AAN
BE GEESTEIÏJKHEID TAH FRAJfRRIJR.
=?sgt;s«;c (!5cvti»aatrbi06 pvUamp;Uvamp;l
t cpje'itcx^e^, gup i\w^ Lcoï^ } Leek ik ook IA iM^eL-^nbsp;3^ifiiwje f optöC^e_y. quot;üwe/
geÊecèt6eiJL acw) dep §toeE, ep ie_y be^e^ete.^ gme^^euamp;a^ voc\^ ier)nbsp;Souye'ceiiAep 0ppe^ue/6te'‘C ^ cootnbsp;^e-eètef^^eiA let oX^eïk clt;xgt;^ S^lt;X-Jk'~
; gecamp;p u. eei^ Au/Kamp;e'E' tejb_, op lei^e_y uieuwe.j'
liroedcr Maria-Joseïii de Geeamb , Abt EN Proctrator-Geweraai van i.a Travee.
-ocr page 10- -ocr page 11-Schrijver j die eene Voorrede aan het hoofd van zijn boek plaatst, beoogt gewoonlijk , zich zelve en zijn boek te doen kennen.nbsp;Wat mij zelve betreft, daarvan zal ik hiernbsp;niet spreken , wijl ik niet heb kunnen vermijden, dit in mijne Pelgrims-reis naar Jerusalem te doen , en omdat diegenen , welkenbsp;dezelve gelezen hebben, bereids weten, langsnbsp;welke wegen het Gode behaagd heeft, mij tenbsp;geleiden, in welke omstandigheden ik geschreven heb, en wat de drijfveêren waren,nbsp;die mij hebben doen schrijven. Mij blijftnbsp;derhalve nog over, van dit nieuwe werk tenbsp;spreken; doch, hoe zal ik er van spreken ?nbsp;Als ik het ondernomen had, met een oogmerknbsp;van roem, dan zou ik aan den lof herinneren,nbsp;die aan het voorgaande werk is toegezwaaid;nbsp;en daar dit onderhavige als een vervolg vannbsp;hetzelve kan beschouwd worden, zou ik hetzelfde belang beloven en ik zou daardoornbsp;trachten, denzelfden bijval te verzekeren.nbsp;, Doch verre zij zulk eene verwatenheid vannbsp;mij. In mijne Pelgrimsreis., had ik tweenbsp;middelen om den lezer belangstelling in te
-ocr page 12-ir
VWKKEKIGl.
boezemen: ik schilderde de plaatsen, waaraan immer de grootste herinneringen verbondennbsp;zullen wezen ; ik schetste de zeden, die denbsp;overhaasting niet had toegelalen, wel te vatten , die verborgene hartstogten zelfs verhinderd hadden,' goed mede te deelen: derhalve,nbsp;terwijl ik sommigen, door de getrouwheidnbsp;mijner schilderingen kon boeijen, verwierf iknbsp;ook nog den bijval van anderen, die de heilige Schriftuur enkel lezen, om hunne godsvrucht te voeden, en te Jerusalem enkel denbsp;geheimen willen zien, die er hebben plaatsnbsp;gehad. Eene reis naar Rome, leverde nietnbsp;dezelfde voordeeien op. Voor de godvruchtigenbsp;lezers is Rome ontegenzeggelijk, het nieuwenbsp;Jerusalem, en, ik ben overtuigd , dat dezenbsp;mij met genoegen van den Souvereinen Opperpriester zullen hooren spreken, en dat zgnbsp;mij zelfs dank zullen zeggen, dat ik mij hebnbsp;aangekant tegen de aantijgingen, die doornbsp;den nijd ingegeven en door eene gevoelioozenbsp;nieuwsgierigheid voortgeplant zijn. Maar, watnbsp;zou ik aanbieden, in plaats der afwisselendenbsp;tooneelen, die de zeden der Arabieren en denbsp;nieuwe staat van Egypte opleveren ? Misschiennbsp;zou ik mg hebben moeten toeleggen, op hetnbsp;beschrijven van het oude en van het nieuwenbsp;Rome, daardoor zou ik mij eene soort vannbsp;schadeloosstelling verschaft hebben en ik zou
-ocr page 13-VOORBERIGT. nbsp;nbsp;nbsp;v
het grootste gedeelte der lezers voldaan hebben, wijl ik veel ruimer voedsel aan de weetgierigheid zou hebben verschaft. Waarom heb ik het niet gedaan ? Waarom heb ik aan ditnbsp;werk den opsmuk van beschrijvingen nietnbsp;gegeven, en mij opgehouden bij de schoonstenbsp;gedenkstukken , in zoo verre dit het onderwerp, dat ik behandelde, vorderde? Zie hiernbsp;mgn antwoord, en dit antwoord bevat geheelnbsp;mijn oogmerk#
Er is geen land in de wereld, dat, met betrekking tot zijne gedenkstukken, even wélnbsp;gekend wordt als Italië; duizend reizigersnbsp;bezoeken het jaarlijks en het meerendeel der-zelve laat ons het verhaal hunner reis, na.nbsp;In die reisverhalen erkent men mannen, dienbsp;de schoone kunsten aangekweekt hebben;nbsp;geenerlei feil, geene schoonheid ontsnapt aannbsp;hunne opmerkingen, en men vindt er eennbsp;zoet genoegen in, om de verscheidenheidnbsp;hunner kundigheden, en de kieschheid vannbsp;hunnen smaak, toe te juichen. Maar, alsnbsp;het zake is van gebruiken, van zeden en vannbsp;Godsdienst, dan zijn het dezelfde mannennbsp;ïiiet meer; zij mogen zoo luide betuigen alsnbsp;*ij willen, dat zij vrij van alle partijdigheidnbsp;zijn , dat gebrek straalt zelfs door tot in denbsp;voorzorgen, die zij nemen, om er zich tegennbsp;te verdedigen. Overigens heeft de zaak niets
-ocr page 14-VI
yOORBERIGT.
verwonderenswaardigs; die reizigers zijn groo-tendeels Lutherschen of Calvinisten, die in den haat tegen onzen heiligen Godsdienst z^nnbsp;opgevoed, die Rome als een nieuw Babyloniënbsp;behandelen, en die door den sectengeest tegennbsp;den Paus lasteringen uitbraken, welke hunnenbsp;rede veroordeelt.
Diep bedroefd over den smaad , die Jesus Christus, in den persoon van zgnen plaats*nbsp;bekleeder aangedaan wordt, heb ik mij voorgesteld, in deze brieven eenige opmerkingennbsp;op te teekenen, over het Romeinsche hof,nbsp;over den geest der Kerk en over de geaardheid der Italianen; ik zal niets zeggen, watnbsp;ik niet met m^ne eigene oogen \gezien heb,nbsp;niets, waarvan ik niet de bewijzen zou kunnen overleggen; en ik zou gclooven aan mijnenbsp;roeping voldaan te hebben, als ik, zondernbsp;af te wijken van dien eenvoudigen stijl, dienbsp;immer de taal der liefde was, het geluk had,nbsp;om eenige vooroordeelen weg te nemen, eenigenbsp;dwalingen te verdrijven en eenige waarhedennbsp;te herstellen.
Het zig zoo,
G É R A M B , Abt.
-ocr page 15-VAN BEN
Bereids sedert onderscheidene jaren , koesterde ik innige gevoelens van eerbied voor den algemeen vermaarden baron l)E gérAMB , die in de Catholijkenbsp;wereld meer bekend is, onder zijn' klooster-naamnbsp;van: Vader maria-joseph. Met groote belangstelling las ik ten jare J830 in Fransche dagbladen ennbsp;tijdschriften , de afreize van dien achtingwaardigennbsp;man naar het heilige Land en ik verbeidde met ongeduld de uitgave zijner schoone Pelgrims-reize , welknbsp;werk ik destijds in het Nederduitsch wilde overbrengen , doch het niet tijdig genoeg ontvangen der oorspronkelijke uitgave van géramb’s Pélerinage a Jéru-saletn et au monl Sinaï, deed mij daarvan afzien.
Met niet minder genoegen vernam ik in het vorig jaar, het vertrek van den wereld-beroemden Trappist , naar Rome. — Al wie zijnen godsvrucht-wek-kenden en bevalligen schrijf-trant kent, zag met mijnbsp;met gespannen verwachting, het verhaal dier reis tenbsp;gemoet, waarvan de uitgave spoedig aangekondigdnbsp;werd. Zoodra de dag van de uitgave der Reis vannbsp;la Trappe naar Rome, mij bekend was, bestelde iknbsp;dezelve onverwijld en had het genoegen, reeds tweenbsp;etmalen na de uitgave , het belangrijke werk te ont-
-ocr page 16-vangen y waarvan'ik de voldoening heb, mijne Ca-tholijke Landgenooten de verlaling aan te bieden. Hoewel ik de edele dichtkunst hartelijk bemin en alsnbsp;een aangename uitspanning beoefen, gevoelde ik mijnbsp;nogtans te zwak, om de taak van het vertalen dernbsp;verzen, in dit werk voorkomende, op mij te nemen ;nbsp;derhalve heb tk mijnen vaderlijken vriend, den verdienstelijken Heere j. g. le SAGE TEN broek, verzocht , zich met- de verlaling derzelve te willen belasten ; hetgeen zijn Ed. dan ook aanstonds, met denbsp;hem zoo eigene vriéndelijke bereidwilligheid, heeftnbsp;op ziek genomen en tot mijne irmige voldoening ennbsp;erkentelijkheid ten uilvoer gebragt; zoodat door dienbsp;vloeijende en eckt-dichterlijke vertaling, aan dit werknbsp;eenen niet geringen luister wordt bijgezet.
Haar de afstand van de pers , mij het ontvangen Van revisie niet vergunde, verzoek ik den Lezer,nbsp;goedgunstig de drukfeilen te willen verbeteren, welkenbsp;mijns ondanks, in mijne vertaling mogten ingeslopennbsp;zijn,
Hat de genadige God zich gewaardige, dit werk te doen strekken , tot verheerlijking van zijnen al-lerheiligsten naam , tot stichting en opwekking dernbsp;geloovigen en tot afweering van alle aantijgingen ,nbsp;die nog dagelijks tegen zijne heilige Kerk en tegennbsp;zijnen doorluchtigen Fertegenwoordiger , het Op^nbsp;perhoofd der Catholijke Kerk , worden gedaan !' Hitnbsp;is de vurige bede van
Grave den nbsp;nbsp;nbsp;oEff vertaier.
20 December 1838.
-ocr page 17-GOD ALLEEN.
Onüe Lieve Vrouw van la Trappe, van den OUjf-berg, 3 April 1837.
Mijne Pelgrims-reize was voltooid; ik had dezelve tot meerdere eer van God, doen drukken, en, waardenbsp;Charles! aan niets meer denkende, dan aan het terug-keeren in de afzondering , welke ik kortstondig verlaten had , verliet ik de goede stad Lyon, waar ik meernbsp;dan een jaar had doorgebragt en ik begaf mij naarnbsp;den Olijf-berg op weg, In die provincie aangekomennbsp;zgnde, welke de Rhijn van Duitschland afscheidt ennbsp;¦wier zeden en taal, nog aan eene vreemde heerschappijnbsp;herinneren, had ik nog slechts eenige weinige oren afnbsp;^®8Scn om ons klooster te kunnen weder zien , en,nbsp;ik wenschle mij zelve reeds geluk, met de spoedigenbsp;vervulling mijner wenschen, toen ik mij ongesteld gevoelde. Ik vervolgde niet te min mijn’ weg, ik kwam
(
-ocr page 18-Ie Colmar aan en werd er ernstig krank. God, die mij in zijne geregtigheid deze beproeving voorbehield,nbsp;had mij ook in zijne barmhartigheid zielroerende vertroostingen voorbereidt. De achtingwaardige pastoornbsp;dier stad, een mijner oude vrienden, verleende mijnbsp;eene gulle gastvrijheid en mijne smarten werden verzacht door de oplettendheden en zorgen , welke hij nietnbsp;ophield mij te bewijzen. Zijne eerwaardige kapellanennbsp;toonden zich door denzelfden geest bezield en wedijverden met hem in onvermoeiden ijver. Zóó is denbsp;waarde priester van Jesus Christus, zijne liefde strektnbsp;zich tot alles uit, hij giet olie en wijn op alle wonden ;
Hij is een engel, die onze aarde komt bewonen,
He mensch , die and'ren troost, om hen Gods beeld te toonen.
Ik stond op , zoodra ik het meende te kunnen doen, en hoewel de geneesheer mij raadde om mijn vertreknbsp;te stellen , en mijne gaslheeren niets nalieten omnbsp;mij terug te houden , ontrukte ik mij aan hunne armennbsp;en begaf mij op nieuw op [Weg. Weldra moest iknbsp;deze overhaasting betreuren ; want, toen ik te Cernaynbsp;aankwam, was ik genoodzaakt de loevlugt te nemennbsp;tol, den geneesheer der plaats. Hij lenigde mijn toestand ; en denzelfden dag, 15 September, begaf iknbsp;mij , doch niet zonder moeite , naar den Olijf-berg.
Hoe aangenaam is het, bij de terugkeering van eene lange bedevaart, na zoo vele gebeurtenissen en gevaren , de kalmte , de stilte, tot zelfs de gelijkvormigheidnbsp;van la Trappe, weder te vinden! Ook zal ik nietnbsp;trachten te beschrijven wat ik gevoelde, toen ik vannbsp;Reiningen de muren van dat heilige klooster ontdekte,
-ocr page 19-( nbsp;nbsp;nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
Waarin ik zoo veel geleden had en waar ik zoo gelukkig was geweest. Zal ik alle religieuzen, die ik er gelaten heb , weder zien ? Leven zij nog, die goedenbsp;grijsaards, die engelen, die voorbeelden , welke in denbsp;strengste boetvaardigheid hunne krachten herkregen?nbsp;Terwijl ik mij zelve deze vragen deed , ging ik voorbijnbsp;het kerkhof; want, onze vaders hebben het kerkhofnbsp;aan den ingang van het klooster geplaatst, opdat denbsp;beeldtenis van den dood ons tol boetvaardigheid zounbsp;stemmen en ons de gestrengheid derzelve zou doennbsp;verduren. Ik wierp de oogen op die aarde waarondernbsp;ik eenmaal zou rusten; op meer dan eene plaats wasnbsp;zij versch omgegraven; hoe velen mijner broeders zijnnbsp;sedert mijn vertrek in dezelve geplaatst geworden ?nbsp;Deze gemoeds-aandoening verdubbelde , toen ik mij voornbsp;de legersteê bevond, welke mij , in de langste nachten , slechts eenige uren moet ontvangen en op welkenbsp;ik vaak een slaap zal zoeken , die zich aan mijne oogennbsp;zal weigeren ; toen ik mij in den gemeenschappelijkennbsp;refter neêrzelte voor eenige groenten, waaraan het zoutnbsp;alle kruiding geeft en voor een stuk broods, hetwelknbsp;slechts om de tien dagen gebakken wordt. Gij zult metnbsp;mij instemmen , dat dit alles zeer hard is en aan denbsp;natuur veel kosten moet. Zoo spreekt de wereld , dierbare Charles! doch de wereld , die de gestrengheid vannbsp;den Godsdienst gispt, kent de zoetheden niet, welkenbsp;dezelve verzeilen, Hoe klopte mijn hart, welk eennbsp;indruk gevoelde ik, toen de klok, in het midden vannbsp;den eersten nacht mij tot het gebed riep! De duisterheid van het klooster, welke door het bleeke schijnselnbsp;®ener lamp verlicht werd , de statige en afgemeten
-ocr page 20-tred der religieusen , die zich naar den tempel bega^-ven, die langzame en statige groet aan den ingang van het heiligdom, die gewelven, welke weêrgalmen vannbsp;den zang der lofliederen, die zuchten, wxlke de woorden van den boetvaardigen koning afbraken ; dat allesnbsp;drong in mijne ziel door en overstelpte haar met genoegens, die ik sedert lang niet meer gesmaakt had!nbsp;Als de genade, die op dat oogenblik ongetwijfeld totnbsp;mijn hart sprak , zich niet dagelijks zoo krachtig doetnbsp;gevoelen, zal ik daarom niet vergeten, dat ik eennbsp;krijgsknecht van Jesus Christus ben en dat de hemelnbsp;geweld lijdt. Gun mij, dat ik u hier de aanmerkingnbsp;mededeele, welke een andere trappist te dezen opzigtenbsp;maakte, die, nadat hij, even als ik, zijn vorst en zijnnbsp;vaderland , in het ruwe beroep der wapenen gediendnbsp;had , zijne dagen in een klooster van Spanje is gaannbsp;eindigen. » Als ik ,” schreef hij , » aan de ondernemingen der Amerikaansche gelukzoekers denk , aan hunnen doortogt van de Atlantische zee, naar dezuid-zee,nbsp;dwars door de landengte van Panama en aan hetgenenbsp;wat zij hebben moeten lijden, om zich een weg tenbsp;banen, midden door boomen en doornstruiken, dienbsp;sedert het begin der wereld , niet hadden opgehoudennbsp;zich door elkander te vlechten; aan hetgene wat zijnbsp;uitgestaan hebben in deze woeste valleijen, onder dennbsp;vuurgloed van den evenaar, en van daar eensklapsnbsp;overgaande tot ijsbergen, en dit alles eeniglijk met hetnbsp;verlangen, om zich meester te maken van het goudnbsp;der Indianen; overwegende dat alle die pogingen voornbsp;schijn-goederen gedaan werden en overigens bewust, datnbsp;de hoop dergenen die voor God arbeiden , niet zal te
-ocr page 21-ieor gesteld worden, kon ik mij niet weêrhouden van uit te roepen: » Helaas j wat doen wij weinig yoornbsp;den hemel!”
Ik zeg het ook , lieve Charles! en om van die waarheid overtuigd te wezen en om er het gewone onderwerp van mijne overdenkingen van te maken, gevoel ik niet te min, dat de mensch niet geheel en al afgestorven is en dat hij somwijlen God nog zijne overwinning wil betwisten. Zal ik u spreken over dennbsp;strijd, die in mijn binnenste plaats had, toen ik allenbsp;gebruiken van het klooster weder moest aannemen ?nbsp;Welke herinneringen, welke beelden, welke begoochelingen ontwaakten toen! De genade stemde mij tótnbsp;versterving, zij wilde dat ik mij zou onderwerpen,datnbsp;ik mij zelve zou beschouwen als den geringsten mijnernbsp;broeders, dat ik Gode alle eer zou doen toekomen ennbsp;dat ik mijn’ schat in den hemel zou plaatsen, waarnbsp;niets vergaat; de natuur integendeel , die geen andernbsp;doel had dan haar zelve, wilde noch beperkt, nochnbsp;vernederd wezen; zij onderwierp zich moeijelijk aannbsp;den regel, zij verlangde achting, en zich naar hetnbsp;voorledene keerende , lachte zij somwijlen ijdele eerbewijzen en valsche goederen toe. Dit zijn de gewaarwordingen die mijn geest alstoen verdeelden, en in datnbsp;moeijelijk oogenblik smeekte ik den Heer, om, mij metnbsp;*ijne genade voor te komen; want zijne genade zounbsp;mij voldoende wezen, als ik niets meer verwierf, vannbsp;alles, Wat de natuur begeert.
Ik was nog naauwelijksïin het klooster aangekomen, toen de vader Prior mij met eenen anderen religieusnbsp;kwam bezoeken ; zij wierpen zich achlervolgens voor
-ocr page 22-mijne roeten neder, welke zij met kussen overdekten;
» Wij kussensprak de heilige Prior, zich oprigtende en op nieuw voor mij eene diepe buiging makende,nbsp;» wij kussen de voeten , die den grond betreden hebben , dien de Verlosser der wereld, de éénige Zoonnbsp;van God, drie en dertig jaren bewoond heeft en diennbsp;Hij met zijn bloed heeft besproeid.” Deze diepe vernedering trof mij bijzonder, doch zij verraste mijnbsp;geenszins; want die Prior was een der eerbiedwaardigste mannen die ik ooit gekend heb. Helaas! wijnbsp;moesten hem weldra verliezen! vol van dagen en verdiensten , is hij eenige maanden daarna , in de glorienbsp;der heiligen gaan deelen, wier leven hij op de aardenbsp;geleid had.
Die goede Vader was, sinds veertig jaren, religieus van la Trappe; hij had voorheen in hetzelfde klooster , een broeder , die even als hij , religieus was.nbsp;Deze beide broeders waren tweelingen: op hetzelfdenbsp;uur den schoot hunner moeder verlaten hebbende, hadden zij elkander nooit verlaten; dezelfde melk hadnbsp;hen gevoed. Aan de zorg van dezelfde meesters toevertrouwd, hadden zij dezelfde beginselen ontvangen;nbsp;en die opvoeding, het werk der natuur voltooijende,nbsp;had bij hun dezelfde neigingen ontwikkeld. Gehoorzaam aan dezelfde stem, hadden zij zich beiden innbsp;het klooster van la Trappe begeven, zij hadden opnbsp;denzelfden dag hunne plegtige geloften afgelegd, innbsp;de schaduw van hetzelfde altaar , de een , naast dennbsp;andere; en gedurende meer dan dertig jaren, weêrgalm-de het koor geen enkel maal van den zang der reli-gjeusen , zonder de vereenigde klanken dier beide broe-
-ocr page 23-ders, aan den voet van den troon des Eeuwigen te brengen. Alleen de dood kon hen scheiden ; Vader Charles , de broeder van den Prior , stierf het eerst ; en de Prior, begroef bij afwezigheid van den Abt, zijn’nbsp;broeder. Met welk eene onderwerping gaf hij hetnbsp;stof aan het stof weder! met welke verteedering spraknbsp;hij de gebruikelijke gebeden! Eenige tranen ontvloeidennbsp;aan zijne oogen, toen zulk een dierbaar overschot,nbsp;onder de aarde, welke de religieusen in het graf wierpen , verdween; doch door die tranen flikkerde denbsp;glimlach der hoop heen.
Die goede Vader, kon , in zijne hoedanigheid van Prior, somwijlen met mij spreken : zijn grootste genoegen was alstoen mij over den dood te onderhouden.nbsp;Alles wat hij zeide ging tot mijne ziel door; want denbsp;dood , die altoos, zelfs voor de regtvaardigste zielen ,nbsp;iets verschrikkelijks heeft, was echter voor hem slechtsnbsp;het gelukkige einde van zijne loopbaan. Hij verbeiddenbsp;denzelven, hij wenschte hem ; en die wensch , zijn’nbsp;geheelen levenswandel bezielende, deed hem genoegensnbsp;smaken in zijne onthoudingen en in zijne smarten. Gedurende zijne ziekte gaf hij bewijzen van helden-moed;nbsp;en toen zijn laatste uur gekomen was, ontving hij hetnbsp;laatste Oliesel, verzocht vergifl'enis voor de slechte voorbeelden Welke hij mogt gegeven hebben , en gaf vervolgens denj wensch te kennen om op assche te sterven. Daar, rustig den dood niet van meer nabij ziende , dan hij hem altoos had gezien, en voor zich zelvenbsp;niet meer stervende , dan hij dagelijks stierf, sloot hijnbsp;de oogen met heilige vreugde, en gaf zijne ziel aannbsp;God , omringd door de geheele knielende klooster-ge-
-ocr page 24-meente, die niet meer wist of zij voor hem bidden of hem aanroepen moest.
Eenigen tijd vroeger, op den 13 November, had eene verschrikkelijke gebeurtenis de beide kloosters vannbsp;den Olijf-berg, met ontsteltenis en schrik vervuld. Iknbsp;zeg de beide kloosters, want niet verre van ons huisnbsp;is een vrouwen-klooster van dezelfde orde. Het wasnbsp;zondag; terwijl elke klooster-gemeente in hare kerknbsp;de vespers zong, openbaarde zich plotseling een hevige brand. Wij snelden er heen ; doch ondanks onzenbsp;pogingen , ondanks den onvermoeiden ijver der bewoners van Heiningen en van de omstreken , die zich allennbsp;gehaast hadden om ons ter hulp te snellen, veranderdenbsp;die brand in den tijd van twee uren, de schuren, dennbsp;oogst en de stallen in puin en asch. De vlammen ,nbsp;die zich tot aan de wolken verhieven, verspreiddennbsp;heinde en verre schrik ; en , door den wind voortgestuwd wordende overdekten zij van tijd tot tijd denbsp;beide kloosters, die zij met algeheele vernieling bedreigden. Hoedanig was de toestand der religieusennbsp;in zulk een groot gevaar? De verwarde stemmen dernbsp;lieden , die ons de behulpzame hand boden, het geluinbsp;der klok , het spelen der brandspuiten, het geruischnbsp;van het water , welks kolommen de woedende vlammen terugdreven , het geraas der brandende balken dienbsp;neêrstortten, het gekraak der verkalkte muren die ne-derploften en de bij zulke omstandigheden onvermijdelijke opschudding; alles vervulde die bruiden van Jesusnbsp;Christus, die vreesachtige duiven die gewoon warennbsp;aan de stilte van het heiligdom, en die schier geennbsp;ander gerucht hooren dan dat der zuchten, welke Ie
-ocr page 25-allen stonde hare onschuldige.harten slaken, met angst. Slechts eene deur kon haar een uitgang geven, hetnbsp;was de hoofddeur, eene deur, die nooit geopendnbsp;Wordt, dan om de maagden te ontvangen, die zichnbsp;aan de boetvaardigheid willen wijden of om den priester des Heeren binnen te laten , wanneer hij de laatste Sacramenten aan de stervenden komt toedienen ennbsp;om haar stoffelijk overschot in den schoot der aarde tenbsp;begraven ; doch de vlammen beletten zelfs het naderen tot die deur , en het was natuurlijk te vreezen ,nbsp;dat het toenemen van den ramp, doodelijk moest worden voor die arme dochters, waarvan onderscheidenenbsp;reeds krank en bedlegerig, niets anders hadden kunnennbsp;doen , dan gezamenlijk te weenen en te bidden. Dienbsp;gebeden werden verhoord; de wind bedaarde en denbsp;brand verminderde; men werd den brand meester ennbsp;men bluschte denzelven eindelijk geheel.
Inlusschen hadden eenige boeren , die ons ter hulp waren gesneld, een jong mensch gezien, die dwarsnbsp;over de velden vlugtte en zich van het tooneel desnbsp;brands verwijderde: zij grepen en ondervroegen hem.nbsp;Hij antwoordde dat hij van la Trappe kwam, dal hijnbsp;er eenige uren had doorgebragt en dat de vrees voornbsp;den brand hem gedwongen had , zich te verwijderen.nbsp;Men zou hem hebben losgelaten, toen andere boerennbsp;onverwacht er bij kwamen, en raadzaam oordeeldennbsp;om hem voor den eersten magistraat der gemeente tenbsp;brengen. Die magistraat ondervroeg hem op zijne beurtnbsp;en vond aanvankelijk geenerlei bezwaar tegen hem ; intus-schen , hetzij dat hij meer omzigtigheiA meende noodignbsp;te hebben op het oogenblik van eenen ramp, waarvan
-ocr page 26-niemand de oorzaak kon gissen ; hetzij , dat hij door een regtvaardig oordeel van God, eenige verwarringnbsp;in den persoon van den beschuldigde bespeurde , beval hij , dat men denzelven als een maatregel van zekerheid , en tot dat men omstandiger onderrigt zounbsp;zijn, op staanden voet naar Alkirch brengen en in denbsp;gevangenis plaatsen zou. Helaas! die jongeling wasnbsp;het die het huis onzer zusters aangestoken had 1 Denbsp;onoelukkige! uit Christen ouders geboren en zelfs innbsp;gevoelens van godsvrucht opgevoed , had hij Trappistnbsp;willen worden. Met die gedachte bezield, had hijnbsp;verzocht in ons klooster toegelaten te worden; hij wasnbsp;er gedurende zeven of acht maanden novice; dochnbsp;was vervolgens uit hetzelve teruggezonden , wijl hij denbsp;vereischte hoedanigheden niet bezat Wie zou kunnennbsp;gelooven dat de hoogmoed hem tot zulk eene grootenbsp;misdaad heeft kunnen brengen, als men niet wist,nbsp;dat die hartstogt, zich meer dan eens onder den dekmantel van den Godsdienst heeft verborgen en dat hijnbsp;noodloltiger branden ontstoken heeft, die nog voortduren en die misschien nimmer gebluscht zullen worden ?nbsp;Zulk eene ernstige zaak moest gevolgen hebben; ernbsp;hadden geregtelijke onderzoeken plaats en de vadernbsp;Abt werd voor het hof van assises van Colmar geroepen. Hij begaf zich derwaarts, door twee religieusennbsp;verzeld (1). Bij zijne *terugkomst, bragt hij ons dienbsp;zonderlinge ziekte aan , bekend onder den naam vannbsp;griep , -welke destijds hare verwoestingen in het midden van den Elzas aanrigtte. In den tijd van drienbsp;dagen werden dertig religieusen door dezelve aange-(1) Zie de Bewtit-Stukktn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦'
-ocr page 27-last. Twee zijn er aan bezweken , de een is gestorven bij het binnengaan der zieken-kamer ; de andere , de broeder, die belast was met de kleêrkamer, is innbsp;de kerk, God biddende, gestorven.
Vaarwel, dierbare Charles! ik herhaal u de verzekering der teedere en onschendbare gevoelens, welke gij sedert zoo lang in mij kent, en die mijne ziel aannbsp;de uwe binden.
-ocr page 28-( t2 )•
Parijs, 17 Julij 1837.
Ik ben dezen geheelen winter zeer lijdende geweest, liere Charles! bij mijne gewone kwalen had zich nognbsp;de heerschende ziekte gevoegd ; en, even als sedertnbsp;mijne gevangenschap in den slottoren van Vincennes,nbsp;alwaar ik slechts het geraas der grendels en de voetstappen mijner gevangenbewaarders hoorde, maakt elknbsp;geluid op mij eenen zonderlingen indrufc en ik vondnbsp;geene krachten genoeg voor den gestrengen regel vannbsp;la Trappe, Intusschen was, door eene bijzondere beschikking der Voorzienigheid, die er ongetwijfeld,nbsp;voor mij de gestrengheid nog van wilde vermeerderen,nbsp;de kamer welke ik in den tusschentijd der geestelijkenbsp;oefeningen bewoonde, juist blootgesteld, aan alles watnbsp;in het klooster het meeste geraas maakte: aan mijnenbsp;regterzijde bevond zich de broeder-schoenmaker, wiensnbsp;hamer het voornaamste werktuig scheen te wezen; aannbsp;mijne linker de timmerman , wiens zaag onophoudelijknbsp;kraschte; en boven mijn hoofd de kamer van den vader Abt, welke nooit ledig was. Als gij hierbij nognbsp;twee vreesselijke bulhonden voegt, welke niet ophielden met blaffen, dan zult gij een tamelijk juist denkbeeld van mijnen toestand hebben en gij zult over mijnnbsp;lijden kunnen oordeelen. Stel u evenwel gerust; iknbsp;heb ondervinding en het zou mij niet verliglen als iknbsp;mij beklaagde. Ik bid alleen God , dat Hij mij ge-
-ocr page 29-( nbsp;nbsp;nbsp;13nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
duld schenke, in het bewustzijn, dat die voorbijgaande beproevingen mij eene onuitsprekelijk groote glorie kunnen verwerven.
Van mijne lange Pelgrims-reize terugkeerende, stelde ik mij voor, om te Rome te gaan bidden , op het grafnbsp;Tan den heiligen Petrus, en de voeten van zijnen Opvolger te kussen. Verschillende omstandigheden hebbennbsp;er mij in verhinderd. Toen de souvereine Opperpriesternbsp;van mijn plan onderrigt was, heeft hij zich gewaar-digd van de hoogte zijns troons, zijn herderstaf overnbsp;mij uit te strekken en mij toe te staan naar Rome tenbsp;komen.
Ik verliet dus mijn klooster ten tweedenmale en ik nam mijn’ weg over Zwitserland , waarheen mij eenigenbsp;zaken riepen.
Toen ik vertrok was mijne neêrslagtigheid zoo groot, dat onderscheidene personen, welke mij in een jaarnbsp;tijds niet gezien hadden, mij naauwelijks konden herkennen ; doch toen ik in dat land was aangekomen,nbsp;toen ik den geur der heilzame kruiden, welke men ernbsp;in overvloed aantreft, had ingeademd, gevoelde ik mijnbsp;herleven en mijne gezondheid werd versterkt. Aanvankelijk in de kaas-hutten neergezeten, of wandelendenbsp;in de bekoorlijke dalen , streelde ik de jonge koeijennbsp;en ik leende mijn oor aan de gezangen des herders ;nbsp;doch weldra sterker geworden, trok ik de meeren over,nbsp;ik beklouterde de bergen , ik doorliep onderscheidenenbsp;streken en ik naderde de hooge watervallen , de metnbsp;sneeuw bekroonde rotsen en eeuwige ijsbergen.
Vooral bezocht ik met innig genoegen die vermaarde kapel van Onze Lieve Vrouw der kluizenaars, alwaar
-ocr page 30-( nbsp;nbsp;nbsp;14nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
Ciirislen-kudden van alle zijden aankomen, elkander onophoudelijk vervangen , en zich rondom het altaarnbsp;der Madonna verdringen.
Zij brengt verligting toe die 7dcli niet -wachten laak Voor ieder ligchaams leed, voor ieder zielen lijden,
Heeft zij een balsem die het harte kan verblijden ;
Terwijl haar moederblik , met liefde gadeslaat
Al -wie haar bijstand vraagt en de ondeugd wil vermijden.
Hoe hulpbeboevend is de zwakke sterfling niet?
-Wiens oog heeft niet geweend, op de aard die wij bewonen ? En wie zich opgeruimd aan and’ren wil vertoonennbsp;Wordt vaak aan 't hart geknaagd door heimelijk verdriet.
Van de verst afgelegene grenzen van den Elzas en van Lotharingen , begeven zich jaarlijks talrijke bedevaartgangers naar Onze Lieve Vrouw der kluizenaars.nbsp;Vooral arme vrouwen en jonge meisjes komen er Marianbsp;danken , de eene voor het behoud van een krank kindnbsp;en de andere voor de genezing van eenen ouden vader.nbsp;Men ziet hun met groepen in stilte voortgaan , somwijlen blootsvoets en altoos met den rozenkrans in denbsp;hand ; een stukje droog rogge brood is hunne voedingnbsp;en de heldere bron , welke zij op hunnen weg aantreffen, is voldoende om hunnen dorst te lesschen.nbsp;Volg hen tot aan den voet van het altaar ; wie zounbsp;niet getroffen worden door de levendigheid van hunnbsp;geloof! wie zou weigeren, zijne hulde met de hunnenbsp;te paren ? wie zou niet willen deelen in hunne vertroostingen ?
Alles .wat stout, groolsch en verheven is, alles wat bewondering, vrees en angst kan inboezemen; allesnbsp;wat de Voorzienigheid in hare onderscheidene gewroch-
-ocr page 31-ten, bevalligs, sombers en aandoénlijks heeft verspreidt; met één woord , al wat de natuur in hare oneindigheid, van zamengeschikte of romantische, van bekoorlijke of treurige, van herderlijke of verschrikkelijkenbsp;tooneelen aanbiedt; dit alles schijnt zich in Helveliënbsp;te vereenigen en van hetzelve het kort begrip vannbsp;de geheele aarde te maken. Inderdaad , met uitzondering van het vuur der volkanen en van het gezigtnbsp;der zee, heeft het oog in Zwitserland geenerlei soortnbsp;van natuurlijke schoonheid te verlangen; het is ooknbsp;Waar, dat de groote meeren somtijds zee-gezigten nabootsen , vooral, wanneer zich een luchtige mist langsnbsp;hunne verre oevers verspreidt; hetwelk een schoonnbsp;vernuft heeft doen zeggen , dat de Oceaan aan Zwitserland %ijn afbeeldsel in miniatuur heeft gebonden.
In Z wilserland, moet dus de Christen-reiziger, meer dan ergens elders, in de verrukking van Daniël deelennbsp;en met hem zingen :
» Werken van God, prijst den Schepper, looft Hem , verheft Hem in alle eeuwen.
» Hemelen, looft den Heer ;
» Sterren des Hemels, prijst den Heer;
» Regen en daauw, mist en nevels, sneeuw en ijs, bliksems en wolken , bergen en heuvels, heesters ennbsp;kruiden , die in de aarde kiemt, bronnen en fonteinen looft den Heer, looft Hem , verheft Hem in allenbsp;eeuwen.”
D® jaren kenmerken op de aarde van Helvelië hunnen overgang niet; maar de' zeden van deszelfs bewonersnbsp;die om hunne zachtmoedigheid, getrouwheid, en omnbsp;hunne gehechtheid aan de oude gebruiken zoo vermaard
-ocr page 32-zijn , wat wordt er van deze? Helaas! alles verandert, tot zelfs de nationale kleeding, die zoo bevallige, zoonbsp;verscheidene en zoo schilderachlige kleeding, welkenbsp;de vreemdelingen nooit zonder bewondering gadeslaan.nbsp;Ik heb jonge boerinnen, op de Fransche wijze gekleed , langzaam achter de hooikarren zien gaan, terwijl zij nieuwe liederen zongen ; maar, wat mij hetnbsp;meeste bedroefde, wat mijne ziel met de diepste smartnbsp;gegriefd heeft, is, dat ik er den Calholijken Godsdienstnbsp;in zijnen eeredienst belemmerd, in zijne bedienaarsnbsp;vervolgd, en zelfs in den persoon van den vertegenwoordiger van het doorluchtig Opperhoofd der Kerk,nbsp;gehoond heb gezien ; ik heb er arme Catholijken vervolgd gezien door het geschreeuw van het vooroordeelnbsp;en door den smaad van den laster; en zij haddennbsp;nogtans geene andere schuld, dan hunne verkleefdheidnbsp;aan de regten, welke zij wettiglijk verworven haddennbsp;en waarvan onderscheidene eeuwen hun nog het genotnbsp;waarborgden; ik heb de sectarissen van Calvijn aloude kloosters zien overweldigen, die schuilplaatsennbsp;van de godsvrucht zien ontheiligen, zich van hunnenbsp;goederen meester maken , en vervolgens de kostelijkenbsp;vruchten van den smaak , van den arbeid en van denbsp;spaarzaamheid , zien toevertrouwen aan schraapzuchtigenbsp;en ónwetende administrateurs; eindelijk heb ik soldaten , die geligt waren om de orde te handhaven ennbsp;het vaderland te verdedigen, zien uittrekken tegen denbsp;vreedzame bewoners eener stad, wier schuld alleennbsp;bestond in hare gehechtheid aan den Godsdienst barernbsp;vaderen, en met verachting van de plegtigste traktaten,nbsp;over hunne hoofden het staal verhieven, waarmede zij
-ocr page 33-hea behooren te beschermen, £a dit alles lieeft plaats in de negentiende eeuw , eene eeuw van verlichting ennbsp;van voortgang, in het klassieke land der vrijheid, innbsp;naam der vrijheid , en onder het bijzonder voorwendsel van het geluk der volken te verhaasten en hun naarnbsp;eene nieuwe gulden eeuw te geleiden, die, wij behoeven het niet te betwijfelen, een nieuw tijdperk vannbsp;barbaarschheid zal wezen.
Toen ik van la Trappe vertrok, schreef ik aan den heer.de La Mennais (1); mijn brief, die door schiernbsp;alle dagbladen is medegedeeld, was mij enkel door denbsp;zuiverste liefde ingegeven geworden.
Vol van bewondering voor het talent des schrijvers, vol van achting voor den priester des Heeren , hooptenbsp;ik , dat hij , op de stem van eenen Trappist, die reedsnbsp;bejaard is en uit het heilig land was teruggekeerd, de •nbsp;oogen openen zou en met mij den pelgrim-staf opnemende, naar Rome zou gaau , om zich voor de voetennbsp;van den Plaatsbekleeder van Jesus Christus te werpennbsp;en eindelijk te erkennen, dat de rede van den mensch ,nbsp;slechts duisternis is, wanneer zij niet verlicht wordtnbsp;dan door haar eigen licht. Hoe menigwerf heeftnbsp;men de Voorzienigheid zich niet van de kleinste dingen zien bedienen , om de grootste wonderen tot standnbsp;te brengen ! Het kwam mij overigens voor, dat denbsp;schrijver van Aq Proeve over de onverschilligheid, dienbsp;eenmaal zulk een welsprekend verdediger van het Ca-tholicismus was, liglelijk mijn doel begrijpen en nognbsp;groot genoeg zijn zon, om de ergernis zijner dwalingen
2
(1) Zie (Ie HfviitStiMen.
-ocr page 34-te bedekken, met den luister zijner onderwerping en de opreglheid van zijn berouw. Ik had geenerlei antwoord op den brief ontvangen, dien ik aan hem hadnbsp;gerigt, doch ik verloor echter niet alle hoop. Toen iknbsp;te Parijs was aangekomen, scheen mijne genegenheidnbsp;voor dien beroemden man, een nieuw leven te ontvangen ; ik zocht hem overal, ik ondervroeg zijne vrienden en zijne vijanden, ik zou hem in een afgelegennbsp;oord dier hoofdslad hebben willen ontmoeten, ik zounbsp;mij aan zijne voetstappen hebben willen kluisteren, hemnbsp;aan mijn hart drukken en hem mede naar dat Romenbsp;voeren , waar de gezonken grootheid troost en de eenmaal erkende misslagen de barmhartigheid en den vrede vinden. Ik had mij een oogenblik gevleid, hemnbsp;op de zamenkomst-plaats te ontmoeten , welke ik hemnbsp;te Marseille had aangewezen; doch weldra verdreef alles, wat ik ten zijnen opzigte vernam, die hoop, iknbsp;had reden om te vreezen, dat mijn geliefdste wenschnbsp;zich niet zou verwezenlijken en die vrees vervulde mijnbsp;met droefheid. Altoos met mijn ontwerp vervuld ,nbsp;meende ik somwijlen dengenen te zien, dien ik tevergeefs zocht, en ik zeide hem alsdan men een jongnbsp;dichter;
Hoe! echo van ’é geloof der grijze voorgeslachten,
Profeet van onzen tijd, met rampen overlaCn,
Trompet, op wier geluid het menschdom scheen te wachten Om uit den doodschen slaap der dwaling op te staan.
Wil* gij, door haat bezield, uw vaderland verroeren'f Des vrijen Christens-naam bevlekken met uw hoon ?
Durft gij, verwoedde wolf, zelfs op den schaapstal loeren, Vervolgt ge als moordenaar de kudde van Gods Zoon ?
-ocr page 35-Neen, neen, 'k heb betren dunk van uwe opregtc trouwe :
Lij»t valt de zwakke mensch..... heb moed om op te staan;
Nog grnoter dan uw geest, is dan uw bittre rouwe.
En wij vergeten dra 't vergrijp door u begaan.
Intusschen vernam ik eensklaps, dal Marseille voor de derde maal door de Cholera bezocht was ; dat Rome niet was gespaard en dat de verschrikkelijke gee-sel zijne verwoestingen rondom het Kapilool aanrigtte.nbsp;Ik moest mij dus toen wel laten welgevallen om nognbsp;eenlgen lijd te Parijs te blijven, doch ik poogde mij innbsp;het midden dier hoofdslad eene stille eenzaamheid tenbsp;verschaffen , mij echter in allen gevalle belovende, omnbsp;dezelve zoodra mogelijk Ie verlaten. Dat men mij nietnbsp;spreke over de gedenkteekenen die haar versieren , nochnbsp;over de wetenschappen en kunsten welke men er aankweekt. Deze hoofdstad roept zoo veel droevige herinneringen terug, als de gedachten, vooral over datnbsp;bloedige tijdstip zweven , toen de maatschappij nog geloofde te bestaan , toen zij geleefd had 1 En , ó mijnnbsp;vriend, was het niet uit haar midden , even als uitnbsp;eene vergiftige bron , dat zoo vele goddelooze geschriften , die de aarde overstroomen, zijn ontstaan en nognbsp;dagelijks bliksem-snel'voortvloeijen ?
Door de omstandigheden gedwongen om mijn verblijf te Parijs te verlengen, wat kon ik dan beter doen, waarde Charles! dan u de nieuwe indrukkennbsp;mede deeleo, welke ik er zou ontvangen? Dit zalnbsp;dus gelijktijdig mijne eenige bezigheid en mijn eenignbsp;genoegen vrezen.
-ocr page 36-Parijs f 6 Aiigustus 1837.
Ik had hel ontwerp gevormd om den slottoren van Vincennes, waar ik twee jaren heb gevangen geweest,nbsp;te bezoeken, en ik heb nu dat ontwerp volvoerd.nbsp;Welke tegenstrijdigheden ontmoet men in deze wereld!nbsp;Ik was de eerste maal in dezen slottoren gegaan zonder het te willen , en dit maal had ik eene vergunningnbsp;noodig om er in te mogen gaan. Ik vermoedde die formaliteit niet vooraf en de toegang werd mij das ook denbsp;eerste maal geweigerd; doch toen ik den volgendennbsp;dag ,een briefje aan den luitenant-generaal baron denbsp;Gourgaud had geschreven , bekwam ik de noodige vergunning en ik begaf mij naar Vincennes,
Hoe veel herinneringen verlevendigt die plaats. Daar zat de H. Lodewijk , aan den voet van eenen eik, terwijl hij zelf een reglerlijk vonnis wees; daar werd denbsp;ongelukkige hertog van Enghien , op bevel van dengenen, wiens zwaard zoo lang op Europa drukte, vermoord ; in dien slottoren zijn zoo vele groote schuldigennbsp;en zoo vele onschuldige slagtoffers opgesloten geworden.nbsp;Daar heb ik heilige Bisschoppen en doorluchtige Kardinalen , achter de grendels zien bóeten voor hunnenbsp;getrouwheid aan de Kerk, wier verdedigers zij waren,nbsp;doch ook daar, geliefde Charles! heeft de slem vannbsp;God zich aan mijn hart doen hooren ; het was in dennbsp;slottoren van Vincennes, gedurende de dagen mijner
-ocr page 37-gevangenschap , dat ik de ware vrijheid, die van den Christen , heb wedergevonden.
Ik trad de kapel binnen, ik wierp een blik op het arsenaal en van daar begaf ik mij naar den toren.nbsp;Ik zal ü niet trachten te beschrijven, wat ik ontwaarde, toen ik deur inging, welke in 1812 achter mijnbsp;gesloten werd , zonder dat mij toen iels de hoop liet ,nbsp;om haar ooit weder te zien open gaan ; toen ik diennbsp;donkeren, smallen en hobbeligen trap opging, waarboven zich de kamer bevindt welke ik bewoond heb,nbsp;als men ten minste een achthoekig vertrek, met zesnbsp;voeten hooge pilasters, hetwelk alleen verlicht werdnbsp;door een klein venster, dat daarenboven nog, tot meerdere zekerheid , van dikke ijzeren bouten voorzien was ,nbsp;waardoor ik naauwelijks den hemel zien en verschenbsp;lucht inademen kon , eene kamer noemen kan. Ik vielnbsp;op den drempel der deur op mijne knieën neder , ennbsp;ik dankte God, niet omdat Hij mij aan de vrijheidnbsp;heeft teruggegeven , maar omdat Hij er mij eenigen tijdnbsp;van beroofd had, om mij de ijdelheid der aardschenbsp;grootheid te doen beseffen en mij te leeren , om voortaan niemand meer dan Hem te dienen.
Welk een oogenblik was dat, toen ik mijn hoofd boog onder de hand van den Almagtige, tóen ik , doornbsp;zijne genade vernieuwd, al mijn vertrouwen in zijnenbsp;barmhartigheid stelde! Gelukkig oogenblik! De wereldnbsp;biedt met alle hare genoegens niets vergelijkelijks harennbsp;aanbidders aan. Toen begreep ik het geduld der martelaren en de voldoening die zij toonden, wanneer zijnbsp;in gevangenhokken geworpen en reeds met wondón overdekt, den lofzang van den zegepraal zongen. In de vu-
-ocr page 38-righeid mijner dankbaarheid drukte ik mijne brandende lippen tegen de ijzeren bonten van mijn venster en tegen de sloten der deur die mij van de aarde scheidde.nbsp;Welk licht begon voor mijne oogen te schitteren? hoenbsp;veel duisternissen waren verdwenen ! hoe veel waarheden hadden over mij derzeJver heerschappij hernomen,nbsp;hoe veel heilzame overdenkingen , hoe veel godvruchtige voornemens 1 O stilte mijner gevangenis! o geheimzinnige nachten , gedurende welke ik niets hoorde,nbsp;dan de winden die in de kanteelen bliezen en zichnbsp;verloren , even als de zuchten der bewoners van ditnbsp;verblijf! Uren, die gelijktijdig zeer aangenaam en zeernbsp;lang waart, waarin, voor de hoop van het toekomstigenbsp;leven, de onregtvaardigheden der menschen en de anderenbsp;rampen van het tegenwoordige leven verdwenen 1 Neen ,nbsp;ik heb u niet vergeten en ik zal u nimmer vergeten.
Men heeft in der tijd , zoo veel gezegd over de in vrijheidstelling der gevangenen in den slottoren van V incennes, dat ik meen verpligt te zijn , ten minste wat mij betreft,nbsp;eenige dwalingen waarin men gevallen is, te verbeteren,
. Ik was in 1812, op meer dan tw^ee honderd uren afstands van Frankrijk, te Husum , eene zeehaven aannbsp;Denemarken toebehoorende, gevangen genomen; ik kwamnbsp;toen uit Engeland. Ik werd aanvankelijk naar Ham-burg gebragi, van Hamburg naar Parijs en eindelijknbsp;werd ik in den slottoren van Vincennes geworpen. Iknbsp;zal niets over eene dusdanige in hechtenisneming zeggen : een onderdaan zijnde van Z. M. den keizer van Oostenrijk, zonder betrekking met Frankrijk, hetwelk iknbsp;sedert 1790 niet meer gezien had, kan ik nog niet bevroeden , wal aanleiding tot die openbare schending
-ocr page 39-Tau liet rejjl der volken heeft kunnen geven. Ik had mij , het is waar, altoos sterk tegen Bonaparte uitgelaten ; en, in 1807 , toen hij Weenen naderde, hadnbsp;ik eene proclamatie gedaan , waarbij ik de jongeling»nbsp;schap der hoofdslad, onder de vaan van een korpsnbsp;riep, hetwelk den naam van wijlen de keizerin Marianbsp;Theresia droeg. Mijne proclamatie behelsde niets hoo-nends, zij eindigde aldus: » Om den vijand tegen tenbsp;snellen , ontruk ik mij aan de armen eener bemindenbsp;echtgenoote en aan die van zes kleine kinderen; maarnbsp;ik was burger, voor dat ik echtgenoot en vader was.”nbsp;Ik had ook in Spanje tegen hem gediend , doch metnbsp;dit alles had ik slechts mijne pligten vervuld. Te Hamburg werd ik van mijnen bediende beroofd en vervolgens door de gendarmerie, wel te verslaan, op mijnenbsp;kosten, vervoerd : ik had twee gendarmes in mijn rijtuig en een op den bok.
Ik kan mij niet weèrhouden, hier te spreken , van helgcne, wat mij te Aken overkwam; want er is geennbsp;reiziger, die, in den geest, op zijne vorige voetstappen wederkeerende, en de herinnering aan de stormennbsp;welke hij doorgestaan heeft, terug roepende , ook nietnbsp;melding maakt, van de lichtstralen , die er een oogeu-hlik het verschrikkelijke van getemperd hebben.
Ik bevond mij alleen in mijne kamer, toen zich een zeer wel gekleed man vertoonde en mij zeide, dat hijnbsp;mijn’ naam vernomen had en dal hij mij zou bevrijdennbsp;als ik het verlangde. Ik bedankte hem en gaf hem tennbsp;antwoord, dal ik hem in gevaar zou brengen, te meernbsp;nog, wijl de zaak hoogst waarschijnlijk, niet slagennbsp;zou. Toen hij zag, dat hij mijne weigering niet kon
-ocr page 40-overwinnen , zeicle hij mij de beleefdste eaken , en, eenig gerucht hoerende, verwijderde hij zich haastig,nbsp;terwijl hij eene rol goud geld op mijne tafel legde, ernbsp;met half luide stem bijvoegende: » Als men gevangennbsp;is, dan voorziet men niet alle ontberingen welke mennbsp;te lijden heeft.” Wie is deze edelmoedige man? hoenbsp;is zijn naam ? van waar ontstaat het belang dat hij innbsp;mijn lot stelt? waar zou ik hem weder aan treffen ? Iknbsp;verloor mij zelve in gissingen.
Drie jaren waren reeds verstreken, toen mijn broe» der mij te la Trappe een brief zond, die in Hongarijenbsp;aan hem was gerigt geworden. De inhoud van diennbsp;brief had hem doen denken, dat hij voor mij was jnbsp;hij luidde als volgt:
» Generaal!
» Ik heb door de dagbladen uwe schoone wapen-» feiten in den jongsten veldtogt vernomen, en het » was eene behoefte voor mijn hart, om u de vreugdenbsp;» te betuigen die ik er over gevoel, wijl het gelijktij-» dig een bewijs is, dat uwe gevangenschap niet vannbsp;» langen duur is geweest. Ik reken onder mijne geluk-» kige dagen , dien dag, waarop ik te Aken de eernbsp;» heb gehad met u kennis te maken. Ik zal echternbsp;» altoos bejammeren, dat gij het aanbod , hetwelk iknbsp;» u durfde doen, om aan uwe bevrijding te arbeiden,nbsp;» niet aangenomen hebt.
» Baron Despbés des Coüdrais ,
» Zuitenant-holoneli
9 Op het kasteel van Vireux, in het département van de Ardennes.”
-ocr page 41-Ik kende dan eindelijk den bewonderenswaardigen man, die, zonder andere beweegreden, dan om eenennbsp;ongelukkigen te verpligten, eene daad had verrigt,nbsp;welke boren allen lof verheven is. Ik achtte mij nognbsp;te meer gelukkig , wijl ik ten zijnen opzigte verplig-tingen te vervullen had. Ik antwoordde hem aanstondsnbsp;dat hij mijn broeder voor mij had aangezien , dat iknbsp;twee jaren gevangen ben geweest en dat ik mij bij hetnbsp;verlaten van den slottoren van Vincennes, in de stillenbsp;afzondering van la Trappe begeven heb. Dat nieuwsnbsp;veroorzaakte hem veel genoegen: daar hij zeer veelnbsp;godsvrucht bezat, wist hij mijn offer te waardeeren.nbsp;De baron Després des Coudrais is een voormalig uitgewekene , die , ik meen in 1805, in Frankrijk is teruggekeerd , om er een tachtigjarige vader en moedernbsp;te verplegen, aan welke hij de teederste zorgen , opnbsp;een kasteel, hetwelk de revolutie hun gelaten had,nbsp;heeft bewezen.
Toen ik van Jeruzalem terugkeerde, ontving ik, weinige dagen na mijne ontscheping te Marseille, een brief van dien uitmuntenden vriend. Daar hij door denbsp;dagbladen vernomen had, dat ik van mijne pelgrimsreis was wedergekeerd , wenschte hij er mij geluk medenbsp;en berigtte mij gelijktijdig het overlijden van zijnen vader en van zijne moeder , en zyn huwelijk met eenenbsp;Engelsche dame. Hij smeekte mij , om ook eenige dagen bij hem te komen doorbrengen : ongelukkiglijk hebnbsp;ik aan die uitnoodiging niet kunnen voldoen. Ik neemnbsp;den draad van mijn verhaal weder op:
Ik was in hechtenis genomen op het oogenblik, waarin Napoleon , ten toppunt van zijnen voorspoed ge-
-ocr page 42-stegen , aan hel hoofd der mogendheden die hij aan zijnen zegewagen had gehecht, met tallooze Jegers tegen Rusland oprukte. Na dien dag van de wereld afgezonderd , niets ziende dan mijne bewaarders en alleen des zondags, den koramandant van den slottoren,nbsp;die gevolgd door den geneesheer , naar den toestand mijner gezondheid kwam vragen , was ik volstrekt onbekend met alles, wat buiten mijne kamer omging. Dienbsp;gedvvongene bezoekers, hadden waarschijnlijk het bevelnbsp;ontvangen, om jegens mij , over alle zaken , het diepste stilzwijgen te bewaren en zij deden zulks op eenenbsp;bewonderenswaardige wijze. De meest gewone of denbsp;eenvoudigste vragen, ontvingen van hun slechts eennbsp;ontwijkend antwoord, dat zelfs geen antwoord was.nbsp;Diensvolgens, als ik op het platte-dak des slottorensnbsp;wandelde, hetgeen slechts bij lange tusschen tijden plaatsnbsp;had, dan vestigde ik mijne blikken op Parijs, hetwelknbsp;ik niet kende; als ik aan mijne bewaarders vroeg, hoenbsp;dit of dat gebouw genoemd werd, waarvan ik dennbsp;nok ontdekte, bij voorbeeld , het koepeldak der Invalides, dan antwoordden die lieden mij droogjes: Iknbsp;weet het niet, en ik bekwam nimmer eenig ander antwoord. Daar mij dat eeuwige ik weet het niet, walgde, koos ik de partij, om niemand meer te ondervragen ; maar hoe , is die toestand aan den mensch natuurlijk ? Dat de religieus in het klooster het stilzwijgen bewaard, verwonderd mij niet, dat stilzwijgen isnbsp;een gedeelte van zijne opoflering, hel is een punt vannbsp;den regel dien hij vrijwillig aa^ngenomen heeft, en denbsp;voordeelen , die aan zijn’ staat verknocht zijn , maken hemnbsp;het onderhouden van zijnen regel getnakkelijk. Zij, waar-
-ocr page 43-mede hij leeft, vormen met hem slechts een hart en eene ziel; de banden verbroken hebbende die hem aannbsp;de andere menschen verbonden, heeft hij er niets meernbsp;van te hopen, maar hij heeft er ook niets meer vannbsp;te vreezen ; aldus, tevreden over het tegenwoordige ,nbsp;is hij , ook nog gerust gesteld voor het verschrikkelijkenbsp;der toekomst, door de oefeningen welke hij pleegt, ennbsp;door de ontberingen , welke hij zich zelve oplegt. Alsnbsp;echter eenig wolkje de helderheid zijner ziel benevelt , dan kan hij ten minste zijne bekommeringen aannbsp;zijn’ overste mededeelen, en hij is verzekerd in hemnbsp;een trooster te vinden. Doch zoo is het niet met dennbsp;staatsgevangene; tot een volstrekt stilzwijgen gedoemd,nbsp;van alles gescheiden wat hem het dierbaarste is en omnbsp;zich niets ziende dan gefronste aangezigten, en gedwongen om zijne gedachten in zijn hart te smooren , ontrustnbsp;hij zich, hij wordt gramstoorig, en de smarten welkenbsp;hij vreest, treffen hèm nog meer dan diegene welke hijnbsp;ondervindt. Ziedaar, hoe ik tijdens mijne gevangenschap, die twee jaren geduurd heeft, geleefd heb; hoenbsp;menigmaal heb ik mij aan de treurigheid overgegeven 1nbsp;Dikwerf meende ik bij het vallen van den avond, denbsp;schim van den hertog van Eoghien om mij te zien dooien ; en , ik zeide alsdan tot mij zelve : Wie weet, ofnbsp;men mij niet in den een’ of anderen nacht zal komennbsp;halen om mij op mijne beurt dood te schieten ?
God had met mij andere oogmerken en reeds was, zonder dat ik het wist, de dageraad mijner bevrijdingnbsp;aangebroken.
Op, den 6 Februarij had ik mij vroeger dan naar gewoonte , ter rust begeven, toen ik tusschen acht cu
-ocr page 44-negen ure een ongewoon gerucht hoorde: het was dat Tan menschen, die den trap opsnelden, ik rigtte mijnbsp;aanstonds op, ik wende mijn hoofd, ik luisterde, iknbsp;hield mijn adem in om beter te kunnen hooren en iknbsp;onderscheidde het gekletter van sabels, die bij gelijkenbsp;lusschenpoosingen op de vochtige trappen nedersielennbsp;en het gerammel der sleutels, welke tot het openen eunbsp;sluiten der gevangenhokken dienden. Ik dacht eerst datnbsp;de troep zich op de eerste en vervolgens op ,de tweedenbsp;verdieping ophield; doch ik werd weldra van mijnenbsp;dooling ternggebragt: men klom ook naar de derdenbsp;verdieping; men stond voor mijne deur stil, zij werdnbsp;met geweld geopend en ziedaar, mijne kamer opgevuldnbsp;met gevangenbewaarders en soldaten. De kommandantnbsp;van den slottoren , naderde toen met eene lantaarn innbsp;de hand, mijn bed; » Generaal, sta op! — Ik opslaan ! En waarom ? — Gij gaat vervoerd worden. —nbsp;Maar, waarheen ? — Men zal het u zeggen.” Ik beken het, dat ik mij toen verloren waande, en ik geloofde dit te meer nog, wijl hij, toen hg mij eenigenbsp;zaken zag opnemen, tot mij zeide: » Laat dat alles,nbsp;men zal het u morgen zenden.”
Intusschen beval ik mijne ziel Gode aan, en ging den trap af, door mijne wachters omgeven. Op denbsp;tweede verdieping zag ik uit een gevangenhok een bejaard man te voorschijn komen, in eene jas van grijzenbsp;zijde gewikkeld, hij kwam mij voor een geestelijke tenbsp;wezen: — Ziedaar, sprak ik tot mij zelve, nog eennbsp;slagtoffer van de ongeruste en achterdochtige policienbsp;des keizerrijks. Wij bevonden ons op het plein, toennbsp;die onbekende mij naderde en mij in hel oor fluisterde:
-ocr page 45-( 29 )
» Ik wed , dat de gealJieerden in de nabijheid van Parijs zijn.” — » Wal voor geallieerden ?” vroeg ik. — »Wel,nbsp;de Russen, de Oostenrijkers en de Pruissen.” Op dienbsp;woorden deed ik, ik beken het, eene schrede achterwaarts, en met mijn oog mijnen zonderlingen vreemdeling melende, sprak ik tot mij zelve : » Ach 1 voorzeker is hij zinneloos. De ongelukkige ! de gevangenschapnbsp;zal zijne hersenen gekrenkt hebben. De Russen, denbsp;Oostenrijkers en de Pruissen in de nabijheid van Parijsnbsp;Intusschen naderde een rijtuig en men bevalnbsp;ons in hetzelve te stijgen ; ik deed mijn reisgezel hetnbsp;eerste inklimmen en ik plaatste mij , zoo ver mij eenig-zins mogelijk was, van hem af, daar ik wel eens hadnbsp;hooren zeggen , dat men de gekken moet wantrouwen.nbsp;Twee agenten van policie plaatsten zich gelijktijdig opnbsp;den bok , terwijl zij den koetsier toeriepen ; Naar lanbsp;Force ; en wij reden weg.
Een uur later wist ik, dat la Force eene andere staatsgevangenis was. Toen wij de deur der gevangenisnbsp;waren binnen gegaan, vroeg men ons onze namen. Iknbsp;luisterde gretig naar betgene, wat mijn reisgenoot zounbsp;antwoorden ; hij antwoordde, dat hij bisschep van Troyesnbsp;was. — Best, nu is hij reeds bisschop , het zoo hemnbsp;niet meer gekost hebben om zich Paus te maken : ennbsp;ik lachte in mij zelve. Ik vernam intusschen weldranbsp;tol mijne groote verbazing , dat hij niet alleen geennbsp;zinnelooze , maar dat hij wezenlijk bisschop van Troyesnbsp;was , die beroemde abbé de Boulogne, die even vermaard was door zijne deugden als door zijne kanselwelsprekendheid ; en toen eerst werd ik onderrigt vannbsp;de groote gebeurtenissen , welke gedurende mijne gevan-
-ocr page 46-genschap elkander zoo snel waren opgevolgd. « Monseigneur, sprak ik lot hem, ik heb u,voor een’ zinne-looze aangezien , vergeeft gij het mij ?”
Eerst sedert het einde van November in hechtenis genomen, droeg de heer de Boulogne kennis van aidenbsp;tegenspoeden , welke na den veldlogt van Moscou, hetnbsp;Eransche leger hadden getroffen en hij had met grondnbsp;geoordeeld, dat het gouvernement de gevangenen zounbsp;vervoeren , uil vrees voor eenen onverhoedsehen aanslan'nbsp;van de zijde der geallieerden ; maar ik, die op hetnbsp;oogenblik, waarop ik werd opgesloten, zoo als ik unbsp;gezegd heb , Napoleon achterliet, aan het hoofd dernbsp;legers van de andere mogendheden van Europa, tegennbsp;Rusland optrefckende en na verloop van achttien ofnbsp;twintig maanden eensklaps hoorde zeggen, dat die buitengewone man als een zinklood was gevallen, en datnbsp;de Russen , de Oostenrijkers en de Fruissen , Parijs naderden , ik moest natuurlijker wijze veronderstellen,nbsp;dat het zinneloosheid was.
In denzelfden nacht kwamen Mgr. Gregorio , Romeinsch prelaat, thans kardinaal; pater Fontana, generaal dernbsp;Barnabiten , die na dien tijd ook met het Romeinschenbsp;purper bekleed en voor eenige jaren in geur van hei-ligbeid gestorven is; en eindelijk de abbé Pedicini,nbsp;hier aan. Ik werd alleen gehuisvest; Mgr. van Troyesnbsp;werd aanvankelijk met Mgr. Gregorio en pater Fontananbsp;gehuist; doch na verloop van eenige dagen, verzocht hij mij , om hem in mijne kamer op te nemen,nbsp;ten einde aan die heeren meer ruimte te verschaffen ,nbsp;hetwelk ik met genoegen deed. Ik zal de vijf of zesnbsp;weken nooit vergeten, welke ik jaiel dien waardigen pre-.
-ocr page 47-laat heb doorgebragt: zijne manieren waren ongedwongen en edel; en zijn omgang, nu eens opgeruimd, dan ¦weder ernstig, getuigde de goedheid van zijn hart, denbsp;opregtheid van zijn gemoed en de verscheidenheid zijnernbsp;wetenschappen. In elke andere omstandigheid zou dienbsp;tijd mij zeer kort hebben toegeschenen.
Op den 30 Maart, verschenen de geallieerde troepen onder de muren van Parijs: het kanon liet zich hoeren , en ik sliep er niet te minder om, toen de bisschep mij plotseling wekte, terwijl hij dit maal metnbsp;eene vrij koddige stem uitriep : » Gij slaapt, Brutus,nbsp;en Rome is in de boeijen.” Op den 1 April bevonden zich de souvereinen in de hoofdstad, alwaar eenenbsp;hunner eerste zorgen , de in vrijheid stelling der Staatkundige gevangenen was. Ik bevond mij in vrijheid.
Vaarwel, dierbare Charles!
-ocr page 48-( nbsp;nbsp;nbsp;32nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
Parijs, 20 Augustus 1837.
Ik heb, waarde Charles! de kerk van Onze Lieve Trouw van Lbrette bezocht. Die kerk is te schoon ,nbsp;of liever, wat er u een juister denkbeeld van zal geven , zij is te veel versierd en te rijk. Het schilderwerknbsp;en het verguldsel zijn er met buitengewone kwistigheidnbsp;in aangebragt; men vindt hetzelve overal en de biechtstoelen zelfs, die elders iels gestrengs hebben, overeenkomstig den indruk welken zij moeten maken , stellen hier slechts bekoorlijke en luchtige denkbeeldennbsp;voor. Neen , dit gedenkstuk heeft niets, dat eerbiednbsp;beveelt, niets dat van die aangename gewaarwordingennbsp;doet geboren worden , welke hel voedsel van den ijvernbsp;en de genoegens der Christen ziel zijn. De reiziger kannbsp;er uit nieuwsgierigheid heen gelokt worden, maar iknbsp;betwijfel, of er de misdadiger den God van ontferming zal komen aanroepen.
De heer de Chateaubriand heeft met grond gezegd, dat, hoe meer godsvrucht en geloof de lijden bezaten , dienbsp;onze gedenkstukken hebben opgerigt, die gedenkstukken te indrukwekkender zijn geweest , door het groot-sche en edele van derzelver geaardheid. Hel is dusnbsp;niet te verwonderen , dat men in onze eeuw van onverschilligheid , alle bouwstijlen door elkander wart en datnbsp;men geene kerk meer weet te bouwen. Hiervan is nognbsp;•die \an la Madelaine eene getuige : ik ben dat kollos-
-ocr page 49-( 33 )
sdie en majestueuse gedenkstuk genaderd, ik heb die talrijke Korinlbische kolommen gade geslagen, welke een reuzen-hek rondom het gebouw vormen; iknbsp;heb de verhevenheid dier zuilen - gaanderij bewonderd, waarop bij fraai weder, nouvellisten en ledigloo-pers zamenvloeijen ; vervolgens heb ik mij zelve afgevraagd : Is dit een Christen tempel, die gemaakt isnbsp;voor gelooïigen, welke willen bidden en geslicht worden, of een onheilige schouwburg, aan tooneelvertoo-ningen en aan de losbandigheid gewijd ? Welk doelnbsp;heeft de architekt beoogd ? Welk gewrocht heeft hijnbsp;willen vóórtbrengen? Waartoe dienen die ijzeren hekken? Moet het huis van den God van goedheid nietnbsp;altoos toegankelijk wezen ? Is er een oogenblik in hetnbsp;leven , waarin de stervelingen geene behoefte aan genade en vertroostingen hebben! Ja, nogmaals, het isnbsp;groot, stout, kolossaal, maar , hel is geene kerk.
Op zekeren avond, nadat ik onder de zuilengaanderijen van dien tempel had gewandeld, die, in zekere opziglen, mij aan dien van Balbeck herinnerde en nadat ik mij vergast had aan de belooverendenbsp;uitwerking , welke vooral deszelfs zuilen-rij in hetnbsp;avond uur doet, stond ik stil, om op nieuw , de geduchte obelisk , die zich voor mij bevond , te beschouwen. Ik was in Egypte toen zij van Luïor w-erd weggevoerd en ik zou toen tol haar hebben kunnen zeggen ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Wij zullen elkander te Parijs wederzien
maar , ik zou nooit hebben kunnen denken , dat die obelisk, sinds zoo vele eeuwen bewegeloos, aldaarnbsp;evenwel hel eerste zon aankomen. Ik beschouwde dan
3
-ocr page 50-dien reus der woestijn , ik mat in mijnen geest des-zelfs proportiën , ik poogde tot het tijdvak op te klimmen dal hem had zien geboren worden , toen bij eensklaps, om mij zoo uiltedrukken, verdween, en mij in zijne plaats slechts een schavot liet zien , omringd doornbsp;eene tallooze bevolking, die, met de oogen aan hetnbsp;doodelijk werktuig geboeid , met ongeduld een slagtoffer verbeidde..... Het slagtoffer naderde.....! Ziet
gij dien man met een verheven voorhoofd , met eenen majestueuzen gang? Hel is Lodewijk XVI, de kleinzoon van den H. Lodewijk, van Hendrik IV, van Lodewijk , den Groote, het hoofd van het huis der Bourbons, de souverein van het schoonste koningrijk dernbsp;aarde: zijne handen hebben den schepter gedragen ennbsp;ze zijn rnel verachtelijke koorden geboeid ; zijn hoofdnbsp;heeft de kroon gelorscht en het valt onder den bijlnbsp;van den beul.
Ik ijsde op dat gezigt, ik deinsde achter uit endoor eene onvrijwillige en plotselinge beweging, bedekte iknbsp;met mijne beide handen , mijne oogen , om geen getuige te wezen van de misdaad die er zou volvoerdnbsp;worden. Maar, eene andere misdaad werd voorbereid : hel scheen mij toe , dat ik op dezelfde plaats,nbsp;dezelfde menigte, nog een ander schavot zag omringen.nbsp;Eene kar nadert langzaam , op die kar bevinden zichnbsp;onderscheidene veroordeelden; en onder die veroordeelden ontwaarde ik eene vrouw, wier handen op harennbsp;rug gebonden waren. Hare door het lijden veranderdenbsp;trekken , zijn bleek, maar edel, en hare houding is majestueus. Ik herken de koningin van Frankrijk, de dochter dernbsp;Cesars, van dal doorluchtige huis van Oostenrijk , waarin
-ocr page 51-men , zoo als Bossuel zegt, sedert zoo vele eeuwen en* kei koningen en keizers aantreft. Wie zou het geloo-ven? Die koningin, die gedurende twintig jaren de afgod der Franschen was geweest, die zoo schoone ennbsp;zoo goede koningin, Maria Antoinette, werd, alvorensnbsp;zij den noodlottigen slag ontving, door de verachtelijk-ste bevolking gehoond !
Nooit was, sedert dat de wereld bestaat, een groo-ter voorbeeld van de nietigheid der aardsche grootheid gegeven ; nirnorer had men, dan bij die bloedige catastrophe gezien, tot welke buitensporigheden de men-schen kunnen overslaan, wanneer God,«om hen te straffen voor hunne ongebondenheden , over hun de geestnbsp;van dwaling verspreidt en hun aan hunne eigene zinnennbsp;overlaal.
En in de plaats van het verzoenend gedenkteeken, dat op de plaats zelve moest opgerigt worden, waarnbsp;eenmaal het bloed vhn den gezalfden des Heeren vloeide, een gedenkteeken, dat daar zou gebleven zijn alsnbsp;eene verschrikkelijke les voor de volken en koningen ,nbsp;heeft men met groote kosten een monolieth opgerigt,nbsp;waarvan de stijl noch kan stronken met de plaats waarnbsp;dezelve zich bevindt, noch met de gedenkteekenen dienbsp;hem omringen. Heeft men , door het vestigen van denbsp;aandacht des reizigers op deze obelisk , eene echte getuigenis willen geven van de grootheid der Epyptena-ren en mij, als het ware , op eenen anderen bodemnbsp;verplaatsen , mij andere tijden en andere zeden voorstellen , om mij daardoor de misdaad te doen vergeten,nbsp;welke Frankrijk bezoedeld en de geheele wereld verschrikt heeft ? IJdele pogingen ! hel vergeten is niet
-ocr page 52-*00 gemakkelijk als het zwijgeir*; en voor de reglbank Tan het menschelijk geslacht, even als voor die vannbsp;den oppersten Regter , wordt de genade slechts aan hetnbsp;opregte berouw verleend.
Niet ver van de obelisk staal de zegeboog van l’Éloile. Dat gedenkstuk , door Napoleon begonnen , is eerst onder den tégenvvoordigen koning voltooid. Men heeft ernbsp;dertig jaren aan gearbeid : het kost nagenoeg tien mil-lioenen. Die triomph-boog, laat door zijne kolossalenbsp;proportiën, alles wat van dien aard bestaat, verre achter zich: noch die van Konstantinus, noch die vannbsp;Septimus, noch iels wat ik te Karnak en te Thebe gezien heb, kan er mede vergeleken worden. Het is dusnbsp;met betrekking tot de kunst, een der wereld-wonde-ren ; maar wat is het in eene andere betrekking?nbsp;Gij zult mij toestemmen , lieve Charles! dal het eenenbsp;heerlijke getuigenis van de ijdelheid der aardsche dingen is. Wat blijft aan Frankrijk over van de zoo velenbsp;veroveringen welker herinnering het bestemt is te vereeuwigen? Even eerzuchtig als Alexander, vond Napoleon de aarde niet groot genoeg voor zijne ondernemingen , minder gelukkig dan hij , heeft hij langer dan zijnnbsp;zijn rijk geleefd. Ik denk nooit aan dien buitengewonen man, zonder de volgende zinsnede van Massillonnbsp;op hem toe te passen. Nadat de redenaar het af beeld-sel van een dier koningen had geschetst, die den afgodnbsp;hunner grootheid enkel verheffen op het puin der volken en der natiën, riep hij uit: » Groote God! welknbsp;een geesel voor de aarde ! welk een geschenk geeft gijnbsp;in uwe gramschap aan de menschen, als gij hun zulknbsp;een meester geeft! Zijn roem zal immer met bloed be-
-ocr page 53-Koetleld VTCzen : de een of andere zinnelooze zal misschien zijne overwinningen bezingen ; maar de provinciën , de steden en de velden zullen er over -weenen : men zai prachtige gedenkteekens oprigten, om zijne veroveringen onsterfelijk te maken; de nog roo-kende puinen, van zoo vele eertijds bloeijende steden j de verwoesting van zoo vele velden , die beroofdnbsp;zijn van hunne vroegere schoonheid ; de bouwvallen van zoo vele muren , waaronder de vreedzamenbsp;iurgers bedolven zijn ; zoo vele rampen , die nog nanbsp;hem zullen bestaan , zullen doodsche gedenkstukkennbsp;wezen , die zijne ijdelheid en zijne dwaasheid onsterfelijk zullen maken. Ilij zal zijn voorbijgegaan ais eennbsp;watervloed om de aarde te verwoesten, en niet alsnbsp;een majestueuse stroom , om er vreugde en overvloednbsp;te brengen; zijn naam zal opgeteekend worden in denbsp;jaarboeken van het nageslacht, onder de veroveraars,nbsp;maar hij zal niet onder de goede koningen worden opgeteekend ; en men zal de geschiedenis zijner regeringnbsp;niet terug roepen, dan om de herinnering aan de rampen , welke hij den menschen veroorzaakt heeft, tenbsp;verlevendigen. Aldus zal zijn hoogmoed tot aan dennbsp;hemel zijn opgestegen, zijn hoofd zal de wolken hebbennbsp;geraakt, en de uitslag zijner ondernemingen zal zijnenbsp;wenschen hebben geëvenaard ; en al die zamenhoopingnbsp;van glorie zal ten laatste niets meer wezen dan eennbsp;hoopje slijk , hetwelk niets achter zal laten dan stanknbsp;en schande.”
Van den zegeboog van 1’Étoile, heb ik mij naar Versailles begeven,, en ik ben van daag teruggekeerd,nbsp;•nog verbaasd over de schoone dingen die ik er gezien
-ocr page 54-heb. Wie heeft niet ten minste hoeren spreken over dat paleis, waarin Lodewijk XIV zijne residentie hadnbsp;gevestigd, en dat op zich zelve eene geheele grootenbsp;stad uitmaakt! Hét verbaasde oog gaat van het eenenbsp;wonder tot het andere over en men weet niet wat mennbsp;liet meeste bewonderen zal, de weidsche pracht dernbsp;bouwkunde, of de uitgestrektheid der met beeldennbsp;versierde tuinen , die besproeid worden door overvloedige wateren , welke er een alleraangenaamst oord vannbsp;maken. Dit paleis was echter eenzaam geworden ennbsp;diende nergens meer toe, dan om aan de uiteinden dernbsp;menschelijke zaken te herinneren. Daar koning Louisnbsp;Philippe aan hetzelve zijn* vorigen luister wilde hergeven , heeft hij het gelukkige denkbeeld gehad , om ernbsp;het nationale museum van te maken. Hij heeft met reden gedacht, dat de koning, die alle kunsten hadnbsp;doen bloeijen , dezelve volgaarne in zijne woning ontvangen en ze nog door zijne schim beschermen zou.nbsp;Hij heeft zich niet bedrogen; het nationale museum isnbsp;zoo schoon , dat de onmetelijke zalen , die het bevatten , sedert de drie maanden, nadat hetzelve voor hetnbsp;publiek geopend werd , door eene menigte van nieuwsgierigen, welke elkander onophoudelijk opvolgen, overstroomd Worden. Ik heb het ook willen bezoeken, dochnbsp;ik heb er slechts eenige oogenblikken vertoefd , wijlnbsp;die overgroote menigte , die naar de baren eener onstuimige zee gelijkt, mij mijne blikken op geen voorwerp liet vestigen. Ik scheidde-dus van hetzelve, ennbsp;mij tot eenige opzigters wendende, verwierf ik de vergunning , om afzonderlijk , de onderscheidene zalen tenbsp;mogen bezigligen.
-ocr page 55-Ik hechtte mij bij voorkeur aan alles, wat tot de eeuw van Lodewijk XIV behoorde, en vervuld metnbsp;dien koning, die nog in onderscheidene gedeelten zijner oude woning schijnt te ademen , was ik onvermoeidnbsp;in het beschouwen van alles , wat mij herinnerde aannbsp;den luister van zijn hof en aan de verschillende gebeurtenissen van zijne regering. Daar vond ik die beroemde mannen terug , wier roem zijn roem vermeerdert, wijl hij dezelve door zijn’ geest deed ontluiken,nbsp;met versland bezigde en koninklijk beloonde. Het scheennbsp;mij toe, dat ik er de Condés, de Torennes, deLuxem-bourgs, de Calinats endeVillars, die zijne legers kommandeerden ; de Colberts en de Louvois, die zijn’ raadnbsp;bestuurden ; de Boileaus en de Racines , die de jaarboeken van zijne regering schreven of zijne uitspanningen bekoorden; de Bossuets en de Fenelons, die zijnenbsp;kinderen onderwezen ; de Fléchiers, de Bourdalouesnbsp;en de Massillons, die hem zelf onderwezen , en hemnbsp;door hunne profetische stem verkondigden , dat Godnbsp;alleen groot is, nog zag. Andere tafereelen deden mijnbsp;de oogen neerslaan , want zij herinnerden mij treurigenbsp;zw’akheden , en misschien nog meer dan zwakheden ;nbsp;doch die monarch heeft even als David , zijne misslagen erkend en hij heeft even als bij , Gode een vermorzeld en verootmoedigd hart aangeboden.
Ik ging van daar over naar de kamer, waar Lodewijk XIV stierf, en ik stond lang voor het bed stil, waarop hij den geest gegeven heelt. O, geliefde Charles 1 hoe welsprekend is die sponde , en, om mij vannbsp;de uitdrukkingen van Bossuet te bedienen, hoe spreidtnbsp;zij voor hel oog der wereld hare algeheele ijdelheid ten
-ocr page 56-toon ! Die koning , wiens grootheid Europa bewonderd had, zag in zijne laatste oogenblikken slechts eenigenbsp;getrouwe dienaren om zijn bed verzameld ; en die stem ,nbsp;die voorheen met eerbied gehoord en met snelheid totnbsp;zelfs in de afgelegenste provinciën van zijn koningrijknbsp;gehoorzaamd werd , hoorde men nu naauwelijks meernbsp;in het binnenste van zijn paleis. Gelukkig, verliet denbsp;gedachte aan God hem in die beslissende oogenblikkennbsp;niet en zijne onderwerping was zelfs zoo groot, dat hijnbsp;aan een zijner bedroefde dienaren zeide: » Waaromnbsp;beweent ge mij? waandet gij mij onsterfelijk?” en aannbsp;een ander, die hem majesteit noemde: » Er is hiernbsp;geene majesteit dan die van den dood , die mij omringt.”
Ziedaar mij , in de gaanderij der veldslagen aangekomen: welke heldenmoed! welke roem! Neen , tot welkenbsp;natie gij ook behoort, welk gevoelen gij ook aankleeft,nbsp;onder welke vaan gg ook mogt gestreden hebben , gijnbsp;kunt u niet weêrhouden van het bewonderen dier gewonnen veldslagen, dier stormenderhand ingenomen steden , dier roemvolle dooden , dier wijze terugtogten ,nbsp;dier zegepralende marschen, met één woord , diernbsp;schoone wapenfeiten, die den krijgsroem van Frankrijknbsp;zoo hoog hebben doen stijgen. Maar, helaas! wordennbsp;er onder zoo vele doorluchtige hoofdmannen velen gevonden , die hun vertrouwen op den Heer gebouwd ennbsp;Hem den goeden uitslag hunner ondernemingen als eenenbsp;hulde gebragt hebben i Waarom is de Godsdienst innbsp;deze tafereelen als niets? Behoort hij den krijgsman,nbsp;die voor zijn vaderland strijdt, niet te bemoedigen,nbsp;hem te ondersteunen in zijne pogingen, hem te ver-
-ocr page 57-ïellen bij zijnen zege , of op zijn graf een straal van onsterfelijkheid te werpen? De dappere ridders warennbsp;mei deze waarheden niet onbekend: ik herinnerde mijnbsp;nog dien onverschrokken Dugtiesclin , die , nadat hijnbsp;gedurende zijn leven, onderscheidene bewijzen van zijnenbsp;gehechtheid aan hel Christen-geloof gegeven had , stervende, nog aan zijne roemgenooten herbaalde, dat zij,nbsp;in alle gewesten waar zij krijg mogten voeren , de geestelijken , de vrouwen en de kinderen behoorden tenbsp;sparen. Ik herinnerde mij Bayard, die bij den terug-togt Tan Rebec, doodelijk gewond, zich onder een’nbsp;boom deed dragen : daar , met het aangezigt naar dennbsp;vijand gekeerd , kuste hij het gevest van zijn zwaard ,nbsp;Welks vorm hem het leeken onzer verlossing voorsleldenbsp;en hij smeekte God ootmoedig om de vergiffenis zijnernbsp;zonden. Zonder zoo hoog op te klimmen, vond ik innbsp;de eeuw van Lodewijk XIV, die zoo vruchtbare eeuwnbsp;in helden, Turenne, die dagelijks de Misse in zijnnbsp;kamp deed lezen, terwijl bij aan zijne officieren, in eennbsp;oogenblik waarin zij zich , en hem zelve met de zekerheidnbsp;der overwinning vleiden , zeide : » Ons lot berust nietnbsp;in onze handen , en als God zijn werk niet voltooid ,nbsp;dan zullen wij geslagen worden.” Ik stelde mij dennbsp;maarschalk van Luxembourg in zijne laatste oogenblik-ken voor , wiens dood zoo Christelijk was, dal Bour-daloue , die hem bijstond, zeide : » Ik heb niet geleefdnbsp;*oo als hij, maar ik zou gaarne zoo als hij willennbsp;sterven.” Zou ik den mededinger van Eugenius, Villarsnbsp;kunnen vergeten , die bij den slag van Malplaquet gekwetst , niet bloosde den bijstand van den Godsdienstnbsp;te vragen , er bijvoegende : » Daar het leger Villars niet
-ocr page 58-als lield ziet sterven , dat hel hem dan ten minste zie sterven als Christen.”
De groole veldheeren die Frankrijk sedert vijftig ja-ren heeft opgeleverd , doen in dapperheid niet onder voor de hoofdmannen der verloopene eeuwen ; doch mennbsp;zou zeggen , dat zij denzelfden ^God niet kenden, ofnbsp;dat die God niet meer de God der legerscharen is. Iknbsp;zie verscheidenen hunner roemrijk te midden der gevechten sterven. Waarom zie ik ook de Godsdienst nietnbsp;op hunne wonden den balsem zijner vertroostingen uit-gielen, en hun uit een leven vol van onrust en gevaren,nbsp;naar de eeuwige rust geleiden? Zou men menen, datnbsp;het oor des soldaats, hetwelk verhard is door het gebulder van het kanon, gevoelloos moet zijn voor denbsp;stem van den priester, en zou men dengenen van zwakheid beschuldigen , die , doorbet doodelijke lood getroffen, en al zijn bloed verliezende, zich herinnerendenbsp;aan de vermaning zijner moeder, den bedienaar dernbsp;verzoening roepen liet en hem de hulp verzocht, welkenbsp;hy ten minste onder het stroodak van zijn dorp zounbsp;gevonden hebben ? Grievende gedachte ! men roemt innbsp;den soldaat het gevoel van eer, als dat gevoel hem tennbsp;dood geleidt, vergeet men dat hij eene ziel heeft.
Ik keerde naar Parijs weder terwijl ik mij door deze treurige overdenkingen liet wegsleepen , en, ik kannbsp;in deze onmelelijke stad geene schrede doen, zondernbsp;stof tot nog smartelijker overdenkingen te vinden.
Gister, toen ik snel over de boulevarts reed , hield mijn koetsier eensklaps stil, om mij te toonen .... Wat?nbsp;gij zoudt het nooit raden, het armzalige huis, waaruitnbsp;de cerlooze Ficschi , met zijn helsch werktuig, zoo
-ocr page 59-leJe slagtoffers heeft doen vallen! Op dat gezigt ontwaarde ik dat gevoel van afgrijzen, ’twelk het moordhol van eenen lagen moordenaar inboezemt. Een aanslagnbsp;op het leven van eenen vorst te durven wagen , vannbsp;eenen vorst , de bewaarder van het souvereine gezag,nbsp;van eenen vorst, die vader is en op het oogenbliknbsp;waarop hij door zijne kinderen en door de keur vannbsp;het koningrijk omgeven is: welke woede ! welke razernij !nbsp;Het proces van dien booswicht , heeft bij de Parijzenaars , ten minste onder diegenen welke die zaak gevolgd hebben , een karakter van verdorvenheid geopenbaard , dat tot hiertoe, zelfs bij de verdorvenste natiënnbsp;onbekend was. De bijzit van dat monster , die schaam-telooze ellendige, is aanvankelijk met zekere beleefdheid behandeld geworden en toen haar Fieschi zijnnbsp;hoofd op het schavot had gebragt, heeft zij het harenbsp;nog voor geld op eene openbare plaats durven toonen,nbsp;en er was eene menigte aanwezig om haar te beschouwen ! Dit alles is gebeurd in het middenpunt der Eu-ropesche beschaving, in het midden van een volk, datnbsp;zich het beminnelijkste der aarde noemt.
Van het huis van Fieschi begaf ik mij naar den tempel die door Chatel is opgerigt. Die tempel is eenenbsp;soort van morsige loods, versierd met kleine driekleurige vlaggen, en behangen met afschuwelijke afbeeldingen. Op de deur zijn de volgende woorden geschreven ; Fransche ke?'k. Nadat men een ruim plein isnbsp;overgegaan , hetwelk opgepropt is met koopwaren , balen en karren , komt men eerst aan het heiligdom. Bijnbsp;den ingang zag ik het gesteendrukte afbeeldsel van dennbsp;zoogenaamden primaat, achter een ijzeren traliewerk ,
-ocr page 60-ongetwijfeld ten teeken van eerbied, eenige boeken bij de nieuwe kerk gebruikelijk en eindelijk deze zonderlinge aankondiging, welke goed en behoorlijk metnbsp;groole letters gedrukt was: Aanstaande dingsdag %alnbsp;de 'primaat Chdtel over de waardigheid van de vrouwnbsp;preken, en na de preek %al hij aan elke dame eennbsp;bloemruiker ter hand stellen. Dat was genoeg; iknbsp;sloeg mijne oogen neder, ik schudde het slof van mijnenbsp;voelen en verwijderde mij. Inderdaad , eene diergelijkenbsp;kwakzalverij zou niet dan belagchelijk wezen, als zijnbsp;geene verschrikkelijke ergernis en eene afschuwelijkenbsp;ontheiliging was. De Franschen zagen, veertig jarennbsp;geleden , in hunne ontheiligde kerken de vergoding vannbsp;de godin der Rede: dat was een tijdperk van schrik ,nbsp;van ijlhoofdigheid en van bloed ; doch terwijl de voor-oordeelen en de haat tegen den Godsdienst, in onzenbsp;dagen schijnen te bedaren , terwijl alle verhevene verstanden tot goede gezinningen schijnen terug te keeren ,nbsp;en terwijl het maatschappelijk ligchaarn , op denkbeeldennbsp;van orde en van behoud schijnt te steunen , een Ca-tholijk priester die zijn karakter en zijne geloften openlijk heeft afgezworen en op die wijze zijn geweten beliegt , des morgens en des avonds de dwaling te ziennbsp;prediken, zondér bewimpeling de Kerk welke hij verlaten heeft en den Godsdienst van dertig millioenennbsp;inwoners te zien honen ; men behoeft voorzeker niet Ca-tholijk te wezen, om zijn hart niet van verontwaardigingnbsp;te voelen walgen ; het is genoeg regtschapen menschnbsp;te wezen ! Is hel mogelijk , dat in de ï'ransche wetgevingnbsp;geen middel zou kunnen gevonden worden, orn de maatschappij tegen zoodanige buitensporigheden te behoeden?
-ocr page 61-Intusschen yerspreidt de giftige leer vanChulei, zich niet met zoo veel snelheid , als men kon vreezen : eenenbsp;onverschillige eeuw betoont zich niet ijveriger voor denbsp;logen dan voor de waarheid en onder die menigte,nbsp;welke de hoofdstad bewoont, laten zij, die de ingewijden van het ongeloof zijn, de tempels zoo als zenbsp;zijn , en , voor het meerendeel vreemd aan elke soortnbsp;van eeredienst , bezoeken zij enkel de schouwburgen.nbsp;Wat diegenen betreft, die het geloof behouden hebben , en zij zijn nog in grooten getale , deze leven overeenkomstig de grondstellingen van hun geloof en zij vervullen zelfs met grooten ijver de pligten welke denbsp;Godsdienst hun oplegt.
Hoe schoon is het, om, terwijl zoo vele anderen nog uitrusten van de vermoeijenissen der ontucht, rondom de altaren van Jesus Christus, jongelingen en jonge maagden te zien , die uit de onuitputbare bron vannbsp;alle goederen, de krachten komen putten om te we-derstaan aan de ontelbare verleidingen welke dat nieuwe Babylonie hun aanbiedt! Dit is een schouwspel hetwelk zich weinig vreemdelingen verschaffen, en datnbsp;niet te min alle hunne aandacht waardig is. Men spreektnbsp;slecht over de hoofdstad , men w'il haar geheel en alnbsp;profaan maken, en ik zou mij niet willen belasten metnbsp;haar in dit opzigt te reglvaardigen: zij bezit nogtansnbsp;nitverkorenen, maar, vóór het opgaan der zon, bijnbsp;ïiet openen der kerken, moet men die geloovige zielen ,nbsp;zender gerucht naar de heilige tabernakelen zien snellen , om er, als nijvere bijen , het heilzame manna tenbsp;zamelen dat hun voedt en versterkt.
Ik sprak voor eenige dagen, over alle misdaden die
-ocr page 62-tè Parijs gepleegd worden en die er nog dagelijks worden bedreven. Iemand antwoordde mij , dat ondanks dit alles, God Frankrijk zigtbaar beschermde en vooralnbsp;de hoofdstad, die jaarlijks in rijkdom en bevolking toenam. » En weet gij, mijn heer, vroeg ik, hem innbsp;de reden vallende, als de zondige stad nog bestaat,nbsp;aan wien gij dat te danken hebt? Wel hoe! Ik zalnbsp;het u zeggen ; aan de offerande der Misse, welke ernbsp;dagelijks gecelebreerd wordt ; aan de gebeden diernbsp;maagden , die zich zoo edelmoedig toewijden , aan denbsp;Christelijke opvoeding der jeugd, of aan de leeni-ging der walgelijksle menschelijke gebreken ; aan denbsp;gebeden van dien beschaamden arme , die des avondsnbsp;de wijk naar een’ zolder neemt, nadat hij gekneust isnbsp;door het rijtuig van eenen onmenschelijken financier ;nbsp;aan de gebeden van eene moeder, die eiken avond,nbsp;hare kinderen voor het beeld van Maria verzameld ennbsp;hun voor de schuldigen leert bidden ; wat zeg ik ?nbsp;misschien aan de gebeden eener oude dienstmaagd,nbsp;wier diensten men erkent en wier godsvrucht men bespot.” Zoodanig is Parijs, dierbare Charles! men treftnbsp;er groole deugden en groote misdaden aan; van de eene zijde ziet gij het levendigste geloof, de teederstenbsp;godsvrucht en den zedigsten levenswandel; van den anderen kant, de vermetelste twijfeling, de zwartste goddeloosheid en de walgelijkste onbeschaamdheid. Hetzelfde contrast merkt men ook in vele andere stedennbsp;op, hetwelk zekeren kardinaal boertend heeft doennbsp;zeggen, dat er voor de Franschen geen vagevuur is,nbsp;dat zij regtstreeks, of naar het paradijs, of naar denbsp;hel gaan.
-ocr page 63-Uet liefsle van al rigt ik mijne schreden naar de kerk Van Saint-Sulpice : daar bevind ik mij, niet alleen innbsp;een schoon kerkruim, dat de ziel verheft en haar metnbsp;groote gedachten vervuld ; niet alleen beschouw ik er naarnbsp;welgevallen , eene der schoonste aan Maria toegewijdenbsp;hapellen , maar ik heb ook nog de gelegenheid om dienbsp;kweekschool van jonge levieten te bewonderen, die onder de leiding van bekwame meesters, de regels dernbsp;moraal en de beginselen der geloofsleer bestuderen. Alsnbsp;ik hun eerbiedig rondom het altaar geknield zie , dannbsp;meen ik engelen te ontwaren, die voor een oogenblik opnbsp;aarde zijn neèrgedaald , om er de majesteit van God tenbsp;aanbidden , die er dagelijks zijn offer komt vernieuwen.nbsp;Hoe veel jonge priesters verlaten jaarlijks dat gesticht,nbsp;om in het midden der wereld het woord des levensnbsp;te gaan verkondigen en de kunst der kunsten, te weten , de leiding der zielen, te gaan uitoefenen! Hoenbsp;vele doorluchtige prelaten hebben aan Saint-Sulpice ,nbsp;de schatten hunner geleerdheid , de zuiverheid hunnernbsp;leer en de verhevenheid hunner deugden, dank Ie weten 1 Het is mijne taak niet om den lof der bestuurders van de seminarien te verkondigen ; echter zal iknbsp;u van de bestuurders van Saint-Sulpice, om u in slaatnbsp;te stellen, hun te kunnen w'aardeeren , zeggen, dat zijnbsp;geen ander doel hebben, dan om jonge geestelijkennbsp;Voor de onderscheidene verrigtingen van de heilige bediening te vormen , en dat zij , getrouw aan hunne instelling en vervuld met den geest, die aan de waardigheid van het priesterschap betaamt, aan hunnenbsp;kweekelingen , smaak inboezemen voor ernstige studiën en de gewoonte der Christelijke dengd-oefening.
-ocr page 64-Hunne onderwerping aan liel gezag der Opperherders, grenzenloos zijnde, verwijderen zij zich nooit van dezelve ; ook zijn zij altoos aangemoecligd en geëerd , doornbsp;diegenen zelfs, in wier gevoelens zij niet deelden. Eenenbsp;onveranderüjke zedigheid bezittende, duchten zij dennbsp;roem , zij onttrekken zich aan de vermaardheid en blijven vreemd aan alle bewegingen welke de eerzucht,nbsp;het eigenbelang , of de hoogmoed onder de menschennbsp;kunnen opwekken. Ik zal er bijvoegen , dat die zedigheid hunne zekerheid is, inderdaad , hoe achterdochtig een gouvernement wezen moge , wat zou hetnbsp;te vreezen hebben van leermeesters, die, vrij in hunnbsp;genootschap, zich zoo gestadig in den kring hunnernbsp;bezigheden en in het inwendige van hun huis opsluiten , dat zij dikwerf, onbekend bij het merendeel vannbsp;de inwoners der steden , waar zij een gesticht bezitten, er enkel bekend zijn bij hel gedeelte der jongelingschap, hetwelk zij onderwijzen en bij de verschillendenbsp;geestelijke orden welke zij stichten.
Ik ga somwijlen ook naar de kerk van den H, Ilo-chus: het is daar, het is in dien tempel, dat zich soms eene goede en godvruchtige princes nederig onder de volksmenigte mengt, daar komt zij, zonder eenignbsp;gerucht, zich diep vernederen voor den God van dennbsp;II. Lodewijk en van Maria-Theresia , hare voorouders;nbsp;daar komt zij met vertrouwen Gode de leedere bekommeringen van eene eclitgenoote en van eene moeder aanbieden. In deze kerk verzeld de schoonstenbsp;' harmonie hel gezang der gewijde lofliederen en de zoetste stemmen en de verscheidensle instrumenten veree-nigen zich met dc statige en sleependc toonen van het
-ocr page 65-orgel, dat de gewelven des tempels doet dreunen. Men KOU gelooven de muzijk der engelen te hooren ; schul-delooze strik , die de ijver van den pastoor aan denbsp;nieuwsgierigheid van een groot aantal menschen spant.nbsp;Hij, die enkel gekomen was om de muzijk te hooren,nbsp;en die vervolgens een vermaard redenaar den kansel zietnbsp;beklimmen , ziet zich schier genoodzaakt, om ook hetnbsp;oor aan diens stem te leenen ; hij hoort hem, hijnbsp;smaakt hem en de dorst der geregligheid , volgt ongevoelig op dien der genoegens.
Nadat ik u, van de kerken van Saint-Sulpice en van den H. Rochus gesproken heb, zou ik u, lievenbsp;Charles! ook nog durven opreken over die, welke Clovis ter eere van den H. Petrus en van den H. Paulusnbsp;begonnen had en die den naam van de H. Genovevanbsp;sedert het jaar 512 droeg, toen die maagd er in begraven werd? Dit gebouw werd vervangen door eennbsp;der schoonste tempels, die de menschen ooit aan dennbsp;Eeuwige hebben gewijd, ter vervulling eener gelofte,nbsp;welke Lodewijk XV, tijdens zijne ziekte te Melz, gedaan had. Desniettegenstaande, werd deze tempel innbsp;1791 , aan den eeredienst Gods ontweldigd en bestemdnbsp;tot het ontvangen van het stof der burgers , die zichnbsp;voor hel vaderland hadden verdienstelijk gemaakt. Toennbsp;Werd in zegepraal , het gebeente van het hoofd dernbsp;latere wijsgeeren, naar denzelven overgebragt, en datnbsp;hatelijke lijk, aan hetwelk eertijds de aarde het ontsluiten van haren schoot had geweigerd, werd dusnbsp;in dezen tempel geplaatst, met de lijken zijner me-depligiigen. Dal gebouw was later aan deszelfs eer-
4
-ocr page 66-sle beslemmiDg teruggegeven: doch ik moet bekennen, dat ik nimmer diepere smart gevoeld heb, dan bij hetnbsp;vernemen , dat die bestemming op nieuw was veranderdnbsp;geworden, en dal de decreten van 1791 in het levennbsp;waren teruggeroepen ; toen heeft een nieuwe voorgevelnbsp;deszelfs verandering getuigt en na dien tijd ziet mennbsp;er Voltaire, J. J. Rousseau en Mirabeau, aan de openbare bewondering voorgesleld. Maar , goede God ! innbsp;welke eeuw leven wij ! Ziedaar de groote mannen waaropnbsp;men zich beroemt; ziedaar de voorbeelden , welke mennbsp;aan het tegenwoordige geslacht en aan de toekomstigenbsp;geslachten voorstell. Hoe! heeft de vaandrager dernbsp;godsdiensteloosheid , de ongebondene Voltaire, de hartennbsp;nog niet genoeg bedorven ! heeft de Geneefsche drogredenaar nog niet genoeg geesten vervoerd ? heeft denbsp;hevige Mirabeau dan nog niet genoeg tot opstand, totnbsp;muiterij en tot oproer geschreeuwd!
Ik was met deze gedachten , die mijne ziel diep bedroefden vervuld, toen men mij een godsdienstig tijdschrift bragt , waarin hel gewrocht van den gevel uit onderscheidene oogpunten beschouwd wordt. De opmerkingen van den schrijver zijn zeer juist, en u een gedeelte daarvan af te schrijven, is reeds een troostnbsp;voor mij. Zie hier hetzelve;
..........VVel hoe! heeft Frankrijk
» geen voorleden meer: het is dus van gister; alleen » van gister, hel kan kinderen groot rekenen doornbsp;» hunne deugden , door hunnen geest en door hunnennbsp;» moed ! Hebben Charlemagne, de H. Lodewijk, Bay-» ard en Hendrik IV, aan hel vaderland, dat hun
-ocr page 67-» heeft zien geboren worden, dat hun gevoed heeft,
» geene eer aangedaan ! Eenige drogredenaars, wier » stof nog niet verkoeld is, en welke het nageslachtnbsp;» reeds verloochent , eenige menschen , die ongelukkignbsp;» genoeg geweest zijn , om gemengd te worden in denbsp;» bloedige beroeringen van hun land , ongelukkige sol-» daten , die een ijzeren juk op hunne medeburgersnbsp;» hebben doen drukken ; ziedaar de groote mannen vannbsp;» Frank rijk. Ik bedrieg mij ; men beweert dat Féne-» Ion in de groepen figureert; ik, beken , dat ik hemnbsp;» niet heb kuUnen ontdekken ; men zal hem op dennbsp;» een of anderen achtergrond verborgen hebben ; hetnbsp;» IS eene halve welvoegelijkheid welke de kunstenaarnbsp;» in acht heeft genomen ; hij zal begrepen hebben ,nbsp;» dat de heilige aartsbisschop van Kameryk , niet opnbsp;« zijne plaats was in het gezelschap , dat hij hem ge-» geven had. Diensvolgens had hij er Jeanne d’Arc,nbsp;» niet in behooren te plaatsen , toen hij er den slech-» ten burger, den onzuiveren schrijver in geplaatstnbsp;» heeft, die zelfs heeft gepoogd , de heilige heldinnenbsp;» te bezwalken ; diensvolgens had hij er den H. Vin-» centius van Paula, die groote weldoener der men-» schen , en de redder der verlatene kinderen, niet innbsp;» behooren te plaatsen, wijl hij er Jean-Jacques fious-» seau in deed figureeren , die de schuilplaatsen, welkenbsp;» men aan de liefdadigheid van dien heilige te dankennbsp;» heeft , opvulde met ongelukkige schepsels, aan welkenbsp;» zijne ontucht het leven schonk.”
Bij deze opmerkingen, zal ik het afbeeldsel van Voltaire voegen , hetwelk geschetst is door eenen schrijver ic achtingwaardiger is, wijl hij innig gevoel bezat
-ocr page 68-en met ecne ongewone geleerdheid, een Icrendig en Trijmoedig geloof paarde , dat noch de omwegen dernbsp;Tleijerij , noch de verschooningen der ijdelheid kende.nbsp;Zie hier een gedeelte van helgene hij over dien mannbsp;zegt, waarvan het goddelooze kuiperij een God hadnbsp;willen maken :
» Hebt gij nooit opgemerkt, dat de vloek Gods op » zijn gelaat geschreven was ? Na zoo vele jaren isnbsp;» het nog lijd om er de proef van te nemen. Gaatnbsp;» zijn gelaat in het paleis van 1’Ermilage beschouwen:nbsp;» ik beschouw hetzelve nooit zonder mij er over tenbsp;» verheugen , dat het ons niet is overgeleverd door dennbsp;» een of anderen geërfden bijtel der Grieken, die ernbsp;» misschien een zeker ideaal in zou hebben weten voornbsp;» te stellen. Hier is alles natuurlijk. Er is zoo veelnbsp;» waarheid op dat hoofd , als er in een pleisterbeeldnbsp;» zou kunnen wezen, waarvan men de vorm op hetnbsp;» lijk heeft genomen. Beziel dat verachtelijke voor-» hoofd , waarover zich de blos der schaamte nooitnbsp;» verspreidt, die twee uilgedoofde kraters, waarin denbsp;» ontucht en de baat nog schijnen te kooken. Dienbsp;» mond, ik druk mij misschien kwalijk uit, doch datnbsp;» is mijne schuld niet, die afgrijzelijke rictus , die vannbsp;» het eene oor naar het andere loopt ,¦ en die lippen,nbsp;» welke door de wreede kwaadaardigheid digigeknepennbsp;» zijn, even als eene springveer, die gereed is om zich tenbsp;» openen, ten einde de godslastering of den schimp uitnbsp;» te werpen. Spreekt mij niet van dien man, ik kannbsp;ygt; er het denkbeeld niet van dulden. Ach ! hoe veelnbsp;» kwaad heeft hij ons gedaan! Gelijk aan dat insekt,^nbsp;» de geesel onzer tuinen , dat zijn beet enkel lot den wor-
-ocr page 69-» tel der kostbaarste planten nitslrekt, zoo houdt Vol-» taire niet op, met zijnen angel de twee wortels der » maatschappij , de vrouwen en de jonge lieden , tenbsp;» steken; hij doordringt dezelve met zijn vergif, datnbsp;» hij op die wijze van het eene geslacht op het anderenbsp;» overbrengt. Het is te vergeefs, dat zijne domme be-» Wonderaars, ons met schelklinkende woordenreeksen ,nbsp;» waarin hij op eenen meeslerachtigen toon over denbsp;» eerbiedwaardigste voorwerpen heeft gesproken , ver-» dooven , om onbeschrijfelijke wandaden te bedekken.nbsp;» Die vrijwillige blinden zien niet, dat zij op die wijzenbsp;» de veroordeeling van dien misdadigen schrijver vol-» tooijen. Als Fénelon met dezelfde pen , die de ge-» noegens van het Elyseuin schelste, het vorsten-boek (1)nbsp;» geschreven had , zou hij duizendmaal verachlelijkernbsp;» en misdadiger wezen dan Machiavel. De groote mis-» daad van Voltaire is het misbruik van een talent ennbsp;»'de voorbedachte verlaging van den geest, die ge-» schapen was om God en de deugd te eeren. Hij zounbsp;» niet even als zoo vele anderen de jeugd, de onbe-» zonnenheid, de vervoering der harlstogten en omnbsp;» eindelijk te besluiten , de jammerlijke zwakheid vannbsp;» onze natuur tot zijne verschooning kunrien bijbrengen.nbsp;» Niets ontschuldigd hem : zijne verdorvenheid is vannbsp;» eenen aard , welke slechts hem toebehoortzij wor-» telt zich in de laatste vezels van zijn hart, ennbsp;» versterkt zich met alle de krachten van zijn vernuft.nbsp;» Altoos verbonden met de heiligschennis , braveert zijnbsp;» God , terwijl 'zij de menschen in het verderf stort.
(l) Lt litre du Prime.
-ocr page 70-» Mel eene voorbeeldelooze woede kwam die onbe-» schaamde godslasteraar zoo ver, dal hij zich den » persoonlijken vijand van den Verlosser der menschennbsp;» verklaarde ; hij durft uit de diepte zijner nietigheidnbsp;» Hem eenen belaochelijken naam geven, en die aan-» biddelijke wel, welke de God-mensch op aarde bragt,nbsp;» noemde hij de eerlooze !
» Door God aan zich zelve overgelaten , die verla-» lende, straft, kende hij geen teugel meer. Andere » wellustelingen verbaasden de deugd ; Voltaire ver«nbsp;» baasde het misdrijf. Hij stortte zich in den modder,nbsp;» hij wentelde zich in denzelven en drenkte er zichnbsp;» mede. Hij gaf zijne verbeelding over aan den geesl-» drift der hel, die hem alle hare krachten leende,nbsp;» om hem , zelfs lot aan de eindpalen van hel kwaadnbsp;» te sleuren. Hij was vindingrijk in de gedrogtelijkstenbsp;» uitspattingen , monsters die doen verbleeken. Parijsnbsp;» kroonde hem ; Sodom zou hem verbannen hebben.nbsp;» Een schaamtelooze onlheiliger van de algemeene taalnbsp;» en van hare grootste namen zijnde, was hij na hun,nbsp;» die hem beminnen , de laagste der menschen ! Hoenbsp;» zou ik u beschrijven, wat hij mij doet ontwaren?nbsp;» Wanneer ik zie wal hij had kunnen doen, en watnbsp;» hij gedaan heeft , dan boezemen zijne onwaardeer-» bare talenten, mij eene soort van heilige woede in,nbsp;» die geen naam heeft , zwevende tusschen de bewon-» dering en den afschuw , zou ik hem somwijlen eennbsp;» standbeeld willen oprigten. ... door de hand vannbsp;» den beul.”
Neen, lieve Vriend! ik kan niet langer te Parijs blijven. Een verschrikkelijke last drukt er mijne ziel.
-ocr page 71-Het bevel tot mijn vertrek is gegeven. Vaarwel, dierbare Charles! ik omhels u zeer teederlijk en bemin u uit geheel mijn hart, in Hem die onzer aller Meester is.
-ocr page 72-Lyon, 15 September 1837.
ik ben le Lyon aangekomen. Ik had mij te Chalons op de stoomboot begeven, om mij te kunnen Tergasten aan de verrukkelijke landsdouwen , welke d^nbsp;betooverende oevers der Saóne aanbieden. De dag wasnbsp;heerlijk, de hemel was onbewolkt en de zonnestralen,nbsp;die in hel water weerkaatsten teekenden in hetzelvenbsp;vurige voren. Wij daalden , om het zoo uit te drukken, af, door licht-golven. De rivier, boezemde mijnbsp;weldra door hare kalmte en stilte, heilzame over-denkingen in: ik meende in haren loop, het beeld vannbsp;het leven te zien , dat de genade mij heeft doen omhelzen ; ik gevoelde mij gelukkig en ik dankte denbsp;Voorzienigheid, die mij van de schipbreuk heeft gered, waaraan ik zoo vaak, op de onstuimige zee^dezernbsp;wereld, was blootgesteld geweest.
Van Chalons naar Macon , bespoelt de Saóne schier niets dan uitgestrekle vlakten; doch beneden Maconnbsp;schijnt de grond beter, het gewas schooner en ook denbsp;akkerbouw veel verscheidener te wezen, Op den reg-ter oever ziet men schoone dorpen , en heuvels overdekt met wijngaarden, die worden afgesneden doornbsp;vrolijke dalen, welke bekroond worden door statige kas-teelen of door prachtige landhuizen. Op den linkernbsp;oever zijn de dorpen minder talrijk; doch de bewb-neïs schijnen er niet minder nijverig, noch minder rijk
-ocr page 73-( nbsp;nbsp;nbsp;Sgt;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
l« wezen. De uitgestrektste velden zijn overdekt mot rijken ooo'st en de veile weilanden zijn ten allen tijdenbsp;vervuld met ontelbare kudden. De wateren der riviernbsp;vormen onderscheidene kronkelingen , die den reizigernbsp;met eene groote verscheidenheid van schoone gezigtennbsp;Verrukken. Somtijds scheiden zij zich en omarmen eilandjes , die bevolkt zijn met nederige wilgen en beschermd worden door trotsche populier-boomen.
Meer benedenwaarts, en nog een uur van Lyon , ontmoet men het eiland Barbe : dat eiland , hetwelk eertijds zoo druk bezocht werd, is omstreeks twaalf honderd schreden lang en niet meer dan drie honderd breed. Op het noordelijke gedeelte bestaan nog eenige muurvakken , de kostbare overblijfsels van een der eerstenbsp;kloosters, welke Frankrijk heeft bezeten. Toen datnbsp;klooster door de Saracenen was verwoest geworden,nbsp;heeft Charlemagne hetzelve weder hersteld en met eenige nieuwe gebouwen verrijkt, hij riep religieusen vannbsp;den berg Cassino naar hetzelve , en om de wetenschappen en de deugden, waarvan het de bakermat was ,nbsp;te vereeren, verrijkte hij het nog met geschenkennbsp;en overlaadde dat geslicht met voorregten. Dat klooster werd weldra eene abdij en men vierde er plegligenbsp;feesten ter eere van de H. Maagd. Het is moeije-lijk zich een denkbeeld te vormen van den toevloednbsp;van menschen , welke die feestvieringen naar het eiland deden stroomen. Wijl men uit alle naburige provinciën daarheen kwam, werden er achlervolgens zesnbsp;kerken gebouwd. Na den afloop der godsdienstigenbsp;plegligheden , gaf het volk zich over aan de uitboeze-bting der luidruchtigste vreugde: men hoorde op hel ei-
-ocr page 74-iand niets meer dan de toonen van muzijk-instrumen-ten ; overal zag men maaltijden en danzende groepen. Wat blijft tegenwoordig, van die oude gebruiken nognbsp;over ? In 1562, deden de ketters wat de Sarracenennbsp;in de eeuwen der barbaarschheid gedaan hadden; zijnbsp;verwoesteden de abdij en vermoordden de religieusen.nbsp;Eenige torens waren gespaard geworden, eenige klok-kentoorens getuigden nog het geloof der voormalige bewoners ; de revolutie heeft dezelve geveld en hetnbsp;eiland bezit nog naauwelijks eenige overblijfsels diernbsp;achtingwaardige gedenkstukken, waaraan zich zoo veelnbsp;herinneringen verbonden. Evénwel begeeft men zichnbsp;met het Paasch- en Pinksterfeest nog derwaarts: denbsp;wegen die langs de beide oevers der Saóne loopen,nbsp;zijn op die dagen overdekt met ^menschen te voet,nbsp;met jongelingen te paard, met reiskarren en metnbsp;prachtige rijtuigen; kleine vaartuigen doorkruissen denbsp;rivier en onder de booradreven , welke het zuidelijkenbsp;gedeelte van het eiland beschaduwen, zijn orchestennbsp;geplaatst, men ziet er danspartijen en tafels die metnbsp;mondbehoeften bedekt zijn; maar, helaas! die feestennbsp;hebben niets godsdienstigs meer behoiiden. Bij hetnbsp;eiland Barbe worden de oevers meer zamengedrongen,nbsp;de kom der Saóne wordt naauwer en hare waterennbsp;schijnen zelfs langzamer te vlieten; de reiziger zietnbsp;alsdan de wijnbergen, de boomgaarden, de tuinen, denbsp;hoogopspringende fonteinen, de lusthuizen onder frischnbsp;lommer gedoken, met hunne lange wandeldreven, duidelijker en hij smaakt een nieuw genoegen.
Langs dien zoo gemakkelijken, zoo aangenamen en zoo schilderachtigen weg, ben ik te Lyon aangekomen.
-ocr page 75-Die stad, de tweede van het koningrijk, in grootheid en in rijkdommen, is ontegenzeggelijk de eerste innbsp;godsvrucht, en ik twijfel er niet aan, of de Lyonnezennbsp;hebben dat levendige geloof, hetwelk hun kenschetstnbsp;en die verkleefdheid aan den Godsdienst die hun onderscheidt , alleen te danken aan hunnen eerbied voornbsp;de talrijke martelaren , wier gebeenten zij bezitten ennbsp;aan hunne innige gehechtheid aan Maria, welke zijnbsp;op eene bijzondere wijze vereeren.
Het geloof moet zich door de werken openbaren ; de Lyonnezen zijn niet onbekend met dit voorschriftnbsp;en er zijn ook weinig steden , ik zeg niet in Frankrijk , maar in Europa, die zoo veel inrigtingen vannbsp;liefdadigheid bezitten. Gij ziet er hier voor eikennbsp;ouderdom , voor elk geslacht en voor allerlei soortennbsp;van gebreken ; het pas geboren kind, de afgeleefdenbsp;grijsaard, die zijne loopbaan schier voleindigd heeft,nbsp;de van alle hulpbronnen verstoken ongeneeslijke kranke , de verlatene wees, de berouwhebbende dochter ,nbsp;en de huismoeder, wier borst door de ellende opgedroogd is; alles wordt verkwikt, alles wordt voorziennbsp;van de dingen welke men in het leven behoeft. Hiernbsp;maakt de Voorzienigheid zich klein, om in de meestnbsp;gewone en geringste bijzonderheden te kunnen indringen ; hier behoeft de ellende ook niet te wachten,nbsp;2ij behoeft zich niet te vernederen om te vragen, mennbsp;komt haar voor, men ontziet haar, men bespaart haarnbsp;de moeite om zich aan te melden. Ja, dagelijks, ennbsp;op elk uur van den dag, verlaten jongelingen vol vannbsp;moed, jonge en vreesachtige maagden en huismoeders,nbsp;welke te midden van overvloed leven, hunne met gond
I
-ocr page 76-Tci’sierde zalen, om ellendige stulpen binnen te gaan , zij klimmen naar de morsigste zolders op , tot het opsporen van behoeftigen , en zij verheugen zich meernbsp;over het vinden derzelve , dan anderen zich over hetnbsp;vinden van eenen schat zouden verblijden. En dit alles heeft plaats zonder gerucht, en zonder ijdele ver-tooning, want de ongelukkigen zien slechts de handnbsp;die hun hulp verleent, en zij weten schier nimmernbsp;den naam van den engel , die hun de aangenaamstenbsp;vertroostingen komt aanbrengen.
Als gij mij nu vraagt hoe de Lyonnezen zoo veel weldadigheid kunnen betonnen, dan moet ik u, lieve Charles! antwoorden , dat te Lyon , in de voornaamste huisgezinnen , en onder de achtingwaardigste personen , de meest gewone gesprekken over de armennbsp;loopen, In deze stad hebben de armen, om het zoonbsp;uit te drukken, in alle verriglingen , aan alle spelennbsp;en aan alle vermaken hun aandeel; de koopman behartigt hunne belangen in zijne speculatien , de ambachtsman staat hun de eerstelingen van zijnen dag afnbsp;en het kind zelfs deelt met hun zijne belooningen. Metnbsp;éën woord, de vindinorijke liefdadigheid der Lyonnezennbsp;bedient zich van alles, en zij maakt zich alles ten nutte van het voorwerp harer teederste genegenheid , denbsp;armen.
Zulk eene liefdadige stad was waardig de bakermat te wezeil van de nuttigste instelling, waarop de kerknbsp;zich in onze dagen te beroemen heeft; ik bedoel hetnbsp;goede werk van de voortplanting des geloofs, een werknbsp;van wezenlijken voortgang, zegt een geleerde bisschop,nbsp;wijl het ten doel heeft orn de volken van een’ toe-
-ocr page 77-stand van verdierlijking, tot de beschaving, van de woestheid tot de zachtaardigheid en van de roofzuchtnbsp;en de losbandigheid tot de regtvaardigheid en gematigdheid te doen overgaan ; het is inlusschen een werk ,nbsp;dat, hoe rijk in zijne resultaten, ecliler zoo eenvoudig in zijne middelen en zoo gemakkelijk in zijne uitvoering is , dat het een groot licht doet schitteren innbsp;de oogen der natiën welke nog in de duisternissen gezeten zijn , en om deel te hebben aan de verdienstennbsp;dier missionarissen , die zoo vele gevaren braveren, ennbsp;die hun zelve zoo vele ontberingen opleggen , is eenenbsp;geringe aalmoes en een kort gebed toereikende.
Dat werk, hetwelk verrijkt is met de gunsten der drie laatste soevereine Opperpriesters, en dat door allenbsp;bisschoppen van Frankrijk , op de dringendste w'ijze isnbsp;aangeprezen geworden, begint zich tot de naburigenbsp;staten uit te strekken en het zal weldra algemeen wezen. Mogt het geloof , dat zich op die wijze, tot denbsp;verst afgelegene eilanden verspreidt , ook onze gewesten niet verlaten! Moglen die nieuwe Christenen onsnbsp;nooit aan de waarheden behoeven te herinneren , welke wij hun zullen onderwezen hebben 1 Zij zullen,nbsp;wat er ook gebeuren moge, veelmaals hunne blikkennbsp;naar Europa keeren , vanwaar hun de overvloedigstenbsp;hulp is geworden , zij zullen voor alle leden van datnbsp;heilige genootschap bidden , zij zullen voor Frankrijknbsp;bidden , maar hunne eerste gebeden zullen voor Lyonnbsp;wezen.
Wat zal ik u ^ geliefde Charles! zeggen over het schouwspel, dat de kerken van Lyon op de zon- ennbsp;feestdagen opleveren. Achttien parochiale kerken, waar-
-ocr page 78-in de heilige Offerande alle uren hernieuwt wordt, kunnen ter naauwernood de geloovigen bevatten, welkenbsp;elkander ronder ophouden , in deielve vervangen. De-zelfde toevloed heeft plaats in de bijzondere kapellen ,nbsp;welke in onderscheidene wijken verspreid zijn , in dienbsp;van de coilegien , van de gasthuizen en van de religi-euse gestichten. Maar vooral op de feestdagen van denbsp;heilige Maagd en des zaïurdags, een dag, die meernbsp;bijzonder aan hare vereering is toegewijd , moet men ,nbsp;om gesticht te worden , eene bedevaart naar Fourviè-res doen. Welk een toevloed! op dien stellen en bog-tigen weg ondersteunt en versterkt het geloof de vrouwen , de kinderen en de grijsaards; de liefde vervultnbsp;alle harten en de hoop is op aller aangezigten te lezen.nbsp;Treed de kapel binnen, indien het u mogelijk is, zoonbsp;opeengedrongen, is somwijlen de menigte ; welk eennbsp;gevoel zoudt gij niet ontwaren ! welk een indruk maken niet die biddende menigte , die flambouwen dienbsp;voor het altaar branden en die talrijke ex~volo waarmede de muren behangen zijn, schilderijen, waarop het talent niet immer zijn zege! heeft gedrukt, dochnbsp;die niettemin de goedheid van Maria , hare alvermogendenbsp;bescherming en eene levendige erkentelijkheid getuigen, op uw hart ! Ja, die kapel is wezenlijk de kapel van Maria ; daar schept zij er behagen in , omnbsp;aangeroepen te worden en men roept er hare hulpnbsp;nooit te vergeefs in. Twee malen is de cholera-mor-bus Lyon genaderd; de inwoners hebben toen hun ijver verdubbeld , zij hebben hunne offers verrneenigvul-digd ; en gedurende negen dagen is de achtingwaardige prelaat, de bestuurder dezer diocese, ondanks zij-
-ocr page 79-nen hoogen ouderdom en zijne ongemakken, met eea gedeelte zijner geestelijkheid , zich daar als slagtoffernbsp;Toor zijne kudde gaan aanbieden. Zijne gebeden zijnnbsp;niet vruchteloos geweest, Maria heeft dezelve aan dennbsp;voet des troons van haren Zoon gebragt en de verdelgende engel heeft zich afgewend. Een boven de hoofddeur geplaatst opschrift, zal de herinnering aan hetnbsp;gevaar vereeuwigen en de Lyonnezen zullen niet ophouden , hunne oogen naar den heuvel te wenden,nbsp;vanwaar hun de hulp geworden is.
Op eenigen afstand boven Fourvières is de plaats van de Antiquaille, dus genaamd naar de bouwvallen vannbsp;aloude gedenkstukken, waarmede die heuvel overdektnbsp;was. Daar is op de plaats van een paleis, waar, volgens de overlevering Claudius en Caracalla het levenslicht zagen , een zeer groot gebouw , dat zeer van bestemming is veranderd. Tot in 1792 was het eennbsp;nonnen-klooster; thans is het een gasthuis, ’t welknbsp;bestemd is tot het behandelen dier ziekten, welke denbsp;verdorvenheid der zeden , zoo algemeen heeft gemaakt.nbsp;Men ontvangt er ook zinneloozen ; een graduit bestuurnbsp;bevindt zich aan het hoofd dier jnrigting; gasthuis-zusters en onderscheidene broeders zijn er met alle denbsp;bijzonderheden van den dienst belast, onder de kerk,nbsp;die aan de martelaren van Lyon toegewijd is, bevindtnbsp;zich het gevangenhok , waarin de eerbiedwaardige H.nbsp;Poihinus werd opgesloten , omdat hij geweigerd hadnbsp;aan de godheden van het Romeinsche rijk te offeren :nbsp;hij was zwak, gebrekkig, en meer dan negentig jarennbsp;oud en twee dagen daarna gaf hij den jongsten snik.
Die plaats heeft immer den eerbied der geloovigeo
-ocr page 80-tot zich getrokken: in 1660, bezocht Lodewijk XiV dezelve met ontblootten hoofde; en toen Paus Piusnbsp;VII zich in 1805 naar Fourvières begaf, vertoefde hijnbsp;op dezelve om er te bidden.
Op eenigen afstand van daar is de plaats der Mi-nimen, waar in het jaar 177 , onder de regering van Marcus Aurelius, het bloed der eerste martelaren vannbsp;Gallië stroomde: van dat getal was de H. Blondina ,nbsp;eene jonge slavin, die, nadat zij door de beesten,nbsp;aan welke zij eerst was blootgesteld geweest, gespaardnbsp;was geworden, door hare standvastigheid hare regtersnbsp;en hare beulen vermoeide en eindelijk gewurgd werd.
Van daar komt men , als men zich naar het Zuiden wendt, aan de kerk van den H. Ireneus. Die kerk,nbsp;een der eerste gedenkstukken van het Christendom innbsp;^ Gallië, was #bij haren oorsprong slechts eene onder-aardsche bidplaats, welke was gebouwd op de gravennbsp;van den H. Epipodius en van den H. Alexander. Denbsp;geloovigen verzamelden er zich , om uit het gebed ennbsp;uit de breking des broods, de krachten te putten,nbsp;welke zij behoefden om aan de vervolgingen te kunnennbsp;wederstaan. In 470, deed de H. Patientius, bisschopnbsp;van Lyon, welke die onderaardsche begraafplaats wildenbsp;vereeren, haar herstellen , en boven dezelve de kerknbsp;bouwen, die tegenw'oordig de parochiale kerk van dennbsp;ïï. Irenens is. Op den vloer dier kerk, welke men denbsp;bovenkerk noemen kan, ziet men eene inscriptie innbsp;Latijnsche verzen, welke het getal der Christenen, dienbsp;te Lyon
onder de regering van Severus geslagtofferd W'erden , op negentien duizend begroot. Dezelfde ins-•eriptie leest men er ook in Fransclie verzen op de deur
-ocr page 81-«I^r onderaardsche kerJc; ^ie hier dezelve;
Klop, sterfling op uw borst, bij 't zien van deze streken » Slaak droeve zuchten en stort tranen van berouw :
Hier stroomde voor ’t geloof, het Christen-bloed bij beken En toont de Hemel u, als ’t loon voor moed en trouw.
*T is Ireneus, die met zijne vrome scharen'.
Hier rusten, dit gesteent, bedekt hun heilige asch.
Nog is deez’ grond geverwd door 't bloed dier martelaren;
Hun geesten zijn bij God, die hun belooner was.
’T getal dier Heiligen, is duizend negen honderd ,
’T getal der vrouwen en der kinderen niet geteld.
Hun glorierijke dood heeft eeuw bij eeuw bewonderd,
Eert dan die Heilgen, wier triomph hier wordt vermeldt.
Om die glorievolle martelaren te eeren, hebben on* derscheidene Lyonnezen , de erfgenamen van hun geloof , een broederschap gevormd en op de dagen hunnernbsp;pleglige martelaars-feesten, scharen de godvruchtigenbsp;leden van dat broederschap, zich rondom hunne altaren.nbsp;Deze onderaardsche kerk, boezemt door hare dikkenbsp;muren, door haren duisteren ingang en door haar donker binnenste , hoogachting en eerbied in. Beneden aannbsp;den trap, die naar dezelve geleidt, bevindt zich eenenbsp;put, waarin men de gebeenten van het meerendeel diernbsp;martelaren geworpen heeft. De aarde welke men ernbsp;uit haalt, is nog geverwd door hun bloed.
Achter de bovenkerk, is op een plein, van waar roen «en ruim gezigt op den geheelen omtrek heeft,nbsp;eene voorstelling van den Kalvarie-berg opgerigt. Drienbsp;kruisen van gegoten metaal, dragen de in wit marmernbsp;gebeitelde beelden van Jesus Christus en van de beidenbsp;moordenaars. Maria Magdalena besproeit de voeten van
5
-ocr page 82-den Zaligmaker met hare tranen, de H. Joannes eti Maria Salome verzeilen dezelve. Deze drie beelden ennbsp;die van de twee aanbiddende engelen zijn ook van witnbsp;marmer. Rondom het plein, stellen veertien kleinenbsp;eenvormige altaren , waarvan elk een tafereel van albast in relief draagt, de veertien statiën van den kruisweg voor. Dit gedenkstuk werd in 1815 door de Ly-onnezen opgerigt, als eene hulde van dankbetuigingnbsp;voor de herstelling van Pius VII, op den Stoel vannbsp;den H. Petrus en voor die van Lodewijfc XVIII, opnbsp;den troon zijner vaderen.
O welk eene goede stad is de stad Lyon ' vaarWel,
-ocr page 83-( nbsp;nbsp;nbsp;67nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
Marseille, 13 December 1837.
Het zou mij onmogelijk zijn , u, waarde Charles ! te beschrijven, wat ik lijde, wanneer ik, op het puntnbsp;oin eene stad te verlaten waar ik eenigen tijd vertoefdnbsp;heb, mijne reiskolfers en mijne paketten moet inpakken. Dat is eene verwarring en eene onuitsprekelijkenbsp;kwelling, en gij zoudt er bij lagchen , al had gij tranen in de oogen , als ge mij in dien toestand kondetnbsp;zien. Omgeven van vijf of zes koffers , begeef ik mijnbsp;van den een naar den andere , zonder dat ik weet,nbsp;waaraan ik het eerst zal beginnen ; ik open dezelvenbsp;ik beschouw de voorwerpen, die er ingepakt moetennbsp;Worden en die door elkander in mijne kamer verspreidnbsp;liggen. .... Op dat gezigt zonder geest van orde,nbsp;en niet dan met moeite kunnende bukken, word iknbsp;verschrikt en ik begin te zuchten ; ik maak intusschen
een begin.....Vele dingen ontglippen aan mijne
handen.....Dan laat ik den moed zinken , en ,
reeds vermoeid zijnde , zet ik mij op eenigen afstand neder, ik sluit mijne oogen, om de voorwerpen nietnbsp;«teer te zien , welke mijne kwelling uitmaken. Moetnbsp;ik dan nog de hindernissen van de rijkdommen kennen? Is het niet schande dat een Trappist zulk eenenbsp;pakkaadje na zich sleept ? Is dat die volledige afstandnbsp;van het aardsche, die aan degenen welke Jesus Chris-tus volgen willen, zoo aanbevolen is? . . ; . Als ik
-ocr page 84-mij zelve die vragen doe, dan verloonen zich duizend kwade redeneringen aan mijnen geest, om mij te verzekeren , dat ik niets te veel heb en dat men er geennbsp;sók van zou kunnen afnemen. Overigens had ik ditmaal mijne klooslerkleeding en voorts eene menigtenbsp;van allerhande voorwerpen bij mij, waarmede men mijnbsp;voor Rome had belast en die ik ónmogelijk kon weigeren. Werkelijk, als ’sdaags voor mijn vertrek, aannbsp;mijne deur getikt werd, was ik zeker dat het nog eennbsp;gelukzalig pakje was, hetwelk aan mijne welwillendheid werd aanbevolen; en het aantal derzelve was opnbsp;eene zonderlinge wijze vermeerdert. Hoe zou ik al dienbsp;zaken rangschikken ? Toen begreep ik de waarde diernbsp;goede bedienden, welker ijver en beleid ik nooit genoeg gewaardeerd had. Gehoorzaam naar mijne bevelen luisterende bragten zij dezelve stiptelijk ten uitvoer ; en evenwel, hoe menigmalen heb ik hen doornbsp;ongestadige luimen niet bedroefd ? Waren zij , omdatnbsp;zij van de goederen der fortuin verstoken waren, daarom te minder mijne broeders? Kon ik hun genoegnbsp;liefderijkheid betoenen en bepaalden de pligten welkenbsp;mij de Godsdienst ten hunnen opzigte voorschreef, zich
slechts tot een ellendig loon ?
Bid voor mij, lieve Charles! opdat ik telken reize, als ik mij zelve moeijelijk dien, die wederwaardigheid,nbsp;met een geest van boetvaardigheid, Gode ten offernbsp;breng, voor den tijd waarin ik beter gediend werd.
Ik moest op den dag der Ontvangenis met de stoomboot vertrekken. Ik stond te drie ure des morgens op en te half zes ure begaf ik mij naar de kerk van dennbsp;H, Franciscos van Sales. De straten waren overstroomd;
-ocr page 85-^let had den geheelen nacht door geregeud en hel le* gende nog ; de wind ontrukte mij mijn hoed en belette mij mijn parapluie te houden. Het was nog geheelnbsp;duister: ik vond intusschen de kerk schier met geloo-vigen vervuld en de kapel van de H. Maagd was alsnbsp;opgepropt; en, toen ik moest vertrekken, zag ik metnbsp;zoete gemoeds-aandoening , dat de priesters des Heerennbsp;naauwelijks toereikend waren om hel brood des levens aan die goede parochianen uit Ie deelen, welkenbsp;om zich aan Jesus Christus nog aangenamer te maken , vóór het morgenrood zich aan zijne tafel kwamen neêrzelten en luide een der schoonste voorregtennbsp;van zijne Moeder verkondigden.
Te negen ure scheepten wij ons in en wij hadden weldra
De weelderige stad, den luister van het oord,
Waar langzaam vlietend de betooverende Saóne,
Zich als met weérzin ziet verzwolgen door de Khöue,
achter ons gelaten.
Des avonds sliepen wij te Valence. Daar ik niemand op het schip kende, leefde ik er geheel voor mij zel-re. Geheel verdiept in mijne overdenkingen, las, bad,nbsp;en bewonderde ik de boorden der Rhone; ik maaktenbsp;eenige aanteekeningen en mengde mij niet in de gesprekken van de andere reizigers. Intusschen liet iknbsp;niet na, somtijds te luisteren naar hetgeen zij zegdennbsp;en ik bespeurde, dat zij zich schier eenparig beklaagden over de onaangenaamheden welke men bij hel aannbsp;wal slappen le Avignon ontmoet. Hiervan kreeg iknbsp;weldra de ondervinding.
Wij kwamen te Avignon aan , het stortregende ea
-ocr page 86-t 70 )
ik bevond mij op hel dek, om hel oog over mijne goederen te houden , vrelke men uit het scheepsruim zou halen. Naauwelijks hadden wij de plaats der ontscheping bereikt, toen een zwerm van lieden ,nbsp;grootendeels met lompen bedekt, zich op het dek werpende , alles wegduwden en omverwierpen wat zij out-inoelten. Zulke gretige zeeroovers klampen zwakkenbsp;schepen aan , zij vernielen het reisgoed , en . , . Iknbsp;zal mijne vergelijking op een’ anderen tijd voleindigen ;nbsp;dit zij genoeg gezegd van hen die mij komen overvallen, Zij hebben zich reeds van de plaats meester gemaakt , waar de goederen der reizigers zijn nedergelegdnbsp;gew'orden, goederen, die zij als eene prooi beschouwen en die hun niet meer zal ontsnappen. Ik wildenbsp;mijne reiskoffers naderen , toen een hunner , zich plotseling omkeerende , op eenen vermetelen toon tot mijnbsp;zeide : » Mijn heer, sla mij niet. — Maar, wie slaatnbsp;u dan, vriend? — Gij! — Ik ? Ja , gij duwt mij.nbsp;— Pak u hier weg en gij zult niet geduwd worden !nbsp;Het is mijne plaats. — Hoe ! uwe plaats ? bij mijnenbsp;koffers? O ! zijn het uwe koffers! zoo veel te beternbsp;mijn heer, wij gaan ze wegbrengen; wees gerust. Gijnbsp;vertrekt ongetwijfeld naar Marseille met de diligencenbsp;van mijn heer Galine? — Volstrekt niet;” en iknbsp;keerde mij om, om met den kapitein te spreken.nbsp;Maar, allerliefste Charles! oordeel over mijne verbazing, toen ik j naar mijne koffers willende terugkee-ren, dezelve niet meer op de plaats zag waar ze stonden, maar op den rug van zes of zeven snaken, dienbsp;reeds den boord van het vaartuig overgeklommen waren en uit al hunne magt naar de stad liepen, ter*
wijl zij schreeuwden : Naar Galine! Galine I Galine ! «en lustige kwant van bijna zes voeten huppelde hunnbsp;vooruit, terwijl hij mijne beide rottingen en den koker mijner parapluie, waarvan hij zich had meestergemaakt , in de lucht zwaaide, en hij slingerde dezelvenbsp;zoo als een tambour-majoor zou hebben gedaan. Iknbsp;vloog van het schip af, roepende: Houdt op! houdtnbsp;op ! en ik liep hun na . . . Zij waren reeds verdwenen ; en ik , afgemat door den last van mijnen mantel, vermoeid door mijne snelle ligchaamsbeweging, iknbsp;was genoodzaakt stil te staan en ik trad bij eene goede vrouw in, die aardappels verkocht, terwijl ik haarnbsp;de vergunning verzocht, mij te mogen neêrzetten omnbsp;uit te rusten. Ik verhaalde haar mijn ongeluk. Ik W'asnbsp;vooral bekommerd over eenen kleinen zwarten zak zonder hangslot, waarin ik onderscheidene voorwerpennbsp;van Waarde had. Zij stelde mij desaangaande gerust.nbsp;Die kruijers, de geesel der reizigers, voegde zij ernbsp;bij, waren voorheen nog erger: zij riepen in 1830,nbsp;den reiziger, die zich tegen hunne rooverij wilde verzetten, toe: Ziedaar, een Carlist! in het water metnbsp;hem! in het water! In 1814 hadden zij geschreeuw'd:nbsp;Ziedaar, een Bonapartist! Tegenwoordig hebben zijnbsp;een tarief. — Op die wijze verbeterd alles, antwoorddenbsp;ik, terwijl ik haar bedankte ; en ik vervolgde mijn weg.nbsp;Toen ik aan het hotel van l’Europe was aangekomen , vond ik een dier pakkendragers, die mij de betaling kwam afvorderen. Mijne kofl'ers waren alle daar,nbsp;de kleine zak ook. Ik betaalde alles wat de man mijnbsp;vroeg, zonder hem eenig verwijt te doen , zonder zellsnbsp;eenig woord tegen hem te spreken, en, ik dankte God
-ocr page 88-daarenboven nog, dat ik er voor dien prijs van af was.
Den volgenden dag ging ik onderscheidene merkwaardigheden van Avignon bezigtigen. Mijn eerste uitstap was naar de kapel van la Miséricorde , waarnbsp;men een ivooren Ghristus-beeld, van eene weêrgaêloo-ze schoonheid bewaard en hetwelk Canova zelf bewonderde. Een portier, die mij aanvankelijk in de kapelnbsp;had gebragt, welke groot, schoon en met ónderschei-dene goede schilderstukken versierd is , liet mij in dezelve alleen, terwijl hij zeide, dat de zuster, die belast was met het toonen van het Chrislus-beeld , weldra zou komen; en, werkelyk, spoedig daarna zag iknbsp;eene dier maagden verschijnen, welke zich aan het verzorgen onzer gebreken , toewijden. Nadat zij zich voornbsp;het tabernakel gebogen had , gaf zij mg een teekennbsp;om baar te volgen naar de sacristij , waar zij mij datnbsp;meesterstuk toonde , hetwelk mij met bewondering trofnbsp;en waarvan mgne oogen zich niet meer konden afwenden. Ik wilde er eene luchtige schets van maken ;nbsp;doch gij zult mij niet ten kwade duiden, dat ik mgnnbsp;slecht proza doe vervangen door verzen, welke doornbsp;een ander meesterstuk, ik meen, door het schoonenbsp;Christus-beeld van Michael Angelo, zijn ingeboezemdnbsp;geworden :
Als gij het stervend vleesch dus trekken ziet en beven,
(Dat krimpen brengt de pijn der gruwbre kruisstraf voort 5) *T verstijven van den mond, die oogen zonder leven,
Die teedre voeten en die handen heel doorhoord Met naglen, met geweld in ’t harde hout gedreven ;
Die stroomen bloed, geperst uit iedere open wond,
Wier drift het zamenstel der aderen doet zwellen,
Jledriegt uw hart-gevoel u niet op dezen stond;
Die trekken ziyn het, die de mensch'heid hier verzeilen.
Maar dat gelaat zoo vol van majesteit,
In al de smart geduldig, kalm , verheven ;
Die blik zoo vol van goedertierenheid,
Die 't grootste gruwelstuk barmhartig wil vergeven;
Door al die trekken waarin liefde en grootheid woont,
En in die schoonheid , zoo vol goddelijke waarde,
Wordt ons een God Verlosser aangetoond,
Wiens dood de losprijs was van onze schuldige aardelt;
Dit Christus-beeld van de kerk van la Miséricorde, werd in dezelfde stad, in het jaar 1659 , ontworpennbsp;en gebeeldhouwd door Jean Guillermain en de vervaardiger schonk het vervolgens om de begenadigingnbsp;van zijnen neef te verwerven, die om eene hoofd-niisdaad ter dood veroordeeld was geworden.
De stad Avignon is eene dier steden, waarin de bijl der revolutie de meeste slagtoffers heeft geveld ennbsp;waar de kinderen van het vaderland , in naam dernbsp;vrijheid en gelijkheid, met de meeste werkzaamheidnbsp;het zwaard en het vuur gebezigd hebben om aan hunnenbsp;broeders eene grootere mate van geluk te verschaffen.
In het oude klooster der Celestijnen, waarbij men naderhand het noviciaat der Jesuiten gevoegd heeft,nbsp;bewaarde men een tafereel, een geraamte voorstellende, half door de wormen afgeknaagd. Dat geraamte,nbsp;van eene natuurlijke grootte, was met veel kracht ennbsp;waarheid geschilderd. Ter zijde bevond zich het grafnbsp;Waaruit het te voorschijn was gekomen, en in een hoeknbsp;van het tafereel zag men eene spinneweb, die mennbsp;behoorde te betasten om zich te overtuigen dat zijnbsp;geene wezenlijke was , onder het tafereel las men denbsp;volgende verzen (1):
(l) Guéi’in, I’onorama d'Avignongt;
-ocr page 90-l)iie fois fus sur toute femme belle,
Maïs par la mort suis derenue telle;
Ma chair estoit très-belle, fraische et teiidre Or clle est toute tournée en cendre.
Mon corps estoit très plaisant et très-gent,
Or est hideuK a voir d toute geut.
Je me souloye souvent vestir la soye ,
Fourrée estois de gris et méme vair,
Or sont en moy partout fourrés les vers.
Rn grand palais me logeais k mon veuil.
Or suis logée en ce petit cercueil.
Ma chambre estoit de beaux tapis oruée,
Or est d’araigne ma fosse environnée.
De tous costés nommée dame chière,
Or qui me voit ne fait semblant ni chière Maint me louoit qui prés de moi passoit,
Or k présent tout Ie monde se tait-Partout estoit me beauté racontée,
Or n’en est vent, ni nouvelle comptée.
Si pense celle qu’en beauté va croissant,
Que toujours va sa vie décroissant,
Soit ores, dame , demoiselle ou bourgeoise ;
Fasse done bien , tandis qu’elle en a l’oise,
Ains que devienne comme moi pourvoye-t-elle ,
Car chacun est comme ay esté mortelle (1).
(1) Waarvan de zin is:
ï Eens was ik de schoonste der vrouwen, doch door den dood ben ik zoodanig geworden: mijn vleesch was zeer schoon ,nbsp;frisch en teeder, nu is het geheel in stof veranderd. Mijn lig-chaam was zeer aangenaam en zeer vrolqk, doch nu is hetnbsp;gezigt van hetzelve afschuwelijk voor alle menschen. Ik wasnbsp;gewoon mij dikwerf in zgde te kleeden, gevoederd met grijsnbsp;en zelfs met wit, doch nu zijn de wormen in mij overal ingedrongen. Ik bewoonde naar mijn lust groote paleizen, maarnbsp;nu woon ik in dit kleine graf. Mijne kamer was met fraaijenbsp;tapijten versierd , nu is mijn grafkuil met spinnewebben oni-geven. Van alle zijden noemde men mij lieve dame, doch alnbsp;wie mij nu ziet geeft er mij geenerlei blijk van noch noemt mijnbsp;beminnelqk, Menigeen , die mij voorbij ging, prees mij, maar
-ocr page 91-Die verzen waren even als het tafereel, van dien goeden koning Reinier, graaf van Provence en vannbsp;Anjou, die, nadat hij vruchteloos had gepoogd het koningrijk Napels te veroveren , waarop hij regten bezat, zich naar Avignon begeven had, waar hij denbsp;kunsten van den vrede beoefende, om zich te troostennbsp;over de tegenspoeden welke hij in den oorlog had ondervonden, Het onderwerp, lieve Charles! was nietnbsp;vrolijk, maar het kon aanleiding tot heilzame overdenkingen geven en daar zij ontsnapt waren aan dennbsp;gemeenschappelijken vijand der religieusen en der ko-ningen, zou ik die lieden, welke, naauwelijks tenbsp;Avignon aangekomen , aanstonds naar Vaucluse willennbsp;snellen, om er nog op de schors der beukenstammennbsp;den naam van Laura te gaan lezen, die er door de handnbsp;van Pelrarcha ingegrifd is, aanraden, hunne senli-menleele bedevaart niet te beginnen, zonder alvorensnbsp;een blik geworpen te hebben op den toestand eenernbsp;vrouw, die misschien nog veel schooner geweest is dannbsp;Laura, en zonder alvorens een oogenblik de waarhedennbsp;overwogen te hebben, welke hun dat graf had geleerd.nbsp;Zij die van mijnen raad zouden gebruik maken, alsnbsp;er ten minste mogten gevonden worden , die zich den-zelven zouden willen ten nutte maken zouden , weldranbsp;de zaken met een ander oog zien, en de ijdelheidnbsp;van het gevoel dat hun te voren bestuurd had, be-
thans zwijgt iedereen. Overal werd mijne schoonheid vermeld , nu wordt er geen ophef noch nieuws meer van gemaakt. Als zijnbsp;die in schoonheid opgroeit, hetzij dame , juffer of burgerdochternbsp;alsnu denkt dat haar leven niet zal afnemen, dan wel begrijpe ,nbsp;terwijl zij er zich over verheugd, en voorzie dat zij eens zalnbsp;Worden zoo als ik ben, want alle zijn sterfelijk zoo als ik wa»*”
-ocr page 92-kennende, zouden zij eindigen met hunne schreden en zuchten elders heen te wenden. Ik wil geenszins donbsp;kroon aantasten waarmede de dichter vereerd werd :nbsp;ik weet, dat hij doorgaat voor den vader der goedenbsp;Italiaansche poezij , dat hij den vorm derzelve vastgesteld heeft, dat hij zelfs de bestemming zijner taal bepaald heeft en dat de Italianen tegenwoordig nog vannbsp;Petrarcha, niet dan met eene geestdrift spreken dienbsp;noch de kritiek , noch zelfs in eenig opzigt een onderzoek loelaat; maar is het voldoende om achtingwaardig te wezen, dat men de kunst der verzen be-zitte ? Leggen de verschillende standen des levens onsnbsp;niet verscheidene verpligtingen op , en , moet het talentnbsp;om de geesten te verrukken en de harten te verleiden,nbsp;den eersten titel van eenen man wezen , die , aan dennbsp;kerkdijken stand verbonden , met gew'ijde bedieningennbsp;belast was en aanmerkelijke beneficiën genoot? Hoenbsp;kon hij , vervuld met zijne Laura , zijne handen tennbsp;hemel opheffen en den lof des Heeren zingen ? Petrarcha is dus zijne geheele vermaardheid aan eene misdadige genegenheid verschuldigd ; die hartslogt, die hetnbsp;gedurige voorwerp zijner gezangen was, moest derhalvenbsp;in den rang der zwakheden, in den rang zelfs dernbsp;misdaden geplaatst worden, en de bedorvenheid onzernbsp;natuur, is zelfs zoodanig , dat hij door de uitdrukkingnbsp;zijner afdwalingen , zich in het geheugen der menschennbsp;geplaatst [heeft. Elk mensch bezit ongetwijfeid hart-stoglen ; maar hij moet zich beijveren om dezelve tenbsp;bestrijden, in het overwinnen derzelve moet hij zijn’nbsp;wezenlijken roem stellen. Petrarcha kon met deze waarheid niet onbekend wezen , en als hij in den Godsdienst
-ocr page 93-geneesmiddelen had gezocht welke hij behoefde, zou hij zich niet vermaakt hebben , met aan de ge-heele wereld de bewegingen zijner ziel mede Ie dee-len; en de jongelieden zouden in zijne geschriftennbsp;niets aantreffen , om hun versland op den doolweg tenbsp;brengen , om hunne verbeelding te doen ontvlammen ennbsp;om hunne ongeregeldheden te voeden en te vereeuwigen.nbsp;Ik zal u slechts een woord over Laura zeggen : zijnbsp;had een echtgenoot, en die vereeniging legde haarnbsp;^erpligtingen op; zij was moeder, zij was het zelfsnbsp;elf malen en negen barer kinderen overleefden haar.nbsp;Dat men nu in de zeden barer eeuw de middelennbsp;zoeke om haar te regtvaardigen ; wat mij betreft, iknbsp;beoordeel haar volgens de onveranderJijke wetten dernbsp;zedekunde , en ik geloof dat de deugd bij het hoorennbsp;van haren naam , de oogen moet neerslaan.
Die al te beruchte vrouw stierf in 1348 aan de pest en werd bij de Franciscanen begraven, Petrarchanbsp;overleefde haar en stierf eerst in 1374.
In dezelfde kerk bevond zich een praalgraf, hetwelk ter nagedachtenis van den dapperen Crillon was opge-rigt en het volgende opschrift voerde :
Cl GIT lODIS BEKTOtf DE CRILLON, SORNOJIMÉ IE BRAVE, CONSEILLER D’ÉTAT , CHEVALIER DES ORDRES DO ROI,
mestre de champ do régiment des gardes, godver-NEUR de BOÜLOGNE, du BOOLENOIS, de TOULON ET DE ÏOÜRS, LIEUTENANT-COLONEL DE L’lNFANTERlE TRANCAISE.
Passant , l’histoire t’en dira d’avantage.
It MOÜRUT LE 2 Décembre MDCXV (1).
Crillon had aan Hendrik III en aan Hendrik IV (l) Hier rust Louis lierton de Crillon, bijgenaamd de dap-
-ocr page 94-groote diensten bewezen ; nu , de republikeinen , welke de koningen tot in hunne graven vervolgden , behandelden hunne vrienden ook niet beter: in 1793, werdnbsp;dit gedenkteeken vernield.
De oude hoogescliool van Avignon, heeft onder hare leden de eerste geleerden van Europa geteld en mannen , die door hunne geleerdheid , zich van de geringstenbsp;standen, tot het Kardinalaat en zelfs tot de Pauselijkenbsp;waardigheid verheven hadden. Onder het getal dezernbsp;laatsten bevindt zich Benedictus XII, waarvan eennbsp;schrijver der zestiende eeuw den volgenden trek verhaalt : » Tijdens zijn pontificaat, kwam zijn vader hemnbsp;» met onderscheidene edellieden bezoeken, welke hemnbsp;» gedost en gekleed hadden in zijden stoffen ; en toennbsp;» hij , den gezegden Paus, zijn zoon groette en zijnnbsp;» eerbied betoonde, zeide de Paus, dat hij hem nietnbsp;» kende en dat hij zijn vader niet was, w'ant zijn va-» der droeg nooit zijden kleederen. De goede mannbsp;» ging toen bedroefd heen, legde de gezegde kleede-» ren af en kleedde zich even als hij gewoon was,nbsp;» vervolgens keerde hij voor zijn’ zoon den Paus terug,nbsp;» die hem toen als zijn vader herkende en hem geld gafnbsp;» om een molen te koopen en te leven van zijn beroepnbsp;» van molenaar, zeggende dat men voor zijne oudersnbsp;» de goederen der Kerk niet vervreemden mogt (1).”
pere, staatsraad, ridder van de orden des konings,ridmeester van het regiment der gardes, gouverneur van Boulogne, vannbsp;Boulenois, van Toulon en van Tours, luitenant kolonel van denbsp;Fransche infanterie. Voorbijganger, de geschiedenis zal er unbsp;meer van zeggen. Hij stierf den 2 December MDCXV.
(1) J. Guérin.
» Durant son pontificat, son père Ie vint voir avec plusieurs
-ocr page 95-( nbsp;nbsp;nbsp;79 )
De stad Avignon behoorde aan den H. Stoel se-» dert 1348. Joanna, koningin van Napels en gravin Tan Provence, had dezelve aan Clemens YI, verkocht en de Pausen hebben er hunne residentie gehadnbsp;tot in 1376, als wanneer Gregorius XI, naar Romenbsp;lerugfceerde. Het was vrij natuurlijk dat die stad eenmaal weder tot de provincie zou gevoegd wordennbsp;Waardoor zij is iugesloten, doch er werd daartoe eenenbsp;onderhandeling vereischt en de revolutie vond het eenvoudigste , zich van dezelve meester te maken. Hetnbsp;is evenwel eene merkwaardige zaak, dat toen in denbsp;dagen van schrik, terwijl de oproerlingen het Pauselijk gezag hoonden, zich te Avignon eene nijpende schaarschte deed gevoelen, Pius VI, de waardige Plaatsbekleeder van Jesus Christus, op zijne kosten , met graan beladene schepen , naar de ontrouwenbsp;stad zond. Ik hoop, dat deze trek aan de geschiedenis niet zal ontglippen ; overigens moet hij in allernbsp;harten gegrild wezen.
Zie hier de verzen welke de abbé Delile voor het portrait van Pias VI, gemaakt heeft; gij zult even alsnbsp;ik, bevinden dat zij hem zeer goed kenschetsen :
gentils-hommes, lesquels 1’avoient vestu et habillé de drap de soye; et quand il vint êk saluer et i faire la révérence au ditnbsp;Pape, son ftls, Ie pape dit qu’il ne Ie connoissoit point, etqu'Unbsp;nestoit point son père, car son père ne portoit pas des habits de soye. Alors done Ie bon homme tout dolent s’en alianbsp;et laissa les dits habillemens, et se vestit ainsi qu’il Tavoitnbsp;accoutumé, puis retoürna devers son fils Ie pape, lequel alorsnbsp;Ie recognut pour son père, et lui donna de l’argent pour a-ehepter un moulin et vivre de son mestier de musnier, di-sant qu’il ne falloit pas pour ses parens aliéner les biens denbsp;1'Rglise.'’
-ocr page 96-Sis h.oofd der Kerk geëerd, als Vorst grootmoedig tevens,
Dat vol gevoel op u en aarde en Hemel staar,
En eere in uw persoon al ’i heilige des levens De rampen, d’ouderdom, flen troon en het altaar.
Toen ik mij naar de kathedrale kerk begaf, welke de achtingwaardige prelaat, die tegenwoordig den zetelnbsp;van Avignon bekleedt, op dit oogenblik doet herstellen , had ik eene zamenhooping van muren zonder regelmatigheid gezien , de meeste van eene buitengewonenbsp;hoogte , een Gotthisch gebouw van ter zijde gedekt door ¦nbsp;slottorens, bekroond met kanteelen en ruim voorziennbsp;van schietgaten. Ik trad binnen , en nadat ik onderscheidene pleinen w^as overgegaan, onraetelijke zalennbsp;doorloopen had, onder duistere gewelven doorgegaannbsp;en bouwvallige trappen opgeklomraen was, hier ennbsp;daar eenige overblijfselen van schilderwerk, sporen vannbsp;eene oude grootheid , opgemerkt hebbende en bespeurende dat onderscheidene gedeelten van hetzelve bewoond waren en tot magazijnen, tot gevangenis en totnbsp;kazerne dienden , vroeg ik , waar ik mij bevond ? —nbsp;In bet oude paleis der Pausen, gaf men mij ten antwoord.
Niet ver van daar verheft zich een toren die angst en schrik inboezemt; het is de ijskelder ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . Ijzing
wekkend graf eener menigte van slagtoffers van beide geslachten en van eiken ouderdom, die koelbloedig vermoord werden door monsters in menschelijke gedaanten , die zich republikeinen noemden. O mijn vriend!nbsp;mogt ik hier al die onrustige, eerzuchtige jongelieden , welke slechts van revolutien droomen, kunnen heenbrengen ; ik zou hen die muren welke nog met bloed
-ocr page 97-bespat zijn, toonen, en ik zou hen zeggen: Dit bloed werd vergoten, in naam der vrijheid, welke gij nietnbsp;ophoudt in te roepen , het is het bloed van deugdzame burgers, van goede huismoeders, van schuldeloozenbsp;maagden en van grijsaards met zilverwitte haren, hetnbsp;is het bloed van uwe voorvaderen.... Maar, helaas!nbsp;Zouden zy naar mij luisteren ? Indien, zoo als mennbsp;gezegd heeft, de misslagen der vaderen voor hunnenbsp;kinderen verloren zijn, baart het dan verwondering datnbsp;zij dit ook zijn voor de volgende geslachten en voornbsp;de naburige volken!
Ik ben hier zeer lijdende aangekomen; ik heb eenige dagen mijne kamer moeten houden en zelfs eene zie-ken-zuster moeten nemen; ik hoop nogtans, door denbsp;genade Gods, met de eerste stoomboot te kunnen vertrekken. Het weder is uitmuntend en ik gevoel mijnbsp;beter. Ik ging op zekeren avond naar de predikatienbsp;on ik maakte de opmerking dat men niemand hoordenbsp;hoesten, terwijl in de kerken van Lyon, volstrekt niemand gevonden wordt die niet hoest. Welk een klimaatnbsp;IS dat van Lyon I.....Maar, er zijn vergoedingen.
Ontvang, dierbare Charles! op nieuw de uitdrukking van mijne opregte vriendschap.
-ocr page 98-Civita-Fecchia, 19 December 1837.
Waarde Charles! gij dacht van mij een brief over Marseille te ontvangen, en gij zult er geen ontvangen:nbsp;ik ben in eenen aanhoudend smartelijken toestand geweest , gedurende de zes of zeven dagen welke ik ernbsp;heb moeten vertoeven , om de stoomboot af te wachten,nbsp;die mij naar Civita-Vecchia moest overbrengen. Desnbsp;niet te min heb ik mij den 16 ingescheept aan boordnbsp;van de Maria-Christina, op welke ik mij op het deknbsp;een vertrekje had doen daarstellen. Daar wij een overlegt van onderseheidene dagen te doen hadden , wasnbsp;ik blijde somwijlen alleen te kunnen zijn, om mijnnbsp;gebed te verrigten, mijne getijden te lezen, enz. Voornbsp;dat ik mij inscheepte had ik te doen met eenige beambten der douanen, die mijne reiskoffers vrij gestrengnbsp;kwamen doorsnuffelen : ik mogt die heeren, zoo veelnbsp;als ik wilde, vragen, wat kontrebandewas, zij schenennbsp;het evenmin te weten als ik, en ik geloof, dat ditnbsp;hunne voornaamste bediening niet was. Het weder wasnbsp;prachtig: wij hadden weldra dat masten-bosch achternbsp;ons gelaten , hetwelk de haven van Marseille vervuld.nbsp;Die stad heeft veel geleden gedurende de oorlogen vannbsp;het keizerrijk; doch bij de terugkeering van den vredenbsp;heeft zij hare verliezen hersteld en haar handel neemtnbsp;dagelijks toe. Wij stevenden langs Toulon, de eilanden
-ocr page 99-ü’Hyères en Nizza, en- wij kwamen na verloop van Jertig uren te Genua aan.
Alvorens van Genua te spreken, zal ik u een woord over Nizza zeggen: IVizza is even als Marseille door denbsp;Phoceërs gesticht. Toen die gelukkige scheepvaardersnbsp;zagen dat hunne kolonie aanmerkelijk vermeerderde,nbsp;breidden zij zich langs de zee*kust uit en aan de Var,nbsp;eene zeer aangename plaats aangetroffen hebbende,nbsp;stichtten zij er die stad. Het graafschap, waarvan zijnbsp;de hoofdplaats is, levert hoewel door hooge bergen doorsneden, wijn, olie en kostbare vruchten op.nbsp;Nizza is zeer bevolkt geweest en men zag, nog nietnbsp;lang geleden, de bouwvallen van hare oude voorsteden. De betrekkingen veranderen met de eeuwen ennbsp;die stad heeft de voordeelen kunnen verliezen, welkenbsp;de handel haar aanvankelijk had verschaft, doch ernbsp;zijn andere welke zij van de natuur ontleent en welkenbsp;zij nooit verliezen zal. Hare ligging, haar klimaat,nbsp;en de gezondheid der lucht welke men er inademt,nbsp;zullen er altoos vele vreemdelingen en vooral vele kran-ken heenlokken. Men moet den winter te Nizza doorbrengen ; die reis is volstrekt noodzakelijk :¦ zoo luidtnbsp;dikwerf het laatste voorschrift van eenen geneesheer ,nbsp;die niets meer van zijne kunst verwacht en dat bevelnbsp;bevat somtijds een doodvonnis, hetwelk hij zich welnbsp;Wachten zou voor een troosteloos gezin uit te spreken.nbsp;Hij hoopt niets meer en hij wil dat men nog blijftnbsp;hopen. Ik vertoefde voor eenige jaren in deze stad ennbsp;zag er eene moeder, welke haren zoon verzelde,nbsp;die aan eene borstkwaal kwijnde. Tegen den boezemnbsp;leunende van haar die hem het leven gegeven had, be-
-ocr page 100-merkte de jongeling zijn toestand niet en hij vleide zich met eene spoedige genezing: » Ja, lieve moeder!nbsp;twijfel er niet aan, de lucht van Nizza zal mij herstellen .....” En de moeder wendde het hoofd af,
om op de wangen van haren zoon geene tranen te laten^ neêrvloeijen, welke zij te vergeefs poogde terug te houden.
Het graafschap van Nizza heeft een zeer beroemd man opgeleverd , Cassini, de grootste der sterrekundigennbsp;van zijnen lijd. In den ouderdom van vijf en twintignbsp;jaren was hij reeds bij geheel Europa bekend en denbsp;senaat van Bologne had hem een leerstoel gegeven ennbsp;groote eer bewezen, billijke belooningen voor zijn arbeidnbsp;en voor zijne gelukkige uitkomsten. Colbert benijddenbsp;aan Italië dien sterrekundige en Lodewijk XIV deednbsp;hem aan Clemens IX, en aan den senaat van Bolognenbsp;voor slechts eenige jaren vragen. Men bewilligde hetnbsp;en Cassini kwam in het begin van 1669 te Parijs aan,nbsp;De koning ontving hem als een zeldzaam man, hijnbsp;wees hem eene jaarwedde toe die geëvenredigd was aannbsp;de opofferingen welke hij hem deed doen, de akademienbsp;der wetenschappen, waarvan hij bereids korrespondentnbsp;was, opende hem weldra hare deuren en vruchteloosnbsp;riepen de Paus en de senaat van Bologne hem eenigenbsp;jaren later terug. Cassini was te Parijs gehuwd en hijnbsp;is er gestorven. Die aanwinst is aan Frankrijk verbleven. Fontenelle, maakt in de lofspraak op dien academicus, de opmerking, dat hij een gelijken en vreed-zamen geest bezat, jrij van ijdele bekommeringen, ennbsp;hij vreest niet de eer daarvan aan den Godsdienst toenbsp;te kennen. » Een opregt godsdienstig gevoel, en watnbsp;nog meer is, de beoefening van den Godsdienst, brag-
-ocr page 101-( 85 )
ten veel toe tol die gestadige gemoeds-kalmle. De he-nielen die de glorie van hunnen Schepper verkondigen^ hadden er aan niemand meer dan aan hem van gesproken en zij hadden nooit beter overtuigd.” Ik zounbsp;Wel willen welen of het geloof en de beoefening dernbsp;pliglen van den Godsdienst, tegenwoordig ook in den lofnbsp;der leden van het insituut kunnen begrepen worden ?
Ik ben te Genua aangenkomen : die stad, eene der voornaamste steden van Italië , bevindt zich tegenwoordignbsp;in eehen gelukkigen en vrolijken toestand. Zich am-phiiheatersch gewijze op de helling van eenen heuvelnbsp;verheffende, levert zij aan diegenen, die ,er uit zeenbsp;aankomen het indrukwekkendste gezigt op. Haar haven,nbsp;die duizend vademen in doorsnee bevat, wordt geslotennbsp;door twee tegen elkander overstaande steenen-hoofden,nbsp;tusschen welke de schepen doorvaren. Door de natuurnbsp;ieschermd , wordt zij ook door de kunst beschut; ennbsp;zij is nogtans onderscheiden malen ingenomen geworden.nbsp;Ik geloof zelfs, dat er weinig stalen in Europa zijn,nbsp;welke zoo veel revolution ondergaan hebben als denbsp;slaat van Genua. In 1805 bij Frankrijk ingelijfd,nbsp;werd dezelve in 1815, door eene bepaling van hetnbsp;Weener-congres, aan den vorst van Piemont afgestaan;nbsp;en men moet gelooven dat als hij die onafhankelijkheidnbsp;Verloren heeft, welke hij zoo duur betaald had, hijnbsp;IQ ruil daarvoor, onder den scepter van dien vorst,nbsp;de tevredenheid en bijgevolg het geluk zal vinden.
Het anker was nog naauwelijks geworpen, toen de officieren van den ^ezoMc?/«et(fs-dicnst aan boord kwamen,nbsp;om de reizigers te bezoeken en hel getal derzelve opnbsp;te nemen. Ik werd hiervan verwittigd door ceneu
-ocr page 102-Napolitaanschen scheepsjongen die mij uit al zijne magt toeriep: Mijnheer, kom u laten tellen, want mennbsp;wacht uw getal (1). Ik \erloonde mij , en ik werdnbsp;geteld.
Daar de stoomboot zich dertig uren te Genua ophoudt', moeten de reizigers zich aan wal begeven, zich aannbsp;de policie vertoonen en zes franken voor het teekenennbsp;van de reispas betalen. Als die formaliteiten vervuldnbsp;zijn, dan kunnen zij het binnenste der stad doorkruisen.
De stad, welke men de trotsche noemt, is vermaard om de schoonheid van hare paleizen. Men ziet er ooknbsp;prachtige kerken: de hoofdkerk is met marmer bekleedt;nbsp;de kerk van de Annonciade is schitteVend van goud ;nbsp;en die van den H. Siro geeft naauwelijks iets aan dienbsp;van de Annonciade in luister en rijkdom toe. De paleizennbsp;en de kerken leveren aan de kenners schilderstukken vannbsp;de grootste meesters.en bewonderenswaardige beelden op.
Ik wilde de gasthuizen , het arsenaal en het paleis waar de doge resideerde en waar de senaat zijne zittingen hield , bezoeken ; docb ik had een anderen pligtnbsp;te vervullen: het was Zondag en de reiziger is nietnbsp;vrijgesteld van het heiligen van den dag des Heeren.nbsp;Ik spoedde mij dus naarSint-Siro, waar ik de predikatienbsp;hoorde. Men zong vervolgens de Litanie van de H. Maagd,nbsp;oen hymnus van lof en eene hulde voor de volhardingnbsp;en het was voor mij eene zoete voldoening, dat iknbsp;mijn gebed kon vereenigen met dat der omstanders ennbsp;dat ik mijne stem kon mengen in hunne godvruchtigenbsp;lofliederen. Iedereen lag neêrgeknield, de ingekeerdheid
(1) Monsou, venes’vous faire compter, car on attend votre nomire gt;
-ocr page 103-( nbsp;nbsp;nbsp;87nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
was diep en ik zag geene andere beweging dan die Tan eenige moeders welke hare kleine kinderen dedennbsp;nederknielen, en , hen het altaar toonende, aan harenbsp;kinderen schenen te zeggen, dat zij, wier beeld zijnbsp;zagen, ook hunne moeder was.
Genua heeft twee beroemde zeelieden, Christoph Columbus en Andreas Doria opgeleverd. De laatste, dienbsp;minder bekend is, heeft een beter lot ondergaan. Zijnnbsp;vaderland waardeerde zijne diensten, het vereerde hemnbsp;bij zijn leven en noemde hem zelfs zijn bevrijder en zijnnbsp;vader. Belast met het vervolgen der zeeroovers, dienbsp;destijds de Middellandsche zee onveilig maakten , verrijktenbsp;hij zich met hunnen buit, hij kocht eenige galeijen ennbsp;zonder eenen gewonen stand te verlaten, hield hijnbsp;den rang eener zeegt;mogendheid staande. Franciscus Inbsp;en Karei V, bewonderden zijn genie en betwisttedennbsp;elkander zijn’ bijstand. Columbus, integendeel......
Doch wie kent Columbus niet! Te Genua leert het kind zijn naam vóór dien van Alexander; eene spadenbsp;hulde, vruchteloos leedwezen! Voor de staten is evennbsp;als voor den gewonen burger, een oogenblik , dat overnbsp;hunne bestemming beslist, en dat eenmaal voorbij
zijnde, niet terugkeert...... Die buitengewone man
beminde zijne medeburgers, hij wenschte dat zij de eersten zouden wezen in het genieten zijner ontdekkingen ;nbsp;doch de Genuezen beschouwden zijn voorstel als dennbsp;droom van eenen man, die zich in het maken vannbsp;plannen verdiept, zij verwierpen hetzelve en verlorennbsp;op die wijze voor altoos de gelegenheid, om aan hunnbsp;gemeenebest deszelfs ouden luister weder te geven.
Overwinnaars der Moren, ten toppunt van glorie
-ocr page 104-gestegen, besloten Isabella en Ferdinand eindelijk, aan Columbus drie kleine schepen toe te vertrouwen ennbsp;«iet lang daarna vernamen zij , dat hij in zijne onderneming volledig geslaagd en eene nieuwe wereldnbsp;ontdekt had. Hij zelf bragt hun de tijding daarvannbsp;over: hij werd wel ontvangen, tot den adelstandnbsp;verheven, tot groot-admiraal benoemd en, met eenenbsp;vloot van zeventien schepen op nieuw vertrokken zijnde, ontdekte hij nieuwe eilanden. Het eerste vreug-degevoel, door die' gelukkige uitkomsten veroorzaakt,nbsp;verzwakte intusschen weldra. De koningin en vooralnbsp;de koning, uit hunnen aard ondankbaar, achterdoch-tig, al te onwetend en Ie baatzuchtig om den roemnbsp;der ontdekking en het vooruitzigt op eenen uitgestrek-ten handel te beseffen, leenden het oor aan bet geschreeuw van de afgunst, zij schreven de weinige voor-deelen welke zij uit die gewesten trokken, die naar mennbsp;zeide, van goud overvloeiden, toe, aan het slechte beheer van Columbus en ten gevolge van dat gevoelennbsp;zonden zij Bovedilla, een hebzuchtig en wreed man ,nbsp;Columbus na, met volmagt, om het gedrag van dennbsp;admiraal na te gaan en hem te vervangen. Bovedilla’snbsp;eigen belang vond Columbus schuldig; hij deed hemnbsp;aan boord van zijn schip sleuren en met ketenen beladen. Aldus zonder regtspleging, zonder vergrijp ,nbsp;zonder de schaduw zelfs van eene misdaad veroordeeld , schreef Columbus aan zijnen souverein eennbsp;brief dien de geschiedenis ons bewaard heeft en dienbsp;mij een onuitputtelijk onderwerp van overdenking toeschijnt.
{ 89 )
dier landen had aangetoond, welke hij voor Caslilje veroverd had, sprak hij van de rampen welke hij tenbsp;verduren heeft en van die, waarmede hij bedreigd werd.nbsp;Van alles berooft, bleven hem slechts zijne ketenennbsp;over, en, edelmoediger zijnde dan zijne vijanden, wilde hij hen de schande hunner ondankbaarheid besparen, » Helaas ! zegt hij , deze ketenen zijn thans mijn’nbsp;» eenigen schat en zij zullen met mij ten, grave da-» len, als ik het geluk heb een graf te bezitten;nbsp;» want ik verlang dat de herinnering aan zulk eenenbsp;» onregtvaardige daad, met mij sterve, en dat zij voornbsp;» de eer van den Spaanschen naam voor altoos ver-» geten worde . . . Mogten de toekomstige eeuwennbsp;» nooit weten , dat in deze eeuw , ellendelingen laagnbsp;» genoeg geweest zijn , om te gelooven , dat zij zichnbsp;» eene verdienste bij Ferdinand zouden maken, doornbsp;» het vernietigen van den ongelukkigen Columbus,nbsp;» niet om misdaden, maar, omdat hij eene nieuwenbsp;» wereld ontdekt en aan Spanje geschonken heeft. Gijnbsp;» waart het, o groole God! die mij zulks ingegevennbsp;» en mij geleidt hebt. Betoon mij barmhartigheid,nbsp;» gewaardig U aan deze ongelukkige onderneming ge-» nade te bewijzen; dat de geheele aarde over mijnbsp;» weene; en gij, heilige engelen des hemels, dienbsp;» mijne onschuld kent, vergeeft aan de tegenwoordigenbsp;» eeuw, die te wangunstig en te verhard is om mijnbsp;» te beklagen. Voorzeker zullen zij, welke nog moe-» ten geboren worden, weenen, als men hun eén-» maal zal zeggen, dat Columbus met zijn eigen for-» tuin , met weinig kosten en zelfs zonder kosten voornbsp;'f’ de kroon, met gevaar van zijn leven en van dat
-ocr page 106-» zijns broêïders, in twintig jaren en in vier reizen, aan » Spanje meer diensten béwezen heeft, dan ooit eennbsp;» vorst of rijk , van iemand hoe ook genaamd, onl-» vangen heeft, en dat men evenwel, zonder hemnbsp;» van de geringste misdaad te beschuldigen , hem armnbsp;» en ellendig heeft laten omkomen , nadat men hemnbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van alles hadnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beroofd , behalvenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van zijne ketenen:
» nbsp;nbsp;nbsp;opnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eene wijze,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat hij , die aannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Spanje eene nieu-
» we wereld geschonken heeft , noch in deze , noch in »nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oude eenenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;stulp voor zichnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en voor zijn gezin
» heeft kunnen vinden.
» Doch als de Hemel mij nog verder mogt vervol-» gen en als Hij misnoegd schijnt over hetgene, wat » ik gedaan heb, indien de ontdekking van deze nieu-» we wereld voor de oude noodlottig mogt wezen ;nbsp;» als Hij tot kastijding in dit oord een einde aannbsp;» mijn ongelukkig leven mogt willen maken ; o, doetnbsp;» gij dan, heilige engelen die den onschuldigen ennbsp;» verdrukten bijstaat, dit papier aan koningin Isabel-»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;toekomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zij weet, hoe veel ik voor haren
» roem en voor haren dienst geleden heb, en zij zal » regtvaardigheid en barmhartigheid genoeg bezitten ,nbsp;» om niet te gedogen, dat de broeder en de kinderennbsp;» van eenen man, die aan Spanje onmetelijke rijkdom-» men geschonken heeft en aan dat rijk uiigestrektenbsp;» keizerrijken en onbekende koningrijken gevoegd heeft,nbsp;» tot broods-gebrek en tot het leven van aalmoezennbsp;» gebragt worden. Zij zal zien , als zij leeft, dat denbsp;» ondankbaarheid en de wreedheid de gramschap desnbsp;» Hemels uitdagen. De rijkdommen welke ik ontdektnbsp;n heb, zullen het geheele menschelijke geslacht tot
-ocr page 107-» plundering opwekken en zij zullen mij wreckers doen » geboren worden; en de natie zal misschien een-» maal moeten lijden voor de misdaden welke nu denbsp;» boosheid, de ondankbaarheid en de afgunst begaan.”
Welnu, mijn Vriend! zult gij het mij euvel afnemen dat ik u dit stuk heb doen kennen ? Hoe schoon isnbsp;het! hoe indrukwekkend! dat was wel de stem dernbsp;natuur en de getuigenis der waarheid; neen , nooitnbsp;zou hij, als Columbus schuldig ware geweest, zich metnbsp;zoo veel vertrouwen tot God hebben kunnen wenden ,nbsp;noch met zoo veel zekerheid aan zijne koningin schrij*nbsp;ven, Intusschen zijn de tegenspoeden van Columbusnbsp;zoo verre van ons en wij hebben in onze dagen zoonbsp;veel andere onregtvaardigheden te betreuren gehad ,nbsp;dat ik mij onthouden zou hebben van het overschrijven dezer zinsneden, als de laatste regels mij niet zoonbsp;verschrikkelijk waren voorgekomen. Als zij op u nietnbsp;denzelfden indruk hebben gemaakt, herlees dezelvenbsp;dan, luister naar die prophetische stem , die aan-kondigd, dat de zonen eenmaal zullen gestraft wordennbsp;voor de ongeregtigheden hunner vaderen. Sla vervolgens de oogen op Spanje en vraag den goddelooze, ofnbsp;men aan een wreekend God moet gelooven ?
Vijftien uren na ons vertrek van Genua, bevonden wij ons te Livorno. Men vertoeft daar tien of twaalfnbsp;uren en het grootste gedeelte der reizigers besteedt dannbsp;dien tijd, om Pisa te bezoeken. Wat mij betreft, dienbsp;deze stad kende, ik bleef aan boord , onledig met hetnbsp;schrijven van onderscheidene brieven. Toen wij Livorno verlaten hadden , bleef ik ondanks het slechte we-^er, in mijnen mantel gewikkeld op het dek, wijl ik
-ocr page 108-m het voorbij stevenen het eiland Elba wilde zien. Hetzelve vertoonde zich weldra aan mijne blikken en met hetzelve alle zijne herinneringen. Het is dat eiland, spraknbsp;ik toen tot mij zelve, waaruit 'de leeuvv van Corsica ,nbsp;nadat hij zijne keten verscheurd had , zich op het vaste land wierp, om alhm een rijk te heroveren. Neen,nbsp;nooit had God aan de meesters der aarde eene grootenbsp;en verschrikkelijke les willende geven , op zulk eenenbsp;plegtige wijze getoond , dat Hij de Koning der konin-gen is, en dat Hij naar welgevallen over de sceptersnbsp;^n kroonen beschikt.
Een man vertoont zich alleen, om zich van Frankrijk meester te maken , en hij maakt er zich meester van, omdat God het toelaat; doch, toen hij den troonnbsp;weder beklommen had, toen hij door zijne onverschrok-kene krijgslieden omringd was, onttrok zich God en mennbsp;zag denzelfden man, weldra door de geheele wereld verlaten zijnde, gevangen naar eene brandende rots in dennbsp;AÜantischen Oceaan voeren, om er zijn avontuurlijknbsp;aan wezen te eindigen.
Bonaparte heeft Europa met tranen en bloed overstroomd, hij is de geesel van zijn tijdvak geweest; ik heb, zoo veel mij mogelijk was, tegen hem gestreden.nbsp;Ik verdedigde mijn vaderland , ik vervulde mijn pligt ,nbsp;had hij het regt om mij te doen opliglen en naar Vincennes te voeren ? Bij die gedachte heb ik lang gehuiverd , doch toen ik had overwogen, dat ik zonder dienbsp;gevangenschap den Heere niet zou toebehooren, dat iknbsp;«eg van het getal dergenen zou zijn, die niet aan denbsp;eeuwigheid denken, toen heb ik de wegen der Voorzienigheid bewonderd , ik heb in Bonaparte het werk-
-ocr page 109-( nbsp;nbsp;nbsp;93 )
tuig dec onlfermingen Gods over mijne ziel geëerbiedigd , en van dien eerbied ben ik tot de erkentelijkheid overgegaan. Hoe menigwerf heb ik voor de rust zijner ziel gebeden! en op dat oogenblik zelfs, toennbsp;het eiland Elba uit mijn oog verdween, bad ik, blootshoofds , en met ten hemel opgehevene oogen, bad iknbsp;nog voor den gevangene van Sint-Helena 1
Manzoni heeft op den dood van dien buitengewonen man, eene ode , welke door geheel Italië bewonderd wordt, vervaardigd ; zij is getiteld: Be 5 Mei. Ik zend er u eene vertaling van, eene vertaling, welke ik te danken heb aan de vriendschap van den beroemden schrijver der Geschiedenis van Pius Kil.
Deze ode, van een der grootste schrijvers van het Schiereiland , heeft dit merkwaardigs, dat de schrijvernbsp;IVapoleon nooit gevleid en zich nooit voor zijne voetennbsp;gebogen had, gelijk zoo vele lage vleijers, die vervolgens zijn aandenken verscheurd hebben : Napoleon heeft,nbsp;nadat hij door die ondankbaren verlaten was, dezennbsp;lof ontvangen van eenen man die hem niets te dankennbsp;had, Waarom? het is, wijl Manzoni een ijverig Christen is en omdat hij liefde genoeg bezat om te geloo-ven, dat Napoleon , in het uur van zijnen dood, rondborstig tot den Godsdienst was teruggekeerd.
-ocr page 110-( 94 nbsp;nbsp;nbsp;)
(dë vijfde Méi.).
» Hij heeft geleefd: Aanstonds na den laatslen adem* » togt, was het slofielijk overschot weduwe van zulknbsp;» eene edele ziel, het heelal, door die tijding getrof*nbsp;» fea, stond in stomme verbazing. Stom bij het den-» ken aan het laatste uur van den man der lotge-» vallen, weet het niet meer, wanneer de voetstapnbsp;» van eenen menschelijken Toet het bloedige stof dernbsp;» wereld zal komen vertreden,
» Mijn geest heeft hem gezien, op zijnen troon glins-» terende, en hij heeft gezwegen, toen hij door eene » voortdurende wisselvalligheid, viel, opstond , en opnbsp;» nieuw viel. Toen heeft mijne stem zich niet ver-» eenigd met het gerucht van duizend andere stemmen.
(1) IN MORTE Dl NAPOLEONE.
(lU CINWE MtGGlO.)
Ei fu; siccome immobile ,
Dato il mortal sospiro ,
Stette la spoglia immemore Orba di tanto spiro,
Cosi percossa, attonita,
La terra al nunzio sta ;
Miita pensando all’ ultima Ora dell’ uom fatale,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Nè sa qoando una simile Orma di piè mortalenbsp;La sua cruenta polverenbsp;A calpestar verra.
-ocr page 111-» Mijn geest, maagdelijb van lof en siaaf van den » lafhartigen hoon, rigt zich bewogen op , bij de plot-» selinge verdwijning van zulk eene straal, en hijnbsp;» wijdt aan de lijkbus een gezang, dat misschien nietnbsp;» zal sterven.
» Van de Alpen tot aan de Pyramiden , van Man§a» » narez tot aan den Rhijn, volgde zijn bliksem, doornbsp;» zijne slagen verzekerd, van nabij het weêrlicht. Hijnbsp;» weêrgalmde van Scilla tot aan Tanaïs, van de eene,nbsp;» lot aan de andere zee.
» Was hel een ware roem ? Dit zal eene netelige
Lui sfolgorante in soglio Vide il mio genio e tacque,
Quando con vece assidua Cadde, risorae, e giacque,
Di mille voci al sonito Mista la sua non ha:
Vergin di servo encomio E di codardo oltraggionbsp;Sorge or commosso al subitonbsp;Sparir di tanto raggio ,
E scioglie all’ urna un cantico,
Che forse non morrè.
Dair Alpi alle Piramidi,
Dal Mansanare al Reno,
Di quel securo il fulmine Tenea dietro al baleno;
Scoppio da Scilla al Tanai,
Dall’ uno all’ altro mar. nbsp;nbsp;nbsp;;
Fu vera gloria t ai posteri L’ardua sentenza ; nuinbsp;Chiniam la fronte al Massimonbsp;Fattor, che volle in luinbsp;Del creator suo spiritonbsp;Pid vasta orma stamper.
-ocr page 112-gt;) vraag voor het nageslacht wezen. Wij, wij buigen » ons hoofd voor den oppersten Regter, die in hemnbsp;» het uitgestrektste spoor Tan zijnen scheppenden geestnbsp;» wilde indrukken.
» Hij ondervond alles; de onstuimige en bevende » vreugde van een groot ontwerp , de angst van eennbsp;» hart dat brandt, onbuigzaam, aan het gebied den-» kende, bereikte hij hetzelve en ontving die beloo-» ning, welke men dwaas genoeg is te hopen.
» Hij ondervond alles; de schitterendste glorie na » het gevaar, de vlugt en de overwinning, de troon,
La pocellosa e trepida Gioja d’ua gran disegno,
L’ansia d’un cor , che indocile ' Ferre peosando al regno ,
E’1 giunge, e tiene un premin Ch’era follia sperar,
Tutto ei prorb; Ia gloria Maggior dopo il periglio ,
La fuga, e la vittoria,
La reggia, e il triste esiglio,
Due volte nella potvere.
Due volte su gli altar.
Ei si nomö: due secoli»
L'un contro l’altro armato , Sommessi a lui si volseronbsp;Come aspettando il fato:
Ei fe’ silenzio, ed arbitro S’assise in mezzo a lor;l
El sparve, e i di neU'ozio Chiuse in si breve spojnda ,nbsp;Segno d’immensa invidia ,
E di piëta profonda, D’inestinguibil odio,
E d’indomato amor.
-ocr page 113-» de tréürige ballingschap; tweemalen werd hij in » het stof neêrgeworpen en tweemaal op de altarennbsp;» hersteld.
» Hij noemde zich: twee eeuwen, de eene tegen » de andere gewapend, wendden zich tot hem, alsof zijnbsp;» de lotsbestemming verbeidden. Hij maakte stilte, en,nbsp;» scheidsregter geworden zijnde , zette hij zich tus-»gt; schen haar neder. Hij verdween en hij eindigde zg-» ne dagen in werkeloosheid, op zulk eene enge kust;nbsp;» geenerlei mededoogen van eene onbegrensde afgunst,
7
Come sul capo al naufrago L’onda s’avvolve e pesa ,
TVonda su cui del misero Alta pur dianzl e tesanbsp;Scorrea la vista a scernerenbsp;Prode remote inran;
Tal su quell’ alma il cumulo Delle memorie scese;
Oh! quante volte ai posteri Narrar se stesso impresse,
£ sulle eterne pagine Cadde la stanca man!
Oh 1 quante volte al tacito Morir d’un giovno inerte,
Chinati i rai fulminei ,
Le braccia al sen conserte,
Stette, e dei dl che furono I.’assalse il sovvenir.
Ei ripensö le mobiii Tende , e i percossi valli,
E il lampo dei manipoli,
E l’onda dei cavalli,
E il concitato imperio E '1 celere obbedir.
-ocr page 114-» Tan diepe deernis, van eenen onuitwischbaren haat, » van eenen ontembaren geestdrift.
» Even als boven het hoofd van den schipbreukeling » de baren zich verzamelen en hem verzwelgen en verrenbsp;» over den ongelukkigen uitgestrekt, beletten zij aannbsp;» het gezigt het zien van de vruchteloos verwijderdenbsp;» kusten ; op dezelfde wijze drukte op deze ziel de massanbsp;gt;y der herinneringen neder. Hoe menigmalen ondernamnbsp;» hij het verhalen van aich zelve aan de jaren dernbsp;» toekomst! zijne vermoeide hand zeeg immer op denbsp;» bladzijden neder welke d^e eeuwigheid verbeidde!
Ahi 1 forse a tanto strazio Cadde lo spirto anelo;
Ë disperö; ma valida nbsp;nbsp;nbsp;'
Venne una man dal cielo,
E in piü spirabil aere I’ietosa il transportö;
E 1’avvib su i floridi Sentier delta speranza,
Ai campi eterni, al premio Che i desiderii avanza,
Ov’è silenzio e tenebre La gloria che passb.
Bella , immortal, henefica FBDB ai trionfi avvezza,
Scrivi ancor questo; allegrati:
Che piü superba altezza Al disonor del Golgotanbsp;Giammai non si chinb.
Tu dalle stanche ceneri Sperdi ogni ria parola;
11 Dio che atierra e suscita,
Che alFanna e che consola,
Sulla deserta col trice Accanto a lui posb.
-ocr page 115-» Hoe menigwerf, kruiste hij, bij het ongemerkt » 'rerstrijken van eenen dag zonder arbeid, wanneernbsp;» de bliksemende zonnestralen neêrzegen , de armennbsp;» over zijne borst, dan stond hij stil en hij werd over-» stelpt door de herinnering, aan de dagen, welkenbsp;» vervlogen waren! Hij herdacht de beweegbare ten-» ten , de neêrgeworpene wallen, den bliksem dernbsp;» soldaten , het galloperen der ruiters, het haastigenbsp;» bevel, de oogenblikkelijke gehoorzaamheid !
» Helaas! misschien wanhoopte zijne ademlooze ziel » bij zulke verscheuringen, maar eene magtige handnbsp;» kwam Van den Hemel en in haar mededongen bragtnbsp;» zij hem in eene meer adembare lucht over. Zij ge«nbsp;» leidde hem naar de bloemrijke paden der hoop,nbsp;» naar de eeuwige velden , naar de belooning die denbsp;» wenschen te boven gaat, waar de verdwenen roem,nbsp;» slechts stilte en duisternis is.
» Schoon , onsterfelijk , weldadig GELOOF, aan de » zegepralen gewoon, boekstaaf ook deze nog. Ver-» biijd u ; nooit boog zich trotscher hoogte voor het-» gene wat de oneer van Golgotha was. Gij bant ie-» der schuldig woord van dit gezuiverd overblijfsel:nbsp;» de God , die neerwerpt en opbeurt, die neêrslag-» ti^ maakt en vertroost, heeft zich bij Napoleon opnbsp;’gt; de sponde der woestijn nedergezet.”
Ik kwam te Civita-Vecchia buitengemeen vermoeid aan. Ik had een brief voor onzen Oostenrijkscheu con*nbsp;sul, den heer Palomba Caracciolo, wiens gedienstigheid en vriendelijkheid ik niet genoeg kan prijzen. Hijnbsp;stelde mij een lascia passare ter hand, die een Vre~nbsp;^eat van Rome, wel de goedheid had willen hebben,
-ocr page 116-liem voor mij te zenden, ten einde mij het bezoek der douanengt;bedienden Ie besparen, welke eene we«nbsp;zenlijke plaag voor de reizigers zijn.
Civita-Vecchia, eene kleine stad aan de zeekust, beeft haar ontstaan en hare haven te danken aan keizer Trajanus. Zij is vrij goed gebouwd; Urbanus TUI,nbsp;heeft haar versterkt. Het water is er afschuwelijk ennbsp;de lucht gedurende den zomer ongezond', hetwelk denbsp;reden is dat de stad niet sterk bevolkt is; het is evenwel eene bisschoppelijke stad, de residentie van dennbsp;gouverneur en er bevindt zich eene regtbank van eersten aanleg. Civita-Vecchia bezit een tuighuis en daarnbsp;zijn gewoonlijfc de galeijen van den Paus.
Ziedaar, lieve Vriend! mij dan aangekomen op het grondgebied der Kerk , in dien Staat, dien men onsnbsp;vaak heeft voorgesteld als de schuilplaats der onwetendheid en het middenpunt van het bijgeloof. Als Christen-reizigers er mij dit tafereel van ophingen , kon ik overnbsp;de bestemming der menschelijke dingen zuchten en iknbsp;*00 mij zelve afvragen, hoe het licht des verstands vannbsp;oen volk uitgedoofd zou kunnen zijn, in welks midden zoo veel wonderen, het heilige vuur der wetenschapnbsp;de liefde der waarheid moeten voeden; doch iknbsp;gt; dat het wijsgeerige reizigers zijn, welke er hunnbsp;vermaak in stellen om de Staten, die aan den H. Vader onderworpen zijn, met zulke sombere kleuren tenbsp;schetsen en iknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mijne hoede tegen de schimp
redenen welke in hunne reisbeschrijvingen versjweid zijn. Genoegzaam verstandige opmerkers zijnde om denbsp;zaken te zien zoo als ze zijn , genoegzaam bekwamenbsp;schrijvers zijnde om immer te behagen zonder opte-
-ocr page 117-( iOl )
houden waar te wezen , sluiten zij evenwel de oogeu y bedriegen zich zelven , en vermaken zich vervol-0608 met het bedriegen hunner lezers. Zoodanig is denbsp;geest der secte: » Laat ons liegen, zeide een hunnernbsp;hoofden, laat ons liegen , er zal altoos wat van overnbsp;blijven.” Men moet derhalve aan hunne philantrophienbsp;geene eer bewijzen over hetgene wat zij betrekkelijk den Kerkelijken Staat geschreven hebben; dienbsp;Staat heeft den Plaatsbekleeder van Jesus Christus totnbsp;Souverein ; en hoe zouden zij , die Jesus Christus nietnbsp;beminnen, hem kunnen beminnen , die zijn Plaats-bekleeder op aarde is ? Ja, zij verklaren den oorlognbsp;aan de geestelijkheid , enkel, omdat zij niets van dennbsp;Godsdienst willen weten : zij tasten in den Roomschennbsp;Opperpriester, het Gatholicismus aan ; doch wij behoeven er ons niet over te ergeren, zekere aanvallennbsp;zijn zoo goed als lofspraken.
Gij zoudt kunnen denken , dat ik na deze opmerkingen , in het tegenovergestelde uiterste zou valken, en, dat ik, vervuld met dezen schoonschijnenden ij'^er, van mijne reis eene lange lofspraak zal maken.nbsp;Doch, lieve Vriend! wees beter onderrigt; hoewelnbsp;ik innig aan den H. Stoel verkleefd ben, of liever,nbsp;ik geheel aan hem verkleefd ben, wgl ik zelfsnbsp;bereid ben om mijn levbn voor zijne verdediging tenbsp;laten, zal mij niets de waarheid doen verraden, ennbsp;™en zal mij nooit te verwijten hebben dat ik geprezen heb, wat mij laakbaar is voorgekomen. Iknbsp;weA, dat God, die de onfeilbaarheid aan de Kerknbsp;beloofd heeft, dit evenwel niet aan alle leden welkenbsp;haar zamenstellen , heeft beloofd. Het is dus somtijds
-ocr page 118-geoorloofd een misbruik te bestraffen of een misslag te gispen ; doch ik zou die schrijvers niet kunnen dulden , welke een schoon talent ontheiligende , onder de maatschappijnbsp;een doodelijk vergif stoken , de verschillende klassen der-zelve bederven, met hunne leerstellingen zelfs de jongenbsp;geestelijken besmetten en vervolgens tegen de misdrijvennbsp;declameren, die nooit zouden hebben plaats gehad, zonder de openbaarmaking hunner trouwelooze geschriften.
Als er een gevoel is , dat alle harten moet beheer-schen, dan is het de liefde des naaste : ook treft gij immers niemand aan, die niet zegt gevoelig te wezennbsp;voor de rampen zijner broeders; doch die gevoeligheid is niet altoos eene wezenlijkheid, zij is dikwerfnbsp;slechts een woord en dat woord, door den haat uit-gebragt, kan een oorlogs-kreet worden.
De heer de La Mennais legt in zijn werk: » Affaires de Romeveel medelijden aan den dag met het lotnbsp;van arme gevangenen, welke hij ontmoette , twee aannbsp;twee, aan een geketend, door de sbirren van dennbsp;Paus geleid wordende. Het gelaat van onderschei-denen, zegt hij , kenteekende meer het lijden dan denbsp;misdaad. Allen drongen zich om hem heen, hievennbsp;de hand op en vroegen op eenen jammerlijken toon ,nbsp;eenige bajochi PER CARITA. Na dat verhaal, wasnbsp;ik nieuwsgierig om het beheer der gevangenissen innbsp;den Kerkdijken Staat te leeren kennen : de gelegenheidnbsp;kon niet schooner wezen , wijl deze haven de aanmer-kelijkste galei bevat. Ik begaf er mij heen, en , eerstnbsp;nadat ik alles gezien, alles nagespoord, de registersnbsp;gelezen en zelfs de gevangenen ondervraagd had , hebnbsp;ik den volgenden slaat ópgewaakt:
-ocr page 119-( nbsp;nbsp;nbsp;103nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
De galeiboeven zijn volkomen gekleed; zij hebben twee volledige stellen kleederen, het eene voor dennbsp;zomer en het andere voor den winter. Wat hunne voeding aanbelangt, zij ontvangen op de vleeschdagen eennbsp;witbrood van twee en een half pond, zes oneen rund-of acht oneen schapen-vleesch, zestien oneen wijn,nbsp;hetwelk nagenoeg eene flesch bedraagt , eene uitmuntende en goed toebereidde soep, welke op de rleeseh-dagen met spek en op de vastendagen met olie wordtnbsp;klaargemaakt. Op laatstgenoemde dagen bekomen zij innbsp;plaats van vleesch, vijf oneen kabeljaauw, of drie gekookte eijeren , of drie oneen kaas: voor hun avondeten , dagelijks negen oneen brood , eene halve fleschnbsp;wgn en goede salade. De kranken worden op eenenbsp;bgzondere wijze behandeld ; hunne soep wordt uit denbsp;beste bouillon zamengesteld ; het vleesch dat men hunnbsp;geeft is fijner; niet dé minste verzachting van hunnennbsp;toestand wordt hun ontzegd.
Verscheidene honderden van galeiboeven, worden in eene fabrijk van katoen-stoffen gebezigd, die in denbsp;nabijheid der galeijen gevestigd is; anderen in de zoutgroeven , of zijn werkzaam aan de vervaardiging vannbsp;werktuigen voor waterleidingen, voor rekening van hetnbsp;gouvernement. Hun dagwerk wordt hun met acht totnbsp;twaalf stuivers betaald en het gouvernement staat hunnbsp;daarenboven eene vermindering op den tijd toe, voornbsp;welken zij veroordeeld zijn, zoo dat elk jaar hun voornbsp;zestien maanden wordt aangerekend. Sommigen oefenennbsp;nog hun voormalig beroep uit, zij maken kleederen ennbsp;schoenen, of dienen dikwerf bij partikulieren, die nietnbsp;schroomen hun tot het ontladen van schepen of van
-ocr page 120-andeie Vertrouwde werten te bezigen. Het geld, dat de galeiboeven op die w^ze verdienen, wordt in drienbsp;gelijke deelen verdeeld: het eerste is voor het gouvernement , het tweede wordt aan hunne beschikking overgelaten en het derde wordt in eene spaarkas weggelegd,nbsp;om hun ^ wanneer hun tijd verstreken is, behandigdnbsp;te worden. Door die wijze (.beschikking voorziet hetnbsp;gouvernement in hunne toekomst en het verhoedt, datnbsp;zy zich ten dage hunner in vrijheidstelling , niet zonder middelen bevinden en nieuwe misdaden plegen.
Gij kunt gemakkelijk denken, dat eene administratie welke zoo zorgvuldig in de lijdelijke behoeften der gevangenen voorziet, hunne geestelyke behoeften niet vergeet: er bevinden zich vijf religieuzen Capucijnen innbsp;de galei, die zich aan hunnen dienst toewijden en dienbsp;den troost smaken van er velen tot de deugd terugnbsp;te Voeren.
Gij zult nu instemmen , dat in geen land der wereld, de liefdadigheid jegens de gevangenen tot zulk een verheven toppunt gedreven wordt: ik geloof zelfs, dat zgnbsp;¦te ver gaat, en dat de galeijen, op zulk eene toegeeflijke wijze bestuurd wordende, niet meer die heilzamenbsp;t'rees inboezemen , welke alleen geschikt is, om dennbsp;arm van den ellendeling, die zonder talenten en ton-•lar kennis van eenig beroep is en die de eer en denbsp;tfrijheid voor niets acht, tegen te houden, De volgendenbsp;trek bevestigt hetgene wat ik gezegd heb: Men verkondigde voor eenige maanden aan eenen gevangene,nbsp;dat de tgd zijner gevangenschap ten einde liep en datnbsp;hij zich tot het verlaten der inrigling moest gereednbsp;maken. Niets evenaarde aan zyne wanhoop; hij diende
-ocr page 121-aan Z, H. smeekschrift op smeekschrift in , om van den H. Vader de vergunning te erlangen , zijne dagennbsp;in de galei te mogen eindigen. Zal hij dezelve verwerven? ik weet het niet. Het antwoord van Rome moetnbsp;nog komen.
In 1823 werd de Kerkehjke Staat ontrust door roo-vers en moordenaars, die zekeren Gasparone tot hoofd hadden, wiens schoonbroeder, een wreed man, denbsp;beul der bende \vi)s, en die overal schrik verwekte.nbsp;In de bosschen of in de rotskloven verborgen, begafnbsp;Gasparone zich met eene onbegrijpelijke snelheid vannbsp;het eene punt naar het andere ; hij was overal en bevond zich nergens. Mep had aanzienlijke belooningennbsp;aangeboden, aan elk, die hem levend of dood zou leveren , men had zelfs troepen tegen hem doen oprukken , doch alles was vruchteloos; men kon zich van hemnbsp;niet meester maken, wie zou tegen hem vijandelijkenbsp;bedoelingen hebben durven uiten ? Gasparone had verspieders , en, wee hem , die bij het rooverhoofd verdacht werd! De wraak welke zijn schoonbroeder, vaak,nbsp;ondanks het opperhoofd uitoefende, was spoedig ennbsp;Verschrikkelijk. De wreedheid van dien beul evenaardenbsp;aan die van den tijger ; hij vergoot het bloed, om hetnbsp;eenige genoegen van hel te vergieten. Men vierde opnbsp;zekeren dag in een dorp eene bruiloft: de beide familiënnbsp;Waren verzameld, en zij gaven zich, rondom eenenbsp;groote tafel gezeten, aan de gulste vreugde over, toennbsp;zich eensklaps angstkreten deden hooren; gelijktijdignbsp;omsingelden de struikroovers het huis, Gasparone storttenbsp;door eenigen der zgnen gevolgd , in de bruiloftzaal ;nbsp;^oen greep er^ ‘^®oe^ worsteling plaats en het bloed
-ocr page 122-?
stroomde ; de beul sloeg de hand aan de jonge echl-genoole, hij greep haar en sleepte haar mede naar zgn moordhol, terwijl hij aan de ouders verklaarde , dat hijnbsp;haar niet zou teruggeven, dan voor een losgeld vannbsp;twee duizend kroonen. — Twee duizend kroonen! welknbsp;eéne som voor die dorpelingen ! Intusschen bragt mennbsp;het geld bij elkaêr en men haastte zich hem hetzelvenbsp;te brengen. Hij ontving het geld met de eene hand ennbsp;met de andere gaf hij een zak over , waarin zich bevond :.... het bloedige hoofd van de jeugdige echt-genoote.
Ik zou n nog meer gelijksoortige trekken kunnen verhalen , doch ik ga ze voorbij, om tot eene anderenbsp;bijzonderheid over te gaan , die mij even gedrogtelijknbsp;toeschijnt. Die naar bloed dorstende booswicht, die meernbsp;dan honderd moorden met zijne eigene hand gepleegdnbsp;beeft, en die behagen schepte in het folteren zijnernbsp;slagtoffers, de schoonbroeder van Gasparone , dat is alles gezegd, moordde niet op Zalurdag, en vastte opnbsp;^dien dag ter eere van de heilige Maagd. — Hier, dier-bare Charles! ontvalt de pen aan mijne hand: sedertnbsp;dat de wereld ,, wereld is, heeft men nooit iels dergelijks gehoord.
Eindelijk heeft de Hemel zich ontfermt over hel land hetwelk hij in droefheid stortte; van alle kanten ingesloten en reeds veel volk verloren hebbende , zag denbsp;bende zich tot capituleren gedwongen en gaf zich opnbsp;de voorwaarde over , dat hun het leven geschonken zounbsp;worden. De beul is gestorven: doch Gasparone bevindtnbsp;zich thans in de galei dezer stad, waar hij met eenigennbsp;zijner medepligtigen is opgesloten geworden. Ik was
-ocr page 123-( nbsp;nbsp;nbsp;107nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
nieuwsgierig om Kem te zien en ik naderde zijn gevan-genhok , doch niet zonder een gevoel van afgrijzen te ontwaren , dat ik niet zou kunnen uitdrukken. Ik hadnbsp;mij een dier struikroovers voorgesteld , met een fonkelend oog, met eenen trotschen gang, met een dreigendnbsp;gebaar, met zwart en dik haar, met één woord,nbsp;zoodanig als de fabel ons dezelve voorstelt ; en hoedanig was mijne verbazing, toen ik , met de oogen opnbsp;de deur gevestigd , uit welke hij te voorschijn moest komen , een man van zestig tot vijf en zestig jaren zagnbsp;verschijnen , van eene rijzige gestalte, met eenen be-schroomden blik en met eenen wankelenden gang, die ,nbsp;in een kort wambuis en in eene korte broek gekleed,nbsp;met grove kousen, op het hoofd eene grijze muts,nbsp;van eenen puntigen vorm, gelijk een suikerbrood,nbsp;droeg en zeer rustig eene kous breidde. — Dat was dienbsp;Gasparone, eertijds de schrik van Italië.
Men verzekerde mij , dat hij voorheen een Oosten-rijksch officier gered had : ik bezigde dat voorwendsel om hem eene aalmoes te geven , en verwijderde mijnbsp;schielijk, daar ik dezelfde lucht niet wilde inademen.
Vaarwel, waarde Vriénd !
-ocr page 124-108 )
Rome ^ 10 January 1838.
Dierbare Charles! Ik ben des morgens zeer vroeg ran Civlta-Veccbia in eene postchais vertrokken, welkenbsp;met drie paarden bespannen was, die vlug voortsnelden.nbsp;Het was zeer koud. Aan mijne regterzijde bod ik denbsp;aee, langs wier kast ik gedurende eenige uren reednbsp;en aan mijne linker onbebouwd land. De weg is zeernbsp;fraai, het is de oude via Aurelia; hij werd in 1565nbsp;door de zorg van Pius IV hersteld. De afstand vannbsp;Civita-Tecchia naar Rome is omstreeks acht en veertignbsp;mijlen. Te Monteroni verwisselde ik van paarden.nbsp;Monteroni is slechts eene schuur en in die schuur bevindtnbsp;zich eene herberg of liever een koÉBj-huis. Men boodnbsp;er mij een ontbijt aan: ik bedankte, wijl mijn postillon,nbsp;door onderscheidene vrienden omringd , mij desaangaandenbsp;zulke levendige vertoogen deed, dal ik, weinig liefderijk ,nbsp;begon te veronderstellen, dat ik het ontbijt van al dienbsp;heeren daar zou moeten betalen, die naar het scheen,nbsp;geen gebrek aan eetlust hadden. De herbergier, eennbsp;ander baatzuchtig personaadje, hield zich eerbiedig opnbsp;eenigen afstand, met de muts in de hand; zijn stil*nbsp;zwijgen was welsprekend, doch hij bespeurde weldranbsp;dat ik onverbiddelijk was; hij zette zijne muls op zijnnbsp;hoofd en verwijderde zich morrende.
Ik was nog twaalf mijlen van Rome verwijderd, toen ik het kruis van de koepel der St. Petrus-kerfc begon
-ocr page 125-( nbsp;nbsp;nbsp;109 )
Ie zien en weldra de koepel zelve, welke zich majestueus hemelwaarts verhief. Dat voorwerp is het eerste hetwelknbsp;Tan welken kant men ook aankomen moge, de oogennbsp;treft; het verheft zich boven alle andere gebouwen,nbsp;Zoo als de torens van Nótre-Dame te Parijs ; doch denbsp;uitwerking die de koepel van St. Petrus doet, is veelnbsp;treffender, wijl zij zich toteene hoogte van zestig halvenbsp;roeden verheft, terwijl de torens van Nótre-Dame slechtsnbsp;dertig vademen hoog zijn.
Ik geloof niet, dat een reiziger Rome ooit genaderd
rs
zonder eene levendige aandoening te ontwaren; en wie zou vreemd genoeg wezen aan de grondregelen vannbsp;den Godsdienst en aan de eerste beginselen van denbsp;letteren, om met eenen gerusten voet, hetzij het stofnbsp;der eerste martelaren, hetzij de bakermat dier mannen tenbsp;betreden, wier deugden wij na zoo vele eeuwen nognbsp;bewonderen, en wier werken wij nog besludeeren ? Denbsp;indrukken die wij op het eerste gezigt van die plaatsennbsp;ontvangen, hangen noodwendig af van de levendigheidnbsp;Tan ons geloof, en van de uitgebreidheid van onzenbsp;hennis, en moeten verschillen naar gelang der oog«nbsp;berken die ons naar deze oorden roepen, of naar gelangnbsp;der gemoedsgesteldheid, met welke wij dezelve bezoeken.nbsp;Wat mij betreft, ik kon, gij weet het, in mij nietnbsp;oen zeker gevoel van schrik onderdrukken, dat iknbsp;ontwaarde , toen ik Jerusalem naderde, alles herinnerdenbsp;o®n mijne bedrukte ziel, de smarten en den dood vannbsp;naijnenGod, en toen ik die stad van vloek intrad, doornbsp;die eerste gedachte beheerscht, zag ik niets dan denbsp;Werktuigen van zijne doodstraf, eene doornen kroon ,nbsp;quot;ogelen, een kruis, de Kalvarie-berg waarop Hij stierf,
-ocr page 126-cn het graf waarin Hij werd neêrgelegd. Op den weg van Bethlehem, ondervond ik zeer verschillende aandoeningen ; het scheen mij toe, dat even als weleernbsp;aan de herders, een engel tot mij zeide: » Vreesnbsp;niet.” Ook gevoelde ik, even als zij, eene grootenbsp;vreugde; en die’vreugde verdubbelde, toen ik aan denbsp;heilige grot gekomen, de plaats zag waar mijn Zalig-maker geboren werd , die plaats , waar de herders Hemnbsp;kwamen aanbidden, en waar Maria Hem zoogde, tegennbsp;haar hart drukte en aan hare borst geklemd verwarmde.
Dus ontvangt de Christen aanvankelijk in deze beide steden, als het mij ten minste geoorloofd is, daarovernbsp;volgens mijne eigene gewaarwordingen te oordeelen ,nbsp;eenen sterken indruk, en die indruk gunt hem slechtsnbsp;een gevoel, hij boezemt hem slechts een denkbeeld in.nbsp;Doch zoo is het niet met Rome: wanneer wij dienbsp;koningin der - wereld naderen , worden wij gelijktijdignbsp;door duizend denkbeelden overstelpt; onze herinneringen ontwaken, en de eeuwen tot welke wij opklimmen,nbsp;de revolution die elkander opvolgen , vervullen alsdannbsp;onze ziel en bewegen alle hare krachten. Welke stad,nbsp;is werkelijk, ook zoo vruchtbaar in groote mannennbsp;geweest! welke aarde is ooit met zoo veel bloed besproeid , door zoo veel rampen verwoest en door zoonbsp;veel deugden geheiligd geworden!
Ik was in mijne jeugd te Rome gekomen: toen, ik herinner het mij nog, was ik, hartstogtelijk de wapenennbsp;en de letteren beminnende , ongeduldig om dat Capitoolnbsp;te bestijgen, waar de Scipio’s en de Cesar’s waren opgeklommen; van het Capitool daalde ik naar dat Forumnbsp;neder, waar Cicero, Catilina verlegen maakte en
-ocr page 127-{ 111 )
den bijnaam van Vader des vaderlands verwierf; van het Forum vloog ik naar het Pantheon , van het Pantheon naar het Colyseum, van het Colyseum naar dennbsp;Zegeboog van Tilus en vervolgens wilde ik den Apollonbsp;van het belvedère , den Laocoon en de andere meesterstukken welke de zeis van den lijd en de bijl van hetnbsp;barbarismus gespaard hebben, bewonderen. Op hetnbsp;gezigt van die gedenkstukken en van die meesterge-wrochten, ontrolden de jaarboeken van Rome zichnbsp;voor mij en ik waande mij een oogenblik omstuwdnbsp;door al het groolsche, wat deze stad heeft opgeleverd,nbsp;Die indruk was diep, en evenwel was hij niet duurzaam, wijl hij meer op mijnen geest dan op mijn hartnbsp;werkte. Thans, sedert dat de ouderdom, en het nadenken mijne verbeelding verzwakt en mgn geloof levendiger gemaakt hebben, boezemt het heidensche Romenbsp;mij minder belang in, of, als ik mij herinner, datnbsp;hetzelve de natiën onder zijn juk heeft doen bukken ,nbsp;dan herinner ik mij gelijktijdig, dat het de dwalingennbsp;omhelsd heeft, dat hetzelve het middenpunt der afgoderijnbsp;geworden is en dat het inlusschen , dat universeele rijk ,nbsp;hetwelk het zoo reikhalzend verlangde en dat deszelfsnbsp;godspraken aan hetzelve hadden toegezegd, niet, dannbsp;ten gunste van het Christendom heeft verworven, toennbsp;hetzelve het heiligdom der waarheid geworden zijnde,nbsp;oaar niets meer dan naar den aanwinst van zielen gestreefd , en geene andere wapenen, dan hel licht vannbsp;het Evangelie en de dwaasheid van het kruis meernbsp;gekend heeft. Ik ga derhalve thans de hoofdstad vannbsp;de Christen-wereld bezoeken, het zijn de godsdienstigenbsp;(jCdenkstukken welke ik mij zal beijveren te leeren
-ocr page 128-kennen en ik moet mijne genegenheid bij voorkeur aan de voorwerpen van godsvrucht boeijen. Overigens, geloof niet, dat die voorwerpen hier slechts onverschilligenbsp;harten zullen vinden ; hoe billijk de verwijtingen ooknbsp;zijn mogen, die men aan onze eeuw gedaan heeft, hoenbsp;hevig ook de declamation der ketterij mogen zijn, nognbsp;dagelijks komt een groot aantal bedevaartgangers opnbsp;het graf der Apostelen bidden, aan den heiligen Stoelnbsp;hulde bewijzen en den zegen van den Plaatsbekleedernbsp;van Jesus Christus afsmeeken. Na deze verklaring zultnbsp;gij van mg geene geregeld opvolgende brieven meernbsp;verwachten : de godsdienstige pligten , de bezoekennbsp;van wellevendheid, en vele andere zaken zullen mgnbsp;verhinderen, in mijne korrespondentie de orde in achtnbsp;te nemen, welke gij in de reisverhalen van eenigenbsp;reizigers aantreft.
Overigens ben ik geen diergenen, die alleen gekomen zijnde om de gebouwen , de standbeelden en de schilderijen te bezoeken , ’s morgens nitgaan met den Gidsnbsp;des vi'eemdelings in de hand, een Cicerone aan hunnenbsp;zijde en des avonds met orde de opmetingen die zijnbsp;gedaan en de andere opmerkingen welke zij over het-gene wat zij in den loop van' den dag hebben gezien,nbsp;opgeteekend hebben, geregeld uitwerken. Mijne reisnbsp;van la Trappe naar Rome is niet ondernomen geworden , om u eene beschrijving te geven van die stad ,nbsp;welke zoo menigmalen is beschreven geworden; ik zalnbsp;haar intusschen beschrijven , omdat mijne reis ondernomen is en wijl ik er ben. Diensvolgens zult gij ernbsp;niets bij verliezen , als gij u in allen gevalle met geduldnbsp;wilt wapenen en mij eenige afwijkingen , eenige zonder-
-ocr page 129-Jinge denkbeelden vergeven, waarin gij mijne geaardheid zult herkennen. Dit is alles wat ik van uwe vriendschap verwacht.
-ocr page 130-i 114
Rome, 22 January 1838,
Ik ben Rome door de poort Tan Cavalligiera binnengekomen. Ik had een prelaat, een mijnernbsp;Trienden Terïocht, om Toor mij een verblgf op te sporennbsp;Tvaar ik mijn’ intrek zou kunnen nemen, doch dienbsp;zaak had nog geen gevolg gehad en ik was genoodzaaktnbsp;in een hotel af te stappen en mijne wereldlijke kleedingnbsp;Ie blijven dragen, welker aflegging ik reeds met ongeduld verlangde. Ik had van mijne woning nog naauwelijksnbsp;bezit génomen, toen ik mij naar de H. Petms-kerknbsp;begaf. Daar ootmoedig neêrgeknield voor het graf dernbsp;Apostelen, hetwelk dag en nacht door honderd lampennbsp;verlicht wordt, dankte ik God voor mijne gelukkigenbsp;aankomst en ik smeekte vervolgens den H. Petrus ennbsp;den ïï, Paulus, mij onder hunne bescherming te willennbsp;nemen, opdat ik gedurende mijn verblijf te Romenietsnbsp;doen mogt, wat den Heer zou kunnen mishagen. Iknbsp;bad God ook voor mijn vaderland, ik bad Hem voornbsp;alle personen welke dierbaar zijn aan mijn hart ennbsp;bijgevolg ook voor u, goede Charles!
Hoewel ik op mijne reizen een gedeelte der aarde was doorgetogen en nagespoord had, wat de natuur of hetnbsp;genie van den mensch groots heeft voortgebragt, wasnbsp;ik evenwel van 'bewondering opgetogen , toen ik ditnbsp;gebouw binnentrad , hetwelk het schoonste en grootste,nbsp;niet alleen te Rome, maar in de geheele wereld is.
-ocr page 131-Ik kwam er ditmaal niet om het te beschouwen; toen mijne gebeden geëindigd waren verwijderde ik mij;nbsp;doch ik zal dikwerf naar hetzelve terugkeeren, want,nbsp;hoe meer men het ziet, hoe meer men het bewondert,nbsp;en, zoo als gij u wel kunt voorstellen, zal ik nietnbsp;nalaten u van hetzelve te spreken.
Niets is algemeener bekend dan de oorsprong van Rome: die zoo verbazende stad, hetzij men opklimme tot den tijd van hare keizers of van hare consuls, hetzijnbsp;men haar beschouwe als de hoofdstad van den Kerke-Igken Staat, werd door Romulus 753 jaren, vóór Jesus Christus gesticht, door Servius Tullias vergroot,nbsp;door de Galliërs vernield, weldra weder opgebouwd , nanbsp;de bevordering van Camillus en eindelijk verfraaid doornbsp;Augustus, die zich stervende beroemde , dat hij eenenbsp;stad geheel van marmer achter liet, welke hij geheelnbsp;van gebakken steenen had gevonden. Onder de regeringnbsp;van Nero werd Rome aan de vlammen prijs gegevennbsp;en schier geheel in asch gelegd; de keizer werd beschuldigd dat hij zelf dien brand ontstoken had, omnbsp;zich eene afbeelding van den brand van Troije te verschaffen ; hoe dit ook zijn moge , hij wilde zich vannbsp;de bouwvallen van zijn vaderland bedienen , om zijnenbsp;pracht-liefde ten toon te verspreiden, hij deed op zijnenbsp;kosten eenige paleizen en eenige zuilengangen oprigtcïinbsp;®n de stad werd herbouwd. Na dien tijd is Rome opnbsp;zeven verschillen'de tijdstippen ingenomen en verwoestnbsp;geworden.
Tegenwoordig heeft zij, door muren omringd en met torens versterkt, een omtrck van nagenoeg zestien Ro-meinsche mijlen of meer dan drie en twintig duizend acht
-ocr page 132-iionderd Fiansche ellen, en bevat in dien uitgestrekten omkring naauwelijks honderd zestig duizend inwoners.
Ëenige schrijvers hebben voorgezet, dat Rome voor de verplaatsing van het keizerijk vijftig mijlen in om-kring besloeg en onderscheidene millioenen inwonersnbsp;had. In deze berekening heerscht eene groote overdrijving en alles wat wij er uit zouden kunnen besluiten,nbsp;is , dat de omstreken van Rome , destijds sterk bevolktnbsp;waren. Gij zult niet verwonderd wezen, dat zij hetnbsp;thans minder zijn, als gij bedenkt dat de groote stedennbsp;alles tot zich trekken. Nu, in het hedendaagsche Italiënbsp;zijn sleden ontstaan, welke het oude niet kende, ofnbsp;die nog geenerlei aanzien hadden; op deze wijze hebbennbsp;die bewoners, welker verlies men voorgeeft te betreuren,nbsp;zich slechts uitgebreid, zij hebben zich, om het zoonbsp;uit te drukken, over hetzelfde land verstrooit, ten eindenbsp;er alle gedeelten van te bebouwen , en den handel en denbsp;industrie verder uit te strekken. Overigens is dat Rome,nbsp;welks bestaan en bevolking zoo zeer verminderd is,nbsp;niet te min de hoofdslad der wereld, en de stad, dienbsp;om hare kerken, hare paleizen, hare pleinen, harenbsp;fonteinen, en misschien ook door de overblijfselen vannbsp;haren ouden luister, van hare tempels, van hare zegebogen , van hare obelisken, van hare standbeelden, vannbsp;hare amphitheaters, van hare badstoven, van harenbsp;waterleidingen enz. onze nieuwsgierigheid het meestenbsp;waardig is. Rome, met één woord, gelijkt alleen opnbsp;Rome.
De Tiber scheidt die stad in twee deelen. Het is, de Lalijnsche dichters belgen zich niet! een ellendige stroom:nbsp;vreezende om het zoo uit te drukken, zich te vertoo-
-ocr page 133-nen, vloeit hij in eene zeer enge bedding; zijne oevers zijn zonder kaaijen en zonder|toegang; zijn water isnbsp;sehier altoos vervuld met een geelachtig slip van eenenbsp;bederfelijke hoedanigheid en de visch dien hij voedt,nbsp;is noch gezond noch aangenaam van smaak. De stroomnbsp;stort zich uit twee monden in de'Middellandsche zee;nbsp;de arm, die den naam van Tiber behoudt, was voor_nbsp;maals de eenige en op zijnen Oostelijken oever bevondnbsp;zich eene stad die den naam van Ostia had aangenomen, wijl zij de deur was, langs welke de voor hetnbsp;gebruik van Rome benoodigde koopwaren, binnen kwamen. Deze eenmaal zoo vermaarde stad, is tegenwoordig schier geheel verwoest.
Na verloop van eenige dagen had ik het geluk een klooster te vinden, waar de generaal zelfs der orde, mij wel een vertrek heeft willen toestaan. Dat was alles watnbsp;ik vroeg en gij kunt mijne vreugde beseffen. Ik woonnbsp;dus thans in het klooster van de ïï. Maria Magdalena,nbsp;hetwelk bediend wordt door religieuzen, die bij de drienbsp;gewone geloften, nog deze voegen: om de kranken ennbsp;de pestzieken bij te staan. Altoos gereed zijnde om dezenbsp;vierde gelofte, op welk uur van den dag of van dennbsp;nacht, waar de droefheid hun ook roepen mogt, te vervullen, snellen zij toe, om hun leven voor het behoudnbsp;van dat hunner broeders, ten offer te brengen. Zijnbsp;hebben tot stichter den H. Camilla van Lellis, eennbsp;waren Apostel der liefdadigheid, een tweede Vincentiusnbsp;van Paula. Hun gewaad komt mij schoon voor: hetnbsp;is eene toog en een mantel van zwart laken, met eennbsp;groot rood kruis op de borst. Hunne gebouwen zijnnbsp;uitgestrekt en do gaanderijen zijn prachtig ; de trap is
-ocr page 134-heerlijk. De kerk is van de vorige eeuw; zij is niet zeer groot, maar zeer schoon, daar zij geheel metnbsp;marmer bedekt en met bas-reliefs versierd is; misschiennbsp;zgn de sieraden er eenigzins te kwistig in aangebragt.nbsp;¦Het orgel van die kerk, hetwelk voor mij nog eenenbsp;overmaat van geluk is, gaat met alle regt voor hetnbsp;beste van de geheele stad Rome door. De poort van hetnbsp;klooster staat niet* voor iedereen open ; zij is aan broedersnbsp;toevertrouwd en wordt vroegtijdig gesloten. In hetnbsp;inwendige van het gesticht verdient de geregeldheid ennbsp;diensvolgens de heiligheid alle opmerking. Voeg bijnbsp;die voordeelen welke reeds zoo kostbaar voor mij zijn,nbsp;nog het bezit van twee cellen, van waar ik mij gelijkvloers, naar eene tribune kan begeven, welke uitzigtnbsp;in de .kerk heeft; en die twee cellen hebben uitzigtnbsp;op een uitgestrekt en eenzaam plein, waarop men nietsnbsp;hoort dan het gerucht van eene watersprong en hetnbsp;getik van de klok. Die watersprong en die klok stemmen mij insgelijks tot de overdenking en boezemen mijnbsp;eenige heilzame opmerkingen in : dè eene, door mijnbsp;de ijdelheid dier menschen voor te stellen, welke doornbsp;gunst ondersteund zich verheffen , een oogcnblik schitteren , van zelven neêrstorten, zich met de menigtenbsp;vermengen en verdwijnen; de andere door mij te herhalen, dat de tijd, welken zij afmeet, mij slechts gelaten is, om mij voor te bereiden tot de eeuwigheid, welke nadert en aan welke ik misschien niet genoeg denk.nbsp;Toen ik eenmaal eene vaste woning betrokken had,nbsp;trok ik mijne kloosterkleeding weder aan en ik begonnbsp;mijne bezoeken, liet eerste was bij zijne Eminentienbsp;den kardinaal de Gregorio, in wiens gevangenschap in
-ocr page 135-iquot; iiy j
tien siültoreu van Vincennes ik gedeeld had. Ik zal u de vreugde niet trachten af te malen welke wy gevoelden, toen w'ij elkander zagen: hij drukte tnij aannbsp;zijn hart en overlaadde mij met vriendschaps-blijken.nbsp;Wij hadden elkander sedert vier en twintig jaren nietnbsp;meer gezien, De tijd had zijne haren doen grijzen;nbsp;doch in geen ander opzigt vond ik hem veranderd: hijnbsp;bezat nog dezelfde levendigheid, dezelfde goedheid ennbsp;die edele en ongekunstelde manieren, welke hem in denbsp;gevangenis en achter de grendels der policie haddennbsp;onderscheiden. Zijne Eminentie geniet te Rome eennbsp;groot aanzien : iedereen bemint en vereert hem.
Van daar begaf ik mij naar den kardinaal Lambru» schini, die tegenwoordig secretaris van staat voor denbsp;buitenlandsche zaken is en die langen tijd nuntius innbsp;Frankrijk is geweest. Ik verlangde vurig kennis te maken met dien beroemden man, met dien uitmuntendennbsp;diplomaat die met groole talenten eene schrandere voor-zigligheid , des noods onwrikbaren moed en eene diepenbsp;kennis van menschen en zaken paart. Zijne Eminentienbsp;is buitengemeen vriendelijk, bezit wegsleepende manieren , een geestig oog en spreekt de Fransehe taal metnbsp;veel bevalligheid en gemakkelijkheid, ongelukkig isnbsp;zijne gezondheid zeer zwak : zijn verlies zou voor dennbsp;ïï. Stoel een’ wezenlijken ramp wezen en zou billijkenbsp;droefheid veroorzaken.
Daar Zijne Heiligheid den dag bepaald had, waarop hij zich gewaardigen zon, mij te ontvangen, werd iknbsp;met het rijtuig van den kardinaal Lambruschini, doornbsp;Mgr. Viale, geemploijccide aan de kanselarij van buitenlandsche zaken , naar het Vatikaan gebragt. Mgr,
-ocr page 136-Viale heeft in Zwitserland, waar hij lang aan de nun-tiature geattacheerd is geweest j eene groote vermaardheid van talenten en regtschapenheid , achtergelaten. Hij stond op het punt van benoemd te worden voornbsp;de internuntiature in Beijeren. Toen wij aan het Va-tikaan waren aangekomen werden wij , nadat wij denbsp;zaal der wacht, der deurwaarders en der Zwitsersnbsp;Waren doorgegaan, in eene zaal binnengeleid waar zichnbsp;(het was de dag van den raad), onderscheidene hoofdennbsp;van religieuse orden, prelaten, kardinalen enz, bevonden. Benige kardinalen deden mij de eer aan,nbsp;zich met mij te onderhouden en onder andere de kardinalen de Gregorio , Odescalchi, Sala , Polidori enz.
De nadering tot Z. H. heeft iets indrukwekkends en majestueus: buiten de kamerlingen van eer en denbsp;geheime kamerlingen met de kap en den degen, die,nbsp;met de sieraden van welke zij hun naam ontleenen,nbsp;eenen korten zwarten tabbaard, een gouden halsketennbsp;en een hoed met boordsel van witte vederen dragen ;nbsp;buiten de wacht der edelen en cnderscheidene prelatennbsp;van den dienst, is daar ook altoos de meester van denbsp;kamer van Z, H. aanwezig, die aanhoudend bij dennbsp;H. Vader in bediening is. Het was Mgr. Massimo,nbsp;een zeer vriendelijk en zeer ervaren man, die tot eenenbsp;der oudste familien van Rome behoort. Zijne moeder,nbsp;die eene Saksische prinses was, is aan de choleranbsp;gestorven. De post van meester der kamer, geleidt totnbsp;het kardinalaat.
Ik werd bij Zijne Heiligheid binnengeleid, die mij met eene geheel vaderlijke- goedheid ontving, mij deednbsp;nederzitten en mij vergunde, mij gedurende drie vierde
-ocr page 137-uurs met hem te onderhouden. Toen ik vertrok , bewees hg mij nog de welwillende gunst mij aan tenbsp;sporen om hem dikwerf, dikwerf te komen bezoeken ;nbsp;dit zijn zijne woorden: zij weêrgalmen nog in mijnnbsp;hart.
Paus Gregorius XVI is drie en zeventig jaren oud en hij schijnt oppervlakkig niet meer dan zestig tenbsp;tellen ; eene sterke gezondheid genietende, belooft hij,nbsp;voor het geluk der Kerk, nog vele jaren te zullennbsp;leven. Boven alle uitdrukking bevallig, matigd zijnenbsp;zachtaardigheid, ik zou zelfs durven zeggen vrolijkheid,nbsp;den indruk dien elk geloovige, natuurlijker wijze gevoelen moet, bij het zien van den Opvolger van den H. Petrus,nbsp;de Vertegenwoordiger van Jesus Christus op aarde. Eennbsp;kundig godgeleerde, een vermaard geleerde en een mannbsp;van smaak zijnde, doet hij den Godsdienst, de wetenschappen en de kunsten bloeijen. De Christen vindtnbsp;m hem een vader en de kunstenaar een beschermer.nbsp;In de neteligste omstandigheden heeft hij zijne voor-zigtigheid en zijne onverzettelijke vastheid doen bewonderen. De oppervlakkig zoo tegenstrijdige deugden zijnnbsp;intusschen in hem zoo natuurlijk, dat hij zonder eenigennbsp;praal van de eene tot de andere overgaat; hij zal metnbsp;een kind kortswijlen en zal hetzelve verlaten , om, alsnbsp;het wezen moest, Attila te gemoet treden.
Gregorius XVI, bevond zich voor zijne verheffing, in de orde der Camaldulen en hij heeft een gedeeltenbsp;van hunne strenge levenswijs behouden. Hij , wiensnbsp;doorluchtig hoofd de drievoudige kroon torscht, ennbsp;wiens gezag zich over alienation uitstrekt, slaapt naastnbsp;een prachtig bed, op een armzalig leger waarop zich
-ocr page 138-mets dan een stioozak bevindt. Zijne levenswijze is dic van eenen armen edelman. Men verhaalt, dat, toennbsp;hij tot Paus verheven was, zijn gastmeester hem kwamnbsp;vragen op welke wijze hij verlangde , dat zijne tafelnbsp;gediend zou worden, Z. H. antwoordde: » Meent gij,nbsp;dat mijne, maag eene verandering'ondergaan heeft?”nbsp;Eene zijner bloedverwanten, wier dochter’sdaags daarnanbsp;in het huwelijk zou treden, zou zeer gewenscht hebben naar Rome te komen, ten einde Z. H. het huwelijknbsp;mogt inzegenen: » Zij heeft haren pastoor, antwoordde hij, en dat is voldoende.”
Daar de post van groot baljuw van de orde van Malta, een post, die 5,000 Roraeinsche kroonen inkomennbsp;geeft, vakant was, kwam men in deputatie bij Z. H,nbsp;om hem te smeeken, wel te willen toestaan, dat mennbsp;hem denzelven voor zijn neef aanbood. » Ik ontvangnbsp;hem met alle genoegen, antwoordde de Paus, dochnbsp;voor den kardinaal Odescalchi.”
Diensvolgens, welverre van zijne bloedverwanten te verrijken , doet Gregorius XVI, misschien niet genoegnbsp;voor hun ; hij is nogtansj vermaard om zijne-.heiligenbsp;milddadigheid; doch zijn gezin is een volk , zijne kinderen zijn de armen; en zijne broeders de Christenen.nbsp;Het weinige dat de staat hem geeft , komt nooit op dennbsp;bodem zgner beurs; het is reeds uitgedeeld voor datnbsp;het er in komt.
Eerwaardig hoofd der Kerk, der armen steun en vader.
Dat ’s Heeren engel steeds uw grijze kruin bewaar’!
Dat God ter zijner liefde uw dierbre jaren spaar’.
Bij het eindigen van dezen brief, heb ik gedacht
-ocr page 139-( nbsp;nbsp;nbsp;123 )
dat het u niet onaangenaam zal wezen, eenige bijzon-heden over de kleeding van den Paus, over zijne hofhouding én over zijn gezag te ontvangen. Daarover Zal ik u in den volgenden brief spreken.
-ocr page 140-Rome, 30 January 1838.
De Paus is in het inwendige van zijn paleis gekleed in eene toog van vpit laken, en in een koorkleed vannbsp;fijn linnen. Hij heeft op de schouders een mozet, eennbsp;soort van borduursel van rood fluweel, gevoerd metnbsp;hermelijn en op het hoofd een camauro, eene grootenbsp;calotte, welke tot over de ooren neêrhangt. De camauronbsp;is even als de mozet van rood fluweel, en des wintersnbsp;insgelijks met hermelijn gevoerd. Des zomers is denbsp;mozet van gebloemd karmozijn rood moor. Zijne schoenennbsp;zijn naar gelang van het jaargetijde, van zeker roodnbsp;laken met goud gestikt of van rood marokein-leder, metnbsp;een in het midden geborduurd kruis. Hij verandertnbsp;nooit de kleur noch de vorm zijner gewoone kleederen,nbsp;ten ware gedurende den advent, den vaste of op denbsp;vastedagen, dan kleedt hij zich in eene toog van wittenbsp;wol. Van des Zalurdags in de goede week af, tot opnbsp;den Zaturdag daaraanvolgende draagt hij eene mozetnbsp;en een camauro van witte damast. Wanneer hij alsdan uitgaat, draagt hij daarenboven eene stool om dennbsp;hals.
Wat zijne pontificale kleederen betreft, die heeft hij twee soortig: die waarvan hij zich bedient om denbsp;Misse te celebreren en die waarmede hij zich bij andere openbare ceremoniën kleedt.
Als hij de Misse celebreert, dan trekt men hem de
( nbsp;nbsp;nbsp;125 )
toog, de voeUoolen, het koorkleed, hel amict, de alb, ccne zijden met goud geslikte ceintuur, het borstkruis,nbsp;de stool, de manipel, twee tunica’s, het kasulfel, hetnbsp;pallium, de mijter en handschoenen, op w'elke in hetnbsp;midden een kruis geborduurd is, aan. Die sieradennbsp;ïijn van eene gouden of zilveren stof, waarvan denbsp;kleur naar gelang der plegtigheid verschilt. De Pausnbsp;officieert nooit dan met de kap éu den mijter op hetnbsp;hoofd, uitgenomen op kersnacht, wanneer hij eenenbsp;kap , of mantel met eene kap, van rood fluweel aan*nbsp;neemt; en in de goede week, wanneer hij eene kapnbsp;^ van laken omhangt. Onder den mijter draagt de Pausnbsp;altoos eene witte calot.
De H. Vader behoudt zijne gewone kleeding in alle consistorien; evenwel begeeft bij zich met kap en,nbsp;mijter naar het eerste , dat na zijne verkiezing gehouden wordt en hij bedankt in hetzelve het heilig col-Jegie , hetwelk hem verkoren heeft. Men moet hiernbsp;opmerken , dat telken male als de Paus den mijter draagt, hij voorafgegaan wordt, door de kardinalen , welke twee aan twee gaan, eerst de kardinalennbsp;diakenen , vervolgens de kardinalen priesters en eindelijknbsp;de kardinalen bisschoppen ; doch in de consistorien,nbsp;Waarin hij noch den mijter, noch de tiare draagt, wordtnbsp;de orde omgekeerd en hij gaat voor de kardinalen, dienbsp;kern insgelijks twee aan twee volgen , eerst de kardi-len bisschoppen, vervolgens de priesters en eindelijknbsp;de diakenen.
De hofhouding van het huis van den Paus, heeft den Inister, die betaamt aan den rang dien hij onder denbsp;souvereinen bekleedt. Zijne waardigheid van Hoofd der
-ocr page 142-Kerk, eene waardigheid welke dooi alle Calholijkc volken erkent wordt, wordt door de kardinalen, denbsp;prelaten en andere officieren, welke zijn’ hofstoet uit-maken, en waarvan een gedeelte zijn stoet vormt, alsnbsp;hij zich 'in het openbaar vertoont, aangekondigd» Denbsp;kardinalen zijn zijne raden: men noemt de gewonenbsp;afgezanten nuntien en legaten de buitengewone afgezanten en de gouverneurs van provinciën. De raadsvergaderingen waarin men , hetzij de belangen van dennbsp;Godsdienst, of de zaiken van den staat behandelt,nbsp;worden congregatiën genoemd. Het geregtshof, waarnbsp;men in laatste beroep, over de gewigtigste burgerlijkenbsp;regtzaken uitspraak doet, wordt het geregtshof vannbsp;de Rota genoemd en dat, waar men de bullen uitvaardigd,nbsp;de Dataria, Bij deze eerste beschrijving, zal ik eenige nadere uitbreiding voegen , indien ik u niet te langwij-lig schijnen mogt. De naam van Paus, die voorheennbsp;aan alle bisschoppen gegeven werd, wordt thans enkelnbsp;aan den Bisschop van Some gegeven ; hij is ontleendnbsp;Van een Grieksch woord , dat vader beteekent, en hijnbsp;is boven de hoogste titels der Christenheid , verheven.nbsp;De tiare welke de Paus bij de plegtigheid zijner kroo-nlno draaot, gelijkt eenigzins op den hoofdtooi dernbsp;Chaldeeuwen \ welke rond en in den vorm van eenennbsp;toren was, en voor de souvereinen, omringd met eenenbsp;kroon. Paus Bonifacius VIII, voegde bij de tiare eenenbsp;tweede kroon, om de vereeniging van de tijdelijkenbsp;rbet de geestelijke magt te beteekenen ; en Benedic-tus XII voegde in 1334 bij de twee vorige eene der-derde; om aan te toonen, dat in de Souvereine Opperpriesters zich nog de vaderlijke magt vereenigde.
-ocr page 143-Deze drievoudige kroon is evenwel slechts cene doornen hroon, want het Opperpriesterlijk karakter, vordertnbsp;®ene onthouding en een staat van slavernij, welke denbsp;luister van den verheven rang te naauwernood kannbsp;Vergoeden: de Paus kent noch schouwburg, nochnbsp;spel; hij eet. alleen en zijne tafel wordt op de een-'voudigsle wijze bediend. Nadat hij den geheelen voor-»nbsp;middag heeft besteed aan den goddelijken dienst of aannbsp;het beheer van de openbare zaken , bezoekt hij eenenbsp;kerk of een gasthui^ en dat is zijne eenige uitspanning.nbsp;Met één Woord de oefeningen van godsvrucht en de zorgen van het gouvernement vervullen beurtelings de urennbsp;van den vorst en van den Opperpriester. Zouden ernbsp;vvel vele menschen gevonden worden, die, ten prijsnbsp;van eenen troon , zich aan zulke ^roote ontberingen,nbsp;zouden willen onderwerpen ?
Het gebruik van het kussen der voeten van den Paus, Is een gevolg van zijne verhefiing boven alle anderenbsp;tnagt. Keizer Constantijn kuste de voeten van den heiligen Sylvester; keizer Justinus I, die van Paus Joannes ; Justinianus, die van Paus Constanlinus; en Kareinbsp;V , die , van Clemens VIII. Men zou andere voorbeelden kunnen aanhalen: het is eene hulde welke denbsp;Christen aan Jesus Christus, in den persoon van zijden Stedehouder beloont en alle afgezanten, alle ko-Dingen nemen diezelfde ceremonie in acht.
De kardinalen zijn de hoogste personen aan bet hof Van Rome, zij zijn de raadslieden van den Paus en denbsp;bewaarders en ministers van zgn gezag. Zij verkiezennbsp;•len souverein en verkiezen hem alleen uil hun mid-*1®» ; hetwelk hun eene verwachting en een regt geeft,
-ocr page 144-dat hun boven alles, wat niet kardinaal is, verheft.
Het woord kardinaal, in zgn eigen en natuurlijken zin, drukt de hoedanigheid van eerste, voornaamstenbsp;of aanzienelijkste uit. Het komt heen van het Latijn-sche woord cardo, hetwelk duim (gond) beteekent,nbsp;wijl het schijnt dat alle zaken van dezelfde geaardheid,nbsp;om het zoo uit te drukken, op de voornaamste puntennbsp;dragen en draaijen. Het is derhalve niet zonder reden , dat men ten allen tijde de priesters , welke dennbsp;raad van den Souvereinen Opperpriester vormen, kardinalen genoemd heeft en men bewaart in het vati-kaan eene constitutie van Paus Joannes, welke zegt,nbsp;dat even als de Paus Mozes beteekent, zoo ook denbsp;kardinalen de zeventig ouderlingen voorstellen, die,nbsp;onder het opperpriesterlijk gezag, de bijzondere geschillen beoordeelden en besluiten.
De kardinalen zijn echter niet altoos boven de bisschoppen geplaatst geweest; doch toen hun aan het einde der elfde eeuw, de verkiezing van den Pausnbsp;was toeoekend geworden , verzekerden zij zich gemakkelijk van hunnen voorrang, niet alleen boven de bisschoppen , maar ook boven de aartsbisschoppen en patriarchen.
Daar alleen de kardinalen den Paus verkiezen, zoo is het ook de Paus alleen, die de kardinalen verkiest.nbsp;Hun getal schijnt op zeventig vastgesteld te wezen;nbsp;zes kardinalen bisschoppen, vijftig kardinalen priestersnbsp;en veertien kardinalen diakenen, De kleeding der kardinalen bestaat in de toog en koorkleed. De toog isnbsp;rood of naar gelang van den tijd , violet-kleurig. Zijnbsp;vertoonen zich met den rooden hoed niet, dan bij zeer
-ocr page 145-groote plegtigheden: Innocentius IV, gaf hun dien hoed in 1265 , in het concilie van Lyon, ten bewijze hunner verpligting, om des noods hun bloed te vergietennbsp;voor den dienst van God en de verdediging der Kerk.
De gewigtigste bedieningen worden aan het hof van Rome vervuld door de kardinalen en de andere doornbsp;de prelaten.
De kardinaal kamerling, camerlingo, yfoxAi dus genoemd, wijl hij de beheerder is der Apostolischenbsp;kamer, de came7'a Apostolica; hij is met alles belast wat het finantie-wezen aangaat. Deze waardigheidnbsp;IS de hoogste van het hof van Rome. Hij heeft nog-tans den algemeenen tresaurier onder zich, wiensnbsp;werking onafhankelijk is en die met den Paus arbeidt.
De Kardinaal secretaris van staat bevindt zich aan het hoofd van het beheer en doet Z, H. verslag vannbsp;alle zaken, hetzij kerkelijke of politieke.
De kardinaal dataris bestuurt de benoeming van alle benificien. (Hij wordt dus genoemd, wijl zijne voornaamste bezigheid, voormaals bestond , in het stellen der dagteekening op de brieven der benificien.nbsp;Hij is nog belast met de dispensatien der huwelijkennbsp;en met alles, wat de annaten betreft,
De kardinaal vicaris is diegeen, die te Rome de bisschoppelijke bedieningen verrigt, die het vormselnbsp;toedient en de priesterlijke ordiaatien doet.
De ambten welke het kardinalaat het meest nabij zijnen die men nooit verlaat zorfder lot hetzelvenbsp;verheven te wezen, zijn onder andere die van gouverneur van Rome, van tresaurier, van major domo,
9
-ocr page 146-van minister van finantien enz. enz.....Zij worden
door prelaten vervuld. De prelaten zijn de kerkelijke officieren aan het hof van Rome,
Het consistorie, concistoro, is de vergadering der kardinalen, welke in tegenwoordigheid van den Pausnbsp;gehouden wordt. Er zijn twee soorten van consisto-rien ; het buitengewone of geheime consistorie, hetwelk de Paus voor netelige zaken verzameld, en waartoe hij slechts een klein getal yan uitgelezene kardinalen bijeen roept; en het gewone of openbare consistorie , hetwelk alle maanden gehouden wordt ennbsp;waar de vereenigde kardinalen raadplegen, over denbsp;gunsten of voorregten, welke aan den H. Stoel afgesmeekt zijn.
Er zijn ook bijzondere congregatiën: dezelve zijn zamengesteld uit kardinalen en prelaten, die de zakennbsp;bediscuteren alvorens zij in het Consistorie gebragt worden.
Ik zal n ook nog met een woord spreken over de congregatie van den Index, deW indices en over dienbsp;der kerkgebruiken (ritus), wijl zij alle Christenen aangaan.
De eerste heeft de censuur ten doel der boeken, welker lezing verboden moet worden, uithoofde van denbsp;gevaarlijke grondstellingen welke zij bevatten. Zij isnbsp;zamengesteld uit onderscheidene kardinalen en verscheidene raadslieden, onder welke zich altoos de theologant bevindt, meester van het heilige paleis genaamdnbsp;en die directeur van de boekerij is. De Index is denbsp;catalogus dier boekwerken. De eerste druk van diennbsp;werd in 1559 onder Paulus IV uitgegeven. Die, welkenbsp;voor eenige jaren verschenen is, moet aanmerkelijknbsp;zijn vermeerderd geworden, want sedert nagenoeg eene
-ocr page 147-eeuw, is in Europa eene goddelooze en stoutmoedige secte opgestaan, welke hare valsche wijsheid met dennbsp;naam van philosophie versierd heeft en die heeft gewaand alle kennis te bezitten. » Hare aanhangers, zeidenbsp;» de heer Séguierin 1770, hebben zich de leermeestersnbsp;» van het menschelijk geslacht xerkhard;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van
» denken , ziedaar hun kreet, en die kreet heeft zich » van het eene uiterste der wereld, tot het anderenbsp;» doen hooren. Met de eene hand hebben zij getrachtnbsp;» den troon weg te nemen ; met de andere hebbennbsp;» zij de altaren willen omverwerpen. De proselytennbsp;» hebben zich vermenigvuldigd , hunne leerstellingennbsp;» hebben zich verspreid, de koningrijken hebben hunnenbsp;» aloude grondslagen voelen wankelen ; en de natiën,nbsp;» verbaasd, toen zij hunne beginselen vernietigd zagen,nbsp;» hebben elkander gevraagd, door welk noodlot zijnbsp;» zoo verschillend van elkander waren geworden.”
Lieve Vriend! wal zou die magistraat zeggen, als hij aan het leven weder gegeven , zag, dat de voorspeldenbsp;revolutie tot stand gekomen is, en dat de philosophennbsp;m geslaagd zijn om het oude geloof uit te dooven,nbsp;en om de geesten andere denkbeelden over de burgerlijke en godsdienslige instellingen te doen opvatten.nbsp;Helaas! de congregatie van den Index kan ons welnbsp;die werken aanwijzen, welke in de zielen de verschrikkelijkste besmetting doen ontstaan; doch hoe zal mennbsp;het kwaad voorkomen, hoe zal men de verspreidingnbsp;Van hetzelve tegenhouden? Beeds in het jaar 1771,nbsp;riglle Paus Clemens XIV, verschrikt over de rampennbsp;die ons dreigden, eene breve aan den koning van Frank-*^'jk, om hem aan te sporen tot het in het werk stellen
-ocr page 148-Tan al zijn gezag tegen de medestanders der ongodsdienstigheid. Hoe zeer moest hij zich toen de vernietiging verwijten van die beroemde sociëteit, de school der wetenschap en der deugd, die nooit was vervolgd'nbsp;geworden dan omdat zij alle dwalingen aantastle, ennbsp;wijl zij door het W’ijsselijk opvoeden der jeugd, denbsp;verlichting der eeuw uitbreidde, of ten minste harenbsp;verdorvenheid verminderde!
De tweede congregatie waarvan ik u wilde spreken, is die der kerkgebruiken. Zij handhaaft de overlevering der Kerk, het rigtsnoer der Feestdagen , en steltnbsp;de kerkelijke plegtigheden in de geheele uitgestrektheidnbsp;der Catholiciteit vast, In het midden van deze vergadering verklaart de Souvereine Opperpriester, ten op-zigte van iemand, wiens leven is gekenmerkt geworden door ware Christen-deugden in eenen held-hafligen graad, en wiens dood is gevolgd gewordennbsp;door eenige wonderen, dat die persoon kan gecanoniseerd worden, dat is, hem onder het getal dernbsp;Heiligen stellen , welke wij vereeren kunnen. De protestanten hebben zich vermaakt met de canonisatie dernbsp;Heiligen in een belagchelijk daglicht te stellen: de regts-gedingen , welke de onvermijdelijke preliminairen eenernbsp;uitspraak van canonisatie zijn, zijn intusschen zeer langnbsp;en gestreng. De congregatie heeft hare regters, harenbsp;officieren en haar notaris; zij beroept tolken , als hetnbsp;noodig is, voor de acten welke in vreemde talen zijnnbsp;opgemaakt; zij beroept ook geneesheeren , natuurkundigen en wiskunstenaars, als de omstandigheden hetnbsp;vereischen ; de daadzaken moetén derhalve met dezelfde naauwkeurigheid bewezen worden en de pleitgedin-
-ocr page 149-gen worden met dezelfde naauwgezetheid gevolgd, als voor het straffen van misdaden gevorderd wordt. Denbsp;verdachte of onduidelijke getuigenissen, die niet voldoende zouden wezen , tot het ter dood veroordeelen vannbsp;eenen beschuldigde, zijn door dezelfde gebreken, onvoldoende tot het vaststellen van de heiligheid van eenennbsp;persoon. Die zoo wijze praktijk steunt op het gewigtnbsp;der materie en op het nadeel, dat eene niet wél doordachte uitspraak, aan den Godsdienst zou toebrengen.
De schrijver van het leven van den H. Joannes Fran-ciscus Regis, verhaalt te dezen opzigte, de volgende daadzaak , welke hij uit den mond van eenen in allenbsp;opzigten achtingwaardigen man vernomen had: » Eennbsp;Engelsch edelman was te Rome gekomen en legde ernbsp;eenige vooroordeelen openigk aan den dag: een Ro-meinsch prelaat gaf hem een regtsgeding ter lezing ^nbsp;hetwelk het bewijs van onderscheidene wonderen behelsde; toen hij het vervolgens terug gaf, zeide denbsp;Engelschman; » Ziedaar voorzeker het zekerste middelnbsp;» om de wonderen te béwijzen; als alle, welke mennbsp;» in de Roomsche Kerk opneemt, op zulke baarblij-» kelijke en echte bewijzen gegrond waren, als dezenbsp;» zijn, dan zouden wij niets tegen het erkennen der-» zelve hebben; en gij zoudt u daardoor vrijwaren vannbsp;» alle spotternijen, welke wij ten koste van uwe ge-» waande wonderen doen. — Welnu , antwoordde denbsp;» prelaat, weet dan, dat van al die wonderen, welkenbsp;» zoo bewaarheid en zoo goed gestaafd schijnen, geennbsp;» enkele door de congregatie der kerkgebruiken isnbsp;» toegelaten geworden, wijl zij niet voldoende ge-noeg bewezen schenen,’’ De protestant, die verbaasd
-ocr page 150-stond over dit antwoord, hetwelk hij niet had gewaeht, bekende, dat slechts een blind vooroordeel de canonisatie der heiligen zou kunnen bestrijden en dat hij zichnbsp;nooit zou,hebben.kunnen verbeelden, dat de oplettendheid der Roomsche Kerk in het onderzoek hetwelk zijnbsp;over hare wonderen in het werk stelt, zoo ver ging,nbsp;De protestanten bezitten tegenwoordig zoo veel goedenbsp;trouw niet; overigens gelooft men, dierbare Vriend!nbsp;in de eeuwen, waarin de minste heilige gevonden worden,nbsp;het minste aan de heiligheid.
Nu blijft mij nog over, u een woord te zeggen over de regtbank der Rota. De Rota , sacra Ruota, isnbsp;een geregtshof, belast met het onderzoeken der gewig-tigste burgerlijke geschillen welke plaats kunnen hebben,nbsp;hetzij tusschen de onderdanen van den Paus, oftusschennbsp;die van andere staten , in gevalle zij zich op het oordeelnbsp;van den H. Stoel mogten beroepen. De auditeurs vannbsp;de Rota zijn dos genoemd, hetzij wijl ze rondom eennbsp;groot rond bureau geplaatst zijn, of, wijl ze beurtelings belast zijn met het uitbrengen van het verslagnbsp;der geschillen , welke beoordeeld moeten worden. Zijnbsp;zijn gewoonlijk twaalf in getal, en onder dat getalnbsp;bevindt zich een Duitscher, een Franschman, tweenbsp;Spanjaarden enz. Daar de regtbank der Rota geschillen te beslechten heeft, welke uit alle landen der wereldnbsp;komen , zoo was het billijk dat zij regters uit die verschillende landen in haar midden had : het was hetnbsp;middel om aan elk derzelve meer vertrouwen in te boezemen.
Ik bespeur dat deze brief zeer lang is en ik kies de partij om tot eencn volgenden koerier te verschuiven ?
( 135 )
wat ik u over de Romeinsche staten en over het dubbele gezag van den Souvereinen Opperpriester te zeggen heb.
Vaarwel, lieve Vriend !
-ocr page 152-Rome, 6 February 1838.
Het gouvernement der Romeinsche staten is monarchaal en het volk is er niet te minder gelukkig om. Men kan zeggen dat er geene zoo oude monarchij bestaat,nbsp;en dat er geen souverein is, wien men in zijne statennbsp;zulke uitstekende hulde-bewijzen geeft, en die tegenwoordig nog in een groot aantal rijken zoo geacht is;nbsp;en waarom zou hij zulks niet wezen ? hij draagt ge-lijktijdig het kenmerk van het koningschap en van denbsp;goddelijkheid en hoewel hij als aardsche vorst zijn gezag niet buiten de grenzen zgner beperkte heerschappijnbsp;uitstrekt, strekt hij het als Stedehouder van Jesusnbsp;Christus, over de geheele aarde uit. De Paus heeftnbsp;derhalve twee heerschappijen, de eene geestelijk en denbsp;andere tgdelgk : zijn tijdelijk gebied , in het midden vannbsp;Italië gelegen, dat is, in de rijkste en in de aangenaamste streek van dat gewest, bevat dertien provinciën, waarbij men nog het vorstendom van Beneventonbsp;en het hertogdom Ponte-Corvo moet voegen , welkenbsp;beide door het koningrijk Napels ingesloten zijn. Dezenbsp;staat is drie honderd mijlen of honderd uren lang;nbsp;en honderd mijlen of omtrent acht en dertig urennbsp;breed. Hij strekt zich van de eene zee tot de andere ,nbsp;van de haven van Civita-Vecchia, aan de Toskaan-sche zee, tot aan die van Ancona aan de Adriatischenbsp;zee uit; en van den mond der Po tot aan de golf
-ocr page 153-van Terracina. De l'aus beheert zelf de provinciën, welke in de nabuurschap van Rome liggen ; diegene,nbsp;Welke verwijderd zijn, hebben legaten of vice-legalennbsp;tot gouverneurs en alle genieten insgelijks een geluk ,nbsp;hetwelk men moeijelijk ergens elders zou kunnen vinden. Werkelijk, ik ken geen staat, waar grootere rustnbsp;heerscht en die rust getuigt de eerbiedige onderwerping van een volk, welks gouvernement, geene anderenbsp;beginselen dan de regtvaardigheid en de deugd kent.nbsp;Als de inwendige rust van de Kerkelijke Staten eenigenbsp;malen gestoord is geworden , dan ontstonden die kortstondige woelingen door den onvermijdelijken omgangnbsp;met de naburige volken en zij hadden nooit eenigenbsp;verandering, noch in de wetten, noch in den Godsdienst , noch in , den aard van het gouvernement tennbsp;doel. Ja, ik herhaal het, die oorzaken waren ernbsp;vreemd aan, terwijl de beroeringen waarvan de andere staten ons zoo vele voorbeelden opleveren, zigt-baar voortspruften uit de constitutie zelve dier statennbsp;en vooral uit de verscheidenheid van beginselen welkenbsp;binnen sluipen. Wij hebben dus reden om te ge-looven, dat de rust, welke in het inwendige van denbsp;Romeinsche staten heerscht, insgelijks in het binnenstenbsp;Van de andere staten heerschen zou, als de volken,nbsp;fot de eenheid terugkeerende, in den Souvereinennbsp;Opperpriester, den Opvolger van den H. Petrus endennbsp;Plaatsbekleeder van Jesus Christus erkenden.
Wij moeten het oor niet aan de ijdele redeneringen der menschen leenen ; de stem van Jesus Christus is de eenige welke wij moeten hooren; nu, Jesusnbsp;Ohristus heeft, tot Petrus sprekende, in tegenwoordig*
-ocr page 154-heid van de andere apostelen, gezegd: » Gij zijt Petrus, en op die rots zal ik mijne Kerk bouwen en de poorten der hel zullen niet tegen haar vermogen.nbsp;Ik zal u de sleutelen van het rijk der hemelen geven;nbsp;alles wat gij zult binden op aarde; zal in den hemelnbsp;gebonden zijn , en alles wat gij zult ontbinden op aarde , zal ontbonden zijn in den hemel.” De kettersnbsp;zullen te vergeefs de kracht dezer goddelijke woordennbsp;zoeken te ontkrachten; zij zullen immer de zegepraal der Roomsch-Catholijken wezen, wijl zg voldoende zgn om het geestelijk gezag van den Souve-reinen Opperpriester daar te stellen. Inderdaad, innbsp;den stijl der H, Schriftuur beteekenen de quot;poorten dernbsp;hel, de helsche magten en de sleutelen zijn het zinnebeeld van het gezag en van het beheer. Jesus Christus heeft zijne Kerk immer het rijk der hemelen genoemd en het is op die wgze, dat Hg hetzelve ooknbsp;hier nog zoo noemt; dat rijk, hetwelk Hij ten kostenbsp;van zijn leven verworven heeft en waarvan Hij alleennbsp;de Koning is, is volledig gescheiden en onafhankelgknbsp;van de rijken dezer wereld en het beschouwd dennbsp;mensch alleen bestemd, om God te dienen en Hemnbsp;eeuwig te bezitten. Maar, hoe zou dat rijk der hemelen op aarde bestuurd worden als deszelfs Koningnbsp;ten hemel opgeklommen zou zijn ? Wie is het, die innbsp;zijne plaats, tot aan het einde der eeuwen , een tgdnbsp;die aan de voortduring van dat rijk beloofd is, zalnbsp;heerschen? Het is de H. Petrus, want aan hem zijnnbsp;de sleutelen van het rijk der hemelen gegeven geworden en daar dat rijk altoos voortduren en Petrus sterven moest, tnoesl men met Petrus ook zijne Opvolgers
-ocr page 155-{ nbsp;nbsp;nbsp;i30 )
verslaan ; zoo hebben het de Catholijken begrepen en 200 begrepen het de ketters zelven voor hunnen afval.nbsp;Die magt, om te binden en te ontbinden , wordt innbsp;de Kerk door den Paus, door de bisschoppen en doornbsp;de priesters uitgeoefend ; alles wat zij van dien aardnbsp;doen, overeenkomstig met de voorgeschrevene regels,nbsp;Wordt in den hemel bekrachtigd; het zijn de woordennbsp;Van Jesns Christus zelve. De goddeloosheid en de verhardheid kunnen derhalve deze banden slechts versmaden ; hoewel zij onzigtbaar zijn, zijn dezelve nietnbsp;minder geducht. Het behoort niet tot mijn doel omnbsp;hier de onderscheidene plaatsen aan te halen, waarvannbsp;men zich gewoonlijk bedient om het gezag van dennbsp;H. Stoel te bevestigen. Als ik dat wilde doen, dannbsp;zou ik verre moeten afwijken van het spoor, hetwelk ik mij heb afgebakend ; en ik zou niets kunnennbsp;zeggen, hetgeen de kardinalen Bellarminus, Orsi ennbsp;andere kerkelijke schrijvers, niet bereids vóór mij gezegd hebben; ik zal mij derhalve vergenoegen metnbsp;het aanhalen der daadzaken; die , welke ik u thans zalnbsp;herinneren, heeft in onze dagen plaats gehad en bewijst zoo goed als eene godgeleerde verhandeling, datnbsp;God over zijne Kerk waakt , en dat de poorten dernbsp;hel nooit tegen haar zullen vermogen. Ik zou overigens moeijelijk mijne beknopte verklaring van de plaatsnbsp;wit den H. Mattheus, beter kunnen eindigen.
In het begin van het jaar 1799 bezetten de Fran-schen Italië. Zij hadden Pius VI, een grijsaard wien slechts een ademtogt levens meer overbleef, doen wegslepen : zij hadden door alle gedeelten van Europa denbsp;^eden van het heilig Collegie, hetwelk alleen bevoegd
-ocr page 156-{ nbsp;nbsp;nbsp;140 )
was om hem eenen wettigen Opvolger te geven, verstrooid.
Meesters van de muren van het Vatikaan zijnde, vleiden de revolutionairen zich , weldra de Calholijkenbsp;Kerk te zullen verscheuren , door bet namaaksel eenernbsp;verkiezing waarvan bereids bet plan voorbereid wasnbsp;en zij lachten de hoop reeds toe van weldra naar allenbsp;gedeelten van het Chrislen-Europa, de godsdienstigenbsp;verdeeldheden te zullen uitstrekken welke Frankrijknbsp;vervvoesteden. Doch God had de beloften niet vergetennbsp;welke Hij aan Simon Petrus gedaan had: Hij verlengdenbsp;de levensdagen van Pius VI, en terwijl Hij de belooningnbsp;voor zoo vele deugden vertraagde , riep Hij van de eindpalen van het Noorden , de bevrijders van het Zuiden;nbsp;Hij koos den beschermer der Grieksche kerk, tot verdediger der Roomsche Kerk ; Hij gelastte hem de gedaante van Italië te veranderen, alle hinderpalen tenbsp;verwijderen en alle wegen te banen, opdat zich eennbsp;«enclave geregeld zou kunnen verzamelen, zonder zelfsnbsp;den schijn, noch het voorwendsel van de geringstenbsp;verdeeldheid op te leveren.
De legers der verbonden mogendheden verspreidden zich weldra over de geheele uitgestrekheid van Italië;nbsp;zij lieten de hoofden der Christen stammen doortrekken ; en, toen alles toebereid was om aan de Kerknbsp;een wettig Opperhoofd të geven, riep God dien door-luchtigen grijsaard tot zich, welks nagedachtenis zoonbsp;lang zal voortduren als de Godsdienst welks Opperpriester en martelaar hij was. Venetië werd toen denbsp;schuilplaats van het heilig collegie: al zijne leden verzamelden er zich; een eenig gevoel bezielde hun in dat
-ocr page 157-igt;eslissend o ogenblik, het was, om aan de Kerk een hoofd te geven dat geschikt was, om alle hare rampennbsp;te herstellen; en, den 13 Maart 1800 viel hunne keusnbsp;op den kardinaal Chiaramonti, die den naam vannbsp;Pius VII aannam, om de nagedachtenis van zijnennbsp;voorganger te huldigen.
Doch die gebeurtenis moest het kenmerk van de goddelijke tusschenkomst dragen. Al de hoop welkenbsp;de verbeelding op de vorderingen der Russische legersnbsp;gebouwd had , verdween in rook, en, toen de Pausnbsp;verkoren was, hernamen de Fransehen den loop hunnernbsp;overwinningen.
Ik geloof, waarde Vriend! dat het onmogelijk is, om in den zamenloop van zoo vele buitengewone gebeurtenissen , de werking eener Voorzienigheid niet te ontwaren , welke verre verheven is boven den menschelijkennbsp;Wil en die alles ter bewaring van hare Kerk heenleidt (1).
Ik weet niet, of de Fransche revolutie, welke het graf van het Christendom scheen te moeten wezen,nbsp;integendeel, niet strekt, om de kracht en de schoonheid van hetzelve te openbaren; maar, eene anderenbsp;gebeurtenis, een ander tooneel van dat groote dramanbsp;kan ten bewijze strekken, dat de tijdelijke onafhankelijkheid der Pausen, ook met de oogmerken der Voorzienigheid strookt. Hoor desaangaande den heer vonnbsp;Haller: » De Bisschoppen van Rome , zegt die beroemde schrijver, immer een groot aanzien door hunne opperpriesterlijke waardigheid genietende , begiftigd met
(1) Mgr. de bisschop van Alais heeft deze schoone overwe* Snig bondig ontwikkeld: het stuk is te uitgebreid om het hiernbsp;•quot;Sde te deelen.
-ocr page 158-onderscheidene goederen, zoowel door de eerste Christen keizers, als door de milddadigheid der geloovigen, ennbsp;vooral door Pepin en Charlemagne, zijn zij van lieverlede tot de onafhankelijkheid geraakt zonder dezelvenbsp;te zoeken, of liever, zij zijn met de daad vrijgesteldnbsp;en aan hun zelven overgelaten geworden, door dennbsp;stilzwijgenden of formeelen afstand van de keizersnbsp;van Konstantinopel en van de koningen van Duitseh-land, die hun gezag over die gewesten niet meer konden en niet meer wilden doen gelden; zoo dat er geennbsp;troon is, die zoo wettig is verkregen geworden als dienbsp;der Roomsche Opperpriesters. En is die voortduring ennbsp;die onafhankelijkheid, te midden van alle catastrophennbsp;welke de rijken en zoo vele schitterende bisschoppelijkenbsp;zetels het onderste boven keerden, dan geene wondervolle zaak ? De Bisschoppen van Rome hebben meernbsp;vijanden gehad, dan alle andere bisschoppen der wereld ; en alleen, staan zij nog daar met alles, wat zijnbsp;sedert tien eeuwen bezeten hebben; zij alleen zijnnbsp;noch onderdanen , noch bezoldigden van iemand hoegenaamd. Rome is verscheiden malen ingenomen ennbsp;geplunderd geworden, en altoos heeft het zijne onafhankelijkheid herkregen. Nog in onze dagen zijn denbsp;territoriale eigendommen van den Souvereinen Opperpriester ontweldigd en in allen uiterlijken schijn geseculariseerd geworden, zoo wel en even onregtvaardignbsp;als die der bisschoppen van Frankrijk en inzonderheid der bisschoppen van Duitschland, waarvan onderscheidene bij hun eene schier volledige onafhankelijkheid genoten en zelfs aanzienlijke eigendommennbsp;(apanages) aan groote souvereinen aanboden, terwijl
-ocr page 159-( 143 )
men integendeel op den Stoel van Rome gewoonlijk slechts Italianen verheft. Evenwel verhief zich innbsp;dat vermaarde kongres van TVeenen, waarin denbsp;Jprotestantsche mogendheden de overhand hadden, ennbsp;Waar de geest der eeuw, onder andere betrekkingen ,nbsp;maar al te veel invloed heeft gehad, geene enkele stem ,nbsp;OOI de beroofde bisschoppen weder in het bezit hunnernbsp;goederen te stellen, en, alle stemden %amen om dezelvenbsp;aan den Souvereinen Opperpriester terug te geven.nbsp;I^aat al, wie het kan, zoodanige gebeurtenissen door denbsp;menschelijke voorzigtigheid en de staatkunde verklaren;nbsp;het schijnt ons toe, dat men de oogen voor het lichtnbsp;moet sluiten om er geene onzigtbare en geheel goddelijke bescherming in te zien. De philosophic zou desnbsp;noods hebben bewilligd in het sparen der takken, totnbsp;het vernietigen van den stam; doch duizenden vannbsp;takken zijn afgehouwen geworden en de stam is blijvennbsp;slaan, opdat hij in nieuwe twijgen zou uitbotten. Hetnbsp;geschokte gebouw der Kerk rigt zich op nieuw op denbsp;rots van den H. Petrus op: Rome is nog tegenwoordignbsp;zigtbaar de moeder en de wortel van alle anderenbsp;herken.”
Beken, dierbare Vriend! dat dit fragment merkwaardig is; het is schoon, de vganden van den H. Stoel delven te zien arbeiden aan het bevestigen van den zel-; en als men bedenkt, dat de eigenbaat, het sterkste wapen geweest is, waarvan de ketterij zich te allennbsp;tijde bediend heeft, om de vorsten te misleiden, en aannbsp;de dwaling den steun van het gezag te verschaffen, dannbsp;gevoelt men beter wat de Heer bij die gelegenheid ge-‘^ean heeft en men kan zich niet weerhouten, van Hem
-ocr page 160-ie danken dat Hij^dicn zegenpraal aan zi)nenPlaatsbe-der wel heeft willen vergunnen. Werkelijk, mijn Vriend, hoe zouden de Pausen, als zij geene tijdelijkenbsp;onafhankelijkheid genoten, hun geestelijk gezag uitoefenen? Om te beseffen tot welk eenen graad de eerstenbsp;noodzakelijk is ter handhaving van het tweede, is hetnbsp;voldoende zich te herinneren, wat in 356 aan Pausnbsp;Liberius; in 537 aan Paus Silverius; en eindelijk innbsp;652 aan Paus Martinus wedervoer. De eerste werdnbsp;naar Thracië verbannen omdat hij het Arianismus metnbsp;den ban-vloek getroffen had; de tweede werd vermoordnbsp;wijl hij zich tegen den voortgang van het Eutychianismusnbsp;had verzet; en de derde werd omdat hij de ketterij dernbsp;Monothelilen veroordeeld had, uit Rome weggerukt, ennbsp;naar de Krim vervoerd, alwaar hij van ellende omkwam.nbsp;Voorzeker zouden zoodanige vervolgingen nooit plaatsnbsp;hebben gehad, als die heilige Opperpriesters reeds destijds , de eigendommen hadden bezeten , welke hunnenbsp;Opvolgers tegenwoordig bezitten. Wij zullen te dezennbsp;opzigte twee redenaars aanvoeren, wier naam meestalnbsp;door onze tegenstrevers tamelijk wel ontvangen wordt.nbsp;Bossuet, zegt in zijne Verdediging der verklaring dernbsp;geestelijkheid van Frankrijk: » Wij verheugen onsnbsp;» met den H. Stoel, dat de souvereiniteit van Romenbsp;» hem is afgestaan geworden, opdat hij meer vrijelijknbsp;» en met meer zekerheid, het apostolische gezag in denbsp;» geheele Kerk zou kunnen uitoefenen, en wij houdennbsp;» niet op, met de grootste vurigheid voor die souve*nbsp;» reiniteit te bidden.”
» Als de Paus, sedert dat Europa, zegt de abbé de » Fleury, onder verscheidene van elkander onafhan-
» kelijke vorsten is verdeeld , zich in het gebied van » een derzelve bevond, zou men kannen vreezen, datnbsp;» de anderen hem niet met welgevallen als den gemeen-» schappelijken vader zouden hebben beschouwd, het-» welk aanleiding tot onderscheidene scheuringen zounbsp;» hebben kunnen geven. Men mag derhalve gelooven,nbsp;» dat de Paus, door eene bijzondere beschikking dernbsp;» Voorzienigheid, onafhankelijk en meester van eennbsp;» land 'is, zoodat hij zich niet zoo gemakkelijk doornbsp;» andere souvereinen zal laten onderdrukken.”
Derhalve heeft volgens het oordeel aan den abbé de Pleury; zoowel als volgens dat van den bisschep vannbsp;Meaux, de Paus behoefte aan zijne onafhankelijkheid,nbsp;om de magt der sleutelen in hare geheele volheid tenbsp;kunnen uitoefenen, als hij er van beroofd mogt worden,nbsp;zou hij niet meer kunnen binden noch ontbinden , hijnbsp;20U niet meer Paus wezen, en zoo als zekeregeestelijke,nbsp;in 1820, die alstoen zulke schoone hoop gaf, teregtnbsp;zeide: » Geen Paus, geene Kerk ; geene Kerk , geennbsp;» Christendom; geen Christendom, geen Godsdienstnbsp;» en bijgevolg, geene maatschapp'ij.” Ja, geliefdenbsp;Charles! het Christendom is de hechtste steun dernbsp;maatschappij en ik zou door dit woord, de Christennbsp;Godsdienst in het algemeen willen verstaan ; doch hetnbsp;is ligtelijk te zien, dat dit voorregt slechts aan denbsp;Catholijke Kerk toekomt, wijl er geene eenheid is dannbsp;hij haar, en omdat daar waar geene eenheid is, verdeeldheid , tegenkanting, twist, wanorde en ongeluknbsp;bestaan. Kan men er zich over verwonderen ? Denbsp;®iensch heeft behoefte aan het gelooven, en gelooven
10
-ocr page 162-is met gedweeheid de indrukken en leiding ontvangen van een wezen dat hooger is dan wij, door zijnen aardnbsp;of door zijne werkingen, in de wettige orde der magtnbsp;welke hij het regt heeft, ten onzen opzigte uit tenbsp;oefeiien. Nu, laat ons in plaats van die gedweeheid,nbsp;den individueelen geest met zijne eischen, de philoso-phie met hare twijfelingen en het Protestantismus metnbsp;zijne onzekerheden stellen, en, wij zullen de volkennbsp;zich losrukkende van hun oud geloof, zich weldra ooknbsp;zien losscheuren van hun oud gouvernement: warsnbsp;van het gehoorzamen , wijl men hun gezegd heeft datnbsp;de gehoorzaamheid eene slavernij is, zullen zij zichnbsp;onderdrukt beschouwen als zij niet bevelen , en dienbsp;geest van onafhankelijkheid , meer of minder ontwikkeld , meer of minder door de gebeurtenissen begunstigd , zal in revolution uilbarsten of heimelijk denbsp;grondslagen der maatschappij ondermijnen.
quot;Wie zou zulke groote rampen kunnen voorkomen? » Het is de taak der gouvernementen , heeft de heernbsp;» La Mennais, zeer welgezegd; de toekomst der natiënnbsp;» en hunne eigene toekomst, hangt, ten minste ge-» deeltelijk, van hen af. Dat zij er ernstig over na-» denken; het geldt het leven. Wat hebben zij totnbsp;» hiertoe anders gedaan, dan tegen elkander zamen-» gezworen? Het behoud is niet, waar zij het gezochtnbsp;» hebben; dat zij het eindelijk wel begrijpen, er be-» staan tegenwoordig in de maatschappij slechts tweenbsp;» krachten: eene kracht van instandhouding, waar-» van het Christendom het beginsel en waarvan denbsp;» Kerk het middenpunt is; eene kracht van vernieli'nbsp;» ginS» overal doordringt, om alles te ontbinden»
-ocr page 163-( nbsp;nbsp;nbsp;147 )
gt;gt; de ieerstellingen, de instellingen en het gezag zelfe.
» Het meerendeel der gouvernementen heeft zich » tusschen die beide krachten ingeplaatst om ze beidenbsp;» te bevechten. Zij bestrijden de Kerk, wijl zij hard-» nekkig eeif stelsel van volstrekte onafhankelijkheidnbsp;» aankleven, die met de afschaffing van elk denkbeeldnbsp;» van regt, overal de sonvereiniteit tot in zijne grond-» slagen schokt. Zij verdedigen zich zoo als ze kannen,nbsp;» met de policie en met bajonnetten , tegen de revo-» lutionnaire magt, die hunne eigene grondstellingennbsp;» tegen hun keert,
» Als zij niet, en wel Zeer spoedig, die stelling ver» » laten, dan is hun ondergang zeker; want het is evi-» dent, dat geene magt zou kunnen bestaan, dannbsp;» steunende op de krachten der maatschappij. Mennbsp;» regeert niet lang als men enkel door zich zelve wilnbsp;» regeren; nimmer draagt een mensch vrijwillig hetnbsp;» juk van een ander mensch, De magt moet ontleendnbsp;» Worden van Hem die gezegd heeft: Per me regesnbsp;» regnant. Men kan het derhalve met zekerheid voor-» Zeggen: als de gouvernementen zich niet naauw metnbsp;» de Kerk vereenigen, dan zal in Europa geen enkelenbsp;» troon overeind blijven staan : als het geblaas der stor-» men, waarvan de Geest Gods spreekt, zal komen,nbsp;» zullen zij medegevoerd worden even als de dorrenbsp;» stroohalm en even als het stof, De revolutie kon-» digd openlijk hun val aan, en , in dat opzigt be-» driegt zij zich niet: hare vooruitzigten zijn juist.
» Maar;, waarin bedriegt zij zich zelve op de domste » wijze, het is, wijl zij denkt, dat zij andere gouver-’gt; nementen zal vestigen, in de plaats diergenen welke
-ocr page 164-» zij omvergeworpen zal hebben, en met geheel ver-» nietigende leerstellingen zal zij iets duurzaams, eene » nieuwe maatschappelijke orde daarstellen. Hare eenigenbsp;» schepping zal de anarchie wezen, en de vruchtennbsp;» haver werken, tranen en bloed.”
Hoe schoon is dit stukje, dierbare Vriend! hoeveel waarheid behelst hetzelve en hoe veel overdenkingennbsp;doet het geboren worden ! Men hervindt er dien abbé
La Mennais wel in, die sedert..... Doch toen was
hij regtzinnig.
Vaarwel, geliefde Vriend!
-ocr page 165-( U9 )
Romt, 8 February 1838.
Hoewel de Souvereine Opperpiesters altoos de beschermers der burgerlijte wetten, de instandhouders der kunsten en de weldoeners van het menschdom geweest zijn, worden er evenwel lieden gevonden dienbsp;onbillijk genoeg zijn om hen te beschuldigen,^ dat zij hetnbsp;despotismus begunstigen en hun gezag op de onwetendheid der volken vestigen. Ik weet niet, waarde Vriend!nbsp;wat de grond dier beschuldiging wezen kan ; want hetnbsp;is voldoende de oogen te openen om te zien, dat denbsp;natiën welke van de Kerk gescheiden zijn, en die,nbsp;bij welke Jesus Christus nog miskend wordt, onder hetnbsp;juk van het despotismus gebukt blijven, terwijl Enropa ,nbsp;dat men den zetel van het Christendom noemen kan,nbsp;ook die der vrijheid is.
Hoe zou het Evangelie den mensch aan zijne waardigheid hebben kunnen hergeven en ten minste het aantal der rampen verminderen, waartoe hij gedoemdnbsp;scheen ? Om deze vraag te beantwoorden , is het voldoende te zeggen, dat onder het Evangelie, geene an-dere, dan de wet der liefde bestaat, en dat het vervullen van dat eenige voorschrift, het vervullen van denbsp;geheele wet is. Zie hier evenwel eenige opmerkingennbsp;over de veranderingen welke hetzelve in de gemoederen heeft uitgewerkt.
Toen Jesus Christus op aarde versche^^, waren de
-ocr page 166-regten der wenschheid nog onbekend : de wijsgeeren hadden, in stede van dezelve toe te lichten, die nognbsp;meer verduisterd. De Grieken en de Romeinen, dienbsp;twee zoo verlichte en beschaafde natiën, hadden bepaald , dat onder de mensehen sommigen geboren werden voor de vrijheid en de anderen voor de slavernij ,nbsp;en dat alles tegen de barbaren, dal is, tegen de vreemdelingen , geoorloofd was. Die grondstellingen, hoe ha-telgk zij ook zgn mogen, werden staande gehoudennbsp;door het geweld, voortgeplant door de hebzucht ennbsp;het weefsel der slavernij omhulde schier de geheelenbsp;aarde. Alleen in de stad Athene waren twee honderdnbsp;duizend slaven voor twintig duizend burgers; en Romenbsp;had onder Tiberius, meermalen veel te vreezen van denbsp;wenigle der slaven waarmede het overstroomd was, ter-Wgl de familiën van den vrijen stand van dag tot dag ¦nbsp;verminderden. Die onevenredigheid was zoo sehrik-wekkend, dat, toen iemand voorgesteld had om dennbsp;slaven eene onderscheidende kleeding toe te wijzen, denbsp;senaat er zich tegen verzette, uit vrees, dat zij alsnbsp;dan beter hunne krachten kennen en tot opstand geraken zouden, zoo als zij dit onder het gemeenebestnbsp;hadden gedaan. Een opstand zou' niets verbazendsnbsp;hebben gehad, want de toestand der slaven was weinig beter, dan die der lastdieren en men huivert, alsnbsp;mery leest op welke wijze die ongelukkigen behandeldnbsp;werden. Zuchtende onder het juk eëner afgrijsselijkenbsp;onderdrukking, werden zij nooit toegelaten tot het doennbsp;gelden van de regten der regtvaardigheid ; voor de geringste zaken op de pijnbank geworpen, werden zijnbsp;met roeden geslagen of aan een kruis gehecht. Zij,
die het ongeluk hadden zich- in een huis te bevinden, ¦Waar de meester vermoord was geworden , werden allen , onschuldig of schuldig, meêdoogenloos veroordeeld.nbsp;Dit geval had onder Nero plaats: zekere Pedanius eennbsp;consulair personaadje werd in zijn bed vermoord; hetnbsp;getal zijner slaven bedroeg vier honderd ; eenige stemmen deden zich ter hunner gunste hoeren : men steldenbsp;hun getal, ouderdom, geslacht en de ontwijfelbarenbsp;onschuld van onderscheidenen voor; de wet des doodsnbsp;kreeg niet te min de overhand en die vier honderd on-gelukkigen werden naar de strafplaats gesleept.
Zoodanig was, dierbare Vriend, het algemeene regt van alle natiën, toen het Evangelie hen leerde, datnbsp;zij de kinderen van denzelfden Vader en de erfgenamen van dezelfde beloften waren.
Wij zien in de brieven van den H. Paulus, wat de de zedenleer van het Evangelie in dit opzigt voorschreef; » Dat een iegelijk, zegt die apostel, in dennbsp;» staat blijve waarin hij tot het geloof is geroepen ge-» worden..... Na het doopsel, bestaat noch Jood ,nbsp;» noch heiden, noch meester, noch slaaf meer; gijnbsp;» zijt allen een ligchaam in Jesus Christus. ... Sla-» ven, gehoorzaamt aan uwe tijdelijke meesters metnbsp;» vreeze en in eenvoudigheid des harte, even als of
» gij God en niet de menschen diendet.....en gij ,
» meesters, behandeld uwe slaven op dezelfde wijze, » bedenkende, dat gij in den hemel een lieer hebt,nbsp;» die uw meester en de hunne is en -dat er vannbsp;» zijne zijde geenerlei onderscheid van personen be-» staat.”
De wijsgeeren hadden zich weinig moeite gegeven
-ocr page 168-lol het onderwijzen der geringe klasse; zij verachteden haar te zeer, om ze tot hunne verhevene lessen toe te laten; doch de apostelen en de opvolgers dernbsp;apostelen, welke noch op de kleederen, noch op hetnbsp;uitwendige zagen en wisten dat alle zielen voor Godnbsp;even kostbaar zijn, ontvingen allen die hen wildennbsp;hooren; en nadat zij hen met hetzelfde licht hadden verlicht, deden zij hen in dezelfde Sacramentennbsp;deelen.
Het was ongetwijfeld voor den Godsdienst een zeer troostvol schouwspel, in dezelfde vergadering, den rijken senator en den armen plebeiër, den centurio ennbsp;den soldaat, den meester en den slaaf, vereenigd tenbsp;zien. De eerste vruchten, welke de vergaderingennbsp;1 van dien aard opleverden, was de eenheid' der harten.nbsp;Welke meester zou, bij het verlaten der plegtigheden ,nbsp;waarbij zij hetzelfde brood hadden gebroken en zichnbsp;bij hetzelfde liefdemaal verbroederd hadden, zichnbsp;hebben kunnen overgeven aan barbaarsche handelingen , tegen diegenen welke de fortuin of de geboortenbsp;aan' hem onderworpen hadden? Zoo viel de scheidsmuur welke de weelde tusschen de verschillende standen had opgerigt, en de geest van godsdienstige gelijkheid werd onder die nieuwe Christenen, weldranbsp;zbb sterk , dat zij er eeniger mate een artikel hunnernbsp;geloofsbelijdenis van maakten. Een martelaar, vannbsp;voornamen bloede, door den regter over zijne geboortenbsp;ondervraagd zijnde , antwoordde, dat hij een dienaarnbsp;van Jesus Christus was ; een ander, van slaafsche afkomst , dat hij door den Zaligmaker in vrijheid wasnbsp;gesteld; een derde, de verhevenheid van zijn geloof
-ocr page 169-willende aantoonen , zeide, dat het beveelt dat wij elkander onderling moeten beminnen.
Wat moet men nu denken van zekere w'ijsgeeren, die niet geschroomd hebben te beweren, dat in het Evangelie geen enkel woord gevonden wordt, dat hetnbsp;menschdom tot de vrijheid roept, waartoe het geboren is en dat het Christendom in niets heeft medegewerkt tot de verzachting der slavernij ? De zinneloo-zen, zij lasteren wat zij niet kennen!
Intusschen was het der Kerk niet moeijelijk het leven der menschen inzekerheid te stellen, zij wilde hun ook nog bevrijden. Eenige vorsten ondersteundennbsp;haar in dit opzigt; en beseffende dat het geschenknbsp;der vrijheid kostbaarder zou wezen, als het door dennbsp;Godsdienst geheiligd zou zijn, bekrachtigden zij denbsp;vrijmakingen welke in tegenwoordigheid der bisschoppen gedaan werden, en zij wilden dat het doopsel,nbsp;hetwelk aan de slaven de vrijheid van de kinderennbsp;Gods schonk, hun gelijktijdig de voordeelen der burgerlijke vrijheid zou verzekeren.
Terwijl de Kerk arbeidde aan het vrijmaken der slaven, kon zij geenszins ontveinzen dat de meesters ook hunne regten hadden, zij eerbiedigde dienbsp;regten; en een onder de Christenen van dien tijdnbsp;meest gewone goede werk, was het koopen van denbsp;ifrijheid hunner broeders. Onderscheidene dreven dennbsp;heldenmoed der liefde zoo ver , dat zij zich zelven innbsp;slavernij begaven om er anderen van te verlossen. Denbsp;bisschoppen meenden van de rijkdommen hunner kerken geen beter gebruik te kunnen maken, dan dezelvenbsp;^an die vrijkoopingen te wijden ; en de Pausen breid-
-ocr page 170-{ 154 )
den hun ijver overal uit, wervvaarts hun gezag zich uitslrekte.
Zal ik u bij deze gelegenheid herinneren wat Gregorius de Groote aan het einde der zesde eeuw ten gunste der Engelschen deed ? Hij was nog slechts diaken, toen hij op zekeren dag , over de markt te Home gaande , slaven zag, welke men ter verkoop had ten toon gesteld : die van eene buitengewone blankheid en schoonheid waren. Hij vroeg den koopman, uit wolk land hijnbsp;dezelve had aangebragt. » Yan het eiland Brittannië,nbsp;antwoordde deze, welks inwoners allen even welgemaakt zijn, —- Zijn ze Christen? — Neen, zij zijnnbsp;nog Heidenen,” Toen sprak Gregorius zuchtende,nbsp;» welk een jammer, dat zulke schoone menschen nog onder de dwingelandij van den duivel zijn!” En opnbsp;staanden voet ging hij Paus Benedictus opzoeken, hemnbsp;dringend smeekende, bedienaren van het woord Godsnbsp;naar Brittannië te willen zenden. Toen hij vervolgensnbsp;op den troon van den H. Petrus geplaatst was, dedennbsp;de gewigtige bezigheden waarmede hij zich belast zag,nbsp;hem de bekeering der Britten niet verwaarloozen, hijnbsp;zond hun veertig missionarissen, aan wier hoofd hijnbsp;een’ heiligen religieus, Augustinus genaamd, had geplaatst; en deze, hunne predikingen door talryke ennbsp;sehitterende wonderen bevestigende, bekeerden den ko-ning van Kent tot het Christendom, onderwezen zijnenbsp;volken, bragten dezelve in den schoot der Kerk ennbsp;bereidden hen op die wijze voor , tot het genietennbsp;van de voordeelen der beschaving.
Als wij de jaarboeken der middeneeuwen openslaan, dan zullen vvij zien, dat het met de andere volken
-ocr page 171-{ nbsp;nbsp;nbsp;155 )
eveneens gesteld was: door Jiet genade*licht van het Evangelie zijn zij op den weg geraakt die hun naarnbsp;, tet geluk moest voeren; door Christenen te wordennbsp;hebben zij opgehouden barbaren te zijn. Evenwel,nbsp;men moet het toestemmen, zelfs na de vestiging vannbsp;het Christendom, gaven de verdeeling der rijken ondernbsp;de leden van dezelfde dynastie, de gebrekkige bepalingnbsp;der grenzen en de onbepaaldheid van het regt, aanleiding tot invallen, welke niet missen konden de vrijheid van partiknlieren, in gevaar te brengen ; dochnbsp;hoe meer zich het geweld verstoutte tegen de regtennbsp;der menschheid te ondernemen, zoo meer pogingennbsp;de bisschoppen in het werk stelden om ze te verdedigen.nbsp;Men zag hun toen eene heilige ligue vormen, en, gebruik makende van het gezag hetwelk hun de Godsdienstnbsp;verleende, onder de onnitsprekelijkste hinderpalen, denbsp;aanslagen op de vrijheid der menschen verdedigen. Eindelijk schafte Paus Alexander III, in 1167, in hefnbsp;derde concilie van Latranen, de slavernij geheel en alnbsp;af, en, door die wet verdiende hij voor altoos in denbsp;Nagedachtenis van alle menschen te leven. Het grootstenbsp;gedeelte zijner Opvolgers heeft zijn voetspoor gedrukt,nbsp;door zoo veel zij konden het despotismus van sommigenbsp;souvereinen tegen te houden, door het aanvullen vannbsp;het gemis van een tegenwigt en door het verminderennbsp;der zwarigheden van het feodale beheer, zoodat mennbsp;kan zeggen, dat God, het Opperpriesterlijke gezag willende doen beminnen, zich van hetzelve heeft bediendnbsp;em aan de volken, het onwaardeerbare geschenk dernbsp;burgerlijke vr^heid weder te geven, hetwelk de bedor-^enheid van het heidendom hun ontroofd bad.
-ocr page 172-Daar het natuurlijker wijze onmogelijk was te arbeiden aan het beschamen der volken, zonder te werken aan het onderwijzen derzelve, moest de stad, aan welkenbsp;het gegeven was, het middenpunt van het Christendomnbsp;te wezen, ook de bewaarster van de menschelijke kennisnbsp;w'ezen. Aangezien Italië dus, te midden van de duisternissen der onwetendheid het heilige licht bewaarde,nbsp;daar uit deszelfs boezem vervolgens levendige lichtstralen uitschoten en daar het later nieuwe meesterstukkennbsp;baarde, heeft het enkel aan den Godsdienst en aannbsp;de Souvereine Opperpriesters die roem te danken.
De schrijvers die zich het eerst aan de herleving der letteren beroemd maakten, waren Dante, Petrarchanbsp;en Boccace. Die schoone vernuften deden aan hunnenbsp;medeburgers al de waarde der meesterstukken gevoelen,nbsp;welke de eeuw van Augustus hun had nagelaten ; en,nbsp;den smaak voor de Romeinsche letterkunde opwekkende , prikkelden zij de weetgierigheid aan voor de Griekschenbsp;letterkunde, welke de bron der andere was geweest.
Derhalve had zich de liefde voor de letteren reeds in het begin der vijftiende eeuw, vóór dat Konstantinopelnbsp;ingenomen was en vóór dat de geleerden, verschriktnbsp;over den bedroevenswaardigen toestand, waarin dienbsp;stad verkeerde, de wijk naar onze westelijke strekennbsp;hadden genomen, door Italië verspreid. Onderschei-denen dier vlugtelingen kwamen naar Rome en dienbsp;stad verrijkte zich met de letterkundige schatten welkenbsp;medebragten.
Er werd echter nog veel tijd gevorderd, om denmen-schelijken geest vrij te maken van alle kluisters, welke ZIJ nog v^n de eeuwen der onwetendheid hadden overge-
-ocr page 173-houden, De eerste pogingen waren niet gelukkig; doch de dag die begon te schemeren, werd helder, hij breidde zich allengsfcens uit en schitterde eindelijk met dennbsp;heldersten glans, in het begin der zestiende eeuw, onder
het Opperherderschap van Leo X.
Die Paus, uit het doorluchtig geslacht der Medici Toortgesproten, was slechts zes en dertig jaren oud,nbsp;toen hij op den zetel van den ïï. Petrus verheven werd.nbsp;Reeds van zijne prilste jeugd af, aan de bekwaamstenbsp;meesters van zijnen tijd toevertrouwd, was zijn geestnbsp;met de schoonste kundigheden verrijkt. Zijn hof wasnbsp;het schitterendste van Europa: hij had er alle wetenschappen en kunsten heen geroepen, zoodat de talentennbsp;er een vleijend onthaal, aanzien, eer en belooning vonden. De letterminnaars waren de vrienden van dennbsp;Paus: hij leefde met hun in eenen gewonen omgang,nbsp;hij moedigde hunne werken aan door zijne nailddadig-heid, hij bestuurde hun met zijn’ raad en beoordeeldenbsp;hun als een vernuftig kenner. Die liefde voor de schoonenbsp;kunsten en de gunsten waarmede hij hen die ze beoefenden overlaadde, hebben hem de eer verworven vannbsp;*gn naam te geven aan de eeuw waarin hij heeft geleeft.nbsp;Eene eer, in welke onder de menigte van vorsten,nbsp;die op de aarde geheerscht hebben , slechts drie metnbsp;hem deelen: Alexander, Augustus en Lodewijk XIV.
De eeuw van Leo X scheen aan den abbé Barthé-ïomi, zoo schoon toe, dat hij haar ten stelregel gekozen had om er het onderwerp zijner studiën en het gedenkstuk zijns roems van te maken ; ik weet niet,nbsp;^at hem later aan de eeuw van Alexander de voor-keur deed geven. Het is niet, dat ik gestoord ben
-ocr page 174-( 158 )
over het bezit der reis van Anacharsis in Griekenland: dat werk is zeer beminnenswaardig en ik geloof, dat hetnbsp;allen bijval zou vereenlgen, als men er geene zinsnedennbsp;in aantrof die naar de leerbegrippen van dien tijd rieken.nbsp;Doch, als de schrijver besloten had om eenen anderennbsp;reiziger in het Christen Italië tegelejden, zouden de na-sporingen welke hij betrekkelijk de bewoners van Latiumnbsp;zou hebben moeten doen , zijne opmerkingen over dennbsp;invloed van eenen Godsdienst, die de gedaante der aardenbsp;had veranderd, zijne beschrijving van het oude Rome ennbsp;zijne beschrijving van het Christen Rome, dat alles zounbsp;even veel belangstelling hebben ingeboezemd als opmerkingen over de zeden en gewoonten van Griekenland; ennbsp;wij zouden niet minder genoegen gesmaakt hebben innbsp;het onderhoud met Michael Angelo, Raphael, Ariostonbsp;en Tasso , dan wij hebben ondervonden bij het wederziennbsp;van Epaminondas, Aristoteles en Philippus, die, hoewel verder van ons verwijderd, echter beter bij onsnbsp;bekend waren.
Het meerendeel der Opvolgers van Leo X heeft zich door denzelfden geest bezield getoond ; en als het waarnbsp;is, dat het vereeren der talenten , het geschiktste middel is, om dezelve te doen schitteren, dan zijn wij aannbsp;hen eene menigte van groote mannen verschuldigd welke het licht hunner eeuw en de weldoeners van hetnbsp;menschdom geweest zijn.
Waar zou men een vorst kunnen vinden, die de gCquot; leerden met zoo veel luister beloond heeft, als Clemens YIII, die Baronius, Bellarminus, Ossatius en donbsp;Perron tot kardinaal verheven heeft en aan Tasso denbsp;eer van den zegepraal heeft toegekend?
-ocr page 175-Was hg de vijand van het onderwijs ? Schepte die Gregorius XIII, welks Opperpriesterschap eeuwig’be-roemd is geworden, door de verbetering van den kalender , behagen in het doen voortduren der onwetendheid ? Door die verbetering bewees hij gelijktijdig aannbsp;de sterrekunde en den Godsdienst groote diensten ; ennbsp;evenwel, (wat doen de vooroordeelen niet?) kosttenbsp;het- hem möer moeite om dezelve door zekere natiënnbsp;te doen aannemen, dan het hem gekost had om ze doornbsp;zijne wiskunstenaars te doen daarstellen. De Protestanten verwierpen dezelve, wijl ze van den Paus kwam;nbsp;even als of het een redelijk man niet geoorloofd warenbsp;om de reden te ontvangen, van waar die ook komennbsp;moge; en de Russen verwerpen haar tegenwoordig nog,nbsp;wij] zij liever, zegt een schrander schrijver, met dennbsp;ganschen hemel in oneenigheid willen wezen, dan innbsp;iets met de Roomsche Kerk overeen te stemmen.
Nam die Gregorius XV, die in 1622 , het collegie der propaganda stichtte, niet alle volken in zijne tee-dere zorgvuldigheid op ? De propaganda is eene in-.rigting wier uitwerksels zich tot de verst verwijderdenbsp;gewesten uitstrekken. Als gij te Rome komt, moet gijnbsp;niet nalaten dat collegie te bezoeken; gij zult er eenenbsp;boekerij vinden, welke boeken in zes en dertig onderscheidene talen bevat en een gelijk aantal persen, dienbsp;gebezigd worden tot het drukken der werken, welkenbsp;bestemd zijn om alle natiën, die zich onder den hemel bevinden, met de kennis van den waren Godnbsp;te vervullen; en, wat u nog bewonderenswaardigernbsp;zal toeschijnen, is een aantal van twee honderd jongenbsp;geestelijken, die zich voorbereiden tot het verkondi-
-ocr page 176-gen Tan het Erangelie aan de ongeloovigen en die zich hij voorbaat oefenen in het spreken van de onderscheidene talen.
Hier zou nu de plaats wezen om van de akademiën te spreken, welke zich te Rome bevinden; doch, daarnbsp;ik niet genoeg verscheidene kundigheden bezit, omnbsp;dezelve voldoende te waardeeren, en vervolgens aannbsp;elke derzelve de schatting van lof welke zij verdient,nbsp;te betalen , zal ik mij vergenoegen met te zeggen, datnbsp;er geene stad is, waar dezelve zoo talrijk zijn; ooknbsp;schroom ik niet, hier bij te voegen , dat alle kunstennbsp;alle wetenschappen en alle takken van menschelgkenbsp;kennis er aangekweekt worden; en dat onderscheidenenbsp;schrijvers, die zich in deze laatste tijden een naam bijnbsp;de naburige natiën verworven hebben, het beste gedeelte van hunnen roem, aan de vernuften te dankennbsp;hebben, welke Italië in de voorgaande eeuwen hadnbsp;opgeleverd.
De oude Romeinen waanden zich bestemd tot de verovering van de wereld, zij beminden niets dan denbsp;wapenen en de gevechten. Ik weet niet welke Sybillenbsp;hun gezegd had:
Eens zullen anderen (laat dezen roem hen over)
Het lijnwaad kleuren en met een bekwame hand
Het marmer en ’t metaal doen leven in dit land ;
Een lievelijker taal, zal 't luistrend oor bekooren,
Van ’s hemels wonderen beschrijvingen doen hooren:
Romein, herinner u het roemvol aïgebied;
Geef als verwinnaar vrede, en spaar de muiters niet; Ziedaar de kunst van Rome en van de wereld-dwingers.
De zaken zijn veranderd, en de hedendaagsche Romeinen, vrij van alle eerzucht, stellen hun’ roem in
-ocr page 177-het aankweeken dier kunsten welke hunne vaderen verachteden. Zij overtreffen zelfs in dit opzigt, allenbsp;andere volken , en Rome zal er niet te minder de koningin der natiën om wezen ; doch het is niet meernbsp;door de wapenen, maar door het woord, dat het zijnenbsp;heerschappij uitstrekt en het heelal zal beheerschen.
Ik zal u in mijn’ eerstvolgenden brief over de voornaamste hoofdkerken van Rome spreken en bij het zien der kosten, welke de Pausen hebben aangewend,nbsp;om nieuwe gedenkstukken op te rigten en der bezorgdheid welke zij hebben aan den . dag gelegd , om denbsp;oude gedenkstukken te behouden, zult gij nog eennbsp;nieuw bewijs erlangen van hunnen smaak voor alles,nbsp;wat met de wetenschappen en de kunsten in verbandnbsp;staat.
Vaarwel, lieve Charles!
1(
-ocr page 178-( 162 ),
Rome, 28 Februarij 1838.
Waarde Vriend! om in staat te wezen tot het leveren eener beschrijving van Rome, zou men er onderscheidene jaren moeten wonen , veel kennissen moeten vereenigen, eenen fijnen smaak, eene levendige verbeelding en het talent moeten bezitten , om aan anderen de denkbeelden mede te deelen waarvan mennbsp;vervuld is, en eindelijk verscheidene boekdeelen moeten zamenstellen.
Rome gelijkt, zoo als ik u gezegd heb, slechts op Rome. Verbeeld u eene stad met vijf en dertig poorten , welke dertig hoofdkerken , twee honderd kerken,nbsp;honderd vijftig groote kapellen, die even als kerkennbsp;zijn » vijftig merkwaardige paleizen , zestig oude tempels , twintig villa, zestien zegebogen , vele uit Egyptennbsp;afkomstige obelisken , een groot aantal muzeums, welkenbsp;met standbeelden opgevuld zijn , en nog een veel groo-ter aantal galerijen, die duizenden van schilderstukkennbsp;behelzen, bevat. Hoe veel schoonheden, hoe veelnbsp;vernuft, zijn in die gedenkstukken, in die standbeelden en in die schilderstukken, welke aan verschillendenbsp;eeuwen toebehooren, besloten! Ik zou die meesterstukken verminken, als ik poogde om er u zelfs een vlug-tig denkbeeld van te geven. Vruchteloos zou ik allenbsp;hulpbronnen der taal, en alle uitdrukkingen van bewondering uitputten , ik zou nog verre beneden de
-ocr page 179-waarheid blijven. Ik getroost er mg echter in, wijl Aome, zoowel voor u als voor mij , minder het hetnnbsp;ligdom der kunsten , dan dat des Christendoms is; ennbsp;door die bedenking gerust gesteld , zal ik voornamelijknbsp;de hoofdstad der Christen wereld, met betrekking totnbsp;den Godsdienst beschouwen.
Ik zal u thans onderhouden over hare vier grootet basilieken: van den H. Petrus, van den H. Joannesnbsp;van Latranen, van den H. Faulus en van de H. Marianbsp;de Meerdere. Ik begin met de vierde, en gij raadtnbsp;er de reden van: zij voert den naam van de Moedernbsp;Gods, en de Moeder van God is ook onze. Moeder.
Maria , lieflijk woord zoo teeder ,
Dat uit den zang des seraphs schijnt ontleend ;
Een hemeltaal met menschentaal vereend .
Ge ontroert het hart en troost het weder;
Maria, o hoe gaarne noemen wij
Dien schoonen naam, die ’t al beheerschit op aarde,
Hij overtreft den diamant in waarde In zuiverheidbron, hoe helder die ook zg.
Voor deze basiliek is een schoon plein, in welks midden zich eene prachtige kolom van graniet verheft jnbsp;Welke honderd dertig voeten hoog is en die bekroondnbsp;Wordt door een standbeeld van Maria van verguld me»nbsp;taal. Men verhaalt dat in 353 onder Paus Liberius,nbsp;een heer, Patrizi genaamd, dp den 5 Augustus sneeuwnbsp;hebbende zien vallen, zoo als de H, Maagd hem innbsp;zijn’ slaap had aangekondigd, eene kleine kerk deednbsp;bouwen, welke ter gedachtenis aan dit wonder, de kerknbsp;van onze Lieve Vrouw ter sneeuw genoemd werd, Innbsp;442 deed Paus Sixtus III dezelve herbouwen , hg gafnbsp;haar de uitgestrektheid die zij thans heeft en deed
-ocr page 180-( 164 )
de kribbe des Zaligmakers naar dezelve overbrengen ; zijl nam toen den naam van H. Maria van de Kribbenbsp;en vervolgens dien van H. Maria de Meerdere aan,nbsp;wijl zij de schoonste der kerken is, welke ter eerenbsp;van Maria opgerigt zijn.
Er zijn tempels die eene zekere vrees inboezemen en waarin men zich niet kan weêrhouden van te sidderen , even als voor de regtbank van den opperstennbsp;Regter; doch hier, wordt alles wat dit denkbeeld voornbsp;onze zwakheid beangstigends heeft, getemperd doornbsp;hetgene wat de Godsdienst aangenaamst en troost-rijkst bezit; men bevindt zich in het huis van Marianbsp;en men vindt de kribbe des Zaligmaker in hetzelve.nbsp;Het eerste wat ik bij het intreden in de kerk deed,nbsp;was, mg neder te werpen voor de kapel waarin dienbsp;kribbe bewaard wordt. Daar dacht ik aan Bethlehem,nbsp;ik herinnerde mij de dagen welke ik er had doorge-bragt en ik waande mij een oogenblik op de plaatsnbsp;terug gebragt, waar Jesus geboren werd, in die verhevene grot, welke ik zoo dikwerf met mijne tranennbsp;besproeid had. Ja, waarde Vriend ! ik weende opnbsp;nieuw, doch ik weende van vreugde; ik gevoelde mijnbsp;gelukkig. Intusschen, nadat ik mij eenigen tijd innbsp;zoete gedachten verdiept had , deed ik een terugbliknbsp;op mij zelve en een diepe zucht ontglipte aan mijnnbsp;beklemd hart: Het is reeds zes jaren geleden, spraknbsp;ik tot mij zelve, dat gij op het marmer van het heiligdom te Bethlehem, uwe lippen , welke van liefdenbsp;en dankbaarheid gloeiden , gedrukt hebt.... Zes jaren ! gij wist dat de Christen en inzonderheid de religieus , dagelijks naar de volmaaktheid moet streven;
-ocr page 181-( nbsp;nbsp;nbsp;165 )
gij wist het: sla thans uwe blikken achterwaarts , welke Vorderingen hebt gij na dat tijdstip gemaakt ? zijt gijnbsp;beter ? — Ik beantwoordde die vraag niet, ik vreesdenbsp;dat ik door de kribbe gehoord zou worden. Ik stondnbsp;op, terwijl ik op mijne borst klopte, en mijne tranennbsp;vloeiden nog overvloediger; doch het waren niet meernbsp;dezelfde tranen.
Onder het portiek dezer kerk bevindt zich een kolossaal standbeeld van brons, Philippns III, koning van Spanje voorstellende. De koningen van Spanjenbsp;heziiten den titel en de voorregten van eerste kanun-nikken van de H. Maria de Meerdere. Ik weet nietnbsp;of Christina en Isabella er op slaan, om er kanonikes-sen van te wezen.
De kerk is zamengesteld uit drie beuken, welke on-derschraagd worden door zes en dertig kolommen van vvit marmer, van de Inoische orde. De midden-beuk ,nbsp;welke veel hooger is dan de zij-beuken , is van eenennbsp;grooten rijkdom en van een’ uitgelezen smaak. Zij isnbsp;ten tijde van Alexander VI verguld geworden met hetnbsp;eerste goud, dat Ferdinannd en Isabella uit Amerikanbsp;ontvangen hadden. Ik zie zeer gaarne de souvereinennbsp;hunne goede uitkomsten aan God ten offer brengen,nbsp;Hem de eerstelingen hunner veroveringen toewijden ennbsp;op die wijze belijden, dat zij, hoewel op eenen troonnbsp;gezeten, zich niet ie min in zijne hand en ondernbsp;ayw opperste gezag bevinden !
Het pontificale altaar staat even als in de andere hoofdkerken, ledig. Onder een paviljoen geplaatst datnbsp;door vier kolommen van porphyr gedragen wordt, isnbsp;^ot gevormd uit eene groote urne, welke men zegt tot
-ocr page 182-graf voor den stichter van deze hoofd kerk gestrekt te hebben. Het deksel der urne, dat van zwart en witnbsp;marmer is en door vier kinderen van Verguld brons öp-gehouden wordt, dient tot altaar-tafel.
Niet verre van daar bevinden zich twee prachtige kapellen: in de eene, welke door Sixtus V is gestichtnbsp;geworden en die men om deze reden de Sixlynschenbsp;noemt, bewonderd toen het praalgraf van dien Opperpriester, Dat mausoleum is gevormd uit vier kolommen van groen marmer, welke een verhemelte ondersteunen , waar boven het beeld van dien Paus in eenenbsp;knielende houding geplaatst is. De beelden van de liefde en van de regtvaardigheid, van den H. Franciscusnbsp;van Assisie en van den H. Antonius van Padua, versieren dat gedenkstuk. Tegen over hetzelve ziet mennbsp;het graf van Pius V, welks urne, van groen marmernbsp;uitmuntend gewrocht is. Het heilige Sacrament wordtnbsp;in de kapel in een prachtig tabernakel bewaard.
De andere kapel wordt de Borghesiaansche genoemd; Faulus T, van het doorluchtige geslacht der Borghesen,nbsp;is er begraven en wordt als de stichter derzelve beschouwd. Misschien had hij dezelve enkel doen herstellen , want Clemens VIII, die voor hem gestorvennbsp;is , is er insgelijks begraven. Hunne graven zijn metnbsp;beelden en bas-reliefs versierd. Het altaar is van ee-nen buitengewonen rijkdom en men vindt aan hetzelvenbsp;alles wat men slechts kostbaars en zeldzaams bedenkennbsp;kan. Het achterste gedeelte is van lapis-lazzuli en innbsp;het midden staat, onder eene kroon van diamanten , hetnbsp;beeld van de H. Maagd lt; hetwelk men zegt door dennbsp;H. Idtcas geschilderd te zgn, Het voorste gedeelte van
-ocr page 183-het altaar bestaat in een bas-relief, het wonder van de sneeuw voorstellende.
Onder de andere graven, die zich in deze basiliek bevinden, merkt men nog dat van Nicolaas IV en datnbsp;Van Clemens IX op.
Bij den ingang van de sacristij , staat de doopvont, Welke door eene schoone balustrade omgeven is. Hetnbsp;water der wedergeboorte wordt er in eene groote komnbsp;van porphyr ontvangen, in welker midden zich het beeldnbsp;Van den H. Voorlooper verheft.
Terwijl ik u spreek over hetgene wat zich in deze kerk bezienswaardigs bevindt, moet ik de schilderstukken in mozaïk niet vergeten, welke in de vijfde eeuwnbsp;op bevel van Sixtus III in dezelve geplaatst zijn en dienbsp;men nog in de boog ziet, welke het koor van de beuknbsp;afscheidt. Die Paus deed er het afbeeldsel van de H.nbsp;Maagd in plaatsen, om eene plegtige getuigenis van hare hoedanigheid van Moeder van God te geven, nadatnbsp;het algemeene Concilie- van Ephese de ketterij van Nes-torius veroordeeld had. Dit gedenkstuk der Christenoudheid, waarbij weinig reizigers vertoeven, is nogtansnbsp;te belangrijker, wijl het in de tweede kerkvergaderingnbsp;Van Nicea werd aangevoerd, als een bewijs van de overlevering der Kerk , aangaande de vereering der beelden.
Men moet de kerk van de H. Maria de Meerdere , oiet kersmis bezoeken, als men haar in hare volle heerlijkheid zien wil; op dien plegtigen dag wordt de glansnbsp;van het goud, dat, misschien alsdan te kwistig in dienbsp;kerk wordt ten toon gespreid, verblindend door denbsp;Weêrkaatsing der flambouwen, welke aan alle kanten ontstoken zijn ; en voor de kribbe, die men in eene re-
-ocr page 184-likeD-kas van massief zilver besloten houdt ^ komen «ven als eertijds te Bethlehem, herders en koningennbsp;knielen.
Ik deel n eene opmerking mede die mij zeer geschikt is voorgekomen om den eerbied te vermeerderen, dien men aan deze kerk verschuldigd is: de kribbe welke men er vereert, is het hout van de echte krib, terwijl Bethlehem den reiziger, niets meer, dannbsp;de plaats der grot vertoont, waar dat hout is geplaatstnbsp;geweest.
Eenige geleerden verzekeren dat de kerk van de H. Maria de Meerdere, op de plaats staat, waar voormaalsnbsp;de tempel van Juno-Lucina stond en dat van de bouwvallen diens tempels, de kolommen herkomstig zijn »nbsp;waarmede de kerk versierd is.
Anderen bestrijden deze bewering. Wat mij betreft, dierbare Charles 1 die geen geleerde ben , ik zal nietnbsp;trachten mij deswegens een gevoelen te vormen; doch,nbsp;met de oogen op de kribbe gevestigd, zal ik mij voeden met de gevoelens, welke zij aan alle Christenennbsp;inboezemt, en ik zal lagchen met Juno , met Jupiternbsp;en met die menigte van góden en godinnen, die een,nbsp;in de armoedigheid van eenen stal geboren kind, uitnbsp;hunnen Olympus geworpen heeft.
Laat ons nu, lieve Vriend! overgaan tot de kerk van den H. Petrus en laat ons dat gebouw bewonderendnbsp;beschouwen, waarbij geen ander kan vergeleken worden , noch wat de uitgestrektheid en geregeldheid dernbsp;proportiën, noch wat den rijkdom en de wijdsche prachtnbsp;der sieraden , noch wat de zorg en de reinheid, waarmede het onderhouden wordt, aangaat. Men moet haar
-ocr page 185-onderscheiden malen gezien, en haar in vele bgzonder-heden beschouwd hebben, om over de edelheid der teekening, de stoutheid der onderneming en de volmaaktheid waarmede zij gevolgd is, te kunnen bewonderen. Als dat gebouw alleen te Rome was, zounbsp;het eene reis verdienen, want, noch Parijs, noch Londen leveren iets, zoo bewonderenswaardigs op. Allenbsp;kunsten hebben bijgedragen om het te verfraaijen en denbsp;beste kunstenaars hebben er hunne talenten aan ontwikkeld. Het is het meesterstuk van Italië, het is hetnbsp;wonder der wereld.
De kerk van den H. Petrus staat in het Noordwestelijke einde van Rome, aan den voet des bergs van het Tatikaan, op de plaats, waar zich voorheen denbsp;tuinen van Nero bevonden.
In het jaar 323 , had Constantijn op die plaats eene aanmerkelijke kerk, ter eere van den prins dernbsp;apostelen doen bouwden. In het midden der vijftiendenbsp;eeuw bespeurde men , dat zij met instorting dreigde ennbsp;Paus Nicolaas V, vormde vau toen af het plan , omnbsp;haar te herbouwen. Doch die roem was aan een zijner opvolgers voorbehouden.
Julius II, die in 1503 verkoren werd, was een genie voor groote ondernemingen bestemd; hij wilde zich door een merkwaardig gedenkstuk onderscheiden, en,nbsp;nadat hij de vermaardste bouwkundigen geraadpleegdnbsp;had, legde hij op den 18 April, 1506, den eerstennbsp;steen van hetzelve.
Het plein dat er voor ligt en aan hetzelve tot toegang verstrekt, kondigd roemvol het gebouw aan , waardoor het gemaakt is. Het is versierd met eene gaanderij
-ocr page 186-( 170 )
't'
I
roet vier zuilen reijen, die zich in eenen halven cirkel naar den voorgevel van het gebouw uitstrekken en den-zelven eene breedte geven welke geevenredigd is aannbsp;zijne onmetelijke diepte. Die kolonade, welke het oognbsp;bekoort, vormt eene groote bedekte gaanderij, die bekroond wordt met eene balustrade, waarop honderdnbsp;zes en dertig beelden van heilige martelaren, en vannbsp;stichters van religieuse orden « geplaatst zijn , die vannbsp;tijd tot tijd afgewisseld worden door de wapens vaii denbsp;Souvereine Opperpriesters, die aan het gebouw hebbennbsp;doen arbeiden. Paus Alexander VII legde op den 25nbsp;Augustus 1661 den eersten steen voor dit portiek, datnbsp;vervolgens naar de teekening en onder het oog vannbsp;den ridder Bernini uitgevoerd werd. In het middennbsp;van het plein staat eene obelisk uit een stuk granietnbsp;gehouwen, welke vier en zeventig voeten hoog is, ennbsp;die, het voetstuk en het kruis waarmede zij is bekroond , er bij gerekend , zich tot eene hoogte van honderdnbsp;vier en twintig voeten , boven den steenen vloer verheft.
Deze obelisk is eene diergene, welke men aanPhero, de zoon van Sesostris toeschrijft, die volgens Herodotus, twee obelisken aan den zonne-tempel had toegewijd. Keizer Caligula deed haar van Alexandrië naarnbsp;Rome overbrengen. Het schip, waarvan men zich totnbsp;dat einde bediend had, was volgens Plinius, het ver-ba^endste dat men ooit op zee gezien had ; dat schipnbsp;Was zelve een wonder.
Die obelisk was in het renperk van Nero overeind blijven staan, toen Nicolaas V het denkbeeld vormde,nbsp;om dezelve naar het plein van den H. Petrus te doennbsp;overvoeren ; doch de dood verhinderde hem in de uit-
-ocr page 187-lt; 171 nbsp;nbsp;nbsp;)
lt; 171 nbsp;nbsp;nbsp;)
'i'
I
voering van dat ontwerp. Panlos III wilde Michael Angelo Baonarolti belasten met die onderneming, dochnbsp;deze weigerde, wijl hij vreesde de hinderpalen niet tenbsp;kunnen overwinnen, die zich daartegen aankantten,nbsp;Dertiof jaren later besteeg Sixtus V den H. Stoel. Metnbsp;uene ondernemende en onversaagde geaardheid begaafd ,nbsp;200 als zulks het beheer der Kerk vorderde, die destijds door woedende stormen geteisterd werd, schroomdenbsp;die Opperpriester niet aan Europa te toonen, dat het-gene, wat eenigen zijner voorgangers wederhouden had,nbsp;niet in staat was, hem tegen te houden. Hoe dit ooknbsp;*ijn moge, zijne eerste zorg was, de middelen op tenbsp;spooren, om het voorplein van den H. Petrus met ditnbsp;nieuwe sieraad te verrijken. Met dat doelwit, riepnbsp;hij alle bouw- en werktuigkundigen naar Rome; ernbsp;kwamen er uit geheel Italië en zelfs uit Griekenland.nbsp;Meer dan vijf honderd plannen werden aangeboden ennbsp;eene kommissie werd tot het onderzoeken derzelve benoemd. Na een lang onderzoek nam de kommissienbsp;het plan van Dominicus Fontana aan, zich echternbsp;Voorbehoudende, de uitvoering toe te vertrouwen aannbsp;twee bouwkundigen die bejaarder waren en gevolgelijknbsp;meer ondervindiiTg bezaten. Doch de Paus vond diennbsp;maatregel onbillijk, daar hij met grond oordeelde, datnbsp;hij, die in staat was, om een dergelijk plan te vorken , beter dan iemand anders in staat was, hetzelvenbsp;ten uitvoer te brengen en hij belastte er hem alleen,nbsp;met groote volmagten mede.
De grootste moeijelijkheid ontstond uit de massa van dat gedenkstuk, hetwelk volgens de berekening vannbsp;h'ontana, negen honderd zestig duizend vijf honderd
-ocr page 188-( 172 nbsp;nbsp;nbsp;)
i
en zeven en dertig Romeinsche ponden woog: intus-schen werd het op den 15 April 1586, twee palmen Van zijn voetstuk verschoven ; op den 7 Mei werd hetnbsp;naar den grond gerigt; en ondanks den korten afstand ,nbsp;had men vervolgens vier maanden noodig, om het naarnbsp;de plaats over te voeren, waar het opgerigt moestnbsp;worden. Eindelijk werd het op den 10 September,nbsp;met behulp van vier en veertig werktuigen , die doornbsp;acht honderd mannen en honderd vijftig paarden innbsp;beweging gebragt werden, met eene evenredige bewe-ging, opgerigt en perpendiculair op’ontzettende ijzerennbsp;staven gesteld, welke het op zijn rustpunt hielden.nbsp;Dit was het werk van vijf uren tijds.
Aanstonds kondigdè het gebulder van het kanon en het gelui der klokken den gelukkigen uitslag aan, dienbsp;200 roemvol voor den bouwkundige en zoo voldoenendnbsp;voor den Paus was. Men verhaalt nogtans, dat Fontana zich bedrogen had in de lengte-maat der touwennbsp;en dat de obelisk niet opgerigt zou zijn geworden, alsnbsp;zich onder de toeschouwers, niet een zeeman , Brescanbsp;genoemd, van San-Remo had bevonden, die, voorziende wat er het gevolg van zou zijn, ondanks het verbod tegen het doen hooren van het minste woord,nbsp;plotseling uitriep : Acqüa alle funi ! water op de touwen ! en door dien uitroep bragt hij den bouwkundigenbsp;op het denkbeeld om de touwen nat te maken, tennbsp;einde dezelve door dat middel te doen inkrimpen. MeOnbsp;voegt er zelfs hij , dat die kapitein voor zich en zijnenbsp;nakomelingen tot belooning-, het voorregt verwierf, omnbsp;aan de kerken van Rome, de palm op den Zondag tenbsp;leveren, waarop men er zich van bedient. Misschien,
*00 merkt de schrijver aan, van wien ik deze anecdote heb ontleend , is ook dit eene dier duizend vertellingen , waarmede de minderheid zich over den gelukkigen uitslag van het genie troost. Intusschen wordt de-*e daadzaak in de fresco’s der bibliotheek van het Va-tikaan voorgesteld.
Op den 27 derzelfde maand werd de obelisk, na eene plegtige processie gezegend en op derzelver kruin,nbsp;het teeken onzer Verlossing geplaatst, zoo als het algemeen op alle obelisken van Rome gesteld i^, Denbsp;kosten beliepen 40,000 Romeinsche kroonen.
Het graniet waaruit deze obelisken gehouwen zijn , een zeer harde steen, zamengesteld uit andere roodennbsp;steen en vermengd met zwarte vlakken. Het was bijnbsp;de ouden bekend onder den naam van Sienilisch marmer, » De koningen , zegt Plinius, sprekende van denbsp;» koningen van het herdersvolk, bezigden om strijdnbsp;» het Sienitisch marmer, tot het maken van eene soortnbsp;» van balken , welke zij obelisken noemden ; zij wijddennbsp;» dezelve aan de zon toe. Haar vorm stelt eeniger mate denbsp;• » stralen van dat hemelligchaam voor; en het woord zelvenbsp;» beteekent in de Egyptische taal, straal. Hij die dezelvenbsp;» begon was Nuncoreus, die in de stad der zon regeerde;nbsp;» hij had in den droom het bevel daartoe ontvangen. Hijnbsp;» had vele navolgers.” Het is dus waarschijnlijk dat dienbsp;obelisken van de verste oudheid zijn. Toen de Romeinsche keizers meester van Egypte waren geworden,nbsp;deden zij verscheidene derzelve naar Rome overvoeren,nbsp;Om er de openbare pleinen, de renperken en de andere plaatsen, waar zij zich vermaakten met het tennbsp;*oon spreiden hunner magt, mede te versieren. Wat
-ocr page 190-het merkwaardigste is, in de obelisk, waarvan wij spreken , alsmede in twee obelisken van minder gewigt, welke eertijds voor het praalgraf van Augustus stonden , en die tegenwoordig, de eene achter de kerk vannbsp;de H. Maria de Meerdere en de andere op Monte-Cavallo geplaatst zijn, is, dat men er geene hiero-glyphen op ziet; intusschen vorderden, volgens dennbsp;Heer Champollion, de gedenkteekenen welke men voornbsp;de tempels plaatste en die eene geschiedkundige eigenschap bezaten , eem opschrift.
Zie hier, de opschriften welke Sixtus V, op dezelve heeft doen stellen; zij hebben betrekking op het kruis,nbsp;waaraan hij ze heeft toegewijd.
Boven aan, tegenover de Kerk , leest men:
SANCHSSIJM CRüCI SACRAVIT SIXTUS V. PONT. MAX.
È PRIORI SEDE AVÜLSDM ET C^SABIBÜS AU6DSX0 ET TIBERIO AEEATCM (1).
Op het voetstuk, naar de Oost-zijde ziende;
ECCE CRUX nOMINI: FÜGITE PARTES ADTERSiE:
VICIT LEO DE TRIBÜ JÜDA (2),
IVaar de West-zijde:
CHRISTUS VINCIT , CHRISTUS REGNAT , CHRISTUS IMPERAT ,
CHRISTUS AB OMNI MALO PLEBEM SUAM DEFENDAT (3).
(1) Sixtus V, Souvereine Opperpriester, heeft deze obelis)^ toegewijd aan het allerheiligste Kruis, onder de Cesars Au'nbsp;gustus en Tiberius van zijne eerste plaats weggenomen ei*nbsp;vervoerd zijnde.
.(2) Ziedaar het Kruis des Heeren; vlugt, vjjanden; de leeuw van den stam van Juda heeft overwonnen.
13) Christus zegepraalt, Christus heerscht, Christus beveelt 5 dat Christus zijn volk tegen alle kwaad behoede.
( 175 )
SIXXÜS PONT. MAX. CRÜCI INVICT^ OBELISCüM VATI-CANÜM AB IMPÜRA SCPERSTITIONE EXPIATÜM JÜS-TIÜS ET FEtICIDS CONSECRAVIT ANNO MDLXXXVI. PONT. II. (1).
Naar de Zuid-zijde:
SIXTHS V. PONT. MAX. OBELISCüM TATICANUM AD APOS-TOLORUM LIMINA OPEROSO LABORE TRANSTÜLIT ANNO MDLXXXVI. PONT II. (2).
En geheel beneden , ter nagedachtenis van den bouwkundige :
DOMINICüS FONTANA EX PAGO MILI AGRI NOVOCO-MIENSIS TRANSTÜLIT ET EREXIT (3).
Ter regter- en linker zijde van de obelisk, heeft men op eenen gelijken afstand fonteinen daargesteld,nbsp;¦Waarvan elke uit eene dubbele kom van graniet, heerlijke watersprongen opschiet. Die fonteinen doen eenenbsp;groote uitwerking en dragen aanmerkelijk ter verfraaijingnbsp;^an het plein bij , door de menigte van water, hetwelknbsp;*Sj onafgebroken geven , en tot zulk eene hoogte doen
(1) nbsp;nbsp;nbsp;Sixtus, Souvereine Opperpriester, heeft, nadat hij denbsp;Phelisk van het Vatikaan gezuiverd had, welke het bijgeloofnbsp;kad bezoedeld , haar regtmatiger en gelukkiger aan het on-
^erwinnelijke Kruis toegewijd, in het jaar MDLXXXVI, het tweede van zijn Opperpriesterschap.
(2) nbsp;nbsp;nbsp;Sixtus V, Souvereine Opperpriester, heeft, door moeije-lijken arbeid, de obelisk van hel Vatikaan, bij het graf dernbsp;Apostelen overgebragt, in het jaar MDLXXXVI, het tweedenbsp;''an zijn Opperpriesterschap.
(3) nbsp;nbsp;nbsp;Dominicus Fontana, van Miti, van het grondgebied vannbsp;, heeft haar overgebragt en opgerigt.
-ocr page 192-( 176 nbsp;nbsp;nbsp;)
opspringen, dat het zich Terhefifende, eene dikke en witte waterpijlaar vormt, die zich schijnt te ontbinden , wanneer het water neêrstort.
Toen koningin Christina van Zweden dit schouwspel voor de eerste maal zag, was zij er door getroffen ennbsp;zich verbeeldende, dat men het alleen voor haar vertoonde , bedankte zij de ofiBcieren welke haar verzeldennbsp;en verzocht dat men het water zou doen ophouden.nbsp;Doch zij stond niet weinig verbaasd, toen men haatnbsp;zeide, dat sedert bijna eene eeuw, het water nietnbsp;ophield zich op zulk eene wijze te verheffen.
Dat water wordt van acht uren ver aangebragt, het stijgt vijf en twintig palmen en de kom die het ontvangt, heeft honderd zes en twintig palmen in omtrek.nbsp;Het is toereikend voor groote molens.
Ofschoon het plein van den H. Petrus, de kunstminnaars boeit, door de schoonheden welke het aan hunne bewondering ten toon stelt, boeit het nietnbsp;minder de geloovigen, door de wonderen welke het aannbsp;hun geheugen voormaalt: dat plein was het renperknbsp;van Nero: het was het tooneel zijner woede, daaCnbsp;was het, dat hij zich verzadigde aan den moord ennbsp;aan de slagting der Christenen. Daar een brand, onder zijne regering bijna de geheele stad Rome in aschnbsp;had gelegd, meende men dat Nero zelf dien hadnbsp;doen aansteken , alstoen die oproerige geruchten, welk®nbsp;tegen hem liepen, willende stillen, en een ande^nbsp;voorwerp aan den openbaren haat willende geven»nbsp;legde hij den Christenen die misdaad ten laste en hijnbsp;gebood dezelve te vervolgen. Zich met de gewon®nbsp;doodstraffen ten hunnen opzigte niet vergenoegende»
-ocr page 193-Vond hij onbekende uit en overtrof zich zelve. Hij ®am een groot aantal Christenen, welke hij in huidennbsp;Van wilde dieren deed wikkelen en vervolgens aan denbsp;honden deed blootstellen, om er door verscheurd tenbsp;Vvorden. Anderen werden met harst overdekt en aannbsp;palen gebonden ; men stak dezelve in brand en bij hetnbsp;schgnsel dier afgrysselijke flambouwen, wandelde denbsp;keizer , gevoelloos voor de angstkreten van de slagtof-fers en voor de reutellng van den dood, des nachtsnbsp;door zijne tuinen, bestuurde zijne wagens en zong verzen.nbsp;Het was onder die vervolging, het was aan den voetnbsp;Van het capitool, dat de H. Petrus en de H. Paulus hunnbsp;leven door het martelaarschap eindigden en het is opnbsp;dezelfde plaats, dat men sedert achttien eeuwen, uitnbsp;alle Wereldgewesten , hun dierbaar overschot komt ver-eeren. Dus zijn altaren op den grond opgerigt, dienbsp;door het bloed der Christenen was doorweekt geworden en niet zonder eene bijzondere besturing van denbsp;Voorzienigheid , is de basiliek van den vorst der apostelen, op den bodem gebouwd, waarop het paleisnbsp;Van den eersten der vervolgers had gestaan. Inderdaad, wat is meer dan deze overeenkomst geschikt,nbsp;tot het getuigen van den zegepraal van het geduld opnbsp;de barbaarschheid , van de deugd op de verdorvenheid,nbsp;Van de waarheid op de dwaling en van het Christendom eindelijk op de fabels van het heidendom ? Bestaat er een treffender contrast ? Is er een voorwerp,nbsp;dat onze overdenkingen meer waardig is?
Dit plein van den H. Petrus was voorheen zoo ge-^erd, dat Pius V, hetzelve met eenen Poolschen afge-
zant overgaande, die hem reliken verzocht, om ze naar zijn land mede te nemen, zich neder boog, innbsp;zijne beide handen aarde nam, dezelve in zijn’ zakboeknbsp;deed en aan den ambassadeur overgaf. » Ziedaar,nbsp;sprak hij, ik zou u geene kostbaardere kunnen geven.”
Men gaat langs eenen prachtigen trap naar de kerk op, waarvan de trappen schier allen van marmer zijnnbsp;en aan welks voet zich de standbeelden van den H.nbsp;Petrus en van den H. Pautus bevinden. Hoe hoogernbsp;' men opstijgt, zoo meer men den voorgevel bewonderd,nbsp;die twee honderd een en vijftig palmen hoog en vijfnbsp;honderd tw'ee en dertig palmen breed is en waarvannbsp;de proportiën zoodanig zijn, dat de kolommen welkenbsp;er zich voor bevinden, aanvankelijk van eene middelmatige grootte schijnen en men moet dezelve naderennbsp;om over hare afmeting te kunnen oordeelen. Elkenbsp;kolom, voetstuk en kapiteel er onder begrepen, isnbsp;honderd acht en twintig palmen hoog. Hoe majestueusnbsp;die gevel ook zijn moge, komt men eenparig overeen,nbsp;dat hij wat laag is naar evenredigheid van zijne breedte.nbsp;Misschien heeft Maderno , die denzelven gebouwd heeft,nbsp;hem liever die onvolmaaktheid willen laten dan eennbsp;gedeelte van den koepel verbergen , welks indrukwekkend gezigt het schoonste sieraad dezer basiliek is.
Men gaat het voorportaal door vijf groote openingen binnen, te weerszijden van dat portaal strekken zich tweenbsp;gaanderijen uit die aan hare einden, een standbeeld tenbsp;paard, van eene heldhaftige houding vertoonen, it*nbsp;eene groote nis geplaatst, ter verdieping onder paviljoenen en drapperijen. Ter regterzijde herkent mennbsp;Constantinus en ter linker, Charlemagne. Conslantij»
-ocr page 195-is TOorgesteld op het oogenblik, waarop hem het tee-^ ken verscheen, waaronder hij overwinnen moest. Kareinbsp;de Groote heeft den lauwerkrans om het hoofd, zoonbsp;als de Romeinsche keizers denzelven droegen. Dezenbsp;vestibule is van eene ongewone pracht; ook verzekerdnbsp;men, dat zekere Zwitser die enkel uit zijn land gekomen was, om de kerk van den H, Petrus te zien, nadat hij het portaal naauwkeurig beschouwd had, wedernbsp;vertrok, zonder de kerk binnen te gaan, wj]! hijnbsp;nooit wilde gelooven, dat hij slechts het voorportaalnbsp;had gezien.
Met de vijf deuren in den gevel gt; corresponderen vijf andere deuren die naar hel inwendige der kerk voeren.nbsp;Die aan de regterzijde, is toegemetseld ; men noemtnbsp;haar de heilige deur , en, sedert het jaar 1500 begintnbsp;men alle vijf en twintig jaren het jubilé met het openen dier deur, om de opening van een tijd vannbsp;genade en aflaat voor te stellen. Bij het eindigen vannbsp;het jubilé wordt zij weder gesloten. Op den muurnbsp;die deze deur sluit, bevindt zich een groot kruis vannbsp;verguld metaal; de bedevaartgangers kussen hetzelvenbsp;in het voorbijgaan eu krabben de kalk van den muur,nbsp;waarvan zij gaarne eenige brokjes als eene reliek, me-denemen. De beide vleugels der midden-deur, zijnnbsp;geheel van metaal: op die deur ziet men eenig gewijdnbsp;beeldwerk en eenige tooneelen uit het leven van Eugenios IV; boven dezelve ziet men een bas-relief van dennbsp;ridder Bernini, hetwelk Jesus Christus voorstelt, denbsp;woorden uitsprekende, waarmede Hij aan den H. Petrusnbsp;de zorg over zijne kudde opdroeg: » Pasce ovesnbsp;weas, weidt mijne lammerenplegtige woorden, welke
-ocr page 196-Toldoende zouden zijn om de scheuring en de ketterg te verstommen. Die twee deuren en de drie anderenbsp;zijn versierd met kolommen van een heerlijk marmersoort.
Laat ons eindelijk binnen treden. Dat gebouw heeft binnenwerks, zes honderd en zeven palmen breedte ennbsp;acht honderd zeven en dertig lengte; intusschen wordtnbsp;men , bij den eersten oogopslag, niet verrast door dienbsp;groote uitgestrektheid. Alles is er goed op zijne plaats,nbsp;alle de partijen hebben onderling zulke natuurlijke betrekkingen en zulk eene wel zamengevoegde evenredigheid, dat er niets lang, breed, noch hoog schijnt,nbsp;wijl er geenerlei voorwerp van vergelijking aanwezignbsp;is, dat het gebouw zoodanig kan doen toeschijnen,nbsp;dat is, wijl men er niets aanlreft, wat kort, laag ofnbsp;eng is. Wat u derhalve bij het gezigt van de schoonste kerk der wereld het meeste verrast, is, dat gijnbsp;geenerlei verrassing ontwaart. Ja, het eerste gevoelnbsp;dat zij inboezemt is het gevoel van eerbied: men gevoelt zich doordrongen van de Majesteit Gods wien zijnbsp;is toegewijd. Het is zijn Tempel, het is de plaatsnbsp;waar men Hem moet aanbidden. Ik spreek er hiernbsp;over, waarde Charles! naar hetgene, wat ik heb ontwaard , toen ik er voor de eerste maal binnen trad ;nbsp;ik zag er niets, wijl ik te veel voorwerpen voor mijne oogen had en omdat ik alles gelijktgdig zien wilde.nbsp;Eerst na menigvuldige bezoeken, eerst nadat men hetnbsp;in alle bijzonderheden beschouwd heeft, kan men zichnbsp;een denkbeeld van dat gebouw vormen, dat onmetelijknbsp;is en waarin men immer nieuwe bewonderenswaardigenbsp;schoonheden ontdekt. Als men het op die wijze na-
( 181 )
vorscht, zal men ongetwijfeld eenige fouten vinden j Want, de mensch is onvolmaakt en zijne meesterstuk*nbsp;ken zelfs, deelen in zijne natuur; doch die foutennbsp;kwetsen het gezigt niet; zij verliezen zich in de regelmatigheid van het geheel.
Bij het binnenkomen der Kerk, merkt men ter reg-terzijde, aan het einde van de groote beuk, een oud beeld van den H. Petrus, van metaal op. Dat beeldnbsp;verwekt den grootsten eerbied. De heilige zegent, innbsp;eenen leuningstoel van marmer gezeten, met de eenenbsp;hand het volk, terwijl hij in de andere de sleutelen,nbsp;bet zinnebeeld van het gezag, hetvTelk God hem overnbsp;de aarde gegeven heeft, houdt. De bedevaartgangersnbsp;hebben door het veel kussen van deszelfs voeten, dezelve zeer blinkend gemaakt. De regtervoet vooral,nbsp;is bijna afgesleten. Op den Feestdag van den H. Petrus, hult men dat beeld in opperpriesterlijk gewaad.nbsp;Volgens de archieven der kerk, zou de H. Leo datnbsp;beeld hebben doen vervaardigen, bij de bevrijding vannbsp;Rome, dat door Atila bedreigd werd, het was eenenbsp;bevrijding, waaraan die Opperherder het grootste deelnbsp;had, en die hij geheel aan de voorbede der Apostelennbsp;toekende, aanvankelijk in het klooster van den H.nbsp;Martinus geplaatst, deed Paulus V, hetzelve naar denbsp;plaats overbrengen, waar het zich tegenwoordig nognbsp;bevindt.
Aan het einde van dezelfde beuk, vertoont zich het pontificale altaar; het werd in 1594, door Clemensnbsp;VIII gebouwd en gewijd. Het bovenste gedeelte isnbsp;eene fraaije marmeren tafel, die meer dan negentiennbsp;palmen lang en meer dan negen breed is, In dit al-
-ocr page 198-laar is, volgens eene vrome overlevering, een oud altaar besloten, hetwelk in het jaar 330, ten tijde van den H. Sylvester en van Constantinus, aan den H. Petrus toegewijd is. De Paus oÉamp;cieert driemaal in hetnbsp;jaar, aan het groote altaar: met Kersmis., met Pa-schen, en op den feestdag van den H. Petrus. Hijnbsp;alleen heeft het regt om er de Misse te lezen en alsnbsp;een kardinaal hem vervangt, hetgeen gewoonlijk opnbsp;het feest des Stoels van den H. Petrus plaats heeft ,nbsp;dan moet die kardinaal er door eene bijzondere brevenbsp;toe gemagtigd worden; het is eene breve, die uitsluitend voor eenmaal van kracht is.
Op het pontificale altaar, staat een kolossaal, kostbaar en in den antieken vorm gewrocht tabernakel. De hemel, die hetzelve bekroond, is van verguld brons,nbsp;hij is in den vorm van eenen troonhemel, gedragennbsp;wordende door vier spiraalvormige kolommen van hetzelfde metaal, omslingerd door wijngaardranken, welkenbsp;zich tot aan de kapiteelen verheffen, die van de Ko-rinthische orde zijn. Aan eiken hoek van het paviljoen zijn groepen Engelen, waarvan sommigen de tiare,nbsp;de sleutelen en de andere onderscheidende pontificalenbsp;waardigheids-teekenen dragen; de andere houden kransen van bloemen, welke zij op het altaar schijnen tenbsp;werpen. Deze bewonderenswaardige compositie, hetnbsp;grootste werk van brons, dat bekend is , werd ondernbsp;het Opperpriesterschap van Urbanus VIII, door Bernininbsp;uitgevoerd , en het wapenschild van den Paus ziet mennbsp;aan het voetstuk van elke kolom. Het gieten van diennbsp;troonhemel heeft 60,000 Ronieinsche kroonen en hetnbsp;vergulden 40,000, gekost, Wat het metaal betreft lt;
-ocr page 199-(183 )
hetzelve is te Venetië aangekocht geworden; men heeft er 186,000 Romeinsche ponden van gebezigd. (Hetnbsp;Romeinsche pond is twaalf oneen.)
Het was naar de teekeningen van dienzelfden Bernini en op last van Alexander VII, dat vijftien jaren later, aan het einde der kerk , aan het ronde eindenbsp;van het koor, het prachtige gedenkstuk, de Stoel vannbsp;den H. Petrus genaamd , werd opgerigt. Op een pla-vond dat door twee vaders van de Latijnsche kerk,nbsp;den H. Ambrosius en den H. Augustinus, en doornbsp;twee vaders van de Grieksche kerk , den H. Joannesnbsp;Chrysostonaus en den H. Athanasius gedragen wordt,nbsp;is een stoel geplaatst, waar boven zich twee geniënnbsp;vertoonen, die denzelven schijnen te beschermen. Daarboven schittert eene groote glorie, in wier middennbsp;de H. Geest, onder de gedaante eener duive is afge-beeld. De stralen dier glorie zijn glinsterend, wijlnbsp;het geheele werk van verguld metaal is en wijl hetnbsp;verlicht wordt door glazen die den glans van het verguldsel verdubbelen. Die bronzen stoel is eene reliken-kas, waarin men eerbiedig den Stoel van den H. Petrus bewaard. Hij is van hout en versierd met kleinenbsp;kolommen. In de geheele rondte van denzelven bevinden zich figuren van ivoor. Daar de achterleuning,nbsp;verwrikt was , heeft men dezelve met eenen ijzeren band versterkt en te weerskanten bevinden zichnbsp;de draagzeelen, waardoor men stokken stak, welkenbsp;dienden tot het dragen der Pausen op den dag hunnernbsp;krooning, zoo als dit gedurende verscheidene eeuwennbsp;plaats had. Onder het pontificale altaar is eene on-deraardsche kapel, en in die kapel, waarin de eerste
-ocr page 200-( nbsp;nbsp;nbsp;184nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
Christenen gingen bidden en welke de geloovigen der volgende eeuwen versierd hebben, is het graf hetwelknbsp;de overblijfsels der groote Apostelen bevat. Dit noemtnbsp;men de belijdenis van den H. Petrus, hoewel men doornbsp;uitbreiding dien naam ook aan het groote altaar, datnbsp;er boven is opgerigt, heeft gegeven. Men daalt naarnbsp;dezelve, langs eenen dubbelen trap van wit marmer af,nbsp;die door eene balustrade, met marmer van onderscheidene kleuren bekleed, omgeven is, waaraan negen ennbsp;tachtig immer brandende lampen gehecht zijn. Dienbsp;lampen zijn van verguld koper. Voormaals waren zijnbsp;van zilver; men zegt dat in de grnwel-dagen, hetnbsp;republikeinsche Frankrijk zich van dezelve meesternbsp;maakte, daar het oordeelde, dat dit te veel prachtver-tooning was voor burgers, die de losmaking van denbsp;rijkdommen hadden gepredikt. De muren van hetnbsp;inwendige zijn met kostbare gesteenten ingelegd. Denbsp;deur, die naar het graf geleidt, is van verguld brons.nbsp;Tegen over die deur ziet men het kolossale standbeeldnbsp;van den eerbiedwaardigen Pias VI, in eene biddendenbsp;houding. Dit is een der schoonste werken van Canova.
De lampen van het altaar van den H. Petrus, werden voorheen op Goeden Vrijdag uitgebluscht. Daarin werdnbsp;door een niet minder prachtig schouwspel voorzien,nbsp;het was het gebruik om ’s daags te voren, tegenovernbsp;den troonhemel, een metalen kruis van vijf en twintignbsp;voelen hoogte, op te hangen, verlicht door drie honderd veertien lampions, hetwelk een allerschitterendstnbsp;gezigt opleverde, en eene buitengewone uitwerkingnbsp;deed. Hoe groot ook de uitgestrektheid dezer basilieknbsp;is, verlichtte dat kruis toch zeer goed de beide groote
-ocr page 201-lgt;eüken en xnen kon het zelfs aan het uiterste einde van het plein zien| doch het was juist de uitwerkingnbsp;Welke die verlichting deed, die in 1824, Leo XII,nbsp;heeft doen besluiten, tot het verbieden derzelve en nanbsp;dat tijdstip heeft zij niet meer plaats gehad. De jongenbsp;schilders verbeidden dat oogenblik , om het licht ennbsp;bruin waar te nemen en de heerlijke weêrkaatsingennbsp;van het licht en van de schaduw te teekenen. Ecnbsp;had nog meer ergerlijks plaats. Eene menigte vannbsp;vreemdelingen stroomde er heen , en zonder te denkennbsp;aan het teeken van onze zaligheid, ontheiligden zij denbsp;Heiligheid der plaats, en smaadden het geheim, waarvan de kerk op dien dag, de gedachtenis vernieuwt.nbsp;Die dag is evenwel een dag van Christelijke treurigheid,nbsp;het heiligdom is in rouw gehuld, het -altaar heeftnbsp;geene offerande meer, en ofschoon de geloovige zichnbsp;niet van allen arbeid onthoudt, is dit, wijl de arbeidnbsp;eene der straffen van de zonde is, en wijl de dag vannbsp;den dood des Heeren, een dag van boetvaardigheidnbsp;Wezen moet. Eere zij derhalve den Souvereinen Opperpriester , die, afschaffende wat hg niet kon verbeteren , ten minste het kruis voor nieuwe versmadingennbsp;behoed heeft, waarmede de ketterij en het ongeloof,nbsp;niet zouden nagelaten hebben, hetzelve te overladen !nbsp;wie waren inderdaad de vreemdelingen, welke opnbsp;dien heiligen dag, in de hoofdstad van het Christendom in den tempel die het meeste geschikt is lot hetnbsp;inboezemen van verhevene denkbeelden, kwamen spottennbsp;met het geloof der Christenen , lagchen, praten , etennbsp;zich veroorlooven wat zij zich voorzeker niet innbsp;®ene moskee zouden hebben onderslaan? wat zeg ik?
-ocr page 202-Het Waren Christenen, welke onbillijke yooroordeelen of verborgene belangen, nog verwijderd houden vannbsp;^e Kerk, waarin hunne voorvaderen gestorven zijn.nbsp;Het waren van die Engelschen , die zich te Londennbsp;een gewetens-bezwaar zouden maken, uit het aanrakennbsp;der piano op Zondag; bewoners van een zeker gedeeltenbsp;van Duitschland , die zulk eene diepe stilte in hunnenbsp;ledige tempels bewaren. Men zag er ook van dienbsp;jonge Franschen , in welke de studie der wetenschappen alle gevoel heeft uitgedoofd, en die, wat dennbsp;Godsdienst aangaat, geene andere waarheden meer aannemen dan die, welke zich door cijfers laten verklaren. Ziedaar, hoedanig ze zijn, die God zelfs tot innbsp;zijn lijden komen hoonen. Er zijn voorzeker uitzonderingen: alle Franschen die de wetenschappen beoefenen, zijn daarom niet ongeloovig; vele Engelschen hebben eerbied voor de heilige zaken behouden en kwetsen de wel voegelijkheid nooit; alle Protestanten vannbsp;Duitschland, beschouwen het kruis niet als een teekennbsp;van bijgeloovigheid, want ik kan verzekeren, dat meernbsp;dan een prediker een crucifix in zijn huisselijk bidvertrek heeft. Het is niet te min waar, dat de dagennbsp;van groote plegtigheden , waarop de Godsdienst te Ro-me den grootsten luister en de heerlijkste pracht tennbsp;toon spreidt, ook die zijn, waarop de vreemdelingennbsp;in grooter getal derwaarts komen en er de grootstenbsp;ergernissen veroorzaken. De nieuwsgierigheid is nietnbsp;de eenige drangreden die hen geleidt, zij brengen ernbsp;verachtelijke oogmerken mede, en als zij in hun vaderland teruggekeerd zijn, stellen zij de wanorde,nbsp;waarvan zij eeniglijfc de oorzaken geweest zijn , op re-
-ocr page 203-è.
kening der Roomsche kerk. Eertijds toonde de Zalig, maker der wereld, zich op het gezigt der ontheiligingen , welke het huis zijns Vaders onteerden , ontvlamdnbsp;door eenen brandenden ijver, Hij dreef de verkoopersnbsp;en de koopers uit hetzelve en iedereen zweeg en gehoorzaamde. Onze tempels zijn heiliger dan die vannbsp;Jerusalem was; aan welke misdaden maken zij zichnbsp;dan niet schuldig, die er eene schouwburg-zaal vannbsp;maken! Gij ziet nogtans die buitensporigheden, o mijnnbsp;Godl Gij ziet ze zelfs tot aan het altaar waar Gij rustnbsp;en zelfs op het tijdstip , waarop Gij U slagtoffert voor
hen die ze begaan. Hoe gedocht is dat geduld.....!
Wat mij betreft, ik heb mij voorgenomen, om mij voortaan van alle die onstuimige plegtigheden te onthouden ; ik heb ze gelukkiglijk op rngne eerste reizennbsp;gezien, en hoewel ik dezelve niet met alle aandachtnbsp;die zij verdienden heb bijgewoond, hebben zij nogtansnbsp;op mij een indruk gemaakt, dien de tijd niet heeftnbsp;kunnen uitwisschen. Wat zou het thans wezen, hunbsp;de gewoonte van het gebed , mij gevoeliger heeft ge-maakt voor de waarheden van het geloof! Doch ik kennbsp;mijne geaardheid, de oneerbiedigheid op de heiligenbsp;plaats brengt mij buiten mij zelve, ik zou eene ernstige kibbelarij kunnen hebben en op die wijze eene ergernis voegen , bij de ergernissen , welke ik bejammer. Iknbsp;doe derhalve, mij er van verwijderende, wat de voor-*igtigheid gebiedt en ook willende voldoen aandeplig-len welke de Godsdienst mij voorschrijft, ga ik ’s daagsnbsp;daarna, mij aan den voet van het altaar nederwerpennbsp;Jesus Christus nederig om vergeving smeeken,nbsp;^oor allen hoon , die Hem den vorigen dag mogt zijn
-ocr page 204-aangedaan. Wat vermogen zwakke gebeden ? Overigens, is het niet genoeg over die wanorde te zuchten ; het openbare gezag moet dezelve beteugelen en als zij reeds te verouderd zijn om het met goed gevolg te kunnen doen, moet ten minste het privaatnbsp;gezag toedragen tot het tegenhouden derzelve: alsdannbsp;moet elk geloovige, door zijn voorbeeld, door zijnenbsp;vermaningen , door een uiterlijk voorkomen van afkeuring , dezelve veroordeelen en diegenen die er de bewerkers van zijn, doen bloozen. ^
Ik heb u, dierbare Charles! gesproken, over de belijdenis van den H. Petrus en wat mij het meest in de groote beuk der kerk getroffen heeft; ik zou nietnbsp;eindigen, als ik van daar overgaande naar de zij-beu-ken, de bijzondere kapellen poogde te beschrijven, dienbsp;hun tot steun verstrekken en van de prachtige praalgraven die onder hunne gewelven opgerigt zijn. Alle dienbsp;kapellen zijn merkwaardig door de mosaïken, de schilderstukken en de beelden waarmede zij versierd zijn ;nbsp;doch, wat den reiziger die er voor de eerste maal innbsp;komt, en dezelve afzonderlijk beschouwt, het meestnbsp;treft, is, dat zij hem zoo groot toeschijnen als kerken,nbsp;en, naar mate hij er zich van verwijderd, keeren zij,nbsp;om het zoo uit te drukken, tot de behoorlijke proportion terug en zijn in zijne oogen enkel kapellen. Doornbsp;die verplaatsing leert hij de uitgestrektheid van elk gedeelte kennen en oordeelt beter over de uitgebreidheidnbsp;van het geheel.
In eene dier kapellen bewondert men een beeld van de H. Maagd, haren dooden Zoon, in hare armen houdende. Die groep wordt als een der meesterstukken
-ocr page 205-( 189 }
?an Michael Angelo beschouwd ; hij was slechts tijf en twintig jarea oud, toen hij ze beitelde.
De Gregoriaansche kapel, ontleent haren naam van Gregorius XHI, die haar deed bouwen en die de voldoening smaakte, van haar gedurende zijn Opperher-derschap te zien voltooijen. Zij kostte hem meer dannbsp;600,000 Romeinsche kroonen. Onder het altaar, hetwelk buitengemeen rgk is, rust het gebeente van dennbsp;H. Gregorius van Nazianze, hetwelk hij er in 1580nbsp;had doen overbrengen. Niet verre van daar is hetnbsp;praalgraf van dien Paus, die in 1585 gestorven is.nbsp;Bet bas-relief, dat op het voorstuk van het graf geplaatst is, stelt de verbetering van den kalender voor,nbsp;die in 1582, door de bemoeijingen van dezen Pausnbsp;tot stand gebragt en zelfs door de Protestantsche statennbsp;aangenomen is.
Twee andere praalgraven hebben mij er ongewoon getroffen; het eene is van koningin Christina van Zweden, welke in 1689 te Rome stierf. Het bezit eennbsp;has-relief, de afzwering van het Lutheranismus, welkenbsp;*ij in 1655 te Inspruck deed, voorstellende. Het andere is dat van de vermaarde gravin Mathilda, wiernbsp;stoffelijk overschot, door de zorgen van Urbanus VIH,nbsp;?an Mantua naar Rome werd overgebragt. Die gravin,nbsp;??elke de Pausen verdedigd had, wordt voorgesteld metnbsp;®en’ scepter in de regter hand en de tiare en de sleu-lels op den linker arm. In het bas-relief van dit gedenkstuk , ziet men Gregorius VII te Canossa, de absolutie gevende aan keizer Hendrik IV, die nederig aannbsp;*8ne voeten geknield is.
Badat ik u een denkbeeld van de beneden-gedeelten
-ocr page 206-tier H. Petrus«kerk gegeven heb, zou ik u willen onderhouden over de koepel, die het voornaamste voorwerp van dit verbazingwekkende gebouw is. Ik zal er u nogtans slechts met een woord van spreken. Iknbsp;wil u niet verwijzen naar de omslagtige beschrijvingennbsp;die er van gemaakt zijn ; die beschrijvingen zijn ontegenzeggelijk zeer naauwkeurig; doch er zijn dingen,nbsp;welke men niet goed kan begrijpen zonder dezelve gezien en zelfs meermalen gezien te hebben. Ik spoornbsp;u dus liever aan, om naar Rome over te komen en alsnbsp;gij , zoo als ik hoop, overkomt, zult gij, niet voldaannbsp;met het bezigtigen van het inwendige der kerk, ooknbsp;het uitwendige derzelve, willen bezigtigen. Dan zultnbsp;gij verzeld van eenen kunstenaar die er het plan vannbsp;bestudeerd heeft en die de verdeeling van dezelve kent,nbsp;niet schroomen naar de platte daken derzelve op te stijgen , gij zult in de dikte der muren en tusschen de kolommen welke de koepel schragen , doordringen, en gijnbsp;zult alsdan bekennen, dat het onbetwistbaar, het stoutstenbsp;gewrocht is, dat de bouwkunst ooit ondernomen heeft,nbsp;» Men zou, zegt een beroemd schrijver, tot eenenbsp;» grootere hoogte, op eene grootere oppervlakte en i»nbsp;» veel grooteren getale steenen kunnen opeenstapelen:nbsp;» maar van zoo veel kolossale partijen een geheel za-» men te stellen dat groot schijnt; van zoo vele op-» eengehoopte rijkdommen een gedenkstuk te maken gt;nbsp;» dat slechts heerlijk toeschijnt; en door de verbazen-» de overeenstemming der proportion een eenig won-» dergewrocht, van zoo vele vereenigde wonderen tenbsp;» maken ; ziedaar het meesterstuk der kunst en hetnbsp;» werk van Michael Angelo,
-ocr page 207-» De koepel van de H. Petrus-kerk, is misschien » het verbazendste. Het laat geen twijfel, of hetnbsp;» Pantheon heeft er het eerste denkbeeld toe gegeven,nbsp;» De kunstenaars bewonderden de indrukwekkendenbsp;» massa van dien tempel van alle góden: het volknbsp;» scheen verwonderd dat de aarde denzelven droeg.nbsp;» Michael Angelo zeide: Ih ^al dezelve in de luchtnbsp;» verheffen, en hij verhief den dom van den H,nbsp;» Petrus.”
De trom der koepel van den H. Petrus wordt door boogen gedragen, welke pilasters van drie honderdnbsp;twintig palmen in omtrek, tot steun hebben. Benedennbsp;aan die pilasters zijn vier kapellen, welke versierdnbsp;zijn met kolossale beelden van den H. Andreas, vannbsp;de H. Veronica, van de H. Helena en van den H.nbsp;Longuinus. Deze beelden zijn zeer fraai en staan innbsp;Verband met de vier kostbaarste reliken der kerk,nbsp;na die van de heilige Apostelen : het zijn deze, denbsp;doek waarmede de H. Veronica het gelaat van Jesus, (^p den weg naar den Kalvarie-berg droogde; eennbsp;gedeelte van het hout van het ware kruis, hetwelk denbsp;de H. Helena het geluk had te ontdekken; de speer,nbsp;waarmede de soldaat, die sedert onder den naam vannbsp;Longuinus bekend is, de zijde des Heeren doorboorde ennbsp;het hoofd van den H. Andreas. Die reliken , welke mennbsp;op zekere dagen aan het volk toont, worden bewaardnbsp;in prachtige nissen, die zich boven de standbeeldennbsp;bevinden en tot welke men opklimt langs trappen , dienbsp;in de dikte der pilasters gemaakt zijn. De kanun-*'ikken van de H. Petrus-kerk, mogen alleen naar devolve opstijgen en wie ze verlangt te zien, moet zich
-ocr page 208-eerst vooraf, tot titalair-kanunnlk dezer kerk doen benoe* men, eene gunst, welke alleen aan vreemdelingen vannbsp;hooge onderscheiding, verleend wordt. In het jaarnbsp;1625, verleende ürfaanus VIII, dezen titel aan La-dislaus, die later koning van Polen was; en in 1706nbsp;schonk Innocentius XII, denzelven aan Comus III, groothertog van Toskanen. In nog vroegere tijden , ten jarenbsp;1425, verwierf keizer Frederik III, die zich voor zijnenbsp;krooning te Kome bevond , van Nicolaas V de vergunning, tot het zien van den doek der H. Veronica,nbsp;als kanunnik gekleed. Deze koepel wordt bekroond doornbsp;eene lantaarn , en die lantaarn, welke op het plein zichnbsp;zoo klein vertoont, is niet te min eene tweede koepel, rondom welke men met zekerheid wandelen kan.nbsp;De bol van verguld metaal, die zich boven de lantaarn bevindt, heeft acht voeten in doorsnee; vijftiennbsp;personen kunnen er gemakkelijk ingaan. Het kruis,nbsp;waarmede dezelve bekroond wordt, is dertien voeten
hoog.
Ik was zeventien jaren oud, toen ik voor de eerste maal te Rome kwam; het was eene pleizierreis, welkenbsp;mijn vader aan zijne kinderen toegestaan had en denbsp;geheele familie was er vereenigd. Nadat ik het oudenbsp;Rome doorkruist en mij eenigen tijd voor alle zegebogen opgehouden had, doorliep ik ook het Rome vannbsp;Leo X, en begeerlijker om de koepel van den H.nbsp;Petrus, dan de graven der heilige Apostelen te bezoeken , klom ik tot in den bol en vervolgens op hetnbsp;kruis, dat boven dezelve geplaatst is. Er zijn weinignbsp;menschen die zich op zulk eene buitengewone hoogtenbsp;van zekeren schrik kunnen weêrhouden; wat mij be-
-ocr page 209-Ireft, ik was er naauwelijks aangekomen, of ik schreef er mijn naam met krijt op, waarvan ik mij te diennbsp;einde voorzien had, even alsof mijn naam met meernbsp;snelheid naar den tempel der gedachtenis had moetennbsp;overvliegen, en toen was ik op niets meer, dan opnbsp;het afdalen bedacht. Onder mijne oogen was eenenbsp;kleine ijzeren ladder, buiten aan de koepel vastgemaakt: langs dien weg was ik opgestegen, langs diennbsp;weg moest ik afdalen ; doch bij het opklimmen, gedwongen om mijne blikken op de ladder te vestigen ,nbsp;waaraan ik aanvankelijk mijne hand slaan moest, hadnbsp;*k slechts een punt te beschouwen, terwijl ik bij hetnbsp;^sfstijgen niet kon nalaten , mijn oog te werpen op datnbsp;plein van den H. Petrus, dat ik zes honderd voetennbsp;beneden mij zag en dat mij enkel eenen vreesselijkennbsp;afgrond vertoonde. Hoe werd ik toen te moede , ik , dienbsp;nooit zonder duizelig te worden van eene vierde verdieping naar beneden had kunnen zien ? Mijn hoofdnbsp;draaide mij zoodanig, dat ik mijn’ broeder, die voornbsp;niij was afgegaan, toeriep, dat het mij onmogelijk was,nbsp;af te dalen, zonder mijn leven in de waagschaal tenbsp;stellen en dat ik gedwongen zijnde om Ie blijven waarnbsp;ik was, hem smeekte aan mijne familie vaarwel te zeggen , mij niet te vergeten en mijn nieuw adres aannbsp;®iijne vrienden te willen opgeven: Aan mijn heer,nbsp;baron Ferdinand de Géramb, buiten den bot vannbsp;“Cr* dom der basiliek van den H, Petrus te Rome,nbsp;ïk weet niet of dal afscheid aan mijne familie overge-^fagt werd, of dat het door den wind werd meêgevoerd;nbsp;zeker is het, dat mij geenerlei denkbeeld vannbsp;13
-ocr page 210-de wijze overblijft, hoe ik van daar ben weggekomen; doch wat ik nog verzekeren kan, is, dat ik geenerleinbsp;begeerte meer heb, om er naar op te klimmen, hoewel men er thans gemakkelijker opstijgt.
Ik had hier mijn’ brief willen eindigen ; doch ik dacht, dat ik, door u met weinig woorden, den tijdnbsp;op te geven , dien het bouwen van de H. Petrus-kerknbsp;gevorderd heeft, de Pausen die er aan gewerkt hebbennbsp;en de geldsommen welke er aan besteed zijn geworden ,nbsp;eene nieuwe belangrijkheid aan mijne beschrijving zounbsp;toevoegen, welke meer, dan al het voorafgaande, unbsp;over de grootheid der onderneming en over de verdienste der uitvoering kan doen oordeelen.
Ik heb u in den aanvang gezegd, dat Julius II, den eersten steen van deze kerk, op den 18 April 1506,nbsp;gelegd heeft. Hij had het plan van den beroemdennbsp;Bramante aangenomen , aan wien men het eerste denkbeeld van de koepel te danken heeft. Het ongeduldnbsp;van den Opperherder werd door onvermoeiden ijvernbsp;ondersteund; en, hoewel hij reeds een zeventigjarignbsp;grijsaard was, genoot hij voor zijnen dood, de voldoening , om de pijlaren te zien , welke bestemd waren totnbsp;het dragen der koepel, en die reeds tot aan de kroon-lijst opgevoerd waren.
Die groote haast kon aan de hechtheid van het gebouw schadelijk zijn geweest: na den dood van Julius en van Bramante, nam Leo X bouwkunigen, welkenbsp;de begonnen pijlaren versterkten en het een en ander iunbsp;het plan van Bramante veranderden , uithoofde van denbsp;onberekenbare onkosten die het na zich zou hebbennbsp;gesleept.
-ocr page 211-Bij den dood van Leo X, werd hel werk gestaakt en eerst onder Paulus III weder opgevat. De bouwkunstenaar, welke die Paus * gekozen had, stelde een nieuwnbsp;plan voor ; en men begon naar dat plan te arbeiden,nbsp;toen de beroemde Michaël Angelo verscheen , wien hetnbsp;voorbehouden was, een plan daar te stellen, waarvannbsp;Uien niet meer afwijken zou. Alle zijne teekeningennbsp;Werden goedgekeurd. Toen die beroemde kunstenaarnbsp;zijne jaren zag klimmen, deed hij een model van houtnbsp;vervaardigen, opdat zijn. dood geene verandering innbsp;zijn plan zou te weeg brengen; en nadat hij ondernbsp;vijf verschillende Pausen , aan de hoofdkerk van dennbsp;H. Petrus gearbeid had, stierf hij in 1564. De bouwkundigen die hem tot opvolgers gegeven werden , hadden bevel om zich in alles stipt naar zijne teekeningennbsp;te voegen ; een hunner verloor zijn post, omdat hij ernbsp;van afgeweken was.
Eindelijk voltooide Maderno, zes en veertig jaren later, onder Paulus V de kerk en rigtte de gevel der»nbsp;zelve op; onder Alexander VII, bouwde de riddernbsp;Bernini de zuilengangen die het plein omgeven ; en tennbsp;laatste heeft, bijna in onze dagen, de ongelukkige Piusnbsp;VI, dit schoone gedenkstuk geheel voltooid , door er eenenbsp;sacristij bij te voegen, welke de aanhoudende behoeften van den goddelijken dienst vorderden en waarvoornbsp;Michaël Angelo, geene plaats had overgehouden , nochnbsp;lit het binnenste , noch aan het uitwendige, daar hijnbsp;voorzeker verlangde, dat zijne basiliek, van alle zijden,nbsp;vrij en in haren omlrek zeer regelmatig wezen zou.nbsp;Deze sacristij, in 1776 begonnen, werd in 1780 voltooid en op den 15 .Junij 1784 gewijd. Als wij van
-ocr page 212-dien dag, waarop wij ongetwijfeld de Toltooijing Van het geheele werk kunnen vaststellen, opklimmen totnbsp;den dag waarop Julius II, den eersten steen des tempels legde, vinden wij een tusschentijd van nagenoegnbsp;drie eeuwen; en in die tijdruimte zijn elkander viernbsp;en dertig Pausen opgevolgd.
Het is niet even gemakkelijk de geldsommen te bepalen , welke aan dit onmetelijke gebouw besteed zijn geworden. Volgens de berekening ran den ridder Fontana , die er eene volledige omschrijving van nagelatennbsp;heeft, beliepen de onkosten in 1693, bereids op zevennbsp;en veertig millioenen Romeinsche kroonen. Voegen wijnbsp;bij die som, wat hel verguldsel, het beeldhouwerk ,nbsp;het schilderwerk en zoo vele schoone zaken welke er nanbsp;Fontana bijgevoegd zijn en eindelijk de nieuwe sacristijnbsp;gekost moeten hebben ; en wij zijn er niet verre meernbsp;af, van te kunnen gelooven , dat de geheele uitgave,nbsp;vijftig millioenen Romeinsche kroonen, of twee honderdnbsp;vijf en zeventig Fransche millioenen bedraagt.
Als ik overweeg, wat er nog jaarlijks gevorderd wordt, tot het onvermijdelijk onderhoud vau zulk eennbsp;groot gebouw, dan vraag ik mij zelve af, waarom denbsp;Christen vorsten zich geene eer maken , uit het bijdragen tot dit onderhoud ? Onder de oude wet, wildenbsp;God alleen in den tempel van Jerusalem aangebedennbsp;Worden ; en in dien tempel moesten de Israëliten hunne offers brengen, opdat zij den Heere aangenaam zouden wezeb: doch , onder de wet der genade, sedertnbsp;dat het Evangelie aan alle natiën is gepredikt geworden , is er geene plaats meer op aarde: van waar onze gebeden niet tot den troon des Eeuwigen kunnen
-ocr page 213-( 197 )
«pstijgen. Ik geloof iolusschen, dat zij ons meerdere genadegunslen zouden verwerven, als wij somwijlen on-ïe blikken naar de hoofdkerklt;vvan den H. Petrus wendden , die, zoo als ik u bereids gezegd heb, ook hetnbsp;wereld-wonder is. Als die hulde aan den Vorst dernbsp;Apostelen bewezen werd , zou zij in onze harten dennbsp;eerbied en de liefde, welke wij aan zijne Opvolgers verschuldigd zijn, onderhouden; gewoon, om in hunnbsp;hetzelfde gezag te erkennen , zouden wij vaslelijk allesnbsp;gelooven wat de Kerk gelooft; wij zouden met afschriknbsp;alles verwerpen, wat zij veroordeeld, en , door die daadnbsp;van geloof, zouden wij misschien verdienen, de rampen,. welke het vergelen van den Godsdienst en denbsp;liefde voor nieuwe leerbegrippen , boven onze hoofdennbsp;opeengestapeld heeft, te zien eindigen.
Aan de kerk van den H. Petrus, belendt het paleis Van het Valikaan ; dat paleis, waarin de Pausen hnnnbsp;¦verblijf houden, is onmetelijk , en men kan deszelfsnbsp;uitgestrektheid bij eene stad vergelijken.
Door Constanlinus aan de Souvercine Opperpriesters geschonken, werd het in het midden der twaalfdenbsp;eeuw, door Eugenius III, geheel herbouwd. Tegen hetnbsp;einde der vijftiende eeuw, voegde Sixtus IV, er eenenbsp;kapel bij , welke naar zijn riaam, de Sixtijnscke kapelnbsp;genoemd wordt; en Paulus III, tegen het midden dernbsp;Volgende eeuw, de Paulijnsche kapel: Sixtus V,nbsp;deed er in 1588 nieuwe vertrekken in bouwen, ennbsp;hij plaatste eene boekerij in hetzelve , welke van toennbsp;af, de rijkste in Europa geworden is. Hij begon zelfsnbsp;een nieuw paleis, hetwelk zijne opvolgers voltooid hebben. Eindelijk, deed Urbanus VIII, in 1625, in hel-
-ocr page 214-( 198 )
zelve eene wapenzaal oprigten, waarin men een voorraad bewaard , tot het wapenen van achttien duizend man.
Gij begrijpt, beste Vriend! dat dit gebouw, het werk van onderscheidene Pausen zijnde, niet regelmatignbsp;kan wezen; ook, hoewel de bekwaamste bouwkundigennbsp;er hunne talenten in ten toon gespreid hebben , maaktnbsp;de ongelijkheid der partijen, die het geheel vormen,nbsp;dat het van den kant der bouwkunst slechts eene geringe verdienste bezit.
Ik zal u, noch van de schilderstukken van Raphaël, noch van het antieke beeldwerk, dat men er in bewonderd , spreken; doch ik kan niet nalaten , u eennbsp;woord over de Sixtijnsche kapel en over de Pauhjnschenbsp;kapel, te zeggen.
De eerste, beroemd door de godsdienstige Ceremoniën , welke er gedurende de goede week verrigt worden , is dit ook nog, door de schilderij, het laatste Oordeel voorstellende. Dit schilderwerk, door Michaelnbsp;Angelo in fresco geschilderd, beslaat het geheele achter-vak dier kapel, van het plafond af. tot op eene hoogtenbsp;van zes voet van den vloer toe. Niets is meer geschiktnbsp;dan deze compositie, om een denkbeeld van het uitgestrekte en stoute genie des kunstenaars te geven. Innbsp;het bovenste gedeelte des tafereels dragen Engelen denbsp;atributen van het lijden in zegepraal; in het middennbsp;is Jesus Christus geplaatst, die aan zijne regterzijdenbsp;de uitverkorenen en aan zijn linker, de verworpenennbsp;heeft; lager is een groep Engelen , die de bazuinnbsp;blazen : ter regterzijde van die Engelen ziet men denbsp;regtvaardigen ten hemel opklimmen, en aan de linkernbsp;de zondaars, die in de hel nedergestort worden.
-ocr page 215-beneden vloeit een stroom en de oude Caron verzameld; de schimmen in zijn vaartuig. Men vindt ook op dennbsp;voorgrond van het tafereel, spooken , wraakgodinnen ,nbsp;gedroglelijke figuren en buitensporigheden der verbeelding. De kunstenaar had er, tot zelfs onkuische ennbsp;naakte figuren, op gemaaid, waarover de Pausen zorgvuldig drapperijen hebben doen werpen, ongelukkignbsp;echter door onbekwame handen.
Ondanks de verwarring van denkbeelden en die onverklaarbare dooreenmenging van het profane en van het gewijde, is het laatste Oordeel van Michael Angelo, voor een der voornaamste en grootste werken innbsp;fresco beroemd ; men vindt zelfs kenners, welke beweren , dat men nimmer iets schooners, van dien aard,nbsp;gemaakt heeft. Het onderwerp liet eene zekere wanordenbsp;toe en dit is eene reden te meer , welke den goedennbsp;uitslag van deze, meer bewonderenswaardige, dan aangename compositie verzekerd hebben.
De Paulijnsche kapel, welke Gregorius XVI, met even veel smaak, als pracht, hersteld heeft, bezit tweenbsp;groote schilderstukken van denzelfden Michael Angelo.nbsp;Het eene stelt de bekeering van den H. Paulus voornbsp;en het andere den marteldood van den H, Petrus,nbsp;Deze twee schilderwerken, zijn in denzelfden smaaknbsp;van kracht en zonderlingheid. Michaël Angelo wasnbsp;^ijf en zeventig jaren oud, toen hij dezelve schilderdenbsp;en men kan veronderstellen, dat zij het laatste werknbsp;''an dien beroemden meester zijn.
Niet verre van die kapel zijn de vertrekken, waarin de Paus de voetwassching verrigt.
Ik zal my niet ophouden met het beschrijven van de
-ocr page 216-andere zalen die het geheel tan het Vatikaan Tor-men; In alle bevinden zich nitmuntende schilderstukken en eenige kostbare meubelen ; doch de beschrijvingnbsp;derzelve zon niet minder langdradig en eentooningnbsp;wezen. Het gezigt en de geest worden vermoeid alsnbsp;men dezelve doorgaat; en wat zou het wezen, als mennbsp;ze eens beschrijven moest!
Vaarwel, lieve Vriend! ik zal u in mijnen eerstvol-genden brief, over de hoofdkerk van St. Jan van La« tranen en over die van den H. Panlas, spreken.
-ocr page 217-Rome, 5 Maart 1838.
De basiliek Tan den H. Joannes van Latranen, is de eerste patriarchale kerk van het Westen, het is denbsp;moeder van alle kerken van Rome en van de geheelenbsp;aarde; Ecolesia urbis et orbis mater et caput. Zijnbsp;draagt onderscheidene namen: men noemt dezelve Con-etantijnsche basiliek, naar Gonstantinus den Groote,nbsp;die haar omstreeks het jaar 323 bij zijn paleis vannbsp;Latranen deed bouwen en haar vervolgens aan de Sou-vereine Opperpriesters -gaf; basiliek van den Zaligmaker , naar de toewijding welke Paus Silvester opnbsp;den 9 November 324 , van dezelve aan den Zaligmaker, Christo Salvatori, deed; gulden basiliek, basilica aurea, naar de kostbare voorwerpen waarmedenbsp;zij verrijkt was geworden; eindelijk werd zij in denbsp;zevende eeuw, aan den H. Joannes den Dooper toegewijd, en sedert dien tijd wordt zij aanhoudend 6asz7zeAnbsp;van den ff. Joannes van Latranen genoemd.
Onder den zuilengang dier kerk, staat het standbeeld van Gonstantinus, hetwelk ten tijde diens keizers vervaardigd en in zijne badstoven in het Quirinaal gevon-lt;len is. Dat portiek is een der schoonste van Rome,nbsp;iiet is versierd met vier kolommen en zes pilasters, ennbsp;draagt eene balustrade, waarop twaalf kolossale beelden geplaatst zijn. Te midden dier beelden verheftnbsp;het standbeeld des Zaligmakers, van wit marnier.
-ocr page 218-Men gaat die kerk door vijf deuren binnen; de midden-deur is van metaal; ter regterzijde ziet mennbsp;eene, welke toegemetseld is; het is de heilige deur ;nbsp;want de vier hoofdkerken van Rome bezitten de heiligenbsp;deur, welke enkel ten tijde van het jubilé geopendnbsp;worden; die van den H. Petrus, door den Paus; ennbsp;die van den H. Joannes van Latranen , van de H,nbsp;Maria de Meerdere en van den H. Paulus, door denbsp;kardinalen , welke te dien einde afgevaardigd worden.
Het inwendige der kerk is zeer groot, en in uitgestrektheid even als in rijkdom , doet zij slechts voor die van den H. Petrus onder. Zij is ook in vijf beukennbsp;verdeeld : in de midden*beuk, merkt men twaalf nissennbsp;op, waarin de beelden der Apostelen , van marmer ,nbsp;geplaatst zijn. Die beelden zijn zeer fraai en de nissennbsp;zijn versierd met vier en twintig kolommen van groennbsp;marmer, welke eene grootsche uitwerking doen. Hetnbsp;achtervak van het koor is bedekt met zeer oude mo-zaïken, Jesus Christus in het midden zijner heiligennbsp;voorstellende. Het plafond is verrijkt met verguldsel ,nbsp;dóormengt met loofwerk van verschillende kleuren,nbsp;doch wat het meest onze blikken tot zich verdient tenbsp;trekken, is het hoog-altaar, waar, onder een paviljoennbsp;van gesneden marmer, hetwelk door vier kolommennbsp;van porphyr gedragen' wordt, het hoofd van den H.nbsp;Petrus en dat van den H. Paulus , bewaard worden ,nbsp;welke de H. Silvester er in plaatste, toen hij denbsp;reliken , welke van die beide Apostelen waren overgebleven , aan de kerken van den H. Petrus en van dennbsp;H. Paulus, toedeelde. Die hoofden zijn besloeten iunbsp;twee zilveren borstbeelden, 'vt'elke ¦ op de borst eene
Jejie van diamanten dragen, een geschenk , hetwelk door een der koningen van Frankrijk, Karei V, bijgenaamd de Wijze, aan de kerk is vereerd geworden.
In deze kerk vindt men zeer fraaije kapellen: de merkwaardigste, is die van Corsini. Clemens XII,eennbsp;telg van dat doorluchtig geslacht, bezit er zijn graf.nbsp;Dit graf is zamengesteld uit eene urne van porphyr,nbsp;welke zich sedert langen tijd onder den zuilengangnbsp;van het Pantheon had bevonden en in welke mennbsp;meent, dat de asch van Agrippa bewaard werd. Dienbsp;urne is van eenen prachtigen vorm , en haar deksel,nbsp;een werk van lateren tijd , is door bekwame kunstenaars vervaardigd geworden. Boven dezelve bevindtnbsp;zich het beeld van dien Paus: het is in eene zittendenbsp;houding voorgesteld en den zegen gevende. Tegennbsp;over hetzelve is een ander gedenkteeken , hetwelk isnbsp;opgerigt ter nagedachtenis van den kardinaal Nerinbsp;Corsini, zijn oom. Men ziet, als men door de zijdeurnbsp;de kerk binnen komt, een standbeeld te voet vannbsp;Hendrik IV, Men zegt, dat de koningen van Frankrijk , sedert de afzweering van dien vorst, den titelnbsp;van eerste kanunnikken van St, Jan van Latranennbsp;bezitten.
Tegen óver St. Jan van Latranen is eene vermaarde kerk, die een prachtig portiek met vijf trappen heeft.nbsp;De middenste trap, la scala santa, bevond zich eertijds in het paleis van Pilatus en is door de zorgennbsp;van Paus Sixtus V naar Rome overgebragt. Hij isnbsp;gevormd uit acht en twintig trappen van wit marmer ,nbsp;welke geheiligd zijn , door onzen Zaligmaker , die dezelve twee malen op en af gegaan is en ze met zijn
-ocr page 220-bloed en zijne tranen besproeid heeft. De pelgrims koesteren eenen grooten eerbied voor denzelven en zij bestijgen hem alleen op hunne knieën, terwijl zij langs eene dernbsp;zijtrappen naar beneden gaan. Groote aflaten zijn aan dezenbsp;godvruchtige verrigting verleend; ook is het marmernbsp;door den grooten toevloed van geloovigen zoo afgesletennbsp;geworden, dat Clemens XII zich genoodzaakt zag, dezelve met dikke planken van nootenboomen hout, te laten bedekken , om het verdere afteslijten voor te komen.
Het, meest in het oogvallende sieraad van het plein van St. Jan van Latranen, is een obelisk van rood graniet , die van hieroglyphen voorzien en honderd ennbsp;acht voeten hoog is.
Deze obelisk, welke op bevel van Ramses gemaakt is, die, naar het algemeene gevoelen, in het jaar 1300nbsp;vóór Jesus Christus, leefde, werd eerst in den tempelnbsp;der zon te Thebe geplaatst. Door Cambises omverge-worpen , lag die obelisk daar tusschen de bouwvallen,nbsp;toen Constanlinus, naijverig om dat sieraad aan zijnenbsp;nieuwe hoofdstad te verschaffen , bevel gaf om het langsnbsp;den Nijl naar Alexandrië over te brengen. Doch, denbsp;dood hem verrast hebbende, deed Constantius, zijn zoonnbsp;en opvolger, die obelisk van Alexandrië overvoeren ennbsp;begeerde, dat zij in het midden van het groote renperfcnbsp;geplaatst zou worden. Op nieuw door de Gothen omver-geworpen en in drie stukken gebroken, lag zij daar, ternbsp;diepte van vijf en twintig voeten onder de aarde bedolven,nbsp;tot dat Sixtus V, dezelve deed opspooren en herstellen. Die pronknaald werd den 10 Augustus 1583,nbsp;op hare plaats opgerigt en aan het kruis des Zaligmakers toegewijd. Hel is de grootste bekende obelisk.
Aan de vier zijden van het voetstuk , zijn ook zoo veel opschriften geplaatst, waarvan ik hier de tv\ ee voornaamste afschrijf:
Ft. CoNSTANTIUS AlJG. CoNSTANTINI AüG. F. OBEtlS-CCM A PATRE LOCO SCO MOTÜM, DIÜQÜE ALEXANDRIA JACENTEM , TRECENTORUM REMIGUM IMPOSITCM NAT! MIRANDA VASTITATIS , PER MARE TlBERIMQDEnbsp;MAGNIS MOIIBÜS RoMAM CONVECTÜM , IN CIRCO MAX.nbsp;PONENDUM S. P. Q. R, D. D. (1).
SixTDS V. Pont, max. obeliscüm hünc specie exi-
MIA TEMPORUM CAIAMITATE FRACTÜM, CIRCI MAX. A RÜINIS, IIÜMO LIMOQüE ARTE DEMERSDM , MüLTA IM-PENSA EXTRAXIT , HÜNC IN LOCDM MAGNO LABOREnbsp;TRANSTüLIT , rORMAQÜE PRISTINA ACCÜRATE RES-TlTüTCMCRüCI INVICTISSIMA DICAVIT , A. MDtXXXVIII.
Pont. iv. ¦(2).
Ik heb u gezegd , dierbare Vriend I dat de kerk
(I) Flavius Constantius Augustus, zoon van Constantinus Augustus, heeft deze obelisk, in het groote renperk doen op-rigten en aan den senaat en het volk van Rome toegewijd,nbsp;(zijn vader had dezelve van hare plaats doen wegnemen en zijnbsp;Was langen tijd te Alexandria blijven liggen) , nadat hij haarnbsp;in een .schip van eene verbazende grootte, bemand met drie honderd roeijers, had doen plaatsen en met onberekenbaren arbeidnbsp;Over de zee, langs den Tiber, naar Rome had doen overvoeren.
12) Sixtus V, Souvereine Opperpriester, heeft uit de bouvv-xallen van het groote renperk , met groote kosten , deze gedenknaald , van eene hewonderenswaardige schoonheid, die door de verwoestingen van den tijd omvergeworpen en diep onder de aarde en slijk bedolven was, opgerigt; hij heeft dezel-’'e met groote moeite naar deze plaats doen overbrengen ennbsp;öadat hij haar derzelver oude gedaante had teruggeven, heeftnbsp;^ii dezelve aan het onoverwinnelijke kruis toegewijd, in hetnbsp;Jaar MDLXXXVIII, het vierde zijns Opperpriesterschaps.
-ocr page 222-( 20G nbsp;nbsp;nbsp;)
van den H. Joannes van Latranen, den voorrang boven alle kerken der aarde bezit; het is de bisschoppelijke kerk van Rome, de eerste waarin de Pausen gezeteld hebben, en hunne Opvolgers verzuimen niet,nbsp;eenigen tijd na hunne krooning bezit van haar te gaannbsp;nemen.
Op den voor deze groote plegtigheid bestemden dag, zijn alle straten , waardoor de prachtige optogt tenbsp;paard trekken moet , luistervol met vloerkleeden bedekt: de vensters, de voorgevels der kerken en die dernbsp;paleizen, zijn bedekt met drapperijen van de kostbaarste stoffen. Een zegeboog wordt in het Forum, innbsp;naam van den hertog van Parma opgerigt en de senaatnbsp;doet er insgelijks een op het plein van het Kapitoolnbsp;plaatsen , als de nieuwe Paus een Romein is. Wanneer het bestemde uur gekomen is, dan begeeft denbsp;Paus, in koorgewaad gekleed, zich naar het paleis vannbsp;het Vatikaan, alwaar hij de kardinalen verzameldnbsp;vindt, en van daar begeeft hij zich naar St. Jan vannbsp;Latranen in de volgende orde: Een peloton dragondersnbsp;en een detachement van de wacht van Zijne Heiligheid,nbsp;openen den trein en banen den weg, daarna volgennbsp;in twee reijen geschaard, de fourrier en de intendanten der pontificale stallen, de stalmeesters der kardi'nbsp;nalen, de edellieden welke aan den dienst van hetnbsp;paleis verbonden zijn , de stalmeesters van Zijne Hei'nbsp;ligheid , de kamerling, de fiskaal van Rome, de com*nbsp;missaris der Apostolische kamer, de kapellenen, denbsp;consistoriale advokaten, de baronnen en Romeinschenbsp;prinsen, met hunne pages en lakeijen in groot liverei;nbsp;eindelijk de kapitein der Zwitser - wacht, met vier
-ocr page 223-‘ nbsp;nbsp;nbsp;(nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;207nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
ZwiCsefsche soldaten, met den hellebaard in de hand. Na hem volgen de prelaten-klerken, gezeten op metnbsp;zwarte schabrakken getooide muilezels; de auditeurs vannbsp;de Rota gezeten op met violetkleurige schabrakken getooide muilezels; de ambassadeur van Bologne en denbsp;gouverneur van Rome, ter regterzijde van een der prinsen des troons, dat is, van een diergenen, die het regtnbsp;hebben, om altoos ter zijde van den opperpriesterlijkennbsp;troon te staan. Het Pauselijkekruis wordt gedragen doornbsp;den laatsten auditeur der Rota, en onmiddellijk daarna ,nbsp;verschijnt Zijne Heiligheid, omringd door de wacht dernbsp;Zwitsers en op een wit, met karmozijnrood fluweel ennbsp;gouden franjes getooid paard. De toom van het paard ,nbsp;wordt door een der prinsen van den troon, tot aan hetnbsp;plein van de H. Petrus-kerk gehouden en van daar,nbsp;tot aan St. Jan, door de bewaarders van Rome, welkenbsp;in lange tabbaarden van goudlaken gekleed zijn.
De Paus wordt gevolgd door vijf en twintig in goud laken gekleedde pages: een hunner draagt den pontifl-calen hoed; een ander een karmozijn roode sluijer,nbsp;welks rand met goud kantwerk versierd is en waarinnbsp;zich handschoenen en andere soortgelijke voorwerpen, tennbsp;gebruike van Z. H., bevinden. Wachten te voet volgennbsp;op de pages en sluiten, om zoo te zeggen, het eerstenbsp;gedeelte van den stoet. In het tweede gedeelte, datnbsp;door een eskadron ruiterij geopend wordt , ziet men dennbsp;meester der kamer, op eenen , met eene violetkleurigenbsp;schabrak getooiden muilezel gezeten; de lijfarts van dennbsp;Paus, de bewaarder van de kleederen, en onderscheidenenbsp;officieren van het huis. De zetel van den Paus, lase-Papale, wordt door twee muilezels gedragen , wei-
-ocr page 224-gedekt zijn , met schabrakken Tan karmozijn rood met goud gestikt fluweel. Vervolgens verschijnen denbsp;kardinalen twee aan twee, in volgorde van ouderdom,nbsp;in kappen gehuld, met den roeden hoed op het hoofdnbsp;en gezeten op muilezels met roode schabrakken , elk geleid wordende door twee stalmeesters, welke stavennbsp;dragen , die met de wapens van hunne meesters prijken. Na.de kardinalen volgen de patriarchen , de aartsbisschoppen , de bisschoppen assistenten , assisienti alnbsp;soglio, de auditeur van de kamer, de schatmeester,nbsp;de major domo, de apostolische protonotarissen, denbsp;niet assisterende aartsbisschoppen en bisschoppen, en denbsp;referendaris der signaturen. Voorts verschijnt de koelsnbsp;van Z. H., overdekt met karmozijn fluweel en bespannen met zes witte paarden. Bij de koets bevinden zichnbsp;twee kapiteins van de garde, voorafgegaan door tweenbsp;pages die hunne lans en hun’ helm dragen; tusschennbsp;die beide hoofdmannen bevindt zich de standaard-dragernbsp;van de heilige Kerk met ontrolde vaan. Eene kompa-gnie van de wacht der edelen, eene kompagnie dragonders en een regiment infanterie sluiten den trein ennbsp;eindigen deze allerprachtigste cavalcade.
Wanneer de Paus niet te paard kan stijgen, uit hoofde van ouderdom of van eenig ongemak , dan wordt hij op eene soort van half opene draagbaar gedragen.
Zijne Heiligheid houdt zich op den togt nergens dan op het plein van het kapitooJ op, waardestedelijkenbsp;troepen onder de bevelen van den senator van Rome ge*nbsp;schaard slaan. Die senator is in eene toog gekleed ,nbsp;met hel golden halssieraad om den hals en den ivoorennbsp;scepter in de band, en rigl in naam van het gcheele R®'
-ocr page 225-( 209 )
meinsche volk eene Latijnsche redevoering aan den Sou-verijnen Opperpriester, waarbij hij hem getrouwheid en gehoorzaamheid belooft. Zijne Heiligheid beaat*nbsp;woordt deze aanspraak met de gewone formulieren.
Van daar zet de stoet zich weder in beweging en vervolgd zijn’ weg naar de hoofdkerk van St. Jan vannbsp;Latranen. De geestelijkheid en het kapittel dier basiliek, treden Z. H. met het kruis en twee vanen tenbsp;gemoet. Zoodra de Paus van het paard afgestegen ennbsp;onder den zuilengang gekomen is, knielt de kardinaal-aartspriester, het hoofd van het kapittel, op den drempel van het portiek neder en geeft hem een goud kruis tenbsp;kussen, terwijl het koor zingt ; £cce sacerdos magnusnbsp;... In dien tusschenlijd wendt de H. Vader zich naarnbsp;den pontificalen troon , die bij de heilige deur is opge-rigt, bekleedt zich met de Opperpriesterlijke ornamenten en ontvangt den kostbaren mijter op het hoofd. Alsdan biedt de aartspriester, die in naam van het kapittelnbsp;spreekt, Z. H. de sleutels der kerk, de eene vannbsp;goud en de andere van zilver op eene met bloemennbsp;versierde schaal, van verguld zilver aan, en smeekt dennbsp;H. Vader, de geestelijkheid der hoofdkerk tolden voetkus te willen toelaten, hetwelk toegestaan wordt.
Wanneer die plegtigheid geëindigd is, en de kardinalen zich met de gewijde sieraden bekleed hebben, komt de H. Vader aan de groote deur; hij wordt drie-niaal bewierookt en begeeft zich vervolgens naar hetnbsp;altaar van het crucifix, waar het allerheiligste Sacra-öient uitgesleld is. Terwijl hij er zijn gebed verrigt,
*iogen de toonkunstenaars het Te Deunt Latidamus.....'
14
-ocr page 226-enz. Van het altaar van het crucifix, gaat hij naar het hoog-altaar, stelt zich onder de bescherming vannbsp;den H. Petrus en van den H. Paulus en als hij hunnenbsp;geheiligde reliken geëerd heeft, gaat hij op den troon,nbsp;die in het midden der tribune opgerigt is, neêrzitten,nbsp;op welks trappen, de kardinalen hem gehoorzaamheidnbsp;komen beloven en het preshiterium, dat is, twee medailles, de eene van goud en de andere van zilver, ontvangen. Wanneer hij den troon verlaat, begeeft hijnbsp;zich andermaal naar het altaar, waar hij zijn’ zegennbsp;geeft, voorts, zich naar het balkon van den gevel dernbsp;hoofdkerk begevende, geeft hij daar zijn zegen opnbsp;nieuw aan al het volk, onder het gelui der klokken, bijnbsp;het gebulder van het geschut en het herhaalde geweer-Tuur der troepen, die op het plein geplaatst zijn.
Na die zegening, legt de Opperpriester de gewijde ornamenten af, trekt zijne gewone kleeding wedernbsp;aan en keert naar zijn paleis terug, verzeld wordendenbsp;door de pages, de conservateurs van Rome , den gouverneur der stad en den prins assistent.
Ik wilde u van de hoofdkerk van den H. Paulus spreken, doch, ik ontwaar een treurig smartgevoel alsnbsp;ik er aan denk. Dat gebouw, begonnen door dennbsp;grooten Theodosius, voltooid door zijn zoon Honoriusnbsp;en versierd door zoo vele keizers en Opperpriesters,nbsp;was een der schoonste gedenkstukken van de Christennbsp;oudheid. Het is in 1823 eene prooi der vlammen ge*nbsp;worden. Men arbeidt intusschen onvermoeid aan denbsp;herstelling van hetzelve...,. Zal het ooit, hetgeennbsp;het eenmaal was, nabij komen?
Vaarwel, lieve Charles!
-ocr page 227-Rome, 11 Maart 1838.
Het is eene waardige en billijke zaak, dierbare Vriend ! het is eene heilzame zaak, dat de kerken dernbsp;Calholijke wereld, in de Moeder-kerk het voorbeeldnbsp;der godsvrucht, der betamelijkheid en des luisters vinden , welke bij de heilige ceremoniën moeten heer-schen. De Pausen zijn in dit opzigt nooit achterwegenbsp;gebleven. Reeds in de derde eeuw, begeerde Zephi-rinus, die de Kerk bestuurde en die de kroon van hetnbsp;martelaarschap verwierf, dat, daar de verborgenheidnbsp;der huizen, de diepten der grotten en destijds nog denbsp;eerbiedwaardige en uitgestrekte bewaarplaats van reli-kwiën, de catacomben, getuigen waren van de heiligenbsp;geheimen, dit ook zouden zijn met al den luister,nbsp;dien de omstandigheden , hoewel nog hagchelijk, zouden veroorlooven aan te wenden. In de daarop volgende eeuw, toen het Gode had behaagd aan de vervolgingen een einde te stellen, kon de Koning dernbsp;*ielen na Jesus Christus, den eeuwigen Opperpriester innbsp;*Üii Opperhoofd, zich met zijne verhevene hoedanigheid aan de wereld vertoonen en haar als een teekennbsp;fijner raagt, de stool van Melchisedech, toonen. Als-loen, bevrijd van hare bloedige kluisters, ontdeed zichnbsp;de Kerk van baar rouw-gewaad en de Herder van denbsp;dammeren des goddelijken schaapstals , spreidde bij hetnbsp;'Celebreren van de heilige geheimen , eenen heiligen
-ocr page 228-luister ten toon en legde daarbij, om liet zoo uit te drukken, eene prijzenswaardige heerlijke pracht aannbsp;den dag. Ongevoelig vormden de Pausen zich eenenbsp;bisschoppelijke kroon, waarmede zij zich aan het, altaar bedekten en die met hun bijdroeg, tot het ver-hoogen van den luister der heilige plegtigheden. Denbsp;Catholijken van de geheele wereld, welke de godsvrucht op het tijdstip van zekere feesten naar Romenbsp;voert, weten ongetwijfeld, wat er alsdan merkwaardigs plaats heeft; wat u betreft, waarde Charles! aannbsp;wien ik deze regelen rigt, en voor wien Rome totnbsp;hiertoe, slechts eene stad van verlangen is, is het goed,nbsp;dat gij u, reeds van dit oogenblik af, een denkbeeldnbsp;vormen kunt van de plegtigheden , welke in de hoofdkerk van den H. Petrus en in het bijzondere heiligdom zijner Opvolgers, plaats hebben. Ook stel ik mijnbsp;voor, u dezelve, zoo goed als mij mogelijk is, te schetsen. Ik begin met die der Pauselijke kapel.
De geestelijkheid die den Souvereinen Opperpriester , onder de plegtigheden assisteert, waarbij Z. H* tegenwoordig is, en welke men met den naam vaonbsp;Pauselijke kapel bestempeld , is zamengesteld uit zeventig kardinalen of vorsten van de heilige Kerk, dienbsp;zijn koor vormen. De Mis wordt gewoonlijk door ee*nbsp;nen kardinaal, of door een’ bisschep die bij den trooönbsp;assisteert, gezongen; en de Paus, hoort dezelvenbsp;het pluviale , eene soort van lange en wijde kap bekleed , op zijnen troon gezeten, aan, van welken hijnbsp;enkel voor de aanbidding nederdaald. Aan zijne zij'^®nbsp;zitten twee kardinalen-diakenen en tegenover Z. H. eeonbsp;kardinaal-priester, Ter linkerzijde zijn de prelaten-
-ocr page 229-bisschoppea, assistenten bij den troon ; ter legieiïijde de prinsen, aan welke dezelfde eer bewezen wordt.nbsp;Op de derde trap zitten de bewaarders van Rome; ennbsp;op de laatste, de auditeurs van de Rota, de meesternbsp;Van het heilige paleis, van de orde der predikheeren,nbsp;de klerken van de kamer en onderscheidene anderenbsp;dignitarissen, achter de kardinalen-diakenen, die eennbsp;vleugel van het koor bezetten , nemen de Apostolischenbsp;proto-notarissen en de huis-prelaten van Z. H. plaats.nbsp;Na deze laatsten, heb ik generalen van religieuse orden , de Apostolische prediker, de gouverneur van Rotte, de vice-kamerling, de auditeur van de kamer,nbsp;den schatmeester, den major-dorao, de bisschoppen eftnbsp;de procuratores-generaal van elke orde, opgemerkt. Aannbsp;den voet van het altaar zijn de ceremonie-meesters,nbsp;de acolythen en de aan de Panselijke kapel verbondene ofBcieren geplaatst. Deze plegtigheid heeft plaats,nbsp;of in het Vatikaan, in de Siïtijnsche kapel, welkenbsp;ttinder beroemd is door den rijkdom van haar altaar,nbsp;dan door de schoonheid harer schilderstukken ; of innbsp;het Quirinaal, in de kapel van dat paleis, die iknbsp;ttinder rijk, maar meer versierd vind.
De Paus celebreert zelf driemalen in het jaar: op Paaschdag, op den Feestdag van den H. Petrus, in denbsp;hasiliek van den Prins der Apostelen en op het Kersfeest in die van de H. Maria de Meerdere. Men zounbsp;op die dagen zeggen, dat alle Catholijken te Romenbsp;ïijn zamengevloeid, om zich met hun Hoofd te vereeuwigen en de banden der eenheid te vernaauwen : hetnbsp;ws voor het nieuwe Jerusalem een ander Pinksterfeest inbsp;tten ziet er menschen van alle natiën, men hoort er
-ocr page 230-alle talen spreken en even als bg de geboorte van het Christendom , omhelzen de Armeniërs, de Meden , denbsp;Parlhen en de Kopthen elkander en geven elkaêr denbsp;hand. Welk penseel, lieve Charles! zon de trekkennbsp;van dit heerlijke tafereel knnnen afmalen !
Zingt, volken, die op de aarde woont,
Jerusalem herleeft, nog schooner dan te voren.
Wend nu uwe oogen op den heiligen Vader, op zijnen zetel, in de houding van een slagtoffer gedragen wordende, lijdt hij de eer welke aan zijne waardigheid bewezen wordt; aan hem is op aarde de hoogste magt gegeven, het is de hoogste majesteit der' wereld en hij wil dienaar der dienaren Gods genoemdnbsp;worden ; onder de tiare die hem kroont, straalt denbsp;diepe ootmoedigheid van een kind van den H. Be-uedictus door; het is de kleinste en de grootste, denbsp;zwakste en de sterkste , de armste en de rijkste, hetnbsp;is de alpha en de omega.
Gregorius XVI, dien ik op die wijze, tusschen den Hemel die hem met liefde aanschouwt en tusschen denbsp;aarde, welke hij door zijne deugd sticht, heb ziennbsp;zweven, weent gewoonlijk bij die plegligheden en werkelijk hij weent. Hoe kan hij weenen, vroeg ik münbsp;zelve toen, wanneer alles rondom hem , het lofli®^nbsp;der overwinning zingt ? Ik vergat op dat oogenblik gt;nbsp;dat de tranen niet altoos dochters der smart zijn , datnbsp;er zeer zoete tranen zijn , welke uit de voldoening de®nbsp;harte voortvloeijen; en het waren ongetwijfeld van dinnbsp;tranen welke hij toen plengde: hij zag zich in hetnbsp;midden zijner kinderen.
-ocr page 231-Als de Paus, bij het celebreren van de Offerande , aan bet Evangelie gekomen is, zingen twee diakens,nbsp;de een van den Latijnschen ritus en de andere van dennbsp;Griekschen, achtervolgens het evangelie ten teeken vannbsp;gemeenschap, Hoe veel beleekenend , hoe Christelijk isnbsp;dat gebruik en hoe veel gebeden zond ik toen opwaarts,nbsp;om den schoonen dag te verhaasten, waarop de verdeelde natiën, zich onder den herdersstaf van denzelf-den Herder vereenigen en slechts ééne kudde vormennbsp;ïullen 1 Gij ziet het ongelukkige Grieken, de Latijnennbsp;hebben noch den vrede van Lyon, noch dien van Florence vergeten; laat ons elkander op nieuw omhelzen , om nimmer meer te scheiden! Politieke inzig-ten hebben u onlangs van eene wreede slavernij verlost en gij regelt misschien uwe hoop op de verwantschap der eerediensten. Houdt op, u te vleijen, een,nbsp;beroemde diplomaat zegt u te dien opzigte : » Mennbsp;heeft geene broeders, als men geene gemeenschappelijkenbsp;moeder heeft,”
Ik verzoek verschooning voor deze uitweiding; ik keer tot mijn onderwerp terug. De heilige Vader daaltnbsp;bij het offertorium, van zijnen troon af, om de offerande te beginnen en blijft aan hel altaar tot aan dennbsp;Agnus Dei, Na den Agnus Dei, keert hij naar zijnen troon terug, waar hij de gebeden verrigt, welkenbsp;de Communie moeten voorafgaan en waar men hem denbsp;H. Eucharistie ter nuttiging brengt. Hij neemt denbsp;hostie, welke hij in tweeën verdeeld en eene helft der-zelve nuttigt, de andere helft, mede in tweeën verdeeld, reikt hij den diaken en den subdiaken; vervol-f.ens neemt hij met de gouden hevelpijp een gedeelte
-ocr page 232-( 216 )
van het kostbare bloed en geeft den kelk aan den diaken terug, die denzelven weder naar het altaar brengt, waar hij het overige met den subdiaken nuttigt.
Wanneer de Misse geëindigd is, wordt de Paus naar de groote tribune gedragen, welke zich boven de vestibule der kerk bevindt; daar, zegent hij de ontelbarenbsp;Volksschaar, welke voor hem, ter aarde geknield ligt,nbsp;met luider-stemme; en zich vervolgens naar de viernbsp;hoofd-windstreken keerende, zegent hij nog met de eeuwige stad , het uitgestrekte rijk der kinderen Gods. Dienbsp;plegligheid wordt met even veel majesteit als luisternbsp;verrigt; zoodra de heilige Vader verschijnt, verkondigtnbsp;het gelui der klokken zijne tegenwoordigheid aan hetnbsp;volk en het geschut van het kasteel St. Angelo, verkondigt haar vervolgens aan de geheele aarde.
Het feest van het heilige Sacrament wordt hier niet zoo gevierd als in Frankrijk. Elk land, elke stad heeft,nbsp;gebruiken, die haar eigen zijn en Rome heeft de zijne.nbsp;Als het schouwspel, dat het bij die plegligheid oplevert, niet dezelfde bevalligheid en denzelfden luisternbsp;heeft, dan ontvangt het door de tegenwoordigheid vannbsp;het Opperhoofd der Kerk, toch meer grootschheid ennbsp;majesteit.
Zoodra het luistervolle morgenrood het feest van den Koning der koningen aangekondigd heeft, laat het kanonnbsp;van den ouden engelen-burgt zich hooren en aanstondsnbsp;stellen de stad en het land zich in beweging. Denbsp;vreemdeling zelf, die door nieuwsgierigheid herwaartsnbsp;gevoerd is, geeft zich aan de algemeene beweging overnbsp;en snelt met de digte volksdrommen naar die beroemdenbsp;plaats, waar de overwinningen, de magt en de eeuwige
( 217 )
bestemmingen van het kruis geschreven staan. Intus-schen verzamelen de Opperpriester en de kardinalen zich in de Siïtijnsche kapel en terwijl er de Missenbsp;gecelebreerd wordt, begint de processie zich in reijennbsp;te scharen.
Het kruis opent den plegt-trein en men ziet onmiddellijk achter hetzelve de kinderen van het Apostolische hospicium, in zwarte zaai gekleed, verschijnen ; die vannbsp;het weeshuis in lange witte kleederen met koorhemden;nbsp;de religieuse orden, zoo als de vaders van de boetvaardigheid, de ongeschoeide eremijten van den H. Augustinus, de capucijnen, de minimen, de benedictijnen,nbsp;de camaldulen, de reguliere kanunnikken van den H.nbsp;Joannes van Latranen , enz....
Na de reguliere geestelijkheid volgt de seculiere: dit zijn de kweekelingen van het Romeinsch seminarie,nbsp;de vier en vijftig pastores der stad, de collegiale kanunnikken, de kapittels van de mindere basilieken ennbsp;die van de drie patriarchale hoofdkerken, van de H,nbsp;Maria de Meerdere , van den H. Petrus en van dennbsp;H, Joannes van Latranen. Elk kapittel heeft eene co-nope of eene vaan ; de basiliek van den H. Joannesnbsp;van Latranen, de moeder en de meesteresse der stad,nbsp;heeft het regt om er twee te doen dragen. Op dienbsp;wijze door de geheele geestelijkheid voorafgegaan, verschijnt eindelijk de kapel van den Paus, welke is za-mengesteld uit kamerlingen van eer, met den degennbsp;en de kap , met het gouden halssieraad en den wittennbsp;vederbos op den hoed; uit edellieden in violetkleurigenbsp;toog, met kappen van roode saai; uit collegiale procureurs , den biechtvader van het huis van Z. H. den
-ocr page 234-Apostolischen prediker, uit de procuratores generaal Tan de religieuse orden, den commissaris der kamer,nbsp;uit consistoriale raden, uit kapellanen-zangers, uit auditeurs van de Rota, den meester yan het heilige paleis , uit geheime aalmoezeniers, welke de tiare ennbsp;den mijter dragèn, waarvan de Paus zich bedient, dennbsp;subdiaken die het Pauselijke kruis draagt, uit tweenbsp;officieren van de roode roede; uit de penitensiers vannbsp;de patriarchen , voorafgegaan door twee jonge klerkennbsp;in toog en koorkleed, welke in de eene hand eennbsp;bloemruiker houden, uit welker midden een lang stokjenbsp;uitsteekt, het zinnebeeld van de geestelijke magt; uitnbsp;de gemijterde abten, den archimandriet van Messina,nbsp;den kommandeur van den H. Geest, uit bisschoppen,nbsp;aartsbisschoppen en de patriarchen van Konstantinopel,nbsp;van Antiochië en van Jerusalem met mijter en kap ;nbsp;uit Grieksche , Armenische , Syrische bisschoppen énnbsp;andere Oostersche patriarchen, welke volgens hun’ ritusnbsp;gekleed zijn ; uit kardinalen diakens in dalmatiek, uitnbsp;kardinalen priesters in kazuifel, uit kardinalen bisschoppennbsp;in kap, elk gemijterd, gevolgd door hunne sleepdragers , en ter regter zijde verzeld door eenen edelman ,nbsp;die eene ontzaggelijk groote brandende toorts draagt ennbsp;ter linker door hunnen kamermeester die hunne baretnbsp;draagt; uit den deken in stads-gewaad, den gro'otennbsp;rooden hoed, pastorale genoemd, dragende. Het H.nbsp;Collegie wordt geescorteerd door de wacht der Zwitsers , gewapend met harnassen en hellebaarden, alsmede door de wacht van het kapilool, op wier hoedennbsp;een vederbos prijkt. Vervolgens komen de bewaardersnbsp;van het Romeinsche volk, de gouverneur van Rome,
-ocr page 235-ter regler zijde van den prins assistent des troons, jn zwart fluweel gedost; en eindelgk de Paus, op zijnennbsp;zetel gedragen wordende en onder eenen prachtigennbsp;troonhemel het heilige Sacrament houdende; de hemelnbsp;wordt beurtelings door de afgevaardigden van de onderscheidene natiën gedragen. Twee kardinalen gaannbsp;Z, H. vooraf; te weerszijden dragen vier edelliedennbsp;zilveren lantarens en twee kamerlingen , twee ontzettend groote witte vederbossen {Jlabelli) in den vormnbsp;van eenen waaijef; vier referendarissen zwaaijen dennbsp;wierook-genr; te weerskanten van den troonhemel dragen twaalf edellieden waskaarsen. Het heilige Sacrament wordt gevolgd door acht kapellanen - zangers,nbsp;door den auditeur der kamer, door den tresauriernbsp;generaal, door den major-domo , door de apostolischenbsp;proto-hotarissen, door de generalen van religieuse orden,nbsp;door de referendarissen van de signatures en door denbsp;Pauselijke stafdragers. De lijfwachten te paard , denbsp;banierdrager van de heilige Kerk in gala, een eskadron karabiniers, een van dragonders, de infanterie ennbsp;de keurbenden der schutterij , sluiten met hunne muzijk-korpsen, den togt en eindigen deze prachtvolle processie.nbsp;Van de Sixtijnsche kapel uitgetogen , trekt zij eerst denbsp;zuilengangen van het H. Petros*plein door en komt onder het zuilen-gewelf terug. Zopdra de Souvereine Opperpriester den tempel binnentreedt, heffen twee stemmennbsp;den Ambrosiaanschen lofzang, den Te Tteum, aan; denbsp;galmtoon der klokken vermengt zich met het gedondernbsp;van het geschut en als de Paus het allerheiligste Sacrament uitgesteld en aangebeden heeft, geeft hij van hetnbsp;altaar zijnen drievoudigen zegen aan het volk.
-ocr page 236-2oo wordt deze plegtigheid gevierd, waarvan de tegenwoordigheid van hel Opperhoofd der Kerk, die van het heilig collegie en de toevloed van zoo vele anderenbsp;stichtingwekkende ligchamen, een wezenlijk feest vannbsp;het heilig Sacrament maken ; doch in Frankrijk , ennbsp;alleen in Frankrijk, ik moet het zeggen, is dit feest gelijktijdig een aardsch feest. Gij ziet hier noch dienbsp;groepen van volwassenen, die, om mij van de woordennbsp;van de heer de Chateaubriand te bedienen , » op eennbsp;» herhaald. teeken van den ceremonie-meester, zichnbsp;» naar het afbeeldsel der eeuwige zon keeren en ont-» bladerde rozen, op deszelfs weg door de lucht doennbsp;» vliegen; noch van die levieten, in wille tuniken,nbsp;» welke voor den Ailerhoogslen, de golvende vazennbsp;» van vuur zw^aaijen.” Ik heb de stad doorwandeldnbsp;en ik heb geene rnst-altaren op de openbare pleinennbsp;gevonden; ik heb te vergeefs die witte, met bloemfes-tonnen doorslingerde, met rozen versierde en metnbsp;smaak geplooide behangsels gezocht; ik heb dien aan-genamen geur, waarmede, uwe steden en dorpen opnbsp;dien schoenen dag vervuld zijn, niet ingeademd en iknbsp;heb aan eenige Romeinen gezegd: » Uwe feesten zouden weêrgaêloos wezen , als gij het bevallige met hetnbsp;verhevene, den rozenknop met den goudknop wist tenbsp;p^ren.” Die processie is niet te min een der heer-lijksle schouwtooneelen, welke men in Italië genietennbsp;kan en de vreemdelingen rigten gewoonlijk hunne reisnbsp;zoo in, dat zij zich op dien dag te Rome bevinden.
Op den vierden Zondag van den Vaste welke de Kerk den Zondag der verblijding, Lwtare noemt, zegent denbsp;Paus, in zijn opperpriesterlijk gewaad gekleed , eene
-ocr page 237-gulden, met edele gesteenten versierde roos, terwijl hij 'over dezelve deze sch'oone en treffende woordennbsp;uitspreekt: » Aan God! wiens magt alles gemaaktnbsp;» heeft en wiens magt alles regelt en behoudt. God,nbsp;» die de blijdschap en de vreugde der geloovigen zijt,nbsp;» ge waardig U, deze zoo schitterende en zoo aange-» naam geurende roos te zegenen en te heiligen. Uwnbsp;» volk, is door de genade van uw Woord, uit denbsp;» Babylonische slavernij verlost, dat, vleeschgewor-» den zijnde, de glorie en de vreugde van Israël, denbsp;» Koning van het hemelsche Jerusalem , ons gelukza-» lig vaderland geworden is; uw volk zal deze roosnbsp;» ten teeken van geluk en vreugde dragen , gelijk hetnbsp;» zinnebeeld van dien geheimzinnigen stam van Jesse ,nbsp;» van die bloem der velden , van die lelie der dalen ,nbsp;» welke onze Profeten verkondigd en bezongen heb-» ben en onder welker afbeelding zij den Zaligmakernbsp;» voorzegd en voorgesleld hebben , die eeuwige bloem,nbsp;» die in uwen schoot geboren is en die het aardrijknbsp;» met vreugde vervuld en gebalsemd heeft.” Als dienbsp;aanroeping geëindigd is, zalft de Paus dezelve metnbsp;balsem ea strooit er muskus-poeder over, hij besproeitnbsp;dezelve met gewijd water, bewierookt dezelve en plaatstnbsp;haar op het altaar, waarop zij gedurende de Offerande uitgestéld blijft. De prefect van Rome ontving eertijds ¦ die gewijde roos, tot vergelding van de hulde,nbsp;welke hij den heiligen Vader bewees ; tegenwoordignbsp;zendt de Paus die roos aan eenen koning of aan eenenbsp;koningin der Christenheid , ten ware zich op den dagnbsp;dier plegtigheid een monarch of een voornaam persoonnbsp;te Rome mogt bevinden, wien hij met dat geschenk
-ocr page 238-niogt goedvinden te vereeren. Welke zoele herinne* ringen doet die roos herleven ! vvelk eene overvloedigenbsp;bron van godvruchtige zinspelingen! Op die vvijze , allerliefste Charles! verhoogt de Godsdienst alles, en ernbsp;is niets in de natuur, dat ons niet tot haren Schepper terugvoert.
Zie hier eene andere plegtigheid , welke ik met genoegen gezien heb, en- die, om juist te spreken, bevallig en beminnelijk schoon is. Vergeef mij , dat ik zoo plotseling van den ernstigen stijl tot den vrolijkennbsp;stijl en van de statige beschrijving van mysteriën, totnbsp;de vrijheid der bijzonderheden , overga. Ik heb beloofdnbsp;u en mijne opmerkingen en mijne gewaarwordingen,nbsp;met één woord , lot zelfs de beelden welke zich aannbsp;mijne verbeelding mogten voordoen , mede te deelen;nbsp;ik zal u derhalve van niets verschoonen en ik zal er,nbsp;ten uwen opzigte, dos met vertrouwelijkheid, gebruiknbsp;van maken.
In het eerste jaar van hun Opperpriesterschap en alle zeven jaren , zegent de Paus in het octaaf van pa-schen, een zeker aantal medailles, met het afbeeldselnbsp;van een lam , het zinnebeeld van de zachtmoedigheidnbsp;en het geduld van Jesus Christus. Er komt onder denbsp;mengstof dezer medailles noch good noch zilver; zijnbsp;worden vervaardigd uit het overblijfsel van het was dernbsp;paaschkaars des voorgaande» jaars. De Paus maakt opnbsp;den dingsdag in de goede week , een mengsel van wijwater, van balsem en van heilige olie, waarin hij dezelve doopt en zij ontvangen bij dat welriekende doopsel den naam van Agnus Dei, Op Zaturdag in denbsp;goede week, vertoont zich een subdiaken, voorafge-
-ocr page 239-gaan door het kruis, aan de deur der kapel waarin de heilige Misse gecelebreerd wordt; en eene schaal metnbsp;zulke medailles in de hand houdende, heft hij metnbsp;luider stemme de volgende woorden aan: » Heiligenbsp;» Vader! ziedaar de lammeren welke u de opstandingnbsp;» verkondigd hebben ; de bodèn die u de overwinningnbsp;» hebben aangekondigd: zij komen aan de bronnen ,nbsp;» zij zijn blinkend van helderheid, — Alleluja! ant-» woord een koor, Gode zij lof, Alleluja!” Hij treedtnbsp;vervolgens toe tot aan den troon en de Paus neemt denbsp;medailles en deelt dezelve aan de dignitarissen der kapel volgens hunnen voorrang uil. Toen Urbanus I,nbsp;drie dezer medailles aan den Griekschen keizer Joannes Palaologus zond, schetste hij de grootheid van datnbsp;geschenk , door de opnoeming der gratiën, welke ernbsp;aan verbonden zijn. » Zij doen, sprak hij tot dennbsp;» keizer, de zegeningen des hemels, op diegenen af-» dalen welke dezelve bezitten en door de heiligheidnbsp;» van hun leven vereeren; zij behoeden tegen brand,nbsp;» tegen schipbreuk en zijn een onderpand van vredenbsp;» en rust.”
Nog eene herinnering der jeugd: is de feestdag van de H. Agnes, maagd en martelaresse..... Hoe be
haagt mij die naam, ik vind bem zoo zoet; hij draagt eene bloem van onschuld, een kenmerk van krachtnbsp;en ik weet niet wat, dat uit den hemel komt. Alsnbsp;ik denzelven hoor uitspreken , dan stel ik mij het indrukwekkendste , wat een vreesachtig geslacht bezit ennbsp;vvat in de helden het bewonderenswaardigste is, voor.nbsp;Op den dag, zeg ik , waarop de Kerk het feest diernbsp;J®Ogdige martelares viert, zegent de Paus twee lamme-
ren, wier wol bestemd is tot het weven van het pallium. Dit sieraad , dat enkel voor de Souvereine Opperherders moest zijn bewaard gebleven , is door hun zelven aan de patriarehen, aan de aartsbisschoppen ennbsp;aan eenige bevoorregte bisschoppen geschonken geworden. Die twee lammeren worden uit de kerk van denbsp;II. Agnes, waar zij eene eerste wijding hebben ontvangen , tot voor de voeten van Zijne Heiligheid ge-bragt, die hun een tweeden zegen geeft. De kamerling van de Apostolische subdiakens, vertrouwt dezelvenbsp;vervolgens aan een klooster van nonnen toe, die zichnbsp;met de voeding en de noodige oppassing dier lammerennbsp;belasten. Wel nu, dierbare Vriend! zoudt gij het kunnen gelooven ? een mijner eerste wenschen was, het ziennbsp;dezer twee kleine bevoorregte dieren, welke op eennbsp;grasperk weiden dat nimmer door eenen ongewijden voetnbsp;betreden wordt; welk genoegen zou ik gesmaakt hebben bij het streden derzelve ! Niels is schuldeloozer,nbsp;niets is zoo zuiver, doch niets is ook moeijelijker tenbsp;zien. Die kleine gasten deelen in het lot hunner kui-sche en herbergzame verzorgsters, welke eene ondoordringbare afsluiting aan aller blikken onttrekt. Daagsnbsp;voor het feest van den H. Petrus, legt vam palliumsnbsp;op het graf der heilige apostelen; den volgenden dagnbsp;plaatst men dezelve tusschen de reliken, alwaar zijnbsp;blijven berusten lot de deken der kardinalen diakensnbsp;dezelve, op eenen formeelen wensch van hunne zijde»nbsp;aan de candidaten zendt.
Ik zou zeer. gaarne gezien hebben dat de Opperpriesters , de Opvolgers van den H. Marcellus, in plaats van die onderscheiding aan zekere zetels te verbinden, haar
-ocr page 241- -ocr page 242-( 226 )
Rome, 20 Maart 1838.
Lieve Vriend! van alle tempels der heidensche oudheid , is de best bewaaarde en de schoonste van zijne soort het Pantheon. Men gelooft algemeen dat Agrip-pa, de schoonzoon van Augustus denzelven liet bouwennbsp;en aan Jupiter den Overwinnaar toewijdde, ter gedachtenis van de beroemde overwinning van Actiurn. Cy-bele en andere godheden wérden er vervolgens innbsp;aangebeden ; en het schijnt dat deze tempel uit dienbsp;verzameling van góden en godinnen , zijn naam ontleend heeft.
Men gaat denzelven binnen door een zuilengewelf, hetwelk gevormd is uit zestien kolommen van graniet,nbsp;waarvan elke kolom uit een stuk vervaardigd is. Mennbsp;ziet er acht in het front, die een uitstek en een frontispice dragen van de schoonste proportie, welke denbsp;bouwkunde ooit zou kunnen opleveren. Oudtijds klomnbsp;men langs zeven trappen naar dat portiek op, hetgeennbsp;aan hetzelve een prachtiger aanzien gaf, dan het tegenwoordig heeft: thans gaat men slechts met twee trapquot;nbsp;pen naar hetzelve, de eenige welke de verhooging vannbsp;den grond nog niet bedekt heeft.
Het binnenste is van eenen ronden vorm, dat zijnen ouden naam met dien van rotonde heeft doen verwisselen. De doorsneê van den tempel is honderd viernbsp;en vijftig voeten, zijne hoogte bedraagt nagenoeg even
{ 227 )
Veel en hij wordt enkel door een rond dakvenster, dat in het midden van het gewelf geplaatst is en acht ennbsp;twintig voeten opening heeft, verlicht.
Hoewel die tempel door de hechtheid van zijn’ bouw aan de pogingen der barbaren weerstaan heeft, dienbsp;hem herhaalde malen hebben gepoogd te vernietigen,nbsp;zou hij eindelijk voor de verwoestingen van den tijdnbsp;bezweken zijn, zoo niet Paus Bonifacius IV, de herinnering aan de afgoderij willende uitwisschen, vannbsp;keizer Phocas de vergunning had bekomen om hem innbsp;eene kerk te veranderen, die hij in het jaar 607, aannbsp;de H. Maagd en aan alle martelaren toewijdde. Toennbsp;werd op de plaats, waar de onkuische Venus was geëerd geworden, het kuischste aller sqhepselen geëerd;nbsp;en een God aan een kruis gehecht, nam de plaats, vannbsp;den met den bliksemschiehten gewapenden Jupiter in.
Gregorius VI, wijdde die kerk in 830, aan alle heiligen toe , die in den Hemel heerschen ; en zoodanig is waarschijnlijk de oorsprong van het feest, dat de Ca-tholijken op den 1 November vieren. De volgendenbsp;dag, zijnde het feest van Allerzielen, wordt ook innbsp;de Rotonde feestelijk gevierd.
Urbanus VIII, herstelde deze kerk in 1640 en deed er tusschen den zuilen-gang en de koepel, twee klokkentorens op plaatsen , die ongetwijfeld noodzakelijk wa-r«n, maar die niet zeer goed met het geheel van hetnbsp;overige des gebouws strooken.
Eindelijk deed Benedictus XIV, tegen het midden der vorige eeuw, nieuwe verbeteringen aan dat grijzenbsp;gedenkstuk maken ; en de . kunstenaars beklagen zichnbsp;^er, dat men door het witten van het gewelf, de sta-
-ocr page 244-tige pracht van het gebouw verminderd heeft. » Een oud gebouw witten , heeft een hunner uitgeroepen, is evennbsp;slecht, als het zwart maken van een modern gebouw.”
Het is zeker dat het stof van Raphael onder den vloer van dezen tempel is geplaatst geworden; en denbsp;grootste der schilders, waarop Italië zich beroemt,nbsp;verdiende voorzeker het meester-gewrocht der eeuwnbsp;van Augustus, tot graf te hebben. Nog niet lang geleden zag men er nog zijn borstbeeld en die van onderscheidene beroemde mannen; doch Pius VII, overwegende, dat als die borstbeelden nog meer vermenigvuldigd werden, de plaats ongevoelig van bestemmingnbsp;veranderen zou en dat zij heilig geworden zijnde, nadat zij onder de keizers profaan was geweest, ondernbsp;de Opperpriesters op nieuw profaan zou worden, deednbsp;al die borstbeelden naar eene der zalen van het paleisnbsp;der bewaarders van Rome overbrengen, en hij steldenbsp;zelf het reglement op, dat voortaan gevolgd moest worden , als de kunstenaars het voortzetten dier belangrijke verzameling mogten behartigen.
Ik ZOU hier mijn brief eindigen, als ik u niet beloofd had, u alle mijne gedachten voor te stellen en u verslag te geven van alle indrukken welke ik ondervind. Ik móet u dus zeggen, lieve Vriend! dat iknbsp;mij nooit naar het Pantheon begeef, zonder aan allesnbsp;te denken wat het Jesus Christus gekost heeft, om zijne Kerk te stichten en de natiën uit de duisternissennbsp;van het heidendom tot het licht van het Evangelie tenbsp;doen overgaan. Als ik vervolgens overweeg, dat er,nbsp;hoewel dit licht de geheele wereld behoort te verlichten , nog volken zijn , die in de schaduwen des doods
-ocr page 245-zitten; en dat er onder diegenen, welke het bereids verlicht heeft, in den schoot van het Christendom,nbsp;nog gevonden worden , die dit licht niet willen begrijpen , en, die uit hoogmoed of uit gehechtheid aannbsp;hunne eigene zinnen, de middelen welke zy tot hetnbsp;bewerken hunner zaligheid ontvangen hadden, tot hunnbsp;verderf keeren; ik zucht over hun lot en ik gevoelnbsp;mij met diepe droefheid vervuld; en eenen terugblik op mij zelve werpende, dank ik den den Heerenbsp;die mij in de zuiverheid van het geloof bewaard heeft gt;nbsp;mij , die onder mijne meesters mannen geteld heb , welke door de dwaling besmet waren. Ik heb mijne broeders nooit willen beoordeelen en gij zult mij nimmernbsp;als godgeleerde, over de oneenigheden hooren spreken,nbsp;Welke de Kerk verscheuren ; doch ik kan niet nalatennbsp;mij zelve deze vraag Ie doen: spraken die mannen jnbsp;die zoo veel bloed hebben doen stroomen, die stichters eener zoogenaamde hervorming, opregt, toen,zij',nbsp;om redenen te hebben, tot hunne scheiding van denbsp;Roomsche Kerk, zoo ver gegaan zijn, dat zij de ver-eering welke wij aan de heiligen bewijzen , voor afgoderij nitkreten, voorgevende dat wij dezelve nietnbsp;konden aanroepen zonder de verdiensten van Jesusnbsp;Christus te beleedigen en zijne hoedanigheid vannbsp;Middelaar te krenken ? Die mannen hebben ook verboden voor de overledenen te bidden. De zinneloozen 1nbsp;Zij hebben niet begrepen, dat zij op die wijze den ge-heimzinnigen kelen verbrekende , waarmede wij aan dennbsp;oenen kant aan de zielen verbonden zijn , die zich innbsp;den Hemel reeds aan het zoetste geluk verzadigen ; ennbsp;den anderen kant aan die zielen , welke in een
-ocr page 246-( 230 ')
zuiveringsoord nog smarten moeten verduren, gelijktijdig aan de eerstgenoemde, een voorwerp van vreugde, aan de andere een middel van verzachting en aan ons,nbsp;die nog op de aarde verkeeren, het geschiktste middelnbsp;ontroofden, dat ons in de beoefening der werken vannbsp;liefde aansporen moet.
Gister trad ik, met deze overdenkingen geheel vervuld, in mijne kamer; de geestelijke werken van Fé-nelon lagen op mijne tafel; ik sloeg er onwillekeurig een deel van open en ik vond juist de plaats, waarnbsp;de schrijver de leer der Kerk op die twee puntennbsp;staaft. Gij zult dit stukje met genoegen lezen; zienbsp;hier hetzelve: » Ik zie uit de geschiedenis dernbsp;Machabeën, dat het bidden voor de overledenen langnbsp;voor Jesus Christus in de synagoge in gebruik was:nbsp;ik zie dat hetzelve door de Christen Kerk, reedsnbsp;van haar zuiverste begin af, is onderhouden geworden.nbsp;Die gebeden kunnen niet te vergeefs, noch op eenenbsp;blinde wijze zijn gedaan geworden. Daar de Kerk denbsp;verzachting van het lijden der geloovigen verzoekt, veronderstelt zij op eene zigtbare wijze, dat zij in eenigenbsp;smart verkeeren, welke door hare voorspraak geleenigdnbsp;kan worden. Het is, zegt de H. Augustinus, omdatnbsp;er Christenen zijn, die niet slecht genoeg geleefd hebben om van hel rijk der Hemelen uitgesloten te worden en niet goed genoeg om hetzelve aanstonds binnennbsp;te gaan, wijl niets met den minsten smet den ffemelnbsp;ingaat; zij moeten voor zekere zonden boeten , welkenbsp;den dood niet ten gevolge hebben. Die smartelijke terughouding van hun geluk is eene zuivering, waardoornbsp;zij, even als door hel vuur ^ gaan. De Kerk heeft im-
-ocr page 247-mer geloofd dat hare gebeden tot hunne verzachting en ter bevordering van hunne rust konden bijdragen. Kannbsp;men aan de bruid van den Zoon Gods, weigeren , zichnbsp;met haar in zulk een godvruchtig verzoek te vereenigen.
» De Kerk verzoekt ons, om onze broeders die bereids in den Hemel zijn, even als zij, die nog op aarde leven, te smeeken, dat zij voor ons bidden mogen,nbsp;door Jesus Christus onzen gemeenschappelijken en eenigennbsp;Middelaar. God zelf, die onmiddellijk aan de vijandennbsp;van Job, hunne vergiffenis op hun onmiddellijk verzoeknbsp;kon verleenen , legde hun op, om dezelve, door de tus-schenkomst van Job, dien zij veroordeeld hadden, afnbsp;te smeeken. Op die wijze verleent ons God, ten gunstenbsp;van de zuivere gebeden der heiligen die zijne vriendennbsp;zijn, wat Hij ons misschien niet op onze enkele gebeden, die zijner minder waardig zijn, verleenen zou.nbsp;Als wij onzen eenigen Middelaar niet beleedlgen, doornbsp;de gebeden van zondige menschen, die nog aan denbsp;bekoringen van den pelgrims-togt blootgesteld zijn , tenbsp;veerzoeken , met hoe veel te meer reden moeten wijnbsp;dan niet onze gebeden vereenigen, met die der Kerk,nbsp;om den bijstand van de Moeder Gods en van de andere heiligen, welke God van aangezigt tot aangezigtnbsp;zien en die in zijnen schoot nooit meer zondigen kunnen,nbsp;te verzoeken ?
» De Kerk heeft, van de eerste tijden af de graven der martelaren geëerd, op welke zij hunnen zegepraalnbsp;bezingt en het bloed des Lams, waarvoor zij het hunnenbsp;geplengd hadden, ging ten offer brengen; zij bewaardenbsp;hunne overblijfsels als een kostbaren schat; en de overblijfselen werkten ontelbare wonderen uit, gelijk de
-ocr page 248-( 232 )
oude vaders ons dit verhalen. Kan men het bijgeloof vreezen, als men door zulk eenen zuiveren eeredienst,nbsp;de verlichtste oudheid navolgt?
» Het is waar, de Schriftuur heeft gezegd: Gij %ult geene gesnedene heelden maken; doch zg laat ernbsp;onmiddellijk op volgen, om ze te dienen, dat is, omnbsp;dezelve te aanbidden. Overigens waren er beelden innbsp;den tempel en zelfs op de ark des verbonds, Godnbsp;verhoede, dat wij de beelden als godheden zouden aanbidden ! Wij dienen ze niet; integendeel, zij dienennbsp;ons. Het zijn slechts eenvoudige voorstellingen van denbsp;wondervolle visioenen der Schriftuur, van de handelingen van Jesus Christus en van de heiligen. Als zijnbsp;beschadigd of onbetamelijk zijn, dan breken wij dezelve zonder gewetens-bezwaar. De beelden onderrigtennbsp;de onwetenden en treffen de geleerdsten ; zij stellen alsnbsp;het ware de geheimen der zaligheid voor onze oogen.nbsp;Waarom zouden wij weigeren, ons in zulk eene oude,nbsp;zuivere, van alle afgoderij zoo verwijderde en van denbsp;volks-bijgeloovigheden, die men poogt er van te verwijderen , zoo bevrijde en eindelgk ter voeding van denbsp;godsvrucht der geloovigen, zpo geschikte handeling,nbsp;met de kerk te vereenigen?”
Dezelfde waarheden worden met nog meer kracht aangetoond in een klein werkje van Bossuet, hetwelknbsp;ten titel voert: oor stelling van de leer der Catholykenbsp;Kerk, over de grondstoffen tot controvers. Er isnbsp;geen gebrek aan goede boeken ; maar zijn er wel veelnbsp;blinden, welke even als die van Jericho roepen: Heer!nbsp;geef, dat ik zie?
Vaarwel, lieve Charles!
( 233 )
Rome, 23 Maart 1838.
Het colyseum, dat gebouw, welks weidsche pracht de pyramiden van Egypte, den tempel van Ephesennbsp;en de andere wereldwonderen overtrof, is een onmetelijk amphitheater , dat bestemd was voor den worstelstrijd der gladiators, en dat dikwerf met het bloednbsp;der Christenen besproeid werd. Keizer Vespasianusnbsp;bouwde hetzelve in het jaar 71 na Jesus Christus, nagenoeg in het midden van Rome, op de plaats waarnbsp;zich de vijvers van Nero bevonden; hij deed er twaalfnbsp;duizend Joden, die hij uit Jerusalem aangevoerd had,nbsp;aan arbeiden terwijl hij er tien millioenen kroonen aannbsp;besteedde. Titus, zijn zoon, voltooide hetzelve en wijddenbsp;het in. Die inwijdingen waren verschillend, naar gelang van de bestemming der gebouwen die er het voorwerp van waren ; de inwijding van eenen schouwburgnbsp;had met eene tooneel-vertooning plaats; die van denbsp;renperken door eenen wed-ren met wagens; die dernbsp;spiegelgevechten, door gevechten op het water; ennbsp;die der amphitheaters, door de spelen der gladiators ennbsp;door jagten van wilde beesten. Bij laatstgenoemde,nbsp;deed Titus vijf duizend van zulke dieren verschijnen,nbsp;Welke alle gedood werden. De spelen duurden honderd dagen voort.
De vorm van het colyseum is langwerpig rond en lieeft eeue lengte van vijf honderd een en tachtig voe-
-ocr page 250-ten, vier honderd een en tachtig voet in de breedte eiï duizend zes honderd en tachtig voet in omtrek. Men verzekert dat het zeven en tachtig duizend zittende ennbsp;twintig duizend staande toeschouwers bevatten kon.nbsp;Hoewel het zeer beschadigd is, zien wij evenwel uitnbsp;hetgene ons nog is overgebleven, dat alle voorzorgennbsp;genomen waren om aan dit werk eene eeuwige duurzaamheid te verschaffen; ook zeiden de Romeinen bijnbsp;wijze van spreekwoord, dat, als het colyseum viel,nbsp;Rome met hetzelve vallen zou, en als Rome viel, datnbsp;dan de geheele wereld zou inslorten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;
Dit gedenkstuk bestond in het begin der zesde eeuw, nog in zijne geheele schoonheid; doch in 546 wildennbsp;de barbaren, die Rome overstroomden, het metaalnbsp;waarmede de steenen aan elkander verbonden waren,nbsp;wegnemen en zij waren dus de eersten die het beschadigden. Dit voorbeeld werd maar al te vaak gevolgd;nbsp;en, terwgl de Pausen te Avignon vertoefden, dedennbsp;vermogende personen een gedeelte van hetzelve afbreken , terwijl zij de bouwstoffen bezigden tot het doennbsp;bouwen van prachtige paleizen voor minder kosten.nbsp;Op die wijze, zegt men, is het paleis van Farnese ennbsp;het paleis Barbarini gebouwd ; en ten opzigte van laatst'nbsp;genoemde, veroorloofde zich in der tijd, een schrander vernuft te zeggen: » De Barbarini’s hebben efnbsp;meer van gemaakt dan de barbaren,” Pausen zelven,nbsp;hebben in onwetende tijden , de hand aan dit gedenkstuk geslagen en Paulus 11, Petrus Barbe een Veneliër,nbsp;ontleende van hetzelve alle steenen die hij tot hetnbsp;bouwen van het paleis van Venetië noodig had.
Dit amphitheater werd diensvolgens niet anders be-
-ocr page 251-schouwd, dan ah eene steengroeve en het zou geheel aan de roofzucht van ondernemers vervallen zijn, zoo niet Cle-niens X, den oorsprong en het gebruik van hetzelve overwegende , besloot om het voor den Godsdienst en voornbsp;de kunsten te behouden. Met dat oogmerk deed hijnbsp;rondom het strijdperk veertien ongedekte altaren, ternbsp;gedachtenis aan de geheimen van het lijden en in hetnbsp;midden eene kapel oprigten , die aan onze Lieve Vrouwnbsp;van Barmhartigheid, werd toegewijd. In vervolg vannbsp;tijd verrijkte Benedictus XIV, het werk van Clemens X,nbsp;met eenige sieraden en verleende aflaten aan hen die ernbsp;de oefeningen van den kruisweg, mogten komen verrigten.
Van dat oogenblik af, veranderde alles, het colyseum werd geëerbiedigd en men heeft het niet in ’t minstenbsp;meer beschadigd. Te dezen opzigte had ik willennbsp;uitroepen. » O bewonderenswaardige magt van hetnbsp;kruis!” doch ik herinnerde mg, dat het Rome reedsnbsp;tegen de woede van Attila gespaard had en ik verwonderde mij niet meer, dat het later over de eischen dernbsp;hebzucht gezegevierd heeft en een gedenkstuk heeftnbsp;gespaard, dat zelfs in den toestand waarin het is ge-bragt, meer dan eenig ander geschikt is, om een grootnbsp;denkbeeld van de magt der Romeinen te geven. Ja,nbsp;beste Vriend! als het kruis niet in dit strijdperk wasnbsp;geplaatst geworden, zou er thans. geen steen van hetnbsp;colyseum meer zijn overgebleven en de verbaasde reiziger zou vragen waar het gestaan had. Het oprigtennbsp;van altaren op deze plaats was derhalve een bewijs vannbsp;geest en het was zelfs een verheven denkbeeld. Ik voegnbsp;er bij dat het zelfs eene verpligting was: het bloed dernbsp;eerste Christenen heeft met groote stroomen in dit
-ocr page 252-( 236 )
strijdperk gevloeid, zij zijn bij duizenden omgekomenv niet strijdende even als die gladiators, welke zich beroepshalve den dood wijdden, maar weerloos overgeleverd aan wilde dieren, welke met groote kosten, uitnbsp;de brandende zandwoestijnen van Afrika herwaarts warennbsp;gebragt. Gedurende drie eeuwen werden de moorde-rijen dagelijks vernieuwd, O! als een Christen hetnbsp;colyseum ingaat, dan moet hij de muren van hetzelvenbsp;kussen en tot zich zelven zeggen, wat eertijds de Engelnbsp;op den berg Horeb , tot Mozes zeide: » Ontbind hetnbsp;schoeisel uwer voeten, want de aarde, waarop gij staat,nbsp;is eene heilige aarde.” Inderdaad, het bloed van onzenbsp;broeders, van onze voorvaderen in het geloof, heeftnbsp;deze plaats beproeid; overdekt met pik en harst,nbsp;brandden zij er levendig als flambouwen, om de Ro-meinsche dames te verlichten , of, men wierp die moedige martelaren ook voor de bloeddorstige dieren en hetnbsp;verzamelde volk verlustigde zich aan hunne folteringen.
Het was ongetwijfeld veel, dat men het colyseum gespaard had tegen den beukhamer der barbaarschheidnbsp;en de roofzucht der begeerlijkheid; doch men moestnbsp;de vernielingen van den tijd nog herstellen en hieraannbsp;werkte de eerbiedwaardige Pius VII aanhoudend voort,nbsp;toen hij uit zijne staten weggerukt werd. Onder helnbsp;keizerlijk gouvernement, werd deze arbeid niet afgebroken ; de Franschen, die gehoorzame werktuigennbsp;der Voorzienigheid waren, zuiverden het strijdperk datnbsp;half met puin bedekt was; en, sedert hun vertreknbsp;hebben de Pausen, zich met de uitwendige gedeeltennbsp;die met instorting dreigden, onledig gehouden. Opnbsp;die wijze zullen, dank hebbe de ijver van een herstel'
-ocr page 253-( 237 nbsp;nbsp;nbsp;)
lend gouvernement, de toekomstige eeuwen, even alg wij , zich aan dit gedenkstuk kunnen vergasten , dat,nbsp;aan den eenen kant volgens de opmerking van eenennbsp;reiziger, voldoende bewaard is, opdat de verbeeldingnbsp;het gemakkelijk in zijn geheel kunne herstellen; ennbsp;van den anderen kant, vertoont het, bijna verwoest,nbsp;aan het gezigt een der schoonste bouwvallen die ergensnbsp;bestaan.
Een arme Franciscaan komt alle Vrijdagen in het co-lyseum, en daar, waar de priesters van Jupiter‘de wierook tot hunnen afgod opzwaaiden, leert hij hetnbsp;volk het lijden des Zaligmakers overwegen. Denk niet,nbsp;lieve Vriend! dat hij, om zijne toehoorders te treffen,nbsp;eene groote welsprekendheid noodig heeft. De dadennbsp;overtuigen beter dan de woorden ; en hij behoeft omnbsp;de tranen te- doen vloeijen , hun slechts de namen dernbsp;Christenen te herinneren welke op dit afgesloten pleinnbsp;geslagtofferd zijn. Bij het hooren dier innig vereerdenbsp;'hamen, worden de versteendste harten vermurwd, denbsp;beneveling van het geloof verdwijnt en zij maken hetnbsp;raste voornemen om zich naauwgezet te gedragen, naarnbsp;de voorbeelden welke gegeven zijn.
De kalender dier heilige martelaren is te zien op de deur dier kapel van Onze Lieve Vrouw en onder hunnbsp;onderscheidt men den H. Ignatius, bisschop van Anti-ochië, die in het jaar 107 na Jesus Christus, ondernbsp;keizer Trajanus , voor de bloeddorstige beesten geworpen werd ; want, ofschoon het destijds verboden wasnbsp;de Christenen op te sporen, liet men toch niet na,nbsp;hon ter dood te veroordeelen als zij aangeklaagd werden.
Ik weet niet, dierbare Vriend J of gij het leven van
-ocr page 254-dien edelmoedigen martelaar kent; wat mij betreft, ik heb het op de plaats zelve, waar hij zijn olfer heeftnbsp;Tolbragt, willen herzeggen , en, gister morgen , mijnbsp;naar het Colyseum begeven hebbende, las ik er hetnbsp;volgende:
» De H. Ignatius, bijgenaamd Theophorus of God-drager, was een leerling van den H. Joannes den E-vangelist. Hij werd na den dood van den H. Evo-dius, op den zetel van Antiochië verheven. Gedurende de veertig jaren, tijdens welke hij zijne kerk bestuurde,nbsp;gaf hij het voorbeeld van alle bisschoppelijke deugden.nbsp;Daar den vrede door den dood van keizer Domitianus,nbsp;aan de Christenen geschonken was, verheugde Theophorus zich daarin voor het welzijn der geloovigen;nbsp;doch hij bedroefde zich gelijktijdig, dat hij niet waardig geoordeeld was, om voor den Heer te lijden. Onder keizer Trajanus ontvlamde de vervolging op nieuwnbsp;in eenige provinciën. Toen die vorst zich te Antiochiënbsp;bevond, wilde hij den roem zijner góden , aan welkenbsp;hij de overwinning toeschreef, die hij op de Scythennbsp;behaald had, verbreiden en hij vorderde dat de Christenen die góden zouden aanbidden , op straffe van ternbsp;dood te worden veroordeeld.
» De heilige bisschop werd voor zijne vierschaar gevoerd. » Gij zijt het derhalve, sprak de keizer tot » hem, gij zijt het dus, ondeugende duivel, -die mij'nbsp;» ne bevelen durft overtreden , en de anderen durftnbsp;» aanspooren tot het ondergaan van eenen ellendigequot;nbsp;» dood ? — Niemand noemt Theophorus een’ ondeug®quot;quot;nbsp;» den duivel. — En wie is Theophorus ? — Hij»
» dat wij de góden, die ons helpen in het overwin-» nen onzer vijanden, niet in het hart dragen ? —. » Het is eene dwaling, de duivels welke gij aanbidt,nbsp;» góden te noemen; want er is slechts één God, diénbsp;» Hemel en aarde en alles wat zij bevatten, gemaaktnbsp;» heeft en één Jesus Christus, zijn eenigen Zoon, innbsp;» wiens rijk ik vurig verlang, toegelaten te worden.nbsp;» — Gij wilt ongetwijfelt van Hem spreken, die ondernbsp;» Pontius Pilatus gekruisigd is? — Hij is het zelf, dienbsp;» door zijn dood de zonde met den oorsprong der zondenbsp;» gekruisigd heeft; die heeft gezegevierd over de boos-» heid der duivelen, en hen onder de voeten dergenennbsp;» geworpen heeft, die Hem in hun hart dragen. — Gijnbsp;» draagt derhalve Christus in u? — Ja, want er staatnbsp;» geschreven: Ik aal in hen wonen en ik zal innbsp;» hen rusten,quot;
» Trajanus was vertoornd over de standvastigheid Waarmede hij zijn geloof beleden had en hij sprak hetnbsp;volgende vonnis uit: » Wij bevelen dat Ignatius, dienbsp;» zegt dat hij den Gekruisigde in zijn hart draagt,nbsp;» gebonden en naar Rome overgevoerd worde, om ernbsp;» door de beesten verslonden te worden en aan hetnbsp;» volk tot schouwspel te dienen. — Heer! riep denbsp;» martelaar uit, ik dank U, dat Gij mij eene vol-» maakte liefde voor ü geschonken hebt en dat Gijnbsp;» mij vergunt, dat ik nog even als uw apostel Pau-» lus in boeijen geklonken worde.” Deze woordennbsp;gesproken hebbende, legde hij zelf zijne ketenen aan ,nbsp;bad voor zijne kerk, beval haar met tranen Gode aannbsp;cn gaf zich aan de soldaten over, die hem naar Romenbsp;hoesten brengen.
-ocr page 256-( 240 )
» Toen hij te Seuleuclë aangekomen was, plaatste men hem op een schip , dat langs de kusten van Klein-Azië stevenen moest. Men koos vervolgens een anderen weg, die de reis veel vertraagde. Ignatius werdnbsp;dag en nacht, zoo wel te water als te land, door tiennbsp;soldaten bewaakt, welke hij met den naam van luipaarden bestempelde, uit hoofde hunner wreedheid ennbsp;wijl zijn geduld en zijne zachtzinnigheid hen slechtsnbsp;hoe langer zoo meer verbitterde. Ondanks de waakzaamheid zijner wachters, vond hij immer het middelnbsp;om de. kerken der steden, door welke hij toog , in hetnbsp;geloof te bevestigen, In de onderriglingen welke hijnbsp;haar gaf, drong hij voornamelijk op de noodzakelijkheid aan, om de ketterijen te ontvlugten en zich onwrikbaar aan de overlevering der apostelen te hechten. Alle geloovigen der omstreken, door welke hijnbsp;trok, snelden toe om hem den bijstand dien hij mogtnbsp;behoeven aan te bieden. De kerken van Azië vaardigden bisschoppen en priesters naar hem af en gelasttennbsp;onderscheidene geloovigen, om hem gedurende hetnbsp;overige der reis te verzeilen; hetgeen den heiligenbsp;deed zeggen , dat hij onderscheidene kerken met zichnbsp;had. Alle waren met grooten troost vervuld , toen zijnbsp;hem tot zulk eene hooge mate van liefde , het lijdennbsp;zagen verduren.
» De H. Ignatius, die het vermogen der heiligen bij God kende, was bevreesd dat men zijne bevrijdingnbsp;vragen en verwerven zou. Hij smeekte de geloovigen,nbsp;hunne gebeden met de zijne te vereenigen, opdat denbsp;Heer hem de genade mogt toestaan , om door de beesten verscheurd te worden en op die wijze naar Jesus
-ocr page 257-( 241 nbsp;nbsp;nbsp;)
( 241 nbsp;nbsp;nbsp;)
IS
liefde ontgloeid hart.
Christus te gaan. Met dat oogmerk schreef hij nog Tan Smyrna aan de Christenen te Rome, die voor hetnnbsp;genade hadden kunnen vragen en hem de kroon vannbsp;het martelaarschap hadden kunnen ontrooven , als denbsp;beesten hem op eene wondervolle wijze sparen mog-ten , zoo als zij reeds andere martelaars hadden gespaard. Die brief , die misschien eenig in zijne soortnbsp;is de uitdrukking van een , door de vurigste
Zie hier eenige trekken uit denzelven :
» Gij kunt mij geen grooter bewijs van uwe teeder-heid geven, dan door mij zelve Gode te laten slagtof-feren , terwijl het altaar toebereid is. De eenige gunst die ik u verzoek, is, dat gij een danklied aan Godnbsp;den Vader zingt, wijl Hij door de verdiensten van Jesus Christus, den bisschep van Syrië naar het Westennbsp;heeft doen komen , ten einde hem in den schoot dernbsp;glorie op te nemen. Laat u niet tot een valsch medelijden met mij wegsleepen. Gedoogt, dat ik het aasnbsp;der wilde beesten worde, opdat ik God kunne» genieten. Ik ben het graan van God , en ik moet door denbsp;tanden der beesten gemalen worden , om een rein broodnbsp;voor Jesus Christus te kunnen wezen. Prikkelt lievernbsp;de dieren aan, opdat zij mijn graf worden en nietsnbsp;van mijn ligchaam overlaten.... Bidt den Heer voornbsp;mij , opdat ik een slagtoffer van God zij ... . Als iknbsp;lijdde, zal ik de bevrijdde van Jesus Christus wezen ennbsp;Hij zal mij in eene volmaakte vrijheid opwekken ....nbsp;Mogten die beesten mij aanstonds in stukken rijten. Iknbsp;zal hen tergen opdat ze mij spoedig verslinden en
16
-ocr page 258-( 242 )
dat het met mij niet ga, zoo als met eenigen die zij niet hebben durven aanraken. Als zij niet willen , dannbsp;zal ik er hen toe dwingen... Ik verlang slechts hetnbsp;aeluk om met Jesus Christus vereenigd te wezen. Ja ,nbsp;aangezien ik Jesus Christus geuieten zal, vrees ik nochnbsp;het staal, noch het kruis, noch de beesten, noch denbsp;afscheiding mijner gebeenten , noch de verdeeling mijner ledematen, noch de vernietiging van mijn ligchaam ,nbsp;noch alle folteringen, welke de woede des duivelsnbsp;uitvinden kan.
» Toen het gerucht zich verspreid had, dat de H. Ignatius op bet punt was, van te Rome aan te komen,nbsp;gingen de Christenen dier stad hem te gemoet, wen-schende dat het volk zijne genade verwerven mogt.nbsp;Toen de martelaar door een bovennatuurlijk licht zagnbsp;wat er in hunne harten omging, smeekte hij hen nognbsp;dringender dan hij zulks bereids in zijnen brief gedaan had , van zich toch niet tegen zijn geluk te verzetten. Hij wierp zich vervolgens met zijne broedersnbsp;op de knieën neder om den Zoon Gods te smeeken ,nbsp;zich over zijne Kerk te ontfermen, de. vervolging tenbsp;doen eindigen en de liefde onder de geloovigen te bewaren.
» Hij kwam op den 20 December te Rome aan en werd naar hel amphitheater gebragt. Twee leeuwennbsp;vielen op hem aan en verslonden hem in een oogen-blik , zonder iels van zijn ligchaam dan de grootste ennbsp;hardste zijner gebeenten over te laten.”
Hier viel mij het boek uil de hand; ik meende bet geschreeuw der toeschouwers te hooren, op hetnbsp;der leeuwen die elkander de ledematen van den H.
Ignatius betwistten en ik vroeg mij zelve met schrik af, met wxlke dolzinnigheid dat volk, dat met welbehagen het menschenbloed zag stroomen, bezield was:nbsp;dat volk , dat nimmer meer tevreden was, dan als hetnbsp;van die afgrijsselijke tooneelen terugkeerde en dat desnbsp;niet te min , door eene vreemdsoortige verachting aannbsp;de andere volken, den naam van barbaren gaf. Vervolgens mijne oogen op de statiën van den kruisweg werpende, die op de plaats zelve is opgerigt, waar zoonbsp;Veel bloed is vergoten geworden, overwoog ik wal onze Heer geleden heeft en ik zag in zijne aanbiddelijkenbsp;Wonden , de bron, waaruit de martelaren hunne krachtnbsp;en hunne standvastigheid hebben geput.
Men zegt, dat gladiators op zekeren dag , aan eenen keizer zeiden, terwijl zij hem voorbij gingen: Cesar,nbsp;zij die gaan sterven, groeten u. Ccesar, morituri tenbsp;salutant. Wat beteekenden die woorden? De zinne-loozen ! Zouden zij er zich eene eer uit gemaakt hebben om met hunne laatste stuiptrekkingen , de wreedenbsp;Werkeloosheid van eenen dwingeland te vermaken? Denbsp;toestand der martelaren was hiervan zeer verschillende:nbsp;hij hel ingaan van het amphitheater zeiden ze ook:nbsp;Zij die gaan sterven, groeten u : Morituri te salutant;nbsp;doch zij zegden dit aan eenen God , aan eenen God , dienbsp;die voor onze zaligheid gestorven is; en gelijktijdig denbsp;lt;gt;ogen hemelwaarts wendende, zagen zij even als Stephanos , den schoot der glorie, zij spoedden zich innbsp;den geest naar dat onvergankelijk vaderland, waarnanbsp;zoo sterk verlangd hadden en lieten aan de beulen,nbsp;quot;'Iels, dan een gevoelloos ligchaam achter.
De Kerk wordt niet meer door het bloed der mar-
-ocr page 260-( 244 )
lelaren besproeid, wij hebben geene vervolgingen meer te duchten, maar hebben wij geene vijanden meer tenbsp;overwinnen? In mij zelve het antwoord op deze vraagnbsp;vindende, wierp ik mij aan den voet van het kruis neder , ik aanbad den Zaligmaker der wereld , en keerdenbsp;stil en ingekeerd naar het klooster terug,
Vaarwel, geliefde Vriend 1
-ocr page 261-( nbsp;nbsp;nbsp;245nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
Rome, 31 Mmrl 1838.
De opmerking welke men over het colyseum heeft gemaakt, zal ik volgaarne op geheel Rome toepassen.nbsp;Ja, waarde Vriend 1 hoedanig ook de veranderingennbsp;zijn mogen, welke de opvolging der eeuwen, deze stadnbsp;heeft doen ondergaan, kan de verbeelding dezelve tochnbsp;herbouwen; en als de reiziger die haar bezoekt, bijnbsp;het licht van den fakkel die de geschiedenis hem aanbiedt, voortwandelt, geniet hij gelijktijdig het bestaandenbsp;Rome en het Rome dat niet meer aanwezig is. Inderdaad ,nbsp;hoe zou hij den tusschentijd ontwaren, die dezelve vannbsp;elkander scheidt, als alles voor zijne oogen die beroemde mannen doet herleven, met welke hij zich reeds,nbsp;van zijne kindschheid af, gemeenzaam heeft gemaakt;nbsp;en bij gemis aan huryie afbeeldingen, verschijnen hunnenbsp;schimmen voor zijnen geest en wekken nog zoo velenbsp;herinneringen op. Ik begaf mij gister naar het paleisnbsp;Spada en ik zag er het beeld van Pompejus, dat beeldnbsp;aan welks voet Cesar, door drie en twintig steken gewond , neêrzeeg, terwijl hij met een gedeelte van zijnnbsp;kleed , zijn hoofd , bedekte. Pompejus was ook doornbsp;het staal eens moordenaars bezweken, en, op het ge-zigt van zijn hoofd, had Cesar de oogen afgewend,nbsp;terwijl hij dengenen die het hem bragt, deed heengaan.nbsp;Alen zegt zelfs dat dit noodlottige beeld van de wisselvalligheid der menschelijke zaken, hem eenige tranen
-ocr page 262-{ 246 )
afperste ; intusschen maakte hij zich die verschrikke-Jijke ]es niet ten nutte en dé overwinnaar onderging hetzelfde lot als de overwonnene.
Welke beweegreden wapende die beide beroemde mededingers, en verstoorde den vrede die tusschen hun scheen te heerschen? Als wij de geschiedschrijvers en denbsp;dichters kunnen gelooven, dan was het de naijver dernbsp;glorie. Luister naar Lucanus:
Pompejus ziet misnoegt zijn vroegre heldendaên Door grootere daden schier geheel verloren gaan»
*T verwonnen Gallië durft stout zich veel vermeten.
Zelfs den veroveraar van Azië vergeten;
En voor den grooten held, voor wien’t zich eindlijkboog. Acht nu de Galliër de tweede plaats te hoog.
Uit al het eischen wordt in ’t eind de krijg geboren ; Deez wil niet van : gelijk, die niet van: meester hooren.nbsp;Dat dan het zwaard beslisse........
Het is zeker, dat de hartstogten der grooten vaak den oorlogs-brand hebben doen ontvlammen; dochnbsp;menigwerf heeft God ook die hartstogten ter vervullingnbsp;van zijne oogmerken doen strekken, en , hoedanig denbsp;verwaten hoogmoed der veroveraars ook zij, ze zijnnbsp;nooit meer dan de dienaren en de brooze werktuigennbsp;van de eeuwige raadsbesluiten. Sla de geschiedenis opennbsp;en gij zult zien , dat Hij zich van de Babyloniërs heeft bediend, omzijn volk te tuchtigen; vau de Perzen om hel tenbsp;herstellen; van Alexander om het te beschermen ; vannbsp;de Romeinen om het tegen de Syrische vorsten , dienbsp;het onder het juk der slavernij wilden krommen , tenbsp;verdedigen; en toen dat volk Hem gekruisigd had,nbsp;leenden diezelfde Romeinen, zonder er aan te denken,nbsp;toen niet hunne handen aan de goddelijke wraak?
-ocr page 263-Die daadzaken zijn tegenwoordig zeer goed bekend, doch de lijd moest ons de ware reden daarvan ontsluijeren ;nbsp;en, in afwachting daarvan, hebben de schrijvers aannbsp;zuiver menschelijke middelen, de revolutiën toegeschreven, welke in de raadsbesluiten der Voorzienigheid vast-gesteld waren; wat mij betreft, dierbare Vriend] alsnbsp;ik van den eenen kant overweeg, dat de overwinningnbsp;van Pharsale een einde aan het gemeenebest maakte ;nbsp;van den anderen kant, dat de nieuwe vorm van gouvernement , gunstig voor de vestiging van het Christendom wezen moest; overtuigd zijnde, dat God alles,nbsp;ten zegepraal zijner Kerk bestuurt, dan schroom iknbsp;niet te verzekeren , dat Cesar, zoowel als Cyrus,nbsp;zoowel als Alexander, een werktuig geweest is, waarvan het Gode behaagd heeft, zich te bedienen , totnbsp;het openen van den weg aan het Evangelie en lot hetnbsp;onderwerpen der volken aan dezelfde wet. » Daar God,nbsp;zegt ons Bossuet, besloten had om zich uit alle natiënnbsp;een nieuw volk te vormen , heeft Hij aanvankelijk denbsp;landen en zeeën onder dezelfde heerschappij vereenigd.nbsp;Het verkeer van zoo vele verscheidene volkpn , die,nbsp;voorheen aan elkander vreemd waren en die vervolgensnbsp;onder de Romeinsche heerschappij waren vereenigd,nbsp;is een der krachtdadigste middelen geweest, waarvannbsp;de Voorzienigheid, zich ter uitbreiding van het Evangelie heeft bediend. Hoewel hetzelfde Romeinsche rijknbsp;gedurende drie honderd jaren , het nieuwe volk, datnbsp;van alle zijden in zijnen boezem geboren werd, vervolgd heeft, heeft die vervolging noglans de Christenkerk bevestigd. Zij heeft haren luister met haar geloof en met haar geduld doen uilblinken. Eindelijk
-ocr page 264-( nbsp;nbsp;nbsp;248 )
Jieefl het Romeinsche rijk moeten zwichten : en iets onoverWinnelijkers dan het zelf was, gevonden hebbende, heeft het vreedzaam die Kerk, tegen welke hetnbsp;eenen zoo langdurigen en zoo wreeden oorlog gevoerdnbsp;had, in deszelfs midden ontvangen. De keizers hebbennbsp;hun gezag aangewend om de Kerk te doen gehoorzamen en Rome is het hoofd geworden van het geestelijke rijk, dat Jesus Christus over de geheele aarde heeftnbsp;willen uitbreiden,
» Toen de tijd gekomen was, waarin de Romeinsche magt vallen moest, en waarin dit groote rijk, dat zich vruchteloos de eeuwigheid had toegezegd, denbsp;lots-bestemming van alle andere rijken ondergaan moest,nbsp;heeft Rome, de prooi der barbaren geworden zijnde,nbsp;door den Godsdienst zijne oude majesteit behouden.
» Intusschen kostte het Rome, dat grys geworden was in den eeredienst der afgoden, buitengewonenbsp;moeite , om er zich , zelfs onder de Christen keizersnbsp;van te ontdoen; en de senaat maakte zich eene eernbsp;uit het verdedigen der góden van Romulus, waaraannbsp;hij alle de overwinningen van het oude gemeenebestnbsp;toeschreef. De keizers werden vermoeid door de be-zendingen van dat groote ligchaam , die de herstellingnbsp;van zijne afgoden verzochten en dat geloofde, dat hetnbsp;verbeteren van Rome van zijne oude bijgeloovigheden,nbsp;een smaad was, die aan den Romeinschen naam werdnbsp;aangedaan. Dus kon dat genootschap, hetwelk wasnbsp;zamengesteld uit alles wat Rome groots bezat, ennbsp;eene ontelbare menigte van volk, waaronder zich bijnanbsp;al de vermogendste burgers van Rome bevonden, nietnbsp;uit hunne dwalingen getrokken worden , noch door de
-ocr page 265-prediking van het Evangelie, noch door eene zigt-bare vervulling van de oude voorzeggingen, noch door de bekeering van bijna geheel het overige des rijks,nbsp;noch eindelijk, door die der vorsten, waarvan alle dekreten het Christendom wettigden. Integendeel, zijnbsp;gingen voort met de Kerk van Jesus Christus metnbsp;smaad te overladen , die zij nog, naar het voorbeeldnbsp;hunner vaderen, van alle onheilen des keizerrijks beschuldigden ; zij waren immer gereed om de oude vervolgingen te vernieuwen , als zij niet door de keizersnbsp;onderdrukt waren geworden. Zoo stonden de zakennbsp;nog in de vierde eeuw der Kerk en honderd jarennbsp;na Constantinus, toen God zich eindelijk wreekte overnbsp;zoo vele bloedige dekreten van den senaat, tegen denbsp;geloovigen en gelijktijdig over het woedend geschreeuw ,nbsp;waarmede het Romeinsche, naar het bloed der Christenen dorstende volk , zoo vaak het amphitheater hadnbsp;doen weêrgalmen. Hij leverde derhalve die, zoo alsnbsp;de H. Joannes zegt, van het bloed der martelarennbsp;dronkene stad, aan de barbaren over. God vernieuwde over haar de verschrikkelijke tuchtigingen welkenbsp;Hij over Babylonië had uitgeoefend. Dit nieuwe Babel,nbsp;de navolger van het oude , even als hetzelve doornbsp;zijne overwinningen opgeblazen, zegevierende in des-zelfs lusten en in zijne rij kommen, en vervolger vannbsp;het volk Gods, deed even als het eerstgenoemde eennbsp;grooten val en de H. Joannes bezingt zijn’ ondergang.nbsp;De pralende roem van deszelfs veroveringen , die hetnbsp;aan zijne góden toeschreef, werd aan hetzelve ontnomen : het wordt de prooi van de barbaren, drie ofnbsp;''ier malen ingenomen, geplunderd , uitgeroofd en ver-
-ocr page 266-woest. Het zwaard der barbaren spaarde slechts de Christenen. Een ander geheel Christen Rome ontlook uit de puinen van het eerste en het was eerst na de over-strooming der barbaren , dat de zegepraal van Jesusnbsp;Christus over de Romeinsche góden , die men niet alleen vernietigd , maar vergeten ziet, geheel voltooidnbsp;werd.”
Deze aanhaling is wat lang , doch zij is te schoon , dan dat ik er u verschooning voor vragen zou. Herleesnbsp;haar, lieve Vriend! merk wel op, dat de senaat,nbsp;zelfs na de bekeering van Constantinus, nog aan denbsp;góden van Romulus gehecht bleef en gij zult bekennen ,nbsp;dat, zonder een volstrekt gezag , de worstelstrijd vannbsp;het stervende heidendom, veel langer geweest zou zijn.nbsp;Het was derhalve voor het Christendom van belang,nbsp;dat het gemeenebest vernietigd werd , en dat de keizers, de natiën gewennende om slechts een meesternbsp;te erkennen, dezelve voorbereidden tol het insgelijksnbsp;aanbidden van slechts eenen God. Petrus had zijn zetelnbsp;in hunne hoofdstad, hij heeft er Op volgers en het isnbsp;van hunnen stoel, dat het licht van het Evangelienbsp;uitgaat en Rome werd toen werkelijk de eeuwige stad.
Wij hebben zoo even gezien, dat God tegen Rome vertoornd , hetzelve viermalen aan de barbaren overleverde, opdat het geplunderd, uitgemoord en vernieldnbsp;zou Worden. Ik zal trachten u, in mijnen eerstvol-genden brief , eenige bijzonderheden , over die gebeurtenissen mede te deelen. Mijn verhaal zal eindigen,nbsp;met u de oordeelen Gods over die stad te ontdekkennbsp;en het zal u gelijktijdig doen zien, welken dank zijnbsp;aan de Opperpriesters verschuldigd is. Ik zal eenige
-ocr page 267-( nbsp;nbsp;nbsp;251nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
nasporingen desaangaande moeten doen; gun mij , dat ik, alvorens er mij aan over te geven, tot het paleisnbsp;van Spada terugkeere , waarvan ik voorzeker verre afgeweken ben en u nog een woord over het standbeeldnbsp;van Pompejus zegge.
Op het plein van dat paleis , ziet men onderscheidene bas-reliefs, waarvan sommigen aan de profane oudheid en andere aan de eerste tijden van het Christendom toebehooren. Er zijn eenige oude gedenkstukkennbsp;aanwezig; doeh dat, hetwelk aller aandacht trekt, isnbsp;het standbeeld van Pompejus, het eenige dat men tenbsp;Rome vindt en hetzelfde , verzekert men, zoo als iknbsp;bereids gezegd heb, aan welks voet Cesar vermoordnbsp;werd. Dit beeld is op de plaats weder gevonden,nbsp;waar eertijds de woning' van Pompejus was , onder denbsp;fondamenten van eenen muur , die twee kelders van eennbsp;moest scheiden , doch op eene wijze, dat het hoofdnbsp;zich in den eenen kelder bevond en het overige vannbsp;het ligchaam in den andere, hetgeen aanleiding gafnbsp;tot een proces tusschen de beide naburige eigenaars ,nbsp;daar elk derzelve het geheele beeld wilde bezitten.nbsp;Daar de regter de wijsheid van Salomon meende tenbsp;moeten navolgen, deed hij de uitspraak, dat het standbeeld in tweeën verdeeld zou worden en dat elk dernbsp;partijen het gedeelte zou ontvangen, dat op zijnennbsp;grond gevonden was. Die arme Pompejus was dusnbsp;veroordeeld om ten tweeden male het hoofd te verliezen , en het vonnis stond op het punt van zijne uitvoering te erlangen, toen Julius III, die destijds regeerde, van de zaak onderrigt werd. Die Paus, eennbsp;minnaar der schoone kunsten, besloot aanstonds om
dat beeld ongeschonden te bewaren; hij kocht hetzelve voor vijftien honderd kroonen en het proces werd opnbsp;die wijze, tot genoegen van beide partijen geëindigd.
Dit beeld is omstreeks twaalf voeten hoog ; Pompejus houdt in zijne linker hand een globe en zijne regternbsp;strekt hij uit, even alsof hij in het openbaar sprak,nbsp;De globe stelt de verschillende gedeelten der bekendenbsp;wereld voor, waarin hij krijg gevoerd had en waarovernbsp;hij achtervolgens had gezegevierd.
Vaarwel, geliefde Vriend!
-ocr page 269-( 25a )
Rome, 2 April 1838.
Onder de regering van Arcadius en Honorius kan men den ondergang der Romeinsche magt bepalen. Dienbsp;zonen van den grooten Theodosius, bezaten geene dernbsp;schoone hoedanigheden van hunnen vader. Even onbekwaam om zelven het rijk te besturen als om goedenbsp;ministers te kiezen, schonken zij hun vertrouwen aannbsp;eerzuchtigen, die om zich verdienstelijk te maken,nbsp;het rijk beroerden en er zelfs de barbaren in riepen.
Op dat tijdstip verscheen Alaric, een Goth van afkomst. Die man, dien Arcadius onvoorzigtelijfc tot be-' velhebber over de hulptroepen in Illyrië benoemd had, verveelde zich zelve in eene werkelooze eer en beraamde het plan , tot het doen van eenen inval in Italië. De soldaten, wier opperhoofd hij tot dusverrenbsp;slechts geweest was, riepen hem toen tot koning uit;nbsp;en onder dien nieuwen titel, rigtte hij zich naar de Ju-liaansche Alpen.
Op de eerste tijding van dien inval, rukte Stilico, die het geheele bewind over het Westen in handennbsp;had, tegen hem op, sloeg hem en dwong Alaric dennbsp;weg naar Illyrië weder in te slaan.
Vijf jaren later, kwam de koning der Gothen op nieuw in Italië , doch ditmaal, kwam hij door dengenennbsp;geroepen zijnde, die er hem had uitgedreven en dienbsp;cr hem ditmaal den weg toe opende, met oogmerk,
-ocr page 270-{ nbsp;nbsp;nbsp;254nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
otn hem tot het bereiken zijner plannen van vergrooting te bezigen.
Met welk eenen sluijer des geheims, Slilicozijn ontwerp ook mogt omhuld hebben , zijne zamenzwering werd ontdekt en zijn hoofd viel onder het moordstaal. De Ro-meinsche soldaten sabelden toen de vrouwen en de kinderen der barbaren neer, welke in de Romeinsche legers dienden en die zij toen als zijne gewapende huurlingen beschouwden; deze van hunne zijde woedendnbsp;over zulk eene schandelijke daad, gingen van alle kanten zich bij Alaric voegen en boden hem den bijstandnbsp;hunner sterke armen tegen Rome aan.
Deze omstandigheid was voor hem zeer gunstig , evenwel toonde hij gematigdheid en vergenoegde zich met het vragen der geldsommen welke Stilico herti beloofdnbsp;had. Op die voorwaarde bood hij aan , naar Illyriënbsp;terug te keeren. Den vrede te weigeren, zonder innbsp;staat te wezen den oorlog te voeren , was een overmaatnbsp;van verblinding en dit was evenwel de partij welkenbsp;Honorius koos. Toen Alaric zijne voorstellingen zagnbsp;verwerpen , trok hij de Pó over; en zonder tijd te verspillen met het aantasten der steden die hij op zijnennbsp;weg ontmoette, trok hij met snelle vaart naar de hoofdstad en legerde zich voor hare poorten.
Toen ontsluijerde zich het lot van Rome, dat even als eene pooi voor de barbaren bestemd was. Alaric,nbsp;omsingelde de stad van alle kanten en maakte zichnbsp;meester van de beide oevers van den Tiber, zoodatnbsp;men er geenerlei leeftogt meer kon invoeren ; weldranbsp;deed er zich de hongersnood gevoelen en de pest volg”nbsp;de denzelven, Rome werd met lijken overdekt: de in-
-ocr page 271-( 255 )
woners waren tot zulke wanhoop gebragt dat zij op het punt waren van elkander te verscheuren. Nadat mennbsp;eindelijk alle hulpbronnen uitgeput had , besloot mennbsp;een gezantechap naar Alaric af te vaardigen om dennbsp;vrede af te smeeken. Alaric weigerde denzelven niet,nbsp;doch hij vorderde al het goud, al het zilver en al hetnbsp;kostbare huisraad, dat zich in de hoofdstad bevindennbsp;mogt. Koning! riepen toen de afgevaardigden uit,nbsp;wat zal er dan aan de Bomeinen overblijven ? —nbsp;Set leven, antwoordde de barbaar. Hij werd in-tusschen zachtzinniger en bewilligde in hel vredesverdrag tegen eene aanzienelijke som. Men vaardigde eene deputatie naar Honorius af, die zich tenbsp;Ravenna ophield , om hem te smeeken dat verdrag tenbsp;bekrachtigen ; de koning der Gothen brak toen de belegering op en ging zich in Toskanen legeren , in afwachting van het antwoord van het hof en van denbsp;sluiting des vredes.
Het weifelende hof wilde tot niets besluiten. Daar Alaric begon te gelooven, dat men met hem beuzelde , trok hij op Rome terug en belegerde die stad tennbsp;tweeden male.
Het was nog niet mogelijk geweest, om er voorraad Van leeftogt in te brengen en daar de senaat voorzag,nbsp;dat men weder tot de uitersten van het gebrek aannbsp;levensmiddelen vervallen zou, zond hij andermaal eennbsp;gezantschap naar den keizer om hem de noodzakelijkheid van het onderhandelen met de Gothen, ondernbsp;l*et oog te brengen. Hij bewilligde er eindelijk in.nbsp;He vorst der Gothen trok toen zijn leger van onder denbsp;snuren van Rome terug en naderde Ravenna om met
Honorius Ie onderhandeleD. Het liet zich aanzieri, dat Honorius, de wonde van Italië gadeslaande , aannbsp;Alaric iels zou toestaan en alles scheen tot vrede geneigd te zijn , toen bijzondere belangen nieuwe ver-. schillen deden ontstaan en geheel die hoop deden verdwijnen. Alaric sloeg toen' den weg naar Rome weder in en het was op dien weg, dat hij een religieusnbsp;ontmoette, die hem smeekte , die stad te sparen , hijnbsp;antwoordde ; Aan tnij niet weerhouden , ik gevoelnbsp;in mijn binnenste iemand die mij dringt en mij voortstuwt om haar te verwoesten. Hij belegerde dos Rome ten derden male. ^Vij bezitten geenerlei bijzonderheden over die belegering: het schijnt nogtans, datnbsp;zij langdurig genoeg was om de inwoners al het verschrikkelijke van den hongersnood te doen gevoelen.nbsp;»gt; Die stad , welke de wereld aan zich onderworpennbsp;» had, zegt de H. Hieronymus, kwam door den hon-» ger om, alvorens zij door het zwaard te grondenbsp;» ging; er bleven in dezelve naauwelijfcs eenige menschennbsp;» over om de ketenen van den overwinnaar te dragen.’’nbsp;Alaric trok in den nacht van 24 Augustus des jaarsnbsp;410, dezelve binnen en gaf die stad over aan denbsp;wreedheid zijner soldaten, die zich gedurende zes dageBnbsp;bezighielden met hel uitplunderen en vernielen derzelr®.nbsp;Vrouwen en kinderen, werden op hel lijk hunner mans»nbsp;op het lijk hunner vaders vermoord, vele huizen werden aan de vlammen prijs gegeven; en, evennbsp;of de Hemel zich in overeenstemming met den vijandnbsp;had gewapend, om die hoofdstad der afgoderij 1®nbsp;tuchtigen, voegde zich een woedend onweder bij d®nbsp;verwoestingen der Gothen ; de bliksem vernielde oquot;'
-ocr page 273-Verscheidene tempels, deed metalen wanden smelten en Terbrijzelde die eertijds aangebedene beelden totnbsp;gruis, welke de Christen keizers, voor de Tersiering dernbsp;stad , bewaard hadden.
De eerbied der overwinnaars voor het Christendom spaarde echter aan de Romeinen veel bloed. Alaricnbsp;had, alvorens hij de stad introk, bevolen, alle inwoners te sparen, welke de wijk in de kerken mogtennbsp;nemen. Zijne soldaten gehoorzaamden hem naauwgezet.nbsp;Men zag hen de menschen, welke zij tegen het moord-staal behoeden wilden, naar die plaatsen brengen.nbsp;Onderscheidene heidenen behielden hun leven, doornbsp;hunne toevlugt tot de kerken te nemen, of door zichnbsp;enkel Christenen te verklaren. De Gothen eerbiedigden de gewijde vaten , die zij in de huizen dernbsp;Christenen verborgen vonden en zij deden dezelve metnbsp;zorgvuldigheid in de tempels bergen, Toen die verwoedde krijgslieden, die gewijde plaatsen naderden,nbsp;Zag men in hun de vurigheid , waarmede zij overalnbsp;het bloed deden stroomen of de gevangenen in kluisters klonken, verdooven. Die vlugtelingen, welke hetnbsp;geluk hadden, in die schuilplaatsen aan de algemeenenbsp;Woede te ontsnappen, bevolkten Rome op nieuw ennbsp;bouwden , om het zoo uit te drukken, eene nieuwe stadnbsp;op de bouwvallen der oude. Na verloop van eenigenbsp;dagen verliet Alaric zijne verovering , zijne taak wasnbsp;Vervuld.
Rome had den lijd nog niet gehad om zich van zijne Verliezen te herstellen, toen Attila, koning der Hunnen , zijne blikken op Italië vestigde, met het doel,
17
-ocr page 274-om op .dat gewest, de schande te wreeken, die hem in Gallië le beurt gevallen was.
Die veroveraar, dien zijne vijanden met den naam van geesel Gods heslempelden , trok eene lallooze schaarnbsp;van barbaren achter zich. Nadat hij Milaan uitgeplunderd had, hield hij zich aan de oevers van de Pónbsp;op en bleef daar eenigen tijd , in zijne tent overwegende of hij op zijn voetspoor terugkeeren of naar denbsp;eeuwige stad optrekken zou. Intusschen sidderde Va-lentinianus in zijne hoofdstad en de senaat wist nietnbsp;welke partij men kiezen moest. Na vele beraadslagingen, vond rnen geen ander middel van behoud , dan naarnbsp;den vorst der Hunnen afgevaardigden te zenden, omnbsp;den vrede af te smeeken. De heilige Leo, Paus, denbsp;eer van Rome en van de Kerk, werd tot dat gezantschap verkoren, als een Opperpriester, wiens deugden,nbsp;welsprekendheid en grijzen ouderdom , zelfs aan eenennbsp;barbaar, den schrik der wereld, eerbied moesten inboezemen. Overtuigd dat God naar zijn welbehagennbsp;over de versteendsle harten beschikt, belastte de H.nbsp;Leo zich met die gevaarlijke zending; verzeld doornbsp;een gedeelte van zijne geestelijkheid, begaf hij zich naarnbsp;de legerplaats van Attila, In zijne tegenwoordigheidnbsp;toegelaten zijnde, sprak hij met eerbied, doch metnbsp;kracht tot hem , om hem tot het schenken van dennbsp;vrede aan Italië te bewegen. De onverschrokkenheidnbsp;van den Opperpriester, maakte indruk op den woest-aardigen vorst; verbaasd, dat hij zich gevoelig bespeurde , zeide hij tot degenen die hem omringden:nbsp;»Ik weet niet waarom de woorden van dezen Priester mijnbsp;getroffen hebben,” ^an dat oogenblik af, meer handel*
-ocr page 275-{ 259 nbsp;nbsp;nbsp;)
baar geworden zijnde, luisterde hij naar de voorstellen van den keizer, deed de vijandelijkheden staken ennbsp;zijn leger uit Italië terug trekken.
JVieuwe, rampen moesten den H. Leo, nieuwe regtett op de dankbaarheid der Romeinen verschaffen; Gen-seric, koning der Wandalen, kwam op zijne beurtnbsp;Italië verwoesten, terwijl hij overal sporen zijnernbsp;wreedheid achterliet. Reeds bevond hij zich ondernbsp;Rome’s muren en Rome was weerloos. De II. Leonbsp;vreesde niet zich voor hem te vertooneh en hij smeektenbsp;hem, daar de goddelijke geregtigheid de stad en harenbsp;schatten in zijne handen stelde, ten minste het bloednbsp;barer inwoners te sparen en de gebouwen niet in brandnbsp;te steken. Hij verwierf die gunst. De Wandalen-ko-ning, trok den 5 Junij, van het jaar 455 Rome binnen , zes «n veertig jaren, nadat zij in de magt vannbsp;Alaric gevallen was. Noch vuur, noch zwaard werdennbsp;gebezigd , doch de plundering duurde veertien dagennbsp;voort. Gedurende dien tijd namen de Wandalen allesnbsp;wat aan de Gothen ontsnapt was, mede, en, toennbsp;Genseric zich weder inscheepte, voerde hij de rijkdommen van Rome naar Garthago over, even als Scipio,nbsp;de rijkdommen van Carthago naar Rome had overge-bragt. Alle schepen kwamen behouden aan, uitgenomen, merkt een geschiedschrijver aan, dat, hetwelknbsp;beladen was met de standbeelden der valsche góden.nbsp;Dus waren er nog in het midden der vijfde eeuw, tenbsp;Rome, handtastehjke sporen der afgoderij overgeblevennbsp;en na dit alles, verwonder ik mij niet meer, over denbsp;J'ampen welke het onderstaan heeft, noch over die,nbsp;Welke de hemelsche wraak aan hetzelve nog voorbehoudt.
-ocr page 276-( 260 )
t)m de oogmerken der Voorzienigheid Ié vervulJen •en de hoofdstad der afgoderij in de hoofdslad dernbsp;Christen-wereld Ie veranderen, werd een nieuw ¦volknbsp;gevorderd, een volk , dat zuiverer was dan de Romeinen, die uitgeput door hunne misdrijven en altoosnbsp;trotsch op eenen ijdelen naam, te hoogmoedig warennbsp;om onder het juk des geloofs te bukken en te lafhartignbsp;om zich tot eene nieuwe beschaving te verheffen. Godnbsp;had gesproken en reeds hadden zich twee malen drommen van barbaren in Italië geworpen. Niet in staatnbsp;zijnde om ze terug te drijven , hebben de keizers hunnbsp;grondeigendommen geschonken en hun zelfs in hunnenbsp;legers ingelijfd; zoodat op dat tijdstip, de strijdkrachten van het keizerrijk , slechts eene zamenhooping vannbsp;Gothen, van Alanen en van Herulen was, die de staatnbsp;in zijne soldij had.
Onder dien hoop van krijgslieden bevond zich een man, welks afkomst onbekend is, Odoacris genaamd,nbsp;welks stoutmoedige geest gemaakt W'as om anderennbsp;te beheerschen. Toen hij zag dat zijne medegezellennbsp;misnoegd waren over de wijze op welke men hunnenbsp;diensten betaalde, spoorde hij hen tot den opstandnbsp;aan, hij plaatste zich aan het hoofd en maakte zichnbsp;op den 23 Augustus 476 meester van Rome. Vannbsp;Rome trok hij naar Ravenna op, waar zich de jongenbsp;Augustulus bevond, hij beroofde hem van het purper,nbsp;zond hem naar de Campania , hem veroordeelende omnbsp;er met zijne ouders een afgetrokken leven te leiden.nbsp;Daardoor maakte Odoacris een einde aan het Wester-sche keizerrijk, want hij nam den titel van keizernbsp;niet aan , maar eigende zich slechts dien van koning toe.
-ocr page 277-Odoacris regeerde sedert veertien jaren toen hij Theo*-doric koning der Ostrogothen bestrijden moest; hij werd overwonnen en sneuvelde door de hand van zijnen overwinnaar. Theodoric wist de vruchten zijner overwinning te plukken ; hij begaf zich naar Rome en werdnbsp;er door den senaat en het volk, met alle blijken vannbsp;onderwerping ontvangen , en, daar hij zich als dennbsp;hersteller van de Roraeinsche magt aankondigde, begeerde hij dat zijne natie de wetten en de gebruikennbsp;van de Romeinen zou aannemen en hij vormde metnbsp;hen slechts een en hetzelfde volk. Nadat hij zeven ennbsp;dertig jaren roemvol geregeerd had , werd Theodoricnbsp;gierig en wreedaardig. Op een bloot vermoeden deednbsp;hij den heiligen Paus Joannes, in een gevangenhoknbsp;werpen en liet hem in hetzelve door ziekte sterven ;nbsp;hij overleefde hem slechts drie maanden.
Na den dood van Theodoric, vormde de Oostersche keizer Justinianus het plan om de Westelijke provinciën ,nbsp;die van het Oostersche rijk waren afgescheurd, weder aannbsp;hetzelve te verbinden. Te dien einde zond hij Belisariusnbsp;Haar Italië, en Belisarius maakte zich van Rome meester.nbsp;Hij riep hem terug, de Ostrogothen vatteden wedernbsp;moed, zij riepen Totila tot koning uit en gingen ondernbsp;de leiding van dien nieuwen koning, Rome belegeren.nbsp;De inwoners waren bereids door den honger geprangd,nbsp;toen Justinianus, Belisarius naar Rome terug zond ;nbsp;doch die veldheer kwam er slechts aan om de stad,nbsp;die hij moest gaan bevrijden, in de handen der barbaren te zien vallen. Totila trok in den nacht vaanbsp;16 op 17 December 546, Rome binnen, en zoodranbsp;de dag aangebroken was, begaf hij zich naar de kerk
-ocr page 278-tan den H. Petrus, om God voor den zegen te dan» ken, dien Hij aan zijne wapenen verleend had. Onderscheidene van de voornaamste inwoners der stad , hadden de wijk in dat kerkgebouw genomen; Totila verbood zijne soldaten het ombrengen van iemand hoegenaamd , hij verbood hen ook het schenden der vrouwen, maar vergunde hen het plunderen en geen huisnbsp;werd gespaard. De rijkste inwoners verloren toen alles wat hun nog overgebleven was , en men zag ledennbsp;van den senaat, die met lompen bedekt, genoodzaaktnbsp;waren, om hun brood van deur tot deur te gaan bedelen en te leven van de aalmoezen, die zij van denbsp;barbaren ontgingen.
Daar Totila zeer goed wist, dat hij Rome niet behouden kon , koos hij de partij om die stad te vernietigen ; hij deed diensvolgens de muren derzelve afbreken en hij zou haar geheel en al omvergehaald hebben , als hij niet van dat oogmerk was afgebragt geworden , door de verloogen van Belisarius; die aan Totila een brief schreef om hem te smeeken , die oude meesteresse der wereld, het schoonste gedenkstuknbsp;zijner overwinning, niet te vernielen. De wijze raadgevingen van den H. Benedictus, hadden ongetwijfeldnbsp;Totila, tot het gunstig ontvangen van dien brief gestemd. Bij het doortrekken der Campania was hij hemnbsp;in zijn klooster op den berg Cassino gaan bezoeken Jnbsp;en de heilige had tot hem gezegd: » Gij doet veelnbsp;» kwaad, gij hebt reeds veel gedaan; staak dan ein-» delijk het plegen van nieuwe ongeregtigheden. Cijnbsp;» zult Rome binnen trekken, gij zult de zee overste-» ken en nadat gij negen jaren geregeerd hebt, z«l*
-ocr page 279-» gij slerven,” Dil alles is in hel vervolg slipt vervuld geworden. Alvorens Rome te verlaten , deed To-lila alle inwoners met hunne vrouwen en kinderen uit die stad trekken; hij verstrooide dezelve in de naburige provinciën, zoodat de grijze hoofdstad der wereld,nbsp;in eene ijzingwekkende eenzaamheid veranderd werd,nbsp;en als God haar niet bestemd had om het heiligdomnbsp;van den Godsdienst te worden, zou zij w^aarschijnlijknbsp;onder eene ontzettende zamenhooping van bouwvallen ,nbsp;zijn bedolven geworden en zij zou niets hebben nagelaten , dan de schaduw van eenen grooten naam.
Ik zal niet verder gaan, dierbare Vriend ! en daar ik u niets gezegd heb over de Galliërs, die het eerstenbsp;in het jaar 564 na deszelfs stichting, Rome verwoesteden , zal ik u ook niet spreken , noch van Karei V,nbsp;die er zich in het jaar^l527 van meester maakte,nbsp;noch -van de Franschen welke in het begin van hetnbsp;jaar 1798 Rome innamen. Het is mijn doel niet omnbsp;de taak van geschiedschrijver op mij te nemen en iknbsp;heb mij enkel voorgesteld, u de wegen te herinneren,nbsp;welke de Voorzienigheid gevolgd heeft, om de oogennbsp;der Romeinen te openen ; om hunne versteende harten te vermurwen en zich een nieuw volk te scheppen. Alles, was op het tijdstip, waarbij ik blijf stilstaan , niet afgeloopen , en als gij de jaarboeken dernbsp;midden-eeuwen doorbladerd, dan zult gij zien, datnbsp;Rome, nadat het aan de Gothen onderworpen was,nbsp;nog veel te lijden had van de Exarken van Ravenna, en dat het op het punt was van in de magt dernbsp;Lombarden te vallen , toen Charlemagne, naar Italiënbsp;trok , alle donatiën welke Pepyn aan de Kerk gedaan
-ocr page 280-( nbsp;nbsp;nbsp;264 )
had, bekrachtigde, den Opvolger van den H. Petrus, magtiger maakte dan hij ooit geweest was, en,verlangde dat hij voor immer van elk vreemd gezag bevrijd zou wezen. Onderscheidene gebeurtenissen hebben na dien tijd bijgedragen tot het uitbreiden van denbsp;Kerkelijke Staten, en het bezit dier Staten geschraagdnbsp;door authentieke acten en bevestigd door eene reeksnbsp;van eeuwen , is, volgens de opmerking van eenen En-gelschen schrijver, gewaarborgd door de vrijwillige toestemming der Romeinen, wier erkentelijkheid en bewondering aan hunnen Bisschop, de opperste magtnbsp;hebben opgedragen. Ja, lieve Vriend! de dankbaarheidnbsp;en de bewondering vermeerderen de titels, op welkenbsp;het tijdelijk gezag der Pausen rust. Na de uitdrijvingnbsp;der barbaren, toen de hongersnood en de pest de ontroostbare gezinnen verleerden , keerden de Romeinennbsp;hunne blikken naar hunnen Bisschop, en zij vondennbsp;in hem eenen vermogenden beschermer, die zijn ouderlijk erfdeel opofferde om hun te voeden j hij bouwde op zijne kosten hunne wallen op, hij stemde de onderscheidene vorsten van Europa ten hunnen voordeele,nbsp;hij voorzag in alle hunne behoeften en verzachtte allenbsp;hunne rampen. Zoodanig hebben de Pausen zich gestadig getoond ; en , dank der wijsheid van hun beheer,nbsp;de Romeinsche Staten genieten , zoo als ik u bereidsnbsp;gezegd heb, al het geluk, dat het menschdom redelijker wijze verlangen kan.
Vaarwel, beste Vriend!
-ocr page 281-( 265 )
Rome, Jpril 1838.
De cholera , die geesel, die Europa verschrikt, onderscheidene steden gedecimeerd en alle maatregelen vruchteloos gemaakt had ; die geesel, waarvan men slechts de verwoestingen kent, en waarover de kunst nog stom blijftnbsp;staan, is, nadat hij het grootste gedeelte van Italiënbsp;doorgetrokken was en twee malen Rome bedreigd had,nbsp;in het begin van het vorige jaar , met al zijn gewigt opnbsp;die stad neergevallen en heeft haar van schrik doen verstijven. Die inval was zoo onvoorzien en zoo plotseling, dat hij stomme verbazing, ontsteltenis en wanordenbsp;verwekte ; en dat de inwoners, die zich misschien ontrefbaar gewaand hadden, geenerlei andere behoeftenbsp;gevoelden, geenerlei anderen wensch koesterden , dannbsp;zich aan het gevaar te onttrekken, en door de vlugtnbsp;of door eene volstrekte afzondering, in hun behoud tenbsp;voorzien.
De vijanden van onzen heiligen Godsdienst bleven niet in gebreke , bij die gelegenheid de godsvrucht dernbsp;Romeinsche Catholijken te hoonen ; ongetwijfeld vroe-86n zij, waartoe de bescherming der heiligen diende,nbsp;wijl die stad, met hunne overblijfselen verrijkt, nietnbsp;beschut was, tegen de slagen van den verdelgendennbsp;engel.
Laat hen zegevieren over die rampen, aan wel-wij allen blootgesteld zijn ; en wetende, dat de
( i
-ocr page 282-wederwaardigheden, de middelen ter zaligheid kunnen wezen , onderwerpen wij ons zonder morren aan denbsp;bevelen der Voorzienigheid. De wereld wordt doornbsp;algemeene wetten beheerd en ik ben niet meer verwonderd , als ik de pest zoowel op den regtvaardige,nbsp;als op den booze zie nederdalen, dan ik verwonderdnbsp;ben, dat de zon zoowel over den booze als over dennbsp;regtvaardige opgaat. Op die wijze ontspruiten de te?nbsp;genspoeden , waarmede onze loopbaan bezaaid is , nietnbsp;immer uit de hand van eenen wreekenden God , en ernbsp;zijn er zelfs, die'de Voorzienigheid enkel toelaat, om aannbsp;de aarde groote voorbeelden van deugd te verschaffen.
Onder de religieuse orden die zich aan het verplegen van cholera-kranken hebben toegewijd, zijn er die boven allen lof verheven zijn, wijl hun ijver, hun boven alle vrees heeft geplaatst en wijl zij zich bij dienbsp;wreede omstandigheid, tot het hoogste toppunt hunnernbsp;roeping verheven hebben. Zoodanig zijn de patersnbsp;Cruciferi. De vermenigvuldigde oefeningen hunnernbsp;weldadigheid, zullen eeuwigdurend in het geheugennbsp;der Romeinen voortleven en alle menschen die er vannbsp;zullen hooren spreken , zullen de goedheid der Voorzienigheid bewonderen, die, bij het smartelijk bedroeven dezer gewesten met eenen nieuwen geesel, aannbsp;dezelve in de kinderen van den H. Camilius van Lel-lis,, eene onuilpultelijke troostbron had voorbereid.nbsp;Getrouw aan de geloften , die zij aan den voel dernbsp;altaren hadden uitgesproken , naauwgezel in het vervullen der verbindtenis, welke zij hadden aangega®*'»nbsp;om elk , die hunnen bystand mogt inroepen, aan ^nbsp;doodelijke sponde bij te staan, moest die hulp nood-
-ocr page 283-lollig toor hun wezen, doch zij hebben zoo lang de geesel heeft voortgeduurd, niet opgehouden, bij denbsp;zieken tegenwoordig te wezen ; en hun leven verachtende om dat hunner broeders te redden, hebben zij onderscheidene derzelve aan den dood ontrukt en aan anderennbsp;hebben zij den overgang tot de eeuwigheid verzacht.
Daar ik , geliefde Charles! niet alles gt; wat ik stichtelijks, betrekkelijk den dienst der cholera-zieken , Opgezameld heb , in het enge bestek van eenen brief kan beperken, zal ik u enkel over hetgene, wat mij het meeste getroffen heeft, spreken en ik zal aan anderen duizend kleine bijzonderheden overlaten , die hoewel mindernbsp;in het oogvallend zijnde, evenwel voor God eene groolenbsp;verdienste hebben kunnen. Ik bejammer intusschen,nbsp;dat ik onder zoo vele priesters en religieuzen, nietnbsp;een zeker aantal van wereldlijke personen kan aanvoeren , die in hunne zorgen gedeeld en zich aan hunne gevaren aangesloten hebben ; doch daar hij , dienbsp;lijdt, door zijn lijden een ledemaat van Jesus Christusnbsp;Wordt, wil ik gaarne gelooven , dat God begeerd heeft,nbsp;dat zijne dienaren meer bijzonder met die zorg zouden vereerd worden.
Er bestaat nog een vermaard genootschap, waarvan de oorsprong en de voortgang n bekend is; tegen hetnbsp;middden der zestiende eeuw door den H. Ignatius geslicht , heeft het reeds bij zijne geboorte den naamnbsp;van Jesus ontvangen, wijl hel even als zijn goddelijknbsp;voorbeeld, voor tegenspraak en lastering moet blootnbsp;slaan. Op eene verbazende en om zoo te zeggen geheimzinnige wijze , wekt dit genootschap , even als denbsp;Kerk , welker sieraad het is, bij sommigen liefde en
bewondering en bij anderen , schrik en afschuw; even als de Kerk , ontleent het nog zijne kracht uit de innige vereeniging dergenen die het Tormen en doornbsp;eene bijzondere gunst van den heiligen Geest, vindtnbsp;het in zijnen boezem de middelen, om alle dwalingennbsp;te bestrijden , om alle ellenden te leenigen en in allenbsp;behoeften te voorzien. Welnu, waarde Charles! dit genootschap telde zelfs vijanden in het midden der heilige stad : de valsche wijsbegeerte , die het ontmaskertnbsp;en tot in hare uiterste schuilhoeken vervolgd heeft;nbsp;de ongeregeldheid, die het heeft doen bloozen , doornbsp;de naauwgezette beoefening van zijnen regel; de bijzondere gunst van den Souvereinen Opperpriester, dienbsp;onder de leden van hetzelve talrijke dienaren vindt,nbsp;welke immer gereed zijn naar de eindpalen der wereld te snellen ; het hooge vertrouwen en den gren-zenloozen invloed, welke de opregtheid van zijne deugden en de voorrang van zijne geleerdheid, aan hetzelve bij eenige magtigen der eeuw verworven had:nbsp;alle die voordeelen, wie zou het kunnen gelooven ?nbsp;hadden de hel tegen hetzelve gewapend en voorwendsels aan de hatelijkste lasteringen geleverd. Doch Godnbsp;was eener congregatie indachtig, die hij van den beginne af bezeten heeft, en , terwijl zij in stilte harenbsp;taak voortzette , is de verschrikkelijke geesel, de onschatbare hoedanigheden, waarmede zij zich verrijktnbsp;heeft, in haar volle daglicht komen plaatsen.
Werkelijk, kon men in die omstandigheid, meer zelfopolfering verlangen, dan de Jesuiten hebben l®**nbsp;toon gespreid? Welk schouwspel hebben zij niet aannbsp;Rome, ik zou zelfs zeggen aan Europa gegeven » want
-ocr page 285-( nbsp;nbsp;nbsp;2G9 )
geheel Europa vestigde toen zijne blikken op Rome? Men heeft hen, zich verheffende boven alle vrees ennbsp;boven alle zwakheden der natuur, naar alle oorden ziennbsp;snellen, die door de besmetting aangestoken waren; ennbsp;daar verleenden zij aan de armen overvloedige aalmoezen, en aan de rijken zielroerende vertroostingen. Gijnbsp;Weet dat in die dagen van onheil, het gevaar schier evennbsp;groot is voor hem die lijdt en voor hem die den lijdernbsp;bijstaat; zij stelden zich desniettegenstaande bloot, aannbsp;de zuchten die de dooden en de stervenden uitademden ;nbsp;zij droegen in hunne hulpvaardige handen geneesmiddelennbsp;voor ziel en ligchaam, zij hoorden biecht, dienden hetnbsp;laatste Oliesel toe en boden zich zelven Gode aan , omnbsp;huisvaders vrij te koopen , en, als hun offer niet werdnbsp;aangenomen , namen zij de weezen in hun huis op, zijnbsp;namen dezelve als hun kroost aan en alle pligten vervullende , welke de vriendschap, het bloed en de natuur , toen meenden te mogen uitoefenen, toonden zijnbsp;krachtdadig, dat zij enkel eerzucht, voor het heil dernbsp;zielen en enkel rgkdommen bezitten , om te voorziennbsp;in de behoeften van hen , die niets hebben.
Ziedaar, dierbare Vriend! wat Rome gezien, wat Rome bewonderd heeft; even eenparig in zijne gevoelens , looft het thans diegenen , tegen welke men hetnbsp;zoo veel wantrouwen had ingeboezemd; en trots, opnbsp;het bezit derzelve, acht het zich verpligt, om ze onder zijne weldoeners aan te wijzen.
De dankbaarheid die de Romeinen aan de Jesuilen bewijzen, doel hun noch de Capucijnen, noch denbsp;ï'ranciscanen , noch de goede broeders der Christelijkenbsp;scholen , noch de vaders van de orde der barmhartig-
heid, noch de reguliere kanunnikken van St. Jan van Lalranen , noch de broeders van den H. Joannes vannbsp;God (1), vergeten: het is dus billijk, dat ik al dienbsp;hoogvereerde namen vereenig ; en zij, die de voorwerpen hunner zorgvuldigheid geweest zijn , die misschiennbsp;het leven dat zij genieten , aan hunne zorgen te danken hebben, zouden het mij euvel opnemen, als iknbsp;hier niet de tolk hunner dankbaarheid was.
Daar mijn doel is, aan te loonen , dat het heiligdom van den Godsdienst, ook dat van de liefdadigheid is, zou ik mijne taak niet vervullen , als ik niet vertoevende bij afzonderlijke daadzaken, die ontegenzeggelijk bewonderenswaardig, doch die des niet tenbsp;min niet eenig zijn, en die de goddelijke barmhartigheid zelfs dikwerf in gewone omstandigheden vannbsp;dezen aard, doet uitblinken, of als ik stilzwijgend,nbsp;die onschatbare gestichten voorbij ging, welke de liefdadigheid reeds sedert lang gevestigd heeft, die zijnbsp;met hare onuitputtelijke hulpbronnen onderhoudt ennbsp;welke zij. nog dagelijks uitbreidt. Ja , goede Vriend !nbsp;mijn werk zou onvolledig wezen, als ik Rome alsnbsp;Christen en religieus ziende, niets van de overvloedige vruchten gewaagde, die de geest, waarmede hetnbsp;bezield is, in zijnen boezem doet ontkiemen.
Ik zal dus trachten het tafereel dezer gestichten op te hangen en als dat tafereel niet in alles overeenkomstig is met datgene, hetwelk reeds onderscheidene rei*nbsp;zigers er u van hebben medegedeeld, bedenk dan ,nbsp;ik u, gij die mijn karakter kent, dat ik op de plaatsnbsp;zelve schrijf en dat ik alvorens te schrijven , de na-
(1) Zie de Bewiit-Stuhhen.
-ocr page 287-nMti, de daadzaken , de dingen en de menschen, lieigt; willen raadplegen.
Onder de inrigtingen van weldadigheid welke Rome bezit, 'verdient het eerst de berg van barmhartigheidnbsp;opmerking. Daar Barnabe van Terni, een ootmoedignbsp;broeder van de minderbroeders-orde , met buitengewonenbsp;droefheid zag, dat de arme dikwerf de prooi van dennbsp;Woekeraar is, was hjj op middelen bedacht oip in zijne behoeften te voorzien , zonder hem in zijne luiheidnbsp;te begunstigen , hij nam te Perousa de proef van een huisnbsp;Van dezen aard. De bijval beantwoordde zijne wenschen ,nbsp;en die instelling door Leo X, die destijds regeerde bekrachtigd, werd vervolgens door Paulus III en doornbsp;Gregorius XIII begunstigd en is in onze dagen door Pinsnbsp;VII, roemrijker gedachtenis, verlevendigd, terwijl zijnbsp;aan de minst door de fortuin begunstigde klasse, groo-te diensten bewijst. Dit gesticht kon ook niet aannbsp;de staatkundige tegenspoeden ontsnappen en het wasnbsp;nu eens bloeijende en dan weder verwaarloosd. In denbsp;dagen van deszelfs bloei, waren de sommen die hetnbsp;leende, zoo aanmerkelijk , en de intressen die het ernbsp;Van trok, zoo gering: dat het, als Rome zich destijdsnbsp;op den handel of op de industrie had toegelegd, daartoenbsp;Op eene bijzondere wijze den weg gebaand zou hebben;nbsp;tegenwoordig houdt het zich, ondanks de voorledenenbsp;rampen, nog staande en draagt gelukkige vruchten;nbsp;doch als men , zoo als dit Spina teregt opgemerkt heeft,nbsp;er eene spaarbank aan verbond , die door den staatnbsp;gewaarborgd en even als in Frankrijk kosteloos door eenenbsp;administratie bediend werd , waarvan het bare geld ,nbsp;in zijn geheel, uit de hand van den bew'aarder in die
-ocr page 288-van den leener overging, zou men die inrigting nog voordeeliger doen zijn, wijl men aan dezelte de zwarigheid, van de werkeloosheid in te boezemen, ontnemende, een lokaas aan de arbeidzaamheid, aanbiedennbsp;en de spaarzaamheid aanmoedigen zou.
Het fonds dat het gesticht in omloop heeft, bedraagt ongeveer een millioen , honderd en vijftig duizend franken en het beleent jaarlijks nagenoeg twee honderd duizend panden; tot welk eenen graad vannbsp;verbetering zou het zich met zulke middelen niet kunnen verhelTen, als het beheer daarvan toevertrouwdnbsp;was aan eenen meer vrijen ijver!
Hoew'el de berg van barmhartigheid veel te wenschen overlaat, zoowel met betrekking tot de behandeling vannbsp;zijne fondsen, als met die van zijne administratie, dienbsp;meer in overeenstemming met zijn doel zou kunnennbsp;wezen, is het niet te min waar, dat hij zich ten op-zigte van den Godsdienst die niet nalaat, alles watnbsp;voor zijne kinderen nuttig kan wezen, met vreugde toenbsp;te juichen , zeer verdienstelijk heeft gemaakt.
Het beste gebruik dat men van de fondsen voor goede werken bestemt, zou kunnen maken, is ontegenzeggelijk het verschaffen van bezigheid aan den gezonden en sterken arme. Daar de arbeid waartoe hijnbsp;geroepen is, schier immer eene strekking ten algeraeenennbsp;nutte heeft, vloeit daaruit een dubbel voordeel voort,nbsp;dat van het vermeerderen van de maatschappelijke genoegens door het verfraaijen der plaatseüjke gesteldheid»nbsp;en, wat niet minder van belang is, het ontrukkennbsp;van den behoeftige aan de ledigheid, door het verheffen van hem zelve in zijne eigene oogen en door
-ocr page 289-273 .)
het in loon veranderen der aalmoes welke hij ontvangt. Rome, dat zoo menigwerf beschuldigd is gewordennbsp;van het aanmoedigen der werkeloosheid, om daardoornbsp;het volk te vernederen en gemakkelijker aan zich tenbsp;onderwerpen; Rome, dat men goed gevonden heeftnbsp;onder de kleuren van liet hatelijkste despotismus afnbsp;te schilderen, dat niets meer vreesde dan de welgesteldheid , de vrucht van den arbeid, en dat slechtsnbsp;sterk was door de zwakheid der Romeinen en rijk doornbsp;hunne armoede; wel nu! dat zoo gelasterde Rome,nbsp;wint het verre van alle andere steden, wat de openbare werken betreft en ik voeg er bij , dat zij nergens edelmoediger betaald worden. De Opperpriesters Pius V en Innocentius XI, stichteden de kas dernbsp;openbare werken ; Leo XII gaf aan die werken eenenbsp;nieuwe levendigheid en onder de regering van dennbsp;tegenwoordigen Paus, ontving elke arbeider ruim tiennbsp;stuivers Hollandsch daags en zijn brood; bij de plegtigenbsp;feesten werd hun loon verdubbeld en zij ontvingennbsp;daarenboven, vleesch en een zekere maat lijnwaad.nbsp;Pius YIII besteedde aan die zelfde werken , wekelijksnbsp;vijf honderd Romeinsche “kroonen; en Gregorius XVI,nbsp;wiens Opperpriesterschap even moeitevol als roemrijknbsp;is, heeft in zijne liefdadigheid het geheim gevonden,nbsp;om dien onderstand op zes honderd veertig kroonen tenbsp;brengen, dat jaarlijks eene som van drie en dertignbsp;duizend twee honderd en tachtig kroonen uitmaakt,nbsp;welke uit de openbare schatkist genomen wordt.
dagloon der arbeiders moeten vermin-
Daar evenwel de behoeftigen vermenigvuldigd waren , heeft men het
18
-ocr page 290-deren en zij ontvangen tegenwoordig niet meer dan zeven stuivers Hollandsch en een brood. De comissienbsp;voor den onderstand schijnt mij toe i zeer goed georganiseerd te wezen ; ik betreur echter dat men zoonbsp;vele bezoldigde ambtenaren die er het personeel vannbsp;uitmaken , niet gemakkelijfc vervangen kan , door eennbsp;zeker aantal dier mannen, welke zoowel door hunnennbsp;rang als door hunne bekwaamheid uitmunten , die hetnbsp;behartigen van de belangen der armen zich overigensnbsp;tot roem rekenen en die zich verpligt zouden achten ,nbsp;hunne vermogende medewerking , kosteloos den armennbsp;aan te bieden.
Gij ziet, lieve Vriend, uit deze schets, dat te Rome de luiheid, de ellende en de bedelarij geene ont-schuldiging kunnen vinden dan in eene soort van onoverwinnelijke neiging tot het far niente.
Van alle middelen die de liefdadigheid tot het ondersteunen der behoeftigen heeft uitgedacht, zijn er geene betere, geene liefdadiger, als het geoorloofd isnbsp;mij 'zoo uit te drukken , dan de onderstand die aannbsp;de woningen verleend wordt. Van den onderstand dienbsp;in openbare gestichten wordt verleend , hebben slechtsnbsp;diegenen genot, die er, bij worden toegelaten; dochnbsp;bij den onderstand, die aan huis verleend wordt, hebben geheele huisgezinnen voordeel. De vader die den-zelven ontvangt, deelt hem met zijne vrouw en kinderen ;nbsp;deze worden hem daardoor dierbaarder, de bandennbsp;der natuur worden door die onderlinge deeling naauwernbsp;toegehaald en allen danken gezamenlijk, met doornbsp;tranen bevochtigde oogen , de Voorzienigheid die hennbsp;bezocht heeft. Voeg hierbij, dat het aandeel van den
arme in soortgelijk geval, vermeerderd zou worden, met alles, wat men aan de beambten heeft moeten uit-keeren, die immer eigenbaatzuchtige menschen en dienbsp;somwijlen zoo hartvochtig zijn, dal ze zich vet mestennbsp;met het onderhoud der armen. Paus Gono benoemdenbsp;zich in de zevende eeuw den eersten aalmoezenier,nbsp;dien hij bijzonder belastte met het ondersteunen dernbsp;behoeftige gezinnen, hetzij door hun eene bepaalde jaarwedde uit te betalen of door op eene geheime wijze,nbsp;hulpmiddelen in hunne handen te storten, die geëven-redigd waren aan hunne behoeften. Zijne opvolgersnbsp;volgden zijn voorbeeld en dia bediening van troost, isnbsp;tegenwoordig aan eenen prelaat, eenen titulairen bisschep, toevertrouwd, die naauw met het huis vannbsp;Zijne Heiligheid verbonden is.
Het Apostolische aalmoezenierschap, dat oplettend is in het lenigen van alle soort van rampen, doel ooknbsp;aan eiken gevangene, als ook aan diegenen welke innbsp;verbeterings-huizen geplaatst zijn, driemaal in hetnbsp;jaar, te weten met Paschen, met Kersmis en opnbsp;het jaarfeest der krooning, een jpaolo, dat is zes stuivers Uollandsch, ter hand stellen. Zij strekt hetzelfdenbsp;gunstbewijs tot alle armen uit; en hoewel de Pausennbsp;even als eertijds uw goede Hendrik, genoodzaakt zijn,nbsp;om het bij den wensch te laten, dat de geringstennbsp;hunner onderdanen ’sZondags een hoen in hunnen potnbsp;kunnen steken, doen zij toch zoo veel goed , dat denbsp;ongelukkigen, ten minste op de groote feestenhunnenbsp;ellende vergelen en dat die dagen voor hun wezenlijkenbsp;feestdagen zijn.
De H. Gregorius, die heilige en geleerde Opper-
-ocr page 292-priester, verlangde, dat dagelijks, twaalf armen in zijn paleis werden toegelaten om er te spijzen. Dat zoonbsp;geheel Christelijke en den Apostelen zoo waardige liefde- .nbsp;werk, is, nadat het door de wisselingen van den tijdnbsp;geschorst was geworden, door Leo XII, weder in zwangnbsp;gebragt en hij begeerde dat zijn aalmoezenier, aan denbsp;tafel zou voorzitten, waaraan die twaalf armen bediendnbsp;zouden worden. Thans heeft men beter gevonden hunnbsp;de gelijke waarde in geld toe te kennen, opdat zijnbsp;er hun gezin ook in zouden kunnen doen deelen.
Het aalmoezenierschap heeft nog zware uitgaven en zijne inkomsten bedragen slechts 22,800 kroonen, dienbsp;aan hetzelve door de datana verschaft worden, ennbsp;die de goede werken waarvan ik gesproken heb , geheel uitputten.
Gij begrgpt, dierbare Charles! en voorzeker zeer goed , uit de bijzonderheden welke ik heb medegedeeldnbsp;en die alle op zekere bewijsstukken gegrond zijn , datnbsp;de Pausen immer een ruim gedeelte van de hulpmiddelen , waarover zij konden beschikken , aan de armennbsp;hebben doen toekomen. Gij zult gelijktijdig moetennbsp;bekennen, dat de zetel der waarheid, ook die der liefdadigheid is; en ik schroom niet te zeggen, dat allenbsp;inrigtingen van weldadigheid, welke men in onderscheidene janden aantreft, en waarop zich de mensch-lievendheid beroemd, dit Apostolische aalmoezenierschap , waarvan ik getracht heb n een oppervlakkignbsp;denkbeeld te geven, tot voorbeeld en tot eerste modelnbsp;hebben gehad, behoudens de wijzigingen, welke denbsp;tijden en plaatsen mogten vorderen. Aan den Godsdienst moet men diensvolgens al het goede, dat aan
de tnenschen , onder welke gedaante het ook zgn moge, gedaan wordt, loeschrijven ; en wij moeten het goedenbsp;met eenen geest van Godsdienst verrigten als wij daarvoor het loon willen ontvangen.
Vaarwel, lieve Chariest
P. S. De cholera, lieve Vriend! waarover ik u lang onderhouden heb, heeft velerlei ellenden achtergelaten. De indrukwekkendste , die het meeste de ingewanden roeren zijn ontegenzeggelijk die rampen, welke arme kleine weezen, onschuldige schepsels treffen, aan welke geen ander voordeel overblijft, dan dat zij onbekend zijn met hun ongeluk. Rome telt eennbsp;groot aantal dier weezen en het heeft zich gehaast hun eenenbsp;schuilplaats te openen en zich met hunne voogdijschap tenbsp;belasten. Bij die gelegenheid moest men een nieuw goed werknbsp;verwezenlijken, dat geschikt was om te voorzien in nieuwenbsp;behoeften; in behoeften, die ten minste zoo lang zullen durennbsp;als de kindschheid dergenen die er het voorwerp van zijn. Na:nbsp;dat de middelen uitgeput waren welke de liefdadigheid doetnbsp;toevloeijen, en de prinses Borghese zag, dat die hulpmiddelennbsp;ontoereikend waren, nam zij de toevlugt tot de industrie. Zijnbsp;heeft eene loterij uitgedacht, waaraan men zich algemeen ver-pligt achtte deel te moeten nemen. De nitkomst is zeer gpn-stig geweest; doch hoeveel hlijft in dat opzigt nog te doennbsp;overig!
De prinses Borghese, de gravin Lutzow, de gade van den ambassadeur van Oostenrijk en lady Acton zijn te Rome denbsp;ziel van alle goede werken.
Die dames klimmen naar de ellendige verblijven van den .arme op, .alsof zij op vleugelen gedragen werden en zij dalennbsp;nog ve(gt;l gelukkiger uit dezelve neder, door de vreugde welke
-ocr page 294-zij gevoelen, dat «j er eenige aalmoezen achtergelaten, en eenige tranen gedroogd hebben.
Het zijn drie zusters van liefde, doch drie zusters, die gelijkelijk haar geluk en haar roem, stellen in het dienen van Jesus Christus in den persoon der armen. De gravin Lutzow,nbsp;doet dertig jonge meisjes in een, nabij haar paleis gelegen huisnbsp;opvoeden; zij bezoekt dezelve dikwijls, zij bemoedigt en liefkoost hare voedsterlingen en boezemt haar met de liefde voornbsp;den arbeid, de liefde voor de deugd in.
~TnwTiagBy?f*liiVgii'SnK 1
-ocr page 295-( nbsp;nbsp;nbsp;279 )
Rome, April 1838,
Als ik de goedheid van uw hart niet kende, zou ik vreezen uw geduld te misbruiken , door voort te gaannbsp;met u over de inrigtingen van liefdadigheid te onderhouden, waarmede Rome vervuld is; doch ik weet,nbsp;dat niets, wat voor het welzijn der menschheid belangrijk is, u vreemd is en derhalve vrees ik niet, met unbsp;in eenige bijzonderheden te treden, welke men schiernbsp;algemeen verzuimd heeft, bekend te maken en welke hetnbsp;evenwel van belang is te kennen, zoo wel om dennbsp;geest te kunnen waardeeren die deze inrigtingen heeftnbsp;daargesteld , als om het uitstekende en nuttige derzelvenbsp;te kunnen gevoelen.
Ik heb u bereids gezegd , dat te Rome elke ellende , van welken aard zij ook zijn moge, verzachting, troost en een toevluglsoord vindt. De liefde is er zonder praalverlooning; zij bedient er zich niet van hetnbsp;afgeven van bons op eenen bakker ; en de schaamtenbsp;van den arme sparende, doet zij hem zijne aalmoezennbsp;niet ten koste der schande, die aan derzelver openbaarheid verbonden is, uitbetalen.
Tegen Bet einde der zestiende eeuw, boezemde Jesus Christus, de oorsprong en de vervulling van elke heilzame gedachte, in de Kerk der twaalf Apostelen,nbsp;aan den voet van het altaar van het allerheiligste Sacrament , aan eenige goede Christenen het besluit in ,
om zich bijzonder toe te wijden aan hel lenigen van den toestand dier klasse van ongelukkigen , die minder lijden onder het gewigt der tegenwoordige behoefte, dan door de smartelijke gedachte aan hetnbsp;voorledene welzijn. Pater Jacobus Lainez, de tweede generaal der Jesuiten, zegende hunne verbindte-nis, en ondersteunde hen uit al zijne magt. Ik behoef niet te zeggen, dat zij van toen af, aan datnbsp;belangrijke gedeelte der menschheid, de gewigtigstenbsp;diensten van allerlei aard bewezen ; ik zal mij vergenoegen , met hier bij te voegen, dat hun ijver, gevoed en onderhouden wordende door de medewerkingnbsp;der kardinalen Barberini en Allieri, zich tot op dennbsp;huidigen dag, even vurig en even verlicht heeft staande gehouden, als het kiesche en verhevene denkbeeld,nbsp;dat denzelven bezield had, was geweest. Zij hebbennbsp;een zinnebeeld dat mij getroffen heeft: Jesus Christusnbsp;het Avondmaal met zijne leerlingen houdende, dat is,nbsp;Jesus Christus zich zelve aan zijne leerlingen gevende ;nbsp;welk voorbeeld! welk voorschrift! Ziedaar wat ik ernbsp;in ontdekt heb en wat zij, die het hebben aangenomen,nbsp;zoo goed begrepen hebben.
Er bestaat nog eene andere congregatie, die hier bekend is onder den naam van de Goddelijke Barmhartigheid, wier hoofddoel, even als dat van het broederschap der twaalf heilige Apostelen, het verzachtennbsp;der verborgenste ellenden is. Deze congregatie werdnbsp;in 1679, door een eerbiedwaardig priester, Joannesnbsp;Stanchi di Castel-Nuovo gesticht, terwijl zij den kardinaal Carpegna tot eersten beschermheer had. Ik zounbsp;haar stilzwijgend zijn voorbijgegaan, uit hoofde der
-ocr page 297-duizend trekken Tan gelijkheid die zij met de voorgaande heeft, als ik niet in hare statuten een artikel gevonden had, hetwelk volgens mijne wijze van zien,nbsp;aan degenen, die het opgesteld hebben, veel eer aannbsp;doel. Zie hier hetzelve : » Van geen der geassocieerden of bezoekers, zal rekenschap kunnen gevorderdnbsp;worden , van het aanwenden der sorn die hem zal zijnnbsp;toevertrouwd, om ze als aalmoezen uit te deelen ennbsp;aangezien de namen der personen, welke onderstandnbsp;ontvangen hebben, onbekend moeten blijven , om denbsp;achting die men aan zekere klasse van ongelukkigennbsp;verschuldigd is, zullen zij nooit op eenig register mogennbsp;geplaatst worden.” Ik weet niet, of ik mij bedrieg,nbsp;doch ik vind in deze bepaling zoo veel edelmoedigheidnbsp;en tevens zoo veel kieschheid, dat ik zou wenscjiennbsp;dat zij in de andere gewesten aangenomen werd ennbsp;dat alle instellingen van liefdadigheid, op den leestnbsp;van die der Goddelijke Barmhartigheid geschoeidnbsp;werden. Ja, waarde Vriend! dezelve ontwerpende,nbsp;heeft de ootmoedige Joannes Stanchi, de geheele mensch-heid geëerd; de arme, in hem een lijdend lidmaatnbsp;van Jesus Christus vereerende; de rijke, hem onbekwaam tot eene laagheid oordeelende.
D.e naam der Carpegna’s, is een algemeen geëerde naam: Ik heb van den kardinaal gesproken , dochnbsp;het is mij ook zeer aangenaam, hier eenige woorden over den markies en de markiezin te kunnen bijvoegen. Het leven dier achtingwaardige personen hadnbsp;niets uitstekends, niets dat hun in de oogen der wereldnbsp;kon verheffen , niets dat hun den lof kon verwerven ,nbsp;dien hunne nagedachtenis verdient, en waarmede ik
-ocr page 298-( 282 )
het genoegen smaak, hun graf te kunnen vereeren. Overladen met de gaven der fortuin, bezigden zij dienbsp;enkel tot verzachting van het lot hunner broeders.nbsp;Hunne spaarzaamheid ten opzigte van zich zelven,wasnbsp;zoo gestreng, dat het publiek , hetwelk zij in hunnenbsp;geheimen niet hadden ingewijd, hun meermalen vannbsp;gierigheid beschuldigde. De dood reglvaardigde hunnbsp;en trok den sluijer weg, die hunne goede werken voornbsp;aller blikken verborgen had. Hun testament is eennbsp;meesterstuk van liefdadigheid en het lezen van hetzelve is zeer belangrijk: het behelst de algeheele donatienbsp;van hun vermogen, ten voordeele van gebrekkige grijsaards , van arme weduwen, van weezen, van blinden,nbsp;van verlamden en van huisvaders, wier arbeid, voornbsp;het onderhoud van hunne gezinnen niet toereikend is.nbsp;Daar zij verlangden dat hunne aalmoezen zouden bijdragen , tot het inboezemen der liefde voor de deugd,nbsp;hebben zij de bezorgdheid gehad er bij te voegen,nbsp;dat zij nooit verleend zullen worden dan aan diegenen , die naar hunne krachten arbeiden , en zich nietnbsp;aan het misdrgf zouden overgeven , maar die in denbsp;vreeze Gods leven, hunne godsdienstige pligten vervullen , hunne kinderen Christelijk opvoeden en dezelvenbsp;geregeld naar den catechismus zenden. De kardinaal-vicaris, prins Odescalchi, w'erd door de testateurs,nbsp;tot uitvoerder van deze heilige bepalingen benoemd ;nbsp;en hij besteedt voortdurend dit erfgoed met hetnbsp;schranderste beleid: Gewoon zijnde, om met mildenbsp;hand overvloedige aalmoezen uit te strooijen, bovennbsp;de evenredigheid zelfs zijner eigene inkomsten, welknbsp;eene vreugde moet hy dan niet gevoelen , dat de Voor-
-ocr page 299-{ nbsp;nbsp;nbsp;283 )
zienigheid , om zijne eigene opofferingen te beloonen , zich van hem bedient, om nog het goed van anderennbsp;uit te deelen, om een grooter aantal van ongelukkigennbsp;te kunnen verzorgen.
Gij denkt te regt, lieve Vriend! dat zich in eene stad, die zoo veel geestelijken telt, ook eene hulpbronnbsp;bevinden moet, welke bijzonder voor hun bestemd is;nbsp;want zij zijn niet allen toereikend bedeeld en eenenbsp;gaping in dit opzigt, zou zich noch laten verklaren ,nbsp;noch vergeven. Onder de instellingen die ten hunnennbsp;voordeele gemaakt zijn, merk ik in de eerste plaats dienbsp;van den kerkelijken onderstand op. Petrus Miré, dienbsp;de instelier derzelve was, vertrouwde er het bestuurnbsp;van toe, aan twaalf seculiere geestelijken , met last omnbsp;te voorzien in de behoeften van twaalf arme klerken ,nbsp;over hun het opzigt te houden, hun te besturen innbsp;hunne studiën en van dezelve eenmaal goede priestersnbsp;te maken. Zij , die hun doel bereikt hebben, houdennbsp;op de weldaden der instelling te genieten en wordennbsp;vervangen door jonge aspiranten, die op hunne beurtnbsp;de voorwerpen van de waakzaamheid der bestuurdersnbsp;van het gesticht worden. De godvruchtige Miré oefende die schoone verrigting gedurende veertig jaren uitnbsp;en liet bij zijn’ dood, zijn geheel vermogen aan hetnbsp;huis, dat hij gesticht had. De Voorzienigheid heeftnbsp;zich belast met het vermeerderen der inkomsten vannbsp;hetzelve en die inkomsten zijn thans aanmerkelijk genoeg om in de opleiding van een grooter aantal klerken te voorzien.
Na die jonge levieten, die bestemd zijn tot het vereeuwigen van het priesterschap , zie ik de ouderlingen
-ocr page 300-( nbsp;nbsp;nbsp;284 )
Tan het heiligdom, die eerbiedwaardige Priesters, welke in den arbeid der heilige bediening zijn grijs geworden , die enkel schatten voor den Hemel hebben willen vergaderen en die zich zelven misschien hebbennbsp;ontbloot om hunne broeders te kleeden. Wie heeftnbsp;meer aanspraak op den onderstand der liefdadigheid ?nbsp;Tot loon voor hunne langdurige zelfopoffering vindennbsp;zij hier in een bijzonder gesticht, de geneesmiddelennbsp;die de gebreken van den ouderdom vereischen, metnbsp;eene peuluw om er hun hoofd op ter ruste te vleijennbsp;en den jongsten snik te geven.
De arme jonge meisjes worden hier beter dan ergens elders verpleegd. Het is reeds zes eeuwen geleden,nbsp;dat zich een genootschap onder de bescherming van denbsp;H. Maria de Meerdere vormde, met het doel om tenbsp;voorzien, in het plaatsen van arme meisjes, die zichnbsp;voor het huwelijk geroepen gevoelen en die, uit gebrek aan middelen , haar leven in een treurig en gevaarlijk celibaat zouden slijten. Zulk eene belangwekkende onderneming moest noodwendig algemeenenbsp;aanmoediging vinden: het genootschap is dus metnbsp;den tijd verrijkt geworden en vervult thans behoorlijk het doel, dat het zich van zijnen oorsprongnbsp;af, had voorgesteld. Jaarlijks geeft het aan veertiennbsp;meisjes een uitzet. De H. Bonaventura heeft bepaald ,nbsp;dat acht dier huwelijks - uitzetten, zouden gegevennbsp;worden in naam der ijverigste leden van het genootschap.
Een ander goed werk, dat hetzelfde oogmerk heeft, en den naam van Jtarlsbroederschap van de heiligenbsp;Boodschap draagt, ontstond in 1460, te Home, onder
-ocr page 301-( nbsp;nbsp;nbsp;285nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
hel Opperpriesterschap van Pius II. De kardinaal Tor-recremata , die er het plan van ontworpen had, vormde aanvankelijk een raad van twee honderd Romeinsche burgers, die hij met het opzamelen van liefde-offers belastte , om huwelijksgiften voor arme meisjes daar tenbsp;te stellen en dezelve door dat middel aan de gevarennbsp;der verleiding te ontrukken. Het goede werk verwierfnbsp;.eenen weligen bloei, en men besteedde de hulpbronnen aan jonge , ter goeder naam staande Romeinschenbsp;meisjes, die uit een wettig huwelijk voortgesprolen waren. De statuten vorderen daarenboven, dat de jongenbsp;meisjes, welke dezen weldadigen onderstand genietennbsp;willen, zich reeds in den ouderdom van vijftien ja-ren, van goede getuigschriften voorzien , zullen aanmelden. 'Fan het oogenblik af, dat zij onder het getal der aspiranten toegelatea worden, zullen zij aannbsp;eene zeer naauwgezette bewaking worden onderworpen.nbsp;Die maatregel, eene soort van beproeving, schijnt mijnbsp;zeer gepast toe en ik denk dat hij eenen gelukkigennbsp;invloed op de openbare zedelijkheid uitoefenen moet.nbsp;Op den feestdag van Maria boodschap, ontvangen zgnbsp;haar uitzet, en worden in de kerk van de H. Marianbsp;van la Minerva , bij Zijne Heiligheid ten voetkus toegelaten , welke zij vervolgens, processie-wijze volgensnbsp;oud gebruik , verlaten.
De jonge meisjes, aan welke eene meer teederegodsvrucht , smaak voor het religieuse leven inboezemt, en die naar eenen onsterfelijken bruidegom haken , konden niet vergeten worden bij de aanmoedigingen welke men der deugd aanbiedt. Het klooster dat zijnbsp;*oogien gekozen hebben, ontvangt in haar naam de
-ocr page 302-geringe som , welke zij aan hetzelve volgaarne zouden betaald hebben, als de hemel haar in eenen beterennbsp;stand had doen geboren worden. De huwelijks-giftnbsp;van diegenen welke in den echt treden, is twee honderd franken ; en de gift van haar die in een klooster gaan , drie honderd. Die sommen waren op hetnbsp;tijdstip der instelling , voorzeker zeer redelijk, dochnbsp;thans zijn zij schier niets meer ; doch de edelmoedigheid van zekere familiën, vermeerdert die geschenken gewoonlijk , en , door een der geheime raadsbesluiten der Voorzienigheid , vermenigvuldigen de hulpmiddelen naar gelang van de behoeften. Wat zou ernbsp;zonder die besturing, van het meerendeel der liefdadigenbsp;inrigtingen worden? Dat men het denbeeld bewonde-re, dat ze heeft doen ontstaanik bewonder nognbsp;meer den vinger die ze ondersteunt; het is de vingernbsp;Gods!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
JVaar het voorbeeld van die genootschappen, zijn later die van de H. Apollonia, van den H. Rozenkrans, van den H. Verlosser en eindelijk in 1773, dat van denbsp;onbevlekte Ontvangenis gevormd. Daar zij , even als denbsp;vorige, hetzelfde doel beoogen , hebben zij ook nagenoeg dezelfde statuten , en ik zou ze u niet opgenoemd hebben, als die optelling mij niet geschiktnbsp;ware voorgekomen, om u te doen beseffen hoe voor-zienend, hoe werkzaam en hoe overvloedig in hulpmiddelen de liefdadigheid der Romeinen is. Ondernbsp;die hulpbronnen is, eene, die ik schroom u voor tenbsp;stellen; ik vrees, dat gij u zeer zult ergeren.nbsp;Welke is het dan? Het is de loterij. Ja, bestenbsp;Vriend! de loterij, die Frankrijk, uw vaderland, lm!’
-ocr page 303-tniddetipuDt van alle vrgheid, het brandpunt van alle verstand, na rijpe overweging, van de lijst zijnernbsp;instellingen heeft gemeent te moeten uitwisschen,nbsp;en die het om zoo te zeggen aan de schandpaal dernbsp;onzedelijkheid heeft gehecht, de loterij bestaat te Romenbsp;nog, en zij wordt er niet alleen toegelaten maar doornbsp;het hooge gezag zelfs bekrachtigd. Nu, dat aan denbsp;loterij zwarigheden verbonden zijn', dat er eenige wanorde uit voortspruit, hieraan twijfelt niemand; dochnbsp;hoewel het met het grootste gedeelte der menschelijkenbsp;instellingen zoo gelegen is, moeten wij dan die, welkenbsp;slecht uit hunnen aard zijn, niet onderscheiden vannbsp;die, welke dit enkel zijn door het misbruik dat mennbsp;er van maken kan en moet men bij het verbannennbsp;van de eerste, niet trachten aan de andere eene heilzame wending te geven? In Frankrijk zoowel als elders,nbsp;hebben de opbrengsten van de loterij tot den huidigennbsp;dag toe , een gedeelte der openbare inkomsten uitgemaakt; te Rome evenwel, strekken zij niet ten voor-deele van het gouvernement; daar zie ik eenen onge-lijken strijd, een speculatie op de begeerlijkheid, denbsp;gezellin der armoede , en gevolglijk een ongeoorloofdenbsp;winst; hier is het eene schatting welke op eene dwazenbsp;hartstogt geheven wordt en die vervolgens met naauw-gezetheid wordt teruggegeven. In Frankrijk zou denbsp;arme, die niet in de loterij speelt, daarom niet minder behoeften hebben , wijl niets tot hem zou terug-keeren van de onberekenbare voordeelen, die zij aannbsp;den staat verschaft; te Rome, daarentegen, wordt denbsp;inleg van den rijke, het voedsel van den arme ennbsp;onttrekt hem vaak aan de bitterheden der wanhoop.
Ja, lieve Vriend! de loterij houdt op eene slechte instelling te wezen', als de Godsdienst de misbruikennbsp;derzelve verbetert, en, daar zij niet met goed gevolgnbsp;de al te terke neiging van den speler aanlasten kan ,nbsp;poogt zij weg te nemen wat haar schadelijk maakt ennbsp;somwijlen slaagt zij er in, om eenigermate, uit hetnbsp;kwade , hel goede te trekken. Dit heeft Benedictusnbsp;XIV gedaan: daar die groote Paus bedacht, dat denbsp;loterij een bedrieglijk lokaas voor het volk is, schaftenbsp;hij dezelve af en bepaalde zelfs straffen tegen diegenen,nbsp;die er heimelijk in spelen mogten. Docli wat wasnbsp;er het gevolg van ? het volk stoorde zich geenszinsnbsp;aan die maatregelen, het legde zijn misnoegen openlijknbsp;aan den dag en ging voort met spelen, maar in hetnbsp;geheim , op die wijze het gezag braverende, hetwelk ,nbsp;door het groote aanlal der overtreders niet in staatnbsp;was orn gestrengelijfc te werk te gaan. De Opperpriesternbsp;meende dezelve toen te moeten herstellen; doch altoosnbsp;door denzelfden geest bezield, veranderde hij derzelvernbsp;aard en herschiep haar in een werk van liefdadigheid.
Hij bepaalde onder andere , dat bij elke trekking vijf jonge meisjes haar huwelijks-uitzet van de winstnbsp;der vijf uitkomende nummers zouden ontvangen. Ditnbsp;is na dien tijd voortdurend in gebruik gebleven, zoo-dat het publiek alle maanden , aan elk nummer dennbsp;naam van het Romeinsche meisje gehecht ziet, waaraan het toéval de kans van eenen man té bekomen ,nbsp;verschaft, en dat deze , naar het altaar gaande om ernbsp;dien man haar hart en. hare hand te schenken, hemnbsp;noch een gewoone r.aam, noch een eigennaam aanbrengt, maar een naam van een getal: zoo als bijv,:
-ocr page 305-( 289 )
fflejufvrouw zes en dertig, of jufvrouw acht en tachtig.
Wat zegt gij over die uitvinding? wat mij betreft, die de afschaffing der loterij, immer heb toegejuicht,nbsp;daar, waar zij mij eene wonde, een knagende kanker, toescheen, ik zou haar hier niet kunnen yeroor-deelen, omdat hare besturing, hare strekking, ennbsp;hare uitwerking, zich aan mij uil een geheel verschillend oogpunt vertoonen en wijl ze mij meer nuttignbsp;dan schadelijk voorkomen.
Zie hier nog eene andere instelling, welke voorzeker allen bijval aan zich zal boeijen: het is die, welke de verdediging van de regten der armen bijzonder ten doel heeft. De godvruchtige Yvo, welks naamnbsp;zij draagt, en die haar met zijnen geest bezielde, zagnbsp;het eerste levenslicht, in dat gedeelte van Frankrijk,nbsp;dat het beste, met het geloof der eerste eeuwen,nbsp;hetwelk het zuiver bewaard heeft, die zachtaardigheidnbsp;en die wellevendheid, welke de vrucht van den Godsdienst en niet het gevolg van eene eigenbaatzuchti-ge en uitdroogende beschaving zijn, weet te paren. Innbsp;die gelbkkige streken, de advökaat der armen zijnde,nbsp;oefende hij er, gedurende eene lange reeks van jarennbsp;dat roemvolle patronaatschap uit; zijn dood onsluijerdenbsp;de heiligheid van zijn leven , en, den roep zijner deugden verbreidende, verwekte hij hem navolgers. Rome,nbsp;waaraan slechts ontbroken had, hem het leven tenbsp;schenken, wilde het eerste wezen in hem na te volgen; en de magistratuur dier groote stad beijverdenbsp;zich, terwijl zij zich onder zijne bescherihing plaatste,nbsp;bet goede werk voort te zetten , dat hij zoo gelukkig
19
-ocr page 306-begonnen had. Rome zag dus, voor de eerste maal, zich in haar midden eene vereeniging van mannennbsp;vormen, die gereed waren, om eene klasse van ongeluk-kigen ter hulp te snellen , welke door de armoede aannbsp;goederen dezer wereld, menigwerf genoodzaakt waren,nbsp;om van eene betere wereld de geregtigheid te verwachten , welke men niet altoos op aarde vindt, en dienbsp;gedurende eenige achtereenvolgende eeuwen, aan denbsp;rijken en magtigen ter leen scheen gegeven te zijn.nbsp;Om zijne regten te doen gelden en dezelve des noodsnbsp;te doen zegevieren had de arpie geen goud meer noo-dig en hij vond in eene even schrandere als liefdadigenbsp;instelling, alle middelen welke gevorderd werden omnbsp;zich voor de regtbanfc der menschen tot eene gelijkenbsp;hoogte te kunnen verheffen, als hij, die er hem voornbsp;gedaagd had, hoedanig overigens ook zijne titels of zijnenbsp;schatten zijn mogten. Die nuttige en kostbare troostbron wordt thans even als voorheen, aan elk een aangeboden die voor het geregt geroepen zijnde, niet innbsp;staat is, om de kosten te dragen , welke het noodzakelijk maken mogt, en de kerk van Rome, rekent hetnbsp;zich, ondanks de tijdelijke verliezen, welke zij ondergaan heeft, tqn pligt, eene instelling te handhaven dienbsp;den arme behoedt tegen de hinderlagen van den rijke,nbsp;den zwakke, tegen de onderdrukking van den magtigenbsp;en daardoor zoo wél in den geest van den goddelijkennbsp;Wetgever doordringt.
Zal ik u thans, dierbare Charles! spreken over d® onderscheidene genootschappen, die zich onledig houden met het bezoeken, troosten , onderrigten en verbeteren der gevangenen ? Dit doel is ongetwijfelt *
-ocr page 307-( nbsp;nbsp;nbsp;291nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
het minst nuttige, en ik geloof, dat in dit opzigt de liefdadigheid der Romeinen oneindig gepaster is, dannbsp;de weldadigheid der uitvinding van het huishoudelijkenbsp;vleeschnat (bouillon économique). Deze, buiten de be«nbsp;hoefte der natuur niets ziende, brengen alles tot cijfers terug; en om aan de gevangenen eenige stuiversnbsp;meerder Ie verschaffen , dwingen zij hen om van demnbsp;ochtend tot den avond te werken: doch gene , bedenkende dat die ongelukkigen eene ziel te redden hebrnbsp;ben, vergenoegen zich niet met hun wat brood te geven , zij verkenen hun ook nog tijd om te bidden;nbsp;zij onderwijzen hen en trachten hen te verbeteren.
Het is een zeer stichtelijk schouwspel, hetwelk op Zon- en Feestdagen die processie van godvruchtige personen, zich naar de gevangenissen begevende, oplevert.nbsp;Volg hen, ga met hen die treurige verblijven binnen ,nbsp;zie welke diensten zij aan de gevangenen bewijzen ,nbsp;met welke zachtzinnigheid zij hen toespreken , hoe zijnbsp;hen bemoedigen in hunne beangstheid, en hoe zij zichnbsp;beijveren om hen berouw en hóóp in te boezemen !
De schuldige, dien de geregtigheid der menschen naar het schavot zendt, vindt ook, zoo als ik u ditnbsp;breedvoeriger in eenen anderen brief zeggen zal, nietnbsp;alleen priesters die hem in dat verschrikkelijke oogen-blik bijstaan, maar ook geheele corporation, die ernbsp;zich een pligt uit maken, hem tot zijn offer voor te bereiden , hem te verzeilen , zijn overschot weg te nemennbsp;en te begraven.
Ik weet, dat genootschappen van dezen aard eertijds in uw vaderland bestonden, en dat zij in die rampzalige dagen vernietigd zgn geworden , waarin de
-ocr page 308-onschuldige zoowel als de schuldige ten dood gezonden werd, en waarin het weenen zelfs niet geoorloofd was; ik zou vurig wenschen dat zij thans hersteldnbsp;werden en dat zij zich overal heen verbreidden , wijl ernbsp;overal misdaden te stralfen zijn en dat men niet meernbsp;aan den beul de zorg overliet om eenen ongelukkigenbsp;te begraven, die het berouw dikwerf geregvaardigdnbsp;heeft j en die aan de aarde wedergegeven, met hetzelfde regt als wij, de vervulling der eeuwige beloften verwacht.
Na u de verschillende vormen te hebben voorgesteld, die de liefdadigheid te Rome aanneemt, om zich op allerlei soort van rampen te kunnen toepassen, schroomnbsp;ik niet, u, waarde Vriend! te vragen, of er eenenbsp;stad in de wereld is, waar, in allen gevalle naar denbsp;verhouding van hare bevolking, zoo veel goede werken verrigt worden ; eene stad, waarin de armen , denbsp;grijsaards, de weezen, de jonge meisjes en de gevangenen , zoo veel ondersteuning, vertroosting en onderstand ontvangen? Zeg mij, denkt ge dat uwe philan-trophen met hunne schoone theoriën, ooit zulke voldoende resultaten bekomen? Wat mij betreft, die doornbsp;mijne reizen in staat gesteld ben, om alles te vergelijken , ik verklaar, dat ik niets soortgelijks gezien heb en die geaardheid zou, als zij alleen ware,nbsp;naar mijn inzigt, voldoende wezen, om aan Rome, denbsp;roemvolle namen van heilige stad en van hoofdstadnbsp;des Christendoms te verzekeren.
Inderdaad , lieve Charles 1 als heidenen of barbaren de onderscheidene hoofdsteden bezochten, zouden hetnbsp;dan de schoone gebouwen en de prachtige paleizep
-ocr page 309-wezen, die hen derzelver inwoners zouden doen beminnen , die hun zonden aansporen tot het navolgen hunner gebruiken ,-tot het aannemen hunner zeden ennbsp;tot het beoefenen van hunnen Godsdienst ? Ach! hetnbsp;zouden veeleer die huizen wezen , waarin zoo vele vannbsp;godsvrucht-ijver blakende personen, zich aan den dienstnbsp;hunner broeders wijden; Ja, niets zon hen grooternbsp;toeschijnen dan die edelmoedige zielen, die zich vannbsp;hunne goederen berooven om er de behoeftigen medenbsp;te ondersteunen ; en de stad die hen de meeste voorbeelden van dien aard zou opleveren, zou in hunnenbsp;oogen de zetel van deii waren Godsdienst en de koningin der aarde wezen.
Frankrijk , zult ge mij welligt toevoegen, telt ook zeer vele gestichten van liefdadigheid. Ik weet bet,nbsp;en men zou hetzelve die roem niet kunnen ontzeggen ;nbsp;doch , vergun mij het te zeggen , want, vreemd aannbsp;de beide natiën, acht ik mij vrij van partijdigheid;nbsp;Rome behoudt de voorkeur boven Frankrijk , door hetnbsp;aantal van schuilplaatsen die het aan de lijdende mensch-heid geopend heeft, door de opofferingen die het heeftnbsp;gedaan , om ze daar te stellen en te verrijken , doornbsp;zijn ijver om ze te bedienen en door de ontberingennbsp;welke de Romeinen vaak hun zelve opleggen , om ze tenbsp;schragen ; wat zou het wezen, als het ... . bezat!nbsp;Ja, Frankrijk komt mij in dat opzigt gelukkiger voor;nbsp;Frankrijk bezit een schat die Rome niet kent, hoenbsp;waardig het ook zijn moge om hem te genieten , dienbsp;schat is de instelling der zusters van liefdadigheid. Ach !nbsp;ik zeg het met verteedering en erkentelijkheid, Vin-centius van Paula , heeft aan de liefdadigheid in Frank-
( nbsp;nbsp;nbsp;294 )
rijk , een karakter van waardigheid gegeven , een tint van kieschheid, welke zij zelfs in het middenpunt dernbsp;Christenheid mist. Bij het doorvvandelen van de straten der heilige stad, zocht ik met gretige blikken,nbsp;eenen wit linnen hoofdtooi, een dier engelachtige aan-gezigten , een dier kuische voorhoofden, eene dier zuivere handen , . . Die ontmoeting zou mij van vreugde hebben doen opspringen ; wat zou ik niet gegevennbsp;hebben, om die zedige maagd, de moeder der armen,nbsp;de troost der bedrukten te ontwaren ? Geene derzelvenbsp;vindende, heb ik onderscheiden malen uitgeroepen;nbsp;» O Rome! gij die zoo groot zijt, onder alle steden,nbsp;u faalt slechts, dat g’j het daglicht, niet aan den H.nbsp;Vincentius van Paula geschonken, of ijwe poorten voornbsp;zijne kinderen geopend hebt.”
Ik zou nog vele trekken bij het tafereel kunnen voegen , dat ik getracht heb u te schetsen; doch ik houde op, om u niet te vermoeijen, door de uitgebreidheidnbsp;van mijnen brief.
Vaarwel, goede Vriend !
-ocr page 311-( 295 )
Rome, April 1838*
Er zijn omstandigheden, waarin magistraten niet kunnen nalaten, een schuldige tot de doodstraf te veroor-deelen ; doch als zij er hem toe veroordeelen, mogen zij niet rergeten, dat hij eene ziel te redden heeft.nbsp;Dit vergeet men te Rome niet.
Men voert den bleeken man ter schrikbre strafplaats heen s De henjeldienaar en de dienaar van deez' aarde,
De priester en de beul, verzeilen zijne schreén.
Maar is gerej^tig-heid der menachen vol van smarte,
't Is Gods geregtigheid die troostvol is voor ’t harte.
Neen, God verlaat hem niet wien ’tmensehlijk regt verstiet; De priester Iaat hem nog 't vertroostend kruisbeeld kussen,
Hij spreekt, vermaant, vergeeft....... het slagtmes valt in-
Op hem in wien gemeen lid van Jesus Christus ziet. (tusschen
Onder de godvruchtige instellingen, welke der wereld hoofdstad tot sieraad verstrekken, en die er in zijnen vollen luister dien geest van liefde doet schitteren , die het onderscheidend kenmerk van het Catho-licismus is, is er eene, die bijzonder js toegewijd aannbsp;het bijslaan der boosdoeners, welke ter doodstraf veroordeeld zijn. Deze instelling noemt zich het aartsbroederschap van de onthoofding van den H. Joannes.nbsp;Zij is zamengesteld uit godvruchtige mannen , zoonbsp;geestelijken, als wereldlijken en de Soüvereine Opperpriesters quot;hebben hetzelve met voorregten en aflaten ver-
-ocr page 312-( 296 )
lijkt, daar zij de gewigtige diensten , welke het aan die ongelukkigen bewijst, in aanmerking genomennbsp;hadden.
’sDaags voor de voltrekking van het doodvonnis, doen de medebroeders in alle wijken der stad doornbsp;aanplak-biljetten bekend maken, dal dien dag het allerheiligste Sacrament in hunne kerk uitgesleld staatnbsp;en dat de geloovigen uitgenoodigd worden, om er tennbsp;gunste van den misdadiger, eenen gelukkigen overgangnbsp;tot de eeuwigheid, te komen afsmeeken. Zij gevennbsp;hetzelfde berigl aan alle kloosters en doen hun dezelfdenbsp;uitnoodiging; vervolgens gaan zij, met hunnen zaknbsp;bedekt, en met eene beurs in de hand, de geheelenbsp;stad door, wijl de aalmoezen die zij inzamelen, strekken tot het doen lezen van Missen, voor de rust dernbsp;ziel van den ter dood gebragten misdadiger.
Daar ik niets wilde overslaan van alles wat er bij die gelegenheid verrigt wordt, zal ik tot het berigtnbsp;terugkeeren , dat de gouvernernents-regtbank ’s daagsnbsp;voor de voltrekking der doodstraf, aan den proveditornbsp;van het broederschap van den H. Joannes mededeeld,nbsp;ten einde hem te verwittigen, dat den volgenden dagnbsp;op dit of dat uur en op die of die plaats, een of meernbsp;veroordeelden, de doodstraf zullen ondergaan.
Zoodra de proveditor deze kennisgeving ontvangen heeft, noodigt hij vier of vijf medebroeders, waaronder zich een priester bevinden moet, nit, om zichnbsp;des avonds naar de kerk van den H. Joannes te begeven , om vervolgens naar de nieuwe gevangenissen tenbsp;gaan, welke in de nabijheid van gezegde kerk zijn.nbsp;Op het bepaalde uur verrigten de vereenigde mede-
-ocr page 313-broeders voor het altaar eenige gebeden om den goj-delijken bijstand af te smeeken, bij den smartvollen liefdedienst dien zij zullen gaan verrigten. Zij eindigen die gebeden door het driewerf herhalen: O Sa-pientia . , , . enz. Hierop verlaten zij twee aan tweenbsp;de kerk en begeven zich, door lantaarns voorafgegaan,nbsp;in de diepste stilte naar de gevangenissen , alwaar zijnbsp;door de ambtenaren van het gouvernement ontvangennbsp;worden. In de gevangenis binnengetreden zijnde, begeven zij zich terstond naar de kapel, welke men con-forteria noemt, of plaats van versterking, zij trekkennbsp;den zwarten zak over hnn hoofd, en omgorden zichnbsp;met een ruw, van hennep gevlochten touw. De ka-pellaan wijdt vervolgens water en als hij hen besproeitnbsp;heeft, begeven zij zich naar eene kamer, waardepro-veditor aan elk de verrigling aanwijst, welke hij tenbsp;vervullen heeft. Twee nemen den naam van assistenten aan : zij houden zich meer bijzonder met de geestelijke behoeften bezig; de derde vervult de bedieningnbsp;van koster en de vierde moet alles, in een daartoenbsp;bestemd boek , met alle bijzonderheden , zonder hetnbsp;minste weg te laten , opschrijven , dat is, van het oo-genblik af dat de misdadiger het vonnis zijner veroor-deeling hooren zal, tot op het oogenblik van de voltrekking der doodstraf. Die boeken welke in de archieven van het broederschap bewaard worden, klimmen tot eene oude dagleekening op en zijn zeer belangrijk, uit hoofde van de openbaringen die zij behelzen , en van de voorschriften van gedrag, welkenbsp;zij voor onderscheidene gevallen hebben opgeteekend.
De zaken zijn dus geregeld; te middernacht gaan de
-ocr page 314-( nbsp;nbsp;nbsp;298nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
gevangenbewaarders den veroordeelde uit zijn gevan-genhok afhalen , zij binden hem de handen en doen hem eenen geheimen trap bestijgen , die naar gezegdenbsp;kapel voert; op de laatste verdieping van dien trap gt;nbsp;is eene zaal, waar hem de notaris van het gouvernement, zijn doodvonnis geregtelijk aanzegt. Naauwelijksnbsp;is dit doodvonnis uitgesproken, of de medebroeders assistenten vertonnen zich aan hem, zij omarmen dennbsp;veroordeelde, en voor zijne oogen de beelden van dennbsp;gekruisten Jesus en dat van de Moeder der smartennbsp;plaatsende, trachten zij de bitterheid van dat vonnis tenbsp;verzoeten, door alle drangredenen welke de Godsdienstnbsp;hun ingeven kan. Dit oogenblik is gewoonlijk verschrikkelijk : meer getroffen over het vonnis dat hemnbsp;is aangezegd, dan bewogen door de vertroostingen welke men hem voorstelt, is de ongelukkige ontsteld , hijnbsp;is radeloos èn vaak ter prooi aan hevige stuiptrekkingen. De assistenten verdubbelen alsdan hunne zorgen,nbsp;zij geven hem smartleenigende middelen en als zij zien,nbsp;dat zijn ligchaam afgemat en zijn geest kalm is, maken zij zich dien toestand ten nutte, om hem tot eene goede biecht voor te bereiden. Alvorens hij de belijdenis zijner zonden doet, ondervraagt men hem aangaande de voornaamste punten van den Godsdienst,nbsp;ten einde zich te overtuigen dat hij toereikend onderligt is, aangaande hetgene wat hij weten moet, omnbsp;zalig te worden. Men vermijdt nogtans hem te ver-moeijen door aanhoudende vermaningen; want denbsp;ondervinding heeft geleerd, dat men door het al tenbsp;zeer vèrlengen dier vermaningen, dengenen vertoorntnbsp;en afschrikt, dien men onderwijzen en troosten moest.
-ocr page 315-Men verwijderd zich derhalve een oogenblik , men laat hem alleen .... Eene inwendige stern spreekt alsdan tot zijn hart en het berouw verwerft hem de genade der verzoening. Als de veroordeelde zijne biechtnbsp;geëindigd heeft, beschikt hij over hetgeen hem overblijft, hij maakt, als hij het wil,*zijn testament ennbsp;verklaart in diezelfde akte, dat hij in den schoot dernbsp;Catholijke Kerk sterft, dat hij aan degenen, die hemnbsp;beleedigd hebben, vergeeft en dat hij voornemens is,nbsp;om het kwade te verbeteren, dat bij zijnen naastenbsp;mogt hebben aangedaan.
Gedurende dien tijd verriglen de medebroeders die zich in de kapel bevinden , achtervolgens gebeden , om vannbsp;de goddelijke barmhartigheid den bijstand te verwerven , dien de misdadiger behoeft, om met onderwerpingnbsp;den dood te ondergaan en den jongsten snik in dennbsp;vrede des Heeren te geven. De medebroeders zijn gewoon , dien nacht ook te biechten en onder eene dernbsp;Missen te communiceren, welke vóór het aanbrekennbsp;van het morgenrood in de kapel gelezen worden. Wantnbsp;onder de voorregten ,'die door de Souvereine Opperpriesters aan het aartsbroederschap van den H. Joannes verleend zijn, behoort ook dit, dat zij bij dienbsp;omstandigheid, twee uren vroeger, dan op de anderenbsp;dagen, Missen kunnen doen celebreren. Als derhalve denbsp;veroordeelde het verlangd, kan hij, zonder het morgenrood af te wachten , onderscheidene Missen doen lezen,nbsp;onder eene van welke hij als teerspijs communiceert, wijlnbsp;het nemen van eenig voedsel vóór het ontvangen der goddelijke Eucharistie niet geoorloofd is, en de toestand vannbsp;afmatting waarin hij zich bevindt, zulkseehtervordert.
-ocr page 316-( 300 )
Hoe meer men het noodlottig eindstip nadert, hoe neerslachtiger de veroordeelde wordt: hij laat zijn hoofdnbsp;hangen, zijne beenen kunnen hem niet meer dragen.nbsp;De medebi’oeders assistenten, verdubbelen dan hunnbsp;ijver en hunne liefdadigheid en stellen alles in het werk,nbsp;om te bewerken, dat hij de vruchten der Sacramenten, welke hij ontvangen heeft, niet verliest. Men bidtnbsp;te dien einde de Litanie van alle heiligen, men bezoekt de statiën van den kruisweg en als bet tijdstipnbsp;tot vertrek daar is, wekt men hem op nieuw lot berouw op, men geeft hem den Pauselijken zegen metnbsp;vollen aflaat. Men zegent hem nog daarenboven metnbsp;eene reliek van hel hout van het ware kruis. Terwijlnbsp;die oefeningen van godsvrucht in de gevangenis ver-rigt worden, hooren andere medebroeders, in hunnenbsp;kerk vereenigd, eene Misse, waarna zij in stilte, tweenbsp;aan twee, met hunnen zwarten zak bedekt, den ongelukkige gaan afhalen om hem naar de strafplaatsnbsp;te geleiden. Voor hun w'ordt tusschen twee geele toortsen een groot beeld van Jesus gekruisigd gedragen , datnbsp;tot aan het uiterste einde met een zwart kleed bedektnbsp;is. De veroordeelde daalt af, en, op het midden vannbsp;den trap der gevangenis, treft hij een beeld van denbsp;heilige Maagd aan , waarvoor hij nederknielt. De hemnbsp;bijstaande priester vermaant hem met weinig woorden,nbsp;om zich volledig aan die moeder van barmhartigheidnbsp;over te geven. De veroordeelde staat op, hij gaatnbsp;voort en beneden aan den trap vindt hij het kruis,nbsp;dat de medebroeders, naar de gevangenis gaande, hadden doen vooruit dragen. Daar doet dezelfde priesternbsp;hem andermaal stilstaan, en hem de wonden dos Za-
-ocr page 317-( 301 nbsp;nbsp;nbsp;)
ligmakers toonende, herinnert hij hem op de indrukwekkendste wijze, dat dit bloed eene eindelooze waarde heeft en dat het voor alle menschen vergoten is geworden.
Het gebeurt zelden , dat de misdadigers, den dood zoo nabij ziende, niet een terugblik op zich zelvennbsp;werpen en niet trachten de gramschap van God, voornbsp;wien zij gaan verschijnen, te ontvrapenen; als evenwelnbsp;de zinnelooze zich zelve eene afschuwelijke vermaardheid mogt willen verschaffen, door hem niet te vreezen ,nbsp;als hij de troostmiddelen van den Godsdienst mogt weigeren , en als hij zich hardnekkig tegen het doen eener
rouwmoedige biecht mogt verzetten..... Ach! wat
doen bij die omstandigheid dan de broeders niet! er is niets wat zij niet aanwenden om zijn versteend hartnbsp;te vermurwen : levendige vertoogen , zielroerende vermaningen, tranen, smeekingen , alles, alles stellen zijnbsp;in het werk; de priesters zelven zich voor zijne voetennbsp;werpende, smeeken hem medelijden met zijne ziel tenbsp;hebben en zich niet tot eenen dubbelen dood te doemen. Voorheen bragt men , om die hardnekkige zondaars schrik in te boezemen en hun door de vrees voornbsp;het vuur der hel, tot berouw te bewegen, eene brandende toorts aan hunne hand; doch dat middel wordtnbsp;thans niet meer gebezigd, de dienaren des Heerennbsp;Wenden zich enkel tot het hart. Als de ongelukkigenbsp;zich nog niet overgeeft, verzoekt men van het gouvernement voor eenige uren uitstelling van de strafoefeningnbsp;en gedurende dien tusschentijd, haalt men andere geestelijken , die door hunne geleerdheid en nog meer doornbsp;hunnen heiligen levenswandel uitmunten, opdat zij ,nbsp;op hunne beurt, zouden trachten over het ongeloof tet
-ocr page 318-zegevieren. God zegent gewoonlijk die laatste pogingen, en hij , die door zijne hardnekkigheid de assistenten hadnbsp;doen sidderen, heeft eindelijk, door te biechten, en allenbsp;blijken van opregt berouw te geven, hen gerust gesteld.
Laat ons den veroordeelde volgen. Het uur slaat, men doet hem op eene kar stijgen, hij wordt naar de doodstraf geleidt, met den rug naar de plaatsgekeerd, waar hijnbsp;den geest zal geven. Helaas! lieve Vriend! gun mij, nnbsp;te zeggen, dat wij slecht of deugdzaam, in ditopzigt,nbsp;allen op hem gelijken. Het denkbeeld van den dood,nbsp;jaagt ons schrik aan, wij wenden er ook het hoofd vannbsp;af en wij worden desniettegenstaande in het graf gesleurd.
Intusschen beklimmen de twee medebroeders assistenten met hem de kar , zij plaatsen zich te weerszijden van dennbsp;veroordeelde, en terwijl een hunner hem in zijne armennbsp;klemt en hem met zijne tranen besproeit, houdt de andere eene schilderij , Jesus en Maria voorstellende,nbsp;voor zijne oogen. Die troostrijke afbeeldingen versterkennbsp;de hoop van den boeteling, zij leenigen de bitterheidnbsp;van zijn offer, en, terwijl hij er zijne blikken aan boeit,nbsp;benemen zij hem het gezigt van een volk , dat altoosnbsp;gretig naar zulke verschrikkelijke strafoefeningen is.
De kar houdt stil, de boeteling stijgt af en wordt in eene zaal geleidt, die met zwart behangen en slechtsnbsp;door een flaauw licht verlicht wordt. Een crucifixnbsp;is in dezelve geplaatst, hij omhelst hetzelve, hij hersteld zich, hij ontvangt op nieuw de absolutie ennbsp;terwijl hij met de broeders korte gebeden en de oefeningen der goddelijke deugden bidt, bindt de beul hemnbsp;de oogen , voert hem naar het schavot, laat het doodelijkenbsp;staal vallen en de menschelijke geregligheid is voldaan.
-ocr page 319-Hij is niet meer die man, die misschien, gedurende onderscheidene jaren, de schrik zijner medeburgersnbsp;was; bereids is zijne ziel Toor de regtbank ran dennbsp;óppersten Regter verschenen; wat zal er van zijn lijknbsp;worden? De medebroeders doen het wegnemen, zijnbsp;brengen het naar hunne kerk over, en , na de voor-geschrevene openbare kwijtschelding van zonden , ver-leenen zij aan hetzelve eene plaats op hun kerkhof.
Hoewel de werken van barmhartigheid als een uitmuntend middel ter heiliging beschouwd worden, en^ daar God ons verklaart heeft dat Hij aan dezelve denbsp;voorkeur boven brandoffers geeft, zijn de broeders vannbsp;den H. Joannes, te ootmoedig, om eenige waarde tenbsp;hechten aan die, welke zij met zoo veel ijver verrigten,nbsp;en, nadat zij voor de rust der ziel van den te regt ge- -stelden gebeden hebben, bidden zij ook voor zich zelvennbsp;en ootmoedig aan den voet van het altaar neêrgeknield,nbsp;bidden zij den confiteor ter voldoening voor de nalatigheid waaraan zij zich schuldig gemaakt moglen hebben ,nbsp;en zij verwijderen zich eerst, nadat zij van hunnennbsp;kapellaan, in het bijzonder den zegen ontvangen hebben.
Ik heb u niet opgemerkt, dat de tusschenkomst dier broeders assistenten, die dikwerf tot den hoogsten rangnbsp;van den adel behooren, allen smaad van den kant dernbsp;knechts van den beul belet; dat het volk, door datnbsp;schouwspel getroffen, enkel gevoelens van schrik ennbsp;medelijden aan den dag legt en dat de tooneelen dienbsp;in veel andere landen de strafoefening voorafgaan ennbsp;op dezelve volgen , te Rome niet plaats hebben , alwaarnbsp;overigens, de uitoefening der doodstraf zeer schaars is.
( 304 )
Rome, April 1838.
De vreemdelingen , lieve Vriend ! hebben te Rome altijd eene congregatie van dames bewonderd, die langnbsp;onder het prioraat van de princes Doria geweest is.nbsp;Die instelling werd bestuurd door pater Poncileoni ennbsp;was nagenoeg uit vier en twintg dames zamengesteld.nbsp;Alle behoorden lot de eerste standen van Rome , hetnbsp;waren princessen en hertoginnen en een klein aantalnbsp;van markiezinnen.
Ziedaar, zult gij zeggen, waarde Charles! eene zeer arislokralische instelling. Gij hebt gelijk, en mennbsp;moet zoo als gij denkt, geene gelegenheden aan denbsp;jalouzij geven , even min als zich zelve voorregtennbsp;loeëigenen, die den hoogmoed van de andere klassen van den adel krenken. Dit is waar, doch hoor,nbsp;waarin de voorregten van die aristokratie bestaan.nbsp;Alle Zondagen worden twee dier dames, voor dennbsp;dienst in het gasthuis van ongeneeslijke vrouwen bestemd. Des morgens reeds vroegtijdig in het gasthuis aankomende, omgorden zij den wezenlijken voorschoot der zieken-oppassters en nadat zij de wondennbsp;hebben verbonden, vertoonen zij zich voor het bednbsp;van elke kranke , zij kammen heur het haar, wasschennbsp;hare handen , hooren hare klaglen aan , belasten zichnbsp;met hare boodschappen voor hare familiën, sprekennbsp;de zieken woorden van troost toe en deelen naarmate
-ocr page 321-( nbsp;nbsp;nbsp;305nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
van liet belang Jat die kranken inboezemen , aalmoezen aan haar uit. De dames van den dienst, gaan alle bedden bezoeken en als er zusters afwezig of onpasselijk zijn, dan vervangen zij dezelve met ijver, hetgeennbsp;de reden is, dat de dienst meermalen in de drienbsp;maanden terugkeert. Eene dier dames heeft mij gezegd , dat de indruk , welke zulk een schouwspel opnbsp;haren geest achterliet, drie maanden later nog voortduurde, doch de moed der liefde werd er slechts tenbsp;levendiger en te vuriger door.
Onder die dames waren eenigen, die meer bekwaamheden in het verplegen bezaten en wier handen zachter waren ; men moest op den dag, waarop die dames weder verschijnen , de vreugde dier ongelukkigen zien , welke haar verbeiden : een algemeene kreet vannbsp;zegen en liefde deed zich hooren. Zijt gij nu , lievenbsp;Charles! nog gestemd ; om tegen het voorregt dier aris-tokratie van het uitslekendsle patriciaat van Rome tenbsp;declameeren ? Ik heb u geene bijzonderheden kunnennbsp;«lededeelen van hetgene die liefdadige dames te lijdennbsp;hadden door het gezigt van die ellenden , van die wonden en van die wezenlijke ontbindingen van het armenbsp;menschelijke ligchaam en van eene menigte van afschuwelijke kwalen , het noodwendige en beklagenswaardige gevolg van hel wangedrag , van de ellendenbsp;en van de harlstogten dezer wereld.
Als in deze congregratie eene plaats open valt, kan men onder een groot aantal overtolligen, van den-zelfden rang kiezen , die sedert lang de eer en hetnbsp;geluk hebben verzocht, om er bij toegelaten Ie worden.
20
-ocr page 322-Ik geloof, dierbare Vriend ! dat gij in geen ander land , zulke schoone inrigtingen voor de zieken , voornbsp;de grijsaards en voor de gebrekkigen vinden zult, alsnbsp;er over het algemeen in de voornaamste steden vannbsp;Italië en vooral te Rome bestaan, waar zij zeer talrijknbsp;zijn. De godsvrucht van de oude bedevaartgangers,nbsp;beeft het grootste gedeelte der Catholijk^ natiën doennbsp;besluiten tot het stichten van gasthuiz^ voor hunne
bedevaartgangers en voor zieken.
Men kan niets heerlijker zien dan het groot hospitaal van den H. Geest in Saksen , di San Spiritioin Sassia; ook heeft men , om het van de andere tenbsp;onderscheiden, aan hetzelve den naam van aartsgast-huis, Archiospedale gegeven. Het heeft zijne stichting te danken aan Paus Innocentius III, en de Sou-vereine Opperpriesters, zijne opvolgers, hebben er immer eene bijzondere bezorgdheid voor aan den dagnbsp;gelegd. De gebouwen van hetzelve zijn zeer uitgestrekt en deszelfs inkomsten ontzettend groot. Uwenbsp;gasthuizen zijn voorzeker niet zoo rijk en evenwelnbsp;hebben er het de zieken beter. De H. Vincentiusnbsp;van Paula heeft o het geheim medegedeeld om voornbsp;weinig kosten , aan de gebrekkigen , schuilplaatsen tenbsp;openen, waarin eene bewonderenswaardige orde heerscht,nbsp;en die de billijkste erkentelijkheid omringd. De arme,nbsp;die in dezelve komt, staat verbaasd, als hij zich hetnbsp;voorwerp tan zoo veel bezorgdheid ziet, hij looft denbsp;zusters, die hem verplegen, en als hij hersteld is,nbsp;terlaat hij haar niet, zonder derzelver handen met tranen te besproeijen. Ik heb in de gasthuizen te Ro™®»nbsp;niet dat eigene beheer van een huisgezin gezien, en ik
-ocr page 323-( nbsp;nbsp;nbsp;307nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
ben niet te min degenen die ze besturen, dank verpligt voor hunne goede wenschen en godsdienstige bedoelingen. Zich met zulk een ambt te belasten, zal immernbsp;schoon wezen ; ik zeg amht, en ik zeg dit niet zondernbsp;smart, maar, welk woord zou ik anders kunnen bezigen? want als ik mij niet bedrieg, dan noemt gij enkel die diensten goede diensten , daden van zelfopoffering en werken van barmhartigheid , welke hunne be-looning enkel van den Hemel verwachten.
Ik geloof dat de personen, die te Rome, in de gasthuizen gebezigd worden , hunne pligten met naauwge-zetheid vervullen ; doch de pligten, waarvan men zich uit eigenbelang kwijt, hebben die zoo veel waarde alsnbsp;diegene, waarvan men zich kwijt uit liefde? De eerste zijn koud , wijl ze koud berekend zijn ; de tweedenbsp;zijn werkdadig, zij braveren alles, zelfs den dood, wijlnbsp;zij God ten doel hebben. Gij zult voor geld aan dennbsp;zieke , wel de middelen geven die de geneesheer hemnbsp;voorgeschreven heeft, doch zonder eene bijzondere genade, zult gij hem de bitterheid dier geneesmiddelennbsp;niet verzoeten, gij zult zijne wonden niet'zonder walging verbinden , gij zult zijn bed niet zonder tegenzinnbsp;opmaken , gij zult aan zijne weeklagten geen medelijdend oor leeneri. Ja, ik heb het bereids gezegd, ennbsp;ik zal onvermoeid w'ezen in het te herhalen , ik bejammer dat de eerbiedwaardige dochters van den heiligen Vincentius van Paula, die overal moesten wezen,nbsp;waar smarten te leenigen zijn, het bestuur niet overnbsp;de gasthuizen van Rome hebben. In hare handennbsp;zouden die gestichten tempels worden ; en moet eenenbsp;schuilplaats, die voor de menschelijke ellenden ge-
-ocr page 324-opend is en door de godsvrucht bediend wordt, geen tempel wezen ? Men geeft om hun afzijn te verklaren,nbsp;onderscheidene redenen op welke uit het klimaat ennbsp;uit de plaalselijke gesteldheid ontleend zijn ; wat mijnbsp;aanbelangt, die weet, dat eene waardige zuster vannbsp;liefdadigheid, op alle plaatsen dezelfde is, ik houdenbsp;staande, dat zij te Rome hetzelfde zouden wezen watnbsp;zij te Parijs zijn, en dat hare tegenwoordigheid misbruiken zou uitroeijen , welke slechts daar bestaan,nbsp;waar die zusters niet zijn.
Ik bezocht gister het gasthuis van den heiligen Zaligmaker: hetzelve binnen komende, merkte ik er eene zekere zindelijkheid in op, welke ik niet in dezelfdenbsp;male, in de andere had gezien en ik giste dat hetnbsp;door zusters bediend werd. Ik bedroog mij niet:nbsp;in 1821 vormde de vorstin Theresia Doria-Pamphili,nbsp;wier naam hier in zegening is, het ontwerp, om innbsp;het midden der heilige stad , de Fransche zusters vannbsp;liefdadigheid in te voeren. Toen eenige zwarighedennbsp;zich daartegen verzetten, stichtte zij een genootschap vannbsp;gasthuis-zusters, voor den dienst van dit gasthuis en gafnbsp;aan hetzelve een regel die door Leo XII, goedgekeurdnbsp;werd. Ik was gesticht door derzelver zedigheid, doornbsp;hare zachtaardigheid en door haar ijver; en denkendenbsp;dat de zusters van barmhartigheid, dit is de naamnbsp;waaronder zij bekend zijn, eenmaal in Italië, evennbsp;zoo veel goed zullen doen , als die van liefdadigheidnbsp;in Frankrijk, zond ik vurige gebeden tot God, omnbsp;den spoedigen aanwas van dit ontluikende genootschapnbsp;af te smeeken.
Daar Rome, op het tijdstip van het jubilé, de ver-
-ocr page 325-{ 309 nbsp;nbsp;nbsp;)
xamelplaats van de Catholijke wereld wordt, heeft hel in zijne liefdadigheid, schuilplaatsen voor de boetelingen daargesteld, die door het verlangen om. den aflaatnbsp;te verdienen, herwaarts gedreven worden. Het gast*nbsp;huis van de heilige Drievuldigheid wordt alsdan aannbsp;de bedevaartgangers geopend ; zij worden er, zondernbsp;onderscheid van hun vaderland ontvangen , op de getuigenis van hunnen bisschep , of enkel van hunnennbsp;pastoor en zij blijven er gedurende den tijd cfie doornbsp;jde stichters bepaald is. Broeders bedienen hen en nadat zij hun alle diensten hebben bewezen, die hunnbsp;toestand vereischt, stellen zij hen nog daarenboven,nbsp;op het oogenblifc van hun vertrek , eene vrij aanziene-Hjke aalmoes ter hand. BIJ de religieusen , die met denbsp;zorg voor het gesticht belast zijn, voegen zich bij dienbsp;gelegenheid, immer mannen van hooge geboorte, dienbsp;door heiligen ijver gedreven , met hun wedijveren , innbsp;het bewijzen van liefde-diensten , aan de vreemdelingen.nbsp;In 1825 werden meer dan twee honderd duizend pelgrims in het gasthuis van de heilige Drievuldigheid ontvangen, Hoe kan men, zult ge mij vragen , in zoonbsp;vele behoeften voorzien ? Als men enkel de geringe inkomsten, van dezen kleinen staat, in aanmerking neemt,nbsp;zou men veel te kort schieten, doch de arm van Godnbsp;is niet verkort en de Zaligmaker is tegenwoordig nog,nbsp;wat Hij in de omstreken van het meer van Genesa-reth was, toen Hij zeide. » Ik heb medelijden metnbsp;» dit volk , ik wil het niet terug zenden, zonder datnbsp;» het iets tot zich neemt. Als ik het naar huis terugnbsp;» zond zonder dat het iets gegeten heeft, zou het opnbsp;» den weg bezwijken, want eenigen zijn van verre ge-
( nbsp;nbsp;nbsp;310nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
» komen.” Ja , ja: God verlaat diegenen nooit, die alles verlaten om Hem te volgen, en het wonder dernbsp;vermenigvuldiging van de brooden, vernieuwt zich meernbsp;dan men denken zou.
Te Rome zijn onderscheidene bewaarplaatsen voor jonge meisjes geopend ; en in de regels welke aan dienbsp;huizen voorgeschreven zijn , bewonderd men het gezonde oordeel en de kieschheid , zeer. De dochter vannbsp;den armen daglooner, wordt in hetzelve toegelaten, evennbsp;als de dochter van den onttroonden vorst, doch zijnbsp;worden daarom niet vermengt; en terwijl men eerstgenoemde een beroep leert, dat geschikt is om er haarnbsp;levensonderhoud in te vinden , onderwijst men de andere in de schoone kunsten en men geeft haar eenenbsp;opvoeding, die den stand, waarin zij geboren is ennbsp;dien zij weder hernemen kan, waardig is.
Het gesticht van de H. Meria in Aquiro, is bijzonder bestemd voor weezen, wier ouders de weldaad van een gegoed leven genoten hebben. Men boezemt hennbsp;gewoonlgk eene neiging voor de studie in en de wijze,nbsp;waarop men hen behandeld, is zeer geschikt, om hennbsp;te troosten over de slagen van de fortuin. Op dezenbsp;wijze zijn de verschillende trappen van den rampspoednbsp;onderscheiden en de liefde maakt zich alles voor allen.
Het gasthuis van den H. Geest, waarover ik u bereids, een woord gezegd heb, belast zich ook met het opnemen van te vondeling gelegde kinderen, de vruchten van ongeoorloofde liefde, of die uit ontaarde ouders,nbsp;geboren zijn. Innocentius III, tegen het einde dernbsp;twaalfde eeuw verontwaardigd over de wreedheid vannbsp;zoo vele moeders, die hare kinderen in haren schoot
-ocr page 327-smoorden, of dezelve in den Tiber wierpen, begeerde, dat dit huis die ongelukkige schepsels ontvangen zounbsp;en dit was het eerste van dien aard in Europa. Vin-centius van Paula, wien eenige woorden genoegzaamnbsp;waren, om er een te Parijs, omstreeks het midden dernbsp;zeventiende eeuw, te slichten, had misschien de oogennbsp;over Rome laten weiden, of, om juister te spreken,nbsp;hetzelfde gevoel boezemde hem hetzelfde denkbeeld in.
De personen van beide geslachten, welke buiten den schoot der Kerk geboren zijn, en die tot het Catholijrnbsp;ke geloof willen terug keeren , vinden hier eene inrig-tingj'die bekepd is onder den naam van het Conservatorium der Catechumenen. Zij worden er gedurendenbsp;veertig achtereenvolgende dagen tot het doopsel voorbereid gt; na verloop derzelve leggen zij hunne geloofsbelijdenis af. De mannen verlaten alsdan het gesticht,nbsp;doch de vrouwen hebben de vrijheid, om er in te blijven wonen. Als zij hetzelve verlaten, om in den echtnbsp;te treden, dan ontvangen zij eene huwelijksgift van 750nbsp;franken eh ingevalle zij den religieuzen staat mogtennbsp;willen omhelzen, is het klooster der Annonciatie ver-pligt haar te ontvangen.
Het gasthuis van den H. Michael, door Sixtus V geslicht , door Innocentius XII vergroot en later door de vorsten,Aldescalchi verrijkt en beschermd, is een hoofdkwartier van ellenden en van hulp-bronnen. Het isnbsp;gelijktijdig eene Salpétrière en een Bicêtre. Het isnbsp;het bedelaarsgesticht van Saint-Quentin, het zijn denbsp;kleine ménages en de ongeneeslijken. Men vindt ernbsp;van beide geslachten, van eiken ouderdom en datalijs,nbsp;wel verdeeld , wel afgescheiden , zonder verwarring,
zonder vermenging. , Met één woord, het is een on-metelijk gesticht, het is een meesterstuk van weldadigheid. De president en de vice-president, Mgr. Antonio Tosti en Mgr. Morichini, zijn prelaten van ongewone verdienste, wier namen niet dan met liefde en eerbied uitgesproken worden. De werkplaats van Talanbsp;Giovanni ontvangt de verlatene weezen : het is de kweekschool der kunsten en ambachten van Chalons, vermeerdert met de godsdienstige leiding, welke men aannbsp;die jonge planten geeft. De stichter van dit huis heeftnbsp;het doel beoogd, om aan de jonge arme weezen , dochnbsp;enkel aan arme weezen een handwerk te bezorgen ;nbsp;want hij heeft die bepaling in de akte zijner stichtingnbsp;uitdrukkelijk geplaatst. Zelf een goed handwerksmannbsp;en een verlicht Christen zijnde, heeft hij die kinderennbsp;van de ellende willen redden, door ze reeds vroegtijdignbsp;aan den arbeid te gewennen ; en om de vrucht vannbsp;zijn edelmoedig offer niet te verliezen , heeft hij verlangd , dat zij hun werk nog zouden heiligen , door denbsp;beoefening der Christen deugden.
In den loop der zeventiende eeuw, opende een heilige priester uit hel geslacht der Odescalchi, te Sint-Gallus, eene schuilplaats voor de armen, die het gemis van woning, of het gebrek aan geld, dwong, om dennbsp;nacht onder den blooten hemel door te brengen. Hijnbsp;verschafte hun een bed, eene goede soep, en om mgnbsp;van eene eer weinig ruiterlijke uitdrukking te bedienen , eene plaats bij vuur en licht. Hij bediende hennbsp;vervolgens eigenhandig, verstelde hunne kleederen ennbsp;wat nog kostbaarder was , hij zeide hun nog een woordnbsp;over God die hun bewaard had. Dat gesticht bestaat
nog, en, welverre van door de wisselingen van den tijd geleden te hebben, heeft het zich op eene won- ,nbsp;derbaarlijke wijze ontwikkeld, door den ijver der vorsten van dien naam en onder hunne wijze leiding.
Het gesticht van den H. Lodewijk , in de nabijheid van Sint'Gallus', ontvangt ook des nachts vrouwen zonder huisvesting. Het is een liefdewerk, geheel gelijkvormig aan het voorgaande en de armen hebben het tenbsp;danken aan eenen Florentijnschen priester, wiens naamnbsp;bij uitstek waardig is, om zich in haar geheugen tenbsp;paren met dien van Marco Antonio Odescalchi.
Rome bevat nog vele andere huizen van liefdadigheid, doch het zou al te lang wezen, alle bekend te maken ;nbsp;overigens zijn zij slechts de hulp-gestichten of de nabootsingen van diegene, waarover ik gemeend heb u tenbsp;moeten onderhouden. Het zij mij genoeg , dat ik bijnbsp;het eindigen van dezen brief er nog bijvoeg, dat iknbsp;in alle die huizen eene bewonderenswaardige voorziening , eene wijze spaarzaamheid en niet te min zulknbsp;eene vermenigvuldiging van hulpmiddelen heb gezien ,nbsp;welke men enkel aan de Voorzienigheid toeschrijvennbsp;kan. » De liefdadigheid , zegt de heer de Chateaubriand ,nbsp;is eene volstrekt Christelijke deugd en aan de oudennbsp;geheel onbekend, zij heeft haren oorsprong in Jesusnbsp;Christus; het is de deugd , die Hem voornamelijk vannbsp;de overige der stervelingen onderscheidde en die innbsp;Hem het kenmerk van de vernieuwing der menschheidnbsp;is.” Daar die opmerking waar is, en daar alle geschiedenissen haar bevestigen, zult gij u dan nog verwonderen dat God aan zijnen Plaatsbekleeder toereikende middelen verleent, om eene deugd te kunnen uit*
-ocr page 330-( nbsp;nbsp;nbsp;314 )
oefenen, waarvan Hij zoo vele voorbeelden heeft gegeven en die Hij zoo menigwerf zijnen apostelen aanbevolen heeft ?
Vaarw'el, liefste Charles 1 Ik geloof, dat ik er genoeg over gezegd heb, om te bewijzen, dat de geest van liefde , te Rome meer dan in eeige andere plaatsnbsp;verspreid is. De trek waarmede ik eindig, zal u doennbsp;zien , dat er die geest een der onderscheidende kenmerken van het Catholicismus heeft, dat hij zich zelfsnbsp;uitstrekt over den mensch die niet meer is, en datnbsp;de dood, de ellenden van dit leven eindigende, daarom geen grenspaal aan zijnen ijver stelt.
Er beslaat te Rome een broederschap genaamd van den dood en van het gebed: het heeft ten doel omnbsp;aan de bewoners der stad of aan het land eene begra-venis te verschaffen, die ongelukkig genoeg mogtennbsp;zijn , om verre van alle hulp en in eenen toestand vannbsp;volkomene verlatenheid te sterven. Dat broederschap,nbsp;telt onder zijne leden de aanzienlijkste mannen dernbsp;stad. Even zedig als edelmoedig zijnde, bedekken dienbsp;broeders zich met eenen zak van boeteling, en , doornbsp;Rat middel de blikken misleidende, wijden zij zich geheel en al aan hunne werken van barmhartigheid toe.nbsp;In 1598 zag men , onder het opperpriesterschap vannbsp;Clemens VIII, toen eene overstrooming, die twee beogen van de zege-brug wegvoerde, en hare verwoestingen tot op eenen afstand van achttien mijlen uilgestrektnbsp;had, die broeders in alle rigtingen heen snellen , ternbsp;opspooring van de lijken die in het veld verstrooid la*nbsp;gen, dezelve opnemen, naar Rome brengen en aannbsp;dezelve eene begravenis verschaffen. Met dezen liefde-
-ocr page 331-1 ijlt» ,)
pligt, paarden zij vurige gebeden, overvloedige aalmoezen en voor al de, heilige offerande der Misse , welke zij Gode voor de rusU der zielen dezer ongelukkigennbsp;opdroegen.
De Hemel gewaardige zich de Romeinen tegen zulke voorbeelden te behoeden! Als hij hun evenwel eensnbsp;met dien ramp rnogt treffen, zouden de broeders aannbsp;hunne instelling getrouw beantwoorden en men zou innbsp;hen denzelfden moed en dezelfde zelfopoffering zien.nbsp;Die Tobiassen van de nieuwe wet vervullen een goednbsp;werk, waarvan wij de verdiensten niet genoeg beseffen.nbsp;Wij verlangen schitterende daden, zoo als het oudenbsp;Rome die opleverde ; zinnelooze beoordeelaars, zoo alsnbsp;wij zijn, overwegen wij niet, dat die daden, waarvannbsp;eene ijdele glorie de beweegreden was, slechts eenenbsp;ijdele belooning ontvangen hebben, terwijl de goedenbsp;werken, die in het Christen Rome zoo vermenigvuldigdnbsp;zijn, alleen God ten doel hebbende, ook God zelfnbsp;tot belooning zullen ontvangen.
Nogmaals, vaarwel, dierbare Charles!
-ocr page 332-( ;516 nbsp;nbsp;nbsp;)
Ronie, April 1838.,
Gij hebt ongetwijfeld den ijver bewonderd, waarmede de Romeinen alle soorten van smarten leenigen en gijnbsp;hebt erkent, dat die yver geen ander grondbeginselnbsp;dan de liefde Gods hebben kon. Nu , vraag ik u ,nbsp;lieve Vriend 1 of men gelooven kan , dat eene geestelijkheid welke aan zoo veel goede werken medewerkt,nbsp;of eene geestelijkheid die zoo veel gestichten in standnbsp;houdt, die een volmaakt voorbeeld van liefdadigheidnbsp;is, en die daardoor de geheele wet, volgens de woor-van den Zaligmaker zelf vervuld, van eenen anderennbsp;kant, hare naasten ergeren kan , door de ongeregeldheidnbsp;barer zeden, en grond kan opleveren voor de beschuldigingen welke eenige schrijvers goedgevonden hebben,nbsp;haar ten laste te leggen? Ik zal niet op mij nemennbsp;die lasteringen te wederleggen; ik weet dat de menschnbsp;meer smaak voor de leugen dan voor de waarheidnbsp;heeft, en, als ik mij aan een twistgeding overgaf, zounbsp;ik, om mjj gehoor te verschaffen, daaronder boertnbsp;moeten mengen en ik zou ongevoelig de grenzen overschrijden, welke mijn karakter, mijn regel en verscheidene andere redenen mij niet veroorloven, over te stappen.nbsp;Intusschen daar elk Christen , soldaat is, als het opnbsp;het verdedigen zijner moeder aankomt, zou ik mij eennbsp;raedepligtige aan dien laster, en het strijdperk dernbsp;Kerk verlatende, hare gemeenschap onwaardig beschou-
-ocr page 333-( nbsp;nbsp;nbsp;317nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
wen, als ik, onderscheidene maanden ie Rome doorge-bragt hebbende, aan het hof van den Souvereinen Opperpriester toegelaten zijnde, van nabij de onderscheidene orden der geestelijkheid gezien hebbende ennbsp;het meerendeel van de religieuse gestichten hebbendenbsp;bezocht, mij niet verhief tegen de aantijgingen waarmedenbsp;de H. Stoel verachtelijk gemaakt wordt en die denbsp;strekking hebben om het geloof te verzwakken.
Ik vereer den Plaatsbekleeder van Jesus Christus te zeer, om mij te willen ophouden bij de verwijtingennbsp;die men hem durft doen : zijn titel alleen, stelt hernnbsp;buiten alle aanranding. Het is eene majesteit, die denbsp;lasterzucht niet zou kwetsen en welke diensvolgensnbsp;geene verdediging behoeft. Minder verheven, belastnbsp;met het nagaan van alle zaken, somwijlen de bedienaren van de gestrengheid , zijn de kardinalen en denbsp;andere prelaten meer aan de blikken der menigtenbsp;blootgesteld; ook heeft de bedilzucht hun vaak aangevallen en er is niets, tot zelfs het purper, dat geenenbsp;stof heeft geleverd aan slechte uitleggingen. Wat mijnbsp;aangaat, ik ken een groot aantal derzelve en ik bennbsp;daarenboven nog gelukkig genoeg. vrienden in hetnbsp;heilig collegie en onder de prelature te tellen. Hoenbsp;aangenaam zou het mij niet w’ezen , als ik hunne na«nbsp;men aan de openbare vereering kon voorstellen ! en,nbsp;om in mijne gevoelens te doen deelen, behoef ik slechtsnbsp;te zeggen wat ik met mijne eigene oogen gezien ennbsp;wat ik met mijne eigene ooren gehoord heb; dochnbsp;ik ken hunne zedigheid en ik moet aan de vrees vannbsp;hun te mishagen, het genoegen, dat ik zou hehben innbsp;hun te prijzen , opofferen.
ü , gij , die ik zelfs niet Üurf noemen, gij die aan het stof de voorkeur geeft, boven den luister vannbsp;grootheid en die te midden der bezigheden welke unbsp;de onderscheidene takken van beheer, die u zijn toe-verlrouvvd , opleggen , uwe blikken tot den Hemel gevestigd houdt en die enkel naar het geluk verlangt,nbsp;van weldra uwen God te bezitten, mogt ik den sluijernbsp;kunnen wegnemen , die uwe heldendeugden , voor hetnbsp;gezigt der menschen verbergt! En gij, jonge prelaat,nbsp;die niet minder in waardigheid, de eerste der Ro-meinsche prelaten zijt, gij, dien ik als kind op dennbsp;schoot van de beste der moeders gezien heb, in dienbsp;Stad, waar, niet vér van het graf van de H. Rosalia,nbsp;diegene rust welke het leven aan mijn kroost schonk,nbsp;waarom zou het mij niet vergund wezen te sprekennbsp;van uwe engelachtige godsvrucht, en de verhevenheidnbsp;uwer kundigheden, en duizend onderscheidene hoedanigheden , welke gij zoo goed met uwe voorzigtigheidnbsp;weet te paren, bekend te maken ? Ik zal derhalvenbsp;niemand aanduiden ; doch, dal het mij ten minstenbsp;geoorloofd zij te zeggen, dat onderscheidene vorstennbsp;der Kerk , nadat zij zich over dag met alle de attributen hunner waardigheid vertoont hebben, den nachtnbsp;doorbrengen in het gewaad eens boetelings, en , hunnbsp;bed met hunne tranen besproeijende, trachten zij God,nbsp;die over onze misdaden vertoornd is, te ontwapenen.nbsp;Ja, ik kan het bij dien God, die mij deze regels zietnbsp;schrijven, betuigen, ik ging, eenige dagen geleden, eennbsp;kardinaal, die ziek was, bezoeken: hij ontving mij aannbsp;een bed , dat overeenkomstig met zijne waardigheidnbsp;was en ik wist dat hij evenwel smartelijke nachten op
-ocr page 335-een’ schamelen stroozak doorbragt, verre van het prachtige bed, waarin hij zich legde om diegenen te ontvangen , welke zijne zaken bij hem riepen, hetwelk zijn kamerdienaar, hier beneden, de eentge getuige van denbsp;gestrenge levenswijze zijns meesters, zeer bedroefde.
Er is in het heilige collegie een kardinaal die bij geheel Europa bekend is, die met eene innige godsvrucht , de gave der talen paart, op zulke eene verbazende en buitengewone wijze, dat hij nagenoeg veertignbsp;derzelve spreekt en dit met eene gemakkelijkheid , dienbsp;alle vreemdelingen verbaasd, welke het geluk hebbennbsp;hem te hooren. Ik sprak eens met een der heiligstenbsp;prelaten van Rome, die innig met dezen geleerden kardinaal bevriend is, over hem; ik zeide hem dat mennbsp;na het cenaculum nooit iets diergelijks gezien had;nbsp;hij antwoordde mij, dat dit een wonder was, waarmedenbsp;de Heer de liefdadigheid van zijnen dienaar had willennbsp;beloonen, die in zijne jeugd, tijdens de Italiaanschenbsp;oorlogen , zijn geluk deed bestaan, in het doorbrengennbsp;der dagen en nachten, in de gasthuizen , om de heil- •nbsp;middelen van den Godsdienst aan de ongelukkigen tenbsp;brengen, welke op bet leger van smarte uilgestrektnbsp;lagen ; doch wat hem het meest bedroefde, was, datnbsp;hij het grootste gedeelte dier krijgslieden , welke totnbsp;onderscheidene natiën behoorden , niet verslaan kon ,nbsp;noch zich door hun kon doen verstaan. Hij koos diens-volgens de partij, van zich op de studie der talen toenbsp;te leggen, terwijl hij Gode, met tranen smeekte, hemnbsp;het aanleeren derzelve gemakkelijk te maken ; en denbsp;God van liefde , heeft, het gebed zijns dienaars ver-hoorende, welks oogmerken Hij doorgrondde, hem met
-ocr page 336-tlien ongewoner! schat van kennis verrijkt, die hem, tot den éénigen man van zijnen tijd maakt.
Wat de geestelijkheid, zoowel de seculiere als de reguliere betreft, kan ik verzekeren, dat zij thans onder hare leden vele heiligen en vele geleerden telt. Als zichnbsp;onder zulk een groot getal van geestelijken, voorwerpennbsp;bevonden welke eene schandelijke schatting aan denbsp;menschheid betaalden, zou de Kerk de eerste wezennbsp;om hun te veroordeelen; en als ooit zulk een rampnbsp;haar in droefheid dompelen mogl, zou onze pligtnbsp;wezen met haar te zuchten. Aangezien hun karakternbsp;hun niet van alle hartstogten bevrijd , laat ons dannbsp;toch hunne misslagen niet vergrooten en wachten wijnbsp;ons vooral, het ligchaam, waartoe zij behooren, daarvoor verantwoordelijk te stellen. De vijanden der geestelijkheid mogen zeggen, wat zij willen, dit ligchaamnbsp;zal immer het eerbiedwaardigste zijn, wijl hetzelvenbsp;het getrouwste aan zijne beginselen is en omdat zijnenbsp;beginselen onveranderlijk zijn. De novateurs welen ditnbsp;wel, doch zij maken er zich een spel uit , om ditnbsp;aan de ligtgeloovigheid van het gemeen op te dringen;nbsp;en, zoo als ik u, lieve Vriend! bereids gezegd heb,nbsp;zij volgen het voorschrift van hunnen meester; » Liegt,nbsp;liegt, en er zal altoos wat van overblijven en zijnbsp;liegen. Diegenen, die de Romeinsche geestelijkheidnbsp;aanvallen , willen de universeele Kerk aanranden; ennbsp;het is voldoende , om er zich van te overtuigen, datnbsp;de verwijtingen die zij haar doen, volkomen dezelfdenbsp;zijn, welke onze afgedwaalde broeders, onder anderenbsp;bewoordingen aan ons rigten. Zij is dweepziek, zeggen zij, zij leert en doet het volk de Madona aanbidden.
-ocr page 337-Maar, met verlof, waarin bestaat het fatfatismus, waarvan zy haar beschuldigen ? Hebben zij haar somwijlen nieuwe leerstellingen zien onderwijzen , eene gruwelijke zedekunde hooien leeren, en de zondaars ontee-rende straffen zien opleggen ? Wat mij aanbelangt, iknbsp;houde slaande, dat het onmogelijk is, toegeeflijkernbsp;en meegaander priesters te vinden, die beter de barmhartigheid des Zaligmakers navolgen en met meer gezond oordeel de genademiddelen waarvan zij de be-vs'aarders zijn, uildeelen. Zij willen de waarheden vannbsp;het geloof voortplanten; maar heeft Jesus Christus nietnbsp;aan zijne apostelen gezegd : Predikt het Evangelie aannbsp;alle volken ; en wijl zij zich van dien pligl kwijten ,nbsp;wijl zij niet kunnen dulden dat de wet van God zichnbsp;naar onze zeden en onze gebruiken plooije , zal men hunnbsp;als dweepers uitkrijlen , en men zal zeggen dat zij hetnbsp;volk misleiden! waarom zegt men niet enkel , datnbsp;zij hetzelve onderrigten ? Zie hier de reden daarvan:nbsp;het gebruik hecht eenen honenden zin aan het woordnbsp;leerinprenten en men heeft aan dat woord de voor-keur gegeven.
Bedrieg u zelve niet, waarde Vriend! zij , die het slecht vinden , dat de priesters des Heeren aan hetnbsp;^olk de eeuwige waarheden verkondigen, zouden willen dat zij zich enkel vergenoegden, met aan hetzelvenbsp;ie zeggen ; Leest den Bijhel.,,, De H. Schriftuur is in-tusschen zoo duidelijk niet, als zij wanen , hel is nietnbsp;altoos gemakkelijk den zin derzelve te vatten ; en tenbsp;Vorderen, dat de rede alleen, de eenige uillegsternbsp;'lerzelve zij , is, zich blootstellen aan hel bekomen van
eren vele uitleggingen en bijgevolg aan even veel ge» loofsbegrippen , als er redeneerders zijn. Overigens isnbsp;alles niet beschreven en het is ons niet voldoende tenbsp;gelooven en te beoefenen, wat in de heilige Boekennbsp;vervat is; daaruit volgt, dat de Catholijke Kerk, innbsp;haar onderwijs, er de overlevering nog bijvoegt, wel*nbsp;ke de tweede bron is van de vieropenbaring die Godnbsp;ons gedaan heeft en aan welke wij de kennis van onderscheidene leerpunten, welke zich niet in de Schriftuur bevinden , te danken hebben.
Het is ook nog door èene geheel eenvoudige uitdrukking , dat de novateurs, zijn begonnen in zekere harten de vereering van Maria te verzwakken. Hoeveel zij ook mogen gezegd hebben, dat de geestelijkheidnbsp;het volk aanspoorde, om Onze Lieve-Vrouw meteenennbsp;bijzonderen eeredienst te vereeren, heeft niemand daarin iets gevonden, dat niet billijk of heilzaam was,nbsp;wijl het een oud gebruik van de Kerk is en wijl denbsp;uitstekendste mannen in leer en in heiligheid hetzelvenbsp;geleerd en beoefend hebben. Die naam van Onze Lievenbsp;Vrouw verloor niets van zijne zoetvloeijendheid, innbsp;den naam van Madonna in de Ilaliaansche taal, dochnbsp;zij hebben het geestig gevonden om denzelven eeniger-mate te parodieeren , door hem in uwe taal te vervangen door den barbaarschen naam van Madona, en denbsp;grimlach vertoonde zich op de lippen van den godde-looze.
Ach ! wreedaards, als gij haar niet eerbiedigd , die Jesus Christus, stervende, u als moeder heeft nagelaten ,nbsp;zij, in welke de Heer groote dingen had gewrocht, ennbsp;die alle eeuwen gelukzalig noemen moeten, eerbiedigt
-ocr page 339-( nbsp;nbsp;nbsp;323nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
ten minste, ik smeek het u, de toevlugt der *on« daars en de troosteresse der bedrukten!
Wij hebben er nooit aangedacht, om aan Maria,dezelfde hulde als aan haren Zoon te brengen. Daar zij de dienstmaagd des Heeren is, zou zij een wierook weigeren , die haar niet toekomt. Wij bepalen er ons enkel toe, om haar onze behoeften voor te stellen en harenbsp;bescherming in te roepen, wijl wij weten , dat zij dennbsp;zondaar, die haren bijstand inroept, niet verlaat ennbsp;dat zij het kanaal is, waardoor de overvloedigste ge-nadegunsten zich over de aarde verspreiden.
» O, maagd Maria! de werelden bestonden nietr God had dezelve nog niet in de onmetelijke ruimte gezaaid, even als de zandkorels op de kusten der zeeën;nbsp;en reeds waart gij voor dien heiligen en magtigen Godnbsp;een voorwerp van welbehagen en liefde; en reeds bereidde Hij u, in den eeuwigen luister, uwe heerlijkenbsp;bestemmingen van glorie, van zuiverheid en van moederlijke liefde. Dat alle schepselen u prijzen I
» Maagd Maria ! de werelden bestonden niet: God had dezelve nog niet in de onmetelijke ruimte gezaaid , even als de zandkorrels op de kusten dernbsp;zeeën ; en reeds zag God van de hoogten der eeuwigheid, den geschapen mensch, den onschuldigen mensch,nbsp;den gevallen mensch, en den door eenen Verlosser weder opgebeurden mensch ; en , in eenen geheimzinni-gen raad , had de doorluchtige Drievuldigheid u gekozen , om de moeder van dien Verlosser te zijn en dienbsp;Verlosser moest een God-mensch wezen. Dat alle schepselen u prijzen!
» Maagd Maria! gij zijt de moeder van het mensch-
-ocr page 340-geworden Woord. De zonde van Adam bezoedelde derhalve nimmer nwe onschuld , nimmer kon de slang,nbsp;¦wier kop gij verpletten moest, een oogenblik van unbsp;zeggen: Gij behoort mij toe. Nimmer wierp de minste misslag van broosheid, den geringsten nevel over uwenbsp;ziel, die zoo zuiver is als het licht. Gij zijt ontvangen , gij zijt geboren geworden, gij zijt immer onbevlekt gebleven en uwe heiligheid schittert in eeuwigheid , even als de sterren aan het uitspansel. Datnbsp;alle schepselen u loven !
» Maagd Maria! toen het bloed van uwen Zoon, van het kruis op de schuldige aarde viel, toen gij hetzelve aan de goddelijke geregtigheid voor het heil vannbsp;het menschelijke geslacht, dien Zoon ten offer bragt,nbsp;die door de smart verleerd, u als de moeder van allenbsp;menschen verkondigde en alle menschen aan den voetnbsp;van het kruis, in den persoon van den welbemindennbsp;leerling werden voorgesteld ; ongetwijfeld hebt gij opnbsp;dat plegtige oogenblik , even als bij hel begin der mensch-wording van het Woord gezegd : Mij geschiede naarnbsp;uw woord.... Dat alle schepselen u prijzen !
» 0 maagd Maria ! moeder van God en van de menschen ! gij wordt wezenlijk op alle plaatsen van het aardrijk geprezen. De zeeman roept u aan, op zijnnbsp;vaartuig, dat door de golven gebeukt en tot op dennbsp;rand van den afgrond voortgestuwd wordt; de krijgsmannbsp;draagt uw afbeeldsel als een schild, te midden der gevaren van den strijd ; de leviet, de kluizenaar, smee-ken uwen bijstand af in de beproevingen der deugd ;nbsp;de moeder wijdt u haar eerstgeborene toe ; de stervende vertrouwt op u; de koningen leggen hunne
-ocr page 341-kroonen voor uwe voeten neder; herders en geloovigen, allen vereenigea zich om uwe grootheid te roemen.nbsp;Dat alle schepselen u loven !
» O maagd Maria! moeder van God en van de men-schen 1 van uit de verhevenheid der Hemelen spreidt gij uwen koninklijken mantel uit over de natiën, dienbsp;u aanroepen en over de ontelbare kinderen die in hetnbsp;tranendal verspreid zijn , die naar u verzuchten , en unbsp;aanroepen. Geen derzelve ontglipt aan uwe moederlijke blikken ; Gij ziet en beschouwt dezelve in hetnbsp;hart van God en bij het licht van God, even als denbsp;herder zijne lammeren bij het licht der zon telt en beschouwt. Dat alle schepselen u prijzen !
» Maagd Maria! moeder van God en ran de men-schen! na God zult gij de eerste in mijne lofzangen wezen ; zoo veel ik n hier beneden zal kunnen lovennbsp;en prijzen, zal ik u loven en prijzen ; en als mijnenbsp;verstijfde tong geene klanken meer zal kunnen vormen,nbsp;als mijn hart, door den dood aangetast, zal ophoudennbsp;te kloppen, zal ik in de eeuwigheid met den driewerfnbsp;heiligen God, de doorluchtige moeder van God en vannbsp;de menschen , gaan loven en prijzen.
» Het zij zoo !”
Vaarwel, lieve Vriend 1 ik begeef mij naar Maria de Meerdere.
-ocr page 342-( 326 )
Rome, jipril 1838.
Ik wil, dierbare Charles! u spreken over den staat Tan het openbare onderwijs te Rome; ik zal dat onderwerp slechts even aanroeren en ik zal er u nog-tans genoeg van zeggen, om u in staat te stellen, totnbsp;het kunnen afweeren van de aantijging der onwetendheid, die men op het Romeinsche volk poogt te drukken.
li
Eens in de oudste wijk van Rome wandelende, in die, waar men nog het meest dat oude, wat beslissende , wat ruwe en wat woeste Romeinsche karakternbsp;aantreft; waar de gelaatstrekken nog wat overgehou-,nbsp;den hebben van Cato, van Cincinnatus, ja, zelfs vannbsp;Brutus; vraar men de ploeg nog niet veracht, en waarnbsp;men zich somwijlen van de karabijn en van den dolknbsp;bedient; waar een jongeling met bevalligheid met denbsp;moordpriem speelt, en bij overlevering de gewijde namen van den Janiculus en van het Capilool uitspreekt;nbsp;in die wijk waar de aangezigten niets gemeens hebben, met die van de andere zijde des strooms en eindelijk , waar nog meer Romeinsch en misschien nog meernbsp;Christelijks aangetroffen wordt; ik wandelde zoo als.nbsp;ik gezegd heb, door die wijk, ik beschouwde alles ennbsp;ondervroeg alles, toen ik op den top van eenen bergnbsp;een prachtig en bevallig paviljoen ontdekte. Ik verlangde te weten, aan wien het toebehoorde en ik vernam van eenen grijsaard, dat het door Fransche reli-
-ocr page 343-gieusen was aangekocht geworden. Ik drong bij hem aan om te vernemen van welke orde zij waren. ¦—nbsp;Het zijn alle prinsessen , antwoordde hij , en de moeder abdisse is eene nicht van den koning der Fran-'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;schen. — Weet gij haar naam , vroegnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ik opnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nieuw ?
' nbsp;nbsp;nbsp;— Haar familie-naam w^eet ik niet; doch nanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de cho
lera heeft men haar den bijnaam van aalmoezenierster gegeven. De grijsaard had mijne nieuwsgierigheid geprikkeld en dezelve niet voldaan ; ik spoedde mij derhalve den Tiber weder over en ik vernam dat de edelenbsp;congregatie der dames van het heilig Hart van Parijs,nbsp;die bereids sedert eenige jaren ter plaatse der H. Drievuldigheid van den Berg, gevestigd waren, de Tillanbsp;Lante hadden aangekocht, om er een noviciaat op tenbsp;linbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rigten en dat de algemeene overstenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wasnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;komen openen
i nbsp;nbsp;nbsp;en door hare tegenwoordigheid, alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ware,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;was ko
men inwijden. Mijn goede grijsaard had niet ten on-regte gezegd , dat zij den bijnaam van aalmoezenierster bekomen had , want het was een titel, dien hare liefdadigheid te Rome, waar zij zich de moeder van eenenbsp;menigte van weezen had geloond, verworven had. Watnbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hare verwantschap aan den koning der Franschen be
treft , desaangaande was dc goede man niet wel on-derrigt, of hij wilde mij misschien doen. gevoelen , dat de edelmoedigheid in zijne oogen, eene geheel koninfc-hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lijke deugd was; en dit geloof ik even als hij. Hoe
dit ook zijn moge , die moeder abdisse is alleen de goede en eerbiedwaardige moeder Bara. Het was mijnbsp;zeer aangenaam te vernemen, wat anderen ongetwij»nbsp;feld reeds sedert lang wisten, dat het H. Hart van Parijs , door den verlichten ijver van den kardinaal Lam-
-ocr page 344-( 328 nbsp;nbsp;nbsp;)
biuschini, uaar Rome was overgebragl gewordeu en «lat (lit gesticht door Leo XII, een schrander Opperpriester, die de behoeften van zijn tijdvak en de meesl-geschikle middelen , om er in te voorzien kende , wasnbsp;goedgekeurd geworden. Ik zond derhalve de vurigstenbsp;gebeden voor dat genootschap op en ik verheug mij ,nbsp;hetzelve in het midden der hoofdstad van de Christenwereld gevestigd te zien ; want zoo geheel Trappist alsnbsp;ik ben, zie ik gaarne het onderwijs en zelfs de godsvrucht, versierd met de bevalligheden der opvoeding.nbsp;Dit is een kleed dat hun zeer goed past en dat hunnbsp;zelfs volstrekt noodzakelijk geworden is.
Diensvolgens hebben de dames van het heilig Hart, tegenwoordig drie huizen te Rome; het eerste is hetnbsp;pensionaat van de H. Drievuldigheid van den Berg ,nbsp;dat men het collegie van de edele Romeinsche jongenbsp;dames zou kunnen noemen. Het is een oud kloosternbsp;op den berg Pincio gelogen: ter zijde van hetzelvenbsp;staat eene bekoorlijke kerk, die op eene bewonderens-vvaardige wijze versierd is en waarin men het lof welluidend zingt. De tuinen zgn uitgestrekt en met eennbsp;bewonderenswaardig vernuft naar de vereischten vannbsp;het klimaat aangelegd. De overste, mevrouw de Cau-zans, bestuurt dat gesticht met eene wijsheid en metnbsp;eene goedheid, die haar de innige genegenheid van alle personen , welke hetzelve bewonen, en de achtingnbsp;van allen die haar kennen , verworven hebben. Dienbsp;dames hebben het bestuur over een tweede huir, overnbsp;dat van de H. Rufina in Transtevere, op zich genomen. Zij bewijzen er de teedersle zorgen aan dè armenbsp;kinderen en die taak is te nioeijelijker wijl aan het on-
-ocr page 345-( 329 )
derwijs in die wijk, weinig waarde gehecht wordt. Welk geduld behoeven zij niet, om die arme kleinenbsp;weerbarstige meisjes, die gewillig den Angelus en denbsp;wijze van den rozenkrans te bidden leeren , maar dienbsp;niet dan met groote moeite kunnen bewogen worden ,nbsp;om verder te gaan, aan den arbeid te gewennen!
Haar derde gesticht is dat van de Villa Lante,waar zij, zoo als ik u hier boven gezegd heb, de grondslagen vtin een noviciaat voor de Romeinsche provincienbsp;gelégd hebben. De ligging van dat huis is bekoorlijk:nbsp;op den hoogsten kruin , die in de omstreken gevondennbsp;wordt gebouwd , heeft het een onbelemmerd vergezigtnbsp;over het omliggende land. Welk een heerlijk gezigtlnbsp;geen schilderstuk kan het schoone daarvan hergeven.nbsp;Het oog omvat van daar Rome met zijne duizend verscheidenheden ; ik had voor mij, om het zoo uit tenbsp;drukken, zijn stroom, zijne koepels, zijne belvédères,nbsp;zijne onderscheidene klokkentorens en zijn onvergankelijk colyseum. De jonge dames, die van de prachtige villa’s hebben afstand gedaan, om zich hier op te sluiten , hebben er voorzeker niets verloren ; want in ruilnbsp;voor de voortbrengselen der kunst, vinden zij er eenenbsp;rijke en verscheidene natuur, bosschen van citroen ennbsp;oranjeboomen , onafzienbare boomdreven , een onmetelijk ver gezigt en eene zuivere lucht, dié veel overeenkomst heeft met de fijnheid der lucht van Frascati.nbsp;De dames die in hetzelve geplaatst zijn , ontvangen denbsp;Vreemdelingen met alle beleefdheid en door hare diepenbsp;Zedigheid stralen de kostbaarste hoedanigheden heen.
Het Romeinsche Collegie, dat Leo XII, met alle de Toorregten die het voormaals genoot, aan de sociëteit’''
-ocr page 346-( nbsp;nbsp;nbsp;330nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
van Jesus teruggeven heeft, is ontegenzeggelijk, het volledigste collegie van Rome. Het is eene universiteit waar meii kosteloos de letteren en de wetenschappen ,nbsp;met uitzondering van de geneeskunde en de regten,nbsp;onderwijst. Men verleent er de graden van doctor innbsp;de kunsten en dien van doctor der godgeleerdheid. Onderscheidene opvoedigsgeslichten zenden er de kweeke-lingen heen , die hun zijn toevertrouwd en men telt ernbsp;meer dan twee duizend studenten. Het collegie bezitnbsp;eene groote boekerij , waarin kostbare handschriften bewaard worden ; een museum van oudheden , dat in denbsp;geleerde wereld bekend is onder den naam van museumnbsp;Eirkerianum, naar den naam van deszelfs stichter;nbsp;een welvoorzien observatorium. 0 , hoe goed wordt ditnbsp;collegie gehouden! welk eene orde! welk eene geregeldheid heerscht in hetzelve! welk eene naauwkeurig-heid in alle studiën !¦ welk een’ ijver en goedheid vannbsp;den kant der meesters! welk een’ eerbied en welkenbsp;gehoorzaamheid van de zijde der kweekelingen I Ik w'asnbsp;verbaasd , ik beken het, van onder zulk eenen brandenden hemel, zoo veel welvoegelijkheid , zoo veel ingekeerdheid en zelfs onder de externen, die de lessennbsp;bijwonen, te vinden. Doch de Jesuiten zijn overal dezelfde; hunne groote uitkomsten in het onderwijs kunnen niet ontkend worden en hun voorrang in datnbsp;vak, is toereikend om hunne tegenstrevers het zwijgen op te leggen. Mogten hunne gelukkige kweekelingen , nooit hunne lessen vergeten en hunne meestersnbsp;eeren door de onwrikbaarheid hunner deugden,nbsp;als zij dit doen door de verscheidenheid hunner kennis!
De Sapiema, eene universiteit die vermaarder is
-ocr page 347-door hare oude herinneringen dan door hare tegenwoordige uitkomsten , is eene openbare school, waar men alles onderwijst. De professoren , waarvan sommigen leeken en anderen geestelijken zijn, maken ernbsp;geen ligchaam uit, hetgeen altoos voor de eenheid vannbsp;het onderwijs schadelijk is. Er komen nogtans bewonderenswaardige vernuften uit dezelve te voorschijn,nbsp;wijl groote talenten slechts op den weg behoeven ge-bragt te worden om alle anderen weldra ‘vooruit tenbsp;streven. Ik vind dat de inrigting der Sapienza, watnbsp;te veel gelijkt naar eene geneeskundige school in Frankrijk , of naar eene openbare school in Duitschland. Iknbsp;ben er vooral over gestoord, in dezelve de jongelieden,nbsp;die zich op den geestelijken staat toeleggen, vermengdnbsp;te zien met die, welke,eenmaal eene uitsluitend burgerlijke bediening moeten uitoefenen. Even als hunnbsp;onderwijs verscheiden is, moet ook hunne levenswijzenbsp;verschillend wezen ; en de reglementen die goed zijnnbsp;voor jonge wereldlijken, zijn naar het mij voorkomt,nbsp;niet voldoende , om waardige bedienaren voor het altaarnbsp;te vormen.
Buiten het Romeinsch Collegie en de Sdpienza, hier nog onderscheidene hulp-jnrigtingen , waar uitge-lezene meesters de grondbeginselen der schoone letteren onderwijzen. De armen hebben duizend scholen ,nbsp;waarin zij hunne kinderen zenden kunnen , zoo dat tenbsp;Rome, de huisvader, die zijne zonen in de onwetendheid laat bederven , schuldiger is dan ergens elders ;nbsp;en werkelijk , het getal der gratitute scholen is er bijna eindeloos en het proselylismus van het onderrigt,isnbsp;er een der karaktertrekken geworden , niet alleen van
-ocr page 348-de Toorname klasse, maar ook van alle godvruchtige personen. Ik herhaal u dus, lieve Vriend! en ik doenbsp;het met eene innige overtuiging, dat Rome zoo welnbsp;de zetel van het onderwijs als van het geloof is; datnbsp;de Godsdienst, door den heiligen Geest, die den geestnbsp;des verstands is, geleid, aldaar de bronnen der wetenschappen ontsloten houdt, voor alle geslachten, voornbsp;eiken ouderdom en voor eiken stand ; dat hij de on-.wetendheid bestrijdt, dat hy de dwalingen wederlegt,nbsp;en dat hij , terwijl men hem lastert, niet minder onvermoeid arbeidt aan het vormen van letterkundigennbsp;en geleerden als aan het vormen van belijders en apostelen.
Vaarwel, dierbare Charles!
-ocr page 349-( 333 nbsp;nbsp;nbsp;)
Rome, April 1838.
Waarde Vriend J gij zoudt in mijne brieren meer orde en meer aaneenschakeling wenschen aan te treffen ; doch , ik heb u bereids gezegd , dat ik zondernbsp;Verwaandheid schrijf en als ik u des avonds de indrukken heb kunnen mededeelen, welke ik in den loop vannbsp;den dag ontvangen heb, meende ik mijne taak vervuldnbsp;te hebben. Ik tracht u evenmin door mijnen stijl tenbsp;bekooren ; ik maak integendeel, van al de vrijheidnbsp;gebruik, welke deze soort van beschrijving veroorlooftnbsp;en ik beoog enkel, u belangstelling in te boezemen.
Gister avond, trad ik bij het Ave Maria, toen het reeds duister was, eene kapel die tot het Romeinschnbsp;collegie behoort en waarover de vaders Jesuiten het bestuur hebben, binnen. Nadat ik was tegenwoordignbsp;geweest bij het verrigten van zekere ernstige en schiernbsp;aan la Trappe toebehoorende gebeden , hoorde ik er eenenbsp;ïeer krachtige vermaning over het lijden van onzen Verlosser. Ik dacht dat eene benedictie die oefening eindigen zou
dat elke toehoorder, ik zeg toehoorder, want vrouwen Worden er niet toegelaten, zich in vrede zou kunnennbsp;Verwijderen; doch, ziedaar, eensklaps werden als doornbsp;Oen tooverslag de lichten uitgedoofd en het was ernbsp;stik donkere nacht. Ach! mijn God, riep ik bij mijnbsp;Zelve uit, wat wordt er nu voorbereidt? En aanstondsnbsp;deed zich hel schelle geraas van sleutels hooren en eene
•I
-ocr page 350-üeur werd met gedruisch gesloten. Voor deze keer, zeide ik bij mij zelve, is alles nieuw; wat is men tochnbsp;van zins? Ik luisterde aandachtig; gedurende drie ofnbsp;vier minuten heerschle er de stilte van het graf; vervolgens hoorde ik deze statige woorden, door eenenbsp;stem uitspreken , die uitstekend bij hel onderwerpnbsp;voegde: » Christus is voor ons gestorven , Hij heeftnbsp;» onze zonden uitgewischt. Vullen wij, naar het voor-» beeld van den H. Paulus , door de versterving vannbsp;» ons vleesch aan, wat nog aan zijn lijden ontbreekt.
» Hebt moed, mijne broeders, laat ons, ons ligchaam » als eene hostie offeren en laat ons, met de vergif-» fenis onzer misdaden, de bevrijding van de verla-» tensle ziel in het vagevuur verdienen.” Op hetzelfdenbsp;oogenblik hieven eenige stemmen het gezang van hetnbsp;Miserere aan en met dat treurige gezang hoorde mennbsp;gelijktijdig eene hagelbui van disciplien-slagen en vannbsp;andere werktuigen van boetvaardigheid. Welk eennbsp;oogenblik! welke verrassing! voor mij, een trappist,nbsp;wien de discipline geene vrees aanjaagt, ik kon mijnbsp;niet van eene zekere huivering weêrhouden, want nooitnbsp;hadden de heilige gestrengheden van mijn klooster, opnbsp;mijne ziel zulk eenen diepen indruk gemaakt, ü tenbsp;zeggen wat ik toen gevoelde, wat ik toen tol mij zel-ven zeide, de ver wijtingen die ik mij zelve deed , denbsp;voornemens die ik maakte , dit alles zou mij niet mo-gelijk wezen. Dat goede werk van versterving duurdenbsp;zoo lang voort als de Miserere duurde, die gezongennbsp;werd op eenen bedaarden en staligen toon; het gingnbsp;zelfs nog verder, want de ijver der boetelingen matigdenbsp;zich eerst bij den derden slag der klok, daar de eerste
-ocr page 351-( 333 nbsp;nbsp;nbsp;)
misschien niet gehoord , of liever niet in aanmerking genomen was.
Ik heb eenigeh tijd geaarseld, om u dit verhaal te doen en ik heb er enkel toe kunnen besluiten bijnbsp;de overweging, dat gij Christten zijt en dat gij , hoewel in het midden der wereld levende, echter nietnbsp;zoo als de wereld denkt. » Waartoe dient dat, zalnbsp;een jonge philosoof zeggen, die nooit aan de zondennbsp;gedacht heeft, noch aan de straf welke dezelve verdienen , waartoe dient het kwellen van zijn ligchaamnbsp;en het vermeerderen zijner smarten? De mensch isnbsp;voor het geluk geschapen en het is van zijn einddoelnbsp;afwijken , als men zich zelve op die wijze folterd.nbsp;Zoodanige buitensporigheden hebben bij domme mon-nikken in gebruik kunnen wezen ; doch de rede heeftnbsp;het Evangelie verklaard en den weg ten Hemel verbreed.”
Wat zou ik er bij vvinnen , als ik aan die lieden antwoordde? er wordt om hunne oogen te openen,eennbsp;ander gezag dan het mijne gevorderd ; ik verwijs hunnbsp;derhalve naar den H. Paulus, die door zijn voorbeeld,nbsp;die soorten van gestrengheden bekrachtigd, die dezelvenbsp;predikt en die het leven toezegt aan degenen, die ernbsp;zich van zullen bedienen , om hun ligchaam aan hunnen geest en hun geest aan God te onderwerpen.
Ik wensch u nog een woord over het klooster der karthuizers te Rome te zeggen. Ik verwijder mij daardoor niet van mijn onderwerp: men zou niet van denbsp;noodzakelijkheid der boetvaardigheid kunnen spreken,nbsp;zonder aan de religieusen te denken, die op hun zelvenbsp;die heilzame gestrengheden toepassen. Dit klooster, aan
-ocr page 352-een der einden van Rome gelegen, bevindt zich, omhel zoo uit te drukken, in het midden der overblijfselen,nbsp;van de badstoven van Diocletianus: dit is voorzekernbsp;zeer schoon; doch zijne schoonheid is even als die vannbsp;de dochter des honings, geheel in zich zelve besloten.nbsp;Het klooster, waarvan Michael Angelo het plan getee-kend heeft, is van eene bewonderenswaardige uitgestrektheid, regelmatigheid en rijkdom. De binnentuinnbsp;^die hetzelve insluit, wordt met zorg beplant, en verschaft aan het huis de benoodigde moeskruiden, terwijlnbsp;dezelve door statige oranjeboomen beschaduwd wordt.nbsp;De kerk is een meestergewrocht! niet van builen, wantnbsp;zij is bijna onziglbaar, maar van binnen daar zij zeernbsp;ruim, bevloerd met kostbaar marmer en versierd is metnbsp;verwonderlijk schoone schilderstukken. Onder het aantal derzelve onderscheidt men den marteldood van dennbsp;H, Sebastianus, eene groote compositie van Dominikein.nbsp;Welke poëzij, welke uitdrukking heerscht zoowel innbsp;het geheel als in de bijzonderheden! Wat is edeler dannbsp;het gelaat van den heilige , dien men aan eenen boomnbsp;hecht! eenigen der boogschutters maken zich gereed omnbsp;hem te folteren en de heilige slaat de oogen ten Hemel,nbsp;waar hij den Verlosser ziet, die hem zyne kroon bereidt. Ik kon mijne oogen niet van dat wonderstuknbsp;aftrekken. Dit klooster heeft mij een levendig belangnbsp;ingeboezemd en destemeer, wij* het sedert eenige ja-ren bewoond wordt door Fransche anachoreten vannbsp;het groote karthuizerklooster bij Grenoble, die er eennbsp;toevlugtsoord van boetvaardigheid en eene school vannbsp;heiliging van gemaakt hebben.
Vaarwel, beste Vriend!
-ocr page 353-Sacro-Speco, 8 Mei 1838.
Beminde Charles! dat een afstammeling van die beroemde mannen , aan welke niemand noch de oudheid van naam, noch den voorrang der verdienste ontzegd ,nbsp;het oord tracht te zien waar zijne vaderen leefden ;nbsp;en dat hij , geheel met zijne grootheid vervuld, nieuwsgierig is om tot de bakermat van zijn geslacht op tenbsp;klimmen , dit is een geheel natuurlijk en zelfs prijzenswaardig gevoel. Moest ik dat verlangen, lieve Vriend!nbsp;niet gevoelen , toen ik te midden der verrigtingen dienbsp;mij te Rome bezig hielden, dacht, dat slechts dertiennbsp;uren van daar , zich de grot bevond , waarin de stichter van het kloosterleven in het Westen, onderscheidenenbsp;achtereenvolgende jaren had doorgebragt; de immernbsp;eerbiedwaardige grot, in wier omstreken hij onderscheidene cellen deed bouwen en die hij niet verliet ,nbsp;dan om op den T)erg Cassino het vermaarde kloosternbsp;te gaan bouwen , dat na dien tijd de hoofdplaats zijnernbsp;orde is geweest.
Evenwel ik moet het u bekennen, trok mij een nog veel sterker gevoel naar die gelukkige eenzaamheid;nbsp;dat gevoel, was dat mijner onwaardigheid. Ja , dierbare Vriend! een onwaardige zoon van den groetennbsp;H. Benedictus zijnde, gevoelde ik de behoefte om mgnbsp;Weder te harden in de vurigheid mijner roeping en ik
22* *
-ocr page 354-dacht dat het klooster, waaraan die grot verbonden is, en hetwelk men uit dien hoofde Sacro-Speco noemt,nbsp;op eene krachtige wijze tot mijne ziel spreken en mijnbsp;de heilzaamste overdenkingen opleveren zou. Die heilige bedevaart, die zelfs belangrijk Voor het grootstenbsp;gedeelte der reizigers is, moest derhalve voor mij,nbsp;eene bijzondere aantrekkelijkheid hebben. Het gezigtnbsp;der plaatsen, die gekenmerkt zijn door de personennbsp;welke wij vereeren , dan zelfs, wanneer die personennbsp;in andere dagen geleefd hebben , kan niet nalaten ee-nen diepen indruk op onze ziel te maken ; wij meenennbsp;er het spoor hunner voelen te hervinden en wij vragen hunne gedachten zelfs aan de spelonken , waarinnbsp;het hun behaagde te medediteeren.
Reeds plan hebbende om die kleine reis te doen , had ik eene drangreden om dezelve niet langer uit tenbsp;stellen : wij naderden de week , die eene gemeenschappelijke overeenstemming van Grieken en Latijnen , immer de goede week genoemd heeft, uit hoofde vannbsp;de grootheidnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geheimen welke men innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die week
viert. Want nbsp;nbsp;nbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;was in die dagennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dood ont
wapend en de Hemel voor den mensch geopend werd, die daardoornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de engelen gelijknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wordt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Weinige
jaren vroeger nbsp;nbsp;nbsp;hadnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ik het geluk , dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;week bij het hei
lige graf en in het heilig graf zelfs, door te brengen ; dat beeld kon niet uitgewischt worden; ja, ik meen denbsp;plaats nog te zien, waar door Joseph het onbezieldenbsp;ligchaam des Verlossers werd nedergelegd ; doch wie zalnbsp;mij de kalmte , de stilte die om mij heen heerschtenbsp;en die duisternis wedergeven, welke mij zoo goed aannbsp;die herinnerde „ die op het oogenblik, waarop al-
-ocr page 355-ies volbragt was, de natuur bedekte. Door die herinneringen vervolgd , wilde ik mij van die menigte van vreemdelingen verwijderen die in deze dagen van smart,nbsp;te Rome zamenvloeijen en die over het algemeen denbsp;kwelling der Catholijken zijn. Zij komen er om denbsp;plegtiglieden der Kerk te aanschouwen, en ik, verwijder mij , om geen getuige van hunne ergernissen tenbsp;wezen. Overigens, ik meen , dat ik het u reeds ge-eegd heb, zou ik niet koelbloedig kunnen zien versmaden, wat de Christen Godsdienst het heiligste bezit ennbsp;door hun onbetamelijk gelach onze godvruchtige klaagzangen zien bespotten. Volg hen, evenwel, bij het verlatennbsp;der Sixtijnsche kapel, en gij zult hen met eerbied hetnbsp;graf der Scipio’s zien bezoeken. Die vreemdelingen ,nbsp;lieve Vriend ! hebben voorzeker niet denzelfden God alsnbsp;wij. Om in het klooster van Sacro-Speco te kunnennbsp;vertoeven , om er slechts eene nacht in door te brengen , moet men de vergunning van den H. Vader daartoe bekomen hebben. Zonder die vergunning zou mennbsp;er niet ontvangen worden. Dit is het eenige kloosternbsp;der Christenheid, waar zulk eene formaliteit noodig is.nbsp;Ik verzocht derhalve die vergunning: Zijne Heiligheidnbsp;gewaardigde zich mij dezelve te verleenen en ik vertrok van Rome om mij derwaarts te begeven. Op dennbsp;weg bevindt zich Tivoli.
Deze stad, die bestond toen Eneus in Italië landde» en wier stichting men tot de heldentijden doet opklimmen , ligt zes uren van Rome , op eene aangename hoogte,nbsp;waarvan alle uitzigten schoon zijn, door de zonderlingenbsp;mengeling der wateren , der boomen, der nieuwerwet-
sche gebouwen cn der bouwvallen.
Die lig:
de
vruchtbaarheid van haren grond, en de goede lucht die men er inademt, noopten de oude Romeinen totnbsp;het bouwen van landhuizen in de omstreken van Tivoli,nbsp;¦waar zij zich zeer vermaakten en werwaarts zij, vooralnbsp;gedurende de hitte des zomers, de wijk namen. Denbsp;vereering van Hercules had er toen met veel feestelijkheid plaats en zijn tempel was voorzien van zuilen-reijen, onder welke, volgens het verhaal van Suetonius,nbsp;keizer Augustus dikwerf regt pleegde.
Tivoli wordt door de Anio bespoeld: die rivier, tegenwoordig meer bekend onder den naam van Teve-rone, ontleent haren oorsprong op den berg Trevi, opnbsp;de grenzen van Abruzzo en vloeit aanvankelijk doornbsp;cene breede vallei, die te weerskanten door niet zeernbsp;hooge bergen afgesloten is. Doch boven Tivoli gekomennbsp;zijnde , beperkt zij zich tusschen twee heuvels en eenenbsp;rots ontmoetende, die tot eene punt gehouwen is, stortnbsp;zij zich van eene hoogte van veertig of vijftig voeten,nbsp;in eene kom, die zich zelve uitgehold heeft, en vannbsp;daar stort zij met snelle vaart voort, om verder kleinere watervallen te gaan vormen , die men de Casca»nbsp;tellen noemt.
Reeds aan het einde der zestiende eeuw, had Paus Sixtus V, met groote kosten, een’ dikken muur doennbsp;daarstellen , om die wateren te verdeelen en derzelvernbsp;val nog schooner te maken. Hij was in zijn oogmerknbsp;geslaagd en men kon niets schilderachtigers zien dannbsp;het bekoorlijk gezigt dat die groote waterval opleverde,nbsp;dien de reizigers vaak beschreven hebben; doch de tegenwoordige Pans heeft, overwegende, dat die waterennbsp;somwijlen nog overstroomingen en groote schaden ver-
-ocr page 357-oorzaken, en, dat een zijner voornaamste pliglen is ^ zich bezig te houden met de belangen zijner onderdanen ,nbsp;den berg Catillo doen doorgraven en onder deszeifs gewelven, aan de Anio eenen nieuwen doortogt verschaft:nbsp;door dien arbeid , die drie jaren geduurd heeft en dienbsp;den ouden Romeinen waardig is, heeft hij de inwonersnbsp;van Tivoli, tegen de vrees voor overstroomingen gewaarborgd en hij heeft zich eenen titel te meer opnbsp;hunne dankbaarheid verworven. Ook hebben de bewoners dier kleine stad , de herinnering aan het gevaar en aan de weldaad, aan het nageslacht willendenbsp;overleveren, een gedenkpenning van eenen grooten omvang doen slaan, die aan den eenen kant wateren voorstelt, die van eene hooge rots neêrstorlen; en aan dennbsp;anderen kant vreedzaam kabbelend water, dat uit eenenbsp;grot te voorschijn komende, zich effen over eene oppervlakte verspreidt; en rondom denzelven leest mennbsp;deze woorden : Tihurtes, Catillo perforato, induclonbsp;Aniene, servafi. Anno Domini Mocccxxxv,
Onder de bouwvallen die de omstreken van Tivoli opleveren , merkt men het landhuis van Mecenes op ,nbsp;waarvan de stallen en een vertrek vrij goed bewaardnbsp;zijn gebleven. Het zijn groote gewelfde vertrekken,nbsp;waarboven zich andere gewelven bevinden, over welkenbsp;eene opene gaanderij zich uilstrekt. Die verlatene gebouwen zijn niettemin van eene hechtheid, die nognbsp;eene lange duurzaamheid voorspelt; het metselwerk isnbsp;nog niet vervallen.
Van afstand tot afstand ontmoet men onregelmatige massa’s van tichelsteen , brokkelingen van beeldwerk ennbsp;groote stukken van gebrokene kolommen ; dit is alles
-ocr page 358-( 342 gt;
wat thans nog overblijft van de kostbare huizen , die eertijdsHoratius, Tibullus, Sallustius en andere beroemde mannen bewoonden.
Beneden Tivoli treft men de overblijfsels van het beruchte lusthuis van Adrianus aan. Dat huis had eenenbsp;lengte van ten minste drie mijlen , bij eene breedte vannbsp;ruim eene mijl; het was eene stad en men noemdenbsp;het ook somwijlen Tivoli, Tivoli Vecchio. Nadat denbsp;keizer Griekenland , Egypte en Azië doorgetogen was,nbsp;wilde hij in die villa alles verzamelen, wat hij in dienbsp;onderscheidene gewesten meest merkwaardigs gezien had :nbsp;men vond er den tempel van den Egyptischen Nep-lunus, Canope genaamd; het lyceum, het portiek ennbsp;het pecile van Athene; een renperk voor paarden-wed-loopen, een spiegelgevecht op het water, onderscheidene paleizen, lange waterleidingen en uitgestrektenbsp;tuinen; men vond er zelfs de Elyseesche velden en denbsp;afgronden van den Tartarus; met één woord, het ge-heele rijk van Pluto; want Adrianus, die zelf het plannbsp;van dat huis ontworpen had, en dat in zijnen omkringnbsp;alles bevatten moest, had er zelfs kanalen daargesteld ,nbsp;die den Cocyte en den Phlegeton voorstelden; en omnbsp;de begoocheling nog vollediger te maken , hadden denbsp;beeldhouwers er de doodstraffen van Prometheus, vannbsp;Tantalus en van andere groote misdadigers voorgesteld. Wat blijft thans nog over van die eerzuchtigenbsp;gebouw’en, die de zeis van den tijd schenen te tartennbsp;en die nooit van den grond die hun droeg, schenen tenbsp;zullen verdwijnen? Er waren naauwelijks tachtig ja-ren na derzelver voltooijing, verstreken, toen Cara-calla onderscheidene beelden uit hetzelve wegnam om
-ocr page 359-( 343 )
ïijne baden te versieren; zijne opvolgers namen naar zijn voorbeeld uit hetzelve wat hun behaagde; vervolgens kwamen de Goühen , die het bijna geheel vernielden , zoodat men thans moet gissen naar den vorm ennbsp;het gebruik van elk gedeelte en het oog zoekt te vergeefs de honderd kamers, Ie cento celle, waar de lijf-wachters van dien beheerscher der wereld woonden.
Op de hoogte van Tivoli bevindt zich de villa Es-tense. Dit gebouw werd tegen het jaar 1542 door den kardinaal Hippolytus d’Este, met eene koninklijkenbsp;pracht gebouwd. Zij behoort tegenwoordig aan dennbsp;hertog van Modena toe. Men meent dat Ariosto daarnbsp;het grootste gedeelte van zijn gedicht heeft vervaardigd.nbsp;Ik heb dat huis met genoegen bezocht: ik heb er denbsp;heerlijke ligging, de onafzienbare lanen en de bekoorlijke fonteinen van bewonderd; doch ik zal niet ondernemen, H daarvan de beschrijving te doen. Ik hebnbsp;mij te Tivoli te lang opgehouden en het is tijd omnbsp;den weg naar Sacro-Speco weder op te gaan.
Ik had te Rome een voerman aangenomen, die een goed rijtuig en drie goede paarden had en wij warennbsp;uitdrukkelijk overeen gekomen , dat hij mij tot Subia-co brengen zou ; hoe groot was dus mijne verwondering niet, toen ik , op het punt zijnde om Tivoli tenbsp;verlaten, een ander voerman, met een veel mindernbsp;gemakkelijk rijtuig, dan het eerste, zag opkomen. Iknbsp;betuigde er mijn misnoegen over, dat ongetwijfeld dennbsp;nieuwen voerman beleedigde, die met minachting opnbsp;mij neêrziende , op eenen toon van waardigheid tot mijnbsp;zeide, dat hij zeer verwonderd was over mijne klag-ten; dat zijn rijtuig, hetwelk ik scheen te minachten,
-ocr page 360-( nbsp;nbsp;nbsp;344 )
het genoegen van alle reizigers uitmaakte; en dal hetzelve van Venetië wederkeerde, waar het een voornaam Fransch heerschap had heen gebragt, mijn heer de markies van Frankrijk y met zijn geheelenbsp;gezin; en terwijl hij het woord markies uitsprak, bekeek mijn man mij, met eenen vrij beteekenisvollennbsp;blik. Wat zou ik hierop antwoorden ? Ik liet het mijnbsp;welgevallen en stapte nederig in het rijtuig. Wij hadden nog naauweljjks een uur afgelegd , of het wedernbsp;veranderde en het begon te stortregenen. Ik was ingeslapen en bij mijn ontwaken bespeurde ik tot mijnenbsp;groote spijt, dat mijn kleed, dat zoo wit geweest wasnbsp;als sneeuw, bij het beklimmen van het rijtuig, hiernbsp;en daar groen geworden was. De half gebroken ruiten hadden den regen naar binnen gelaten, waardoornbsp;de gordijnen, die groen waren, doornat waren geworden en daar de verw dier gordijnen los liet, hadden ze mij in den toestand gebragt, waarin ik mij bevond. Ik deed aanstonds stil houden, om dat gebreknbsp;te verhelpen en de voerman antwoordde op mijne ver-wijtingen, dat ongetwijfeld de kinderen van mijn heernbsp;de markies van Frankrijk, speelende, de bovenstenbsp;ruiten gebroken hadden en dal overigens een weinignbsp;water, dat alles wegnemen zou. Het kostte mij veelnbsp;moeite, om mij nog met dit antwoord te vergenoegen;nbsp;mijn kleed was intusschen bedorven en ik geleek, watnbsp;de kleur aanging, meer op een’ dragonder, dan opnbsp;eenen Trappist.
Wij kwamen laat te Subiaco aan ; mijn voerman deed mij aan eene herberg afstappen, waar, volgensnbsp;zijn zeggen, de voorname Fransche en Engelsche rei-
-ocr page 361-( nbsp;nbsp;nbsp;345 )
ïigers afstapten. Mijn heer, de markies van Frartk-rijk, had er ook vier en twintig uren naet zijn bekoorlijk gezin vertoefd. Hoe zou ik aan zoo veel gezag hebben kunnen wederstaan! Als ik het penseel van Callot of van Teniers bezat, zou ik het tafereel vannbsp;die misselijke kroeg schetsen ; doch daar ik mij nooitnbsp;in dat vak geoefend heb, zal ik mij vergenoégen,nbsp;met u te zeggen , dat de slechtste herberg van hetnbsp;naarste dorpje van Estramadura , nog veel beter voorzien is. Ik hoorde den waard aan de dienstmeid toe-loepen: » Ga voor twee baïoken brood en voor eennbsp;baïok olie halen, vergeet het zout niet en breng macaroni mede.” Dit uitgezonderd waren die menschen ,nbsp;brave lieden,
Intusschen zond ik op staanden voet een bode naar den overste van Sacro-Speco af, om hem van mijnenbsp;aankomst te verwittigen. Hij was verwittigd geworden ,nbsp;dat ik eenigen tijd in zijn klooster zou komen door-brengen en hij liet mij zeggen, dat hij den volgendennbsp;dag, een muilezel, een gids en eene vrouw, om mijne goederen te dragen, zenden zou. Hij bleef nietnbsp;in gebreke: te zes ure des morgens, zeide ik aannbsp;mijn’ waard vaarwel, ik beklom mijn muilezel en reednbsp;de stad Subiaco dwars door. Mijne trappistenkleedingnbsp;trok aller blikken en schier iedereen groette mij. Dienbsp;kleine stad is enkel hoogten en laagten : het had geregend en hier en daar waren snelle doortogten en zulknbsp;een glibberige bodem, dat ik eenige vrees koesterde.nbsp;Mijn muilezel was niet zeer sterk , doch hij deed evenwel geene mistrede. Mijn gids had den muilezel aanvankelijk een lang touw om den hals vastgemaakt, met
-ocr page 362-( 546 nbsp;nbsp;nbsp;)
Voornemen, om denzelven voort te trekken , doch ik bragt hem onder het oog, dat hij geen stoomboot,nbsp;noch ik een fregat was en dat ik niet behoefde voortgesleept te worden. Hij begreep mij en het beest werdnbsp;voor een oogenblik losgelaten.
Wij trokken sedert een vierde uur voort, en wij onderscheidden duidelijk een honderdtal arbeiders, zoowel mannen als vrouwen, die aan eenen nieuwen wegnbsp;arbeidden , langs welken men voorlaan te Sacro-Speconbsp;aankomen zal. Toen wij op de plaats, waar zij zichnbsp;in grootsten getale bevonden , aangekomen waren , haasteden zich eenigen , die ongetwijfeld oordeelden, datnbsp;de nieuwe weg nog niet bruikbaar was, om ons eennbsp;voetpad te toonen, waar langs wij gemakkelijker konden gaan. Mijn gids stemde aanstonds in dat denkbeeld toe en bond het touw om den hals van den muilezel om mij voort te sleepen. Leen mij nu een aan-dachlig oor en volg mij enkel met het oog. Het vóetpad , waarop wij ons begaven , was nagenoeg twee pal-naen breed en-werd zoo steil, dat ik, hoewel op dennbsp;hals van mijnen muilezel leunende, alle oogenblikkennbsp;vreesde, het onderste boven te vallen. Ter linkerzijdenbsp;was ik beschut door -eenen berg , doch , ter regter wasnbsp;eene loodregte diepte, van meer dan vijftig palmen.nbsp;Ik zag aanstonds het gevaar, waaraan ik mij blootstelde en ik zou gaarne hebben stil gehouden, om afnbsp;te stijgen, als het mij mogelijk ware geweest; doch,nbsp;meer dan honderd personen zagen mij na en mijn gids,nbsp;die met zijn touw vooruit ging, riep met eene vastenbsp;stem : JVon abbia paura , wees niet bevreesd. Moestnbsp;ik dan minder moed hebben dan hij ? Ik sloot derhalve
. 0
-ocr page 363-de oogen en ging voort. De voeten van mijn muildier raakten den rand der steilte. Eensklaps zakte de aardenbsp;^ in , het dier stortte neder en mijn beest en ik blevennbsp;boven de diepte hangen, enkel tegengehouden wordende door eenige boomwortels, die de aarde zich ontsluitende , bloot gelaten had. Mij te ontdoen van mijnenbsp;stijgbeugels en mij aan de andere zijde te werpen, wasnbsp;voor mij het werk van een oogenblik en ik achtte mijnbsp;gelukkig, dat ik er zoo goedkoop afgekomen was,nbsp;terwijl mijn muilezel-drijver, zonder zich over mijnnbsp;persoon te bekreunen, het lot van zijn muildier bejammerde, dat, zoo als hij zeide, de dij gebrokennbsp;had. Doch er was niets van aan; wij hadden geenerleinbsp;letsel, noch de een noch de ander. De werklieden , dienbsp;ons niet uit het oog verloren haddeh, kwamen in allerijl toeschieten : Een mirakel! een mirakel! schreeuwden zij allen te gelijk. 0, goede vader , gij hebt uwnbsp;leven aan den heiligen Benedictus te danken. Ik bewonderde het geloof dier arme lieden: ik dankte hunnbsp;voor de belangstelling die ze mij toonden en ik vervolgde rustig mijn weg ; doch , toen ik mij een eindnbsp;van de menigte verwijderd, die mijn muilezel wedernbsp;op de been hielp , en mij op een heuveltje neergezetnbsp;had, en de diepte beschouwde, waarboven ik eennbsp;oogenblik gehangen had , kon ik mij niet van een gevoel van schrik wederhouden. Diensvolgens, sprak iknbsp;toen tot mij zelve, zonder het wonder dat heeft plaatsnbsp;gehad , zou uw misvormd ligchaam in de diepte vannbsp;dezen kuil liggen en uwe ziel zou reeds voor de regt-bank van den oppersten Begier verschenen zijn.
Om dat gij aan groote gevaren ontsnapt zijl, om nog
-ocr page 364-t
de werkzaamheid te behouden, voorspelt gij u eene lange loopbaan; weet gij dan niet, dat de Zoon des men-schen komen zal, op het «uur, waarop Hij niet gewacht wordt. Ach! als gij u laat verrassen, zult gijnbsp;veel schuldiger zijn, wijl gij aan de anderen gezegd hebt:nbsp;» De eeuwigheid nadert en wij denken er niet aan.”nbsp;Denk er dan aan. Kunt gij hier eene nieuwe besturingnbsp;der Voorzienigheid miskennen ? Ja , God heeft u uit uwenbsp;sluimering willen trekken, ontwaak dan .... gij staatnbsp;dagelijks op den rand van den afgrond der eeuwigheid.
Inmiddels had ik mijn muilezel weder bestegen en ik reed langzaam voort. Hoewel breeder wegen geener-lei gevaar meer opleverden, zag het oog niets meernbsp;dan afgronden en bergen; en het geraas der berg-stroomen, die zich in de dalen tieêrstortten, braknbsp;alleen de diepe stilte af, die in deze oorden heerschte.nbsp;Ik was, innig bewogen. Ik ging weldra voorbij eennbsp;Benedictijnen-klooster , dat men Santa Scolastica noemt;nbsp;en twintig minuten later bevond ik mij , nadat ik eennbsp;klein bosch doorgetrokken was, voor de poort van hetnbsp;klooster Sacro-Speco. De overste dom Lnigi-Marincola,nbsp;ontving mij met eene merkwaardige wellevendheid ;nbsp;ik werd naar een fraai vertrek geleid, waar ik eennbsp;groot vuur ontstoken vond , wijl de morgen koud was.nbsp;Zonder mij daar op te houden , begaf ik mij naar denbsp;kerk om den Schepper nogmaals te danken , dat Hijnbsp;mij uit het gevaar gered had , waarin ik mij had bevonden ; van de kerk begaf ik mij naar de grot vannbsp;den H. Benedictus. Men ziet in die grot zijn beeldnbsp;van wit marmer. De heilige wordt er voorgesteld innbsp;den ouderdom van vijf en twintig jaren en in de hou-
-ocr page 365-ding van diepe overdenking. Van daar ging ik naar het rozen-boschje, in welks midden hij , volgens denbsp;overlevering j zich naakt nederwierp om eene bekoringnbsp;te dooden en om zich te behoeden tegen eenen schandelijken val. ü, waarde Charles! de heilzame gedachten en de diepgeestige overdenkingen , welke dat klooster, die grot en die doornen in mijne ziel deden ontwaken, te herzeggen, zou mij niet mogelijk wezen ennbsp;ik zou dit nooit durven ondernemen.
Ik heb dan het geluk gehad , de bakermat te zien eener orde, aan welke toe te behooren mij hermaakt,nbsp;van eene orde, aan welke Europa zijne beschaving tenbsp;danken heeft, van eene orde eindelijk, die in de eeuwen van onwetendheid, het heilige licht wist te bewaren ; dat eenmaal de wereld moest verlichten. Ja ,nbsp;lieve Vriend! zonder de kinderen van den II. Bene-dictus, zou Europa misschien nog in de duisternissennbsp;der onwetendheid gedompeld zijn en Italië zou tot zelfsnbsp;de namen der beroemde mannen verloren hebben ,nbsp;waarop het zich beroemt. Die weldaad is onberekenbaar groot en wij genieten dezelve , zonder te denkennbsp;dat wij ze ontvangen hebben van een jong mensch,nbsp;die , uit edele ouders geboren , vroegtijdig aan de vermaken van Rome vaarwel zeide, het kloosterkleed aantrok en zich in een hol afzonderde , om er het levennbsp;der Antoniussen en der Hilario’s te leiden. Hij hadnbsp;er bereids drie jaren doorgebragt, zonder dat hij vannbsp;iemand hoegenaamd, gekend werd, uitgenomen vannbsp;eenen monnik uit den omtrek, die hem van tijd totnbsp;tijd voedsel bragt, toen God, die hem bestemde, omnbsp;in het Westen een schitterend licht te verspreiden,
-ocr page 366-( nbsp;nbsp;nbsp;350nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
toeliet, dat hij door herders ontdekt werd. Van toen afhad er een groote toeloop naar zijne spelonk plaats:nbsp;onderscheidene personen van de eerste rangen, wierpen zich voor zijne voeten neder, om zijnen zegen tenbsp;ontvangen en den bijstand zijner gebeden in te roepen ; anderen, die getroffen waren over zijne redenennbsp;en versterkt door zijne voorbeelden , omhelsden de gestrengheden der boetvaardigheid, plaatsten zich ondernbsp;zijne leiding en verlangden van hem de wegen dernbsp;volmaaktheid te leeren kennen. Daar het aantal zijnernbsp;volgelingen dagelijks vermeerderde, was hij eenigen tijdnbsp;later verpligt, de eenzaamheid van Stibiaco te verlaten en hij ging op den berg Cassino de eerste grondslagen van een klooster leggen, dat voor immer vermaard zou worden. Herkent gij , waarde Vriend 1 innbsp;de orde van den H. Benedictus, eene orde, die zoonbsp;eenvoudig in zijne ontwikkeling is, niet dat kostbarenbsp;zaad, waarvan in het Evangelie gewag wordt gemaakt,nbsp;dat mostaardzaadje, dat hoewel zeer klein en schiernbsp;onmerkbaar , echter aangroeit, tot dat het een grootenbsp;boom wordt, zoodanig, dat de vogelen des .hemels,nbsp;zich op zijne takken kunnen nederzetten. En, de H.nbsp;Benedictus zag werkelijk , bij zijn leven , in onderscheidene rijken kloosters zijner orde oprigten ; en zijnnbsp;regel, hoofdzakelijk op het stilzwijgen, op het gebednbsp;en op de ootmoedigheid gegrondvest, is later doornbsp;alle monnikken van het Westen aangenomen geworden.
Gij zult eenmaal te Rome komen , waarde Charles! Ach ! ik smeek het u , doe dan , nadat gij alles watnbsp;de hoofdstad aan de bewondering der vreemdelingen
-ocr page 367-oplevert, bezigtigd hebt, nadat gij aan eene billijke nieuwsgierigheid hebt voldaan, eene bedevaart naar hetnbsp;klooster van Sacro-Speco ; het is eene schoone studienbsp;voor de schilderkunst , en voor den Christen is het eennbsp;verheven onderwerp van meditatie. Daar treedt denbsp;mensch, schier zijns ondanks, in handel met God ;nbsp;hij gevoelt, dat God tot hem spreekt, hij wil zich nietnbsp;meer anders dan met zijn woord voeden, hij wil opnbsp;niemand dan op Hem meer vertrouwen en zijne gezuiverde ziel heeft deel aan de reine genoegens van ditnbsp;hemelsch verblijf. Zoodanig zijn de gevoelens, w'elkenbsp;die grot mij heeft ingeboezemd en het verwonderd mijnbsp;niet meer, dal een Benedictus, een Bernardus en zoonbsp;vele andere groote mannen, afstand doende van de genoegens der eeuw, in de eenzaamheid de kalmte ennbsp;het geluk zijn komen zoeken; wat mij meer verwondert, is, dat de zoo vaak bedrogene deelgenooten dernbsp;¦wereld , zich nog langer willen laten bedriegen. Hetnbsp;is waar, dat wij tot hen niet kunnen zeggen: » Komtnbsp;en ziet, hoe zoet de afzondering iszij hebben eennbsp;afschrik van dezelve , zij ontwijken ze en zij zijn bevreesd,nbsp;zich alleen met hun zelve te bevinden. Wat mij aangaat,nbsp;die de haven niet ingekeerd ben , dan nadat ik doornbsp;den storm getroffen was geworden, en die bij ondervinding weet dat het juk des Heeren ligter is dan dafnbsp;der aardsche vorsten, ik betreur de dagen die ik eensnbsp;aan de zorgen der fortuin of aan het najagen van eernbsp;gewijd heb, en , hoe langer zoo meer de voordeelennbsp;van het religieuse leven smakende, dank ik onze vaders,nbsp;dat zij gevoeld hebben dat wij een hart bezitten ennbsp;dat het noodig was, eene schuilplaats te openen waar-
-ocr page 368-{ nbsp;nbsp;nbsp;352 )
in dat hart, hetwelk voor God geschapen is, zich ook alleen aan God zou kunnen toewijden.
Ik heb de veertien dagen van Paschen zoo gelukkig doorgebragt als men dit in deze benarde wereld wezennbsp;kan, mij in het midden bevindende van eene niet talrijke klooster-gemeente, maar van eenen ijver en vannbsp;eene liefde, die mij de schoone dagen van het kloosterlijke leven op nieuw schetste. De wijze, waaropnbsp;die religieusen het officie zingen , is zeer stichtelijk ; zijnbsp;hebben immer dien grondregel van den H. Bernardusnbsp;voor den geest; Kwijten wij ons met zoo veel gods~nbsp;vrucht van den goddelijken dienst, dat men in waarheid kunne zeggen ; dat onze harten in overeenstemming met onze monden spreken; en zij zeggen evennbsp;als de psalmist: Ik zal uwen lof zingen ^ o mijn God!nbsp;in tegenwoordigheid van uwe, heilige engelen. Denbsp;stilte, die rondom het klooster heerscht, vermeerdertnbsp;de statigheid hunner gezangen nog meer; men hoortnbsp;in de nabijheid derzelve, noch het gerucht van dennbsp;man die met bezigheden overladen is, en die vergeetnbsp;dat hij 'voorbij eene kerk gaat, noch het onbetamelijke geschreeuw van den godsdienstelooze, die in dennbsp;tempel des Heer'en alles geoorloofd beschouwd ; en alsnbsp;de bergstroomen , door de stormen aangezwollen , zichnbsp;met meer onstuimig geweld neêrslorten , en als de ont-kluislerde winden de vensters der kerk en des kloosters doen sidderen , dan verheft zich de toon van hetnbsp;gebed met meer kracht en stemt in harmonie overeennbsp;met de stemmen der natuur.
In de goede week, hield ik den kruisweg met de religieusen. De statiën zijn ter zijde van de grol
-ocr page 369-( nbsp;nbsp;nbsp;353 )
van den H. Benediclus, op eenen breeden trap ge» plaatst, die naar het rozenboschje geleidt en die./Sca-la Santa genoemd wordt. Hoe zou ik u die goedenbsp;paters kunnen schetsen, die met langzamen tred, onder die gewelven voortgingen, welke enkel verlichtnbsp;worden, door het flaauwe schijnsel van vijf lampen,nbsp;die dag en nacht voor onzen roemrijken stichter branden ? Nu eens staan zij stil, zij vallen op hunne knieën neder, zij zetten hun weg weder voort, zij overdenken de onderscheidene punten van het lijden vannbsp;onzen Verlosser en zij smeeken Hem door de voorspraak zijner Moeder, ons de oneindige verdiensten vannbsp;zijn lijden toe te voegen. Niets was meer geschikt,nbsp;om mij dien lijdensweg voor te spiegelen , dien ik werkelijk te Jerusalem gevolgd was: ik meende Jesus tenbsp;zien, gedrongen wordende door de drommen eenernbsp;toomelooze bevolking en bezwijkende onder den lastnbsp;van zijn kruis. Ik volgde met de gedachten , het blee-ke, bebloedde en misvormde Slagtoffer en ik weende.nbsp;.... De laatste statie was geëindigd, Jesus bevondnbsp;zich in het graf en wij keerden naar het hoog-altaarnbsp;terug, terwijl wij den Heer smeekten , in onze zielennbsp;de herinnering aan de smarten te griffen , welke Hijnbsp;geleden had, toen ik twee schoone stemmen met eenenbsp;uitstekende gevoeligheid het Stabat Mater, hoordenbsp;zingen.
» De Moeder gevoelt aan den voet van het kruis, » onuitsprekelijke smarten ; geheel haar hart breekt,nbsp;» op het oogenblik, waarop de Verlosser sterft.
» Och! dat uwe vurige gebeden, ons allen met mij,
23
-ocr page 370-*» in de oneindige gewesten overbrenge! Dat uwe -» brandende ziel, zie, gevoele en begrijpe. Op denbsp;» plaats, waar dit kruis met tranen besproeid werd,
zullen schitterende bloemen ontluiken; van daar zul-» lén het licht en een geheel nieuwe dag zich over » de wereld verspreiden.
» Welk lijden, o Maria! moest niet uwe ziel door-» boren ! hebt gij den dood niet meer gevoelt, dan » uw goddelijke Zoon zelf.
» Engelen des Hemels, maakt u zigtbaar; laat uwe ¦» zuivere stemmen hooren. Hebt gij het kruis desnbsp;» Heeren niet omringd, toen hetzelve op aarde ne-» derdaalde? Dat niets, ten ware het geheimzinnignbsp;» geluid uwer vleugelen , zich menge in de melodienbsp;» «wer gezangen.
ygt; Toen door den dood van den Zoon , het hart der » moeder geslagtofferd werd , verduurde zij , zonder datnbsp;» iemand haar ondersteunde, de wreede bitterhedennbsp;» van den dood; want, waar was hare vertroosting?nbsp;» Hare gedrukte ziel, zond een lange kreet van smar-» ten ten Hemel; O, Vader, ontferm ü over uwennbsp;» Zoon 1
» Wie zon met u, niet kunnen weenen, Maria, en » zich niet met geheel zijn hart en ziel met u kun-» nen vereenigen I Dat de tranen in overvloed vloei-» jen, dat zij zich uitstorten in verzuchtingen, innbsp;» klaagtoonen en in snikken ; zie , hoe de Heilige bijnbsp;» uitnemendheid vermorseld wordt door vernederingen,nbsp;» door smaad, door de zwaarte der smart en door denbsp;» folteringen van den doodstrijd!
» Maar weenen......waarom ? Ach I heilige tra-
-ocr page 371-» nen, schittert liever blijde, en dat de Heer geloofd » worde. Heeft niet eene slem van boven tot u ge-*nbsp;» zegd: Ik heb voor u geleden. 0 Jesus! mogt mijnnbsp;» hart ook aan uw kruis kunnen genageld worden!nbsp;» zijne wonden zullen als kostbare bloemen wezen ennbsp;» zijne zuchten als de wierook, die ten Hemel stijgt!
» Brandende begeerten, goddelijke vreugde, ©verzoete » tranen, hoe verheft gij mijne ziel! Jesus, de doodnbsp;» zal mij niet van uw lijden afscheiden ; en gij , Ma-» ria , wees mij genadig! Dat uw zoet beeld, mijnnbsp;» schild zij in den strijd des levens; en als het jong-» ste uur slaat, dat mijne ziel vervult met liefde, innbsp;» den Hemel ontvangen worde. Hel zij zoo !”
De gezangen hadden opgehouden en ik luisterde nog,-ter aarde geknield , mijn gelaat in mijne handen verborgen en in de verrukking van geluk.
Hoe schoon is de menschelijke slem ! Welk instrur ment kan bij haar vergeleken worden ? Heeft God dezelve niet bestemd om zijnen lof te zingen , en is denbsp;harmonie niet de dochter des Hemels? Men moge ernbsp;van zeggen wat men wil: het gezang, hetwelk wijnbsp;te la Trappe hebben , is ontegenzeggelijk overeenkom-Sliger met de gestrengheid van onze regels; even alsnbsp;het meerendeel der religieuse orden, hebben wij nochnbsp;orgel noch instrumenten ; doch de gezangen der Kerk,nbsp;door eene schoone slem gemoduleert, gaan meer regt-slreeks tot het hart.
Ik heb u gezegd, dat ik , twintig minuten van Sa-cro-Speco, voorbij een klooster , St. Scolastica genaamd , gegaan ben. De H. Scolastica was de zuster van den H. Benedictus, en de geschiedenis zegt, dat
-ocr page 372-zij in een klooster leefde, hetwelk haar broeder in de nabijheid van het zijne had doen bouwen. Men moetnbsp;dus veronderstellen , dat dit klooster, gedurende onderscheidene eeuwen door Benedictijnen bewoond, bijnbsp;deszelfs oorsprong door nonnen van die orde bewoondnbsp;werd. Het is thans zeer rijk en deelt ruime aalmoezen uit, vooral ten tijde van rampspoeden. Van daarnbsp;zijn de eerste boeken , die na de uitvinding der drukkunst in Italië verschenen zijn , uitgegaan.
Hoewel alles in het onderwerp, dat ik behandel, ernstig is, en aangezien de tijd waarin wij ons bevinden, mij de vreugde ontzegd, heb ik mij toch vannbsp;lagchen niet kunnen weêrhouden, en, gij zult mij vergunnen , dat ik met eenen boertigen trek eindig.
De religieusen van Sacro-Speco, die de hand Gods erkenden in de wijze, waarop ik was bewaard gebleven , waren bedacht op het oprigten van een gedenkstuk , op de plaats zelve, waar ik aan eenen wissennbsp;ondergang was blootgesteld geweest. Daar zij wistennbsp;dat zich te Subiaco een werkman bevond , die bekwaamnbsp;was om hun ontwerp ten uitvoer te brengen , noodig-den zij hem uit, om naar het klooster te komen. Hijnbsp;kwam zonder het zich tweemaal te laten zeggen . . .nbsp;Men meldde hem aan .... Ik bevond mij toen metnbsp;eenige vaders in mijne kamer. Wij zagen een fier mannbsp;Binnen komen, die, door zijne kleeding en door zijnenbsp;manieren , volmaakt op die struikroovers van Calabriënbsp;geleek , waarmede de schilders zoo gaarne hunne gelaatstrekken belasten. Toen wij hem hadden voorgesteld ,nbsp;wat wij begeerden en toen wij het over den prijs warennbsp;eens geworden , kwam een der vaders nogmaals terug
-ocr page 373-op helgene wat mij overkomen was en drong op nieuw, op -het wonder aan, waaraan ik mijne bewaring tenbsp;danken had : — Ik zie in dit alles geen groot mirakel , antwoordde mijn man op eenen ernstigen toon;nbsp;de muilezel was zwaar, en hij, daar, met den vingernbsp;op mij wijzende, woog nog zwaarder dan de muilezel; het kon derhalve niet anders gebeuren. — Bij ditnbsp;geestig gezegde, konden wij ons niet van lagchennbsp;weêrhouden, ik lachte er zelfs nog hartelijker overnbsp;dan de anderen ; intusschen was ik een weinig op mijne zwaarlijvigheid gebeten, die mij deze fraaije vergednbsp;lijking berokkend had.
Het gedenkteeken is opgerigt geworden. Het is eene kolom, waarboven zich een kruis verheft; op hetnbsp;voetstuk hebben de religieusen deze woorden van dennbsp;psalmist doen ingriffen : In manibus poriabunt ts.
Vaarwel, dierbare Vriend I deze brief is zeer lang, doch Sacro-Speco is zeer aangenaam, en ik zal nooit,nbsp;noch de reis, noch het verblijf vergeten.
-ocr page 374-Rome, 18 Mei 1838.
Liere Vriend ! ik heb te Rome de kerk van den H. Sebastianus bezocht. Die heilige, te Narbonne geboren , diende in de legerscharen van Diocletianus en hijnbsp;was zelfs prefect van de Pretoriaansche wacht, toennbsp;de keizer, onderrigt dat hij Christen was, hem metnbsp;pijlen deed doorboren, door boogschutters die hemnbsp;voor dood op de plaats achter lieten. Twee heiligenbsp;vrouwen, die gekomen waren om hem te begraven,nbsp;vonden hem nog levend. Zij deden hem naar derzel-ver woning vervoeren; en in korten tijd waren allenbsp;zijne wonden genezen.
Sebastianus was er echter niet minder ijverig voor de voortplanting des geloofs, door geworden: in stede vannbsp;zich te verbergen , zoo als de Christenen er hem toenbsp;noopten, plaatste hij zich op zekeren dag op eenennbsp;trap, waar langs de keizer. komen moest. Toen hijnbsp;hem bij zich zag, stelde hij hem de onbillijkheid zijner Tooroordeelen tegen de Christenen voor, die hetnbsp;hun pligt rekenden, om voor den bloei zijner regeringnbsp;te bidden. Diocletianus, die over deze vrijmoedigheidnbsp;verbaasd was, was zulks nog meer, toen hij Sebastianus, dien hij dood waande, herkende. Hij deed hemnbsp;op nieuw gevangen nemen en naar het renperk sloepen : daar werd hij door stokslagen afgemaakt en vervolgens in een’ modderpoel geworpen.
-ocr page 375-( nbsp;nbsp;nbsp;359 )
De kerk van den H. Sebaslianus draagt den titel van basiliek: zij werd in 367 door Paus Damasius,nbsp;twee mijlen van Rome , op den rand van den oudennbsp;Appischen Aveg, en op de plaats zelve gebouwd, waaide begraafplaats van den H. Calixtus was, eene begraafplaats , waar die heilige toen rustte en waar aanvankelijk de ligchamen van de heilige apostelen Petrusnbsp;en Paulus waren begraven geworden en werwaarts laternbsp;dat van den H. Sebaslianus, door de zorgen van denbsp;H. Lucina, eene Romeinsche dame, is heengebragtnbsp;geworden.
Die kerk werd , nadat zij door onderscheidene Pausen hersteld was, in 1612, geheel herbouwd door den kardinaal Scipio Borghese , die haar met een portieknbsp;versierde , dat zes fraaije kolommen van graniet dragen. Men ziet er ook het beeld des heiligen , doornbsp;een kvveekeling van den ridder Bernini uit wit marmernbsp;gebeiteld. De heilige wordt in eene liggende houding,nbsp;dood voorgesteid.
Van die kerk, daalt men in catacomben af, langs eenen smallen en moeijelijken trap. Men verzekertnbsp;dat die catacomben onderscheidene mijlen in uitgestrektheid hebben. Het zijn lange gaanderijdn, dienbsp;in de aarde of in het zand uitgegraven , zich in onderscheidene takken verdeelen , die in alle rigtingennbsp;elkander doorkruisen, en een doolhof vormen, waaruitnbsp;men zich inoeijeüjk zou kunnen redden , als men ernbsp;zich in waagde , zonder een gids die ze dikwerf bezocht heeft. Dezelve zijn slechts drie of vier voetennbsp;breed eii meestal zes of zeven hoog.
Op welk tijdstip en om welke drangredenen zijn
-ocr page 376-ilie gaanderijen gegraven geworden ? Hier over is men het niet eens; intusschen is het meest algemeene gevoelen , dat zij door de eerste Christenen gegravennbsp;werden, die, ten tijde der vervolgingen, eene schuilplaats in dezelve zochten en er de heilige geheimennbsp;celebreerden. Maar, hoe zouden die eerste Christenennbsp;dusdanige uitgravingen hebben kunnen doen ? Ondernbsp;welke bescherming zouden zij dien ontzettenden arbeidnbsp;voltooid hebben, zij, die arm, zwak en vervolgd waren?
Het is dus meer waarschijnlijk , dat die onderaard-scbe gewelven het werk der Romeinen zijn , die dezelve gegraven hebben, met oogmerk, om er eene aardsoort uit te halen, die men later Pouzzolaanscke aarde gepoemd heeft, die uitmuntend tot bouwen geschikt is en waarvan zij groot gebruik maakten, bijnbsp;de gebouwen van allerlei aard, die zij destijds, omnbsp;strijd , optrokken. Daar de Christenen die onderaard-sche gewelven geheel gereed vonden , beschouwden zijnbsp;ze als eene wijkplaats, die de Voorzienigheid hun voorbereid had , zij vergrootten dezelve nog , zij verborgennbsp;er zich in en baden er gemeensehappelijk ; zij begroeven er Ook hunne dooden in , ten einde de ligchamennbsp;der heiligen niet onder de lijken van de ongeloovigennbsp;zouden gemengd blijven, en de catacomben strektennbsp;hun dus gelijktijdig, lot schuiloord, tot bidplaats ennbsp;tot grafkelder voor hunne medebroeders.
De uitgestrektheid en de onregelmatigheid der catacomben maken het bezoeken derzelve zeer gevaarlijk; er hebben ook instortingen plaats, die de wederkeringnbsp;afsluiten, en onderscheidene personen zijn bereids denbsp;slagtoffers van derzelver nieuwsgierigheid geweest. Men
-ocr page 377-( 361 nbsp;nbsp;nbsp;)
had mij verzekerd , dat een Zweed, die met zijne vrouvr verder had willen gaan, dan de grenzen die zijn gidsnbsp;hem aangetoond had, nimmer teruggekeerd was; en datnbsp;men insgelijks een twaalftal scholieren , die, zich aannbsp;de waakzaamheid hunner meesters onttrokken hebbende, zich onvoorzigtig in dezelve gewaagd hadden,nbsp;nooit teruggezien had , en dat nog zeer onlangs ee-nige reizigers, nadat zij er langen tijd in omgedooldnbsp;hadden, zich enkel uit dezelve hadden gered, doordiennbsp;zij het geluk hadden, eenige arbeiders te hooren, dienbsp;er bij toeval in werkten. Van hoe weinig hangt hetnbsp;leven van den mensch af! Deze trek herinnert mij denbsp;episode, die den vierden zang van het dichtstuk, vannbsp;de Imagination (verbeelding) eindigd ; zie hier dezelve:
Ginds onder de oude stad der dappere Romeinen,
Haar breede wallen en haar uitgestrekte pleinen,
Is ’t onderaardsch gewelf, gegraven in de rots,
Twee duizend jareii lang het ongeduld ten trots.
Met al haar luister en beroemdheid is voor dezen Het oude Rome , als uit een afgrond opgerezen ;
En toen de Kerk ontlook, heeft God haar hier bewaard Waar zij haar kroost verborg voor’s dwinglands blik en zwaard ,nbsp;Tot dat ze, in zegenpraal , ten zetel werd verheven,
En hare wetten aan de volken heeft gegeven ,
Terwijl ze aan ’s Cesars vaan haar kruis ten teeken schonk.
Een jonge kunstnaar in wiens oog de weetlust blonk,
De hoop der schilderkunst , de vreugde zijner magen.
Wilde in dat oud verblijf der duisternis zich wagen
Dat eens de wieg was van ’t geloof; waar ’t goddlijk zaad
Zoo rustig kiemen kon. In de eene hand een draad ,
In de andere een flambouw, waagt hij zich in die holen , Wier wegen kruisen en hij vreest niet, er te dolen;
Hij wenscht die plaats te zien, haar droeve majesteit,
Dat heilig nacht-paleis, dat oord van somberheid.
Die tempels, waar Gods Zoon, zijn eerste aanbidders telde
-ocr page 378-En 't eeuwig duister, dat die graven steeds verzeld*.
Een afgelegen hoek, vertoont een donker hol,
Hij nadert dat paleis en ’t is verwachting-vol.
Hij ziet er kerksieraad en urnen : zij bewaren Het heilig overschot van maagden, martelaren;
Met blijdschap maakt hij zich, nu meester van dien schat; Maar hij verliest den draad, zijn gids, op ’t eepzaam pad.
Hij zoekt; maar ’t is vergeefs.....hij is van ’t pad geweken;
Hij gaat, hij keert terug , zijn moed is schier bezweken.
Nu kiest hij ’t eene pad , dal hem vooruitzigt gaf,
Dan weêr een andren weg en dwaalt nog verder af;
En door nog dieper in die grotten door te dringen.
Vindt hij een ruime plaats , waar wegen hem omringen.
Wien zal hij kiezen? hij beschouwt ze keer op keer:
Wie is de beste weg, wie geeft hem ’t daglicht weör?
De schrik verzeil zijn tred, dan vreest hij weêr te vallen;
Hij roept, en de echo jaagt nog grooter schrik hem aan ;
Een schrikbaar denkbeeld doet zijn hart beangstigd slaan. Tien uren heeft hij reeds hier angstig omgezworvennbsp;En nog geen straal van hoop voor 't bange hart verworven.nbsp;Dat aklig oord van schrik, waar eeuwig zwijgen woont.nbsp;Waar soms in jaren lang geen sterfling zich vertoont;
En wat in dezen nacht, zijn angst ten top doet klimmen.
Dra ziet hij van zijn toorts, het laatste vonkje glimmen.
Hij schouwt haar treurig aan, terwijl hij ’t voortgaan staakt. Hij vreest dat hare vlam , als hij beweging maakt,
Van voedsel reeds beroofd , nog spoediger zal sterven;
Die voorzorg baat hem niets, om uitstel te verwerven ,
Reeds naakt het uur, zijn hart, door angst-gevoel misleid, Gevoelt reeds van deez' nacht, de schrikbre duisterheid.
Hij gaat wéér voort en doolt: en in die sombre holen Bezwijkt de vlam der toorts en dooft in ’t verder dolen,
Hij zucht, hij zucht op nieuw; hij ziet geen uitkomst meer , En door die zucht bezield , ontbrandt zijn fakkel wefir.nbsp;Vergeefs ontvonkt de vlam de hoop weer in zijn harte;
’t Gesmolten was druipt af, en foltrend is de smarte:
Zijn vingren worden stijf en door de pijn vermand,
Het lemmet flikkert nog, om hem de plaats te ontdekken ,
Die na een schrikbrèn dood , tot graf hem zal verstrekken Die ongelukkige, die nu reeds in ’t verschiet,
En rondom zich een drom van honderd spooken ziet.
Met wanhoop en den dood .... Niet dat roemruchtig sterven , Die dood , die ijlings treft en glorie d(|et verwerven;
Maar dien , die langzaam schrik en honger na zich sleurt Die knaagt aan eigen vleesch en eigen horst verscheurt.
Dat denkbeeld doet zijn bloed in de aderen verstijven,
De kwelling kan ’t berouw niet uit zijn ziel verdrijven!
Zijne ouders , vrienden , niets , niets zal hij wederzien Zijn edele arbeid, die aan zijnen naam misschien,
Onsterflijke eer en roem bij ’t nageslacht zou geven,
En. hem geluk beloofde , is onvoltooid gebleven !
En zij , wier liefde hij , in blik en larhje las,
Die zijn belooning en zijn schoonste lofspraak was!
Dat denkbeeld perst een vloed van tranen uit zijn oogen k. Dien 't vuur der razernij weêr spoedig op doet drogen.
Doch ijlings schiet de hoop in zijne ziel een straal:
Daar meent hij licht te zien.....daar hoort hij meoschen taal
Hij luistert, tuurt in ’t rond ..... maar jammerlijk vergissen 1 Hij hoort alleen de stilte en ziet slechts duistei'nissen ,
En door de stilte groeit de bange doodschrik weêr.
Nu voelt hij van zijn lot de afgrijslijkheid nog meer In zijn onstuimig hart verdringen zich de droomennbsp;Hij valt, rijst op, hervalt en kan niet meer ontkomen!
Hij kruipt soms in het rond en voelt dan oud gebeent Het doodsbeeld dat hij schuwt en dat zijn hart versteentnbsp;Nu voelt hij iets, en , o , verrassing! welk een wonder!
Hij tast, verlegd een steen en voelt den draad er onder,
Den lang betreurden draad, dien hij verloren had.
Nu siddert hij van vreugde en hoop bij dezen schat.
Hij kust den lieven draad , die wis hem zal bevrijden ,
Hij houdt hem stevig vast, uit vrees voor nieuw ontglijden Hij wil hem volgen tot dat hij weêr ’t licht aanschouwtnbsp;Ik weet niet welk instinct hem hier nog langer houdt.
’t Gevaar dreigt nu niet meer en kan hem niet meer krenken, Nu wil hij in dit oord, nog eens den schrik herdenken.
Zijn hart gevoelt nu iu die stille duisternis,
-ocr page 380-Een zoet genoegen, dat door schrik getemperd is;
Hij gaat , zijn leidsman blijft hem in de hand verzeilen,
Hij gaat, hij loopt, hij vliegt, om naar het licht te snellen
En nu!.....der menschen taal schetst zijn verrukking niet
Nu ongehoopt zijn oog, den hemel weder ziet!
Met welk een stomme vreugd, slaat hij zijn vochtige oogen, Op ’t heerlijk ruim gewelf, der blaauwe hemel-bogen 1nbsp;Verbaasd tuurt hij op stad, op dorp, op veld en woud.
Als of hij nooit voorheen dat alles had beschouwd;
En in dat vreugd gevoel, zoo groot, zoo hoog gedreven, Waant hij den eersten dag der wereld te beleven.
Wij lezen in de aanteekeningen, die zich aan het slot van den zang bevinden, dat dit avontuur, datnbsp;men zich genoopt zou gevoelen voor eeii verdichtselnbsp;op te vatten, werkelijk aan eenen kweekeling van denbsp;Fransche akademie overkómen is. Hoe dit ook zijnnbsp;moge, verschillende voorvallen van dien aard, zijnnbsp;oorzaak geweest, dal men onderscheidene gaanderijennbsp;op zekeren afstand van haren ingang, afgesloten heeft,nbsp;terwijl men nogtans genoeg heeft opengelaten om denbsp;nieuwsgierigheid der reizigers, betrekkelijk hunne gedaante en de rangschikking der graven, te voldoen.
Zij, die niet schroomen er in te gaan, zien ter regter- en ter linker zijde, holten welke in eene horizontale rigting nitgehouwen zijn, ter lengte en diepte,nbsp;die gevorderd wordt, om een lijk te ontvangen. Mennbsp;ziet er somtijds drie, vier, zelfs vijf boven elkander.nbsp;Als de lijken er ingelegd waren, dan sloot men denbsp;opening met tichel-steenen , die men met kalk of cement bevéstigde. Het grootste gedeelte dier holten isnbsp;tegenwoordig ledig, wijl de lijken van onderscheidenenbsp;beroemde martelaren, buiten de catacomben gebragtnbsp;zijn j er blijven er echter nog over, waarin vrij goed
-ocr page 381-( 365 nbsp;nbsp;nbsp;)
bewaard geblevene lijken rusten en daaruit worden zelfs tegenwoordig de kostbare relieken ontleend , dienbsp;de Paus aan de kerken der Catholijke landen toestaat.nbsp;Die opgraving heeft voorzeker niet op die wijze plaats,nbsp;welke de protestanten hebben voorgegeven. Als rnennbsp;hen hoort, dan zou men uit de catacomben, in het wilde, het een of ander lijk nemen; en men zou, nadatnbsp;men het met eenen schoenen naam versierd heeft , opnbsp;staanden voet, er een martelaar van maken. Die lasternbsp;heeft niet den minsten grond; wij zeggen wel, datnbsp;de catacomben de begraafplaatsen der eerste Christenen waren ; doch , wij hebben er nooit bijgevoegd ,nbsp;dat de eerste Christenen allen heiligen waren: ooknbsp;neemt men te Rome de grootste voorzorgen in acht, ornnbsp;vergissingen in dat opzigt te vermijden, en men begraaftnbsp;er liever met betamelijkheid twijfelachtige relieken,nbsp;dan, dat men dezelve onder de geloovigen verdeelt.
In de begraafplaatsen of holten bevinden zich gewoonlijk, bij de lijken, eene graflamp en eene vaas, welke men tranen-flesch noemt. Die vaas, is vannbsp;gebakken aarde of van glas. Als zij eene roodachtige kleur behouden heeft en als men op den bodem een bezinkzel ziet, dan heeft men alle reden omnbsp;te gelooven , dat het lijk, dat van eenen martelaar is.nbsp;Philosophen die er belang bij hadden , om dat bewijsnbsp;te verminken , hebben voorgewend , dat dit bezinkzelnbsp;ontstaan was, door den wijn , dien de Christenen bewaarden, om te deelen in de heilige Eucharistie ; dochnbsp;de geleerde Leibnitz, die desaangaande,«cheikundigenbsp;navorschingen heeft in het werk gesteld, heeft aangetoond , dat hel niets anders wezen kon, dan eene korst
-ocr page 382-• nbsp;nbsp;nbsp;( 366 )
ïan gestolten bloed, die na verloop van verscheidene eeuwen nog derzelver kleur behield. Men weet overigens, met welker! godvruchtigen eerbied de Christenennbsp;het bloed hunner broeders opgaarden; zij poogden allenbsp;druppels van hetzelve te verzamelen , en dat is de reden, dat men soms, in de vazen, eene spons, of metnbsp;bloed besprengd lijnwaad vindt.
Op den tichelsteen die de opening der holte sloot, vond men meestal het een of ander zinnebeeld voorgesteld , zoo als eene bloem , een palmtak en een eikentak; de bloem beteekende den rnaagdelijken staat,nbsp;de palmtak, het martelaarschap; de eikentak , de krachtnbsp;en de standvastigheid. Die zinnebeelden, zijn voorzeker zeer eerbiedwaardig, doch ze zijn evenwel nietnbsp;voldoende , als zij alleen zijn , om het martelaarschapnbsp;of de heiligheid te beteekenen ; maar als in dezelfdenbsp;bolte, zich de met bloed geverwde flesch bevond, dannbsp;ontleenden zij uit die vereeniging eene nieuwe kracht ennbsp;er blijft geenerlei twijfel meer over aangaande de echtheid van deze relieken. Laten wij ons daarin houdennbsp;aan dezen regel: De congregatie der aflaten , schreefnbsp;denzelveh in 1668 voor en de bewoordingen, waarinnbsp;hare verklaringen vervat zijn, doen toereikend zien,nbsp;dat het vraagpunt niet ter loops behandeld is geworden i » Ciitn de notis disceptaretur ex quibus vercenbsp;sanctorum martyrum reliquice d falsis et dubiis dig-nosci possint, sancta congregalio, re deligentiUsnbsp;examinatd, censuit palmam et vas illorum sanguinenbsp;tinctum pro signis certissimis hahenda esse; alio-rum verb signorum examen in aliud tempus rejecit.nbsp;Dat. Domce, die X Aprilis J668.quot;
-ocr page 383-( nbsp;nbsp;nbsp;367nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
Men vindt vaak in de graven opschriften , die betrekking hebben op de opstanding en op andere geheimen van het geloof; doch zeer schaars vindt men er namen met dagteekeningen, of andere narigten, dienbsp;geschikt zijn om den nieuv\'sgierigen voldoening te geven. Hierover ben ik niet verwonderd ; de martelaren dachten niet aan het nageslacht ; het was hun genoeg, dat hunne namen, in het boek des levens opge-teekend waren, en, daar zij alles voor God verlieten,nbsp;verlangden zij ook God alleen tot loon. Er bevindennbsp;zich dus daar relieken, van vele onbekende heiligen;nbsp;doch die relieken, al zijn ze zelfs door zekere kenmerken onderscheiden , worden niet in dezelfde klasse als de anderen gesteld, en de Kerk vergunt nooitnbsp;het eeren dier soort van heiligen , door een bijzondernbsp;officie.
Ik heb u gezegd, dat de catacomben, welke aan de eerste Christenen tot begraafplaats dienden , hunnbsp;ook gelijktijdig tot bidplaats verstrekten. Werkelijk ,nbsp;mijn Vriend ! zij zonderden zich ook in dezelve af om
te bidden, en het is ons niet onverschillig om de plaats te herkennen, waar zij de heilige geheimen celebreerden.
Als men die catacomben ingaat , dan komt men door eene soort van ronde zaal, welke vrij groot is ennbsp;in wier midden zich een altaar van steen bevindt ••nbsp;rondom die zaal ziet men nog de overblijfsels van zitplaatsen, die in de rots uilgehouwen waren en waaropnbsp;de geloovigen zich gedurende de vergaderingen neêr-zetten. Daarheen begaf zich vóór het krieken vannbsp;den dag, een eerbiedwaardig Opperpriester, die misschien aan het staal der beulen ontsnapt was en die
-ocr page 384-( 3GS )
amp;p zijn ligchaam , dat reeds door ,zijne gestrenge levenswijs uilgeput was, de kenmerken droeg van de folteringen j welke hij voor het geloof geleden had. Hij las aan zijne broeders' de H. Schrift voor, hij verklaarde hun het Evangelie , en liet niet na daarbij vermaningen te voegen, welke aan hunne behoeften be-taamden. Door zijne woorden onderrigt en bemoedigd,nbsp;stonden de toehoorders op, en zich naar het Oosten keerende, verrigteden zij gebeden voor alle soortnbsp;van menschen, zelfs voor diegenen, welke,hun vervolgden.
Vervolgens offerde men de giften, dat is, het brood en den wijn, welke de stoffe der offerande wezennbsp;moesten. De priester ontving die giften uit de handennbsp;der geloovigen en bragt dezelve in hunnen naam, Code ten offer. Als de offering geëindigd was, begonnbsp;hij de heilige offerande, en nadat hij de Communienbsp;genomen had, deelde hij dezelve aan zijne kudde, doornbsp;de hand der diakenen uit.
Hoe menigwerf, helaas! zijn die heilige plegtighe-den, niet afgebroken geworden door de komst van ee-nige Christenen , die in het midden hunner broeders de lijken bragten, welke zij aan de beesten ontruktnbsp;hadden? Men zuchtte alsdan niet, men weende niet;
men begon op nieuw te bidden.....men had eene
voorspraak te meer in den Hemel. Maar wat werd er van hun , als het heillooze geschreeuw tot onder dienbsp;gewelven doordrong?..... Want, men moet beken
nen , de Christenen der eerste eeuwen, waren de voorwerpen van den openbaren haat; men beschuldigdenbsp;hen , dat zij de vijanden van hel menschdom waren ;
-ocr page 385-( 369 )
het vooroordeel vergiftigde zelfs hunne deugden en met welke behoedzaamheid zij zich ook verbergennbsp;mogten , zij waren te talrijk om niet gemakkelijk ontdekt te worden.
Ik geloof, lieve Vriend! dat bij zulke alarmkreten, de vrouwen en de kinderen de vlugt konden nemen;nbsp;doch wat de mannen betreft j hoort gij hun niet onderling zeggen ; » Waarom zouden wij vreezen ? evennbsp;alsof wij de beloften die Jesus Christus aan zijnenbsp;Kerk gedaan heeft, vergeten hadden. Een groote stormnbsp;is opgestoken; maar hij zal aan dezen zeggen: Bedaar,nbsp;en aanstonds zal er groote kalmte ontstaan.”
Er zijn te Rome en in de omstreken nog andere catacomben ; doch die van den H. Sebastianus zijnnbsp;het uitgestrektste en het vermaardste; de oude schrijvers zeggen dat zeventien Pausen en honderd vier ennbsp;zeventig duizend martelaren in dezelve begraven zijnnbsp;geworden. Overigens zijn al die gedenkstukken evennbsp;merkwaardig , het eene is zoowel als het andere eerbiedwaardig, wijl zij ons alle te gelijk , de geboortenbsp;der Kerk en de standvastigheid van de oude heldennbsp;des Christendoms herinneren.
Toen ik den weg naar Rome weder hernam, zag ik het fraaije praalgraf van Cecilia Metella , de vrouwnbsp;van Crassus en de dochter van Quintus Mettellus denbsp;Cretiër. De eeuwen, de Barbaren en de burgeroorlogen der middeneeuwen, hebben gelukkig het bovenstenbsp;gedeelte van dit gedenkstuk geëerbiedigd , dat tot aannbsp;de laatste tijden van het gemeeUebest opstijgt. Op eennbsp;groot vierhoekig voetstuk, verheft zich een ronde to-^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;24
-ocr page 386-ren, van negenlig voelen in doorsneê, die rnet Tibur-tijnsche steenen omkleed is, welke mei zoo veel kunst bearbeid zijn, dat men moeite heeft om er de zamen-voeging van te onderscheiden. Aan het bovenste gedeelte van denzelven bevindt zich eene kroonlijst, metnbsp;eene fries, versierd met ossen-hoofden en bloemkransen. Die sieraden hebben aan den toren den naamnbsp;van Cajpo di Bove doen geven. Onder dezelve leestnbsp;men aan de zijde, die op den weg uitzigt heeft, ditnbsp;opschrift:
CjECILI^
J. Cretici F.
METELtiE CrASSI.
Hoe veel dwalingen zou men ops besparen, heeft een geleerde, bij het zien van dit grafschrift gezegd,nbsp;als men nimmer in het marmer dan zulke eenvoudigenbsp;opschriften grifde!
Eudorius, verhaald in het heldendicht der Martelaren , dat hij bij den aanvang van den nacht, den Appischen weg weder willende inslaan , zich naar hetnbsp;graf van Cecilia Metella begeven had , en dal hij zichnbsp;weldra , zonder het te welen , in de catacomben bevond. Die catacomben waren derhalve juist die vannbsp;den fl. Sebastianus. Als gij er eene nieuwe beschrijving , doch door eenen groolen meester gedaan, vannbsp;hebben wilt, hoor dan het verhaal, dat de heer denbsp;Chateaubriand aan Eudorius in den mond geeft.
» Ik was de bron van Egeria gaan bezoeken. De » nacht overviel mij ; om den Appischen weg weder tenbsp;» bereiken , nam ik mijne rigling naar het graf vannbsp;» Cecilia Metella , hel meesterstuk van sierlijkheid en
-ocr page 387-» pracht. Bij hel orergaan van verlatene velden, zag » ik onderscheidene personen, die in het duister voort-» sloopen en die allen op dezelfde plaats ophouden-» de, plotseling verdwenen. Door de nieuwsgierigheidnbsp;» aangedreven , trad ik stoutmoedig toe en ik daaldenbsp;» onverschrokken in het hol af, waarin de geheipa-» zinnige spooken waren verdwenen: ik zag onder-» aardsche gaanderijen zich voor mij uitstrekken ,nbsp;» die naauwelijks door eenige, hier en daar opgehan-» gene lampen verlicht werden. De muren van dienbsp;» doodsche gangen waren gezoomd met eene drievou-» dige rei van doodkisten, die boven elkander geplaatstnbsp;» waren. Het treurige licht der lampen , langs denbsp;» gewelven voorlkruipende en zich tragelijk langs denbsp;» onafzienbre reijen der graven bewegende, verbreiddenbsp;» eene verschrikkelijke bewegelijkheid over die eeuwignbsp;» onbeweegbare voorwerpen. Te vergeefs poogde ik ,nbsp;» aandachtig het oor leenende, eenige klanken op' tenbsp;vangen om mij door een afgrond van stilte heen tenbsp;» lelden , ik hoorde niets dan het kloppen van mijnnbsp;» hart, in de volledige rust dier plaatsen. Ik wildenbsp;» terugkeercn naar de plaats, van waar ik gekomen was,nbsp;» doch het was geen tijd meer; ik sloeg een verkeerdennbsp;» weg in; en, in stede van den doolhof te verlaten,nbsp;» raakte ik hoe langer zoo dieper in denzelven. Nieu-» we gangen die zich aan mij troordeden en zich innbsp;» alle rigtingen doorkruisten , vermeerderden elk oogen-» blik mijne radeloosheid, Hoe meer ik mij inspande omnbsp;» een weg te vinden, zoo meer ik verdwaalde; nueensnbsp;» ging ik langzaam , dan weder spoedde ik mij voort metnbsp;» snellen tred : doch dan meende ik door de uitwer-
-ocr page 388-» king der weerklanken , die het geraas mijner Toetslap-» pen herhaalden , haastig achter mij te hooren stappen.
» Reeds lang doolde ik op die wijze rond ; mijne » krachten waren schier uilgeput: ik zette mij aannbsp;» eenen eenzamen kruisweg, van die stad der doodennbsp;» neder. Ik beschouwde met angst, het bijna ver-» teerde licht der lampen die mij met dikke duister-» nis bedreigden. Plotseling deed zich eene harmo-» nie , gelijk aan het verwijderde koor der hemelschenbsp;» geesten, uit de diepte dier wooningen des doodsnbsp;» hooren. Die goddelijke klanken stierven en dedennbsp;» zich beurtelings op nieuw hooren , zij schenen nognbsp;» zachter te worden, door zich te verliezen langs denbsp;» bogtige wegen van deze onderaardsche gewelven.nbsp;» Ik stond op, ik trad toe op de plaatsen van waarnbsp;» die betooverende harmoniën voortkwamen: ik ont-» dekte eene verlichte zaal. Op een met bloemennbsp;» versierd graf, celebreerde Marcellinus de geheimennbsp;» der Christenen ; jonge meisjes , in witte sluijers ge-» huid, zongen aan den voet van het altaar; eenenbsp;» talrijke vergadering woonde de offerande bij. Ik
» herkende de catacomben !.....Terwijl ik mij aan
» mijne overdenkingen overgaf, fluisterde een diaken » den Opperpriester eenige woorden in het oor, hijnbsp;» gaf een teeken en eensklaps werden de lampen uit-
» gedoofd........ Door de drommen van het heilige
» volk medegesleept, bevond ik mij weldra, aan den » ingang der catacomben.”
Terwijl ik u een stuk van den heer de Chateaubriand aanvoer, heb ik mij het stilzwijgen opgelegd.
Vaar dus wel, dierbare Charles!
-ocr page 389-i .'573 •)
Rome, 27 Mei 1838.
Ik ging voor eenige dagen naar het Capitool, toen ik een religieus van de Franeiscaner-orde «aar mij toe zagnbsp;komen, welks eerbiedwaardige trekken, mij niet onbekend waren. Ik deed nog eenige schreden voorwaartsnbsp;en herkende aanstonds, hoewel hij niet meer eenennbsp;langen baard droeg zoo als toen ik hem voor de eerstenbsp;keer ontmoette, den eerwaarden pater Francesco denbsp;la Grotte, die waardige gardiaan van het heilig graf,nbsp;die mij tijdens mijne pelgrims-reis naar Jerusalem, metnbsp;zoo veel goedheid ontving en die zijn tijd in het heilige land geëindigd hebbende, terug was gekeerd omnbsp;als gewoon religieus, in zijn eerste klooster te leven.nbsp;Ik wierp mij terstond in zijne armen, ik drukte hemnbsp;aan mijn hart, en in mijnen overmatigen ijver deednbsp;ik hem duizend vragen , om welke te beantwoorden,nbsp;ik hem naauwelijks den tgd gunde.
Hoe groot was mijne verbazing, toen ik , hem naar onderscheidene mijner kennissen vragende, zijne oogennbsp;met tranen zag vervullen 1 Na een oogenblik stilzwij-gens, noodigde hij mij uit, hem naar zijn klooster tenbsp;volgen dat niet verre verwijderd was. In zijne armelijke cel gekomen, die mij op eene trelfende wijzenbsp;diegene schetste, welke ik bij de goede paters te Jerusalem bewoond had, zeide de goede vader mij, terwijl weêmoedige zuchten dikwerf zijn verhaal afbra-
-ocr page 390-( nbsp;nbsp;nbsp;374nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
ken : — Zij , van welke gij mij narigten vraagt en die uw aandenken zoo waardig zijn , zijn vermoord geworden. — Hoe, riep ik ontsteld uit, vermoord ! ongetwijfeld door Arabieren ? — Neen, door Grieken ; zienbsp;hier de gebeurtenis.
» Tegen het midden der maand Julij 1833, scheepten zes SfTaansche religieusen, waaronder twee priesters , de eerwaarde vader Isidoro Banals, procurator-generaa! van het heilige land en vader Zacharias Bet-tarnero; vier leekenbroeders, Alexander Gomez, Matthias Ceprian, Paulus Gonzalez en Franciscus Arliq ; met twee jonge Gatholijken , Benedictus Gallard , broeder des drogmans, van den overste van het heiligenbsp;land en de zoon van den vice-consul van Jaffa, zichnbsp;in, om naar Alexandrië te stevenen, en van daar,nbsp;naar Spanje over te gaan. Het schip was met planken geladen en behoorde eenen Turk toe, die ook nognbsp;vier Turken en twee Joden als passagiers aan boord
De bemanning bestond daarenboven
had.
ontvangen
uit drie Turken en uil zeven schismatieke Grieken. Naauwelijks was het anker geligl en de zeilen ontroldnbsp;toen de onder-stnurman , den voorsteven in de rigtingnbsp;van Cyprus keerde in plaats van denzelven naar Ale-landrië te wenden. Men vroeg hem waarom hij diennbsp;weg insloeg en hij antwoordde dat het was, om tenbsp;Cimarola op het eiland Cyprus, water te gaan innemen.nbsp;Toen men eenige dagen later in de nabijheid van ditnbsp;eiland aangekomen was, begaven de zeven Grieken, hetnbsp;oogenblik waarnemende , waarop alle passagiers sliepen ,nbsp;zich op het dek, en , elk met eenen dolk gewapend,nbsp;doorstaken zij den kapitein, den bediende die met de
-ocr page 391-zorg voor de vreemdelingen belast was, vier religieusen , de twee jonge Catholijken , de vier Turksche passagiers en de twee Joodsclie kooplieden, met dolksteken. Zij hadden de twee andere Turken van de bemanning niet gespaard en zij waanden dezelve dood ; doch deze waren slechts gewond en hielden zich onder de planken verscholen. De Grieken schonken derhalve slechts aan twee religieusen het leven en zij beloofden hun te sparen , als zij hun de plaats aanwezen waar het geld verborgen was. Op hunne weigering braken zij de kisten en de reiskoffers open ennbsp;maakten een gat in het schip, met oogmerk om hetzelve te doen zinken; en het vaartuig verlatende, wierpen zij zich in de sloep en deden met hen de tweenbsp;religieusen in dezelve afdalen, die zij een oogenbliknbsp;daarna insgelijks vermoordden.
» Intusschen hadden de beide Turken, zoo veel hun mogelijk was, de verrigtingen hunner moordenaars gade geslagen en zij hadden zich naauwelijksnbsp;verwijderd , of zij poogden het gat digt te stoppen ennbsp;zij namen hunne figting naar de haven van Larnaca,nbsp;waar zij gelukkig den tweeden dag aankwamen. Hij ,nbsp;die het minste gekwest was, ging aan wal en verhaalde deze verschrikkelijke gebeurtenis. Zoodra de Fran-sche consul er van onderrigt was, zond hij zijn kanselier met den getuige aan boord van het vaartuig, omnbsp;den anderen Turk te ondervragen, wien de krachtennbsp;hadden ontbroken om het schip te verlaten en hij bevestigde door zijne verklaring alles, wat de eerste verhaald had.
» Het verhaal van dit afgrijsselijke voorval werd ter-
-ocr page 392-( nbsp;nbsp;nbsp;376nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
stond aan onzen procurator-generaal te Jerusalem, alsmede aan mij gezonden, die mij destijds zes uren van Antiochië , op den weg van Aleppo bevond , werwaartsnbsp;ik mij tot het heilige bezoek begaf. Ik maakte ernbsp;aanstonds twee afschriften van. Ik zond een derzelvenbsp;aan den vader-commissaris van het heilige land te Kon-stantinopel, opdat hij er onverwijld den ambassadeurnbsp;van Frankrijk van verwittigen zou, en het andere behield ik voor mij,
•?gt; Deze schandelijke aanslag bleef niet lang ongestraft. De moordenaars werden kort daarna, op een klein eiland in de nabijheid van Cyprus , in hechtenisnbsp;genomen. Drie werden op de plaats zelve veroordeeldnbsp;en ter dood gebragt, en de vier anderen werden naarnbsp;Konstantinopel overgebragt, om er op de galeijen geplaatst te worden. Zij bekenden dat zij de beide religieusen in zee geworpen hadden; en werkelijk , eennbsp;Europeesch schip ontmoette het lijk van een derzelve,nbsp;op eenigen afstand van Cyprus.”
Op dit verhaal volgde een ander, dat insgelijks zeer treurig was. Die goede vader verhaalde mij, dat denbsp;pest, weinig tijds na mijn vertrek, het grootste gedeelte der religieusen van het klooster van den heiligen Verlosser had weggeraapt. Ik wijdde eenige tranen aan die goede vrienden en evenwel benijdde iknbsp;hun lot. Te Jerusalem te sterven, eenige schredennbsp;van den Kalvarie-berg, in de nabijheid van het grafnbsp;des Verlossers der wereld, en te sterven als het slagtoffer der liefde , welke dood !... Welk ontwaken !...
Ik bleef lang bij den oud-gardiaan van het heilige graf: zijne tegenwoordigheid herinnerde mij alles, wat
-ocr page 393-( nbsp;nbsp;nbsp;377nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
jk te Jerusalem gezien had ; zij vernieuwde al de indrukken welke ik er had ontvangen. Toen ik in hetnbsp;klooster, dat ik bewoon, was teruggekeerd , wierp iknbsp;mij voor mijn crucifix op de knieën neder, en daarnbsp;herhaalde ik in de gevoelens van een levendig berouwnbsp;over mijne zonden , wat ik zoo vaak gezegd en wal iknbsp;nooit genoeg in beoefening gebragt had : — Wat bennbsp;ik, in vergelijking van die ijverige religieusen? Mijnbsp;zelve vergeten, mij voor ü te offeren even als Gij ünbsp;vrijwillig voor mij geofferd hebt, zoodanig zal voortaan , o mijn God ! mijne eenigste zorg, mijn eenigstenbsp;geluk wezen. Mogten zij van het getal mijner dagennbsp;kunnen afgesneden worden , die ongelukkige dagen,nbsp;welke ik heb doorgebragt, zonder U te dienen! Neen,nbsp;nooit zal ik er mij over laten troosten ; onophoudelijknbsp;zal ik met den boetvaardigen Augustinus tot ü zeggen:nbsp;Serö te amavi, ik heb ü te laat bemind; doch, thansnbsp;bemin ik U, ik zal U beminnen en door de vurigheidnbsp;mijner liefde , zal ik den lijd vergoeden, dien ik hebnbsp;doorgebragt zonder ü te beminnen. En gij , heilignbsp;kruis, aanbiddelijk kruis, het oogenblik zal komen,nbsp;waarop alles mij zal ontvallen ; gij zult mij nogtansnbsp;overblijven en gij zult alsdan mijne eenige hoop wezen. Men zal u in mijne matte handen plaatsen, mennbsp;zal u aan mijne verduisterde oogen vertonnen, men zalnbsp;u op mijne kleurlooze lippen drukken; mogt ik tevoren u leeren dragen ; door hel lijden is Christus innbsp;zijne heerlijkheid ingegaan; en om eenmaal in zijnenbsp;glorie te deelen, zal ik in deze wereld ook in zijnnbsp;lijden deelen moeten.
Gister had ik nog eene aangename herinnering aan
-ocr page 394-( 378 )
het heiJige land. Ik was een laatste bezoek in het collegie van de Propaganda gaan afleggen, een colle-gie, waarin rnen, zoo als gij weet, meer dan tweenbsp;honderd jongelieden vindt, die uit alle gedeelten dernbsp;wereld afkomstig zijn , die de kerkelijke wetenschappennbsp;bestudeeren, met oogmerk, om naar hun vaderlandnbsp;terug te keeren en er het geloof over te brengen. Denbsp;overste van dat huis, een vader Jesuit, die even aan-bcvelenswaardig is, door zijne geleerdheid als door zijne deugden , ontving mij met de wellevendheid , dienbsp;de leden van dat genootschap kenschetst, en, nadatnbsp;hij mij over mijne pelgrims-reis naar Jerusalem had gesproken , zeide hij mij, dat hij onder zijne kweekelin-gen een jong mensch van Bethlehem had, die zichnbsp;tot het ontvangen van de heilige orden voorbereidde.nbsp;Ik zeide hem dat ik denzelven misschien kende en hijnbsp;deed hem aanstonds roepen. Inderdaad, ondanks al dennbsp;tijd , die in dien tusschentijd verloopen was, herkendenbsp;ik, zonder moeite y in dien jongen mensch, een Ca-tholijke Arabier, Abdalla Comindari genaamd, dien iknbsp;dikwerf te Bethlehem in de sacristij der kerk en bijnbsp;zijnen broeder, een vermaard fabrikant van rozenkransen , gezien had. De overste vro^g hem of hij mijnbsp;herkende. De jonge Arabier beschc^wde mij eenigennbsp;tijd en antwoordde neen: ik was er niet over verwonderd ; ik had te Jerusalem een dikke baard en iknbsp;droeg op mijn trappisten-kleed, een zwarten scapulier,nbsp;terwijl ik hier den grooten witten mantel mijner orde droeg. Intusschen hield hij niet op mij te beschouwen ; voorts riep hij, plotseling, als uit eenen diepennbsp;slaap ontwakende, op den toon van het zoetste geluk
-ocr page 395-( nbsp;nbsp;nbsp;379nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
uit: — Ach ! ik herken hem , het is die goede pelgrim, die, voor dat hij Bethlehem verliet, de krib van het Kind Jesus met rozen-olie zalfde en de plaatsnbsp;der geboorte, balsemde. — Ja , mijn kind! hij is hetnbsp;zelf; en ik prangde hem, aan mijn van vreugde kloppend hart, bij de herinnering aan de plaats der geboorte en alleen op het hooren van den naam vannbsp;de krib en van het Kind Jcsus.
Vaarwel, dierbare Charles! zulke oogenblikken, doen wel vele smarten vergeten.
-ocr page 396-Home, 1 Junij 1838.
Wat moet de Godsdienst hopen of vreeïen van de gesteldheid der gemoederen in Europa ? Zoodanig was, lieve Charles! het ondervt'erp, dat ik in mijnen eerstnbsp;volgenden brief, wilde behandelen; doch, zoo als mennbsp;met grond gezegd heeft, de mensch beraamt, doch Godnbsp;beschikt. Terwijl ik mij met deze vraag onledig hield ,nbsp;en ik , om haar op eene meer voldoende wijze te behandelen, de prelaten, welke door hun vernuft het aanbevelenswaardigste zijn , raadpleegde, had ik de eer,nbsp;van den H. Vader, eene*Bulle te ontvangen, waarbijnbsp;ik tot abt van La Trappe benoemd werd. Die benoeming verpligt mij , om mij terstond naar Frankrijknbsp;te begeven en ik blijf niet langer hier, dan den tijd,nbsp;dien ik volstrekt noodig heb om mijne toebereidselennbsp;te maken , en afscheid van Zijne Heiligheid te nemen.nbsp;Diensvolgens, waarde Vriend, ga ik na verloop vannbsp;twee of drie dagen , zonder mijn vertrek langer te verschuiven , de voelen kussen van den eerbiedwaardigennbsp;Opperpriester, die mij met zoo veel welwillendheidnbsp;ontvangen en mij zulke gevoelige bewijzen van zijnenbsp;goedheid gegeven heeft. Als ik zijn zegen ontvangennbsp;zal hebben , zal ik mij naar de kerk van den H. Petrus begeven, en daar zal ik, voor het graf der Apostelen neêrgeknield , den Heere door hunne voorbede,nbsp;de genadegunsten afsmeeken, welke ik behoef, omnbsp;niet te bezwijken onder den last, die mij is opgelegd.
O Hemel! welk eene verandering. Ik meende wel-
-ocr page 397-dra naar de vergetelheid van het klooster terug te keeren, en ik ben genoodzaakt, mij eene woning in hetnbsp;midden van Rome te kiezen, want in de hoofdstad vannbsp;de Christen-wereld, zal ik voorlaan mijn verblijf moetennbsp;vestigen, wijl ik ook tot procurator-generaal der ordenbsp;benoemd ben. Van daar zal ik met onze onderscheidene huizen corresponderen en ik- zal jaarlijks naarnbsp;Frankrijk afreizen, om mij naar het algemeene kapittelnbsp;te begeven, dat gewoonlijk in het groote klooster vannbsp;La Trappe bij Morlagne, in de maand September, gehouden wordt. Dus zal ik , in stede, van het overigenbsp;mijner dagen , zoo als ik het mij zelve beloofd had,nbsp;door te brengen met het overdenken der eeuwige waarheden , voorlaan mij 'moeten bezig houden met de belangen mijner broeders. Waar is de tijd gebleven,nbsp;toen ik, in mijn klooster, door de geheele wereldnbsp;vergeten, mij verledigde tot de geringste huisselijkenbsp;bezigheden ? Ik vond nogtans mijn grootste geluk innbsp;die vernedering en ik zou mijn lot, niet hebben geruild met dat van de vorsten der aarde. Alstoen bevrijd van elke andere bezorgdheid , dacht ik enkelnbsp;aan de eenige noodige zaak en ik haakte slechts'naarnbsp;de eeuwige rust. De meditatie had mij toen geleerd,nbsp;dat buiten dit eenige noodige, alles ijdelheid en onrustnbsp;is, en toen eene gelukkige ondervinding mij die waarheid inniger had doen gevoelen, toen mijn meer gevorderde ouderdom en de afneming mijner krachtennbsp;mij mijne laatste ure aankondigden, ziedaar mij dan, omnbsp;het zoo uit te drukken, afgeweken van de haven, waar ik,nbsp;na zoo vele stormen , de kalme rust en het reinste geluk gevonden had.....Evenwel zal ik gehoorzamen,
-ocr page 398-wijl ik weet, dat God ons somtijds, langs buitengewone wegen , naar zijne oogmerken leidt en ook erkend hebbende, dat zijne raadsbesluiten ten mijnen opzigte, alle raadsbesluiten van ontferming zijn. Bidnbsp;dan, beminde Charles, enkel voor uwen vriend, bidnbsp;voor hem; ik had nooit grooter behoefte aan uwe gebeden, want de waardigheid tot welke ik verhevennbsp;ben , heeft den last niet verminderd die ik mij zelvenbsp;had opgelegd, integendeel, zij heeft hem nog meernbsp;verzwaard ; uit die waardigheid spruiten nieuwe ver-pligtingen voort. Om alle die verpligtingen te vervullen , om den regel te volbrengen dien ik omhelsd hebnbsp;zal ik zoo veel mij mogelijk is, als Trappist leven,nbsp;ik zal mij niet dan in hel kleed van religieus verloo-nen en ik zal trachten , mij in mijn hart eene eenzaamheid te vormen. Ja , hel kruis dat ik op mijnenbsp;borst draag, zal voor mij enkel een eenvoudig sieraadnbsp;wezen; hetzelve onophoudelijk voor mijne oogen hebbende, zal ik meer van nabij de voetstappen van mijnen Zaligmaker beschouwen en ik zal mij onophoudelijk beijveren, om ze te drukken. Ik gevoel, dat iknbsp;om mij te versterken, bijzondere genadebewijzen behoef; verdubbel derhalve uwe gebeden, mijn allerbeste Vriend! En gij, lezer, dien ik zoo vaak heb ingewijd in de vertrouwelijkheid der vriendschap , bid ooknbsp;voor mij , opdat ik als een waardig kind van den heiligen Bernardus, iels nuttigs voor zijne orde tot standnbsp;brenge en dat ik daardoor moge verdienen , eenmaalnbsp;naar het klooster weder te keeren, om er door mijnenbsp;broeders omgeven , op assdie te sterven.
Vaarwel!
-ocr page 399-{Bewijs-Stukken.)
VAN DEN BOVEN-RHIJN (COLMAR.)
VOORZITTERSCHAP VAN DEN HEER MARANDE , ZITTING Tan 2 MAART 1837.
rnmAiiiD aejia mseie stiamp;lt;b^swi£m irjiit aéi wmjupipm^
Beschuldiging tegen een Broeder Novice. — Onverwacht voorval.
J)e gemeente van Reiningen, gelegen in l^t arrondissement van Altkirch, eenige uren van Mulhausen, géne schier uitsluitend protestantsche stad, bezit een Trappisten - klooster, innbsp;een vrolijk kanton, Oelenberg genoemd, gelegen. In de eerstenbsp;dagen van de Julij-revolutie, door eenige lieden ontrust,nbsp;hadden de vaders Trappisten aanvankelijk de wijk buiten ’s landsnbsp;genomen. Doch daar de geregelde gang van het nieuwe gouvernement en de godsdienst-verdraagzaamheid, waarvan hetnbsp;zich eene gestrenge wet heeft gemaakt, de Trappisten bemoedigd had, zijn dezelve achtervolgens naar het klooster teruggekeerd, waar zij, bij voortduring, even als voorheen, eennbsp;zwijgend en streng leven leiden. In de gemeente Reiningennbsp;en in de omstreken bemind; geheel en al overgegeven aannbsp;hunne godsdienstige oefeningen en aan hunnen noesten landbouw, vreemd aan elke staatkundige beweging, had nietsnbsp;ooit den vrede en de kalme rust van het klooster gestoord.
Doch op den 13 November 1836, openbaarde zich, te twee
-ocr page 400-{ nbsp;nbsp;nbsp;384nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
ure des namiddags, de brand in eene der schuren van liet gesticht. En in weinig oogenblikken tijds en ondanks de spoedigste hulp, werden de schuur en de rijke voortbrengselen vannbsp;den akkerbouw, die zij behelsde, eene prooi der vlaimmenjnbsp;het gelukte enkel om het overige van het gesticht te behouden. De schade werd op nagenoeg 30,000 franken begroot.nbsp;Alles toonde in dien brand, de hand der kwaadwilligheid.nbsp;Doch wie was er de stichter van? Men putte zich in vermoedens uit, wijl de broeders Trappisten algemeen bemind werdennbsp;en men niemand kende, die hun vijandig was.
Intusschen, op het oogenblik', waarop de brand aller, oogen trok, bespeurde men een man, die in de verte, uit de rigtingnbsp;van het klooster vlugtte. Die omstandigheid en de niterlijkenbsp;houding van dien man, wekten bij degenen die hem ontmoetten , argwaan op. Hij werd in hechtenis genomen, voor dennbsp;maire van Reiningen gebragt en kortelijk verhoord. Toen mennbsp;zijne zakken wilde doorzoeken, gaf hij uit eigen bewegingnbsp;twee gebedenboeken, eenige ct;rtifikaten van den bisschep vannbsp;Straatsburg, een scheermes en eenige andere onbeduidendenbsp;voorwerpen over. Op de vraag die hem gedaan werd, of hijnbsp;de stichter van den brand was, antwoordde hij ontkennend.nbsp;Hij beweerde vervolgens, dat hij van het klooster kwam waarnbsp;hij de godsdienstoefening had bijgewoond; hetgeen gelogenstraft werd.
Hij werd in de gevangenis gevoerd en een onderzoek werd, in het werk gesteld. Daaruit ontdekte men, dat die individunbsp;Schütz genaamd was, dat hij gedurende acht maanden hetnbsp;klooster in hoedanigheid van novice bewoond had en dat hijnbsp;was weggezonden geworden, omdat hij de roeping niet had.nbsp;Overigens waren die voorafgaande ontstandigheden voor hemnbsp;uitmuntend; nimmer was eenige klacht tegen hem opgerezen.nbsp;Zijne geaardheid was zwaarmoedig en mijmerend, doch zijnenbsp;zeden waren zachtzinnig. Men kon hem geenerlei vergrijp
-ocr page 401-( nbsp;nbsp;nbsp;385nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
Tenvljtenj geen woord , dat een geest van haat ot' van wraakzncht tegen het klooster te kennen gaf, was zijn’ mond ontglipt.nbsp;Intusschen bleef men, ondanks zijne goede antecedenten, ondanks het weinige gewigt der feiten, die tegen hem ontdektnbsp;waren, voortgaan met hem, als den stichter van den brand tenbsp;beschouwen.
Het geregtelijk onderzoek openbaarde slechts weinig bezwarende omstandigheden. Kortom, er waren tegen dien man wel kenteekenen en vermoedens, maar er bestond geenerlei bewijsnbsp;dat van dien aard was, om de overtuiging te kunnen te weegnbsp;brengen. Toen de zaak dus voor de kamer van beschuldiging,nbsp;van het koninklijk hof van Colmar kwam, aarzelde het orgaannbsp;‘van het openbaar ministerie niet, om een arrest van vrijspraaknbsp;te requirerenj wijl de verzending naar het hof van assises hetzelve nutteloos toescheen, zoó gering, om niet te zeggen onbeduidend , waren de beschuldigingen die den beschuldigde tennbsp;laste gelegd werden. Intusschen meende de kamer van beschuldiging aan die conclusien geen regt te moeten laten wedervaren. Zij gelastte dat Schütz voor de jurij zou verschijnen.
Op den 2 Maart vertoonde zich Schutz in de zitting, om op de beschuldiging te antwoorden. Zijn verdediger de Heernbsp;Baillet was vol van vertrouwen.
Het hof scheen te gelooven, dat de zaak spoedig zou afloo-pen , met het ontslaan van den beschuldigde. Het orgaan van het openbaar ministerie, hetwelk ^had verzocht, dat Schutznbsp;niet in beschuldiging zou worden gesteld, kon zich niet weér-houden van te erkennen, dat het voor hetzelve onmogelijknbsp;was, de schuldigheid te bepleiten. Alles kondigde derhalve,nbsp;aan, dat het drama spoedig tot eene voor den beschuldigdenbsp;gunstige ontknooping komen zou.
Ook hadden de verdediger, de president, de gezworenen, bet openbaar ministerie, allen hadden een opgeruimd en tevreden gelaat. Geenerlei vooringenomenheid, geene .aandoe-
2.5
-ocr page 402-, geeaerlei beangstheid verdonkerde de aaiigezigten. Doch hij het beschouwen van den beschuldigde, was men getrolFennbsp;over aijne houding. Zijne ticeding kondigde iets geestelijksnbsp;aan, aijn gelaat was gewoon, alledaagseh zells; zijn hoold wasnbsp;vooroverhellende, zijne oogen op den grond gevestigd en zijnenbsp;handen op zijne knieën gekruist. Ecne diepe ongevoeligheidnbsp;kenschetste geheel zijne houding. Hoe kon men dat voorkomen van berouw, die kalmte en die onverschilligheid overeenbrengen, met het Voorkomen van opgeruimdheid en van vertrouwen van zijnen raad, met de bemoedigende rvoorden, dienbsp;hij hem onophoudelijk toesprak? Wij zullen het weldra vernemen.
Na de lezing der acte van beschuldiging en van het arrest van verwijzing, verzocht de president den beschuldigde op te'nbsp;staan en hij zeide tot hem: Gij hebt de beschuldiging gehoord, die tegen u is ingebragt; wat hebt gij te antwoorden?nbsp;Zijn de daadzaken der acte waar?
De besehuldigde , met eene zwakke stem en met neergeslagen oogen: — Ja, ze zijn waar. (Aanhoudende beweging onder denbsp;toehoorders.)
De preeident. Hoe, zijn ze waar! Gij zijt derhalve schuldig?
De beschuldigde, met dezelfde flaauwe stem; Ja, ik ben schuldig. (Nieuwe beweging.)
Niets zou de uitwerking kunnen schetsen, welke die weinige woorden op het hof, op het openhaar ministerie, op den verdediger en op de toehoorders deden.
De beschuldigde bleef gevoelloos; hij stond overeind, met de handen op de estrade leunende. Zijne houding gaf diep berouw te kennen. Hij durfde naauwelijks de oogen op te slaan jnbsp;alle blikken waren aan hem geboeid. Op de algemeene onverschilligheid volgde belangstelling, beangstheid cn ontsteltenis;nbsp;elk vroeg zich zelve of men goed gehoord had, of de beschuldigde ten minste de strekking wei begrepen had, van hét genenbsp;hij gezegd had; want men gevoelde, dat die bekendtenis, alsnbsp;hij er hij mogt volharden, aan de zwakke aanwijzingen der
-ocr page 403-Itcschuldiginff ecne buitengewone kracht geven moest.
De president. Beschuldigde, hebt gij wel overdacht, wat, gij daar gezegd hebt?
De beschuldigde. Ja.... ik hen schuldig.
De president. Deze bekendtenis verbindt u niet.
De beschuldigde. Deze bekendtenis is de waarheid.
De president. Bedenk het wel.... hot is nog tijd.
De beschuldigde. Ik ben schuldig.
De president. Hebt gij de schuur aangestoken ?
De beschuldigde. Ik heb het vuur in de schuur gelegd.
De president. Waarom hebt gij dit gedaan?
De beschuldigde. Uit wraakzucht. Men had mij onregtvaar-dig uit het klooster weggezonden; ik heb mij willen wreken,
De president. En waarom erkent g-ij u seKuldig-, nadat gij het ontkend had?
De beschuldigde. De waarheid is sterker dan ik; mijn geweten dringt mij het te zeggen.
De president. Heeft iemand u aangespoord om die bekendtenis te doen? Heeft men het u geschreven?
De beschuldigde. Niemand heeft er mij over gesproken., niemand heeft mij geschi-even. Mijn geweten verpligt mij, mijnbsp;schuldig te bekennen.
Toen verklaarde Sohutz de wijze hoe hij den brand gesticht had. Hij gaf de beschrijving der schuur en van de gevangenisnbsp;van Heiningen, waarin hij was opgesloten geworden. Alle bijzonderheden, welke hij openbaarde, werden door getuigen bevestigd. Het hof scheen slechts met eene zaak meer bezig tenbsp;zijn, het was het contrólceren der bekendtenis van Schütz; ennbsp;die bekendtenis scheen opregt te wezen. Herhaalde malen aangemaand zijnde, vernieuwde hij dezelve gestadig met dezelfdenbsp;kalmte en met dezelfde gevoelloosheid.
Hoewel door deze dramatieke ontknooping op het onverwachtst verrast, bevonden de verdediger, de heer Baillet en de heernbsp;Hillemann; substituut van den procureur-generaal, zich op de
-ocr page 404-( nbsp;nbsp;nbsp;388 )
hoogle van het nieuwe standpunt, lictwelk deze nieuwe omstandigheid hun opgeleverd had.
Het ojoenbare ministerie, alle vermoedens, welke op hun zelve staande, zonder kracht waren, op nieuw opvattende ennbsp;met de bekendtenis van den beschuldigde verbindende, bevestigde zijne schuld, gelijktijdig echter de verzachtende omstan--digheden ten zijnen voordeele aanvoerende.
De heer Baillet kon niet besluiten tot het denkbeeld, dat de beschuldigde veroordeeld zou worden, hij, die slechts nognbsp;eene poging meende te moeten aanwenden, om zijne vrijspraaknbsp;te verwerven; hij pleitte derhalve krachtig tegen zijnen dientnbsp;zelf. Zijne bekendtenis is ongetwijfeld niet vrijwillig, zij zalnbsp;hem door valsche ascetische denkbeelden zijn ingegeven geworden. Overigens is deze bekendtenis in regten zonder waarde,nbsp;wijl de beschuldiging, in zeker opzigt, alleen aan die bekendtenis haar aanwezen te danken heeft. Zulk eene bekendtenisnbsp;openbaart een verzwakten geest, eene berooving van de verstandelijke vermogens; en het is evident, dat de beschuldigdenbsp;er de strekking niet van begrijpt. Zeker van eene vrijspraak,nbsp;veroordeelt hij zich zelve door eene bekendtenis. Het is denbsp;handeling van eenen man, die in de hersenen gekrenkt is.nbsp;De jurij behoort er geenerlei acht op te slaan.
Na de krachtige replieken van het openbare ministerie en van den verdediger en een wijs en onpartijdig resumé van dennbsp;president, ging de jurij tot de beraadslaging over. Zij kwamnbsp;na verloop van een uur in de vergaderzaal terug, met eennbsp;verdict, dat zij den beschuldigde, schuldig erkende aan het innbsp;brand steken der schuur, zonder de bezwarende omstandigheid,nbsp;van bewoond huis, maar met verzachtende omstandigheden.
De beschuldigde werd tot vijfjaren opsluiting veroordeeld.
Hij hoorde zijn vonnis met dezelfde gevoelloosheid aan, welke hij gedurende den ganschen loop der debatten had aannbsp;den dag gelegd.
-ocr page 405-( nbsp;nbsp;nbsp;;j89nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
De baron de Géramb, bij onze lezers bekend onder zijn’ klooster-naam van vader Maria-Joseph , heeft den volgenden brief aan den abbé de La Mennais geschreven.
MIJN heir!
Ik heb geaarzeld, u deze regels te schrijven, doch de teedere belangstelling die ik u toedraag, de vriendschap welke ik u hadnbsp;bekend, zonder de eer te hebben u persoonlijk te kennen, maken het mij ten pligt, een pligt, die te dringender is, wijl mijnnbsp;geweten mij, gedurende de weinige dagen levens, die mij nognbsp;overblijven, mij aanhoudend zou verwijten, als ik jegens unbsp;een lafliartig stilzwijgen bewaarde, en dat onophoudelijk mijnnbsp;gemoed en mijn hart bedroeven zou.
Het is reeds vele jaren geleden, mijn heer, dat ik, mij naar la Trappe • begevende, het eerste deel van uw Vertoognbsp;over de onverschilligheid, mij in de hand kwamj ik zal nietnbsp;trachten, u den, indruk te schetsen, dien het op mij maakte;nbsp;ik beminde en bewonderde u zoodanig, dat ik aarzelde, of ik,nbsp;alvorens naar mijn klooster terug te keeren, geene kennis moestnbsp;gaan maken met eenen man, wiens genie de roem van Frankrijk, het geluk der Kerk en de wanhoop van de goddeloosheidnbsp;scheen te zullen worden; uw naam en uw beeld, vertoondennbsp;zich sedert dien tijd, in mijne eenzaamheid, gestadig aan mijnenbsp;verbeelding, omgeven, zoo als ik niet twijfelde door de achting en door de bewondering uwer tijdgenooten.
Ik leefde een aantal jaren in de schaduw van het klooster, zonder dat ik kennis droeg van hetgene er in de wereld omging; en later genoodzaakt zijnde om mijn klooster te verlaten, bezocht ik den berg Siuaï en hel heilige Land, Ik vet-
-ocr page 406-loor Europa uit hot oog, en eerst bij mijne terugteering uit Opper-Egypte, hoorde ik een los gerucht ten uwen opzigtc. Iknbsp;was nog naauwelijks van mijne lange pelgrims-reis wedergekeerd toen men mij een boek aanbood, ten titel voerende:nbsp;Paroles d’un croyant. Het boek viel mij uit de hand en iknbsp;beweerde luide dat het niet van u wasj doch daar ik weldranbsp;de zekerheid bekwam, dat ik mij bedrogen had, zou ik mijnbsp;gelukkig geacht hebben, als ik, mijn heer, het grootste gedeelte van dat helsch-schoone werk, met mijn bloed had kunnen uitwisschen.
Intusschen moest ik, als dat mogelijk was, eene nog veel dieper smart ondervinden; want, een nieuwe hoon was aannbsp;den H. Stoel, aan den Plaatsbekleeder van Jcsus Christus, ennbsp;in zijnen Persoon, aan onzen heiligen Godsdienst, voorbehouden; ik bedoel uw laatste werk, de Affaires de Rome. Stuipachtig de bladzijden van dat geschrift keerende, wierp ik mijnbsp;met het aangezigt plat ter aarde, terwijl ik voor u bad, wantnbsp;het was mij, alsof ik het geklap der vleugels van den verworpen engel hoorde. Welnu! mijn heer, al de vriendschap,nbsp;welke ik u voorheen toedroeg, is niet verkoeld; zij is zelfsnbsp;vormcerdert, wijl gij, volgens mijne wijze van zien, den laag-sten trap van ongeluk bereikt hebt. Uw toestand veroorzaaktnbsp;mij eene gewaarwording van onbekende smart, die zelfs hetnbsp;gevoel van het aanwezen krenkt. Ik vind u den beklagens-waardigsten man, in dit tranendal; want ik bezit de innigenbsp;overtuiging, dat er geen dag voorbijgaat, zonder dat gij metnbsp;een’ angstigen blik, den diepen afgrond peilt, waarin gij u bevindt en geen nacht verstrijkt, waarin gij, alleen met uw genie, met uwen naam en met uwe vermaardheid, niet het lotnbsp;benijdt, van den minsten der broeders Ignorantijnen, van hetnbsp;geringste dorp van Frankrijk.
Er zal een tijd komen, mijn heer, waarop, uitgestrekt op heknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦''a't smarte, de eeuwigheid, zich aan onze oogen
vertoonende, onze hartstogten verdrijven, onzen hoogmoed \er-
-ocr page 407-brijzelea en ons dwing'en zal, om een laatste oogenbtik aan de rcgtvaardiglieid én aan de waarheid té géVen. Bij dit laatstenbsp;oogenblik, o dierbare de La Mennais, smeek ik u naar de stemnbsp;van ecnen man te willen luisteren, die u opregtelijk bemint ennbsp;die alles ter wereld zou willen geven om u gelukkig te zien ennbsp;om bij te dragen, tot het herstellen van u in uwen ouden roem.
Naar Rome afreizende, waar ik twee of drie maanden vertoeven zal, doe ik u een voorstel, dat bij den eersten oogopslag, u ongetwijfeld verrassen zal, doch waarvan gij al het gewigt en de noodzakelijkheid gevoelen zult, als gij, van uwenbsp;eerste verwondering teruggekomen, er ernstig voor een kruisbeeld, over nadenkt.
Wees, waarde de La Mennais, de reisgenoot van eenen religieus, die voor u de grootste achting zal koesteren en die u met eerbied en teederheid behandelen zal. Ga u met hemnbsp;voor de voeten van den Plaatsheklecder van Jesus Christus ne-derwerpen; voor dien Souvereinen Opperpriester, v'oor diennbsp;doorluchtigen en geheiligden grijsaard, welks vaderlijke ingewanden gij ^00 wreedaardig verscheurd hebt. Zeg tot hem :nbsp;)) Vader! ik heb gezondigd jegens God en jegens n,” en gijnbsp;zult in zijn’ persoon, den waardigen Vertegenwoordiger van dennbsp;God die vergiffenis sefienkt, en in zijne doorluchtige wezenstrekken, die alle de deugden van zijn hart verkondigen, hetnbsp;geluk ontdekken, dat hij een beminde zoon heeft wedergevon-dcn. De Kerk zal zich verblijden, het weldenkende Europanbsp;zal u bewonderen, en ik, een ellendige zondaar, zal, met hetnbsp;aangezigt in het stof gebogen, Hem loven, die u gedurendenbsp;zoo vele jaren, zulke schoone bladzijden heeft ingegeven, ennbsp;aan wiens dienst, gij op nieuw uwe dagen en uwe lettervruchten zult toewijden.
Gelief, mijn heer, mij met een antwoord te vereeren, hetwelk gij de goedheid zult hehben, mij toe te zenden, hetzij bij de heeren Adrien Ie Clcre en Comp., mijne boekhandelaarsnbsp;Ie Parijs, die mijne reis-route kennen zullen, of te Marseille,
-ocr page 408-( 392 nbsp;nbsp;nbsp;)
waar ik u van den 1 tot den 15 September wachten ial, en te gelooven aan mijne uitstekendste en innigste genegenlieid tenbsp;uwaarts.
Broeder MARIA JOSEPH ns GERAMB.
-ocr page 409-VAN ZIJNE EMINENTIE DEN KARDINAAL SALA
Aan den vader generaal der religietisen van de liefdadigheid van den H. Joannes van God, te Home.
Het voorname eu kenmerkende doel der religieusen van de orde van den H. Joannes van God, is immer geweest, zichnbsp;onvermoeid loe te wijden aan den dienst van arme krankennbsp;en hun de zorgen van allerlei aard te bewijzen, welke alleennbsp;de vindingrijke Christelijke liefde in staat is, uit te denken.nbsp;De treurige en jammerlijke gebeurtenis, van den inval dernbsp;Aziatische cholera, in deze hoofdstad der Christen-wereld, hoewel zij een uitgestrekt veld aan den ijver van de waardigenbsp;kinderen van hunnen heiligen stichter heeft geopend, heeftnbsp;getoond, tot welk eenen hoogen trap, die Religieusen, de uitoefening van zulk eene heldhaftige deugd, opvoeren kunnen.nbsp;Niemand was heter in de gelegenheid, om de buitengewonenbsp;liefdadigheid, dier waardige religieusen te zien en te waar-decren, dan de gezondheids-commissie, welke in deze vermaardenbsp;stad gevestigd is; zij heeft deze liefdadige religieusen, te midden der grootste behoeften, door vurigen ijver en edelmoedigheid ontvlamd, hunne rustelooze zorgen en vermoeijenissennbsp;zien aanwenden, zonder acht te slaan op de gevaren, aannbsp;welke zij hun leven blootstelden, met de standvastigste ennbsp;be wond erens waardigste volharding.
Het zou te lang wezen, hier alle de deugden op te noemen, welke men bij die gelegenheid heeft zien schitteren. Intus-schen kan de commissie, den buitengewonen spoed, nooit metnbsp;siilzwijgen voorbij gaan, dien uwe reverendissime va
-ocr page 410-( 394 nbsp;nbsp;nbsp;)
goedheid, bij het eerste berigt van het gevaar, dat Rome bedreigde, heeft in het werk gesteld, om de hulp te verschaffen, waaraan men zulk eene dringende behoefte had, door uit Tos-canen en uit de andere provinciën religieusen te ontbieden,nbsp;om diegenen te helpen, welke reeds rusteloos hunne zorgennbsp;aan de ongelukkige cholera-kranken bewezen.
Zij herinnert zich ook nog zoo gaarne de onuitsprekelijke vermocijenissen, welke die religieuscn te verduren hadden,nbsp;niet alleen bij de behandeling der chnlcra-zieken, maar ooknbsp;door de Orde en het reglement, hetwelk die soort van ziektenbsp;in de gasthuizen vorderde. Dit deden zij met bewonderenswaardig beleid. De ijver die hun aanspoorde, om zich metnbsp;diensten, die voor de natuur het walgelijkste zijn, te belasten,nbsp;deed hun het onvermijdelijke gevaar vergeten, waaraan zij zichnbsp;zelven blootstelden; dien ten gevolge zijn ooit onderscheidenennbsp;Inmner, als de slagtolFers van hunne liefdadigheid en van hunnenbsp;zelfojwffering, gestorven.
Eindelijk, eeuwige dank hebbe de goddelijke barmhartigheid, heeft die vernielende geesel, die overal op zijnen weg rouw en schrik verspreid bad, opgehouden zijne vreesselijkcnbsp;verwoestingen aan te rigten; evenwel, zagen zij nog het eindenbsp;niet hunner groote vermocijenissen, wijl ze zich belastten, metnbsp;het aanwenden der maatregelen, om den tcrugkeër der ziektenbsp;te verhoeden.
De vrees, van uwe vaderlijke zedigheid, en die uwer goede religieusen te kwetsen, weérhoudt mij van meer te zeggen, ennbsp;ik geloof, dat het niet noodig zij, hier de billijke dankbaarheid te herbalen, die bet publiek zoo gaarne met eenparigenbsp;stem aan hunne deugden betuigt.
de edele belangeloosheid verzwij
Docli, mag de
commissie
gen, waarmede gij wel licht willen te gemoet komen, in. de dubbele onkosten, die gelijktijdig de verpleging der talrijkenbsp;kranken veroorzaakt hebben en in de kosten, W'elke de goedenbsp;broeders op hunne reizen hebben moeten maken? Zal zij stil-
-ocr page 411-zwijgen i over de edelmoedige kiescliheid, die het klooster heeft aan den dag gelegd, door het weigeren der schade-vcrgoedingj die aan hetzelve door de commissie was aangeboden geworden?
Mogt deze brief u de eervolle getuigenissen van erkentelijkheid uitdrukken, welke de commissie het zich tot roem rekent, aan zulke achtingwaardige mannen te kunnen betuigen; mogtnbsp;het ook algemeen bekend worden, dat hun gedrag, dat altoos,nbsp;maar vooral in die omstandigheid, de lofspraken zoo welnbsp;heeft weten te verdienen, die men genoodzaakt is aan hetzelvenbsp;toe te kennen!
Daar de commissie aan het levendige verlangen niet kan wederstaan, om u de gevoelens van erkentelijkheid, W'aarmedenbsp;zij doordrongen is, te betoonen, smeekt zij uwe vaderlijke goedheid, wel het geringe geschenk van eenen kelk te willen aan-nemen, dien zij voor de kerk van uw klooster bestemd heeft,nbsp;opdat hij onder het celebreren van de heilige geheimen, dagelijks de droevige omstandigheid moge herinneren, die dezenbsp;getuigenis harer dankbaarheid heeft gevorderd en dat hij innbsp;het vervolg strekke, om de Religieusen van de orde op tenbsp;wekken, tot het drukken van de voetstappen hunner voorgangers, en tot het navolgen van hunnen ijver en -van hunnenbsp;deugd.
De ondergeteekende Kardinaal-prcsident, acht zich zeer vereerd, dat hij het orgaan is van de commissie, om u de eer-* volle gevoelens te betuigen, waarvan zij doordroBigen is en dienbsp;zij zoowel jegens u als jegens uwe kinderen zal blijven koesteren.
Vol van erkentelijkheid en achting, noemt hij zich:^‘
Uip zeer toegenegen Dienaar,
G. A. KARDIRAAl SALA.
-ocr page 412-Voorberigt.........
Voorwoord van den Vertaler.....
EERSTE BRIEF.
Vertrek van Lyon. — Ziekte te Colmar. — Aankomst in hel klooster van Onze Lieve Vrouwnbsp;van la Trappe van den Olijfberg. — Gewaarwordingen. — De prior en zijn broeder. — Hunnbsp;dood. —Brand op den Olijfberg. — Novice, dienbsp;het klooster in brand gestoken had. — Hof vannbsp;assises. — Griep. — Dood van van twee religieusen...........
12
Ziekte. — Lijden. — Vertrek uit het klooster om naar Rome te gaan. — Reis door Zwitserland.nbsp;— Herstelling van gezondheid. — Onze Lievenbsp;Vrouw der kluizenaars, bedevaart. — Aanmerkingen over Zwitserland. — Brief aan den heernbsp;de La Mennais. — Aankomst te Parijs.
Vincennes. — Herinnering — Gevangenneming teHusum in 1812. —Aken. — De baron Desprèznbsp;des Coudrais. — Bewonderenswaardige trek. —nbsp;Gevangenschap. — Vervoering. — De abbé van Boulogne, bisschep van Troyes. — Monseigneur de Gregorio. — Pater Fontana. — De abbé Pedicini. —nbsp;Intrede der geallieerden te Parijs. — Bevrijding.
20
-ocr page 413-VIERDE BRIEF.
Kerk van Onze Lieve Vrouw van Lorette. — Kerk van la Madeleine. — Obelisk van Luxor.nbsp;—- Lodewyfc XVI. — Maria Antoinette. — Ver-zoenings-gedenkteeken. — Zegeboog van 1’Etoile.
— nbsp;nbsp;nbsp;Versailles. — Nationaal museum. — Fieschi.
— nbsp;nbsp;nbsp;Fransche kerk van Chatel. — Saint-Sulpice.
32
56
67
— nbsp;nbsp;nbsp;St. Rochus. — Heilige Genoveva. — Derzel-ver voorgevel. — Vertrek van Parijs
VIJFDE BRIEF.
Reis naar Lyon. — Bekoorlijke oevers der Sa-óne. —¦ Het eiland Barbe. — Levendig geloof der Lyonnezen. — Talrijke gestichten van liefdadigheid. — De instelling voor de voortplantingnbsp;van het geloof. — Fourvières. — Devotie voornbsp;de H. Maagd. — De H. Polhinus. —¦ Eerstenbsp;martelaars van Gallië. — De H. Blandina. —nbsp;Kerk van den H. Ireneus.....
ZESDE BRIEF.
Vertrek van Lyon. — Stoomboot. — Valence. Avignon. — Kruijers, geesel der reizigers.—Kapel van la Miséricorde. — Ivoren Christus-beeldnbsp;van eene buitengemeéne schoonheid. — Schilderijnbsp;en verzen van den goeden koning Reinier. —nbsp;Vaucluse. — Laura. — Petrarcha. — Crillon.nbsp;— Pius VI. — De ijskelder .....
ZEVENDE BRIEF.
Marseille. — Stoomboot Maria-Christina. — Nizza. — Cassini. — Genua. — Christoph Columbus. — Andreas Doria. — Livorno. — Hetnbsp;eiland Elba. — Bonaparte. — Ode van Manzo-
-ocr page 414-Bladz.
ni op den dood yan Napoleon. — Ciyilta*Vec-chia, — Djjszelfs haven, — De heer de La Men-nais. — Galeijen. — Galei-boeven, — De struik-
roover Gasparone. . nbsp;nbsp;nbsp;......82
ACHTSTE BRIEF.
Vertrek van Civita-Vecchia. ^— Monteroni, — Koepel der kerk van den 11. Petrus. — Aandoening bij het naderen van Rome ....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;108
NEGENDE BRIEF.
Aankomst in de heilige stad. — Bezoek der kerk van den H. Petrus. — Overzigt van Rome
— nbsp;nbsp;nbsp;Tiber. — Klooster van de H. Magdalena. —nbsp;Bezoek bij den kardinaal de Gregorio, — Bezoek bij den kardinaal Lambruschini. .— Audiëntie bij Zijne Heiligheid.—Paus Gregorius XVI. 114
TIENDE BRtEF.
Kleeding van den Paus. —Zijn hof. — Zijn gezag. 124 ELFDE BRIEF.
Romeinsche Staten. — Dubbel gezag van den
Souvereinen Opperpriester......136
TWAALFDE BRIEF.
DERTIENDE BRIEF.
De H. Maria de Meferdere. — De H. Petrus-kerk. 162 VEERTIENDE BRIEF.
St. Jan van Latranen. •— St. Paulus. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 201
VIJFTIENDE BRIEF.
- nbsp;nbsp;nbsp;Pracht die bij de heilige ceremoniën der Kerk
-ocr page 415-j?
'' nbsp;nbsp;nbsp;Bladz.
wordt ten toon gespreid. — H. Sacramentsfeest — Gouden roos. — Agnus Dei. — Feestdagnbsp;tan de H. Agnes. — De zegening van twee lammeren , wier wol bestemd is tot bel weven van
het pallium . nbsp;nbsp;nbsp; 211
, nbsp;nbsp;nbsp;ZESTIENDE BRIEF.
Het Pantheon nbsp;nbsp;nbsp;226
ZEVENTIENDE BRIEF.
Hel Colyseum. — De H. Ignatius, martelaar. nbsp;nbsp;nbsp;233
ACHTTIENDE BRIEF.
Standbeeld van Poinpejus. — Rome, het hoofd van het geestelijke rijk, dal Jesus Christus, overnbsp;de geheele aarde heeft willen uitstrekken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;245
NEGENTIENDE BRIEF.
Vervolg van den voorgaanden brief. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;253
TWINTIGSTE BRIEF.
De cholera. —- Inrigtigtingen van liefdadigheid. — De prinses Borghèse. — De gravin Lut-
EEN EN TWINTIGSTE BRIEF.
Vervolg der inrigtingen van liefdadigheid nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;279
TWEE EN TWINTIGSTE BRIEF.
Uitoefening der doodstraf te Rome . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;295
DRIE EN TWINTIGSTE BRIEF.
Congregatie van Romeinsche dames. — Gasthuis van den H. Geest in Saksen. — Gasthuis van den H. Verlosser. — Gasthuis van de H.nbsp;Drievuldigheid. — Conservatorien voor de jongenbsp;meisjes geopend. — Geslicht van de H. Marianbsp;in Aquiro. — Gasthuis van den H. Michael.
-ocr page 416-Bladz.
VIER EN TWINTIGSTE BRIEF.
I De Romeinsche geesleiijkheid. — Over de H.
Maagd....... . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.316
) VIJF EN TWINTIGSTE BRIEF.
Openbaar onderwijs Ie Rome. — Dames van
ZEVEN EN TWINTIGSTE BRIEF.
Oefeningen van versterving in eene tot hetRo-meinsch coliegie behoorende kerk, waarvan de Jesuiten de besturing hebben. — Karthuizer-klooster van Romenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; 333
ZEVEN EiV TWINTIGSTE BRIEF.
Tivoli, — Subiaco. — Ongeval. — Sacro-Speco. — Grot nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den H. Benediclus. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;337
ACHT EN TWINTIGSTE BRIEF.
De kerk van den H, Sebastiaan. — Catacomben. 358
NEGEN EN TWINTIGSTE BRIEF.
Pater Francesco de la Grotte, oud-gardiaan van hel heilig graf. — Vermoording van onderscheidene religieusen van het heilige land door Grieken. — Pest te Jerusalem. — Coliegie van denbsp;Propaganda. — Ontmoeting van eenen jongeling
DERTIGSTE BRIEF.
Vertrek van nbsp;nbsp;nbsp;Rome.......380
-ocr page 417- -ocr page 418- -ocr page 419-