-ocr page 1-
's HEILANDS GEBOORTE,
NQ. é.
Levendig.
fcc=r=g=cjteajs
^JE3=^Q=i^^^gEEg
SE^GEË
*$=
Ô jNacht, ô blyde nacht!   Nu men, zoo onverwacht,
Gods englen daalen neer,    En zweeven ginds en weer,
De herders, op het veld,    Staan roerloos en ontfteld,
Op deeze bly-de ftem     Gaan zy na Bethlehem,
De herders zyn vol vreugd,    Ver - ze-kerd en verheugd
Laat ons ook, bly van geest,    Op dit ge-boor-te-feest,
De Heilftar ziet verfchynen! ·
Met fchitte . ren - de ilraalen,
De fchrik heeft hen be-vangen;
Met blydfchap en ver-langen,
Dat Jezus is ge-bo-ren;
I.
2.



6.
Met zang , Gods goedheid loven !
7. »Zie op ons fmeeken neer, Barmhartig He-mei-heer! ô Hei - lig Opper-weezen t
/~\
SSr\
EE=F
|ÎôÅ:535*5^Î&^3ÎÎ
^EgqifcfczftElEE;
EBEEEÍEEéE
¿Ý=ÅÎÎ
ô Nacht, ô blyde nacht!   Voor ons vol zaligheid;         Nu Jezus is geboren
Gods englen daalen neer     En juichen, vol van vreugd: „Lof zy het Opperweezen!
Tot dat hun word gemeld   Door's Hemels afgezant: „Vreest niet; u is geboren



6.
Op deeze blyde ftem:    Zy vinden't Godlyk Kind,
De herders zyn vol vreugd   En heffen hunne ziel
Laat ons ook, bly van geest,   Hem fmeeken om genaê
»> Zie op ons fmeeken neer !    Ach ! laat dit Hemel-kind
Den Heer van dood en leeven,
Tot God, met lofgezangen:
Door 't offren van gebeden;
Afwisfchen onze vlekken 1
*~\f-\
^SÊg
ÚÎÚÎÚÎ^Î
Î-ÅÎúÅÅûÎ
ä£bEE5
±
ÅŧÅÎ
Van eene zuivre Maagd,   Oit Davids ftam gedaagd ,   Door God hier toe verkooren,
„Dat elk uw'eer verbreid'      ô Hemel - ma-je-fteit !     Gy hebt, voor die U vreezen,
,,Een KindinBethlhems ftal;   Het Offer voor't heel »al:—   Den mensch zy vree befchoren
In eene beesten · ftal :     Daar eert en looft het al        Den Middlaar ons gegeeven
„Dank zy den Opperheer,       Die'tzondigmenschdomweer   Heeft in genaê ontfangen;
Op dat wy, door zyn Zoon,   Ge.nie-ten 't eeuwig loon    In 't zalig lusthof Eien:·—■
„Ach Haat dat dierbaar pand     Tot zoen en offer - hand'   Voor onze zonden ftrekken
1.
2.

6.
7.
E£r!~EsE3~E
liEÜlliüi
*.      Wyl Hem haar hart behaagr.
a.   „Een za · Hg lot bereid*"
3.   „Hier in dit aard-fche dal!"
4.       Ten zoen van 's menfchen val.
5.   „Al d'aarde geev' Hem eer!"—
6.      Komt, nadren wy zyn troon !
  » Ia »t eeu-wig var der-land."
-ocr page 2-
VIER
GODSDIENSTIGE
gezangen:
DOOR
e F E Y E.
TOT GEBRUIK DER ROOM SC H«
CATHOLIJKE KERKE OP ZANG«
NOOTEN GESTELD
» O O Ê
* $ *
:*#
TE HAARLEM,
sijj. van WALRE&Comp.
M D C C L X X X X I.
-ocr page 3-
.*?
Het gebreklijke, in veel: van onze Nederduitfche Kerk-
gezangen, (waaronder 'er gevonden worden, die, zo niet
firekkende tot ontë'ering van den Godsdienst
, echter in 't
geheel niet naar deszelfs waarde en heiligheid ingericht,
en dus tot dat einde, waartoe zij moesten dienen, onge-
fchikt zijn") bewoog mij, om deeze weinige Gezangen op·
teflellen, en (naa dat dezelve door een kundiger' dan ik,
over gezien, en zoo veel mooglijk waren gezuiverd ) der Kerke
ten gebruike aantebieden.
Wat het eerfle deezer Gezangen aangaat , hetzelve is
reeds bekend; zijnde door mij over eenige jaaren publiek
gemaakt, en tot nuttigen dienst aan de Kerken deezer Stad
Qvergegeeven; naderhand is dit Gezang ook (buiten mijn
tnecten') naagedhikt, en, bij andere Liederen, te Amfterdam.
Uit'
-ocr page 4-
^■•■^■■■■■■1
uitgegeeven. —- Da«, Verfilmden gegronde aanmerkingen,
mij van tijd tot tijd voorgekomen zijnde, dat, naamlijk
,
de Zangwijze, daar voor gefield, te veel bekend, en dus
voor de Kerk niet zeer aanneemüjk was, zo heeft, op mijn
verzoek , dezelfde kundige hand, welke de overige ge-
componeerd heeft, ook dit Kers-Lied op geheel andere
zangnooten gefield.
Mogen deeze Gezangen, den Godsdienst toegewijd, met
toejuiching worden vereerd, dan zal ik mij dubbel beloond
achten,
HAARLEM,
Dc NO O Τ EN te plaatfen:
No. 1. voor bladzijde .... 5.
— 3.------- ------- ■ ...... II.
-ocr page 5-
's HEILANDS OPSTANDÍNGE.
Ν?. 3.
Vrolyk.
_________<3___,_________.___,_____ jr\_____
s^^eí
=Ξ£ΞΞΞ3Ξ
-"iP—*<P
Juich triumfl zing bly - de toonen ,
God-lyk licht ver - vangt het duister;
Nu, ô fchoon-fle dag der dagen'.
Za - lig, za - lig is nu d'Aarde!
O - pent, heeuñen ! u . we zaaien J
„Hei - lig, hei - lig, Heer der Heeren»
Vol ■ gen wy de He · mei - lingen
„ Zou ons hart naar eisch U looven,
Op dit feest, Ô Christen - fchaar!
Gods kracht werpt den dekfteen af
Nu ver - rysc de Glo-rie -zon,
God , een God van wraak wel - ëer,
Se · ra · fy » nen zingt Hem lof;
I.
■z.


5-
6.
7'
8.
Zy
eef, uw' naam al . öm !"
uw
In hunn' lof - ge · zan * gen naa :
Dier - bre Ja - zus! heil der aard,
i.         Je . zus,   on - ze Mid-de-laar,
£.         Van Vorst   Je ■ zus fom - ber graf;
3.          Waar-uit      aj ons heil be-gon;
4.          Schenkt ons  zyn' ge - na - de weêr.-
5.          Hem, die,   u¡t het zwygend ftof,
6.          Zingt ver - heugd Gods Eng'len · dom,
7.          Laat ons     nu „ Hal . Ie - lu - ja !
8.      „ Dan moest   on - ze ilem, gepaard
Die op aard', als mensch, kwam woonen,
Vol van ry-ken glans       en       luister
Dood en Helle zyn       ver -  Hagen ;
• Hoe ver - heven is        uw    waarde,
Kwam met glorie ze -   ge -  praalen ;
„Dat U alie fchep -  sien       eeren !
Lof zy 's werelds Hei -  land"   zingen!
Met den Hemel-toon,    hier     boven,
§^^^^^^^^»^^g=:^g^^P^^^^gigg
1.          Met Gods grim. mig-heid bc . laân ,
2.          Vaart die Heil-vorst be·mei-waard;
         Je . zus heeft ons, door zyn bloed,
4- Wie, ô Mensch! is u ge-.Iyk!
     j> 'sVa-ders wel - be - minden Zoon;
6.      „ Gy, ô Op - per -ma» je - fteit!
7.          Op dat w'ookjdpor Je-zus bloed.
8.      „ Eeu - wig dan - ken uw ge - naê ;
Is, naa voor
Hy ver . laat
Vry - ge - kocht
Laat ons, als
Hy is al
Daal-det by
Eeu-wig lee ■
£eu«wig moes
ftryden
wooning;
zonden
naaren ,
waardig ;
ne-der
vz
ven, naa ons
ilerven;
ten Vreug-de - pfalmen
-ocr page 6-
< 5 >
's HEILANDS
Ε Β O O R Τ
à Nacht, ô blijde nacht!
Nu men, zoo onverwacht,
De Heilftar ziet verfchijnen l ,
ô Nacht, ô blijde nacht!
Voor ons vol 2aligheid;
Nu Jezus is geboren
Van eene zuivre Maagd,
Uit Davids ihm gedaagd,
Door God hier toe verkooren,
Wijl Hem haar hart behaagt,
Gods englen daalen neer
En zweeven ginds en weer,
Met fchitterende ftraalen,
Gqds englen daalen neer
En juichen, vol van vreugd.:
„ Lof zij het Opperweezen !
„ Dat elk uwe eer verbreid'
„ ô Hemel-majefteic!
„ Gij hebt, voor die U vreezen,
,, Een zah'g lot bereid- "
A 3
-ocr page 7-
< a >
De herders, op het veld,
Staan roerloos en ontfteld,
De fchrik heeft hen bevangen;
Tot dat hun word .gemeld
Door 's Hemels afgezant:
„ Vreest niet; u is geboren
„ Een Kind in Betblbems Hal ;
„ Het Offer voor 't heel -al : —
„ Den mensch zij vree befchoren
„ Hier in dit aardfche dal!"
Op deeze blijde item
Gaan zij na Bethlehem,
Met blijdfehap en verlangen,
Op deeze blijde dem :
Zij vinden 't Godlijk Kind,
Den Heer van dood en leeven,
In eene beesten -ftal:
Daar eert en looft het al
Den Middlaar ons gegeevcn
. Ten zoen van 's menfehen val.
m s e*
De herders zijn vol vreugd,
Verzekerd en verheugd
Dat Jezus is geboren;
De herders zijn vol vreugd
En heffen hunne ziel
Tot God, met lofgezangen:
„ Dank zij den Opperheer,
„ Die 't zondig mensebdom weer
» Heeft in genade ontfangen;
„ Al de aarde geev' Hem eer!"
-ocr page 8-
< 7 >
m 6 m
laat ons ook, blij van geest,
Op dit geboorte - feest,
-Met zang, Gods goedheid ¡oven!
Laat ons ook, blij van geest,
Hem fmeeken om genaê
Door 't offren van gebeden;
Op dat wij, door zijn Zoon,
Genieten 't eeuwig loon
In 't zalig lusthof Eden : —
Komt, nadren wij zijö troon!
Zie op ons fmeeken neer,
„ Barmhartig Hemelheerl
„ ô Heilig Opperweezen!
„ Zie op ons fmeeken neer!
„ Ach! laat dit Hemel-kind
„ Afwisfchen onze vlekken!
„ Ach! laat dat dierbaar pand
„ Tot zoen en offerhand'
„ Voor onze zonden ftrekken
„ In 't eeuwig vaderland."
A 4
-ocr page 9-
< s >
V HEILANDS
É/ IJ D E N.
Het menschdom zucht, de wereld fchreit!
Helaas ! wat ramp is ons befchoren !
Wat treurgeluid klinkt ons in de oorenl
Welk een toneel van aakligheid!
Gods Zoon, (wie ftort geen zilte traanen?)
Die ons den weg tot heil kwam baanen,
Word als een Haaf ter dood geleid.
*3 2 g*
Gedoemd door een onzinnig rot;
Door zijnen Leerling fnood verraaden;
Met pijn ,en fmerten overladen,
Draagt hij zijn kruis na 't moordfehavot,
Na Golgotha, die plaats van rampen,
Om daar voor onze fchuld te kampen,
Ten prooije aan 't allerwreedfle lot,.
Hij nadert, doodlijk afgemat,
Met firuikelende en bange treden;
Men fcheurt.de kleedren van zijn leden,
Met zijn gezegend bloed befpat:
Zijn vijand, vreemd van mededogen,
Word niet met 's Heilands fmert bewogen,
Wat blijk van onfchuld hij ook hadd'! a
-ocr page 10-
<■■$>">
ô Neen! niets kan dien beulen-íloet,
Verftokt van hart, tot deernis wekken;
Zie hoe men 't pijnlijk ligchaam rekken
En aan het kruishout naaglen doet!
Het kruist hem, kruist hem, doet Hem fneeven;
Hij word der haat ten prooij gegeeven,
Schoon Jezus blaakt van liefde-gloed.
Φ9 5 6*
Rampzalig, vreeslijk tafercel!
Helaas! de Vorst der Englen-fchaaren
Hangt aan een kruis bij moordenaaren!
ô Schrikverwekkend fchouwtoneel !
Het dierbaar bloed ñroomt uit zijn wonden Î
Hij word gefmaad, gevloekt, gefchonden!
Wat fmeytlijk is valt Hem ten deel.
Zijn hart barst uit (geheel ontbloot
Van alles, wat tot troost kan baaten)
„ Kunt gij, ô. God! mij dus verlaaten?
„ Begeeft gij mij in deezen nood?" ——.
Wat angften zijne ziel doorfnijden ,
Nog üneekt hij in zijn bitter lijden
Voor hun, die haaken na zijn dood.          ¡
6 Wreede ftrijd! ô teedre min! -----s
Om ons, ondankbre ltervelingcn,
Lijd Jezus deeze folteringen
En fchenkt ons, door zijn dood, gewin ;
Niets kan zijn liefde-gloed verdoven,
Noch ons van 's Heilands min berooyep;
Zij kent noch einde noch begin.
Λ 5
-ocr page 11-
< *© y
Φ3 8 S*
Zíjn' zieî bezwijkt voor de overmaat
Der bittere angften, die hem prangen;
„ ô Vader! wil mijn geest ontfangen!"
Roept Jezus uit in deezen flaat:
Hij öerft, helaas! en in hem tevens
De groóte Leeraar onzes levens,
Der Vroomen hoop en toeverlaat.
Ontzachlijk uur,! — treurt, fchepslen, treurt»
Helaas! de heilzon is verdweenen!
De fiddrende elementen weenen;
Het aardrijk fchud; de fteenrots fcheurt;
De dag word nacht; de graven beeven;
De dooden rijzen en herleeven !
En doodvrees word alom befpeurd.
γ$3 ίο
„ ó Gij! die zelfs uw dierbren Zoon
„ Niet hebt gefpaard, om onze zonden;
„ Wil, groóte God! om Jezus wonden,
„ Om zijn geleeden fmaad en hoon,
„ Wíl onze fchuld tog niet gedenken,
„ Maar ons biernaa de vruchten · fchenkea
„ Van Jezus duurgekochte loon. *
Cl
-ocr page 12-
< îî >
's HEILANDS
OPS TANDING E.
φ§ ι m
Juich triumf! zing blijde toonen,
Op dit feest, ô Christenfcbaar!
Jezus, onze Middelaar,
Die op aarde, als mensch, kwam woonen,
Met Gods grimmigheid belaân,
Is, naa voor ons heil te llrij'den
En den angst des doods te lijden,
Zegepraalende opgeüaan!
4B 2 m
Godlijk licht vervangt het duister;
Gods-kracht werpt den dekfteen af
Van Vorst Jezus fomber graf;
Vol van rijken glans en luister
Vaart die Heil vorst hemelwaard;
Hij verlaat zijne aardfche wooning;
Word, als Aard- en Hemel-koning,
Met Gods Majeiteit gepaard.
-ocr page 13-
< ia >
*3 3 £*
Nu, ô fchoonfte-dag der dagen!
Nu verrijst de Glorie - zon,
Waaruit al ons heil begon;
Dood en Helle zijn verflagen;
Jezus heeft ons, door zijn bloed,
Vrijgekocht van onze zonden
En van 's Duivels magt ontbonden 5
Hij heeft onze fchuld geboet,
f» 4 5*^
Zalig, zalig ís nu de Aarde!
God, een God van wraak welè'er,
Schenkt ons zijn' genade weer. —
Hoe verheven is uw waarde,
Wie, ô Mensch, is u gelijk!
Laat ons, als zijn fchuldenaaren,
'Hoopend' vol verrukking ftaaren
Op Vorst Jezus Koningrijk.
m 5 m
Opent, heem'len, uwe zaaien!
Serafijnen zingt Hem lof;
Hem, die, uit het zwijgend ftof,
Kwam met glorie zegepraalen ;
's Vaders welbeminden Zoon;
Hij is aller lofzang waardig;
Tot zijn' dienst zij alles vaardig!
Juicht Hozanna voor zijn troon!
-ocr page 14-
:< i3 >;
m 6 «f
,j Heilig, heilig, Heer der Heeren!
„ Zij uwe eer, uw' naam alom!"
Zingt verheugd Gods Eng'lendom,
„ Dat ü alle fchepslen eeren!
„ Gij, ô Oppermajefteit!
„ Daaldet bij de menfcben neder
„ En fchonkt hun uw' Liefde weder!
„ U zij lof in eeuwigheid ! '*
*s 7 m
Volgen wij de Hemellingen
In,hunn' Lofgezangen naa:
Laat ons nu ,, Halleluja!
„ Lof zij 's werelds Heiland " zingen !
Op dat we ook, door Jezus bloed,
Eeuwig leeven, naa ons fierven;
In zijn rijk een plaats beërven;
- Zingen met den Englen-floeti
Zou ons hart naar eisch U loven,
„ Dierbre Jezus! heil der aard'!
„ Dan moest onze item, gepaard
„ Met den Hemeltoon, hier boven,
„ Eeuwig danken uw genaê;
„ Eeuwig moesten Vreugde - pfalmen
„Door het ruim heel-al doen galmen:
„ Jezus leeft! Hai.lei.uja!"
-ocr page 15-
< h y
ZANG
Ë Ë Í
JONGE KERKLED EN,
BIJ HUNNE EERSTE VIERINGB VAN HET
H. AVONDMAAL.
. ■»■ ■ ■ ■=»}».
m * **
Door welk een vreugd, wat zegeningen
Word, dezen dag, uw heil verhoogd,
Nu gij, Gods teedre Lievelingen !
- Aan 's Heeren tafel naadren moogt;
Daar ge uwe zielen laaft en voedt.
Met Jezus dierbaar vleesch en bloed.
*& % m
Hoe voelt ge uw hart van wellust blaaken
Bij 't eeten van dit heilig brood î
Een' fpijs, waarna Gods englen haaken;
Gedaald uit 's Hemels milden fchoot;
Die ons tot een gedachtenis
Van 's Heilands dood gefchonken is.
*33Sf
Hij, die weleer, uit mededogen,
Den dood voor ons heeft ondergaan,
Bied u, (ó flraal van Alvermogen!)
Zich zelf tot fpijze en voedfel aan 5
Hij nodigt u; gij volgt zijn ftein;
Hij woont in u; gij woont in Hem.
-ocr page 16-
-·< 15 "'■>
Weîk z°et gen°î! wat tcedre blijken
Van Jezus liefde en menfchen - rain !
Hij wil uw ziel met heil verrijken
En neemt zijn woonplaats bij « in. «■·>
Toont u die gunst e« liefde waard,
Die ons den grootften zegen baart.
m s m
Sezeí Gods goedheid, u beweezen,
Gevoel, Ô Jeugd! uw zalig lot!
Uw ziel, ten top van heil gereezen,
Zij dankbaar voor dit gunstgenot!
2waai, rein van hart en blij te moê,
Aan God een heilig offer toe.
Hoe veel geluk is u befchoren,
Verr' boven 't blinde Heidens-rot!
Daar gij tot Leden zijt verkoren
Van 't Christendom, in 't huis van God;
Van Jezus Kerk, die u bereid
Den weg tot alle zaligheid.
*» 7 m
Haar' Leer, zoo dierbaar en verheeven,
Blijve eeuwig in uw ziel geplant!
Tracht ijvrig na haar doel te ftreeven!
Dat fteeds uw hart van liefde brand'
Voor Godsdienstöeffning, reine deugd,
To* '»Hemels eer en Oudren vreugd.
-ocr page 17-
< ι6 >',
♦8.8 £*
Zoo zult gij ook met luister praalen,
Hiernaa, aan Jezus Bruilofts-disch,
Bij 't Englen-choor, in 'sHemels zaaien,
Daar 't eeuwig vreugde **·· blijdfehap is, —
Een vreugd, die 't al te boven ftreeft
Wat ooit op aard' genoegen geeft.
„ Zie, met een gunftig welbehagen',
„ ô Vader! op dit teder Kroost;
„ Daar zij U worden opgedraagen
j, En elk een zucht ten offer loost,
„ Gewijd, op 't dankbaar hart-altaar,
., Aan U, ô Opperzegenaar!
Geleid, beftier hen op die wegen,
„ Die leiden tot hun heil, uwe eer!
„ Maak door uw' invloed hen genegen
„ Om U te dienen meer en meer;
„ Op dat ook elk uw lof verbreid',
„ ô God! in de eindlooze eeuwigheid.*
ν