De Absorptie in bet Ultraviolet door Glucose
en baar Ontledingsproducten in alkalische Oplossing
itt
F. H. L. VAN OS
V '
-ocr page 2-â– . â–
l/v -ï' ; -â–
â– â– â– â– /.
'.';y. '
,U'. nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;1 -.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;••..•. V ,•-: .\;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.â–
•ï ■nbsp;nbsp;nbsp;•-'gt;; ; ■'-;, .,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;,■v; ■:■.
, ^'s»; X nbsp;nbsp;nbsp;-s'x.ï-'Tfnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘-x-'
*' ï ^ I nbsp;nbsp;nbsp;1 ,* *' Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«r*quot;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
^ *ï,, nbsp;nbsp;nbsp;,• f » » lt;'- 'jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; quot;'a ^ a’, '^ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- A ‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’¦'rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r'^Y'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
.L'A.--.' • •;, „S, -.'A'.i
% nbsp;nbsp;nbsp;•' t tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-.-t*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» N* 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*•» »nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•«_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* i
'i.' nbsp;nbsp;nbsp;'*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot; ''1,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ’'-l\gt;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘
’ nbsp;nbsp;nbsp;.:;• A.^v *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,'anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'\,,“‘f ’, «i
4 '-'
•i gt;
'~Yl'
# V
J t
S'.
S®i
..A,,. nbsp;nbsp;nbsp;,«gt;•... A'.fjr.' , A.v, ,¦»,.. f
. lt;4:i’ ‘ ‘
'T quot; :
• ».•¦'¦- nbsp;nbsp;nbsp;*¦ SJÜ * i
( *
gt;
ï.'X.'»s' 'snirfH
AA* . nbsp;nbsp;nbsp;1 A
» nbsp;nbsp;nbsp;, p- 4
« /*
*¦ nbsp;nbsp;nbsp;*¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, V ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;?V-s, *i ^^
. nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;%'» iT
¦ Va - nbsp;nbsp;nbsp;‘ « -*'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' 3“nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- .- .
*¦ nbsp;nbsp;nbsp;.* A ¦•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 1 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A »
‘¦A' i'.
1. nbsp;nbsp;nbsp;',nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' .t 7 ¦*»
-. nbsp;nbsp;nbsp;’, .A 'A,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-^A
f’ gt; nbsp;nbsp;nbsp;;’p*inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘';anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A-lt; '-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-^a;
‘¦‘' nbsp;nbsp;nbsp;lt;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A'A ’¦’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' //nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,-V^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,'.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a' *.'lt;?•
::lt; ¦ - r . - • ’ • :::¦- nbsp;nbsp;nbsp;. quot;c. %quot; r ^ ’ • - ’'•- ,a i
. r . • :j' V^ .-*v; nbsp;nbsp;nbsp;-;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ \;-;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^.U 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a-;* .
'Ci ¦'' nbsp;nbsp;nbsp;:,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'quot;' ' • ^*2 'V-'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' '¦ A, ‘'' ‘V ''’¦‘•¦‘^¦'’’aM
1,a‘a** nbsp;nbsp;nbsp;aa' ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_'*•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Na, a»a . a, \'(nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^A» Aa .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-.-A,,.,.
n ?
\b£:
•'i
- r
* f/
.. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^•gt;».**A-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V
' ’V • 'a ’ N‘ nbsp;nbsp;nbsp;•quot; ‘a'.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- AiJ'.. lA-'
• nbsp;nbsp;nbsp;:.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7,-:.-n’ -¦•*¦-¦ v
-A A ':-. ï - '. nbsp;nbsp;nbsp;• •'-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•' VV /Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,gt;-A,- _ -
gt;^Alt; ' ‘V. nbsp;nbsp;nbsp;V.; .-V-a/' .n.-.Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a'.
,'¦ lt; gt;
¦-(w nbsp;nbsp;nbsp;».‘j';nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘-i
“ nbsp;nbsp;nbsp;^ AiA ’ ‘ •
vü nbsp;nbsp;nbsp;I
- - # ¦* a'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
• . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aA i , ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ V.’‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A»''!*
a'a nbsp;nbsp;nbsp;Aa ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aquot;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' aXÏI 'a''nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»A.‘gt;*'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'l.l,^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,ï', t •'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Aquot; _
*t ' .A A • »
7‘'
PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOGTOR IN DE WISEN NATUURKUNDE AAN DE RIJKS-UNI-VERSITEIT TE UTRECHT, OP GEZAG VANnbsp;DEN RECTOR MAGNIFICUS, L. VANnbsp;VUUREN, HOOGLEERAAR IN DE FACUL-I’EIT der letteren en WIJSBEGEERTE,nbsp;VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAATnbsp;DER UNIVERSITEIT TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER WISEN NATUURKUNDE TE VERDEDIGEN OPnbsp;MAANDAG 14 DECEMBER 1942, DES NA-'nbsp;MIDDAGS TE DRIE UUR
DOOR
FREDERIK HENDRIK LUCAS VAN OS
GEBOREN TE BARNEVELD
1942 drukkeri j v.1i. p. bolhuis te ERMELO
-ocr page 6- -ocr page 7-Aan de nagedachtenis mijner ouders.
Aan mijn vrouw.
-ocr page 8-V-.
'. '\
i
-ocr page 9-Bij het Derschijnen van dit proefschrift moge ik in de eerste plaats mijn dank uitspreken jegens hem, ondernbsp;roiens leiding ik dit merk mocht aanvangen en voor hetnbsp;grootste gedeelte voltooien. Dat Gij, Hooggeleerdenbsp;Schoorl, de beëindiging van dezen arbeid niet meernbsp;mocht beleven, stemt mij tot groote droefenis.
Hooggeleerde de Graaff, Hooggeachte Promotor, U dank ik voor de mebvillende rvijze, maarop Gij U onmiddellijk bereid verklaardet, als mijn promotor op te tredennbsp;en voor de zorg, door U aan mijn proefschrift besteed.nbsp;Hm vooi'treffelijk onderricht in de pharmacognosie en denbsp;galenische pharmacie en Lm nimmer verflaumendnbsp;enthousiasme voor de zaak der geneeskruidencultuurnbsp;deden in mij een groote belangstelling voor het geneeskruid ontmaken. Ook hiervoor ben ik U zeer dankbaar.
U, Hooggeleerde Bijvoet, ben ik zeer erkentelijk, dat Gij van Um zoo druk bezetten, voor andere doeleindennbsp;bestemden tijd, hebt roillen afstaan, om mij in moeilpkenbsp;omstandigheden ter zijde te staan. Um hulp mas voor mijnbsp;van groote maar de.
Hooggeleerde Minnaert, toen ik bij den aanvang van dit proefschrift eenige physische moeilijkheden op mijnnbsp;meg ontmoette, maart Gij het, die op vriendelijke mijzenbsp;mij Um gemaardeerde hulp verleende. Voor den van Unbsp;ondervonden steun dank ik U ten zeerste.
Ook tot U, Hoogleerai'en in de Faculteit der Wis- en Natuurkunde, die tot mijn metenschappelijke vormingnbsp;hebt bijgedragen, moge ik hier een moord van danknbsp;richten.
Zeergeleerde Cramer, de hechte vriendschap, geduren-
-ocr page 10-de onze vele jaren van sameruverking. gegroeid, rverd de aanleiding, dat Gij de taak op ü naamt, het manuscriptnbsp;aan Urv rvelrvillende critiek te onderwerpen. Aanvaardnbsp;mijn hartelijken dank voor deze, op hoogen prijs gestelde,nbsp;hulp.
Zeergeleerde Havinga, voor de bereidwilligheid, waarmede Gij Uw zoo deskundig oordeel over het organisch-chemisch gedeelte van dit proefschrift hebt willen geven, wil ik U gaarne mijn oprechten dank betuigen.
Zonder jouw hulp, Jo, zou het mij moeilijk zijn gevallen, den tijd voor dit werk vrij te maken. Jouw bedrevenheid en geduld bij het maken der teekeningen en tabellen, hebben voor een belangrijk gedeelte tot de voltooiing van dit proefschrift bijgedragen.
Waarde Noppen, door Uw groote vaardigheid en behulpzaamheid was ik in staat het photometrisch gedeelte van dezen arbeid in het Pharmaceutisch Laboratoriumnbsp;uit te voeren. Hiervoor dank ik U in het bijzonder, terw'jlnbsp;ik verder mijn dank uitspreek jegens het overige personeel van het Pharmaceutisch Laboratorium voor hunnbsp;hulp, hij het bewerken van dit proefschrift ondervonden.
Tenslotte wil ik, bij het einde mijner academische opleiding, niet nalaten hen, die na het verscheiden mijner ouders, den stoot tot het aanvangen dezer opleiding hebben gegeven, daarvoor èn voor de vele bewijzen van hunnbsp;vriendschap, mijn hartelijken dank te brengen.
-ocr page 11-INHOUD.
Inleiding nbsp;nbsp;nbsp;....
Hoofdstuk I
De absorptiespectraalanalyse
Hoofdstuk II
Beschrijving der toegepaste methode en gebruikte apparatuur
Hoofdstuk III
De absorptie der carbonylgroep
Hoofdstuk IV
Overzicht der onderzochte stoffen. . Glycolaldehydenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ¦
Hoofdstuk V
Glycerinealdehyde
Hoofdstuk VI
Dioxyaceton ....
Hoofdstuk VII
Melkzuuraldehyde
Hoofdstuk VIII
Acetol
Hoofdstuk IX
Glucose nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Samenvatting
13
28
3.5
51
71
83
88
109
142
In alle figuren is op de horizoniale as de golflengte in A, op de verticale as log s af gezet. Nadere gegevens betreffende de absorptieenrves zijn in de tabellen te vinden, welke voor iedere stof aan het einde van het hoofdstuk zijn vereenigd. In deze tabellen beteekent pl. hetnbsp;nummer der plaat, waarop de opname gemaakt werd, hetnbsp;cijfer achter fig. het nianmer der figuur in dit proefschrift, waarin de absorptiecurve is opgenomen.
-ocr page 13-INLEIDING.
Niet slechts vele qualitatieve reactie’s op suikers, ook de meest gebruikelijke quantitatieve bepalingen van dezenbsp;stoffen spelen zich af in alkalisch milieu.
Uit analytisch-chemisch oogpunt moet het dus van belang worden geacht, het gedrag der suikers in deze omgeving te kennen.
Daar bekend was, dat de omzetting van verschillende hexosen en pentosen met typische veranderingen van hetnbsp;absorptiespectrum in ultraviolet licht gepaard gaat, hebnbsp;ik gemeend, door het bepalen van deze absorptiespectra,nbsp;het vraagstuk nader tot zijn oplossing te kunnen brengen.
In hoofdzaak is het onderzoek beperkt tot glucose en de daaruit, volgens vroeger uitgevoerd onderzoek, ontstaande lagere suikers. Van laatstgenoemde is weinignbsp;of geen spectraal-analytisch onderzoek bekend, terwijlnbsp;over de specifieke absorptie van glucose de meeningennbsp;verdeeld zijn.
Daar in sommige gevallen de bepaling van het absorptiespectrum in zeer korten tijd diende te geschieden, is een methode toegepast en beschreven, die eennbsp;snelle bepaling van dit spectrum mogelijk maakt.
-ocr page 14-HOOFDSTUK I.
DE ABSORPTIESPECTRAALANALYSE.
Het door een lichtbron nitgezonden licht bestaat gewoonlijk uit lichtsoorten van verschillende golflengte. Daar deze lichtsoorten zich onderscheiden door verschilnbsp;van snelheid in verschillende media, is het mogelijk hetnbsp;polychromatisch licht met behulp van een prisma tenbsp;splitsen in de samenstellende golven. Het op een schermnbsp;of photografische plaat ontworpen beeld van deze nunbsp;naast elkaar gelegen stralenbundels draagt den naamnbsp;van spectrum. De lichtsoorten in dit spectrum wordennbsp;aangeduid met hun golflengte, trillingsgetal of golf-lengtegetal. Onder het laatste wordt verstaan de reci-proke waarde van de op het luchtledige gereduceerdenbsp;golflengte in cm b
In dit proefschrift zal steeds gebruik gemaakt worden van de golflengte om de lichtsoort aan te duiden en vannbsp;de Angstrom als eenheid (1 A — 10® cm.). Het gedeeltenbsp;van het spectrum, waarvan in het volgende onderzoeknbsp;gebruik gemaakt wordt, ligt in het golflengtegebied vannbsp;4000—1850 A., d.w.z. in het ultraviolet.
Brengt men in een lichtbundel, afkomstig van een lichtbron, welke over een reeks golflengten continu verdeeld licht geeft, een voorwerp en ontwerpt men vervolgens van dezen bundel een spectrum, dan neemtnbsp;men gewoonlijk waar, dat in dit eerst continue spectrum bepaalde lichtsoorten zijn verzwakt of zijn gaannbsp;ontbreken. Het nu ontstane spectrum noemt men een ab-sorpiiespectrum. De verzwakking van het doorvallendenbsp;licht en de golflengte, waarbij dit het sterkst optreedt,
-ocr page 15-het maximum der absorptie, zijn specifieke grootheden van de absorbeerende stof en met behulp hiervan kannbsp;de absorptiespectraalanalyse worden opgebouwd. Hetnbsp;is op deze plaats niet noodzakelijk verder in te gaannbsp;op de vraag, hoe de geabsorbeerde energie wordt opgenomen. In hoofdzaak valt deze geabsorbeerde energienbsp;uiteen in drie deelen. De in het golflengtegebied vannbsp;± 1800 A—± 7600 A opgenomen energie wordt gebruikt voor electronenbeweging, de langere golven gedeeltelijk voor de atoomtrillingen en gedeeltelijk voornbsp;de rotatie der moleculen om hun zwaartepunt.
De in het onderzochte gebied optredende absorptie’s behooren tot de eerste groep. Het geheele verschijnselnbsp;der lichtabsorptie is vooral bij meeratomige moleculennbsp;zoo ingewikkeld, dat men zich bij het vormen van con-clusie’s uit de spectra, tot bepaalde groepen in het molecule dient te beperken. Daar voor het volgende onderzoek de absorptie der carbonylgroep van groot belangnbsp;is, heb ik gemeend in een afzonderlijk hoofdstuk hieraan wat meer aandacht te moeten besteden.
Een quantitatieve uitdrukking voor de absorptie geeft de wet van Lambert, waarin het verband tusschen absorptie en dikte der absorbeerende laag tot uitdrukkingnbsp;wordt gebracht. Bij elke willekeurig gekozen golflengtenbsp;geldt
^ = k'ds nbsp;nbsp;nbsp;(1)
waarin I de intensiteit van het invallende licht, k' de nhsorptiecoëfficiëni en s de laagdikte voorstelt. In woorden uitgedrukt wil dit dus zeggen, dat het gedeelte vannbsp;de energie, dat geabsorbeerd wordt, onafhankelijk isnbsp;van de intensiteit, waarmede het absorbeerend mediumnbsp;wordt bereikt.
Door integreeren ontstaat uit (1)
In = k's nbsp;nbsp;nbsp;(2)
Voert men nu tientallige logarithmen in, dan gaat (2) over in
(3)
log Y = kf
*) Zie hoofdstuk III.
-ocr page 16-in welke vergelijking de constante k optreedt, die door k = k' log e met k' samenhangt.
Deze constante k wordt de extincUecoëfficiënt genoemd, ook wel extinctiecoëfficiënt van Bunsen en Ros-coe en is dus gelijk aan de reciproke waarde van die laagdikte, waarbij de oorspronkelijke waarde van Iq totnbsp;Vio is verzwakt.
Gewoonlijk zal men met oplossingen werken, waarvoor dan de bovenstaande wet van Lambert in verband kan worden gebracht met de concentratie. Onder aanname, dat het oplosmiddel zelf constant absorbeert ennbsp;geen invloed op de absorbeerende stof uitoefent, magnbsp;de wet van Beer worden toegepast, volgens welke denbsp;absorptie evenredig is met de concentratie. Vergelijkingnbsp;(3) wordt dan
log Y == scd nbsp;nbsp;nbsp;(4!) ^)-
Wordt nu c uitgedrukt in grammol. per 1, dan noemt men £ de moleculaire extinctiecoëfficiënt, welke dus
— met de extinctiecoëfficiënt in verband
C
volgens s staat.
Gelijk reeds werd opgemerkt, is de absorptie een specifieke grootheid der stof, welke dus volgens het voorgaande in s tot quantitatieve uitdrukking wordt gebracht. Worden de waarden van s uitgezet tegen de golflengten, dan ontstaat de absorptiecurve.
log L
Schrijft men de vergelijking (4) aldus: e = nbsp;nbsp;nbsp;^
volgt hieruit onmiddellijk, dat voor de bepaling van s bij een bepaalde golflengte, drie mogelijkheden ter beschikking staan en wel het vaststellen van:
1°. de verhouding j bij gekozen laagdikte en concentratie.
2°. de laagdikte, waarbij ^ bij een bekende concentratie een bepaalde gekozen waarde aanneemt.
*) Bunsen en Roscoe. Pogg. Ann. 177. 238.
Hierin is tevens de minder gebruikelijke letter s voor de laagdikte, door d vervangen.
-ocr page 17-3“. de concentratie, waarbij -y bij een vastgelegde
laagdikte een bepaalde gekozen waarde aanneemt.
1“. De wijzen van intensiteitsbepaling zijn te verdeden in:
a. nbsp;nbsp;nbsp;photografische methoden.
b. nbsp;nbsp;nbsp;photo-electrische methoden.
c. nbsp;nbsp;nbsp;thermo-electrische methoden.
Bij al de te noemen toepassingen gaat het om de verhouding Y , dus om relatieve intensiteitsmeting.
1“. a. Photografische methoden:
Deze methoden stemmen in zooverre overeen, dat op een photografische plaat naast een absorptiespectrumnbsp;van de te onderzoeken stof, ter vergelijking spectra vannbsp;in bekende mate verzwakte intensiteit, worden ontworpen. Voor elke willekeurige golflengte kan nu de zwar-tingscurve, aangevende het verband tusschen zwartingnbsp;en intensiteit, worden geconstrueerd. Meet men nu denbsp;zwarting in het absorptiespectrum bij de golflengte,nbsp;waarvoor de zwartingscurve werd geconstrueerd, dannbsp;wordt door interpolatie in deze curve de gezochte intensiteit gevonden. Het verschil tusschen de methoden vannbsp;deze rubriek is alleen gelegen in de wijze, waarop denbsp;vergelijkingsspectra worden verkregen. Houston^) verandert in een serie achtereenvolgende metingen de afstand tusschen lichtbron en plaat. Schafer gebruiktnbsp;twee lichtbronnen, die op gelijke wijze gevoed wordennbsp;en varieert eveneens de afstand. Judd Lewis splitstnbsp;het door één lichtbron gegeven licht in twee gelijke bundels en verzwakt de eene bundel met behulp van eennbsp;veranderlijk diafragma. Ook hierbij worden achtereenvolgende opnamen gemaakt, echter geen zwartingscurvenbsp;geconstrueerd, doch de golflengten opgezocht, waarbijnbsp;de zwarting gelijk is aan die van een tot bekende intensiteit verzwakt vergelijkingsspectrum. Winther ge-
’) Houston. Proc. Royal Soc. Edinb. 31. 547 (1911). 32. 40 (1912). ^) Schafer. Z. angew. Ch. 33. 23 (1920).
») Judd Lewis. J. Chem. Soc. 115. 312 (1919).
’) Winther. Z. wiss. Phot. 22. 33, 125 (1923).
-ocr page 18-bruikt gezwarte koperdraadgaasjes, die vooraf worden geijkt en de intensiteit tot een bekende graad doen af-nemen. Pool gebruikt ter verzwakking een roteerendenbsp;sector, echter zoodanig, dat geen intermittentie optreedt.nbsp;De sector wordt in zijn geheel in een evenwijdigen lichtbundel geplaatst en is vergelijkbaar met een diafragma.nbsp;Het roteeren heeft slechts de bedoeling om alle deelennbsp;der optiek te laten medewerken. Daar het licht van denbsp;geheele bundel op de spleet wordt geconvergeerd blijftnbsp;de spleet voortdurend licht ontvangen, zij het dan, datnbsp;dit licht een andere weg gevolgd heeft.
Een aanbevelenswaardige methode is verandering van de breedte der spectrograafspleet, waardoor men bijnbsp;achtereenvolgende opnamen eveneens spectra van bekende intensiteitsverhouding verkrijgt. Een methode,nbsp;welke met één opname tot het doel voert, maakt gebruiknbsp;van een zgn. trappenspleet^). Splitst men het op de trap-penspleet te werpen licht vooraf in twee bundels vannbsp;gelijke intensiteit, dan wordt het mogelijk om met behulp van één lichtbron èn het absorptiespectrum èn denbsp;vergelijkingsspectra op te nemen. Dit is op eenvoudigenbsp;wijze bereikt door Moll, Burger en Reichert.®) Hier vin-de ook een plaats de door van Cittert *) aangegevennbsp;methode, waarbij met een hulplens de intensiteitstrap-pen van een direct achter deze lens opgestelde verzwak-ker op de spleet worden afgebeeld. Hansen beschrijftnbsp;een werkwijze, waarmede het eveneens mogelijk is innbsp;één opname de vergelijkingsspectra te vereenigen. Daartoe gebruikt hij geen trappenspleet, maar een diafragmanbsp;met trapsgewijze kleiner wordende openingen, dat opnbsp;de spleet wordt afgebeeld.
Door de firma Zeiss is deze methode toegepast in de zgn. „Stufenblendenkondensor”. Fabre en Amy “) verzwakken de lichtintensiteit met behulp van schuin op-
gt;) Pool. Z.f. Phys. 29. 311 (1924).
-) Elliot. Diss. Utrecht 1930, blz. 38.
Moll, Burger, Reichert. J. of Scientif. Instr. 12. 148 (1935). ’) van Cittert.
®) Hansen. Z. f. Physik 29. 363 (1924).
“) Fabre en Amy. J. Pharm. et Chim. 22. 5 (1935).
-ocr page 19-gestelde kwartsplaatjes, welke een gedeelte van het licht doorlaten en een gedeelte reflecteeren. Door het aantalnbsp;van deze gemakkelijk nitneembare plaatjes te varieeren,nbsp;kunnen ze verschillende intensiteitstrappen opnemen.nbsp;Schaum en Selig gebruiken voor de verzwakking vannbsp;het licht plaatjes van vloeispaat.
De klassieke methode van Henri ^), die voor het bepalen van vele spectra is toegepast, bereikt het beoogde doel, het ontwerpen van vergelijkingsspectra, op anderenbsp;wijze. Hij maakt naast elkaar een aantal spectra, waarbij de belichtingstijd wordt gevarieerd. Tusschen dezenbsp;opnamen wordt telkens een vergelijkingsspectrum vannbsp;het oplosmiddel opgenomen. Tusschen belichtingstijd ennbsp;zwarting van de plaat bestaat volgens Schwarzschild '1 2)nbsp;het volgende verband: S (zwarting) = f (itP). De exponent p is een van i en t onafhankelijke constante, welkenbsp;tusschen 0.8 en 1 gelegen is. Zij kan voor een vrij grootnbsp;golflengtegebied als constant worden beschouwd. Zoektnbsp;men nu de punten van gelijke zwarting in absorptie- ennbsp;vergelijkingsspectrum, dan is gemakkelijk in te zien, dat
uit de verhouding der belichtingstijden y berekend kan
worden. Hoewel tegen deze methode van verschillende zijden bezwaren zijn ingebracht, zij er te dezer plaatsenbsp;slechts de aandacht op gevestigd, dat het noodig is,nbsp;meerdere opnamen na elkaar te maken. Het tijdsverloopnbsp;tusschen begin en einde der opname zal dus vrij grootnbsp;zijn.
1®. b. Photo-electrische methoden.
De methode Pohl volgens het reeds door Elster en Geitel gepubliceerde principe, maakt gebruik vannbsp;twee photocellen, welke met twee electrometers zijn verbonden. Op de eene photocel valt het licht, dat het op-
') Schaum en Selig. Z. Wiss. Phot. 22. 150 (1923).
*) Henri. Etudes de Photochimie 1919.
’) Schwarzschild. Putl. d. Kuffnersche Sternwarte 1900.
Nachr. Gottingen 142 (1926), id. 185 (1926). Naturw. 15. 433 (1926).
=) Wied. Ann. 48. 625 (1893).
-ocr page 20-losmiddel heeft gepasseerd, op de andere de bundel, waarin de te onderzoeken oplossing is geplaatst. Met behulp van een diafragma vermindert men de intensiteitnbsp;tot de uitslag van de beide photometers gelijk is. Met een
monochromator kan voor de gewenschte golflengte j
worden bepaald. Voor meerdere golflengten zijn achtereenvolgende metingen noodig. Deze opstelling is door Koningsberger uitvoerig beschreven en met succesnbsp;toegepast. Andere methoden met gebruikmaking vannbsp;photocellen berusten op variatie’s in de wijze van compensatie der electrometers. Zoo reduceeren v. Halban ennbsp;Siedentopf de intensiteit in den vergelijkingsbundelnbsp;met behulp van een draaiende sector. Winn**) gebruiktnbsp;een hoogeweerstandspotentiometer en maakt de beidenbsp;stroomsterkten gelijk in plaats van de intensiteiten.
1“. c. Thermo-electrische methoden.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van de thermozuil om de intensiteit bij de gewenschte golflengte te bepalen. “)
2®. Variatie van de laagdikte.
Voor zoover mij bekend is, zijn als toepassingen dezer groep alleen photografische methoden in gebruik.
Het principe is het volgende: Met behulp van een kwartslens worden van één lichtbron twee lichtbundelsnbsp;ontworpen. In de eene bundel brengt men het oplosmiddel, in de andere de oplossing. Beide bundels wordennbsp;door middel van een prisma volgens Hüffner vereenigd ennbsp;met een condensorlens op de spleet van de spectograafnbsp;afgebeeld. Een draaiende sector, een diafragma of eennbsp;ander hulpmiddel verzwakt de intensiteit van het licht,nbsp;dat door het oplosmiddel gaat tot bijv. Vjo. Nu maaktnbsp;men achtereenvolgens opnamen van de twee bundels.
‘) Koningsberger. Diss. Utrecht 1936.
V. Halban en Siedentopf. Z. Physik. Ch. 100. 208 (1922).
Winn. Trans. Farad. Soc. 29. 689 (1933).
^) Pflüger. Physik. Z. 4. 861 (1903), id. 5. 34 (1904), id. 5. 71 (1904). van Tussenbroek. Diss. Delft 1929.
-ocr page 21-waarbij de laagdikte van de oplossing wordt gevarieerd. Op elk paar spectra zoekt men de pnnten van gelijke
zwarting, waarvoor dan geldt: log y = 1 = scd.
Om de intermittentiefont bij gebruik van deze methode op te heffen, gebruikt men gewoonlijk twee sectoren, waarvan de openingen zich verhouden als 1 : 10.
De meest bekende vertegenwoordigers van deze groepen zijn:
Methode van Hartley en Baly , welke gebruik maakt van een cuvet, het zgn. Baly-buisje. Dit is een cuvet metnbsp;streepverdeeling, welke door een nauwkeurig passendenbsp;kwartsstaaf is gesloten. Door deze staaf meer of mindernbsp;uit te schuiven, wordt de dikte der vloeistoflaag gevarieerd.
Methode van Scheibe , waarbij achtereenvolgens cuvetten van verschillende dikte worden gebruikt.
Beide genoemde methoden vergen een groot aantal (± 20) opnamen, om voldoende punten voor de absorp-tiecurve op te leveren. Dit bezwaar wordt ondervangennbsp;door het gebruik van de zgn. „Notched Echelon Cellquot; ®).
Deze methode is nog weinig bekend en wordt daarom hier wat uitvoeriger beschreven, ook omdat ze één der weinigen is, waarmeenbsp;hetzelfde resultaat bereikbaar is als bij de door mij gebruikte.
Het voornaamste onderdeel wordt gevormd door een stel van twee kwarts-cuvetten, waarvan er één is afgebeeld in fig. 1, a, bnbsp;en c. In de cuvet is een kwartstrap aangebracht, waardoor de vloeistof in verschillende laagdikten boven elkaar komt te staan. Denbsp;cuvetten hebben een horizontale doorsnede in den vorm van eennbsp;ruit. In één der cuvetten zijn in de verticale zijden, behoorende bijnbsp;de scherpe hoek van de ruit, rechthoekige inkepingen aangebracht.nbsp;De inkepingen zijn zoodanig tegenover de trappen geplaatst, dat denbsp;scheiding tusschen twee treden der trap afwisselend, nu eens metnbsp;het midden van een inkeping, dan weer met het midden van eennbsp;overgebleven rand der cuvet samenvalt. Passeert hu een lichtbundelnbsp;de cuvet, dan wordt deze bij den scherpen kant van de ruit gereflecteerd (fig. 1, a); waar zich de inkepingen bevinden, gaat hetnbsp;licht echter door (fig. 1, b). Wordt de cuvet nu zoo voor de spleet
h Hartley en Baly. Phil. Frans. 170 I. 257 (1879).
2) Scheibe. Ber. 57. 1330 (1924).
®) Twyman and Allsopp. The Practice of Absorption Spectro-photometrie. London 1934.
9
-ocr page 22-I nbsp;nbsp;nbsp;/ O/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
a. nbsp;nbsp;nbsp;horizontale doorsnede door de cuvet tusschen de zwartgemaaktenbsp;gedeelten van c. De straal wordt in de punt gereflecteerd.
b. nbsp;nbsp;nbsp;horizontale doorsnede door de cuvet in een zwartgemaakt gedeelte van c. De straal gaat door.
c. nbsp;nbsp;nbsp;verticale doorsnede door de cuvet. Het door de zwartgemaaktenbsp;gedeelten gaande licht kan, wegens het ontbreken van de mogelijkheid tot reflectie in de punt, de spectrograaf niet bereiken.
d. nbsp;nbsp;nbsp;opstelling van de cuvetten voor de spectrograafspleet.
10
-ocr page 23-van een spectrograaf gemonteerd, dat de gereflecteerde lichtbundels op de spleet vallen (fig. 1, d), dan ontstaat een spectrum, dat doornbsp;horizontale banden onderbroken is. De zich op de plaat bevindendenbsp;spectra bestaan steeds uit een combinatie van twee spectra bovennbsp;elkaar, behoorende bij opvolgende laagdikten. De tweede cuvet heeftnbsp;geen inkepingen en wordt zoo geplaatst, dat het daardoor vallendenbsp;licht, dat dus over de geheele hoogte gereflecteerd wordt, op de ingekeepte zijde der eerste cuvet valt. Hier wordt alleen door de inkepingen licht door gelaten en de, door de eerste cuvet in het spectrum opengehouden gedeelten, worden door het, door de tweedenbsp;cuvet gevallen licht, van een spectrum voorzien. In deze cuvet bevindt zich het oplosmiddel. Het hierdoor passeerende licht wordtnbsp;met een draaiende sector tot bijv. verzwakt, zoodat, evenals bijnbsp;de genoemde methoden, een vergelijkingsspectrum ontstaat, waarinnbsp;de punten van gelijke zwarting kunnen worden opgezocht.
In de inleiding tot dit proefschrift werd reeds gewezen op het voordeel om bij het volgende onderzoek het ab-sorptiespectrum zoo snel mogelijk te kunnen vastleggen.nbsp;Bovendien is het gebruik van een methode, waarbij mennbsp;niet over een constante lichtbron behoeft te beschikken,nbsp;steeds van groote waarde.
Beschouwen we, deze beide punten voor oogen houdende, de behandelde methoden, dan blijkt, dat bruikbaar zijn:
Van groep la:
1. nbsp;nbsp;nbsp;de methode Moll, Burger en' Reichert,
2. nbsp;nbsp;nbsp;de methode Hansen, mits gecombineerd met een inrichting, om het door hem gebruikte diafragma met tweenbsp;gelijke, van één lichtbron komende bundels, te belichten.
Van groep Ib:
Voor de geheele absorptiecurve geen enkele, daar het aantal hiervoor benoodigde metingen te veel tijd vergt.nbsp;Voor een klein gedeelte van het spectrum, bijv. juist bijnbsp;een maximum, kan deze methode nuttige diensten bewijzen.
Van groep Ic:
Hiervoor geldt hetzelfde als voor de vorige groep.
Van groep 2:
Alleen de methode, welke gebruik maakt van de
11
-ocr page 24-kan het gevraagde resultaat
„Notched Echelon Cell’ leveren.
Om verschillende redenen, welke hier niet nader behoeven te worden uiteengezet, doch waarbij de te bereiken objectiviteit der metingen een groote rol speelde, koos ik de methode van Moll, Burger en Reichert,
Deze methode is in een door de firma Kipp te Delft geconstrueerd absorptieapparaat tot een gemakkelijknbsp;hanteerbaar instrument verwerkt. Voor zoover mij bekend, zijn toepassingen van dit instrument in de ab-sorptiespectraalanalyse nog niet gepubliceerd, hetgeennbsp;voor mij een reden is, in het volgende hoofdstuk hierover nadere mededeelingen te doen.
12
-ocr page 25-'t
.rj’''** • -â– -« nbsp;nbsp;nbsp;.quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* 'â–
HOOFDSTUK II.
BESCHRIJVING DER TOEGEPASTE METHODE EN GEBRUIKTE APPARATUUR.
a. De spectrograaf.
De gebruikte spectrograaf is een apparaat van Hilger. Voor een beschrijving van dit apparaat zij verwezennbsp;naar de gebruikelijke handboeken over spectrografie ennbsp;de afbeelding in fig. 2. Een zeer gedetailleerde beschrijving van deze spectrograaf geeft van der Eist in Quanti-tieve bepaling van absorptie in het ultra-violet. Tus-schen de beide lenzen van het cameraobjectief kan eennbsp;diafragma worden geplaatst. Om eventueele afscherming van één der lichtbundels te voorkomen, heb ik hiernbsp;geen diafragma gebruikt. De afbeelding bleef voldoendenbsp;scherp.
Het chassis, waarin zich de plaat bevindt, kan op en neer worden geschoven. Om een voldoende scherp beeldnbsp;van het licht van alle golflengten te verkrijgen, is hetnbsp;chassis zoo opgesteld, dat het een vrij scherpen hoek metnbsp;de richting van de lichtstralen maakt. Door uithollingnbsp;van de randen, waarop de plaat rust, wordt tevens bereikt, dat bij het sluiten van het chassis de plaat eennbsp;zekere kromming krijgt. Het gebruik van dunne platennbsp;heeft het voordeel, dat deze kromming gemakkelijk tenbsp;bereiken is, maar ook bij de later gebruikte, dikkerenbsp;platen heb ik hiermede geen ernstige moeilijkhedennbsp;ondervonden.
Op één plaat van 10 X 25 c.M. kunnen achtereenvol-
V. d. Eist. Diss. Utreclit 1917,
13
-ocr page 28-gens worden opgenomen: 1 schaalverdeeling, 5 absorp-tiespectra en 1 schaalverdeeling (zie fig. 8).
Om het apparaat geheel gebruiksklaar te doen zijn, moet aan de volgende eischen worden voldaan:
1. nbsp;nbsp;nbsp;de collimatorlens moet juist worden ingesteld.
2. nbsp;nbsp;nbsp;de spleet moet rechtstandig op de plaat worden af-gebeeld.
3. nbsp;nbsp;nbsp;het cameraraam moet de juiste stand innemen.
Na eenige platen met verschillende collimatorstanden te hebben gemaakt, bleek mij, dat de beste stand bijnbsp;deelstreep 30,5 gelegen was.
Vervolgens werden aan de spleet verschillende standen gegeven, zorgdragende, dat deze in hetzelfde vlak loodrecht op de optische as van het apparaat bleef ennbsp;dat het middelpunt niet van plaats veranderde. In lederen stand werd een opname gemaakt. Bij deze controleproeven werd gebruik gemaakt van een kwiklamp vannbsp;Haereus. Deze lamp werd eveneens toegepast voor hetnbsp;juiste instellen van den camerastand. Om de opstellingnbsp;van de waterstofbuis, die voor de eigenlijke metingennbsp;gebruikt werd, niet te storen, werd de kwiklamp naastnbsp;de spleet opgesteld en het licht met twee spiegels vannbsp;verchroomd koper op de spleet geworpen. Deze spiegelsnbsp;werden in een geschikte hoek ten opzichte van elkaarnbsp;aan een statief op plank jes bevestigd,, terwijl bovendiennbsp;de juiste plaats van opstelling werd vastgelegd. Dit gafnbsp;de mogelijkheid om na verloop van tijd op vlugge wijzenbsp;de opstelling te controleeren.
Uit 15 opnamen met verschillenden spleetstand is de juiste gekozen. Hierin lagen de kwiklijnen van onderstenbsp;en bovenste spleetopening met gelijke pnnten van onderste en bovenste schaalverdeeling nauwkeurig op éénnbsp;rechte lijn.
Met de opnamen met verschillende spleetstanden konden opnamen met verschillenden stand der camera gedeeltelijk worden gecombineerd.
*) Als spleet werd hierbij direct gebruikt de bij het absorptieappa-raat behoorende trappenspleet, welke met het geheele absorptie-apparaat draaibaar is (zie onder c).
14
-ocr page 29- -ocr page 30- -ocr page 31-Het houten raam, waarin het chassis op- en neer geschoven kan worden, is draaibaar om een verticale as, die zich ongeveer in het midden bevindt. De verschillende standen van het raam zijn met behulp van eennbsp;schroef fixeerbaar.
Aan het raam is een glazen schaalverdeeling bevestigd, welke met behulp van een 2 V. lampje op de plaat kan worden gefotografeerd.
Nadat door vergelijking van den afstand der kwik-lijnen bij 2482 A en 5461 A in de opname en op de schaalverdeeling de juiste hoekstand der camera was bepaald, is tenslotte door een horizontale verschuiving vannbsp;het raam gezorgd voor een zoo nauwkeurig mogelijk samenvallen van de lijnen met de schaalverdeeling. De nognbsp;voorkomende afwijkingen waren:
van 2200—2700 A 1 A van 2700—2900 A 0nbsp;van 2900—3000 A 1 Anbsp;van 3000—3150 A2Anbsp;van 3150—3250 A 3 Anbsp;van 3250—3400 A 4 A.
Deze afwijkingen zijn zoo klein, dat ze bij het volgende onderzoek geen rol spelen en ver binpen de fouten-grens der gebruikte methode vallen.
b. De lichtbron, fig. 3.
Als lichtbron is een waterstofbuis volgens Bay en Steiner gebruikt, doch in eenigszins gewijzigdennbsp;vorm.
In deze buis bevindt zich waterstof van een druk van 2—3 mm. Met een spanning van 3500 V. wisselstroom,nbsp;welke door een transformator wordt geleverd, ontstaatnbsp;tusschen Al. electroden een boog van voldoende lichtsterkte. De stroomsterkte is ± 0.1 Ampère.
In het begin leverde deze lichtbron nog eenige lijnen, afkomstig van verontreinigingen. Door de boog gedu-
‘) Bay en Steiner. Z. Physik. 45. 557 (1927).
*) Lau. Z. Instr. 48. 284 (1928). 50. 581 (1950).
Samuel. Z.f. Physik. 70. 45 (1951).
15
-ocr page 32-L. kwartslens C. cuvettennbsp;S. spleetnbsp;P. prisma’s
c.
16
-ocr page 33-rende 24 uur constant te onderhouden, was het mogelijk deze te doen verdwijnen.
De buis zelf bestaat uit Jena-glas en is van voren gesloten door een opgekit kwartsvenster.
c. Het absorptieapparaat, fig. 4 en 5.
Achter een kwartslens L is een zwartgemaakte plaat aangebracht, waarin zich op gelijke hoogte openingennbsp;van ongeveer 2 cm. middellijn bevinden, ter weerszijdennbsp;van het middelpunt der lens. Het door de lens vallendenbsp;licht wordt geconvergeerd en vormt een beeld van denbsp;lichtbron op de collimatorlens van de spectrograaf. Uitnbsp;dezen convergenten lichtbundel worden door de in denbsp;plaat aangebrachte openingen twee bundels van gelijkenbsp;intensiteit doorgelaten. Voorwaarde voor deze gelijkheid is, dat de lichtbron zich in de optische as van denbsp;kwartslens bevindt. De twee bundels worden met behulp van kwartsprisma’s P gebracht op de trappen-spleet S. De spleet heeft de in fig. 5, c en d, aangegevennbsp;vorm en bestaat uit twee gedeelten. Het eerste, d, heeftnbsp;zeven boven elkaar gelegen openingen van gelijke afmeting en dient om het invallende licht in zeven bovennbsp;elkaar liggende bundels te verdeelen. Het kwartsprisma,nbsp;dat het door de te meten oplossing gepasseerde licht ontvangt, is zoo kort, dat het slechts de bovenste openingnbsp;verlicht, het andere prisma brengt het licht van dennbsp;tweeden bundel op de onderste zes openingen. Achternbsp;deze openingen bevindt zich de eigenlijke trappenspleet,nbsp;c. Deze heeft zeven openingen, waarvan de breedtennbsp;van de zes eerste zich verhouden als 32 : 16 : 8 : 4 ; 2 : 1nbsp;en de breedte van de zevende, de bovenste, gelijk aannbsp;die van de onderste is.
Het resultaat van dit alles is, dat men zeven bundels krijgt, waarvan de onderste en de bovenste een gelijkenbsp;intensiteit hebben, terwijl de intensiteitsverhoudingnbsp;van de geheele combinatie is als 32 : 16 : 8 ; 4 : 2 : 1 : 32.
De trappenspleet wordt door de optiek der spectrograaf op de photografische plaat afgebeeld. Hierbij zullen naast elkaar gelegen golflengten elkaar bij een con-
17
-ocr page 34-tinu spectrum overdekken. Dit is echter geen bezwaar, daar voor licht met zoo weinig verschil in golflengte, denbsp;plaat practisch een gelijke gevoeligheid heeft. Op denbsp;plaat ontstaan dus bij elke opname zeven spectra vannbsp;bekende intensiteit (zie fig. 8).
Het geheele apparaat wordt, in plaats van de bij de spectrograaf behoorende spleet, in de koperen buis geschoven, waarbij de zich aan den zijkant bevindendenbsp;pen tusschen twee klemschroeven komt te liggen (zienbsp;fig. 4). Met deze klemschroeven kan het apparaat omnbsp;zijn lengteas worden gedraaid. De spleetopeningen werden vooraf met een microscoop met oculair-micrometernbsp;gecontroleerd en bleken zich te verhouden als 491 : 12,2nbsp;: 22,6 : 57,6 : 115 : 244 ; 489.
d. nbsp;nbsp;nbsp;De cuvetten.
Voor het gebruik dezer apparatuur kan in het algemeen worden volstaan met drie stellen van twee gelijke cuvÈtten, waarvoor de cuvetten volgens Scheibe uitstekend voldoen. Deze bestaan uit een ring van glas, dienbsp;door twee kwartsplaatjes wordt afgesloten. De cuvettennbsp;worden in daarvoof bestemde houdertjes geklemd ennbsp;voor de beide openingen in de beschreven plaat van hetnbsp;absorptieapparaat gehangen. De ophangpunten aan denbsp;plaat zijn zoodanig geconstrueerd, dat de hartlijn dernbsp;Cuvetten in de richting van het passeerende licht valtnbsp;(zie fig. 5 b). Hierdoor wordt reflectie tegen de wandennbsp;der cuvetten voorkomen. Het vullen van de cuvettennbsp;geschiedt het meest doelmatig, door ze op een vlakkenbsp;rand te plaatsen, die iets smaller is dan de diameter vannbsp;het kwartsplaatje. Ze zijn dan gemakkelijk op te nemen.nbsp;Ik gebruikte den afgeslepen bovenkant van de grijp-stop van een ouderwetsche opstandflesch.
e. nbsp;nbsp;nbsp;Het photomateriaal.
Voor de eerste 120 opnamen werden gebruikt Illford Auto Filter platen, afmeting 10 X 25 cm., die bijnanbsp;steeds goed hebben voldaan. In het laatste jaar maakten
*) Zie fig. 4, links naast de stopwatch.
18
-ocr page 35- -ocr page 36-;r *••' ;: ■;, ^ -/s
\ nbsp;nbsp;nbsp;''v •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-’fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
â– â– Vquot;
-ocr page 37-de omstandigheden het noodzakelijk, van plaatsoort te verwisselen en zijn achtereenvolgens gebruikt Gevaertnbsp;Ultra Rapid Special. Trop. en Gevaert Sensima Ortho-chrom.24‘’. De laatste soort leverde na eenige ervaringnbsp;weer goede opnamen, de eerste is minder geschikt. Bijnbsp;beide Gevaertsoorten is de nauwkeurigheid der metingen, door minder gelijkmatige zwarting, iets kleiner dannbsp;bij de Auto-Filterplaten. Als ontwikkelaar is gebruiktnbsp;Agfa Rodinal in een verdunning V30 quot;i'oor de Auto-Filterplaten en V20 voor de Gevaertplaten; ontwikkeltijdennbsp;respectievelijk 5' en 8'.
Voor het meten van de zwarting der platen is een eenigszins vereenvoudigde microphotometer van Mollnbsp;gebruikt. De photometer werd met uitzondering van denbsp;gebruikte thermozuil en de optiek in het Pharmaceutischnbsp;Laboratorium vervaardigd. De constructie van dezenbsp;photometer is uitvoerig in de litteratuur beschreven.
Het principe komt neer op het volgende:
Het licht van een 20 Watt lampje, dat door een constante stroombron, een 6 Volts accu, wordt gevoed, wordt door middel van een positieve lens op een spleet geconcentreerd. Als spleet diende denbsp;voor de spectrograaf niet meer benoodigde. Deze spleet wordt doornbsp;een microscoopobjectief op de te meten plaat afgebeeld. Een tweedenbsp;objectief beeldt de plaat op de spleet van een thermozuil af. Denbsp;zwarting der plaat bepaalt de hoeveelheid warmtestraling, die denbsp;thermozuil ontvangt. Een hieraan verbonden galvanometer geeftnbsp;een uitslag, overeenkomende met de door de thermozuil ontvangennbsp;energie. Als galvanometer werd een zgn. studenten-galvanometernbsp;van de firma Kipp gebruikt. De uitslag van de galvanometer wordtnbsp;op photografisch papier, dat zich op een roteerende trommel bevindt, geregistreerd. De plaat wordt in een richting, loodrecht opnbsp;die der optische as van de beide objectieven, voortbewogen, waardoor een aantal opeenvolgende uitslagen van de galvanometer ontstaan, die elk de zwarting van het onderzochte deel der plaat weergeven. Van een automatisch voortbewegen der plaat werd om nadernbsp;uiteen te zetten redenen afgezien. De opstelling der photometernbsp;is in fig. 6 weergegeven.
') Ornstein, Moll Braunschweig 1932.nbsp;Zie blz. 25.
en Burger. Objective Spektralphotometrie.
19
-ocr page 38-Opstelling en controle der apparatuur.
Voor het gebruik dezer methode zijn twee punten van het grootste belang en wel:
1®. de lichtbron moet zoo zijn opgesteld, dat de spleet over zijn volle breedte gelijkmatig belicht wordt;
2®. de door de trappenspleet doorgelaten lichtbundels mogen in de spectrograaf niet op de een of andere wijzenbsp;gediafragmeerd worden.
Om deze beide doelstellingen te bereiken, moest de lichtbron in verschillende j-eproduceerbare standen worden geplaatst en in daarbij beboerende opnamen denbsp;zwarting in ondersten en bovensten bundel worden gemeten.
Om te vermijden, dat de collimatorlens de bundels door diafragmeering beïnvloedt, is de afstand van denbsp;lichtbron tot de lens van het absorptieapparaat zoo gekozen, dat de lichtbron op de collimatorlens wordt afge-
20
-ocr page 39-laeeid. De afstand van de kwartslens van het absorptie-apparaat tot de collimatorlens was 55 cm. In een afzónderlijke opstelling werd eerst nagegaan op welken afstand de lichtbron van de kwartslens moest worden geplaatst om op 55 cm., dns juist op de collimatorlens,nbsp;te worden afgebeeld. Hiervoor werd 39 cm. gevondeuinbsp;Nu moest de lichtbron nog den juisten stand gegevennbsp;worden om aan de eerste eisch der onder 1quot;. en 2“. genoemde te voldoen.
Teneinde haar reproduceerbare standen te kunnen geven, werden aan twee der voeten van het statief indices aangebracht en het geheel op een aan de werktafelnbsp;gehecht stuk millimeterpapier geplaatst. Nu diende nognbsp;de draaiing van de buis om de lengteas te worden vastgelegd. Jliertoe werd in den lampvoet eveneens een stuknbsp;millimeterpapier bevestigd en onder aan één verticale zijbuis een index bevestigd, zoodat deze op hetnbsp;papier kon worden afgesteld (zie fig. 3).
Na meerdere opnamen in verschillende standen bleek het beoogde doel moeilijk bereikbaar. De oorzaak konnbsp;gelegen zijn in de betrekkelijke breede lichtbundels, dienbsp;door de groote opening der waterstofbuis worden gegeven. Daarom werd nu bij den stand van de lamp, dienbsp;tot dusverre de beste resultaten had gegeven, voor denbsp;opening der buis een diafragma aangebracht. Dit diafragma, afkomstig uit een oud fototoestel, kon gemakkelijk worden gevarieerd, terwijl de montage in eennbsp;Compur-sluiter het voordeel gaf, de belichtingstijd tenbsp;kunnen instellen. Om ook het diafragma zoo nauwkeurig mogelijk en tevens reproduceerbaar van plaats tenbsp;kunnen doen veranderen, werd het op een kruistafelnbsp;van een microscoop bevestigd. Bij de nu volgende opnamen werd het bereikte resultaat van dien aard, datnbsp;kon worden overgegaan tot de controle van de tweedenbsp;gestelde eisch.
Hiertoe werd van de trappenspleet het gedeelte, dat de trappen bevat, verwijderd, zoodat dan het gedeeltenbsp;overblijft, dat in zeven, ongeveer gelijke, openingen verdeeld is. Voor kleine afwijkingen is na nauwkeurige
21
-ocr page 40-meting van deze openingen gemakkelijk te corrigeeren. Een opname met deze spleet moet zeven spectra geven,nbsp;die bij verticale doormeting gelijke zwarting voor elkenbsp;golflengte moeten opleveren.
De openingen der spleet bleken te zijn: 39, 40, 40,5, 39,5, 39, 38, 37, in willekeurige, maar voor alle gelijkenbsp;eenheden, nl. streepjes van de oculair-micrometer, uitgedrukt.
Het verschil in opening zal een klein verschil in zwarting tengevolge hebben, dat gevonden kan worden uit een zwartingscurve, geconstrueerd bij ongeveer dezelfdenbsp;golflengte als die, waarbij de controlemetingen wordennbsp;uitgevoerd. De zwartingscurve werd voor de uitvoeringnbsp;dezer controleproeven bepaald bij een buisstand, waarbij alleen de onderste en de bovenste bundel gelijk waren. Hierdoor bestond de mogelijkheid, dat een kleinenbsp;fout in deze zwartingscurve was ingeslopen. De invloed,nbsp;die deze op de toch al zeer kleine correctie’s heeft, isnbsp;echter verwaarloosbaar klein.
De voor het verschil in opening aan te brengen correctie’s op de galvanometeruitslagen bij een uitslag van rond 40 bleken te zijn:
0, 1,0, 1,5, 0,5, 0, —1,0, —2.
Na in meerdere standen van de buis opnamen gemaakt te hebben, bleek, dat, visueel onderzocht, de stand dernbsp;waterstofbuis bij de opname op plaat XXX. 3 de bestenbsp;waarden gaf.
Bij 4000 A gaf de meting door de zeven lijnen van deze opname, van boven naar onderen, uitgedrukt innbsp;mm. afstand van den nulstand van de galvanometer:
39, nbsp;nbsp;nbsp;36,5,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;36, 36,5,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;37,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;38,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;41.
Na toepassing der correctie werd dit bij 4000 A:
39, nbsp;nbsp;nbsp;37,5,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;37,5, 37,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;37,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;37,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;39.
bij 3400 A: | |||
39,5, 39,5, |
39,5, 39, |
38,5, |
38, 40. |
bij 3000 A': | |||
44,5, 44,8, |
45, 44, |
43,5, |
42,5, 44. |
22
-ocr page 41-ill
L.......^....... ..........- ...... ............i
Fig. 8. Plaat met absorptiespectrum van kaliumchromaat. In de bovenste scbaalverdeeling is een kwikspectriiin
opgenomen. Opname 3 is een bianco.
-ocr page 42- -ocr page 43-50,5, 50,5, 49,5, 52,5.
bij 2600 A:
51, 50,5, 52,
Het grootste verschil, dat blijkt op te treden, is 1 nam. van de gemiddelde waarde. Deze verschillen kunnennbsp;echter ook in de plaat voorkomen, zoodat we dus welnbsp;kunnen aannemen, dat alle openingen een gelijke hoeveelheid licht ontvangen en de bundels de spectrograafnbsp;onverzwakt passeeren.
Nu werd de trappenspleet weer in het apparaat gebracht. Bij de eerste opname bleek nog een klein ver^ schil, ongeveer 1 mm., tusschen de bundels van de tweenbsp;gelijke openingen te bestaan, dat wel binnen de fouten-grens lag, maar zich bij alle golflengten herhaalde. Eennbsp;kleine verandering van den lampstand gaf hier eennbsp;nauwkeurige gelijkheid van deze beide lichtsterkten (zienbsp;plaat XXXIII, ook photometeropname). De veranderingnbsp;was te gering om invloed te hebben op de middelstenbsp;openingen, zooals reeds bij kleine veranderingen vannbsp;den stand gebleken was (bij opnamen zonder de trappenspleet) .
Ondanks al deze voorzorgen bleek bij langer gebruik van de apparatuur nog wel eens een kleine afwijkingnbsp;in intensiteit tusschen de beide gelijke buifdels voor tenbsp;komen. Vermoedelijk zijn deze afwijkingen het gevolgnbsp;van kleine variatie’s in den vorm van de waterstofboog.nbsp;Door het plaatsen van een gematteerd plaatje voor denbsp;opening der waterstofbuis werden deze fouten opgeheven. De belichtingstijd wordt door dezen maatregelnbsp;echter eenige malen vergroot. Voor door chemische omzettingen snel veranderende absorptie’s kan men daarom beter deze fouten, die steeds kleiner dan 4 % van enbsp;relatief zijn, voor lief nemen, omdat de veranderingnbsp;in £ in den zooveel langeren belichtingstijd veel grooternbsp;is. De meeste opnamen zijn mèt het kwartsplaatje gemaakt. Het apparaat is in dezen vorm en bij deze opstelling dus geheel voor het gebruik gereed.
Beschrijving van het maken eener opname.
Om een absorptiespectrum op te nemen, wordt één
23
-ocr page 44-der cuvetten met de oplossing gevuld, de andere met het oplosmiddel! Beide worden in de houders geklemd ennbsp;zoo in het absorptie-apparaat gehangen, dat het door hetnbsp;oplosmiddel gaande licht de zes trappen van de spleetnbsp;passeert. Hierna wordt op het absorptie-apparaat eennbsp;afsluitdop gebracht.
Het vooraf gevulde chassis wordt geopend en de schaal gephotografeerd , het chassis wordt opgeschoven, de dop van het absorptieapparaat verwijderd ennbsp;met behulp van den sluiter den vereischten tijd belicht.nbsp;Er kunnen nu nog drie absorptie-opnamen op dezelfdenbsp;plaat worden gemaakt, waarna gewoonlijk een blanconbsp;werd opgenomen. Bij een serie opeenvolgend opgenomennbsp;platen is één blanco voor verscheidene platen voldoende.
De plaat wordt in volkomen donker ontwikkeld en gefixeerd, drie kwartier gespoeld in leidingwater, met gedestilleerd water nagespoeld en in een stofvrije atmosfeer gedroogd (als voorbeeld diene fig. 8).
De plaat moet nu worden doorgemeten in de photometer. Daarvoor worden de overtollige deelen afgesneden en de plaat zoodanig op het raam van de photometer bevestigd, dat spectra en schaalverdeeling verticaalnbsp;staan. Het objectief wordt zoo ingesteld, dat de plaatnbsp;scherp op de thermozuil wordt af geheeld (controle doornbsp;heen- en weer bewegen van de hulplens). “) Door verticale beweging van het raam brengt men het beeld vannbsp;het schaaldeel, aangevende de golflengte, waarbij gemeten moet worden, op de spleet van de thermozuil.nbsp;Men brengt nu door horizontale verschuiving van hetnbsp;raam de andere schaalverdeeling van de plaat voor, verplaatst de plaat op het raam (de plaat slechts met tweenbsp;klemmen vastzetten) tot de overeenkomstige streep eennbsp;beeld op de spleet der thermozuil geeft en herhaalt dezenbsp;bewerkingen tot bij horizontale verschuiving van hetnbsp;raam, van beide schaalverdeelingen nauwkeurig de-
*) Voor de gebruikte spectrograaf is de geschikste verdeeling van de plaat; op 3 schaal, op 12, 26, 40 en 54 absorptiespectra, op 68nbsp;blanco en op 79 schaal.
') Moll, Burger en Reichert l.c. blz. 67.
24
-ocr page 45-HQ .
oJ .
!' 11' 1 |
1 1 nbsp;nbsp;nbsp;•, a ' I; l i |
Ir |
quot;.«J’ } ïiS' 1 |
ii 'I* |
k |
Fig. 9a. Pliotometeropname van plaat 82 bij de golflengten 2850, 2900 en
O
3050 A. Bij genoemde golflengten werd de geheele plaat met 5 opnamen van boven naar onderen doorgemeten.
-v . nbsp;nbsp;nbsp;A /'¦ ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;w'vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-quot;^K-
. - nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;',-1;-..'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’gt;;¦’quot;¦quot;••nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ¦”' -1-V'- 'quot; s» ¦¦.'''
fe '¦ quot;-i '..---X '•-gt;- •'‘.C?’ nbsp;nbsp;nbsp;.‘¦; quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4gt;
V.- nbsp;nbsp;nbsp;“gt;'anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.¦iv-:.,.'V
k ’• nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ü-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'........ • ‘ nbsp;nbsp;nbsp;¦- -jj'
W' ' , nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_’^ /vi’ . ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• '¦quot;•»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-.-fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦: -Jj'. ¦'!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'ï'nl
ÏVf !' quot; nbsp;nbsp;nbsp;^ .s ' ¦•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘
'. nbsp;nbsp;nbsp;¦ ;A.•!¦'-.'.i's-«a^. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, '‘'-'ï'inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' 'i
h-
a-A ' -';-
¦'-V '-afcft-' Jü/xÉHïsA8ïi^bh^i.ci*vj5fs,i»',,£iHtw-?xi^Ster-'i 1
-'C^ nbsp;nbsp;nbsp;. ^Tgt; - ¦•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j?gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*'. Nf„V'‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ f'-w' ïi^rfp^ï* a ,gt;-
¥-^ .¦;'*f^ |
«¦ i'xTï'-'^'f |
rtiv .;ii4. . /.-s,;ïa,. . ïv^.Vï?-«»^;T ^ |
^ . .5«i V' iv | ||
'^ V' -gt;.-’ |
' ' -/ |
'•y^ fïjv ,j 'lit,. -'ï'ïï^ |
..................¦
'gt;%•
—Ti-? ,.
r
i'V. ¦. nbsp;nbsp;nbsp;. - \ ' 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'-C' ¦: ' •lt;^‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'•*-•'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-1
zelfde golflengtestreep op de spleet van de thermozuil valt. Eerst nu wordt de plaat definitief vastgezet, denbsp;galvanometerlamp aangestoken en de roteerende trommel met het photografisch papier in beweging gezet (alsnbsp;motor voor de beweging van den trommel kan met succes het uurwerk van een electrisch klokje worden gebruikt). Het wagentje, waarop de plaat zich bevindt,nbsp;wordt op een schroefas aangesloten en langzaam met denbsp;hand in horizontale richting voortbewogen. Komt mennbsp;van de bovenzijde der plaat (fig. 8), dan geeft de galvanometer achtereenvolgens uitslagen voor de verge-lijkingsspectra, opgenomen met intensiteiten, die zichnbsp;verhouden als de openingeii van de trappenspleet ennbsp;tenslotte een uitslag, behoorende bij het spectrum vannbsp;onbekende intensiteit (fig. 9a).
De uitslagen worden na het ontwikkelen van het photogram gemeten en op eenzijdig logarithmisch papier tegen de logarithme van de bijbehoorende intensiteit uitgezet. De vereeniging van de verkregen zes punten geeft een zwartingscurve van de plaat bij de gekozen golflengte. Door interpoleeren van den bij het zevende spectrum, de onbekende, behoorenden uitslag,
^ 1
vindt men de gezochte intensiteit, I. Uit log j = eed is nu e voor deze golflengte te berekenen (fig. 9b).
Men kan de nauwkeurigheid tot groote hoogte opvoeren door bij zeer dicht bij elkaar gelegen golflengten I te bepalen. Meestal kon ik volstaan met te meten metnbsp;een golflengte-interval van 50 A.
Gewoonlijk zal men bij één golflengte de plaat geheel door de photometer laten gaan en krijgt men dus bij dienbsp;golflengte van alle op de plaat gemaakte opnamen denbsp;benoodigde gegevens voor de berekening van I voor dienbsp;golflengte.
Het is hier de plaats, nader in te gaan op de vraag, waarom niet van mechanische voortbeweging van denbsp;plaat werd gebruik gemaakt. Een enkele blik op fig. 8nbsp;doet zien, dat het gedeelte, dat bij verticale doormetingnbsp;van de plaat werkelijk gemeten moet worden, hoogstensnbsp;een derde is van de geheele plaat. De meting van de
25
-ocr page 48-zwarting der tussclien de spectra gelegen gedeelten, is slechts nu en dan, ter controle van de lichtbron, noodig.nbsp;Bovendien kan in vele gevallen met een gedeelte van denbsp;zwartingscurve worden volstaan. Bij mechanische voortbeweging wordt de geheele plaat geregistreerd, bij handbeweging slechts die punten, welke noodig zijn. De hierdoor verkregen materiaal- en tijdsbesparing weegt ruimschoots op tegen het voordeel van mechanische beweging. Op één papier registreer ik gewoonlijk uit de handnbsp;240 uitslagen, welke gemiddeld 45 waarden voor e opleveren.
lo
Yoor elke bepaling van een absorptiespectrum is cd een constant getal, zoodat de berekening zich het gemakkelijkst als volgt laat uitvoeren:
log c d
log s = log log
Opname van een bekend absorptiespectrum ter vergelijking met andere methoden.
Ter vergelijking van de volgens de gebruikte methode verkregen resultaten, werd het absorptiespectrum vannbsp;kaliumchromaat in 0,05 N. KOH bepaald. Dit absorptiespectrum is volgens verschillende methoden door verscheidene auteurs bepaald^). In fig. 10 is een curve opgenomen, waarin het gemiddelde van de door hen gepubliceerde uitkomsten is verwerkt.
Hieronder volgen de door mij verkregen uitkomsten. De extinctiecoëfficiënten werden bepaald bij golflengten, die het beste vergelijkbaar waren.
0 Röszler. B. 59. 2608 (1926).
Weigert. Optische Methoden der Chemie, 1927, blz. 234.
26
-ocr page 49-golfl.inA: 3450 3550 3600 3650 3700 3750 3900 log s:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3,308 3,509 3,592 3,631 3,645 3,640 3,516
Deze uitkomsten zijn in fig. 10 met • aangegeven.
27
-ocr page 50-HOOFDSTUK III.
DE ABSORPTIE DER CARBONYLGROEP.
De absorptie der carbonylgroep in het golflengtege-bied van ongeveer 2100—3600 A speelt bij een onderzoek naar de absorptiespectra der suikers de voornaamste rol.nbsp;Door oudere onderzoekers, die nog niet over een inrichting ter nauwkeurige bepaling van quantitatieve absorp-tiespectra beschikten, werd reeds vastgesteld, dat acetonnbsp;en andere ketonen een selectieve absorptie bij 2700 A ver-toonen.
Gelbke^), werkende volgens een methode, die de ligging en hoogte der maxima en minima ten opzichte van elkaar vrij goed doet waarnemen, vindt naast den bandnbsp;bij 2700 A nog een veel zwakkeren band bij 3650 A. Hetnbsp;is deze band, die volgens zijn opvatting bij de a-diketa-nen tot ongeveer 4200 A wordt opgeschoven en zoodoende de aanleiding tot de geelkleuring dezer verbindingennbsp;wordt.
Schou bepaalt de absorptie van de CO-groep in acetaldehyde zeer nauwkeurig en stelt voor de oplossing in water een maximum bij 2778 A met een log £ = 0,98 vast.nbsp;Hij vindt een verhooging in de absorptiecurve bij 3175 A,nbsp;waaruit hij het bestaan van een tweede maximum afleidt. Dit zou op een, zij het wel wat twijfelachtige, overeenstemming met de waarnemingen van Gelbke wijzen.
Belangrijk voor het onderzoek der suikers is het door Schou vastgestelde feit, dat aceetaldehyde voor een klein
0 Soret. Arch. d. Sciences phys. et nat. 61 (2) 322 (1878). Baly en Stewart. J. Cheni. Soc. 89. 489 (1906).
85. 1029 (1904).
87. 766 (1905).
“) Gelbke. Z. physik. Chcm. 55. 485 (1906).
®) Schou. J. chiin. phys. 26. 69 (1929).
28
-ocr page 51-gedeelte in enolvorm voorkomt, welke een stijging der absorptie bij het normale maximum der dubbele binding, 2205 A, veroorzaakt.
Bovendien blijkt uit het onderzoek van Schou, dat 25 % van het aldehyde in gehydrateerden toestand,nbsp;althans in niet absorbeerenden vorm moet voorkomen.nbsp;Reeds Stark gaf als verklaring voor de absorptie dernbsp;carbonyl-groep een lossere verbinding der valentie-elec-tronen. Deze veronderstelling vindt in de nieuwere theorieën over de lichtabsorptie,-volgens welke de absorptienbsp;der chromophore groepen door de sr-electronen in eennbsp;dubbele binding veroorzaakt wordt, een bevestiging.nbsp;Zijn deze theoriën jnist, dan zal dus een verandering innbsp;den normalen toestand der x-electronen in de C = O binding, ook een verandering in de absorptie der carbonyl-groep tengevolge hebben.
Dat de CO-binding in de carbonylgroep de normale absorptieband niet meer vertoont, wordt dan ook gewoonlijk verklaard door hierin een andere electronen-verdeeling aan te nemen.
Het ontbreken der specifieke absorptie bij de door mij onderzochte «-oxyaldehyden brengt een soortgelijkenbsp;kwestie aan de orde. Vele onderzoekers zoeken een verklaring voor dit feit door een dimolecidaire verbindingnbsp;met de volgende structuur aan te nemen (voor het eenvoudigste a -oxyaldehyde: glycolaldehyde).
CH2 — CH . OH
(I)
lt;
HO-CH —CH2
Inderdaad zou deze hypothese het ontbreken der absorptie volkomen verklaren en het voorkomen van methyl-aethers van glycolaldehyde met deze ringstruc-tuur maakt dezen ringvorm vrij aannemelijk. Bovendiennbsp;is de gekristalliseerde vorm dimeer. Bij oplossen van denbsp;dimere verbinding in water blijkt evenwel dissociatie op
Stark. Jalirb. d. Radiot. u. Electroiiik 9. 23 (1912).
29
-ocr page 52-te treden in twee molecnlen glycolaldehyde. Deze dissociatie is na eenige uren voltooid. Aanvankelijk had ik als gevolg van dit proces een toename der absorptie verwacht, daar de CO-groepen weer vrijkomen. Bij bepalingnbsp;van absorptiespectra gedurende den tijd, dat de dissociatie zich afspeelt, vond ik echter geen enkele verandering, grooter dan de normale afwijkingen, in de absorptie bij 2700 A (zie glycolaldehyde tabel I). Ter verklaring van dit feit zou men een aethyleenoxyde-ring innbsp;het moriomere glycolaldehyde kunnen aannemen, zooalsnbsp;dit ook door Ohle wordt gedaan.
H | ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
H |
Een bewijs voor het voorkomen dezer verbindingen is echter niet geleverd, terwijl spontane ringvorming nietnbsp;verwacht kan worden^). Verder vereischt het aannemennbsp;van deze structuur het optreden van optische isomeren,nbsp;hoewel het mogelijk is, dat deze door eventueele snellenbsp;racemisatie, zich aan de waarneming onttrekken. Veelnbsp;beter komt het mij voor in het glycolaldehyde een elec-tronenverschuiving aan te nemen, waardoor een polairenbsp;verbinding ontstaat. In electronenformules is dit als volgtnbsp;weer te geven:
H
H:C:C:: Ö
:Ö: 'h
H
H(-f)(-)
:H:C:C:Ö;
:Ö:'h '
H
*) Ohle. Chemie der Monosaccharide u. der Glycolyse. München 1931, bl. 24.
Micheel. Chemie der Zucker u. Polysaccharide. Leipzig 1939, biz. 19.
Herold. Z. physik. Chem. B. 16. 215 (1932). Alleen ringen van minstens 5-atomen zijn vrij van spanning, zooals uit onderzoekingen aan oxy-n-butylaldehyde volgt.
30
-ocr page 53-De gevonden dipoolmomenten bij aldehyden en betonen maken waarschijnlijk, dat ongeveer 47 % in dezen vorm aanwezig is.
De invoering der OH-groep moet in deze verbindingen dan ten gunste van den gepolariseerden vorm werkzaamnbsp;zijn. Dat dit in het algemeen inderdaad het geval is, wordtnbsp;ook door Eistert aangenornen. Is het percentage gepolariseerde moleculen, welke waarschijnlijk gehydrateerdnbsp;zullen zijn, toegenomen, dan is verklaard, waarom bijnbsp;deze stoffen geen absorptie optreedt. Het langzame uiteenvallen van het dimere product I pleit hier voor denbsp;aangenomen structuur als cyclo-acetaal.
Voor glycerinealdehyde kan een soortgelijke beschouwing worden gegeven. Ook bij deze verbinding is geen specifieke absorptie aantoonbaar in de door mij gebruikte oplossingen ”).
Bij de ‘«-oxyketonen is de invloed van de OH-groep veel geringer of onmerkbaar. Het door mij onderzochtenbsp;acetol vertoont een normalen keton-band bij 2800 A. Hiermede is het feit, dat zich bij acetol geen dimeer productnbsp;vormt , geheel in overeenstemming.
Het zuivere monomere dioxyaceton vertoont in vloeibaren toestand geen neiging tot polymerisatiede absorptie is echter geringer dan bij acetol. Van dioxyaceton is wel een dimere verbinding bekend, die echter pas bijnbsp;inwerking van alcoholisch zoutzuur op het diacetaat ontstaat. Deze valt in water langzaam uiteeu, waarbij iknbsp;weer geen verandering in de absorptie kon vaststellen.nbsp;Het schijnt, dat de aanwezigheid van een CHa-groepnbsp;naast de C = 0-groep als bij acetol, laatstgenoemdenbsp;a.h.w. beschermt tegen den invloed der OH-groepen opnbsp;de absorptie, acetoïne gedraagt zich als acetol **).
Bij pentosen en hexosen wordt de concentratie van mo-
Pauling. The Nature of the Chemical Bond. London 1959, bl. 75.
'¦') Eistert. Tautomerie u. Mesomerie. Stuttgart 1938, bl. 111.
De extinctiecoëfficient is in ieder geval kleiner dan 0,6, overeenkomende met een gehalte van minder dan P/o vrij glycerinehaldehyde.
*) Bergmann en Ludwig. Ann. 4/56. 176 (1923).
A) Fischer en Mildbrand. Ber. 57. 707 (1924).
®) Dirscherl en Braun. Ber. 65. 416 (1930).
31
-ocr page 54-Fig, 11. Ab.sori)tiespcctra van aldehyden en ketonen.
1. acetylaceton. 2. acetylacetori in NaOH. 3. mesityloxyde. 4. acetonylaceton. 5. crotonaldehyde. 6. acroleine. 7. aceton.nbsp;8. aceetaldehvde.
32
-ocr page 55-leculen in den al-vorm door het evenwicht tusschen den lactol-ring en het vrije aldehyde hepaald. Daar het grootste gedeelte in den ringvorm aanwezig is, zal daardoornbsp;een eventueel waar te nemen absorptie al zeer geringnbsp;zijn. Voegt men hierbij de mogelijke polarisatie en hydra-tatie, dan kan men reeds a priori vaststellen, dat eennbsp;spectrografisch onderzoek naar het voorkomen eener al-glucose op groote moeilijkheden zal stuiten. Nochtansnbsp;zijn hiertoe verscheidene pogingen gedaan, waarop ik innbsp;het hoofdstuk glucose terug kom.
Het gegeven overzicht hield zich in hoofdzaak bezig met de absorptie van de CO-groep, al of niet onder invloed van naburige OH-groepen.
Voor het gedrag der suikers in alkalisch milieu is bovendien van groot belang de verandering, die de absorptie der CO-groep ondergaat door de invoering van een tweede chromophore groep. Als tweede chromophorenbsp;groep treedt dan vnl. een tweede CO-groep of eennbsp;—C—C—binding op den voorgrond.
Gelbke (l.c.) constateerde, dat de absorptie, door de invoering van een dergelijke groep, in het algemeen naar de langere golflengten wordt verschoven. Meer in het bijzonder geldt dit voor de invoering van een geconjugeerde dubbele binding, zooals die bijv. in mesityloxydenbsp;voorkomt (CH3)2 C = CH.CO.CH3.
Bij deze stof verschuift de ketonband van 2745 A (ace-ton) naar 3130 A (zie fig. 11).
Groszmann “) vindt bij den enolvorm van acetylaceton, waarvoor hij de formule
CH3. C = C . CO . CH3
OH H
aanneemt een maximum bij 2920 A met een log s = 4,2. In verband met het werk in dit proefschrift is het nog vannbsp;belang op te merken, dat Groszmann in zijn onderzoeknbsp;de mogelijkheid van enolvorming door de tweede CO-groep betrekt, waardoor de absorptie nog verder beïn-
Scheibe. Ber. 58. 595 (1925).
’) Groszmann. Z. physik. Cliem. 109. 305 (1924).
33
-ocr page 56-vloed zou worden. Hiertegen werd reeds door Hantzsch en Kröber bezwaar gemaakt.
Nieuwere onderzoekingen van Tananger hebben deze omzetting uitgesloten. De invoering van een tweedenbsp;carbonylgroep in het molecule heeft weinig invloed opnbsp;de ligging van het maximm. Wel wordt over het algemeen de absorptie bij het maximum veel sterker. Zoo isnbsp;voor acetylaceton log s (max. 2770 A) = 3,28, voor ace-tonylacton log e (max. 2700 A) = 2,09.
Ter vergelijking met de spectra der snikers en hun ont-ledingsprodncten, heb ik in fig. 11 de absorptiespectra van de volgende aldehyden en ketonen opgenomen:nbsp;aceton in water.nbsp;aceetaldehyde in water. ‘‘)nbsp;acetylaceton in water. '*)nbsp;acetylaceton in Vioo N NaOH.nbsp;acetonylaceton in alcohol. ‘‘)nbsp;acroleïne in water.nbsp;crotonaldehyde in alcohol.nbsp;mesityloxyde in alcohol. °)
1) Hantzsch u. Kröber. Z. Physik. Chem. 147. 293 (1930).
Tananger. Avk. norske Vidensk.-Akad. Oslo I. Mat. Natur-3) Internat. Grit. T. V blz. 369.
’) Bielecki en Henri. Ber. 47. 1690 (1914).
Groszmann. Z. physik. Chem. 109. 305 (1924).
“) Lüthy. Z. physik. Chem. 107. 285 (1923).
34
-ocr page 57-Glycolaldehyde.
Glycolaldehyde kan bij behandeling van glucose met alkaliën worden gevormd. Bovendien is hetnbsp;gedrag van glycolaldehyde als eenvoudigste x-oxyaldehyde ter vergelijking met dat van glucosenbsp;van belang.
Glycerine aldehyde.
Glycerinealdehyde wordt als één der vmunaamste splitsingsproducten van glucose in alkalisch milieu beschouwd. Het is, indien men als eisch aannbsp;de suikers stelt, dat zij minstens fwee OH-groepennbsp;en een naburige CO-groep moeten bevatten, tevensnbsp;de eenvoudigste aldose. Om beide redenen is glycerinealdehyde in dit onderzoek betrokken.
Dioxy aceton.
Dioxyaceton is als splitsingsproduct van glucose van evenveel belang als glycerinealdehyde. In alkalisch milieu is het vermoedelijk met glycerinealdehyde in evenwicht. Verder is het van belangnbsp;als de eenvoudigste ketose.
Melkzuuraldehyde.
Melkzuuraldehyde vertoont als a-oxyaldehyde verscheidene suikerreacties. Bovendien zal het in
35
-ocr page 58-alkalisch milieu vermoedelijk een evenwicht vormen met acetol. Daarnaast is het van belang het gedrag van deze stof in alkalisch milieu te vergelijken met glycolaldehyde. Als splitsingsproductnbsp;van glucose komt het naast acetol voor.
Acetol.
Acetol is door de mogelijke vorming uit glucose van belang. Juist in latere jaren is de vraag of acetol,nbsp;dan wel methylglyoxaal in het destillaat van zwaknbsp;alkalische glucose-oplossingen voorkomt, aan denbsp;orde gesteld.
Glucose.
Het geheele onderzoek heeft ten doel, zoo mogelijk een verklaring te vinden voor het ontstaan der ab-sorptiespectra van glucose in alkalische oplossing.nbsp;Alleen de keuze der naast glucose onderzochtenbsp;stoffen behoefde dus een nadere motiveering.
Glycolaldehyde
CHA)H. C
\ H
Bereiding.
Het voor het onderzoek gebruikte preparaat werd bereid volgens Fischer en Taube en Fischer en Feld-mann ^).
Door oxydatie van wijnsteenzuur met waterstofperoxyde na toevoeging van ferrosulfaat wordt dioxymaleïnezuur bereid. Hierbij is het van het grootste belang, dat de temperatuur op —5° wordt gehouden en de toevoeging van het waterstofperoxyde minstens 5 uurnbsp;duurt. Na eenige dagen staan bij 0° C kristalliseert het dioxymaleïnezuur. Dit wordt in vacuo boven P2O5 gedroogd.
Het dioxymaleïnezuur wordt met pyridine verwarmd op 50—55° C Hierbij vindt CO^-afsplitsing plaats en wordt het glycolaldehydenbsp;gevormd.
Fischer en Taube. Ber. 60. 1707 (1927). Fischer en Feldmann. Ber. 62. 865. (1929).
36
-ocr page 59-Volgens het voorschrift wordt nu bij 13 mm. de pyridine afge-destilleerd, waarna bij een buitenbadtemp. van 150° het glycol-aldehyde overgaat.
Door gebruik van een hoogvacuumpomp kon ik bij ongeveer 50° en 0.23 mm. overdestilleeren, hetgeen vermoedelijk de oorzaaknbsp;was, dat het preparaat door grootere zuiverheid onmiddellijk na denbsp;destillatie kristalliseerde, terwijl in het oorspronkelijke voorschriftnbsp;hiertoe enten en langere tijd noodig was.
Eigenschappen.
Het preparaat had een smeltpunt van 97° C.,een refractie (onderkoeld) n^ = 1,480. Het reduceerde het reagens van Luff en dat van Fehling in de koude. Verder gaf hetnbsp;de reactie van Schiff en van Molish. (Zie Schoorl. Org.nbsp;Analyse H) hl. 177—180.
Het absorptiespectrum in neutraal milieu.
Spectrografisch onderzoek is niet bekend; de vermelding van Ohle ^), dat door Niederhoff afwezigheid van absorptie is vastgesteld, moet op een misverstand berusten. Het aanvankelijk dimere glycolaldehyde splitst zichnbsp;in water vrij snel in den monomeren vorm.
Tijd |
Vriesp.daling |
Mol.gew. |
direct na opl. |
0.184 |
112.4 |
na 24 uur |
8,322 |
64.2 |
na 48 uur |
0,336 |
61.5 |
De hierbij verwachte absorptie bij ± 2700 A treedt echter niet op. Aan de mogelijke oorzaak van dit feit zijnnbsp;in hoofdstuk III eenige beschouwingen gewijd.
De gevonden waarden voor log e bij verschillende golflengten na 10 minuten 20° C, 40 minuten 20° C, 6 uur 20° C en 7V2 uur 40° C zijn opgenomen in tabel I. De
1) Ohle. l.c. bl. 25.
Niederhoff door Fischer. Z. angew. Chem. 44. 18T (1931) vermeldt, dat glycerinealdehyde geen selectieve absorptie vertoont.
®) Fenton en Jackson. J. Chem. Soc. 75. 577 (1899).
9 blz. 30.
37
-ocr page 60-38
-ocr page 61-39
-ocr page 62-gevonden verschillen waren niet groot genoeg om voor de verschillende tijden afzonderlijke curves op te nemen.nbsp;De curve „neutraal” in fig. 12 geeft een gemiddelde vannbsp;de waarden in tabel I. De afwijkingen van dit gemiddelde meen ik aan de proef fouten te moeten toeschrijven.
Het verkregen resultaat sluit een toename der absorptie tengevolge van de dissociatie uit. Wel wijst de flauwe bocht in de curve in het gebied rond 2700 A op het voorkomen van een geringe hoeveelheid aldehydevorm.
Het absorptiespectrum in alkalisch milieu.
Voor de bepaling der absorptiespectra in alkalisch milieu werd voor alle onderzochte stoffen één methode gevolgd. Om noodelooze herhaling te voorkomen wordt deze alleen bij glycolaldehyde beschreven.
Een volkomen heldere oplossing van de stof in kool-zuurvrij gedestilleerd water wordt in een vooraf berekende verhouding gemengd met een phosphaatbuffer van de gewenschte Pjj. Hierbij dient er voor gezorgd te worden,nbsp;dat de verhouding steeds zoo uitvalt, dat door te sterkenbsp;verdunning der bufferoplossing geen verandering in denbsp;Pjj kan optreden.
Zooals mij bij controle bleek, kan de Pjj waarde van de buffer dan als de juiste worden aangenomen. Na de menging wordt al of niet gedurende tien minuten stikstofnbsp;doorgeleid en de nagenoeg gevulde buis met een gummi-kap gesloten. Voor zeer lange tijden werden de buizennbsp;dichtgesmolten. In fig. 3 en 4 zijn de gebruikte buizen,nbsp;staande in een bekerglas, afgebeeld. De meeste proevennbsp;zijn uitgevoerd met stikstofvulling. Het voordeel vannbsp;phosphaatbuffers is, dat door eventueele vorming van geringe hoeveelheden zuur, de P^ zich niet of zeer weinignbsp;wijzigt, terwijl deze buffers zelf niet absorbeeren.
Door te werken in zeer verdunde oplossingen en de concentratieveranderingen binnen enge grenzen te houden, zullen eventueele afwijkingen van de wet van Beernbsp;hier practisch geen rol kunnen spelen. Bovendien is denbsp;fout, die een noodzakelijk gevolg is van de vrij snelle
40
-ocr page 63-GLYCOLALDEHYDE log e
verandering der absorptie in alkalische oplossingen groo-ter dan die, welke men op grond van een afwijking van genoemde wet kan verwachten.
Voor glycolaldehyde werden de bepalingen uitgevoerd bij Pjj = 11 en Pjj = 11,8.
Bij Pjj = 11,8 werd de omzetting na verschillende tijden, zoowel bij 20° C als bij 40° C nagegaan. Het resultaat is opgenomen in de tabellen II, III, IV, V en YI en in de figuren 12 en 13.
In eenige gevallen werd na de inwerking van de buffer met de berekende hoeveelheid zoutzuur geneutraliseerd tot Pjj = 6—7, en opnieuw de absorptie bepaald. Na de toevoeging van het zoutzuur werd gewacht tot eennbsp;evenwichtstoestand was ingetreden. Dit bleek na 20—30nbsp;min. het geval te zijn. De mogelijkheid bestond, dat bij denbsp;neutralisatie, die niet op een indicator kon geschieden eennbsp;zwak zure reactie zou optreden. Het na neutralisatie gevonden spectrum zou dan door de in werkingvan het zuurnbsp;op het niet omgezette oxyaldehyde veroorzaakt kunnen zijn. Bij één der onderzochte stoffen (glycerinealde-hyde, zie Tabel V. 3) heb ik daarom het absorptiespec-truni bij Pjj = 1,4 na 40 min. bepaald. Zelfs bij deze zurenbsp;reactie, sterker dan bij het onderzoek kon voorkomen,nbsp;deed zich geen verandering in het absorptiespectrumnbsp;voor.
De absorptiecurven na neutralisatie zijn opgenomen in de fig. 14 en 15, gecombineerd met het spectrum vóór denbsp;neutralisatie.
Uit alle waarnemingen blijkt, dat zich bij 20° C langzaam, bij 40° C veel sneller, een maximum ontwikkelt bij ongeveer 3000 A.
De opname bij Pjj = 11 heeft hetzelfde resultaat; de sterkte der absorptie is echter geringer.
Dat het hier de vorming van een nieuwe stof betreft, bewijzen de opnamen na neutralisatie. De oorspronkelijke absorptiecurve van het glycolaldehyde keert hierbijnbsp;niet terug, maar er blijft een stof over met een absorptie-maximum bij 2650 A.
42
-ocr page 65-Fischer en Landsteiner verkregen uit glycolalde-hyde na 15 nur staan met 1 % NaOH bi] 0° C een product, dat Fehling’s proef vocht in de koude slechts weinig reduceerde en dat met behulp van het osazon als tetrose konnbsp;worden geïdentificeerd.
Fenton en Jackson vinden na 20 uur met 1 % NaOH bij kamertemp. geen reductie meer in de koude en geennbsp;reactie van Schiff. Het door hen bereide osazon heeft denbsp;eigenschappen van /3-acrosazon, dat door Fischer ennbsp;Tafel als osazon uit het condensatieproduct van glyce-rose met NaOH was verkregen.
De door genoemde onderzoekers verkregen resultaten wijzen ongetwijfeld op een aldolcondensatie van hetnbsp;glycolaldehyde, waarbij het voor dit onderzoek van weinig belang is of een tetrose, dan wel een hexose wordtnbsp;gevormd. Noch bij tetrosen, noch bij hexosen is een ab-sorptieband bij 3000 A te verwachten, terwijl de na neutralisatie te voorschijn tredende absorptieband bij 2650 Anbsp;te sterk is, om deze aan een vrije aldehydegroep van dezenbsp;suikers toe te kunnen schrijven.
Evenmin is het waarschijnlijk, dat een uit het glycolaldehyde door afsplitsing van één of meer atomen ontstaande stof, dit spectrum zou veroorzaken.
Daar uit het volgende onderzoek blijkt, dat hexosen in veel langzamer tempo tot het ontstaan van deze absorp-tiespectra aanleiding geven, lijkt het mij aannemelijk, hetnbsp;gevormde maximum bij 3000 A aan een uit de tetrosenbsp;ontstaan product toe te schrijven.
Het is bekend, dat aldolen in sterke mate de neiging vertonnen om een molucule water af te splitsen van hetnbsp;«- en /3-C-atoom (synthese van onverzadigde aldehyden).nbsp;Deze waterafsplitsing vindt reeds tijdens de aldolcondensatie plaats en wordt door temperatuursverhooging bevorderd.
In zijn meest eenvoudigen vorm zou de condensatie dus volgens het onderstaande schema kunnen verloopen. Het
') Fischer en Landsteiner. Ber. 25. 2519 (1892). Fenton en Jackson. Chem. News. 80. 177 (1899).
43
-ocr page 66-is echter zeer goed mogelijk en ook waarschijnlijk, dat meer moleculen aan de reactie deelnemen.
H nbsp;nbsp;nbsp;Hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;H OH H
I nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;III
-C-C=0 H-C-C = 0 ^H-C-C-C-C = 0
II nbsp;nbsp;nbsp;I Hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I I I I
OH H nbsp;nbsp;nbsp;OHnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;OH H OH H
I nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;II
C-C = C I I I I
OH H OH H
III
Van een verbinding als III is een absorptie als verkregen bij het glycolaldehyde te verwachten, acroleïne heeft een maximum bij 3125 A, crotonaldehyde bij 3200 A (innbsp;alcohol, zie fig. 11).
Bij neutralisatie zal uit deze verbinding, die als de enol-vorm van een keto-aldehyde op te vatten is, de keto-vorm ontstaan, die analoog aan andere stoffen met twee CO-groepen een absorptieband bij 2600—2700 A zalnbsp;moeten vertoonen. Ook aan dezen eisch voldoet de uitnbsp;het glycolaldehyde gevormde stof.
Het is ook mogelijk, het verloop dezer condensatie voor te stellen door aan te nemen, dat een stof van de samenstelling als III ontstaat door de verbinding van twee moleculen glycolaldehyde in den enolvorm onder uittredingnbsp;van water. Daar bij iedere aldolcondensatie voor één dernbsp;beide reageerende moleculen de enolvorm wordt aangenomen , zou bij een hoogere concentratie aan enolvormnbsp;deze reactie zeer goed mogelijk kunnen zijn. Een voorafgaande vorming van tetrose zou dan niet noodzakelijknbsp;zijn, maar beide reacties konden naast elkaar plaatsnbsp;vinden.
Hoe het zij, de vorming van een stof als Hl, zij het wellicht met meer C-atpmen, geeft een verklaring van de bij het spectrografisch onderzoek waargenomen feiten.
1) Zie bl. 34 (Hoofdstuk III).
Tsclielinzew. Ber. 67. 1341 (1934).
Scheibler. Ber. 67. 1341 (1934).
44
-ocr page 67-TABEL I.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
Golf lengte o in A |
pl. 77/2 fig. 12 |
pl. 85/5 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 12 |
pl. 80/1 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 12 |
pl. 82/4 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 12 | ||||
10 min 20» C Ph = 7 |
40 min 20“ C Ph = 7 |
6 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C Ph = 7 |
y/z h 40» c Ph = 7 | |||||
log. s |
£ |
log. s |
£ |
log. g |
£ |
log. g |
£ | |
2250 |
1.161 |
14.5 |
0,955 |
9,0 |
0,983 |
9.6 |
0,921 |
8,3 |
2300 |
1.011 |
10.3 |
0.906 |
8,1 |
0.910 |
8.1 |
0,917 |
8.3 |
2350 |
0,912 |
8,2 |
0,850 |
7.1 |
0.877 |
7.5 |
0.852 |
7.1 |
2400 |
0,855 |
7,2 |
0,815 |
6,5 |
0,833 |
6.8 |
0.826 |
6.7 |
2450 |
0,816 |
6,5 |
0.797 |
6,3 |
0.807 |
6.4 |
0.795 |
6.2 |
2500 |
0.802 |
6,3 |
0,782 |
6.1 |
0.794 |
6.2 |
0,770 |
5.9 |
2550 |
0.786 |
6.1 |
0.746 |
5,6 |
0,736 |
5,4 |
0.750 |
5,6 |
2600 |
0,786 |
6,1 |
0,741 |
5,5 |
0.740 |
5.5 |
0.735 |
5,4 |
2650 |
0,781 |
6.0 |
0.732 |
5.4 |
0,802 |
6.3 |
0.720 |
5.2 |
2700 |
0,785 |
6,1 |
0.734 |
5,4 |
0,763 |
5.8 |
0.754 |
5.7 |
2750 |
0,775 |
6,0 |
0.788 |
6.1 |
0,780 |
6.0 |
0.765 |
5.8 |
2800 |
0,750 |
5,6 |
0.741 |
5.5 |
0,722 |
A3 |
0,732 |
5,4 |
2850 |
0.724 |
5.3 |
0.759 |
5.7 |
0,720 |
5.2 |
0,719 |
5.2 |
2900 |
0,696 |
5.0 |
0,712 |
5,2 |
0,698 |
5,0 |
0.712 |
5.2 |
2950 |
0,659 |
4.6 |
0,625 |
4,2 |
0,637 |
4.3 |
0.625 |
4.2 |
3000 |
0,546 |
3.5 |
0,593 |
3.9 |
0,588 |
3.9 |
0.621 |
4.2 |
3050 |
0,491 |
3,1 |
0.563 |
3.7 |
0.533 |
3.4 |
0.604 |
4,0 |
3100 |
0.443 |
2.8 |
0.518 |
3.3 |
0,516 |
3.3 |
0.548 |
3.5 |
3150 |
0,376 |
2.4 |
— |
— |
— |
— |
— | |
3200 |
0.275 |
1,9 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
3250 |
0.204 |
1.6 |
— |
— |
— |
— |
— |
- |
3300 |
0.135 |
1.4 |
— |
— |
— |
— |
— |
- |
3350 |
__ |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
3400 |
45
-ocr page 68-TABEL II.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
Golf lengte |
pl. 77/4 Üg. 12 |
pl. 81/3 fig. 12 |
131.81/2 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 12 |
pl.79/5 fig. 12 | ||||
5 min 20 |
° C |
1 h nbsp;nbsp;nbsp;20 |
° C |
2h 20 |
° C |
3'/2h 20° C | ||
in A. |
Ph = 11.8 |
Ph = 11.8 |
Ph = 11.8 |
Ph = 11.8 | ||||
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 |
— |
•_ |
_ |
_ |
— |
_ |
_ | |
2300 |
_ |
— |
_ |
_ |
1,247 |
17,7 |
— |
— |
2350 |
— |
1.064 |
11.6 |
- |
— | |||
2400 |
— |
— |
— |
— |
1,053 |
11,3 |
— | |
2450 |
— |
- |
— |
1,038 |
10,9 |
1,158 |
14,4 | |
2500 |
— ¦ |
0,888 |
7.7 |
1,029 |
10.7 |
1,107 |
12,8 | |
2550 |
__ |
_ |
0,866 |
7,3 |
0,972 |
9.4 |
— |
— |
2600 |
0,785 |
6,1 |
0,857 |
7.2 |
0,919 |
8.5 |
1.045 |
11.1 |
2650 |
0,833 |
6,8 |
0,833 |
6,8 |
0,996 |
9,9 |
1,079 |
12,0 |
2700 |
0,845 |
7,0 |
0,845 |
7.0 |
1,006 |
10,1 |
1.130 |
13,5 |
2750 |
0,862 |
7,3 |
0,859 |
7.2 |
1,006 |
10.1 |
1,198 |
15,8 |
2800 |
0,811 |
6,5 |
0,854 |
7.1 |
0,994 |
9.9 |
1.243 |
17,5 |
2850 |
0,836 |
6,9 |
0,884 |
7.7 |
0.994 |
9,9 |
1.286 |
19,3 |
2900 |
0,800 |
6.3 |
0,872 |
7.4 |
1,007 |
10.1 |
1.335 |
21.6 |
2950 |
0,758 |
5.7 |
0,859 |
7.2 |
1,016 |
10,4 |
1.361 |
23,0 |
3000 |
0,698 |
5.0 |
0,847 |
7.0 |
1,007 |
10,1 |
1.369 |
23.4 |
3050 |
0,688 |
4.9 |
0,793 |
6.2 |
0,982 |
9.6 |
1.331 |
21.4 |
3100 |
0,627 |
4,2 |
0,774 |
5.9 |
0,929 |
8,5 |
1.286 |
19,3 |
3150 |
0,539 |
3.5 |
0,725 |
5,3 |
o!864 |
7.3 |
1,228 |
16,9 |
3200 |
0,489 |
3.1 |
0,666 |
4.6 |
0,807 |
6.4 |
1,142 |
13,9 |
3250 |
— |
— |
0,633 |
4.3 |
0 794 |
6.2 |
1,050 |
10,1 |
3300 |
— |
— |
0,568 |
3.7 |
0.767 |
5.9 |
0,948 |
8,9 |
3350 |
— |
— |
— |
— |
0,697 |
5.0 |
0.860 |
7.3 |
3400 |
_ |
— |
— |
— |
__ |
0.800 |
6.3 | |
3450 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
0,670 |
4.7 |
3500 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
0,626 |
4.2 |
46
-ocr page 69-TABEL III.
1 |
2 |
3 |
4 | |||||
Golf lengte O in A‘ |
pl. 122/1 fig. 12 |
pl. 126/4 fig. 12 |
pl. 122/2 - 3 fig. 14 |
pl. 126/5 fig. 14 | ||||
72 h 20“ C Pm = 11,8 |
72 h 20“ C Ph = 11,8 |
72 h 20» C Ph = 11,8 Qeneutr. |
72 h 20“ C Ph = 11.8 geneutr. | |||||
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 2300 |
— . |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
2350 |
- |
— |
— |
— |
— |
— |
— | |
2400 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
1,725 |
53,1 |
2450 |
— |
— |
1,513 |
32,6 |
— |
1,762 |
57,8 | |
2500 |
— |
— |
1,513 |
32,6 |
— |
— |
1,812 |
64,9 |
2550 |
— |
— |
1,480 |
30,2 |
1.761 |
57,7 |
1,851 |
71.0 |
2600 |
— |
1,561 |
36,4 |
1,782 |
60.5 |
1,834 |
68,2 | |
2650 |
— |
— |
1,709 |
51,2 |
1,814 |
65,2 |
1,860 |
72.5 |
2700 |
— |
— |
1,778 |
60,0 |
1,772 |
59,2 |
1,849 |
70,6 |
2750 |
1.765 |
58,2 |
1,795 |
62,4 |
— |
— |
1,823 |
66,5 |
2800 |
1,782 |
60,5 |
1,827 |
67,1 |
— |
1,730 |
53,7 | |
2850 |
1,827 |
67,1 |
1,879 |
75,7 |
— |
~ |
1,677 |
47,5 |
2900 |
1,866 |
73,5 |
1,891 |
77.8 |
— |
- |
1,621 |
41,8 |
2950 |
1,866 |
73,5 |
1,914 |
82,0 |
— |
1,546 |
35,2 | |
3000 |
1,839 |
69,0 |
1,893 |
78,2 |
— |
— |
1,466 |
29,2 |
3050 |
1,804 |
63,7 |
1,856 |
71,8 |
— |
— |
1,410 |
25,7 |
3100 |
— |
— |
1,785 |
61,0 |
— |
— |
— | |
3150 |
— |
— |
1.715 |
51,9 |
— |
— |
1,284 |
19,2 |
3200 3250 3300 3350 3400 |
— |
— |
1,645 |
44.2 |
— |
— |
— | |
— |
- |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
47
-ocr page 70-TABEL IV.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
Golf lengte in A |
pl. 84/1 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 13 |
pl. 84/2 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 13 |
pl. 84/3 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 13 |
pl. 84/4 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 13 | ||||
10 min 40“ C Ph = 11.8 |
20 min 40» C Ph = 11.8 |
30 min 40» C Ph= 11.8 |
40 min 40» C Ph= 11.8 | |||||
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 |
_ |
_ |
_ |
_ |
— |
— |
— |
— |
2300 |
1.321 |
20,9 |
1,445 |
27,9 |
— |
— |
— |
— |
2350 |
1,265 |
18,4 |
1,335 |
21,6 |
— |
— |
— |
— |
2400 |
1,196 |
15,7 |
1,265 |
18,3 |
1,387 |
24,4 |
1,502 |
31,8 |
2450 |
1,117 |
13,1 |
1,246 |
17,6 |
1,364 |
23,1 |
1,459 |
28,8 |
2500 |
1,097 |
12,5 |
1,204 |
16,0 |
1,320 |
20,9 |
1,473 |
29,7 |
2550 |
1,057 |
11.4 |
1,193 |
15,6 |
1,286 |
19,3 |
1,508 |
32,2 |
2600 |
1,072 |
11.8 |
1,215 |
16,4 |
1,340 |
21,9 |
1,532 |
34,0 |
2650 |
1,111 |
12.9 |
1,332 |
21,5 |
1,447 |
28,0 |
1,680 |
47,9 |
2700 |
1,140 |
13,8 |
1,393 |
24,7 |
1,587 |
38,6 |
1,785 |
61.0 |
2750 |
1,210 |
16,2 |
1,459 |
28,8 |
1,638 |
43,5 |
1,869 |
74,0 |
2800 |
1,280 |
19.1 |
1,519 |
33,0 |
1,757 |
57,2 |
1,987 |
97.1 |
2850 |
1,294 |
19,7 |
1,589 |
38,8 |
1,811 |
64,7 |
2.072 |
118 |
2900 |
1,308 |
20,3 |
1,618 |
41,5 |
1,883 |
76,4 |
2,157 |
144 |
2950 |
1,321 |
20,9 |
1,638 |
43,5 |
1,919 |
83,0 |
2,196 |
157 |
3000 |
1,372 |
23.5 |
1,650 |
44,7 |
1,933 |
85,7 |
2,229 |
169 |
3050 |
1,372 |
23,5 |
1,638 |
43,5 |
1,943 |
87,7 |
2.215 |
164 |
3100 |
1,294 |
19,7 |
1,598 |
39,6 |
1,886 |
76,9 |
2,169 |
148 |
3150 |
1,195 |
15,7 |
1.537 |
34,4 |
1,814 |
65,2 |
2,143 |
139 |
3200 |
1,115 |
13,0 |
1,479 |
30,1 |
1,715 |
51,9 |
2.051 |
112 |
3250 |
— |
— |
1,360 |
22 9 |
1,618 |
41,5 |
1,923 |
83,8 |
3300 |
— |
— |
1,240 |
17,4 |
1,507 |
32,1 |
1.763 |
57,9 |
3350 |
_ |
— |
1,044 |
11.1 |
1,397 |
24,9 |
1.614 |
41.1 |
3400 |
1,347 |
22,2 |
1,492 |
31,0 |
48
-ocr page 71-TABEL V.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
pl. 8S/4 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 13 |
pl, 85/1 nbsp;nbsp;nbsp;lig. 13 |
pl. 127/1 en 2 fig. 13 |
pl. 98/^ nbsp;nbsp;nbsp;fig. 13 | |||||
Golf. lengte |
2 h nbsp;nbsp;nbsp;40“ C |
3 h nbsp;nbsp;nbsp;40“ C |
J'U h 40“ C |
120 h 40“ C | ||||
in? |
Ph = 11.8 |
Ph= 11.8 |
Ph = 11.8 |
Ph=11.8 | ||||
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 |
_ |
— |
_ | |||||
2300 |
1,691 |
49,1 |
1,819 |
65,9 |
— |
2,189 |
155 | |
2350 |
1,683 |
48,2 |
1,813 |
65,0 |
— |
2,135 |
136 | |
2400 |
1,642 |
43,8 |
1,808 |
64,3 |
1.854 |
71,4 |
2,157 |
144 |
2450 |
1,653 |
45,0 |
1,806 |
64,0 |
1,829 |
67,5 |
2,167 |
147 |
2500 |
1,662 |
45,9 |
1,832 |
67,9 |
1,890 |
77,6 |
2,171 |
148 |
2550 |
1,737 |
54,6 |
1,931 |
85,3 |
1,963 |
91,8 |
2,204 |
160 |
2600 |
1,833 |
68,0 |
1,961 |
91,4 |
2,034 |
108 |
2,235 |
172 |
2650 |
1,957 |
90,6 |
2,050 |
112 |
2,114 |
130 |
2,317 |
207 |
2700 |
2,034 |
108 |
2.158 |
144 |
2,190 |
155 |
2,403 |
253 |
2750 |
2,100 |
126 |
2,234 |
171 |
2,263 |
183 |
2,434 |
272 |
2800 |
2,208 |
161 |
2,305 |
202 |
2,348 |
223 |
2,465 |
292 |
2850 |
2,268 |
185 |
2,387 |
244 |
2,412 |
258 |
2,509 |
323 |
2900 |
2,325 |
211 |
2,440 |
275 |
2,472 |
^96 |
2,492 |
310 |
2950 |
2,355 |
226 |
2,470 |
295 |
2,505 |
320 |
2,501 |
317 |
3000 |
2,368 |
233 |
2,488 |
308 |
2,518 |
330 |
2,452 |
283 |
3050 |
2,343 |
220 |
2,480 |
302 |
2.496 |
313 |
2,340 |
219 |
3100 |
2,315 |
207 |
2,468 |
294 |
2.470 |
295 |
2,303 |
201 |
3150 |
2,252 |
179 |
2,422 |
264 |
2,432 |
270 |
2,228 |
169 |
3200 |
2,145 |
140 |
2,357 |
228 |
2,368 |
233 |
2,160 |
145 |
3250 |
2,051 |
112 |
2,238 |
173 |
2,289 |
195 |
2,107 |
128 |
3300 |
1,948 |
88,7 |
2,125 |
133 |
2,197 |
157 |
2,059 |
115 |
3350 |
1,801 |
63,3 |
1,984 |
96,4 |
2,041 |
101 |
2,003 ' |
101 |
3400 |
1,643 |
43,9 |
1,823 |
66,5 |
1,910 |
81,3 |
— |
— |
3450 |
__ |
— |
— |
_ |
1,805 |
63,8 |
— |
— |
3500 |
1,452 |
28,3 |
1,595 |
39,4 |
1.673 |
47,1 |
— |
— |
3550 |
_ |
— |
— |
1.615 |
41,2 |
— |
— | |
3600 |
1,328 |
21,3 |
1,423 |
26,5 |
— |
— |
— |
49
-ocr page 72-
TABEL VI | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
30
-ocr page 73-CH, OH. CHOH. 0^2'
Absolute alcohol wordt bij 0° met zoutzuurgas verzadigd en onder roeren langzaam met acroleïne gemengd. Het gevormde /3-chloor-propionaldehyde wordt in vacuo gedestilleerd. Met behulp van zuiver KOH wordt door verhitting op 210° C. het acroleïneacetaal verkregen, dat uit het reactiemengsel direct afdestilleert. Na zuiveringnbsp;door destilleeren wordt het acroleïneacetaal door KMn04 geoxydeerdnbsp;tot glycerinealdehydeacetaal. Deze oxydatie wordt sterk beïnvloednbsp;door de temperatuur, de beste opbrengst wordt bij 5° C. verkregen.nbsp;Het acetaal wordt met K2CO3 afgescheiden en quot;^efractionneerd. Hetnbsp;zoo verkregen zuivere glycerinealdehydeacetaal wordt door verdundnbsp;H2SO4 ontleed, een kleine hoeveelheid ijsazijn toegevoegd en metnbsp;Ba(OH)2 geneutraliseerd. Het filtraat wordt bij 10 mm. ingedamptnbsp;en door toevoeging van abs. alcohol tot kristallisatie gebracht.
Het preparaat had een smeltpunt van 140° C. en reduceerde het reagens van Fehling en van Luff in de koude. Het gaf de reacties van Denigès, Dische en Robbins ennbsp;Eggrive, welke voor glycerinealdehyde, dioxyaceton ennbsp;methylglyoxaal gemeenschappelijk zijn. Bovendien gafnbsp;het de voor glycerinealdehyde specifieke reactie vannbsp;Wohl en Neuberg. (Zie Schoorl. Org. Analyse II bl. 178—nbsp;180).
1) Wohl. Ber. 31. 1799 (1898). Wohl en Neuberg. Ber. 33. 5103 (1900).
quot;^) Witzemann. Org. Syntheses XI. 26,1, 50, 52 (1931).
51
-ocr page 74-Het absorptie spec tram in neutraal milieu.
Herold beschrijft het absorptiespectriim van glyce-rinealdehyde als continu, evenals Niederhoff blijkens een publicatie van Fischer. Bij geen van beide auteurs zijnnbsp;gegevens voor een absorptiecnrve te vinden. Zelf bepaalde ik de absorptie van een inolair oplossing innbsp;water. De verkregen waarden voor £ waren echter doornbsp;de geringe concentratie der oplossing niet voldoendenbsp;nauwkeurig om een curve op te stellen. Wel is, uitgaandenbsp;van de absorptie der carbonylgroep in aceton, te berekenen, dat geen aldehydevorm in een concentratie vannbsp;meer dan 1 % van het totale glycerinealdehydegehaltenbsp;voorkomt. Deze concentratie neemt ook na lang staan bijnbsp;20° C niet toe.
Onderstaande cijfers geven het verloop van het mole-culairgewicht in water.
moleculair gewicht 1 uur na oplossen 164.
24 „ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;102.
48 „ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;102.
theoretisch: monomere vorm nbsp;nbsp;nbsp;90.
Door Fischer en Baer wordt een uitvoerig bewijs geleverd voor het voorkomen van een dioxaanring in het dimere methylcycloacetaal van glycerinealdehyde. Striktnbsp;genomen geldt dit bewijs alleen voor het acetaal; ook andere opvattingen voor het ontstaan van een dimere verbinding zijn mogelijk, en ik acht het daarom beter denbsp;structuur dezer verbinding buiten beschouwing te laten.nbsp;In het hoofdstuk glycolaldehyde is deze zelfde kwestienbsp;trouwens reeds behandeld. In water ontstaat uit den di-meren vorm een monomeer glycerinealdehyde, dat waarschijnlijk gehydrateerd is, waardoor het uitblijven vannbsp;een absorptieverandering verklaard kan worden.
P’ischer en Baer °) verkiezen voor het monomere glyce-
9 Herold. Z. physik. Cliem. (B). 16. 213 (1932).
Fischer. Z. angew. Chem. 44. 187 (1931).
•¦gt;) Wohl. Ber. 31. 1799 (1898).
*) Fische en Baer. Ber. 63. 1744 (1930).
®) Fischer en Baer. Ber. 60. 479 (1927); zie ook Bergmanii en Mieke-ley. Ber. 54. 2150 (1921) en Bergmann en Ludewig. A. 436. 173 (1923).
52
-ocr page 75-rinealdehyde een formule met een oxymethyleenring 1,2 op de volgende gronden:
lquot;. de onmogelijkheid een acetonverbinding te maken;
2“. de moeilijke additie van HCN.
3“. het indifferente gedrag van het dimere acetaat tegenover phenylhydrazine.
Wat 1“ betreft, Fischer en Baer hebben zelf, zij het na eenige moeite de acetonverbinding bereid.
De additie van HCN zal ook bij een gehydrateerde verbinding mogelijk bezwaarlijker verloopen, terwijl het gedrag van het dimere acetaat m.i. niet als bewijs voor de structuur van den monomeren vorm kan gelden.
Het ahsorptiespectrum in alkalisch milieu.
De oplossing van glycerinealdehyde werd op dezelfde wijze als bij glycolaldehyde gemengd met buffers vannbsp;verschillende waterstofionenconcentratie. De dezernbsp;oplossingen varieerde van 9,2—11,8, terwijl de tijd der inwerking liep van 10 min. tot 7 dagen. Eén serie proevennbsp;werd bij 20° C., de tweede bij 40° C. gedaan. De proevennbsp;werden overigens geheel analoog aan de bij glycolaldehyde beschrevene uitgevoerd.
In verscheidene gevallen werd het ahsorptiespectrum tevens na neutralisatie van het reactiemengsel bepaald.
Het hoofdonderzoek vond weer bij = 11,8 plaats, tabel I en H bevatten de verkregen uitkomsten bij 20°,nbsp;welke in fig. 16 tot absorptiecurves zijn vereenigd. Ernbsp;vormt zich een stof met een maximum bij 2950 A, welkenbsp;vorming sneller verloopt dan bij glycolaldehyde. De ge-heele omzetting is in ongeveer 5 uur voltooid, bij langerenbsp;inwerking verschuift het maximum langzaam naarnbsp;2850 A.
Bij 40° (tabel IV en V, fig. 17) ontstaat hetzelfde maximum, maar het wordt veel sneller bereikt en ligt hooger (ongeveer 50 % van e). Ook nu heeft langere inwerkingnbsp;een verschuiving van het maximum naar lagere golflengten tengevolge. De top is echter veel minder geprononceerd.
Wohl en Momber. Ber. 50. 455 (1917).
Fischer en Baer. Ber. 65. 1749 (1930).
33
-ocr page 76-54
-ocr page 77-55
-ocr page 78-Dat deze zelfde omzetting ook bij lagere Pjj’s plaats vindt, blijkt uit de proeven uitgevoerd bij Pjj = 9,2 ennbsp;10,2. Deze zijn opgenomen in tabel V, 4 en tabel VI. Fig.nbsp;18 geeft een overzicht van de nitkomsten. Vergelekennbsp;met glycolaldehyde is ook nu nog de reactie vrij snel.
Bij glycerinealdehyde is de hoeveelheid van het gevormde reactieprodtict na vier dagen bij P^ = 10,2 ongeveer van die bij Pjj =11,8.
Bij P|^ = 9,2 werd slechts één bepaling uitgevoerd, èn wel met het doel, na te gaan of dezelfde reactie ook nunbsp;nog plaats vond. Dit is inderdaad het geval; de concentratie van de absorbeerende stof is na 24 uur 5,6 Vo vannbsp;die bij Pj^ = 11,8.
De opnamen na neutralisatie, weergegeven in de tabellen III en V, 2 leveren het bewijs, dat zich een andere stof uit het glycerinealdehyde heeft gevormd met eennbsp;maximum bij 2650 A. In de figuren 19 t.m. 23 zijn denbsp;absorptiecnrves naast die van het reactiemengsel vóór denbsp;neutralisatie opgenomen.
Fischer en Tafel hebben reeds vastgesteld, dat acro-leïne-dibromide onder inwerking van alkaliën langzaam in een mengsel van suikers overgaat. Deze omzettingnbsp;vindt zeer waarschijnlijk over glycerinealdehyde plaats,nbsp;zoodat hiermede dns de eerste condensatie van een triosenbsp;tot hexose werd bereikt.
Spoedig hierna deelen dezelfde auteurs mede ^), dat zij uit glycerose, een door oxydatie van glycerine bereidnbsp;mengsel van triosen en andere verbindingen, eveneensnbsp;hexosen hebben verkregen. Via de os'azonen werd de aanwezigheid van dl-fructose en dl-sorbose aangetoond.
Dezelfde suikers werden ook door Fischer en Baer met behulp van Viooo n Ba (OH) 2 uit glycerinealdehyde
‘) Fischer en Tafel. Ber. 20. 1095, 2566 (1887).
9 Fischer en Tafel. Ber. 20. 3384 (1887). 25. 370 (1890).
Fischer eii Pashniore. Ber. 21. 989 (1888).
¦’) Schmilz. Ber. 46. 2327 (1913).
Küster en Sclioder. Z. physiol. Chem. 141. 110 (1924).
9 Fischer en Baer. Helv. Chim. Acla 19. 519 (1936).
56
-ocr page 79-en dioxyaceton verkregen. Door deze schrijvers wordt speciaal de aandacht gevestigd op de versnelling dernbsp;aldolcondensatie door de invoering van ^een OH-groep innbsp;het aan de condensatie deelnemende aldehyde, indiennbsp;deze zich aan het a-C-atoom bevindt.
Dat de volgens genoemde schrijvers ontstaande hexo-sen verantwoordelijk zouden zijn voor liet ontstaan der sterke absorptie bij de door mij uitgevoerde proeven, isnbsp;practisch uitgesloten. Wel geven hexosen bij 20° G ennbsp;Pj^ = 11,8 na langen tijd een absorptieband bij 2950 A, bijnbsp;Pjj= 9,2 en 20° C (zie fig. 18) is dit zeker niét het geval.
In lateren tijd is deze kwestie uitvoerig door Evans c.s. bestudeerd, waarbij de inwerking van KOH bijnbsp;aanwezigheid van phenylhydrazine werd onderzocht.nbsp;Ook hierbij bleek de vorming van methylglyoxaal.
Deze stof zou uit glycerinealdehyde kunnen ontstaan door eerst de vorming van methylglyoxaalenol aan tenbsp;nemen. Van deze stof zijn door Fischer, Baer en Feld-mann derivaten bereid, bovendien is een waterafsplit-sing aan het as en^-C-atoom, evenals bij aldol (zie ooknbsp;Hoofdstuk Glycolaldehyde, blz. 43) te verwachten.
Uit het methylglyoxaalenol kan dan gemakkelijk methylglyoxaal ontstaan.
-H2O
CH^OH . CHOH.C^° CH2 = C . OH . cf ° ^ CH,. CO . c/®
Bernhauer en Görlich ®) maakten aannemelijk, dat deze reactie omkeerbaar is, daar bij de inwerking vannbsp;CaCOg op methylglyoxaal weer triosen worden gevormd.
Nu doet zich dus de vraag voor, of de sterke absorptie
gt;) Fischer en Baer. Helv. Chim. Acta 20. 1213 (1937).
-) Wohl. Biochem. Z. 5. 56 (1907).
®) Neuberg en Oertel. Biochem. Z. 55. 495 (1913).
Neuberg en Rewald. ld. 71. 144 (1915).
*) Evans en Hass. J. Am. Chem. Soc. 48. 2703 (1926).
Evans en Cornwaithe. ld. 50. 486 (1928).
®) Fischer, Baer eu Feldmann. Ber. 65. 1732 (1930).
®) Bernhauer en Görlich. Biochem. Z. 212. 452 (1929).
57
-ocr page 80-38
-ocr page 81-bij 2950 A op rekening van methylglyoxaal of methyl-glyoxaalenol gebracht mag worden.
Het absorptiespectrum van methylglyoxaal in zure, zoowel-als alkalische oplossing is onderzocht door Neu-berg en Schou ^), Marchlewski, Pizlo en Urbanczyk ennbsp;Nodzu en Goto®). Tusschen deze onderzoekers bestaatnbsp;een verschil van meening betreffende de ligging van hetnbsp;maximum, dat, bij overzien der publicaties, terug tenbsp;brengen is op een verschil in bereiding van het preparaat.
Maakt men methylglyoxaal door destillatie van alkalische glucose-oplossingen, dan wordt een maximum iii de overgedestilleerde oplossing bij 2640—2680 A gevonden.nbsp;Wordt het methylglyoxaal bereid door oxydatie van glycerine 1 2) of door behandeling van dioxyaceton metnbsp;P2O5 “), dan ligt het maximum bij 2780 A. Nodzu en Gotonbsp;maken aannemelijk, dat het laatste het juiste is, door aannbsp;te toonen, dat de stof in het alkalisch destillaat van glucose geen methylglyoxaal, doch acetol is,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Alle onderzoekers komen in zooverre met elkaar overeen, dat s, al is de ligging van het maximum verschillend, kleiner dan 80 is. Wordt de oplossing alkalisch gemaakt,nbsp;dan verschuift het maximum naar 2870 A en wordtnbsp;e = 200. (bij Pjj = tl,—, 80 uur).
Vergelijken we nu deze uitkomsten met de resultaten, bij glycerinealdehyde verkregen, dan blijkt, dat de hieruit gevormde stof, niet het methylglyoxaal zelf kan zijn.nbsp;Immers, het maximum bij de inwerking van alkaliën opnbsp;glycerinealdehyde ligt bij 2950 A en is veel hooger. Evenmin kan het echter het methylglyoxaalenol zijn, want ditnbsp;zou bij neutralisatie weer methylglyoxaal moeten leveren, waarvoor de door mij na neutralisatie gevonden e tenbsp;hoog is (bijv. 424 na 4 u 20° Pj^ = 11,8).
Er blijft echter een derde mogelijkheid, nl. dat het pri-
59,
6 Neuberg en Schou. Biochem. Z. 191. 469 (1927).
Marchlewski, Pizlo en Urbanczyk. Biochem. Z. 264. 437 (1933). ’) Nodzu en Goto. Buil Chem. Soc. Japan. 11. 381 (1936).
Neuberg en Hoffmann. Biochem. Z. 224. 491 (1930).
“) Fischer en Taube. Ber. 57. 1502 (1924).
-ocr page 82- -ocr page 83-mair gevormde methylglyoxaal met zichzelf, met glyce-rinealdehyde, dioxyaceton of hun gemeenschappelijk enol condenseert tot een prodnct, dat de gevonden eigenschappen heeft.
Alle proeven, waarbij het ontstaan van methylglyoxaal werd aangetoond, vonden plaats op zoodanige wijze, datnbsp;het gevormde methylglyoxaal direct aan het reactie-mengsel werd onttrokken. Dit geschiedde door de isolatienbsp;als osazon of door destillatie.
Löb vond reeds, dat in mengsels met alleen alkali, waarin dus geen mogelijkheid om zich aan het reactie-mengsel te onttrekken bestaat, slechts weinig methylglyoxaal ontstaat.
Het is uit verscheidene publicaties komen vast te staan, dat het methylglyoxaal uit alkalische oplossingen verdwijnt en overgaat in melkzuur ‘), Aryama '1) constateerde echter, dat deze vorming van melkzuur bij eennbsp;Pjj van 9—10,5 ver achterblijft bij een andere reactie,nbsp;„waarbij het lot van het methylglyoxaal onbekend is”.nbsp;Eerst boven Pj^ = 12,5 verloopt de omzetting in melkzuur bij benadering quantitatief.
Spoehr en Strain heben zich het onbekende lot van het methylglyoxaal aangetrokken en getracht het reac-tieproduct te definieeren. Hun zeer uitgebreide proevennbsp;hadden slechts dit resultaat, dat ze een toeneming vannbsp;het reductievermogen t.o.v. alkalische koperoplossingennbsp;constateerden met ongeveer 25 % van die van glucose,nbsp;geen triosen konden aantoonen, maar wel de aanwezigheid van een product, dat zeer veel jodoform leverde.nbsp;Deze stof geeft een niet definieerbaar hydrazon of osazon met een moleculairgewicht van 500. Het feit, dat jo-
61
Evans, c.s. l.c.
0 Fischler. Z. physiol. Chem. 157. (1925). 165. 53 (1927). quot;) Löb. Biochem. Z. 12. 96, 471 (1908).
o.a. Denis. J. Am. Chem. Soc. 38. 561 (1907). Bernhauer en Görlich. Biochem. Z. 212. 452 (1929).
'’) Aryama. J. Biol. Chem. 77. 395 (1928).
“) Spoehr en Strain. J. Biol. Chem. 89. 503 (1930).
-ocr page 84-doforin gevormd wordt, wijst op de aanwezigheid van een CH3CO.— of CH3.CHOH.—groepeering.
Het resultaat door genoemde en nog andere onderzoekers verkregen, is niet bevreemdend, indien men bedenkt, dat een stof als methylglyoxaal met twee carbonyl-groepen groote neiging tot aldolcondensatie zal hebben.
Zooals reeds werd opgemerkt, kan hierbij een molecule methylglyoxaal (I) zich verbinden met een tweede molecule methylglyoxaal; het is echter even goed mogelijk,nbsp;dat een molecule glycerinealdehyde, glycerinealdehyde-diënol (II) of dioxyaceton als partner zal optreden. Daarnbsp;aan het tot stand komen van een aldolcondensatie gewoonlijk een enolvorming van één der reageerende moleculen voorafgaat, en in alkalische oplossing zeer waarschijnlijk het glycerinealdehydediënol aanwezig is (hetnbsp;gemeenschappelijke enol van glycerinealdehyde ennbsp;dioxyaceton), lijkt het volgende reactieschema aannemelijk :
CHj.CO.C^^ -f CH0H = C0H.CH20H -gt;
\H
I nbsp;nbsp;nbsp;II
CH3CO . CHOH. COH = COH. CH2OH .
III
III kan via een diketon gemakkelijk overgaan in
CH3. CO. COH = COH . CHOH . CHjOH IV
Stoffen als III en IV bezitten alle noodzakelijke eigenschappen om het gevonden absorptiespectrnm en bovendien een krachtige jodoformreactie te geven. Bij neutralisatie kan een /3-diketon gevormd worden, dat in het ab-sorptiespectrum veel overeenkomst met acetylaceton zal vertoonen. Dat dit bij het reactieproduct nit glycerinealdehyde inderdaad het geval is, blijkt uit de in fig. 11 opgenomen absorptiecurve van acetylaceton. Ook in alkalische oplossing moet groote overeenstemming in spectro-grafisch opzicht tusschen het gedrag van III en acetyl-
*) Schoor]. Org. Anal. 11 bJ. 80.
63
-ocr page 86-aceton bestaan. Zpoals reeds op biz. 33 is besproken, gaat het acetylaceton dan in een enolvorm over, die doornbsp;de combinatie der carbonylgroep en een dubbele bindingnbsp;een maximum bij 2920 A vertoont.
Laat men een aldolcondensatie tusschen twee moleculen methylglyoxaal verloopen, dan vindt een soortgelijke reactie plaats. Nemen meer moleculen aan de reactienbsp;deel, dan behoeft de combinatie van CO-groepen en dubbele bindingen niet te veranderen.
Op grond van de voorafgaande beschouwing en de gevonden absorptiespectra, die in overeenstemming zijn met het ontwikkelde reactieschema, meen ik dus tot eennbsp;omzetting van glycerinealdehyde tot methylglyoxaal ennbsp;de vorming van condensatieproducten, 3vaarbij laatstgenoemde stof intermediair optreedt, te mogen besluiten.
64
-ocr page 87-TABEL I.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
Golf lengte o In A |
pl. 128/1 flg. 16 |
pl. 137/3 Hg. 16 |
pl.71/I nbsp;nbsp;nbsp;flg. 16 |
pl. 74/3 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 16 | ||||
10 min 20® C Ph= 11.8 |
20 min 20” C Ph = 11.8 |
30 min 20” C Ph= 118 |
Ih nbsp;nbsp;nbsp;20»C Ph- 11.8 | |||||
log. s |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 |
1,229 |
17,0 |
_ |
— | ||||
2300 |
— |
— |
— |
— |
1,127 |
13,4 |
1,635 |
43,2 |
2350 |
— |
— |
— |
— |
1,014 |
10,3 |
1.485 |
30,5 |
2400 |
1,071 |
11,8 |
— |
— |
0,961 |
9,1 |
1,467 |
29,3 |
2450 |
0.949 |
8,9 |
— |
— |
1,014 |
10,3 |
1,430 |
26,9 |
25C0 |
1.071 |
11 8 |
— |
— |
1.064 |
11,6 |
1,508 |
32,2 |
2550 |
1,166 |
14,7 |
— |
- |
1,222 |
16,7 |
1,545 |
35,1 |
2600 |
1,267 |
18,5 |
— |
— |
1,339 |
21,8 |
1,686 |
48.5 |
2650 |
1.325 |
22,5 |
— |
- |
1,495 |
31,3 |
1,817 |
65,6 |
2700 |
1,434 |
27,2 |
1,551 |
35,6 |
1,632 |
42,8 |
1,931 |
85,4 |
2750 |
1,548 |
35,3 |
1.617 |
41,4 |
1,747 |
55,8 |
2,005 |
101 |
2800 |
1,599 |
39,7 |
1,690 |
49,0 |
1,791 |
61,7 |
2,081 |
120 |
2850 |
1,620 |
41,7 |
1,725 |
53.1 |
1,819 |
65,9 |
2,141 |
138 |
2900 |
1,653 |
45,0 |
1,755 |
56,9 |
1,872 |
74,5 |
2,174 |
149 |
2950 |
1,642 |
43,8 |
1,749 |
56,1 |
1,874 |
74,8 |
2,181 |
152 |
3000 |
1,653 |
45.0 |
1,719 |
52,4 |
1,874 |
74,8 |
2,158 |
144 |
3050 |
1,585 |
38,5 |
1.653 |
45,0 |
1,831 |
67,8 |
2,099 |
126 |
3100 |
1,542 |
34,8 |
1,570 |
37,2 |
1,780 |
60.3 |
2,022 |
105 |
3150 |
1,449 |
28,1 |
— |
— |
1,648 |
44,4 |
1,941 |
87,3 |
3200 |
1,359 |
22,9 |
- — |
— |
1,574 |
37,5 |
1,823 |
66,6 |
3250 |
1,264 |
18,4 |
— |
— |
1,485 |
30,5 |
1,681 |
48,0 |
3300 |
1,143 |
13,9 |
— |
— |
1,388 |
24,4 |
1,570 |
37,1 |
3350 |
1,003 |
10,1 |
— |
— |
1,291 |
19,5 |
1,495 |
31,3 |
3400 |
0,849 |
7,1 |
— |
— |
1,183 |
15,2 |
1,302 |
20,0 |
3450 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
1,088 |
12,3 |
3500 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
0,945 |
8,8 |
65
-ocr page 88-TABEL II.
1. |
, 2. |
3. |
4. | |||||
pl. 137/1 |
ftg. 16 |
pl. 138/1 |
flg. 16 |
pl. 132/2 en 3 |
pl. 129/3 en fig. 22 |
130/2 | ||
Golf lengte |
2 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C |
4 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C |
5 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C |
96 h 20» C | ||||
in A |
Ph=1 |
1,8 |
Ph= 1 |
1,8 |
Ph=1 |
1,8 |
Ph = 1 |
1,8 |
log £ |
s |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 2300 |
— |
— |
1,850 |
70,8 |
— |
— |
— |
— |
2350 |
1,696 |
49,6 |
1,810 |
64.6 |
— |
— |
1,937 |
86,5 |
2400 |
1,507 |
32,1 |
1,707 |
50,9 |
1,799 |
62,9 |
1,982 |
95,9 |
2450 |
1,594 |
39,3 |
1,766 |
58,3 |
1,833 |
68,1 |
2,063 |
116 |
2500 |
1,707 |
50,9 |
1,823 |
66,5 |
1,891 |
77,8 |
2,151 |
142 |
2550 |
1,850 |
70,8 |
1,948 |
88,6 |
2,026 |
106 |
2,253 |
179 |
2600 |
1,971 |
93,5 |
2,088 |
122 |
2,190 |
155 |
2,346 |
222 |
2650 |
2,095 |
102 |
2,262 |
183 |
2,297 |
198 |
2,423 |
265 |
2700 |
2,209 |
162 |
2,389 |
245 |
2,386 |
243 |
2,469 |
294 |
2750 |
2,299, |
199 |
2,507 |
321 |
2,503 |
318 |
2,489 |
308 |
2800 |
2,387 |
244 |
2,600 |
398 |
2,582 |
382 |
2,525 |
335 |
2850 |
2,468 |
294 |
2,657 |
454 |
2,637 |
433 |
2,544 |
350 |
2900 |
2,510 |
324 |
2,706 |
508 |
2,684 |
483 |
2,531 |
340 |
2950 |
2,518 |
330 |
2,723 |
528 |
2,701 |
502 |
2,519 |
330 |
3o:o |
2,511 |
324 |
2,712 |
515 |
2,605 |
495 |
2,506 |
321 |
3050 |
2,473 |
297 |
2,710 |
513 |
2,665 |
462 |
2,451 |
282 |
3100 |
2,403 |
253 |
2,627 |
424 |
2,605 |
403 |
2,401 |
252 |
3150 |
2,314 |
206 |
2,528 |
337 |
2,509 |
323 |
2,338 |
218 |
3200 |
2,222 |
167 |
2,432 |
270 |
2,426 |
267 |
2,261 |
182 |
3250 |
2,098 |
125 |
2,318 |
208 |
2,319 |
208 |
2.156 |
143 |
3300 |
1,960 |
91,2 |
2,218 |
165 |
2,183 |
152 |
2,023 |
105 |
3350 |
— |
- |
2,098 |
125 |
2,060 |
101 |
1.908 |
80,9 |
3400 |
1,928 |
84,7 |
1,791 |
61,8 |
66
-ocr page 89-TABEL III.
na neutralisatie
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
pl. 137/4 |
flg.9 |
pl. 137/2 flg. 20 |
pl. 138/2 tig. 21 |
pl. 129/4 en 5 fig. 22 | ||||
Golf- |
20 min 20« C |
2 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C |
4 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C |
96 h 20» C | ||||
PH = n.8 |
Ph = 11,8 |
Ph= 11.8 |
Ph = 11.8 | |||||
geneutr. |
geneutr. |
geneutr. |
geneutr | |||||
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 |
— |
_ |
_ |
_ |
_ |
2,023 |
105 | |
2300 |
1,308 |
20,3 |
1.912 |
81.7 |
2,225 |
168 |
2,120 |
132 |
2350 |
1,369 |
23.4 |
2,017 |
104 |
2,290 |
195 |
2,223 |
167 |
2400 |
1,379 |
23,9 |
2,099 |
126 |
2,383 |
242 |
2,287 |
194 |
2450 |
1,487 |
30,7 |
2,196 |
157 |
2,498 |
315 |
2,393 |
247 |
2500 |
1,552 |
35,6 |
2.273 |
187 |
2,578 |
378 |
2,466 |
292 |
2550 |
1,606 |
40,4 |
2.328 |
213 |
2,616 |
413 |
2,515 |
327 |
2600 |
1,654 |
45.1 |
2,377 |
238 |
2,620 |
417 |
2,562 |
365 |
2650 |
1,669 |
46,7 |
2,407 |
255 |
2,627 |
424 |
2,578 |
378 |
2700 |
1,632 |
42,9 |
2,345 |
221 |
2.573 |
374 |
2,529 |
338 |
2750 |
'1,595 |
39,4 |
2,261 |
182 |
2,488 |
308 |
2,436 |
273 |
2800 |
1,524 |
33,4 |
2,187 |
154 |
2,402 |
252 |
2,367 |
233 |
2850 |
1,438 |
28,7 |
2,124 |
133 |
2,360 |
229 |
2,289 |
195 |
2900 |
1,379 |
23.9 |
2,070 |
117 |
2,317 |
207 |
2,256 |
180 |
2950 |
1,260 |
18,2 |
2,003 |
101 |
2,239 |
173 |
2,145 |
140 |
3000 |
1,135 |
13,6 |
1.919 |
83,0 |
2,184 |
153 |
2,059 |
115 |
3050 |
0,981 |
9.6 |
1.828 |
67,3 |
2,116 |
131 |
2.012 |
103 |
3100 |
— |
— |
1,687 |
48,6 |
1,980 |
95,5 |
1,913 |
81,9 |
3150 |
— |
— |
1,500 |
31,6 |
1,818 |
65,8 |
1,809 |
64,4 |
3200 |
— |
— |
1,181 |
15,2 |
— |
— |
1,694 |
49,4 |
3250 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
3300 3350 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
3400 |
67
-ocr page 90-
TABEL IV. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
^8
-ocr page 91-TABEL V.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
pl. 49/4 fig. 17 |
pl. 138/4 fig. 17 |
pl. 128/3 |
pl. 139/S fig. 18 | |||||
GoU- lengte |
168 h 40» C |
20 min 40 C |
40 min 20» C |
24 h 20» O | ||||
O in A |
Ph= 1 |
,8 |
Th = I geneuti |
1*^ |
Ph = |
1,4 |
Ph = 9 |
,2 |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 |
_ |
_ |
_ |
— |
— |
— |
— |
— |
2300 |
2.578 |
378 |
2,C96 |
125 |
— |
— |
— |
— |
2350 |
2,520 |
331 |
2,203 |
160 |
— |
— |
0,672 |
4,7 |
2400 |
2,492 |
310 |
2,283 |
193 |
— |
0,701 |
5,0 | |
2450 |
2,463 |
290 |
2,357 |
2^8 |
— |
— |
0,892 |
7,8 |
2500 |
2,564 |
366 |
2.443 |
277 |
— |
1,036 |
10,9 | |
2550 |
2,674 |
472 |
2,516 |
328 |
— |
— |
1.144 |
13,9 |
2600 |
2,749 |
561 |
2.537 |
344 |
— |
— |
1,232 |
17,1 |
2650 |
2,817 |
656 |
2,564 |
366 |
— |
— |
1,304 |
20,1 |
2700 |
2.836 |
685 |
2,531 |
340 |
± 0,2 |
±1,6 |
1,353 |
22,5 |
2750 |
2,865 |
733 |
2,495 |
313 |
— |
— |
1.394 |
24,8 |
2800 |
2,889 |
774 |
2,436 |
273 |
— |
— |
1,431 |
27.0 |
2850 |
2,854 |
714 |
2,406 |
255 |
— |
— |
1,450 |
28,2 |
2900 |
2,836 |
685 |
2,365 |
232 |
— |
— |
1,431 |
27,0 |
2950 |
2,812 |
649 |
2,294 |
197 |
± 0,1 |
±1,3 |
1,401 |
25,2 |
3000 |
2,776 |
597 |
2,227 |
169 |
— |
— |
1,316 |
20,7 |
3050 |
2,734 |
542 |
2,145 |
140 |
— |
— |
1,237 |
17,3 |
3100 |
2.662 |
459 |
2,030 |
107 |
— |
— |
1,144 |
13,9 |
3150 |
2,554 |
358 |
1,912 |
81,7 |
— |
— |
1,021 |
10,5 |
3200 |
2,482 |
303 |
1,813 |
65,0 |
— |
— |
0,871 |
7.4 |
3250 |
— |
1,700 |
50,2 |
— |
— |
0,701 |
5,0 | |
3300 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
3350 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
3400 |
69
-ocr page 92-TABEL VI
1. |
2. |
3 |
4. | |||||
Golf lengte |
pl. 129/1 flg.18 |
pl. 129/2 lig. 18 |
pl. 130/1 lig. 18 |
pl. 131/1 fig. 18 | ||||
10 min 20“ C |
30 min 20“ C |
3'/2h nbsp;nbsp;nbsp;20“ C |
96 h nbsp;nbsp;nbsp;20“ C | |||||
In A |
Ph = 10,2 |
Ph = 10,2 |
Ph = 10,2 |
Ph = 10,2 | ||||
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 |
_ |
_ |
_ |
_ | ||||
2300 |
— |
— |
— |
— |
— |
_ |
— |
— |
2350 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
1,654 |
45,1 |
2400 |
— |
— |
— |
— |
0.914 |
8,2 |
1,586 |
38,5 |
2450 |
— |
— |
— |
•— |
0,999 |
10.0 |
1,690 |
49,0 |
2500 |
— |
— |
— |
— |
1,119 |
13,2 |
1.794 |
62,2 |
2550 |
— |
— |
0,638 |
4,3 |
1,205 |
16.0 |
1,904 |
80,2 |
2600 |
0,572 |
3,7 |
0,726 |
5.3 |
1,304 |
20,1 |
2,027 |
106 |
2650 |
0,543 |
3,5 |
0,778 |
6,0 |
1,426 |
26,7 |
2,142 |
139 |
2700 |
0,535 |
3,4 |
0,826 |
6.7 |
1,528 |
33,7 |
2,248 |
177 |
2750 |
0,565 |
3.7 |
0,897 |
7.9 |
1,606 |
40,4 |
2,304 |
201 |
2800 |
0,593 |
3,9 |
0,985 |
9.7 |
1,653 |
45,0 |
2,372 |
235 |
2850 |
0,671 |
4.7 |
1,045 |
11,1 |
1,675 |
47,3 |
2.396 |
249 |
2900 |
0,726 |
5,3 |
1,052 |
11.3 |
1,682 |
48,1 |
2,412 |
258 |
2950 |
0,696 |
5,0 |
1,035 |
10.8 |
1,682 |
48,1 |
2,398 |
250 |
3000 |
0,607 |
4,0 |
1,002 |
10,1 |
1,671 |
46,9 |
2,376 |
238 |
3050 |
0,493 |
3,1 |
0,969 |
9,3 |
1,606 |
40,5 |
2.325 |
211 |
3100 |
0.400 |
2.5 |
0,891 |
7,8 |
1,524 |
33,4 |
2,250 |
178 |
3150 |
— |
— |
0.800 |
6,3 |
1,407 |
25,5 |
2,169 |
148 |
3200 |
— |
— |
— |
_ |
1,285 |
19,3 |
2.078 |
120 |
3250 |
— |
— |
— |
— |
1,119 |
13,1 |
1,939 |
86,9 |
3300 |
— |
— |
— |
— |
0,942 |
8,8 |
1,789 |
61,5 |
3350 |
• — |
— |
— |
— |
— |
1.688 |
48,8 | |
3400 |
1,584 |
38,4 |
70
-ocr page 93-Preparaat.
Het voor het onderzoek gebruikte preparaat werd niet zelf bereid, doch was afkomstig uit de verzameling vannbsp;Prof. Schoorl. Het was kristallijn, en smolt onscherp bijnbsp;ongeveer 75° C. Plet reduceerde het reagens van Fehlingnbsp;en van Luff in de koude, gaf de bij glycerinealdehydenbsp;vermelde reacties en bovendien de reactie van Piloty,nbsp;waardoor het van glycerinealdehyde is te onderscheidennbsp;(Schoorl. Org. Analyse H. blz. 178—181).
Het absorptiespectrum in neutraal milieu,
Fischer en Baer deelen in één hunner publicaties op gezag van Niederhoff mede, dat dioxyaceton in waternbsp;blijkens de absorptiecurve als gewoon keton voorkomt.
Herold uit zich in dezelfde geest in een publicatie over de absorptie van acetol.
Het kristallijne product is dimeer, doch kan door hoog vacuumdest. in den monomeren vorm worden overgevoerd, welke in zuiveren toestand onveranderd kan blijven. 0
Bij oplossen in water gaat het dimere product eerst snel, daarna langzamer in het monomere over.
Fischer en Baer. Z. angew. Chem. 44. 187 (1931). Herold. Z. physik. Chem. B 16. 215 (1932).nbsp;Fischer en Mildbrand. Ber. 57. 707 (1924).nbsp;Bertrand. Compt. rend. 129. 341 (1899).
71
-ocr page 94-72
-ocr page 95-De volgende proeven werden bij 5° C. uitgevoerd.
tijd |
vriesp.daling |
mol.gew. |
30 min. |
0.618 |
155.0 |
45 min. |
0.636 |
150.6 |
1 uur |
0.686 |
139.7 |
3 uur 40 min. |
1.006 |
95.3 |
6 uur 25 min. |
1,026 |
93.3 |
De absorptiecurves, bepaald na 40 min, 85 min en 110 min, gaven zoo weinig verschil te zien, dat ik heb gemeendnbsp;ze in één tabel te moeten vereenigen. (Tabel I, 1, fig. 24,nbsp;neutr.). Wel nam de absorptie na geruimen tijd bewarennbsp;der oplossing toe; of dit een gevolg van de dissociatie is,nbsp;meen ik echter te moeten betwijfelen. De dioxyaceton-oplossing is zoo gevoelig voor alkaliën, dat een spoornbsp;alkali, van het glas afkomstig, deze geringe verhoogingnbsp;reeds tengevolge kan hebben. (De toeneming ten opzichte van de oorspronkelijke e van het/dioxyaceton isnbsp;25 %, ten opzichte van de e van het onder alkalisehe invloeden gevormde reactieproduct 0,4 %). ,
De absorptie is in dioxyaceton wel lager dan bij de gewone ketonen, doch is toch veel sterker dan bij de a.~ oxyaldehyden. Voor zoover de absorptie een lagere waarde heeft dan verwacht zou kunnen worden, meen ik ditnbsp;aan dezelfde oorzaken als bij de vorige stoffen te moetennbsp;toeschrijven. In waterige oplossing zal dus een gedeeltenbsp;der dioxyacetonmoleculen gehydrateerd zijn.
Het absorptiespectrum in alkalisch milieu.
De absorptiespectra werden weer bepaald na inwerking van phosphaatbuffers gedurende verschillende tijden.nbsp;Het hoofdonderzoek betrof ook nu de omzettingen bijnbsp;Pjj = 11,8 en bij een temp. van 20° C. De resultaten zijnnbsp;opgenomen in de tabellen II en III en in fig. 24. Om na tenbsp;gaan of bij 40° C hetzelfde eindresultaat werd bereikt, hebnbsp;ik één opname bij deze temperatuur gemaakt. (Tabel III,
73
-ocr page 96-log
log
IP 45 |
| |||||||||
7500 nbsp;nbsp;nbsp;3000 Fig. 25.--10 min. = 11,8. 20° C |
idem
na neutralisatie
idem
na neutralisatie
4). Bovendien maakte ik weer eenige opnamen na nêxt-tralisatie van het reactiemengsel.
Om dezelfde reden als bij glycerinealdeliyde, nl. om de vraag te beantwoorden, of bij geringe alkaliteit nognbsp;dezelfde reactie plaats vond, werd één proef bijnbsp;= 9,2 gedaan. Hier werd de tijd van inwerking echternbsp;nog korter genomen.
De cijfers en grafieken doen zien, dat zich hier blijkbaar dezelfde, of althans een soortgelijke reactie, als bij glycerinealdehyde, afspeelt. Het reactieverloop is echternbsp;nog sneller, ook ligt het bereikte maximum wat hooger.nbsp;De e (glycerinealdehyde) is bij 2950 A bij de hoogst bereikte absorptie 500, bij dioxyaceton 1000. Bij dioxy-aceton wordt bij 20° C blijkbaar reeds een maximale concentratie aan eindproduct bereikt, want de proeven bijnbsp;40° C geven geen grootere extinctie. Bij glycerinealdehyde daarentegen was de extirictiecoëfficiëjit bij 40° Cnbsp;in het maximum tot ± 800 gestegen.
Na een inwerking gedurende eenige dagen na het bereiken van de hoogste absorptie, vindt een verschuiving van het maximum naar kortere golflengten plaats, terwijl s afneemt. Het maakt den indruk,' of de stof, welkenbsp;zich bij neutralisatie vormt, nu reeds begint te ontstaan,nbsp;(fig. 28). Ook bij glycerinealdehyde deed zich dit verschijnsel voor.
Uit de opname bij = 9,2 blijkt, dat zelfs na 6 u. bij 20° C het reactieproduct met de top bij 2950 A zich heeftnbsp;gevormd. (Tabel I, fig. 29).
De opnamen na neutralisatie geven hetzelfde beeld als bij glycerinealdehyde. Opvallend is de overeenstemmingnbsp;bij beide stoffen tusschen de verhouding der extinctie-coëfficiënten van den alkalischen en neutralen vorm vannbsp;het reactieproduct na 30 min. en IV2 uur (fig. 26 en 27).nbsp;Hieruit valt wel af te leiden, dat de gevormde stoffen bijnbsp;glycerinealdehyde en dioxyaceton öf gelijk, of zeer nanbsp;verwant moeten zijn. Alleen de opname, gemaakt na neutralisatie van de bij Pjj = 9,2 behandelde oplossing, mistnbsp;het duidelijke maximum bij 2650 A. Het zeker nog aan-
75
-ocr page 98-wezige onveranderde dioxyaceton zal hier zijn invloed op de absorptie doen gelden.
Verwarmt men glycerinealdehyde met pyridine, dan vormt zich hij kooktemperatuur een evenwichtsmengsel,nbsp;dat voor 50 % uit dioxyaceton bestaat. Ook in waternbsp;wordt onder invloed van alkaliën glycerinealdehyde gedeeltelijk omgezet in dioxyaceton en omgekeerd. Omnbsp;deze verschijnselen te verklaren wordt gewoonlijk aangenomen, dat een gedeelte van deze verbindingen zich innbsp;water in den gemeenschappelijken enolvorm bevindt.
Door dit feit wordt het analoge gedrag van glycerinealdehyde en dioxyaceton verklaarbaar. Het ontstane product kan zoowel van het glycerinealdehyde als van dioxyaceton afkomstig zijn. Van beide stoffen is verdernbsp;bekend, dat ze methylglyoxaal kunnen leveren; op denbsp;reactie van dioxyaceton met P2O5 berust zelfs een bereidingswijze van methylglyoxaal.
Door Spoehr en Strain werd de vorming van methylglyoxaal uit beide stoffen, onder invloed van aniline, onderzocht, en werd wèl verschillend ge^lrag gevonden. Dit zijn echter quantitatieve verschillen,die veroorzaaktnbsp;kunnen worden door de traagheid van de instelling vannbsp;het evenwicht tusschen glycerinealdehyde en dioxyaceton.
Ook in het gedrag t.o.v. jodium en alkalische koper-oplossing bestaan quantitatieve verschillen. We moeten echter bedenken, dat zoowel bij glycerinealdehyde alsnbsp;dioxyaceton de aldolcondensatie tot hexosen naast denbsp;vorming van methylglyoxaal verloopt; en dat bovendiennbsp;deze twee stoffen, zoolang de reactie niet beëindigd is,nbsp;naast de reactieprodiicten aanwezig zullen zijn. Hierdoornbsp;zal het verloop der titraties met alk. koperoplossing ennbsp;jodium gecompliceerd worden, terwijl de toename der absorptie, door het niet of wel zeer gering absorbeeren vannbsp;de gevormde hexosen, het glycerinealdehyde, het dioxy-
*) Fischer, Taube en Baer. Ber. 60. 479 (1927). Fischer en ïaube l.c.
*) Spoehr en Strain. J. Biol. Cheni- 89, 503 (1930).
77
-ocr page 100-aceton eii hvin gemeenschappelijk enol, voor beide stoffen veel meer overeenkomst zal vertoonen.
In ieder geval meen ik de beschouwingen, bij glyce-rinealdehyde gegeven, op grond van het evenwicht van deze stoffen in alkalische oplossingen, ook op dioxyaceton te mogen toepassen.
78
-ocr page 101-TABEL I.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
pi. 131/2,3 fig. 24 |
en 4 |
pi. 131/4 fig. 24 |
pi. 134/4 fig. 29 |
pi. 134/5 fig. 29 | ||||
Golf. lengte o in A |
Ph = 7 |
Ph = 7 |
6h nbsp;nbsp;nbsp;20» C Ph = 9,2 |
6h nbsp;nbsp;nbsp;20»C Ph = 9,2 geneutr. | ||||
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 2300 2350 |
1.087 |
12,2 |
1,204 |
16,0 |
1,531 |
34.0 |
1,564 |
36.6 |
2400 |
1.033 |
10,8 |
1.142 |
13,9 |
1.482 |
30.3 |
1,418 |
33,7 |
2450 |
1.087 |
12,2 |
1.184 |
15,3 |
1,458 |
28,7 |
1,613 |
32,6 |
2500 |
1,165 |
14,6 |
1,237 |
17,3 |
1,506 |
32,1 |
1,520 |
33,1 |
2550 |
1.189 |
15,5 |
1,296 |
18,6 |
1,579 |
37,9 |
1.564 |
36,6 |
2600 |
1.212 |
16,3 |
1.275 |
18,8 |
1.642 |
43,8 |
1.588 |
38,7 |
2650 |
1.237 |
17,3 |
1,331 |
21.4 |
1,699 |
50,0 |
1,648 |
44,5 |
2700 |
1.252 |
17,9 |
1,360 |
22,9 |
1.777 |
59,8 |
1,663 |
46.0 |
2750 |
1.276 |
18,9 |
1,379 |
23,9 |
1,833 |
68,4 |
1.703 |
50,5 |
2800 |
1,301 |
20,0 |
1.402 |
25,2 |
1,884 |
76,6 |
1,681 |
48,0 |
2850 |
1.245 |
17,6 |
1.331 |
21.4 |
1,914 |
82,0 |
1.703 |
50,5 |
2900 |
1.203 |
16,0 |
1,301 |
20,0 |
1,923 |
83,8 |
1,676 |
47,4 |
2950 |
1.115 |
13.0 |
1,208 |
16.1 |
1.953 |
89,7 |
1.640 |
43,6 |
3000 |
1.021 |
10,5 |
1,087 |
12,2 |
1,830 |
70,8 |
1.600 |
39,8 |
3050 |
0,872 |
7.4 |
0,984 |
9.6 |
1,768 |
58,6 |
1.491 |
31,0 |
3100 |
0,747 |
5.6 |
0,873 |
7.5 |
1.642 |
43.8 |
1.358 |
22,8 |
3150 |
0,581 |
3.8 |
0,691 |
4.9 |
1.477 |
30,0 |
1,245 |
17,5 |
3200 |
— |
— |
— |
— |
1.280 |
19,0 |
1.143 |
13,9 |
3250 |
— |
— |
— |
— |
1.165 |
14.6 |
— |
— |
3300 3350 |
— |
— |
— |
1.067 |
11.7 |
— |
— | |
3400 |
— |
79
-ocr page 102-TABEL II.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
pi. 136/4 fig. 24 |
pi. 135/2 fig. 24 |
pi. 133/2 fig. 24 |
pi. 132/1 |
fig. 24 | ||||
GoU- lengte in A |
10 min 20quot; C. Ph = 11.8 |
30 min 20quot; C PH = n.8 |
lV2h 20quot; G Ph= 11,8 |
2 h nbsp;nbsp;nbsp;20quot; C Ph = 11.8 | ||||
log. s |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | ||
2250 2300 2350 |
— |
- |
— |
- |
— |
— |
- |
— |
— |
— |
2,044 |
Ill |
_ |
_ |
2,309 |
204 | |
2400 |
— |
— |
1,865 |
73,2 |
- |
- |
2,151 |
142 |
2450 |
— |
— |
1,786 |
61.1 |
2,039 |
109 |
2,105 |
127 |
2500 |
— |
— ¦ |
1,807 |
64,1 |
2,194 |
156 |
2,131 |
135 |
2550 |
— |
— |
1,993 |
98,4 |
2,222 |
167 |
2,309 |
204 |
2600 |
— |
- |
2,162 |
145 |
2,369 |
239 |
2,446 |
279 |
2650 |
1,404 |
25,4 |
2,297 |
198 |
2,485 |
305 |
2.573 |
374 |
2700 |
1,800 |
63,1 |
2,340 |
219 |
2,651 |
447 |
2.689 |
499 |
2750 |
2,035 |
108 |
2,473 |
277 |
2.740 |
550 |
2,807 |
641 |
2800 |
2,090 |
123 |
2,569 |
371 |
2,827 |
671 |
2,926 |
842 |
2850 |
2.181 |
152 |
2,629 |
426 |
2,885 |
766 |
2,977 |
948 |
2900 |
2,239 |
173 |
2,676 |
474 |
2,935 |
860 |
3,020 |
1046 |
2950 |
2,295 |
197 |
2,697 |
497 |
2,969 |
931 |
3,045 |
1110 |
3000 |
2,268 |
185 |
2,649 |
445 |
2,930 |
850 |
3,032 |
1083 |
3050 |
2.181 |
152 |
2,604 |
402 |
2,892 |
780 |
2,970 |
932 |
3100 |
2,111 |
129 |
2,536 |
343 |
2,800 |
631 |
2,906 |
806 |
3150 |
2,013 |
103 |
2,435 |
272 |
2,723 |
528 |
2,767 |
585 |
3200 |
1,888 |
77,2 |
2,285 |
193 |
2,617 |
414 |
2,631 |
427 |
3250 |
— |
— |
2,185 |
153 |
2,485 |
305 |
2,544 |
350 |
3300 |
— |
— |
2,044 |
111 |
2,418 |
262 |
2,445 |
279 |
3350 |
— |
— |
1,883 |
76,4 |
- |
- |
2,351 |
224 |
3400 |
2,286 |
193 |
80
-ocr page 103-TABEL III.
1. |
2. |
3. |
i4. | |||||
Golf, lengtenbsp;onbsp;in A |
pi. 134/1 fig. 28 |
pi. 133/4 |
pl. 132/4 |
pl. 101/2 en 4 | ||||
72 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C Ph = 11.8 |
96 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C Ph = 11.8 |
96 h 20» C Ph = 11.8 . |
168 h 40» C ’Ph= 11.8 | |||||
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ 1 | |
2250 |
_ |
_ |
_ |
_ |
_ ; |
_ |
2,783 |
607 |
2300 |
2.564 |
366 |
— |
_ |
— |
— |
2.629 |
426 |
2350 |
2.342 |
220 |
2.634 |
431 |
— |
— |
2,734 |
542 |
2400 |
2,319 |
208 |
2.369 |
234 |
— |
— |
2,669 |
467 |
2450 |
2.485 |
305 |
2.488 |
308 |
2.478 |
301 |
2,743 |
553 |
2500 |
2.579 |
380 |
2.582 |
382 |
2,569 |
371 |
2.783 |
607 |
2550 |
2.673 |
471 |
2,683 |
482 |
2.683 |
482 |
2.873 |
746 |
2600 |
2.772 |
591 |
2,775 |
596 |
_ |
_ |
2,927 |
845 |
2650 |
2,835 |
684 |
2,882 |
762 |
— |
2,984 |
964 | |
2700 |
2.882 |
762 |
2,922 |
836 |
— |
— |
3.031 |
1074 |
2750 |
2,917 |
826 |
2,882 |
762 |
— |
— |
3,060 |
1148 |
2800 |
2,912 |
817 |
2,845 |
700 |
— |
- |
3.067 |
1164 |
2850 |
2.861 |
726 |
2,840 |
692 |
— |
— ¦ |
3,048 |
1117 |
2900 |
2,861 |
726 |
2,837 |
687 |
— |
? |
3,031 |
1074 |
2950 |
2.859 |
722 |
2,832 |
679 |
2.833 |
681 |
3,019 |
1045 |
3000 |
2,845 |
700 |
— |
2,811 |
647 |
2.970 |
933 | |
3050 |
2.813 |
650 |
— |
— |
2,762 |
578 |
2,890 |
776 |
3100 |
2.743 |
553 |
2,691 |
491 |
2,783 |
607 | ||
3150 |
2,667 |
465 |
— |
— |
2,626 |
423 |
2,686 |
485 |
3200 |
2.600 |
398 |
— |
— |
2,504 |
319 |
2,610 |
408 |
3250 |
2,506 |
320 |
- |
— |
2,414 |
259 |
— |
— |
3300 |
2.418 |
262 |
— |
— |
2,318 |
208 |
— |
— |
3350 |
2.286 |
193 |
- |
— |
2,219 |
165 |
— | |
3400 |
2,148 |
141 |
2,128 |
134 |
81
-ocr page 104-TABEL IV.
1 |
2 |
3 |
4 | |||||
pl. 136/S ilg. 25 |
pl. 135/3 lig. 26 |
pl. 133/3 lig. 27 |
pl. 134/2 fig. 28 | |||||
Golf lengte o In A |
10 min 20“ C |
30 min 20“ C |
l‘/,h nbsp;nbsp;nbsp;20“ C |
72 h 20“ C | ||||
Ph = 11.8 geneutr. |
Ph = 11.8 geneutr. |
Ph= 11.8 geneutr. |
Ph = 11.8- geneutr. | |||||
log. s |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
s |
log. £ |
s | |
2250 |
_ |
__ |
_ |
— |
_ | |||
2300 |
— |
— |
2,257 |
181 |
2,642 |
438 |
2,701 |
502 |
2350 |
1,458 |
28,7 |
2,101 |
126 |
2,607 |
405 |
2,667 |
464 |
2400 |
1,595 |
39,4 |
2,232 |
171 |
2,712 |
515 |
2,708 |
510 |
2450 |
1,703 |
50,5 |
2,321 |
209 |
2,776 |
597 |
2,842 |
695 |
2500 |
1,873 |
74,6 |
2,401 |
252 |
2,829 |
674 |
2,880 |
759 |
2550 |
1,959 |
91,0 |
2,495 |
313 |
2,882 |
762 |
2,914 |
820 |
2600 |
1,992 |
98,2 |
2,528 |
337 |
2,903 |
800 |
2,948 |
887 |
2650 |
2,023 |
105 |
2,572 |
373 |
2,911 |
815 |
2,962 |
916 |
2700 |
2,023 |
105 |
2,516 |
328 |
2,858 |
721 |
2,948 |
887 |
2750 |
1,926 |
84,3 |
2,437 |
273 |
2,820 |
661 |
2,842 |
695 |
2800 |
1,835 |
68,4 |
2,338 |
173 |
2,712 |
515 |
2,733 |
541 |
2850 |
1.728 |
53.5 |
2,189 |
155 |
2,582 |
382 |
2,608 |
405 |
2900 |
1,372 |
23.5 |
1,998 |
99,5 |
2,461 |
289 |
2,466 |
292 |
2950 |
— |
— |
1,841 |
69,3 |
2,347 |
222 |
2,333 |
215 |
3000 |
— |
— |
1,733 |
54.1 |
2,220 |
166 |
2.235 |
172 |
3050 |
— |
— |
1,658 |
45,5 |
2,076 |
119 |
2,108 |
128 |
3100 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
3150 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— | |
3200 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— | |
3250 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
3300 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
_ |
3350 |
— |
— |
— |
— |
— |
_ |
_ | |
3400 |
82
-ocr page 105-HOOFDSTUK YII. MELKZUURALDEHYDE.
\H
CH,,. CHOH. C:
Het melkzuuraldehyde werd bereid volgens de voorschriften, gegeven in de publicaties van Dworzak en Pfifferling en Dworzak en Prodinger “). Deze methodenbsp;heeft eenige voordeelen boven de klassieke methode vannbsp;WohU).
Het uitgangsproduct bij deze methode is n-propylalcohol. Deze wordt volgens een voor de omzetting van isobutylalcohol in isobutyl-aldehyde gegeven voorschrift, gedehydreerd t«ft propylaldehyde ’).nbsp;Deze dehydreering vindt met goede opbrengst plaats door de dampnbsp;van zorgvuldig gedroogde propylalcohol in een langzame CO2nbsp;stroom over tot 525° C verhitte koperkrullen te leiden. Na drogen vannbsp;het reactieproduct kan een flinke opbrengst aan' 47,9° C—48,5° Cnbsp;kokende fractie worden verkregen. Het propylaldehyde wordt ondernbsp;afkoeling in ijs met gec. HaSOi in parapropylaldehyde omgezet. Ditnbsp;wordt bij —10° C gebromeerd en met absolute alcohol gemengd,nbsp;waarna door gefractionneerde destillatie in vacuo het bij 69° C./nbsp;9 mm. kokende monobroompropylaldeliydeacetaal wordt verkregen.nbsp;Het acetaal wordt door koken met water verzeept en het gevormdenbsp;zuur met KOH op pht. nauwkeurig geneutraliseerd. De vloeistofnbsp;wordt met Na2SO4.10H2O verzadigd en gedurende eenige dagen metnbsp;aether geëxtraheerd. De aether wordt afgedestilleerd en de rest innbsp;vacuo gefractionneerd. Uit de bij 97—100° C./7 mm. destilleerendenbsp;hoofdfractie vormde zich na eenig staan een ± 4 gr. wegende kristal-korst.
Dworzak en Pfifferling. Monatsh. 48. 252 (1927p Dworzak en Prodinger. id. 50. 459 (1928).nbsp;3) Wohl. Ber. 4Ï. 3602, 3608 (1908).
*) Franke en Gröger. Monatsh. 45. 55 (1922).
83
-ocr page 106-Eigenschappen.
Het preparaat had een smeltpunt van 105° en gaf de reactie van Baudish en Deuel, die ook door acetol wordtnbsp;gegeven. Het reduceerde het reagens van Fehiing en vannbsp;Luff in de koude (Schoor!. Org. Analyse H. 178). Bij titratie op phenolphtaleïne bleek 0.2 “/o van een zuur, berekend als melkzuur, aanwezig.
84
-ocr page 107-Het absorptiespectrum in neutraal milieu.
Over het absorptiespectrum van melkzuuraldehyde zijn geen gegevens te vinden. Het vaste aldehyde isnbsp;dimeer en gaat in water in den monomeren vorm over.nbsp;Wohl (l.c.) en Dworzak en Prodinger (l.c.) gaven voornbsp;deze dissociatie de volgende cijfers (kryoskopisch bepaald).
Tijd na oplossen. |
Mol.gew. Wohl. |
Mol.gew. D. en P. |
direct na oplossen |
125.6 |
146.1 |
gt;gt; |
132.2 |
— |
99 |
130.4 |
' — ¦ |
12 uur |
92.7 |
— |
24 uur |
— |
69.6 |
41 uur |
89.6 | |
1 uur 50° C |
82.1 |
Om na te gaan, of deze dissociatie ook in het absorptiespectrum tot uitdrukking zou komen, werden 10 min., 24 uur en 14 dagen na het maken der oplossing opnamennbsp;gemaakt..De absorptie nam slechts weinig toe (Tabel I,nbsp;fig. 30). Indien bij de dissociatie een mónomeer melkzuuraldehyde met een normalenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-groep zou ont
staan, zou het resultaat een veel grootere toeneming der absorptie moeten zijn. De waargenomen verhooging vannbsp;e is nu bij 2700 A 0,7 inplaats van ongeveer 10.
Het ligt voor de hand voor het melkzuuraldehyde dezelfde veronderstelling als voor glycolaldehyde te maken; alleen blijft dan onverklaard, waarom het dimere product, zoowel als het monomere een maximum bijnbsp;2650 A vertoont. Het feit, dat de reactie van Baudish ennbsp;Deuel ^) op acetol ook door melkzuuraldehyde wordt gegeven, doet reeds vermoeden, dat, althans in alkalischnbsp;milieu, tusschen deze beide stoffen een overgang mogelijk is. Wohl (l.c.) was in staat door verhitting van hetnbsp;melkzuuraldehyde dit in acetol te doen overgaan. Een
*) Baudish.en Deuél. J. Am. Chem. Soc. 44. 1585 (1922).
85
-ocr page 108-86
-ocr page 109-anaioog resultaat bereikt Nef ‘) bij verhitting van hei melkzuuraldehydeacetaa I bij 190° C met water. Volgensnbsp;Nef vindt de geheele omzetting van het melkzuuralde-hyde in acetol boven 100° C plaats
Acetol heeft een vrij sterke absorptieband met een ma» ximum bij 2700 A (zie het volgende hoofdstuk). Dit,nbsp;gevoegd bij de mededeelingen van Nef en Wohl, deednbsp;mij, óók op grond van het spectrografisch onderzoek,nbsp;tot de overtuiging komen, dat in water melkzuuralde»nbsp;hyde en acetol naast elkaar voorkomen. De gevolgde bereidingswijze, waarbij het aldehyde uit de waterige oplossing wordt geïsoleerd, zou gemakkelijk een geringenbsp;hoeveelheid acetol in het preparaat kunnen geven. Bovendien zou het acetol bij het oplossen gevormd worden.nbsp;Hiermede is het gevonden gedrag bij de absorptieproevennbsp;in overeenstemming.
Het is verrassend, dat Goto volgens een methode, waarbij hij in staat is zeer nauwkeurig acetol naastnbsp;melkzuuraldehyde te bepalen, eveneens tot de conclusienbsp;komt, dat zich een evenwicht tusschen beiden instelt.
Het evenwicht blijkt aan de zijde van acetol te liggen, maar stelt zich bij kamertemperatuur zeer langzaam in.nbsp;Een berekening van de hoeveelheid acetol üit de door mijnbsp;bepaalde absorptiespectra, is door de onbekendheid vannbsp;de werkelijke absorptie van het melkzuuraldehyde nietnbsp;mogelijk.
Het ahsorptiespectrum in alkalisch milieu.
Voor de bepaling van het ahsorptiespectrum in alkalisch milien werd weer dezelfde methode toegepast als bij de voorgaande stoffen is beschreven.
De spectra werden bepaald na behandeling van het melkzuuraldehyde bij = 11,8. Het onderzoek geschiedde zoowel bij 20° C. als bij 40° C.
Ook nu werden weer eenige spectra na neutralisatie van het reactiemengsel opgenomen.
1) Nef. Ann. 555. 267 (1904).
=) Goto. Buil. Chem. Soc. Japan 15. 103 (1940).
87
-ocr page 110-88
-ocr page 111-De uitkomsten werden vereenigd in tabel I, 4 en in de tabellen II, III en IV. De figuren 31 en 32 geven de ab-sorptiecurves na inwerking bij 20° C. en 40° C., terwijlnbsp;in de figuren 33, 34 en 35 de absorptiecurves na neutralisatie naast de curve van het bijbehoorende alkalischenbsp;mengsel zijn opgenomen.
Beschouwen we eerst het resultaat der inwerking bij P' == 11,8 en 20° C dan blijkt hier een afwijking vannbsp;het gedrag van de in de voorgaande hoofdstukken behan-delde stoffen op te treden. Er ontstaat zelfs na inwerkingnbsp;gedurende 5V2 uur geen absorptie bij 2950 A. Eerst nanbsp;zeer langen tijd, 168 uur, vormt zich een, weinig geprononceerd, maximum bij ongeveer 2900 A. Wel ontstaatnbsp;een maximum bij 2700 a 2740 A. Blijkbaar is de vorming
89
-ocr page 112-¦o
o
idem
na neutralisatie
van de stof, die in vorige gevallen de absorptie bij 2950 A veroorzaakte, bij melkzuuraldehyde het gevolg van eennbsp;eerst later intredende reactie.
De proeven bij 40° C geven een resnltaat, dat het meeste overeenkomst vertoont met de uitkomst, verkregen nanbsp;168 uur bij 20° C. Reeds bij de eerste bepalingen, d.i. nanbsp;IV2 en 3^2 uur, is een maximum bij 2850 A gevormd.nbsp;Aanvankelijk stijgt dit niet veel meer, en er begint zichnbsp;een steeds sterker wordende absorptie met een maximum, dat naar schatting bij ongeveer 2200 A ligt, te ontwikkelen. De sterk absorbeerende stof, die hiervan denbsp;oorzaak is, doet het minimum bij 2500 A, dat bij denbsp;andere onderzochte stoffen steeds aanwezig was, geheelnbsp;verdwijnen en veroorzaakt waarschijnlijk ook de laterenbsp;stijging van het maximum bij 2850—2900 A.
Neutralisatie in het eerste stadium der inwerking doet nog een stof met een maximum bij 2650 A ontstaan; vindtnbsp;neutralisatie na inwerking bij 40° C plaats,dan blijft prac-tisch alleen de stof met de sterke absorptie bij lagere golflengten over; een slechts geringe verhooging der curvenbsp;in het gebied rond 2700 A wijst op de aanwezigheid vannbsp;een stof, die daar absorptie vertoont.
Op grond van reductieproeven kwamen Dwgrzak en Prodinger tot de slotsom, dat melkzuuraldehyde in alkalisch milieu een aldolcondensatie ondergaat. De doornbsp;hen gevonden afname van de reductie van alkalischnbsp;koperproefvocht in de koude tot ongeveer 10 % der oorspronkelijke waarde in 5 dagen bij een Pj^van ± 13 wijstnbsp;op een nagenoeg geheel verdwijnen van bi- en triosen.nbsp;Daarentegen was de reductie bij kooktemperatuur nognbsp;81 % van de beginwaarde. Het door hen geïsoleerdenbsp;reactieproduct gaf geen osazon en had een mol.gew. vannbsp; 200. Zij geven voor het reactieverloop der aldolcondensatie het volgende schema:
0 Dworzak en Prodinger. Monatsli. 50 463 (1928).
91
-ocr page 114-CHa. CHOH. C nbsp;nbsp;nbsp; HOHC. C
CH,
\H
CH3. CHOH . CHOH . COH . C II CH3
CH3. CHOH . CHOH . COH .Cf^ HOHC . C ^
I nbsp;nbsp;nbsp;\Hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I
CHOH. CHOH. COH. CHOH . COH. C
(iH3 (iH3 (':h3
III
Het uitblijven der osazonvorming wordt door deze hypothese verklaard, terwijl door de mogelijke vormingnbsp;van een lactolring als bij pentosen en hexosen de reductie in de koude ook niet meer zal plaats vinden.
Het gedrag bij de absorptieproeven wordt door deze reactie echter niet verklaard. Wel wijst de bij melkzuur-aldehyde zelfs bij hooge alkaliteit nog plaats vindendenbsp;omzetting in hoogere suikers er op, dat hier de nevenreacties, die bij glycolaldehyde en glycerinealdehydenbsp;plaats vinden, veel moeilijker verloopen. Ik meende dezenbsp;reacties, die bij glycerinealdehyde aanleiding tot de primaire vorming van methylglyoxaal gaven, te moetennbsp;doen aanvangen bij de afsplitsing van een molecule water van het x.- en /3-C-atoom. Hierbij was steeds, analoognbsp;aan de bekende reactie bij aldol, het H-atoom van hetnbsp;a-C-atoom, de OH-groep van het /3-C-atoom, afkomstig.nbsp;Daar dit bij melkzuuraldehyde zelf, noch bij de conden-satieproducten II en Hl mogelijk is, is hier een voor denbsp;hand liggende verklaring van de bestendigheid van dezenbsp;producten.
Neemt men bij I of bij H toch een afsplitsing van water aan, dan kan dit bij melkzuuraldehyde zelf slechts denbsp;vorming van een dubbele binding tengevolge hebben,nbsp;welke niet de verschijnselen van keto-enol-tautomerie kannbsp;vertonnen. Bij H is, wanneer in de waterafsplitsing denbsp;CHg-groep der zijketen betrokken wordt, ditzelfde het
92
-ocr page 115-geval. Dat op deze wijze stoffen met verscheidene dubbele bindingen kunnen ontstaan, is zeer plausibel. Hierdoor is dan het optreden der krachtige absorptie bij 2200 A verklaard en tevens het feit, dat hier niet, zooals bijnbsp;voorafgaande stoffen, na neutralisatie een verschuivingnbsp;van het maximum naar 2650 A optreedt. Het aan de dubbele bindingen toegeschreven maximum wordt door dezenbsp;neutralisatie niet veranderd.
Bij het voorgaande is de oorzaak der in het begin der behandeling bij 20° C zich vormende absorptieband bijnbsp;2750 A geheel buiten beschouwing gelaten. Gelet op hetnbsp;reeds medegedeelde feit, dat in oplossingen van melk-zuuraldehyde gemakkelijk acetol gevormd kan worden,nbsp;zou men zich kunnen voorstellen, dat deze omzettingnbsp;door alkaliën wordt bevorderd. Dit schijnt echter niet zoonbsp;gemakkelijk te gaan als bij de omzetting glycerine-aldehyde—dioxyaceton ^), welke door pyridine wordtnbsp;bewerkstelligd. Wordt melkzuuraldehyde gedurende 30nbsp;min met pyridine gekookt, dan blijkt minstens 95 ®/o nognbsp;onveranderd te zijn.
De eerst voor de hand liggende verklaring, dat de aanvankelijk optredende absorptie bij 2750 A een gevolg van een versnelde omzetting via het diënol in acetol zou zijn,nbsp;kan dus niet geheel bevredigen. Het is echter zeer goednbsp;mogelijk, dat door een aldolcondensatie tusschen hetnbsp;melkzuuraldehyde en het daarnaast aanwezige acetolnbsp;volgens onderstaand schema een oxyketon ontstaat, datnbsp;de absorptie bij 2700 A veroorzaakt.
CH3. CHOH • C nbsp;nbsp;nbsp; CH2OH . CO. CH3 gt;
CHj. CHOH . CHOH . CHOH . CO . CH3
Het komt mij om deze redenen het waarschijnlijkst voor, als eerste omzetting van het melkzuuraldehyde eennbsp;aldolcendensatie aan te nemen, die gevolgd wordt doornbsp;een overgang in oxyketonen. Hierna en gedeeltelijk reedsnbsp;gelijktijdig begint een afsplitsing van water, waarbijnbsp;dubbele bindingen worden gevormd.
9 Fischer, Taube en Baer. Ber. 60. 480 (1927).
93
-ocr page 116-TABEL I.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
Golf lengte o in A |
pl. 62/1 en 2 fig.30 |
pl. 63/2 nbsp;nbsp;nbsp;. fig. 30 |
pl.68/4 nbsp;nbsp;nbsp;fig.30 |
pl. 124/4 fig. 31 | ||||
10 min 20“ C Ph = 7 |
24 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C Ph = 7 |
336 h 20» C Ph = 7 |
2h nbsp;nbsp;nbsp;20» C Ph = 11.8 | |||||
log. s |
S |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 |
0,677 |
4,8 |
_ |
_ |
_ |
— |
— | |
2300 |
0.667 |
4,6 |
__ |
— |
— |
— |
— |
— |
2350 |
0,660 |
4,6 |
0,643 |
4.4 |
0,637 |
4.5 |
— | |
2400 |
0,605 |
4,0 |
0,643 |
4.4 |
0,647 |
4.4 |
0,895 |
7,85 |
2450 |
0,630 |
4,3 |
0,686 |
4.9 |
0,687 |
4.9 |
1,018 |
10,4 |
2500 |
0,714 |
5,2 |
0,696 |
5.0 |
0,720 |
5,2 |
1,072 |
11,8 |
2550 |
0.763 |
58 |
0,795 |
6,2 |
0,826 |
6.7 |
1,140 |
13,8 |
2600 |
0,785 |
6,1 |
0.827 |
6.7 |
0,867 |
7,4 |
1,181 |
15,2 |
2650 |
0,815 |
6.5 |
0,859 |
7,2 |
0,874 |
7.5 |
1,188 |
15,4 |
2700 |
0,768 |
5.9 |
0,842 |
7.0 |
0,864 |
7.3 |
1,233 |
17,1 |
2750 |
0,685 |
4.8 |
0,791 |
6,2 |
0,829 |
6.7 |
1,203 |
16,0 |
2800 |
0,547 |
3,5 |
0,672 |
4.7 |
0,717 |
5.2 |
1,162 |
145 |
2850 |
0,423 |
2,6 |
0,569 |
3.7 |
0,613 |
4.1 |
1,108 |
12,8 |
2900 |
0,291 |
2.0 |
0,458 |
2.9 |
0,497 |
3.1 |
1,067 |
11,7 |
2950 |
0,219 |
1,7 |
0,386 |
2.4 |
0,402 |
2.5 |
1,023 |
10,5 |
3000 |
0,123 |
1.3 |
0,280 |
1.9 |
0,301 |
2.0 |
0,956 |
9,0 |
3030 |
0,031 |
1.1 |
0.225 |
1.7 |
0,249 |
1.8 |
0,834 |
6,8 |
3100 |
0,990 -1 |
0,98 |
0,172 |
1.5 |
0,182 |
1,5 |
0,727 |
5.3 |
3150 |
0,923-1 |
0,84 |
0,132 |
1.4 |
0,122 |
1.3 |
0.494 |
3.1 |
3200 |
0,901-1 |
0,80 |
0,106 |
1,3 |
0,013 |
1.0 |
0.184 |
1^ |
3250 |
0,851-1 |
0,71 |
0,050 |
1.1 |
— |
— |
_ | |
3300 |
0,791-1 |
0,62 |
0,979-1 |
0,95 |
— |
— |
— |
— |
3350 |
0,723-1 |
0,53 |
0,861-1 |
0,73 |
— |
— |
— |
— |
3400 |
0,613-1 |
0,41 |
0,733-1 |
0,54 |
94
-ocr page 117-TABEL II.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
Golf lengte in A |
pl. 143/3 fig. 31 |
pl. 125/3 lig. 31 |
pl. 103/1 en 2 fig. 31 |
pl. 143/4 fig. 33 | ||||
4 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C Ph = 11.8 |
S'/jh 20» C Ph = 11.8 |
168 h 20» C Ph= 11.8 |
4 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C Ph = 11.8 geneutr. | |||||
log. E |
s |
log. e |
£ |
log. s |
£ |
log. s |
£ | |
2250 |
-- |
— |
— |
— |
— |
- |
— | |
2300 |
— |
— |
— |
— |
— |
1,172 |
14,9 | |
2350 |
— |
— |
— |
— |
— |
1,217 |
16,5 | |
2400 |
1,213 |
16,3 |
1,403 |
25,3 |
- |
- |
1,256 |
18,0 |
2450 |
1,184 |
15,3 |
1,351 |
22,4 |
- |
— |
1,292 |
19,6 |
2500 |
1,226 |
16,8 |
1,403 |
25,3 |
- |
- |
1,321 |
20,9 |
2550 |
1,251 |
17,8 |
1,433 |
27,1 |
1,822 |
66,4 |
1,347 |
22,2 |
2600 |
1,302 |
20,0 |
1,459 |
28,8 |
1,750 |
56,2 |
1,380 |
24,0 |
2650 |
1,344 |
22,1 |
1,505 |
32,0 |
1,724 |
53,0 |
1.393 |
24,7 |
2700 |
1,383 |
24,2 |
1,518 |
33,0 |
1,750 |
56,2 |
1.173 |
23,7 |
2750 |
1,410 |
25.7 |
1,528 |
33,7 |
1,752 |
56,5 |
1,321 |
20,9 |
2800 |
1,383 |
24,2 |
1,484 |
30,5 |
1,783 |
60,7 |
1,260 |
18,2 |
2850 |
1,358 |
22,8 |
1,479 |
30,1 |
1,819 |
65,9 |
1,150 |
14,1 |
2900 |
1,327 |
21,2 |
1,444 |
27.8 |
1,825 |
66,8 |
1,016 |
10,4 |
2950 |
1,285 |
19,3 |
1,390 |
245 |
1,813 |
65,0 |
0,871 |
7.4 |
3000 |
1,240 |
17,4 |
1,306 |
20,2 |
1,773 |
59,3 |
0,697 |
5.0 |
3050 |
1,080 |
12,0 |
1,293 |
19,6 |
1,754 |
^6.8 |
0,464 |
2.9 |
3100 |
0,954 |
9,0 |
1,167 |
14,7 |
1,730 |
53,7 |
0,245 |
1.8 |
3150 |
0,930 |
8.5 |
1,030 |
10,7 |
1,671 |
46,9 |
— |
— |
3200 |
0,663 |
4.6 |
0,905 |
8,0 |
1,625 |
42,2 |
— |
— |
3250 |
0,362 |
2.3 |
0,794 |
6.2 |
1,606 |
40,4 |
— |
— |
3300 |
0,251 |
1.8 |
0,721 |
5.3 |
1,594 |
39,3 |
— |
— |
3350 |
0,142 |
1.4 |
0,618 |
4.2 |
1,568 |
37,0 |
— |
— |
3400 |
— |
— |
0,519 |
3.3 |
1,538 |
34,5 |
_ |
— |
3450 |
— |
— |
— |
— |
1,480 |
30,2 |
— |
— |
3500 |
_ |
— |
-- |
— |
1,403 |
25,3 |
— |
— |
3550 |
— |
— |
— |
— |
1,306 |
20,2 |
— |
— |
3600 |
— |
— |
— |
_ |
1,183 |
15,2 |
- |
— |
3700 |
— |
— |
— |
__ |
1,031 |
10,7 |
— |
— |
3900 |
— |
— |
— |
— |
0,744 |
5.6 |
— |
— |
95
-ocr page 118-. TABEL III.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
Goli- lengte o in A- |
pl. 76/3 lig. 32 |
pl. 76/4 fig. 32 |
pl. 125/1 |
pl. 1A3/1 fig. 32 | ||||
l'/zh 40°-C Ph = 11-8 |
3'/2 h 40° C Ph = 11,8 |
5h 40° C Ph = 11,8 |
6h nbsp;nbsp;nbsp;40° C Ph = 11.8 | |||||
log. s |
S |
log. s |
£ |
log. s |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 |
— |
_ |
_ |
_ |
_ |
_ |
_ |
_ |
2300 |
— |
— |
1,684 |
48,3 |
— |
— |
— | |
2350 |
1,572 |
37,3 |
1,643 |
43,9 |
— |
— |
2,073 |
118 |
2400 |
1,533 |
34.3 |
1,635 |
43.1 |
— |
— |
1,979 |
95,3 |
2450 |
1,515 |
32,7 |
1,595 |
39,4 |
1,880 |
75,9 |
1,903 |
80,0 |
2500 |
1,488 |
30,8 |
1,495 |
31,3 |
1,832 |
67,9 |
1,842 |
69.5 |
2550 |
1,515 |
32,7 |
1,576 |
37,7 |
1,795 |
62,4 |
1,793 |
62.1 |
2600 |
1,530 |
33,9 |
1,616 |
41.3 |
1,742 |
55,2 |
1,769 |
58,7 |
2650 |
1,572 |
37,3 |
1,643 |
43,9 |
1,730 |
53,7 |
1,764 |
58.1 |
2700 |
1,583 |
38,3 |
1,676 |
47.4 |
1,704 |
50,6 |
1,769 |
58,7 |
2750 |
1,662 |
41,9 |
1,704 |
50,6 |
1,718 |
52,2 |
1,793 |
62,1 |
2800 |
1,654 |
45,1 |
1,749 |
56,1 |
1,718 |
52,2 |
1,824 |
66,7 |
2850 |
1,643 |
43,9 |
1,752 |
56,5 |
1,719 |
52,4 |
1,825 |
66,8 |
2900 |
1,632 |
42,9 |
1,746 |
55,7 |
1,704 |
50,6 |
1,773 |
59.3 |
2950 |
1,622 |
41,9 |
1,689 |
48,9 |
1,701 |
50,2 |
1,757 |
57,1 |
3000 |
1,570 |
37,2 |
1,622 |
41,9 |
1,658 |
45,5 |
1,735 |
543 |
3050 |
1,528 |
33,7 |
1,573 |
37,4 |
1,608 |
40,5 |
1,672 |
47.0 |
3100 |
1,444 |
27,8 |
1,530 |
33,9 |
1,570 |
37,2 |
1,587 |
38,6 |
3150 |
1,366 |
23,2 |
1,481 |
30,3 |
1,505 |
32,0 |
1,532 |
34.0 |
3200 |
1,309 |
20,4 |
1-402 |
25,2 |
1,449 |
28.1 |
1,463 |
29,0 |
3250 |
1,243 |
17,5 |
1,355 |
22,6 |
1,377 |
23,8 |
1,388 |
24,4 |
3300 |
1,211 |
16,3 |
_ |
— |
1,296 |
19,8 |
1,322 |
21.0 |
3350 |
1,202 |
15.9 |
— |
1,285 |
19.3 |
1,306 |
20.2 | |
3400 |
1,188 |
15,4 |
1,278 |
19,0 |
1,231 |
17,0 |
96
-ocr page 119-TABEL IV.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
pl. 144/3 fig, 32 |
pl. 103/3,4 en 5 fig. 32 |
pl. 143/2 fig. 34 |
pl. 144/4 |
fig. 35 | ||||
Golf lengte o in A |
48h nbsp;nbsp;nbsp;40»C Ph = 11,8 |
168 h 40» C Ph = 11.8 |
6 h nbsp;nbsp;nbsp;40» C Ph=11.8 geneutr. |
48 h 40» C Ph = 11-8 geneutr. | ||||
log. s |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 |
— |
_ |
__ |
— |
_ | |||
2300 |
— |
— |
— |
__ |
— |
. — |
_ | |
2350 |
— |
— |
2.929 |
849 |
—. |
__ |
-- |
_ |
2400 |
— |
- |
2.907 |
807 |
2.084 |
121 |
— |
— |
2450 |
2.513 |
326 |
2.881 |
760 |
1,998 |
99,5 |
— |
_ |
2500 |
2.418 |
262 |
2,794 |
622 |
1,939 |
86,9 |
— |
_ |
2550 |
2,350 |
224 |
2.582 |
382 |
1,907 |
80,7 |
2,577 |
378 |
2600 |
2,336 |
172 |
2,471 |
296 |
1.832 |
67,9 |
2.531 |
340 |
2650 |
2,362 |
230 |
2,351 |
224 |
1,766 |
58,3 |
2,478 |
301 |
2700 |
2.399 |
251 |
2.342 |
220 |
1,706 |
50,8 |
2,443 |
277 |
2750 |
2.443 |
277 |
2.359 |
229 |
1,645 |
44,2 |
2,372 |
235 |
2800 |
2,460 |
288 |
2.395 |
248 |
1,560 |
36.3 |
2,278 |
190 |
2850 |
2,465 |
292 |
2,423 |
265 |
1,464 |
29,1 |
2,198 |
158 |
2900 |
2,475 |
299 |
2.448 |
281 |
1,343 |
22,0 |
2,118 |
131 |
2950 |
2.450 |
282 |
2.418 |
262 |
1,249 , |
17,7 |
2,055 |
114 |
3000 |
2,386 |
243 |
2,386 |
243 |
1,133 |
13,6 |
2,002 |
100,5 |
3050 |
2,333 |
215 |
2,341 |
219 |
1.001 |
10,0 |
1,947 |
88.5 |
3100 |
2,268 |
185 |
2,302 |
200 |
0,922 |
8,36 |
1,885 |
76,7 |
3150 |
2,231 |
170 |
2.232 |
171 |
0,842 |
6,95 |
1,817 |
65,6 |
3200 |
2,193 |
156 |
2,191 |
155 |
0,778 |
6,0 |
1,746 |
55.7 |
3250 |
2.178 |
151 |
2,153 |
142 |
— |
1,669 |
46,7 | |
3300 |
2,162 |
145 |
2,124 |
133 |
— |
- |
— |
— |
3350 |
2.134 |
136 |
2.072 |
118 |
— |
- ^- |
- . | |
3400 |
2,097 |
125 |
2.042 |
110 |
97
-ocr page 120-Het preparaat.
Het voor het onderzoek gebruikte preparaat was afkomstig uit de verzameling van Prof. Schoorl. Het had een brekingsindex = 1,419, reduceerde het reagensnbsp;vanFehling en dat van Luff in de koude en gaf de reactienbsp;van Baudish en Deuel. (Schoorl. Org. Anal. H, bl. 178).
Het ahsorptiespectrum in neutraal milieu.
Herold bepaalde het ahsorptiespectrum van acetol in hexaan, methylalcohol en water. In verband met mijnnbsp;onderzoek geef ik slechts zijn uitkomsten voor de oplossing in water (curve in fig. 36). Na een aanvankelijk op-loopen der extinctie-coëfficiënt, waarvoor hij geen cijfersnbsp;geeft, vindt hij e (max. 2700 A) = 1,68. Deze waarde isnbsp;na 35 dagen gedaald tot s (max. 2610 A) = 1,41. Denbsp;eerste toeneming der absorptie verklaart H. door een dissociatie van een polymere vorm aan te nemen. Met behulp van de uitkomst in de oplossing in hexaan berekentnbsp;hij, dat 16 % van het acetol gehy dra teer d voorkomt.
De door mij na 10 min, 20 min, 40 min en 7 dagen bepaalde absorptiespectra gaven geen meetbare verandering te zien. Ik vond e (max. 2750 A) = 1,84, welke waarde nauwelijks veranderde (zie Tabel I, fig. 36). Een verklaring van het feit, dat door mij de absorptie rond 30 % hooger wordt gevonden, kan ik niet geven. Het is opvallend, dat het door H. gevonden minimum bij 2400 A met
*) Herold. Z. physik. Chem. B. 16. 215 (1952).
98
-ocr page 121-kgt;g 8
log
log s
idem na neutralisatie
¦H
%
-rfï
s = 1,5 zooveel hooger ligt, dan het door mij gevondene bij ± 2300 mét s = 1,0. Dit zou er op kunnen wijzen, dat denbsp;door H. gevonden verschuiving der absorptie naar kortere golflengten, gepaard gaande met een verlaging vannbsp;E, reeds bij zijn metingen is opgetreden.
Ondubbelzinnig wijzen deze uitkomsten op het voorkomen van acetol in normalen ketonvorm. Hiermede is ook in overeenstemming het door Bergmann en Lude-wig waargenomen feit, dat de monomere vorm geennbsp;neiging tot polymerisatie vertoont.
Het absorptiespectrüm in alkalisch milieu.
De absorptiespectra in alkalisch milieu zijn op dezelfde wijze als bij de in de voorafgaande hoofdstukken besproken stoffen bepaald. Er is slechts bij Pj^ = 11,8 gewerkt, terwijl alle bepalingen op één enkele na, bij 20° C zijn uitgevoerd.
Het resultaat is, dat zich een maximum bij 2900 A vormt, dat slechts weinig hooger gelegen is dan het maximum bij acetol zelf. (Tabel H, 1, 2, 3. Fig. 37). Na eenigennbsp;tijd begint de absorptie terug te loopen tot na 2 dagennbsp;log s = 1,73 is geworden. Het maximum ligt dan bijnbsp;2830 A. (Tabel H. 4).
De opnamen na neutralisatie stemmen bij een inwerking van 1 tot 5 uur overeen in karakter. Er ontstaat na de neutralisatie een curve, die in groote trekken met dienbsp;van acetol overeenkomt. (Tabel III. 2 eh 3. Fig. 38 en 39).nbsp;Na 2 dagen den invloed der OH-ionen ondergaan te hebben, heeft het acetol een stof opgeleverd, die eenige overeenkomst met het reactieproduct bij melkzuuraldehydenbsp;vertoont. (Tabel Hl. 4. Fig. 40).
Het eigenaardige gedrag van acetol bij de bepaling dezer absorptiespectra wordt natuurlijk voor een grootnbsp;deel veroorzaakt door de eigen absorptie van deze stof.nbsp;Duidelijk blijkt, dat zich een stof vormt, welke een ab-sorptiemaximum bij 2900 A vertoont. Deze absorptienbsp;zal de reeds aanwezige absorptie bij 2750 A versterken.
') Bergmann en Ludewig. Ann. 436. 176 (1923).
101
-ocr page 124-welke laatste echter door de omzetting van acetol zal afnemen. Speelt zich tegelijkertijd nog een andere reactie af, waardoor acetol verdwijnt, zonder dat een nienwe abrnbsp;sorbeerende stof gevormdt wordt, dan is een mogelijkheid van daling der absorptie gegeven.
De verschuiving van het maximum naar kortere golflengten bij langdurige inwerking der buffers, is een verschijnsel, dat bij alle tot nu onderzochte stoffen voorkwam.
Uit de eenige bij 40° C uitgevoerde bepaling blijkt, dat de reactie bij die temperatuur een analoog verloop heeft.nbsp;Op grond van het feit, dat hier twee reacties in tegengestelden zin de hoogte der absorptie kunnen beïnvloeden,nbsp;kan uit de verkregen uitkomst geen conclusie over eennbsp;mogelijke versnelling der reactie getrokken worden.
Over de zich onder den invloed van alkaliën afspelende reacties in acetoloplossingen is weinig bekend. Kling deelt mede, dat zich zouten van de samenstellingnbsp;4 (CgHeOa) . CaO en 4 (C3H0O2) BaO kunnen vormen. Bijnbsp;verwarming kleurt zich de oplossing van deze zoutennbsp;bruin. Verder vindt hij'*), dat het geleidingsvermogennbsp;van een zwak alkalische acetoloplossing langzaam afneemt, waaruit hij besluit, dat acetol een „pseudo-zuur” is.
Door Fischer, Baer en Feldmann**) is de acetonverbin-ding van het geënoliseerde acetol bereid, welke door verdund azijnzuur wordt verzeept tot acetol. De door hem gevolgde bereidingsmethode, nl. door afsplitsing vannbsp;HCl uit de acetonverbinding van het «-chloorhydrine,nbsp;maakt de volgende constitutie van het enol waarschijnlijk :
CHs = C OH . CH2OH, hoewel een enol van de sa-
I
menstelling CH3
C OH = C H OH ook niet uitgeslo-II
‘) Kling. Compt. rend. 139. 740 (1904).
Kling. Compt. rend. 140. 1256 (1905).
’) Fischer, Baer en Feldmann. Ber. 63. 1732 (1930).
102
-ocr page 125-ten is. De laatste enolvorm zou een verklaring kunneii geven van het tusschen acetol en melkzuuraldehyde bestaande evenwicht, waarvan in het vorige hoofdstuknbsp;sprake was. De aldolcondensatie van acetol met formaldehyde^), welke aan het C-atoom, dat de OH.-groepnbsp;draagt, plaats vindt, maakt het enol II ook het meestnbsp;waarschijnlijk.
Emmerling beschrijft de vorming van acetol uit glucose door inwerking van vast KOH, Löb constateertnbsp;vorming van acetol uit glucose door verwarming metnbsp;Zn CO3.
Fischler en Lindner “) achten het ontstaan van acetol in het destillaat van zwak alkalische glucose-oplossingennbsp;niet uitgesloten. De oorspronkelijke veronderstelling, datnbsp;zich hierbij alleen methylglyoxaal vormt “), kan niet gehandhaafd worden, daar acetol en methylglyoxaal hetzelfde osazon geven.
Baudish en Deuel en Baudish ®) toonden met behulp van een specifieke reactie op acetol reeds aan, dat innbsp;in ieder geval acetol in het destillaat aanwezig is.
Nodzu en Goto vinden in het destillaat bij behandeling met HCl-semi-carbazide nagenoeg uitsluitend ace-tolsemicarbazon.
Het spectrografisch onderzoek,van Marchlewski, Pizlo en Urbanczyk leverde reeds een verschil op tusschennbsp;de absorptiecurves van oplossingen van methylglyoxaal,nbsp;bereid door oxydatie van glycerine en wateronttrekkingnbsp;aan dioxyaceton eenerzijds en door destillatie van glucose anderzijds. De door hen bepaalde absorptiecurvesnbsp;van het destillaat zouden volgens het voorgaande dus be-
1) Fischer en Baer. Helv. Chim. Acta 20. 1213 (1937).
Emmerling. Chem. - Ztg. 1880. 807.
’) Emmerling en Luges. Ber. 14. 1005 (1881).
Ber. 16. 837 (1883).
’) Löb. Biochem. Z. 12. 78 (1908).
®) Fischler en Lindner. Z. physiol. Chem. 175. 236 (1928).
0) Nef. Ann. 335. 247 (1904).
Baudish en Deuel. J. Am. Chem. Soc. 44. 1585 (1922).
®) Baudish. Biochem. Z. 89. 279 (1918).
®) Nodzu en Goto. Buil. Chem. Soc. Japan. 11. 381 (1936).
“•) Marchlewski, Pizlo en Urbanczyk. Biochem. Z. 264. 437 (1933).
103
-ocr page 126-trekking hebben op acetol. Zij bepalen één absorptie-cnrve bij nbsp;nbsp;nbsp;11,68, echter zonder den tijd te vermel
den, gednrende welke het acetol zich bij deze bevond. Hierbij vinden zij slechts geringe verandering der absorptie, welke vnl. bestaat in een verschuiving van hetnbsp;maximum naar langere golven. Dit vertoont overeenkomst met mijn eigen metingen aan acetol, zoodat ooknbsp;hierdoor de aanwezigheid van acetol in het destillaat vannbsp;alkalische glucoseoplossingen waarschijnlijker gemaaktnbsp;wordt.
Deze beschouwingen dóen aan de waarneming van Nef (I.C.), dat zich onder invloed van alkaliën uit glucose methylglyoxaal vormt, geen afbreuk, doch stellennbsp;duidelijk in het licht, dat acetol bestendiger is tegen alkaliën en zoodoende aan het alkalisch milieu door destil-
104
-ocr page 127-latie onttrokken kan worden. Het methylglyoxaal kan slechts als osazon worden verkregen, als het phenylhy-drazine hij de vorming aanwezig is.
Deze grootere resistentie van acetol tegen alkaliën wordt door het spectrografisch onderzoek bevestigd. Uitnbsp;dit onderzoek blijkt ook, dat het acetol langzaam uit denbsp;oplossing verdwijnt. Over het zich vormende reactiepro-duct zijn in de litteratuur geen duidelijke gegevens tenbsp;vinden; een poging om hiervoor alleen uit het spectrografisch gevondene een schema op te stellen is.te onzeker.nbsp;Wel blijkt duidelijk, bij vergelijking van de resultatennbsp;met die bij glucose verkregen, dat het acetol niet de aanleiding tot de bij glucose ontstaande absorptie is.
105
-ocr page 128-TABEL I.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
pl.óó/l nbsp;nbsp;nbsp;fig.36 |
pl. Ó6/2 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 36 |
pl. 67/4 en 5 fig. 36 |
pl. 68/2 |
:lg, 36 | ||||
Golï- lengte |
10 min. 20'’ C |
20 min. 20'’ C |
40 min. 20“ C |
168 h 20“ C | ||||
in A |
Ph = 7 |
Ph = 7 |
Ph = |
7 |
Ph = |
7 | ||
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 |
_ |
— |
_ |
— |
_ |
1.006 |
10.1 | |
2300 |
— |
— |
— |
— |
— |
_ |
1.006 |
10.1 |
2350 |
— |
— |
- |
— |
1,047 |
11,1 |
1.075 |
10,2 |
2400 |
— |
— |
— |
- |
1.142 |
13.9 |
1.182 |
10.4 |
2450 |
— |
— |
— |
— |
1,314 |
20.6 |
1.340 |
21,9 |
2500 |
1.485 |
30.5 |
1.474 |
29.8 |
1.469 |
29.4 |
1.494 |
31.2 |
2550 |
1.613 |
41.0 |
1.602 |
40.0 |
1.611 |
40,8 |
1.624 |
42.1 |
2600 |
1.685 |
48,4 |
1.693 |
49.3 |
1.714 |
51.8 |
1.743 |
55.3 |
2650 |
1.786 |
61.1 |
1.802 |
63,4 |
1,796 |
62,5 |
1.793 |
62,1 |
2700 |
1.832 |
67.9 |
1.832 |
67,9 |
1,840 |
69.2 |
1.828 |
67,3 |
2750 |
1.841 |
69,4 |
1,842 |
69,5 |
1.842 |
69.5 |
1.841 |
69.3 |
2800 |
1.779 |
60.1 |
1,803 |
63,5 |
1,807 |
64,1 |
1.824 |
66,7 |
2850 |
1,722 |
52.7 |
1.722 |
52,7 |
1.722 |
52,7 |
1.736 |
54.4 |
2900 |
— |
— |
— |
1.576 |
37,7 |
1.586 |
38,5 | |
2930 |
— |
— |
— |
— |
1,377 |
23.8 |
1,384 |
24,2 |
3000 |
— |
— |
— |
— |
1.201 |
15.9 |
1.231 |
17.0 |
3050 |
— |
— |
— |
— |
1.022 |
10.5 |
1.080 |
12,0 |
3100 |
— |
— |
_ |
_ |
— |
0.939 |
8.7 | |
3150 |
— |
¦ — |
— |
— |
— |
0.795 |
6,2 | |
3200 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
0.640 |
4.4 |
3250 |
— |
— |
- |
— |
— |
— |
0.454 |
2.8 |
3300 |
— |
— |
— |
— |
_ |
— |
— |
— |
3350 |
— |
— |
- |
— |
— |
— |
— |
— |
3400 |
106
-ocr page 129-TABEL II,
1. |
2. |
3. |
4.’ | |||||
Golf lengte O in A' |
pl. 71/3 fig. 37 |
pl. 139/1 fig. 37 |
pl 1j9/3 fig. 37 |
pl. 140/1 fig. 37 | ||||
35 min 20° C Ph=11,8 |
1 h nbsp;nbsp;nbsp;20° C Ph = 11,8 |
5 h nbsp;nbsp;nbsp;20° C Ph = 11.8 |
48 h 20° C Ph = 11.8 | |||||
log. E |
£ |
log. s |
£ |
log. E |
£ |
log. s |
£ | |
22S0 |
1,406 |
25,5 |
_ |
_ |
_ |
— |
_ |
_ |
2300 |
1,274 |
18,8 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
2350 |
1,303 |
20,1 |
— |
_ |
— |
— |
1,478 |
30,1 |
2400 |
1,136 |
13,7 |
1,615 |
41,2 |
1,596 |
39,4 |
1,464 |
29,1 |
2450 |
1,210 |
16,2 |
1,487 |
30,7 |
1.633 |
42,9 |
1,428 |
26,8 |
2500 |
1,382 |
24,1 |
1,533 |
34,1 |
1,668 |
46,6 |
1,464 |
29,1 |
2550 |
1,429 |
26,9 |
1,653 |
45,0 |
1,712 |
51,5 |
1.508 |
32,2 |
2600 |
1,588 |
38,7 |
1,814 |
65,2 |
1,833 |
68,4 |
1,570 |
37,2 |
2650 |
1,686 |
48,5 |
1,897 |
78,9 |
1,875 |
75,0 |
1,625 |
42,2 |
2700 |
1,815 |
65,3 |
1,965 |
92,3 |
1925 |
84,1 |
1,678 |
47,6 |
2750 |
1,870 |
74.1 |
2,021 |
105 |
1,961 |
91,4 |
1.702 |
50,3 |
2800 |
1,952 |
89,5 |
2.068 |
112 |
^ 1,997 |
99,3 |
1,714 |
51,8 |
2850 |
1,952 |
89,5 |
2.091 |
123 |
2,038 |
109 |
1,746 |
55,7 |
2900 |
2,008 |
102 |
2.091 |
123 |
2,020 |
105 |
1,702 |
50,3 |
2950 |
1,984 |
96,4 |
2,079 |
120 |
1983 |
96,6 |
1,677 |
47,5 |
3000 |
1,910 |
81,3 |
2,030 |
107 |
1,913 |
81,8 |
1,640 |
43,6 |
3050 |
1,788 |
61,4 |
1,902 |
79,8 |
1,764 |
58,1 |
1,578 |
37,8 |
3100 |
1,671 |
46,9 |
1,671 |
46,9 |
1,575 |
37,6 |
1,508 |
32,2 |
3150 |
1,136 |
13,7 |
1,380 |
24,0 |
1,330 |
21.4 |
1,428 |
26,8 |
3200 |
— |
— |
__ |
— |
1,107 |
12.8 |
1,343 |
22,0 |
3250 |
__ |
— |
— |
— |
— |
1,241 |
17.4 | |
3300 |
— |
__ |
— |
— |
— |
— |
1,220 |
16,6 |
3350 |
— |
— |
— |
— |
— |
1,218 |
16,5 | |
3400 |
1,212 |
16,3 |
107
-ocr page 130-TABEL III.
1 |
2 |
3 |
4 | |||||
Golf lengte |
pl. 71/4 |
pl. 139/2 Hg. 38 |
pl. 139/4 Hg. 39 |
pl. 140/2 Hg. 40 | ||||
40 min 40“ C |
1 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C |
5 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C |
48 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C | |||||
o in A |
Ph = 11.8 |
Ph = 11.8 geneutr. |
Ph = 11.8 geneutr. |
Ph = 11.8 geneutr. | ||||
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 |
— |
_ |
_ |
... | ||||
2300 |
1.942 |
87,5 |
_ |
— |
_ |
_ | ||
2350 |
1,910 |
81,3 |
— |
— |
— |
__ |
1,638 |
43,4 |
2400 |
1,870 |
74.1 |
1,448 |
28,1 |
1,645 |
44,2 |
1,645 |
44,2 |
2450 |
1,905 |
80,3 |
1,443 |
27,7 |
1,683 |
48,2 |
1,651 |
44,8 |
2500 |
1,935 |
86,1 |
1,522 |
33,3 |
1,716 |
52,0 |
1,742 |
55,2 |
2550 |
1,948 |
88,7 |
1,578 |
37,8 |
1,732 |
53,9 |
1,742 |
55,2 |
2600 |
1,962 |
91,6 |
1,613 |
41,0 |
1,738 |
54,7 |
1,742 |
55,2 |
2650 |
1,955 |
90,2 |
1,651 |
44,8 |
1,751 |
56,4 |
1,713 |
51,6 |
2700 |
2,032 |
108 |
1,694 |
49,4 |
1,802 |
63,4 |
1,633 |
42,9 |
2750 |
2,042 |
110 |
1,675 |
47,3 |
1,774 |
59.4 |
1,529 |
33,8 |
2800 |
2,052 |
113 |
1,624 |
42,1 |
1,698 |
49,9 |
1,460 |
28,8 |
2850 |
2,052 |
113 |
1,601 |
39,9 |
1,596 |
39,4 |
1,332 |
21,5 |
2900 |
2,064 |
116 |
1,466 |
29,2 |
1,473 |
297 |
1,188 |
15,4 |
2950 |
2,059 |
115 |
1,200 |
15,8 |
1,358 |
22,8 |
1,061 |
11.5 |
3000 |
2,027 |
106 |
1,079 |
12,0 |
1,246 |
17,6 |
0,895 |
7.9 |
3050 |
1,955 |
90,2 |
0,980 |
9.6 |
— |
_ |
0,644 |
4,4 |
3100 |
1,870 |
74,1 |
— |
— |
_ |
_ |
_ | |
3150 |
1,788 |
61,4 |
— |
— |
_ |
_ |
_ | |
3200 |
— |
— |
— |
— |
_ |
, | ||
3250 |
— |
— |
— |
— |
— |
_ |
__ | |
3300 |
__ |
— |
— |
_ |
_ | |||
3350 |
— |
— |
— |
— |
__ |
_ | ||
3400 |
108
-ocr page 131-Voor het onderzoek werd gebruik gemaakt van glucose, die volgens Hudson en Dale gezuiverd was.
Zuivere handelsglucose wordt opgelost en met norit op ± 97° C verwarmd. Na aanzuren met H3PO4 wordt gefiltreerd door asbestnbsp;en in vacuo ingedampt tot een gehalte van 70—75 quot;/o. De verkregennbsp;vloeistof wordt met een gelijk volume ijsazijn gemengd en geroerdnbsp;tot de temperatuur ongeveer 13° C bedraagt. De uitgekristalliseerdenbsp;glucose wordt afgefiltreerd en achtereenvolgens uitgewasschen metnbsp;ijsazijn, 95 quot;/o alcohol en absolute alcohal. Het drogen geschiedt innbsp;vacuo bij een begintemperatuur van 50° C. Deze mag onder het drogen tot 70° C oploopen.
Het aldus bereide preparaat (I) bevatte nog 0,1 ®/o azijnzuur, doch was verder geheel zuiver. Een tweedenbsp;hoeveelheid glucose (H), volgens hetzelfde voorschriftnbsp;bereid, bevatte geen azijnzuur en was geheel zuiver.
Van beide preparaten is de rotatie bepaald bij een concentratie van 1 molair op verschillende tijdstippen na het oplossen. Tegelijkertijd werd de rotatie van een monster zuivere glucose bepaald, bereid door omkristallisee-
') Hudson en Dale. J. Am. Chem. Soc. 39. 322 (1917).
®) Gaarne breng ik hier dank aan den heer Westerterp voor het bereiden van deze tweede portie glucose.
109
-ocr page 132-ren uit methylalcohol (III). De preparaten gaven een klein verschil in eindwaarde voor de rotatie, vermoedelijk ten gevolge van de aanwezigheid van azijnzuur ennbsp;een spoor water. Om een vergelijking tusschen het ver-
110
-ocr page 133-loop der rotatie bij de verschillende preparaten mogelijk te maken, werd de eindwaarde van één der preparatennbsp;als juist aangenomen en de uitkomsten bij de andere ver-
1 1. j , nbsp;nbsp;nbsp;r j tuiste eindwaarde
menigvuldigd met een t actor --,--^,-— .
gevonden eindwaarde
Tijd in min. |
Wol |
Wd h |
WdIII |
9 |
77,0° |
— |
65,7° |
10 |
— |
105,2° |
— |
11 |
76,7° nbsp;nbsp;nbsp;* |
— |
64,7° |
20 |
— |
97,8° |
— |
25 |
72,5°' |
— |
62,0° |
51 |
66,4° |
— |
— |
56 |
65,1° |
—. |
57,0° |
60 |
— |
78,0° |
— |
108 |
58,8° |
— |
— |
120 |
— |
64,2° |
54,0° |
180 |
— |
57,6° |
— |
185 |
54,6° |
— |
53,5° |
240 |
— |
¦ 54,1° |
— |
267 |
53,2° |
— |
52,7° |
300 |
— |
53,19° |
— |
360 |
— |
52,?3° |
—. |
412 , |
52,73° |
— |
52,73' |
Geëxtrapoleerd op tijd 0 min vinden we voor de be-ginrotaties der drie preparaten de volgende waarden;
I 82° nbsp;nbsp;nbsp;II 111°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;III 69°.
De reactie van Schiff was bij alle drie de preparaten zeer zwak positief.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_j
Het absorptiespectrum in neutraal milieu.
Tengevolge van de aanwezigheid van een aldehyde- of ketongroep bij de suikers verwacht Purvis een specifieke absorptie bij ongeveer 2700 A. Zijn onderzoekingennbsp;bevestigden deze yeronderstelling. Tot eenzelfde resul-
») Purvis. J. Chem. Soc. jf2X 2519 (1923).
111
-ocr page 134-taat komt Niederhoff ^). Laatstgenoemde ¥indt deze ab-sorptieband zelfs nog na herhaalde omkristallisatie.
De klassieke onderzoekingen van Hartley in deze richting gaven slechts een continue absorptie te zien.nbsp;Ook Bielecki en Wurmser vonden bij hun proeven metnbsp;zetmeel algeheele afwezigheid van een specifieke absorptie. Een resultaat als dat van Hartley en van Bieleckinbsp;en Wurmser kon verwacht worden als gevolg van denbsp;vorming van cyclische halfacetalen bij pentosen ennbsp;hexosen.
Niederhoff schrijft den door hem gevonden absorptie-band toe aan het feit, dat zich tusschen den lactolvorm der suikers én den aldehyde-vorm een evenwicht insteltnbsp;en stelt de laatstgenoemde, de al-glucose, dan verantwoordelijk voor den door hem gevonden absorptieband.
Daarentegen vinden Gabryelski en Marchlewski een continue absorptie bij glucose, galactose, maltose, raf-finose, arabinose en rhamnose. Henri en Schou be-bevestigen hun resultaten voor glucose. Tot dezelfde uitkomsten komen Goos, Schlubach en Schroter ®). Bijnbsp;pentamethylglucose vinden laatstgenoemde schrijversnbsp;een sterk verhoogde absorptie in de buurt van den gewonen GO-band. Uit de laatste drie publicaties blijktnbsp;wel, dat, indien de mogelijkheid tot vorming van eennbsp;half-acetaal aanwezig is, de absorptie bij 2700 k uitblijft,
De resultaten van het onderzoek van Purvis en Niederhoff blijven echter onverklaard. Dat zich in oplossingen van glucose in water een evenwicht instelt tusschen al-glucose en verschillende cyclische isomeren, wordt ooknbsp;door andere onderzoekers dan Niederhoff aangenomen ^).
Niederhoff. Z. physiol. Chem. 165. 130 (1927).
id. nbsp;nbsp;nbsp;167. 310 (1927).
Hartley. In Kayser. Handb. Spektroch. III.
Bielecki en Wurmser. Biochem. Z. 45. 159 (1912).
“) Gabryelski en Marchlewski. Biochem. Z. 250. 385 (1932).
Henri en Schou. Z. physiol. Chem. 174. 295 (1928).
”) Goos, Schlubach en Schröter. Z. physiol. Chem. 186, 148 (1950). ’) Lowry. Union Intern, de Chimie. 1929.'
Micheel. Chemie der Zucker. Leipzig 1939. bl. 218.
112
-ocr page 135-Bevindt de al-glucose zich echter in denzelfden vorm als bij de in de vorige hoofdstukken behandelde a-oxyalde-hyden, dan is geen absorptie te verwachten. Het is geenszins uitgesloten, dat de al-glucose gehydrateerd is; ditnbsp;wordt door Lowry zelfs aangenomen om de muta-rotatienbsp;te verklaren. De omzetting van a- en /3-giucose, zooalsnbsp;deze bij de muta-rotatie plaats vindt, schijnt echter nietnbsp;via den gehydrateerden toestand te verloopen.
Om na te gaan of glucose direct na het oplossen en dus gedurende het verloop der muta-rotatie zich anders gedraagt dan na beëindiging van deze reactie, heb ik opnbsp;verschillende tijdstippen, zeer kort na het bereiden dernbsp;oplossing, de absorptiecurve bepaald. Hierin lag, voornbsp;zoover ik kon nagaan, nog de eenige mogelijkheid om eennbsp;verklaring te geven van het verschil in uitkomsten tus-schen de genoemde schrijvers, zönder het gebruik vannbsp;verontreinigde preparaten aan. te nemen. De door mij gebruikte apparatuur maakte het mogelijk om het tijdstip,nbsp;waarop de absorptie werd bepaald, zeer dicht na het oplossen te kiezen. Een eigenaardige moeilijkheid deed zichnbsp;voor, doordat, onmiddellijk na het oplossen, zich zeernbsp;fijne luchtbelletjes in de oplossing vormden. De invloednbsp;hiervan was bij de eerste proeven een daling der absorptiecurve met den tijd. Ik onderving deze moeilijkheidnbsp;door de glucose in vacuo op te lossen. Hiervoor werd eennbsp;maatkolfje van een zijbuis voorzien en met een doorboorde gummistop, waarin een scheitrechter was geplaatst, gesloten. De glucose werd in het kolfje gebracht,nbsp;het geheel luchtledig gemaakt en door de scheitrechternbsp;tot de streep aangevuld. Na 6 min kon de eerste absorptiecurve worden gemaakt. Tegelijkertijd werden de, in hetnbsp;begin van dit hoofdstuk opgenomen, rotatie-waarden bepaald.
De uitkomsten der absorptieproeven zijn opgenomen in tabel 1. Voor de bepalingen werd preparaat I in eennbsp;1-molair oplossing in koolzuurvrij water gebruikt. Denbsp;der oplossing was 6,5, tengevolge van een spoor azijnzuur. Bij proeven met preparaat H, dat vrij van azijn-
Baker, Ingold, Thorpe. J. Cliem. Soc. 125. 268 (1924).
113
-ocr page 136-zuur was, werden geen andere uitkomsten verkregen. Het resultaat is, dat geen specifieke absorptie in de oplossingen aantoonbaar is. De geheele absorptiecurve (zienbsp;fig. 41) ligt onder die van Goos, Schlubach en Schröternbsp;en van Gabryelski en Marchlewski en komt ongeveernbsp;overeen met die van Henri en Schou. Aan de kleine ver-hooging rond 2750 A meen ik geen groote waarde te mogen toekennen.
Preparaat H (tabel H, 1) vertoont een iets sterkere absorptie, maar evenmin een maximum. Preparaat Hl, dat niet uit een zure oplossing tot kristallisatie was gebracht,nbsp;doch wel zeer zuiver was, geleek in zijn gedrag meer opnbsp;de preparaten van Niederhoff en Purvis. Ik meen dannbsp;ook de uitkomsten van deze laatste onderzoekers te moeten toeschrijven aan de aanwezigheid van een verbinding, die bij een Pj^ boven 7 uit glucose wordt gevormd.nbsp;De bespreking van deze veronderstelling behoort echternbsp;in de volgende paragraaf.
Het absorptiespectrum in alkalisch milieu.
In drie publicaties geven Marchlewski en zijn medewerkers de resultaten van hun spectrografisch onderzoek van suikers in alkalisch milieu. Ondanks den bree-den opzet van hun onderzoek, is het niet mogelijk om uit hun publicaties een inzicht te verkrijgen in de reacties,nbsp;die zich afspelen. De oorzaak hiervan is, naar mijn meaning, gelegen in een niet volledig uitsluiten Amn oxydatienbsp;bij de uitvoering van hun proeven en in een te korte in-werkingsduur in sommige gevallen. Hun resultaten kunnen als volgt worden samengevat:
1quot; in sterk alkalisch milieu ontstaan snel absorptie-banden bij 2670 A en 3100 A, die bij neutralisatie verdwijnen.
2° in zwak alkalisch milieu ontstaat na langeren tijd een band bij 2650 A of bij 2900 A. Soms ontstaat geennbsp;absorptie.
0 Gabryelski en Marchlewski. Biochem. Z. 250. 385 (1932).
id. nbsp;nbsp;nbsp;261. 393 (1933).
Marchlewski en Urbanczyk. Biochem. Z. 262. 248 (1933).
114
-ocr page 137-Schou en Wurmser zoeken verband tusschen de re-ductiepotentiaal van alkalische suikeroplossingen en hun absorptiespectrum. Zij bepalen de absorptie bij = 8,04nbsp;na een inwerking gedurende 24—120 uur bij 40° C. Zeernbsp;langzaam blijkt zich een stof te vormen, die een absorp-tieband bij ongeveer 2650 A heeft. Deze absorptie heeftnbsp;na 72 uur haar hoogtepunt bereikt; daarna begint eennbsp;nog langzamer verminderen der extinctie-coëfficiënt. Denbsp;ligging van het maximum wordt hierbij niet gewijzigd.nbsp;De reductiepotentiaal vertoont een soortgelijk verloop.
Fischler, Hauss en TaufeD) verwarmen een 3®/o glu-cose-oplossing in n. NaOH gedurende 18 uur op 40° C en vinden één band bij 2850 A. Na neutralisatienbsp;verdwijnt deze absorptieband langzaam zonder vannbsp;plaats te veranderen.
Om mijn werk zoo goed mogelijk met dat der genoemde onderzoekers te kunnen vergelijken, heb ik meestal bij overeenkomstige waterstofionenconcentraties gewerkt.nbsp;Eén groep metingen voerde ik uit in zwak alkalische oplossing (Pj^ = 7,4—= 8), eenige bepalingen bijnbsp;11 en een groot aantal bij Pf^ = 11,8.Tenslotte werden eenige spectra in sterk alkalisch milieu (Ph ~nbsp;bepaald. Het grootste deel van het onderzoek vond zoowel bij 20° C als bij 40° C plaats. In meerdere gevallennbsp;werd ook het absorptiespectrum na neutralisatie der oplossing bepaald. De behandeling met de bufferoplossin-gen geschiedde, zooals bij glycolaldehyde is beschreven.nbsp;De uitkomsten zijn opgenomen in de tabellen II t/m VIIInbsp;en in de fig. 41 t/m 49.
Het resultaat van de metingen bij Pj^ = 7,4 is, dat na 3 uur bij 40° C een zeer geringe verhooging der absorptienbsp;is opgetreden (tabel II. 2). Mijn vermoeden, dat deze absorptie bij langeren duur der proeven zou toenemen,nbsp;hetgeen in overeenstemming met het onderzoek vannbsp;Schou en Wurmser zou zijn, werd niet bevestigd. Be-
Schou en Wurmser. Comptes rend. 186. 367 (1928).
“) Fischler, Hauss en Taufel. Biochem. Z. 227. 156 (1930).
115
-ocr page 138-palingen, uitgevoerd na 2 dagen bij 20° C, 6 dagen bij 20° C, 6 dagen bij 37° C en 4 dagen bij 40° C, gavennbsp;praetisch gelijke uitkomsten. Bij Pjj = 8 vormde zich nanbsp;4 dagen wel een maximum bij 2700 A, dat echter veelnbsp;lager lag [log e (2700 A) = 0,53—1] dan het door Schounbsp;en Wurmser waargenomene [log s (2650 A) = 0,54],nbsp;Door de uitvoering der proeven in een stikstofatmosfeernbsp;is oxydatie bij mijn bepalingen uitgesloten. Kleine hoeveelheden zuurstof doen ook absorptie bij 2650 A ontstaan; of dit bij de proeven van S. en W., welke „a 1’ abrinbsp;de l’air” zijn gedaan, toch een rol gespeeld heeft, kannbsp;ik niet beoordeelen. Door Marchlewski en zijn medewerkers werd nooit selectieve absorptie beneden = 10,8nbsp;gevonden.
Bij P 11 ontstaat na geruimen tijd (96 uur) bij 37° C (door toevallige omstandigheden niet 40° C) een maximum bij 2900 A (tabel II, 4). Kortere inwerkingsduurnbsp;geeft wel dezelfde verhooging als bij P ^ = 8, echternbsp;slechts geringe absorptie bij 2900 A.
Hierna volgt het uitvoerige onderzoek bij Pj^ = 11,8. Bij deze P wordt na eenige uren voor het eerst, naast de gewone verhooging der absorptie bij 2700 A, een absorptienbsp;boven 3000 A bemerkbaar. Dit maximum bij ruimnbsp;3000 A neemt niet toe met den tijd, maar gaat langzaamnbsp;over in een maximum bij 2800—2900 A. Hiervoor is eennbsp;inwerking van eenige dagen noodig. Na 23 dagen heeftnbsp;het karakter der absorptie zich niet gewijzigd, maar isnbsp;e tot 17 gestegen (tabel Hl 1—4 en fig. 42).
Duidelijk blijkt het verschil tusschen de stoffen, die deze banden veroorzaken, uit hun gedrag bij neutralisatie. Is er een maximum bij 2900 A gevormd, dan gaatnbsp;dit bij neutralisatie over in een absorptieband met eennbsp;uitgesproken maximum bij 2650 A, die het meeste overeenkomst vertoont met de op analoge wijze bij glycerine-aldehyde verkregen absorptiespectra (glucose, tabel IV,nbsp;1, 2 en 3 en fig. 45, 46 en 47). De absorptieband bij nbsp;3050 A komt bij grootere alkaliteit veel duidelijker te
116
-ocr page 139- -ocr page 140-118
voorschijn. In N NaOH met een = 13,6 is na 19 min een maximum gevormd, dat bij 3120 A blijkt te liggennbsp;(tabel V, fig. 43). Bij de opnamen, na 3 min. en 19 min.nbsp;gemaakt, springt direct in het oog, dat zich eerst hetnbsp;maximum bij 2650 A vormt en daarna dat bij 3100 A.nbsp;Een zelfde verschijnsel, doch veel minder duidelijk, hadnbsp;zich reeds bij Pj^ = 11,8 voorgedaan. Bij neutralisatienbsp;verdwijnt de band bij 3120 A snel, langzamer volgt ooknbsp;die bij 2650 A. Mooier dan bij Pj^=ll,8 demonstreert zichnbsp;hier het feit, dat de reactie, die de band bij 3120 A veroorzaakt, omkeerbaar is. Dat hier nog geen andere stoffen gevormd zijn, blijkt ook uit de reductie van hetnbsp;reagens van Luff, die zelfs na 1 uur nog practisch onveranderd is. Heeft zich daarentegen de absorptieband bijnbsp;2900 A gevormd, dan is ook steeds het reduceerend vermogen t.o.v. het reagens van Luff afgenomen.
Tot slot de proeven bij 40° C en Pj^ = 11,8. Het ge-heele complex der verschijnselen, die de absorptie bij 20° C veroorzaken, speelt zich nu veel sneller af. Na dennbsp;eersten band bij 2700 A ontwikkelt zich een band bijnbsp;rond 2900 A, waarbij log s de waarde 3 bereikt. Een maximum bij 3100 A wordt practisch niet waargenomen.nbsp;Het is mogelijk, dat de waargenomen verschuiving naarnbsp;3000 A in de opname na 4 uur er door veroorzaakt wordt,nbsp;maar zeker is dit niet.
Neutralisatie levert absorptiecurves op, die een scherp maximum bij 2650 A hebben. Na een inwerking gedurende ongeveer 3 uur wordt dus het geheele beeld der absorptie beheerscht door een stof, die een maximum bijnbsp;2900 A bezit en bij neutralisatie overgaat in een stof metnbsp;een maximum bij 2650 A. De ligging dezer maxima en denbsp;grootte der bijbehoorende extinctiecoëfficiënten vertoo-nen groote overeenkomst met die van glycerinealdehydenbsp;en dioxyaceton, wanneer deze stoffen op dezelfde wijzenbsp;behandeld zijn.
Na deze beschrijving der waargenomen feiten, moet ik nog wijzen op een verschijnsel, dat zich voordoet._ wan-
119
-ocr page 142- -ocr page 143-neer deze proeven niet onder volstrekte buitensluiting van zuurstof worden uitgevoerd. De in tabel VI, 4 opgenomen bepaling werd uitgevoerd in een dichtgesmoltennbsp;buis met zeer weinig lucht boven de vloeistof. De absorptie verschuift naar kortere golflengten en is veel geringernbsp;dan ze in vergelijking met de vorige opnamen zou moetennbsp;zijn. Hetzelfde doet zich voor bij de opname van tabelnbsp;VII, 1. Hier is door den langer en duur der inwerking hetnbsp;verschijnsel veel duidelijker. In figuur 44 is deze absorp-tiecurve ter demonstratie opgenomen. Juist bij glucose,nbsp;waar het outstaan der absorptiebanden meer tijd vergtnbsp;dan bij de triosen, treedt deze invloed van de zuurstofnbsp;op den voorgrond. Daar ik aanvankelijk alle bepalingennbsp;in dichtgesmolten buizen met weinig lucht erboven uitvoerde, zou ik de gegeven voorbeelden met vele kunnennbsp;vermeerderen.
Als we de resultaten kort samenvatten, kunnen we dus zeggen, dat er onderscheid gemaakt moet worden tus-schen de banden bij 2700 A en 3100 A eenerzijds, dienbsp;met een omkeerbare reactie samenhangen en den bandnbsp;bij 2900 A anderzijds, welke het gevolg is van een niet-omkeerbare reactie. Bovendien is vooral het ontstaan vannbsp;den band bij 3100 A afhankelijk van de Ppj (bij eennbsp;onder 11,8 is hij nooit waargenomen), terwijl de band bijnbsp;2900 A ook bij geringere alkaliteit ontstaat, mits de tijdennbsp;lang genoeg gekozen worden.
Bij de behandeling der absorptie van glucose in neutraal milieu wees ik er reeds op, dat ter verklaring van het verschijnsel der mutarotatie, een geringe hoeveelheidnbsp;der glucose in aldehydevorm, de al-glucose, wordt aangenomen. Vele auteurs nemen nu als eerste gevolg vannbsp;een verhoogde concentratie aan OH^onen in de oplossing, een verhooging van de snelheid der reactie ring-glucose -gt; al-glucose aan. De OH~ionen zouden dan alsnbsp;katalysator bij de genoemde reactie moeten optreden. Denbsp;invloed, die H ionen en OH^ionen op deze reactiesnel-
121
-ocr page 144-heid uitoefenen, werd door Hudson als volgt weergegeven:
k = kp d- kn X C|^ ^ -f kQj^ _ X nbsp;nbsp;nbsp;_
In deze vergelijking stelt k de snelheidsconstante der mutarotatie voor, ko de waarde voor deze grootheid tus-schen Pf^=4enPj^ =6, k^^^en krespectievelijknbsp;constanten voor den invloed der H ionen en OH“ionen.nbsp;Hudson vond voor deze constanten de volgende waarden: ko = 0,0096, k = 0,258, en kQj^_ = 9750.
9 Hudson. J. Am. Chem. Soc. 29. 1571 (1907), 59. 320 (1917). ook Kuhn en Jacob. Z. physik. Chem. 1/3. 389 (1924).
Brönstcd en Guggenheim. J. Am. Chem. Soc. 49. 2554 (1927).
123
-ocr page 146-Uit deze cijfers blijkt de sterke invloed der OH~ionen, die zoo groot is, dat bij = 9 de reactiesnelheid reedsnbsp;niet meer te meten is. Dat de al-glucose zich dan eerst nanbsp;een inwerking van dagen bij 40° C zou vormen, zooalsnbsp;door Schou en Wurmser (l.c.) verondersteld wordt, komtnbsp;mij niet waarschijnlijk voor. Wel is het zeer goed mogelijk, dat de al-glucose in zwak alkalisch milieu aanleiding geeft tot de vorming van de door S. en W. met behulp van het absorptiespectrum waargenomen stof. Ditnbsp;zou het langzame optreden der door hen gevonden ab-sorptieband geheel verklaren. Op dezelfde wijze kan hetnbsp;optreden der absorptieband in de preparaten van Nie-derhoff en Purvis waarschijnlijk gemaakt worden.nbsp;Wordt glucose omgekristalliseerd bij een P^, die tusschennbsp;4 en 6 ligt, (zie Bereiding) dan komt in het preparaatnbsp;geen verontreiniging door stoffen met de door N. en P.nbsp;gevonden absorptieband voor en is bovendien de begin-rotatie hoog. Het onderzochte preparaat III, dat in geringe mate absorptie bij 2650 A te zien gaf en een lagenbsp;beginrotatie had, zou dan met de overigens zuivere preparaten van N. en P. op één lijn gesteld kunnen worden.nbsp;Omkristallisatie heeft dan geen effect, omdat de absor-beerende stof hierbij steeds weer gevormd wordt.
Marchlewski en zijn medewerkers, l.c., willen de bij sterk alkalische reactie snel ontstaanden band bij 2650 Anbsp;eveneens aan de al-glucose toeschrijven. Hiervoor is inderdaad veel te zeggen; het bezwaar van de zeer langzame vorming is hier vervallen en bovendien is dezenbsp;reactie duidelijk omkeerbaar en wordt zij gevolgd doornbsp;een tweede, die de absorptie bij 3120 A met zich brengt.nbsp;Met dezen laatsten absorptieband weten deze onderzoekers geen raad. „Ware het niet, dat alkalische suikeroplossingen met uitsluitend absorptie bij 2650 A voorkwamen, wij zouden geneigd zijn ook dezen band aan denbsp;al-glucose toe te schrijven”; zoo luidt in één hunner publicaties hun eindoordeel. Dat deze band inderdaad aannbsp;de al-glucose zou toebehooren, komt mij onwaarschijnlijknbsp;voor. Het zou dan de naar langere golflengten verschoven CO-band moeten zijn, maar de absorptie bij 2650 A
'¦124
-ocr page 147-is gebleven, terwijl er geen enkele reden voor de ver-schniving aan te geven is.
Met de opnamen, gemaakt na 3 min. en 19 min., meen ik overtuigend te hebben aangetoond, dat beide bandennbsp;niet aan éénzelfde stof toebehooren. Eerst ontstaat denbsp;absorptie bij 2650 A, daarna die bij 3120 A. In omgekeerde volgorde verdwijnen ze bij neutralisatie.
Michaelis neemt, ter verklaring van het gedrag van glucose als tweebasisch zuur, de vorming van een glu-cose-diënol 1, 2 in alkalische oplossing aan. In deze veronderstelling staat hij niet alleen. Reeds bij de onderzoekingen van Nef. werd dit diënol-1, 2 als de meest waarschijnlijke tusschenvorm beschouwd. Nef bouwt opnbsp;deze theorie zijn geheele schema voor de ontleding vannbsp;glucose door alkali en ook Evans en zijn medewerkersnbsp;aanvaarden den enolvorm als tusschenstadium bij de doornbsp;hen beschreven splitsing van glucose in alkalisch milieu.
12,1 en = 13,9.
De dissociatieconstanten van glucose als één- en tweebasisch zuur werden langs verschillenden weg bepaald. Als meest waarschijnlijke waarden hiervoor
kunnen we aannemen P
K,
Met behulp der betrekking .
log
Pr,
[glucosaat]-
[glucose]
is te berekenen, dat zich bij P^ = 13,6 meer dan 90®/o in den ion-vorm moet bevinden. Als vanzelf dringt zichnbsp;de vraag op, of het dit omkeerbaar proces is, dat de oorzaak der bij het spectrografisch onderzoek gevonden ab-sorptiebanden is. Het ontstaan der absorptie met eennbsp;band bij 3120 A, die bij Pp^ = 11,8 juist waarneembaarnbsp;wordt en bij hoogere Pp^ toeneemt, het omkeerbaar zijn
Michaelis. Die Wasserstoffionenkonzentration. blz. 31. Berlijn (1922).
2) Nef. Ann. 376. 1 (1910); 403. 235 (1914).
®) Kirsch en Schlags. Z. physik. Chem. A. Ï4t. 387.
Urhan en Shaffer. J. Biol. Chem. 94. 697 (1931).
Urban en Williams. J. Biol. Chem. 100. 237 (1933).
Groot. Biochem. Z. 180. 346 (1922).
126
-ocr page 149-van de reactie, die dezen absorptieband doet ontstaan, dit alles wijst in deze richting.
Er is echter een ernstig bezwaar tegen deze hypothese, als men met Michaelis aanneemt, dat het als tweebasischnbsp;zuur reageerende glucosemolecule den diënolvorm zou
aannemen.
MC=0
I
h,COH
l|
HOCH
' I i
Deze configuratie 11 doet geen absorptie bij 3120 A verwachten. Dit deed bij mij twijfel opkomen aan denbsp;juistheid der veronderstelling van Michaelis en ik hebnbsp;getracht op andere wijze na te gaan of zijn opvatting denbsp;juiste was. De volgende redeneering doet zien, dat dezenbsp;controle op twee eenvoudige manieren mogelijk is.
Volgens de bepalingen van Lobry de Bruyn en Alber-da van Ekenstein bestaat bet mengsel, dat na 10 min. koken van glucose met KOH ontstaat, uit glucose, fructose en mannose in de verhouding 44 : 25 : 6. Eiitgaandenbsp;van fructose zijn deze cijfers 53 : 56 ; 7. Wolfrom ennbsp;Lewis “) vonden 63,4 ; 30,9 : 2,4. In het evenwichtsmeng-sel zidlen glucose en fructose zich dus ongeveer verhouden als 2:1. Wordt nu de oplossing, waarin zich meernbsp;dan 90 ®/o als glucosaation, dus in den gemeenschappe-lijken vorm van glucose en fructose bevindt, geneutraliseerd, dan moet in de oplossing een aanmerkelijke hoeveelheid fructose aanwezig zijn. De rotatie moet dannbsp;sterk zijn afgenomen. Bij controle bleek de specifiekenbsp;rotatie na 20 min. bij = 13,6 slechts te zijn afgenomen van 53° C tot 44°,5 C. Het electrolytisch dissociatie-evenwicht heeft zich na dezen tijd reeds volledig ingesteld. De gevormde hoeveelheid fructose is dus in elk geval al veel minder, dan met de evenwichtsverhoudingnbsp;overeen moet komen.
') Lobry de Bniyn en Alb. van Ekenstein. Ree. 14. 211 (1895). Wolfrom en Lewis. J. Ara. Cliem. Soc. 50. 837 (1928).
127
-ocr page 150-Veel mooier is het resultaat der volgende proef. De op dezelfde wijze behandelde glucose-oplossing werd na denbsp;neutralisatie behandeld met alkalische jodiumoplossingnbsp;(oxydatie der aldosen). De oplossing bleek geen spoornbsp;fructose te bevatten (reactie op fructose, zie Schoorl,nbsp;Org. Anal. II blz. 161).
Ook Hirsch en Schlags kunnen zich met de meening, dat het glucosaation de structuur van een 1,2-diënol zounbsp;hebben, niet vereenigen. O.a. voeren zij hiertegen aan,nbsp;dat bij glucose en fructose in alkalisch milieu hetzelfdenbsp;diënol moet ontstaan, maar dat de hoeveelheid gebondennbsp;OH-ionen van de toegevoegde base bij glucose en fructosenbsp;niet gelijk is. Verder zou saccharose volgens dit schemanbsp;niet met basen kunnen reageeren. Het bindt echternbsp;NaOH als alle andere suikers. Fredenhagen en Bonhoef-fer “) hebben door hun onderzoekingen van de omzettingnbsp;glucose-fructose in zwaar water eveneens een bijdragenbsp;geleverd tot de opvatting, dat het 1, 2-diënol, althans bijnbsp;geringe alkaliteit en beneden 40° C, niet als tusschenvormnbsp;optreedt. Nu de hypothese der 1,2-diënolvorming ternbsp;verklaring van het gedrag van glucose als zuur niet blijktnbsp;te voldoen, heb ik getracht op andere wijze een verbandnbsp;te vinden tusschen den absorptieband bij 3120 A en denbsp;structuur van het glucosaation.
Neemt men aan, dat de omzettingen onder invloed van sterke alkaliën via de al-glucose verloopen, dan is hetnbsp;zeer waarschijnlijk, dat, evenals bij aldoD), een molecule water van de koolstofatomen 2 en 3 afsplitst.
HC=0
I
COH
II
CH
HC = 0
....., I
HiCOH : I
HO;CH
') Hirsch en Schiags. Z. physik. Chem. A. 141. 387.
Fredenhagen en Bonhoeffer. Z. physik. Chem. A. 181. 397 (1938), Zie hoofdstuk Glycolaldehyde.
128
-ocr page 151-Hierbij ontstaat een enol, dat door het H-atoom der OH-groep aan C . 2, hetwelk zich onder den invloed van
een Cfo groep en een dubbele binding bevindt, zeker \ H
zure eigenschappen zal hebben. Een waterafsplitsing, als hier bedoeld, werd reeds, zij het op eenigszins anderenbsp;wijze, door Nef ter verklaring van de vorming dernbsp;saccharinezuren aangenomen. Ook bij de omzetting vannbsp;d-mannosuikerzuur in een keton , is de op de ringsplit-sing volgende reactie, de vorming van een soortgelijknbsp;enol. Het idee van waterafsplitsing uit glucose is bovendien geopperd door fCusin ”), die op deze wijze het verschillend gedrag van glucose t.o.v. NaOH en Ca (OH) 2nbsp;tracht te verklaren en eveneens door VogeO). Volgensnbsp;hun opvatting blijft de ringstructuur echter behouden ennbsp;splitst het water tusschen Ci en Ca af.
De moeilijkheid, die zich bij een veronderstelling, als door mij gemaakt, voordoet, is de omkeerbaarheid vannbsp;deze reactie. Uit recente publicaties van Langenbeck ennbsp;Borth en Langenbeck en Sauerbier ®) blijkt evenwel,nbsp;dat de omzetting aldol -gt; crotonaldehyde een even-wichtsreactie is. Ook de mogelijkheid om methylglyoxaalnbsp;in zeer zwak alkalisch milieu in triosgn en hpxosen omnbsp;te zettenwijst op de omkeerbaarheid van de reactie,nbsp;waarbij één molecule H2O uit ;S-oxyaldehyden wordt afgesplitst.
Neemt men eenmaal de mogelijkheid van waterop-name aan de dubbele binding tusschen C2 en Cg aan, dan is het zeer plausibel, dat de reactie snel afloopt.nbsp;Heeft zich na de neutralisatie door opname van 1 mol.nbsp;H2O de al-glucose gevormd, dan zal deze vorm onmiddellijk in het halfacetaal overgaan. Dat bij „gedehydra-
‘) Nef. Ann. 557. 214 (190?); 576. 1 (1910); 405. 204 (1914). =) Kiliani. Ber. 65. 1272 (1932).
®) Kusin. Ber. 69. 1041 (1936).
«) Vogel. Ber. 70. 1193 (1937).
'^) Langenbeck en Both. Ber. 75. 951 (1942).
®) Langenbeck en Sauerbier. Ber. 70. 1540 (1937). Bernliauer en Görlich. Biochem. Z, 212. 452 (1929).
129
-ocr page 152-teerde” glucose het opnemen van water zooveel vollediger verloopt dan bv. bij crotonaldehyde, wordt dus door de mogelijkheid tot ringvorming veroorzaakt.
We moeten ons nu af vragen of deze hypothese wèl een verklaring geeft van het ontstaan der absorptie-band bij 3200 A. Dit is inderdaad het geval. Reeds in hetnbsp;hoofdstuk glycolaldehyde wees ik op het absorptiespec-trum van crotonaldehyde, dat een maximum bij 3200 Anbsp;vertoont en een verwante structuur bezit. Maar ook hetnbsp;absorptiespectrum, dat men vindt na oplossen van glucose in geconcentreerd zwavelzuur en dat door Ban-dow werd onderzocht, vertoont een band bij 3200 A.nbsp;In dit milieu mag wel in de eerste plaats éen wateraf-splitsing verwacht worden. Het spectrografisch onderzoek is met deze hypothese dus in goede overeenstemming; nog nagegaan dient te worden, of resultaten vannbsp;ander onderzoek hiermede niet in botsing komen.
In de eerste plaats is het de omzetting glucose-fructose, die een verklaring behoeft. Bij de analoge reactienbsp;glycerinealdehyde dioxyaceton was het reeds noodig,nbsp;onderscheid te maken tusschen deze omzetting in pyridine en in alkalische oplossing in water. In pyridine verloopt alleen de reactie glycerinealdehyde -gt; dioxyaceton,nbsp;in water tevens de omzetting in methylglyoxaal en denbsp;aldolcondensatie. Er bestaat geen enkel bezwaar tegen,nbsp;om een dergelijk reactieverloop ook bij glucose aan tenbsp;nemen, te meer, omdat hierbij de reactie in pyridine opnbsp;dezelfde wijze verwezenlijkt is °) . De resultaten van Fre-denhagen en Bonhoeffer (l.c.) leiden tot de veronderstelling, dat het optreden van een 1, 2 diënol eerst bij groo-tere P en boven 40° C plaats vindt, terwijl zij voor zwaknbsp;alkalische vloeistoffen een reactieschema ontwikkelen,nbsp;dat slechts de al-glucose als tusschenvorm noodzakelijknbsp;maakt. Het 1,2-diënol is echter voor de omzetting innbsp;mannose een niet te missen tusschenstadium en het opnemen van deuterium aan C-atoom-2 bij de omzetting
0 Bandow. Biochem. Z. 294. 124 (1937).
Danilow, Veiius-Danilowa en Schantarowitsch. Ber. 63. 2269 (1930).
130
-ocr page 153-2,3,4,6 tetramethylglucose in 2,3,4,6 tetramethylmannose maakt dit wel zeer waarschijnlijk. Juist het feit, dat denbsp;mannose zich bij al deze reacties zooveel langzamernbsp;vormt dan fructose, meen ik o.a. aan het slechts in geringe hoeveelheid aanwezig zijn van het 1, 2-diënol tenbsp;moeten toeschrijven. De vorming der saccharinezuren isnbsp;meer een steun voor, dan een bezwaar tegen de opgestelde hypothese.
Tenslotte is er het gedrag van glucose als tweebasisch zuur. Het door de waterafsplitsing gevormde enol zalnbsp;zeker een = 12,1 kunnen bezitten, het is echter aannbsp;C2 slechts een éénbasisch zuur. Het 1,2-diënol dat innbsp;zwakker alkalische oplossingen blijkbaar niet, in sterkere wel aanwezig kan zijn, zou echter de tweede dissociatie kunnen verklaren. Een groot bezwaar tegen denbsp;ontwikkelde voorstelling levert het gedrag als tweebasisch zuur althans niet.
Er blijft nog over een verklaring te zoeken voor het ontstaan der absorptieband bij 2900 A. Ik wees al opnbsp;de groote overeenkomst van dezen band met die, welkenbsp;in, op analoge wijze behandelde, oplossingen van glyce-rinealdehyde en dioxyaceton waren verkregen. Beschouwen we vergelijkenderwijze de absorptiespectranbsp;van alle in dit proefschrift behandelde stoffen in alkalisch milieu, daarbij in het oog houdende, dat het alle,nbsp;als splitsingsproducten van glucose bekend staande stoffen zijn, dan ligt de conclusie voor de hand, dat de splitsing van glucose in hoofdzaak tusschen C3 en C4 heeftnbsp;moeten plaats vinden onder vorming van glycerinealde-hyde, dioxyaceton of eventueel methylglyoxaal. Welnbsp;vormen ook glycolaldehyde, melkzuuraldehyde en acetolnbsp;stoffen met absorptiebanden bij ± 2900 A, de absorptienbsp;is bij geen van alle echter zoo sterk, dat zij met dienbsp;van glucose vergelijkbaar is. Dat de absorptie bij glucose niet die hoogte bereikt als bij glycerinealdehydenbsp;en dioxyaceton, kan zeker het gevolg zijn van de vorming der andere genoemde stoffen; er kunnen echter ooknbsp;niet-absorbeerende bijproducten gevormd zijn. Hoofd-
131
-ocr page 154-reactie blijft echter de splitsing tusschen C3 en C4. Dat ook op andere wijze deze splitsing is aangetoond ^), steuntnbsp;de gevormde conclusie.
Een verklaring voor de splitsing tusschen C3 en C4 werd door Nef (l.c.) gezocht in de primaire vorming vannbsp;het diënol-1, 2. Dit zou via fructose het diënol-2, 3 moeten geven, het laatste op analoge wijze het diënol-3,4nbsp;doen ontstaan. In dit stadium moet dan de keten doorbreken. Evans en zijn medewerkers werkten dit ideenbsp;verder uit en isoleerden ook de splitsingsproducten dernbsp;1,2- en 2,3-diënolen, aannemende, dat deze eveneensnbsp;bij de dubbele binding zullen doorbreken. Schmidtnbsp;maakt bezwaar tegen deze voorstelling van dóórloopen-de dubbele bindingen tot juist bij C3—C4 de doorbraaknbsp;in hoofdzaak plaats vindt. Op andere gronden komt hijnbsp;tot zijn hypothese, dat in koolstofketens een doorbraaknbsp;gewoonlijk plaats vindt op een afstand van 2 C-atomennbsp;van een dubbele binding. Past men deze theorie op denbsp;koolhydraten toe, dan moet het 1, 2-diënol verantwoordelijk gesteld worden voor het doorbreken der keten tusschen C3 en C4.
Het is wel zeer opvallend, hoe goed deze veronderstelling in overeenstemming is met de bij het spectrografisch onderzoek verkregen resultaten. Zijn de omstandigheden,nbsp;waaronder de proef wordt uitgevoerd voor de vormingnbsp;van het 1,2-diënol gunstig, dan ontstaat reeds de ab-sorptieband bij 2900 A. Dit is imnrers het geval bij 40° Cnbsp;(zie fig. 44), bij welke temperatuur ook Fredenhagen ennbsp;Bonhoeffer het 1, 2 diënol aanwezig achten. Doch ooknbsp;na langen tijd bij 20° C, bij welke temperatuur een minimale concentratie van 1, 2-diënol moet worden aangenomen, om de langzame vorming van mannose te verklaren, ontstaat de absorptieband bij 2900 A (23 dagen).
Vergelijk o.a. Fischler. Z. physiol. Chem. J65. 53 (1'927). Bernhauer en Wolf. Biochem’. Z. 212. 443 (1929); 221. 11 (1930).nbsp;Evans, Edgar en Hoft. J. Am. Chem. Soc. 48. 2665 (1926).nbsp;Evans.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;id.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;52.4065 (1930).
3) Schmidt. Ber. 68. 60 (1935). Chem. Reviews 17. 137 (1935).
132
-ocr page 155-Als de meest waarschijnlijke hypothese voor het ontstaan der ahsorptiebanden in alkalische oplossing van glucose,nbsp;meen ik dan ook het volgende reactieschema te mogennbsp;opstellen, daarbij echter voor oogen houdende, dat ooknbsp;hier, evenals voor de conclusies bij de vorige hoofdstukken, geldt, dat het schema slechts houdbaar is, zoolangnbsp;het niet met andere feiten, bijv. het isoleeren van bepaalde eind- of tusschenproducten, in strijd komt.
3£-d-glucopyranose al-d-glucose glucose 2-3 enol
T
HCOH I
HCOH I
HCDCH O (
HCOH I
HC-
I
HiCOM
MC=0
I
HCOM
I
HOCH
I
HCOM
I
HCOH
I
HiCOH
C=0 ,......, I
HCOH
HOjCH
HCOH
I
HCOH
¦ saccharinezuren
HjCOH *“To°xySb«quot;'» | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
HC=0
I
f
CH}
methylglyoxaal
133
-ocr page 156-TABEL I.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
GoU- lengte |
pl. 56/1 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 41 |
pl. 56/2 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 41 |
pl. 56/3 nbsp;nbsp;nbsp;ilg. 41 |
pl.54/3 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 41 | ||||
6 min 20” C |
15 min 20” C |
36 min 20“ C |
6 h nbsp;nbsp;nbsp;20“ C | |||||
in A |
Ph = 6,5 |
Ph = 6,5 |
Ph = 6,5 |
Ph = 6,5 | ||||
log. s |
£ |
log. £ |
£ |
log. e |
£ |
log. s |
£ | |
2250 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— | |
2300 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— | |
2350 |
0,310 -1 |
0,20 |
0,298-1 |
0,20 |
0,310-1 |
0,20 |
— |
— |
2400 |
0,271-1 |
0,19 |
0,263 -1 |
0,18 |
0,271-1 |
0,19 |
0,199—1 |
0,16 |
2450 |
0,208-1 |
0,16 |
0,208-1 |
0,16 |
0,212-1 |
0,16 |
0,158-1 |
0,14 |
2500 |
0,151-1 |
0,14 |
0,158-1 |
0,14 |
0,143 1 |
0,14 |
0,139-1 |
0,14 |
2550 |
0,099-1 |
0,13 |
0,117-1 |
0,13 |
0,099-1 |
0,13 |
0,124—1 |
0,13 |
2600 |
0,081-1 |
0,12 |
0,090—1 |
0,12 |
0,074-1 |
0,12 |
0,104 -1 |
0,13 |
2650 |
0,041-1 |
0.11 |
0,021-1 |
0,10 |
0,017-1 |
0,10 |
0,065—1 |
0,12 |
2700 |
0,002-1 |
0,10 |
0,017-1 |
0,10 |
0,017 1 |
0,10 |
0,040-1 |
0,11 |
2750 |
0,017-1 |
0,10 |
0,002-1 |
0,10 |
0,017 1 |
0,10 |
0,040-1 |
0,11 |
2800 |
0.927-2 |
0,09 |
0,917—2 |
0,08 |
0,959-2 |
0,09 |
0,017-1 |
0,10 |
2850 |
0,881 2 |
0,08 |
0,906-2 |
0,08 |
0,917-2 |
0,08 |
0,992—2 |
0,10 |
2900 |
0,842 -2 |
0.07 |
0,854 2 |
0,07 |
0,866 -2 |
0,07 |
0,929 -2 |
0,08 |
2950 |
0,796 -2 |
0,66 |
0,796-2 |
0,06 |
0,823 -2 |
0,07 |
0.820-2 |
0,07 |
3000 |
0,740 -2 |
0,05 |
0,764-2 |
0,06 |
0,771 - 2 |
0.06 |
0,740-2 |
0,06 |
3030 |
0,699 2 |
0.05 |
0,699-2 |
0,05 |
0,728 -2 |
0,05 |
0,714—2 |
0,05 |
3100 |
0,681-2 |
0,05 |
0,663-2 |
0,05 |
0,663-2 |
0,05 |
0.601—2 |
0,04 |
3150 |
0,634-2 |
0,04 |
0,613 -2 |
0,04 |
0,634-2 |
0,04 |
0,547-2 |
0,04 |
3200 |
0,556 2 |
0,04 |
0,534 2 |
0,03 |
0,558—2 |
0,04 |
0,496 -2 |
0.03 |
3250 |
— |
— |
— |
— |
- |
_ |
— | |
3300 |
— |
— |
_ |
_ |
— |
— |
— |
— |
3350 |
— |
— |
__ |
— |
— |
— | ||
3400 |
134
-ocr page 157-TABEL II.
1. |
2. |
3 |
4 | |||||
pl. 141/1 fig. 41 |
pI.113/1 fig. 41 |
pl. 114/4 |
fig. 4i |
pl. i08/3en4fig.41 | ||||
Golf lengte |
6 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C |
3 h nbsp;nbsp;nbsp;40» C |
96 h nbsp;nbsp;nbsp;40» C |
96 h nbsp;nbsp;nbsp;37» C | ||||
in A |
Ph = |
7 |
Ph = 7.4 |
Ph = |
8 |
Ph = 11 | ||
log. £ |
£ |
log £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 |
— |
_ |
_ |
_ |
_ | |||
2300 |
— |
— |
— |
— |
_ |
0,842-1 |
0,70 | |
2350 |
0,420-1 |
0,26 |
0,343-1 |
0.22 |
0,321 — 1 |
0,21 |
0,831-1 |
0,68 |
2400 |
0,367-1 |
0,23 |
0,308-1 |
0 20 |
0,265-1 |
0,18 |
0,826-1 |
0,67 |
2450 |
0,333 -1 |
0,22 |
0,278-1 |
0,19 |
0,308—1 |
0,20 |
0,764-1 |
0,58 |
2500 |
0,309 -1 |
0.20 |
0,241-1 |
0.17 |
0.389-1 |
0,24 |
0.785-1 |
0,61 |
2550 |
0,280—1 |
0,19 |
0,173-1 |
0,15 |
0,456-1 |
0,29 |
0.855-1 |
0,72 |
2600 |
0,272—1 |
0 19 |
0,144—1 |
0.14 |
0,503-1 |
0 32 |
0,912-1 |
0,82 |
2650 |
0,260 -1 |
0,18 |
0,153-1 |
0,14 |
0,534-1 |
0,34 |
0,978-1 |
0,95 |
2700 |
0,260-1 |
0,18 |
0,159-1 |
0,14 |
0,447-1 |
0,28 |
0,033 |
1,C8 |
2750 |
0,248 - 1 |
0,18 |
0,136-1 |
0,14 |
0,367-1 |
0,23 |
0,041 |
1,10 |
2800 |
0,200-1 |
0,16 |
0,118-1 |
0,13 |
0,221-1 |
0,17 |
0,087 |
1,22 |
2850 |
0,129 -1 |
0,13 |
0,081-1 |
0,12 |
0,086-1 |
0,12 |
0,138 |
1,37 |
2900 |
0,058- 1 |
0,11 |
0,042—1 |
0,11 |
0039-1 |
0,11 |
0,148 |
1,41 |
2950 |
0,956 -2 |
0,09 |
0,029-1 |
0,11 |
0.977-2 |
0,09 |
0,143 |
1,39 |
3000 |
0 845-2 |
0,07 |
0,008-1 |
0,10 |
0,922—2 |
0,08 |
0,102 |
1,27 |
3050 |
0,730-2 |
0,05 |
0,965-2 |
0,09 |
0,871—2 |
0,07 |
0,029 |
1,07 |
3100 |
0,624-2 |
0,04 |
0,929 -2 |
0,09 |
0.822—2 |
0,07 |
0,970—1 |
0,93 |
3150 |
0.531-2 |
0,03 |
0,878-2 |
0,08 |
0,765-2 |
0,06 |
0,905-1 |
0,80 |
3200 |
0,467-2 |
0,03 |
0,843 -2 |
0,07 |
0,733-2 |
0,05 |
0,868-1 |
0,74 |
3250 |
0,410-2 |
0,03 |
0,770-2 |
0,06 |
— |
— |
0,832-1 |
0,68 |
3300 |
0361-2 |
0,02 |
0.716-2 |
0,03 |
— |
— |
0.783-1 |
0,61 |
3350 |
0,280-2 |
0,02 |
0,623-2 |
0,04 |
— |
— |
0,764 - 1 |
0,58 |
3400 |
0.205 -2 |
0,02 |
— |
— |
— |
— |
0,728-1 |
0,53 |
3450 |
0,694 1 |
0,49 |
135
-ocr page 158-TABEL III.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
Golf lengte |
pi. 140/3 fig. 42 |
pl. 142/3 fig. 42 |
pl. 144,'1 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 42 |
pl. 127/5 fig. 42 | ||||
3 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C |
6 h nbsp;nbsp;nbsp;20» C |
72 h nbsp;nbsp;nbsp;20»C |
532 h 20» C | |||||
in A |
PH = n,8 |
Ph = 11.8 |
Ph = 11-8 |
Ph = 11,8 | ||||
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2350 |
0.478-1 |
0,30 |
0,458-1 |
0,29 |
__ |
_ |
0,674 |
4.7 |
2400 |
0,423—1 |
0,27 |
0,428-1 |
0,27 |
0,522-1 |
0,33 |
0,754 |
5.7 |
2450 |
0,362-1 |
0,23 |
0,359-1 |
0,23 |
0,508-1 |
0,32 |
0,803 |
6.4 |
2500 |
0,318-1 |
0,21 |
0,304—1 |
0,20 |
0,522-1 |
0.33 |
0.869 |
7,4 |
2550 |
0,346—1 |
0,22 |
0,289—1 |
0,19 |
0,634-1 |
0,43 |
0.942 |
8.8 |
2600 |
0,373-1 |
0,24 |
0,346-1 |
0,22 |
0.725-1 |
0.53 |
1,012 |
10,3 |
2650 |
0,386-1 |
0,24 |
0.386—1 |
0,24 |
0,822-1 |
0,66 |
1,085 |
122 |
2700 |
0,365-1 |
0,23 |
0,386-1 |
0,24 |
0,859-1 |
0,72 |
1.132 |
13,6 |
2750 |
0,359-1 |
0,23 |
0,373 1 |
0,24 |
0,884-1 |
0,77 |
1.180 |
15.1 |
2800 |
0,318—1 |
0,21 |
0,386-1 |
0,24 |
0,904 -1 |
0,80 |
1,211 |
16,3 |
2850 |
0,318-1 |
0,21 |
0,381-1 |
0,24 |
0.889-1 |
0,78 |
1,228 |
16,9 |
2900 |
0,316-1 |
0,20 |
0,386-1 |
0,24 |
0,874-1 |
0,75 |
1.230 |
17,0 |
2950 |
0,304-1 |
0,20 |
0,392 -1 |
0,25 |
0,869—1 |
0,74 |
1,224 |
16,7 |
3000 |
0,304-1 |
0,20 |
0,438-1 |
0,27 |
0,822-1 |
0,66 |
1,209 |
16,2 |
3050 |
0,275-1 |
0,19 |
0.413-1 |
0,26 |
0,781-1 |
0,60 |
1,174 |
14,9 |
3100 |
0,238-1 |
0,17 |
0,412-1 |
0,26 |
0,733-1 |
0,54 |
1,161 |
14,5 |
3150 |
0,146 1 |
0,14 |
0,407-1 |
0,25 |
0,677-1 |
0,48 |
' 1,122 |
13,2 |
3200 |
0,072-1 |
0,12 |
0,304-1 |
0,20 |
0,614-1 |
0,41 |
1,095 |
12.4 |
3250 |
— |
— |
0,213 1 |
0,16 |
0,495-1 |
0,31 |
1,025 |
10,6 |
3300 |
— |
— |
0.103-1 |
0,13 |
0 389-1 |
0,25 |
0,964 |
9.2 |
3350 |
— |
— |
0,964-2 |
0.09 |
0,305-1 |
0,20 |
0,903 |
8.0 |
3400 |
0,768-2 |
0,06 |
0,248-1 |
0,18 |
0,843 |
7.0 |
136
-ocr page 159-TABEL IV.
|
log. « |
137
-ocr page 160-
TABEL V. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
138
-ocr page 161-TABEL VI.
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
pi 88/2. 3 fig. 44 |
en 4 |
pl. 89/1 en 2 fig. 44 |
pl. 141/2 fig. 44 |
pl.89/3 en 4 fig. 44 | ||||
Golf. lengte o in A |
I'/z h 40» C Ph = 11.8 |
S /^h nbsp;nbsp;nbsp;40» C Ph= 11.8 |
4 h nbsp;nbsp;nbsp;40»C Ph= 11.8 |
S'/jh 40» C Ph = 11,8 | ||||
log. £ |
£ |
log. £ |
Ê |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2250 2300 |
0,437 |
2.7 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
2350 |
0.218 |
1,6 |
— |
— |
0,360 |
2,3 |
0,546 |
3,5 |
2400 |
0,127 |
1,3 |
0,327 |
2.1 |
0,346 |
2,2 |
0.531 |
3,4 |
2450 |
0,138 |
1.4 |
0.349 |
2,2 |
0,332 |
2,1 |
0,603 |
4,0 |
25:o |
0,154 |
1 4 |
0,382 |
2,4 |
0,346 |
2,2 |
0,674 |
4.7 |
2550 |
0,230 |
1.7 |
0,482 |
3,0 |
0,386 |
2,4 |
0,150 |
5,6 |
2600 |
0,252 |
1.8 |
0,587 |
3,9 |
0489 |
3,1 |
0,828 |
6.7 |
2650 |
0,294 |
2,0 |
0,661 |
4,6 |
0,634 |
4.3 |
0,910 |
8,1 |
2700 |
0,291 |
2.0 |
0,734 |
5,4 |
0,789 |
6,2 |
0,984 |
9,6 |
2750 |
0,272 |
1,9 |
0,734 |
5,4 |
0,844 |
7,0 |
1,026 |
10,6 |
2800 |
0,206 |
1,6 |
0,700 |
5,0 |
0,933 |
8,6 |
1,063 |
11,6 |
2850 |
0,158 |
1.4 |
0,655 |
4.5 |
a989 |
9,8 |
1,097 |
12 5 |
2900 |
0,113 |
1.3 |
0.658 |
4,6 |
1 031 |
10,7 |
1,124 |
13,3 |
2950 |
0.082 |
1,2 |
0,660 |
4,6 |
1,065 |
11,7 |
1,159 |
14,4 |
3000 |
0,029 |
1.0 |
0,631 |
4,3 |
1,077 |
12,0 |
1,112 |
12,9 |
3050 |
0,987-1 |
0,97 |
0,603 |
4.Ö |
1,065 |
11,6 |
1,058 |
11,4 |
31C0 |
0.973-1 |
0,94 |
0,531 |
3.4 |
1,053 |
11,3 |
0,979 |
9,5 |
3150 |
0,929-1 |
0,85 |
0,455 |
2,9 |
1,027 |
10,6 |
0,893 |
7,8 |
3200 |
0,898-1 |
0,79 |
0,387 |
2,4 |
0,985 |
9.7 |
0,816 |
6,5 |
3250 |
0,833 1 |
0,68 |
0,332 |
2.1 |
0,869 |
7,4 |
0,735 |
5,4 |
3300 |
0,815-1 |
0,65 |
0 274 |
1,9 |
0,779 |
6,0 |
0,652 |
4.5 |
3350 |
0,779-1 |
0,60 |
0,223 |
1.7 |
0,683 |
4,8 |
— |
— |
3400 |
0,721-1 |
0,53 |
0,160 |
1,4 |
0,601 |
4.0 |
— |
— |
3450 |
_ |
— |
— |
— |
0,508 |
3,2 |
- |
— |
3500 |
— |
— |
0,015 |
1.0 |
0,428 |
2,7 |
— |
— |
139
-ocr page 162-
TABEL VII. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
140
-ocr page 163-TABEL VIII
1. |
2. |
3. |
4. | |||||
Golf lengte in A |
pl.99/1 nbsp;nbsp;nbsp;fig. 44 |
pi. 141/3 fig. 48 |
pi. 142/2 fig. 49 | |||||
168 h 40“ C Ph = 11.8 |
4 h nbsp;nbsp;nbsp;40» C Ph= 11.8 geneutr. |
24 h nbsp;nbsp;nbsp;40“C Ph= 11.8 geneutr. | ||||||
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ |
log. £ |
£ | |
2300 |
2.634 |
439 |
_ |
_ |
_ | |||
2350 |
2,623 |
420 |
0,447 |
2.60 |
1,982 |
95,9 | ||
2400 |
2,629 |
426 |
0,558 |
3,61 |
1,982 |
95,9 | ||
2450 |
2,694 |
494 |
0,631 |
4,28 |
2,053 |
113 | ||
2500 |
2,710 |
513 |
0,730 |
5,37 |
2.132 |
136 | ||
2550 |
2,740 |
549 |
0,782 |
6,05 |
2,204 |
160 | ||
2600 |
2,806 |
640 |
0,868 |
7,38 |
2,247 |
177 | ||
2650 |
2,884 |
766 |
0,896 |
7,87 |
2,258 |
181 | ||
2700 |
2,916 |
824 |
0,844 |
6,98 |
2,231 |
170 | ||
2750 |
2,945 |
881 |
0,818 |
6,58 |
2,204 |
160 | ||
2800 |
2,962 |
916 |
0,809 |
6,44 |
2,176 |
150 | ||
2850 |
3,001 |
1002 |
0,798 |
6,28 |
2,147 |
140 | ||
2900 |
2,979 |
953 |
0.785 |
6,10 |
2,117'' |
131 | ||
2950 |
2,971 |
935 |
0,755 |
5,69 |
2,069 |
117 | ||
3000 |
2,934 |
859 |
0,714 |
5,18 |
1,989 |
97.5 | ||
3050 |
2,868 |
738 |
0,614 |
4,11 |
1,882 |
76,2 | ||
3100 |
2,791 |
618 |
0,502 |
3,18 |
1,761 |
57,7 | ||
3150 |
2,700 |
501 |
0,360 |
2,29 |
1,653 |
45,0 |
• | |
3200 |
2,640 |
441 |
0,254 |
1,79 |
1,534 |
34,2 | ||
3250 |
2,591 |
390 |
0,100 |
1,26 |
— | |||
3300 |
2,549 |
354 |
— |
_ |
— | |||
3350 |
2,503 |
323 |
~ |
— |
— | |||
3400 |
2,465 |
292 |
• |
141
-ocr page 164-Bij de gewoonlijk gebruikte methoden voor de bepaling van absorptiespectra in het nltraviolet, is het niet mogelijk, in oplossingen met veranderende absorptie, deze opnbsp;een bepaald tijdstip vast te leggen. Daar dit voor hetnbsp;onderzoek, hetwelk in dit proefschrift is beschreven,nbsp;noodzakelijk was, werd een methode, waarvan in de literatuur het principe is aangegeven, uitgewerkt en op haarnbsp;practische bruikbaarheid getoetst.
Daar uit glucose in alkalische oplossing ontledingspro-ducten ontstaan, die hoofdzakelijk behooren tot de «-oxyaldehyden en iit-oxyketonen, werden deze stoffennbsp;in zuiveren toestand bereid en hiervan de absorptiespectra bij verschillende waterstofionenconcentraties bepaald met het doel, een verklaring te vinden voor hetnbsp;verloop der absorptiecurves van glucose bij een groo-ter dan 7.
De stoffen, welke voor dit onderzoek in aanmerking kwamen, waren glycolaldehyde, glycerinealdehyde,nbsp;melkzuuraldehyde, dioxyaceton en acetol. Daar van denbsp;eerste drie geen of weinig spectrografisch onderzoek, vannbsp;de beide andere slechts het absorptiespectrum in neutraal milieu bekend was, is tevens een bijdrage tot denbsp;spectrografie dezer verbindingen geleverd.
142
-ocr page 165-Het spectrografisch onderzoek naar het gedrag van glncose, leidde tot de hypothese, dat deze stof in sterk alkalische oplossing in een vorm overgaat, die naast eennbsp;vrije aldehydegroep een dubbele binding bevat. Dezenbsp;reactie is omkeerbaar. Hiernaast speelt zich een omzetting af, die in hoofdzaak aanleiding geeft tot een splitsing in triosen, welke op hun beurt volgens een niet omkeerbare reactie condensatieproducten doen ontstaan.nbsp;Spectrografisch komen deze condensatieproducten overeen met op soortgelijke wijze uit glycerinealdehyde ennbsp;dioxyaceton ontstane stoffen.
Op grond van de verkregen resultaten werd een reactieschema opgesteld, waarmede alle verschijnselen innbsp;overeenstemming te brengen zijn en dat het gedrag vannbsp;glncose in alkalische oplossing in het licht stelt.
M3
-ocr page 166-
r ^â– *'
V.'
.1
-ocr page 167-‘ill
7!
lt;:yi nbsp;nbsp;nbsp;nn
•V Hf \(
De ''mt' cle ‘aiLgorptiespectra' afgeléi^Je conclusie, damp;t, 'in ¦früctóse-opidssingen een grootèré fioéve'elKeid carBönyI-'(,oxd)-vorm zou voorkomen dan in glucóse-oplossmgèri’ berust opnbsp;een,^onjuiste 'yeroriderstelling.'
j . K vv i e c i n s k i en M are h] e w s k i.
quot; Buil . soc. ebitn. (4) 43. 725 (1928). MicKeel. C^Kemie der Zuclier 11. Polysnccliaridenbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ .r.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Belpzig 4 929,' blz. 2187nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
lom nbsp;nbsp;nbsp;.'G-iT-’f’-
.oLar-,,.,:;.'. mm. nbsp;nbsp;nbsp;Ihnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mm--:- ..quot;mdG:;-
dood^ Olile en M i c h é è I mgbnomën s|andpurtf, dat bij de mutarotatie van glucose een bydraat\tötm 'als
'tüssedvenproduct moet worden' uïtgeslöteh,is' aanveebtbaar.
* ¦ )
; Ob.le. .T3ie CKeniie der. Monospccliaride u. der Glykolyse. Münclien 1931. biz. 120.
Mie be el. Cbemie der Zueber u. Polysnccbniide, I,cipzig 19391 blz. 216.
frgt;u. 4,',, nbsp;nbsp;nbsp;. -B'ak'èT, Iti g 0,1 d ,en . l'bó.r pjei.'...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I
( .,,f. G-,. , J. Cbeiu.l Spc.^ 1257^268 (t924). nbsp;nbsp;nbsp;” ; -x
l,Qwryj , J. .,Cbeni. Soc. 127. 1'371, (l 1)25)1'
10
Het absorptiespectr.ufn en de andere eigenschappen van bet destillaat van .alkiilisclie' . glucose-oplossingen beboorennbsp;aan acetol en niet., aan metbylglyOxlaal toegeschreven tenbsp;worden, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7. 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
i nbsp;nbsp;nbsp;jyF is c b:l er,,; Z. , pbysiol. Cbem. 157,.., 1 (i.926jl;
165’,quot;53’(i927);','17;3, 237 (1928). ' nbsp;nbsp;nbsp;^
M n r e b 1 e w s'k i, Piz lb 'en ^ U’r b n'n c z y k. ‘• ov} .¦ftfoebem. Z. 2641 437'(1933).'quot;
Knders. Bioebem,, Z. 312. 349 (|942).
' 'I ' nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
,1 C.., IV 1 i. .1 ’ nbsp;nbsp;nbsp;. W,.'
• . ’V v.b fi.. :f M' nbsp;nbsp;nbsp;. Gf Vr f'vMHnVM ' ..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
i .; „ De,geringe waarde, .welke V'Oil 1 m;eSr ,en ook S c li u I t.z.iik aan Convolvulus; Sepiura als; laxans meenen te ^moetennbsp;toeschrijven, is een gevolg van hun onjuiste keuze van betnbsp;daaruit bereide galeniscbe preparaat.
Vollmer. Klin. Woclienscb. 15, 1036 (l936),
Scbuhzik , nbsp;nbsp;nbsp;id. ;i ' 151 1'038 (4 93Ó).
-ocr page 168-De eisch der PKarmacopee om Rhizoma Filicis niet langer dan één jaar in voorraad te houden, kan beter vervangen vvorden, door het voorschrijven van het gebruik vannbsp;bet versche simplex, terwijl alleen van het extract bewjaringnbsp;moet worden toegestaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Jaretzky en Pu n zei.
Arch. Phnrm. 276. 55Ó (l038),
Ten onrechte geeft Lagrange, bij de quantitatieve bepaling van kreatinine, de voorkeur aan onteiwitten metnbsp;trichloorazijnzuur, gevolgd door adsorbtie aan vollersaarde,nbsp;boven de zuiveringsmethode mét zinkhydroxyde van K aclnbsp;en F ink,
K lt;i c 1 en F i n k, Z. Unters. Lebensm. 75. 529 (1938).
Lagrange. Bull. soc. chim. Belg. 31. 113 (1940).
De toevoeging der vluchtige niet oplosbare vetzuren (Polenske) vóór de bepaling van het Nieuw-Kirschner-getalnbsp;kan aanleiding geven tot onjuiste uitkomsten.
V., d. Laan. I'^ec. 41. 724 (1922)
Warenwet (Margarinebesluit).
, . i : . ¦
Bij de tegenwoordige stand van onze kennis omtrent de sulfaatbepaling met behulp van bariumchloride, is het over-bodig, een nieuwe'corripensatiemethode ter verkrijging vannbsp;juiste uitkomsten ;vbor te stellen-,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:
. Krüger. 'Z. anal,. Cbeni. 124. 85 (1942).
IX
Het verdient aanbeveling, een vakdiploma voor genees-kniidenkweekers in te'iitellen en hierann de itevóegdheid tof het kweekén Van 'geneeskruiden té verbinden'.
F.r.H. bi 'VAN: ok ’
-ocr page 169- -ocr page 170- -ocr page 171- -ocr page 172-