GENADELIGT
IN Z Y N E
N A A R E N
ONDER DE
ONTDEKT IN EENE
INTREE-PREDICATIE
DOOR
AFRICAANSCHEN MOOR,
Predicant op St. George d’Elmina,
En op zyu Eerw. verzoek uitgegeven
DOOR
HIERONYMUS DE WILHEM.
TB LEIDEN,
UACOBUS DE BEUNJE,'
1744)
Bylt; nbsp;nbsp;nbsp;EN t' AMSTERDAM,
'de janssoons VAN WAASBEKGEj,
«C«5o» «O^SO» nbsp;nbsp;nbsp;lt;0lt;35»» ^Cï-©*
WAARSCHOUWING.
. j
De Uitgevet erkent geene Exemplaar en Egt wezen y ah die getekent zyn, door
-ocr page 3-^5p «5gt;3 *5p *;|p «:jp5^'9p':5P'3jj:=6:5P*:^®:^p®5|P
A A N D E
WEL-EDELE GROOT-AGTBAARE
H E E R E N
der generaale geoctroieerde
MEDERLANDSCHE WEST-INDI-SCHE MAATSCHAPPYE,
Myne Heeren !
olgens de Loffelyke gewoonte van hun , die de Boekzaalennbsp;der geleerde Waereld willende Veigrooten en vcrec-rengt; onder Na amen van voortreiFelyke Man-
^2. nbsp;nbsp;nbsp;nen.
-ocr page 4-o P D R A G T.
nen, zoo in den Staat, als in kerkbelluur, hunne fchriftcn doen iiitkomen, neeme iknbsp;op den huldigen dag, Wel-Ed. Gr. Agtb.nbsp;Heeren! met verfchuldigden eerbied, denbsp;vryheid, om deeze myne Intrec-Predicatienbsp;aan Ü Wel-Ed. Groot-Agtb. op tc draa-gen , op dat U Wel-Ed, Groot - Agtb. dezelve met gunftige Oogenen Handen moogtnbsp;aenfchouwen en ontfangen.
Ick beken vvcl, dat, wanneer ick ditondernam , myne, my ten vollen bewufte ,geringe bekwaamheid ,en de kortheid des tyds, in welken ik, uit de reije der Iccrendenbsp;Jeugd, wierdc geroepen, en in den Heiligen dienft des Heeren beveiligt, my Nagtnbsp;en Dag voor oogen zweefden, om deezenbsp;myneonderneeming te llaaken, maar bewoo-gen zyndc door twee reedenen, die fwaarnbsp;op rayn gemoed weegen, heb ik alle be-letfel ter zyde geftelt.
Want, indien ik befchouwe, zoo niet myne geboorte, ten minllen myne teederenbsp;opvoeding, word ik gewaar, dat deezege-
fchied^
-ocr page 5-o P D R A G T.
fehied zy , binnen de grenfen van de Noorden Zuid-kuÜe van Africa, welke door ü Wel-Ed. Gr. Agtb., als wettige Heeren-,nbsp;befeeten, en teegenwoordig beftuurt wordnbsp;door den Wel-Ed. Geboren Heer Directeur Generaal, Jacob dePeterfen: Ja deezenbsp;is eindelyk gefchied aan dit Hooft-Gadeelnbsp;(waar ik thans my beviiide) van ü Wel-Ed. Gr. Agtb. het van ouds beroemdenbsp;Sk George d’Elmina, tot ik door mynen, vannbsp;my altoos geëerden en geliefden weldoender, den Heer Jacob van Goch, na zynnbsp;Ed. (J Wel-Ed. Gr. Agtb. geduurendenbsp;den tyd van Sedien Jaaren, zoo in mindere bedieningc , als ook in het ampt vannbsp;Opper-Commies cn raad , vlytig en re-troLiw gedienthadde, in het gezeegend Holland ben overgebragt gev/eed.
En word het by alle, door burgelyke wetten zelve gefchikte, volkeren, biilyk ge-oordeelt, dat cen onderdaan zynen Koning: hulde, en zynen Opperhoofden-den Eednbsp;van g.ctroiiwigheid, doe en vernieuwe .* Ja 1
3 nbsp;nbsp;nbsp;word
-ocr page 6-O P D R A G T.
pi
v^’'ord het van hun geprefen, indien een zoo-daanig onderdaan, renteeken, dat hy met een goeden eerlyk hart onder zync meede-burgers verkeere , zynen Koning enOpper-perhoofden, een geringe, dog wcimeenendenbsp;gifte, op dat hy hunne aanzienlyke Perfo-nen eerbiedige , opdraage, geen wondernbsp;dan! Dat ik huiden, na myrie weederkom-fle in dit Land, my, op nieuws, ter flipte gehoorzaamheid aan U Wel-Ed. Gr.nbsp;Agrb. verbinde, en dit myn gering, dognbsp;heilig gefchenk, met alle betaamelyke eerbiedigheid en hoog-agting voor U Wel-Ed. Gr. Agtb. Geeerde cn gezecgendenbsp;Perfonen , toezende. En niet alleen dit,nbsp;maar ook wat meer is, als ik deczen my-nen tegen woord igen Staat, met een ne-drig en God verhccrlykend gemoed , in alle bedaardheid, overzie, vindeikeene tweede en nog grootere reden, die maakt, datnbsp;ik dit myn voorneemen teruitvocr brenge,nbsp;want , ’tis VVacrcIdkundig genoeg (Godenbsp;zy hier van alleen de Roem) dat ik door
T.
U Wcl-Ed. Gr. Agtb. van ’sLands Hoo-ge School, daar ik my verluftigde in dc Letter-Oeffcningen , en in bet onderzoeken van de gangen myncs Gods, dc gangen my-nes Konings, in her Heiligdom , aan denbsp;voeten van myne zeer geliefde groote taaien God-geleerde Gamaliels , wettig wierdenbsp;beroepen, zoo dat ik, door de vermaardenbsp;Kerk-vergadering der ma^tigc Stad Amdel-dam, in den Heiligen dienft des Hceren beveiligt zyndc , naar dit U Wel-Ed. Gr. Agtb.nbsp;Land , met dc bereidheid des Euange-liums , ben gekomen , om, eensdeels, denbsp;Chriflenen te dezer plaatfe te verfterken innbsp;de cens aangenoomene leer , die naar denbsp;Godzaligheid is, in dc hoope des Eeuwigen Leevens, en anderdeels, om mynenbsp;maagfehappy naar den vleefchcjde Moorfchcnbsp;heidenen , de verborgenheid des Euangc-liums, welke in andere Eeuwen hun niet isnbsp;bekent gemaakt, naar de voorligting dernbsp;eeuwige voorzeggingen, op het voetfpoornbsp;der heilige Euangeliften en Apoftclen , te
open-
-ocr page 8-o P D R A G T.
i'i' :
openbaaren. Dit ii dat een ding, dat ik van den Heere begeert heb ^ dat zal ik zoeken datnbsp;ik alle de daagen myns leevens vrogte WQonennbsp;in d Huis des He er en om de lieflykheid desnbsp;Heeren te aanfchoHwen ^ ende te onderzoekennbsp;in zynenTempel. Dit is,Wel-Ed. Gr. Agtb-Hecrea! die hoope, welke altoos in mynnbsp;gemoed gevoed is geweeft, dit is die wensnbsp;inyner ziele, welken nu eintlelyk de roepende ftemme des Allerhoogften door Ü Wel-Ed. Gr. Agtb. heeft vervult, zoo dat iknbsp;nu myne eerde Leerreden te dezer plaatfenbsp;hebbe moogen doen, en dus in myne dagordening treden; op dcezc wyze dan hebbe ik eene grotere cn betere betrekking bekomen tot U Wel-Ed. Gr. Agtb. om innbsp;eene dankbaare erkentenis, voor alle dienbsp;openbaare en byzondere gunflbewyzingen ,nbsp;met welke U Wel-Ed. Gr. Agtb. my be-ftendig bejeegent heb, dit myn gefchriftnbsp;aan ü Wel-Ed. Gr. Agtb. op te dragen,nbsp;op dat men daaruit zoude zien, dat ik geennbsp;ander fundament Icgge, dan het geene ge-
legt
-ocr page 9-O P D R A G T.
legt is, *t welk is Jefas Chriflus; En dat wel zoo als de weten de Propheeten in hemnbsp;vervult zyn, en zoo als de bediening der Genade ende des Geeftes magtig veel uitmuntnbsp;boven die der Letter, invoegen , wanneernbsp;imand onder onze Prediking verloorennbsp;gaat, hy zulks, nog Gode, nog ons, dienbsp;Hy uitgezonden heeft, maar zig zei ven, tennbsp;doorlugtigen vertoogc, dat hy nog ondernbsp;de zinnen - en hart - verduifterende magt desnbsp;Duivels verblind en gekluiftert ligge, toe-fchryven moet.
flig-
Ik hoope derhalven, dat het geen van my in dit gefchrift op dat vafte fundamentnbsp;Gods gebouwt is, van U Wel-Ed. Gr.nbsp;Agtb. mooge bevonden worden eenftem-mig te zyn met de geduurige leer der tweenbsp;verbonden, en dus voldoen aan het God-vrugtig en Gode w'elbchaaglyk oogmerk ,nbsp;waar toe ik hier ben gezonden, op dat het,nbsp;ter ene zyde aan Ü Wel-Ed. Gr. Agtb.nbsp;God verheerly kende harten in leedigc uurennbsp;eene bequaame ftofTe ter overdenkinge,ter
-ocr page 10-o P D R A G T,
ftigtinge, en ter vertroollinge, uitleevere 5 en' ter andere zyde, onder U Wel-Ed. Gr. Agtb/nbsp;in den Lande wyd-beroemde en gezccgendenbsp;Naamen en voorzorgen veele eeuwen ver-duurc , ren einde ook U Wel-Ed. Gr.nbsp;Agtb. Zooiicn, die in het midden hunnesnbsp;volks op de Roeien der cere fallen gezet,nbsp;en over dit Land tot regtaartige hand-haa-vers geftelt worden, moogen zien, wat dcnbsp;Heere der waarheid in Ü Wel-Ed. Gr.nbsp;Agtb. dagen gedaan hebbe, op dat zy ooknbsp;op U Wel-Ed. Gr. Agtb. voetftappen.,nbsp;vol geeflelyken yver, trèederide, bequaa-mere Mannen in dezen oogft des Heercnnbsp;uit zenden; om het ligt des Euangcliumsnbsp;des zaligen Gods te doen opgaan onder dit.nbsp;volk, dat in duidernifTe zit, op dat dus desnbsp;Heercn Naam van den opgang der Zonne totnbsp;lyaaren ondergang een werdc. Dog, om Ünbsp;Wel-Ed. Gr. Agtb. niet langer op te houden,nbsp;z il ik my ten einde fpoeden,onder hartgrondige beede tot den Hoorder des gebeds, datnbsp;het hem; den V^ord des levens, den Ko-.
ning
-ocr page 11-ning der Eeuwen , bchaagc U Wél-Ed, Groot-Agrb. Leven tot Nut van Land eunbsp;Kerk uit te ftrekken tot eenen gczeegendcnnbsp;ouderdom en gekroonde gryzighcid; hy ver-vuile U Wel-Ed. Groot-Agtbare Huizen?nbsp;en geagte Perfonen met de Zeegeningennbsp;des Hemels van boven , met de Zeegeningen des afgronds, die daar onder ligt,nbsp;met Zeegeningen der borflen ende der baarmoeder, met deinkomften van het Ooflen ,nbsp;ende van het Weften, van het Zuiden, en-de van het Noorden! hy doe U Wel-Ed.nbsp;Groot-Agrbaredusovcrvloeyen van inkom-flengt; tot het zilver zy , gelyk ftcenen,nbsp;ende de cederen, als wilde vygeboomen,nbsp;die inde laagte zyn I hy plaatfe U Wel-Ed.nbsp;Groot'Agtb. regt-geaarte Zoonen, oftenbsp;nevensü Wel-Ed. Groot-Agtbare op denbsp;boeiender cere,of hy doe alle deeze heer-lykhcid op Hen nederdaalen, wanneer hetnbsp;Hem, naar zynen aanbiddelyken raad , behagen zal U Wel-Ed. Groot-Agtbarenbsp;over te brengen tot een beffend igcr leeven,
^ ¥ cn
-ocr page 12-T.
cn volmaakter hcerlykheid ! Hy heilige eii verligte ü Wel-Ed. Groot-Agtbare meernbsp;en meer met zyn Zaligmakend ligt des Eu-angeliums der kenniffe derHeerlykhcid vannbsp;Chriftus Jefus, om deel te hebben in denbsp;Erve der Heiligen in het ligt!
Dit is de geilaadige wens en bede van hem, die zig,in alle eerbiedigheid,ten tekenvan eeneverpligte en gewillig dankbaa-re erkentenis, altoos noemen zal,
ÏVET* ET), GR, AGTB, UEEREl^j
U Wel-Ed. Gr. Agtbarens begun-Higden, gehoorfeatnen, cn ondcr-daanigften Dienaar,
Op ‘t Caftecl St. George d’Elmiua , den ii. Oftöb. 1741.
JACOBUS ELISA JOANNES CAPITEIN,
S|!'
-ocr page 13-Vgt;^fc/\Dc/v'?c/'osA3e/\^e,\‘5cA- nbsp;nbsp;nbsp;c/\5^yV^c/v:
^:T $ t a è ? t ? $ $ $ t i
D E
«UITGEVER
AAN DEN
Olgens de belofte van den Wel-Eerw. Heere Capunbsp;TEiN, wiens naam met zonbsp;veel lof in Nederland isnbsp;bekent geworden, zynennbsp;Vrienden gedaan, ziet heden deze zy-ne Intree - Prcdicatie het ligt, in gegronde vcrwagting, dat, gelyk zynnbsp;Ecrw. in onze taal door my overge-bragt Onderzoek-Schrift met vele toegenegenheid ontfangen is, het ookde-
quot; 3 nbsp;nbsp;nbsp;ze
i
-ocr page 14-ze Leerreden aan geenc Leferen ontbreken zal , voor Welke ik myneti naam als uitgever geftelt heb , omnbsp;enen iegelyk van derzelve egtheid tenbsp;verzekeren, cn dit Gefchrift dus tenbsp;onderfcheiden van de Predicatienl^bpnbsp;den naam van den HeereCAPixEiN, zonder zyn weten , ja ! zonder raad ofnbsp;foeftemming van enige zyner Vrienden nitgekomen, welke deswegens ooknbsp;voor zyn Eerw. werk niet behoren gehouden te worden, als merkelyk ver-fchillende van het affchrifc der doornbsp;Hem gedane Leerredenen , hetwelknbsp;tot overtuiging van een ieder nog ondernbsp;my beruft.
Dit was het, Goedgunftige Lefer, dat ik te berigten had , gebruik ditnbsp;Werkje tot uwe ftigting, bidden Hee-re om zynen Zegen over des Eerwaarden Schryvers onderneming, ennbsp;vaarwel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HET
Iii'i
-ocr page 15-Pag. i
c:fei cribs (dbs cdbac3bici:fec^febs:i£ó.^e:fe?:ife3eJ23 sinbsp;¦?)
HET GROOTE
GENADELIGT
In zyne dienaar en
o N T D EK T
f^Fant God y die gezegd heefty dat het ligt uit de dmjlernijfi zoude fchymt, is de geene^ die tn onze herten gejchee-nen heeft, om te geeven verligting der kenmfe dernbsp;Heerlykheid Gods m het aangezigt van JESUS,nbsp;CHRISTUS.
inleiding.
ant gy en zyt niet die fpreket, maar het is di geeji uwes Uadcrs i die in u fpreekt. Dus luide,nbsp;de aanmoedigende cn hart vertrooftendenbsp;taal van den Koning der Kerke, Heilandnbsp;JËSÜS , tot de cerfte Euangclic booden , Match. X:
A nbsp;nbsp;nbsp;20^
-ocr page 16-2 nbsp;nbsp;nbsp;INTRE E PRE D TC ATI E
20. Hy zegt dan: Gy m zyt niet die fpreket: Dat ïs,-'t zal U lieden van ftohden aan, en nog meer na my-nen Mcraelvaarc, zoo in tyden van vervolging, wanneer men U zal ftellcn, om aangaande my,mynen nieuwen dienft 3 en aangaande deHoopc,die inU isj re!gt;en-ichap te' geeven , ‘als-óok door dcri gantfehen Loop des Euangeliums, bjyken , dat het niet Uw eigen na-tiiurlyk cn verdorven vernuft, nogte v»'ysheid zy, dienbsp;u leeren en ingeveti zal,-om uit uw zelvcn, als doornbsp;uw zelven te bedenken , Hoe , ofte IVat Gy fpree-ken moet naar dat 'woórd van 'Petrus, t Pet. IV: 11.nbsp;Inditn iemand fpreekt, die fpreeke als de 'woorden Gods:nbsp;mdien iemand dient, die diene als tut kragt, die Godnbsp;'verleent: op dat God m allen gepreezen werde door Je-jas Chrijius , 'welken toekomt de Heerjykheid ende denbsp;kragt, in alk Eeimiigheid.yJimen. Hier van daan ooknbsp;zegt de fpreekende Heiland tot Petrus,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X Vi:
j/. tet goedkeuririge zyner belydeniffc : Fleejch ende Bloed en beeft it dat niet geopenkaart, maar myn Pdi-der., die in de Hemelen is. En derhalven zegt hy nujnbsp;Flaar het is de geef u'wes Faders , die in u jpreektinbsp;Jdet is de Eeuwige, Magtigc, en Peribneele Geelt, dienbsp;yan den Vader en van my uitgaat: het is de Geeft, diennbsp;Gy opmy hebt zien needcrdaalcn ,aan den Jordaan,bynbsp;niyncn doop .* het is die Geeft,dien de Vader my , tennbsp;duidelyken blyke myner aan tc brengene eeuwige ge-regtigheic, geeven zal zonder maatc,op dat ik denzebnbsp;ven op U uirgiete ,ora y myne tjienaaren, myne vrienden en myne broederen in alle waarheid te leiden, tenbsp;heiligen , en te vertrooften : En geen wonder! VVantnbsp;deeze Geel]: des Vaders der Hecrlykhcid is de Geeft
der
-ocr page 17-I V6.
Over i CORINTH.
der Wysheid ende der Openbaaringe in zyne ken-niffe. Eph. 1: 17. Die nice van zig zcivcn , maar zoo wac hy zal gchoort hebben , Iprecken zoude ,nbsp;ende toekomende dingen hun verkondigen. Jeb.nbsp;XVI: 13. Dcrraaaten hy toen, maakte , dat de A-poftelen zelvs het duifterfte deel der Wet endc dernbsp;Propheeten zonneklaar verdonden en ontvouwden,nbsp;en hunne harten,, hunnen mond en pen in zoo verrenbsp;beweikte en beftuurde, dat' zy aangaande de bcdeelingnbsp;des NieuwenTeftaments niets gevoelden, niets fpraken,nbsp;en niets fchreeven, dan eeven het geen deeze Geeftnbsp;hun ingaf.' Want het naaft voorgaande woord vannbsp;den fpreekenden Heiland is : 'irmetï' zy Uoverleeveren^nbsp;zoo en zult gy met bezorgt zyn, Hoe y ofte JVat, gj fpree-¦ken zult, ifant het zd u tn dezelve uure gegeeven ‘worden y wat gy fpreeken zult. En wil Ulieder aandagcnbsp;dit woord, dat uit den mond derWaarheit uitgegaan is,nbsp;in zyne Jongeren vervult en erkent zien,flaat maar hetnbsp;oog op onze afgeleezcne Text woorden, als ’er gefchree-ven ftaat; Want God y die gezegt heeft y dat het hgt uit denbsp;duijlerniffe zoude fchynen, ts de geene, die m onze hertennbsp;gejeheenen heeft, om tegeeven verhgtmg der kenmjfe detnbsp;Heerlykbetd Gods in het aangezïgt van Jezus Chrijius,
SAMENH ANG.
Het algemeen oogmerk van den onbefchroomden Euan-gelieheld Paulus in deezen zynen tweeden Briev aan den Corinthen is , om eenige hoogmoedige weederftree-veren dier Gemeente den mond te floppen : Want dec-ze, om dat Paulus over lange beloovt hadde te Co-
A z nbsp;nbsp;nbsp;ïïti-
-ocr page 18-' INTREE-PREDICATIE
rinthen te zullen komen, zonder dat hy evenwel cm ge-’ wigtige oorzaaken deeze zyne belofte hadde konneiinbsp;volbrengen, zogren Paulus by cenen iegelyken verdagtnbsp;te maaken, als of men op hem in zyne belovte geenennbsp;ftaat konde maaken, voorwendende, dat hy wee-gens vrees voor verdrukkingen, en fchaamce over denbsp;Leer des Euangcliums ware re rug gebleven en andere diergelyke ongegronde ladertaalen meer. Om dannbsp;deeze verdenkingen weg te neemen, houd onze Apo-ftel in deczen Briev ( gelyk ook in alle de anderen }nbsp;deezen voet, dac hy
I. nbsp;nbsp;nbsp;Het hoofd zynes Érievs tev needer ftelle, daar in zynenbsp;Apoftolifche groetenis, en die van Timotheus , doende aan de Gemeente van Corinthen, met toewen-fching van genade, onder dankzegging over dezelve , vers i—-4.
II. nbsp;nbsp;nbsp;De hoofifom der zaaken^ die hy hun te fchryvennbsp;hadde, voor oogen ftelle, vers 5. tot het lode desnbsp;dertienden of laatftcn hoofeftuks ingeflooten.
III. nbsp;nbsp;nbsp;Bejluit hy den Briev in de drie laatfte verfen.
Om ons nu weegens den rykdom der ftofte, die wy
te verhandelen hebben, met geenen breedvoerigen fa-menhang op te houden, komen wy terftond tot ons Text - Capittel zelve, waar in wy onderfcheidentlyknbsp;zien,
A.£e»afgeleidt uit het geen in het even voorgaande derde Hoofdftuk beredeneert was overnbsp;de uitmuntende klaarheid des Euangcliums , bovennbsp;de bedieninge der Wet, waar in wy ontmoeten,nbsp;a. £e»e aanmoediging aan dc Euangclibooden , toCnbsp;meerdère naarftigheid in hunnen dienft^ vers i.
h, ToÈ
-ocr page 19-Over z CORINTH. IV: (?, nbsp;nbsp;nbsp;f
b. Hot opregtigheid)Om dit,zonder eenige vleefchely-ke inzigten , voor Gods oogen te doen , vers 2.
B. Eene beant'woordmg eener verzwegene tegenwerping, daar in beftaande, dat het Euangelium zoo klaar niernbsp;zy,als de bediening der Wet, veel minder, dat hetnbsp;boven dezelve uitmuntc, naardien zeer veele men-fchen, die onder dit Euangelium leven, verloren gaan.nbsp;Tegen deze verdenking nu verzet Paulus zig in dezer voege, dat hy
a. nbsp;nbsp;nbsp;Jantoone, wie deze ongelukkige zyn, welken ditnbsp;verderf overkomt gt; vers 3.
b. nbsp;nbsp;nbsp;hy nan
^ '.iVaar mt dit hun verderf zynen oorfpronk heb-be, vers 4.
3. Waar mt het zelve geenzints af te leiden zy. tt. Ntet van de zyde der Euangelicbooden, vers fnbsp;i8. Nogte van de zyde van God, om dat hy alles,
. dat men oit ofte oit zoude konnen wenfehen, ofte bedenken, werkftellig maakt, om Zondaa-ren te behouden, wyl hy ten dien einde allesnbsp;naakt ontdekt in het Euangelium, en doornbsp;zync Heilgezanten openbaart, in onzeText-woorden 3 daar gezegt word: want God, dienbsp;gezegt heeft^ dat het Itgt mt de dutjiernijfe zoudenbsp;fchynen, ts degeene, die m onze herten gefcheenennbsp;heeftom te geeven verligt mg der kenmffe dernbsp;heeriykheid Gods in het aangeztgt van JESUSnbsp;CHRISTUS,
INTRE E-PR EDIC AT IE
VOORSTEL.
Wy zullen dan hier zien, hoe de Algenoegzame God, onder dehhfterrykcr bedeeling des Nieuwen Verbonds,nbsp;alles werkftellig maake, om zondaaren re behouden,ennbsp;alles naakc ontdekke in het Euangelium, en openbaa-re door zyne Heilgezanten, op dat wy, die roemen,nbsp;dat ons het ligt des Euangeliums zy opgegaan, denbsp;vryc genaade bedeeling des Heeren niet zouden wraa-ken , en dat wy huiden , terwyl wy zyne ftemmenbsp;hooren, onze harten niet en verharden.
Ag, Hcere! zead nu uw ligt ende uwe waarheid, dat die ons leiden!
VERDEELING.
Tn onzen Text zullen wy agr gceven I. Ojgt; de ‘woorden zel^ve, dus uitgebragc:
God idle gezegt heeft, dat het hgt mt de duifternijje zoude fchjnen, is de geem, die m onze. herten gejeheenen heeft i om tegeeven verligting der kenmjfe der heerlykheidnbsp;Gods in het aangezigt van JESUS CHRISTUS,nbsp;W.Op derzelver Reedenverband met het voorige,aange-weefen door het redengeevend woerdeken, ivant tnbsp;om dat.
Wat aangaat het eerfte, namentlyk de woorden zelve., hier in vinden wy,
A. Het voor en onderwerpt dit is God, diegezegt heeft, dat het ligt uit de duijtcrnijfe zoude [chynen.nbsp;'^.Hetgeen Paulus van hem getuigt: dat hy de gcencnbsp;zy j die in hunne harten gejeheenen heeft, om te geeven
ver-
-ocr page 21-God is, naar het ingefchaapcn denkbeeld, dat allervol-ftrekft Zaakelyk, Eeuwig., Algenoegzaam, Geetlelyk cn Magrig Weezen , dat int kragt zyncr Natuur noodzaa-keiyk aanweezig is, en alle voUlrekte zaakelykheden,nbsp;in zig zelvcn, op eene voor ons onnafpeurlyke wyzenbsp;bezit, en buiren zig .gcenes dings behoevt} dit is ooknbsp;de reeden, dat hem in ’t woord der openbaaringe innbsp;den '^CJlcn Pf. vers 2. toegezongen werdc: van eeuwigheid tot ctnwigheid zyt gy God. En Hand. XVil:nbsp;2lt;?. zegt Paulus, dathy van menfehen handen niet ge-dient werde, als iets behoevende, alzoo hy zelve allennbsp;het keven , den adem, en alle dingen geeve. Ennbsp;niet alleen dit, maar ook behalven dit Natuurlyk be-ftaan Gods , zoo heeft hy ook zig zeiven onder dcezenbsp;benaaming willen bekent maaken, als eenen Verbondsnbsp;God des armen zondaars, dat is, derzelven Regtveer-dig-Heilig-ende Hcerlykmaakcr, die op alle wyzcnbsp;den zondaar tot zyne zielzaaligende gemeenfehap ennbsp;ftoorloofc nabyheit uitlokt, cn die ten dien einde zignbsp;Zeiven in zyn Leevend cn EcuwigbJyvend Woordnbsp;openbaart, als Een in Weezen, enDrie in Ferfoonen,nbsp;welke naar de natuurlyke ordre van hun beftaan ge-naamt worden, Vader, Zoon, en Heilige Geeft. Vraagtnbsp;my nu iemand, ter onderfcheidentlyker begrip van zaa-
kea
-ocr page 22-INTREE-PREDICATIE
ken, welken deezer drie Goddelyke Perfoonen men té deczer plaarze te vefflaan hebbe , zoo dient ren antwoord , den Vader: want deeze wordt, voor Eerji^ in onzen Text zelven onderfcheiden vanjefus Chriftus, zy-nen Zoone. Ten Tweeden, wort hem de voortbrengingnbsp;van dat ganfeh overheerlyk, overgroot en nuttig he-Tiiels lichaam, de Zonne, die tot het grootmagtig werknbsp;der Schepping behoort , tocgefchreeven. InIu is hetnbsp;zeeker,uitde hoofdfom onzer bclydeniiïe,dat dit werknbsp;der Schepping, volgens de duidelyke voorligting vannbsp;het Woord der waarheit zelve, niet met uitfluiting vannbsp;den :^oon en den Heiligen Geeft, maar naar den aardnbsp;der huishouding der drie Goddelyke Perfoonen, dennbsp;Vader werde toegeëigent. Dit blykt te meer, om datnbsp;Paulus , ter nadere omfchryvinge van deezen Godde-lyken Perfoon voege, dat hy gezegt hebbe ^ dat het ligtnbsp;uit de duijiermjfe zoude fchynen. Volgens het geennbsp;wy zoo even zeiden van de voortbrenging dernbsp;Zonne wordt deeze gantfche bewoording hier geenzinrs,nbsp;door eene beeldfpraakige taal, in eenen oneigentlykennbsp;zin genoomen , in voege wy door het hier gemeldenbsp;ligt dan zouden moeten begrypen Heiland Jefus metnbsp;zyn hart ontduifterend Euangelieligt, ten welken op-zigte Hy Mal. IV; 2. de Zon der Geregtigheid genoemtnbsp;wordt, bet waaragtig hgt Joet welk verligt cenen tegelykennbsp;menfehe koomende m de iVeereld. Joh. 1; 9. dat ligt, ’cnbsp;welk, in den vroegen morgenftond, in de Euangelie-kerk, des morgens zonder wolken zonde fchynen 2 Sam.nbsp;XXIII:4. van het welk ter Hecrlykheid dier Kerkenbsp;LX: 3. zoo nadrukkelyk voorzegt word ; de Heidenen zullen tot uwen hgte gaan, ende Konmgen tot den
Over
CORINTH. IV : 6.
glans i die u is opgegaan, vergel. met Jef. 11: 5. Ea dac\vy,by tegenftcUing, door dc dtii/krnije dan zoudennbsp;moeren verftaan onzen vcrloorenen en doemwaardigennbsp;natuurftaat, in het Koninkryk van den Duivel, her welknbsp;Luc. XXIl: 53. regtaartig genoemd word cene magt dernbsp;diiiflermjj'e door de zielen vernielende Vorft dezernbsp;eenwe de Z^innen der ongeloovigen vei'blmd, op dat hennbsp;met heftraa'e de verhgung des Euangehurns der Heer-lykheid van Chnjtits, die het beeld Gods is. 2 Cor. 1V:nbsp;4. Want dog Heilandjefus word nooit in de ganrfchenbsp;rode der twee Verbonden voorgedraagen, a!s een ligt,nbsp;dat uir de duillernine fchynr, dewyl hy dan, volgensnbsp;de krac't der, Griekfchc bewoording: o ei-Tri» k
Aa^u^xi ’die gezegd heefty dat het ligt tut dedmjtermjje zoude fchynen, zynen oorfpronk zoude moeten hebbennbsp;van dc duiftcrniilfe. Maar hy word dan gezegt tn denbsp;duifterni/Te te fchynen, gelyk wy Joh. I; 5. duidelyknbsp;zien, waar van de reden is , dat hy uit den Hemelnbsp;nedergtdaalc zy in dit beneedende deel der aarde ,nbsp;om het Zielzaligend ligt des Euangeliums in de wae-reld te doen opgaan. Neen ! deeze bewoording moeten wy in den eigentlyken zin opvatten, om het ci-gcntlyk gezegde ligt ende duijtermjfe uit te drukken,nbsp;die God, in den beginne, door zynen, aller fchepfcleiinbsp;magt en welfpreckendheid uit der maatc zeer re boven flreevendcn,en gebiedenden wil ,daar ter neder (lelde, om , door hunne geftadigc,op de zelve wyze wedernbsp;keerende beurtverwilTcIingen, den nagt en den dag renbsp;veroorzaaken, want dit alles beteekent hier dat ont-zachelyk woord zeggen-, hy fpreekt, en het is’er ^ hynbsp;géied, en het flaat ’er, Pf. XX XI11; 9. En dat wel zoo,
B nbsp;nbsp;nbsp;dat
-ocr page 24-INTREE-PREDICAT IE dat het ligt, ten doorliigtigen vertooge van des Heerennbsp;goedheid, de nieuw gel'chaapene en alfints volmaakccnbsp;waereld moeft vcriigcen, zoo dat men nu nog, na datnbsp;de vvaercid verdorven is, met den fpreekenden Heilandnbsp;zegge van onzen Hemelfchen Vader, Matth. V: 45.nbsp;H) doet zyne Zonne opgaan ever booze ende goede. Eennbsp;glans der Zonne, die opgeflooten ligt in het hiernbsp;voorkomend grondwoord , dat hier en elders Schynennbsp;vertaalt word, en een en andermaal in onzen text gevonden word. Want het beduyd eenen zoodaanigennbsp;fchitterenden glans, die der Zonne eigen is, zoo vinden wy dit ons woord gebeefigt, Matth. XVJI: 2. vannbsp;den verheerlykten Heiland , op den Heiligen Bergjnbsp;immers daar leed men naar de vcrtaaling , die onsnbsp;grondwoord daac heeft: dat zyn aangezgt blonk y gelyknbsp;de Zonne.
10
I; II
Zyn nu deeze dingen alzoo, dan word van zelvs die vraag re deezer plaatze gebooren, waar God dannbsp;door zyn onweederftaanbaar alvermoogen, in dc rollsnbsp;des hoeks, gezegt hebbe, dat het ligt uit de duijler-^IJfe zoude fchynen ? de plaats is Gen. I; 2. Wantnbsp;daar (laat gefchreeven: God zeide y daar zy ligt y endenbsp;daar werd ligt. deeze aanhaaling nu van dat grootmag-tig werk der fchepping van het overheerlyk Hcmclfchnbsp;Lichaam, de Zon, komt hier zonderling te ftade,nbsp;als ten grondflage dienende, op dat Paulus bewyze,nbsp;dat dc Alvermoogende God, op eene geeftclyke wy-ze, onder de luyfterryke bedeeling des Nieuwen Ver-bonds, geen mindere magt betoont, en die tot geennbsp;mindere nuttigheid aangelegt hebbe, in het onnaganke-Jyk werk der genade, wanneer Hy, met zyn Zalig-
ïï
Over a CORINTH. IV:
maakend ligt, de uytdcelers zyner verborgenheeden , boven anderen, heeft willen btftraalen. Want dit isnbsp;het, dat Paulus duidelyk aanwyü, dat het deeze goede God zy: die m hunne hanen gefcheenen heeft. Hetnbsp;griekfe woord Harten overgezer , zonder byvoegingnbsp;van ziel en gemoed, in het Heilig woord voorkoomen-de, moet in zynen ruyraften cn volftrekftcn zin genoo-men worden, om te bsteekenen den reedelyken Geeft,nbsp;die in het binnenfte des menfehen door den Heere gc-formeert is, en wiens weezen en Iceven, een en ’f zelve zynde, kan en moet geftelc worden in eene geduu-rige aanhoudendheid van denken, voorzien met , cnnbsp;werkzaam door verftand, wilj cn oordeel. Volgensnbsp;deezen grond nu, zien wy ten klaarften , dat Paulus , in deeze onze gantfche bewoording , ter eenenbsp;zyde iets voor onderftelle , en ter andere zyde opnbsp;deeze vooronderftelling iets bouwe. Want, het gecanbsp;hy hier voor ondcrftelt, is wettig , en beftaat daarnbsp;in , dat zyn eigen en zyner meedearbeideren herten , het zy zy uit de bcfnydenilTe , het zy zy uitnbsp;de voorhuid geroepen waren, eertyds verduiftert warén. En dat , met het hoogfte regt ! nadien, ennbsp;Jood , en Heiden , in den natuurftaat befchouwt,nbsp;wegens de gemeene verdorvenheid Adams , niet alleen zyn kinderen des toorns , maar oök de duifter-nifle zelve. Eph. V: 8. hierom begrypt de natuurlykenbsp;mens met de dingen ^ die des Geefies Gods zyn , wantnbsp;zy zyn hem dwaasheid^ ende hy kan ze niet verflaan^nbsp;om datze Geejielyk onderfcheiden worden i Cor. II:nbsp;14. hier van daan fchryvt ook Paulus zig zei ven ,nbsp;voor zyne bekeering en- afzondering tot des Hecrea
B 2 nbsp;nbsp;nbsp;dienft ^
-ocr page 26-IZ
I N T R E E-P R E D I C A T r E
dienft , i Tim. I: 13. eene onweetenheiden ongel00-vtgheidtoc-, en Tic. III: 3. zegt hy van zig, zyne mcede Apoftelen , cn andere geloovigcn : fVy '-jL.'arennbsp;eeriyds mwys , ongehoorzaam , dwaaUnde^ gt; meenigerleinbsp;begeerlykheeden ende welhifteti dienende , m boesheid ennbsp;njdigheid levende , haatelyk zynde ende yn alkander en hatende. Op deeze wettige vooronderftclling nu boucnbsp;Paulus , dat God hunne harten befcheenen hebbe ,nbsp;naardien Hy hen , boven anderen , als gezeegendenbsp;middelen wilde gebruiken, om anderen in zyne moo-gentheid te verligten j der maaten Hy hunne hartennbsp;van deeze onweetenheid en duifternilTc ontdeed ,nbsp;met hen, zyne regcfchaapene dienaars, in-en uitwendig , door zyne wederbarende en fteeds heiligendenbsp;genade , te veranderen en te vernieuwen. Want hetnbsp;woord der belofte , dat in de bcdceling der genadenbsp;vervult moeft worden , luid Jcf. LIV: 13- aldus:nbsp;Alle wwe kinderen zullen van den Heere geleert zyn ynbsp;zoo dat Heiland Jefus van deze eerde Kinderen dernbsp;Euangeliekerk zegge , Matth. XUl; 11. het ts Unbsp;gegetven de verborgmhetd des Komnkryks te vueeicn.nbsp;£n geen wonder ! want dit was zelvs de handcl-wys Gods in den ouden dag, omtrent zyne Prophee-ten, en was het toen zoo gelegen, hoe veel tc heer-lyker moeft dan nu des Heeren handelwyze niet zyn ,nbsp;omtrent de Dienaren des veel beeteren en meer gce-ftelyken V'^erbonds. Ten duidclyken vertooge hiernbsp;van nu , luid de belofte van den , uit den doodennbsp;verreczenen 3 zcegepraalenden , en ten hoogen Hemel opvaarenden , eeuwig heerichenden. Koning dernbsp;Kerke j Heiland Chriftus , Luc. XXIV j 49. ende ^
Ziet!
-ocr page 27-Pii'f
Zgt;itt 1 ik zmde de belofte mynes P^aders op U: maar blyft gy in de Jlad Jerufalern, tot dat gy zult aangedaan zyn met kragt uit de hoogte. Pleegt men nunbsp;raad met de Heilige Schrift, wat het te deezer plaat-fe zy j aangedaan te worden met kragt nit de hoogte,nbsp;zoo zal ons Lucas zelve, in zyn tweede boek , denbsp;Handelingen der Apollelcn , niet alleen in ’t gemeen, uit het gants beloop van dat boek, maar ook,nbsp;in het byzonder , uit het vierde vers des tweedennbsp;Hoofdftuks, aantoonen, dat men ter genoemder plaat-fe te vcritaan hebbe , de hartverligtende werkennbsp;des Heiligen Geeftes , en bequaammakinge tot desnbsp;Hecren dienft , want op den doorlugrigcn Pinxterdagnbsp;wierd dc vervulling deezer belofte in de Apoftelennbsp;bewaarheid, zy wterden alle vervult met den Heiligennbsp;Geeft, ende begonden te /preeken met andere taaien, zoonbsp;als de Geeji hun gaf mt te fpreeken: \ is ook hier vannbsp;daan , dat de Apoftelen deeze uitmuntende genadenbsp;Gods, die hun te beurt viel, erkennen ter plaatfcn,nbsp;daar zy hunne eigene nietigheid, onvermoogen, ennbsp;volftrekte afhankelykheid ophalen, en met verzaakingnbsp;van alle eigene eer en kragt, volmondig des Heerennbsp;medewerkende genade bclyden, want 2 Cor. lil: 5, 6.nbsp;horen wy hen zeggen, met, dat lay van ons zelvennbsp;bequaam zyn iets te denken, als mt ons zelven , maarnbsp;onze bequaamheid is uit God, die ons ook bequaam gemaaktnbsp;heeft, om te zyn dienaars des Nieuwen Je/tamenis , metnbsp;der letter, maar des Geeftes. Ln Jacobus zegt in zy-nen Briev, Gap. 1: 18. Naar zyntn wil heeft hy onsnbsp;gebaart, door het woord der waarheid, op dat wy zoudennbsp;zjn , ais etrjklmgen zyner fchepfelen. Hier van daan
B 3 nbsp;nbsp;nbsp;ook
-ocr page 28-INTREE-PREDIG A TIE
14
f.'
ook die regc dankbaare taal van Paulus, iTm. J: 12. Ik danke hem , die my bekragtigt heeft, namelyk Chri-fius Jefus, onzen Heere, dat hy my getrouw geagt hebbe,nbsp;my m de bedieninge geftelt hebbende. En dus vernccmennbsp;wy uit allen deczen: f^oor Eerfi.^ dat deGod der heer-lykheid , in deezen wel aangenaaraen tyd, in deezennbsp;dag der zaligheid, zynen Dienaren eene grootere maatenbsp;van kcnnifle hebbe gefchonken. Ten Tweeden ^ dat zynbsp;diis ten vollen ondervonden , dat het Euangelium ,nbsp;’c welk hun toebetrouwt was , een regcaartig middelnbsp;zy, om verblinde Zondaaren de oogen te openen , zoonbsp;dat zy hierom onder duure verpligtinge lagen, om ditnbsp;Euangelium door de geheele waereld re verkondigen.nbsp;Want de Leerende Heiland zegt Matth. V; 14.nbsp;tot de eerfte Euangeliboden : gy zyt het ligt der wae~nbsp;reld: en vers 15. Men fleekt geene keerfi aan, en zet dienbsp;onder eene koornmaate; maar op eenen kandelaar, en zynbsp;fehynt allen, die in den huizt zyn. Maar welke ver-raaaning ontfingen zy hier uit? ’t is vers 16. Laat uwnbsp;ligt alzoo fchynen voor de nmifchen, dat zy uwe goede,nbsp;werken zien , ende uwen Fader, die in de hemelen ts fnbsp;verheerlyken. Dit beveiligt ook het geweeten verbindend woord, met welk Faulus tot des Heeren dienfl:nbsp;wierd geroepen van den Heiland Jefus zei ven , Hand.nbsp;XXVI; 14—18. en dit erkent hy ook hier, dat zynbsp;gehouden waren; om tegeeven verhgtmg der kenmffe dernbsp;heerlykheïd Gods in het aangezigt van Jejus Chriftus. Dcnbsp;kenniffe Gods beduid te deezer plaatze, niet het ken-nelyke Gods, dat den menfche van natuur ingeprentnbsp;is, maar diq bovennatuurlyke openbaaring ,die uit dec-zeu hoovde Tit. I; i-—3, naar den aart der zaaken,
in
-ocr page 29-Over 2 CORINTH. IV
If
in deezer voege, volleedig word omfchrecvcn, als eenamp; kennijje der'’jvaarbeid, die nearde godzaaltgheid is, m denbsp;hoope des eeuwigen leevens , namelyk^ zjn JVoord ^ toenbsp;welke God wil, dat allc menfehen komen, i T^im. II:nbsp;4. in welke wy moeten waflen, ColoJJ'. 1 : 10.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;]a!
hec is de kennijje der 'verborgenheid Gods^ ende des 'Ja-ders, ende 'van Chrijliis ^ in dien zelven Briev, Cap. II: 2, 3. zoo dat hier aan, met hec hoogfte rege,nbsp;het eeuwig leeven , door den mond der waarheid ,nbsp;Mefllas Jefus, worde vaftgehcgt, Joh. XVII: 3. Vitnbsp;is het eeuwig leeven ^ dat zy U kennen, den ecnigen ‘waar-agligen God, ende JejusChriflus, diengy gezonden hebt.nbsp;En dus drukt deeze kennifle Gods zeer nadrukkelyknbsp;de leer des Euangeliums uit, eensdeels wel, zoo alsnbsp;het zelve op Mofes en de Prophccten gegrond is, vannbsp;welke ’er haat, 2 Petr. 1: 19. Wy hebben het Prophee-tifch woord, dat zeer vaji (of liever vajler) is, en gynbsp;doet wel, dat gy daar op agt hebt, als op een hgt, fchy-nende in eene duiftere plaatje, tot dat de dag aanligte, ende de morgenfler opga in uwe herten. Maar ook anders-deels, en wel voornamelyk, zoo als het zelve nu be-vryd is van de menigvuldige fchaduwen en gebodennbsp;der Wet, W'elke, gelyk een dekfel over de belofte en hecnbsp;einde der Wet vvierden gellaagen, en door welke denbsp;luifter, klaarheid, cn heerlykheid van debedeeling dernbsp;genade wierd benevelt. Immers nu komt men tot denbsp;kennis van de gantfehe Godheid, naar den aart vannbsp;hec werk der volbragtc verzoening, om de verborgenheid der Godzaligheid, die buiten allen twyfFcl grootnbsp;is, zonder eenig bcletfel te lecren, te belyden, en metnbsp;de handen des heilvattenden geloofs aan te neemen,
ten
-ocr page 30-j6
Hl
ten pryze der hecriykheid Gods, ’t Is ook hier van daan , dac het eenigfte cn voornaamfte doelwit ennbsp;grondflag deezer kennifle verkecrc omtrent^ en geftclcnbsp;werdc in de heerlykheid Gods. Want daar word ge-zegc, om te geeven verligting der kenmjje der heerlykheidnbsp;Gods-, even zoo fpreekt dc Apoftcl, in het voorgaande vierde vers, van de verligting des Euangeltums dernbsp;heerlykheid van Chnfius. De heerlykheid Gods nu isnbsp;dat gants zeer uirncemendj eeuwig overwigt van vlck-kelooze en pryswaardige deugden, welke God Drie-eenig in her algemeen, en , naar de hooftfom der zaa-ken, van welke wy fpreeken, God de Vader in ’c by-zondcr, in zig zclven bezit, in weike hy zig vtrlult,nbsp;door weike hy, ontelbare fchreden verre, boven allernbsp;menfehen en Engelen roem en lof, verheven is , ennbsp;welke hy, tot het zaligen van Zondaaren, door eenennbsp;de gcloovigen in heilige cn eeuwige verwondering ennbsp;vreugde verrukkenden famenloop van genaden, by uic-ftcekendheid openbaart in het Euangelium. Tot hetnbsp;een en ander nu zegt Pauliis, dat zy geroepen waren;nbsp;om tegeeven verligting^ ofte, gelyk de woorden in dennbsp;Grondtext eigentiyk liggen jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, tot ver-
ligting. Hier is wederom iets , dat voorondcrilelt , en iets, dat geleert wordj de vooronderfteiiing is algemeen, en komt hier op uit, dat alle menfehen vannbsp;natuure , gelyk de eigentiyk gezegde duifternis, innbsp;den beginne, den gehcelen aardtbodem bedekte, eernbsp;het ligt gcfchaapen wierd, in eenen pcilloozcn poelnbsp;van onweetendheid gekluiftert liggen. Dit nu is eenenbsp;volftrekte waarheid, die zig uirftrekt tor den Jood cnnbsp;Heiden, want, befchouwen wy de joodenj hocw'cl
hun de voortrefFelykhecden van des Heeren Woord gc-geeven waren, zoo zicn \vy cgter, dat zy voor hec meerderdeel, verduiftert waren, niet alleen, geduu-rende den fchaduwagtigen dienft des waereldlykennbsp;HerIrgdomSj maar ook, en wel voornamelyk, in dee-Ze zoo overvloedige bedceling der Zaligmaakendc genade Gods, die allen menfehen verfcheen : hier vannbsp;daan ftaat van hun, by aanhaling, gefchreeven , ternbsp;ontdekking van hunne hardnekkigheit, Kom. XI: 8.nbsp;God heeft hun gegeeven eenen geejl des diepenJlaaps, oogen^nbsp;om niet le zten^ ende oor en ^ om met te hoor en, tot op dennbsp;hnidigcn dag y en Rom. IX: 31. ter aanwyzing vannbsp;hunne verkeertheid in den dienft Gods: Ifra'èl y die denbsp;Wet der Regtveerdigheid zogt, ts tot de Wet der Regunbsp;'üeerdigheidmet gekoomen: En waarom dog ? het is, vers 3 2.nbsp;öm dat zj die zogten, niet tut den geloave, maar mt de werken. En geen wonder! want zy hadden,nu het eindenbsp;der wet ende den geeft der Prophetien, Chriftus Jc-fus, met den Sleutel der kenniÏÏe, uyt het oog ver-looren, dermaten zy wel eenen yver tot God haddenynbsp;maar met met' aeerjlandy Rom. X: 2. Komen wy nunbsp;tot dc Heidenen, zoo verneemen wy, dat bun onver-ftandig herre, om dat God hen, van oudsher , in hunne eigene wegen hadde laten wandelen, in zoo verrenbsp;vcrduyftert ware, dat zy Eph. IV: 18. kragtig be-fchreven worden, als die verduijlert waren in het ver-Jland y fervreemd zynde van het keven Godsy door denbsp;onisueeicndheidy die in hun is y door de verhardmge hunnernbsp;herten y ]a! zy worden in dien zelven Briev Gap. V:nbsp;8. beftcrapelr miCt den naam van de diitjkrnijfe zelve,nbsp;invoegen zy hier door kwamen tot verkeerde bevatrin-
C nbsp;nbsp;nbsp;gea
-ocr page 32-INTREE-PREDIGATIE
i8
IM i
gen van den zuiveren en geeftelyken dien ft Gods , want zy hadden de Heerlykheid des onver der ffely ken Godsnbsp;verandert in de gelykems eenes beelds van eenen verderffe-lyken menfehe^ ende van gevogelte ^ ende van viervoetigenbsp;ende kruipende gedierten. Roni. 1: 23. Dienende degeene,nbsp;die van nature geen Goden zyn^ Gal. IV: 8. Zoo dat,nbsp;en Jood, en Heiden, langs deezen weg kwamen totnbsp;uitgieting van alle boosheeden. Dit is ook de reden,nbsp;dat zy den naam dragen van vlees ^ welks bedenken vy-andfehap is tegen God, want het onderwerpt zig der wetnbsp;Gods niet, want het en kan ook niet, Rom. VIII: 7.nbsp;Van Dooden door de misdaden en de zonden Eph. II: i.nbsp;Ja! van blinde, die, buiten Gods Zalige gemeenfehapnbsp;en Zielen alleen vergenoegende nabyheid, omdooiennbsp;op den weg des verderfs, en in dc fchaduw des doods,nbsp;konnende het Koninkryke Gods niet zien, veel minder,nbsp;daar ingaan. Joh. 111: 3,5. Zullen nu (opdat iknbsp;de woorden van mynen Hoog - geleerden en zeer Geliefden Gamaliel, over wien lankheid der dagen, vree-de, ende Barmhertigheid, van den Heere des oogftesnbsp;vverdc uitgeftrekt , gebruike) de doove hooren denbsp;woorden van Gods boek, zuilen de blinde zien denbsp;wonderen zyner Wet, daar is meer, dan menfehennbsp;wens, en menfehen ftem, van nooden. Om allen deezen nu wierden dc Apoftelen begaaft met eene uiter-maten groote kennifle der Goddelyke waarheeden , ennbsp;uitgezonden, niet op menfehelyk, maar op Goddelyknbsp;gezag, naar het geen hier geleert word, die, dan eens,nbsp;als Zoonen des Donders, beide den Jood , ende dennbsp;Heiden, door den fchrik des Heer en, bew tegen tot hetnbsp;geloof, jCor.V: ii. dan weder, als Heilherauten en
Zoor
-ocr page 33-IP
Over 2 C O R I N T H. IV: lt;?.
2 Cor. V: 20. en Handel. XVI; 31, cn XX;
Zconen dcr vertrooftingen, door openbarirge dcr waar^ held , zig aangenaam maaken by alle Conjcientien der mtn~nbsp;fchen, m de teegmwoordigheid Gods 2 Cor. IV: 2.nbsp;Hier van daan 00k die veelvuldige fpreekwyfen, welke de Heilige Geeft hun ingaf, ter kragtdadige overtuiging van verharde en verblinde Zondaaren, want,nbsp;dan lokken zy de menfehen uit, door gebeden en traa-
nen.
31. zeggende, ziet! nu is het de 'welaangenaame tyd^ ziet nu IS het de dag der Zaligheid. 2. Cor. VI; 2. Ennbsp;dan wederom, met ooren en herten doorgrievende taalnbsp;Eph. V: 14. Ontwaakt, gy die Jlaapt, en Jiaat op uitnbsp;den dooden, ende Chrtftus zal over u ligten, of met hart-verraorfelende bedreiginge, dat ’er wraak zal gedaannbsp;worden, met vlammenden vuure, over de gtene, die Godnbsp;met kennen, en over degeene, die het Euangelium vannbsp;onzen HeereJefusChriJtus met gehoorzaam zyn. 2 Thefl'.nbsp;I: 8. En dus komt de Hoofdfom onzer bewoording.nbsp;Om tegeeven verligtmg, hier op uit, dat zy ons Ice-rc, dat God nu zyne dienaaren uitzende, om der Joo-den en Heidenen eigen verdorven vernuft en wysheid,nbsp;ende aankleeving aan de eerfte beginfelen der waereldnbsp;en eigenwiliigen Godsdienft , waar op zy door de va-derlyke inzettingen, en van natuur, door verkeerdenbsp;bevattingén, zi^ zoo zeer verlieten, aan de wet desnbsp;geloofs re doen onderwerpen , om in - en uitwendignbsp;verandert zyndc, ter ftipter deugdsbetragfinge gebragenbsp;te worden. Alteniaal dan zulke dingen, die de Euan-gelicbooden in alle naarftigheid, opregtigheid, cn gcrnbsp;trouivigheid, als die ten geenen dage aan den overftennbsp;Herder der behaapen, Chriftus Jelus, rekenfehap zul-
C 2 nbsp;nbsp;nbsp;kq
-ocr page 34-¦a-o
INTREE-PREDICATIE
Icn «ceven, zonder ecnigc agterhotiding, tnoeften verkondigen Jnmers dit geefc onze Apollel te kennen, als :hy zegt, dat decze hunne prediking moet geldhic-den; In bet aangszrgt van JeJus Chnjtus. Jefus Chri-iluSjWeercn vvy,is de tweede Perfoon in het aanbidde-]yk Goddelyk drieenig weezen , die van den eeuwigennbsp;Vader, in de nooit begonne eeuwigheid, op eenevoornbsp;pns onbegrypelykc wyfe, gegenereert is, volgens dennbsp;inhoud van Spr. Vlil: en Ff. 11: 7. en die daaromnbsp;Heh'. I:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het afj?bynfel van des Vaders Heeriykheid-,
ende het mtgedrukte beeld zymr zelvjtandigheui genaamt word. Het zal dan aUceniyk hier op aankomen, datnbsp;wy aanwyzen, wat de gantfehe bewoording, in hetnbsp;aangeztgt van Jefus Chnjtus , uitdrukke. Hetnbsp;komt mymeer dan waarfchynlyk voor, dat de Grick-fe fpreekwys, cinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, m het amgezgt^ den zcl-
ven zio hebbe, met een ander Grieks woord, dat in het tweede vers van die ons text - Capittel gevondennbsp;wordt, lt;di’U7no'K En aldaar vertolkt is, inquot;de teegen-‘woordgheid. En dus zal deeze onze bewoording ianbsp;zig begrypen, Voor Eer(tj dat, daar het Euangeliumnbsp;der Heeriykheid Gods onvervalft verkondigt word ,nbsp;Jefus Chriilus, in het midden der gemeente, als dernbsp;zciver hoofd, overlie Herder der Schaapen, en magti-tigfi befchermer zyner Iceden en dienaaren, tegenwoordig zy: iklatth. XV^III: 20. En geen wonder! Wantnbsp;de Vader heeft alle dingen zynen voeten onderworpen, ennbsp;heeft hem der gemeente gegeven tot een Hoofd boven allenbsp;dingen. Eph. 1: 22. Hy is de overlie Herder, die,alsnbsp;hy verfcheenen zal zyn, zynen getrouwen dienarennbsp;wel de onvcrwelkelyke Kroon der Heeriykheid geeven
at
Over z CORTNTFÏ. IV; 5.
zal, maar Jen geenen, Jie hem 'verloochent zal hebben •voor de menjehen , ook •verloochenen zal •voor zjnennbsp;der, die m de Hemelen is. xMatth. X: 32, 33. Hy isnbsp;her, die zyne Difcipelen niet alleen uytzcnd, maarnbsp;ook hen bewaart, iMatth. XXVIII: 20. verg. metnbsp;Jef. LlV : 17. hn dit is het eenige niet, maar ooknbsp;ten Tweeden^ dat de Apoftelen, om dceze onczache-]yke cn magtige tegenwoordigheid hunnes Heercnnbsp;in de gemeente, zonder eenige fcliaamre , zonder ee-nigc vreefe , de leer des Ëuangeliums , alomme , innbsp;zyiï gantlche beflag bekent maken moeften , zondernbsp;iets, op dat zy dcezen of geenen behaagen mogten,nbsp;re vcrzwygen : want het woord van dcezen eeuwignbsp;leevenden Koning der Kerke v/as , Matth. X : 27.nbsp;Het geen tk U zegge in de dmjiermffe , zegget in Vnbsp;ligt ; ende het geen Gy hoort tn de oogt; e , prcedtkt datnbsp;op de dakeninvoegen zy, tydig ende ontydig, moeften aandringen , tot weederbrenging van het verblinde Ifraël , cn tot bekeering der nooit verligrenbsp;Heidenen , dat in Meffias Jeins de gantfehe Wetnbsp;vervult zy, als in het waar Lichaam der oude fcha-duwen , en dat hy •van God bereid zy •voor het aan-gezigt van alle de volken^ een ligt , tot •ver ligt mg dernbsp;Heidenen , en tot Heerlykheid zyns Folks IJraiHs, Luc.nbsp;11 : 31, 32.
'%t I N T R E E-P R E D I G A T I E
•*(
‘I
¦Dit nu zyn Ziel-overtuigende en onwcederlegge-lyke redenen gt; welke Paulus zoo verftandig ter wcg-nceminge van de aan hem gedaane tegenwerping , als een nader bcwys , by brengt , en vaft maakt aannbsp;het voonge door het redengeevend woordeken ,nbsp;Want 5 om dat. En zeker, als wy de hooftfom dernbsp;zaaken , van welke wy toe hier toe gefprooken hebben , eens kortelyk overweegen , word dit nader be-wys van onzen Apoflel voldongen. Want , is hetnbsp;waar, dat God , in de bedeeling des Nieuwen Te-ftaments , door geene mindere magt , en tot geennbsp;minder heilzaam oogwit, geeftclyker wyfe, een overgroot genadeligt , in de herten zyner dienaaren ,nbsp;hebbe doen opgaan , als hy, oiidstyds , in den beginne , om de nieuwgefchaapene waereld te verligten,nbsp;dat overheerlyk Lichaam , de Zon , heeft voorrgc-bragt i is het waar , dat dit alles daar toe gefchiednbsp;zy , op dat deeze Dienaars , in betooning van geeftnbsp;ende kragt , eenen iegelyken Menfche het Euange-lium der Heerlykheid des -Zaligen Gods , in allenbsp;klaarheid , zouden Prediken , op dat de Zaligmaa-kende genade Gods allen menfehen zoude verfchy-nen , en God dus ’t eeniger tyd bekeering geevennbsp;zoude , tot erkentenis der waarheid j Ja! is hetnbsp;waar, dat zy alles, niet naar hun eigen welgevallen , ofte naar dat van anderen , maar onder het alziende oog, en naar het voorfchrift van Jefus Chri-ftus j als die over dit alles eens in zyne toekomftenbsp;reekenfehip vorderen zal, doen nioeften, zoo konde
het
II
-ocr page 37-Over a CORINTH. IV: 6.
het niet anders zyn , of de gcenc, die voorgaf, dat de Leer des Euangeliums niet klaarder zy, als de wetnbsp;van Mofes, en bcquaamer, om zondaaren te verlig-tcn, onder eene in-en uitwendige verandering tennbsp;eeuwigen leeven, moede zyne eigene Ziele geweldnbsp;aandoen, zig onttrekken ten verderve , en zig desnbsp;eeuwigen lecvens niet waardig oordeclcn, ten door-Itigtigen vertooge, dat hy nog gekluifrert ligge ondernbsp;de zinnen-cn hart - verduifterende raagt van den Godnbsp;dcezer eeuwe, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid.
Ziet daar, mync Toehoorders! dus hebben wy be-fchoLit , hoe de algenoegfaame God , onder de lui-derryker bedeeling des Nieuwen Verbonds , alles werkftellig maake om Zondaaren te behouden, cn alles naakt ontdekke, in het Enangcliura, en openbaa-rCj door zyne Heilgezanten, op dat de gcene, dienbsp;onder dit ons Euangelium verlooren gaan, niet te ver-onffchuldigcn zouden zyn. Want, is ’c dat God zy-nen regtaardigc Dienaaren eenen meerderen overvloednbsp;van genaadeligt cn bequaamheid, door zynen indagtig-en hêiligmaakenden Geeft gefchonken hebbe , en dusnbsp;getoont den Goddelyken oorfpronk, den onwraakbaa-ren aart, cn het heilzaam oogmerk onzer bedieninge,nbsp;zoo kan het Euangelium , het welk wy u prediken ,nbsp;gcen?;ins voor eene duiftere leer gehouden worden.nbsp;Om ' allen deczen moet hier gelden het woord desnbsp;Hceren, dat Jef, Y3, 4. geboekt ftaat; m dan, gy
-ocr page 38-INTREE. PREDICATIE
tnv;oonders van Jcrnfalem, ende gy rnamicn van Jvda oordeelt dog Uijjchcn tny, en ttfjjchcn myncn IV^ngaard.nbsp;(Vat ts quot;er meer te doen aan mpien JVyngaard ^ 'het veelknbsp;ik aan hem met gedaan hebbe? Waarom heb ik veiwagtynbsp;dat hy goede druiven voortbrengen zoude ^ ende hy heejtnbsp;Jtmke'nde druiven voortgebragt^. Dit alles nu zouden wy,nbsp;tot vcrheerlyking van den grooten God, en tot prysnbsp;van den rykdom zyner heerlykheid in zyne Dienaarennbsp;ontdekt , tot behoudenis van alle heilbegecrige Zon-daaren , ter uitiokkinge onzer Ziele, ons konnen toe-eigenen, en tot regtveerdiging van zyn ftreng oordeelnbsp;over alle wederfpannige Zondaaren breedvoerig konnen aandringen, maar de tegenwoordige tyds-omftan-digheeden verbieden zulks. Want op deezen huldigen dag maakc ik een begin van mynen dienft in ditnbsp;gedeelte van des Heeren Oogll, Immers! na dat denbsp;God der veelvuldige genade my, over veertien jaa-ren, uit dit zelve land, uit deeze zelve plaatfe, had-dc geleid naar het gezeegend Holland, gelyk als eennbsp;Arend over zyne jongen zweevt, zyne vleugelen uic-breid, die opneerat, ende draagt op zyne vlerken,nbsp;ben ik nu, in vreede, in dit zelve land, in deeze zelve plaatfe , wedergekeert. Mync ziel word aenge-daan, over de wegen, die God, tot hier toe , metnbsp;my gehouden heelt, want daar ik eertyds in lichaa-melyke flaverny, ja! in de hart- en zinnen - verduifte-rendc raagt des Duivels myne reedere jaaren en ouderdom zoude doorgebragt hebben in dit land, gelyk my-He Landsgenooren , tot op deezen huidigen dag, ondervinden moeten , bragt hy my over in het gezeegendnbsp;Holland, alwaar Hy my, niet alleen gav, brood om
te
-ocr page 39-if
tc eeten ende kleederen om aan te trekken, maar ook my, onder het getal der Godgcwyde leerendc Jeugd,nbsp;op ’s Lands Hoogc School, langs zielen-ontroerendenbsp;wegen , ten zynen dienfee, deed uitrufren, zoo datnbsp;my ook nu een lot gegeeven zy onder de voortrefFc-lyke Dienaars en uitdeelers der ziel-zaligende verbor-genheeden Gods. Myne ziele gaat uit wegens verwondering over allen yver en naarftigheid , met welke my de Leer der twee Verbonden , van geene denbsp;minlte onder des Heeren Dienaaren , met fterke roepingen, in den gebede en traanen, overgelecvert zy,nbsp;als een dierbaar pand , tot behoudenifle van myncnbsp;eigene Ziele , en tot inwinning van vcele Zielen ,nbsp;tot het Koninkryk van Koning Jefus. Mync Zielenbsp;gedenkt ook nog aan de belofte , die ik den Hecrenbsp;gedaan hebbe, en die ik, tot blydfchap van het ge-llagte der Kinderen Gods , vrymcedig meenigmaalennbsp;hebbe vermeld , dat, 'wanmer God met my zoude ge-weeft zyn , en my zoude gegetven hebben brood om tenbsp;eeten ende kleederen om aan te tree ken , ende ik ten huiftnbsp;myns Faders in vreede zal weedergekeert zyn ^ zoo zalnbsp;de Heere my tot eenen God zyn. Ln de Heerc heeft hetnbsp;ook gedaan , zoo dat wy nu voor U lieder aangc-zigte (laan , om wederom het ligt des Zaligen Euan-geliums , in dit Huis te doen fchynen, tot de Heernbsp;eenc reine fpraake wende tot dc Volkeren. Zoo dan,nbsp;mync geliefde ! zoo ik wenfehe , myne blydfchap,nbsp;ende kroone tegen den grooten dag ! entfangt my,nbsp;als uwen wettigen Leeraar , die voor uwe , voor denbsp;eeuwigheid gelchaapcne, Zielen , waaken zal, als dienbsp;rekenlchap geeven zalj ontfangt my met liefde, om
D nbsp;nbsp;nbsp;des
-ocr page 40-25 INTREE-PREDICATIE
des woords wille , dat my foebctrout is , cn toont in allen uwen handel , dat de nagc nu voerbygegaannbsp;is , en dat het waaragcig ligt (chyne. Laat ons dcnbsp;werken des Duyveis afleggen en verbreeken , cn aan-doen de waapenen des Ligts. En op dat alles innbsp;den Eluifc Godes in goede ordre gefchiede j zoonbsp;wende ik ray tot U Wel-Ed. Groot-Agt bare Gcftren»nbsp;ge Heer , Directeur Generaal der Noord-cn Zuid-Ifuft van Africa ! lek danke den Hcere des Oogfles ,nbsp;dat hy my onder U Wel-Ed. Groot - Agtbare Ge-flrenge: goede Regccring , re deezer plaatfc , gcftelcnbsp;hebbe , om zyne Kudde re weiden , rerwyl nu denbsp;'K-cgtvaardige bloeyen mag en de veellieit van vrec-de. Ik ben zeer verheugt in den Heere, dat U Wel-Ed. Groot - Agtbaare Gcflrenge luft hebbe, om in zynnbsp;ligt re wandelen, om zyne zielvcrgencegcnde naby-heid zoo te kennen, zoo tc beminnen , dat Ü Wel-Ed.nbsp;Groot - Agtbare Geftrenge in hem, dc fontein des Ice-yens , het eeuwige keven verkrygen mooge. Mynenbsp;hoop en vvenfch wort gefterke in den Hecre, dat Gnbsp;Wel-Ed. Groot-Agtbaare Geftrenge, met eenen Godenbsp;wclbehaaglykeo yvet aangedaan, alles tot verbreekingnbsp;van Sataiis ryk, cn tot uitbreiding van het hart-ver-ligtend Euangelium des grooten Gods endc onzes Zaligmakers Jelus Chriftus, zult toebrengen. Hy, dienbsp;de harten der Koningen in zyne hand heeft, en neigt,nbsp;werwaards hy wil, verwekke U Wel - Ed. Groot-Agc-baare Geftrengens hart hier racer en meer toe. Hynbsp;geeve ü Wel- Ed. Groot- Agtbaare Geftrenge een lang-duurig keven in dit land, gepaard met eene gezee-gca^e, ja geheiligde gezondheid, op dat ik, van U
Wel
-ocr page 41-Wcl-Ed. Groot-i^gtbaare Geftrengens gcnecgenheid, alic zoodanigebcfchutting in mynen dienft,en byftandnbsp;in myn oogmerk geniecc, tcrwyl ik U Wel-Ed. Greot-Agtbaaren Geftrengen allc Hoogagting en Eerbevvyzing,nbsp;gelyk het ecnen Die^nar Gods betaamt, geeven zal,nbsp;cn altoos fmeekingen , gebeden, voorbiddingen, ennbsp;dankzeggingen, voor U VVcl-Eid. Groot-ügtbaareGe-ftrenge doen zal tot den hoorder des gebeds.
Thans koome ik tot U, Edele Agtbaare Heercn, Raaden deezerKullei die,door U Ed. Agtbaare waak-faamheid en goede raadsbefluitingen, ten nutte dee-zer plaatze , in U Ed. Agtbaarhedens Vergaaderin-gen alles pleegt te befluiten, ik wenfehe en bidde uicnbsp;den grond mynes gemoeds, dat de alleen wyze Godnbsp;die in den raad der heiligen te dugten is, cn wonder-lyk in het midden der geener, die rondom hem zyn,nbsp;U Ed. Agtbaare Raadsvergaaderingen altoos verzellenbsp;met zyne gedugte tcegenwoordighcid, om dezelve tcnbsp;doen verftrekken tot nut deezer Kude, en tot bevordering van onzen zuiveren Chnftelykcn Godsdiend,nbsp;op dat zyne voetdappen over ons mogen druipen vannbsp;vettigheid in dit Land , en U Wel Ed. Agtbaarenbsp;Zielen meer cn meer bedraalt worden met de verlig-ting des Euangeliums der Heerlykheid van Chridus.
Eindclyk , gy , die lecden deezer Gemeente zyt ! geeft agt op de Heilige Schrift, die \vy in alle mege-lyke klaarheid , met infpanning van alle kragten, Ünbsp;zullen verklaaren, op dat het ‘Woord van Chrtftus ry-kelyk m it woont in alle wyshetd: leert en vermaant mal~nbsp;kandenn met Pfalmen ^ en Lofzangen, engeefielyke Liede-kens, zingende den Heere met aangenaamheid tn uw her^
D 2 nbsp;nbsp;nbsp;ten
-ocr page 42-z% INTREE.PREDICATIE over z COR. IV: 6.
ten: ende, al n'Mgy doet, met ‘woorden, cfie met wer-ken, doet het alles in dien naame van onzen Heere Jefns, dankende God ende den f'dder, door hem. Col. Ill: ló,nbsp;17. Ü ! dat dc Heer myne woorden altoos onder dennbsp;dienft mogte doen klinken, als'^ndeiflagcn, om allenbsp;vederhoorige Zondaaren tc brengen tot het fluiten vannbsp;het Genaade • verbond met den Dric-eenigen God !nbsp;y\g ! (Tat alle veragterde in leer, of Iceven , mogtennbsp;gefluit werden door de uitneemenJe kragt van hetnbsp;Woord des Heeren , het welk is een twecfnydendnbsp;zwaard’ Ag! mogten die van ons gcfcheiden zyn, denbsp;zuivere gronden, op welke het anker onzer zielen,nbsp;naar de voorligting der twee Verbonden, geworpennbsp;is, nuhooren, onderzoeken, kennen, cn goedkeuren,nbsp;op dat zy der Iccre moogen toegedaan worden! Ag snbsp;mogt ik, als een regraartige Zoon der vertrooflinge ,nbsp;fprccken naar het herte van alle reeds overtuigde heil-begeerige Zondaaren, op dat, die re vertrooltcn zyn,nbsp;mogen vertrooft worden,op dat,die tc verkerken zyn,nbsp;mogen verllerkt worden, op dat , die re vermaanennbsp;zyn, moogen vermaant worden, tot de morgenfter opga in de herten van alle raadzeekende Zondaaren !nbsp;Ag ! dat wy ons zelvcn in alles een voorbeeld vannbsp;goede werken betoonen, in de leer, onvervaldheid,nbsp;deftigheid, opregtigheid , het Woord gezond en on-vc.rwerpeiyk, op dat- gy onze navolgers naoogt zyn,nbsp;gelykerwys vv^ Chrifltis moeren navolgen 1 JNu denbsp;Heere volbrenge zyne kragt in onze zwakheid! Denbsp;lieffelykheid des Heeren onzes Gods zy over ons, ennbsp;Hy beveftigc het werk onzer handen over ons, ja Inbsp;het werk onzer handen beveftigc Hyi Amen!nbsp;EINDE.