-ocr page 1-
H E T
VAN
A' LU-C'HT 8 'T E L.
^W^
ftjLM A'm.,- y\
TE A M S T
% de Erfg. van J: LEsca ?&i^M®iax" J
op de Beursflu^^aX-u^/
Met Privilegie.' - -—
-ocr page 2-
AAN DEN
H E E R E
M Y N E N H E E R E
MR. JAN CASPER
H ARTS IN CK,
IvEGENT VAN 'T OUDE MANNENHUIS,
Werd dit Kluchtfpel
HET
VroUTJE van EPHESEN
OPGEDRAGEN,
Door tyn Ed. bereidwilliger! Dienaar
H. ANGELKOT.
A 2.                            G°tye
-ocr page 3-
Copye van de Trivilegie.
DE Staten van Holland ende Wertvrieiland doen te weten , alfoo ons
vertoont is by de Regenten van het Burger Weeshuys ende Oude
Mannenhuys der Stad Amfterdam, en, in die qualiteyt, tefameney-
genaars, mitsgaders Regenten van den Schouburg aldaar, datfy, Sup-
plianten , federt eenige Jaren hebbende gejouifleert van onlen O&roye
of Privilegie van dato 21 Mai 1699. waarby wyaan hen Supplianten,
in hun qualiteyt haddengelieven te confenteren, accorderen ende Oftro-
yeren , datfy , gedurende den tyd van vyftien eerft achter een volgen-
de Jaren , de Werckcn , die dftenmaals ten dienfte van het Tooneel reets
gedruckt waren , einde , van tyd tot tyd , nog vorder in het ligt gebracht,
ende ten Tooneele gevoert foudc werden , alleen foude mogen druk-
ken, doen drukken , uytgeveo ende verkopen, nu ondervonden , dat
de Jaren, by het voorgemelde ons 0£troy of Privilegie genaamt, op
den zi deezer Maand Mai was komen te expireren ; ende dcwyl de
Supplianten ten meeffen dienfte van de Sehouburg, (waar van hunne
refpeclive Godshuyfen onder andere mede moeiten werden gefubcen-
teerr ,) de voorgemelde Wercken , foo van Treurfpellen , Blyfpellen ,
Kluchten , alsanders, die reets gedrukt enten Toneele gevoert wasten ,
of in het toekomende gedruckt, en ren Toneele gevoerr foudc mogen
werden, geerne alleen, gelyk voorheenen, fouden blyven drukken , doen
drukken, tiytgeven en verkopen, ten eynde de fclve Wetcken, door
het nadrukken van andere, haar luyiter, foo in taal , als fpclkonft, niet
mogten komen te verliefen , dog dar fulks aan hen Supplianten, na de
expiratie van liet bovengemelde ons Oflrroy . en fulks naden 21 Mai
deezesjaars 1714 niet gepeiniitteerr foudewefen , foo vonden (y Sup-
plianten hun genootfaakt tig re keeren tot ons , onderdanig verreken-
de, dat wy aan hen Supplianten , in hare bovengemelde qualiteyt, gelief-
den te verleenen prolongatie van her voorfz. Ocïroy of Privilegie , om-
me de voorfz. Wercken , foo van Treurfpellen , Blyfpellen, Kluchten
als andere, reets gemaakt en ten Tooneele gevoelt, en als nog in het
ligt te brengen ende ten Tooneele te voeren , den tyd van vyftien eerft
achtereenvolgende Jaten, alleen te mogen drukken en verkopen, of
te doen drukken en verkopen , met verbod aan allen andere op feeckere
hoge penen , bv ons daar tegen te itatueercn in communi forma; So is
't dat wy de faacke, ende 't voorfz verfoek overgemerekt hebbende ,
ende genegen wecfendc, ter bede van de Supplianten, uyt onfe rechte
wetenfebap , Souvetaine magt en authorlteyt, delelve Supplianten ge-
confenteert, geaccotdeett ende geodltoyeert hebben , conlenteren , ac-
corderen ende oftroyeren , haar by deezen , datfy, geduurende den tyd
van vyftien ccilt agter een volgende jaaren de voorfz. Wercken , foo van
Treurfpellen, Blyfpellen, Kluchten als andere , reets gemaakt ende ten
Toobeeïe gevoerr, en als nog in het licht te brengen, ende ten Too-
neele te voeren; binnen de voorfz. onze Landen alleen fullen , by con-
tinuatie, mogen drticken , doen drukken, uytgevcn en verkopen, ver-
-ocr page 4-
biedende daerom allen en een ygelyk, de voorfz. Wercken , in't geheel
ofte ten deelc, naat te drukken, ofte, elders naargedruckt, binnen den
felven onfen lande te brengen, uyt te geven , ofte verkopen, op de
verbeurte van alledcnaargedruckte, ingebragte, ofte vetkogte exem-
plaren , ende een boete van drie honderd guldens, daarenboven, te
verbeuren , te applieeren een darde part voor den Officier, die de c»-
langie doen fal, een darde part voor den Armen der Haatten daar 't ca-
fus voorvallen fal, ende het re(ieier.de darde part voor de Supplian-
ten , alles in dien verftandc, darwyde Supplianten met delen onlen
Oéfcroye alleen willende gratihceren tot verhoedinge van hare (chade
duor het nadrukken van de voorfz. Wercken, daar door in genigen'
dcele verdaan den inhoude van dien te authoriferen , ofte te advouë
ien , ende, veel min de felve onder onle frotextie en ciebelchijrminge
eenig meerder credir , aanlien , of reputatie te geven , nemaartde Sup-
plianten in cas daar tnne iets onbehootlyks (oude infiueren , alle het
felve tot haren iafte fullen gehouden welen te verantwoorden , tot dien
eyndewel exprefi'elijkbegeetende, dat by aldien fy defe onfe Oftroye ,
voor de voorfz. Wercken fullen willen fiellen, daar van geen geabbre-
vteerde ofte gecontrahéerde mentie lullen mogen maken , nemaat ge-
houden fullen weien het felve Oftroy in't geheel, en fonder eenige
Oniifile, daar voor te drukken , ofte te doen drukken, ende dat ly ge-
houden (uilen (yn een exemplaer van devoor'z. Wercken, gebonden
en wel geconditioneert, te brengen in de Bibliotheecq van onle Univer-
fïteyt tot Leyden, ende daar vanbehoorlyk te doen blyken , alles op
pane van het efreft van dien te verlieten , ende ren eynde de Suppli-
anten delen onfen Oftroye ende confente mogen genieten als naar be-
hooren , laften wy allen ende een ygelyk , die 't aangaan mag , dat
("y de Supplianten van den inhoude van defen doen laften ende gedo-
gen , ruftelyk , vredelyk , ende volkomentlyk genieten ende gebruye-
ken, cederende alle beier rer conrrariegedaan. Gedaan inden Hage,
onder onfen grote Zegele, hieraan doen hangen op den drieën twintig-
ftenMai, in 't Jaer onfes Heer en Zaligmakers, feventienhonderd en
veertien.
A. HEiNSIUS.
Ter ordonnantievan cïe Staten
SIMON van BEAUMONT.
De Regenten van't Wees-en Oude Mannenhuis hebben, in
hunne voorfz. qualiteit, het recht van deeze Privilegie voor
Het VROUTJE van EPHESEN, Klucht/pel; vergund
aan de Erfg. van J. Lescailje en Dirk R*nk.
In Amfleldam, den i o January, 1711.
A 3                        PER-
-ocr page 5-
VERTOONERS,
EUPHEMIA.
F R o z i N e , Kamenier va,; Euphemia.
S o s T R A t ü s.
Straton, Knegt va>i Sofirctu:.
Chrisante, Vader vaa SoJlraiüS.
L i c A S, Knegi van Chrifante.
Een Kok.
Danfende Soldaaie:-:.
Het Tooneel is omtrend Ephefèn.
HET
-ocr page 6-
Fol. 7
HET
V R O U T J E
VAN
E P H E S E N;
K L V C H T S P E L.
EERSTE TCONEEL.
L--CAS, Fr o z Ine.
Fp.OZI NE.
■om, Licas, fcheppen wy wat lagt, terwyl
av Heer
;Zig afmat tut 'er dood , om al dat tegen-
weer ,
ïetgeaiMevroudoed, die van Honger hier wil fterven.
Licas.
trtree JufFrou! dat graf zou al myn vreugd bederven,
* at! 'k voei hier „eter dat ik ieef als in dat gat.
j,
                              Frozine.
J^ook, och! 'k ben alreeds vf.n honger afgemat;
^y Licas, hebje niet wat byje?
Licas.
..
                                              Wel te weten;
J heb myn zakken met befchuit fchier vol gefmeten,
•j~n daar 's een brave fles met fmakelyke wyn :
^ at zegje? taftmaartoe, endoejezelfgeenpyn.
A 4                               Frq-
-ocr page 7-
8 HET VROÜTJE van EPHESEN.
F R O Z I N E.
Och! fcdert dat ik hier ben met ïvlevrou gekomen ,
'r Is nu de derde dag , heb ik nog niers genomen
Totonderftant, ais'tgeengymy incognito
Hebt giftreu toegeduwt, ach Licas, 'kbenjczo
Verpligt! gy zyt alken behouder van myn leven.
Lic as.
't Mankeert aan my niet, ornjou onderftand tegeven ,
Frozientje, lekkr.emeid!
F & O ZIN 'E.
Maar, Licas, montjetoe.
Mevrou die valt, en meent dat ik almeezo doe:
In de eerite droef heid heb ik met haar valt beiloten
Öm ons doorhongersnootvan't le\ en
           ..ïublotcn,
En 't was my toen ook ernlt; want, als ik 't zeggen zou ,
'k Verlies in hem zo wel een man ais myn Mevrou.
Licas.
Zo zeker!
Fr. o zin e.
En 'k zou graag de wedd en fchap verd uren,
In fchyn ten minüo , tot dat ik haar levens uuren
Geeyndigt zag. Eykom, Licas, t.:.:e.n:: eensmet luit.
Licas 'wfchenkend*,
D.f's regt, drink jy maar uit, en wees niet eens omruil,
]-.\:-.t hetje maar doen, Frozientje kim ,het zwygen
is voor my geen werk , en't fehynt myookzoeygeu
Als dat ik dar glas wyn u toebreng met farlbcn.
F <}. o zin E gedronken hebbende.
Acb!zo moeit 't Weeutje ook,in de plaats van vaften,doen.
L.IC AS fehe«kt, en drinkt.
Hou moet! Juffroü, kom, nog een glaasje, wil niet
vrefen,
Zo ik je niet geheim in alle ding zal wezen,
t' ik aan dat glas!
F R O ZI N E drinkt weder.
Ja, dat verquikt my weer;
My»
-ocr page 8-
KLUCHTSPEL.
Myn lieve Licas!
Lic as.
,
                           Ha! zoveel te beter, 'kfweer
* Was zond en jammer om zo friflen blom te fmoren,
Zojeugdig, neen, dat was te fchonenvrugt verloren.
,
                                Fr. o zin e.
t'swaar, een leventje, van twintigjaaren, (laat
*^'et ieiyk, en Mevroudoedqüalyk inderdaat
Lat ze befluit om dat zo haaftig te verlaten.
}>egtuit gezeit, 't is flegtzyn leven zo tehaten;
^o dra ze dood is, zal'c'er fpyten, let'er op,
A'is nog, zoalsjy, een Dametje als een pop,
Jebent nogallebey in't roompjevanjeleven,
              1
*-n, waarlyk, 't is tot op de hui toe goed gebleven.
,
                                Frozik'e.
fjet fterven raad je Heer haar af zo veel hy kan;
rjy zugtook nadekunft, puur als een jeugdig man ;
,\- doed zyn beft genoeg , om haar maar te believen;
1 's jammer dat hy j uift, zo oud is.
Licas.
Ja! eylieven?
~at jammer, by me keel, is dunkt my niet heelgroot:
i 's beter Levend oud, als jong te zyn en dood.
.
                                Frozinf.
y kan Mevrons natuur; zo'n Jonker fris van wezen,
~o n Karel van een Vent, zou haar veel eer genezen
£^'s de aller belle praat: 't istwejaar nugcleên,
7sat2y, met alle kragt, Diana baar gebeên
. P off'ren wou, en zig een Klooftemon doen maken;
* Afraden deed die drift nog des te feller blaken,
Vat'
(nen,
**aar Eed te doen', komtjuilt een jeugdig Heer daarbin-
lc enkel en alleen met de opilag van zyn oog
A f                               Haar
-ocr page 9-
jo HET VROUTJE van EPHESEN,
tr deed veranderen, en tot zyn gunii bewoog,
En 't woord reeds in den mond zeer fchielykdeed ver-
fwygen,
De liefde op 't onverfienft quam haar na 't hart toe ftygefl
Zy kreeg zo 'n gril op 't Iyf, en voelde, nog van pas,
Dat zy eer voor dien Heer, ais voor Diana was.
En eindelyk, zy mocfteen maand daar na ook trouwen ;
En dat was dezen Heer daar wy nu over rouwen.
LlCAS.
Frozientje, gaatzy zo maar voort van wit tol fwart ?
Wel dan heeft w larlyk jouMevroueen vrouwen hart.
Maar die geftöryen Heer, dit was een man der mannen !
'k Drink zyn gezontheid, kom! de droefheid moet ver-
ban ii en;
Daar breng ik je reis op.
IaiCt                                          Kt.
Frozike, ook gedron. en ..cjjc,;dc.
Acii!
Licas.
edunktjeklaagt?
'k Denk evenwel dat jou. de wyn ;ug niet mishaagt.
F R Q Z1 N 1.
Neen, Licas, neen de wyn is goed, maar 'k moet fteeds
zugten
Crnm/n geftorvcHeer, ö droevigeongenugtcn !
L i c A o.
Dat is wat anders; 'k heb hem ruim een j aar gekent,
Ivlyn Heer ook , ja 't was tog een parel van een vent:
En als zy by geval eens zamen t'onfent quamen,
Uw Heer en jou Mevrou, zefmoddermuildenlamen!
Niet alsgetroudc lui, maaralsdatjongegoed.
Fr o zin e.
De Liefde alleen is 't die hem zo vroeg fterven doed!
Licas.
Frozientje, 'k loof dat wel, de liefde, jawaaragtig !
De Liefde, ocu, ocii! geen ding verteerd een man zo k rag*
tij.
                                                       - Komi
-ocr page 10-
KLUCHTSPEL.               ii
^oni, nog een glaasj e tot vertroofting.
Froïi::e laai infcheriken, maar geef; hei
vsot: weer aan Licas en zegt.
*^
                                                    Ikbentevreen;
v*aar Licas, 'k hoor geragt, je meefter komt. Neen,
» neen,
»*J bidjenogzo fterk, je zult op my niet v/innen,
Oor dat myn waarde Vrou het eerite zal beginnen,
^Outtigïpys nog drank.
L: C A s 't glas uitdrinkende, dat voor Frozine
gefibmken was.
                                    My zo bot af te (laan!
K Zal dan voer dees tyd dat affront deur laten gaan.
TWEDE TOONEEL.
f r o 2 i ne , l i c a s , c h r i s a h t e.
Chrisante.
A
A.ch Licas! ach Frozine, ach !
Frozine en Licas.
Fleer, hoezo verlegen?
p
                           Chrisante.
ju?615 middel is 'er om die droeve te bewegen;
i^yn tranen en gebeêriverbktren haar verdriet j
*cle wrede, tot myn loon; zie, wat ze my gebied i
''dat U: haar, oGocn! met vree zal laten lier ven.
yo
                 >            Frozine.
?ar vvel, mynHeer, ik ga met haar het leven derven.
■y                           Lic as ter zyde.
y heeft, bylo! geen nood.
Chrisante.
ju
                                     Ga, ga, myn lievckinf!
Oip 7-eS haar tog, dat dat zo wreed beüuit my in 't
jTaffleept; en zoek haar, ik bid! zo ver te dry ven.
at'£e uit barmhartigheid voor my wil levend blyven.
Fr o-
-ocr page 11-
iz HET VROUTJE van EPHESEN,
FrOZI NE.
Dat waar zig wat te laat bedenken, naar myn zin :
De Hemel weet wat wy gegeten hebben in
Drie dagen tyds!
LIC A S ter zyde.
Ik weet dat ook. *
Chrisante.                            ,
Vaar wel, myn waard-"
Ik vrees Euphemia nooit meer te zien op aarde.
DERDE TOONEEL.
Chrisante, Lic as.
L i c A s.
Eykom, myn Heer, ziedatderuftuwatverpooft;
't Is nu geen tyd meer dat men Weduwen vertroolt.
Chrisante.
'k Heb al myn kragt van doen om op de been te bly ven,
De liefde en droefheid zal my, vreesik, nogontlyvciJ.
Lic as.
Ja, tienmaal feven jaar is ook een ziekte, Heer,
En heelgevaarlyk ; 't ftrekt tot nadeel van uw eer,
Eenafgeleeftoud Man, zo'n twintig jaarig Vroutje
Te trekken van de dood, dat is voor u geen houtje
Omme'tefpelen.
                                               ,
Chrisante.
Ach! Helaas!
L i c A s.
Met uw, Helaas!
Vervordren wy geen weg, laat ons maar voortgaan bas*"
Chrisante-
Ach! myn Euphemü kan ik nog niet verlaten.
Lic as.
'k Wou nu met al myn hart dat die party foldaten,
Die deze groote fchurk die opgehangen is,
Bewaakt, ons by abuis maarbragtin hegtenis;
-ocr page 12-
KLUCHTSPEL.                13
£y moeden denken dat wy met het !yk wegbruften;
ir*|i '-uu de boeyen ons wel tegens dank doen ruilen,
11 je verdient bet wel.
Chrisante,                        ^H
j}                               Neen, Licas, hy die hier
e wagt heeft, is myn zoon, wees niet bedugt, 'kzou
j^ fchier
eer/ vrezen om myn min voor 't Weeutje hem te ont-
dekken.
Jo
                                Licas.
Jl l7'0011^ is dit een poft voor hem om heen te trekken?
o "eb hem in driejaar, die hy in het leger, heer,
v,evVeehh's, niet gezien, daarom verlang ik zeer,
Naariynpoftuur.
CHR ISA NTE.
j} .                        Hy is te Ephefen aangekomen,
jj ie dagen nu gclcên, en'k heb van hem vernomen,
jylt> nademaal het regt, 't geengiftren is gedaan,
j^11 ganfehen (iaat belangt, hy is verzogt tegaan
j\et 7-yn foldaten , om des noots dus te bevryen
r\atiy dienkarel, diedaar hangt, niet af en fnyen,
P dat hy lang verftrek tot affchrik van het quaad.
■jx                            Licas.
at 7-eit niet , gaan wy maar, myn heer, want in der
»t» daat
jn. hier zo veilig niet, foldaten dat zyn guiten ,
•g 'equeftiezoeken om ibmtyds wat vry te buiten ,
SchZ°^eSoudbeurs te verwiflen voor een deel
'bijwoorden.
VIER-
-ocr page 13-
i4 HET VROUTJE vak EPHESEN,
VIERDE TOONEEL.
ChriSAntewLicas aan een zyde van *t T,
i> t p. a t o n eti De Kok aan de avdere.
S T R A T O K.
V/ch ! ons ligt is uit, "k vrees by me keel I
Wat is't een donkre nagt ?
Licas iep-en Cbrijanie..
6iy fchynen ons te meenen;
Cch! Heertje, waaren vvy maar uit hun oog verdwenen •
Strato N iege>. de Kot
'k Hoor ima'nd, dat is wis gemunt op ons gebr-sad ;
Ik beef van ichrik , maar dat is niemendal, kom laat
Ons zien ofwy'baar niet vreesagrig kunnen maken.
Trek } voor den donder, voort, en pas maar wat ^
raken,
Enfchietmaardoordekopal wiejetegen is.
Chxisakt e.
Daar zyn die fchelmen van ibldaten, dat is wis
Om onze kop te doen.
Lic A s.
'k V7 eet nat, wees niet verlegd1*
'I: Sluit myn Lantaren , nu voort op devlngt getegen.
Di CAS neemt Chrifante by de banS, en Icöftde
Kzet al het eeiaz onder de vsei.
De Kok.
Help! help!
Straton eoh vallende vanfehrik.
Och, ik bengéqueft!
LIC A S tegen Cbr^Ja;-te.
Volgmyterffond.
vyf-
-ocr page 14-
KLUCHTSPEL,                iS
VYFDE T O O N E E L.
Siraton, De Kok.
MDe Kok.
onfieurStraton.
Sr:xA ;; o k.
Wat is't?
De Kok.
Al 't eeten op den grond.
Tjj^                                        SlRÈTON.
^t raad ? och ! och! wat zal ik doen ?
De Kok.
j^
                                              't Kan my niet fchelen,
^yn kop is öukkend, en die ga ik laten helen.
ZES'DE TOONEEL.
Stratoh alleen.
IVTog is myn vrees niet v/eg; is 't mooglyk dafeen man
*-^Die zo lang voor foldaat gedient heeft, och ! niet
j> kan
?en klein klein ziertje meer ftoutmoediger maar weien!
ocy i r,yn natuur, is aï te koppig,, 'k ben vol vreten :
Cq! hoor ikniemant? neen! ja, neen, neentogniet,
^ 't fcheen
q1s of'er zo een wind vöorby myn ocren heen
^üamfnorren vaneenfwaart. Helaas' ik ben verloren !
T\ ongelukkige.' hoe zal ik 'er van hooren!
jj °0r 't wyn uitproeven vloog de tyd te fchielyk om,
ïi Zo'k nu zonder fpys nog by-mytj Heertje kon,
ju n"/> "k vrees 'ervoor, niet ongewroken vaften,
jJetrottingolyzalhymy, helaas! vergallen;
n"oekomt, zonder ligt, het eeten van de grent?
ZEVEN-
-ocr page 15-
ió HET VROUTJE van EPHESEN,
SEVENDE TOONEEL.
SoSTRATUS, StR, ATON.
SOSTR ATUS.
M
ynknegtis vafl weer vol, die lompe vagebond!
Siraton.
Och! och! myn waarde Heer! genade! fpaarmyn leven! i
S OSTRA TUS.
Zyt gy daar meefter fcluirk ?
Siraton.
Myn Heer, cy zie niy beven '
Ben jy 't ? ik meende datje een van die fcneliïicu waart,
Die ons met al jou fpys neerbruiden op der aard.
SOSTSATU S.
Myn avondmaal, wat hoor ik? guit! omver gefmcten!
S TRA TON.
Maar'k bidje, Heer, laat my dieichultnietzyngeweten;
Meer als een half dozyn die vielen op hem aan
Die'tdroeg, hyisgequeil, 'kdogt zeker, onder 't (laan,
Dat ik't ook was; maar, och! was 'teeten maar behoiK
SOSTRATUS.                          (vvelV
Vervloekte fchelm! 'k zaiu de huid aan (lukken touwen?
Wantgy verdien: het wel.
S T R A T O N.
Zagt! zagt! myn Heertje, zagt:
Je weet de dapperheid wy kt al tyd de overmagt.
SOSTRATUS.
Daar, dubble bloodaard! fchuimvan alle myn foldatcn-
Neem't ligt, en zie wat m' ons nog over heeft gelaten.
Straion Zoekende met de lantaren.
Goed ! goed! myn Heer, de zaak is maar ten halve quaad ■>
Daar is de wyn nog, en daar zie ik al 't gebraad.
SOSTRATUS.
Dat helpt.
StrA-
-ocr page 16-
KLUCHTSPEL.                17
Straton.
Ha! de Paftey is ook nog heel gebleven,
s,
                          Sostratus.
K Zal dan op dit geluk de reft toe moeten geven.
~
                           Straton.
^at valt niet zwaar te doen, want 't is nog alles goed.
T .                                        Hy/leekt een Hoen in zyn Zaki
■kaat zien, een hoen dunkt my dat ik nog hebben móet.
~ 5
                     Sostratus.
u&t 's weynig, neem maar op, en volg.
ACHTSTE TOONEEL. .
Sostrasus, Straton, Euphemia agtet
't 'Tooneel.
Euphemia.
JhLelaas!
SOSTRATUS.
Laat hooren.
Straton.
Wat is't, mynHeer?
Sostratus.
Daar klonk me een ria'are zugt in de ooren.
Euphemia.
Helaas!
SoSTR ATUS
'k Bedrieg my niet, kom hier, 'tisaandeef'2y,
Straton.
Och! Heer, wat zoek je?
Sostratus.
Dat 's een prachtig graf!
Euphemia.
Aymy!
Straton.
M vn Heer, 'k bid laat öns gaan, en laat de dooden ruften.
B                                Eu-
-ocr page 17-
iS HET VROUTJE van EPHESEN,
EüPHEMIA.
Helaas! Helaas!
SoSTRATUS.
't Geklag verdubbeld, 'k ben met luftcn
Wat of dat is, zie, wie daar in bcflooten leid.
Straton.
Hoe ik, mynHeer! ik? ik? 'k heb geen uieusgierigheid,
S ostra rus.
'kZeg, gaa.
Straton.
'k Word dol.
SoSTRATUS.
Welnu?
Straton 'er zeer verfehrikt uitkomende.
Och! Heer, ik ben verlooren.'
SOSTRATUS.
Wat hcbje dan gezien ?
Straton.
Twe Spooken, zwart van vooren,
Afgryflelyk voor't oog!
SOSTRATUS.
Loop, gek !
Straton.
Neen, 't is wis waar;
In't eerft fcheen'tmaarzogroot, mynHeer, denk om
't gevaar;
Maar 't had mepasgezien, of'trees wel twalef voeten:
En had ik niet gevlugt, 'k had met Er mêgemoeten.
SOSTRATUS.
'k Verlies al myn gedult door zulke zotte praat.
Straton.
Myn Heer 7-1'k zegje't is afgryflyk, en't gewaad
Schynt my pik zwart , van 't Hoofd tot onder aan de
beenen,
En 't heeft van agteren twe ftaarten, en die fcheenen
My wel twe ellen lang, van voren dage my, dat
Het
-ocr page 18-
KLUCHTSPEL.                  19
«etklaawen, ruimzogroot als walvistanccn, had.
,,
                            Euphemia.
belaas!
Stratos.
Pasop, myn Heer!
S O S T R A T U S.
j.                                           'k Walg van al tiw reeden,
^°rn, laat my los, 'k zal zelfeens in het graf gaan treden.
*>                              Straton.
v^at zegje? och, Heer! breng togjezelfin geen verdriet;
|Crlaat, ikbidjetog! zo lang je poften niet,
. at zy dien gaauwedief nu van de gal lig ichcurden,
°Vl'us'crgecn.gena: och! denk tog watje öoed!
V                                   SOSTRATUS.
\^7g, bloodaard! al myn volk is zo laf niet van moed,
A Js gv > ik kan me op haar nog vry wat meer vertrouwen.
«ar 'k zie daar imaad, houjeftil, lietzyntwcVrou-
wen.
j.
                              Straton.
ïeg, bedrieg] e niet, 'tzynfpoken, opmyneer!
vj.                                  SOSTRATUS-
e', gek! Zie dan ter deeg.
Str aton,
jn
                                   Dic'kdaatlykzag, myn Keer,
A ?Ciyn diegaften niet, gy zult het haaft begrypen,
ls u die duivels in haar klaawen zullen nypen.
NEGENDE TOONEEL.
c
°Stratus, Straton, aan een zyde; Euphe-
mia en Frozine aan de andere.
F R O Z IN E aan Euphemia.
'id! treed een ogenblik van 't doodlyk voorwerp af ?
j> OMevrou, de wanhoop maakt u op uw zelf te ftraf;
laag, klaag, maar laat eens afuw zei vete verdrukken j
B z
                                   En
-ocr page 19-
zo HET VROUTJE van EPHESEN,
En 't haar , van wanhoop , uit uw quynend hoofd te
rukken.
Euphemia.                     (dood!
Ach, myn Frozine! ach, ach! hoe langfaam is myi'
'k Word on verduldig om myn lieve bedgenoot,
In't akelige graf voorewig by te wezen.
SoSTRATUS tot Straton.
Nu merk ik wie zy is, 't is't VroutjevanEphezen,
Wier fchoonte en droefheid haar gemaakt heeft zo bc
rugt.
Straton.
Ja, bymezietcrna! noufchepik weer wat lugt.
Sostratus.
Men zegt, zy heeft zig in haar mans graf opgeflooten
Om zig door hongersnood van 't levensligt te ontbloten.
Straton.
Myn hcertj e, dat zal eerft raar wezen om te zien,
Om dat men zulk en zaak zo zelden ziet gefchién.
Ligt fierftze, om dat ze niet kan zonder byflaap leven,
Ik heb wel meer gehoon, dat dat zo aan kan kleven.
Frozine aan Euphemia.
'k Beken, Mcvrou, dat uw befluit hoe langs hoemecr
My vreemder voorkomt, om te ftcrven ; 'k dagt w<^ i
eer,
De ganfche wereld zou van uwe droef hcid fpreken,
Ten uiterfte beproeft, en zeggen, dat 's een teken
Van liefde voor haar Man, maar, zeker, ik had mis >
Want nu dunkt my, dat dit maar cnk'lc zwakheid is,
En al die eer is my zo veel niet waard als 't leeven;
Die oudegoeje Heer Chrifante heeft, zo even,
jezekerlyk daar van met woorden overreed.
E U V H E M I A.
Frozine, noem hem niet, 'k verfoei hem, ach! ik wee*
Hy öiint my, en heeft my dat nu zelf derven zeggen,
Wie kan, in deze ftaat, my iets te vooren leggen,
Dat zo gevoelig is?
-ocr page 20-
kluchtspel:           *<
Fr 02 in e.
Wel nu, Mevrouw, veragt
Chriiante, maar denk aan zyn redenen vol kragt;
Hoe jammer was 't, dat gy die twintig Jaar'ge gaven ;
Voor ieder even fchoon, 20 levend zoud begraven?
Heeft de natuur u zoo veel fchoonheidmeêgedeelt,
Om die de waereld dus te onttrekken ? en verbeeld
Gy, nog zo jong, dat gy gedaan hebt met uw zaken £
In u gy eea enkel man hebt in uw min doen blaken ?
E U P H E M I A.
Ach! fpreek 'er tog niet van, 'k denk aan geen mannen
, meer,
Ik fchrik 'er voor, ja 't ftrekttot nadeel aan myneer,
My dunkt, myn man heeft hen nog zoiets nagelaten,
Dat my belet om hengelyk 't behoort te haten,-
De waardigfte, ach! helaas! zien wy meeft 't eerft vergaanj
Sostratus tot Straton.
'k Ga na haar toe, ik kan 't niet langer wederflaan;
'k Wil alles doen, om haar in 'c leven te behouwen.
Straton ter zyde.
Hoe of dat gaan zal ? dat moet ikeensregtbefchouwenj
TIENDE TOONEEL.
EUPHEMIA, FroZINE, SOSTRATUS,'
Straton.
Sostratus Euf hernia mtnjf rekende'
r^iemy niet aan, Mevrouw, voor ongevoelig,'kza!
^LjDeel nemen in uw ramp en droevig ongeval j
Neen; 'k zoude u ligtelyk meer droefheid nog Yerwck
ken,
Zo ik te fchielyk u zogt daar vanaf te trekken;
Zy kan niet anders, als regtmatig zyn geagt,
Dewyl zy u tot zulk een uiterft heeft gebragt,
En gy zult zekerlyk uw zelf bepaalwi konnen,
Indien 't de nood yereyft.
B 3                     Stsm
-ocr page 21-
ft* HET VROUTJE van EPHESEN,
Straton ter zyde:
Waaragtig! wel begonnen.'
SOS TR ATUS.
jAch ! dat het my alleen geoorloftzy, Mevrouw,
Óm de?s zo waardige lyktraanen uwer rouw,
By een te gaad'ren, en zyn nootloc te benyden,
iWiens dood uw fchoonheid heeft gebragt tot zulk een
lyden.
Euphemia tot Ftozme.
Wat hoor ik? hemel.1 en wat zie ik? ach, Frozien'!
Frozike.
Een Jeugdig Heer, Mevrouw,en't compliment, indien
Ik 't wel heb , regt ter fneê.
SosTRATirs.
't Geval deed my hier komen,
Maar nu gevoel ik my zo te uwaarts ingenomen,
Mevrou, dat ik in al uw fmart deel nemen moet;
Die groote liefde tot uw man ontroerd myn bloed,
En ik verheug me 'er om, wie zag ooit uws gelyken!
En zo uw fchoonheid voor een menfch op aard moeft
wyken,
Die in volmaaktheid 't al te boven gaat, zoud gy
De aanbidlykfte op dees aard dog echter zyn voor my.
Euphemia tot Frozme zagt.
Wat rriaakt men my al wys ? hoe I zouden zulke zaken,
'Als flaaute en droefheid, my nog niet affchuwlyk ma-
ken?
Fr o Z i N E zagt tot Euphemia.
Neen zeker niet, Mevrouw,'t is waar haar grootfte kragt
,Vergaat, maar gy zult fchoonzyn totuwdoodgeagt.
SOSTRATUS.
't Schynt dat Mevrou myn zugt geen antwoord waardig
oordeelt:
Verheft uw geeft zïg zo geheel in 't droevig voorbeeld,
Dat gy 't belangen, 't geen ik daarin neem , niet ziet?
Nog eens, Mevrou, ik trek u daar niet af, vrees niet,
Stort
-ocr page 22-
KLÜCHTSPEL.                 23
Stort vry gevoelens uit, die my tot eerbied maaneii,
Laat my die oogen zien verdronken in haar traancn,
•Die my verrukken tot verwondering; 't ftaat vry
Aan Weeuwen diezo ongeveinft niet zyn als gy,
Haar oogen, die haar niet wel dienen, te verbergen.
Euphemia.
Wat ogen? ach, myn Heer! wilt gy doch vanmyver-
^ gen?
*Je tranen hebben haar verdooft, de dood zal haar
*u 't kort toeiluiten voor altoos uit dit gevaar.
SOSTRATUS.
^oefluiten voor altoos! o Hemel! zoudgy'tmeenen ?
Euphemia.
O ja, myn Heer, 't befluit (laat vaft, 'k 2al haaft vcr-
eenen,
* otmyn vertroofting, met defchim van myn gemaal.
SOSTRATUS.
Hoe! zo vroeg derven ?gy ? Mevrouw, ayzwyg die taal;
Uw ziel is wel geheel met droefheid ingenomen ,
Maar ze is te waardig om tot wanhoop ooit te komen :
Neen, 'kagtual tehoog; de hemel hoed'dienilag.
Frozine.
Wy zyn nogzonder fpys; 't is reeds den derden dag.
SOSTR'ATUS.
Drie dagen ! Hemel ach! drie dagen! 'k ben vol vrezen,
Mevrouw, drie dagen! en nog zo volmaakt te wezen !
■"riedagen! Straton! ach! wie zag zulks immermeer?
^                              Straton.
■^at kan ik ommers niet gebeteren, myn Heer.
J"                            Sostratus.
Mevrouw, men moet ter ftond, de tyd dient waar geno-
-. men,
P^magt'loosheid, waaringyzyt, tehulpekoinen.
Drie dagen! Hemel! ach! drie dagen! ach! ikfchrik-'
Mydunkt, gy (ïerft al reets op ider ogenblik.
F R O-
B 4
-ocr page 23-
a4 HET VROUTJE van EP'HESEN,
Frozine.
Ja, 'k voel my ook zo zwak , dat ik begin te vrezen,
Zo 't langer duurt, dat 't haaft met my gedaan zal wezen.
EüPHEMIA, zagt.
Watmedelyden! ach, Frozine! lioebeleeft!
Dunkt u niet, dat hy iets van d'ovcrled'nen heeft ?
Frozine, zagt.
Ja, 'k merk het al, de gaaf, omdoodenop tewekken.
Sostratus.
Kom, Straton, zoek iets dat voor tafel kan veritrekken,
En breng hier al uw fpys en drank ten eerlte by.
Straton.
Wat zal dat daadlyk op een vreten gaan! ay my!
Myn fchoonder Avondmaal!
Straton en Frozine gaan iets zoeken tot een 'Tafel.
ELF DE T O O N E E L.
Euphemia, Sostratus.
Euphemia.
'kjjid, Heer, wilt my vergeven.
Daar 's niets op aard, dat my bewegen kan te leven;
'k Zoek na myn mans verlies, niet anders als de dood.
Sostratus.
Wel hoe.' Mevrouw, is dar nierzeJf diep egtgenoot
Beledigen f roeentgy zyn fchim dus te verzaden ?
Of waant gy dat die 't op uw leven heeft geladen ?
Wat Tyger, ach! op aard was dan zo wreed als hy !
Indien die offerhande aan hem behaaglyk zy ?
Euphemia.
Helaas! de Hemel had ons zo vereent, wyfchencn
Gefchikt, om ewig met elkand'ren te vereenen ;
Ik volg myn noodlot maar, en kende voort myn pligt,
Zo als hy de eerftemaal verlcheen voor myn gezigt,
En fint dat ogenblik, zo waardig voor ons beiden,
Weet
-ocr page 24-
KLUCHTSPEL.                 aj
Weet ik niet, dat myn hart ooit van het zyne fcheide,
£n zo ik ietwes heb te wy ten aan myn geelt,
'tlsfedertdientyd, Heer, datgyhierzytgeweeft:
A-ch! ach!
SOSTRATUS.
Mevrouw!
EUPHEMI A.
Ach! 't was een man zo zacht! zateder!
Wat liefde had hy niet y oor my! ik voor hem weder!
Nooit was een ogenblik zyn minaedrift verkoelt,
Jty ondervinding heb ik dat zo vaak gevoelt;
'Was zyn toegevendheid die my op 't fcifte griefde,
En, ach! zyn laaftezugt was nog een zugt van liefde:
Ach ! ach!
Sostratus.
Welaan, Mevrouw, herinner u dat zoet
Pat gy genoten hebt in zulken overv.loed,
t Is om dat zelve zoet, dat gy behoort te leven;
^e liefde kan u weer een' and ren Minnaar geven ,
t^'eal dietederheid mé waardig is, en ligt
^fog meer getroffen door dat quy nende gezicht.
EUPHEMIA.
Wat dat aangaat, myntieer, geen menfeh kon ooit zyn
zinnen
Meer op my Itellen, alsmynman my plagt te minnen.
Sostratus.
En ook niet minder, want de liefde, ach" ! ach! Mevrouw
h een gevoelen dat ons wekt en trekt, wie zou
jJ kunnen zien, en niet beminnen metgedagten?
I n lo het daar aan hangt, om u aanbidlyk te agten,
•ja! zou dat verwint, dan weet ik altewei,
•^at ik omtrent uw gunft ben meefter van het fpel.
Hy kuft haar Handen.
*,. ,
                          Euphemia. "                   (ven,
R K         myn zwakneid niet i my» Heer, myn leden be-
*« heb de kragt niet om u meer te wederftreven.
B s                    TWAALF-
-ocr page 25-
2.6 HET VROUTJE van EPHESEN,
TWAALFDE TOONEEL.
Euphemia,Sostratus,Frozine, Str atoH-
Frozine en Straton brengen een Tafel, en begin-
nen ze te dekken.
ISoSTRATUS.
s 't haaft gedaan, Straton ?
Straton.
Ja, Heer, hebwatgedulr.
Euphemia tot óo/lratus.
Neen, zeg ik u, denk niet dat gymy brengen zult
Tot't geen gy meent, 'k heb nu meer reden om te fterven
Als ooit, gy zult van my geen meer gehoor verwerven;
Ach! laat my fterven, Heer, zoflerfiknoggetrou,
*k Ben fchaamroot, dat ik u gehoort heb.
SoSTRATUS.
Ach! Mevrouw!
Wat hoor ik? en wat moet ik denken?
Euphemia.
Laat me in vrede,
En toeft niet meer, ik bid u! myn ftandvaftigheden.
SoSTRATUS.
'k Verlaat u niet.
tot Straton.
Vaar voort.
DERTIENDE TOONEEL.
Frozine f» Straton de Tafel dekkende.
Stra tont.
l^J w meefteres, dunkt my»
Kind lief, begint al wat te buigen.
Frozine.
Ja! zynwy
Al ree
-ocr page 26-
KLUCHTSPEL,                47
Alree zo familjaar, kint lief] Monfieur Straton?
Straton.
Ja tog, wel wouwje niet, dat ik ook maar begon.
Zie my niet aan Mevrouw voor ongevoelig ? Ja je ?
P»t was myn heers taal, maarikfpreekals knegt verftaje
Jy kameniertje? zie, ik kenje wel.
Frozine.
^.
                                           Zoet, zoet!
i^int Hef, verftoorje niet, dewyl 't zo wezen moet,
** ken jou ook;
Straton,
.,
                        Myn Heer, om dan regt uitte/preken,
-chynt door de wanhoop van Mevrou al'heen te breken^
ue honger was 'er ook al half de meefter van.
vT                                    f P.OZINE.
uw meefter geeft ook geen quartier, na'k merken kan.
v
                              Straton.
, y had ook al gebrek van vivres, 'k zou vertrouwen
1 öeleg'ren zou jy ook niet lang uit kunnen houwen,
>,
                                Frozine.
£ Zou wel, of'k moeftalop het puntje zyn van me end,
0 dan Capituleerde ik liever.
Straton.
j.
                                        Ik beken 't,
£ kan't aan jou niet zien, dat jy al zonder eten
rje dagen hebt geleeft.
Frozine.
't Scheelt weynig, wel te weten*
V.
           m                  Straton.
iaar maakt de flaap u dan zo levendig van bloed ?
Gelyk.
Frozine.
e ziet,
Straton.
jy               Dan was een man voor jou niet goed,
Mc ftoorde ligt uw ruft,
Fro-
-ocr page 27-
aS HET VROUTJE van EPHESEN,
FroZI NE.
Daar zou 'k my dan navoegen.
S TR ATON.
Zo hebt gy nooit een man gehad tot uw genoegen ?
Fr 02I NE.
Dat ik weet niet.
ST RATO N.
Ik weet, waaragtig! ook niet, dat
Ik ooit een vrou heb , 'k.meen ten huwelyk, gehad j
Op die twee reed'nen van onwetenheid begonnen,
Zo zouden wy de zaak dan fameu iluiten konnen.
F R o z i N e.
Neen, 'k had nooit moeds genoeg tot zulkcn zwaren poft»
Och! als m'een man verheft, je ziet wat hy ons koit.
S T R A T o N , by de grafflede naderen»^
en daar in ziende,
Eykyk! jyfcheert de gek'er meê, kom herwaarts hene"'
Daar 's nietszo zoet, als om de dood zyns mans te wenC?'
Sterf zo maar voort, Mevrouw, nou houje een go^J
ftreek.
tot Frozine.
Dat we ondertufFchen ook maar reis begonnen, fpree»'
Coeragie! ach! zy kan 't niet langer defenderen 5
yi&ory! kint lief, 'k zie Mevrou Capituleren.
Frozine.
De goden gev , dat 't op goê conditie zy!
VEE»'
-ocr page 28-
KLUCHTSPEL.                 2.9
VEERTIENDE TOONEEL.
EuPHEMIA, SOSTRATUS, FrOZINEj
Str at on.
Straton aan Euphemia, die met Suftratus uit
Mhet graf komt.
Evroudaar'sopgedift.
Euphemia.
■j.                                        Ach! waar toe brengt gymy?
IJoor wat betovering, myn heer, werd ik gedreven,
Om niet te derven, en voor u alleen te leven ?
v
                            Sostratus.
Volvoef die goede zaak om my, Mevrouw, verlangt
Dat leven, daar al myn geluk op aard aanhangt.
■^ om voeg u aan myn zyd'.
Straton aan Euphemia een glas wyn aanbiedende.
Mevrouw mag ik u dienen ?
Euphemia tot Frozine.
Gy ziet my rood vanlchaamt', myn waardige Frozine!
Maar zo gy wift al wat Softratus voor me deê l
Frozine.
Mevrouw, dat merk ik wel, jy vathetregtterfneê,
En jou gefturve man fpreekt daar in 't miüft niet tegen.
Euphemia.
Die tederheid, waar door myn man my kon bewegen,
Is 't zelve, waar me my Softi atus winnen kan,
Ik min in hem de ziel van myn geftorven man,
Jazelf, my dunkt, dat ik nu niets meer heb vcrlooren,
Als zyn töegeventheid, die my wel kon bekoren.
Straton haar wyn aanbiedende.
Dat 's waarlyk wel gezeit! drink daar eens op, Mevrouw,
SOSTR ATU S.
Ach, myn Euphemia! ikbenookzagt, enïou
Zeer gaarcn haart van u, die my zo teder griefde,
Ook eyfchcn, dat gy mv om mvne gaven liefde;
. Jk
-ocr page 29-
3o HET VROUTJE van EPHESEN,
Ik hoef die min, die gy wel eer een ander droeg,
Niet meer te koeft'ren, en het was my niet genoeg
Uw trooft te zyn, zo ik uw droef heid niet kon dooden,
En deed vergeten, datgy die ooit had van nooden.
Straton, Soflratus wyn aanbiedende.
Jatog, myn Heer is ook heel teer, en delicaat;
En't is hem niet genoeg goêwyn te hebben, 't gaat
Hcmfmakelykerin, als ik hem, op zyn wenken,
De glaasjes, alsjeziet, kanmeteenroompjefchenkeii.
F R O Z X N E zig met eeten -verkroppende.
Hem!
Straton.
Stik niet, Juffrouw ! drink tog eerft eenglaasje wyn.
F R O Z IN E met het glas in ae hand.
'tZaldegezontheiddan van myn verloflèr zyn.
S T R A TON ook een glas nemende.
'k Zaljebefcheiddoen, kind, dat zweer ik by me leven '
Dien yver zal myn Heer my nou ook wel vergeven.
Sostratus.
Neen, eet en drink, ik neem 't niet qualyk ^f, maar
gaat
Dandadelyk eens zien, hoe 't op myn poft al ftaat.
En breng my voort befcheid.
Straton zig aan Tafel zettende.
Befcheid ! myn Heer? volkomen.
SoSTRATUS zig na de zyde van Straton keerende.
Ach, Straton! hoe ben ik van blydfehap ingenomen !
Hoe hevig is myn min!
Straton antwoordmet de• mondvol eeten.
Goed.
Sostratus.
Zeg, hebt gy ooit of ooit
Zo veel bevalligheên by een gezien ?
Straton aleetende.
Neen, nooit.
Sos-
-ocr page 30-
KLUCHTSPEL.              31
*                                SOSTRATUS.
s t niet het fchoonfte beeld dat 't aardryk ooit kon dra-
gen?
1
                       StrATON aleetende.
Ja.
SOSTRATUS.
Ik gevoel dat ïy my ewig zal behaagen.
>.^
                   StrATON 4/ eetende.
C%*o.
SOSTRATUS.
Hoe antwoord gy 20 qualyk op myn min ?
jj                              STRATON.
* eet weer wel, mynHeer.
SOSTRATUS.
Kom, kom, fchenk maar eens in.
v» Straton fchenkt in, »z<w drinkt het zelf uit,
evrouw, al watje lief is.
SOSTRATUS.
Wel, fchurk ! hoexal'tlukken?
V
                             Straton.
°u, nou, mynHeer, je hoeftje maar wel uit te druk-
ken.
§
                            Sostratus.
chenk voor ons in !
Straton.
Goed! goed!
VYFTIENDE TOONEEL.
Euphemia, Sostratus, Frozine,
Straton, Licas.
L1 c a S, Euphemia aan tafel vindende, en
gedurig lachende.
H a! ha! bylo, dat's raar!
Eup-
-ocr page 31-
3a HET VROUTJE van EPHESEN.
EuPHEMIA.
Wat is 'er dan ?
Sostratus.
Wel, vent! hoe maakt gy zulk misbaar'
Li CAS.
O! 'klachmefchieraan'tend! wie hoorde ooit fchoofl'
derklugten!
Myn Heer leid valt in 't bed zo pynelyk te zugteh,
Puur als een gek, en heeft jou naam Iteeds op de tong;
Mevrouw, hadjegezienhoepynlyk dathy zong.
Al had je een fteene hart! je wiert met hem bewogen.
Euphemi A.
Wel nu ?
L IC A S.
Wel, nou? hy had haart uit zyn bed gevlogefl»
Zo onverduldig was dicgoejeman om jou j
Maar 'k zcy dat ik ter ftond na u toe vliegen zou,
Hyzugte, enzey,och, och! wie weet offe niet dood is>
Maar'k zie nou, by me keel! dat die vrees buiten nood is>
Ik hadj e op deze plaats zo leveud niet vermoed.
Frozine.
Wel, Licas, fpythetje?
Licas.
Couragie! wel dat 's goed i
Juffrou Frozine, houje twe maal na malkand'ren
Op een nagt middagmaal ?
Frozine.
Ditwonderlyk verand'ren
Heeft deze Heer alleen op ons te weeg gebragt.
Licas.
Ja'k vat die kneep, by hem was dan die jeugd, enkragt'
Om haar naturelyk van 't leven teonderregten j
En ondertuffchen al haar droefheid te beflegten.
Frozine.
Jou Heer fcheen ook ver na zo overredent niet.
-ocr page 32-
KLUCHTSPEL.                 33
^                                 Lic as.
*Jat fcheelt wel vyftig jaar, bylo! maar't groot verdriet
^•n dien gefturven man, fpreekt dat daar nu niet tegen ?
«
                               Stratqn.
*^een, niet een woord, die heeft tot nog toe (lil gexwe-
gen.
^anishy, by me keel! dood goed, die lieve man.
>                               Straton.
^aar, Monfieur Licas, 'kzie, je legt 'et 'er op an ,
Ufn met jou praatjes ons pleyzier 20 v»at te ftooren.
».                                 Licas.
i^atfchutik, neen, bylo! daar zouje nog van hooren;
v^el, is de dode goed, ik, ikbenooknietquaad,
^at ben ik niet, ik leef, mynaldcrbeftemaat!
^rn jou gezontheid met een glaasje te bedenken,
*Vant zie, ik meen het wel.
F1021NE.
Ja, kom ,'k zalje ook reis fchenken.
^.                            SOSTRATUS.
K-om, Straton, langgenoeg, doe't geen ik u gebood.
Straton van ttfel opftaande,
'*•
Zal vliegen.
SESTIENDE TOONEEL.
EuPHEMlA, SOSTRATUS, FrOZINE,
Licas, Chrisante.
Chrisante.
■»                        x\ch! ik vrees ze is buiten twyfel dood.
iVlaar, Hemel! watiktfe!
Licas
»,
                                   Daar komt myn Heer zelf nader
v «voert door ongedult.
C                        Sqstra.»
-ocr page 33-
34 HET VROUTfE van EPHESEN,
SosTRATUS van tafel offtaandc.
O Hemel! 't is myn Vader!
Chrisante,
Euphemia hier aan een tafel met my 11 zoon !
Frozine en Li CAS.
Zyn zoon!
Chrisante.
Ik ben ontroerd, is 't mogc-lyk ? ö Goön!
Al wat ik zie, komt my puur als eea droom voor de oogeu-
LI C A S, een Hoenderbout grypende.
Neen, baasje, 'tiswel waar, proef eerje word bedrogen-
Chrisante.
Ontrouwe Euphemia! hoe hebt ge u in dit graf
Befloten, van uw man, om daar een fchuilplaatsaf
Te maken, en zyn fchim met minnaars dus te ontceren ?
Sostratus.
Myn Vader!
Euphemia.
Waarde Heer Chrifante, ach, ach ! wy keeren..-
Chrisante.
'k Weet van geen waarde Heer Chrifante, denk dat vry,
Neen, neen, myn Liefde is ganfeh verkeert in razerny;
Die tranen, die gy my door fchyndeugd afkort halen,
Za! ik u duur genoeg, dat zweer ik! doen betalen.
Lic as.
Bedaar, myn Heertje Lief! deontfteltenisis jequaat.
Chrisante.
6, Licas! 'tfcheeltmyniet, tervvyl ik't leven haat,
Na 'r geen ik heb gezien; nu zal ik alle vrouwen,
Na dezen, altoos voor ontaarde monfters bouwen,
Zyzyn meaffchuwelyk, vol ongeuadigheên,
Meineedig, engeveinii, bedricg'lyk, en al't geen.
De waereld ooit ofooit gedoopt heeft met qua namen.
Lic as.
Weldat's, bylo! airaar; zoveel ondeugdenfamen,
En datin ëen vrou ?
F R O*
-ocr page 34-
KLUCHTSPEL.                 3?
F R O ZIN K.
-                          Maar! dat, maakje flegt, myn Heer,
Waarom verwytjc ons hier jou ongeluk 7.0 zeer?
tlsnudedcrdedag, datjeons hebt aangedreven,
Vervolgt, om ons te doen befluiten om te leven, .
*-n haar (landvaftigheid hing nog maar enkel aan
Eeiiiyde draad, die Heer komt by geval gegaan,
Ën breekt dat draatje los, is dat verwond'ring waardig ?
Lic as.
•Dat is zo, by me keel! dat vat die meid al aardig; .
Cy ondergrieft de boom, toen vielze in de eerfte flag.
EuPHEMIA.
Chrifante, ik bid! maak my niet ongeluckig, ach!
Chris ante.
«Jat zult gy zyn, Mevrou, ója, 'k zal't u verwyten ,
Door ganl'ch Ephefen zal 'k uw valsheid uit gaan kryten,
*-n, zo 't my mooglyk is, verbreid ik 't tot uw fmert,
Oat gy een iprookje voor toekomende eeuwen wert.
SoSTRATUS.
Myn lieve Vader! ach! ik kan dat niet geheugen,
Wi lt dat aanbidlyk beeld tog tot geen wanhoop brengen,
indien gy, als voorheen, nog achting voor haar had...
Chrisante.
Zwyg, onbedagtc! zwyg, en ik bezweer u! dat
■pie liefde. daar gy nu zo me zyt ingenomen,
U duur genoeg zal Itaan.
ZEVENTIENDE TOONEEL.
EUPHEMIA, SOSTRATUS, FrOZIKÈ;
LicaS, Chrisante, Straton
met eeritge Soldaaten ter zyde.
Straton.
Och! ik begin te fchromen,
Blyf
maar wat aan een zy, 'k zal zien, hoe of ik 't klaar
C 2
Ea
-ocr page 35-
3ó HET VROUTJE van EPHESEN,
En doen al wat ik kan, cm ons uit dit gevaar
Te redden, want myn heer was zelfden poft bevolen,
't Is zynfchultdatdevent isvandegalggeftolen.
Verbaafl na z.yn Heer lopende.
ó Ramp! ó ongeluk! och, heer! wat gaat ons aau !
Sostratus.
Wat is't?
C H R I S A N T E.
Wat is 'er tog gebeurt ?
Straton.
Och! 't is gedaan!
Zyt gy 't, myn waarde heer Chrilante? och! och! wat fmar-
Wat komt jou over!
                                                 (te!
Chr is ante.
Spreek, wat gaatje zo aan't harte?
Straton.
Onze opgehangen heeft ons daar een trek gefpeelt,
'k Heb uit zyn wezen ons al lang wat quaads verbeeld,
'k Zag nooit Fifionomy zo flim van al myn leven.
Sostratus.
Och! Straton , fpreck regt uit, 'k voel al myn leden
beven.
Straton.
Zie uu hóe duur ons dit uw afzyn komt te Itaan :
De helft der bende fliep, de relt is door gegaan;
En de opgehangc fchelm heeft dat uur waargenomen,
Om, door zyn makkers hulp, zo van de galg te komen.
Sost r atus.
Ach, ach! wat gesat rriy aan I ó onheil al te groot!
Zal ik nu ftervea, foei! ecu fchandelykcdood!
C H lliSANT E.
Myn zoon!
EUPIIEMIA,
Softratus, ach.....
Strato n.
M\Ti heer, kom laat ons loopcu,
Te
-ocr page 36-
KLUCHTSPEL.              37
^e Ephezen hebje tog geen leven meer te hoopen,
Kom, neem uw aficheid maar , want de ovrigheid die
zal
Je geen genade doen van uirftel.
Sostratus.
.
                                             Neen, ik zal
j^'et vlugten, ach! ik vrees men mogt my agterhalcn;
J^ weet een nader weg, om my uit deze qualen
Pe redden, 'k zal my zelf...
Iiy trekt «y» degen, om zig te doorfieken.
CHRISANTE hem die ontweldigende.
Mynzoon, bedaar! bedaar!
EUPHEMIA.
0 Hemel! wat wilt gy beginnen?
Chrisante.
Uw gevaar
Herroept myn tederheid, och, ik ben in benouwen!
k Heb nu geen and're zugt als om u te behouwen.
SOSTRATU S.
ÏVïynwaarde vader, ach! ik bid, denk om myn eer,
t)ie fchande, waar mede ik gedreigt word, treft my zeer.
Chrisante.
Ach ! hoe beweegt ge my,
EuPHEMlA tuJJ'chcn de armen van Frozine vallende.
Frozine ach! ach! myn waarde.
Frozine.
Maarflil! is hier dan ook geen middel toe op aarde?
Straton.
Och! zo ik jou, myn heer, kon van de dood ontdaan,
'if Zou my heel gaaren in zyn plaats ophangen gaan,
Maar'k ziedat dat bedrog voort aan den dag zou komen,
Want deze vent, die ftrak is van de galg genomen,
Was na ik gis, wel twe voet grooter nog als ik,
2oLicaswou ?
Lic as.
Ilcbdank! neen, vriend, ikbentcdik.
C 3                        Fr o-
-ocr page 37-
38 HET VROUTJE van EPHESENT,
Frozine.
't Was beft i indien Mevrou, om niemants eer te krenk CU i
Onz' overleeden man.....
EüPHEM IA.
Helaas! waar durfj e om denken, ■
Frozine ?
Chris ante.
Ik bid! Mevrou, wees niet verfchrikt van haar
Gedachten, zie my voorn knielen, om't gevaar,
Ach! van myneygen zoon, die u ook kon behagen.
EUPHE1.II A.
Chrifante, hemel, ach! hoemoogtgymydatvrag.
Zou ik myn pligt zo ver te buiten gaan ? myn man !
Chrtsante.
Dat 's nu geen reden meer die u weerhouden kan.
S T R AT o N knielende.
O 't is een kleinigheid, Mevrou, laat j e bewegen!
Frozine knielende.
Myn lieve Meefteres!
LlCAS knielende.
Ey heb 'er tog niet tegen !
ElIPHEMIA.
Tot welk een uiterfte, Soüratus, brengt gy my!
Chris ante.
Mevrou, bedenk u tog niet meer, 'kftatoe, dathy
Voor altoos zig aan u verbind, myn zoons belangen
Isdanüweerftepligt, 'kzalhemvanuontfangcn,
En gy behoud hierdoor uw' eygen Bruidegom:
Ik bid!
Frozine.
Ik bid, ik bid, wel lieven tyd! kom, kom!
'k VerftaMevrou, zy heeft haar niet meer te verklaren,
't Palt haar te huilen, ons met die zaak voort te varen,
Laat my begaan, myn heer, 'ktta voor uw leven ftyf,
'k Neem 't voor myn reek'ning, en bel'cherm het lyfoffl
-ocr page 38-
KLUCHTSPEL.                39
Ga j y maar met Mevrou wat weg, niet lang te dralen,
jJari zullen we onzen man voort uit het graf gaan halen,
j~n jou bevryden van zo 'n doodlyk ongeval;
Wy dunkt dat hy daar ook heel cierlyk hangen zal,
^
                              Straton.
~at 's een dankzegging waard, nu is myn fchrik benomen,
'Myn Heer, je bent daar van een qua reis thuis gekomen.
LAASTE TOONEEL.
Frozine, Licas, Straton, Soldaaten.
Straton.
Weg zynze, ha ! daar mag met regt een dronk op
ftaan;
^pm maar te voorfchyn, maats, je zaak is afgedaan,
ViÊtory! dans, enfpring, toon, hoe Soldaten leven,
Wie weet wat of de dag van morgen weer zal geven ?
^rozientjedat'somjou!
Daar werd door Soldaten gedanfl.
Licas.
p                                 Dat's, bylo! welgeklaart,
*-H't blyft de Weewen ook een voorbeeld hier op Aard.
E Y N D E.