-ocr page 1-
D E
GEWAANDE
ADVOCAAT*
KLII C Ç Ô S Ñ Å Ç ■
Te Amsterdam;
By ALêert Magnus, op de Í ieuwen Of&¿
va.
dea Atlas, by den Dam. 3685.
Met frivikgi?j
-ocr page 2-
C O Ρ Υ Ε
Van de
PRIVILEGIE.
DE Staaten van Hollande en VVeftvrieflandt doen te weten. Alfô
Ons vertoont is by de tegenwoordige Regenten van de Schouw-
burgh toe Amfrerdam. Dat fy Supplianten federe eenige Jaren
herwaerts met hunne goede vrienden hadden gemaeckt en ten Tooneeie
gevoert verfcheiden Wercken , foo van Treitrfpellen > Biyfpelen als
Kluchten , welcke fy lieden nu geerne met den drtick gemeen wilden
tnaecken , doch gemetckt dat defe wercken door het nadtucken van
anderen > veel van haer luyfter, foo in Tael als Spelkonft fouden
komen te verliefen , ende alloo fy Supplianten hen berooft fouden
fan van bun byfondet ooghwit om de . Nederduytfche Tael en de
Pichtkonlt voort te fetten loo vonden fy hen genooifaeckt, om daer
innt te voorfien, ende hen te keeren tot Ons» onderdanigh verfoec-
kende , dat Wy dmme redenen voorfz. de Supplianten geliefden te
verlenen Octioy ofte Frvilegie , omme alle hunne wercken reets ge-
maeckt ende noch in 't licht te brengen , den tyt van vyftien Jaren
alleen te mogen drucken en verkopen of doen drucken en verkopen»
*net verbot van alle anderen op feeckere hooge peene daer toe by Ons
te ííellen ende voorts in communi forma. Soo is 't dat Wy de Zake
en'tverfoeek voorfz. overgemerekt hebbende , ende genegen welen-
de ter bede van de Supplianten , uyt Onfe rechte wetenfehap , Sou»
veraine mage ende authoriteyt de ielve fupplianten geconfenteert,
' geaccordeert ende geodtroyeert hebben , confenteren , accotderen ,
ende Octroyeren mitsdefeni dat fy geduurende den tyt van'vyftien eerft
achter een volgende Jaren de voorfz. werken die reeds gedrukt zyn,
ende die van tyt tot rit door baer gemaektendein't ligt gebragt füllen
Werden, binnen den voorfz. Onfen Landen alleen füllen mogen druk-
ken, doen drukken, uytgeven en verkopen. Verbiedende daarom alien
ende eenen yegelyken de felve werken naar te drukken ofrc eldeis naerge-
drukt binnen den felve Onfe Landen te brengen, uyt te geven ofte te
verkopen; Op de verbeurte van allede naargedrukte, ingebragceoftever-
kogte exemplaren , ende een boete van drie hondert guldens daer en
hoven te verbeuren, teappliceren eenderde part voot den Officiet die da
ealange doen fal, een derde part voer den Armen der Plaetfe daer hec caius
yootvalien fal, ende het refterende derde part voor den Supplianten: Alles
'ndien verftaande, dat wy de Supplianten met defen Onfen Oitroye alleen
willende »ratificeren tot verhoedinge van hare fchade door hér nadrukken
*¡ande voorfz. werken, daar door íngeenige deelen verftaen, den inhou-
devandien te Authoriferen ofte teauvoueren , ende veel min de felve
ondee Onfe protectie ende befcherminge, eenig meerder credit senfien ofte
teputatie te geven, nemaerde Supplianten in cas daer in yets onbehoor-
lykx foude mogen influeren, alle het felve tor haren laite füllen gehouden
welen te verantwoorden ¡ tot dien eynde wel cxprefl'elyk begerende,
dat by aldien fy defen Onfen Oitroye voot de felve Werken füllen wil-
len (tellen, vaer van geene geabbrevieerde ende gecoiuraheetde medtie füllen'
A z                                      ma-
-ocr page 3-
mogen maken , nemact gehouden füllen wefen het fèlve Oilr'oy in 't
geheel ende fonder eenige Omiífie daet voor te drukken ofte te doen
Stukken, ende dat fy gehouden füllen zyn een exemplaer van alle de
vootfz. werken, gebunden ende Wel geconditioneert te brengen in de Bi-
blioteecq van onfe Univerlïceyt tot Leyden, ende daer van Gehootlyk te
doen blyken. Alles oppeene van het erreft van dien te verliefen, Ende ten
eynde de Supplianten defen Onfen confente en Oûtoye mogen genieten als
siaer behooren : Laiten wy allen ende eenen ygelyken die 't aengaen mach»
dat fy de Supplianten van den inhoude van defen doen, laten en gedogen,
rultelyk en volkomentlyk genieten en ceiferende alle beletten ter contra-
lie. Gedaen in den Hage onder Onfen groten Zegele hier aen doen hangen
den XIX Septembr. in'tjaet onfes Heeren en Zaligmakers duyfent f«
fiondertviet en tachtig,
G. F A G E L,
'iet
Ordonnantie van de Staten
SI M O Í van  E A U Ì Ï Í Ô·
De tegenwoordige Regenten van de Schouw-
burg h, hebben het Recht van de bovenftaande Privilegie,
voor dit ICluchtipél, vergunt aen Albert Magnus)
Boekverkoper tot Amiterdam.
In Amßerdam, den I Maert KÍ85.
V E R Ô O O Í E R S.
Jonker B.'l y h e r ô. Vryer van Izabe!.
Iza â e L.
Augestys, Vader van Izabel.
Kar LOFizi. Broeder van Augefty ç.
Haacse  are nt.
Schout.
M e õ í õ e R ô.
Dienders. Stom·,
DE
-ocr page 4-
Pag.
D E
GEWAANDE
ADVOCAAT
Ê L Ü C Â Ô S Ñ Å L:
EERSTE Ô Ï Ï Í Å Å L.
 A R Å Í T.
Wyze: 'k Vong twee Meesjens 3 &c
Nifre leeren menfcbex zingen -,
Maar die konfl die loopt om broca,
Ik leer beeflen klein en groot
3
Maar "'t zyn ook geen ivondre dingen,
Want veel heeften hebben geefi,
En "jeelmenfcben worden ¿>eeß.
O
! de Opera had hier wel gebleeven,
Indien zy hadden maar gegeeven 3
Zoo weinig aan elkoperift -,
Als ik geef, nou is 't haar gemift.
Ziet die Kaftraat, ter goeder trouwe-H,
Kan ik met zes paar duiten houwen >
Een volle week, en alle daag
Loopt hy nog met een volle maag.
Ik heb 'er twaalef, 't zyn koraalen,
Die zingen gelyk Nagtegaalen,
Maar als ik deezen oronbaar
Geleert heb, is myn troep heel klaar >
A 3                    Kom
-ocr page 5-
6 DE GEWAANDE ADVOCAAT,
Kom, kom laat ik jou item probeeren.
Regt op je lyf wil jy regt leeren.
Ziet dat 's Be deur, en dat's Be mol.
Zingt met my, ut, re, mi, fa, fol.
Nog eens, kom wakker niet te kikken.
Let op de nooten , op de fnikken.
Ik sal de maat ilaan, repje ras.
Zingjyfuperus, ik de bas.
Voize, Laat Louys de France, &c.
Vt, re, mi, fa, fol, la la.
Dat is regt een Opera
,
Zo zo 3 dat gaat heen,
'Jt Zal na deezen, tester weezen,
Zoo zoo, dat gaat been,
Ik ben Paris
, jy Heleen.
º WED E 2~ O O Í E E L.
Jonker. Â l y h a r ô , Bare
Jonker.
WEI Haagfe Barent, dat is raar ,
Leert hier het eene beeft het aar ?
Barent.
Die eeuw, heer Jonker, is verfleeten,
Ik' ben geen beeft meer moetje weeten.
Ik leer nou beeften een voor een,
Wil jy ook lceren 'k ben te vreen ?
Zoo ik dit beeft kan leeren klappen,
Hoefik geen Schoene meer te lappen.
Wat kom jy hier doen uit den Haag ?
Jonker.
Ik kom hier trouwen.
Barent.
Wat de plaag?
Maar aan een Weeuw > of aan een Vry fter?
í ô.
Jon-
-ocr page 6-
kluchtspel;
Jonker.
Wel Haagfe Barend, ben jy byfter.
Die flootenloop ik altyt mis,
Daar yrnand in verdronken is.
Bar e NT.
Maar heeftze mannetjens met kraagen ?
Jonker.
Geen Amftel JuSer kan behaagen,
Een Haagenaar, als door haar geld,
De Meyt is ryk, en wel geftelt,
Een eenig kind.
 a R e í ô.
Maar wie zal't weezen ?
Jonker.
Dat ftaat in deeze briefte leezen.
In 't zwaantje naait het groene hek.
Bar e NT.
O, doet dat niet, de vaar is gek.
Jonker.
^aarlyd my weynig aan geleegen,
t Geld kan degekheyd overweegen.
De wysheyd loopt nou ftom langs ftraat,
Het geld alleen heeft nou de praat.
De vrouwen die niet veel en weeten,
Die worden voor fluweel verfleeten.
Maar is 't een huyshen kuys en ftil ?
Bare NT.
Het is een hen die leggen wil.
Jonker.
Maar wie belet haar dan te trouwen ?
Bare nt.
Haar Vader, want die wil haar houwen.
De Vryers hier tot Amfterdam,
Agt hy te fty f, te lomp, te lam,
Het moet een Haagenaartje weezen.
A 4,
-ocr page 7-
DE GEWAANDE ADVOCAAT.
Jonker.
Heel goed, dan ftaat my niet te vreezen«
'k Ben een gebooren Haagenaar,
Gelyk je weet.
Barent-
Dat is wel waar,
Maar daar zal veel aan jou ontbreeken ,
H y wil geen vryer hooren fpreeken,
Of 't moet zyn een geleerde vent,
Een Advocaat-, die wetten kent.
JONKE R.
Maar hoor, zy is aan my verbonden
Door deeze brief, my toegezonden
Zelf yan haar Vaders eigen hand.
Barent.
Ik wed, dat hy de brief verbrand,
Wanneer hy komen zal te hooren,
Datjy geen brief van Profefioren
Hebt, die jou maakt tot Advocaat >
Wanthyisgek, en opftinaat,
Jy zult hem nimmermeer believen,
Al hadje hondert zulke brieven,
Maar trek naar Harderwy k, en laat,
Jou vaardig maaken Advocaat·
Want een blaauwbeffe brief kan maaken
Datjy zult aan zyn Dochter raaken.
Daarom vertrek vrydaadlyk heer» ¡
Komt over veertien daagen weer.
Jonker.
Ik zal die zotheid hem verleeren,
Hy zal my zelf nog promoveeren
Tot Advocaat.
Barent.
Ziet watje doet.
Jonker.
De gekke zyn voor looze goed.
-ocr page 8-
KLUCHTSPÉl.                  £
 a R e í ô.
Daar komen na haar alle daagen,
Wel meer als hondert vryers vraagen.
Die roemen van haar groóte mage,
Of van haar rykdom, or geflagt,
Door dat zoo meenigmaal te hooren,
Leent hy aan niemand meer zyn ooren-
Ten zy dat hy is Advocaat,
Die hy dan door zyn Broeder laat.
Of hy geleert is, ondervraagen,
En deeze Broer is gek volflaagen.
Die alle vryers 'c zy wie 't zy,
Schoon datze wyzerzynalshy,
Voor gekken uit maakt, dat zy fchroomen »
Om nimmermeer weerom te komen.
Jonker
Wel ik weet raat voor zulk gebrek,
'k Zal hem geneezen, met een trek.
Bar ent.
Kan ik jou helpen wilt rnaar fpreeken,
Jy weet ik kan de Haagfeftreeken.
Jonker.
Verzeeker, maar blyft dicht by huis.
 A R E Í Ô.
Ik breng maar deeze fchoene t'huis.
Dan kom ik weer > je moet niet vleijen,
H y laat hem daar door niet verleijen.
Maak van jou flegten ftaat beklag.
Ziedaar, daar komt hy voor den dag.
DERDE Ô O O Í E E L.
Jonker, A u g e s ô õ h.'
Jonker·
'r /^ Eluk komt myzoo bly ontmoeten,
^J Nu ik myn vriend u mag begroeten.
A f                    Auge
-ocr page 9-
ïo DE GEWAANDE ADVOCAAT,
Äugest υ ν.
Zyt gy myn vriend, hoe kan dat zyn ?
Ik kenje niet.
Jonker.
Heer Augeftyn.
'k Ben lang geweeft uw vriend voor deezen.
Augesty N.
Ik zeg monfieur dat kan niet weezen,
Ik zag u nooyt, dat ik u zweer.
Jonker.
'k Zag u ook nimmermeer myn heer,
Maar ik had egter voor genoomen
Als vriend in huys, u by te koomen,
'k Moeft aan u zelf een boodfchap doen.
Au G ESTYN.
Die bootfchap kan ik ligt vermôen.
Jonker.
Weet dat myn Vaar een ryke Vrek was
En doorzyn gierigheyd heel gek was,
Een Edelman van naam zeer groot,
Die my z,yn goet liet, na zyn Dood.
Maar ik heb geit, en goed, en haven,
Kort na zyn dood met hem begraaven.
Gelyk hy fpaarde dag en nacht,
Heb ik het ook weer deur gebragt.
Vrou Venus ftal my door haar oogen,
En Bachchus door zyn lek're toogen,
Den teerling ende gladde kaart,
Verflonden, dat hy had gefpaart.
Zoo dat voor u ftaat t'uwer eeren,
Een vogel zonder neft of veeren-
Maar ik heb in dat vuy 1 gedrang ,
"Geleert veel konften van belang,
Ik heb veel deugden aangewonnen,
Die u myn heer behaggen können.
Ik ben voorvegter Iaat en vroeg,
-ocr page 10-
Ê L U C Ç Ô S Ñ É L.
Zoo op de ftraat'als in de kroeg.
'k Roep al de Nikkers by haar naamen.
Veel meer als al de morren laamen.
Ik lieg en fpreek ook zelrie waar, é
Ik ben een valfche dobbelaar.
En wik gy hooren wat voor Boeken 5
Het zyn, die ik ga onderzoeken,
Het ßoloneefchehontjen , dac
Is een Juweel voor deezeftat.
Dan Jonker Moezel,die voor deezen,
In rang wou d'aider eerfte weezen,
't Vermaak des houwlyks, dat is lief,
De Meyden duyvel, gaauwe Dief,
De Haagfe Ligtmis onzer tyen,
Als ook de Franfe minneryen,
Ook de openhertige Juffrouw j
De onkuyfche Haleta ontrouw,
Bedurve Koopman , en verreezen
H i pol ites, wel waard te leezen.
De biegt van 't huw'lyk, wel bekend
Als ook de reuklooze Student.
Al wie een Ligtmis tracht te weezen »
Die moet voor al die Boeken leezen.
O, die zyn noodig aan de jeugd.
Zy leeren leeven zonder deugd.
Nou weet ik andre braat te knellen,
Met het Baarlannen en Menellen.
Met kinkenove pafedie,
Ik fpeel nou regt al wat ik zie.
A U G E S Ô Õ Í.
Zoo j zoo.
Jonker.
Ik ga uyt beurze fnijen.
Ik mag geen cerbre maagden lyen,
Ik ranfe 'savonsaan op ftraat,
En zoo der roy een tegen ftaat,
-ocr page 11-
DE GEWAANDE ADVOCAAT,
Die laat de kap en diamanten,
Met goude ringen en panda'nten.
Ikfteckj ik kerf, ikíleeh ik buit,
Ik gooy by nagt deglaazen uir.
De kroegen weet ikop tefchikken ¿
Zoo ; dat daar elk voor my moet fchrikken,
ík ga in *c Schouwburg , met een roes,
Daar raas ik als een dolle droes.
Dat die zyn inde Bak gezeeten,
Onmogelyk niet können weeten
Wat dat men fpeeld, door myn gerügt,
Verandert Treurfpel in een Klugt.
Ik bruy myn waerelt wel met vreugde,
Augestyn.
Maak eens een end van ai jou deugden.
Jonker.· '
Ik hoorde heeden van een Vrind,
Als dat gy hebt een eenig kind,
Van twintig jaar, metfchooneleedeo.'
Die gy wout graag ten Egt befteeden,
Die gy zult geeven die haar trouwe
Een heele halve ton met gout.
Augestyn.
Zoo is 't ook.'
Jonker.
Maar myn ingewanden ,
Van liefde en trouw als Etna branden,
Toen ik dat hoorde, want dat geld ,
Nam my terftonc in zyn geweid.
Augestyn-
Gy zoud alleen om 't geld dan trouwen ?
Jonker.
Welzeeker, wanteen wyf te houwen,
Die kaal is, ô dat's al te gek,
Dat is maar warmoes zonder fpek.
AI had jou Dochter neus nog ooren,
-ocr page 12-
Κ L U C Η Τ S Ρ E L:
Zoo zou ze my nogtans bekooren,
Als ik jou Dochter heb getrouwt,
Hout haar byu, geeft my maar't gout-
Heer Augeftyn, "k moet regt uit fpreeken,
My komt geen Wyf, maar geld t'ontbreeken j
Dat is alleen der Minnaars aas,
Wie anders trouwt is zot en dwaas»
Men trouwt uit liefde, maar och arme!
Wie zal hem by de liefde warme ?
Uw Dochter was gelukkig heer,
Datzymy kreeg.
AUGESTÏN.
. Maar fint wanneer?
Jonker.
Hoe veilig zou uw geitje weezen.
By my, daar elk een voor moet vreezen
Geen dief, geen dobb'laar, noggeenhoei
Zaagt gy uw daagen op myn vloer.
Elk fchuwt my als Kompaan de roover ,
Ik heb, voor hoer nog boef niet over.
Ik kan de laagen, het geweld,
En ftrikken die de waerelt ftelt,
Om maar d'onnoos'ie meê te piaagen,
Maar ik ben vry voor al die laagen.
Dies ben ik ook verzeekert gy >
Uw Dochter geeven zult aan my,'
Myn Snyer heeft de maat genoomen
Van 't Bruigoms kleed > hy zal ftraks koomeri,
Híer met den Winkelier om 't geld,
Dat hem zal worden toe geteld
Van u, maar weet gy zult het trekken
Van onze hooft fom, 't zal verftrekkén 3
In mindring, als gy hebt gezegt,
Van 't geen ge uw Dochter geeft ten Egt.
Ook komt hier 't Brabants wyf van kanten,
Den Juwelier > van Diamanten,
-ocr page 13-
H DE GEWAANDE ADVOCAAT.
Om haar betaling, ik heb nou
Het alles klaar tot onze trouw.
Elk wasgeneeg^n my te borgen,
Zoo dra ik zey dat ik op morgen,
Zou trouwen met u Dochter.
Á í G E s i ã Í.
goet.
Jonker.
Myn knegt heefc reets, wie my in 'c bloed
Beitaan, genood, om ravondl'aamen ,
Tot uwent eens een dag te raamen
Van onze trouw. \
A u g e s ô õ í.
Is dat het al,
Dat ik daar nou van hooren za! ?
Jonker.
Ja daarom ben ik hier gekoomen.
ÁUGESTYN.
Nu gy die moeyten hebt genoomen,
Zoo neemt de moey te en gaet weer heen.
Stel Snyerenzuikioorttevrêen.
De Juwelier voorzyn pandanten
En'c wyf uyt Brabant voor haar kanten,
Myn Dochters hou'lyis geit leyt klaar,
En is gereed, maar niet voor haar.
Zeg ook dat ra vond uwe vrinden ,
By my geen eeten zullen vinden.
Voor zuik een Vry er, met verlof,
Als gy zyt, is het hier fpit of.
Jonker.
Wel wat zal ik hier nog beleeven.
AüGESTïN.
Ik meen myn Dochter niet te geeven ,
Een die in zulke deugden leefc,
Een die zyn goed verhinkelt heeft.
Een die 't nu van de roof moet haato,
Een
-ocr page 14-
KLUCHTSPE L.
Een die derft borgenj niet betaalen -,
Een pypen ftelder openbaar,
Een oief een valfe dobbelaar,
Een die niet doet als maagden kraakeft.
Al zulke vryers, moet ik wraaken.
Jonker.
Wel dat ftryt tegens alle reen.
Augestyn.
Gy hebt myn zin gehoord, gaa heen*
. Jonker.
Myn heer ik heb het a) geloogen ,
Een eerlyk man ftaat voor uw oogen,
Een die gezet gematigt leeft,
Een die veel gele en rykdom heeft.
Een Heer, een Edelman gefchaapen,
'k Voer tien kwartieren in myn waapen.
Een open helm heeft myn kasket 7
Ik ben een Ridder Baronnet.
Augestyn.
Waarom dan 't eerfte niet verzweegen ?
J on ê e R.
Myn heer ik had bericht gekreegen,
Dat alle vryers een voor een j
Hier liepen wis een blaauwe fcheen.
Die op haar deugd en rykdom roemen ,
Dies dorft ik my niet eerlyk noemen.
Augestyn.
't Is waar, ik zie na geld nog eer,
Maar na geleertheid, dat is meer ;
Geleertheid fchat ik boven allen,
De ftaat op eer en geld kan vallen,
Daar een geleert man blyft in ftaat,
Hoor, het moet zyn een Advocaat,
Zyt gy een Advocaat laat hooren ?
Jonker.
Neen,
-ocr page 15-
ifi DE GEWAANDE ADVOCAAT*
AuGESTYN.
Wil my dan niec meer veritooren,
Hou my niet langer voor uw gek*
Jonker.
Ik Zal gehoorzaam zyn.
AugestStn.
Veitrek.
V i E R D É Ô O O Í E E í¡
JONKER) Baren t.
Jonker.
IK Zal die gekheid u verkeren,
EnHaagfeBarent promoveeren.
 a r e í ô.
Wel Jonker Blyhert is 'c niet regt $
Gely k als ik u had gezegt j
Is
hy niet gek in allen deelen ?
Jonker.
Kom, ]y moet nu voor vryer fpeelen,:
Ik maakje daadlyk Advocaat ;
Jy weet tot zulke zaaken raad.
Jy bent bekwaam voor wys te loopen.'
Jy hebe de waereld braaf doorkroopen.
 a R e Í ô.
Wat moeit ik doen , watmoeftikzyn?
Jonker.
Een Advocaat. Spreekje ook Latyn ?
Bar e NT.
JVIyn heer gclyk u dat bekent is,
Zoo wel een lapper hier gewent is.
Maarfprakikdat, was 't dan al wel ?j
Jonker
Hoor jy moet gaan na Izabel.
Kom fteekje vaardig in de veerenj .
                 .
Ba*
-ocr page 16-
ê lu cht sp el:
ß A R Å Í Ô.
Maar hebje ook Advocaste kleéren?
Jonker.
Zie datje een zwarte rok'flegs huurt.
Bare NT.
Goetoik weet raadi hier in de buurt 3
Woond Saar de uytdraagfter, die voor deezeri
Plagt heer Torquatos raeyd te weezen,
Die heeft ten minften aan dien heer
Een rok verdiend,ja nog wel meer.
           :\
Maar hoor, ik dien myn naam te weetem
Jonker.
Gy zult myn heer Barnardo heetenJ
Ba rent.
Barnardo, goet ik ben te vrêe.n.
Zie daar ftapr heer Bernardo heen.
Ik zal gclyk een axter klappen.
Jonker.
Jy kent wat meer als ichoene lappen-
 a R e í ô.
Maar Jonker Blyhert, met verlof,
Neem dog beleeft uw hoet eerft of >
Eer jy myn ampt noemt.
Jonker.
Zeg my waarom?
 a r e í ô.
Dat is refpektum perzoonarum.
Weet dát Barnardus is Monfieur,
Ofwel myn heer de Reprateur,
Het zyn voorwaar geen kleene zaaken >
Veel ouwe dingen nieuw te maaken.
Jonker.
Ziet maar dat jy jou niet verpraat 5
Zeg maar Egofum Advocaat.
Die woorden zalje moeten weeren,·· - .
Â
-ocr page 17-
g| DE GEWAANDE ADVOCAAT;
 Á R Å Í Ô.
Die woorden heb ik al vergeetenJ
Jonker.
Ego fura Advocaat.
Bar en ô.
Hoe, wat?
Jonker.
Ego fum Advocaat.
 a r e Í ô.
Ik vat.
Het zal aan my nou niet ontbreeken:
Jonker.
Maar Iaat ik jou eeril hooren fp reeken »
Of jy op 't Prononfieeren let.
 a R e Í ô.
Ego fum Advocaat.
JonkerJ
Dat's net."
Geen Advocaat kan klaarder fpreeken*
Daar zal aan jou nou niets ontbreeken,
 a r e í ô.
Nou ben ik niet verwondert, dat
Ik hier zie zweeven door de ftad,
Geheele bosjens Advocaaten,
Nou weet ik rnê geleert te praaten.'
líen ik waarachtig Advocaat ?
Jonker.
Verzeeker, maar wanneer je gaat,"
Zoo moetje ftaadig zien, en flappen
Als Advocaat, vol weetenfchappen.
 a r e í ô.
Ik weet tot zulke zaaken raad.
Jonker.
Zegt maar Ego fum Advocaat,
Op alles dat jou komt te vooren,
Jy zult die ouwe gek bekooren.
-ocr page 18-
Ê L Ü £ Ç Ô S Ñ E I.:               f%
 Á R Å Í Ô.
Maar ik wil weeten hoe veel gy
My toelegt voor deez' fhakery.
Jonker.
'kZal u als gy het hebt bedreeveri»
Tien filvreducatornen geeveñ.
 a r e í ô.
Tien ducatonnen, dat'g goetgeld,
Ik zal jou helpen als een held.
Jonker.
Gy moét niet bly ven in gebreekeri.:
Ik ga de Vaar en Dochter fpreeken,
Gy zult myn Broeder zyh, gaa heen ;
Maarkotht haait weer.
BarenT.
Ik ben te vrêén?
Jonker "Blyhert klopt aan de deur van Augefyn]
V Ô F D E Ô O O Í E E L
Jonker, Augëstyn.
Jonker.
MYn Heer, ik kom u nog eens fpreeken.1
Augëstyn
Het moet u aan 't verftant ontbreeken,
Of aan memory.
Jonker.
Gy fpreekt regí.
Augëstyn.
Weet gy niet watter is gezegt ?
Toengy uwaricheyd hebr genoomen,
Als dat gy nooit zoud weeder koomen.
Is 't u vergeeten ? wel ik zeg
Vertrek, en blyf voor eeuwig weg.
Jonker.
Waarom ik weer kom, dat zyn zaaken ¿
Die u gelukkig können maaken.
 %                      U'/ti
-ocr page 19-
•3 DE GEWAANDE ADVOCAAT,
Myn Broeder, zynde een Advocaat,
Geleert in de alderhoogften graad,
Die wysheid fchaft als veel Doctooren >
En Boeken fchryft, naait Profeffooren,
Is hier gekoomen, hy begeert,
Dat gy hëtn met de naam vereert
Jfan Schoonzoon, zoo 't u kan gevallen?
Augestyn.               ' '
Geleertheid fchat ik boven allen.
Maar flus waart gy een eenigkind,
Hebt gy een Broer, ô dat 's verzind.
• Jonker.
Dat zeid ik om u w gunfi: te krygen.
Die vryt, die moet zoo veel verzwygen'
Augestyn.
Maar is hy al gelyk gy zegt ?
Jonker.
Hy kent het Rooms en Duitfe regt,
,Zyn gaven hebben geen gebréeken, - "■-
Hy kan gelyk een engel fpreeken ,
En brengen wysheid in den Raad,
Als Raadsheer en als Advocaat.
;Hy is een Sifero volflaagen ,
Hy kan hem als een hoo v'ling draagen."
Hyisinfchoonheideen Adoon.
Augestyn.
Zoodatzoois, word hy myn Zoon,
Jonker·
Hy heeft, dit moet ik u verklaaren,
¡Vierduizend guldens alle jaaren
                , ,
Om te verteeren, of nog meer.
Augestyn.
Heel goed, ô dat behaagt my zeer,"
Nooit kan het geld de koop verbreeken ,
Ik zal myn Dochter daar van fpreeken,
Hoor Isabelle kom hier dra.
■ ■-■'■                 ■ ZESDE
-ocr page 20-
K L U Ç Ç Ô S Ñ E L.               ésa
ZESDE ÔÏ Ï Í Å Å Ã.
É æ á â e l , Auges ô r í , Jonker?
É Æ Á Â E L.
WAt 's uw believen heer Papa ?
AüGESTïN,                         :
Nu zult gy aan een Heer geraaken ,1
Die ons zal zeer gelukkig raaaken.
't Is een geleert, wys Advocaat,
Die als een Engel plyt en praat j
In wysheid moet hem yder wyken,
ín fchoonheid heeft hy geen gelyken;
Hy is ook ryk, niet waar ?
Jonker.
Gewis.'
I ZABEL.
Zoo deilt gy Jonker Blyhert mis ?
AüGESTYN.
Dat is een loshoofd zonder oordeel,
Aan deeze Heer doen wy groot voordeel,
Want Jonker Blyhert uit den Haag,
Vergeet het komen hier van daag
Gelyk 't gezeid was, om te trouwen ;
Hy breekt zyn woord, wilt gy het houwen ?
Iza bel.
Wel j'y verandert'als de wind.
AUGESTYN.
Hoor, dat verfla jy niet myn kind.
Maar 'k moeil uw Broeders naam eerft weeten?
Jonker.
Barnardoj werd die heer geheeten,
't Is heer Bernardo, die in 't land
Vermaart is door zyn groot verftand j
Als Raadsheer weet hy hem te draagen.'
AUGESTY N·
Dat zal myn Dochter wel behaagen »
------------- Â 3                        Zy
-ocr page 21-
$s DE GEWAANDE ADVOCAAT,
Zy eert met my alleen 't verftand.
Jonker.
Daar komt hy, geef hem vrydehand.
ZEVENDE º O O Í E E L.
Ïzabel,Augestyn,Jonker,Baren ô.
AUC?ESTYN.
DTe Heer wys, dat zal niet miffen,
Dat kan ik aan zyn (tappen giffen.
Zyn ftadig zien en braaf gelaat,
Getuigt dat hy is Advocaat,
 A R å í ô.
Myn Heer, indien gy zyt de Vader
Van Izabel, zoo kom ik nader,
En geef u myn geleerde hand.
Jonker.
Maar doet jou fchoots vel aan een kant,
Belegt voorzichtig uwe zaaken.
 a R e Í ô.
Hy ziet of hy een paert wil maaken.'
Die ouwe gek , ik word vervaerd.
Augestyn.
Myn kind, ik heb u wel bewaard.
 A R E Í Ô.
Dat 's waar,want ik kan Schoenen lappen!
Augestyn.
Dat is een Heer vol wetenfchappen.
Jonker.
Neem hem de hoed af, fpreek dan voorï
Latyn.
 a r e í ô.
Ik kan geen enkel woord.
Hoe zeidje flus, dat moeft ik weeten j
Het is my al den brui vergeeten.
Jonker.
Ego fura.
-ocr page 22-
kluchtspÉl,           äf
Β a R e ν τ.
Negó fum > maar hoe meer ?
Jonker,.
Advocatus.
BarentJ
Ik ken het Heer.'
Wie ik ben, luft u dat te hooren ζ
Ik ben een Advocaat gebooren.
Ego, Ego fum Advocaat >
En dat ook in de hoogfte graat »
Niet als 'er veel zyn, neen verzeeker»1
Die maar ftudeeren in de beker,
Ik weet de regels in het regt »
Gelyk als Plato heeft gezegt >
En Ariftoteles befchreeven >
Dat 's my als in de pap gegeeveri;
Maar hebt gy Séneca gekend >
Dat was een duvel van een vent Í ___
Die deed de Turcken voor hem zwigten >
Hoor daar moet jy de hoed voor ligten.
By neemt hem de hoed aj.
't Was myn Patroon 5 die ik ook vier *
Hoor Heer, dat is de mode hier.
Augestï ν.
Die mode zou je moeten laateri.
Barent.
Dat is 't gebruik der Ad vocaaten,'
Kent gy den Ridder Donquifiot,
Of gierge Warnar met zyn Pot,
Oft meurfe Besje leugenachtig. *
Augestyn.
Myn Heer die ken ik niet waarachtig,
Barent.
Of Pholiphemus , elks verdriet.
Augestyn.
Myn Heer ik ken hem zeker niet.'
-ocr page 23-
M D E G E WA ANDE ADVOCAAT,
 A R Å Í Ô,
Of Alexander, waere't winder ?
ÄUGEST Y Ñ.
Myn Heer die ken ik nog veel minder.
 are í ô.
Dat die nog leefden al te zaam >
Zy fturven zonder roem en naam ;
Men zou haar naamen nimmer noemen.
Maar elk zou heer Barnardo roemen, j
Dat i's wel zeker, weet dat zy
In wysheid ¡anders zyn by my..
Ja Plato·, Cato, al die Heeren,
Die zouden by my komen leeren.
Ik weet van alle ding het pit,
Wat krachten in het pikdraad zit,
Ik weet ookËáïô myn weetenfchappen ¿
De fcheeve Schoenen regt te lappen.
Jonker,
Myn Broeder mengelt als een fnaak ,
Geleerde wysheid met vermaak.
Die gaaf is hem als aangebooren.
Bar ent·
Kan u myn Engel,dat bekooren?
AUGESTYN-
Spreekt gy veel taaien > net, en klaar ?
Ba re NT.
Het Hollands als een Haagenaar.
Ik laat my in het Frans zoo hooren s
Gelyk eeh burger aan de Loire.
De botte en platte Waalfche taal ■>
Spreek ik gelyk een Luiker Waal.
De Vlaamfe deune kan ik zingen,
Geiyk-de oprechte Bruggelingen.
Hans pigpags taai, die aan den Ryn i
Spreek ik gelyk een Agripyn.
Ik hebeen pint Hebreeuws gedronken *
-ocr page 24-
Κ LU C H Τ S Ρ Ε L: ; 25
Door haar Rabynen ingëfchonken.
Van 't oude Griex iteekt ray de walg,
Om dat haar Ρ verheelt een gala;.
Het Engels, kan ik grondig ipreekenj
Zonder myn kaaken eens te breeken.
Het Portugees, dat fpreek ik glad,
UitKolifenfy, vatjedat.
Ik heb een koffer me genomen,
Vol nieuw Laty η van 'couwe Romen.
Een hoed vol heb ik maar, myn Heer,
Op regt Kaldeeus, daar was niet meer.
Ook ipreek ik glad en zonder ftooten 3 '
Gelyk een kinkel boer van Slooten,
Van Ouderkerken Amftelveen,
Die taaien fpreek ik heel gemeen ¿             ;
Uit deeze fpraaken kan ik weeren,
Als't heet is datmen licht kan zweeten , ;
Als 't kout ís datmen loopt na 't vuur >
Wanneer de druiven bly ven zuur,
DaÈ dan de wyn niet zoet kan vallen.
Ik ben Magifter boven allen,
In veel Hiftorien vermaart,
ík weet van 't vier Heemskinders p.aárd ¿ 1
Al vvatze van zyn daadenfchry ven,
Ik weet van Palmeryn de Olyven,
Van Flöris en van Blancié fleur,
Die boeken ken ik deur en deur.
*........ Au GESTY N.
Wat renten hebt gy in te komen?
Β A R E Ν T.
Behalven 't geit van Moeis en Oomen,
Vier duizend guldens is myn ftaat.
Augestï N.
Aanftaande Schoonzoon, Advocaat,
Wat wik gy voor duwary geeven » . . _'
Aanlzabelle,.                               ......Í
t                    ...... · Β 5                        BA
-ocr page 25-
¿S DE GEWAANDE ADVOCAAT,
 A R Å Í Ô.
By myn leeven,
Krygt zy de alwaardige Krifpya,
En na myn dood nogal het myn.
AUGESTYN.
Wat of by met Krifpyn mag meenen?
Jonker.
Dat is de grootfte van zyn fteenen,
't Is een/uweel, gezet in't goud,
Dat by voor Izabelle houd.
Abgesttn.
Maar Heer hebt gy ook wat kontanten >
Gereed, voor andre diamanten ?
 ar e NT.
Neen niet een ftuiver, ben je mal.
Augestyn.
Hoe, heeft u Broeder niet met al?
Jonker.
Hy heeft geen ftuivers, is zyn zeggen >
Maar hy heeft ducatonnen leggen,
Wel twee dry duizend op zyn kant.
Au á e st y í·
Kom Izabelle ryk uw' hand.
É æ á â e L.
Maar Vader zal ik met hem paaren?.
Augestyn.
Maar, zegikhiçrniecveeltemaaren.
Iza â el.
Is hy al van een goed gerügt ?
Augestyn.'
Vangt deeze veugel in de vingt.'
Steek uit jou hand, jy zult hem trouwen?
Izabel.
Ik hoop het zal jou tavond rouwen,
Maar och wat heeft by aan zyn hand ?
-~~-                             .Auge:
-ocr page 26-
kluchtspÉl:
Augestyn.
Zottin dat is een diamant.
Β a R e Ν T.
Het is het hoosje voor het kervea
Van 't pikdraad.
Jonker.
Wel hy doet my fterven »
Die botten duivel. Hoord Juffrouw ,
Als hy een pen verfnyen zou,
Zoo heeft hy in zyn hand gefneeden j
Dat is't verband.
Augestyn.
Wel dat heeft reeden.
Myn Heer, gy zult myn Schoonzoon zyn,
Barent.
En jy myn Schoonvaar Augeflyn.
Wat zal myn Engel vreugde raapen,'
By my een Advocaat te flaapen.
Al waar gy gaat myn Engelin,
Zyt gy Mevrouw Advocatin.
Augestyn.
Ik ga myn Broeder hier eens haaien,
Want die fpreekt alderhande taaien >
Omcenstehooren, ofgy'tregt
Verftaat, gely k gy hebt gezegt ;
Want hebtgy logentaal gefprooken,'
Zoo is dees Η uwlyx Band verbrooken·
Barent.
Maar hoe is uw heer Broeders naam ?
Augestyn.
't Is Karlofifie,die de faam
Wel dry fchoft werk geeft alle daagen.,'
Siegs met zyn gaaven om te draagen,
Voor hem ftaat de alderwy fte (lom j
Hy ¡s Mjgifter Artfium.
*Jc Zweer 3 ais gy voor hem zult verfchynen ¡
-ocr page 27-
pg DE GEWAANDE ÄDVOGAATs
Dat uw geleertheid zal verdwynen.
ô Karlofifie is een geeft I
Barent.
De zulke die bemin ik meelt.
En ik zal eens na huis toe ftappen,
            ;
Om een paar Schoenen af te lappen ,'
^Endanroyn Huisraad altemaal
Hier brengen uit myn groóte zaal.
Want wy zyη eens myn uitgeleezen,
En zop moet ook ons Huisraad weezen.
En gy myn Broeder, blyf, en praat
Met Izabelle, die ik laat
In u bewaring.
.         Jonker."
't Zal gefchieden,
Heer Broeder heeft maar te gebieden."
Barent,
Vaar wel mon keur, vaar wel Papa.
AuGESTïN.
Vaar wel heer Schoonzoon keer tog dra.1 .
'ACHTSTE Τ O O Ν E E LI
1 Ζ abel, Jonker,
Jonker.
SChoon Izabelle uw groot vermoogen ¿
Trof my door uw bekoorlykeoogen j
Gy hebt myn jeugdig hert doorgrieft.
Ach Izabelle ik ben verlieft.
Verfchoon my dat ik met uw Vader
Wat boert, ik hoop hem hier door nader
»Te brengen tot de reediykheid.
Hy he'eft my u alleen ontzeit,
Om dat ík ben, moet ik u derven
Geen Advocaat, dit doet my fterven?
Izabel.
. - -Zoo doet hyyder dat is waar ΐ
-ocr page 28-
Ê L U C Ç TS PEL.
Tot myn verdriet en hertzeer, maar
Wat zal ik doen, ik dagt voor deezen
Eens Jonker Blyherts Bruid te weezen»
Maar nu trouwik tot myn bederf,
Een zotten Advocaat, ik fterf.
Uw Broeder zal, ik ben vol vreezen y
Noch gekker als m y ç Vader weezen«1 ,·.
Ach Jonker Blyhert, waar vertoeft
Gy zoo lang, ach ik ben bedroeft.
Zult gyu Vaders woord niet houwen? ,
Jonker.
Zoud g£ met Jonker Blyhert trouwen ?
Í 'L á â e L.
Die heeft myn Vaders woord en hand¿
O dat 's een Heer van groot verftand.
En na dat hy ra y is befchreeven,
Is hy een Hoov'ling, in wel leeven.
Ik had gehoopt van deezen dag
Datihy hier komen zoude ach, ach.
Jonker.
Maar Izabellelaat my booren,
Waarom hebt gy myn Broer veikooren J
Daargy waart Jonker Blyherts Bruit ?
Izabel
Myn Vader fcheyter tienmaal uyt,
En tienmaal tienmaal alle daagen ,
Hy neemtze al aan die na my vraagen ¿
Dat Advocaaten zyn, diehy
Dan onderzoekt of zy
Geleert zyn, maar myn Heer die allen
Totnogtoe zyn te ligt gevallen.
Gelyk ik'hoop uw Broeder ook
Verd wy nen zal gely k-de rook.
Jonker.
Had Jqnker Blyhert hier gekomen ,
Zou by van hem zyn aan-genoomen >
-ocr page 29-
Ö DE GEWAANDE ADVOCAAT,
Tot Schoonzoon, na zy ç Broeders raad,
Al was hy fchoon geen Advocaat ?
Iza â el.
O neen dat had hy niet te hoopen.
Jonker.
Gy Zult het anders afzien loopen,
Gy word zyn Bruit nog deezen dag.
1 æ á Â e L.
Ik wenften heer, dat ik dat zag.
Hy is een heer van groot ver moogen.
Jonker.
Zie Jonker Blyhert voor uw oogën.
Zo ik betuyg met deeze Brief,
Zyt gy myn egt verknogte Lief,
Aan my,in eygendom gegeeven,
Ik ben myn tweede ziel uw leeven,
Uw minnaar en uw Bruidegom.
É æ á â e u
Myn Engel zyt hier wellekom ¿
Ay red my eenmaal uit de banden J
En ftrikken van myn Vaders handen.
Hy flingert my, zyn eenig kind,
Met trouwen als een dwarrelwind.
JONKE R.
Hier is de ruftplaats van uw zinnen i
Ik zal u eeuwig trou bem innen.
Izabel.
Maar hoe zal 'c met uw Broeder gaan ?
Jonker.
Zaagt gy dat voor myn Broeder aan ?
O neen, het is een van jou buuren t
'rlsHaagfeBarent.
Izabel.
Watte kuurenà
Hoe onze Barent in, die ftraat,
Gekleed gelyk een Advocaat?
-ocr page 30-
kluchtspel:
Ik kan uw oogwit niet doorgronden·
Jonk BR.
Die heb ik na u toe gezonden,
Om maar te toonen hoe de fchyn ,
Verbeeld , veel dingen die niet zyn,'
Veel menichen eeren deezerdaagen >
De kleeren meer als die ze draagen.
Of eeren 't lichchaam om het kleed.
Iza bel.
Weet, dat ik nog uw wit niet weet.
foNKER.
Dit zal nu Haagfe Barent leeren,
Hoe dat een gek door mooye kleeren
Te draagen, voor een wyze gaat,
Hoe 't kleed ook maakt een Advocaat,
Voor die de tytei maar wii draagen,
Gely k m'er veel ziet deezer daagen.
En om uw Vader klaar en breed,
Díe maar op 't Advocaate kleed
Verlängert febynt te zyn, door deeze
Bedriegeryen te geneezen.
Maar gy moet nog na myn beiluit,
U draagen als myn Broeders Bruid.
Izabel.
Ik zal my naar uw welbehaagen,
In dit vreemt voorval wyflyk draagen.1
Jonker.
Verfchoon myn al te Hout beftaan,
De liefde heeft my dit geraan.
Ik ga uw Vader nog eens fpreeken,
Opdatweons aanflagnict verbreeken »
Vaar wel myn Engelin tot flus.
-ocr page 31-
\i DE GEWAANDE ADVOCAAT,
NEGENDE Ô O ON E EL.
 a R E Í Ô , met een Kruf"wagen en een Koffer'.
WAc moet een die de koft wil winnen, .'
In deeze waerelr al beginnen,
Ik ben lakey geweeft, Soldaat,
NouLapper,Kruyer, Advocaat,
Dit laaften och, ik zou fchier vreezen,
Zal nog het alderflegfte weezen,
Die leit my zeker inde zin,
Ik kruy nou regt het Rasphuis in,
Kourafie wats'er aan bedreeven,
'k Mag'denken ik ben fchaap gebleeven ¿
Ik fluit voor zulken plok geen mond,
Tien cfucatonnen?t is geen ftront.
Schoonelzabelle, doet maar open ,
Ik zweet van 'tkruyenenvan'tloopen.'
TIENDE TOONEEU
Barent, Izabel.
Barent.
ZYt van uw ßruydegom gegroet.
Izabel.
Maar hoe? kruit gy uw eygen goed?
• "            Barent.
Weetdatalde Advocaaten kruyen,
Dat zal ik jou daar na beduyen,
Als jy myn wyf zyt, ik jou man,
] y weet niet hoe ik kruy en kan ,
Het tal fou wonder wel behaagen J
Want ik zal kruyen,jy zult draagen.
Iza bel.
Maar mag ik ál jou Huisraat zien ?
Barent.
Verzeker, dat zal voort gefchien.
-ocr page 32-
K L tí C H T S Ñ ï t?          'îã
ÉÆ Á Â EL.
Ontfluit de kift, nou niet te Vreezen.' \
Pit fcbyút de Voddemart te weezen<,
MaarBruidegomjWat wilditzyn?
 A R E Í T.
Dat is de alwaardige Krifpyn.
Dat is Krifpyn vol weetehfchappenj
Hy leert fchoenmaakcn, en fchöenlappcr^
Hy's van ons gilde ons Opperheer,
Om dat hy ftaj'by nagt het leer >
Waar van hy daags de fchoene maakte ,*
Die dan aan d'armen voeten raakten,
IïABEL.
Maar dit gelykt een linne zak.             \
 a re NT.
Wel Bruid, dat is myn Bruigoms pak;
IïABEL.
'k Zag zwarter linnen nooit myn daagen?
Baren t.
Dat doet ik heb het lang gedraagen.,
Zes maanden loop ik met een hemd,'
En 't blyfe zoo wit....
Iz abel.
Dat is niet vremd.'
Maar Bruidegom, wat wil dit weezen?
Barent.
Dat was myn fondaags kleed voor deezeni
, Iza â el.
Maar wat ís dit,wel dat ftaat fchoori ?
Barent. . Twee Offe Reérens^,
Dat is een Hoorendraagers kroon,
Het pluimpje van de koekernoeten j
Die men gemeenlykzoo ziet groeten,
'k Vereerzc aan jou myn Egtgefpan.
Izaïel.
Die geevöi vrouwen aan haar man»                 ,
- . ---------       ñ                 ^
-ocr page 33-
DE GEWAANDE ADVOCAAT*
Ik heb dit fierfel niet vîn noodeti,
De mannen draagent 't is de moden.
Maat lief daar komt rnyn Vader aan,
Me_t Oon?.
Bar e NT.
Dan is 't geen tyd tè ftaan.
Ik ga',wilt gy nu de oorzaak weeten,
'k Heb nog wat Huisraad, t'huys vergeeten >
Zeg Vader,ik kom daatlyk weer.
ELFDE Ô O O Í 'E E L,
A ugestyn,Karlofisi, Jonker.
Karlofisi.
M
Aar dat verwondert my nog meer,
Zoo i'chielyk,zouder my}wat reden ?
Á õ o e s ô ã í.
Hoor broer,men moec het yzer fmeeden
:Tcrwy 1 het heet is, hy is ryk,
Geen Wyze leeftcr zyns gelyk,
ïi'y fpreekt wel honflerd vreemde taaien >
Jy zulter zelver in verdvvaalen.
Karlofisi.
JVIortalibusdodrinaefthanari omnibus.
jDe weetenfehappen zyn meer waard,
fA!s alle fchatten op der aard.
JDaarom verlang ik bove maaten,
Om met myn nieuwe Neef te praaten.'
TWAALFDE TO O Í E E L.
Augestyn,KarlofisijJonker,BarenX·
Au G EST Y Í-
D\it komt hy, ziet zyn wyze trêen >
Geleerdheyd ftraalt uyt al zyn leen. '
Hy zal u ver deloef af fteeken.
Karlof isi.
Die wys is fpreekt,en hoord graag fpreeken.
-ocr page 34-
KL ÜCHTSPEL:
Β A R E Ν Τ.
Het zaad van wysheyd, H eer dat leid
In de eedcle ftilfwygentheyd.
Κ ARLÖF1S I.
Heer Broeder, met uw welbehaagen ¡>
Laat toe dat wy elkaar wat vraagen,
Het fpitil de geeften meer en meer ¡
Qmà
eftjuftitia 5 myn Heer ?
ß AR ENT.
Hoe zalik deeze vraag omleggen ?
Jonker.
Het is Regtvaerdigheid te zeggen.
Β a R E Ν τ.
Myn Heer dat is Regtvaerdigheid,
Karlofisï.
Heer Neef, gy hebt zeer v/e! gezeid.
Β are NT.
Heer Oom, hoord, nou moet ik wat vraagt
Kar Lof ís i.
Vraag wat u luit 't zal my behaagen.
Barent.
Antwoord my nu eens kort én dra,
Verklaar, quid eft Juftitia.
Karlofisï.
Juftitia eft conftans & perpetua voluntas
Jus lu urn cuiquetribuendi,
Te willen elk het zyae geeven.
Barent.
Myn Heer, dat hebje klaar befchreevenj
Karlofisï.
Dat heeft Juftiniatn gezegt,
En Van die Wet de grond gelegt,
't Jus, van juftiniam gegeeven,
Werd Regt', Regtvaerdigheid befchreeven;
Barent.
í^yhHeer3 gy hebt een groóte geefí.
Cs                   Κ
-ocr page 35-
i$ DE GEWAANDE ADVOCAAT,
Karlofisî.
Dien Imperator is gewecft,
De inftelder van 't regtveerdig leeven }
Gelyk in 't Korpus ftaat gefchreeven
Door Bartel, Baldes,Tiophiel.
Bare Ντ.
Die Heeren ken ik, by me ziel.'
Karlofisi.
Mefates Jafon, Hipolites,
Maicordes.
Barent.'
En Aran en Tites,1
Karlofisi.'
Grondleggers zyn dit, zoo elk zegr J
Van 't onwaardeerlyk Roomfe Regt.
Heb: gy de fleutel van Req tieften ?
Van Teftamenten en Areften ?
Van feffiebrieven klaar en blood ?
Die hier zoo noodig zyn als brood.
Verftaat gy 't woord wel van mandaten ?
Leeft gy het boek wel van Plakaaten ?
Weet gy van Reformatie wel ?
Van mandement inCasdeappél?
Aldeezieileutels moetgy weeten.
Barent.
Ikhebze noujuift t'huis vergeeten«
Karlofisî.
Kent gy grive àminima ?
Barents
HeerKarJofifi ikïegja.
Karlofisi."
Kentgy garant wel in raau axie ?
Barent.
Ja, maar ik ben niet van die faxie.
Κ a R lo f i s i.
Weeîgy wel wat Dekreecen zyn ?
-ocr page 36-
Ê L ü C Ç Ô S Ñ Å L:               Çj
 A R Å Í Ô.
Ê end gy het Wetboek van Krifpyn ?
Dat boek zoo groot in weytfe tittelen3
Beftaat in twintig Hoofd kapittelen >
Waar van dat de eerften alle zes ;
Befchry ven de Spanriem, Snymes *
Pikgaaren,Borftlap}en Klopfcheenen»
Spanelfen, Likhoud, en Wetfteenen.
En de andre veertien fchryven kloek,
Van Nyptang, Handleer,Schorteldoeki '
Van Buigwas, Kurk, Priem, en de meeften ,
Van Borftels, Elfen en van Leeften.
AuGESTYN-
Gaan wy in huis, laat dat Latyn
Myn Heer voor die geleerde zyn."
Ik ben al moe van hen tehooren,
Ons byzyn mögt hen ook verftooreru
DERHENDlE, Ô O Q Í E E L.
KarlofisijBarent.
KaR lofisi.
DÉ boeken van Juftiniaan,.
Die können op den Dam niet ftaan,
Nog op de Beurs, ja ik derf zeggen,
•Men moeft nog eens de Stad uitleggen ;
En gaan vergrooten Arofterdam.
Indien zyn Boekenkas hier kwam,
Ik heb daar van met dees myn oogen 3
Alleen gezien de Cataloga
In plano, groot na dat ik gis,
Gelyk de Reus in 't Doolhof ís."
 ARENT.
Krifpyn heeft meer en grooter boeken ¿
Elk blad is groot tien fchorteldoeken,
De Letter O die is zoo groot,
Gclykde heelqWeereltkloot,
- ---------......... C 3                         Dh
-ocr page 37-
38 DE GEWAANDE ADVOCA AT,
Die op 't Stadthuis ftaat, en de woorden »
Zyn dik en lang als kabelkoorden,
Karlofisi,
De boeken van Juftiniaan
Díe hebben ons meer dienft gedaan,1
Baremt,
En dat Krifpyn niet hsd gefchreeven ,.
Zoo zoumen zonder laarzen leeven,
En loo pen zonder muil of fchoen
Gelyk de Barrevoeters doen.
Karlofisi.
Juftiniaan ay hoord myn reeden,
Bragt aan de heele waerelt vreeden.'
Baren τ.
Zwyg zeg ik als ik fpreeken zal,
Of ik breng oorlog over al.
Karlofisi.
Leen naar ik zeggen zal uw ooren,
Öf gy zult na myn vuiften hooren ,
O jy Zult voelen door myn flaan
De wetten van Juftiniaan.
Barent.
Kom ik het Wetboek eens t'ontvouwen
Van myn Krifpyn, ik zal je touwen j
Voel, dat's een kragrig argument.
Karlofisi.
Wel hei, wat drommel fcheelt de Vent.'
Barent.
Jy krygt door myn Krifpyns vermoogen
Een dikke Neus met twee blaauw Oogen.'
Karlofisi.
Ik ben fchier dood, myn hoofd, myn gat,
Myn arm j myn been j myn neus is plat.
Barent kruipt uit het kleed.
'k
Moet echter ook een kansje waagen »
Baar, daar en daar, dat zyn eerft ilaagen.
juftP
-ocr page 38-
Κ L UCHTSí £ LI
Juftinianus doet jou dat ;
Veeg nou aan jou Krifpijn jegat»'
Sta óp, ftaop, ikfchenk jè'tleeYe» l
Ik zal jou myngenadegeeven,
Myn gramfchap is gedaan, ikïwéer.
Maar"hoe ? hy heeft geen afem meet*
Hier is geen merifsh, 'k begin te vreezen ;
Het zal gewis de duivel weezen.
Och Broeder kom, myn angft is gíootí
Kom hier de duivel die is dood.
Of't is een geeft, dat wil ik zweerend
Of nachtgefpook in meniche kleeren*
Myn hert begint te beeven, ik
Word angftig, ach ! ik fterf van fchrifc 5
Want 2.00 't een geeft is och och iacy>
Zoo komthy hier tot mynTemtacy.
VEERTIENDE TOO NEE V.
Augestyn, Karlofisi.
a u g e s τ υ ν.
Μ Aar heeft het vraagen wel gegaan ?
Heeft hy in alles u voldaan ?
Spreekt hy niet alderhande Taaien s
Karlofisi.
Ay laat ik eerft myn azem haaien.
VTFTIEND E TO O NEE L.
Augestyn, Karlofisi, Barent.
Barent.
1
                 TK kruip weer aardigmet een fnapj
■*- Gelyk te vooren in myn Kap.
Augestyn.
Ishy niet waardig hoog gepreezen !
Karlofisi,
Die Vent dat zal de Duivel weezen .,
Ik üoeg hem tot hy nederviel ;
C 4,
-ocr page 39-
'ja DE GEWAANDE ADVOCAAT,
En ziet toen had hy lyf nog ziel.
Bare NT,
Ben ik een Geeft wat moogje droomen ?
Karlofis i.
Men zal jou bangen gy moogt fcbruarnen,1
Men weet voor tovenaars hier raad.
 a R e Í ô.
Dat 's mis ik ben een Advocaat,
Ikg« metgucCommiffi kaapen.
AuGESTYN.
Daar komt de Schout, met al zyn knaapen?
ZESTJENDE -TOO Í E EL:
Í&UGESTYH, Karlofisi, Schout, Mein.
DERT) en twee fiommen.
Karlofisi.
Ter goeder uur Heer Officier,
Brengt tog die tovenaar van hier,:
En doet hem op den Dam verbranden.
Schout.
Kom vat hem Meyndert, by de handen.
Geef u gevangen op myn woord,
Geef u gevangen zeg ik voort.
Karlofisi.
Daar ftaat hy nou ik zag nooit flegter,
Zooiêhrikc de Duivel voor de Regten
Schout.
Men knevelt hem ter deeg.
Meindert.
Ik zal
Maar Heer wy hebben nimmendal.
Schout.
Hy isons nochtans nietontloopen.
Meindert.
Mjn Heer hy is dit kleed ontkroopen.
" ' """ ""                 Schout;
-ocr page 40-
KLUGHTSPEL.
Schout.
Ontkroopen, hoc is hy er uit ?
Ja zeker, o die looze guit.
Kom mannen, wakker niet te draalen 5
Men rnoet de Duivel agter haaien.
AUGEïTTN. .
Kom zoeken wy in dèeze ftraat,
Men moet hem vangen 'c gaat zoo 't gaat.
ZEFENTIENDE TOONEEL.
Barent.
Ζ Y willen my voor promoveren
Tot Advocaat degalg vereeren.
'k Wenfch Jonker Bij hert met zyn gat, .
Eens'op een fcharpen héekel zat.
Maar zagt ik moet hier niet lang klappen
. Onnul^ ik moet weer fchoene lappen.
Hy zingt en laptfihoen.en.
Weet dat Haagje Barè?a haat
>
Zoo te ff eden Advocaat.
'k Wens dat Jonkers gat
,
O die Rehl, s
' Op een kthly
'k Wens dat Javiers gat
,
, Op een fcharpen krekel g.at.
ACHTIENDE 70 0NEEL.
Augestyk, Karlofisi, Barent,
aug estyn.
TV/iaarBarent buur heb jy hier ook
■»^Gezien, een Geeft, of Nagrgefpook
In deeze ftraar te loopen waaren ?
Barent.
,'k Weet van geen Geeft nog Tovenaaren.'
Augestyn.
Dan was't de Duivel.
-ocr page 41-
42 DE GEWAANDE ADVOCAAT,
 AR E Í Ô.
Ja mifíchien.
De Duivel Iaat hem niet meer zien,
Karlofisi.
Hoe, is dit Barent buur, weldeeze>
Zal de Advocaat Barnardo weezen,
Wel Heer Barnardo zit jy hier ?
Heer Schout, Heer Schout, Heer Officiel
Barent.
Loop laat de Schout z,yn Besje zoenen.
Karlofisi.
Daar zit de duy vel, hy lapt fchoenen „
Nou weet ik zeker en 't is waar,
De duy vel is een Konilenaar.
Bakent.
Wat mag die ouwe gek al fnappen ;
De Duyvel kan geen fchoenen lappen.
NEGENTIENDE TOO Í EL.
Baren ô, A ugesty n, Karlofisi, Schout»
Meindert, gevolg.
D                       Ê A L O F I 3 I.
Aar zit de Toovenaar ik zweer.
Barent.
Wel ik bezweerjou tienmaal meer,
Ben ik een Geeft, wel wagt jou handen ,
Of anders zal ik die verbranden.
Schout.
Ik ben myn Heer den Officier.
Barent.
En ik ben Haagfe Barent hier.'
Schout.
Kom Barent geef jou voort gevangen.
Barent.
Bruy hier van daan en laatje hangen.
Schout.
-ocr page 42-
Ê L U C Ç Ô S Ñ É L.               43
Sch ïõ ô.
Jy leeft jou Buuren tot verdriet.
Kom vat hem.
Meindert.
Heer ik durf niet.
*t WasHaagfeBarcnrwel voordeezen}
't Zal;'nou de Droes in Ipefie weezen,.
Ê ALOplSI.
Qchgryphem> 't is een Tovenaar,
Barent.
Dat liegje, voe!je dat niet klaar.
Jou ouwe gek, voel, dat's geen loogen>
Wat tover Riemen al vermoogen.
Schout.
Vat Meindert, vat heru, houd hem vaft.
MeindekTç
H y 's weg.
Schout,
Men volg dien ftouten gaft.
IWINSTIGSTE TOO NE EL.
É Æ Á Â E L , J Ï Í Ê E"R , Â Ë R Å Í Ô»
Ì               Jon ker.
Õ dunkt ik heb gerügt vernomen.
Izabel.
'k Zie Haagfe Barent ginder koomen.'
Hoe gaan de zaaken, Barent buur ?
Barent.
Zoo t'Advocaaten dat valt zuur.
Jonker.
My dunkt daar hoor ik weer gerügten.
Barent.
Och Haagfe Barent die moet vlugten.
Ik weet niet meer als deeze lift,
Te kruypen in my ç eygen kift.
Schout
-ocr page 43-
44 DE GEWAANDE ADVOCAAT,
Schout, van binnen.
Men neem den Tovenaar gevangen.
 ar E NT, uit de Riß.
Eerfl: hebben en dan op te hangen.
t. EENENTWINTIGSTE TOONEEL.
Jonker, Izabel, Schout, Meindertj¡
Augesttn, Karlofisi,
â Á R Å í Ô, Gevolg,
Schout.
H Y raoet hier zyn, elk toont zyn plicht,
Öf hy betovert my 't gezigt:
Zoekt wakker, ziet wel uit uwoogen,
Ik ben nooit meeralsnubedroögen·
 A R Å Í Ô, van achter de Scherm,
Hoe zoekje hier de Tovenaar ?
Kom voelt hem daar, en daar, en daar.
Schout.
Daar 's weer de Tovenaar verfcheenen *
Men vat hem aan.
Meindert.
Hy is verdweenen.
Schout.
Komt mannen zoek hem over al,
'k Zweer hy ons niet ontloopen zal.
TWEEËNTWINTIGSTE TOONEEL.
Jonker, Izabel, Äugestyn> Karlo-
fisi, Âë rent.
Au gest ã í.
IK benonf ftelt, die razernyen,
Heer Broeder, moet ik om u lyen.
Jonker.
Wel Barent wel jy maakt het raar.
Schout, van binnen.
Men vat, men vangt den Tovenaar.
-ocr page 44-
kIüchtspe l:          4f
 A R E Í T.
Hiet jy dat raar, ik ben vol fchroomen,
Och, och ! ik zie de Schout weer komen?
Ik hou my noch aan de eerfte lift.
AuGESTYNt
Heer Schout hy is in deeze kift;
DRIEENTWINTIGSTE TOONEEL:
Schout, Meindert , Augestyn, Kar-
lofisi, Jonker, Iza bec.
Schout1.
DAn ís hy in zyn dood gekroopen."
Kom Meindert maak de Kift voort open;
Meïndert.
Ik zal, maar och ik fchrik en beef,
Hy iffer niet zoo waar ik leef.
Het zal gewis de Duivel weezen.
Schout.
Wat duivel ftaat de gek te vreezen^
Ik heb de Tovery verftaan,
De Kift kan daar ook open gaan,
Kom zet hem zoo, daarishyop'én.1
Hy zal ons dan niet licht ontloopen. j
 a R e ßú Ô, van bmniin
Men vangt den Tovenaar, grypaan
De Schelmzal ons nu niet ontgaan.
Schout.
Kom Mannen volg roy onverleegen ¿
Neem elk braaf in de vuift uw Degen.
VIERENTWINTIGSTE TOONEEL}
AugesTyn, Karlofisi, Jonker,
izabel, â a re nt.
É                     Â AR E NT·
Ê kruip weer ín myn voorig gat4
-ocr page 45-
4¿ DE GEWAANDE ADVOCAAT,
AUGESTYN.
Heer Officier hy is al vat.
Hy is weer in de Kift gedooken.
frrFENTWlNTtGSTE TOONEEL·.
Aügestyn,Karlofiu,Jonkerj YzabeLï
Schout,Meindert, Β ^κ e η τ, en gevolg.
Schout,
DAn is iyn vonnis uitgefprookeri.
Bezet de Kift met alle man.
Kom Meindert gryp hem nou mâaràn.
Doe open, vät hem by de lappen.
Meindert.
Myn Heer hy zal my nierontihapperi-
K.ARLOF1SÍ.
Zyn Tooveryen hebben uit.
Schout.
Maak op de Kift.
AÜGESTYÑ.
Daar ftaac de Guyt.'
Heer Schout, wil deeze Boef nietfpaareri»
KarLofisi.
Verbrand hem als de Tooveriaaren.
Β a R e Ν τ.
'k Zeg hou Jou handen van me gat,
Ofanderskrygje, voeljedat?
Schout.
Stap uit de Kift, ikwiljouzwcererij
Ik zal jou potfen jou verleeren.
Heb jy jou Paternofters klaar ?.
Komt Mannen gry pt hem by het haar.
Jonker.
Gemak, wilt al die moeiten fpaaren
Heer Karlofiiï, wil bsdsaren,
En gy Heer Schout j wat gy hier ziec
Gebeu-
-ocr page 46-
kluchtspÉl:          ij
Gebeuren > is door my gefchied.
Dat 's Haagfe Barent, die voor deezea
Uw Schoenelapper pleegt te weezen »
Heer Augeftyn , die heb ik nou
Gehuurt, op dat hy eenmaal jou >
Door zyne lift, en fnakeryen
Zou van uw zotte zih bevryen,
Van dat ge uw Dochter, die daar ftaat \
Wilt dwingen aan een Advocaat.
Nu is u middagklaar gebleeken ,
Wat gekken datter können fteeken
In 't Àdvoeaate kleed, dat's klaar.
AuGESTTÑ.
Die waarheid Hcer,is al te waar.
Maar waarom hebt gy dit verzoenen à
En deeze zotterny begönnen ?
Jonker.
Ora dat ik jonker Biyhert ben.'
Daar is uw Brief.
A U G E S f Υ Ν.
Wel, ik beken
Ik heb uw deeze Brief gefchreeven¿
En zal u ook myn Dochter geeven.
Myn zinnen zyn heel omgekeert,
Uw schranderheid heeft my geleert*
Geen Advocaat zal my meer trekken ;
Wantonder haar zyn ook veel gekken,
Karlofisi.
Wat zégt gy Broeder Augeftyn ?
AUGEsfïN,
Hoord gyizyt gek, en die zoo zyn.
Nu zult gy J onkcr Biyhert trouwen.
Ι ζ α Β e L.
Zoo gy uw woord maar komt te houwen?
Augestyn,
Hy heeft myn woord, myn hert, myn fehriftf
I»4i-
-ocr page 47-
48 DE GEWAANDE ADVOCÂÀT,âçÝ:
Iz ABEL.
Heb dank Heer Vader voor die gift.
Schout.
Wie lal myn moeiten my betaalen ?
ÄUG ES TY N-
Korn in ik zal u wel oncha^len ?
 a r ê í ô.
Heer Karlofifi, dit 's verdraait,
Gy ftaat als ik, wy zyç bekaait.
. Veegvryjougataanaljeboekeri;
Karlofîsi.
'k Zou de geleertheid wel vervloekend
Jonker.
Wel Haagfe Barent goeje knegt}
Daar is uw loon.
BARENf.
Wel Heer dat 's regt l
Nu weet ik ook dat Advocaaten,
Hun geld verdienen maar met praaten.
E É Í D E.