe/
SnietDen fp te famen neDec / ba0en<©oö/ en fchepben met tranen
ijanöen «loeren/ 3ECt. 20: 38. Bedroeft zijnde, aldermeeft over het
«(/oord, dat hy gefeid hadde, dat ff fijn aengefigte niet meer fien foU' den, 2Ect. 20. 17/ 20/ id/ 28/ 34. 'ie. Vr. g$ hem öefe reife ban gjerufatem niet af-geraben i
Ant. %a het: IBant te Tyms feomenbe / en bertïaenbe öat W
$e gjerufaïem in penjftel fouöe jrjn/baben fp/Dat hp Oaer niet na to& feuöe repfen t ©ogbemerftenDeOatPauti#boo?-genomenhaoW $jjn Dien]! te berbutten / at fouöe hp Datrom moeten fïerben / fo ti& $ertoierpen fp haer Den toitle bes peeren/ 3Cct. 11.14. Sy reiden,^" VilledesHeeren gefchiede.
b. vr. i©at heeft hp te 3!erufalem geöaen / Doe hp baec toa£ $'
|omen* * Ant.lfn met groote blijbfcftap tan be 23?oeöeren ontfangen 'M
i>e/ öecöaelöe tjoe <öob fijn Dienii hab gesegentrbog berfraenDe/D^ itten hem na gaf öat hp af-bief ban be Heetten JEoftó; fo heeft W. ep raeö Der doeneren/ met nog bier Jüannen fijn hooft befchotf1 op öeSIooöfche toijfe/ en i^alfb in öen (Ccmpel gegaen/ 3Etu »•**' Sy feiden, doet de onkoften met haer, op dat ly het hooft befchefe
mogen, 3Crt. ii.ii/aa/ié. 'Jb. Vr. ©iet öefe fafeetoet nut i rt
Ant. #ken: toant fommieje gioöen ban Afien haer tïcnöe in w
fóempel/ fobcroeröcn f» het belft/cn namen panlum en Die 0$*j nen gebangenom Dat hp D002 <02tefien fo fp memOen/öen Cewr ïmthepligt ïjaööe: )a ty metnöerfgaittum te öooöen / 2£tt. 21.3' IX'geheele Stad quatn in roere, 3Gct. ï 1.17/18/29.
''■c vr. ï?Q2 ts paulug Dit gebaer ontfeomen i „,,
Anr. ©e «©brrrïe Der 2P>enbe quamen met &oïöatcn acn en v*
men pauutnt in haer gebielD / hem fluntenöe met ttoce fictenen.' •
gieten hem na De 11e ger-plaetfe b^engen/toant fp ftonDcn niet W.e
toat Dat men tot lafïè ban^ante haöDe/ 3tct.11.34- °nac'r.v
Schare, riep deeene dit, endeanderwatan<1ers, 2tft. 21. 3 '/*
b. Vr. % iet' Patilitö Dit foo ftit-stoijgenbe boojbp gaen i ^
Ant. JSecnhp: toant afé hp ban De tooft-mannen toier»a^
|
||||
ijunfent J&uHöenaren; en afé j); u«t hem berftonöen öat h?.^
niet en toa^ / maer Dat hn een tfobi'fch Man koa.sf/ foo heeft ij?-,,, öe trappen ftaenbe / fïfn berantvmio^Dinge geöaen / berhalenof^ tertic teben; Daer na fijn ftefeennge / en hoe hp in Den &ww $ aeilgte gcfien haD / toaer D002 hem betaft toierö gjefum mw■ ,, |p?«Diften tOt Degenen/ WU «. j8. DeHeare fede tot 4 |
||||
^^^H
|
||||||
r Avond-oeffeninge. S3>
ipoed il, cnde gaet in der haefte uit Jerufalem, want fy en fullen u ge-
tu'genifle van my niet aennemen, 3Crt. 11.38/39. 3Jrt. 21. 1/4/7. c Vr. iBat unt-ftomft ïjeö Defe fijne berantbJOO?Dinge i
Ant.^e 3foDen/ eerfi etn totjle ttjbjS tym in HtöjeiD geïjoo2t ï)eb' uenöe/ 5ijn toeDcrom oprocrig getoo^Den/ roepenDe/ Dat £>autttë on^ toaerotg toajs' langer te leben. feaer op De <©ber)ïe pattittm mega* «en te geeffeten t öog berflaenoe / Dat Ijn een 23urger ban tornen "ü&si/fo tieten fü f)cm b?u ban geeiïctinge/maer ontboDen oen 3iooD* Koen ftaeö/ en fïetDen Patttum boo? jjaer/ 2Cct. *». 22. Sy riepen, weg van der aerden met fuik eenen, 31ft. 11.43/16/29/30.
c Vr. ï^oe ging öct met fattfo met oen -"TÓoöfröen ï^ö *
Ant. 2tfó Paulus? |ïg feeriep op fnn goroe ronfrientie / fotoierö PP öooj laft ban Ananias De ¥&nogc-p2icfïer / geflagen / öcn toefen BP fc&crpeïijïi belïraft: ©aer na fpjcftenoe ban De optaömgc unt «en öooben / toieröen De Sadduceen-cn Pharizeen onbcr matftanöe> «n tiuifiig ober Defen ^etoofë-artijM; en un Dit bco^-bal tearrn «e Pfjartjeen De oojfafee / DatpatiUis: onfrI)u(Dig toicrö berfelarrt 0311 i)aer/ 3Cct. 13-9- Wy en vinden peen quaed in dtfcn menfche,
^t-3-3 1/3/8. b-Vr. ^inggaulitëöoetanftenen*
Antw. Beeu ö": JKaer aX^ De f oöft-mannen ïjf m tocöcrom in
"e gebangenifle fiefóen / foo berbonDen |ig bcrrtig mannen, / met «en berbloecfeingc/ ban niet eer te fullen eten/ Dan na tetfc j| aufu£ ouben gcDooD vjebben / al£ ï)? De£ anöeren Daege tot De <0brr-
^tetterjf fouDe gclepo tocjben / en onDer fcjtjijn ban nogmatfë boo: «wer onDerfogt te futten toeroen; ^et. 23.14. sy feiderïtot de Oer- Pnelters, wy hebben ons ièlven met een vervloeckingc vervloekt,
«tt.ij.ii/ij. b. Vr. ^PauIitóbanDe^oDenomgefaaftt?
aj^- **#*> fy? • ïBant geltjrJ de Heere bc$ nagtji ftem hsfo ber* nctuJ 0? etn üoo2feggmge/ Dat ïjn oofc te Romen ban fjem fouDe 3»' foo betfieroe De f eere De fafce alfo / Dat get boontje ban iipr-lll1"1"' ^ t'famen-itoeringe ïjaD geïjoo2t/öie ïjet atn f auto ^hemmaefite: Patitus fonD Dit boontje acri De #mafr-man cm trrir.°Fcnl)ar£n/oeto£lfe tte* bmm &oïoaten en'tfebentig te 6fn IsL 8IWo ma^en/en gebooD ïjaer Datfc pautum betugujfc fou* Onfc „f/C:6?En8« naCeiareen , tOt Den ^tflD-ljOUDtr Felix, 't tottfe
iUalLn,^ftP/».»3.33. Syhebben.Paulum vowhemge- **X' %&*3. l6/'ï/"hi/li-
|
||||||
ft- ï 4 jfcVQIfcï;
|
||||||
De dertigfte
|
||||||||
««
|
||||||||
Avond-gefang op de negen-en-twintigfte dag van deMaend-
Stemme : JJf. i. Waerora raeft Hat volk, &c. i- T"\ € foben tooeb: SBafon fielt fiaet te bjeen.
I Paiiltrê ontblucftt: ft» p^öifct te Itftenen 1—<Cegenlfgoöen-tiienit: ftp retfï toeer heen
Jftet mtnoer twugt / ban in fijn bienft boo^-henen» ïfö toon up iPqutla ftjn bjoob met toerften. <#eban'gen / laet hem «Sallia toeec gaan. igp tïigt 't «Epfjefen een öer befte fterfeen. &ijn ©Ojöel tóierb tien feranften aengeöaen. *. €én hofe geeft ftyong feben Man op 't ïijf /
©tejefus naem fn haer be^toert'ng boerben. $p fïraft <©iana '£ afgobttch hebjjf: «©emetrftté hierom bet tooïïi beroerbe. ' % htelö te Crwt Ibonbmael beé f eeren: Hï» p^eefete; €ittiichttë biel iïapenb' neer. $8 toeftt' hem. $n quam o'aEpheferjS leeren. ïiaer toagt tegen b'aenftaenbe ïitetteré leer. 3. ïlp quam met anb're te Stafafem
«©en tempel in: hp toierb tcrfionb gegrepen / W$ J£oo2ber-hooft': <Pe &taö-boogt hoojt bee£ fiem / €n maefit gereeö be pijnigenbe repen. $p fcreeg booj (aft ban 2ünania£ flagen* ©e Sfoben tfnoeren t'famen tot frjn öooö. &>W &ufïertf ,§»0011 ontbefctc befe lagen. _&oo raeftte Paulutf b:p «at befe noob. |
||||||||
Van de Stad-houder Felix, tor Johannes in Patmos.
De dertipfte Dag. c Vra. ïfoe fó 't Paulo boo2 öen &tabhotttier Felix gcqaen i ,
Antw. ?i!fé Felix be SBefcfjulbigeré ban pauïirê bertoagteW «r ft" hem hoo2bc / foo i£ Ananias be$oogc-p2icfter met öc <P* öerïtngenberfcFjenen/ met haerhebbcnbcTermiium, een JOB110' caet: enbe aïfoo begonben fpPatrftrëte befchiitbigen/ batïjp^ Jttfte toatf / en een «©öroermafcer/ bte be ferte öer NUzarenen m^£ booj-ftonb / en ben Cenwet hab gefogt te ontheniigen; 't wW oofihet gemejme bolfe fepöe aHorn te toefen/ toaer op panlurf w ieranttooojbe 0002 belrjbenïffe ban frjn «Moof en «BnöjS-Dtenl^ let. iff. Syfeiden, wy hebben defen Man bevonden te zij n ee
pefte, 30rt.»4. i/i/?/8. a.Vr. 3fisPfla{u.sioptiefe&efehuïbmgeberoo2beeItJ t#
|
||||||||
Avond-oefFenin^e. <f J 7
Ant. Been/ toant öe &taö-ï}onöer Felix fïelöe be fafce uit/tot Dat
»e ïfooft-man ciaudius Lyfias, öie paulirê hab ober-gefonöen/ fel* toe oofc foube gefcomen 5Ön:<©nöertufft&eti bebal ïjo/oat men Paulo terugtinge aeben foube in fijn gebangenfffe / en bat men niemaho foube berfjinberen Ijem aen te fti?eften/ 3ïet. t$. 24. Hy beval dat Pauius lbude verligtirjgehebben , Jtlit. *4- 22.
b. Vra. $oe ï>£P|ït Felix bojbcr? met Paulo geïjanöelt i
Antw. ip ontbooö Ijein fomtijb.s om Ijem te fpgefcen / fto*
Penöe eenig losgeld ban paulo te fuif en ontfangen: Ihigaté ^aulusi begon met ïjem te fp2efcen ban regtbeeröigjheiö / ban ma* t'g&epb/ en ban het laefïe €>o?beel / foobiterb Felix feerontftelt/ ftlbe fonÖ Patlllté ban ïjem / 2fiCt* 44. if. Felix wierd feer bevreeft,
«Cct. 14. »4/ 26. c. vr. Heeft Felix ïjet tioraité getoefen ober öe falie ban Pau*
Ant. $een &p: JBaet Felix latenbe Pauium m be gebangenijfe
Wtjben / ten toel-geballen ban öe 3foben / lbo té na ïjem Feftus be &taöj}ouöer m fïjn plaetfe gefiomen: <£nbe até öe 'joöen berfog* ten bat Pauius na gferufalem foube geboert tooien / op batfe fjem QP öen toeg fouben mogen ombrengen / foo fjeeft Feftus bat niet toegefïacn / maec fteeft getoilt ban fijn 2BefcJjulöiger^ boo? ïjem te Cefareen fouben fcomen: altoaer al.s be 'SJoöen paulité foitterlp ^fcljulbigben/ en atépaultö fag/ bat Feftus genegen toaü ïjem na -ïcrtifalem te fenben/ fo beriep fjg Pauius op ben Keifer te Romen, ^Ct, if. 10 Paulusfeide, ik ftavoor denRegter ftoel des Keifers,
«lJct.14.27. let. 27.3/7/ti. a- Vra. *$$ paulu?' ban na ben Jtepfet gefonben i
Ar"-. 3&Matt al-borensf té te] gejjoo?* ban öen fóom'na A#if>-
Pa' öte met frjn ©?outo te Cefareen inarf gefcomen: ©en toelften «té
^ftus be fafce ban öen gebangen PaufujS fjab fcerftaeft/mct berfcla*
[l.no.e bat fïjn jn paulo nietó gebonöen ftab 't iricïft öc^Ddods toaer»
^8»JajS/foté#aulU.S BOD? AgrippageïJOOjt/ 30Ct. if. 25-. Feftus
,. e= ik heb bevonden dat hy niets gedaen heeft dat des doods waer- ö|8was, let. if. i4/>9/i7. 2 vr- ï^oe bjoeg )ig Pauius ii0D2 oenfiontng Agrippa ?
fiu!?' »PauIus öeöe een bcranttood^fnge tegen fijn %ef*uj[öfger#; i^aelbe hoe ö? booj.jïjn oefeeerinae fjaööe geleeft: Ijoe {)« to» tmr» r ■ 8ttoo?öen/ en tot ijet 3Epofiel-ampt geroepen: enbe tnat Ndi (> •?'^ 8eöaen/en geleoen öaööe na fijn befeeeringe/3ïct, «6. 6. o 'wik, endewqrdegeoordeelt over de hope der belofte, die van
• od tot de Vaderen gefchied is, mUzó. i/?/10'/18/22. • H- ï©at b?ugt öaööe befe fïjne beranriotio?btnge i
%\$ Ant.
|
||
5?S De dertigfte \
Ant. 3Btë hp lian be opfïanbinge bec boöen fpjafe/ fo fepbe Feftus
tot hem / Gy raeft Pauie; j&aer Agrippatoietb bp na betoogen 01* een €h#en te tooien: en afêpauïus? toenfchte/ bat hp öe&eel cru €h;tfïen mogt toozben/fo hebben f» geoojbeelt bat Pauius fconbe te* nelaten toogben/ inbien hp |tg op ben Keizer niet en habbe beroept/ 3flCt. 26. 31. Sy feiden tot ma/kanderen, deCe menlche en doet nie1
des doods, ofte der banden waerdig, ?tlct. 26. 24/32- c, vr. toe tó Pauius na ïïomen gefonben i
Antw. <^e Üooft-man Juüus reproe met paulo en met anoert ©ebangene ober be ^ee na ïïomen: €n geftomen stjnoe aen &" plaetfe / genaemt Schoone Havens, neb pauius? bat men baer b#* blijben fouöe / tot bat be tainter taat ober toaj? / op bat men niet in oebacr quameop be ^ee: ©og be $ooft-man toilbe / op ben rac& Dan ben Stierman en ban ben Schipper / bat men boon fottbe W ren/ 3Hct. 27. 10. Pauius feide.Mannen, ik fie dat de vaertgefchïede"
i"al met hinder en groofe fchade, 2^1.27.1/3/9. . b. Vr. %$ öit na be boo;feggmge ban pauius; gefchieb >
Ant. %a het; taant als? fp boo;hp het €planb Creta boeren/om' Itonb'er een groote ttam-tainb p batfe genoobfaelittoaren be latiw ge bunten bOOJt te toerpen/30et. 27. if.Sy gaven het op.endedre-
venhenen.91jet.27.il/24/17/18.
b.vr. toets?'t afgelopen met befeffozmflp^ee* , Antw. patlus? berfeftert jtjnbe boo? een ©obltjfte openbaring
maefete het &cheeps?-bolfe befeenb / bat'ec niemanb foube bcrgacn/ maet bat alleenlfjfc fjet Schip foube bltjbem^o» afóhct Schip n" op fijn Incfcers? lag/ fo toilben be 2BootK?-gefeflcn met be 23oot of1 uBtblugten/ 'ttoelfepaulifc'bcrhinbcrbe: ©aer na Stranbe w Schip/ en als be Soloaten be gebange toilben boben / fo toieroenl'' tui Patóetofffe/ban be ïfooft-mannen belett't Schip ban bcrfteii- tic/ fo «craefeten fp alle öoo: stoemmen / en pïanfeen/ behouöen a^ lanö/2Bct. 27.44. 't Gefchiededatfyaüebehouden aen hndgeK0^
trien zij n , 2Ect. 27.18/36/40/43. « a. vr. ïDat toeber-boer haer als?fa nu aen Ianb aefeomen toatf":
Ant. ©e SfntooonDer.s? ban Dit «r'uianö/ 't toel&ê Meiite genaety
toajs'/ niet tegeaftaenttc öatféBarbaren toaren/ betoefen haer et" j";
«emeene bzttnöeltjiihept>;toantfp hcrepbcn haer een groot bptf70;\
toijfeljetliout/enrcijcnagtigtoebertoas?/2Cct.28.2. Synamen°D
aliein, $Ct. 28. i'/.J..
a.Vr Si.rf'er niet toattoünöerst.gefchribbji bat iwr? .,,
Antw fjfa het: taant als? pauurë een oecl rrjfen gcracpf Wrr
om op 'net bpcr te toerpen / foo qttam baer een Slibber aen fïjn i}*",
fangen / toaer ujt be barbaren C02beelb«n öat bp angoD^
|
||
Avond-oeffeninge. <?39
Wienfcrje moEfi toefen / öetogfc de wrake Ijcm ooi; en ïjet tanb ber*
i>of0öé: ©og aïj> fèfagen bat fei niet enftoif/ matr Dat fei bert 3üboer / onberseert $nbe / in fet öper üan fijn fenib affcJjubbebe fO pidöen f? &em bOO? een God, Stlrt. 18. ƒ. Hy fchuddeue het Beeft
afin het vyer, 2£ct. 28. 5/4/ 6. b. Vr. ®ebe pattlitë niet nog een toonber-taerk in Dat €planb *
Ant. 3?afei: 3®antaÖni'ban eenen Pu biiusri'cn Daeropfrjn | Xanb-goebe toa.s/ toienbeujij toa£ ontfangen; fa genas' fe? fyn i ©aöer ban De fcoo^tfe / en ban Den roöen-foop: alfo gena.s fe? ooft ] bete anbere ïyanftgeben/ fo Dat De gintooonberen ïjaer aflte eere aen beben / en booj-fagen gaec op De repfe ban alle nooö-Dgitfien / ?ürt» 18.10. Sy beitelden ons't gene van noden was, $£[.28.7/8.
c Vr. 9# ban $au[n.s cpnbelrjfc te Romen begouben gefcomcR *
Ant. 3;afe>: IBant na Datfe berfegeibe plaetfen fjaöben fefogt ! wet een anDer &cgip/ Datfe guerben/ en oatfe te Puteoien fetoen r.a= öen gentenen toaren / om Datfe aföaer eenige 2%oeDcren benoen/ f» Stjnfc tocc2tö te Romen aen-getomen / toaer ouer pauïitë <8oD baiifite/ en een moeD greep / Irt. 28. 14. Al/o gingen wy na Ro- wen, ajrt.18. ij/.ƒ.
a Vr. $oe t$f 't ^aulo te Romen terffonD gegaen i
Ant 3U.S1 De anbere <0ebangens' aen Den <©ucrfïenban fet %z-- Sec toierben ober-gegeben / fo toierb $?aulo bergimt op fijn felueii fctoonen/ meteenlinjgfftnegtbiegemuetoaerDe/ 38ct. *8. ió. *<-'n Ki i)gs knegt bewaerde hem.
e Vr. #eeft pauw* te ïtomen niet gep^ebifit i
Ant. Safe1: taant fei ontöooD De 3Joben/ enberijacFöe gaer/ «aercHji fei figcr gebangen toas gefonben / en om toat reöenen fei «8 op Den ftetfer Jjab moeten beroepen/ toaer op aï£ De gjoben ant* tooojben/ Datfe fcan befeDingen nietten gaooen gegotwt/ macr «atfc begerig toaren fijn geboeien te toer jïaen/ fo ftelDe feï gaer een ïeheren Dag/en boe toas" fei oe|ig ban "$ morgens" tot '$ abonttf toe/ °mbetgeIobebanJefusChriftus te pjebifcen, 2S et. 28. ij.Hypoog- "£ haer te bewegen tot het gelovejeiu.
b. Vr. Jt)at bjugt gab befe p:ebiratie i
Ant. ©e 3|öben toierben orïeen.s'QnbermaHianberen/ fommk «e gefaofoen / en anbere niet / en alfo gingen fb in itoijiiriae toecfe wttaeifte afépautus! bernam/ fb booj-feibe fm gaer nft bc #;o^ petie tian jefaias, gare bergarbinge: én maefcte gaer befenö Dat "e ^eicienenin gaer ptaetfefoube geroepm tooien/ 2liet. 28.28.' yJeide, dit zyu bekend, dat de zaligheid Gods den Heidenen ge-
Iontienis, endedefelvefullenhooren, ^ict. 28.24/ tfj 20. hkZT' ^^ Pattfiisi niet anbere te Komen rjeoaen/ afe befe p^e=
•"■arw? " Ant,
|
|||
f 4o De dertïgfte
Ant. <3?a lp? / toant betotffe ïjp baer ttoee jaren toasV en tanïici'8
Ijabbe Dm te fp'jefecn / fb pxbiftte ftja tot allen üie tot fjem qiïamen Öet #toninarijftè €>aM I en np Iiceft'er bcle befteerf: ooft geeft ()>.' berfcfjeube Brieven gefcfpebcn in fijn gebangeniffe / en fjccft befil' bige aen berfefjetbe töemepnten af gefon&en/ Wt 18.31. Hy pre- dikte het Koningrijke Gods, 3CCt» x8. }o. c. Vr. $oe të 't met ^atili gebangeniffe gegaen i Ant. «Mp ftp in ftjn bebteninge beel tegenffanb / fmaeö / en
perteulen hab upt-gefïaen: Biet alteen ban be lf epfienen f maer in* fonberïjepb ban be 3foben: fb fts hp ooft epnbelp boo? ben Keiier« Romen Beftftutbtgt / trog hp bcranttooojbe fig / niet tegenff aenbe bat fjp ban aiïe be 2E£oeberen berlaten toierb; nogtans" fê ïjp epnoe* lp ban ben ïfepfer ter boob bertoefen / en fes alfa nu een oub MaQ petoo2ben jrjnbe / geboob btnw be teaerhepb ban fcet <Êtiangcliurti/ gelljft'ljji bit bOO^fetó fjaböe / i dltt. 4. 6. Ik worde tot een dank-
offer ge^frert , ende de tijd mijner ontbindinge is aenftaends« pftilem. bf. 9. 2 <£o?.. 1». 7/ 9- *■ 'Cim. 4-1<s.
|
||||||
Avend-gefang op de dertigfte Dag van de Maend.
Stemme: Pfal. 103.'Mijnziele wiltdenHeer, &c. 1 .TT\ lultts toierb ftraft.ü na tfelir toe-gefonben:
Y** ï^embolgben met Certitllt# / faiier-monben: JL Mmx. .ffefir gaf fijn banben licfitents / 2?Lö2ee)iboo?Pauïttóbjoo?ben: na fijn fcheiben.
&o tiet fjem tfeffik boo2 2lïgrippa feibcn;
^aer gaf ftp ban fijn leben tupgenfes.
i. Hlgrippa toierb beb2eeii bno? pauft tooo2ben / $P tooub' ïjern toel ontbfnbcn ban be ftoojben:
Maer paiiïitó moeft bog booi ben Jtepfer tïacn.
$p toierb befrheept te baren boon na Bomen.
«Boe ts" een fltam-toinb ftfjielp öp-gefiomen /
©ie 't ^cfyp bjafi: jliaer ïjet bolft is niet bcrgaen,
3. Wë 't bofft nu af te famen toas" te 31 anbe /
©an ftouö' berfiijft / in JRalta's" bo?rc (iranbeti \ ©e barbaren ontfïaften ttrafts" een bper. <£en SCbber ntin pattliré gantfen niet toee^n.
©oe nceft lp» Pubiium ban ileftt' genefen / ©aer na fo reps'ben fp toecr boort ban liter. 4. Ce Bomen quam be$ fhrftelenoe Sïepfer. /
$P toierb geb2agt in 't Bartnti^ ban bm tei'fer. ©P bleef geboèpt / bog bp fin eigen fjaert. ip wiöertoeèis oit balfclje «5ob^-bi«ift ö^ebcn.
|
||||||
Avond-ofteninge. 541
|n heefï ban öaer beef 2E$eben ooft gefcfeeben.
&j)n f ebin toierö geëpnöigt oao? het jtaaert.. Van Johartiles in Patmos, tot het einde der Schrifture.
De een en-dertigfte Dag, *>• Vr. poe # 't met öe anöere loofMen gegaen i
Aw. $a Dat fj» ftaer Dienft beröurt ftaööcn/ fo sffnft raeöe ge* «OBD om De$s €iiangelium£ ioille: afleenïp Jobannes tuit öe laetfïe w geïoeeft /$ fn eigen öooö gefloten/ nogtantf affa/ öat ftp meöe sebangen té getóeefi /3Cpbc. 1.9. ik was in het Eyland Patmos om het woord Gods. c Vr. fBat ifti gefchieö/TerSnöfe g'oftanne£ öaer gehangen toa.stf
Ant. pp geraeftte op den dag des Heeren tn een bertrecfenge ban
linnen / enöe ft? fag een groot geitgte / namelrjft/ hu fan Den Peere
üïefum? ïoanöefenöeinhet miööen han feben gotiöe öanöefaren/
«nftmnfeerheerujfcebertrainge/lrioc. i. ij..Hy was bekleed met
een lang wit kleed tot de voeten toe , JCpOr. 1.14J if/16.
c- vr. i©aer toe Dienöe öit gefigte}
Ant. ©c %Eere gefité getuigt hcbhenöe / öat ftj? biaj? de eerde, fndeiaetfte, fo gaf ftn lafï aen gfohanne*! öat h^foube fcftjnben *Steen hp hoojbe/ en 't gene ftj? fag; en öat ftp öefe Ziehen fenöen
fwöeaen De<0emepntenban2E|len/ 2Upoe. 1.19. Schrijft't gene Sy gefien hebt, en 't gene is, en 't gene gefchieden lal na deièn,
%iC 1.10. h.Vr. Wat öeöe öe peere fcft?fjbennaöe<Ji5emepntebanEphe-
len?
Ant. ®at hn öe fojgbnlöigfteiö han öe <^piirnDer<s? p?ee£ in het
wnfïarn han öe ouaöe: ,i&aer öatfe fefttilDig ftonöen aen af-totjc* £'nge ban ftaer eerfte liefhe / toaer tegen ftn ftaer toaerfrftottt / met öetotte bah Den boom De£ lebrns/ inöien fj> öe eerfie iuerfien toeöer= °möeöen/ enobertoonnen/ Hirmr. z 4. Ik hebbe tegen u, datgy «Weeerfte liefde verlaten hebt, HflOC. i. 1/1/1/ 7.
a- v-ra. Jüat öeöe De f eere fcftrfjben aen De «Semejmte ban Smyr-
nen ? Ant Pn ri2ijft haer ober berfrftenöe Detiaöen ban ItjofSÉmftepö en
^noere; hb tóaerfrftout ftaer teaen öe aentïaenöeberöjncliingen/ en °E[°nftöen©bertainner öeftrone öe?"lebend/ Ipoc. 1. w. Die Ver^int, en fal yan de tweede dood niet befchadigt worden, ?|noc
*-9/io. «■ Vr. jogt mag|{ ^oftanitctf üh0m aen De <©emej>nre ban Per-
Ant- ©e Peere vM haer ober fiare #anöbaf igftepö in öe faer* |
||
^41 De een-en-dertigfte
öjucfeingen: Jïaer fieffraft ïjaer öatfe öe leere bet Nicokiten *n
Baiaams niet tcgctt-lion&cn ï ©ogïrgi belooft aen «©bertoinntr.»' ï>et betbojgen Manna, en oen tuitten fteur-flteen / 3tp9C 2.»7. D>e overwind , ik fal hem geven te eten hetMann» <Jat verborgen is>
3Bpoc.i. 13/14/ "S. b. vr. IBat fcbjeef gjofiannejï aen tie <©emeinte tan Thyatiren?
Ant. ©at öc^eereïjacrp^eesiobec ïjareliefbe-öienfï/ gefobe/ Iiïöfaemïjepö/ en anöete goeöe toerfcen t jplaer bat f$ ijaer beftraf' te/ ombatfeöe^oerelezabei tieten leeren/ öentoeffienöeïjeetf ïjaer cojöeel ö?ev;gt:|Eaer öeïfeere beloofbe aen Die ïjaec toagteöen/ öatfe magt fullen ïjebben ober öe üeptenen/lpoci. 19.it weet drf uwc ketfte werken meer zijn als de eerfte, 2Jp0C» 1.20/21/26.
b. v*. J0at fcïpeef 3Joï>annesi aen öe «©emepnteban Sardis?
Antw. ^ribermaentfeertotmeeröettoaerïieiöen fa&bnföijj'
ïjttiö; <©f öat ïjp anöer|ïn£ feer onberbiagt ten <©02öeel ober garf
feu'*" tomen: ©ogfe belooft aen alle öieljaerftfeöeren, niet W
btcftt ftaööen / öat ïjaer namen upt ïjet 25oefe öej» &eben£ niet fotf
öenbjerDcn u»t-geöaen/ $P0C s- ƒ. Ik fal zijnen naem belijden voot
mijnen Vader, 38pOt.ï. i/j.
a. vr. !©at öeöe öe ïeere feb$ben aen öe ©emepnte ban Phi»'
delphia?
Ant. typ wuft {jaer ober ïjare fïanöbafïijgljeri&/ en belooft /w
fe betoaert fatten toojöen in öe we öer becö?ucftinge/en öatfe Pii*r«" m öetl (CeSTPCl fUÏIefl $tt/ IpOC. 2. 12. Ik fal op hem fchrij ven deC
willemijnes.Göds , 3CpOC. 3.8/9., b.vr. S3at fc&ccfgjoïjanneis epnöelp aen öeaSemepntebfl1'
Lsodicea? j
Ant. ©at öe feerebeftrafte fdjerpeujfc feer toutoïjeiö / en w>
«öelc roem op een ingebeclöen geetïelpen rijftöom: typ bclafi W1 öat h ban :$eftté moefïen fcopen ïjet regte <©onö / en öe regte <w rten-falbetïfn toaerfcfeutot feer öat fe nog aen fere öetire Hopl*' cnöe bat öie ïjem nog toilöen m-ïaten/ met ïjem ibonömael fout*" y ïpiUöen/ SïpOC. 3-iï- Die overwint, ik lal hem geven met myc
fitten in mijnen Throon , ?lpot. 3. i$7 17/ '8; |
|||||||||
c. vr. UDat geftgten feeft gtofenneg gepen i
|
|||||||||
Ant. ^ofennes'opgebiefctsfinöeom öen openen Reinet te fitf;
fafasfe~<6oö infïjn Jfcajefteit / öien öe bter-en-ttointtg <©u&£' ïingen en öe bier ©ieren groote eere toe-fongen; en öaer na fag% , gefum€ï)jiftumöieoofe feer toierö berfeerlpt banöe^cmr ^peC.4.8."Sy fongen , heilig , heilig isGod, ^Hpec»4. 2/ 3/' '
3tpac.'5-.W8/9/ï?-
c.vr. I©at öefïcïnc fattfaöe öiet tjp? Aflt. |
|||||||||
Avond-oeffcninge\ <f4j
Ant. ©oo?ÖÉt openen ban feben kegelen tan een 25oeft/ ter*
wnhembertoontbereetlenDen / öteDeimlbfouöenoberfcomen/
^ moo20 / [jonger / pe(ïe / aerö-oebinge / etc. $poc. 6.8. ik fag
een vael ÏPaerd, en diedaerop fat, zijnnaemwas de dood, $p0C.
*-4/*/ia/i4- 3BpOC8.y/6. o. Vr. &ouben Defe <©ttaOen ooft De ©jome berDerben *
Ant. jiïeen: D«romtoieraen3fohanm bertoonteen getafban sonbert bfer-en-beerrig öutfent jalige 3foben / en een ontcfiraer 8etal ban saïigc ffetoenen/ beineiüe «5ob loofben/ nm Dat hp jjatt 10 öenaöefp fait OeieaeCt/ 28pOC. 7.10. Sy riepen met groote ftem-
**c, de zaligheid zy onièn God, die op denThroonfit, endeden \amme, 38pOC. 7- 3/4/ "/1 ƒ. b-Vr. |0atfag^o&anne^no0afmeert Ant $emtaeroen€n0eIenbertotint/ Detoelfie afé jp nafupn; °cn/ fo quamen nieutoe eUenben ober öei©erelb/ ïtpot. 8.13. ^en Engel riep, wee, wee, wee, den genen die cp de aerde wo-
n«n, 2ÊP0C. 8. 8/ 1 a. 3CpOC. 9. 3/9/ 19. «Vr. ïjeeftgro&anne^ geen bpfoabere gefigten gefïenober De
Ant. 3fa§p: baant ïjp fagïjoeöe3£tenfMïnegten be£ peeren
wuben flrijöen /. en ïpt öat De $?ere tinee opfonbere Jftannen fou* «e nut-fenben/ afé tbaec fcoo^name getiipgen ban fïjn «Hitangemim/ «ttlfnn ©panben te plagen/ StlpOC. 11. <J. Sy hebben magt de-Aer-
°6 teflac-n metallerleyeplage , 2tpOC» 11. r/ 3. »• Vr. $joe fciiöe ïjet met Die twee Getuigen af-Iopen i
Ant. 3£aec quam een Beeft np upt ben af-gronb / 't taelfe öefü
«nee <6etupgen öoöe: baaer obec De menfefjen feer &ïrjöc toaren/
onibatfe boozöeïeere ban Defe ttoeepjopfjeten geptjmgt tour*
«en: <©og baer na fag 3jofjanne£ Defe ttaee töetupgen t'n ben tyt*
"WI/ Ipoc 11. 11. Sy voeren op na den Hemel, 2fJp0C 11; 8/ 9/ 1 o.
c Vr. j©atboIgbe foer op i
Ant. <©p{jet6afupnenbanDenfebenöen<ïfngeI/fag5oöflnneisy
°&t be ftontngrgfien Der ©erefb Dc^ peeren «n ftjne? CF^tfït ge* ®02ben toaren: ï©aer ober De^enligen in Denfemel fjeerltjfce *-°tfangenfOnben/ 3Cpor. 11. 17. Syfeiden, wy danken uHeere
^od Almagtig , aipoc. 11. 1 f/ t8. ' b- Vr. naat gefigte toierb jannes na befen bertoont:
Ant l?p fag c~jn ©2omu Die een ffinbeften oaerbe / bctoeïfce
h;n een robe^jaefe berbotat tot'crb/ fa batfe in be=©oe|itjne
"'"Wen moefïe: toa^r boo2 toierb afgebeelö / bat<©ob£fterfeje
tic'tn ^toare berbolgmgen fctibe moeten «pt-#aen / 3Spoc. 1 a. 17.
Uratk vergrimde op de Vrouwe, ende ging henen om krijg te
voeren
|
||
«;44 De een-en-dertigfte
voeren tegen de overige van haer zaed, die de geboden Gods bewï"
ren, &!tt. 11.3/6/13.
b. vr. 3©at ödlBten heeft SJohannejS na oefen gehaö *
Antw. ïtpfaguptöe^eeop fcomeneen23eefï/heboenDefebefl hooföen / en tï)ien horwnen : toaer beo? toierD af-gebeelö het ftfl* fer-rp banSomen/ 't toelfte<©oD£8teriiefeerfouDe berbolgem 3P>aer na fag hp een anöer 2Seèfï upt De aerDe op fiomen / 't tod» ttoee hoo2nen gaö al* Jïamjs hoornen / toaer D002 öen Intic&tp too?D af geheeïD/ öie 45oü£ ft erfce beel quaeö fbuDe Doen/ 3Cpoc. 13 ■ bf. 14. Het verleid de gene die op der aerdewoneti,3EpOC. 13. i/3/7'
c vr ïDat té op Dit gefïgte gebolgt i
Ant. ©en aipofïel fag •Jefum C&2tfïum fïaen aljs een %&m o? ïien ®erg Éton / met honbert bier en-beertig öuifent <©eteecfcenö< hu hem* ï©aer op boïgöe een bertoninge ban het eeutoige Cuange* YLZt enbeelflof-fangen oberoeboojfegginge ban öen bal ba" ®afieï/en ban öe fitaffen boa? alle Die het 2Beed öen 2Cntich?ifï fW Jwn boWmöaer natoieröen Cngeïen geflen met^eifen^in oeïja^ hm om af te maeuen; tBtf tot afbeelDinge ban oe <©o?Deeïen öie # ©eereoberöeongelobigefenöenfBuDe/ 3Cpoci4-i. HetLamftond op den Berg 7,ion,3BpOC. I4-1/7/9/IÖ.
cvr ©aööenöegefigten Der plagen nog geen ««De*
Ant Been / maec gjeSannes* fag nog febenCngeten M& iaetfte blagen haööen; en een nïafen Ste / Daer De ©tettmnitf» ban het Seeffi bjotp bp-fïonDen / met £of-fangen in haer mofl* man& ouamen öie feben €ngelen trit DenCempel/ engog rmreï©2aeft-phtolen ittt ober De aerDe/ tnfonDerheiD ooft obec w ■Kstül >n totonöergang ban het groote 23abnfpn/ Ipoc ijr-S ifeven Engelen hadden dejfeven laetfte plagen, 3Cp0C. .f.:/4/g'
TvV'We'toietö aen jfohanneS öen3flntich# nogmaetébtf'
t00AnL. $>p fan in mWoOm De groote ïfocre banWüM
i!ttenöeopeehroot25eefï/ Dat feben hooföen/ mm JfgS Katte / toaer öooj koningen teieröcn berfïaen / Die ban het %», fouöen obertoonnen too?öen/ 2Cpor.. r- f- De vrouwe was beki^ met t>urper en fcharlaken , 3CpOC. 17. ■*/8/«4/' «■
c Vr- ©oe fan gofomne* De bal ban het groote 2?ab»fon * ,,
Ant irhZöfeenfïemmeDieöeftnbal boojfciDe/ toaerog, öetoomebermaenö toferten unt 2fotel te gaen : ©aornaönj, mSI hoe D oebig alle «onfngtn en «oop-Heöen.fouöen J SbïSfenS;en WW* Dat De f^ome fouöen *jn: gj mD cTrSnge ban öefeboojfegginoe/ foo toterp tm€^ |
|||
Avond-oefleninge. <J4?
Eenen grooten peen in be ^ee/ Upoc» 18.2. sy is gevallen, Sy is ge?
vallen de groote Babyion, 2tp0C. «8.3/9/17/2«.
a. v r. #at gefigte Mgbe fiier op i
Antw. gïüöanne^ fag groote bhjbfcïjap oneer oefeüige ottc mm tal/ en eter oe aenfïaen0e2S^iipIoft De^&antf: ©aer op m. tjn een fcerfc£2jtMpeSupreroprcntoit#aert/ biebe&one '©oöjs ina£: 3£ie Cc perffe trad tan <©ob£ too?n; öe toelfee een . Brootc flagtinge maefcteober fijne ©panben. ©aernafagijpDafr set 23eeft en oe talfcfje fjopfteet in oen foei toierben gehwjpen/ <i-POC. 19 20. Het beeft wierd gegrepen , 31'pOC. «9- 2/f/8/ 13.
*>• Vr. ï©at geilgten fag 3foftanne£ oter De öeplïge fflmtlmul
«ie tan lytt 2PSeeft geboob tsaren 1 i Antw. typ fag een €ngel tie ben ö&vgM too? Dtufent jaren »aj£
oonb; en be martelaren fag ïju op ®f)20Dnen fitten; bog baer na( wero be Satanas ontbonben/ en tertoefcte'bertotginge tegen be tjoJ Wie/ boojGógenMagog. ^ogïjcttperterflonb'ft; en De luttel «ierb in Den afgronö gttoo?pen : 5^aer op toïgben een tuitten ®tjjoon/ baer eenen op fat boo? toie S^emel en iterbe tertfoben/ en «do? toie alle menfeïjeri ten oojbeele berfrbenen/ ïtpor» 2 o. 12. ik fag "e doode klein en groot, ftatnde voor God, 2lpOC. 20. 3/4/8/13.
c Vr. i©attoo2eengeil8tetoIgbej)ierop*
Anr> 3ft>Danne£ fag een nieutoen letnel / enbe een nieutoe 2Eeröe jnet fjet nieitoeJerutaiem, terciert afsi «£Ih2ifti 2B21WD/ en in een feer seerlijftcu ftanb/ toacr in Dat geen onreine mogtenfcomen/ 2Epnc j'-J- Ikjohannes fag de Heilige Stad, het nieuw Jeruialem, neder-
«alende van God uit den Hemel, 3t]pcr. «1. 6/16/21/27. c- Vr. j|oe jijn Defe openbaringen/ en befe gefigten befïoten t
Antw. gfeftanncsi fag een groote Bettere met IBateren De?' %t-- °cns/ Dpu3eIi?er<©eterDe25oomDesi3LetensiiDajiffaenDe: Daer ?8 fag hn De fjmltjfcïjepo tan De ^ntJOonDerjf tan't nieutie 3?eru< '«em/ met [art / Dat ï)p Defe nefmten fouDe terjegelen / af-èoe-toel ™nmige De feltige fouben mi^teHpnen tot fjaer jtjaerber oo2beeï: «t>aer op 'gpoftanne.ö fjoofènife mt oe tëcere ft'pbe; 1 k kome haefte- Ük. foo antiuoo2be be Jtportel gehannes* met groote begeerte/ ^POC. 22.10. Ja komtHeere Jetu, JtpOCi 22. i/i/f/18.
a-Vr. $-Joeto02beil deGefch'iedeniiTen ber ^Cplfgc &CÏ)2Jfttlte fa- ftr^nt' '^et oefen toeijfcrj (öie ife met fofjannc? acn allen öie Dcfc
poeren fttïïen fejïn en gebniifcen/ ooft Jjmrtp toetoenfclje/) 3Lfct. |
|||||||||||
11.
|
|||||||||||
De genade onfcs Héeren Jefu Chrifti zy met u allen.
AMEN. |
|||||||||||
Mm
|
|||||||||||
Avond-
|
|||||||||||
$4<? De % r Avond-oefféninge.
Avond-gefang op de een-en-derrigfte Dag van de Maend.
Stemme: J5f. 16. Bewaertmy Heer, 8cc «♦ T~\ ClaetfïeDerlpoftelenDiefag
I 13In Patmog beel toonberlijfte geiïgten A--' ©an 't geen gefcïjteben fou op <Ö$flï bas /
©p öat f>p_ on^ïjiec banfoub' onberrigten. $P fcteefaai Cfcifti naem aen bete K erfeen / <©m Ijaer in 't C&jitïenDom meer te ber|ïerfcen. *. $oe fag frjn Slefitf in eenfjetïig fcleeb,
$|p fag De «©uberlingen en öe ©ierem $p fag ïjem Die Ijet &traf-boefc open DeeD' / ©oe ftoojDe fop SBafunnen fcIgnYltjfc tieren / Jfllet acg! en toee! Doe fag ftp ttoee «Öetuigen <£m 't gnbfoosr botfc ban fonb' te obertuigen. ?♦ €en beefï boob* Defe J&annen <8t$fti Sfijfi
©terb boe geften. 20e ïterft-b^outo toierb be|ïreben t &P blugt; l>et fjoofbig ©ia* qttam pffetijft «Doe boo2t / een anber bolgt met Ham'te leben: 't !0a£ b'^lntirh?itï: <©oe fag ï>p oofc De ïfoece / ï^aer al be toerett Hg ban liet berboere. 4. ©oe fag Ijp SBabefë bal: en boe ïjet Ham /
&tjn2B2Uj>foftë-feefï bereibe boben 't btii|ïer t «Ên &oe "ber 2Moeb-getuigen &cfjare quam / ©erjeettijfit bp fjet Ham in grooter luilier / 30oe baelbe 't niatbi^rufalem ban boben. Sfcmi/ üeer/ op bat top u baer ecutoig loben» A M E N.
|
||||||
F I Ni s.
|
||||||
PROEf
|
||||||
Fag.S
PROEFKEN Van
H E M E L-S T O F F E N>
Beftaende in GeeftelijkcGefaögeü^
Door
S I M O N S I M O N * D E S.v Lof-fang3 tot prijs van Gods goedheid.
Stemme : $falm tf j\ Men looft u Heer „ &C.' JVI <©ntSKnöelttot€too$fof7
* T-* @m öanïtöaer ijjeuoöe-ïieo ontfXfppen /
&tjtl goedheid # ttttjn lof.
<£en Deugt oie in <t5tto$ ïjeerfrjfc toefen
^ijcft een Sterr' uit ulinftt / «an toet een toon sön uitgelefen ^ietieffelperMinfct. »♦ IföijnflBtü! en^armej&ieteunjjen
^Mjaegt öie alDermeefi / »ietöattop3Uer0e too?mfeen£tïngert «jjj&et een torheugoer geefi; ©n.s öojre sielen neec-geoogen Ijmhetaofgefeept/ «Ueenlnfc tanöen tot betfioogen ^ofmuto'peetgfjegfo ?. &to' Majefteit öoet ongberfchjicffén
^1 i)D02 Uta'Ri'ootheids eer,
|paer bóo2feïfé 's Hemels oogen nlicfcen / «éfta» & tl
&taententefcï}aemtbeelmeer/ 4*
*«* sroote maat öoet ong bcrtfagen /
W regi fmijD Olljfte grond,
i£ie ftan ute' fïrenge gramfchap D2agen *
«WRaedfluiton^öèmonö*
„,+♦ SWtoatinufc/ feetoetieeren/
^nfltoiiiSmaer t?eefe aen;
S^öec noit genoeg plen ton eeren
*«» gunft toaer ooojtop fïaen/
|
|||
Xi Gefaiigenvati
©ie Doet Dn.ö Dojre zielen tijfen /
€n iWfonsifoan öe grond, ©tej? toitten toj» ftaer dank betoijfen / JHet hert en met be mond. ?. <©goebheib! eeb'teftoninginne/
Hntttefcenb' boten at/ Mw$ f eeren beugDen/ lïiert mijn linnen 't W%\ ir u roemen fat* bejegent moet ftp eeutoig toefen ©ie tto' altooji uefat / <i&n ooft eeutoiglijfc gepje^n ©n£ hoogtte ïueugt/ en fcfiat.' 6. ©at ito' Deugt De lipfieng tuigen /
©er ftinDerftentf nog teer / &etfé Die aen 'js jEoeDerji bojffen juijjee ƒ
- HaetmetDenutoeeer; l©antban uw' ij! on«f zijn en leven «EnbanbeJSojftenaf &ult gu on£ bojber niet Gegeten / Cot aen &et bonft're graf. 7. ©at ban Die frtffefte jongelingen
<^nfoete Maegden-rey
<©oft bjolijft t'itoec eere fïngen;
©at Man en Vrouw berfyep Wtf goed, en d' oude grijs'ïan hairen
<©ofi treDen in Den f*ng,
€n fiaer genegentfteibberfttaren
Mtt af- geiloofoen fang.
8. ^er bat top waren en beftonden,
€ph.T.^/ lab g« at llta' bertand, f#f< 39« Sa booj be£ï©erclb£ botto/ en gronöen
i4/i^/i6. ïBaert gn/ ó toaerbigii' pand! ■17/ j ï3ituw'téaton£heiigerefen/ Cninbentijdficbtgy Uto' nunfï beeibulbig on^ betoefen / ©ie£ foben top u 6% 9. «5u toaeet ons' to; ban Mat en Lüeren,
pf.71.17. iUto' ftanD feit? nam or$ op / €fa. 44/ 45" hebt ons: ooft tot alten uuren
1/1, 23étoaeftt en tot De top «©eboert ban biüfent 3egeningcn
j^aliehaemennaiiel/
|
||||
D. Simonides. 4$
©ie ong gefiaöiglp omringen
<£n bolgen op De ftief, io. <@ ïooft fjaei: al jtp menfcïjcn ;
€n bolgt Der Ijeil'ge Cljnm / ©ie uto' met fuïfee jfemefê-toonen «Santfcö toaefter trc&en boo?. • - Looft God, zij n goedheid is beftendig, j3|M« « 5 '»
SnDiengp'tnietenboer
«öpfcojtiSoDëeeralbeeltefcïjenDig €n toont een ouaeö gemoet il f oen; öiefjaer eigen nettenrooften $aü.i.i<s..
€nftu(Tenöareöanö- 5Joö. 31» <£n uooj ïjatt eigen StffgoD floofteu |f»
€en staarten offer t^anD;
&a( men De# ïfeeren foo brrgcten i €n tot jtjn onDer-ganft &ig felfssffoutmoeDiglp toe-meten / ©aer God ban fcomt De Danfc. 12. Wie toiï oan ban verdienfter» roemen i
5^tc 't lïfjopt met De toet ©itHemeis-kind, en té te Doemen/ iïïaer 't geen/ 't 3« opgeboeD ®e Gad, en d' Askeionfche ftraten / 12>am.i. Afdodier, Philiftijn, i°.
«En Die De.£ waerheids toorts-ligt fjaten /
«een Vriend Gods ftan 't niet 3tjn. i?. 'ft <©ntmoettoel een Genaden-zetel <ÊJH»tU if.
€en Soen-dak ongeregt 17/ «8-
3[n Saiems fut/ maer te bermetel
feeft f)P öer * Knegten Knegt * De Paus
©acr een Verdienft ftoel bjf berfonnen / van Ro-
<B fnOOOen Antichrift ! men,
«S>aer sijn berDigtsi'len eerft begonnen
©aer 't ©offt «5bö,ss niet iian toili» 14- 5Mt gp 45rjb^ eigen uitfpraek {joren /
3Lettoat'eröoo?Dewoik ©OOJ eene femme tOt ©e ooren
ftfonft ban 3tjn troiitoen Tolk
<©m Dit ooft ifraël te toren; Barmherfig, liefden rijk,
Vergevend' is de Heer der Heeren," CrOÖ. J4
©ienniemanDisigeltjft. sl6n*
Mm 3 j/.
|
|||
DeGefangen
if. JOelaennwjuZiei! toiltöitbeujöen/ ©atDitUto'Lof-fangJp/
& tem hier in toe met D'ouüe tijben /
ÜOUö ttiO' ban Babel tajp ;
€ngg/ rjujn Koning hoog tierfteben!
Eaetubf Dit öecfp Lied «©aet in tojuto'genade geben 5Êenp$g/ mivanen niet. ifi. €nebentTÏ?jIüe^ook-piIaren
Ban tmfe dankbaerheid tarot uto' ten Hemel optoaertë baten /
&00laet«to' goedigheid
&oo eben fiier ban on£ berfteben
SUenftetgeb^efcenfcfiulö ©an onfe jtoacfte Veder neben Berfcftooning/ engebtiio. 1f} i|aet Deugt # roembaet boben maten:
Wit maefcte foo een toerfc / ï©aer fn hji feon haer lof bebaten i ©e Lugt Die heeft ftaer perk, 3£e blonDe &on loopt Dno2 ftaer ringen / 't^ee-ftftutfeli£befcenö/ H&aet toie i$ magtig / ©eer/ te tingen üito'goeiheidfonüetenb. S. Simonid;?-
|
||||||||||
De namerlijke zwartigheid, ,en tegen-geftekb fchoonh-iJ
der Geeftelijke Bruid. Stemme: Pf.yo. God die der Goden Heer is, &c.
fkbcn'iwartj doglieflijk, Cant. i: 5. Sang.
^èt. 13^ {*% €en Moriaen ban huit fOO zwart gCTOOflE
xj- I ;-»a!IjSnaDezielAdamsafbaI[igkroolt, Cant. 1 s- ^—' ©e stoarte tent, in regen fïaeg m toirtö
|
||||||||||
3jae toie $ magtig pet^ Daet neer te fÈcïïe /
j©at fiale bg 't rnifmaefcte Kind bet Helle > |
/
|
|||||||||
TegeO'
|
||||||||||
D. Simonides. .%
|
||||
Tégen-gefang.
De geeftelijke Bruid fpreekt- 3Jfe ilia? fuik een, folwartal? rook en roet, i£0}.6.u, J IftaetfuiaeD rap niet/ tft ben toeet Doo,? Ijet bioet |
«iöetoajietjen ban mijn goedertieren Heer, Cant. 1.6,
«en noemt mijn Dan geenc Morinne meer. <£?&• f*
Myn Jeiüs fjeeft Die fmaeD ban nip genomen 2 6.17.
€n mp De naem Doen fan fijn Bruyd bekomen. Toe-fangen.
Behelfendeeentoe-|uichingederGee- ftelijkeMa-gden. 1. ïGM'ei? 't/ Die figfoo fuitïeV-rijft bertoont €ant. 3.6.
jHÜCtMajeiteit £11 heerlijkheid jgefiJCOllt ? Pf. 4?« S>/
ï3eraertaï-OminKonmgli]kcienier? io/n/n/
ïBie t? 't ü:e Daer foo bofban glans aap oaet * 13/14/' ƒ•
38? Dat Die fw art? ep ftetfe Daer een? pgjfeeri &oo fchoon, oatniet?bp fiaer $ te grtpe.n. *. Jtlen tel b?p al öe JftcitrltjiiijrDen op / Ifet toitte-fneeuw OP Sal'mons IjOOltC top, J3f. 61. i ƒ.
't betoon elpen-been , f tl ïfêtOeJjTOglp vvit
©at in liet blad Der b:aef(ie Lely |it / Cant. *.*♦
<©f lig bertootit in reine Lam 're vagten, Cant- 4-«•
't €n t? niet bp fjaer fuivtrijeid te agtcn.
?. jHen3tDiig De-pronktiansaiomonsgordijn €ant. i.f«
<©f toat'er boo^ts mogt fchoon en keurhjk^jn / Cen lUlD Ijirr niet / De ïtoninglpe 2?:iiiD Steent bobenal nogganrfch beminiijk uit i^et Duifken mag fijn hals nQ* tel bérfïeften v&mt jjaren glans met teaert t? ftier gelefcen. 4. ï|oe fcfjoon De Son DceD' blinftcn Ijaren kuif,
&00 tont l)Ct nog De Geeftelijke Duif,
JHetfjaercieraet. bcelfchoonder toonend al? «Cant. ƒ.2.
©ie veertjens aen Ijet frïlOOnfte Duifkens hals
3Beer bltnfcenb' / al? De Son Baer op mogt fchjnen pf. 68.14.
211? 'tGoud, gemengt met ïjclöcre Robijnen. f. itomt/ Burgeren ban Ziön! en öcfcfjotöM €ant. 1» ©e Vorften-bruiil, en Koninglijke Vrouw i u
«Bie na ïjaer fmaet / «en meerDer glan? enting / Pf."4/.»o
Jfsfet anber? al? na öe berDonftering Mm +. ®S
|
||||
4 (Jefangcn van
«JPfai. ƒ!. ©e goude Son feoitlt DJefcen 0002 ffit duifter
»'/•»♦ ( üaet meeröet jjlattë en aengenameu lutfier.
In het op gaen na Gods Huis.
&ugt en 2Beöe on De ïnf-fang ban M>imeon ?
Nu laet g7 Heer opregt, &c.
»♦ "jy K In ftontng en mijn teer
1V-I &te &ier ti bienfïJ Rnecïjt We
gerept» om toe te treoen (.waefltj
(Cot utoen ïfeplgen 2Serg •/
$?oetael te fnooo en erg/
gjriitoegoeDigfjeöen.
x, 'f ft Ijafce met uta'tooojö €n&mnen^ton$ïboo?t
M$n Bidt te bermafcen;
jangt tfc maer/ goeDc <®ab
<JMijfc betaemOe tot
Wn' ^epügoommen nafcen.
?. Über 'k bmD mp ganrfcö en gaer/ €>nntit/ eptae.s! om öaer
gtniito'gciïgtteftamen/
v£n utoen grooten nacm
€n npt-geb2ep0en faem
(&,c gjrrjfen met De ©jomen.
4. 43p stjt De itmfjciD feif ïjab. ui 3»€nbinnen ito getoclf gjer, 7.9/ ftonD gp 't onrepn niet DulDen / 1 o. Uto' stele toafgt'cr ban / 3foa. ï . <©rh tnp toart blijf ik Dan 10. 23elaen met foo beef fefjuïöen. 4Êfa.i, 1 */ !•♦ &a* ïfe op/ teer! ten lafï 13/14. 2W£ een onhebb'Iïjfi <®afi 5?n 't miODen Dijner ©:tnDen
.jRpfetten* faitfcoaer/
j&pbpDe&eiPge&cftaer
©oïs Durben laten binoen ■?
6. ïfettéeenmtbetoet ©do? 3Ifraer gefit
€roD.i^ Boit tot öen feer te naD'ren yjjr, • 3JIgmeteftigift«npnD ^fiof; |
||||
Dv Simonides. m
«Sebonöeninhaerfjanb/ '
^00 beöen ooït be ©aifren.
7. Ptaetfeec! iftfjebbeniet
<£n tg'er-rag af pet let fean uto' ja mijsftagen /
€>ctj<©oD' bjatooeifcoanJ &ati6mj?fcï}ejaoenban ©en©?omcn/ enbertragen. 8. 3|n mijn geboöcn-plmt /
&oofoopifctegen<ï?'tu'Bt <£n toet ban iita'Bebooen/ €nofifeoaerberfcheen/ ; JSatté'toffïecnoptïeen $eer ftt / en dooö op öoooen. 9. iatn' siefe tot bcro^iet
Slicht feengt mijn stel öaer niet JHeer lebend en Beboeten 3!i(?' Die Dacr in fjêt buut
Beer-teggen in ben iutit Seoefctmetsarfeeniïoeletn 1 o. <& ijm mijn Ijoop toajf geen
&000P niet rots en tieen iionDboo^ita'tooojbberteeSen pr ,0 <-
€nletbenmettiöanö " Ir 10
©002 't ö?oog en botfttg tanö / 10/,,!
<0nt|y.2onaentoaterbetiien. '
11. <B <©qö toont oofui maat
«©nirent mijn siel feerfagt ^atftaröegart/ fit epen ïPe ab'ren ban mtjn oog S.aetöiemtö02enb200i:i <£tn$ rijft ban tranen loopen. 1 i; €n o» mtjn stel! feftept moeb /
Spant onfe >6ob $ goeb / S?a groot ban goeöiafjeüen/ gbogpufonb'cnfHjulö SScïrjö / öï1 Öeeiï icreeötoeensijtteb^eben. ■ 1 ;♦ $ ebt Bp geotoaefo «et öaet 't Xicht op oen fcanöelaer "©mnto'tereBtteb?enaen> |
|||
g Gefangenvaii
&tetoaer.$'tf)e£>fignat
<©m op uto' iiel te j&engen-
14. $u/ <©oö! proao?tofetalft/ Ctecö toe mijn 31'cï / enfoefct
i3to' gunfï feet goog gepjefen /
Pf.i f.4/*&P2*na op ijaet 't fjeitig nat / ix. €n(aetï>aer.'tregtepaö <©ofttaröenaen-getoefen.
17. 'fe2&efcen/ ftoenniettoaert ©at ft fcuD jijn bergaect
2Bp u ïierfeoren Scharen /'
Uftaermagftnietna-np
ïuc ij. jSttaen / laetfcan berre mp 13, H&tjnfmertaenitta'berfelaren- 16. «Öeneefï mijn fontrig fjert /
©erligt mijn angfï en fmert / ,€n leert mj» oijne taegen; €n laet geen ati^etïjtjs; merft
Ms ö?ijben na itóftterfc <©m tttnen Dienfi te pfcgen. 17. Matt öat ft biöDe meeff
2f,ïi leer öe feite Geeft Huc.i.i7.©ie simeon aenteröe /
€n tot öen (Cempd tnagt:
«©DatDiefemefcragf JiElijn loome 3iel co!? roeröc! 18. !f go in öeap-gang öati
<©oïi öie iiertoagtingxian '«Te jten rjet ïjeiï öes peeren / ï?et Httnoefen / €>oc menfcfj; ïfeaert foo / if? nao mijn tocnun €n 't ïjoogtF han mijn negeren. |
||||||
Ziels-Worsteling:
In het naderen tot des Heercn Heilige Avondtmael, meC
overwinninge des Geloofs. Stemme: J0f. 24. DeAerd'is onfesGodsvoorw4er. 1, ITT gefalüertoacrt/ toiefalótöoö
W/ ©p-treoentotuïjesug&Iot ¥" ©mnaïcujjoeöigöeptitejmaften/ ^ |
||||||
i
|
|||||
^ D. Simonides. 9
Wu fal aeh utoen ronden oijï
5^ie bol Man ijetl en jegen ijs (Cot fnner sielen-troofï genaften t *. •afetocet/ ó^eec/ öetijsöe^an
©pregt ban ïjcrt / en futbet ban ©ebeinrifteiö en berfteeröe toegen / Kfp té't / 6 «Bob en anDers geen ©iegnberftiefï/ Jjni^tarieen ®te uto' geligt fal |ien in zegen. 3. M. luft maer eenen rennen Wün/
€n g» / leer Suilt gefjeplfgt jfln 3n al uto' ïfemelfefje benden /
K&et Kftot oer goöoeïoofen fal ifóet 't bolft / uto' toaert/ en [let-getaï ©an utoe gunfie nimmer oefen. 4. ©erfïout |ig een bertoaenoen Geeft
t€e naften tot u 25ju^rotVfeeti €n ongeciertaloaer te ftomen/
JlJto' «BOtMijfte oogen-ftrael,
©002-fïrebenöe öe gantftrje zaei
Kleeft foo een Gafttoef fjaefï bernnmen. 5-. lüto'2Boöen fïaen oofe bn öet hand
<®m öem te toijfen aen een liant / €11 bafï aen hand en boet gebonöen Ce toerpen fn oen jammer-iuiil ©aer toee/ gcfiiag/ en nacr rteljunl betaling ftreita boo^ öc fcnöen/ 6, ^noien gu nu refti-oogöe «Bob i
M» toouo' bergtlöen fuift een fot «JMtjft mijn fonoen tori $n toeeroig / IRijn toon en fouö' niet bèta jjjn / €n 'ft moefr getoojpen ra De pijn Bw roepen / «Bob gu $t regtbeeröig. 7.3©ouD' gn mn (feiten tot een baek mr,»
Ba Uto' geregdgheid ter Wraek f„i ' "•
©an uto' gefeftonorn Bond m panden,
«Bu ffoegt mn öaer ift neöer fat <£n 't bjooö met utoe ïïinDeren at $og niét bermoifelt ban mijn tanden: J- Ï?ceftfoougrimmigfjeiü0eïifóefit
3©anneec een «üan tmnooftl raeSt Jt&antó»
|
|||||
io Gefangen van
&choon goebcn ernfi / aen ö' ftept'ge ïfótt l
3;0ö.s».ï.i©ef foo ttto' lufïe Dan öe ttotfi mtt ml toat-bolgben m? geen plagen i
9. «Bpmogtmgnsielop-eifcöentiaet/ €n 't Itjf in een Gedenk-pilaer
(Cen baek ban anö'ren boen betfieeren/
<©p bat bet ï>uycïjttacï)tiB bolfe / Mit foo een ongetoone Tolk, Mw vreefe heter mogte leeren. 1 o. Jfcaer hoe mijn M/ te feet beroert;
$oe i>inb' ift u btté berr' berboert 3fn 't obcrtaegen ban *i5obt£ fiegten i ©eeï beter ftoffcboo* be ftond ma* 't niet 45ob^ troofï'Kjfi heif berbonö 't ïferr neer gebogen / op te renten. ij. ©atepfchtbrifonberöefetijD -
€n 't JFeetï/ bacr gp geroepen jijt / IJet toe-iTcrefienbe bertroutoen 3!n ö' afch ban ongeloobighdb / i©aer onöer het beöoïben (eiö ©eer op te toerfcen 0002 't aenfcljoitoen. ia. €p(aeteens!toepbenito'ge|igt
3>c ftam«r D002/ hoe bof ban ligt *£n &epï en trobü fult nn Die binben ■? £>tet bacr f)ct 23200b / &ict baer Dei©ijn / ïïMe nxch'k ïiefbe-panben jnn ©an cafrn ïfeer aen 30" 2teninöen. 15. ft ictl elft i£ baer een nteitoe bïp *
KM hier en is niet b2cefeujfc / fflaex aiïcs ijs hier tot ban segen / €11 ïieftr/ en gimfï/ en bjeeb' en hcpl Sti t'faraen fonber cen'ge pepf / ©ooft bloeb ban Godes Soon berferegen. 14. '©een antfre üem geen anber teooza
€11 toerbop öefeplaetiS ge!;oo:t 3tfë/ goedertieren^ bol genaben '3? 2-ions leer/ groot ban geMD/ ©ergebenbé öe fonö'en frhuïb £>r£ ;f>ciiDaer£/ angfiig en berflagen. «f. Stcti Dat tè 't oofc bat hp erjcftt mttft
€rn tttttofff cnbenaiftnDen Geeft SDiefaf bicfomftem niet mfehagen/ -g |
||||
_. . .1?. Simonides.' . - T
mt i$ tv gabe / öie fjp toagt / *1
©acti«fï»etoffer/Datf»j?ast:
iwaen/ mijnwet! toiltnietbertragen.' 16. €n Smb Bpntet&et geen gptoont»
€n Dat de Wetaf-etfcfjt/ mijjtrotitot ©aeromnog niet / boert gtj uto' fonöen/ ilieci^eentoaecöe Medecijn Cot ligtenfé ban utoe prjn /
ïliet # een Balfem bOO? Uto' wonden:
17. €en beek ban fuib'renD ïfarte-Woet»!
«Belooft maer en stjt toet gemoeD / |oopt on u <©oö / toaerom té bjefen * *** *
fat tf De femme, meer gefcïtiet Jft *
3fo't Hieuto Verbond, en vreeftdogniet, Mart !fi
ainjefustssuöeifgmfen. «watt. 28.
i8« ©inDgp uto'gabe nietbolmaeftt/
30et ineet Dat futfi$s toet sinai buaeftt ©aer ouD/ en WinD/ en fereupel offer / 3[n «BoDeé Cempef- toe-gefaagt / ©an fijne Ijoogjjeiü toerD beragt 3|n ftalf en I©eer/ en ©uif/ en ©offer* »9. UlaerZionSenöDie^rengfeipniet/ ©*-. ,,
»aer men felfs» geroepen tiet/ *mmami W u. €n Wint»'/ en lamnf/ en bol geujefcen ©ertoagtenD'/ Dat De temefó-heer (2Tot sön oarmïjertigïjeöen eer €en f»eff-tooojo tot fjacr M mogt ffeefen. JRatt.».». i o. HM aen / m0n <0oö! foo treed | toe 4mu'9'1'
Jplauta in mp ferfjs en ftigten moe ©ietbinDenD' toaert u op te öjagen / jaaer toacfjtenD' upt uto rijfeè fiano €en gunli-netotjjg en IicfDe-panD; Jgc&tot mijn beeD' tt niet mirage». De ChriftelijkeLoop-bane.
Stemme: Keft op u Hert opent uo'oren N3etongeIijfii.«'j!menfcï)enleben ' mu «;
een lienbaen / of een feoopertf perft 7/ ,ƒ .©aerongeïpDemenfeftenfïrebetJ
<cf(ina3Dnboo2gefreföemecfi. 1<a>»0 t. fen€ï)2iiïenfIrefit3tjnooge-ïeöen »4.
Wi.'t'sitoere^|lö^paelöeiM-toaert/ |
|||
U Gefangeflvan
pp. 3; Het toerefltë ïtinö |ïet na beneoen
13/14. €n foeftt jïjn beel ï>ier op ber aerb. Pf.17.14. 3, «EenlcfjoonepjnjEi^op-jjeljanBeo 1 pet. 1.4. ©ie noit fal boeren of bergaen ©oa? dien na uoben fïcefit sijn gangen
3Cpnc. i. 1 o.2Be!ooft in 't epnbe ban öe baen. 4. jftaex toflt öaer ljg nietjt 13S te noemen
P^Ob. 13. <©£prijs, öied'aerd gaetLoopers geeft
$■. €en krans iianregttBoter-bloeinen, 15foa i» ©ie niefê oeflenbig op fïg ïjeeft.
17» f. <©gttnfïig<0oo! toenbgpmrjnoogeir
Pfal. 119. €n boert mijn fogge geeften aen
36/37. $a 's Hemels ober-jal'ge togen
pfaf. 1 f. <©m na öien toaerben p?ij£ te jïaen.
b. 4/j-/1 a. 6, .pijn toopen Heer! fïaet aen u trecfien
en 17. 1 i.©aer fonber tfegefjeeloestoijft/
143. 10. ©c§brtbmpbogutoïjanbtoe ffrecfien
Caht. 1.4.©at ife niet finfe in 't aerbfcïje jïijfe. .
Pf. 1 ƒ,9. 7. üMt mp bereifcljte fcragteri geoen
pf. 73.3.<©minutotoegeniioo?ttegaen;
pf. 119. ï©ant |ïet ^et ÖOemÖnfchenkels beven
a ƒ. ©ie boo? §et mtnfïe Muitjen jïaen.
8. <©cftmp! 'fc fal nimmer 't epnbe ferijgen/
a «ffifeon. 't ^p gp «egunfiigt mijnen tret 10.1a. I©antiïet! mp na Oen abem öüscn
<©P etften boet-fïap boojtgefet. 9. 'felEoetjïojten/ eet: terfjatber toegen
giac. 3. u €n fmoren in ïjet gulïe sant / 't €n jp gp Heer / tot mp genegen
pf, 116. lEp fïutten fult Doo? utoe ïjanb. 14. ïo. 5Ja/ toift g'Heer/ op mijn traeg&eit merfcen pf. f 1.13.45IJ mogt mijn Snerpen uut ïjetperfc/
pf.i38,8.J&aerneen/ «JBobt! toiimplieberfïcrfien €n Doceren uto ïjanbentoerfi.
11. 38tï> lïact öog utoe Knegt bee£ bee toe / a€o?. i. a 1 HMt met öe oiy ban uto <©ee(ï ©an ben toft fcïjeöcï tot be tee toe
;ètjn teben falben mtnfi en meeflt.
1 a. §>0a fal ftp wackerder bOO|t-Ï00pen/
€ant. i.4.Cn jupeljen hierin uto' gena
Cfa.40.3 i€n na 't uit-eind ber bane topen «©eficonntKt&eerlpijeiöïiiecna» |
|||
D. Simonides. t,
Defoetigheid van de goede Weg,
Volgens Prov. 4.18. . Stemme: Jj^f.o. Heerik wil u uit's herten grond. '* 1 T<©02t/ bemeste!! fjetöengDen-itai»
r~r $et teffi öaer letü na v^tmtl-ftao / ***■■* 2CÏ i*? 't gepaft boo? enge treöen / ©mfc & ^« mtfi oofe ntótfgn Iïcfïrjfeï»cbcn / , i/.
*. ïfetijSgeennaer/ enöonfeetfpooz .
^ISfe^tterelD^fttnögeeftboo?/
^acrijoljjanIfc^t/ entigeeü/ en / Pf.97. •^roinlp boben alfe tegen. 1»/ 9.
3. ®eglan£/ toefelféOotëFjutëöxioifëata/
2»ofi ïjist gantfeïj ftefferpen oaett/ jRficeDéaltoajfcrjen&'taeröüebonüen j^ou, 4I
^S'tucïjtoe^öaeg^totelfeenflonaen. l8.
k4. SMgaet'etfcïjoongelpntetop/
H«t fcitmtaiïenggfien.tftotöen top / |£n ruft gier eer 't tot trooft oer J^oraen •^P tot ïjet tniDöag-punet gefiomen. f. Oef)$emefêre#-man! tceeooaeraen/
S>tet boo? u oogen't licïjt on-gaen §« toelS u fonöer lang te beiden -ïn '£ $eme& b^eugDen m fal leioen. <s. 3£aer 't eeutoiglp fal ffitle fiaen j
^teeb/ jfemey-toanoefaer/treeöaen/ 2^n jutgt in <©oüe£ goeöigfjeoen ■©ie u gier te gemoete treDen. .7. ^e oao. Die fcomt en naüert al ®ie 't bolle Ittfjt eens' hengen fat / £n een getoenfeïjte fcfaerfjeiD geben 2Cpoc. i r „ "©aec nagten fepn ban 5? berö^eben. 2^.
Van het verflagen Hert:
Sremme: jf)f. 100, Gy volkerendesaerdrjjksal. O^eer i gp nebt ons Deren berftaen €(ai, 66.
^atutweeHuifenfionöenaen i/t»
€nötebanongelpenaert , ^°3üoouiagtingoej»öbermaert. '
I *»♦ 'tEen^in'tSaligOpper-rijk,
f *^aer'tanderöitgantfefjongelp/
y 4'£ t'e ^nderige Geeft
|
|||
14 Gtfangenvan
€n öic fig too? u tooojöen i?eef.
3. <©p boet niet afë be Grooten Ijiec /
«©ie d'Armen-hoop bertreben fchier/ (Ce groot, afé ÖBtfe klopten atl
ïfetHutjen tan öen armen Man. ï-uc.4.48. 4. <& neen/be kleinheid ubeïjaegt/
€n d'Arme stjn't na toten gp bjaegt / JEat.f.3. ®OtÖietr?enSt gp U Vrienden-groet
3|ft fee/ bie arm jtjn ban gemoet.
pr.j4.ip. f. aittDaergnfoo een ziele wnti ©ie té bot^ u/Heer, toel betninb /
€n baer men fcm beMaegt frjn fchuld
©aecbinö men fefeerlijfe geduld.
«^fa. 37J 6. <J5ntoonntin'tHeiiig,enin'thoog 1 <•. |®aer fïaet noetaité een gtinfïig oog Pf. 11 ?♦ ƒ/<©» 't nederig hert, bat 11 Ontfiet
6. €n toepgm baer u gunfïe niet.
Pf. 145-. 7. |Een ÏJOOJt albaec U Vrienden-klop,
64. • «gnmitJibeHerte-deuraaetOÖ
3tpoc. 3. &oo feomt op in/ en trooii be ziel,
ao. UiefCÏJtet in wanhoop henen bief.
€fa. 66,f. 8. ©aer regt e» aen een Hemels-Feeft 8
%uc 1 .ƒ3.€nfcljaft öien bitteren ban Geeft €en f emefê JEann'/ en €ngefe' 2B?oob
*©atfcragt beeft tegendelen ©rjob.
9. &tet/ H^enfCfj; altëöeHemel-Trans
&ttt hoog ban ons? foo tg nogtang
©e poort feer keg, en ü'mgang toert <©ebonöen in Ijet nederig hert.
€faU& 1. 1 o. ï©el/ iecd tcrtotjl gp baer«rttfï
JMtnemcn/ enttherten-iuft, iêoofcljifet mtjn hertcerfi foo / en ban Jüaefet baer octë utoe tooning ban. Lydens-Vrugt: j
Vertoont en voor-geftelt in het voor-beeld van een boetvA
dige "Ziele, fig vernederende onder de Tugt- roede des Alderhoogften. Stemme: Pf. 130. Uit den diepten, öHeere. \ 1. r\ .ff fcïjrjonbeb2oeberam»en®it dorre rif aenMamneu /
yJ &eec $w$ aen alle fiant l&oo fullenfe mjjn hant ^ |
|||
D. SJöionides
{W>öH 't Harp-tulg toeren j ?£n foiiDer bfe temenen; |
||||||||||||||
15
|
||||||||||||||
Sj-;*1
|
||||||||||||||
&ag ïjaer mijn cos bcoz-ïi?.
7. JÉaer't gernmtfn eégen fapen ©oen bïinb'ü'nnsóbcr't ïieoft / , I «?fit (eeiDrn mg oees tejen I fet'ejf/ ï|eer/ mijn 0 u rooft. ! 't ïtruté raaefcte mj> inDagtig i Jïil'jn fware fonden üJ
i€n Deeö' mijn ziele frïagtig
!23ftoecnenf)aer verval. I s. •<© uuiken bol ban -egen 1 ; ^rljOOn fmerteJijk bOOg 'tbUJi»
idöafêacn De romp gefegen^)
i-©i'e foo een foet gepet'g ! .gau Fjcbt gebgagt te binnen <entot!jetmjtep3d ,$ebt arn geböert mijn zinnen >ïa '.s hemels ©geöe-fraD. |
||||||||||||||
*|08&faotn toe mijn mond
™n mijnen «Sod teeeren -*nÖee3' benauwdenftond.
** Jfi M ® roera toerfceffen
*Bj)ntneWHcttinöe^,od ^tmptttopijien treffen «tarrmitat.s; ooft feer groot; ^n ntnnöeftofin'tmiöBon *J3n littie grimmigheen
fwtbujDer^ertt'aenbiDDcn
*HM gof-dheids Dttpc zeen.
*HEl Ueveren betont/ »eel Wateren öonjüarcn
^n beef piaetsenDe lost *«tafÉtt/ontertaotcn «CotMooreilBarbaertOC/
|
||||||||||||||
^aernoit meer öimfl genoten $♦ «©pnioeiternoo&'Iijft toefen
«Wntte öefe roe. j ^nDien mijn zidWet *l« SefoqtDoen R,ijk^nLanden ®an 't fonden-quaed rtenefen
|
||||||||||||||
^aer'feWsEf.flnfelvervremt
~X* ra0ilitrj£anfei)C ftranden
^«aer 'thertïnaj? ongete-ntt, k &ag Barbaren tn Mooren, ^ie Iia |)et hoog gebied »an 's Hernels-heer niet (jOOTe «aerfciver beter niet.
f* 5fifag De verre volken
•ws berretoan mijn «i5oö
^iD'uit-gefïrrlite wolken ijwacr b2eaat ban fijn Gebod ■, *jf e Zee met al Ijaer plaflchen
goc vol ban nat fnbM /
^ajs niet genoeg 'te wa'flbhen *®e fmetten ban mijn ziel. $1 £>p Die ter Zee nacn baren -^merisenboogennaer ^oDjïtDonD'ren/ op De baren: wiOfeiD De Harpen aer
*^aer/ }9eer/u groote werken
*©aren gering iwojmy |
j &ouD? ioeröen/ en geret.;
! <6ji tuaert bOOg 't ettrig herte
©e.^al'gemedefiin, j ïDelfcom Dan uur'ban fmerte
'<Z£n aengename rijn .'
1 o 3a/ 'ft Durfii welkom fjeten
©ie-0e&f|et befte goed
31 t'gt fonöcr u bergeten / •
«öcDntfit op mijt! gemoeD/ ifiCÏGOn Of SS 'tiQföOCt fugtea 'f;€*ntrefim» bami niet
t?'1i ftCtl Dr &al*ge vrugten
&k men 0002 ti geniet.
i r. 'ft ïf eb lietoer vol ban zeeren
<£n iammerlijk belaen
Ce DOCn Den wil De;? Héeren
€ninpRi.|ktegaen/
3l!fiE( b2)i ban all' ellenden
CefïojtcninDenkui!
«?aer wee y? fonDer enden
€neeutoigfijfigcb/.nT.
Bh u.y.m |
|||||||||||||
16 Gefaftgen fan
|
||||||||||||||||
ii.id«C!flatMJcwilhetD2ageH/ "'üfcaec heiligt OOfcUflag,
«©sat iftin uto behagen
«Bfet mij ne fcfteppen mag / ©É£{ï erfct mp öfflJJ llta kragten
■®P Dat ttttjn ziele, fut Cn fonoer wanhoops Magtm
Jiuffonöetutoewii. *?. €nitf nog niet gefcomen K|et einde ban mp fmert / &0 laet met d' ellend-ftroomen
^oftbMffcJEninmphett;
|
©e vloed ban lltó genade
BefoektmBttietUheyl, €nöat ra» woeg, en fpade
iata trooft-fpraek niet en feil. 14.45® toeet/ hoe lang o üeec! 't gecfi aen mpfiruijï gepelt (Êntoatöpfutaereece Hebt ober rap gebeft; HMaenifcbentebzeDen/ <©flidtotlidberfïe"rft/ fboa na 't bergaen De leden i@p giet u ruft maer erft. |
|||||||||||||||
Kindcr-fu
Stemme: ©anDcn' |
||||||||||||||||
jen.
L-Of-fang Maria.
|
||||||||||||||||
G<©bban heilighart
©atfïgopuberlaet/ 'Mijn &chttt£ heer ban het bareUW ftinöefóné begeer g^utoebJJftmö/ $eer/ ®anfpe jonge jaren, sa. ©eSteugttéfïibberglat <£n topt ligt ban het paD <rn 'f fpoo2 ban tftu getoefen. ©e fönDenjtjn gemein €n't«tiDDeSentéMein ©er gener Die 11 b2eefcn. 3. ©itDalfébolgebaer/
Cenfo^ijft ©ooi-hof/ baer Ontalfpe Dtoael-fporen <ën Dirifent fcromten jrjn / CenDonjfereïöoeiïp ©aer menig gaet berforen. 4. «Slijpt rtw Dan bp öe hanö
<£ n totjjï mn 't ©abertanö ©oo^öefeJDiloernifen/ |
KaetutoetoitenïEet
l«cen licht $n boo2. mijn fret <©m 't ?icl-heif niet te miffen. f. §ttaheil'geb?eefeboet 23eheerfchen mp gemoeD / 'EJto fiefoe po;t mp (innen ©at t'6 op oefen Dag öto als; mijn ©aber mag *8antfch teDcrip beminnen- 6. ©aer bp foo fielt ooft hoog €n toaerDig in mp oog / Mijn <©uöer£ en baer neben ©e f oeöer£ ban mijn jeugt / ©ie tot De toarc Demtt JTpfpoogenpjiirM.sfgeben. ■ 7. liegt Ö002K mp gantfrfjen 381 mijne Da#.i ïang / (gang/ Cnnautotroutogeleiöe/ ©002 '$ toerefö.e? Donfier Dal / ^chenfit mp een Deel met al |©e ^)Chaepfienö utoer toeiDe. |
|||||||||||||||
S A N G S K E N S.
Op de Geboorteonfes Heeren, gehegt agteresnige N/V«-
jaers wenfchen, gemaekt uit de naem der arme Weeskens tot
Rotterdam, aen de liefd'-vrugtige en goetdadige Gemein-
te der felver Stede. O/» *t liter 16f+.
Ditfietop 1. Tlfttail geen moo2ö-trompette tïefien/
de Broeder- A^f&toiïbanblaeunogoojtagfptffien/ $ag
|
||||||||||||||||
D. Sinsonides.
$ü_8 ooft bon tvSit 2%oeber«i ïjaet;
5ffi Suil be ©ff ög-bt^ft ontmoeten €n met eerbiebig£epb begroeten / w betoon in fijn ftnetferelp sebiaet.
2. <© bfflfcoro baïfccm m el beïjMber /
Emauuei, getoenfrftte ^?oeöer / Ma fbo beef «geuten roegefeib f
<© ^abib£&oon / en ©abib^eere/ ««Blanfi met ijeerïp&eib en eere / ièelfji in u meéfie nebTigfieiD,
3. <@ Üeec ban aHe / ©o?ft ban boben!
toe legje bt# bp 't ©eeberfrJjoben * <© €igenaer oer gaatitljer Sliert!
3fë 'er nu nauto een %ip-bt# booj ui»' / ©aer'tafle£i£/ en ban/ enboo^uto* ©oojinaer ftiet bols # uta'? niet toaerr.
4. Ubf baeb/ o 25etf)Iefjem! i$ bfoeften /
i©ie fout»' bier SFjr'etë itoning foefcen / 55pöomrae®ee(ien in een fïal*
&oo fbnöer eenme brrtom'ng i 3fn een beragte SBeefïe- toora'ng i Mm ïfeer gp jijt 't nfetber al.
£ <© barre flinter / feftoff u Wagen / ^n fïaefct uto' bo?fï en gagel- öagen / ï|p öie baer foo beragt'rijfc fepö
3n btitie bob&en in getoonben / 3$ teer en ©oogt ban tijD en ftonben / «ïjn prester té ban eentoigbeiö.
6* <© &ion! pfuft / en fïrop niipüimen / ^ niiafgt be baigt- gebboffe galmen / ©an 't ïjosq-iif rfieben $emefö $?of /
© Kon! telf uMeeb'ren ftrecfen <©m baer jijn naefete le'en te be rfien Jfêet fjoog bttJjeffïns ban $* lof.
7» .IRaer toie fal öt# ftèt Hutje toogen i «telt iiiu' fcet &terr'-u'gt fcoo; uto' oogen / ï?et & terr'- lint ban <6ob£ heilig J®oo?b /
^sftgr maer bte gfmtierenöe (ïrafen «oofconir nimmermeer berbtoalen ©aetDOöatftefberWgtbjpboojt.
°- <£n too?öje niet getoaer fret buisje f »?et # getefient met een fcruisje / Mn 2, |
||||
il Gefarigen Va« .
©ntfpoeD en armoe tooont'fffnf
©e I©eefen stjnoer erfgenamen/ <£n Die nooD en ftommer p2amen / ©al fmerten i.ö ïjet gantfcft gctm-
9- <©aetfje?n/en opent Daeruta'HOff'ren/ BMt Daec iiai' «5oD en ftoning off'ren / ©ie ttit De? ï?eme& &°°8. Ptolf
öto' arme sieten fiomt toerrper?/ Cn (aetet aen öe !©ee(t'n Wtjfeen / E?at ofje toenfeïjt aen [efus frffjjf,
ro. iüta' geit is uit hen 'ooojt-gerefen/ <£yfaeg! tori \tmren arme ï©eeffcn / !©}t lagen' in öen fêelfehen Poel:
ïf >i foenö' ons? toeDer met Den ©aDec / 2ü hem raa öurben to? nunaDer (Coe-treaen tot <©oöö ©?eDe-#oel.
i'. Süs raa on* bfaeD-fchuIo- met erbarmen/ €ji ma Dit (Cindeken om-armetr/ €h Mit I en öniftt het aerntto ftert:
Haet fel / en ?BetefD Dan t>2j? tooeüeit/ %$M baiifen ftooge toater-bloeben/ ïf £ i.é on.S troofï in angfï en fmerr.
|
|||||
Een ander: Op de Geboorte
JESU CHRISTI.
Stemme : Pf. 14. De Aerd' is onfes Gods , 8tc.
GemneVt-op het faer i6f6. bydefèlvcoccafie. 1. /""VlDas; iïuunjehcelijft tong!
I 14otrieptfcui't / ftoemilD / f)oefóng V^ <ïjfi/ grootcöoD/ ugoeDigöeDen-:/ i^oe fouD' il met een fioogen tootr
WDeugaen/ groote Hemels Soon ,
©002't 002 Der ©olfierenontrcDen i
1/ (©toas iïi nit gefjeeltrfc 002
<S5:n na &er €ljcnöijnen Cfjooi Ce liuff ren en haer lof-gefangenr <©ct'ntoon/ 6 jefu.' &mi;faet/ Mi Da':1; ifcutoen naetrrontmaet / Wtm$ tfefb' nvjn jret gnntfcï) beeft bebangen; ?. «©toatfftmutfljecltjftoog,
<@m Dit («o fjeertijfiüertQojj 3W# |
|||||
D. SiiWonidc*.
Sïenbagteltjften aen te ft&otttoen i ièoo in De fcift ban 't $eü-berbontt J4to' oogen felf4 genoegen bonb / ^Cherubims, fOub't mpbcroiftjen*
4» o |efu! 'fc ijjnö bit [jeil te groot
<Bm in 't beg2fjp tian fang en noob Ct palen / 'ftbinD booj at mijn tinnen 3|ier toerï$ genoeg / en nog te beel / 'fe^inDiïofsoojoog/ enoo? en foei/ 3©aer fal ife iitoen lof ontginnen i f. 'jfe tainb in Dees getoenfcïjte nagt
'J&eer toonbet-Daben uit-geto^agt M$ in be fe&epping aller Dingen / $et &cïjepfel fijnen „;?>cl)epper baert / ïjjet Wepfcft ïjier met Den ïfemet paert / Wit fean battoonb'ren toonber fingen i 6. <@wonder-nagt, onber tdieng feteb
«Een jtoart- gozDtjn foo groot Pjopfieet t
<gn©o?fï/ enpaefter/ leiDberfefjolen/ $et ligt bet alDerbtijDjïe bag 2Bp nto fjet minft niet ïjalen mag: «©e &on fal 't lerDrijfe; Donkre jjolen / 7 ,§>oo ra.ö niet b2engen in öet ligt / ©f fetten ooftboo? ïjct gefigt 't «Bejegent ^aeDban ©atoiöïi IcnDen/ Hang ban De ©abcren bertoxwt: <© Nagt met roten i)t bonft're ?fc»# ©an wolk en fchaduwen fal enben! 8. $et ?Cecörf)K fag geen öageratt
W$ ï>aer nu naeti te toagten ffaet / ©aer in rtaee Sonnen fiiilen rijfen / <&z 5>on Ijaett bitlijfc met ïjaev «ac / 3M.£nijbig/ Dat een nietitoc Stat/ <j£it ïjeil De botft'ren ae n fal toijfen. 9. ï?ier InD met 'tstaaefte bf eifel) Itó&WÜ
.<©e$ fertiel ï?eer/ om D'lppetoeet ©an o'ecriïe ©uberen te boeten;
$ier leub Wp I Die in 't Wbelooft / 5»al plétt'ren l)et &erpentfftfj Ijonft l 'Cn trcDen onber fpne boeten. 1 io. O heilig Kind, ó>vonJer{pïDSt
<«5}» trefct mijn stel ten öoefm* uit 4
Mn 3
|
||||
Gefangenvan
S% feOÏg Op 't fp00?tlfln d' Herd'ren fattftClt f <®m uto in Bethiems fage &efjuec /
IBaer beo? ifc m uto f emefgluer / Mtt ftlrjöec fcert en fïem te groeten; ii. OweJkom, welkom, DavidsSoon^
JUijn toae röfte pand en!€ere- fcroon /
i&ntfariQt fcan mp Ott Liefde-teeken,
©at ifc mtjn ïip aen o* «toe bmfc /
&oet öinbeften.' öp Dat getuft 3ffc aDfes ö?cfe en ffcfjabe tefem. i*. «maijnöo?rejieifieeftIanggeffcö|ept
$te «toe tegentooo?bigfieiö / ïfeertoiftgpnu/ ökc totï ifi tïeriïeo / Sfctïefnugebao^e-bag/ i©aet op ifc toiflig fcïjetoen mag / &oo 'fc u fjeü / $eer / toat fcan ifc betfoen i |
||||||||||||
rlO
|
||||||||||||
Nog een ander:
<®p öctotjfe ban Den Itflf-fana&foieorg.
Na laet sy Keer oprecht, &c.
Op'tjaerié^. |
||||||||||||
i./"\l©ef[efeomebag!
w J©aer fn op£ ooge fag
bejegent unt be toolfcen ©er Vad'rcn fange wenfch ,
Emanuel.God menfch Cen heil ban aden frolften.
r, <© heil onpeiEbaer»baer
©e?i Hemets sal'ge &cftaer $aer ote r fclfs' Pertoonbert / €p fat / miin ziet ! Wt IfJIÖ
^neeneKribenfrfceib
©ie fn ben Hemel üonöerf. %, 4!5 toat geheimenis !
hierop eenftroyetoijs
<Pf£ Hemels Heer te PittbCn/
Ce (ïen God overvkeft! (©toonber bat mijn geeft
Cen Hemel on fcan toinoen! 4. ©röfeifbetwiiminiet |
||||||||||||
3Cen firagt/ om met «en £iet
€en heilig lied t'ontfangen / ©en grooten Vrede-vorft , Watt na mijn Helt botf I Muf! OP Lof-gefans?en.
f. Mijn God! al regt gp Ijitf
©an af be Wereld fefjiec ©erfcfiüpt en tocti) gefcïjoPcn / ©neeneHoy-bos neer/ 'fcILegnOO/mijn God.'münHeer!
'fe Ü3f[ 11 Poo? eeutoig foPen.
6. gtfc ftoot nu; gantreftfijfc niet 5Pn't geen mijn ooiteffet 3Ben Krib, nog fleste öoeficii/ ^acrïatenbeties cnaer
Snd'Herberg roop ifc naer
ilCtostaiomtitefocfien. 7. «©neb^igBethlehem,
&tffni«Jerufa!em >^-'ft
|
||||||||||||
D. Sïmonides.
|
||||||||||||||||||||||||
21
|
||||||||||||||||||||||||
f-pfiputobergelefen/
mat/ Koning! ban U Throon!
^egCOOteDavidsSoon <©oet Bethlem 't ftooft opfïeften.
8. <©arme Stal! mijnluft!
Hut öaec mtjn Heiland ruft.? mv Dunfet geen ruime Balm
©an eenigvorft'iijk Huis •jBputaberballen kluis! '©en p$g en bonnen baten. 9. (<£ertorjtg'mu&eimt
®enaföergroot)ienfchat ®m mp/ 'fttoilgraegbefïuiten |®gn toenfcften binnen uta f«rmtjöe[p/enfc&uta ^anö'pöeiïjeutn buiten. 'o. «©Kribbeken, toaerfo
|
||||||||||||||||||||||||
^ejlHemelsHl(ï/en)ïn
«SemjïIpIeiDteflapen!
©phouDftem Die mijn sier Meenetpgebiet/ ©aerinfefufïfom rapen. 11. 't 3£ nergen.s? mp foo mo»
2EymetmijnHeerm'tHoy, " €n in fgn arm te ruften;
^gg&t fagt in pluim en «er,
©Derrie brieft ten neer/ tier &ti Dat mp iianlufïen. 12. © Zions Burgery
25egeeft tt nebens? mn
©meere te bebrijfen' len'tnieutoge&oreKind; ©?aegt g? hoe Dat men 't bt'nD * "Sterre fat't UtDtjfen.
|
||||||||||||||||||||||||
R
|
||||||||||||||||||||||||
o v ir - Noten,
|
||||||||||||||||||||||||
Owr de hneflige, en bekheghlijh dndvmdenfeer EtmienËnn
D- GEORGIUS COSTIUS
In fijn leven Predikant in de Kerke van
Rotterdam.
In den Heere tntjïapen ien%o. van Oogft-maend 16jf.
©efïelt op Den toon ban ben $9. f fata.
|
||||||||||||||||||||||||
/X/T A!1kt*mv> ° Heer! mijns levens maet bekend,
4.VI _.En welk zy mijner dagen end, Dat'kverftaehetperkmyvoor-geftelt,
&Z?™ Pv tnij n dagen hebt getelt. <üffi ®° bee' ölttoaiS f!Jn nutteLw.
|
* Dit ziet
op den
Jaeften
Text by
D. Coftium gepredikt uit Pi"-39-f. |
|||||||||||||||||||||||
^'^ebiDutn ban Deö Hemels Heer.
. «Q beeft 'et oofi a& uit fpThroon berfclaert
fcii n akorts ^gen hier op aerd
|
||||||||||||||||||||||||
a Dit is
het vers ken daereven > op volgen- |
||||||||||||||||||||||||
Een o. uaHQ-Dreea, yaelüeid, ei
3. »3,ltroom die haeft'lijk henen fchiet.
^•ti^DeGod-fpraefe, öttiSomcnfc&T utotgö
Mn 4 |
||||||||||||||||||||||||
Dat
|
||||||||||||||||||||||||
21 Géfangeii van D. Simonidcs.
de, ook Dat gy alhier op aerden zijt,
twee dagen <©0D tOOnDet ÜOO? De oogen ban ftet Volk, nahetover- 3Jn 't voorbeeld ban fjaer frottom Tolk, lijden D. $?p paf BeM aen d' onverwagte Dood, Coftii by «£ie I}Cm een pijl in 't herte frljOOt. mygepre- 4. ^ietonvervragttoantDiegettaeSlritlTCt/ dik. tCrof onfoertoagt De£ Doods-pij 1 niet /
,^ie tn ï)Ct Huis DejS Heeren ïjielD De wagt,
&0UD' Die niet Wtjttg nemen agt
<©p eigen Ziel? en beiden op Ijet lot «©ri^menfcïjeneensrjeftemttian God ?
5". &tjn dorpel eroete fjeill frifch CI1 gefond,
Mm Ijacft'Ip Doö? fee Dood gt'toonD/
$0g nattócltjfifi' fat jjn te rufte neer,
©frufte bn DCS" Hemels Heer,
dlffcfjen gefontrieid Cll DC laetfte fnik JE>as? nautoelp een oogenbiik.
€. fton Die gefloten mond, oChriften-fchaer;
$Ht roepen in fjet openuaer /
Cn Dat toerfeonöen 13002 on^ aller 002 % fouö' berfoefeetj ftti geïjeo? / Cnfejjgen/ dat'ertufTchendood en fris
Niet meer dan eenen adem is. 7. <© Rotterdam! ïjergeet Dog nimmermeer
«JfMt Voorbeeld ; Dat tl d'Opper-heer
3fn foo aenfienlp Hooft fteeft laten fien /
$et mOflt tl morgen OÓft gtfrfjfen /
«ÜJat dele dag foo hoog begaetde Ziel Cotaiïer'teeken tfoer-ijtcf.
8. Bereid u hui= dan fpoedig., \a\t j5J? jijt /
€n leert Dog Dat g" frerflp sfjt /
tato' febeniögi^-broos, bergaiiMp/ ©ietrmitocGnds mi> is een 5Lp /
^ie {f op Gods dag fooMocÏT entoaefter faegt/ Die opmerkt heeft hem «est eeklaegt.
|
|||||
F I N I S.
|
|||||