IX. 8e regel van onder bijvoegen na „raadquot;: en.
¦ Of
blz. 5, 11e regel van onder i.p.v. 1932: 1933. nbsp;nbsp;nbsp;,
blz. 16 achter „Wijk Kquot; (tabel) i.p.v. 24,8 “/o: 34,8 “/o.
blz. 21, 5e regel van boven i.p.v. 2 “/o: 25 Vo.
blz. 33, 3e regel van boven i.p.v. 6,97 “/o: 18,73 “/o.
9e regel van boven i.p.v. 64,79 “/o: 76,55 Vo.
11e regel van boven i.p.v. 35,21 “/o: 23,45 “/o. blz. 35, laatste cijfer i.p.v. 9359: 8941.nbsp;blz. 36, 13e regel van onder i.p.v. Uit: Van.
12e regel van onder i.p.v. huwelijken: kinderen. blz. 37, 4e regel van boven i.p.v. 1592: 1593.
12e regel van onder i.p.v. 153: 128. blz. 39, 17e regel van onder i.p.v. 118,24 “/o: 18,24 quot;lo.
3e regel van onder i.p.v. 49: 48. blz. 40, 17e regel van onder i.p.v. 1935: 1936.nbsp;blz. 43, 3e regel van boven i.p.v. 41,55 Vo: 41,45 “/o.
17e regel van boven i.p.v. 182: 185.
21e regel van boven i.p.v. 8: 9; i.p.v. 1584: 1593. blz. 44, 2e regel van boven i.p.v. N.H.: Prol.
Tabel VI in 't eerste vakje „Geen Vader, Geen Moederquot; bijvoegen als bij Tabel VII.
Bijschrift Kaart A, i.p.v. Wijk: Kring.
K 2391
DE NEDERDUITSCH HERVORMDE GEMEENTE TE UTRECHT IN VERBAND MET HET TOENEMENDnbsp;AANTAL ONKERKELIJKEN EN IN HAAR RELATIEnbsp;TOT HAAR EVANGELISATIE-ORGAAN:
DE NEDERLANDSCH HERVORMDE STADSZENDING
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE LETTEREN EN WIJSBEGEERTE AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT VAN UTRECHT, OP GEZAG VAN DENnbsp;RECTOR-MAGNIFICUS L. VAN VUUREN, HOOG-LEERAAR IN DE FACULTEIT DER LETTEREN ENnbsp;WIJSBEGEERTE, TE VERDEDIGEN TEGEN DEnbsp;BEDENKINGEN DER FACULTEIT VAN LETTEREN ENnbsp;WIJSBEGEERTE OP DINSDAG 27 JULI 1943 DES NAMIDDAGS TE 2 UUR DOOR
GEBOREN TE UTRECHT
DRUKKERIJ H. J. SMITS — UTRECHT
-ocr page 8-RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
A.an den Stichter der Ned. Herv. Stadszendingnbsp;te Utrecht
Promotor
Hoogleeraar in de Sociale Aaidiijkshunde aan de Rijks-Universiteit te Utrecht.
-ocr page 12- -ocr page 13-Bladz.
Inleiding ..................XIV
I. De Nederduitsch Hervormde Gemeente te Utrecht i
§ 1. Een en ander over statistische gegevens........ 1
§ 2. De verhouding van het aantal Nederduitsch Hervormden tot de geheele bevolking van Utrecht vergeleken met de verhouding van de andere godsdienstige groe-peeringen tot de geheele bevolking van die stad ....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5
§ 3. De verhouding van het aantal mannelijke tot dat der vrouwelijke lidmaten der Ned. Herv. Gemeente en de
indeeling naar leeftijdsklassen............ 9
§ 4. De verdeeling der Ned. Herv. lidmaten te Utrecht over
verschillende stadsgedeelten ............ 13
§ 5. nbsp;nbsp;nbsp;Groepeeringen binnen de Kerk............ 19
II. nbsp;nbsp;nbsp;Kerkelijk meeleven................ 23
§ 1. nbsp;nbsp;nbsp;Kerk-, Bijbellezing- en Catechisatiebezoek ...... 23
III. nbsp;nbsp;nbsp;Kerkelijk Wijkwerk .............. 60
§ 1. nbsp;nbsp;nbsp;De ontwikkeling van het wijkwerk.......... 60
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Huisbezoek................. 75
V. Zij, die zich aan de kerkelijke gemeenschap onttrokken .................... 83
VI. De Nederduitsch Hervormde Gemeente te Utrecht
in haar relatie tot de Stadszending........ 95
§ 1. Van „Vereeniging Utrechtsche Stadszendingquot; tot „Ver-
eeniging Nederlandsch Hervormde Stadszending' nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;95
§ 2. Aanrakingen tusschen Ned. Herv. Kerk en Stadszending, die leidden tot versteviging van den onderlingen band.
Volgens de notulen van den Kerkeraad en van het Ministerie van predikanten van de Ned. Herv. Gemeente te Utrecht aangevuld met gegevens uit ingekomen stukken en Stadszendingsnotulen........ 104
§ 3, Punten waarin verschil van inzicht heerschte tusschen
de Ned. Herv. Kerk en de Stadszending........
Volgens de notulen van den Kerkeraad en van het Ministerie van predikanten van de Ned. Herv. Gemeente te Utrecht aangevuld met gegevens uit ingekomen stukken en Stadszendingsnotulen........ 116
-ocr page 14-VIII
Bladz.
§ 5. Wat de geciteerde notulen en aanrakingen doen zien .. nbsp;nbsp;nbsp;133
VIL nbsp;nbsp;nbsp;Historie en groei der Utrechtsche Stadszending . . H4
VIII. nbsp;nbsp;nbsp;Contacten van de Nederlandschnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hervormde
Stadszending.................. 158
Slotbeschouwingen .............. 170
Literatuurlijst.................. 177
TABELLEN
I. Bevolking naar de Kerkelijke gezindte per 1 Januari
II. Staat der bevolking van de stad Utrecht en getal ledennbsp;van iedere godsdienstige gezindheid op den Istennbsp;Januari 1835.
III. nbsp;nbsp;nbsp;Overzicht aantal lidmaten Ned. Hervormde Kerk gemeente Utrecht, c.a., geboren 1854—1942, naar dennbsp;stand op 25 November 1942.
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Overzicht betreffende 1) aantal lidmaten Nederduitschnbsp;Hervormde Gemeente, dat ,,kerkelijkquot; onder Utrechtnbsp;behoort; 2) aantal woningen naar de verschillendenbsp;,,welstandsquot;kringen in de burgerlijke gemeente Utrechtnbsp;en naar die verschillende deelen van de burgerlijkenbsp;gemeenten Jutphaas, Maartensdijk en Zuilen, die kerkelijk onder Utrecht zijn ingedeeld.
V, nbsp;nbsp;nbsp;Leeftijdspyramide van de lidmaten der Ned. Herv. Gemeente te Utrecht.
VI. nbsp;nbsp;nbsp;Gedoopten in de Ned. Herv. Kerk te Utrecht vannbsp;1936 t/m 1942.
VII. Gedoopten in de Ned. Herv. Kerk te Utrecht vannbsp;1936 t/m 1942.
Met de vermelding of Ouders, Vader, Moeder of Anderen op de doopvragen hebben geantwoord.
VIII. Kerkelijke gezindte van het kind in verband met dienbsp;van de ouders (levend aangegeven). Alleen werkelijkenbsp;bevolking, ongerekend de elders geborenen.
IX. Ned. Herv. ingezegende huwelijken.
X. Huwelijken naar den godsdienst der echtgenootennbsp;(in procenten van het totaal aantal).
XI. Huwelijken naar den godsdienst der echtgenooten.
KAARTEN
A. nbsp;nbsp;nbsp;Verdeeling der stad Utrecht in wijken, slechts ten deelenbsp;karakteriseerbaar.
B. nbsp;nbsp;nbsp;Verdeeling der stad Utrecht in ,,Welstandskringlen''.
C. nbsp;nbsp;nbsp;Kerkelijke wijkindeeling.
-ocr page 15-Bij het beëindigen van dit proefschrift, wil ik allereerst U, Hooggeleerde van Vuuren, Hooggeachte Promotor, hartelijknbsp;danken voor Uw leiding bij mijn studie. De groote belangstelling, die U voor Uw leerlingen en oud-leerlingen aan den dagnbsp;legt (en het is mij een voorrecht mij daaronder te mogen rekenen), zoowel wat betreft hun wetenschappelijke vorming alsnbsp;hun persoonlijk leven, zal ik steeds dankbaar gedenken.
Niet licht zal ik vergeten wat U ook bij de totstandkoming van dit proefschrift voor mij zijt geweest.
Hooggeleerde Oestreich, U dank ik voor de wijze waarop U mij inzicht hebt geschonken in de geomorphologie, zoowel doornbsp;Uw colleges als door excursies. Uw groote liefde voor dienbsp;wetenschap deelde U aan Uw leerlinge mede.
Hooggeleerde Kernkamp, voor Uw boeiend onderricht in de geschiedenis, mijn hartelijken dank.
Hooggeleerde van Everdingen, Schermerhorn en R'utten, U zeg ik hartelijk dank voor Uw aandeel in mijn wetenschappelijke vorming.
Zeergeleerde Mejuffrouw Hol, ook U dank ik voor Uw warme rbelangstelling in mijn wetenschappelijke vorming en voornbsp;Uw aandeel daarin, niet minder voor Uw medeleven met mijnnbsp;persoon en de groote bereidheid waarmede U mij altijd met raadnbsp;daad ter zijde stond.
Zeergeleerde Heere, voor Uw colleges in de Sociologie, de Methodiek en de Didactiek van de aardrijkskunde, mijn hartelijken dank. Door eerstgenoemde legde U de grondslagen voornbsp;dit proefschrift.
Aan mijn gevoelens van dankbaarheid zou onvoldoende uiting gegeven worden, indien ik niet mijn groote erkentelijk-
-ocr page 16-X
heid uitsprak voor wat de verscheiden hoogleeraren Kohl-brugge en Bolkestein bij mijn academische studie voor mij hebben beteekend.
Zeker zou ik tekort schieten, indien ik niet ook hier hartelijk dank bracht aan mijn Ouders, die mij met zooveel liefde tot hetnbsp;volgen van een academische opleiding in staat hebben gesteld.
Dank aan allen, die mij hebben terzijde gestaan bij het verzamelen van de voor dit proefschrift benoodigde gegevens en het corrigeeren van de drukproeven; in het bijzonder aan allennbsp;uit den kring der Stadszending die hiertoe te allen tijde voor mijnbsp;klaar stonden.
Het is mij niet mogelijk, allen die mij medewerking verleenden, met name te noemen.
Een uitzondering wil ik slechts maken voor den Heer Th. J. J. S. Schotten, die met zooveel accuratesse en toewijding verschillende tabellen heeft samengesteld, en voor den Chef van het Bureau voor Statistiek te Utrecht, den Heer Augustinus en zijnnbsp;medewerker den Heer Baars, die altijd weer klaar stonden mijnbsp;de gewenschte gegevens te verstrekken.
Dank aan den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente voor het vertrouwen in mij gesteld, waardoor ik inzage verkreeg in kerkelijke registers, ingekomen stukken en notulen. In dit verband wil ik ook noemen den adjunct-scriba van den Kerkeraadnbsp;den Heer C. G. Paap, die mij zooveel waardevolle inlichtingennbsp;heeft gegeven, evenals de Heeren van het Bureau voor Kerkelijke Administratie en niet minder de Heeren Predikanten, dienbsp;mij met het verstrekken van verschillende gegevens van dienstnbsp;wilden zijn.
Dank tenslotte aan het Comité der Ned. Herv. Stadszending voor de inzage van de notulen der vereeniging en de nog verder verstrekte gegevens, benevens voor het mij verleende studieverlof, waardoor de voltooiing van dit proefschrift mogelijknbsp;werd.
-ocr page 17-INLEIDING.
Het onderwerp „De Nederduitsch Hervormde Gemeente te Utrecht in verband met het toenemend aantal onkerkelijken ennbsp;in haar relatie tot haar Evangelisatie-orgaan de Nederlandschnbsp;Hervormde Stadszendingquot;, willen we beschouwen vanuit dennbsp;sociologischen gezichtshoek. De sociologie bestudeert de relaties, die er zijn tusschen menschelijke groepeeringen, tusschennbsp;groepen en individuen en tusschen individuen onderling.
Wanneer we in Hoofdstuk I § 2 handelen over de verhouding van het aantal Ned. Hervormden tot de geheele bevolking vannbsp;Utrecht, dit vergelijkende met de verhouding van andere godsdienstige groepeeringen tot de geheele bevolking van die stad,nbsp;dan is dat weer noodig om daaruit te kunnen afleiden het aandeel, dat de Ned. Hervormden hebben aan het steeds groeiendnbsp;aantal onkerkelijken.
Wij vragen ons vervolgens in Hoofdstuk I af: Hoe is de Nederduitsch Hervormde Gemeente van Utrecht samengesteld?
Opgemerkt dient, dat gesproken wordt van Nederduitsch Hervormde Gemeente, niet van Nederlandsche Hervormde Kerk. De Nederlandsche Hervormde Kerk bestaat uit al de Hervormde gemeenten in het Koninkrijk der Nederlanden (Artikelnbsp;1 van het Algemeen Reglement der Kerk); Waalsche, Presby-teriaansch-Engelsche en Schotsche, zoowel als Nederduitsche.nbsp;Men spreekt dus van de Nederlandsche Hervormde Kerk, maarnbsp;van de Nederduitsch Hervormde Gemeente ter plaatse.
Wordt in dit proefschrift toch een enkele maal het woord Kerk gebruikt en wordt in Hoofdstuk II over ,,Kerkelijk meelevenquot;, in Hoofdstuk III over ,,Kerkelijk Wijkwerkquot;, in Hoofdstuk IV over ,.Huisbezoekquot; en in Hoofdstuk V over ,.Degenennbsp;die zich aan de kerkelijke gemeenschap onttrokkenquot; gesproken,nbsp;dan wordt daarbij gedacht aan dat deel van de Ned. Herv. Kerk,nbsp;dat de Nederduitsch Hervormde Gemeente omvat.
Onder ,,Onkerkelijkenquot; verstaan we met Dr. J. P. Kruyt, ons
-ocr page 18-XII
aansluitend bij de gegevens van de Volkstelling: alle personen, die niet tot een of andere Kerk behooren. Het woord ,,Kerk''nbsp;hierbij in den meest uitgebreiden zin genomen, inbegrepen allerlei godsdienstige gemeenschappen.
Onder de „Kerkelijkenquot; willen we dan de onderscheiding maken: kerkschen en onkerkschen. De eerste categorie is niet alleen door lidmaatschap of dooplidmaatschap aan de Kerk verbonden, maar bezoekt ook, althans vrij regelmatig, de kerkdiensten. ' De tweede categorie is ook wel door lidmaatschap of dooplidmaatschap aan de Kerk,verbonden, maar neemt geen, ofnbsp;slechts bij hooge uitzondering, deel aan de kerkdiensten.
Wij houden ons aan deze uiterlijke onderscheidingen.
In Hoofdstuk II bestudeeren we dan in hoeverre de kerkelijken ook kerksch zijn. Van onkerksch naar onkerkelijk blijkt de stap in vele gevallen maar klein te zijn.
Kerkelijk Wijkwerk en Huisbezoek bedoelen veelal naast verdieping van hef geestelijk leven, kerkschheid te bevorderen en dienen dan ook besproken te worden, tevens met het oog op denbsp;relatie Ned. Herv. Gemeente — Ned. Herv. Stadszending.
De sociale wetenschappen zien gemeenschapsvorming als in-haerent aan het wezen van den mensch als oerverschijnsel, met direct daaraan verbonden, een gemeenschap-ondermijnendenbsp;kracht, in den drang naar bezit, het verlangen naar eer, voorrangnbsp;enz., samen te vatten als den drang naar macht, eveneens eennbsp;oerphenomeen ^).
Ook bij de totstandkoming van een Kerkelijke Gemeente vormt zeker de gemeenschapsdrang een factor. De sociale wetenschappen blijven echter staan bij het constateeren van oer-phenomenen. Verder kunnen ze niet gaan. Deden ze dat, dannbsp;zouden ze het terrein van het geloof betreden.
Wij kunnen dan ook in deze studie niet anders doen dan uitgaan van concrete gegevens: De Nederduitsch-Hervormde Gemeente van Utrecht, haar Evangelisatie-orgaan de Neder-landsch Hervormde Stadszending en het toenemend aantal on-kerkelijken.
Wij bezien de gemeente zonder meer als menschelijke groe-peering, wetende, dat dit slechts één van de gezichtshoeken is, van waaruit men haar kan beschouwen.
Prof. Dr. H. J. Pos. Lezing over „De tweevoudige grondslag van de sociale wetenschappenquot;, gehouden 30 October 1939 te Utrecht.
-ocr page 19-HOOFDSTUK I.
DE NEDERDUITSCH HERVORMDE GEMEENTE TE UTRECHT
§ 1. Een en ander over statistische gegevens.
De kerkelijke statistiek is nog lang niet zoo, dat men door hare gegevens een duidelijk inzicht in het kerkelijk leven kannbsp;verkrijgen. Wanneer deze statistiek een volledig beeld wildenbsp;geven van de Ned. Herv. Gemeente, zou ze niet alleen moetennbsp;vermelden hoeveel lidmaten die gemeente telde, maar ook zounbsp;moeten blijken, hoeveel doopleden en vooral ook hoeveelnbsp;doopleden boven 20 a 25 jaar aanwezig waren. Dikwijls is hetnbsp;verband dezer laatsten met de Herv. Kerk zeer los, het bestaatnbsp;vaak slechts formeel. Nu deze statistiek er niet is en van ditnbsp;belangrijke (gegeven in casu dus geen gebruik gemaakt kannbsp;worden, zal ter benadering van het aantal doopleden, het aantal lidmaten moeten worden afgetrokken van het totaal aantalnbsp;Hervormden.
Het totaal aantal Hervormden omvat degenen, die aan het Bevolkingsbureau opgeven, dat zij Hervormd zijn. Dit blijktnbsp;wel niet altijd geheel juist te zijn, maar met dit gegeven moetnbsp;toch gewerkt worden. Het komt b.v. voor, dat iemand die zichnbsp;uit het kerkelijk register heeft laten afvoeren, op het stadhuisnbsp;nog opgeeft, dat hij (zij) tot de Ned. Herv. Kerk behoort. Hetnbsp;Bevolkingsbureau igaat de opgaven niet controleeren en kannbsp;dus met deze onjuistheid geen rekening houden.
Op het Kerkelijk Administratie-bureau wordt de lidmaten-? statistiek alleen bij gehouden voor wat adreswijzigingen, sterfgevallen, geboorten en huwelijken betreft. Sinds twaalf a vijftien jaar werden daartoe tot Mei 1943 alle gegevens over Hervormde gezinnen, die op het Bevolkingsbureau van Utrecht binnen kwamen, doorgezonden naar het kerkelijk bureau; eveneensnbsp;van de randgemeenten Maartensdijk, Jutphaas en Zuilen,nbsp;daar van die gemeenten een deel kerkelijk onder Utrecht
-ocr page 20-valt. Tevoren, 'werd reeds enkele tientallen jaren het kaart-register van*de Herv. Kerk jaarlijks vergeleken met de gege.-vens van het Bevolkingsbureau.
De gegevens, die op het kerkelijk bureau over doopleden binnen kwamen, werden doorgezonden naar de kerkelijke wijken. Nemen we echter de som van de in de verschillende wijkennbsp;ingeschreven doopleden en lidmaten, dan blijkt dit getal nietnbsp;in overeenstemming te zijn met het aantal Ned. Hervormden,nbsp;zooals dit bij de burgerlijke gemeente bekend is. Bij de burgerlijke gemeente staan n.1. 15106 inwoners minder als Hervormdnbsp;ingeboekt, dan bij de Kerkelijke gemeente.
Deze cijfers zijn derhalve te onnauwkeurig om daarop beschouwingen Ite bouwen. Aan de zuivering van de wijkregis-ters wordt hard gewerkt. In 1938 b.v. was het verschil nog 35402.
De lidmatenstatistiek dateert, althans wat de stemgerechtigde mannelijke lidmaten betreft, van 1862. jin 1912 werd meldingnbsp;gemaakt van een kaartregister, dat in bewerking was, van denbsp;vrouwelijke lidmaten van 1862 af. Het was in 1912 reeds voornbsp;een groot deel gereed.
In het lidmatenregister treffen wij onnauwkeurigheden aan, die van jaren her dateeren. Slechts de tijd zal hierin verbeteringnbsp;brengen.
233 jkaarten komen er in het lidmatenregister voor van personen van negentig jaar en ouder. Deze 233 vormen ruim 0,99% van het totaal aantal kaarten; zelfs ruim honderd-jari-gen vindt men in het kaartregister. Het is vrijwel zeker, datnbsp;deze menschen reeds overleden zijn, zonder dat het kerkelijknbsp;bureau daarvan op de hoogte werd gebracht. Eveneens hebbennbsp;verscheidene verhuizingen jaren geleden plaats gehad, zondernbsp;dat 't Kerkelijk bureau daarvan verwittigd werd. Maar sinds denbsp;laatste twaalf a vijftien jaar werden alle gegevens, die door hetnbsp;Bevolkingsbureau naar het kerkelijk bureau werden doorgezonden, in het kaartsysteem verwerkt.
Van de doopleden is dus op het kerkelijk bureau voor administratie geen kaartregister aangelegd. Wel worden de doopbriefjes bewaard, maar eventueele adreswijzigingen worden daar niet op aangebracht. Iedere wijkpredikant krijgt bericht,nbsp;wanneer in zijn wijk een kind gedoopt is, eveneens vannbsp;eventueele mutaties, zooals reeds werd opgemerkt.
-ocr page 21-De Kerkelijke Ontvanger tracht zooveel mogelijk de namen en adressen der doopleden te verzamelen. Allen, die een bepaaldnbsp;inkomen hebben en als Hervormd bekend zijn, krijgen een aanslag in den Hoofdelijken Omslag. Wanneer daarop niet gereageerd wordt, zendt de kerkelijke ontvanger zijn bezoekers er opnbsp;uit om te informeeren, wat de oorzaak van deze nalatigheid is.nbsp;Soms blijkt dan, dat de aangeslagenen niet eens Hervormd zijn,nbsp;een anderen keer, dat de band met de Hervormde Kerk zoo losnbsp;is, dat van een verzoek ,om betaling niets te verwachten is. Ditnbsp;laatste wordt aangeteekend, zoodat deze menschen geen hoofdelijk omslagbiljet meer krijgen.
Doopleden, die echter eenige kerkelijke belangstelling too-nen, hetzij door het laten doopen van hun kinderen, of in het kerkelijk laten bevestigen van hun huwelijk, worden weer aangeslagen in den hoofdelijken omslag.
Niet alle doopleden zijn echter bekend. Zij, die van elders komen en zich op het Bevolkingsbureau niet opgeven als Hervormd, gaan voor de Kerk verloren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Reglementair behooren tot de Ned. Herv. Kerk: lidmaten, doopleden en ongedoopte kinderen, waarvan beide ouders dooplid der Ned. Herv. Kerk zijn. In dit 'opzicht is zij dus zeer ruim.nbsp;Noemen deze menschen zichzelf ook Hervormd, dan blijven zenbsp;gekend, maar geven ze op tot geen kerkgenootschap te behooren, dan behooren ze reglementair wel tot een Kerkgenootschap, maar weten het zelf niet; gegevens over hen wordennbsp;niet door het bevolkingsbureau doorgegeven.
Belangrijk zou het zeer zeker zijn, te weten, tot welke beroepsklassen de Ned. Hervormden behooren. Een poging is aangewend om deze gegevens te verzamelen. Het kerkelijknbsp;register vermeldt de beroepen van de kerkleden echter niet.nbsp;Was het adresboek van Utrecht c.a. nu maar volledig en nauwkeurig, dan waren met veel moeite de gewenschte gegevensnbsp;tóch te verkrijgen. Maar dit is niet het geval.
Getracht werd op het Bevolkingsbureau de ontbrekende gegevens te verkrijgen. Aangezien echter ook hier niet alle gewenschte gegevens voorhanden waren en onderzoek naar wat dan wel voorhanden was, vele bezwaren met zich mede zounbsp;brengen, kon ook dit belangrijke gegeven niet gebruikt worden.nbsp;Indien er een beroepsstatistiek zou zijn van de burgerlijke gemeente en men kon er een tot stand brengen van de kerkelijke
-ocr page 22-gemeente, dan zouden er hoogst interessante vergelijkingen gemaakt kunnen worden. Vooralsnog is dit echter onmogelijk.
Wel kan een indeeling naar wijken gemaakt worden. Men kan in een geografisch begrensde, maatschappelijk eenigszinsnbsp;homogene wijk, nagaan hoeveel lidmaten der Ned. Herv. Kerknbsp;er wonen. De wijken kunnen zóó gekozen worden, dat men ze innbsp;algemeene lijnen kan kenschetsen als: arbeiderswijk, wijk vannbsp;kleine ambtenaren, van intellectueelen enz. Wanneer wij dannbsp;bovendien nog het totaal aantal huizen in een dergelijke wijknbsp;kunnen vaststellen, komen we tot vergelijkbare grootheden. Innbsp;paragraaf 4 van dit hoofdstuk zal hierover gehandeld worden.
Van September tot November 1942 werd het kaartregister van de lidmaten der Ned. Herv. Gemeente doorgenomen. Ernbsp;bleken, 23757 kaarten te zijn van lidmaten. Voor de verdere beschouwingen laten we echter de 233 kaarten van personen vannbsp;90 jaar en ouder buiten bespreking, daar we hierdoor zeer waarschijnlijk dei waarheid meer benaderen. Dan blijven er toch nognbsp;40 lidmaten over van 89 jaar, wat zeer waarschijnlijk aan dennbsp;hoogen kant is; schattenderwijs is dit alles echter niet op tenbsp;lossen en daarom gaan we tot den 89-jarigen leeftijd uit van hetnbsp;register, zooals dat op het administratiebureau van de Ned.nbsp;Herv. Kerk aanwezig is.
Wij willen nu achtereenvolgens nagaan:
§ 2. De verhouding van het aantal Ned. Hervormden tot de geheele bevolking van Utrecht, vergeleken met de verhoudingnbsp;van de andere godsdienstige groepeeringen tot de geheele bevolking van die stad.
§ 3. De verhouding van het aantal mannelijke- tot dat der vrouwelijke lidmaten der Ned. Herv. Gemeente en de indeeling naar leeftijdsklassen.
§ 4. De verdeeling der Ned. Herv. lidmaten over verschillende stadsgedeelten.
§ 5. Groepeeringen binnen de kerk.
-ocr page 23-§ 2. De verhouding van het aantal Nederduitsch Hervormden tot de geheele bevolking van Utrecht, vergeleken met denbsp;verhouding van de andere godsdienstige groepeeringennbsp;tot de geheele bevolking van die stad.
In deze paragraaf verstaan we onder Ned. Hervormden degenen, die zich op het bevolkingsbureau onder deze categorie scharen.
Van 1900 af deze verhouding nagaande, krijgen we het volgende beeld: (Zie tabel I).
De burgerlijke bevolking is in deze jaren gestegen van 102086 tot 170545, de Ned. Herv. Gemeente van 52349 tot 54304. Denbsp;groei van de Ned. Herv. Gemeente houdt dus bij lange na geennbsp;gelijken tred met den groei van de Utrechtsche bevolking. Zounbsp;dit het geval geweest zijn, dan moest de Ned. Herv. Gemeente innbsp;1942 ± 87425 leden geteld hebben. Schrijnend duidelijk wordtnbsp;dit tekort, wanneer we het cijfer nagaan, dat aangeeft welk procent de Ned. Herv. Gemeente vormt van de geheele bevolking.nbsp;Dat loopt van 1900 tot nu terug van 51,3 */o tot 31,9 %.
De groote sprong tusschen 1932 en 1934 is te verklaren uit het feit, dat inmiddels de gegevens van de volkstelling 1930 bekendnbsp;werden. Tot en met 1932 gold voor het Bevolkingsbureau alsnbsp;basis de volkstelling van 1920. Binnenkomende gegevens werden op dien grondslag verwerkt. Bij de volkstelling van 1930nbsp;bleek, dat een groot aantal personen, die zich in 1920 nog totnbsp;de Ned. Herv. Kerk rekenden, dat in 1930 niet meer deden. Terwijl in 1924 het aantal Hervormden nog 63593 bedroeg, was datnbsp;in 1934: 53889, een verschil van 9704. Bij de volkstelling vannbsp;1920 deden zich dergelijke verrassingen niet voor. In 1940 werdnbsp;geen volkstelling gehouden.
In de periode 1924 tot en met 1932 hebben zich ± 4500 Hervormden uit de lidmatenboeken der Ned. Herv. Kerk laten afvoeren of te kennen gegeven, dat zij niet langer wenschten te worden beschouwd als tot de Ned. Herv. Kerk te behooren.
Slechts voor een klein gedeelte zijn deze personen overgegaan naar een ander Kerkgenootschap; voor verreweg het grootstenbsp;deel versterkten zij het leger van de ,,tot geen Kerkgenootschapnbsp;behoorendenquot;. Zij vormen ten deele een factor in het grootenbsp;verschil tusschen 1924 en 1934. De kerkelijke gegevens betreffen n.1. ook die deelen van de randgemeenten, die kerkelijknbsp;onder Utrecht vallen, te weten: ,,Nieuw Zuilenquot;, ,,Tuindorp-
-ocr page 24-Maartensdijkquot;, ,,Hoogravenquot;, dat in de gemeente Jutphaas ligt.
Stel dat we*de 4500 afgevoerden zonder meer mochten beschouwen als te hebben meegewerkt aan het tot stand komen van het getal 9704 (we elimineeren dan degenen, die door vertrek en vestiging dit getal onzuiver maken), dan blijven er nognbsp;± 5200 die we niet thuis kunnen brengen, afgezien van degenen,nbsp;die door geboorte-overschot het getal van 1934 grooter haddennbsp;moeten maken dan dat van 1924, terwijl dit integendeel kleinernbsp;werd.
Het is T 'et waarschijnlijk, dat er onder dat getal van 5200 vele lidmaten schuilen; immers de hoofdelijke omslag met gerechtelijke vervolging bestond reeds. Zij die niet wenschten te betalen, lieten zich uit de ledenboeken der Ned. Herv. Kerk afvoeren. Het zullen dus voornamelijk doopleden zijn geweest, ofnbsp;misschien ongedoopten uit een gezin, dat toch wel eenig verband met de Herv. Kerk had. Het is niet zeker, of de Herv. Kerknbsp;ze al dan niet tot haar leden rekende. Haar doopleden zijn haarnbsp;immers maar ten deele bekend en het kerkelijk bureau ontvangtnbsp;eerst sinds ± 12 a 15 jaar gegevens van het Bevolkingsbureaunbsp;over hen, die zich Hervormd noemen. Het is dus slechts aan hetnbsp;Bevolkingsbureau volledig bekend, wie de in 1934 tot geennbsp;Kerkgenootschap behoorenden zijn.
We bespraken de periode 1924—1934 niet alleen omdat deze relatief zoo'n sterke afname van het aantal Hervormden toont,nbsp;maar ook in feite. Na 1934 zien we aanvankelijk nog eennbsp;voortzetting van dit verschijnsel. Laten we nu het geboorteoverschot buiten beschouwing, dan worden de verschillen meernbsp;dan gedekt door hen, die zich lieten schrappen; echter de factornbsp;van het geboorte-overschot is te belangrijk, dan dat we dienbsp;buiten beschouwing kunnen laten. Nu het kerkelijk registernbsp;echter steeds bijgehouden wordt, zal het steeds minder voorkomen, dat aan de Kerk leden ontvallen, die zij niet kent, te-inbsp;meer daar, voor zoover bekend, ook aan doopleden hoofdelijkenbsp;omslagbiljetten gezonden worden. Immers, zij komen, wanneernbsp;zij onwillig zijn te betalen, er nu ook eerder toe aan den Kerke-lijken Ontvanger te doen weten, dat ze tot geen Kerkgenootschap wenschen te behooren. Het is echter mogelijk, dat eennbsp;nieuwe volkstelling toch weer verrassingen brengt.
Het treft ons, dat bij een relatieve daling van 1900 af toch nog een feitelijke toename van het aantal Ned. Hervormden plaats
-ocr page 25-heeft tot 1926; dan volgt een daling tot 1930, waarop weer een geringe toename tot 1932 ontstaat, terwijl van dat oogenblik afnbsp;niet alleen een relatieve, maar ook een feitelijke daling plaatsnbsp;heeft tot 1940, wat dus wel een buitengewoon sterke daling tennbsp;opzichte van de andere godsdienstige groepen beteekent. Hetnbsp;geboorte-overschot compenseert niet eens, wat zich aan denbsp;Kerk onttrekt (vestiging en vertrek daargelaten). Mocht “hetnbsp;nog in 1900 vrijwel bij uitzondering voorkomen, dat men totnbsp;geen Kerkgenootschap behoorde en werd dat als zeer ongepastnbsp;beschouwd, voor het grootste deel van de bevolking is dat innbsp;onze dagen een ,,gewoon” verschijnsel geworden, waarvoornbsp;men zich volstrekt niet meer geneert. Immers, ruim vannbsp;Utrechts' bevolking verkeert in dat geval en nu staat Utrecht opnbsp;kerkelijk gebied nog wel goed aangeschreven!
De periode; 1940—1942 doet wel een relatieve daling zien, maar toch voor het eerst na tien jaren weer een numeriekenbsp;stijging. Dit verschijnsel wijst misschien in de richting van meernbsp;waardeering van de Kerk.
In de periode 1900—1942 neemt de categorie; „tot geen Kerkgenootschap behoorenden” toe van 1011 tot 30523 of van 1 % van de bevolking tot 17,9 %. Deze aanwinst dankt de genoemdenbsp;categorie voor het allergrootste deel aan de Ned. Hervormden.nbsp;Wat andere categorieën achteruit gingen, vormt samen slechtsnbsp;2,8 % van de bevolking.
Na de ,,tot geen kerkgenootschap behoorenden” boekt dan de categorie; niet in tabel I genoemde of onbekende kerkelijkenbsp;gezindten, de grootste winst. Ze komt n.1. van 0,2 op 2,5 % vannbsp;de bevolking. Ongetwijfeld heeft ook daaraan de Herv. Kerknbsp;een groot contingent geleverd.
Vervolgens is het de Roomsch-Katholieke Kerk, die de meeste winst boekt. Ze is immers van 35,3 */o der bevolking op 37,1 %nbsp;gekomen, d.w.z. een relatieve vooruitgang van 1,8 ®/o. Waarschijnlijk zijn het maar voor een zeer klein deel de overgangennbsp;uit andere Kerken, die dit hebben bewerkt (van Hervormde zijdenbsp;althans is dit aantal al zéér gering, zóó gering, dat het practischnbsp;verwaarsloosd kan worden). Deze toename kunnen we bijnanbsp;uitsluitend toeschrijven aan het geboorte-overschot.
De Ned. Herv. Kerk en de R'oomsch-Katholieke Kerk vormen samen de twee groote volkskerken. Ze omvatten samen 69 %nbsp;van de Utrechtsche bevolking. Alle andere Kerkgenootschap-
-ocr page 26-pen tellen samen 13,1 ®/o, waarvan de Gereformeerde Kérken dan weer 5,8 */o voor haar rekening nemen.
Was in 1900 de Ned. Herv. Kerk kwantitatief de meerdere van de R'.K. Kerk (zij omvatte immers 51,3 % van de Utrecht-sche bevolking tegen de R.K. Kerk 35,3 %, dat wil dus zeggennbsp;dat ze numeriek bijna iVz maal zoo sterk was), nu overtreft denbsp;R.K. Kerk haar in ledental (37,1 % van de Utrechtsche bevolking tegen de Ned. Herv. Kerk 31,9 %).
In de vierde plaats zijn het de Gereformeerde Kerken, die ver-, houdingsgewijze 't meest zijn vooruit gegaan. De Gereformeerde Kerk is een belijdende Kerk, bestaat uitsluitend uit belijdende leden. Uit den aard der zaak komt afval daar dan ook veelnbsp;minder voor dan in de Hervormde Kerk. Bovendien is de bandnbsp;in de Gereformeerde Kerk hechter dan in de Hervormde Kerk.nbsp;Misschien is de toename van 1900 tot 1942 voor een deel te verklaren uit overgangen uit andere Kerken, maar zeer zeker ooknbsp;uit het aantal geboorten.
Verder zijn het dan nog de Nederlandsche Israëlieten, die eenige winst boeken, maar die kunnen we verder buiten beschouwing laten. Zij danken dit uit den aard der zaak aan geboorte- of vestigings-overschot of aan beide.
Vergelijken we den toestand van 1900 met dien van 1835 — (waarvan het bevolkingsbureau toevalligerwijze een statistiekjenbsp;in handen kreeg — (zie tabel II), dan treft 't ons dat deze vrijwelnbsp;stationair is gebleven. Immers onder Gereformeerden zullen wenbsp;in 1835 te verstaan hebben de Ned. Hervormden plus degenen,nbsp;die zich in 1834 daarvan afscheidden, (in 1900 aangegeven alsnbsp;Chr. Gereformeerden).
In 1886 had de doleantie plaats, zoodat, wanneer we de cijfers van 1835 en die van 1900 vergelijken, we, voor wat het laatstenbsp;jaar betreft, de Hervormden, Gereformeerden en Chr. Gereformeerden mogen samen tellen. We komen dan tot 56,7 %, dus innbsp;65 jaar slechts een relatieve achteruitgang van 1,7 ®/o. Denbsp;Roomsch-Katholieken boekten een vooruitgang van nog geennbsp;kwart procent. Dit alles doet ons zien, dat de groote veranderingen eerst in de 20e eeuw plaats vinden, de eeuw waarin hetnbsp;sectarisme^) zich doet gelden en vooral de onkerkelijkheid
Sectarisme: het verschijnsel der secten-vorming. Onder een secte verstaan we een groep, die een bijkomstig onderdeel van de algemeen als waarheid erkende godsdienstige overtuiging maakt tot uitgangspunt van een nieuwe leer, die zij meestal met fanatisme voorstaat.
-ocr page 27-schrikbarend toeneemt, in hoofdzaak ten koste van de Ned. Herv. Kerk, die in tegenstelling met de R.K. Kerk immers geennbsp;alleen-zaligmakende Kerk is, zoodat men zich aan haar heel watnbsp;gemakkelijker onttrekt dan aan de R.K. Kerk; bovendien worden de verhoudingen gewijzigd doordat de geboortefrequentienbsp;bij de ééne groep veel grooter is dan bij de andere (hierovernbsp;meer in hoofdstuk II, § 2).
§ 3. De verhouding van het aantal mannelijke- tot dat der vTOUwelijke lidmaten der Ned. Herv. Gemeente en denbsp;indeeling naar leeftijdsklassen.
Wij moeten daarbij uitgaan van den toestand, zooals die thans is, omdat die uit vorige jaren niet meer te reconstrueeren is.
Het beeld is dan, als tabel 111 weergeeft; 60,73 % vrouwen, 39,27 % mannen. De vrouwen zijn dus wel sterk in de meerderheid, procentsgewijze veel sterker dan bij de burgerlijke bevolking. De burgerlijke bevolking van Utrecht telde ultimonbsp;1942 n.1. 82.911 mannen en 87.978 vrouwen, dat is respectievelijk 48,52 en 51,48 */o van de totale bevolking.
Ten opzichte van doopleden is deze verhouding echter niet na te gaan, evenmin ten opzichte van de ,,tot geen Kerkgenootschap behoorendenquot;.
Zeer waarschijnlijk is het, dat het aantal volwassen mannelijke doopleden grooter is dan dat der vrouwen. Immers, ouders die hun kinderen laten doopen, laten zoowel jongens als meisjesnbsp;doopen. Het is niet aannemelijk, dat ouders, die meer jongensnbsp;hebben dan meisjes, juist tot de categorie zouden behooren,nbsp;die hun kinderen niet laten doopen, terwijl dan ouders, die meernbsp;meisjes hebben dan jongens, tot de categorie zouden behooren, die hun kinderen wel laten doopen. Hiervan uitgaandenbsp;concludeeren wij met een vrij groote zekerheid tot de juistheidnbsp;van de gemaakte veronderstelling. Gaan we dan ook de huwe-lijksstatistiek na en de statistiek van ouders, die hun kinderennbsp;laten doopen, dan blijkt dat er meer bruidegoms dooplid zijnnbsp;dan bruiden, en meer doopvaders dan -moeders.
Daarop gaan we hier echter niet verder in, want beschouwingen over huwelijk en doop hooren thuis in Hoofdstuk II § 2.
Het verschijnsel, dat gemiddeld meer meisjes ter catechisatie gaan dan jongens, wijst in dezelfde richting.
-ocr page 28-10
Een brandende kwestie voor de Kerk is dus wel: hoe bereiken
*
wij de jongens?
Men zal verstandig doen met een fundament te leggen reeds vóór de ,,Sturm und Drangperiodequot;.
Althans in Utrecht wordt tot nu toe veel meer aandacht besteed aan jonge meisjes, dan aan jonge jongens.
'Terwijl er hier en daar al meisjesclubs gehouden worden voor meisjes van 6 jaar af, vangt het jongenswerk, afgezien vannbsp;Zondagsschoolwerk, Godsdienstonderwijs op scholen en vertel-uren der Ned. Herv. Stadszending, eerst op z'n allervroegst bijnbsp;8 jaar aan en meestal ouder. (Zie onder II § 3).
Natuurlijk is daarmede niet gezegd, dat de verhoudingen door meer aandacht aan de jongens te schenken op slag normalernbsp;worden, maar dit zal daardoor toch zeker eer bevorderd dannbsp;tegengegaan worden.
Ongetwijfeld is het getal jongens dat ernstige geestelijke schokken in de puberteitsjaren krijgt, grooter dan het getalnbsp;meisjes, daar dit vooral door het fabrieksmilieu sterk bevorderdnbsp;wordt en het aantal jongens daar overwegend is. Deze leeftijdnbsp;is voor de geheele jeugd een periode van strijd, waarin mennbsp;zelf moet verwerven, wat tot dan toe overgeleverd bezit was.nbsp;Het is dan echter toch wel van het grootste belang dat er althans een overgeleverd bezit aanwezig is.
Daar de Bijbelkennis in zeer vele gezinnen, die met een sterkere of zwakkere draad aan de Kerk verbonden zijn, dikwijls bedroevend klein is, is het dus zaak, dat de Kerk en haar Evan-gelisatie-orgaan meer dan tot nu toe aandacht geven aan werknbsp;onder jongere jongens.
Ja, vooral voor Evangelisatie-organen ligt hier een groote taak, omdat het niet in de eerste plaats betreft de kinderen vannbsp;Christelijke scholen die bovendien voor een deel in een Christelijk gezin groot worden, maar juist die jongens, die thuis vannbsp;het Evangelie niet hooren en misschien op z’n best op de Openbare School eenmaal in de week een uur er mee in aanrakingnbsp;komen.
In het laatste geval blijven ze toch altijd nog eenigszins in de schoolsfeer, al is godsdienstonderwijs op de Openbare lagerenbsp;scholen een schitterend Evangelisatiemiddel, door de Ned. Herv.nbsp;Kerk te Utrecht reeds jaren ter hand genomen.
Echter, als het voor meisjes noodig is, daarnaast vereenigings-
-ocr page 29-11
werk te organiseeren, is het dat voor jongens stellig niet minder.
Bovendien: godsdienstonderwijs wordt door de Herv. Kerk op de Openbare scholen in Utrecht slechts gegeven in denbsp;hoogere klassen (van de 5e af) en alleen op twee scholen (innbsp;„Tuindorp” en in „Oog in Al”) wordt dit door de Ned. Herv.nbsp;Stadszending aangevuld voor de lagere klassen (in „Tuindorpquot;nbsp;voor de Ie t/m de 4e klas, in „Oog en Al” voor de 3e en 4enbsp;klas).
Daar de Herv. Kerk althans nu nog niet in staat is, dit onderwijs uit te breiden, is het wenschelijk dat de Ned. Herv. Stadszending haar oogen daarvoor open houdt. Ook zij heeftnbsp;echter maar beperkte krachten en middelen.
Het groote punt voor het uitbreiden van het jongenswerk is het leidersprobleem. Is dat op dit moment schier onoplosbaar,nbsp;ook in normale tijden doet het zich gevoelen.
Verlevendiging van het verantwoordelijkheidsbesef bij de Gemeente is dan ook dringend noodzakelijk; dat zullen wijnbsp;telkens moeten constateeren.
Tabel III 'nog eens beschouwende, valt het ons op, dat met eenige schommelingen de verhouding rond 61 : 39 van vrouwennbsp;tot mannen vrijwel stationair is. De grootste afwijkingen zijnnbsp;73 i; 27 (bij hen, die van 1856 zijn) en 48 : 52 (bij hen, die vannbsp;1871 zijn, de eenige generatie waarin de mannen de vrouwennbsp;overtreffen). Deze afwijkingen herstellen zich echter weernbsp;direct, zoodat wij aan toevallige oorzaken moeten denken.
Merkwaardig, dat deze verhouding een zoo gelijkmatig beeld vertoont. Hieraan kunnen twee oorzaken ten grondslag liggen:
1. nbsp;nbsp;nbsp;Reeds sinds plus minus 60 jaren overtreft het aantalnbsp;vrouwen, dat belijdenis doet, dat der mannen met plusnbsp;minus 54 ®/o.
2. nbsp;nbsp;nbsp;In de voorbije jaren zijn het grootendeels mannen geweest, die zich aan de gemeenschap der Kerk onttrokken*
Is dit laatste het geval, dan zou omstreeks 1900 de verhouding van mannen tot vrouwen evenrediger zijn geweest; is het eerste het geval, dan heeft de toenemende onkerkelijkheidnbsp;mannen en vrouwen gelijkelijk beïnvloed. Nu is het moeilijknbsp;na te gaan welke van de genoemde oorzaken de werkelijke is.nbsp;Wellicht hebben beide er toe medegewerkt de huidige verhouding vrouwelijke tot mannelijke lidmaten tot stand tenbsp;brengen.
-ocr page 30-12
Van de 124 gevallen van afvoering uit het kerkelijk register, waarover de* Ned. Herv. Stadszending in September 1942 verslag uitbracht (zie daarover verder hoofdstuk V) waren er 75nbsp;mannen en 49 vrouwen, dus ongeveer anderhalf maal zooveelnbsp;mannen als vrouwen.
Afstappende van de verhouding vrouwen tot mannen, richten wij ons tot de verhouding van de verschillende leeftijdsgroepen, zoowel bij de vrouwen als bij de mannen.
Wanneer wij de in tabel III gegeven verhoudingen grafisch voorstellen, krijgen wij het volgende beeld: tabel V, waarbijnbsp;ons direct opvalt de onevenredig smalle basis. Dit is ongetwijfeld een ongezond beeld. Normaal zou het zijn, als denbsp;jeugd vooraan ging.
In plaats van in breedte toe te nemen, van boven naar beneden, neemt de pyramide in breedte af.
Voor het toekomstig lot van de Gemeente zal het dan ook van het grootste belang zijn, dat volle aandacht besteednbsp;wordt aan de jeugd en aan de jonge gezinnen, en wel in hetnbsp;bijzonder aan de buitenkerkelijke jeugd. Dit geschiedt innbsp;Utrecht wel steeds meer in den vorm van bijzondere samenkomsten en acties van jonge lidmaten, (waarover in hoofdstuk II § 3 gehandeld zal worden), maar het is niet alleen zaaknbsp;deze jongeren zoo nu en dan te bereiken, maar in breede lagennbsp;blijvend contact te leggen. Dit is dikwijls heel moeilijk. Daaromnbsp;zal telkens weer naar nieuwe middelen gezocht moeten wordennbsp;om opnieuw een ,,aanvalquot; te wagen.
Hierin kan het Evangelisatie-orgaan van de Kerk: de Ned. Herv. Stadszending, dat al zoovele jaren wegbereidend werknbsp;heeft verricht, zeker een uitgebreid arbeidsterrein vinden.
Aangezien deze jeugd zich echter moeilijk in een bestaande godsdienstige omgeving laat voegen, zal men moeten trachten haar te bereiken door huisbezoek en vooral door te beproeven contact met haar — de jeugd — te verkrijgen, op fabrieken, op ateliers, in zaken, op middelbare scholen, in de studentenwereld, of waar ze ook werkzaam moge zijn. De studentennbsp;vormen in Utrecht het terrein van den — speciaal daarvoornbsp;aangestelden — studenten-predikant.
Nu is voor een dergelijke werkwijze in de eerste plaats noo-dig, dat directeuren en hoofden van bedrijven en scholen medewerking verleenen. Een goed begin zou zijn als de Christenen,
-ocr page 31-13
of misschien beter gezegd, de tot de Kerk behoorenden onder hen, het voorbeeld gaven.
Ook hier is verantwoordelijkheidsbesef weer een dringende eisch, zoowel bij leidinggevenden als bij de onder hun leidingnbsp;werkenden.
Op samenwerking komt het aan. En in de eerste plaats op het besef, dat Christen zijn beteekent: getuige zijn!
§ 4. De verdeeling der Ned. Herv. lidmaten te Utrecht over verschillende stadsgedeelten.
Voor de nu volgende beschouwingen maakten we gebruik van een bij de gemeente Utrecht (Bureau voor Statistiek) bestaande indeeling van de verschillende straten in die gemeente in kringen, waaronder sommige een geprononceerd karakter vertonnen wat het welvaartspeil van de bevolking betreft, terwijl andere een heterogene bevolking hebben. Dezenbsp;laatste leenen zich er niet toe de relatie op te sporen tusschennbsp;het aantal lidmaten in een bepaalden kring en den welstand,nbsp;waarin zij verkeeren. Wel kunnen we deze kringen in de beschouwing betrekken, als we ze zonder meer zien als geografisch begrensde stadsgedeelten. Bovendien kunnen deze geografisch begrensde kringen vergeleken worden met de kerkelijke wijken. Een enkelen keer vallen de kerkelijke wijkennbsp;geheel of ten naaste bij samen met één of meer welstands-kringen.
Aan de hand van het kaartregister van de Ned. Herv. Gemeente gingen we na, hoeveel lidmaten er in de onderscheiden kringen wonen. Bekend was het aantal woningen in de respectievelijke kringen. We deelden het aantal woningen opnbsp;het aantal lidmaten en kwamen zoo tot vergelijkbare cijfersnbsp;(Tabel IV). Het blijkt dan (kaart A) dat de kringen 4 en 7 hetnbsp;hoogste cijfer behalen, dus relatief het grootste aantal Ned.
Herv. lidmaten tellen. Kring 4 kan men in groote lijnen ty-peeren als: oudere arbeiderswijk (al zijn er enkele straten die buiten deze typeering vallen en bewoond worden door beternbsp;gesitueerden). Kring 7 is Utrechts best gesitueerde wijk. Hetnbsp;laagste cijfer treffen we in kring 26, een gedeelte van Utrechtsnbsp;moderne arbeiderswijk, dat economisch het zwakste is, terwijlnbsp;het gedeelte in de omgeving van de Citroenstraat ook sociaalnbsp;zwak is. Genoemde drie kringen vertegenwoordigen inderdaadnbsp;bepaalde groepen van de bevolking.
-ocr page 32-14
De gegevens van tabel IV zijn verwerkt in het kaartje met B aangeduid, waarop de wijken met een geprononceerd karakter naar voren komen. Aan de hand van tabel IV zijn denbsp;cijfers berekend, die gevormd worden door het quotient vannbsp;het aantal Ned. Hervormde lidmaten in die wijken gedeeldnbsp;door het aantal woningen (dit moest ten deele schattenderwijsnbsp;geschieden).
Van klein naar groot de quotiënten rangschikkende krijgen we:
Quotient |
wijk |
globale typeeiing der bevolking. |
0,29 |
wijk L: |
Moderne arbeiderswijk. |
0,33 |
wijk H: |
Een grootendeels minder draagkrachtige arbeiderswijk . |
0,36 |
wijk B: |
Gemengde arbeidersbevolking. |
0,37 |
wijk J: |
Middenstanders uit intellectueele beroepen en uit den handel. |
0,40 |
wijk D: |
Moderne arbeiderswijk. |
0,46 |
wijk C; |
Typische oude volksbuurt van kleine neringdoenden en ongequalificeerde arbeiders. |
0,47 |
wijk A: |
Ten westen van de spoorlijn behoorlijke arbeidersbuurt, ten Oosten heterogenenbsp;volksbuurt. |
0,50 |
wijk M: |
Middenstanders uit intellectueele beroepen en uit den handel. |
0,51 |
wijk I: |
Tamelijk homogeen wat betreft economische draagkracht van de bevolking. Overigens nogal gedifferentieerd, vrijnbsp;veel Christelijke arbeiders naast groepennbsp;van andere richtingen; kleine ambtenarennbsp;en dergelijke. |
0,54 |
wijk E; |
Meerendeels de zoogenaamde ,.kleine burgerman” w.o. een groot contingentnbsp;eenvoudige hoofdarbeiders en veelnbsp;spoorwegambtenaren (,,Tuinwijk”). |
0,68 |
wijk G; |
Intellectueelen (best gesitueerden en middenstanders). |
0,71 |
wijk F: |
Oudere arbeiderswijk. |
15
We zien dus dat het laagste cijfer behaald wordt door de moderne arbeiderswijk Nieuw-Zuilen. Verschillende oorzaken kunnen hieraan ten grondslag liggen:
b.
a. Een grootere onkerkelijkheid dan in de andere wijken. Een relatief grooter aantal doopleden dan in de anderenbsp;wijken.
c.
Een grooter percentage menschen van een andere godsdienstige gezindte dan in de andere wijken.
Wat a. aangaat kan gezegd worden, wat ook Dr. J. P. Kruyt in zijn boek: ,,De onkerkelikheid in Nederlandquot; opmerkt, n.1. datnbsp;het percentage van degenen, die tot geen Kerkgenootschap be-hooren, in Zuilen hooger is dan in de stad Utrecht (althans innbsp;1930 respectievelijk 13,95®/o en 8,8 %). Dit hooge percentagenbsp;voor Zuilen is te danken aan de arbeidersbevolking vannbsp;, ,Nieuw-Zuilen''.
Wat de onder b. gemaakte veronderstelling betreft: Het quotient dat ontstaat, wanneer men het aantal woningen deelt op het totaal aantal Ned. Hervormden, is voor Zuilen lager dannbsp;voor Utrecht, n.1. respectievelijk 1,08 en 1,29. Voor doopledennbsp;blijft dan respectievelijk over 0,79 en 0,80. In Zuilen is het aantal doopleden 2,73 maal het aantal lidmaten. In Utrecht 1,63nbsp;maal. Dit verschil wijst dus op een relatief grooter aantal doopleden in Zuilen dan in Urechtf of dit echter volwassen doopleden zijn of kinderen, is niet te zeggen, wellicht beiden.
In hoeverre de onder c. gemaakte veronderstelling werkelijkheid is en heeft medegewerkt om Zuilen het laagste quotient te bezorgen, is onbekend, daar de benoodigde gegevens ontbreken. Zeer waarschijnlijk is de onder a. genoemde oorzaak wel denbsp;belangrijkste.
Bij wijk H, met op één na het laagste quotient, teekent het Bureau voor Statistiek te Utrecht aan: Waarschijnlijk overwegend Katholieke arbeiders. Hier zullen de factoren a, b, en c. metnbsp;elkaar het lage quotient hebben doen ontstaan. In het algemeennbsp;valt over de genoemde quotiënten echter weinig te zeggen, daarnbsp;we niet weten of 't factor a of b, of c is, of een combinatie daarvan, die tot het verkregen resultaat hebben geleid; we kunnennbsp;alleen maar constateeren in welke kringen relatief de meestenbsp;Hervormde lidmaten wonen. Hierover nog een enkele opmerking:
Ie. Arbeiderswijken treffen we zoowel aan daar, waar het
-ocr page 34-16
quotient beneden het gemiddeld quotient voor kerkelijk Utrecht blijft, als daar waar het er verre boven uitgaat. Het hoogstenbsp;quotient komt zelfs aan een arbeiderswijk toe. Wel moet opgemerkt worden, dat dit een oudere arbeiderswijk is.Vermoedelijknbsp;wonen hier hoofdzakelijk Utrechtenaren, terwijl de modernenbsp;arbeiderswijken in het Noorden van de stad een meer heterogene samenstelling hebben en beneden het gemiddelde blijven.nbsp;Ook dient opgemerkt, dat deze kring een deel vormt van denbsp;Ned. Herv. kerkelijke Wijk XII, die het langst systematisch bewerkt is.
2e. Tusschen Tuindorp en Oog in AI (aangeduid met M en J) kringen, die een soortgelijke bevolking hebben, is een grootnbsp;verschil.
3e. De wijk van ,,de kleine burgermanquot; (E) komt even boven het gemiddelde, de wijk van de intellectueelen (G) aanzienlijk.
Utrechts best gesitueerde kring (kring 7, zie kaart A) behaalt zelfs met kring 4 het hoogste quotient.
Gaan we na hoeveel procent van de Hervormde lidmaten in de nader gekarakteriseerde wijken wonen, dan blijkt het volgende;
6
9.3 1,1
6.4
8.4
7.2
7.5 0,8 :
8.2 .1,7
(Alleen Sterrenbuurt).
Wijk A Wijk Bnbsp;Wijk Cnbsp;Wijk Dnbsp;Wijk Enbsp;Wijk Fnbsp;Wijk Gnbsp;Wijk Hnbsp;Wijk Inbsp;Wijk J
Wijk K 24.8 ®/o (daarvan in de binnenstad binnen de singels 10 ®/o).
Wijk L 5,6 %
Wijk M 3 nbsp;nbsp;nbsp;%
Wanneer we aannemen, dat in wijk I de helft van de lidmaten uit arbeiderskringen komt, en dat het aantal, hetwelk in de alsnbsp;arbeiderswijken getypeerde wijken niet tot den arbeidersstandnbsp;behoort, ongeveer opweegt tegen het aantal arbeiders in de
-ocr page 35-17
niet te karakteriseeren stadsgedeelten (wijk K), dan komen we tot ± 40 ®/o lidmaten der Ned. Herv. Kerk uit arbeiderskringen; naar schatting ± 20 ®/o uit intellectueele kringen, (n.l. uitnbsp;de wijken G, J, M en 1/3 uit wijk K), dan blijft er 40 % overnbsp;voor de overige categorieën.
Wanneer we nu een quotient voor de kerkelijke wijken vaststellen, doen we dat door het gemiddelde te nemen van de kringen op kaart A aangegeven, die geheel of ten deele tot een kerkelijke wijk behooren, rekening houdende met de grootte van die deelen. We zullen daarmede het juiste cijfer waarschijnlijknbsp;benaderen: (zie kaait C).
Wijk |
| ||||||||||||||||||||||||||||
0,51 |
Gemiddeld
Het zijn uit den aard der zaak weer de wijken, die voor een belangrijk deel een arbeidersbevolking herbergen, die onde^nbsp;het gemiddelde blijven, met uitzondering van wijk Xll. Overigens zouden ook deze cijfers meer zeggen, als we daar naastnbsp;cijfers hadden van de andere godsdienstige groepeeringen.
Tenslotte vermelden we nog, dat hier en daar woningcomplexen zijn van een bouwvereeniging van een bepaalde kleur. Aanvankelijk wonen in dgl. complexen meestal menschen, dienbsp;de politieke of godsdienstige richting hebben welke de bouwvereeniging voorstaat; later wordt in den regel de samenstel-ling geleidelijk aan heterogeen. We vinden deze complexen:
-ocr page 36-18
In kring 9:
Dr. Schaepman (R.K.)
Ferdinand Bolstraat ten oosten van de V. d. Helststraat en Johan Vermeer-straat.
In kring 12: nbsp;nbsp;nbsp;Complex, begrensd door Merwede-
Utr. Chr. Besturenbond, kade, Zaanstraat, Rijnlaan, Waalstraat, zonder de woningen aan de Rijnlaan.
In kring 12:
Utr. Woningstichting (rood).
In kring 17:
St. Augustinus (R'.K.)
In kring 23:
Utr. Chr. Besturenbond.
In kring 24: Woningb.vereenigingnbsp;,,Utrechtquot; (rood).
Complex begrensd door Waalstraat, (zuidzijde), Jutphaasscheweg, Linge-straat (noordzijde), Maasplein, Rijnlaan, met inbegrip van de woningennbsp;aan de Westzijde van de Rijnlaan.nbsp;Eveneens: Noordzeestraat tot Greve-lingenstraat (beide zijden).
Busken Huetstraat (Oostzijde), Sta-ringstraat (Zuidzijde), Alb. Thijmstr. beide zijden, met uitzondering van denbsp;Oostelijke helft Zuidz,; Bosb. Tous-saintstraat tusschen Staringstraat ennbsp;Alb. Thijmstr.; Westelijke helft vannbsp;'t gedeelte Vleutenscheweg Noordzijde tusschen Busken Huetstraat ennbsp;Bosboom Toussaintstraat.
Complex begrensd door Geranium-straat Zuidzijde; A'damschestr.weg (zonder de woningen daaraan), Ane-moonstraat, Hyacinthstraat, Koren-bloemstraat (zonder de woningennbsp;aan deze straat), Bremstraat, Noordoostzijde, Distelstraat, Seringstraatnbsp;(beide zijden).
Driehoekig complex, begrensd door van Egmondkade, Marnixlaan en v.nbsp;Hoornekade (zuidzijde).
-ocr page 37-19
Deze complexen beslaan maar een betrekkelijk klein deel van een kring (met uitzondering van kring 23), zoodat de invloednbsp;daarvan thans niet van buitengewoon groot belang meer zalnbsp;zijn.
§ 5. Groepeeringen binnen de Keik.
De Ned. Herv. Gemeente te Utrecht kent verschillende richtingen en groepen, die min of meer elk een afgesloten geheel vormen, althans vormden.
De laatste jaren zijn de grenzen wel wat aan het vervloeien, maar van een homogeen geheel kunnen we toch nog nietnbsp;spreken.
De volgende groepeeringen zijn te maken:
a. nbsp;nbsp;nbsp;Uitm-rechtschen, de „bevindelijke menschenquot;, waarbijnbsp;het pas goed is als men „een stem” gehad heeft. De menschennbsp;die daar hun leven lang verlangend naar hebben uitgezien,nbsp;maar er toch niet van mee kunnen praten, zijn onherroepelijknbsp;„verloren”, in tegenstelling tot ,,de uitverkorenenquot;, „de bekeerdenquot;. Aan het leven van hen, die zich niet tot de laatste categorie durven rekenen, ontbreekt alle glans. Deze menschen begrijpen niet, dat Gods stem den heelen Bijbel door uitnoodigendnbsp;tot hen klinkt. Dat er weinig vreugde in hun leven is, kan mennbsp;ze uiterlijk wel aanzien. Men kan haast zeggen, ze zijn zoo maarnbsp;te herkennen aan kleeding en gelaatsuitdrukking. Vraagt mennbsp;een ,,bekeerde” uit die groep naar zijn leeftijd, dan antwoordtnbsp;iemand van 80 jaar rustig, b.v. 44 jaar, wat dan zeggen wil, datnbsp;44 jaar geleden de bewuste ,,stem” tot hem kwam. Men teltnbsp;dus vanaf ,,de bekeering” en spreekt dan ook bij iemand dienbsp;pas tot het licht gekomen is van „een jonggeborene”.
Het is vooral het ,,milieu” dat deze menschen zoo gemaakt heeft. De prediking waaronder zij verkeerden, dreef hen in dienbsp;richting. Deze menschen zijn wel „kerkschquot;, in dezen zin, datnbsp;ze 's Zondags naar de Kerk gaan, liefst twee maal, maar ze hangen niet aan de Hervormde Kerk. Als ze elders ,,vettere weide”nbsp;vinden, gaan ze gemakkelijk over, b.v. naar de Oud-Gerefor-meerde Gemeente, de Gereformeerde Gemeente, wel te onderscheiden van de Gereformeerde Kerken, en de Christelijk Gereformeerde gemeenten.
b. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerde-bonders. Zooals de naam al zegt, hebben zij zich (zij het dan ten deele) in een bond vereenigd. 't Zijn
-ocr page 38-20
streng dogmatische menschen. Zij voelen zich ten deele een afgesloten gehéel, waar de „bondsvorming” ook toe mede werkt. De belijdenis is voor hen van zéér groot belang. Men kentnbsp;die belijdenis vrijwel hetzelfde gezag toe als den Bijbel. Nietnbsp;dat de andere groepen deze belijdenis verwaarloozen, maar hetnbsp;accent valt er niet zoo op als bij den Gereformeerden Bond. Eennbsp;uiterlijk kenmerk van hun kerkdienst is, dat er geen gezangennbsp;worden gezongen. Eén van Utrechts Bondspredikanten trektnbsp;echter veel menschen, die niet tot den Gereformeerden Bondnbsp;behooren, maar tot de meer linksche groepen. De meeste volgelingen zijn in deze ,,plus royaliste que Ie roiquot;. Deze menschennbsp;zijn niet alleen ,,kerksch'' (ook zij kerken 's Zondags bij voorkeur twee maal), maar ook „kerkelijk”. Zij gaan niet makkelijknbsp;tot een andere Kerk over.
Deze beide groepen samen tellen naar schatting van Utrechts oudsten Predikant ± 30 ®/o van de Utrechtsche kerkelijk-mee-levende menschen.
c. nbsp;nbsp;nbsp;De Conlessioneelen, een groep, die de Confessioneelenbsp;vereeniging achter zich heeft. Hun grondslag vormen de Drienbsp;formulieren van Eenigheid. (De Heidelbergsche Catechismus,nbsp;de Nederlandsche Geloofsbelijdenis en de Dordtsche Leerregels).
Echter kent men aan den Bijbel het gróótste gezag toe, zoo-dat er plaats is voor een telkens weer toetsen van de belijdenisgeschriften aan den Bijbel. In den kerkdienst wordt één gezang gezongen en dan nog liefst als ,,tusschenzang”. Dit dateertnbsp;uit den tijd toen van hooger hand het zingen van één gezangnbsp;verplicht werd gesteld. Men moest hiervoor wel buigen ennbsp;plaatste dat ééne gezangetje dan maar liefst tusschen de preek.nbsp;Toen de oude bundel in de Hervormde Kerk nog in gebruik was,nbsp;mocht dat vooral geen ,,nieuw Gezangquot; zijn. Dit probleem isnbsp;met den nieuwen bundel tenminste opgeheven.
Ook deze groep is zoowel ,,kerksch” als ,,kerkelijkquot;. Zij telt, naar schatting ± 25 ®/o van de kerkelijk meelevende Hervormden.
d. nbsp;nbsp;nbsp;De Recbts-Ethischen, zeer ten deele met de groep genoemd onder e, in de ,,Ethische Vereeniging” vereenigd. Eennbsp;groep die meer dan de vorige den nadruk legt op het leven ennbsp;zich afvraagt: ,,Wat komt er in de practijk terecht van het geloof; van wat de Bijbel eischt?quot;
-ocr page 39-21
Het is niet de bedoeling te zeggen, dat dit nu het criterium is, waardoor deze groep zich van andere onderscheidt, het isnbsp;slechts een constateeren, waar het accent valt. Deze groep isnbsp;minder kerksch, gaat meestal echter wel eenmaal per Zondagnbsp;naar de Kerk en omvat ± 2 ®/o van de kerkelijk meelevenden.nbsp;Eigenaardig is, dat, zou men aan deze menschen vragen: ,,Totnbsp;welke richting rekent gij u?”, velen zouden zeggen; „Dat weetnbsp;ik niet, eigenlijk tot geen richting, het etiket kan me niet schelen, als ik maar een kind van God benquot;. Psalmen en Gezangennbsp;worden in hun kerkdiensten gelijkelijk gezongen.
e. nbsp;nbsp;nbsp;De Linkscb-Ethischen, een groep van 20®/o van de kerkelijk meelevenden, maar de grens tusschen links en rechts isnbsp;niet precies aan te geven. Zij pleiten voor samengaan met denbsp;,,Vrijzinnige richting”, die tot voor kort in de Hervormde Kerknbsp;van Utrecht geen plaats vond, echter sinds 15 Mei 1942 zichnbsp;officieel een hulpredikant ziet toegewezen, n.1. den predikantnbsp;van de afd. Utrecht van den Nederlandschen Protestanten Bond.
De Utrechtsche Hervormde Gemeente telt tenslotte:
f. nbsp;nbsp;nbsp;Vrijzinnige leden.
Deze moesten om bevestigd te worden en zoo tot de Hervormde Kerk toegelaten te worden, tot voor kort naar een andere Ned. Herv. Gemeente reizen, waar de Kerkeraad er géén bezwaar tegen had, (wat in Utrecht wel het geval was) om vrijzinnige lidmaten te bevestigen. Waren ze aldus tot de Hervormde Kerk toegetreden, dan werd wél van hen verwacht, datnbsp;ze in de financiëele lasten van de Ned. Herv. Kerk te Utrechtnbsp;mede zouden dragen.
Nu is dat anders geworden. De tegenwoordigeVoorganger van de Vrijzinnig Hervormden en Hulpprediker van de Ned.nbsp;Herv. Kerk, heeft sinds Maart '43 het recht in zijn kring tweenbsp;keer per jaar den H. Doop te bedienen, het Heilig Avondmaalnbsp;te vieren en nieuwe leden kerkelijk te bevestigen in diensten,nbsp;uitgaande van den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente in hetnbsp;gebouw van de Vrijzinnig Hervormden ,,Leeuwenberghquot;.
Genoemde indeeling geldt voor de kerkelijk meelevenden.
Daarnaast is echter een breede groep van menschen, die kerkelijk niet meer of maar zeer hetrekkelijk ineeleeft. Verschillende huisbezoekers constateeren: In acht van de tien gevallen is dat zoo. De eene wijk verschilt in dit opzicht echter nog welnbsp;wat met de andere. Hier en daar zijn de getallen misschien iets
-ocr page 40-22
gunstiger. Een telling van het Kerkbezoek (zie Hoofdst. II § 1) wijst in die richting. Het zijn menschen die soms nog wel hunnbsp;kinderen laten doopen, maar verder buiten alle kerkelijk leveuinbsp;staan.
De Hervormde Kerk rekent, zooals gezegd, niet alleen lidmaten en gedoopten tot haar leden, maar ook ongedoopte kinderen waarvan beide ouders dooplid der Hervormde Kerk zijn. Zenbsp;staat open voor de groote massa, is een ,,Open Kerk”, vandaarnbsp;dat een heele groep van de bevolking tot de Hervormde Kerknbsp;behoort, die practisch niet alleen buiten alle kerkelijk-, maarnbsp;veelal ook buiten alle geestelijk leven staat. Toch maakt Utrechtnbsp;nog een goed figuur onder de groote steden.
-ocr page 41-HOOFDSTUK II.
KERKELIJK MEELEVEN.
§ 1. Kerk-, Bijbellezing- en Catechisatiebezoek.
a. Kerkbezoek.
Het kerkelijk meeleven der gemeente uit zich in het bijzonder in het kerkbezoek.
Menschen, die alleen hun huwelijk kerkelijk laten bevesti; gen, hun kinderen laten doopen, en verder aan de kerknbsp;voorbij gaan, kan men toch niet,,kerkelijk meelevendquot; noemen.nbsp;Aan het begeeren van den doop voor hun kinderen ligt veelalnbsp;een R.K. survival ten grondslag, of de gedachte aan een vormnbsp;van levensverzekering, (eventueelen kerkdijken steun, verzorging van weezen, ouden van dagen enz.) of de meening, datnbsp;men zijn kinderen toch niet als ,,heiden” mag laten opgroeien.
Ook kerkelijk het huwelijk te laten bevestigen, sluit geen kerkelijk meeleven in. Menigeen, die bij de huwelijksbevestiging de Kerk betrad, kwam er verder niet meer in dan misschiennbsp;bij het laten doopen van kinderen.
Men schijnt van meening te zijn, dat de kerkelijke huwelijksinzegening een zeker cachet geeft, zonder te beseffen, dat het een gemeenschappelijk begin met God bedoelt te zijn.
Voor „kerkelijk meeleven” is kerkbezoek de thermometer. Daarom liet ik het kerkbezoek tellen op de Zondagen 18 October, 25 Oct. en 1 Nov. 1942. Het leidde tot de gegevens vermeldnbsp;op de volgende bladz. Het waren ,,gewone” kerkdiensten, in enkele waarvan de Heilige Doop bediend werd, met uitzonderingnbsp;van een specialen dienst op Zondagmorgen 18 October in denbsp;Buurkerk voor oudere Zondagsschoolleerlingen en voor leerlingen der openbare scholen, die godsdienstonderwijs namensnbsp;de Herv. Kerk ontvangen (leerlingen van de 5e klasse en hoo-ger). Deze bizondere kerkdienst zag een groot aantal kinderennbsp;bijeen, n.1. ± 1500 (waaronder begeleidende ouderen). Daardoor
-ocr page 42-24
gaan de morgengodsdienstoefeningen van 18 October, wat aantal bezoekers betreft, voorop. De andere groote getallen zijn te danken aan geliefde sprekers.
Telling kerkgangers 1942.
Op de Zondagen 18 October, 25 October, 1 Nc iber. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Op het kerkbezoek hebben de weersomstandigheden weinig invloed uitgeoefend. Zij waren als volgt:
18 October 1942:
9.30 uur. Temperatuur 15° 16.30 uur. Temperatuur 15°nbsp;25 October 1942:
9.30 uur. Temperatuur 7° 16.30 uur. Temperatuur 11°nbsp;1 November 1942:
9.30 uur. Temperatuur 9° 16.30 uur. Temperatuur 11°
C, droog, betrokken.
C, regen, betrokken.
C, zwaarbewolkt, droog. C, halfbewolkt, droog.
C, lichte regen, betrokken.
C, droog, betrokken.
Althans Zondagmiddag 18 October is geen invloed van den regen te bespeuren. Het middagkerkbezoek is op 18 Oct. hetnbsp;grootst. Wel moet er echter rekening mee worden gehouden,nbsp;dat op 25 October en 1 November een dienst minder plaats had.nbsp;Het was ook eigenlijk wel te verwachten, dat de regen weinignbsp;invloed zou hebben op het middagkerkbezoek, want degenennbsp;die 's middags naar de Kerk gaan, behooren, althans wanneer
-ocr page 43-25
dat een tweeden kerkgang betreft, zeker niet tot degenen die zich door een regenbuitje laten afschrikken.
Evenmin is de invloed van den regen merkbaar op Zondagmorgen 1 November. Dien morgen heeft er n.1. geen Jeugddienst plaats en er is; een zekere categorie van jonge menschen, die alleen aan de Jeugddiensten deelneemt, zoodat we kunnennbsp;aannemen, dat het lagere totaalcijfer van Zondag 1 Novembernbsp;voor het grootste deel daaraan te danken is.
We gaan nu het totaal aantal kerkbezoekers op een Zondag na.
Daarvoor nemen we 't gemiddelde van de drie willekeurig gekozen Zondagen en tellen het morgen- en namiddagbezoek bij elkaar op, zoodat we tot het getal 10098 komen. Op deze wijzenbsp;krijgen we een surplus, doordat we degenen die twee maal ternbsp;Kerk gaan duhbel tellen — we mogen veronderstellen dat datnbsp;zeker de helft van de middagkerkhezoekers is —; we nemennbsp;echter aan, dat dit opweegt tegen het aantal dat een Kinder-kerk, een Jeugdkapeldienst, een Evangelisatiesamenkomst ofnbsp;een dienst in Leeuwenbergh bezoekt, en komen dan tot de slotsom, dat van het totaal aantal Ned. Hervormden 18,4, zeg 20 */o,nbsp;ter Kerk gaat, of althans een godsdienstoefening bijwoont.
Dergelijke gegevens zijn ook voorhanden van het jaar 1914, toen de Stichter van de Ned. Herv. Stadszending te Utrecht,nbsp;Ds. E. B. Couvée, ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan, eennbsp;overzicht gaf van wat door de Stadszending verricht was, waarbij hij tevens de noodzakelijkheid van dat werk aantoonde.
Het aantal kerkbezoekers, (ook bij een gemiddelde van drie Zondagen, en eveneens middag- en avondsamenkomsten bij elkaar geteld) was toen 5300.
Het aantal Hervormden, dat op 31 December 1909; 55989 bedroeg en op 31 December 1920; 60267, kan voor 1914 op ± 58000 gesteld worden; zoodat we voor 1914 komen tot een kerkbezoeknbsp;van \ \ % van het totaal aantal Hervormden. Is het totaal aantalnbsp;Hervormden sindsdien achteruit gegaan, het kerkelijk meelevennbsp;in den zin van kerkbezoek is toegenomen en wel met 7'/2 */o.
Of dit grootere kerkbezoek echter van de laatste jaren is, (in 't algemeen wordt de opmerking gemaakt, dat de Kerk weernbsp;meer belangstelling gaat genieten sinds de oorlogsdagen) isnbsp;niet uit te maken, daar tusschenliggende gegevens ontbreken.nbsp;Ten deele zal dit wellicht het geval zijn.
-ocr page 44-26
Deze toeneming van het kerkbezoek kan er ook op wijzen, dat degenen, die sinds 1914 van de Ned. Herv. Kerk afvielen, voornbsp;het grootste deel de niet kerkelijk meelevenden waren.
Dat 20 ®/o van de Ned. Hervormden kerkelijk meeleeft is, in vergelijking met wat 't geweest is, zeker niet ongunstig te noemen, vooral als we in aanmerking nemen, dat deze telling innbsp;1942 plaats had, toen verscheidene Nederlandsche mannen innbsp;het buitenland te werk gesteld waren, van wie waarschijnlijknbsp;toch een gedeelte tot de kerkelijk meelevenden behoorde, terwijl ook anderszins leden aan de gemeenschap onttrokken waren. Verschillende ouden van dagen, zieken en jonge kinderennbsp;zijn van kerkgaan uitgesloten, evenals menschen die Zondagsdienst hebben. Deed de invloed van deze factoren zich niet gelden, dan zou het cijfer waarschijnlijk met eenige procenten verhoogd zijn. Tevredenheid over het kerkbezoek mag er echternbsp;nog niet zijn. Daarvan kan eerst sprake zijn als allen, die datnbsp;kunnen, kerkelijk meeleven en samen een werkgemeenschapnbsp;vormen ter verdere verbreiding van het Evangelie.
b. Bijbellezingbezoek.
Het aantal bezoekers van de bijbellezingen vormt veelal een klein deel van dat, hetwelk de Kerk bezoekt.
Iedere wijkpredikant houdt, hield althans (tot de verduiste-ringsmaatregelen daar bij enkelen een einde aan maakten) eens per week of eens in de veertien dagen een bijbellezing in wijk-gebouw of wijkkerk. Het is de bedoeling dat wijkbewoners samen komen om onder leiding van den wijkpredikant in den loopnbsp;van een seizoen (de wintermaanden) een bijbelgedeelte te be-studeeren.
Echter zijn er altijd menschen, die zich niet aan hun wijkpredikant houden, hetzij dit een kwestie van richting is, hetzij dat ze meer gesteld zijn op één van de andere predikanten.
Deze bijbellezingen dragen het karakter van een godsdienstoefening: er wordt gebeden, gemeenschappelijk gezongen, en meestal uitsluitend gesproken door den predikant of zijn plaatsvervanger.
Het is mogelijk dat het in nog meer wijken geschiedt, maar slechts één van de wijken maakte melding van de gelegenheidnbsp;tot vragen stellen — wijk X —, wat door de bezoekers zeer gewaardeerd werd.
-ocr page 45-27
Het grootste deel van de bezoekers behoort tot de oudere leeftijdsgroepen, al zijn er ook eenige predikanten die daarnaastnbsp;jeugdige personen onder hun gehoor hebhen bij de Bijbellezing.
De bijbellezingbezoekers worden als de kern van de kerkelijk-meelevenden beschouwd. Dat wil bij lange na echter niet zeggen, dat deze allen ook actief medewerkenden zouden zijn, of zelfs ook maar geestelijk achter activeeringspogingen zoudennbsp;staan.
Op de vraag aan Heeren predikanten gesteld: hoeveel bezoekers hun bijbellezingen in 1942 telden, kwamen zeven concrete antwoorden binnen. Bij deze zeven predikanten samen kwamennbsp; 525 bezoekers; enkele antwoorden bevatten echter de vermelding, dat er in normale tijden meer kwamen. We kunnennbsp;voor normale tijden dit cijfer op 750 schatten.
Door twee predikanten werden wegens de verduisterings-bepalingen geen bijbellezingen gehouden, enkele anderen gebruikten daarvoor een middaguur.
Nemen we nu tot grondslag het cijfer van het geschatte normale bijbellezingbezoek, dat zich waarschijnlijk toch ook weer zal herstellen als de verduisterings- en andere belemmerendenbsp;bepalingen opgeheven zijn, en nemen we aan dat de gegevens,nbsp;die door zeven predikanten niet werden verstrekt hetzelfde resultaat zouden hebben opgeleverd als de ontvangen gegevens,nbsp;(schattenderwijze mogen we dat wel doen, omdat het zoowelnbsp;gegevens betrof van druk bezochte bijbellezingen, als van zeernbsp;schaarsch bevolkte, zoodat voor zeven bijbellezingen wel ongeveer een gemiddelde zal zijn verkregen), dan komen we tot hetnbsp;resultaat, dat 2,76 ®/o van de Utrechtsche Gemeente aan dezennbsp;vorm van godsdienstig onderricht deelneemt.
c. Catechisatiebezoek.
Het catechisatiebezoek wil de kerk doen aanvangen, als kinderen den Zondagsschoolleeftijd te boven zijn, dat wil zeggen als de jongens en meisjes 13—15 jaar zijn.
Verschillende kinderen gaan echter eerst veel later naar de catechisatie. De Ned. Herv. Gemeente heeft vastgesteld, dat mennbsp;ter voorbereiding van het lidmaatschap minstens twee jaar catechetisch onderwijs moet ontvangen. Voor tal van jonge men-schen houdt dit in, dat ze dan ook ongeveer twee jaar vóór zenbsp;belijdenis denken af te leggen naar de catechisatie gaan.
-ocr page 46-28
Bewust of onbewust leeft bij velen de vraag: „met hoe weinig kan ik volstaan?quot;
Toch valt er de laatste jaren hier en daar een verschuiving naar beneden van den leeftijd, waarop men het catechetischnbsp;onderwijs aan vangt, waar te nemen. Dit is niet anders dan toe tenbsp;juichen, daar de kennis van den Bijbel en van de geloofsleernbsp;dikwijls bedroevend gering is, ook bij lidmaten van de Kerk.nbsp;En al is kennis niet het ai/ervoornaamste waar het op aankomt,nbsp;toch is een zekere mate van kennis voor een gefundeerd geloofsleven onontbeerlijk .
Daarom is het zeer wenschelijk, dat met het catechetisch onderwijs op jeugdigen leeftijd wordt begonnen. In enkele wijken is er een prachtig verband tusschen alle onderdeelen van hetnbsp;wijkwerk. Zoo bijv. in wijk XII, waar de leerlingen, die de Zon-dagsschool-vervolgklas verlaten, direct overgaan naar de catechisatie. Verlieten voorheen deze leerlingen met Kerstmis denbsp;Zondagsschool, al eenige jaren is dat op Paschen gesteld, zoodatnbsp;ze direct na Paschen met het catechetisch onderwijs een beginnbsp;kunnen maken.
Ongetwijfeld heeft een dergelijk systematisch opvangen van de jeugd ook in andere wijken plaats. Het verdient echter aanbeveling dat dit algemeen wordt.
Gedurende de laatste zeven jaren namen de aantallen leerlingen, vermeld in ondervolgende tabel, deel aan het catechetisch onderwijs dat uitgaat van de Ned. Herv. Kerk.
A |
A |
B | ||
1915 |
5317 |
1932 |
4527 | |
1916 |
5298 |
1934 |
4586 | |
1918 |
5719 |
1935 |
4819 |
2394 |
1919 |
5147 |
1936 |
4919 |
2445 |
1922 |
4599 |
1937 |
4926 |
2610 |
1925 |
4574 |
1938 |
5005 |
2699 |
1926 |
4566 |
1939 |
4803 |
2631 |
1927 |
4467 |
1940 |
4666 |
2582 |
1928 |
4617 |
1941 |
4771 |
2529 |
1929 |
4657 |
1942 |
4824 |
2593 |
29
Onder A is vermeld het totaal aantal catechisanten van de Herv. Kerk met inbegrip van degenen, die op de lagere scholen godsdienstonderwijs vanwege de Ned. Herv. Kerk ontvingen; onder B alleen de catechisanten van de predikanten (ennbsp;hun plaatsvervangers).
Van 1935 tot en met 1942 zijn dus de aantallen bekend van degenen, die bij de predikanten of hun plaatsvervangers ternbsp;catechisatie gingen, terwijl wanneer we ook de schoolcatechi-saties meetellen, die uitgaan van de Ned. Herv. Kerk, er gegevens aanwezig zijn over meer jaren.
Beschouwen we het totaal aantal catechisanten, dan zien we van 1918 tot en met 1927 een geleidelijke daling, terwijl vannbsp;1932 tot en met 1938 weer een geleidelijke stijging optrad, dienbsp;in 1939 en '40 weer in daling veranderde, om in 1941 en '42 weernbsp;te stijgen, zoodat de belemmerende omstandigheden in aanmerking genomen, het peil van 1935 tot en met 1938 weer ongeveernbsp;is hersteld. Van vernieuwde belangstelling voor het godsdienstonderwijs tijdens de oorlogsjaren spreken deze cijfers echternbsp;niet. Evenmin kolom B. Wel kunnen we, tabel I vergelijkende,nbsp;met kolom A van de opgave, vermeld op bladz. 28 constateeren,nbsp;dat de stijging van het aantal catechisanten tusschen 1932 ennbsp;1938 samenvalt met een afneming in die jaren van 't aantal Hervormden. Dat spreekt voor de Hervormde Kerk wel van eenigenbsp;verbetering in den toestand, een verbetering die echter nietnbsp;eerst met de oorlogsjaren aanving, maar reeds tien jaar geledennbsp;inzette.
§ 2. Heilige Doop, Keikelijke huwelijksinzegening, bevestiging van nieuwe Lidmaten en Heilig Avondmaal.
a. Heilige doop:
Reeds eerder werd opgemerkt, dat het niet alleen de kerkelijk meelevende ouders zijn, in dien zin dat ze tot de vrij regelmatigenbsp;kerkgangers behooren, die hun kinderen laten doopen, maarnbsp;heel vaak ook die ouders, die aan den rand der Kerk staan.
We wezen reeds op factoren die daarin meespraken; ten Ie. het Roomsch-Katholiek survival, ten 2e. het ,,verzeke-ringselementquot;, ten 3e. de overweging: men kan zijn kind tochnbsp;niet als ,,heidenquot; laten opgroeien.
Zoo constateeren we dan dat aan verreweg het grootste
-ocr page 48-30
deel van de kinderen, die als ,,Hervormdquot; op het Bevolkings-bureau worden aangegeven, de Heilige doop wordt bediend.
De tabel, die mij door het Bureau voor Statistiek werd ter hand gesteld, onderscheidt eerst van f924 af de Ned. Hervormden en andere Protestantsche groepeeringen. Daarvóór werd ge-,nbsp;werkt met het verzamelbegrip: Protestant. Vanaf 1924 kunnennbsp;we dan ook een vergelijking maken met het aantal Ned. Herv.nbsp;gedoopte kinderen.
Wel moet de opmerking gemaakt, dat niet alle kinderen in hetzelfde jaar gedoopt worden als ze geboren zijn. De Herv.nbsp;Kerk doopt n.1. kinderen tot en met 14 jaar. Zijn de kinderennbsp;dan niet gedoopt, dan kunnen ze gedoopt worden bij de bevestiging tot lidmaat. Dit laatste komt dikwijls voor maar daarover later.
Aangezien het aantal groote kinderen, dat gedoopt wordt, relatief maar klein is, terwijl de doop van grootere kinderennbsp;toch van jaar tot jaar plaats vindt, zullen we de kolommen I ennbsp;II wel mogen vergelijken en zelfs daaruit de kolommen III en IVnbsp;afleiden. (Zie de tabel op bladz. 31).
Het blijkt dan, dat het aantal ouders, dat hun kinderen liet doopen, de laatste negen jaar, procents-gewijze aanmerkelijk hooger was dan de daaraan voorafgaande tien jaar. Innbsp;1938 werd zelfs het hooge percentage van 91,48 bereikt. Daarna trad wel weer een zekere daling in, maar in 1942 nemen wenbsp;toch weer een stijging waar.
De relatieve toeneming van het aantal doopelingen kan eener-zijds wijzen op een vermeerderde kerkelijke belangstelling, maar anderzijds is 't mogelijk dat het percentage Ned. Herv. kinderen dat gedoopt wordt, grooter geworden is, doordat in dennbsp;loop der jaren de ouders die hun kinderen niet laten doopennbsp;zich aan de Kerk onttrokken hebben en hun kinderen aan hetnbsp;Bevolkingsbureau nu niet meer opgeven als Hervormd. Dat ditnbsp;element mede van invloed geweest zal zijn op de relatievenbsp;toeneming van het aantal doopelingen, doen de gegevens uitnbsp;hoofdstuk V veronderstellen.
Gemiddeld bleven er in de laatste 19 jaren ruim 1/5 van de kinderen, die als Hervormd op het Bevolkingsbureau werdennbsp;aangegeven, ongedoopt. Het is mogelijk, dat een klein gedeelte daarvan volwassen gedoopt is of wordt. Verder zullen dezenbsp;ongedoopte kinderen inderdaad ten deele tot de Ned. Herv.
-ocr page 49-
JAAR |
L Ned. Herv. aangegevennbsp;levend geboren kinderen’) |
11. Ned. Herv. gedooptenbsp;kinderen^) |
IIL Procent, dat kolom 11nbsp;vormt vannbsp;kolom 1. |
IV. Procent van de ouders, dienbsp;hun kinderennbsp;aangaven alsnbsp;N.H. en tochnbsp;niet lietennbsp;doopen. |
1924 |
1260 |
999 |
79,28 |
20,72 |
1925 |
1124 |
848 |
75,44 |
24,56 |
1926 |
1088 |
797 |
71,64 |
28,36 |
1927 |
1065 |
792 |
74,36 |
25,64 |
1928 |
1056 |
782 |
74,05 |
25,95 |
1929 |
1032 |
742 |
71,90 |
28,10 |
1930 |
1102 |
846 |
76,77 |
23,23 |
1931 |
984 |
676 |
68,70 |
31,30 |
1932 |
1030 |
773 |
75.05 |
24,95 |
1933 |
971 |
741 |
76,31 |
23,69 |
1934 |
982 |
832 |
84,73 |
15,27 |
1935 |
970 |
792 |
81,65 |
18,35 |
1936 |
996 |
788 |
79,12 |
20,88 |
1937 |
929 |
831 |
89,45 |
10,55 |
1938 |
927 |
848 |
91,48 |
8,52 |
1939 |
1011 |
826 |
81,70 |
18,30 |
1940 |
1041 |
850 |
81,65 |
18,35 |
1941 |
1097 |
838 |
76,39 |
23,61 |
1942 |
1065 |
895 |
84,04 |
15,96 |
Kerk behoorenj dit is immers zoo, als Vader en Moeder dooplid van de Herv. Kerk zijn.
De gezinnen, waarin de kinderen niet gedoopt worden, staan zóó aan den buitenkant van de Kerk, (een enkele uitzonderingnbsp;zal ook hier den regel bevestigen) dat ze in ieder geval alsnbsp;evangelisatie-object moeten worden beschouwd, terwijl van denbsp;gezinnen, waarvan de kinderen dan wel gedoopt worden er ooknbsp;nog verschillende zijn, voor wie het evangelie nog lang niet totnbsp;een levende realiteit geworden is.
Onder kolom I zijn ook begrepen de elders geborenen, die in Utrecht aangegeveni zijn. (Dit betreft hoogstens enkele tientallen per jaar).
“) Onder kolom II ook de elders gedoopten, die in de Utrechtsche doopboeken ingeschreven zijn.
-ocr page 50-32
Nog dient opgemerkt, de aanmerkelijke daling van het aantal Hervormd-geborenen sedert 1924 (eenige schommelingen buiten beschouwing gelaten). Wel valt de laatste jaren weer eenigenbsp;stijging waar te nemen, maar tot op heden is het peil van 1924nbsp;nog niet bereikt.
Uit de doopboeken der Ned. Herv. Kerk werd een statistiek samengesteld, die aangeeft of de ouders, die hun kinderen lietennbsp;doopen, beiden of één van beiden lidmaat van de Herv. Kerknbsp;zijn, of dat zij behooren tot de categorie,,geen lidmaat”, — watnbsp;kan inhouden dat men dooplid is krachtens geboorte tot de Ned.nbsp;Herv. kerk behoort of valt onder de ,,tot geen Kerkgenootschapnbsp;behoorenden”, of tot een andere godsdienstige groepeering gerekend moet worden.
Wij bepaalden ons tot de laatste zeven jaar, omdat er alleen over deze jaren vergelijkbare cijfers waren van het Bureau voornbsp;Statistiek te Utrecht.
Het aantal gedoopten klopt niet geheel met dat in de voorafgaande tabel. Dat komt, omdat in Tabel VI ook rekening is gehouden met de volwassen gedoopten, terwijl de elders gedoopten en de in Utrecht in de doopboeken ingeschrevenen nietnbsp;werden medegerekend. Dit terwille van de vergelijkbaarheidnbsp;met de cijfers van het Bureau voor Statistiek.
Beschouwen we eerst den totaalstaat (Tabel VI H), die over genoemde zeven jaren werd gemaakt.
In die periode werden er 6169 kinderen en volwassenen gedoopt te Utrecht, waarvan 482 volwassenen, d.i. 7,81 */o, 70 onwettige kinderen en enkele wettige kinderen, die bij den doop reeds geen vader meer hadden.
In genoemde periode werden er 1990 kinderen gedoopt, waarvan de beide ouders lidmaat waren. Dit getal is 32,26 % van het totaal aantal gedoopten (het is niet waarschijnlijk, dat bij degenen, die volwassen gedoopt werden, het veel voorkwam, datnbsp;beide ouders lidmaat waren). Laten we de volwassen gedoopten buiten beschouwing, dan wordt het percentage: 34.99; dusnbsp;in slechts plus minus 1/3 van de gevallen waren beide oudersnbsp;lidmaat, terwijl in 1577 gevallen, d.i. 25,56 «/o beide ouders geen lidmaat waren. (Waarschijnlijk kwam dat ook meermalen voor bij degenen, die volwassen gedoopt werden).nbsp;Dat is dus ongeveer in 1/4 van de gevallen. Deze ouders zullennbsp;grootendeels niet onder de kerkelijk meelevenden in engerennbsp;zin moeten worden gerekend.
-ocr page 51-33
Vervolgens noemen we de gevallen, waarbij één van de ouders lidmaat is, terwijl de ander ,,geen lidmaatquot; is. Het zijn er 1155, d.i. ê,97*/o: nl. 806 gevallen waarin de moeder lidmaat isnbsp;en de vader „geen lidmaatquot; — en 349 gevallen, waarin het omgekeerde zich voordeed. Ook in het totaal zijn er meer doop-moeders lidmaat dan doopvaders, n.1. 3017 moeders tegen 2507nbsp;vaders.
In totaal werden er 4722 kinderen gedoopt, waarvan beide ouders tot de Herv. Kerk behoorden, d.i. 64,79 */o. Er resteeren dus 1447 Ned. Herv. gedoopte kinderen, waarvan één der ouders eennbsp;andere gezindte heeft dan Ned. Hervormd, d.i. 35,21 ®/o.
Van de Ned. Herv. gedoopte kinderen uit gemengde huwelijken vormen die uit de combinatie Ned. Hervormd-Roomsch-Katholiek het hoogste aantal. In genoemde zeven jaar komt deze combinatie 584 maal voor, d.w.z. in 9,48 */o van de gevallen.nbsp;Dus bijna 1/10 van alle Ned. Hervormde gedoopte kinderen innbsp;de jaren 1936 tot en met 1942 komt uit de huwelijken, die ge-inbsp;mengd Ned. Hervormd-Roomsch-Katholiek zijn.
Nu is de algemeene ervaring, dat in dergelijke gezinnen het godsdienstig leven niet op hoog peil staat, al zullen ook hiernbsp;weer uitzonderingen den regel bevestigen. Vrijwel zeker is datnbsp;het geval, waar de ééne ouder, die Hervormd is ,,geen lidmaatquot;nbsp;is. Dit is zoo in de meeste, te weten in 402 van de 584 gevallen,nbsp;of bij 6,53 ®/o van alle Ned. Herv. gedoopte kinderen, dat wil dusnbsp;zeggen bij plus minus 1/15 der Ned. Herv. gedoopten.
355 kinderen, d.i. 5,77 ®/o van alle in de Hervormde Kerk gedoopte kinderen zijn Ned. Herv. gedoopt, omdat hun moeder Hervormd is (vader R'.K.), 229 kinderen, d.i. 3,71 ®/o, omdat hunnbsp;vader Hervormd is (moeder R.K.).
In 126 gevallen is de combinatie der ouders Ned. Herv.-Gere-formeerd (2,05 %). Bij deze combinatie komt het meer voor, dat de Hervormde partij lidmaat is, dan ,,geen lidmaatquot;, n.1. resp.nbsp;75 en 51. In de huwelijken van deze combinatie zal relatiefnbsp;veel meer van de godsdienstige opvoeding der kinderen terechtnbsp;komen, dan in de voorgaande combinatie.
Vervolgens komt de combinatie Ned. Hervormd-Evang. Lu-thersch nog al eens voor. Als we dit op één lijn stellen met Duitsch-Evangelisch, zijn er 74 gevallen, te zamen 1,21 %.
Op de andere combinaties die verre beneden één procent blijven, gaan we niet verder in.
-ocr page 52-34
We vergelijken nu de tabellen VI, A, B, C, D, E, F, en G. In de korte tijdsperiode van 1936 tot en met 1942 is, wat het aantal volwassen gedoopten betreft, geen bepaalde tendens waarnbsp;te nemen, noch in de richting van stijging, noch in die van daling. Het is een betrekkelijk gelijkmatig getal. Niets wijst ernbsp;op, dat het aantal nieuwe lidmaten uit ongedoopte kringennbsp;sinds de oorlogsjaren zou zijn toegenomen.
Hetzelfde geldt van de onwettige kinderen, die gedoopt werden. Wel nemen we sinds 1940 een relatieve stijging waar van gedoopte kinderen, waarvan de beide ouders geen lidmaatnbsp;zijn; iets meer medeleven dus, wat den doop betreft, van denbsp;categorie, die veelal aan den rand van de Kerk leeft.
Hiet relatieve aantal gemengde huwelijken Ned. Herv.-R.K. schommelt tusschen 12,27 ®/o in 1937 en 7,06 % in 1942. We kunnen echter nog niet concludeeren tot eeni tendens naar dalingnbsp;van dit cijfer.
(1936: 8,65 %: 1937: 12,27 %; 1938: 7,96 %:; 1939: 11,19 %; 1940: 9,36 «/o; 1941: 9,61 %; 1942: 7,06 %).
Overigens geeft de vergelijking van genoemde tabellen geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen.
De tabellen VII A tot en met H bieden dezelfde gegevens als de tabellen VI A tot en met H, met dit verschil, dat is aangegeven of op de doopvragen geantwoord is door de ouders, doornbsp;de moeder alleen, door den vader alleen, of door anderen. Innbsp;vrijwel alle gevallen, waarin de ouders beiden lidmaat zijn, isnbsp;door de ouders geantwoord (op zes na, wellicht kon de vadernbsp;niet aanwezig zijn). In de gevallen, waarin een van beiden lidmaat is, komt het echter wel voor, dat een van de beide partijen niet wil antwoorden (hoewel er natuurlijk ook van verhindering sprake kan zijn) en zoodoende de verantwoordelijkheid op de(n) ander laadt; een enkele uitzondering daar gelatennbsp;antwoordt dan degene, die lidmaat is. In de gevallen, waarinnbsp;geen van beide ouders lidmaat zijn, komt het relatief meer voor,nbsp;dat maar één van beide partijen antwoordt. Dit is dan meestalnbsp;de moeder (in 82 van de 100 gevallen).
Relatief nog veelvuldiger komt het bij de gemengde huwelijken voor, dat maar één van de ouders antwoordt. Dat is dan als regel degene, die Hervormd is.
Meestentijds komt het den kinderen niet ten goede, als maar één van de beide ouders min of meer de verantwoordelijkheid
-ocr page 53-35
voor den doop op zich neemt. De sfeer thuis wordt toch door vader en moeder samen geschapen (terwijl later uit den aardnbsp;der zaak ook de kinderen daarop invloed hebben). Is de godsdienstige sfeer de sfeer van vader alleen, of van moeder alleen,nbsp;dan is het voor het kind al van het begin van zijn bewustwording af niet de sfeer, waarin het thuis behoort.
Komt er dan nog bij, dat een der ouders openlijk godsdienstige invloeden tegenwerkt, dan wordt het wel zeer moeilijk voornbsp;het kind. In vele gevallen komt het er dan ook op neer, dat kinderen uit dergelijke gezinnen hun godsdienstige vorming voornbsp;het grootste deel buitenshuis moeten ontvangen. Daardoor missen deze kinderen ontzaglijk veel.
Tenslotte zijn er nog kinderen gedoopt, waarvan geen van de ouders de verantwoordelijkheid voor den doop op zich nam. Hetnbsp;komt een enkele maal voor, dat dergelijke ouders toch hunnbsp;kinderen laten doopen. Dat is dan meestal om familieleden eennbsp;genoegen te doen. Een ander aanvaardt dan de verantwoordelijkheid. Uit den aard der zaak geldt voor deze kinderen innbsp;dubbele mate, wat boven gezegd werd van de kinderen, waarbij slechts één van de ouders de verantwoodelijkheid voor dennbsp;doop aanvaardde.
We willen vervolgens de tabellen VIII A tot en met H beschouwen en beginnen met tabel VIII H.
In deze tabel worden onder den naam Protestant, de volgende groepeeringen samengevat: Nederduitsch Hervormd, Waalschnbsp;Hervormd, Remonstrant, Christelijk Gereformeerd, Doopsgezind, Evangelisch-Luthersch, Duitsch-Luthersch, Hersteld Lu-thersch. Gereformeerde Kerken, Apostolische Gemeente, Hersteld Apostolisch (Zendingsgemeente), Oud-Gereformeerde Gemeente, Gereformeerde Kerk in Hersteld Verband, Gereformeerde Gemeente, Gereformeerde Gemeente onder het Kruis,nbsp;Evangelische Gemeente, Engelsche Kerk (Anglic. Episcopaal),nbsp;Mormoon (Kerk van Jezus Christus van de heiligen der laatstenbsp;dagen), Herrnhutters (Evang. Broedergemeente), Baptisten, En-gelsch Herv. Presbyt., Vrij Evangelisch, Leger des Heils, Zevende Dags-iAdventisten, Vrije Gemeente, Vereeniging vannbsp;Geloovigen, Christ. Evangelische Gemeente, Chr. Afgescheidennbsp;Gemeente, Protestantenbond.
Van deze lange lijst wordt het groote contingent Protestanten geleverd door de Nederd. Hervormden. Van de 9359
-ocr page 54-36
van 1936 tot en met 1942 als Protestant aangegeven kinderen, waren er 7066 Ned. Hervormd, d.i. 3/4.
Laten we aannemen, dat dit cijfer ongeveer een gemiddelde aangeeft, zoodat wanneer we in de tabellen VIII ,,Protestantquot;nbsp;lezen, we daarbij denken: daarvan zal ± 3/4 Ned. Hervormdnbsp;zijn. We zullen daarmede waarschijnlijk de waarheid nabij komen.
Tabel VIII verstrekt ons verschillende belangrijke gegevens, die dus alle uitsluitend gelden voor de periode 1936/1942. Zijnbsp;zeggen ons:
1. dat het aantal onwettige kinderen bij Herv. en R.K. relatief plus minus gelijk is;
2.
dat het bij de Protestanten aanmerkelijk veel meer voorkomt, dat een kind, waarvan beide ouders Protestant zijn, wordt opgegeven als ,,tot geen Kerkgenootschap behoo-rendquot;, dan bij de Roomsch-Katholiéken, resp. 163 van denbsp;8242 en 16 van de 8834; bij de Protestanten dus relatiefnbsp;ruim tien maal zooveel;
3.
4.
5.
dat bij de gemengde huwelijken ProL-R'.K. het kind het meest ,,met de moeder meegaatquot;, onverschillig of de moeder Protestant of Roomsch-Katholiek is; veelal geldt daarbij de zeer aanvechtbare overweging: ,,de moeder moet hetnbsp;kind opvoedenquot;. (Moeder Protestant — vader R.K.: 270nbsp;kinderen Protestant, 203 kinderen Roomsch-Katholiek;nbsp;moeder Roomsch-Katholiek — vader Protestant: 310 kinderen R. K. — 227 kinderen Protestant),nbsp;dat bij de gemengde Prot.-R.K. huwelijken een groot aantalnbsp;kinderen tot geen Kerkgenootschap gaat behooren. Uit denbsp;1443 huwelijken, 432 kinderen, d.i. plus minus 30®/o;nbsp;dat daar, waar een Protestant trouwt met iemand die totnbsp;geen Kerkgenootschap behoort, het kind in de meeste gevallen tot geen Kerkgenootschap gaat behooren, terwijlnbsp;daar waar een Roomsch-Katholiek trouwt met iemand dienbsp;tot geen Kerkgenootschap behoort, het kind in de meestenbsp;gevallen Roomsch-^Katholiek wordt. Dit hangt samen metnbsp;het verschil in doop-opvatting bij Prot. en R'.K. De combinatie Prot. — tot geen Kerkgenootschap behoorend, komtnbsp;288 maal voor. In 153 van de 288 gevallen behoort het kindnbsp;tot geen Kerkgenootschap, d.i. 53,1 */o. De combinatie R.K.nbsp;— tot geen Kerkgenootschap behoorend, komt 128 maal
-ocr page 55-37
voor. In 51 van de 128 gevallen behoort het kind tot geen Kerkgenootschap, d.i. 39,06 “/o;
6. nbsp;nbsp;nbsp;dat het aantal kinderen, waarvan vader èn moeder totnbsp;geen Kerkgenootschap behooren 1592 was, d.i. 7,48 ®/o.
Dit procent is laag als we bedenken, dat in die periode 17 ®/o van de totale bevolking tot geen Kerkgenootschapnbsp;behoorde.
Totaal werd ll,82®/o van de kinderen opgegeven als tot geen Kerkgenootschap behoorend. Ook dat is dus in ver-houding tot de geheele bevolking een laag percentage,nbsp;temeer daar we de onkerkelijkheid vooral in de jongerenbsp;leeftijdsgroepen meenden te moeten vaststellen. (Zienbsp;Hoofdstuk I § 3). Totaal behoorden 1862 vaders tot geennbsp;Kerkgenootschap, d.i. 8,75 ®/o en 1818 moeders, d.i. 8,54%;nbsp;relatief is het aantal kinderen dat tot geen Kerkgenootschap behoort, dus hooger dan het aantal vaders en moeders.
Het is mogelijk dat er onder de ouders verschillende zijn, die zich nog Protestant noemen, maar die, wanneer ze nietnbsp;van plan zijn hun kind te laten doopen opgeven, dat hetnbsp;kind tot geen Kerkgenootschap behoort, niet wetend datnbsp;althans wat de Herv. Kerk betreft, ongedoopte kinderennbsp;van Herv. doopleden nog tot de Herv. Kerk worden gerekend.
7. nbsp;nbsp;nbsp;Nu bij de ouders van pasgeboren kinderen het verschijnsel zich voordoet, dat de combinatie Prot. — tot geen Kerkgenootschap behoorend, veel frequenter is dan de combirnbsp;natie R.K. — tot geen Kerkgenootschap behoorend (respectievelijk 288 en 153 maal) mogen we concludeerennbsp;dat er meer Protestanten in 't huwelijk treden met tot geennbsp;Kerkgenootschap behoorenden dan Roomsch-Katholieken;
8. nbsp;nbsp;nbsp;dat er in totaal meer R. K. kinderen geboren zijn dannbsp;Protestantsche. Relatief is dat dan zeker het geval, wantnbsp;het totaal aantal Protestanten is grooter dan het aantalnbsp;R.K. (43,97 ®/o van de kinderen komt voor rekening van denbsp;Protestanten, 46,4 % komt voor rekening van de R.-Katho-lieken).
In verhouding tot het aantal Prot. kinderen bedraagt het aantal R'.K. kinderen dus 105,55 ®/o.
Bij de beschouwing van de tabellen VIII A tot en met G be-
-ocr page 56-38
merken we, dat deze in groote lijnen aanleiding geven tot soortgelijke opmerkingen als tabel VIII H, al doen zich hier en daar schommelingen voor:
Ie. Tot en met 1939 blijft het aantal onwettig geboren kinderen bij de R'.K. onder of gelijk aan dat bij de Protestanten, terwijl het van 1940 af daarboven uitkomt. Van dat jaar afnbsp;komen er bij de Hervormden minder onwettige geboorten voornbsp;dan bij de R. K.
2e. Betreffende het aantal kinderen geboren uit ouders waarvan de één R.K. is en de ander tot geen Kerkgenootschap behoort, moet worden opgemerkt dat in de jaren 1937 en 1941 het aantal kinderen dat zélf tot geen Kerkgenootschap gaat behoo-ren, grooter is dan het aantal dat R.K. wordt.
In 1940, 1939, 1937 en 1936 overtreft het aantal kinderen, dat zelf Protestant wordt en geboren is uit ouders waarvan de eennbsp;Protestant is en de ander tot geen Kerkgenootschap behoort,nbsp;het aantal kinderen dat tot geen Kerkgenootschap behoort; innbsp;de overige ijaren is het andersom, en wel in die mate dat hetnbsp;totaal-beeld tot de conclusies voerde, die boven gemaakt werden. (Onder 5).
3e. Het percentage 11,82 van de kinderen die tot geen Kerkgenootschap behooren (zie onder 6), wordt van 1939 af overtroffen, terwijl het in 1936 en 1937 daaronder blijft.
Er is dus van 1936 af een tendens naar stijging van dit percentage waar te nemen (al bemerken we in 1941 en 1942 een geringe inzinking; ten opzichte van 1941 vertoont 1942 weer een kleine stijging).
4e. Slechts in 1941 worden er twee Prot. kinderen meer geboren dan Roomsch-Katholieke. Overigens overtreft in de jarep 1936 tot en met 1942 het aantal R.K. kinderen het aantal Pro-testantsche.
b. Kerkelijke huwelijksinzegening.
Geniet van de kerkelijke plechtigheden de doop wel de meeste belangstelling, ook de kerkelijke huwelijksinzegening wordt begeerd, zoowel door degenen die kerkelijk meeleven, als doornbsp;velen, die dat overigens niet doen.
Vergelijken we de tabellen VI H met VIII H en IX H met XI H, dan constateeren we, dat er van de kinderen uit Protestant-sche ouders 61,39 */o gedoopt werden in de Hervormde Kerk,
-ocr page 57-39
n.1. 5060 van de 8242. Het getal 5060 werd verkregen door van het totaal aantal in de Ned. Herv. Kerk gedoopten (6169), af tenbsp;trekken de volwassen gedoopten en de in, de kolommen 3, 10nbsp;en 11 van tabel VI H vermelden. Van de huwelijken, waarvannbsp;beide partijen Protestant waren, werden er 1687 van 4447, d.i.nbsp;37,94 */o in de Hervormde Kerk bevestigd.
Het getal 1687 werd op dezelfde wijze verkregen als het getal 5060 bij de gedoopten.
We willen eerst de tabellen IX A tot en met H beschouwen en beginnen met tabel IX H. Uit den aard der zaak sprekennbsp;we dus weer uitsluitend over de periode 1936 tot en met 1942.
Deze tabel zegt ons verschillende dingen:
Ie. 1753 huwelijken werden kerkelijk in de Ned. Herv. Kerk bevestigd en wel 835 waarvan man en vrouw lidmaat waren,nbsp;dat is 47,63 ®/o; 471 waarvan één van de partijen lidmaat was, datnbsp;is 26,87 % en 298 waarvan beiden ,,geen lidmaat” waren, dat isnbsp;17®/o. Van de 1753 in de Herv. Kerk bevestigde huwelijkennbsp;waren in 1604 gevallen beide partijen Hervormd, of wel 91,5*/o,nbsp;zoodat 149 gemengde huwelijken overblijven die in de Herv.nbsp;Kerk werden ingezegend, zijnde 8,5 %.
Waren er bij den doop meer moeders die lidmaat waren dan vaders, ook bij de kerkelijke huwelijksinzegening zijn meernbsp;vrouwelijke lidmaten dan mannelijke. De eersten overtreffen denbsp;laatsten zelfs met H8,24 ®/o.
2e. Bij de gemengde huwelijken neemt de combinatie Her-vormd-Roomsch^Katholiek de grootste plaats in, n.1. 54 van de 149. Van het totaal aantal Ned. Herv. kerkelijk ingezegendenbsp;huwelijken vormen zij echter slechts 3,08 */o.
We constateeren weer dat in deze combinatie bij de kerkelijk bevestigde huwelijken, evenals bij den doop, de meeste Hervormden geen lidmaat zijn, n.1. 33 van de 54.
3e. Ook hier zijn het weer in de tweede plaats de Gerefor-meerd-Hervormde huwelijken die onder de gemengde huwelijken genoemd moeten worden. Deze combinatie komt 48 maal voor. Het gaat hier slechts om 2,75 ®/o van het totaal aantalnbsp;Ned. Herv. kerkelijk ingezegende huwelijken. In deze combinatie zijn weer de meeste Hervormden lidmaat, n.1. 33 vannbsp;de 49^. Dit was ook zoo bij de doopouders.
4e. Het zijn tenslotte van de gemengde huwelijken alleen nog de Hervormd-Lutherschen, die samen meer dan 1 ®/o van
-ocr page 58-40
het totaal aantal vormen; de andere combinaties zullen we daarom laten rusten. Hervormd-Luthersch (daarbij ook Duitsch-Evangelisch gerekend) werden er 19 huwelijken gesloten, dienbsp;in de Ned, Herv. Kerk werden ingezegend, dat is 1,08 *’/o.
Vergelijken we nu de tabellen IX A tot en met G met de tabel IX H, dan treft het ons, dat het percentage ingezegendenbsp;huwelijken, waarbij man en vrouw beiden lidmaat waren, vannbsp;1936 tot en met 1940 boven het gemiddelde uitging; dat vannbsp;1936 tot en met 1938 een stijging van het percentage plaatsnbsp;had tot zelfs 56,24 ®/o en dat sinds dien een vrij sterke dalingnbsp;intrad, zoodat we eind 1942 reeds aan de 39,88 % zijn.
Met eenige schommelingen kan voor de kerkelijk ingezegende huwelijken, waarbij beiden ,,geen lidmaatquot; waren een omgekeerde tendens geconstateerd worden: een geleidelijkenbsp;daling van 1936 tot en met 1938, een stijging van 1939 tot ennbsp;met 1942. Terwijl wat de lidmaten betreft, het percentage vannbsp;1942 aanmerkelijk onder dat van 1936 valt, komt het percentage „geen lidmatenquot; in 1942 ondanks de stijging nog lang nietnbsp;aan dat van 1936 toe. Mogen we de laatste jaren al spreken vannbsp;een zekere toeneming van kerkelijke belangstelling voor watnbsp;betreft ide (kerkelijke huwelijksinzegening van degenen dienbsp;„geen lidmaatquot; zijn en die dus grootendeels niet tot de kerkelijk meelevenden zullen behooren, toch is de hoogte van 193^.nbsp;nog niet bereikt.
De tabellen IX A tot en met G worden overigens, kleine schommelingen daargelaten, door dezelfde tendensen geken-merkt als tabel IX H.
We beschouwen vervolgens de tabellen X en XI, waarin ,de huwelijken zijn weergegeven naar den godsdienst der echtgenooten. De categorie Protestant wordt weer niet nadernbsp;onderscheiden.
We beschouwen eerst de tabellen X H en XI H, vergelijken deze met tabel IX H en constateeren;
Ie. Vari de tusschen 1936 en 1942 kerkelijk ingezegende huwelijken werden er 1753 van de 2310, of 76,32 ®/o in de Herv.nbsp;Kerk ingezegend, terwijl van de 2137 niet-kerkelijk ingezegende huwelijken waarschijnlijk een nog iets grooter percentagenbsp;voor rekening van de Hervormden komt.
2e. Terwijl bij de Protestanten slechts 51,94 ®/o het huwelijk
-ocr page 59-41 nbsp;nbsp;nbsp;'
kerkelijk liet inzegenen, was het procent der in de Roomsch-Katholieke Kerk gesloten huwelijken 86,41 ^),
Evenals hij den doop zal bij het huwelijk verschil van opvatting als de voornaamste oorzaak kunnen worden aangenomen. Bij de huwelijken van een Roomsch-Katholiek met eennbsp;Protestant is het aantal kerkelijk gesloten huwelijken 15,87 ®/onbsp;of wel 268 van de 1689. Deze huwelijken vormen 15,74 ®/o van hetnbsp;totaal aantal gesloten huwelijken. Een vergelijking met tabelnbsp;IX Iaat zien, dat van de 268 kerkelijk ingezegende en gesloten huwelijken tusschen R.-Katholieken en Protestanten ernbsp;slechts 54 in de Hervormde Kerk bevestigd zijn. Er resteerennbsp;dan nog 214 kerkelijke huwelijken; deze zijn vrijwel zeker innbsp;de Roomsch-Katholieke Kerk gesloten. Dus slechts 1/5 in denbsp;Herv. Kerk en 4/5 in de Roomsch-Katholieke Kerk.
3e. Bij de in de Hervormde Kerk bevestigde huwelijken van Roomsch-Katholieken met Protestanten was in 25 gevallen denbsp;man Protestant en de vrouw Roomsch-Katholiek en in 29 gevallen de vrouw Protestant en de man Roomsch-Katholiek. Ditnbsp;ontloopt elkaar zoo weinig, dat daaruit geen tendens valt afnbsp;te leiden.
De Roomsch-Katholieken, die hun huwelijk niet in de R.-Katholieke Kerk sloten, kunnen voor die Kerk grootendeels als verloren worden beschouwd (zij zijn immers uitgeslotennbsp;van het waarnemen van hun kerkelijke plichten), terwijl watnbsp;de Hervormden betreft, ook wel gezegd kan worden dat hetnbsp;geestelijk leven, als het er ooit geweest is, nu wel erg in hetnbsp;gedrang zal komen, vooral bij degenen, die hun huwelijk nietnbsp;kerkelijk lieten inzegenen.
Drie mogelijkheden kunnen zich bij de genoemde gevallen voordoen; het eerste geval is daarvan het gunstigste.
a. Man en vrouw laten elkaar vrij en gaan ieder hun eigen weg. In de practijk komt het er meestal op neer, dat dan langzamerhand de belangstelling voor de Kerknbsp;toch kwijnt; vooral wanneer een gezin gevormd wordt,nbsp;zijn 'botsingen veelal niet te vermijden, tenzij er afspraken gemaakt zijn als: de jongens gaan met vader
1) In de Hervormde Kerk worden de burgerlijk gesloten huwelijken ingezegend of bevestigd; de Roomsch-Katholieke Kerk daarentegen ziet het kerkelijk huwelijk als de eigenlijke huwelijkssluiting.
-ocr page 60-42
mee, de meisjes met moeder. Maar dit alles staat toch een gezond geestelijk gezinsleven in den weg.
b.
We „doen voortaan maar geen van beiden meer aan godsdienst, dan krijgen we daarover tenminste geennbsp;ruzie”.
c.
Komt het voor dat één van beiden in stilte toch tracht met het Evangelie in aanraking te komen, maar denbsp;ander moet het maar niet weten.
Uit den aard der zaak werkt ook deze houding zeer belemmerend op de ontplooiing van het geestelijk leven. Van kerkelijk- en van geloofsstandpunt uit bezien, zijn dus gemengde huwelijken, in 't bijzonder innbsp;de combinatie Protestant-R'oomsch Katholiek, niet aanbevelenswaardig.
4e. X op
Vervolgens merken we bij de beschouwing van tabel dat bij de huwelijken, waarvan beide partijen Oud-Katholiek of Israëlietisch zijn, het percentage kerkelijke huwelijksinzegeningen, evenals bij de Roomsch-Katholieken zeernbsp;hoog is, n.1. respectievelijk 82,14 en 80,52 ®/o.
De Protestanten komen ten opzichte van andere Godsdienstige groepeeringen dus wel erg achteraan wat hun percentage kerkelijke huwelijksinzegeningen betreft.
5e. In slechts 419 gevallen, dat is 3,91 ®/o van het totaal aantal gesloten huwelijken, behoorden zoowel man als vrouw tot geen Kerkgenootschap.
Merkwaardig, dat 11,22 ®/o daarvan toch nog hun huwelijk kerkelijk liet inzegenen. Het zich beschouwen als tot ,,geennbsp;Kerkgenootschap te behoorenquot; is blijkbaar nog niet synoniemnbsp;met ,,niets met de^Kerk te maken willen hebbenquot;.
6e. Er traden meer mannen in het huwelijk die tot geen Kerkgenootschap behoorden, dan vrouwen, n.1. resp. 892 ennbsp;752. Dit,verschijnsel doet ons te sterker vermoeden, dat er meernbsp;onkerkelijke mannen zijn dan vrouwen. (Zie hoofdstuk I § 3).
7e. Evenals we bij de geboortestatistiek constateerden, dat er bij de ouders meer combinaties waren Prot. — tot geennbsp;Kerkgenootchap behoorend, dan R.K. — tot geen Kerkgenootschap behoorend, nemen we dat ook waar bij de mannen ennbsp;vrouwen die in het huwelijk traden, nl. resp. 580 en 207. Ditnbsp;ligt trouwens ook voor de hand.
8e. Tenslotte vergelijken we tabel VIII H met de tabellen X H en XI H.
-ocr page 61-43
We zien dan dat in het tijdvak 1936 t/m 1942 4447 huwelijken gesloten werden, waarbij beide partijen Protestant waren, (d.i.nbsp;41,55 */o van alle huwelijken), 3127 huwelijken, waarbij beidenbsp;partijen R.K. waren (d.i. 29,15®/o van alle huwelijken). In diezelfde periode werden 8242 kinderen geboren uit Prot. ouders,nbsp;waarvan er 8075 zelf Protestant werden, d.i. 37,97 */o van allenbsp;geboren kinderen; 8834 kinderen werden geboren uit R'.K. ouders, waarvan er 8815 zelf Roomsch-Katholiek werden, d.i.nbsp;41,45 ®/o van alle geboren kinderen. Dat'wil dus zeggen dat,nbsp;niettegenstaande het aantal huwelijken, waarvan beide partijen Prot. waren, het aantal, waarvan beide partijen R.K. waren, met ± 42 ®/o overtrof, het aantal kinderen dat uit Prot.nbsp;ouders Protestant werd geboren slechts 91,61 ®/o vormde van hetnbsp;aantal kinderen uit R.K. ouders geboren, dat Roomsch-Katholieknbsp;werd.
Terwijl eriop de 100 huwelijken bij de R.K. 282 kinderen ge-boren werden, was dat getal bij de Prot. slechts 182, ruim 1/3 minder.
Een vergelijking van geboorten en huwelijken bij de tot geen Kerkgenootschap behoorenden wijst zelfs op een aanwas vannbsp;380 kinderen per 100 huwelijken (8 van de 1584 uit tot geennbsp;Kerkgenootschap behoorende ouders geboren kinderen, kregen wel weer een kerkelijke gezindte; dat is .echter zoo weinig, dat we dezen factor gevoegelijk kunnen verwaarloozen).nbsp;Voor de toekomst blijkt deze geboortefrequentie een gevaarnbsp;te zijn voor Prot. en R.K. Kerken beide, en wel het meest voornbsp;de Prot. Kerken.
Blijft de geboortefrequentie in de Prot. kringen en met name in de Hervormde Kerk zich om de thans bestaande verhoudingen bewegen, dan kan een afneming van de relatieve sterktenbsp;dier Kerk niet uitblijven.
Daar waar de tabellen A t/m G aanleiding geven tot dezelfde .opmerkingen als de tabellen H, en de percentages om het gemiddelde heenschommelen zonder een bepaalde tendens tenbsp;vertoonen, bepalen we ons tot wat naar aanleiding van tabelnbsp;H gezegd werd.
Wat onder ten 2e. vermeld werd dient echter aangevuld met eenige opmerkingen.
We geven daartoe eerst de volgende cijfers (zie bladz. 44):
onder A: het aantal kerkelijk ingezegende en gesloten huwelijken tusschen Roomsch-Katholieken en Protestanten;
-ocr page 62-44
onder B: het percentage dat deze kerkelijk ingezegende en gesloten huwelijken vormen van het totaal aantalnbsp;huwelijken.
onder C: het aantal R.K.-Prot. huwelijken in de Herv. Kerk bevestigd.
onder D: het percentage dat de in de Ned. Herv. Kerk ingezegende huwelijken vormen van het totaal aantal in die jaren gesloten R.K.-Prot. huwelijken.
A |
B |
C |
D | |
1936 |
18 |
9,42 |
3 |
1,57 «/o |
1937 |
24 |
11,6 |
10 |
4,86 «/o |
1938 |
19 |
8,6 |
12 |
5,45 «/o |
1939 |
13 |
5,7 |
6 |
2,62 «/o |
1940 |
48 |
18 |
11 |
4,21 «/o |
1941 |
49 |
21 |
5 |
2,16 o/o |
1942 |
97 |
27,6 |
7 |
1,99 »/o |
De laatste jaren constateeren we een stijging van het aantal kerkelijk ingezegende en gesloten Prot.-R.K. huwelijken,
We zien dat de toename niet betreft de Herv. kerkelijk ingezegende huwelijken, dus dan vrij zeker de R.K. kerkelijk gesloten huwelijken.
Het percentage 11,22, aangevende het percentage kerkelijk ingezegende huwelijken van tot geen Kerkgenootschap behoorenden — bij de beschouwing van tabel X H onder ten 5e genoemd, — wordt de laatste jaren sterk overtroffen. Terwijl hetnbsp;tot en met 1939 aanmerkelijk onder het gemiddelde blijft, komennbsp;in de latere jaren de volgende percentages voor:
1940
1941
1942
12,20 «/o 33,75 «/onbsp;23,81 »/o
Deze cijfers zeggen, dat de laatste jaren, dus van het oorlogsjaar 1940 af, het begeeren van de kerkelijke huwelijksinzegening door onkerkelijken (waaronder ex-Ned. Hervormden de grootste plaats innemen) aanmerkelijk toeneemt.
Nu eenige opmerkingen over wat onder ten 8e. vermeld werd;
-ocr page 63-45
Verhouding van het aantal huwelijken en het aantal kinderen bij Protestanten en Roomsch-Katholieken.
Aantal kinderen uit 100 huwelijken vannbsp;ouders zondernbsp;kerkelijke gezindte.
Aantal kinderen uit Prot. ouders pernbsp;100 huwelijken.
Aantal kinderen uit R K. ouders pernbsp;100 huwelijken
334
382
306
300
632
284
548
357
281
308
238
315
340
207
1936
1937
1938
1939
1940
1941
1942
227
192
171
148
177
251
164
Prot. huwelijken |
van het totaal |
R.K. huwelijken |
®/o van het totaal |
Huwelijken van hen, dienbsp;tot geennbsp;kerkelijke |
®/o totaal | |
behlt;»oren | ||||||
1936 |
539 |
43,75 |
351 |
28.49 |
65 |
5,28 |
1937 |
594 |
42,70 |
431 |
30.98 |
56 |
4.03 |
1938 |
643 |
45,22 |
395 |
27,77 |
60 |
4,22 |
1939 |
774 |
44— |
546 |
31.04 |
75 |
4,26 |
1940 |
651 |
42.33 |
406 |
26,40 |
41 |
2,67 |
1941 |
499 |
36,85 |
380 |
28,07 |
80 |
5,91 |
1942 |
747 |
36,78 |
618 |
30.43 |
42 |
2,07 |
Kinderen uit Prot.nbsp;ouders |
®/o totaal |
Kinderen uit R.K.nbsp;ouders |
®/o totaa* |
Kinderen van oudt^rsnbsp;zondernbsp;kerkelijkenbsp;gezindte. |
®/o totaal | |
1936 |
1223 |
42,95 |
1252 |
43.95 |
217 |
7,62 |
1937 |
1141 |
41,35 |
1213 |
43,‘^6 |
214 |
7,76 |
1938 |
1102 |
37,89 |
1219 |
41,57 |
216 |
7,43 |
1939 |
1144 |
36.90 |
1299 |
41.96 |
229 |
7,40 |
1940 |
1152 |
36.59 |
1281 |
40,68 |
259 |
7,22 |
1941 |
1253 |
37,92 |
1290 |
38,73 |
227 |
7,16 |
1942 |
1226 |
38.26 |
1280 |
39.94 |
230 |
7,18 |
We maakten een overzicht van de huwelijken die in de jaren tusschen 1936 en '42 gesloten werden door Protestanten,nbsp;Roomsch-Katholieken en door hen die geen kerkelijke, gezindtenbsp;hebben, daarna van de kinderen, in die jaren geboren uit Prot.nbsp;R.K. ouders en ouders zonder kerkelijke gezindte, tenslotte van
-ocr page 64-46
het aantal kinderen, dat in die periode geboren werd op de 100 huwelijken die gesloten werden, (zie blz. 45). Slechts enkelenbsp;tendensen vallen daarbij waar te nemen:
Ie. Van 1938 af een geleidelijke, relatieve daling van het aantal Prot. huwelijken.
2e. Van 1936 t/m 1940 een geleidelijke daling van het percentage geboren kinderen bij de Protestanten, sindsdien eenige stijging. Ook bij de R'oomsch-Katholieken daling t/m 1941, innbsp;1942 weer eenige stijging.
Van jaar tot jaar zijn de R.K. de Prot. echter aanmerkelijk vooruit, wat het aantal kinderen per 100 gesloten huwelijkennbsp;betreft.
c. Bevestiging van nieuwe lidmaten.
Jaarlijks worden aan de Ned. Herv. Gemeente nieuwe leden toegevoegd, die belijdenis des geloofs hebben afgelegd.
Hieronder volgt onder A een overzicht van het gemiddelde aantal nieuwe leden in vijfjaarlijksche perioden van 1900 afnbsp;en een driejaarhjksche periode van 1940 t/m 1942. Het percentage dat die cijfers uitmaken van het totaal aantal Ned. Hervormden in Utrecht, is opgenomen onder B.
A |
B |
A |
B | |||||
1900 t/m |
1904 |
809 |
1,44 |
1925 |
t/m |
1929 |
587 |
0,92 |
1905 „ |
1909 |
881 |
1,51 |
1930 |
M |
1934 |
521 |
0,93 |
1910 „ |
1914 |
818 |
1,39 |
1935 |
rr |
1939 |
591 |
1,1 |
1915 „ |
1919 |
680 |
1,06 |
1940 |
if |
1942 |
563 |
1,05 |
1920 „ |
1924 |
573 |
0,89 |
We constateeren dan een geleidelijke daling van het percentage nieuwe lidmaten ten opzichte van het totaal aantal Ned. Hervormden in de periode 1905 tot en met 1909 tot de periodenbsp;1925 tot en met 1929. In laatstgenoemd jaar treedt een zekerenbsp;stijging in.
In de periode 1940 tot en met 1942 deden zich door den oorlog verschillende belemmerende omstandigheden voor (verduistering, vele jonge menschen over de grenzen), waaraan de geringe relatieve afneming van 't aantal nieuwe lidmaten t.o.v. de
-ocr page 65-47
vorige periode, althans ten deele zal moeten worden toegeschreven. We mogen dan ook wel, wat het aantal nieuwe leden betreft, in het algemeen van een kleine opleving spreken sinds 1925.
Bij de besprekingen over den Heiligen doop werd er reeds op gewezen, dat jaarlijks ook een zeker aantal volwassenen gedoopt wordt bij gelegenheid van de bevestiging tot lidmaat.
Voor het grootste deel zullen dit personen zijn, die uit on-kerksche, zoo niet onkerkelijke kringen komen.
Het volgend staatje geeft onder A de aantallen van de volwassen gedoopten; onder B het totaal aantal nieuwe lidmaten, onder C het percentage, dat de onder A genoemde getallen uitmaken van die onder B:
A |
B |
C | |
'1936 |
40 |
547 |
7,31 |
1937 |
88 |
633 |
13,90 |
1938 |
76 |
622 |
12,22 |
1939 |
79 |
612 |
12,91 |
1940 |
59 |
568 |
10,39 |
1941 |
70 |
514 |
13,62 |
1942 |
70 |
606 |
11,55 |
totaal |
482 |
4102 |
gem. 11,75 |
Een tendens naar toe-f of afneming van het aantal nieuwe leden die als kind niet gedoopt werden, valt in de laatste zevennbsp;jaar niet te constateeren. In genoemde periode vormden zij gemiddeld 11,75 */o van alle nieuwe leden.
d. Heilig Avondmaal.
Het Heilig Avondmaal wordt vier maal per jaar in verschillende Kerken der Ned. Herv. Gemeente gevierd. Aan dit Heilig Avondmaal mogen lidmaten der gemeente aanzitten.
Van ,1929 af is het aantal deelnemers aan het Heilig Avondmaal bekend en ook het aantal kerkdiensten, waarin de Avondmaalsviering plaats had; van 1904 af zijn tevens enkele cijfers over deelneming aan het Heilig Avondmaal genoteerd, zonder
-ocr page 66-48
dat daarbij bekend is over hoeveel diensten de aanzittenden verdeeld waren, Nu is dit laatste gegeven van ondergeschiktnbsp;belang, want ménschen, die aan het Heilig Avondmaal willennbsp;deelnemen, zoeken als regel de Kerken wel op waar het gevierd wordt.
Het volgende staatje geeft het aantal deelnemers aan het Heilig Avondmaal weer, benevens het aantal kerkdiensten,nbsp;waarin het gevierd werd:
Heilig Avondmaal.
jaar |
beurten |
deelnemers |
1904 |
4955 | |
1909 |
5104 | |
1914 |
4825 | |
1929 |
26 |
3446 |
1931 |
26 |
3464 |
1932 |
26 |
3468 |
1933 |
26 |
3494 |
1934 |
33 |
4606 |
1935 |
32 |
4499 |
1936 |
35 |
4895 |
1937 |
33 |
5069 |
1938 |
35 |
5797 |
1939 |
35 |
5340 |
1940 |
35 |
6130 |
1941 |
35 |
6245 |
1942 |
35 |
7317 |
We mogen veilig aannemen dat het deelnemen aan het Heilig Avondmaal in 1929 aanmerkelijk minder was dan in 1904, 1909 en 1914. Wanneer een toeneming is ingetreden, valt nietnbsp;met zekerheid te zeggen; in ieder geval kunnen we, eenigenbsp;schommelingen daargelaten, van 1929 af een voortdurendenbsp;stijging waarnemen, die in 1942 haar hoogtepunt bereikt en.nbsp;vooral de laatste jaren zeer sterk is. Dit wijst ongetwijfeld opnbsp;een toenemend aantal kernleden der Ned. Hervormde Gemeente, want zij, die aan het Heilig Avondmaal deelnemen,nbsp;behooren zeker tot de kern der Gemeente, al moeten daartoenbsp;nog verscheidene anderen gerekend worden, vooral uit de meer
-ocr page 67-49
rechtsche groepeeringen, die niet den nioed hebben aan het Heilig Avondmaal deel te nemen (1 Corinthe 11 : 29).
Niet kan worden aangegeven hoeveel procent van het aantal Ned. Hervormden aan het Heilig Avondmaal deelneemt, daarnbsp;niet bekend is, of de deelnemers een-, twee-, drie- of viermaalnbsp;per jaar er aan hebben deelgenomen. Om diezelfde reden kannbsp;evenmin worden nagegaan welk percentage zij vormen van hetnbsp;aantal Kerkbezoekers. Wel kunnen we een vergelijking treffen tusschen 1914 en 1942, omdat over 1914 gegevens over hetnbsp;Kerkbezoek voorhanden zijn uit het Stadszendingsverslag ,,Vijfnbsp;jaar arbeid”.
A |
B |
C |
deelnemers aan | ||
het H. Avondmaal |
Kerkbezoekers |
B gedeeld op A. |
1914 nbsp;nbsp;nbsp;4825 |
± nbsp;nbsp;nbsp;5300 |
0,91 |
1942 nbsp;nbsp;nbsp;7317 |
10098 |
0,72 |
Het zegt ons dat het Kerkbezoek naar verhouding sterker toegenomen is dan de deelneming aan het Heilig Avondmaal.
§ 3. Bijzondere pogingen van de Kerk tol vergrooting en verdieping van de geestelijke belangstelling en totnbsp;versterking van den gemeenschapsband.
Zocht de Kerk behalve door den Kerkdienst de laatste tientallen jaren den band met haar leden voornamelijk te versterken door middel van haar Wijkcommissies en trachtte zij in hoofdzaak op die wijze de geestelijke belangstelling barer ledennbsp;te vergrooten en te verdiepen, in ;de laatste tijden gaat er meermalen een poging tot vergrooting en verdieping van de geestelijke belangstelling uit van den Kerkeraad als geheel. Eventueel belast de Kerkeraad bepaalde commissies met zekere opdrachten. Ook behartigt de Kerkeraad eventueel via zijn Commissies de belangen van bepaalde categorieën van de Gemeente, die door het Wijkwerk niet of moeilijk kunnen worden bereikt: de doofstommen; de schippers; de studenten; ter
-ocr page 68-50
wijl in de normale tijden, van 1932 af, de Kerkeraad zich via de Stadszending richtte tot de witkielen, taxi-chauffeurs, woonwagenbewoners enz. In 1932 ging de Kerkeraad er n.1. toenbsp;over de Stadszendingspredikanten E. B. Couvée en G. Ko-ning te beroepen tot predikanten met bijzondere opdracht. Ds.nbsp;Couvée met opdracht voor den Stadszendingsarbeid en Ds. Ko-ning met opdracht voor de geestelijke verzorging van de krankzinnigengestichten en ziekenhuizen. (Hierover handelt hoofdstuk VI uitvoerig). Ongetwijfeld beteekende deze stap een belangrijke schrede vooruit op den weg naar versterking van dennbsp;gemeenschapsband.
Verder noemen we de volgende pogingen van den Kerkeraad tot vergrooting en verdieping van de geestelijke belangstellingnbsp;en versteviging van den gemeenschapsband.
Een poging ten opzichte van de jeugd bestaat in sedert 12 Juni 1923 vanwege den Kerkeraad gehouden Jeugddiensten.nbsp;Daartoe benoemde de Kerkeraad een Kerkeraads-commissienbsp;voor het Jeugdwerk (,,Jeugdcommissiequot;). Nauw verbonden aan.nbsp;dit werk was het zoogenaamde: ,,Jeugdgildequot;, dat in 1935 getuigenisavonden voor de Utrechtsche buitenkerkelijke jeugd organiseerde in de Buurkerk. Deze avonden gingen wel niet direct van den Kerkeraad uit, maar vonden toch plaats in overleg met dien Raad.
Het ,,Jeugdgildequot; legde bij die gelegenheid zeer veel activiteit aan den dag. Om tot deze samenkomsten op te wekken werdennbsp;op drukke punten in de stad strooibiljetten uitgereikt, eennbsp;methode voorheen niet gebruikelijk in kerkelijke kringen, metnbsp;uitzondering der Stadszendig, waar dit wel gewoonte was. Eennbsp;directe aanval op de buitenkerkelijke jongeren .
Het ,,Jeugdgildequot; legde ook bij het jaarlijks terugkeerende iiOogstfeest'' in het najaar en den Paaschbloemendienst veelnbsp;ijver aan den dag. Deze bijzondere bijeenkomsten mogen wel alsnbsp;de hoogtepunten van de Jeugddiensten beschouwd worden.
Den dag tevoren worden door de jeugd fruit en bloemen gebracht, die dan na den jeugddienst hun weg vinden naar zieken, eenzamen, hospitaal ,en gevangenis. Voor de organisatienbsp;daarvan wordt een bloemencommissie aangewezen uit het Hervormd Jeugdgilde.
Onder de auspiciën van de Kerkeraads-commissie voor de Jeugddiensten staat ook het Jeugdkoor. Deze zelfde commis-
-ocr page 69-51
sie organiseerde in Mei 1942 een Jeugd-Appèl, drie zeer belangrijke Kerkdiensten voor de buitenkerkelijke jeugd, over essen-tiëele onderwerpen. Deze jonge menschen werden daartoe uit-genoodigd door jonge lidmaten, catechisanten en leden van ker-kelijke vereenigingen.
In deze diensten kon men zich door middel van een briefje opgeven voor een nabespreking in kleineren kring. Hiermedenbsp;werd het gewenschte resultaat echter niet bereikt.
Genoemde samenkomsten trokken zooveel belangstelling, dat naast de aangegeven kerk een tweede kerk in gebruik moestnbsp;worden genomen.
2e. In het jaar 1930 werd een commissie benoemd tot voorbereiding van openbare lezingen, waarmede in Maart 1931 werd begonnen in de Nicolaïkerk. Al spoedig kreeg de commissie een nieuwen naam: ,,Commissie tot versterking en bevordering van het kerkelijk leven in de Gemeente Utrecht”.nbsp;Van October 1931 af organiseerde deze commissie jaarlijks nietnbsp;zoo zeer ,,openbare lezingenquot;, als wel een reeks Gemeente-avonden, waar onderwerpen van verschillenden aard besproken werden en waarbij van gedachten kon worden gewisseld, alnbsp;was het de bedoeling, dat het vooral geen debahavonden zouden worden, ,,maar avonden van gemeenschappelijke bespreking en gebedquot;.
Het eerste jaar stond het maatschappelijk vraagstuk in het middelpunt van de belangstelling, later onderwerpen alsnbsp;„De Apostolische Geloofsbelijdenisquot;, onderwerpen die bedoelden meer begrip bij te brengen van wat door de Kerk gedaannbsp;wordt, als ,,De door-de-weeksche Domineequot;, ,,De diaken en zijnnbsp;werkquot;, ,,De ouderling en zijn werkquot;, „Wat doet de Kerkvoogdijquot;? en andere.
In 1941 en 1942 bereidt de „Commissie tot versterking en bevordering van het kerkelijk leven quot; kerksamenkomsten voor
over actueele onderwerpen, uitgaande van den Kerke-raad.
Ook gaf deze commissie uitvoering aan de plannen tot oprichting van een Centraal Bureau voor Vrijwilligen Kerkelijken Arbeid: ,,Het Contactquot; (A. B. C.), dat ingesteld werd bij Kerke-raadsbesluit van 8 Mei 1933, en 22 September d.a.v. het levenslicht zag. De bedoeling van dit Bureau is op allerlei terrein hulpnbsp;te bieden en te bemiddelen:
-ocr page 70-52
I. nbsp;nbsp;nbsp;Persoonlijke hulp:
a. nbsp;nbsp;nbsp;ziekenbezoek
b. nbsp;nbsp;nbsp;voorlezen aan zieken
c. nbsp;nbsp;nbsp;hulp bij correspondentie
d. nbsp;nbsp;nbsp;patronaat
e. nbsp;nbsp;nbsp;kinderwettencomité.
II. nbsp;nbsp;nbsp;Gezinshulp:
a. nbsp;nbsp;nbsp;hulp in de huishouding
b. nbsp;nbsp;nbsp;hulp bij kinderen in het gezin
c. nbsp;nbsp;nbsp;opname of plaatsing van kinderen buiten het gezin.
III. nbsp;nbsp;nbsp;Collectieve hulp:
a. nbsp;nbsp;nbsp;colportage
b. nbsp;nbsp;nbsp;zendingscollecten en propaganda
c. nbsp;nbsp;nbsp;zendingsactie „Simavi”
d. nbsp;nbsp;nbsp;collecten voor zending of anderszins
e. nbsp;nbsp;nbsp;hulp in vereenigingen
f. nbsp;nbsp;nbsp;lectuurverspreiding onder schippers
g. nbsp;nbsp;nbsp;stationswerk
h. nbsp;nbsp;nbsp;diaconaal goederendepot
i. nbsp;nbsp;nbsp;administratie voor vereenigingen.
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Hulp aan het kind:
a. nbsp;nbsp;nbsp;zondagsschool
b. nbsp;nbsp;nbsp;jongensclub
c. nbsp;nbsp;nbsp;meisjesclub
d. nbsp;nbsp;nbsp;spreker kinderkerk
e. nbsp;nbsp;nbsp;assistent kinderkerk.
V. Hulp aan de jeugd:
a. nbsp;nbsp;nbsp;leiding jongemannenclub
b. nbsp;nbsp;nbsp;leiding jongevrouwenclub
c. nbsp;nbsp;nbsp;spreker jeugddienst
d. nbsp;nbsp;nbsp;assistent jeugddienst.
VI. Hulp aan de Gemeente:
a. nbsp;nbsp;nbsp;administratie
b. nbsp;nbsp;nbsp;wijkregisters
c. nbsp;nbsp;nbsp;bidstonden
-ocr page 71-53
d. nbsp;nbsp;nbsp;wijkcommissie
e. nbsp;nbsp;nbsp;armbezoek
f. nbsp;nbsp;nbsp;wijkcollectes
g. nbsp;nbsp;nbsp;wijkblaadjes
h. nbsp;nbsp;nbsp;propaganda predikbeurtenblad
i. nbsp;nbsp;nbsp;mannenkringen.
VII.
Eeiedienst:
a. nbsp;nbsp;nbsp;verbetering kerkzang
b. nbsp;nbsp;nbsp;handreiking en onderhoud gebouwen
c. nbsp;nbsp;nbsp;collectanten 2e zakje kerk
d. nbsp;nbsp;nbsp;subdiakenen
e. nbsp;nbsp;nbsp;deurcollectanten
f. nbsp;nbsp;nbsp;geleide naar de Kerk.
VIII. Ontwikkeling:
a. nbsp;nbsp;nbsp;cursussen
b. nbsp;nbsp;nbsp;spreekbeurten, lezingen
c. nbsp;nbsp;nbsp;muziek
d. nbsp;nbsp;nbsp;voordracht en lichtbeelden.
IX. Werkloozen:
a. nbsp;nbsp;nbsp;voordrachten
b. nbsp;nbsp;nbsp;cursussen.
Het eerste jaar kwamen er 85 aanvragen binnen, waarvan er 34 open bleven en 234 aanbiedingen waarvan er 110 open ble-ve. (In 1935: 226 aanbiedingen). Een dergelijk bureau kan vannbsp;groot nut zijn, al is het denkbaar, dat voor de groepen IV en Vnbsp;b.v. een predikant er eerder toe zal over gaan een hem bekendnbsp;meelevend Gemeentelid te vragen, dan een oproep te doen vianbsp;rihet Contactquot;.
Het verslag over 1935 maakt de opmerking: „Toch wil het ons voorkomen, dat er in onze groote Gemeente nog meer aanbiedingen konden zijn en vooral dat er meer navraag om arbeidskrachten kon zijnquot;.
Dit bureau kan uit den aard der zaak indirect den gemeenschapsband in de Gemeente versterken en medewerken tot ver-grooting en verdieping van de kerkelijke belangstelling.
1 Mei 1934 ging deze commissie over tot de instelling van een
-ocr page 72-54
vast scribaat. Het moderamen van den Kerkeraad wijzigt telkens; de adunct-scriba is daarin het vaste element en kan aan eenmaal gemaakte plannen vasthouden.
3e. 23 September 1935 werd het besluit genomen het Avondgebed, dat toen reeds eenige jaren op initiatief van een der predikanten gehouden werd, voortaan van den Kerkeraad tenbsp;doen uitgaan. Het is een korte, liturgische dienst op Zaterdagavond, ter voorbereiding van den Zondag. De reeds bestaandenbsp;commissie voor het Avondgebed werd een subcommissie vannbsp;de Commissie voor Kerkelijk leven.
In Maaf: 1940 werd de volgende stap gedaan: Er werd een vaste commissie gevormd van den Bijzonderen Kerkeraad dienbsp;als opdracht had de zorg voor het Avondgebed, dat 's Zaterdagsavonds om de veertien dagen van 1 November af tot Pink-steren gehouden wordt. De data en de plaats van samenkomstnbsp;worden vastgesteld door den Kerkeraad op voorstel van denbsp;commissie.
9 September 1939 verwittigde de commissie voor het Avondgebed den Kerkeraad van het plan om vaker in gebed bijeen te komen en daarvoor aansluiting te zoeken bij hen, die het Morgengebed (een korte liturgische samenkomst, op enkelenbsp;morgens in de week, belegd door één der predikanten en dusnbsp;niet uitgaande van iden Kerkeraad) in onze gemeente leidden,nbsp;zoodat voortaan naast dit Morgengebed op sommige dagen pernbsp;week een kort Avondgebed zou plaats hebben en wel den eenennbsp;dag een Morgengebed, 'den anderen dag een Avondgebed. Ditnbsp;plan kwam tot uitvoering.
Toen in 1937 de Oxfordgroep in Utrecht veel van zich deed spreken en er van die zijde massale meetings belegd werden, ging de Kerk hieraan niet voorbij, maar belegde op 30nbsp;Juni 1937 een groote samenkomst over het onderwerp; ,.Oxford en de Kerk”. Tegenover vele stroomingen bleef ze onbewogen; nu meende ze te moeten spreken en deed dat over: ,,Denbsp;schat der Kerkquot;, ,,De grondslag der Kerkquot; en ,,De roep dernbsp;Kerk”. Geconstateerd werd dat de houding van de Kerk tegenover ,.Oxfordquot; tweeërlei moet zijn. welwillend en dienend.
4e. nbsp;nbsp;nbsp;1 Februari 1939 ging de Kerkeraad over tot de benoeming
van een hulppredikant voor de studenten. 11 October 1940 werd
De Bijzondere Kerkeraad wordt gevormd door de predikanten en ouderlingen der gemefente.
-ocr page 73-55
op yerzoek van dezen een Kerkeraads-commissie voor evangelisatiewerk onder de studenten benoemd.
De werkzaamheden van den studentenpredikant bestonden uit:
Ie. Huisbezoek, in het bijzonder bij de buitenkerkelijke studenten, d.w.z. doopleden der Kerk en bij hen, die geen enkelen officieelen band met de Kerk hadden, wat hem totnbsp;de conclusie bracht: ,,er is waarachtig geestelijke noodnbsp;onder deze jongerenquot;. Bij allen op één na was genoemdenbsp;predikant hartelijk welkom.
2e. Catechisatie. Eén voor a.s. lidmaten, één vrijblijvend.
3e. Spreekuur.
4e. Enkele predikbeurten.
(Ontleend aan het eerste jaarverslag van 10 Maart 1940).
Uit het verslag over de laatste maanden van 1942 bleek, dat er vijftien goed functioneerende Bijbelkringen waren, eenigenbsp;koffietafels voor studenten werden georganiserd, waaraan sprekers werden genoodigd, vragenuren werden gehouden, waarvoor studenten vragen mochten inzenden, die beantwoord werden door daartoe door den studenten-predikant uitgenoodigdenbsp;hoogleeraren van verschillende faculteiten, dat eenige weekends, werden belegd en een universiteitsweek werd georganiseerd (evangelisatie-avonden voor studenten) gevolgd doornbsp;een vragenuur. Wekelijks werd een weeksluiting of een aca-demiepreek gehouden.
De belijdeniscatechisatie telde eind 1942: zeven studenten, de gewone catechisatie dertig.
Voor de eerstejaarsstudenten werd een eerstejaarsvergade-ring belegd, waaruit een paar eerstejaarskringen voortkwamen. Onlangs zijn voor dit werk twee ouderlingen benoemd.
5e. Sinds 1939 hebben er weer godsdienstoefeningen plaats voor slechthoorenden en doofstommen. Omstreeks 1912 hadden der gelijke godsdienstoefeningen ook plaats, maar in datnbsp;jaar werden ze gestaakt. Een voorstel in 1914 aanhangig in dennbsp;Bijzonderen Kerkeraad, om dergelijke diensten weer in te stellen, werd verworpen, omdat destijds slechts drie personen bekend waren, die deze zouden willen bezoeken.
In 1939 werd het werk onder slechthoorenden en doofstom-uien echter weer hervat. Tweemaal in de maand vindt een samenkomst plaats van de genoemde personen, terwijl eens per
-ocr page 74-56
jaar in hun kring het Heilig Avondmaal bediend wordt door een predikant der Gemeente, wiens woorden vertolkt worden doornbsp;den Godsdienstojiderwijzer, voorganger van den kring vannbsp;slechthoorenden en doofstommen.
6e. In September 1942 ontving de Utrechtsche Kerkeraad een schrijven van den Hervormden Schippersraad, waaruit hetnbsp;volgende blijkt: ,,in 1933 werd door de Algemeene Synode denbsp;Hervormde schippersraad opgericht met als taak: stimuleeringnbsp;van den geestelijken arbeid onder den schippersstand, die doornbsp;het ambulante bedrijf niet zoo nauw aan de Kerk verbonden wasnbsp;als wel te wenschen ware.
De Raad vervult die taak op veelzijdige wijze,n.l. door verspreiding van het officiëele orgaan ,,de Vuurtoren-Immanuël'', de uitgave van een adresboek voor den Hervormden schipper,nbsp;het bijhouden van een centraal register, het beleggen van samenkomsten voor en door schippers, de organisatie van avonden voor de rijpere jeugd, de huisvesting van schoolgaandenbsp;schipperskinderen, enz. enz.”
In vele schipperscentra zijn afdeelingen van dezen Raad opgericht. Dit geldt ook voor Utrecht, waar in 1935 de Evangelisatie onder de schippers ter hand werd genomen, terwijl deze arbeid 11 Maart 1940 onder gebracht werd bij een Kerkeraads-commissie: De Hervormde Schippersraad, af dealing Utrecht.nbsp;Door deze commissie wordt wekelijks de predikbeurtenlijst bezorgd op alle daarvoor in aanmerking komende schepen; ooknbsp;worden speciale catechisaties gehouden. Deze werden in 1941nbsp;door acht a achttien leerlingen bezocht.
Het verslag over 1939/1940 van den Hervormden Schippersraad, af dealing Utrecht, vertelt ons, dat bij de wekelijksche samenkomsten het eerste deel werd ingenomen door de Bijbel-besprekijig, terwijl in het tweede deel allerlei practische onderwerpen werden besproken. Deze samenkomsten vonden in de wintermaanden plaats en trokken in de vorstperiode de meestenbsp;belangstelling (20 bezoekers).
Ook werd door de commissie zieken- en scheepsbezoek gedaan. (In 1941/1942 respectievelijk 37 en 330 bezoeken).
Het verslag van 1941/1942 maakt melding van een Jeugd-kring ,,lmmanuër', die regelmatig iederen Zondagavond bijeenkomt. Voor de oprichting hiervan werden 400 korte propagan-da-bezoeken gebracht.
-ocr page 75-57
Het is een kring met een vaste kern, terwijl de door-varende jongeren, wanneer ze Utrecht aandoen, ook gaarne dezennbsp;jeugdkring bezoeken. Tijdens de vorstperiode waren er meermalen 35 a 40 jongeren bijeen, terwijl bovendien sinds eenigenbsp;maanden (dit werd gezegd in Mei 1942) iederen Dinsdagavondnbsp;een „Instuifavond” voor hen wordt georganiseerd, waarop gezongen, gepraat en gespeeld wordt.
Een Kerstfeestviering trok in 1941 100 bezoekers. (Hierbij werden 75 scheurkalenders en 56 kinderboeken uitgedeeld).
Het werk onder de schippers wordt door de belanghebbenden zeer gewaardeerd. Binnenkort zullen voor dit werk twee ouderlingen worden benoemd.
7e. nbsp;nbsp;nbsp;10 Maart 1941 werd besloten tot instelling van een Ker-
keraadscommissie, die tot taak heeft te zorgen voor de gezinnen van elders te werk gestelden. Deze commissie ging samenwerken met de interkerkelijke commissie.
8e. Zondag 20 April 1941 werd in de Domkerk door den Ker-keraad een dienst belegd, waartoe alle nieuwe lidmaten werden uitgenoodigd.
9e. 28 Mei 1941 werd de Ned. Herv. Jeugdorganisatie te Utrecht opgericht. Zij omvat alle christelijke jeugdvereeni-gingen, die tot de Hervormde Kerk behooren en achttien Zondagsscholen. Voor dit werk kwam een Kerkeraads-commissienbsp;tot stand, die later uitgebreid werd met leden der Gemeente ennbsp;toen den naam kreeg ,,Hervormde Jeugdraadquot;. Dit was n.1. aanbevolen door de synodale commissie van denzelfden naam.nbsp;Hierdoor is nu uitdrukkelijk vastgelegd dat het jeugdwerknbsp;Kerke werk ;is.
In het najaar van 1941 werden door den Kerkeraad twee bijzondere Kerkdiensten belegd voor de jeugd, één voor denbsp;leden der Christelijke jeugdvereenigingen en de catechisantennbsp;en één voor de oudste leerlingen der Zondagsscholen en denbsp;leerlingen der openbare scholen, die vanwege de Ned. Herv.nbsp;Kerk godsdienstonderwijs ontvangen.
In 1942 werden wederom dergelijke samenkomsten gehouden. Ook voor bestuursleden van vereenigingen, jeugdleiders ennbsp;personeel der Zondagsscholen werden bijeenkomsten belegd,nbsp;waar onderwerpen, die van direct of indirect belang warennbsp;voor hun werkzaamheden, aan de orde werden gesteld. Dezenbsp;Hervormde Jeugdraad heeft nu ook twee sub-commissies: één
-ocr page 76-58
voor het werk onder jonge lidmaten, met de bedoeling deze jonge menschen te activeeren en door middel van vervolg-catechisaties, bijbelkringen e.a. hun geestelijk leven te verdiepen en één voor kerkelijk evangelisatiewerk onder meisjes.
Wat de eerste sub-commissie betreft, zij gaf weer den stoot tot het ontstaan van wijkjeugdcommissies, bestaande uit drienbsp;of vier meelevende jongeren, die wijksgewijze het werk ondernbsp;jonge lidmaten moeten stimuleeren en als sub-coimnissie vannbsp;de wijkcommissie kunnen worden beschouwd. (Över wijkcommissies wordt in het volgende Hoofdstuk gehandeld).
10e. Met ingang van 1 Januari 1942 werden door den Ker- ' keraad vijf hulppredikanten benoemd. De Kerkeraad is er nl.nbsp;van overtuigd, dat vermeerdering van werkers voor het geestelijk welzijn der Gemeente noodzakelijk is. De instructie van denbsp;hulppredikers houdt in; huisbezoek, catechisatie en vereeni-gingswerk, (alles geregeld en onder leiding van den wijkpredi-kant).
11e. Misschien mag hier ook vermeld worden de uitzending van kinderen uit de groote stad naar het platte land, die in den zomer van 1942 plaats had. Valt de diaconale arbeidnbsp;buiten het kader van dit proefschrift, met de uitzending vannbsp;kinderen die ten deele uit volkomen onkerksche kringen kwamen, wordt eenigszins het terrein van ons onderwerp betreden.nbsp;1070 Kinderen brachten een zomer buiten door en kwamen veelal in een christelijk milieu. Lag bij deze poging niet het accentnbsp;op de evangelisatiegedachte, hier is toch zeker een methodenbsp;aangegeven, die voor evangelisatiewerk van belang kan zijn.
12e. In den winter van 1942/1943 ging de Kerkeraad er toe over Bijbelkringen te organiseeren. Doel van deze kringen isnbsp;verdieping van de Bijbelkennis en versterking van de onderlingenbsp;gemeenschap. Aan deze kringen, 54 in getal, werd door 580nbsp;personen deelgenomen.
13e. Ook iets nieuws was de Paaschzangdienst op den eersten Paaschdag 1943 in de Domkerk, waarin medewerkers van alle Kerkkoren desgewenscht konden medezingen.
14e. Tenslotte vermelden we nog de in Juni 1943 gehouden ,,Kerkeweek voor iedereen”, waartoe de Algemeene Synodenbsp;van de Hervormde Kerk het initiatief nam.
De bedoeling van de Synode was te trachten de buitenkerkelijken en mensenen aan den rand van het kerkelijk leven, terug
-ocr page 77-59
te brengen tot de Kerk. Hiertoe werden verschillende godsdienstoefeningen belegd, waarvoor op ruime schaal uitnoodi-gingen werden verspreid.
Op deze samenkomsten zullen nog weer eenige andere volgen, voorbereid door de Commissie voor Kerkelijk leven.
15e. Voor de geestelijke verzorging van het Diaconessenhuis is onlangs een predikant benoemd met bijzondere opdracht.
Ook zullen binnen afzienbaren tijd twee nieuwe predikants-plaatsen worden gevestigd.
Samenvattende kunnen we dus zeggen: er zijn de laatste twintig jaar heel wat pogingen gedaan tot vergrooting en verdieping van de geestelijke belangstelling en tot versterking van den gemeenschapsband. Vooral in de laatste jaren is het aantal pogingen daartoe sterk toegenomen. De Kerk heeft vannbsp;1923 af aan de jeugd speciale aandacht besteed. (Instelling vannbsp;Jeugddiensten). De laatste jaren is deze belangstelling echternbsp;sterk toegenomen. (Benoeming studentenpredikant, bijzondere samenkomsten voor jongeren, instelling van den Hervormden Jeugdraad).
Hoezeer dit noodig was toonde ons hoofdstuk I § 3.
Ter versterking van den gemeenschapsband in de Gemeente werd ook het één en ander gedaan: de Kerkeraad richtte denbsp;r,Commissie tot versterking en bevordering van het kerkelijknbsp;leven” op, die o.a. Gemeente-avonden belegde. In 1942 werdennbsp;er ook door den Kerkeraad Bijbelkringen georganiseerd. Denbsp;laatste jaren toonde dit College steeds meer te beseffen niet bijnbsp;den eigen kring te mogen blijven staan; getuige o.a. de inschakeling van het Stadszendingswerk in kerkelijk verband en de on-langs gehouden Kerkeweek. De Kerkeraad toonde steeds meernbsp;te begrijpen, dat voorlichting gevraagd wordt op allerlei terrein.nbsp;Dit kwam o.m. tot uiting in de reeds genoemde Gemeente-avonden, in den Oxford-avond, in de avonden over actueele onderwerpen van de laatste jaren. Langzamerhand werd verstaan datnbsp;er groepen zijn, die door omstandigheden stiefkinderen van denbsp;Kerk dreigden te worden en daarom een bijzondere belangstelling verdienen. (De schippers, de studenten, de doofstommen, denbsp;elders tewerk gestelden). Bovendien, dat intensiveering van dennbsp;arbeid een dringende zaak was (Benoeming hulppredikanten,nbsp;vestiging van nieuwe predikantsplaatsen). Men ziet, dat, waarnbsp;een grootere energie aan den dag gelegd werd, resultaten nietnbsp;uitbleven.
-ocr page 78-HOOFDSTUK III.
HET KERKELIJK WIJKWERK.
§ 1. De ontwikkeling van het wijkweik.
Sinds vele jaren bestaat er in de grootere plaatsen een wijk-verdeeling voor predikanten. Zoo ook in Utrecht. Dit met het oog op de herderlijke zorg.
In 1908 werden echter door den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente te Utrecht voor het eerst vaste commissies voor den arbeid in elk der voor het herderlijk toezicht gevormde wijken ingesteld onder den naam van Wijkcommissies en bestaande uit predikant, ouderlingen en diakenen der wijk. Oorspronkelijknbsp;werden de ouderlingen niet aan een bepaalde wijk toegewezen,nbsp;terwijl tot 1908 de grenzen van diakenkwartieren en predikants-wijken door elkaar liepen. Nog wat later kwam het tot een reglement voor de Wijkcommissies.
Bestonden er vóór 1908 reeds eenige wijkvereenigingen, die verschillende vormen van wijkwerk behartigden, sinds datnbsp;jaar werd dat werk dus officieel van Kerkeraadszijde gestimuleerd. 't Was n.1. de bedoeling, dat de Wijkcommissies o.a. zouden beraadslagen over hetgeen kon geschieden tot geestelijkenbsp;en stoffelijke verzorging van de bewoners der wijk.
In 1908 waren er twaalf wijken, in 1914 kwam daar een dertiende bij, terwijl in 1920 de veertiende wijk gevormd werd. Tot heden is dat zoo gebleven. (Zie ikaart C). De tot standko-ming van twee nieuwe wijken vormt thans echter een punt vannbsp;bespreking in den Kerkeraad.
In het wijkwerk komt steeds meer teekening. Vóór 1908 vonden we naast Bijbellezingen en Catechisatie hier en daar een met de wijkvereeniging in verband staande zondagsschool,nbsp;mannenkring, moederkring of naaivereeniging, meisjesveree-niging (de beide laatstgenoemde naaien voor de behoeftigen innbsp;de wijk), bewaarschool, naai- en breischool en waarschijnlijk
-ocr page 79-61
een enkel zangkoor. Van lang niet alle vereenigingen liggen de oprichtingsdata vast. De historie vermeldt in 1908 althansnbsp;enkele van de genoemde vereenigingen in de tegenwoordigenbsp;Wijken: III, V, VII en XI. Een bijzonderheid voor Wijk III isnbsp;dat daar reeds van 1894 af gewerkt werd door een Evangelisatie-vereeniging: ,,Azareër', die destijds een Christelijk logementnbsp;exploiteerde, terwijl in dat gebouw een zaal was waar de ge-^nbsp;noemde vereenigingen een centrum vonden. Dit werk heeftnbsp;voor Wijk C veel beteekend. Velen daar danken de kennis, dienbsp;zij van het Evangelie hebben, vrijwel uitsluitend aan het werknbsp;van ,,Azareëlquot;. Oorspronkelijk was het een vereeniging binnennbsp;het wijkwerk, waarvan de wijkpredikant voorzitter was. Denbsp;laatste jaren is dit werk in directen zin „wijkwerkquot; geworden.nbsp;Al aanmerkelijk eerder was het overgebracht naar het wijk-gebouw.
Ook van Wijk iVII valt een bijzonderheid te vermelden: Zij bezat (van ± 1892—1930) een eigen Ziekenfonds ,,Wijkbelangquot;.nbsp;Een tijdlang werd in het wijkgebouw kliniek gehouden. Allenbsp;aangesloten leden hadden één bepaalden geneesheer. Dit gafnbsp;een gevoel van saamhoorigheid.
Bovendien kende Wijk VII in 1894 reeds een muziekvereeni-ging. Na 1908 en vooral sinds 1920 vertoont het wijkwerk echter veel meer variatie.
Genoemde vereenigingstypen zien we langzamerhand in de meeste wijken komen. Al spoedig volgen nu tot 1920 knapen-vereenigingen en jongelingsvereenigingen (die ± 1920 tennbsp;deele afdeelingen gaan vormen van de U.C.J.M.V. ^), later ooknbsp;ten deele afdeelingen van het N.J.V. ^), dameskransen, bibliotheken, kinderkerken, kinderkoren, hier en daar wijkafdeelin-ken der N.C.G.O.V. ®). Wijk VIII spreekt van vier kinderclub-jes: twee voor jongens en twee voor meisjes.
Wijk X heeft reeds een fluitafdeeling, een afdeeling van de NC.J.G.O.V. ,,De Schakel” en een vereeniging voor fabrieksmeisjes; behalve de laatste zijn het typen, die we later ook innbsp;andere wijken aantreffen. Voorts was Wijk X een cursus voornbsp;jonge moeders rijk.
Utrechtsche Christelijke Jongemannenvereeniging.
Nederlandsch Jongelings Verbond.
Nationaal Christen-geheelonthoudersvereeniging.
*) Nederlandsche Christen-Jongelieden Geheelonthouders Vereeniging.
-ocr page 80-62
Wijk XI vermeldt een Kinderzendingsvereeniging.
Na 1920 komen er weer nieuwe typen bij. Clubwerk in „Ons Huisquot;. „Ons Huis” is het wijkgebouw van Wijk II. Er komennbsp;tal van clubs samen, bestaande uit een klein aantal kinderen,nbsp;waarmede spel en handenarbeid (voor meisjes ook handwerk)nbsp;wordt gedaan, volksdansen worden uitgevoerd en gezongennbsp;wordt.
Ook elders ontstonden clubs voor handenarbeid en in Wijk II ontstaan twee Westhill Zondagsscholen. De Westhill Zondagsschool onderscheidt zich van andere Zondagsscholen door haarnbsp;gedecentraliseerd karakter. In de eerste plaats is zij onderverdeeld in vier afdeelingen volgens de leeftijden:
Ie. de ,,Vijfjesquot; (kinderen van 4 en 5 jaar);
2e. de ,,Kleintjes” (6- tot 9 jarigen);
3e. de ,,Juniorsquot; (9—11 jarigen);
4e. de „Oudstenquot; (12—16 jarigen). ,
Iedere afdeeling is weer verdeeld in groepjes van 4 a 6 kinderen. In het Zondagsschooluur wordt een voorbespreking gehouden door de(n) leid (st) er, die ook 't geheele uur leidt. Daarna wordt in 12 a 20 min. (korter bij de kleine kinderen, langer bijnbsp;de grootere) het Bijbelverhaal verteld door assistenten, waarna de kinderen in het z.g. expressiewerk, door teekenen, werkennbsp;met zand of klei en het beantwoorden van vragen of anderszins,nbsp;tot uitdrukking brengen wat ze gehoord hebben.
Door de assistenten wordt het door de(n) leid(st)er gehouden voorbereidingsuur gevolgd, waarin het onderwerp en de gangnbsp;van den dienst besproken worden.
Wijk VII heeft het eerste Wijkblad. Zoo'n blad werkt mede tot versteviging van den band met de wijkbewoners. Tusschennbsp;1930 en 1941 treffen we in de meeste wijken wijkbladen aan, metnbsp;uitzondering van de Wijken I, III, XI, XII en XIII, waar de behoefte daaraan blijkbaar nog niet zoo sterk gevoeld werd.
Wijk VII is de eerste die jeugddiensten organiseerde, (van 1922—1925). In deze wijk werd een poging gedaan om tot Drie-hoekwerk te komen, maar deze mislukte (in '29). Driehoek-werk werd het werk der Nederlandsche Meisjesclubs (N. M.C.)nbsp;genoemd, naar het insigne van de N.M.C., een blauwe driehoek binnen een gouden cirkel. Over den aard van dit werknbsp;wordt in hoofdstuk VII nader gesproken. Wijk XII richtte een
-ocr page 81-63
Mondaccordeonclub op en een Geheelonthoudersafdeeling voor kinderen „Hoop der toekomst”. Later komen deze verschillendenbsp;vereenigingen ook in andere wijken.
Wijk XIV heeft een tamboerijn- en pijpercorps, een omzetting van een voormalige fluitclub.
Na 1930 ontwikkelt het werk zich weer in nieuwe banen: in Wijk II komen een Avondgebed, aursussen over godsdienstigenbsp;onderwerpen en speciale cursussen voor werkloozen. (1934).nbsp;± 1931 worden een Jeugdkapelvereeniging, een jeugdkapel-koortje en een sportclub opgericht. De Jeugdkapelvereenigingnbsp;vereenigt — althans ten deele — de jeugdkapelbezoekers.
Zoo'n jeugdkapel komt het eerst in Wijk II tot stand in 1931. en wordt in 1937 ook in Wijk VII opgericht. Er worden kortenbsp;liturgische diensten gehouden voor jongeren van 13—16 jaar.
De jeugd heeft in deze diensten een actief aandeel. Aan dit Werk is een Paaschbloemendienst verbonden. De jeugd bezorgtnbsp;de tevoren gebrachte bloemen aan zieken en eenzamen, in gevangenissen en hospitalen.
De Jeugdkapelvereeniging organiseert avonden, waarop geestelijke onderwerpen besproken worden, afgewisseld met avonden waarvan ontspanning in verschillenden vorm het hoofdbestanddeel vormt, 's Zomers worden door de leden nu en dan tochten gemaakt, weekends en kampen georganiseerd.
In Wijk VI kwam in 1938 een zaagclub, in Wijk VII de ver-eeniging ,,Woord en Spelquot; (die reciteert, voordraagt en leeke-spelen opvoert); in de Wijken IX en XIV in 1911: een Evan-gelisatiekoortje; in Wijk XI in 1939 in verband met de geïsoleerde ligging van een deel van de wijk, een meisjesclubje onder leiding van de wijkzuster ^) in een particuliere woning;nbsp;Wijk XII richtte in 1935 een jeugdclub op voor kinderen van 10nbsp;—14 en 6—10 jaar.
Hiermede zijn de verschillende takken van wijkwerk gereleveerd. Het zijn alle pogingen om den band tusschen wijk en wijkbewoners te versterken en de gemeenschap in kleinerennbsp;kring tot uitdrukking te brengen. De jeugdvereenigingen zijnnbsp;thans alle vereenigd in den Hervormden Jeudraad.
De wijkzuster of wel de wijkdiacones. In bijna alle wijken is een wijk-diacones aangesteld voor de ziekenverpleging. Behalve dat ze zich aan dat Werk geeft, heeft zij veelal de leiding van één of meer vereenigingen in de
wijk.
-ocr page 82-64
Thans over de verschillende wijken nog een enkele opmerking.
Wijk I. D,om-Buui'Geeitekeik.
In den loop der jaren hebben in de binnenstad combinaties van verschillende voormalige wijken plaats gehad. Naarmatenbsp;de city-vorming toenam, was dat mogelijk. De binnenstad werdnbsp;meer en meer als wooncentrum verlaten. Men ging zich aannbsp;den buitenkant van de stad vestigen. Zoodoende konden in denbsp;buitenwijken met hun steeds groeiende bevolking nieuwe kerkelijke wijken worden gevestigd, waar de predikanten, die doornbsp;samenvoeging der binnenstadswijken vrij kwamen, weer hunnbsp;arbeidsterrein vonden.
De combinatie van Domkerk- en Buurkerkwijk had plaats in het jaar 1914; de samenvoeging van deze gecombineerde wijknbsp;met de Geertekerkwijk in het jaar 1931.
Men treft in Wijk I verschillende van de genoemde veree-nigingen aan en een Zondagsschool. De meeste vereenigingen zijn echter geen wijkvereenigingen in den directen zin, daarnbsp;ze niet van de Wijkcommissie uitgaan en ook niet bedoeld zijnnbsp;voor de wijkbewoners alleen. Het zijn n.1. vereenigingen op Ge-ref. grondslag, die open staan voor hen, die de genoemde richting toegedaan zijn.
Wijk II. Abstede.
Het werk in Wijk II is in zijn verschillende geledingen sterk verbonden. Een gedeelte van het jeugdwerk (clubwerk) draagtnbsp;meer het karakter van maatschappelijk werk dan van directnbsp;geestelijk werk. Door de sfeer waarin de kinderen komen, wilnbsp;men trachten geestelijken invloed op hen uit te oefenen. Ook 'tnbsp;werk onder werkloozen droeg een maatschappelijk karakter.
Men wil de jeugd opvoeden om te leeren geven. Met Kerstfeest bv. geven de kinderen een zelf gemaakt cadeautje aan hun moeder, zonder zelf iets te ontvangen.
Het clubwerk wordt veelal afgesloten met een lentefeest.
Bij de verschillende werkers in Wijk II, die allen arbeiden in het Wijkgebouw „Ons Huis”, wordt de gemeenschapszin sterknbsp;aangekweekt. Voorheen werd jaarlijks met hen en andere belangstellende gemeenteleden een boottocht gehouden of eennbsp;dag buiten doorgebracht.
Wijk II is het eerst begonnen met het oprichten van een kerstboom eenige dagen voor Kerstmis, waarbij in alle stilte
-ocr page 83-65
door Gemeenteleden gaven kunnen worden neergelegd, die aan minbedeelden ten goede komen. Dit voorbeeld wordt laternbsp;gevolgd in de Wijken VII ('35) en X ('35).
Wijk II bezat ook het eerste Kerkkoor, dat uitsluitend wilde dienen in Kerkdiensten en bij wijksamenkomsten. De anderenbsp;wijkkoren hadden oorspronkelijk een anderen opzet, ze lietennbsp;zich nu en dan hooren in ziekenhuizen en dergelijke, op wijk-avonden en bij andere Christelijke hijeenkomsten, maar werkten het overige deel van den tijd voor concoursen en uitvoeringen.
Over Wijk III „Jacobikeikquot; met zijn Evangelisatievereeni-ging ,,,Azareël” spraken we reeds.
In Wijk IV „Gansstraat—Hoogravenquot; heerscht nog al actie. Jonge lidmaten bewerkten de 16-jarigen voor catechisatie ennbsp;vereenigingen. Er is een bloeiend vereenigingsleven.
Wijk V „Nicolaïkerkquot; heeft eveneens verschillende van de genoemde vereenigingstypen.
Wijk VI „Pijlsweertquot; idem. Voor de jeugd is evenals in Wijk IX, een speciale jeugdkamer ingericht in het wijkgebouw. Innbsp;deze wijk hield de kinderkerk in 1941 een Paaschbloemendienst.nbsp;Ook hier worden door jonge lidmaten nieuwe catechisanten geworven.
Wijk VII „Lauweiecht-Tuinwijkquot;, valt in twee heterogene gedeelten uiteen n.1. de Lauwerecht e.o. en TuindorpJTuinwijk. Er zijn dan ook twee wijkgehouwen, omdat de bewoners zichnbsp;niet laten combineeren.
In Wijk VIII „Oudwijkquot; bestond tot voor kort de ,,Vriendenkring Oudwijkquot; met een jongenszondagsschool en verder jongenswerk. Deze Vriendenkring was slechts indirect aan het wijkwerk verbonden, doordat de voorzitter van de wijkvereeni-ging q.q. in het bestuur zat. Deze vereeniging dateert reeds vannbsp;ongeveer 1880. Het meisjeswerk gaat regelrecht van de wijknbsp;uit.
Wijk IX. Tolsteeg-Vaartsche Rijn, heeft ook veel van de genoemde vereenigingen. In 1920 was er wekelijks een avond voor fabrieksmeisjes.
Van 1935 af hooren we ook in deze wijk bij de Zondagsscholen (later gecombineerd) van een Paaschbloemendienst. Het Evangelisatiekoortje zingt o.a. met Kerstmis bij zieken thuis;nbsp;de wijkpredikant gaat met de wijkverpleegster den avond vóór
-ocr page 84-66
Kerstmis per aiUto de wijk rond om bij zieken en degenen die bijzondere moeilijkheden hebben (rouw enz.) een Kerstgroet tenbsp;brengen, terwijl het voorkomt dat de Meisjesvereeniging Kerstfeest viert mèt de eenzamen en de behoeftigen van de wijk.
Jaarlijks wordt in alle Hervormde gezinnen een wijkkalen-dertje bezorgd.
Wijk X. Leidschevaart. De meeste genoemde vereenigings-typen vinden we ook in deze wijk. Bovendien is er een veree-niging tot bevordering van de geestelijke belangen van de Wijk „Leidschevaartquot;, die o.a. meewerkt aan lectuurverspreiding.
De laatste jaren uitgezonderd, heeft jaarlijks met de Zondagsscholen het zoogenaamde ,,kerseneten'' plaats gehad. In optocht ging het dan, onder muziek van het fanfarecorps, naar den boomgaard, terwijl de stoet ergens midden in de wijk onder veel belangstelling ontbonden werd. Evenals Wijk VII innbsp;twee heterogene gedeelten uiteen valt, is dat het geval met Wijknbsp;X. Hier vertoont ,,Oog in Alquot; een uitgesproken eigen karakter.nbsp;Voor dat gedeelte van die Wijk worden dan ook speciale samenkomsten belegd.
Wijk XI. Bethiehemkerk, telt verschillende van de genoemde vereenigingen.
Wijk XII. Nieuwe Kerk. Hier treft ons het sterke verband tus-schen de verschillende deelen van het werk.
Na: Kerstmis krijgen alle ouders van kinderen, die voor Zondagsschool of catechisatie in aanmerking komen, een uitnoodi-ging om hun kinderen daarheen te sturen. De vervolgklasse van de Zondagsschool neemt met Paschen afscheid, zoodat de jongens en meisjes direct over kunnen gaan naar de catechisatie.nbsp;Zondagsschoolleerlingen krijgen zoo nu en dan een uitnoodi-ging voor een propaganda-avond van de een of andere vereeni-ging waarop verschillende onderwerpen worden behandeld,nbsp;veelal van geestelijken aard, terwijl hier en daar ook het ont-spanningselement niet ontbreekt Met Kerstmis worden aannbsp;zieken Kerstmandjes gebracht.
Ook Wijk XIII Noorderbrug kent verschillende van de genoemde vereenigingstypen.
Wijk XIV Oranjekerk stelt in 1925 verschillende commissies in voor i de verschillende vormen van werk, o.a. een commissie voor liefdewerk, voor jeugdarbeid, voor zang ennbsp;muziek, voor drankbestrijding enz.; in 1932: 16 in getal. Hier-
-ocr page 85-67
voor werd weer een centrale commissie in het leven geroepen om den onderlingen band te versterken.
Bovendien kent Wijk XIV de meeste van de genoemde veree-nigingstypen.
Van 1940 af hebben er geregeld „werkersavonden” (avonden voor degenen die zich aan het wijkwerk,geven) plaats, waarop het werk besproken wordt.
Sinds November 1942 vindt 's Zaterdagsavonds in de Oranjekerk het Avondgebed plaats.
In den loop der jaren boden de verschillende wijken dus wel heel wat mogelijkheden tot versterking van den band aannbsp;ouderen en jongeren. De vereenigingen trekken dikwijls ooknbsp;jongeren uit overigens onkerksche omgeving.
Dit mag zeker gezegd worden voor het clubwerk uit Wijk II, niaar geldt toch ook voor menige andere vereeniging. Naastnbsp;de vereenigingsavonden kennen de meeste wijken zooge-iiaamde ,,wijkavonden''. Deze avonden beoogen den band tus-schen alle wijkbewoners te verstevigen. Ze worden echter vrijwel uitsluitend bezocht door kerkelijk meelevenden.
§ 2. Aanrakingen tusschen Wijken en Stadszending.
Tenslotte willen we de contacten nagaan welke verschillende Wijken jnet de Stadszending hebben of gehad hebben. (Over het Stadszendingswerk spreken we uitvoerig in denbsp;Hoofdstukken VI, VII en VIII).
Wijk I: Aanrakingen met Wijk I zijn niet overgeleverd.
De predikant dezer Wijk is van meening dat gedeelten van de wijk zeker meer object voor evangelisatie-arbeid vormen dannbsp;Voor strikt kerkelijken arbeid.
Wijk II. Vóór,de tegenwoordige Wijk II ,,Abstede”, tot stand kwam, werd een deel van die wijk bearbeid door denbsp;Stadszending. Bij de vorming van de nieuwe wijk trok denbsp;Stadszending zich terug en deed de bestaande vereenigingennbsp;aan de wijk over. De Stadszending kon op een ander punt beternbsp;haar krachten besteden. Haar notulen van 7 October 1910 zeggen hierovei; het volgende; Voor een derden post in de stadnbsp;noemt Ds. Couvée de Noteboomenlaan in de wijk van Ds. T..nbsp;die zich indertijd welwillend over den arbeid uitliet. Ds. Couvée, wenscht dit dus met Ds. T. te bespreken”.
-ocr page 86-68
14 October 1910: „Ds. Couvée deelt mede dat Ds. T. volkomen bereid is mede te werken, als de Stadszending een post begint in zijn wijk en wel in de Noteboomenlaan”.
21 October 1910: ,,Ds. Couvée deelt mede, dat Ds. T. met zijn wijkvereeniging over het werk der Stadszending in de Noteboomenlaan heeft gesproken. De wijkvereeniging was hieropnbsp;ingegaan en nu heeft Ds. T. een stuk zijner wijk aangewezennbsp;dat niet bearbeid wordt, en dat hij nu geheel wenscht te stellen voor rekening der Stadszending. Dit evenwel niet om denbsp;Stadszending hier aan te binden, want de geheele wijk staatnbsp;voor haar open”.
Met Wijk III zijn geen aanrakingen overgeleverd, al werd het Stadszendingswerk in volkslogementen en in de hofjes doornbsp;den wijkpredikant gewaardeerd.
Wijk IV. Tot 1938 werd met Wijk IV een andere wijk aangeduid dan thans. De toenmalige is verdeeld onder bestaande wijken. De Wijk Gansstraat-Hoograven, de tegenwoordige Wijknbsp;IV, is eerst in 1933 gevormd, daarvóór vormde deze wijk eennbsp;onderdeel van Wijk V.
Op Hoograven is meer dan 25 jaar een post van de Stadszending geweest.
Het verslag van Wijk V over 1933 zegt n.a.1. van het overlijden van den Evangelist van de Stadszending het volgende; ,,Een groot verlies leed onze wijk, speciaal in den post ,,Hoogravenquot; door het droevig verlies van Br. A., die daar onze permanente hulpprediker, ,,ons geheugen”, ,,ons register” was.nbsp;Zegenrijk heeft hij daar 23 jaar gearbeid; ook een cultureelenbsp;verheffing is voor een belangrijk deel aan hem te danken.nbsp;Waar we hem in dankbaar aandenken houden, hopen we datnbsp;hij spoedig moge worden vervangen. We kunnen dezen postnbsp;van de Stadszending niet missen”.
Later werd in het gebouw van de Stadszending door een hulpprediker van Wijk V catechisatie gegeven.
In 1938 werd dus de nieuwe wijk gevormd, waarvan het eerste verslag zegt: ,,Uit den aard der zaak kwamen wij in onzen arbeid telkens in aanraking met de Stadszending, die in Hoograven haar eigen arbeid heeft. Het contact was en is steeds vannbsp;den aangenaamsten aard. Van allerlei werden wij op de hoogtenbsp;gesteld. Het lokaal kregen wij ten gebruike voor onze Bijbellezingen.
-ocr page 87-69
Er gaat van de Stadszending een Zondagsschool uit. Er is ook met de leiding van deze Zondagsschool contact”.
De Wijkpredikant begeerde dat het openluchtwerk der Stadszending daar geregeld voortgang zou vinden en zegde persoonlijke medewerking toe.
Hoewel de Wijkpredikant het Stadszendingswerk op Hoograven nog graag had zien blijven, werd het in 1939 beëindigd. De wijk kon volledig door de kerkelijke Wijk bewerkt worden. De Stadszending kon beter diensten bewijzen in Oog innbsp;Al, waaraan van kerkelijke zijde maar weinig aandacht konnbsp;geschonken worden. Het Stadszendingsgebouw op Hoogravennbsp;werd ,,Wijkgebouwquot;.
Het vereenigingswerk, dat nog op Hoograven was en de Zondagsschool gingen aan Wijk IV over.
Wat de aanrakingen met Wijk VI betreft, is alleen overgeleverd de overdracht van twee Stadszendingszondagsscholen en eenige jongensbonden. Deze overdracht had plaats nadat Wijknbsp;VI nieuw geconstitueerd was. Ook voor deze wijk had de Stadszending dus pionierswerk verricht. Voorts had in 1941 een tent-vreek plaats in samenwerking met de Wijken VI en XIV.
Met Wijk VII waren er eveneens aanrakingen, oorspronkelijk doordat de Stadszending in de Hoogstraat een post had.
De notulen der Stadszending vermelden:
1 November 1918: ,,Het lokaal in de Hoogstraat is Woensdag geopend. De eerste samenkomst was druk bezocht. Ds. de H.,nbsp;de wijkpredikant, (van Wijk VII) was er bij tegenwoordig ennbsp;sprak een sympathiek woord.
Meer direct waren er echter aanrakingen door den pioniersarbeid, dien de Stadszending verrichtte in Tuindorp-Maartens-dijk, dat eerst later kerkelijk bij Utrecht ging behooren.
Het verslag van Wijk VII over 1931 zegt; „Op den duur kan het niet uitblijven, dat Tuindorp kerkelijk wordt geannexeerd.nbsp;De Heer V., Evangelist bij de Ned. Herv. Stadszending, werktnbsp;daar en houdt op de aangenaamste wijze contact met ons' .
Ook hier ging het Stadszendingsgebouw aan de Wijk over. Toen Tuindorp kerkelijk bij Utrecht werd gevoegd, werd het hetnbsp;aerste wijkgebouw.
Aanvankelijk bleef de Evangelist der Stadszending nog huisbezoek doen, tot 1936.
In 1938 vormen Wijk en Stadszending samen een Bezoek-
-ocr page 88-70
commissie. De Stadszending heeft in Tuindorp, doordat ze er godsdienstonderwijs op de openbare school geeft, veel contacten. Samenwerking in deze kan 't werk slechts ten goede komen.
Met Wijk VllI zijn geen aanrakingen overgeleverd, wel met «Wijk 'IX. In de wijkkerk hadden in 1910 om de veertiennbsp;dagen Evangelisatiesamenkomsten plaats in nauwe samenwerking met den wijkpredikant die deze kerk voor dat doel aannbsp;de Stadszending afstond en ook zelf een enkele spreekbeurt vervulde, terwijl de wijkouderling en de evangehst der Stadszending er samen op uit trokken om huisbezoek te doen.
Destijds behoorde ook tot deze wijk de omgeving van het Houtenschepad en Hoograven. Thans behooren deze gedeelten tot Wijk IV.
Voor de t)ewerking van een deel dezer wijk werd destijds een overeenkomst getroffen tusschen het Wijkcomité en de Stadszending. Hierover wordt gesproken in de notulen van de Stadszending:
11 November 1911: ,,Nu brengt Ds. Couvée het verzoek over van Ds. B., namens zijn wijkcomité, om het Houtensche padnbsp;door de Stadszending te doen bewerken. Deze arbeid zou dannbsp;op denzelfden grondslag komen als destijds met Ds. T. voor dennbsp;arbeid in de Noteboomenlaan was overeengekomen, n.1. denbsp;Stadszending werkt geheel vrij en zelfstandig, maar pleegtnbsp;overleg met en geeft verslag van haren arbeid aan den wijkpredikant. Deze zelfde overeenkomst zou dan ook kunnen gelden voor het werk op den Hoogravenscheweg, die mede tot denbsp;wijk van Ds. B. behoort. Men voelt, zoo eenigszins mogelijk,nbsp;op het verzoek van Ds. B. te moeten ingaanquot;.
In 1931 en 1932 werden door de wijk openluchtsamenkomsten georganiseerd, waarvoor ze de hulp en medewerking van denbsp;Stadszending inriep.
Notulen Stadszending 9 April 1931: ,,Er is een schrijven van Wijkcomité IX met mondelinge toelichting van Ds. van M.,nbsp;gaande over de vraag ,en 't verzoek aan de Stadszending omnbsp;medewerking van ons muziekcorps en onze Evangelisten bijnbsp;opönluchtsamenkomsten ^(ivan ^at wijkcomité pitgaande) innbsp;Wijk IX (rivierenwijk). Gaarne willen we met onze hulpkrachten en eigen krachten, ook van muziek en zang, als de voorzitter maar .tijdig plaats en tijd weet, alle medewerking ver-leenenquot;.
-ocr page 89-71
Wijk X. Ook met Wijk X zijn verschillende aanrakingen geweest: In 1913 gaf Wijk X een gedeelte van haar domein ter bearbeiding aan de Stadszending. (Zie hoofdstuk VI § 2a).
De Stadszendingsnotulen noemen nog enkele punten;
11 Juni IQ 15: „De openluchtsamenkomsten zijn nu in vollen gang. Op het Bankaplein zal met Ds. B. (den wijkpredikant vannbsp;Wijk X) des Zondagsmorgens een samenkomst worden gehouden”.
9 October 1916: „Ds. B. heeft te kennen gegeven, dat hij wat meer contact wenscht met de Stadszending, nu één vannbsp;haar colportrices in zijn wijk arbeidt. Ds. Couvée wenscht ernbsp;met hem over te gaan spreken en hem voor te stellen, dat zijnbsp;hem nu en dan verslag komt doen van haar werk in zijn wijk .
2? October 1916: „Met Ds. B. heeft Ds. Couvée een aangenaam gesprek gehad en verscheidene bezwaren kunnen wegnemen.nbsp;Ds. Couvée heeft den ,indruk gekregen, dat het Ds. B. werkelijknbsp;te doen is om samenwerking. Ds. B. heeft de hulp der Stadszending ingeroepen voor een Evangelisatieavond in zijn lokaalnbsp;en wenscht een Lombok- en Transvaalavond te organiseeren ennbsp;dezen in „Siloquot; te houden om zijn wijkkas te stijven. Beide heeftnbsp;Ds. Couvée toegestaan, indien Ds. B. dan ook van zijn kant opnbsp;Zondagavond in Silo wil helpen, hetgeen Ds. B. beloofd heeft.nbsp;De colportrice zal nu een bepaald gedeelte van de wijk bewerken en daarvan Ds. B. geregeld verslag komen doen”.
30 November 1916: „De Evangelisatie-avond van Ds. B. in zijn wijklokaal met hulp der Stadszending, wat sprekers en muzieknbsp;betreft, is uitnemend geslaagd, zeer tot genoegen van Ds. B., dienbsp;had toegestaan dat in de zaal door de colportrice ,.Blijde Boodschappenquot; werden verkocht (het Evangelisatieblaadje dernbsp;Stadszending).”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
21 Januari 1921: ,,Ds. B. is er niet tegen, dat de Stadszending in zijn wijk een post begint, want ook al mocht er in den loopnbsp;des tijds een hulpprediker komen, de wijk is groot genoeg voornbsp;twee werkkrachten”.
5 Maart 1931: „De voorzitter heeft met Ds. B. een rustig er breedvoerig .onderhoud gehad over verhouding van Kerk ennbsp;Stadszending in Wijk Leidschevaart. Dit bracht^beiden tenslottenbsp;zooveel dichter tot elkaar, dat wij God mogen danken voor denbsp;wijze waarop deze samenspreking plaats gehad heeft. Voortaannbsp;zal tusschen Ds. B. eenerzijds en Br. V. en Mej. van O. ander-
-ocr page 90-72
zijds (de Stadszendingsarbeiders in die wijk), maandelijks geconfereerd worden over gezinnen en gevallen en arbeid, daar onderling overleg niet anders dan vruchtdragend kan zijn”.
Ook Wijk XI trof een overeenkomst met de Stadszending, waarbij zij een gedeelte van de wijk aan de Stadszending ter bewerking gaf. (Zie Hoofdstuk VI § 2a). Verder geven de Stads-zendingsnotulen nog eenige aanrakingen;
24 September 1915: ,,Ds. M. wenscht niet alleen in de Beth-lehemkerk kinderkerk te houden, maar ,dit ook te doen in het lokaal (der Stadszending) Narcisstraat. De bezwaren wordennbsp;ernstig overwogen, maar het Comité ^) (der Stadszending) voelt,nbsp;dit niet te kunnen weigerenquot;.
Met de Wijken XII en XIII zijn geen aanrakingen overgeleverd.
Vóór Wijk XIV gevormd werd, had de Stadszending sinds' 1917 een post in de Elinckwijk, daar dit stadsgedeelte van denbsp;Bethlehemkerk uit, tot welke wijk het destijds behoorde, moeilijk te bewerken was. Aan den wijkpredikant werd het Stads-zendingsgebouw voor catechisatie en Bijbellezing afgestaan.
Contact was er ook met den nieuwen wijkpredikant, die in 1919 kwam; we vermelden weer wat de Stadszendingsnotulennbsp;dienaangaande geven:
21 November 1919: „Ds. Coüvée heeft een bezoek van Ds. K. gehad om te vragen, of hij twee avonden en den Zaterdagmiddag zou mogen gebruik maken van het lokaal der Stadszendingnbsp;in de Fultonstraat. Hoewel Ds. K. het werk der Stadszendingnbsp;(dat zooveel voorbereidend werk in zijn nieuwe wijk heeft gedaan) in zijn intreepreek zelfs niet heeft genoemd, wordt tochnbsp;besloten hem dat verzoek niet te weigerenquot;.
19 Maart 1920: ,,Ds. Couvée stelt voor den post in de Fultonstraat op te heffen zoodra Ds. K. zijn barak en noodkerk zal hebben ingericht”.
8 October 1920: ,,Een uitnoodiging is ingekomen van den Ker-keraad om de opening van de hulp-Oranjekerk bij te wonen”.
15 October 1931: ,,De voorzitter vertelt, hoe Ds. K. van een zekere toenadering blijk geeft, sinds zijn uitvoerig onderhoudnbsp;met Br. V. (den evangelist der Stadszending) en zijn aanbod omnbsp;gemeenschappelijk Evangelisatiesamenkomsten te houden. Het
Het Comité der Stadszending is het bestuur der Stadszending. De leden van dit bestuur vormen samen „de Vereeniging Stadszendingquot;. Verder kent „de Stadszendingquot; geen leden, alleen medearbeidenden.
-ocr page 91-73
blijkt, roept van M. (één van de leden van het comité der Stadszending) met blijdschap uit, dat er een andere, gunstigernbsp;mentaliteit aan het groeien isquot;.
12 November 1931; ,,De voorzitter vertelt ervan hoe Ds. K. bij hem op bezoek is geweest; na allerlei wrijving uit vroegere dagen, voorwaar op zichzelf reeds een symptoom van een beterenbsp;gezindheid, die ook reeds aan den dag was getreden toen Br.nbsp;V. als nieuwe Evangelist in Post Narcisstraat zich bij hem gemeld had; want toen was er door Ds. K. meteen gesprokennbsp;over gemeenschappelijke Evangelisatiesamenkomsten op hetnbsp;erf der Oranjekerk. Hierover kwam Ds. K. nu met Ds. Couvéenbsp;nader spreken, waarbij van alles ter sprake kwam, goed ennbsp;kwaad, het wederzijdsche wantrouwen met al de oorzakennbsp;daarvan, totdat het alles bezonk en het water helder werd.nbsp;Besloten werd zoo mogelijk op Donderdag die Evangelisatiesamenkomsten in de Oranjekerk te houden en geregeld samen-spreking te hebben tusschen Ds. K., Br. V. en Zr. G. (beidenbsp;laatstgenoemden zijn arbeiders der Stadszending)quot;, evenalsnbsp;dat in den Post Borneostraat met Ds. B. geschiedt.
9 October 1936; „Ook is Br. V. samen met Ds. K. weer met lichtbeeldenavonden begonnen bij de Oranjekerk in de openluchtquot;.
In 1938 kreeg deze wijk een nieuwen wijkpredikant, met wien de samenwerking werd voortgezet.
19 April 1940: „Met Ds. W., den nieuwen wijkpredikant en zijn contact met Br. V. (Stadszendeling) in de wijk Zuilen-Amster-damsche Straatweg, ziet het er bemoedigend uit .
In September 1941 had, zooals bij wijk VI reeds werd gemeld, een tentweek plaats, georganiseerd door de Stadszending, irnbsp;samenwerking met de Wijken VI en XIV.
Eind 1941 kwam het tot de oprichting van een Zondagsschool, waarvoor Wijk XIV en de Stadszending de handen ineen legden,
In Januari 1943 begon de vorming van meisjesclubs in het irBetondorpquot;. De organisatie daarvan berust bij Wijk XIV ennbsp;de Stadszending samen.
Resumeerend constateeren wij, dat het meermalen kwam tot een practische verdeeling van arbeid in wijken, die voor eennbsp;regelmatige bearbeiding van wege de Kerk te groot waren: innbsp;verschillende wijken werd overleg gepleegd tusschen den wijkpredikant en de daar geplaatste Stadszendings-arbeiders; in
-ocr page 92-74
diverse wijken ging de Stadszendingsarbeid aan den kerkelijken arbeid vooraf en werd overgedragen als de tijd daarvoor rijpnbsp;was.
Voor het houden van Evangelisatiecampagnes en -samenkomsten zochten verschillende wijken samenwerking met de Stadszending, terwijl ook het omgekeerde plaats had.
Bij voorkomende moeilijkheden bleken samensprekingen in den regel tot het gewenschte resultaat te leiden.
Hadden samenspreking en samenwerking ook reeds vóór 1932 plaats, in de toekomst zal dat nog meer het geval moeten zijn.
Alle wijkpredikanten en wijkcommissies zullen ter verkrijging van een organische samenwerking rekening dienen te houdennbsp;met de speciale opdracht van den Kerkeraad aan de Stadszending.
-ocr page 93-HOOFDSTUK IV.
HUISBEZOEK.
Het huisbezoek vonnt wel één van de allerbelangrijkste takken van kerkelijk werk. Het is de eenige manier voor de Kerk om contact met alle Hervormden te krijgen. Velen zijn in dennbsp;loop der jaren zóó af gedwaald, dat van direct resultaat geennbsp;spoor te vinden is. Anderen komen er echter toe weer wat meernbsp;contact met de Kerk te zoeken.
In de laatste jaren is het meer en meer het streven geworden in een bepaald tijdsbestek de geheele wijk te bezoeken. Vannbsp;synodale-zijde ^ wordt dit sterk gestimuleerd.
In het ontwerp-reglement voor de wijk-commissies der Ned. Herv. Gemeente te Utrecht van Juni 1914 lezen we reeds in artikel 8: ,,De wijk-commissie bevordert zooveel mogelijk hetnbsp;huisbezoek, het godsdienstonderwijs en de ziekenverplegingnbsp;in de wijk en het aanleggen van een bevolkingsregister tennbsp;dienste van den wijkarbeid.
Zij verleent haar medewerking bij het bezoeken in de wijk van leden der Ned. Herv. Kerk, die zich in de gemeente komennbsp;Vestigen, die hunne attestatie indienen, die zich wenschen afnbsp;te scheiden, die kerkelijk trouwen of een kind lieten doopen .
Hierbij wordt aangeteekend; ,,Vooral op het doen van geregeld huis- en ziekenbezoek moet hier de nadruk worden gelegd, omdat dit één der meest beproefde middelen is om gere' geld contact tusschen Kerk, wijkbestuur en wijkbewoners tenbsp;onderhouden. Slechts door veelvuldig en systematisch huisbezoek kan de algemeen gehoorde klacht verstommen, dat denbsp;Kerk zich niet voldoende aan haar leden laat gelegen liggen.
Staat het huisbezoek van predikant en ouderlingen hier bo-
De Synode der Ned. Herv. Kerk is het hoogste kerkelijke bestuurslichaam.
-ocr page 94-76
venaan, ook door aanraking met de overige leden eener wijkcommissie zal dat contact wel degelijk worden gevoeldquot;.
Jarenlang bleef in de meeste wijken het huisbezoek tot de in alinea 2 van artikel 8 vermelde gevallen plus het zieken- ennbsp;rouwbezoek beperkt, waardoor velen de bovengenoemde klachtnbsp;slaakten en steeds verder van de Kerk afraakten en zelfs voornbsp;haar verloren gingen.
De laatste jaren wordt er, mede door de vorming van huis-bezoek-commissies en de aanstelling van hulppredikers, meer en meer getracht de geheele wijk systematisch te bewerken.nbsp;Veelal bepaalt de predikant zich dan tot de bijzondere gevallen, de eventueele hulpprediker staat hem ter zijde en doet systematisch huisbezoek, terwijl de wijk voor ouderlingen innbsp;kwartieren is verdeeld en de bezoek-commissies hulp bieden.
De wijken I, II, IV, V, VII, VllI, IX, XII, XllI en XIV hebben een bezoek-commissie. In vele wijken is de taak van de bezoekers de nieuw ingekomenen te verwelkomen. Meer dannbsp;eens blijft het dan bij een oppervlakkige aanraking. Eventueelnbsp;geven de bezoekers dan aan wijkpredikant of ouderlingen denbsp;adressen door waar een direct geestelijk bezoek wenschelijk isjnbsp;maar steeds meer worden ook door leden van bezoek-commissies direct geestelijke bezoeken gebracht.
Een hulppredikant(e) is er in de wijken I, V (twee) sinds 1931, VI met onderbrekingen van ± 1936 af, VII van 1 Jan. 1942 af,nbsp;VIII sinds 1 April 1943, IX. X (Godsd. Onderwijzer) van 1908 af,nbsp;XII (in ieder geval reeds in 1920), en XIV sinds Sept. 1940.
Bij een overzicht over verslagen van predikanten, ouderlingen en diakenen over het jaar 1942 wordt opgemerkt: ,,het huisbezoek door de hulppredikers heeft zeer veel goed gemaakt wat anders ongedaan had moeten blijvenquot;.
Zoo maakt wijk IV de opmerking dat in ± 2 ijaar de geheele wijk bezocht werd, wijk V had slecht IV2 jaar noodig, wijk VInbsp;2V2 jaar, wijk XII 2Y2 jaar en dat is in die wijk reeds tientallennbsp;jaren zoo. Overigens behooren resultaten zooals in de bovengenoemde wijken bereikt werden, tot de laatste twaalf jaren;nbsp;in de wijken IV en VI is dit alles van veel recenter datum.
Een rapport van een ,,Commissie-Huisbezoekquot; merkt in Februari 1929 op: ,,er ontsnappen in onze stad nog te veel menschen aan de aandacht der Kerk. Dat moest wordennbsp;voorkomen door intensiever bezoekquot;. Dit rapport zegt dus iets
-ocr page 95-77
over den stand van zaken in het jaar 1929. Ook wijkverslagen hoen zien dat het bezoeken van de geheele wijk lange jaren eennbsp;utopie heette.
Wijk VII: verslag over 1933: ,,Het huisbezoek geschiedde Weer onder de zinspreuk: als het niet kan zooals het moet, dannbsp;moet het maar zooals het kanquot;.
Wijk VIII: verslag over 1937: „In 't huisbezoek werd de wijk-predikant geholpen door ouderling en huisbezoekers.
In onze zeer groote wijk met overwegend Hervormde bevolking, blijft deze arbeid altijd een oorzaak van zorg”.
Over 1940/1941: ,,Het is dringend noodzakelijk dat 't getal be-zoekbroeders grooter wordt. Het onderling contact tusschen een wisselende bevolking is uiteraard moeilijk te leggen. Tochnbsp;is het een levenskwestie voor onze Kerk, dat de gemeenschapnbsp;des geloofs onderling gevoeld wordt, men van elkaar weet ennbsp;met elkaar kan meelevenquot;.
Wijk IX, verslag over 1932: ,,Het huisbezoek is zóóveel omvattend, dat het aantal beschikbare krachten bij lange niet toereikend is”.
Over 1938: „Een geregeld contact met de wijkbewoners Wordt steeds meer een utopie, daar de groei der huizencomplexen niet stilstaatquot;.
Wijk XI verslag over 1919/1920: ,,Alle nieuw ingekomenen, alle gedoopten, kerkelijk gehuwden, alle nieuwe lidmaten werden bezocht. Zooveel dat mogelijk was ook de zieken, die onsnbsp;noodigden. Helaas laat het ziekenbezoek in den wintertijd.nbsp;Wanneer alle arbeid met volle kracht aan den gang is, veel tenbsp;wenschen over”.
Verslag over 1930/1931; ,,Huisbezoek; jammer dat het aantal Verhuizingen zoo groot is, dat de nieuw-ingekomenen haastnbsp;allen tijd in beslag nemen en dat we zoo weinig kunnen ,,vasthouden”.
Wijk XIV verslag over 1928; „Hoe langer hoe meer gaat blijken, dat het zonder hulp niet kan. Allerlei bezwaren doen zich Voelen. Het aantal wijkbewoners breidt zich al maar uit. Datnbsp;brengt mee dat de uitbreiding van het ziekenbezoek daarmeenbsp;evenredig is en andere bezoeken vaak achterwege blijven”.
Door verschillende wijkpredikanten werden mij gegevens verstrekt over het jaar 1942:
-ocr page 96-78
Wijk I. Van deze wijk werden geen gegevens over 1942 ontvangen, wel over 1938
In dat jaar^ werden door den wijkpredikant 571 bezoeken gebracht, waarvan er echter vele buiten de wijk vielen. Denbsp;predikant behoort n.1. tot den Gereformeerden Bond en bezoekt de leden van dien bond, die uit den aard der zaak verspreid wonen.
Ouderlingen brachten 78, wijkbezoekers 944 bezoeken, zoo-dat we in dat jaar tot een totaal komen van 1593. Naar schatting bedraagt het aantal Hervormden in wijk I 6000, dat is, eveneens naar schatting, 1200 a 1500 gezinnen. Wanneer we innbsp;dit hoofdstuk van gezinnen spreken, rekenen we daar ook onder alleenwonenden en die gezinnen, die door een gemengdnbsp;huwelijk slechts ten deele Hervormd zijn. De schattingen waarbij een gezin getaxeerd werd op 4 a 5 leden, zullen door ditnbsp;alles dan ook eerder te laag dan te hoog zijn.
In aanmerking genomen, dat de wijk in 1938 drie ouderlingen telde en nu vier, terwijl nu ook een hulpprediker zijn krachten geeft, mag verondersteld worden, dat men deze wijk in twee a drie jaar doorkomt. We laten dan ruim tijd voor bezoeken aannbsp;nieuw gevestigden en houden er rekening mede dat sommigenbsp;gezinnen meer dan één bezoek per jaar ontvangen. Deze overwegingen gelden voor alle wijken. In 1938 werd in wijk I denbsp;helft van de bezoeken gebracht in verband met vestigingen.
Wijk II telt naar schatting 2672 Hervormden, dat is eveneens naar schatting 535 a 668 gezinnen.
In de wijk werken naast den wijkpredikant vier ouderlingen en een bezoek-commissie. Althans in 1937 kwam op deze bezoeknbsp;commissie neer het bezoeken van de nieuw ingekomen personen, zoowel degenen, die van buiten als die van binnen denbsp;stad zich in de wijk kwamen vestigen.
Over het aantal gebrachte bezoeken iwerd geen opgave ontvangen.
Wijk III. Deze wijk telt 4861 Hervormden, dat is naar schatting 975 a 1215 gezinnen.
De wijk heeft geen bezoek-commissie of hulppredikant. Het huisbezoek geschiedde door den wijkpredikant en drie ouderlin-
Reeds was dit hoofdstuk voltooid, toen de gegevens van wijk I binnen kwamen. In 1942 werden 1344 bezoeken gebracht; tijdsomstandigheden en ziekte maakten het getal iets lager dan in 1938.
-ocr page 97-79
gen. De wijk is voor de respectievelijke ouderlingen in drie deelen verdeeld. Zeer waarschijnlijk komen ook in deze wijknbsp;de bijzondere bezoeken voor rekening van den predikant. Ernbsp;derden in 1942 ± 800 bezoeken gebracht. Wederom een ruimenbsp;plaats gevende aan bezoeken in verband met vestiging, mogennbsp;veronderstellen, dat in den loop van vier jaar alle gezinnennbsp;die met de Hervormde Kerk verbonden zijn, wel bezocht zullennbsp;zijn.
Wijk IV. Deze wijk telt 4041 Hervormden, wat we taxeeren op 810 a 1015 gezinnen. De wijk is in 6 kwartieren verdeeld, innbsp;olk waarvan door twee bezoekbroeders gewerkt wordt.
Bezochten deze broeders voorheen slechts degenen, die zich in de wijk vestigden, sinds 1941 meldt het wijkverslag dat hunnbsp;arbeid zich belangrijk heeft uitgebreid en zij ook meer gewonenbsp;huisbezoeken brengen. Verder wordt huisbezoek gedaan doornbsp;den wijkpredikant en vier ouderlingen. Zooals boven gezegdnbsp;^ard kan in twee jaar de heele wijk bezocht worden, terwijl denbsp;quot;wijkpredikant zich als ideaal gesteld heeft: ,,ieder jaar een bedoek aan alle gezinnen in de wijk die met de Hervormde Kerknbsp;quot;arbonden zijnquot;.
Wijk V telt 4412 Hervormden: naar schatting 882 a 1103 gezinnen.
Het huisbezoek is als volgt geregeld: de bezoekbroeders (acht d twaalf in getal) bezoeken degenen, die binnen de stad verhuisd zijn. Eén der ouderlingen bezoekt hen, die zich van buitennbsp;ha stad in de wijk vestigen, de andere ouderlingen brengen denbsp;geregelde bezoeken evenals de beide hulppredikers, terwijl voornbsp;den wijkpredikant de bijzondere gevallen blijven.
Op deze wijze kan de wijk in iVz jaar bezocht zijn.
Wijk VI telt 5207 Hervormden. Dat is naar schatting 1050 a 1302 gezinnen. Deze worden bezocht door wijkpredikant, hulpprediker en ouderlingen. In 1942 brachten heide eerstgenoem-hen 1194 bezoeken, terwijl door de ouderlingen ± 700 bezoekennbsp;gebracht werden, tezamen dus 1900 bezoeken. In 2V2 jaarnbsp;quot;werd op deze wijze aan alle Hervormde gezinnen in de wijk eennbsp;hezoek gebracht.
Wijk VIL Moest wijk VII in 1933 met het oog op het huisbezoek nog klagen: ,,als het niet kan zooals het moet, dan moet het maar zooals het kanquot;, sindsdien is die klacht verstomd. Hetnbsp;kan nu beter. In 1935 kwam er een bezoek-commissie en 1 Jan.
-ocr page 98-80
1942 een hulpprediker, zoodat in het verslag over 1942 de opmerking gemaakt wordt: ,,in het huisbezoek nam de hulppre-» dikant een zeer krachtig aandeel. Hij is een heel eind op weg bijnbsp;allen in de wijk een bezoek gebracht te hebben”.
Behalve door de genoemden, werd huisbezoek gedaan door den Wijkpredikant en vier ouderlingen, welke laatsten elk eennbsp;gedeelte van de wijk voor hun rekening hebben.
Totaal werden er ± 1550 bezoeken afgelegd. Het aantal Hervormden in wijk VII is 4367 (opgave 1941), d.i. naar schatting 874 a 1092 gezinnen. Ook deze wijk wordt thans in ± l'/2 jaarnbsp;bezocht.
Wijk VIII telt 5887 Hervormden, naar schatting 1178 a 1472 gezinnen. De wijk wordt bezocht door den wijkpredikant, viernbsp;ouderlingen, een bezoekcommissie uit negen leden bestaandenbsp;(waarin nu en dan enkele vacatures) en sinds 1 April 1943 doornbsp;een hulpprediker. Vergelijking met andere wijken doet veronderstellen dat deze wijk met het genoemde aantal arbeidskrachten ook wel in een paar jaar zal worden bezocht.
Wijk IX: Deze wijk telt 8500 Hervormden; naar schatting dus 1700 a 2125 gezinnen. Deze worden bezocht door den wijkpredikant (die ook hier weer de bijzondere gevallen voor zijnnbsp;rekening neemt), de ouderlingen, bezoekbroeders en een hulpprediker. Laatstgenoemde bracht in 1942 700 a 750 bezoeken;nbsp;predikant en ouderlingen idem. Bezoekbroeders 500. Ernbsp;werden 7 a 800 gezinnen bezocht. Thans lijkt het bezoeken vannbsp;de wijk dus geen utopie meer (zie bladz. 77) al vraagt het tochnbsp;2'/2 a 3 jaar voor alle Hervormde gezinnen bezocht zijn. Voorheen verrichtten de bezoekbroeders uitsluitend pioniersarbeid;nbsp;bij hun bezoeken verzamelden zij statistische gegevens. Thansnbsp;is dat aanmerkelijk veranderd. De taak wordt nu veel meer alsnbsp;een geestelijke gezien, zoodat getracht wordt naar een geestelijk gesprek. Dat lukt in meer dan de helft van de gevallen.
Wijk X telt 7825 Hervormden, naar schatting 1565 a 1956 gezinnen. Volgens opgave werden er in 1942 ± 3500 bezoeken afgelegd door wijkpredikant, godsdienstonderwijzer en drie ouderlingen. Voor het bezoeken van deze wijk is drie jaar noodig.
Wijk XI: telt naar schatting 5500 Hervormden, dat is eveneens naar schatting 1100 a 1375 gezinnen. Huisbezoek wordt uitsluitend gedaan door den wijkpredikant en vier ouderlingen. Slechts één jaar is er een hulppredikant in deze wijk werkzaam
-ocr page 99-81
geweest (voor de helft van de week). De wijk heeft ook geen bezoekcommissie, voorheen wel. De ouderlingen bezoekennbsp;i 500 nieuw inkomenden per jaar. Bovendien worden, medenbsp;ter controleering van het wijkregister, enkele straten bezochtnbsp;Volgens de aanwezige kaarten. De predikant bepaalde zichnbsp;tot de bijzondere gevallen en bracht ± 500 bezoeken. Op denbsp;Vraag aan den wijkpredikant: „Hoeveel tijd acht U noodig omnbsp;alle gezinnen van Uw wijk te bezoeken”, was het antwoord:nbsp;.tVoor systematisch huisbezoek zou drie a vier jaar noodignbsp;zijn, maar ondertusschen zijn reeds velen weer verhuisdquot;.
Wijk XII telt 5043 Hervormden, (als volgt verdeeld: 2498 lidmaten, 1210 doopleden boven 18 jaar, 967 gedoopten totnbsp;18 jaar; 368 ongedoopten tot 18 jaar). We schatten het aantalnbsp;gezinnen op 1010 a 1261. Het huisbezoek is reeds vele jarennbsp;als volgt igeregeld:
Een ouderling bezoekt de van buiten komende menschen, de bezoekcommissie, uit vijf leden bestaande, hen die binnen denbsp;stad verhuizen. De hulppredikant doet bezoek van huis tot huisnbsp;bij alle Hervormden.
De predikant verzorgt de bijzondere gevallen. Totaal zijn er drie ouderlingen werkzaam. In 1932 werden ± 2000 bezoekennbsp;gebracht, voor het meerendeel zuiver geestelijke bezoeken. Innbsp;2'/2 jaar worden alle met de Hervormde Kerk verbonden gezinnen zeker bezocht.
Wijk XIII telt naar schatting 4756 Hervormden, dat is eveneens naar schatting 951 a 1189 gezinnen. Behalve door den v^ijkpredikant worden bezoeken gebracht door de ouderlingennbsp;en de bezoekbroeders (vermoedelijk ± acht). Over het aantalnbsp;bezoeken zijn geen gegevens ontvangen.
(Wijk XIV is de grootste wijk en telt volgens opgave 31 E^ecember 1942: 10400 Hervormden of rond 3500 gezinnen,nbsp;daarvan ongeveer 1000 gemengde.
In 1942 werden 1700 bezoeken afgelegd, waarvan 1200 huisbezoeken. In de wijk worden behalve door den wijkpredi-hant bezoeken gebracht door twee hulppredikanten (één voornbsp;den vollen tijd, één voor twee halve dagen per week), door denbsp;ouderlingen (vier) en door een bezoekcommissie uit twintignbsp;leden bestaande. Voor het bezoeken van alle met de Hervormde Kerk verbonden gezinnen is twee a drie jaar noodig. Hetnbsp;Ideaal is; alle gezinnen eens per jaar te bezoeken.
-ocr page 100-82
Het huisbezoek in de verschillende wijken nog eens overziende, constateeren we, dat in de eene wijk deze tak 'van arbeid meer gesystematiseerd is dan in de andere.
Op de wijkpredikanten komen in hoofdzaak de bezoeken neer waar een bijzondere aanleiding voor is: doop, kerkelijkenbsp;huwelijksinzegening, bevestiging tot lidmaat, ziekte, sterfgeval, vragen op het spreekuur.
De hulppredikers (sters) doen veelal het systematische huisbezoek. Voor de bezoekcommissies treffen we eenerzijds een indeeling van de wijk aan in sub-wijken, vooral wanneer éénnbsp;of meer dier subwijken samenvallen met ouderlingen-kwartie-ren, komt zulk een indeeling zeer practisch voor — anderzijdsnbsp;zien we aan de bezoekcommissies een speciale taak toegewezen: het bezoeken van, de nieuw-ingekomenen in de wijk. Wijknbsp;XII heeft hiervoor een specialen ouderling. Door inschakelingnbsp;van het leekenelement wordt het uitvoerbaar, in bepaalde gevallen aan een gezin bijzondere aandacht te schenken, zondernbsp;daarmede anderen wijkbewoners tekort te doen. Een predikantnbsp;heeft beperkte krachten, het aantal ouderlingen is gelimiteerd;nbsp;het aantal leden der bezoekcommissie kan echter aan de omstandigheden worden aangepast.
Uit den aard der zaak moeten we ons bepalen tot de verstrekte gegevens over de bezoeken. Enkele wijken wijzen er op dat de genoemde getallen eigenlijk nog vergroot moesten worden door de bezoeken van Zondagsschool-assitenten en vereeni-gingsleiders (sters) daarbij op te tellen. Dit is echter niet geschied, omdat deze bezoeken door de wijkbewoners niet geziennbsp;worden als bezoeken ,,door de Kerkquot; gebracht. Waar ons ietsnbsp;werd medegedeeld over den aard van de bezoeken werd datnbsp;vermeld. Overigens zijn cijfers over huisbezoek maar zeer tennbsp;deele vergelijkbare grootheden. Tusschen het eene bezoek ennbsp;het andere bestaat uiteraard een groot verschil. Bij het eene bezoek wordt in het licht van het Evangelie gesproken over denbsp;diepste roerselen van de menschenziel, bij het andere blijft hetnbsp;bij oppervlakkige aangelegenheden.
Vele factoren zijn hierop van invloed. Dit kunnen we echter constateeren, dat thans in de meeste wijken de Kerk eens pernbsp;IV2 a 3 jaar blijk geeft van haar belangstelling in haar ledennbsp;door middel van bezoek. Wel een heel andere situatie dannbsp;eenige jaren geleden.
-ocr page 101-HOOFDSTUK V.
ZIJ DIE ZICH AAN DE KERKELIJKE GEMEENSCHAP ONTTROKKEN.
Toen de Utrechtsche Stadszending haar werkzaamheden aanvatte (1909), behoorde ± 3,6 ®/o van de Utrechtenaren tot geen Kerkgenootschap. Dat waren voor het grootste deel ex-Ned.nbsp;Hervormden. Sindsdien kwamen er jaarlijks nieuwe briefjesnbsp;binnen, waarop het verlangen te kennen gegeven werd, afgeschreven te worden. Men vraagt zich af; wat is daarvan denbsp;oorzaak? Men zou gaarne de motieven kennen. Voornbsp;het grootste deel worden deze besluiten echter niet met redenen omkleed, zoodat de bedoelde ,,briefjesquot; ons over al dienbsp;jaren ten aanzien van de motieven in het duister laten. Watnbsp;mondeling aan wijkpredikanten of andere kerkelijke vertegenwoordigers werd medegedeeld, is niet op schrift vastgelegd.
Er zijn echter toch eenige gegevens van den laatsten tijd voorhanden. Aan de Ned. Herv. Stadszending werd nl. bij besluit van de ,,Kerkeraads-Commissie voor de behandeling der brievennbsp;Van hen, die zich wenschen af te scheiden van de Ned. Herv.nbsp;Kerkquot; van 11 Februari '41, opgedragen de definitief afgevoer-den, voor zoover zij niet overgingen tot een ander Kerkgenootschap, nog eens te bezoeken met de bedoeling te beproevennbsp;zoo mogelijk nog eenigen invloed te oefenen op hen, die voornbsp;de Kerk verloren dreigen te gaan.
In September 1942 werd over deze bezoeken, die 124 gevallen betroffen, rapport uitgebracht aan den Ned. Herv. Kerke-raad. De motieven door de bezochte personen zelf genoemd, zijn uit den aard der zaak eenzijdig.
Over het algemeen ontvangt men bij kennisneming daarvan den indruk, dat het meestal personen geldt, voor wie reeds ge-ruimen tijd kerkelijke belangstelling en kerkelijk verantwoordelijkheidsbesef niet meer bestonden. Sommigen spreken on-
-ocr page 102-84
omwonden uit, geen belangstelling te hebben voor geestelijke dingen.
De financiëele mede-verantwoordelijkheid waarop zij wer-‘den aangesproken in den vorm eener kerkelijke belasting, gaf dan den doorslag.
Dit was zoo bij 42 van de 124 gevallen. Dit is dus bij 33,87®/o. Drie van deze menschen wenschten toch nog wel bezoek.
Vier van hen zijn, zonder zelf geestelijk daarachter te staan, op aandrang van de ouders lidmaat geworden. Eén van denbsp;vier vermeldde zelfs, ,,met de zweep zijn godsdienstige opvoeding ontvangen te hebbenquot;. Dwang in deze werkt funest.
Drie andere personen kwamen van buiten, leefden daar wel kerkelijk mee, maar konden zich in de groote stad niet thuisnbsp;voelen en werden daar ook van kerkelijke zijde niet in geholpen. De geestelijke belangstelling kwijnde daardoor. Ooknbsp;deze drie gevallen staan niet op zich zelf.
Bijzondere belangstelling van de zijde der Kerk voor hen, die uit hun natuurlijk milieu gerukt zijn, is zeker op zijn plaats.
Dan waren er onder die 42 nog twee personen, die oorspronkelijk geregeld kerkbezoeker waren, maar daarin verslapten, minder en minder naar de Kerk gingen, maar ook door bezoeknbsp;daartoe niet werden opgewekt. Deze beiden zijn slechts de ver-»nbsp;tegenwoordigers van een breede groep.
Daarna vormen onder de genoemde 124 gevallen het hoogste percentage zij, die overgingen tot een ander Kerkgenootschap.nbsp;Deze overgang was aan de kerkelijke administratie niet medegedeeld. Bij bezoek bleek dat eerst. Het waren 19 gevallen.nbsp;Dat is 15,3 ®/o.
Vier personen gingen over tot de Sekte der ,,Jehova's getuigen” of ,,Bijbelvorschers''. Zij, die zich door deze Secte lieten winnen, leefden meestal reeds aan den omtrek der Kerk,nbsp;waren vol critiek daarop en namen dus gaarne die van anderen nog over. Zij hadden weinig gedegen Bijbelkennis; denbsp;groote lijn in den Bijbel ging aan hun oog voorbij.
Vier gingen over tot de Gereformeerde Kerk, een vrouw ging mee met haar man, een vader met de kinderen bij wie hijnbsp;inwoonde en twee personen gingen over, omdat zij van Gereformeerde zijde opgezocht werden, wat van Hervormde zijdenbsp;was nagelaten. Dit verzuim accentueert weer eens de grootenbsp;waarde van huisbezoek voor het versterken van den band.
-ocr page 103-85
Een gevaar voor de Ned. Herv. Kerk vormen de kleine groepen, die vaak op gebouwd worden uit leden dier Kerk, die tegen haar (soms ongegronde) bezwaren hebben, echter ook uit men-schen, die zich meer thuis gevoelen in een kleinen kring, waarnbsp;men elkander persoonlijk kent en dus op meer persoonlijke belangstelling kan rekenen.
Een eigen plaats onder deze ,,concurrentenquot; nemen de sekten in, die door hun wervingsijver en hun fanatiek-autoritair optreden (zij alleen bezitten de waarheid en wie het niet metnbsp;hen eens is, dwaalt) de onvasten en meestal Bijbel-onkundigennbsp;imponeeren. Deze sekten kunnen aangeduid worden als ,,onbetaalde rekeningen der Kerkquot;. In hun manier van optreden doennbsp;zij vaak denken aan bloedzuigers op het lichaam der Kerk.
De laatste twee van de 42 personen gingen tenslotte over naar het Leger des Heils.
Nu volgt de groep, die bedankte omdat haar verzoek om dispensatie van hoofdelijken omslag niet werd ingewilligd. Deze groep omvat 9 personen, dat is 7,3 ®/o.
Eén van deze 9 gaf ziekte als oorzaak op; een ander, een vrouw, wier man Roomsch-Katholiek was en die niet wenschtenbsp;te betalen voor zijn echtgenoote, vroeg om deze reden dispensatie, terwijl de overigen zonder meer concludeerden, dat zijnbsp;niet konden betalen.
In al dergelijke gevallen wordt een onderzoek ingesteld. Met het oog hierop werd in 1924 de reeds genoemde ,,Kerke-raads-^commissie voor de behandeling der brieven van hen, dienbsp;zich wenschen af te scheiden van de Ned. Herv. Kerkquot; ingesteld.
Uit een advies, dat de Ouderlingenkring 15 September 1924 aan het Breed-Moderamen van den Bijzonderen Kerkeraad dernbsp;Ned. Herv. Gemeente te Utrecht uitbracht over de toen tenbsp;constitueeren commissie, blijkt, dat ook de wijkcommissiesnbsp;de ingekomen afschrijvingen destijds reeds behandelden, wantnbsp;het advies luidt als volgt: ,,De commissie zal de ingekomennbsp;berichten van afschrijvingen zelf in ontvangst nemen en be-oordeelen, of deze een extra behandeling door de commissie
Het Breed-Moderamen van den Bijzonderen Kerkeraad bestaat uit drie predikanten (praeses, scriba en eerstvolgende praeses van dten Kerkeraad)nbsp;en drie ouderlingen. De Bijzondere Kerkeraad wordt gevormd door de predikanten en ouderlingen der Gemeente.
-ocr page 104-86
vorderen of als gewoonlijk, door de betrokken wijkcommissie kunnen behandeld worden. Zij neemt ook de antwoorden dernbsp;wijkcommissie in ontvangst. Eerst daarna worden de afschrij-' vingen ter administratieve afdoening aan de kosterij afgestaanquot;.
Blijkbaar brachten de wijkcommissies niet over alle gevallen van afschrijving rapport uit. Op aandrang van het Ministerie van predikanten zal dat dan anders worden, 't Geeft aan het Breed-Moderamen van den Bijzonderen Kerkeraad o.a. hetnbsp;volgende te kennen: het wil, dat in alle zaken eerst het advies zal worden ingewonnen van de betrokken wijkcommissie.nbsp;Blijkt werkelijk, dat een gezin aan zijn financiëele verplichtingen niet kan voldoen, dan wordt vrijstelling verleend. Maarnbsp;dit geschiedt alleen in het uiterste geval.
Uit den aard der zaak zijn de inzichten van den kerkelijken Ontvanger en van de desbetreffende gezinnen lang niet altijdnbsp;gelijk. Het gaat dikwijls maar om bedragen van enkele guldens. Is de ware belangstelling voor de Kerk aanwezig, dan zalnbsp;het toch inderdaad uitzondering zijn, dat men daarvoor nietnbsp;enkele centen of een dubbeltje per week zal kUjnnen wegleggen.
Stond dit voorheen ter beoordeeling van den kerkelijken Ontvanger en zijn ambtenaren, daarin is in Juni 1930 wijzigingnbsp;gekomen op aandrang van één van de wijkcommissies, die zichnbsp;op 9 April 1930 met een schrijven richtte tot den Bijzonderennbsp;Kerkeraad. De klacht, daarbij weergegeven, wordt nog steedsnbsp;gehoord: ,,Herhaaldelijk komt het voor, en dat zal zeker ooknbsp;in andere wijken wel het geval zijn, dat bij bezoeken van per-sonen,die hun lidmaatschap van de Kerk hebben opgezegd ennbsp;bij het onderzoeken naar de oorzaken daarvan, te kennen gegeven wordt, dat men, toen men op het Bureau van den kerkelijken Ontvanger kwam mededeelen niet in staat te zijn kerkelijke belasting te betalen, door het bureaupersoneel onheuschnbsp;werd behandeld, ja, zelfs dat van die zijde het advies werd gegeven om, als men niet betalen kan, zijn lidmaatschap van denbsp;Kerk maar op te zeggenquot;.
Ook geldt nog steeds het volgende, dat daarbij opgemerkt werd:,,Natuurlijk zal het meermalen voorkomen dat deze klach-
Het Ministerie van predikanten is het College dat alle dienstdoende predikanten omvat.
-ocr page 105-87
ten onbillijk zijn, en dat men zelf door blijkbaren onwil om te betalen, het personeel irriteert. Maar daarnaast bestaat tochnbsp;ook de mogelijkheid, dat een of ander bezoeker inderdaad doornbsp;ziekte als anderszins tijdelijk niet in staat is aan zijn verplichtingen te voldoen en daarom, waar hij toch gaarne lidmaat wil blijven, wil trachten een regeling te treffen. Wordtnbsp;zoo iemand, voor wien zoo’n boodschap toch al niet aangenaam is, dan op boven omschreven wijze behandeld, of toegesproken, dan is daarvan onwillekeurig een bedanken hetnbsp;gevolg, waartoe men aanvankelijk allerminst het voornemennbsp;hadquot;.
In het schrijven merkt men dan verder op:
,,Komt dan een of ander lid van Kerkeraad of wijkcommissie een bezoek brengen, dan is het in den regel reeds te laat, wantnbsp;men heeft nu eenmaal bedankt en wil daarbij dan nu ook maarnbsp;blijven.
Het komt onze commissie voor, dat zulke personen moeten Worden bezocht vóór ze hun lidmaatschap hebhen opgezegd.nbsp;Maar dat zal alleen mogelijk zijn, wanneer de betrokken ouderlingen of wijkcommissies tijdig kennis krijgen. Deze ouderlingen of wijkcommissieleden zijn de personen, die een onderzoek moeten instellen, of de weigering om te betalen c.q.nbsp;het verzoek om uitstel, inderdaad grond van bestaan heeft, ennbsp;die moeten trachten, indien daar redenen voor zijn, tot eennbsp;vergelijk te komen. Dit ligt niet op den weg van den kerke-lijken Ontvanger of zijn personeel. Daarom wordt aan den Bijzonderen Kerkeraad voorgesteld de Heeren Kerkvoogden tenbsp;verzoeken aan bedoeld personeel opdracht te geven bij even-tueele verzoeken om vrijstelling of uitstel van betaling zichnbsp;persoonlijk van oordeelen of adviezen te onthouden, maar zoonbsp;spoedig mogelijk naam en adres op te geven aan den Bijzonderen Kerkeraad, opdat deze de zaak ter onderzoek doorgevenbsp;aan de betrokken wijkcommissie, die dan op haar beurt, na onderzoek, een advies zou kunnen uitbrengen aan Heeren Kerkvoogden”.
Op dit schrijven wordt ingegaan; de Heeren Kerkvoogden geven den kerkelijken Ontvanger opdracht wekelijks aan den Bij-
h Het beheer der kerkelijke goederen en fondsen der Hervormde Gemeenten in Nederland en de zorg voor de kosten van haar eeredienst zijn in iedere Gemeente opgedragen aan Kerkvoogden.
-ocr page 106-88
zonderen Kerkeraad opgave te verstrekken van de personen, die voor een bezoek vanwege dien Raad in aanmerking ko-m(en. Zij verzoeken van de bereikte resultaten in kennis tenbsp;worden gesteld.
Het komt wenschelijk voor thans nog verder te gaan, door voor de genoemde gevallen een regelrecht beroep mogelijknbsp;te maken op de wijkcommissies; van haar mag men toch zékernbsp;aannemen dat zij de overtuiging is toegedaan, dat geestelijke belangen gaan boven financieele.
Behalve de genoemde personen lieten nog anderen zich afvoeren in verband met den hoofdelijken omslag: drie, dienbsp;nog wel kerkelijk meelevend waren en dat misschien nog zijn.nbsp;Er zijn verschillende menschen voor wie het alleen maar isnbsp;een kwestie van: ik betaal geen ,,belastingquot; aan de Kerk.
Van de 124 besproken gevallen vormen deze 2,42 ®/o.
Acht personen waren er, die nog wel eenige geestelijke be-^ langstelling aan den dag legden, maar geen contact meer hadden met de Kerk en dus ook niet daarvoor wenschten te betalen. Zij vormen 6,45 ®/o van de 124.
Twee vonden de belasting te hoog en bedankten daarom,-1,2 ®/o.
Twee vroegen om uitstel en kregen toen toch weer een aanmaning. Aangezien hun dit niet aanstond, verbraken ze den band met de Kerk maar.
In twee gevallen weigerde de man, die zelf niets van de Kerk weten wilde, voor zijn vrouw te betalen.
Totaal waren het 27 gevallen waarbij de hoofdelijke omslag en kwesties in verband daarmede de aanleiding waren tot verbreken van den band met de Kerk. Dat is 21,77 ®/o.
Het daarop volgende hoogste percentage wordt bereikt door personen die bedankten wegens bezwaren tegen de Kerk, Hetnbsp;waren er acht, d.i. 6,5 ®/o. Natuurlijk waren de bezwaren nietnbsp;voor allen dezelfde. We willen ze hier noemen.
Ie. Er zijn tal van sociale misstanden, die de Kerk zonder protest maar liet en laat voortbestaan. Erger dan dat, ze werktnbsp;als 't ware zelf mee verschillende klassen te erkennen door innbsp;verschillende Kerken banken met vrije zitplaatsen en daarnaastnbsp;betaalde zitplaatsen laten voortbestaan, zoodat op die manier denbsp;onvermogenden van de meer vermogenden gescheiden worden.
2e. Zoowel wat het sociale als het particuliere leven aangaat
-ocr page 107-89
kan de levenshouding van het kerkgaand publiek den toets der critiek niet doorstaan. In 't leven van anderen weet men vannbsp;allerlei te veroordeelen bv. hun niet-ikerkgaan, hun handelwijzenbsp;op den Zondag, maar wat is er in eigen leven nog veel rechtnbsp;te zetten, wat is de liefde er vaak zoek!
3e. Er is nu ± 20 eeuwen Christendom geweest. Wat is daarvan het resultaat? Is de wereld ook maar iets beter dan tevoren? En brengen de Christenen er zooveel meer van terecht dan denbsp;niet-Christenen? Beoogt ,,Christelijkequot; politiek al niet evenzeernbsp;partijbelang als alle andere?
Terecht concludeerde hij, die deze opmerkingen maakte, echter: ,,het ligt niet aan de boodschap, maar aan de menschen”.
4e, De Kerk propageert liefde en eenheid, maar er is nergens zooveel verdeeldheid als juist binnen de Kerk.
5e. Gebrek aan belangstelling van de zijde van de Kerk. In Verschillende gevallen waren wel eens eenige ,,heeren van denbsp;Kerk” aan de deur geweest, maar deze bepaalden zich tot hetnbsp;bespreken van zakelijke aangelegenheden en lieten de geestelijke dingen volkomen rusten.
,,Is de herder er niet om zijn schapen te zoeken?”
Opgemerkt dient, dat de van de lidmaten-'boeken afgevoerden toch als doopleden geboekt blijven, daar de band, door den doopnbsp;gelegd, niet kan worden te niet gedaan.
We willen genoemde klachten nog even wat nader bezien.
Wat onder Ie. vermeld werd, wordt werkelijk niet alleen gezien door hen, die buiten- of aan den rand van de Kerk leven;nbsp;het wordt ook door de kern steeds meer als een misstand erkend.
Een geschrift als b.v. dat van Ds. Aris ,,De verlegenheid der Kerk” vindt in breeden kring instemming. Hier is de juistenbsp;Weg gevolgd: als levend lid der Kerk getuigen.
Het wordt tijd om van de tegemoetkoming aan onvermogen-den in den vorm van afzonderlijke banken af te zien. Het zal Voor deze categorie en zeer zeker voor hen, die buiten hunnbsp;eigen schuld tot deze maatschappelijke gesteldheid gekomennbsp;zijn, een v/einig gemakkelijker zijn als althans in de Kerk nunbsp;eens niet dat bepaalde stempel op hen gedrukt wordt, als zenbsp;daar althans eens één mogen zijn, ook naar het uiterlijke, metnbsp;alle anderen. De „wereldquot; kijkt al genoeg op hen neer.
Wat onder ten 2e. is vermeld, moet zeker ten deele worden toegegeven. Maar dat mag toch geen reden zijn om zich aan de
-ocr page 108-90
Kerk te onttrekken! Men is toch niet verantwoordelijk voor wat anderen zeggen of doen en wordt daardoor toch zeker niet ontslagen van eigen verantwoordelijkheid, juist in die Kerk? Inderdaad, wanneer we de Kerk van haar menschelijken kantnbsp;bekijken, treffen we heel wat onvolmaaktheden aan, maar ernbsp;is óók, ja er is in de eerste plaats de andere kant. Immers denbsp;Kerk ontleent haar bestaansrecht aan de opdracht van haarnbsp;Heer. Die opdracht blijft, afgezien van de vraag, of de menschennbsp;die geheel, of ten deele, of heelemaal niet aanvaarden.
Wat de klachten betreft die onder 3e. werden weergegeven, dient allereerst opgemerkt dat de klagers toch wel erg kortzichtig zijn, wanneer zij meenen dat het Christendom geen enkelnbsp;resultaat heeft afgeworpen. Tal van werken van barmhartigheidnbsp;zijn daar onder andere de vrucht van: ik denk aan de lange lijstnbsp;van Christelijke inrichtingen die maatschappelijk en ethischnbsp;werkzaam zijn. Onze geheele cultuur is van Christelijke invloeden doordrenkt, maar voor zoover de klagers recht van spreken hebben, kunnen dezelfde opmerkingen gelden als voor denbsp;bezwaren onder ten tweede genoemd.
De klachten onder 4e. genoemd, voelen werkelijk ook niet alleen de buiten-kerkelijken. Er is èn in de Herv. Kerk èn innbsp;het geheele Protestantisme een ontzaglijke verdeeldheid. Mennbsp;overschat in den regel de beteekenis daarvan. Niet daarin is hetnbsp;kwaad gelegen. Het gevaar voor de Kerk wordt pas dan in hetnbsp;leven geroepen, wanneer men bij al die verschillende inzichtennbsp;vergeet, dat de Liefde de eisch is van den Heer der Kerk.
Wat onder 5e. wordt opgemerkt, is een veel voorkomende klacht. Er zijn twee kanten aan deze zaak. In de eerste plaats denbsp;kant van degenen die de opmerking maken. Ze klagen over gebrek aan medeleven van de zijde der Kerk, maar toonen zelfnbsp;in den regel ook maar weinig belangstelling. Als de noodigenbsp;interesse er was, was er ook wel kerkbezoek, of bezoek vannbsp;van bijbellezingen enz. Toch zal de Kerk goed doen voort tenbsp;gaan op den weg die reeds ingeslagen is ter versterking vannbsp;den band met haar leden, vooral door huisbezoek.
Het hoofdstuk ,,huisbezoekquot; heeft daarover het één en ander opgemerkt en dat is de tweede kant van deze zaak, bezien vannbsp;de Kerk uit.
Zes personen bedankten omdat zij vrijzinnig waren en de Herv. Kerk te Utrecht geen vrijzinnige predikanten beroept
-ocr page 109-91
(sinds 15 Mei 1942 is er een vrijzinnige hulpprediker door de Herv. Kerk benoemd). Zij voelden zich destijds in Utrechtnbsp;practisch buiten het Hervormde Kerkverband staan en wensch-ten de lasten van de Herv. Kerk, die hun belangen toch veronachtzaamde, niet mede te dragen. De met den ,,Protestantenbondquot; verbondenen gaven daar hun bijdrage reeds.
De verhouding tot de vrijzinnigen is een zeer moeilijke aann gelegenheid. Aangezien het hier om theologische kwesties gaat,nbsp;zullen we daar niet op ingaan. Een enkel woord werd er overnbsp;deze verhouding gezegd in Hoofdstuk I § 5: ,,Groepeeringennbsp;binnen de Kerkquot;.
Vijf personen bedankten, omdat zij, of familieleden niet in aanmerking kwamen voor kerkelijke ondersteuning. Daar denbsp;Ned. Herv. Kerk ,,volkskerkquot; is en de groote massa der bevolking omvat, is het haar niet mogelijk aan alle aanvragen omnbsp;ondersteuning gevolg te geven, zoodat alleen de kerkelijk medelevenden, die niet door Maatschappelijk Hulpbetoon gesteundnbsp;Worden, daarvoor in aanmerking komen. Men is dan vertoorndnbsp;over het feit, dat men wel in den hoofdelijken omslag moet dee-len, maar niet in de termen valt voor steim. Zij vormen ruimnbsp;4 ®/o van het totaal aantal.
Vier personen verbraken den band met de Herv. Kerk, omdat die Kerk vijandig stond tegenover hun politieke overtuiging.
Zes personen waren vertrokken zonder nader adres en zes anderen weigerden bezoek.
Eén bedankte wegens verschil van meaning met de wijkver-eeniging. Zij ging naar het Leger des Heils over, kreeg spijt en keerde weer tot de Kerk terug.
Om het behandelde overzichtelijk te maken recapituleeren wij: De Ned. Herv. Stadszending bracht in September 1942 verslag uit aan den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente over 124nbsp;personen, die zich aan de gemeenschap der Ned. Herv. Kerknbsp;onttrokken hadden.
Het waren zoowel lidmaten, die uit de lidmatenboeken wenschten te worden afgevoerd, als doopleden, die te kennennbsp;gaven, dat ze niet langer tot de Ned. Herv. Kerk wenschtennbsp;te worden gerekend.
Daar dit 124-tal een toevallige greep is uit het totaal aantal, dat zich van het kerkelijk register liet afvoeren, kan het waarschijnlijk als pars pro toto dienen.
-ocr page 110-92
19 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wegens overgang naar een andere kerkelijke Gemeente............15.30 ®/o
27 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wegens hoofdelijken omslag of kwesties
in verband daarmede..........21.77 nbsp;nbsp;nbsp;®/o
6 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;omdat zij vrijzinnig waren ......4.84 nbsp;nbsp;nbsp;®/o
5 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in verband met weigering van diaconalen
steun ................4.— ®/o
6 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet bekend. Vertrokken zonder nader
adres ................4.84 nbsp;nbsp;nbsp;®/o
1 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wegens verschil van meening. Weer
teruggekeerd ............0.90 nbsp;nbsp;nbsp;®/o
124
Naar het aantal opzeggingen van 1909 af werd een onderzoek ingesteld. 1909 was het jaar waarin de hoofdelijke omslag werd ingevoerd. Dit was voor verschillenden aanleiding zichnbsp;aan de gemeenschap der Kerk te onttrekken.
De gegevens zijn helaas niet geheel volledig, maar geven toch een beeld (zie blz. 93).
De relatief hooge cijfers voor 1909 en 1910 hangen ongetwijfeld samen met de invoering van den hoofdelijken omslag.
Van 1911 af zien wij een vrij gelijkmatig verloop tot 1920. In laatstgenoemd jaar neemt het aantal opzeggingen met een geweldigen sprong toe. Daar zijn twee oorzaken voor aan tenbsp;wijzen:
1. De zoogenaamde ,,Waalsche kwestie”: Het Vrijzinnig deel der gemeente wenschte een vrijzinnig predikant beroepennbsp;te zien. Aan dezen wensch werd al gedurende jaren nietnbsp;voldaan. Daarom vroegen omstreeks 1920 vele van dezenbsp;vrijzinnige leden hun'attestatie op, om zich naar de Waal-sche Gemeente te laten overschrijven, wat eerst na eennbsp;lange procedure gelukt is.
-ocr page 111-93
Jaar |
totaal aantal opzeggingen |
leden |
doopleden |
1909 |
492 |
363 |
129 |
1910 |
352 |
170 |
182 |
1911 |
135 |
85 |
50 |
1912 |
115 |
77 |
38 |
1913 |
171 |
105 |
66 |
1914 |
102 |
37 |
65 |
1915 |
134 |
68 |
66 |
1916 |
129 |
52 |
77 |
1917 |
134 |
57 |
77 |
1918 |
245 |
132 |
113 |
1919 |
211 |
114 |
97 |
1920 |
797 |
380 |
417 |
1921 |
957 |
479 |
478 |
1922 |
747 |
267 |
480 |
1923 |
geen opgave | ||
1924 |
60 |
25 |
qc (slechts opg van 15 Dec. |
1925 |
515 |
243 |
272 |
1926 |
623 |
247 |
376 |
1927 |
488 |
226 |
262 |
1928 |
287 |
144 |
143 |
1929 |
252 |
103 |
149 |
1930 |
491 |
243 |
248 |
1931 |
459 |
164 |
295 |
1932 |
466 |
181 |
285 |
1933 |
418 |
148 |
270 |
1934 |
327 |
159 |
168 |
1935 |
307 |
135 |
172 |
1936 |
243 |
118 |
125 |
1937 |
137 |
69 |
68 |
1938 |
144 |
71 |
73 |
1939 |
170 |
73 |
97 |
1940 |
156 |
74 |
82 |
1941 |
176 |
76 |
100 |
94
2. In 1920 werd voor den hoofdelijk en omslag de gerechtelijke vervolging ingesteld. Ieder, die op den gestelden termijn niet aan zijn financiëele verplichtingen heeft voldaan, krijgt een dwangbevel, dat het vooruitzicht geeft, dat, wanneer men nog langer nalatig blijft tenbsp;betalen, gerechtelijke vervolging zal plaats hebben.nbsp;Voor vele wanbetalers is dit aanleiding geweest zich aannbsp;de Herv. Kerk te onttrekken. Deze maatregel ondervindtnbsp;veel protest. Dat de Kerk dergelijke dwangmaatregelen ooknbsp;nu nog toepast, zien velen als in strijd met haar wezen. Hetnbsp;totaal aantal dat 't lidmaatschap opzegde was in de periodenbsp;van 1909 tot en met 1941 (met aftrek van de jaren 1923 ennbsp;1924 tot 15 December 10440: t.w. 4885 lidmaten en 5555nbsp;doopleden.
Een gedeelte van degenen die zich aan de Hervormde Kerk onttrokken, — hoe groot het procent is, is niet bekend,nbsp;maar het is verreweg het kleinste deel, — ging over totnbsp;andere Kerkgenootschappen. De anderen vermeerderdennbsp;het aantal: „tot geen Kerkgenootschap behoorenden”.
Men zou bij de afvoering der kerkelijk- en geestelijk-onver-schilligen van zuivering kunnen spreken, al blijft het roeping der Kerk haar zorgen ook aan deze moeilijk meer bereikbarennbsp;te geven.
Aangewezen hiervoor is allereerst het kerkelijk orgaan: de Ned. Herv. Stadszending.
-ocr page 113-HOOFDSTUK VI.
DE NEDERDUITSCH HERVORMDE GEMEENTE IN HAAR RELATIE TOT DE STADSZENDING.
§ 1. Van „Vereeniging Utrechtsche Stadszendingquot; tot „Vereeniging Nederlandscb Hervormde Stadszendingquot;.
Thans kan men niet meer spreken over de Ned. Herv. ge-Qieente in Utrecht, zonder ook een plaats in te ruimen aan het 'v^erk der Ned. Hervormde Stadszending, daar deze arbeid uitgaat van den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente.
Wel wordt in de Ned. Herv. Kerk steeds meer de roep gehoord: Kerk en Zending (daaronder natuurlijk ook Stadszen-hing) behooren bij elkaar, zijn krachtens hun wezen één, maar hat houdt niet in, dat dit nu ook direct practische werkelijkheidnbsp;2ou zijn. In dit opzicht gaat Utrecht vooraan.
Moed geeft een uitspraak als; „de Kerk moet (daarom) al haar loden aanspreken op d(i)e „diakoniaquot; waartoe zij allen mede-9aroepenen zijn, opdat de in haar gelegde krachten zoo vol-ledig mogelijk tot ontplooiing komen tot opbouw der gemeentenbsp;Oil tot heil der wereldquot;, een uitspraak van de buitengewonenbsp;''^orgadering der Algemeene Synode der Ned. Herv. Kerk vannbsp;27-—29 Mei 1941.
Daarbij was deze wensch: ,,ae Synode spreke uit: ten eerste, hat de toestand der Kerk, waarin ook het bestaan der verschil-londe Evangelisaties een vaste trek is geworden, een gevolg isnbsp;''^an de gezamenlijke schuld van de heele Kerk en van alle richtingen en groepen, daar de opdracht der Kerk en de nood dernbsp;ivereld niet brandend genoeg zijn geweest in onze zielen, in denbsp;Vorantwoordelijke organen der Kerk en in de verschillendenbsp;groepen”. Wordt hier bij 't woord ,.Evangelisatiesquot; gedacht aan
Het woord ,,diakoniaquot; is hier gebruikt in den wijden zin van ,,dienstquot;, 2ooals in het Nieuwe Testament van de diaconia van Christus gesprokennbsp;Wordt.
-ocr page 114-96
kerkhoudende organisaties binnen de Kerk, deze uitspraak zou ook kunnen gelden voor Evangelisatie-lichamen, zooals denbsp;Stadszending te Utrecht er één is.
Sindsdien wordt dat geluid meer vernomen. Door de Synode is een Hervormde Raad voor Inwendige Zending ingesteld. Denbsp;taak van dien Raad is: ,,de vormen te zoeken, waarin de invoeging van den arbeid der Inwendige Zending binnen de Kerk zichnbsp;zal kunnen voltrekkenquot;, (aldus omschreven door den Voorzitternbsp;21 Dec. 1941).
Deze Hervormde Raad richt zich in een schrijven van 12 Jan. 1942 tot de „Vereenigingen, werkzaam op het terrein der Inwendige Zendingquot;, waarin gezegd wordt: ,,de Raad is voortgekomen uit een nieuw en verlevendigd inzicht in wezen en taaknbsp;der Kerk, dat samenhangt met een verdiept besef van den veel-zijdigen, onpeilbaren nood der wereld en een groeiend bewustzijn van den eigen nood der Kerk, waaraan harerzijds tot dusver geen of slechts geringe aandacht is gewijdquot;.
,,De bestaansreden der Kerk is immers deze, dat zij er is om den nood en in den nood der wereld”.
,,Evangelisatie-arbeid in engeren en ruimeren zin, behoort tot haar arbeidsterreinquot;. ,,De Kerk, die zichzelve in deze liefdedaadnbsp;niet verteert, faalt in de navolging van haren Hfeerquot;.
,.Daarom ziet de Raad als orgaan van de Ned. Herv. Kerk het als zijn eerste taak deze Kerk te herinneren aan haar Zendingsopdrachtquot; ,,en haar op te wekken zich verantwoordelijk te stellen voor hetgeen op dit gebied door Hervormde Instellingen innbsp;haar naam geschiedtquot;.
,,Het gaat er om, levenwekkende betrekkingen tot stand te brengen. Daarom zijn de organisatorische vormen van secundaire beteekenisquot;.
De Hervormde Raad concludeert in een rapport over: ,,De Ned. Herv. Kerk en de Inwendige Zendingquot; van Juli 1942: ,,De verbinding, welke in het opschrift is gelegd tusschen de Ned. Herv.nbsp;Kej-k en de Inwendige Zending is eerder eisch dan werkelijkheidquot;. ,,De Kerk is zich haar heilige roeping op dit stuk nietnbsp;bewust geweestquot;.
Al vroeger hadden dergelijke stemmen zich doen hooren, maar dat waren stemmen van speciale Inwendige-Zendings-vrienden, die zich tot stimuleering van dit werk vereenigden innbsp;Conferenties voor Inwendige Zending, maar daar was het niet
-ocr page 115-97
de stem van de officiëele Kerk, méér dan dat, de officiëele Kerk liet soortgelijke uitspraken aan zich voorbijgaan. Slechts éénmaal, voor zoover ik kon nagaan, werd een kerkelijk Congresnbsp;Voor de Inwendige Zending georganiseerd en wel door de Clas-sicale Vergadering van Amsterdam.
Ik kan niet met zekerheid zeggen, of dit het eenige geweest is, maar als er al meer gehouden zijn, blijven het toch uitzonde-ringsgevallen.
Bedoeld congres vond reeds plaats in 1895.
Het is verrassend de overeenkomst te bemerken tusschen de uitspraken van toen en die van den Hervormden Raad voor Inwendige Zending van nu: ,,Een iegelijk van ons heeft te be-geeren, dat alle Christelijke arbeid in een gemeente door harennbsp;Kerkeraad wordt geëerd; de Kerkeraad daarentegen daarin gekend wordt en dus de arbeid zelf verbonden wordt met haarnbsp;plaatselijk organisme; een moeilijk werk, zeker! maar eennbsp;Werk, waarvoor de tijd is gekomen en dat als geloofsdaad veelnbsp;belooftquot;.
,,De Kerk moet wegen zoeken, welke er toe leiden kunnen Om die Evangelisatiën in hare organisatie op te nemen; zij moetnbsp;trachten die opneming zóó te doen plaats hebben, dat het eigenaardige leven der Evangelisatie niet gedood wordtquot;.
Maar overigens bleek de Kerk weinig klankbodem te bezitten Voor een dergelijk geluid.
Nu wordt in Synodale kringen de Evangelisatie-eisch niet alleen steeds duidelijker uitgesproken, maar er worden ook pogingen in het werk gesteld om de kerkelijke besturen, Classi-cale besturen en Kerkeraden en via hen de gemeenten vannbsp;de noodzaak daarvan te doordringen.
Zoo werd in Febr. '43 aan de Kerkeraden een missive gezonden van de door de Synode ingestelde „Commissie voor kerke-
Een Classicaal Bestuur vormt het bestuur over een Classis en bestaat hit praeses, assesor, scriba (allen predikanten) en twee om meer dienstdoendenbsp;predikanten, benevens één ouderling voor elk tweetal predikanten, die innbsp;het Bestuur zitting hebben. Het aantal bestuursleden wordt bepaald door hetnbsp;hantal predikantsplaatsen en in een Classis. Onder een Classis verstaan wenbsp;hen bij kerkelijk reglement vastgesteld ressort.
In Gemeenten met drie of meer predikanten is de Kerkeraad onderscheiden in een Algemeenen en een Bijzonderen Kerkeraad. De Algemeene Kerkeraad bestaat uit; predikanten, ouderlingen en diakenen eener Ge-Oieente, de Bijzondere Kerkeraad alleen uit de predikanten en ouderlingen.
-ocr page 116-98
lijk overleg” over Gemeente-opbouw (zie Slotbeschouwingen). Deze bevatte o.a. de volgende zinsneden:
„De actie voor Gemeente-opbouw komt voort uit den arbeid van de door de Synode ingestelde Commissie voor kerkelijknbsp;overleg. Mobiliseering en activeering der Gemeenteleden iamp;nbsp;eerste vereischte, en moet het doel zijn van alle kerkelijke leiding. Thans is dit zelfs levenseisch. Waarom?quot;
O.a. „Omdat we bij het broodnoodige Evangelisatie-werk het leekenapostolaat niet missen kunnenquot;.
Om dit te bevorderen is uit de Commissie voor kerkelijk overleg een „Werkgroep voor Gemeente-opbouw benoemdquot;.
De Algemeene Synodale Commissie heeft het onderwerp aan de orde gesteld voor de Classicale vergaderingen, opdat de offi-cieele organen zoo vast mogelijk worden ingeschakeld.
Niet breedvoerige discussies zijn het doel, maar ,,de Kerk principieel en concreet aan het werkquot;.
De Hervormde Raad voor Inwendige Zending organiseerde samenkomsten met ambtsdragers en organen van in- en uitwendige zending op een negental plaatsen van ons land in Februari 1943, (waaronder Utrecht), teneinde met hen van gedachten te wisselen over de verhouding van Kerk en Zending en hennbsp;voor te lichten over den arbeid, idien ide Raad ter hand heeft genomen.
In de daartoe verzonden uitnoodiging sprak de Raad uit, dat door zijn instelling de Synode mede tot uitdrukking heeft willen brengen, dat ook de Inwendige Zending in wezen Kerkewerknbsp;is. Terwijl de Evangelisatie-gedachte nu dus groeiende is, wasnbsp;tot voor kort alleen in Utrecht het Stadszendingswerk uitgaandenbsp;van den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente. Sinds 1942 is ditnbsp;ook in den Haag het geval.
Als men zegt: ,,Kerk en Zending zijn krachtens hun wezen éénquot;, dan is de Zending dus ook met de Kerk gegeven, dan geldt ooknbsp;van de Utrechtsche Gemeente, dat zij zich haar roeping langennbsp;tijd niet bewust is geweest, maar toch eerder dan andere plaatsen tot het zich bewust worden daarvan gekomen is. Immersnbsp;reeds in 1932 ging in Utrecht het Stadszendingswerk geschieden,nbsp;in opdracht van den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente.
Het aantal van hen, die tot geen Kerkgenootschap behoorden was toen in Utrecht reeds ruim 4000. We constateerden innbsp;Hoofdstuk I dat de tot geen Kerkgenootschap behoorenden voor
-ocr page 117-99
het grootste deel aan de Herv. Kerk ontvallen waren. Bovendien namen lang niet allen, die dan wel tot de Ned. Herv. Kerk behoorden, aan het kerkelijk leven deel. (Zie Hoofdstuknbsp;11 § 1).
Werk onder buitenJkerkelijken en onkerkschen was wel degelijk noodzakelijk.
Wanneer enkelen zich aan een gemeenschap onttrekken, dragen zij zelf natuurlijk in de eerste plaats de verantwoordelijkheid daarvoor, maar hun die achter blijven, geeft zulk een zich onttrekken toch ook een opdracht; ten eerste: zich af te vragen,nbsp;waar de oorzaak van de afscheiding der anderen ligt; ten tweede: daarin naar eigen schuld te zoeken; ten derde: zooveel mogelijk te herstellen, wat werd verzuimd of verkeerd gedaan.
Het onder ten tweede vermelde is veel te weinig geschied. Bij velen was er veel meer een neerzien op hen, die de Kerknbsp;verlieten, dan een liefdevol trachten nog tot elkaar te komen.
Wijlen Prof. Dr. F. W. A. Korff liet zich op de oprichtingsvergadering van de Vereeniging ,,Kerkopbouwquot; (16 Febr. 1931), sprkende over ,,Tweeërlei houding in de Kerk, t.o. van degenen,nbsp;die van haar afkeerig [zijnquot;, aldus uit: ,,Er is ten eerste een individualisme, dat zich in eigen vroomheid opsluit en van al hetnbsp;overige zich weinig aantrekt; ten tweede, de andere houding, dienbsp;zóó veelvuldig voorkomt, dat men haar wel de doorsnee-kerke-lijke kan noemen. Bij haar bekommert men zich, hetzij in mindere, hetzij in meerdere inate, wel degelijk om de situatie, maarnbsp;men beschouwt deze geheel of bijna jgeheel, als de schuld vannbsp;,,de wereldquot;, van haar ongeloof en goddeloosheidquot;, welke houding Prof. Korff natuurlijk afkeurde, daar ,,de Kerk er eenvoudig heeft te zijn voor de wereldquot;.
Ook het onder ten derde vermelde is vrijwel niet geschied.
Een heel groot tekort is jarenlang geweest, dat de Gemeente, om de Bijbelsche uitdrukking voor kerkelijke gemeenschap tenbsp;gebruiken, het bewust zoeken van de gemeenschap niet zag alsnbsp;inhaerent aan haar godsdienstig leven. Trouwens ook nu leeftnbsp;het nog maar hier en daar en is nog lang niet algemeen te noemen. Velen meenen, dat alleen ambtsdragers een taak hebbennbsp;in het bewaren van de gemeenschap, maar dat degenen, die buiten deze categorie vallen, genoeg hebben aan zich zelf, daarbijnbsp;blijk gevend van het feit, dat zij van het wezen dezer dingen heelnbsp;weinig begrijpen.
-ocr page 118-100
Zeker, de notulen van den Algemeenen Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente te Utrecht van 24 Februari 1908 melden, datnbsp;besloten wordt tot de vorming van twaalf wijkcommissies, be-inbsp;staande uit den predikant, de ouderlingen en de diakenen dernbsp;betrokken wijken; en uit de notulen van den Bijzonderen Kerkeraad van \24 October 1909 blijkt, dat het streven dier Wijkcommissies gericht moet zijn o.a. op het zoeken van hen, dienbsp;door de Kerk niet worden bereikt. Echter wordt daarin ooknbsp;toegegeven, dat als er van niet-kunnen-bereiken sprake is, datnbsp;alleen kan zijn door gebrek aan werkkrachten. Inderdaad, daarnbsp;gaat het om. En dat is nu juist een kwestie van instelling: denbsp;Gemeente beseft niet, dat het baar taak is, dat het hier gaat omnbsp;,,zijn of niet zijnquot;.
Echter ook door de bestuurslichamen der Kerk werd aan deze dingen niet voldoende aandacht geschonken. Althans eenigenbsp;actie op dit terrein werd niet georganiseerd.
Is het dan wonder, dat in deze situatie een predikant, die het afbrokkelen van de kerkelijke gemeenschap niet langer meende te mogen aanzien, zonder zijn beste krachten te geven omnbsp;die gemeenschap te bewaren en te herstellen, een keuzenbsp;moest doen tusschen het .gewone” ambtelijke werk (catechisaties, kerkdiensten, huwelijksinzegeningen, begrafenissen, bezoeken in verband daarmede, ziekenbezoek enz.) en 't trachtennbsp;terug te brengen van hen, die aan de gemeenschap ontvielen?nbsp;Zoowel het een als het ander vraagt immers den geheelennbsp;mensch!
Dat het ,,zoeken van hen, die afgedreven warenquot; geen overbodige zaak was, was gebleken toen de Nederlandsche Tent-zending in Utrecht gewerkt had in September 1908.
De Heeren Ds. E. B. Couvée (destijds Leider van de Nederlandsche Tentzending), L. J. H. v. d. Kloot Meyburg, C. R. Kühnen, A. P. van der Vlugt en Mejuffrouw C. van Heusde,nbsp;voelden de noodzakelijkheid dien Evangelisatie-arbeid voort tenbsp;zetten en vormden zich daartoe tot een voorloopig Comité. Gedurende den winter van 1908—1909 werden in ,.Irenequot; des Zondagsavonds om de veertien dagen Evangelisatie-samenkomstennbsp;gehouden, die druk werden bezocht. Ook werden voor geloo-vigen des Donderdagsavonds om de veertien dagen bijeenkomsten belegd, om Gods kinderen dichter tot elkander te brengen, hen samen te verbinden en daardoor het geestelijk leven tenbsp;verdiepen.
-ocr page 119-101
In Mei 1909 deelde Ds. Couvée op een vergadering van bovengemeld Comité mede, dat hij zich door God geroepen gevoelde, zijn ambt als predikant neer te leggen en zich geheel han den Evangelisatie-arbeid te wijden.
Met groote dankbaarheid werd van dit besluit kennis genomen. Het werd door het Comité beantwoord met de belofte ,,zich mede voor dit werk te geven en als voorloopig Comiténbsp;voor Utrecht de zaak der Evangelisatie op zich te nemenquot;.
(Ontleend aan de Inleiding op de Notulen der Vereeniging Stadszending te Utrecht).
Als nu de vraag rijst: ,,Deed Ds. Couvée nu wel goed en consequent zich aan de gemeenschap der Kerk te onttrekken, terwijl hij toch juist aan die gemeenschap wilde bouwen?” dan bedenke men, dat de kerkelijke toestanden van dien aard waren, dat binnen het kerkverband deze taak nog geen plaats konnbsp;vinden.
Als Ds. Couvée zijn roeping aan den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente van Utrecht bekend maakt, wordt in den Kerkeraadnbsp;noch in het Ministerie van Predikanten met een enkel woordnbsp;een poging gedaan om Ds. Couvée voor die taak, die toch in-haerent is aan het wezen der Kerk, voor haar te behouden.nbsp;Het algemeene inzicht is blijkbaar, dat iemand, die Evangelisatie als speciale taak wil aanvaarden, dit niet in het kerkelijk verband kan doen. De wegen daartoe ziet men nognbsp;niet.
De notulen van den Algemeenen Kerkeraad van 24 Mei 1909 vermelden: ,,De praeses doet voorlezing van twee brieven vannbsp;Broeder E. B. Couvée, meldende dat hij tegen 15 Juli eervol ontslag vraagt uit zijne bediening, omdat hij gemeend heeft, dat ernbsp;naast den officieelen arbeid der Kerk, voor de bereiking vannbsp;de massa, behoefte bestaat aan Evangelisatie-arbeid, terwijl Br.nbsp;Couvée zich voorstelt, dezen te doen plaats hebben in geennbsp;geval tegen, maar zooveel mogelijk in verband met de Ned.nbsp;Herv. Kerk.
Bovendien zegt Ds. Couvée in dit schrijven: ,,Kende de Kerk nog een andere bediening van het ambt, dan als predikant, iknbsp;ziou mij gaarne in dienst onzer Kerk zijn blijven stellen. Nu ditnbsp;evenwel nog niet zoo is, moet ik mij uit mijn bediening, hoewelnbsp;noode, losmakenquot;.
,,De praeses drukt het leedwezen der vergadering uit over
-ocr page 120-102
het heengaan van Br. Couvée uit onzen kring, maar bidt hem de voortdurende zekerheid toe, dat hij in dezen is in den wegnbsp;des Heeren”.
De Kerk kende nog niet 't instituut van; Predikanten voor de vervulling van bijzondere werkzaamheden. Dit ontstaat pas later ,en treedt 15 Jan. 1918 in werking. Was dit instituut er geweest dan was Ds. Couvée zeer waarschijnlijk voor de Kerk behouden. De Evangelisatie-arbeid zou dan vanuit de Kerk begonnen zijn.
Ds. C. was er zeer sterk van doordrongen dat Evangelisatie-arbeid in de gehééle stad noodig was. Mochten er al predikanten zijn, die voor Evangelisatie-arbeid gevoelden — wat nog niet hetzelfde is als er practised toe komen —, nog niet kan gezegd worden, dat de Kerkeraad in zijn geheel daarvoor rijp was.nbsp;Er mocht dan ook niet verwacht worden, dat binnen afzienbarennbsp;tijd deze arbeid voor geheel Utrecht zou worden ter hand genomen. Bovendien zouden andere predikanten bij een eventueelennbsp;aanpak van den Evangelisatie-arbeid niet dezelfde ervaringnbsp;opdoen als Ds. Couvée, dat ,,het gewone ambtelijke werkquot; ennbsp;Evangelisatie-arbeid op eenigszins ruimer schaal practised nietnbsp;te combineeren zijn?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
Zoo komt Ds. Couvée dan met zijn nieuwe taak buiten de Ned. Herv. Kerk te staan, al blijft hij er persoonlijk aan verbonden.
Zeker, wel wordt bij het afscheid van den Kerkeraad op 12 Juli 1909 gesproken van ,,droefenis over het heengaan van Br.nbsp;Couvée, dien men zeer gaarne voor de gemeente had behouden,nbsp;f^ij (praeses) eerbiedigt echter diens besluit in breeder kringnbsp;voor Gods Koninkrijk te gaan werkenquot;.
Immers, Ds. Couvée denkt zich niet te bepalen tot de ex-leden en leden van de Ned. Herv. Kerk (dit laatste zag de Kerk als haarnbsp;taak — een taak, die ze echter, zooals wij reeds zagen, bij gebrek aan werkkrachten niet aan kon) — hij denkt zich heelnbsp;bijzonder te richten tot degenen, die van het Evangelie ver^nbsp;vreemd zijn, of ze destijds behoord hebben tot de Ned Herv.nbsp;Kerk, of dat misschien nog doen, of tot een ander Kerkgenootschap.
Ds. Couvée verzekert bij dit afscheid: ,,dat zijn arbeid zal blijven; opbouw en versterking der gemeentequot;.
1 Juni 1909 werd de Vereeniging ,,Stadszendingquot; te Utrecht
-ocr page 121-103
opgericht. 17 Juli 1909 werden de Statuten Koninklijk goedgekeurd.
De artikelen waar het voor ons doel op aan komt, zijn:
Art. 3; De vereeniging grondt haar bestaan en werkzaamheden op de beginselen der Evangelische Alliantie ^). Dienovereenkomstig:
a. nbsp;nbsp;nbsp;huldigt zij Christus als haar Hoofd;
b. nbsp;nbsp;nbsp;erkent zij de éénheid van het lichaam van Christus;
c. nbsp;nbsp;nbsp;eerbiedigt zij de Schriften des Ouden en des Nieuwennbsp;Verbonds en verwerpt zij alle leeringen, die daar tegennbsp;strijden.
Art. 4: Doel der Vereeniging is de bevordering van Gods Koninkrijk.
Art. 5: Zij wendt daartoe alle beschikbare middelen aan, die overeen komen met de beginselen, waarvan zij blijkens Art. 3nbsp;uitgaat, met dien verstande, dat zij zich voornamelijk wijdt aannbsp;Evangelisatie en opbouwing der geloovigen, evenwel met denbsp;bedoeling, dat ieder zich kerkelijk voege in dat verband, waarin hij, naar zijn geweten, meent te moeten verkeeren. Bovenbedoelde middelen zijn hoofdzakelijk: Evangelisatie-samen-komsten, samenkomsten tot verdieping en opbouwing van hetnbsp;geloofsleven, verspreiding van Christelijke lectuur.
Art. 20: Bij eventueele ontbinding der Vereeniging gaan hare bezittingen over aan de Utrechtsche Zendingsvereeniging.
Deze Statuten spreken niet van eenig bijzonder contact met de Ned. Herv. Kerk. Dit contact wordt echter wel gezocht, maarnbsp;niet alleen met de Ned. Herv. Kerk, ook met de Gereformeerde-en met de Luthersche Kerk.
In 1926 werd de band met de Ned. Herv. Kerk verstevigd, doordat de Stadszending toen den naam aannam van Ned. Herv,nbsp;Stadszending, terwijl in 1932 het Stadszendingswerk ging geschieden in opdracht van den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente. Ds. E. B. Couvée en Ds. G. Koning (der Ned. Herv.nbsp;Stadszending) werden toen weer predikant van de Ned. Herv.nbsp;Gemeente.
De Evangelische Alliantie is een internationale vereeniging van Protestanten; ze werd in 1846 te Londen gesticht door leden van ongeveer 50 Verschillende kerkelijke gemeenschappen. Zij stelde zich tjen doel een liefdevolle verstandhouding te bevorderen tusschen de geloovige Protestantschenbsp;Christenen over de geheele wereld.
-ocr page 122-104
Wat in 1909 niet mogelijk was, is in 1932 mogelijk geworden. Dit spreekt van een groeiend verantwoordelijkheidsbesef bij denbsp;Kerk tegenover de van het Evangelie vervreemden.
§ 2. Aanrakingen tusschen Ned. Herv. Kerk en Stadszending, die leidden tot versteviging van den onderlingen band.
Volgens de notulen van den Kerkeraad en van het Ministerie van Predikanten van de Ned. Herv. Gemeente te Utrecht, aangevuld met gegevens, uit ingekomen stukken en Stadszendings-notulen.
Over de aanrakingen die tusschen de Ned. Herv. Kerk en de Stadszending hebben plaats gehad, bevatten de notulen van dennbsp;Algemeenen- en van den Bijzonderen Kerkeraad en van hetnbsp;Ministerie van Predikanten met de daarop betrekking hebbendenbsp;ingekomen stukken en gegevens uit de Stadszendingsnotulennbsp;het volgende:
21 Mei 1909: Ds. Coucée verzoekt na zijn ontslag als predikant te worden toegelaten tot het geven van godsdienstonderwijs.
25 Jurti 1909: De Commissie voor het godsdienstonderwijs adviseert gunstig te beschikken op het verzoek van Ds C.
Notulen Algemeene Kerkeraad 13 Sept. 1909: Ds. Couvée wordt gekozen tot ouderling der Ned. Herv. gemeente, welkenbsp;functie hij aanvaardt.
Notulen Algemeene Kerkeraad 24 Jan. 1910: Bij de opening van het lokaal der Stadszending (3 Febr. 1910) laat de Kerkeraad,nbsp;zich door een van zijn predikanten vertegenwoordigen.
Tot de ingekomen stukken van den Bijzonderen Kerkeraad van 24 Oct. 1909 behooren de Statuten van de Vereeniging ,,Stadszendingquot; met een begeleidend schrijven, waarin samenwerkingnbsp;wordt aangeboden. „Besloten wordt aan de Vereeniging te vragen, hoe zij zich de samenwerking in algemeene lijnen voorsteltquot;.
Op de vergadering van den Bijzonderen Kerkeraad van 13 Dec. 1909 is een schrijven van het Comité der Stadszending innbsp;zake samenwerking ingekomen.
Dit schrijven houdt het volgende in: ,,Uit den aard der zaak zullen wij niet dan algemeene lijnen voor samenwerking kunnen aanwijzen. Het contact tusschen een zoo lang reeds gevormd en afgesloten lichaam als de Ned. Herv. Kerk en een nog
-ocr page 123-105
voor geheel nieuwe banen staande corporatie als de Stadszending, zal in menig opzicht slechts in de praktijk kunnen worden aangewezen en vastgesteld.
Uitgaande van de veronderstelling, dat het U en ons in oprechtheid er om te doen is tot zoo groot mogelijken zegen te zijn voor de zielen, hebben wij volle vrijmoedigheid, U voor tenbsp;stellen, dat er een voortdurende uitwisseling van arbeid plaatsnbsp;hebbe in dezen zin:
Waar wij krachtens onze statuten niemand kunnen aannemen tot ,,lid'' der Stadszending en ons geroepen achten ieder in datnbsp;kerkelijk verband te laten, waarin hij naar zijn geweten thuisnbsp;behoort, zullen wij gaarne de gezinnen, door onzen arbeid onder het bereik des Evangelies gekomen, behulpzaam zijn omnbsp;zich in dat verband te voegen en den Wijkpredikant daarvannbsp;verwittigen.
Van hunne zijde zouden wij dan ook gaarne ondervinden, dat zij of hun ouderlingen die gezinnen, die het kerkelijk levennbsp;nog niet kunnen volgen, op onzen arbeid opmerkzaam maaktennbsp;en ons van hun bestaan verwittigden, opdat wij trachten mogennbsp;ook in die harten ingang te vinden met het Evangelie der verlossing.
Al heeft de Kerkeraad ook hierover niet de beslissing, toch willen wij als wensch en als middel tot samenwerking noemen,nbsp;dat de Broeders predikanten, zooveel hun dit mogelijk is, in denbsp;Evangelisatie-samenkomsten het Woord verkondigen.
Ten slotte stellen wij U voor uit Uw midden wel te willen benoemen eene vaste Commissie, tot welke wij ons in voorkomende gevallen van onzekerheid kunnen wenden en die zich ook nret ons in contact kan stellen, wanneer zij daartoe aanleidingnbsp;vindt in onze wijze van samenwerking.
Het voordeel van zulk een vaste Commissie zal U duidelijk zijn, daar deze door voortdurende aanraking ook te beter zalnbsp;kunnen beoordeelen langs welke wegen verdere samenwerkingnbsp;zal kunnen gevonden worden”.
Gevolg is, dat besloten wordt te komen tot de benoeming van een vaste Commissie uit den Kerkeraad, om overleg met het Bestuur der Stadszending te plegen.
14 Febr. 1910 worden drie personen benoemd.
Besloten wordt aan deze Commissie voorloopig geen mandaat te geven.
-ocr page 124-106
Later biedt de Stadszending verschillenden wijken hulp aan.
Leidsche Vaart (Not. Bijz. Keikeiaad 24 Nov. 1913) Bethle-hemkerk (Not. Bijz. Keikeiaad van 26 Jan. 1914).
Met beide wijken is voor een gedeelte van de wijk een vrijwel gelijkluidende overeenkomst gesloten, zoodat we volstaan met één van deze overeenkomsten weer te geven, n.1. die metnbsp;de ,,Bethlehemkerkquot; omdat die het uitvoerigst is:
,,Het gewone huis' en krankenbezoek, benevens het bezoeken dergenen, die zich van buiten af in deze gemeente vestigen, zalnbsp;geschieden door de Stadszending; de bezoeken naar aanleidingnbsp;van kerkelijke handelingen blijven aan den Wijkpredikant ennbsp;de Wijkouderlingen.
De Stadszending zal in overleg met den Wijkpredikant al die middelen aanwenden, die zij tot bevordering van de geestelijkenbsp;belangen dezer wijkbewoners noodig acht en verzekert van harenbsp;zijde, de wijkbewoners steeds te zullen wijzen op de gelegenheden, welke de Kerk biedt tot onderwijs en stichting.
De Stadszending zal de gevallen, waarin ondersteuning noodig mocht blijken, ter kennis brengen van de Wijkdiakenen en in gevallen, waarin de Stadszending meent zich met armenzorg tenbsp;moeten inlaten, daarvan kennis geven aan de diakenenquot;.
De Stadszending houdt den Kerkeraad van uitbreiding van haar werkzaamheden op de hoogte:
Aan de totstandkoming van de overeenkomst tusschen Wijk Leidschevaart en de Stadszending ging het volgende vooraf:nbsp;Stadszendingsnotulen:
6 Septembei 1913: ,,Van Ds. B. is het verzoek uitgegaan aan Ds. Couvée om zijn Wijkouderling te worden. Ds. Couvée isnbsp;hierop niet ingegaan, omdat dit al zijn krachten zou vragen,nbsp;maar wenscht nu aan Ds. B. voor te stellen den Leidscheweg ennbsp;alles wat aan deze zijde van het water ligt, de Croeselaan enz.nbsp;aan de Stadszending ter bearbeiding te geven en dan zijn ouderling te v/orden als schakel tusschen den wijkarbeid en denbsp;Stadszending. Dit vindt instemming.quot;
15 Septembei 1913: ,,Met Ds. B. heeft Ds. Couvée een onderhoud gehad, waarbij zijn voorstel werd aanvaard.
Ook vermelden de Stadszendingsnotulen van
25 Septembei 1913: De mededeeling van Ds. B. in de zitting van den Kerkeraad, om een gedeelte zijner wijk aan de Stadszending ter bearbeiding te geven, is daar zeer vriendelijk opgenomen.
-ocr page 125-107
Not. Bijz. Kerkeraad 26 Juni 1916: „Voorlezing wordt gedaan ^an een schrijven van 't Comité der Stadszending, behelzende denbsp;mededeeling, dat 's Zondagsmorgens voor de Prot. soldaten innbsp;het Hospitaal vanwege dit Comité godsdienstoefeningen worden gehouden”. Dit geschiedt sinds begin April. Volgens genoemd schrijven is het ziekenbezoek in het Hospitaal aanleiding geweest, den Minister van Oorlog te vragen gelegenheidnbsp;te mogen hebben tot het houden van godsdienstoefeningen.
Daarom verbaast het ons als in een rapport van de Commissie die benoemd is n.a.1. van de synodale circulaire over de geestelijke verzorging van militairen van Sept. 1920, gezegd wordt:nbsp;-Zal de geestelijke verzorging der Herv. militairen meer dan totnbsp;dus verre tot haar recht komen, dan zal er meer moeten geschieden dan het catechiseeren, dat aan de beide jongste predikanten is opgedragen. Dan zal de noodige aandacht geschonken moeten worden aan het bezoek der zieken in en buiten hetnbsp;Hospitaal. De Kerk mag niet doen alsof deze dingen haar nietnbsp;Aangaan, en zal dus deze jonge menschen moeten doen bezoekenquot;.
Over den arbeid der Stadszending wordt daarin niet gesproken.
De Stadszendingsarbeid was nog wel geen kerkelijke arbeid, aiaar de Stadszending had den Kerkeraad toch samenwerkingnbsp;aangeboden. Verwacht mocht worden dat in deze althans op sa-®enspreking zou zijn aangedrongen.
Nol. Bijz. Kerkeraad 14 Mei 1917: ,,Doorgezonden aan ons adres een schrijven van de Stadszending aan de Commissie vannbsp;Contact, bij welk schrijven wordt melding gemaakt van eennbsp;nieuwen post, dien de Stadszending heeft geopend in de Fulton-straatquot;.
In dit schrijven werd vermeld, dat deze opening geschiedde m tegenwoordigheid mede van den Wijkpredikant, aan wiennbsp;aangeboden werd aldaar zijn catechisaties te houden, waarmedenbsp;^n het najaar een aan vang zou worden gemaakt.
Genoemd schrijven eindigde aldus: ,,Moge dit werk zoo tege-nioet komen in de behoefte aan geestelijke verzorging van de bewoners dezer nieuwe wijk en ook de Herv. Kerk in haar taaknbsp;aldaar een helpende hand biedenquot;.
Blijkens de notulen van den Alg. Kerkeraad van 8 Dec. 1919, laat de Kerkeraad op het tienjarig bestaan van de Stadszendingnbsp;Zich weer vertegenwoordigen door zijn Voorzitter.
-ocr page 126-108
28 Juni 1920 is bij den Bijzonderen Kerkeraad een schrijven van den Director-Voorzitter der Stadszending ingekomen, me-dedeelende ,,dat het Comité der Stadszending zijn arbeid in denbsp;Elinckwijk voorloopig zal staken, nu het blijkt, dat de Wijkpre-dikant, Ds. K., in de hulp-Oranjekerk een middelpunt voor hetnbsp;werk heeft gevondenquot;.
,,Bovendienquot;, zoo zegt het schrijven, ,,zullen de gegevens die het Ds. K. kunnen vergemakkelijken den Stadszendingsarbeidnbsp;aldaar voort te zetten, aan hem worden overhandigd”.
Met groote belangstelling wordt van dit schrijven kennis genomen en den Scriba opgedragen uiting te geven aan de gevoelens van dank van den Kerkeraad voor hetgeen in dat nieuwe stadsgedeelte gedaan is door de Stadszending in een tijd, datnbsp;de Kerk het niet kon.
De Stadszending is vanaf 1913 Reclasseeringslichaam.
In 1925 wordt de mogelijkheid onderzocht Reclasseeringswerk namens den Kerkeraad te doen.
De Commissie, die hiervoor aangesteld is,,,adviseert, zich met de Stadszending te verstaan, die haar Reclasseeringswerk wilnbsp;uitbreiden en omzetten in een Ned. Herv. Reclasseeringsver-eenigingquot;, (Not. Bijz. Kerkeraad. 4 Mei 1924).
Besloten wordt eens per jaar een collecte te houden voor dezen Ned. Herv. R'eclasseeringsarbeid.
Not. Bijz. Kerkeraad 9 Nov. 1925. De Stadszending is bereid 't werk in Abstede los te laten en over te geven aan den Wijk-predikant, zoodra deze is overgekomen.
Ook kan Ds. de H. mededeelen dat de Stadszending nu officieel den naam draagt van: ,,Ned. Herv. Stadszending'’.
Aan deze naamsverandering zijn in het comité der Stadszending verschillende besprekingen voorafgegaan, waarover de Stadszendingsnotulen het volgende geven:
30 April 1925: Ds. Couvée vreest, dat de Stadszending zich te veel opsluit, een nauw kringetje vormt, niet wortelt in het vollenbsp;leven der Gemeente. Dit n.a.1. van het koperen feest der Amster-damsche Stadszending, die de eerste moeilijke jaren achter dennbsp;rug heeft en nu blijkt een groote plaats in de Gemeente veroverdnbsp;te hebben. Ds. Couvée vraagt of wij ons Alliantie-standpuntnbsp;(het standpunt der Evangelische Alliantie) niet moeten opgevennbsp;en een Ned. Herv. Stadszending worden, zooals tegenwoordignbsp;dikwijls geadviseerd wordt.
-ocr page 127-109
Dit punt wordt ampel besproken, maar allen zijn het er over eens, dat de Stadszending komt te staan buiten het groote levennbsp;en daardoor toevloeiing mist van nieuwe werkkrachten.
Het voor en tegen van eene Ned. Herv. Stadszending wordt nu door het comité ernstig overwogen. Men voelt, dat een offernbsp;gevraagd wordt als men 't werk op een breederen basis zal gaannbsp;verrichten. Maar de slotsom is, dat als het beter voor de zaak isnbsp;en het Gods weg blijkt te zijn, de zelfverloochening moet worden beoefend door eigen standpunt op te geven.
16 Juli 1925: Ds. Couvée vertelt van een gesprek met Ds. M., die rijpelijk heeft nagedacht over de vraag: ,,Hoe is de Stadszending tot een Ned. Herv. Stadszending te maken?”, en tot denbsp;conclusie kwam, dat in de verhouding tot de Kerk geen verandering te brengen viel, dat de Stadszending bij de oprichtingnbsp;geen anderen weg heeft kunnen inslaan en dat aan haar positienbsp;in wezen niets veranderd kon worden. De naam Nederlandsennbsp;Hervormd zou bij haren titel gevoegd kunnen worden, maarnbsp;Zonder verandering in den toestand aan te brengen. Dit oordeelnbsp;Van Ds. M. wordt met blijdschap vernomen, want ook van onzenbsp;zijde is, hoeveel er ook over nagedacht en geconfereerd is, geennbsp;andere uitweg gevonden. Zoowel Ds. M. als wij — het Comitqnbsp;der Stadszending — voelen, dat het niet aangaat zich onder denbsp;^ed. Herv. Kerk te stellen; Stadszending moet een vrij werk blijven, maar naar de Kerk toe, zooals van den beginne ook de bedoeling is geweest.
10 September 1925: ,,Ds. Couvée wenscht een vergadering te beleggen met de Commissie van Contact en Ds. M. om voor tenbsp;stellen, dat in den Kerkeraad worde uitgesproken, dat er geennbsp;ander verband tusschen Kerk en Stadszending mogelijk is dannbsp;hetwelk nu reeds bestaat, een band des vertrouwens. Dit kannbsp;dan worden uitgesproken door den naam aan te nemen vannbsp;hied. Herv. Stadszending”.
De statuten van de Vereeniging Stadszending zijn inmiddels gewijzigd, en bij Koninklijk besluit van 30 Juli 1926 goedgekeurd. Het contact met de Ned. Herv. Kerk wordt hierdoor verstevigd.
Art. 1 wordt dan gelezen als volgt:
-.Er bestaat te Utrecht een vereeniging „Nederlandsch Hervormde Stadszending”.
Uit art. 5 wordt weggelaten: ,,evenwel met de bedoeling dat
-ocr page 128-110
ieder zich kerkelijk voege in dat verband, waarin hij naar zijn geweten meent te moeten verkeerenquot;.
* De eerste alinea van
Art. 7, aldus luidende: ,,Zij bestaat uit minstens 5 leden, welk getal kan vergroot worden krachtens wettig genomen besluitnbsp;in een wettige vergaderingquot;, wordt als volgt aangevuld: ,,Dezenbsp;leden worden gekozen uit leden der Ned. Herv. Gemeentequot;.
Art. 20 wordt Art. 19 en gelezen als volgt: ,,Bij eventueele ontbinding der vereeniging gaan haar bezittingen over aan denbsp;samenwerkende Zendingscorporaties te Oegstgeestquot;.
Het heeft geen zin hier nog andere kleine wijzigingen te vermelden, wij constateeren, dat Art. 3 (zie blz. 103) onveranderd is gebleven.
Not. Bijz. Kerkeraad 23 Sept 1929: ,,De Ned. Herv. Stadszending wenschte wel subsidie van het Rijk voor haar zielszorg-arbeid, dien zij sedert 1916 in het Militair Hospitaal verrichtte.
Zij kon echter geen subsidie krijgen, tenzij de Kerkeraad haar opdracht gaf tot dezen arbeid.quot;
Het moderamen adviseerde die opdracht te geven, maar tevens te verzoeken een jaarlijksch verslag over dien arbeid over te leggen aan den Kerkeraad.
Een deel van 't werk der Stadszending geschiedde dus voortaan in opdracht van den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente*
9 Maart 1931 verklaart Ds. Couvée in de vergadering van den Algemeenen Kerkeraad, dat er reeds veel contact tusschennbsp;Kerk en Stadszending bestaat, maar dat dit kan worden uitgebreid. ,,De Stadszending begeert dit, zij wil gaarne dienenquot;.
11 Jan. 1932 vermelden de notulen van het Ministerie van predikanten dat voorbereidingen zullen worden getroffen om Couvée en Koning te benoemen als predikanten voor bijzonderenbsp;doeleinden.
8 Febr. 1932 komt dit onderwerp ter sprake in den Algemeenen Kerkeraad. De praeses zet uiteen, hoe de ontwikkeling van de feiten tot dit voorstel heeft geleid. Onder veler hoorbare in-,nbsp;stemming wordt dit goedgevonden.
14 Maart 1932: Notulen Alg. Kerkeraad: De vereischte stappen voor de beroeping van de Heeren Couvée en Koning als predikanten voor bijzondere werkzaamheden zullen worden gedaan.
13 Juli 1932: Notulen Alg. Kerkeraad: Van het Provinciaal
-ocr page 129-Ill
Kerkbestuur van Utrecht is de goedkeuring ontvangen tot het vestigen van twee predikantsplaatsen voor bijzondere werkzaamheden.
Met algemeene stemmen zijn daarop de predikanten Couvée en Koning beroepen.
11 nbsp;nbsp;nbsp;Juli 1932: Notulen Alg. Keikeiaad. Ingekomen stukken.
1. nbsp;nbsp;nbsp;Van de predikanten Couvée en Koning, dat zij de opnbsp;hen uitgebrachte beroepen aannemen.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Een mededeeling van dezelfden, dat de bevestiging en intrede zal plaats hebben 17 Juli in de Domkerk.
De notulen van de Stadszending van 24 Maart 1932 zeggen over deze aangelegenheid: „Ingekomen is het verheugend bericht dat door den Kerkeraad in de vergadering van 14 Maartnbsp;het rapport der Commissie van zeven met algemeene stemmennbsp;is aanvaard. Couvée en Koning zullen dienvolgens beroepennbsp;Worden als predikanten met bijzondere opdracht voor Stads-zendingSH en ziekenhuisarbeid. En uit tweetallen, aan te biedennbsp;door het Stadszendingscomité, zullen een ouderling en een dia^nbsp;ken door den Kerkeraad gekozen worden om zitting te nemennbsp;in het Stadszendingscomitéquot;.
16 Juni 1932: Allereerst constateert de voorzitter met dank aan God, dat de mijlpaal nu bereikt is van de beroeping dernbsp;beide Stadszendingspredikanten Couvée en Koning als predikanten voor bijzondere werkzaamheden bij de Herv. Gemeentenbsp;Van Utrecht.
12 nbsp;nbsp;nbsp;September 1932: Notulen Alg. Kerkeraad: de predikantennbsp;Voor bijzondere werkzaamheden Couvée en Koning, in Juli 1.1.nbsp;als zoodanig bevestigd, worden binnengeleid door een commissie. Praeses verwelkomt hen met hartelijke woorden en spreektnbsp;den wensch uit, dat deze nieuwe verhouding de Kerk en denbsp;Stadszending ten goede kome.
11 Juni 1934: Notulen Alg. Kerkeraad: De praeses brengt thans ter tafel een schrijven van de broeders E. B. Couvée en G.nbsp;Koning, waarin zij verzoeken hun ook in de leiding van dennbsp;Kerkeraad dezelfde bevoegdheden te geven als de anderenbsp;predikanten, alsmede afvaardiging naar de classicale vergaderingen. Praeses zet aan de hand van Artikel 20, tweede lid Algemeen Reglement der Ned. Herv. Kerk uiteen, dat de predikantennbsp;Voor de vervulling van bijzondere werkzaamheden, dezelfde bevoegdheden hebben als andere predikanten, tenzij de Kerke-
-ocr page 130-112
raad hun vrijstelling verleent op hun verzoek. De bedoeling is, dat het verband met de Kerk zoo nauw mogelijk zij. De verga-.dering vereenigt zich met deze zienswijze .
Sinds het verband tusschen Kerk en Stadszending is gelegd, is de samenwerking groeiende.
25 September 1939. Notulen Alg. Keikeiaad: Ds. Couvée wordt door het Ministerie van predikanten benoemd in de Commissie voor Kerkelijk leven (de commissie die tot taak heeftnbsp;meer activiteit in de gemeente te brengen en den gemeenschapsband te versterken).
Aan de uitnoodiging voor het ,,Jeugdappèr' in Mei 1942 nemen ook Stadszendings-jongeren deel. Aan alle Hervormde jongeren in Utrecht, die niet kerkelijk meeleefden, werd voor drie Evangelisatie-avonden in de Domkerk een uitnoodiging gebracht, waarbij de vraag gesteld werd, of men soms ook huisbezoek wenschte.
Naar den oorspronkelijken opzet zou dan ook de Stadszending aan het nawerk (het zoeken van persoonlijk contact door huisbezoek) deelnemen. Om onverklaarbare redenen wordt echter de Stadszending van deze taak, waarvoor zij de eerst-aan-gewezene zou zijn, uitgesloten.
In het Comité der Stadszending wordt 19 September 1942 de wensch uitgesproken, dat alles wat tot misverstaan aanleiding kan geven, worde weggeruimd.
Op een vraag van den Kerkeraad, of ,,de Commissie van contact tusschen Kerk en Stadszendingquot; nog als bestaandenbsp;moet worden erkend, zal in ontkennenden zin geantwoordnbsp;worden. Tevens zal aan den wensch tot verinniging van de samenwerking uiting worden gegeven; alleen die verhouding isnbsp;de juiste waarbij de Stadszending als een organisch deel dernbsp;Kerk wordt beschouwdquot;.
Op verzoek van het Breed-Moderamen van den Kerkeraad had 16 October 1942 een onderhoud plaats van het Breed-Mo-deramen met den Voorzitter der Stadszending, waarbij laatstgenoemde gelegenheid kreeg zijn gedachten uit te spreken.nbsp;Aangedrongen werd op een zuivere verhouding van Kerk ennbsp;Stadszending. De Stadszending worde niet gezien als een verwante, sympathieke vereeniging naast de Kerk, maar als eennbsp;organisch deel daarvan — een kerkelijke wijk zonder geogra-phische grenzen.
-ocr page 131-113
Met sympathie wordt deze gedachte ontvangen.
Men meent dat veel zal zijn gewonnen, als voor de Stadszen-ding, evenals voor de wijken, ouderlingen worden benoemd.
Enkelen meenen dat men eerst daarover den ouderlingenkring zelf zal moeten hooren.
In den Bijzonderen Kerkeraad van 27 Decembei 1942 wordt tot benoeming van ouderlingen, ook Voor de Stadszending, besloten.
In Maait 1943 wordt een sub-commissie geïnstalleerd van den Hervormden Jeugdraad. Deze sub-commissie ontvangt denbsp;opdracht Evangelisatie-werk onder buitenkerkelijke meisjes tenbsp;stimuleeren. In deze commissie, die uit negen leden bestaat,nbsp;hebben vier Stadszendings-arbeidsters zitting.
20 Maart 1943, Notulen Alg. Keikeiaad: De „Collecte voor de Evangelisatie, uitgaande van de Ned. Herv. Stadszending'',nbsp;Zal voortaan heeten; ,,Collecte voor de Ned. Herv. Evangelisatiequot; (Stadszending).
Bedoeling is, dat ook in den naam van de jaarlijks gehouden Collecte tot uiting zal komen, dat het Stadszendingswerk Kerke-werk is.
Verschillende onderwerpen die in den Kerkeraad of in het Ministerie van predikanten besproken werden, de Stadszendingnbsp;betreffende, kwamen uit den aard der zaak ook ter sprake in hetnbsp;Comité der Stadszending, zoodat zijn notulen hier en daar dienbsp;Van Kerkeraad en Ministerie van predikanten aanvullen. Voornbsp;Zoover dit het geval is, maakten wij daarop reeds attent.
Er zijn echter andere onderwerpen, die niet in den Kerkeraad of in het Ministerie van predikanten behandeld werden.
Voor zoover het aanrakingen met Wijk-commissies betreft, gaven we deze weer in het hoofdstuk; ,,Het kerkelijk wijk4nbsp;''verkquot;.
De Stadszendingsnotulen geven dan het volgende: (de groote hiaten zijn te verklaren uit het feit, dat in de tusschenliggendenbsp;perioden onderwerpen besproken werden, die ook in den Kerkeraad ter sprake kwamen).
Notulen 30 September 1910: ,,Er is een schrijven van Ds. G. ingekomen, waarin deze verzoekt de Bijbellezing en Bidstond oiet op Donderdagavond te houden, omdat dit dan samen valtnbsp;ttiet zijn Bijbellezing. Hiertegen geen overwegend bezwaar
-ocr page 132-114
zijnde, wordt de avond in Bethel op Woensdagavond gesteldquot;.
15 September 1913: ,,Over de installatie van Ds. Koning (den nieuw benoemden Director-Secretaris der Stadszending) wordtnbsp;nader gesproken. Aan de Kerkvoogden is de Buurkerk voor denbsp;plechtigheid aan gevraagdquot;.
19 September 1913: ,,Ds. C. deelt mede dat er bezwaar is tegen het afstaan van de Buurkerk op Zondag 12 October, daar op diennbsp;datum de dankzegging na het Heilig Avondmaal plaats vindt.nbsp;Eigenlijk is er bezwaar tegen het afstaan van een kerkgebouwnbsp;op eiken Zondagavond, omdat er dan in de Domkerk een beurtnbsp;is te zeven ure. Daarom wordt overeengekomen de installatienbsp;van Ds. Koning te doen plaats hebben op Woensdag 8 October,nbsp;des avonds te acht ure en daarvoor aan Kerkvoogden de Domkerk aan te vragenquot;.
25 September 1913: ,,Door den Kerkeraad is toestemming gegeven tot gebruik der Domkerk voor de installatie van Ds. Koning.
De merkwaardige toenadering van den Kerkeraad wordt met grooten dank aan God door de vergadering opgemerkt en besprokenquot;.
29 Januari 1915: ,,Ds. C. deelt nog mede, dat hier in Utrecht een vergadering zal plaats hebben van hen, die in verschillendenbsp;steden de Stadszending behartigen, zulks ter voorbereiding vannbsp;de vergadering met de Synodale commissiequot;.
,,De bedoeling is prae-advies uit te brengen over de vraag in de Synode aanhangig gemaakt: welke plaats zullen predikanten,nbsp;die eervol ontslag hebben aangevraagd om ander geestelijknbsp;werk te verrichten, voortaan in de Kerk innemen.
Ds. C. is tot onderhoud met een commissie uitgenoodigdquot;.
12 Maart 1931: In 't Predikbeurtenblad zal van wege den Kerkeraad een aanbevelend woord gesproken worden voor de wij-dingsavonden in Silo gedurende de ,,stille weekquot;. Zijn zulke verschijnselen niet bemoedigend?
8 Juni 1934: Zondag 21 October zal, zoo God wil, des morgens
B Silo is de naam van het hoofdgebouw der Stadszending. Deze naam is ontleend aan den Bijbel: Genesis 49 : 10, waar Silo een profetische naam isnbsp;voor den Messias. Tevens is gedacht aan de tweede beteekenis: Jozua 18 : linbsp;hier is Silo de plaats waar de tent der samenkomst van de Israëlieten isnbsp;opgericht.
-ocr page 133-115
in de Domkerk het 25-jarig bestaan van de Stadszending worden herdacht.
12 November 1937: De voorzitter der Stadszending zal met Scriba O. (den secretaris van den Kerkeraad) praten over hetnbsp;plaatsen der Stadszending op de lijst der kerkcollecten in 1938,nbsp;¦'vaarvoor Br. V. (de door den Kerkeraad aangewezen diaken innbsp;het comité van de Stadszending) in den Kerkeraad reeds warmnbsp;gepleit heeft.
21 April 1939: Het verslag der Stadszending over 1938 is door den Kerkeraad ontvangen en met dank en erkentelijkheid beantwoord.
Het was het eerste verslag, dat door de Stadszending aan den Kerkeraad aangeboden werd. Het begint met de opmerking:nbsp;'.Dat het aanbieden van een verslag aan den Kerkeraad nietnbsp;eerder geschiedde, rekent het comité zich als een verzuim aan.nbsp;Dat dit thans wel geschiedt heeft tweeërlei oorzaak:
Ie. meenen wij, dat het besef nog te weinig is doorgedron-gen, dat heel deze arbeid thans geschiedt in opdracht van den Kerkeraad en als zoodanig recht heeft op de volle belangstelling der Gemeente;
2e. is onze overtuiging, dat een nog meer openlijke en intensieve samenwerking tusschen Kerk en Stadszending, de Kerk in haar steeds moeilijker wordenden toestand alleen ten goede kannbsp;komen.
In 1909 stonden hier ingeschreven als „tot geen Kerkgenootschap behoorendquot;: 4343 personen. In 1930: 25.415.
Deze climax houdt aan: 1935: 27.392
1936: 27.574 1937: 27.890nbsp;1938: 28.140
Wie de toestanden van nabij kent, weet bovendien, hoe los de hand is met talloozen, die dan voor 't uiterlijk nog niet met denbsp;Kerk hebben gebroken.
Bij ons 't besef: ,,hoewel wij alle krachten inzetten, zijn wij, niet opgewassen tegen den stroomquot;.
Ons vragen is: ,,laat ons toch staan schouder aan schouder, opdat er niets van de kracht verloren ga, die wij tezamen doornbsp;Gods genade zouden kunnen inzetten”.
Allerlei aanrakingen zijn er dus geweest, zoowel voor als na he tot standkoming van de eenheid van Kerk en Stadszending.
-ocr page 134-116
§ 3. Punten waarin verschil van inzicht heerschte tusschen Ned. Herv. Kerk en Stadszending.
VoIgen.s de notulen van den Kerkeraad en van het Ministerie van predikanten van 'de Ned. Herv. gemeente te Utrecht, aangevuld met gegevens uit ingekomen stukken en Stadszendings-notulen.
Hoewel we van het begin der Stadszending af op groeiend contact met de Ned. Herv. Kerk kunnen wijzen, sluit dat nietnbsp;uit, dat ook wrijvingen voorkwamen.
De Kerk, die Ds. Couvée uitleidde, schijnt het in de practijk moeilijk te hebben kunnen verwerken, dat een Ned. Herv.nbsp;predikant nu naast de Kerk arbeidde, een predikant, die aan dienbsp;Kerk verbonden bleef, in steeds ruimer kring werkte, maar buiten de auspiciën van den Kerkeraad stond.
Het was ook niet makkelijk. Immers, alles wat de Stadszending deed, zou de Kerk gedaan moeten hebben.
Hebben we de aanrakingen die den band versterkten, tusschen de Ned. Herv. Kerk en de Stadszending uit beider notulen en ingekomen stukken nauwkeurig nagegaan, we willen dat ook doen met de terreinen waarop zij van inzicht verschilden, opdat de onderlinge verhoudingen in het juiste licht worden gezien.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
De reactie op de aanbieding van samenwerking is, volgens de notulen van den Bijz. Kerkeraad van 24 Oct. 1909 als volgt:nbsp;„Br. B. meent, dat wij vooralsnog den loop van zaken zullennbsp;moeten afwachten, omdat deze vereeniging iets anders dannbsp;Stadszending uitsluitend ten behoeve van de Ned. Herv. Gemeente bedoelt, n.1. het zoeken van diegenen, die door de Kerken niet kunnen worden bereikt, terwijl onder ons juist de wijk*nbsp;vereenigingen dit werk zeer ter harte nemen en dus van nietnbsp;kunnen bereiken ten onzent alleen door gebrek aan werkkrachten sprake kan zijn.
Br. V. B. meent, dat elke arbeid voor Gods Koninkrijk door den Kerkeraad met blijdschap moet worden begroet; Br. de J. deeltnbsp;mede, dat veel huisbezoek bij onkerkelijken door deze vereeniging wordt gedaan en wijst er op, dat zij samenwerking aanbiedt.
De scriba is van oordeel, dat vermeerderde werkzaamheden
-ocr page 135-117
slechts dan met blijdschap kunnen begroet worden, indien door getroffen regelingen voorkomen wordt, dat tweemaal hetzelfde wordt gedaan en stelt tegenover de opmerking van Br. de J.,nbsp;dat aanbieding van samenwerking, zonder eenige aanduidingnbsp;Van de wijze waarop, te weinig zegt, om daarvan gezegendenbsp;Vruchten te kunnen verwachten.
Br. T. meent dat onderlinge afspraak nu dubbel noodig wordt en stelt voor aan de Vereeniging te vragen hoe zij zich in al-gemeene lijnen de samenwerking voorstelt.
Aldus wordt beslotenquot;.
Zooals we in § 2 zagen, kwam het toen tot de instelling van een commissie van contact.
De verschilpunten, in de kerkelijke notulen gemeld, zijn grootendeels tot drie terreinen terug te brengen:
Ie. de verhouding tot de Diaconie.
De Stadszending houdt eenmaal des jaars haar collecte voor stille armen. Tegen Kerstmis krijgen zij, die daarvoor in aanmerking komen, een gift thuis gestuurd, anoniem.
Broeders diakenen vreezen, dat daardoor de Stadszending zich op hun terrein begeeft.
Zij uiten dat in een schrijven aan den Kerkeraad:
,,Waar de Stadszending zich bij haar optreden heeft aangediend als een arbeid, die der Kerk ten goede zoude komen, bevreemdt het ons zeer, haar nu met dit werk bezig te zien, waardoor zij de Kerkelijke Armenzorg niet alleen voorbij ziet, maar Zelfs nadeel toebrengt.
Wij hebben daarom niet kunnen nalaten, dit te Uwer kennis te brengen, met het verzoek, maatregelen te beramen, opdat aannbsp;dit optreden der Stadszending een einde worde gemaaktquot;.
Notulen van den Alg. Kerkeraad van 13 Fehr. 1911: Het rapport, uitgebracht door de Commissie van contact tusschen de Ned. Herv. Kerk en de Stadszending inzake de collecte voornbsp;stille armen, vanwege ,,Siloquot; gehouden, naar aanleiding vannbsp;Oen brief van Broeders diakenen, concludeert, dat deze collectenbsp;als zoovele andere collecten buiten de beoordeeling van dennbsp;Kerkeraad ligt, dat ,,Siloquot; ook zeker niet beoogde op 't terrein
In § 2 van dit hoofdstuk werd er reeds op gewezen dat het hoofd-gebouw van de Stadszending den naam ,,Silo'' draagt. Ten onrechte wordt aeze naam hier en daar gebruikt als men het werk der Stadsaending bedoelt.
-ocr page 136-118
der Diaconie te komen. Op verzoek van Broeders diakenen wordt dit rapport aan hun college doorgezonden.
Vergadering van den Alg. Kerkeraad van 8 Mei 1911:
Ingekomen een schrijven van Broeders diakenen naar aanleiding van het rapport der Commissie van contact inzake de collecte voor stille armen vanwege „Siloquot;.
Dit rapport van de Commissie van contact houdt o.a. het volgende in:
„Wij gelooven dat hetgeen, alléén tegen Kerstfeest (en op hoevelé;.% ijzen geschiedt dit niet het geheele jaar door!) op denbsp;talrijke ó. llectelijsten voor Zondagsschool-Kerstfeesten wordtnbsp;opgehaald, dit bedrag (n.1. het door de Stadszending voor stillenbsp;armen gecollecteerde) stellig eenige malen zal overtreffenquot;.
Voorts is 't Uwer commissie gebleken, dat deze som door de Stadszending gevraagd en bestemd geworden is voor z.g.n.nbsp;.,pauvres honteux,quot; armen, die er niet aan denken zich bij denbsp;Diaconie om ondersteuning aan te melden.
Ook heeft de Stadszending er niet aan gedacht deze lieden te gaan ,,verzorgenquot;, maar slechts beproefd één enkele maal hunnbsp;een blijden Kerstdag te bereiden, door hun een anonieme verrassing thuis te bezorgen.
En dat niet alleen bij leden onzer Kerk, maar ook hij Afgescheidenen en zelfs bij Roomschen.
Dit ligt geheel in de lijn der Stadszending, die volstrekt geen Kerkelijk karakter wenscht aan te nemen, wier statutennbsp;haar dit ten eenen male verbieden en wier ernstig streven het isnbsp;en blijven zal nimmer den schijn zelfs van een apart kerkje tenbsp;willen vormen, aan te nemen.
Mochten er — wat ons natuurlijk niet mogelijk was te be-oordeelen — onder deze met Kerstfeest anoniem door ons verblijden óók enkelen zijn, die in de termen vielen van door Brs. Diakenen bedeeld te kunnen worden, dan is dit ongetwijfeldnbsp;slechts een zeer gering gedeelte geweest.
Waar Broeders diakenen in hun meergemelde klacht verzoeken „maatregelen te beramen, opdat aan dit optreden der Stadszending een einde wordt gemaaktquot;, gelooft Uwe commissie dat zij U tot geenerlei maatregelen van dien aard behoeft te advi-seeren.
De Stadszending bleek ons ten volle bereid over elke zaak, waarbij zij zelfs maar kans liep op het terrein van Diakonie of
-ocr page 137-119
Kerkeraad te komen, met deze colleges te rekenen, en zij wenscht angstvallig te waken tegen allen schijn alsof het haarnbsp;te doen is om concurrentie met of afbreuk aan den arbeid dernbsp;Kerk, die zij veeleer hoopt te steunen met alle kracht.
Maar. .. . het worde niet vergeten dat de Stadszending geen corporatie is uit en ten behoeve van de Ned. Herv. Kerk alleen, al zal uit den aard der zaak haar arbeid voor het allergrootste deel onze Kerk ten goede komen. Ons zijn reeds personen bekend, die vroeger geheel buiten de Kerk leefden, maarnbsp;door den arbeid der Stadszending 't lidmaatschap, de predikingnbsp;en de sacramenten in onze Kerk gingen begeeren.
De Stadszending staat op den grondslag der Evangelische Alliantie, en dient de belangen van het Godsrijk in het algemeen.
Zij acht zich geen Kerkelijke taak aangewezen, maar begeert Evangelisatie-arbeid te verrichten, en zij vertrouwt dat allenbsp;leden onzer Kerk, ook van den Kerkeraad onzer gemeente,nbsp;zich zullen kunnen en willen verheugen in iedere poging, dienbsp;de waarheid des Evangelies en de barmhartigheid van onzennbsp;groeten Hoogepriester, nader wil brengen tot hen die, in ofnbsp;buiten de Ned. Herv. Kerk daaraan zoo grootelijks behoeftenbsp;hebben.
Zóó heeft dus Uwe commissie, den ijver van Broeders diakenen waardeerende voor de belangen aan hunne hoedenbsp;toevertrouwd, toch deze hunne klacht ongegrond moeten verklaren daarin echter vindende een welkome aanleiding, zichnbsp;nog eens nader met den arbeid der Stadszending in te laten, eennbsp;arbeid, dien zij van harte in de belangstelling en in de gebedennbsp;van den Kerkeraad blijft aanbevelen.”
De diakenen toonen zich daarover niet voldaan.
Vandaar bij de volgende gelegenheid weer een klacht:
Notulen Alg. Kerkeraad van 23 December 1912.
Een schrijven n.a.1. van deze klacht beëindigt Ds. Couveé aldus:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i '
,,Is het te doen om samenwerking en overleg, dan is geen corporatie daar méér toe bereid dan de Stadszending.
Maar dan sla men een anderen weg in dan den tot nu toe gevolgde”.
Br. S. maakt deze opmerking: het is voor den Kerkeraad zeer moeilijk over deze vaak persoonlijke zaken een juist oordeel tenbsp;vellen.
-ocr page 138-120
Het kon in het belang der zaken zijn dat Broeders diakenen iets wisten van de stille armen door „Siloquot; thans geholpen.
Br. A. wil deze conclusie trekken; aan de Commissie van con-' tact schijnt wel iets te ontbreken.
Hij stelt voor deze te doen vervangen door een commissie uit den Alg. Kerkeraad, waardoor ook diakenen in deze commissie zitting zouden krijgen.
Over de „Armenzorgquot; der Stadszending vermelden baar notulen van 14 Juli 1910 haar standpunt:
„Na eenige discussie komt men overeen dat de Stadszending als zoodanig geen armenzorg moet uitoefenen, omdat dit nietnbsp;op haar weg ligt en de geestelijke arbeid er door geschaad zounbsp;worden.
Alleen bij uitzondering, als het geldt gezinnen, die geheel met de Stadszending medeleven en die niet door een Wijkcomiténbsp;kunnen geholpen worden, moeten wij den noodigen steun ver-leenen en daarvoor den inhoud van het busje van het Comiténbsp;gebruiken.
25 Oct. 1915: Eén der diakenen stelt de vraag: ,,of de Kerkeraad de Commissie van contact met de Stadszending opmerkzaam wil maken op het feit der spijsuitdeeling des Zondagsmorgens in „Siloquot;, waardoor de desbetreffende menschen verhinderd worden de godsdienstoefening bij te wonenquot;.
22 Nov. 1915: Nog wordt voorgelezen een antwoord van de Commissie van contact met de Stadszending met begeleidendnbsp;schrijven van Ds. Couvée, betreffende spijsuitdeeling des Zondagsmorgens in ,,Siloquot;.
Voor kennisgeving aangenomen.
In het oorlogsjaar 1915 is de Stadszending er n.1. toe overgegaan het overgeschoten eten uit de kazerne dagelijks uit te deelen.
Dit geschiedt ook des Zondagsmorgens tusschen 9 en 10 uur.
Het schrijven van Ds. Couvée houdt o.a. het volgende in:
,,Het bezwaar door den Kerkeraad te Uwer kennis gebracht, is ook door ons gevoeld.
Minder met het oog op degenen, die op dat uur, de in de kazerne overgeschoten ochtendsoep komen halen, als wel metnbsp;'t oog op hen, die met de uitdeeling zijn belast.
Onder de eerste rubriek toch, die uit allerlei gezindten bestaat, zullen er wel geen gevonden worden, die daardoor van een kerkgang worden afgehouden.
-ocr page 139-121
't Grootste bezwaar is evenwel dit, dat de kazerne-spijzen, door hun bijzondere manier van bereiding, niet een halven dagnbsp;kunnen worden goedgehouden, maar ten spoedigste moetennbsp;¦worden uitgedeeld en genuttigd.
Daar het middagmaal des Zondags in de kazerne vroeger is afgeloopen, wordt nu het middageten ook vroeger verdeeld, zoo-dat er nu voor niemand een belemmering is, om althans denbsp;avondkerken te bezoekenquot;.
2e. De overname van kerkelijk werk door de Stadszending Wordt in den Kerkeraad scherp becritiseerd.
Notulen Bijz. Kerkeraad 26 Januari 1914.
„Ingekomen is bericht van Br. X’^) over een schikking met de Stadszending omtrent overdracht van werkzaamhedenquot;.
Br. L. zegt: ,,De predikanten hebben het recht niet zich boven den Kerkeraad te verheffen, ze mogen niet vragen wie zij maarnbsp;willen. Op deze wijze wordt de Gemeente de dupequot;. Er is n.1. alnbsp;een bezwaarschrift van den volgenden inhoud binnen gekomennbsp;¦van enkele inwoners van de desbetreffende wijk omtrent denbsp;overdracht van werkzaamheden in de wijk, aan de Stadszen-ding:
,,Ondergeteekenden geven beleefdelijk te kennen dat zij nota hebben genomen van de mededeeling, gedaan in 't Predikbeurtenblad, welke mededeeling inhoudt, dat een deel van 't herderlijk werk, verricht door Ds. X. aan de Stadszending zal worden overgedragen.
Met genoemde schikking kunnen zij niet sympathiseeren, aangezien ze van een dergelijke willekeur niets willen weten.
Tevens brengen zij ter kennis van den Kerkeraad de Stads-/ zending niet in hunne woningen te zullen ontvangen.
Hopende dat deze poging met den gewenschten uitslag mag bekroond worden,quot;....
De Notulen van den Bijz. Kerkeraad van 26 Jan. 1914 vervolgen dan:
Br. X. doet voorlezing van een stuk waarin hij zijne ziens-t ^ijze omtrent samenwerking met de Stadszending verdedigt.
Br. L. wijst erop, dat hier strijd is tusschen beginselen, de oén voelt voor de Stadszending en de andere is daartegen.
Hier en daar zijn de initialen gefingeerd ,
-ocr page 140-122
Velen in de Gemeente begeeren de Stadszending niet,
Br. praeses wijst op het pijnlijke dat men in zijn wijk arbeiders van de Stadszending treft, als men zelf zich inspant boven krachten.
Ook betreurt hij dat zooveel offervaardigheid op deze wijze aan de Kerk wordt onttrokken.
3e. Moeilijkheden ontstaan uit het feit dat er soms samenkomsten door de Stadszending worden gehouden, waarvan men meent dat ze afbreuk doen aan het kerkbezoek.
Notulen Alg. Kerkeraad 14 Juni 1926: ,,Bij de rondvraag voert Ds. Z. bet woord, en zegt: dat hij 1.1. Zondagavond dienst had innbsp;de Vredeskerk en dat dicht bij die Kerk de Ned. Herv. Stads-zending des namiddags een openlucht-samenkomst hield,nbsp;waarbij twee predikanten der Gemeente, Ds. B. en Ds. O., voorgingen.
Dat werkt funest voor de opkomst in de Kerk. Temeer daar ook om 6 uur in de Borneostraat een samenkomst is van denbsp;Stadszending. Deze Stadszending heet: „Ned. Hervormdquot;, dusnbsp;mag verwacht, dat zij naar de Kerk toewerkt. Maar nooit bemerkt hij b.v. dat de Stadszending in zijn wijk catechisantennbsp;aanbracht. Hij wilde gaarne via de Commissie van contact aannbsp;de Stadszending de vraag stellen, wat de bedoeling is van haarnbsp;epitheton „Ned. Hervormdquot;.
Hij is niet tegen openlucht-samenkomsten, maar laat men dan 's avonds de Kerk gesloten houdenquot;.
Ds. B. zegt, dat hij te laat gevraagd werd voor die openlucht-samenkomst om nog met het moderamen te kunnen overleggen, maar dat hij het voorstel van Ds. Z. ondersteunde of in dergelijke gevallen de Kerk te sluiten.
Br. T. werd niet aangenaam gestemd door de vraag van Ds. Z.: ,,Waarom heet de Stadszending ,,Ned. Hervormd?quot;
Mee kan hij gaan met diens voorstel om de Kerk te sluiten, als de Stadszending openlucht-samenkomsten organiseert ennbsp;verder wenscht hij ongeschokt vertrouwen tusschen Kerkeraadnbsp;en Stadszending.
Ds X. komt met kracht op tegen het voorstel om de Kerk te sluiten; hij wenscht niet dat de Kerk in haar arbeid achteruitnbsp;treedt voor de Stadszending.
De Voorzitter draagt aan de Commissie van contact op, deze zaak met de Stadszending te bespreken.
-ocr page 141-123
Br. H. verklaart zich wel bereid dit te doen.
Notulen Alg. Keikeiaad 5 Juli 1926:
Namens de Commissie van contact met de Stadszending, leest Ds. H. haar rapport voor van de conferentie die genoemde commissie gehad heeft met den Director-Voorzitter der Ned. Herv.nbsp;Stadszending.
De beraadslaging ging over de drie volgende punten;
1. nbsp;nbsp;nbsp;Is het geen bezwaar dat de Ned. Hervormde Stadszendingnbsp;godsdienstige samenkomsten belegt, die samenvallen met denbsp;kerkdiensten in dezelfde buurt, zooals ’s avonds in de Borneo-straat, terwijl er dienst is in de Vredeskerk?
2. nbsp;nbsp;nbsp;Wordt niet aan de opkomst in de Vredeskerk afbreuk gedaan, wanneer er een openlucht-samenkomst wordt belegd, gelijk geschiedde op 13 Juni in den tuin van ,,Oog in Alquot;, uitgaande van de Stadszending, waarop om 6 uur een zeer slecht bezochte avonddienst in de Vredeskerk volgde?
3. nbsp;nbsp;nbsp;Wordt bij het huisbezoek, uitgaande van de Stadszendingnbsp;wel genoeg heengewezen naar onze Kerk en inzonderheid, worden de jonge menschen wel attent gemaakt op de catechisaties?
Bij punt 1 jWijst het rapport er op, dat Evangelisatie-samen-i komsten geheel andere samenkomsten zijn dan kerkdiensten.nbsp;Na kerktijd kunnen die samenkomsten niet gehouden worden,nbsp;omdat om 8 uur de hulpkrachten in „Siloquot; aanwezig moeten zijn.
Bij punt 2: Zulke samenkomsten zijn exceptie.
Voorgangers waren twee eigen predikanten der Gemeente; het terrein ligt niet vlak bij de kerk; de Kerk heeft geen stofnbsp;tot klagen, als alzoo aan ± 1000 menschen het Evangelie wordtnbsp;gebracht, waaronder stellig vele onkerkelijken zijn. ;
Bij punt 3: De Stadszending werkt steeds naar de Kerk toe, ook door het attent maken op catechisaties enz.
Na het rapport voert Ds. Couvée het woord, er op wijzend, dat tal van gegevens voorhanden zijn, om te bewijzen dat denbsp;Stadszending steeds het beginsel voorstaat, dat Evangelisatienbsp;naar de Kerk moet heen werken en dringt er krachtig op aan,nbsp;dat vertrouwen en sympathie de verdachtmaking vervangen.
Het rapport eindigt met de volgende slotopmerkingen:
,.Mochten zich gevallen voordoen van ,,dubbele zielszorgquot;, d.w.z. dat predikanten of wijkouderlingen komen in gezinnen,nbsp;^aar de bezoeken van den Stadszendeling huns inziens overbodig zijn, dan is het gewenscht, die bepaalde gevallen ter ken-
-ocr page 142-124
nis van het Bestuur van de Ned. Herv. Stadszending te brengen.
Eindelijk is het de Commissie van contact een behoefte er bij zijn medebroeders in den Kerkeraad op aan te dringen, het velenbsp;en getrouwe werk van de Ned. Herv. Stadszending niet lichtnbsp;te achten en er wel om te denken dat de Ned. Herv. Stadszen-^nbsp;ding met zijn hulpleger onmiddellijk naast ons strijdt.
Een der grootste gevaren op geestelijk terrein, vormen in onze dagen de secten en men bedenke dat de Ned. Herv. Stadszending ook hierin kerkelijk werkt, dat ze heel wat zielen uit denbsp;vangarmen der secten houdt.
Het komt ons als Commissie van contact voor, dat wij, dooi* het werk van de Ned. Herv. Stadszending met meer sympathienbsp;en meer vertrouwen aan te zien, meer van haar arbeid konderfnbsp;profiteeren.
Wanneer de Ned. Herv. Stadszending alleen zoo nu en dan onze bezwaren en aanmerkingen hoort, dan is dat voor hen, dienbsp;nu reeds 20 jaar daarin werkzaam zijn, verre van bemoedigend.
Wij eindigen dit rapport met het uitspreken van den wensch, dat ook deze onderhandelingen mogen bevorderlijk zijn voornbsp;een nauwere samenwerking van Ned. Herv. Kerk en Ned. Herv.nbsp;Stadszending in onze Gemeente en alzoo tot opbouw van denbsp;Gemeente van Christus.
Br. B. spreekt uit, dat hij als predikant der Gemeente den arbeid der Stadszending in zijn wijk hoog waardeert en dat bij gerezen moeilijkheden, samenspreking steeds goede resultatennbsp;heeft gehad.
Notulen Alg. Kerkeraad 9 Maart 1931:
De Commissie ,,Kerkeraadslezingenquot; vraagt het oordeel van den Kerkeraad te hooren over straatprediking en anderen Evan-gelisatiearbeid, van den Kerkeraad uitgaande, tot opwekkingnbsp;van het kerkelijk leven.
De discussie is eenigszins verward.
Over straatprediking zonder meer willen velen zich niet uitspreken, alvorens een voorstel van reorganisatie onder de oogen te hebben.
Vooral komt de Ned. Herv. Stadszending ter sprake.
Br. W. wil de zelfstandige positie van eventueelen Evange-lisatiearbeid vanwege den Kerkeraad handhaven, waarbij gewerkt zou kunnen worden naast en in overleg met de Stadszending.
-ocr page 143-125
,,Wat roeping is, mag niet aan anderen worden overgedragen’
Ds. Couvée zegt, dat de geheele organisatie van de Stadszending gericht is op een werkwijze naar de Kerk toe. De historie van 20 jaar bewijst dit. Er is reeds veel contact met de Kerk. Dit kan worden uitgebreid. De Stadszending begeert dit.nbsp;Zij wil gaarne dienen.
Br. P. meent dat er voorloopig andere arbeid genoeg is.
Conclusie; De Commissie kome met een concreet voorstel en profiteere van wat in de discussie werd opgemerkt”.
Over deze vergadering zeggen de notulen van de Stadszending het volgende:
12 Maait 1931:
De Voorzitter geeft indrukken van de laatste Kerkeraadsver-gadering, waar verschillende predikanten medegewerkt hebben aan gezonde adviezen in zake Straatprediking en anderen Evan-gelisatiearbeid al pf niet uitgaande van den Kerkeraad; zij pleiten voor samenwerking tusschen Kerk en Stadszending.
Hiermede hebben we weergegeven de punten waarover verschil van inzicht bestond tusschen Kerk en Stadszending.
Na de éénwording in 1932 komen dgl. wrijvingen in de notulen van den Kerkeraad en in die van het Ministerie van Predikanten niet meer voor.
De notulen van de ,,Vereeniging Stadszendingquot; vullen hier en daar ook de punten, waarover verschil van inzicht bestond tusschen Kerk en Stadszending, aan.
Zoo lezen wij in de notulen van 4 Maait 1910:
,,Er wordt een ingekomen schrijven van Ds. B. behandeld. Waarin deze zich beklaagt over het houden van een bidstond innbsp;Silo op denzelfden avond als de zijne in het wijklokaal.
Besloten wordt dit schrijven zoo zacht mogelijk te beantwoorden, maar de scheeve voorstellingen punt voor punt te weerleggenquot;.
,,27 Januaii 1911:
Nu ontspint zich een lange discussie over de moeilijkheid om de Stadszending ingang te doen vinden bij de Kerkelijke auto-J'iteiten”.
-ocr page 144-126
7 April 1911:
,,Nu komt ter tafel een persoonlijk schrijven van Ds. Y. aan Ds. Couvée met een voorstel tot samenwerking van Kerk en Stadszending. Men is algemeen van oordeel, dat hierop niet kannbsp;worden ingegaan, omdat Ds. Y. eischt, dat de Stadszending zichnbsp;van hare vrijheid zal laten herooven en zich bepalen zal totnbsp;enkele, haar aangewezen gedeelten der stad.
Ds. Couvée stelt voor, als Ds. Y. met zijn voorstel komt om dé stad in verschillende wijken te verdeelen, den Kerkeraad voornbsp;te stellen een bepaald gedeelte aan de Stadszending ter bear-«nbsp;ding te geven, evenwel zonder den eisch, zich daartoe te moeten beperken.
Dit vindt instemming, mits daardoor niets te kort gedaan wordt aan de vrijheid der der Stadszending om door de geheelenbsp;stad te arbeiden.
21 Nov. 1913:
Ds. Couvée deelt mede, dat waarschijnlijk Maandag in den Kerkeraad gesproken zal worden over de verdeeling der stadnbsp;in achttien wijken en Ds. Y. dan wellicht met het voorstel zalnbsp;komen om twee wijken geheel af te staan aan de Stadszending,nbsp;met dien verstande, dat dan ook alle Kerkelijk werk als catechi-seeren enz. aan de Stadszending worde opgedragen. In een persoonlijk gesprek met Ds. Koning had Ds. Y. te kennen gegevennbsp;dat ,als deze maatregel tot stand kwam, zijne bezwaren tegennbsp;het werk der Stadszending grootendeels zouden opgelost zijn,nbsp;omdat er dan een goede arbeidsverdeeling zou komen.
Hierover wordt druk van gedachten gewisseld, het voor en tegen van zulk een opdracht besproken.
Tenslotte stelt Ds. Couvée voor, om indien deze vraag mocht komen, uit te spreken dat deze niet wordt afgewezen, maar alles zal afhangen van den inhoud van het geheele voorstel.
Dit vindt algemeene instemming.quot;
4 Dec. 1913:
,,Ds. Couvée deelt mede, dat Ds. Y. de zaak eener nieuwe regeling der wijken in den Kerkeraad aanhangig heeft gemaakt, doch dat deze zaak niet verder is gekomen en waarschijnlijknbsp;voorloopig van de baan isquot;.
12 Dec. 1913:
,,Ds. Couvée deelt mede een officieus bezoek gehad te hebben van Ds. Y., Voorzitter der Commissie, benoemd om na te gaan
-ocr page 145-hoe in de bearbeiding der groote wijken kan worden voorzien.
Dit gesprek was een officieus polsen geweest om te vernemen hoe Ds. Couvée erover dacht, als de Kerk de bearbeiding der groote wijken aan de Stadszending wilde opdragen.
Ds. Couvée had te kennen gegeven, dat evenals de Kerk hare Voorwaarden zou stellen, de Stadszending dat ook zou doen.nbsp;Zij zou er nooit in kunnen toestemmen eenigen arbeid op zichnbsp;te nemen, als zij daarbij niet over eenzelfde vrijheid kan beschikken als waarover een predikant beschikt bij de organisatie van zijn wijkwerk”.
20 Februari 1914: ,,Nog komt ter sprake de samenkomst op morgen met Ds. Y. om te trachten tot overeenstemming tenbsp;komen ten einde een tweede droeve Kerkeraadsvergaderingnbsp;daardoor te vermijdenquot;.
27 Februari 1914: ,,Met droefheid wordt medegedeeld dat de samenkomst met Ds. Y. op niets is uitgeloopen.
Een oogenblik scheen Ds. Y. onder den indruk te komen en stelde toen een plan van overeenkomst voor (volgens mondelinge overlevering inhoudend dat Ds. Couvée, 10 uur catechisatie zou geven) maar op de Kerkeraadsvergadering werd hetnbsp;buiten behandeling gesteld.
30 Nov. 1922:
Van één der Wijkcommissies is een schrijven ingekomen om te protesteeren tegen het feit dat de Stadszending eene samenkomst heeft des Zondagsavonds op hetzelfde uur als de Godsdienstoefening in de nabij zijnde kerk.
Nagegaan wordt of het ook mogelijk is hierin verandering te brengen, maar dit is zeer moeilijk, omdat men toch in het middaguur geen samenkomst kan beleggen en Ds. Couvée er altijd de hand aan gehouden heeft dat het aanvangsuur van denbsp;samenkomsten in de posten niet zou samenvallen met dat vannbsp;Silo ('s avonds 8 uur) ten einde alle medewerkenden in staat tenbsp;stellen zich in dat centrum te vereenigen.
Besloten wordt dan ook in dezen geest het schrijven te beantwoorden.
12 April 1923: Ingekomen is een schrijven van den Bijz. Ker-keraad om Silo 's Zondagsmorgens te mogen gebruiken voor een Jeugdkerk. Maar tot stelregel is aangenomen de lokalen nietnbsp;te verhuren. Is het verstandig daarvan nu af te wijken, tenzijnbsp;dan dat de Bijz. Kerkeraad er in toestemt de Jeugdkerk te laten
-ocr page 146-128
uitgaan van eene commissie van den Kerkeraad èn van de Stadszending, dus van Kerkeraad en Stadszending gezamenlijk?
Ds. Couvée zou deze combinatie zeer toejuichen en wil er met Ds. Koning samen een bespreking over hebben met dennbsp;Bijz. Kerkeraadquot;.
19 April 1923; ,,Ds. Couvée leest het antwoord voor van den Bijz. Kerkeraad inzake de Jeugdkerk, waarin duidelijk wordtnbsp;uitgedrukt, dat ,,Siloquot; voor dat doel zal mogen gebruikt worden, indien deze Jeugdkerk uitgaat van Kerkeraad en Stadszending gezamenlijkquot;.
17 Mei 1923: ,,Ds. Couvée doet nu verslag van zijn bespreking met de commissie voor de Jeugdkerk, gepresideerd door Ds. H.nbsp;De houding van deze commissie was zeer sympathiek. Men konnbsp;zich geheel vinden in de gedachte, dat in deze zaak Kerk ennbsp;Stadszending samen zouden gaan.
Maar op deze commissievergadering volgde er eene van den Bijz. Kerkeraad, welke allesbehalve welwillend was.
Bij monde van verschillende zijner leden werden tegen het plan bezwaren te berde gebracht om Kerk en Stadszending inzake de Jeugdkerk te doen samengaanquot;.
21 Juni 1923: ,,Ds. Couvée leest daarop twee brieven voor: één van den Bijz. Kerkeraad om mede te deelen dat ,,Siloquot; niet noo-dig is voor de Jeugdkerk en een zeer aangenaam, welwillendnbsp;schrijven van de Commissie der Jeugdkerk om haar leedwezennbsp;te betuigen over den afloop van deze zaakquot;.
11 Juli 1928: Ds. Couvée vertelt van zijn ervaringen in den Kerkeraad met Ds. N., die de Stadszending een secte noemt ennbsp;met Ds. R. die telkens stuit op de Stadszending als hij in zijn wijknbsp;krachten zoekt voor zijn jeugdwerk; hoe deze gravamina hemnbsp;tot een pleitrede hadden genoodzaakt, die een goed onthaalnbsp;had gevonden en voortgezette correspondentie met Ds. R. hadnbsp;uitgelokt, waarvan voorlezing geschiedt. De beschuldigingennbsp;van Ds. N. over leegpompen van een Zondagsschool in zijn wijknbsp;door de Stadszending had Ds. Couvée kunnen ontzenuwen doornbsp;hem opgave te doen van de herkomst der kinderen, waaropnbsp;,,amende honorablequot; van de zijde van Ds. N. nog steeds nietnbsp;was ingekomen.
23 April 1931: Ds. M. vertelt van zijn poging om bij Ds. X. zoo mogelijk grieven weg te nemen, die hij blijkbaar heeft,nbsp;althans deze, dat op iWoensdag, den catechisatieavond, de pad-
-ocr page 147-129
vinders bijeen komen. En verder, dat de Stadszending wel werkt in zijn wijk en die van Ds. N., maar waarom niet in de nieuwenbsp;gebieden van Maartensdijk, waar de heele wereld open ligt?nbsp;(Dat is toen weldra geschied).
17 November 1939: ,,Aan de orde is de Diaconiekwestie in Verband met het geval G. en de brief van Diakenen.
Het beste is misschien hierover in een persoonlijk gesprek met de diakenen beter begrip bij te brengen, opdat onzenbsp;tot het Evangelie gebrachten en mede-arbeidenden niet langernbsp;Voor geestelijk en kerkelijk minderwaardig en ,, niet volquot; worden aangezien. Desnoods kunnen de zaken altijd nog in hetnbsp;Moderamen worden gebracht en zoo in den Kerkeraad maar liever niet.
19 Januari 1940: ,,Met de Diaconie is nu het een en ander besproken op bevredigende wijze. Alleen zou zoo nu en dan een collecte voor de Diaconie in Silo, althans als symbolisch gebaar, niet overbodig zijnquot;.
Gaandeweg hebben dus verschillende problemen een oplos-sing gevonden. De totstandkoming van de eenheid was daartoe de grootste stap. Voor de nog aanwezige problemen moet de oplossing gezocht worden in de volkomen gelijkschakeling van het Stadszendingswerk met het overige Kerkewerk.
§ 4. De Nederduitsch Hervormde Gemeente in haar relatie tot de Stadszending, in het licht van openbare uitspraken ennbsp;artikelen dienaangaande.
Niet alleen de notulen van Kerkeraad en Ministerie van predikanten en Stadszending brengen de relatie van Kerk ennbsp;Stadszending aan den dag; bij speciale gelegenheden werd dezenbsp;'Verhouding ook wel openlijk besproken.
De openbare uitspraken bepalen zich tot enkele. Al zijn ze Ook uit den begintijd der Stadszending, ze zeggen wel zóóveelnbsp;over de onderlinge verhoudingen destijds, dat ze zeker vermeldenswaard zijn. Ze toonen mede aan, dat aan de éénwordingnbsp;Van Kerk en Stadszending een groeiproces is vooraf gegaan.
Het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad van 9 October 1913 geeft een verslag van de installatie van Ds. G. Koning, ^Is Director-Secretaris van de Stadszending, in de Domkerk. Innbsp;dit verband zijn de volgende zinsneden van belang:
-ocr page 148-130
„Een bijzondere reden tot dank hebben we voor deze sa-„menkomst. Niet alleen omdat we hier aan deze plaats, ,,in onze schoone Domkerk mogen bijeenkomen, waarinnbsp;,,zooiets verheffends ligt — en we zeggen Heeren Kerk'nbsp;,,voogden voor deze bijzondere vriendelijkheid hartelijknbsp;„dank, evenals aan de verschillende predikanten, kerke-„raadsleden en anderen voor hun bewijs van medelevennbsp;,,— maar ons samenzijn hier heeft toch nog een bijzonderenbsp;„beteekenis.
,,Ds. J. heeft in het Predikbeurtenblad ons vergeleken ,,bij: de ,,dochter met de Ned. Herv. Kerk als haar moeder.nbsp;„Wij aanvaarden die vergelijking, hebben die ook nooitnbsp;iiHog geloochend en zullen dat ook nooit doen. Wij be-,,geeren niet iets remplaceerends voor 'de Kerk te zijn,nbsp;,,geen kerkje naast de Kerk, maar willen juist naar dénbsp;,,Kerk toewerken.
„Men heeft gezegd: ge zult Uw doel niet bereiken en ge-„bracht worden waarheen ge niet wilt. Ik ben daar niet „bang voor. Wel is het niet altijd gemakkelijk. Wel is denbsp;,,Moeder niet steeds tevreden over de dochter geweest ennbsp;„ook is niet altijd toeschietelijkheid met toeschietelijkheidnbsp;,,beantwoord, maar men draagt die ontevredenheid, als mennbsp;,,weet, Gods lijn te volgen.
„Ook heeft men voorspeld: Het werk der Stadszending ,,verloopt — maar we zijn zoo vrij die meening niet tenbsp;,,deelen.
,,Wij willen niet blind zijn voor de historie. Wie zich op-,,sluit in den eigen kring, komt tenslotte in een moeras „terecht.
„Hierom is dit samenzijn hier van groote beteekenis, ,,omdat dit een teeken is van waardeering, vroeger mindernbsp;,,ervaren en van broederlijke samenwerking. Zoo behoortnbsp;,,het ookquot;, aldus Ds. Couvée in zijn welkomstwoord.
,,Ds. B. spreekt als lid van de Commissie van Contact en ,,zet de beteekenis der Commissie uiteen: ,,Haar opdrachtnbsp;„was oorspronkelijk, eventueele moeilijkheden, voortsprui-,,tende uit het werk der Stadszending, op het terrein dernbsp;,,Kerk af te weren, of uit den weg te ruimen. De Stadszen-,,ding heeft dit goed opgevat. Er is vertrouwen ontstaan.nbsp;,,En allengs is de opdracht der Commissie geworden niet
-ocr page 149-131
„slechts negatief, maar ook positief te werken, n.1. samen-,,werking te verkrijgen. Hij ziet in de Stadszending niet een ,,parasitaire secte, die ontbindend, in plaats van saambin-,,dend werkt, maar integendeel, een lichaam dat naar denbsp;,,Kerk toewenkt, waarmede contact dient gezochtquot;.
,,Ds. J.: ,,Als ik wetten kon maken, ik maakte er een, ,,waarbij Ds. Couvée en Ds. Koning werden aangesteld alsnbsp;,,predikanten, belast met het werk van Stadszending, maarnbsp;,,met vrijstelling van het bijwonen der Kerkeraadsvergade-,,ringen. De Stadszending kan ook als de vrouw van denbsp;,,Kerk beschouwd worden. Eva, die Adam terzijde moetnbsp;,,staan en mag Adam dan in haar een hulpe zien, dan is ditnbsp;,,tot rijken zegenquot;.
In de Nederlandsche Kerkbode van 16 Januari 1915 verscheen een artikel van Y., n.a. van de uitgave der Stadszending: ..Vijf jaren Arbeidquot;. Het standpunt, daarin uiteengezet, vondnbsp;zeker ook bij anderen ingang.
Zijn hoofdbezwaar is:
,,Er wordt weinig nieuws gedaan, dat niet reeds gedaan werd, of gedaan zou kunnen worden door de Kerk, als haarnbsp;maar de krachten ter beschikking werden gesteld, die nu ternbsp;beschikking zijn van de Stadszendingquot;.
In het nummer van 30 Januari 1915 antwoordt Ds. C. daarop:
,,Wij willen gaarne medewerken om te-kort aan kerkelijke krachten aan te vullen. Wij bedoelen ook het waarachtig heil van de Kerk, maar: wij meenen, dat er altijd plaats blijft voor een Evangelisatie-arbeid als de onze.
In die meening staan wij niet alleen; getuige het feit, dat zelfs de Kerkeraad der Gereformeerde Kerk te Utrechtnbsp;voorstelt, niet een nieuwen predikant er bij, maar een spe-cialen evangelisatie-predikant te beroepenquot;.
Bij de herdenking van het tien-jarig bestaan, zegt het ^trechtsch ProvinciaaU en Stedelijk Dagblad in een artikel:
,,Wij herinneren ons dat eerste begin nog zéér goed. Het ,,was een nieuwe arbeid,vol moeilijkheden en bewaren, eennbsp;,,arbeid, in sommiger oogen nog al vreemd en ongewoon,nbsp;,,een arbeid, die in zijn eerste dagen dan ook door menig-,,een verkeerd is beoordeeld en wellicht door een evennbsp;,,groot aantal is veroordeeld, zooals iedere nieuwe wen-,,ding op geestelijk- en niet het minst op kerkelijk gebied
-ocr page 150-132
„aanstonds velen gereed vindt met een afwijzend gebaar.
• „En vooral, wanneer eenig kerkelijk werk optreedt buiten ,,het aloude, officieele verband, dat liever niets ziet, datnbsp;,,niet door het eigen bestuur wordt beheerd en geregle-,,menteerd, dan is critiek in afkeurenden zin eerder van-,,daag dan morgen aan het woord”.
In zijn herdenkingsrede zegt Ds. Couvée, getuige het verslag in het Utiechtsch Dagblad van 4 Maart 1920:
,,Er is in deze tien jaar wel veel in opvatting veranderd. ,,Dat de Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente zich dezennbsp;,,avond heeft willen doen vertegenwoordigen, stemt onsnbsp;,,tot groote dankbaarheid. Wij zien daarin een symptoomnbsp;,,van broederlijke gezindheid. Wij hebben tien jaar gele-„den wel verzekerd, dat wij geenszins bedoelden af te bre-,,ken, maar wèl op te bouwen, doch niet iedereen wordtnbsp;„dadelijk op z’n woord geloofd — het verblijdt ons zéér,nbsp;,,dat in de gedachten te onzen aanzien een ommekeer isnbsp;,,gekomen en men ervan overtuigd is geworden, dat wijnbsp;,,slechts wilden aanvullen, wat door anderen ongedaannbsp;,,werd gelaten”.
Ds. B. brengt bij die gelegenheid de gelukwenschen over van den Kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente:
„Wanneer ik hier enkel stond als particulier persoon, ,,dan zou ik in vriendschap en met groote waardeeringnbsp;,,voor den arbeid der Stadszending zeggen: ik verheug mijnbsp;,,hartelijk met U, ga voort met Uw werk. Maar ik ben hiernbsp;,,gekomen als voorzitter van den Ned. Herv. Kerkeraadnbsp;,,en dus wordt het wat anders en rijst de vraag, of de ge-„voelens van den Kerkeraad wel mijn eigen gevoelensnbsp;„dekken?
,,Natuurlijk zitten in zulk een college vogels van diverse „pluimage; en zoo zijn er ook, die niet veel op hebben metnbsp;„de Stadszending, die haar niet noodig vinden en van oor-,,deel zijn, dat de menschen, die de Stadszending weet tenbsp;,,bereiken, in de Hervormde godsdienstoefeningen moes-,,ten komen.
,,Maar er zijn er natuurlijk óók, die de Stads-Evange-,,lisatie een goed hart toedragen.
,,Intusschen: namens dien Kerkeraad wensch ik de beide ,,directeuren der Stadszending van harte geluk met hun
-ocr page 151-133
„tweede lustrum. Er is altijd een zekere wrijving geweest „tuschen de Kerk en de Evangelisatie; sommigen zijn vannbsp;„oordeel, dat alle werk uitsluitend vanwege de Kerk moetnbsp;,,geschieden; anderen spreken als hun meening uit, datnbsp;,,de Kerk in dit opzicht in gebreke blijft, dat zij langzaamnbsp;„vooruit gaat, dat er weinig beweging in haar logge lichaamnbsp;,,zit, dat er weinig warmte in haar is en zij, die de zaaknbsp;,,aldus bezien, roepen 't uit, dat men de hulp van 't particu-„liere initiatief moet aanvaarden, om gedaan te krijgen,nbsp;,,waartoe de Kerk niet komen kan.
,,Dat was eveneens de opvatting van Ds. Couvée, toen ,,hij tien jaar geleden als dienaar van de Hervormde Kerknbsp;,,te Utrecht heenging.
,,Dat hebben velen hem toen kwalijk genomen, maar ik ,,voor mij heb, toen ik te dezer stede predikant werd, altoosnbsp;,;dit standpunt ingenomen: laat ons toch streven naar sa-,,menwerking en die samenwerking is tot op heden tus-„schen ons voortgezet. Ik verheug mij van harte in eennbsp;„organisatie, die een deel van de taak vervult, die doornbsp;„de kerk niet is vervuld. Dat ik vanavond sta op dezenbsp;,,plaats, wil ik beschouwd zien als een profetie voor denbsp;,,toekomst, een belofte voor eendrachtige samenwerking.nbsp;,,Die eendrachtige samenwerking kan er zijn, omdat Kerknbsp;,,en Stadszending beide hun eigen terrein hebben en de ar-,,bied alzoo verdeeld kan worden. De Stadszending wil denbsp;„buitenstaanders trekken, tot hen uitgaan; de Kerk wilnbsp;,,de menschen dan verder brengen tot de liefde van Godquot;.
§ 5. Wat de geciteerde notulen en aanrakingen doen zien.
De jaren hebben in de Ned. Herv. Kerk de Evangeli-satiegedachte meernn meer doen rijpen (Hoofdstuk VI § 1), dat wil zeggen: de Ned. Herv. Kerk is steeds meer gaan zien dat zijnbsp;er is „in en om den nood der wereldquot;: zij heeft daarvoor eennbsp;boodschap: het Evangelie.
Daarbij komt 't niet aan op de vraag of zij te doen heeft met Ned. Hervormden, menschen van andere godsdienstige gezindten, of met menschen zonder godsdienstige gezindte, maarnbsp;slechts of er nood is. En daar waar nood is, heeft zij een taak:nbsp;het brengen van het Evangelie. Met opzet werd niet gezegd:
-ocr page 152-134
het,verkondigen van het Evangelie, omdat, wanneer we de taak aldus formuleeren, uitsluitend gedacht wordt aan het brengennbsp;van de Bijbelboodschap met het woord, terwijl een brengen iii-woord en daad taak der kerk is.
Onder Evangelisatie wordt echter in het bijzonder verstaan: de verkondiging van het Evangelie aan hen, die dat niet kennen of ervan vervreemd zijn (al zullen daden niet altijd kunnen uitblijven). Lang voordat de leidende organen der Ned.nbsp;Herv. Kerk als geheel de zendingstaak voor eigen omgevingnbsp;begrepen, — de zendingsopdracht omvat immers ,,alle creaturen” en niet alleen de heidenen en voordat de wegen gebaandnbsp;waren om dien arbeid als een speciale taak in de Kerk te kunnen aanvaarden (het instituut van predikant voor bijzonderenbsp;werkzaamheden), werd het Stadszendingswerk in Utrecht begonnen.
Wanneer de Synode der Herv. Kerk, door de instelling van den Herv. Raad voor Inwendige Zending uitspreekt, dat ook denbsp;Inwendige Zending in wezen Kerke-werk is, erkent ze slechts,nbsp;wat altijd zoo is geweest. Let wel: Kerke-werk. Eerst later werdnbsp;mogelijk, dat deze arbeid meer en meer ook werd werk van denbsp;Ned. Herv. Kerk. Zouden we over de Kerk spreken als onzichtbaar geheel, dan kwamen we op theologisch terrein, maar denbsp;organisatie der Ned. Herv. Kerk kan zoowel uit theologisch ge-zichspunt als uit sociologisch oogpunt bezien worden. Overnbsp;de Kerk als onzichtbaar geheel, moeten we hier uit den aardnbsp;der zaak zwijgen, maar de Ned. Herv. Kerk vraagt, als organisatie van een menschelijke groepeering, als sociologische eenheid, wel onze aapdacht.
Was het Stadszendingswerk dus altijd Kerkewerk, in 1932 werd het verbonden aan de Ned. Herv. Kerk. De weg,nbsp;die daartoe leidde, was nog wel eens oneffen: de Kerk begonnbsp;met een afwijzende, soms vijandige houding aan te nemennbsp;tegenover de poging der Stadszending een verzuim der Kerknbsp;goed te maken. De bezorgdheid voor haar waardigheid schijntnbsp;bij de Kerk grooter geweest te zijn dan voor den geestelijkennbsp;nood der steeds aangroeiende schare van onkerkelijken. Langzamerhand kregen betere gevoelens de overhand. Er kwamnbsp;waardeering voor den velen arbeid door de Stadszending verricht in i't belang der Kerk, er ontstond begeerte tot toenadering. Met ,,ups and downsquot; groeide dit uit tot erkenning van
-ocr page 153-135
den Stadszendingsarbeid en inschakeling daarvan als deel van het geheel.
Dat de Stadszendingsarbeid juist aan de Ned. Herv. Kerk verbonden werd, was niet toevallig. Het is uit de volgende motieven te verklaren: Ie. Het groeiend verantwoordelijkheidsbesef voor de van het Evangelie vervreemden bij de Ned.nbsp;Herv. Kerk zelf. 2e. Alleen de Ned. Herv. Kerk had het aanbod van de Stadszending om tot samenwerking te komen, aanvaard. 3e. Het werk was begonnen door een Ned. Herv. predikant, die weliswaar zijn ambt van predikant in die Kerk tijdelijk moest neerleggen, maar desniettemin deel van die Kerknbsp;bleef uitmaken. 4e. Degenen die bereikt werden, behoordennbsp;voor het allergrootste deel tot de Hervormde Kerk, maar leefden aan den rand daarvan, of behoorden tot geen Kerkgenootschap, wat in de meeste gevallen zeggen wilde, dat zij, of althans hun voorouders, tot de Ned. Herv. Kerk behoord hadden.
Wat de Utrechtsche Stadszending als haar taak zag, bleef ook haar opdracht, toen haar arbeid uitging van den Kerkeraad:nbsp;n.l. ,,Aan zoovelen mogelijk het Evangelie te verkondigen”.nbsp;Uit een en ander is duidelijk, dat hierdoor in hoofdzaak de belangen van de Ned. Herv. Kerk gediend worden, al schroomt denbsp;Stadszending niet, een afgedwaalde van een ander Kerkgenootschap weer op de eigen Kerk te wijzen.
We moeten nog een oogenblik stilstaan bij den achtergrond Van de moeilijkheden, die zich voordeden tusschen de Ned.nbsp;Herv. Kerk en de Stadszending. Ze zijn voornamelijk hierin tenbsp;Zoeken dat het Stadszendingswerk door een vereeniging begonnen werd en niet door de Ned. Herv. Kerk zelf.
Dat was laatstgenoemde organisatie alles behalve welgevallig, hoewel ze destijds geen andere mogelijkheid aangaf. Eener-zijds wilde de Kerk dezen arbeid beschouwen alsof het eigen Werk ware waarover ze zeggenschap had en waarvan ze ooknbsp;Verantwoording kon vragen, anderzijds toonde ze een zekerenbsp;geïrriteerdheid, wanneer weer aan den dag kwam, dat een zelfstandig lichaam naast haar arbeidde en het werk deed, dat zijnbsp;bad behooren te doen. De Stadszending vroeg harerzijds erkenning, maar wenschte tevens dat haar zelfstandigheid voUnbsp;komen geëerbiedigd werd.
De moeilijkheden die zich voordeden lagen, zooals de geci-
-ocr page 154-136
teerde notulen en aanrakingen deden zien, op verschillende terreinen.
Ie. Moeilijkheden met de diaconie.
2e. Moeilijkheden naar aanleiding van overname van kerkelijk werk.
3e. Moeilijkheden, ontstaan uit het feit dat er samenkomsten door de Stadszending gehouden werden, waardoor naar men meende afbreuk gedaan werd aan het kerkbezoek.
4e. Het samenvallen van Kerkelijk- en Stadszendingswerk op een bepaalden avond.
5e. De poging die men van kerkelijke zijde wilde doen om den Stadszendingsarbeid aan bepaalde wijken te binden.
6e, Het voorstel van de Stadszending om jeugddiensten die door den Kerkeraad voorbereid werden, te doen uitgaannbsp;van Kerk en Stadszendiiig samen.
Ad. Ie. De moeilijkheden met de Diaconie^).
De Diaconie meende gepasseerd te zijn, toen de Stads-zending er toe overging aan enkele gezinnen een kerst-gift te zenden, gezinnen die voor een gedeelte tot de Hervormde kerk behoorden. De vraag rijst: waarom hierover moeilijkheden?
De oorzaak daarvan moet hierin worden gezocht, dat men de armverzorging alleszins voldoende georganiseerdnbsp;achtte.
Van neutrale zijde toch bestond de Vereeniging ,,Armenzorgquot;, die in 1890 was opgericht met het doel de armverzorging te regelen en bestaande misstanden weg te ruimen resp. te voorkomen, terwijl de Diaconie hetnbsp;lichaam was, dat zich de verzorging van behoeftige kerkelijke gemeenteleden zag opgedragen.
Aan ongeorganiseerd geven mocht geen plaats worden gelaten.
De vraag van de al of niet toelaatbaarheid van het particulier initiatief inzake armverzorging woog zwaar;nbsp;een kwestie, die nog steeds actueel is en voorloopig welnbsp;niet tot elks tevredenheid zal zijn opgelost.
De Diaconie is de georganiseerde armverzorging eener Kerk, toevertrouwd aan een deel der leden van den Kerkeraad, Diakenen geheeten.
-ocr page 155-137
Immers, het pro heeft hier evenzeer zijn aanhangers als het contra.
Het contra-standpunt werd ingenomen door de Diaconie, voor de Stadszending daarentegen was het pro doorslaggevend, mede onder den invloed van het feit, dat het hier gold personen, die noch van kerkelijke zijde, nochnbsp;van een anderen kant geholpen werden.
Daarbij deed ook hier de grond van alle moeilijkheden zich gevoelen: Kerk en Stadszending waren twee lichamen. De Kerkeraad wenschte volkomen op de hoogte tenbsp;worden gebracht van wat de Stadszending in deze deed,nbsp;de Stadszending daarentegen wenschte zonder meer volkomen vertrouwd te worden in haar doen ien laten. Zijnbsp;was een zelfstandig lichaam en meende daarom ook geennbsp;verantwoording schuldig te zijn aan den Kerkeraad.
Bovendien waar een gespannen verhouding heerscht, komen geprikkeldheden licht voor.
Als tweede moeilijkheid in dit kader werd genoemd het feit van de spijsuitdeeling op Zondagmorgen door denbsp;Stadszending. Daar het één der Diakenen was, die hetnbsp;geval aanhangig maakte, behandelen we het hier, alnbsp;betreft het niet direct een moeilijkheid met de Diaconie.
De diaken meende: ,,de Kerkdienst komt in de knel, daar schijnt de Stadszending niet aan te denken!”
Waarom die veronderstelling? De Stadszending had zeer bewust geen Evangelisatie-samenkomsten op den Zondagmorgen belegd, om niemand die ter Kerke zou willennbsp;gaan, daarvan af te houden. Het was dus werkelijk nietnbsp;noodig de Stadszending er op attent te maken dat door denbsp;spijsuitdeeling menschen verhinderd werden de kerkdienst bij te wonen. Het lag immers voor de hand, dat denbsp;Stadszending daaraan gedacht had, maar geen anderenbsp;mogelijkheid zag? Voor haar gold echter: ,als er geen andere uitweg! is, dan liever van 9 tot 10 's Zondagsmorgens spijs uitdeelen, dan 't na te laten of uit te deelennbsp;na kerktijd, als 't eten bedorven is. Op Zondag moet eervnbsp;mensch toch óók leven. Hij is lichaam én ziel. En daarnbsp;in schaarsche tijden het kazerne-.eten een uitkomst isnbsp;voor velen, moet dit ook verstrekt worden op Zondag.nbsp;Het gaat niet aan, als men de gelegenheid heeft hongeri-
-ocr page 156-138
gen te voeden, ze op den Zondag weg te zenden met de mededeeling: ,,nu staat de Kerk voor je open”. Het wasnbsp;uit den aard der zaak niet de bedoeling van de Stadszending den menschen het Evangelie te onthouden. Echter, als het niet anders mogelijk was, dan liever naar denbsp;middagkerk of de Stadszendingssamenkomst 's avondsnbsp;met een gevulde maag, dan met een leege naar dennbsp;Morgendienst der Kerk.
Het is mogelijk dat de diaken door 't door de Stadszending gegeven antwoord bevredigd werd; 't is ook mogelijk dat hij een vertegenwoordiger was van die categorie in den Kerkeraad, die er een, we zouden willen zeggennbsp;sabbatistische Zondagsopvatting op na houdt, terwijl denbsp;Stadszending daarentegen op den voorgrond stelt; de ontferming ten opzichte van den lichamelijken nood óók opnbsp;Zóndag, zélfs onder kerktijd. Hieruit spreekt dus een verschil van mentaliteit bij beide.
In Hoofdstuk VI § 13) zagen we, dat ;lhet in 1939 nog een vraag was, of actief in het Stadszendingswerk betrokken personen wel in aanmerking kwamen voor diaconalen steun. Blijkbaar werden zij nietnbsp;als „kerkelijk meelevend” beschouwd. Een besprekingnbsp;bracht echter opheldering in deze. Thans worden actiefnbsp;in het Stadszendingswerk betrokkenen en in haar samenkomsten meelevenden ook beschouwd te zijn ,,kerkelijknbsp;meelevend”. In de Stadszending is men immers in de Hervormde kerk!
Ad. 2e. De moeilijkheden naar aanleiding van overname van kerkelijk werk door de Stadszending.
Was het Stadszendingswerk in wezen altijd Kerke-' werk, het was geen werk van de Ned. Herv. Kerk ennbsp;stond daarom bij vele gemeenteleden minder in aanzien.
Vooral degenen die voldaan waren over den gang van zaken in de Kerk, namen een afwerende houding aan.
De aanwezigheid van de Stadszending was in zekeren zin een aanklacht tegen de Kerk, en die aanklacht verkozen velen niet Deze redeneering kan de achtergrondnbsp;zijn, waaruit de houding van sommige gemeenteledennbsp;verklaard moet worden. Bij anderen heeft misschien een
-ocr page 157-139
andere overweging gegolden. Zij keurden het af, dat een predikant, zonder den Kerkeraad daarin te kennen, er toe overging een deel zijner wijk aan anderen ternbsp;bewerking te geven. Bij hen ging het wellicht niet zoonbsp;zeer om het feit, dat die anderen in casu de Stadszending vormden, als wel het eigenmachtig optreden van eennbsp;der predikanten.
Er was misschien nog een derde groep, waarvan we het standpunt echter niet vernemen, die de hulp van denbsp;Stadszending toejuichte. Zij zal het niet beneden de waardigheid van Kerk of wijk gevonden hebben te erkennen,nbsp;dat de pastoriale zorg te zwaar was voor degenen op wiernbsp;schouders ze rustte. Al deze houdingen bestonden blijkbaar niet alleen in de gemeente, maar ook in den Kerkeraad.
Ad. 3e. De derde moeilijkheid ontstond uit het feit, dat er soms samenkomsten door de Stadszending gehouden werden,nbsp;waardoor men meende dat afbreuk gedaan werd aan hetnbsp;kerkbezoek.
Met name noemen de notulen van den Kerkeraad een openluchtsamenkomt op Zondagmiddag in Oog innbsp;Al, waardoor de nabijzijnde Vredeskerk des avonds slechtnbsp;bezet heette te zijn. Voor juridische beschouwingen isnbsp;hier geen plaats, wel voor de vraag; Wat kan tot dit bezwaar geleid hebben? We mogen toch niet veronderstellen, dat er een zoo breedvoerige bespreking zou hebbennbsp;plaats gehad alleen over deze zaak, indien het alleennbsp;maar ging om een verondersteld causaal verband tus-schen de des middags gehouden openluchtsamenkomstnbsp;en het slechte bezoek in de Vredeskerk in den daaropnbsp;volgenden Avonddienst. Neen! hier botsten verschillen-,nbsp;de meeningen.
Men kan ze aldus formuleeren:
Ie. Er is een strooming, die ter wille van een goed bezochte openluchtsamenkomst de kerk wil sluiten. Voor de vertegenwoordigers daarvan is het blijkbaar het belangrijkste, dat de menschen het Evangelie hooren, waarnbsp;dan ook.
2e. Een strooming die het organiseeren van openluchtsamen-
-ocr page 158-140
komsten op Zondagmiddag verwerpt, omdat daardoor des avonds de Kerk wat minder bezocht werd. Haar houding kan men aldus formuleeren: Men acht het van hetnbsp;grootste belang dat de menschen het Evangelie in denbsp;Kerk hooren. Op Zondag behooren zij, die dat gewendnbsp;zijn naar de Kerk te gaan.
Nu zegt de Stadszending: „dan maar liever eenige menschen minder in de Kerk, als we door openluchtsamenkomsten een schare onkerkelijken kunnen bereiken”. De bedoelde strooming in den Kerkeraad zegt echter: terwille van de enkele menschen, die nu naar eennbsp;openluchtsamenkomst gaan, terwijl ze anders in de Kerknbsp;zouden zijn gekomen, moet aan de schare der onkerkelijken het Evangelie op Zondagmiddag maar onhouden worden.
3e. Is er de strooming, die in de Stadszending de concurrent ziet en zegt: ,,daar doen wij niet voor onderquot;. Een standpunt dat we bij Kerkeraadsleden niet zouden mogennbsp;verwachten.
Ook werd van kerkelijke zijde als bezwaar gevoeld, dat de Evangelisatie-samenkomsten in de ,,Stadszendingsposten” (wat dit zijn, blijkt uit Hoofdstuk VII),nbsp;samen vielen met de Avond-kerkdiensten.
Van Stadszendingszijde werd er op gewezen dat er niet alleen geen andere mogelijkheid was, maar tevens datnbsp;'t karakter van een Kerkdienst en van een Evangelisatie-samenkomst verschillend is. In een Evangelisatie-samen-komst wordt wel heel bijzonder de roepstem Gods, dienbsp;tot den mensch komt, geaccentueerd en op persoonlijkenbsp;overgave aangedrongen, terwijl bij den Kerkdienst in denbsp;eerste plaats gedacht wordt aan de ,,Gemeente”, die dezenbsp;roepstem kent en in Christus haar Heer heeft gevonden,nbsp;al klinkt in de kerkelijke prediking steeds meer denbsp;Evangeliseerende toon door.
Is de Evangelisatie-samenkomst dus in de eerste plaats bedoeld voor van het Evangelie-vervreemden, er is eennbsp;groep menschen, die men niet meer tot die categorie kannbsp;rekenen, maar die zich in een Evangelisatie-samenkomstnbsp;meer thuis voelt, dan in een massale kerkdienst. Wellicht speelt ook het feit hier een rol, dat in de Evangeli-
-ocr page 159-141
satie-samenkomst meer afwisseling is, daar er altijd een zangkoor of een soliste Evangelisatie-liederen doet hoeren, terwijl de aanwezigen zelf ook nog al eens zingen.nbsp;Bovendien duurt een Evangelisatie-samenkomst in hetnbsp;algemeen maar kort, een uur. Als deze Evangelisatie-samenkomsten er niet waren, zou bedoelde groep waarschijnlijk in een kleiner Kerkverband terecht komennbsp;dan de Ned. Herv. Kerk is. Met het oog op dergelijke menschen is in Stadszendingskringen wel eens gedacht aan het instellen van Stadszendings-kerkdien-sten waarin ook van tijd tot tijd de Sacramenten zoudennbsp;kunnen worden bediend, zoodat men dan nog directer dannbsp;nu in de Stadszending de Kerk betreedt.
Tenslotte werd in Hoofdstuk VI § 3, onder de punten, waarin verschil van inzicht heerschte tusschen Kerk ennbsp;Stadszending, het ^lan voor Evangelisatiearbeid genoemd, dat in den Kerkeraad ter sprake kwam en bedoelde dien Evangelisatie-arbeid van den Kerkeraad tenbsp;doen uitgaan. Enkelen wilden dat de Kerkeraad dit werknbsp;zelfstandig zou aanvatten, eventueel naast en in overlegnbsp;met de Stadszending.
De Evangelisatie-gedachte was dus gegroeid. Nog werd gedacht aan een eigen taak van den Kerkeraad naast denbsp;Stadszending, eventueel in samenwerking met haar,nbsp;maar reeds een jaar later was het zoover, dat de Kerkeraad tot Evangelisatie-'arbeid overging door middel vannbsp;de Stadszending. Nu deze stap gedaan is, gaat het er nognbsp;slechts om, dezen in al z'n consequenties door te voeren.nbsp;Is er sprake van Evangelisatie-arbeid, dan is dat het terrein van het door den Kerkeraad daartoe aangesteldnbsp;Evangelisatie-orgaan: de Ned. Herv. Stadszending.
In de notulen van de Stadszending lezen we dan nog. dat zich moeilijkheden voordeden over de volgende aangelegenheden:
Ad 4e. Het samenvallen van Kerkelijk- en Stadszendingswerk op een bepaalden avond.
Het bleek (uit de Stadszendingsnotulen van 4 Maart 1910), dat de Stadszending zoo mogelijk bereid was eennbsp;schikking te treffen.
Waarschijnlijk werd de fout gemaakt, dat van beide zij-
-ocr page 160-142
den verondersteld werd, dat men van eikaars doen en . laten op de hoogte was. Dit is een fout, die in het dage-lijksch leven veel gemaakt wordt en die zich ook in denbsp;verhouding Kerk—Stadszending nogal eens heeft voorgedaan en nóg wel eens voorkomt, 't Is thans echter nadrukkelijker dan voorheen geboden, wanneer men eikaars handelwijze niet begrijpt, of liever anders ziet,nbsp;overleg te plegen, alvorens critiek te oefenen.
Ad 5e. De poging die men van keikelijke zijde wilde doen om den Stadszendingsaibeid aan bepaalde wijken te binden.nbsp;De Stadszending wenschte echter baar netten over denbsp;geheele stad uit te breiden, wat niet zeggen wil, dat zenbsp;alle bewoners van Utrecht geestelijk wilde verzorgen,nbsp;maar wel zooveel mogelijk degenen, die van het Evangelie vervreemd waren.
Zou de Stadszending zich aan een bepaalde wijk hebben laten binden, dan waren wel vele botsingen voorkomen,nbsp;maar haar specifieke Evangelisatie-karakter zou ze daardoor hebben prijsgegeven.
Nog steeds is de moeilijkheid die voortvloeit uit het feit, dat de Kerk geografisch begrensde wijken heeft,nbsp;terwijl daar tevens de Stadszending is, die zich graagnbsp;beschouwd wil zien als „kerkelijke wijk zonder geografische grenzenquot;, niet geheel tot een oplossing gekomen.nbsp;Het is uit den aard der zaak gemakkelijker om geografische grenzen te trekken, dan om op grond van de geestelijke gesteldheid der in een bepaalde wijk wonendenbsp;personen tot een verdeeling van werkzaamheden tus-schen wijk en Stadszending te komen. Daarbij komt nog,nbsp;dat door den Stadszendings-arbeid in den loop der jarennbsp;verschillende menschen tot geestelijk ontwaken en geestelijken groei gebracht werden, die nu als ,,medearbei-dendenquot; in 't Stadszendingswerk hun krachten geven, ennbsp;die door de Stadszending dan ook worden geacht tot haarnbsp;arbeidsterrein te behooren. Alleen een volkomen onderling vertrouwen kan hier de oplossing brengen.
Ad 6e. Het voorstel van de Stadszending om jeugddiensten die door den Kerkeraad voorbereid werden te doen uitgaannbsp;van Kerk en Stadszending samen.
De wijze waarop over dit punt in Hoofdstuk VI § 3 gesproken
-ocr page 161-143
werd, toont dat de Kerk meende t.o.v. de Stadszending een zekere reserve in acht te moeten nemen. Volledig vertrouwen, de eenige houding, die samenwerking mogelijk maakt, ontbraknbsp;nog. Nu die samenwerking er is, moet wederzijdsch vertrouwennbsp;zonder meer als eisch worden gesteld.
Nog steeds zijn de volle consequenties van den in 1932 geda-nen stap, waarbij het Stadszendingswerk kerkelijk werk werd, niet getrokken. Was dit het geval, dan zou de Kerk haar ledennbsp;met klem tot medearbeid ook daarin aansporen. Dit geschiedtnbsp;echter maar zeer sporadisch. Meer is het voorgekomen, datnbsp;tegen iemand, die aan het Stadszendingswerk zijn krachtennbsp;gaf, gezegd werd, dat hij als gemeente-lid een taak had te vervullen ,,in de Kerkquot;, alsof arbeiden in de Stadszending ietsnbsp;anders zou zijn.
Ongetwijfeld vraagt het wijkwerk ook krachten, en meestal is de grootte van Üen arbeid niet evenredig met jhet getal beschikbare arbeiders. Het spreekt ook van zelf, dat een wijkpre-dikant begint met krachten voor het eigen wijkwerk te zoeken.nbsp;Dit houdt echter niet in, dat aan hen, die nu eenmaal in dennbsp;Stadszendingsarbeid een taak vinden, de indruk gegeven moetnbsp;Worden, dat het wijkwerk meer op het terrein van het gemeentelid zou liggen dan het Stadszendingswerk. Beide zijn één énnbsp;— gelijkwaardig.
De Gemeente moet gaan verstaan, dat naast het dienen van de Kerk in anderen vorm, „tot de Kerk behoorenquot; óók inhoudt:nbsp;haar Evangelisatiearbeid dragen, en haar zóó mogelijk ooknbsp;daarin dienen. Komt dit inzicht tot rijpheid dan zal dat onge-inbsp;twijfeld èn Kerk én Stadszending ten goede komen.
-ocr page 162-HOOFDSTUK VII.
HISTORIE EN GROEI DER UTRECHTSCHE STADSZENDING.
17 Juli 1909 verkreeg de Vereeniging Stadszending te Utrecht Koninklijke goedkeuring op haar statuten en daarmedenbsp;begon haar bestaan. Beginsel en doel waren aldus omschreven:nbsp;Beginsel: De Vereeniging gaat bij al haren arbeid uit van denbsp;erkenning der eenheid van het lichaam van Christus en de eerbiediging der Heilige Schrift als hetnbsp;eenig Woord van God.
Zij spreekt uitdrukkelijk uit, te willen arbeiden naar de Kerk heen, en zoekt daarom zooveel mogelijk samenwerking met bestaanden Kerkelijkennbsp;arbeid, zonder evenwel haar zelfstandigheid prijsnbsp;te geven.
De Vereeniging ,,Stadszending'’ noodigt tot medearbeid uit, allen die, gedrongen door de liefde van Christus, begeeren hun kracht en gaven te gebruiken om anderen tot zegen te zijn en instemmingnbsp;betuigen met doel en beginsel der Vereeniging.nbsp;Doel:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De Vereeniging bedoelt in al haren arbeid de uit
breiding van Gods Koninkrijk door de redding van zielen en den geestelijken opbouw der geloovigen.nbsp;De kiem voor haar ontstaan was reeds gelegd in 1905, toennbsp;een geestelijke opwekking, in Wales begonnen, naar ons landnbsp;oversloeg. Conferenties en opwekkingssamenkomsten werdennbsp;gehouden. Velen gingen zich verantwoordelijk voelen voornbsp;de zielen van anderen. In Nederland werd de tentzendings-arbeid aangevat. Ook in Utrecht was de invloed van de Opwekkingsbeweging merkbaar; onder een kleine groep vannbsp;menschen werd de evangelisatiegedachte levend. Dit werknbsp;moest voortgezet worden. Maar wie zou er leiding aan geven?,nbsp;Ds. Couvée, in 1907 uit Schiedam naar Utrecht beroepen, zag
-ocr page 163-145
dezelfde noodzaak. Hem werd de wijk Buurkerk als kerkelijke wijk ter bearbeiding toegewezen.
Evangelisatie-avonden werden belegd in de Buurkerk en in Irene; de Nederlandsche Tentzending kwam in 1908 met haarnbsp;tent naar Utrecht. Het bleek opnieuw, dat evangelisatiearbei4nbsp;zeer noodig was. Maar zou die arbeid goed geschieden en zichnbsp;als een net over de gansche stad uitbreiden, dan werd daarvoor meer kracht vereischt, dan met een goed geweten vannbsp;de eerst aangewezen taak van een wijkpredikant mocht afgenomen worden. Het werd een punt van innerlijken strijd ennbsp;veel gebed voor Ds. Couvée om den weg te gaan zien, diennbsp;God met hem wilde gaan. Maar het antwoord bleef niet uit.nbsp;Ds. Couvée vroeg eervol ontslag als predikant der Ned. Herv.nbsp;gemeente en begon, terzijde gestaan door een kleinen kringnbsp;van Evangelisatie-vrienden, het Stadszendingswerk. Dit werknbsp;nam dus in 1909 een aanvang, zooals reeds werd opgemerkt,nbsp;buiten de Kerk, om eerst in 1932 kerkelijk werk te worden.
Willen we het heden goed verstaan, dan doen we goed de Ned. Herv. Stadszending ook in haar wording en groei na tenbsp;gaan. Zeer bijzonder treft ons de geest waaruit dit werk geboren is en die ook nu nog zijn stempel daarop drukt, n.1. eennbsp;groot verantwoordelijkheidsbesef voor allen, die buiten hetnbsp;Evangelie leven en een sterk gevoel van afhankelijkheid vannbsp;God, door Wien men zich in alle dingen wilde laten leiden.
Voortdurend lezen we in de notulen van de Vereeniging Stadszending: ,,de vergadering werd met bidstond beslotenquot;,nbsp;dat wilde zeggen, alle nooden en vragen voorleggend aannbsp;God en van Hem het antwoord verwachtend. ,,Een beslissingnbsp;van eenig belang wordt uitgesteld tot de volgende vergadering,nbsp;terwijl intusschen alle leden deze zaak in het gebed zullennbsp;gedenkenquot;. Nooit werd iets met geweld doorgedreven, maarnbsp;gehoorzaam op Gods tijd gewacht.
Treffend is het, telkens weer te lezen, hoe de eerste leden zich met elkaar steeds weer voor nieuwe uitgaven verant-''voordelijk stelden, als salarissen voor evangelisten enz., watnbsp;inderdaad beteekende, dat deze lasten op hen persoonlijk neer,,nbsp;kwamen. In gehoorzaamheid werd dit alles aanvaard.
Merkwaardig is ook, dat alleen met algemeene stemmen besluiten konden worden genomen. Dit alles bevorderde een zeer sterk gemeenschapsbesef en een werkelijk als één man
-ocr page 164-146
staan voor de gezamenlijke roeping. Als die roeping zag men: „In heel Utrecht evangeliseeren onder alle rangen en standenquot;.
Oospronkelijk was het de bedoeling dat Ds. Couvée in den zomer de leiding van de Tentzending op zich zou blijven nemennbsp;en dan vooral gedurende de wintermaanden zich aan denbsp;Utrechtsche taak zou wijden.
Voor den arbeid der Stadszending werden al spoedig eenige panden in de Heerenstraat aangekocht, waar 3 Februari 1910nbsp;„Silo” geopend werd, een oude R'oomsch-Katholieke kapelnbsp;der paters Redemptoristen, al lang niet meer als zoodanig innbsp;gebruik. Deze kapel leende zich door haar centrale liggingnbsp;buitengewoon goed voor Evangelisatiesamenkomsten enz.
Ds. Couvée stelde zich door persoonlijk bezoek aan buiten-landsche Evangelisatie-centra (Berliner Stadtmission, London-City-mission, Parijs: MacAlDzending enz.) op de hoogte van elders aangewende pogingen en toegepaste methoden.
Zeer spoedig doet zich de behoefte gevoelen aan hulpkrachten.
In een woning, op het terrein van „Siloquot; gelegen, werd een eerste poging ondernomen tot opleiding van evangelisten. Eennbsp;tweetal jonge mannen werd aangenomen als leerling, die zoowel theoretisch gevormd alsook practisch te werk gesteldnbsp;werden.
In breeden kring vindt de opleidingsgedachte weerklank, want ook in andere steden wordt de behoefte aan Stadszendings-arbeid gevoeld. Een comité wordt gevormd, dat zich tot taaknbsp;stelt een ,,Opleidingsschool voor evangelistenquot; te stichten. Denbsp;verwachting is n.1. dat overal in Nederland spoedig arbeidersnbsp;zullen worden gevraagd om als evangelist werkzaam te zijn.nbsp;Aanvankelijk neemt men het breedere Alliantie-standpunt in,nbsp;verwachtend dat ook andere Kerken gaarne daarvan gebruiknbsp;zullen maken. Bij de uitwerking van deze gedachte blijkt echter, dat juist het Alliantie-standpunt een gevaar zal zijn. Denbsp;vrees wordt uitgesproken, dat personen, die geen plaats in eeijnbsp;bestaand Kerkverband zullen vinden, zich zelf een plaats zullen scheppen door een ,,vrije gemeente” te gaan vormen. Hetnbsp;comité wordt daarom ontbonden.
Telkens komt echter het probleem van de opleiding weer naar voren.
In Mei 1915 wordt op een bijeenkomst van verschillende
-ocr page 165-147
Stadszendingen (die inderdaad in enkele steden zijn gesticht), opnieuw een poging gewaagd. Met de Zendingsschool te Oegst-geest worden onderhandelingen gevoerd. Enkele evangelistennbsp;zijn daar opgeleid.
Later wordt een opleiding gevestigd te Heemstede. Maar tot een goed gefundeerde opleiding van evangelisten is het totnbsp;heden niet gekomen.
Naast de beide in de Stadszending werkzaam zijnde jonge mannen zijn weldra nieuwe krachten noodig, daar het werk zichnbsp;snel ontwikkelt. De moeilijkheid is om den juisten man op denbsp;juiste plaats te vinden. Het Stadszendingswerk vraagt niet alleen bereidheid tot het aangrijpen van alle mogelijkheden omnbsp;het Evangelie te brengen, maar zeker ook een bijzondere gavenbsp;om met allerlei menschen om te gaan, een helder inzicht te hebben in de vragen, die de menschen bezighouden en een sterkenbsp;overtuiging aangaande de onmisbaarheid en de kracht van hetnbsp;Evangelie.
Al gaat het in de Kerk en in de Stadszending om dezelfde boodschap, de vorm waarin, de wijze waarop die gebrachtnbsp;Wordt, moet verschillend zijn.
In den loop der jaren moet telkens tot de aanstelling van een evangelist overgegaan worden, waardoor meermalen voortreffelijke krachten in het werk hun plaats vinden. Soms krijgen zij een gespecialiseerde taak: als evangelist-colporteur, alsnbsp;jeugd-evangelist, een anderen keer wordt hun de leiding vannbsp;één der posten der Stadszending opgedragen.
Al spoedig doet de vrouw haar intrede in den kring der evangelisten, waarbij zij bewijst, ,,dat de haar van God gegeven aanleg haar in dit werk zeker niet de mindere van den man doet zijnquot; ^). Ook onder haar een groote verscheidenheid van opleiding; universitair gevormde theologen, een sociaal geographe,nbsp;sen onderwijzeres, leerlingen van buitenlandsche scholen voornbsp;opleiding van evangelisten, in en door het werk zelf gevorm-den enz.
Het aantal dezer vaste arbeiders is wisselend.
Reeds in 1914 wordt de wenschelijkheid gevoeld een predikant der Ned. Herv. Kerk tot hulp naast Ds. Couvée te benoe-
Aldus het oordeel van den Director-Voorzitter der Ned. Herv. Stads-^^nding.
-ocr page 166-148
men. Ds, G. Koning, predikant te Enkhuizen, verklaart zich bereid zulk een benoeming te aanvaarden. Aanvankelijk wordt hem opgedragen het werk onder de mannelijke jeugd, datnbsp;reeds een groote uitbreiding heeft gekregen.
In den loop der jaren verwisselt hij deze functie met de taak de zielzorg uit te oefenen over de ..medearbeidendenquot;. Daarnanbsp;wordt hem in 1932 de geestelijke verzorging der gestichten opgedragen.
Naast de aangestelde krachten groeit een kring van vrijwillig medearbeidenden, die zich geven aan één of meer onderdeelennbsp;van het werk. Het zijn juist deze krachten, die in Evangelisatie-arbeid zoo noodig zijn. Een prachtige taak voor meelevendenbsp;Gemeenteleden!
Al van het begin af aan wordt de behoefte gevoeld deze medearbeidenden samen te verbinden, ,,opdat er een krachtige gemeenschapsband groeie en het de gebedsgeest zij, die telkens weer deze arbeiders zal bezielenquot;.
7 Maart 1910 wordt de eerste bijeenkomst met de medearbei-t denden gehouden. Later groeit hieruit een maandelijksche bidstond en een driemaandelijksche vergadering (23 Febr. 1911)nbsp;waarop het werk besproken wordt, terwijl in Sept. 1913 aannbsp;de groep der medearbeidenden een vaster vorm wordt gegeven, door de opstelling van voorwaarden voor medearbeid.
Leden heeft de Stadszending, behalve het zeven-, respectievelijk zes-tal, dat het bestuur vormt, nooit gekend; men kan alleen als medearbeidende aan de Stadszending verbonden zijn.
Hieraan ligt de bedoeling ten grondslag, dat de Stadszending op geen enkele wijze als ,,kerkje” wil optreden-, ze wil alleennbsp;maar een werkgemeenschap zijn, om degenen die Christus nietnbsp;kennen, met Hem in aanraking te brengen. Is dat doel bereikt,nbsp;dan wil ze deze personen wijzen op de Kerk, waarin ze krachtens hun geboorte thuis hooren. In verreweg de meeste gevallennbsp;is dat de Ned. Herv. Kerk. Wel ziet de Stadszending gaarnenbsp;dat de aldus bereikte menschen aan haar werkzaamheden actief deelnemen.
Met den groei van het werk en de toeneming van het aantal evangelisten houdt de behoefte aan nieuwe lokalen om dennbsp;arbeid in verschillende stadsgedeelten te centraliseeren, gelijken tred. Al wordt zoo nu en dan dankbaar gebruik gemaaktnbsp;van gastvrijheid, verleend in wijklokalen (o.a. Vaartkerk, wijk-
-ocr page 167-149
gebouw Leidschevaart) de vrije beschikking over vergaderruimten is levensnoodzaak. De instelling op onkerkelijken, het ontbreken van eenig lokaal in een bepaald stadsgedeelte, het bijzonder karakter eener buurtbevolking, doen telkens weer de hand leggen op panden, waarin een ,postquot; gevestigd kan worden. In de Noteboomenlaan wordt in 1911 daartoe een huisjenbsp;gehuurd. Later wordt deze post opgeheven en een nieuw beginnbsp;gemaakt in een door de Stadszending gebouwd lokaal aan dennbsp;Abstederdijk. De zeer aparte mentaliteit van de bevolking innbsp;Verschillende stadsdeelen wordt wel zeer duidelijk in 't lichtnbsp;gesteld in het boek van Mejuffrouw Dr. L. F. Jens: „Criminaliteit te Utrecht in verband met familie en wijkquot;.
Over de wijk Noteboomenlaan cum annexis, laat zij zich aldus uit:
„De bevolking van deze buurt wordt gevormd door een samenraapsel van stads- en plattelandsbevolking van minder allooi. Tot ongeveer 1912 gold denbsp;Noteboomenlaan als een der meest beruchte buurten van de stadquot;. Er wordtnbsp;echter onderscheid gemaakt tusschen de van ouds in die omgeving wonende hoveniers, die uitsluitend tot de R.K. en de Oud-Katholieke kerk beboeren en de groep die zich tusschen 1870 en 1880 daar vestigde. De hier uitgesproken oordeelen gelden de laatstbedoeld groep. Dit is de groep die voornbsp;bearbeiding door de Stadszending in aanmerking kwam. We leeren deze men-schen kennen als „bekkesnijdersquot;, drankmisbruikers en dobbelaarsquot;. Thansnbsp;is het peil der buurt wel iets gestegen. Toen de Stadszending daar haarnbsp;arbeid aanving, was de toestand echter als boven beschreven werd. Dezenbsp;karakteriseering werd door Stadszendelingen volkomen juist geacht.
In de Hoogstraat, bij de Roodebrug^bevolking, wordt in 1910 een pakhuisje gehuurd, waar het werk wordt aangevangen, omnbsp;in later jaren vervangen te worden door een eigen lokaal.
Ook van in die wijk wonende bevolking wordt door Mejuffrouw Dr. Jens een beschrijving gegeven.
Ook daar treffen we hoveniers aan. Van hen kan hetzelfde gezegd worden als van hun beroepsgenooten in de voorgaande wijk.
Daarnaast vestigde zich in de Middeleeuwen een tweede groep ,,die verband hield met de functie van de Vechtquot; in dien tijd, de groep die waarschijnlijk een ongunstig karakter droeg. ,.Later vestigde zich aan de Roode Brug nog een derde groep, n.1. de arbeiders van de steen- en pannenfabrie-ken langs de Vechtquot;.
,.Nadat in 1889 het Merwedekanaal voor de scheepvaart was opengesteld, is de tweede groep uit het sociologisch beeld van de Roode Brug verdwenen. Vermoedelijk heeft zij zich gedeeltelijk elders gevestigd, terwijl de restnbsp;zich vermengd heeft met de derde groepquot;.
-ocr page 168-150
Daaromheen groepeerden zich de grondwerkers en ongeschoolde krachten, die werk vonden in de fabrieken in de omgeving, met name de Beenzwart- en de Loodwitfabriek”.
,,Globaal bezien wordt deze buurt dus bewoond door een arbeidersbevolking (zij het dan ook van weinig hoog gehalte)quot;.
Tot voor pl.m. 20 jaren genoot deze buurt een zekere beruchtheid, door drankmisbruik en vechtpartijen in verband daarmede, door baldadigheid dernbsp;jeugd en familieveeten die aanleiding gaven tot vijandige uitingen. ,,Denbsp;voorwaarden voor de ontwikkeling van geestelijk leven waren onder de bevolking van deze wijk zeer ongunstig. Religieus en kerkelijk besef ontbraknbsp;hier bijna V taalquot;.
Op Hoögraven (burgerlijk Jutphaas) begint men in 1911 eveneens een werk onder de steenoven-arbeiders in een gehuurde arbeiderswoning. Dit werk breidt zich snel uit en na eenigenbsp;jaren wordt de kleine woning verwisseld met een eigen gebouwd lokaal.
Over deze wijk wordt door Mejuffrouw Jens niet geschreven. Inlichtingen uit Stadszendingskringen rechtvaardigen de volgende karakteristiek:
De bevolking van Hoograven had destijds veel gemeen met die aan de Roode Brug. Ook hier reeds in de Middeleeuwen een nederzetting in denbsp;naaste omgeving van de stadspoorten in verband met de functie van denbsp;Vaartsche Rijn, waarvan ook de opmerking geldt dat de desbetreffendenbsp;bevolkingsgroep waarschijnlijk een ongunstig karakter droeg. Daarnaastnbsp;eveneens arbeiders van steen- en pannenbakkerijen. De opmerking die Dr.nbsp;Jens maakt over de arbeiders van de wijk Roode Brug is zeker ook hier opnbsp;haar plaats: ,,De steenfabrieksarbeiders nerpen een aparte plaats in onder denbsp;arbeidersbevolking. In verband met den ongequalificeerden arbeid zijn denbsp;loonen laag. Er vindt dientenigevolge een maatschappelijke selectie plaats,nbsp;met dien verstande, dat naar deze bedrijven die arbeidskrachten toevloeien,nbsp;welke niet geschikt zijn voor meer ingewikkelden arbeid, maar aan de anderenbsp;zijde over genoeg vitaliteit beschikken voor het verrichten van zwaar lichamelijk werkquot;.
Drankmisbruik en vechtpartijen kwamen ook hier veelvuldig voor.
Het Stadszendingswerk was er niet gemakkelijk, maar bleef niet zonder vrucht. De politie constateerde dat de geestelijke verheffing van die wijknbsp;voor een groot deel aan den arbeid der Stadszending was toe te schrijven.
Sedert 1912 wordt geregeld huisbezoek gedaan in de arbeiderswijken, gelegen aan den Amsterdamschen Straatweg.
In 1914 vindt daar de opening plaats van een lokaal in de Narcisstraat, dat als centrum zal dienen voor den daar te beginnen arbeid.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i: !nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
-ocr page 169-151
Deze post ligt dus in één van de oudere arbeiderswijken van Utrecht en herbergt grootendeels een bevolking van Utrechtenaren. Dr. P. I. Ritter Jr.nbsp;schrijft over de Utrechtenaren in het boek: „De Nederlandsche Volkskaraktersquot;, dat het hartstochtelijk bewogene aan het Utrechtsch volkskarakternbsp;ontbreekt, terwijl er ook een complex van eigenschappen aanwezig is,nbsp;tvaarin ongetwijfeld de nawerking van oude clericale en feodale invloedennbsp;Valt te bespeuren. Zelfs de arbeidersklasse draagt een klein burgerlijknbsp;karakterquot;. Deze eigenschappen mogen gelden voor de onderhavige wijk.
De feodale inslag blijkt misschien nog eenigszins uit het feit dat men op iedere uitnoodiging voor samenkomsten en vereenigingen: ,,jaquot; zegt. Mennbsp;zegt moeilijk; ,,neenquot;. Maar zich houden aan een dergelijke belofte doet mennbsp;niet.
In 1917 wordt een nieuw lokaal ingewijd in de „Elinckwijkquot;, een groote nieuwe, steeds aangroeiende wijk. De kerk kon daarnbsp;destijds nog geen ,,wijkquot; ontwerpen.
Elinckwijk (,,Nieuw Zuilenquot;), heeft een gemengde bevolking van arbeiders. Dr. J. P. Kruyt geeft de samenstelling aldus weer: ,,menschen uit de stadnbsp;Utrecht, uit den Westhoek der provincie, uit de rest van Zuilen, uit Maarssennbsp;en Maarsseveen, maar ook een niet gering aantal uit Amsterdamquot;. Dezenbsp;groepen hebben elkander beinfluenceerd. Het karakter is in die wijk dannbsp;ook vlotter dan in de voorgaande. De menschen zijn meer open. Men heeftnbsp;spoedig contact met hen. Ze kunnen ook wel eens warm loopen. Maar ooknbsp;zij lijden aan het euvel, meer te beloven dan ze nakomen.
Het uitgestrekte stadsdeel achter het station met zijn duizen-den-bevolking, had reeds meermalen de aandacht der Stadszending getrokken. In 1924 vindt in de Borneostraat de opening plaats van een nieuw lokaal als centrum voor den arbeid in datnbsp;stadsdeel, in 1942 aangevuld door een bij-post aan de Schoener-straat.
De omgeving van de Borneostraat heeft weer een bevolking van overwegend Utrechtenaren. Het karakter lijkt dan ook veel op dat van de omgeving van de Narcisstraat.
Het nieuw verrezen woningcomplex in het zoogenaamde Tuindorp blijft niet onopgemerkt. Hier is geen arbeiders-be-Volking. Maar de Stadszending wil allen met het Evangelie bereiken. Eén der nieuw te bouwen huizen wordt als vergaderlokaal voor de Stadszending ingericht (1932).
Ook de afgelegen nieuwe wijk ,,Oog in Al”, geographisch gezien, de tweelingzuster van de wijk ,,Leidschevaartquot;, maarnbsp;daarvan wat den maatschappelijken welstand harer bevolking
-ocr page 170-152
betreft zeer onderscheiden, ontvangt geestelijke hulp van de Stadszending. Voor de daar werkende Evangeliste wordt eennbsp;gehuurde woning als werk-centrum ingewijd (1939).
Tuindorp en Oog in Al hebben een soortgelijke bevolking van in hoofdzaak intellectueele middenstanders. Zij komen uit verschillende windstreken des lands, wat weer zijn invloed heeft uitgeoefend. Het is een vrij vlottenbsp;bevolking, die zich tamelijk sterk één geheel voelt.
De keuze der stadswijken waarin de ,,posten” der Stadszen-ding gevestigd worden, bevestigt de trouw der Stadszending aan haar roeping, onder alle kringen der bevolking het Evangelie te brengen. Zij deinst niet terug voor de ,,a-socialenquot; ennbsp;zoekt evenzeer de ,,intellectueelenquot; te bereiken.
In 1913 is de Stadszending door de regeering erkend als Re-classeeringslichaam. Celbezoek in de strafgevangenis volgt daarop.
Op de Christelijke feestdagen gaat één der Stadszendings-koren liederen zingen in de gevangenis.
Contact wordt onderhouden met ontslagen gevangenen.
Ds. Couvée wordt lid, later secretaris van den Reclasseerings-raad. Na de opheffing van dat lichaam, lid-secretaris van de Commissie van voorlichting in strafzaken in het Arrondissement Utrecht.
In het ontspanningslokaal van de woningen voor a-socialen op het Houtplein neemt de Stadszending een taak op zich onder de jeugd (1927).
De bewoners van het woonwagenkamp worden bezocht. In 1925 wordt er voor het eerst Kerstfeest met hen gevierd in denbsp;stal van het kamp.
De volkslogementen hebben belangstelling. Eiken Zaterdagavond worden daar liederen gezongen voor de gasten en een korte Evangelie-prediking gebracht. Ook met hen wordt Kerstfeest gevierd in het nabij gelegen kerkelijk wijklokaal.
Als de pinda-mannen ook in Utrecht hun intrek nemen, wordt met hen contact gezocht, waarbij een oud-zendeling uitnbsp;China zijn medewerking verleent.
De koetsiers, destijds nog in groote stallen hun werk vindend, worden niet alleen bezocht, maar des Zondagsochtends wordt in de stallen een korte Evangelie-prediking gehouden.
De kellners, die door hun werk eveneens meestal geen gele-
-ocr page 171-153
genheid vinden om een Kerkdienst bij te wonen, zijn mede een voorwerp van belangstelling. Wat kan men voor hen doen? Eennbsp;Kerstfeestviering in den nacht belegd, mislukt. Een tijdlangnbsp;wordt contact onderhouden met den Internationalen Christe-lijken Kellnersbond, die een blad uitgeeft, dat in Nederland-sche vertaling onder hen wordt verspreid. De pogingen dezenbsp;groep te bereiken, moeten zich overigens beperken tot huisbezoek.
Ook door haar samenkomsten tracht de Stadszending men-schen van allerlei geestesgesteldheid en ontwikkeling te bereiken.
Er zijn Evangelisatie-samenkomsten gehouden in den vorm eener Evangelie-prediking waarbij het voorschrift (aan Luthernbsp;toegeschreven) betracht werd; ,,spreek zóó, dat een eenvoudigenbsp;dienstbode u begrijpen kan, dan zal ook een Hooggeleerde ernbsp;iets aan hebbenquot;. Maar ook werden samenkomsten belegd, ingesteld op de mentaliteit van bepaalde groepen van menschen.nbsp;Apologetische samenkomsten, debatavonden voor de ,,Dage'nbsp;raads-menschenquot;, de jaarlijks (sedert 1923) terugkeerende ,,Drienbsp;uren van Ernst”, waarin actueele vragen op geestelijk gebiednbsp;worden behandeld, en de ,,Stille weekquot; aan den Paaschdagnbsp;voorafgaande samenkomsten, die een uitgesproken gewijd karakter dragen. .
Het spreekt van zelf, dat ook van openlucht-prediking in verschillenden vorm gebruik gemaakt wordt: In de parken voornbsp;de Zondagswandelaars, op de pleinen in de volksbuurten,nbsp;'s Zondagsmorgens de zoogenaamde Hofjes-prediking, een samenkomst op bescheiden schaal, in de hofjes van wijk C ennbsp;dergelijke straten en stegen, voor degenen, die zeker niet naarnbsp;een Kerk gaan, en aan wie het Evangelie daarom wordt thuisnbsp;gebracht.
In 1941 en 1942 worden vroeg op den Paaschmorgen, samenkomsten gehouden op het Janskerkhof, in samenwerking met andere Kerken.
Colporteur, colportrice of kleine groepen medearbeidenden bieden van huis tot huis evangelisatie-lectuur of Bijbelgedeel'nbsp;ten aan.
In 1923 worden duizenden Evangeliën verspreid in courant-vorm, onder den titel: ,,Jezus van Nazarethquot;, uittreksel van het door Dr. A. Westphal samengesteld boekje van dien naam.
-ocr page 172-154
Met de Evangelisatie-drukkerij te Brussel, uitgeefster van het Evangelisatie-blad de ,.Blijde Boodschapquot;, wordt een ac-coord aangegaan voor de levering van een bepaald aantal exemplaren van dit blad (1910).
Begonnen wordt met elke week 50 exemplaren af te nemen. Geleidelijk stijgt dit getal tot 2500.
Bij de kermissen werkte reeds geruimen tijd de ,,Bijbelwa-gen”, een poging aanwendend om door lectuur en prediking de massa te beinvloeden.
In 1913 wordt deze Bijbelwagen door de Stadszending overgenomen en later omgezet in een Bijbelauto, met de bedoeling daarmede Evangelisatie^colportage-tochten te maken door onsnbsp;land.
In 1914 laat de Stadszending een tent bouwen van kleineren omvang als die, waarover de Nederlandsche Tentzending beschikt, om daarmede in 't bijzonder kleinere plaatsen en dorpennbsp;te bezoeken.
Als een voldoen aan de opdracht „te zaaien aan alle wateren' kunnen nog aangemerkt worden: Ie. de zoogenaamde ,,Plak-kaatzendingquot;. Met Kerstmis, soms ook op Goeden Vrijdag worden op Stadsaanplakborden duidelijk in 't oog vallende tekstennbsp;geplaatst, die herinneren aan de beteekenis van die dagen.
2e. De bij den uitgang van het Centraal Station (later in den tunnel) geschilderde Bijbelwoorden, waarvan het de bedoelingnbsp;is, dat ze in het bewustzijn van den reiziger blijven haken.
3e. De hier en daar in de stad aangebrachte Bijbelkastjes, waarin, achter glas, een open Bijbel is neergelegd, leesbaarnbsp;voor eiken voorbijganger.
Doen zich bijzondere omstandigheden voor, dan wordt het werk daarbij aangepast.
In den oorlog 1914—1918 wordt voor onze militairen één der lokalen opengesteld als Tehuis.
Het overgebleven eten uit de kazernes wordt onder de behoeftige gezinnen verdeeld.
Ruim 30.000 Belgische militairen zijn dan in Nederland geïnterneerd en ondergebracht in verschillende kampen. In opdracht van de Belgische Protestantsche Kerken neemt de Stadszending de geestelijke verzorging dier militairen op zich.
-ocr page 173-155
Zeker zou het beeld in dit hoofdstuk gegeven van den arbeid der Stadszending onvolledig zijn, indien het Jeugdwerk daarinnbsp;niet werd geteekend.
Zoowel in het centrum (Heerenstraat) als in de opgerichte posten worden van stonde aan ernstige pogingen aangewendnbsp;de jeugd te bereiken.
Soms wordt bestaand jeugdwerk overgenomen, meestal wordt dit zelfstandig opgericht. De belangstelling gaat uit zoowel naar de mannelijke als naar de vrouwelijke jeugd.
In dezen arbeid is een rijke schakeering.
Al heeft ook dit jeugdwerk als hoofddoel, de jeugd in aanraking te brengen met Christus, de wegen waarlangs dit geschiedt, zijn zeer talrijk. Sport en muziekclubs, sloyd-afdeelin-gen, literaire werkzaamheden, gymnastiek-vereenigingen, nuttige en fraaie handwerken, alles wat de jeugd kan boeien wordt daartoe aangewend.
Wat zich nog niet in clubs laat voegen, wordt ontvangen in ,,vertel-uren'', waar ieder kind, ook zonder zich aangemeld tenbsp;hebben, welkom is.
Vooral wordt de gedachte geaccentueerd den jongeren te lee-ren, welk een vreugde het geeft iets voor anderen te doen.
Bijzonder komt dit ook uit in het zoogenaamde Driehoek-Werk, een afdeeling van de iV(ederlandsch) M(eisjes) C(lubs), opgericht in 1927. Het hoogtepunt in dit vereenigingsleven is denbsp;Kerstfeestviering met eenzame lieden. In kleine groepen begeeft men zich met kerstboompjes en eenvoudige geschenkennbsp;naar zieken en ouden van dagen, die bereid zijn hen in hun woning te ontvangen. Kerst-evangelie en enkele gezongen kerstliederen brengen de kerstboodschap in de ziekenkamer. In 1942nbsp;Werd het werk der N. M. C. (het eenige geüniformeerde meisjes-werk in Stadszendingsverband) opgeheven.
Andere meisjesgroepen werken het geheele jaar om met Kerstmis in de ziekenhuizen kleine geschenken aan de patiënten te gaan uitreiken.
Van groote beteekenis zijn ook de Zondagsscholen.
In 1915 werd in de post ,,Abstede'' een Zondagsschool volgens de Westhill-methode aangevangen, in het bijzonder geschikt voor kinderen uit onkerkelijke gezinnen.
-ocr page 174-156
In 1918 werd een bestaande Zondagsschool door de Stads-2;ending overgenomen, die haar plaats kreeg in ,,Silo'' (Heeren-straat) en spoedig werd ook daar diezelfde methode, met goed resultaat toegepast.
Ook in de posten Narcisstraat, Borneostraat en Hoograven werden Zondagsscholen geopend.
In de Betonbouw-woningen geschiedde dit te zamen met de Kerkelijke wijk-vereeniging.
Aan het vraagstuk der drankbestrijding wordt volle aandacht geschonken. Van hen die willen medearbeiden, wordt de beloftenbsp;gevraagd, zich geheel van het gebruik van alcoholische dranken te zullen onthouden.
In het insigne, dat alleen door medearbeidenden mag gedragen worden, komt o.m. een blauw kruis voor.
Aanvankelijk vormde de afdeeling der Geheel Onthouding een deel van de N(ationaal) C(hristen) G{eheel) O(nthouders)nbsp;V (ereeniging). Later werd dit verband losgelaten, maar het beginsel bleef. Als practische uiting daarvan kan de ,,Vang-Uw-Kameraadquot;-beweging beschouwd worden. Kameraden brengennbsp;hun vroegere kroeggenooten mede naar een bijeenkomst metnbsp;een geheel andere atmosfeer.
Men kan niet anders verwachten dan dat in een Evangelisatie-arbeid als de Stadszending is, een overvloedig gebruik wordt gemaakt van den ingrijpenden invloed van het lied. Een doornbsp;de Stadszending uitgegeven bundel „Sionsliederenquot; blijkt daarbij van niet geringe beteekenis te zijn. Wat het gesprokennbsp;woord niet bij machte is te bereiken, wordt dikwijls door hetnbsp;gezongen woord wel bereikt.
Van den aanvang af treffen wij dan ook een zangkoor aan en naar mate het werk uitgroeit in verschillende posten, wordennbsp;daar eveneens zangkoren, zoowel van ouderen als van kinderen, opgericht.
Een muziekkorps, onontbeerlijk bij openlucht-samenkom-sten, orkesten van strijkinstrumenten, pijper-korps, 't heeft alles de dubbele bedoeling: buitenstaanders te trekken en hen, dienbsp;zich lieten trekken vast te houden en te bewaren onder dennbsp;machtigen invloed van het Evangelie.
Wanneer wij oorsprong en ontwikkeling der Stadszending overzien, moeten wij constateeren, dat de kleine plant voorspoedig opgroeide tot een groeten boom, waarin een aanwij-
-ocr page 175-157
zing ligt, dat er een dringende behoefte was aan dergelijk werk en dat hier een voor de Kerk waardevolle pioniersarbeid isnbsp;verricht.
Is later door de Kerk, in haar wijkarbeid veel hiervan overgenomen of nagevolgd, de Stadszending heeft er den eersten stoot toe gegeven en door haar voorbeeld de oogen geopendnbsp;voor kansen, waaraan de Kerk was voorbijgegaan.
-ocr page 176-HOOFDSTUK VIII.
CONTACTEN VAN DE NED. HERVORMDE STADSZENDING.
De jaren door heeft de Stadszending getracht contact te krijgen met hen, die van het Evangelie vervreemd waren. Daarnaast heeft zij pioniersarbeid verricht in die stadsgedeelten, die de Kerk niet of izeer onvoldoende kon bewerken.
In het historisch overzicht werd er reeds op gewezen op welke wijze en met welke categorieën van menschen zij contact trachtte te krijgen. Thans zijn daarvan door de tijdsomstandigheden nog de volgende groepen over: de logementbe-woners, de arbeiders van de beenzwartfabriek, die eens pei;nbsp;14 dagen op Zaterdagmorgen in den ;schafttijd bezocht wordennbsp;door één der Stadszendelingen en het belangrijke werk in ziekenhuizen, hospitaal en krankzinnigengestichten.
Ook aan de sociaal ontwrichten, die met den Strafrechter in aanraking kwamen, wordt volle aandacht gewijd in het R'e-classeeringswerk. Uit den aard der zaak kan niet in cijfers worden uitgedrukt, hoeveel aanrakingen op deze wijze zijn verkregen. Lagen deze binnen de zone van het waarneembare, hetnbsp;zou een groot getal blijken te zijn, waarvan een groot percentage toekwam aan van het Evangelie vervreemden.
Daarnaast bereikt de Stadszending vele menschen door huisbezoek en door colportage van huis tot huis. Uit den aard der zaak richt zij zich bij het huisbezoek voornamelijk tot die gezinnen, die van de Kerk vervreemd zijn, tenzij haar een stadsgedeelte wordt toevertrouwd, dat vanuit de kerkelijke wijk nognbsp;niet bearbeid kan worden. Het is moeilijk het aantal op tenbsp;geven van de contacten, die door colportage werden gelegd.nbsp;Het is tamelijk wisselend. Jaarlijks worden van Stadszendings-wege minstens 5000 huisbezoeken gebracht.
De Stadszending tracht de menschen met wie ze op deze wijze in contact treedt, zooveel mogelijk in vereenigingen onder te
-ocr page 177-159
brengen. Een enkele maal lukt dat. De Stadszending werkt nu reeds meer dan 30 jaar. Verschillende menschen zijn in den loopnbsp;der jaren zoover gekomen, dat ze Evangelisatiebijeenkomstennbsp;en Kerkdiensten zijn gaan bezoeken. Verscheidene thans kerkelijk meelevende personen hebben den stoot daartoe gekregen door middel van de Stadszending. Zij hebben zich deelsnbsp;van de Stadszending losgemaakt, deels zijn ze nog in Stads-*nbsp;zendingsverband gebleven; uit hen kwamen ruim 300 vrijwillignbsp;medearbeidenden voort. Zij dienen den arbeid der Stadszendingnbsp;in zangkoren, fanfarecorpsen, colportage-arbeid en werk onder de jeugd. Zij zijn meerendeels lidmaat van de Hervormdenbsp;Kerk; verschillenden van hen waren dat reeds vóór zij met hetnbsp;Stadszendingswerk in aanraking kwamen. Voor de meestennbsp;was het echter niet oneer dan een formeele band, die niet totnbsp;kerkbezoek en kerkelijk meeleven leidde. Een ander gedeeltenbsp;is direct of indirect door den arbeid der Stadszending tot het lidmaatschap van de Hervormde Kerk gekomen.
De Stadszending zoekt zoowel jongeren als ouderen in kringen en clubs te vereenigen, om aldus tot een geregelde bearbeiding van die personen te komen; zoo heeft ze 3 vrouwenver-eenigingen (= Moederkringen), 11 Bijbelkringen, 2 mannenkringen, 2 Jonge Vrouwenvereenigingen, 2 Jonge Mannenver-eenigingen, 3 Meisjesvereenigingen, 2 Meisjesbonden, 4 Jon-gensbonden, 1 Verteluur, 6 Zondagsscholen en het zng. KEOM-Werk (Kerkelijk Evangelisatiewerk Onder Meisjes), met verschillende afdeelingen voor. meisjes van 8 jaar af.
Ook geeft ze godsdienstonderwijs op enkele Openbare Scholen. Onder al deze groepen werd in de maanden April en Mei Van het jaar 1943 een enquête ingesteld.
Uit den aard der zaak komen thans in de vereenigingen van ouderen vele leden voor, die ook de kerk bezoeken, zij het dannbsp;ook min of meer onregelmatig, d.w.z. sommigen hebben het nognbsp;niet verder gebracht dan kerkbezoek bij bijzondere gelegenheden, anderen zijn daarentegen reeds tot vrij regelmatig kerkbezoek gekomen.
Het is de bedoeling van de Stadszending, de menschen die zij bereikt, ook tot medearbeid op te voeden.
Hier volgen nu de door de enquête verkregen gegevens:
-ocr page 178-160
De Moederkringen.
. De Moederkringen zijn kringen, waarin de Bijbelbespreking het belangrijkste deel van het programma vormt. Na de Bijbelbespreking door de leidster kunnen de leden vragen stellen ennbsp;opmerkingen maken. Voor het 2e gedeelte van den middagnbsp;hebben de moeders een handwerk meegebracht. Daarbij wordtnbsp;een boek voorgelezen. De Moederkringen omvatten tezamennbsp;142 vrouwen t.w.:
107 van haar zijn Lidmaat van de Ned. Hervormde Kerk.
23
3
3
1
,, Dooplid van de Ned. Hervormde Kerk.
,, Afgevoerd als Lidmaat van de Ned. Hervormde Kerk.
,, R'oomsch-Katholiek. is Doopsgezind,nbsp;zijn Oud Roomsch-Katholiek.
,, Gereformeerd.
Kerkelijk meeleven.
79 van haar gaan min of meer regelmatig ter Kerk (dit kan dus zijn; uitsluitend bij bijzondere gelegenheden).
49 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bezoeken min of meer regelmatig uitsluitend de
Stadszendings-samenkomsten.
58 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bezoeken zoowel Kerk als Stadszendings-sa-
menkomsten.
14 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bezoeken Kerk noch Stadszendings-samenkom
sten. (12 lidmaten, 1 dooplid van de Herv. Kerk en 1 Roomsch-Katholiek).
Van deze 142 Moeders werken er 35 in den Stadszendings-arbeid mee.
De Bijbelkiingen.
De Bijbelkringen omvatten 148 deelneem(st)ers.
92 van hen zijn Lidmaat van de Ned. Hervormde Kerk. 32nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ Dooplid van de Ned. Hervormde Kerk.
7 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Evangelisch-Luthersch.
5 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.
6 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Roomsch-Katholiek.
1 nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Duitsch-Evangelisch.
1 nbsp;nbsp;nbsp;I,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Christelijk Gereformeerd.
-ocr page 179-161
3 van hen behooren tot geen Kerkgenootschap.
1 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ is afgevoerd van het lidmatenregister der Ned.
Hervormde Kerk.
Kerkelijk meeleven:
98 van hen gaan min of meer regelmatig ter Kerk (waarvan 94 naar de Hervormde Kerk).
24 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, bezoeken min of meer regelmatig uitsluitend de
Stadszendings'samenkomsten.
25 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, bezoeken zoowel Kerk als Stadszendings-samen-
komsten.
26 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, bezoeken Kerk noch Samenkomsten (te weten 10
Doopleden en 9 Lidmaten der Ned. Herv. Kerk, 2 tot geen Kerkgenootschap behoorenden, 1nbsp;Duitsch-Evangelische en 2 Evang. Lutherschen).
25 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, hebben een actief aandeel in het Stadszendings
werk.
Enkele Opmerkingen: Het Bijbelkringwerk werd door de Stadszending ter hand genomen alvorens de Kerkeraad der Ned.nbsp;Herv. Gemeente daartoe overging, n.1. in 1940. Zoo in Tuindorp,nbsp;Waar de kring begonnen was met 't oog op volkomen van hetnbsp;Evangelie vervreemden, maar waar al spoedig ook kerkelijknbsp;meelevenden zich aansloten.
In Oog in Al vatte de Stadszending haar werk aan, omdat de kerkelijke wijk nog geen kans zag dat gedeelte meer intensiefnbsp;te bewerken. Ook daar trokken de Bijbelkringen naast anderen.nbsp;Verschillende kerkelijk meelevenden.
Trouwens ook elders werden personen tot Bijbelkringen uit-genoodigd, min of meer getrouwe kerkgangers, wier bijbelkennis desondanks zeer gering was, wat gebleken was bij de eerste ontmoeting, die de Stadszending met hen had.
De Bijbelkringbezoekers die uitsluitend de Stadszendings-samenkomsten bezoeken, komen uit het Centrum der stad of nit de omgeving van de Narcisstraat.
Mannenkringen.
Het bezoek aan de Mannenkringen is uit den aard der zaak door de tijdsomstandigheden sterk verminderd.
Het programma bevat weer als hoofdpunt de Bijbelbespre •
-ocr page 180-162
king, terwijl het tweede deel van den avond gewijd wordt aan onderwerpen van verschillenden aard.
De beide kringen omvatten 43 deelnemers:
31 van hen zijn Lidmaat van de Ned. Hervormde Kerk.
8 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dooplid van de Ned. Hervormdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kerk.
2 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Roomsch-Katholiek.
1 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.
1 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, behoort tot geen Kerkgenootschap.
Kerkelijk meeleven.
15 van hen bezoeken min of meer trouw de Ned. Hervormde Kerk.
3 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, min of meer trouw de Gereformeerde
Kerk.
22 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitsluitend min of meer geregeld de
Stadszendings-samenkomsten. .
14 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bezoeken zoowel de Kerk als Stadszen
dings-samenkomsten.
3 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bezoeken Kerk noch Stadszendings-sa
menkomsten (te weten 2 doopleden en 1 lidmaat van de Ned. Hervormde Kerk).nbsp; 12 „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ hebben een actief aandeel in het Stadszendings
werk.
Jonge Vrouwen Vereenigingen. (Meisjes boven 16 jaar).
Eén van de Jonge Vrouwen-vereenigingen is langzamerhand zoover gekomen, dat de Bijbelbespreking nu en dan door denbsp;leden zelf verzorgd wordt. Daarnaast wordt er gehandwerktnbsp;onder het voorlezen van een boek, soms wordt er een spel-avond gehouden of gezongen; een anderen keer worden er lee-kespelen voorbereid. De vereeniging werkt het geheele jaar aannbsp;cadeautjes voor het Kerstfeest in de ziekenhuizen. Deze meisjesnbsp;deelen daar zelf hun cadeautjes uit en brengen er in hun liederen de Kerstboodschap. Hoewel ze verder niet in het Stadszendingswerk betrokken zijn, nemen ze op deze wijze toch actief deel aan het Evangelisatiewerk.
De beide vereenigingen tellen 49 deelneemsters:
13 van haar zijn Lidmaat van de Ned. Hervormde Kerk.
31 ,, nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, Dooplid van de Ned. Hervormde Kerk.
1 ,, nbsp;nbsp;nbsp;,, is Dooplid van de Chr. Gereformeerde Kerk.
4 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ zijn ongedoopten.
-ocr page 181-163
Kerkelijk meeleven.
35 van haar gaan wel ter Kerk; een gedeelte regelmatig, een ander deel zeer ontrouw.
5 ,, nbsp;nbsp;nbsp;,, leven uitsluitend mee in de Stadszendings-sa-
menkomsten.
14 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, bezoeken min of meer regelmatig zoowel de Kerk
als de Stadszendingssamenkomsten.
9 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, gaan naar Kerk noch samenkomsten.
11 nbsp;nbsp;nbsp;„ ,, hebben actief aandeel in 't Stadszendingswerk.
Enkele opmerkingen:
Verschillende meisjes zijn van huis uit in de Stadszending gekomen. Ouders werkten in de Stadszending mee, of warennbsp;door den arbeid der Stadszending geestelijk ontwaakt.
Een deel der meisjes is door het Stadszendingswerk tot geestelijke belangstelling en daardoor tot kerkbezoek gebracht;nbsp;verscheidene waren wel gedoopt, maar wisten toch heel weinig van het Evangelie; enkele die van huis uit kerkelijk meeleefden, kwamen met vriendinnen mede.
Jonge Mannen Vereenigingen: jongens boven 16 jaar).
Het programma is gelijk aan dat van de Jonge Vrouwen Vereenigingen, alleen is het handwerken vervangen door dammen, tafeltennissen enz.
Ook in de Jonge Mannen Vereenigingen doen de tijdsomstandigheden zich sterk gevoelen. Toch telden zij tijdens de en-quêteering nog 43 leden:
6 van hen zijn Lidmaat der Ned. nbsp;nbsp;nbsp;Hervormdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kerk.
28 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dooplid der Ned.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hervormdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kerk.
3 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gerefomeerd.
6 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ongedoopt.
Kerkelijk meeleven:
18 van hen gaan min of meer geregeld ter Kerk.
5 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, bezoeken uitsluitend de Stadszendings-samen-
komsten.
13
20 12
bezoeken min of meer regelmatig zoowel de Kerk als de Stadszendings-samenkomsten.nbsp;komen in Kerk noch samenkomst,nbsp;zijn actief in het Stadszendingswerk betrokken.
Opmerkingen:
Dezelfde opmerkingen kunnen gelden als voor de Jonge Vrouwen Vereenigingen.
-ocr page 182-164
Meisjesvereenigingen: (Meisjes van 12—16 jaar).
Er zijn thans 3 meisjesvereenigingen in de Stadszending.
Zij omvatten 62 meisjes:
In deze vereeniging zijn in den Post Borneostraat en in den Post Narcisstraat nog al wat fabrieksmeisjes onder gebracht. Innbsp;beide posten doet zich het verschijnsel voor dat tegen Kerstmisnbsp;de belangstelling het grootst is.
32 van haar zijn Dooplid van de Ned. Hervormde Kerk.
Roomsch-Katholiek.
Chr. Gereformeerd.
Gereformeerd.
Dooplid van de Oud-Katholieke Kerk. Dooplid V. d. Evangelisch-Luthersche Kerk.nbsp;ongedoopt.
6
4
4
1
1
14
IS
zijn
Kerkelijk meeleven:
26 van de 27 meisjes uit de afdeeling Heerenstraat komen uit gezinnen, die min of meer (waarschijnlijk meestal min) geregeld naar de Kerk gaan. Anders is dat in de Borneostraat en innbsp;de Narcisstraat.
De afdeeling Borneostraat telt 16 leden, waarvan er geen uit een gezin komt, dat kerkelijk meeleeft in de Ned. Herv. Kerk;
2 van haar zijn uit een gezin, dat meeleeft in de Gereformeerde Kerk.
2 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, dat meeleeft in de Roomsch-
Kath. Kerk.
1 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is ,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ dat meeleeft in de Oud-Katho
lieke Kerk.
De afdeeling Narcisstraat telt 19 leden;
5 van haar komen uit een gezin dat nog wel eens ter Kerk gaat; 2 daarvan gaan zelf wel eens ter Kerk.
4 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, bezoeken de Stadszendings-samenkomsten.
Opmerkingen:
Vooral in de Borneostraat en in de Narcisstraat worden door de meisjesvereenigingen voor het allergrootste deel meisjes uitnbsp;volkomen onkerkelijke gezinnen bereikt.
Jongensbonden.
Behalve het Bijbelverhaal, staat er veelal spel op het programma.
-ocr page 183-165
Er zijn thans 4 jongensbonden in de Stadszending, waarvan één in Oog in Al. Van Oog in Al zijn over het jeugdwerk echter geen gegevens ontvangen.
De overige jongensbonden tellen 124 leden:
77 nbsp;nbsp;nbsp;van hen zijn Dooplid van de Ned. Hervormde Kerk.
11 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;R'oomsch-Katholiek.
3 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.
3 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hersteld-Apostolisch.
31 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ongedoopt.
Deze jongens komen uit 103 gezinnen, waarvan er 41 min of meer regelmatig de Kerk bezoeken; 2 behooren tot de Hersteldnbsp;Apostolisch Gemeente; 1 gezin bezoekt Leger des Heils-sa-menkomsten) en 59 leven niet kerkelijk mee.
Opmerkingen:
Ie. Het aantal jongens uit niet kerkelijk meelevende gezinnen is aanmerkelijk grooter dan het aantal uit min of meer ker-kelijk meelevende kringen.
2e. Blijkt ook hier, dat tal van ouders hun kinderen laten doopen, zonder dat ze verder kerkelijk meeleven^).
Meisjesbonden: (Meisjes van 6—12 jaar).
Er zijn thans 2 Meisjesbonden in de Ned. Hervormde Stadszending, met tezamen 304 deelneemsters.
Ze zijn grootendeels in kleine clubs verdeeld, die althans gedurende de wintermaanden in particuliere woningen waren ondergebracht in de omgeving waar de,kinderen woonden.
149 van haar zijn Dooplid van de Ned. Hervormde Kerk.
41 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ Roomsch-Katholiek.
14
8
2
1
89
,, Gereformeerd.
,, OudHKatholiek.
behooren tot de Oud-Gereformeerde Gemeente, is Evang. Luthersch.nbsp;zijn ongedoopt.
67 jongens bezoeken een Christelijke School, waarvan 25 uit niet kerkelijk meelevende gezinnen; 52 jongens bezoeken een Openbare School, Waarvan 13 uit kerkelijk meelevende gezinnen; 5 jongens bezoeken eennbsp;Roomsch Katholieke School.
-ocr page 184-166
Deze kinderen komen uit 234 gezinnen, waarvan er 72 min of meer trouw de Ned. Hervormde Kerk bezoeken en 147 nietnbsp;kerkelijk meeleven, terwijl de overige in andere Kerken min ofnbsp;meer trouw meeleven.
Opmerkingen;
Dezelfde als bij de jongensbonden‘).
Verteluur:
Alleen Post Borneostraat heeft nog een verteluur; een uur waarop alle mogelijke kinderen van 4—9 jaar uit de omgevingnbsp;mogen komen om naar het vertellen van Bijbelsche en anderenbsp;verhalen te luisteren. Er is slechts een los verband tusschennbsp;deze kinderen en de Stadszending.
Omstreeks Kerstmis zijn er in den regel ruim 200 kinderen. Tijdens de enquêteering waren er nog 122 min of meer trouwenbsp;deelnemers (sters).
73 van hen zijn Dooplid der Ned. Hervormde Kerk.
14 ,, nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, Roomsch-Katholiek.
6 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.
2 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Apostolisch.
27 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ongedoopt.
Deze kinderen komen uit 68 gezinnen, waarvan er 33 min of meer kerkelijk meeleven en 35 niet.
Opmerkingen:
Voor het verteluur gelden dezelfde opmerkingen als voor damp; jongens- en meisjesbonden “).
Zondagsscholen.
De Stadszendings-Zondagsscholen tellen samen 510 leerlingen. Hier en daar komen de leerlingen al van 3 jaar af.
316 van hen zijn Dooplid van de Ned. Hervormde Kerk.
24 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, Roomsch-Katholiek.
*) nbsp;nbsp;nbsp;121 kinderen bezoeken een Christelijke School, waarvan 40 uit niet
kerkelijk meelevende gezinnen; 176 bezoeken een Openbare School, waarvan 26 uit kerkelijk meelevende gezinnen; 7 bezoeken een Roomsch Katholieke School.
55 kinderen bezoeken een Christelijke School; waarvan 16 uit niet kerkelijk meelevende gezinnen; 62 kinderen bezoeken een Openbare School,nbsp;waarvan 16 uit kerkelijk meelevende gezinnen; 5 kinderen bezoeken eennbsp;Roomsch Katholieke School.
-ocr page 185-167
14 van hen zijn Gereformeerd.
5 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd in Hersteldnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verband.
4 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Evangelisch-'Luthersch.
4 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Oud-Katholiek.
4 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Doopsgezind.
138 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ongedoopt.
Kerkelijk meeleven:
Deze kinderen komen uit 328 gezinnen, waarvan er 127 min of meer kerkelijk meeleven en 201 niet.
Opmerkingen:
Over de Zondagsscholen kunnen we dezelfde opmerkingen maken als over de Jongens- en de Meisjesbonden ‘).
Kerkelijk Evangelisatiewerk onder meisjes (KEOM).
Een vlotte vorm van meisjeswerk die verstandelijke-, lichamelijke-', maatschappelijke en geestelijke ontwikkeling beoogt.
Veel wordt aan de meisjes geleerd in wedstrijd- en spelvorm. Doel van het werk is uit den aard der zaak, evenals trouwensnbsp;van alle Stadszendingswerk: Evangelisatie.
Voor de stimuleering van dit en ander werk is door den Ker-keraad der Ned. Herv. Gemeente een Commissie benoemd.
Door dezen vorm van jeugdwerk worden 293 meisjes bereikt. Hierbij zijn niet de cijfers voor „Oog in Alquot;.
99 in de afdeeling Oudsten, boven 15 jaar (Astra's).
83 in de afdeeling Middelsten, 12 t/m 15 jaar (Stella's).
Ill in de afdeeling Jongsten 8 t/m 12 jaar, (Scintilla's).
Er zijn clubs in het Centrum, in de Borneostraat, de Narcisstraat, Tuindorp en Oog in Al.
18 van haar zijn Lidmaat van de Ned. Hervormde Kerk.
176 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dooplid van de Ned. Hervormde Kerk.
11 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dooplid van de Gereformeerde Kerk.
7 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dooplid van de Roomsch-Katholieke Kerk.
3 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dooplid van de Ger. Kerk in Herst. Verband.
1 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ is Vrij Evangelisch.
239 kinderen bezoeken een Christelijke School; 220 kinderen bezoeken een Openbare School; 7 kinderen bezoeken een R. Kath. School. De overigenbsp;kinderen gaan nog niet naar school. Van de 239 kinderen, die een Christelijkenbsp;School bezoeken, zijn er 110 uit niet kerkelijk meelevende gezinnen. Van denbsp;220 kinderen die een Openbare School bezoeken zij er 43 uit kerkelijk meelevende geziniien.
-ocr page 186-168
1 van nbsp;nbsp;nbsp;haarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is Oud-Katholiek.
• nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Evangelischnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Luthersch.
1 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Apostolisch.
74 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ongedoopt.
Keikelijk meeleven:
Aid. Astra’s: 54 van haar gaan min of meer trouw ter Kerk.
13 nbsp;nbsp;nbsp;„ bezoeken uitsluitend de Stadszen-
dings-fsamenkomsten.
32 nbsp;nbsp;nbsp;„ bezoeken Kerk noch samenkomst.
Aid. Stella's: 46 van haar komen uit min of meer kerkelijk
meelevende gezinnen,
(Voor een belangrijk deel min).
37 nbsp;nbsp;nbsp;komen uit niet-kerkelijk meele
vende gezinnen.
Aid. Scintillas: 55 meisjes komen uit min of meer kerkelijk meelevende gezinnen.
56 meisjes komen uit niet kerkelijk meelevende gezinnen.
Opmerkingen:
Voor de Astra’s gelden dezelfde opmerkingen als voor de ,,Jonge Vrouwen”. Door den vorm van het werk wordennbsp;verschillende meisjes getrokken uit kerkelijke- zoowel als uitnbsp;onkerkelijke kringen.
Immers in kerkelijke kringen komt een dgl. vorm van werk maar zelden voor. De gewone Meisjesvereeniging trekt haarnbsp;niet. Zij vormen een kern, waar de kinderen uit niet-kerkelijknbsp;meelevende gezinnen zich omheen groepeeren. Deze vormnbsp;van jeugdwerk is minstens zoo geschikt gebleken voor meer-als voor minder ontwikkelde meisjes.
Van Stadszendingswege wordt godsdienstonderwijs gegeven op de openbare lagere school in Tuindorp, evenals in ,,Oog innbsp;Al”. Er zijn alleen gegevens van de school in Tuindorp waar hetnbsp;godsdienstonderwijs 108 leerlingen betreft. Over 7 leerlingennbsp;werden geen inlichtingen ontvangen.
Van de 101 leerlingen zijn er:
34 van hen zijn Dooplid der Ned. Hervormde Kerk.
3 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hersteld Apostolisch.
3 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch.
2 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.
-ocr page 187-169
2 nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hen zijn Oud-iKatholiek.
1 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;RoomschiKatholiek.
1 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Evangelisch-Luthersch.
55 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ongedoopt.
Deze kinderen komen uit 98 gezinnen, waarvan 64 zeiden niet kerkelijk meelevend te zijn, 22 meeleefden in de Hervormde Kerk, terwijl van 6 gezinnen een gedeelte min of meer regelmatig naar de Ned. Hervormde Kerk ging en er 6 andere gezinnen waren die een andere Kerk bezochten dan de Ned. Hervormde.
Bij de enquête werd ook de volgende vraag gesteld: ,,Hoe ontstond het contact met de Stadszending?”
Uit de antwoorden bleek, dat het vooral onder de jongeren veel voorkwam, dat de een den ander meebracht. Verder gavennbsp;huisbezoek, openluchtwerk, colportage-arbeid en lichtbeeldensamenkomsten voor kinderen aanleiding tot het contact.
Via de jeugd zoekt de Stadszending aanraking met de gezinnen. Vooral tracht zij daarbij het oog te richten op de nietkerkelijk meelevende gezinnen, om zoodoende getrouw te zijn aan haar opdracht: ,,Het Evangelisatie-^orgaan der Ned. Hervormde Kerk te zijnquot;.
-ocr page 188-SLOTBESCHOUWINGEN.
In Hoofdstuk I worden tal van gegevens vermeld, die alleen voor Utrecht gelden. Men kan door deze Utrechtsche verhoudingen niet tot algemeen geldende conclusies komen. Wil mennbsp;inzicht verkrijgen in de toestanden in andere plaatsen, dan zullen ook daar de feiten gekend moeten worden. Vast staat echter dat men in Utrecht ook verschijnselen aantreft, die zich nietnbsp;tot deze stad beperken. In het bijzonder geldt dit voor de onkerkelijkheid, die de laatste jaren veler aandacht trok. Doornbsp;Dr. J. P. Kruyt in zijn boek ,,De onkerkelikheid in Nederlandquot;,nbsp;is op dit verschijnsel licht geworpen en in den jongsten tijdnbsp;werden o.a. door het werkje van Ds. B. J. Aris, predikant tenbsp;Amsterdam, over „De verlegenheid der Kerk ten aanzien dernbsp;verloren groepen (boeren, arbeiders, intellectueelen)quot;, vele gemoederen in beweging gebracht.
Dit boekje is in 1941 uitgekomen en heeft een voorrede van Prof. Dr. H. Kraemer, waaruit blijkt, dat het oorspronkelijknbsp;de bedoeling was, dat de inhoud van het werkje als inleidingnbsp;uitgesproken zou zijn voor de eerste „Conferentie van de gedelegeerden voor Gemeente-opbouw in de Ned. Hervormde Kerkquot;,nbsp;in den zomer van dat jaar.
,,Kerk en Gemeente-opbouwquot; is een der werkgroepen van de Synodale Commissie voor Kerkelijk Overleg.
Deze Commissie omvat de volgende werkgroepen:
Kerk en School.
Kerk en Jeugd.
Kerk en Zending.
Kerk en Ziekenzorg.
Kerk en Overheid.
Kerk en Prediking.
Kerk en Financiën.
Kerk en Pers.
Kerk en Gemeente-opbouw.
-ocr page 189-171
Kerk en Kerken.
Kerk en Prediking en Kerk en Gemeente-opbouw.
De werkzaamheden van de Werkgroep „Kerk en Gemeenteopbouwquot; hebben geleid tot aanstelling van gedelegeerden voor „Gemeente-opbouwquot; in alle Classes der Kerk.
Bovendien heeft deze werkgroep zich bezig gehouden met de taak, een advies te geven over een normaler verhouding van denbsp;Kerk tot de verschillende Evangelisaties, dan het geval is ^).
Een vrucht van den arbeid van de werkgroep ,,Kerk en Jeugdquot; is de instelling van den Hervormden Jeugdraad geweest. Dezenbsp;Raad overkoepelt de Hervormde Jeugdraden, die in diversenbsp;plaatsen zijn opgericht, alwaar ze alle Jeugdvereenigingen ennbsp;Zondagsscholen op Hervormd terrein, omvatten. De Hervormde Jeugdraad stimuleert ook werk onder buitenkerkelijke jeugd.
De werkzaamheden van de werkgroep ,,Kerk en Zendingquot; hebben geleid tot de instelling van een Hervormden Raad voornbsp;Inwendige Zending en een Hervormden Raad voor Uitwendigenbsp;Zending. (27—29 Mei '41).
De Hervormde Raad voor Inwendige Zending heeft weer verschillende Commissies ingesteld, die over verschillende onderwerpen van advies moeten dienen:
A. nbsp;nbsp;nbsp;Kerk en Kinderbescherming.
B. nbsp;nbsp;nbsp;Kerk en Evangelisatie.
C. nbsp;nbsp;nbsp;Kerk en Boeren.
D. nbsp;nbsp;nbsp;Kerk en Samenleving.
E. nbsp;nbsp;nbsp;Kerk en Arbeiders.
Het vraagstuk van de Evangelisatie en van de verhouding van de bestaande Evangelisatie-lichamen tot de Hervormdenbsp;Kerk, geniet thans dus volle belangstelling.
Het genoemde boekje van Ds. Aris (wij citeeren hier gedeeltelijk de voorrede van Prof. Dr. H. Kraemer) wijst op „een vol-strekt-onchristelijke naar-ibinnen-gekeerdheid van de Kerk en legt die Kerk klemmend aan het geweten, dat er in haar ,,eennbsp;onweerstandelijke begeerte moest losbreken om zelf veranderdnbsp;te willen worden en waarlijk apostolisch te worden toegerustquot;.
,,Het vermaant dan ook met grooten ernst en met kennis van
Bij Hoofdstuk VI § 1 werd reeds opgemerkt, dat in dit verband onder Evangelisaties, Kerkhoudende organisaties binnen de Hervormde Kerk moeten worden verstaan.
-ocr page 190-172
zaken, de leiders der Kerk om wakker te worden voor den con-creten nood der wereld in al haar geledingenquot;.
De inleider heeft zelf op een Conferentie van de gedelegeerden voor Gemeente-opbouw de aanwezigen er op gewezen, dat de eerste taak der Kerk in dezen tijd is: „Evangelisatie, Evange-satie. Evangelisatiequot;.
Het is de bedoeling om het bestaande Evangelisatiewerk, voor zoo ver dit nog niet geschied is, in kerkelijk verband te brengen en nieuw werk te stimuleeren.
Wat den bestaanden arbeid betreft, wil de Raad ,,levenwekkende betrekkingen tot stand brengenquot;.
De ervaringen van de Ned. Herv. Stadszending te Utrecht leidden tot de conclusie, dat het Stadszendingswerk nog tenbsp;weinig wortelde in het leven der Gemeente. Daarin ligt dus onuitgesproken het verlangen naar de totstandkoming daarvan.
De Hervorpde Raad voor Inwendige Zending heeft reeds den stoot gegeven tot een Evangelisatie^oging; de in Juni 1943nbsp;gehouden „Kerkeweek voor iedereenquot;, die in verschillendenbsp;plaatsen in het land gehouden werd. De Hervormde Raadnbsp;werkt nu door haar Commissies voortdurend in die richting.
In den Hervormden Raad voor Inwendige Zending hebben verschillende personen zitting, die ook een bestuursfunctie be-kleeden in den ,,Centraal Bond voor Inwendige Zending ennbsp;Christelijk Philantropische Inrichtingenquot;. Ook dit duidt er op,nbsp;dat de Synode het bestaande Inwendige-Zendingswerk volkomen wil erkennen.
De ,,Centraal Bondquot; omvat tal van vereenigingen, werkzaam op het gebied van de Inwendige Zending en werd in 1925 opgericht. De Bond dankt zijn ontstaan aan een fusie tusschen denbsp;,,Centraal Bond voor Christelijke Philantropische Inrichtingen innbsp;Nederlandquot; (opgericht in 1901) en het „Comité voor Inwendigenbsp;Zendingquot; (opgericht in 1915). Hij draagt een interkerkelijk karakter.
Binnen het kader van dezen Bond kwam in Februari 1940 een ,,Federatie van Ned. Herv. Stadszendingenquot; tot stand, omvattende het Evangelisatie- of Stadszendingswerk in; Utrecht, Amsterdam, 's-Gravenhage, Leiden, Rotterdam, Deventer, Hilversum, Groningen, Harlingen, Zwolle, Enschede, Leeuwarden ennbsp;Haarlem.
Deze Federatie is als zoodanig niet in den Hervormden Raad
-ocr page 191-173
voor Inwendige Zending vertegenwoordigd. Daardoor heeft die Raad zich heel wat ervaring op het terrein van Evangelisatie-arbeid te kort gedaan.
Enkele malen per jaar roept de genoemde Federatie de aangesloten vereenigingen bijeen om ervaringen uit te wisselen en aldus stimuleerend op elkander in te werken.
Voor Utrecht constateerden we een geleidelijke groei van de Evangelisatiegedachte. Zoo ver is men in de Hervormde Kerknbsp;echter nog lang niet overal. Hier en daar heerscht een grootenbsp;zelfgenoegzaamheid. Men komt daarvan wel heel sterk ondernbsp;den indruk bij het lezen van het boekje van Prof. Dr. H. Krae-mer: ,,De Nood der Kerk, empirisch en principieel”, waarin denbsp;schrijver uiteenzet, dat kennis van den toestand der Kerk moetnbsp;voeren tot schrik daarover, maar tevens moet leiden tot ,,hunkering” naar de wording van een beteren toestand, meer innbsp;overeenstemming met het wezen der Kerk. Hij spreekt vannbsp;de drieëenheid: Kennis, Schrik, Hunkering.
Van de gedelegeerden voor Gemeente-opbouw heeft de schrijver echter verslagen ontvangen over den toestand in verschillende gemeenten, die hem tot zijn groote ontsteltenis deden zien, dat,,Kennis, Schrik en Hunkering” lang niet overal samen gaan,nbsp;wat echter nog maar de eerste stap zou beteekenen op den wegnbsp;naar verbetering.
Van het hoogste Kerkelijk College, de Synode, kan in deze echter een geweldige stimulans uitgaan. Dat is ook haar bedoeling. Haar Evangelisatie-taak kan bij die zelfgenoegzame gemeenten beginnen.
De Evangelisatie-gedachte, uit den nood geboren, heeft ingang gevonden in verschillende Protestantsche kringen.
In de Hervormde Kerk is het tot voor kort uitsluitend het particulier initiatief geweest, dat tot Evangelisatiewerk leidde.nbsp;De Kerkeraden gingen tot organisatie van dien arbeid nog nietnbsp;over. In 1932 werd in Utrecht de eerste stap in die richting gedaan door de inschakeling van de Ned. Herv. Stadszending innbsp;Kerkelijk verband, waardoor dat werk voortaan uitging vannbsp;den Kerkeraad.
De Gereformeerde Kerken gingen er al eerder toe over, door middel van de Kerkeraden, het Evangelisatiewerk te organi-seeren (in 1923), al werd tevoren door particulier initiatief ooknbsp;reeds heel wat gedaan.
-ocr page 192-174
De Gereformeerde Kerken hebben in verschillende plaatsen Evangelisatie-Commissies, die zich vrijwillig kunnen aansluiten bij een Verband van Evangelisatie-Commissies van de Gereformeerde Kerken in Nederland.
In Utrecht is in elk der zeven wijken een „Wijk-Evange-lisatie-Commissiequot;. Deze kiest uit haar midden een vertegenwoordiger in de Centrale Evangelisatie-Commissie. Naast den Wijkpredikant hebben in de „Wijk-Evangelisatie-Commissiesquot;nbsp;verschillende personen zitting, die voor Evangelisate-arbeid geschikt zijn. Dit kunnen ouderlingen zijn, maar noodzakelijk isnbsp;dat niet.
Deze Commissies arbeiden onder van de Kerk en het Evangelie vervreemden, onverschillig uit welke Kerk ze afkomstig zijn. Zij doen dat door middel van huisbezoek, zondagsschool-arbeid, cursussen (meisjes: naaikransen; jongens: handenarbeid). moederkring, samenkomsten, zangkoor, tractaatversprei-ding. Er zijn twee wijken, die een Evangelisatie-gebouw hebben.
Het hoofddoel van de Evangelisatie is, dat men de afgedwaal-den brengt tot zich bekeeren tot God. Waar het contact met af-gedwaalden catechetisch onderwijs ten gevolge heeft, daar ziet men dat het liefst door de Gereformeerde Kerk gegeven.
Ook de Christelijk Gereformeerde Kerk kent Evangelisatie-arbeid. Voor dat werk heeft ze landelijke deputaten. Deze moeten zorgen, dat er in elke gemeente geëvangeliseerdnbsp;wordt. De respectievelijke gemeenten hebben haar Evangelisatie-Commissies. De predikant der Gemeente is Voorzitter.nbsp;Verder is de Commissie samengesteld uit leden van den Ker-keraad en andere gemeenteleden. Van die Evangelisatie-Commissies bestaat een landelijk verband.
In Utrecht wordt door de Christelijk Gereformeerde Kerk reeds ongeveer 25 jaar geëvangeliseerd. Men had aldaar totnbsp;voor kort voor dien arbeid een gebouw ,,Maranatha” op dennbsp;Springweg, een zeer onkerksche buurt. Tijdsomstandighedennbsp;maakten daaraan een einde.
De bedoeling is: van het Evangelie vervreemden te berei' ken, onverschillig tot welk Kerkgenootschap zij behooren ofnbsp;behoord hebben. Op een zich aansluiten bij de Chr. Gereformeerde Kerk wordt nooit aangedrongen.
Wekelijks werd een Evangelisatie-avond gehouden, waarvoor de menschen die in den omtrek van het Evangelisatie-ge-
-ocr page 193-175
bouw woonden, persoonlijk werden uitgenoodigd. Daarbij werden tractaten verspreid. Waar men tractaten bezorgde, tracht men later een huisbezoek te brengen. Men probeert deze men-schen in verschillende vereenigingen onder te brengen: mannen-, vrouwen- en meisjeskring en knapenvereeniging. Voortsnbsp;gaan van de Chr. Gereformeerde Kerk vier Zondagsscholen uit.
Het werk komt voor een groot deel neer op vrijwillige krachten, ongeveer twintig in getal. Voor hen worden avonden gehouden, waarop het werk besproken wordt.
Bij de andere Protestantsche Kerkgenootschappen is het Evangelisatiewerk onder van Kerk en Evangelie vervreemden,nbsp;geen speciale tak van arbeid. Men doet wel pogingen tot verdieping van het geestelijk leven van gemeenteleden, waarbijnbsp;ook niet-gemeenteleden hartelijk welkom zijn, maar dat is tochnbsp;een andere opzet dan we in de Hervormde-, Gereformeerde- ennbsp;Christelijk Gereformeerde Kerken aantreffen.
De opzet van het Evangelisatiewerk van deze drie Kerkgenootschappen is in Utrecht gedifferentieerd.
De Hervormde Kerk heeft thans één Evangelisatie-orgaan voor de stad: de Nederlandsch Hervormde Stadszending, waaraan zij het Evangelisatiewerk heeft opgedragen en waarvoor zijnbsp;een predikant heeft beroepen. Eveneens beriep de Kerkeraadnbsp;een predikant voor het werk in de ziekenhuizen en de krankzinnigengestichten, voor een belangrijk deel ook Evangelisatiewerk. Deze arbeid is organisatorisch aan de Stadszending verbonden.
De Gereformeerde Kerk heeft voor iedere wijk een Evange-lisatie-Commissie. De Evangelisatie-arbeid is daar dus wijks-gewijze geregeld. Er is geen speciale Evangelisatie-predikant beroepen, maar iedere predikant moet in zijn wijk leidingnbsp;geven aan den Evangelisatie-arbeid.
In de Christelijk Gereformeerde Kerk, die veel kleiner is, berust de leiding van het Evangelisatiewerk bij den predikant,nbsp;die voor de gemeente is beroepen.
Men kan zich afvragen of de opzet, zooals de Gereformeerde-en de Christelijk Gereformeerde Kerken die kennen, ook voor de Hervormde Kerk in Utrecht meer aan te bevelen zou zijn dannbsp;de huidige. Deze is echter historisch gegroeid en de geschiedenis kan niet ongedaan gemaakt worden.
Er zal naar getracht moeten worden de voordeelen van beide vormen van organisatie zooveel mogelijk te combineeren.
-ocr page 194-176
Het voordeel van de wijksgewijze inschakeling is, dat de . wijkpredikant een schifting maakt tusschen hen, die voornbsp;het „gewone” herderlijke werk in aanmerking komen en degernbsp;nen, die als Evangelisatie-object moeten worden beschouwd.nbsp;Daar de wijken voor de „gewonequot; herderlijke bearbeiding en hetnbsp;Evangelisatiewerk een éénhoofdige leiding hebben, kan verschil van inzicht, wie op de eene wijze moeten worden bewerktnbsp;en wie op de andere, niet voorkomen.
Nu zijn de wijken van de Gereformeerde Kerk, wat zielenaantal betreft, aanmerkelijk kleiner dan die van de Hervormde Kerk. Het bezwaar van deze éénhoofdige leiding is, dat de aandacht moet verdeeld worden. Het voordeel echter van de wijzenbsp;waarop het Evangelisatiewerk in de Hervormde Kerk georganiseerd is, is dat één lichaam (de Ned. Herv. Stadszending), uitsluitend aan den Evangelisatie-arbeid aandacht schenkt. Dit betee-kent een practische arbeidsverdeeling tusschen wijkpredikantennbsp;en Evangelisatie-orgaan der Kerk.
Een tweede voordeel van de wijksgewijze organisatie van het Evangelisatie-werk is, dat de krachten die uit de Gemeentenbsp;hulp kunnen bieden, door den Wijkpredikant gekend worden.
De Ned. Herv. Stadszending kent slechts degenen, die door haar tot mede-arbeid gebracht zijn, maar heeft er óók behoeftenbsp;aan in het volle leven van de Gemeente te wortelen.
Om zooveel mogelijk de voordeelen van de beide vormen van organisatie te combineeren, is 't noodzakelijk, dat zeer bewust en consequent naar een arbeidsverdeeling gestreefd wordtnbsp;op grond van de geestelijke structuur der gezinnen. Daarnbsp;hier en daar de grenzen vloeiend zijn, is overleg onmisbaar. Bijnbsp;de samensprekingen daarover kunnen de wijkpredikanten denbsp;Stadszending op de hoogte brengen van de meelevende gemeenteleden in hun wijk, die in den Evangelisatiearbeid zouden kunnen dienen. Uit den aard der zaak moeten die personen zelf bearbeid blijven door den Wijkpredikant en degenen die hem ternbsp;zijde staan.
Op deze wijze zou een samenwerking ontstaan die Kerk en Stadszending beide ten goede zou komen.
De Stadszending maakt dan niet alleen organisatorisch, maar ook organisch deel uit van de Ned. Herv. Kerk.
En dat is een onvoorwaardelijke eisch voor gezond function-neerend leven van beide.
-ocr page 195-50 ARBEITS-JAHRE IM DIENSTE DES GLAUBENS UND DER LIEBE.
1877—1927. Jubilaumsschrift der Berliner Stadtmission.
B. J. ARIS; De verlegenheid der Kerk ten aanzien der verloren groepen (arbeiders, intellectueelen, boeren). D. A. Daamens Uitgeversmaatschappij N.V. 's-Gravenhage 1941.
BEITRAGE ZUR GESCHICHTE DER ENTWICKLUNG DER INNEREN MISSION MIT BESONDERER BEZIEHUNG AUF HAMBURG.
Festschrift zur 50-jahrigen Jubilaumsfeier des Hamburger Vereins für Innere Mission, verfaszt von Pastor Mahling, Vorsteher der Hamburgernbsp;Stadtmission. Hamburg 1898. In Kommission bei Lucas Grafe.
BESLUITEN V. D. BUITENGEWONE VERGADERING VAN DE ALGE-MEENE SYNODE DER NED. HERV. KERK, gehouden op 27—29 Mei 1941 naar aanleiding van den arbeid der Commissie voor Kerkelijk Overleg.
Prof. Mr. W. A. BONGER: Geloof en ongeloof in Nederland (1909—1920). Een statistische studie. N.V. Boekhandel en Uitgeversmaatschappij „Ontwikkeling”. A'dam 1924.
BOUWSTEENEN. Tijdschrift voor Inwendige Zending onder redactie van Dr. L. Heldring. Uitgever: Breijer Utrecht.
Ie Jaargang 1882: De Inwendige Zending in hare beteekenis voor de gemeente.
4e Jaargang 1885: H. V, Hogerzeil: Het verband tusschen Inwendige Zending en Kerk.
9e Jaargang 1890: W. H. Kirberger: Leekenarbeid voor Evangelisatie en Zending.
14e Jaargang 1895: Dr. G. J. Vos: De gevoelens van het kerkelijk Congres ten opzichte van de Inv/endige Zending.
J. C. Montijn: In welk verband behoort de Evangelisatie te staan tot de organisatie der Kerk en wat kan deze doen om dat werk te bevorderen?
CONGRES VOOR GEREFORMEERDE EVANGELISATIE op Dinsdag 8 en Woensdag 9 April 1913 te Amsterdam.
E. B. COUVEE: De geestelijke opwekking in ons kerkelijk leven. Uitgever: J. A. de Heer. Schiedam 1906.
E. B. COUVEE: De Hand aan den Ploeg. Een woord van afscheid en van rekenschap. Erven J. Bijleveld, Utrecht. 1909.
-ocr page 196-Prof. Dr. F. W. GROSHEIDE: Toerusting van Arbeiders tot het Evangelisatiewerk. Referaat gehouden op het tweede Congres voor Gereformeerde Evangelisatie te Rotterdam, 3 Mei 1916.
HANDELINGEN VAN HET CONGRES VOOR GEREFORMEERDE EVANGELISATIE op Dinsdag 8 en Woensdag 9 April 1913 gehouden te A'dam.
W. G. HARRENSTEIN: Het Arbeidsterrein der Kerk in de groote Steden. Academisch Proefschrift. Amsterdam Vrije Universiteit 1913.
L. HELDRING: Inwendige Zending en Gemeente. Academisch Proefschrift. Leiden 1877.
LUDWIG HENRICHS: Etliche zu Evangelisten. 1922.
Beitrage zur frage der Evangelisation. Barmen W. Elberfeld. Buchh. des Erziehungsvereins. 1922.
DE HERVORMING HERDACHT 1517—1917. Uitgever: Ruys, Utrecht.
PFARRER HUSCHENBETH: Graben und Brücken zwischen dem Evangelium und dem Seelenleben des modernen Arbeiters. Neue Kirchliche Zeit-schrift 30e Jrg. 1919. S. 13—42.
JAARBOEK VAN DE NEDERLANDSCHE HERVORMDE KERK, onder redactie van H. C. Briët. 23e Jrg. N.V. Drukkerij Nauta en Co., Zutphen. 1939.
L. F. JENS: Criminaliteit te Utrecht in verband met familie en wijk. Academisch Proefschrift. Utrecht 1940.
KERKELIJKE TOENADERING. Referaat, gehouden op een streekvergadering van kerkeraadsleden der Nederlandsche Hervormde- en Gereformeerdenbsp;Kerken te Lemele op den 4en October 1941. Uitgever Pansteens boekhandel, Nijverdal.
KERKE-WERK. Beschrijvingen van den Arbeid der Hervormde Kerk in Stad en Land. Samengesteld door Prof. Dr. S. F. H. J. Berkelbach van dernbsp;Sprenkel, N. Stufkens en H. C. Touw. Uitgever: Callenbach, Nijkerk.
KERKOPBOUW: Toespraken gehouden op de stichtingsvergaderingen der Vereeniging op 16 Februari 1931.
Dr. A. M. Brouwer: Openingswoord.
Dr. W. Th. Boissevain: De Kerk in hare verscheidenheid.
Prof. Dr. G. v. d. Leeuw: De Kerk in haren dienst.
Dr. F. W. A. Korff: De dienst der Kerk aan de wereld.
J. H. F. KOHLBRUGGE: Practische Sociologie. Deel I. Sociale opvoeding. De mensch in dienst der Maatschappij. Uitg. J .B. Wolters, Gron.—den Haag.
KORTE HANDLEIDING VOOR HET VOEREN VAN ACTIE OP HET GEBIED DER INWENDIGE ZENDING. Uitgave van het Comité voor Inwendige Zending. 1918.
Dr. F. W. A. KORFF: Op weg naar een nieuwe levenseenheid. H. J. Paris, Amsterdam. 1937.
-ocr page 197-179
Dr. H. KRAEMER: De Nood der Kerk, ^empirisch en principieel. D. A. Daamen's Uitg. Maatschappij N.V., 's-Gravenhage. 1941.
J. P. KRUYT; De onkerkelikheid in Nederland. Haar verbreiding en oorzaken. Proeve eener sociografiese verklaring. Academisch Proefschrift. Amsterdam 1933.
Prof. Dr. G. v. d. LEEUW, Prof. L. VAN VUUREN: De zin van ons leven en het antwoord voor de praktijk. H. Veenman en Zonen, Wageningen.
NAAR HET HERSTEL DER KERK; Uitgave van het Ned. Hervormd Verbond tot Kerkherstel, Uitgevers H. Veenman en Zonen te Wageningen.
2e Serie nr. 5: G. van Veldhuizen; Kerkherstel en de plaats der Kerk in de huidige samenleving.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
2e Serie nr. 6: J. van Kuiken: Kerkherstel en de jongeren.
3e Serie nr. 1: Volkskerk, Belijdeniskerk, Vrije kerk.
3e Serie nr. 3; Di. R. B. Evenhuis: Presbyteriaal of episcopaal.
1909—1934. NED. HERV. STADSZENDING UTRECHT.
DE NEDERLANDSCHE VOLKSKARAKTERS. Onder redactie van P. J. Meer-tens en Anne de Vries. Uitgegeven door J. H. Kok N.V. te Kampen, 1938.
Dr. O. NOREL. Die Evangelisation in Holland. Aus der Inneren Mission Holland.
Prof. Dr. H. J. POS: Filosofie der wetenschappen. Vijf inleidende voordrachten. V. Loghum Slaterus' Uitgeversmaatschappij N.V. Arnhem — In 't jaar M C M X L.
Prof. Dr. H. J. POS: De tweevoudige grondslag van de Sociale Wetenschappen. Verslag van de lezing gehouden in het Geologisch Instituut der Rijks Universiteit te Utrecht, op Maandag 30 October 1939.
RAPPORTEN BEHOORENDE BIJ DE ACTA DER GENERALE SYNODE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND. Gehouden te Utrechtnbsp;21 Aug.—14 Sept. 1923.
RAPPORT UITGEBRACHT IN DEN KERKERAAD DER GEREFORMEERDE KERK te Amsterdam, over: Wat kan er, nevens den Dienst des Woordsnbsp;en het Huisbezoek, gedaan worden, om de van de Kerk afdwalendennbsp;weder onder de beademing van het Woord Gods te brengen? Uitgavenbsp;W. Kirchner, Amsterdam 1909.
J. v. d. SPEK; Kerkgaan. Practisch Christendom. Serie III nr. 2. Utrecht G. J .A. Ruys 1919.
J .V. d. SPEK; De psychologie van het godsdienstig leven der fabrieksjeugd. Uitgave Godsdienst-psychologische-studie-vereeniging I 1922.
Dr. Joh. V. d. SPEK; De zielkundige achtergrond van hedendaagsche religieus geestelijke bewegingen. Uitgever A. Voorhoeve, R'dam 1938.
STADSZENDING UTRECHT (1909—1922).
N. STUFKENS; Het Evangelie in de Jongerenwereld. Uitgever G. F. Callen-bach, Nijkerk. 1936.
-ocr page 198-VERSLAG der Vergadering gehouden op Dinsdag 13 April 1915 in „Parkzicht quot;te Amsterdam over; Samenwerking op het gebied der Inwendige Zending.
VERSLAGEN VAN DE CONFERENTIES VOOR INWENDIGE ZENDING. Gehouden te Doetinchem: 11—14 Juli 1911; 15—18 Juli 1912;
14—17 Juli 1913; 13—16 Juli 1914; 14—17 Juli 1919.
VERSLAG VAN HET KERKELIJK CONGRES VOOR HERVORMDEN, gehouden te Amsterdam op 1 November 1895.
Prof. L. VAN VUUREN: De mensch als subject in de wereldeconomie.
VIJF JAAR ARBEID. 1909—1914 Stadszending Utrecht.
Sidney and B. WEBB: Methods of social Study. Longmans. 1932.
JOHAN WINKLER: De grote ontmoeting (van Christendom en Socialisme). Tijd en Taak — serie onder redactie van Dr. W. Banning. N.V. Arbeiderspers, Amsterdam 1937.
-ocr page 199-
bevolking naar de Kerkelijke gezindte (a = absoluut; b = in •/„ van de totale bevolking) per 1 Januari TABEL I. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TABEL II.
Gerefor meerden |
Roomsch- Catholijken |
Oud- Roomschen |
Lutherschen |
Doopa- ge2inden |
Remon stranten |
Israëlieten |
Niet genoemde gezindheden |
Totale bevolking |
25.815 (58,42 o/o) |
15.489 (35,06 O/d) |
969 (2,19 o/o) |
1.112 (2,52 o;„) |
137 (0,31 o;„) |
49 (0.11 o/„) |
605 (1,37 O/o) |
9 (0 02 0/„) |
44.185 (100 o/o) |
De alsnog met de schutterij afwezigen, zijn even zoo als ook die welken als Vrijwilligers in dienst zijn, niet van de bevolking afgetrokken. Het tijdelijk zich alhier bevindende Garnizoen is niet op de staat gebragt.
-ocr page 201-
Taar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
no |
OO |
00 |
00 |
00 |
OO |
OO |
00 |
OO |
00 |
OO |
00 |
cc |
00 |
OO |
OO |
00 |
OO |
00 |
OO |
00 |
OO |
OO |
00 |
00 |
00 |
00 |
00 |
05 |
00 |
* nbsp;nbsp;nbsp;van geboorte | ||||||
00 |
OO |
OO |
ÜO |
quot;vl |
•«O |
-«o |
*vl |
•vl |
¦M |
•*0 |
•Vj |
C7N |
lt;7N |
(TN |
ON |
ON |
ON |
CTn |
ON |
On |
ON |
Ul |
Ul |
Ul |
Ul |
Ul | ||||||||||
vO |
OO |
Ox |
Ul |
4^ |
NO |
o |
'sü |
OO |
•*0 |
ON |
Ul |
4 |
OJ |
NO |
o |
NU |
OO |
¦*4 |
ON |
Ul |
4 |
NO |
O |
VU |
OO |
4 |
ON |
Ul |
4 | |||||||
Ui |
Ui |
Ul |
a\ |
o^ |
CTx |
CTx |
m |
lt;7N |
ON |
lt;7n |
On |
•vl |
-vl |
*o |
“O |
*4 |
**4 |
•4 |
•4 |
4 |
4 |
OO |
OO |
lt;X |
00 |
OO |
OO |
OO |
OO |
00 |
OO |
Leeftijd | ||||
i4^ |
UI |
o^ |
¦vj |
00 |
\0 |
o |
NJ |
ugt; |
nU |
Ul |
ü^ |
•vj |
OO |
Nü |
O |
NO |
OJ |
4 |
Ul |
On |
•4 |
OO |
'O |
O |
NO |
4 |
Ul |
ON |
OO |
vu | ||||||
hO |
ho |
Ngt; |
NO |
tsi |
NJ |
NO |
NO |
NO |
NO |
NO |
NO |
NO |
1 |
Aantal | ||||||||||||||||||||||
(T\ |
cr. |
CT\ |
Ugt; |
•CTs |
NO |
(“5 |
lt;¦) |
r ) |
lt;quot;3 |
•vj |
Ul |
ON |
OO |
O |
4 |
UO |
NO |
O |
O |
NO |
VO |
OO |
4 |
Ul |
Ul |
4 |
4 |
U3 |
ugt; |
NO | ||||||
ÖO |
Ln |
*vl |
'W |
00 |
4gt;^ |
?vl |
O |
4^ |
OO |
NO |
UJ |
Ul |
Ul |
o |
O |
\u |
4 |
O |
•*4 |
4 |
ON |
O |
O |
OO |
O |
NO |
4 |
4 |
NO |
ON |
o |
4 |
vrouwen | |||
Ln |
o^ |
n\ |
Ul |
Ul |
o\ |
Ul |
fTx |
Ul |
lt;71 |
lt;7\ |
Ul |
Ul |
Ul |
Ul |
Ul |
Ul |
4 |
ON |
ON |
Ul |
Ul |
Ul |
Ul |
Ul |
Ul |
Ul |
ON |
Ul |
ON |
Ul |
lt;7N |
4 |
Ul |
lt;3N |
in | |
O |
k(^ |
rgt; |
(X |
•V4 |
r-gt; |
r5 |
CX |
NT) |
ugt; |
lt;7N |
•vl |
NO |
lt;» |
4 |
OO |
4 |
lt;x |
c^ |
Ni) |
ON |
4 |
4 |
Ul |
U) |
4 |
4 |
procenten | |||||||||
05 |
o |
m |
05 |
C5 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
«c |
C5 |
ai |
Ci |
00 |
X |
o |
tc |
CH |
ai |
ogt; |
o» |
tc |
C5 |
O | ||||||||||||||||||||||
i |
Aantal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
o^ |
00 |
•vj |
a\ |
Ul |
4^ |
4^ |
1.0 |
U) |
4 |
4 |
Ul |
NO |
1—gt; |
NO |
M |
*o |
00 |
vn |
•*4 |
4 |
OO |
ON |
ON |
Ul |
4 |
LO |
NO |
NO |
1—* |
NO | ||||||
00 |
hJ |
OO |
Ul |
NJ |
00 |
41^ |
00 |
OO |
OO |
U) |
OJ |
O |
•*4 |
NO |
OO |
OO |
Ul |
4 |
00 |
ON |
NU |
O |
4 |
4 |
NO |
U) |
NJ |
LO |
mannen | |||||||
4^ |
(.O |
i4- |
(.4 |
(O |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
Ul |
lt;.c |
(.o |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
Ugt; |
4 |
U) |
4 |
Ugt; |
NO |
4 |
LO |
in | |||||||
NO |
vf:gt; |
lO |
r 1 |
lt;7N |
O |
Ul |
(X |
NO |
NO |
1—‘ |
UJ |
O |
UJ |
OO |
NO |
NO |
UJ |
4 |
ON |
NO |
NO |
procenten | ||||||||||||||
!S |
C-3 Oi |
ÜC |
ogt; |
tgt;0 o |
-XI Oi |
co to |
co |
CÓ |
lO o |
ce lt;x |
41.. Vi |
X X |
o ül |
05 4gt; |
to 4^ |
O |
X co |
to |
«o |
4 |
to |
CTx |
cn |
o |
05 |
«o |
»a |
co | ||||||||
Totaal aantal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4^ |
mU |
4*. |
UJ |
LO |
U) |
OJ |
LO |
LO |
U) |
Ugt; |
NO |
N) |
NO |
NO |
NO |
NO |
NO |
VU |
OO |
4 |
On |
vrouwen | ||||||||||||||
4gt;- |
Ul |
r gt; |
4^ |
UJ |
•vl |
4^ |
Ul |
•4. |
4 |
4 |
NO |
•vj |
r-) |
NO |
NO |
NO |
•4 |
00 |
O |
4 |
NO |
4 |
4 | |||||||||||||
On |
U) |
00 |
ÜO |
o |
OO |
NO |
On |
Ul |
4 |
OO |
Ul |
*-4 |
NO |
•*4 |
NO |
NO |
OO |
4 |
ON |
VU |
OO |
ON |
4 |
4 |
4 |
NU |
NJ |
O |
en | |||||||
mannen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in procenten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1—^ |
H-gt; |
«—» |
*-* |
1-^ |
H-t |
— |
1—» |
1—‘ |
)— |
1—» |
»—• |
O |
O |
O |
O |
O |
O |
O |
o |
o |
O |
O |
O |
O |
O |
O |
O |
O |
O |
en opzichte van het | ||||||
*00 |
Vj |
vO |
00 |
In |
Ln |
i4. |
4gt;. |
4 |
4 |
LO |
NO |
vO |
in |
00 |
nO |
*4 |
4 |
00 |
ON |
C7N |
Ul |
4 |
Ui |
NO |
NO |
NO |
5—X | |||||||||
VO k. nbsp;nbsp;nbsp;^ |
Ui Ox O» |
U) 4^ |
O |
4^ to iX |
Ul lt;1 9i. |
•vj |
*vj «¦1 |
*vj X 09 |
lü Oi C»9 |
'VJ o |
On Oi •av |
ON to 1» |
NO 09 |
ON O |
•*4 ax |
OO w 09 |
ON 4^ «£gt; |
4 co |
sü 05 XO |
4 co -4 |
Ul 05 05 |
OO t-3 |
4 ax 4 |
4 Crx to |
NO to |
Vgt;J ax 05 |
05 |
05 Cft |
Ul o |
ax |
ta o |
O co la |
o |
O O |
totaal aantal |
CQ
O
tr
o
H
O
3
00
CJl
I—•
co
IN)
cn
00
CD
I
1-^
00
o
lt;
»-lt;•
O
0
0
3
0
3
^*51^
-ocr page 202-
lO |
vO |
sO |
SO |
so |
XJ |
SO |
so |
sO sO |
SO |
sO |
\J0 |
sO |
SO |
so |
sO |
SO |
SO |
SO |
¦O |
lO |
sO |
so |
OO |
OO |
(30 |
oo |
CX) |
OO |
oo |
(30 |
(X |
oo | |||
KJ |
tu |
KJ |
NJ |
INJ |
Kgt; |
lt; ¦) |
f J |
r j |
O |
lt; J |
r 3 |
O |
rj |
O |
rj |
1(3 |
i(J |
lO |
so |
sigt; |
so |
IXJ |
1X3 |
lO |
lO | ||||||||||
Kgt; |
O |
X5 |
Oo |
¦vj |
o^ Ui |
4gt; |
UJ |
KJ |
O |
so |
OO |
KJ |
OS |
Ul |
4s. |
u |
KJ |
o |
lü |
(30 |
KJ |
Os |
Ul |
4s. |
UJ |
KJ |
o | ||||||||
H |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ KJ |
KJ |
u |
U |
U |
u |
u |
U) |
u |
ugt; |
u |
(.4 |
4k |
4^ |
4k |
4s. |
4s. |
•4s. |
4k |
4s. |
4s. |
l/l |
Ul |
Ul |
Ul | |||
S’ |
vO |
O |
K) |
Ugt; |
4S- |
Ul |
Ol |
KJ 00 |
SO |
o |
KJ |
u |
Ul |
Os |
KJ |
oo |
SO |
O |
KJ |
U |
4^ |
Ui |
OS |
KI |
(JO |
1X3 |
o |
KJ |
U3 | ||||||
I |
C/k, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ngt; |
as |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
UJ |
KJ |
KJ |
U) |
KJ |
•KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
UJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ |
KJ^ | |||
Oo |
KJ |
C 3 |
Ui |
4s. |
Ui |
KJ |
OO 1—‘ |
KJ |
as |
Ui |
U |
CJO |
KI |
SU |
KJ |
o |
KJ |
KJ |
KI |
CX |
OC |
KI |
(X |
KJ |
(X |
XJ |
KJ |
K. |
iC |
(X |
4s. ' | ||||
o\ |
O |
os |
4gt;- |
OO |
Os |
OO |
U) |
KJ |
O Oo |
KJ |
o |
Ol |
KI |
o |
U |
O |
o |
u |
lt;Ts |
O |
O |
i4^ |
KJ |
U) |
KJ |
4s. |
O |
4i. |
U3 |
O |
(30 |
1X1 |
K) |
CX | |
On |
un |
Os |
Os |
Ui |
CTi |
as |
as |
Oi |
UI |
Ol Ui |
m |
Ui |
rK |
Os |
as |
Os |
(Tl |
Os |
os |
Os |
as |
(Tl |
Ul |
(Tl |
(Tl |
(Tl |
(Tl |
(Tl |
Ol |
(Tl |
as |
(Tl |
Ol |
(Tl |
Ul |
O |
O |
KJ |
K) |
OO |
U) |
4^ |
Os |
tJO |
U 00 |
lt;• j |
KJ |
KJ |
C 3 |
r-) |
r-gt; |
4s. |
ugt; |
lt; j |
SiJ |
U) |
(¦3 |
Ul |
UJ |
(-K) |
Ui |
O |
OS | ||||||||
os |
to |
c~gt; |
cc |
os | |||||||||||||||||||||||||||||||
V-s |
cO |
Ol |
00 |
cc |
•fi.- |
lt;o |
to |
cc |
H* |
to |
Ol |
os |
CC |
M |
M |
Ol |
ÜO |
cc |
to | ||||||||||||||||
KJ |
1_l |
1—gt; |
1—^ |
k—s |
)—s |
k~gt; |
w-gt; |
l_k |
|_L |
1—^ |
i_t |
)—s |
i_k |
l~4 |
l_k |
w |
k—* |
w | |||||||||||||||||
Ui |
U |
CO |
bsJ |
4s. |
KJ |
as |
Ui |
Ui Ui |
*gt;4 |
OO |
Ui |
Ui |
OO |
KJ |
a |
KJ |
KJ |
(Tv |
KI |
KJ |
OO |
(Ts |
(30 |
KJ |
KJ |
(Tl |
KJ |
Ul |
oo |
03 |
OO |
CX | |||
OO |
On |
1X5 |
oo |
KJ |
O |
o |
(JS |
oo KJ |
CK |
SU |
Ul |
K| |
ugt; |
OO |
o |
KJ |
4gt;. |
4^ |
Ul |
O |
u |
(T^ |
O |
Ul |
Ul |
O |
KI |
(30 |
Os |
oo |
CX | ||||
u |
Ui |
U |
U |
4^ |
U |
u |
U |
(.*j |
4s. |
OJ 4s^ |
U |
U |
C4 |
u |
ugt; |
u |
U |
(*J |
U |
U3 |
U |
4gt;. |
(4 |
(gt;J |
UJ |
U) |
(jJ |
ugt; |
Ui |
U3 |
(^ |
(.4) |
4s |
k4. | |
'¦o |
O |
*vj |
•vj |
c^ |
S^i |
oo |
OS ^ |
v,0 |
KJ |
KI |
ViJ |
so |
so |
UI |
(» |
(Tl |
KJ |
SO |
rs |
(30 |
C^ |
so |
(30 |
Os |
(Tl |
OS |
lt;X |
(X |
O |
Ui | |||||
O |
I-* |
-4 |
v» |
lt;i |
u? |
Oi |
to |
-4 |
os |
cc |
•4 |
fO |
00 |
Ol |
t«s. |
•4 |
«£gt; |
cc |
03 |
cCn |
to |
-4 |
CC |
Ol | |||||||||||
KJ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
u | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ln |
t—L |
K) |
u |
U |
u |
h4s^ |
U |
4i. U |
4» |
4s. |
4^ |
U |
4s. |
4s. |
4s. |
4s. |
4k |
4sgt; |
4s. |
4^ |
4s. |
4s. |
4gt;. |
k4. |
4k. |
4s. |
4s. |
hK |
4k^ |
4S. |
4s. |
4gt;. | |||
KJ |
O |
u |
XJ |
KI |
U KJ |
4s. |
i-K |
so |
Ol |
Ul |
Ui |
4s. |
KJ |
4» |
(30 |
OS |
KJ |
4^ |
Ul |
u» |
SO |
.4s. |
Os |
KJ |
Oo |
CX |
KJ |
SU | |||||||
•4^ |
KJ |
OS |
UI |
KJ |
o |
Ui |
U |
OO |
OO Ui |
OO |
SO |
h4s. |
U |
o |
KJ |
4^ |
O |
4s. |
Ul |
4». |
O |
lO |
KJ |
so |
1X3 |
Ui |
KJ |
(Tl |
Ul |
O |
Os | ||||
vD | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
O |
O |
o |
O |
1—‘ |
gt;—* |
1-— |
i—» |
• nbsp;nbsp;nbsp;)—* |
gt;— |
1— |
?—* |
)—* |
1— |
1—* |
?—S |
KJ |
1—S |
gt;—» |
KJ |
k—» |
1—* |
•—k |
KJ |
1—» |
1—* |
KJ |
KJ |
•—k | |||||||
Co |
ö |
O |
4^ |
(Tl |
Ui |
Os |
OO Ul |
so |
vn |
KJ |
(Tl |
'X) |
SO |
so |
00 |
O |
00 |
bo |
O |
lO |
SO |
VO |
SO |
lO |
O |
lO |
SO |
00 |
O |
O |
lO |
bo | |||
o |
(T\ |
hU |
O |
r-) |
r» |
Ui |
rgt; |
Os so |
c gt; |
O |
4gt;. |
KI |
c^ |
KI |
KJ |
(Tl |
KJ |
SU |
(¦3 |
4sv |
UI |
r 3 |
(Tl |
(Tl |
Os |
1C 3 |
Ul | ||||||||
co |
(O |
rrgt; |
(xs |
rr | |||||||||||||||||||||||||||||||
vgt; |
o |
to |
os |
to |
4S.. |
4S. |
os | ||||||||||||||||||||||||||||
K |
O' |
to |
to |
Ol |
Vi |
o |
cc |
os |
CC |
CO |
to |
Ol |
os |
«c |
o |
cc |
«cgt; |
o |
«4 |
CC |
to |
cc |
Jaar
van
geboorte
Leeftijd
Aantal
vrouwen
O
•Ö
DO
cn
in
procenten
Aantal
mannen
m
procenten
Totaal aantal vrouwennbsp;en
mannen
in procenten opzichte vannbsp;totaal aantalnbsp;lidmaten
H
gt;
CÖ
tri
r*
TABEL IV.
betreffende 1) aantal lidmaten Nederduitsch Hervormde Gemeente, dat kerkelijk onder Utrecht behoort; 2) aantal woningen naar de verschillende ..welstandskringen” in de burgerlijke gemeente Utrecht en naar dienbsp;verschillende deelen van de burgerlijke gemeenten Jutphaas, Maartensdijknbsp;en Zuilen, die kerkelijk onder Utrecht zijn ingedeeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TABEL V.
Op de abscis zijn de aantallen aangegeven, op de ordinaat de geboortejaren.
TABEL Vlll. A
Kerkelijke gezindte van het kind in verband met die van de ouders (levend aangegeven). Alleen werkelijke bevolking, ongerekend de elders geborenen. a = protestant. nbsp;nbsp;nbsp;b = roomscb-katholiek. c = oud-roomsch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d = israëlietisch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e = geen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f = andere.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;g = onbekend. Tusschen haakjes het procent van het totaal | ||||||||||
|
Onwettig
Totaal
1254
(«.97)1
(0.03)1
19 (0,67) | ||||
7 (0,25) |
6 (0.21) | |||
1251 (43,87) | ||||
1 (0.03) | ||||
2 (0.07) | ||||
9 (0.32) |
1277 (44.78) |
1278 = 44,81
1299 = 45,55 |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28 = 0,98 12 = 0,42 235 = 8,23 TABEL Vlll. B |
GODSDIENST VAN DE MOEDER
Onwettig Totaal |
|
IQJil
7
J0J51
44
(1,59)
g |
a |
b 1 |
c |
1 |
10 (0,36) | ||||
12 (0.43) |
15 (0,54) | |||
3 (0.11) |
1208 (43.78) | |||
2 (0,07) | ||||
1 (0.03) |
3 (0,11) | |||
16 (0,58) |
1238 (44.86) |
J223 - 44,32
Totaal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18 = 0,65 15 = 0,54 228 = 8,26 |
Kerkelijke gezindte van het kind in verband met die van de ouders (levend aangegeven). Alleen werkelijke bevolking, ongerekend de elders geborenen.
TABEL Vlll. C
protestant.
b = roomscb-katholiek. c = oud-roomsch. nbsp;nbsp;nbsp;d = israëlietisch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e = geen.
Tusschen haakjes het procent van het totaal
f = andere.
g = onbekend.
GODSDIENST VAN DE MOEDER
Onwettig
Totaal
27
(0,93)
1079
(37,05)
39
(1,34)
3
(0,10)
8
(0,28)
1156
(39,70)
1
(0,03)
2
(0,07)
1
(0.03)
23
(0,79)
33
(1.13)
31
(1,07)
29
(1,00)
1
(0,03)
13
(0,45)
33
(1.13)
2
(0,07)
66
(2,27)
33
(1.13)
29
(1,00)
48
(1,65)
1216
(41,76)
1
(0,03)
5
(0,17)
1299
(44,61)
,257 = 43,17 •gt;/»
1374 = 47,18 o/,
Totaal GODSDIENST VAN HET KIND | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12 = 0,41 quot;/e 249 = 8,56 TABEL Vlll. D |
f 1 g |
a 1 |
b 1 c |
d | ||
24 (0.77) | |||||
49 (1.58) |
53 (1.71) | ||||
M296 (41,87) | |||||
1 (0,03) | |||||
8 (0.26) | |||||
49 (1,58) |
1382 ((44,64) |
GODSDIENST VAN DE MOEDER
Totaal
GODSDIENST VAN HET KIND | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1940 |
- |
Kerkelijke gezindte van het kind in verband met die van de ouders (levend aangegeven). Alleen werkelijke bevolking, ongerekend de elders geborenen. a = protestant. nbsp;nbsp;nbsp;b = roomsch-katholiek. c = oud-roomsch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d = israëlietisch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e = geen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f = andere.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;g = onbekend. Tusschen haakjes het procent van het totaal |
TABEL Vlll. E | |||
GODSDIENST VAN DE MOEDER | ||||||
1 |
a |
b |
c nbsp;nbsp;nbsp;dnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f |
g |
1 nbsp;nbsp;nbsp;Totaal |
Onwettig Totaal |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1342 = 42,63 “/o 1481 = 47.03 *1, |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19 = 0,60 ‘/o 12 = 0,38 «/e 292 = 9,28 0,06 TABEL Vlll. F |
GODSDIENST VAN DE MOEDER
Totaal
38
(1.15)
1
(0,03)
39
(1.18)
1232
(37.28)
1
(0,03)
20
(0,61)
45
(1.36)
57
(1.72)
66
(2)
1
(0,03)
13
(0,39)
1350
(40,85)
50
(1.51)
1
(0,03)
53
(1,60)
2
(0,07)
1
(0,03)
20
jmi
1288
(38,97)
7
¦ (0.21)
52
(1.57)
1
(0,03)
96
(2,91)
45
(1.36)
1391
(42,09)
1499 = 45,35 quot;/•
= 44.30
Totaal GODSDIENST VAN HET KIND | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24 = 0,73 Vo 15 = 0,45 «/o 270 = 8,17 »/« |
1942
TABEL VIII. G
Kerkelijke gezindte van het kind in verband met die van de ouders (levend aangegeven). Alleen werkelijke bevolking, ongerekend de elders geborenen. a = protestant. nbsp;nbsp;nbsp;b = roomscb-katholiek. c = oud-roomsch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d = israëlietisch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e = geen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f = andere.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;g = onbekend. Tusschen haakjes het procent van het totaal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H30 = 44,63 “/« 1472 = 45,94 o/, 13 = 0,41 '/o 5 = 0,16 «/. 281=8,78 “/e 2 = 0,06 “/o l = 0,03 “/o |
TABEL Vin. H | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onwettig / a T otaal |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9356 = 43,97 quot;/• = 46,41 »/o 139 = 0,65lt;'/o 81 = 0,38 »/o 1818 = 8,54“/o 5 = 0,02 quot;/o |
2 = 0,0
1936 tot en met 1942
02
5
-ocr page 209-tabel VI. A
Gedoopten in de Ned. Herv. Kerk te Utrecht.
5. nbsp;nbsp;nbsp;Duitsch-Evangelisch,
6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.
7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch.
Horizontaal; de godsdienst van de moeder. Verticaal ; de godsdienst van den vader.nbsp;Tusschen () het procent van het totaal.
9. Doopsgezind
10. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Roomsch-Katholiek.
11. nbsp;nbsp;nbsp;Mormoon.
12. nbsp;nbsp;nbsp;Vrij-Evangelisch.
yoiw. |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
Totaal |
¦10 H.95) |
7 (0.86) |
7 (0,86) |
1 (0,12) |
55 (6,81) | |||||||||
(Ó.25) |
275 (34.03) |
53 (6.56) |
7 (0.86) |
6 (0.74) |
3 (0,37) |
346 (42,81) | |||||||
3 (0.37) |
129 (15.96) |
192 (23.76) |
28 (3,46) |
3 (0,37) |
1 (0,12) |
1 (0,12) |
357 (44,16) | ||||||
13 (1.61) |
22 (2,72) |
35 (4.33) | |||||||||||
2 (0.25) |
1 (0,12) |
3 (0,37) | |||||||||||
1 (0.12) |
1 (0,12) | ||||||||||||
3 (0,37) |
3 (0,37) |
6 (0.74) | |||||||||||
1 (0,12) r~ (0,12) |
2 (0,25) |
3 (0,37) | |||||||||||
1 (0.12) |
1 (0,12) | ||||||||||||
1 (0,12) | |||||||||||||
45 (5.57) |
432 (53,44) |
281 (34,78) |
35 (4,32) |
10 (1.23) |
4 (0.49) |
1 ,(0.12) |
808 (100) |
TABEL VI.
1937
5. nbsp;nbsp;nbsp;Duitsch-Evangelisch. 6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd. 7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd. 8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch. 1. nbsp;nbsp;nbsp;Lidmaat Ned. Hervormd. 2. nbsp;nbsp;nbsp;Geen lidmaat Ned. Herv. 3. nbsp;nbsp;nbsp;Roomsch Katholiek. 4. nbsp;nbsp;nbsp;Luthersch. |
9. Doopsgezind 10. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Roomsch-Katholiek. 11. nbsp;nbsp;nbsp;Apostolisch. 12. nbsp;nbsp;nbsp;Israëlietisch. |
Horizontaal: de godsdienst van de moeder. Verticaal : de godsdienst van den vader.nbsp;Tusschen () het procent van het totaal.
Volw.
Tot»'
(0,44)
6
(0,67)
9
(0.99)
5
(0.55)
1
(0.11)
253
(27,71)
46
(5,04)
8
(0,88)
4
(0,44)
1
(0,11)
228
(24,97)
29
(3,17)
3
(0,33)
5
(0.55)
(42.
48
(5,26)
1
(0.11)
(8,1''
4
(0,44)
5(0.55) |
2(0,22) |
1 (0.11) |
1 (0,11) |
To
taal
98
(10,75)
417
(45,68)
331
(36,26)
40
(4,37)
13
(1.43)
11
12
91^
-ocr page 211-TABEL VI. C
’¦ Lidi ' Gee
¦ Lüthersch.
Lidmaat Ned. Hervormd. Geen lidmaat Ned. Herv.nbsp;¦ Roomsch Katholiek.
5. nbsp;nbsp;nbsp;Duitsch-Evangelisch.
6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.,
7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch.
9. Doopsgezind
10. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Roomsch-Katholiek.
11. nbsp;nbsp;nbsp;Boeddhist.
Horizontaal: de godsdienst van de moeder. Verticaal : de godsdienst van den vader.nbsp;Tusschen () het procent van het totaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TABEL VI.
1939
5. nbsp;nbsp;nbsp;Duitsch-Evangelisch. 6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd. 7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd. 8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch. 1. nbsp;nbsp;nbsp;Lidmaat Ned. Hervormd. 2. nbsp;nbsp;nbsp;Geen lidmaat Ned. Herv. 3. nbsp;nbsp;nbsp;Roomsch Katholiek. 4. nbsp;nbsp;nbsp;Luthersch. |
9. Doopsgezind 10. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Roomsch-Katholiek. 11. nbsp;nbsp;nbsp;Mormoon. |
Horizontaal: de godsdienst van de moeder. Verticaal : de godsdienst van den vader.nbsp;Tusschen () het procent van het totaal.
Volw.
10
11
79
(8,77)
4
(0,44)
5
(0,55)
2
(0,22)
302
'33,52)
52
(5,77)
17
(1,88)
2
(0,22)
(0,22)
5
(0,55)
2
(0,22)
1
(0,11)
1
(0,11)
106
(11,76)
214
(23,75)
24
(2,66)
4
(0,44)
7
(0,78)
17
.(1,88)
43
(4,77)
1
(0,11)
HL
7
(0,78)
I
(0,11)
8
(0,89)
1
(0,11)
10
1
(0,11)
1
(o.iH,
81
(8,99)
436
(48,40)
318
(35,28)
43
(4.76)
6
(0,66)
2
(0.22)
12
(1,33)
2
(0,22)
1
(0,11)
901
(100)
11
-ocr page 213-TABEL VI. E
1940
| ||||||||||||||||
Horizontaal; de godsdienst van de moeder. Verticaal ; de godsdienst van den vader.nbsp;Tusschen () het procent van het totaal. |
Volw. |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
!1 |
12 |
Totaal | |
59 (7.07) |
3 (0,36) |
5 (0.60) |
67 (8.03) | |||||||||||
1 |
2 (0,24) |
289 (34,66) |
39 1 (4,67) |
9 (1.08) |
1 (0.12) |
1 (0.12) |
1 (0,12) |
2 (0,24) |
344 (41,25) | |||||
2 |
5 (0,60) |
108 (12.95) |
220 (26.36) |
19 (2,28) |
1 (0,12) |
1 (0,12) |
354 (42,43) | |||||||
3 4 |
12 (1,44) |
38 (4,56) |
1 (0,12) |
51 (6,12) | ||||||||||
3 (0.36) |
1 (0,12) |
1 (0,12) |
5 (0,60) | |||||||||||
S | ||||||||||||||
6 |
7 (0,84) |
1 (0,12) |
1 (0,12) |
9 (1.08) | ||||||||||
7 | ||||||||||||||
8 |
1 (0.12) |
1 (0,12) | ||||||||||||
9 | ||||||||||||||
lo |
1 (0,12) |
1 (0,12) | ||||||||||||
11 | ||||||||||||||
12 |
2 (0,24) |
2 (0,24) | ||||||||||||
66 (7.91) |
426 (51,09) |
304 (36.43) |
28 (3,36) |
3 (0,36) |
1 (0.12) |
2 (0,24) |
2 (0,24) |
'l (0.12) |
1 (0,12) |
834 (100) |
TABEL VI.
1. nbsp;nbsp;nbsp;Lidmaat Ned. Hervormd.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Geen lidmaat Ned. Herv.
3. nbsp;nbsp;nbsp;Roomsch Katholiek.
4. nbsp;nbsp;nbsp;Luthersch.
5. nbsp;nbsp;nbsp;Duitsch-Evaneelisch.
6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.
7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch.
9. Doopsgezind
10. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Roomsch-Katholiek.
11. nbsp;nbsp;nbsp;Mormoon.
12. nbsp;nbsp;nbsp;Vrij-Evangelisch.
Horizontaal: de godsdienst van de moeder.
Verticaal : de godsdienst van den vader.
Tusschen () het procent van het totaal.
Volw.
12
Tota«'
70
(7,64)
4
(0,44)
1
(0.11)'
298
(32,53)
49
(5,35)
6
(0,66)
2
(0,22)
6
(0,66)
2
(0,22)
1
(0,11)
1
(0.11)
366
(39,97)
252
(27,4)
34
(3,71)
2
(0,22)
3
(0.33)
15
(1,64)
33
(3,6)
48
(5,24)
2
(0,22)
2
(0,22)
3
(0.33)
7
(0.77)
10
(1.10)
1
(0,11)
2
(0.22)
2
(0,22)
1
(ojO^
71
(7.75)
439
(J7.93)
345
(37,56)
40
(4.37)
3
(0,33)
3
(0.33)
2
(0,22)
2
(0,22)
916
(100)
12
-ocr page 215-TABEL VI. G
9. Doopsgezind
10. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Roomsch-Katholiek.
11. nbsp;nbsp;nbsp;Mormoon.
5. nbsp;nbsp;nbsp;Duitsch-Evangelisch.
6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.
7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch.
2' Lidmaat Ned. Hervormd, j' Geen lidmaat Ned. Herv.nbsp;jioomsch Katholiek.
' i-uthersch.
Horizontaal: de godsdienst van de moeder. Verticaal ; de godsdienst van den vader.nbsp;Tusschen () het procent van het totaal.
Volw. |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
Totaal. | ||
70 (7.6!) |
2 (0.22) |
8 (0,87) |
8C (8,7) | |||||||||||
1 |
1 10.11) |
293 (31.85) |
52 (5,65) |
7 (0,76) |
4 (O.H) |
1 (0,11) |
9 (0,98) |
2 (0,22) |
2 (0.22) |
2 (0,22) |
373 (40,56) | |||
2 |
109 (11.85) |
256 (27,82) |
14 (1,52) |
3 (0,33) |
9 (0.98) |
1 (0,11) |
2 (0,22) |
394 (-52,83) | ||||||
3 |
17 (1.85) |
27 (2.93) |
1 (0,1!) |
1 (0,11) |
46 (5) | |||||||||
1 10,11) |
6 (0,66) | |||||||||||||
4 |
2 (0.22) |
3 (0,33) | ||||||||||||
S | ||||||||||||||
6 |
6 (0.65) |
6 (0,65) |
1 (0.11) |
13 (1.41) | ||||||||||
7 |
1 (0.11) |
1 (0,11) |
2 10.22) | |||||||||||
H |
2 (0.22) |
2 (0,22) | ||||||||||||
2 (0,22) | ||||||||||||||
9 |
2 (0.22) | |||||||||||||
10 |
1 (0,11) |
1 (0,11) | ||||||||||||
ll |
1 (0.11) |
1 (0.1!) | ||||||||||||
i | ||||||||||||||
(Q a |
71 (7.72) |
435 (47.30) |
354 '38,47.) |
22 (2,39) |
9 (0,99) |
1 (0,11) |
19 (2,07) |
2 (0,22) |
3 (0.33) |
2 (0,22) |
2 (0,22) |
920 (100) |
TABEL VL
5. nbsp;nbsp;nbsp;Duitsch-Evangelisch. 6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd. 7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd. 8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch. 1. nbsp;nbsp;nbsp;Lidmaat Ned. Hervormd. 2. nbsp;nbsp;nbsp;Geen lidmaat Ned. Herv. 3. nbsp;nbsp;nbsp;Roomsch Katholiek. 4. nbsp;nbsp;nbsp;Luthersch. |
9. Doopsgezind 10. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Roomsch-Katholis*' 11. nbsp;nbsp;nbsp;Andere gezindte. |
Horizontaal: de godsdienst van de moeder. Verticaal ; de godsdienst van den vader.nbsp;Tusschen () het procent van het totaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Tol»' 552 250^ 2622 360 (5.8*' 13 o,z'gt; 6169 (lOO) |
TABEL VII. A
I ^*'linaat Ned. Hervormd.
i nbsp;nbsp;nbsp;lidmaat Ned. Hervormd. 6. Gereformeerd.
7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch.
9. Doopsgezind.
10. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Roomsch-Katholiek.
11. nbsp;nbsp;nbsp;Hersteld-Apostolisch.
12. nbsp;nbsp;nbsp;Vrij-Evangelisch.
Horizontaal: de godsdienst van de moeder. Verticaal : de godsdienst van den vader,nbsp;geantwoord op de doopvragen door de Ouders,nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, „ rgt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1 den Vader,
„ nbsp;nbsp;nbsp;„ M ..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ir de Moeder,
,, nbsp;nbsp;nbsp;Ander.
O V M A | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TABEL
VIJ’
9. Doopsgezind. nbsp;nbsp;nbsp;, i,
0. Oud Roomsch-KathoU
1. nbsp;nbsp;nbsp;Lidmaat Ned. Hervormd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Duitsch-Evangelisch.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Geen lidmaat Ned. Hervormd. 6.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.
3. nbsp;nbsp;nbsp;Roomsch Katholiek.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd.
4. nbsp;nbsp;nbsp;Luthersch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch.
10.
11. nbsp;nbsp;nbsp;Apostolisch.
12. nbsp;nbsp;nbsp;Israëlietisch.
Horizontaal: de godsdienst van de moeder. Verticaal : de godsdienst van den vader.
O; geantwoord op de doopvragen door de Ouders, V;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den Vader,
M; nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Moeder,
A: nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ander.
|
103 328 |
913
-ocr page 219-TABEL VII. C
1^38
9. Doopsgezind.
10. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Roomsch-Katholiek.
11. nbsp;nbsp;nbsp;Boeddhist.
Gee nbsp;nbsp;nbsp;Hervormd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5. Duitsch-Evangelisch.
' nbsp;nbsp;nbsp;Ned. Hervormd. 6. Gereformeerd.
* nbsp;nbsp;nbsp;Katholiek.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7. Chr. Gereformeerd.
‘nersch. nbsp;nbsp;nbsp;8. Remonstrantsch.
Horizontaal: de godsdienst van de moeder. Verticaal ; de godsdienst van den vader.
O: geantwoord op de doopvragen door de Ouders, V-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vader,
jy('. nbsp;nbsp;nbsp;”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ de Moeder,
Sw nbsp;nbsp;nbsp;A:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot; Ander.
lO l! |
|
TABEL VII'
1939
9. Doopsgezind.
10. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Roomsch-Katholiel^'
11. nbsp;nbsp;nbsp;Mormoon.
5. nbsp;nbsp;nbsp;Duitsch-Evangelisch.
6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.
7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch.
1. nbsp;nbsp;nbsp;Lidmaat Ned. Hervormd.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Geen' lidmaat Ned. Hervormd.
3. nbsp;nbsp;nbsp;Roomsch Katholiek.
4. nbsp;nbsp;nbsp;Luthersch.
Horizontaal; de godsdienst van de moeder. Verticaal : de godsdienst van den vader.
O; geantwoord op de doopvragen door de Ouders, V;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den Vader,
M: nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Moeder,
A. nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ander.
|
90 356 éö 90I |
TABEL VII. E
^‘dmaat Ned. Hervormd. nbsp;nbsp;nbsp;5. Duitsch-Evangelisch.
5 lidmaat Ned. Hervormd. 6. GerefMmeerd
1 Jfdmaat Ned. Hervormd.
l^ooiasch Katholiek, ^hthersch.
7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch.
9. Doopsgezind.
10. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Roomsch-Katholiek.
11. nbsp;nbsp;nbsp;Apostolisch.
12. nbsp;nbsp;nbsp;Israëlietisch.
Horizontaal: de godsdienst van de moeder. Verticaal : de godsdienst van den vader.
O; geantwoord op de doopvragen door de Ouders, V:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den Vader,
M; nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Moeder,
A: nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ander.
Volw. |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
Totaal |
Totaal |
59 |
g 3-M. V |
5-M. |
59 8-M. |
67 | ||||||||||
Geen M, 2-V. |
289-0. |
39-0. |
5-0. 3-V. 1-M. |
1-0. |
1-0. |
1-0. |
1-0 1-V. |
337-0. 6-V. 1-M. |
344 | |||||
5-V. |
101-0. 7-M. |
195-Ó. 12- V. 13- M. |
18-0. 1-V. |
1-0. |
1-0. |
316-0. 18-V. 20-M. |
354 | |||||||
8-0. 4-M. |
17-0. 21-M. |
1-M. |
25- 0. 26- M. |
51 | ||||||||||
3-0. |
1-0. |
1-0. |
5-0. |
5 | ||||||||||
7-0. |
1-0. |
1-0. |
9-0. |
9 | ||||||||||
1-0. |
1-0. |
1 | ||||||||||||
1-0. |
1-0. |
1 | ||||||||||||
2-0. |
2-0 |
2 | ||||||||||||
59 7-V. |
412-0. 14-M. |
253-0 12-V 39-M |
23-0 4-V 1-M |
2-0 1-M |
1-0 |
2-0 |
1-0 1-V |
1-0 |
1-0 |
59 696-0 24-V 55-M | ||||
66 |
426 |
304 |
28 |
3 |
1 |
2 |
1 |
1 |
834 |
TABEL VII'
1941
9. Doopsgezind.
10. nbsp;nbsp;nbsp;Óud Roomsch-Katholiek'
11. nbsp;nbsp;nbsp;Mormoon. i
12. nbsp;nbsp;nbsp;Vrij-Evangelisch.
1. nbsp;nbsp;nbsp;Lidmaat Ned. Hervormd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Duitsch-Evangelisch.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Geen lidmaat Ned. Hervormd. 6.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.
3. nbsp;nbsp;nbsp;Roomsch Kathoiiek.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd.
4. nbsp;nbsp;nbsp;Luthersch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch.
Horizontaal: de godsdienst van de moeder. Verticaal : de godsdienst van den vader.
O: geant'woord op de doopvragen door de Ouders, V:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den Vader,
M: nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Moeder,
A: nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ander.
Volw. |
•1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
Totaal |
T | |
70 |
g 4-M. V OJ |
1-M |
70 1 5-M. | ||||||||||||
1 |
Geen M. |
297-0. 1-M. |
49-0. |
6-0. |
1-0. |
2-0. |
5-0. 1-V |
2-0. |
1-0. |
1-0. |
364-0. 1-V. 1-M. |
3 | |||
2 |
1-V. |
112-0. 4-M. |
245-0. 1-V. 6-M. |
25-0. 7-V. 2-M. |
2-0. |
1-0. |
3-0. |
2-0. |
390-0. 9-V. 12-M. |
4 | |||||
3 |
10-0. 5-M. |
16-0. 17-M. |
26-0. 22-M. |
J | |||||||||||
4 |
2-0. |
2-0. | |||||||||||||
5 | |||||||||||||||
6 |
3-0. |
7-0. |
10-0. | ||||||||||||
7 |
2-0. |
2-0. | |||||||||||||
8 |
1-0. |
1-0. | |||||||||||||
9 | |||||||||||||||
10 |
1-0. |
1-0. | |||||||||||||
11 | |||||||||||||||
12 | |||||||||||||||
13 |
70 1-V. |
425-0. 14-M. |
320-0. 1-V. 24-M. |
31-0. 7-V. 2-M. |
3-0. |
3-0. |
8-0. 1-V. |
2-0. |
1-0. |
2-0. |
1-0. |
70 796-0. 10-V. 40-M. | |||
13 0 |
71 |
439 |
345 |
40 |
3 |
3 |
9 |
2 |
1 |
2 |
1 |
91 |
TABEL VIL G
9. Doopsgezind.
10. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Roomsch-Katholiek.
11. nbsp;nbsp;nbsp;Mormoon.
!' Lidmaat Ned. Hervormd. nbsp;nbsp;nbsp;5. Duitsch-Evangelisch.
7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch.
Geen lidmaat Ned. Hervormd. 6. Gereformeerd.
' Roomsch Katholiek.
Luthersch.
Horizontaal: de godsdienst van de moeder. Verticaal : de godsdienst van den vader.
O; geantwoord op de doopvragen door de Ouders, V:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den Vader,
M: nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Moeder,
A; nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ander.
Volw. |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
Totaal |
Totaal | ||
70 |
g 2-M. O :5 |
8-M. |
70 10-M. |
80 | ||||||||||
1 |
Heen-M 1-V. |
290-0. 3-M. |
50-,O. 1-V.nbsp;1-M. |
4-0. 3-V. |
4-0. |
1-0. |
9-0. |
2-0. |
2-0. |
2-0. |
364-0. 5-V. 4-M. |
373 | ||
2 |
95-0. H-M. |
236-0. 2-V. 18-M. |
12-0. 1-V. 1-M. |
3-0. |
9-0. |
1-0. |
2-0. |
358-0. 3-V. 33-M. |
394 | |||||
3 |
10-0. 7-M. |
20-0. 1-V. 6-M. |
1-M. |
1-M. |
30-0. 1-V. 15-M. |
46 | ||||||||
i |
1-0. 1-M. |
3-0. |
i-o. |
5-0. 1-M. |
6 | |||||||||
5 | ||||||||||||||
6 |
1 6-0. |
5-0. 1-M. |
i-o |
12-0. 1-M. |
13 | |||||||||
7 |
1-0. |
1-0. |
2-0. |
2 | ||||||||||
8 |
2-0. |
2-0. |
2 | |||||||||||
9 |
2-0. |
2-0. |
2 | |||||||||||
10 |
1-0. |
1-0. |
1 | |||||||||||
11 |
1-0 |
1-0. |
1 | |||||||||||
« 5 |
70 1-V |
408-0 27-M |
316-0 4-V 34-M |
16-0 4-V 2-M |
9-0 |
1-0 |
18-0 1-M |
2-0 |
3-0 |
2-0 |
2-0 |
70 777-0. 9-V. 64-M | ||
n s |
71 |
435 |
354 |
22 |
9 |
1 |
19 |
2 |
3 |
2 |
2 |
920 |
TABEL VII.
5. nbsp;nbsp;nbsp;Duitsch-Evangelisch. 6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd. 7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd. 8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch. 1. nbsp;nbsp;nbsp;Lidmaat Ned. Hervormd. 2. nbsp;nbsp;nbsp;Geen lidmaat Ned. Hervormd. 3. nbsp;nbsp;nbsp;Roomsch Katholiek. 4. nbsp;nbsp;nbsp;Evang. Luthersch. |
9. Doopsgezind. 10. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Roomsch-Katholiek. 11. nbsp;nbsp;nbsp;Andere gezindte. |
Horizontaal: de godsdienst van de moeder. Verticaal : de godsdienst van den vader.
O: geantwoord op de doopvragen door de Ouders, V;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den Vader,
M: nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Moeder,
A: nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ander.
Volw. |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
Tot» al | ||
gt; |
482 | ||||||||||||||
482 |
S 30-M |
33-M. |
2-M. |
65-M. | |||||||||||
13) O |
3-A. |
2-A. |
5-A. | ||||||||||||
Geen M. |
1984-0. |
340-0. |
40-0. |
24-0. |
6-0. |
34-0. |
5-0. |
4-0. |
4-0. |
3-0. |
1-0. |
2445-0. | |||
1 |
14-V. |
4-V. |
27-V. |
3-V. |
2-V. |
50-V. | |||||||||
6-M. |
4-M. |
1-M. |
11-M. | ||||||||||||
1-A. |
1-A. | ||||||||||||||
742-0. |
1477-0. |
116-0. |
17-0. |
1-0. |
29-0. |
2-0. |
6-0. |
1-0. |
2391-0. | ||||||
19-V. |
18-V. |
41-V. |
1-V. |
1-V. |
80-V. | ||||||||||
64-M. |
82-M. |
3-M. |
2-M. |
151-M. | |||||||||||
1-A. |
1-A. | ||||||||||||||
67-0. |
124-0. |
2-0. |
193-0. | ||||||||||||
3 |
1-V. |
1-V. | |||||||||||||
47-M. |
n6.M. |
1-M. |
1-M. |
1-M. |
166-M. | ||||||||||
13-0. |
6-0. |
2-0. |
21-0. |
' | |||||||||||
4 |
2-M. |
2-M. | |||||||||||||
2-0. |
2-0. | ||||||||||||||
5 | |||||||||||||||
34-0. |
20-0. |
2-0. |
1-0. |
57-0. | |||||||||||
6 |
1-V. |
1-V. | |||||||||||||
4-M. |
2-M. |
6-M. | |||||||||||||
7 |
2-0. |
7-0. |
9-0. | ||||||||||||
8 |
5-0. |
5-0. | |||||||||||||
9 |
3-0. |
1-0. |
4-0. | ||||||||||||
6 0. |
4-0. |
10-0. | |||||||||||||
10 |
1-M. |
2-M. |
3-M. | ||||||||||||
3-0. |
2-0. |
5-0. | |||||||||||||
11 |
2-M. |
2-M. | |||||||||||||
12 |
t | ||||||||||||||
482 |
2861-0. |
1981-0. |
156-0. |
45-0. |
7-0. |
65-0, |
5-0. |
6-0. |
4-0. |
9-0. |
3-0. |
482 | |||
quot;3 |
33-V. |
23-V. |
69-V. |
1-V. |
3-V. |
2-V. |
1-V. |
5142-0. | |||||||
156M. |
239-M. |
5-M. |
5-M. |
1-M. |
132-V. | ||||||||||
H |
4-A. |
3-A. |
406-M. | ||||||||||||
7-A. | |||||||||||||||
Tot. |
515 |
3017 |
2247 |
233 |
51 |
7 |
69 |
5 |
6 |
4 |
11 |
«4 |
6169 |
TABEL IX. A
1936
1' Lidmaat Ned. Hervormd. Geen lidmaat.nbsp;Roomsch-Katholiek.nbsp;j Luthersch.nbsp;Duitsch-Evangelisch. |
6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd. 7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd. 8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch. 9. nbsp;nbsp;nbsp;Doopsgezind. 10. Oud Roomsch-Katholiek. 11. nbsp;nbsp;nbsp;Bapt. Gemeenite. 12. nbsp;nbsp;nbsp;Apostolisch. 13. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Gereformeerd. |
Horizontaal : de Godsdienst van de vrouw. Verticaal : de Godsdienst van den man.nbsp;Tusschen ( ) het procent van het totaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TABEL IX.
Horizontaal : de Godsdienst van de vrouv^. Verticaal : de Godsdienst van den man.nbsp;Tusschen ( ) het procent van het totaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TABEL IX. C
Lidmaat Ned. Hervormd. Lleen lidmaat.
Roomscli-Katholiek.
Luthersch.
Duitsch-Evancelisch.
11. nbsp;nbsp;nbsp;Bapt. Gemeenste.
12. nbsp;nbsp;nbsp;Apostolisch.
13. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Gereformeerd.
6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.
7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch.
9. nbsp;nbsp;nbsp;Doopsgezind.
10. Oud Roomsch-Katholiek.
Horizontaal ; de Godsdienst van de vrouw. Verticaal : de Godsdienst van den man^'nbsp;Tusschen ( ) het procent van het totaal.
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
13 |
Totaal | |
1 |
147 (56.24) |
24 ( 9,23) |
4 (1.54) |
1 (0.38) |
1 (0.38) |
177 (68,08) | ||||||||
2 |
42 (16.15) |
30 (11,54) |
2 ( 0,77) |
1 (0.38) |
75 (28,85) | |||||||||
3 |
2 (0,77) |
4 ( 1,54) |
6 (2,31) | |||||||||||
-1 |
1 (0,38) |
1 (0,38) |
2 ( 0,77) | |||||||||||
5 | ||||||||||||||
6 | ||||||||||||||
7 | ||||||||||||||
8 | ||||||||||||||
9 | ||||||||||||||
10 | ||||||||||||||
11 | ||||||||||||||
12 | ||||||||||||||
13 | ||||||||||||||
•s, a |
192 (73,85) |
59 (22,69) |
6 ( 2,31) |
2 (0,77) |
1 (0.38) |
260 (100) |
TABEL IX.
Horizontaal ; de Godsdienst van de vrouw. Verticaal : de Godsdienst van den man.nbsp;Tusschen { ) het procent van het totaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TABEL IX.
;0
idmaat Ned. Hervormd, leen lidmaat.nbsp;ioomsch-Katholiek.nbsp;-uthersch.
iuitsch-Evangelisch.
11. nbsp;nbsp;nbsp;Bapt. Gemeente.
12. nbsp;nbsp;nbsp;Apostolisch.
13. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Gereformeerd.
6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.
7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch.
9. nbsp;nbsp;nbsp;Doopsgezind.
10. Oud Roomsch-Katholiek.
Horizontaal : de Godsdienst van de vrouw. Verticaal ; de Godsdienst van den man.nbsp;Tusschen ( ) het procent van het totaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TABEL IX.
1941
Ned. Herv. Ingezegende Huwelijken
1. nbsp;nbsp;nbsp;Lidmaat Ned. Hervormd. 2. nbsp;nbsp;nbsp;Geen lidmaat. 3. nbsp;nbsp;nbsp;Roomsch-Katholiek. 4. nbsp;nbsp;nbsp;Luthersch. 5. nbsp;nbsp;nbsp;Duitsch-Evangelisch. |
6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd. 7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeer”3. 8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch. 9. nbsp;nbsp;nbsp;Doopsgezind. 10. Oud Roomsch-Katholiek. 11. nbsp;nbsp;nbsp;Bapt. Gemeente. 12. nbsp;nbsp;nbsp;Apostolisch. 13. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Gereformeerd. |
Horizontaal : de Godsdienst van de vrouw. Verticaal : de Godsdienst van den man.nbsp;Tusschen ( ) het procent van het totaal.
Tot»^
_/
10
11
12
13
83
(43.23)
19
( 9,90)
1
(«.52)
103
(53.(
36
(19,27)
32
(16,67)
1
(0,52)
1
(0.52)
1
(0,52)
71
(36,^^
4
( 2.08)
1
(0,52)
8
( 4,07)
1
(0,52)
1
(0,52)
10
( 5,3)
9
10
11
1
(0,52)
12
1
(0,52)
1
(0,52)
(oi
133
(69,27)
54
(28.13)
3
(1,56)
1
(0.52)
1
(0,52)
irj
13
-ocr page 231-TABEL IX. G
idmaat Ned. Hervormd, een lidmaat.nbsp;oomsch-Katholiek.nbsp;athersch.
uitsch-Evangelisch.
11. nbsp;nbsp;nbsp;Bapt. Gemeenste.
12. nbsp;nbsp;nbsp;Apostolisch.
13. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Gereformeerd.
6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd.
7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch.
9. nbsp;nbsp;nbsp;Doopsgezind.
10. Oud Roomsch-Katholiek.
Horizontaal : de Godsdienst van de vrouw. Verticaal ; de Godsdienst van den man.nbsp;Tusschen ( ) het procent van het totaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TABEL IX. quot;
1936 t/m 1942
1. nbsp;nbsp;nbsp;Lidmaat Ned. Hervormd. 2. nbsp;nbsp;nbsp;Geen lidmaat. 3. nbsp;nbsp;nbsp;Roomsch-Katholiek. 4. nbsp;nbsp;nbsp;Luthersch. 5. nbsp;nbsp;nbsp;Duitsch-Evangelisch. |
6. nbsp;nbsp;nbsp;Gereformeerd. 7. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. Gereformeerd. 8. nbsp;nbsp;nbsp;Remonstrantsch. 9. nbsp;nbsp;nbsp;Doopsgezind. 10. Oud Roomsch-Katholiek. 11. nbsp;nbsp;nbsp;Bapt. Gemeente. 12. nbsp;nbsp;nbsp;Apostolisch. 13. nbsp;nbsp;nbsp;Oud Gereformeerd. |
Horizontaal ; de Godsdienst van de vrouw. Verticaal : de Godsdienst van den man.nbsp;Tusschen ( ) het procent van het totaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1936 nbsp;nbsp;nbsp;TABEL X. A Huwelijken naar den godsdienst der echtgenooten. \ nbsp;nbsp;nbsp;in procenten van het totaal aantal. \ Tusschen () het procent daarvan, dat kerkelijk is ingezegend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TABEL X. B |
Godsd. Godsdienst der vrouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1938 nbsp;nbsp;nbsp;TABEL X. C
in procenten van het totaal aantal.
Tusschen () het procent daarvan, dat kerkelijk is ingezegend.
Godsd. Godsdienst der vrouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TABEL X. D |
Godsd. Godsdienst der vrouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TABEL X. E
1940
in procenten van het totaal aantal.
Tusschen () het procent daarvan, dat kerkelijk is ingezegend.
Godsd. Godsdienst der vrouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TABEL X. F |
Godsd. Godsdienst der vrouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1942 nbsp;nbsp;nbsp;TABEL X. G
in procenten van het totaal aantal.
Tusschen () het procent daarvan, dat kerkelijk, is ingezegend.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TABEL X. H |
Godsd. Godsdienst der vrouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1936 nbsp;nbsp;nbsp;TABEL XI. A Huwelijken naar den godsdienst der echtgenooten. Tusschen () de niet Kerkeiijk ingezegende huwelijken, welke begrepen zijn in het totaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TABEL XL B | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1938 nbsp;nbsp;nbsp;TABEL XI. C
Tusschen () de niet Kerkelijk ingezegende huwelijkeni, welke begrepen
zijn in het totaal.
Godsd. Godsdienst der vrouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TABEL XL D | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1940 nbsp;nbsp;nbsp;TABEL XI. E
Tusschen () de niet Kerkelijk ingezegende huwelijken, welke begrepen
zijn in het totaal.
Godsd. Godsdienst der vrouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
TABEL XL F | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1942 nbsp;nbsp;nbsp;TABEL XI. G Huwelijken naar den godsdienst der echtgenooten Tusschen () de niet Kerkelijk ingezegende huwelijken, welke begrepen zijn in het totaal. Godsd. Godsdienst der vrouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
GEMEENTE UTRECHT:
Typeering der op kaart A aangegeven kringen.
Wijk 1: zoo heterogeen als maar mogelijk is.
„ nbsp;nbsp;nbsp;2; meerendeels de z.g. „kleine burgermanquot;.
„ nbsp;nbsp;nbsp;3. veel overeenkomst met 2, echter in maatschap
pelijk opzicht waarschijnlijk iets beter. Groot contingent eenvoudige hoofdarbeiders, w.o. veelnbsp;spoorwegambtenaren (Tuinwijk).
„ nbsp;nbsp;nbsp;4;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oudere arbeiderswijk.
^ „ nbsp;nbsp;nbsp;5;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voornamelijk intellectueele middenstand.
„ nbsp;nbsp;nbsp;6:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heterogeen samengestelde wijk; hofjesbewoners
naast beter gesitueerden.
„ nbsp;nbsp;nbsp;7:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;best gesitueerde wijk.
„ nbsp;nbsp;nbsp;8:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met uitzondering van omgeving Gymnasium
(middenstanders), veel overeenkomst met 4.
„ nbsp;nbsp;nbsp;9: door omgeving Ferd. Bolstraat heterogeen. Ove
rigens middenstanders uit intellectueele beroe pen.
„ nbsp;nbsp;nbsp;10: minder draagkrachtige, waarschijnlijk overwe
gend katholieke arbeiders,
„ nbsp;nbsp;nbsp;11: moeilijk te typeeren.
„ nbsp;nbsp;nbsp;12: tamelijk homogeen, althans wat betreft economi
sche draagkracht van de bevolking. Overigens nog al gedifferentieerd; vrij veel christelijke arbeiders naast groote groepen van andere richtingen; kleine ambtenaren e.d.
„ nbsp;nbsp;nbsp;13: weinig typische bevolking.
„ nbsp;nbsp;nbsp;14: moeilijk te typeeren.
„ nbsp;nbsp;nbsp;15: typische oude volksbuurt van kleine nering-
doienden en ongequalificeerde arbeiders.
,, nbsp;nbsp;nbsp;16: minst draagkrachtige kleurlooze arbeiders
bevolking.
„ nbsp;nbsp;nbsp;17: weinig geprononceerd karakter.
„ nbsp;nbsp;nbsp;18 en 20: gemengde arbeidersbevolking.
,, nbsp;nbsp;nbsp;19: middenstanders uit intellectueele beroepen en
uit den handel.
„ nbsp;nbsp;nbsp;21: ten Westen van de spoorlijn behoorlijke arbei
dersbuurt, ten Oosten heterogene volksbuurt.
„ nbsp;nbsp;nbsp;22: zie 11.
„ nbsp;nbsp;nbsp;23—25—26: de moderne arbeiderswijk van Utrecht.
26 Economisch zwakker dan 23 en 25. Het vakje Citroenstraat e.o., aangeduid met klein cijfer 26,nbsp;bovendien sociaal zwakker.
„ nbsp;nbsp;nbsp;24: moderne arbeiderswijk ,,Nieuw-Zuilenquot;.
,, nbsp;nbsp;nbsp;27 en 28: niet bebouwd.
,, J: gemeente Jutphaas. ,,Hoogravenquot;.
Arbeidersbevolking, ten deele van wat grootere welvaart.
„ M: gemeente Maartensdijk „Tuindorpquot;. Middenstan-standers uit intellectueele beroepen en uit den handel.
-ocr page 242-KAART B
»/o V. 't aantal Ned. Herv. lidmaten in de respectievelijke wijken t.o.v.nbsp;het totaal aantal lidmaten in Utrecht.
6,0 |
A |
9,3 |
B |
1,1 |
C |
6,4 |
D |
8,4 |
E |
7,2 |
F |
7,5 |
G |
0,8 |
H |
8,2 |
I |
1,7 |
J |
34,8 |
K |
5,6 |
L |
3,0 |
M |
6,0 A Amsterdamschestraatweg e.o.
9.3 nbsp;nbsp;nbsp;B Lombok, Transvaal, Nieuw-Engeland, Laan van N.-Guinea e.o.
1.1 nbsp;nbsp;nbsp;C Voormalig Wijk C.
6.4 nbsp;nbsp;nbsp;D Ondiep.
8.4 nbsp;nbsp;nbsp;E Vogelbuurt en Tuinwijk.
7.2 nbsp;nbsp;nbsp;F Wittevrouwen.
7.5 nbsp;nbsp;nbsp;G Achter het Wilhelminapark en de Zeeheldenbuurt.
0,8 H Sterrenbuurt (e.o.)
Rivierenwijk.
Oog in Al.
34,8 K Diverse niet te karakteriseeren stadsgedeelten. De binnenstad telt 10 “/o der Ned. Herv. lidmaten.
Zuilen.
3,0 M Maartensdijk,
-ocr page 243-I.
Het is noodzakelijk, dat de Ned. Herv. Kerk te Utrecht de volle consequenties aanvaardt van de inschakeling der Ned.nbsp;Herv. Stadszending in kerkelijk verband, door voortaan allenbsp;evangelisatie-arbeid door middel van haar, te organiseeren.
Het is voor de Ned. Herv. Kerk van het grootste belang, dat zij aandacht schenkt aan het vraagstuk van de verminderingnbsp;der geboorten bij haar leden. Zij dient wegen te zoeken om totnbsp;bespreking daarvan in de gemeente te kunnen komen.
Door de ontkerkelijking van groote groepen in ons land in hoofdzaak toe te schrijven aan maatschappelijke oorzaken, minder aan zuiver ideëele motieven, veronachtzaamt Dr. Kruyt denbsp;belangrijke factor van de verwaarloozing der massa destijdsnbsp;door de Kerk. (Hierbij speciaal gedacht aan de Ned. Herv. Kerk).
Dr. J. P. Kruyt: ,,De Onkerkelikheid in Nederland”, pag. 172.
In Nederland met zijn dichte bevolking is zonder twijfel planologische arbeid ter regeling van het grondgebruik voor wonen, werken en ontspannen noodzakelijk. Deze planologische arbeid kan echter den breeden socialen grondslag niet missen,nbsp;die geleverd zal moeten worden door een diepgaande analyse
-ocr page 244-van de sociale structuur der bepaalde gebieden door daarvoor speciaal gevormde academici.
V.
Nog veel te veel worden ook in ons laiïd, zelfs door geo-graphen, de physieke eigenschappen van het milieu, zoowel van den bodem als van het klimaat, ten grondslag gelegd aannbsp;de occupatievormen.
De sociale aardrijkskunde is een sociale wetenschap, die betrokken is op de idee van de sociale gerechtigheid.
Voor de beantwoording van de vraag of de gletscherbewe-ging stroomend of laminair is, kan pollenanalytisch onderzoek van belang zijn.
De meening van A. Penck, dat de periglaciale gebieden gedurende den Würm-ijstijd geen koud klimaat zouden gehad hebben, wordt althans voor ons land door de kryoturbate verschijnselen tegengesproken. (A. Penck; Europa zur letzten Eis-zeit. Landerk. Forschung, pg. 229).
-ocr page 245- -ocr page 246-...
- ^
.¦’#
. W-
?^r-
â–
-ocr page 248-