’s
V'.;
.^y-.....
UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT
3861 3521
-ocr page 5-WSfiRSTANDSPRQHLjg'CT BIJ CIMJLIFORMS W0LK2N
PROEFSCHRIFT
TER TTSRïCRIJaiNG VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE WIS- EN NATÜURKÜNDE AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT, OP GEZAG VAN DENnbsp;RECTOR MAGNIFICUS L. VAN VUÜREN, HOOGLEE-RAAR IN DE FACULTEIT DER LETTERaJM WIJS-BEGE.ÏRTE, VOLGENS BESLUIT VAN DEN S®AATnbsp;DER UNIVERSITEIT TEGEN DE BEDENKINGSN VANnbsp;DS FACULTEIT DER WIS- SN NATUURKUNDE TEnbsp;VERDEDIGEN OP ÏIAANDAG 5 APRIL 19^3, DESnbsp;NAMIDDAGS TE DRIE UUR DOOR
FRANZ HEINRICH SCKvIIDT
geboren te Amsterdam.
iAi
Ö-'; V
3
-ocr page 6-Aan mijn Ouders Aan mijn Vrouw
-ocr page 8-'If I.'.,
-ocr page 9-Aan het einde van mijn studietijd gekomen, is het mij een behoefte een woord van erkentelijkheid uit te spreken jegens allen, die tot mijn wetenschappelijkenbsp;vorming hebben bijgedragen.
De wijze waarop Gij, mijn Ouders, mijn studie hebt raogelijk gemaakt, vervult mij met diepe dankbaarheid en zal mij in de toekomst tot lichtend voorbeeld blijven.
Ik beschouw het als een voorrecht, dat ik mijn physischa opleiding heb mogen genieten aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam.
Yooral U, Hooggeleerde YAN DER MALS ben ik dankbaar voor den steun, dien ik zoowel in als buiten de studie van U mocht ontvangen.
Speciaal denk ik hierbij aan het feit, dat hat mede aan Uw invloed te danken is geweest, dat ik een werkkring op het Meteorologisch Instituut heb mogen vinden.
Hooggeleerde YAN ÏYERDINGEN, Hooggeschatte promotor. Uw groote kennis en Uw levendige belangstelling in het probleem, dat ik heb behandeld, hebben in hoogenbsp;mate tot de samenstelling van dit proefschrift bijgedragen. Ook de vele moeiten,nbsp;die Gij U hebt gegeven om een spoedige promotie mogelijk te maken stemmen mij totnbsp;groote dankbaarheid.
Den Heeren Hoogleeraren van de Faculteit der Wis- en Natuurkunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht ben ik erkentelijk voor de medewerking, die ik van hen heb ondervonden.
Zeergeleerde BLEEPCER, het door mij zoo gewssrdeerde dagelijksche contact, dat wij sedert de Mei-dagen van 19A0 hebben gehad, is van grooten invloed geweest opnbsp;mijn ontwikkeling. Niet alleen op meteorologisch gebied, doch ook op menig terrein van het practische leven, hebben je zooveel grootere kennis en ervaring mijnbsp;richtlijnen gegev.en, die ik in de toekomst hoop te kunnen volgen.
Grooten dank ben ik verschuldigd aan mijn collega's op het Meteorologisch Instituut, zonder wier hulp dit proefschrift niet op tijd wss gereed gekomen.nbsp;Speciaal geldt dit mijn beide paranimphen Dr. IIEIERMAN en drs. POSTMA, die me veenbsp;werk uit handen hebben genomen.
De dames ENGSLFRIBT en HOPPENSR verzorgden een groot gedealte van het typewerk, terwijl de Heer YAN ZUTPEnïN de figuren teekende. Ik ben hen daarvoor zeer erkentelijk.
Het meest ven allen komt mijn dankbaarheid echter toe aan jou, mijn Yrouw.
Dat jij, ondanks de moeilijkheden die zich op onzen levensweg hebben voorgedaan, steeds de kracht hebt gehad om ons kleine gezin zoodanig te bestieren, dat ik denbsp;noodzakelijke gemoedsrust en concentratie heb kunnen vinden, maakt dit proefschrjnbsp;tot jouw werk evenzeer als tot het mijne. Eet feit, det je bij de plechtigheidnbsp;niet aanwezig kunt zijn, werpt voor mij een diepe schaduw over dezen dag.
-ocr page 10-STOOK a-'--: «t'isoiiocf fisïo t-t® nbsp;nbsp;nbsp;Ji-inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xii’.^K nar samp;rtia i:^:* «n;.
e'it,irp-.’ji .*¦'quot;.¦.•tsJ.. '- -li^xn to$ »ifc ,20X13 ¦iav'^^pr aeioTqa «• i'-tü nbsp;nbsp;nbsp;r;s7
. nbsp;nbsp;nbsp;n^ddsrf -air ^o’.-
iluT-crv , ?;•);.r.ise»^ ytllpnoa fé'ijrt e.£tgt;Ltfb :.'ti'i ,.^TeJ,ifO flti® nbsp;nbsp;nbsp;Q JiHaw as(; ^ • ^r
¦liid Meoo'ioov èn^tricii toï te«5oii-oï lt;»f) r;X ri-quot;. isx aa 6Xajd[T:sc-cf:dfl»X
oamp;ijcxs darf scxfti:*Xqo snoeXe^dq ntlfn d jefgt; , XxIosttoov flea ai ¦ «öo-Iss^^po :.I
-üi’v. aav j'x.'ix.-'ïf'Viffl. 9ai,xlBixie“fx«?0 s' tk-» ix-x js iae yii naif) ,riu' 3-lt;i ,i^f? 'iv.quot;? leaö'ijis-^t iix iisv c.!.\ i ' ir.G KAT ebiaalagsf^oïquot;- I'TjüV
.asgasvXno j .oc/: nbsp;nbsp;nbsp;a^v f touje a6 oaïidc ji« ai i^-woos
aaaf/tab a# tsoXvri •¦¦.' hbb «Xs»; r«»ri j.,l’ .Jix-i cfeii na» nbsp;nbsp;nbsp;3inBamp; iaeioaqX
.aeamp;clT nasoa óamp;ri SüoJlianl dosiaoic-inixiai, X(?tri qo :^nxx?i?iTê'V naa 3ii nbsp;nbsp;nbsp;t
asjoorf flx usdtJtri ,il@amp;flerir)d derf gt;x XxX .‘soaldoiq iexf'iTf nbsp;nbsp;nbsp;'‘.’-if'aeval
,aeqx«om sier et jjcu .a*ï,f.Tamp;s^t-i'^ ^liarX; rIsoiq ^xÊ nsv ^ailiataxjsaui e' ioi ejaa aaïQ,ooïgt;- nsisf ei' gt;r;.iX930»6 exio£:,-iq a;4ifgt;eoqB ces ioo aarages id?rf '' t:i:; air,
. ftx r dTB flCï 'if e JOoi-^
-ai?.i!-- nbsp;nbsp;nbsp;ef: oernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ebaUATixüls:: .xo -ex.V tab iiailoosïnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ebnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fitr neTHTssIsooh ariocX aod
nart nbsp;nbsp;nbsp;aar :iinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;sifi .gnixTs^abor-. afe toovnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ai asd i-ropetj st Jieiiaasriflt!
• aabnf'VTtctiio dmé-:
tab .ioeinoo sdoajft.llsgsfi abr’afcTaawag oot ^.Ibi roob isn .rtdlx-XilS o. '¦ * '''a^qfeaS x; qo iaamp;ew»§ bcoXrai aaiooig asr ai , bfaxfsg necfcadnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nftv fle fc-is;,' sb iïsÉéQ ti*
giasin go :ioo rioob .Xetdag dor.ijcloaosiac» nbsp;nbsp;nbsp;qonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aaslia isxH .^iiaz-lii'^iao b'iim
tim jjöiïBVTs nbsp;nbsp;nbsp;as sinaai aTsiooTg laeroos at nadoednbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,aaral •Aoelio riq tei aev aiwï
.nrrXoT a^nauj! ei qooii ia«o:lt;soi nbsp;nbsp;nbsp;06nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fli Ai aifc .ne.re's-n ceni.tXidoia
doeigoIoioeXol: isd qo a'agsIXoo nils ofta b^xbiorioaTav Ai aed nbsp;nbsp;nbsp;o^iontC
.asijoisa SseTBg aa'-r èti^^ lt;ïO i’oxn Xliidoiilfio r| ixb clwi xrir -tafersr ^iuatttp.al «av cm eib .Xirr^CX .rib fie iiAil'i;;I3Li .t«I asrt.isxaa^sq abiac; afi* iMeq laeio»^
: ic
.aeunjfJpg nodded na dnax
-aqvi ied n'-r siXssbog iooTg aae ns6g'toi;T.-,ar irfiS^'iul: n» TE’IH'XAaOiX- .v-.:!.; a_ Tsas 'toartneb nuü neef -Al .ehnoAesi fleTügiX ad XffiJPïTt '!quot; iU,V Tse:) it,i*aei , Atow
, AtiX^'iflsAis
.vuo'i^' ntiffl ,x*ot no;, ooi aaitiae Siar iPsbArnd n^xx: -t^ocA eelip, :.^v nbsp;nbsp;nbsp;iaa
,asafgt;aj|T:cóT xradtfsri g;gt;a urxjrei v.v^ac qo rfoi^ sib c; Do.ioitxi f'on 'sb gt;~.-\Mbao ,til iBÜ •b Ai tab ,;i-oTaiinnd ai qiaebooT ui- «aisIA ene «o hamrA -'iail ido-lA «bnbsp;tTriOolBoa-; 5.tê iïiasa .naDjnir reaxuJJl d X ¦^iia’xiaesnoo ae XtinTs-ïe~r!Ts x'AtÜ• Aarónoanbsp;fgt;ts£f',gt;xictosXq 9b ®l .iiftl .mtin iori Joi ;-ia ix*-^ asvr i't»* ¦«iwgt;t
.:v,3i'; ii9lt;i)b taro wubexios sqex'. «00 :.xl; toot ^q-ia* .nfi irrui TX-Tsaasa Jsis
-ocr page 11-Inhoud
TT
Hoordstuk nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inleiding.................... 1
Hoofdstuk nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Overi'icht over Deeltjes— en Loegmethode...... 11
raethode).....................
IToofdstuk nbsp;nbsp;nbsp;IVnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De hoeveelheid cu-^ulj forme walken........ 36
plenten van vloeistofstrelen..........
Hoofdstuk VI De oppei vlekte-veersteid ven curauliforme ?/olken nbsp;nbsp;nbsp;59
in een homogene etmcsfeer............
Hoofdstu,- VII Eenige conclusies met betrekking tot den vorm ven 72
cumuli forme volken.............. .
-ocr page 12- -ocr page 13-- 1 -
Hoofdstuk I,
Inleiding.
1. Vormweerstand en oppervlakteweerstand.
Wanneer een lichaam door een vloeistof beweegt, treedt een weerstand op,
die uit twee gedeelten bestaatt
1° een vormweerstand,
»o
2 een oppervlaJtteweerstand.
De vormweerstand is het gedeelte van den totalen weerstand, dat zijn oorzaak vindt in het verdringen van vloeistof aan de voorzijde van het bewegende lichaam eenerzijds en het toevloeien van vloeistof aan de achterzijde van het lichaam anderzijds. Het gevolg hiervan is, dat vloeistof van de voorzijdenbsp;naar de achterzijde van het lichaam zal gaan stroomen, De hierbij optredendenbsp;kinetische energie wordt door het lichaam geleverd,
De oppeirylakteweeratand is dat gedeelte van den totalen weerstand, dat veroorzaakt wordt door het zich vasthechten van een vloeistofhuidje aan het lichaam, De snelheid van het bewegende lichaam wordt dan door de viscositeit van de vloeistof voor een gedeelte overgedragen op de omringende vloeistof.nbsp;Hierdoor gaat een gedeelte van de kinetische energie van het bewegende lichaam verloren.
Het bewegende lichaam kan vast, vloeibaar of gasvormig zijn. De beweging van vaste lichamen in een vloeibaar of gasvormig mediuwtwordt bestudeerd innbsp;de hydrodynamica. De waarde van den vormweerstand is o,a. afhankelijk vannbsp;het profiel van het bewegende lichaam. Lichamen, die een zoogenaamd stroomlijnmodel bezitten, vertoonen bij een bepaalde doorsnede en snelheid een minimalen vormweerstand, De oppervlakteweerstand van dergelijke vaste lichamennbsp;blijkt o.a, afhankelijk te zijn van de ruwheid van het oppervlak van het bewegende lichaam. Beide weerstanden hangen bovendien samen met de viscositeitnbsp;van de vloeistof, terwijl turbulentie de grootte^torde van de verschijnselennbsp;geheel kan veranderen.
Een bijzonder geval van oppervlakteweerstand doet zich voor, wanneer een vloeistofstraal in een met vloeistof gevulde ruimte spuit, Sr wordt dan kinetische energie van den straal op de aanvankelijk rustende omgeving overge-dragsn,
In de praktijk is het echter gewoonlijk onmogelijk om de twee weerstanden te scheiden.
2, De weerstand op lichamen in de atmosfeer.
In de meteorologie werd de weerstand op in de lucht bewegende lichamen voor twee gevallen nagegaan*
-ocr page 14-s'fo.;
. r ,ts
9 gt;o - j ;,i nbsp;nbsp;nbsp;-¦ \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i.‘i ¦¦ V ;
'. nbsp;nbsp;nbsp;¦_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' quot;’Tquot; ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:?;' /iSC'
#
i
ro 'XOf.v nbsp;nbsp;nbsp;V 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r ::
•-' O-ï.lqO nbsp;nbsp;nbsp;j ¦¦/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ;i'.. ' ¦ ,
i O nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' V .
:V fJX 1' C'iVP r
:-..K r :Vs , -.i nbsp;nbsp;nbsp;'v- xlt; ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.j
¦i .ri'. J ¦ r^s' .: { :: nbsp;nbsp;nbsp;.i ;
.r’:?v-:flq;'' fccf '^o.lt :iei to , ocicixinpio’/¦ rr^Jvioj n*:'.! fïrVnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;al h
J'V.' Ci'-' oio -loJri'vOlv quot; - ¦ o V nbsp;nbsp;nbsp;dquot;'OV ’Oj.^ rfo' TC i Tlquot;
.'ic joToe 1V óoixs'onJo'rV : ;¦ nbsp;nbsp;nbsp;. ;'T.c Tr.o; • 'V''nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xgt;r-f)':’ iiOs) x- ¦ \ c c
ro:quot; rgt;
j. cc:CO';)oef Joci oiv c.' •/' Tlt;.
oL n--v o;
¦v'T:--..: .
c.oxcj0
. . o — ; j- V 5 quot; , V V ;3 . nbsp;nbsp;nbsp;.'C,
• J- •' C : ./siOOd TcTOC ƒ« ¦/, ;'C ' J ^T ' V . nbsp;nbsp;nbsp;O. d i K CC/ ,C^ „ Hx
rtcv c-l,ic'io .r.ci 'l ‘'ocTct-'ovoct ¦ n,)- o v o, toow quot;
¦¦ j.'CjC hclOOK^coo.' CC' cii
gt;v -T'vc
quot;‘¦X i i. : c-v o:’i. i i -
s, ‘ i C-CV Cr nbsp;nbsp;nbsp;fqc *;
, f' «*gt;» *, nbsp;nbsp;nbsp;rgt;r ^
• nbsp;nbsp;nbsp;.¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ‘ rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V r
01.ao'-s^ocl jc ¦ ,, ''v .foijco ^Ts cc latroc .gt;co „xi ffeflocd'tquot;quot;!' jO '-diicc; ' Tc./c ¦nbsp;c r V conbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vcT-'c Jvf':q ¦'.: o- . oneje-rooc^/.nov c'
V iO'f7iC,Tgt; .ix'V n'.^l - nbsp;nbsp;nbsp;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'¦ .'fi- lo .c.o .. j.1
CCTOtOC 'C: io;l U ¦^0’quot;'fo ^ nbsp;nbsp;nbsp;9'
,CO’quot;
?-V of' Jo.7 O'quot; Cl cgt;o‘i V CO O- rf Oj'¦ t,-)s.ycdocrc gt; oICt^Xocct: ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.{,i.quot;.T:cTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.T''
'. .Cl-''* V lt; ¦
¦; 'fc. ,T • 's
jc-roc T
• nbsp;nbsp;nbsp;r 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.'T . 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
'Cr cloT oc f j,iv
.Ts-i90fif:'T0V ace .'ooc'c ¦evT*^quot;: ':; :•-¦/ ; rvöc TOcn cCi_,xT co.,nbsp;'i'óc/.v.Cv co. c ei; -c Oi:TTc'‘'Or‘r • 9cl'“
¦¦ ; nbsp;nbsp;nbsp;' . •-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'.c oa '’ic0cs. 0C
. '/:?v i'i.i -.- - . . .'
- 2 -
of neerslagdeeltjes.
Dit zijn vaste of vloeibare lichaampjes die zich in een gasvormig medium bewegen, De^eenigen tijd ontstaat een evenwichtstoestand, waarbij de versnelling van het deeltje tengevolge van de aantrekkende werking van de aarde gelijk en tegengesteld is aan de ve^raging tengevolge van den weerstand van denbsp;lucht. Bij wolkenelementen en kleine regendruppels is deze weerstand innbsp;hoofdzaak een questie van oppervlakteweerstand. Bij laminaire stroomingen ennbsp;kleine bolvormige deeltjes kan bij de dan heerschende snelheid u de weerstand, dien het lichaam ondervindt, weergegeven worden door de formule vannbsp;Stokest
égt; T7
waarbij Wquot;de weei^stand, de viscositeits-coëfficiënt en ^ de straalt van het bolletje is. Wanneer de doorsnede van de vallende deeltjes grooter wordt zonder dat ze de eigenschappen van een vast lichaam verliezen, dient de formule van Stokes te worden uitgebreid, zooals door Oseen werd aangegeven,
Sen moeilijkheid treedt op bij regendruppels, die zich bij kleine doorsneden gedragen als vaste lichamen, doch bij groote doorsneden als vloeistof-lichamen, zooals het eerst door Lenard (1904) werd aangetoond. Boven een bepaalde kritische snelheid splitst de druppel zich in een aantal kleinere druppels.
2° Loodsballons,
Bij grootere lichamen wordt de waarde van de wrijving weergegeven door de uitdrukking van lïewtonj
(2.2)
C yö UC-
waarbij F de doorsnede van het lichaam is loodrecht op de bewegingsrichting, c een getallenfactor, p de dichtheid van de lucht en de snelheid van hetnbsp;lichaam. Hier moetlA^in hoofdzaak worden toegeschreven astti vormwe er stand,
De waarde van c kan worden bepaald, zoodra de ballon een ongeveer constante stijgsnelheid heeft verkregen, hetgeen in de practijk snel gebeurt. Hetnbsp;blijkt dan, dat de waarden van c uit verschillende metingen verkregen, sterknbsp;uit elkaar loopen. Dit hangt samen met het feit, dat de turbulentie-elemen-ten in de atmosfeer meestal aanzienlijk grooter zijn dan de loodsballon zelf,nbsp;zoodat deze in zijn geheel door de
-ocr page 16-Si
¦ï ¦¦’.
'i : 'i”.
i-:)
¦'•r nbsp;nbsp;nbsp;' V • ’ j ' ¦o 7lv V' , n - 7'r: .'(j' ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Gi: n» / nbsp;nbsp;nbsp;gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;G ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. r. .i v\Ü 'I-
'Ki, , ;gv ¦:}-. n.-v ct^.' Gd:»GGGGi!gt; :‘g bc ' : -if
7-5 Gt i r: r*'v GG G aG
G-i :,iG G. j-t:. gg; d: rG'^'^xilQo- ao-, . '^G'^oir ^^sscv alp nbsp;nbsp;nbsp;Ggg
I ' » G, , a ;
,n.! V .i'i
3,G :gG 3 : o Gaf' nbsp;nbsp;nbsp;''a
Sy\! ¦; nbsp;nbsp;nbsp;’.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•£ iQrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•’ ¦: ‘IGV ''‘.i-- .
'¦[':•: ^ o ai'o , . nbsp;nbsp;nbsp;, r- i lt;:
¦ nbsp;nbsp;nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ai'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gi GG ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• ’ ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f G
3’ nbsp;nbsp;nbsp;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; .-G G -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;g'--
¦ t nbsp;nbsp;nbsp;'jG j _'i
G.- nbsp;nbsp;nbsp;'\:3:g-
; nbsp;nbsp;nbsp;ü ff ¦'
G. •¦•¦ . nbsp;nbsp;nbsp;'•'t-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
' fy . y- gt; •' •; nbsp;nbsp;nbsp;:
- 3 -
turbulentie-el^menten omhoog of omlaag wordt gevoerd (zie Lettau, 1939)
Het hli;Jkt uit deze voorbeelden, dat de invoering van den vorm- en opper-vlakteweerstand in de meteorologie op groote moeilijkheden stuit.
3» Vormweerstand en opoervlakteweerstand bi.i wolken.
Ook bij een zich in de atmosfeer verplaatsende gasmassa, zooals een cumu-liforme wolk er een is, treedt een weerstand op. Door dezen weerstand gaat kinetische energie voor de wolk verloren en wel door twee processen*
1® Aan den top van de wolk ontstaat een drukvermeerdering, doordat de wolk hier de buitenlucht zal trachten te verdringen, tengevolge van dezenbsp;drukvermeerdering, zal de lucht boven de wolk wegstroomen. Wanneer horizontale convergeerende en divergeerende stroomingen ontbreken en de dichtheidnbsp;boven de wolk niet verandert, zal deze verdrongen lucht zich naar benedennbsp;bewegen en wel zoodanig, dat door iedere horizontale doorsnede per tijdseenheid gemiddeld een even groote massa omhoog als omlaag stroomt.
De voorwaarde, dat geen plaatselijke dichtheidsveranderingen boven den top van de wolk plaats vinden, beteekent strikt genomen, dat de atmosfeernbsp;als een onsaroendrukbare vloeistof moet worden beschouwd. Deze onderstellingnbsp;is niet juist aangezien immers de dichtheid van de lucht aXneemt met toenemende hoogte. In de hydrodynamica is echter aangetoond, dat de atmosfeer alsnbsp;onsamendrukbaar mag worden beschouwd, ten aanzien van de beweging van een lichaam, wanneer de snelheid van dat lichaam klein is vergeleken met de voortplantingssnelheid van het geluid in de atmosfeer. Id?andtl (1929) berekendenbsp;dat de fout, die men maakt wanneer men de continuiteitsvergelijking gebruiktnbsp;als ware de atmosfeer onsamendrukbaar, 1% bedraagt wanneer de snelheid vannbsp;het lichaam 48 m per sec. bedraagt. Aangezien de snelheiden in cumuliformenbsp;wolken beneden deze waarde liggen, mag de atmosfeer voor ons probleem alsnbsp;onsamendrukbaar worden beschouwd.
De omlaag stroomende lucht vormt de tegenstrooming. De energie van de te-genstrooming wordt geput uit dezelfde bron als de kinetische energie van de wolk, d.w.z.door de tegenstrooming vermindert de kinetische energie van denbsp;wolk. De tegenstrooming kan dus wérden opgevat als de oorzaak van den voim-weerstand van de wolk
2° Door de turbulentie verwisselen deeltjes uit de wolk van plaats met deeltjes buiten de wolk. Hierdoor wordt een zekere hoeveelheid van bewegingnbsp;door de wolk aan haar omgeving afgestaan. Dit gedeelte van den weerstand kannbsp;de oppervlakteweerstand van de wolk worden genoemd. De analogie met den reeds
genoemden vloeistofstrsal is duidelijk. Voor dezen laatsten zijn in de hydrodynamica betrekkingen afgeleid, die de snelheidsverdeeling in dergelijke stralen nibstekend weenffetren-XcU. nbsp;nbsp;nbsp;ArrCiAnCU /tv^0Clt;r»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j COxJ OLlx*.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
-ocr page 18-V'-
¦ t r:.:^
.¦ m i .i'-i
-.AÏ' S '¦)/
\'
f '¦ '-i . .. 1'nbsp;1
. J nbsp;nbsp;nbsp;ii, 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i.
' nbsp;nbsp;nbsp;quot; 7 ;SfTJ
^ - 'v.'t. IJ M V
; I- i \ - A ¦''¦¦'T- .-tf-s. -i .1' V T
a V nbsp;nbsp;nbsp;¦ n,'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
iL * ^gt; ¦ i.r
,¦¦5 ‘T
: . ' 7 ^ nbsp;nbsp;nbsp;{^'.r ;
,.;'7 a; V S .'--I -7 7/ .
f gt; *y '
\' V: V 7 ’ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i.quot;)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ kJ.gt; . I .knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c r ; J. '. -v
2.Lo
i.-i-
i V . . nbsp;nbsp;nbsp;'7 'I 7
(rrk^tlcU^ /inna Xka-'AavC* xi^Wo'ri'wws^ h,GU nbsp;nbsp;nbsp;éfUJj^nX, \nnf\.^
ciwruliforme wolken. Hieruit zullen ^dan conclusies worden getrokken omtrent de
energie-dissipatie in deze wolken.
Het dichtheidsverschil tusschen de wolk en haar omgeving.
Het is onmiddelli;jk in te zien, dat de analogie tusschen cumuliforme wolken in de atmosfeer en den vloeistofstraal, die in de met vloeistof gevulde ruimte spuit, niet volkomen is. In de eerste plaats bestaat bij den straalnbsp;een vaste uitstroomopening, die bi^ de wolk in de atmosfeer ontbreekt. Eennbsp;tweede verschil tusschen den vloeistofstraal en de wolk is, dat de dichtheidnbsp;van den straal gelijk is aan die der omgeving, terwijl bij de cumuliformenbsp;wolk in het algemeen een dichtheidsverschil tusschen de wolk en haar omgevingnbsp;aanwezig is. Volgens de tegenwoordig geldende opvattingen speelt dit 4?empore?rnbsp;_tttu»verschil zelfs de belangrijkste rol bij het ontstaan van groote, bestendige cumuliforme wolken. Tenslotte wijkt ook de vorm van de wolk van dien vannbsp;den vloeistofstraal af.
Het belang van het dichtheidsverschil tusschen de wolk en haar omgeving kan gemakkelijk worden aangetoond. De verticale beweging van een deeltje in de atmosfeer moet voldoen aan de vergelijking*
(4.1)
waarbij/^ de kracht is, die op het deeltje wekkt eni^éë totale wrijvingskracht Voorgeldt nu/f*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i waarbij de dichtheid van het deel
tje is en |^ de druk. Indien we in ieder niveau /- » /» stellen, waarbij^ de
invoeren, waarbij^ de
druk van de lucht in de onmiddellijke omgeving van het deeltje is, en we de statische grondverge lij king
dichtheid van de omgeving is, kunnen we schrijven*
(4.2)
Dit beteekent, dat het dichtheidsverschil verantwoordelijk is voor de verticale versnelling van het beschouwde deeltje.
Ben voor het ontstaan van een groote cumuliforme wolk gunstig dichtheidsverschil beteekent, dat de temperatuur van de wolk hooger moet zijn dan die van de omgeving.
-ocr page 20-' TC ijk' J'- ' nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
vr'^u ^iT; -c .t.(''lt;r'.- c.^ ; (T ¦ T ¦ wi.. o iOi.! ¦!!'’i fj'-: 'l-f f'i'T'~
'O
¦(. t ; nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'Cj?' TCSSJquot;* quot;'fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f-’- 'VT.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A.-‘V 'C ^ttknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;;
' nbsp;nbsp;nbsp;^T.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oüJ^cp'JSr A.-.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
¦i. Ti-i . \' nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-¦'T'’'' ¦‘^'''nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'•'ƒ CO: --nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,.¦’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- J
¦ - i. nbsp;nbsp;nbsp;.;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦¦¦¦ i ;:'C' ¦,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f
'‘?cgt;.r :.-Tq a^ü qe oa^ 'AtifS re* -niu'cti’fc#-' •c^’s.^'^acjj:
Ès4: ^£f-e:lt;spe nbsp;nbsp;nbsp;r i,. ..i j |:. r ... V.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦.-. ,
* * .
nL::\ A. ¦' m nbsp;nbsp;nbsp;\gt;t;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 tua ;::’‘ic 7:* •¦'.gt;
\
7 ZJAOOLCV * ï- e • T. ;¦ ¦¦ Of.
re ru jCvföi .oqASfttï’^; «''•s Vvf:V 5'jc3.ï’ ' r.
,r j , re eii nbsp;nbsp;nbsp;’•''
¦ ¦..ot'‘,^ó ] fp nbsp;nbsp;nbsp;quot;¦^ quot;T ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-TG crTCr4ij .pg axo - :^quot;'Cj~
- TLac.'P re* .famp; ch osp g«5;. p'^c /r^eE'fp sïJ|^is popojo /ato '-atj u r. c: c
•vn
'-‘- ^Tr'e- r'-' •
x.:-T.fTGarc pc, j’- :fV_: A- c amp; ;¦ 'rfGjp*;^ ,'.:0®Gp7j pf^uftf/pn- nt. A’OjK CLi yvafx
v'T o.-'r liiosp AO; 'oej oer
¦! r‘j •; , -..n-Teu jQ',' , p '.•¦ . Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• ff:
• nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;re'.ipLi-OT xfT ¦
¦;;{,'* .-S ;0., Tlt;-ro* •o..xjof;pe «TQK- quot;’'-K nbsp;nbsp;nbsp;'¦ ACti' Ax...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* ^r'TK
— nbsp;nbsp;nbsp;er T O '-e rogt; j;n:A i.gPfSpc top ctP xf'p repep-9-u A.'o ^^rccc.p'. *
; xïe oê px nbsp;nbsp;nbsp;u,. ¦-ï, jr‘' AT'-'C.'C tAappruPeij a* co jp -
. nbsp;nbsp;nbsp;; %-i' T . xp^ ü.r jttACJ-ecT py poeoco n ;c - cj - c ' ; .i -, c.
..A.XJ ' i^r .'- nbsp;nbsp;nbsp;'•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' mT*’ g«I»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r.;, X' -r ,-y'.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ co'¦ ¦ 1 ,
êO f -n p nbsp;nbsp;nbsp;VJO‘ryC;pOropi,e -J 60 qS ' ’ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/quot;
-• nbsp;nbsp;nbsp;¦--¦ p,ri. ¦ (X:;r;v * ,rx r “J q#nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JÜ je amp;pUf tlt;-e oio-^o'
: nbsp;nbsp;nbsp;-'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fquot;’ ' T' v J 'r 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;¦ . • -lij gt; lt; '.x«^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-p .yq •,
¦ ¦ nbsp;nbsp;nbsp;o.: ïcr; A;.-' .7 -er»VAX' ¦*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7. rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rgt; \.-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ -r
'' nbsp;nbsp;nbsp;; i. ~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-r; , 1 lt; quot;T -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-'jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• r ¦‘' TGi! * T- pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-' ¦ ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .¦
• nbsp;nbsp;nbsp;'’’’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.ggquot; 7. ¦pquot;c’\~’ gt;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
n A.G r
; r-
AfT: nbsp;nbsp;nbsp;'Cl
i rco A^ o
ry ).
- 5 - .
Het essentieele van deze voorwaarde is onmiddellijk in te zien. Bli;jft de wolk nl,kouder dan haar omgeving, dus ook zwaarder, dan zal de zwaartekrachtnbsp;een verdere stijging van de wolk t.o.v.haar omgeving tegenwerken. Aggeziennbsp;van den arheid door uitwendige krachten (wrijving) verricht, zal de stijgingnbsp;van de wolk voortgaan tot de potentieels energie, die hij het omhoog bewegennbsp;van de koudere wolk wordt gewonnen, gelijk is aan de kinetische energie, dienbsp;de wolk oorspronkelijk bezett. In het niveau waar dit het geval is, is de verticale snelheid tot nul gereduceerd. Wanneer beneden dit niveau de verticalenbsp;strooming bijv. tengevolge van convergentie aanhoudt, zal de wolk zich gaannbsp;uitspreiden. Ook wanneer door convergentie boven dit niveau lucht tot opstijging wordt gedwongen, zal het meestal de lichtste (potentieel warmste) luchtnbsp;zijn, die naar hoogere niveüö^'s wordt verdrongen, dat is dus in het hier beschreven geval niet de verzadigde lucht uit de oorspronkelijke wolk. Weliswaar wordt soms in een oude, opvullende depressie een groote hoeveelheid relatief koude lucht door convergentie opgetild. In zoo’n oude depressie is denbsp;lucht die tot opstijgen wordt gedwongen echter gewoonlijk veel homogener dannbsp;de lucht in een systeem van cumuliforme wolken en wolkenlooze tusschenruimten.
Desondanks heeft er eenigeKtiJd twijfel bestaan aan de Juistheid van de onderstelling, dat de temperaturen in bestendige cumuliforme wolken hoogernbsp;zijn dan die in hun omgeving. W.Kopp (1930» 1933) leidde nl. uit zijn metingen in c\xmuliforme wolken af, dat in het algemeen de temperatuur in deze wolken lager was dan in de omgeving. Bij trok hieruit de conclusie, dat overver-zadigingen tot 600% in deze wolken moesten voorkomen, een physisch moeilijknbsp;aanvaardbare veronderstelling, die door later onderzoek onhoudbaar is gebleken, ae metingen van Kopp werden daarom meestal als niet repre^sentatief voornbsp;cumuliforme wolken in hun allereerste ontwikkelingsstadium beschouwd, vooralnbsp;nadat Refsdal (1930) het begrip quot;vochtiglabiliteit” had ingevoerd. Later zijnnbsp;enkele nieuwe afmetingen gedaan door W.Wenzel (1933) en R.Renner (1939) ennbsp;deze gaven inderdaad, dat de temperatuur in cximuliforme wolken hooger wasnbsp;dan de temperatuur der omgeving.
5* Het condenaatieniveau.
Het condensatieniveau kan op drie wijzen worden bereikt:
1° Lucht wordt door cphyergentie opgetild tot het niveau imarop ze verzadigd raakt. Wordt boven dit niveau de lucht plaatselijk verder opgetj^ild en wordt ze daarbij warmer dan haar omgeving, dan zal potentieele energienbsp;vrijkomen. Boven het condensatieniveau zullen dan plaatselijke protuberan-
-ocr page 22-â– nbsp;nbsp;nbsp;gt;5 J , 'i i ; i'.
-•• vl.^. jj.: n'M .
«T ■I. • nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
â– -â– J i r ’’ . .'â– f:) â– ' â– ''[,! i 'â– â– '-â– n -i â–
1:.' nbsp;nbsp;nbsp;-quot;Tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ro
n'o nbsp;nbsp;nbsp;.; .L '
Ti -.T-. nbsp;nbsp;nbsp;0quot;O:. I30V 7'^.rI-^'K.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;â– nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;
nrJ iJ. • '• ■oc.r
V ■■f .i;TV nbsp;nbsp;nbsp;a--‘ J30-
yrquot;':^‘Ij nbsp;nbsp;nbsp;-
-,*i.i'•.; ü J..; .i,n Si)j '' v
■) 'iï' r.i nbsp;nbsp;nbsp;:n :fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■xf
V ’ ;■■..• ,Tgt;in:.io.AOO
â– nbsp;nbsp;nbsp;' -i ,n9quot;0gt;'';nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;
■.‘.isi .' r; . nbsp;nbsp;nbsp;■'
\ nbsp;nbsp;nbsp;^-irr -X:- I-/- ,
,; • nbsp;nbsp;nbsp;’ t '
.. ?• f
' Vi\i
gt;*V :
quot;XJ
.â– c.c.\ r.- nbsp;nbsp;nbsp;â– â– gt;â– 'â– gt;â–
-cc -! ccfi nbsp;nbsp;nbsp;â– :t'o.v-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;â– ;i^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^.c,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1/,. r â–
1 ' .r- .. i . nbsp;nbsp;nbsp;' O i. e: d: r IJr â– â– .^â–
■. nbsp;nbsp;nbsp;- •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- ..:Cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.^ ■' .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-■■quot; .C^ ■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-l oc-
. .::.f v- c-,' -r •',' a .;
‘ V#
c\v tiy/r' '
- ' ;ro; i I .0-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
■O • r
Tov ; /,i
' ' dl T-J
I.'. /
f . . J. V â– . .• nbsp;nbsp;nbsp;' ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; â– â–
ri'â– j ,' /':C .i Oquot;' V .f C'i.r J â– 'â– .;0
- 6 -
ties opschieten (cumuli congesti of cumulonimbi). Indien hij' het binnenstroo-men van do lucht in het convergentiegebied reeds een opwaartsche beweging bestond, zal deze worden versterkt. De cumuliforme wolken in een convergentiegebied zijn vaak, door de groote vrijkomende potentieels en inwendige energie zoo sterk ontwikkeld, dat hun tegenstrooming alle opwaartsche beweging in hun omgeving onderdrukt. In het convergentiegebied vindt men dan afzonderlijke cumulijnr^.e wolken. Het kan echter ook voorkomen (wanneer de convergentie sterk is en de vrijkomende energie gering), dat in het convergentiegebiednbsp;een gesloten nimbostratus- of altostratusdek wordt aangetroffen, waaruit dannbsp;d^cumuliforme wolken plaatselijk opschieten. Komt bij de optilling van denbsp;lucht boven het condensstieniveau geen potentieels energie vrij, d.w.z.blijftnbsp;de temperatuur van de opgetilde lucht lager dan of gelijk aan de temperatuurnbsp;van haar omgeving, dan zullen geen protubergnties voorkomen en er is dan innbsp;een homogeen convergentiegebied alleen een nimbostratus- of altostratusbewol-king. Convergentie werkt echter steeds labiliseerend (Brunt, 1939)i zoodatnbsp;meefetal in een convergentiegebied cumuliforme wolken zullen voorkomen.
2° lucht wordt door het opstroomen tegen een koudere lucht;lt;{3oort of een orografische storing tot haar condensstieniveau opgetild. Het al of niet optreden van cumuliforme protuber^ties hangt ook hier af van het al of nietnbsp;vrijkomen van potentieels en inwendige energie bij het doorstijgen van luchthoeveelheden tot boven het condensatieniveau. Hier zal de tegenstrooming echter in het algemeen niet in staat zijn om de opwaartsche strooming te onderdrukken. De bewolking bestaat dan uit een gesloten nimbostratus- of altostratusdek, waaruit plaatselijk cumuliforme protuberanties opschieten.
De beide gevallen 1° en 2° hebben gemeen, dat de oorspronkelijke oorzaak, die de wolk tot haar condensatieniveau doet stijgen, ook na het passee-ren van dit condensatieniveau blijft doorwerken. Eventueel komt hier dan als extra oorzaak voor het doorstijgen van sommige wolkenmassa's nog de omgezette potentieele energie bij. De convectieve stroomingen, die ontstaan bij deze twee gevallen zijn meestal van zeer groote afmetingen. Voorbeelden zijn*
1°. Frontlooze lage-drukgebieden. (trog aan de achterzijde van een depressie) 2®. Frontbewolking, Famp;fanmuur.
3^ Convectieve stroomingen kunnen ook ontstaan zonder dat convergentie of een hindernis (front, orografische storing) aanwezig zijn. Deze convectieve stroomingen ontstaan dan ten gevolge van de aanwezigheid van een droog-adiabatischen of over-adiabatischen temperatuur^adiënt tusschen het oppervlaknbsp;en het condensatieniveau. Ze iijn dan in het algemeen van veel kleiner afme-
-ocr page 24-- 7 -
tingen en hebben meer het karakter van een ongeordende beweging. Door den a-diabatischen of over-adiabatischen temperatuurgradient kunnen hoeveelheden onverzadigde lucht zich zonder energieverlies (afgezien van wrijving) in verticale richting bewegen. De voor deze bewegingen noodzakelijke beginstootnbsp;wordt geleverd door de steeds aanwezige turbulentie. Passeert zoo’n luchthoeveelheid het condensatieniveau in opwaartsche richting, en wordt ze daar kouder dan haar omgeving, dan zal ze haar kinetische energie snel verbruiken ennbsp;na verloop van tijd weer worden weggedrukt (cumulus humilis). V'ordt of blijftnbsp;de luchthoeveelheid boven het condensatienivenö- warmer dan haar omgeving, dannbsp;zal ze doorstijgen en uitgroeien tot een machtige stapelwolk (cumulus coi^es-tus of cximulonimbus) •
De droog-adiabatische of over-adiabatische temperatuurgradiënt tusschen het aardoppervlak en het condensatieniveau kan op vier wijzen ontstaan;
a, nbsp;nbsp;nbsp;De lucht beweegt zich in de richting van den temperatuur- ascendentnbsp;langs het aardoppervlak. De onderste luchtlaag wordt het meest verwarmd, waardoor de temperatuurgradiënt grooter wordt,
b, nbsp;nbsp;nbsp;De lucht heeft geen horizontale beweging van beteekenisi de verhitting van de onderste lagen vindt plaats door straling.
c, nbsp;nbsp;nbsp;In de bovenlucht wordt door een verschil in windrichting of-snelheidnbsp;potentieel koudere lucht toegevoerd dan langs het aardoppervlak,
d, nbsp;nbsp;nbsp;De bovenlucht koelt door straling af, terwijl de lucht, die in contact met het aardoppervlal^s, dezelfde temperatuxir behoudt. Dit geval doetnbsp;zich vooral *s nachts boven zee voor,
JSen scherpe grens tusschen de verschillende gevallen a.-d is niet steeds te trekken. Het belang van adiabatische of over-adiabatische temperatuurgr®-diënten voor de vorming van cumulifrome wolken werd genoemd door van Ever-dingen (1915), eu door Peppier (1922) aan het materiaal van Lindeuberg statistisch aangetoond. Het bleek, dat bij een wolkenbasis beneden 2000 m. de verticale temperatuurgrediënt onder de wolkenbasis iets grooter was dan 0,97^°
C/100 m. Bij hoogere wolkenbasis nam de temperatuurgrtóiënt tot 0,95^ C ai.
C/loo m, tusschen 500 m. en C/100 m. enz.
Peppier onderzocht ook hoe de gemiddelde temperatuurgradiënt verloopt in lagen van 500 m. dikte, liet bleek, dat in de onderste laag (van 122 tot 500 m)nbsp;in demiaraiddag, wanneer de Cu-vorming in het algemeen maximaal is, de tempera-tuurgrèdiënt over-adiabatisch was, nl. 1.20®
1000 m,^tusschen 1000 en 1500 m, 0,81® o. quot;’C//OC
-ocr page 26-XIJ)
. T' lt;
iv nbsp;nbsp;nbsp;, i i'iiy
-.1 t. ,1.. i ..
“. , V —
- 8 -
De temperatuur vertoonde dus gemiddeld een verloop met de hoogte als in fig. 1 is weergegeven. De afwijking van den droog-adiabatischen toestand is gering, maar kan natuurlijk in jündividueele gevallen grooter zijn.
Ten overvloede worde hier nog opgemerkt, dat het condensatieniveau, dat optreedt bij 1° en 2® (optilliagscondensatieniveau) in het algemeen een ander is, dan het condensatieniveau, dat optreedt bij 3^b (convectief condensatieniveau) in dezelfde lucht.
Het is interessant erop te wijzen, dat het optillingscondensatieniveau uitsluitend afhangt van de eigenschappen van het stijgende deeltje, terwijlnbsp;het convectieve condensatieniveau ook door de geometrische toestandskromme^nbsp;wordt bepaald,
In het algemeen kan men onderscheiden tusschen gedwongen convectie ( op-stroomen van lucht tegen een hindernis of stijgende beweging ten gevolge van convergentie) en vrije convectie (opstijgen van lucht als gevolg van verticale onstabiliteit). De hooge cumuliforme bewolking is dus een voorbeeld vannbsp;vrije convectie, al kan de eerste aanleiding tot het ontstaan wel gedw|(ongennbsp;convectie zijn geweest (front, trog). In het algemeen geldt, dat, hoewel denbsp;eerste aanleiding tot cumuliforme stroomingen buiten (beneden) de wolk ligt,nbsp;de hoofdbron van hun energie in de wolk zelf wordt aangeboord.
Hieruit volgt duidelijk, dat de oplossing, die voor den vloetstofstrasj^ in de hydrodynamica is gevonden, moet worden gemodificeerd teneinde een toepassing op ons atmosferisch probleem mogelijk te maken. Deze modificatie zalnbsp;nader worden uitgewerkt in hoofdstuk VI.
6. De berekeningen van Christians.
Sr zijn tot nu|f toe slechts weinig berekeningen uitgevoerd over den in-vloed van den vormweerstand en den oppervlakweerstand op de beweging van cumuliforme wolken.
De vormweerstand werd vermeld door Haethjen (1929), terwijl de tegenstroo-ming werd onderzocht-door J.Bjerknes (1938) en Petterssen (1939).
De oppervlakteweerstand in verticale luchtstroomingen (b.v.cumuliforme wolken) werd slechts terloops vermeld door Shew (192o) en Hefsdal (1950, 1932
Er bestaat slechte één schatting omtrent den invloed van belde weerstanden op de beweging van cumuliij^me wolken, die van Christians (1935).
Bij de berekening van den vormweerstand ging Christians van de veronderstelling uit, dat de verticale snelheid van de lucht boven de wolk met de hoogte afneemt volgens de functies
o ’O
■gt; nbsp;nbsp;nbsp;‘\j
‘quot;ï ' f nbsp;nbsp;nbsp;' , '
quot; ' I .'i'; nbsp;nbsp;nbsp;;
J J' â– ' Oquot; . â– ; â–
O ' â– V J vj
x: r-u i
â– 'O -
:1 nbsp;nbsp;nbsp;, u )
â– nbsp;nbsp;nbsp;t â– :: yv:v}-gt; r -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n '■’■'I n,-..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;â– â– '•xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i- ' i» â– â–
'â– )' nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r'.:,ri ' â– ' â– â– .quot;, I â– nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt; -o ^ J' '*
â– 'T . V i.-;0 rgt;;i ' nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l ! : C ^ O
,V ■•. nbsp;nbsp;nbsp;r - ■!■:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:^'gt;ónbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■:,■; '••lt;■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;z-' •'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J
^ nbsp;nbsp;nbsp;t 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot; t ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,-t:inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' d- , 'O :o
â– nbsp;nbsp;nbsp;' J.' ; CLJ:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J
. quot; • nbsp;nbsp;nbsp;■' J i i :iz . j. ■' o 1 ®
,•'1 O “ V
i i 'gt; V .i :
i
gt;.]â– ; i-.v-Tv
f â– j -
, : V nbsp;nbsp;nbsp;: -oi- V. -yvv ^
■■quot;'‘r nbsp;nbsp;nbsp;. onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; r- i. ■■■■gt; t
£ -v.-; ■:• nbsp;nbsp;nbsp;-
W-
â– nbsp;nbsp;nbsp;r:''Y -r :'^- ^2.
■ï d.;-i*; i, nbsp;nbsp;nbsp;i: ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ r, --'J
')lt; nbsp;nbsp;nbsp;j:/' v'T ■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!■;-? f:quot;*. :)•?.■■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;** ■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’,'
.iz ':' ).o ■-s :i'' vf' •“
' •■.! :'■, ' nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■’■i ■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t::V :yiz.i ic ■■'quot;
... nbsp;nbsp;nbsp;.. ' r: i ' 'j .znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;x ^'1. ' •■’ '.
■'70-, fquot; ‘
.rt- 'c ; -jyS^S r;P:quot;; nbsp;nbsp;nbsp;• ni 'gt;•/ â– nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-â–
,, nbsp;nbsp;nbsp;f,,.,-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-.J-T-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■-^v'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•-’ ^r-TOV Cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■V --•■'i.;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
:3ixn'';'i ppp Iüy d^'OPn'd''
. nbsp;nbsp;nbsp;.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/41.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
V
-ocr page 29-- 9 -
- 9 -
1^:1
waarin lt;0» nbsp;nbsp;nbsp;een maat is voor de stabiliteit van de atmosfeer, de
verticale snelheid op de hoogte 2. boven de wolkenbasis, Vv/ode snelheid in de basis, 7'^ de droog-adiabatische, de geometrische temperatuursgra-diënt en / de temperatuur.
werd door Christians geen rekening gehouden met de verandering in de toestandskromme boven de wolk, die het gevolg'^zijn van de verticale beweging.
Daar volgens deze formule de snelheid naar boven afneemt, moet boven de wolk lucht zijdelings wegstroomen. De horizontale snelheid waarmede ittt wegstroo-men plaats vindt, kan voorgesfeeld worden als een functie van WI,
Uit (6,1) volgt, dat er een verticale beweging en dus ook een horizontale divergentie bestaat tpt op oneindig groote hoogte boven dei^op van de wolk. Teneinde dit te vermijden voerde Christians^ de onbe''rredigende onderstelling in, dat deze bewegingen niet meer merkbaar zijn, wanneer 90% van denbsp;lucht, die de door de wolk ingenomen ruimte aanvankelijk vulde, zijdelingsnbsp;is afgevloeid. Desondanks komt Christians nog tot de conclusie, dat bij eennbsp;temperatuurgnft,diënt van 0,5° C per 100 m, de beweging tot meer dan 50 km.nbsp;boven de wolk aanwezig is, een onwaarschijnlijk resultaat. . eliswaar kannbsp;door het invoeren van een constanten factor in g,deze hoogte willekeurig worden verkleind, maar dit heeft weinig waarde, te meer daar bij een droog-adiabatische gelaagde atmosfeer ondanks alle beperkingen onderstellingen, de bewegingen tot oneindig groote hoogte merkbaar blijven!
Bij het onderzoek van den oppervlakteweerstand ging Christians uit van de volgende uitdrukking voor den X-component van dezen weerstand:
(6.2)
i-
en de anfiloge vergelijkingen voor fly en U isA^de snelheid in de richting van de X-as. Hierbij werd ondersteld, dateen constante» was ennbsp;wel 10 quot;Bi sec” , Uit deze waarde voor-^^ werd de conclusie getrokken, dat denbsp;oppervlakteweerstand ongeveer 1% van de bij de bew’eging van de wolk vrijkomende energie dissipeert. Deze beschouwingen zijn echter ontoereikend. Innbsp;de eerste plaats volgt uit de theorie, dat ^ evenredig is met den snelheids-gradiënt in de strooming (zie hoofdstuk V) en dus in het algemeen een func-tie van de coördinaten. Bovendien is de waarde lo w sec” te klein, elis-wasr is ^ van deze grootte orde voor horizontale stroomingen, maar hierbij zijn de snelheidsgradiënten kleiner dan de snelheidsgradiënten, die aannbsp;den rand van ciuBuliforme wolken kunnen optreden.
-ocr page 30-öi nbsp;nbsp;nbsp;-ivr -,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,/.. igt; /w ,c^-.
-•^ó^aowjï! nbsp;nbsp;nbsp;:' ^^oi !
a(t^§
j ¦ (H''“
flkfc ai ai^' »;:¦gt;¦ V ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9X.Ï •¦ ¦
ifXöy/ 9t a@TC
-^©6ao ‘.‘' ¦!
damp; I' V ' s^n.’:::; (.jnbsp;{1#^-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦quot;'¦’L
J.)
. -1
•1
' s.
“ ¦ '1 : ¦
-ocr page 31-~ 10 -
Dit is béV^nsar voren gebracht door Welker (1939)» aantoonde, dat de snel-heidsgradienten, die aan den rand van cumuliforme wolken optreden ongeveer 7 m/sec per 100 m» horizontale afstand kunnen bedragen, een waarde, die groo-ter is, dan die welke gewoonlijk in horizontale stroomingen voorkomt. Wanneernbsp;¦ 100 vr sec“ wordt gezet neemt de energiedissipatie tot 10% toe. Bovendien heeft Christians niet voldoende rekening gehouden met de energiedissipatie in het inv/endige van de wolk. In ieder geval levert de methode vannbsp;Christians niet meer op dan een ruwe schatting van den oppervlakteweerstand.
In deze verhandeling zal worden getracht om een andere afleiding te ge-ven van den vormweerstand en den oppervlakweerstand zooals die door cumuli-foirme wolken worden ondervonden.
’Teneinde den vormweerstand te bepalen zullen we uitgaan van eenige beschouwingen omtrent de tegenstrooming. Het onderzoek paar den oppervlakteweerstand van cumuliforme wolken zal op de hydrodynamsche theoriëen van den vloeistofstraal zijn gebaseerd.
Allereerst zal echter een overzicht worden gegeven over de z.g.deeltjes-methode en laag-methode.
-ocr page 32-
*0 |
fc- |
0) |
•' •. |
' |
•gt; |
2gt; |
ei | |||||||||
•lt;5 |
lt;rgt; |
..1 |
lt;1* |
•H |
' -4 |
CSi |
o. |
o |
r; |
'H |
,'ƒ | |||||
t5 |
—c |
tïi |
,lt;ƒ' |
B |
tt |
B |
¦u |
» |
¦ -* |
O |
-1^ | |||||
•p |
gt;• |
¦n' |
C' |
•-) |
?• '¦ |
o |
J- |
r |
¦e: |
te | ||||||
'H |
w |
«J |
¦H |
(T.. , |
•17 |
oa |
e |
lt;n |
a |
11' |
• a |
’-1 |
ö | |||
C- |
« |
fi . |
¦ ik' |
*H |
•B |
•j» |
« |
-¦¦ |
•17 |
ffi |
quot;4 |
p | ||||
O |
Ito |
4' |
e |
ab_lt; |
'4 |
« |
' » |
© |
quot;4 |
© |
¦^j |
© |
© | |||
* .? |
c |
w |
o |
•H |
P |
O |
B | |||||||||
• |
K'- |
ti-4 |
'P |
•H |
• 4 |
M |
¦P' |
vH |
e | |||||||
¦¦¦¦¦ |
lt;r- |
'tr- |
O |
p |
P |
© |
.''-J |
¦b* |
© |
lt;gt; |
d | |||||
• |
'ü |
e |
« |
© |
ö |
gt; |
t» |
B | ||||||||
•k-* |
« |
JN |
lt;.i |
»*• •h |
gt; |
« |
B |
P |
¦H | |||||||
f ' |
t3 |
.* ƒ |
ü» |
-rgt; |
« |
•H |
« |
gt; |
o |
» |
¦te |
«? *1 | ||||
X', |
s |
¦lt;7 |
© |
B |
o |
5t |
© | |||||||||
tj |
o |
fï |
(8 |
.'ü |
!7 |
¦r |
f4 |
C) |
P |
M ' | ||||||
«• |
O |
*¦.-; |
gt;H |
fe |
B |
B |
a |
' © |
1 | |||||||
gt; |
Ei |
1'.-' |
C |
« |
ó |
•P |
gt; |
ip |
g |
CO |
H |
ti | ||||
O |
« |
è |
1 |
'H |
CJ |
© |
¦Q |
c |
© |
O |
O |
*H |
« | |||
i* |
‘H |
W-4 lt; |
H |
1» |
è |
fti |
© |
© |
et |
p- |
•tgt; |
*H |
40 |
• |
te | |
« |
•F^ |
47 |
B |
B |
•H |
d |
O |
te | ||||||||
d |
O |
f) |
-'; |
-M |
uV |
•H |
K |
o |
*P |
t; |
Ó | |||||
b |
«: |
•W |
O |
B |
-n |
p |
© |
« |
O |
p. |
•te |
P | ||||
ry |
'iJ |
-j |
i*0 |
G |
y |
O* |
4» |
•P |
r |
B |
© |
© |
« | |||
' • |
ui |
lt;*' |
© |
© |
B |
È. |
tj |
B |
• | |||||||
O |
? |
•*•gt; |
•4 |
£0- |
©. |
© |
» | |||||||||
t* |
« |
O |
ti |
2» |
' lt;0 |
gt; |
ti |
PO |
C3 |
© | ||||||
lt;C |
i?' |
m |
o |
¦H |
lt;0 |
Ci |
M |
O |
o |
¦4 |
© |
« |
* | |||
O |
* |
ügt; |
e{ |
• |
.0 |
Kt |
p |
P |
^ s |
c |
Q | |||||
rlt; |
M |
*y |
t» |
« |
» |
•£) |
k-f | |||||||||
•f) |
r* |
« |
•s |
» |
O |
*s |
« |
•tgt; |
'-¦s |
O | ||||||
«o |
¦t» |
gt;» |
P |
p |
M |
B |
' 4-, |
0 |
• |
gt; | ||||||
t'L. |
« |
O |
¦« |
c |
• |
o |
Ï5 |
© | ||||||||
C |
i--* |
p |
¦~t |
v |
B |
© |
o |
B | ||||||||
•r |
t* |
4-3 |
p • |
.Q O |
P ¦quot;f |
a iE |
Ö |
o |
t» © |
¦H |
© |
© •¦4 | ||||
Li.' |
lt;ü |
» |
¦5^ |
« |
¦p |
M |
•§ | |||||||||
f , |
c |
tï |
«2 |
» |
© |
© |
© | |||||||||
5- |
kQ |
iQ |
a |
rc |
•¦7 |
B |
M |
». |
2. |
te | ||||||
WJ |
O |
¦Si |
p |
c |
B |
? |
© |
W | ||||||||
•M |
» |
c |
ffi |
*-4 |
«3 |
**-• | ||||||||||
¦» |
Q |
** |
:C- |
2 v4 ' |
:c ^ |
• |
P |
p | ||||||||
^’f |
H |
O |
S |
• |
-rt |
lt;'i;j |
' ö |
•t» |
• |
Bquot; | ||||||
'U |
Q |
0 |
'n |
« |
n |
tï |
a |
lp | ||||||||
. -'. |
fgt; |
S f |
« |
M |
o |
© | ||||||||||
Wmgt;' |
ti |
a |
O |
p |
¦-t |
o | ||||||||||
c |
^'H |
kO |
•M |
B |
'irr- |
e |
B |
© |
-c |
« | ||||||
p |
•H |
cc |
C |
© | ||||||||||||
O ¦ |
C) |
C |
t.*quot;' |
gt; |
« |
t» |
o |
© | ||||||||
'wgt; |
Itl |
O |
m |
© |
S |
h |
• 4 |
«J | ||||||||
y-gt; |
•H |
t» |
C |
0 |
© |
6 |
jft | |||||||||
IT. |
B |
ca |
P |
0 |
¦p |
« |
B |
gt;gt; | ||||||||
?» |
¦¦'7 |
C |
lt;» |
*ts |
M |
P |
© |
a |
•X |
tt |
I?* | |||||
¦—i |
ey |
O |
•H |
O |
O |
p |
« |
•H |
d | |||||||
O |
• •lt;¦ |
ej |
!1 |
B* |
a |
M |
« |
o |
•B |
rr | ||||||
4.) |
IM |
•*4 |
le |
¦til |
P |
© |
o |
«.¦) lt;4 |
ar |
P |
O | |||||
(V |
^4 |
J't |
T5 |
e- |
gt;• |
o |
B |
m |
© |
'd |
gt; | |||||
«; |
¦quot;¦J |
•H |
tl |
tl |
ö* |
• |
© |
B |
« |
0 | ||||||
, - |
c |
« |
«D |
« |
B |
o* |
N |
B | ||||||||
Tgt; |
/-T |
« |
C’ |
p |
¦t7 |
p |
© |
lt;C| |
•te | |||||||
V |
¦H |
•tï |
•V |
B |
^¦4 |
. ? |
• |
P | ||||||||
O |
fe |
gt; |
O |
ti |
1è |
gt; |
K |
B |
« |
• | ||||||
’O |
o |
M |
© |
© |
Ö |
o | ||||||||||
•a |
» |
o |
•P |
lt;C |
¦-i |
O |
B |
« | ||||||||
o |
lf^ |
B |
« |
:9 |
£i |
© |
cr |
P |
* | |||||||
4r |
« |
% |
gt;! |
O |
« |
•^gt; |
O |
• |
b** |
'tgt; |
(Hl | |||||
P |
« |
•t» |
f* |
c |
O |
-3 |
igt; |
• | ||||||||
P |
ftz |
lt;P |
c |
f'; |
B |
P |
te |
4 | ||||||||
, Z,' |
'rt |
•tl |
¦t» |
« |
o |
© |
gt; | |||||||||
•P |
• |
o |
'p |
T) |
tgt; |
P |
© |
.'H |
Ik |
-i |
fl.
- :v
i^v'
ï' |
|
t*
10
.ff'
\-V nbsp;nbsp;nbsp;.*¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;-t.-
- 11 -
Hoofdstnik II
Overzicht over Deeltjes- en Lsasmetliode»
7. Inleldiag»
Zooals in hoofdstuk I werd uiteengezet is het belangrijk om na te gaan, of een opstijgende hoeveelheid lucht lichter den haar omgeving wordt, d.w.z,nbsp;of bij de beweging van die hoeveelheid lucht energie kan vrijkomen. Is ditnbsp;het geval, dan zal de lucht uit deze vrijkomende energie nieuwe kinetischenbsp;energie putten, waardoor de opstijgende beweging zal worden versterkt. STennbsp;spreekt in dit geval van een onstabiele atmosfeer. Blijft of wordt de opstijgende lucht kouder dan haar omgeving dan wordt de beweging onderdrukt inbsp;de atmosfeer is in stabiel evenwicht.
Si* De deeltjes-methode.
Het eenvoudigste standpunt, waarop men zich bij het beschouwen van sta-biliteitsproblemen in de atmosfeer kan stellen, is, dat men nagaat hoe een individueel luchtdeeltje zich bij niveauverandering (drukverandering)nbsp;ten opzichten van zijn omgeving gedraagt. De methode, die volgens dit principe te werk gaat, noemt men de '*deeltjes-methode** .
Berekeningen volgens deze deeltjes-methode laten zich geheel uitvoeren op een energetisch diagrampapier (dit is een oppervlakgetrouwe transformatienbsp;van een/diagram ,zooals door Refsdal (1932) werd aangetoond) en het isnbsp;in hoofdzaak aan den eenvoud van deze grafische werkwijze te danken, datnbsp;de deeltjes-methode vrijwel de eenige is, die in de praktijk wordt toegepast, om uit de verticale verdeeling der temperaturen te bepalen of de atmosfeer voor een bepaalde verplaatsing stabiel of onstabiel is. Daar ze afziet van alle wisselwerking tusschen de luchtdeeltjes (behalve van het feit,nbsp;dat het beschouwde luchtdeeltje van plaast verwisselt met een ander ) geeftnbsp;ze slechts een benaderende oplossing. In het algemeen kan men zeggen, dat zenbsp;een benedenste grens geeft voor het optreden van onstabiliteit d.w.z.: isnbsp;de vrije atmosfeer volgens de deeltjes-methode stabiel, dan zijn convectie-ve bewegingen uitgesloten; is de atmosfeer volgens de deeltjes-methode onstabiel, dan is het nog niet geheel zeker, of in de atmosfeer vrije convec-tieve stroomingen zullen optreden. Andere effecten spelen hierbij nog eennbsp;rol, nl. de vormweerstand en de oppervlakweerstand. fel geldt,dat de kansnbsp;op het optreden van cumuliforme bewolking grooter wordt, naarmate de uit
-ocr page 34-h ^
-ocr page 35-- 12 -
het diagram bepaalde onstabiliteit grooter wordt. Het bepalen van deze quot;benedenste grensquot; voor het optreden van cumuliforme bewolking is dus voor het opstellen van verwachtingen bel8ngri;jk genoeg, vandaar dat de deeltjes-me-thode, ondanks de boven genoemde gebreken gehandhaafd bleef.
Omtrent de stabiliteit van de atmosfeer voor een bepaalde verplaatsing wordt in de deelt^es-methode beslist, door vergelijking van den geometrischennbsp;temp era tuur gradiënt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~^z.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;droog- adiabatischen, resp. ver-
zadigd-adiabatischen temperatuurgradient, ^ nbsp;nbsp;nbsp;resp.
en kan ih de atmosfeer drie belangrijke gevallen onderscheiden, die za-menhangen met het temperatuurverschil tusschen het verplaatste deeltje en zijn omgeving*
1. nbsp;nbsp;nbsp;Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;atmosfeernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bepaaldnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niveaunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;absoluut stabiel,
2. nbsp;nbsp;nbsp;Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;atmosfeernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bepaaldnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niveaunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;absoluut onstabiel,
3. nbsp;nbsp;nbsp;Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;atmosfeernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bepaaldnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niveaunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voorv/aardelijk onstabiel
Het derde geval is door nbsp;nbsp;nbsp;Hefsdal (1930) quot;Feuchtlabilitatquot; genoemdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en is
voor het stabiliteitsonderzoek in de atmosfeer het belangrijkste. De ongelijkheid nbsp;nbsp;nbsp;i^wil zeggen, dat een luchtdeeltje, dat uit een bepaald ni
veau droog-adiabatisch in de atmosfeer opstijgt, kouder blijft dan zijn omgeving, terwijl een deeltje, dat uit dat niveau verzadigd-adiabatisch opstijgt d.w.z.een deeltje waarin waterdamp bij de opstijging condenseert, warmer dannbsp;zijn omgeving (fig.2). Op dit laatste geval berust de theorie over het ontstaan van cumuliforme bewolking, afgezien van sommige gevallen van cumulusnbsp;humulis en stratocumulus cumuiogenitus.
In het algemeen is niet de geheele atmosfeer verzadigd. Dit wil zeggen, dat een luchtdeeltje bij een beweging omhoog eerst droog-adiabatisch zal afkoelen tot het verzadigd ia (condensetieniveau). Bij dit gedeelte van de beweging kan het luchtdeeltje kouder of warmer worden dan of in temperatuur gelijk blijven aan zijn omgeving. Het eerste geval treedt meestal op, wanneernbsp;het deeltje door convergentie of door een front of oneffenheid van het terrein tot de opstijging wordt gedwongen, .en noemt het niveau, waarin hetnbsp;deeltje verzadigd raakt dan het optillingscondensetieniveau. Bet tweede gevalnbsp;doet zich voor, wanneer de onderste luchtlagen over-adiabetisch gelaagd zijn.nbsp;Dit komt in de natuur vaak vooral in de alleronderste luchtlagen (fig.1),Wanneer de atmosfeer tot het condensatieniveau droog-adiabatisch gelaagd is,nbsp;blijft het deeltje bij de opstijging tot zijn condensatieniveau even warm alsnbsp;zijn omgeving.
-ocr page 36-quot;.A
'.1
log p
.v)
-ocr page 37-- 13 -
Bij de laatste twee der hier beschreven mogelijkheden, zal in de voorwaardelijk onstabiele atmosfeer het opstijgende deeltje na de passeering van het condensatieniveau warmer blijven of worden dan zijn omgeving. Aan de voorwaarde voor het ontstaan van groote cnmuliforme bewolking is dan voldaan.
In het eerste geval C / ^ nbsp;nbsp;nbsp;) kan men twee mogelijkheden nader onder
scheiden, zooals het eerste door Normand (1938) is aangegeven. Iets gewijzigd luidt zijn indeelingj
a) nbsp;nbsp;nbsp;De verzadigde adiabaat, dien een deeltje uit de atmosfeer volgt nanbsp;passeering van zijn optillingscondensatieniveau snijdt de toestandskrommennbsp;niet. Het opgetilde deeltje blijft kouder dan zijn omgeving en de atmosfeernbsp;is in het niveau waaruit het beschouwde deeltje staat yoorwaardelijk onstabiel van het stabiele type. Door optilling van dergelijke deeltjes kan geennbsp;energie vrijkomen en kunnen geen bestendige cumuliforme wolken ontstaannbsp;(fi6.3).
b) nbsp;nbsp;nbsp;De verzadigde adiabaat, dien een deeltje uit de atmosfeer volgt nanbsp;passeering van zijn optillingscondensatieHiveau snijdt de toestandskromme,
De atmosfeer is dan in het niveau waaruit het deeltje stamt yoorwaardelijk stabiel van het latente type. Hier kan door optilling van dergelijke deeltjes potentieels energie vrijkomen en kunnen cumuli congesti of cumulonim-hi ontstaan,
Normand onderscheidde in b) nog tusschen een werkelijk latent tsrpe (fig.4) en een pseudo-latent type (fig,5). In het eerste geval is de arbeidnbsp;noodig, om de individueele kromme van het deeltje (droge en verzadigde adia-haat) tot snijding met de geometrische toestandskromme te brengen (punt B)nbsp;kleiner dan de daarnö vrijgekomen labiliteitsenergie; bij het pseudo-rlatente type is deze arheid grooter.
Zoolang men de deeltjes-methode toepsst, heeft deze laatste onderscheiding van Normand weinig beteekenis. Immers, de arbeid, die noodig is om het deeltje tot het punt 3 te brengen wordt geleverd door de een of andere uitwendige oorzaak. Serst boven het punt B begint de eigenlijke cumuliformenbsp;wolken en het is dan niet meer van veel belang, of het meer of minder energie heeft gekost om het deeltje tot het punt B te brengen, a-fgezien van denbsp;snelheid, die het deeltje in B heeft.
Bovendien mogen Normand*s beschouwingen niet worden toegepast wanneer de lucht h.v.langs een frontvlak opstijgt, aangezien de verticale temperatuur-gradient door dit proces verandert. Dit werd voor het eerst vastgesteld doornbsp;Rossby (I9324J. Hij toonde aan, dat een laag, die oorspronkelijk in stabielnbsp;evenwicht verkeerde, door optilling onstabiel wordt indien de potentieelenbsp;natte-boltemperatuur of de potentieele aequivalente temperatu\ir in die laag
-ocr page 38-t
. •• i
h'
♦
I
o
- 14 -
met de hoogte afneeint en wanneer condensatie optreedt els geTolg van de op-tilling (fig*6). De laag wordt dan potentieel onstabiel genoemd,
In een convergentiegebied of boven een front onstaan slechts dan groote cuffluliforme wolken» wanneer de betreffende luchtlaag tieweeWref onstabiel is»
9* De laaK-methode»
Hoewel dus de deeltjes-methpde bij vrijwel alle stabiliteitsbeschouwingen wordt toegepast vormt ze in twee opzichten een benadering, beide terug tenbsp;voeren tot het verwaarloozen ven de wisselwerking tusschen de deeltjes onderling» In de eerste plaats meet men in aanmerking nemen, dat om de opstijgende wolk een tegenstrooming ontstaat. De verticale beweging omhoog houdt immers op eenigen afstand boven den top ven de wolk op. Wanneer er geen lokalenbsp;dichtheidsveranderingen boven of onder de wolk plaats vinden en nergens horizontale divergentie of convergentie optreedt, volgt uit continuiteitsover-wegingen, dat er een compenseerde tegenstrooming moet bestaan. Deze tegenstrooming hangt samen met den vormweerstand. In de tweede plaats werkt de turbulente wrijving, die tot een energiedissipatie aaleiding geeft (oppervlakte-weerstand)» Deze dissi/^patie maakt, dat minder energie voor de vrije convectie beschikbaar komt, dan uit de deeltjes-methode volgt. Behalve deze tweenbsp;effecten wordt dan ook de straling gewoonlijk verwaarloosd,
De invloed van de tegenstrooming werd uitvoerig onderzocht door J,Bjerknes (1938) en S.Petterssen (1939)* 2ij brachten de tegenstrooming echter niet direct in verband met den vormweerstand, zoodat hun beschouwingen onafhankelijk zijn van de verticale afiaetingen van de wolk. Wel wees Bjerknesnbsp;op de wenschelijkheid om de geheele wolk in de beschp^fingen op te nemen.
Petterssen onderscheidde bij de ontwikkeling van de z.g.‘*l8ag-methóde*' de volgende drie gevallent
1) nbsp;nbsp;nbsp;Een verzadigde opwaartsche strooming, omgeven door niet verzadigdenbsp;droog-adiabatische dtóende lucht,
2) nbsp;nbsp;nbsp;Opwaartsche strooming en dalende lucht in de omgeving zijn en blijven beide verzadigd. IToor de dalende lucht wil dit zeggen, dat hierin waternbsp;in vloeibaren vorm aanwezig moet zijn,
3) nbsp;nbsp;nbsp;Opwaartsche strooming en dalende strooming zijn en blijven beidenbsp;niet verzadigd.
-ocr page 40-o r'f
V r-
â– vs-'.sV
gt;-y nbsp;nbsp;nbsp;‘ *
j i. ; j ' J [•3 ’.'-v ,. J )j J. ,‘j' ' ■| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
- 15 -
Voorts voerde AOtterssen drit teperkesde bep®linden lm
o) Horlaontalt hmêirXng^n verooraekea c««b instroomeij of uitatroomezi van lucht la ;• beschouwde lasg*
b) nbsp;nbsp;nbsp;De toestaad is bsrotroop bi^ het begla van do beweging, d,ir**,de vlok-ken vsa geileken druk vallen set de vlekken van gelijke dichtheid sonen*
c) nbsp;nbsp;nbsp;Alle tewperstuureverenderlagen si^n sdlobstiscb.
E*e dwrde voorwearde wil aeggen, det afgealen wordt van streling en tuiw buiente uitwisseling ven deeltjes.
ült s) volgt, ist door leder willekeurig isobarlsch vlek of door iedere isobsrei^srsXlelle leog set eenheid van dikte een gelijk transport ven tas-se OBiheog en omlaag bestaat, wanneer de dichtheid locaal niet verandert. Ernbsp;/‘oldt dent
(9.1)
M' iAr\ ^ -ur
wear N en Iv* taas«3 ac snelheid ven de stijgende lucht en /^en nbsp;nbsp;nbsp;en
snelheid van de dalende omgeving si^Jn*
it’ voorwserde c) volgt, dat alle temperstuurverarederingen volgens de volgende vergelijkingen plaats viadem
(9.2)
(9.3)
(9.4)
(9.5)
stijgende niet veraadlgde lucht.
'M
^7
^ Ta/Stijgende ver»»dlgde lucht. ^^ƒyö^voor dalende niet versadigde lucht.
d«# lende verasdigd# lucht.
? ieria beteekenea nbsp;nbsp;nbsp;«cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1* temperatuurveraaderinjcen per tijdeeea-
held Ic de ttijgende respectievelijk dalende lacht, .p desa vier betrekkingen aal bij de kritiek op da methode v«n jorknes en etterasen worden teruggekozen.
in het 8l;jezocn aal In de otsuafeer aan da drie boven genoemde voorwesr-den niet zijn voldaan, f^orlsontale divergerende of convergeerende bewegingen b.v.sullen steeds »in of meer eonwezig tljn, vooral nabij ds bssis van
-ocr page 42-Wv
\K\
- 16 -
de wolk, waaT in het algemeen convergentie optreedt en boven den top van de wolk weer lucht divergeert, De temperatuur van de wolk zou ook in de basisnbsp;kunnen verschillen van de temperatuur der omgeving, wat in tegenspraak metnbsp;b) zou zijn. Tenslotte oefenen straling en turbulentie hun invloed uit, zoo-dat ook aan de derde beperkende bepaling in werkelijkheid filet is voldaan.
Indien echter wél aan de drie voorwaarden is voldaan, en een impuls wordt aangebracht, die een massa omhoog doet bewegen, terwijl een massa /V zich omlaag beweegt, komt in een laag een hoeveelheid warmte vrij pernbsp;tijdseenheid:
Hierin beteekenen:
^ de warmte, die per tijdseenheid in de laag met totale massa vrijkomt (resp,verloren gaat), c/l, de soortelijke warmte van vochtige luchtnbsp;bij constanten druk, terwijl de overige symbolen reeds vroeger werden gede-fineerd.
In het laatste lid beteekent de eerste term de uniforme verwarming (of afkoeling) ven de geheele laag, terwijl de tweede term de extra verwaïmiingnbsp;(of afkoeling) van het stijgende gedeelte der laag ten opzichte van de dalende omgeving aangeeft. Alleen de laatste term draagt bij tot de scheppingnbsp;of vernietiging van kinetische energie.
Betrekking (9»6) kan nu op de drie verschillende gevallen worden toegepast. Het voor de pnaktijk belangrijkste geval is : 1) een verzadigde op-waartsche strooming in een niet verzadigde, droog-adiabatisch dalende omgeving. Voor dit geval gelden de formules (9.1), (9*3)i (9.4). Deze drie fomules in (9*6) gesubstitueerd geeft:
ck en nbsp;nbsp;nbsp;(fig.7) dan komt men tot de volgende
Ifi
Zet men nu betrekking:
(9.8)
De eerste term geeft weer de \iniforme verwarming van de laag, de tweede term de verwarming van de opstijgende luchtkolom t.o.v.de dalende lucht innbsp;de omgeving.
-ocr page 44-'3 nbsp;nbsp;nbsp;■’ J .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■•quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: : ■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ J. J .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;
. nbsp;nbsp;nbsp;‘y-^VAb .r,quot;.
;* nbsp;nbsp;nbsp;;; V rtsi.lj, 1 -
.'i‘a , ri nbsp;nbsp;nbsp;tioo -i ' 'inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:t-
:.1 nbsp;nbsp;nbsp;:'j. 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■?gt;.■’ ■*;. t-rgt;
i i'â– 'â– '1 nbsp;nbsp;nbsp;;'s6't^'3. V l'T ' nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;â– r[ ,
.; • nbsp;nbsp;nbsp;( ü.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' J 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' U ■’
V
' v\ A -\
ïO^n»?!
/i ïi? . ■u
â– C al
, , .1 V nbsp;nbsp;nbsp;l‘
'J ‘ J. .
'’.ev. ■n--
5'. nbsp;nbsp;nbsp;,â– .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;â– .' X
,;: nbsp;nbsp;nbsp;a*gt;ünbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V . oX.
^ j 7.1 -i -. nbsp;nbsp;nbsp;â– gt;.,â– â– '
4»
' lt; nbsp;nbsp;nbsp;^ j ‘o?‘v- V
- . â– gt;
.3 ' . . . J . nbsp;nbsp;nbsp;n i .. •:
ï».' nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cl' \' V :7 .
.1V“i ?quot;• ■n =!V 1, n j • nbsp;nbsp;nbsp;'7X7
' J ■. j'? ■• .7 ■• nbsp;nbsp;nbsp;;'^!T ■V .0 wi'f
. -v-.-., V-; nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■. ^^isi ;.j;-x®3s:@T
ft \ • .t' â– - 'i . ■• â– .3 'â–
’ nbsp;nbsp;nbsp;9s ■■'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.;'■•■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.,, ,
â– _â– 'â– . â– â– ,v nx nbsp;nbsp;nbsp;.'-L ;/â– nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*-
■•» j,idü79 'vN.'-; nJ. ‘
-!â– t
» - V ül:-.
: -.ni
.4;i-x ^\-r7/ o;'.-..7 txmi ».lt; nbsp;nbsp;nbsp;-.â–
1p.-X -OUL 9t 7J j7
Het 'blijkt, dat de wolk even warm blijft als haar omgeving, wanneer^^^ c*
is, terwijl energie gewonnen wordt wanneer nbsp;nbsp;nbsp;Formule (9»8)
leidt dus tot een andere stabiliteitsgrens dan de deeltjes-methode. Een
voorbeeld hiervoor is b.v. het geval dat ^ = 0 en nbsp;nbsp;nbsp;o in een 'bepaalde
laag, d.w.z.de geometrische gradiënt is gelijk aan den verzadigd adiabati-
schen gradiënt* Hieruit volgt de ongelijkheid nbsp;nbsp;nbsp;, uit formule (9»8)
ff
blijkt dan, dat de opstijgende wolk kouder wordt dan haar omgeving. De atmosfeer is hiet stabiel, terwijl de deeltjes-methode in dit geval indifferent evenwicht geeft.
Het belangrijkste geval is bij de laag-methode evenals bij de deeltjes-methode de voorwaardelijke onstabiliteit, d.w.z. nbsp;nbsp;nbsp;en ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• Hier
is het teeken van den energieproduceerende term nbsp;nbsp;nbsp;^ ^)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet
uitsluitend afhankelijk van nbsp;nbsp;nbsp;en ^ maar evenzeer van ^Y/V/ gt; d.i.dus van
de verhouding van de massa uit de laag, die omhoog beweegt, tot de massa die daalt. Zalnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bij gegeven en ^ positief zijn, dan
moet nbsp;nbsp;nbsp;beneden een optimum-waarde liggen, die wordt gegeven doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
Naarmate dus kleiner is» vergeleken met ai , moet ook kleiner zijn, vergeleken met , wil bij de convectie energie worden gewonnen. Isnbsp;dan wordt de massa vertraagd in de richting van de beginimpuls. Wanneernbsp;ƒ3 kleiner is dan (A , moet de ruimte, die ingenomen wordt door de opstijgende lucht (wolken) kleiner,zijn dan de ruimte, die ingenomen wordt doornbsp;de dalende lucht (compenseerende tegenstrooming). Petterssen leidde hieruitnbsp;af, dat bij een geringe voorwaardelijke onstabiliteitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;3Le be
wolking moet bestaan uit een groot aantal kleine cumuli gescheiden door betrekkelijk groote wolkenvrije tusschenruimten. Dit blijkt door dewaarneming te worden bevestigd. Aangezien blijkbaar slechts die impulzen worden uitgezócht waarvoornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;spreekt Petterssen van selectieve onsta
biliteit.
Inmiddels is het niet zeker, dat de conclusie, dat een groot aantal kleine cumuli zullen voorkomen indien ^ nbsp;nbsp;nbsp;is, zonder meer uit de laag-me-
thode mag worden getrokken. Behalve door veel kleine cumuli in een groote ruimte kan ook aan de voorwaardenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^oi'den voldaan door één
reusachtige cumuliforme wolk in die ruimte. Bovendien mag men niet onderstellen, dat buiten de cumuliforme wolken de atmosfeer overal een dalende beweging heeft. De tegenstroomingen concentreeren zich om de wolk en opnbsp;grooten afstanc^^ar zal de atmosfeer geen verticale beweging vertoonen. Ooknbsp;de onderstelling, dat de snelheid over de geheele doorsnede van de wolk con-
-ocr page 46- -ocr page 47-- 18 -
stant is, vormt slechts een henadering. Verschillende van deze bezwaren werden reeds door J.B^jerknes (1938) naar voren gebracht.
Ook zonder deze bezwaren, waaraan door de onbekendheid met de werkelijke stroomingen in de atmosfeer moeilijk zal zijn tegemoet te komen, is het echternbsp;mogelijk kritiek op de beschouwingen van Bjerknes en Pstterssen uit te oefenen. Deze kritiek is gebaseerd op de fundamenteels betrekkingen (9*2), (9*3)inbsp;(9.4) en (9.5) zelf en zal hier worden geleverd voor het geval van een verzadigde cumuliforme strooming omhoog in een droog adiabatisch dalende omgeving.
Volgens Petterssen gelden voor de temperatuursveranderingen in een bepaald niveau de betrekkingen*
(9.3)
gt; ''
Ivoor de stijgende wolk.
ij) de dalende tegenstrooming. (9.4)
Uit beide formules volgt, dat bij een voorwaardelijk onstabiele atmosfeer zoowel de temperatuur in de buitenlucht als de temperatuur in de wolk continu zal stijgen. Het is duidelijk, dat althans voor de wolk deze conclusie nietnbsp;kan worden volgehouden, (fig.8). De betrekkingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is
slechts juist voor de laag, die meters boven het convectieve condensatie-niveau ligt, en dan nog uitsluitend gedurende de tijdseenheid na het begin van de opwaartsche beweging in dit condeusatieniveau. Nadat de wolk eenmaalnbsp;de betreffende laag heeft bereikt, geldt, wanneer wordt afgezien van turbulente menging, datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet voldaan zijn aan betrekking (9.3)
van Petterssen, vindt zijn oorzaak in het feit, dat in de wolk nbsp;nbsp;nbsp;is,
zoodat een toepassing van (9.3) in de wolk geen zin heeft. Dit is niet het geval bij de tegenstrooming (fig.8). Hier geldt inderdaad, dat de temperatuur van de buitenlucht continu met den tijd toeneemt. De betrekking (9»4)nbsp;geldt echter eerst voor een bepaald niveau wanneer de wolkentop dit niveaunbsp;is gepasseerd. V5èr dit tijdstip bestaat in het beschouwde niveau immers innbsp;het geheel geen tegenstrooming. Hieruit volgt, dat aan (9*3) «n (9*4) nooitnbsp;gelijktijdig in een niveau Z ken zijn voldaan, daar (9*3) geidt wanneer denbsp;wolkentop beneden 2-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«u (9*4) wanneer de wolkentop ^ is gepasseerd.
-ocr page 48-r,l
3i -
t i- ' nbsp;nbsp;nbsp;Oi-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'jt vi . •¦ / i^' .Jk- - • ¦ _*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j , ' ,^ lt;J . ^ t Ü ' ¦'
,ï-IoaiQ3_, ns-iov ‘icca (i^^X) aarj-'r - . nbsp;nbsp;nbsp;jonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;.if54;a
.”3:^,’ '«n i'-’O:,- flsn-iö!:-,. (OSTtewSSCf nbsp;nbsp;nbsp;,to*.
¦ ¦ ;- nbsp;nbsp;nbsp;loc; :-.i,iXioocnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;©fi al gc^^uO'. ia^a
; u rrwöö't*‘J?ó
‘ nbsp;nbsp;nbsp;aov ö9gt;4rtXwi*ojl3asd üi ,k^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..;:J:L.., .:gt;.
' . nbsp;nbsp;nbsp;,(S.(')nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0i?-;Jo'?’“(tóaüi oi :onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- ¦¦; 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..i.. ^
--T V :::?8 agt;’v 16V“.‘-¦ X'-.^ lóo.v i-x«v.-,X nöX'iow ir«iri its 3if. nbsp;nbsp;nbsp;(¦¦’.V'’gt; ua ...
vo. ?’ .-! 9igt;{I6j.oi- rfa3iJ?;dBj,r r . ,-.0‘r‘ .¦:?'• ai ^ooxfeo SiiiJtco-ïia »flriDil.fi.iT= :.;.•; 91,^1-o.^; ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0” “* ci nasaX'TaX'ayi; ^o‘j..i; J-BTr:; .: '’.f ei* a'-'cv «efgt;X^3 it^oaieiX^ do * ,¦ o ƒ
ia9oaxifv's*iXrgt;d ej i- v'\
.dI'.^;9fgt;no ‘Jdn nbsp;nbsp;nbsp;nrovi;::nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Vi
9 : «bxieXul nbsp;nbsp;nbsp;gcovnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j -.,.^ ^
' ' ,^3[: v asXirfflio'l ; . ied di-, iué fli ix;L'de'X«lt;nted eX löw (. ,.'!.eiL.' .. ai d»]I .RdSt-tiö Xesnbsp;Xi! .Htj'idatf w . ; ,..;4X'i .:inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .;9L uoileoIO'quot; nslr^ow ücM
o: ¦t/oxo.-oXi ^leideiano nbsp;nbsp;nbsp;Gft» c'
ffOu-Jooa ?fl o eb ci xi''-.; -r “.'jd aigt; fif-t
i6 quot;¦ nbsp;nbsp;nbsp;iiöo Iri XtJCV
.? ¦ V *** '^ ' )
-e i: j t--.3£i9iiïcgt;.Qi ovaidoevaöo i-sli .nsvoc: aioSo - alfi nbsp;nbsp;nbsp;ar.*-v .ni-ltij sdxiösla
nlof'O dod rn XiednseaXtl^J' «Jbaerr ;^8’ bnr’ilijladio n^'r? r:-'• n , ;il uaeTlc Inr,;t^fo o iIXoo - rsitfi;; .tjo--vinsii^a •: ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ :.i.i' clnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yno -in:.*- ab nev
-I.' a.'d 'v'v- ae.l,.:;''- .1'! ;^Mcnv xeöiincjy ,d- nbsp;nbsp;nbsp;' ,igt;i9xed’ tj-öi-inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«i a.-’i i¦.X'ted “.l'
f ~SG «tia i'Hf^tCov quot;eia de’ .ai o -'^5 nbsp;nbsp;nbsp;j-iai:. :- eoa, '
¦\^ 3iioï? ac r‘ .t»-. «diai död oX jï9a.sxoö nbsp;nbsp;nbsp;ind^aao.'J Je gt;¦!’v
d..'. d^ln e.i dll . nbsp;nbsp;nbsp;o.i;. aey’. jfXow eb r»^ (^.0^ c-V ^jOJasJxy-o.j nee d ec-.).;-
-Exaqaisi eb dfb .böoiix-? ni af» Ie 'xs i .lt; . ^(Glinooxdaiias»^ j‘I -(¦p.lt;?) 5alio9Xd»o oo .jTfoefl -gd bi;li nei de:': usidnos ddDti.'neJiao -..: c'-v xo. J ; r.evufi dxi) qodnoolic ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, x-enna;*- Msavia bX*«q»d aas loor dax e xejboe *’
ax siriruri iJB9Vlc ahvi.o'oae-: de^l cl nbsp;nbsp;nbsp;q-iJ3bt;ld dlx/ xó'\' .Xieeaor- *
n. -iL-MfliiBW dbla:.; nbsp;nbsp;nbsp;cccl ,a'gt;il)Xcv n^J.\ n»'-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;öaavin Gse ni oiii;.cdotxio
. _ *v386'i9x al Ji, qod it-oio xd xoxaaB:» (¦'¦•.gt;:) ne fd^iX .i ceb'':.eo qoir. t ’Io-
-ocr page 49-19 -
De conclusies, die werden getrokken uit (9*8)t «®n formule, die werd afgeleid uit (9*5) en (9*4), kunnen dus niet ^Juist zi^jn.
In hoofdstuk III zal in aansluiting op de hier ontwikkelde beschouwingen een berekening worden opgesteld, waarbij de tegenstrooming als het resultaat van den vormweerstand, dien de wolk in de atmosfeer ondervindt, zalnbsp;worden opgevat.
Vervolgens zal worden getracht voor het probleem van den oppervlakte-weerstand een oplossing te vinden.
-ocr page 50-- ¦¦ 1
-l,s irimi ai’.. , nbsp;nbsp;nbsp;jrr r?' ¦uoa;?‘*‘rinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: J'quot; jaeiSülDrïöü ^
^«liüs o^iff nbsp;nbsp;nbsp;frtöt iii;''nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a- CC.t ; J':r i/ieX»g
.¦.’ ;odöa9d »r nbsp;nbsp;nbsp;r-,rt^aünbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gnHitiTa 1'(jrü- rr^ ^-#wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i»jj’''nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦quot;’ M
¦: nbsp;nbsp;nbsp;dsw[ si;- ^ïf'tyoo-rtamp;ctö^ï^d- o-bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.fc-Xe^sasqo iie/j^ow .oil:. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•':'gt;'» a; ¦’'
‘i«#lacgt;-id‘.- rv' nbsp;nbsp;nbsp;at; nsi;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aov aoi i‘¦¦ wi. j
.d.ov«sqo ‘t^biOvv
“¦•datalvjaqqo aafc a--*v a«öldlt;rxq d'öd locv d'iot/xtfaji 'i^w‘Xfis aca^Xovi:;--,
' nbsp;nbsp;nbsp;•.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»d »ni^i=«oIqo a**® ligt;n3;5i'X;?3W
V,
¦ V'
•. ^'l-\
K'
. nbsp;nbsp;nbsp;.w^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
I
-ocr page 51-- 20 -
Hoofdstuk III
De vormweerstsud van Cumuliforma wolken CKolom-metliode).
10, Vormweerstand en Terplaatste vloeistof.
Zooals in de vorige hoofdstiakken naar voren kwam, houdt de tegenstrooming verband met den vormweerstand. Een theorie omtrent de energiedissipatie tengevolge van de tegenstroomingi zal dus moeten berusten op beschouwingen omtrent dezen vormweerstand,
De vq^T^e^st^d ontstaat, doordat het bewegende lichaam een gedeelte van zijn hoeveelheid van beweging mededeelt aan de verdrongen vloeistof en hijnbsp;is dus in beginsel een traagheidsaffect.
Newton heeft als eerste een mathematische uitdrukking voor dezen weerstand opgesteld (zie ook hoofdstuk I), Hij vond, dat de vormweerstand W evenredig is met F , de doorsnede van het lichaam, loodrecht op zijn bewegingsrichting, met de dichtheid van de verdrongen vloeistof ^ en met hetnbsp;kwadraat van de snelheid van het lichaam it % dus*
(lo.l)
waarbij C een constante is, die van geval tot geval een andere waarde aanneemt, Newton veronderstelde, dat c varieert met den vorm van het lichaam, maar onafhankelijk is van de afmetingen van het lichaam en van de snelheidnbsp;waarmede het lichaam in de vloeistof beweegt. Latere onderzoekingen hebben
aangetoond, dat dit niet juist is, en dat moet worden opgevat als een functie van het Reynoldsche getal ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, waarbij ^ een maat is voor
de afmetingen van het lichaam en ^ de viscositeitscoefficient,
De energie die tengevolge van den vormweerstand voor het bewegende lichaam verloren gaat komt ten glt;^ede aan do verdrongen vloeistof é Deze energie kan worden voorgesteld alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waarbij S de weg is waarover de
weerstandskracht werkt, Dasiniit volgt, dat de energie, die ten gevolge van den vormweerstand voor het lichaam verloren gaat, kan worden voorgesteld
door:
waarbij de kinetische energie van het bewegende lichaam voorstelt, Aequi-valent met deze uitdrukking is*
(10.5)
/=. E.
-ocr page 52-_ i ü. '.u.' OBV va ¦' nbsp;nbsp;nbsp;* xi'V.*; ¦a'xbV
.. nbsp;nbsp;nbsp;“./i; iji'quot;'-.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftf»? ’V 'T 'T’ft frenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ic
r ; sleoOiS
jraleexbel *2 '‘:f5 öi' d'fsea^'io »i,-^oö X
. nbsp;nbsp;nbsp;‘ V'.] f)fltftdT'*V
- nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ctXnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;q ' nadsc-isf^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n.,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- *• ... .... r •'-Xcv^'
. Ofi' Ü-.-lTjO'.'/^OV iI9S?t dn5' X
'¦V r. ffei-a-'. fïs» raeuufoi.I nbsp;nbsp;nbsp;o'aJ J'-'v'x o;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^jPS^^'^3^tPL^2’l9}[ quot;¦'
¦'X i lo^Bi.èoI’V nr'ml t;?v fret nbsp;nbsp;nbsp;, .' i,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•quot; \ LlsrfXijsv^^on' .rif;.f;\:
; '¦•''! £'V-:;il--od ftX ¦3:sb • ¦
-T'ov nbsp;nbsp;nbsp;tiloeX,; .J) . aoonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d-'i.;--'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ao^7,-s
W Èfff;? ‘1 ¦ ; u'V 'j^b ,brtor f;i ' . .. .^ . miood Aoo 'bJ.:-::) rle;;3a;:7c ' - nbsp;nbsp;nbsp;:
-»;?«cl ff^is ^t^OfixbooX (¦nesKoif d-«n rcr-v nbsp;nbsp;nbsp;dO:quot; es : ,i *'T ’'V
^3fi t9m a» Cis^ lodi X^clv rr-»-no'ió'isv eis n«v Ms fXXoiJb *Xgt; tem ,-:nid •'oi'i;;
zsiJb , -iiefwtoiX ^«iri aer ,5i®4il»ne al. nr-v a:i •
xl.ol}
gt;4 'X TVxT
a?ia sl : di^vayqo'0afgt;rr ¦ d'aoïn ü nbsp;nbsp;nbsp;ac ,3i fsii:', daia IIX deb ,igt;aoodöi;'i3.-
'locr' 3l lü ; • ffsa nbsp;nbsp;nbsp;tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Xi-t?'%-;, s XoaLlofficaSi aar
.¦^itSisillaooaXi^ XieosalY *1 nbsp;nbsp;nbsp;«anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tarf «ev flasai^auftr
--¦ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;9v#!gt;d tad a-jfov fcaelsaaawwaoY nai nev aquot;iXsvw:®5t aünbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aC
n; - s :: .lotf^aisorv fT^' nbsp;nbsp;nbsp;sJb nèe aamp;aog fral ladaf'^aag na-ioXisT mserfo
. . 'I -v .'lOf: ? el sa^i ai \ nbsp;nbsp;nbsp;\ alc bXadea^’T'^ov naürto.v cei-
;¦/ -'‘ovs' r’jjf, «ü ,ai;^'r''jna si nbsp;nbsp;nbsp;,±:§Xov llïnsaO .ty.iém drior/rjfabnetB'ts^v/
~ nbsp;nbsp;nbsp;^V4*i ^ ti, 2gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ tV
C
‘i ..gt;v üi edoiX ai-ri:;-; si'rsd Jerl a^v ri quot;--rs ;3Xo’W nbsp;nbsp;nbsp;9b ^ (jldieew
: i .-fi: :’ vi- 1‘ f ©;s*5 lam liialeY
-ocr page 53-- 21 -
waarbij £ de gemiddelde totale energie is van de verplaatste vloeistof, bestaande uit zijn kinetische energie en zijn inwendige en po-
_ f
tentieele energie £j • Wanneer men dus de totale energie van de verplaatste vloeistof op elk oogenblik kent, is de grootte van den voiroweerstand eveneens bekend. In de hydrodynamica is dit vrijwel nooit het geval. Paarnbsp;moet *W^ worden bepaald met behulp van de functie c[RJ •
11. Vormweerstand en convergentie.
Bij de bepaling van den vormweerstand van cumuliforme wolken zal wor-den uitgegaan van een bekende kinetische^en potentieele energie van de verplaatste lucht. Bit komt dus in feite neer op het voorschrijven van
' nbsp;nbsp;nbsp;- r /nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.Het zal blijken, dat deze, op het eerste ge-
zicht onbevredigende, methode toch in staat stelt om bepaalde conclusies omtrent het gedrag van cumuliforme wolken te trekken.
Boor het opstijgen van de cumuliforme wolk ontstaat beneden de basis van de wolk een lüchttekort, terwijl aan den top van de wolk een luchtoverschotnbsp;aanwezig is.
We kunnen a priori onderstellen, dat de oude toestand wordt hersteld door convergentie op groote schaal onder de wolkenbasis en divergentie boven dennbsp;top van de wolk. Een eenvoudigfquantitatieve beschouwing leert, dat dit in_nbsp;derdaad mogelijk is.
Iaat ons onderstellen, dat in een gebied van 100 km. lengte en 100 km. breedte ciimuliforme wolken opstijgen met een gemiddelde snelheid van 1 meter per seconde, terwijl deze wolken 1/5 van den hemel bedekken.
Door het opstijgen van de wolken wordt 1/5 x 1 x 10^^ m^ lucht per seconde aan de ruimte onder de wolkenbasis onttrokken. Indien we nu onderstellen, dat de wind volgens de X-os is gericht, beteekent aanvullingjrvan deze onttrokken luchthoeveelheid door horizontale convergentie, dat Jcnbsp;gelijk moet zijn aan 1/5.10 gë^ waarbij t het volume onder de wolkenbasis voorstelt. Wanneer de hoogte van de wolkenbasis 1000 m. bedraagt, betee-kent dit resultaat, datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0,2 m/sec per km moet bedragen, een waarde
die van de goede grootte orde is volgens Hesselberg en Friedmann (1914).
-ocr page 54-\ GldxKi,'. ^¦; gt;0 , tod-
quot;X
tquot;
• nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- ¦ V j. '-^
, nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'/¦ ,gt;EX 'U! ^'. ('-. t'X ;¦ ' ''-^ ^
: i ao)\So- nbsp;nbsp;nbsp;Mw(-ju0 n-v fcccj^-x ¦ \- nbsp;nbsp;nbsp;:'•! a Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-gt;1 'i.'H:?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.Si,-?.i jnadc ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rijgt;: riaj ?• 'V nbsp;nbsp;nbsp;¦'!• vr, ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'f ‘ »É j ¦¦¦ nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,a ;i-. d ,11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1. :.. ;¦ nbsp;nbsp;nbsp;; .. ¦ ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;or Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;*vjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-o dlt^'danbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦•u,;.UiB J 3^: mbn-'-'-Q gt;lu’ J u -i. . ie. © o: ¦•':’'VOd^OöI /?t0 AI Jï: lt;‘L AiXV 'TOi iV-.. sj.vT'v.. dfcxour l)fled8»0J - - ir770.-i eiff3 oisf^dns quot; jii. óGi' ,-amp;Tool 3niv/üüquot;039G evi |
• V ilCft 9.-' 1 : nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt; V) ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,®i:gt;n.®3i,fc9’iv'* .;uo fcoi:; ¦ ^ \ . ' O asiv ^«ofca,-. j'9 ' dn-..‘i^-.'O -...¦gt; nbsp;nbsp;nbsp;1 V ¦¦• . -idaqo is. ¦¦ s[,-. '¦1.' nbsp;nbsp;nbsp;aJOW-f rJO0 UilO- 9i; .8.-. ;,i£»waea .' . nbsp;nbsp;nbsp;¦'¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ‘; j. u izansii '¦' '' • :' nbsp;nbsp;nbsp;u ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ns xovrr ' v' . nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;':nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*/ lt; 'J J |
¦!« 3d^,nel .,TDi 'X)i rtev irsidö;^ xia©
:v bierflaaa •JblsJbiji'ne--, có»
. 'saLXefceX leacil anL cev nbsp;nbsp;nbsp;quot; ¦
j üüi nbsp;nbsp;nbsp;X J X V -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
• ¦ ¦: n • ijn rroi i'. nbsp;nbsp;nbsp;. ae . .u/.: d. 'u; - ,-
.. •. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dna .::53’' ,u .gt;.:¦,
X ^ nbsp;nbsp;nbsp;^ Xv ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;au*;: - = ,.'
...; o. i. ^ao d-naXov derf nbsp;nbsp;nbsp;aivtu;
firttïiïibeii ' m gï:--'Tej,
vJ - ,
l
/ o • -f ' nbsp;nbsp;nbsp;,
, .--• . .' SdCS' -Il: uu jj atra 'iuu
:M-.
- 22 -
Aangezien een verticale beweging 16ovën den top van cumuliformc wolken nooit is geconstateerd, moeten we een even groote divergentie in het topniveau aantreffen, rien dergelijke sterke verandering in stroomingsveld vannbsp;basis naar top zal zeker niet altijd voorkomen. Het staat dan ook vast, datnbsp;een dalende beweging van de lucht tusschen cumuliforme wolken aanwezig is.nbsp;Deze dalende strooming wordt tegenstrooming genoemd.
kij zullen in het volgende onderstellen, dat uitsluitend de tegenstrooming werkzaam is om het luchtoverschot van het topniveau te voeren naar het basisniveau van de cumuliforme wolken (onderstelling a) van Fetterssen).
Uit het voorafgaande volgt, dat althans een gedeelte van het luchttekqrt onder de wolkenbasis kan worden aangevuld door horizontale convergentie reep,nbsp;een gedeelte van het luchtoverschot in het topniveau afgevoerd door horizontale divergentie.
12. De verandering van de dichtheid met de hoogte.
In hoofdstiik II werd een kort overzicht gegeven van de resultaten van Bjerknes en jretterssen, damp;n invloed van de tegenstrooming op de bewegingnbsp;van cumuliforme wolken in een voorwaardelijk onstabiele atmosfeer betreffende. Het bleek toen, dat de toepassing van de vergelijkingen*
2\r
(12.1)
ui
(12.2)
é
niet gelijktijdig mogelijk is.
Ook indien we hiervan afzien, leiden de betrekkingen (12.1) en(12.2) onder bepaalde omstandigheden tot moeilijkheden. Bjerknes (1938) wees op de wenschelijkheid om de energie te kennen, die wordt omgezet door de wolk alsnbsp;geheel. Dit beteekent, dat zal moeten worden getracht (9*8) te integreerennbsp;van de basis tot den top van de wolk, d.w.z.det we 2^ en ivWeten kennennbsp;als functie van de hoogte x * Aangezien al. de dichtheid in de atmosfeernbsp;met de hoogte afneemt, zullen in het algemeen ^ en tvr'op een bepaald oo-genblik met de hoogte vaxieeren.
ke kunnen de gezochte functies op verschillende manieren trachten te benaderen.
In de eerste plaats kunnen we onderstellen, dat de wolken cylindrisch zijn en dat geen horizontale convergeerende stroomingen tusschen de basisnbsp;en den top optreden. In dit geval geldt voor de verticale snelheden*
(12.3)
^ •» o ^
-ocr page 56-SS
- nbsp;nbsp;nbsp;v4 . ¦ V
(tï'ic;, v-'t:.. nbsp;nbsp;nbsp;^'-vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gffj 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• d,¦
¦ ¦ n-0
'.rn:* :t '- nbsp;nbsp;nbsp;- ! 'Jn- ; : v.jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ v quot;¦ -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r' , i v'
; ’¦.',':v^v nbsp;nbsp;nbsp;.'t ¦¦' 'lt; inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i ' ,'B i T ¦' : ao . ar''i ler'; r; ¦ ^ ' r
«
a r' d• nbsp;nbsp;nbsp;¦; v .fslt; a'¦' V Sf.I S S :,gt;ar X^k joJ “T- n
' i'aa .: a^.-Io.S ¦aó i i I ar: iJ-- tv.^J'^n/rf h rr'V nbsp;nbsp;nbsp;quot;C ’3Cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i^.- .,
, nbsp;nbsp;nbsp;'irnJ .o- '¦t'rt“;'’a'‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,*. '¦' ¦ .'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nX'r''’'* 'Trj'3 r r n''’!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
a r.-n noTaov -r^ ;r'»v.Xa''oj nbsp;nbsp;nbsp;v rfr'jf^na'n-^r a ra •.’ flii: s-quot;y 1 •
. ¦'risas-i :• t*- nbsp;nbsp;nbsp;(¦'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aaT'iiSno ; acsi^Ir ¦¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ci^faf/o -,1- - Y ......vi.'rrü '
s.
rraa ooJ'i’ 'Y nbsp;nbsp;nbsp;nts snerfil ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:
\
: asfJ ;• -i ’--r nbsp;nbsp;nbsp;aX-io.l :;t Xlinrsgni - a^ j-'T ov nagt; 'Si
¦¦ . .:i *Ï04 nbsp;nbsp;nbsp;av-
'I. -t
ei? óleri^iax/) et; fi‘-v a/:J- .
V nssad'Iuee'i a.- nbsp;nbsp;nbsp;iiav-v .eY ^'1quot;) j ‘-rf'V
,r;,rrÊ a \tta r aer* ’quot;r-V i - r .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'. ¦ . i i tJrru/e 'ir V
. r--i nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.e?.
;'.' -'.Yed gt;i) qo Yfti.'ioo'x.twneaed- eJ5 n-\ L^yIv ! t -v ig»Ï3cmtJ-B el iid*5d^8«o it-i-tsir*!'’ W^'cv
:rfiv nbsp;nbsp;nbsp;9t rif'rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^vVi
V?^ •quot;' A ¦* ' ' ¦, i L ' onj ?ï ii. r, i d-gt;i i; a i o | |||||||||||||||
|
n-. ai:'
^•. nbsp;nbsp;nbsp;* '•¦ ’¦ '\'r ¦
-*¦-¦¦•-¦ » Ij
-n-
, •_lt;,
n.:l P
nexxOquot;;! ' a?! nbsp;nbsp;nbsp;’0;r5-\gt;~r ftö‘O'-S’ ©vx Xirix».s.’S.i- ,’fXö^ öi nrr '•'o;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' . tfo;» 3j-;- onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v
-'i^.- .;Ieü .rf»d nee qc''vJ r:0aaois^X- nbsp;nbsp;nbsp;. X --.eiltó ,jfmeerrl ¦ '?i-;oorf b .i:
.a-'teeiT«v ©jjiocd ei de? ?üX -. 'ea
-?*i ne?tdopgt;*id fiö'iolnvta'¦»r;a«IIa.dqa*l»v ao ?; v -aa.'.rlt ©3ifcgt;os®p er n^na??'
.?aansar
:o'Yi Y., Y-Ii a; iiadtio'v ©b deft «rtslledé'iebno »w iieamj;? eii 'I ¦ e *
• • , nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fl^sfllaooida »ftiï©'ie'Y'-?!5Viioo vi-ir^orriiof u*?;.:- i.J- rXIo;
; i'r .. • ' . rtr; ^-Xoiïi-d-xav ©ft xoov dbl©'} nbsp;nbsp;nbsp;dib gt;¦'i. ,néfte-idqr' lt;roü a-'
. . ¦ \
'c.'
Ca .
-ocr page 57-- 23 -
waaxtij /O en ^ de dichtheden voorstellen in de wolk en in haar omgeving. Ofschoon de2se methode in principe zeer eenvoudig is, leidt ze tot reken-moeili^kheden on is ze niet uitgewerkt.
In de tweede plaats kunnen we zoodanige horizontale convergeerende en di-vergeerende stroomingen invoeren, dat en op ieder oogenblik onafhan-keli;jk zi^n van de hoogte. Dit betekent, dat een extra, kinetische energie, nl. die van de horizontale stroomingen, in rekening moet worden gebracht,nbsp;wat eveneens tot moeilijkheden leidt.
In het volgende zullen we de tweede onderstelling omtrent 2^ en w'ge-bruiken, maar daarbij afzien van de kinetische energie der horizontale stroomingen. In feite beteekent dit, dat we een homogene atmosfeer beschouwen^
Dit is natuurlijk slechts een ruwe benadering, speciaal wanneer cumuliforme wolken met groote verticale afmetingen worden beschouwd. Er ontstaan doornbsp;deze benadering eenige principieels moeilijkheden v/aarvan moet worden ef-gezien, zooals b.v.het feit dat in een homogene atmosfeer de verticalenbsp;temperatuurgradieënt onveranderlijk 3*42° C per 100 m. bedraagt.
1'Jiettemin mogen we verwachten, dat onze benaderde oplossing van het probleem iets beter is dan die van Bjerknes en i-etterssen, vooral ook omdat we zullen uitgaan van onderstellingen omtrent de temperatuur in de wolk en haarnbsp;omgeving, die de werkelijkheid beter weergeven dan de gelijktijdige toepassing van (12,1) en (12.2).
We zullen de hier te ontwikkelen methode de kolom-methode noemen.
13» Rekenmethode.
Wil men de kinetische energie berekenen, die bij een of ander proces in een luchthoeveelheid vrijkomt, dan dient men ns te gaan, hoe de inwendigenbsp;en de potentieels energie van de luchthoeveelheid veranderen, welke warmtehoeveelheid vrijkomt en welke energiehoeveelheid door wrijving verlorennbsp;gaat. Volgens deze methode is Margules (1903) te werk gegaan bij het bepalen van de energie van storaen. Inmiddels is het berekenen van al dezenbsp;energievormen omslachtig.
Door Refsdal (1932) is een methode asugegeven, om althans bij convec-tieve bewegingen op een eenvoudiger wijze tot het bepalen van de kinetische energie te komen. Hij toonde aan, dat wanneer wordt afgezien van de wrijving, de labiliteitsenergie, die vrijkomt, wanneer een massaeenheid zichnbsp;door een medium beweegt en die niets anders is, dan de arbeid van de zwaartekracht bij uitwisseling van massa's, omgezet wordt in kinetische energie
-ocr page 58- -ocr page 59-- 24 -
van de be7;egende massaeerilieid en van de omgeving. Deze labiliteitsenergie is gelijk aan de som van inwendige en potentieele energie en de toegevoer-dc warmte,
De zoo gedefinieerde vrijkomende labiliteitsenergie is bij een msssa.-eenheid, die zicb van bet niveau Z, » naar bet niveau beweegt, gelijk aans
aCi-
(15.1)
waarbij de di ebt be id van de bewegende massa eenheid en de dicht be id van de omgeving voorstelt. Wanneer deze betrelcking wordt toegepast op cu-muliforme wolken stelt de dichtheid in de wolk en pd- de dichtheid innbsp;de omgeving van de wolk voor. Het berekenen of het grafisch bepalen van deze dichtheden is in het algemeen veel eenvoudiger, dan de berekening van denbsp;verschillende energievormen afzonderlijk. Bij de beschouwing van den vorm-weerstand zal dan ook van Refsdals uitdrukking voor de vrijkomende labiliteitsenergie worden uitgegaan.
In de natuur zal door de steeds aanwezige turbulente wrijving het snel-heidsprofiel door wolk en tegenstrooming een vloeiend verloop hebben, zoo-als in fig.9 schematisch is voorgestcld,
Zooals reeds naar voren kwam, zal de turbulente wrijving hier echter voor-loopig als verwaarloosbaar klein worden beschouwd. Van het vloeiende verloop van het snelheidsprofiel kan dan worden af gezien, en in het bij2Londer kan worden uitgegeven van de veronderstelling, dat de snelheden in wolk ennbsp;tegenstrooming constant zijn over een doorsnede (zie fig,9). Dit komt er opnbsp;neer, dat zoowel in de wolk als in de tegenstrooming met de gemiddelde snelheden zal worden gerekend. Deze zelfde snelheidsverdeeling werd ook doornbsp;Bjerknes en Petterssen gebruikt, lir zal een groot gebied worden beschouwdnbsp;waarvoor geldt, dat buiten de wolken de atmosfeer een dalende beweging heeft,nbsp;De tegenstrooming is hierbij dus over de geheel wolkenvrije ruimte **uitge-smeerdquot; •
Sr volge hier nog een opmerking naar aanleiding van de betrekkingj
(13.2)
Deze betrekking zegt, dat in een willekeurige horizontale laag wordt afgezien van convergente en divergente horizontale bewegingen. Strikt genomen geldt deze betrekking niet voor den top van de wolk, waar lucht wordt
-ocr page 60-• . . V
to
- 25 -
verdrongen en voor de basis van de wolk waar lucht convergeert. Daar slechts de energie zal worden berekend, die tusschen den top en de basisnbsp;van de wolk vri;}komt, wordt hiervan af gezien. Ook het gedeelte van de te~nbsp;genstrooming, dat zich beneden de wolkenbasis bevindt, zal niet in de be-schouw'ingsn worden opgenomen.
Hier zal (15.2) in een iets andere notatie worden nbsp;nbsp;nbsp;nl* ï
waarbij de index Ht, betrekking heeft op de grootheden in de wolk en de index 4^ op die in de tegenstrooming.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;stellen de absolute waarden
van de snelheden in wolk en tegenstrooming voor.
JSen cumuliforme wolk, die opstijgt in een dalende omgeving geeft aanleiding tot het beschouwen van drie energiehoeveelheden;
^ , de door de gezamenlijke beweging van wolk bij de beweging en tegenstrooming vrijgekomen labiliteitsenergie,
, de kinetische energie, die de wolk bij de beweging verkrijgt,
^ , de kinetische energie van de dalende tegenstrooming,
..e zullen deze drie grootheden dus bepalen in de onderstelling, dat de atmosfeer homogeen is. Ofschoon dit, zooals reeds werd opgemerkt, een ruwenbsp;benadering is, zal blijken, dat de methode eenige resultaten geeft, die innbsp;de praktijk kixnnen worden gebruikt.
14. Selectieve onstabiliteit volgens de kolom-methode.
Gegeven zij een examuliforme wolk, die als een star geheel (een kolom) opstijgt in een dalende omgeving. De atmosfeer wordt ondersteld homogeennbsp;te zijn. lit de continuïteitsvergelijking en het ontbreken van convergentenbsp;en divergente horizontale stroomingen volgtda^ dat de verticale snelheden in de wolk op een bepaald tijdstip in ieder niveau gelijk zijn en even-zoo in de tegenstrooming, Teneinde t te bepalen, is het noodzakelijk, allereerst de verticale temperatuurverdeeling in de tegenstrooming te beschouwen, In fig.lO stelt 2.-étgt; het niveauv voor, waarop d» top van de cumule-forme wolk zich bevindt op het tijdstip io . Op dit ©ogenblik begint de
- Z
omgeving in het niveau te dalen en na een tijd ^ -
bereikt dit gedeelte van de tegenstrooming het niveau . De top van de
-ocr page 62-i‘ lt;,
-lef-Ü nbsp;nbsp;nbsp;o
'2ir2elt;J 9X) u.y *40^^ ;¦
-öd’ *gt;.ï. ao'v öïl'is-- :- nbsp;nbsp;nbsp;;•
-'.(ü- ai v©/r? i , i
r X L* d ¦’-i J nbsp;nbsp;nbsp;’ '-3.—
•:c q
;!'.o U-.
’ nbsp;nbsp;nbsp;T ¦ . 'Y gt;
. vA
n» .gt; ' w eX' n.
ra, \;. ':
:: nbsp;nbsp;nbsp;ai r i.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V*
i nra-; - j ' • nbsp;nbsp;nbsp;i
‘I
gt;gt;A
tü-l
aai=T--ir./ st;;Xcadc- ¦ ./tae*. ^ni-Vquot;
. 0;.ii nbsp;nbsp;nbsp;‘ Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ttl \.
; a ai:-.-:,
‘)-,'.i;jnxa : a , oa id-3fiir. Si f vi^
¦ * .iTquot; aigdwed ei i^xd gt;[[ov a ¦\ .^r.’ -'.t-’ nbsp;nbsp;nbsp;- : :
(fii nbsp;nbsp;nbsp;‘J j [i.- .; n-
, 3;j nbsp;nbsp;nbsp;eXnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, i ¦
,:4XsijBO-.gt;-:,Jcr, j: -3d »ba2isit ©X nbv ¦¦'i -i u-a gt;.i, jai. ,3nxxi9d8T:ftjbno eX ai aeXeqed aub aabarntct i f^i-xl.. sseigt; av.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o
, ao nbsp;nbsp;nbsp;, :t:i’iaMamp;;sqo b'iamp;v; aigt;tgt;ea af -ooa ,amp;XL floodn-ai. .-^i ar-.o- o o., ‘v ¦_ j
;v .- nbsp;nbsp;nbsp;£i»^8^X//8e'? y .ir-onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c: ' , • . ai^i iai, ,a.;. , ai-j: :
: nbsp;nbsp;nbsp;'.O J
j :¦
a,,.. ^
JJ . V ...
‘ !
.:’: nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'quot;¦¦Ir-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\
.: nbsp;nbsp;nbsp;,ia..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
^ nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.a - -¦ i ai u-
'i-’.f'.. r ia. nbsp;nbsp;nbsp;d.i-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» :;',..'.a
.» ., nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1*0 ¦ ;¦ !¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' • -: a ¦'aa ; ^. .ja ¦¦;•';nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. vi.
.' qi»gt;3/'- .ld jb: nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.{0 iloa a; -j a o.
'J ,vr, nbsp;nbsp;nbsp;si£,x gt;'¦'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.i-aj-,. ' :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ; i. ai ar_.,_
i j.ii.-jar.icv'iüJjdo'ieqais ' nbsp;nbsp;nbsp;:.¦ da-; o'i'^ .
,a V \a.-^vi'- ue.: nbsp;nbsp;nbsp;„«t..;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r.al.; .quot;; a .--^av
. nbsp;nbsp;nbsp;o*?quot; ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* ^quot;¦quot;' ”‘0 d'bniv^'' :aj.a . Ia--
¦a-a. aa aa a, a .., i nbsp;nbsp;nbsp;¦ \lanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3;'.. ¦•
a ¦' a va aa—arara; -av nbsp;nbsp;nbsp;/ ;.dr..-a:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,¦
- 26 -
wolk is in dezen ti;jd doorgestegen tot het niveau Z-é waaruit volgt, dat Ué ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is.
'W^ en 74^zi;jn hier op te vatten als de gemiddelde waarden gedurende den ti;)d iét , Uit het hovenstaande kanz^^ worden geelimineerd, zoodat^'f®nbsp;slechts een functie van 2t‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X wordt:
jLÉ-IA
(14.1)
In het niveau Z geldt dus, dat tusehen het oogenhlik, dat de wolkentop dit niveau Z- gepasseerd is en het oogenhlik, dat zi;j het niveau Zt bereiktnbsp;heeft, de temperatuur in de dalende omgevii:^:
gestegen is, ^ nbsp;nbsp;nbsp;///f^
Aangezien nbsp;nbsp;nbsp;constant is in den tijd, nl.
de uitdrukking (14,2) uitsluitend een fxinctie van /^ nbsp;nbsp;nbsp;en//^^/^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
De temperatuurstijging, die in de dalende omgeving in een niveau t optreedt, vanaf het oogenblik, dat de wolkentop dit niveau gepasseerd is, ^i dus evenredig met de hoogte van den top boven het niveau Z, • Het temperatuurverschil tusschen de wolk en de ongestoorde omgeving wordt gegeven door:
7“= nbsp;nbsp;nbsp;y /nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(14.3Ï
%
Hierbij beteekent A4T oorspronkelijke temperatuurverschil tusschen de wolk en haar omgeving in de basis van de wolk, dat is in het niveau 2=0 ,
Door voor nbsp;nbsp;nbsp;een gemiddelde waarde te nemen, kanals constant
worden beschouwd. Bij benadering geldt dit dan ook vooi^^^iy^. Voor wolken met zeer groote verticale uitgebreidheid kan een gemiddelde waarde voo3?^^i«-worden ingevoerd. Hiermede volgt, voor het temperatuurverschil tusschen denbsp;wolk en haar droog-adiabatisch^ d(^ende omgeving:
^\len zou bij deze beschavingen eigenlijk van de virtueels temperatuur moeten gebruik maken. Het toepassen van de correcties voor de virtAeelenbsp;temperatuur op wolkenlucht leidt echter tot moeilijkheden, waarom er hiernbsp;van wordt afgezien (Schnaidt, 1941),
-ocr page 64-¦'^«4
yc*iv.irr nbsp;nbsp;nbsp;nl
0‘f^ ¦¦' i f t;•? ‘‘?5¦ ¦ nbsp;nbsp;nbsp;ff:•*'¦ 'v 1
r
rvC^^\^vy' .;; nbsp;nbsp;nbsp;ftl '¦ inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ri*;iG^-:iï-
\^-gt;.\ ¦,•• nbsp;nbsp;nbsp;''sS. - i... Tff.-!? f:n.e;tii.:'-:^.’ ' Cgt;.AJ) ‘^^p..t''lt;,!rttiiij o.-
¦V5 ¦ . . nbsp;nbsp;nbsp;,'?! x'.ï09Rlt;'^'quot; r-- uBff'Vïn m cjn;tf»''?‘Xo.v 9t i?eft ,a[lfi’ffr' r-ö tfSil ÏP-rf-'V
~lt;; ¦ j'quot;’.'j .''-jv», tts- . nbsp;nbsp;nbsp;: i/tfsvxrr rt0vo.^ qo.t n / n«v •tfjjocJ'f ftf.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;’i.''9fr
quot;r;'.:.'. r*J'quot;t ¦•. nbsp;nbsp;nbsp;,-: vo' ’^0 x ‘l•'f^•t5igt;;;a¦¦¦^ fff* 3?IOW 9bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tl '.0'2
‘'wi ff' f'^f» nbsp;nbsp;nbsp;'fquot;quot;' -V P' :¦
: j; ne'f ^i;', .Èfv/o -jO'. ' riO -i.:; '
V nbsp;nbsp;nbsp;*ïp.rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ ' 1 aoif'quot; ¦
'v'lt;; nbsp;nbsp;nbsp;¦ f-. ...fl ;gt;'T'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘T*’ ¦gt; 1 Z'Z' 'J : ..'
¦-jj-t rir{'^r:a ,'•,'M;;/;fr'T0..'P:!.1 nbsp;nbsp;nbsp;if-,'t
ji ¦ ••avirr ^i§d xi 'fi :t'ïi' ,gt;Io-v p' !'¦
\v-“ V, nbsp;nbsp;nbsp;.rr0-^
N -fs '-.J'
\-
0i3 no-or
A) squot;\ vt^
V nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“*¦
;/: i' 9: nbsp;nbsp;nbsp;f,!'quot;' sros no
. -'n ¦¦ ¦ ••’ nbsp;nbsp;nbsp;i X /
Cïp;;Io v ao wu:: oo f
.vJrC
:.l
r,r,/ - - ; of^Oinf-lIV PI) ¦
':gt; ‘UJ:', ' '¦ 9 O','o\ naidOw j.j.w^gt; t-..- n'- v . onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X ' jffO-r-Oi^irifjorr:- d’od *ïxr*: ¦)•
(I
'• . I ¦ ;
-ocr page 65-- 27 -
Uit deze betrekking volgt, dat [ 4*^ - 4^/ in een bepaald niveau, behalve van de hoogte van dit niveau boven de wolkenbasis ook afhangt van de hoogte 2/ van den top van de wolk, een resultaat, dat bij de laagmethode vannbsp;Bjerknes en Petterssen niet tot uiting komt.
Voor het berekenen van de bij de beweging van de wolk vrijkomende energie, zal nu worden uitgegaan van de uitdrukking van Kefsdal voor de labili-teitsenergie. Voor een massaeenheid van de wolk geldts
-p
-7Z
waarbij , dus de per massaeenheid van de wolk vrijkomende labiliteitse-nergie is. Wanneer de stelling van het gemiddelde wordt toegepast, geldt:
Aangezien (14.6) geldt voor een massaelement uit de wolk, dat dus met dezelfde snelheid nbsp;nbsp;nbsp;omhoog beweegt als de top, is in (14. constant. Ook
het constant zijn nbsp;nbsp;nbsp;hangt dus met de homog^iteit van de atmosfeer
samen. Hieruit volgt dan:
i.
2. _
De labiliteitsenergie, die vrijkomt bij de beweging van de heele wolk wordt verkregen door de integratie ^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waarbij _ ^ de massa van de
geheele wolk voorstelt. Voor kan geschreven worden /%, nbsp;nbsp;nbsp;, waarbij
7^^ de massa van een eenheidslaag is en nbsp;nbsp;nbsp;de hoogte van de wolk. Daar
wegens de onderstelde homogeniteit A/7, onafhankelijk is van Z , wordt de totale energie gelijk aan ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2-
Dit toegepast op py
J.
'z -
A is dus de labiliteitsenergie, die vrijkomt door het omhoog bewegen van de wolk en het omlaag bewegen van de tegenstrooming samen.
-ocr page 66-r-.; nbsp;nbsp;nbsp;\txnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\
. T ¦ ¦• '¦¦¦ ¦ nbsp;nbsp;nbsp;1 ¦)..¦ '^: '/ V '
. -1 nbsp;nbsp;nbsp;!‘* V,.:’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•¦
f 1. nbsp;nbsp;nbsp;lt;: ¦ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!•gt;¦. ¦,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\.' .¦!
'' nbsp;nbsp;nbsp;V\''“Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iïvv
dj:'’
, £ 9a
;:s'
Vi
V-.- Ks?'
. quot; ^ nbsp;nbsp;nbsp;quot; CICquot;
, ^ Xicf'ïi- A7 .v:.X X‘i ' .¦n
^ ‘ nbsp;nbsp;nbsp;'T' '-T' r-
H Vi'ï'S
,'quot;lii' ^ 4 nbsp;nbsp;nbsp;/' •'.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r ' -f^ ¦¦ /•
. t \ nbsp;nbsp;nbsp;»#nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'/', V. ' ' •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*‘ ¦' J J • • i. fcS ^ * i 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- -
-ooii'/ic nbsp;nbsp;nbsp;i^na ü':quot;'
Ji'
K^5-4,S\¥yv cM'
: :v,'.: nbsp;nbsp;nbsp;u'‘..¦ C'quot;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦' j' lt; X'.''X.'o
; Sü i ^ Icirl
¦75 Ij^: ir?nogt;if,i¥v ï»'..
V..
!jöxr-'.'gt;'7ov ^ amp;i¥0u.'
G;ffgt;;-,üSs ; x[ .¥'0J
SS'4.44 .t/.
UXV'’quot; ¦¦' B s^^5i nbsp;nbsp;nbsp;'¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;¥ .-i’?
SS fi's
N 'N,
X..gt;öX„./
¦: O; J „.'TV . . ...
.¦u-t.7'!.'. nbsp;nbsp;nbsp;7-4 9G
, ,yj.,,gt;7.XxüX Bb G.L'-quot;, .'¦ i. quot;i im\ nj-^5:.‘d sosIiSo iPx’ m'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oi.
-ocr page 67-- 28 •
- 28 •
peet öiö r -ir 7 bulten het integaroalteeken te brengen.
^ 'OU
p d«ze ii!it«j5Taal wordt nu opniauw d« stolling ven hst gsmiddolde tosgs-?ttet öiö /quot; nbsp;nbsp;nbsp;buiten hei
/oor B volgt dan tenslottei
(14.9)
i)e kinetische energie vsn de tolk is gelijk aaai
(14.10)
en de kinetische energie ven de delende tegenstrooming is gelijk sens
(14.11)
eneinde de énergleverhoudingen ^lt;e®akkelip te kunnen weergeven, tal tM, het verhoudingsgetal (t worden ingevoerd en wel zoodanig, 6»t geldtt
7 |
(14.12) 1 | |
Hiemiede worden de energievergelijkingen |
1 | |
^ nbsp;nbsp;nbsp;^^/Z' Z*7 ^^é 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zy |
1 (14.15) | |
(14.14) i | ||
^C)t= |
(14.15) : |
i?0£u^
. r geldt nu nbsp;nbsp;nbsp;^ qC^ • Zien we ven den beginiepule, dan gaat
deze betrekking over in nbsp;nbsp;nbsp;ofi
Uit deze betrekking blijkt, dat het tekken ven IvZ bi4 een bepemlde en ^'/J efhsnkeüjk ia van de grootte van er . in het bijzonder bestaatnbsp;er een waarde ct^* waarvoor het rechter lid nul wordt* .)e waarde c^cnbsp;stelt een grenswearde voor. 3it wil zeggen, dat voor agt;~y cr£ 8e vore?
-ocr page 68-Q-J nbsp;nbsp;nbsp;:¦ .1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v \ quot;\ ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^,0
a»h SgX- v --v-’v
ilt-^ i?i jUo;: •/- gt;rlt;w ïiJtjifïSitt nbsp;nbsp;nbsp;¦«^•:
mrv nbsp;nbsp;nbsp;?n^eidfikciy »t fr»
* nbsp;nbsp;nbsp;Ss'^ viJ’' 'k -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
l«t ,S9V9rlt;Kr0t9 amMml «t nbsp;nbsp;nbsp;«lgt; 0t:(riamp;f39:
• ¦' ^.- Jy'
fX
s^'
vS ¦^4 \\ X- -Xr H »*’A ,«gt; ' JL - v*^
1-
X X nbsp;nbsp;nbsp;\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-X
V ' ^•^ '' X ^ vX
:i.:£;^m^ mé nfiv 1» »« a»i nbsp;nbsp;nbsp;’^' \Sc. ' s:ï^*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ifcX«a 1
ito nbsp;nbsp;nbsp;öi «»VO S«tl^#9^9 ««é
r-o
ï.
'£-!»i)qosU-quot; ërX .v . -xj aar ottQvm ^ ««r ml ilUaiitsaOtm. VS-'svi a#
-m bU nbsp;nbsp;nbsp;«Noo* w»'4#
-v nbsp;nbsp;nbsp;V 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ffs* ,«•*?;(.»« Xi tx^. ,%omrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nam
- 29 -
:i«, «tl«f wordti een op^sertscï e Dewef.'ifi;ï zou ign uitsluitend kunnen plaats vinden onder invlo^ïd v?n uitwercli re krachten, eze leiden echter niet totnbsp;let ontstaan vsn groote curralii'orrre wolken, e tetr^ , ing (19.16) wi(Jst dusnbsp;op bet bestaan ven eer selectieve onstabiliteit. '14 wolken van verschillendenbsp;hoogte heeft^ ook /««» verschillend# wesrde. rze beïnvloedt de waarde ven lA/^ echter elechts voor een paar hoogstens, zoodst er hier vonnbsp;gt;.-(n worden »fgezien.
enneer 4^/quot;-o wordt genorcen, wat in het convectieve condensstieniveeu (hoofdetuk I) Let geval ia, kan het verband tusschen re opwasrtsche snelheid in de wolk en worden geschreven alsi
lt;jrgt;
'pp^
Z
(14.17)
/^/jycrj - //- /^J lt;T- nbsp;nbsp;nbsp;r//^2lt;=rj
OO
Hierin is dus
/7 nbsp;nbsp;nbsp;//nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
/ = ^ y9«. nbsp;nbsp;nbsp;? *ocdat.rgt;,-ï^/’^ 2 beteekent, dat de atrros-
feer voorweardeli^k onstabiel is volgens de ieeltjes-i ethode. /oor een absoluut stabiele steosfeer is P terwijl voor een absoluut onstabiele atmosfeer Zquot;’ /^ / is*
kit (14.17) volgt voor de gfor.swsarde van cr- •
/- z P
r geldt dus, dat het kwadraat v^m de snelheid in de bsals van de wolk
evenredig is «et
P Z'/f-Z a-J -
eze uitdrukking zal thans aan een nader onderzoek worden onderworjgt;en.
-ocr page 70-. 50 -
Uit fig. 11 bli^jkt, dat in een absoluut stabiele atmosfeer { P 4^0J de vorming van cumuliforme volken altijd gepaard gaat gt;Ti@t energieverlies; dit
U-
energieverlies werkt de ciimulisvorming tegen* In een absoluut onstabiele atmosfeer gaat cumulusvorraing steeds gepaard met het vrijkomen van labili-teitsenergie. Dit is ook het geval in een voorwaardelijk onstabiele atmosfeer zoolang POjS' is.
Hierbij kan zoo
Het meest belangrijke is het geval o ^ P -C squot;
wel een positieve als een negatieve vrijkomende energie optreden, d.w.z.de cumulusvorming kan, nadat door een of andere uitwendige oorzaak een hoeveelheid lucht het condensatieniveau is gepasseerd, worden versterkt of wordennbsp;onderdrukt. Bet teeken van de vrijkomende energie hangt bij een bepaalde Pnbsp;uitsluitend nog af van
/%,
er - nbsp;nbsp;nbsp;y dit is bij benadering van enkele procenten
de verhouding van de doorsneden van wolk en tegenstrooming
^ nbsp;nbsp;nbsp;. Het
blijkt bijv.,dat voor / = 0,3 cumuliforme wolken met een doorsnede, die grooter is dan 0,74 maal de doorsnede van de tegenstrooming worden onder-drukt, --tet komt dus tot de conclusie, dat er een selectiviteit bestaat voornbsp;de uitwendige oorzaken van de cumulusvorming voor het geval van een voorwaardelijke onstabiele atmosfeer. Dit wil zeggen, dat slechts die uitwendige oorzaken in het condensatieniveau in staat zijn om bestendige cumuliforme wolken te doen ontstaan, waarvoor geldt, dat f ^/quot;V 7 ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wan
neer een uitwendige oorzaak zoodanige afmetingen heeft, dat bij de cumuliforme wolk, die ze veroorzaakt Pjlt;Cp is» kan tengevolge van dezen oorzaak slechts een onbestendige wolk, cumulus humulis ontstaan. Dit kan zoowel het geval zijn in een voorwaardelijke onstabiele atmosfeer als in een absoluut stabiele atmosfeer.
Bij iedere waarde ^an P behoort dus een grenswaarde van nbsp;nbsp;nbsp;, zoo
danig, dat hij grootere waarden van ctquot; tusschen 0 en 0,5 geen bestendige cumuliforme wolken mogelijk zijn. Ook de theorie van Bjerknes en Fetters-
q tj
sen, zooals in hoofdstuk II werd waargegeven, geeft een dergelijke grenswaarde c72 aan. In fig. 12 zijn de grenswaarden volgens Fetterssen en volgens de hier ontwikkelde theorie uitgezet als functie van P^ . Het blijkt dat de in het bovenstaande afgeleide grenswaarde grooter is, dan die doornbsp;Fetterssen werd aangegeven, d.w.z.de mogelijkheid tot het vormen van grootenbsp;cumuliforme wolken is volgens de hier ontwikkelde theorie grooter dan volgens de theorie van fetterssen. Dit vindt zijn oorzaak in het feit, dat Pet-terssen uitgaat van de uitdrukking (9«8) voor de tegenstrooming. Deze uitdrukking geeft Hooge temperatuiiren in de tegenstrooming, zooals uit jdénbsp;vergelijking met de hierboven gegeven afleiding blijkt.
-ocr page 72-\
' iM
*-vi
¦'. V - nbsp;nbsp;nbsp;¦ ^
\ \
- nbsp;nbsp;nbsp;¦•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦'C!\'’':t -i 0^ -‘j
¦ ' nbsp;nbsp;nbsp;'v)quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.-^ -1 '''..¦*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.'. t. gt; -ri.
js ' .‘i li ;:r.^':::oc nbsp;nbsp;nbsp;'
¦X \
-ocr page 73-15. . g hoeyfceXh«llt;t cufiïuliförr.e wol^^-en,
«trekking (14,17)
llC' nbsp;nbsp;nbsp;/yXcrJ-lt;T
2-/
lei -t nor; tot «en intereesant# conclusie.
In een afgesloten scechaaiache «ysteeis aullen toe«t.;jnd«ver»nderin»;en too» visnig pla«t@ viaaon» dat potentieele enerrie van quot;et oy^steea naar ''vennbsp;ninimuffi «earie streeft, voat dese potentieel® sneryle yaheel In kinetischenbsp;«nerpifl over, dan wil 'dit dus teggen, dat de kinetische, en^r; ie r-ertaa»!nbsp;wordt. Voor het af^s-esloten ststee® voa een groot örsnt»! cu-yuliforae wolkennbsp;in een dalende oagevirit' oeterkent dit, dstnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ 'UQ'^ iaaxLtaal
ie. v.gnn««r Ou, t ^ o de tofc«le horitontsie doorsnede van bet sf-i ésloten eyeteem ia, eldt dua: lt;to Wlu,^ ie mexliaael.
en k«n ¦;1u« zeggen, dat in een atmosfeer, di* in labiel evenwidit verkeert, die storingen sul worden uitgekozen, lie nbsp;nbsp;nbsp;laxiaaal maken.
cr 'ur^ ^
ie in '-en «tmoefeer eet een bepaalde nbsp;nbsp;nbsp;««’. functie ven
l,^%n o- • Cndereteit ®en, dat alle cumuliforae wolken ee-r, ;g«115ke hoogte 7^t bezitten, dan ie het xaxlsaal zi^n vaa cr-li/^^due j.elljkwaer-dig net het saxiasal zijn van
(15.1)
differentiatie ven voor
cr£ naar o- leert, dat cr^ emi ©sximua waerde heeft
(15.2)
cr - CTV _
foor
Meruit volgt, dat nbsp;nbsp;nbsp;;o»itief blijft voor 'è;
wordt CTy^ negatief, it wllj zegF«n (betT^lgendii
Vermeer ^ nbsp;nbsp;nbsp;^ is» zich met behulp van (15*2) een meeet waar-
echijnlijke verhouding tuaschen de wolkendoorenede en de dourenede van de tegenstroomiag eaageven. 'enneer de bewolking cuaullfor» ie, behoort due bijnbsp;iederenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;P een be, aaide meest waarecMjnlljke bedeki.ingSi^rssd. Ia fig.12
Is ook nbsp;nbsp;nbsp;sis functie yst» P uitgezet, et blijkt, datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eteede
0,5 wordt de meest waeraci ljnlljke bedekkingsdrssd nbsp;nbsp;nbsp;*• 0,21
kleiner Ie dan crgt; , wat natuurlijk a priori te verwachten wee. foor
-ocr page 74-•'¦-j nbsp;nbsp;nbsp;..'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
vJ
v»r
«f't
- 32 -
Walmeer P nbsp;nbsp;nbsp;is, kan men geen uitspraak doen omtrent de waarscJaiJn-
lijkste waarde van ^7“ aangezien een negatieve cr^ geen beteekenis heeft.
A priori^^ zi^n dan alle verhoudingsgetallen «v- even waarschijnlijk en de doorsneden van de verschillende cusiuliformo wolKen zullen in hoofdzasknbsp;door uitwendige oorzaken worden bepaald. amp;’en zal dan ook mogen verwachten,nbsp;dat het uiterlijk van den hemel bij groote waarden van onregelmatigernbsp;zal zijn dan wanneernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is»
Ook Petterssen kwam op grond van iets andere overwegingen tot de conclusie, dat het aanzien van den hemel bij f^roote P chaotischer zal zijn dan bij kleine P , een conclusie die door de ervaring schijnt te wordennbsp;bevestigd.
CP'yh
Er moet hier worden opgemerkt, dat een eerste poging om de hoeveelheid cumuliforme wolken te voorspellen werd ondernomen door Poulter (1938). Bij
onderstelde, dat — uitsluitend wordt bepaald door de relatieve voch-
tigheid van de-lucht in de omgeving van de cumuliforme wolken in het conden-satieniveau, Hewson (1938) toonde in de discussies volgend op Poulters voordracht reeds aan, dat deze onderstelling te simplistisch is en dat ze tot ongerijmdheden leidt.
Het is niet noodig veel aan Hewson’s betoog toe te voegen. In hoofdstuk VII zal worden aangetoond, dat de verdeeling van de relatieve vochtigheidnbsp;zeker een rol speelt in de ontwikiceling van cumuliforme wolken, maar opnbsp;een geheel andere wijze dan Poulter aangaf.
16. De kolom-methode en Kopp’s metingen.
In dit hoofdstuk werd oen theorie van de tegenstrooming ontwikkeld, waarbij niet slechts de energie werd beschouwd, die in een enkele laagnbsp;vrijkomt, maar waarbij de energie werd bepaald, die geleverd wordt door denbsp;gcheele wolk, van de basis tot den top en de tegenstrooming om deze wolk.nbsp;Daartoe werd de wolk als een ster systeem opgevat, wat natuurlijk slechtsnbsp;een benadering is.
Inmiddels laat zich uit deze benadering een conclusie trekken, die een nieuw licht werpt op een oude strijdvraag, die nog steeds niet met zekerheidnbsp;is opgelost, nl. of de metingen van Kopp correct zijn, en zoo ja hoe dezenbsp;metingen dan in overeenstemming zijn te brengen met de theoretische resultaten van Refsdal, en anderen, resultaten, die door de practijk zijn bevestigd.
Wel is het zoo, dat sommige v/olken die Kopp onderzocht als cumuli humilês -moeten worden beschouwd, die inderdaad kouder kunnen zijn dan hun omgeving.
Andere wolken doorkruisCe hij aan hun uitersten top waar de temperatuur lager kan zijn dan die der omgeving als gevolg van het feit, dat de wolk
-ocr page 76-- 33
In vele endere gevallen kunnen deze verkleringen. echter niet worden gegeven .
Op het eerste gezicht zou het In dergelljhe gevcllen mogelijk lijken om ^et temperatuurverschil te beschouwen als een gevolg van de sdiabatlschenbsp;Compressie der lucht door den thermometer. Experimenten van ven der Maasnbsp;en V^ynia (1933) hebben echter c'ngetoonb, dat de croo ¦—edia.betlsche compres—nbsp;(Sie Ok:. een hoogte van 3009 m cn bij een rnelheid van 109 Icm/!! slechts 1° Cnbsp;bedraagt. Zcoals gemakkelijV: kan -or-^en eangetoond met behulp van een adia-jbatisch diegrampapier beteekent dit, dat het temperatuursverschil veroorzaakt door de droog—adiabatische compressie in de omgeving en de verzadigd-£.llabat' sche compressie in de w-ola, hoogstens : , C kan bedragen, een veelnbsp;te kleine ra arde om Kop 's resultaten te ver. haren.
Ee hier gegeven theorie omtrent de tegenstrooriing vermag op deze vraag
I nbsp;nbsp;nbsp;^
leen bevreaigender antwoord te gever can de simpele cndfjrstelling, dat cf de metingen van Kopp 1.0 het geheel niet betrouv baar zijn, df wel dat ze nietnbsp;maatgevend zijn voor cumuliforme wolken In het beginstadium van hun ontwik—nbsp;'keling. 'kenneer een cumuliforme volk als een betrez-Kelljk ster geheel magnbsp;Werden oprevst, houdt dit volgens het bovenstaande In, dat de wolk in haar
onderste lazen kouder kan zijn den haar omi?6ving. Immers, de tegenstrooming begint in de onderste lagen het eerst, zoodet de temperatuur daar dan ooknbsp;ihet meest zal zijn toegenomen. In haar bovenste lagen Is de wolk warmer dannbsp;haar omgeving, aangezlen de tegenstrooming hier eerst kort aanwezig is ennbsp;de temperatuur in de omgeving dus slechts weinig is gestegen. Ten gevolgenbsp;Van dit positieve temperatuurverschil in de bovenste lagen van de wolk komtnbsp;bij de verticale beweging ven de wolk labiliteitsenergie vrij, die de la—nbsp;biliteitsenergle, die verloren gaat door ce verticale beweging ven de onderste lagen van de wolk overcompenseert. De onderste lege?! worden dus mee—nbsp;gezogen (zie fig. 13).
Wanneer nu een temperatuurmeting vordt verricht beneden het niveau a en men zich hierbij ven de tegenstrooming in de wnlk begeeft of omgekeerd, zal eennbsp;temperatuursprong worden gemeten, waarbij de temperatuur in de volk lagernbsp;Is dan in de dalende omgeving. Hieruit volgt, dat de metingen van Kopp correct kunr.en zijn gew;ee£t, zonder dat het noodlg is overvcrzedlgingen vannbsp;aeerdere honderden procenten in te voeren, cn dat zi:jn meetresultaten nietnbsp;persé in strijd zijn met de algeneene door Pefsdal e.a. op ;estelde principes. In verband met de andere wijze, vaarop T'enzel en Penner
-ocr page 78-I
—SS ïo» islft 'js^ffoo rf9gïïl'i5lgt;!'£QT tssÊ füwtiïüM iisll^vds 9'j»lin3 eXsy nl
.aQV3
mo rtsjii,ll A'tiiö3lt;3»ffi firsil^vd^ snl lü*ii nes Irfsissa. slense Isd. qO - j sriosllatfaiüö sö n.«v ^ievag nss sla n^insodouad si lijfos'isv'innlmsqiasl 1nbsp;ïssM 'Sb xï»v fidv flslnsfti’ïsq^cS .aolaans'iaiil nsb ncob Irisnl ’isb sleasiqflgnbsp;-2e*ï«i3öo fn'-issjlJS'-’'. tbs-go-ib sb .t,'.D t^aoelaien p-s i^jdo.»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(^C9r) siaijW
D ':\ alris-'ïla ri\r!:»i CGx n^v .b,t:'i''f3-firquot;. nss f.id na s' 00(^ öl^'oorf imo qo,5 -aiba oss rtsv c.Xnrielquot;|'«b!_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.J3.H3.TÊ
—lOö-im liftói'ïsva'tirtrljs'isqwsl nbsp;nbsp;nbsp;l-i? lt;11amp; Irr^^ïJsslecf tsxqaqsaissib doel!
-bsXdas'ïsv Sb n» nbsp;nbsp;nbsp;s5 at oXaas'ïqiïioo »d'oall3?fsiX3-glt;X)'xb ,sb toob,Jü34
t-;-.
.Xssv nee tna^anbad ns3i 0 nbsp;nbsp;nbsp;ansUsgoori lt;jUo.v aamp;-al siasamp;iqisoo, srioallacfaljJÖ
.nsi.'lXisT- sl asl-iJXuaaa; a’,f oJÏ oo an-iairs snlsXï si • '.¦¦•¦,¦'¦ '1nbsp;S3S1V sisb qo gamisv snljoooilansssl sb Inail^iO aitoaril *i9v^s3s islri i
Ié Jafc tSfïlXXslaïsfexio aXegale ab nsb liavsg al cnoutylna 'ia6n9aliïaT7ocr öd
Isln SS l»b Xöw té tfltXs ïsslrnfotlocf lain Xasrlas nX qQ©!a nav nagnllajE d
-sClwlno iKJri oAv njjiilgt;alanl30é larf al nasLLow ajsncliXiiiwo loov ntis biï9V9gl3.ii
aMt laMa;^ T^le TftUasiaC^^lsrf nag eXs iCIo-ar aKaotlijaaro nas naannsW .gniXsS
naari nl ^ nbsp;nbsp;nbsp;¦sbnaalensy^ gaa^ioy life Ibgcrf .Isva^iso nab.-i'-jj
SnlffiCK-iilensgal 9b tBiaesI .snlvaagio nbsp;nbsp;nbsp;nsb nMs nssl labno^C ns;-, ',X glsdabfïj
^olt;3 amp;amp;b nbsp;nbsp;nbsp;inxflitaqmsl ab 1^:gt;002 ^l3«,amp;® laul nagal olaiabno ab ni Iniso^
ftsb “laartsw iXow sb ei nsg«X alansvod ¦xaarf nl .nsaiona^aal nils Xbs laas® isi
na ai slsawnaa lioji leiaa leirf snlffloonlanagsl aè n^isajnsa ^anivaaiao -saai
9Blora| nsT .nsaalasg al sinXsw alrissXa eirb snlva^iKJ 9b at 'innlasaqmel al
Iffioii ïfXow sfc nav na^iX alanavcKf »b al Xirfoaaav'ttfnla'iagcal availlaoq 11b nai
-al «b slb nbsp;nbsp;nbsp;algïan^lXalXXiciaX ^Xow eb nav axilsawed aXasllxav ab f.lC
~m amp;b aBv snlgawarf oXaallTev ab loob laag naioXitav aib talsnanaaliallXlc
—90® anb nal.'iosr nbsp;nbsp;nbsp;93 .liasanaqsaoonavo Hlo» afe nav nsséX ©lansl
^ V \ nbsp;nbsp;nbsp;.(Cr .git als) nsiossï
na® n» 9 naavin Isri nab^ns^ nbsp;nbsp;nbsp;ibi-'-s’ snllajnmfla'xacfüsl naé un laennal
nee Xss nbsp;nbsp;nbsp;“io li»0S9^sSi^ ab ni sniffloortlanssal sb nsv Mlnsirf rfoia
lagal 3fXoï« ab ni 'wtrlansq'iiel slt^'^d¦naa^ ^aa^9m99 nsb'tovf snc'tos'tMfrlanaqïsad
-noo qqoS na? nsgnlla» 9,} l3b^^,|^,^^^^jKjn9lH .jinlvss®*^ abnsXab eb nl nab al
na? n9snislb8S?9??9vo al glboon Isj^sb.?9bnos .Isaswss n^ls a^artr^f losi
lo^n n9l3llxj8a?l99sr ntln lab na twenao'^sl nl flaln30o*3q nab^sbnsd a^abnsea
-Isninq ablaleer^qo .s.a'Iaftetsrf toob MooëïasXa ®amp; Is® ntls btiiX'3 nl hp.ia^
nsnnaS ns lasneWn^fesw ^sstlw srfebna »amp; Isa bnarf?®? nl *29q
-ocr page 79-de door hen onderzochte wolken hebben doorvlogen, is het ook begrijpelijk, dat zij'Icesuit8ten van Kopp niet konden bevestigen, enzel immers doorvloog slechts de bovenste gedeelten van cumuliforme wolken, waar dus hetnbsp;temperatuurverschil tusschen de wolk en haar* tegenstrooming positief zalnbsp;zijn.
Renner doorvloog den cumulonimbus dien hij onderzocht in verticale richting van basis tot top en keerde daarna op zekeren afstand van de wolk naar het beau^ftniveau terug. Zooals reeds werd opgemerkt, vormt het aannemen van een rechthoekig snelheidsprofiel bij de boven gegeven afleidingnbsp;een benadering. In werkelijkheid zal het snelheidsprofiel een vloeiendnbsp;verloop bezitten, waarbij de grootste dalende beweging nabij de wolk voorkomt (fig.9). Op eenigen afstand van de wolk ig de dalende beweging ennbsp;dus ook de temperatuurstijgingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zoo gering, dat de temperatuuren
hier lager blijven den in de wolk op hetzelfde niveau. i)it zou het resultaat van Renner kunnen verklaren.
17. Seg^nige slotbeschouwingen.
De kolommethode levert geen bovenste grehs voor de ciunuliforme wolk wanneer/^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;constant worden ondersteld en /}^r~o iSé
Slechts bij 4^en i levert de kolommethode een bovenste begrenzing van de wolk, die dan lager valt dan de bovenste begrenzing, die de deeltjes-methode zou leveren.
constant en
In de natuur is aan de voorwaarden
constant nooit voldaan. Het invoeren van een gemiddelde waarde voor heeft wel tot gevolg, dat ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• constant wordt, maarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blijft
dan een variabele grootheid, 'aangezien nbsp;nbsp;nbsp;natuurlijk een fhnctie van
den druk is.
Teneinde den invloed van de tegenstrooming althans in een homogene atmosfeer ook bij variable ^ en^ nbsp;nbsp;nbsp;na te gaan, zal de bovengege
ven afleiding in differentiaalvorm worden herhaald.
Formule (14,2) gaat over in
-r
terwijl het temperatuurverschil tusschen den verzadigden adiabaati dien de wolk volgt en de toestandscurve wordt gegeven door*
(17.2)
/
\Z
-ocr page 80-gt;,r.f
.! nbsp;nbsp;nbsp;.-i
â– â– f'i
.SÃ' â– â– ié nbsp;nbsp;nbsp;J ^
G dJèodtei^s^Só^'«igt; rf-sfev.'-; o gt; t ‘9f:gt; mérnis^oé aigt; fl.e£gt; Sl:^v
©lÊ.
â– .: â– i;. â–
â– ':.â– nbsp;nbsp;nbsp;â– T-.;\'
â– nbsp;nbsp;nbsp;â– quot;â– Gquot; :' i:Ofr
, Icv' *lt;v'
h;-
=lt;- 'gt; /.;■•
/ i’iGG .-.'V fï-■•r-:'cv: , ■• V j:'.'- Inr- o * ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- V’
. nbsp;nbsp;nbsp;fi‘^j, :t‘
â– '* 'gt;
G.i nbsp;nbsp;nbsp;i' :^pi;/‘0'-G Jas'f’gt;alquot;
ni •; v
A
-As-
!*♦gt;
i
' ■(■•\ nbsp;nbsp;nbsp;••:•amp;■■a’au ! .il.'o^
rr ■(• f’oVüUG' ... '1 eVG';aalgt;n:tjv!
-ocr page 81-- 35 ~
(14.4) gaat don over in :
'hr^
aé2.
Voor een massaeenlieid van de wolk geldt dan*
'z. Y i-
en voor de geheele wolk
,V
, anneer ( nbsp;nbsp;nbsp;) een willekeurige functie van 2. is, kxmnen we geen
gemakkelijk hanteerbare mathematische vorm vooraf vinden. Grafische integratie is steeds mogelijk, hoewel gecompliceerd. In de eerste plaats moet de functie:
- 7^- nbsp;nbsp;nbsp;yy^/^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(17.6)
en
voor een groot aantal waarden van z worden bepaald bij constante bepaalde onderstellingen omtrent --lt;7- . Dit kan gebeuren door planime-treering op een energetisch diagrampapier, dat van een hoogteschaal is voorzien. Vervolgens moet lt;f/\J worden uitgezet tegen -z. en grafisch geintegreerdnbsp;vanl^t) totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het is duidelijk, dat deze methode voor de praktijk veel
te omslachtig is.
ken andere methode om de beschouwingen algemeener te maken, is anderé* dan constante functies in te voeren voor (nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;). We zullen steeds twee opper
vlakken vinden, analoog aan die uit figuur 13, zoosIs gemakkelijk uit deze figuur is te zien. Dit beteekent, dat een selectieve onstabiliteit ook innbsp;deze gevallen bestaat, wat natuurlijk ook te verwachten was.
-ocr page 82-¦)
jr
;r;'..u nbsp;nbsp;nbsp;v:j,„v-V ÜC
i^i:-’.Afi-^t aaej: :. )amp;¦ 100'
xgt;
't
at. mik
t^l -s: ^^^¦ öi.j'j - U cquot;; i'i ' i I V
¦ •:¦ nbsp;nbsp;nbsp;i.lv'^'rr’OV ^'lOV
V ’¦¦J lt;*r ¦r:^l i^s
i
V gt;è'-
------— ~r _ ^ ' nbsp;nbsp;nbsp;V N^\
s
£gt;A..::- - |,io èlBB'- nbsp;nbsp;nbsp;^ r ' f: '..¦-rfr' I'Anoc .
¦* f nbsp;nbsp;nbsp;^'*^~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-. f f f ¦ ¦*.
.i,:. nbsp;nbsp;nbsp;,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:''^ -'ï’
“1-.gt;OV .quot;i ,Xf: ;-3'’ '¦ nbsp;nbsp;nbsp;'¦:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,-XG inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.i,:.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'G quot;quot;i'if''¦'i'^;
I-MGO-.’’tlt;.;;rJV' 'lonix ft-:i s n :¦ ,¦ c.A', gt;L'. oor'iDr tooia GiïsiJov--; . nbsp;nbsp;nbsp;.¦ is^
.,quot; nbsp;nbsp;nbsp;ï-./'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I - •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.ai vi:;d-gt;ci3so amp;S\
n^-r ^-1- ' ''G '-i ,aoj£»'n^ o;. nbsp;nbsp;nbsp;nr aim:orio^i.or oi rr sXogv¦:-s ?•''quot;¦¦:rivnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;
^)::OQ Üjr i[J ts irrr:or f-s. u',;;- , V-f -•••r'/ry •-gt;•;*; nbsp;nbsp;nbsp;rtc r ¦-r [r-¦¦¦ ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’.iV; f:«;;:n.sXVj
i n.^ ^00 nbsp;nbsp;nbsp;.lidatfAio 9V.?i:XQ3.i ar: nor u^/r ..ürr:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ' '.. . ‘ ‘¦..^
.:’£r.' rt. DOV'/'TOV 'A Zi-'O “'',J Xi:.....'3 nbsp;nbsp;nbsp;Jf.'.' , X:':'3,l:,.. .f ^,'VC '
¦W:
-ocr page 83-- 36 -
Hoofdstuk lY,
De hoeveelheid cumuliforne wolken.
lö» De methode van onderzoek»
e zullen thans nagaan in hoewrre de in hoofdstuk III afgeleidde betrekking = '37t iquot; nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* 'f^'7^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» waarbij /i/^ de berekende bedek-
kingsgraad in tienden is, resultaten oplevert, die in overeenstemming zijn ®et de aan den grond v/aargenomen bedekitingsgraden.
Hiervoor is gebruik gemaakt van de aerologische gegevens en de waargenomen bedekkingsgraden van cumulus congestus in Nederland*
Voor het bepalen van de bedekkings£:?*9den hadden we de beschikking over de synoptische 'waarnemingen van üe Bilt van 07,00, 10,00, 13.00, 16.00 en .18.00nbsp;gmt,, benevens van ©en aantal verkorte berichten, in hoofdzaak in de ochtenduren opgesteld. Van het vliegveld Schiphol kon gedurende de geheele, voor hetnbsp;optreden van convectieve bev/olking, belangrijke periode over halfuurlijkschenbsp;berichten werden beschikt.
Eet aerologische material, dat voor het onderzoek naar de overeenstemming tusschen N'a- en den op den grond geschatten bedekkingsgraad is gebruikt, isnbsp;Verkregen door middel ven vliegtuigopstijgingen te Soesterberg (hemelsbreednbsp;7 km, van De Bilt gelegen) van 1 Januari tot September 1939 «u «e Schipholnbsp;van September 1939 to'fc ei 19^»
Op dit materiaal is een strenge solectie toegepast, teneinde eenige zekerheid te hebben omtrent de correctheid van de waarde , cüe met behulp Van de aerologische gegevens fjerd bepaald, In de eerste plaats werden slechtsnbsp;die dagen nader in het onderzoek opgenomen waarop over minstens tv/ee vliegtuigopstijgingen werd beschikt en waarop bovendien == 2 (cumulus congestus)nbsp;Was gedoceerd te De Bilt, resxgt;ectievelijk te Schiphol, In totaal voldeed eennbsp;honderdtal dagen aan deze dubbele vooiwaarde.
Vervolgens zijn de resultaten van de vliegtuigopstijgingen aan een nader onderzoek onderworpen. Aangezien de vochtigheidregistratie over het algemeennbsp;niet voldoende betrouwbaar is, werd er van afgezien om virtueele temperaturen in te voeren^\ Als maatstaf voor de betrouwbaarheid van de druk- en denbsp;temi.eratuurgegevens, die met behulp van de aerologische waarnemingen werdennbsp;Verkregen, werd van al de registraties de opgaande tak vergeleken met dennbsp;neerhangende tak, In het algemeen vallen deze twee niet samen, eensdeels door-
Zie ook de noot in ö 14-.
1)
-ocr page 84-,lh
Of» r . nbsp;nbsp;nbsp;• If
■- nbsp;nbsp;nbsp;’,ii
.:,-■nbsp;nbsp;nbsp;■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t! ■J 70.'Tt*'’:
TU nbsp;nbsp;nbsp;i~r- J
3n.0‘O7:';o£o-ïf}f»
, ‘00 *■■'''!01'*;' • '7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;'-i -yL-'iamp;v
â– or:
:'f7V
^ nbsp;nbsp;nbsp;'--i .“V» viV “
' :gt; vr^ 60
lamp;WÜ 'A
,'s I £.
It quot;0 nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ac' ■' nbsp;nbsp;nbsp;i 0‘vO '’j-cquot; ■;', ■?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'.■0'-, .'■■*■nbsp;nbsp;nbsp;■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'Vv.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•■- nbsp;nbsp;nbsp;.• -r:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;')quot;7 ^ ;■... . - 0 7 nbsp;nbsp;nbsp;■' ' . Tc V ..^: ' CK- . \ 7 . . 07 ' nbsp;nbsp;nbsp;' ;■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i-Wj \jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vo:')0 |
■; nbsp;nbsp;nbsp;;v--. Oj *7 07'».’;' S*' 3CW ; ■quot;Cn -;■; ■■■. nbsp;nbsp;nbsp;■. ,ri ';•■' 07-1 .i ■'0*'gt;Iv:vquot; --' quot;■70'X.J =0;-',0 7 Of^C-sO^'-riO j •iso-xO/oc'XuOc! c''no0f c'’Ma ^ 'r nbsp;nbsp;nbsp;i : ■. ■:£ nbsp;nbsp;nbsp;. ' 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;-v :v .c fie'i |, 30-^V ■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1** o :' 'lTï. :i . nbsp;nbsp;nbsp;. j(B0 -' : v' ,öU ; t ,’! 0 7u'T709V |
- 37 -
dat het vliegtuig bi;j de daling nooit precies dezelfde lucht passeert als hij de opstijging, v/aar vooral door de traagheid van de registreerende instrumenten. Van de aerologische registraties der bovengenoemde dagen werden diegenennbsp;uitgezocht, waarbij de temperatuurgradi*ent in een laag van ongeveer 100 mbarnbsp;dikte, boven het convectieve dondensatieniveau gelegen, in den opgaanflen taknbsp;vrijwel gelijk was aan dien in der neergaanden tak. Dit werd beschouwd alsnbsp;een aanwijzing, dat de temperatuurgradient ondanks de traagheid van den meteo-rograaf goed was weergegeven. Hierbij werd dus afgezien van het o.a.door Rossinbsp;(1940) geconstateerde feit, dat de wolkenbasis ongeveer 1,44 maal zoo hoognbsp;ligt als het berekende condensatieniveau. Alleen di® dagen waarop voor minstens een der opstijgingen aan bovengenoemde voorwaard® goed was voldaan v/erdennbsp;nader onderzocht. De andere opstijging mocht geen al te groote afwijking tus~nbsp;schen op en neerdalende tak vertoonen. Voor beide peilingen werd dan de opgaande tak als juist aangeno^men. Slechts op 44 dagen voldeden de aerologischenbsp;registraties ook aan deze voorwaarde. Uit dit geringe aaltal blijkt, hoe betrekkelijk zelden aerologisch materiaal zich leent voor een toepassing van denbsp;afgeleide foimiules.
Ook de 44 resteerende dagen kunnen nog niet onmiddellijk voor de vergelijking van /V’cr met nbsp;nbsp;nbsp;(de waargenomen bedekkingsgraad in tienden) w^orden ge
bruikt. In de eerste plaats is het gunstig wanneer het tijdstip waarop de wolken van de soort « 2 werden waargenomen, een korten tijd valt na een van de beide hoogtevluchten. Dagen waarop de cumuliforme bewolking lang na of voornbsp;de beij^de hoogtevluchten v^erd geconstateerd zijn even ongunstig voor het onderzoek, als dagen waarop slechts één hoogtevlucht werd uitgevoerd. Valt hetnbsp;tijdstip waarop de cumulusbewolking werd waargenomen tusschen twee hoogte-vluchten in, dan zullen die dagen de betrouwbaarste resultaten geven, waaropnbsp;de verticale temperatuurgradienten, zooals die uit beide aerologische waarnemingen volgen weinig van elkaar verschillen.
rP
Er dient op te worden gewezen, dat het onze bedoeling is om een theoretisch gevonden betrekking aan de praktijk te toetsen. Is de overeenstemming tusschen theorie en waarneming eenmaal aangetoond, dan kan de theorie wordennbsp;toegepast voor dagen, waarop slechts één aerologische peiling is gedaan, indien tenminste deze peiling betrouv/baar is en de atmosferische omstandighedennbsp;niet te snel veranderen.
In de tweede plaats is de betrekking /)^-
afgeleid in de onder-
^~ /-P
stelling, datconstante grootheden zijn, dit wil zeggen, dat ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot; boven het condensatieniveau een constante grootheid is.
-ocr page 86-iüj! ¦'¦ nbsp;nbsp;nbsp;¦ -
i' —
13
-ocr page 87-^vrolc^iache registraties nbsp;nbsp;nbsp;in een lnhg v«n tOO ?r.b£.r dlKte toven het
condens.'tien!ve.'.’j sterke gri dl^¦ntve¦r•i.ndferlrlgeii, In het bijzonder inversios o^.'treden, xl^n ètn ook bi.1 het ondersoek: evenmin jjebrulkt. i’lamp;rdoor is hetnbsp;fcsntfcl -i-gen, d^t gegevens voor bet ondersoek oolovfert opnleu--. gereduceerd»nbsp;.en verdere iïioeilljkheiri, oie optreedt bij het vergelijken ven /l{r^ -retnbsp;/l/j; is, det /l^ in het tlgemeen niet bekend is, rn.f r moet rcroen bepteldnbsp;uit /l/^ het codedjfer voor den bedekk'ingsgrfcvo. Hierbij is volgens het oa-aerst^.gnde scherft te werk gegtfn;
/Vr =
1 nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d
0,5 nbsp;nbsp;nbsp;1,0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5,0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7,rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9,0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9,5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'0
Dit schr''f volgt on-hlddellljk uit de beterkenls vrn de codecljfers.
Vh-nneer op eer* -if.*;' tf/.l.ssei'rid veerschillende reinig ulternloopérue W6rr— de;n vor-r /l^ sijn. gecoiet-r.gt;, vordt eerst het ? rithre;t! sehe gemiddelde vsnnbsp;.8 bh’tehoorenaenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ï-rórdennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;herhrld,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;on ritnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-iiddelcenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nrdtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;reer sir /f/^
* rregeven, nbsp;nbsp;nbsp;/l^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitgedruktnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ir,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de code voernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;//^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Irvcrtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;p.
rr-;.t xou in .lt;rlncipt aogelijk nbsp;nbsp;nbsp;oa de kliartciigisch© gegeven? te ge
bruiken namp;-.,rin de beaekringsgrr? d in tienden is epgeg^ ven. Het bJJ.lkt echter 'Ut Git slechts on een gering rentamp;l degen, rsogelijk is, jinc;«r:ien oe— wocniljk T'en gedeelte v^n den hc-.2;rl bedekt is door aidclelbi^re of hoog? s-'l-ken en slechts de t-''‘tr Xe beceKrclngsgra-, d wordt o;:»i?egfeVf;n.
Bij zeer groote wamp;i*rderi v^n Nr de werKrl Ijkr bedr,K,UlnKf.grf:0. fV kleiner zi^n d?.n de theoretische bedeKkinrsgrr-? d. BI ^ de Lfifecdiue^ vrn .ienbsp;f'-rmule voornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is ni. geen rakeninr gehouden met de groote snelhrder.,
difc in de tegenstroomirsg E.ullen optr-den, -'f.nneer /K- rr groot wordt, l'er.ir groote snelheden zullwn eexi groot .gentri ven cit Imroiscn, cie in d,nbsp;wrixnivrje rul:tte renlridlnti tot ver zbdi gd—; diohotlPCh opsti ,1 genoe lucht-strooaitigen ronden geven, onderdrukkon, rr,erdoor de theoretische y-tW:.rdenbsp;/\/f niet wordt be^’eikt, Hit feit, voorrop door Petterssen (l/39) is gewezen, komt in het resultrst ven ens onderzoek tot uiting.
^9. Overzicht vrn de nbsp;nbsp;nbsp;brui k te Kt nevens.
In het thrr.s v„'lgend€ overzicht zijn koloKSgc-s-ljre d© volgenhe gegevens vtn Ge 44 onderrechte dogen. Aeergegever.j
-ocr page 88-|£«-;T ££#* n
'Bi
»¦•-i»T:r*v£ïi nbsp;nbsp;nbsp;-ï-quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ïs-''T5‘li -^-itvlaölJsiêiï^öfïOS
st nbsp;nbsp;nbsp;»,¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Samp;/( tJtSl »»lt;¦ iwü iT*ii
** nbsp;nbsp;nbsp;J-'f##-»!'-':.. S v.V'TH'iiö vij-jtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^iiieV i%m%i 5.4U «iis^ i4IJ^T3-S
-«o ^i»''- nbsp;nbsp;nbsp;-alnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v^'f9-.'i»ölsïi'at-4ilt; isafcnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nN Sia
ïö-gt;w5i'i... Ji»«i »i «stsjasa
gt;•
3 ¦ Cm'
?tC
.ï*ï#lt toaüioö ®*gt; it^T nbsp;nbsp;nbsp;«fe Itfif 3if,i-il«^ftlir-«© Ailt;i'--v ¦¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ilQ
ifisv nbsp;nbsp;nbsp;l'af- la-ï»»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,ï.-f%ftbo3#8i ft^l»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'ir ^r ö©]»
i iv'Mf St-^ïy.' «btstètiip^f tlb sm »iria-%A»lt;f nbsp;nbsp;nbsp;»l!a»'rc;r.,.'‘v*-‘t td sa-
.ofr nbsp;nbsp;nbsp;^\ tnfjir afcer. »ö «1 JlMtnfeaff tt*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.iT#T«s»Si's^»''
J löavtïsa* nbsp;nbsp;nbsp;aio «aas»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^qiöaltQ hI.sm '#»ï?
-5itiiö ^s^'' nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ai 5««''tSttïai:s.j!»iwd •amp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..iseaUc-jd
¦'lt;¦ nbsp;nbsp;nbsp;Ic «TêdXaamp;fcijrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;üêèaanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a»t a4Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;asst*
*quot; ’¦¦ nbsp;nbsp;nbsp;Ifcioi!- i.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»fcnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a» saai
¦¦¦: ^quot;t4.M:^t‘J .i'iitb^ »«t tiaiif.-# X4'i nbsp;nbsp;nbsp;amp;«v tArtnn^w ftóföCïg.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^iS
-ïv nbsp;nbsp;nbsp;;« '?Jf .fc-,'i*ïn-«3H^‘lt;3Èöfc«»lt;Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;þ ati*
rr:m
•t-^^aasw nbsp;nbsp;nbsp;6mllüamp; rirtlao4*x#t.'f#a34 ai 9iM
^rs»t-y-:l^nê «.tocTqg »è i#a e»tgt;vcH»% nbsp;nbsp;nbsp;lt;ï»*S «in «i -xj-
i nbsp;nbsp;nbsp;'?«» ’t
¦-4 ;;1 nbsp;nbsp;nbsp;»/fy4f-.'--iRl *j? tisv .fi iu»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a©6'aiïili« naJb^.Xftft» «roorsj «amp;x»Ci
¦~^r‘»?jy[i' «£?,W»f-t#«lt;30 nbsp;nbsp;nbsp;\ili^S3:T£!V: .1;:J Mtlblsittéê ftfftiin lt;»t,ilT«»3iAO«t
«fadi^a-iO-9rnX' «è tn*^bTS}^-' nbsp;nbsp;nbsp;a»bvogt; gamp;ilt;tl«WW|gamp;
— Si (fti?f) ft^'''.’.»ï'r.Ji»^l' laoo ootas^ nbsp;nbsp;nbsp;*lxls-i#idnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ielii
9bm%Ic-* .fti» 3ttl»?HiêïK)iojÉ at-^i .ttf^txtavo sbu»!!©» ci’ iini al
-ocr page 89-, 33rt?ri en ‘n i,
s= r«;;rd r^ergenorntn,
/Vquot; Het numsfer vj.n den di ^, vfin.’- tot en fstt 44. dftn-r^, « n4e£evi#ti door jfcfcr
dot tijdstirgt; nbsp;nbsp;nbsp;irop de bewolkingnbsp;u 11 gedrnV: t in -. o, t,
t. Hét oogent'llk, «'¦rtrop de .i'erologiüché ra irnamp;^ing begon (hrt
n
vliegtuig stortte), overiéens In g.o.t. ii De geschétte hoogte vsn doH -'olkenb' els volgens der= Kopen-hr gon~crde.
A/^ De geschfctte bedekklngsgrsrd volgens den Koponh'gen-code,
Dé specifiï-ke vochtigheid thn den gronn, -ret behulp ftterven het convectieve condensrtien!verc is bepfeamp;ld.
In het flgemeen is hiervoor de spec:! fieke v-chtigheid genofsen, die uil de op het vliegveld voor den stfert vrn het vliegtuig bepsrlde reit tluvenbsp;vochtigheid li'erd berekend. Dit heeft het voordeel, riet onder de quot;elfde r.*r;~nbsp;stiridlgheden verkregen grootheden wet elkrer worden gecowbineera* heesttlnbsp;is het verschil tusschen de op dezenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ve kregen speet,fic-H,6 vochtigheid
en die, welke op het oogenblik vrn ae wolkenwrernenlng werd bepi^élr, geriry soodét de hoogte v^n het condens-tienlveamp;u en dus ook de faarée van doornbsp;de keusé ven slechts v.-einig worden beinvlood. In rnk^ Ie i^evalltui bleeknbsp;echter de sp^eclfléke v-jchti,gheld die oi- het vliegveld £5 be;.raid tot cn-Kfctrschiinliike resultaten te leiden (groot verschil in bere'ence en gesciafnbsp;te wolkenhoogte; groot verschil tusschen de volkenhoogten iie ®et behulpnbsp;v£U verschillende ccrologische registraties van één- oag worden berekend).
In deze gevallen ?-’era van de specifieke v-:-chtigheid ti,^dens de -.rlkenv.. ar-neraing gebruik gewaakt voor zoover het De Bilt betrof. Door het ontbreken van de vochtlgheidsregistrailes ven cchiph. I zon hier pebruik moeten wor-i*nbsp;gewaakt van de die was bepaald tijdens de ktn de wolkenwe;:.rn*:;aing vooinbsp;efgtande en de erop voli^,ende synoptische vrarnerting. Onwaarschijnlijke resultaten als bovenbedoeld, kvn-.men echter te ichiphtl niet voor, De oaardeï
zijn afgeleid uit de v: chtlgheldsregiatrf ties (gvreauceerd door middel van de synoptische psychrometer—v^certie.'td.ngen) van De Bilt zijn, fcarrnbsp;gegéven met een sterretje.
De ligging ven het bere .ende convectie;ve condensetilt;rrivetn,. uitgeörukt in mlllibiren.
Deze druk nbsp;nbsp;nbsp;gt;;erd berekend op de kl-ssiek© wijze door snijding op
©en ierogrer- ven de ”*111% ®ét de tieoaetrische torstenjamp;kromme,
De Ki zimtle temperatuur, die op den desbetrefffr-ndt^ dag te De Bilt, respectievelijk: Dchiphol werd '•.'.¦fesrgenomen.
-ocr page 90-fim.m nbsp;nbsp;nbsp;Jo.:- ' .i5»c isAvnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J9I'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''VN
.^Ab gt;1^ bi}«4ai nbsp;nbsp;nbsp;'tai-'tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»,é
ïv/ri) iisgt;sgt;ï-i saifc-scTTA^» *d0öi8«gt;Xo*st4^ «t- -vOTi.^i. ^^iiidn^^c-o
K’
ill yr^ö-ïVt-¦, i-sU*? -!* .lÊtüJaally iMgt;fe iö«slD’r ai#nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c-wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;$?t4(it5a^2 ^ A’
iiaö tn^ilcir nbsp;nbsp;nbsp;«lt;3 .V\
aav^^ji? lt;?Xiiil»cf ^»sf ,Da57ïi i»#è m» nbsp;nbsp;nbsp;ai'»ili##?ia »3
? nbsp;nbsp;nbsp;»i i/riiwixï»IS'rlt;sr!»6iïo‘5 •?flJdrroca t9i*
jïj? »ió «a^-sr-oa^-.'^ öi«*ilt;5liiiiïov nbsp;nbsp;nbsp;ffc locvislff «i üiamp;awp'jfs #5^4 al
, »»9X4.4ld*f ?amp;Xa»«iad' nbsp;nbsp;nbsp;J«'ïlt;. a.5v Jt*^£ itafc loov fcl»vj»«ilv 3»if qo at
-*« afrtlastb ‘iBtfi’fi jür jiat^éioc-ir i«if i'laad 3fi^ .bitamp;afs'idcii ttpt 6l3.^^l3.f'0oT . Xste«is5 •^^•?filrfasoö*; amhriQm ¦ï*i4i(X# #9» ntboriJoo-ïjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.'.»fo^f58iöaa^t
SidrigiJffeav nbsp;nbsp;nbsp;av ®tti« ®»#amp; qo 9b a®rtöaaü5 liffüti®® il
'^sii'193 4;jii4q«d èi»* 8alca2nr»iawa»aJXo» «fc xuy 3tiX4a®8oa qo nbsp;nbsp;nbsp;it®
noofa ^ nav nbsp;nbsp;nbsp;•amp; ate^-^ aafe a# ü«®Ylö®i;i*an«amp;oeö #®l^ a*®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»£» iaamp;caa
x,4j»Xïf nbsp;nbsp;nbsp;eX-?aiö# öl , !V'^.Qlröi.«rf ««b^o»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a^n^tia a*Ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»b
~na #W öXaaqarf bXfr^-»iXY Samp;if qc «tt nbsp;nbsp;nbsp;«sfiSflllSaH* •£gt; *ïa-iri3«
•ixslos®^ at# nbsp;nbsp;nbsp;al Xiïlamp;aiav Jfiotn) mbi^t 9i n9S9$im»'t »^iiïalldQ9fa€9
' ^iotiwd iaa «it ««ifoodteaatioK 9b aadoaaü.t Xirtdcior nbsp;nbsp;nbsp;i®:rfoof(a®^lo« 93
«(foö#iit*ïtlt;|_^iï»b'ioir jiab-aèii oér 9^13gt;ir3sili9'i nbsp;nbsp;nbsp;»fert®Xliil38'i«T nsv
«r# Saab* i| biodjliriacT »3£»ili®®qa ®b niY amp;Y»«r aaXXsY^* nbsp;nbsp;nbsp;al
dd^^'OlXcio $md tood ?to*iX«d ^^XXS J»ri t:#voo« too® nbsp;nbsp;nbsp;SUJtipaa
iamp;iow a«lsc» »xirïd®3 leiii 00* Icifqiriaa nav a#Xi*i:iti8»*iai;i»5Xi tfrföcy »fe mr
*gt; ¦',¦
toef 8al»^^tfw0®jfioar 9b mê 06 zemblïi blê^qmi as* «ic^ mb mt rfSjMUa#8 -STEnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.saiensaiisw «niüjtiXqoirqa «besijIcY .«~i# sb ?33
isb-ïaa* *0 ? jOüY taia iódqirfo^ sX ns^rfo* aoirawa ^öXsoÊMnayod aXa tia^siXaa losr bianöoiib©-!»;^)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Xltr blsX^jl? n^ia 9lb , iw*
-af^ê «ti* Xlifi *3 aw (na8ai.-*»r*'ï*s«r-T[i»X«8oirrföt»q «ifbiiiqouxa ab aiv iafefei*
.ê^^artaXi aa» X-»« aav^^as
iif^%9vXu9l3A9mbaoo «rf.)XJoaviï03 a0£isgt;;aaoif iad aar nbsp;nbsp;nbsp;5- yyy
«oailESiflXXla fll üeriH^it»
qo fatfctXos aoöfe aati* ai^aittaJa afe qc? iataaïarad fe^er nbsp;nbsp;nbsp;asaö
,a«i«0'igt;s*fcnaJ£r»oX a{tcei*i#asrgt;48 mt $»m tr^iX- *ó a«r .Tsifotss iiaa at a^b ^b/ïjjllüitacfaaÊ aab qo aib ,*E0aXdiaqtoa4 aXaaiiEaa a3nbsp;.iissoaasiaa*’ btar XoriqlxfoS aitXX®T«li9i#q**~ ,XX1?
-i
-ocr page 91-- 40 -
Ds temperstiiur, die aan den grond poet ontstaan, opdat een van den grond droog-adia'batisch. stijgend luchtdeeltje het convectie-'‘ve condensatieniveau aal kunnen bereiken.
^ den naat voor den geometrischen tsnperatuurgradient boven het convectieve condensatieniveau.
-.en maat voor den verzadigd-adisbatischen temperstuurgradient boven het convectieve condensatieMveau,
^ den maat voor den droog-a.disbatischen temperstuurgra dient boven het convectieve condensatieniveau.
¦)« drie grootheden nbsp;nbsp;nbsp;onnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn bepaald ddr het tempe^tuurverschil
te nemen langs de geometrische toestandskromme^, den verzadigden adiabaat en den drogen adlabaa.t tueschen de drukniveau’s 9,9^?^ ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- Jö . liier-
bij'^gebruik gemaakt van het aerogreiapapier van Hefsdal (193?/ waarop de desbetreffende aerologische registraties zijn uitgezet.
P In öe laatste kolom is de waarde van P uitgezet.
-ocr page 92-quot;'gt;•» tv ¦' nbsp;nbsp;nbsp;-
f i': '0 ri'I
' nbsp;nbsp;nbsp;'X't' t
• SC
V -'--TQÖ-;
rH
4-
H
CD
e
fx,quot;
o
o*
S
•p
•d
3
hgt;
^co
4i^
IA CM AfA »X) 4 4 LA
• • • •
oooo
4lA
• •
IMCVJ
OOOOkDcO
• • • •
CM CM CM CM
lt;HCO 4000
OC^
r-i rH
IA CM 00 CM
iH
CD vD 4 CC
• « • •
CM CM CM (M _
00 4 IA CO
• • • •
^A^A^A^A
CC H LA CO
• • • •
IT'. 4 la cD
rH rH rH rH
00
00
rH
D-4 CM IA
• •
OO
(TvCM CO AlAO tAD-CM LAiACACO lt;AA4
• •••••••
oooooooo
A* C7NCM f-l ArH
• • •
OOO
I
CM iS-
• •
TDHNrV
9 nbsp;nbsp;nbsp;•
CM lt;M
CO CD
• •
A lA.
CO 'O
• •
CMAAAAAAA
rH 4 tsco I-I IA co A lAKMH 4 4 4 lAIA
CO CAO 00 A lAAlA
• •••«•••
CO CO o rH lAC-A A rH»HAArH»HrHrH
CO lAvO
• • •
A A A
CO CD 00
• • •
A IA A
OO A A OOO • • • 004 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
lAO Q OO o
cOK\ LAAACA (ACA AAACO
OQOO !A4 LTncDnbsp;A AAA
OA nbsp;nbsp;nbsp;OOOAOOOO
ODO nbsp;nbsp;nbsp;OAOOAOrHrH
AA nbsp;nbsp;nbsp;AAAAAAAO'h
AOO AAAnbsp;00 00 A
LA4 CN-A O CO
• • • • • •
0)00 AAA4
r-i CNCO A
• • • •
tNCOCN-00
0»rH • •
AA rH rH
AAAAA AOO 00 A A ACS IS-CD CD
AA 4
9 nbsp;nbsp;nbsp;9^
4 4 kS
’'¦V
44A4 AAA444A 4 A A A A4 A A A4 A A 4 4 4 4 cD AA A4 AA4A4 rH
^lAc0 4 4AAAAA.4 AAA A4 AA AAA AAA A AA4 4 4 A4 AAAA4 I
AO
OCc;
OOO A rH rH rH A
cDA COINCOlS rH CO r-l CO rH
AO O O A OrH C
^999
(SCTcC^A o rHQrH
TKtrT
A A
• '•
(S,o0 O rH
o c5‘q o aAo
UStH 4 4 AO rH
CvCC ACO O ESA O^ O rH O C\^ rH
Q AO 4 AO
tSA O
O rH rH
OOOO AO O O
• • • •
CMA^A qrHAA44lt;T' nbsp;nbsp;nbsp;cd cfvC^Ö Ö A oJ A A.4 CM CM A A 4 ct 0^0 O CM CO KNA4-4A
rHrHiHrHrHHO nbsp;nbsp;nbsp;O O O rH rH rH n rH rH rH rH rH rH rH H f-. O rH rH rH O rH i-i rH rH rH
OOOOOOO OOOOOOOOOOOOOOOOQOOOO OOOOO o CACAOAA ACAOACACAOOAOAOaOOAAA OAOAO O
i-HrH iH O
O (5N A
CS
A
00
cO |
A |
4 |
CD |
CD | |
rH |
A |
A |
A |
A | |
A |
A |
A |
A |
A | |
A_ |
Lr\ |
CO O | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
ru
-/{ '{
f !
f. ' '^- . X
i â–
â– S' â– -’ -•■'â–
^ nbsp;nbsp;nbsp;9 tt
^ “t »
* *
'i f -A. â–
â– * ^ * '
/■' ’ •' v’-
• « » « *
* • *
.. ' f t ,-
o
4J
•ö
o
.m.
O'CTVCO^CSC cj ir\U) 4- -
I ir\r-» C-CNIN ^ 4- 4-0lt;M
• •••••¦••••
OOOOOOOOOOO
CVI 4- ^ nbsp;nbsp;nbsp;^ ukJ) K^\DO^^r^
KD LfNOviTN rHrHOCM
irsuN
K\tr\
KMTvUMAOO
• •••••
OJ OJ (M OJ K\KN
lAtvUNiD UMAVD \D CTsCM KN
• ••••••••••
(MaiOJCMOJCMOJCVCMCMOJ
vigt;ir\c\jif\‘'
• • • •
CU cv CM OJ
OOH
KNKN
OO
iAOgt; r-i C\i
• •
OO
tAVD
• •
CV CV
CTNCV tN-OO OCO
• •••••
CV 4 O o 4rc\
o «NOO O 4 t^-CVK^C^gt;¦4 O
• ••••••••••
KNrr\rcN4 H KNrACV HA
CV D»
• '•
HA KA
COOCVOD4N HAC3^CX5COK^OC0 0 4CVO
(X5 cO O CV fH LfACV CNO INC'-(HrHr-irHr-i rHCVCV
CV (NCO C?NiAüA r—( iH rH fH r-i r-i | ||||||||||||||||||||||||||||||||
|
OOOOOOOOOOO IA KA cv co cv cv 4 4 CN 00 CAnbsp;CA CA CA 00 CACAO^CACO CO OO
CAO CD O ® O vD lt;-l cO 4 CD
• •*••••••••
4 4 AAA AA4 ACV CV
O r-i a\IS\ HAHArH CV
KA
•
IA
CV
co
T-1
P9QO •HOCACNnbsp;00 00 CACO
(NCAACA
• « • •
O O O CA
AA A AA A A ACV CV 4 4 rH 4 4CVCVCVCVCVA iHCVCV AA4 AcDcD44AAA4 IA AcOcDcDcD 14
OOAOAO O AArH OrH
Dgt;-AcD O C^A O tH O rH O gt;H
OQ O O AA
AAC'-rH iH O
CV
VD
OO ACAnbsp;CA 00
| ||||||||||||||||||||||||||||
A4 • • |
INO • •
(NCO
AIN
• •
00 CN-
00 tN
H r-i A A4 rH iH rH CV CV CV CV A ACV A ACV CV CV ACV CV cDcDcDcDcOcD444AAAcDc0cDcD cD AAAAAAAACD cO
AOAOOOAOOAO OCV4HOgt;HCVGOiHA
tNA(NACA£N(NINCD CD CA OrHOrHiHOrHOrHOrH
AQOO O AO A
• • • *
CA CA CD A OrHOrH
O O AKgt;
• •
AA
OrH
AO
AA
AA
OrH
OO
AA
AA
OiH
OOOOOOOOOOO AO AO O AO OOOO
CA4 4O'HC0(AACD00 A OrHrHt—)i—(OOrHiHfHrH
OOOOOOO
OOOOOOO
• ••••••
CAA4 ACDCO A O iH rH rH «H rH rH
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO O AO AO AAO K^AO AAO AO AAO AO AO AO AO
iN(Noo co cJ^c^^co ogt;crwiNco aa acd cd cnc^-cd cninco cv aa4 4 a
1—IrHiHrHiHtHÖOOrHrHrHOOOOOOOOOrHiHiHrHiHrH
A 00 CV
O- CV CV cv
A A CV
a\
rH
CD
cD CTN
CJN
crc
CV
as
tN (N 00 A A A
CJN
A
as
A
eye
A
CV
A
AO
A
ZOL-
cD
AO
CV.
as
(■• ■..
V .
r- r
^ * c '
I ‘
-ocr page 101-- 45 -
- 45 -
20, Besrir*;
ing; van de H:ea;even3.
'riians volgt een korte discussie naar aanleiding van de resultaten, die uit de 'bovenstaande tabel kunnen v/orden afgeleid. Voor zal aie waardenbsp;worden genomen, die overeenkomt met
r/ij,
/- //
Daarbij beteekent t hot tijdstip waaron de maximale bedekkingsgrsad voor de wolken == 2 is gemeld op den desbetreffende dagj t^ en t^ zijn de tijdstippen w'aarop de eerste, respectievelijk tweede aerologische waarnemingnbsp;begon.
Fier treèdt een moeilijkheid ops het is nl. moge lijk, en zs.l in het volgende blijken voor te komen, dat een van de aerologische peilingen heeft plaats getea^^p een oogenhlik dat de wolken zich reeds voor een gedeeltenbsp;hadden gevormd. Dit beteekent, dat de waarde van , zooals die^ gedurendenbsp;zoo'n peiling werd bepaald, is beinvloed door de tegenstrooming. Aangeziennbsp;het moeilijk is om dezen invloed in rekening te hrengen, zullen we er in hetnbsp;vervolg van afzien. Dit is te meer geoorloofd, daar het profiel door de te-genstrooming in werkelijkheid van een vorm is als in figuur 9» ^/anneer denbsp;peiling op eenigen afstandlheeft plaats gél^Hyan de wolki. wat gemeenlijknbsp;het geval zal zijn, mag de invloed van de reeds bestaande tegenstreemingnbsp;op den verticalen temperatuurgradient immers worden verwaarloosd.
1. nbsp;nbsp;nbsp;Aangezien de cumulus-waarneming van 18.00^ ver na de laatste aerolo-
gische waaTneming valt zijn slechts de waarnemingen van 12.50^ en van 13.00^ voor ons doel van belang; t is 12.30, zoodat we voornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0i38 moeten nemen.
Daaruit volgt /V'^ nbsp;nbsp;nbsp;= 3»1 of/l^» 3* de waarhemingen volgt, dat /V^ =
= nbsp;nbsp;nbsp;is dus 4,
2. nbsp;nbsp;nbsp;^eide temps voldoen aan de gestelde eischen. Uit de gegevens volgt,
0,40, dus /V^ * 3»3 nbsp;nbsp;nbsp;3» Uit de enkele cumulus-waarneming
volgt, dat /V2 nbsp;nbsp;nbsp;» 5,0,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a 4.
3. nbsp;nbsp;nbsp;De eerste aerologische waarneming geeft indifferent evenwicht. Voornbsp;de klt;«feede is niet voldaan aan de voorwaarde, dat ^ onafhankelijk Hyan denbsp;hoogte moet zijn.
Deze dag kan dus niet worden gebruikt.
4. nbsp;nbsp;nbsp;Beide temps zijn goed. (09.30)» 0,63 x 0,21 » 0,60nbsp;:7,5, /V^- 5; Ni » 7,5 en /i4 . 5.
-ocr page 102-¦quot;’j nbsp;nbsp;nbsp;!.
Wvi. ¦» *
. ! S,
. 'O
~o ¦
V ;c:‘
fL.
' ¦4 ,
.'v f
- /1-6 -
5» Beide temps zijn redelijk goed. Wanneer voor de gemiddelde tijd 10.30 wordt genomen is P (10,30) = 0,45 j x 0,08 = 0,49,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• 4,8. dKr- « 4.
/^i= nbsp;nbsp;nbsp;(5 X 5 7 X 7,5 ) * 6,7 of /V^ = 5.
6, Beide temps zijn goed. Voor de maximale bedeickingsgraad is t « 13*45^ genomen, /”^ (13.45) * 0,27 x 0,27 * 0,44./!^=nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;= 5»0 en
- 4.
7« De eerste temp'heeft geen constante verticale temperatuurgradiënt.
De tv/eede ligt bijna 7 uur na de cuiauluswaarneming. Deze dag is dus niet bruikbaar.
8, Een sterke inversie 50 mban boven het condensatieniveau maakt beide temps niet bruikbaar,
9gt; De aerologische waarnemingen vallen na de cumuluswaarneming. Bij de eerste temp is de verticale tenx)er8tuurgradient bovendien niet constant, Bietnbsp;bruikbaar.
10. Beide temps voldoen aan de gestelde eisclien* Voor (14.00) kan de waarde 0,47 worden genomen. /}^* 4,4, /V^ « 4.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=* 5,0,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4.
11* De eerste temp vertoont vlak boven het condensatieniveau een gra-diêntverandering, en valt lang voor de cumuluswaarneming. De tweede is goed en valt vrijwel met de cumuluswaarneming sar^.en. Daaruit volgt (13*00) «
12, Hoewel $
cond
'^max nbsp;nbsp;nbsp;temps toch goed bruikbaar. Het
verschil kan worden toegeschreven aan het feit, dat ï niet op dezelfde
max
plaats is bepaald als de gegevens waaruit nbsp;nbsp;nbsp;volgt. (11,00) * 0,12
t X 0,16 = 0,15. nbsp;nbsp;nbsp;0,9,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,5 enZ}^« 3*
13. nbsp;nbsp;nbsp;Beide temps voldoen aan de eischen. Voorkan het best de gemiddelde waarde worden genomen, dus Z’= 0,42.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3,6, /i^ » 4.= 5,0 ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4.
14, nbsp;nbsp;nbsp;Beide temps voldoen aan de gestelde eischen. zquot; (11,00) « 0,74 0,05nbsp;= 0,79. N'r is grooter dan 10, n.1. 19. Ai, - 7,5 en /!i - 5.
13. Beide temps zijn goed. De gradiënten verschillen onderling echter vrij veel, P (I3.OO) » 0,24 x 0,35 » 0,41.3,5 /14- » 4.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- 2,5
en = 5.
16. Beide temps voldoen aan de gestelde eischen.P (14,00) = 0,57*
6,6, nbsp;nbsp;nbsp;5.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7,5 en/l^» 5.
124. Tn beide temps is de gradient niet constant.
18. Het verschil/^ is zeer groot. De ochtendtemp is slechts tot 800 mbar bekend, terwijl de verticale temperatuurgradiënt van de tweede temp niet constant is.
-ocr page 104-. . nbsp;nbsp;nbsp;' A .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
f I nbsp;nbsp;nbsp;- ,^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt; '^
^\ .
A . . nbsp;nbsp;nbsp;' ^-
,.\ nbsp;nbsp;nbsp;Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t» ¦
:a .
.olt; nbsp;nbsp;nbsp;•
;a . : »
¦'. r'
; n\L W
K .
^\-r
-SsA c (
- - ' .'^ . ,
gt;;'ïv , nbsp;nbsp;nbsp;,
^ .
t
t . nbsp;nbsp;nbsp;“ quot;-«gt;•
•) '
••’ ' ?
i.^•
• . - .A '. ^
¦^\ « ( nbsp;nbsp;nbsp;gt;V\
»»i
-ocr page 105-- 47 -
19» , e^ens sterke gradiëntverandering M;} de middagtemp niet bruikbaax.
20. nbsp;nbsp;nbsp;. cgens sterke gradientveranderingen in beide temps niet bruikbaar.
21. nbsp;nbsp;nbsp;Aangezien de enkele cumuluswaarneming ver na het tijdstip der hoogte vluchten ligt, is deze dag niet bruikbaar.
22. nbsp;nbsp;nbsp;Beide temps voldoen aan de eisKhen. /^(IJ.OO) » 0,48 - x 0,10 «
0,40. nbsp;nbsp;nbsp;3,3,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- 3.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- è (1 ? X 2.5) - a.l, ^ gt; 3.
23. nbsp;nbsp;nbsp;De eerste te:^ heeft een inversie op 90 mbar boven het condensatie-niveau, De tweede, die het dichtst bij de cumuluswaarneming valt is echternbsp;goed. P « 0,41.3,5. /^ - 4./)^ « I (5 2,5) » 3,8 en - 4.
24. nbsp;nbsp;nbsp;De tweede temp, die tijdens de cumuluswaarneming is verkregen heeftnbsp;geen constante^ . Het is daarom beter deze dag niet te gebruiken, hoewel’nbsp;de ochtendtemp goede resultaten geeft,
25» Beide temps voldoen aan de gestelde eischen. ^ (13.30) - 0,41.
- 3,5, /t^- 4, /y'i . 5,0 en /Y£. 4,0.
26. nbsp;nbsp;nbsp;Bij de middagtemp valt het convectieve condensatieniveau juist onder een sterke inversie. Het verschil tusschen en is groot. Het geheelnbsp;ziet er betrouwbaar uit.
27. nbsp;nbsp;nbsp;Wanneer gebruik wordt gemaakt van Qq , voldoen beide temps aannbsp;de gestelde eischen. (11.30) - 0,59./^ * 7,2,/^» 5.^- 5,0,4.
28. nbsp;nbsp;nbsp;Het tijdstip van de eerste tenqp valt buiten de interessante periode. De overige drie geven (13.00) • 0,50,/J^- 5,0, Zi^» 4.//^ * ^ C 3x5nbsp; 7,5) » 5,6,/^. 4.
29. nbsp;nbsp;nbsp;De middagtemp, die de belangrijkate is voor het onderzoek aangeziennbsp;de cumulus congestus om 13.00^ en 13*30^ is waargenomen vertoont op 50 mbarnbsp;boven het condensatieniveau een sterke gradiëntverandering,
30. nbsp;nbsp;nbsp;Wegens het voorkomen van zeer sterke inversies in beide temps nietnbsp;bruikbaar,
31. nbsp;nbsp;nbsp;Beide temps voldoen aan de gestelde eischen. We kunnen afzien van de
A'' ¦
ochtend cumuluswaaraeraing. / (14.00) » 0,42 - ^ x 0,11 * 0,40.
- 3./^- 2,5 en - 3.
32, nbsp;nbsp;nbsp;Beide temps voldoen aan de gestelde eischen, /'^(10.30) =» 0,29 ^
X 0,30 - 0,42. nbsp;nbsp;nbsp;3,6,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- 4.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5,0 ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4.
33. nbsp;nbsp;nbsp;De temp van 08,30^ is niet te gebruiken wegens het optreden van
eenige kleine inversies. De belangrijkste cumuluswaarneming valt echter om 15.00 , dus tusschen de tweede en derde temp./”' (15.00) » 0,64 -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0,17
« 0,58. /i^ - 6,9 nbsp;nbsp;nbsp;« 5.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« 5,0 en Zil^ - 4.
3,3, /ii^ =
-ocr page 106-»\
-t - ^ nbsp;nbsp;nbsp;
C-'.
4.
-ocr page 107-- 4e -
3^« ''id 6«en ven beide terrjpr, nbsp;nbsp;nbsp;als een constante grootheid worden
beschouwd,
8
33» Beide temiDS voldoen aan de gestolde eischen. / (15.00) ^ 0,41 ^
X 0,06 » 0,46. /^= 4,3, nbsp;nbsp;nbsp;4.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5,0 en/t^ » 4,
26. Het voorkomen van een aantal kleine inversies en het feit, dat van de tweede temp uitsluitend de neergaande tak bekend is, maken geval 36 onbruikbaar.
37gt; Bid gebruik van komt het convectieve condensatienivea.u veel te hoog te liggen. Bid getruik van kunnen de waarden van^^uit beide tempsnbsp;niet als constant worden beschouw'd,
38, nbsp;nbsp;nbsp;Hsngezien de waarneminsstidden van de cumuliforme bewolking buiten
de tidden der aerologische waarnemingen vallen en de beide waarden voor X’’ sterk uiteenlojjpen, kunnen re' dit geval niet gebruiken omnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met /4^te ver»
09.00^ en 09.30^ gmt
gelidken,
39, nbsp;nbsp;nbsp;Alleen de cumuluswcarneringen van 08,30^,nbsp;kunnen met behulp van de vliegtuigopstidgingen worden gecontroleerd,
/(O9.OO) » 0,35 nbsp;nbsp;nbsp;^ 0,20 = 0,41,^3-= 3»5 en 4. Wanneer de bedekkings-
graad van 08.30^ wnrdt toegeschreven aan de beginnende convectie volgt voor AJ, 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; 5) - 3,8 en/l^= 4.
40, nbsp;nbsp;nbsp;In de middagtemp treedt een inversie op, 70 mbar boven het conden-datieniveau. iangezien de bewolking echter acht uur voor deze middagtempnbsp;optreedt, en de temps er overigens zeer betrouwbaar uitzien, is deze complicatie bi.iiten beschouwing gela.ten. Wegens het vroege uur waarop de cumulus
^ nbsp;nbsp;nbsp;h
bewolking werd waargenomen, si de bedekkingsgraad van 07.30 als correct aangenomen. r (07.30) = 0,38 - ^ x 0,07 = 0,37. nbsp;nbsp;nbsp;2,9,/)3-- 3./^* 2,5 en ^«3.
41, nbsp;nbsp;nbsp;Beide temps voldoen aan de gestelde eischen. Aangezien de cumuli zoo-wel eenige uren na de 05.50“ als eenige uren voor 15.30“ zijn waar genomen,nbsp;kan voor Z’ de gemiddelde waarde ^ (0,15 0,29) *= 0,22 worden genomen, /VZr
= 1,4, nbsp;nbsp;nbsp;2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ (6 X 1 4 X 2,5) = 1,6,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« 3.
42, nbsp;nbsp;nbsp;Niet bruikbaar wegens een sterke gradiëntverandering in de tweede
temp.
Beide temps voldoen aan de gestelde eischen, De bedekkingsgraad /l^ = 2 van 17.00^ moet voorden toegeschreven aan het oplossen van de bewolking. (15.30) » 0,37. AZ = 3,0,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- 3. Ai » 5,0, /y'z « 4.
44, Beide temps voldoen aan de gestelde eischen. Voor A kan het beste de gemiddelde waarde C,31 worden genomen. = 2,2,/^» 3,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» 5,0 enAi=4,
21. Toepassing on het verwachten van cumuliforme v/olken.
Uit het bovenstaand overzicht volgt, dat van de 44 onderzochte dagen er
-ocr page 108-f3 w |
6 nbsp;nbsp;nbsp;7n; |
- 49 -
26 in aajimerkins komen voor het vergelijken van met , n.1. de num-mers{ 1,2,4,5,6,10,11,12,13,14,15,16,22,23,25,27,28,51,32,33,35,59,40,41, 43,44.
De thans volgende tabel geeft een overzicht van hetgeen uit' deze 26 da.gen volgtJ
s No 1 |
¦pT~ |
j |
'®r‘ |
-TT” | |||||
1 l |
! 5,1 |
' 5,0 |
3 |
4 |
23 |
3,5 |
3,8 |
4 |
4 j |
i 2 |
1 3,3 |
5,0 |
3 ; |
4 |
25 |
3,5 |
5,0 |
4 |
4 |
! nbsp;nbsp;nbsp;4 |
. 7.5 |
: 7.5 |
5 . |
5 |
27 |
7,2 |
5,0 |
5 |
4 |
1 nbsp;nbsp;nbsp;5 |
4,8 |
6,7 |
4 |
5 |
28 |
5,0 |
5,6 |
4 |
4 , |
= 6 |
3,9 |
5,0 |
4 |
4 |
31 |
5,3 |
2.5 |
3 |
3 |
10 |
4,4 |
5,0 |
4 |
4 |
32 |
3,6 |
5,0 |
4 | |
i |
7,2 |
5,0 |
5 |
4 |
33 |
6,9 |
5,0 |
5 |
4 |
* . 12 |
0,9 |
2,5 |
2 |
3 |
35 |
4,3 |
5,0 |
4' |
4 |
13 |
3,6 |
3,8 |
4 |
4 |
39 |
3,5 |
3,8 |
4 |
4 ~ |
*: , 14 |
19 |
7,5 |
gt;8 |
5 |
40 |
2,9 |
' 2.5 |
3 |
3 ^ |
15 |
3,5 |
2,5 |
4 |
3 |
41 |
1.^ |
1,6 |
2 |
3 . |
' 16 |
6,6 |
7,5 |
5 |
5 |
43 |
3,0 |
5,0 |
3 |
4 ‘ |
22 |
3,3 |
2.1 |
3 |
3 |
44 |
2,2 |
5,0 |
3 |
4 i |
Uit deze tabel kunnen de gemiddelde waarden van /l^vorden berekend, die bij verschillende waarden van behooren. Het resultaat is weergegeven in‘nbsp;figuur 14/ Het blijkt, dat er een redelijke overeenstemming bestaat tusschennbsp;de theoretische en de waargenomen hoeveelheid cumuliforme wolken. De beidenbsp;uitspringers worden geleverd door de gevallen No.5 »ii No.22 waarbij slechtsnbsp;één waarde van N^ voorkomt Mj de betreffende waarde van N^ • Uit No.14nbsp;blijkt dat bij groote waarden vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de theoretische waarde grooter
kan zijn dan de waargenomen waarde. Dit kan worden toegeschreven aan het feit, dat de tegenstrooming een gedeelte van de initiaal-impulsen verstoortnbsp;bij groote waarden van er- , wat niet in aanmerking wordt genomen in de theorie.
%e kunnen tenslotte zeggen, dat een geslaagde verwachting van den cumulud-bedekkingsgraad afhangt van vele, vaak moeilijk te beoordeelen factoren. Vooral de veranderingen waaraan de geometrische toe sta ndskr ommeel onderhevignbsp;is, kunnen tot onaangename verrassingen leidén, terwijl natuurlijk in denbsp;eerste plaats de aerologische gegevens voldoende betrouwbaar dienen te zijn.nbsp;/ waarin de gemiddelde waarden vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn uitgezet, die behooren bij de
verschillende waarden van •
-ocr page 110- -ocr page 111-- 50 -
niettemin k^n het voor de praktijk van belang zijn om de te verwachten bedekkingsgrasd /V!r- snel grafisch te kunnen bepalen, {’.et is mogelijk omnbsp;diagram^ te construeeren, die deze grafische bepaling mogelijk maken, i^ijnbsp;kunnen slechts voor één drukwaarde 9', 9^9/ worden gebruilrt en stellen innbsp;staat om den te verwachten bedekkingsgrasd af te lezen als functie van denbsp;temperatuur in het condensatieniveau (waarin de bovengenoemde druk ?,9,T/ moetnbsp;heerschen) en het temperatuurverschil tusschen dit niveau en een niveau metnbsp;druk (nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- 50) mbar, gemeten langs de toestandskromme. Figuur 15 toont
zoo’n diagram; het kan worden gebruikt voor 9-9^9, « 900 mbar.
het is zeer eenvoudig om dergclljke diagremmeri voor andere drukwaarden te ontw^èrpen. Het spreekt vanzelf, dat aan de bovengenoemde voorwaarden moetnbsp;zijn voldaan, indien we het diagram willen toepassen.
-ocr page 112-\ ' '• ■' -
;T 't .
. : nbsp;nbsp;nbsp;a. Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
jö’ nbsp;nbsp;nbsp;i;y:-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-- a- V
.'l'V:.-’ 'â–
:-'r nbsp;nbsp;nbsp;-i:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-.la-j quot;
'â– i â– â– 'a . i:
;â– 2 â– 34 :â– â–
gt;3
r.
•1 . , nbsp;nbsp;nbsp;\ C‘ gt;
') '
-r! -
,1 â– - â– nbsp;nbsp;nbsp;'V'
{tv'S.r â– 'V
.3?3
... -'3,.: â– .|
-ocr page 113-HpoffSêttik T
2Ï« Pr^odtl*» flwoj;liagawg-gt;tb»orl».
AlrorvM «ordt oir«rg«gt«s tot de beeeltoavia« veamp; den opperrlekteweeretaiid, die blJ ©aamlifor»* wolken optreedt, vol«t hier eerat oea korte eaesnrettin* reit denbsp;theoretlnche frondslegen der turbulentieleer roor zoover »e die neodif eelle» heb»nbsp;ben.
De eerète oaderroekingen over turbulentie in de eteoefeer aljB efkonetlf ven Teylor (1915) en v. ceh«ldt (1918? 1925). Uletteedn »aekie de theorie ven den 4e-felijkechen eindfteng ven £epy en KBppen reode gebruik van de onderetellisg, detnbsp;de deeltjes In de etttoefeer een onregelswtlge beeeginf. vertonnen. De ideeSn vennbsp;Teylor en ‘s, «chaidt weren ven grooten Invloed op de turbulentietheorieSn, dienbsp;Ieter oatvlkkeld werden door preodtl, Teylor en eaderen en die o.e, aijn oeaen-gevet door Ooldsteln {1f38}. Deze elgeaeene theorieSn warden In de geopbysioe bijna uitsluitend op de beheadellng ven horizontale etroomingen toegepeet /*Boeabynbsp;en yiontgoaory (1955); Rosaby {195?’^; 1936); Sverdrup (1936 n «n b); Paeaohke (1937) Jnbsp;ssaenvettiag bij Letteu (1939)_7*
Yereohlllende theoriain zijn ontwikkeld ton einde de turbulente prooeaeen quen-titetief te beschrijven. 7e zullen hier de theorie ven prendtl, die den z.g. «en-gln^aweg Invoerde, toepeesen. Deze aonglagaweg npeslt lo de turbulentletheorle een ensloge rol «Is de vrije weglengte in de kinetische gestheorie.
Beschouw een dri«-dlBU»B«ionasl eerteeiseh ooBrdineteneysteen en leet een bo«o* gene vloeistof zich «tetlonnair ia de richting ven de positieve X-se bevegen OMitnbsp;de geaiddelde snelheid U, o, -e oaderstellen, det u uiteluitend een functie vennbsp;¦Z te en det een turbulent# beweging «et 4e snelheden ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;over de eeretgenoeM-
de is geeuper;ona#rd. Dit beteskent, dat • vquot;«i ü?» o wearbij de streep sengeeft,
4et het gesiiddelfie van de betreffende grootheden ie gevomd.
kS onderstellsn vervolgens, det de vloaietof zekere eigeaeebeppen bezit, eenr-blj ook de «eerden ven deze eigenseheppen weer enelytieehe functies ven t alleen zijn. Da eoAponent ^c^v«n de turbulente beweging ie nu de oorxeek ven het feit,nbsp;det vloeistof.klompjes de leeg, «eerin ze zich oornpronkelljk bevonden, sullennbsp;verlaten. Kr wordt au ondersteld, det ze dearbij eosmige ven de eigenecheppen,nbsp;zooels die ia de ultgeateleeg beetondea ongeeljzi|^ aedeneasn. Zulke eigensehep-pen «orden ttltwisselbser genoemd,
Kedst een vloeistofkloApje set een volume T eenlgea tijd net de snelheidia det-richting heeft bewogen, deerblj de «eerde j ven zekere elgensohepzooels die in het uitgenganiveau bestond «edenenende, zei het een vlek t • 2^
-ocr page 114-r^L7*-- ' nbsp;nbsp;nbsp;*rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ¦ ¦ . ¦ Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ¦
«ii; r,f-t nbsp;nbsp;nbsp;'jé’lSÏ 3^;quot;-.quot; :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot; :.Ai n*T .,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.' ¦¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^
Égt;^'¥ a#9^ï'X .fr':. nbsp;nbsp;nbsp;. V..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3»o TMn»1«oa*t« «-f «j
«riè nbsp;nbsp;nbsp;amp;fe QOnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.:r.T ad-'. ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'•« -n . .
-fiap*# nbsp;nbsp;nbsp;.9.0 gt;16 oe w.^^b» iM mêixBt ,r?f*fJ9r-' -'ïè,^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;%ï»jigt;•¦*-*u;.i. - . i'
-¦;lvi nbsp;nbsp;nbsp;«ö ci aeüi-awnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«rnMiwiisJ»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-iJf-; - XoC •¦-¦‘-¦i.
ï« nbsp;nbsp;nbsp;9JfaJ*’i’-.Hurf jiallafmaiHW siè '•¦. - -¦¦j •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...gt;»
-aaap R*a»®»«a5( iJ,f iT»'iuc’T;i4 «? *fc«,i9 rer lli-.s(^-ilt;*:Siir nih-, vt* i-ïcwrf; *?¦« r (* nbsp;nbsp;nbsp;,
•0967 .li-y. ceamp; *1^ ,1^*quot;' 'it 0;1V nbsp;nbsp;nbsp;t-bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'tf.iiuf- ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ^iavf ^‘ï.ï •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•^.-
el'X»9Ö»»ltP9ft»«3f:j -’l; ;'1 Jicaij-; nbsp;nbsp;nbsp;?*;%¦gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.ncK-7-.;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, oi'.f.,-vi,*
. 1 nbsp;nbsp;nbsp;e-isïi#e':«vt ««r -ti ttS’'’--nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-quot;quot;t */- ïla Icquot;. -’-ycl ¦•¦*:¦ irM-
a*9 #«•/ nbsp;nbsp;nbsp;lnel»^’iX8^:?fHni’¦•¦’?^ : .•»©«!et#«rïrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jgj:.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.,-4;
1-3.' jav'*^’-quot;' ‘-quot; X s9r.'*i»2oq *»{gt; ,ist ^^.'•!i?'''9i'j «fr r.* ifarrt-' nbsp;nbsp;nbsp;‘rA, 1‘iM'a
nsv nbsp;nbsp;nbsp;»?#*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f«v ,flf'Il94-’r«r^e S .«inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,V\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . i 9:;;'gt;6.-f!v;-^ *f.
,- 'quot;f
¦5i»®*TTa *?gt; {. nbsp;nbsp;nbsp;»iX-til , r*»
;» 3I i ¦ 5r% ül ¦) t
# nbsp;nbsp;nbsp;* i- _
J -1. i
.boTtoTaj^ ¦*! 39baii3-eo*r-ss afenell^-ït A •¦ -^Bdöcn*Sii* 9T!^-ïi«gt; Ir. J'.Isolv f-ih
lt;»»XJ93lrt nbsp;nbsp;nbsp;¦ -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. —-•
f.-\ ,'7r.L* nbsp;nbsp;nbsp;S'..unbsp;nbsp;nbsp;nbsp;CS aitOWnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*'1
.;:’55/1*31- a_ Hv' .r-*.-s tldtsAi;. »s tob ^bloi-^
*j|i;» ajlXöil .»lt; r . nbsp;nbsp;nbsp;?y»«l ¦ ;.¦' •¦-d -»!:¦ 3I «il^. . .' r.üos-
.fcjjwc-nr-^ isac ;.: ic j/ fl9fcrpgt;-9 is«.!
nl . lattXea» «amp; öt* te T «aadaiov ne» Jaa nbsp;nbsp;nbsp;*’'l»olr bo-^ lafti'j'j
-CfC-3 nbsp;nbsp;nbsp;r f^Tnsre «fcnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i ;
^ ¦• .-t
• Ua i
T'
iU
I asr ¦*i 7.
t ?Bir «9# )*lt;! iilt;« ,®a'
- S’! -
wiar 4« wêmriê vaa da baaahouada aicaaaabap nbsp;nbsp;nbsp;badraa4Ct. Al« gavolg
?as da aoatlBaliait aa daa atatiomuiiraa toaataad sal aaa daaltja a«a batsalfda aolttsMi r door teat vXate ^ ia ta«aa«;aatalda rlahttsg aoataa baaaffaa.
Taa «avol^a aaa 4a bav««;lag aaa teat alaalatofklaa^ja door ^ nbsp;nbsp;nbsp;^ aladt doa aaa
-traaaport door 4it apparalak plaata, dat galijk la aaa nbsp;nbsp;nbsp;}¦ ^
f- mi-
lar aaateaid aaa opparrXak loodraeht op an pop ti^daaaahaid krtjgaa wa aaa transport:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;______
Ur
vaarteij da daaraatraap aaa^aft, dat «a «oataa aiddalon over 4
{ZZ,^)
7?
Da aaalptlfctea faactia 4^/ kaa au la aw Taylor-raaks wordoa oatwikkald
y-----
/?y nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“
l^aaaar da Tarandarlag aaa ^ tosacteaa ^ klaia la, galdt blj baaadarlBs:
Da aardtra oatwlkkallBj; aaa da tteaorie la gabaaaard op da oadaratalliag, dat teoaaaalteaia aan bawaglofl; aaa ttitwlaaalbara grootteald tm* wordt 4aa gaaubatl-tuaard aoor ^^ gaaft daa hat liapuiatpanaport la da riotetlng aaa da posltiaaanbsp;'Z gt;aa aan aa is dua idaatlak «at da aagatlaaa fteyaoldsatea spaaalag -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zm^ ^
Dtts galdt la aaa teoaogaaa aloalstof}
(22.4)
la dasa batrakkiag teaaft nbsp;nbsp;nbsp;-^y da dlaaasla taa eaa tlseoeltaitseoaffigt;-
cidat. «0 kuaaea dass grootheid/4 aoeaaa an saterIJaan:
/I
(22.5)
A wordt ttltwlaaaXl^ACodff^iSnt C£$0^„co^ttottali/, daataasatekoaffIsiwt) ga» aoand. Maa tat in da «ataorologia//eoesa ala aaa aoaatanta op (]£kMaa»aplraal}. Dltnbsp;la aahtar voor ansa basehouvlagaa alat voldoaada.
Uit (22.4) v«l|rt, dat da volgwde galilkhald gaXdtt
Dlt bataakaat, 4«t da turbaXoata saaXhald ksb vordaa basateouvd ala oatstaaa tan tatolga taa hat fait, dat aaa daaltja, dat alt aan aivaau ^ko«t, stja saaltealdnbsp;]J behoudt.
hat la duldalijk, dat er avanaeas aaa batrakkiac tuasetean^ ^a^aoat teaataaa,
d.i. tuasctean 4'an vaat Indian nbsp;nbsp;nbsp;la a»at staoaeaa gt; ^ zija «« teat basateoav-
da daaltje raa/ naar 4, ta krljgaa. dovandlaa zullaa groota waarden vaa aorraa-
^ // .
poadaaraa nat groot# waardaa vaa^ aaln bat algantaaa daa ook mat groota «aardas ?aa Dlt bataakaot, dat «a fettaaaa aabrljvan
m*i)
-'. ..,'¦¦:¦•gt;•¦ nbsp;nbsp;nbsp;.-ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f. i\ ¦ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:: ¦
ü: nbsp;nbsp;nbsp;-.Us. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
'r.\v»\^ -Vv^A ’'¦*
/ .. , :
. Is#«
' ' ' * nbsp;nbsp;nbsp;.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. *• ;¦ -v w ¦’'¦ ’
-:• - , -•? .' ¦ nbsp;nbsp;nbsp;. :r-:7«
r t .
•ïe* ^ iïi'-iAofti'T nbsp;nbsp;nbsp;v*» 3
¦fe'fafs'T® ^S.^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;m.^-:
t-\' S.- i:\v\ nbsp;nbsp;nbsp;-\ ^-\
tM«^ ,*i nbsp;nbsp;nbsp;^ r‘- t i*..‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a2/
ri---ï;'^---
--r V - .^ \ nbsp;nbsp;nbsp;;^N
sV f\ *•
'v\ Cy . Êl Ut«44#0 nbsp;nbsp;nbsp;.'^^i
iy,, :¦'*'¦¦¦ i'
sx
((f.sv)
(£ij_ nieclt;’!r
¦f : ' nbsp;nbsp;nbsp;.; Lkrxl'.',.~ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.:,
.' nbsp;nbsp;nbsp;j=V#i
! - r |
f nbsp;nbsp;nbsp;'¦'ar- „ V .' | ||
: nbsp;nbsp;nbsp;aquot;- ‘ïï r ; •' | |||
%ai^ i'x' |
,;a (.ï- |
ü i -••xir. gt; i i. | |
\ 5.- 5\ V^. X. |
•AvN _ |
- ^ |
^ nbsp;nbsp;nbsp;# ? » ƒ
Km^iaioa tl» jhvw.od»-
64*)iii«)!^ «tiéj ,#aeM!l^' .¦
• egt;«,. ? K
i«»4« tv|i «i tfif 4ïfcU
• f nbsp;nbsp;nbsp;'ïaé»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ï-i
sJiSquot; nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ ' Jiü
xv ^ nbsp;nbsp;nbsp;Vt\' A\
1:, nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ft •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-¦
\' ¦: . L-.. .xtf' tbr-t- quot; '¦
.•:' ¦’¦¦¦‘V'ïl'P'?' ïs-fe.'-'
B-a jii»'*s. nbsp;nbsp;nbsp;A
y ¦-¦*.-!K5:^iHf 3.’r 'i *r* .. ...'.
'lt;£o?ifra 'i a»r c - ¦ ¦-,.
-v^ ;;#sr
.(::v
4-
gt;•
'?-'¦¦' nbsp;nbsp;nbsp;gt;'¦.-?; as', .t. y'X'^T.;--::nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. •
'. nbsp;nbsp;nbsp;•¦:•,, ^ r? V. ,x“’^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. «gt;'a
V nbsp;nbsp;nbsp;P© a^è: j
-S'i -
au li«t ia {22.7)
illjkii«i4 «scaalotaa «at katraft kat tairicaa. lafliaa
i«t mX kat opwmvrtm^h» lapalatraasport ^aa^atlaf ai ja ia of«raaaata«aiac mt (22.7). «aaftaar aahtarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ia, aal ^^poaitiaf aija, tarwijl {22.7) kai ia-
gaa|^aial4a taakoa gaaft. Da ttitdrttkkiag aacHr ^ aarkrijfi aXfaaaaaa «aldiikaid door haar alt vól^t ta aakrijvaat
(22.0)
Par raluuMaaidkaid aa tijdaaaakaié aaaait da hoataalhaid raa Niaagl^ la aaa laag toa aai aaa badragt
la hai algtauHiB kaa da aaogiai^aaac ^«ardan gaaohraaaa ala aaa faaoiia aaa da afaatiagaa aaa da stroo«niag. Daaa faaetia variawri aai kat iypa airooaiag aa aaatnbsp;ia bat algaaaaB ali kat axpariaaat aordaa kapaeld*
ladiea aa da tkaorla aillm ioaiaaaaB op ia aeoriplaaiiac aaa rloaiatofatralaa, diaaaa aa 7~aa/yaii ta drukkaa ia eplindaraoSrdiaataa {^,
la^da aaalhaid ia da riaktiag -vaa da^Hie aa aaaat/^af aai toaaaaMmda ^ , daa laidaa da katrakkiogan voor ^ aa /V:
{22,8»)
//
lOdiaa (22.9») ia da kydrodjaaaiaa ap iurtmlaaia apliadriaoka of kap^lromiga atrMMaiagwi aardt ioagapaat, Tarcmdarstalé «aa, datp aaa ooaaiaaia grootkald la.nbsp;ür galdt daa:
{22,10)
. ia attmillforata aoUcM aor-
aarilaala atroaaia««R ia da atooafaar, k.v daa baaakoawd, aap daa aaa fuaotia raa r la, aal (22*10) araaaaaa *«rdaa gakruiktnbsp;Toor daa «rijaiagaiam.
Dit ia gaoorloofd ia rarkaad aai da aaar klaiaa aaarda aaa ^ ia eaaailiforiia «olkaa.
laiar haaft Taylor (1972) aaa thaoria ontwikkald, dia aiek kaaaarda op da cm-daratalliag, dat aiat da koaraalkald aaa kavagia^ dook da aortieitait 9«a oaar-draaktalijka algaaaohep ia. Toylor aarkraag aaa aadara altdrakklag aoor , dia oaaatal katar oat da arpwrisMataala raealtatam ia oaaraaaatanalag ia.
jLaagaaiaa oaaa toapaatiagw op da atooafaar gaaa zomr axaota raaaltataa gaaaa aiaa aa aaa daza aorraotia af.
2J, gat aoortplaataa aaa aleaiatofatralaa.
Hat proklaaa aaa da aeortplaatiag aaa aaa atatioanaira apmatriaoka atraal, dia
-ocr page 118- -ocr page 119-la eea met Tloeietof geTuld© ruimte spuit, werd opgelost door Tollmien (1926).
Het blijkt, dat zoo’a Tloeistofstraal zloh kegelTormig in de Toortplantlagsriebtiag uitspreidt. Dit uitspreiden wordt reroorzaakt door de turbulente menging tsh denbsp;?loeistof uit den straal mot vloeistof uit de OBigeving. Dit het experiment volgt,nbsp;dat do lineaire afmetingen van hot gebied waarin de menging plaats vindt evenredignbsp;zijn mot 'Z. , den afstand van het betreffende punt tot de uitstroomopenlng. Er isnbsp;dus ondersteld, dat de uitstroomoponiag in het punt'^-z-ö ligt, en dat de straalnbsp;zich voortplant in de richting van da positieve Z -as. Anderzijds moet de mengings-Inteasiteit evenredig zijn met tf . Tollmien onderstelde daarom, dat evenredig matnbsp;Z is,^ » C.2 . Do constants C moet uit het experiment worden bepaald.
Teneinde de mntheraatische behandeling ven het probleem mogelijk te fi»aken, ging Tollmien uit van do onderstelling, dat de uitstroomopening oneindig klein is. Bijnbsp;zoo’n opening behoort dus een oneindig groote beginsnelheid. Bovendlea voerde hijnbsp;de beperking ia, dat de drukgradiSnt in de richting van de stroomlng raag wordennbsp;verwaarloosd, zoodat de wrijving de esnige kracht is, die in de richting ven denbsp;Z -as werkt. De toetsing van de theorie aan het exuariraent vormt een rechtvaardiging a posteriori van doze verwaarloozing.
Uit de bovenstaande onderstellingen volgt, dat het totale transport van hoeveelheid van beweging in de 2 -richting constant is.
oo
Zooals boven werd aangegeven, kan de begrenzing van den vloeistofstreel worden vastgelegd door de betrekking:
De combinatie van (23.1) «n (23.2) leidt tot de uitdrukkingVv/« nbsp;nbsp;nbsp;» waar
bij'gt;1 gelijk is aan ^ . want door substitutie gaat (23.'’) over in:
/I) nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;{Pi.
r I nbsp;nbsp;nbsp;=¦ jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C4!hst.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(23.3)
De vorm van ƒ(¦^) wordt afgeleid door de bewegiagovergelijking voor het stetion-naire geval op te lossen:
I fliVJ nbsp;nbsp;nbsp;I X,
W ^ nbsp;nbsp;nbsp;-5^ ¦ rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y
*aarbij 1/ de radlaele snelheid ia. De oplossing wordt verkregen in den vorm van een oneindigs reeks. Hot blijkt, datU/ een rauxlmale wnerdeU/ In de bb van donnbsp;vloeistofstraal bezit, en geleidelijk afneorat tot een waarde nul aan dan rand vannbsp;den straal.
In figuur 16 ia uitgezet tegen^/»i^ .Uit vergelijking mat het experiment blijkt, dati^^* ö,ti‘/.Z ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Zooals we zegen ia IV = z./V'yj
en in ilè as van den vloeistofetrael isiV dua omgekeerd evenredig mat Z . We zullen in het volgende vooral deze snelheidsverdeeling langs de as beschouwen.
-ocr page 120-Tollaien heeft ook het verloop van de radieele snelheid \/ aitgerekend. Uit continuïteitsoverwegingen volgt, d»t asbij de «s van den straal een divergeerendenbsp;beweging moet besteen, terwijl nabij den rand van den straal de horizontale stroo-
li *
fiing sterk convergeert. In figuur 1? is nbsp;nbsp;nbsp;uitgezet tegen ^
Uit het feit, datVl/ omgekeerd evenredig,^2^ recht evenredig met -z ia, volgt, dat de hoeveelheid vloeistof, die per tijdseenheid door een doorsnede van eennbsp;vloelstofstreal stroomt, recht evenredig is mot Z . In twee stralen zullen bijnbsp;gelijke doorsnede, dit is dus voor gelijke 2 , de vloeistofhoeveelheden, die pernbsp;tijdséenheid doorstroomen, zich verhouden els de W in beide doorsneden.
Inmiddels wijkt de practijk op aoxmtiige punten «enigszins van de theorie af.
In de eerste plaats is ia werkelijkheid d© doorsnede van de uitstroomopening niet oneindig klein. Daardoor treedt het stroomingsmodel, zooala theoretisch doornbsp;Tollmien werd afgeleid niet onaiddellljk in, doch eerst op een afstand 2. • 6quot;vannbsp;de uitstroomopening, waarbij J) de lineaire doorsnede van do uitetroomopening voor-stelt. Voor Z'CS'Ji isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^constant, terwijl aanvankelijk deW^-verdeellng anders
is dan in fig. Ifc is weergegeven (fig. 18). Verder blijkt, dat het nulpunt van het coördinatensysteem 0,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beneden de uitstroomopening moet worden gekozen,
willen we Tollmion’s resultaten toepassen. Worden de verschillende grootheden op deze wijze gedefinieerd, dan geldt volgens fttiden (1935):
/Vx-*K nbsp;nbsp;nbsp;O
waarbij de snelheid in de uitstroomopening voorstelt. Met behulp van fig. 16 kan uit de in {23.5) gedefinieerde W^^^an de snelheldsverdeeliag over een gehee-le doorsnede worden bepaald. Bij het onderzoek omtrent den invloed van de wrijvlufnbsp;op de snelheldsverdeeling in verticale luchtstroomingen zal van (23.3) worden uit*nbsp;gegaan.
24. De toepesaing op de atmosfeer.
ken moeilijkheid, die zich voordoet, wanneer men de theoretische resultaten van Tollmien en Raden op practische govellan in de atmosfeer wil toepassen, wordt gevormd door het bestaan van de tegenstroomingen, die b.v. bij hoog ópschietendenbsp;cumuli optreden. Ze zijn het bij constante dichtheid logische gevolg van de continuïteitsvergelijking. De tegenetroomlttg moot ala één geheel worden beschouwd metnbsp;de opwaartsche strooming in d© wolk. 3aaeu vormen, ze nl. de circulatie om de iso-baar-isostere solenolden, die aanwezig zijn bij een opstijgende cu-wolk in eennbsp;voorwaardelijk onstabiele atmosfeer. stijgende strooming, die zich als wolk
-ocr page 122-j-lrgt; V. nbsp;nbsp;nbsp;»Slt;-»Ifgt;T{ »’hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦:o(gt;l ï:-iV d-:/i 3400 iï.©«4 a»l:siioT
n-i^e Ja»'iTG n*j!gt; nst^ -jS nbsp;nbsp;nbsp;-isrord.teSï.ii.i-tfïf-'!
-¦-‘O’ïis •i;'.*-uosx‘tofl *6 XB*'id.-3 nbsp;nbsp;nbsp;fiür ór.»! fi-amp; tXd-.ünbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jiiaod».*? d*v,3 %sUi'-yr^Hlt;i
. . ffgt;\‘ «0Si!quot;d ds'tcesdiü V'^ 'ïi %im? 11 5l , *%s.igt;Ar.ern@D
9',lov nbsp;nbsp;nbsp;S'd9PJ ^ifetvirröY.. ,t.lt;amp;amp;’T J \ tS'S'inov'- btoBji»;;!»© Vvdatnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jl'
J
ft03 n^v eioitsioct nbsp;nbsp;nbsp;t:o»3!0 Bi’quot;-'ar-S'‘*:,rdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y ^focii: xTsoti s;-
4I nbsp;nbsp;nbsp;V-A-HT
'amp;ü
i i'
i..ios nv I ^*’ijtI . S d;..;'! ?;i; vj f':ö lae'yo tiimri ^As^cc¦x^•: f'¦• ...Tde'ï^deisoXT
'irlnivoly nbsp;nbsp;nbsp;J £St,jti-ïa i^^- v ^v^f; -'i dit t'x;.:'rooB
üji.'i'uF''. - nbsp;nbsp;nbsp;j;^-. ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d
.’ijï f».l’n;,-oj nbsp;nbsp;nbsp;t-'-v-dfïLo K'i-. t.HiBnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.t-'f t®
¦^ala‘' AjiAoo%,éHe't‘--lt; nbsp;nbsp;nbsp;«i'nti'-T'-’r.- .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, i, ,^/.: ii; .. •„, ci hi • 'tie- i -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;x!i
•ïOOb Ifo ^iiv-TO*»:i3 nbsp;nbsp;nbsp;, I jtOü' '.: y. L. h.quot;, J 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jgt;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r';Xi . r.X ' I yi quot;a i öOiri’;,' X.'ia
Bamp;T vX 6 ^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;ffquot;P ¦; xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rtoof ,’U i‘ f 11 o ï~Lnitr tïgt;^n fti'- fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i-'t-sr af ieu IoT
-aoov jifli.isuOiaoon'J'-jiry ;quot;gt;t n.’v nbsp;nbsp;nbsp;¦. w5--cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i.L d. tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t^ci-;--.'.'v.i: T:digt; .,ir w-
r^ciX*si?Tsv-'We,£. Hf i ' nbsp;nbsp;nbsp;-3 i? iw-ïsï , ioxieaoonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;W ainbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' -dloio
inuulca nbsp;nbsp;nbsp;,d3»£,f..£ö quot;t--ïamp;'ï6¥ .(üf .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jiCT^vsx.'t^s»' ii •'¦ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 i .'; aof» .U
, :3 ;o:i«n aatioft ifMgt;a :/’tutgt;'.?o»«gt;O’ïl'sdl0 ®fc ast--nwc iXA ^ nbsp;nbsp;nbsp;13:='j \ èlt;i\'-:!, .’i» u’nd iri
40 öéijorfdoo'3-^i ©tu'-''Ii idoe-ïetr «£ aetiofir .neaaM^wóv- nbsp;nbsp;nbsp;- U-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' • ¦¦ ;.c-iXi«
: nbsp;nbsp;nbsp;c®fcafi Me^ixor-!rfcX#ï»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xrtK .v^itc
~ —\ - K------\ I ^ (L nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/
^ A 4--.
rgt; .lt;*¦¦- ast? liürise jOü; '.'JfÔ,iftOT i^aln-q^^twoidedifi »p «{ bisrfinBrt ®» ^JV^' Itc: -90iï)»* ca* tarc :r,ailc3fca‘'rei?t#c^aa at-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,’¦ .'.5) nl o'quot;- »'iy
.. 'i/'M' nbsp;nbsp;nbsp;y-A-WSnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f
bsoXvai flefi ioaadato laosxaèiïo dori tiö rWixkramp;c nsfeTc?- oSea'-iTcoö al -dia xiafgt;io.3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Xcs «lannlRooadadffoaX eXsaidiar at S''XXsö£ lavaJii ¦fj-vaa «amp; qo
. n 'ïö'^aa
«a ------; nbsp;nbsp;nbsp;------.. nbsp;nbsp;nbsp;Uo
aeif
70 r air?:norliind nbsp;nbsp;nbsp;.^S
...1—I» nbsp;nbsp;nbsp;.1—¦¦.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
3/V fledamp;dliia*^ ariofiidmoaxid 5amp; ner? nbsp;nbsp;nbsp;,3soj i..Qv ¦o.;’; ••£'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Xliocr
~Ss dfriT-r .aaac-r.sod Jiw -r'-otaoffdo 9fc p.i nbsp;nbsp;nbsp;eia‘-)lt;.i d-)^=^a¦.:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;00 o=-xaII:'!.
ö^0‘'^ni^^^«qo ^o/f tXlt;d .v.tf ei6 ,fi;j ;niaoo'td«09«0 3' - kw essdiice' dsa -root r^.-tov -£*0o-j nf- rrf^T 3I070» oloRi^ioX tie/iamp;siBit adaedaaoo ^icf isd cti.. sX. .acèstd^o iXuroponbsp;dsjs twiiodanad naiJTow .readen aèi lt;. Jb S/^ois ^'tisooTdciao'-nd .¦^ni^liisi^xev- ii^'ïuanbsp;-oai aX ffio oidaiotï'rio nt . £« an.'a.v r'aasoc .üo» rtf' li ^cinoo-ïda adosii^tWQO sfinbsp;03S «X 3.toï:-;'o '~f-'flastXd®lo nan nitïnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;slb .na'ilon^ios «'teJaoai-isnd
dio'.-' aX8 iotx ai5 ,y^iEoo*;de «bxrerai!;,!eG .'ïfiSl^o^df! alaid.-^dsüo '!fi,ii»X'ïan«fi;X)T
-ocr page 123-Tertoont is dus alachts ®en gedeelte ran esu meer uitgebreid atrooiaingssyeteeai.
Bij den Tloeiatofstraal, zooala Tollraian beschouwde, treedt geen tegeostrooaiag op. Het voedeu ren den straal geschielt;it voor de uitstroojaopening, d.w.z. in eennbsp;andere ruimte dan die, wearin de straal beschouwd wordt. Bot afvloeien ven luchtnbsp;aan het eind wan dan straal windt plaats bulten de windtunnel, of in leder gevalnbsp;ver van de plaats waar de atrooiaing gemeten wordt, Ven isobaar-iaostere solenoïdennbsp;is hier gaan sprake.
Bij het beschouwen van den oppervlakteweerstand van wolkan zal van de tegenatroo-ming worden afgeziea. In het laatote hoofdstuk zal het gecombineerde effect van beide weerstanden qualitatief worden nagegaan.
Ook zonder tegenstrooming is de analogie tusschen oen opstijgende wolk in de etmoafeer en den vloeistofatreal, die in een met vloeistof gevulde ruimte spuitnbsp;echter nog niet volkomen.
In de eerste plaats bestaat bij de oumuliforme wolk geen vaste uitstroomopenlng. Sr zal in hat volgende worden ondersteld, dat de snalheidaverdeeling volgens fig.
16 reeds in de basis van de wolk bestaat. Deze onderstelling lijkt toelaatbaar itt verband mat de vormen, die aan de bovenzijden van cumuli worden waargenomen. Eennbsp;afplatting, zooels aanwezig zou moeten zijn, wanneer de anelheidaverdeeling nognbsp;was els in fig. 1o voer Z.-^^i) wordt aan nog verticaal groeiende cumuli nooit gezien. Bovendien bestaat de strooming, die boven het cendenoatieniveau de wolk Torait,nbsp;in het algeoeon al een eind beneden het condonsetienivesu. Beneden het condensatie-niveau heeft de strooning dus in het algemeen reeds gelegenheid gehad, om de Toll-miensche snelheidsverdeellng aan te nemen. Detr do vaste uitstroomrsnd ontbreekt,nbsp;zal bovendien onraiddellijk lucht uit de omgeving ven de wolk door turbulente aanging worden meegaslacpt. De onderamp;tslling, dat in de wolkenbasis de Tollmien-ver-deeling voor de snelheden besrscht, lijkt dus toelaatbaar.
In de tweede plaats ondergaan do woikdoeltjes veelal een opwaarts gericht# versnelling, die het gevolg is van het temperatuurverschil tusschen de wolk en haar omgeving, of anders gezegd: de wolkdeeltjos bevinden zich in den opwaartschen taknbsp;van de circulatie om de‘ Isobaar-isostere solonoïdes. Door de turbulente mengingnbsp;wordt ook dit temperatuarverschil beïnvloed. Het zal echter blijken, dat da oplossing, die Tollmien gaf voor den vlooistofstraal zoodanig is te generaliseoren, datnbsp;mat dit temperatuurverschil rekening kan worden gehouden.
25. De warmteverdealing in varhltte stralen.
Voor de vroeger ingevoerde uitwisselbare grootheid^ noet, ten einde do warmte-verdeellng in de straal te kunnen berekenen, de wsrrotslnhoud par volumeeenheid, ^^lt;i7^worden gezet. Hierin beteekent ^ de dichtheid van de lucht, C de speelfiakanbsp;warmte en^ de absolute temperatuur. Bij de uitwisseling van wermteinhoud spoeltnbsp;alleen het verschil in jOcT'tuBachen de beide legen, waartusechen de uitwisseling
-ocr page 124-•F t -
i^m üp^ nbsp;nbsp;nbsp;ntm C'frfa^tXat w6 si #s6^#tc»v
Hli«o.'jit#'*«lt;5^# B»d;i| t8ke«iit t^fciTfrojSd^i»# p^isillol' nl^^m ,Xa*^*»l;etét*©I'r amh lie fluts ai .?.st,9 jj^BiaacjOiSoo^^atifl *è ‘tmv {ffcairfsae» inanfn a»i sar embmür fiM *fonbsp;#M»k1 fljsa iï®i»oi»\« iolï .lamp;^our Istflodsjïsd I««•«#« si» eitémr ,ai§ fl»è ?ii'aijft •‘lafefrsnbsp;|»y*l ssè»t ei ^ ,is«d0iditi« «6 dsïijM -?;iaaX«j Ütoirnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;safe aa-r feai« »#d nsa
amblosmla» siaiaaal-'tB^dooi «rf? ,#fctö* nbsp;nbsp;nbsp;Si'-inoofi* ©6 ’***«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*è a^r -ïst
.»J»*iïï?ï; a*«3 i»id el
aS iï«v lm asiio^ am 6B*#»quot;ts«ir*ï3lslgt;rt£»^o aai ast nmtudomtf iarf IjUJ aaa #9*lla afHiaaflidiaod»:^ iafl ia* iaiaitotïdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is-i fli .satittï^sils mhtos ^Jta
.gm^rnum mb%9m ^tt^tilmap flsMsiatsss «etad aft cl üa* 9lSB»glii‘«?« am aarfsatut ai^Xaca aft si gfliteoo'is^an!^»©^ -sauoos **0nbsp;iim* •fmim «fcXürajg toialsoiv tact oaa al aift .XaaTrialatf^aisoiT aal» sa tsatasr.ta
.flawsifXoT f»tn goa taidsa
.gflXae^oaooTiatiü aftaav saas 3?Xda smatllisaca aft lid s«a#©alt;f aïaaXf aift-ws aft d »gXt saagiaa gHllswft'taTaftXaflXaa» aft #aft ,6Xaiat#amp;lt;ia asftïoir sten-slar tml ai las tSnbsp;fli 'xaarfisaiao# iaflll gfilIXaiaieaftiio asaO .#aaii?atf ifXaw aft *«? aiaad aft al sf'aM è!“nbsp;aaS .«M80Jt-=gt;3l'öiaa saft*»© tioma9 ast isafiilfBaaad aft ca» olft ,aa»i*foa aft laia ftc»fl’»Tnbsp;aoff gfliXaaft'ïaTafelarfXaita aft laeflcaa .alls aaiao» cas gise-^asa -ïXaoo* ^snifiaXqtsnbsp;-as tloas IXsmsft aftsalaoTEg XAsaii-taa goa ««a ife*»» S tooa =tr .sil si «i» air#nbsp;,#2mgt;a ïXow aft jwaaTlflaliBacaftnaa lad astod alft .•jbIsootIs aft ttsodsed aaiftaa^aft .aalsnbsp;•al^aaaaftsaa iad aaftecaa .oaaalaaiiaaaoamp;Boa tad cafeasad fisla sa# Ia saasagXs tod ainbsp;•I£o7 afi^ (ftadeg ftiatiaagaXai afiaaa oaattagla iad al acft ;^claovtsi' aft ilftad OBavianbsp;,iyia»tdim taa'mao'Xtaila aiast aft tsMl ^amma at aas 'i^ls^bat^vshloAlsar. ado^saiainbsp;^aoA ataaladaat anoB dXiW aft ast y^attOTpao aft #ta idocX afliXXaftftiJPico flal6x»irod X»snbsp;-laa-nalalloT! aft aiaatfaasUoTr aft si 3aft .goiXiaiataftso ac .3i{ealaa»aaiï saMcnr galg
.tcsaeriasXao^ «cft titlX ,tA9a’idad aabadlam aft gslXeafi •laT aidal^ag alTcsswqo «aa lalaat aaltlmabülot aft aes^awboo ïIjMXfl aftsi^^i eö ainbsp;ïflSd aa atXo» aft asdoass# iltf98ïaT*s:i»ö#anaiiJa9i iad cav *1 gJorag i«d alb .j^allXPOfinbsp;dat aadoaitamrqo saft al d9tamp; aahaitad mlilaajbdlm aft :jE^sag «-mftss fc ,:^lvegROnbsp;gflijiasa ataaXarf'Xüi aft dooQ .aaftleaolo?. s'xadfto8lgt;*raatfosl aft ae ailaXsailo aft oatnbsp;*BOXqH^ afi tafi tRa:^tiXd i:ai4oa Xfts #amp;H .BaoX»flXöd lidoatattMaSntmqmat tXb atoo tfiiopnbsp;tab ^aaaaaaliatauo^ ai ai gl.caftoo* lABitatotaiaolr aaft aoot t«s aelaiXXat alfc
.flaftoaiias itafi'xoa assC gaiaadaa Xlifaa^r'xsutfaia^mi iib im ,eolaaii atHdTiot cl salXaaB'TaTStfrrga aö .§S
-öJndfsHa aft oftala a«# .iaom ^ ftiaddooTcg aiadisaatwlis aft'taovBgsi aagaoïv aft tod?
, ftlsdflaaamsXfT tag fioodoialffl*ja* aft .safiada-tsd msmad ai Xaaaia aft si aciXaafrtftir aaCellloaqé aft .ijfatiX aft cay ftiartirtDlft aftOi^ tnadaaind altalH .io::a3 aaftyoa^’»'^nbsp;tlaaga büfydntaimm aat %Bilo»altiiu aft liS .tuvitnaqftmt aiuload* aft ^ aa aimtawnbsp;jlfllXasaiailc aft «odoeaiii'ïsair ,aesaX aftiad aft flsdaasat’T'iOy ai IMo/stat tad uaaXXe
-ocr page 125--n-
pla«t8 vindt, e«it rol. In een homogene vloeistof kan nen zich daaroamp;i bij bet be* schoueen van de warmteultwisseling beperken totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, vaarblj at bet temperatuur*
verschil tusschen de lagen esngeeft. Voor deze grootheid f t a.t gelden la een bomo-gene vloeistof dezelfde wetten als vroeger voor de hoeveelheid van beweging zijn
afgeleid:
In verband met het bij de overdracht van hoeveelheid van beweging gevonden bewije, dat
Qt U I
kan wordsn gesteld, volgt uit (25*1)
oLU.
di “2-
(25.3)
I «I . nbsp;nbsp;nbsp;“‘•l ^ atJ
ol a
Voor de overdraclit ven warmte per volume-eenheid ven de eene laag naar de andere
geldt nu:
(25.4)
of in cylindercoÖrdinaten bij een met toenemonde r afnemende AT
fvj nbsp;nbsp;nbsp;.31 /II lt;1 1 o aTJ
TT j
(25.4’)
Ook hier houdt men in de hydrodynamica weer uitfluitend rekening met een homogene vloeistof, waardoor voor M’^^, mag worden geschreven:
3-^ nbsp;nbsp;nbsp;Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;OlJ
Wanneer men stroomingen in den daag^kring beschouwt (cumuliforme wolken) geldt weer detnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;klein i» vergeleken met 2^ zoodat (25.5) ook in de atnwsfeer
kan worden gebruikt.
3(C^Tj
Ook de warmtatranaportvergelijking kan zoo voor de fflassaesaheid worden opgesteld. Ze luidt:
-3 J nbsp;nbsp;nbsp;¦JlCiiT)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I
(25.6)
In de atmosfeer geldt c « constant
C,3 . In plaats van do temperatuur behoort
bij atmosferische processen de potentieele temperatuur te worden beschouwd. Dasr echter da t'xrbulente menging tusschen wolk en omgeving horizontaal plaats vindt,nbsp;kan van het invoeren der potentieele temperatuur «orden afgezien.
Vergelijking (23.4) voert tot de betrekking:
/. —l nbsp;nbsp;nbsp;(ff. H ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/aTI
3iJ den vloeistofstraal beteekent (aT ) het constante temperatuurverschil tusaehen
O
do vloeistof in de uitstroomopenlne en de vloeistof in de ongestoorde ruimte buiten den vloeistofstraal. Bij een wolk in de ruimte beteekent de invoering van een constante ( aT )nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, dat volgens de deeltjos-msthode (dit wil zeggen, dat er geen
-ocr page 126--TjicJ nbsp;nbsp;nbsp;Tanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Ta o') jOv^ ;ilt;'*'ïö^iïgt;w fiii,ss.quot;iviX^di iTi^TiUr'i ''ifi tiiv asiWi/odse
•^owoJ ffvp £:X ü*5Io;:4 nbsp;nbsp;nbsp;¦gt;quot;)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;sramp;X’ ¦ylt;o'v .i‘l'gt;03n6» 0r,,-i4X atnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ItdOrt'T^»?
•’ïj^is ^ui^avfié aav .:x-^fiisèVi»od aamp; töov ¦ïc^^so'sv slt;x.; n--,ii«f a,-.'tXtó.vaigt; •'^o#«i^cJ'v ana»
ITa3\)0 nbsp;nbsp;nbsp;__
”' X Jo 7
: f:x
,^?,X’w(wi Rvtbitn'viy^, nbsp;nbsp;nbsp;i^-^v *-t “'’ii.'8V5‘?d av :rd3*'T?ï'Tf 70 '.T- fff! X*dnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bo .•: J'ïtv aX
JJ Ju ^ Jö
j: I w -) f A
(f.v’ ) iiis T::-f ¦gt;¦/ nbsp;nbsp;nbsp;, • If'.,: ^rv; rfs-bao» nasi
(.Ta 3 Jgt; ^ I
sl®.frc3 ab ïaiaa gaai ¦Afloat «.b 3'n' nbsp;nbsp;nbsp;mï el'.ï’ïa-v :;-ir ' -o j-',;it;?o ob -lOoV
II nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: «c tblsjf
1' ‘ Jö 1 nbsp;nbsp;nbsp;jx ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;] ito ¦ vx
f5 nbsp;nbsp;nbsp;.•''S » 1 G (nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘m
: nbsp;nbsp;nbsp;V''xdö ;’tr'.-, HftblC ',-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fC-'iV Trgt;3lt; 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;m.' ,trlt;.3'fiscI'T
gt;• T G nbsp;nbsp;nbsp;/(Tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i -T'J X
Tsfc nbfwr
Te-'taois4.o oc ai ::o-. i?
3sboos
,5Xlt;B#ae3gt;ao cfitT..*? nbsp;nbsp;nbsp;quot;'V- sft lo^v oox aan gfllaltiXa;iisTiT'gt;.-:.-.'iX; j ¦.laj '.ö jiuO
Ijxyl .j »
J lt;?¦ . nbsp;nbsp;nbsp;ri j gt;5: l _ (Ta gt;JCnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Ta o)
.1 xC nbsp;nbsp;nbsp;xC *-J T«r ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ xS' ^ *¦ quot;iC
f’tCOdQO lUüT-¦i'j'quot; rr':-i ?ó rfnr aïn'-fc flT. . nbsp;nbsp;nbsp;» ^n*ïd::;ioo J ïbX«g 'ï'jamp;ï.a jfni-3 eb Cï
IssG . !'’S’t.''gt;ii''' 'ad aelioB «3 'lanlsTsqnai elooi^nttog @fc flseseov 'tq- sxfoar'xsl^ojc^ta ,lbaiy tJösXr léf.*(*05:i'iorf gaitsgno no 'iioir ned^asiit guljjafi- sTnoit.cafiit »b T*tdoenbsp;.aoio'fia'lö BéSio*' ¦utffisff'^w.'»} ‘)lamp;eiifl.a#oq nr.': ao'iac'vnt 3ad n»v aaa[
:oj,caA«Tj3d Bfc dotf XiGOT nbsp;nbsp;nbsp;^i.iUsitile^TBV
.I'Ta
G 1 o*i
“ Jt' nbsp;nbsp;nbsp;'
O
O
-ocr page 127-^!ramp; -
Tlsselwarklag tassehaa de deeltjee in en bulten de wolk is) een constant tempera* tuurrerBCiiil tueschen de wolk en de buitenlucht bestaat, onafhankelijk wan de hoogte.
Latere onderzoekingen, o.a. wan Honarth (1^33) hebben aangetoond, dat het warate-traneport, dat bij wloeietofstralen optreedt, niet Tolledig kan worden werklaard met de theorie wan Prandtl.
Een beter inzicht in het mechanisme wan het warmtetransport bij wloeistofstralen, krijgt men door uit te gaan wan de beschouwingen wan Taylor, die rekening hield metnbsp;de rotatie wen de wloeistofklompjee, die woor de warmteowerdrecht zorgen. De rer-sohillen, die optreden tusschen deze beide theorieën, zijn zoo gering, dat hierraanbsp;In hst Tarwolg zal worden afgezien.
26. De inhomogeniteit wan de atmosfeer.
Inmiddels treedt bij de toepassing wan deze beschouwingen op de atmosfeer nog een moeilijkheid op. Vergelijking {23*2) werd door Tollmien opgeloat woor een homogene atmosfeer raat behulp van de continuïtaitswergalijking:
^ nbsp;nbsp;nbsp;* X ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;= “nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(2^-'')
Aangezien deze wergelijking niet geldt woor een inhomogene wloeistof, wordt de reeksontwikamp;ellag, die Tollmien toepaste woor dit gewei weel ingewikkelder. Denbsp;algemeene oplossing is onbekend en els gewolg hierwan ken de opperwlaktewesrstandnbsp;uitsluitend worden berekend woor cumuliforma wolken, die opstijgen in een homogananbsp;atmosfeer.
Ten slotte dient men te bedenken, dat een cumuliforme wolk nooit precies rota-tie-s:ywuaetrisch is. Dit wolgt reeds uit de directe waarneming. Bowendien hebben zwewera eaugetoond, dat een cumuliforme wolk gewoonlijk uit een aantal ’?kernenquot;nbsp;bestaat met sterke stijgende beweging.
Tuerchen deze kernen bewinden zich gebieden met reletlaf zwakke stijgende etroo-mingen of zelfs dalende beweging (zie o.a. pielsticker, 1940).
wanneer dus in het wolgende de cumuliforme wolken worden behandeld els symmetrische opweartsche luchtstroomingen beteekent ook dit een wereenwoudiging ten opzichte wan de in het algemaen in de natuur optredende wormen.
-ocr page 128-na» («jt nbsp;nbsp;nbsp;ej^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a» j^t .aotil»»* «5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^'ismjLmAMw
' nbsp;nbsp;nbsp;»fc anvnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;SHuuSjimtliJë »b mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;#ê ja»flo««i5# liAm^ruiUt
¦-1 - . .?* «?tiürïsir *«* ,ts»*.if^s»snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ficnr *».o lt;ü^gal3«»osn»fca«
^'ssdli-ïair fö8Btlt;gt;r a»3t nbsp;nbsp;nbsp;Hë tnb ^Éio^imart
¦t
• nbsp;nbsp;nbsp;aur «iiaaii» ».n tais
,o»XjBii*ato#«iselT nbsp;nbsp;nbsp;#i«j?:flo^i»S*'saw ^«4 it»T •ewisöjfoew teté at iüutamp;nl *£»^»tf iro®
tm Mesiif nbsp;nbsp;nbsp;»i.b ,*ï«iIlSBÏ am ssi^nxtrüodsfeatf aè nssv ups^ 9i tin -rogfi «»e
••tar *6 ,fl»3ïtw: ilt;lamp;s*ïfe'3t«v»»JirïSiiquot; •amp; -mar tfl6 nbsp;nbsp;nbsp;aar eitato-ï •amp;
#«fc nbsp;nbsp;nbsp;€gt;«i^s aiisnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»$6t oertasatJl’ itafeattfp »ift ,c»ilirfa;;
.swixs^lr aefirpwt I»s nbsp;nbsp;nbsp;«1
.raatatmi» ob gay 3^.t-»tia»alt;^e»ra^ai e0[ .^S
®ofl -MNiktBaKt» eB m^iraosinaad msmh «w nbsp;nbsp;nbsp;ni^ ikdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ei»jamp;öi»w2
'gt; nbsp;nbsp;nbsp;:3iïi3i‘i,i:i»^'*«V3tJ:ftlt;fïwclii{»3 ö0 a»v ^ladad #»« iBétsomts «asjio*
u/ $¦
}LS I ^ _
/Cs sC
ihram ,lot«i»oiT •as^osoi^ai a»» -xoair tBXufi iata s^ALXl«||t»7 «seB aal ;»^amA ad »'uilgt;iaX3tjt««^i !»»?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;laar mtaaqaat mlvtlltsft «IBnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«j»
^^*#a¦^#«*ffi.#3l*IT•^»tr^|0 «6 fl«af a*YTE9irf iXovs* 'al* xt* feanXatfao ai i^aiéftöXq^ •aèai'tasXa •a»94Miolt;l na» fti nftsiitaqe •!amp; «csila# WTSoUItfRaa 'soor fcas2{»*i»lt;ï saèiöir baóltalnitB
. xeeiaomt j»
-atot aaiaeiq tiooa ^ow ea'SO'iiXiBsea u»» t«B .aeiaaBaci at ao/a taaife ettoXa a»T a»4d»d RnktnaroSi .-aiUmaaiatm «tsa-xlii sB tin af»»»i^ ts^av tJNI tul dü^i’ttams%a-‘»tinbsp;quot;aajTtasf” Xatsa» a»« tio Jttiiaoowsi^ Mom mrallLtmuo aa» tafe ,fcaoot'gt;?iafta a-xevawa
.^at^mm»4 »ilgt;a»s^#a ©ai-xet-: t»» t-?9t«alt;f
•««¦xtt nbsp;nbsp;nbsp;etiem: totlniamp;i ia» nafeftWaji data «#fcairalt;f neata^i «safe aarfas^wT
.(OJk^f .TcaüaltaXaiq .a.a ais) ^ifiawad afgt;iiai«amp; stios t© aasaiJt »Xa Maiaarfed «efttaa aatflw «rtatlitmua êb «f'ffl«»3|Xo'r tsö «i zub -waaflaïfnbsp;-qa «est ^i^iNiövasaiiav aaa iiè ifoe taaiaata© a«?iei«ooatat4*i)X atfiatasswqo iiosii#
.flnsToa eamp;nalgt;«*ttqo *cijamp;taf! aamp; ai aaaaa^X» t»i! «i ab niiv atëai$
-ocr page 129--
Hoofdstuk 71
De opparTlektewearstand ran curauliforme wolken in een homogene
atmosfeer.
27. Inleiding.
San in een homogene atmosfeer opstijgende cumulua Tertoont hydrodynamisch ©enige oTereenJcoinst met een rloeistofstraal, die in een met vloeistof gevulde ruimte spuit. De betrekkingen, die voor öe snelheid»- en temperstuurverdeeling in zoo'nnbsp;vloeiistofstras 1 zijn afgeleid, kunner worden gegeneraliceord en op cumaliformenbsp;wolken toegepaRt. Daar dazf^ betrekkingen in hoofdstuk V zijn afgeleid voor rota-tiasymmetrlsche vloeistofstralen, ral voortean ook worden verondersteld, dat denbsp;cuffiuliforme wolken rotatiesymnetrisch zijn.
Bij het opstijgen van cunullforrae wolken ontstaan, ten gevolge van de snelheids-verschillen binnen en buiten de wolk, turbulente bewegingen. Door deze turbulente bewegingen kuiinen deeltjes uit de wolk van plaetp verwisselen raet deeltjes bultennbsp;de wolk. DvenalP bij den vloeistofstreal is het gevolg ven deze turbulente uitwisseling, dat luchtöeeltjes uit de buitenlucht aan do verticale beweging gaan deelnomen, terwijl do deeltjes uit de wolk, door de impuls-overdrscht worden geremd,nbsp;wanneer wordt afgezien van de verticale component van de Coriolia-versnelling,nbsp;geldt voor de vorticale beweging van een wolkdeeltje met eenheid van massa de vergelijking:
a'M nbsp;nbsp;nbsp;/ -jp
In deze vergelijking beteekenen: /Vverticale snelheid van het beschouwde wolkdeeltje, ^ de tijd,^ de geopotentiaal, /t de hoogte, ^ de dichtheid van het wolkdeeltje, ^ de luchtdruk en de wrijving per volume-eenheid.
Eet is nu laogelijk (27.1) zoodanig om te werken, dat de nieuwe vergelijking analoog wordt san (23.^).
In de eerste plaats isj^ «^ dt en dus ^^ nbsp;nbsp;nbsp;buitenlucht in
rust is, geldt nbsp;nbsp;nbsp;~/i'druk reap, de dichtheid van de
buitenlucht zijn.
Zoosls in 'i V bleek, k«n {27.1) worden omgevormd tot:
Wanneer stationnaire beweging in de wolk wordt ondersteld en voor de wrijving de Prandtlsche uitdrukking ~ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wordt, krijgt man
voor de beweging van een wolkdeelrje de volgende vsrgelijking:
V-
Bij het behandelen ven den vormweerstand bleek, dat de bewegingen in een cumu-
..?: t-'i -J.ll
- j - nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. • ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• '9
'I .i -¦¦ nbsp;nbsp;nbsp;, J i
\ nbsp;nbsp;nbsp;¦ •¦' .i ¦' J ior.^iv
. ¦ nbsp;nbsp;nbsp;:: iL:
¦ ¦' - 1 'id ,, 'v i cii d .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.,i ¦' ¦¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=1- '-¦’gt; .iliix.jjo
•: :,:d— Jorf tiH iXquot;',: ' i' n i Li;f'gt;5~oV
f ¦ 'jS' U xr' i'i i.ji'- '’ 'O Li i O Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:.f
-i nbsp;nbsp;nbsp;-r=o©5’i';^' poLiP^rj;i'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\rï^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.J .
',:) .V- , i J-.x Iv ^‘'’1 r;e»? nt ^ ? r , iaa^-t-V-S-i '¦'¦! v ï ' J’% ii,inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tj t v ¦!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,/» ;fi
a:5:T^'l li;.f:,ü'; nbsp;nbsp;nbsp;.-gt; i. . :'' -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' .¦gt;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'^‘ r'; .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, i inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j :, ¦
of nbsp;nbsp;nbsp;, :I ;1.-” VjO-1 V /nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦r'i-. ff.quot; j‘i.''iV ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, f.
. :li\ o .t'ii ' j.:\, ¦ ¦ ’d •*:) ¦¦
• aWaü'ls-rt,'^ o.(i aav nbsp;nbsp;nbsp;.*i?J ,naaJiJ;vd ao'-l:'' ?ü.rr-o :,i: (;;r-j o .'’- v
sd'iSftJf’O'ii'd c'Sib 'luxi: .- jü nbsp;nbsp;nbsp;i1 ',¦ , 'i-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•gt;- !¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n
fl*3igt;JC nbsp;nbsp;nbsp;fl--issanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n- V : loquot;' ^d i-jL, ^ ^ j. ^ 1 ¦ rgt;
öjn-AjIiJcfTiJd ïtssij nsv jilov-?-;* nbsp;nbsp;nbsp;-.ï j.»gt; -;ü ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i oi? rij^ ‘
-isoü ’’3fi5 -4Xix,3ST3d nbsp;nbsp;nbsp;V ¦¦-.f- r:'i lt; tJooXae'j ;...•:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.t ro ¦•.üc.d’f 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦'?•'•:gt; !nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, , J:
.toe-io^^ nsfcTO* droaif Taro-aljr'.'i'f s5 T:o-,fc nbsp;nbsp;nbsp;fgt;ó Ja o -.n^j fr.of'. -jhnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'' * ,i;'-si.lt;n
,5^-3i£laneirv-i.tIo£To' aay fnfiüoq^ros f.ir.oiJ'r-.-v rf ..r:-v n- i •:¦ ilt: dfno! 'r -ür-T •laV öfc Msanr r!.='V fioiinoonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o» aso n-oc ^^,..1: ¦¦•¦ quot;'.i. fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-iquot; ¦: ^ .xynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;
\;
: .-i. Li f •
(r.rs)
Jv__c\igt; \
“ TT 7
-XXo'.v etTLioxlOAT-'d d«£? nr;v fuoxtlsa'-'^ elKSfd'icT nbsp;nbsp;nbsp;;-•‘•.Tv'Üï:'-Jnxf ;«fti JLü* i--quot;’gt;'¦ a-eü nl
-Jilow f»ff aB7 fiojddui nbsp;nbsp;nbsp;,3d^iOod só , 1 oxu3.¦•.:-¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c-, ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
.óiviia^-a-süiuloT isr '-.-liTtfï» at ?V as iUi-Li '..iU or ^ nbsp;nbsp;nbsp;1:7
j\i. t :!(. f 1 ¦¦• quot;lOov or:i.'3in 5amp; Jb .nsaisa ac- s-tflöfo-*-' nbsp;nbsp;nbsp;.'¦¦tünbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;'i
-•. nbsp;nbsp;nbsp;. ; ¦; . ; j )nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i'.-?. ' J Lor f: .7.C11J ;iXi«
\
Ai J-xio^In-ixtt Ji. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-finbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* '^Si «3é«i.q :: ? quot;£ • ' «t al
•gt;ü SHV *.1. ‘iioff .i-.o'A yUpnfi nbsp;nbsp;nbsp;r:a ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,ei Savi
.i'L-i' .1u0r:JC' iifiiS
: dod f-fS'ir.7c-^;^o ;T=êxu« (f.vr.) a ,3»vHid V ^ fii ^.I'tOoI*
(5.rs)
•‘¦uiiJLi'ï'' Aoov na fcifidAsan^n-j dhanw gt;{Xow b£) af nbsp;nbsp;nbsp;aifnfiaofd*ajtj TBèartM
flaia djiLia''’ . ¦'^bao^f arTcAiiosar» \ \—r~''\ nbsp;nbsp;nbsp;jsnixjfi.’-ri df/! ooSf J dfas'f'-! aT’.
¦ V. t ^ ¦' nbsp;nbsp;nbsp;** ' \ #(» T-
N\(» \ AK ^ C»
::^ri 3ff;fXet^a8» pfn;'gt;;IoT ot, jlsabaUo»? nas nbsp;nbsp;nbsp;'.nlofi-rsü aS toov
O',
'S ^
-tau$9 B-39 at afj^JTigsw-sö at das ,)i‘rh- ¦ nadnaaswcnov n®6 nev fl*X*fcnnrioc dji: ti*'
-ocr page 131-liforme wolk Biet stetioimair zijn; hierwan zal echter woorloopig worden afgezien.
- P.
Vergelijking (27.3) i»! op don term
na,Juist gelijk aan vergelijking
(ff
(23.3). de vergelijking voor de beweging in een vloeistofstraal. Vegens de aanwe
Ot de kracht per massa-eenheid, die de verticale be-
zigheid van den term
weging in de cunmllforrae wolk modificeert, zei een correctie op bet resultaat ven Tollmian voor den vloeistofetrael moeten worden ingevoerd.
'Behalve de hoeveelheid van beweging worden ook andere eigenschappen tusschen de wolk en haar omgeving uitgewissald, o.a. het wetergehalte per volume-eenheid,
^ , en do warmte-inhoud per volume-eenheid. Onder wstergehelte per eenheid van volume, R , wordt in de buitenlucht de absolute vochtigheid verstaan. In de wolknbsp;bestest het wetergebelte per volume-oenheid uit de aojn van de (meeat maximale)nbsp;absolute vochtigheid en het vloeibare of vaste water per volume-eenheid in de wolk»nbsp;Doorgaone geldt dus, datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;grooter is den Door de turbulente uitwisseling neemt
dus af, hetgeen aanleiding geeft tot het verdampen van water of ijs in de wolk *n dur, tot een afkoeling van de wolk. Door de^e /^-uitwisseling wordt de dichtheidnbsp;van de wolk dus grooter d.w.z. door de yP-uitv/isseling wordt de wolk geremd. Vannbsp;deze afremming ordt afgezien.
Het proces van de warmte-uitwiaseling tusBChen de wolk en haar omgeving wordt beschreven door vergelijking (25.6).*
lyllllLL y. nbsp;nbsp;nbsp;^ 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^TJ hr
____ _ ^ ___ 1)
Deze vergelijking geldt exact voor vloeistofstralen, wanneer de dichtheid van de
vloeistof binnen en buiten den straal dezelfde is. Zooals in het vorige hoofdstuk bleek, stelt bij toepassingen op de atmosfeer de bovenstaande vergelijking een goede bensderinj; vcor.
Bij de behandeling van den vloeistofstraal werd nat temperatuurverschil tusschen den straal in de uitstroomopaning en de ongestoorde vloeistof, (4^)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, constant
ondersteld, indien geen menging zou optreden, zou bet temperatuurverechil tusschen den straal en zijn omgeving overal gelijk blijven aan {^T)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Geen menging (en
O
afzien van de tegenstrooming) wil in de atmosfeer zeggen, dat de b0woging€jaet behulp van de deeltjesmethode kunnen worden onderzocht. Wenneer due volgens de deel-tjes-methode het temperatuurverschil tusschen de wolk en heer omgeving constant blijft, kan het meteorologische probleem els een analogon van het hydrodynamiachenbsp;probleem worden beschouwd (efgezien ven de tegenatrooming).
In het algemeen verandert het temperatuurverschil tueschen de wolk en haar omgeving met de hoogte. Het zei echter blijken, dat de rasultaten van het vorige
^^ In de meteorologie wordt ook wel ^ 'Ti- I fft) de warmte-inhoud per volomeeen-heid genoemd, het beschouwen van deze grootheid stuit echter op moeilijkheden, aangezion het verloop van dt (de rsengverhouding) nat de hoo,'te in het algemeennbsp;zeer onregelmatig is.
-ocr page 132-S99Z nbsp;nbsp;nbsp;7»'
asu'^Gij'iiT p.S;’ A^;j,j-wob ABU -Ji (qe iSLi nbsp;nbsp;nbsp;.7}!‘a) U's;: i]e i^oo’-^e 7a pc^
jjciig Seuo-ni.T • ^ psecponsrep A*ia q«i« Etooppaj^ c;rrjf rrcj-^ri, ol' ?'rot?j jjljcpeaeo *
^ ^ 1» lt;je «jcfsoL-jciij» Yovqf ooji nbsp;nbsp;nbsp;qe is9X.i77:gt;3-7uponq gt;«1. AOirrfo®««0-
Soa70^ crsf q« poriRf»’ H*4f xey nc-.fej. pj?quot;?*? nbsp;nbsp;nbsp;lt;7® i77tpsi: abd pc7 Aci.?^®
Ix.opx®^^*'^ •¦'¦'Lqf.u poï.'c yorf««( nbsp;nbsp;nbsp;ASB qe fefe:«t:lt;3pj:.oo-iTDfJ) •
.'’J nbsp;nbsp;nbsp;‘ jJ' -f i .;7'=«r,3.o.Tc-yTi;opr fctopT®®^ ®®ö oasjcisciT auv pof p'^qïoq?ujBTC73cpe
r'lt;9'-»-jGxpuqt. pqp ppuiT.»;ï.tipnn;-AEL«cF7T frrKL'cpGU ^^c gt;djic oü p8«x o»jS:«atü^ coutpoup pnjL Aiv 'JG (7*9jp'''VUiGppoq» um.usv .vozqon uL’iGX.'.ocp; • .i.rijCGj, cm- AoiS^ni qö v7«8j-
.T7..'.TS0 A.aT qo cuceuj.piooii'jy-.) *77 70 gq nbsp;nbsp;nbsp;sg('cigt;u‘ gi-p pgmgC-tl\.:^spi p»-
gwr apLu- T oi; sriu OK”küATU'' PAgy'XT ^-sJTlp: pjqlAftiT ggo ( g nbsp;nbsp;nbsp;• 0®®^ '«itgSjSft («p
otT-ei.sfü7q • 7y;- T ;0 Sawo xci.-'axbU' s.00 üiipj.Gq«y’ ;vcn ptp p-ixit v.-i.i'P0(J:.ARi.r Cp7 j prjatepoo
O
gt;7'! 09 pfpjtrgcjiyv^ Atlt;!’ q©u AXO«ï£po7.sfi.fcPr «oyg og; ff.i u..ji.gt; iiiniAGiicp7J pffBccp«B
'V^rr A7ii--.f xtI-tg» 'fpjnc p.ihot A.-ni AJG07-fo;,afi07©ü* itiJjmwst g».. gxcjjppGTq abB qamp;
pG'.Gt-'¦®AtU g.,''Ul A*.-j'.'-.’,. 77Jl'A (Sg'p);
',,«7 Givcwp A;^ g. »U'i»'f gt;-0773*7^9©jTi’S fnticpcD q« ©07^ en pstï •: i^'-uATin- Aioigp ge.'(•- GTP'GUitJTl*'.- • Oltjp *iltis.'i7wW •
A..;j ws „cj..: .r gt;i - nbsp;nbsp;nbsp;quer. g* ¦\^-ni7M7va677c'5; '.oi.qp qe *ö7Jt Ceieeq • j^jeu
4.0 ciz.. fot 50 y7.};of77«V-. ajp qa ^.cj.:* ’Afoi igt;*i v. nbsp;nbsp;nbsp;7gt;7a*:e7TC'. .vctqp qe .gct.'fpc?^
Ot'oytyau'o --te 177 -j ¦- nbsp;nbsp;nbsp;kioo^tei 7- qur-yj* 'X'-i. ' pf.ip'ijGtpÉ 57 j;^b«jqgr. ueesr^
yptojape AOGp77 ' T j .-y psq- AXOfsjTjaic 07 At^ax - a'-psi. b4i. Acjmne-: rgt;in?5 rq 70 ge a-ojic*-.( p.f . ;7 1.: nbsp;nbsp;nbsp;, ¦¦'77'quot;- ¦-07 ACi70O©-yv0}T,«7q 077 ge ult;. .; amu qe (r-viï-f •.7rxi^7«i)
1070‘ nbsp;nbsp;nbsp;. -1..;- iU :•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .'j 7Gtijnop7 qw cpviijüf© AOcpr7Kp(T., a4-gt;-u7«a?-- -frr i;w ao7K
' »0 35 /Ai.i. nbsp;nbsp;nbsp;: •••'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- AOJ .5*.p5 7q • C0q:a.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-ja-jpo i'-:s 5t,.|Tpc7 - Acr
ge *iamp;7}' mD y-vG o..:',/-qai njfZr,. nbsp;nbsp;nbsp;y-7 . t 7-;i.f-«p '77^ L55 ac 701 r—$5177970 *
'¦jep'’TAt -'5 j.gt;ü5A .-T j;'57;. a«1j po,'. nbsp;nbsp;nbsp;i,f.’..qii.' ült;;K wU‘; j'--nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;7r,.,i;; o^rseT -.yjf xo-'-Cp^g
XOJJIXT .0 AnuL GttU AJ'O--J. 70I,V 71007 WCCqef ACI.qeU TiO.GAvivLj’
aöKjb-o 3'-: q£ C‘J''1^7-, V'J,. :f.:, .jv uo- 7 :. TCo^;.; * nbsp;nbsp;nbsp;-.o.-t cqJvi^a.775 oh pof ï...Ln ff 597 Afnj
A7'i:pt7q A..50 go- 7 lU 7™- \ ’ 5® 7^ •'¦’077 P*
- flT Vli-
(Siquot;'?)’ A'-ii .sjTlv.TrX ioci, ge .^«ïA.vt 70-. Tu e«i.’ A7os7£i:c4Kf Lee7* ¦-uamp;oi.Tt:
AStSeiT'JKTUï- ('Si*-) y ' o:=- qca fOli.' -5-^ 00*10^.7 t-rfTip ft-o a-c.f,'^7Tlj-:7y?:
- öquot;**
Jltoiuf© erjv WTOf :.7! : TODir«Tt, ’ Tli.; w;Tlt;-i.Ai.-0 207 -cpXGi Aocijoopy* soiysr ¦..7,W':t©0*
f5 o —
-ocr page 133-- 6»-
hoofdstak ook tot hot goto! mui o«a ?«roiadorlijk toopomiaorvorsehll kosaoti mwpétm
gogoaorolissord.
Toa slotto wordt aog waa ooa rordor offoot «fgooioa.
Koonsor do ?•rtiooXo tosiMiretaargrodiSat la do otoosfeor alot golijk 1» soa do droog^odishotisohf xolloB laohtdooltjjoo» dio door do opstljgoado wolk «ordoa aoo«nbsp;foslourd «B woaria gooa eoadoBSStlo optroodt, door do droogoodiohstlsoho ofkoollagnbsp;koudor wordoB don haamp; ongarlag ea dus oatro roaraood op do opotljgoado howogiog wobnbsp;do wolk «orkoo. I%t dorgolijke toootoadoa» ««erbij do opotljgende strooaing ólt;^nbsp;buitoa do (ziobtboro) wolk roorkont, physloeho roolltolt hobboo, blijkt alt do or*nbsp;YorlBgoa we» «woofvliogors (‘^Ikor»
Do offoetoa, dio hlor la ooreto iaotoamp;tlo wordoa rorwoorloosd {A -troaoport» droofgt;odiobotlsoho ofkoollag roa seogosloopto buitoalaeht oa togoastrooalag} vor*nbsp;koB roaneod op do bowegiag roa do wolk* Het rooultoot waa do hlor volgoado boroko*nbsp;alagoa geeft due de alnlaelo efroaaiag wea de wolk, el» gowolg wea de turbulentenbsp;wrljTlng oa turbuloate wsraits-uitolsaeliag.
W. ladoeXiag wen het oadergook.
Het {«deraoek eeageead# dea larlood wea de turbuleato «rljwlag op euaMllforao wolken nol ia drie trappea plaats wladoa.
e} hls eeawoudigst gamil m1 wordea «mderaoobt, o«t da lawload ven do turbuloa* tlo is iadloa do wolk gooa diohtboidsworsehil oa dus goea taaporatuurvorsohll «otnbsp;haar ooigoviag wartooat* Dit gowal oorrospoadaert raibtl^etraoks oot hat aormlonbsp;garal «oa daa wloeistofatroal, dia la aan oot vloeistof gevulde rulste «puit.
b) Kot tosporotuurvoroehll tuasehoa do wolk ea hoor osgovlag Is ooaatoat volgons de deeltjeanethode* Dit gevol kost overeen oot dot mia oen vloolotofatrool woorhij oen ooastont tmiperatuurverochil hosteot tuasehoa don straal la do uit-stroMopoalag oa do ««govoado vloeistof.
o) Bot toAperotuurvorsebll tuasehoa de wolk ea hoor oagovlag varieert nat do hoogte, foor doa vloolotofstraal aou dit botoskeaea, dat hot taaporatuurvorsehilnbsp;tusaohan daa straal la do ultetro«Kgt;ponlag oa do oariagMido vloeistof voortdurot^nbsp;varieerde.
lgt;. o. Do wolk beeft eea opwoortsebe snelheid en is ovea dleht els hoor ooMEovlag.
Xa dit geval opoabeart da torbulaata «rljvlag zioh uitaluitaad als soa raofllag, toa gevolge voa ovordrseht voa hoevoolhold vaa bewaglag. Soa uitwlssaling van mirailt;^nbsp;to*lahoud vladt hlar aiat plaats, daar m o i*. s«t geval kan aleh la da natuurnbsp;voordoan waaaaer de galt;^trlsehe toastaadskroesae ea de verzadlgde-odlahaat, dlmi
-ocr page 134-ism nbsp;nbsp;nbsp;-M»
*d»écii9l» «••tl» nbsp;nbsp;nbsp;«M m» *amp;W» «ttirift «Tl*
•• mm 9i ;^tli«i tvia nbsp;nbsp;nbsp;mé minbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mJLmHtmt mé immmm
•^o«a »»amp;gt;sMr Éimm nbsp;nbsp;nbsp;êè »xknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mlkm féêfiitmÊmi^^lt;té
fMCsal««ëftlèe-;^Ti •• nbsp;nbsp;nbsp;ultëm m émmimmm
ft«T «p«s«tK*4 mèmu^ifmifé '!• nbsp;nbsp;nbsp;é%$v» .sut mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mté mménbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mta»iÊ
, mm ^tm^mim •••••il#«i$9 li^shLmm nbsp;nbsp;nbsp;dim mt
«n* •§ $tm iültim nbsp;nbsp;nbsp;itmtiSmt mfioHtw0n timmglmm Mmnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*• sm$iM4
• nbsp;nbsp;nbsp;«ttjiaiiiflhMJs** elt;j»-a^5lia43:»f'
atéism uttmmtmël nbsp;nbsp;nbsp;al mmté mltnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mé
{iiiür»«6v#èi4r«|*«' ••gt; méskMimmii»* nbsp;nbsp;nbsp;mmnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mdmmüamp;imiém^^d^mé
rnmi^vxmé mém^^r mm té «# mt êmmêlmmm'i im^ ,dSm mm ém mMémmmd •• %m hmmmm mmÉ mimlué’ti^ ii mmnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mim ^Mm #1^ a«r salametta »XiMnij|« mé mmé ttmm^ am%ata
^dmemmkwm tmü mm j^tlmmé^ ,aS
mm’mniwnm nbsp;nbsp;nbsp;mé mm Jümmlmml mmé mémms^m Émmvutém imi
.mméMv m^rnmlm mmmm^ mi^ké al Xa* mMm ^mmlmdxBi mé gm émmiwt «t «•• ,$£9m9Xi^m mdémm im Lmm% tfk^témmmmm mil {mnbsp;fm tmorn'mirtmunmfim* mmmi «ai •• ïtêmti%mr$élmi$ib»ié mmig Mm éé mtéëi mi miinbsp;rnlmrtmm tmé tM •)l»#Ttft4ita6«ir i*fmiamqmmvm»m immmg tt€ *«»«•#«•? gjriTna)»» t«Mfnbsp;,ttM%m mrnmtut. mhlmmmé ImfmlmHm tmm mm mt mté tlmmtH’fmimimmlm mé um Imrnménbsp;' '»/«• immamm mi ^irrngm - *ëêë m jUcv éé mdammstnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«aft (ë
Immêmlatmimmlm mm mm imé imm mmmmmm fmmë immm tiü nbsp;nbsp;nbsp;mê tat^
•tia mé Mi immtim mé $m£smmmê tmaêmrnë llfym’mTtummrn^i nbsp;nbsp;nbsp;nmm llétmmm
•'fowmlémlm nbsp;nbsp;nbsp;mé m §ata»s««»lt;gt;yt«
mé 9m fmmml^tm nbsp;nbsp;nbsp;aaM m Mmm «ft OMiMca# liaa«t«v^slt;i«rfirrA^iaMi' tms {m
$mé êmé fOmamÉmmémé tté mm ImemimémémimmSw mé mmë émraSa*amp;im émimimmlt mimsMlw» mé aê ggtMmmmmnimiim mé al Imm^êm imé emAmmrntfê
¦ ¦ nbsp;nbsp;nbsp;^mémrnkmmm
»4jL nbsp;nbsp;nbsp;UrnMÊM^Amsmnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4*
«ialaa»i mm mlm émmittmié$lu dmit wamp;tmli't* mêmimëmm mé nbsp;nbsp;nbsp;laves M
«•net» mt mëlimmmimtlM mé .saiiiéiMf' om-MmMmmrnmi- «ar tase'titeve eae nbsp;nbsp;nbsp;m#
tamirntt mê mi amim ami- imm» ti» .el o m'^a. %mmé nbsp;nbsp;nbsp;$mim «fttrf mtmtm émeHal-mt
mmié tiêaémiém^mééiémtm mé o» mmam^éimimmmt miUH*Himmm% éé Mmmmamp;m émmimm
-ocr page 135-d* eoiidMi«««r«naa wolklucht wol^t, sanwn vallca^^. C« Cuaultt» tal das wat da aoort huiamp;llia zijn. Ba kiaatisehe aoargle Taa da wolk kaa -raroorzaakt sijs door aan is-pola baacdan hat oosdaneatienlTeau.
Da bavagingswargaliJkiBc; voor de wolk luidt hier:
Toor de wolk geldt dan dczalfdt oplosaing ala voor dan vloaistofatraal gavcmdaa ward. Bw wolk breidt sich dus in de richting van de posltlevsï Z-as kegelvoroignbsp;uitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- o.W'i-S , wat-rbij da doorsnede van de wolk in het niveau x. Is,
A. z.
In Hoofdstuk V kwsm near voren, dat bij benadering taag worden onderatald, dat in de «olkenbesis reed# de ïollmienBohe snelheidsverdeellng aan.79?;ig ie. Dit wilnbsp;zeggan, dat de oorsproag van het coördinaten stalaal 3,34 beneden de wolkea-baeia moet worden genouen, waarbij de doorsnede ven de wolkeabseis vooretelt,
In analogie wet de snelheidsverdeeling langs de es van den vloeistofstraal, zooala die door Kuden werd aangegeven, geldt voor de snalhei5 In de a a van de volknbsp;in een niveau z:
^ ' Z nbsp;nbsp;nbsp;(29.2)
Hierin beteekenen Id^de snelheid in de as van de #olk in het niveeu Z. en en de ultstroofflsnelheid in en de doorsnede van een fietleve uitstrooaopening, dianbsp;ergaaa benadan da wolkanbaais is gelegen. Dit wil zeggen, dat met behulp van eennbsp;gelijkvormig «et da snelheid uit deze openinjt A vloeiende luchtstroom dezelfdenbsp;anelheidaverdeslinp in de basis van de wolk en dsarbovea zou worden verkregen.
Daar nu in de wolkenhaalo da Tollmiensche enelheidaverdeellng hearscht, geldt ook:nbsp;waarbij en de maximale snelheid in en de hoogte van de wolkanbesie t.o.v.nbsp;de denkbeeldige uitatroosopening voorstellen. Uit (29.2) en (29.gt;) volgt:
(29.*)
iMnneer aan nu voor Z schrijft nbsp;nbsp;nbsp;waarin dui A da hoOf te boven de
eolkenbasic; sangeeft, uitgedrokt in de doorsuade ven de woikenoaaia, vindt omb voor de snelheid in de aa van de /voik op om wiXIdkuurlga hooKta A boven de baaie
Ty
In werkelijkheid kan man niet van één verzadigden adiabeat, dien de wolklucht zou volgen, spreken. Terechiilende wolkgedeolten stam«en veelei uit verschil-lende nivenu’», terwijl ook de menging naakt, det niet overal in de wolk dezelfde verzadigde adiabeat wordt gevolgd. Qovandian tr-'ïudt oen dergelijk effect op, doordat aa verschillende wolkele^mantsn gaan e Aijke honvoelheid waternbsp;bevatten, door gedaaltclijk uitregenen / FJaldstad (¦^925)_7. Van dit effectnbsp;wordt hier afgezieu. Üet «de verzadigde adi»baatquot; wordt dus aen gemiddeldenbsp;verzadigde sbiaDaat bedoold.
-ocr page 136-•3 .
r» .
'i
\ i-
'M
•I; - of'X*-. 3 \ .-'ï i'iï.'
1 - nbsp;nbsp;nbsp;- r
j . nbsp;nbsp;nbsp;!' :.,o
\N
V nbsp;nbsp;nbsp;/
i nbsp;nbsp;nbsp;' '
TCrr
uTO.-: : nbsp;nbsp;nbsp;■gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:■n»-'X
• ' : xixT'-T ; ! ,■j •
lt; nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ i
-'1; nbsp;nbsp;nbsp;gt;f. â– nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. f' r
rr. : nbsp;nbsp;nbsp;, o'
;?v
-ocr page 137-- (j quot;b -
W,.
Als snaUaeidaprofiel in de doorsnede X door de wolk ken weer het Tollmiensche profiel uit fig. 16 worden genomen. UitVi/'^kan den de r-nelheid In ieder punt ren d« doorsnede X worden bepaald. De deeltjes-methode geeft roor het gevel ven ©en opstijgende luchtotroomlng, die even dicht is els haar omgeving, een constante stijg-snelheid en een constante kinetieche energie. Wanneer de turbulent© wrijving innbsp;rekening wordt gebracht, blijken dsz© grootheden voortdurend af t« neraan. In fig.
19 zijn do snelheid en de kinetische energie van een raessa-eanheid in de as van da wolk uitgezet en dcfrbij vergelokan met de constante snelheid en kinetischenbsp;energie, die de deeltjet-mstbod® geeft. Het blijkt, dat voor /^ «. / , dat is dusnbsp;op een hoogte boven de wolkenbasis, d© kinetische energie reeds tot d® helftnbsp;ven de we rde in de besis is sfgsnomen. De energledissipetie ten gevolge ven denbsp;turbulentie ie blijkbprr aanzienlijk.
30. b. Het temperatuurverschil tusschen de toeatandscurve en den verzadigden edia-
baat, dien een wolköeeltje zonder menging zou volgen, is constant.
Volgens de theorie van i^efsdel (1950) i£ voor het ontstean van cumuli congesti en cumulcnimhi het vrijkomen van vochtlglebiels energie een noodzakolijke voorirasr-da. Dit wil zeggen, dat de wolk lichter moet wezen, den haer omgeving. Voor eennbsp;eenheid vsn roaase geldt den de vergelijking:
(50.1)
lenneer de turbulente menging in aanmerking wordt genomen, moet in de eerste plaats
voor i R de vorra^^ [Jworden gezet, terwijl in ae tweede plaats da
invloed van de mengiug op % nbsp;nbsp;nbsp;a dient te worden nagegaan. Hiertoe laat
P — Q nbsp;nbsp;nbsp;5^**^
~—dni 4 zich met beuulp vau de toentandrvargelijting voor ideale gassen omvor-aen tot: nbsp;nbsp;nbsp;^ , Hier gt;orÖt dua het geval beschouwd, dat constant
blijft volgens de deeltjea-methode (zie fig, 20).
kr meet nu met twee affecten rekening gehouden worduu: 1°. De wolk wordt afgeremd door de uitwisseling van hoeveelheid van beweging. 2°. De kracht wordt
Xt r
verminderd door de uitwisseling van wp.rmte-inhoud.
Beide effecten geven aanleiding tot een relatieve vertraging van de woikdeel-tjea. De inöividueele snslheidsvorandarlrg, die een wolkdeeltje ondergeat, kan ala volgt worden geaplitet;
(30.2)
7-
(O
Hierbij beteskentda indlvidueale enalhaidaverMnderia,^ van sen deelt ja op de hoogte beven de volkenbasis als gevolg ven de turbulente uitwiasaling vannbsp;hoeveelheid van beweging en /‘^ j de individueele anelheidsvarsndering van
-ocr page 138--otq .*i.iu -i;ï‘4£ nbsp;nbsp;nbsp;i ;:•»!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.j.-s,^ ^low «£ lo-sè X quot;^--..'neioor ais ni I-'ila^aftieuiefls «IA
tsi; -isr Siiu.i
-.J9 n»0 .a^'f Iffvv; . -iaov nbsp;nbsp;nbsp;oi^xiioa-asl, Jlfgt;-
-v.f i-#9 nbsp;nbsp;nbsp;ar-'¦• .gt;i*r-: , -/iva^viinr) iss.lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-.i tdox^. gt;ï'.v ¦
''' •gt;' .‘Z ru3/*.r'--3.t 36 a^t .znA i L ¦ nbsp;nbsp;nbsp;.'.-iOta li~ .^I't Jijn Xoil
.; '¦.iiii-iïi'ri nbsp;nbsp;nbsp;/. aboiiertooft
quot; , ¦.,aj:iaaKgt;‘ïif.) rf'it‘1
«£ ai3i.T\, 3 j a'.', i o i.'i aC t';• n.viiaTsna nbsp;nbsp;nbsp;.i.tii iinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n gt;? liarflnca
ai' .a.;,''-'?! :lt;l 'ïv ¦¦^t53'u;!.T .-^.t aeifamp;iiiooT^ «seb aï.'ii,, .¦Aiort'n'-»-:):. nbsp;nbsp;nbsp;rianAsi
a»r «5 ai biea^-^.j-. la.’-é) a®6 cav «i'^isira nbsp;nbsp;nbsp;J o'.' as fïc-.rU, ;i-3 «h atf'
^iioalA»nti aa nbsp;nbsp;nbsp;3£ ^lt;«5 aaXuXnssi:w :*:•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-Xv''» .-n
«0p «1 ))«!; , \ • K loor tèb nbsp;nbsp;nbsp;teü .i’ioa$ ohc.flJf./»i*'n'^il '*;. •. - *L£ i'-iterro
- -- nbsp;nbsp;nbsp;-^-^.1:----------- ^
ff
sn G3v nbsp;nbsp;nbsp;O'S? «1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8lt;T~'.SSÈtórtSgln «i alaftci •
('a nbsp;nbsp;nbsp;ilt' ¦ t it iavliiurnj
¦¦j
,iba G9öi«f: -'ï’ïGV naÊ na »Yn:iOEbafii .tt0^ mt'^ .ivdo '-vi .i tfiOf.'t^T-Ttiyi'Sïof^,quot;!*? f»H .a .Oi
^'Xo-' gel*- ,XfPCf
itaonaao nbsp;nbsp;nbsp;nav cani’-'icr' isr' ïuo? ainbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Xaisjli..! iimV «i'r**!''.-? ?fquot; 3r*\3ioV
-4s«e-tao'r «i.TttiX'^ila'ïnoorr nbsp;nbsp;nbsp;-iir.’isoe amp;X-Icici-A !,ti!ö..'T nsvnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Xtt ?-i i .’i.ToXyniüo as
cae toPV .jaivapo -r^iarf nsb nbsp;nbsp;nbsp;• S^om. ï'-^t^lsiXnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- i X«J ,rtpv ' £¦'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.^5
J: :'. ;f; tM.s-; .t, .m asv htfsiiSf»©
ir.oi)
itmali etzim lt;gt;6 ai Sttom ,av'rtOfl«3 ifeaov, nbsp;nbsp;nbsp;ni ijni'.por- sifiamp;Iidii:.:
Tosaafc^’
©jb aia«Xlt;i ebtfiirlt;.l oigt; ai nbsp;nbsp;nbsp;asbiowj^V.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'iOC’ï
iamp;fil 3oiisiS .n^H^jagsii flefiïcv «gt;» ia»tt ^ nbsp;nbsp;nbsp;:,o %t;X3ftt.Ri ab xiöv ^eolTfli
-'iovr.0 D£?..a«gt;j @iaobi aoov 3fligt;itiX»siöV4fcusi-ieoi- «ó CjXuaüt' rivii: t
T ti nbsp;nbsp;nbsp;^
£gt; ieb t i-wucdot ad Ir.Jfss nbsp;nbsp;nbsp;Xbao ?' 'isitf . ïnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=• *“—-Xi.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:Jcï agt;?«
.^Sv, ,3il 6i;i) nbsp;nbsp;nbsp;¦: ;.j] ‘X 'vo «na^Xov
-B^ïa ièiüfe iXo;-' st'
aaÊi;oA,®S galccisï flelaaide «#s?t 3o«i ün iöoro o^X .5,ni;50*r®d iiamp;diseyaoif arv ;^iX»(iais?ii; accr bm«irnbsp;. Piüodai'WJ^ïBw flBv ^aileaajtwtte «ft ¦roc'gt; f.'t.- bai ¦'iat
-Jogb?;iow afc aav ¦oisi'-.ri'jiaBr svBiXaie'i '^oi ^nifelsXas» ceyp is-ta.i'ri' f.fi».quot;
\
êIb e»J .iaa^nsbrto c(,?l3#amp;3[Xo© 4famp;Pgt; nbsp;nbsp;nbsp;t;jal'iefiiTna‘gt;'yal!:xrgt;;Uin'^ slssuf i v) r,:.d aö .s^t^
~ j~r.:.~~r;
isdiXa’.s3 a-öty.'v' «^*Xot
rK
XSr_ ^ ~
Ys»-
quot;TCk
«io nbsp;nbsp;nbsp;ca? iitv •Bi'isbri.- isyai'iöclüaa aJL*»ljLlrit,gt;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iJ' '• 'Jor- i.idi'-x-L
iS»T ^tlPSittutiu ajBbiuGii'i s6 flsv nbsp;nbsp;nbsp;x; i'--:4d/rs*'Xo ' «.£ a-ayaXnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«b
ai'.y %fii ïpP)jï/.af vsamp;i«rfX»aö «isowöiviici ^^ \ nbsp;nbsp;nbsp;^aijsweo a.-iv Xi alXamp;ev ,.:.(
-ocr page 139-hetzelfd* di«9ltj*, t«n gevolge van het tetaperatuuroTorsehot vaa dit deeltje t«i opziehte ran de oagestoorde buitenlucht.
Men kea au onderstellen, dat aan de volkenbaeis, behalve de Tollraiensohe snel-heidaverdeeling ook een temparatuurverdeellag heerscht, zooals uit de in Hoofdstuk T besproken afleiding volgt. Toor het teaiperataurverschil A^T tuaschen een wolkdeelt je in de as van da volk op een hoogte A Jlé boven do volkenbasla en denbsp;buitenlucht goldt dan analoog met (29.5);
00.3)
Hierbij beteokent d^Thet temperetuurverachil tuaschen de as van de volk en de buitenlucht in het basieniveeu ven de wolk.
Uit deze betrekking voor A^T folgt;
Naar analogie van (29.5) kan de snelheid in de wolkenaa hier worden geschreven ala: Voor quot;Wfe uit (29-5) is hier dus een functie iM gezet, die onder invloed van
. ré.W, . nbsp;nbsp;nbsp;. Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!/
(30.5)
( nbsp;nbsp;nbsp;) met A verandert.
dJt aT
(30.6)
l,/gt;v X
De eerste term van het laatste lid van (30.6) stolt de enelhsidsverandering tengevolge van de uitwisseling van hoeveelheid van baaaging, dus ^ oor, volkomen
naar analogie van {29.5).
Voor den tweeden term uit het laatste lid van (30.6) geldt dan:
Deze vergelijking ken worden opgeloat met behulp vau de betrekking « 2,3V\\ Hieruit volgt nL:
2. - 2- fÜ ^ 2- nbsp;nbsp;nbsp;^ J_ 2.
'iZ/ ~3X gUt, ~iX nbsp;nbsp;nbsp;(iDgnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jgt;^ ?A
De bepaling vbd de snelheidsverdpcling langs de as van de volk komt nu neer op de oplossing vf.n de volgende differentiealvergelijking:
(30.7)
2,3r A AjT
(30.8)
Integratie van 0 tot X geeft;
2,gt;yf V nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'cl
is ook een functie ven A . Teneinde den integraal eeovou-
laehalve
2.3'/
dig te houden, kan voor een gemiddelde waarde worden aangenomen volgens de stelling van het gemiddelde van ifeierstrasz:
V
. c-
:r ''U' ; ':gt;.1 i- :; V :. j V-. -' \ti: i /■gt;■: J ;■•
i ^ nbsp;nbsp;nbsp;.,Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4.-;.'
â– nbsp;nbsp;nbsp;â– nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...'Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;â–
• t ^ J . r -
â– V
j
. j
^ ^ â– â– â–
\\
. nbsp;nbsp;nbsp;' .L -J
•i
«i ■- '
• i - lt; '■» t
'4
- y.
iOVrilt;
.4
X
: ■‘ j rt* r. j j • »r r: f» •,
â– V .
. jv quot;HLi
Jt —
-t •‘.-i. /
Igt;« klMtiaeh* «Bcrgi* mta ««a nbsp;nbsp;nbsp;ia d« as vaa Aa «olk op aaa holt;^#
Ml'Ooron da baala vaa Aa aolk badraagt f.~l 'W.^ - J
bahulp aaa (jO.tO) kaa lUaraoor aordea gaeakraaaa:
(30.1t)
waarbij da klnetiaoba aaargia waa ooo. aadaeltja ia da basis is
Dasa uitdrukkinf toor cooat ao wardaa ?argalakaa ast da itaarda toot da kiaa-tiseba aaargia wea aaa aasaa-aaakatd aolgaas da daaltjas-aathoda, dat is dus saa* dar uitalsi^aliag Tsa boab'aalliaiA raa bawaging aa «armta-inhoud. Toor daza kiaa-tiseba eaargia geaft da daalt jaa-SHithoda:
Eiarbij bataakant A = A
¦6^ lt;
?aa da basis bovsn daamp; eoSrdlaataBOorsprlt;»gt;8. «aimaar da larload ?aa da turbaiaata aaa^Qf ia da wolk «ordt asgag^an door (30*11) mat (30.12) ta ?argslijkaa,_kaanbsp;^4 - ^4^ worda» gasat. Tassoban da gaaiddalda bttltaaluohttaaparsturan y~y uitnbsp;(30.11) aa (30.12) mal ia bat algaoMiaa aaa varsabil bastaaa. Halatief ia dit Tar-sebil aebtar klaia aa kas wordaa ?arwaarloosd. Da fout» dia biarbij wordt gaoaakt,nbsp;is hoogataan aaa paar proeaat» daar da glt;MiiddaIda tanparaturaa tso da buitaaluebtnbsp;?olgane baida awtbodaa barakaad, aooit aaer das 10^ aallaa varsebillaa.
Uit (3Kgt;.12) TOlgt, dat liaaair toanaaat awt , d.v.ü. Hat da koogta ba-?aa da wolkanbssia ia aatars uitgedrukt, is dus oaafbaakalijk tsb wat ta ?erwaebtea was.
IB hst algaeaaa zal t o zlja« o«dat aaa bagia-impuls da bawaglng ooat ingt; lalden. Ziet non hiarrsn sf aa stelt «aa ~ o ^ dan windt aas voor da warhoudiagnbsp;?es da kinetiecba esargiaSn wolgaas da baida bier besehouwda oatbodaa:
kiaatiaeba aaargia ia da basis aa da hoogta
/-
7^ is is fig. 21 tagan x uitgazat. KsarMta dus woor aaa bapaalda boogta ^ bo-
l£
wan da wolkaabasla da waarde tsb A grootar is, d.w.z. Ji^ klainar ie, is klainar ?argalaksB oatnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of sndara gazagd;
Da inwload weg da turbulanta wrijwing ia grootar, Baaroata da basisdoorsnada
A klainar is.
Op aan galijk aantak oatera bowaa de basis zal bij dazalfda nbsp;nbsp;nbsp;snalbaid ia
dia wolk bat grootst zijn, dia da grootste bssladooranede beeft.
la figuur 22 is sangagewen, boa da kiaatiamp;eba aaargia waa aaa laobtdaaltja ia da as wea aas cuaulus aoiagaatua of aaa cuauloaistbu» waraadert, Tolgaoa da daalt jas-nathoda aa nat inaobtnaisiag ran da opparwlaktawaarataad. Da kiaatisoha aaargia ia
la bat bljzoadara gawal dat nbsp;nbsp;nbsp;AJ blijkt oooatant ta zijn, 1® y nbsp;nbsp;nbsp;/¦ omgakaard. nbsp;nbsp;nbsp;^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/ |
, dam aasHt £. aat toanaaaoda A af aa |
1)
-ocr page 142-5't®T nbsp;nbsp;nbsp;''
!it4l*gt;”fil*.si'.'SeCi «»¦
®XL;qtci.-i2i’gec^ imsr mm stair cab , '.
ï nbsp;nbsp;nbsp;^ ftï I 2S' o
èquot;
¦gt;,
tl aiK^. nbsp;nbsp;nbsp;Sa Is a
ii?s6€idJ‘»a ar-rift-ilasad nbsp;nbsp;nbsp;©ftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;öSsi'-tt.iSs
S;5£#PSi.
gt; A i-'.
tJ.
..... ¦ ^
f_^'^
:J. -
* /-
'~ - J' •* ' nbsp;nbsp;nbsp;*
'' '=ilt;T,jc n4:=5 xoov f-iffe stf«»ï**i ,3es*;%#ijgt; A nbsp;nbsp;nbsp;.|*ü — -
3i nbsp;nbsp;nbsp;T^aiei.Nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,4i s#legt;ö'ï^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aèKft» «è ?j[»ir;fj3o:^ilt;
sÖiS**®3 nbsp;nbsp;nbsp;lo Isa ^ '• ' . -¦'¦-¦??
. . o.f Sfo S?3fi8TLrt*;i- ,-lamp;i-,••;gt; ”'i ÜTlilIft ©S’ftcJïrti'giJl tóaST is^rS'J. ';.
\ nbsp;nbsp;nbsp;(«ï .-riasd eji aarad Qiel*^- lainaanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;esa ü-,
»bifca»*ï«.y^«iialaloo*!;!} »igt; mib ^C^ts
j ¦
' - ?. nbsp;nbsp;nbsp;V. ï»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»s aodnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«Jt quot;fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;®jr
. ¦»-•¦ .::¦ :.I . nbsp;nbsp;nbsp;. .¦’»l*'^«w#n‘al?Tfcqqo ®fc ««Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f** ss'
-ocr page 143-ü w —
bl«r ttitgdxet t«g«n m ia ultgadrukt ia nbsp;nbsp;nbsp;la • O oadaretald1/Hj) aadart
dua tot aoa aiodii^ waardo. Da snelba ld Vv/^^^rer toont dua e«n analoog var loop.
Hat Tarachllland gedrag van wolkan oat ongalijka baaiadoorenado wolgt uit figuur 2}t ••«ï1 de klnatiaaba anargioSn uitgadrukt lanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J ’
Toor waraahillanda Saaladooranaöan tagaa nbsp;nbsp;nbsp;aija uitgaxat. uo fl-
guran 22 an 23 kunnaa g«aakkalijk analog# grafiakan aoor da analbadaa wordan ga» eonatruaard.
Tan orarYloada worda tan alotta nog opgamarkt, dat da saalbaidsYardaallng ovar aan dooraneda^ ran da wolk wear da ToUnianeoha analbaldaYardaaling ia. Dit lanbsp;«Ia Yolgt in ta alen;
Er ia onderateld, dat in de baaia wan da wolk da analbaid «a^T wardaald zijn ala la fig. 16 la aangageTan. ^a aan klainen tijd lt;9^ ia da analbaid ren iadar daal1nbsp;tja uit da baala tan garolga wan da taaparatuurTereehillan dua SMt aan badrag toa»nbsp;ganoaan, awanradlg nat da oorapronkalljka analhaid wan bat daaltja. Da aamp;albaidagt;nbsp;Tardaallng blijft op daza «ijra dazalfda.
Wannear da analhaid In da aa Tan da wolk,V\^ bekand ia, Tolgt da analhaid in ledar andar punt aan de dooraneda dus uit fig. 16.
Zanlgen tijd geladen heeft W. sehmidt (1911) «an ertikel orar bat problaan aan da Toortplanting aan een aarwarsidea luobtatraal gapublloaard, dat aehtar gaan oor»nbsp;raote resultaten gaaft.
In da aarata plaats ondi^atelt bij dat ar gaen baginliapuls, dua gaan baginanal» bald, aanvazig is. Deze onderstelling is aehtar in tegenspraak aat bat fait, datnbsp;bij de enolbeldaaerdaeling langs da ea aan den straal aooratelt door da ultdruk»nbsp;king: W-c.92.^ ^ waarbij c een eonatanta ia an p aan negatief getal
V
In da tweede plaats wordt da dlehthaid beschouwd constant ta zijn oaar aan dooraneda an wal galijk aan da diebtbaid aan da oagaaing. Dit la niat gaoorloofd,nbsp;aangezien da teAparstuuraarachillen tuaaehaa den straal an zijn ongeaing aan aannbsp;orde aan 100^ C zijn in da exparimantan waaraan Sehaü.dt zijn theorie toetste.
o. Hat teaparatuuraerschll tuaeoban da geoBstrieoha toastandskro8»ta aa dan
aarzadlgdaa adiabaat, dien da wolk aolgene da daeltjas-setheda aolgt,la awi
functie aan da hoogte.
Hat onder b. bahandalda geaal stalt alecbts aan tbeoratiaeba benadering aan da warkaliJk in da atmoafaar aoorkoaanda toaatandan aoor. in bat alganaan zal batnbsp;tajaparatuuraarsohil tuaachan da wolk en haar oagaaing SMt da hoogte aariaeran.
Taak zal b.a. dit teeperatuuraersehil in bat eonaaotiaaa eondansatianiaaau nul zijn en daarna aanaankalijk mt da hoogte tosnanan.
Tan alnda bat algaauiena geaal aan een nat da hoogte aar label tanperatuuraar» schil op ta losaan, wordt nu aarat nagapen, boa bat tanparatuuraeracbil tuaaebannbsp;da wolk an haar oingaaiag door da turbulanta nanging wordt gewijzigd. Uat babalpnbsp;aan bat op data aaaniar barakanda wwrkalljka tenparatuuraarsebilnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kan dan waar
-ocr page 144- -ocr page 145-- »
de snelheldsTardeeling langs de as Tan de wolk l}erekend worden uit de betrekking:
,,cgt;W_Zb_r
Om de Tsrandering yan met ^ na te gaan, beschouwen ween gaan na wat het verband is tusschennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X en T. A^ T’ wordt gevormd uitA^X
door middel van twee processen (zie fig. 24, waarin de toestandsverandering weergeeft bij constantezooals in JO):
) Het temperatuurverschil tusschen de wolk en haar omgeving verandert door een
verschil in temperatuurgradisnt binnen en buiten de wolk (deeltjes-methode). 1^} Het temperatuurverschil wijkt af van het uit ölt;r) verkregen verschil door denbsp;turbulente uitwisseling van wermte-inhoud.
Het is dus mogelijk om de verandering vanA^T bij een kleine verandering van als volgt te splitsen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j
(31.2)
waarbij ^(^tJ de totale verandering van Xmet S) beteokent nbsp;nbsp;nbsp;/Jy het
gedeelte der verendering, det moet worden toegoachreven aan«l) en nbsp;nbsp;nbsp;het
gedeelte der verandering, dat moet worden toegeschreven aany?).
Wanneer voor den gemiddelden verzadigden temperatuurgradiënt in de wolk wordt gezet en voor den temperatuurgradient in de buitenlucht quot;jT , geldt;
(31.3)
kan als volgt worden bepaald:
Yolgens vergelijking (30.3) geldt:
-^3 V -f~
X,3i
en
en;
y-fPgt; -fcV^
(31.4)
of
(31.5)
oi.
(31.6)
Vergelijking (31.6) is een lineaire differontisalvergelijking van de eerste
orde voor AqX
De algamoena oplossing van .(^ze vergelijking luidt:
' A A
(31.7)
of na integratie van de a-machten en inzetting van de grenzen:
(31.8)
-ocr page 146-dd jic asi'ïow'fctï.igta^lUït' il0‘'- «?! anT.siS öigt; nbsp;nbsp;nbsp;ïv; c I-süit;'rafciamp;riXaaa »É
lt;T '
WC (f
\,
-gt; !V
s: 5 •¦''
sü iï35^ af* 1 nbsp;nbsp;nbsp;swnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;afl (s t^ern J^a-.nsv «'{i:T«»r'JiaT‘5T ©f. xjiO
n t sXaso? , TA.'ij^ ï‘tc'''’T-'ew
llt-O 'icoa f3 •¦'raamp;ïf'V :^^ivrt^C 'XSr,*i aamp; gt;;iw. 9b c^.folt;=3ijj f i.loa'r-^'Viiüj nbsp;nbsp;nbsp;(V.
fjö ïiiüi: ii;¦••“gt;:;-IaV :istu'Tgt;Ti’inv tïu asv Ie nbsp;nbsp;nbsp;I i.'faïl-y rja't;. ¦ ^ ((5\
1 \,S!aGftni:-e1«7 3w rt''v lt;iriX«=:;'-i ia' ¦sJ't :I.-
\^ •
sfflTefcfluteT ©t i-lt;io nbsp;nbsp;nbsp;sab ieM
: fl;: ’ jil':;-. 9f nbsp;nbsp;nbsp;fiia
: I T \
. -1 7'\'';.,-b'' nbsp;nbsp;nbsp;\'' -
f^aav ^liierni-rar ‘io.l'il^ nee Itc^
^r-ii ^ obv nbsp;nbsp;nbsp;sX j#oi
ïiii nbsp;nbsp;nbsp;as (gt;^;ia8 u tTsiusGoaaoi“|i9Mogt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is6 , *.3i’iamp;bj?3irv i. b ©jiaöljeg
n^v»quot;£ri3eos©oi/aebife»» ieofs, tab , 74'; Gaba 'Te-v iorgt; n^ieeieg AlOi. ©5 til ^c-c .c-i\ji'U!P7B\*qiiUiS ar fc'.i'¦«v'iPV usuiscr ipG;;H 500V ^;J.prIa•sr^
, quot;V StiopLaoSiu^ eb ai 4Xi£ibj0'i;3,'isji.ii¥ir--i»^' aeè -ik^ov as nbsp;nbsp;nbsp;J-ua^rtr
{?-rc)
:i.Xesï-78c^ rtsbi. k i f -v ai t
:ibX*? {..-^} nbsp;nbsp;nbsp;iXe-^iGV ..ns^ioY
as
T nbsp;nbsp;nbsp;mN
.V' nbsp;nbsp;nbsp;’
P.Va-v (v-vVt.’S-
------, 4.lTrL^{x-^j si Sgt;lt;a
rfff?
/ 'V' x\
^4-VX,Y ~ nbsp;nbsp;nbsp;~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;
lo
TA /A io
R Yi-.?
f'Gjö-a XbsJgT
- ^'d --h
•ï«T9© eb fi^'V •.jf.iXi.iloT^aGvi,, nbsp;nbsp;nbsp;oMiatniX an* si {o,r*} r^nijir.ileateT
Ki 1^.
iCh'x.
TT i^T I
ribx.iil t'ai;{tiX“o'5-®'* ‘'-'ï^i^nav ^nicaoXcju eth cno^lo ©ü . T^A itKiT eblo
:aasiie'ï^ eamp; n*v saiJfssai n? naJ.-fsar-o st ;!'iy aiicassXai sa ïo
P.
1\ *A amp; nbsp;nbsp;nbsp;\
{d.fl)
-ocr page 147-^ I? (5
De vaarde ran dea integraal kan worden bepaald door partieele integratie:
A o7 nbsp;nbsp;nbsp;-ifcZ
waarin nbsp;nbsp;nbsp;temperatuarversehil tusscben de toestandskroauae en den verzadigden
aüabaat van de wolk in bet niveau X is, en nbsp;nbsp;nbsp;de basis.
Voor bet gevel, dat bet temperatuurverschil in de wolkenbasis nul is, kan^wór-den vereenvoudigd tot; nbsp;nbsp;nbsp;a
23V/-/j
Hierbij dient in aanmerking te worden genomen, dat nbsp;nbsp;nbsp;onder het integrealteaken
aen veranderlijke grootheid is, terwijl bet temperatuurverschil in den eersten term vsn het tweede lid bij één bepaalde waarde/I behoort.
Onder invloed van de turbulente menging wordt dus het temperatuurverschil tus-schen de wolk en haar omgeving in het niveau A kleiner dan da waarde A / , die
/T4.
de deeltjes-methode levert.
Voor (31.10) kan ook worden geschreven: ^
(31.11)
Yoor een bepaalde hoogte boven het condensatieniveau Is de integraal onafhankelijk vsn 2^, evenals. Uit het optreden van dan factor nbsp;nbsp;nbsp;A Jgt;^ volgt
dan, dat nbsp;nbsp;nbsp;/s^^~r~ kleiner is, naarmate grooter is. Ook bij een verander
lijk temperatuurverschil tusschen de wolk en haar omgeving is dus de invloed van de menging grooter bij kleinere doorsnede van de wolkenbasis.
Ten einde nu een betrekking voor de snelheidsverdeeling langs de as van de wolk
af te leiden,wordt hier het algemeene geval beschouwd;
Hier is dus voor nbsp;nbsp;nbsp;geschreven.
De kracht, die ten gevolge van het dichtheidsverschil binnen en buiten de wolk op de eenheid van massa in de as van de wolk in bet niveau A werkt, is dus gelijk
aan:
(51.13)
In analogie met (30.2) en (30.6) geldt hier;
Wl
Combinatie van nbsp;nbsp;nbsp;en
rt^A __z._
Xgt;A /z^T quot;
AaTquot;
of
- A .rL izrA./ 7Zü~rl/\^ iiz± ^ p-i (31.1
•Issli-iac' nbsp;nbsp;nbsp;blaeqad nsfetow ,asgt;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aob C?t d£ïïB«r 96.
~ nbsp;nbsp;nbsp;X l\ V
K \
A
In'»..
n.
¦ v.i:^\
ixsuyj: nbsp;nbsp;nbsp;If:? asÊ nonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C.':gt;ta90j- »b aedoeButnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niïs^w
'.:3Tii. J-C, nx iXOW afr JJBV fBBdSiéC'
-icrc; nbsp;nbsp;nbsp;,-ïi iih'i aisödai.xXow sn r.i Iix{o«-SOT'3VjiJi'oiegt;-:.:iii3J JoJ da;. ,iav®f iori 'itioi
:icgt;i f)^.c :;i,-„v;i'*3'X@ V neb
fl9:f9oiIsxTa3i) n t £ie3 9i9o arf''
Tr ;'gt;:-3 nbsp;nbsp;nbsp;S?.h , affFanr,;. iisü'iop ^nljfi-irtiErü ni
I Lri9-gt;'i’vr;.i;d3'ifiqr.D J ia.i nbsp;nbsp;nbsp;, : t biedt^la e-^fxi'ïdfcne-i#”/ itoo
. ':cuii.ïd K *6 IS OW afgt;is«'i.oö niè nbsp;nbsp;nbsp;fttlnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ied aor fsaod'
-Eut ii,:f'j--aevv;;yde.;-.-:^'-3 1;'d nbsp;nbsp;nbsp;jbiow ^vdXjsXisffi aiaeliJd'uid- so aar hf^olvat ‘xabaO
SXfc , \ Ci. 8 3-1; 'i.k
i *Ii k üBarln Jc-i ni '=niiT9.vrüu -i^öu as alow oh neiiss
-iaovoi. 9f)oiiJaamp;-: otJiasb o5 ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:saTi»ad33s*,ï ..aSjhT hoo jo'j'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;ioo'v
_ \ “Y As, A /\
“ nbsp;nbsp;nbsp;^r' quot;quot; k^
.. X-x- ^ X ¦
-exaadlsAO Xaat-^atai 3
t^.tcr -AiCA-^X^rA nbsp;nbsp;nbsp;asr a.^r cfrX,Td,-gt; don J
]¦ f^E^'•7X,^•riiT‘^’r;'ifia09 dfgt;i .TUV'C' rtd’l-.O'.r' nbsp;nbsp;nbsp;‘rnr'~
- ’’li . k 7 : ’.h-'V-i , it'V yi'til
“TsbasasT aef' t^'-- 3ic0 .'. t nbsp;nbsp;nbsp;-^Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jt ^ ü hoai-l;! V cgt;.A -.
nar boclrni yh ?uh. Fsi jjeIt'.-':mo asah sa .gt;;iow 9^' as/ios?.^.'! Itnas’^-r-rnk'dr-, i
,oiesc .t-gt;xic ¦' oh n'^'r .^fcsa-'ioD-' otocïoI’^ tih ladoon^; nbsp;nbsp;nbsp;sh
Mon n£gt; aor hó aS nbsp;nbsp;nbsp;3ji!i tasaTsr-htaril®.*!?, «£ aoornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ae^ v.z esb/iln n::T
; fewt-¦)si3®t;r' Iffror snoaffi? iXr* ü ïf.ii nbsp;nbsp;nbsp;Jhxow fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3l .‘J ifi
.-lOVSTriOSSU nbsp;nbsp;nbsp;•.
A toöv ¦-’y.k ói asxH
dilor ek ftji-iiju ns nonnitf lidoezi^rcb.r.rnjifoiL Jtsd net s'^ioreg sad «i:amp; . .trfoOTcd ©d itiXog esife cx (JcJiiO'W K ii«®via ied ai xlclt;« ok aar ae ¦amp;£? öinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aar bi^^hnoo sF* lt;50
A'iAA-Vs--^.sA-V = \
; ase
?aeid.#BIfgt;g (è.O?) B* (?.0ï) torn eiaoleaa oX
¦ KA* \ \' nbsp;nbsp;nbsp;AAnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' quot;XeX^ J Afv '
:iT nbsp;nbsp;nbsp;a.' OlV-Ui nar ei-tenikiPiOD
V-^v* £;7 ' nbsp;nbsp;nbsp;-'quot;ks
(AAO
\V
c\
-ocr page 149-- b5 -
mtttgrsti* T»B (31*16) TO«rt op «ttologe wijz* «la bij bat gaYal raa ooaatant teagt; paratuurrartebll tot da klaatleeha energia, waarbij waar Tolgaoa da atalllag Taanbsp;bat gaolddalda raa Keiaratraaznbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoot hat Intagraaltaekaa wordt gebracht, laa-
aaar da Intagratia wordt uitgaroard tuaacben da grenzen a any! volgt
(31.1?)
-l f(A}^ nbsp;nbsp;nbsp;T- d^7-Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
Daza Targelijlclng kan in aen iata handalbaardar Yorsi worden gaachraYan, door daa twaadan integraal uit bat tweede lid door partiaela integratie om ta vomaa.nbsp;foor dazen integraal geldt:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
(31.18)
o nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X
waarbij dua u'= nbsp;nbsp;nbsp;en V* J^^XctT~
o
Partieelo intagratia geeft au yi A.
^ • 6
o nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o
of
z. »v
(31.19)
-zL
Tea slotte Yolgt dus:
«annear BMt ^ '' 'i (-TïTTa) nbsp;nbsp;nbsp;da kinetiseha energie per sMssa-
eenheid in da as van da wolk in het nivaau/l wordt aangegaven, is uit (31.20) af ta laidea:
A
iz
- i nbsp;nbsp;nbsp;(pa T-a.TidA ^ 7Llll^ ó.Tm h
I —riTï— J ^ nbsp;nbsp;nbsp;^ ^ J t,wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Asv.'A' £¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(31.21)
6 nbsp;nbsp;nbsp;O
waarbij dus ^^8a kinetische anargla van aan tsassa-aenhaid in da as ia da basis saagaaft. Bij aan constant taaparatuurverschil tusachan dan varzadigdaa adlabaat»nbsp;dien da wolk volgt sa da toeatandskroasDa, dia da temperatuurvardaeliag in da buitenlucht weergaaft volgt uit (gt;1.21)
-ocr page 150-r •.
JijSJ K.^
. ’ nbsp;nbsp;nbsp;^ ƒ .;:r;-ïT^r' . w^:.-!quot;''':
it'\' nbsp;nbsp;nbsp;{!.X¦ i l V 4-“' 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^••'- -'.
r:*? Ci G' ' nbsp;nbsp;nbsp;___
' nbsp;nbsp;nbsp;.') ^ ïr’ “'Vï '
Jn \ nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 e. \ \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
'V' ^
X
V4.i
V'-.
¦ nbsp;nbsp;nbsp;. sV.
' nbsp;nbsp;nbsp;L''- '-Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
.. . 4
J^.
,AV/'-T' ^
)
K.lt; ' nbsp;nbsp;nbsp;. '• h
•V
/s \ ‘
' ' • ^
lt;4
.gt;V nbsp;nbsp;nbsp;'-
k - ;, -V -,..'1 nbsp;nbsp;nbsp;¦. -M'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
V-
ts'X y^t-. ' nbsp;nbsp;nbsp;(
K, nbsp;nbsp;nbsp;(¦•
¦V ^ nbsp;nbsp;nbsp;. U. \ ¦ /vfc
A-
*•. -V. \ rquot; *
N ^ , i
quot;v? .
4- y ?
A -A
f /yr
; nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• A /
1^:
‘ '
‘. \ - '
V ^-x: i
1 V ¦- -3 ,----- - -v
\ k:
kii- T
gt;¦ A
(\ '. ylt;
‘\
.-.t -*t i- •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«f v;ia ^ -'
-ocr page 151-(51.22)
welke vorm voor gelijk is aan (30.11), zooals uit integratie blijkt.
Een tweede wijze van rereenTOudiging wolgt door nbsp;nbsp;nbsp;1 - öte stallen. Dit wil
zeggen, dot in de basis van de wolk de temperatuur in de wolk gelijk is aan do temperatuur van de buitenlucht. Dit ia in de natuur het geval in het convectieve con-densatieniveau, dit is dus bij een groot aantal der cumuliforme wolken. Yoor de kinetische energie van een masea-eenheid in de as van de wolk geldt dan;
£o
^ moet worden vergeleken met de kinetische energie van een massaeenheid uit de wolk, die gevonden wordt, wanneer de turbulente menging buitennbsp;beschouwing wordt gelaten. Deze quot;kinetische energie volgens de deeltjes-methodequot;nbsp;is gelijk aan de kinetische energie, die het deeltje in de wolkenbasis bezat, vermeerderd met de^door de plaatsverwisseling van het deeltje met ¦piasaa-iaenhoidr eennbsp;ander vrijgekomen,potentieels energie:
-A
AcL b
Ranneer nbsp;nbsp;nbsp;wordt gesteld, (wat natuurlijk een benadering voorstelt aange
zien er steeds een beglnimpuls aanwezig is) volgt voor de verhouding van de kinetische energieën volgens de beide hier beschouwde methoden:
A*
(31.23)
^-Ad nbsp;nbsp;nbsp;T
V nbsp;nbsp;nbsp;-- o
Ook hier is dus [;i/-rlt;iluit (31.?3) gelijk gestald aan I_i/Tc(,] uit (31.24). In fig. 25 isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitgezet tegan/A . Het is gemakkelijk in te zien, dat £/\ /
onafhankelijk is van y' en , zoolang Aj^^T evenredig met ^ is.
Naarmate voor een bepaalde hoogte A boven de wolkenbasis A grooter, d.w.z. kleiner is, blijkt t_^ kleiner te zijn, vergeleken metnbsp;veranderlijk tamperatuwirverschii tusschan don verzadigden adisbaat, dien de wolknbsp;zonder de aanwezigheid van de turbulente menging zou volgen, en de toestandskrommenbsp;geldt dus de stelling;
Da invloed van de turbulente wrijving is grooter nearoate de basisdoorsnede
kleiner is.
Uit figuur 25 of door worteltrekking in formule (31.?3) volgen betrekkingen voor da snelheden in de as van do wolk, die analoog zijn asn de betrekkingen, dianbsp;in § 30 voor de snelheden zijn afgeleid.
Ook hier ken de snalheidsverdeellng in een doorsnede A worden bepaald uit jaet behulp van de Tollmienscbe snelhaidsverdeeling uit figuur 16.
Hesumeerand kan omtrent den oppervlakteweerstand het volgende worden opgemerkt:
-ocr page 152-paiiajh asv q* nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A3J.gs« jjUvn njf ^t'-na^
OOjc XT3I, iCüU lt;T‘S ¦.t’-':jyfSjo'rgt;Aazq9^jju£ ju eu.. 'joci-i-UJ^ü \y !AO',q.,u psteajq nj$
Tü ? nbsp;nbsp;nbsp;-ji'Sjyt-^nv iTlü 9X^wyy^.^-
Accx qïBsjvsqttü yu ‘.-w a-ju qy JtojK' suj^jc-c- nbsp;nbsp;nbsp;oeD qa pyf.’.ajCKTsK'iu* cya
nic iT'?(T0x 5', ot, ï:0'.-:j. cf;i,yöjf3-9p;-fif'i JU ];,ct.wnf~: nbsp;nbsp;nbsp;ADj^ttU ¦lyfx.i-fy.ywfiair
r- ‘
jciToi-c A.'»ü'q«' i’in/piTiaoyre nbsp;nbsp;nbsp;€1.004:61'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;paa
««iqf q0E q« «yeTj:-!:
ïocq'si, Q0 eaj;. ?.\t%;c79TQ a.-h ye ffrT.prrjoofe nroueyirS ^on ao|k60* sb qe ^Q«8yyijq8icx,otau« A«i.yBoamp;i.X7 4K ^«i-.^‘^3;8XttSl^OT.^?cpTr prTseTfpgirnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;sgy-’i'-ewf’ qT«c ge üf^ojK
-p-C nbsp;nbsp;nbsp;Tf-' :gt;T^1kgt; Pjtj«T06A fG S71JJ* aclKsj^gujury^:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ OOK PJl ««ff
¦ji;v8X2]«yo AOOT- nbsp;nbsp;nbsp;p'i’-'eoTg» poo'^fcy^'^ poAfiu qt *oxy*tJp‘®Tquot; \/ ^T.^oyai,’ g'A'X'
üBSXpöPjcsjy'}:c j gt; A‘ ir «u nbsp;nbsp;nbsp;' saojsüÊ V'^'^X SA^yxen^^ t'^sf y»'
Sr- Tfc nbsp;nbsp;nbsp;0ffU^i9C
r yr. Uanwjqtsjjl]?: yu ye \y «* -j.'C nbsp;nbsp;nbsp;\ 0quot;'^'^
OOK nbsp;nbsp;nbsp;I- qqs C t\tas4:ujg sau ff \ X*^] ryp {'u' .t)’ F* ITS*
fvyjr77iAv'’''i nbsp;nbsp;nbsp;^
---~ nbsp;nbsp;nbsp;— -—tg--Ji----
(ï4'5i)
^'' ^ X'' ^ *' nbsp;nbsp;nbsp;'''2
fjgcpo fr:u»T..C;|ooi. AcT^i.y'lt;. gs poTg® yT«i p®»opoflx»g3 Bjsppoqau:
syeij «L nbsp;nbsp;nbsp;ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ju) AofLt aoox ga A«Apofigiufe asb ga KTW-
fsrufiyx nbsp;nbsp;nbsp;O Awxgf 'Si f j ’ ( rat irsprantyjIjc gsb pctsgdXTpE Aocxatox# 9a«*c-
.V“( p : =
sHgax. Ai7!)£o}ïO'^'^o*óof«ntTlt;»*I6 ecciëTa:
nieaxgaxg ««t ge'goox go bTï?viraA3teT5P^TT^- A'-it p^ot g«ejf';s wof wgtw quot;ci
JB egjTlp B-,u '}lt;= SC7Ï-''PT8CK8 o'jt.x.’ü'.jb' qgo pep qsajp^e jn ge eojKstrpsEï;' passf ‘ AQi-
petjcporj-virrE. «oxgp Scrurac* 7»''® ^^PTnetrecpe euextye AOjësne ge geejtHee-onitpogo,,
•¦•' asaocLgjogg ngp ge nbsp;nbsp;nbsp;gge SeAOugeu Mcxgp* *«nüeei, qe frjx.pa]tgt;v{:« s«vf'jv€ paTfutr
r/Of.e nrf^'ó.jüi: aool p'jo^y mvj.qea A«xEej®]ccp prEt }lt;yj^.£j cpe »cei?T« abis e«0
KTL'-itgscpe 'urytijc A H ‘¦.-¦-:T wr:-V g-y-iupwyg ja go ea A00 q® rcj». Sejqt q»c: qa3fc'jt?yüTA0s'T * gj,' f ;;ƒ:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 e?,j (ixooy: WL-iJpt-j gwx tifu-njjtoijue j.ojjï@B* ^oox. ge
bGxatgrrx as.-’ ge fgt;ff racj sc/^-• jjjp |3 g» g» uat-fox p^t 'itAsy 70 pep coBARutjaAO ccn-ssttücn' gay 70 ¦?• pfc“ 7 Affp ge aojjc ge teatexe^gnx 70 qe aoj)c Eojy^ji 70 obb qc ^ew-5;«y t/iGoge nbsp;nbsp;nbsp;a-xt AOxexDAo.f i7STra AOjtt qo«inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r7t ATI
*exp« Aoxw Aoci nbsp;nbsp;nbsp;ucjïlit je bbb (Jc’JJ)* i'ooeiE ffjp jujo^epjo
'1''
Men kan zieh het mechanisme ran de opperrlaktenrljTing, die optreedt bij de beweging ran cumuiiforme wolken in de atmosfeer, Toorstellen naar analogie metnbsp;de wrijving, die optreedt bij vloaistofstralan. Dit komt neer og het beschouwennbsp;van niet-adiabatische bewegingen. Ilen kan op deze wijze een schatting maken omtrent het energieverlies, dat de wolk door deze wrijving lijdt. Deze schattingnbsp;is uitermate ruw, aangezien verschillenda benaderingen moeten worden ingevoerd,nbsp;teneinde het probleem mathematisch oplosbaar te doen blijven. Het ernstigst isnbsp;wel de onderstelling, dat de beweging in een curauliforme wolk stationnair zou zijn,nbsp;In hoofdstuk III bleek, dat deze voorwaarda in de atmosfeer in het algemeen nietnbsp;is vervuld. Een verdere benadering ligt in het feit, dat de afgeleide betrekkingennbsp;uitsluitend voor een homogene atmosfeer streng gelden.
Een berekening van den oppervlakteweerstand, zoosls in dit Hoofdstuk werd gemaakt, geeft een verband tuaschen de horizontale afmetingen van een wolk en de in de wolk optredende verticale snelheden. Omtrent de verticale afmetingen van denbsp;wolken leeren deze berekeningen echter niets, evenmin als over hun algemeanen vorm.
In het volgende hoofdstuk zullen eenige qualitatieve beschouwingen over den vorm van cumuiiforme wolken worden ontwikkeld.
-ocr page 154-lid nbsp;nbsp;nbsp;sè a«v amclcarfoom t9d dots amM, msM
SfUK •igolaa* ism aallataioor ^iselaoffl^a »5 ai aeilo» aaitoliXaaxio asjr sfli^awaa sairaotlo^wö^iaa go ï©9fl^£ao3C^|ig .09i8ï#e'Stgt;*Bx»oXTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;®iamp; .^aiT^J^w »b
•*o mdm jiaiif^stfOË a»e 9sliv 0aaè qo aad asdS .aagfiigsïr^^^eiïMX^ftdsi^-taia a^ giviJtsriaa «xaG .tbiil sRirtiiw «sdA 1006 allow êb ^36 .s^iXtavoiRiaafe iad tnarcinbsp;fbra^'rê^at atb'tow aéSoosi ««^aX'ïeösaad mtaellidsarer naise^asB ^rru’t sieanaiiv ainbsp;«I tasiisaia #eHnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aaofc «i i»«öcjolqo rfoeiiseaffSan msalöotv; ied: afccieasi-
ifltis üos ïiamioiiais :i£ow amrroliXxjjmio nee ni gai^ewed 96 iaè .naiXIoi¦’lofcno 96 X»w iata flseaogX» ied ai loeïsoRia efe ni efiieawToov ©ssJb tab ,gt;':9i:d III ¦•laiehtoorf alnbsp;flwyiijlMaïied efiiele^ta «6 tab ,tt»\ tad alnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ni-refeaasd sisÊasT aef .fclartsT ei
.flsfciea jfle-iia leetaoe^B ena^oöiorf 05-? To-f baatluiamp;tla -03 fjtew ‘JÜiJeBlooïI iib ai aXaoos ,bitaiaieeweïjlfcly’isaqo flefc aar .n^ino'isic.ri n»3Enbsp;nl 9fc a® 3tXow no9 a^.r negaiisE^lft alamp;teo^lraA ab aadanaat baaöanr ftre t1;»e*5 ^ideaainbsp;eb ii«T flesaiienl:® eXeoiioièf «ft taa'ttmQ .aeftadXen'^ alseii-i-'V aftnsamp;ariqo siXow sÊnbsp;.STCöv aaasemgXö avd -xero aX® aiaaoy© ,8i®lfl aaidae ae^nlBasistad sssb nï'sesi asifXownbsp;neft “saro cs^^iwuodoasel aroltBtiiuip a^iaaa aallas daiaftlood eftne^XoT iad BZ
. iXeiiliwtao a«ftaow a®alXoir 9JaaoliXjj*jj3 qbt rator
_ nbsp;nbsp;nbsp;mSl
ö? '«.jfHXi ^.3 -.
-. .¦'Z'aj?sgt;t 5.i rd ¦:‘
‘' 'quot;quot;*' nbsp;nbsp;nbsp;- V- ¦
'ségt; ^
-ocr page 155--~lt -
Hoofdstuk YII.
Benige conclusies met betrekking tot den Torm Tan Cuimiliforme
wolken.
52, De combinatie van yoraweerstand en opperylakteweerstsnd.
In de hoofdstukken III, IV en VI werd de invloed van den voroweerstand en dia van den oppervlaktewearstand ellc afzonderlijk op de ontwikkeling van cujaulifor-me wolken nagegaan, flet gedrag van cumuliforme wolken wordt echter geregeld doornbsp;de samenwerking ven deze beide weerstanden. Nu zullen de vormweerstand en de op-pervlaktewaerstand elkaar zonder twijfel beïnvloeden, waaruit volgt, dat aan denbsp;beschouwingen uit de hoofdstukken III, IV en VI slechts qualitatleve beteekenisnbsp;kan worden toegekend, afgezien nog van de vereenvoudigende onderstellingen, dienbsp;in deze hooidstukken zijn ingevoerd.
Ket belang van deze wsderzijdsche beïnvloeding blijkt reeds uit het feit, dat de beschouwingen omtrent den vormvjoerstand berustten op de onderstelling, dat danbsp;zich in zijn ontwikkelingsstadium bevindende cumuliforrae wolk, als een niet-station-naire strooiaing in de atmosfeer moet worden beschouwd, terwijl bij de behandelingnbsp;van den oppervlakteweerstand de cuiauliforme wolk als stationnaire strooming werdnbsp;behandeld. De kloof tusschen deze beide opvattingen ia moeilijk te overbruggen ennbsp;een synthese van de resultaten uit hoofdstuk III met die uit hoofdstuk VI is voor-loopig slechts qualitstief mogelijk.
We zullen allereerst den invloed van den oppervlaktaweerstand afzonderlijk op den vorm van cuiauliforme 'volken nagaan.
33» De vorm van cumullforme wolken.
Een consequentie van de resultaten van hoofdstuk VI was, dat de in de atmosfeer opstijgende strooming esn kegelvorm zou bezitten. Een kegelvormige verhree-ding met de hoogte wordt echter bij cunuliforme wolken vrijwel nooit waargenomen; in^tagendeel, meestal is de wolkendoorsnede aan de basis grooter dan nabij dennbsp;top van de wolk. i'e dienen echter te bedenken, dat de zich kegelvormig met denbsp;hoogte uitoreidende verticale strooming niet volkomen identiek is met de ten gevolge van de opwaartsche oewegin^ ontstaande cumuliforrae wolk. De laatste zal immers slecüts dèit gedeelte ven de opstijgende strooming beslaan, waarin (condensatie optreedt. Uit eenvoudige quelitatleve beschouwingen volgt nu, dat in het algemeen slechts in het centrale gedeelte van den kegel condensatie zal optreden.
Immers, behalve de hoeveelheid van beweging en de warmteinhoud wordt ook dö waterdamp turbulent over een doorsnede van den kegel verdeeld op een wijze zoo-als iu fig. 16 voor de verticale snelheden is aangegeven, met dit verschil, datnbsp;het waterdampgehalte buiten den wolkkagel niet nul is. dij een normale waterdaap-verdeeling in de atmosfeer zal slechts in het centrale gedeelte van den opstij-
-ocr page 156-,ri7 gt;'t(jEó1:ooK
eKfioliXjiimifO nbsp;nbsp;nbsp;csi) to?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aeiauloftoa pril/iag
.asTfIcw
.S?
¦ L,t^4n'trgt;t?.'f..Jgt;i;.Xy'i9qc|o AH:- 5itfe;yp.':i'jgwij-roy nsv I d''»ïïlrfrn;''a
915 i)!T?.lï!'r-36ïrtciov n;?f flav fMoIv^Tt dfi b-isv, I” as 71 ,ill a.-;..: .'.l'- -lo'. a «i al -'tolllutaao rsrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.-ït' 70 i^il-rebncstn 7llenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:; Jy-:.;*-, ' r- aoS ne.r
•rooft ftiernsT*? nbsp;nbsp;nbsp;hs-aIo* ©fnto'ilatai/o flfivnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7»B .n^vriXn'i?
-qo •amp; 09 ft5;-;J-s'i:ïgt;9w«'ic'y eft Hellus I® .as-ftfisjpaet-, aMef* stal: 'tlt;*v quot;Tint'¦am/ra'.^fflS'j
eft ase teb .taloT tiui.'gt;:,T nbsp;nbsp;nbsp;Isslt-Ï’’^^ Tofmo^: x33gt;iXlt;:nbsp;¦•ln93{oaJ'9d 0Tsitaj-tIgt;^Dr 3t ¦aaltx TT ao ITT tlXr a*:'gt;ifcJsÊlccf: ©ö ilu iiG iui
®ift ,nGrsailXol's'iflftno o^nsniftuoYS^e'fsy sft nay jjn nbsp;nbsp;nbsp;, ;i£S»,v, )lt;quot;'u astao'^ a«i
.^aaovsmi arl?: av.“*!!!.:.)¦;b'/gt;.jrf r^saft ni
,Ji9l lorf jl;./ wb*'-GT nbsp;nbsp;nbsp;^niftf'OlVGïv.gt; f'do'sft^isasba.-- o :: .amp; ni'Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IgH
efe daft .-ïniilsJaarjr'no aft no nsJl-stra^d ftnalr.xsovi-.'iicv noi' las lJ.iiü aa^niwi/orioflef! sfa -aoilsl.^-lala as» el» iiloar smïoliliraao oftRobalved i3uib3Jquot;.?.«.niInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r'X rfots
gillloftrtsdsd 96 (.t- nbsp;nbsp;nbsp;, ftwaorfoaad nsfiTOv leoin 'loel ..o.',l;. .l- ntnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;saisn
fttsw gxilaooala ealsatTollsla ?ie aflo':? «moliIa.'.iU3 s6 Ê;'el’'a9»»»0JieJy'isqqo a#fi aar
fi» a«8,'^iitdlavo mt iftlliscwn ai nbsp;nbsp;nbsp;aftlsd e:gt;.et: aGdoseal 'iooi^l stj .bi-bnsilad
-aoov Bi IV TÜ.'laftloori lia si5 fnr.t
¦; nbsp;nbsp;nbsp;77- b'N.'orf lia n.jlTliüïsa c-i) nar oKs^ilaYa aas
.jltilar-off ’tGileliiaiiO , dn'ooip giqooX
3{tiXi»finosl« basl•'asn'^'sJ-^r’XviBqqo nsb ner ftaol^'ni asb Jnsisaasllf, a vllas sW
.asegaa a-iMloiquot; smaolilanao asy mor nob qo .rta^ow sOTollianuo rsrv waov «C .*?
-flornJa »?i ai o.' 1 • ’ .gaw IV lialaftloori asv neJslI:'‘3oi »c aiv sM^ ursanos noa -eaidTPr orji-'i'tovla^esf n»S .asltisad aos fi torlsjisTf a:js [i.itrooTtenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xiaqo ia»?
;aömoafJB'i5 3i? lioon XefsrtiTr ns3iXo»? sraioltilumao f.id 1: Jriar ibiow f.lqcgt;oi1 ub isa gaift aoft titfaa asb iamp;Ioöï:^ .ip.nd ?f: apn aft»:'¦'ïooftne eb al IaJ- .-5fci;; ,losbaorjeKalnbsp;aft Icffl sioiovXo^al doigt;: »b daft .as^fneftod sl tslrfoo nensil sV.-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ob nar qol
-«3 aof eb Isrj ai gt;i'siln96i nomoMJlt;’gt;r loin gnimocnii^, olnoil^ov ^lunyblsoü Jlv olaoori -al X8£ stslssi cfu .-Jilow sMTifoliXjr.s'no «Ênnaleljno naio,; quot;oc Rri3»5l'iBtgt;*qc eb nar aqXornbsp;-öGnsXaö||i aiinaï, .noBlaed gnimootle abnertilRJo eb n .• Bli?.ej.Oj tab RldaoX-' mtmnbsp;-Xe ied al tab ,vn Iglcv nsgniwtjorfoaec.' sveilsliXewp esiti/cvaaa li;' . 1 bos'tl'o silnbsp;.flobeïlqo Xcs silBnnsbnoo Xegsii neb fier ©llsamp;bog oi^siJfiaG Isii ai alriosla nsansnnbsp;éfj stoo Iftios bücXnislffltaA sb no gnigs^red ner tt'.XXfearoorf sfgt; evXaxiad , jnorur:!nbsp;-00* 82t,lw noo qo blooftnor I -^öt} neb oar oftonanoo.'' tios naro In/jXtidajil Tr -'ónal jf?nbsp;leö ,ii/i3anrr lift Iamp;0 ,ner»3o:'nH8 ei nefctafXons oX'^-’sHter ob noar ;'f .11 i:l ilonbsp;-qriSb’ialanr olsarton ö»« [.1^-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-tbn Isin logeiJ;'To» ns5 nnlliid sll ^lisgct'or-'inlB’,' lo;f
-ocr page 157-'1quot; -
gendsn kegel de «aterdampooaoentratie zoo groot zijn, dat eoiidensatis optreedt en een zichtbare wolk ontstaat. In het algemeen neemt op dagen met conwectlaTe bewolking, de relatieve vochtigheid van de lucht rnet de hoogte af, waardoor in de handnbsp;wordt gewerkt, dat het als wolk zichtbare gedeelte van den kegel met de hoogte relatief kleiner wordt.
Er doet zich inmiddels een moeilijkheid voor wanneer we de berekeningen van het vorige hoofdstuk op de vochtigheidsverdoeling in cumuliforme wolken willen toepassen. De onderstelling, dat Tollmien’a profiel ook voor de vochtigheid reeds in denbsp;basis zou bestaen, zou nl. beteakenen, dat de bases van cumuliforme wolkan een meernbsp;of minder convexen vorm zouden bezitten. Immers, de grootste specifieke vochtigheidnbsp;zal zich voordoen in de as van een opstijgende luchtbel, indien de specifieke vochtigheid in die bel grooter is dan in de omgeving, wat meestal het geval zal zijn,
De condensatie zal dan dus het eerst in het centrum van de bel optreden met els gevolg een convexe wolkenbasis. Deppermennnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wees ook op de mogelijkheid van
zulke wolkenbeses, zij het op andere gronden.
Nu worden dergelijke convexe bases toch in den regel niet waargenomen. Men kan dit verklaren door te onderstellen, dut ton govolge van de in het algemeen sterkenbsp;turbulentie de specifieke vochtigheid onder de wolkenbasis vrijwel constant metnbsp;de hoogte is. Dit wordt eenigszins bevestigd door het feit, dat men op heldere dagen vódr het optreden van cumuliforme bewolking vaak een heiige laag kan opmerkennbsp;in het convectieve condensatie-niveau, wat er op wijst, dat de geheela luchtlaagnbsp;in dit niveau vrijwel verzadigd is.
Als een voorbeeld van een numerieke berekening van de verdeeling der specifieke vochtigheid boven het condensatie-niveau gaan we uit van het volgende geval: Wenbsp;onderstellen, dat het condensatièniveau zich in het ^00 mbar-vlak bevindt bij eennbsp;temperatuur van 12',5 C. De hierbij behoorsnde maximals specifieke vochtigheidnbsp;bedraagt 10 gr/kg. Deze specifieke vochtigheid heerscht dus in het geheele con-densatienivsau, zoowel binnen als buiten de wolk. Laat de specifiaka vochtigheidnbsp;in de buitenlucht met 2 gr Ag per 1000 m hoogte af nemen. Dit komt overeen metnbsp;een afneming van de relatieva vochtigheid tot ongeveer 6o % op 4000 m hoogte hovennbsp;het condensatie-niveau. Vaak neemt de relatieve vochtigheid sneller af in een voorwaardelijk onstabiele atmosfeer, wat de volgende beschouwingen slechts overtuigendernbsp;maakt.
De vochtigheidsverdoeling in de wolk en haar omgeving is gegeven in de volgende
ffft *bf?0‘ttqo «l^esasamp;cos tab nbsp;nbsp;nbsp;oos oXtftijrfledAooqjajMs^^Bw «A la^i asbaas
, -lowod orolJoavaot» tam nageè qo ^«©öfl osajcej^s al nbsp;nbsp;nbsp;jUoï? «isa^rCoi» as®
öo^ü »£s ai TooiDisaw ,ts öSgooö ©ó d-wii ïrioiJl b6 ksv ftiorfgicttiofcr araitaia'i ab ,9iali -dl «tgoorf s6 tem legai col iuiv otiaaba'j aiadt.iois liSov «i« tam tm^ .tfjf'ieweg Jamp;io*
.^fc-ïoi» ij’iiii :i;{ quot;iaiJsI
ted flRV ü ¦2mina^e’iam egt;b s* ‘ïööftnrsw 7oov l;idilji^iXi»offl a»a nbsp;nbsp;nbsp;dais Sc'Ob Tg
aelXiif iiö3Üow ©.«TOltXjuEEuao ai 30XXaofci®vebx»rfsiXrioov ab qo jiüd-eiloori egiior öamp; ai sbaenc ¦ iad-^ltdoov ab tocr iloo XsXtoiij «’flaimXXoT tfafc ,^r.i£Xatsir,L!io m .nasnbsp;taam aaamp; aej'Ion- sm'totilumvrs nsr uazac ab tab ^aaaaAaataö .In «os ^nas^asd «os bïhbönbsp;SisrijXJdoovnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;©Ja^oo-ig »6 .aisioml .aattisad nabaos mncr (toxevnoo iBbaim lo
-doOT stLetlioa^is ab aaibni ,Xamp;ditdosi£ a!xno^litgt;-.qo aaa oby sb ab ai neofe-ioov nois Xas ,fi|,Xs Xas Xavsg tad Iptasam daw .galvag!»» «b ai aaö ai la^ooig X«'d ex6 xii biadgi^nbsp;ala tm aiboT^qo Xod eb xxsv xtüJiïc^o tad ni taiaa tad fl»5 X% eiJaenobnoa adnbsp;ttsv biadij^llagora ab qo a£cxgt; aeewnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/ nnscieqqaG . aicadaaxU. '' exsTcoa oso
.flobaoïg a-iabaa qo ied , ii^’-asriitaallo* aili«s aai Béi'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iaia Xagai oofc ni rioo.J •^©aad axevaoo ejIj^iXaaisb msbio*? «k
aitata a'‘'nxawgX« ïed ai ab £3v egXv/Vos dot tab ,flflt;XXedeiafcno sd toob aeraidiav tlb torn. itt^inaoo law^iiv amp;isaaaatlloa ab lenno feX^rfgiiifoov ©^ailioeqe ab aitaeludnutnbsp;-Bb etiabXRd qo aara tab ,tioJ tad loob è^itearad anl^agiaaa tb'xow tia .ei ai'gooxl abnbsp;flajCiaaqo xisi gaai agiiod ase daev gniiXowad ea'ïotiI«.“i«fl a^r aobaztqo tod 'x'ar aegnbsp;gBsXSJoüX sXeadag ah tab ,ï«|.iw qo is tm .aBexia-f^iiissasbfloo svaiinavnoo #ed at
.üi bgibasiBV Xawti'*^ asorta ttb ai
adaitioaqe 106 gaiXeabiav sb abt gaiceiieiarf aMaitamiia aaa aar bXasdiooT nas hXA aW xXeTcg abaagloT tad asv ^ia e» OBOg «BaTin-aidaaasbftoo tad aarod biad^ltdoornbsp;me dbaivad stslT-iBdo 00? derf ai dots «aavicïidaaaabiios derf dab ,noXXsdPiebnonbsp;fclerfgidrfooY #:!{eilioeqe eXemiism sbasioorfednbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦*'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mav lixiidaisqmsd
-flOD eXeeriag tod ai cvb tdosroan bXorfsidriooy srfeilxasqs s.vaQ .gif'vig or dgsaibacf bisrfgidrfooy erfeitiosqs sb dsaj ,jLCow sb aotiad sla aoaald Xe*.oos ..'jasv-raeldaaasbnbsp;tam aconero tmo% dxG .osnealB edgoori m. 000f laq gA'^S S dser drfo«Inedijjd eb alnbsp;aevoó sdgoorf a OOO»' qo ^ Oè issTsgno. doj bisrfgidrfoov axeisalai eb nar gaiMeal* aaanbsp;-tooy aas ai lo 'xeXXeaa bxsrisiddooy sysidsXai ob dmasa das'? .«asvic-eidaBnf-fcaoo derfnbsp;ïabaogiadieyo ydrfoaie asgaiwüorfossd obaagloy ab tem ,iöe?aoflids al^ldateac. Aillabnaèv
.disast
abasgXov ab ai öaveseg si gaiyoftmo laarf na iXoy ©b ni Tniieaii^yebiarfqiddDey eC
oiaifeixai;
biarfgidaooT öiaitioeqa rfXow ab ai
bierfgidnojv eisilisaqh isaïeoaidB ab aar
:Xscffl? ted B'-vcd oJgocHnbsp;«flevine i daerrabno!?
3-jfN 'Xfl
a O
rn OüGf m OOOSnbsp;m 0Ch)lt;.
t.i OOOb
1 ^ -
De laatste kolom is Terkregeu door de maximale specifieke Tochtigheid te bepalen langs den Terzadigd-adiebaat door 900 mbar en 12,5° C. In werkelijkheid volgt de wolk niet den verzadigd-adiabaat maar bezit een lagere temperatuur, zooals innbsp;hoofdstuk VI blaak. We zien hier af van de kleine correctie, die dit geeft voornbsp;de vochtigheidsverdeeling.
Volgens de deeltjes-methode is het totale vochtgehalte (vloeibaar water ? damp) 10 gr/kg in iedere laag van de wolk (afgezien van neerslag en het uitzakken dernbsp;wolkenelementjes).
In overeenstemming met de beschouwingen in hoofdstuk VI wordt de verdeeling van het vochtgehalte langs de as van de wolk hij turbulente menging gegeven doornbsp;de volgende betrekking, die het verschil met de buitenlucht sangeeft:
/ * * 0
De symbolen in deze vergelijking hebben de volgende beteakenis;
het verschil in vochtgehalte tusscben da wolK en haar omgeving volgens da dealt je sraethode in een niveau/lli.^ boven de basis.
het verschil in vochtgehalte in het convectieve condensatieniveau.
^ geeft de hoogte van de wolk ean uitgedrukt in de basisdoorsnedejD^als eenheid.
Is deze basisdoorsnedejï^ 1000 m, dan krijgen we voor de verschillende niveau' s
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9.1 grAg Ö.5 grAg |
10.0 gr/kg 9.7 gr/kg
Op grootere hoogten is het maximale vochtgehalte in de wolk dus minder dan de 10 gr^g, die volgons de deelt jes-methode aanwezig zou zijn.
Vergelijking van de laatste getallen mat die voor de maximale specifieke vochtigheid in da wolk leidt tot een watargehalta in de diverse niveau's van 0, 1.4, 2.5, 5.4 en 4.3 gr/kg.
We zien dus, dat de wolk slechts zichtbaar ia boven het condensatieniveau, aangezien in dit niveau zelf nog geen water aanwezig is. anneer de getallen vannbsp;Petteresen (1939) voor het watergehalte in mist ongeveer juist zijn, beteekentnbsp;het hier gevonden resultaat, dat de quot;wolkquot; eerst op eenige honderden meters hoogte boven het convectieve condensatieniveau begint, een resultaat, dat in overeenstemming is met de bevindingen van Hossi (1940). We zien hiervan verder af.
-ocr page 160-9t l!)Jt«iisl#d»oT nbsp;nbsp;nbsp;«InRixBii lt;sooamp; ntgt;-^riT«r «1 BOlesi 9S9tBaI sQ
#3loT nbsp;nbsp;nbsp;«I .0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, il A* t»dJB OOf 1005 tüBdaibn-^^tibasfr pab bt^bÏ aal
Aï slaooi ,'iuut«19(^9i nbsp;nbsp;nbsp;ae» ^isod 'tam'- têB6tib9-b^ïbfi'.:'ter «*6 fata 'Hem 0amp;
loor ^loaj •£* ,*i^oeTio8 «nleXi «B nar quot;ié ipiri nois OW nbsp;nbsp;nbsp;IV ^ut»b\0oA
.Sflil^oBiBVsfeisdsxdrfooT ©6
(ïjaiaifc'? raitm taBAlaolrr) étlaAa^iAeor «letoS amp;«d ai samp;oriXafi;“'::'r,#I»eamp; »h anssIoT tab awHiasiia tad aa solercaaa a»r asis^sta) iiow «B aar jgBwInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ainbsp;nbsp;nbsp;nbsp;or
. f 50^:^ istnoIeiioTCioir
gfllIosfciST JBioar iV Jte^aBloori oi aa^ivrm^rionad »b a»m ,yii(mot«f;i}9r^vn xjl lOoB a«ye3«s ;iini;ina«a oiaaladtui Ité Ho» aft ast a« ©6 ar-iPl «ttfarfft^Ji-^ooT dad Asrnbsp;: iflaagiiaa J’doiilnad'iud ob jacj lidobiaT ïart ©iB .runl^f^'aTJart ©Bosglor oB
R-4- Vf,!
w
; fiiflaatee^ad ©tne^IOT afe noddsd nbsp;nbsp;nbsp;asaB al aelodtrr^a oQ.
-lOT ^oiTisfiio leart aa slow aB noriasaij^ a^IadesJdoov ni lidoaaer dsd .i
.aiaad efi aevod nbsp;nbsp;nbsp;aaaria na» nt abodSonaatjX:,^^ mb acaa
.üseviaaidaeaaBfloo ©Tsi^ooTxtoo t»d ai atlsda^tdaov ai lidotrar ted ai -a»» eIjB^dl.*fc»caiooB^l«sd aB ai iaUJiBaaiia aae dio% ©fc nav 9agood aB iloeï, /s
. 5iod
-ta aBnoIIiiloeiav ac loov aw nbsp;nbsp;nbsp;i® r jl QBsnaiccBslBsd oieB al
a’xJasT
j 0 *gt; J = |
10 0 | ||
r.f - |
(v Vs Ci PM “ s » |
ƒ |
a 000 r |
*‘tC “ |
¦f X'^ |
^ ooos | |
^ ^ ” |
a 0001 | ||
y ^ |
£3 000.^ |
qo gt;liow *B n»T «8 aB ni 8dX«ri*girfoor tad loov igXov ai8 3d aft aft'rod m OOOitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ai QOO?;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a 0002nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• a 000 fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;m 0
9b amb quot;lobutm aub -Alov aB di a^lBdegdrtoov eXaciixam ded el nbsp;nbsp;nbsp;tsiod-ooig qO
.ntis fsqs jjisownss aborfiaB!-«at^-^R8amp; B/rersl'^T «ifgt; nbsp;nbsp;nbsp;Of
-door aalsiltioaqe alarntxam. afc toot «16 d'sa noIlBta^ etetaml aft nar •}atAltlei,‘i»\ ,*.r ,0 flBV a’aaavia aararlb eamp; ai atlede^teiBw nee tot thirl ..iXo* eB ni fcledgii
¦ sAia C.* ne ,t*S
,if8*Tlfl©it«aiia6xKi5 18*1 navod ai toadtdois at.ioela iXow «6 cfaft nbsp;nbsp;nbsp;nais a.r
AST naXiadag «B laenns. . :.i gisawnaa leBsw neag goc IXes ixaevic Jlft ni nnisagnca #rta:i©adadnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^lt;sxiit is -vagno iaia ai aiHadagie^aw j-eri toornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a9a55‘i9:li’8‘i
-good Biai’ea aeBieBaod agina# qo iaiaa ?'stXow'* «B tab ,tBatIas9r nebnoveg laid tod -flaaievo ai ïaB .iaailiiaoi C99 , ini,\i9d naaviaaiisanaBnoo ©veiJoevnoD ted aovod atnbsp;,1a isBiev uanalri nBis ©gt;, .(O^^r) xaeoH xisgt; nagnibnivad «B tea at gcinmsda
-ocr page 161-De verdeeling van het vochtgehalte over een dwaredoorsnede zal in overeenstem-itting zijn met Tollmien’s profiel. De grens van de wolk zal zich daar bevinden waar de waarde van ^ in het profiel overeenkomt met de maximale specifieke vochtigheid,nbsp;gemeten langs den verzadigd-adiabaat.
De horizontale dwarsdoorsnede van de zichtbare wolk, nbsp;nbsp;nbsp;, kan worden uitge
drukt als een functie van, de dwarsdoorsnede van den kegel in het betreffende niveau.
Dit vergelijking van de numerieke resultaten met figuur 16 vinden we:
0 |
to “ '’0*0 |
- 10,0 |
do | ||
1 |
t. - 9,7 |
--- |
- 8,3 |
, |
=. 0,53J), |
2 |
” 9,1 |
= 6,6 |
. 0.57 A | ||
? |
^^3 nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6»^ |
- nbsp;nbsp;nbsp;4,9 |
- 0,53 ^3 | ||
4 |
ty “ 7,5 |
%-- |
- nbsp;nbsp;nbsp;3.2 |
d. |
- 0,52 |
is volgens de betrekking nbsp;nbsp;nbsp;¦ |
- 1000 | ||||
1856 |
m, nbsp;nbsp;nbsp;- 2284 |
m en nbsp;nbsp;nbsp;- |
2712 ra. |
Hieruit |
volgt, dat de |
Nu =
de wolk bedraagt:
0 ra boven het condensatieniveau 1000 m
op
827 m 1060 ranbsp;1210 mnbsp;1410 m
op 1000 m op 2000 mnbsp;op 3000 mnbsp;op 4000 m
We vinden dus ook hier een toeneming van de wolkendoorsnede met de hoogte, ajaar minder dan volgens de beschouwingen van hoofdstuk YI. In de onderste 1000 mnbsp;neemt de doorsnede zelfs met de hoogte af ondanks het feit, dat de totale stijgende kolom (de kegel) in breedte toeneemt.
Een en ander wordt nog duidelijker wanneer ook de tegenstrooming in de bovenstaande beschouwingen qualitatief wordt opgenomen. De tegenstrooming kan zoo worden ingevoerd, dat de geheel» atmosfeer in dalende beweging wordt gedacht, en de kegel ten opzichte van deze dalende atmosfeer een stijgende beweging bezit. Hetnbsp;absoluut stijgende gedeelte van den kegel ji8n dan worden bepaald door samenstelling van de optredende snelheden. Dit absoluut stijgende gedeelte is dan'^twsvat innbsp;een omwentelingslichaera raat een aanmerkelijk kleinere opening dan de oorspronkelijke kegel. Uitsluitend in dit smallere lichaam (de convectieve strooming) bevinden zich de deeltjes waarin door adiabatlsche afkoeling condensatie kan optreden.nbsp;Men dient nu bovendien nog rekening te houden met het feit, dat ten gevolge vannbsp;de turbulente plaatsverwisseling van deeltjes uit de convectieve strooming met
de door de dalende beweging relatief droge deeltjes uit de omgeving, de wolk ze-z-al
ker smaller zijn dan de totale opwaartsche strooming.
Uit deze qualitatieve beschouwingen blijkt, dat het theoretische kegelvormigo model niet in de natuur zal worden waargenomen.
Hier moet bovendien nog i’ekening worden gehouden met het fait, dat de beweging
-ocr page 162--rt0j-8ndai9TO fii Xas 9£}*c^tooamp;ai«*amp; a®» -xavo aSl.;.i9gt;^XaooT tSii a«v ¦s^ntlssbisT »C[ Ttavr aaönlved teab doxs las dlo* ai» fi»v srtsxn od •löi'Xoi'ï rï’ueiaXIoT iaa alls »jii«nbsp;tèi^ifïjlirtooy »3jeiH3®qa slamixs.'n ab torn imoiaicaravo löXloiyt iad ai ^ ast oóianw «6
, tS3G»i5®-fe3tcas lev fls/) amp;:^nM,L
-asifir' nbsp;nbsp;nbsp;aai ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, gt;iIo7t 9x»dïilox5 0fi ii«v 9f)«»ai'ioow« I i S el ïiaositofi eC
larf Qi iagei a^iV sfcwaai^oban üv^è *6 , ^lt;11^ a^v -iliaant neo sIb Irfaaf)
.ri-Tevia oft
;«* aa^alr nbsp;nbsp;nbsp;lom aftlalXueea saieianiaan •amp; a-w mixtiic 'i;v rfllj
, Jo
o,or -
1' -
'i
.« 8S*r a ,lt;r oocr . nbsp;nbsp;nbsp;9b
ftar •ÈenaiooB ab IsB «tslor liüieiH .as S^VS » yd. o® « *^lt;^52 = nbsp;nbsp;nbsp;^lt;C ,enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« j^(L^
; i:s^‘i9iigt;ad J^Xow 9b
ffl 000 r aelt;»Tineil8f*a»6no9 tsri nevorf ra 0 i^o
in V5e
m 0lt;^or ci oisr
in 0^^^
t» |
?* |
.T 000 ^ 70 | |
Tf |
1* |
n |
m OCOS qo |
»» |
«• |
9t |
ra OOOC go |
•» |
* |
P |
r 'tOQ* nc |
06V |
gfixisf^nsoi^ |
a»e |
n::?!!'; rfoo |
m OQQt elaistflo «6 ol .tV jfaïabloorf fl«v aasniwoorioaeö eb aa-^-^XcT aer quot;isbcial ic^. -aestiJe elerfoS- ©6 imt .l-iel rf-srf aatoebar) la sj^ioori eb ias ^tlar £•=;«¦.- n n eb liièsa
.lt;-a»enamp;o# ©Ibasarf ci lXes©gt;i 5b) nbsp;nbsp;nbsp;ab
-a.nyoo »amp; fll jiaimooatxaejiel 9b atoo laaaaam lejitlXabiuft j^on it-iOK t-aaa na aai -now OOI aai HClmooal-iïne^el ©Q .neraoaesqo ibrom laijftrfxiaüf nosaiwaorfaurrf abnaatanbsp;aS ffö .tfrlotïöes tbao'w aafsepad eftneXeb ai aeslaorala eieerias ob ^eb , fcascye^ai asbnbsp;t©H .titöcf üifli’i^ewofl ebasat-^^^ oeo aoalaor.Ja abneXeb B»aö nay ©Irfoi'^cjo aat Xegerfnbsp;-Xelp.ne^as loob amp;X»9q9d nabaor? nab nAM Xosax aeb dbv s?i9Bbej5 ebaagti^s . uaXoedanbsp;flinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;flöii .i B^Xeobes •bna3ti^quot; ^üXiXoöda l'iü, .naboriXeoa ©bnebe'Tvtqi^ ,1, gaiX
-eAioigstoo eb flsft syiiaaqo •'lanicXiï nbsp;nbsp;nbsp;'j -ailoXi ..v!iXalfl9»lt;aK) ;i#®
-iïiT9d (siTiiaooiJa sTCid'Osynoo eb) jsusirioiX omiXlt;«nu 1-ib nx baeliuI -liTT .Xo^jsii srftiX .flabei^Qo aoii axtï'.an^bano :iiniIeo5llE erfoailsrfaiba 'iO‘''b uiiBwa se^^Jjaf, eb rfois tabnbsp;aar ©sXoyss aai lab ,ïi®l iasi Xor.; nebuod el ^clrieieT: gon ö^r. ivievotS «a itattib rtaJ4nbsp;Isffl -gatsiociia ovailaarnca eb Xixi ae^lXeeb oav gailsiiain-xt-v- le^Xg aiasIvd’UJi ab
-esc iXow ®b .giïxya^o eb lijj nbsp;nbsp;nbsp;fjgoab loilclfta gaigewec obnoXisb ab lo.nb ab
J*-S
.Sflimooile exioalOBawqo eleioi ab aab ati^ leXIsaa aai
egXnïorXagsxf erfoailexosrfl lerf Isb ,X:;{tiid ii;:;;^niwuorf3atio eveilsiilsup eseb liU
.fl«iapaasa80w neb'io* isi ixfittea eb ai Xoia Xeboe
..Ik
«8 M gt;«kA9aMi
-ocr page 163-_ -
nabij den top van de volk niet stationnair is. Bit heeft tot gerolg, dat de koepel-vorm aan het bovenste gedeelte van de volk, die ook volgens de voorgaande qaalita-tieve beschouwingen moet bestaan, sterker tot ontwikkeling komt.
34. De opstijgende lucht rond de cmauliforme wolken.
Uit het bovenstaande volgt, dat in de onmiddellijke omgeving van de eigenlijks wolk, dus in de convectieve strooming nog opwaartsche bewegingen aanwezig kunnennbsp;zijn. Deze stijgvinden zijn ook inderdaad door zweefvliegers geconstateerd, zoo-als door Kalker (1939) is medegedeeld.
Inmiddels ontbreken meerdere gegevens omtrent dezen drogen stijgwind rond cu-muliforirid wolken vrijwel geheel. Hieruit zou men de conclusie kunnen trokken, dat deze in vele gevallen ontbreekt of voor een groot gedeelte wordt onderdrukt. Betnbsp;dit inderdaad het geval moet zijn is gemakkelijk in te zien. In het droog opstijgende gedeelte ven de convectieve strooming koelen de opstijgende deeltjes dfoog-adiebatisch af en ze worden daardoor zwaarder dan de deeltjes uit de omgeving vannbsp;de convectieve strooming. Hierdoor worden ze geremd, en op een bepaald moment zalnbsp;de voor verdere optiliing aan te wenden energie zoo groot worden, dat ih de omgeving van de wolk geen opstijgende beweging meer plaats vindt. Deze toestand zalnbsp;eerder intreden naarmatenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;grooter is dan'Yquot; , d.w.z. een cumuliforme wolk zal
bij voorkeur een droogadiabatisch stijgende omgeving bezitten, wanneer ^ weinig van^r^ verschilt.
Eet is hier ook de plaats om terug te komen op de gemodificeerde indeeling van Normand, die onderscheidde tusschen:
«
1*) voorwaardelijke onstabiliteit van het stabiele type.
2) nbsp;nbsp;nbsp;voorwaardelijke onstabiliteit van het pseudo-latente type.
3) nbsp;nbsp;nbsp;voorwaardelijke onstabiliteit van het werkelijk latente type.
In hoofdstuk II werd betoogd, dat deze onderscheiding voor de deeltjas-methode van weinig belang is. Wanneer de geheele convectieve strooming wordt beschouwd ennbsp;niet uitsluitend de cumuliforme wolk, blijkt deze indeeling echter wel zin te hebben. Do buiten de wolk droogadiabatisch opstijgende lucht zal nl. een geleidelijknbsp;grootere relatieve vochtigheid verkrijgen (afgazien van dan invloed van de turbulente menging van de waterdamp) eri na een zekere stijging zal ook condensatie innbsp;het buiten de oorspronkelijke wolk gelegen gedeelte van dej^ convectieve^i stroomingnbsp;kunnen optreden. Yindt ook ne het optreden der condensatie de stijging voortgang,nbsp;den kan het stijgende deeltje boven ©en bepaald niveau lichter worden dan de omgeving van den convectieven kegel, waarna bij de verdere stijging energie wordt gewonnen. Tot dit niveau is bereikt moot energie worden aangewend om de stijging ven
ZicU
het deeltje te bewerken. Het ia duidelijk, dat hot op deze wijze omhoog bewegende deeltje aanvankelijk de cumuluavoraiing zal belemmeren, terwijl het tot de oumulus-vorming zal bijdragen, wanneer het lichter is geworden den da omgeving van dennbsp;convectieven kegel.
-ocr page 164-¦ toqeoji !»ö S»b nbsp;nbsp;nbsp;iflu .ai -lisonoita^'i Selanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9b .:lt;jv qoJ nsfc Itüaa
gt;»3’il80p 6t’0is'??,ïooT »b sua.'sIoT 5ioo sia ,iXo-/r ©c aav eslaobe-, :n^:in3Toc. isrf xina mor
.1‘^oal s|f5iIoi^igt;.^ao toï ‘xsa’tej^ ,aB::3J.ed Js-jiii fl©^aiv,ocifia?quot;.eö oreit . aoMIOff fti3ioli.[;jr.0S afc fcfloi jJ,io0X ©bns^t^gt;f
«S siBv ^iregaic . 7fl;iXXoi!ixri40 ©fi ai c^üi ,v,.gt;i.-v sf-£Lgt;c^f.aavoi Xsjl Jl'X asiirujjt 'iisswaris n»-nx,'oiïod eilotsacr-^qo yon 'jniaon:;,T . «Yelia vr.au d. ai ü L; ,..jIo».nbsp;-90s.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ut'^Si ilrlgews looi; ouat't^‘:ni :Éounbsp;nbsp;nbsp;nbsp;naöftiffrj^xjö t -ea .ai.is
. LIt3ö0es*?amp;®i:J '-i nbsp;nbsp;nbsp;t:;.-.I :•,. lOoó eXs
-00 baoTi bat’gt;-^itSH asgcaf: aesamp;i' Jj3»vigt;rx'.c ^saarc^aji «aefcaeoc as.-i.vi'f n.,; iii‘'ia;ni #«£- .nöJiarr* a^naa'v ^'l@0Xono3 efo aom a-i-j Jiuioi.. .
#80 .#:iDi£T:9ano #!'nc?/ x;#itgt;aB*a Jooig nao icot to j-iociijao neilaTar .'jI .v ui ^ssJ -tlnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jOO-i.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;x.x ..i.’iiS! 8# ainbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ainbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aijaai^ai #x£
-3001X' öötlXss^ nbsp;nbsp;nbsp;ae a:;,I©02[ .'juinoo'rta sreiioavuuó iir nav - ; fc.-'H©:;;
aev 3aiv®5iao ob tiv a®(,“X.s#amp; ®fgt; asÊ a-jb'xddAs aoobaanb mbfow ss ae 'i- nbsp;nbsp;nbsp;• f.'aiafi
Ibr nbsp;nbsp;nbsp;iaasion MKtMjod aoe q[0 ao , binöia^; ss asbaow acoba. id .Hnitiooa#'; '.v:gt;iio^’VCi ;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eb
-8^00 nbsp;nbsp;nbsp;»fcnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nx isbnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.asfcio.T #0013 oas ai^a'jas aabaeirnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«# axa ;*/:ixiii.;ö ©asbquot; v aoovnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;sb
I8S 6as#e®o# as*! .jLuit nJssXq ac-oin vai^brao sbnastlistjc; aco:-. lilo-; av nur gair las jLCo» afiaaotiliJTj'o a:.e ...;:.b , quot;Y ar-,b ..t 'leSooi^ mJoiaram aaömnSnl lab'Zaa'nbsp;glatfir Y lasaasw .aniXiï-onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;siaastil-ï do?.!isdfiS«-',.or!'ïfc nes a;;ajf*cooT
. iir.iü •T.s^quot; asT
nav giiiladtni ©Êaaaox iiSoxto^ st qamp; aeair;:-= ei nbsp;nbsp;nbsp;juo sicr.1.: ob xioo 'li-l : ..i #o3
lasriOobb# biX'i.-.'rib-'.-icban -al , buam'ioi.! .oq-^# sloidali Jsrl aev #iv#iXic'a#.3uo iiXiilftamp;aaswaoornbsp;.sq\i p Jbyibi-uïjü^Bq Jsii ö8Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ii©lili''lt;5l'',uo ¦?:*tiieu'i'.s.’'iQofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(S
.®qX# oino^Bl jltlXsiaftw iari adv nbsp;nbsp;nbsp;JiaiiXict aip üXi.x isb';.'-•¦'ta-vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(lt;,
»iK)ri#a.'»i-ergt;t#Iaeb só loov j^ibiaa'baaefcno esoL ï»b /o^ootad baclt;w IX aaJ.nf;'io«''X aï as bifaoiioasd Xbiow sainooaif. svfciioavaoo oXosaua oi aesaab.'. . gt;.r ^ d :;ifiij« aavnbsp;-ded »i als Isa teidoo ^niXfcsbui sssfi isItHd , jHo?» ©rniolilaitxuonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;amp;jr-i x;:I?.ii0 ieia
jitilsM^Iss ax~ .in Jas Ixioal nbsp;nbsp;nbsp;doei^Bcaibssocat jilo’?» »h n-'iiur svi .asü
-udaa# ®È cbv ösolvai nsb nav a-'i.'.-fe-i'is) nbsp;nbsp;nbsp;biedgiJriscv BTe.Lir.I0a eas^ooa^
ni eiisfinsbnuo :Xoo Xöi 3i;ij*ti#-a ©'isiss nofi .ui ha (•leisÈisX.w at n^iv 3ai,:saibT. eiaal gai.pooalb JusTsiibbTaoo uut silcsbsa csgeXBjj dXow aXtilailnoa::'aoc sb aoiiüö j-rrlnbsp;.¦?--^*aooTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-j'- uiisaasfcaoo a«b aabaaiqo iamp;d sa :5{oo iball .r,9h-:*isqo aonnud
r[» aab aebioquot;; loiriolS vrtavin nbsp;nbsp;nbsp;uea n=»vodnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ia.d nnxi aaft
-•33 #Mur eisasna ^ai-jt^#quot; ^aeb't'-v efc lïd smsKW .I^ssi nriTrsiiO'-vnc') ,axb nev gntr air .jai^tl#^ *1' ^¦'io basTsgaa-'j .a.:;Xuos' ei-^ieas Srsor..’ iüiBiod si ./-cvin iib 3-oi .aoaaor
riiis:
©fiasgswsd ï^oodao aiti'. «veb qo iod Xafc ,xtii»biiJb cï Jbü .Uuiiïs ti; t-J 9t.#rsab Xod - iblxiruja »b ioi ieA Xti’^io# , .'ïa iïmnsled .Ca- ;^nir.T.or iuiui^uo 96 xf iX' ¦¦:si(,il3B6nbsp;jrteb aav :j,nlvoj:: o iib a-^b aec'jcir?..3 ^t asddoil #b;i aaaa.T-r- ,nx 3:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i u. .Jiiy.xcr
.x«g! .“. atvsiiaöTflOb
-ocr page 165--n-
tienlTaau d« atmosfeer onstabiel is voor verzadigö-adiabatlsch opstijgend# deeltjes, zijn dus nog drie intensiteitsgraden te onderscheiden:
1) De laag waaruit het meegesleepte deeltje afkomstig is, is roorwaardeli^k onstabiel van het stabiele type. De lucht, die buiten de wolk in de convectieve stroo-ming door de turbulente wrijving wordt meegesleept blijft ook na het intreden van condensatie kouder den de omgeving van de convectieve strooming, en zal dus steedsnbsp;remmend op de opstijgende beweging werken.
?) De lasF waeruit het meegesleepte deeltje afkomstig is, is yoorweardeli^k onstabiel van het pseuöo-letente type. De in den convectieven kegel meegesleepte lucht zal in een zeker niveau warmer worden dan de omgeving van den convectieven kegelnbsp;en op grootere hoogte dus hijdregen tot de cumulusontwikkeling. Beneden deze hoogte werkt de buiten de wolk opstijgende lucht remmend. Uit de definitie van hetnbsp;pseudo-latente type volgt, dat de remmende werking in het onderste gedeelte vannbsp;de convectieve strooming grooter is dan de versnellende werking in het bovenstenbsp;gedeelte. Als geheel wordt dus ook in dit geval de convectieve beweging tegengewerkt, zij het ook minder dan bij geval 1).
3) De laag waaruit het meegeelsepte deeltje afkomstig is, is voorwaardelijk onstabiel ¦'^an het^werkelijk latent0_tyue. Hieronder moet worden verstaan, dat bij verticale beweging van een massaesnheid uit een in aanmerking J^omend niveau van de atmosfeer de totale aan te wenden energie kleiner ia dan de bij voldoend hooge op-tilling vrijkomende energie.
Uit het voorgaande is af te leiden, dat in dit geval de in den convectieven kegel meegesleepte lucht het convectia-proces zal kunnen bevorderen.
Wanneer bij de gevallen 2) en 3) de meegesleepte en reeds condensatieproducten bevattende lucht plaatselijk het niveau overschrijdt «aar de negatieve energie innbsp;positieve energie övergaat (zie ook de figuren 4 en 5)gt; wordt dit zichtbaar doornbsp;het ontstaan ven een nieuwen toren op dan cumulus congestus (cumulonimbus). Hetnbsp;verschijnsel van de torenvorming zal dus vooral voorkomen in atmosferen met eennbsp;werkelijk latenten opbouw, d.w.z. in atmosferen met in alle niveau’s een grootenbsp;verticale teraperatuurgradiënt en een groote relatieve vochtigheid.
De bovenstaande beschouwingen omtrent de energie van de in de convectieve strooming opgetilöe deeltjes moeten eenigszins worden gemodificeerd in verband met de turbulente menging waaraan de opgetilde deeltjes onderhevig zijn. Ket hier afgeleide qualitetieve resultaat wordt hierdoor echter niet beïnvloed.
35* Verticale oscillaties van cumuliferme wolken.
Wanneer men afziet van dan oppervlaktewrearstand en den vormveerstand en zich dus op het standpunt van de deeltjes-methode stelt, moet men verwachten, dat innbsp;een cumulus congestus verticale trillingen optreden. Immers, een door de labili-teits energie opstijgend deeltje, dat geen wrijving ondervindt, zal het niveau B,nbsp;waarin het even warm als zijn omgeving is, passeeren en doorstijgen tot een niveau
-ocr page 166-m
1600
1200
800
400
Temperatuur
-1^ -
zwaarder dan zijn oiageTing is, zal het vervolgens tot zijn uitgangsniveau A (het convectieve condensatie-niveau) terug dalen, waarna de opwaartsche beweging opnieuvnbsp;begint (fig. 26). Het is gemakkelijk in te zien, dat bij normale in de natuur voorkomende dichtheidsverschillen tusschen de wolk en haar omgeving trillingstijdennbsp;van minder dan een half uur zullen moeten voorkomen, ook voor wolken mot zeer groots verticale afmetingen.
Letzmann (1930) heeft gemeend een dergelijk pulseeren bij cumuliforme wolken te kunnen constateeren.
Het is echter waarschijnlijk, dat de pulsatie, die door Letzmann ia waargenomen, samenhangt met het omhoog schieten van nieuwe cumulustorene, ten gevolge van denbsp;meeslaeping. Aengezier bovendien de pulsatie blijkbaar nauw verband hield met dennbsp;neerslag is hier waarschijnlijk geen sprak® van een traagheidsverschijnsel.
Het blijkt nu, dat het invoeren van den oppervlakteweerstand o.a. tot gevolg heeft, dat een sterk pulseeren van luchtdeeltjes ten gevolge ven de traagheid nietnbsp;langer als resultaat van theoretische beschouwingen optreedt. Dit is gedeaionstreerènbsp;in figuur 27, waarin schematisch is aangegeven welke wijzigingen moeten worden aan-gabrecht wanneer met den oppervlekte-weerstand rekening wordt gehouden. De figuurnbsp;stelt een geometrische toestandkromme voor, dia 800 m boven het convectieve con-densatienivaau een inversie van vier graden vertoont. De verzadigd-adiabaat, diennbsp;de opstijgende wolkdeoltjec volgens de deeltjesmethode zouden volgen, loopt evenwijdig raat de toostaadkromme en ligt beneden de inversie bij een twee greden hoo-gere temperatuur, boven de inversie bij een twee greden lagere. Wanneer met dennbsp;oppervlakteweerstand geen rekening wordt gehouden en men afziet van da veranderingnbsp;in temperatuur met de hoogte, kan men geroakkelijk uitrekenen, dat een wolkdeeltjanbsp;op 1600 ¦' boven de basis tot stilstand komt en vervolgens een oralaaggerichte versnelling ondergaat, waardoor het tot het basisniveau van de wolk terugkeert.
Het behulp van de betrekkingen, die In hoofdstuk VI zijn afgeleid voor het geval A, T constant is, en uitgaande van de onderstelling, dat de basisdoorsnede van de wolk 100 m bedraagt, kan worden uitgerekend, dat ten gevolge van de turbulentenbsp;oppcrvlektewrijving de wolk reeds op 860 m hoogte boven de basis tot stilstandnbsp;zal komen. De tolk zal ook volgens deze opvatting beneden de inversie terugzakken, maar het pulseeren, dat hierdoor optreedt zal niet zulice afmetingen krijgennbsp;els nen volgens de deeltjer-methode zou mogen verwachten, en bovendien snel worden gedempt. Aangezien door de turbulente menging ook de temperatuur in de cumuli-forme wolk wordt beïnvloed, zal de wolk niet volgens den verzadigden adlabaat opstijgen, maar de wolkdeeltjes zullen In ieder niveau een lagere temperatuur bezitten dan met den verzadigden adiabaat overeenkomt. Ook de temperatuur-hoogte-curve, dis de deeltjes in de as van de wolk volgen is in de figuur weergegeven.nbsp;Daar de wolk bovendien door de fcegenstrooming wordt afgeremd, zal er in de praktijk van een pulseeren van cumuliforme wolken als gevolg van de traagheid nietsnbsp;zijn te bemerken.
-ocr page 168-ioi) A nbsp;nbsp;nbsp;'.a^nXcv't-ïv j»r- bs. , inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;::lJ:s asb acbissw.s
fjaeinqo ^Jtiiewscf sdas^-i'-f^wqo jo BnTsriw fOelat vxiisï {nsi v f r.'-i'.iJ-waacbüoo er»iJaavij gt;a
-toov *riiü^8n sb ni alsnion ¦J’ab ,ncts ni 3ftiIüJÓi'‘v:. i . (c!.quot;' .^iï)
£t95f;±ta'ij£ii;ili*cï gnlvs’^o lasil ne i|ow (sb n^dDaaii^ n: Jiidn ^’irTr icx : nbsp;nbsp;nbsp;¦ibn'i:¦¦;.:gt;!
\ \
-0013 Taes *©a 0»gt;[low loor jioo ,n?fio^itooT na’ïaom nsXJür üu; lis.l nr.'. nab loDni/: c v .ns»^ .'*j; dquot;quot;1-'i ¦ f'lKOi^nv 'li
J n:
. .'Ti'-©?*» ji .!•;:--
ns-Jilox sciolilunu-’o fl^Tiaaluq nbsp;nbsp;nbsp;nas bnaacj'Synbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(0-^ •
.©•raoaaji.iafm 7.i fïrta -'.-ï«I -loon aifc ,3ifnp^l0f^ pb/Snè nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..i „quot;ui
j Ui ;;a .' u' . ..Ui ^ „U-iI-iÖl.finbsp;.-.i ¦ ..ll;^1?9ilnbsp;dcii
:¦• „quot;j5 ,n.A,d
9b nev »^IcYfi-i .r-'J' , '.n^-ioamp;zulimiio 9T»jgt;‘-lt;in‘ nnv nbsp;nbsp;nbsp;* ¦cüj.'i ’
a?b ^ïjn bloid bnad'iav .fvan quot;xasdiJllId aiJ-s^lJr ob n^ubn-'^vod . .;:ia
3lorS3 ^ .ff. o 6;i:lt;t«ri9rlt;,v«?'i'nIvT:»qqo 3ab 3'3V n^'isov-ii: jr-d ^^ nbsp;nbsp;nbsp;^ ;j
tain btolquot;,i«ij 9Ö n iV fv Jjvsjc. nbsp;nbsp;nbsp;sotJlasbJriouI uöv jie'iquot;;: ufi ;
gt;T9e‘ii'Bnon.,'bj'3 ai dir .^boaid'qo aB^uixPbail^r.sci 9,1*52a^v 3 nbsp;nbsp;nbsp;-.-I.i.' 1 In
• flajB fl;.gt;amp;-ïo-v nstn'in. nbsp;nbsp;nbsp;oilijwnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i-.i rfoaiJ ^n^ria;; ulu.ur
TTjjxrsi'l eCI .uebjjodaa nbsp;nbsp;nbsp;^nxacTioa .baBJ^aaaw-'35 , :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:v. J o'i'rc'Rji
~aoo evali'oavaco 355(1 asvod « 006 eib , loov süjnoixbaa^r’uoi a'(.9',t''igmcpv c'¦ nbsp;nbsp;nbsp;3Is539
flftib lt; J3ocf3x56-5gib i'''iMV .inooi-iBV aBb-n-g ariv nav si^apvci asa iquot;.c:.vxa ~aamp;v^ Jqool ./la^Xov nsaüos 9bor(l'9''j'i='c.dX^oö »b za-- lov J,JX , r nN 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;3?,i j 9Ö
-ood nsBsa^ 93573 n^a (.Xd sx^isrnX eb nebanecf ^tiiIX xie ecno'i^lfcj
, 'X oh
iX '
.’i J
nsb Xth-ï aecnn V« . ¦!;a9^'j^j||_xi9baa3p-..(!gt;a'a3 a.: ’ nbsp;nbsp;nbsp;sia-iovnl eb trsv^
3axT.5bnt5ieT sb aav Xex^'le bem a»\\Debigt;9fl83i Xbiow ^ninojiai nee;’ fanaXeitve^v^J • r
I nbsp;nbsp;nbsp;\\
J” i' i X
I- -.0
©tXXseöjtXow at5e Xab ,nG0é5(e‘itio A^ilsaMomsg nexn n*2l nbsp;nbsp;nbsp;ofc tem '1x1: -r'
-lev stdoxiajujeulcno ne|^jj^4n9sIoTi*'^lt;je ti|oX bnatnXita tot ei and eb arvoc
. tissiCsJX'ïöX tllow 96 fnsv jJseviaVl^BdN^d tot tsrt 'ïoofciat'i'' .t-^s-ui ¦ nbsp;nbsp;nbsp;,,;üi L n •
-93 t9il loov bxaiu'ials ct4s: IV jfatabli^oH^ al'fib .as'f^'nx.Xxfa'jtecf sb u-t -ilx-ii. o ts:: asY öbs'Tarcoobela.ad' eb taénbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*Jb hev st'^na-'ftL' n; ,'i tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ta .[i;v
•txieliirfTUt «fc nbV ©y-Iova;^ net tab , bnVseie'^tln nebTOw nagt;f ,t:;,G”’ib3r X-ir uX'uv o;.
bnotaXXta tot axaed ai navod 3.130011 nbsp;nbsp;nbsp;TbesT 3iXo-.T 96nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: i-v'?,
-3las!XJ3*trt ol ^lerni sb iiobensd snXttBTqo'gt;^,-S5S sn'-'-Ior 3(00 las ,5iXo j o.. ..59. . '.-i X.:,s cagliri nc-s’nxtsiralB axXoj: tsln iss tbeei/q^Vo i :• toOnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[uq talnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.u id
,¦gt; nbsp;nbsp;nbsp;xiOii .:Ia
-10T!' lone nei bi-'TocI na , netrfo''^tev fl»,voffl uok^ ^bdrita.m-'ïL'ttX ’ob -iXmwo eb ni 'tauta'isonietj ob doó gaisrism etnsIiiU'ixhtl^b toob naiss.ja-iA .tq^iaDojn aobnbsp;-qo tesdelfcff aobr-,!bas^ovj nsb s.aag.Iov lö,tn 3iIow oKTss .baoivr.üsc tbio- dXo*f em-io'^nbsp;-ed uuiitisioqnot ois^bXjiX n-iXXas aar,tleabiX:'-* c ï. 'laan ..oaqi.itsnbsp;-atrijOo:'-T:;x'tei9qM“t eb jloO . tnodaao'roVió.ui^’MöXhB .no.Vu •: •;.s~ov a»h t'gt;(,2 a u xtottlsnbsp;.nave:': ¦ laaif lua^Xï eb nx ai no'aXov tIIow sb nsv ee ob nx aottle-jb r,!; r i;5; , ovujonbsp;-ifliq oi! nx Ta l9; , hna-xen'ta tbaoiquot; ; niaooTtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a.ó T.'»Ot' il aov. cj .'ll 5c ab -roaC!
atoxxi 6i,,'d;:ii3Tt so uuv 3X0733 aXs aoiliow «viTo?:,i;JiJnuo ar/ fis'Too .iuq ri56 nr^y dtXt
j6. De verticale efmetlagen van cuuEuIifQme molken.
Ook in ©en ander opzicht is de samenwerking van opperwlakteweerstand en vorm-weerstand belangrijk. Wanneer nl. de top van een cumulus congestus ten slotte in het niveau 13 van figuur 26 tot rust komt en de toevoer door het condensatleniveaunbsp;aanhoudt, zal de top gedwongen 'Korden het niveau B te passeeren. De wolk wordtnbsp;hierbij in zijn bovenste gedeelte kouder dan zijn omgeving, waardoor ze zich zalnbsp;gaan uitspreiden onder de vorming van een stratocumulus cuciulogenitus of altocumulus cumulogenitus.
Yolgens de deeltjesmethode wordt hat niveau B na betrekkelijk korten tijd be
reikt; wanneer d.v. het temperatuurverschil tusschen den verzadigden adiabast dien
het beochouvide wolkdeeltje volgt en de geometrische toestandskromme gemiddeld C
,0
bedraagt, de gemiddelde temperatuur van de wolk 270 en het niveeu B 5000 m boven het Gonvectieve condensatleniveau is gelegen, bereikt de top van de wolk negen minuten na hat passeeren van hat conienaatieniveau het niveau B. Wanneer men den tijdnbsp;berekent, dien de -wolk noodig heeft om het niveau B te bereiken en daarbij den op-pervlakteweerstand in rekening brengt, zal men grootere uitkomsten verkrijgen naarmate de basisöoorsnede van de wolk kleiner is. Toor een basisdoorsnede van 1000 mnbsp;zal de tijd, die verloopt tusschen het oogenblik, dat de top ven de wolk zich uitnbsp;het basisniveau verheft en het oogenblik, dat hij het niveau B passeert, volgensnbsp;het in hoofdstuk 71, § 50 behandelde twaalf minuten bedragen.
Wanneer men dus afziet ven de tegenstrooming, wordt het niveau waarin de wolk kouder wordt den haar omgeving betrekkelijk snel bereikt. Aangezien bij de meestenbsp;cuauliforme wolken de thermodynamische omstandigheden zoodanig zijn, dat het niveau B eerder wordt bereikt, dan in het hier berekend© geval, volgt uit het bovenstaande dat de meeste cumuliforme wolken zich reeds tijdens hun ontwikkeling aannbsp;hun top zouden moeten uitspreiden. In werkelijkheid komt het uitspreiden en afplatten van cumuliforme wolken aan hun bovenzijde slechts betrekkelijk weinig voor.nbsp;Dit moet worden toegeschreven aan dewreramendev, invloed van de tegenstrooming.
Men kan de samenwerking van den oppervlokteweerstsnd en den vormweerstand nl. zoo voorstellen, dat men de wolk beschouwt als een lichaam dat opstijgt ten- opzichte van de delende omgeving. Door de turbulente menging zal de snelheid in de wolknbsp;in het algemeen met de hoogte sfnemen, en ten opzichte van de dalende omgevingnbsp;een eindige, positieve waarde blijven bezitten. De absolute beweging van de wolknbsp;ten opzichte van de aard© zal echter in een bepaald niveau nul worden, en wel Innbsp;het niveau waarin de in hoofdstuk TI gedefinieerdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelijk is aan de in hoofd
stuk TII gedefinieerde . 3ij wolkan met een relatief kleine basisdoorsnede zal dit niveau in het algemeen beneden het niveau B van fig. 26 worden bereikt. Aangezien vanaf bet oogenblik dat = 7^ is, de wolk niet meer in de atmosfeer stijgt,nbsp;zal geen verdere condensatie optreden en het oogenblik waarop de wolk zich zal gaannbsp;uitspreiden blijft dus uit. Naarmate de wolkdeeltjas zich verder ven de aa van de
BöUsquot; h/air 1 ru^«n nbsp;nbsp;nbsp;ma •{ n a»»
-ocr page 170-r-C :
i?3¥ nbsp;nbsp;nbsp;?gt;Jco.'’?T»y »cr .
-a’ïtrv 33 fk3»j:!u's9if©T3t?'i'r'M) iqo nav ^r.t-Éitmnmnü nt si nbsp;nbsp;nbsp;-mtaa, a;»s *u jfoo
3i »tta£s^ rïsl rfü^'ssjjxioo eülürit's oas omv qoamp; .;;t ïeaaus*:' , .^^aiia^isd baajijïdsw l/««VXP.f‘iJ«i4njf'.iios Joff ïoofe aaovao^- «fe atnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ üai-ivxa J-»xl
jii'iO» -ïïlow ®CI .!T97sb ;x:ü,j tl ü'lavlH S-a^ ooftaov iWa^iturfeo:» , oi .-h : .„¦ nbsp;nbsp;nbsp;, x.üt-odJiB'^
Jrj-s riaiJt TOofitftCïs ,;jarVf!^o atis nc;. 3oci.‘ogt;! cïiesboj ax'.ar.vt-n - .:ai -vooii» lo amp;ttln^;^oIi{r:ü3 aulixmüoojs'ïj'^ a:u nsv .uiaTov inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-t i .'. ..iXit iiuBg
. t :;t x/ff ...; i; nbsp;nbsp;nbsp;.i. j .iüIiJin
“©ö nbsp;nbsp;nbsp;i’iRÏ’ioi!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'tT'.mJstf aa :I «lo.'ivin JtNrf Jamp;acffnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.-‘i-. .:flt‘3XoV
.V 'ib--.'-’-
C»Jtb i^^^dnibs flBti-nf r ’•¦'f«*T fiagt; nss-'ias-.ad IXrlsa'tJtV'taüïs'x nbsp;nbsp;nbsp;-T;gt;j1
o
0 ''f b£fgt;btgt;l!!l‘''i, 0^i53ïi’.finf»t.^ac'3- OiiO^iTd-.'V'HOa^ 9b 39 nbsp;nbsp;nbsp;a^j.'iJoiOs'iüf iorf
iJ?vogt;* a OOü^ E üssTtn iflt;i na nbsp;nbsp;nbsp;gt;L£‘'«' -. : xïxgt;v ’x:;uis-ci ntlsbblsiB-^j at ,:-^se,nbea
-i* Harass tS.o'ir eb nsv qaamp; a5 J^y^t - cad nbsp;nbsp;nbsp;ff-'O ei Lixir.vxïi'vx^':-;.:ó;.notgt; ay.-*j.^aaraoa jaJ
nab naa nbsp;nbsp;nbsp;tiV ,: ¦ T' ,.'X -'X Jf fj Jgt;*xl JJ'anV i/S0 X inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f'fiOOnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' - ** ïifï BH XUX^£J3
-30 3«fc nbsp;nbsp;nbsp;n^iio-isc oJ f. us^rlsi isii nn tJaaquot; * ïaooo xlTr-r.' ar, .t-irnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'iet?
-*1.963 nbsp;nbsp;nbsp;n-, Sa^iriTliiU nTejOO't;» nan l©.: ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;icXnfv..'-'’s: ui .; gt;J ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I Viot
pi OOOf 33V 9ï;t»n?30o,f;r.isnd n?-» tooV .¦.: •t9;agt;ï£.gt;lt; '^£'s\f «; nbsp;nbsp;nbsp;,¦ a. ¦.gt;;gt;‘ioo ...i,. !nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
,-d':S 0.1 Ib'..
V : :11 -riJ
;gt;i itj ,¦ ¦xs.jxuriïtnbsp;£bic,'.-.
ilu rioiquot; nbsp;nbsp;nbsp;ah asrr qoi amp;6 i ,x^ilana'^or Jr-( jiftioa--.;,'# 3 iocX*ie.r '
rtm^lav ,^-t^eBnaq h nmrtrt tad ItJ iat nbsp;nbsp;nbsp;X-.’': 3-' Jquot;¦.-?.'''rr quot;v
. nbsp;nbsp;nbsp;lt; -T;,.'ifil llBSse^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;banned U-T. ¦.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .; .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.) ¦¦:
3Ï:fow ob nbsp;nbsp;nbsp;uBavia iad amp;vi. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lintiox-ast r-L nar J:iv':-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(¦:
»y:-i90a? «6 f;iu {to£.-3issn‘-A. . t.'iic'iM-* Xnsxa itxX»ï-^o-'.T--'d jxiv«¦-..-.iXj ¦
•in 3aff Jgf) nbsp;nbsp;nbsp;lainaboor; «cfep'f's^ifea.-»#*»© aifosi.'nftnïb-ora'ïsjf^ *amp; najllj'. ^iir.K 'iiLuaiiJ-')
-navOfi tin tnXoT ^Xatrati abns‘gt;isicgt;d raid, ftd at na'd ,Jxi:vi«ci t' 08« sfiiXerl:^£vïtao rrujl nnodfit shaa-x doi/? aoa.lc.- o,'-^nGxiinsi.';.' aï-
ueoT
Dda'taJe
3D
-Is .SS flsEio'iqs.tiü J»!-} nbsp;nbsp;nbsp;ni . a-'biptc fr.iilt x:- J.^oui nohi'3.s ^o.? nut
,30GVquot; «-jintow nbsp;nbsp;nbsp;atdosiXanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d'--d ann naiLIow a-.Tj'iJjl'-'x.'o ftX'V naiisXq
.:«r!iaocsj tnsvot »b. ntv ê«cX?xii/^ebnsjtïisn.^'¦ aas aavei.le-.,.-lt;so-; itX lo;'* J ^oia tiü .Ia bnsdB^Sft-rmïov n»?; n» bn«-t0T:aagt;/Dj:i..lTlt;q30 nao xist .:^i5i'is«n.-,i'ir!: sö a.33i aelt;;inbsp;-ridtsqo-'lainbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3st nssdaii .ao* eXa iruodonad gt;.Las #X ntru te^gt; , rrr-XXataioov
iXoï of' nt t'f-''Tsna #6 Xss 3flions« etosX^d^at öl tooG .-niva^Jto ¦tntiv: 30 ,i^’/ t?.t 3^irs3«o sfr; -X-.fgt; oö nflynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nst •¦^r ,oï''.gt;.'xX-:; .o.t rc-:'.' ^,i= ! ' ¦! fl'quot; .-.•aagio Xod rA
Mon sb nsv nbsp;nbsp;nbsp;«fvlnsd» md .saitismó navl tld et’xc-’r ^ratli-o-^ ,..^.xb.'ua oaa
fli i*ts na .nvL'now Inn nsevln Xf.^-.Kjet.' aae r.i n^^'ïnoc- f nbsp;nbsp;nbsp;ii ^.vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n.gt;t
nx T:R «i nbsp;nbsp;nbsp;ebnotfinilf 1*3 IT ''i'J^.b'ÏCud r;x sf’ ntietiP utii'-xin tad
las o!ï«ii,:;ï-.’0b-3fs‘sö’ aerieXji I6.i;t5l5n nne tam nsiiXamp;ï? nbsp;nbsp;nbsp;s Z:.’ ints
's^-n^A nbsp;nbsp;nbsp;XJebTt'w . : ..-i l sgt E i.'Sayiff te.d r-b»ftna nfi-?-'gt;rgt;o.Is ftr: nfnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tift
•reolsoP'Xft ab 309.-. t$iE }i£ov ab , ni nbsp;nbsp;nbsp;tob Axldaasoo ted 'i nav «wis
4083 .( '3?: d;gt;is .-^Xo'- 3r nbsp;nbsp;nbsp;^iXcaosoc- isxf n-- rsoos-rxcn .-] xi'^iia.t aoo quot;quot;.tsn-isv üsr-: X^;i.
ab ««•* aa eb a-,T nebnov doi-.' «tt^alsebdlO'- s. otanr:s3»i . *in lt;-.tJl- tl|.iXd aoXlt;ie*ï'-:'tii'
-ocr page 171-— ^ o -
zlchte Tan het aardopperrlak en dus geen condensatie meer vertoonen. Ook dit effect draagt bij tot het ontstaan Tan de koepelrora van niet meer Terticaal groeiende cumuliforme wolken.
Het is duidelijk, dat in het algemeen slechts wolken met een groote basisdoorsnede, dus wolkan met een groote- , het niveau B zullen kunnen bereiken. De wolken met de grootste basisdocrsnede zullen dus ook het snelst een afplatting ver-toonen, een uitkomst, dis door de natuur wordt bevestigd. De meeste cumuliforme wolkan oereiken echter door de gezamenlijke remmende verking van de turbulentenbsp;menging en de tagenstrooming het niveau B niet. Ze blijven dus ook aan hun topnbsp;warmer dan hun omgeving, zoolang tenminste van de straling kan worden afgazien.
Voortn moge nog v,'orden gewezen op het feit, dat de wolkenbasis na het intreden van de convectie geleidelijk hoogar komt te liggen. Dit moet in hoofdzaak aan tweenbsp;effecten worden toegoschreven. In de eerste i)laats zal bij een adisbatischen ofnbsp;overadiabatischen tsmperatuurgradiSct in de onderste lagen ffien|;ing optreden, watnbsp;in het algemeen tot gevolg heeft, dat de specifieks vochtigheid van de lucht dienbsp;in contact met het aardoppervlak is, lager wordt. Het convectieve condensatieni-veau komt hierdoor hooger te liggen. In de tweede plaats zal de lucht nabij hetnbsp;convectieve ccndensatieniveau door menging met de droge lucht uit de tegenstroo-ming sen kleinere specifieke vochtigheid verkrijgen, wat eveneens tot een hoogernbsp;gelegen ccndensatieniveau leidt. Het stijgen van hét condensatieniveau is o.e.nbsp;aangetoond door Peppier (1922).
37. De horizontale snelheid J/'.
We zegen in § £3, dat als gevolg van de continuïteit een horizontale beweging moet bestaan rond den vloeistofstraal. Nabij den rand van den straal convergeertnbsp;vloeistof (fig. IJ.).
Een dergelijke convergente horizontale strooming wordt ook om cumuliforme wolkan aangetroffen, zooals o.a. veelal is waargenonien door ballonbemanningennbsp;en bij vlisgeroplatingen.
-ocr page 172--1» 3{oO .aoaoQ^rtev lasia atisnaaünco nbsp;nbsp;nbsp;aoé na islirte^noMBa tad nsr ^SActir
•aaioong Xd60£^''i9r taam tain a«v Ktcvldqso:^ efi nsv nan3quot;ino lerf tod- lid d-gsanb taat
.aoMio# a^iano^i fönoo sb
-iftobaiasd ad-oon^ nea daffl aamp;jllow adrioal», flwasie'rje j-arl ai deJamp; .ïftilofiiab e: doH -low aO .nftstletad nennni aaXIns R üBeyia tarfnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•edoo'i;,- na® tou] noSlow ^ttt ,3bf*aa
-naT nbsp;nbsp;nbsp;aan dt:Xan». tarf Moo sa6 nsXIüs aamp;anv.'ioabP'.i.'. d adad-ooi:'^ ?/. daa aaM
•ffi.'fa'iiXümaa adsoaTi eC . ddfiovad dMaw ir/jJCfBO ab root j'x’ , dr-^aidiii a.'gt;» ^aenood atnaXudaut a6 nav iiiniiaar obncajai 93tliXasn3s^;x aoob T^'tn'xs aïTilaiafi aa'Alovnbsp;qod and aa» doo aof. aerlil-i aJi .dsia 8 aiisTia tad *ainootJa/t9r,ai o*- nt, ^jx-^^noranbsp;.naljagls aabnow neif ^aiisats e5 n-’V i^-dacixartad ;v'ifXcra ,'^nx7Sj4;^jo r!i;;d nab laniswnbsp;aabaTtai J».1 aa ais-adnej^low aft deb .tia'i daX qonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aaba:?-; -~oa ascxi •'.daoDV
«s-st ana dss.vft'tood ni nbsp;nbsp;nbsp;dianbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oi t.nod ^r-'¦iOOf^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r i raoa ai) a^iv
lo aadaaidaidsib» nsa ‘id Ia-? adesXi; Jd.-ïaao #lt;B al . aevaiia'fd n'L-i-'iw nadnaltw d«sv .nabe-idgo ^nij^nam nayal «dmobao o6 nl daquot;iÊ3i?S;'fi;) d~'V:.v.ia'?d aa iosi J nd'¦!.': riaronbsp;aib tdojjl ob a-*r RtoM'^tfAoor adeiliosqa s6 dsfr , dlaadnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daJnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d»d ai
• ta^ltB.'za-^ Èaos ivaidosvaoa der’ . dban# nbsp;nbsp;nbsp;,si jialTaa.;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;da^^ d dTiidaoo ai
tfuS lioAft tiobl at fs.i .?d3':gt;Xq nbsp;nbsp;nbsp;al .a»i);lt;iX ad Tf-^cod aoo-dsiX dxca' aa-v
-ooadp.'Tamp;ïvad eb diu dffauX aso'ib nbsp;nbsp;nbsp;aoo6 lis-sviarii-tB^n'^baoD ^7 •iJa‘?7iïoa
as^ood a»i) tot onaanera dsw ,xjaigt;|,iT^Tav biari3i d-naov r.Tf?ilio?Ts nbsp;nbsp;nbsp;xlja jvai-'d
.8.3 ai aaaTinridaensfcaoo dèxf asT ar-^llds dtó -d’i'^X unsvii:-IJ ir.-baro
¦IOgt;'
iiioodöiinnR
. ^ biadlena al adno'_i nod »u . V?
jiniaawec' aXaduoj^iicori nos disdïtinidaoo afi aor ?^Xovsjj ^Xs d-o/; nbsp;nbsp;nbsp;^ xri ¦^*'•^.3^ aw
diaegMYaos ia«7d« noö nsT fcnsTr aab iidafi .lB«*iT8tod«ioolT aab bno-r {ws^^t clt;c deo«
.'r .yit) toJtiaoXv
«öj'roliXö«XJ3 fflo 5lon dbaow ^niiHoonds aladao'iiïoff ^-sdnagitaYitoo sx!./; i najjiilrmmadjiallsd noofc asmontrs.ia^# ai laleieT .a.c si«co)^ , asI'icTdg'.¦^¦h nsgt;vlow
.assflidBlqoTBa^-xiY nbsp;nbsp;nbsp;««
-ocr page 173--8'-
Litteratuur
Bjerknes, J. |
193a |
qu. J. 64, 325 | |
Brunt |
1939 |
phys. and Dyn. Met. | |
Christians |
1935 |
Beitr. Ph. fr. Atm. mi, 149- | |
Deppermann |
1940 |
B.A.M.s. ri, 43 | |
Et erdingen, t. |
1913 |
Hemel en Dampkring 1_2, 161 | |
Fjeldstad |
1925 |
Geof. Publ. III, 13 | |
Goldstein |
1938 |
Modern Developments in Fluid Mechanics. | |
Hewson |
1938 |
^u. J. 64, 289 | |
Hesselberg en |
Friedmann |
1914 |
YerSff. Geoph. Inst. Leipzig II, 1_, 147 |
Howarth |
193a |
Proc. Camb. Phil. Soc. 2£» 185 | |
Kopp |
1930 |
Beitr. Ph. fr. Atm. XYI, 173 | |
1933 |
öeitr. Ph. fr. Atm. XA, 281 | ||
Lenard |
1904 |
Met. Ze. 21_, 249 | |
Lettau |
1939 |
Die atmospharische Turbulenz. | |
Latzmann |
1930 |
Met. Zs. 47, 236. | |
Uaas, T.d. en |
wynia |
1938 |
Rapport 7 834. Nat. Luchtvaart Lab. |
Margules |
1903 |
Jahrb. K.K. Zantralanst. Met. u. Geodyn. | |
Nortnand |
1938 |
Q,u. J. nbsp;nbsp;nbsp;338 | |
Paeschke |
1937 |
Beitr. Ph. fr. Atm. IXI7, I63 | |
Peppier |
1922 |
Beitr. Ph. fr. Atm. X, 130 | |
Petterssen |
1939 |
Geof. Publ. XII, 9 | |
Pielsticker |
1940 |
Beitr. Ph. fr. Atm. XTiTII, 1 | |
Poulter |
1938 |
ftu. J. U, 277 | |
Prandtl |
1929 |
Hydro-und Aeromechanik I | |
Raethjen |
1929 |
Met. Zt. 46, 292 | |
Refsdal |
1930 |
Geof. Publ. V, 12 | |
1932 |
Geof. Publ. IX, 12 | ||
1937 |
Geof. Publ. XI, 13 | ||
Renner |
1939 |
Ann. Hydr. Gj.» 38 | |
Rossby |
1932 a |
Mass. Inst. Techn. Met. Papers 2.» 5 | |
1932 b |
Mass. Inst. Techn. Mot. Papers 2» 4 | ||
1936 |
Mass. Inst. Techn. 5, 1 | ||
Rossby en Montgomery |
1935 |
Contr. 71 Mess. Inst. Techn. Met. Papers | |
Rossi |
1940 |
Mitt. Met. Inst. Helsinki 44 | |
Rudan |
1933 |
Heturwiss. 22gt; 375 | |
Schmidt, 1. |
1958 |
Ann. Hydr. 46, 324 | |
1925 |
Der Massenaustausch in freier Luft. | ||
Schmidt, W. |
1941 |
Zt. Angeir. Math. u. Mech. 22 | |
i.^hnaidt |
1942 |
Met. Zs. 59 |
‘WtiiBIffttlu
¦ \ |
|
I quot;
ST^rdrup |
1936 a en b |
Geof. Publ. XI, 7, Met. Zs. nbsp;nbsp;nbsp;10 |
Taylor |
1915 |
Phll.Trana. A 213. 1 |
1932 |
Proc. Roy. Soo. A nbsp;nbsp;nbsp;^85 | |
Tollfflien |
1926 |
Zt. Asgew. Math. u. Mach. 6, 468 |
Walker |
1939 |
Qu. J. 6^, 499 |
Wenzel |
1933 |
Met. Zs. 22» 65 |
Stellingea
D« beglnonderstellingen, di« W. achmldt Inroart, ten «inde de anel* heidsrerdeeling te berekenda ia een Terhitte^luehtetreel, zijn nietnbsp;correct.
W. Sohmidt. Zt.ingew.Iïtath.Meoh. 1941
II
In de beschouwingen Tan Rayleigh en Jeffreys ower het cellulair optreden Tan conTectieTe strooraingen in dunne onstabiele Tloeistoflagen ligt geen bewijs opgesloten Toor de noodzakelijkheid Tan het optredennbsp;dezer cellulaire rangschikking.
Lord Rayleigh, Phil.Mag. XXXII, 1916
Jeffreys, Phil. Mag. II, 1926
Jeffreys, proc.Poy.Soe. A 118, 1928
III
Uit het onderzoek Tan Tisser blijkt, dat de siioroselsasn niet uitsluitend kunnen worden toegesohrsTen aan deiningsgolwen of oompresaiegolTen in het zeewater onder inwloed wan depressies.
Visser, Proc. Kon. Ak. Amst. XXK7II,
1954
IV
De opTsttingen Tan Siapson orer de bedekkingsgraden der planeten zijn niet correct.
Simpson, Mem.Roy.Met.Soe. III 1928
De theorie der Terticale turbulentie in de atmosfeer beTlndt zich in een kritiek stadium. Voor het Terder ontwikkelen Tan dit gedeelte dernbsp;meteorologie zal het noodzakelijk zijn om het Terband op te sporen tua-echen den Tsrticalen temperatuurgradiënt en den uitwlseelingscoëfficignt.
VI
De bewering Ten irtel, dat de turbulentie in de atmosfeer zou leiden tot isothermie is in strijd met de errering. Ook theoretisch is zijn op-TBttlng niet toI te houden.
Ertel, Met, Zt. 1942
VII
Tegen de opTatting Ten Wagner omtrent de frontale begrenzing Tan de Nl-moseson in Voor-Indië zijn bezwaren in te brengen.
iSagner, Gerl. 3eitr. 30, 1931
-ocr page 178- -ocr page 179-TUI
op grond ran de prinoipea ran de Tastes ktumen tegen de besehottwlngen T8amp; j, Bjerknes omtrent de algeaeene oiroulatie bedenkingen worden ingegt;nbsp;bracht.
Bjerknes e.a«, Phye.Hydr. 1933 DC
Het dient te worden nagegaan in hoererre het mogelijk is een lucht-soortklimatologie in rechtstreeks rerband te brengen met de klassieke klimatologische systematiek. Speciaal het klimaatsysteem van KSppeanbsp;opent in dit opzicht perspeotlaren.
-ocr page 180-ö.'ftio.
-ocr page 181-, .. 'ti't),, nbsp;nbsp;nbsp;■■.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'. , 1 ,ï’.
7
-ocr page 183-.. â– acVjv^;;- nbsp;nbsp;nbsp;^v