-ocr page 1-

Eim


SCHRIK, ANGST EN VREES

Een psychiatrische en phaenomenologische studie naar aanleiding van vliegtuigbomhardementen

M. G. Vroom

-ocr page 2-








» ¦ li



: 'r- quot;ï




I



PSS:';


^?''':Sgt;:!5;t',:''^' ' ¦' ¦


'::^-


.'^Xlt;; r :


gt;,1^^

-ocr page 3-





-ocr page 4- -ocr page 5-

SCHRIK, ANGST EN VREES

EEN PSYCHIATRISCHE EN PHAENOMENOLOGISCHE STUDIE NAAR AANLEIDING VAN VLIEGTUIGBOMBARDEMENTEN

-ocr page 6-

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

0109 9930

-ocr page 7-

SCHRIK, ANGST EN VREES

EEN PSYCHIATRISCHE EN PHAENOMENOLOGISCHE STUDIE NAAR AANLEIDING VAN VLIEGTUIGBOMBARDEMENTEN

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DEnbsp;GENEESKUNDE AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT, OP GEZAG VAN DENnbsp;WAARNEMEND RECTOR-MAGNIFICUSnbsp;L, VAN VUUREN, HOOGLEERAAR INnbsp;DE FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE, VOLGENS BESLUIT VANnbsp;DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT, TEGENnbsp;DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEITnbsp;DER GENEESKUNDE TE VERDEDIGENnbsp;OP DINSDAG 5 MEI 1942,

DES NAMIDDAGS TE 4 UUR DOOR

MERINUS GERARDUS VROOM

GEBOREN TE VRIES

N.V. DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ V/H C. DE BOER JR., DEN HELDER - 1942

-ocr page 8- -ocr page 9-

____ist doch das Werk nichts anderes als gestaltetes Erlebnisquot;.

OSWALD SCHWARZ.

Aan haar, die steeds in goed

en kwaad getijde, met moednbsp;mij stond ter zijde.

-ocr page 10- -ocr page 11-

Niet aan het einde van mijn academischen studietijd is dit proefschrift tot stand gekomen, maar in een warrelingnbsp;van dramatische gebeurtenissen is het als objectiveeringnbsp;van hetgeen ik daarin tesamen met mijn patiëntennbsp;beleefde, vanuit de volle praktijk ontstaan, waarmede eennbsp;oud verlangen zijn vervulling heeft gekregen.

Allereerst wensch ik mijn moeder en de nagedachtenis van mijn vader te eeren door mijn dank hier uit te sprekennbsp;voor hetgeen zij gedaan hebben om mij een academischenbsp;vorming te doen deelachtig worden.

Verder dank ik allen die mij onderwijs gaven, en in het bijzonder de Hoogleeraren en Docenten der Groningschenbsp;Universiteit, die in de jaren van W17^’24 mijn leermeesters waren, en van wie reeds meerderen niet meernbsp;tot de levenden behooren. Hun namen zullen in piëteitsvolle herinnering blijven.

Hooggeleerde Van der H o r s t, gij hebt, toen ik met de nog embryonale gedachte aangaande deze studienbsp;bij U kwam, den initialen stoot gegeven en mij verdernbsp;eenige bakens aangewezen, waarop ik mijn koers veilignbsp;kon varen. De volkomen vrijheid, die ge mij overigensnbsp;gelaten hebt, is door mij op hoogen prijs gesteld, en denbsp;besprekingen, die we over dit onderwerp mochten hebben,nbsp;zullen door mij steeds in dankbare herinnering wordennbsp;gehouden.

Hooggeleerde Rüm k e, hooggeachte Promotor, Uw onmiddellijke bereidheid om al was ik niet Uwnbsp;leerlingtoch mijn promotor te zijn, heeft mij zeernbsp;getroffen. En de wijze waarop gij mijn proefschrift hebtnbsp;ontvangen en doorgenomen, heeft mij met blijdschap ennbsp;dankbaarheid vervuld.

En voorts dank ik allen hartelijk, die mij op een of andere wijze, al dan niet bewust, van dienst waren bij het tot standnbsp;komen van dit werk.

-ocr page 12- -ocr page 13-

INHOUD.


Pag.

II

INLEIDING

HOOFDSTUK I

Eenige gegevens uit de litteratuur........17

Vóór 1914. — Wereldoorlog 1914. — Opvattingen van Kleist, Wetzel, Bonhöffer e.a. — Oppenheim en denbsp;traumatische neurose. — Kretschmer’s „Ueber Hysterie”. — Latere publicaties.

HOOFDSTUK II

Over het verband tusschen gebeuren en beleven ... nbsp;nbsp;nbsp;50

Straus’ ,,Geschehnis und Erlebnis”. — Algemeene be-teekenis en existentieele zin van een gebeurtenis. — Subjectieve ,,Bereitschaft”. — De ontleening van dennbsp;zin. — Differentie en indifferentie. — Gevoelige ennbsp;ongevoelige menschen. — De existentieele neurose. —nbsp;Publicaties van Rümke en Van der Horst. — Samenvatting van de litteratuur en over den term be-leven.

HOOFDSTUK III

Eigen belevingen, waarnemingen en interpretaties ... nbsp;nbsp;nbsp;66

Oorlogsdagen Mei 1940. — Enkele bombardements-ervaringen. — Zelfwaarneming bij een langdurig nachtelijk bombardement. — Nawerking overdag en verdere ervaringen. — Gedrag bevolking. — Paniek. — Buitenstaanders. — Vrees voor terugkeer; euphorie na ’t gevaar, slapeloosheid, vegetatieve reactie. —¦ Geheugenstoornissen en andere klachten. — Acute schrik- ennbsp;angstreacties. — Waarnemingen bij verschillende categorieën van personen. — Waarom geen acute schrik-psychosen? — Therapie. — Samenvatting.

HOOFDSTUK IV

Schrik, angst en vrees............223

Achtergrond van de waargenomen verschijnselen. — Definitie van schrik. — Het onverwachte en het plotselinge. — De bedreiging door het vreemde. — Ontleening

-ocr page 14-

10

INHOUD

Pag.

van den zin. — Schrik als nu-phaenomeen. — Gelijktijdigheid in het beleven. — Amentia en schrik. — Over bewustzijnpols en waarnemingstijd. — Schrik- en dier-psychologische interpretaties. — Het instinctmatige. —nbsp;Nawerking van schrik. — Psychophysische correlaties.—nbsp;Schrik en shocktherapie. — Onthologie van den schrik. —

De vrees in verband met schrik. — De angst in verband met schrik. — Slotbeschouwing.

HOOFDSTUK V

Samenvatting...............165

Résumé.................167

Zusammenfassung .............169

Summary................171

173

LIJST VAN GERAADPLEEGDE LITTERATUUR

-ocr page 15-

Inleiding.

De aanleiding tot het opnemen en te boek stellen van deze studie zijn geweest de bombardementen van Dennbsp;Helder en de daarbij en daarna waargenomen schrik- ennbsp;angstreacties van de al dan niet vluchtende of gevluchtenbsp;bewoners. Daar de schrijver tevens bewoner en medeslachtoffer was, wordt ook diens zelfwaarneming in denbsp;publicatie betrokken. Immers zoodoende zijn vele, andersnbsp;wellicht oninvoelbare of onbegrijpelijke reacties beter voornbsp;onderzoek toegankelijk. De begrijpende of ,,einfühlende”nbsp;psychologie wordt aldus tot praktijk.

Gebeurtenissen met een katastrophaal karakter doen zich in den levensgang van een mensch gelukkig nietnbsp;dikwijls voor. Onder deze categorie willen we verstaan,nbsp;zulke waarbij een uitwendig massaal physisch gebeurennbsp;een zoodanig overweldigende uitwerking heeft op het men-schelijk bestaan, dat dit bestaan in al zijn nietigheidnbsp;wordt ontdekt. Dit is b.v. het geval bij een mijnramp, eennbsp;vulcaaneruptie, een ernstig spoorwegongeluk, een aardbeving, en niet in het minst een bombardement van eennbsp;stad. Vooral is dit laatste van een katastrophaal karakternbsp;als het geheel onverwacht plaats vindt en daarbij nog bijnbsp;nacht, zooals de meeste van de bovenvermelde bombardementen. Komt een dergelijke gebeurtenis niet geheelnbsp;onverwacht, dan kan worden verondersteld, dat een grootnbsp;deel der bevolking zijn maatregelen ter beveiliging kiest,nbsp;en daardoor een belangrijk deel der schrik- en angstreacties achterwege zullen blijven. De indruk is dan meernbsp;die van den toeschouwer, die ook wel zegt „het isnbsp;verschrikkelijk”, maar zelf toch moeite zal hebben zichnbsp;in dien schrik in te leven, laaf staan de mogelijkheid ondernbsp;zijn bereik zal hebben zich de angstgevoelens te reali-seeren, die de slachtoffers beleven.

-ocr page 16-

12

SCHRIK, ANGST EN VREES

Het meest op den voorgrond tredende, waarmede de mensch, die deelgenoot is van zulk een gebeuren, innbsp;aanraking komt, is de directe bedreiging van eigen levennbsp;en bestaan, die kan leiden tot beleving van de existen-tieele^) bedreiging.

Nu is deze situatie in een zoodanig klaarblijkelijkheid er eene, die zich zelden voordoet in het leven van verreweg de meeste menschen. En komt het in het alledaagschenbsp;leven al een enkele keer voor dat iemand uit een het-leven-bedreigende situatie wordt gered, dan zijn toch denbsp;eventueel daarbij waar te nemen physiologische ennbsp;psychologische, of somato-pathologische en psycho-patholische verschijnselen doorgaans aan de waarnemingnbsp;en registreering ontsnapt, hetzij omdat er geen competente waarnemer was, of omdat de verschijnselen tenbsp;vluchtig waren dan dat zij een behoorlijke observatie toelieten. Bovendien hebben de indrukken van alle dag eennbsp;geweldig sterk nivelleerenden invloed, en het ongeluknbsp;wordt spoedig ,,over-leefd”.

Zoo gaat het meestal, gelukkig, na ongevallen, die iemand zijn overkomen, na ernstige, het leven direct innbsp;gevóar brengende ziekten, na situaties zooals zeelui ze innbsp;noodweer meemaken, enz. Echter niet steeds is dit hetnbsp;geval. We kennen zelfs de gevolgen van de niet directnbsp;het leven bedreigende ongevallen, in de zoogenaamdenbsp;traumatische neurose (sit venia verbo), in de doornbsp;anderen voorgestelde sociale verzekeringsneurose. En denbsp;begrippen „psychische Erschütterung”, en ,,psychischnbsp;trauma” zijn in psychologie en psychiatrie pasmunt.

Het verband tusschen een physisch gebeuren, een voorval, en een daarop betrekking hebbend ,,erschüttern-des Erlebnis” is een probleem, dat de psychiatrie ennbsp;psychologie heeft bezig gehouden. Niet ten onrechte ennbsp;laten we wenschen niet tevergeefs, gaf Erwin

D.i. die raakt aan de „existentie” van den mensch. Existentie noemen we het specifieke zijn waartoe de mensch al dan niet, in elk gevalnbsp;op een of andere wijze, hoe dan ook. in verhouding staat (Heidegger.).nbsp;Het is het zijn van den mensch katexodheen, en als een grondcategorienbsp;op te vatten.

-ocr page 17-

13

INLEIDING

Straus een uitvoerige critische studie over dit verband tusschen „Geschehnis” en „Erlebnis”, en de phaenome-nologie van de zich daarbij voordoende psychologischenbsp;processen.

Datgene nu wat in de bovengenoemde gevallen slechts meer incidenteel kan worden waargenomen en beschreven, wat dikwijls een casuistisch karakter draagt, doetnbsp;zich bij de bedoelde katastrophale gebeurtenissen in hetnbsp;groot, in massa, voor. Zoodat het gebeuren dan ook dennbsp;vorm van een massaal experiment kan aannemen. Treftnbsp;eenzelfde bevolkingsgroep kort na elkaar dezelfde ramp,nbsp;dan kan men zelfs van een geïtereerd experiment spreken,nbsp;waarbij de omstandigheden telkens de situatie, vereischtnbsp;voor de waarneming, scheppen.

Dat deze waarneming behalve nu en dan bij massale ongelukken en natuurrampen, overigens slechts in dennbsp;modernen oorlog kunnen worden gedaan, is onzes inziensnbsp;geen reden ze niet te publiceeren, te meer daar het aantalnbsp;dezer op schrift gestelde waarnemingen toch altijd nognbsp;gering is. Hierbij moet echter een uitzondering wordennbsp;gemaakt voor de waarnemingen bij militairen aan hetnbsp;front. Daarvan zijn er vele in den vorigen grooten oorlognbsp;van 1914—’18 door psychiaters beschreven. Meestalnbsp;waren dit echter casuistieken van gevallen uit de lazaretten achter het front, of zelfs ver in het achterland. Waarnemingen aan het front zélve zijn niet veelvuldig beschreven, om redenen die in den verderen loop onzer verhandeling duidelijk zullen worden.

In ons geval doet bovendien de omstandigheid zich voor, die in de litteratuur niet veelvuldig wordt aangetroffen, dat de waarnemer zelf „medelijder” is geweestnbsp;van het katastrophale gebeuren, zelf dus alle bij anderennbsp;waargenomen reacties aan zich zelf kan controleeren. Ditnbsp;was te meer een stimulans om tot publicatie over te gaan,nbsp;omdat von Steinau-Steinrückin 1919 opmerkt,nbsp;bij de bespreking van de psychosen van de loopgraven,nbsp;dat eigen waarnemingen van troepenartsen met psychiatrische belangstelling, in den oorlog van 1914—’18 geheelnbsp;hebben ontbroken. Terwijl hij van oordeel is, dat; ,,letztennbsp;Endes es die Selbstbeobachtung des Frontarztes ist, die

-ocr page 18-

SCHRIK, ANGST EN VREES

das völlige Einfühlen in krankhafte Wirkungen der Fronterlebnisse ermöglicht”.

Eenerzijds heeft ons getroffen het optreden van reacties bij anderen en ons zelf, maar anderzijds vielnbsp;haast nog meer op het ontbreken van elke reactie bij velenbsp;personen. Dit verschil in waardeering van het gebeurde,nbsp;van het doorleefde, is mede een motief om de grondennbsp;van deze zoo verschillende houding ten opzichte van hetzelfde uitwendig gebeuren te onderzoeken.

Ongetwijfeld zullen er gebreken kleven aan zulk werk: de omstandigheden waren nu eenmaal verre van ideaalnbsp;voor het verrichten van systematische waarnemingen.nbsp;Vele dingen zouden we gaarne uitvoeriger hebben willennbsp;registreeren en rustiger willen protocolleer en. Maarnbsp;ziekenhuis noch laboratorium stonden ten dienste. En vannbsp;een rustige observatie of langdurige psychologischenbsp;ondervragingen kon geen sprake zijn. Een uitgebreidnbsp;constitutie-onderzoek met registratie van pols, ademhaling, stofwisseling, vegetatieve reactiewijze etc., wasnbsp;onmogelijk.

Veel van wat in dit opzicht aanvulling zou vereischen, kan onzes inziens worden vergoed door het feit, dat allenbsp;personen met wie wij te maken hadden en die we voornbsp;deze studie hebben gebruikt ons zoo lang tevoren en zoonbsp;goed bekend waren, dat naar voorgeschiedenis en somatische gesteldheid vóór dien niet eens gevraagd behoefdenbsp;te worden, daar ze ons uit anderen hoofde reeds door ennbsp;door bekend waren. Juist het feit, dat we te doen haddennbsp;met bekende menschen, heeft ons in staat gesteld veranderingen en reacties op te merken, die anders niet zoudennbsp;zijn opgevallen.

Helaas kon de waarneming niet over alle ons bekende personen worden uitgebreid. Velen kwamen niet metnbsp;klachten, of meenden dat ze geen invloed in eenigerleinbsp;opzicht van het gebeurde hadden ondervonden. Velennbsp;waren zoo ver mogelijk van Den Helder weggevlucht ennbsp;zagen de plaats liefst in het geheel niet meer. Anderen, vannbsp;wie men mocht aannemen, dat ze wel eenigen invloed vannbsp;het gebeurde hadden ondergaan, gevoelden een soortnbsp;schaamtegevoel om dit te bekenhen als er nog expres

-ocr page 19-

15

INLEIDING

naar gevraagd werd. ,,Men” wil liever niet voor vreesachtig worden aangezien. Er behoort een zekere moed toe om zijn medemensch, al is het den dokter, te bekennen,nbsp;dat men bang is. Men beschouwde dat vaak als eennbsp;,.bekentenis ’. Zooals een werkman, na een half jaar metnbsp;angst te hebben gewerkt en tientallen ponden te zijnnbsp;afgevallen, het eindelijk kwam zeggen: ,,Dokter, ik zal hetnbsp;nu maar eerlijk zeggen, ik zal het precies vertellen zoonbsp;het is, ik ben bang; bang ben ik. Al die maanden heb iknbsp;met angst en vrees gewerkt en geen oogenblik rust opnbsp;mijn werk gehad”.

Hoewel de meeste aandacht besteed zal worden aan hetgeen we bij ons zelf waarnamen en wat we bij anderen,nbsp;ons bekende personen, konden waarnemen, en daaruitnbsp;onze conclusie zullen trekken, zoo is het toch alleszinsnbsp;wenschelijk eerst eenige gegevens uit de litteratuur tenbsp;bespreken, die op ons onderwerp betrekking hebben.nbsp;Velerlei is er in de medische litteratuur te vinden overnbsp;het gedrag van den mensch in en na de bedoelde situaties.nbsp;Velerlei zijn ook de beschouwingen en interpretaties, dienbsp;de verschillende schrijvers aan hun waarnemingen hebbennbsp;vastgeknoopt. Het is juist het onberekenbare en onzekerenbsp;in het gedrag, in de re-actie op dreigende situaties, dienbsp;veler aandacht heeft getrokken. Maar zoo is het ooknbsp;anderzijds de zeer verschillende interpretatie van denbsp;waarnemers, die onze aandacht heeft bezig gehouden.

Het verband tusschen gebeuren en beleven is het wat blijkt geen constante te zijn, en bovendien wordt dezenbsp;inconstantheid dan ook nog niet door alle onderzoekersnbsp;op gelijke wijze geïnterpreteerd. Zoowel het een als hetnbsp;ander houdt verband met de omstandigheid, dat zoowelnbsp;het object als ook de waarnemer zelf mensch zijn. Ennbsp;het is juist de menschbeschouwing, de anthropologic, dienbsp;bij de verschillende schrijvers zoo zeer verschilt. Zoo kannbsp;het niet anders of ook de waardeering van psychologischenbsp;phaenomenen moet tot verschil leiden.

In het bijzonder geldt dit van phaenomenen als schrik, angst en vrees, die in zekere mate zijn op te vatten alsnbsp;,,grondstemmingen” in het menschelijk bestaan. Wenbsp;zullen ,dan ook na onze eigen waarnemingen beschreven

-ocr page 20-

!6

SCHRIK, ANGST EN VREES

te hebben, ons nog afzonderlijk bezig hebben te houden, hoewel uiteraard summier, met de phaenomenologienbsp;van deze affecten, die het menschelijk gedrag soms in zoonbsp;sterke mate kunnen beheerschen.

-ocr page 21-

HOOFDSTUK I.

Eenige gegevens uit de litteratuur.

Vóór 1914.

Het zijn vooral twee affecten, die als begeleidingsverschijnsel bij het individu, dat de katastrophale gebeurtenis meebeleeft, op den voor grond treden en het gedrag van deze bepalen; n.1. de schrik en de angst. Deze affectennbsp;treden op als directe reactie op hetgeen plaats vindt, voornbsp;zoover dit dan door het subject wordt beleefd. Op dezenbsp;voorwaarde moet de nadruk worden gelegd, daar ditnbsp;essentieel is voor de wijze van reageeren van menschen.nbsp;die bij de katastrophe zijn betrokken. Direct zij er al opnbsp;gewezen, dat een kleine minderheid van menschen, dienbsp;de ramp meemaken geen schrik en angst ervaren. Reedsnbsp;Bruns schreef in 1901 (Die traumatische Neurosen,nbsp;Unfallneurosen, Wien): „Sehr bedeutend sind Angstnbsp;und Schrecken meist bei Massenunglücken, besondersnbsp;bei solchen, deren Wirkung man sich nicht raschnbsp;entziehen ^) kann, und deren Dauer, Wiederkehr undnbsp;Wirkung man in keiner Weise abzuschatzen vermag, wienbsp;Erdbeben”.

Als iedere soort van angst is deze angst betrokken op de diepste drift, die van het zelfbehoud en bereikt wellicht door verbinding met het gevoel van volledigenbsp;onmacht deze intensiteit, terwijl zoolang de mensch nognbsp;maar iets ondernemen kan, met ook slechts een spoortjenbsp;hoop, het bij hem volgens de ervaring, vooral bij de mijn-

Cursiveering van mij. V.

-ocr page 22-

18

SCHRIK, ANGST EN VREES

ongelukken, nooit tot zulke diepe angstaffecten komt.

Deze schrik en angst uiten zich in de somatische en psychische spheer van den mensch; dit zijn dan de acutenbsp;reacties na dergelijke gebeurtenissen.

Reeds lang was bekend, dat soms slachtoffers na weken of maanden naar den dokter moesten wegensnbsp;allerlei klachten: slapeloosheid, energieloosheid, hoofdpijn, duizeligheid, hartkloppingen, enz. Men noemde ditnbsp;verschijnselen van ,,traumatische Neurose”. Speciaal nanbsp;spoorwegongelukken werd dit reeds vóór 30—40 jaarnbsp;waargenomen. De Engelschen spraken van „railwaynbsp;spine”, waarmee bedoeld werd een complex van klachten,nbsp;die vooral in den rug werden gelocaliseerd. Men nam hetnbsp;ruggemerg als zetel van de aandoening en meende, datnbsp;dit gedeelte van het centrale zenuwgestel door hetnbsp;ongeval gelaedeerd was. Deze klachten hadden eennbsp;latentie en S t i e r 1 i n schreef in 1911, dat men van dezennbsp;latentietijd nog weinig wist.

Toch meende men, dat de eerste tijd na het ongeval of de katastrophe van het grootste belang was voor de waarneming. De acute stoornissen n.1. waren tot dien tijd zoonbsp;goed als niet onderzocht, en van schrikneurosen of schrik-psychosen wist men nog niet veel af. Evenzoo was denbsp;psychologie van degenen, die de katastrophe overleefdennbsp;nog weinig onderzocht.

S t i e r 1 i n heeft voor het eerst systematisch en uitvoerig beschreven welke zijn waarnemingen waren bij groote ongelukken en katastrophen, met name de aardbeving van Messina (in 1908), waarbij 75.000 slachtoffers vielen, de aardbeving van Valparaiso (1906) metnbsp;3000 dooden, de mijnkatastrophen van Courrières (1906)nbsp;met 1100 dooden en Radbod (1908) met 360 dooden, ennbsp;het spoorwegongeluk bij Mülheim (1911) met 14 doodennbsp;en 33 gewonden.

Stierlin schrijft, dat naar zijn meening van acute schrikpsychosen en schrikneurosen daarom zoo weinignbsp;bekend is, omdat deze kort duren en het psychologischnbsp;begrijpelijk is, dat door de algemeene opwinding en hetnbsp;gevaar geen rustige observatie mogelijk is in dien kortennbsp;tijd. De waarneming en het oordeel van geheele bevol-

-ocr page 23-

19

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

kingen kunnen onder invloed van het gebeuren voorbijgaand sterk beneveld zijn.

Prof. Zangger, zijn leermeester, raadt dan ook aan om bij groote ongelukken zoo snel mogelijk ervaren ennbsp;competente medische hulp te zenden om medische ennbsp;psychologische data zoo objectief mogelijk te laten waarnemen en opteekenen. Zangger zegt daarover laternbsp;(Monatschrift f. Ps. u. Neur. 1916. XL). ,,Jede Kata-strophe hat Interesse in medizinischer und psycholo-gischer Hinsicht”. Er is n.1. volgens Zangger geennbsp;medisch ervaringsgebied, waar de artsen tegelijk ennbsp;naast elkaar zooveel verschillende soorten van al dan nietnbsp;psycho-pathologische reacties van verschillende men-schen op gelijke of althans analoge uitwendige factorennbsp;kunnen waarnemen, als bij katastrophen.

Hetgeen S t i e r 1 i n al direct opviel, was, dat zelden echte psychosen na dergelijke schrikwekkende gebeurtenissen voorkwamen, als men tenminste het groote aantalnbsp;menschen, dat er bij betrokken was, in aanmerking neemt.nbsp;De psychotische beelden, die S t i e r 1 i n soms waarnam,nbsp;zijn acute verwardheidstoestanden, zoowel bij jongere alsnbsp;bij oudere menschen, gepaard gaande met retrogradenbsp;amnesie en dikwijls gehoorshallucinaties, en stuporeuzenbsp;toestanden. Hij verhaalt o.a. een geval van stupor doornbsp;den schrik van de ramp. Het betrof een vrouw, dienbsp;3 X 24 uur in een dergelijken toestand op de 3de étagenbsp;van het huis, waar zij in woonde tijdens de ramp, bleefnbsp;liggen, terwijl zij ongedeerd was; onderwijl stierf haarnbsp;zuigeling door gebrek aan verzorging. S t i e r 1 i n noemtnbsp;dit ,,Schrecklahmung”. Hij onthoudt zich van naderenbsp;analyse van dezen toestand.

Hetgeen hij verder aan schrik-psychotische toestanden waarnemen kon, doet hem spreken van hysterische ennbsp;epileptische schemertoestanden. De acute verschijnselennbsp;meent hij onder de hysterie te kunnen thuisbrengen, ennbsp;de meer langzaam verloopende gevallen doen hem denken aan uitputtingstoestanden; zelfs Korsakow-achtige verschijnselen meende hij te hebben waargenomen.

Zoo liep in Courrières na het mijnongeluk één der

-ocr page 24-

20

SCHRIK, ANGST EN VREES

geredden twee dagen rond als een slaapwandelaar, gedesoriënteerd, en zonder antwoord op aan hem gesteldenbsp;vragen te kunnen geven betreffende zijn verleden. Eennbsp;andere geredde stapte in een trein en werd aan het grensstation pas weer compos mentis.

In Valparaiso reed daags na de ramp een koopman, die familie en have verloren had, vergenoegd rond in zijnnbsp;auto, was verward, sprak veel, lachte veel, en scheen zichnbsp;niets te herinneren.

In Messina was een bekende persoonlijkheid op den morgen na de ramp bezig in nachthemd de bloemetjes innbsp;den tuin van zijn verwoest huis te begieten.

Overigens merkte Stierlin dikwijls op een zekere kalmte en apathische stemming bij de geredden, in tegenstelling met de levendige opwinding van de nabestaanden, die de ramp niet meegemaakt hadden. Deze apathie,nbsp;soms zelfs met een zekere euphorie gepaard gaande, hielpnbsp;de menschen over het ongeluk heen in de eerste dagen ennbsp;weken, en Stierlin ziet deze reactie-wijze als eennbsp;uiting van de teleologische instelling van de menschelijkenbsp;psyche. Verscheidene menschen, die zwaar getroffennbsp;waren door het verlies van al hun dierbaren, konden ditnbsp;rustig vertellen zonder dat van eenige emotie blijknbsp;gegeven werd. Men zou kunnen spreken van eennbsp;,.Amnesie für den Affekt der Katastrophe”.

Toch meende Stierlin de euphorie, die hij in verschillende gevallen kon waarnemen, niet als een geheel onschuldig verschijnsel te moeten waardeeren. Dezenbsp;euphorie overdekte toch meestal het verdrongen affect ennbsp;maskeerde zoo een vrij ernstigen toestand, zooals bleeknbsp;uit de begeleidingsverschijnselen van hooge reflexen,nbsp;labiele pols, congestie, zweeten, abulie, tremor.

Een ander punt, waarop Stierlin de aandacht vestigt, is de wijze van reageeren van menschen uit denbsp;verschillende standen. Hierin was in den grond der zaaknbsp;geen verschil. Rijk en arm, intellectueel en analphabeet,nbsp;iedereen reageerde als mensch gelijk. Stierlin konnbsp;daarom zoo goed vergelijkingen maken, omdat hij innbsp;Courrières met onontwikkelde mijnwerkers te doen had,nbsp;terwijl in Valparaiso een vooruitstrevende, cultureel

-ocr page 25-

21

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

goed verzadigde stadsbevolking het slachtoffer was.

In den grond der zaak, zegt S t i e r 1 i n, reageeren alle menschen gelijk ten opzichte van een overweldigendnbsp;groot ongeluk: „Die Erfahrungsvorstellungen werdennbsp;zerschmettert,”... ,,niir scheint bei solchen Katastrophennbsp;offenbart sich, wie sonst nie, die gemeinsame tief be-gründete Psychologie der menschliche Gattung, der Art,nbsp;ihre ursprüngliche, automatische Abhangigkeit von aus-zeren Geschehnissen, die durch Entwicklung und Kulturnbsp;zwar immer mehr überwunden und durch vernünftigenbsp;Leitmotive ersetzt wurde, bei furchtbaren Ereignisse abernbsp;in ursprünglicher Elementargewalt sich Geltung verschaf ft. Sie auszert sich dann, wie K r a e p e 1 i n sienbsp;definiert, in dem allgemeinen Grauen, das in unheimlichernbsp;Lebenslage die Klarheit des Blickes trüben und dasnbsp;Handeln lahmen kann, in den Erscheinungen der Panik,nbsp;die ganzen Menschenmassen rasch zu einer Herdenbsp;kopflos ins eigene Verderben rennender Tiere machennbsp;kann.”

De waarneming van S t i e r 1 i n, dat er na de aardbevingen bij zoo weinig menschen zich psychische stoornissen vertoonden, de wanverhouding tusschen het aantal der getroffenen, n.1. dergenen, die het ontzettende gebeuren meebeleefden, door den vreeselijken dood van hun dierbaren getroffen werden, of al hun goed tot nietsnbsp;zagen slinken, én het aantal psychisch gestoorden, doetnbsp;hem naar een verklaring zoeken. Waarom waren er dannbsp;toch nog menschen, die psychische stoornissen kregen?nbsp;Allen hadden toch dezelfde emoties ondergaan!

Men heeft als verklaring de dispositie genoemd, zegt S t i e r 1 i n, echter bij de door hem genoemde gevallennbsp;kon deze dispositie noch als aangeboren, noch als verworven worden aangetoond. ,,Die Disposition war alsonbsp;erst aus den W^irkungen der Katastrophe auf dem W^egenbsp;der Schluszfolgerung zu ,,entdecken”.”

Maar behalve de meer acute verschijnselen, die Stierlin ter kennis kwamen van de artsen ter plaatsenbsp;en van in de nabijheid gelegen of gespaarde ziekenhuizen,nbsp;kon Stierlin allerlei stoornissen van meer langdurignbsp;karakter waarnemen. Dat waren in de eerste plaats slaap-

-ocr page 26-

22

SCHRIK, ANGST EN VREES

stoornissen, die vele menschen vertoonden (25 %). Deze menschen werden vaak wakker met schrik, hartkloppingen en transpiratie. Velen kwamen er niet toe in te slapennbsp;en lagen den geheelen nacht klaar wakker, soms ondernbsp;gevoelens van angst, die S t i e r 1 i n als ,,ErwartungS''nbsp;angst” karakteriseert. Daarbij waren velen aanvankelijknbsp;zeer gevoelig voor sommige gewaarwordingen, b.v. bijnbsp;een lichte trilling van den grond. Dan beving menigeennbsp;een ontzettende angst dat er iets zou gebeuren. Ook bijnbsp;kinderen werd dit waargenomen. Zoo vertelde hem eennbsp;heer uit Valparaiso, dat zijn dochtertje bij de kleinstenbsp;beving onzinnig van angst werd en met het hoofd tegennbsp;den muur liep in blinde vluchtdrift.

Maar ook bij en na andere rampen werden deze angst-affecten waargenomen, wanneer de situatie, waarin de lijder kwam te verkeeren, deed denken aan die tijdens hetnbsp;ongeluk.

Zoo was er een mijnwerker in Courrières, die na vijf maanden rust zijn werk hervatte, maar na 42 dagen ditnbsp;weer moest staken, daar hem een voortdurende angstnbsp;beving, als hij in de mijn afdaalde. Een angst, die hij nietnbsp;kon overwinnen. Hij was zoodoende genoodzaakt andernbsp;werk te verrichten, al kon hij hiermee slechts 40 % vannbsp;zijn vroeger loon verdienen. In dergelijke gevallen kannbsp;men spreken van een ,,angstbedingte Arbeitsunfahigkeit”.

Een reiziger, die het spoorwegongeluk bij Mühlheim beleefd had en 40 dagen later voor het eerst weer eennbsp;spoorreis zou maken, kreeg hartkloppingen en een gevoelnbsp;van onmacht en moest van zijn reis afzien. Deze patiëntnbsp;had na het ongeluk ook niet kunnen slapen. Steeds verkeerden deze menschen in een angstige spanning, eennbsp;ware „Erwartungsangst”. S t i e r 1 i n noemt angst-neurosen een typisch verschijnsel na katastrophen.

Verschillende menschen, die aanvankelijk met een zekere euphorie het onheil hadden ondergaan bij de aard-bevingsrampen, vervielen na 2 a 3 maanden soms tochnbsp;nog in een neurotischen toestand en het bleek, dat zij denbsp;nieuw geschapen situatie toch niet aan konden. Dit isnbsp;eenvoudig op te vatten als de uiting van het onvermogen de werkelijkheid te aanvaarden, en als zoodanig

-ocr page 27-

23

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

behoeft het dan ook niet als een specifiek direct gevolg van het gebeuren te worden beschouwd.

Onder de door S t i e r 1 i n vermelde gevallen van ernstige neurosen, die hij beschouwt als typische traumaquot;nbsp;tische neurosen, en waarvan hij alle gevallen opvat alsnbsp;van dezelfde structuur te zijn, is echter toch wel differentiatie op te merken, althans gezien in het licht van denbsp;latere neurosenleer.

O ver zien wij de publicaties van S t i e r 1 i n, dan komen wij tot de conclusie, dat hij na de eerste acute,nbsp;paniekachtige, door den eersten schrik en angst veroorzaakte toestanden, enkele gevallen waarnam van z.g.nbsp;schrikpsychosen met stuporeuze beelden, verwardheid, ennbsp;soms zelfs delirium. Dat verder de stemming bij de overlevenden de eerste dagen merkwaardig euphoor isnbsp;geweest, enkele neurasthenische en hypochondrischenbsp;beelden daar gelaten, dat echter later depressiefnbsp;neurasthenische klachten meer op den voorgrond traden.

Bovendien werden door S t i e r 1 i n als schrikgevolgen waargenomen: slapeloosheid, sterk transpireeren, labielenbsp;pols, angstdroomen, hooge reflexen, tremor en abulie.nbsp;Verschijnselen dus, die ten deele patho-physiologisch ennbsp;ten deele patho-psychologisch van aard zijn.

Het Was S t i e r 1 i n reeds opgevallen, dat er weinig echte psychosen optraden na de katastrophe. Welnbsp;kwamen er in Messina enkele psychose-lijders ter observatie, waarbij de schrik blijkbaar als ,,auslösend’' momentnbsp;moest worden beschouwd, maar deze patiënten boden innbsp;het beeld hunner psychosen niets, dat afwijkend was vannbsp;het gewone verloop der ziekte. Van een bijzonder accentnbsp;in de structuur der ziekte, dat door de katastrophe zounbsp;kunnen zijn gelegd, was niets te vinden. Deze psychosennbsp;werden niet door de gebeurtenissen ,,gekleurd”, en ooknbsp;de frequentie, waarmee deze gevallen voorkwamen wasnbsp;niet bijzonder boven het aantal, dat in gewone tijdennbsp;werd waargenomen.

S t i e r 1 i n begeeft zich in beschouwingen over de phaenomenologie der door hem waargenomen verschijnselen en typeert het psychisch gebeuren op het momentnbsp;van de katastrophe als een elimineering van alle waarde-

-ocr page 28-

24

SCHRIK, ANGST EN VREES

oordeelen en hoogere gevoelens van medelijden, e.d. Hij vergelijkt dit met door hem vernomen ervaringen vannbsp;ontdekkingsreizigers, bergbestijgers, enz., die zelf oogen-blikken van groot levensgevaar hebben beleefd, en ooknbsp;dergelijke ervaringen bij zich zelf konden opdoen. Ernbsp;zou een zekere affectloosheid bij ongewoon helderenbsp;gedachtengang optreden tijdens het beleven van b.v. eennbsp;ernstig ongeluk in het gebergte. Verwondingen wordennbsp;dikwijls niet gevoeld, zooals ook verscheidene bewonersnbsp;van de getroffen steden Messina en Valparaiso ennbsp;geredden uit mijnongelukken dit konden mededeelen.nbsp;Deze apathie noemt S t i e r 1 i n een weldadig verschijnsel. Echter heeft hij de ,,Schrecklahmung”, de verlamming door schrik als een veelvuldig voorkomend symptoom waargenomen. Ook het opgemerkte feit, dat hetnbsp;schrikaffect spoedig vervlakt, daar zeer veel personennbsp;betrekkelijk spoedig na het ongeluk weer overgaan totnbsp;de banaliteiten en kleinigheden van het alledaagschenbsp;leven, wordt door hem teleologisch verklaard.

Het waren niet in de laatste plaats de waarnemingen van S t i e r 1 i n, die ons op de gedachte brachten, denbsp;door ons zelf opgedane ervaringen, als zelfwaarneming ennbsp;waarnemingen bij de omgeving nader aan een onderzoeknbsp;en een beschouwing te onderwerpen, en ter publicatie tenbsp;brengen. Omdat ons gebleken is, dat in vele opzichten denbsp;publicaties van S t i e r 1 i n toch eigenlijk klassiek zijn,nbsp;althans voorzoover betreft de beschrijving der feiten,nbsp;terwijl enkele typeeringen en classificeeringen van psychologische afwijkingen, door den voortgang der psychiatrie en psychologie een andere waardeering en daardoor een anderen naam moeten hebben. Trouwens bijnbsp;S t i e r 1 i n ontbreekt een omvattende interpretatie.

Behalve de publicaties van S t i e r 1 i n is in de litteratuur van vóór 1914 niets belangrijks over het onderwerp geschreven. Eigenaardig is, dat Kühne (Cottbus) opnbsp;een vergadering van de ,,mittel-deutsche Psychiater undnbsp;Neurologen” in Dresden op 22 October 1910 een voordracht hield over „Die Bedeutung des Schrecks für dienbsp;Entstehung von Nerven-und Geisteskrankh ei ten”, waarin hij al enkele gegevens uit veel oudere litteratuur in den

-ocr page 29-

25

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

vorm van voorbeelden aanhaalt en er op wijst, hoe verkeerd het is geweest om de beteekenis van psychologische factoren voor het ontstaan van ziekten (ook psychosen ennbsp;neurosen) zoo te verwaarloozen, als in de tweede helftnbsp;van de 19e eeuw geschiedde. De oude mystische voorstellingen over het ontstaan van psychosen werden weliswaar, deels terecht, door den voortgang eener op natuurwetenschappelijk onderzoek en derzelver resultaten zichnbsp;materialistisch opbouwende geneeskunde op zij gezet,nbsp;echter met het badwater werd het kind weggeworpen ennbsp;het korreltje waarheid, dat in de oude beschouwingennbsp;toch school, ging een tijd lang teloor.

De publicaties van S t i e r l i n, die een geheel andere beschouwing geven, worden door K ü h n e echter in hetnbsp;geheel niet genoemd, terwijl S t i e r 1 i n ’s eerste publicatie reeds een jaar te voren het licht zag.

Wereldoorlog 1914

Met het uitbreken van den Wereldoorlog 1914—1918, dien grootsten aller katastrophen voor den oorlog vannbsp;heden, kreeg de psychiatrie echter materiaal in overvloed.nbsp;Het aantal artikelen over schrikneurosen en schrikpsy-chosen, zoowel als van oorlogsneurosen en oorlogspsychosen is legio. Meestal worden deze publicatiesnbsp;echter gedaan door artsen en psychiaters uit de lazaretten. Publicaties van het front en eigen zelfwaarneming zijnnbsp;betrekkelijk zelden in deze oorlogslitteratuur.

In 1919 komt von Steinau-Steinrück tot de uitspraak, dat eigen waarnemingen van troepenartsen,nbsp;die psychiatrische interesse hebben, geheel ontbreken. Ennbsp;toch komt het daar ten zeerste op aan, want het ontstaannbsp;van de psychische stoornissen na schrik en angst ligt innbsp;het donker, waar ook Birnbaum vooral op gewezennbsp;had. ,,Letzten Endes ist es die Selbstbeobachtung desnbsp;Frontarztes, die das völlige Einfühlen in krankhafte Wir-kungen der Fronterlebnisse ermöglicht”.

Nu kan wel niet iedere oorlogsneurose gelijk gesteld worden met schrikneurose, maar een feit is, dat juist denbsp;acute schrik op het ontstaan van vele vormen van oor-

-ocr page 30-

26

SCHRIK, ANGST EN VREES

logsneurose zoo'n grooten invloed heeft gehad. Door de psychiaters wordt over het algemeen het bestaan van eennbsp;specifieke oorlogspsychose of -neurose ontkend. Echtenbsp;psychosen ontstaan niet door den oorlog, in tegenstellingnbsp;met veler verwachting, en ook in tegenstelling met watnbsp;het leekenpubliek daarover denkt. Het is een ervaring,nbsp;die ook in de oorlogsdagen van Mei 1940 hier te landenbsp;kon worden opgedaan, nl., dat de oorlog op het ontstaannbsp;van psychosen geen invloed heeft gehad, evenalsnbsp;S t i e r 1 i n dat bij zijn katastrophe-onderzoek kon opmerken.

Ook op het verloop van psychosen hebben oorlog of katastrophe en schrik- en angstverwekkende gebeurtenissen geen invloed.

Von Steinau-Steinrück constateert, dat een pathoplastische inwerking van de frontbelevingen op denbsp;psychose ontbreekt. Er is geen ,,Kriegsfarbung” waargenomen.

Zoo kon ook van patiënten uit gestichten, die in de oorlogszone lagen en aan beschieting van artillerievuurnbsp;hadden blootgestaan, niet worden gezegd, dat dezenbsp;beleving invloed op hun toestand had. E. M e ij e r verhaalt van 70 vrouwelijke patiënten uit het gesticht innbsp;Tapiau aan het Oostfront, die naar Königsberg werdennbsp;vervoerd omdat zij onder kanonvuur waren geweest ennbsp;er dooden en gewonden onder hen waren, dat zij bijnbsp;aankomst aldaar niet eens over het gebeurde sprakennbsp;of eenig teeken van opwinding vertoonden. C o 11 anbsp;komt in 1919 tot de conclusie, dat de invloed van dennbsp;oorlog op het verloop van psychosen en op het gedragnbsp;van de lijders, vrijwel niet merkbaar is. Hij acht dit welnbsp;vanzelfsprekend bij catatone en stuporeuze toestandennbsp;en bij zwaar demente patiënten. Maar ook op paranoia,nbsp;manie en melancholie en beginnende schizophrenie heeftnbsp;het oorlogsgebeuren, zelfs als het bij wijze van sprekennbsp;aan den lijve wordt gevoeld, geen merkbaren invloed.

En D. Nieto (geciteerd door G r e 1 i n g e r Psych, e. Neur. BI. 1940) verhaalt, dat patiënten uit het gestichtnbsp;Ciempozuelos, dat maandenlang in de vuurlinie stond,nbsp;geen invloed daarvan deden zien in het beeld hunnernbsp;psychosen.

-ocr page 31-

27

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

Oskar Rein, schrijvende over de oorlogspsychosen der burgerbevolking, vermeldt uitdrukkelijk, dat nietnbsp;méér psychosen werden gezien door den oorlog, zooalsnbsp;men vroeger wel gevreesd had. Hij zag slechts enkelenbsp;gevallen van depressieve psychosen bij vluchtelingen uitnbsp;Oost-Pruisen en enkele gevallen van hysterische psychosen. Het betrof meest vrouwen, en alle patiëntennbsp;waren vroeger reeds gestoord geweest in hun psychischnbsp;evenwicht. Ook bij natuurrampen is dit duidelijk.nbsp;W e b e r, verhaalt, dat bij gelegenheid van de aardbeving van Messina, in de kliniek van D’ A b u n d onbsp;op de 105 daar verpleegde krankzinnigen een aardschoknbsp;van 40 sec geen merkbare invloed had. Hij vermeldt nietnbsp;aan welke psychose deze patiënten lijdende waren.

Nu is dit bij een psychose als de schizophrenie in overeenstemming met de geldende opvatting dezer zielsziekte. Het autisme, de associatieve en affectieve stoornissen,nbsp;die wij bij de schizophrenie kunnen waarnemen, het verlies van het levende, bewegelijke contact met de buitenwereld, het gebrekkige en insufficiënte van de betrekkingnbsp;tusschen voorstellingsinhouden en het uitwendige gebeuren, maakt dat uitwendige gebeurtenissen met kata-strophaal karakter in het geheel niet tot ,,belevingquot;nbsp;komen.

Dit is nl. het centrale punt van waaruit elke beschouwingswijze omtrent het ontstaan van oorlogsneurosen, schrikneurosen of schrikpsychosen moet uitgaan. Hoenbsp;wordt het schrik- en angstwekkende gebeuren door hetnbsp;individu niet zoo zeer doorleefd, als wel beleefd; hoenbsp;wordt het verwerkt?

In de oorlogslitteratuur van 1914'—^1918 wordt deze vraag doorgaans niet gesteld; een enkele maal stuiten wijnbsp;echter op dit probleem. Zoo bij B u n n e m a n, die innbsp;1915 schreef; ,,Raumliche Vorgange sind aber auch dienbsp;Sinnesreize, die bei einem Unfall Auge und Ohr treffennbsp;und in ihre sinngemaszen Umwertung die psychogenenbsp;Wurzel des Leidens zu werden vermogen”. En een bladzijde verder; „Zwischen auszerer Begebenheit und dasnbsp;Symptom der Krankheit steht der Mensch, steht dasnbsp;Problem des Lebens”.

-ocr page 32-

28

SCHRIK, ANGST EN VREES

Dit positienemen in het subject, tegelijk met het afzien van een causale verklaring voor het ontstaan van dezenbsp;psychische stoornis, demonstreert Bunneman reedsnbsp;vroeger in de woorden: ,,Den Umweltreizen so wie dennbsp;aus strukturellen Veranderungen und Stoffwechselvor-gangen hervorgehenden Erregungsreizen ist a priori jedernbsp;in gleicher Weise ausgesetzt, jeder aber reagiert ver-schieden darauf, nicht nur in seiner bewuszte Beurteilung,nbsp;sondern auch in seinen unbewuszten-, instinktiven-, auto-matischen- und in seinen Organreaktionen”.

Friedlander merkte ook reeds in 1917 op, dat „eine schwere Gemütserschütterung kann ernstere Folgennbsp;wie eine Gehirnerschiitterung haben”.

Ook deze constateert, dat er geen specifieke oorlogs-neurosen bestaan als ziekte sui generis, de oorlogservaring heeft geen nieuwe, voorheen onbekende ziektebeeldennbsp;doen zien. Hij wijst ook op de groote rol van de constitutie bij het ontstaan van psychische stoornissen na schokkende gebeurtenissen; het komt aan op dispositie ennbsp;constitutie van de geheele persoonlijkheid. Verder achtnbsp;Friedlander van groot belang bij de beschrijving ennbsp;beoordeeling van oorlogsgevolgen psychologische kennisnbsp;en begrip; niet alleen, dat deze kennis leidt tot zelfkennisnbsp;en kennis der omgeving, maar ook tot begrijpen, en begrijpen leidt tot vergeven, hetwelk zich'ook manifesteert,nbsp;zegt Friedlander, in de woorden; ,,Hebt uw naastenbsp;lief, gelijk u zelve.”

Veel is er gedisputeerd en geschreven over de psychische stoornissen door oorlogsgebeurtenissen. De klinische verschijnselen werden wel algemeen in gelijken zin waargenomen, maar de duiding veroorzaakte onder denbsp;waarnemers heftige tegenstellingen. G a u p p, bij hetnbsp;overzien dezer tegenstellingen, slaakt de verzuchting;nbsp;,,man wird manchmal an den Zank und Streit über-eifriger Theologen erinnert.” De strijd is te heftiger innbsp;deze psychiatrische vraagstukken naar mate het hier ooknbsp;meer een zaak van gelooven dan van weten is.

De meest voorkomende symptomen bij de oorlogs-neurotici zijn paresen, paralysen, astasie, abasie, aphonie tot stomheid toe, en hysterische fixeering van deze ver-

-ocr page 33-

29

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

schijnselen. Een bekend en veel voorkomend beeld was dat van de z.g. myotonoclonia trepidans, waaronder mennbsp;verstond het symptomen-complex van een pseudo-spas-tische parese, gepaard gaande met een grove tremor.

Deze vorm van neurose kwam massaal voor aan het front, vooral toen de oorlog wat langer aanhield. Aanvankelijk zag men in den oorlog bijna geen neurosen, eennbsp;omstandigheid, waarop J o 1 o w i k c z speciaal de aandacht vestigde.

Nu wijst Oppenheim er op, dat al deze verschijnselen, die men de eene keer als ,,Schreckneurose’', een andere maal als ,,Kriegsneurose”, dan weer als ,,Emotions-neurose” betitelde en die bij de deelnemers aan den oorlognbsp;veel werden waargenomen, toch eigenlijk veel weg hadden van de door hem geïntroduceerde traumatischenbsp;neurose, van welk ziekt^eeld hij als aetiologisch momentnbsp;beschouwde een moleculaire verschuiving in de hersencellen, als gevolg van trauma. Door de psychische schoknbsp;in het bijzonder zou een evenwichtsstoornis kunnen worden te voorschijn geroepen, een bedrijfsstoornis in hetnbsp;centrale innervatie-mechanisme, een verplaatsing van denbsp;allerfijnste niet meer waarneembare elementen, een z.g.nbsp;diaschisis zou optreden als gevolg van de onmatig sterkenbsp;psychische impuls. Oppenheim zegt, dat een hysterische aanleg deze verschijnselen wel bevordert en datnbsp;een hysterische wilszwakte genezing tegenhoudt. Maarnbsp;Opp e n h e i m kon bij zijn patiënten geen hysterischnbsp;karakter aantonnen. Hij maakt dus een sterk onderscheidnbsp;tusschen hysterisch en aanleg en hysterisch karakter. Eennbsp;onderscheiding, die door hem ,,pour besoin de la cause”nbsp;zoo sterk wordt gelanceerd.

Oppenheim meent, dat het ontstaan der neurotische oorlogsparesen b.v. door schrik, zoo snel in zijn werk gaat, dat het uitgesloten is, dat wenschvoorstellin-gen bij het ontstaan een rol zouden kunnen spelen. Maarnbsp;in het bijzonder de psychische schok (Erschütterung) kannbsp;deze motorische stoornis onmiddellijk opwekken. Voornbsp;Op p e n h e i m is het ook onaannemelijk, dat flinke soldaten rentezucht, de wensch om uit den strijd te komen,nbsp;of andere wenschen zouden hebben gehad, bewust of half

-ocr page 34-

30

SCHRIK, ANGST EN VREES

onbewust, die als oorzaak van een neurose konden gelden. Daarvoor waren de soldaten te enthousiast, naar hijnbsp;meende.

Diametraal tegenover een dergelijke opvatting staat een uiting van Fr. Schultz e, die beweert, dat hebzuchtnbsp;en woekergeest zoo gewone alledaagsche verschijnselennbsp;zijn, dat men zich er niet over moet verwonderen wanneer menschen, die een ongevalsrente of andere uitkeeringnbsp;kunnen krijgen, wel wat gaan overdrijven, en bv. na eennbsp;licht trauma een ernstige duizeligheid of hoofdpijn voorwenden.

H ü b n e r meent uit zijn ervaring en de litteratuur te moeten concludeeren, dat ,,die Persönlichkeit des Erkran-kenden von wesentlich höherer Bedeutung für die Ent-stehung des Leidens ist als die auszeren Faktoren”.

In andere termen, maar in gelijken zin, duidt K r e u s e r op de persoonlijke factoren met de woorden: ,,wie man-cher von den Heeresangehörigen tragt den Keim zunbsp;seelischer Erkrankung ungeahnt in sich und was dennbsp;einen bis ins Innerste seines Wesens erschüttert, nimmtnbsp;ein anderer auf die leichte Achsel oder weisz es wenig-stens als unvermeidlicher Schicksal gelassen zu ertragen”.

Van een geheel andere opvatting getuigt Joachim Bauer, die de neurotische reacties van militairen opnbsp;het oorlogsgebeuren wel opvat als door een psychischnbsp;trauma ,,ausgelöst”, maar overigens een sterk causaalnbsp;physiologisch gekleurde opvatting huldigt, volgensnbsp;welke de intern secretorische organen door de abnormalenbsp;prikkels van de heftige emoties zouden worden getroffennbsp;in zoodanige mate, dat daarna een toestand van ongevoeligheid overblijft, waardoor de getroffene mindernbsp;weerstandskrachtig is geworden. ,,Durch die Wirkungnbsp;auszerer Reize auf innersecretorische Drüsen kann sichnbsp;also die Zusammensetzung des Blutes andern undnbsp;dadurch das Zentralnervensystem empfindlicher machennbsp;für neue Reize, bzw. selber krankhafte körperliche odernbsp;psychische Escheinungen auslösen. Diese Annahmenbsp;würde uns eine gute Erklarung geben für die Erschei-nung, dass die Erschöpfung vieler Kriegsteilnehmer undnbsp;die Manifestierung hysterischer Erkrankungen oft erst

-ocr page 35-

31

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

im Urlaub, bzw. nach langeren Lazarettaufenthalt auf-tritt, nachdem sie schon langere Zeit aus dem Bereich der schadigenden Reize und Eindrücke heraus sind, undnbsp;andrerseits auch dafür, dass die Wiederherstellung soldier Kranke so sehr lange Zeit in Anspruch nimmt”. Hijnbsp;wijst er tevens op, dat veel patiënten bij den psychiaternbsp;kwamen onder de diagnose simulatie, terwijl hiervan tochnbsp;maar bij uitzondering sprake was.

De opvatting, dat schrik en angst en tevens de uitputting een grooten invloed uitoefenen op de inwendige secretie-organen, die de stofwisseling reguleeren, ja, datnbsp;deze wellicht primair zijn aangetast, wordt ook verdedigdnbsp;door Rohde. Hij huldigt deze opvatting afgezien vannbsp;het feit, dat als speciale, concreet somatische manifestatiesnbsp;van deze affecten, de alteratie der vasomotoren moet worden gezien. Een meening, die ook door Bonhöffernbsp;sterk wordt aangehangen. Deze beschouwt zelfs alsnbsp;typische schrikactie enkel de vasomotorische alteratie.nbsp;De eventueel ontstane neurose is zuiver psychogeen ennbsp;wijst op een psychopathische constitutie, volgens Bonhöffer.

Als degene, die een eigen standpunt inneemt ten aanzien van de psycho-neuropathische stoornissen als gevolg van schrik en angst in den oorlog en deze stoornissen alsnbsp;een afzonderlijk hoofdstuk in de psychopathologie opvat,nbsp;geldt K 1 e i s t. Deze onderzoeker heeft veel z.g. schrik-psychosen beschreven en scheidt dit ziektebeeld scherpnbsp;van de hysterie af. In navolging van K 1 e i s t beschreefnbsp;W e t z e 1 een klein aantal schrikpsychosen, die hij alsnbsp;versche gevallen aan het front zelf kon waarnemen.nbsp;W e t z e 1, die de schrik psychologisch niet als een eenheid opvat, waarover wij later nog komen te spreken, wilnbsp;liever deze beelden schokpsychosen noemen.

Opvattingen van Kleist, Wetzel, Bonhöffer e.a.

Waar Kleist wel de uitgebreidste mededeelingen doet, loont het de moeite zijn opvatting ook in verbandnbsp;met onze eigen opvatting uitvoerig weer te geven. Hij namnbsp;104 schrikpsychoselijders waar, van 34 geeft hij een

-ocr page 36-

32

SCHRIK, ANGST EN VREES

nauwkeurige ziektegeschiedenis. De schrikpsychosen komen dan volgens K I e i s t niet in het achterland terecht. Het ziekteverloop is van te korten duur en daardoor zijnnbsp;de lijders moeilijk nauwkeurig te observeeren, daar zijnbsp;dikwijls in de onrust van het front moeten worden behandeld, waar de omstandigheden voor rustig werken zoonbsp;ongunstig mogelijk zijn.

Als grondvormen van de schrikpsychose ziet K 1 e i s t:

a. nbsp;nbsp;nbsp;De schemertoestanden, al dan niet met opwinding,nbsp;angst, hallucinatie, soms deliren gepaard gaande.

b. nbsp;nbsp;nbsp;Stuporeuze toestanden, waaronder apathische angst-toestanden begrepen worden.

De angstige delireuze toestanden vormen wel het meest veelvuldig voorkomende beeld waaronder een schrikpsychose optreedt. Bij deze patiënten veroorzaken plotseling geruisch, vliegtuiggeronk, kanonschoten heftige angst-reacties, waarbij zij opvliegen, zich verstoppen enz. Velenbsp;onderzoekers hebben den schrikstupor als het meest voorkomende schrik-syndroom aangezien. Dit is volgensnbsp;K 1 e i s t beslist niet het geval. Hij maakt nader een achtvoudige indeeling dezer ziektebeelden, nl.:

1. nbsp;nbsp;nbsp;Eenvoudige schemertoestand, soms met het Ganser-syndroom.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Schemeropwindingstoestanden.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Angstdeliren.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Hallucinosen.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Euphore schemertoestanden.

6. nbsp;nbsp;nbsp;,,Lappische*’ schemertoestanden.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Expansieve schemertoestanden (zelden).

S. Stuportoestanden.

Kleist nam geen depressie-toestanden waar na ern-stigen schrik, geen echte manie en geen paranoïde beelden. Wel zag hij depressief neurotische beelden, maar dezenbsp;depressie is niet eenvoudig een droefgeestige stemmingnbsp;als bij melancholie, maar wordt meer gekenmerkt doornbsp;angstigheid, geprikkeldheid en een labiele stemming met

-ocr page 37-

33

EENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

schrikachtigheid, soms waren er somatische, hysterische stigmata.

In de geheele oorlogslitteratuur meent K 1 e i s t geen melancholie te kunnen aantoonen, die met zekerheid ontstaan is na een schrikbeleving, evenmin als een echtenbsp;manie. ,,Die heftige Gemütserschütterung des Kriegs-schreckes ruft demnach ganz überwiegend heteronomenbsp;Bilder hervor, das heiszt, die den normalen Seelen-zustande fremden Symptomenkomplexe des Dammer-zustandes, der dammerigen Erregung, des Delirs, dernbsp;Halluzinose, des Stupors. Beachtenswert ist, das unternbsp;den heteronomen Bildern die hyperkinetische Erregungnbsp;(sog. amentia) fehlt, und dasz die den paranoischennbsp;Zustande eng benachbarte Halluzinose nur einmal vor-kam. Die homonomen, dem gesunden Geistesleben ver-wandten und der Einfühlung zuganglichen Formen dernbsp;Manie, der Melancholie und der Paranoia fehlen ent-weder*oder kommen nur in neurotischer Abschwachungnbsp;vor, wobei die Schreckneurose weniger den Charakternbsp;einer abgeschwachten Melancholie als den einer reizbarennbsp;schreckhaft angstlichen Verstimmung hat”.

Reeds eerder vermeldt K 1 e i s t het voorkomen van gevallen van schrikneurosen „heiteren Geprages”, die innbsp;dezelfde verhouding staan tot de euphore schemertoestanden als de zeer veelvuldige, depressief prikkelbare schrik-neurose tot het angstdelir. Deze patiënten met euphorenbsp;neurotische verschijnselen vertoonden dikwijls een dwangmatig lachen zonder de overeenkomstige opgewekte stemming, enkel als een uitdrukkingsbeweging, terwijl denbsp;euphore schemertoestanden wel terdege een echte opgeruimde stemming vertoonden, soms met geringe ideeën-vlucht en spreekdrang. Zij hadden een manisch tintje.

Nu waren al deze patiënten zich wel min of meer bewust, dat hun euphorie niet overeen kwam met den toestand en met hun belevingen. Vreeselijke dingen werdennbsp;lachend verteld. Deze patiënten waren over het algemeennbsp;in normale omstandigheden ook opgewekte lieden, totnbsp;schertsen geneigd, echter was eenige hypomanische karak-teraanleg in het geheel niet vereischt voor het optredennbsp;dezer stemmingsreacties.

-ocr page 38-

34

SCHRIK, ANGST EN VREES

Behalve K 1 e i s t hebben echter ook anderen deze euphorie opgemerkt bij soldaten, die uit een grooten veldslag kwamen of aan een ander groot gevaar waren ontsnapt. K 1 e i s t noemt de namen van W ittermann,nbsp;L ö w y (die op de zeldzaamheid wijst), B i r n b a u mnbsp;e.a., die soortgelijke waarnemingen konden doen.

Ook Schneider bericht dit, hij zag bij de troepen na uren van grooten schrik en angst ten gevolge van grootnbsp;gevaar het optreden van een zekere euphorie, zelfs eennbsp;hypomanische stemming. Sommige soldaten konden zichnbsp;onder artillerievuur brengen in een toestand tusschennbsp;slapen en waken, om maar niets te hooren.

Vermoedelijk, zegt Schneider, veroorzaken zulke pogingen de euphore schemertoestanden en zijn op tenbsp;vatten als vlucht uit de werkelijkheid, dus een soort struisvogelpolitiek. In verband hiermee noemt hij het verschijnsel, dat sommige soldaten zich veilig voelen ondernbsp;een simpel afdakje, onder een stuk tentdoek, zelfs ondernbsp;een jas.

B i c k e 1 wijst er op, dat de aard van de dekking voor het individueele gevoel van minder belang is, als wel hetnbsp;subjectieve oordeel over de dekking, zoodat al is deze innbsp;werkelijkheid onbetrouwbaar, er toch zeer wel een gevoelnbsp;van veiligheid kan worden ervaren.

K 1 e i s t nam de reeds eerder genoemde euphorie waar bij zichzelf en bij zijn collega’s. Na een dag van grootenbsp;ellende, doorgebracht onder groote spanning was denbsp;stemming zelfs luidruchtig opgewekt.

Als directe oorzaak van den een psycho-neuro-pathischen toestand opwekkenden schrik vond K 1 e i s t een granaat-inslag in de onmiddellijke nabijheid, trommelvuur, ennbsp;vooral ook vliegtuigbomexplosies. Als bijzonder casuistischnbsp;geval vertelt K 1 e i s t de ervaring van zijn assistent, dr.nbsp;R o h a r d t. Deze kreeg een granaatinslag in zijn nabijheid, hij herinnerde zich geen schrik, zag slechts vuur ennbsp;werd bewusteloos. Bij het ontwaken had hij geen gevoels-gewaarwording in het grootste deel van zijn lichaam:nbsp;hij meende geheel verpletterd te zijn, dacht dat zijn beennbsp;er wel afgerukt was, daarbij had hij een verschrikt angstignbsp;gevoel, in het bewustzijn: nu is het gedaan met mij. Na

-ocr page 39-

35

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

enkele oogenblikken voelde hij weer wat aan één voet, iemand had er zeker tegenaan gestooten, hij probeerdenbsp;zich te bewegen, het lukte, en hij sprong op. Afgezien vannbsp;een lichte belemmering in zijn gedachtengang, die kortnbsp;duurde, was alles voorbij.

Hier is de schrik met andere doorlevingen aan een amnesie ten offer gevallen. Evenals in negen andere gevallen van patiënten, die na granaatinslag bewusteloosnbsp;werden, zich van geen schrik bewust waren, maar daarnanbsp;wel een schrikpsychose bleken te hebben.

Bij officieren zag K 1 e i s t geen enkel geval, weinig bij menschen van het platte land.

Als typische werking van den schrik op het gevoelsleven vermeldt K 1 e i s t drieërlei:

a. nbsp;nbsp;nbsp;De nawerking van den schrikprikkel zelf.

b. nbsp;nbsp;nbsp;Vermindering der affectiviteit.

c. nbsp;nbsp;nbsp;Een omslag in euphorie.

Het eerste geval wil zeggen, dat de schrik langzaam uitslijt, de patiënt kan dagenlang schrikachtig blijven.

Onder vermindering van de affectiviteit kan men verstaan de schrikapathie, de z.g. ,,Emotionslahmung” van Baltz. Baltz nam dit symptoom bij zichzelf waarnbsp;ter gelegenheid van een aardbeving in Japan, die hij meemaakte. Er is dan geen interesse meer voor zelfbehoudnbsp;of dat van nabestaanden, geen gevoel van medelijden e.d.,nbsp;terwijl de intellectueele functies normaal zijn gebleven.nbsp;Men heeft dit biologisch willen zien als een soort natuurlijke zelfbescherming door het uitvallen van de gevoels-reacties. Deze toestand duurt maar kort.

De twee eerstgenoemde nawerkingen van schrik kunnen autosuggestief secundair worden gefixeerd, waardoor zij veel langer stand houden.

K 1 e i s t vat kortdurende schrikapathie op als een psychologisch analogon van het physiologische feit der verblinding na een zeer sterke lichtinwerking, of doofheid na sterk lawaai. Behalve Baltz en Kleist heeft ook A.nbsp;Weber deze schrikapathie beschreven en wel bij denbsp;aardbevingsramp van Messina. Iets anders als de schrikapathie is de remming van de schrikreactie tot het individunbsp;buiten gevaar is. In het grootste gevaar, wanneer nog wel

-ocr page 40-

36

SCHRIK, ANGST EN VREES

middelen tot zelfbehoud ten dienste staan, dwingt de drift tot zelfbehoud het individu om al zijn opmerkzaamheidnbsp;op redding te richten en wordt de schrikreactie onderdrukt. De remming wordt opgeheven, zoodra het individunbsp;buiten gevaar is. Dit moet echter onderscheiden wordennbsp;van de schrikapathie, welke ook buiten gevaar nog kannbsp;voortduren, terwijl daarna echter nog ontlading van hetnbsp;schrikaffect kan optreden.

K 1 e i s t wijst er op, dat men bij gezonde menschen een directen stemmingsomslag kan constateeren na den schriknbsp;in een euphorische gevoelsstemming. Hij wil dit zien alsnbsp;een zuiver successief contrastverschijnsel of een negatiefnbsp;nabeeld in de spheer van het gevoelsleven, naar analogienbsp;van hetgeen men in de zintuigphysiologie kan waarnemen.

Met afname van de gevoeligheid voor de inwerkende lichtsoort, gaat gepaard een stijging der gevoeligheid voornbsp;de complementaire kleur. Zoo zou het gevoelsleven ooknbsp;reageeren. Emoties verzwakken door duur en herhaling,nbsp;evenals zintuig gewaarwordingen. Er treedt ook in het gevoelsleven ,.adaptatie” op. Met het afnemen van de gevoeligheid voor lustgewaarwordingen gaat gepaard een stijging voor de ontvankelijkheid voor onlustgevoelens, b.v.nbsp;te veel zoetigheid veroorzaakt weerzin. Evenzoo neemt denbsp;intensiteit van onlustgevoelens door adaptatie af, b.v.nbsp;menschen, die door lang ziek te zijn, gewend raken aannbsp;hun toestand en niet meer de aanvankelijke onlustgevoelens ervaren.

Deze verschijnselen nu, zegt K 1 e i s t, zijn in den oorlog als in een groot experiment duidelijk aan den dagnbsp;getreden. „Der Krieg führt uns den Nachkontrast dernbsp;Gefühle nur in besonders sinnfalligen Beispielen vornbsp;Augen”.

In het gewone leven zien wij meer het omgekeerde, het optreden van onlustgevoelens na het ophouden van eennbsp;lustvolle situatie. Als voorbeeld wordt genoemd de onaangename stemming na een prettige vacantie. Daar dergelijke contrastgevoelens onmiddellijk optreden, achtnbsp;K 1 e i s t ze physiologisch. „Am gesichersten und besonders durch die Kriegsbeobachtungen begründet, erschei-nen die affektiven Adaptationserscheinungen und der

-ocr page 41-

37

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

mit ihnen zusammenhangende affektive Nachkontrast (Adaptationskontrast) der rein physiologisch, ahnlichnbsp;den Nachkontrast bei Empfindungen, zu deuten ist. Ernbsp;auszert sich in einer Verstarkung von Lust nach vorauf-gegangenen Unlust und umgekehrt, und laszt auch ohnenbsp;Einwirkung eines zweiten Gefühlsreizes nur durch Wegquot;nbsp;fall eines genügend starken und nachhaltigen Reizes einnbsp;negatives Gefühlsnachbild hervortreten. (Die Heiterkeitnbsp;nach Schreck)”.

Vooral na korte, zeer heftige schrikinwerking zou de schrikapathie optreden, terwijl na langdurige schrik- ennbsp;angstinwerking, naar de wetten der adaptatie meer kansnbsp;bestaat op omslag in euphorie.

Een verschijnsel, dat wij zelf telkens konden waarnemen, nl. de vergeetachtigheid na schrikbeleving, wordt door K 1 e i s t niet vermeld.

In tegenstelling met Bonhöffer, worden wensch-factoren, die een rol zouden spelen in de genese dezer stoornissen, door K 1 e i s t afgewezen. Zij zijn nietnbsp;noodig. De emotie van het schrikwekkende beleven zelf isnbsp;sterk genoeg om een zoodanig suggestieve kracht te ontwikkelen, dat het komt tot verdringing of fixeering vannbsp;bepaalde bewustzijnsinhouden.

Bij de schrik-neurotische beelden wil K 1 e i s t aan wenschfactoren een rol niet ontzeggen, maar hier treedtnbsp;de hysteriseering ook veel meer op den voorgrond. Allenbsp;psychotische toestanden die K 1 e i s t waarnam en ooknbsp;die van e t z e 1 waren spoedig genezen. Soms al nanbsp;eenige uren, de meeste na twee weken, een enkele na 53nbsp;dagen. Zelfs bij delireuze toestanden werd geen exitusnbsp;letalis waargenomen, zooals S t i e r 1 i n dat wel vermeldnbsp;heeft in zijn reeds genoemde publicaties, en zooals ooknbsp;B i r n b a u m beweert, dat mogelijk is. Deze zegt, datnbsp;door grooten schrik een bijzonder sterke circulatiestoornisnbsp;kan worden opgewekt, waardoor ernstige hersenlaesiesnbsp;en psychotisch delireuze toestanden kunnen worden veroorzaakt, die tot den dood kunnen leiden. W e t z e 1, dienbsp;den schrik psychologisch niet als een ,,Einheitlichkeit opvat, spreekt liever van schokpsychosen en wijst er op, datnbsp;deze toestanden duidelijk als van psychogenen oorsprong

-ocr page 42-

38

SCHRIK, ANGST EN VREES

zijn op te vatten. Met G a u p p legt hij er den nadruk op, dat voor ieder individu de situatie iets eigens heeft.

Nu is in den oorlog de belasting van de geestelijk gezonden al bijzonder zwaar en er wordt dan ook door hem de meening uitgesproken, dat de meeste oorlogsneurosennbsp;en schrikpsychosen zijn op te vatten als een psychopathische reactie op een relatief te sterke belasting van hetnbsp;psychisch leven. Het is ook volgens W e t z e 1 niet noodzakelijk, soms zelfs uit te sluiten, dat de wenschfactoren,nbsp;als wensch tot vlucht, ziekte of medelijden, als causaalnbsp;moment bij het ontstaan dezer aandoeningen optreden.

L ö w y is van dezelfde opvatting.

Toch wijzen verschillende zelfwaarnemingen er op, dat de wensch een belangrijke rol zal moeten spelen,nbsp;Schneider b.v. zegt, dat ieder, die langeren tijd aannbsp;de inwerking van het vuur heeft bloot gestaan, wel denbsp;verzoeking heeft voelen opkomen, om aan een kwaaltjenbsp;toe te geven, of zich ziek te melden.

Wanneer de opmerking van B i r n b a u m juist is, dat men de genese der psychosen, speciaal die met destructieve tendenzen, onder causale gezichtspunten kan beschouwen, terwijl bij de psychogene stoornissen, waaronder alle door schrik en angst verwekte psycho-neuro-tische stoornissen vallen, de finaliteit het meeste gewichtnbsp;in de schaal legt, dan is het begrijpelijk dat Bonhöffernbsp;e.a. bij alle schrik-psychotische toestanden de uitwerkingnbsp;van wenschfactoren meenen te zien. Bonhöffer zegt,nbsp;dat emoties voor de ontwikkeling van eigenlijke psychosennbsp;geen rol spelen. Dit komt overeen met de ervaringen vannbsp;alle waarnemers bij natuur- en oorlogsrampen en anderenbsp;katastrophale gebeurtenissen. Bonhöffer bestrijdt denbsp;opvatting van K 1 e i s t, dat de schrik-psycho-neurosenbsp;een eigen karakteristiek ziektebeeld zou vormen en wil zenbsp;onder de hysterie rangschikken. Van de door K 1 e i s tnbsp;beschreven gevallen, bestempelt Bonhöffer er meernbsp;dan de helft als van hysterischen aard te zijn. Bonhöffer ziet de typische schrikwerking in die symptomen, waarbij de vasomotore veranderingen op den voorgrond treden, zooals hartkloppingen, labiele, sterk in

-ocr page 43-

39

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

frequentie wisselende pols, sterke zweetsecretie, 's nachts opschrikken, enz.

Aan de wenschfactoren bij het ontstaan van de psycho-neurotische verschijnselen, hecht Bonhöffer groot gewicht. Niet alleen de wensch om uit de situatie tenbsp;komen, maar ook de wensch, al is het niet bewust, omnbsp;het verschrikkelijke beleven sensationeel tot uitdrukkingnbsp;te brengen. Het affect, dat op andere wijze niet adaequaatnbsp;tot uitdrukking kan worden gebracht, zou op deze wijzenbsp;een uitingsvorm hebben gevonden in de anormale, buitennbsp;het gewone gedrag staande uitingen van het individu.

Nu merkt G a u p p op, dat het hierbij natuurlijk de vraag is of sommige uitingsvormen van het sterke affectnbsp;b.v. in het trommelvuur, zooals: huilen, beven, braken,nbsp;zwaktegevoel in de beenen enz. als pathologisch zijn tenbsp;beschouwen, of als physiologisch. Het is toch wel zeker,nbsp;zegt G a u p p laconiek, dat ons psycho-physisch organisme, naar zijn algemeen biologisch doel beoordeeld,nbsp;niet voor zulk ,,hellewerk” gebouwd en berekend is.

Een krachtig argument voor de groote rol, die wenschfactoren spelen bij het ontstaan van psychische stoornissen, is wel het feit, waar Gaupp, Liliënstein, Bonhöffer, Mörchen e.a., zelfs K 1 e i s t opnbsp;wijzen, dat deze ontbreken bij krijgsgevangenen en zwaarnbsp;gewonden. In tegenstelling met het Fransche veldleger,nbsp;waar evenzeer dezelfde psycho-neurotische syndromen innbsp;grooten getale voorkwamen, werden bij de krijgsgevangennbsp;Franschen, ook als zij juist uit zware beproevingen ennbsp;groote verschrikkingen kwamen, geen schrikpsychotischenbsp;of -neurotische verschijnselen waargenomen. Alleen openbaarde zich volgens H ü b n e r bij krijgsgevangenen,nbsp;zelfs als zij gewond of zeer vermoeid waren, vaak spoedignbsp;een opvallende euphorie, die wij ongetwijfeld mogen beschouwen van onder denzelfden gezichtshoek als denbsp;euphorie na schrik, die K 1 e i s t beschrijft, en waarovernbsp;wij later nog nader komen te spreken bij onze eigennbsp;ervaringen. Maar bij de zoo uit het zwaarste artillerievuurnbsp;gekomen gevangenen werden geen gevallen waargenomennbsp;van de ..Schütteltremor”, geen asthasie of abasie, geennbsp;aphonie. Het weten: buiten gevaar te zijn, en misschien

-ocr page 44-

40

SCHRIK, ANGST EN VREES

ook wel de spanning, die er lag in den toestand van krijgsgevangenschap is blijkbaar in staat de schrikemoties te verdringen.

Dezelfde waarnemingen werden door de Fransche psychiaters gedaan bij Duitsche krijgsgevangenennbsp;(M ö r c h e n).

De wenschtheorie wordt door K 1 e i s t, zooals wij al vermeldden, algeheel ter zijde gesteld. Hij kent aan dennbsp;schrik zelf een suggestieve ,,hysterie-auslösende” krachtnbsp;toe, iets wat ook de opvatting is van Lewandowskinbsp;(door Bonhöffer aangehaald).

Het type van de schrikwerking zou volgens deze opvatting de hysterische reactie zijn. De waarnemingen bij krijgsgevangenen en ernstig gewonden worden echternbsp;door K 1 e i s t ontkend noch bestreden. Nu zegt Bonhöffer, dat aan de constitutioneele momenten bij denbsp;ontwikkeling der hysterische reacties na schrik een wezenlijke beteekenis moet worden toegekend. Hij beschouwtnbsp;de oorlogshysterie dan ook als uiting van een psychopathische constitutie. Bonhöffer nam echter al héélnbsp;spoedig een psychopathische constitutie aan b.v. alsnbsp;iemand wat angstig is bij onweer of zich onzeker gevoeltnbsp;in het donker, is dit voor hem al een indicator van denbsp;psychopatische constitutie.

Bij normale menschen wil Bonhöffer geen hysterie als schrikgevolg erkennen, wel kent hij aan den schriknbsp;een bewustzijn-splitsende werking toe, zich manifestee-rende in een organischen schemertoestand. Samenvattendnbsp;constateert Bonhöffer als typisch gevolg van schrik:

1®. Symptomen van den kant van het psycho-motorium en van het vaso-motorium.

2®. Het phaenomeen van B a 11 z, de schrikstupor.

3^. Neiging tot afsplitsing van bewustzijnsinhouden als bij den organischen schemertoestand.

G a u p p legt er den nadruk op, dat de psychogene afwijkingen die Oppenheim als traumatische neurosenbsp;van de hysterie afzondert, met voorliefde voorkomen bij

-ocr page 45-

41

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

niet gewonden en licht gewonden, zeer zelden bij zwaar gewonden.

Als argument tegen de appreciatie van wel of niet bewuste wenschen bij het ontstaan van schrikpsychosennbsp;wordt wel genoemd het bezwaar, dat deze stoornissen zoonbsp;snel ontstaan, dat er geen tijd zou zijn voor het tot ontwikkeling komen van wenschen (Oppenheim). Tennbsp;opzichte van de fixeering van de schrikgevolgen kan mennbsp;dit misschien volhouden, niet echter ten opzichte van hetnbsp;ontstaan op het oogenblik van den ernstigen schrik, of hetnbsp;oogenblik van inwerking van het psychisch trauma. Tenbsp;meer, daar de soldaten toch te voren al langen tijd in denbsp;dreigende situatie verkeerd hebben en er in die situatienbsp;steeds aanleiding bestaat tot het manifest worden vannbsp;vluchtreacties.

Bonhöffer houdt nu de abnormaal diepe inwerking van den schrik niet voor hysterisch, maar alleen de fixee-ring van wenschtendenzen is hysterisch. G a u p p wilnbsp;trouwens in het geheel niet spreken van een ziektenbsp;,,hysterie”, immers ,,es gibt keine Krankheitseinheitnbsp;,,Hysterie”, aber eine Form der seelischen und körper-lichen Reaktionen, die ,,hysterisch” heiszt”. En de schrik-neurose definieert hij als een psychogeen complex vannbsp;lichamelijke en psychische symptomen met sterke ,,Aus-pragung” van de ons ook uit anderen hoofde bekendenbsp;somatische en psychische gevolgen van een ernstigennbsp;schrik. Hysterische trekken zijn hierin terug te vinden,nbsp;geheel of ten deele, in den vorm van tijdelijke kwalitatiefnbsp;abnorme werkingen van het psychische op het somatischenbsp;en als afsplitsing van psychische complexen uit de eenheidnbsp;en beslotenheid van het eene bewustzijn.

De groote rol, die de hysterie speelt bij het tot stand komen van de oorlogspsycho-neurosen en andere schrik-en angstreacties in het-leven-bedreigende situaties,nbsp;hebben hun neerslag in het medisch weten gevonden innbsp;de uitspraak van H o c h e, dat ieder mensch ,,hysterie-fahig” is, en dit ook manifesteert als de psycho-trauma-tische invloeden maar sterk genoeg zijn. Een uitlating,nbsp;die later door M e e r 1 o o wordt gekarakteriseerd alsnbsp;de eenige oorlogswinst op psychiatrisch gebied. M ö b i u s

-ocr page 46-

42

SCHRIK, ANGST EN VREES

had echter al jaren te voren uitgesproken, dat: „In irgend einem Grade jeder Mensch hysterisch sei” (geciteerdnbsp;naar Gaupp).

Door verschillende schrijvers wordt sterk de nadruk gelegd op de groote rol, die de individueele dispositienbsp;speelt bij het ontstaan en de fixeering van schrik-neuro-tische ziektebeelden. B 1 e u 1 e r zegt in zijn leerboek:nbsp;„Auffallend ist schon das die argste Schreckwirkungnbsp;ohne besondere Disposition selten über den akuten vaso-motorisch-neurotischen Komplexen hinausgeht, und dasznbsp;man bei genauer Untersuchung Neurotischer in der Regelnbsp;(Traumatiker und Kriegsfalle ausgenommen) sexuellenbsp;Konflikte findet, und oft die Krankheit sich von diesennbsp;aus erklaren laszt”. B 1 e u 1 e r memoreert nog, dat uitgesproken neurotische reacties na katastrophen eigenlijknbsp;alleen worden waargenomen bij psychopathen, en bijnbsp;dezen dikwijls nog spoedig genezen. Wenschfactorennbsp;alleen schijnen volgens hem niet in staat te zijn denbsp;neurose in stand te houden. Axell von Neelnbsp;(geciteerd naar Frankhauser), constateert, dat doornbsp;schrik alleen een vasomotorisch neurotisch ziektebeeldnbsp;kan ontstaan en geen hysterisch, tenzij de dispositienbsp;daartoe duidelijk aanwezig is. Ietwat in tegenspraak metnbsp;deze en dergelijke beweringen is de opmerking vannbsp;Jendrassik, dat veel hysterici niet opgewassen zijnnbsp;tegen kleine tegenspoeden, maar bij gróóte schokkendenbsp;gebeurtenissen geven deze zelfde menschen dikwijlsnbsp;blijk van onverwachte geestkracht en beheerschtheid.

Kutzinsky vat de schrikneurose op als affectieve reactievorm, waarbij strevingen wel terdege een rol spelen.nbsp;Maar al is het dan een feit, dat de individueele dispositie,nbsp;die constitutioneel bepaald is, een groote rol speelt, zoonbsp;is het toch ook waar, dat ook de gezonde normale menschnbsp;hysterische symptomen kan krijgen, zooals H. Sternnbsp;opmerkt. Wel zijn de hysterische psychopathen, de weekenbsp;en angstige naturen, de egocentrische persoonlijkheden,nbsp;in het bijzonder voorbeschikt tot het verkrijgen vannbsp;gefixeerde en gehysteriseerde schrikneurotische reacties.

Ziehen noemt in dergelijke gevallen de schrik ,,die letzte Gelegenheitsveranlassung”, als het ware de

-ocr page 47-

43

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

druppel, die den emmer doet overloopen. Inderdaad zijn de psychopathische persoonlijkheden minder bestandnbsp;tegen de eischen en de problematiek van het leven, zijnbsp;hebben minder het vermogen tot integreering, neigennbsp;meer tot schijnoplossingen. Carp zegt: De psychopathische persoonlijkheid dankt haar ontstaan niet aan eennbsp;neurotische verwerking van conflicten, maar zij vormtnbsp;hiertoe den grondslag.

Oppenheim en de traumatische neurose.

Oppenheim is de man, die aan het eind van den oorlog 1914 — 1918 nog eens den strijd opneemt tegennbsp;zijn tegenstanders. Hij ontkent ten eenen male de wensch-factoren. Tegenover hem staan naar zijn eigen uitspraaknbsp;Lewandowski, Nonne, Kaufmannen vooralnbsp;N a g e 1 i, welke laatste spreekt van de ,,Irrlehre” vannbsp;Oppenheim ten aanzien van de traumatische neurose.

Daartegenover plaatst Oppenheim zijn stelling: De traumatische neurose leeft, zal leven, en zal ons allennbsp;overleven. Oppenheim meent de mechanische ennbsp;psychische „Erschütterung” in innige samenhang tenbsp;moeten brengen, uitgaande van de veronderstelling, datnbsp;een overmatig sterke zintuigprikkel eenerzijds het psychisch gebeuren veroorzaakt, dat wij schrik noemen,nbsp;anderzijds een zich in de banen der zintuigzenuwen ennbsp;hun centraal-orgaan, zelfs over deze heen zich uitbreidende golfbeweging veroorzaakt, die zich in somatischenbsp;reacties van menigerlei aard kunnen uiten. Zijn dezenbsp;laatste van de eerste afhankelijk, d.i. een gevolg van dennbsp;psychischen prikkel toestand, dien wij als schrik betitelen,nbsp;dan zou de adjectiveering „psychogeen” nog gerechtvaardigd zijn, al zouden wij twee verschillende vormennbsp;van de psychogenie moeten onderscheiden. Maarnbsp;Oppenheim houdt het somatisch gebeuren voor eennbsp;zelfstandige, aan het psychische gecoördineerde verandering en kan dit deswege niet als psychogeen duiden.

Het zijn de verschillende bepalingen van de begrippen: hysterie, psychogenie, psychopathie en de verschillendenbsp;waardeeringen van de praedispositie en van constitutioneele

-ocr page 48-

44

SCHRIK, ANGST EN VREES

momenten die aanleiding heHben gegeven tot de moeilijkheid om ten aanzien van de schrikreacties tot éénheid van opvatting te komen. Oppenheim ontkent b.v. denbsp;constitutioneele factoren, terwijl Gaupp en Bonhof f e r o.a. in de schrikneurose zelf al een symptoomnbsp;van psychopathie zien. Oppenheim komt tot denbsp;conclusie: ,,Schreckwirkungen auf das Nervensystem vonnbsp;funktionellen Charakter sind in der Regel flüchtigenbsp;Erscheinungen, aber ihre Bestandigkeit gibt uns keines-wegs das Recht, sie für hysterisch bzw. durch Wünschenbsp;und Vorstellungen fixiert zu halten. Steht jedoch ihrenbsp;Dauerhaftigkeit in einem auf lallenden Misz verbal tnisnbsp;zu dem traumatischen Erlebnis, so ist die Annahme einernbsp;hysterischen Grundlage berecHtigt und es ist dann mitnbsp;dem Waken von Wunschvorstellungen zu rechnen”.nbsp;Eenige bladzijden verder echter beweert hij, dat de doornbsp;schrik veroorzaakte zenuwstoornissen wel door wensch-voorstellingen kunnen worden gefixeerd, maar dat dezenbsp;ook een gevolg kunnen zijn van de heftigheid dernbsp;,,Erschütterung” of van de gevoeligheid van het zenuwgestel. Zoodat de fixeering niet het recht verschaft aannbsp;wenschvoorstellingen zoo'n voorname plaats te geven,nbsp;evenmin als uit den aard der gevolgen tot het psychopathische van de reactie mag worden besloten.

Hoe men echter ook de oorlogsneurose, de schrikreacties of de oorlogshysterie opvatte, een eigenlijk wel te verwachten feit was, dat bij het einde van den oorlognbsp;ook het einde van de oorlogsneurose kwam. In het algemeen althans, want in de psychiatrische klinieken blevennbsp;nog jaren lang lijders aan gefixeerde hysterische reactie-vormen, die, hetzij door hun manifest minderwaardigenbsp;constitutie, hetzij door zucht naar rente-uitkeering hunnbsp;hysterische ziekteverschijnselen bleven behouden en dienbsp;mede de aanleiding werden voor Kretschmer totnbsp;het schrijven van zijn verhandeling: ,,Ueber Hysterie”nbsp;(1923).

Kretschmer s „Ueber Hysterie’.

In afwijking van, en min of meer in tegenstelling tot

-ocr page 49-

45

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

de opvattingen van Freud, Krapelin, Mörchen e.a., die de hysterische symptomen opvatten als genetischnbsp;gepraeformeerde reactiewijzen van den driftmatigennbsp;ondergrond van het psychische leven, en van Bon-h ö f f e r, die de hysterie ziet als tendensneurose, eennbsp;wil-tot-ziek-zijn herkent en spreekt van ,,defect in hetnbsp;gezondheidsgeweten”, en ook onder afwijzing van hetnbsp;begrip ,.hysterisch karakter”, wat minder juist is omdatnbsp;ieder karakter hysterisch kan zijn, ontvouwt Kretschmer in genoemde monographic zijn opvattingen. Hij wilnbsp;dat wij hysterisch zullen noemen zulke psychogenenbsp;reactievormen, waarbij een voorstellingstendens zich instinctief, reflexmatig, of op andere wijze van biologischnbsp;gepraeformeerde mechanismen bedient, waarbij wij in hetnbsp;oog moeten houden, dat de meeste hysterische beeldennbsp;tegelijk doelmatig en ,,biologisch vorgebildet” zijn. Denbsp;grenzen zijn hierbij niet steeds scherp te trekken, wantnbsp;eenerzijds stuiten wij op de simulatie, waarbij alleen vannbsp;een doel sprake is en anderzijds treffen wij de acutenbsp;schrik- en panieksyndromen, waarin wij het doel nietnbsp;direct kunnen herkennen, hoogstens een min of meernbsp;elementair, aan het affect gebonden tendens kunnen zien.nbsp;De hysterische reactie nu verhoudt zich tot de normalenbsp;reactie als instinct zich verhoudt tot intelligentie.

De twee hoofdgroepen van hysterische symptomen groepeeren zich om twee biologisch gepraeformeerdenbsp;reflexen, nl. de ,,Totstellreflex” en de ..Bewegungssturm”.nbsp;De eerste reactiewijze is er een van allerlei dierlijke organismen op bedreiging of gevaar, is op te vatten als eennbsp;immobiliseeringsreflex. De ,,Bewegungssturm” wordtnbsp;waargenomen bij de ééncellige infusoriën. Wanneer eennbsp;infusorie in aanraking komt met een schadelijke substantie ontwikkelt het op hetzelfde oogenblik met behulpnbsp;van alle ciliën een groote overmaat van bewegingen naarnbsp;alle richtingen, net zoo lang tot één der blijkbaar willekeurig ingeslagen richtingen het diertje wegvoert uit hetnbsp;gevaarlijke gebied; pas dan keert de normale rustigenbsp;zwembeweging terug.

Kretschmer ziet een verband met de phaenomenen van catalepsie en hypnose, en in den schrikstupor ziet hij

-ocr page 50-

46

SCHRIK, ANGST EN VREES

een verwant syndroom. In de sensorische spheer zijn de aphasie, de hysterische doofheid, de gezichtsveldbeper-king, in de motorische spheer de slappe paralysen ennbsp;abasiën als abortief- of restvormen te herkennen van de,nbsp;,,Totstellreflex”, De „Bewegungssturm” kunnen wij herkennen in de paniekreacties: het heen en weer rennen, bijnbsp;kinderen het trappen en slaan, en in de hysterische hyper-kinetische beelden b.v. het hysterisch acces.

Kretschmer ziet de hysterie zich vooral ontwikkelen op den bodem van de geslachtsdrift, die voornamelijk bij de hysterie der vrouwen de hoofdrol zou spelen, en van de drift-tot-zelfbehoud, die bij de hysterie dernbsp;mannen, daaronder verstaan de oorlogs- en ongevals-neurosen, de eerst plaats innemen. Toch wil Kretschmer hysterie en schrikreactie niet gelijk stellen. Denbsp;schrikwerking, opgevat als ,,Verstimmung des vegeta-tiven Nervensyysterns unter Führung der vasomotorischennbsp;Erscheinungen”, is een zuiver reflectorisch syndroom,nbsp;gebonden aan schrik en angst, er als het ware een geheelnbsp;mee vormende. Maar behalve deze reflectorische verschijnselen treden er bij heftigen schrik een aantal verschijnselen op die als analoga van ,,Totstellreflex” ennbsp;..Bewegungssturm” kunnen worden opgevat, en die moeilijk van de hysterie zijn af te scheiden. De schrikreactie isnbsp;elementair instinctmatig, de hysterie meer een productnbsp;van de geheele persoonlijkheid. Daarom wil Kretschmer deze twee niet geheel scheiden, maar kan ze ooknbsp;niet voor identiek verklaren. Ook de hysterie ontstaatnbsp;vooral in het onontwikkelde naïeve zieleleven met zijnnbsp;sterk instinctieve, driftmatige structuur.

Bij groote intensiteit van het beleven (oorlog, aardbeving), kunnen bij ieder mensch schrikpsychotische, panische en hysterische reacties optreden, omdat iedernbsp;de oude instinctvormen in zich draagt. Ook de oorlogs-hysterie bedient zich bij voorkeur van ,,konstitutionellnbsp;vorgebildete Automatismen”. Bij de hysterie in vredestijdnbsp;is de verhouding tusschen beleving en aanleg meer tennbsp;gunste van de laatste verschoven: er valt meer degenera-tief nerveuze aanleg waar te nemen. De belevingsfactorennbsp;treden minder sterk op den voorgrond.

-ocr page 51-

47

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

Aan de hand van zijn analyse van de wilsfunctie bij hysterie-patiënten, en zijn onderscheiding in doelwil ennbsp;hypobulischen wil, welke laatste als instinctieve wil en alsnbsp;phylogenetische en ontogenetische onderbouw van dennbsp;doelwil, die in het normale bewustzijnsleven ons gedragnbsp;beheerscht, kan worden beschouwd, maar die weer optreedt als door een of andere oorzaak, b.v. schrik ofnbsp;paniek, het individu in een situatie komt, die het niet aannbsp;kan, komt Kretschmer tot de conclusie, dat er eennbsp;sterke affiniteit bestaat tusschen hysterische mechanismennbsp;en de acute schriksyndromen.

Naar analogie van de onderscheiding: hypobulische wil tegenover doelwil, onderscheidt Kretschmernbsp;in de bewustzijnsspheer de hyponoïsche denkmechanis-men, als typisch voorbeeld waarvan hij hysterische schemertoestanden laat gelden, waarin de strijd van de psychenbsp;met de beleving tot uiting komt.

Latere publicaties.

Het kan niet onze bedoeling zijn een volledige uiteenzetting te geven van de veranderingen die de opvattingen over het hysteriebegrip hebben ondergaan. Onze bedoeling is alleen, datgene uit Kretschmer’s opvattingnbsp;te refereeren wat van nut kan zijn bij onze beschouwingen naar aanleiding van de waarnemingen, die wijnbsp;konden doen bij oorlogsgebeurtenissen.

Wat betreft de nieuwere litteratuur over schrik- en angstreacties, deze heeft zich voornamelijk beperkt totnbsp;beschouwingen en critieken op de beelden van de traumatische neurose, de rente-neurose, de rente-hysterie en dergelijke afwijkingen.

Hardenberg geeft in zijn proefschrift een overzicht hiervan. Hij beschouwt den schrik als het psychiatrische ongevalsletsel bij uitnemendheid.

Nu vermeldt Hardenberg reeds dat ook Reich-a r d t de schrikneurose afscheidt van de andere onge-valsneurosen. De schrikneurose zou volgens dezen onderzoeker de eenige echte traumatische neurose zijn. Schrik is volgens hem geen pathologische reactie of primaire

-ocr page 52-

48

SCHRIK. ANGST EN VREES

gemoedsbeweging, maar een primair vitale reactie, welke zich afspeelt op lager niveau dan dat van het gevoelsleven en onmiddellijk inwerkt op de vegetatieve centra.nbsp;,,Das Erschrecken ist an sich kein krankhafter Vorgang,nbsp;sondern eine vitale Reaktion, welche stets dann eintrittnbsp;wenn eine plötzliche und unerwartete Einwirkung aus dernbsp;Auszenwelt das Leben oder die Sicherkeit des Individuumsnbsp;irgendwie bedrohen könnte”. Op deze definitie vannbsp;Reichardt zullen wij later terug komen. Ook dezenbsp;auteur vermeldt de dikwijls zich voordoende euphorie nanbsp;doorstanen heftigen schrik met doodsangst. Maarnbsp;daarna wordt de getroffene vaak stil, klaagt over gestoorden slaap, ernstige prikkelbaarheid en depressie.

Indien de schrik gepaard gaat met zeer heftige doodsangst, is een kortdurende voorbijgaande psychose mogelijk.

Verscheidene menschen hebben neiging tot een z.g. vegetatieve reactie, waarvan een aanmerkelijke gewichts-daling het typeerende is. Hoe sterker de vegetatievenbsp;stigmatisatie, hoe sterker de vegetatieve reactie. Het gewichtsverlies kan dikwijls 10 kg te boven gaan. Reichardt wijst op het ontbreken van systematische onderzoekingen op dit gebied. Het zijn ook voornamelijk denbsp;vegetatief gestigmatiseerden, die langdurige reacties vertonnen en tot neurose dreigen te vervallen. Hierbij treedtnbsp;niet meer de schrik op als causaal moment, maar anderenbsp;factoren, zooals; verzekerd zijn, de zucht geborgen tenbsp;zijn, een onbewust schaamtegevoel, querulatorische neigingen, en zoo meer, spelen bij het in stand houden dezernbsp;neurosen de voornaamste rol.

Wanneer Grelinger de post-traumatische neurotische reacties bespreekt in de door hem en zijn medewerkers samengestelde monografie, komt hij in navolging van Kretschmer tot de conclusie, dat de acutenbsp;schrikreacties niet behooren te worden ingedeeld bij denbsp;hysterie. Het zijn nog geen neurotische reacties, welkenbsp;altijd volgens Carp individueele reacties zijn, maar hetnbsp;zijn de primitieve, gepraeformeerde mechanismen, die ooknbsp;bij dieren worden waargenomen. Deze duren kort, maarnbsp;zij kunnen secundair neurotisch worden verwerkt, als de

-ocr page 53-

49

BENIGE GEGEVENS UIT DE LITTERATUUR

beleving op een neurotisch gesensibiliseerden bodem is gevallen, en worden dan gefixeerd. Pas nadat dit heeftnbsp;plaats gevonden, mogen wij van hysterie spreken. Dannbsp;zijn nl. de primaire reacties in dienst gekomen van strevingen tot driftbevrediging: erotische, agressieve, totnbsp;afweer of tot veiligstelling.

Bij geringe dispositie is een zwaar psychisch trauma noodig om neurotisch te worden. Bij een onbelangrijknbsp;ongeval spelen andere factoren, die meer met de levensgeschiedenis in verband staan, een grootere rol. Denbsp;dispositie is in deze gevallen het meest belangrijk.nbsp;G r e I i n g e r wijst er op, dat buiten de verzekerings-situatie evenzeer post-traumatische neurotische reactiesnbsp;voorkomen b.v. bij vrouwen na een operatieven ingreep, ofnbsp;bij mannen na urologische behandeling (impotentie vannbsp;neurotischen aard). Maar ook na allerlei andersoortigenbsp;ongevallen, welke dan neurotisch verwerkt worden, ennbsp;opgevat als straf voor onbewuste schuldgevoelens. Het isnbsp;jammer, dat G r e 1 i n g e r niet de verhouding aangeeftnbsp;tusschen het totale aantal ongevallen en het aantal waargenomen traumatisch hysterische neurosen. Het wil onsnbsp;voorkomen, dat er dan een opmerkelijk verschil in relatiefnbsp;aantal zou blijken te bestaan tusschen de neurose nanbsp;ongeval en die na operatie, waarmede een belangrijkenbsp;grond voor de conclusies waartoe de schrijvers komen,nbsp;zou zijn vervallen. Het trauma speelt in dit geschrift welnbsp;een wat al te groote causale rol, en te weinig wordt geletnbsp;op K r e t s c h m e r ’s uitspraak, dat we bij een hysterie-patiënt toch altijd den indruk krijgen, dat hij opnbsp;eenigerlei wijze met zijn wil aan de symptomen meewerkt.

Meer apart staande opvattingen en nieuwe inzichten over de gevolgen van het psychisch trauma, de traumatische neurose en de schrikneurose zullen we in hetnbsp;volgende hoofdstuk afzonderlijk bespreken. Aan het slotnbsp;van dat hoofdstuk refereeren we dan tevens wat enkelenbsp;andere Nederlandsche auteurs in dezen oorlog over dezenbsp;onderwerpen schreven.

-ocr page 54-

HOOFDSTUK II.

Over het verband tusschen gebeuren en beleven

Erwin Straus heeft in een critische psychiatrische studie, uitgekomen in 1930, uiteengezet, dat een bepaalde gebeurtenis niet bij alle menschen dezelfde be-levingsreacties opwekt, dat m. a. w. een gebeurtenis voornbsp;ieder mensch een eigen beteekenis, een eigen zin heeft.nbsp;Of liever, dat ieder mensch aan een en dezelfde gebeurtenis zijn eigen zeer bepaalden zin ontleent, die niet in denbsp;eerste plaats afhangt van die gebeurtenis, maar van hetnbsp;individu, dat dien zin ontleent. Een gebeurtenis kan innbsp;het algemeen slechts belevingskwaliteit verkrijgen, doordat er een specifieke beteekenis aan ontleend wordt; ernbsp;is dus geen sprake van een causaal verband tusschennbsp;(uiterlijk) gebeuren en (innerlijk) beleven.

Straus demonstreert dit in eersten aanleg aan een voorbeeld: Er heeft een verkeersongeluk plaats, eeiinbsp;mensch wordt aangereden en gedood. Het zwaar verminkte lichaam ligt op straat en onder de omstandersnbsp;bevinden zich een arts en een jongmensch. De arts isnbsp;aan soortgelijke aanblikken gewoon, het jongmenschnbsp;beleeft voor het eerst den aanblik van een gewelddadigennbsp;dood. Op den arts maakt het gebeurde geen indruk, maarnbsp;het jongmensch kan den aanblik van den verminkte nietnbsp;vergeten, hij moet er steeds aan denken. Hij wordt stil,nbsp;schuw, angstig, durft niet alleen op straat te loopen,nbsp;kortom, er ontwikkelen zich allerlei neurotische klachten.nbsp;Bovendien hebben allerlei gewaarwordingen, die op hetnbsp;oogenblik van het voorval in die bepaalde omgeving opnbsp;hem inwerkten, b.v. reuk, weersgesteldheid, bepaalde

-ocr page 55-

OVER HET VERBAND TUSSCHEN GEBEUREN EN BELEVEN 51

lichtverhoudingen, sedertdien een afstootend karakter, als zij zich weer min of meer aan hem voordoen.

Terwijl een en hetzelfde voorval door beide personen wordt waargenomen is de uitwerking bij beiden zeer verschillend. Terwijl het voor den arts tot op zekere hoogtenbsp;niet meer is dan een banaal gebeuren, althans iets datnbsp;voor zijn beleven iets heel gewoons beteekent, is het voornbsp;het jongmensch een schokkend (,,erschütternd”) beleven. Zal een gebeuren als schokkend worden beleefd,nbsp;dan moeten verschillende voorwaarden zijn vervuld.

In de eerste plaats moet het gebeuren representatief fungeerend zijn voor ,,^lgemeine Bedeutungen”. Watnbsp;Straus onder ,,allgemeine Bedeutungen” verstaat laatnbsp;zich het beste door een citaat verduidelijken.

„Mit den allgemeinen Bedeutungen werden die Pfeiler des individuellen Weltgebaudes aufgerichtet, mit dem all-gemeinsten der Raum abgesteckt in dem Ereignisse überhaupt stattfinden können. Die allgemeinen Bedeutungennbsp;können in ihrer Erscheinungsweise abgewandelt werden,nbsp;in der Jugend mehr als im Alter; sie bleiben von Wand-lung zu Wandlung, die sich in den erschütternden Erleb-nissen vollzieht, ihrem Gehalt nach unverandert bestehennbsp;und bestimmen dadurch die möglichen Erlebnisse überhaupt. Die allgemeinen Bedeutungen gehen ins Gegen-standliche ein, aber weder als Funktionen, noch alsnbsp;Kategorien. Doch ist damit, dasz sie ans Gegenstandlichenbsp;gebunden sind und uns von ihm kontinuierlich praesen-tiert werden, durchaus nicht mitgesetzt, dasz sie nunnbsp;dauernd bewuszt sind”

Zal een beleving schokkend zijn, dan moeten de „allgemeine Bedeutungen”, die gerepresenteerd worden,nbsp;bovendien betrekking hebben op de existentie van dennbsp;belevende.

Verder moet in het beleven als zoodanig voor het eerst de algemeene existentieele zin van het voorgevallene zichnbsp;aan den blik voordoen. Dit wordt aangeduid door denbsp;„historische modaliteit”, waarvan de ,,Erschütterung”nbsp;afhankelijk is.

E. Straus; Geschchnis und Erlebnis pag. 15.

-ocr page 56-

52

SCHRIK. ANGST EN VREES

Deze historische modaliteit is zuiver subjectief te denken en heeft betrekking op de innerlijke levensgeschiedenis van den belevende. Een bepaalde situatie kan reeds meermalen in een levensgang zijn voorgekomen, totnbsp;op een gegeven moment de blik geopend wordt voor denbsp;in die situatie gerepresenteerde ,,allgemeine Bedeutun-gen”. Dit geschiedt niet door inductie of abstractie, maarnbsp;,,plotseling”, zoomaar als in de bepaalde situatie de oogennbsp;voor den zin van het gebeuren worden geopend. Denbsp;,,beleving” van het plotselinge hangt daarbij niet af vannbsp;het tempo, waarin de gebeurtenis plaats vindt. Het plotselinge is een moment van het beléven en niet een vormnbsp;van het gebeuren, daar dit enkel op den physieken tijdnbsp;betrekking zou hebben. Als zoodanig nl. als inhoud vannbsp;het beleven, treedt het plotselinge dan op, als de zins-samenhang van de innerlijke levensgeschiedenis wordtnbsp;doorbroken.

Maar ook al zijn deze verschillende voorwaarden bij twee menschen op dezelfde wijze vervuld, en veronderstellen wij, dat beiden even oud zijn, dan nog is denbsp;ontvankelijkheid voor schokkende belevingen niet gelijk.nbsp;Deze ontvankelijkheid onderscheidt S t r a u s als de subjectieve ,,Bereitschaft” van de sensitieve overgevoeligheid,nbsp;en hij wil daarmee tevens aanduiden, dat de ontvankelijkheid een intentioneele component bevat, daar zijnbsp;..Bereitschaft” tot iets is. Datgene waartoe het individunbsp;..Bereitschaft” heeft noemt Straus ,,der thematischenbsp;Gehalt” van het schokkende beleven. Deze „thematischenbsp;Gehalt” wordt dan aangetroffen, wanneer in het belevennbsp;doorbreekt, dat de mensch als mensch zijnde zichnbsp;geplaatst vindt in een wereld met anderen, en dat vannbsp;hem keuze en beslissingen gevorderd worden in denbsp;mogelijkheden die voor hem open staan, en waarin hijnbsp;zich ontwikkelt, kortom, waneer het ,,existentieele”nbsp;doorbreekt in het beleven, zooals in de grenssituatienbsp;(Jaspers) tot uitdrukking komt. Aldus „existeerend”nbsp;weet de mensch zich niet geborgen. Zoodoende is hetnbsp;beleven dan betrokken op het geheel, op het absolute, watnbsp;echter zelf steeds transcendent is aan het beleven, d. w. z.nbsp;dat de verwerkelijking van het geheel een representatieve

-ocr page 57-

OVER HET VERBAND TUSSCHEN GEBEUREN EN BELEVEN 53

blijft. De nabijheid van den dood geeft aan een waagstuk, aan het gevaar, aan het avontuur zijn bijzonder karakter. Straus merkt echter op, dat er een merkwaardig verschil is tusschen de verschillende wijzen vannbsp;beleven van doodsgevaar.

„Wer im Krieg eine lange Beschieszung über sich ergehen lassen muszte, hat in diesen Stunden von dennbsp;Zauber des Wagnisses trotz der Nahe des Todes nichtsnbsp;verspürt. Es war viel mehr ein dumpfes Erdulden, dasnbsp;qualende Erlebnis der Ohnmacht, einem sinnlos blindennbsp;Zufall ausgeliefert zu sein. Der Bergsteiger dagegen, dernbsp;auf einem schwierigen Weg Stunden hindurch in viel-leicht nicht minderer Gefahr ist, erlebt jeden Griff undnbsp;Tritt, Aufstieg und Abstieg als eine wunderbare Erweite-rung der Grenzen seines Daseins. Die Todesnahe istnbsp;Bedingung eines solchen Erlebnisses. Nur an der Grenzennbsp;des Todes lassen sich die Grenzen des Lebens vor-tragen” i). En even verder: ,,Jenseitigkeit und Ganzheit-lichkeit bedingen vom Gegenstand her die Aufgaben, dienbsp;sich jemand wahlt, bestimmen die Richtung seiner Erleb-nisse: vom Subject aus entscheidet nicht nur Talent undnbsp;Begabung, sondern der Mut und die Kraft, sich in Grenz-situationen aufzuhalten und zu bewegen. Mit dernbsp;Formel der Grenzsituation ist die Weise des gesammeltennbsp;Erlebens erst in ihren groben Umrissen skizziert. Ent-scheidend bleibt es immer noch an welchen Grenzennbsp;ein Mensch sich bewegt, welche Machte er herauszu-fordern wagt”.

Het phaenomeen der subjectieve ,,Bereitschaft”, ,,das Bestimmtsein des Lebensganges durch den existentiellennbsp;Gehalt der Erlebnisse”, komt het duidelijkst aan den dagnbsp;bij menschen als Alexander de Groote en Napoleon, ofnbsp;op een heel ander terrein, Lindbergh. Maar iederenbsp;beleving is een positie kiezen, en een beantwoorden vannbsp;de vraag naar den zin der existentie, een antwoord doornbsp;de daad. Ook in het alledaagsche leven treedt het op,nbsp;maar hoe allerdaagscher het leven wordt des te mindernbsp;gelukt het zich daarin te objectiveeren, en de vraag naar

1) l.c. pag. 71. l.c. pag. 74.

-ocr page 58-

54

SCHRIK, ANGST EN VREES

den zin der existentie te stellen. Dan zoekt de mensch de grens der existentie te naderen door als toeschouwer vannbsp;anderer levensloop in litteratuur, in circus, in variété ofnbsp;film het griezelen te ondergaan. Deze neiging is zeernbsp;verbreid. Een groote groep menschen tracht denbsp;existentie-vraag, de grenssituatie, zoo ver mogelijk uitnbsp;hun buurt te houden. Nog verder, zoo ver mogelijk innbsp;deze richting is de lijder aan een phobie gekomen,nbsp;,,der in Angst zusammenstürzt, wenn er auch nur innbsp;symbolischer Raumqualitaten der Weite, Tiefe, Enge desnbsp;Existentiellen ansichtig wird”.

Het phaenomeen van de phobie heeft dus een existen-tieelen zin. De phobie-lijder vlucht voor de grens. Het existentieele is de eigenlijke inhoud van het schokkendenbsp;beleven, waaraan de phobie-lijder tracht te ontkomen, ernbsp;langs te leven. Volgen dus op een beleving phobischenbsp;reacties, zooals Straus in zijn voorbeeld heeft verondersteld, dan moet het gekomen zijn tot een doorbraaknbsp;van het existentieele in het beleven van dien mensch.

Een voorval werkt op het beleven niet als natuurgebeuren, causaal, als prikkel, die een zekere door den prikkel éénduidig bepaalde reactie opwekt, maar doornbsp;den zin die er door het individu aan ontleend wordt.nbsp;Vandaar dat een schokkend beleven niet optreedt als denbsp;ontvankelijkheid, de subjectieve ,,Bereitschaft'’ niet aanwezig is. De ontleening van den zin is dus een psycholi-gisch phaenomeen, onafhankelijk van het gebeuren.

Nu komt Straus verder redeneerend tot gevallen als groote natuurrampen, katastrophen, waarbij het schijntnbsp;dat ieder mensch er gelijk op reageert. Met dezen termnbsp;,,reageeren”, die in de natuurwetenschap gebruikelijk isnbsp;geworden, wordt wel geduid op het causale verband datnbsp;in zulke gevallen schijnt te moeten worden aangenomennbsp;tusschen gebeuren en beleven. Dit zou dus een beperkingnbsp;inhouden van de conclusie, waartoe hij eerder is gekomen.nbsp;Straus wil deze beperking aanvaarden en spreekt vannbsp;een ,.relatieve” onafhankelijkheid tot ontleening van dennbsp;zin, er zijn gevallen waarin er een dwingend verbandnbsp;bestaat tusschen voorval en beleving.

Nu kan geen voorval tot beleving komen, zonder dat

-ocr page 59-

OVER HET VERBAND TUSSCHEN GEBEUREN EN BELEVEN 55

dit is waargenomen. Wij kunnen de waarneming alzoo opvatten als de primaire actus der ontleening van dennbsp;zin, en zoo mede inordenen in de wisselingen in hetnbsp;verloop van den innerlijken tijd en van de innerlijkenbsp;levensgeschiedenis. Nemen wij een dwang tot zin-ontleening aan, dan zullen wij ook een dwangmatigenbsp;waarneming moeten veronderstellen, de waarnemingnbsp;moet door het gebeuren zijn afgedwongen. De menschnbsp;is als waarnemende steeds vragende en verwachtendenbsp;gericht op de buitenwereld. De mensch is daarin subject,nbsp;actief, zooals het verbum ,,waarnemen” reeds aanduidt.nbsp;Het subject assimileert het waargenomene: maakt zijnnbsp;object tot datgene waarvoor het als ,,waar” kan fun-geeren. Zoolang in de omgeving niets nieuws geschiedt,nbsp;blijft de vragende verwachting onbeantwoord: b.v. alsnbsp;wij onze opmerkzaamheid niet bepaald richten op hetnbsp;gelijkmatig tikken van de klok in een overigens stilnbsp;vertrek, waarin wij zitten te werken, hooren wij die kloknbsp;niet: blijft ze plotseling stil staan dan nemen wij ditnbsp;altijd onmiddellijk waar. Het is de verandering in denbsp;omgeving, die opvalt. Het gebeuren, i.c. het stil blijvennbsp;staan van de klok, is het nieuwe en dit wordt in eerstenbsp;instantie waargenomen. Tevens onderhoudt een gelijkmatig gevulde waarnemingsspheer het contact met denbsp;buitenwereld. Het murmelen van een beek kan den slaapnbsp;bevorderen, vaak meer dan absolute stilte, maar dat komtnbsp;omdat dit gelijkmatige geluid wil zeggen, aanduidt, den-zin-heeft-van: een omgeving zonder bedreiging.

De waarneming wisselt dus tusschen differentie en indifferentie. De waarneming is een dialectisch proces,nbsp;hetgeen de psychologie steeds te veel over het hoofdnbsp;heeft gezien. Vandaar dat ook het actieve element in denbsp;sensibiliteit door de physiologie te weinig is opgemerkt,nbsp;en ook door de pathologie. Toch laten zich uit dennbsp;dialectischen aard der waarneming vele stoornissen, b.v.nbsp;de hysterische sensibiliteitsstoornissen, beter verstaan.nbsp;Zelfs sterke prikkels kunnen in bepaalde situatiesnbsp;indifferent worden ten aanzien van de waarneming.

Straus noemt als zoodanig het brommen van den motor in een vliegtuig, dat slaperigheid kan veroorzaken.

-ocr page 60-

56

SCHRIK, ANGST EN VREES

Ik zou willen herinneren aan het feit, dat een slapende reiziger in een trein blijft doorslapen onder het gedender,nbsp;maar wakker wordt als op een station de trein stopt ennbsp;stilte intreedt. Maar ook in de indifferentie blijft hetnbsp;beleven steeds op de omgeving betrokken, alleen haarnbsp;beteekenis voor het actueele beleven is opgeheven.

,,Dauer und Wiederholung fundieren die Indifferenz, d.h. den Sinn der Bedeutungslosigkeit, sie verursachennbsp;sie nicht” ^). Zelfs gevaarlijke situaties kunnen doornbsp;herhaling indifferent worden, denken wij slechts aannbsp;arbeiders in de gevaarlijke bedrijven. Er is echter eennbsp;grens waarboven de prikkels storend blijven. ,,Dasnbsp;Erleben ist zwar dauernd auf die Realitat bezogen, abernbsp;nicht durch die Vorgange in ihr bestimmt. Bestimmendnbsp;werden die realen Vorgange erst dann, wenn sie aktuell,nbsp;bedeutsam geworden sind” ^). En verder: ,,Das Bewuszt-werden hangt nicht von den Intensitaten des Reizes ab,nbsp;sondern von den Bedeutungen, die sich in ihnen konsti-tuieren” ^).

Het is de door het beleven zelf gemaakte onderscheiding in differentie en indifferentie van de gegevenheden, die de verklaring inhoudt van het feit, dat het uitwendig gebeuren de ééne keer als een banaliteit wordtnbsp;opgevat, een ander maal als een schokkende beleving,nbsp;een dwang uitoefent tot-ontleening-van-den-zin.

Men vraagt zich af of hiermee het probleem is uitgeput. Waarom is een voorval de ééne keer voor het belevennbsp;different en een andere maal indifferent? Hoe komt hetnbsp;dat dezelfde gebeurtenis niet steeds dezelfde soort vannbsp;differentie en indifferentie openbaart? Zoo dringt zichnbsp;ook de vraag op of inderdaad de ,,Erstmaligkeit” in hetnbsp;beleven het essentieele is van elk ,,erschütternd”nbsp;beleven, datgene waar deze beleving van afhangt, zoodatnbsp;iedere herhaling van een „entscheidende” beleving uitgesloten is, hetgeen zich zou manifesteeren in hetnbsp;phaenomeen dat b.v. de eerste ontmoeting altijd den

l.c, pag, 90. l.c. pag. 95.

¦’’) l.c. pag. 96. Zie ook onze opmerkingen over be-leven en be-wust op pag. 65.

-ocr page 61-

OVER HET VERBAND TUSSCHEN GEBEUREN EN BELEVEN 57

meesten indruk maakt en naarmate die indruk dan grooter is, deze bij herhaling ook meer aanleiding geeft totnbsp;ontgoocheling. Evenzoo maakt een reis, die de eerstenbsp;maal grooten indruk maakt, bij herhaling steeds mindernbsp;indruk; een boek voor de tweede keer gelezen, stelt meernbsp;teleur naarmate het bij eerste lezing meer indruk op dennbsp;lezer maakte. Het is echter de vraag of dit phaenomeen,nbsp;dat door Straus steeds wordt gesignaleerd, wel zoonbsp;constant aanwezig is. Als Straus zegt: „Die einmalnbsp;eingetretene Wandlung der Erlebniswelt ist einenbsp;dauernde, wenn auch nicht endgültige, solang weiterenbsp;Wandlungen möglich sind”^), dan is dit in zooverrenbsp;waar als het van iedere beleving geldt, ook van de meestnbsp;alledaagsche. Immers steeds komt de mensch van oogen-blik tot oogenblik in een nieuwe situatie, van waaruitnbsp;de toekomst opnieuw wordt tegemoet getreden. Het isnbsp;juist het zeer eigenaardige, dat de mensch met zijn innbsp;den tijd zich ontvouwende levensgeschiedenis zich alsnbsp;tijdelijk wezen niet continu ontwikkelt, maar schoks-¦gewijs. Er kan telkens van stilstand worden gesproken,nbsp;er kan van een versnelde ontwikkeling, er kan zelfs vannbsp;teruggang, regressie, worden gesproken. Er zijn belevingen, die zeer weinig verandering in de innerlijke levensgeschiedenis doen optreden, zoodat ze deze als hetnbsp;ware uit zichzelf verder laten gaan. De sterk schokkendenbsp;belevingen zijn die, welke diep in het persoonlijkenbsp;indringen, hetzij in de gevoelsspheer, hetzij in de spheernbsp;van het intellect. Het allermeest wel als zij naderen totnbsp;de grens, waartoe beleving nu eenmaal nog mogelijk is:nbsp;de grens der persoonlijke existentie. Of een voorval denbsp;beleving daarvan zal kunnen bewerken, dat hangt nunbsp;niet af van het gebeuren, maar van het individu.

Schilder zegt het minder beslist: „Die Wirkungs-wert eines Erlebnisses ist demnach stets auch von konsti-tutionellen Faktoren mit abhangig”, en: ,,die Wirkungs-wert ist also von der gesamten Vergangenheit abhangig (die wir mittels des analytischen Verfahrens feststellennbsp;können)”.^) Te dien opzichte zijn er menschen, die zeer

l.c. pag. 24.

Paul Schilder l.c. pag. 155.

-ocr page 62-

58

SCHRIK, ANGST EN VREES

Sterk beschermd zijn, wij spreken metaphorisch van een „dikke huid”, „een harde huid”, als wij zulke individuennbsp;willen typeeren.

Dat deze menschen er zijn heeft de ervaring geleerd in deze tijden. Menschen bij wie geen enkel gebeuren, geennbsp;bom of alarm eenigen indruk maakt. Zij kunnen „er bestnbsp;tegen”, „trekken zich er niets van aan”, ,,het gaat hunnbsp;niets aan”.

Opmerkenswaard is, dat vooral bejaarde menschen het zijn, wie het gebeuren het minst aangrijpt, tot wie „hetnbsp;niet zoo doordringt”, op wie het minder indruk maakt.nbsp;Dit was ook reeds door H o c h e opgemerkt bij denbsp;vliegeraanvallen op Freiburg in den vorig en oorlog. Nunbsp;is dit bij een bepaalde opvatting van het senium ook zeernbsp;goed te begrijpen. Als in het senium het organisme eennbsp;algemeene rigiditeit, een verharding, een neiging totnbsp;mineralisatie vertoont, als de vorming, de ontwikkelingennbsp;den tijd (Hugenholtz) geheel tot stilstand is gekomen, als de innerlijke levensgeschiedenis (Binswan-g er) geheel tot ontvouwing is gekomen, dan is het aannemelijk, dat nieuwe indrukken geen ,,Umwandlung”nbsp;meer zullen geven. De mensch raakt dan niet meer uitnbsp;zijn ,.centrum”. Dat wil niet zeggen, dat geen angst- ofnbsp;schrikreacties kunnen optreden. Wij komen hier later opnbsp;terug.

Wanneer de innerlijke levensgeschiedenis volledig tot ontvouwing is gekomen, dan is deze door wat Hugenholtz noemt het aangezicht in den tijd in alle trekkennbsp;gevormd. Evenmin als het organische „gelaat” op bejaarden leeftijd in zijn essentieele trekken aan veranderingnbsp;onderhevig is, dit daarentegen minder beweeglijk wordt,nbsp;evenmin is er in het innerlijke beleven veel beroering tenbsp;verwachten onder invloed van datgene, wat op jongennbsp;leeftijd grooten indruk zou maken. De ontvankelijkheidnbsp;voor nieuwe in drukken is nu eenmaal op bejaarden leeftijd bij den doorsnee-mensch duidelijk verminderd, somsnbsp;geheel opgeheven. Er is een algemeene verstarring vannbsp;het leven ingetreden.

Het omgekeerde is op jongen leeftijd het geval. Het kind is ontvankelijk voor eiken nieuwen indruk, maar het

-ocr page 63-

OVER HET VERBAND TUSSCHEN GEBEUREN EN BELEVEN 59

kind weet nog niet den algemeenen zin aan een gebeuren te ontleenen. De vitaliteit van het kind helpt het over denbsp;gebeurtenissen heen. Het momenteel-verschrikkelijkenbsp;maakt dieperen indruk, maar deze vereffent ook spoediger; slechts enkelen kunnen het beleven niet aan ennbsp;vertoonen neurotische verschijnselen. ^

Anders is het bij den adolescent en den volwassen mensch. Hier zullen wij eenerzijds de sterkste reactiesnbsp;vinden op het ,,verschrikkelijke” gebeuren. De ontvankelijkheid kan geheel intact zijn gebleven, de beteekenis vannbsp;verleden en toekomst, van leven en dood is duidelijk geworden, of wordt dit, in de grenssituatie.

Nu kunnen zich verschillende gevallen voordoen. Treft de katastrophe een mensch, die zijn levensgebouw reedsnbsp;hecht gefundeerd heeft ten opzichte van de groote levensvragen, wiens persoonlijkheidsstructuur goed geïntegreerdnbsp;is en die in het gemeen de levensvragen tot zijn vollenbsp;diepte heeft geschouwd, dan mag verwacht worden, datnbsp;het huis van dien mensch door de storm- en watervloedennbsp;des levens niet zoodanig wordt beroerd, dat het in eenignbsp;deel zijner innerlijke structuur aan het wankelen, laatnbsp;staan tot instorten wordt gebracht. Medisch-psycholo-gisch gesproken; in die gevallen behoeven wij geennbsp;neurose, laat staan psychose, te vreezen.

Vele menschen echter ontloopen den zin van het gebeuren, of trachten dit te ’doen. Gelukt deze vluchtnbsp;door zich af te sluiten voor het doordringen van den zinnbsp;van het gebeuren, dan blijft verder alles bij het oude ennbsp;de levensfilm (want voor veel meer kan men deze levensnbsp;niet houden), gaat gewoon verder alsof er niets gebeurdnbsp;was. Echter, wij komen telkens gevallen tegen, waarbijnbsp;noch het een, noch het ander het geval is. Menschen,nbsp;die nog niet de integratie van hun persoonlijkheidsstructuur naar alle richtingen tot stand hebben weten tenbsp;brengen, maar die wel voldoende ,,subjective Bereit-schaft” bezitten om den zin van het gebeuren in zijnnbsp;representatieve functie te laten doordringen tot de kernnbsp;van hun wezen. Dan hebben wij veel kans tot het zichnbsp;zien ontwikkelen van een vorm van neurose, die, daar hijnbsp;geworteld is in de bedreiging der eigen menschelijke

-ocr page 64-

60

SCHRIK, ANGST EN VREES

existentie, als existentieele neurose kan worden betiteld.

Van der Horst heeft hier te lande, in het bijzonder na de oorlogservaringen van zijn kliniek, door een artikel in het Ned. T. v. Geneesk., de aandacht daaropnbsp;gevestigd, nadat reeds eerder zijn leerling De Leeuwnbsp;in een artikel naar aanleiding van Straus’ ,,Geschehnisnbsp;und Erlebnis” en in verband met de traumatische neurose,nbsp;deze z.g. existentieele neurose hier te lande had genoemd.nbsp;Het zijn patiënten, die ook wel oogenblikkelijk met acutenbsp;schrik- en angstreacties kunnen reageeren, maar die nanbsp;het afloopen dezer acute reacties vervallen in een toestandnbsp;van psychogene depressie met dikwijls min of meernbsp;gestoord tijdsbesef, zijn verklaring vindende in het feit,nbsp;dat het de eigen innerlijke levensgeschiedenis is (dienbsp;nauw samenhangt met ons tijdsbesef), die in zijn continuïteit plotseling wordt doorbroken, VanderHorstnbsp;wijst er verder op, dat velen zich uit die oorlogsdagennbsp;zuilen herinneren, dat zij direct daarna moeite haddennbsp;met hun oriëntatie in den tijd. Vooral degenen bij wienbsp;manifeste existentieel-neurotische verschijnselen zich voordeden, hadden de ervaring, dat het hun vreemd voorkwam, dat „alles nog maar zoo kort geleden was”. Dezenbsp;oriëntatie-stoornis ligt echter op een hooger niveau dannbsp;bij degenen, die de acute ,,shell-shock”-verschijnselennbsp;vertoonen: ,,Het betrof hun geestelijk leven, hun eigennbsp;bestaan. De historische continuïteit was in hun levennbsp;doorgebroken. Zij waren „verbijsterd” en „geschokt”.nbsp;Het lukte hun niet den zinssamenhang van het innerlijkenbsp;leven te bewaren. Zij waren het spoor bijster. Zij warennbsp;anders geworden, niet meer dezelfden van 10 of 20 dagennbsp;te voren ”. En verder vermeldt Van der Horst: ,,Denbsp;depressie van deze patiënten is een geestelijke depressie:nbsp;de gedachtengang is geremd, maar niet onproductief; zijnbsp;houden zich bezig met vragen, die liggen boven hetnbsp;niveau van het dagelijksche leven. Zij kunnen een enkelennbsp;keer in cosmische belevingen dreigen psychotisch te worden, maar zijn in het algemeen voor psycho-therapie toegankelijk”. Er bestaat een zekere ,,bewustzijnskramp”,nbsp;een toestand van ,,préoccupatie ten gevolge van hetnbsp;gerukt worden uit den sleur van het leven”. De schrijver

-ocr page 65-

OVER HET VERBAND TUSSCHEN GEBEUREN EN BELEVEN 61

wijst er nog op, dat ,.allen, wien het leven meer dan een spel is, iets van dezen toestand hebben gekend, ook alnbsp;kwam het niet tot een echte neurose. De mate waarin denbsp;persoonlijkheid reeds voor den oorlog was geïntegreerdnbsp;en de wijze waarop hij zich levenswaarden tot eigendomnbsp;had gemaakt, bepalen de mogelijkheid zonder neurose nanbsp;de ervaringen van den oorlog zich zelf terug te vinden”.

Vander Horst noemt de shell-shock, d.i. de acute schrik-psychotische reactie een plotselinge pathologisch-physiologische reactie op een gebeuren: dood van kameraad, voltreffer; ,,de existentieele neurose staat daarnbsp;diametraal tegenover, is een alteratie in het geestelijknbsp;leven, een pathologisch-psychologisch proces”.

Hieruit mogen we o.i. wel concludeeren, dat deze neurose, als alteratie van het geestelijk leven zich afspeeltnbsp;in het meest innerlijke der menschelijke persoonlijkheid,nbsp;het meest essentieele der menschelijke existentie. Waaruit weer volgt, dat deze neurose dan ook dan alleen verwacht mag worden wanneer de persoonlijkheid opennbsp;staat voor ,,existentieele belevingen”. Door het psychischnbsp;trauma is er een zoodanige perturbatie van het innerlijknbsp;leven, dat een heroriëntatie noodig is geworden. Denbsp;patiënten van Van der Horst genazen. Zenbsp;bleken in staat tot herintegratie. We denken hierbij aannbsp;een uitspraak van R ü m k e: „De mensch, die de psycho-biologische curve heeft doorloopen, die grootendeels vrijnbsp;is van infantiele resten, die zijn weg in de maatschappijnbsp;heeft gevonden, diens graad van verdere ontwikkelingnbsp;wordt bepaald door de mate, waarin hij in staat is totnbsp;existentieele belevingen”^). De patiënten van Vannbsp;der Horst mogen we rekenen tot de neurosen dernbsp;stijgende levenslijn in den zin van R ü m k e.

Blijven nog over de acute schrik-psychotische c.q. neurotische —- al dan niet als hysterisch te beschouwen —nbsp;reacties zooals door K 1 e i s t, W^ e t z e 1, Bonhof f e r zijn beschreven, ook wel shell-shock genoemd.nbsp;Wij mogen deze vooral verwachten bij de psychopathische persoonlijkheden, de menschen die althans

,,Ontwikkelingspsychologie en Psychotherapie”, pag. 22.

-ocr page 66-

62

SCHRIK. ANGST EN VREES

eenig tekort aan integratie en regulatie in hun persoonlijkheidsstructuur aan den dag leggen. Wij willen hieronder ruim genomen ook nog de vegetatief gestigmati-seerden, de neuropathische typen vermelden, die ongetwijfeld iets meer deze reacties vertoonen.

R ü m k e heeft na den oorlog van Mei 1940, eveneens in ’t Ned. T. v. Geneesk. de aandacht gevestigd op eennbsp;vorm van psychogene psychosen, die voorkomen na hetnbsp;beleven van bijzonder schokkende gebeurtenissen, gepaard aan andere momenten, waarbij vooral de sterkenbsp;vermoeidheid op den voorgrond treedt. Hij vat dezen doornbsp;hem als een afzonderlijke klinische groep geintroduceerdennbsp;psychose-vorm samen onder den naam: psychotraumatischenbsp;desintegratietoestanden. Enkele patiënten die R ü m k enbsp;hierbij als voorbeelden demonstreert zouden wellicht doornbsp;K 1 e i s t en W e t z e 1 onder de schrik-psychosen zijnnbsp;gerangschikt, patiënt A. althans, en wellicht ook patiëntnbsp;B., terwijl patiënt C. wat de aetiologie betreft daarondernbsp;moeilijk valt te brengen. Bij dezen patiënt is ook nietnbsp;zoozeer sprake van een schokkend beleven, als wel vannbsp;een uitermate vermoeiende taak, die op hem gedrukt had.nbsp;Het valt op dat bij alle drie door den schrijver wordtnbsp;vermeld de groote vermoeidheid en bij twee (A. en C.)nbsp;het gedurende ettelijke nachten niet hebben geslapen.nbsp;Patiënt A. slaapt in de kliniek goed, hetgeen o.i. al zounbsp;pleiten tegen een schrik als belangrijkste aetiologischnbsp;moment,

R ü m k e wijst op het te kort schieten van het integree-rend vermogen als een der belangrijkste aetiologische momenten bij het ontstaan van deze psychosen. Het isnbsp;het beleven dat den patiënten te machtig wordt. Zenbsp;kunnen den ,,in-druk” niet verwerken, ze kunnen er nietnbsp;tegen op. Bij de vraag wat er zich in de menschelijkenbsp;psyche heeft afgespeeld als we van psychogenie sprekennbsp;gaat het erom, ,,of indrukken van buiten in staat zijn hetnbsp;integreerend vermogen insufficient te maken. Dit kan zijnnbsp;door de macht van de indrukken op zichzelf, door denbsp;waarde, die het gebeuren heeft krachtens de levenssituatienbsp;van den zieke, door een labiliteit van het integreerendnbsp;vermogen als gevolg van den aanleg (degeneratieve

-ocr page 67-

OVER HET VERBAND TUSSCHEN GEBEUREN EN BELEVEN 63

aanleg), hormonale insufficientie, vegetatieve labiliteit of doordat een neurotische conflicttoestand den zieke steedsnbsp;aan de grenzen brengt van zijn integreerend vermogen.nbsp;Van dit alles hangt af wat men in de diepte van de wondnbsp;zich ziet afspelen: een zuiver amentieel beeld, een beeldnbsp;dat op een degeneratieve psychose lijkt, hysteriformenbsp;verschijnselen, psychopathische verschijnselen”.

Samenvatting van de litteratuur. De term be-leven.

Overzien wij deze belangrijkste gegevens uit de litteratuur, want, zooals gezegd, volledig kan dit overzichtnbsp;niet zijn, daar het onderwerp geen afgesloten gebiednbsp;bestrijkt en de hoeveelheid litteratuur overstelpend grootnbsp;is geweest in den vorigen wereldoorlog, vooral die waarinnbsp;zijdelings over deze dingen geschreven werd, dan valtnbsp;allereerst op, dat er een min of meer duidelijk onderscheidnbsp;valt te bespeuren tusschen de oudere schrijvers van vóórnbsp;en tijdens dien oorlog en de litteratuur der latere jaren.nbsp;Dit onderscheid valt op als we den term „beleven” invoeren in onze beschouwingen. Hieraan wordt een zekerenbsp;scheiding der geesten openbaar.

Terwijl de onderzoekers uit de vroegere periode allen het verband tusschen gebeuren en beleven als in één vlaknbsp;liggende beschouwen, hierin een causaal verband in denbsp;eerste plaats zien, althans willen zoeken, en het physiolo-gische element in het menschelijk gedrag als eenignbsp;object van hun onderzoekingen en beschouwingen nemen,nbsp;zien we bij de psychiaters der latere periode steeds meernbsp;dat als essentieel element in de verklaring van hetnbsp;menschelijk gedrag de beleving naar voren komt.

Wel zijn er in de vroegere periode reeds enkelen, die op het belevingsmoment den nadruk leggen, we denkennbsp;b.v. aan Bunnemann, maar de algemeene richting isnbsp;toch de causaal-physiologische. De psychologie was zoonbsp;meer ethologie, en de psychopathologie meer pathologienbsp;van het centrale zenuwstelsel.

Niet in de laatste plaats onder invloed van E. S t r a u s heeft de algemeene beschouwingswijze zich in dien zinnbsp;gewijzigd, dat aan het ,,beleven” de plaats wordt inge-

-ocr page 68-

64

SCHRIK, ANGST EN VREES

ruimd, die het ongetwijfeld toekomt. Hierdoor komt de menschelijke persoonlijkheid op een plan dat ligt bovennbsp;het enkel animaal-vegetatieve. Ook Binswangernbsp;heeft door zijn onderscheiding van levensfunctie ennbsp;innerlijke levensgeschiedenis er niet weinig toe bijgedragen die verandering in blikrichting te doen plaatsnbsp;vinden. Dat hierbij de phaenomenologische beschouwingswijze in de psychologie en psychopathologie onder invloednbsp;van de phaenomenologische philosophie (Husserl,nbsp;Jaspers, Heidegger e.a.) een belangrijke rolnbsp;heeft gespeeld en deze verandering heeft mogelijk gemaakt behoeft niet explicite te worden aangetoond. Denbsp;bekende phaenomenologische studie over geluksgevoelnbsp;van R ü m k e is daar om dit te illustreeren.

Trouwens ook in de dierpsychologie valt de laatste jaren een duidelijke neiging waar te nemen het belevennbsp;mede in de beschouwingen en interpretaties betreffendenbsp;het dierlijk gedrag op te nemen. Daar wij later bij denbsp;bespreking van de phaenomenologie van den schrik nognbsp;al eens op de z.g. dierpsychologie zullen teruggrijpen, isnbsp;het niet van belang ontbloot dit hier reeds naar voren tenbsp;brengen. P o r t i e 1 j e zegt, dat doorleefd worden isnbsp;nog niet bèleefd worden van bepaalde situaties. Ennbsp;Kortlandt gaat bij zijn psychologische interpretatienbsp;van het gedrag van aalscholvers uit van de functie die hetnbsp;beleven vervult in het totaalgedrag, en neemt als axiomanbsp;aan: ,,het beleven is geen epiphaenomeen doch eennbsp;biologisch zinrijke differentiatie in het levensproces.”nbsp;Wordt dit axioma niet aanvaard dan impliceert datnbsp;volgens hem „de overtuiging, dat alle gedrag in principenbsp;physicochemisch verklaard kan worden...”. Gedrag vannbsp;dieren is doelstrevend, en als zoodanig ,,een essentieelnbsp;attribuut van het dierenrijk, waarvan naar het schijnt totnbsp;nu toe niemand aannemelijk gemaakt heeft, dat het innbsp;principe mechanistisch verklaard kan worden”. Voor dennbsp;dierpsycholoog ligt de kern van de kwestie hierin of ditnbsp;criterium van (dierlijk) gedrag, nl. dat het doelstrevendnbsp;is zonder het beleven, zou ontbreken. Kortlandt zegtnbsp;hiervan: ,,Definitief kan de dierpsycholoog deze vraag

-ocr page 69-

OVER HET VERBAND TUSSCHEN GEBEUREN EN BELEVEN 65

niet beantwoorden, hier zal de beoefenaar der mensche-lijke psychologie hem te hulp moeten komen”.

Zooals gezegd komen wij hierop terug bij de phaeno-menologie van den schrik.

De term beleven vereischt eenige toelichting, aangezien wij hem in deze studie steeds in een bijzondere beteekenisnbsp;gebruiken. Met be-leven duiden we aan een raken-met-het-leven-aan, reiken-met-het-leven-tot, komen-met-het-leven-tot-aan. Het voorvoegsel be- heeft een intentioneelnbsp;moment in de verbindingen waarin het gebruikt wordt:nbsp;bégrijpen, béstijgen, béreiken, béspringen. In ons verbandnbsp;wil be-leven ook tot op zekere hoogte zeggen bewust-beleven, d.i. wetende, met-zijn-geheele-persoon-beleven.nbsp;Immers in be-wust treffen we de analoge verbinding vannbsp;be- met den stam van weten. Be-wust-zijn is zoo tot opnbsp;zekere hoogte: wetende-zijn. Duitsch: Bewuszt-sein,nbsp;Fransch: conscience.

De dierpsycholoog gebruikt den term naar analogie, als hij het overeenkomstige in het dierenleven wil aanduiden. Wanneer wij dit intentioneele moment in hetnbsp;beleven zien, dan wordt daarmede ook reeds aangeduidnbsp;dat een beleving niet louter een reactie kan zijn (op eennbsp;gebeuren) in physisch-chemischen causalen zin. Zooveelnbsp;te minder het gedrag dat door dit beleven bepaald wordt.

-ocr page 70-

HOOFDSTUK III.

Eigen belevingen, waarnemingen en interpretaties

Iedere arts, die de laatste jaren voor den oorlog opmerkzaam de stemmingen onder zijn patiënten heeft gevolgd, zal waarschijnlijk hebben opgemerkt, dat er velen leefdennbsp;in een voortdurende angstige beklemming, vrees voor dennbsp;naderenden oorlog. Nog levendig herinneren wij ons denbsp;zeeofficiersvrouw, die 5 jaar geleden reeds bekende, datnbsp;verschillende van de klachten, waarvoor zij medische hulpnbsp;zocht, in verband stonden met een voortdurend angstgevoel en vrees voor oorlog. Zoo hebben wij een mannbsp;kunnen waarnemen, wiens zaken zeer bloeiend waren,nbsp;die financieel zich alles kon veroorlooven en dit ook deed,nbsp;die moest bekennen dat achter alle uiterlijke welvaart ennbsp;voor alle toekomstmogelijkheden, als een donkere achtergrond, een zwarte wand, het monster oorlog stond, zoo-dat deze 40-jarige eigenlijk zich reeds oud gevoelde,nbsp;eigenlijk leefde met de gedachte, dat hij het hoogtepuntnbsp;in zijn leven had bereikt en dan ook niets meer wenschte,nbsp;soms in een diepe depressie gevoelde dat zijn bestaannbsp;geen zin meer had dan alleen voor zijn kinderen. Voornbsp;zichzelf echter zou de dood de ware rust beteekenen.

Oorlogsdagen 10—14 Mei 1940.

Toen op den morgen van den lOden Mei 1940 de bommenwerpers hun eersten aanval op het vliegveld in denbsp;nabijheid van onze woonplaats deden en het afweergeschut heftiger te keer ging dan bij welke oefening ooknbsp;of bij welke schrikaanjaging van een vreemd vliegtuig,nbsp;toen werd het den bewoners langzamerhand duidelijk dat

-ocr page 71-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 67 het oorlog was geworden. De reacties waren zeer verschillend. Menigeen pakte wat draagbaar was tezamennbsp;en verliet haastig per auto de stad. Anderen gingennbsp;gewoon huns weegs alsof er niets gebeurd was. Hetnbsp;ochtendspreekuur was zoo goed als niet bezocht. Maarnbsp;de enkele die verscheen was een gravida, die op dennbsp;datum van het gewone twee-wekelijksche controle-bezoeknbsp;kwam alsof de wereld in niets aan het veranderen was.nbsp;Zij besefte bij navraag ook inderdaad niet wat er stondnbsp;te gebeuren, en was verwonderd dat haar eigen toestandnbsp;nu als iets minder belangrijks werd beschouwd dan anders.nbsp;Voor haar was dit blijkbaar heelemaal niet het geval ennbsp;terecht. — Van vrees of angst kon bij de bevolking eigenlijk niet veel worden bespeurd. Alleen een zekere opgewondenheid, een zekere onrust die de menschen uit huisnbsp;deed loopen, die allen en een ieder gevoelig deed zijn voornbsp;het gerucht. De suggestibiliteit groeide dan ook met hetnbsp;uur, en met het uur werd de menschenmassa op straatnbsp;grooter. Van een angstige paniekstemming was echternbsp;geen sprake. Ook niet toen 14 Mei s avonds de capitulatienbsp;werd bekend gemaakt.

Een enkele uitzondering nam ik waar. Toen ik op den avond van 14 Mei ongeveer 7 uur een eindje buiten denbsp;stad moest zijn, werd ik aan den rand van de gemeentenbsp;aangehouden door een man van 40 jaar, mij goed bekendnbsp;als ambtenaar. Hij was opgewonden, vertelde mij dat hijnbsp;zeer verschrikt was, wrong zijn handen, en meende, datnbsp;alles nu maar ,,van kant gemaakt zou worden”. Hij dachtnbsp;dat hij politieke vijanden in menigte had. Kortom, hij wasnbsp;radeloos en verzocht mij hem mee te nemen ergens vernbsp;weg. Toen ik hem wat gekalmeerd had en aanraaddenbsp;rustig naar huis te gaan, wilde hij dezen raad niet opvolgen. Later vernam ik van zijn vrouw dat hij thuis ergnbsp;gehuild had, angstvisioenen had gehad en toen het huisnbsp;was uitgerend en om 11 uur s avonds pas weer thuisnbsp;gekomen, zeer gekalmeerd. Hij hield de eerste dagen nognbsp;eenige paranoïde gedachten. Deze man was voorheennbsp;(ook volgens zijn vrouw) altijd gemakkelijk te beïnvloeden. Hij was loslippig, maar eerlijk, was gauw in dennbsp;put gepraat.

-ocr page 72-

68

SCHRIK, ANGST EN VREES

Eerste bombardementservaringen.

Op dezen avond echter verschenen tegen donker eenige vliegtuigen, die op verscheidene plaatsen bommen neerwierpen. Het gieren der duikbommenwerpers tezamennbsp;met het barsten der brisantbommen was zeer angstwekkend en overweldigend. In korten tijd maakten zichnbsp;schrik en angst van de bewoners meester. Deze werdennbsp;nog vergroot doordat vele militaire voertuigen de men-schen, vooral vrouwen en kinderen, naar buiten vervoerden. Zelf ging ik, wel in gespannen toestand, maarnbsp;overigens beheerscht, zoodra het bombardement wasnbsp;afgeloopen naar ik veronderstelde, per auto de straat op,nbsp;bezocht eenige oude menschen, en ging toen naar het ziekenhuis. Voordat ik hier naar toe ging had ik de eerste-hulppost bezocht, die verlaten was. In het ziekenhuis werden de gewonden binnen gebracht. Ik kon mij daar eennbsp;groot deel van den nacht nuttig maken door te helpen behandelen. De stemming was gedrukt, niet wanhopig, nietnbsp;angstig. De gewonden waren meerendeels versuft, of, alsnbsp;het kinderen waren, zeer angstig en overstuur. Behalvenbsp;burgers kwamen er ook schepelingen van een gebombardeerd en tot zinken gebracht oorlogsschip. Hieronder wasnbsp;een ziekenverpleger met ernstige brandwonden en een gecompliceerde beenbreuk, die liggende in zijn eigen faeca-liën, en er zeer miserabel aan toe zijnde, steeds huilendnbsp;riep: ,,Ik heb toch goed mijn plicht gedaan dokter; nietnbsp;waar dokter, ik heb toch zoo mijn plicht gedaan”. Dezenbsp;gedachte was het eenige goede wat hij kon stellen tegenover al de ellende, die hem getroffen had. — De anderennbsp;waren min of meer apathisch, suf. Onder hen bevond zichnbsp;ook een neger, die zich in niets onderscheidde in gedragnbsp;van de andere gewonden. Ook hij was deerlijk verbrandnbsp;aan gelaat en handen, zat onder de olie, maar was volkomen rustig. Hij maakte een apathischen indruk, evenalsnbsp;zijn blanke makkers.

Van de militaire artsen met wie ik sprak, en die in verschillende toonaarden hun stemming uitten, viel mij alleen op het algemeene afgrijzen tegen dezen kant van het leven.nbsp;,,Eens, maar ook nooit weer”, dat was de grondtoon. Ver-

-ocr page 73-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 69

der was ieder beheerscht, maar gedeprimeerd, van heftige gevoelsuitingen geen spoor.

ƒ.

Onder de burgerslachtoffers van dien avond bevond zich een familie, die bij het begin van het bombardement zich uitnbsp;huis had begeven, en een donkere gracht ziende, zich langsnbsp;den huizenkant voortspoedde, zooals zij zelf later verklaarde,nbsp;onder de suggestieve gedachte ,,dat deze gracht zoo rustignbsp;was”. Het niets zeggende van deze beoordeeling ondervondennbsp;zij toen 2 a 3 meter van hen af een bom insloeg, den daarnbsp;staanden boom ontwortelde en over den weg wierp tegen eennbsp;huis aan, juist waar zij even waren blijven staan, toen zij eennbsp;vliegtuig hoorden overkomen. De moeder was het eerste weernbsp;zoo, dat de situatie tot haar doordrong. Zij lag op den grond,nbsp;riep om haar man, die niet antwoordde, en om haar zoon,nbsp;die wel antwoordde maar met de woorden: het duurt nietnbsp;lang meer met mij. Even later kwam de zoon toch overeind,nbsp;hielp zijn moeder opstaan, en daar zij den vader niet kondennbsp;vinden, gingen zij naar het huis van familieleden, 10 minutennbsp;verder.

Deze. jongeman werd den volgenden morgen opgenomen en bleek een schedelbasisfractuur en een glasvochtbloedingnbsp;te hebben. Zijn oogleden waren zeer gezwollen, het gelaatnbsp;als zwart gespikkeld van het gruis dat er in gedrongen was.

De moeder bleek uit beide ooren te bloeden en had vermoedelijk ook een schedelbasisfractuur. Toch waren zij in dezen toestand na het ongeluk 10 minuten lang doorgeloo-pen zonder den ernst van hun toestand te beseffen. De jongeman vertelde zijn beleven als volgt: Hij merkte een lichtflits,nbsp;hoorde een klap, niet bijzonder hard, voelde tegelijk een klapnbsp;op het hoofd, viel voorover en bleef liggen, voor zijn gevoelnbsp;onwaarschijnlijk lang. Iets zwaars drukte op hem. Hij wist,nbsp;dat hij bij kennis was, maar had het gevoel of alleen zijnnbsp;hoofd nog maar over was, dit kon hij bewegen, de rest vannbsp;het lichaam niet. Het was of de onderste lichaamshelft ontbrak. Hij probeerde toen of hij een arm kon bewegen, watnbsp;gelukte, toen de andere arm, dit ging ook. Hij voelde metnbsp;zijn handen of de rest van het lichaam er aan zat, maar bleefnbsp;nog liggen. Toen gevoelde hij een tinteling in de beenen, ennbsp;daarna kon hij deze ook bewegen. Hij kwam overeind, hielpnbsp;zijn moeder en samen liepen zij verder. Onderweg kreeg hijnbsp;pijn in de borst en een gevoel of hij door zijn knieën zounbsp;zakken. Van schrik en angst of vrees weet hij zich niets tenbsp;herinneren. Hij dacht, toen hij op den grond lag, dat hij welnbsp;een schedelbasisfractuur zou hebben en moest sterven, maarnbsp;was hiermee volkomen verzoend. Toen Den Helder 24/25

-ocr page 74-

70 nbsp;nbsp;nbsp;SCHRIK, ANGST EN VREES

Juni werd gebombardeerd, lag hij nog in het ziekenhuis, reconvalescent. Hij was toen echter zeer angstig en lag innbsp;bed ,,te rillen als een hondje”. Tegen den morgen werd hijnbsp;kalm, maar, zooals hij zelf zei: kalm van angst. De eerstenbsp;uren van dien morgen interesseerde hem niets, maar in dennbsp;loop van den dag werd het beter. Op 17 September 1940 isnbsp;hij weer geheel hersteld, een slechte visus aan het rechternbsp;oog is overgebleven. Zijn levensopvatting is hetzelfde gebleven, hij heeft moed voor het leven en wil gaan trouwen. Alsnbsp;hij vliegtuigen hoort, wordt hij echter onrustig.

Mijn eigen gevoelens waren de volgende. Onder het bombardement had ik mij klaar gerealiseerd, dat iedernbsp;oogenblik het levenseinde daar kon zijn, maar ik kendenbsp;deze beleving uit een enkele vroegere ervaring op zee. Hetnbsp;gevoel, dat het eindigen van het leven op deze wijze zounbsp;moeten gebeuren, zoo geheel nutteloos, dat was hetgeennbsp;mij het allermeest beheerschte. Toen het bombardementnbsp;een half uur had aangehouden, kreeg ik even aandrang om te willen opvliegen en weg te hollen en lievernbsp;buiten plat op den grond te gaan liggen dan te blijven innbsp;een afgesloten schuilgelegenheid, waarvan ik toch konnbsp;weten, dat hij maar een matige bescherming bood'. Ooknbsp;het besef in een besloten ruimte te zitten veroorzaakte eennbsp;beklemd gevoel, ’s Nachts echter ondervond ik reactiesnbsp;in den vorm van tremores, wel kortdurend, maar tochnbsp;heftig en een zeer onrustigen en korten slaap. Ik had bekende menschen bij mij in huis, die niet in hun eigennbsp;woning durfden te blijven slapen, zelfs in mijn huis niet tenbsp;bed wilden, maar na herhaaldelijk en sterk aandringen ernbsp;toe te brengen waren zich gekleed neer te leggen.

Zelfwaarneming bij een langdurig nachtelijk bombardement.

Het bombardement, dat in den nacht van 24—25 Juni 1940 plaats vond was veel heviger en langduriger en,nbsp;daar er vele branden bij uitbraken, was het ook veelnbsp;schrikwekkender en maakte op de bevolking een veelnbsp;dieperen indruk. Het begon in het begin van den nachtnbsp;met enkele bomexplosies in de omgeving en schieten vannbsp;het afweergeschut. Juist was ik bij een barende. De partus

-ocr page 75-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 71 ging vlot en onder het schieten en het explodeeren vannbsp;bommen niet ver weg werd het kind geboren. De moedernbsp;was niet bijzonder onrustig en liet geen angst merken.nbsp;Wel gaf ze te kennen dat ze het ellendig vond, maar zenbsp;beheerschte zich volkomen.

Toen ik thuis gekomen was en mijn familie allen beneden en aangekleed aantrof, sloegen juist eenigenbsp;bommen vlak bij huis in, zoodat alle ruiten sprongen,nbsp;meubels omvielen, schilderijen van den wand rammeldennbsp;en kalk van de muren neerstortte. Tegelijk ging het lichtnbsp;uit. We begaven ons naar een kleine schuilgelegenheidnbsp;tusschen beton en zandzakken eenigszins primitief ingericht bij gebrek aan beter. Hoe lang we daar met eenigenbsp;andere volwassenen en kinderen uit de buurt gezetennbsp;hebben, is mij onmogelijk nader te bepalen. De bomexplosies, die geregeld op elkaar volgden waren oorver-doovend hard en hadden een uitwerking op ons of allesnbsp;aan ons bestaan en leven werd afgebroken, en of allesnbsp;kapot moest. Alleen het naakte leven bleef over. Ook nunbsp;had ik een oogenblik de opkomende neiging te weerstaannbsp;om er uit te vliegen en zoo hard mogelijk te willen weg-loopen. Dit leek gemakkelijker dan dat stille afwachten.nbsp;Toch bleef het bij deze enkele opwelling, maar het kwamnbsp;me duidelijk genoeg tot bewustzijn om het me nu nognbsp;steeds goed te herinneren. Van eenige paniekstemmingnbsp;was verder in het geheel geen sprake. De kinderen, waarvan de oudste 14, de jongste 5 jaar oud was, bleven merkwaardig rustig. Alleen de oudsten zeiden nu en dan: iknbsp;stop de vingers in mijn ooren hoor, want ik kan het nietnbsp;meer aanhooren, het is zoo ontzettend. Een van denbsp;anderen: wilt u met ons bidden? Dit geschiedde, en hetnbsp;,,Onze Vader” gaf allen nog meer rust en kalmte.

Elk ander gebed dan het ,,Onze Vader was voor mijn besef in die situatie ,,een ijdel verhaal van woorden”. Hetnbsp;drukte volkomen uit wat we voelden te moeten en tenbsp;mogen bidden. Daarna ging mijn vrouw met de kinderennbsp;nu en dan een hun goed bekend lied of gezang zingen,nbsp;als het lawaai heel erg was. Onze oudste jongen, 9 jaar,nbsp;vroeg eenige malen: ,,staat het huis er nog wel vader?”nbsp;Ze bleven echter volkomen kalm.

-ocr page 76-

72

SCHRIK, ANGST EN VREES

Terwijl rondom op korten afstand bommen neersuizen en explodeeren, en de grond dreunt onder het geweld,nbsp;de lucht vervuld is van kruitdamp en neervallend gruisnbsp;en aarde en pannen van de daken, gaan mijn gedachtennbsp;naar ik toen meende en me ook steeds herinner, klaar ennbsp;helder door het brein. Het is erger dan wat ik ooit hebnbsp;beleefd, of gedacht heb te zullen beleven met mijn gezin.nbsp;Dat is nu inderdaad de allerdirectste bedreiging van hetnbsp;bestaan van mijzelf en van die mij het naast zijn.

Het is of de tijd stil staat, telkens stootsgewijze met een ruk weer verder gaat, en dan weer stopt. Ik wil den tijdnbsp;wel voortduwen, maar de oogenblikken zijn eeuwigheden.nbsp;Ik zie, hoe ik mij inspan, geen voortgang, geen toekomstnbsp;meer. Het verleden dringt zich alzoo meer op in mijnnbsp;bewustzijn. Dit zal, althans kan^ dus het einde, hetnbsp;bepalende zijn, en hoewel niet zoo kalm beredeneerd, maarnbsp;toch duidelijk genoeg om het mij te realiseeren, komt denbsp;vraag op naar den zin van het leven. Nu pas ben ik innbsp;staat het geheele leven te overzien. Niet omdat mijnnbsp;geheugen zoo helder is, maar omdat ik dit als het eindenbsp;ervaar en daarmee het leven als „af” kan worden gezien,nbsp;als ,,ten einde” als voltooide éénheid. Hier zitten wij nunbsp;als menschen bij elkaar, H a 15 in aantal, jong en oud.nbsp;Allen gelijk voor dit gebeuren. Het voorbijgegane duiktnbsp;telkens op als datgene wat hiertoe geleid heeft, het is ofnbsp;alle verleden tijden de oorzaak van deze oogenblikkennbsp;zijn, alsof alles in het leven hier naar toe gedrongen heeftnbsp;Van een bijzonder scherp geheugen bespeur ik niets. Watnbsp;dat betreft is het voorbijgegane even vaag, zelfs vager dannbsp;in gewone omstandigheden, maar de beteekenis van hetnbsp;verleden is anders. Het is als het ware beladen met waarden. Waarom heeft het mij tot hiertoe geleid? Waaromnbsp;sta ik nu voor een donkeren, gesloten wand, die schoksgewijs achteruit wijkt, en waarachter het geheim verborgen is van het volgende oogenblik? Ik ervaar geen donkernbsp;noodlot, maar een gevoel van een gespannen nieuwsgierigheid, een angstige benieuwdheid naar wat komen zal ennbsp;wat dan zijn zal. Onderwijl zijn deze oogenblikken zeernbsp;zwaar te dragen, vooral die, voorafgaande aan het ontploffen van een bom, als wij het suizen in de lucht hooren

-ocr page 77-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 73 en weten dat er weer een onheilbrenger nadert. Zal hijnbsp;voor ons zijn?

De aandrang van het verleden om tot bewustzijn te komen, het gevoel dat het verleden mij op dit punt vannbsp;den levensweg gebracht heeft, gaat gepaard met het totnbsp;bewustzijn komen van schuldgevoelens. Gevoelens vannbsp;niet te hebben beantwoord aan wat roeping is. Aan veelnbsp;waarin niet aan eigen plichtsgevoel en aan ethische eischennbsp;is beantwoord. Het is als een bevestiging van een uitspraaknbsp;van Schwartz: ,,Der Mensch im Spiegel seiner Hand-lungen von deren Ziel her gesehen — die Lehre vomnbsp;Sittlichen im allerweitesten Sinne des Wortes—zentriertnbsp;um die Frage nach der Schuld”.

Nog vollediger en beter wordt hetgeen ik ervaar uitgedrukt door Karl Jaspers in de woorden: ,,An der Grenze scheint überall für die Erfahmng ^) der absolutenbsp;Zufall, der Tod, die Schuld zu stehen”.

Inderdaad, wat ik ervaar is het domme toeval, het is het geweldig spannende en tegen alle menschelijk gevoelnbsp;strijdende, dat wij allen, die hier bij elkaar zijn door eennbsp;enkelen bomtreffer, die ,,toevallig” kan inslaan, kunnennbsp;worden vernietigd. Deze ervaring van toeval, dood ennbsp;schuld, die zich telkens opdringt, is eigenlijk ondragelijk,nbsp;maar wordt telkens doorbroken en daardoor misschien innbsp;evenwicht gehouden door een weten en vertrouwen datnbsp;het menschelijk leven toch in laatste instantie niet wordtnbsp;beheerscht door het toeval. Dit nader uit te werken zounbsp;ons echter buiten de ervaring en beschrijving van psychologische data brengen. Ik zie hier geen geleidelijken over-gang, het is een heen en weer ,,springen” diep op dennbsp;achtergrond van mijn bewustzijn. Ik voel de onverzoenlijke tegenstelling: noodlot—voorzienigheid.

Een ander moment uit deze oogenblikken is het volgende: Ik tracht den tijd vooruit te loopen, ik wil alsnbsp;het ware dien donkeren, geheimen-verbergenden wandnbsp;terugdringen met geweld, en als ik dat wil voel ik weernbsp;een drang iets dwaas te doen, in verwarring te geraken,nbsp;hard weg te loopen, het is telkens maar even, maar

Cursiveering van mij. V.

-ocr page 78-

74

SCHRIK, ANGST EN VREES

het is weer te duidelijk tot bewustzijn gekomen om het mij niet te realiseeren; en tevens ondervind ik, dat als iknbsp;mij bij de kale werkelijkheid bepaal en het huidige oogen-blik aanvaard, zooals het is in al zijn verschrikkingen, hetnbsp;toch beter is te dragen, rustiger, met meer overgave, dannbsp;wanneer ik vooruit wil stormen de toekomst in. Hetnbsp;dringen naar hetgeen toekomst is, geeft de onrust ennbsp;wanhoop. (Hugenholtz).

Nog een ander moment is het hunkeren naar de toekomst zonder drang, zonder het geheim te willennbsp;weten, maar enkel als hunkering naar leven, naar vitaliteit.nbsp;Het lijkt alles zonnig en mooi wat gaat komen, als ditnbsp;maar eerst voorbij is, alles lijkt gemakkelijk en zorgeloos.nbsp;Ik herinner mij een soortgelijk beleven uit een vroegerenbsp;gevaarvolle situatie. Geen moeilijkheden lijken er meer tenbsp;zijn in het leven, als het maar behouden blijft. Ook allesnbsp;beter en mooier te willen doen, met meer liefde voor alnbsp;hetgeen tot de wereld van het menschelijk bestaan behoort.

Van de bespeurde somatische gevoelens kan niet veel vermeld worden. Alleen een drukkend beklemd gevoel innbsp;de borst, opstijgend naar de keel, met vrij heftige hartkloppingen en een middelmatige polsfrequentie, bovendien een droog gevoel in de keel, geen bijzonderen mictie-drang of darmperistaltiek, noch bij volwassenen, noch bijnbsp;kinderen. Ook bij de menschen waar wij later dezen nachtnbsp;belandden kon ik dergelijke symptomen niet waarnemen.

Terwijl de bommen in de omgeving onder hevig lawaai explodeeren en wij zoo heelemaal het gevoel hebben, datnbsp;het op ons en het onze gemunt is, (hetwelk een ellendignbsp;gevoel is) ga ik telkens in een pauze even buiten staannbsp;met mijn chauffeur, die ook bij ons schuilt.

Net als er weer een bom vlakbij explodeert en ik ga kijken of het huis getroffen is, zie ik glas en stukken vannbsp;pannen naar beneden vallen, maar hooren doe ik het niet.nbsp;Het is alsof het glas als papier valt en de pannen alsnbsp;watten. Toch kan ik mij met de anderen luidsprekend welnbsp;verstaanbaar maken. Dan, in het schemerlicht naar hetnbsp;huis kijkende, zie ik den achtergevel voor een gedeeltenbsp;weggeslagen. Balken en planken steken zoo maar denbsp;lucht in. Het dak is er nog wel op, maar het lijkt ten deele

-ocr page 79-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 75

vrij in de lucht te hangen. Ik roep naar binnen, dat het huis deels is ingestort aan den achterkant. De slaapkamernbsp;van de kinderen is weg. Niemand trekt er zich iets vannbsp;aan. Als echter korten tijd later brand is uitgebrokennbsp;bespeur ik in het betere licht, dat ik mij heelemaal ,,verkeken” heb. Er is niets beschadigd, het raam zit er zelfsnbsp;nog in. Wat ik voor uitstekende balken en planken hebnbsp;aangezien is de balustrade van het platte dak. Het is eennbsp;,.illusie” geweest.

Eindelijk komt er eenige ontspanning. De bomexplosies houden op en geen vliegtuiggeronk is meer te hooren. Ernbsp;breken veel branden uit en deze naderen van huis tot huisnbsp;langzaam maar zeker onze woning.

Ik had mij lang te voren ingedacht wat allemaal gedaan zou moeten worden om althans te redden wat het meestnbsp;noodig was in deze omstandigheden. Maar als wij nunbsp;goed en wel opeengepakt in ons schuilplaatsje zitten,nbsp;bedenk ik dat allerlei-dingen moeten gedaan worden, dienbsp;ik mij vroeger voorgenomen had te zullen doen. Ik ben hetnbsp;meeste dan echter vergeten en weet niet beter als watnbsp;kleeren uit huis te halen en de reeds lang in het achterhuis op een aparte plaats klaar staande rugzakken ennbsp;vluchtkoffers, zooals de meeste inwoners van Den Heldernbsp;al voor den oorlog klaar hadden staan, naar buiten tenbsp;halen. Stuk voor stuk zooveel mogelijk tusschen de bominslagen door haal ik deze dingen uit huis. Maar wat moetnbsp;er dan verder gedaan worden? Hoe ik mijn hersenen ooknbsp;inspan, ik kan niets meer bedenken, terwijl er toch nognbsp;veel te redden zou zijn. Het is of mijn gedachten dienaangaande ingeklemd zijn. Of komt het doordat al die dingennbsp;nu geen waarde voor mij hebben? Ik weet het niet. Maarnbsp;ik zou de gekste dingen mee kunnen nemen en waarde-volle laten liggen, al naar het mij voor de hand komt.

Als wij even later het huis verlaten is het in de stellige verwachting, dat het voorgoed is, dat het alles aan hetnbsp;vuur ten prooi zal vallen. Dan is er weer dat gevoel vannbsp;spanning zonder dat ik in staat ben te bedenken wat iknbsp;nog voor waardevolle dingen mee zal nemen.

Met veel moeite gelukt het ons bij kennissen in een rustiger stadsgedeelte te komen, daar zijnde hooren wij

-ocr page 80-

76

SCHRIK, ANGST EN VREES

dè branden in het centrum van de stad loeien. Wij veronderstellen dat ons huis nu ook wel zal branden. Maar eigenaardig is, dat het ons niet deert. Niettegenstaandenbsp;dat er toch zoo vele herinneringen aan verbonden zijn ennbsp;er zooveel liefs en moois van ons zelf in dat huis staat,nbsp;alles met kostelijke herinneringen beladen. Het laat onsnbsp;steen-koud. Toch bevreemdt mij dat, maar ik weet er geennbsp;oorzaak voor. Het bewustzijn nog te leven na die angstige,nbsp;,,enge’' oogenblikken overwelft alle andere gevoelens.nbsp;Deze zelfde ervaring hoorde ik later vertellen door eennbsp;ingenieur, die in de oorlogsdagen zijn huis had moetennbsp;verlaten en er zich ook over verwonderde, dat alles hemnbsp;toen zoo ijskoud liet. Zijn woning, zijn betrekking, hetnbsp;leek alles zonder eenige waarde.

Kort daarop begeef ik mij naar het ziekenhuis, zie enkele gewonden, spreek enkele collega's, maar hulp isnbsp;volkomen overbodig; door de duisternis is het vrijwelnbsp;onmogelijk alle gewonden te helpen op dat oogenblik.nbsp;Even vertoef ik bij het lijkenhuis, waar de dooden wordennbsp;neergelegd. Dit is een bijzonder schokkend beleven. Zelfsnbsp;voor een medicus, die jarenlang practijk heeft gedaan.nbsp;Het zien van vele gruwelijk verminkte en uit elkaarnbsp;gerukte lichamen van wat kort te voren nog gezondenbsp;menschen waren, vooral van overblijfselen van kinderennbsp;is inderdaad ,,verschrikkelijk ”. Eenige zusters rijden juistnbsp;met een vrachtauto weg om meer overschotten te halen;nbsp;zij steken beiden een sigaret op.

Nawerking overdag en verdere ervaringen.

In den loop van den nacht en tegen den morgen kan ik reeds opmerken, dat zeer veel menschen uit de stad zichnbsp;naar buiten, naar het vrije veld begeven, de stad ontvluchtend. Nergens hoor ik gegil of gehuil, alles gaat stil ennbsp;vlug. Bij het dagen begint de straat meer bevolkt te geraken. De menschen loopen met pakken kleeren en bedde-goed. Zij hebben vrijwel allen in min of meerdere matenbsp;een opvallend, typisch uiterlijk. De gelaatstrekken zijnnbsp;strak, bij velen bleek. De oogen zijn wijd open, pupillennbsp;midden wijd. Er is bij velen een geringe protusio bulbi.

-ocr page 81-

EIGEN BELEVINGEN. WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 77

Zelf voel ik een strak gevoel in de oogen. Het is of zij grooter zijn dan anders, ik moet mij inspannen voor dennbsp;ooglidslag, deze is beslist minder frequent dan gewoonlijk.nbsp;Als er een vliegtuig in de morgenlucht over de stad bromt,nbsp;kijkt iedereen verschrikt naar boven. Ik moet mij ooknbsp;inspannen om niet ergens tegen een muur te gaan staannbsp;om dekking te zoeken, hoewel ik toch weet, dat er van ditnbsp;vliegtuig niets te vreezen is.

Als ik eenigen tijd later in mijn huis bezig ben de rommel van glas en puin wat op te ruimen en de schade op tenbsp;nemen, kost het mij psychische inspanning om alleen bovennbsp;op zolder alles na te zien. Overal zie ik de gaten van bomscherven, die door alles heen geslagen zijn, ieder plotselingnbsp;geluid veroorzaakt eenige hartkloppingen en een praecor-diaal angstig gevoel. Maar van bijzondere emoties bij hetnbsp;zien der beschadiging van huis of inboedel is geen sprake.nbsp;De eene gedachte: denken om behoud van lijf en leden,nbsp;overheerscht alle andere gevoelens. Van een collega, dienbsp;zijn bezittingen door brand verloren had, vernam ik laternbsp;dat hij soortgelijke ervaringen heeft gehad. Hij voelt zichnbsp;dien morgen in een gesloten omgeving zeer beklemd, ennbsp;wil niet in een gesloten ruimte blijven. Hij gaat bij een deurnbsp;staan die naar buiten leidt, en zorgt er voor dat deze deurnbsp;niet dicht gaat, binnen is het hem te angstig, te ,,eng”.

’s Middags breng ik mijn familie per auto buiten de stad. Daar buiten in het vrije veld gevoel ik eennbsp;weldadige verlichting. Merkwaardig is, dat ik zeer opgeruimd ben, geen zorg, geen angst-gevoel, geen gejaagdheid of onrust, integendeel een montere, euphore stemming, met neiging tot neuriën. Ik verwonder mij daar zelfnbsp;over, omdat ik steeds spoedig neiging tot depressie heb,nbsp;met een zekere neiging om alles van den zwarten kant tenbsp;bekijken. In normale omstandigheden zie ik gewoonlijknbsp;tegen de dingen op, hoewel ik mij steeds door de moeilijkheden heenwerk. Nu voel ik daar niets van. Alles is zonnig. De toekomst zie ik licht en blij, ik voel mij gelukkig innbsp;het bezit van mijn gezin en geniet van het eigen ,,er-nog-zijn”. Nog nooit eerder heb ik mij kunnen voorstellen hoenbsp;verheugend het kan zijn „er-nog-te-zijn”. Men zou hetnbsp;,,vreugde-aan-het-bestaan” kunnen noemen, en dat, terwijl

-ocr page 82-

78

SCHRIK, ANGST EN VREES

toch in werkelijkheid de toekomst er donker genoeg uitziet. Ook somatisch voel ik mij niet vermoeid, maar eetlust hebnbsp;ik toch niet veel, hoewel het bijna 24 uur geleden is, datnbsp;ik iets anders dan een stukje brood heb gegeten. Als mijnnbsp;gezin weg is, ga ik naar de stad terug, deze is nu langzamerhand geheel leeg geloopen. De verlaten stad beklemtnbsp;sterk. Als ik nog even mijn huis inspecteer, de luiken ennbsp;de deur afsluit, en mij naar het ziekenhuis begeef om tenbsp;informeeren of daar medische hulp aanwezig blijft gedurende den nacht, zie ik nauwelijks één mensch in het stadsgedeelte waar ik woon; anders is het daar laat op dennbsp;middag zeer levendig. Een zwarte kat steekt met opgeheven staart de straat over, links en rechts kijkend: beeld vannbsp;verlatenheid.

Van alle patiënten, die ik dien dag zou moeten bezoeken, tref ik alleen de puerpera, die ’s nachts bevallen is, en die in het niet getroffen gedeelte van de stad woont, nognbsp;thuis. De anderen zijn weg, ook het ziekenhuis is geëvacueerd. Van een vrouw, die den vorigen dag bevallen is,nbsp;verneem ik, dat zij 's nachts is opgestaan, haar kind uit denbsp;wieg heeft genomen en haar huis, daar het ook brandde,nbsp;heeft verlaten om naar een verder gelegen straat te gaan,nbsp;vanwaar zij naar het ziekenhuis en vandaar verder is vervoerd. Nadeel heeft zij van het vroegtijdige opstaan nietnbsp;ondervonden. Weer gevoel ik die eigenaardige beklemming in de borst, en in de keel een ietwat droog gevoel.

Na in het ziekenhuis te hebben vernomen, dat er een wacht van officieren van gezondheid blijft, ga ik ’s avondsnbsp;vrij laat naar mijn familie buiten de stad in de hoop eensnbsp;rustig te kunnen slapen. Maar ’s avonds lukt het mij nietnbsp;in slaap te komen. Na uren wakker liggen raak ik in eennbsp;lichten slaap, ook mijn vrouw ondervindt dit, zij kan evenmin inslapen. Bovendien worden wij allebei telkensnbsp;wakker, badende in het zweet. Als ik in de verte eennbsp;vliegtuig hoor ronken, of hoor schieten, voel ik hartkloppingen en neemt het transpireeren nog toe, en bovendiennbsp;merk ik het gevoel van een sterk inwendig beven, alsofnbsp;alles vibreert. Het trekt door heel het lichaam. Naderhandnbsp;hoor ik van vele andere menschen der gelijke klachten.

Het zijn de verschijnselen van euphorie als ik buiten, en

-ocr page 83-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 79

van beklemming als ik in de stad ben, van inwendig beven bij het hooren van vliegtuigmotorgeronk of vannbsp;schieten, van ’s nachts transpireeren en slecht slapen, dienbsp;dagenlang aanhouden.

Mijn kinderen hebben hier minder last van, zij slapen vrij goed, alleen bij ieder verdacht geluid zijn zij directnbsp;wakker en roepen om hun ouders, terwijl zij in gewonenbsp;omstandigheden nooit wakker werden. Als er overdag innbsp;onze tijdelijke verblijfplaats een vliegtuig gehoord wordtnbsp;of als zij in de verte een explosie van mijnen of bommennbsp;hooren, loopen de jongsten direct naar hun moeder, zijnnbsp;stil, en kijken bezorgd en wat bleekjes naar de lucht,nbsp;vragend wat het is.

Er is nog een ander verschijnsel, dat ik bij mij zelf zeer duidelijk kan waarnemen en dat zeer hinderlijknbsp;is, nl. vergeetachtigheid. Letterlijk alles wordt vergeten,nbsp;vooral wanneer ik in Den Helder ben, In het eigenlijkenbsp;werk heb ik er niet veel hinder van, want alles van vóórnbsp;het bombardement herinner ik mij gewoon normaal. Maarnbsp;het is de inprenting waarin ik te kort schiet. Telkens bennbsp;ik vergeten waar ik iets gelegd heb. Zoo zelfs dat ik ernbsp;geen idee van heb waar het gezochte gelegd kan zijn.nbsp;Als mij een boodschap wordt opgegeven ben ik genoodzaakt deze onmiddellijk te noteeren, anders kan ik ernbsp;zeker van zijn het eenige oogenblikken later te zijn vergeten. Dit is den eersten dag het ergst en neemt geleidelijknbsp;in den loop van eenige weken weer af.

Maar later als ik nog eens weer een bombardement meemaak, en weer ternauwernood aan ernstig gevaarnbsp;ontsnapt ben, is het er weer, dat hinderlijke vergeten vannbsp;alles. Het inprentingsvermogen heeft blijkbaar zeer tenbsp;lijden van dergelijke emotioneele belevingen. Na ditnbsp;andere bombardement is deze vergeetachtigheid hetnbsp;eenige symptoom, dat ik bij mij zelf bespeur. De slaap,nbsp;de eetlust, en de andere vegetatieve functies zijn dannbsp;ongestoord. Van meerdere angstigheid, of beklemdheidnbsp;in huis, bespeur ik dan niets. De omstandigheden waaronder ik dit bombardement beleef zijn anders dan denbsp;vorige.

Dezen nacht n.1. sliep ik even buiten de bebouwde kom

-ocr page 84-

80

SCHRIK, ANGST EN VREES

en zag, door het schieten wakker geworden, het bombardement aan, en kort daarop het uitbreken van enkele branden. Ik bespeurde toen weer aan mij zelf dat sterkenbsp;voortdurende inwendige beven of vibreeren, en bovendiennbsp;een praecordiaal angstig gevoel, droge mond en keel ennbsp;hartkloppingen. Dit gevoel van droge mond en keel werdnbsp;mij ook meegedeeld door een officier van gezondheid, dienbsp;ternauwernood aan den dood ontsnapt was bij het vergaan van een oorlogsschip. Ik stond met hem te pratennbsp;toen er dichtbij werd gebombardeerd en hevig geschoten.nbsp;Hij zei op een gegeven moment: ,,voel je je ook zoonbsp;beroerd en heb je ook zoo n droge mond en keel?” Datnbsp;was vóór het zware bombardement (24—25 Juni ’40) opnbsp;onze plaats, en ik kon dergelijke gewaarwordingen toennbsp;nog niet bevestigen.

Als ik in den nacht waarover ik nu spreek door de politie wordt opgebeld, die om hulp vraagt, verdwijntnbsp;merkwaardigerwijs direct het gevoel van enervatie datnbsp;zich van mij had meester gemaakt. De hartkloppingennbsp;worden minder, het vibreeren houdt op, en ik neem mijnnbsp;gereedschap, stap in de auto, en rijd volkomen rustig naarnbsp;het terrein van de ramp. Onderwijl vallen er echter nognbsp;bommen en op een gegeven moment rijd ik tusschen eennbsp;regen van brandbommetjes in, blijf dan plotseling stekennbsp;in het puin van een juist getroffen huis, waarbij ik hetnbsp;gevoel heb van een heftigen schrik: als of alles in eens aannbsp;je stil staat. Ik moet uit mijn auto stappen en eerst denbsp;omgeving eens opnemen na wat bekomen te zijn van denbsp;verblinding door de brandbommen, alvorens ik terug kannbsp;rijden. Maar alles gaat verder goed en het actief bezignbsp;zijn neemt alle angstgevoelens weg, althans zoolang denbsp;activiteit aanhoudt. Want zoodra ik werkeloos op denbsp;eerste hulppost zit, valt de beklemming weer op mij.nbsp;Blijkbaar neemt het actief bezig zijn, onverschillig waarmee, de opmerkzaamheid zoodanig in beslag, dat deze vannbsp;andere objecten, zelfs wanneer deze van levensbedreigen-den aard zijn, wordt afgeleid. Het was reeds een bekendnbsp;ervaringsfeit uit den oorlog, dat de soldaat tijdens denbsp;stormaanvallen, als hij dus zeer actief was, meestal nietsnbsp;bespeurde van al het dreigende om hem heen, althans

-ocr page 85-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 81

zoolang zijn volle aandacht bij zijn opdracht en plicht bepaald bleef. Ook de soldaten verdragen dit veel beternbsp;dan het lijdelijk ondergaan van trommelvuur in de schuilplaats.

Voor degenen die niet zelf ondervonden wat een vlieg-tuigbombardement beteekent, en welke reacties daarbij verwacht kunnen worden, mogen we wellicht een vergelijkingsobject aanwijzen n.1. artilleriebeschieting. Iedernbsp;weet zoo ongeveer uit allerlei litteratuur wat artillerievuurnbsp;beteekent en welke physieke uitwerkingen het kan hebben.nbsp;Ook blijkt uit de medische oorlogslitteratuur, zooals wijnbsp;refereerden, welken invloed militairen hiervan ondervinden en welke reacties er waargenomen zijn. Rohdenbsp;merkt hierover op: „...was das sagen will, wird nur dernbsp;ermessen können, der selbst diesen standigen Kampf mitnbsp;dem Tode ausgesetzt gewesen ist”.

Nu vermeldt H o c h e, schrijvende over zijn waarnemingen bij vliegeraanvallen op Freiburg (1917), dat een officier, die van het front kwam en het in Freiburgnbsp;meemaakte, tegen hem zei, dat het erger was dan eennbsp;artilleriebeschieting aan het front, vooral het hooren vannbsp;het gierende of suizende geluid, dat een van groote hoogtenbsp;vallende bom maakt is ontzettend. Evenals het hooren aankomen van een zwaar artillerieprojectiel. Men weet nietnbsp;waar het projectiel zal inslaan, wacht in uiterste spanningnbsp;geheel lijdelijk af. Dit lijdelijke is een belangrijk moment.nbsp;Bovendien stijgt de nerveuze inwerking met de toenamenbsp;van de acustische inwerking der explosie, vooral in hetnbsp;donker. H o c h e vermeldt bij deze waarneming niet ofnbsp;doove en hardhoorende menschen minder door het gebeuren werden beinvloed. Zelf konden wij dit zeer evidentnbsp;waarnemen. Van ettelijke echtparen, waarvan hetzij denbsp;man hetzij de vrouw slecht van gehoor was, vernamennbsp;wij dat de goedhoorende wederhelft veel sterker werdnbsp;aangegrepen dan de slechthoorende. Evenzoo konden wijnbsp;na het bombardement waarnemen, dat de slechthoorendenbsp;in t algemeen veel rustiger sliep, lang niet zoo spoedignbsp;wakker werd als er een weinig actie van het luchtdoelgeschut was, terwijl de ander al reeds lang in spanningnbsp;lag te wachten, gewekt door het eerste gebrom van een

-ocr page 86-

82

SCHRIK, ANGST EN VREES

nog ver verwijderd vliegtuig. Het gebeurde ook zelfs een enkele maal, dat patiënten, die periodiek kwamen omnbsp;cerumenproppen uit hun ooren te laten verwijderen, ditnbsp;nu achterwege lieten onder het motief dat zij andersnbsp;heelemaal geen rust zouden hebben 's nachts, als zij weernbsp;béter zouden hooren na het uitspuiten van de ooren.

ƒ/. Vrouw, 46 jaar.

Komt op spreekuur omdat zij niet goed tegen de stilte kan in haar vluchtoord. Zij voelt zich nerveus en moet menschennbsp;zien. Zij durft niet alleen in huis te zijn. Vroeger was zij ergnbsp;prikkelbaar, nu is zij erg gemakkelijk geworden. Zij is veelnbsp;stiller geworden. Als zij een vliegtuig hoort, kan zij niet uitnbsp;haar woorden komen. Vroeger was zij altijd nogal druk ennbsp;opgewekt. Zij ziet nu alles donker in. Haar stemming isnbsp;vooral gedrukt wanneer zij in Den Helder is. Buiten Dennbsp;Helder gaat alles veel beter. Zij is tamelijk hardhoorehd doornbsp;cerumenproppen, die zij anders eens per jaar laat uitspuiten.nbsp;Wanneer ik haar nu voorstel de ooren uit te spuiten,nbsp;weigert zij dit, omdat zij liever wat hardhoorend wil blijven,nbsp;daar zij dan minder gauw vliegtuigen hoort. Eenige maandennbsp;later komt deze vrouw terug, omdat zij pijn in haar oorennbsp;krijgt, de cerumenproppen moeten dan verwijderd worden.nbsp;Daarna gaat zij echter geregeld watten in de ooren dragen.

Hieruit blijkt de zeer op den voorgrond tredende functie, die het gehoorszintuig vervult in het tot standnbsp;brengen van het levende contact met de buitenwereld.nbsp;Niets spreekt zoo tot ons als hetgeen door het gehoor totnbsp;ons komt. En willen wij uitdrukking geven aan dennbsp;invloed, die dingen of gebeurtenissen op ons hebben dannbsp;zeggen wij dat zij op al of niet bijzondere wijze tot onsnbsp;spreken. En is het sprekende zich met elkaar onder^nbsp;houden niet de bijzondere wijze waarop menschen metnbsp;elkaar gemeenschap onderhouden, waarbij de taal hetnbsp;middel is en het gehoor het orgaan? Het woord is overdrager van de gedachte, vormt de verbinding tusschennbsp;mensch en mensch. Omgekeerd heeft de uitval van geennbsp;enkel zintuig een zoodanig funesten invloed op hetnbsp;normale contact met de buitenwereld als juist de uitval

-ocr page 87-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 83

van het gehoor. De doove voelt dit zelf ook als een groot gemis. Hij zal in zichzelf gesloten blijven, krijgt paranoïdenbsp;gedachten. M e e r 1 o o noemt het gehoor de fijnstenbsp;psychische tastspriet. Voortdurende laesie van dit zintuig,nbsp;zooals bij trommelvuur (en bombardementen), maaktnbsp;murw en angstig. Soldaten in den oorlog van 1914—-1918nbsp;werden ,,gek” van het trommelvuur.

Gedrag van de burgerbevolking.

De vluchtelingen uit Den Helder werden allerwege in de omgeving op boerderijen ondergebracht. In de naastenbsp;omgeving waren de boerderijen ware vluchtelingenkampen. Ettelijke families huisden in één koestal. Men-schen, die in goed ingerichte, moderne huizen, van allenbsp;comfort voorzien, woonden, prefereerden nu het slapennbsp;in een koestal, boven het gebruik van hun eigen huis innbsp;Den Helder. Na eenige dagen kwamen eerst enkelen, dannbsp;meerdere menschen op het spreekuur met klachten. Denbsp;patiënten, die klachten hadden, die met het gebeuren innbsp;verband werden gebracht, waren in sommige gevallennbsp;ambtenaren of werklieden in overheidsdienst, die wegensnbsp;leeftijd of geringe lichamelijke afwijkingen nu meendennbsp;ongeschikt te zijn om onder deze omstandigheden denbsp;werkzaamheden voort te zetten. Inderdaad waren sommigen ongeschikt daarvoor, maar meer wegens hunnbsp;psychische minderwaardigheid dan wegens organischenbsp;gebreken. Het aantal van deze lieden was echter nietnbsp;groot. Een grooter aantal kwam bij den dokter omdatnbsp;zij ,,van streek waren”, en daarom hun werk niet kondennbsp;verrichten. Daar Den Helder bijna geen zelfstandigenbsp;industrie heeft, maar alleen een marinewerf, en velennbsp;tewerkgesteld waren op een vliegveld, betrof het hoofdzakelijk arbeiders in overheidsdienst. Velen van dezenbsp;mannen waren den dag na het bombardement gevlucht,nbsp;en dus niet op hun werk verschenen.

Van de paar duizend man, die op de Rijkswerf werkten was ongeveer 90 % den eerstvolgenden dag na het nachtelijk bombardement van 24—25 Juni niet tewerk gekomen. De werf werd eenige dagen gesloten, waarop een

-ocr page 88-

84

SCHRIK, ANGST EN VREES

oproep tot werkhervatting werd gepubliceerd. Uit de bijgaande grafiek blijkt dat dit goed gelukte ^).

Verreweg de meesten kwamen binnen eenige dagen weer terug op hun werk. Een niet onbelangrijk aantalnbsp;echter bleef weg en durfde zich niet op de werf te ver-toonen. Volgens hun eigen opgaven omdat het zenuwgestel geschokt was. Slapeloosheid was de hoofdklacht.nbsp;Maar van deze menschen gingen toch ook velen eenigenbsp;dagen later, wanneer zij zagen dat hun kameraden hetnbsp;werk hadden hervat, weer aan den gang, Eenigen blevennbsp;achter, bij wie de slapeloosheid hardnekkiger was, dienbsp;’s nachts sterk transpireerden, nog schrokken van hetnbsp;vliegtuiggeronk al waren zij buiten op het platte land.nbsp;Deze menschen hadden een te grooten angst om weer innbsp;de stad te komen, die zij niet konden overwinnen. Zijnbsp;gevoelden zich zeer beklemd en angstig, zelfs als zij voornbsp;controle moesten komen. Enkelen waren er die het zelfsnbsp;zoover niet konden brengen, ook al werden zij met ontslagnbsp;bedreigd:

lil. Man, 58 /aar, vast werkman Rijkswerf.

Was erg overstuur toen op een middag ettelijke bommen op de Werf explodeerden en brand ontstond. Hij kwamnbsp;,,kapot” thuis, wist niet meer wat hij deed, was als versuft,nbsp;trilde en schokte, liep van de eene kamer naar de andere ennbsp;weer terug. Ook den volgenden dag heeft hij nog gewerkt.nbsp;Na 24 Juni is hij ’s middags naar Amsterdam gevlucht. Heeftnbsp;daar een week lang bij familie als versuft in de kamer gezeten. Niets interesseerde hem. Goede oriënteering in tijd ennbsp;plaats. Sliep zeer slecht. Op 3 September is hij weer in Dennbsp;Helder, overdag althans, 's nachts gaat hij buiten de plaatsnbsp;slapen, omdat hij anders geen slaap kan krijgen. Hij is nunbsp;steeds erg vergeetachtig, weet niet waar hij voorwerpennbsp;gelegd heeft, die vlak te voren nog in zijn handen waren.nbsp;Durft niet op straat te komen. Voelt zich in huis in gezelschap van zijn vrouw nog het beste. Heeft nog eenige moeitenbsp;in het vinden van den datum. Hij is gejaagd en doet allesnbsp;met haast. Zweet veel, vooral ’s nachts, Den laatsten tijd,nbsp;na het bombardement, is hij zeer zwaartillend geworden.

Ik dank deze gegevens en de grafiek aan den wnd. directeur van de Rijkswerf Ir. de Klerk, die ze mij zeer welwillend ter publicatie afstond,nbsp;waarvoor hem alsnog dank wordt gezegd.

-ocr page 89-

AOO


Uit de dateering blijkt dat de grafische registreering van het aantal ziektegevallen eenige dagen na het bombardement van 24/25 Juni begint. Het aantal verzuimen waarvan ziekte als oorzaak wordt opgegeven is dan nog veel hooger dan voor den 25en Juni. Langzaam daalt de lijn om na ieder bombardement weer even een top

te vertoonen. Ook deze toppen dalen echter geleidelijk, terwijl het aantal arbeiders op de werf gelijk bleef of eerder nog toenam. Opgemerkt moet wel 'vorden dat de hevigheid der bombardementen ook afnam, geen bombardement was zoo schokkend als dat van 24/25 Juni 1940.


-ocr page 90-

'■^4, ' •; nbsp;nbsp;nbsp;.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ,

•a




'%-.4A






'vi



i ,'


4


-â–  t 'â– 


t' â– '


â– 

' t-'','


■'i* ■.•■— '’,


TC''quot;'


'5 ■ ’.: • nbsp;nbsp;nbsp;'


......


■ , nbsp;nbsp;nbsp;'l^•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ ^ V- ' -lt;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\

_. • ry^ • • •^-.:\ i.



f’


' V-,


c' \ ■ •



«• ab,


ÃS-V'tï




R;V r, ,'' nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'


7 , /V2'


^4


'^■ :'4-K; . . ;■ :■ - ' J ■• nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■■








-

;Stó;


■.,*‘*. .,,v ••


\: . *• •,





â– .%'

-■'ii»




'• -y


. t’





'vS':





.V,4


- • JC- '



I. '*?:.



. h


'•gt;‘' L ■



\ \2j

gt;.'


'-}





i 2,.:'.


â–  );



quot;'^'â– t'' Ãl' - â– '


. ..- :,?3;---


'fiy/i'f-x. â– 



• 'kv quot;


?!


-w:


.'■'••i’.T ■*«• .


ipj^. '



-ocr page 91-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 85

Vroeger was hij steeds optimistisch en opgewekt. Hij geeft echter aan, dat zijn levensopvatting dezelfde is gebleven. Hijnbsp;is geloovig en zijn geloof heeft hem er bovenop gehouden,nbsp;anders zou hij radeloos zijn geworden, meent hij. Lichamelijknbsp;was hij altijd goed gezond, is eenige jaren geleden voornbsp;appendicitis geopereerd. Ook thans worden somatisch geennbsp;afwijkingen gevonden.

Deze man, die mij vroeger bekend was als een opgewekte evenwichtige man is nu zeer onevenwichtig in zijn uitingen. Hij is onrustig en depressief, en maakt dennbsp;indruk gepreoccupeerd te zijn. Hij heeft gezelschap noodignbsp;en vindt dat in zijn vrouw. Innerlijk is het zijn geloof, datnbsp;hem nog staande houdt. Na eenigen tijd heeft hij hetnbsp;normale evenwicht herwonnen en druft weer te gaannbsp;werken. Wij meenen hier te kunnen aantreffen eenigenbsp;hysterische verschijnselen, maar verder ook symptomen,nbsp;die als van existentieel-neurotischen aard zijn te beschouwen.

IV. Man, 31 /'aar, in rijksdienst.

Na 24 Juni is hij uit de stad moeten vertrekken wegens ,,ziekte”. Hij kon het werk, dat hij getracht had nog eenigenbsp;dagen voort te zetten, niet meer aan. Hij beefde den geheelennbsp;dag, had daarbij aphonie. Hij heeft toen ettelijke wekennbsp;buiten Den Helder doorgebracht en voelde zich toen meteennbsp;veel beter. 11 October heeft hij echter nog ernstige slaapstoornissen en voelt zich onrustig. Hij gaat nu weer naarnbsp;het werk, maar moet 's middags vaak braken als hij naar hetnbsp;werk gaat. Hij voelt zich het veiligst als hij bezig is.’s Nachtsnbsp;heeft hij nog geregeld angst, voelt dan vele hartkloppingennbsp;en bonzen in zijn borst. Zweet dan veel. Hij is overdag vaaknbsp;duizelig. Nu en dan heeft hij een dag met diarrhoe, vaaknbsp;frequente mictie als hij wat nerveus is, overigens zijn de vegetatieve functies ongestoord. Deze man heeft een iets tenbsp;groote schildklier. Deze is duidelijk voelbaar. Hij heeft eennbsp;fijne tremor, geen exophthalmus. Buiten Den Helder slaaptnbsp;hij nu goed, zelfs als er vliegtuigen over komen. Hij wasnbsp;vroeger nooit bang van aard, wel wat zwaartillend, maar nunbsp;is hij dit niet meer dan vroeger. Van vergeetachtigheid heeftnbsp;hij geen last. De inprenting is trouwens ongestoord. 24 October: Hij kan nog niet slapen zonder Veronal, maar als hijnbsp;’s nachts goed slaapt (met Veronal) heeft hij overdag geennbsp;bangheid meer onder het werken. Dat overwon hij. Zondernbsp;Veronal is hij echter direct onrustig.

-ocr page 92-

86

SCHRIK, ANGST EN VREES

Deze dus nog vrij jonge man kan aanvankelijk de situatie in het geheel niet aan. Hij reageert met duidelijknbsp;neurotische verschijnselen, maar toont zich toch lang^nbsp;zamerhand tegen de moeilijkheden opgewassen al is hetnbsp;dat een sedativum hem daarbij moet helpen. Het is alsofnbsp;het medicament de circulus vitiosus verbreekt, die er bestaat tusschen de somatisch-vegetatieve reacties en denbsp;psychische alteratie.

V. Man, 34 jaar, zeeman.

Vroeger op de groote vaart, nu in overheidsdienst. Komt eind Augustus 1940 op het spreekuur na eerst elders te zijnnbsp;behandeld. Na 24 Juni is hij niet meer opgewekt en vroolijk,nbsp;zooals vroeger steeds het geval was. Hij is ,,dien nacht”nbsp;in de algemeene paniek ook zijn huis uitgevlucht. Hij meent,nbsp;dat hij toen niet angstig was. Hij was althans heel goed bijnbsp;zijn positieven, ’s Middags is hij gewoon naar boord gegaan,nbsp;maar daar kreeg hij een ,.beklemming”. Hij stapte weer aannbsp;wal, sprong op zijn fiets en reed terug de stad in. Maar datnbsp;bevredigde hem ook niet en hij ging weer terug naar denbsp;haven. Naar hij meende is hij zoo wel 50 keer heen en terugnbsp;gereden. Hij durfde maar niet aan de haven te blijven. Vannbsp;werken kwam niets meer, en van af dat oogenblik heeft hijnbsp;in geen 4 tot 5 weken geslapen. Hij heeft nog één keernbsp;geprobeerd een paar dagen te werken, maar kreeg toen aannbsp;boord een soort „toeval van angst”. Hij zou met armen ennbsp;beenen hebben geslagen en niet geweten hebben wat hij deed.nbsp;Nu nog gaat hij ’s nachts zijn bed uit, en durft niet in huis tenbsp;blijven. Hij gaat in de open deur naar buiten staan kijken.nbsp;Vooral als hij vliegtuigen hoort is er geen sprake van datnbsp;hij binnen de muren kan blijven. Alles moet open. Hij heeftnbsp;dan hartkloppingen en transpireert sterk. Met Broom ennbsp;Luminal is het niet gelukt hem rustig te krijgen. Als ik hemnbsp;500 mgr. Veronal met 30 mgr. Codeïne geef, slaapt hij rustignbsp;door. Zijn algemeene stemming is gedeprimeerd. Hij praatnbsp;langzaam met monotoon stemgeluid. Hij gevoelt zelf, dat hijnbsp;in sommige opzichten „anders” is geworden. Het opgewekte isnbsp;hij kwijt, het leven drukt hem neer. Hij was lichamelijk altijdnbsp;goed gezond. Ook nu geen somatische afwijkingen gevonden.nbsp;Zijn moeder was jarenlang zenuwpatiënte, was vaak angstignbsp;en zou hallucinaties gehad hebben.

Deze man, die zegt vroeger nergens bang voor te zijn geweest, die de geheele wereld rond gekomen is en flink

-ocr page 93-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 87

was, is zijn psychisch evenwicht heelemaal kwijt geraakt onder invloed van een bombardement. Hij vertoont aanvankelijk de typische schrikgevolgen: slapeloosheid,nbsp;zweeten, beven, hartkloppingen, maar heeft tevens hysterische verschijnselen: schemertoestanden, verwardheid,nbsp;vermoedelijk een acces. Maar afgezien daarvan zijn ernbsp;enkele symptonen van existentieel-neurotischen aard. Hijnbsp;is n.1. veranderd en in zichzelf gekeerd en ter neer geslagen. De existentieele bedreiging is hem tot belevingnbsp;geworden en heeft hem een zekere omvorming doennbsp;ondergaan.

Merkwaardig is dat de toestand oogenblikkelijk verbeterde toen hij een paar nachten rustig geslapen had. Hij kan weldra weer het werk hervatten, maar zoodra hetnbsp;afweergeschut zich laat hooren is hij weer geheel in denbsp;war. Hij staat dan te trillen op zijn beenen.

VI. Man, 37 jaar, ambtenaar.

Komt 3 September 1940 op het spreekuur. Hij zegt de eerste 3 tot 4 dagen na het bombardement van 25 Juni weinignbsp;of geen last te hebben gehad, hij kon alleen niet veel eten,nbsp;had veel drukte aan zijn hoofd om vrouw en kinderen naarnbsp;veiliger oorden te krijgen. Toen dit gebeurd was, kreeg hijnbsp;nachtelijke aanvallen van rillen als een rietje en werd daarnbsp;wakker van. Hij zweette dan sterk. Dit ging gepaard metnbsp;angstgevoelens. Hij sliep toen en slaapt nu nog buiten denbsp;stad, en wordt dan niet angstig door het hooren van vliegtuigen, maar de angst overvalt hem zoo maar in den slaap.nbsp;Overdag in Den Helder durft hij niet meer goed alleen innbsp;huis te blijven. Hij laat de deur open staan als hij naarnbsp;binnen moet. Het closet durfde hij de eerste dagen alleen metnbsp;een zekere zelfoverwinning te bezoeken en liet de deur dannbsp;ook wijd open staan. Hij kon er niet tegen in zijn eigennbsp;huis in een vertrek met gesloten deuren te zijn. Zoo gauwnbsp;mogelijk spoedde hij zich dan weer naar buiten. Overigensnbsp;is hij niets veranderd door het gebeuren, hij is optimistischnbsp;gebleven, wat hij vroeger was en ziet de dingen over hetnbsp;algemeen rustig onder de oogen. Met wat Veronal wordt denbsp;slaap veel rustiger, maar er verloopen maanden voor hijnbsp;zich weer rustig in zijn eigen huis gaat voelen.

Hier dus een schrik- en angstreactie, die eenige dagen

-ocr page 94-

88

SCHRIK, ANGST EN VREES

latent is, zooals ook K 1 e i s t dat beschreven heeft. Hij voelt zich in deze dagen vrij opgewekt. Dan komen ernbsp;symptomen. Het feit dat hij niet alleen in huis durft tenbsp;zijn is hetzelfde verschijnsel, dat bij zooveel menschen aannbsp;den dag trad, die s avonds bij elkaar hokten, die zelfsnbsp;niet als familie alleen in huis durfden slapen en daaromnbsp;naar bevriende kennissen gingen z.g. omdat dat gezelligernbsp;is en omdat je elkaar dan kan helpen. Maar achter al dezenbsp;voorwendsels school in vele gevallen te duidelijk denbsp;geheim gehouden angst om ook maar den schijn te voelennbsp;van alleen te zijn. Het gemeenschappelijk ervaren gevoelnbsp;van bedreiging verliest blijkbaar, naarmate het door meerderen gedeeld wordt, een groot gedeelte van zijn angstwekkendheid en dit geruststellend gevoel houdt standnbsp;niettegenstaande de critiek van het verstand, dat zegt, datnbsp;het gevaar toch niets minder is of kan zijn, ook al is mennbsp;in een groot gezelschap bijeen. M e e r 1 o o typeert ditnbsp;verschijnsel heel goed met de woorden: ,,In de collectiviteit is steeds energie beschikbaar ter bestrijding van hetnbsp;enge en onzekere”, en knoopt daar de beschouwing aannbsp;vast over het onvergankelijke van de collectiviteit. Dit zounbsp;onmiddellijk verband houden met de eeuwigheid. „Angstnbsp;die doodsangst is wordt opgeheven door het besef opgenomen te zijn in de collectieve eeuwigheid”. Het is echternbsp;in de gemeenschap, dat men een ruggesteun zoekt ennbsp;vindt: de gedachte alleen te staan in het gevaar vergrootnbsp;den angst en de vrees. Het buiten de gemeenschap staannbsp;is op zichzelf reeds angstverwekkend. Het totale alleennbsp;staan zonder steun kan men ook opvatten als een grenssituatie in den zin van Jaspers.

Het was niet alleen het gevoel van niet goed alleen te durven zijn die bij verscheidene menschen opviel in dennbsp;eersten tijd na het zware bombardement. Er was ook eennbsp;opvallende nivelleering in de onderlinge verhoudingen.nbsp;Standsverschil verdween als sneeuw voor de zon. Menschen die vroeger elkaar nauwelijks aanspraken omdatnbsp;de een zich daartoe te gewichtig vond, of de ander te veelnbsp;tegen zijn buurman opkeek (hetgeen in de minderheidnbsp;doorgaans het geval is) werden ineens heel amicaal tegennbsp;elkaar. Dit was zoo opvallend dat er een humoristisch

-ocr page 95-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 89

Stukje in de Heldersche Courant ^) verscheen over dit onderwerp, een bewijs dat het niet alleen ons was opgevallen. Ook het feit dat men menschen van een zekerenbsp;standing allerlei karweitjes zag opknappen en boodschappen zag doen, die ze vroeger door anderen zouden hebbennbsp;laten verrichten, wees er op dat het menschelijk bestaannbsp;door dergelijke belevingen sterk wordt teruggeslagen opnbsp;zijn eigenlijke zijn. Hierop komen we later bij de bespreking van de nawerking van schrik- en angst-belevingen terug.

Het gevoel van niet goed alleen te durven zijn, behoefte aan gemeenschap te hebben, uitte zich soms zeer onopzettelijk. Zoo merkte iemand op, met wien ik in Oct. 1940 denbsp;gebeurtenissen van Juni besprak, dat hij zich wel rustignbsp;had kunnen houden die eerste dagen, „Maar”, zei hij, „jenbsp;hadt elkaar toch noodig. En een praatje met de buren kalmeerde toch erg”.

Een enkele maal betrof het samenzijn zeer bepaalde personen, b.v. in het volgende geval,

VU. Vrouw, 41 jaar oud, kinderloos.

Was steeds erg angstig en ongerust, ook al was haar man bij haar thuis. Deze kalmeerde haar dan wel door een rede-neering op touw te zetten over het gebruiken van haarnbsp;verstand en de geringe trefkans te bespreken, e.d. meer. Maarnbsp;dit kon haar geen rust geven. Toen begin 1941 haar ouders bijnbsp;haar kwamen inwonen, voelde zij zich ineens veel rustiger ennbsp;veiliger. Zij hoefde nu niet meer, zooals vroeger, telkensnbsp;eenige weken buiten de stad te gaan om weer op verhaal tenbsp;komen, en ook al werd er ’s nachts eens geschoten ofnbsp;vielen er bommen, dan had zij toch een gevoel alsof zijnbsp;beschermd werd. Zij kan dat niet onder woorden brengen,nbsp;maar weet zelf zeker, dat het wel samenhangt met de aanwezigheid van haar moeder, die oud en hulpbehoevend is.nbsp;Zij denkt dan wel eens; ,,mijn moeder heeft al zooveelnbsp;beleefd en is er altijd goed doorgekomen, dat zal nu ook welnbsp;ons behoud zijn”.

Geen wonder, dat de combinatie van deze beide situaties alleen en in levensgevaar dubbel „erschütternd”nbsp;werkt bij dengene die ze als zoodanig beleeft.

Held. Courant, 30 Aug. 1940.

-ocr page 96-

90

SCHRIK, ANGST EN VREES

Paniek.

De vraag doet zich voor of dit niet in tegenspraak is met hetgeen wij bij de paniek kunnen waarnemen. Vannbsp;een paniek spreken wij toch alleen dan wanneer ernbsp;sprake is van een menschenmenigte, een vrij groote hoe^nbsp;veelheid menschen, die zoo een massa vormen. Maar hiernbsp;ontbreekt dan de critiek. De massa is critiekloos in tegenstelling met het gezelschap. Bovendien is de massa-in-paniek als totaliteit van allen steun beroofd, elk is dennbsp;ander een vijand, ieder individu staat in de massa alleen.nbsp;En dat niettegenstaande de massa is gevormd uit eennbsp;groot aantal volstrekt niet gelijksoortige individuen. Maarnbsp;deze individuen hebben voor een zeer groot gedeelte hunnbsp;eigen individualiteit verloren, zij zijn opgegaan in denbsp;transindividueele eenheid, die men massa noemt. In denbsp;massa brengt zijn persoonlijke hoedanigheid den enkelingnbsp;niet in botsing met de andere leden van die transindividueele eenheid, omdat deze hoedanigheden zijn afgelegd.nbsp;De integratie is teloor gegaan onder invloed van werkelijknbsp;of vermeend gevaar. Paniek is een besmettelijke collectieve psychose (Meerloo). Deze transindividueelenbsp;eenheid reageert als een zelfstandig wezen. Zij vlucht innbsp;zijn geheel op een enkel teeken, een sein, gelooft onvoorwaardelijk het gerucht, dat zich in een massa als het warenbsp;,,blitzartig” verspreidt, terwijl niemand weet wie het hetnbsp;eerste gezegd of gehoord heeft. Evenmin als iemand weetnbsp;wie het sein tot actie heeft gegeven. Dit wezen redeneertnbsp;op het lagere psychische niveau, dat opgevat kan wordennbsp;als den grootsten gemeenen deeler van het psychischenbsp;niveau der totaliteit van de de-massa-samenstellende-indi-viduen. De suggestibiliteit is dienovereenkomstig sterk toegenomen, ja deze is bijna onbegrensd, en op te vatten alsnbsp;het kleinste gemeene veelvoud van de mate van suggestibiliteit der de-massa-samenstellende-individuen. De massanbsp;vertoont regressie, het aan allen gemeenschappelijke instinctieve leven komt boven. Nu zegt Paul Schilder: „Um sonbsp;mehr allen Menschen gemeinsames Seel^hes zum Vor-schein kommt, je tiefer die Regression (ist)”. Zouden wijnbsp;deze uitspraak in dit verband niet mogen omkeeren en con-

-ocr page 97-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 91

cludeeren dat hoe dieper de regressie is des te meer het aan allen menschen gemeenschappelijke psychische te voorschijn komt? Zoo het driftmatige dat tot uiting komt in denbsp;massa-in-paniek. Op het lager psychisch niveau heerschtnbsp;de emotionaliteit veel meer onbeperkt. Alle gewaarwordingen en handelingen zijn „emotioneel” bepaald. Doordat innbsp;de massa-in-paniek de regressie groot is, en de individuennbsp;elkaar zeer gelijk worden, als het ware één worden, gevoeltnbsp;het individu zich als zoodanig in de massa eenzaam, het isnbsp;„alleen”, want het is ,,al-één” wat er in de massa zichnbsp;manifesteert. A. W e b e r beschrijft een paniek als volgt:nbsp;,,Und zwar geschieht das so, dass irgendeine zufallig hin-geworfene Bemerkung aufgegriffen wird, weiter kursiertnbsp;und in wenigen Augenblicken vollstandig entstellt und alsnbsp;sichere Tatsache von der völlig kritiklos gewordene Massenbsp;aufgenommen wird. Oder die masslos erregte Phantasienbsp;eines Einzelnen, die an akute Verwirtheit grenzende Er-schütterung seiner Seele, lassen den Betreffenden einennbsp;ganz natürlichen, bedeutungslosen Vorgang falsch deuten,nbsp;ins Ungemessene steigern, oder er projiziert ein in seinernbsp;krankhaft erregten Phantasie existierendes Bild nachnbsp;aussen — er halluziniert — stürzt eventuell mit dem ein-zigen Gedanken, sich zu retten, fort und reisst die imnbsp;höchsten Grad suggestibele Menge mit sich. Wir habennbsp;die Panik, in der sich dann der sonst durch die Erziehungnbsp;eingedammte Egoismus in brutalster Weise offenbart” i).

Zelf hebben wij een dergelijke paniek kunnen waarnemen, en kunnen het door Weber gezegde daarmee illustreeren. Op een middag in Juni 1940 ging plotselingnbsp;het gerucht: „de werf zal om 4 uur gebombardeerd worden, er zijn strooibiljetten uitgeworpen, die dat aankondigen”. Ik zag voorbij mijn raam menschen wegvluchten,nbsp;de één op een drafje, de ander gewoon loopend, moedersnbsp;met kinderwagens, zieken met beddegoed, allen bewogen

Nadat dit reeds neergeschreven was, kwam ons het artikel van B. Stokvis onder oogen: Psychologie van Individuen en Massa in Paniekstemming. N. T. v. Psychologie VII, p. 296. Hoewel wij dit artikel in denbsp;litteratuurlijst hebben opgenomen kan het toch niet als bron voor bovenstaande beschouwing gelden. Bovendien zijn er bij veel overeenstemmingnbsp;te veel verschilpunten.

-ocr page 98-

92

SCHRIK, ANGST EN VREES

zich in één richting: naar buiten de stad. Op de vraag wat er aan de hand was, luidde het stereotype antwoord:nbsp;„De werf wordt om 4 uur gebombardeerd”. Vraag: „Wienbsp;zegt dat?”. „Strooibiljetten zijn uitgeworpen”. Vraag:nbsp;„Waar zijn die?” Schouder ophalen: „Iedereen zegt het,nbsp;u moet vluchten, het is gauw 4 uur”.

Sommigen haastten zich niet, maar ieder, die ging was overtuigd in zijn vlucht, liet alles achter, dacht alleen aannbsp;zelfbehoud en dat van zijn familie. Ongemotiveerd,nbsp;zonder te vragen of het redelijk was, zonder ter bevoegdernbsp;plaatse nader te informeeren. Van het geheele geruchtnbsp;bleek niets waar te zijn. Toch bleven velen dien nachtnbsp;buitenshuis in de duinen overnachten. Men kon de men-schen van alles zien meenemen, zelfs heel onbenulligenbsp;dingen. Ook het traditioneele kanariepietje ontbrak niet.

Men is geneigd te veronderstellen dat alleen intellectueel minder ontwikkelde menschen dergelijke simpele dingen meenemen en belangrijke vergeten. Dit is echternbsp;niet juist, zooals ik aan enkele gevallen kan demon-streeren.

VIII.

Een heer, die jarenlang kassier was en het beheer had over een groote kas, ging in den nacht van 24/25 Juni, tijdens hetnbsp;bombardement en den brand, uit zijn huis naar zijn kantoornbsp;om het kasgeld te hajen en onder zijn persoonlijk beheer tenbsp;hebben. Thuis gekomen werd de tasch met geld bij de deurnbsp;gezet, om deze direct bij de hand te hebben. Plotseling viel ernbsp;dichtbij een 'bom, zoodat ruiten sprongen en deuren openvlogen. Hij ging uiterlijk zeer kalm zijn huis verlaten,nbsp;meenende dat hij heel gewoon deed. Een heel eind van huisnbsp;schoot hem pas te binnen, dat hij de tasch met geld, waarvoor hij zich eerst in gevaar begeven had, nu geheel vergetennbsp;was en in zijn geteisterd huis met open deuren en ramen hadnbsp;laten staan.

Een soortgelijk geval betreft een arbeidersvrouw, die ook haar tasch met kostbaarheden had klaar gezet en die, toennbsp;zij ’s nachts haar huis ging verlaten, alleen maar om buitennbsp;de stad te gaan, hoewel in haar woonbuurt niets bijzondersnbsp;was voorgevallen, wel allerlei kleinigheden meenam, maarnbsp;de tasch met haar geld liet staan.

IX.

-ocr page 99-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 93

Blijkbaar treedt door de emotie van den schrik een bewustzijnsvernauwing op, die de aandacht uitsluitendnbsp;geconcentreerd houdt op één doel n.1. zelfbehoud. Al isnbsp;het individu uiterlijk kalm en beheerscht: het zelfbehoud-instinct is zeer machtig. Dit wordt onderschat door velen,nbsp;die zelf nog nooit dit aan den lijve ondervonden. Ook innbsp;den oorlog is dit gebleken als burgers in het achterlandnbsp;de beteekenis onderschatten van het offer, dat van dennbsp;soldaat in alle rangen gevergd wordt. Zoo schrijft H.nbsp;B i c k e 1, dat degenen die den oorlog niet kennen geneigdnbsp;zijn de drift tot zelfbehoud te onderschatten en opofferingnbsp;als iets vanzelfsprekends te beschouwen. Niets is mindernbsp;waar. Dit is door verschillende andere schrijvers bevestigd. (Löwy, Schneider, Rohde, vonnbsp;Steinau-Steinrück, A. W e b e r, e.a.).

Buitenstaanders.

Er waren menschen, die aanvankelijk doordat zij wat buitenaf woonden niet bijzonder geschrokken waren doornbsp;het bombardement, maar pas den volgenden dag, toen zijnbsp;zagen wat er gebeurd was, schrokken. M.a.w., toen drongnbsp;door de zin van wat er gebeurd was. Daarna werdennbsp;ook deze menschen angstig als er ’s nachts vliegtuigen overvlogen of ergens een bom explodeerde. B.v.;

X. Vrouw. 52 jaar.

In den nacht van 24/25 Juni 1940 was zij alleen wat trillerig tijdens het bombardement. De bommen vielen nietnbsp;dicht bij haar in de buurt. Zij dacht zelfs dat het een heelnbsp;eind bij haar vandaan was. Toen zij den volgenden dag allesnbsp;zag, werd zij erg ,,bang en angstig”. In October komt zij opnbsp;het spreekuur, want zij is tegen den avond erg angstig ennbsp;onrustig, slaapt slecht, steeds kloppen tegen de keel en eennbsp;dik gevoel in de keel. Ze is niet vergeetachtig.

Ter zelf der tijd behandelde ik buiten Den Helder een oude dame. Deze vertelde mij, dat zij het de eerste dagennbsp;heel gek gevonden had, dat de menschen allemaal weg-

-ocr page 100-

94

SCHRIK, ANGST EN VREES

vluchtten uit hun huizen en de stad verlieten. Toen zij echter zelf een dag daarna door haar dochter in een autonbsp;meegenomen was om de verwoestingen in de stad eensnbsp;te bezien, gingen haar oogen open. Toen kon zij de men-schen best begrijpen.

Ervaringen, die er op wijzen, dat degenen, die dergelijke, het leven bedreigende situaties niet zelf beleefd hebben, zich deze en daarmee gepaard gaande reactiesnbsp;niet kunnen indenken en dus ook niet voldoende kunnennbsp;waardeeren, werden door zeer veel ingezetenen van Dennbsp;Helder, die nadien in andere plaatsen vertoefden, opgedaan. Het feit dat deze vluchtelingen schrokken vannbsp;onverwacht lawaai, van vliegtuiggeronk, vooral s nachtsnbsp;onrustig, of in den beginne zelfs overstuur raakten, ernbsp;voor uit hun bed gingen enz., wekte dikwijls bij denbsp;anderen protesten op en kritiek. Deze anderen vondennbsp;dit onzin, dwaas, overdreven. En soortgelijke kwalificaties werden in groote verscheidenheid gebruikt, zooalsnbsp;ons van alle kanten door patiënten werd medegedeeld ennbsp;zooals wij zelf ook konden ervaren. Soms gaf dit aanleiding tot moeilijkheden, zelfs tusschen familieleden.nbsp;Later toen in sommige vluchtoorden ook eenige bommennbsp;vielen, die dan de vluchtelingen heftig deden schrikken,nbsp;maar ook de autochtone bewoners even deed beleven watnbsp;zooiets beteekent, hoorde ik keer op keer de opmerkingnbsp;maken: ,,nu begint men ons beter te begrijpen”, of: ,,nunbsp;beginnen de menschen hier het ook te begrijpen”. Ditnbsp;beter begrijpen en mee kunnen beleven ging gepaardnbsp;met meerdere waardeering en verhoogd gevoel van saam-hoorigheid. In vele gevallen leidde het gevoel van tochnbsp;niet begrepen te worden er toe, dat men maar liever nietnbsp;over zijn belevenissen en ervaringen tijdens bombardementen sprak. Men kon er moeilijk over spreken, eener-zijds deed dit de ervaringen weer zeer levendig wordennbsp;in de herinnering, en anderzijds werd men toch niet begrepen. En dat niettegenstaande men dikwijls er welnbsp;graag over wilde praten. Dat dit liever verzwijgen vannbsp;het beleven niet iets bijzonders, maar een algemeen verschijnsel is, bewijst ook de ervaring uit den vorigennbsp;oorlog, toen de frontsoldaten doorgaans weinig mededeel-

-ocr page 101-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 95

zaam waren over hun ervaringen. Het is echter niet zoo op te vatten als M e e r 1 o o doet, die zegt, dat schrik eennbsp;latentie heeft, die tot jaren kan duren. Maar het is voornbsp;den frontsoldaat onmogelijk geweest om over zijn recentenbsp;,,erschütternde” ervaring te spreken met menschen, dienbsp;enkel nieuwsgierig waren, en de situatie niet konden ofnbsp;durfden begrijpen en invoelen. Wel verschenen de eigenlijke oorlogsboeken pas jaren na den oorlog, maar toennbsp;kwam de behoefte om weer eens te ,,griezelen”, die doornbsp;den oorlog zelf met alle er aan verbonden ellende reedsnbsp;voldoende bevredigd was, weer langzaam naar boven.nbsp;Hierin blijkt ook weer, dat de mensch een zekere behoeftenbsp;heeft aan krachtige emoties. Maar voornamelijk denkennbsp;wij aan de publicatie van Straus, als hij beschrijft denbsp;zucht van vele menschen om in de grenssituatie te vertoeven. Dit feit treedt ook aan den dag in een verschijnsel,nbsp;dat ik eenige keeren kon waarnemen, dat, als er een tijdnbsp;lang niets bijzonders was gebeurd, men geen schot gehoord of geen bom gemerkt had, er een zekere zucht komtnbsp;naar herhaling van het eens doorleefde. De mensch zoektnbsp;de grens.

Vrees voor terugkeer, euphorie na gevaar, slapeloosheid, vegetatieve reactie.

Velen ondervonden een sterke weerzin om in de stad terug te keeren. Het vertoeven in de plaats was voor hennbsp;representatief voor het vertoeven in de grenssituatie.nbsp;Bekend is mij het geval van een vader, wiens zoon doornbsp;een scherf was gedood, maar die niet op de begrafenisnbsp;van dien zoon durfde te komen, enkel uit angst om in denbsp;plaats te zijn. Dit betreft ook andere meer beperkte situaties, die aan het doorstane gevaar herinnerden en dienbsp;weerzin opwekten. Zoo moesten wij zelf de eerste dagennbsp;een zekeren tegenzin overwinnen om in ons schuilplaatsjenbsp;te gaan waar wij dien nacht allerlei dingen hadden ingedragen, kleedingstukken, lantaarn, enz. Toen eenigenbsp;weken later mijn kinderen een dag in Den Helder warennbsp;en in den tuin rondkeken en ik den jongsten vroeg om evennbsp;wat uit het schuilplaatsje te halen, was het resultaat dat

-ocr page 102-

96

SCHRIK, ANGST EN VREES

zij er wel naar toe liepen, maar bij het naar binnen gaan terug weken met de woorden: „Hè nee, vader, dat is zoonbsp;akelig”. Voorheen was het een geliefd speelholletje. Soortgelijke uitingen ving ik van mijn kinderen op toen mijnnbsp;vrouw eens voorstelde om eens versjes te zingen. Toevallig versjes, die zij s nachts in het schuilplaatsje gezongennbsp;hadden. Zij wilden deze niet zingen, hoewel zij ze vroegernbsp;steeds gaarne zongen. Nu ook werd het afgewimpeld metnbsp;de opmerking: ,,het klink zoo akelig, net of wij in denbsp;schuilplaats zitten”. Men kan dit phaenomeen zoo men wilnbsp;als ,,neurotisch” bestempelen. Maar indien ergens dannbsp;geldt hier het woord van Kretschmer ,,Die Psychologie der Neurosen ist die Psychologie des menschlichennbsp;Herzens überhaupt”.

De eerste weken in Juni en ook later als er nu en dan overdag bomaanvallen op Den Helder plaats vonden,nbsp;hield ik dikwijls spreekuur met een gevoel van beklemmingnbsp;in de borst en een droog gevoel in de keel. Ik kon dit nietnbsp;verdrijven door mij zelf te suggereeren, dat er nietsnbsp;bijzonders aan de hand was of door mij voor te praten,nbsp;dat het toch goed was in Den Helder bezig te zijn en iknbsp;verder alles maar zijn loop moest laten gaan. Het was dannbsp;ook niet prettig, zooals eens op een keer gebeurde, tezamennbsp;met een collega en een uitgekleeden patiënt voor een óverkomenden bommenwerper onder daverend afweergeschutnbsp;dekking in het zandzakkenschuurtje te moeten zoeken.

Er waren echter veel patiënten, die klachten hadden over heftig beklemmende pijnen in de hartstreek, alsofnbsp;alles samengesnoerd werd. Soms werd aangegeven, datnbsp;deze pijnen uitstraalden in den arm. Bij onderzoek werdnbsp;nooit iets organisch gevonden. Trouwens de andere omstandigheden bij deze menschen pleitten sterk tegen eennbsp;organische angina pectoris. Na verloop van tijd verdwenennbsp;deze klachten ook geheel bij iedereen.

Het verschijnsel van euphorie den eersten dag of dagen na de ramp werd door meerdere menschen mij medegedeeld, maar was om begrijpelijke redenen geen aanleidingnbsp;om medisch advies in te winnen. Bij na vraag verwonderdenbsp;men zich er over, dat het zoo was. Soms was het zelfs nietnbsp;als vreemd opgevallen.

-ocr page 103-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 97

XI. Vrouw, 35 jaar. gehuwd.

Zij vertelt, dat zij er de eerste dagen erg vreemd uitzag. Zij had zulke groote rare oogen, daarbij was zij eigenaardignbsp;opgewekt en lacherig de eerste weken. Zij kon dit niet tegenhouden en merkte wel, dat de menschen in haar omgevingnbsp;het vreemd vonden. Vermoeidheid voelde zij in het geheelnbsp;niet.

Een zeer hinderlijk en zeer algemeen verschijnsel was de slapeloosheid, die bij velen zelfs wekenlang aanhield,nbsp;Nièt~alleen dat degenen, die door hun werk genoodzaaktnbsp;waren in de plaats te blijven, niet konden slapen, wat nognbsp;verklaarbaar was door de vele nachtelijke vliegtuigen ennbsp;het afweergeschut, maar evenzeer degenen, die buiten denbsp;gemeente vertoefden, hadden veelvuldig deze klacht. Mennbsp;lag wakker, hoorde ieder vliegtuig, hoorde schieten in denbsp;verte, was dan even beverig en kreeg hartkloppingen,nbsp;velen klaagden daarbij ook over sterk zweeten. Sommigennbsp;gingen maar uit hun bed, liepen zolder of gang over, ofnbsp;gingen naar buiten om de onrust maar te verdrijven.nbsp;Overdag hadden zij geen bijzondere klachten overnbsp;slaperigheid of vermoeidheid als gevolg van de slechtenbsp;nachtrust. Het eenige middel, dat hier zeer goede dienstennbsp;bewees, was Veronal in combinatie met Phenacetine ennbsp;Codeïne. De andere gebruikelijke sedativa met namenbsp;Broom en Luminal hadden weinig uitwerking op denbsp;slapeloosheid. Het Veronal heeft vele menschen uitkomstnbsp;gebracht.

Een belangrijk symptoom, alleen bij volwassenen waargenomen, was de binnen eenige weken optredende daling van het lichaamsgewicht. Deze daling trad op in dennbsp;zomer en herfst 1940, toen althans in Noordholland vannbsp;een verminderde voedingsmogelijkheid nog in het geheelnbsp;niet mocht worden gesproken. Nadeel ondervond niemandnbsp;van deze gewichtsvermindering. Integendeel, in vele gevallen ging het gepaard met een uitstekend welbevinden,nbsp;zelfs verhoogden eetlust en dientengevolge opname vannbsp;grootere hoeveelheden voedsel. Nu is dit moeilijk innbsp;cijfers aan te toonen, maar de veelvuldige mededeelingen,nbsp;die ons van allerlei menschen uit zeer verschillend milieu.

-ocr page 104-

98

SCHRIK, ANGST EN VREES

man zoowel als vrouw, ter oore kwamen en onze eigen ervaringen maakten deze verschijnselen wel tot een vaststaand feit. Niettegenstaande de ruime voedselopnamenbsp;was de gewichtsafname in sommige gevallen zoo excessiefnbsp;(ik nam gevallen waar van 10—16 kg), dat uitgebreidnbsp;onderzoek noodig was. Behoudens een enkele uitzondering, waarbij een glucoserie werd gevonden, die het gevolg was van een latente diabetes bleken geen somatischenbsp;afwijkingen aantoonbaar. Voor zoover ik kon nagaan wasnbsp;het gewichtsverlies het meest evident bij menschen van hetnbsp;pyknische type. Toch bleven de asthenische typen nietnbsp;vrij van dit symptoom: zelf uitgesproken asthenisch vannbsp;lichaamsbouw was ik in korten tijd nog 5 kg afgevallennbsp;op een totaal gewicht van 65 kg. Mijn vrouw, uitgesproken pyknisch gebouwd, had op hetzelfde gewicht ooknbsp;hetzelfde gewichtsverlies.

XII. Man, 63 /aar, werkbaas.

Vroeger gewicht 80—85 K.G. (gecontroleerd). Komt in den nazomer 1940 op het spreekuur omdat hij steeds innbsp;gewicht afvalt. Hij is nu nog 65 K.G. Maar hij gevoelt zichnbsp;heel goed, heeft geen enkele klacht. Zelfs voelt hij zich beternbsp;dan vroeger, wat „luchtiger”. Hij is niet in het minst nerveus,nbsp;zegt overal goed tegen te kunnen, trekt zich van geen bombardement iets aan. Slaapt goed. Eetlust uitstekend en hijnbsp;kan van alles nog zooveel eten als hem lust.

Bij onderzoek worden geen afwijkingen gevonden. Daar hij zich ongerust blijft maken, wordt nog een internist geraadpleegd, die na een nauwkeurig onderzoek ook niets afwijkendsnbsp;kan constateeren.

Dit verschijnsel heeft Reichardt ,, vegetatieve reactie” genoemd. Nu is het een feit, dat men ook uitnbsp;andere streken van ons land kon vernemen van gewichtsverlies. De Hoofdinspecteur voor de volksgezondheidnbsp;— Dr. Banning — aan wien ik om inlichting vroeg,nbsp;was zoo welwillend mij mede te deelen in 1941, dat hemnbsp;van uit alle streken van ons land berichten over gewichtsverlies ter oore kwamen. „Na de Mei-dagen van 1940 zijnnbsp;tal van personen afgevallen zonder dat men van verminderde voeding mocht spreken”. Deze z.g. vegetatieve

-ocr page 105-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 99

reactie is te verwachten na allerlei schokkende gebeurtenissen, heftigen schrik, ongevallen, katastrophen als aardbevingen, en blijkbaar ook na oorlogs-gebeurtenissen.nbsp;Zooals Reichardt vermeldt en ook Harden-berg aantoont kan dit symptoom zich ook voordoen nanbsp;betrekkelijk kleine ongevallen, mits het voorval als schokkend beleven wordt ondervonden.

Geheugenstoornissen en andere klachten.

Een veelvuldige klacht was de vergeetachtigheid, die wekenlang aanhield, zooals ik ook zelf kon ervaren. Velenbsp;menschen hinderde dat in hun werk. Huisvrouwen vertelden, dat zij telkens vergaten waar zij iets gelegd hadden, zakenmenschen, dat zij alles moesten opschrijven,nbsp;collega’s, dat zij zich onmogelijk konden concentreerennbsp;op een tijdschriftartikel. Zelfs eenige maanden daarnanbsp;waren er nog vele personen, die dezen hinder ondervonden.nbsp;Eenige leeraren M.O. vertelden mij na September 1940,nbsp;dat zij veel langer dan andere jaren werk hadden om hetnbsp;lesrooster in hun hoofd te krijgen. Eiken dag moesten zijnbsp;weer bij de leswisseling vragen, of in hun boekje kijken,nbsp;welke klas zij nu moesten hebben.

Nu is in dit geval de verminderde inprenting niet alleen te wijten aan een bombardement, maar ongetwijfeld ooknbsp;aan de préoccupatie ten gevolge van den bijzonderennbsp;toestand in Den Helder, met de voortdurende bedreigingnbsp;van oorlogshandelingen. Als illustratie het volgendenbsp;geval, dat niet van humor ontbloot is.

XUl.

De heer X. had met zijn vrouw de gezamenlijke sieraden en dingen van waarde opgeborgen in een taschje van hemzelf, opnbsp;den morgen van 25 Juni. Toen nu, eenige dagen later, terwijlnbsp;zij bij vreemde menschen thuis waren, mevrouw deze voorwerpen te voorschijn wilde halen, wist geen van de beidenbsp;echtelieden die te vinden. Alles werd afgezocht, aan hetnbsp;taschje werd in t geheel niet gedacht, terwijl zij het toch zelfnbsp;opgeborgen hadden. Men ging nu aan diefstal denken en denbsp;politie werd in den arm genomen. Nadat deze enkele huis-genooten aan een verhoor had onderworpen, hetgeen totnbsp;groote verontwaardiging aanleiding gaf, werden de voorwer-

-ocr page 106-

100 nbsp;nbsp;nbsp;SCHRIK, ANGST EN VREES

pen plotseling teruggevonden, doordat mijnheer ineens weer aan zijn taschje dacht. Vele excuses waren noodig om denbsp;zaak met zijn gastheer en gastvrouw in het reine te brengen.

XIV.

Betreft een man van 43 jaar, die dikwijls geld moet in-casseeren. Na 25 Juni heeft hij de eerste nachten niet geslapen. Hij zweet ’s nachts als hij schieten hoort, heeft dan dikwijls een angstig en beklemd gevoel. Overdag is hij rustig,nbsp;maar hoe verder de dag komt, hoe onrustiger hij wordt. Hijnbsp;is erg verstrooid, vergist zich telkens met den datum en hetnbsp;geld. De vergeetachtigheid is zeer hinderlijk. Toch wordt denbsp;inprentingsproef met 6 cijfers vlot uitgevoerd: slechts eennbsp;enkelen keer vergist hij zich. Hij durft 's avonds niet alleen innbsp;huis te zijn. Hij gaat buiten de stad slapen, omdat hij andersnbsp;geen rust krijgt. Het is niet de veiligheid zelf, die hij zoekt,nbsp;maar het gevoel van veiligheid. Letterlijk zegt hij „als jenbsp;maar het gevoel hebt, dat je veilig kunt slapen, ook al is hefnbsp;in werkelijkheid niet eens zoo”.

Dit gevoel van veiligheid moet het individu hebben om rustig te kunnen slapen. Het is uit den oorlog bekend, datnbsp;soldaten soms uitrustten onder wankele dekking: als zijnbsp;het gevoel hadden veilig te zijn dan was de mogelijkheidnbsp;van rusten daar.

B i c k e 1 wijst daar reeds op. Het subjectieve inzicht in den aard der dekking geeft den doorslag ook al is dezenbsp;in werkelijkheid niet betrouwbaar. Vandaar het verhoogdenbsp;gevoel van veiligheid, dat een bevolking heeft als zij weetnbsp;dat er veel schuilplaatsen zijn en als zij weet dat zij vrijnbsp;is in haar bewegingen om te vluchten daarheen waar mennbsp;zich veilig gevoelt, al is dan deze veiligheid objectief beoordeeld maar betrekkelijk.

Het phaenomeen, dat velen niet alleen in huis durfden te zijn, vooral de eerste dagen na het bombardement, reedsnbsp;aan andere voorbeelden gedemonstreerd, wordt door ditnbsp;geval ook weer duidelijk aangegeven. Zelf kon ik datnbsp;gevoel ook opmerken de eerste dagen na het bombardement.

Een verschijnsel dat ook nog wel eens vernomen werd en oorzaak was van het zoeken van medische hulp wasnbsp;het trillen en beven bij het hooren van een vliegtuig, vooral

-ocr page 107-

EIGEN BELEVINGEN. WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 101

’s nachts. Sommige menschen hadden dit ook overdag in hinderlijke mate.

XV. nbsp;nbsp;nbsp;Vrouw, 45 /aar, gehuwd.

Komt 25 Februari 1941 op het spreekuur, omdat zij zeer heftig begint te trillen als zij vliegtuigmotorgeronk hoort,nbsp;vooral ’s nacht. Het trillen zit vooral in de beenen. De knieënnbsp;bibberen heelemaal en zij kan ze niet stil houden. Dit hindertnbsp;haar zeer. Het verschijnsel houdt direct op als zij niets meernbsp;hoort.

XVI. nbsp;nbsp;nbsp;Een ander geval: Vrouw, 46 /aar, gehuwd.

Was juist op het spreekuur, toen er onverwacht eenige bommen op de werf explodeerden, voordat het afweergeschutnbsp;in actie was gekomen. Wij kregen even de gewaarwording ofnbsp;het huis zou instorten, zoo hevig was de schok. De vrouwnbsp;begon hevig te klappertanden en te beven. Zij vertelde, datnbsp;zij dit ’s nachts dikwijls had als er geschoten werd. Toch wasnbsp;zij overigens niet bang of angstig, zij sprak rustig en verstandig over het verschijnsel, maar kon het beven niet tegenhouden.

Sommige menschen kwamen met de klacht diarrhoe, als zij s nachts een vliegtuig hoorden, of als er overdagnbsp;iets gaande was. Niet dat dit verschijnsel dan constantnbsp;optrad, maar dikwijls hadden zij er toch wel last van. Iknbsp;hoorde dan wel de opmerking ,,je kan er den éénen dagnbsp;beter tegen dan den andere”. Deze ervaring konden we bijnbsp;ons zelf ook opdoen. Als men zich fit gevoelt, goedenbsp;nachtrust heeft gehad, goed eet en met ambitie zijn werknbsp;doet, kan men over het algemeen veel meer verdragen.nbsp;Maar de psychische gestemdheid is een belangrijknbsp;moment. De ,,Tagesdisposition” ten opzichte van denbsp;verdraagbaarheid wisselde sterk bij ons zelf en bij velen,nbsp;die wij daar naar vroegen. Dit is ook een verschijnsel, datnbsp;in de oorlogslitteratuur voorkomt.

XVII. nbsp;nbsp;nbsp;Man, gehuwd. Leeftijd 38 jaar.

Krijgt diarrhoe als hij s avonds een vliegtuig hoort, en 's nachts ook. Hij moet er dan ettelijke keeren achtereen uit.nbsp;Dit is opgetreden nadat hij een bom op korten afstand hadnbsp;zien inslaan, terwijl hij buiten de stad zich naar huis toenbsp;begaf, en had gezien, dat er slachtoffers waren.

-ocr page 108-

102

SCHRIK, ANGST EN VREES

XVIII. Man, 40 jaar, rijkswerkman.

Hij komt 13 Februari 1941 op het spreekuur met de klacht; ,,ik ben bang, kunt U mij daarvoor wat geven”. Heeft geregeld op de werf gewerkt. Is nooit gewond, schrikt echter vannbsp;ieder geluid. Staat den geheelen dag in angstige afwachting.nbsp;Vooral als het alarmsignaal gaat, krijgt hij een vreeselijkenbsp;schrik, die „om hem slaat”. Hij loopt vaak even weg van hetnbsp;werk, omdat hij dan het gevoel heeft: ,,straks komt er wat”.nbsp;Zijn werk verricht hij echter goed. Hij is een beetje vergcet-achtig. Vroeger was hij wel wat gauw schrikkerig bij bijzondere gebeurtenissen, naar hij meent. Hij heeft een iets wijdenbsp;oogspleet, geringe protusio bulbi, een zeldzamen lidslag. Somsnbsp;heeft hij een geringe fijne tremor. Pols is rustig, 66 per min.nbsp;Glandula thereoïdea niet voelbaar.

Er worden hem enkele dagen rust voorgeschreven buiten de stad. Als hij een oproep ontvangt voor controle en zichnbsp;daartoe per trein naar Den Helder begeeft en zich op hetnbsp;Stationsplein bevindt, krijgt hij plotseling diarrhoe en doetnbsp;het in zijn kleeren, zoodat hij terug moet keeren. Dit herhaaltnbsp;zich eenige dagen later. Hij krijgt dan thuis ook al diarrhoe.nbsp;Een week later, als hij weer naar Den Helder zal gaan, overkomt het hem als hij zich per fiets naar het station begeeft,nbsp;zoodat hij terug moet keeren. Hij geneert er zich vreeselijknbsp;voor, maar vindt het toch beter om het aan den dokter tenbsp;vertellen, dan het voor zich te houden. Toch heeft hij met dienbsp;bangheid een half jaar goed zijn werk gedaan en nooit verzuimd. Het merkwaardige is, dat de diarrhoe-achtige defae-catiedrang zoo plotseling en sterk optreedt, dat hij het nietnbsp;kan inhouden. Zelfs als hij nog thuis is en de oproep krijgt.nbsp;Eens nl. heeft hij het in zijn kleeren gedaan, toen de oproepnbsp;tot controle door hem werd ontvangen.

Een verhoogde drang tot defaecatie of mictie werd lang niet door iedereen opgegeven. Sommigen haddennbsp;één van beide, enkelen beide symptomen, al of niet innbsp;combinatie met andere, reeds vermelde klachten. Zooalsnbsp;reeds vermeld is, waren er vele menschen, die klachtennbsp;ondervonden reeds vanaf het bombardement, maar dienbsp;deze pas na ettelijke maanden als zoo hinderlijk ondervonden, dat zij er voor naar den dokter gingen. Bij sommigen werden deze klachten hinderlijker doordat zij b.v.nbsp;als ambtenaar der gemeente gedwongen werden om nachtnbsp;en dag in de stad te blijven, soms zelfs met hun gezin.

-ocr page 109-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 103

XIX.

Zoo kwam 16 October 1940 een man op het spreekuur, die zijn klachten den laatsten tijd als zeer bezwaarlijk ging ondervinden, sedert deze druk op hem uitgeoefend werd. Hetnbsp;gevoel niet vrij te zijn om weg te gaan, deed allerlei verschijnselen, die hij aanvankelijk had gehad, maar die warennbsp;afgezakt, in veel sterkere mate aan den dag treden. Dezenbsp;man was vroeger nooit nerveus, behalve voor een examen.nbsp;Het was dan wel eens tot braken gekomen. Hij is evenwichtig, zelden prikkelbaar op school. Tijdens de oorlogsdagennbsp;had hij geen last, was bij de luchtbescherming ingedeeld ennbsp;voelde zich heel normaal. Tijdens het groote bombardementnbsp;was hij aanvankelijk heel flink en beheerscht, maar na eenigenbsp;uren kreeg hij een gevoel van bonzen en een droge dikke keelnbsp;en moest braken. Hij is denzelfden dag de stad uitgegaan.nbsp;Was toen tot begin September geheel normaal, kwam toennbsp;weer in Den Helder wonen en had de eerste weken verdernbsp;geen last. Maar begin October begon hij hevig slapeloos tenbsp;worden, trilde heftig als hij in de verte bomexplosies of schieten hoorde. Overdag was hij niet angstig. Tegen den avondnbsp;werd hij echter ,,naar van angstgevoelens”, in zijn buik gingnbsp;het roeren, veel en dikwijls urineeren en dikwijls defaecatie.nbsp;Daarbij rillen en klappertanden. Ook zweette hij dan veel.nbsp;Hij droomde angstig. Als hij ’s avonds buiten de stad sliep,nbsp;trad het genoemde niet of in veel mindere mate op.

XAT.

Een ander geval, waar het gevoel van gebonden-te-zijn lasten geeft, betreft een man van 26 jaar, die pas begin April 1941 zoodanige bezwaren krijgt, dat het verblijf in Den Heldernbsp;hem ernstig hindert. Steeds kwelt hem een gevoel van onrustnbsp;en angst. Hij heeft moeite bij het les geven als hij een vliegtuig boven de stad hoort. De verantwoordelijkheid voor denbsp;kinderen drukt hem zeer. Dit is meer acuut geworden toennbsp;hij eens met een klasje kinderen buiten wandelend tijdensnbsp;een luchtgevecht van de straat moest vluchten en zich er nietnbsp;tegen opgewassen voelde. Nu is het ’t gevoel van gebonden-te-zijn, dat hem het meest beklemt. Een kort verblijf buitennbsp;de stad doet de klachten snel verdwijnen.

Enkele acute schrikreacties.

Van de acute reacties van schrik en angst tijdens het bombardement kan ik uit eigen aanschouwing niet veelnbsp;meer mededeelen.

Uit mededeelingen van verscheidene patiënten nader-

-ocr page 110-

104

SCHRIK, ANGST EN VREES

hand valt op te merken, dat deze over het algemeen niet te zeer op den voorgrond zijn getreden. Het veelvuldigstnbsp;vernam ik dat men last had gehad van trillen in de knieën,nbsp;zwaktegevoel in de beenen, enkelen moesten braken,nbsp;sommigen kregen diarrhoe, een enkele maal kwam hetnbsp;tot huilbuien, zelden tot gilbuien. Over het algemeen wasnbsp;de drift tot zelfbehoud zoo alles-overheerschend, datnbsp;vermoeidheid of slapte niet werd gevoeld, pijn door verwondingen niet werd waargenomen. Geen bijzonderenbsp;reacties werden waargenomen door het zien vallen vannbsp;medeburgers.

Een grappig aandoende waarneming werd mij verteld door iemand die, met een groepje menschen, meest vrouwen en kinderen, vluchtend, min of meer de leiding hadnbsp;en telkens, als hij een bom hoorde fluiten, commandeerde:nbsp;liggen. Ieder ging dan plat op den grond liggen. Hij namnbsp;nu, bij het licht der lichtparachutes, duidelijk waar, dat eennbsp;der vrouwen niet plat ging liggen, maar in knie-elleboog-houding haar hoofd vlak op den grond bracht en overnbsp;het hoofd een groote tasch hield, zoodat ze zelf wel nietsnbsp;kon waarnemen, maar in het geheel niet beveiligd voornbsp;rondvliegende scherven was. Toch voelde ze zich zelfnbsp;zoo blijkbaar het veiligst. Men kan niet nalaten hierbijnbsp;aan het gedrag van den struisvogel te denken. Vergelijknbsp;ook de mededeelingen van Schneider, pag. 34.

XXL Vrouw, gehuwd, 40 jaar.

Een bom viel vlak bij haar huis, dat ernstig werd beschadigd. Zij kon echter niet loopen, was krachteloos in de beenen, zakte door haar knieën. De beenen sleepten haar na.nbsp;Zij moest door twee mannen ondersteund worden, anders zounbsp;zij niet van de plaats gekomen zijn. Daarbij had zij een ergnbsp;droog gevoel in mond en keel en steeds neiging tot braken.nbsp;Zij stond telkens over een hekje te kokhalzen als iemand dienbsp;zeeziek is. Toen zij in de buitenwijken was gekomen, gingnbsp;zij op een bankje zitten en wilde niet verder. Zij was onverschillig voor alles wat er verder gebeurde, zoo naar voeldenbsp;zij zich.

XXII. Man, 51 jaar.

Vluchtte uit huis. In de buitenwijken gekomen moest hij huilen en stond te trillen en te beven. Een. oogenblik tevoren

-ocr page 111-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 105

had hij met kinderen en kleinkinderen thuis in angst gezeten, dat ze door een bom zouden worden getroffen.

XXIII. Man. 45 /aar.

Werkt op het vliegveld. Als er alarm is en vliegtuigen komen en bommen laten vallen, gaat hij kalm weg. Direct daarna echter krijgt hij pijn in de borst en een gevoel vannbsp;bonzen en van sterke trillingen in de knieën. Verder heeftnbsp;hij nergens last van.

XXIV. nbsp;nbsp;nbsp;Vrouw, 55 /aar, gehuwd.

Tijdens het bombardement heeft zij hevig getrild, niet gehuild. Dit vindt zij merkwaardig, omdat zij anders altijd direct met haar tranen klaar is. Tegen den morgen heeft zijnbsp;gebraakt, had heftige hartkloppingen en bonzen in de borst.nbsp;Buiten Den Helder nog weken lang last van slecht slapen,nbsp;’s nachts transpireeren en beven. Zij is afgevallen van 71 kgnbsp;tot 65 kg.

XXV. nbsp;nbsp;nbsp;Man, 19 /'aar, werkman.

Was op de werf bezig, toen hij een vliegtuig zag aankomen en er ineens twee bommen uit zag vallen. Hij liet zich op den grond vallen, wachtte tot hij de explosie hoorde. Denbsp;bommen kwamen ca. 70 m van hem af terecht. Hij ging toennbsp;opstaan en naar den schuilkelder, waar hij den geheelen middag bleef. Hij durfde er niet meer uit te komen. Er warennbsp;nog andere werklieden, die ook niet uit den schuilkeldernbsp;durfden te komen. De eerste dagen bleef hij schrikachtig. Hijnbsp;springt direct op als hij een onverwacht geluid hoort. Hijnbsp;heeft nu alleen nog wat last van hoofdpijn.

XXVI. nbsp;nbsp;nbsp;Rijkswerkman, 21 /aar.

Zag op de werf dit zelfde vliegtuig naderen en plotseling de twee bommen er uit vallen. „Hij wist niet wat hij zag”,nbsp;wegloopen kon hij niet, ,,hij verstarde van schrik” en bleefnbsp;rechtop staan kijken. Pas toen de explosie vlakbij plaatsnbsp;vond, liep hij weg. Wonder boven wonder werd hij niet getroffen. Hij heeft nu wat last van slecht slapen, dat is alles.

XXVII.

Een broer van dezen man, 25 jaar, die dokwerker was, beleefde eenige maanden eerder een soortgelijk iets. Hij werdnbsp;door den schok van een bomexplosie in het water geslagen.

-ocr page 112-

106

SCHRIK, ANGST EN VREES

Hij begon toen, terwijl hij in het water lag, te huilen, omdat hij voelde, dat hij ging zinken en hij niets kon doen. Hij isnbsp;een goed, zelfs een zeer goed zwemmer, maar moest door denbsp;anderen gered worden.

XXVIII. Man, 36 /’aar, rijkswerf.

Hij werd misselijk en moest braken, toen er op de werf vlak bij zijn werkplaats bommen vielen, zonder dat hij er op verdacht was. Hij moest wat water drinken en was toen weernbsp;rustig. Hij vertelt, dat de menschen als er zoo iets gebeurt,nbsp;een sigaret opsteken. Hij doet het zelf ook. Niettegenstaandenbsp;dat, staat iedereen te trillen als een rietje, zegt hij. Hij komtnbsp;13 December 1940 op spreekuur, direct nadat er weer watnbsp;gebeurd is, omdat hij voelt, dat hij het niet uit kan houden.nbsp;Hij moet direct naar den dokter. Hij heeft een gevoel vannbsp;machteloosheid, beklemming in de borst en in de bovenbuiknbsp;en een slaptegevoel in de lendenstreek.

XXIX. Het volgende geval betreft een vrouw van 47 /aar.

Zij ging in den nacht van 24/25 Juni 1940 uit huis toen er een bom dichtbij was geëxplodeerd en zij het gevoel had of ernbsp;iemand bij haar in huis, waar ook anderen een schuilplaatsnbsp;hadden gevonden, gedood was. Dit was juist: haar broer wasnbsp;getroffen. Zij dacht, dat het haar man was, want zij hoordenbsp;hem niet meer, hoewel deze zelf tegen haar zei, dat zij naarnbsp;het ziekenhuis moest, want zij bloedde. Buitenshuis raakte zijnbsp;alle familieleden kwijt. Zij ging naar het ziekenhuis, wildenbsp;echter niet binnen gaan, durfde niet, zij wilde buiten blijven,nbsp;het was haar in het gebouw te bang. Zij merkte daar, datnbsp;zij gewond was aan het oog, er kwam bloed uit en zij konnbsp;slecht zien. Ook uit haar kleeren kwam bloed. Toch voeldenbsp;zij niets. Een uur lang stond zij te wachten en toen het begonnbsp;te dagen, ging zij pas naar binnen. Zij bleek een ernstigenbsp;oogverwonding te hebben, zoodat zij dit oog verloor. Maarnbsp;op het moment en gedurende den geheelen nacht had zij ernbsp;niets van gevoeld. Deze vrouw vertelde ook, dat zij na dezennbsp;nacht een eigenaardig gevoel van blijdschap en bevredigingnbsp;had: dat zij er nog was en gespaard was gebleven. Dit gevoelnbsp;contrasteerde sterk met het wanhoopsgevoel, dat zij 14 Meinbsp;had ter gelegenheid van de capitulatie. Toen had zij suicid-neigingen en heeft ook aan haar man voorgesteld er een eindnbsp;aan te maken. Het leven had voor haar geen perspectief meer.nbsp;Dat zij 25 Juni zoo gelukkig was in het leven te zijn gebleven, wijt zij aan het feit, dat zij toen pas wist door het gevalnbsp;van haar getroffen broer, wat dood zijn beteekent. Zij heeftnbsp;het aan hem gezien.

-ocr page 113-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 107

XXX. nbsp;nbsp;nbsp;Man, 37 /aar, electriciën, slecht van gehoor.

Hij werd in den nacht van 24/25 Juni 1940, juist toen hij zijn woning wilde verlaten, tegen den grond geslagen door denbsp;explosie van een in de nabijheid gevallen bom. Hij sprongnbsp;weer overeind, stapte op zijn fiets en reed in één stuk doornbsp;naar Enkhuizen, terwijl hij verwondingen had aan handen ennbsp;hoofd. Hij was in de war, zegt hij en had maar één gedachte:nbsp;„weg te komen”. Hoe verder hij van Den Helder kwam, hoenbsp;beter hij werd, hij heeft zich spoedig hersteld.

XXXI. nbsp;nbsp;nbsp;Vrouw, gehuwd, 39 /aar.

Was 's nachts 24/25 Juni 1940 heel rustig en beheerscht,” maar toen het licht werd en de vliegtuigen weg waren, raaktenbsp;zij in de war, zij wist niet goed meer wat zij deed. Als zij eennbsp;besluit genomen had, was zij het volgende oogenblik weernbsp;vergeten, wat zij besloten had. De eerste dagen wist zij nietnbsp;welke dag het was. Zij herstelde echter spoedig.

XXXIl. Man, 44 /aar, opzichter.

De oorlogsdagen grepen hem niet erg aan. Hij vond er niets bijzonders aan. 24/25 Juni 1940 is hij uit huis gevluchtnbsp;met sterke hartkloppingen, benauwdheid en een vol gevoel,nbsp;tevens een gevoel van lood in de beenen. Hij kon op eennbsp;gegeven moment niet meer loopen en werd bij kennissennbsp;buiten de stad binnen gebracht, waar hij een tijd lang op eennbsp;divan moest liggen, omdat hij geen kracht meer bezat. Hijnbsp;voelde zich toen erg naar en moest braken. Langen tijd daarna is hij nog trillerig, heeft telkens neiging tot huilbuien. Geennbsp;diarrhoe. Geen interesse voor zijn werk. Op 9 Sept. 1940nbsp;bleek hij 10 kg afgevallen. Het herstel gaat langzaam. Hij isnbsp;geruimen tijd uit zijn werk geweest.

Het verscliijnsel deed zich voor, dat menschen den eersten keer, dat zij iets van deze verschrikkelijke dingennbsp;beleefden en zich goed beheerschten en rustig bleven,nbsp;maar dagen of weken later, bij herhaling of dreigende herhaling, hun bezinning verloren en veel meer van streeknbsp;waren dan bij de eerste ervaring. Het geval van patiënt 1nbsp;demonstreert dit, evenzoo dat van den volgenden patiënt.

XXXIII. Vrouw, 35 /aar, gehuwd.

In den nacht van 24/25 Juni 1940 is zij uit huis gegaan naar buiten. Zij kon zich goed beheerschen en heeft daarna

-ocr page 114-

108 nbsp;nbsp;nbsp;SCHRIK, ANGST EN VREES

ook geen lasten gehad. Vier weken later echter, toen zij in haar vluchtoord een vliegtuig hoorde en er een bom vrij dichtnbsp;bij haar in de buurt neerviel en explodeerde, „was zij zichnbsp;zelf niet meer”, zij was toen geheel onbeheerscht. Haar mannbsp;ook, maar die vertelde het niet. Zij is toen het huis uit gevlucht en voelde zich „wee van angst”, „zij wist niet wat zijnbsp;beginnen moest”.

Verschillende categorieën van personen: onevenwich-tigen, nerveuzen, zwangeren, mannen, vrouwen, kinderen.

Een opvallende ervaring was, dat sommige menschen geheel onveranderd bleven onder dergelijke het levennbsp;bedreigende omstandigheden, terwijl andere menschen ernbsp;tot in het diepst van hun bestaan door werden geschokt.nbsp;Terwijl er toch in levensomstandigheden, ontwikkeling,nbsp;vaak zelfs in levensbeschouwing een groote mate vannbsp;gelijkheid bestond. Hoewel sommige hysterische persoonlijkheden typisch hysterisch reageerden, waren ernbsp;anderen, de meesten, die in het gewone leven bekendnbsp;stonden als nerveus, sensitief, of waarvan gezegd konnbsp;worden, dat het uitgesproken hysterische karakters waren,nbsp;die zich bijzonder goed en flink in deze omstandighedennbsp;gedroegen en ook later geen enkele reden vonden omnbsp;medische hulp in te roepen. Het verschil tusschen man ennbsp;vrouw was tijdens het bombardement niet opvallend.nbsp;Later kregen wij den indruk, dat de nawerking bij dennbsp;man grooter is dan bij de vrouw. Vooral vrouwennbsp;met kinderen betoonden zich meestal buitengewoonnbsp;beheerscht en lieten zich niet door schrik en angstnbsp;beheerschen. Op gravidae had het gebeuren niet diennbsp;invloed, die in leekenkringen over het algemeen gehuldigd wordt, alsof zij dergelijke gebeurlijkhedennbsp;geheel niet verdragen kunnen. Integendeel, bij geennbsp;andere categorie personen troffen wij een zoo goed doorstaan van de meest ernstige omstandigheden als bij gevorderde gravidae en jonge moeders. Ik vermeldde reedsnbsp;het geval van een vrouw, die binnen 24 uur na haar bevalling ’s nachts met haar kind op den arm de trap af gingnbsp;en haar huis verliet om zich in veiligheid te kunnen stellen.nbsp;Een gravida, die binnen enkele dagen haar kind verwachtte en naast wier woning een bom insloeg, waardoor

-ocr page 115-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 109

menschen werden gedood, was daardoor zoo weinig geschrokken, dat zij weigerde uit huis te gaan. Toen deze vrouw echter na de bevalling, waarbij het kind door moeilijkheden bij de uitdrijving was gestorven, weer thuisnbsp;kwam, was zij zeer angstig, vooral tegen den avond. Iedernbsp;vliegtuig deed haar schrikken en zij was bang om alleennbsp;in huis te zijn.

Men kon menschen aantreffen, die zich van alles wat er om hen heen plaats vond niets aantrokken, terwijl zijnbsp;bij hun omgeving als nerveus bekend stonden.

XXXIV. Man, 37 jaar, rijkswerf.

Deze man had eenige jaren geleden een croupeuze pneumonie doorgemaakt, waarvan hij na een week onder critische daling der temperatuur vlot genas. Hij vertelt in de reconvalescentie, dat het hem zeer aangegrepen had, dat hij ineensnbsp;zoo gevaarlijk ziek was geworden. Maar alles verliep vlot totnbsp;hij voor het eerst zou opstaan. Hij voelde zich toen opeensnbsp;wat naar worden. Het was of alles van hem weg ging. Hijnbsp;voelde alles vreemd en meende, dat hij zou dood gaan. Toennbsp;ik met spoed ontboden ter plaatse kwam, was er niets bijzonders, een geruststellend woord kalmeerde en verder verliepnbsp;de reconvalescentie ongestoord. Daarna echter, toen hij zijnnbsp;werk allang weer had hervat, werd hij nu en dan ineensnbsp;onwel, alles werd vreemd voor hem en soms was het of hijnbsp;zou wegvallen. Hij viel dan ook, bezeerde zich echter niet ennbsp;was ook niet heelemaal bewusteloos. Hij zag alles wel wat ernbsp;in zijn omgeving gebeurde, maar het was vreemd voor hem.nbsp;De menschen waren hem vreemd, zijn gereedschap leek somsnbsp;klein, soms groot. De huizen stonden soms scheef voor zijnnbsp;besef, soms gebeurde het, dat hij ineens de straat niet herkende waar hij was. Kortom, het was voor hem alsof hij dannbsp;in een soort droomtoestand verkeerde. Een en ander deednbsp;aanvankelijk aan epileptische aequivalenten denken, maar de .nbsp;gebruikelijke medicamenten hadden niet het minste resultaat.nbsp;Vrij zeker moesten wij bij dezen man een depersonalisatie-neurose aannemen. Hem werd aangeraden er zich niets vannbsp;aan te trekken, zoo veel mogelijk aan het werk te blijven,nbsp;koude afwasschingen te nemen, te baden, te zwemmen enz.nbsp;Langzamerhand werden de aanvallen minder. Zijn werknbsp;kon hij steeds goed doen, hij maakte nooit fouten of vergissingen. Toch verdwenen deze verschijnselen niet geheel. Alsnbsp;hij moeilijkheden in zijn werk had, met zijn superieuren ofnbsp;iets dergelijks, dan deden de verschijnselen zich in sterkerenbsp;mate voor.

-ocr page 116-

110

SCHRIK, ANGST EN VREES

Op 13 December 1940 kwam deze man, die om andere redenen het spreekuur bezocht, mij vertellen, dat hij in hetnbsp;geheel geen last meer had gehad, integendeel; noch in denbsp;oorlogsdagen, noch daarna tijdens de bombardementen op denbsp;werf of op de stad, had hij eenigen hinder gehad van zijnnbsp;vroegere verschijnselen. Van geen enkel voorval had hij zichnbsp;op het oogenblik iets aangetrokken. Hij was in het geheelnbsp;niet nerveus of angstig geweest. Hij kon steeds anderen goednbsp;helpen. Trilde in het geheel niet, schrok nergens van, kortom,nbsp;,,was en bleef onder alles ijskoud”. Dit verwondert hem zelfnbsp;ten zeerste, gezien zijn vroegere ,,aantrekkelijkheid”. Welnbsp;kwam het voor, als er bommen op de werf gevallen waren,nbsp;dat hij, als hij ’s avonds thuis kwam en zijn vrouw en kindnbsp;zag, eerst even moest huilen alvorens het geval te kunnennbsp;vertellen, maar een andere nawerking ondervond hij nimmer.nbsp;Toen na Mei 1941 de toestand in Den Helder maandenlangnbsp;rustig bleef en er overdag geen vreemde vliegtuigen verschenen, kwam deze man op een gegeven moment weer op hetnbsp;spreekuur met de mededeeling, dat hij weer last begon tenbsp;krijgen. Onder het werk was het soms ineens of de draaibank heel klein werd en ver af, of een stuk gereedschap heelnbsp;groot werd en dichtbij. Onderweg loopende met een colleganbsp;naar huis, was het of zijn handen heel dik werden. Er wasnbsp;echter niets aan te zien. Een ander maal thuis en in gespreknbsp;zijnde, was hij ineens „er uit”, sprak ineens een paar zinnennbsp;over heel iets anders, zoodat zijn vrouw, die dit wel meernbsp;meegemaakt had, hem moest aanstooten, waarop hij het gesprek gewoon vervolgde. Het kwam hem dan voor of hij eennbsp;ander was, kon het verband niet vatten.

Dat sommige onevenwichtige menschen met een zeer labiel zenuwgestel deze gebeurtenissen dikwijls zeer goednbsp;verdroegen, bewijzen ook de volgende gevallen.

XXXV. Man, 41 jaar, kantoormensch.

Deze man was buiten zijn werk zeer nerveus, gejaagd en prikkelbaar, hij kon er b.v. heelemaal niet tegen als in zijnnbsp;bijzijn zijn vrouw of één zijner kinderen werd onderzocht. Hijnbsp;kon daar niet tegen, werd dan bleek en kreeg een syncope. Iknbsp;kon hem nooit in staande houding onderzoeken. Hij werd dannbsp;bleek en sloeg tegen den grond. Bovendien had hij dikwijlsnbsp;last van een vasomotorische rhinitis en soms aanvallen vannbsp;nerveus asthma. Deze man had tijdens de oorlogsdagen ennbsp;daarna niet de minste last. Ook 24/25 Juni niet, toen zijn huisnbsp;toch ook beschadigd werd. Hij bleef volkomen beheerscht ennbsp;kalm. Hij ging den volgenden morgen gewoon naar zijn kan-

-ocr page 117-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 111

toor en zou in de stad gebleven zijn als zijn vrouw hem niet onder sterken aandrang meegenomen had naar buiten.

XXXVI. Man, 58 /aar.

Afgekeurd uit rijksdienst wegens ,,zenuwen”. Deze man was eenige jaren lang onder behandeling wegens slaapstoornissen. Daarbij had hij telkens functioneele maag-darmklachten,nbsp;was zeer hypochondrisch, „hij kon nergens tegen”. Steedsnbsp;bang, dat hij iets ernstigs mankeerde. Hij gebruikte vrij geregeld luminal. Door den oorlog in Mei werd hij in het geheelnbsp;niet beroerd. In den nacht van 24/25 Juni 1940 was hijnbsp;’s nachts zeer kalm en beheerscht. Hij moest zijn huis, wegensnbsp;ernstige beschadiging, verlaten en ging toen naar zijn zoon.nbsp;Onderwijl kon hij andere menschen kalmeeren en raad geven,nbsp;en moed inspreken. Dien morgen heeft hij zelf zijn huis dichtgespijkerd en hij ging toen naar Julianadorp. Hier moest hij denbsp;eerste dagen uit de veldkeuken allerlei zware kost mee eten,nbsp;zonder dat hij de minste last had. Dit verwonderde hem zelfnbsp;zeer, daar hij steeds op diëet was geweest en er nooit vannbsp;had durven afwijken. Hij sliep vanaf den eersten nacht uitstekend. Hij had geen angst. Hij werd niet wakker, zelfs alsnbsp;er vliegtuigen overvlogen. Daarna is hij ook steeds flink ennbsp;normaal gebleven, zeer tot verwondering van zijn familie ennbsp;kennissen.

Deze gevallen kunnen min of meer worden beschouwd als een illustratie van een uitspraak van Karljaspers;

.......dasz man z.B. beobachtet, dasz einzelne Nervöse,

die die geringsten fonction du réel haben, doch dann, wenn der Zwang der auszeren Situation (z.B. bei einemnbsp;Schiffsunglück) unmittelbare Anforderungen an sie stellt,nbsp;gerade eine seltene Weite und Sicherkeit ihres mensch-lichen Wesens und sogar erstaunlich schnelle Entschlusz-kraft zeigen. Jene unmittelbare»Nahe und Gewalt der sinn-lichen Gegenwart perturbiert in einzelnen Fallen geradenbsp;die nicht, welche sonst nirgends recht zum ,,Augenblick”nbsp;als dem Realen kommen können”.

In tegenstelling tot deze als nerveus bekende mannen stonden weer gevallen van menschen, die altijd als uiterstnbsp;kalm en beheerscht bij hun omgeving bekend waren, ennbsp;die ik zelf voorheen ook nooit voor een nerveuze of functioneele klacht behandeld had, hoewel ik ze jaren kende, ennbsp;die nu geheel uit hun ,,even wicht waren geslagen”, ennbsp;neurotische verschijnselen kregen.

-ocr page 118-

112

SCHRIK, ANGST EN VREES

Ter illustratie:

XXXVII. Man, 62 jaar. beambte.

Was 24 Juni 1940 's nachts op de werf, heeft daar goed werk gedaan, had min of meer leiding bij het blusschings-werk. Hij komt 3 September 1940 op het spreekuur en gaatnbsp;huilen als hij vertelt hoe hij dien nacht heeft doorgebracht. Hijnbsp;is 25 Juni toch weer naar de werf gegaan, maar daar „nietnbsp;goed” geworden, kreeg trekkingen en schokken en huilde alsnbsp;een kind. Bovendien beefde hij over zijn geheele lichaam. Mennbsp;heeft hem toen bij zijn chef gebracht, die hem naar huisnbsp;stuurde. Hij was geheel krachteloos en kon zijn koffertje nietnbsp;dragen. Hij is met den trein vertrokken, maar wankelde opnbsp;zijn beenen. Hij kon aanvankelijk na zijn vertrek uit Dennbsp;Helder wel goed loopen, maar nu niet meer. Hij wordt nunbsp;direct moe en krijgt slappe knieën. Hij is erg neerslachtig, watnbsp;hij vroeger niet was. Toen had hij vaak de gedachte, dat hemnbsp;niets kon hinderen, en dat hij nergens bang voor was. Nu isnbsp;hij echter steeds bang en inwendig heeft hij altijd een gevoelnbsp;van beven. Vroeger was hij altijd rustig. Hij is door het gebeuren erg geschokt. Bij onderzoek blijkt er behalve neurotische stigmata geen afwijking te zijn. Hij vertoont eennbsp;typische hysterische abasie.

Dat in den grootsten nood de drift tot zelfbehoud de overhand kan behouden boven een eventueel dreigendenbsp;schrikpsychose, en het gedrag blijft beheerschen, illustreert het volgende geval.

XXXVIII. Vrouw. 31 jaar.

Bevond zich in den gang van een huis, waarvan het belendende perceel een voltreffer kreeg. De muren stortten in en de gang werd met puin gevuld, zoodat zij tot haar kin erinnbsp;bekneld stond en zich eerst niet kon verroeren. Tegenovernbsp;haar, bij den ingestorten muur, zag zij vlammen en zij hoordenbsp;kermen. Zij dacht: ,,dat is het laatste en ik zal ook verbrandenquot;. Maar zij was er kalm onder, kreeg ook geen anderenbsp;gedachten of herinneringen.

Toen voelde zij wat puin verschuiven en merkte, dat zij wat kon bewegen. Zij werkte eerst een arm met veel inspanningnbsp;los, toen ook den andere, daarna het eene been, maar hetnbsp;andere been zat zoo vast, dat het haar een eeuw geleek voornbsp;het los was, en hoe het los gekomen was, wist zij niet. Welnbsp;bleek later, dat haar kous en schoen heelemaal verscheurdnbsp;waren. Maar op het moment voelde zij daar niets van. Vrij

-ocr page 119-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 113

zijnde zag zij de trap naar boven vlak naast haar, deze was vrij en bood haar den eenigen uitweg. Zij liep de trap op ennbsp;voelde tegelijkertijd een overweldigend gevoel van bevrijding,nbsp;,,dat zij zich nu zoo maar vrij kon bewegen”. Zij liep overnbsp;een leege kamer, wat haar nog meer het gevoel van bevrij-ding gaf, naar het eruitgeslagen raam. Zij riep naar beneden,nbsp;maar niemand hoorde haar door de consternatie. Toen namnbsp;zij een stukje puin en wierp dat een man tegen zijn lijf. Dezenbsp;keek naar boven, zag haar, en weldra kon zij naar benedennbsp;springen in de armen van vele mannen en soldaten, „wat zijnbsp;ook nooit gedacht had”. Een half uur later verbond ik haar;nbsp;zij zag er onherkenbaar bleek en vaal uit, hoewel zij alleennbsp;enkele huidwondjes had en schrammen aan hoofd en beenen,nbsp;Maar zij was goed compos mentis, maakte alleen een eenigs-zins apathischen indruk. Den volgenden dag was zij psychischnbsp;weer normaal. Zij zag er toen echter aan alle kanten bontnbsp;en blauw uit door de vele contusies aan hoofd en ledematen.

Deze jonge vrouw sliep vóór dit geval geregeld in de stad en was niet bang. Zij dacht; ,,Als er een bom op jenbsp;valt, kun je het toch niet navertellen en valt hij ergensnbsp;anders, dan heb je er geen last van”. Maar na dit ongevalnbsp;kon zij ,,er niet meer toe komen zoo te denken”. Zij wildenbsp;beslist niet meer in de stad slapen.

Het gevoel van bedreiging ontwikkelde zich bij sommige menschen pas langzamerhand. B.v.:

XXXIX. Man. 50 /aar.

Altijd gewend aan een gevaarlijk beroep. Hij komt 26 November 1940 „met klachten van langzaam toenemendenbsp;vreesachtigheid en angst”. Hij is één der weinigen, die overnbsp;„vrees” spreken, hoewel hij van dit begrip geen verdere uitlegging kan geven. Hij heeft het gevoel, dat je in een plaatsnbsp;woont, waar je op je dood zit te wachten. Dit beklemt hemnbsp;nu. Hoewel aan een eenigszins avontuurlijk leven gewend,nbsp;kan hij er niet meer tegen ’s avonds alleen te zijn. Hij wil nunbsp;graag menschen om zich heen hebben.

XL. Man, 32 /aar.

Komt 31 October 1940 op het spreekuur. „Kan er niet meer tegen”. Gaat trillen als hij een vliegtuig hoort. Dit trillennbsp;wordt langzaam aan tot schudden. Toch slaapt hij soms welnbsp;goed als hij erg vermoeid is. Overdag heeft hij eigenlijk geen

-ocr page 120-

114 nbsp;nbsp;nbsp;SCHRIK, ANGST EN VREES

last en geen angstgevoel, ook niet als hij trilt wanneer er een vliegtuig is. 's Nachts heeft hij een kurkdrogen mond en veelnbsp;last van bonzen van het hart, hij zweet echter niet bijzonder.nbsp;Zijn werk gaat ongestoord.

XLI. Vrouw, 38 /aar.

Komt 5 Maart 1941 op het spreekuur en heeft pas de laatste maanden klachten van bangheid. Eerst had zij heele-maal geen last. Eten, slapen, enz., alles ging normaal. Nunbsp;heeft zij geen eetlust. Zij slaapt alleen goed als zij Veronalnbsp;gebruikt. Zij trilt op haar beenen en wordt bleek, vooralnbsp;overdag, wanneer zij een vreemd vliegtuig hoort beschieten.nbsp;Merkwaardigerwijze heeft zij daar ’s nachts niet zooveel lastnbsp;van als zij buiten de stad slaapt. Zij zweet niet. Overdagnbsp;krijgt zij direct een gevoel van pijn in de hartstreek als ernbsp;„wat te doen is”.

Deze patiënte had dit vroeger ook wel eens een enkele maal, en was dan bang voor een hartkwaal. Zij heeft reedsnbsp;lang een struma ter grootte van een kleine appel.

Over het gedrag van kinderen valt over het algemeen niet veel bijzonders te vertellen. De meeste kinderen waren den eersten tijd wel spoedig van streek en schrikachtig.nbsp;Zij werden angstig, wanneer zij een vliegtuig hoorden.nbsp;Over het algemeen was de slaap goed. Van enkelen vernam ik, dat zij 's nachts niet in slaap konden komen.nbsp;Slechts zeer enkele kinderen vereischten eenige behandeling. B.V.:

XLII. Meisje van negen jaar,

dat 3 September 1940 met haar moeder op het spreekuur komt met de klacht, dat zij steeds braakt als zij een vliegtuignbsp;hoort. Zij was tot een week geleden buiten de stad geweestnbsp;en had daar geen last. Sedert zij nu weer een weeknbsp;in Den Helder woont, heeft zij dit verschijnsel gekregen.nbsp;Bovendien durft zij niet alleen op straat te zijn, zelfs nietnbsp;om een boodschapje in de buurt te doen. De moeder vertelt,nbsp;dat zij gaat zitten bibberen als zij een vliegtuig hoort. Zijnbsp;wil steeds aangekleed blijven, ’s nachts ook. Zij stoptnbsp;'s nachts de vingers in haar ooren om maar niets te hooren.nbsp;Bovendien moet zij om den haverklap urineeren als zij eenmaal van streek is door vliegtuiggebrom. Vroeger was zijnbsp;steeds een gewoon kind. Zij ging rustig naar school, kon goednbsp;meekomen en had geen enkel opvallend iets.

-ocr page 121-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 115

De klachten bleven totdat zij korten tijd daarna ziek werd. Zij kreeg griep en had koorts, zoodat zij in bed moest blijven:nbsp;toen zij weer beter was na eenige dagen, waren de verschijnselen, die door den angst waren veroorzaakt, geheelnbsp;verdwenen.

Ook bij de weinige andere kinderen, wier moeders om raad vroegen, was het hoofdzakelijk het braken, dat naarnbsp;den dokter dreef.

Bij epilepsie-lijders konden wij geen bijzonderen invloed van de schokkende gebeurtenissen waarnemen. Het viertal patiënten in mijn practijk, die ik kon nagaan, reageerden gelijkmatig, waren niet bijzonder schrikachtig, haddennbsp;geen slaapstoornissen, waren niet angstig of bevreesd.nbsp;Het gebeurde scheen voor een groot deel langs hen heennbsp;te zijn gegaan. Dit komt wel overeen met proeven, die o.a.nbsp;door Hunt en medewerkers zijn verricht, die trachttennbsp;schrikreacties op te wekken bij epilepsie-patiënten.

Een patiënt met paralysis agitans vertoonde niet de minste reactie, hetgeen overeenkomt met waarnemingennbsp;van A u b r u n e.a.

Waarom geen acute schrikpsychosen?

De vraag doet zich voor waarom eigenlijk geen acute schrikpsychosen werden waargenomen, zooals doornbsp;K 1 e i s t e.a. zijn beschreven. Immers de omstandighedennbsp;waren in velerlei opzichten daartoe wel praedisponeerend.nbsp;Het gevaar, het schrikwekkende was zelfs dikwijls evennbsp;sterk als bij de gevallen van K 1 e i s t. Het ,,unheimische”nbsp;van het nachtelijke en de groote branden moest toch ooknbsp;wel een sterke inwerking hebben. Toch was er éénnbsp;omstandigheid, die totaal verschilde van die van soldatennbsp;aan het front, n.1. de mogelijkheid tot vluchten. Die stondnbsp;open, wel niet voor iedereen in even ruime mate, maarnbsp;toch voor allen min of meer. En deze mogelijkheid moetnbsp;ais de veiligheidsklep worden gezien, waardoor al tenbsp;hooge spanningen in het beleven konden worden voorkomen. Het psychotisch worden zou in geen geval eenignbsp;individu in die oogenblikken voordeel hebben gebracht.nbsp;Integendeel, de drift tot zelfbehoud werkte zoo goed, dat

-ocr page 122-

116

SCHRIK, ANGST EN VREES

psychotische reacties zelfs werden voorkómen. Dit zou de vlucht ook maar hebben belemmerd. Bij hevige natuurrampen met name aardbevingen bestaat ook niet die gemakkelijke kans op vluchten. Het gebeuren is wellichtnbsp;ook overweldigender en een dergelijke ramp komt nognbsp;plotselinger en onverwachter. Dan wordt de spanningnbsp;ongeëvenaard hoog en het is niet te verwonderen, dat denbsp;vermelde stupor, schemertoestanden en zoo meer optredennbsp;bij daartoe min of meer voorbeschikte personen. Immersnbsp;wanneer de mensch de situatie niet aan kan, vlucht hij.nbsp;Is deze vlucht physisch niet mogelijk dan vlucht hijnbsp;psychisch in de ziekte, de neurose, desnoods de schrik-psychose. Deze situatie deed zich in Den Helder echternbsp;niet voor. Men was vrij zich te begeven waarheen mennbsp;wilde en de grootste spanning beleefden zij, die, zooalsnbsp;patiënten in het ziekenhuis, niet konden gaan waarheennbsp;zij wilden. Bij deze menschen traden de sterkste angstgevoelens op. Vandaar ook dat sommige getroffenen denbsp;deur van het ziekenhuis open wilden houden, anderenbsp;getroffenen niet binnen durfden te gaan. De weg naarnbsp;buiten moest open blijven. Iets hiervan komt ook uit innbsp;het feit, dat later verscheidene menschen niet alleen in huisnbsp;durfden te zijn met gesloten deuren, hoewel wij hierbijnbsp;meer moeten denken aan den angst die optreedt, wanneernbsp;de mensch geheel alleen op zichzelf is aangewezen, zooals Heidegger dat phaenomenologisch heeft ontwikkeld.

De neurotische reacties na het bombardement ontwikkelden zich niet vooral of in de eerste plaats bij vrouwen of meisjes, die anders wel eens functioneele klachtennbsp;hadden, integendeel, zij waren daar meestal van bevrijdnbsp;en voelden dit zelfs soms als een bevrijding, maar voornamelijk bij mannen n.1. bij hen, die om een of anderenbsp;reden, gelegen in beroep of positie, niet mochten of konden vluchten. Toen stond alleen de vlucht in de ziektenbsp;open en menigeen, wien men het vroeger niet aangeziennbsp;zou hebben, werd nu ,,zenuwpatiënt”.

Het wil ons voorkomen, dat wij hierin een bevestiging mogen zien van een opvatting der oorlogspsychoneurosen.

-ocr page 123-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 117

die eenige jaren na den oorlog werd uitgesproken door de redactie van „Neurology and Psychopathology”:nbsp;„The psychoneurosis serves a biological purpose, thenbsp;removal of an intolerable conflict, and the fact that it willnbsp;so serve a purpose constitutes one of the factors responsible for its appearance”. Dit motief behoeft volgens ditnbsp;blad niet bewust te 2ijn, het is een ,,unconscious motivenbsp;in the psychoneurosis of war”. De ,,self-preservation”nbsp;speelt de grootste rol bij het ontstaan dezer beelden.

Deze meening strookt met de opvattingen van B o n -höffer, Kretschmer, e.a., en wij zijn geneigd, gezien ook onze eigen ervaringen, aan deze opvatting denbsp;voorkeur te geven boven die van K 1 e i s t, W e t z e 1nbsp;e.a., die de acute schrikpsychosen als essentieel verschillend van de hysterie achten. Vanzelfsprekend komt hetnbsp;er nu maar op aan wat men onder hysterie verstaat.

Een ander moment dat van belang is voor ’t ontstaan der schrikpsychose bestaat in de uitputting. Ook dezenbsp;ontbrak geheel. Hierin mag een tweede reden gezien worden voor het zoo goed als niet optreden van dit syndroom.

Op het belang van de uitputting voor de pathogenese wijst ook reeds in eind 1940 in ons land B r u m s e n.nbsp;En Drooglever Fortuyn en Ploegsmanbsp;geven aan, dat angst en schrik de grootste rol spelen,nbsp;maar daarnaast de vermoeidheid. Bij hun patiënten, dienbsp;met schrikpsychotische verschijnselen, analoog aan die vannbsp;Wetzel en Kleist, werden opgenomen, deed denbsp;eerste slaap reeds heel. veel goeds. Ook zij wijzen er op,nbsp;dat bij de burgerbevolking het moment der uitputtingnbsp;ontbreekt.

De relatief zeer weinige patiënten, die opgenomen moesten worden waren vrijwel allen te voren reedsnbsp;onevenwichtige of parapsychotische persoonlijkheden.nbsp;Hetzelfde vermeldt B r u m s e n. Deze waarnemingennbsp;strooken geheel met wat ook reeds vroeger Oscarnbsp;R e i n 1) e.a. hebben waargenomen.

c.f. pag. 27.

-ocr page 124-

118

SCHRIK, ANGST EN VREES

Therapie.

Een enkel woord over de door ons toegepaste therapie bij het optreden van hinderlijke klachten mag niet ontquot;nbsp;breken. Het is gebleken dat in de eerste plaats verwijdering uit de als dreigend ondervonden omgeving het hinderlijke van allerlei klachten deed verdwijnen, velen gavennbsp;aan dat alleen al het gevoel van niet meer direct bedreigdnbsp;te zijn hun zóó goed deed, dat ze zich weer geheel normaalnbsp;gingen gevoelen. Een slaapmiddel in den vorm vannbsp;veronal met phenacetine en codeine deed dikwijls wonderen in gevallen waarin de slapeloosheid het sterkstnbsp;optrad en door verandering van omgeving zelfs niet verbeterde. Broom of luminal bevredigden ons niet. Als mennbsp;zich s morgens uitgerust en gesterkt gevoelde door eennbsp;goeden slaap had iedereen de ervaring, dat hij ,,er beternbsp;tegen kon”. De directie van de rijkswerf nam de psychologisch zeer juiste maatregel om de arbeiders gelegenheidnbsp;te bieden buiten de stad te slapen door vergoeding vannbsp;reiskosten te geven en zelfs autobussen ter beschikkingnbsp;te stellen om de menschen van en naar hun anders te vernbsp;afgelegen evacuatieoord te brengen.

Overdag was geregeld werk het beste en aangewezen therapeuticum. Trouwens zonder de continueering van hetnbsp;schadelijk agens, i.c. de bedreiging, zou dit het eenigenbsp;middel hebben moeten zijn.

Verschillende patiënten deelden ons mede, dat het vertellen van de ondervonden bezwaren aan iemand, dienbsp;ze kon begrijpen, er ook „kon inkomen”, hun zoo goednbsp;deed. Hieruit blijkt een zekere behoefte aan psychotherapie.

Samenvatting.

Bij het houden van een nabeschouwing naar aanleiding van eigen ondervindingen en waarnemingen bij anderennbsp;springen de volgende punten in het oog. In de gevoelsuitingen en gedragingen van menschen onder de besproken omstandigheden kan worden opgemerkt;

a. een behoefte om tot directe uiting en/of afreageeren

-ocr page 125-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 119

(ontlading) van het affect te komen. Dit uitte zich in verschillende gedragingen of neiging tot bepaald gedrag. Soms was het een blinde vluchtdrang, dan weer eennbsp;verlamd van schrik stil blijven staan waar men stond.nbsp;Soms hevig sidderen en beven, in andere gevallen brakennbsp;en/of diarrhoe, vaak een gevoel van walging en misselijkheid. Zelf voelden we duidelijk enkele malen de opkomende neiging om iets te doen, al was het iets vreemds ofnbsp;geks: hard weghollen, op den grond gaan liggen buitennbsp;de schuilplaats of i.d. De omstandigheid dat zooveelnbsp;menschen uit hun huizen vluchtten was dikwijls niet hetnbsp;resultaat van rustig overleg om veiliger omgeving op tenbsp;zoeken, maar vaak het gevolg van te hoog opgevoerdenbsp;en te lang aanhoudende emotioneele spanning. Mennbsp;móést wat doen. Velen gingen pas aan den vluchtdrangnbsp;toegeven na dat hun eigen huis of verblijfplaats eenigs-zins werd beschadigd. Dan kon bijna niemand blijvennbsp;waar hij was, hoewel dan toch eigenlijk de kans op herhaalden inslag op vrijwel dezelfde plaats het meestnbsp;onwaarschijnlijk moest worden geacht. Dit was althansnbsp;de reden waarom wijzelf niet van ons beschadigd huisnbsp;weggingen hoewel vlak bij ettelijke treffers geplaatstnbsp;werden. Pas toen de vrij snel om zich heen grijpendenbsp;branden een vlucht dreigden af te snijden, besloten wenbsp;weg te gaan.

b. Zoowel bij ons zelf als bij vele anderen hebben we opgemerkt een neiging om zich te ontdoen van wat andersnbsp;van waarde werd geacht. Men laat met een zeker gevoelnbsp;van welbehagen huis en goed in den steek. Een colleganbsp;die van een in den grond geboord oorlogsschip was gered,nbsp;nadat dit schip eenige malen was gebombardeerd, vertelde me, dat hij, in het water liggende, het schip met eennbsp;gevoel van welgevallen naar den kelder zag gaan. Blijkbaar niet, omdat dit met een vroeger gekoesterdennbsp;wensch overeenkwam, integendeel, maar het schip wasnbsp;voor hem representatief geworden voor de geweldignbsp;spannende situatie van het gebombardeerd worden, ennbsp;hij zag zich daar op deze wijze van ontdaan. En datnbsp;terwijl hij op eenige mijlen van de kust met zwemvest in

-ocr page 126-

120 SCHRIK, ANGST EN VREES

zee dreef, een toestand, die al even gevaarlijk was.

Wij zelf lieten ons huis met een gevoel van een zekere voldoening staan met al wat er in en er aan was.

Eens in een open vlet op zee zijnde met stormweer en slecht zicht herinner ik me na eenige uren de neigingnbsp;gevoeld te hebben allerlei dingen van waarde overboordnbsp;te willen werpen: a.h.w. aan de golven te willen ,,prijs”nbsp;geven, te willen „offeren”. Het kan voorkomen dat men-schen op zee door aanhoudend stormweer, gevaar en zeeziekte, zoo van streek raken dat ze zelf over boord willennbsp;springen, zichzelf zoodoende aan de zee offerende. Innbsp;de zeemanstaal noemt men dit zeedolheid.

De opkomende schuldgevoelens die we zelf uit onze introspectieve waarnemingen mededeelden werden onsnbsp;nooit spontaan door anderen verteld. W^el hoorden wenbsp;tijdens het eerste bombardement enkele uitlatingen vannbsp;de omgevende ons vreemde menschen, die duidelijk innbsp;die richting wezen, maar naderhand ,,praat men daar nietnbsp;meer over”. Bij uitdrukkelijke navraag echter bleek, datnbsp;meer menschen wel degelijk deze gevoelens hebben gehad, sommigen vertelden ze in denzelfden vorm als waarinnbsp;we ze zelf mededeelden. Bij den een zijn ze meer religieusnbsp;getint dan bij den ander, een religieuze beteekenis kunnennbsp;we er echter niet aan toekennen. Van bekeeringen innbsp;religieuzen zin is ons zoo goed als niets gebleken. Dezenbsp;gevoelens betreffen het zijn-met-elkaar in de wereld ennbsp;worden zeer ongaarne bekend. Alleen voor den geloovigenbsp;kan het een bijzondere accentueering beteekenen van hetnbsp;schuldig zijn voor God.

We denken hier onwillekeurig aan een uitspraak van R ü m k e, nl. dat exogene oorzaken wel allerlei vorm vannbsp;beleving veranderen, maar nooit het eigenlijke zijn vannbsp;den mensch ^).

Te bespreken in hoeverre offer en schuld in verwante analoge situaties hun psychologisch aanrakings-

In dit licht gezien is het psychologisch zeer juist wanneer de orthodox-protestant-christelijke theologie in haar dogmatiek de „be-keering” laat voorafgaan door ,,wedergeboorte”, d.i. een veranderingnbsp;in zijn.

-ocr page 127-

EIGEN BELEVINGEN, WAARNEMINGEN EN INTERPRETATIES 121

punt of gemeenschappelijken grond vinden,zou ons buiten het medisch-psychologische voeren.

c. nbsp;nbsp;nbsp;In den hoogsten nood als ’s menschen existentienbsp;op het spel staat en dit (bewust) wordt beleefd, is denbsp;mensch alleen. Dan wordt de mensch inderdaad geheelnbsp;op zijn zelf, op de eigen existentie terug geworpen, ennbsp;existeeren wil volgens een woord van Kierkegaardnbsp;allereerst zeggen enkeling zijn. Dan is zijn-bij-en-met-de-dingen (Heidegger) geheel irrelevant geworden.nbsp;Voor niets heeft de mensch dan meer interesse. Dit kannbsp;zoo worden dat ook het zijn-bij-én-met-de-anderen, zelfsnbsp;met die den mensch het naaste staan, irrelevant gaatnbsp;worden. Het inter-esse is dan geheel opgeheven. Dit isnbsp;ook wat phaenomenologisch de angstsituatie blijkt te zijnnbsp;(cf. het desbetreffende hoofdstuk).

Het wil ons voorkomen dat wat in de Emotions-stupor van B a 11 z zich manifesteert ook tegen dezen achtergrond moet worden gezien, om psychologische verheldering te vinden.

Omgekeerd tracht de mensch het dreigend optreden van deze situatie te ontwijken, door het met-en-bij-elkander-zijn te zoeken. Dit bleek ons duidelijk uit denbsp;veelvuldig waargenomen gewoonte om samen met eennbsp;paar families in één huis te gaan slapen.

d. nbsp;nbsp;nbsp;Na het doorstaan der schrik- en angstverwekkendenbsp;belevenissen traden bij zeer velen hinderlijke klachten opnbsp;over geheugenstoornissen en klachten bestaande in eennbsp;verminderd inprentingsvermogen. Verder een weken totnbsp;maanden durende slapeloosheid, nachtelijke angstigheid,nbsp;nachtelijk zweeten, sterk beven bij het s nachts hoorennbsp;van een vliegtuig, waarbij het soms ook tot braken kwam.nbsp;Soms ook klachten over frequente mictie, diarrhoe,nbsp;flatulentie in deze omstandigheden.

e. nbsp;nbsp;nbsp;Bij ons zelf, en verscheidene andere personen konden dit ook bij zichzelf opmerken, trad een eigenaardignbsp;gevoel van euphorie op, een euphore stemming, eennbsp;duidelijk verhoogd gevoel van vitaliteit, gemis van hetnbsp;gevoel van vermoeidheid, zeer goede eetlust.

-ocr page 128-

122

SCHRIK. ANGST EN VREES

f. Bovendien werd na deze belevingen bij zeer vele personen een duidelijke zg. vegetatieve reactie waargenomen: een meer of minder sterke vermagering. Hoewelnbsp;verschillende der onder d. en e. vermelde phaenomenennbsp;ook als vegetatief betiteld zouden kunnen worden willennbsp;we deze toch beperkt houden tot de vermagering.

Bij de bespreking van den schrik komen we op een en ander terug.

-ocr page 129-

HOOFDSTUK IV

Schrik, angst en vrees.

Als wij nu nog eens overzien waaraan de door ons genoemde syndromen hun ontstaan hebben te danken dan duikt als achtergrond telkens weer op de schrik en denbsp;angst. Een enkele maal is er sprake van angst en vrees bijnbsp;de patiënten. Verreweg de meesten geven aan dat zij zoonbsp;geleden hebben door den schrik, die zij hebben doorstaan.nbsp;Veel van de waargenomen verschijnselen zijn dan ooknbsp;specifieke symptomen van schrik en angst. Het is opvallend zooveel van de specifieke schriksymptomen als ook bijnbsp;angst worden waargenomen. Zoo b.v. het beven, het trillen, de frequente en soms onwillekeurige mictie ofnbsp;defaecatie, de pols versnelling, e.d. meer. Beide phaeno-menen wortelen diep in de vitale laag onzer existentie.

Daarentegen is vrees een phaenomeen, dat zijn grond niet heeft in het vitale, het uit zich ook niet zoo sterk innbsp;het psycho-physisch organisme, het wortelt meer in denbsp;geestelijke spheer van de persoonlijkheid. Daarbij speeltnbsp;het karakter een zeer groote rol. Bij dieren en zeer jongenbsp;kinderen kunnen wij niet van vrees in eigenlijken zinnbsp;spreken, omdat vrees altijd op iets bepaalds in de toekomstnbsp;betrekking heeft en dit noch door het dier, noch door hetnbsp;jonge kind als zoodanig gekend wordt. Door het dier innbsp;het geheel niet, door het jonge kind nóg niet.

In afwijking van de definitie van Reichardt, die wij citeerden, meenen wij te mogen stellen dat schrik isnbsp;een psychogene psycho-physiologische reactie van hetnbsp;psycho-physisch organisme, die optreedt wanneer hetnbsp;individu in een situatie komt, die (voor het beleven) plotseling en/of onverwacht optredend, bij dit individu de

-ocr page 130-

124

SCHRIK, ANGST EN VREES

beleving van de bedreiging der existentie doet ontstaan. Schrik is dus naar onze opvatting een re-actie op eennbsp;„grenssituatie” bij uitnemendheid, wanneer deze plotselingnbsp;opduikt. Daar wij het beleven als met bewustzijn samengaande opvatten, kunnen wij de schrik een psychogenenbsp;reactie noemen, denkende aan Kretschmer’s uitspraaknbsp;,,Seele ist die Welt als Erlebnis”. Er zij opgemerkt, datnbsp;met het begrip psyche in dit verband niet wordt ingevoerdnbsp;of aangeduid een metaphysische gescheidenheid tegenovernbsp;het soma, maar slechts een teleologische onderscheidingnbsp;in het menschelijk wezen, dat naar zijn diepste zijn eennbsp;eenheid vormt in zijn historische phaenomenaliteit. Zoodranbsp;deze eenheid verbroken wordt is het ,,bestaan”, het ,,er-zijn” van den mensch gebroken, hij raakt dan ,,uit-den-tijdW^ij spreken dan van het stoffelijk overschot als wijnbsp;zijn lichaam willen aanduiden, en van zijn geest (waarvannbsp;wij verschillende opvattingen kunnen hebben al naar onzenbsp;anthropologische en religieuze overtuigingen) als wij zijnnbsp;eigenlijke wezenheid, datgene wat boven den tijd uitgaat,nbsp;willen aanduiden. Dat is datgene waardoor de menschnbsp;,,van Gods geslacht” wordt genoemd. Het heeft niet dennbsp;minsten zin dit nader te willen definieeren, omdat het aannbsp;alle adaequate uitdrukking ontsnapt. De taal is te zeer aannbsp;de dingenwereld georiënteerd om anders dan metapho-risch hier onze gedachten eenigen vorm te kunnen geven.

Dus niet het onverwachte op zichzelf doet ons schrikken. Ook het dier schrikt niet door het onverwachte. Hoeveel gebeurt er niet onverwacht zonder dat mensch of dier schrikt. Ook het plotselinge gebeuren als zoodanig doetnbsp;ons niet schrikken. Als wij iets verwachten, dat plotselingnbsp;kan gebeuren, als wij er op ,,verdacht” zijn dat iets plotseling kan gebeuren, schrikken wij in elk geval al niet, b.v.nbsp;bij een dreigende onweerslucht zullen wij niet schrikkennbsp;als wij plotseling een bliksemstraal zien of een donderslagnbsp;hooren. Evenmin zullen wij schrikken als wij, een oorlogsschip ziende, opeens een kanonschot hooren afgaan, al isnbsp;dit dan ook geheel onverwacht. Niemand van de inwonersnbsp;van Den Helder schrok vroeger als er op de forten geschoten werd, onverschillig of het dag of nacht was en ofnbsp;er vooruit gewaarschuwd was of niet. En toen in het begin

-ocr page 131-

125

SCHRIK, ANGST EN VREES

van de mobilisatie mijnen op den dijk ontploften bij stormweer, waren alleen de naastbij wonenden tot schrik gekomen. Iedereen was nu eenmaal gewend aan explosies en wist dat er niets dreigends achter stak. Nü echter, na hetnbsp;bombardement was dit geheel anders. Aanvankelijk schroknbsp;bijna iedereen heftig als er maar een schot gelost werd, alnbsp;was het overdag zonder een enkel vliegtuig in de lucht.nbsp;Het was niet het plotselinge en onverwachte dat deednbsp;schrikken maar het weten, dat dit gebeuren de beteekenisnbsp;kon hebben van de aanwezigheid van levensbedreiging innbsp;den vorm van een bommenwerpend vliegtuig.

Nog treffender wordt dit verduidelijkt door de volgende waarneming. Wij wisten in Den Helder al spoedig hetnbsp;verschil te bemerken tusschen een bom- en een mijnexplosie. De laatste was onschuldig voor zoover men nietnbsp;vlak bij den dijk woonde. De eerste was dit allerminst.nbsp;Immers iedere bomexplosie was een aanwijzing, dat ernbsp;bommenwerpers in de lucht waren en er meer kondennbsp;volgen. En in dat geval voelde bijna ieder die de bombardementen had meegemaakt zich bedreigd. Waanneer ik zelfnbsp;nu, b.v. in huis zijnde, plotseling een zware explosie hoorde,nbsp;dan was de allereerste reactie die van een „opkomenden”nbsp;schrik, maar onmeetbaar kort daarop, terwijl de luchttrillingen van de explosie nog niet vereffend waren, kwam denbsp;herkenning: en als het een mijnexplosie was werd de initialenbsp;schrik als het ware geneutraliseerd. Werd het geluid alsnbsp;dat van een bomexplosie herkend dan trad de typischenbsp;schrikreactie op. Dit is zoo’n eigenaardige gewaarwording,nbsp;een begin van heftigen schrik, die geen schrik gaat worden,nbsp;dat men dit moet beleefd hebben om te kunnen aanvoelennbsp;wat bedoeld wordt. Het beste kan ik het vergelijken met denbsp;gewaarwording, die men heeft als men waarneemt dat eennbsp;ongeluk dreigt te gebeuren en t nog net goed gaat. Bv. eennbsp;auto, die men rakelings langs een tram ziet vliegen of eennbsp;kind, dat dreigt te zullen worden overreden en het netnbsp;ontloopt. Alleen in dit geval duurt de waarneming veelnbsp;langer en komt het toch wel vaak tot een schrikreactie. Innbsp;onze gevallen zijn de gewaarwordingen en waarnemingennbsp;binnen veel korteren tijd afgeloopen en is er blijkbaarnbsp;niet voldoende tijd om tot echte schrikreacties te komen.

-ocr page 132-

126

SCHRIK, ANGST EN VREES

Ontbreekt de beleving van de bedreiging b.v. doordat het gebeuren momentaan als „niet-dreigend” wordt,.waargenomen” dan treedt geen schrik op. Eens zat ik met tweenbsp;kennissen ergens ver buiten Den Helder te praten. Plotseling weerklonk dichtbij een kanonschot. Zelf herkendenbsp;ik het geluid oogenblikkelijk als zoodanig, nam het alsnbsp;schot waar, en schrok in het geheel niet. De beide anderennbsp;wipten op van hun stoel van den schrik: ,,zij hoorden nietnbsp;zoo gauw wat het was”. ,,Het leek wel een bom”. Hieruitnbsp;volgt ook, dat de zékerheid van het weten der bedreigingnbsp;nog in het geheel niet hoeft te bestaan om schrik te doennbsp;optreden. Als het er maar op lijkt. Zelfs als het gebeurennbsp;alleen maar ,,vreemd” is. Het vreemde is n.1. voor hetnbsp;gevoelsleven een begrip, dat zeer dicht bij het vijandigenbsp;en het dreigende staat. Zooals Carp opmerkt: ,,Wijnbsp;weten, dat in verschillende cultuurtijdperken „vreemd” ennbsp;,,vijandig” zelfs min of meer synonieme begrippen waren”.

Dit kunnen wij ook zeer fraai bij dieren waarnemen. Een paard schrikt van iets, dat het niet kent en watnbsp;vreemd voor hem is, en het vreemde, het onbekende,nbsp;plotseling optredende, geeft schrik. Men laat dan ook eennbsp;schrikkend paard, zoo eenigszins mogelijk, nader kennisnbsp;maken met het vreemde en nieuwe langs den weg, waardoor de schrik een volgende maal kan worden voorkomen.nbsp;Zoo komt een paard er al gauw toe van de gekste dingennbsp;niet meer te schrikken. Wat is onnatuurlijker voor eennbsp;paard, dan een voortjakkerende auto die vlakbij het diernbsp;heftig zijn claxon laat hooren, of een kanonschot, waarnbsp;een artilleriepaard in het geheel niet meer van schrikt.nbsp;Al die geluiden, waarvan het niet aan deze cultuurgeluidennbsp;gewende dier heftig zou schrikken, en angstig worden,nbsp;veroorzaken bij het daarmee bekende dier zelfs geennbsp;reactie. De herkenning d.i. de waarneming moet dus welnbsp;een zeer kort tijdsmoment in beslag nemen, hetgeen overeenkomt met onze eigen ervaring bij het herkennen vannbsp;geluiden. Trouwens de door van der Horst e.a. gevonden waarnemingstijden blijken te liggen tusschen 0,07nbsp;sec en 0,12 sec. Bij menschen tusschen H en 21 jaar hetnbsp;kortst, op veel ouderen leeftijd en ook op jongeren leeftijdnbsp;iets langer. Een bliksemstraal veroorzaakt geen schrik.

-ocr page 133-

127

SCHRIK, ANGST EN VREES

wanneer hij als zoodanig herkend wordt, evenmin de donderslag. De uitwerking van een ,,donderslag bij helderen hemel” daarentegen is het beeld geworden waarmeenbsp;men het verstomd-staan-van-schrik wil aanduiden.

Nu is voor ieder mensch de beteekenis van een voorval niet dezelfde, zooals wij reeds eerder opmerkten. Zoonbsp;schrikt niet ieder individu voor een bepaald voorval ofnbsp;ding even erg. Het komt er maar op aan welke beteekenisnbsp;het object voor het individu heeft, welken zin het individunbsp;aan het gebeuren ontleent. Van objecten, die voor iedernbsp;individu dezelfde manifeste, de existentie bedreigende beteekenis hebben, of die een dwang tot zinsontleening innbsp;deze richting uitoefenen, zal echter elk individu eeniger-mate schrikken.

Maar de psycho-analyse heeft ons geleerd, dat zelfs uiterlijke kleinigheden in bepaalde omstandigheden en bijnbsp;bepaalde personen met een voorbereide „sphaerische”nbsp;constellatie een sterke schrikreactie kunnen veroorzaken.nbsp;Kretschmer merkt in dit verband zeer terecht op datnbsp;,,gerade Schreck- und Angstreaktionen sind in ihrennbsp;Eintritt und in ihren Starke oft in hohen Grade von sphae-rischen Konstellationen abhangig”. Waarmee in enkelenbsp;woorden een belangrijk probleem is samengevat.

Schrik treedt niet alleen op door inwerking van de buitenwereld, maar ook door intra-psychische processen.nbsp;Een gedachte, die mij te binnen schiet, kan doen schrikkennbsp;B.v. ik herinner mij mijn portefeuille met geld in den treinnbsp;te hebben laten liggen: en ik schrik ervan. Niet alleen denbsp;bedreiging van het eigen zelf, ook die van den medemenschnbsp;doet ons schrikken b.v. het aanzien van een ongeluk.nbsp;Hierin komt tot uiting het ,,mede-zijn-met-onzen-mede-mensch” (Heidegger).

Deze laatste soort schrikreacties zien wij niet bij dieren optreden. Een vogel schrikt niet als een andere vogel doodnbsp;op den grond valt van uit een boom, evenmin schrikt hetnbsp;dier als het een ander dier ziet geslacht worden. Hier moetnbsp;de bedreiging van het individu zelf beleefd worden, wilnbsp;schrik optreden. Een dier kan zich n.1. niet „verbeelden”,nbsp;d.w.z. in zijn ,,verbeelding” zich identificeeren met zijn

-ocr page 134-

128

SCHRIK, ANGST EN VREES

soortgenoot. Er treedt hier ook niet op een „mede-zijn-met” zooals in de menschenwereld. Het dier leeft niet in een ,.wereld”, maar in een ..Urnwelt”, van waaruit hetnbsp;schrikreacties veroorzakende prikkels kan ontvangen.

Schrik is een phaenomeen, dat ook bij het jonge kind zeer evident kan optreden. Het kind schrikt echter ooknbsp;voornamelijk door het vreemde: wanneer plotseling eennbsp;vreemd persoon bij de wieg van een eenige maanden oudnbsp;kind komt, is het gevolg maar al te vaak een heftige gilbui.nbsp;Of: een vreemde groote pop, al is hij nog zoo mooi, veroorzaakt bij een iets ouder kind nog dikwijls in de eerstenbsp;plaats schrik door het vreemde, dat is in deze spheer nognbsp;het vijandige en bedreigende.

De schrik wortelt in de vitale laag van onze existentie, ontstaat echter in de animale, daar waar de bewustwording optreedt.

Wij gebruiken deze termen in den zin zooals Hugenholtz ze in zijn ,,Tijd en Tijdsvormen” aanwendt. H. gaat uit van denbsp;vierdeeling in het rijk der natuur, ontleend aan de oude Griekschenbsp;physica (aarde, water, lucht en vuur), door den anthroposoofnbsp;R. Steiner tot nieuw leven gewekt, en ziet deze vierdeelingnbsp;gerepresenteerd in een vierheid in het menschelijk wezen, zichnbsp;manifesteerende in de vier vormen van den tijd, die hij onderscheidt. Deze principes zijn: 1. Het physische, aan de ruimte verwante, waarin de tijd wordt gemeten aan de beweging, en stroomtnbsp;van toekomst naar verleden. Leven en bewustzijn is hieraan nognbsp;vreemd. 2. Het vitale, als drager van het vegetatieve leven,nbsp;waarin de tijd als van verleden naar toekomst stroomende wordtnbsp;opgevat, en telkens ,.vernieuwd” wordt. Hier is de tijd hetnbsp;,,durende”. 3. Het animale, samenhangende met de bewustwording: kenbaar in het moment. Het bewustzijn wordt geschilderdnbsp;als gevormdheid in den tijd, als begrenzing van het vitale in hetnbsp;moment. Het moment is het tijdsphaenomeen in het animale ennbsp;tevens het bewustzijnsphaenomeen van den tijd. Het dier is totnbsp;op zekere hoogte bewust, krijgt indrukken uit de buitenwereld,nbsp;neemt deze op of wijst ze af. 4. Het humane, als het specifieknbsp;menschelijke, samenhangende met het zelfbewustzijn, waarin ligtnbsp;het element van de vrijheid, als grondslag voor de menschelijkenbsp;ontwikkeling (existentie), gesymboliseerd in het stralende vannbsp;het vuur. Het „nu” is de tijdsgrootheid, die voor den mensch vannbsp;onmiddellijke beteekenis is. Het „nu” is gesuperponeerd op hetnbsp;moment (animale tijdsvorm) en een typische openbaring van hetnbsp;menschelijk tijdsbeleven.

-ocr page 135-

129

SCHRIK, ANGST EN VREES

Hoewel het uitgangspunt van H. niet het onze is, zoo kunnen we toch dit werk zeer waardeeren. Het is rijk aan oorspronkelijkenbsp;gedachten, en voor ieder die zich met het tijdsprobleem in denbsp;psychopathologie wenscht in te laten zeer ter bestudeering aannbsp;te bevelen.

Als wij zeggen dat de schrik ontstaat in de animale spheer dan wil dat implicite zeggen dat het een bewust-zijnsphaenomeen is, en altijd een oogenblikkelijke reactienbsp;is. In de humane spheer is schrik dan een nu-phaenomeen.nbsp;In navolging van Hugenholtz willen we hier reedsnbsp;opmerken dat ook de angst optreedt in het moment, ennbsp;angst ligt ten grondslag aan iedere neurose. De neurotische levenshouding is (dan óók) een nu-probleem.nbsp;Schrik en angst, beide ontstaande in de animale spheer,nbsp;toonen zoo reeds een ontische verwantschap, die verder innbsp;deze studie meer phaenomenaal zal worden.

Het nu, als het tegenwoordige moment, wil zeggen tegenwoordige tijd. Hierbij doen zich nu echter merkwaardige complicaties voor. Wanneer wij nl. schrikkennbsp;door iets uit de buitenwereld dan is dat altijd door ietsnbsp;wat reeds gepasseerd is. En hetgeen reeds voorbij is, ofnbsp;beter wat wij reeds gepasseerd zijn, kan ons niet meernbsp;deren en wij zouden er niet van behoeven te schrikken,nbsp;tenzij het een zeer bijzondere beteekenis voor ons heeft,nbsp;d.w.z. tenzij wij er een bijzonderen zin aan gaan ontlee-nen, bv. van iets dat nu verder gaat komen. Wanneer wenbsp;in een donkeren, stillen nacht in een bosch wandelennbsp;zullen we schrikken, als we achter ons plotseling een taknbsp;hooren knappen, omdat we er den zin aan ontleenen, ernbsp;de beteekenis aan geven dat iemand ons onverhoedsch vannbsp;achteren nadert. Overdag zullen wij een dergelijk geluidnbsp;nauwelijks opmerken, omdat we zien wat er gebeurt.

Het is nu echter niet zoo dat het gebeuren op ons af komt om zich zoo als het is door ons te doen accepteeren,nbsp;maar wij gaan op het gebeuren af, echter ruggelings.nbsp;Evenals de reiziger, die op het achterbalcon van een treinnbsp;staande, het landschap voor hem zich ziet ontvouwen.nbsp;Inderdaad krijgen we dan ook de beleving alsof het landschap geleidelijk in omvang toeneemt naarmate we zelf

-ocr page 136-

130

SCHRIK, ANGST EN VREES

verder voortjagen. Veel van wat we voorbij komen, zien wij wel bewust, maar zijn we direct weer vergeten: wenbsp;laten het liggen. Enkele markante dingen houden we innbsp;onze herinnering vast en kunnen we ons steeds weer tenbsp;binnen brengen: een bijzonder huis, een rivierovergang,nbsp;enz. Wij komen echter zoo tot de waarneming van watnbsp;we op onze reis voorbij komen pas dan, als wij het reedsnbsp;gepasseerd zijn. Dit nu is een beeld van ons geheele leven.nbsp;Van een eigenlijk tegenwoordige tijd kunnen we alleennbsp;spreken in ons zelfbewustzijn.

Het eigenaardige feit doet zich echter voor dat niet alles wat wij tegelijkertijd beleven even lang gepasseerd is.nbsp;Wat wij hooren is langer geleden dan wat wij zien. Hetnbsp;geluid plant zich immers voort in de lucht met een snelheidnbsp;in de orde van 3 X 10quot;^ cm per sec, terwijl het licht zichnbsp;voortplant met een snelheid vallend in de orde vannbsp;3 X 10^® cm per sec, dat is ongeveer een millioen maalnbsp;zoo snel. Zoo is het nu van den gezichtszin eigenlijk nognbsp;toekomst voor het gehoor en het nu van het gehoor isnbsp;eigenlijk reeds verleden voor het gezicht. Dit is duidelijknbsp;te maken aan het waarnemen van bliksem- en donderslag,nbsp;die physisch vrijwel tegelijkertijd optreden, maar die wijnbsp;praktisch altijd als door een tijdsinterval gescheidennbsp;waarnemen.

Wij kunnen ons zoo ook het geval construeer en van twee menschen, waarvan de één niet weet van het bestaannbsp;van een gehoorzintuig en de ander niet weet van het gezichtszintuig. Beiden nemen op een afstand van bv. 3 kmnbsp;het afvuren van een kanon waar. De gehoorlooze, die denbsp;lichtflikkering en rookontwikkeling ziet, zegt: ,,Daar gaatnbsp;een kanon af”. De gezichtslooze kan op dat moment echternbsp;terecht zeggen: ,,Dat is onmogelijk, want ik hoor niets”.nbsp;Na zt 9 sec zal hij het geluid van de knal hooren en zeggen: ,,Nü gaat het schot af”. Beiden hadden moeten toevoegen: ,,Voor mij”. Feitelijk leven zoowel de gezicht-looze als de gehoorlooze in een physisch verleden, al is ditnbsp;dan voor den gezichtlooze veel meer „verleden” dan voornbsp;den ziende. Maar wij leven allen in het verleden. Zooalsnbsp;V an der Horst het uitdrukt: ,,datgene wat phaeno-menaal aanwezig is, is physisch-physiologisch geweest.

-ocr page 137-

131

SCHRIK, ANGST EN VREES

terwijl de waarneming phaenomenologisch door de verwachting, door het intentioneele aspect wordt gekenmerkt als een gericht zijn op het komende”.

In de vitale spheer, waarin wij direct beleven, ontmoeten wij den tijd in een andere gedaante. Nog anders wordt ditnbsp;in de animale spheer, waarin de toekomst een dreigendnbsp;element in zich draagt. Het is dan het onbekende, hetnbsp;vreemde, dat zijn dreigend karakter aan ons openbaart.nbsp;Wanneer het is zooals P a 1 a g y i zegt: „Es ist immernbsp;ein soeben Vergangenes das wir für eine Gegenwart halten”, dan kan het ook niet anders of wij moeten aan hetnbsp;waargenomene den zin ontleenen van de bedreiging dienbsp;nog komt, zullen wij ooit tot schrikken kunnen komen.

Straus nu zegt, dat de schrik qua talis leidt tot ontleening van den zin (van de bedreiging der existentie).nbsp;Het is echter juist omgekeerd: de ontleening van den zinnbsp;(van de bedreiging) doet schrik ontstaan. Zoo komt hetnbsp;ook dat, daar wij allen den zin der bedreiging uit sommigenbsp;gebeurtenissen uniform ontleenen, bv. aardbeving, brandnbsp;in een met menschen gevulde zaal, bij het zien van eennbsp;ongeluk, wij van deze evenementen schrikken. Het is denbsp;algemeene beteekenis van het problematische van onzenbsp;existentie, die voor ons in het schrikken, in ieder schrikken, evident wordt. Het is niet zoo, dat wij alleen van denbsp;eerste factische bedreiging schrikken, wij schrikken evenzeer van de volgende. Dit geschiedt althans vrijwel altijd.nbsp;Het is echter inderdaad mogelijk, dat de toestand dernbsp;reëele bedreigdheid voor het beleven indifferent wordt:nbsp;dan houdt het schrikken op. Deze waarneming konden wijnbsp;bij sommige inwoners van Den Helder doen, die na eenigennbsp;tijd vertoeven in de riskante omgeving, er aan gewoonnbsp;raakten, en zich van ,,een bommetje meer of minder” nietnbsp;veel meer aantrokken. Deze gevallen waren echter vrijnbsp;zeldzaam. Bij de groote meerderheid was het niet zoo.

Volgens Hugenholtz is de schrik phaenomenologisch na verwant aan de amentia, en hij vergelijkt de amentia met een voortdurenden schrik. Nu zijn wij slechtsnbsp;éénmaal na een bombardement geroepen bij een vrouw dienbsp;een toestandsbeeld vertoonde dat aan amentia deed denken.

-ocr page 138-

132

SCHRIK, ANGST EN VREES

XLlll

Het betrof een vrouw van 45 jaar, die den dag nadat achter haar huis een bom was gevallen, steeds erg van streek bleef, s nachts in het geheel niet sliep, steeds erg angstignbsp;was en radeloos. Ze wilde voortdurend iemand bij zich hebben, dorst geen oogenblik alleen zijn. Zc zou vroeger nanbsp;een partus eenige weken geheel „in de war” geweest zijn.nbsp;We treffen haar 3-10-1940 in bed aan, waar ze met angstignbsp;rondziende blikken half overeind zit. Ze antwoordt moeilijk,nbsp;wacht telkens even met antwoorden, kan ’t niet vinden. Zenbsp;is erg geschrokken van de bommen, en nu van streek. Zenbsp;voelt alles vreemd, alles is weg, alles glijdt weg. Ze zit alleennbsp;in een hokje. Ze wil opgesloten worden, zc staat alleen innbsp;de wereld. Ze kan 't niet uithouden. Ze kan niet rustig liggen. Alles is gejaagd, de rug doet haar er zeer van. Ze isnbsp;bang, erg bang, voor alles. Ze kan niets meer doen. Ze zitnbsp;zoo vast, maar weet niet waaraan. Ze pakt ons aan. Wilnbsp;weg, voor haar heeft niets waarde, ze kan niet meer leven.nbsp;Het hoofd gaat weg. De gedachten gaan vlug, ze denkt allesnbsp;tegelijk. Ze voelt zich vreemd van alles. Ze is alles kwijt,nbsp;kan niets uit elkaar houden.

Deze vrouw maakt inderdaad den indruk dat ze geheel verbijsterd is, ze is hulpeloos, kijkt ook hulpeloos rond ennbsp;wil bij de omstanders hulp zoeken. Daar ze na één dagnbsp;uit de plaats vertrok, hebben we helaas niet kunnennbsp;nagaan hoe het verdere verloop is geweest. Indien ditnbsp;inderdaad als een amentia mag worden opgevat, waarnbsp;toch zeer veel voor pleit, dan zou dit geval zeer sterknbsp;spreken voor de opvatting van R ü m k e, dat een psychogene amentia voorkomt.

Maar, om op ons onderwerp terug te komen, H u genhol t z merkt dan verder op, dat de schrik dikwijls beschreven wordt als reactie op iets uit de buitenwereld,nbsp;dat geheel onverwacht komt, welke definitie hij echter innbsp;twijfel trekt. Volgens hem nl. lijkt het beter: ,,om dennbsp;schrik te beschrijven als het onvermogen van den mensch,nbsp;om een bewustwording aan de buitenwereld tot voorstelling om te vormen. Het spraakgebruik wil, dat met dennbsp;schrik een gevoel van verlamming ontstaat. Deze verlamming zal des te spoediger intreden, naarmate het ik zwakkernbsp;is in zijn afwijzen van de buitenwereld, d.w.z., zwakkernbsp;is, om in een rustige waarneming tot een ,,objectief” beeld

-ocr page 139-

133

SCHRIK, ANGST EN VREES

te komen van de wereld om hem heen, en deze ik-zwakte doet zich ook gelden in den angst. Dat angst en schrikachtigheid dan ook ten nauwste samenhangen, is welnbsp;duidelijk. Als volgens deze omschrijving de schrik hetnbsp;verschijnsel zou zijn, dat het ik er niet in slaagt, om denbsp;gewaarwordingsqualiteit van de bewustwording te overwinnen, er niet in slaagt, om daarop ,,neen” te zeggen ennbsp;van de gewaarwording een waarneming te maken, watnbsp;de voorwaarde is om deze als voorstelling in ons mee tenbsp;dragen, dan zouden wij van de indrukken, waarop wij metnbsp;schrik hebben gereageerd, geen juiste voorstelling bezitten. En inderdaad is dat zoo. Het gevoel van verlamming is de onmacht van het ik, om het gewaargewordenenbsp;te kennen. Hebben wij het achteraf ,,herkend”, dan maaktnbsp;zich een gevoel van ontspanning van ons meester; denbsp;levensstroom gaat gewoon door, ons hart, ,,dat stil stond”,nbsp;gaat weer kloppen en wij „herstellen” ons van den schrik.nbsp;In den schrik was dus het tot-voorstelling-worden dernbsp;buitenwereld gestoord door een onmacht van het ik: hetnbsp;gevolg hiervan is, dat de gewaarwording niet als waarneming in den belevingsstroom wordt opgenomen en datnbsp;een terugvindbare voorstelling niet wordt gevormd” i).

Deze opvatting van den schrik nu komt ons voor in het geheel niet juist te zijn. Immers wij hebben gezien, datnbsp;de schrik niet zoo zeer ontstaat door het niet herkennennbsp;van de gewaarwording, als wel door het tot bewustzijnnbsp;komen van een dreigend element in de gewaarwording.nbsp;Naar de mate en voor zoover iedere vreemde gewaarwording een element der bedreiging bevat, naar die matenbsp;schrikt de mensch en ook het dier van het geheel nieuwe.nbsp;Niet zoodra wordt de gewaarwording tot waarneming vannbsp;iets werkelijk dreigends of de schrik zet zich volledignbsp;door en angst kan ontstaan. Reeds hier mogen wij opmerken, dat angst met schrik te maken heeft, tot op zekerenbsp;hoogte het verlengde daarvan kan zijn. Wordt daarentegen de gewaarwording tot een waarneming van iets, datnbsp;blijkt onschuldig te zijn, dan verdwijnt terzelfder tijd denbsp;schrik. Bij dieren is dit ook fraai waar te nemen, b.v. bij

‘) Over Tijd en Tijdsvormen, pag. 193.

-ocr page 140-

134

SCHRIK, ANGST EN VREES

paarden en vogels. Bij het plotseling en onverwachts bemerken van iets vreemds schrikt het dier, vooral eennbsp;dier dat, zooals paard en vogel, goed vatbaar is voornbsp;schrik.

Maar er moet een zekere drempelwaarde van de ge-waarwordingsintensiteit worden overschreden, zal het dier de ,,beleving” van de bedreiging krijgen. Andersnbsp;schrikt het niet. Het ontleent dan niet den zin van denbsp;dreiging aan het gebeuren. Zoo is het mogelijk met eennbsp;geruischloos luchtgeweer een exemplaar van een groepnbsp;spreeuwen in een pereboom dood te schieten en op dennbsp;grond te zien vallen, zonder dat één der soortgenootennbsp;een vleugel uitslaat om te vluchten. Zij kijken zelfs zeernbsp;verwonderd naar hun makker, waarom die daar toch zoonbsp;raar op den grond gaat liggen. Niet zoodra wordt er ge-ruisch gemaakt of tikt het kogeltje uit het luchtgeweernbsp;tegen den tak of het dier vliegt verschrikt op, meestalnbsp;tegelijk de heele zwerm.

We hebben nu in alle geval reeds kunnen zien, dat een zoo algemeen voorkomend phaenomeen als de schriknbsp;alleen dan tot stand komt als het ,,beleven” zijn plaats innbsp;het functioneele geheel heeft ingenomen. In zooverrenbsp;kunnen onze opvattingen de dierpsychologische uitkomsten van Kortlandt steunen. Dit beleven is i.c. bijnbsp;den mensch het ontleenen-van-den-zin. Deze ,,Sinnent-nahme” is niet een gevolg van schrik, maar sine-qua-nonnbsp;van schrik, hetgeen wij in tegenstelling met Strausnbsp;meenen te moeten volhouden.

Treedt nu bij het dier op datgene wat wij zuiver volgens een analogieredeneering ,,beleving” van plotselinge be-dreigdheid noemen, dan zien we dat de schrik-,,reactie”nbsp;noodwendig steeds wordt ,,ausgelöst”. Het dier heeftnbsp;namelijk geen vrijheid van handelen, het staat niet vrijnbsp;tegenover zijn omgeving, het gehoorzaamt, en moét welnbsp;gehoorzamen aan de instinctieve reacties die het tennbsp;dienste staan, anders gaat het onder.

Bij den mensch, die t.o.z. van het dier toch een oneindig groote vrijheid van handelen en re-ageeren heeft en totnbsp;op zekere hoogte vrij kan staan tegenover zijn eigen

-ocr page 141-

135

SCHRIK, ANGST EN VREES

„levensfunctie” mogen we aannemen, dat hij niet noodzakelijkerwijs behoeft te schrikken, dat hij niet schrikachtig moet zijn. Hij kan ,,on verschrokken” zijn, als het zelfbewustzijn weigert den zin der bedreigdheid te ontkenen, of, dit wel doende, tegen de situatie opgewassennbsp;is, zich niet laat ,,verschrikken”.

In menschelijke verhoudingen is het dus niet te verwonderen, dat het individu van een voorval schrikt al naar den zin die er door het individu aan wordt ontleend.nbsp;Dat deze ,,Sinnentnahme” een autonome werkzaamheid isnbsp;van het menschelijk zelfbewustzijn, hebben wij nu reedsnbsp;trachten aan te toonen. Wel doet de constitutie er veelnbsp;toe af of en in hoeverre iemand voor schrik vatbaar is, c.q.nbsp;in hoeverre hij bereid is tot ontleening van den zin dernbsp;bedreiging. Immers in laatste instantie is het niet de aardnbsp;van het gebeuren, die den schrik veroorzaakt, maar de zin,nbsp;die daaraan ontleend wordt. Er komt nog bij, dat hetnbsp;physisch gebeuren, waarop K 1 a g e s in zijn voorrede opnbsp;het werk van P a 1 a g y i (Warnehmungslehre), de aandacht vestigt, kan worden verdeeld in oneindig veelnbsp;deelen, theoretisch althans. Wanneer wij met Bergsonnbsp;aannemen, dat ons bewustzijn een cinematografischnbsp;karakter heeft, dan kan het ook nooit een ,,durend” gebeuren, zooals wij de gewaarwording kunnen opvatten,nbsp;volkomen begeleiden en wij kunnen in het gebeuren ooknbsp;nooit dieper indringen als de snelheid van onze bewust-zijnscinematograaf, onze ,,bewustzijnspols toelaat.nbsp;D.W.Z., dat wij zeer snelle bewegingen niet kunnen volgen.nbsp;W^illen wij zeer snelle bewegingen volgen en in al hunnbsp;onderdeelen waarnemen dan kunnen wij met behulp vannbsp;de techniek daarvan een z.g. vertraagde film maken,nbsp;d.w.z., dat wij eenige malen meer moment-opnamen innbsp;een bepaalden tijd nemen, dan wij zelf in staat zijn metnbsp;ons bewustzijn te nemen. Het gebeuren wordt te volledigernbsp;geanalyseerd naarmate de film meer vertraagd is, dusnbsp;meer beeldjes per tijdseenheid zijn opgenomen. Doornbsp;middel van de vertraagde film kunnen wij ons realiseerennbsp;hoe wij de werkelijkheid zouden waarnemen als onzenbsp;,,bewustzijnspols” (zooals door Klages in navolgingnbsp;van S i g w a r t wordt verondersteld in de genoemde

-ocr page 142-

136

SCHRIK. ANGST EN VREES

voorrede) even zoovele malen zou zijn versneld als wij de filmopname versnellen, en in plaats van onzen waar-nemingstijd van ca. sec nu b.v. een waarnemings-tijd zouden hebben van ca. ^/25o of ^/looo sec. Dit komtnbsp;er op neer dat ons innerlijk leven sneller zou verloopennbsp;en het uitwendige gebeuren den indruk op ons zou makennbsp;even zoovele malen langzamer te verloopen. Zoodoendenbsp;zouden wij in staat zijn een gebeuren tot in minimale tijds-eenheden zich te zien afspelen. Wij zouden dan zelf alsnbsp;het ware een vertraagde film zien van hetgeen wij nunbsp;waarnemen.

Ieder weet nu echter, dat men van een vertraagde film bezwaarlijk zal kunnen schrikken. Niets gaat daar plotseling. Alles ziet men zich tot in finesses af spelen. Eennbsp;val is geen val meer, maar een langzaam naar benedennbsp;zweven. Een plons in het water is als een langzaam verzinken. Wij zien het zich allemaal af spelen, zooals wijnbsp;het ons in gewone omstandigheden niet kunnen indenken.nbsp;Er is „tijd” om het gebeuren te zien en tijd om te overleggen wat gaat komen. Wij zouden dan nooit kunnennbsp;zeggen „ik wist niet zoo gauw wat er gebeurde”, zooalsnbsp;wij nu doen, wanneer wij schrikken. En zouden wij onzenbsp;eigen bewegingen even zooveel malen kunnen versnellen,nbsp;dan zouden wij alle ongelukken en letsels kunnen voorkomen. Immers wij zouden „het kunnen zien aankomen”.nbsp;Kortom, het physisch gebeuren zou door ons in zoodanignbsp;kleine deelen opgelost worden, dat alle belevingen vannbsp;het plotselinge geheel zouden ophouden: en daarmee ooknbsp;de schrik, althans de schrik door voorvallen in de buitenwereld.

Het omgekeerde: dat het uitwendig gebeuren veel sneller gaat (relatief) dan ,,overeenstemt” met ons waarnemingsvermogen, kan ook inderdaad voorkomen en veroorzaakt dan soms niet eens een schrikreactie, doordatnbsp;het gebeurde al gepasseerd is ,,voor we het weten”. Ditnbsp;phaenomeen wordt in de omgangstaal aangeduid met denbsp;woorden ,,ik had geen tijd om te schrikken”, en zoo kannbsp;het gebeuren dat schrik soms niet optreedt bij plotselingenbsp;zeer ernstige bedreiging, of even transitorisch optreedtnbsp;als wanneer we een plotseling gebeuren direct als niet-

-ocr page 143-

137

SCHRIK, ANGST EN VREES

gevaarlijk herkennen, zoodat het tot een ,.afgebroken schrikreactie” komt zooals we op pag. 125 beschreven. Ditnbsp;heeft zijn verklaring in de volgende overlegging.

Er is een zekere tijd noodig om te kunnen schrikken. Komt binnen dezen tijd de ontleening van den zin dernbsp;bedreiging tot ontwikkeling, dan zal de schrik zich doorzetten. Zoo niet dan gaat de schrik ,,over”. Nu kan hetnbsp;gebeuren dat een voorval, al is het nog zoo ernstig, zoonbsp;snel verloopt, dat ,,er geen tijd is om te schrikken”, aangezien het voorval reeds gepasseerd is ,,voor we het weten”.nbsp;Dan heeft een schrikreactie geen zin meer, tenzij het gebeuren een aanwijzing is van iets anders dat er op volgtnbsp;en dat reden zou kunnen zijn tot het optreden van schrik.

XLIV. Als illustratie het volgende geval:

Een vrouw van 48 jaar die onder behandeling was, beleefde het dat er op een middag geheel onverwacht en plotseling een laagvliegende bommenwerper overkwam, die een paar bommen uitwierp waarvan er een vóór en een achternbsp;haar huis tot explosie kwam. Tegelijk met het ronken vannbsp;de motoren, hoorde ze het afweergeschut in werking komennbsp;en tevens de bomexplosies. Ze was achter het huis bezig denbsp;wasch op te hangen. Alles sloeg stuk en het was een levennbsp;als een oordeel. Maar „meteen” was alles weer voorbij. Opnbsp;mijn vraag of ze niet geschrokken was kreeg ik ten antwoord:nbsp;„Och, wat zal ik daarvan zeggen, het ging zoo gauw dat jenbsp;geen tijd had om te schrikken, en ik merkte meteen dat allesnbsp;al weer voorbij was.” Ze had geen enkele klacht of symptoom dat op een schriknawerking kon worden teruggebracht.

In elk geval blijkt hieruit wel, dat de beleving van het plotselinge alleen niet voldoende is om een volledigenbsp;schrikreactie te geven. Dat hier niettegenstaande hetnbsp;plotselinge, gepaard aan het dreigende karakter van hetnbsp;gebeuren geen schrik optrad, vindt zijn grond in de vermelding ,,dat het meteen weer voorbij was”. Toen werdnbsp;meteen gerealiseerd dat het gevaar geweken en schriknbsp;niet meer noodig was. Alles speelt zich af in fracties vannbsp;een seconde, maar met de gevonden waarnemingstijdennbsp;is dit zeer wel overeen te brengen. De eenvoudige waarneming toch is alreeds zoo’n ingewikkeld en samengesteldnbsp;proces, dat we niet schouderophalend mogen staan tegen-

-ocr page 144-

138

SCHRIK, ANGST EN VREES

over de veronderstelling, dat het proces der zinsontleening in een minimalen tijdsduur kan plaats vinden. Iederenbsp;waarneming is toch zelve reeds tot op zekere hoogte:nbsp;ontleening van den zin van het gewaargewordene. En vannbsp;de gewaarwording zegt P. Schilder: „dass schon imnbsp;Empfindungsvorgang selbst das associtativ verwandte mitnbsp;auftritt”. ,,Für jede Empfindung sind nicht nur dienbsp;periferen Verhaltnisse massgebend, sondern auch zen-trale, und diese wiederum stehen in engster Abhangigkeitnbsp;von den früheren Erlebnisse der Person, von ihren ver-gangenen und gegenwartigen Einstellungen”. ,,Jedenfallsnbsp;ist ,,Gestaltung” schon in der Empfindung”.

Wanneer W e t z e 1 opmerkt, dat schrik geen ,,Ein-heitlichkeit” is in psychologisch opzicht, dan geldt dit wel ten aanzien van de symptomen, maar niet ten aanziennbsp;van de genese van dit phaenomeen. Er is dus eigenlijknbsp;geen reden om inplaats van schrikpsychose van shock-psychose te spreken. Shock is wel in de laatste plaats eennbsp;syndroom, dat een „Einheitlichkeit” vormt.

Nu doet zich de moeilijkheid voor, dat de schrik feitelijk als instinctmatig biologische reactie, diep geworteld is innbsp;het vitale, terwijl wij bij de bespreking der verschillendenbsp;wijzen, waarop deze reactie ontstaat, hebben gedaan alsofnbsp;ons diepste specifiek menschelijke ziel eleven daarbij betrokken was. Men kan bij een schrikkende visch tochnbsp;moeilijk spreken van ,,zinsontleening”, ,,existentieele bedreiging”, „algemeene beteekenis”, ,,algemeene waarden”nbsp;en zoo meer, categorieën, die aan de menschelijke existentie zijn ontleend. Toch is schrik een phaenomeen, dat wijnbsp;in elk geval, behalve bij den mensch ook in de dierenwereld zich zien voordoen. Zelfs de ééncellige amoebenbsp;kan een reactie vertoonen op voor dit diertje onaangename, d.i. gevaarlijke prikkels, welke reactie wij alsnbsp;bewegingsstorm hebben zien aangeduid, die toch allenbsp;teekenen van een schrikreactie vertoont. Bij hoogerenbsp;dieren zien wij daarnaast de immobiliseeringsreflex, denbsp;„Totstellreflex”, zich uitende in een bepaald gedrag vannbsp;het schrikkende of in het nauw gedreven dier. Sommigenbsp;vogels nemen bepaalde houdingen aan als zij zich be-

-ocr page 145-

139

SCHRIK. ANGST EN VREES

dreigd weten. Bij vele dieren is de eerste schrikreactie een onbeweeglijk stil blijven staan. Sterkere schrikaanjagingnbsp;veroorzaakt pas de vluchtreactie. Dezelfde symptomennbsp;doen zich voor, wanneer het dier in angsttoestand komtnbsp;te verkeeren. Nu merkt Kortlandt op, dat het voornbsp;de menschelijke psychologie van veel belang is, dat verschillende reactie-wij zen bij uitgebreide groepen van hetnbsp;zoölogisch systeem gelijk zijn. De analogie der verschillende symptomen, die wij bij den mensch in schrik- ennbsp;angsttoestand kunnen waarnemen, herkennen wij dan ooknbsp;duidelijk in het dierlijk gedrag en omgekeerd. Alsnbsp;P o r t i e 1 j e beschrijft hoe een roerdomp bij het eerstenbsp;teeken van onraad de z.g. paalhouding aanneemt, d.i. eennbsp;onbeweeglijke, zich als het ware met de omgeving gelijkmakende houding, terwijl wanneer de bedreiging ernstignbsp;wordt en het dier op de vlucht slaat, er tegelijk eennbsp;diarrhoe-achtige defaecatie optreedt; of wanneer Kortlandt meedeelt, dat het dikwijls geen pretje is om eennbsp;groote zwerm spreeuwen aan het schrikken te brengennbsp;en op de vlucht te jagen, omdat het dan uit die zwermnbsp;,,regent”, dan ligt het toch voor de hand om tegelijk tenbsp;denken aan onzen patiënt, die diarrhoe kreeg wanneernbsp;hij van controle hoorde, of aan dien ander, die onbeweeglijk bleef staan, toen hij een bom uit het vliegtuig bovennbsp;zich zag vallen. Ook het braken wordt bij dieren waargenomen. Evenzoo het beven en transpireeren. Wanneernbsp;een paard plotseling op zijn weg zich iets ziet vertoonen,nbsp;dat voor het dier zeer vreemd is en waarvoor het schrikt,nbsp;dan blijft het eerst pardoes stil staan en men kan het overnbsp;al zijn leden voelen beven. Een paard is in dat opzicht eennbsp;gemakkelijk proefdier, omdat het spoedig schrikt, gauwnbsp;angstig wordt en op de vlucht slaat. Het is een echt vlucht-dier.

Bij dieren noemen wij deze reacties instinctmatig. Wij zeggen, dat het dier als bij instinct weet wat gevaarlijknbsp;voor hem kan zijn. Echter heeft Kortlandt zooalsnbsp;gezegd reeds opgemerkt in zijn interessante studie, dat bijnbsp;het gedrag van dieren het beleven geen epi-phaenomeen is,nbsp;maar wel terdege het gedrag mede bepaalt. Bovendiennbsp;doet zich de vraag voor: ,,Wat is instinct?” Wanneer wij

-ocr page 146-

140

SCHRIK. ANGST EN VREES

de omschrijving nemen die O 1 d e w e 11 kiest dan is de tegenstelling niet zoo groot als zij lijkt tusschen hetgeennbsp;wij instincthandelingen en specifiek menschelijke handelingen noemen. Oldewelt noemt in navolging vannbsp;Bergson instinct en intelligentie eikaars complement,nbsp;die geen van beide in „reincultuur” voorkomen.

Aldus instinct nemende als polair tegengesteld aan intelligentie is het: een aangeboren, uiterst nauwkeurige,nbsp;maar tot een zeer klein gebied beperkte kennis, die stellignbsp;niet met een bewustzijn van een soort als het onze, gepaardnbsp;gaat en wier omvang juist dat gebied bestrijkt waarop hetnbsp;hier, dank zij de hem aan het lijf gegroeide instrumenten,nbsp;greep heeft.

En Bergson volgende zegt hij: ,,Het instinct is geheel op het leven gericht en daaromtrent ,,wetend”.”

Is het bij die opvatting van het instinct een wonder, dat het instinct het ,,orgaan” is, waardoor wij weten wanneernbsp;ons leven bedreigd wordt. Wij spreken toch zoo dikwijlsnbsp;van: ,,Ik voel, dat iets niet in orde is; ik voelde mij instinctief bedreigd”. Het dier weet toch in het algemeen zeernbsp;goed wanneer het bedreigd wordt, en waarop kan hetnbsp;dier veiliger afgaan dan op zijn instinct. Het instinct is hetnbsp;wat het dierenleven beschermt en hoe goed doet het dat.nbsp;Is het voor een groot deel ook niet het instinctmatige innbsp;ons menschelijk bestaan, dat ons leven beschermt en metnbsp;zorgen omringt?

Wel is een groot gedeelte van de taak van het instinct bij den mensch overgenomen door het intellect, dat naarnbsp;B e r g s o n’s opvatting o.a. het vermogen is om niet-organische instrumenten te maken en te gebruiken, welkenbsp;toch in laatste instantie alleen dienen om ons menschelijknbsp;bestaan steeds meer te protegeeren, met steeds meer ennbsp;grootere zorgen te beschermen (vergelijk „die Sorge” vannbsp;Heidegger).

Het gedrag bij schrik is dan ook naarmate de schrik heftiger is meer instinctmatig. Bij de hevigste schrikreacties komen de phylogenetisch gepraeformeerde instinctievenbsp;schrikreacties het zuiverst aan den dag: de Totstellreflex,nbsp;de bewegingsstorm. De menschelijke intelligentie zal zoonbsp;lang mogelijk, in vele gevallen tot het laatst, de leiding

-ocr page 147-

141

SCHRIK, ANGST EN VREES

houden bij de bescherming van het bestaan. Alleen wanneer die te kort schiet of wanneer de integreering der persoonlijkheid onvolledig en gebrekkig is, n.1. bij kinderen en psychopathische persoonlijkheden, zullen wij primitievenbsp;reacties eerder zien optreden. Dan komt te voorschijn watnbsp;Kretschmer onder hypobuliek heeft verstaan. Dezenbsp;is volgens Kretschmer noch goed, noch kwaad, bijnbsp;volwassenen gebonden aan den doelwil, en kan bij zeernbsp;sterk affect ineens als zelfstandig syndroom aan den dagnbsp;treden. Bovendien kunnen, als de ,,innere Erlebnisabwehr”nbsp;mislukt, bij daartoe voorbeschikte karakters optreden denbsp;„hyponoische” mechanismen: dubbelbewustzijn, droomen,nbsp;accessen, schemertoestanden. De vraag doet zich nu voornbsp;of dit hysterie heeten zal.

Hier treedt aan den dag de groote problematiek, die er schuilt in het woord hysterie. Wanneer zullen we eennbsp;symptoom hysterisch noemen? Waar is de overgang tus-schen een ,,normale” acute schrikreactie en een hysterischenbsp;reactie? Kretschmer zegt heel typeerend dat we bijnbsp;een hysterielijder altijd even het gevoel hebben dat denbsp;patient met zijn wil een beetje meewerkt aan het opwekken der symptomen. Dit is een moeilijk criterium, en tochnbsp;meenen we Kretschmer hier voor het grootste deelnbsp;gelijk te moeten geven. Men moet zijn patiënten jaren langnbsp;gekend hebben om bij het optreden van moeilijkheden innbsp;hun leven soms onnoozele kwaaltjes ineens te zien aangroeien tot ernstige bezwaren, die veel indruk op de omgeving maken. Omgekeerd werpt het een eigenaardig lichtnbsp;op de ,.ziekte” van een hysterica, als deze in een woedeaanval uitbreekt wanneer ze ontdekt dat de dokter aannbsp;de weet gekomen is dat haar bloedbraken, waarover heelnbsp;de omgeving zoo zeer van streek was en medelijden hadnbsp;met haar, veroorzaakt wordt doordat ze stiekem runder-bloed bij den slager heeft gekocht en dit nu opdrinkt, omnbsp;het even gauw weer uit te braken. Is hysterie dan alleennbsp;een wijze van reageeren? Maar was onze patient, die hetnbsp;in zijn broek deed als hij naar Den Helder moest dan eennbsp;hystericus? Hij had er wel degelijk gruwelijk het land aannbsp;en schaamde zich diep. Hierbij denken we aan de schrikkende en vluchtende spreeuwen, die defaeceeren als ze

-ocr page 148-

142

SCHRIK, ANGST EN VREES

wegvliegen, of aan den roerdomp van P o r t i e 1 j e, die vluchtende diarrhoe krijgt, en tevens braakt. Dat noemennbsp;we toch in elk geval niet hysterisch. En dan H o c h e snbsp;uitspraak dat ieder mensch hysteriefahig is?

Trouwens hier denken we aan onze eigen beleving tijdens het bombardement. Als we even hadden toegegeven aan dien nauw bemerkten drang om op te willennbsp;vliegen en weghollen, of iets geks te doen, zou het dannbsp;niet tot een soort ,,schrikpsychotische” of ,,hysterische”nbsp;reactie gekomen zijn. ,,Men” zegt toch ook niet onaardignbsp;dat in dergelijke situaties men ,,zijn verstand moet gebruiken”. Dat is de buitengewone positie van den mensch,nbsp;dat hij inderdaad zijn verstand ,,kan” gebruiken, zelfsnbsp;,,moet” gebruiken. Deze taak kan echter te zwaar wordennbsp;en dan moet de intelligentie geheel of deels wijken voornbsp;het instinctmatige. Al naarmate hier meer of min willekeurige wils- en wenschtendensen een rol spelen, mogennbsp;we meer of minder van hysterie spreken.

Maar deze wils- en wenschfactoren zijn momenten, die niet uit de ,,levensfunctie”, maar uit de ,,innerlijke levensgeschiedenis” opkomen. Vandaar dat we de instinctmatige schrikreacties niet onder de hysterie zullen rangschikken. Tot op zekere hoogte moeten deze echter doornbsp;de persoonlijkheid beheerscht worden. Gebeurt dit onvoldoende of gebruikt de persoonlijkheid de instinctmatigenbsp;mechanismen tot het bereiken van een al dan niet bewustnbsp;doel, dan mogen we van hysterie spreken. Inderdaad: ,,Esnbsp;gibt keine hysterische Erscheinungen allein hysterischenbsp;Persönlichkeiten” (R ü m k e).

De nawerking van een hevige schrik- en angstbeleving, (trouwens na een relatief „onschuldigen” schrik kunnennbsp;we dat al waarnemen), wordt gekenmerkt door een sterkenbsp;gebondenheid aan de oogenblikkelijke werkelijkheid, ennbsp;vaak daarmee gepaard gaande een euphore stemming,nbsp;een zich als het ware verlustigen in het ,,er-(nog)-te-zijn”.nbsp;Dit is een gevoel dat we zouden willen vergelijken metnbsp;een ideale vacantiestemming. Nu heeft Minkowskynbsp;in een studie over het tijdsprobleem in de psychopathologienbsp;deze stemming naar voren gebracht en nader geanaly-

-ocr page 149-

143

SCHRIK, ANGST EN VREES

seerd. Hij stelt tegenover elkaar: de stemming van het dagelijksch leven, en de vacantiestemming, en ziet hierinnbsp;twee tegengestelde principes nl. dat der „juxtaposition”,nbsp;der naast elkaar en achter elkaar plaatsing van minuten,nbsp;uren, dagen enz. en het principe der „pénétration”, hetnbsp;principe der doordringing; als een zich dompelen in hetnbsp;omringende leven. Deze twee principes zijn echter in hetnbsp;beleven niet te scheiden. Minkowsky vindt hierinnbsp;terug de tegenstellingen van Bergson: dood-leven,nbsp;intellectdntuitie, tijd die aan de ruimte gelijkgemaakt ennbsp;daaraan gemeten wordt, tegenover tijd als doorleefdenbsp;duur (la durée). De beide tegenstellingen zijn wel opnbsp;geen enkel niveau te scheiden, ze doordringen elkaarnbsp;steeds, maar we zien toch duidelijk de polariteit.

Men heeft gesproken van een temporeel aspect der geestesziekten, maar wij meenen met evenveel of nog metnbsp;meer recht te mogen spreken van het temporeel aspect vannbsp;alle belevingen en levenservaringen. Dit is zoo belangrijknbsp;om de centrale plaats die het phaenomeen van de tijdelijkheid in ’t heele leven inneemt. Evenals het begrip van denbsp;ruimte wordt geconstitueerd door het begrip afstand, zoonbsp;wordt de tijd, als beleefde tijd, geconstitueerd door hetnbsp;begrip van den duur. In het dagelijksch leven echter worden we vooral in ons gemoderniseerd en gemechaniseerdnbsp;leven sterk beheerscht door het principe der juxtapositie.nbsp;Minkowsky zegt: ,,De menschheid is er aan gewoonnbsp;geraakt het leven, de wereld, het worden, de tijd, alleennbsp;onder het wiskundige en rationeele aspect te beschouwen”. De tijd heeft een structuur met meer dan éénnbsp;afmeting. De tijd ,.ontplooit” zich. Dit is vooral doornbsp;Heidegger sterk geaccentueerd. Hier te lande wasnbsp;het Van der Horst, die in zijn publicaties over hetnbsp;K o r s a k o w-syndroom op het belang van het tijds-phaenomeen in het beleven heeft gewezen. Nog niet langnbsp;geleden was het Hugenholtz die een uitgebreidenbsp;studie aan dit probleem wijdde en het aan alle kantennbsp;heeft pogen te door gronden, vooral met het oog op hetnbsp;groote belang van het tijdsaspect in psychiatrische vraagstukken.

Deze ,,vacantiestemming” nu, dit opgaan in het oogen-

-ocr page 150-

144 SCHRIK, ANGST EN VREES

blikkelijk-aanwezige, vinden wij volgens Minkowsky vooral bij die psychische structuren die we gewoon zijnnbsp;geraakt als „syntoon” te betitelen, en die we aantreffennbsp;bij die menschen die we tot de cyclische karaktertypennbsp;rekenen, waarbij de manisch-depressieve psychose hetnbsp;meest voorkomt. Minkowsky vat de syntonie op alsnbsp;een ,,doorleefd synchronisme”. In deze stemming is denbsp;mensch opgaand in, harmonieus in ,,overeenstemmingnbsp;met” zijn omgeving.

Als we onze euphore stemming na schrik en angst-beleving nu beschouwen dan meenen we deze te mogen opvatten als een meer op den voorgrond treden van denbsp;syntonie, een meer aan den dag komen van de elementennbsp;der penetration, terwijl tegelijkertijd die van de juxtapositie meer op den achtergrond komen. Als we naarnbsp;analogieën zoeken voor deze stemming dan meenen wenbsp;deze te mogen zien in de stemming na geslaagde gevaarlijke ondernemingen, bv. bergtochten, gevaarlijke zeereizen, een stormaanval aan het front (cf. de mededeelin-gen van Kleist, Reichardt e.a.) etc.

R ü m k e vermeldt in zijn studie over het geluksgevoel dat dit phaenomeen bij enkelen zijner patiënten optrad nanbsp;een gevaarlijk werk of angstige spanning (patiënten F.nbsp;en G.). Van patiënt F. zegt R ü m k e: „......het geluks

gevoel contrasteert sterk met de te voren doorgemaakte angstige spanning”. Nu willen we hierbij direct opmerkennbsp;dat onze eigen beleving niet was het verheven geluksgevoel zooals R ü m k e dat beschrijft en waarbij hij in hetnbsp;bijzonder ook die verheven religieuze gevoelens bedoeltnbsp;zooals W. James ze bij religieuze bekeeringen heeftnbsp;beschreven. Dit is een gevoel waarvan o.a. kan wordennbsp;gezegd dat ,,het lijkt alsof de mysteriën van het levennbsp;plotseling verhelderd zijn”. Ons gevoel was meer eennbsp;gevoel van euphorie, hetgeen volgens R ü m k e als eennbsp;vitaal phaenomeen moet worden gezien. Dit is inderdaadnbsp;juist. We ervoeren in opvallende mate het gevoel vannbsp;opgewektheid, onvermoeidheid, onbezorgdheid, somsnbsp;vreugde, en een gevoel van alles aan te kunnen. Wel wasnbsp;het gevoel religieus getint, maar dat was niet een reactiefnbsp;symptoom, het had zijn grond in onze eigen geloofsover-

-ocr page 151-

145

SCHRIK, ANGST EN VREES

tuiging, welke door het gebeurde in geen enkel opzicht veranderd, in den zin van verminderd, was, eerder verdiept en verinnigd.

Eigenaardig is dat R ü m k e het door hem bedoelde geluksgevoel, dat hij in pathologische vormen onderzocht,nbsp;als endogeen ^) ontstaan beschouwt.

Zijn patiënten F. en G. hadden een neiging tot motorische uitingen van hun gevoelens: juichen, jubelen. Wij vermeldden de neiging tot neuriën en zingen: inderdaadnbsp;verschijnselen die met het voorgaande in één lijn liggen.

Deze vreugde aan het bestaan, deze euphorie, is een belangrijk phaenomeen. Pierre Janet zegt bij denbsp;beschrijving van ,,les états d’élations et de joies”: ,,lenbsp;sentiment de joie quand il peut se constituer joue un rölenbsp;considérable dans les phénomènes psychologiques supérieurs” 2). En even verder: „Je voudrais seulement icinbsp;insister sur deux sentiments qui dérivent du sentiment denbsp;la joie, Ie sentiment de la présence et Ie sentiment dunbsp;pouvoir”. Dit gevoel geeft aanleiding tot de ontwikkelingnbsp;van een nieuwe streving: ,,celle de la recherche dunbsp;triomphe”. Deze gevoelens staan in direct verband metnbsp;het zelfbehoudinstinct: „L’instinct de conservation de lanbsp;vie, la tendence a développer notre personalité et a l’élevernbsp;au-dessus des autres s’est associé avec cette réaction denbsp;triomphe et avec la conscience de la joie” ^).

De schrik nu, waarvan we uitgingen, slaat ons inderdaad op het leven terug, geeft ons sterk wat J a n e t noemt ,,le sentiment de la présence”, maar hierdoor wordtnbsp;de vitaliteit sterk geprikkeld, ,,le sentiment du pouvoir”nbsp;komt tot ontwikkeling. In een andere terminologie willennbsp;we concludeeren: het vertoeven in de grenssituatie roeptnbsp;de vitaliteit op. Dit geldt niet alleen voor individuen maarnbsp;voor geheele volkeren. De oorlog is daar helaas een overweldigend bewijs voor.

Het zou wel niet geheel buiten de lijn van deze studie vallen om in den breede na te gaan in hoeverre hier

In den zin van autochtoon.

De l’Angoisse a l’Extase, pag. 419.

I.C., pag. 423.

-ocr page 152-

146

SCHRIK, ANGST EN VREES

psycho-physische correlaties zijn te ontdekken, maar we zullen ons tot enkele korte opmerkingen beperken. Hetnbsp;verband na te gaan tusschen deze stemmingen en affectennbsp;en de functies der verschillende vegetatieve centra, dienbsp;het geheele „stemmingsapparaat” reguleeren zou onsnbsp;echter te diep in de physiologic voeren. Bovendien is denbsp;physiologic van den schrik voldoende beschreven. Hetnbsp;Leib-Seele probleem in vollen omvang is niet aan de orde.nbsp;Door Ariens Kappers, Van der Horst e.a.nbsp;zijn hierover meer in algemeenen zin zeer interessantenbsp;opmerkingen gemaakt. Meer in bijzonderheden heeftnbsp;Von Ber gmann over de ,,Psychophysische Verhaknbsp;tungsweisen” belangrijke dingen gezegd. We denken aannbsp;de schrik-Basedow, aan den invloed van emoties opnbsp;interne secretie en op de stofwisseling, waarbij onze gedachten komen op de door ons zoo duidelijk waargenomennbsp;z.g. vegetatieve reactie: zich uitend in een vrij snelnbsp;optredende vermagering, een vaak duidelijk verhoogdenbsp;eetlust, niet alleen bij een enkeling, maar bij een grootnbsp;aantal personen met wie we in aanraking kwamen directnbsp;na den oorlog en het bombardement, en dat, vóór er vannbsp;verminderde voeding sprake was. Door H. Berger,nbsp;Wittk ower, V. d. Scheer e.a. zijn uitgebreide ennbsp;interessante onderzoekingen gedaan over het verbandnbsp;tusschen physiologische processen en psychische verschijnselen. Berger wijst er in navolging van D a r -w i n op, dat de begeleidingsverschijnselen van gemoedsaandoeningen bij alle rassen der menschheid dezelfde zijn.nbsp;Ieder verstaat de taal der uitdrukkingsbewegingen. Dit isnbsp;voor dergelijke onderzoekingen van groot belang. Het isnbsp;trouwens een algemeene vóórwetenschappelijke bekendheid dat iemand ,,bleek wordt van schrik”, dat de schriknbsp;ons „om het hart slaat”, dat we ,,angstzweet” kunnennbsp;krijgen, dat iemand het „van benauwdheid in zijn broek”nbsp;kan doen, dat men van angst ,,op zijn beenen kan staannbsp;te trillen”. VonBergmann wijst er op dat vele somatische verschijnselen bij schrik en angst verklaard zoudennbsp;kunnen worden door de plotselinge afscheiding vannbsp;adrenaline: die den bloeddruk verhoogt, de tremor veroorzaakt, de contractie der arteriolen in het „schrikbleeke

-ocr page 153-

147

SCHRIK, ANGST EN A/REES

gelaat” aan den dag doet treden, de tachycardie veroorzaakt, en de opengesperde oogen met wijde (sympathicus) pupil, en zelfs door een hyperglycaemie de aanwijzingnbsp;geeft, dat ook een verandering in de stofwisseling innbsp;samenhang met emotioneele en affectieve toestanden kannbsp;optreden die dicht staat bij een diabetes. Inderdaad: hetnbsp;sympathische zenuwstelsel is het ,,mede-lijdende”.

Dat in dit verband de leiding moet worden toegewezen aan het hypophysair-hypothalamische systeem behoeftnbsp;niet te worden betwijfeld. Terwijl de hypophyse zelf alsnbsp;producent van een veelheid van hormonen waardoor hetnbsp;overige interne secretieapparaat kan worden beinvloed,nbsp;een belangrijke, al is het misschien subalterne, rol speeltnbsp;in dit heele gebeuren.

Uit al deze ervaringsfeiten mogen we wel concludeeren dat ons psychophysisch apparaat, ons organisme, watnbsp;Binswanger noemt de „levensfunctie”, het tooneelnbsp;is waarop zich voor onze oogen afspeelt hetgeen in denbsp;„innerlijke levensgeschiedenis” plaats vindt. Hiermee wilnbsp;wel niet gezegd zijn dat iedere beroering op het „tooneel”nbsp;aanwijzing is van een adaequate verandering in de innerlijke levensgeschiedenis of omgekeerd. Maar wel dat ernbsp;correlaties zijn, continu.

Van een causaal verband echter is geen sprake, en alle geredeneer over het verband tusschen lichaam en ziel,nbsp;soma en psyche heeft geen ontologischen zin. Medisch-psychologisch heeft het alleen zin van somatische verschijnselen te spreken in privatieven zin, voorzooverre wenbsp;abstraheeren van het psychische, en omgekeerd.

Als persoon echter is de mensch een éénheid, waarvan we niet een deel afzonderlijk, los van het geheel, kunnennbsp;nemen zonder dit geheel onherstelbaar te verminken.

Wanneer we zeggen dat het vertoeven in de grenssituatie de vitaliteit oproept, ons geeft een vermeerdering van het „sentiment de la prèsence”, een meer op dennbsp;voorgrond komen veroorzaakt van de elementen dernbsp;pénétratie, het tijdelijke (durée) tegenover het ruimtelijkenbsp;in onze existentie accentueert, dan gaan in dit verbandnbsp;onze gedachten naar een therapeutisch handelen der

-ocr page 154-

148

SCHRIK, ANGST EN VREES

laatste jaren, nl. de shocktherapie der schizophrenie, en sommige andere psychotische afwijkingen.

Als wij in de schizophrenie zien de dissociatie van het bewustzijnsleven, het langzaam toenemende verlies aannbsp;levend contact met de werkelijkheid, als wij met H u genhol t z hierbij spreken van een „autonomie der bewustwording”, of met Minkowsky van een ,,automatismenbsp;mentale”, waarbij als het ware optreedt een hypertrophienbsp;van de elementen der ruimte, (in het tijdelijke): van denbsp;elementen der juxtapositie met een verzwakking van dennbsp;doorleefden tijd als durée, en waardoor het statische ennbsp;aan de ruimtelijkheid verwante van de afzonderlijkheidnbsp;der dingen het denken beheerscht en kenmerkt, en waarbijnbsp;geen psychologische phaenomenen optreden met eennbsp;duidelijk temporeel teeken: geen schuldgevoelens, dienbsp;immers op het verleden betrekking hebben, geen gedachten van straf of ondergang, waaraan een toekomstnbsp;inhaerent is, integendeel een stoornis in de begrenzingnbsp;van het ik ten aanzien van de ruimte aanwijsbaar is: hetnbsp;ik is naar alle richtingen open voor „inwerkingen”, hetnbsp;ondergaat immers in waan en hallucinatie invloeden opnbsp;grooten afstand (afstand constitueert de ruimte) — dannbsp;moet het toch voor de hand liggen dat wij dezen gang vannbsp;zaken zullen kunnen voorkomen, althans remmen, als hetnbsp;ons mogelijk is de elementen der syntonie, der pénétrationnbsp;weer actief te maken en meer op den voorgrond te brengen.nbsp;Het lijkt aannemelijk dat daardoor het schizophrenenbsp;proces zooal niet tot genezing dan toch dikwijls tot stilstand of verbetering zal kunnen komen.

Hiertoe is noodig dat het autisme wordt doorbroken; en de negativistische houding van den lijder ten opzichte vannbsp;al datgene wat de persoonlijkheid tot de ervaring van denbsp;ik-vreemde buitenwereld en de objectief geldende werkelijkheid kan dwingen, moet worden opgeheven. Dit is nietnbsp;onmogelijk, want steeds blijft er een vermogen bestaan denbsp;werkelijkheid te ervaren. Carp wijst er op dat men zichnbsp;dikwijls hiervan kan overtuigen, wanneer de patiëntennbsp;onderhevig worden aan den invloed van lichamelijk lijdennbsp;of van volgehouden arbeids-therapie. ,,De beleving vannbsp;eigen hulpeloosheid kan blijkbaar de sterkst geintrover-

-ocr page 155-

149

SCHRIK, ANGST EN VREES

teerden en van de ervaring der werkelijkheid afgewenden schizophrenen lijder, zij het dan slechts tijdelijk, in zijnnbsp;houding doen veranderen”. Dit nu geschiedt in de shocktherapie. Deze heeft met den schrik gemeen, dat de patiënten de existentieele bedreiging aan den lijve gevoelen ennbsp;ondervinden, plotseling. Bij de electro-shock-therapie kannbsp;men de gelijkenis met den schrik nog het verst doorgevoerdnbsp;zien. Vandaar ook het eigenaardige en anders op geennbsp;wijze verklaarde feit, daar het er blijkbaar niet veel toenbsp;doet of wij de shock-werking doen optreden door insuline,nbsp;of cardiazol en verwante praeparaten, of door electriciteit.nbsp;Zonder het verschil in physisch-chemische werking op denbsp;hersencellen te willen aantoonen mag a priori toch wordennbsp;verondersteld, dat de werking dezer zoo verschillendenbsp;agentia op het hersenweefsel toch wel verschillend moetnbsp;zijn. Alleen dit ééne hebben zij gemeen, dat de behandeldenbsp;patiënt in een toestand geraakt waarin de ervaring van denbsp;bedreiging zijner existentie zeer reëel wordt. Trouwensnbsp;de groote angst, die dikwijls voor de cardiazolinspuitingnbsp;optreedt, moet ook als een uiting daarvan worden gezien.nbsp;Dit is echte doodsangst.

Fortanier heeft beschreven wat schizophrene patiënten zelf beleven als zij de shock ondergaan. Hij heeft reacties waargenomen en opmerkingen van patiëntennbsp;aangeteekend, die merkwaardig veel lijken op wat iknbsp;boven beschreven heb, als nawerking van schrik. Denbsp;patiënten, die met insuline werden behandeld, deeldennbsp;mee na de shock bij zichzelf waar te nemen een bovennatuurlijke stemming, een goede stemming, na het ontwaken een zalig gevoel. Terwijl het inslapen wordt beleefdnbsp;als te zijn geladen met angst. Fortanier zegt daarvan:nbsp;„Het welbehagen waarmee de patiënten zich laten helpen,nbsp;hun „Anlehnungsbedürfnis”, hun welbehagen bij de op denbsp;kuur volgende waschbeurt, hun vreugde weer terug gekomen te zijn tot het leven, zal iedereen opvallen en telkensnbsp;opnieuw als een wonder worden beleefd”. Bij cardiazolnbsp;wordt de sterkste angst beleefd, waarlijk doodsangst.

Na de shock zijn de patiënten dood-gelukkig, dat zij er nog zijn en allen weer terug zien. De stemming is somsnbsp;geëxalteerd en duidelijk is de bevrijding waarneembaar.

-ocr page 156-

150 SCHRIK. ANGST EN VREES

wanneer na het bijkomen de angst is weggevallen. De schrijver wijst op de analogie van deze therapie metnbsp;koorts-, laxeer- en braakkuren en ook met de arbeids-therapie. Het doel is steeds den patiënt zich weer te latennbsp;richten op de werkelijkheid. Het werkelijkheidsprobleemnbsp;krijgt telkens een nieuwe en wederom actueele beteekenisnbsp;door deze therapie. Carp merkt dienaangaande op:nbsp;,,Verzoening met de werkelijkheid zal het therapeutischenbsp;richtsnoer moeten zijn”.

Wanneer raakt de mensch meer met het leven, met de werkelijkheid verzoend, dan wanneer hij beleeft, dat zijnnbsp;bestaan wordt bedreigd? Dan lijkt het leven zoet. Vermeldenswaard in dit verband is nog het geval nr. XXXIV.nbsp;Deze man met depersonalisatieverschijnselen had geennbsp;enkel symptoom in den tijd, dat hij voortdurend in eennbsp;zekere spanning en onder een zekere dreiging moest werken. Maar hij kreeg weer klachten, toen de situatie meernbsp;op het gewone leven ging gelijken, althans de beleving vannbsp;de bedreiging niet meer dagelijks zoo actueel was.

De vraag doet zich thans nog voor, hoe wij schrik in ontologischen zin hebben op te vatten, nl. in het geheelnbsp;der menschelijke existentie hebben te plaatsen. Wij meenen tot geen andere gevolgtrekking te kunnen komen dannbsp;dat schrik is een plotseling optredende angst en vrees.nbsp;Iemand die ,,geen angst en vrees kent” noemen wij dannbsp;ook „onverschrokken”. En iemand die in een angst- ennbsp;vreessituatie verkeert is ,,schrikachtig”. Hoewel schrik ooknbsp;in de dierenwereld een heel gewoon verschijnsel is en wenbsp;gezien hebben dat typische schrikreacties bij mensch ennbsp;hoogere dieren veel overeenstemming vertoonen, willennbsp;we ons thans echter bepalen bij den menschelijken schrik.nbsp;We hebben (op pag. 123) van de vrees reeds gezegd datnbsp;dit phaenomeen alleen in de menschenwereld optreedt.nbsp;Daardoor is tevens gezegd blijkens bovenstaande ontologische benadering van den schrik dat deze bij mensch ennbsp;dier niet gelijk zijn te stellen. Dat hierbij een bijzonderenbsp;menschbeschouwing reeds een rol speelt zal nog duidelijker worden bij de bespreking van het phaenomeen angst.

Angst en vrees zijn psychologisch niet te scheiden. Ze

-ocr page 157-

151

SCHRIK, ANGST EN VREES

komen niet in zuiveren vorm voor in ons leven. Vandaar dat we als we schrikken ook steeds met het optreden vannbsp;beide te doen hebben. We moeten deze phaenomenen dusnbsp;kunstmatig scheiden en ieder afzonderlijk nader bepalen.

Vrees heeft betrekking op de toekomst, op wat komen gaat. Dit toekomende is een zeer bepaald iets. Pierrenbsp;Janet zegt: „Le sentiment de peur se rapporte a unenbsp;situation et a une action future,...” ^). Dit is het gevoelnbsp;van vrees dat steeds met een zekeren angst gepaard gaat.nbsp;In anderen zin wordt het woord vrees gebruikt als we eennbsp;vorm van eerbied en ontzag willen aanduiden: God vree-zen. Dit vreezen is vrij of kan althans vrij zijn van angst.

Volgens Heidegger is vrees een modus van het-zich-(gestemd)-bevinden-(in-een-wereld), en hij ontleedt dit phaenomeen naar drie richtingen: het waarvoor dernbsp;vrees, het vreezen zelf en het waarom der vrees. De vreesnbsp;stelt het menschelijk bestaan in het licht in zijn bedreigd-heid, in zijn aan-zich-zelf-overgelaten-zijn. Vrees is altijdnbsp;vrees voor iets wat in de wereld is. Echter is het de angst,nbsp;die vrees mogelijk maakt. „Die Abkehr des Verfallensnbsp;gründet viel mehr in der Angst, die ihrerseits Furcht erstnbsp;möglich macht” 2). De schrijver wijst er reeds op datnbsp;angst en vrees phaenomenen zijn, die meestal ongescheiden blijven in het spraakgebruik en dat als angst aangeduid wordt, wat vrees is, en vrees genoemd wordt watnbsp;het karakter van den angst heeft. Wij komen hierop terug.nbsp;Maar nu gaat Heidegger toch in zijn verderen uitlegnbsp;van de vrees te ver als hij tot den schrik komt: „Sofern einnbsp;Bedrohliches in seinem ,,zwar noch nicht, aber jedennbsp;Augenblick” selbst plötzlich in das besorgende In-der-Welt-sein hereinschlagt, wird die Furcht zum Erschreck-en”. „Das Wovor des Erschreckens ist zunachst etwasnbsp;Bekanntes und Vertrautes. Hat dagegen das Bedrohlichenbsp;den Charakter des ganz und gar Unvertrauten, dann wirdnbsp;die Furcht zum Grauen. Und wo nur gar ein Bedrohendesnbsp;im Charakter des Grauenhaften begegnet und zugleichnbsp;den Begegnischarakter des Erschreckenden hat, die Plötz-

l.c. pag. 374.

Sein und Zeit, pag. 186.

-ocr page 158-

152

SCHRIK, ANGST EN VREES

lichkeit, da wird die Furcht zum Entsetzen” i). Hier stelt dus Heidegger met even zoovele woorden, dat vreesnbsp;wordt tot schrik, dat vrees vóór-onderstelling is vannbsp;schrik. Dit nu kunnen wij uit de ervaring niet bevestigen.nbsp;De schrik heeft n.1. zooals wij zagen een andere phaeno-menaliteit. Het is niet ..zunachst” het bekende en vertrouwde waarvoor we schrikken. Integendeel, het onbekende, het vreemde, het niet-vertrouwde als het nietnbsp;,,verwachte”, doet ons schrikken als het ,,plotseling” zichnbsp;aan ons voor doet. Wel is het de bedreiging, plotselingnbsp;optredend, die doet schrikken, maar deze wordt juistnbsp;allereerst en meestal in het vreemde, onvertrouwde enz.nbsp;beleefd. Van het bekende schrikken we alleen als we hetnbsp;reeds als bedreigend hebben ,,leeren” kennen.

Nu wijst Heidegger verder bij de phaenomenolo-gische analyse van den angst er op, zooals wij reeds vermeldden, dat er duidelijke verwantschap is tusschen angst en vrees. Wij meenen dit niet alleen te kunnen bevestigennbsp;maar zouden zelfs willen stellen dat angst en vrees nietnbsp;gescheiden kunnen voorkomen. Wel kan vrees bijnanbsp;geheel zelfstandig voorkomen, er is toch steeds eennbsp;moment van angst in ieder vreezen. „Beide Stimmungen,nbsp;Furcht und Angst, ,,kommen” jedoch nie (nur) isoliertnbsp;„vor” im Erlebnisstrom...” ^). Of deze phaenomenennbsp;daarom psychologisch wel streng gescheiden kunnennbsp;worden, zooals Heidegger het ontologisch doet,nbsp;wagen we te betwijfelen; wanneer de psychologischenbsp;ervaring en zelfs Heidegger’s eigen analyse er toenbsp;leiden, dat deze phaenomenen toch eigenlijk niet gescheiden voorkomen, ja, dat het ,,men” ze steeds door elkaarnbsp;haalt, ze ook eigenlijk in ’t geheel niet nader weet te bepalen, of uit elkaar te houden, dan moet een algeheelenbsp;scheiding wel tot enkele scheeve gevolgtrekkingen leiden.nbsp;Ten opzichte van de verhouding vrees—^ schrik, wezen wenbsp;daar reeds op.

Als we een uitspraak van Heidegger: ,,Das Fürch-ten erschliesst dieses Seiende in seiner Gefahrdung, in

l.c. pag. 142. l.c. pag. 344.

-ocr page 159-

153

SCHRIK, ANGST EN VREES

der Ueberlassenheit an es selbst” i), plaatsen naast een andere betreffende de angst: „Die Angst vereinzelt undnbsp;erschliesst so das Dasein als „solus ipse”^), dan blijktnbsp;daaruit ook reeds t.o.v. Heidegger's eigen gedachten, hoe fijn en juist hij deze overigens ook ordent, datnbsp;angst en vrees niet te scheiden zijn. „Furcht ist an dienbsp;,,Welt” verfallene, uneigentliche und ihr selbst als solchenbsp;verborgene Angst” ^). Uit al dergelijke uitspraken, wenbsp;zouden er meer kunnen uitzoeken, blijkt dat hoe Heidegger ook worstelt en hoe hij de zaak van alle kantennbsp;belicht en meesterlijk analyseert, de scheiding toch nietnbsp;wil lukken.

Toch wil dit niet zeggen, dat de onderwerpelijke phae-nomenen door elkaar gehaald, of onderling verwisselbaar zijn, integendeel. Heidegger komt zeer positief totnbsp;de conclusie, dat angst is een „Grundbefindlichkeit desnbsp;Daseins”, een „ausgezeichnete Befindlichkeit”. Inderdaadnbsp;wortelt de angst tot in de diepste lagen van ons mensche-lijk bestaan, is op onze heele persoonlijkheid betrokken.

Om Heidegger’s opvatting eenigszins recht weer te geven is een iets langer citaat noodig. „Das Wovor dernbsp;Angst ist kein innerweltliches Seiendes. Daher kann esnbsp;damit wesenhaft keine Bewandtnis haben. Die Bedrohungnbsp;hat nicht den Charakter einer bestimmten Abtraglichkeit,nbsp;die das Bedrohte in der bestimmten Hinsicht auf einnbsp;besonderes faktisches Seinkönnen trifft. Das Wovor dernbsp;Angst ist völlig unbestimmt. Diese Unbestimmtheit lasztnbsp;nicht nur faktisch unentschieden, welches innerweltlichenbsp;Seiende droht, sondern besagt, das überhaupt das innerweltliche Seiende nicht ,.relevant” ist. Nichts von dem,nbsp;was innerhalb der Welt zuhanden und vorhanden ist,nbsp;fungiert als das, wovor die Angst sich angstet. Die inner-weltlich entdeckte Bewandtnisganzheit des Zuhandenennbsp;und Vorhandenen ist als solche überhaupt ohne Belang.nbsp;Sie sinkt in sich zusammen. Die W^elt hat den Charakternbsp;völliger Unbedeutsamkeit” ^). En; ,,Wenn die Angst sich

l.c. p. 141. l.c. p. 188.nbsp;l.c. p. 189.nbsp;l.c. p. 186.

-ocr page 160-

154

SCHRIK, ANGST EN VREES

gelegt hat, dann pflegt die alltagliche Rede zu sagen: „es war eigentlich nichts”. Diese Rede trifft in der Tat ontischnbsp;das was es war”. „Allein dieses Nichts von Zuhandenen,nbsp;das die alltagliche umsichtige Rede einzig versteht, ist keinnbsp;totales Nichts. Das Nichts von Zuhandenheit gründet imnbsp;ursprünglichsten „Etwas”, in der Welt. Diese jedochnbsp;gehort ontologisch wesenhaft zum Sein des Daseins alsnbsp;In-der-Welt-sein. Wenn sich demnach als das Wovornbsp;der Angst das Nichts, d.h. die Welt als solche heraus-stellt, dann besagt das: wovor die Angst sich angstet, istnbsp;das In-der-Welt-sein selbst. — Das Sichangstennbsp;erschliesst ursprünglich und direkt die Welt als Welt” i).

Ook het ,.waarom” van den angst is het ..kunnen-zijn-

in-de-wereld”. ,,In der Angst versinkt...... das innerwelt-

lich Seiende. Die ,,Welt” vermag nichts mehr zu bieten, ebensowenig das Mitdasein Anderer”. — ,,Sie wirft dasnbsp;Dasein auf das zurück, worum es sich angstet, sein eigent-liches In-der-Welt-sein-können. Die Angst vereinzelt dasnbsp;Dasein auf sein eigenstes In-der-Welt-sein,......

,,Das Worum der Angst ist das In-der-Welt-sein-können”^). „Das Worum dieser Angst ist das Sein-können des Daseins schlechthin” ^). Angst-voor-den-dood is angst voor „dem eigensten, unbezüglichen und unüberholbaren Seinkönnen”, aangezien de dood zichnbsp;openbaart als ,,die eigenste, unbezügliche, unüberholbarenbsp;Möglichkeit”.

Het valt op, dat Heidegger later bij de analyse van het geweten en de schuld niet zoo zeer op den angstnbsp;terugkomt. De angst vindt zijn grond niet in het geweten,nbsp;in het oorspronkelijke schuldig zijn, maar in „die ^orge”.nbsp;„Im Zuge dieser Analysen wurde deutlich, dassim Phano-men der Sorge die existentialen Phanomene von Tod,nbsp;Gewissen und Schuld verankert liegen” ®).

We meenen genoegzaam door deze citaten, en meerdere

l.c. p. 187. lx. p. 187.nbsp;l.c. p. 191.nbsp;l.c. p. 251.nbsp;l.c. p. 317.

-ocr page 161-

155

SCHRIK, ANGST EN VREES

zouden daaraan toegevoegd kunnen worden, te hebben aangetoond dat het bij Heidegger niet om enkelnbsp;metaphysische speculatie gaat, zooals Kronfeldin zijnnbsp;critiek op anderer angst-opvatting beweert, maar dat doornbsp;Heidegger’s uiteenzettingen het phaenomeennbsp;„angst” in een zeer nauw verband komt te staan met denbsp;menschelijke existentie. De angst is daar mee vergroeid,nbsp;is er een ,,Grundbefindlichkeit” van.

Bij het lezen van Heidegger’s analysen duikt de vraag dikwijls op of zijn bedrijf niet meer is phaenomeno-logische psychologie dan philisophische phaenomenologie.nbsp;In elk geval dienen zijn uiteenzettingen in belangrijke matenbsp;om ons inzicht over het menschelijk zijn (,,Dasein”) tenbsp;verhelderen.

Maar Heidegger betoont zich op verschillende punten van zijn betoog een leerling (in philosophicis) vannbsp;Kierkegaard.

Deze wijst ook nadrukkelijk op het onderscheid tus-schen angst en vrees. De laatste heeft steeds betrekking op iets bepaalds, terwijl „de angst de werkelijkheid dernbsp;vrijheid als mogelijkheid voor de mogelijkheid is”. ,.Angstnbsp;is een sympathetische antipathie en een antipathetischenbsp;sympathie ”. Kierkegaard werkt het angstphaeno-meen in ’t bijzonder uit met betrekking tot schuld en erfzonde, ze is daar een gevolg van. De angst is de duizelingnbsp;van het vrij zijn voor het eigen schuldig zijn. Maar ,,Jenbsp;reflektierter man die Angst setzen darf, desto leichternbsp;scheint sie in Schuld umschlagen zu können” i).

De angst is het „oogenblik” in het individueele leven, het oogenblik waarin tijd en eeuwigheid elkaar raken. Hetnbsp;tegenwoordig oogenblik, zoo opgevat, is representatiefnbsp;voor het geheele leven, waar ook Straus op wijst.nbsp;Onder verwijzing naar het sprookje van Grimm, waarinnbsp;van een knaap verteld wordt die er op uit ging om hetnbsp;griezelen, de angst, te leeren, maakt Kierkegaardnbsp;de opmerking, dat zulks een ondernemen is, dat iedernbsp;heeft te bestaan: dat hij leert angstig te zijn; want anders

Kierkegaard: Der Begriff der Angst, pag. 56.

-ocr page 162-

156

SCHRIK, ANGST EN VREES

gaat hij te gronde, daardoor dat hij hetzij nooit angst had, of daardoor dat hij in den angst verzinkt; wie daaren^nbsp;tegen geleerd heeft recht angstig te zijn, die heeft hetnbsp;hoogste geleerd.

Kierkegaard wil hiermede aanduiden, dat de mensch zichzelf moet leeren kennen tot op den bodemnbsp;van zijn ziel. Dit gaat niet zonder angst, die de mogelijkheid is van het vrij zijn voor de schuld.

Angst heeft te maken met toekomst; met het kunnenzijn, het vrij zijn voor het mogelijke. ,,Das Mögliche ent-spricht durchaus dem Zukünftigen. Das Mögliche ist für die Freiheit das Zukünftige, und das Zukünftige für dienbsp;Zeit das Mögliche. Beidem entspricht in dem individuellennbsp;Leben die Angst. Ein genauer und korrekter Sprachge-brauch verknüpft daher die Angst mit dem Zukünftigen.nbsp;Man sagt allerdings bisweilen, man angste sich über demnbsp;Vergangenen ab, was gegen das Gesagte zu sprechennbsp;scheint. Sieht man naher nach, so zeigt sich aber doch,nbsp;dass das Zukünftige in der einen oder anderen Weisenbsp;ins Spiel kommt, wenn man so redet. Das Vergangene, umnbsp;das ich mich abangsten soil, muss in einem Möglichkeits-verhaltnis zu mir stehen. Angste ich mich über einemnbsp;vergangenen Unglück, so geschieht dies nicht, sofern esnbsp;vergangen ist, sondern sofern es sich wiederholen, alsonbsp;zukünftig werden kann. Angstige ich mich um vergangenenbsp;Schuld, so ist dies nur deshalb der Fall, weil ich sie nichtnbsp;als vergangen zu mir in ein wesentlicher Verhaltnis ge-setzt habe und auf die eine oder andere trügerische Weisenbsp;verhindere, vergangen zu sein ^). Wenn sie namlichnbsp;witklich vergangen i) ist, so kann ich mich nicht mehrnbsp;angsten, ich kann nur noch bereuen” 2).

Zoo wordt de angst door Kierkegaard in den tijd ingeordend en is de tijdelijkheid een wezenlijk element.nbsp;Wat beschrijft Kierkegaard hier anders dan de werking van een ,.verdrongen complex”? En dan in een taal,nbsp;die o.i. van dieper en verhevener inzicht getuigt dan dienbsp;waarvan Freud zich bedient b.v. ........Eindrücke, die

Cursiveering van mij, V. Kierkegaard l.c., pag. 88—89.

-ocr page 163-

157

SCHRIK. ANGST EN VREES

durch Verdrangung ins Es versenkt worden sind, sind virtuell unsterblich, verhaken sich nach Dezennien, alsobnbsp;sie neu vorgefallen waren. Als Vergangenheit erkannt,nbsp;entwertet und ihrer Energiebesetzung beraubt können sienbsp;erst werden, wenn sie durch die analytische Arbeit be-wusst geworden sind” i). Voor Freud hangt angstnbsp;steeds met het verleden samen (c.f. pag. 159).

Goldstein heeft door zijn onderzoekingen bij patiënten met min of meer ernstige hersenlaesies kunnennbsp;waarnemen, dat wanneer hij deze patiënten opdrachtennbsp;gaf, die voor hun verminderd prestatie-vermogen te zwaarnbsp;waren, een „ungeordneter Reizverwertung, sog. Kata-strophenreaktion”, optrad, die tot uiting kwam in hetnbsp;heele voorkomen van de patiënten, dat alle uiterlijkenbsp;teekenen van angst verried. ,,Die Angst tritt also dannnbsp;auf, wenn die Verwirklichung der der Wesenheit einesnbsp;Organismus entsprechenden Aufgaben unmöglich geworden ist. Das ist die Gefahrdung bei der Angst”. Door denbsp;patiënten in een andere ,,Gesamtsituation” te brengennbsp;werd de angst ,,bezworen”.

Onwillekeurig gaan hierbij onze gedachten naar den „angst” vóór een examen, den „angst” vóór een moeilijkenbsp;onderneming, den „angst” die bij den medicus kan optreden vóór een zeer moeilijke, en groote verantwoordelijkheid vergende ingreep in de verloskundige of chirurgische praktijk. Angst is volgens Goldstein eennbsp;structuur-phaenomeen. ,,Das Mass des Einzelnen, Angstnbsp;zu ertragen, ist verschieden. Das Mass des Hirnverletztennbsp;sehr gering, das des Kindes grösser, das des schöpferi-schen Menschen am gröszten”. ,,Hier zeigt sich dernbsp;wahre Mut, bei dem es nicht um die Dinge der Welt geht,nbsp;sondern um die Existenzbedrohung, der Mut der in seinernbsp;tiefsten Form ja nichts anderes ist, als eine Bejahung dernbsp;Erschütterung der Existenz als einer Notwendigkeit zurnbsp;Verwirklichung der eigenen Wesenheit”...... ,,So wird

S. Freud: Ncuc Folge der Vorlesungen zur Einführung in die Psychoanalyse. Daar ik dit werk thans niet tot mijn beschikking had ofnbsp;kon krijgen, citeer ik uit een vroegere aanteekening. Pag. aanduidingnbsp;ontbreekt.

-ocr page 164-

158

SCHRIK, ANGST EN VREES

das Problem der Angst zu einem der Grundprobleme jeder Anthropologie

Janet’s opvatting van den angst is blijkbaar na verwant aan die van Goldstein. Hij ziet ook het essen-tieele in het niet aan kunnen van de situatie, het ontbreken van succes bij het aanvatten van een taak. „Le sentimentnbsp;d’anxiété est l’expression consciente accompagnée d’unenbsp;croyance plus au moins objectivée de cette réactionnbsp;d’insuccès perpetuel’’^). Hij adstrueert dit met enkele voorbeelden waarvan het volgende om het medische accentnbsp;wellicht het meest typeerende is: „Nous luttons au chevetnbsp;d’un enfant malade, nous avons tout essayé et la mortnbsp;avance, nous sommes angoissés’’ ^). Jan et knoopt hieraan geen bijzondere beschouwingen, hij beschrijft slechtsnbsp;op heldere en fijnzinnige wijze in een even heldere ennbsp;fijnzinnige taal wat hij aan gevoelens heeft waargenomennbsp;bij normalen en patiënten. Gevoelens die liggen tusschennbsp;de twee uitersten: De l’Angoisse a l’Extase. Hij voeltnbsp;de groote moeilijkheid deze materie in een duidelijke taalnbsp;weer te geven: ,,Le language, comme nous l'avons déjanbsp;vue a propos des autres sentiments, n est pas fait pournbsp;exprimer ces conduites internes et individuelles de régu-lation, il est fait pour les conduites primair externes quinbsp;intéressent bien plus la société” 3).

Bij de beschouwing der opvattingen van Kierkegaard, Goldstein en ook zelfs J a n e t, in mindere mate bij Heidegger, dringt zich de gedachte op, datnbsp;de mensch in deze wereld een ,,taak” heeft, waartoe hijnbsp;,,geroepen ” is. Welke waarden in deze taak vervat zijn,nbsp;of van welken aard deze roeping is, dat kunnen wij in ditnbsp;geschrift niet gaan bespreken. Het ligt te ver buiten hetnbsp;bestek van een medisch proefschrift. In onze slotbeschouwing komen we er noodzakelijkerwijs nog even op terug.

P. Jan et „De l’Angoisse a l’Extase, 1928, pag. 373. l.c. p. 357.nbsp;l.c. p. 374.

-ocr page 165-

159

SCHRIK, ANGST EN VREES

We zullen ons niet ophouden met een uitvoeriger refereeren van al hetgeen over angst door anderen geschreven is. Freud en de psycho-analytische schoolnbsp;hebben een genetische ontwikkeling van het phaenomeennbsp;van den angst gegeven, waarbij alle angst wordt teruggevoerd op de oerangst: de geboorte-angst. Zeer principieel is deze ontwikkeling bestreden door o.a. Strausnbsp;en K r o n f e 1 d. Heel de psycho-analytische theorie vannbsp;den angst is te ,.mechanistisch” om in onze gedachtengangnbsp;een plaats te kunnen vinden. Een enkele opmerking zijnbsp;toegestaan. Wie als verloskundige wel eens de geboortenbsp;(van een menschenkind) meemaakte die zoo gemakkelijknbsp;en vlot ging, dat het kind zonder een spoor van asphyxienbsp;ter wereld kwam en eerst in apnoe bleef liggen, vrijwelnbsp;bewegingloos of met geringe „kindsbewegingen”, en eennbsp;rustig kloppende navelstreng, die zal zich moeilijk kunnennbsp;realiseeren, dat dit nu angst moet voorstellen. Een dergelijk kind begint langzaam te ademhalen als de navelstreng is doorsneden, of meer plotseling als we het metnbsp;koud water over gieten en het zoo aan het ,,schrikken”nbsp;brengen, want wat is de na deze ,.plotselinge” sterkenbsp;koude prikkel waargenomen reactie: het plotselinge samentrekken van alle spieren, de plotselinge ademhaling ennbsp;daarna het krampachtige huilen, anders dan een schrikreactie. Deze „schrik” wordt echter direct „afgereageerd”nbsp;in de gewenschte uitingen. Zijn dergelijke kinderen laternbsp;minder angstig? Of zijn kinderen, die zwaar asphyctischnbsp;ter wereld komen, later méér aan angst onderhevig? Hetnbsp;is maar een vraag.

M e e r 1 o o stelt zich de vraag, na een bespreking van de zoozeer verschillende en veelsoortige „afweerreacties”nbsp;bij angst, zoowel bij neurotici als normalen: ,,Is er dannbsp;werkelijk één en hetzelfde angstgevoel? Hij zegt o.i.nbsp;terecht dat de „angstbeleving” wel het minst is bestudeerd. „Het angstaffect geeft dan ook zoon bewustzijnsvernauwing, dat de angstige niet meer in staat is zichzelfnbsp;te observeeren. De zuiver phaenomenologische studie dernbsp;angstgevoelens zal wel veel moeilijkheden blijven opleveren door de zoo geweldig veranderde zelfwaarnemingnbsp;tengevolge van den angst”. Hoewel wij het zelf met andere

-ocr page 166-

160

SCHRIK, ANGST EN VREES

woorden zouden zeggen, kunnen we deze gedachte toch geheel onderschrijven. Het is dezelfde moeilijkheid, die wenbsp;overal aan de ,,grens” tegenkomen, als we de grondstructuren willen benaderen. In de biologie „ontglipt” onsnbsp;het leven als we aan de elementaire physisch-chemischenbsp;veranderingen van het organisme toekomen, in de physicanbsp;„verliezen” we de golfstructuur van het licht als we hetnbsp;photon meenen te kunnen grijpen. In de psychologienbsp;kunnen we zelfs in de zelfobservatie ,,phaenomenolo-gisch-existenzial” niet ,,achter” ons eigen ,,zijn” komen,nbsp;als we in een „grondbevinding” als de angst soms meenennbsp;er achter te zullen komen. Zelfs wanneer we ons er toenbsp;zetten den schrik te observeeren is deze moeilijkheid er al.nbsp;Of: we schrikken niet, en kunnen dan wel rustig bloeddruk gaan opnemen etc., of: we schrikken, geven ons desnoods expres aan den schrik over, maar dan is het ,,geennbsp;doen” om observaties te maken, die uitgaan boven hetnbsp;zooveel mogelijk in de herinnering vast houden van hetgeen doorleefd werd. Naarmate we meer ,.gewoon doen”nbsp;tijdens de schrik- en angstbeleving, naar die mate zijnnbsp;we er minder aan onderhevig.

Dit is ook een belangrijke rem geweest bij het bewerken van deze studie. Het was noodig in de situatie te blijven,nbsp;niet alleen voor deze waarnemingen, als wel door allerleinbsp;andere omstandigheden. Maar iedere nieuwe schrikbe-leving of verkeeren in een gevaarsituatie belemmerde sterknbsp;het doorstudeeren, deed aanvankelijk den lust vergaan,nbsp;werkte zeer ongunstig op het concentratievermogen, geheugen en activiteit, zooals reeds beschreven. Ook vannbsp;collegae vernamen we deze klacht, en van onderwijsmen-schen van lagere en middelbare scholen hoorden wenbsp;hetzelfde.

Al naar het niveau waarop we bij den mensch den angst waarnemen kunnen we de angstgevoelens onderscheidennbsp;in vitale-, psychische-, en geestelijke angstgevoelens. Dezenbsp;loopt tot zekere hoogte parallel aan de algemeene indeelingnbsp;van gevoelens in verschillende lagen, die oorspronkelijknbsp;van Scheler afkomstig, door anderen is overgenomennbsp;en met name door R ü m k e wordt vermeld in zijn phae-

-ocr page 167-

161

SCHRIK, ANGST EN VREES

nomenologische studie over geluksgevoel. Aan het begin van deze reeks worden door deze schrijvers dan nog denbsp;gewaarwordingsgevoelens geplaatst. R ü m k e deelt hetnbsp;geluksgevoel naar zijn phaenomenaliteit in bij de psychische gevoelens, dat zijn echte ,,ik”-qualiteiten, die ,.innignbsp;samenhangen met de geheele constellatie der bewustzijnsinhouden van het individu”. De geestelijke of persoonlijkheidsgevoelens ontspringen uit ,,de diepste kern van onzenbsp;persoonlijkheid” en in hun wezen ligt „dat zij of in hetnbsp;geheel niet beleefd worden, of van ons geheele zijn bezitnbsp;nemen”.

Of het juist is een gevoel bij één dezer rubrieken geheel onder te brengen wagen we te betwijfelen, aangezien in ieder gevoel toch de verschillende momentennbsp;zijn te onderscheiden: vitale, psychische, geestelijke. Wenbsp;kunnen dit niet uitgebreid bespreken, maar t.o.z. van hetnbsp;angstgevoel wil het zooveel zeggen dat we de verschillende niveaux waarop het angstgevoel wordt ondervonden wel kunnen onderscheiden maar niet geheelnbsp;scheiden. Het is maar de vraag waar de angst primairnbsp;aangrijpt, of hoe we den mensch in zijn eigenlijke wezennbsp;opvatten. Komt men niet uit boven het biophysiologischenbsp;energetische standpunt dan is F r e u d’s ontdekking alnbsp;het hoogste wat er te ontdekken valt.

Omgekeerd: dringt ,,Erschütterung” door tot het geestelijke centrum der persoonlijkheid, komt de mensch in zijn eigenlijke geestelijk-tijdelijke zijn tot de angstsituatie ennbsp;wordt daardoor op zichzelf teruggeworpen, dan zijn denbsp;voorwaarden vervuld voor het optreden van een ,,existen-tieele” neurose. Dit is de neurose van de menschelijkenbsp;ontwikkeling op het hoogste niveau, een neurose ,,van denbsp;stijgende levenslijn”. Deze kan dan ook niet verwacht worden als de persoonlijkheid reeds volkomen goed geïntegreerd is, als deze zijn levenspositie definitief heeft gekozen,nbsp;als deze tot de ,,Entschlossenheit” (Heidegger) gekomen is. Ook niet als de vlucht in het oneigenlijke zijn vannbsp;allen dag gelukt is. Het laatste geval doet zich het meestnbsp;voor, het eerste minder. Er is een zekere mate van „sub-jektive Bereitschaft” noodig, zal deze neurose-vorm kunnen optreden.

-ocr page 168-

162

SCHRIK, ANGST EN VREES

Wanneer wij de opvattingen van Heidegger-Kierkegaar d-G o 1 d s t e i n^J a n e t e.a. naast elkaar plaatsen, ze zelfs min of meer willen zien als representee-rende verschillende opvattingen omtrent het wezen van dennbsp;angst, dan doemt achter deze gedachtenspheren op eennbsp;verschillende opvatting van den mensch, m.a.w, verschillende anthropologie. Het zij toegegeven, dat b.v. Goldstein niet als representant van een dergelijke gedachten-spheer wil gelden. Kierkegaard zal zeker wel voornbsp;zijn beginselen instaan en ook Heidegger zal de zijnenbsp;niet verloochenen.

Het is bij H e i d e g g e r de angst voor en om het inde-wereld-zijn als zoodanig, het naakte bestaan, dat door ,,de zorg” wordt omgeven met alle mogelijke middelen omnbsp;het in stand te houden, het te bewaren, te „bezorgen”, alsnbsp;zijnde het hoogste goed. Immers het menschelijk bestaannbsp;(het ,,Dasein”) ,,ist Seiendes, dem es in seinem Sein umnbsp;dieses selbst geht”.

In laatste instantie is het „de zorg” voor ,,het dage-lijksch brood”, dat dezen mensch beheerscht. In nood, in uitersten nood, zal zijn verlangen dan ook niet verdernbsp;komen dan om behoud van dit ,,Dasein”. Wel constitueertnbsp;het ,,schuldig-zijn” aan de anderen mede de grondstructuur van het mensch-zijn, maar dit is niet overheerschend,nbsp;heeft ook met een schuldig staan tegenover God, met eennbsp;status corruptionis in theologischen zin niets te maken,nbsp;zooals Heidegger zelf uitdrukkelijk vermeldt. Vandaar dat hieromtrent ook geen specifieke verbindingslijnnbsp;met den angst en de vrees te vinden is. Het is de zorgnbsp;voor ,,het dagelijksch brood”-: heden.

Anders neemt Kierkegaard zijn positie. Als theoloog philosofeerende komt hij tot het schuldig-zijn van den mensch allermeest en allereerst tegenover God. Het is hetnbsp;menschelijk handelen, dat den sprong doet uit de vrijheid,nbsp;in de onvrijheid, in de schuld. Deze overgang van onwetende onschuld tot wetende schuld of schuldig weten, isnbsp;psychologisch volgens Kierkegaard niet te „verklaren”, het blijft een ,,sprong”, geen ,.overgang”. Hier geldt:nbsp;De mogelijkheid van kennen is tevens de werkelijkheidnbsp;van schuld (van der Leeuw). De schuld rust op den

-ocr page 169-

163

SCHRIK, ANGST EN VREES

mensch om een handeling, een daad (d.i. iets wat van den mensch uitgaat) onverschillig of dit handelen is: het nietnbsp;doen wat vereischt wordt, of het wel doen van wat verboden is. Deze schuld rust niet in de toekomst, maar komtnbsp;op uit het verleden en is in het heden. Angst treedt op vóórnbsp;den „sprong”. Angst is steeds op de toekomst betrokken.

Goldstein, en ook J a n e t wijzen op hetgeen den mensch wacht: zijn taak. De mensch, geleid voor zijn taak,nbsp;die hem te zwaar dreigt te zijn, valt in de angstsituatie. Ditnbsp;is wel ieder oogenblik, maar niet steeds bewust. Aannbsp;patiënten met hersenlaesies kon Goldstein het voornbsp;zijn oogen zich zien afspelen. Hier ligt ook het zwaartepunt in de toekomst. Het eigenlijke zijn nu van dennbsp;mensch ligt in zijn toekomst. Om een uitdrukking vannbsp;Hug e n h o 11 z te gebruiken: „Verleden is hebben,nbsp;toekomst is zijn.” De mensch nu heeft schuld, en hij wordtnbsp;geleid in situaties waarin hij steeds dreigt te „versagen”,nbsp;en dat terwijl hij staat in het heden, het nu, dat is hetnbsp;moment waarin zich de zorg om zijn bestaan aan hemnbsp;opdringt.

Het is onmogelijk een bevredigende uitlegging van het phaenomeen angst te geven zonder dezen drieslag in denbsp;menschelijke existentie in het oog te houden. Er blijvennbsp;aan het phaenomeen steeds deze drie facetten. Verwaarloost men een of meer, dan wordt de opvatting eenzijdignbsp;naar de overblijvende zijde(n).

De genoemde onderscheiding is een zeer fundamenteele. Voor wie zich tot den geestelijken kring van het Christendom rekent is ze ook geen toevallige. Stof is de mensch,nbsp;tot een levende ziel werd hij, naar het geestelijke zijnnbsp;streeft hij. Hierop wijst ons mede de omstandigheid datnbsp;het meest volmaakte gebed der Christenheid als de drienbsp;beden voor den mensch bevat: die voor het dagelijkschnbsp;brood, de vergeving der schulden, en het niet leiden innbsp;verzoeking. Dit gebed stijgt op uit de ,,Grundbefindlich-keit” van het zijn als een kind. Hieraan is de angstnbsp;wezensvreemd, en elke neurose is uitgesloten.

We zien nu echter de wetenschap een vinger ter waarschuwing opheffen, want we zijn gekomen buiten ons eigenlijke terrein en hebben de grens van het wetenschap-

-ocr page 170-

164

SCHRIK, ANGST EN VREES

pelijke reeds bereikt, en staan op anderen bodem. Wij zullen hier dan ook moeten besluiten. Maar aangeziennbsp;het sedert Hippocrates min of meer een vereischtenbsp;is geweest, dat een goed medicus tevens philosoof was,nbsp;hebben we niet geschroomd tot zoover te gaan. Het is onsnbsp;gebleken, dat wij van de (medische) psychologie bij denbsp;(geestelijke) anthropologie en van deze bij de philosophienbsp;en theologie zijn uitgekomen, die een antwoord trachtennbsp;te, of willen geven op de vraag naar de „laatste dingen”.

Mocht iemand het bezwaar maken, dat dit niets meer met de medische wetenschap te maken heeft, dan mogennbsp;we daartegen opmerken, dat de medische wetenschapnbsp;haar object heeft in den zieken mensch en zoodoendenbsp;steeds en overal aan de grens zal komen van de eigenlijkenbsp;kunde en kunst. De medicus moet er voor zorgen datnbsp;niets van het menschelijke hem vreemd blijft, niet in denbsp;eerste plaats omdat hij zelf mensch is, maar omdat zijnnbsp;patiënt mensch is. Te meer zal hij er dan van weerhoudennbsp;worden eenerzijds van zich in analyseeren te verliezen,nbsp;anderzijds van op te gaan in de bovenaardsche spherennbsp;der zoogenaamde synthetische geneeskunde.

Ten slotte is ook alle medische kennis als zoodanig niet meer dan menschelijke kennis van het menschelijke. Hetnbsp;wezen van het menschelijke ligt in den geest verankerd.nbsp;Zoo mag de medische wetenschap zich dan een geesteswetenschap noemen.

-ocr page 171-

HOOFDSTUK V.

Samenvatting.

Het onderwerp van deze studie wordt gevormd door de zelfwaarneming van den schrijver en de waarneming van psychologische en psychiatrische verschijnselen bij anderen tijdens en na vliegtuigbombardementen van Den Helder, een plaats van ruimnbsp;30.000 inwoners. Reeds vroeger, tijdens den vorigen wereldoorlognbsp;was de behoefte gebleken aan eigen waarnemingen van artsen innbsp;omstandigheden, die het leven direct sterk bedreigen. Vooral bijnbsp;overweldigende, katastrophale gebeurtenissen, als aardbevingen,nbsp;mijnrampen, en niet in het minste de moderne oorlog, kunnennbsp;zich deze omstandigheden voordoen.

Vóór 1914 heeft voornamelijk Stierlin onder leiding van Prof. Zangger zich hiermee bezig gehouden. Tijdens dennbsp;vorigen oorlog is een uitgebreide litteratuur over schrikpsychosennbsp;en -neurosen ontstaan, waarvan het voor deze studie belangrijkstenbsp;wordt gerefereerd. De namen van K 1 e i s t, W etzel, Oppen-heim, Bonhöffer, Hoche, Gaupp e.a. worden genoemd.

Na de meer speciale oorlogslitteratuur komen de schrik-belevingen ter sprake bij de beschouwingen over de traumatische neurose. E. S t r a u s heeft door zijn werk belangrijk de beteekenisnbsp;verhoogd, die het beleven inneemt in de interpretatie van velenbsp;der stoornissen die door schrik en angst kunnen ontstaan. Tus-schen gebeuren en beleven bestaat geen causaal (in strengnbsp;physischen zin) verband. Dit hangt meer af van den zin die doornbsp;het individu ontleend wordt aan een bepaald gebeuren. Daardoornbsp;wordt het gedrag bepaald. Vandaar het verschil in wijze vannbsp;re-ageeren van verschillende menschen op eenzelfde gebeurtenis.nbsp;Hoe meer de beleving van menschen aan elkaar gelijk wordt, desnbsp;te meer gelijkheid van gedrag we zien optreden. De persoonlijkheidsstructuur bepaalt in hoeverre een beleving een mensch „tenbsp;machtig’’ kan zijn, zoodat stoornissen na een schokkend gebeurennbsp;optreden. Hier te lande waren het vooral RümkeenVan dernbsp;Horst die na den oorlog van Mei 1940 over dit onderwerpnbsp;publicaties het licht deden zien.

Uit de zelfwaarneming en uit hetgeen bij anderen kon worden opgemerkt blijkt dat de mensch, wanneer hij beleeft dat zijnnbsp;existentie direct en op het allerergst bedreigd wordt, een zekerenbsp;drang gevoelt tot ontlading van de dan optredende sterke affecten.nbsp;Tevens treedt er een groote irrelevantie op van de dingen en vannbsp;het zijn-mct-en-bij-elkaar. Vaak kon het optreden van schuld-

-ocr page 172-

166

SCHRIK, ANGST EN VREES

gevoelens worden opgemerkt. Na de beleving traden dikwijls allerlei stoornissen op in de physiologische en psychologischenbsp;verrichtingen: slechte slaap, frequente mictie, groote eetlust,nbsp;nachtelijk transpireeren, beven en trillen bij het hooren van vliegtuigen vooral ’s nacht, en een dikwijls zeer hinderlijke geheugenstoornis, verminderde inprenting. Bovendien werd soms een merkwaardige euphore stemming waargenomen en later een z.g.nbsp;vegetatieve reactie.

Acute schrikpsychosen werden door den schrijver niet waargenomen. De omstandigheid, dat de vlucht voor ieder open stond en het ontbreken van bijzondere lichamelijke vermoeienissennbsp;worden als reden hiervan aangezien. In overeenstemming metnbsp;Bonhöffer wordt geconcludeerd, dat de schrikpsychosen ennbsp;ook de schrikneurosen, (die wel werden gezien) een doel hebbennbsp;en dat wenschfactoren een rol spelen in de psychogenese.

Schrik en angst zijn de belangrijkste affecten, die in deze omstandigheden optreden. Schrik wordt gezien als acute angst,nbsp;angst als geprotraheerde schrik. Schrik is een psychogene re-actienbsp;op een plotseling beleven van de grenssituatie. Schrik wordt nietnbsp;gezien als Heidegger, die vrees aan den schrik verbindt ennbsp;meent dat plotselinge vrees tot schrik leidt. In het menschelijkenbsp;zijn angst en vrees niet geheel te scheiden. In de schrik tredennbsp;beide op, al is de angst primair. Als de ontleening-van-den-zinnbsp;der bedreiging uit een plotselinge en/of onverwachte gebeurtenisnbsp;heeft plaats gevonden treedt schrik op.

De zoo verschillende opvattingen van het phaenomeen angst bij psychologen, psychiaters, philosofen, vindt zijn grond in denbsp;zeer verschillende geestelijk-anthropologische opvattingen dernbsp;betrokken schrijvers. Komt de anthropologie niet uit boven denbsp;spheer van het vitale en animale, dan kan de opvatting betreffendenbsp;angst ook niet uitkomen boven het biologische.

De opvattingen van Heidegger, Kierkegaard, Goldstein en Janet worden afzonderlijk vermeld. Door de invoering der begrippen existentie en taak krijgt de angst een geheelnbsp;bijzonder aspect en blijkt dit phaenomeen een „Grundbefindlich-keit” dat ons den mensch doet zien in de drieërlei zijnsmodaliteit:nbsp;als natuurgebonden wezen, als psychische individualiteit, en alsnbsp;geest. Voor Heidegger heeft de existentie zijn doel in zich-zelve. Voor Kierkegaard is existeeren het allerindividueelstenbsp;worden voor God.

-ocr page 173-

Résumé

Le sujet de cette étude a pour base I’observation personnelle de l’auteur de phénomènes d’ordre psychologique et psychiatriquenbsp;sur lui-même et sur d’autres personnes pendant et après les bom-bardements aériens du Helder, ville d’un peu plus de 30.000nbsp;habitants dans la Hollande septentrionale. Autrefois déja, pendant la grande guerre de 1914—1918, s’était fait sentir le besoinnbsp;d’observations personnelles de médecins dans des circonstancesnbsp;qui constituent une menace violente et immédiate de la vie. C’estnbsp;surtout pendant des événements d’une nature catastrophale,nbsp;écrasante, comme des tremblements de terre, des catastrophesnbsp;minières et notamment la guerre toute moderne que se présententnbsp;des circonstances pareilles.

Avant 1914 ce fut surtout Stierlin qui, sous la direction du professeur Zangger, a fait de cette matière ses objetsnbsp;d’étude. La dernière guerre a fait naïtre toute une littérature denbsp;psychoses et de neuroses d’angoisse dont nous avons relevé cenbsp;qui pour notre étude était d’une valeur essentielle. Sous ce rapportnbsp;nous citons les noms de K 1 e i s t, de W etzel, d’Oppen-heim, de Bonhoeffer, de Kretschmer, de Hoche,nbsp;de G a u p p et d’autres.

Après la littérature de guerre proprement dite les sentiments d’effroi sont étudiés dans des considérations sur la neurose trau-matique. E. S t r a u s a, dans ses travaux, mis en relief le rólenbsp;important que jouent ces sentiments dans l’interprétation denbsp;plusieurs troubles que peuvent produire 1 effroi et l’angoisse. Entrenbsp;1’événement et ,,vivre” eet événement il n y a aucun rapport causalnbsp;au point de vue strictement physique. Cela dépend plutot de lanbsp;signification que prête l’individu a un événement particulier, C’estnbsp;cela qui constitue sa conduite.

De la les différentes manières dont réagissent différentes personnes devant le même événement. Plus les sentiments de diverses personnes se ressemblent, plus nous voyons se manifester unenbsp;identité de conduite. La structure individuelle détermine a quelnbsp;point l’homme n’est pas ,,supérieur a tel ou tel événement, denbsp;sorte que des troubles naissent par suite de grandes secousses. Icinbsp;en Hollande ce furent surtout Rümkeet Van der Horstnbsp;qui, après la guerre du mois de mai 1940, ont publié des études anbsp;ce sujet.

Par des observations faites sur nous-même et sur d’autres personnes nous pouvons constater que l’homme qui voit sa vie immé-diatement menacée de la manière la plus violente éprouve le besoin trés urgent d’une „décharge” des affections fortes qu’il vient de

-ocr page 174-

168

SCHRIK, ANGST EN VREES

subir. En même temps on voit se produire chez l’individu un „détachementquot; presque total des choses et des êtres ambiants.nbsp;Souvent nous avons pu remarquer chez lui la conscience de sanbsp;culpabilité.

Les sentiments d’effroi et d’angoisse provoquaient trés souvent toutes sortes de troubles physiologiques: insomnie, miction, fréquente,nbsp;appétit excessif, transpirations pendant la nuit, tremblements etnbsp;frissonnements au bruit des avions, surtout la nuit, troubles trésnbsp;gênants de la mémoire, diminution de la faculté d’inculcation. Ennbsp;outre nous avons observé parfois un état d’euphorie, suivi souventnbsp;d’une soi-disant reaction végétative.

Nous n’avons pas observé de psychoses d’effroi aiguës, ce qu’il faut probablement attribuer au fait que la possibilité de fuir Ienbsp;danger s’ouvrait pour tout Ie monde et a l’absence totale denbsp;graves fatigues physiques. Ainsi que Bonhoeffer nous arri-vons a la conclusion que ces psychoses et ces neuroses d'effroinbsp;(que nous avons bien observées) ont une fin en elles-memes etnbsp;que des éléments de désir jouent un certain role dans la psycho-genêse.

L’effroi et I’angoisse sont les affections les plus importantes qui se produisent dans ces conditions. D’aprés nous I’effroi estnbsp;a considérer comme une angoisse aiguë, I’angoisse comme unnbsp;effroi qui se prolonge. L’effroi est une réaction psychogêne quenbsp;provoque un événement brusque „vécu” au cas-limite.

Nous ne sommes pas d’accord avec Heidegger qui associé la peur a I’effroi, croyant qu’une peur subite mêne anbsp;I'effroi. Chez I’homme les sentiments d’angoisse et d’anxiété ne senbsp;distingent pas nettement du sentiment de peur. Aussi dans I’effroinbsp;voyons-nous se manifester les deux éléments, bien que I’angoissenbsp;prédomine. Si, d’aprês la signification que I’individu accordenbsp;au danger imminent, il se produit un événement brusque et{ou)nbsp;imprévu, nous voyons se manifester I’effroi.

Les conceptions si variées du phénomêne angoisse chez les psychologues, les psychiatres, les philosophes s’expliquent par lesnbsp;différentes conceptions que les auteurs en question ont au pointnbsp;de vue théologique et anthropologique. Si I’anthropologie ne sortnbsp;pas de I’ordre vital et animal, l’idée angoisse ne peut sortir denbsp;1’ordre biologique. Les conceptions de Heidegger, de Kierkegaard, de Goldstein etde Janet sont mentionnées anbsp;part. Grace a I’introduction des idéés existence et tache I’angoissenbsp;obtient un aspect tout particulier et ce phénomêne parait être unenbsp;sensation primaire qui nous montre I’homme dans sa triple moda-lité d’être: comme un être intimement lié a la nature, commenbsp;individualité psychique et comme esprit. Pour Heideggernbsp;I’existence a sa fin en elle-même: pour Kierkegaard I’exis-tence n’est que le ,,devenir” de I’homme individuel devant Dieu.

-ocr page 175-

Zusammenfassung.

Der Gegenstand dieses Stadiums wird gebildet durch die Selbstwahrnehmung des Verfassers und die Wahrnehmung dernbsp;psychologischen und psychiatrischen Erscheinungen bei andern,nbsp;wahrend und nach Flugzeugbombardements von Den Helder,nbsp;einem Ort von gut 30.000 Einwohnern. Schon früher, wahrend desnbsp;vorigen Weltkrieges machte sich ein Bedürfnis an eigenennbsp;arztlichen Wahrnehmungen fühlbar unter Umstanden, welche dasnbsp;Leben unmittelbar und stark bedrohen. Besonders bei überwal-tigenden, unheilvollen Ereignissen, wie Erdbeben, Grubenkata-strophen und nicht im geringsten dem modernen Krieg, könnennbsp;sich diese Umstande darbieten.

Vor 1914 hat hauptsachlich sich Stierlin unter Leitung von Prof. Zangger hiermit beschaftigt. Wahrend des vorigennbsp;Krieges ist eine ausgedehnte Literatur über Schreckpsychosen undnbsp;-neurosen entstanden, worauf das für dieses Studium Wichtigstenbsp;bezogen wird. K 1 e i s t, W etzel, Oppenhei m, Bon-höffer, Kretschmer, Hoche, Gaupp, u.a. werdennbsp;erwahnt.

Neben der spezielleren Kriegsliteratur ist von den Schreck-erlebnissen bei den Beobachtungen über die traumatische Neurose die Rede. E. Straus hat durch seine Arbeit erheblich dienbsp;Bedeutung erhöht, die das „Erleben” in der Interpretation vielernbsp;jener Störungen, welche durch Schreck und Angst hervorge-rufen werden können, einnimmt. Zwischen Geschehen undnbsp;Erleben ist keine kausale Beziehung (im streng physischen Sinne).nbsp;Diese ist an erster Stelle abhangig von dem Sinne, der das Einzel-wesen einem bestimmten Geschehen entnimmt. Dadurch wird dasnbsp;Benehmen bestimmt. Daher der Unterschied in der Art undnbsp;Weise, wie verschiedene Menschen auf ein und dasselbenbsp;Ereignis reagieren. Je mehr das Erleben von Menschen einandernbsp;gleich wird, um so mehr handeln und benehmen sie sich gleich.nbsp;Die Persönlichkeitsstruktur bestimmt in wiefern ein Erlebnis einemnbsp;Menschen „zu schwer” sein kann, sodasz nach einem erschüttcrn-den Ereignis Störungen auftreten. Hier zu Lande waren esnbsp;besonders R ü m k e und V an der Horst, die nach dem Kriegenbsp;vom Mai 1940 über diesen Gegenstand Darstellungen veröffent-lichten.

Bei Selbstwahrnehmungen und bei dem, was bei andern beob-achtet werden konnte, zeigt es sich, dasz der Mensch, wenn er 'erlebt, dasz seine Existenz unmittelbar und aufs schlimmstenbsp;bedroht wird, einen gewissen Drang zur Entladung der dannnbsp;auftretenden Affekte empfindet, Zugleich tritt eine grosze

-ocr page 176-

170

SCHRIK, ANGST EN VREES

Irrelevanz der Dinge und von dem „Sein mit-und-bei-einander” auf. Oft konnte das Auftreten von Schuldgefühle bemerkt werden.nbsp;'Nach dem Erleben traten oft allerhand Störungen in den physiolo-gischen und psychologischen Verrichtungen auf: schlechter Schlaf,nbsp;frequente Miction, groszer Appetit, nachtliche Transpiration,nbsp;Beben und Zittern beim Horen von Flugzeugen, namentlichnbsp;wahrend der Nacht, und eine oft sehr hinderliche Gedachtnis-störung, verringerte Einpragungsfahigkeit. Überdies wurde zu-weilen eine merkwürdige Euphorie wahrgenommen. Dazu kamnbsp;nach einigen Wochen eine vegetative Reaktion.

Akute Schreckpsychosen wurden von dem Vcrfasser nicht beobachtet. Der Umstand, dasz die Flucht für jedermann mog^nbsp;lich war und das Fehlen groszer körperlichen Strapazen werdennbsp;als Grund für diese Tatsache betrachtet. lm Einklang mit Bon--h ö f f e r wird gefolgert, dasz die Schreckpsychosen und auchnbsp;die -neurosen (die wohl gesehen wurden) einen Zweck haben undnbsp;dasz Wunschregungen eine Rolle bei der Psychogenese spielen.

Schreck und Angst sind die bedeutendsten Affekte, welche unter diesen Umstanden auftreten. Schreck wird empfundennbsp;als akute Angst, Angst als protrahierter Schreck. Schreck ist einenbsp;psychogene Reaktion auf ein plötzliches Erleben der Grenz-situation. Schreck wird nicht empfunden wie bei Heidegger,nbsp;der Furcht mit Schreck verbindet und meint, dasz plötzlichenbsp;Furcht zum Erschrecken führe. lm Menschlichen sind Angst undnbsp;Furcht nicht ganz und gar zu trennen. lm Schreckcn tritt beidesnbsp;auf, wenn auch die Angst primar ist. Wenn die Sinnentnahmenbsp;der Bedrohung aus einem plötzlichen und (oder) unerwartetennbsp;Ereignis stattgefunden hat, tritt Schrecken auf.

Die so verschiedenen Auffassungen des Phanomens Angst bei Psychologen, Psychiatern und Philosophen finden ihren Grund innbsp;den auseinandergehenden geistig-anthropologischen Prinzipiennbsp;der betreffenden Autoren. Steigt die Anthropologie nicht übernbsp;die Sphare des Vitalen und Animalen empor, dann kann die Auf-fassung hinsichtlich der Angst auch nicht über das Biologischenbsp;hinausgehen.

Die Auffassungen von Heidegger, Kierkegaard, Goldstein und Janet werden einzeln erwahnt. Durch dienbsp;Einführung der Begriffe Existenz und Aufgabe bekommt dienbsp;Angst einen ganz besonderen Aspekt und so stellt sich diesesnbsp;Phanomen als eine ,,Grundbefindlichkeit” heraus, die uns dennbsp;Menschen in dreifacher Seinsmodalitat zeigt: als naturgebundenesnbsp;Wesen, als psychische Individualitat und als Geist. Für Heidegger hat die Existenz ihren Zweck in sich selbst. Für Kierkegaard ist Existieren das allerindividuellste Werden vor Gott.

-ocr page 177-

Summary

The subject of this study has arisen from the observation of the writer upon his own person and the observation of psychological and psychiatrical symptoms in other people, during andnbsp;after aerial bombardments of Den Helder, a town of over 30.000nbsp;inhabitants. At an earlier date, during the last world-war, thenbsp;need had proved urgent for physicians to make their ownnbsp;observations in circumstances which seriously menace life. Thesenbsp;circumstances may arise especially in overwhelming catastrophicnbsp;events, such as earthquakes, mining-disasters, and, last not least,nbsp;in modern warfare.

Before 1914 it was chiefly Stierlin who was engaged upon the subject, under Prof. Zangger’s supervision. During thenbsp;last war an extensive literature arose on shock-psychoses andnbsp;-neuroses caused by terror, the most important titles of which havenbsp;been referred to in this thesis. The names of K1 e i s t,nbsp;W etzel. Oppenhei m, Bonhoeffer, Kretschmer,nbsp;Hoche, Gaupp and others have been mentioned there. Afternbsp;the literature, pertaining more particularly to the war, the fright-experiences are brought up for discussion more especially withnbsp;the observations on traumatic neurosis. In his book E. Strausnbsp;has greatly stressed the significance of inner experience in the interpretation of many of these disorders which are liable to arisenbsp;from fright and fear.

There is no causal relation — in its strictly physical sense — between occurrence and inner-experience. It rather depends onnbsp;the purpose the individual derives from a specific occurrence. Thisnbsp;determines the individual’s conduct. Hence the difference variousnbsp;people will show in their manner of reacting on one and the samenbsp;occurrence.

The greater the similarity in inner-experience, the greater the similarity in conduct we shall observe.

The structure of one’s personality determines how far an experience may be too much for a person, so much so, that disorders will arise after a shock. In Holland it was especiallynbsp;R Ü m k e and Van der Horst who published articles onnbsp;the subject after the war of May 1940.

From the writer’s personal observation and from what could be observed in others, it is evident that when one experiences thatnbsp;one’s existence is menaced directly and most cruelly, one will feelnbsp;a strong urge towards discharging the fierce emotions of thenbsp;moment.

-ocr page 178-

172

SCHRIK, ANGST EN VREES

At the same time the sense of the irrelevance of things and one’s fellow-beings will assert itself to a high degree.

Consciousness of guilt could often be observed. After the inner experience all sorts of disorders would arise in the physiologicalnbsp;and psychological functions, such as insomnia, diarrhoea, frequentnbsp;miction, increased appetite, nocturnal perspiration, flatulence,nbsp;shaking and quaking at the mere sound of aeroplanes, especiallynbsp;at night, most inconvenient mnemonic disorders at times, deteriorated inculcation etc. Besides there would be an extraordinarynbsp;euphoric disposition at times, after which emaciation would set in.

Acute shock-psychoses were not observed by the author. The circumstance that flight was open to everybody, as well as thenbsp;absence of prolonged physical fatigues are considered to be thenbsp;reason for this.

In concurrence with Bonhoeffer it is inferred that these psychoses, as well as the neuroses — which were actually observed — have a purpose, and that the desire-factors do playnbsp;their part in psycho-genesis.

Fright, terror and fear are the most important emotions to arise under the circumstances. Terror is seen as acute fear, fear asnbsp;protracted terror.

Terror is a psycho-generic reaction on a sudden inner experience, when a person has been reduced to extremities.

Terror is not seen as Heidegger sees it, who links up apprehension with terror, and holds that sudden apprehension willnbsp;lead to terror.

Fear and apprehension are not completely to be divorced in man. Both will be observed in terror, even though fear is primary.

When the menace in a sudden, and/or unexpected occurrence has been acutely sensed, terror prevails.

The widely different views of the symptoms of fear among psychologists, psychiatrists and philosophers are founded on thenbsp;diametrically opposed spiritual-anthropological ideas of thenbsp;authors in question.

If anthropology does not rise above the level of the vital and animal, the view concerning fear cannot rise above the biological.

The views of Heidegger, Kierkegaard, Goldstein and Janet have been treated separately. Owing to the introduction of the conceptions of existence and task, fear assumesnbsp;quite a particular aspect, and this symptom proves to be a ,,Grund-befindlichkeit”, a fundamental fact, which shows man to us in hisnbsp;triple mode of being, as a creature limited by nature, as a psychicnbsp;individuality, and as spirit.

According to Heidegger existence is its own intrinsic purpose. As to Kierkegaard, existing means becoming, unencumbered and utterly individual, before God.

-ocr page 179-

LIJST VAN GERAADPLEEGDE LITTERATUUR.

Ambold, A. Eine Kriegsneurose in arztlicher Selbstbeobachtung. Münch. Med. W. 1922. S. 311.

Ariens Kappers, C. U. Het verband tusschen lichaam, hersenen, psyche en denken. Voordracht, Amsterdam 1939.

*Aubrun, Witold. Réponse aux emotions chocs chez les parkin-soniens. Années Psychol. 37 (1938).

Baade, W. Ueber die Vergegenwartigung von psychischen Ereig-nisse durch Erleben, Einfühlung und Representation, sowie iiber das Verhaltnis der Jasperschen Phanomenologie zurnbsp;darstellenden Psychologie. Z. f. d. ges. N. u. Ps. Bd. 29nbsp;(1915). S. 347.

Bauer, Joachim. Hysterische Erkrankungen bei Kriegsteilnehmern.

Arch. f. Ps. u. Nervenkr. Bd. 57 (1917).

Berger, Hans. Physiologische Begleiterscheinungen psychischer Vorgange. Handbuch der Neurologie. Bumke und Foerster.nbsp;1917 11.' S. 492.

von Bergmann, G. Funktionelle Pathologie. Het Hoofdstuk: Psy-chophysische Verhaltungsweisen. S. 370.

Bickcl, H. Ueber die Kriegsneurosen, ihre Entstehung und die Erfolge ihrer Behandlung zur Auffassung der Hysterie alsnbsp;,,Affektneurose”. Mon. f. Ps. u. Neur. 1918. Bd. 44.nbsp;Binswanger, L. Lebensfunktion und innere Lebensgeschichte. Mon.nbsp;f. Ps. u. N. Bd. 68. S. 52.

Birnbaum, K. Klinische Schwierigkeiten im Psychogeniegebiet. Mon. f. Ps. u. N. Bd. 41. 1917.

Birnbaum, Karl. Psychischer Verursachung seelischer Störungen. W iesbaden 1918.

Bleuler. Lehrbuch der Psychiatrie.

Bonhöffer, K. Zur Frage der Schreckpsychosen. Mon. f. Ps. u. N. 1919. S. 143.

Bonhöffer, K. Zur psychogenen Entwicklung und Hemmung kriegsneurotischer Störungen. Mon. f. Ps. u. N. Bd. 40. 1916.nbsp;Brumsen, S. A. G. Over gestichtsopname in oorlogstijd. N. T. v.nbsp;Gen. 1940 IV, p. 4801.

Bunnemann. Zur traumatischen Neurose im Kriege. Neur. Zentr.bl. 1915. S. 888.

Carp, E. A. D. E. Psychosen, etc.

Carp, E. A. D. E. Psychopathiën.

Carp, E. A. D. E. De Neurosen.

Van de met * aangeduide publicaties werd door middel van referaten in andere periodieken kennis genomen.

-ocr page 180-

174

SCHRIK, ANGST EN VREES

Carp, E. A. D. E. Psychoanalyse en Gestichtspsychiatrie. Ps. Neur. BL 1938.

Colla. Beobachtungen über den Eindruck des Krieges auf Geistes-kranke. Allg. Z. f. Ps. 1919. Bd. 75.

*Dobreff, M. Über affektive Veranderungen im Blutdruck.

Schweiz. Med. Wochenschr. 1938 II.

Mc Dougall, W. An Outline of Psychology.

Drooglever Fortuyn, ]. en Ploegsma, W. Psychiatrie in mobilisatie en oorlogstijd. Ps. en Neur. BI. 1941, p. 380.nbsp;van Essen, }ac. Phaenomenologische psychologie op klinischennbsp;grondslag. N. T. v. Psych. V, p. 251.

Fortanier, A. H. Belevingen van schizophrene patiënten tijdens shocktherapie. Ps. en N. BI. 1938, p. 185,

Fortanier, A. H. Psychopatische en Neurotische reacties bij ge-mobiliseerden. Ps. en N. BI. 1940.

Frankhauser, K. Ueber Kraepelins und Janets Hysteriebegriffe.

Z. f. d. ges. N. u. Ps. Bd. 34. 1916.

Friedlander. Kriegsmedizinische und Psychologische Bemerkun-gen. Mon. f. Ps. u. Neur. Bd. 41. 1917.

Gaupp, R. Kriegsneurosen. Z. f. d. ges. N. u. Ps. Bd. 34. 1916. Gaupp, R. Ueber den Begriff der Hysterie. Z. f. d. ges. N. u. Ps.nbsp;Bd. 5. 1911. S. 457.

Goldstein, K. Beobachtungen über Veranderungen des Gesamt-verhaltens bei Gehirnschadigung. Mon.schr. f. Ps. u. Neur. 1928. S. 231.

Goldstein, K. Ueber das Phaenomen der Angst. Ned. T. v. Psychologie I, p. 434.

V. d. Gulden, P. H. Over twee anthropologische problemen. Alg.

N. T. V. Wijsb. en Psychologie 10e jg. 2.

Hardenberg, L. Sociale verzekeringsneurose na ongeval. Diss. A’dam.

Heidegger, Martin. Sein und Zeit. 1935. 4. Aufl.

Hoche. Beobachtungen bei Fliegerangriffen. Arch. f. Ps. u. N. Bd. 57. 1917. S. 884.

Horn, Paul. Ueber Schreckneurosen in klinischer und unfallrecht-licher Beziehung. D. Z. f. Nervenh. Bd. 53. 1915. S. 333. Met uitgebreide litteratuuropgave.nbsp;van der Horst, L. Het verband tusschen lichaam en ziel. Rede innbsp;Wijsbegeerte, Wetenschap, Menschbeschouwing. A’dam,nbsp;1939.

van der Horst, L. p. 4777.

van der Horst, L. Psychol. II.

Oorlogspsychosen. Ned. T. v. G. 1940. IV,

Over den Waarnemingstijd. Ned. T.

-ocr page 181-

175

LIJST VAN GERAADPLEEGDE LITTERATUUR

van der Horst, L. Psychiatrie en Wereldbeschouwing. Rede 1928.

van der Horst, L. Symptoom of symbool. Rede 1935.

Hübner, A. H. Ueber Kriegs- und Unfallpsychosen. Arch. f. Psych, u. Nerv. Bd. 58. 1917.

Hierbij geeft deze een zeer uitgebreide litteratuurlijst tot dien tijd.

Hugenholtz, P. Th. Over Tijd en Tijdsvormen. 1939.

*Hunt. W. A., Strauss and Landis. The startle pattern in epileptic patients. Psychiatr. Quart. 12. 1938.

Janet, Pierre. De I’Angoisse a I’Extase. 1928.

Jaspers, Karl. Psychologie der Weltanschauungen.

Jendrassik, E. Einige Bemerkungen zur Kriegsneurose Neur. Z. Bl. 1916, no. 12.

Jolowicz, E, Kriegsneurosen im Felde. Z. f. d. gcs. N. u. Ps. 1917. Bd. 36.

Kastein, G. W., Grelinger, H., Fortanier, A. H. Posttraumatische neurotische reacties bij verzekerden. 1940.

Kehrer. Zur Frage der Behandlung der Kriegsneurose. Z. f. d. ges. N. u. Ps. Bd. 36. 1917.

Kierkegaard, S. Der Begriff der Angst. Ges. W. Bd. 5 (Diede-richs'Jena).

Kleist, Karl. Schreckpsychosen. Allg. Z. f. Ps. 1918. S. 432. Kleist, Karl. Schreckpsychosen. Neurol. Zentralblatt 1918, no. 16.nbsp;S. 569.

Kortlandt, A. Methode van onderzoeken en interpreteeren van doelstrevende gedragscoördinatie bij in het wild levende aalscholvers. N. T. V. Psychol. VII, p. 383.

Kortlandt, A. Wechselwirkung zwischen Instinkten. Arch. Néerl. de Zoölogie. 1940.

Kretschmer, E. Medizinische Psychologie. 1939.

Kretschmer, E. Ueber Hysterie. 1923.

Kreuser. Zm Frage der Kriegspsychosen. Allg. Z. f. Ps. u. Ps.

Gerichtl. Medizin. Bd. 74. 1918.

Kronfeld, A. Ueber Angst. Ned. T. v. Psychol. Ill, p. 365. Kühne. Die Bedeutung des Schrecks für die Entstehung vonnbsp;Nerven- und Geisteskrankheiten. Neur. Z. Bl. 1910. S. 1340.nbsp;Kutzinsky, A. Klinisches und Theoretisches zur sog. Kriegsneurose. Mon. f. Ps. u. N. Bd. 44. 1918.nbsp;de Leeuw, C. H. Over de beleving van het plotselinge. N. T. v.nbsp;Ps. II.

de Leeuw, C. H. Over eenige nieuwere psychologische opvattingen betreffende de traumatische neurose. Psych. Neur. Bl. 1932, no. 6.

-ocr page 182-

176

SCHRIK, ANGST EN VREES

van der Leeuw, G. Het Vermageringsproces in de Wetenschap. Eltheto 95, no. V.

Löwy, Max. Zur Aetiologie psychischer und nervöser Störungen der Kriegsteilnehmer. Mon. f. d. Ps. u. N. Bd. 41. 1917.nbsp;Meerloo, A. M. Afweerreacties bij Angst. Ps. en Neur. BI. 1931,

p. 86.

Meerloo, A. M. Over wortels en vertakkingen van het angstgevoel. 1934.

Meerloo, A. M. Psychiatrische ervaringen uit den Wereldoorlog 1914—1918. Psych. Neur. BI. 1940, no. 3—4.

Mesker, P. Eenige opmerkingen over psychopathie en neurose naar aanleiding van militaire patiënten. Ps. en N. BI. 1940.nbsp;Minkowsky, Ed. Het tijdsprobleem in de psychopathologie. N. T.nbsp;V. Ps. I, p. 401 en p. 496.

*Misch, Kathe. Die biologischen Grundlagen der Freudschen Angsttheorie. Int. Z. f. Psychoanalyse 21. 1935 (ref. Z. BI.nbsp;f. Ps.).

Mörchen. Zur Frage des Innervationsschocks im Kriege. Mon. f. Ps. u. N. Bd. 41. 1917.

*Mowrer, O. H. A stimulus-response analysis of anxiety and its role as a reinforcing agent. Psychol. Rev. 46. 1939 (ref.nbsp;Z. Bl. f. N. u. Ps.).

Muller, P. P. Psychologie van het gezelschap. Ps. e. N. Bl. 1940,

p. 326.

Muller, F. P. Ziektekunde van den Geest. 1930.

Oldewelt, H. M. ]. Wijsgeerige invloed op wetenschappelijke visie in onzen tijd. Voordracht Amsterdam 1939. Wijsbegeerte,nbsp;Wetenschap, Menschbeschouwing.

Oppenheim, H. Stand der Lehre von den Kriegs- und Unfall-neurosen. Berlin 1918.

*Osipov, N, E. Todesangst. Rev. Neurol. 32. 1935 (ref. Z. Bl. f. N. u. Ps.).

Palagyi, M. Wahrnehmungslehre.

Portielje. Dieren zien en leeren kennen.

*Rajka, Tibor. Beitrage zu den biologischen Grundlagen des Zusammenhanges zwischen reflektorischen Immobilisations-und Angstzustande. Riv. Biol. 26 (ref. Z. Bl. N. u. Ps.).

Reichardt, M. Die psychogenen Reaktionen, einschlieszlich der sogenannten Entschadigungsneurosen. Arch. f. Ps. u. Nerv.nbsp;Kr. 1938. Bd. 98.

Rein, Oscar. Beitrag zu den Kriegspsychosen der Zivilbevölkerung und zur Psychologie der Hysterischen Dammerzustandes.nbsp;Allg. Z. f. Ps. Bd. 75. 1919.

-ocr page 183-

177

LIJST VAN GERAADPLEEGDE LITTERATUUR

Rohde, Max. Neurologische Betrachtungen eines Truppenarztes im Pelde. Z. f. d. ges. N. u. Ps. Bd. 29. 1915.

Rombouts, ]. M. Über den Wechsel der psychischen Aktivitat (Berze) wahrend einer Cardiazolkur. Ps. en N. BI. 1938,

p. 66.

Rümke, H. C. Allgemeine psychologische und psychoanalytische Auffassungen über Hysterie. Psych, neurol. BI. 1935.nbsp;Rümke, H. C. Ontwikkelingspsychologie en Psychotherapie. Redenbsp;1933.

Rümke, H. C. Over psychotraumatische desintegratietoestanden ,,Psychogene Psychoses”. N. T. v. G. 1940, IV, p. 5102.nbsp;Rümke, H. C. Phaenomenologische en klinisch-psychiatrischenbsp;studie over geluksgevoel. Diss. 1923.

Rümke, H. C. Psychiatrie als geestes- en natuurwetenschap. Rede 1937.

Rümke, H. C. Psychiatrie in de spreekkamer en geestelijke hygiëne. Ps. en Neur. BI. 1931, p. 266.

Rümke, H. C. Richtlijnen bij de differentieele diagnostiek van de depressietoestanden. Ps. en N. BI. 1940, no. 3—4.nbsp;van der Scheer, W. M. De resultaten van de shockbehandelingnbsp;met insuline en cardiazol bij dementia praecox. Psych, ennbsp;Neur. BI. 1941, p. 252.

van der Scheer, V/. M. Over bloedsuikergehalte en Emotie. Psych, en Neur. BI. 1933.

Schilder, Paul. Medizinische Psychologie.

Schmidt, W. Die psychische und nervöse Folgezustande nach Granatexplosionen und Minenverschüttungen. Z. f. d. ges.nbsp;N. u. Ps. Bd. 29. 1915.

Schneider, Kurt. Einige psychiatrische Erfahrungen als Truppen-arzt. Z. f. d. ges. N. u. Ps. Bd. 39. 1918.

Schultze, Fr. Bemerkungen über traumatische Neurosen, Neurasthenie und Hysterie. Neur. Z. BI. 1916. No. 15.

Schwarz, Oswald. Medizinische Anthropologie. von SteinauSteinrück, Joachim. Zur Kenntnis der Psychosennbsp;des Schützengrabes. Z. f. d. ges. N. u. Ps. Bd. 52, 1919.nbsp;Stern, Heinrich. Die hysterischen Bewegungsstörungen alsnbsp;Massenerscheinung im Krieg, ihre Entstehung und Prognose.nbsp;Z. f. d. ges. N. u. Ps. Bd. 39. 1918.

Steyerthal. Die Hysterie im Kriege. Allg. Z. f. Ps. Bd. 74. 1918. Stierlin, Ed. Nervöse und psychische Störungen nach Katastrophen.nbsp;D. Med. W.schr. 1911. S. 2028.

Stierlin, Ed. Über psycho-neuropathische Folgezustande bei den Überlebenden der Katastrophe von Courrières am 10. Marznbsp;1906. Mon. f. Ps. u. N. Bd. 25. 1909. Erganzungsheft.

-ocr page 184-

178

SCHRIK. ANGST EN VREES

Stokvis, B. Psychologie van individu en massa in paniekstemming. Ned. t. V. Psychol. VII.

Straus, E. Geschehnis und Erlebnis. Berlin 1930.

Stcümpell, A. Über Wesen und Entstehung der hysterische Krankheitserscheinungen. D. Z. f. Nervenh. Bd. 55. 1916.nbsp;Webec, A. Medizinische Erfahrungen und Beobachtungen un-mittelbar nach der Katastrophe von Messina am 28 Dez.nbsp;1908. Diss. 1912.

Wetzel, A. Ueber Schreckpsychosen. Z. f. d. ges. N. u. Ps. Bd. 65. 1921. S. 288.

Wittkower, Erich. Einfluss der Gemütsbewegungen auf den Körper. Wien, 1939.

* Wallenberg, R. Wesen und Bchandlung der Kriegsneurosen. Med. Klin. 1916. No. 52.

*Yaskin, Jos. C. The psychology of anxiety, a clinical study. Psychoanal. Rev. 23 amp; 24.

Zangger, H. Erfahrungen bei einer Zelluloidkatastrophe. Mon.

f. Ps. u. N. Bd. 40. 1916. S. 88.

Ziehen. Psychiatrie.

-ocr page 185- -ocr page 186- -ocr page 187-

STELLINGEN.

I.

De z.g. schrikpsychosen zijn niet als een afzonderlijk ziektebeeld van de hysterie af te scheiden.

II.

De shocktherapie van de schizophrenie en andere psychotische beelden kan psychologisch worden opgevatnbsp;als een geforceerde schriktherapie.

III.

Bepaling van het ureumgehalte in den liquor heeft geen waarde indien niet tegelijkertijd het ureumqehalte van hetnbsp;bloed wordt bepaald.

IV.

Bij een vroegtijdig herkennen van de ziekte van Cushing zou een operatie in overweging moeten worden genomen,nbsp;vooral wanneer een lichte vergrooting van de sella tursicanbsp;röntgenologisch is vast te stellen.

V.

De ziekte van Schüller-Christian is primair een granu-lomatose en niet zonder meer als een stoornis in de chole-sterinestofwisseling te beschouwen.

VI.

Pneumectomie wegens bronchiectasiën is gecontraindi-ceerd indien de andere long niet volkomen gezond is.

-ocr page 188-


-ocr page 189-

VII.

Tot een goede zwangerschapszorg behoort in geval van stuitligging de uitwendige keering op het hoofd eennbsp;maand voor den te verwachten partus.

VIII.

Bij kinderen met tuberculeuze afwijkingen is actieve immunisatie tegen diphterie met anatoxin af te raden.

ÏX.

Zuigelingenzorg moet taak van den huisarts zijn.

X.

Mydrial dient in de oogheelkunde te worden ingevoerd als diagnosticum en als therapeuticum.

XI.

Symmetrische gehoorresten zijn niet bewijzend voor erfelijke doofheid.

XII.

Het is gewenscht bij ieder geval van lupus eythematodes te beginnen met een krachtige bismuth-kuur.

XIII.

Om de bestrijding der tuberculose nog meer doeltreffend te doen zijn dient de aangifte van alle gevallen van tuberculose der luchtwegen verplicht te worden gesteld.

XIV.

De Clauberg III voedingsbodem is een belangrijke aanwinst voor de bacteriologische diphteriediagnostiek, maar kan den Löfflerbodem niet geheel vervangen.

XV.

Psychologie moet zijn gegrond in existentiologie en deze in theologie.

-ocr page 190- -ocr page 191- -ocr page 192- -ocr page 193-

KijKsasyis vooi ^sychopüi.ï»!'-te A.vereest,

-ocr page 194-