-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3-


-ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6- -ocr page 7-

LB-KUN--TTttr7n^^ 1

HET f] C^ 33^/

DRIEVOUDIG ROME.

DAGBOEK

EENER REIS DOOR ITALIË,

VERGEZELD

1°. VAN EENE KAART, VOORSTELLENDE DEN PLATTEN-GROND VAN HET OCDE EN VAN HET HEDENDAAGSCHE ROME ;

2®. VAN EENE KAART, WAAROP DE PLATTE GROND VAN HET ONDERAARDSCHE ROME OF DER KATAKOMBEN IS GESCHETST ;

DEN ABBÉ J. GAUME,

ytoariS'Gcneraal van bet Bisdom van Nevers, Ridder der Orde van St. Sylvester * Lid der Akademie van de Katholieke Godsdienst te Rome, enz. enz.

IVec vnQttnm {ciV'ttaa} n«c

ntnjor nee aanctittt',

TVooitwas ergrooier of heiliger stad.

Tit.Liv. fllist. lih. I.

TWEEDE DEEL.

r




arivhkh ,

TER BOEKDRUKKERIJ VAN JOSÜÉ WITZ. 1854.

-ocr page 8-

!KONOLOC!SCH iKSTiTUUT Dii;nbsp;RlJI^SUNiVEPiSlTSITnbsp;UTHECHT


-ocr page 9-

HET

ROME.

S8 Mecemlbee.

Het Velabrum. — Sint-Joris. — Gedachtenis der H. Bibiaiia. — Vierkantige Janus-boog. — Het groot riool {cloaca maxima)nbsp;van Tarquinius. — De riolen van Rome in ’t algemeen. —nbsp;Wortelafleiding van een zeer bekend -woord. — De H. Marianbsp;van Egypte, of de kerk der Armeniërs.

Nog bleef de zevende van Rome’s heuvelen , de Avenrtnus, ons ten slotte te beschouwen overig. Vroeglijdig reeds maaktennbsp;wij ons op, om dien niet minder dan de anderen beroemdennbsp;berg te gaan bestuderen, maar wij bleven ons onder weg,nbsp;hier en daar, ophouden bij die ontelbre menigte van herinneringen , bouwvallen, tempels, chrisllijke en heiden.schenbsp;gedenkteekenen, welke de reiziger op deze baan ontmoetennbsp;gadeslaat. Wanneer men, aan den voet van het Kapitoolnbsp;gekomen, bij het uiteinde der straat van Ara-Coeli, regfsnbsp;omslaat, zoo vertoont zich de wijk della Bipa voor het oog,nbsp;en dwingt den wandelaar tot stilstaan, beschouwen en nadenken. Immers, daar, in het zuiden der stad, op den Tiber-oever, gelegen, beslaat dit kwartier de oude wijk van den

1

-ocr page 10-

2 HET DRIEVOUDIG ROME

Aventijn, en deels ook die van de Piscina publica, van de Porta capena, van bet Forum magnum, en van dennbsp;Grooten circus.

In ’t voorbijgaan sloegen wij een blik van bewondering op bet buis der H. Galla en op de kerk della Misericordianbsp;(der barinbartigheid), twee monumenlen van ronieinscbenbsp;inenschenmiu, waarop wij straks nader terugkomen. Doch,nbsp;ziedaar het Felabrum, aan welken naam eene wel zeer smart-lijke herinnering verbonden is: op den oever, namelijk, vannbsp;dit drabbig meer, legde het oude Rome t’elken nacht ge-heele stapels van pas-geboreu kinderen neder 1). Aanvankelijknbsp;was het Felabrum een moeras, door den Tiber gevormd,nbsp;waar men met kleine vaartuigen overstak, om naar den Avenlijnnbsp;Ie komen 2). Van lieverlede maakten de door Tarquinius dennbsp;Oude teruggedreven wateren voor hechte bouwwerken plaats,nbsp;In hunne drooggemaakte bedding kwamen achtervolgens denbsp;ossenmarkt, Forum boarium, de visch«niarkt Forum pis-carium^ te voorschijn, welke laatste getuige was, hoe helnbsp;verbasterde nageslacht van Cincinnalus tien duizend guldensnbsp;voor een zeldzamen zeevisch besteedde; voorts het kwartiernbsp;van Argiletus, Vicus argiletus, waar Cicero tallooze winkelhuizen had, welke hij tot hooge prijzen aan boekverkoopers,nbsp;kappers en andere neringdrijvende personen verhuurde, dienbsp;in dit lage gedeelte der stad zich nedersloegen o).

Aan het begin van het Felabrum staat de kleine kerk van Sint-Joris, die van de VI. eeuw heugt. Door de heilige

1) Zie dienaangaande onze Uist. de la Sociélé domestique, t. I, ch. XI.

2J Varr., lib. IV., 11:^ vehendis retibus veiabruin dictum, qwd velis transiretur. Acron,, Scholiast. — Herat., Poetic.

3) Mart., Epig., lib. 1, 3 ; id., lib. 11. — Cic., Epist. ad Attic., lib. I, 13.

-ocr page 11-

SIST-JORIS. nbsp;nbsp;nbsp;O

pausen Leo 11. en Zacharias vernieuwd, bezit zij, in een prachtige reliek-kas, het hoofd van den roemrijken martelaar, wiens naam zij draagt. Soldaat van kindsbeen af, klomnbsp;de H. Georgius in het leger van Dioclelianus tot den rangnbsp;van hoofdofficier op. De keizer trachtte, te vergeefs, hem voornbsp;de afgoden de knie te doen buigen: de martelaarspalm wasnbsp;het loon voor zijn onwrikbren tegenstand. De Heilige wordtnbsp;voorgesteld te paard gezeten en een draak verpletterende metnbsp;zijne lans, als tot eene zinrijke beeldspraak, ons allen toeroepende : Gij, kroost der martelaren, uw pligt is het, dennbsp;helledraak te bestoken, uw roem is het, hem te verpletten.nbsp;Even als met uwe vaderen, zoo is God ook met u; vreesnbsp;niets: « Georgi , noli timere, ecce ego tecum sum » 1).

Tegen de kerk van Sint-Joris aan, staat een kleine zegeboog in marmer, ter eere van Septimius Severus, door de bankhouders, kooplieden en ossenhandelaars van het Forumnbsp;hoarium opgerigt. Datzelfde plein droeg ook den naam vannbsp;het Forum tauri ^ ter zake van een gouden stier, die ernbsp;te midden op stond 2). Ik zou deze bijzonderheid, zeker,nbsp;stilzwijgend voorbijgaan, wanneer daaraan geene glansrijkenbsp;herinnering verbonden was, opgeleekend in de bloedige ge-schiedrollen der ontluikende Kerk. De H. Bibiana en hare zuster, de H. Demetria , dochters van een vader en eene moeder,nbsp;die beiden martelaren waren, doopten ook beiden harennbsp;maagdelijken sluijer in het bloed des Lams. Demetria stierfnbsp;voor de viersehaar van den pretor. Bibiana, onder geesel-slagen gedood, werd in het Forum tauri voor de liondennbsp;geworpen; doch, deze dieren, minder wreed dan de men-schen, roerden het gewijde ligchaam der maagd en martela-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Mazz., t. VI , p. 278.

2) nbsp;nbsp;nbsp;A Foro hoario, ubi aureum (auri simulacrum conspicimus.nbsp;Tacit. Annal., lib. XII.

-ocr page 12-

4 nbsp;nbsp;nbsp;HET DRIEVODDIG ROME.

resse niet aan. Door de christenen weggenomen, werden de stoflijke overblijfsels van het zusterpaar ter aarde besteldnbsp;nabij het paleis van Licinianus, het verblijf van den H. Fla-vianus, prefect van Rome en het hoofd van haar doorluchtig geslacht 1). Overigens is het zeer verklaarbaar, dat, evennbsp;als in de overige wijken van Rome , ook hier het bloed onzernbsp;maagden en onzer martelaren noodig was, orn een grondnbsp;te zuiveren, door zooveel kindermoord en wreedaardig bijgeloof besmeurd. Men zal zich herinneren, dat de Romeinen,nbsp;alvorens ten oorlog te gaan, gewoon waren, een man ennbsp;eene vrouw van het land, waartegen zij strijd gingen voeren,nbsp;levend te begraven; wel nu, het was almede hier, in hetnbsp;Forum boarium , dat dit afschuvvlijk offer werd volbragt 2).

Niet ver van de Sint-Joris kerk ziet men nog een ander overblijfsel van het romeinsche bijgeloof, te weten, den boognbsp;van Janus quadrifrons ^ dus genoemd dewijl hij vier gevelzijden of fronten heeft. Ofschoon van de bronzen standbeeldennbsp;en basreliëfs, waarmeê het eenmaal prijkte, thans verstoken,nbsp;strekt dit gebouw toch ook nu nog tot een merkwaardig bewijs van den luister, door het romeinsche volk zelfs in zijnenbsp;monumenten van den tweeden rang ten toon gespreid.nbsp;Deze boog, immers, is geheel van marmer, in goeden stijlnbsp;en hecht gebouwd. Volgens Publius Victor, was men gewoon,nbsp;dergelijke bogen op de marktpleinen en forums te plaatsen.nbsp;Zij dienden voor de kooplui lot kantoor, tol bureaux, totnbsp;schuilplaats tegen zon en regen, en lot altaar voor zekerenbsp;góden, zonder daarom evenwel iels melden tempel van Janusnbsp;gemeens te hebben.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Mazz., t. VI, p. 178 en volg.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Boario vero in foro Gr®cum Grsecanique defussos , ant alianitnnbsp;gentium, cum quibus res esset, et nostra Ktasvidit, cujus sacri pre-cationem ete. Pint., lib. XXVIl, c. II.

-ocr page 13-

HET GROOT RIOOL VAN TARQDINIOS. nbsp;nbsp;nbsp;9

Eenige schreden verder brengen ons voor Rome’s oudste wonderwerk, namelijk, hel groot riool (C/oacanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van

Tarquinius. De hechtheid van dit bouwwerk is, in de daad, een wonder; vijftien eeuwen zijn eroverheen gegaan, sedertnbsp;Plinius er in verbazing over opgetogen stond; wat zou hijnbsp;thans wel zeggen, wanneer hij de Cloaca maxima nog altijdnbsp;onverdelgbaar staan zag? Noch de reusachtige bouwge-vaarten, die er boven op geplaatst werden, noch de waterstroom, die er gedurig uit al de overige stadsriolen zich innbsp;uitstortte, noch de wateren van den Tiber, die er metnbsp;geweld doorbruischten, noch aardbeving, noch neêrploffingnbsp;van oude gebouwen en muurwerk, niets, met een woord,nbsp;heeft de Cloaca maxima kunnen verwrikken, et tarnennbsp;ohnixa jirmitus resistit 1). Aan de monding staande, konden wij ons een denkbeeld van den bouw dezer Cloacanbsp;vormen. De vloer is met breede, goed-gecimenleerde zerkennbsp;belegd; de wanden en het verwulf zijn uit groote blokkennbsp;tufsteen zaamgesteld, die, op zekere afstanden , met zwarenbsp;hardsteenlagen, doch altijd zonder kalk of mortel, verbondennbsp;zijn. De boog heeft twaalf voet breedte en even zooveelnbsp;hoogte, zoodat een beladen hooiwagen, — gelijk Plinius hetnbsp;uitdrukt, — er door kan rijden 2). De geheele lengte vannbsp;het Groot riool bedroeg 2,500 voet.

En, zal men vragen, waartoe toch een zoo buitengewoon bouwgevaarte voor een riool? Doch, men lette wel op, dat de Cloaca maxima bestemd was, om het waternbsp;van de meeste particuliere riolen op te nemen ; daarenboven ,nbsp;maakten de veelvuldige fonteinen, welke Rome telde, denbsp;ligging der slad-zelve op zeven, door even zooveel dalen

1) nbsp;nbsp;nbsp;Lib. XXXVl, c. 15.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Amplitudinem cavis earn fuisse proditur, ut vehem focni longcnbsp;OQustam transmitteret. ld., id.

-ocr page 14-

6 nbsp;nbsp;nbsp;HET DRIEVOUDIG ROME.

gescheiden, heuvelen, en de overgroote hoeveelheid van vuilnis, het noodzakelijk gevolg eener zoo kolossale bevolking,nbsp;talrijke en ruime riolen onmisbaar. Rome was daarvan dusdanig overtuigd, dat het een deel zijner glorie stelde in hetnbsp;bouwen en onderhouden van die soort van architectonischenbsp;werken. Wij zien, dat de doorluchtigsle Romeinen het nietnbsp;beneden zich achtten, om daaraan de hand te leggen. Denbsp;censors Cafo en Valerius Flaccus besteedden ontzettendenbsp;sommen, om er in de Aventijnsche wijk en ook elders,nbsp;waar ze ontbraken, tot stand te doen brengen 1). Agrippa,nbsp;de schoonzoon van Augustus, heeft zich onsterflijk gemaaktnbsp;door de oude riolen te doen zuiveren, en er nieuwe, opnbsp;zijne kosten, bij te laten voegen 2); en, zeker , die roemnbsp;was verdiend, want deze bouwwerken stemden met de majesteit van het keizerrijk volkomen overeen.

« Ten gevolge dier breede, diepe en talrijke riolen, — zegt Dio Cassius, — waarin wezenlijke stroomen ruischendnbsp;uitvloeijen, kan Rome vergeleken worden bij eene hoog innbsp;de wolken gebouwde stad, die het schouwspel van een onder-aardschen scheepswedstrijd zou kunnen opleveren 3). » Denbsp;grootschheid dezer onder den grond gelegen bouwwerkennbsp;is zoo verbazend, — voegt Cassiodorus er bij, — dat zij allesnbsp;verduistert, wat de overige sleden als het meest verwonderlijke kunnen aanbieden. Daar zoudl gij, onder de bergennbsp;door, waleren zien vlieten, geschikt, om bevaren te kun-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tit-Liv., Decad., 4, lib. XI.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Vtin., lib. XXXVI, IS.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Praelerca cloacas operuin omnium dicfu maximum suffossisnbsp;montibus atque urbe pensili, siibterque navigata a M. Agrippa innbsp;aedilitate sua per meatus corrivati septem amnes, cursuque prsecipitinbsp;torrentium modo rapere afque auferrc omnia coacii. Dio., lib. XL;nbsp;Plin., lib. XXXVI, c. 13.

-ocr page 15-

DE UIOLEN VAN ROME IN T ALGEMEEN. nbsp;nbsp;nbsp;7

nen ¦worden, en die lich daverend in overgroote meren ontlasten t). « Drie zaken, zegt Dionysius van Halicarnasse, leggen mij geheel den luister van Rome bloot, te weten:nbsp;de waterleidingen, de wegen en de riolen. Ik beoordeel dezenbsp;laatste niet slechts naar hunne nuttigheid, maar tevens naarnbsp;de ontzettende kosten , die er in het bouwen aan zijn besteed.nbsp;Men kan er zich een denkbeeld van vormen door wat Gajusnbsp;Aquilius daarover zegt, namelijk, dal het volledig toevoorzigtnbsp;en onderhoud der riolen aan de Censors over de zes miljoennbsp;guldens ’s jaars kostten » 2). Gelijk ik gezegd heb , liepen denbsp;meeste particuliere riolen naar het Forum romanum heen,nbsp;waar de Cloaca maxima begon, en stortten hunne troebelenbsp;wateren dtór in de algemeene kolk der groolc stad kwistig uit.

Deze omstandigheid herinnert mij iets, dat hier, ver-maakshalve, eene geschikte plaats moge vinden. « Gij komt zoo regelregt uit de geleerde school, waar men u het Latijn ,nbsp;het Grieksch, de Natuurkunde, de Algebra en de Geschiedenis omslaglig genoeg on^lerwezen heeft; maar, zoudtgij mijnbsp;ook zeggen kunnen, welk beroemd wezen hier, waar wij thansnbsp;staan, geboren is? Inderdaad, — was het antwoord — wijnbsp;herinneren ons dat niet al te wel. — Dit verwondert mij zeer.nbsp;En uwe akademische handboeken en handleidingen, wal zeggen die er dan van ? — Geen enkel woord. — Maar dat isnbsp;wezenlijk een groot verzuim. Want het geldt hier toch eenenbsp;in onze dagen zeer bekende persoonlijkheid. — Waarlijk? —

1) Qu» tantum visentibus confcrunt stuporem ut aliarum civi-tatum possint miracula superare. Videas illic fluvios quasi montibus concavis clausos per iiigentia stagna decurrerc. Videas structis navi-

bus per aquas rapidas cum minima solllcitudine navigari..... Hino

Romre singularis quantum in te sit potest coUigi magnitudo. hih, 111, Ejgt;. 30.

2} Hin,, lib. 111.

-ocr page 16-

8 HET DRIEVOUDIG ROME.

Zeer zeker. — En hoe heel die dan ? — Gij zult dit straks te weten komen, maar, alvorens den naam te noemen, eersteennbsp;woord over dat wezen. Hier dan, aan den zoom van het Grootnbsp;Riool van Tarquinius, is, vóór meer dan tweeduizend jaren,nbsp;iemand ter wereld gekomen, die nog leeft, die alle talen spreekt,nbsp;alle kleederdragten voert, en gelijktijdig te Londen, Parijs,nbsp;Petersburg, Constantinopel en Peking woont; dien men, evennbsp;als den joodschen wandelaar, op alle wegen van de wereldnbsp;ontmoet; hij steekt met iedereen den draak, en is meestal metnbsp;lompen en vodden gedekt, terwijl de voeten hem door de sloffen uitstéken, ofschoon sommige reizigers verzekeren, dat zijnbsp;hem te paard, of in rijtuig, met gegalonneerden rok zijnnbsp;tegen gekomen. — Ei, ziedaar iets nieuws! — Zeker niet,nbsp;integendeel, iels zeer ouds; raad maar eens. — -Ia wel, daarnbsp;zou zelfs Oedipus wel voor stil blijven slaan en zijn Griekschnbsp;bij verliezen. — Geen nood, want er komt enkel Latijn, en

volstrekt geen Grieksch bij te pas, en voor een zeer-geleerde.....

— Eilieve, is men toch nog geen toovenaar! — Nu, hoe dan ook, ziehier wat er van de zaak is. Om deze of gene reden, hield Rome’s smalle gemeente, de straatjongen, gaauw-dief en leeglooper, zich gaarne aan het Forum, bij denbsp;Cloaca maxima op, en daar zag men ze dan lagchen,nbsp;pralen en schertsen, maar ook menig boertig of spijtig woordnbsp;over oude renteniers, jonge pronkers, statige dames en deftige senateurs onder elkaêr wisselen. En van die Kanaal-bezoekers nu komt de benaming van canaille, zoo als mennbsp;ze heette, een titel, die in de meeste talen van Europa isnbsp;overgegaan, en welken velen, ja, de meesten, inden mondnbsp;nemen en den een of ander toevoegen, zonder evenwel denbsp;herkomst er van te weten 1).

1) Canalicolae, forenses, homines pauperes dlcü, quod eirca

-ocr page 17-

BE H. MABIA-VAN-EGÏPTE. nbsp;nbsp;nbsp;9

Doch, het gezigt der Cloaca maxima en van de overige riolen, wekt ook nog eene veel ernstiger gedachie, als lotnbsp;herinnering op: al deze onderaardsche kolken , waarboven hetnbsp;heidensch Rome was gebouwd, bevestigen letterlijk de voorspelling van den H. Joannes, die, sprekende van de groote,nbsp;ontuchtige verworpelinge, haar voorstell als op talrijke wateren gezeteld, drinkende van uit de met hare eene hand gezwaaide schaal het lot den rand geplengde bloed der martelaren, en melde andere hand aan alle volkeren den bedwelmenden wijn voorhoudende van hare verdorvenheid 1). Ziedaarnbsp;een bewijs, hoe de romeinsche rnonumenlen als bij uitnemendheid geroepen zijn, om lol eene onwraakbare getuigenisnbsp;Ie blijven strekken voor de juistheid, zoowel van de ongewijde, als van de gewijde geschiedenis.

Wilt gij nu verder nog een ander bouwwerk zien, dal bijna even oud is als de Cloaca maxima? Wend u dannbsp;regls om, en gij zult u bevinden voor de kleine kerk dernbsp;H. Maria-van-Egyfle, een parallelogram , met kolommennbsp;omgeven, eenigzins gelijk aan hel vierkante huis te Nimes.nbsp;Welke bestemming kan oorspronklijk dit gebouw wel gehadnbsp;hebben, welks vorm en architectuur herinneren aan den al-ouden tijd van kort na Romulus? Volgens hel algemeen geldend gevoelen, zou hel de tempel der manlijke Fortuin zijnnbsp;geweest, door Servius Tullius, den zesden koning van Rome,nbsp;gebouwd uit erkentlijkheid, dal hij, die slaaf was geboren,

caaales forl consisterent. — Festas, v. Canali,

In medio proptor canalem, ibi ostentatoros meri,

Confidentes, garrulique et malevoli.

Plaut., Curculio ^ seen, 1, act. IV.

Qui jurabat cavillator quidam, et canalicola, et nimis ridicula-i-ius fult. A. Geil, lib. IV, c. 2,

1) Merelricis magnse quae sedet super aquas multas, cfc.

Drievoudig Rome. — U. Deel.

-ocr page 18-

10 DET DRIEVOUDIG ROME,

door de Fortuin de koninklijke waardigheid verworven had 1). Wanneer dit zoo zijn mogt, dan heeft Servius Tullius overnbsp;het lot van zijn bouwwerk zich wel niet te beklagen, immers,nbsp;door dien tempel toe te wijden aan de H. Maria-van-Egypte,nbsp;heeft het chrisllijk Rome de oorspronklijke bestemming er vannbsp;niet veranderd, maar die alleen veredeld. In de doorluchtigenbsp;boetelinge van het Oosten zet zij haren gewijden stempel opnbsp;den wondervollen overgang uit een dieper slavernij dan dienbsp;des romeinschen konings, tot een veel hooger waardigheid dannbsp;die eens aardschen troons. De reliquiën der Heilige liggen innbsp;groote vereering onder het hoogaltaar bewaard. Sedert langenbsp;reeds wordt de dienst in deze kerk door de Armeniërs ver-rigt, die er, op feestdagen, voor hunne weslersche broeders alnbsp;de majesteit der oude kerkplegtigheden, alsmede de statigenbsp;pracht der gewaden van de oostersche Kerk treffend ten toonnbsp;spreiden. Aan de linkerhand vindt men een opschrift geplaatst,nbsp;dat in roerende bewoordingen de gedachtenis bewaart van eennbsp;braven armenischen koopman, die zich te Rome was komennbsp;vestigen, en het daar door hem vergaderde aanzienlijke vermogen geheel aan de armen had vermaakt. Gelukkig de katholieke reiziger, die de Eeuwige Stad bezoekt; hij toch kannbsp;geene kerk binnengaan, geen ongewijden bouwval gadeslaan,nbsp;geen voetstap zetten, in welke straat ook, zonder er een voorwerp of eene herinnering te vinden, die in hem de grootste,nbsp;de lieflijkste gedachten doet geboren worden, als zoovelenbsp;vruchten en bloemen des geloofs.

1) Nardini, p. 379.

-ocr page 19-

TIIEATEIl VAN MARCELICS. \l

as Mecenilber.

Theater van MarceJlus. — Forum olitorium. — De Porticus van Octavia. — Smt-Ange\o~in-Peschcria. — Merkwaardige opschriften. — De Circus Flaminius. — Klooster van den H. Ambrosiusnbsp;della Massima. — De groote Circus. — Omvang. — Beschrijvingnbsp;der spelen. — Santa-Maria-in-Cosmedin.

Wij hadden nog in geenen deele met de benedenstad afgehandeld , en, niellegenslaande ons verlangen , om den Aven-tijn te bestijgen, zagen wij ons evenwel genoodzaakt, nog eene poos onder te blijven. Het kwartier San-Angelo., hetgeen met de wijk der Ri-pa zamenhangt, veroorloofde onsnbsp;niet, dat wij er zoomaar door zouden loopen; immers, dadrnbsp;bevonden zich eertijds, tenminste voor een gedeelte, de Vianbsp;lala en de Circus Flaminius. Het hoofdvoorwerp, dat hiernbsp;de aandacht tot zich roept, is het Theater van Marcellus,nbsp;welks overblijfseb luistervol getuigen van de beste dagen dernbsp;romeinsche architectuur. Het werd door Augustus gebouwd,nbsp;ter vereeuwiging der nagedachtenis van zijn jongen neef, ennbsp;kon ongeveer dertigduizend toeschouwers bevatten, ó Zonderbare wenteling van al het aardsche! Die, vroeger van hetnbsp;glanzendste marmer schitterende galerijen, waar eenmaal hetnbsp;verwijfde romeinsche volk zich in volle weelde kwam verpozen en vermaken, diezelfde lustplaatsen zijn thans door dennbsp;rook verzw’art en in duistere winkels herschapen, waar nijverenbsp;ijzersmeden het dagelijksch brood in het zweet huns aanschijnsnbsp;verdienen.

Tusschen het Theater van Marcellus, den Tiber en de oude Flumentaansche poort, namelijk, in de vlakte, die thansnbsp;de brug der Quattro Capi van het paleis Jovelli en denbsp;Santa-Maria-in-Porlico scheidt, bevond zich het Forumnbsp;olitorium, of de groenmarkt 1), berucht door de oudtijds

1) Varr., lib. IV. — Tertull., Apol,, 13.

-ocr page 20-

12 HET DRIEVOUDIG ROME,

aldaar g-eplaatste kolom, waar men in den nacht, even als aan het Felabrum, dnizende pas geboren wichijes bij neêrnbsp;kwam leggen 1). Snel ons uit dit oord van zoo droevige herinnering voortmakende, kwamen wij bij den Porticus vannbsp;Octavia, voorde zuster van Augustus, uit den wapenbuit dernbsp;Dalmatiërs 2), opgerigt,en welk monument, tenminste gedeeltelijk, door de godsdienst in de kerknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Santa-Maria-in-

Portico is bewaard gebleven. Te zelfder plaatse bevindt zich de aloude kerk vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, gebouwd ter

herinnering der vermaarde verschijning van den engel Michaël op den berg Gargan, in het koningrijk van Napels. Paus Bo-nifacius II. wijdde haar, den 29. September van het jaar 459,nbsp;aan den glorierijken aartsengel toe. Onder het hoogaltaar rusten de overblijfselen der doorluchtige martelaren van Tibur,nbsp;de heilige Symphorosa en hare zeven zonen. Het oude opschrift,nbsp;dat de eerwaardige overblijfselen der christen-helden aanduidt,nbsp;die in San-Angelo worden bewaard, is, in zeker opzigt, zeernbsp;merkwaardig: het vangt dus aan: Nomina sanctorum^ quorum BENEFICIA hto reqtiiescunl. « Namen der Heiligen, wiernbsp;WELDADEN hiCE rUStCD. »

Het woord weldaad, in plaats van ligchaam gebruikt, om de overblijfselen der Heiligen aan te duiden, ziedaar,nbsp;stellig, een der stoutste wendingen van de welsprekendheid,nbsp;in geloovigen zin. Om zulk eene uitdrukking te vinden, haarnbsp;in gebruik Ie brengen, en zelfs tot op blijvende gedenksteenennbsp;toe 5) veelvuldig te kunnen doen ingriffen, ja, voorzeker, daartoe was eene langdurige en teedere gewoonte van toepassingnbsp;noodig. Welnu, ik wil gaarne vooronderstellen, dat de bezoeker van deze gewijde plaatsen volgaarne zal willen vernemen,

1} Festas, V. Lactaria.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Dio., 11b. XLIX.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Mazzol., lib. VU, p. 228.

-ocr page 21-

SINT-ANGELO-IN-PESCHERIA. i5

welke weldaden in San-An^elo-in-Pescheria rusten. Ziehier eene lijst er van, uit het gedenkwaardig opschrift ontleend: de Heiligen Petrus en Paulus, Andreas, Jacobus, Joannes, Thomas, Joannes de Hooper , Philippus en Jacobus ,nbsp;Thomas, Barthelomeus, Simon, Thadeus, Sylvester, Slepha-nus, Linus, Laurentius, Cesarius, Nicander, Celsus, Eu-plius. Petrus, Marcellinus, Valentinus, Donatus, Nicolaas,nbsp;Pancralius, Anaslasius, Judas, Tbeodorus, Georgius, Chris-tophorus, Alexander, Erasmus, Telius, Abacirus, Joannes,nbsp;Domesius, Procopus, Pantaleon, Nicasius, Cosmas, Damia-nus, Antonius, Leonca, Euprepius, Antipas, Anna, Elisabeth,nbsp;Euphemia, Sophia, Theda, Petronella, Theodota, Theopista,nbsp;Aurea , Alhanasia, Theocrisla, Eudoxia.

Ik heb deze naamlijst, waarop alle standen en rangen vereenigd zijn, in haar geheel hier willen meêdeelen, om ,nbsp;eens voor altijd, eene opmerking daarbij te maken, waarvannbsp;dke hoofdkerk van Rome de toepassing aanbiedt; te weten,nbsp;aan iedere betrekking in de maatschappij voorbeelden en weldoeners te toonen, en daarbij, in heiligheid zoowel als innbsp;geloof, zich als waarachtig katholiek te doen kennen, innbsp;één woord, van eiken tempel eene afschaduwing des Hemelsnbsp;te maken, ziedaar, zonder twijfel het bijzonder oogmerknbsp;en doel der Kerk vau Rome, toen zij hare talrijke heiligdommen bevolkte met heiligen en martelaren, uit alle rangen,nbsp;van alle jaren, van de beide kunne en van iedere betrekkingnbsp;m de maatschappij. Zou er edeler bedoeling, liefderijker in-zigt mogelijk kunnen zijn?

San-Angelo-in-Pescheria, wier bewoners zich door eene roemrijke zegepraal onderscheidden, ligt naast eenenbsp;beroemde plaats, die hare vermaardheid door een anderenbsp;soort van slrijdvoering verkregen heeft; hier , namelijk, vingnbsp;de Circus Flaminius aan. Dit nieuw schouwtooneel der

-ocr page 22-

i HET DRIEVOUDIG ROME.

luidruchtige en wreede vermaken van het oude Rome besloeg de ruimte, waar thans het 3Iargana-^\€\a ^ het paleisnbsp;tei en de straat der duistere winketplaatsen gevondennbsp;wordt, en waarvan de kerk van Sinle Calharina ongeveernbsp;het middelpunt zal uitmaken. Deze circus werd door Flami-nius, die in den slag bij Thrasimene sneuvelde, gebouwd, ennbsp;verkreeg eene groote vermaardheid door de spelen, die daarnbsp;ter eere der Hellegoden werden gegeven I).

Uit al de toegangen trad een huiveringwekkend denkbeeld 11 te gemoet, De góden der onderwereld, door de Romeinen onder verschillende benamingen aangeroepen, zoo alsnbsp;Jupiter-Stator, Neptunus, Vulcanus, Juno, Diana, Castor,nbsp;Mars, Hercules, waren de spitsvoerders in dit strijdperk,nbsp;even als hunne tempels in de rondle daarvan waren gebouwd 2).nbsp;Het uiteinde, grenzende aan het klooster Tor de' Specehi,nbsp;stond naast den tempel van Bellona, de godin des oorlogs,nbsp;waarvoor de vermaarde krijgszuil was geplaatst, van wiernbsp;top de consul, uit den tempel van Jupiter Gapitolinus, waaide oorlog verklaard werd , herwaarts gekomen, een bloedige pijl naar de zijde van het bevijande volk afschoot 3).nbsp;Even als het legerhoofd, naar’t oorlogsveld heengaande, vannbsp;uit Bellona’s tempel derwaarts toog, zoo kwam hij, na vol-braglen strijd, ook daèr terug, om er zich voorden senaatnbsp;Ie vertoonen, die hem dan, op die plaats, de eer der zegepraal toewees of ontzeide 4).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Festas, Ludi taurii.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Victor, in Reg., IX; Tit.-Liv., Decad., Ill, llb. XVHI;nbsp;ld, Decad. IV, lib. X; Yitr., llb. IV , c. VU; Macrob., Satur. lib.nbsp;111, c. IV.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Ante (aedem Bellonae) erat columna index belli inferendi. Vict. ,nbsp;in Reg., IX. Cunique baec dixisset, bastain cruentain juxta Bellonsenbsp;tennplum in porticura contorsit. Dlo., llb. VI.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Tit.-Liv,, Decad. l, lib. IX, etc., etc.

-ocr page 23-

DE H. AMBBOSIüS DELLA MASSIMA.

Na zoo bloedige herinneringen, is men blij te moede bij het aanlreffen van een gedachtenisoord, vol schuldeloozenbsp;bekoorlijkheid; de kerk, namelijk, en het klooster van dennbsp;H. Ambrosius, die daar regls-af liggen, beslaan de plek,nbsp;waar eens het ouderlijke huis van Milaans doorluchligennbsp;aartsbisschop stond. Dóar was het, dat, na den sluijer uitnbsp;handen van den H. paus Liberius ontvangen te hebben, innbsp;gezelschap van andere chrislenmaagden, de H. Marcellinanbsp;woonde, de waardige zuster, de beminlijke leermeestresnbsp;barer beide broeders Ambrosius en Satyrus 1). Achteromnbsp;terug keerende, kwamen wij de Ghelto^ of het Jodenkwar-lier langs, waarover ik later spreken zal, en zoo bevondennbsp;wij ons nu aan het dal, dat tusschen den Palatijnschen ennbsp;Aventijnschen berg inligt. Het mogt, in de daad, ongeoorloofd heeten , dat pad als in galop over te snellen , daar tochnbsp;3l te veel herinneringen hier den reiziger tot eene meernbsp;naauwgezelte en aandachtige beschouwing dringend uilnoo-tl'gen.

Dit ruime dal, thans geheel met distels, met wijngaarden , met tot den bodem toe gesloopte bouwvallen overdekt, hobbelig, ruw en niet meer, als zoodanig, in eenig opzigt tenbsp;herkennen, was, namelijk, oudtijds deGroote Circus, — denbsp;Circus maxirniis ^ Rome’s wonder, zoo door zijnen omvang,nbsp;als door de harlstogtelijke zucht der Romeinen, die, om gelukkig te zijn , niets anders dan brood en schouwspelen verlangden 2).

Deze, door de eerste romeinsche koningen gebouwde Circus nam , bij de uitbreiding der stad, mede in grootte toe, en zoo-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Bar. Aot. ai Martyr,, 17 Julii.

2) nbsp;nbsp;nbsp;...... Daas tantain res anxius oplat: panem et circenscs. _

....... Eisque templum , et habltaculum , et concio, et spes omnis,

Circus est niaximus. Am. Marcel!., lib. XXVllI.

-ocr page 24-

ie HET DRIEVOUDIG ROME.

doende besloeg tijdens de keizers zijn otnvang in de lengte drie en-een-halve stadie, op eene breedte van vier morgen gronds,nbsp;zoodat er voor 300 duizend toeschouwers zitplaatsen in gevonden werden 1). Aan de helling van den Aventinus staande , stelden wij ons dit verbazend bouwgevaarte van 2,187 voetlangnbsp;en 960 voeten breed , duidelijk voor, als een parallelogram,nbsp;in een halven-cirkel uitloopende. Aan elke zijde liepen tweenbsp;rijen van galerijen, de eene boven de andere, in ’t ronde,nbsp;met kolommen versierd en een ruim terras er boven op.nbsp;In de ondergalerijen bevonden zich herbergen, bordeelennbsp;en gangen, die naar het binnengedeelte van het theaternbsp;heenliepen. Even als te Parijs en te Londen het gemeen innbsp;slaapsteden, op elkaêr gehoopt, den nacht doorbrengt, zoonbsp;ook sliep Rome’s smalle gemeente hier onder deze galerijen,nbsp;gelijk de toeschouwers er bij dag eene schuilplaats kwamennbsp;zoeken tegen den regen of tegen de zon. Zes vierkantigenbsp;torens 2), boven de terrassen uit omhoog stekende, stondennbsp;regelmatig rondom het gebouw heen geplaatst, en diendennbsp;tot loges voor personen van aanzien of rang. Steenen trappen,nbsp;amphitheaters gewijze gebouwd, liepen aan drie zijden dennbsp;Circus rond, terwijl aan de vierde zijde, regt doorloopende,nbsp;de Carceres zich bevonden, vanwaar de paarden en wagensnbsp;uilgingen. Daarboven was de vaan des keizers geplant. Eennbsp;stevig hekwerk scheidde de drie zijden des theaters van hetnbsp;strijdperk af; terwijl onder aan het hekwerk een Euripusnbsp;of gracht, ter breedte en diepte van tien voeten, gegraven

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tarquinius primus in Circo maximo inter Palatinum et Aven-tinum niontcs sito primo cireuraquaque operta tecto fecit sedilia. Namnbsp;antca stantes spectarc solebant furcis tabulata sustinentibus. Dion. Halyc.,nbsp;lib. III; Plin., lib. XXXYI, c. IS; id., Panegyr. Trajan.\ Vict.,nbsp;m Reg., XI.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Mceniance.

-ocr page 25-

ÜE GROOTE CIRCUS. 17

was, ïnet sirooinend water gevuld, waaruit de kampplaats voor de scheepsgevechten genoegzaam werd voorzien 1).

De Circus was in bijna zijne geheele lengte door de Spina, een soort van muur, zes voeten hoog en twaalf breed,nbsp;gespliist. Op dit muurwerk, dat met aan de beide uiteinden aangebragte trappen kon bestegen worden, was het altaar van den god Conszis 2) geplaatst, benevens twee kleinenbsp;zonnetempels, de beelden, in verguld brons, van Hercules,nbsp;Gyhele, Geres, Bacchus en Seja, de godin van den oogstnbsp;6n van nog vele andere godheden. Te midden van de Spinanbsp;stond de honderd-lwinlig voet hooge obelisk van Augustus,nbsp;met eene vergulde vlam op de spits, ten zinnebeeld vannbsp;de zon, waaraan hij was toegewijd 3). Deze obelisk bevindtnbsp;zich thans op het Volksplein, Pia'zza del Popolo. Aan denbsp;beide einden der Spina zag men de drie grenspalen, Metce,nbsp;van steen of verguld hout, waar de strijdwagens om heennbsp;moesten rijden, teneinde in het spoor te komen, dat, aannbsp;beide zijden der Spina, door kolommen, in den vorm vannbsp;cypressen, en met dolfijnen erbovenop, was aangeduid 4).

Ziedaar hoe de groote Circus zich vertoonde, met zijne reusachlige vormen van arehitectuur, in saffraan-tintnbsp;statig uitkomende onder Rome’s schitterend schoenen hemel,nbsp;en levendig afstekende tegen het met bloedkleurig vermiljoen bestrooide strijdperk, waarover, op enkele plaatsen, eennbsp;dunne laag van cArysoca/egeworpen was, dat er hier en daarnbsp;het voorkomen van een frisch grasperk aan gaf K).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Varr., lib. IV, p. 48.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Tertull., De Speet., VIII; Plut., Romul., 20.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Dion. XLIX, p. 478.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Meliisque imitata cupressus. Ovid., Metam. X.

8) Suet., in Calig., 18; Ptin., lib. XXXUI, c. 3. Isldor. Ilisp., Etym., lib. XIX, c. 17.

-ocr page 26-

18 HET BRIEVOCDIG ROME.

En om dat tafereel nu leven en beweging bij te zetten, zoo willen wij al de zitplaatsen van dit archilectonisch reuzengevaarte ons voorstellen als met drie-honderd-duizendaanschou-wers bezet; en voorts aan de vensterbogen, op de galerijen,nbsp;boven op de dakplatten der paleizen, die amphitheaters ge-wijze op de helling der drie omliggende bergen, Palalinus,nbsp;Coelius en Aventinus gebouwd zijn, een nagenoeg even grootnbsp;getal van toeschouwers plaatsen 1). Stellen wij ons vervolgensnbsp;deze allen voor in feestgewaad en met bloemen getooid: dienbsp;ontelbre menigte, opgeluisterd door eene schaar van schit-terend-uilgedoste vrouwen, verheft zich nu eens, als één-éénig man, om den persoon, door ’l volk bemind, die daarnbsp;den Circus binnentreedl, luid-juichend te begroeten ; dan weder barst zij in hoongeschater en verwensching los, ophelnbsp;zien van den een of ander, die de volksgunst verloren heeft;nbsp;soms doet zich de uiting van hare harlslogtelijke goed- of afkeuring voor, als hoorde men de baren der verbolgen zee loeijennbsp;en razen 2); waarop voorts een volkomen kalmte, ja, eene diepenbsp;stille volgt, bevolen door den drom van priesters, die gindsnbsp;van het Kapitool naar beneden komen.

Zie, daar nadert zij van uit des groeten Jupilers geduchte woning, zij naakt, die lange en plegtige schaar; het Forumnbsp;romanum overgaande, begeeft zich de stoet in processienbsp;naar den Groeten Circus heen 3). Een prachtige wagen opentnbsp;den trein, waarin zich de voorzitter der spelen bevindt: hetnbsp;is Augustus, Nero, Caligula, eenEdiel, een Pretor, of Prefect, in het rood gewaad der zegepralenden gekleed. Eennbsp;troep van veertien- of vijftienjarige jongelingen, deels te

1) nbsp;nbsp;nbsp;Dio., lib. LVII, p. 696.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Tertull., De Speet., XVI.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Dlon. Halyc., 1. VU, c. 13.

-ocr page 27-

BESCHRIJVING DER SPELEN. 19

paard, deels te voet, opent den optogt; daarachter volgen de wagenmenners 1), met de twee-, vier- ofzesspans voertuigen, Bigcc ^ Quadrigce en Sejugce genaamd, die in hetnbsp;renperk verschijnen moeten.

Na de wagenmenners komen de bijna geheel naakte kampvechters, bestemd, om in de groole en kleine wedspelen op te treden. Zij worden opgevolgd door drie korpsennbsp;van dansers, de volwassenen voorop, daar achter knapennbsp;en voorts kinderen. Een scharlaken tunica, meteen koperennbsp;gordelband toegehaald, een zwaard op zijde, eene kleinenbsp;lans in de hand, een koperen helm met pluimen overschaduwdnbsp;en met kwasten versierd, maakt hunne wapenrusting en hunnbsp;kostuum uit. Zij dragen strijddansen voor, die geregeld worden door fluit-, harp- en luitspelers, wier muzijk den dans begeleidt. Voorts volgen er troepen van Saters, potsenmakers,nbsp;afziglelijk in bokkenhuiden gewikkeld, die om hun middennbsp;met gordels zijn vastgehecht, terwijl zij hel hoofd met ruigenbsp;paardenstaarten bedekken. Onder die bende ziel men Silenen,nbsp;eene andere soort van monsters, met langharige tunicas gekleed, en daarover mantels, uit alle bloemsoorten zaamgesteld.nbsp;Geheel die troep voert, op de koddigste wijze, de ernstigstenbsp;dansen uit, en maakt den lachlust der menigte, door duizenderlei bogten en sprongen, onophoudelijk gaande 2).

Op de Saters en Silenen volgt eene nieuwe schaar van muzijkanten en een drom van ondergeschikte altaardienaars,nbsp;die gouden en zilveren reukvaten dragen , waarin de wierooknbsp;dampt, die de lucht langs geheel hun pad in ambergeurennbsp;zet. De standbeelden der góden, voor eene poos uit hunnenbsp;tempels meègevoerd, en door verschillende prieslercollegies

1) nbsp;nbsp;nbsp;Aurigarii.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Dion. Halyc., VII, 13.

-ocr page 28-

90

HET DRIEVOUDIG ROME.

begeleid, sluitenden trein. Al deze ivoren, gouden of zilveren beelden, met kroonen van edel metaal en keurgesleenlennbsp;getooid en opgeluisterd, zijn deels geplaatst op wagens , schilferende van zilver of elpenbeen 1), door keur van paardennbsp;voortgetrokken, deels in gesloten draagzetels vervoerd 2). Zijnbsp;worden door patriciërs begeleid, en jonge kinderen, die nognbsp;vader en moeder hebben, houden de rossen bij de teugels vast 5).

De stoet treedt den Circus binnen, en gaat dien rond, onder een pleglig en eerbiedig zwijgen, dat alleen door luide jubelkreten afgebroken wordt, die telkens uit de rijen der ver.sehil-lende klassen van burgers opstijgen , wanneer de beschermgodnbsp;of godin van hun ambacht of bedrijf hen voorbijgaat. Zoodra denbsp;processie rond den Circus afgeloopen is, worden de standbeeldennbsp;der góden, niet verre van de carceres, in eene daartoe bestemde kapel gebragt, waar men ze op kussens neêrzet 4);nbsp;de offeraars slaglen het voor de plegligheid bestemde vee, denbsp;keizer plengt den offerwijn: Rome en de Olymp, Jupiter ennbsp;Cesar zijn in den Circus ter feest, en de spelen nemen nunbsp;een aanvang.

Reeds zijn de wagens van de carceres afgereden; de vier kleuren schilleren op de tunica’s hunner menners 5); helnbsp;ongeduld der trappelende rossen wordt met moeite door denbsp;nog gesloten keten van het renperk gestuit; aller oog is opnbsp;de wagens gevestigd, en onder de toeschouwers vangen nunbsp;weddenschappen van allerlei aard, tot in het dolzinnige toe,nbsp;aan; eindelijk, daar fladdert van uit des keizers tenteen wille

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tens®.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Armamaxse.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Cic., De Arnsp. resp. li.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Pulvinaria.

ö) Prasinu», venetus, albu5, purpureus. Buleng , De Circls «ap. XLVIIl» De Coloribua,

-ocr page 29-

BESCnUIJVING DER SPELEN. 21

doek 1) in den Circus naar onder: de trompet schalt, de keten valt neder, en zie, daar snellen alle wagens tegelijk het perk in. Hunne gloeijende raderen raken naauwelijks dennbsp;grond; de grenspalen worden bij het omrijden, in de pijlsnelle vaart, kunstig vermeden; alle komen onverlet bij hetnbsp;aanvangspunt terug: — het volk is ontevreden. Een tweede,nbsp;een derde rid begint. Een afgerigte wagenmenner weel zijnnbsp;wiel behendig-schuivend legen dat van zijn mededinger aannbsp;te drijven, zoodat diens as breekt, en de paarden in de renbaan neêrstorten; het volk juicht. Een andere wagen stoot,nbsp;in vollen gang, tegen den grenspaal aan, en vliegt in stukkennbsp;uit elkander; de menner ligt doodgesmeten in de baan: hetnbsp;volk laai een daverend handgeklap hooren, en bij eikennbsp;doodelijken val doet het de lucht weérgalmen van zijn gejuich.

Inlusschen duurt de kampstrijd lusschen de vier kleuren hardnekkig voort; elke partij hitst hare rijders door raad, goed-of afkeuring hartstoglelijk op en aan; de toeschouwers verheffennbsp;zich op hunne zitplaatsen, en razen met handen en voelen ,nbsp;als dol of bezeten, steeds voort, terwijl de een den andernbsp;met beschimping of uittarting, ja, zelfs met vuistslagennbsp;zijne meening toelicht 2); en zoo nu is de schouwplaats nietnbsp;meer in het kampperk, maar naar de verschillende rangennbsp;van het Theater overgebragt, waar de schermutseling somsnbsp;tot een gruwelijk moordtooneel wordt : dus telde men ernbsp;op éénen dag vijf-en-derlig duizend lijken 5)!

Hij kende ze alzoo grondig de schouwspelen van het oude

1) nbsp;nbsp;nbsp;Mappa.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Varr., lib. II, De Re rustica. Zie Balenger, De Circis, p. 12B.nbsp;— In dit werk worden de reeds medegedeelde en nog volgende bijzonderheden, grootendeels aangelroffen.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Procop., De bell. Persic,, lib. I; Buleng., p. 129 cn volg.

Drievoudig Rome. — II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;3

-ocr page 30-

09 HET DRIEVOUDIG ROME.

Rome, hij, de groole schrijver, die er in drie woorden een volkomen beeld van schetst: woede, wreedheid, wulpsch-heid 1). Hij had er echter nogr kunnen bijvoegen; uitzinnigheid , verkwisting en afgoderij^

Voor dal volk, waaraan de taal der christenen geen naam weet te geven, werden def wagenmenners personaadjes vannbsp;belang, helden, halfgoden. De dichters bezongen hunnenbsp;zegepraal; de keizers, de overheidspersonen, geheel het volknbsp;wees hun eerekroonen toe, stichtte hun gouden en bronzennbsp;standbeelden, overlaadde hen met rijkdommen en eerbewijzen,nbsp;en het marmer hunner praalgraven bragt aan de verstenbsp;nakomelingschap hun roem in weidsche lofspraak over 2).nbsp;De paarden-zelve deelden in die uitzinnige toejuiching ennbsp;hulde mede: zij bekwamen kroonen, standbeelden, krebbennbsp;van goud, ja, zelfs de eerbetuiging van het Consulaat. Wanneer zij door ouderdom onbruikbaar waren geworden, werdennbsp;ze, even als de Veteranen van het leger, onderhouden opnbsp;kosten van den Staat; en, stierven ze, zoo wachtte hen eenenbsp;eervolle begravenis op het Vatikaan 3).

Inden Circus, zoowel als in het Amphitheater, moesten, om het volk te lokken, de vermaken, zooveel mogelijk,nbsp;afgewisseld worden. Jaglen, in de daad , ongelooflijk, wegensnbsp;het groot aantal en de verscheidenheid van het gedierte;nbsp;zwaardvechterskampen, strijd tusschen menschen en beesten,nbsp;worstelen, vuist- en scheepsgevechten, de laatste soms innbsp;een zee van wijn 4), ziedaar wat er om beurte noodig was,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Voluptates circi furentis, cavca; ssivientis , scenae la.scivienfis.nbsp;Tertull., De Pudicitia.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Martial., De Stat., lib. V , c. 26; Buteng., p. 146.

3) nbsp;nbsp;nbsp;ld., 148.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Fertur in Euripis vino plenis navales circenses exhibuissc.nbsp;Lainprid., in Heliogab.

-ocr page 31-

BESCHRIJVING DER SPELEN. 25

om de zinlijkheid te prikkelen en te streelen van een zoo in weelde en wellust uitgeleerd en tevens uitgeput volk. Kannbsp;men een blik werpen op de plaats, waar al deze herinneringen ons voor den geest woeden gebragt, zonder te denkennbsp;aan Andróclus en den afrikaanschen leeuw, zeker, mindernbsp;Wreed dan de Romeinen. Daar, in dien Circus was het,nbsp;dat, volgens Aulus-Gellius, deze arme slaaf, aan het wildnbsp;gedierte ten prooi geworpen, herkend en gespaard werd doornbsp;Ket edel dier, dat door hem van een’ in den klaauwbinnennbsp;gedrongen doorn bevrijd was, toen hij, voorlvluglig, indenbsp;woestijn tegen de wreede mishandeling zijns meesters eenenbsp;sehuilplaats zocht.

Het was niet genoeg, het goud, het zilver, het bloed ''an geheel de wereld, tot vermaak van het wereldbeheer-schend oppermaglig volk, kwistig te hebben misbruikt: mennbsp;moest het, daarenboven, ook nog met schatten als overstelpen , om het, in zeker opzigt, daarvoor dank te betuigen,nbsp;dat het aan deze verderflijke feesten wel deel had willennbsp;nemen; steeds werden de feesten in den Circus besloten metnbsp;eene loterij. Zoo zag men, beurtelings, Nero, Titus, Domi-lianus, Hadrianus en cle overige keizers, met volle handen,nbsp;houten dobbelsteenen in het strijdperk werpen, die eerst doornbsp;de mannen, en voorts door de vrouwen werden opgeraapt,nbsp;en elkander, in woede ontnomen. Op eiken teerling stondnbsp;de naain van een voorwerp vermeld , hetwelk men, bij hetnbsp;uitgaan van den Circus , kon meênemen. Suetonius leert ons,nbsp;van w'elken aarden waarde die voorwerpen waren; «Gedurende despelen, die verscheiden dagen lang duurden, deednbsp;Nero dagelijks tot duizend loterij-biljetten toe ronddeelen,nbsp;waarmeè men alle soorten van zaken winnen kon: vogelen,nbsp;levensmiddelen, koorn, kleedingstukken, goud, zilver, paar-len , diamanten , schilderijen , slaven, paarden, getemde wilde

-ocr page 32-

24 HET DBIEVOUDIG HOME.

dieren, schepen, huizen, landerijen enzv. 1). Evenzoo deden zijne opvolg^ers 2) ; terwijl, in teffenoverffestelden zin, oudenbsp;slaven naar het Tiber-eiland werden {gezonden , om daar dennbsp;hongerdood te sterven.

Waren de spelen van den Circus eene heidensche maatschappij waardig, niet minder waren zij de Goden waardig, welke deze aanbad. Zou men kunnen gelooven, dat dienbsp;schouwspelen godsdienstige feesten waren, feesten des hemelsnbsp;en van de aarde, de feesten van geheel de heidensche wereld ?nbsp;En nogtans is het zoo. « Het godsdienstig karakter straaltnbsp;er overal in door; men behoeft de oogen slechts te openen,nbsp;om er dat in te zien. Het spreekt luide èn in den bouw vannbsp;eiken Circus, de schouwplaats dezer z'rowze plegtigheid, ènnbsp;in de spelen, die er worden vertoond. Zoo is de Spina metnbsp;kapellen vol Godenbeelden als overdekt; de Carceres, twaalfnbsp;in getal, herinneren aan de twaalf teekenen van den Dieren-riem. De dolfijnen en Ova van hout 5), waarmeê de kolommen , die de baan aanduiden en afbakenen, op den topnbsp;prijken, staan in verband met de eeredienst van Neptunusnbsp;of Consus, gelijk ook met de vereering der Beschermgodennbsp;van de wedloopers en worstelaars, te weten Castor en Pollux, beiden geboren uit een ei. De wagenmenners, in viernbsp;verschillende kleuren uitgedost, stellen de vier jaargetijdennbsp;voor. Zij rijden van de twaalf carceres uit, even als hetjaarnbsp;door de twaalf teekenen van den Dierenriem heengaat; en denbsp;vier-en-tvvintig wedloopen, welke zij doen, duiden op denbsp;vier-en-twintig uren van dag en nacht. Nog vele anderenbsp;zaken slaan hier niet minder met de geheimen der natuur

1) nbsp;nbsp;nbsp;Sparsa et populo missalia omnium rerum, etc. Suct., in Ner.,nbsp;XI.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Buleng.. De Venat. circi., p. 110 en volg,

3) nbsp;nbsp;nbsp;Eivormige kolommen of cypressen.

-ocr page 33-

SANTA»MAR!A-IN-C0SMED1N.

in een naauw verband. De Tweespannen {Bigcé) van één wit en één zwart paard, beteekenen den wisselloop der maan,nbsp;die nu eens bij dag, dan bij nacht wordt afgelegd. Denbsp;Vierspannen {Quadrig(s) zinspelen op den rid, door Phoebus volbragt. De handpaarden, waarop de herauten van dennbsp;Circus de wedrennen komen aankondigen, stellen Lucifernbsp;voor, den heraut van den dag. Pluto heeft de Driespannennbsp;{Trigce) en Jupiter de Sejugce of Zesspannen onder zijnenbsp;bijzondere bescherming gt;gt; 1).

Zoo dan strekten de spelen van den Circus lot een glanzenden spiegel der heidensche afgodsdienst. Is het derhalve wel te verwonderen, dat de Kerkvaders zoo dikwerfnbsp;legen deze volksvermaken hebben geijverd? Na, onafgebroken , dagen en nachten voortgeduurd te hebben, eindigdenbsp;het feest, gelijk als het begonnen was. Lang na zonneonder-gang, werden er duizende fakkels ontstoken, om de talloozenbsp;menigte bij het zamendringen aan de uitgangen van den Circus voor te lichten, en in den statigen optogt vooraf tenbsp;gaan, bij het tempelwaarts terugbrengen der Godenbeelden,nbsp;wier tegenwoordigheid de spelen gewijd en geheiligd had 2).

Wanneer men, slaande ter plaatse-zelve, waar eenmaal dat Theater stond, in den geest al die misdadige dwaasheden één voor één herdenkt, dan krijgt het gemoed eeuenbsp;ware behoefte aan rust, en zoekt het naar eene kalmenbsp;wijkplaats, om daar vrij den teugel te kunnen vieren aannbsp;de gevoelens, waaronder het gaat gebukt. Hoe gelukkignbsp;waren wij, in de nabijheid een heiligdom te be.speuren,nbsp;de spits eener kerk, aan de H. Moedermaagd gewijd! Wijnbsp;traden er binnen; het was Santa-Maria-in~Cosmedin.nbsp;Aan de zaclitmoedige Koninginne der wereld toegeëigend ,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Cassiod. Variar., 111, 51 ; Rome au siècle d'Auguste, t. II, 232.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Xipliil., in Sever,, p. 406.

3

-ocr page 34-

26 HET DRIEVOUDIG ROME.

schijnt deze tempel, niet verre van den grooten Circus gebouwd, daar te staan, lot bevrediging van den in zijn gevoel diep geschokten reiziger, die, door de herinnering aan denbsp;daar gepleegde gruwelen , met weemoed wordt vervuld, dochnbsp;in dat vreedzaam heiligdom de verzekering erlangt, dat denbsp;menschheid thans leeft onder eene andere wet. Deze kerknbsp;wordt gehouden voor de tweede, die te Rome aan de H. Moeder Gods werd toegewijd. Men houdt het er voor, dal zijnbsp;door de eerste christenen gebouwd is op de puinen van dennbsp;tempel der Pudioitia patricAa^ waarin alleen aan edele ennbsp;niet hertrouwde weduwen toegang werd verleend. Naar luidnbsp;der overlevering, gaf de H. Augustinus, alvorens zich naarnbsp;3Iilaan te begeven, dadr les in de Redekunst, en de kalho-lijken van het Oosten, door de Beeldstormers (/cowoc/as^ew)nbsp;vervolgd, schonken, toen zij daar eene schuilplaats kwamennbsp;zoeken, haar den naam van de School der Grieken. Alhoewel zij in 772 door paus Adriaan I., en in 858 doornbsp;paus Nicolaas I. hersteld en vernieuwd werd, rangschiktnbsp;men toch deze basiliek onder degenen, die hel best de oor-spronklijke vormen hebben behouden,

Intusschen is het kostbaarste sieraad, dat er in gevonden wordt, eene afbeelding der H. Maagd, die uit het Oosten werd weggevoerd , om haar te beveiligen legen do schennis van Keizer Leo Isaurus, den woedenden bestrijder der beelden. Naar het gevoelen van kenners, is deze schilderij,nbsp;een meesterstuk van byzantijnsche kunst, zóó schoon, datnbsp;Rome niel.s heeft van dien aard, wat daarmeê vergelekennbsp;worden kan. Zij staat achter het hoogaltaar geplaatst, ennbsp;voert de beroemde Grieksche woorden; étsoróxo? asmdpOe'joc;:nbsp;« Moeder Gods, altijd maagd,» lot opschrift. Onder helnbsp;koor is eene benedenkerk, of oorspronklijke Crypt, waarnbsp;men langs twee trappen in afdaalt. liet oude opschrift duidt

-ocr page 35-

27

AVENTIJNSCHE BERG,

aan, dat dadr bewaard wordt het ligchaam van de H. Gyrilla, dochter van keizer Decius: Beatwnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F'irg. et M.

Decii, De schrijvers van de levens der heiligen hou* den het er echter voor, dat de beroemde martelaresse eennbsp;vrijgelaten slavin was van de keizerin, des dwingelands gema-linne. Wat daarvan ook zij, geen pelgrim, die deze gewijdenbsp;plaats bezoekt, of hij kust eerbiedig den steen, waarop hetnbsp;schuldeloos slagtoffer ter dood werd gebragt; deze zal drienbsp;voet lang, twee breed, en vier duim dik zijn. Twee honderd martelaren, van beide kunne, van alle landen en vannbsp;eiken ouderdom, maken het doorluchtig gevolg uit dernbsp;H. Maagd in de kerk van Santa-Maria-in-Cosmedin 1).nbsp;Wij bragten hun allen onze eerbiedigste hulde toe, hun, dienbsp;door het storten van hun bloed, de wereld van de wreedheden des heidendoms hebben verlost; en begaven ons vervolgensnbsp;huiswaarts terug, om daar onze indrukken en herinneringennbsp;in nadere overweging te gaan nemen, al het genotene opnbsp;dezen voor ons zoo hoogst-gewigtigen dag!

30. December.

Aventijnsche berg. — Heidensche herinneringen. — Christlijke herinneringen. — Kerk der H. Prisca; — der H. Sabina. —nbsp;Geschiedenis. — Mosaïk. — De H. Dominicus; zijn Oranjeboom.nbsp;— Kerk van den H. Alexis. — Geschiedenis. — Prioraat vannbsp;Malta. — Gezigt op Rome. — De Monte Testaccio. — Dolzinnignbsp;bevel van Ileliogabalus.

Op nieuw, zonder regts of links heen te zien, — uit vreeze van wederom hier of daar slaande te zullen blijven,nbsp;— een gedeelte der reeds de vorige dagen bezochte plaatsennbsp;voorbijsnellende, kwamen wij nu, al bij lijds, aan den voet

1) Constanzi, t. II, p, 44; Mazzol., t. VI, p. 136.

-ocr page 36-

28 HET DRIEVOUDIG ROME.

van den Aventijnschen berg. Door eene enge, sleil-oploo-pende, ongeplaveide straat, beklommen wij, aan de Tiber-zijde, de helling van dezen heuvel; langs alle kanten werden wij door tallooze herinneringen als bestormd. Links lieten wijnbsp;het hol van Gacus liggen den beruchten roover, die, volgens het verhaal der Fabel, door Hercules, wiens ossen hijnbsp;gestolen had, gedood werdl); vóór ons vertoonde zich denbsp;plaats, waar de Badstoven stonden van Decius enHeliogaba-lus, eene plek, treurig vermaard door de namen en de feiten , die daaraan bij herinnering verbonden zijn 2) •, vervolgens de voormalige standplaats der woning van Vitellius,nbsp;die de woede van de Romeinen gaande maakte 51; van dennbsp;beruchten Tempel der goede Godin 4); van Minerva’s tempel,nbsp;waar de tooneelspelers en dichters bij een kwamen 5); vannbsp;den Tempel der Vrijheid, n\G\.ü]n Tabularium^ waarin hetnbsp;strafwetboek der zich vergetende Vestalinnen vervat was 6).nbsp;Nadat deze bezoedelde bladzijde der ongewijde geschiedenisnbsp;in de jaarboeken der wereld was omgeslagen, volgden welnbsp;dra de beter bewaard gebleven gedenkteekenen van onzennbsp;christlijken roem. Hier, namelijk, woonden de H. Marcellanbsp;en de H. Sylvia, twee doorluchtige vrouwen, waarvan denbsp;eerst-genoemde eene zoo roemvolle plaats in de schriften vannbsp;den H. Hieronymus beslaat 7), als de laatst-gemelde in hetnbsp;leven van den H. Gregorius den Groote, den vvaardigen zoonnbsp;van zulk eene moeder.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Virgil., lib. VIll.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Cassiod., in Croni.; Lamprld., in Ileliogab.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Tacit., Hist., lib. 111.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Ovid., Fast., lib. V.

Ö) Festas, in Scribas.

6) nbsp;nbsp;nbsp;Tit.-Liv. , Decad. V, lib. V; Festus , lib. V.

7) nbsp;nbsp;nbsp;Epist. 54 ad Desider.

-ocr page 37-

KERK DER H. PRISCA. 29

Tot dusverre hadden wij in herinneringen geleefd; eindelijk zou nu de wezenlijkheid aanvangen. De kerk der H. Prisca opende voor ons hare deuren en de schatkamers barer oudheid. Naast aan den Temfel van Diana en bij de Fonteinnbsp;der Faunen gelegen, slaat zij levens ter plaatse , waar zichnbsp;het huis bevond, dat eenmaal door de doorluchtige niarte-laresse bewoond werd. De H. Petrus genoot daar dikwerf denbsp;gastvrijheid, ten gevalle van twee nieuwbekeerden, Aquilanbsp;en Priscillus, geboren Joden, die misschien wel aan hetnbsp;consulaire geslacht der H. Prisca verbonden zijn geweest.nbsp;Deze jonge maagd was dertien jaren oud, toen zij, in hetnbsp;ouderlijk huis, door den Apostel-zelven gedoopt werd. Bijnbsp;keizer Claudius verklaagd zijnde, bragt men haar naar dennbsp;Apollo-tempel, om daar aan de Goden te offeren. Op harenbsp;weigering, deed de regler haar eerst wreedelijk geeselen,nbsp;en vervolgens in een engen kerker werpen. Ten tweedennbsp;male voor de vierschaar gebragt, betoonde zij dezelfde standvastigheid in hel geloof, zoodanig, dat de dwingeland, vannbsp;woede buiten zich-zelven, last gaf, om haar eerst kokendennbsp;olie over het hoofd te gieten, en daarna in een duister kerkerhol op te sluiten, waar zij niet werd uitgehaald, dan omnbsp;voor het roofgedierte ten prooi geworpen te worden; dochnbsp;de leeuw, die haar verscheuren moest, legde zich eerbiedignbsp;aan hare voeten neder, zonder dat dit evenwel hare wreedaardige beulen kon vermurwen, die nu de gewijde maagdnbsp;de pijnbank- , vuur- en hongerfoltering deden ondergaan;nbsp;doch alles te vergeefs! Beschaamd, dat een kind hen trotseerde, sleepten zij het weerloos meisje naar Ostia heen,nbsp;drie mijlen van Rome verwijderd, waar men haar onthoofden deed 1). De II. Prisca wordt gehouden voor de eerste

!)¦ Baron, Annot. ad Martyr.; Martinelli, Primo Trofeo delta Croce, c. XVIU.

-ocr page 38-

30

HET DRIEVOUDIG ROME.

marlelaresse van het Westen 1). Zoo dan was het eerste bloed, dat, ter wedergeboorte over het oude Rome geplengdnbsp;werd, romeinsch bloed, edel bloed, het bloed eener maagd!

In de onderkerk {Crypt) wordt de schaal, waarmeé de H. Petrus doopte, zorgvuldig bewaard. Deze kerk werd in 772nbsp;door paus Adriaan I., en in 1433 door paus Gallixtus III.nbsp;hernieuwd, en bezit nog een oud opschrift, waarin de feiten, welke ik hierboven meêdeelde, beknopt worden aangeduid 2).

Een niet minder edel bloed zuiverde de langen tijd door den Tempel van Juno-Regina bezoedelde plaats; namelijk datnbsp;van de H. Sabina, in het huis barer bloedverwanten zelfnbsp;gemarteld. Aan de zorg eener opvoedster toevertrouwd, dienbsp;Christin was, werd Sabina gedoopt, deed een rijk huwelijk,nbsp;doch werd eindelijk als Christin in hechtenis genomen. Opnbsp;last van keizer Hadriaan, moest Elpidius haar gaan ondervragen: « Zijt gij Sabina niet (zeide hij), edel van geboortenbsp;zoowel als door uwen echt 3) ? »nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Ja, die ben ik; maar

(zoo sprak zij) ik breng ook hulde en dank toe aan Jesus-Christus, die, door bemiddeling van Seraphia, mij uit de slavernij des satans verlost heeft. » De regter vroeg haar nunbsp;niets meer, maar liet, na verschillende martelingen, de edele

1) nbsp;nbsp;nbsp;Mazz., t. VI, p. 269.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Monlis Aventini nunc facta est gloria major

Unlus vcri relligione Dei:

Praecipue ob Priscae, quod ccrnis, nobile Templum,

Quotl priscarn merito par sibi nomen habet.

Nam Petrus id coluit, populos dum ssepc doceret,

Dum faceret magno sacraque saepe Deo:

Dum quos Faunorum fontis deceperat error,

Hic melius sacra purificaret aqua.

Zie Fogginio, p. 288.

3) Tu-ne es illa Sabina et genere et matrimonio nobilissima ?

-ocr page 39-

51

KERK DER H. SARINA.

beschuldigde onthoofden. Hare broeders in hel geloof beijverden zich, in den Pagus Vindicianus^ op haar graf, eene bidkapel te plaatsen, doch zorgden tevens, dat ook denbsp;plek, waar de Heilige gemarteld werd, niet in vergetelheidnbsp;geraken kon. Een vroom priester, lllyriër van afkomst, ennbsp;Petrus genaamd, bouwde daar eene kerk. De herinneringnbsp;aan den menschlievenden stichter wordt door het volgendenbsp;opschrift blijvend bewaard: « Rijk voor de armen, arm voornbsp;zich-zelven die de goederen van het aardsche leven verachtende , verdiende op het hemelsche leven te mogen hopen.nbsp;Pavperibvs locvples , sihi pavper , qvi bona vitae preenbsp;sentis fvgiens, mervit sperare fvtvram. » Kan eenignbsp;heidensch opschrift wel met dit christlijke vergeleken worden ? Maar, hoe dan te oordeelen over dat andere, wat mennbsp;in dezezelfde kerk voor den vromen kardinaal Valentininbsp;geplaatst heeft ? P^t moriens viveret vixit vt moritvrvs.

“ Teneinde stervende te leven, zoo heeft hij geleefd , als moetende sterven. » Geheel de wijsbegeerte des menschlijkennbsp;levens is in deze korte woorden vervat.

De kerk der H. Sabina, zoo vol van allerlei herinneringen, werd door den H. Sixtus HI. gewijd, en door den H. Gregorius den Groote voor den Aschdag ter pauslijke dienstnbsp;bestemd. Deze doorluchtige opperherder preekte dan ook aldaarnbsp;veelmalen op dien dag, en langen tijd hielden de pausennbsp;hel godvruchtig gebruik in stand, om de gewijde asch dernbsp;boetepleging jaarlijks in de kerk der H. Sabina te gaan ontvangen.

De zijwanden, en de daarop nog overgebleven sporen strekken tol bewijs, dat deze kerk vroeger rijkelijk vannbsp;mosaïkwerk moet zijn voorzien geweest. Twee er van, ennbsp;die zeer schoon zijn, worden daar nog gevonden, en welnbsp;een in het priesterkoor, waar men vijftien medaljons aantreft,

-ocr page 40-

32 HET DRIEVOUDIG ROME.

die, boven in den boog van het gewelf in 't ronde slaan, en waarvan de bovenste den Zaligmaker voorstelt, terwijlnbsp;de overigen onzekere figuren opleveren, die min of meernbsp;overeenstemmen met de afbeelding der keizers, zoo als dezenbsp;op de medaljes voorkomen. Aan elke zijde is eene stad,nbsp;welke de christlijke oudheidkunde herkent voor .Jerusalem ennbsp;Bethlehem, de twee grenspunten van des Heeren leven opnbsp;aarde. Daaronder zijn drie lampen neêrgehangen, ten zinnebeeld van het licht, dat uit de kreb, de wieg van het God-Kind is uilgegaan, en van het Kruis, zijne stervenssponde,nbsp;glansrijk over geheel de wereld nederstraalde. In den hemel,nbsp;boven des Verlossers hoofd, zweven negen duiven, ten teedernbsp;zinnebeeld der onschuld en der lieftalligheid van het mensch-geworden Woord.

Onder aan in de kerk bevindt zich het andere mosaïk-werk , en wel een niet minder belangwekkend dan het eerste. De vier Evangelisten, met hunne zinnebeeldige aanduiding,nbsp;maken het bovengedeelte van dit kunstgewrocht uit. Ternbsp;zijde, regts, ziet men den H. Petrus, links, den H. Paulus,nbsp;beiden met de prediking van het Evangelie bezig. Boven Sint-Pielers hoofd, ontdekt men, in een wolk, eene halfgesloten hand, ten zinnebeeld der godlijke magt, waarmede denbsp;Apostel is toegerust. Onder den H. Petrus vertoont zich eenenbsp;vrouw, met een boek in de hand , en onder hare voetennbsp;leest men de volgende woorden, die aanduiden, wat zij verbeelden moet: Ecclesia ex Circvtncisione: « de kerk dernbsp;besnijdenis. » Onder den H. Paulus ziet men eene soortgelijke figuur, met deze, eveneens zeer duidelijke woorden;nbsp;Ecclesia ex Gentibvs: « de kerk der heidenen. » Zalvendenbsp;stichting, eenvoud, grootheid, dit alles tezamen, straalt innbsp;deze oude schilderwerken door. Inderdaad, onze vaderen waren meer dan onze hedendaagsche meesters doordrongen van

-ocr page 41-

KEBK DEIi 11. SABINA. nbsp;nbsp;nbsp;00

de wijding der kunst, zij, die, maar al te dikwerf, met een heidensch penseel en een wereldsch gemoed op denbsp;gewijde wanden onzer godshuizen heilige waarheden, mysteriën der Godsdienst, voordragen, waarvan zij geen begrip,nbsp;waarvoor zij geen gevoel hebben 1).

In de benedenkerk, onder het altaar gelegen, rusten de ligchamen der H. Sabina en der H. Seraphia, maagdnbsp;en martelaresse, haar opvoedster. Links bij het inkomen,nbsp;ziet men in den muur den steen vastgehecht , die hetnbsp;graf der heilige martelare.ssen bedekte, en waarop de H. Do-minicus gewoon was, zijn gebed te doen. Waarom, —nbsp;zal men vragen — had de stichter der Predikheeren-ordenbsp;deze plaats verkozen tot het. storten van zijn gebed ? Denbsp;reden daarvan is /eer eenvoudig; Paus Honorius III. hadnbsp;een paleis, naast de kerk der H. Sabina gelegen, en gafnbsp;dit aan den II. Dominicus ten geschenke; zoo werd datnbsp;pauslijk paleis de woning van den beroemden Heilige, ennbsp;een der aanzienlijkste huizen van zijne Orde.

In den gevel prijkt de naam der onsterflijke bewoners van vroeger eeuw: de H. Dominicus, de H. Raymond denbsp;Pennafort, de H. Thomas van Aquino, de II. Hyacinthus,nbsp;het licht van Polen, de H. Pius V. Men oordeele dan,nbsp;met welken heiligen eerbied wij den drempel betraden vannbsp;dit zoo hoog eerwaardig verblijf, en hoe geroerd wij warennbsp;bij de aanschouwing en het doorwandelen van diezelfde plaatsen,nbsp;eenmaal door zoovele heiligen en mannen van genie betreden en bewoond! liet werd ons veroorloofd, de kamer vannbsp;den H. Dominicus te bezoeken, die nog geheel onveranderdnbsp;gebleven is; een vertrek, naar ik gis, tien voetlang en zesnbsp;voet breed. Thans is hel eene kapel, rijk door de koningen

1) Zie Ciainpiiii , t. I, p. 186 cn volg.

Drievoudig Rooie. — 11. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;A

-ocr page 42-

54 HET DRIEVOCDIG ROME.

van Spanje opgeluisterd. Kort daarbij vindt men de nederige cel, door den H. Pius V., den paus van glorierijke gedachtenis, den verwinnaar bij Lepanto, bewoond geweest. Ondernbsp;geleide van een kloosterling, zoo vriendelijk-spraakzaam alsnbsp;ik alle Dominikanen steeds heb aangetroffen, gingen wij denbsp;breede gangen door, en zoo naar den tuin heen, waar wijnbsp;een oranjeboom vonden , door de hand van den H. Dominicus-zelven geplant, en omgeven door een grooten steenen bak,nbsp;in den vorm der plutei van de Ouden. Deze zes eeuwennbsp;oude boom draagt nog vruchten. Men plukte er eenigennbsp;voor ons, en wij namen die als eene vrome herinneringnbsp;vandaar dankbaar mede; ja, ik wil het luide getuigen, wijnbsp;gevoelden ons bij het bezit dezer schoone oranje-appelen vrijnbsp;wat gelukkiger dan het geval zou zijn met bladeren uit denbsp;tuinen van Virgilius, of marmerbrokkelingen en mosaïken dernbsp;monumenten van het heidensch Rome, waarvan de meestenbsp;verlichte reizigers niet verzuimen , een ruimen voorraad vannbsp;hier meê te voeren.

Als men bij het uitgaan van de Sabina-kerk regtsom slaat, dan komt men al zeer spoedig aan het kloosternbsp;der Iliëronymiten, waar zich de schoone kerk van dennbsp;H. Alexis bevindt. Het eerste voorwerp eener welverdiendenbsp;bewondering is het tabernakel van het hoogaltaar, in edelenbsp;marmersoorten bewerkt, een echt-koninklijk geschenk vannbsp;Spanjes Vierden Karei. Doch , de meesterwerken der kunst ennbsp;de luister der vorsten worden hier door den glans der christ-lijke nederigheid volkomen verduisterd. Hel aloude paleis vannbsp;Euphemianus, den romeinschen senator en vader van dennbsp;H; Alexis, thans de kerk, die op dit oogenblik door onsnbsp;werd bezocht, herinnert aan den moed eener deugd, wiernbsp;beoefening welligl vrij wat moeijelijker dan het martelaarschap mag gerekend worden: ziet gij daar, regts in het hoog

-ocr page 43-

GESCHIEDENIS, 35

koor, dien engen en diepen put? Hel was da4r, dat des senators zoon het water schepte, waarmeé hij zich verfrischte. Beneden in de kerk, achter een prachtig hekwerk, zietnbsp;men een trap, waaronder Alexis, na van een langen ennbsp;geheimzinnigen pelgrimslogl terug gekomen te zijn, zeventien volle jaren doorbragt, arm en onbekend in de ouderlijkenbsp;woning. Die trap is van hout, beslaat uit tien treden, ennbsp;staat onder een gazen sluijer geplaatst, die, terwijl zij hetnbsp;merkwaardig voorwerp tegen de slof beveiligt, er echternbsp;het volledig gezigt van blijft loelalen 1). Een oversehoon witnbsp;marmeren beeld stelt den Heilige voor, liggende, met, innbsp;de eene hand, een crucifix, en in de andere een papier.nbsp;De kunstenaar heeft de wondervolle omstandigheid willennbsp;vereeuwigen, die er bij den dood van den groeten dienaar Godsnbsp;plaats greep. Ziehier wat daarbij voorviel.

Sedert zevehtien jaren leefde Alexis , de zoon van Euphe-mianus en Aglaja, in ’l verborgen als een gewone arme, onder den trap van het vaderlijk huis; het einde van zijn heldhaf-tigen levensloop stond nu aan te vangen. De God der oot-moedigen van harte wilde de deugd zijns dienaars doennbsp;uitschitleren, en glorievol voor de oogen der rnenschcn verheffen en verheerlijken hem, die, om den Hemel te behagen,nbsp;zoo langen tijd en zoo onverdroten getrouw hunne blikkennbsp;was ontvlugt. Alexis sterft, en terstond fluistert het in verscheiden kerken van Rome den geloovigen zachlkens in hetnbsp;oor; QucBrite hominem Dei , ut oret pro Roma: « zoek

1) Onder den trap-zelf leest men het volgende opschrift: « Sub »gradu isto in paterna domo B. Alexius, Romanorum nobilissimus,nbsp;»non ut filius , sed tanquani pauper advena receptus, asperam egenam-*gt;que vilam duxit annis XVII; ibique purissimam animam Creator!nbsp;»suo feliciter reddidit anno CCCCXIV, Innocentio PP. I, et Honorionbsp;«et Theodüsio II Imperatoribus. »

-ocr page 44-

56 HET DRIEVOUDIG ROME.

den man Gods, opdat hij voor Rome buide. » De stad komt, op die geheimzinnige slem, in beweging; men vangt aan metnbsp;bidden, teneinde van God te vernemen , w’aér men den Heiligenbsp;hebbe Ie zoeken, en dezelfde geheimvolle slem doel zichnbsp;hooren: « %oek den man Gods, opdat hij voor Romenbsp;hidde ! » — maar zij voegde nu levens nog daarbij: In domonbsp;Enphemiani quaerite: « zoek hem in Euphemianus’huis. »nbsp;Hel volk trekt in digle menigle derwaarts; men vindtnbsp;den armen Heilige, onder een trap, dood liggen, met eennbsp;crucifix in de eene hand, en een gesloten stuk papier innbsp;de andere. Te vergeefs tracht men , hem dit papier te ontnemen , waarin men meent, dal hij zijne gcscliiedenis zalnbsp;hebben geschreven. De opperpriester, de keizer, de senaat,nbsp;allen, zijn weldra van hel vreemd verschijnsel onderrigt; zijnbsp;snellen naar den Aventinus heen , en ook Alexis’ vader bevindtnbsp;zich onder hen. Tot den doode genaderd, beveelt de pausnbsp;hem, in den name Gods, hel papier, hetwelk hij in denbsp;hand hpeft, weg Ie laten nemen; de hand van den ontslapene opent zich, en hel geschrift gaal nu over in de handennbsp;van Gods stedehouder. Hij leest hel voor, in tegenwoordigheid des keizers, van den senaat, van al het volk, vannbsp;den vader, de moeder, en van des heiligen Alexis echtgenoot.nbsp;Men verbeelde zich den indrnk, dien het roerend berigt opnbsp;allen maakte , die daar vernamen, dat deze arme, gedurendenbsp;zeventien jaren in hel verborgen ouder den trap van hun paleisnbsp;geleefd hebbende, Alexis was, hun zoon, haar echtgenoot.

Geheel Rome stortte smarlelranen, maar ook tranen van

vreugde, en, als hel geoorloofd was, om hel te zeggen, zelfs tranen van bewondering. Uil eerbied voor den dienaarnbsp;Gods, verlangden keizer Honorius en paus Innocensius 1.nbsp;persoonlijk den Heilige naar de kerk van den H. Bonifaciusnbsp;te dragen, die, naast hel paleis van Euphemianus gelegen,

-ocr page 45-

KEUK VAN DEN H. ALEXIS. 57

sedert de kerk van den H. Alexis geworden is 1). Zijn ligchaam rust onder het hoofdallaar, in een prachtige reliekkas, metnbsp;dat van den H. Bonifacius, den martelaar. Niet ver vandaarnbsp;ïiet men het wonderbeeld der H. Maagd, die aan de inwonersnbsp;van Edessa de verdienste des welgelukzaligen pelgrims ontdekte,nbsp;en hem zelven aanried, om naar Rome weêr te keeren, ennbsp;daar zijn leven te slijten in ’t verborgen onder het ouderlijknbsp;dak 2).

De christlijke heldenmoed, dien wij hier bewonderden, èn in de standvastigheid eener jonge maagd, èn in den oot-moed van een jeugdigen edelman, biedt zich op den Aven-tijnschen berg ook nog elders, in de verhevenste wijze vannbsp;uitdrukking, treffend aan : bij de kerk van den H. Alexis vindtnbsp;men namelijk de groolpriorij der Ridders van Malta. Hunnenbsp;kerk , aan de H. Maagd loegewijd , staat op de bouwvallen vannbsp;den tempel der godin Fauna 3), zijnde, zoo als men weet,nbsp;een der veelvuldige titels, door de heidenen aan Cybele gegeven. Maria te vereeren, ter plaatse-zelve, waar de Romeinen denbsp;mysteriën der goede Godin {bona Dea) vierden, ja, dit getuigtnbsp;luide voor het diepe inzigt en de sehrandere kennis van zakennbsp;en menschen, gelijk het chrisllijk Rome-alleen die bezit en innbsp;toepassing weet te brengen. Santa-Maria-Avenlina vormt hetnbsp;middelpunt der priorij, die allerbekoorlijkst gelegen is. Wanneernbsp;gij voor den hoofdingang staat, die aan de met frisch geboomte beplante esplanade uilkomt, verzuim dan niet eennbsp;oog door het sleutelgat te laten gaan; gij zult u daar kunnen verlustigen in het verruklijkst vergezigt juist op detjnbsp;eene halve mijl vandaar gelegen Dom van Sint-Pieter.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zlc de Bollandisten , 17 Julij.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Ma7.iül., c. VI , p. ii70.

'3j Nardini , p. 398.

-ocr page 46-

38 HET DRlEVOüDIG ROME,

Van uit de Belvedere, die, achter in den tuin, op den rand van het steil gebergte gebouwd is, heeft men een innbsp;de daad schilderachlig uilzigt over den Tiber, die, aan dennbsp;voet van den Aventijn , zijne geelachtige wateren langzaamnbsp;naar de haven der Romeinen voortsluwl; vervolgens naarnbsp;den tegenover-liggenden oever, waar het groot godshuis vannbsp;Sint-Michiel zich vertoont; voorts op het kwartier van Tras»nbsp;tevere; daarachter op den Janiculus, aan den horizont, en,nbsp;eindelijk, regts op Rome-zelf. Links, naar het zuid-oostennbsp;heen, tusschen de oude forta Trigemina, en de poort vannbsp;Ostia, ontdekt het oog onzer herinnering de uitgestrektenbsp;haven Navalia , hei Emporium , door de Romeinen gegraven en met trolsche galerijen omgeven, waar de rijk-bevraehtenbsp;schepen ten anker kwamen, die te Rome de voortbrengselennbsp;en den buit van de geheele wereld aanbragten. Daar ternbsp;plaatse ziet men in herinnering ook nog het tuighuis dernbsp;marine en de korenmagazijnen van Staat 1), alsmede hetnbsp;Forum pistorium , misschien aangelegd sedert .Domitianusnbsp;een gilde van bakkers tot stand had gebragt 2). Verder op,nbsp;vertoont zich, te midden der uitgestrekte vlakte als geheelnbsp;eenzaam en verlaten, de Schervenberg, monte Testaccio.nbsp;Zonderlinge benaming! een berg enkel uit brokken en scherven van potten zaamgesleld, en wel tot eene hoogte vannbsp;163 voet, met een omvang van 4,503 voeten. Men is eenstemmig van gevoelen, dat de door de oude Romeinen opgegraven aarde, toen zij den groolen Circus, of renbaan, ennbsp;de overige monumenlen hunner .stad bouwden, de onderstenbsp;lagen van dit kunstgebergte uitmaakl; verbrijzelde pottennbsp;en pannen vormen het bovenste gedeelte er van. Deze verklaring , buitendien door het naaste onderzoek-zelf volkomen

1) nbsp;nbsp;nbsp;Titus-Livius, Decad. V, lib. V.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Sext. Aarel., in Trajan.

-ocr page 47-

39

CITEINDE DES JAARS.

gestaafd, levert niets tegenstrijdigs in zich-zelve op. Men weet, dat de Romeinen, een gedurig gebruik maakten vannbsp;gebakken aardewerk, waardoor zij alzoo eeue groote hoeveelheid hiervan steeds voorhanden hadden, om daarin water,nbsp;wijn, olie en andere vloeistoffen, gelijk mede de asch hunner dooden , te bewaren. De scherven dier potten, gedurendenbsp;vele eeuwen, op dezelfde plaats neêrgedragen en opgegaêrd,nbsp;vormden, eindelijk, den schervenberg, of monle Testacoio.

Onder aan den berg heeft men ruime kelders uitgedolven, waarin eene frissche koelte heerschl, en het edel druivenvocht voor 't verbruik der stad in voorraad wordt opgelegd 5nbsp;de Testaccio is dus het groote wijnpakhuis van Rome.

Wanneer men een blik op dezen berg van potscherven werpt, en daarbij denkt aan de tien duizend pond spinne-webben t), door de slaven van Heliogabalus bijeengebragt,nbsp;die, om de grootte van Rome daaruit op te maken, hen zenbsp;eens uit de geheele stad liet ophalen, zoo heeft men twee nognbsp;al vrij zonderlinge bewijzen, óf der onhandigheid en morsigheid , óf der verbazende getalsterkte van Rome’s bevolking.

31 Decemlier.

Uiteinde des jaars. — Gewaarwordingen. — Te Deum in Gesü.

Het was de laatste dag van het jaar. Ernstige denkbeelden hielden ons daarbij bezig: die vliedende tijd, ons in zijne pijlsnelle vaart meêvoerende; dat jaar, verdwijnende in dennbsp;peilloozen oceaan der eeuwigheid , even als een druppel waternbsp;zich verliest in de diepte van de zee; dat schouwtooneel der

1) Scrvis imperasse ut omnes araneas coUigerent in urbe ; atque eo$ collegisse ad decem niillia pondo, et subjccisse, vel bine intelli-geiiduni quam niagna Roma e.sset. — Laniprid. in HeUogah.

-ocr page 48-

40 HET DRIEVOUDIG ROME.

ZOO wufte als afwislende wereld, waarop wij-zelven onophoudelijk verschijnen en verdwijnen; eindelijk, alles, wat ons omgeeft, onderworpen aan de verganklijkheid, ziedaar zoovele gedachten, indrukken en gewaarwordingen, die te Rome,nbsp;zeker méér dan elders, hoogst-ernstig en diep-ireffend zijn.nbsp;En kan dit ook wel anders ? Aan den eenen kant alommenbsp;het beeld der grootste meuschlijke glorie, der kolossaalstenbsp;magt, die ooit bestond, ontluisterd, verdwenen en verzwonden in den pleglig zwijgenden nacht van een onmetelijk graf;nbsp;aan de andere zijde, die tallooze monumenten des Christendoms, welke het oog bij iederen voetstap ontmoet, zichnbsp;verheffende en handhavende op de puinen der schouwplaatsennbsp;en der forums van het Heidendom, of op de toppen vannbsp;het zevenheuvelig Rome; het gezigt dier Kerk van Jesus-Christus, van haar, die, te midden van alle lotwisselingennbsp;der wereld en van alle staatkundige bewegingen der vorstennbsp;en der volken, alléén onwrikbaar stand houdt; die ontmoeting, tezelfder plaatse, op den laatsten dag des jaars, vannbsp;twee werelden, de eene vroeger eene geduchte reuzin, dienbsp;de volkeren onderjukle, doch thans als een ontbonden lijknbsp;vergaan is in het graf; de andere weleer eene kleine, weer-looze kudde, tot in de ingewanden der aarde nagezeten ennbsp;vervolgd, doch thans met den scepter des gebieds op denbsp;zegekar gezeteld: voorzeker, dat tweeledig schouwspel dernbsp;volstrekte nietigheid van den mensch en der grootheid Gods,nbsp;vervult de ziel met eene heilige huivering, en men voeltnbsp;zich als gedwongen, om tot zicb-zelven te zeggen: En ooknbsp;gij gaat voorbij, gij, pelgrim van één dag, wie zal zichnbsp;morgen uwer herinneren ? Wilt gij leven over het graf, zoonbsp;bereid uwen geest en uw hart, rigt geheel uw leven innbsp;tot de onsterflijkheid, door u vast te hechten en innig tenbsp;vereenigen met wat niet met het aardsche leven voorbij

-ocr page 49-

41

TE DEEM IN GESU.

gaal-, door elk jaar, dat u in het stof der wereld ontvliedt, voor u, boven het stof, ter eeuwige zaligheid, te doen voortduren; — doeh, spoed u, gij pelgrim op aarde, immers,nbsp;elk jaar, dat aanvangt, zou ligtelijk wel uw laatste kunnen zijn !

Onder den invloed dezer gedachten, de eenigen , meen ik, die, bij het uiteinde desjaars, te Rome met de Eeuwigenbsp;Stad in volmaakte harmonie zijn , begaven wij ons naar denbsp;kerk van Gesu. Volgens gewoonte, komt de paus-zelf daar,nbsp;tegen het vallen van den avond, op den laatsten dag vannbsp;December, den zegen geven en een statig Te Deum bij wonen.nbsp;Het verheven doel dier plegtigheid is, om, voor’t laatst vannbsp;’tjaar, den vruchlbren daauw der genade, in zegenspraaknbsp;over de katholieke wereld uit te storten, en tot Hem, vannbsp;wien alle volmaakte gaven afdalen, een laatsten lofzang,nbsp;den hymnus der erkentlijkheid te doen opstijgen, opdat hetnbsp;zoo straks ten oordeel Gods verschijnende jaar, door dennbsp;gewijden wierook des gebeds omhuld, zich lieflijk opdoe voornbsp;zijn aangezigt.

Eene digle menigte was op het plein voor de kerk en in al de aangrenzende straten zaamge.scliaard, om de komstnbsp;van den H. Vader te verbeiden. Niet zonder moeite geluktenbsp;het ons, om er door te komen, en eene plaats te erlangen.nbsp;Plotseling verschenen er twee dragonders in vollen galop,nbsp;en gelijktijdig ontblootte het volk eerbiedig het hoofd, onder den kreet van :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Eccolo! eceolo / » — Daar is hij,

daar is hij! — En, in de daad, kort hierna vertoonde zich de lijfwacht van den paus, in groot kostuum, ennbsp;daarachter het rijtuig van den H. Vader, met zes zwartenbsp;paarden bespannen, door twee postiljons, in roode livrei,nbsp;begeleid. Zijne Heiligheid was gekleed in witte soutane,nbsp;met korte koorrok, manteltje, stool en rooden hoed. Het

-ocr page 50-

42 nbsp;nbsp;nbsp;HET DRIEVOUDIG ROME.

gelukte ons, na hem, in de kerk te komen en bij het Te Deum tegenwoordig te zijn; doch het gedrang der menigtenbsp;was zoo groot, dat wij slechts ten halve het genot dernbsp;schoone verlichting smaken konden. Bij het uitgaan, werdnbsp;de Opperpriester met een kreet van hulde begroet, zoo alsnbsp;geen Vorst der wereld ooit hoort aanheffen: « Santo Padre^ la benediz-iotie ! « Heilige Vader, geef ons den zegen!nbsp;zoo klonk hel van alle zijden uit den mond van het volk,nbsp;op het zien van zijn vader en vorst, —¦ een volk, dat tenbsp;regt genoemd mag worden het troetelkind van een welligtnbsp;te zacht gouvernement.

l «fanuarij « 1S43.

De nieuwjaarsdag te Rome. — Bezoek in St. Pieter. — Grootte. — Kunstschoonheden. — St. Pietersstoel. — De Ordesstichters. —nbsp;De troonhemel. — De koepel. — Sint Pieter, een beeld desnbsp;hemels. — De reliquiën. — Bezoek bij pater V.... — De roedenbsp;of boetestaf der penitenciers (biechtvaders) van Sint Pieter.

Dezen dag was ik, ja, persoonlijk te Rome, maar met den geest voor ’t grootste gedeelte in Frankrijk. De herinnering aannbsp;onze vrienden, zoo lieflijk, wanneer men in hunne nabijheid is,nbsp;zoo pijnlijk, wanneer men zich van hen verwijderd bevindt,nbsp;bestormde ons, als het ware, reeds bij het krieken van dennbsp;dag, en deed ons denken; wat of zij nu wel doen, wat of zijnbsp;nu wel zeggen ? ó Zeker , zij denken aan ons, zij spreken vannbsp;ons, zij zenden, in den geest, ons hunne heilwenschen over;nbsp;en ook wij bragten hun van verre onzen zegengroet met hartnbsp;en lippen toe. Wij stortten die heilbeden op het gewijdnbsp;altaar, in den boezem van den gemeenschaplijken Vader vannbsp;het groote katholieke huisgezin, plegtig en diep-geroerd uit;nbsp;zij werden aan de engelen des hemels toevertrouwd, en

-ocr page 51-

DE NIEUWJAARSDAG TE KOME. 43

Italiës vlakten waren niet zoo breed, hare bergen waren niet zoo hoog, of zij kwamen onverhinderd en snel overal op denbsp;plaats harer bestemming aan.

Na onze vrienden in Frankrijk, kregen onze vrienden in Italië eene beurt. Met genoegen mag ik zeggen, dat er tenbsp;Rome eene onuitsprekelijke neiging tot vertrouwlijkheid bestaatnbsp;die uit elkander zóó even nog vreemde personen, weldranbsp;vrienden, ja, zelfs bijna broeders doet geboren worden. Spoediger, vollediger dan elders wijkt er het verschil van landaard, het gevoel van nationale ijverzucht, of zelfs, zoo gijnbsp;wilt, van afkeer, om voor één-enkelen titel, namelijk, diennbsp;van Katholiek plaats te maken. Te Rome gevoelt een iedernbsp;zich als te huis, en dit met volkomen grond: immers, Romenbsp;is de zetelstad van den algemeenen Vader der Christenheid,nbsp;het middelpunt der katholieke wereld, de wieg en troon desnbsp;Geloofs, dat, van de eene tot de andere pool, alle geestennbsp;en alle harten in dezelfde gedachte en in dezelfde liefde vereent. Of zijn Rome’s eer en glorie niet mijne glorie en mijnenbsp;eer? hare feesten zijn ’t niet ook mijne feesten? is haar teernbsp;niet óók de mijne? Dat kan, ja, de fransche, de engelsche,nbsp;de aziatische en de africaansche katholiek zeggen, ja, datnbsp;kunnen ze allen, onverschillig in welke wereldstreek zenbsp;t’huis behooren; en dit ook gevoelt hij wel zeer goed, ennbsp;als bij instinct roept dit zijn binnenste zich-zelf toe, vooralnbsp;wanneer hij zich te Rome bevindt. Wij ontvingen dus ooknbsp;het nieuwjaarsbezoek en de harllijkste heilwenschen van eennbsp;zeker aantal vreemden en Romeinen. Dat blijk van genegenheid, wel zeer stellig uit het beginsel van overeenstemming in geloofsleer en geloofsbegrippen geboren, deed opnbsp;ons eene uitwerking, welke de tijd niet in staat zal zijn,nbsp;uit te wisschen.

Op straal hoorde men van alle kanten het Buon capo

-ocr page 52-

44 HET DRIEVOUDIG HOME.

d' anno, de gebruiklijke zinsnede, vvaarmeê men elkander een gelukzalig nieuwjaar toewenscht. Doch, het blijft niet bij datnbsp;woord*alleen: het viel ons ligt, op te merken, dat te Rome,nbsp;even als te Parijs, op den eersten dag van het jaar, hetnbsp;menschdom wiskunstig zich in twee groolequot; klassen verdeelt:nbsp;deeene, die nieuwjaarsgeschenken geeft, de andere, die zenbsp;ontvangt; en, bedriegt mij mijne herinnering niet, dan isnbsp;overal de laatste klasse oneindig talrijker, zonder daarom denbsp;minst tevredene te zijn.

Deze zeer beduidende klasse aan hare vreugde nu overlatende, gebruikten wij onzen beschikbaren tijd, om ons naar Sint-Pieler te begeven. Het kwam ons toch pligtrnatignbsp;voor, het jaar in te stellen met een bezoek aan den koningnbsp;der Eeuwige Stad. Daarenboven had de goede Pater V....,nbsp;penitencier van Frankrijk, gezegd, dat hij ons aan zijnnbsp;domicilie, dat is, namelijk, aan zijn biechtstoel wachtte. Denbsp;obelisk van Nero langs komende, ontblootte de waardigenbsp;vriend, die ons vergezelde, het hoofd, en sprak eerbiedignbsp;een kort gebed. « Gij brengt, zeide ik, uwe hulde aan eennbsp;der roemvolste zegeteekenen van het Christendom! — Méérnbsp;nog dan dat — antwoordde hij — ik vereer daarbij tevensnbsp;het echte Kruis, waarvan een gedeelte aan de spits dezer zuilnbsp;geplaatst is, en ik bid een Onze-Vader en Wees-gegroet,nbsp;waaraan paus Sixtus V. een aflaat van tien jaren en van tienmaal veertig dagen verbonden heeft. » Wij volgden zijn stichtend voorbeeld na, en kwamen daarna weldra aan Sinl-Pieler,nbsp;waarvan de geschiedenis en de architectonische zamenstellingnbsp;ons hoofdzakelijk bezig houden moest. Alvorens de vestibulenbsp;in te gaan, zeide men ons: « Let eens wél op deze kolommen, die de groote loge schragen; indien gij er eene schijfnbsp;uitsneedt, zoo zoudt gij een tafelblad hebben, groot genoeg,nbsp;om er met twaalf personen te kunnen rond zitten. » Even ,

-ocr page 53-

BEZOEK IN ST. PIETEH. 4Ö

als alle reizigers, gaven ook wij onzen twijfel Ie dien aanzien te kennen; maar, bij nader onderzoek, bleek hetnbsp;ons, dat wel degelijk de twaalf gasten er op hun vollenbsp;gemak in het ronde zouden kunnen plaatsnemen. Zóó nu isnbsp;het in Sint-Pieter altijd gesteld; alles is kolossaal groot,nbsp;zonder ooit groot Ie schijnen. Eenerzijds, de grieksche architectuur met hare ronde bogen en gebroken lijnen, die,nbsp;gedurig aan, de gezigtslijn drukken; anderzijds, de harmonie der proporties, die, van al de deelen des gebouwsnbsp;een volmaakt zamenslemmend geheel vormt, en niet één dernbsp;verschillende deelen bijzonder laat uilkomen, worden voor denbsp;hoofdoorzaken dezer gezigl.sbegoocheliiig gehouden.

Vóórdat wij den drempel overschreden, wenschten wij eerst na te sporen, welke vormwisselingen deze kerk al ondergaan heeft, alvorens door hare grootte en haren luisterdenbsp;eerste tempel der wereld te worden.

Al terstond doet zich hier een punt van overweging voor, dat zeker niet van belang is ontbloot. Onder de verschillendenbsp;wijken van Rome was vooral het Vatikaansche kwartier doornbsp;de afgodsdienst en gruwelen des heidendoms in hooge malenbsp;bezoedeld. De tempel der goede Godin, die van Apollo, hetnbsp;paleis van Nero, en’ de daar aanwezige menigte van afzig-telijke slangen 1), geven de juiste beleekenis en den noodi-gen klem aan hel woord infaam (berucht), waarmeèTacitusnbsp;dit over den Tiber gelegen gedeelte der stad aanduidl 2).nbsp;ó Diepte der raadsbesluiten Gods! diezelfde plaatsen zijn hel,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Faciiint bis bdein in Italia appellatse Bote (id est serpentes) .nbsp;in tantani aniplitudlnem cxeuntes, ut D. Claudio principe, occisse innbsp;Valicano solidus in alvo speclatus sit infans. — Plin., lih. 'Vlll, c.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Postreino ne salutis quidem cura infamibus Vaticani locisnbsp;magna pars relendit, unde crcbrse in vulgus mortes. — Tacit.,nbsp;Hist. lib. II.

Drievoudig Rome. — II. Deei. nbsp;nbsp;nbsp;5

-ocr page 54-

4(5

HET DRIEVOCDIG ROME.

welke de Voorzienigheid heeft uitgelezen, om er den door-luchtigslen tempel te plaatsen van het heelal; op de plek-zelve, waar de oude slang vrijmaglig regeerde; waar Nero de ontluikende Kerk dacht te smoren in hare wieg, dóér-zelf moest de tempel van den galileschen Visscher, voornbsp;het verbaasd gezigt der volken schitterend het hoofd beuren,nbsp;als tot een onverganklijk gedenkteeken der tweeledige overwinning, op de hel en op de wereld behaald; — aan dennbsp;voet van denzelfden berg, waar het verblinde heidendom denbsp;logentaai zijner valsche orakelen kwam aanhooren, dddr moestnbsp;de christenwereld, met eerbied en liefde, de onfeilbre God-spraken der waarheid komen vernemen. Vandaar de naam vannbsp;Fatikaan (Godspraak), aan dezen heuvel gegeven 1).

Intusschen werden de door Nero’s beulen geslagtofferde martelaren door hunne geloofsbroeders begraven in de grotten,nbsp;welke zij uitdolven in de nabijheid van den Circus en dernbsp;keizerlijke lusthoven. Op zijne beurt door den wreeden monarch ter dood gebragt, kwam de prins der apostelen rustennbsp;te midden zijner kinderen, en er zich stellen aan het hoofdnbsp;dier tailooze martelarenschaar, bewoners van deze uitgestrekte onderaardsche doodenslad, eene bevolking van louternbsp;roemvol gesneuvelde helden in den roemrijken strijd voor Godsnbsp;eer. Op deze grotten , de wieg, de schuilplaats en hel grafnbsp;der eerste christenen, rigtte de H. paus Anacletus, opvolgernbsp;van den 11. Petrus, een nederig bedehuis op 2); en wie nu zalnbsp;ze tellen die tranen en gebeden, op deze eerwaardige plaats gestort, gedurende de drie-eeuwen aanhoudende stormen, waar-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Valicanuin a Vaticinio. Severan. a S. Severano de septemnbsp;urbis eccles., etc. ~ Clampini, Veler, monirn. , t. lil, p. 30 eunbsp;volg.

2) nbsp;nbsp;nbsp;llic tnenioriam B. Pelri conslruxit et composuit, duni presbyter factus fuisset a B. Pelro. — Anast., in Anaclet.

-ocr page 55-

47

BEZOEK IN ST. PIETER.

onder de zoo wreed geteisterde eerste Kerk moest verzuchten ? Doch, daar brak, eindelijk, hel blijde morgenrood des vredes voor haar aan, en nu spoedde zich dan ook Konstan-tijn, om de oorspronklijke bidkapel te herscheppen in eennbsp;tempel, de plaats waardig, welke hij wijden en vereeuwigennbsp;moest. Op den tot het aanvangen der werkzaamheden bestemdennbsp;dag , begaf de keizer zich naar den Valikaanschen heuvel, en,nbsp;hier kroon en purper afleggende, wilde hij-zelf de eerstenbsp;hand aan de grondvesten slaan, door twaalf korven aardenbsp;er uit te spitten, ter eere der twaalf apostelen van dennbsp;Heer. Was het niet billijk, dat de hand der Cesars, eertijdsnbsp;lot hel bouwen van de tempels der afgoden gebezigd, nunbsp;geheiligd wierden door het mede-arbeiden aan de tempelsnbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waren God 1)?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ligchaam van den H. Petrus,

aan nbsp;nbsp;nbsp;zijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;graf onttogen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eerbiedig neêrgelegd in eene

zilveren kist, besloten in eene andere van verguld brons, en met een gouden kruis verrijkt, ter zwaarte van ISOnbsp;pond.

Konslantijn en de H. Helena wedijverden ter versiering vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nieuwen tempelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;elkander om ’t zeerst. Ziehier

eene beknopte opgave van nbsp;nbsp;nbsp;de door deze beiden aan Sint-Pieler

vermaakte geschenken: de twaalf apostelen, in zilver, ter zwaarte elk van 300 pond; drie gouden kelken, met 4Snbsp;edelgesteenten versierd, en ieder 12 pond wegende; twintignbsp;zilveren kelken, elk van 10 pond; twee schenkkannen vannbsp;goud, 10 ponden zwaar; eene kalkschaal {patena) van hetnbsp;fijnste goud, met een torenvormig tabernakel, waarbovennbsp;eene duif, met213 parelen versierd, en 30 ponden wegende;nbsp;vijf zilveren kelkschalen, ieder van 13 pond; eene gouden

1) Reslitulionem Capitolii aggressus ruderibus purgandis nianus primus admovit, ac suo collo quaedam extulit. Suet. in f'espas.nbsp;c. VIII.

-ocr page 56-

48 HET DRIEVOUDIG ROME.

kroon, vóór het graf geplaatst, met een kandelaar van goud, gesierd door 50 dolfijnen, 53 ponden zwaar; Ie middennbsp;der kerk 32 zilveren kandelaars, mede met dolfijnen getooid,nbsp;en wegende 10 ponden het sink; het altaar, in gedrevennbsp;goud en zilver, met 210 edelgesteenten opgeluisterd, en wegende 330 pond; een reukvat van het fijnste goud, metnbsp;31 parelen getooid en wegende 13 pond; daarenboven aanzienlijke inkomsten zoo tot onderhoud der kerk, als totnbsp;verheerlijking der gewijde godsdienstplegligheden 1).

Deze tempel werd, den 18. November, van het jaar 324, door den H. paus Sylvester, ingewijd. Na veelvuldige herstellingen, vergrootingen en zelfs eene algeheele herbouwing,nbsp;is hij, door den ijver der opperherders, geworden zoo alsnbsp;men hem thans aanschouwt, te weten als een wonder dernbsp;wereld. De frontispies rust op acht kolommen en vier Corinthische pilasters, door vijf deuren gescheiden. Er staatnbsp;voorts cene altica boven op, en hooger nog is een galerijnbsp;aangebragt, met dertien kolossale standbeelden, te welen,nbsp;dat van den Zaligmaker en van zijne twaalf apostelen : ternbsp;wederzijde zijn twee prachtige uurwerken geplaatst. De vijfnbsp;poorten van de frontispies, tegenover de vijf poorten of deuren der kerk staande, geleiden naar een heerlijk voorportaal,nbsp;schitterende van marmer en van verguldsel. Tegenover denbsp;middendeur ziet men de beroemde mosaïk, bekend onder dennbsp;naam van la Navicella. In dit kunstwerk der XIII. eeuwnbsp;wordt Petrus voorgesteld, kalm zijn scheepje langs de opgeruide baren voortsturende. De ware reden, waarom dezenbsp;schilderij in het voorportaal werd geplaatst, is niet bij allenbsp;reizigers bekend. Onwetende ehristenen hielden óverlangennbsp;tijd het heidensch gebruik in stand, om , alvorens de basiliek

1) Anast. in Sylveslr.

-ocr page 57-

49

KUNSTSCHOONHEDEN.

binnen te gaan, naar het oosten heen te zien en de zon hunne hulde toe te brengen. Om hun een voorwerp te geven, datnbsp;hunne vereering waardig was, werd de bedoelde mosaïknbsp;ter plaatse gesteld, waar zij zich thans nog bevindt. Denbsp;geleerde kardinaal Baronius verzuimde, dertig jaren lang,nbsp;geen dag, of hij ging Sint-Pieter bezoeken, om bij dennbsp;ingang der basiliek, die mosaïk beschouwende, dit gebednbsp;te spreken: « Heer, gij, die Pelrus aan het woeden dernbsp;wateren hebt onttogen, red zoo ook mij, uit de brandingnbsp;der zonde. » Domine, ut erexisti Petrum a jluctibus,nbsp;ita eripe me a peccatorum undis. Door de gewijde ambt-genooten van den godvruchtigen kardinaal, niet alleen, maarnbsp;ook nog heden door alle vrome pelgrims, die daarvan kennis dragen, wordt des prelaats slichtend voorbeeld sleedsnbsp;gevolgd.

Aan de beide uiteinden der veslibuul heeft de kerk een herinneringsteeken geplaatst aan de twee grootste staatkundige gebeurtenissen in hare geschiedenis : namelijk, Konstan-lijn en Charlemagne, daar als twee groolsche ruiterbeeldennbsp;tegenwoordig, brengen ons voor den geest terug, de eerste,nbsp;de zegepraal van het christendom op de heidensche wereld;nbsp;de laatste, de maalschaplijke vestiging van het gebied desnbsp;Christendoms in de moderne wereld. De groote bronzen hoofddeur, een geschenk van paus Eugenius IV., is met basreliëfsnbsp;versierd, die de marteling van den H. Pelrus, de krooningnbsp;van keizer Sigismond, alsmede de voornaamste feiten dernbsp;kerkvergadering van Florence, en de zoo vurig gewenschienbsp;hereeniging der grieksche met de lalijnsche Kerk voorstellen.nbsp;Boven die deur bewondert men hel basreliëf van Bernini,nbsp;waarin die kunstenaar het tafereel heeft uitgedrukt van dennbsp;oogenblik, als de Zaligmaker zijne kudde aan de hoede vannbsp;den H. Pelrus loevertrouwt.

-ocr page 58-

so HET WilEyOüDIG ROME.

De basiliek nu binnengetreden zijnde, zoekt de reiziger te vergeefs die reusachlige grootheid der vormen, waarvannbsp;bij steeds zooveel heeft hooren spreken: hoogte, breedte,nbsp;lengte, alles komt hem als niets buitengewoons voor; ennbsp;evenwel overtreft Sint-Pieter in groolschheid en grootte denbsp;schitterendste en kolossaalste kerken, zoowel van het Oostennbsp;als van het Westen: Sinte-Sofia te Konstanlinopel, de kathedrale van Milaan , Sint-Paul te Londen. Die van Milaan heeftnbsp;slechts 418 voet lengte, op 512 breedte; Sint-Paul 499nbsp;voet lengte, op 2S1 breedte; terwijl, gerekend van dennbsp;ingang af tot den achtermuur toe. Sint Pieter 573 voelennbsp;lang is, en 419 0|) de kruisarmen breed. Het middelschipnbsp;heeft eene breedte van 82 voet en 142 voet hoogte, hetnbsp;gewelf daarin begrepen. De twee zijpanden zijn elk 20 voeten breed. Al deze uitmetingen staan in den vloer van Sint-Pieter aangeduid. Die vloer, geheel in marmer of in porfiernbsp;uitgehouwen, doet zich voor als een prachtig bloemperk,nbsp;waartusschen festonnen van den bevalligsten vorm geschakeerd zijn, die, door schoonheid van teekening en kunstnbsp;van bewerking, de aandacht des bezoekers ten volle waardig zijn.

De wijwaterkommen geven aanvankelijk het denkbeeld voet, dat Sint-Pieter toch wel niet zóó ongemeen groot is: immers,nbsp;zij schijnen volstrekt niet, wat ze zijn; doch, men trede slechtsnbsp;nader, en de gezigtsbegoocheling zal spoedig voor de waarheid wijken. Men had ons gezegd:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« de engelen, die ze

omhoog beuren, zijn zes voet groot; » — en wij antwoordden: « Overdrijving van enthusiasten! » — Maar, inderdaad, men had gelijk, en wij moesten nu ons ongelijk bekennen.nbsp;Op het eerste gezigt doen die engelen zich, wezenlijk, alsnbsp;kleine kinderen voor, maar, van naderbij beschouwd, zijnnbsp;het wel zeer zeker figuren van zes voet. In wit marmer

-ocr page 59-

KUNSTSCHOONHEDEN.

gebeileld, beuren zij twee schelpen van g^eel marmer omhoog', die tegenover elkander geplaatst zijn vóór de twee tusschenpilasters aan den ingang der kerk. Ik wilde dennbsp;beminden vriend, die ons vergezelde, het wijwater aanbieden, maar hij weigerde mij dat. « Om — zeide hij -—nbsp;den aflaat Ie verdienen, moet men in de basiliken te Romenbsp;hel wijwater ze(?/nemen; zoo hebben de pausen dat gewild,nbsp;opdat elke geloovige dit aloud godsdienstig gebruik zelfnbsp;verrigte. »

Wanneer men Sint Pieter bezoekt met het doel, om er de kunstwonderen, welke zij beval, te gaan beschouwen,nbsp;dan valt het moeijelijk, te bepalen, waór men beginnen ennbsp;waar men eindigen zal. Monumenten van allerlei aard, meesterstukken van bet penseel en den beitel, betwisten elkaêrnbsp;hier den voorrang. Als men met de beschouwing der basiliek regls verlangt aan te vangen, dan vertoont zich aannbsp;die zijde reeds terstond de kapel genaamd de Piëta ^ waaide beitel van Michel-Angelo zich vereeuwigt in de beeldlenisnbsp;der H. Maagd , daar nederzillende, als de moeder der smarte,nbsp;mei hel lijk van haren zoon in den schoot. De kolom, dienbsp;bij het altaar slaat, met een hek omgeven, is, volgens denbsp;overlevering, eene der twaalf zuilen van Jerusalems Tempel,nbsp;welkeKonslantiju rond de grafstede (Confessie, hel hoogaltaar)nbsp;van den prins der apostelen plaatsen deed. Hel daarbij gezettenbsp;oude opschrift vermeldt de talrijke mirakelen, uitgewerkt doornbsp;het vast geloof der pelgrims, die, geknield bij dit eerwaardig gedenkstuk der hooge oudheid, hun vurig smeekgebednbsp;opdroegen aan Hem, den Verlosser en Zaligmaker, die dezenbsp;kolom welligt door zijne aanraking, althans door den aanblik van zijn godlijk oog lot een gewijde reliek geheiligd heeft.nbsp;Verder voortgaande, vindt men de kapel van den H. Sebastiaan ,nbsp;merkwaardig door de twee grafsteden van paus Innoceniius Xll.,

-ocr page 60-

32 HET DRIEVOUDIG ROME.

en van de gravin Mathilde van Mantua. Voorts de luistervolle kapel van het H. Sacrament, met hare schoone grafstedennbsp;van paus Sixtus IV. en Gregorius XllI., haar rijk tabernakelnbsp;en de Communie van den H. Hiëronymus, kostbaar bewerktnbsp;in mosaïk. Hier is het, dat, op witten donderdag, de H. Vader,nbsp;van zijne plegtgewaden ontdaan, de voeten (zoogenaamd) vannbsp;de twaalf apostelen wascht. Dan volgt de kapel der H. Maagd ,nbsp;naar Michel-Angelo's plan gebouwd, met haar schittrend altaarnbsp;van albast, amethist en andere edele steensoorten. Benedic*nbsp;lus XIV. rust daar te midden der fVetenschap en der Liefdadigheid. Nu vertoont zich aan den bewonderenden blik hetnbsp;altaar der Navicella., in mosaïk, het tafereel vertoonende,nbsp;waar het scheepje van Petrus op het punt staat van te vergaan, maar de Zaligmaker de woedende baren stilt. Daarnbsp;bevindt zich ook de wereldberoemde grafstede van pausnbsp;Clemens Xlll., Cannova’s onsterflijk meesterstuk. De tweenbsp;groote leeuwen, die ter zijde van dit grootsche Mausoleum rusten, zijn de schoonste, welke de nieuwe kunstnbsp;opgeleverd heeft. Het is te bejammeren, dal de beroemdenbsp;beeldhouwer in de overige figuren den geest te veel aan dennbsp;vorm opgeofferd heeft. De laatste kapel aan de reglerhandnbsp;is die van de H. Petronella, en de schilderij, voorstellendenbsp;die Heilige op den öogenblik, dal haar lijk uit het grafnbsp;wordt genomen, is, zoo men wil, Sint-Pieters schoonstenbsp;mosaïk.

Aan hel einde der kerk, in het midden van den achtermuur, vertoont zich, op eene groote hoogte. Sint Pieters Stoel. Welk een genot voor een katholiek, voor een priester, om zijn oog op dat gedenkwaardig monument dernbsp;Christen-oudheid te kunnen vestigen! Ziedaar dan dien zetel,nbsp;duizendwerf eerbiedwaardiger dan al de praalgestoellen vannbsp;Rome’s senaat, dan alle Iroonen van keizers en koningen;

-ocr page 61-

55

SINT-PIETERSSTOEL.

dien zetel, waarop de H. Petrus zoo dikwerf in de onder-aardsche g^ang^en van den Valikaan plaats nam, waarop hij neêrgezelen , de eerste priesters wijdde, den eersten bisschoppen de handen heeft opgelegd; waarop hij het Evangelienbsp;verkondigde, en den nieuwen geloofsbroeders de H. Sacramenten toediende, hun, wier gewijd bruiloftskleed, zoo evennbsp;schoongewasschen in de wateren des doopsels van hel Nieuwenbsp;Verbond, kort daarna gepurperd werd in hel doopsel desnbsp;bloeds. Langen lijd werd Sint-Pieters-Stoel in de Valikaanschenbsp;kalakombe bij het ligchaam des H, Apostels bewaard, ennbsp;strekte zijnen opvolgers, na hunne verkiezing, tot den eersten troon; doch, eindelijk, deed Alexander VII. dien in hetnbsp;prachtig monument overbrengen, wal men thans nog in Sint-Pieter ziet, en dal niet minder dan 200 en 50 duizend guldens gekost heeft 1). Een allerschoonst altaar, van zeldzaamnbsp;marmer gebouwd, en een verguld-bronzen stoel, waarin denbsp;houten zetel des H. Apostels bewaard wordt, zijn de tweenbsp;hoofddeelen, waaruit dit voortreflijk gedenkteeken is zamen-gesleld. liet bovengedeelte wordt door vier kolossaal-groolenbsp;beelden geschraagd; bet zijn de vier groote kerkvaders, tweenbsp;van het Oosten en twee van het Westen. Als tot vormingnbsp;van een waarlijk-grootsch geheel, vertoonen zich, te wederzijde , de Irotsche grafsteden van Paulus 111, en Urbanus VIII.nbsp;Onder dezen driewerf gedenkwaardigen zetel neemt de H. Vadernbsp;plaats, wanneer hij pontificale dienst verrigl.

Nu links de kerk inslaande naar den Ingang heen , komt men aan de Altaren van de H. apostelen Simon en Judas,nbsp;met twee groote kolommen van zwart egyptisch graniet versierd, waar midden tusschen in een mosaïk zich vertoont,nbsp;den H. Petrus voorslellende, terwijl hij den kreupele geneest.

1) Constanzi, t. 11. p. 19.

-ocr page 62-

54 HET DRIEVOUDIG ROME.

Men blijve voorts een oogenblik staan bij de kapel van den H. Leo den Groote, teneinde er de twee zuilen van rood graniet ennbsp;het schoone basreliëf van Algardi te bewonderen, den zoo evennbsp;genoemden paus voorstellende, die Atlila van voor Rome doetnbsp;opbreken. Verder op volgt nu de grafstede van paus Alexau»nbsp;der Vil., Bernini’s laatste werk. Het altaar is merkwaardignbsp;door zijne vier kolommen, waarvan twee uit albast en tweenbsp;uit zwart graniet gehouwen zijn. Pius VII., onsterflijker ge-daehtenis, tusschen de Kracht en de FKijsheid gtzcXcn ^ rustnbsp;in de Clementijnsche kapel, onder een graf monument vannbsp;Thorwaldsen, den groeten paus door zijnen hem steeds zoonbsp;innig getrouwen kardinaal Gonsalvi opgerigt. Thans komtnbsp;men aan de doorluchtige kapel van Sint-Pieters kapittel.nbsp;Met een ijzeren hekwerk, dat door verguld bronzen sieradennbsp;opgeluisterd wordt, afgesloten, levert deze kapel, vooral wanneer er dienst in wordt gedaan, een treffend gezigl op. Bovennbsp;de naast aan volgende deur wordt het lijk van den laalst-geregeerd hebbenden paus voorloopig neêrgezet. Even als tenbsp;Saint-Denis, daalt ook te Rome, de overleden vorst niet ternbsp;aarde, voordat zijn opvolger gestorven is. Te midden van alnbsp;deze grafsteden, als zoovele praalgevaarlen, ter onsterflijkenbsp;eere van Heiligen en opperherders gesticht, ziet men tevens,nbsp;met weemoed, in de kapel van O. L. V. Opdragt, de tombennbsp;der Stuarts, als zoovele tolken van de wuftheid der aardschenbsp;glorie, ook van heerschers op den wereldtroon! De doopkapelnbsp;is de laatste dier schitterende rij van elkander, het een alnbsp;prachtiger dan het ander, opvolgende heiligdommen. Hier,nbsp;in deze kapel, schittert, als tot één brandpunt vereenigd,nbsp;alles, wat de kunst heeft kunnen aanbrengen, om de verhevenheid van het groote Sacrament te huldigen, dat, uit dennbsp;zoon des slofs, een kind Gods en een broeder der engelennbsp;vormt. Het schilderwerk van den koepel is allerfraaist; eene

-ocr page 63-

S3

DE ORDESSTECHTERS.

urne van porfier, in den vorm van een scheepje, twaalf voet lang en zes voeten breed, bevat het doopwater. Deze urne,nbsp;in het Forum gevonden, diende weleer tot een deksel dernbsp;sarcophaag van keizer Otho II, te Rome, in 974 overleden.nbsp;Eene soort van verguld-bronzen pyramide, met arabeskennbsp;versierd, en door vier bronzen engelen opgeluisterd, is bovennbsp;de doopvont, als tot deksel geplaatst.

Tot ons punt van uitgang teruggekeerd, vingen wij een nieuwen togt door het groote middenruim aan. Regts en linksnbsp;ziet men de kolossale standbeelden van al de stichters dernbsp;kloosler-orden in een statigen kring rond zich vereenigd.nbsp;Die magtige geesten, van eeuw tot eeuw aan de Kerk tennbsp;steun toegezonden, die doorluchtige geestelijke legerhoofden,nbsp;wier dappere scharen, met zooveel glans en eere, de waarheid,nbsp;de deugd, de beschaving verdedigden en handhaafden, vormennbsp;hier eene lange galerij, en als’t ware, een dubbelen keten,nbsp;die, tol achter in het statig kerkgebouw doorloopende, dennbsp;stoel des H. Petrus insluil als het groote en alléén ware middelpunt der eenheid , hel altijd blakende brandpunt des lichtsnbsp;en der katholieke liefde. Neêrziende treft het oog het standbeeldnbsp;aan van den H.Petrus, gezeten op zijnen troon. Alhoewel iknbsp;daarover reeds gesproken heb , zoo wil ik er toch nog eens opnbsp;terugkomen, dewijl eene zeer schoone herinnering daaraannbsp;verbonden is. Wat zekere a Reize door Italië » er ook vannbsp;zeggen moge, het is het brons van Jupiter Capitolinus, datnbsp;gediend heeft, om er dit beeld van den H. Petrus uit tenbsp;doen gieten, als een huldeblijk van den H. paus Leo dennbsp;Groote aan den prins der apostelen loegebragt. De doorluchtige opperherder wilde daardoor, duurzaam, dank betuigennbsp;aan den eersten stedehouder Gods op aarde, die inagiiger innbsp;het beveiligen van het christlijk Rome, dan Jupiter het hei-densche Rome verdedigen kon, de heilige en eeuwige Stad voor

-ocr page 64-

S6 HET DRIEVOUDIG ROME.

Atlila’s woeden had be.schermd 1). Wanneer men diep doordrongen is van de herinnering aan dil groole feit, zoo zal men liglelijk hel vrome voorbeeld van alle kalholieke pelgrimsnbsp;volgen, en dit standbeeld den voet kussen, nadat men diennbsp;met het voorhoofd eerbiedig heeft aangeraakt; eene tweeledige huldebelooning, die volkomen uitdrukl, hoe een echt-katholiek zieh vertoont; in liefde en in onderworpenheid.nbsp;Het gemoed wordt werklijk verleederd , wanneer men , bij hetnbsp;navolgen van dil stichtend gebruik, zich herinnert, dat,nbsp;eiken dag, dertig jaren lang, de vader der kerkgeschiedenis,nbsp;de onsterflijke Baronius, met zijn edel voorhoofd den voetnbsp;van dit standbeeld aanraakte, en dien vervolgens, met eenenbsp;uitdrukking van de vurigste liefde, den kus der vereerendenbsp;hulde eerbiedig heeft toegebragt. Dan voegde hij, de grootenbsp;man, er telkens, met kinderlijken ootmoed, deze zinrijke,nbsp;verheven, maar tegelijk hoogst-eenvoudige woorden diep-geroerd bij : Pax et obedientia ; credo Unam , Sanctamnbsp;et ^postolicam Romanam Ecclesiam : « rede en gehoor-t,aamheid; ik geloof in Eene, Heilige, Apostolische,nbsp;Roomsche Kerk. »

Hoe meer men het graf van den H. Petrus nadert, des te grooter wordt de eerbied, die zich van den katholiekennbsp;bezoeker der basiliek meester maakt, en, om daaraan nognbsp;meerder kracht en klem bij te zetten, beveelt een besluitnbsp;der congregatie van de Ritus, gedagteekend 10 October 1594,nbsp;dat allen, die de grafstede van den prins der apostelen zullennbsp;naderen, zonder onderscheid des persoons, allen de knie ternbsp;aarde moeten buigen; zelfs de keizer, ja, de paus, is daarvan

1) Zie Torrigio, de Cryptis vuticanis, p. 126. ld. Sacri Trofei Jiomani, p. 149. Fr. Maria Pheebeus, de Identitate cathedrae R, Petrinbsp;Dissert., p. 38. Id. Cianip., Monim. veter., t. III, p. 57. ld. Con-«tani., t. 11, p. 17.

-ocr page 65-

DE TROONHEMEL. 87

niet uilf'ezonderd. Vooris wordt de altaarbediende met de straf der excommunicatie bedreigd, wanneer hij het zou wagen,nbsp;het pauslijk altaar te looijen of te reinigen, zonder met denbsp;Cotta gekleed te zijn. Dit altaar, waar de paus*alleen denbsp;H. Offerande der Mis mag opdragen, staat op zeven witmarmeren trappen verheven , geheel vrij, en, volgens bestendige gewoonte, naar hel oosten gekeerd. Vier gedraaidenbsp;kolommen iforses) van verguld brons, ondersteunen den troonhemel , het Baldekijn. Deze vier-en-dertig voet hooge zuilen werden, in i 633, op last van paus ürbanus VIII., gegoten,nbsp;en wel uit het brons der deuren van het Pantheon; — naarnbsp;men ons verzekerde, zijn ze met martelaarsgebeente gevuld.nbsp;Op de hoeken van het taflement prijken vier staande engelen, ieder naar eene der verschillende wereldstreken gekeerd.nbsp;Van de vier consoles, waarop zij staan, loopen even zoovelenbsp;bogen opwaarts in een zeker punt te zamen, en strekkennbsp;daar, in den top, tot steun aan een vergulden bol, meteennbsp;kruis er boven op. Inlusschen, hoe onbeduidend groot ditnbsp;een en ander nu ook al schijnen moge, zoo kan evenwelnbsp;het hoogste paleis van Rome, dal van Farnese, niet bij denbsp;hoogte van dit irotsch monument halen. Van den kerkbodem ,nbsp;waar het wil-marmeren beeld van Pius VI., een der grootstenbsp;meesterstukken van Canova, als in ’t gebed geknield neder-ligt, tot aan den top van het kruis , op despits van hel baldekijn , is eene hoogte van ruim zes-en-tachlig voet.

De confessie (het altaar) van Sint Pieter schijnt mij toe, in 'l kort zaam te vallen de geheele geschiedenis der strijdendenbsp;Kerk op aarde. Door de apostelen geslicht, door de martelarennbsp;geschraagd, op de puinen van het verwonnen heidendomnbsp;zich verheffende, de uitverkorenen Gods van uit de vier eindpalen der aarde Ie zaam roepende, de wereld beheerschende

Drievoudig Rome. — 11. Deei. nbsp;nbsp;nbsp;0

-ocr page 66-

58

HET HRIEVOCDIG ROME.

door het Kruis, en het doorluchtig hoofd opbeurende tot aan de poorten des hemels, — ziedaar, hoe de Kerk zichnbsp;gedurende haren pelgrimstogt vertoont. Doch het is hiernbsp;slechts het eerste gedeelte van haar aanwezen, of veeleernbsp;de wederhelft van haar-zelve. Gelijk als haar godlijke Stichter,nbsp;zoo regeert ook de verheven stichting, het grootsche werknbsp;zijner eeuwige wijsheid, evenzeer in den hemel als op denbsp;aarde: een waarlijk katholieke tempel moet dus dien twee-ledigen toestand , dat echte wezen en karakter der Kerk,nbsp;juist en volkomen uitdrukken en voorstellen. Welnu, ziedaarnbsp;hoe de genie van Michel-Angelo, als door een straal vannbsp;dat scheppend licht, hetgeen meesterstukken geboren doetnbsp;worden, bezield, Sint-Pieter heeft ontworpen en gebouwd,nbsp;als het sprekend-ware toonbeeld eener katholieke kerk. Tenbsp;lang reeds slaaf der heidensche kunst, verheft de onsterflijkenbsp;kunstenaar eensklaps met fierheid het hoofd, en in de heilige verrukking van zijnen door het Geloof ontvlamden geest,nbsp;plaatst hij den Pantheons-lemjtelvorm, Sint-Pieler tot een koepeldak, stout in het luchtruim omhoog. En in die grootschenbsp;schepping, het verbazendste bouwwerk, wat men kent, zalnbsp;de chrisllijke kunst een ruim veld voor zich geopend vinden,nbsp;om in al haren luister uit te drukken en voor te stellen denbsp;katholieke Kerk , zoo als zij wezenlijk is. Op die uitgestrektenbsp;wanden, van honderd-dertig voet in diameter , en drie-hon-derd voeten hoog, zullen de schitterende kleuren eener onverganklijke schilderkunst, te weten die der mosaïk, de zegepralende Kerk, met geheel hare glorierijke hiërarchie, aannbsp;het oog van alle eeuwen voorstellen, hare heiligen, met denbsp;koningin der heiligen en der engelen aan de spits; denbsp;aanbidlijke Drie-eenheid; den Oneindige, het Kruis, dat overnbsp;de eeuwigheid en het onmelelijke zegepraalt, gelijk zij-zelve

-ocr page 67-

SINT-PIETEK, EEN BEELD DES HEMELS. S9

ruimte en tijd aan haren zegevvag-en voor altijd gekluisterd heeft.

Intusschen is het niet de schilderkunst-aliéén, die de Kerk des Hemels in Sint-Pieter te Rome voor het oog, als in vollenbsp;leven en beweging, schillrend heeft gemaaid; ó neen, zij leeftnbsp;daar tevens in de tallooze overblijfsels harer heiligen en martelaren.

Gij, reizigers, die, helaas, naar Rome’s doorluchtige basiliek een geest hebt meêgevoerd, die door onzaligen twijfel wordt beheerscht; en gij, pelgrims, met onvolledige kennis toegerust, of door ijdele nieuwsgierigheid derwaarts heennbsp;gedreven, u blijft niets anders, niets beters te doen overig,nbsp;dan om dezen tempel nu te verlaten. Al het uitwendig schoonnbsp;van het trotsche gebouw is, als een schitterend panorama,nbsp;u voorbij het oog heengegaan; gij hebt het met meer ofnbsp;minder begrip toegejuicht, en er met meerder of mindernbsp;grond uw oordeel over uitgesproken; en daarmeê dan is voornbsp;u hier alles afgedaan. De inwendige schoonheid van het huisnbsp;Gods blijft voor u verborgen; de dichterlijke zin van het monument ontglipt u; want de bovennatuurlijke wereld, die ernbsp;in zetelt, is voor u niets. Den Katholiek is het begrip dezernbsp;dingen voorbehouden: hij-alléén heeft oogen, om ze te ziennbsp;en een hart, om ze te gevoelen. Wanneer dan Romes Sint-Pieter door haren luister de weèrglans is des Hemels, zoo isnbsp;zij tevens het beeld er van, door de heiligen, die haar bewonen. Al de scharen , de reijen en rangen der gelukzaligenbsp;hemelingen zijn daar voorgesteld. Zelfs-Hij, die hoog-verhevennbsp;is boven al zijne heiligen, doel zich hier onder aanbidding huldigen in de zegeteekenen van zijne overwinning. Rij den aanblik dier oneindige schare van getuigen der heerlijkheid Gods,nbsp;bevangt den geloovige te dezer plaatse eene heilige vrees, ennbsp;het is niet zonder den indruk van tot dusverre onbekende

-ocr page 68-

60 HET DRIEVOUDIG ROME.

gewaarwordingen, dat wij, op het voorbeeld van zooveel miljoenen pelgrims, dit Paradijs der aarde betraden en beschouwden. Geen enkel bewoner van het hemelsch Jerusalem, die u hier zijne tegenwoordigheid niet door eene luid-sprekendenbsp;herinnering gevoelen doet.

Jesos-Ghristds, DE Hemelkoning: ziehier een aanzienlijk gedeelte van zijn kruis, het ijzer der lans, die Hem de zijdenbsp;heeft doorboord, de doek, waarin zijn aanbidlijk aangezigt staatnbsp;afgedrukt 1).

Maria , de Hemelkoningin: ziehier een gedeelte van den gewijden sluijer, door haar gebruikt.

De H. Joannes de Dooper , de grootste van de kinderen der menschen; de H. Anna , de H. Jozef : ziehier een gedeelte vannbsp;hunne asch of van hunne kleederen.

De Apostelen en de Evangelisten : ziehier de glorierijke ligchamen van den H. Petrus, van den H. Paulus, van dennbsp;H. Simon, van den H. Judas; de overblijfselen van den H. Andreas, van den H. Jacobus den Meerdere, van den H. Bartho-lomeus en van den H. Lucas.

De opperpriesters: ziehier de ligchamen van vijf-en-derlig pausen, die heiligen zijn of martelaren waren: Linus, Cletus,nbsp;Anaclelus, Evaristus, Sixtus I., Telesphorus, Hyginus, Pius I.,nbsp;Eleulherus, Victor, Fabius, Joannes I., Joannes IL, Leo 1.,nbsp;Gelasius II., Symmachus, Hormisdas, Agapetus, Gregorius I.,nbsp;Bonifacius IV., Deodatus, Eugeniusl., Vitalianus, Agatho,nbsp;Leo II., Sergius I., Gregorius II., Gregorius III., Zacharias,nbsp;Paulus I., Leo III., Leo IV., Nicolaas 1., Leo IX., Felix IV.

De bisschoppen en kerkleeraars: ziehier de ligchamen of de reliquiën der heiligen: Ghrysoslomus, Basilius, Gregoriusnbsp;van Nazianze, Polycarpus, Lambertus, Martinus, Hilarius,

1) Zie de aanteekening aan bet einde van dit 11, Deel.

-ocr page 69-

61

BE RELIOCieN.

Gregorius-Thaumaturgus, Carolus-Borromeus, Hiëronymus, Thomas van Aquino.

De priesters, be biakenen en be orbes-geesteluken: ziehier den H. Thomas van Villanova, den H. Franciseus van Assisi, den H. Anlonius van Padua, den H. Petrus van Alcantara, den H. Bernardinus van Sienna, den H. Philippus vannbsp;Neri, den H. Stephanus, den H. Laurenlius, den H. Vincen-tius, den H. Paulus den kluizenaar, den H. Antonins den abt.

De martelaren van eiken ouderdom, van beide kunne, en van allen rang of stand; ziehier, behalve de zoo evennbsp;reeds genoemden, den H. Procus en den H. Martinianus,nbsp;stokbewaarders van den H. Petrus; den H. Anaslasius, dennbsp;H. Theodorus, den H. Niceus, den H. Achilleus, de veertignbsp;martelaren, den H. Gorgonius, den H. Tiburcius, de H. Pe-tronella, de H. Bibiana, de H. Theodora, de H. Agatha, denbsp;H. Colomba, de H. Susanna, de H. Balbina, de H. Rufina,nbsp;de H. Calharina, de H. Pudentiana, de H. Margarelha en nognbsp;eene menigte anderen, uit de hitte van den strijd der grootenbsp;kerkvervolging herwaarts heengekomen, na hunne kleederennbsp;gewasschen te hebben in het bloed des Lams.

Ziedaar de bewoners van Sint-Pieter te Rome, ziedaar de getuigen van Gods heerlijkheid, die er het oog op u slaan,nbsp;de broeders, die er u ontvangen, de vrienden, die er u vertroosten, de voorbeelden, die u daar hunne zegepalmen ennbsp;hunne overwinnaarskroonen voorhouden. Kent gij ergens ternbsp;wereld een doorluchtiger vergadering, een heiliger plek opnbsp;aarde, een volmaakter beeld van den hemel ? Anderwerf dan ,nbsp;wee den bezoeker van Sint Pieter, die oogen heeft, en dezenbsp;dingen niet ziet, die verstand heeft, en deze dingen niet begrijpt, die een hart heeft, en ze niet gevoelt!

Wat ons betreft, wij, die, als verslonden waren doorbet groolsche schouwspel van al die uil- en inwendige schoonheden,

6

-ocr page 70-

62 HET DRIEVOlIDlü ROME.

welke de eerste tempel der wereld ontelbaar oplevert, wij hadden het nevendoel van ons bezoek aldaar voor lan0r reedsnbsp;vergeten. Eindelijk, een zijdelingsche blik, links van Sint-Pieters hoogaltaar, heengeslagen, herinnerde ons aan dennbsp;uitmuntenden penitencier van Frankrijk, die ons aan zijnennbsp;biechtstoel wachtende was. Talrijke opschriften, in dit gedeeltenbsp;der kerk, boven de biechtstoelen geplaatst, duiden aan, datnbsp;daar de penitenciers van Sint-Pieler hunne plaats hebben:nbsp;lingua hispanica, lingua anglicana, lingua grceca. Denbsp;woorden lingua gallica toonden ons de plaats, waar paternbsp;V..... zitting hield. Uil de halve- of onderdeur dier biechtstoe

len steekt een hengelslaf van nagenoeg zes voet lang, naar buiten. Mijne jonge vrienden waren niet weinig nieuwsgierig,nbsp;en brandden van ongeduld, om de beteekenis daarvan tenbsp;weten.

En wat nu is dan toch wel een penitencier? en waartoe is hij met dien langen hengelstaf toegerust ? en waarom laatnbsp;hij dien op hel hoofd van die er hem om vragen, nederval-len? Ziedaar eenige vraagpunten naar gebruiken, die, zeker,nbsp;de moeite van, tenminste, eenig onderzoek wel waardig zijn,nbsp;maar welke toch bijna niemand ooit oppert. Zoo straks zalnbsp;ik over de pemlencerie spreken; maar voor den oogenblik zalnbsp;het voldoende zijn , te weten , dat men in Sinl-Pieler te Romenbsp;priesters vindt van de verschillende katholieke natiën, bestemd,nbsp;om den pelgrims van al deze landen de biecht te kunnennbsp;afnemen. Met bijzondere magt toegerust, oefenen zij, ondernbsp;oppertoezigt van den groot-penitencier, eene dubbel-nutligenbsp;bediening uit. Biecht te hooren, geestelijke hulp, bijstandnbsp;en teregtwijzing aan hunne te Rome zich ophoudende landge-nooten te verleenen, ziedaar de schoone laak, die hun isnbsp;opgelegd. Even zeker als men is van hen in de Eeuwige Stadnbsp;aan te treffen, zoo weet men ook , dat zij in Sint Pieter in

-ocr page 71-

65

HENGELSTAF DEU PENITENCIERS.

hunne biechtstoelen steeds te vinden zijn. Daar ontvangen zij allen, die hen spreken willen, alsmede hunne brieven; vandaar zenden zij, op de hun gedane aanvragen, aan dennbsp;H. Vader hun verzoek, tot bekoming voor hunne landgenoo-ten van eene of andere gunst, of loegangbiljetten tol de

ceremoniën van het Vatikaan. De goede pater V..... kwijt zich

bijzonder naauwgezet van al deze pligten , zoodat hij den naam van la Providence des Frangais: « der Franscheu goedennbsp;engel .. zich te regt verworven heeft.

Mijnjonge reisgenoot, Henri, vroeg hem dan ook terstond naar de beteekenis van dien langen hengelstaf, en naar denbsp;bedoeling van het gebruik, dat er van gemaakt werd. — « Hetnbsp;is het teeken, — zeide hij, — der geestelijke vrijmaking.nbsp;Veertig dagen aflaat zijn aan die ootmoedige handeling verbonden, wanneer zij, namelijk, in den waren geest wordtnbsp;verrigt. » _ Hoe zal men dan nu hebben te oordeelen over dienbsp;oppervlakkige bezoekers van Rome, volgens wier verhaal, innbsp;Sint-Pieter de zonden als met een tooverslaf vergeven worden? Hoe zalmen denken over zoovele andere reizigers, die,nbsp;tevreden met het niet-berispen van dit vroom gebruik, zichnbsp;echter schamen zouden, daaraan de hulde hunner bewondering toe te brengen, maar veeleer in stilte er over meesmuilen, of althans er geen gebruik van zouden willen of durvennbsp;maken? Zij weten dan niet, dat, bij de Romeinen, de vrijlating plaats greep door het leggen van eene roede op het hoofdnbsp;van een slaaf: wel nu, het chrisllijk Rome heeft dit gebruiknbsp;bewaard. « Door de aanraking met eene roede — zoo zegtnbsp;zij — deden de beheerschers der wereld de ketenen hunnernbsp;slaven afvallen; ik, die magtiger ben dan ’s werelds opper-heeren, ik doe even zoo, en, door het gebruik van ’t zelfdenbsp;teeken, maak ik de zielen van de kluisters der zonde vrij. »

— Alleen door middel der ceremoniën is men in staat, om.


-ocr page 72-

64

HET DRIEVOUDIG ROME.

met roerenden eenvoud, de gebruiken der hoogste oudheid te vereeuwigen 1).

1) Nadat wij dit ter sprake gebragt hadden , vonden wij daarvan niet slechts de bevestiging, maar zelfs nog eenige nadere toelichting innbsp;de volgende aanieekening van den graaf de Maistre: Bélai de la just,nbsp;div. not. Ill, p. 92, 8”.-uitgave van Lyon.

Er bestonden te Rome drie verschillende wijzen van vrijmaking der slaven , hij Census , bij Testament, en door de Roede. Om nu alleennbsp;van de laatstbedoelde wijze hier te spreken , zoo wete men , dat denbsp;praetor eene roede, in het latijn vindicta, dat is: toewijzing, gehee-ten, den slaaf op het hoofd legde , en hem daarbij met deze woordennbsp;aansprak: Ik verklaar dezen man voor vrij, gelijk de Romeinen vrijnbsp;zijn. Dico eum liberum esse more Quiritum. Vervolgens zich tot dennbsp;lictor wendende, zeide hij tot dezen : Neem deze roede en doe uw pligt,nbsp;zoo als ik u dit gezegd heb •• Secundum tuum censum, sicut dixi; Eccenbsp;tibi vindicta. De lictor, de vindicta van uit des praetors hand ontvangen hehhende, roerde er het hoofd van den slaaf mede aan, en deednbsp;zulks even eens met de hand op zijne wang en op zijn rug; daarnanbsp;werd door een klerk de naam van den vrijgelatene in het register dernbsp;romeinsche burgers bijgeschreven. Dit formulier was ingesteld , omnbsp;voor een ieder te doen blijken, dat deze persoon, die nog kort tenbsp;voren aan al de onteerende straffen der slavernij blootgesteld was ,nbsp;daarvan nu voortaan voor altoos werd ontslagen. De openbare magtnbsp;sloeg hem , vormelijk , voor het laatst, ten teeken, dat hij voorts nimmer meer zou geslagen worden. Overigens honde men hier wel innbsp;het oog , dat dit alles slechts ceremonieel geschiedde , en de slaaf daarbijnbsp;naaiiwelijks werd aangeraakt. De geest, die in deze handeling doorstraalt , is ligtelijk te bevatten , en even verstandig als op goede grondennbsp;gebouwd. Nog heden ten dage herinnert de groot-penitencier (en zelfsnbsp;elke penitencler) van Rome aan de herkomst van dit aloud gebruik ,nbsp;door, namelijk, met de christlijke szWiCto den vrijgesproken boetelingnbsp;het hoofd aan Ie roeren, teneinde te verklaren, dat hij heeft opgehouden, slaaf te zijn van de zonde (venumdatus sub peccato, Rom. Nil, 14),nbsp;en dat zijn naam door het geestelijk oppergezag onder het getal dernbsp;vrije menschen is ingeschreven; want de regivaardige-alleen is vrij,nbsp;gelijk, vóór het Evangelie, Salomo dit reeds heeft gezegd *).

*) Spreuk. X; 3, en XI; i.

-ocr page 73-

65

GEESTELIJK GOUVERNEMENT.

3 JanTiariJ.

Inrigting van het geestelijk gouvernement. — Romeinsche congregaties, haar doel, oorsprong, werking. — De Propaganda. — Het H. Officie. — De Index. — De congregatie van het concilie. — De congregatie van het examen der bisschoppen. — Denbsp;congregatie van de zetelplaatsen der bisschoppen. — De congregatie der bisschoppen en van de kloostergeestelijkheid. —nbsp;De congregatie van de tucht der kloostergeestelijken. — Denbsp;congregatie der geestelijke onschendbaarheid. — De congregatie van het consistorie. — De congregatie der Ritus. — Denbsp;congregatie der aflaten en van de reliquiën der heiligen. — Denbsp;congfiegatie der buitengewone kerkelijke aangelegenheden. —nbsp;He H. Doop van eene Joden-familie, en hare geschiedenis.

Gisteren, bij gelegjenheid van hel bezoek, door ons in Sint-Pieter afgelegd, sprak ik van depenitencerie; en heden,nbsp;ter gelegenheid der penilencerie, zal ik mij met de romeinsche congregaties bezig houden. Wat Voltaire ten opzigle dernbsp;Ligve zeide, kan men ook toepassen op de inrigting van Romes geestelijk gouvernement;

« Beaucoup en ont parh\ maïs bien peu l’ont connu. »

Door veler mond genoemd, doch weinigen, die 't wisten.

Als middelpunt der katholieke wereld, zag de Kerk van Rome, reeds van af de eerste eeuwen, uit het Oosten en uil hetnbsp;Westen, alle groole aangelegenheden, belreklijk de verdediging,nbsp;handhaving en uitbreiding des Evangelies, naar haren zetel ternbsp;beslissing en ordening heen vloeijen. Ofsehoon nog in denbsp;katakomben zich ophoudende, ziet zij toch reeds de gemeentenbsp;van Corinlhe, als eene dochter zich tot hare moeder wenden,nbsp;en haar kennis geven van hare smart en bekommering overnbsp;de scheuring, welke die gemeente des Heeren te betreurennbsp;had, en die, zoo zij hoopt, door Rome zal worden bijgelegd;nbsp;later is hel de Kerk van het Oosten, die haar smeekt, om

-ocr page 74-

66 HET DRIEVOUDIG ROME.

in de {jroole kwestie der Paaschviering Romes beslissende stem te mogen vernemen. Voorts komt de Kerk van Africanbsp;haar het netelig vraagstuk van den Doop der ketters on»nbsp;derwerpen; eindelijk, geheel de wereld spoedt zich naar denbsp;Eeuwige Stad, om aan haar oordeel voor te leggen allenbsp;bezwaren, alle smarten en wederwaardigheden van het lig-chaam der Kerk, en aan hare beslissing over te laten allenbsp;kwestiën ten aanzien van haar zedelijk karakter en bestaan,nbsp;beiden soms met haar staatkundig en burgerlijk leven in hetnbsp;naauwste verband staande. « Van alle kanten, — zeide pausnbsp;Innocentius I. — komt men ons te drinken vragen uit denbsp;apostolische bron 1); » en de H. Leo voegt er bij: « in hetnbsp;oneindige komt men ons raadplegen 2). » « Uwe Kerk (zoonbsp;schreef keizer Justinianus aan paus Joannes) is de moedernbsp;van al de Kerken, en wij veroorloven het niet, dat gijnbsp;onkundig zult zijn van iets, wat voor de overige Kerken vannbsp;belang is, dat gij het welet » 5). Al de volgende eeuwennbsp;hebben hetzelfde voorbeeld gevolgd, en Rome is nooit innbsp;gebreke gebleven, zijne taak volledig te vervullen. Maar hoenbsp;heeft het in aller behoefte, onder zoovele aanvragen, en welnbsp;op eene zoo volmaakt goede en van de hoogste wijsheid getuigende wijze, kunnen voorzien? Zijne eerste zorg, of, beternbsp;gezegd, zijn onveranderlijke gedragslijn bestond daarin, datnbsp;het, bij de bovennatuurlijke hulp en bijstand, die der Kerk, in

1) Per omnes provincias de apostolico fonte petentibus responsa, etc., Epist. 30.

S) Apostolicam sedem innumcris relationibus esse consultam. Ejnst. 10.

3) Nee enim paiimur , quidquam quod ad ecclesiarum statum pertinet, quanquam nianifestum et indubitatum sit quod movetur , utnbsp;non etiain vestrse innotescat Sanctitati, quse caput est omnium sancta-rum ecclesiarum. Ety. lib. VIII, c. de Sum, Trinit,

-ocr page 75-

67

ROMEINSCHE CONGREGATIES.

alle eeuwigheid , beloofd werd, toch ook nog alle licht wist Ie voegen, dat door kennis en ondervinding het te stade konde komen ; en daarom, wel verre van talent en genie te verwijderen,nbsp;roept Rome beiden tot zich, om ze beiden, méér dan ergensnbsp;elders, tot belangrijke betrekkingen en hooge waardighedennbsp;te verheffen; dit is een feit, waarvan de geschiedenis dernbsp;pausen en der kardinalen tal van roemrijke voorbeeldennbsp;oplevert. Daarenboven heeft Rome de verschillende aangelegenheden , waarin het betrokken wordt, in groote calegoriënnbsp;verdeeld, en als het ware even zoovele gereglshoven of staats-ligchamen verordend, die met de behandeling er van belastnbsp;zijn. En deze aangelegenheden nu hebben allen betrekking,nbsp;hetzij tot de verbreiding, of wel tot de handhaving desnbsp;Evangelies. En daarin nu ligt de oorsprong, het aantal ?nbsp;het karakter en de werkkring der verschillende romeinschenbsp;C^ongrecjaties opgesloten 1) :

1“ zoo als, in regelmatige orde, allereerst de congregatie der ProjjUganda^ of, ter verbreiding des Geloofs. Dewijlnbsp;ik in denabijheid, waar zij hare zittingen houdt, te huis was,nbsp;had ik eene dubbele reden, om met haar mijne nasporingennbsp;aan te vangen. Zij werd ten jare 1622 door paus Gregorius XV. tot stand gebragt, en bestaat uit een kardinaal, dienbsp;den titel voert van prefect, uit vele andere kardinalen ennbsp;apostolische proVonolarissen, die tol tolk dienen voor de vreemdenbsp;talen en spraken. Haardoelis, gelijk de naam, dien zij draagt,nbsp;het aanduidt, om het geloof geheel de wereld door te verbreiden.nbsp;Dientengevolge ligt alles, wat betreft de belangen der missiën,

1) Om deze schets der voortreflijke Kerkadministratie van Rome nog eenigermate te verduidelijken, zal ik vooraf hier doen opmerken ,nbsp;dat er aldaar dertien congregatiën zijn, die zich met al de aangelegenheden der katholieke wereld hezig houden; drie geestelijke hoofdtribunalen, en eene hoofdrcgtbank voor burgerlijke zaken.

-ocr page 76-

68

HET URIEVOL’HIG HOME.

het toevoorzigl der seminariën eo collegies, bestemd , om missionarissen te kweeken, uitsluitend binnen haren kring. Desnbsp;maandags houdt zij eene zitting in het bijzijn des H. Vaders;nbsp;hare overige bijeenkomsten, die zeer dikwerf plaats hebben , geschieden op het Spaan.sche plein {Piazza d'Espagna),nbsp;in het Collegie der Propaganda-zelve. Dit voortreflijk etablissement voert den naam van het ürbaansch Collegie dernbsp;Propaganda , naar Urbanus VIII., die er in 1627 de stichter van was. Het is bestemd voor jongelingen van vreemdenbsp;naties en vooral voor Oosterlingen, die voor den geestlijkennbsp;stand zijn bestemd. Op last van paus Alexander VII., moetennbsp;al de kweekelingen der Propaganda zich bij eede verbinden,nbsp;om geen kloosterberoep aan te gaan, zonder de toestemmingnbsp;van den H. Stoel; vervolgens, om, ingevolge advies dernbsp;congregatie, de onderscheiden wijdingen te voltrekken, en,nbsp;eindelijk, om hel Evangelie te gaan verkondigen, ieder in zijnnbsp;eigen land. Deze jongelieden, meestal door de missionarissennbsp;naar Rome opgezonden, hebben geene onkosten, hoegenaamd ,nbsp;te maken, noch voor hunne reis, noch voor hun onderhoud,nbsp;noch voor hunne opvoeding, noch voor hunnen terugtogt;nbsp;de apostolische liefde komt in dat alles volledig te gemoet.nbsp;Dit jaar waren zij daar ten getale van tachtig. Zij dragennbsp;den romeinschen hoed en eene zwarte soutane, met roodenbsp;knoopen en gordel. Meest alle dagen gaan zij wandelen, omnbsp;den ongezonden invloed van de Sirocco te vermijden, en gedurende de vacanlie gaan zij de JEUlegiatura (het buitenleven)nbsp;genieten op een of ander landgoed in de omstreken van Rome.nbsp;Voortdurend en onafgebroken houden zij zich met de beoefening der gewijde en ongewijde wetenschappen bezig, die hunnbsp;door bekwame leermeesters worden onderwezen. Eene zeernbsp;groote boekerij en een rijk museum staan daarbij te hunnernbsp;beschikking. Het collegie der Propaganda bezit ook eene

-ocr page 77-

69

;KOMEINSCHE CONGREGATIES.

drukkerij, uit alle soorten van vreemde letterkassen zaam-gesteld, om missalen, bijbels, catechismen en andere boeken, ter dienste der nieuw-bekeerde volken, uit te geven. De talrijke kamers van dit gesticht strekken tot lijdelijke verblijfplaats der bekeerlingen en voor arme bisschoppen, die tenbsp;Rome zich eenigen tijd moeten ophouden. Van af zijne op-tigling, is het collegie der Propaganda eene voortdurendenbsp;kweekschool geweest van volijverige missionarissen, apostolische vicarissen, bisschoppen, aartsbisschoppen en martelaars 1).

2“ De congregatie of het tribunaal van het H. Officie. Het is niet genoeg, dat men hel Geloof plante, men moetnbsp;ook een wakend oog over dien godlijken boom houden, ternbsp;voorkoming, dat hij geen letsel krijge door den knageudennbsp;worm van de ketterij en de boosheid der menschen. Zoonbsp;stonden er reeds in de middeneeuwen tal van .scheurmakersnbsp;op, die, onder het mom van waarheid en deugd, de zuiverenbsp;Leer trachtten te bederven, en zich, in ’t verborgen, aannbsp;de grootste uitspattingen schuldig maakten. Niet slechts hetnbsp;Geloof, maar Euroj)a’s beschaving werd daardoor in gevaarnbsp;gebragt. Toen was het, dat de groote paus Innocentius III.,nbsp;in zijne grenslooze bezorgdheid voor de belangen der Kerk ennbsp;der menschheid, de Inquisitie, of het H. Officie instelde.nbsp;Wij achten ons ontslagen, om er iets goeds van te zeggen,nbsp;aangezien alle ketters, scheurmakers en booswichten, zondernbsp;uitzondering, er zooveel kwaad van hebben gezegd. Ondernbsp;de pausen Gregorius IX., Innocentius IV. en Clemens VIII.,nbsp;bekleedden de dominikanen, de franciskanen en de miriimennbsp;achlervolgens het ambt van Inquisiteurs. In 154S tigtte pausnbsp;Paulus III. 2) Ie Rome het Oppertribunaal van hel H. Officie

1) nbsp;nbsp;nbsp;Constanzi, t. 1, p. 109.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Constit. Licet ^ etc.

Drievoudig Rooie. — H. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;quot;J

-ocr page 78-

70 HET DRIEVOCDIG ROME.

op, waarvan het bestuur door hem aan zes kardinalen werd toevertrouwd. Dit g-etal is door Pius lY. tot acht, ennbsp;door Sixtus V. tot twaalf gebragt, zoodat deze congregatienbsp;thans is zaamgesteld uit den H. Vader, als voorzitter; uitnbsp;twaalf kardinalen, met den titel van inquisiteur-generaal;nbsp;uit een geheimschrijver, een assessor, een commissaris ennbsp;een groot getal van consulteurs. Driemalen ter week houdtnbsp;zij zitting: des maandags en woensdags, in het dominikanernbsp;klooster, waar de kwestiën aanhangig worden gemaakt, ennbsp;des donderdags, onder voorzitting van den H. Vader, alsnbsp;wanneer ze beslist worden. De hoedanigheid der leden vannbsp;deze hooge vierschaar strekt ten blijke van het groot gezag,nbsp;dat er door uitgeoefend wordt, voor alles wat de zuiverheidnbsp;des Geloofs slechts eenigermate zou kunnen of mogen raken.nbsp;Zij oefent hare regtspleging uit, onbepaald, over alle soorten van personen, geestelijken of leeken, over steden, dorpen of koningrijken, en er is geen persoonlijk, of plaats-lijk privilegie denkbaar, waardoor hare magt zou kunnennbsp;belemmerd worden. Doch, naar dezelfde mate der onbeperktheid van haar gezag, is ook de billijkheid en barmhartigheid onbeperkt, die bij hare vonnissen heerschen. Ondernbsp;den naam van kwalijicateurs ^ lichten eenige in de studienbsp;vergrijsde godgeleerden de slechte stellingen, die in denbsp;aangeklaagde boekwerken voorkomen, met de noodige ophelderingen en aanmerkingen toe. Op hun uitgebragt ennbsp;nader óverwogen rapport, gaat men tot de beraadslagingen, doch met gesloten deuren, over, teneinde de eernbsp;van den aangeklaagde, zoolang mogelijk, ongedeerd blijve.nbsp;Wanneer hij persoonlijk tegenwoordig is, kan hij, des verkiezende, zelf zijne verdediging voordragen, of daartoe de hulpnbsp;van een advokaat, te zijner keuze, inroepen. Dooréén-enkelnbsp;privilegie is hij, namelijk, zoodra hij schuld bekent, vrijgespro-

-ocr page 79-

71

ROMEINSCIIE CONGREGATIES.

ken: geene uiteiiijke boete wordt hem in dat geval opgelegd, maar alles bepaalt zich alsdan tot eenigc goede werken, dienbsp;den vrijgesprokene ter volbrenging worden voorgeschreven.nbsp;Wanneer, daarentegen, de halstarrigheid van den schuldigenbsp;de regtbank dwingt, om hem te straffen, dan is toch immernbsp;de hem opgelegde boete verre beneden den omvang van hetnbsp;misdadig feit. Ziedaar dan het karakter en de werking vannbsp;die zoo zeer gelasterde Inquisitie, bij velen tot een waar schrikbeeld geworden! Wanneer gij te Rome komt, zoo verzuimnbsp;niet, er heen te gaan, en de gevangenissen te bezoeken, welkenbsp;men zoo ijzingwekkend steeds heeft afgeschilderd; spoor dannbsp;daar die duistere kerkerholen op, die wreede foltertuigen, dienbsp;bloeddorstige regters, wier naam u den schrik in het hartenbsp;heeft gejaagd; en, na over uwe onlzelling gelagchen te hebben, zoo zult gij (daarvan ben ik zeker) wel volkomen instemmen met ik weet niet welken magistraat, die eens zeide;

« Als men mij beschuldigde van de torens der Nolre-Dame gestolen te hebben, zoo zou ik beginnen met mij uit de voetennbsp;te maken; want, geene ongerijmdheid is zóó groot, of mennbsp;weel er ingang aan te verschaffen, door ze gedurig en hardnekkig te herhalen. ¦gt;

3° De congregatie van den Index. De dwaling heeft, even als de waarheid, een tweeledig middel, om zich tenbsp;uiten: de stem en de pers. Wanneer ook al het gesprokennbsp;woord méér indruk maakt, zoo strekt echter het geschrevenenbsp;zich door aanhoudendheid en kring van werking oneindig verder uit; het zou alzoo van de zijde der Kerk slrafvvaardignbsp;zijn, wanneer zij ten deze niet streng waakte. Van den oogen-blik, echter, dat de drukkunst de denkbeelden van den menschnbsp;krachtdadig en onophoudelijk ter algemeene verspreiding opnbsp;zijde ging slaan, beijverde Rome zich, om daaraan eene heilzame leiding te geven, en er de misbruiken van te beteuge-

-ocr page 80-

72

HET DRIEVOUDIG ROME.

len. De kerkvergadering van ïrenie l) droeg aan eenige prelaten de taak op, om eene naamlijst te 'vervaardigen van alle verdachte of verderflijke boekwerken [Index purgatorius).nbsp;Het H. Concilie zond dezen catalogus — zonder dien te hebben kunnen onderzoeken — aan paus Pius IV., die hem goedkeurde, eveneens als de daarbij door de met het onderzoeknbsp;belast geweest zijnde prelaten vastgestelde regels van behandeling bij de afkeuring. De H. paus Pius V. en Clemens VIII. ^nbsp;het werk hunner voorgangers eenigzins wijzigende, maaktennbsp;van de hier bedoelde congregatie datgene, wat zij heden tennbsp;dage nog is, te weten, een collegie, zamengesleld uit tiennbsp;kardinalen, waarvan er een den prefects-lilel voert; uit dennbsp;paleismeester van Zijne Heiligheid, die voortdurend daarbijnbsp;adsisteert; uit een secretaris, altijd een dominikaan; uiteennbsp;groot aantal consulteurs en uit eenige rapporteurs. Haar doelnbsp;is het naauwkeurig onderzoeken der boekwerken en de aanduiding van dezulken, die moeten verboden worden; te verbieden, onder straffe van excommunicatie, dat men onder zichnbsp;houde of leze boekwerken, die met de godsdienst of de goedenbsp;zeden strijdig zijn; en aan de bisschoppen, plaatselijke inquisiteurs en drukkers de regels voor te schrijven, waarnaar zijnbsp;zich zullen te gedragen hebben bij de lezing, de herziening,nbsp;de uitgave en den verkoop der boekwerken. Wanneer denbsp;congregatie vergadert, onderzoekt zij de bij haar aangeklaagdenbsp;boeken, onverschillig in welk land zij uitgegeven zijn. Zoodranbsp;de stemmen er over zijn uitgebragt, maakt men het vonnisnbsp;op, dat vervolgens naar den paus ter goedkeuring wordtnbsp;heengezonden. Eindelijk, verschijnt de Index in het licht,nbsp;dat wil zeggen, de lijst der veroordeelde boeken, met verbodnbsp;van ze te mogen lezen. Hoe dikwerf heb ik op de muren van

1) Se,s3. XVIII.

-ocr page 81-

75

ROMEINSCIIE CONGREGATIES.

Rome niet zekere boekwerken als veroordeeld aangeduid gezien, wier hooge verdienste te Parijs werd uitgebazuind, ondernbsp;krachtige bevordering hunner lectuur, bij middel van aanplakbiljetten op de hoeken van straten en pleinen, gelijk niet minder door gedurige opvijzeling in de kolommen van zoo menigenbsp;courant. Intusschen komt het mij voor, dat geen aanprijzendnbsp;dagblad-artikel, geen auteurs-roem, geen ridderkruis, ofnbsp;welke letterkundige of wetenschaplijke titel ook, in staat is ,nbsp;om de schande uit te wisschen van een schrijver, die, in denbsp;hoofdstad der christenwereld, tegelijk met zijn werk, vannbsp;wege de Kerk openlijk aan de kaak wordt gesteld 1).

1) De besluiten der Congregatie van den Index worden in dezen vorm uitgevaardigd :

Decretum.

Die N. N. 18 nbsp;nbsp;nbsp;.

Sacra Congregatie Eminentissimoruni ac Reverendissiniorum sanctse Romanae Ecclesiae Cardinaliuni a Sanctissimo Domino nostro N. Papa N.nbsp;sanctaque Sede apostolica Indici librorum pravae doctrin», eorumdein-que proscriptioni, expurgationi, ac permissioni in universa Christiananbsp;Republica praepositorum et delegatorum, habita in palatio Vaticaoo,nbsp;damnavit et damnat 5 proscripsit proscribitque, -vel alias damnata atquenbsp;proscripta in Indicem librorum prohibitorum rcferri mandavit et mandatnbsp;opera quaa sequuntur.

Hier volgen nu de titels der boeken en de namen hunner schrijvers.

Voorts :

Itaque nemo cujuscumquc gradus et conditionis prsedicta opera damnata atque proscripta, quocumque loco, ct quocuniquc idiomate,nbsp;aut in posterum edere, aut edita legere, vel retinere audeat, sed loco-rum ordinarii, aut hEeretiese pravitatis inquisitoribus ea tradere tenea-tur sub poenis in Indlce librorum vetitorum indictis.

Quibus Sanctissimo Domino nostro N. Pap* N. per me infrascrip-tum secretarium relatis, Sanctitas soa decretum probavit, et proitiul-gari prsEcepit. In quorum fidem , etc.

Datum Romse die N. N.

Handteekening van den kardinaal, prefect der Congregatie.

-ocr page 82-

74

HËT DRIEVOUDIG ROME.

4° De congregatie van het Concilie, Nadat nu eenmaal de zuiverheid van het geloof en de reinheid der zeden doornbsp;den Index en het H. Officie beschermd waren, moest er ooknbsp;voor het uitwendig leven der Kerk, voor hare werking naarnbsp;buiten, behoorlijk worden gewaakt. Immers, eensdeels, is denbsp;schoonheid der Koningsdochter nietenkei inwendig, maar ooknbsp;uitwendig dient zij te schitteren met hare vleklooze kleederen,nbsp;door verschillende kleuren versierd; anderdeels behoort denbsp;Kerk, gelijk een strijdvaardig leger, steeds gereed te zijn, omnbsp;als een gesloten geheel te handelen, waartegen geen vijand zalnbsp;bestand wezen: alleen de tucht is de geheimzinnige band,nbsp;die haar door éénheid rnag'lig maakt. Aan het concilie vannbsp;Trente vooral komt de eer toe van, in later lijd, dien behou*nbsp;denden band op nieuw gehecht en versterkt te hebben. Maarnbsp;het ligt in’s menschen verdorven en weèrspannigen aard, datnbsp;hij, gedurig aan, tracht, om, door allerlei listenen lagen,nbsp;de wetten, die hem hinderlijk zijn, te ontduiken: dat haddennbsp;de vaders van het H. Concilie voorzien. Zij wendden zich derhalve tot den paus, teneinde hem te smecken, dat hij dezenbsp;nieuwe aanslagen zou voorkomen, of verijdelen. Pius IV. gafnbsp;aan hunne bede een gunstig gehoor, door de instelling eenernbsp;congregatie, die uitsluitend belast werd met de toelichting dernbsp;besluiten van het concilie 1), met het loezigt over de uitvoeringnbsp;er van, en met de onderwerping der te ontstane gevallen vannbsp;twijfel aan de beslissing van den II. Stoel. De opperherders

En van Jen secretaris.

Ten slotte :

Die N. supradictuiti decretum afTixutn et publlcatum fuit ad S. Mariïe supra Minervam, ad Basilicsc Principis Apostolorum, Palatiinbsp;S. Officii, Curiae Innocentianae valvas, et in aliis consuetis Urbis loeisnbsp;per me N. apost. curs.

1) Constit. Aliis nos , etc.

-ocr page 83-

UOjrEINSCIIE CONGREGATIES.

Pius V. (de Heilicfe) en Sixtns V. breidden de regten dezer congregatie aanmerklijk uit. Dien ten gevolge heeft zij hetnbsp;regt, om alles, wat de refornie en de discipline, door hetnbsp;concilie van Trente vastgesteld, aangaat, toe te lichten en uitnbsp;te leggen; de besluiten der synoden te herzien, de verslagen ,nbsp;welke de bisschoppen, na het bezoeken hunner diocesen, naarnbsp;Rome moeten opzenden, te onderzoeken; de beneficiariën dernbsp;residentie, uithoofde van gezondheid of studie, vrij te latennbsp;enzv. Uithoofde der veelvuldigheid en van het gewigt harernbsp;werkzaamheden, is deze congregatie dan ook zamengesteldnbsp;uil vier-en-twinlig kardinalen, waarvan er een den prefects-litelnbsp;TOert; uit een secretaris en vice-secretaris; uit een substituutnbsp;met zijne expedilionnairs, en twaalf prelaten, waaronder denbsp;secretaris voor de latijnsche breven begrepen wordt, en welkenbsp;laatste belast is met aan de bisschoppen de beslissing meê tenbsp;deelen, die er op de door hen aan de congregatie ingediendenbsp;bezwaren is gevallen.

S° De congregatie van het Examen der bisschoppen. De handhaving der tucht en de goede uitslag der bewegingennbsp;eener legermagt hangen bijna altijd af van de generaals, dienbsp;haar aanvoeren; wel nu, de bisschoppen zijn de generaalsnbsp;der strijdende Kerk, en vandaar de zoo groote en zoo waakzame zorg, welke deze aanwendl, teneinde die keuze volmaaktnbsp;goed zij. De groote pausen Gregorius XIV. en Benedictus XIV,nbsp;hielden vooral zich met deze hoofdaangelegenheid ernstignbsp;bezig; Clemens VIII. stelde eene afzonderlijke congregatienbsp;daarvoor in, tot naauwkeurig onderzoek der kandidaten voornbsp;de bisdommen van Italië. De verre afstand tusschen Romenbsp;en de overige katholieke wereld gedoogde niet, dat een zoonbsp;heilzame maatregel ten opzigte ook der bisschoppen van hetnbsp;buitenland kon gebezigd worden. De congregatie is in tweenbsp;commissiën gesplitst, de eene voor de godgeleerdheid, de

-ocr page 84-

76 HET DRIEVOUDIG ROME.

andere voor het canonisch (of kerklijk) regt. De eerste bestaat uit vijf kardinalen examinatoren, en een groot aantal kloostergeestelijken, ter keuze van den paus; de laatste telt negen kardinalen examinatoren en verscheiden prelaten. Eennbsp;prelaat-secretaris houdt van de gegeven antwoorden aantee-kening, en maakt proces-verbaal van de zitting op. Dienbsp;zitting heeft plaats in tegenwoordigheid van den paus; dezenbsp;is daarbij gezeten op zijnen troon en omgeven door denbsp;kardinaals examinatoren, terwijl de kandidaat te midden dernbsp;plegtige vergadering op zijne knieën ligt, en in ’t latijnnbsp;antwoordt op al de kwestiën en tegenwerpingen, die hemnbsp;worden voorgedragen. Na afloop van het examen, geven denbsp;kardinalen hun gevoelen te kennen door dit woord: est ido-neus (hij is bekwaam); vervolgens vangt het consistorie nunbsp;aan, en de paus regtigt daarin den kandidaat, om de bisschopswijding te mogen ontvangen. Met genoegen herinnerennbsp;wij ons, te dezer gelegenheid, dat Franciscus van Sales,nbsp;na volbragt examen, uit den mond van den paus-zelven dezenbsp;vleijende lofspraak mogt hooren: « Ga, mijn zoon, ennbsp;verkwik u, aan uwe eigen bronwateren. »

Daar ik zoo even van het consistorie sprak, zal het niet overtollig zijn, dat ik hier de beteekenis van dat woord eenig-zins nader toelichte. Het consistorie is de Raad van den H. Vader : sacrum Pontijicis consilium , en het hoofd tribunaal vannbsp;Rome. Het wordt in ’t openbaar, of met gesloten deurennbsp;gehouden. De paus zit persoonlijk daarin voor, en wel innbsp;plegtgewaad gekleed; de leden, die daarin zitting hebben, zijnnbsp;leden van het collegie en andere groolwaardigheidbekleeders.nbsp;De vergaderingen worden regelmatig tweemalen elke week,nbsp;maandag of donderdag, gehouden; doch er zijn ook buitengewone vergaderingen. Wanneer het consistorie zitting houdt,nbsp;moeten al de overige congregaties zoolang stilstaan. Eigen-

-ocr page 85-

77

ROMEINSCHE CONGREGATIES.

lijk liggen alle aangelegenheden der Kerk binnen den werkkring van het consistorie, maar het houdt zich echter alleen metnbsp;de belangrijkste bezig. Wanneer eene bul of eene constitutienbsp;(kerkelijk besluit of kerkverordening) in dezen raad overwogennbsp;is geworden, dan maakt men daarvan melding; maar als,nbsp;integendeel, de paus-alleen het besluit genomen heeft, zoonbsp;voert de bul of constitutie den naam van proprio motunbsp;(uit eigen beweging)

6° üe congregatie van de Residentie der bisschoppen. Wanneer ook de bisschoppen niet allen te Rome onderzochtnbsp;kunnen worden, zoo moeten zij evenwel al de vereisehtennbsp;en deugden hunner waardigheid bezitten, om er al de verplig-tingen van te kunnen nakomen. De eerste pligt nu van eennbsp;herder beslaat daarin, dat hij de kudde behoorlijk bewake;nbsp;daartoe is echter noodig, dat hij te midden zijner kudde gezeteld zij. Hel natuurlijke en godlijke regt, even zeer als hetnbsp;kerklijke, verbieden hem, zich, zonder gewigtige redenen,nbsp;^an zijnen zetel Ie verwijderen, aangezien de verslindendenbsp;'Wolf, die altoos rond de kudde omsluipt, zich nimmer vannbsp;daar verwijdert. Om ten deze alle bezwaren der bisschoppennbsp;Weg te nemen, maar tevens ook, om hen tegen de bekoringen der wereld te beveiligen, heeft de opperherder wijs-hjk eene congregatie ingesleld, die te beslissen heeft, of denbsp;afwezigheid eens bisschops al dan niet te billijken zij. Uitnbsp;het concilie van Trente voortkomstig, telt deze congregatienbsp;verscheiden kardinalen , waarvan er een den titel van prefectnbsp;voert, en uit een .secretaris : zij heeft geene vaste zittingsdagen.

7” De congregatie der Bisschoppen en Kloostergees-telijkheid. Het examen geeft goede bisschoppen, de residentie maakt hen nuttig voor hun diocees; maar gewigtige, tallooze bezwaren kunnen hun geestelijk bestuur allerleinbsp;hinderpalen in den weg werpen Soms gebeurt het, dalprie-

-ocr page 86-

78 HET DIIIEVOÜDIG ROME.

sters, kapittels of kloosterlingen, onder hunne orders werkzaam, zich, op eene of andere wijze, in hunne regten gekrenkt achten; er moet eene toevlugt voor de zwakken,nbsp;een breidel voor de sterken, voor allen een regel zijn. Ziedaar waarom er te Rome eene congregatie is ingesteld ,nbsp;die, geheel onafhanklijk, geheel onbaatzuchtig, de gerezennbsp;geschillen te beslissen heeft. Sixtus V. heeft haar verordend 1).nbsp;Zij bestaat uit vieren-twintig kardinalen, waarvan er eennbsp;den prefects-titel voert, uit een secretaris, een vice-secretaris,nbsp;een substituut en nog een groot aantal andere beambten.nbsp;De prelaat, die het secretariaat waarneemt, bekleedt eenenbsp;plaats, die te Rome cardinalise genoemd wordt, hetgeennbsp;beteekent, dat hij, bij zijne aftreding, het purper bekomt. Deze congregatie houdt eiken donderdag zitting. Denbsp;bezwaren uit den weg te ruimen, die ten aanzien der bis-schoplijke jurisdictie kunnen rijzen; kwestiën te beslissennbsp;voor wat betreft het stichten van nieuwe kloosters, het over-gaan van de eene orde in de andere, of de lijdelijke verwijdering uit het klooster, alsmede te raadplegen en te beslissennbsp;in zake van den verkoop en overdragt van kerklijke goederen , ziedaar den grooten werkkring , waarin zich deze congregatie beweegt.

8° Congregatie der Tucht van de kloostergeestelijkkeid. Door hunne strenge geestelijke opvoeding, door hun los zijnnbsp;van eiken aardschen band , en door hunne plegtige geloften ,nbsp;zijn de kloosterlingen de keurbenden der strijdende Kerk;nbsp;doch, naarmate hunne bemoeijing dieper ingrijpt, zoo is hetnbsp;ook van het uiterste gewigt, hunne handelingen behoorlijknbsp;te regelen. Wanneer derhalve de daar evengenoemde congregatie zich meer bijzonder met de wereldgeestelijkheid bezig

1) Consfit. 74.

-ocr page 87-

79

ROMEINSCHE CONGREGATIES.

houdt, zoo heeft deze uitsluitend hare zorg' aan de {jedra-gingen der ordesgeeslelijkheid gewijd. Als middelpunt van alle kloosterorden, houdt zij met hen eene briehvisling, dienbsp;zich over al de verschillende deelen der wereld uitstrekt.nbsp;Teneinde hare beslissing en hare uitspraken steeds met volkomen kennis van zaken zouden kunnen geschieden, bewaartnbsp;zij in hare archiven de constitutiën en de statuten van allenbsp;kloosterorden, benevens de statistieken er van, tot in denbsp;kleinste bijzonderheden toe. Deze congregatie werd door pausnbsp;Innocentius Xll. 1) verordend. De leden, die haar zamen-stellen , zijn tien in getal: een kardinaalprefect en negennbsp;andere kardinalen, door een prelaat-secretaris, een substituutnbsp;en verscheiden beambten bijgestaan. Het oprigten van kloosters, van noviciaten , de professoren en directeurs dezer inrig-tingen, het kloosterlijk leven, de strenge naleving zoo dernbsp;kloostergeloften, als der orderegels en constitutiën, hetnbsp;geheele kloosterpersoneel enzv., dit alles maakt den werk-^iving dezer congregatie uit.

9“ Congregatie ier Handhaving van het geestelijk ge%ag. Wat zou het de Kerk baten, goede generaals en eenenbsp;volmaakt-gedisciplineerde legermagt te bezitten, wanneer zijnbsp;zelve niet handelen kon ? Als eene volmaakte maatschappijnbsp;door haren godlijken Stichter met alle noodige magt toegerust , om haar bestaan te handhaven, en hare roeping, geheelnbsp;de wereld door, te vervullen, kan de Kerk niet dan op eenenbsp;misdadige wijze, door welke aardsche magt dan ook, innbsp;hare werking belemmerd worden; — evenwel, ter oorzakenbsp;der menschlijke hartstogien, heeft dit godlijk regt nietnbsp;altijd een daarmeê overeenstemmend feit ten gevolge. Het isnbsp;maar al Ie waar, dat de vorsten, de natiën-zelve, de grooten

1) Bulle Delitum pastoralis officii, etc., 14 Augustus, 179S.

-ocr page 88-

80 HET DRIEVOUDIG ROME.

der aarde dikwerf het gezag der Kerk trachten te fnuiken, de werking er van te belemmeren, op hare reglen inbreuk tenbsp;maken, en hare gewijde bedienaren te herscheppen in handlangers der lijdelijke magt. Op den oogenblik, dat die anli-chrisllijke rigting meer en meer en steeds aanmaligender zichnbsp;begon te vertoonen, stichtte paus Urbanus VllI. de congregatienbsp;ter handhaving van het geestelijk gezag, bestemd, omnbsp;tot een stevig bolwerk te dienen voor de geestelijke onafhank-lijkheid. Zij is uit twaalf kardinalen zaamgesteld, waarvannbsp;een den prefects-titel voert, benevens een groot aantal prelaten, een secretaris, een vice-secretaris en verscheidennbsp;griffiers.

Haar werkkring ligt binnen even streng als kiesch afgebakende grenzen. De vrije beweging der Kerk, in alle wereld-deelen, moet «ij beschermen en waarborgen; zij moet zorgen, dat er geene onbillijke lasten of schattingen op geestelijke personen of goederen door de lands- of plaatselijke autoriteiten gelegd worden; zij moet den inbreuk, door wienbsp;dan ook, op de regten en vrijheden der Kerk gemaakt, straffen;nbsp;ziedaar de teedere kwestiën, waarin, dag voor dag, dezenbsp;congregatie zich beweegt, en welke zij ook met oppermag-tig gezag beslist. Te Rome, waar de oude tucht steedsnbsp;gehandhaafd bleef, zorgt zij ook nog, daarenboven, dat denbsp;strafschuldigen hun vonnis ondergaan, en de gewijde oorden van toevlugt, zoogenaamde vrijplaatsen, ongeschondennbsp;blijven. Bij de Joden had men, zoo als bekend is, toevlugts-of vrij sleden; ditzelfde was ook hel geval bij de heidenen:nbsp;hunne tempels waren onschendbare vrijplaatsen 1). Daardoornbsp;wilde, namelijk, de wetgever den schuldige vrijwaren voornbsp;de uitwerkselen der eerste ophruisching van den pas ontvlam-

J) Zie nbsp;nbsp;nbsp;Marcelliny etc.

-ocr page 89-

nOMElKSCHE CONGKEGATIES. 8[

den loom, onder aanduiding levens, dat de wraak op den drempel van Gods Huis moet worden gebluscht. Getrouw innbsp;de navolging van de wijsheidslessen der grijze oudheid, heeftnbsp;Rome ook de vrijplaatsen, met de daaraan verbonden regten,nbsp;behouden, doch alleen voor zekere bepaalde vergrijpen ofnbsp;misdaden; en zoodoende vindt zij daarin een krachtig middel, om de strenge voorschriften eener wijze zedeleer opnbsp;te volgen, zonder aan de maatschappij de morele schèver-goeding te onthouden, waarop deze, naar alle regt en billijkheid, de hoogste aanspraak maken mag; — en nog hedennbsp;ten dage is het aan de beoordeeling en beslissing der laatstgenoemde congregatie overgelaten, of, volgens de apostolische verordeningen, een misdadige, in een of ander geval,nbsp;•’egt heeft, om op de bescherming der vrijplaats aanspraaknbsp;te maken, al dan niet.

10“ De congregatie van het Consistorie. Om de gewig-tige en talrijke zaken, die aan den raad van den H. Vader Onderworpen moeien worden, voor te bereiden, was nietsnbsp;gepaster dan een tribunaal van instructie in te stellen, metnbsp;het voorafgaand naauwkeurig onderzoek van al de ten pro-eesse noodige stukken belast. Wal kon wel geschikter wezen,nbsp;om aan de uitspraken van den H. Stoel dat karakter vannbsp;‘‘ÓP overleg en hooge wijsheid te geven , waardoor ze steedsnbsp;®chittrend gekenmerkt zijn ? En dit nu is de roeping dezernbsp;congregatie. Daartoe behoort vooral het beraadslagen overnbsp;®he zaken , die in verband staan met de oprigting en denbsp;mdeeling der bisdommen, met het overdragen van kerklijkenbsp;jurisdictie, met de coadjutors der bisschoppen en de suffra-ganten. Paus Sixtus V. stelde haar in. Zij bestaat, even alsnbsp;de andere, uit verscheiden leden van het H. Collegie,nbsp;benevens een prelaat-secrelaris; maar, wat er het onderscheidend kenmerk van uilmaakt, en al de zorg bewijst.

Drievoudig Rome. — II. Deel.

-ocr page 90-

82

HET DRIEVOUDIG ROME.

welke de H. Stoel aanwendt, om zich steeds te omringen van alle mogelijk licht, bestaat hierin, dat er Frankrijk,nbsp;Spanje en Oostenrijk, alzoo de groote katholieke natiën , doornbsp;middel van even zooveel secretarissen, een Franschman, eennbsp;Spanjaard en een Duitscher, bij vertegenwoordigd zijn.

11° De congregatie der Ritus. Ten gevolge van de werking der door ons reeds genoemde congregatiën, is de Kerk, in hare beweging naar builen, geheel onafhanklijk en vrij.nbsp;Maar tweeledig is de magt, waarmede het priesterschapnbsp;bekleed is: zij strekt zich uit tot het zedelijk ligchaam desnbsp;Heeren, de christenmaatschappij, doch , in verhevener werkkring nog, tot zijn natuurlijk ligchaam, in’t godlijk Altaarsacrament tegenwoordig. De orde, de majesteit, de eenheid , de heiligheid der gebeden en kerkplegtigheden zóódanignbsp;te regelen, dat ze Gode waardig zijn, aan wien zij opgedragennbsp;en toegewijd worden, — ziedaar de aangelegenheid, waarmeênbsp;de congregatie der Ritus zich bezig houdt. Voorts is het harenbsp;taak, na te sporen, welke de dienaren Gods zijn, die op denbsp;bijzondere hulde hunner broeders regt hebben, de echtheidnbsp;hunner mirakelen te staven, de heldhaftigheid hunner deugden te betoogen, te dien einde een langdurig en naauvv-gezet onderzoek te bewerkstelligen , en, eindelijk , van de uitkomst harer nasporingen en bevinding een omstandig verslagnbsp;te geven aan den stedehouder van Christus op aarde, als dienbsp;daarover oordeelen en beslissen moet. Paus Sixtus V. steldenbsp;haar in als hoogste reglbank voor alle zaken, de liturgie ennbsp;uiterlijke eeredienst betreffende. Behalve de twaalf kardinalen,nbsp;waaruit zij is zamengesteld , heeft zij nog een prelaat-secrelaris,nbsp;een anderen prelaat, met den titel yanpromotoi' des Geloofs;nbsp;een assessor of vice-promotor des Geloofs, en een groot aantalnbsp;raadsleden of consulteurs, waaronder zich altijd bevindendenbsp;meester van ’s pausen paleis, de pauslijke ceremoniemeesters.

-ocr page 91-

KOMEINSCHE CONGREGATIES. 85

een hymnograaf (schrijver van gewijde lofzangen), een notaris en een kanselier , met zijne griffiers. Wanneer hel zalig- ofnbsp;heiligsprekingen betreft, dan worden haar ook nog toege-voegd regtsgeleerden, geneesheeren, natuurkundigen en tolken voor de verschillende talen, die allen, onder cede, zichnbsp;verbinden, om hunne getuigenissen enkel naar de inspraaknbsp;van hun geweten te zullen afleggen. Voor die zich de moeitenbsp;heeft gegeven, om de regels, waaraan deze regtbank gebonden is, en den langzamen gang, waarmeê zij in harenbsp;proceduren te werk gaat, grondig te leeren kennen, is hetnbsp;blaar bewezen, dat er nergens ter wereld eene vierschaarnbsp;bestaal, wier vonnissen, zelfs menschlijker wijze gesproken,nbsp;eene zoo hooge male van vertrouwen verdienen als de con-gregalie der Ritus.

12” De congregatie der Ajlaten en der H, Reliquien. Even ijverig als de Kerk zich betoont voor het verheven*nbsp;schoone der eeredienst, die haren godlijken Bruidegom tenbsp;vegt wordt gewijd, even naauwleltend ziet zij ook toe,nbsp;dat er geen bedrog of misbruiken plaats grijpe, die er dennbsp;glans van zouden kunnen verduisteren. Haar werkkring bestaatnbsp;daarin, dat zij den geloovigen de bijzondere gunsten doetnbsp;bennen , aan hunne gebeden en vrome werken verbonden; voorts dat zij hun met zekerheid aanwijst, welkenbsp;de echte Reliquiën hunner voor het Geloof gestorven en thansnbsp;verheerlijkte broeders zijn, en waaraan zij dus hunne huldenbsp;mogen toebrengen; verder, dat zij wake evenzeer tegen denbsp;buitensporigheden van een bekrompzinnigen , te ver gedrevennbsp;godsdienstijver, als tegen de laakbare onverschilligheid, ofnbsp;de spotternij des ongeloofs; met een woord, dat zij de geloovigen in hunne godvrucht voorlichte en in hunne regtma-, gepaste vereering der martelaren leide. Gelijk alle andere

-ocr page 92-

84 HET DRIEVOUDIG ROME.

katholieke instellingen, zoo heeft ook deze congregatie hare wortelen in de hoogste oudheid, ja, ia den schoot-zelvennbsp;der Kerk, als waarmeê zij, om zoo te zeggen, te zaoïennbsp;opgroeide. Inlusschen, het regelmatig bestaan er van ontdektnbsp;men eerst in de middeneeuwen, onder de regering van pausnbsp;Innocentius III. De blijvende vorm, dien zij thans heeft,nbsp;hare geheele tegenwoordige inrigting en regeling heeft zijnbsp;van paus Clemens IX. ontvangen. In de door dezen opperherder, ten jare 1669, uitgevaardigde XXXVI'. constitutie t)nbsp;wordt bepaald, dat zij bestaan zal uit zes kardinalen, waarvan er een den prefects-titel voert, uit een prelaat-secretaris,nbsp;benevens een groot aantal consultoren. Bij de reeds genoemdenbsp;bemoeijingen, die aan deze congregatie ten taak zijn gesteldnbsp;moet nog gevoegd worden het regt, om gepriviligeerdenbsp;altaren te kunnen vergunnen, alsmede de bevoegdheid, om,nbsp;van den H. Vader het verleenen van nieuwe aflaten, uithoofde van welgestaafde redenen, te mogen verzoeken.

13° Congregatie der Buitemjewone kerkelijke aangelegenheden. Naarmate de oude banden, die de Kerk met de christen-volkeren vereenigden, meeren meer geslaakt worden,nbsp;doen er zich bezwaren van een geheel nieuwen aard op,nbsp;die de Kerk in haren gang trachten te belemmeren. Iedernbsp;jaar, om zoo te zeggen, barsten er, bij de verschillendenbsp;volken, revoluties los, en, even als zoovele stormen, vagennbsp;zij, hier en daar, menige kerklijke instelling weg, verbreken gewelddadig de banden en wetten eener heilzame tuchtnbsp;en werpen, met baldadige hand, het onvervreemdbaar erfgoed der Kerk en der armen aan de woeste plunderaars vannbsp;’s Heeren heiligdom rampzalig ten prooi. Langzamerhand,

1) In ipsis pontificalüs noslri primordiis, etc.

-ocr page 93-

DOOP VAN EENE JODEN-FAMIEIE. 8S

evenwel, komt de storm telkens wéér tot bedaren, en, om deze of gene redenen, trachten de uit den orkaan opgedwarrelde gouvernementen aan de onderst-boven gesmeten kerkorde toch weder een of anderen vorm te geven: men treedtnbsp;dan met Rome in overleg, en er worden concordaten voor-gesleld en beproefd. Het is wel zeer duidelijk, dat in zulkenbsp;hoogst-gewigtio-e omstandigheden de H. Stoel zich van allenbsp;mogelijk licht omringt. Ongetwijfeld dienen de tot dusverrenbsp;genoemde congregaties den H. Vader reeds, in alle voorkomende gewone omstandigheden, van voldoenden raad; maarnbsp;óf uithoofde van de onoverzienlijke menigte zaken, óf tengevolge dier overgroote omzigtigheid, waardoor de H. Stoelnbsp;zich zoo bijzonder onderscheidt, heeft Rome voor buitengewone gevallen dok nog eene congregatie zamengesleld uitnbsp;de ervarenste mannen van Kerk en Staat, in ’t behandelennbsp;van zaken als ’t ware vergrijsd ; en deze congregatie nu isnbsp;de onderhavige, door paus Pius VII. onsterflijker gedachtenis,nbsp;ten jare 1814, na zijne wonderbare wederverschijning opnbsp;den kerklijken troon, verordend. Zij bestaat uit acht kardinalen, een secretaris, vijf consultoren en nog eenige gewonenbsp;beambten.

Hier nu werden wij genoodzaakt, onze nasporingen op dit punt te staken, daar onze wandelingen en historisch-kerk-lijke navorschingen toch niet verhinderen mogten , dat wij onsnbsp;juist dien dag naar Ara-Coeli begaven, waar, zoo als men tenbsp;Rome zegt, eene groote Fun'Aom zou plaats grijpen, te wetennbsp;het pleglig doopen eener geheele joodsche familie, wiernbsp;merkwaardige geschiedenis, met korte woorden, hierop neêr-komt. Zij woonde te Ancona en was schatrijk. Sedert dertiennbsp;jaren bevond zich een israelitisch meisje dier stad in eenenbsp;katholieke kostschool. De ouders hadden geëischt, dat er metnbsp;hun kind nooit over godsdienst zou gesproken worden. Men

8

-ocr page 94-

86 HET DRIEVOUDIG ROME.

had die voorvvaarde aangenomen, en was haar ook streng nagekomen, dusdanig, dat deze dochter van Israël opwiesnbsp;in den volkomen anlichristlijken geest en stemming, die harenbsp;natie zoo scherp onderscheidt. Zij zou nu twintig jaren oudnbsp;worden, toen, ter gelegenheid van den H. Sacramentsdag,nbsp;de nieuwsgierigheid haar naar het venster bragt, om denbsp;voorbijtrekkende processie te zien. Op het gezigt van hetnbsp;Allerheiligste, door den priester eerbiedig-pleglig omhoognbsp;geheven, valt zij in onmagt, en de zoo even nog israelitischenbsp;maagd, tot zich-zelve gekomen , is katholiek herboren. Gebeden , weêrsland, tranen, zelfs bedreigingen van de zijde harernbsp;bloedverwanten, niets is in staal, om haar van besluit tenbsp;doen veranderen.

Het hoofd der familie, waarvan thans hier sprake is, was een bloedverwant der jonge christin, en bij het zoo evennbsp;gemelde voorval tegenwoordig. Ook hij zocht, van dien oogen-blik af, naar bevrediging voor zijn diep geschokt gemoed,nbsp;dat in het jodendom nu geen rust meer vond. Na langennbsp;en hevigen strijd met zich-zelven, behaalde het Catholicismusnbsp;in zijnen boezem de overwinning. Hij gaf toen aan zijnenbsp;kinderen eene godvruchtige vrouw lot gouvernante, die metnbsp;hen over het christendom sprak, ze naar de katholieke kerknbsp;geleidde, om daar van al de plegtigheden van het Calholi-cismus getuigen te zijn, en zoo dan wilden deze kinderennbsp;spoedig van niets anders meer hooren of weten, dan van óóknbsp;christen te worden. Alleen de moeder bleef standvastig innbsp;hare godsdienstige israelitische overtuiging volharden. Intus-schen deden twee harer dochtertjes niet anders dan onophoudelijk voor haar bidden, en, na vele jaren, werden harenbsp;gebeden en smeekingen, eindelijk, met een volkomen gelukkig gevolg bekroond i hare moeder, namelijk, verlangde dannbsp;nu ook, de katholieke godsdienst van nabij te leeren kennen.

-ocr page 95-

87

DOOP VAN EENE JODËN-FAMILIE.

en deze sehrandere, karaktervolle, regtschapen vrouw kwam weldra dus mede tot de geheele kennis der waarheid, zoo-dat zij, uit eigen beweging, inde volheid haars geloofs,nbsp;verzocht, om hel sacrament der wedergeboorte, het H. Doopsel, deelachlig te mogen worden.

AIzoo zou deze geheele familie, bestaande uit vader, moeder en drie kleine meisjes, dan nu heden in den schootnbsp;der Kerk worden opgenomen, het H. Sacrament des Doopsels, der Biecht, des Vormsels en des Altaars, allen tezamen,nbsp;en vader en moeder ook dat des Huwelijks ontvangen. Welknbsp;eene feestplegtigheid! Men kan nagaan, dat daar eene menigte volks was heengetrokken. Naar italiaansch gebruik,nbsp;waren de kerkwanden met rood damast, en de oude statigenbsp;kolommen van det huis Gods met eene slof van diezelfdenbsp;kleur van onder lot boven bekleed. In het middenschip,nbsp;legen over den pauslijken troon, was een altaar opgeslagen,nbsp;met eene doopvont erbij geplaatst, en al, wat tot de plegligenbsp;bediening der H. Sacramenten vereischt wordt. De kardinaalnbsp;Franzoni, prefect der propaganda, was met de te verrigtennbsp;ceremoniën belast.

Volgens aloud kerkgebruik, droeg het hoofd der familie, een man van ongeveer vijf-en-veertig jaren, het witte kleed der catechumenen; ook zijne vrouw en dochtertjesnbsp;waren in hel wil gekleed, en lol den grond toe gesluijerd.nbsp;Zoo dikwerf zij, bij de verrigting der verschillende plegligenbsp;ceremoniën , den sluijer moesten opligten , waren de toeschouwers getuigen van de kalme vreugde, die over geheel hetnbsp;gelaat dezer gelukkige telgen van Israels stam schitterendnbsp;zich vertoonde, een tafereel, het penseel eens groeten schilders waardig. Wij, die dat roerend schouwspel niet andersnbsp;dan in onzen geest vereeuwigen konden, wij vergenoegdennbsp;ons, om , met innige dankbaarheid, de goedheid Gods te prij-

-ocr page 96-

88

HET DUIEVOÜDIG ROME.

zen, naar wiens ondoorgrondelijk raadsbesluit, het mensch-dom telkens eene schrede nader wordt gebragt lot het eeuwig aanbiddelijk doel: één schaapstal onder éénen herder.

’s Avonds van dienzelfden dag, werden wij op nieuw lot groole erkenllijkheid en vreugde gestemd door het ontvangennbsp;van toegangs-biljetten voor de plegtigheid van het/’ees^ lt;]?ernbsp;talen, ons door de beleefdheid van pater Grassi, overstenbsp;der propaganda, toegezonden. Over dat merkwaardig feest zalnbsp;ik later, op den dag-zelven, spreken.

3 jrauuarij.

De Penitencerie. — De Daterie. — De Romeinsche kanselarij. — De Rota. — De Encykliken. — De Breven. — De Bullen. —nbsp;De Legaten a Latere. — De Nuntiën. — De geboren-Legaten,nbsp;— De Delegaten. — De Kardinalen-Beschermheeren. — Bezoeknbsp;bij de bekeerde Joden-familie. — Het Conservatoire derNeo-phyten.

Weldra reeds deed zich eene goede gelegenheid voor, om de israelitische familie, hierboven bedoeld, méér vannbsp;nabij te zien, dan het geval was geweest bij de toedieningnbsp;van den H. Doop, die gisteravond plaatshad. Dit genoegennbsp;zou ons heden avond worden vergund. Intusschen hervattennbsp;wij den draad onzer nasporingen en wandelingen, die nognbsp;verre af waren van ten einde te zijn gebragt. Na de congregaties van Rome in ’t kort afgehandeld te hebben, kwamennbsp;nu de Tribunalen aan de beurt, die, te zamen vereenigdnbsp;werkende, dat overschoon geheel vormen van geestelijk ennbsp;tijdelijk (kerklijk en wereldlijk) bestuur, als waardoor het ro-nieinsche gouvernement kan worden aangemerkt als eennbsp;model, te merkwaardiger om van nabij beschouwd en bestudeerd te worden, naarmate het minder bekend is.

-ocr page 97-

89

DE PENITENCERIE.

1° De Penitencerie. De onuitspreeklijke schoonheid der katholieke Kerk is gelegen in hare éénheid: éénheid van geloof,nbsp;éénheid van tucht, harmonische éénheid tusschen al de ledennbsp;van dit groote ligchaam, ziedaar, zoo als wij gezien hebben, waartoe de hiervoren vermelde romeinsche congregatiesnbsp;zoo krachtig medewerken. Evenzoo is ook het veiligste mid-del, om de éénheid in de uitoefening van het allerheiligstnbsp;en zoo veelzijdig kerkambt te bewaren en te handhaven, daarinnbsp;gelegen, dat Rome alle groote kwesliën, de zedeleer betreffende , door de vierschaar van het opperste gezag doe beslissen, en vandaar vaste regelen en bepalingen uit te vaardigennbsp;ten aanzien van alles, wat de zielezorg en de verschillende,nbsp;hiermeê gepaard gaande, gewetens-aangelegenheden betreft,nbsp;De losspreking van zekere, tot hooger geestelijk appelnbsp;{casus reservati) behoorende feiten; het opheffen van kerkelijke censuren en onregelmatigheden, het veranderen vannbsp;beloften en eeden, het uit den weg ruimen van sommigenbsp;huwelijksbezwaren, op het geestelijk gebied, met alles, watnbsp;aan dit gewijd verdrag, dit heilig sacrament — dat dennbsp;grondslag van het Huisgezin, van den Staat en van de Kerknbsp;uitmaakt, — vast is; in één woord het verevenen van allenbsp;morele moeijelijkheden, waarover de katholieke wereld zichnbsp;tot Rome wendt, ziedaar wat den werkkring der penitencerienbsp;uitmaakt. Deze regtbank is derhalve met het volkomen oppergezag bekleed, door Christus, bij de overdragt der gewijdenbsp;hemelsleutels, aan den H. Petrus, als zijnen stedehouder opnbsp;aarde, afgestaan en toevertrouwd, met hel regt van bindennbsp;en ontbinden. De sporen dezer hoogste vierschaar vertoonennbsp;zich reeds van af het begin der eerste chrisleneeuwen 1).nbsp;Na achtervolgens verschillende wijzigingen ondergaan te

1) Constanzi, t. I, p. 46, nquot;. 61.

-ocr page 98-

90

HET DRIEVOÜDIG HOME.

hebben, ontvinff de penitencerie, onder Benedictus XIV. een vasten vorm en eene duurzame inrigting 1). Eenmaalnbsp;ter week vergadert zij, onder voorzitting van een kardinaal,nbsp;die den titel van groot-penitencier voert; onder hem bevinden zich voorts: de regent, gewoonlijk een prelaat, auditeurnbsp;der Rota; de theoloog, of godgeleerde, die tot de ordenbsp;van den H. Ignatius behoort; de datarius, de canonist, denbsp;corrector, de zegelbewaarder, de drie geheimschrijvers ofnbsp;procureurs en de expeditionnairs, die met de verzending dernbsp;stukken zijn belast. Twee zaken verdienen hierbij opgemerktnbsp;te worden: alle acten der penitencerie zijn volkomen gratis,nbsp;of zonder eenige daaraan verbonden kosten, en hare volmagtnbsp;van handelen in alle gewetenskwestiën blijft, zelfs bij hetnbsp;openstaan van den H. Zetel, desniettemin, in vollen gang.nbsp;Zoodoende kunnen de katholieken der geheele wereld tenbsp;allen tijden en zonder eenige betaling hoegenaamd^ vannbsp;hunne moeder, de H. Kerk, alle noodige beslissingen erlangen , tot hunne gewetensbevrediging. Is er wel ergens ternbsp;wereld nog een tweede koningrijk, nog een tweede gemee-nebest, waar de onderdanen of ingezetenen in het burgerlijk leven een dergeltjk voorregt genieten ?

De voorzitter dezer regtbank vervult pligten van hoogst-gewigtigen aard, welke het noodig is, te kennen, om zich zekere gebruiken van het chrisllijk Rome te kunnen verklaren. Op palmzondag begeeft de groot-penitencier zich naarnbsp;de kerk van Sint-Jan-van-Lateraan; op woensdag in de goedenbsp;week naar Sanla-Maria-Maggiore; op witten donderdag ennbsp;goeden vrijdag naar Sint-Pieter, om er de geloovigen de Biechtnbsp;af te nemen, en dat wel op een verheven en rondom opennbsp;zetelstoel. In dit gebruik handhaaft Rome een kostbaar

1) Constit. Pastor bonus, etc.

-ocr page 99-

DE DATERIE. 91

overblijfsel, eene teedere herinnering uil de aloude kerktucht. Men weet, dat, in de eerste kerk, de bisschop of priester, die biecht-hoorde, op een verheven, vrij-staandennbsp;zetel plaats nam, en, ofschoon de belijdenis in het geheimnbsp;geschiedde, had evenwel de bediening van dat H. Sacramentnbsp;in het bijwezen van al de vergaderde geloovigen plaats 1).nbsp;Zijne broeders te stichten, zich-zelven te vernederen, denbsp;gegeven ergernis, waaraan men zich mogt hebben schuldignbsp;gemaakt, te herstellen, en zoodoende zich met de vergramdenbsp;Godheid te verzoenen, ziedaar de beweegredenen, die ditnbsp;eerwaardig kerkgebruik in hooge mate wettigen. Te Napelsnbsp;geschiedt het nog, tenminste met de mannen, op deze wijze.nbsp;Aan den groot-penitencier is het regt voorbehouden van denbsp;Mis op Aschdag in de Sixtijnsche kapel te zingen, en denbsp;gewijde asch aan den H. Vader over te brengen. Hij is hetnbsp;ook, die den paus bij het sterven in zijne laatste oogen-blikken ter zijde staat; eindelijk, onder zijne bevelen zijnnbsp;de penitenciers der patriarchale basiliken van Rome en vannbsp;Loreto geplaatst 2).

2° De Daterie. Evenzeer als het met de moederlijke goedheid en volmaakte heiligheid der Kerk strookt, aannbsp;hare kinderen, om niet,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;schenkennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alles, wat zij in

gemoede nbsp;nbsp;nbsp;en geweten mogennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;begeerennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten aanzien, zoo

van huwelijks-aangelegenheden, als- , van elk gewetensbezwaar, waarover de Kerk-alléén hel regt van uitspraak, het regt van binden en ontbinden heeft; evenzoo strookt hetnbsp;ook met hare goddelijke wijsheid , dat zij de schorsing harernbsp;wetten en verordeningen niet at te dikwerf toepasse, ennbsp;daardoornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de kracht er vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den duurnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verzwakke, of te

niet doe. nbsp;nbsp;nbsp;« Uwe belangen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dus spreekt zij de christenen

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tertull., de Poenit.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Ferraris, t. VI, art. Major poenitent.

-ocr page 100-

92 HET DHIEVOÜDIG ROME.

aan, — breng’en er u toe, om vrijdom der bestaande regelen en verordeningen van mij te verzoeken; en ik zou nu uw verlangen wel in den wind kunnen slaan, waardoornbsp;ik u alsdan noodzaken zou, om hel hoofd te buigen voornbsp;eene wetgeving, die, zonder eenige uilzondering, voor allennbsp;is ingesleld ; maar, niet alzoo; ik wil mij inschiklijk jegensnbsp;u betoonen en aan uw verlangen, als dit kan, gaarnenbsp;voldoen; ik wil u een bewijs mijner toegenegenheid schenken; doch, aangezien gij in geen opzigl boven uwe geloofsbroeders verheven, maar, integendeel, volkomen met hennbsp;gelijk zijt, zoo is het billijk, dat gij de gunst, welke iknbsp;u bewijzen zal, door eenig goed en verdienstelijk vroomnbsp;werk erkent en vergeldt. Uwe liefdegift zal ten beste strekken van allen, zoodat, wanneer gij eenerzijds op mijnenbsp;lucht inbreuk maakt, anderzijds daarvoor schadeloosstellingnbsp;door u geschiede, bij het bevorderen van het algemeenenbsp;welzijn der christlijke republiek. Ziedaar beknopt zamengevat,nbsp;wat de Kerk te dezen opzigte denkt, bij het verleenen vannbsp;dispensatiën in het algemeen, en bij die lot huwelijks-aan-gelegenheden betrekking hebben, in het bijzonder.

De Daterie nu is te Rome bepaaldelijk met het verleenen van al dergelijke gunsten belast. Voor wat haar naar buitenw'erkend gezag aangaat, is zij gelijk aan de peniten-cerie, maar ten opzigte van hare innerlijke werking wordtnbsp;zij door de kerkelijke schrijvers en leeraren in het katholieknbsp;geloof het Orgaan van den Paus genoemd 1). De oorsprongnbsp;dagteekent van de hoogste oudheid : men vindt er reeds tennbsp;tijde van Honorius III. gewag van gemaakt. Onder lono-centius VIII. was zij in een paleis op den Vatikaan gevestigd; sedert heeft Paulus V. haar naar het Quirinaal over-

1) Corrad., in Praxi Bcnefic., lib. II, c. II, n“. 9,

-ocr page 101-

DE ROMEINSCHE KANSELARIJ. 95

gebragt. De begeving van bisdommen, van beneficiën, cano-nicalen, gelijk mede dispensatiën van allerlei aard behooren tot haren werkkring. De voorziller der daterie voert den titelnbsp;van prodalarius, waardoor wordt aangeduid, vooreerst, datnbsp;hij in zijne betrekking voor (pro) den paus optreedt, ennbsp;vervolgens, dat hij de juiste dagleekeuing [datum) der doornbsp;den H. Stoel verleende gunsten bepaald aanduidt. Zijne regls-bevoegdheid strekt zich zeer verre uit, en in alle tot zijnnbsp;ambt behoorende aangelegenheden doet hij uitspraak, zonder regt op hooger beroep. Zoodra de Daterie ten opziglenbsp;der gevraagde gunsten beslist en de H. Vader ze bekrachtigd heeft, verzendt zij ze naar de Kanselarij, die vervolgensnbsp;er de bullen van uitvaardigt.

In zeker opzigt is de Kanselarij het kerkelijk ministerie van builenlandsche zaken en de algemeene secretarie vannbsp;Zijne Heiligheid. De instelling van dit departement klimtnbsp;op tenminste tot de Xll. eeuw , onder het pontificaat vannbsp;Lucius III., die in 1182 benoemd werd. Sedert verscheidennbsp;eeuwen volgt zij, in hare betrekking lolde katholieke wereld,nbsp;een vast afgebakend en onveranderlijk spoor; hare constitutienbsp;draagt den naam van Regels der kanselarij 1). De voorzitter is een kardinaal, die den titel van vice-kanselier dernbsp;heilige roomsche Kerk voert. Deze benaming, die eenenbsp;soort van ondergeschikten rang aanduidt, spruit, volgensnbsp;sommigen, daaruit voort, dat de paus-zelf de eigenlijkenbsp;kanselier Gods is; doch anderen meenen, dat er vroeger alleennbsp;prelaten lot deze betrekking geroepen werden, die tegenovernbsp;den hongeren rang der kardinalen zich vice-kanselier noemden,nbsp;welken titel de kardinalen, die later tot dezelfde waardig-

1) Zij wordt aan pans Joannes XXll. toegesebveven. Zie Con-stanz., t. I, p*

Drievoudig Rome. — II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;9

-ocr page 102-

94 HET DRIEVOUDIG ROME.

heid geroepen werden, steeds bleven handhaven 1). Hoe dit zij, de stukken, door de kanselarij uitgevaardigd, hebbennbsp;den vorm van eene bul, op parkement geschreven, en metnbsp;lood gezegeld. De bepaling der koslen van uitvaardigingnbsp;(zoogenaamde leges) staat er op uitgedrukt.

5° De Rota^ of kamer van appèl en hof van cassatie te Rome. De naam Rota [Rad) is afkomstig van den cirkelvorm der zaal, waarin de reglers vergaderen. De oorsprongnbsp;dezer vierschaar, die zich in den nacht der tijden verliest,nbsp;getuigt van de tecdere zorg der roomsche Kerk voor denbsp;algemeene belangen der christenheid. Oudtijds vertrouwdennbsp;de opperherders der Kerk volgaarne een groot aantal van de aannbsp;hun oordeel en beslissing onderworpen zaken hunnen kapel-lanen ter regeling toe. Daaruit ontstond, omstreeks de XV.nbsp;eeuw, eene reglbank , uit twaalf prelaten zamengesteld , dienbsp;belast waren, om, bij wijze van appel^ over de reeds voornbsp;eene of andere regtbank behandelde zaak op nieuw te beslissen. Ten tijde toen Europa nog in de éénheid des Geloofsnbsp;stond, was Rome, zelfs ten opzigte van een groot aantalnbsp;maatschaplijke aangelegenheden, de opperste vraagbaak ennbsp;scheidsregter der volken; vandaar dan ook, dat de Rotanbsp;uit reglers van allerlei landaard is zamengesteld. Voorheennbsp;hadden de christenmogendheden eene vrije keuze ten aanziennbsp;van hare vertegenwoordigers in dit hoog regterlijk collegie.nbsp;Dat regt van benoeming der auditeurs bij de Rota bepaaltnbsp;zich tegenwoordig enkel tol Frankrijk, Oostenrijk, Spanje ennbsp;Toscane. Spanje benoemt er twee, die, te zamen met de auditeurs der overige mogendheden, met vier romeinsche ennbsp;drie uit delegaties van Bologna, Ferrara en Forii, het getalnbsp;van twaalf reglers voltallig maken, waaruit deze reglbank

1) Zie Ciampini, De S. R. Ecclesioe Vice-Cancellario.

-ocr page 103-

95

DE ROTA.

is zamengesteld. Zij heeft geen president, maar de oudste auditeur voert den naam van deken, die daarrneê voor denbsp;kardinaals-waardigheid in aanmerking komen kan. Thans isnbsp;de Rota niets anders dan het eerste hof van justitie innbsp;den pauslijken Staat. Evenwel is de tegenwoordigheid vannbsp;een auditeur in dat hof voor elke natie van hoog belang,nbsp;en een waarborg voor hare landgenooten, die, als grondbezitters of industriëlen in den kerklijken staat, soms aangelegenheden voor deze vierschaar kunnen hebben te brengen.nbsp;Zoodoende, en nog in zeer veel andere omstandigheden,nbsp;kunnen de auditeurs der Rota^ tengevolge van hunnen rangnbsp;in het prelaatscollegie, van de bestendigheid hunner bediening, en door de velerlei voorregten, welke zij genieten,nbsp;te Rome voor hun land van het grootste nut zijn. In hetnbsp;voorbijgaan moet ik hier opmerken, dat Frankrijk — ennbsp;zeker niet tot zijne eer — zijn auditeur bij de Rota heeftnbsp;ingetrokken.

De congregatiën en tribunalen , die de wondervolle zamenstelling der Kerk van Rome uitmaken I), doen steedsnbsp;geheel de katholieke wereld naar het middelpunt des Gezagsnbsp;en van het Geloof heensiroomen. Op zijne beurt werkt Romenbsp;wederom op al de verschillende deelen der christenheid terug,nbsp;en doet tot aan de grenzen der aarde zijnen weldadigen

1) Er lijn fe Rome ook nojj vele andere congregaties en regtban-ken van groot gewigt; doch, aangezien haar werkkring in geen verhand staat met de algemeene aangelegenheden der Kerk, zoo zal ik mij hier alleen bepalen bij ze te vermelden ; de Congregatie der eerwaardige kerkfabriek van Sint-Pieter; A\e dee Studiën van Staat; dienbsp;van het Ceremonieel van den H. Stoel enzv.; die van het Goed Bewind [Biion Governo). Deze laatstgenoemde congregatie is belast metnbsp;het aanhooren van alle klagten en bezwaren des volks tegen de beambten van het gouvernement, en om de aangeslagenen fe ontheffennbsp;van de betaling eener belasting, die hunne krachten zou te bovengaan.

-ocr page 104-

96 HET DRIEVODDIG ROME.

invloed gevoelen. Maar, door welke middelen toch beeft die beweging wel plaats? Die middelen lossen zich allen in één-enkel middel op: in het woord. In tegenoverstelling vannbsp;alle andere hoofdsteden, die op de provinciën inwerkennbsp;door middel van een overwegenden rijkdom, of wel doornbsp;geweld5 in tegenoverstelling van het heidensche Rome,nbsp;dat de natiën onderdrukte door de kracht van het zwaard,nbsp;— regeert het christlijk Rome, even als God-zelf, wiensnbsp;tolk het is, geheel de wereld door het woord. Wanneer,nbsp;alzoo, de leer vastgesteld en de tucht verordend is; wanneernbsp;zich de bisschoppen overal op hunnen post bevinden, en denbsp;grenzen van ieders bisdom met juistheid omschreven zijn,nbsp;dan komt de eer en de roem daarvan toe aan het woord, aannbsp;de stem van den H. Stoel. Dit levenwekkend, dit bezielendnbsp;woord spreekt Rome alomme uit, of in wat he,\, schrijfl, ofnbsp;door den mond zijner afgevaardigden.

Wat schriftlijk van den H. Stoel uitgaat, zijn of Enctjkliken., of Breven, of Bullen. Dienaangaande zal eenige ophelderingnbsp;noodig zijn, eensdeels, dewijl een onderzoeklievend reizigernbsp;zich met geene enkele woordklanken vergenoegt, en anderdeels , dewijl de roomsche Moederkerk het barer kinderennbsp;zeker euvel duiden kan, wanneer zij zich geene rekenschapnbsp;weten te geven van hare gebruiken en van den aard der

Indedaad , daérin openbaart zich wel volkomen de teederc zorg, welke de H. Vader aan de belangen van zijn bemind volk wijdt; en, wanneernbsp;het Liberalismus onzer dagen cens werkelijk liberaal mogt wordennbsp;(wat altijd zeer te betwijfelen valt, of althans nog ver af is!) dannbsp;welligt zou zulk eene instelling navolging kunnen vinden, tenminstenbsp;een heerlijk teeken van vooruitgang zijn. De Congregatie der Consultanbsp;is bestemd, om de zaken van den H. Stoel te regelen ; zij maakt ernbsp;de wetgevende magt en den staatsraad van uit. Alle prelaten , die legaten zijn geweest of het ambt van apostolischen nuntius bekleed hebben , beboeren daartoe.

-ocr page 105-

97

DE ENCYKLIKEN.

uitdrukkingen, welke zij, in haren werkkring, gebruikt. Vooral thans, kan het niet anders dan hoogst nuttig geachtnbsp;worden, dal wij, ik zeg niet, dit alles behoorlijk kunnennbsp;billijken, — immers de Kerk heeft ook daarin geene verde-diging noodig I — maar tenminste, dat wij van een en andernbsp;de ware beteekenis zelve verstaan, en die dus ook aan anderennbsp;kunnen meédeelen.

De Encykliken, dat wil zeggen algemeene zendbrieven, zijn door den paus lot geheel de wereld gerigt. Zij behandelen punten van het hoogste belang, de leer, de lucht,nbsp;of, in 't algemeen , zaken betreffende, die geheet de katholieke wereld aangaan. Het hoofd der katholieke wereld spreektnbsp;daarbij ex Cathedra^ als Leeraar der algemeene Kerk,nbsp;opdat allen hem hooren en zieh voegen zouden naar zijnnbsp;woord. Niets kan indrukwekkender, plegtiger zijn dannbsp;zulk een vertoog; hij, de opperherder, wendt zich daarbijnbsp;tot alle herders der uitgestrekte kudde van Jesus-Christusnbsp;tot de patriarchen , de primaten, de aartsbisschoppennbsp;en bisschoppen^ dat gewijd vertoog maakt hen met zijnenbsp;bevelen innig-gernoedelijk bekend, en deelt hun pleglignbsp;zijne beslissing in eene of andere kwestie, of ook wel zijnenbsp;vreugde en zijne smarten roerend mede, terwijl het de gedragslijn scherp bepaalt, die elk hunner streng zal hebben tenbsp;volgen.

De Breven. Wanneer een pauslijk schrijven, bij de behandeling van gewigtige aangelegenheden, kort en kernachtig zich uildrukt, of wanneer het breed uit-een-gezetnbsp;en dus in vele bewoordingen vervat is, ofchoon handelendenbsp;over eene aangelegenheid van ondergeschikt belang, zoonbsp;heet het een Breve 1), die op zeer wit en dun parkement,

1) Ferraris, t. 1, verh. Breve.

-ocr page 106-

98 HET DRIEVOUDIG ROME.

in lalijnsch letterschrift, met eene regelmatige verdeeling der zinsneden geschreven, en door middel van een fijnnbsp;koordje en rood zegellak gesloten wordt, waarin de Vis-scherring staat afgedrukt. Deze wijze van brieven sluitennbsp;is uit de ongewijde oudheid afkomstig: de Romeinen gingennbsp;daarbij even zoo te werk, en de pakelten, aan de Tabellariinbsp;toeverlrouwd, waren op geene andere wijze gesloten!). Denbsp;Visschersring is het zegelmerk van den paus. Er bestaalnbsp;grond, om te gelooven, dat Sint-Pieler-zelf met dit kenmerkend tecken van zijn wereldsch bedrijf zijne brievennbsp;gezegeld heeft. Wat hiervan ook zij, zeker is hel, dat hetnbsp;gebruik van dezen ring tol de hoogste oudheid opklimt Q).nbsp;De benaming doelt op de voorstelling van den H. Petrus,nbsp;die daarop slaat afgebeeld in zijn scheepje, met de visch-vangst bezig zijnde. Die ring wordt door een huisprelaatnbsp;van den H. Vader altijd op ’t zorgvuldigst bewaard, en bijnbsp;s pausen dood, in tegenwoordigheid van geheel het H. Col •nbsp;legie, plegtig aan den kardinaal-kamerheer overhandigd,nbsp;die hem met een hamer verbrijzelt.

De Bullen. Wanneer het zaken geldt van het uiterste gewigt, en de pauslijke majesteit zich meer dan gewoonlijk in weidsche en verheven uitdrukkingen vertoont, dannbsp;dragen de apostolische brieven den naam van Bullen. Innbsp;de oudheid werd onder dat woord de knoop of kleine gouden bal verslaan , eene soort van sieraad , hetwelk denbsp;jonge Romeinen op de borst droegen 5). Tot een cachetnbsp;ingerigt, diende datzelfde voorwerp , om er de brieven

1) nbsp;nbsp;nbsp;Cic. Calt;j7. 111, S. — ProFlacco, 167. — Plutarch. De Cii-riositate, 26.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Petra, t. 1, ad Constit, apostol., § 2. Prooern. , n. 1 , 111.nbsp;Cascelmeri, Uso del anelto Piscatorio, etc., p. 9.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Fecraris, loc. cit.

-ocr page 107-

99

DE BBEVEN EN BCUEN.

meé Ie zegelen, vooral die van aanzienlijke personen, de zoogenaamde open brieven {leth'es patentes] en de edictennbsp;van een gekroond hoofd. Zoo dus wordt de vermaardenbsp;Constitutie van Karei IV., die de regten der duitsche keizersnbsp;en der keurvorsten regelt, Ae gouden hulle geheeten , dewijlnbsp;zij met een gouden bulle of cachet gezegeld was 1). Evennbsp;als de breve, zoo ook is de bulle geschreven in ’t latijn,nbsp;maar op een zwaarder, grover en graauwer parkement, zondernbsp;punten of comma’s, en in ronde karakters, anders gezegd,nbsp;golhiscbe of gallische letters, om aan de dagen te herinnerennbsp;toen de pauslijke zetel gevestigd was te Avignon. Om voor uitvoering vatbaar te zijn, moet de bulle eerst formeel uitgevaar-digd {gefulmineerd) en vooraf behoorlijk gezegeld wezen, hetgeen geschiedt door middel van een looden schijf, die er ondernbsp;aan hangt, en wel aan een zijden koord, indien de inhoud vannbsp;gunstigen aard is, doch anders aan een gewoon stuk louw,nbsp;wanneer de bulle over jws^«ïie-aangelegenheden of strijdpunten handelt. Het looden zegel stelt aan de eene zijde denbsp;beeldtenis van de HH. Petrus en Paulus voor; aan den anderennbsp;kant die van den regerenden paus. Eveneens als de Visschers-ring wordt ook het looden zegel zorgvuldig bewaard door eennbsp;prelaat, dien men den president van het lood noemt. Bijnbsp;den dood des H, Vaders, wordt dit zegel aan al de ledennbsp;van het H. Collegie vertoond, en vervolgens, onder hunnbsp;oog, door den kardinaal-kamerheer in stukken geslagen 2).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Fcrraris, verb. Bull. aur. — Petra, loc. cit., Düfresne,

Glossar. verb. Bulla; Bulla cnim proprie crat impcratoris sigillum, quod apponi con-sueverat in lilteris ardua continentibiis : et quia sigillum erat aureum, dicebantur hujusmodi imperiales Wlievoi Bullm aurea.nbsp;Sicque bullare idem est ac sigillarc, et lilteraenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, sigillatce

nifieantur. Ferraris, uti supra.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Men weet, dat de kardinaal-kamerheer het hoofd is van de

-ocr page 108-

100 HET DRIEVODDIG ROME.

In dit gebruik, om, onmiddelijk na des pausen dood, zijne beide zegels Ie verbreken, ziet men hoe uiterst zorgvuldignbsp;de Kerk waakt, dat er geen bedrog, door onderschuivingnbsp;van valsche breven, bullen of apostolische acten immernbsp;plaats grijpe.

Tusschen de breven en de bullen bestaat er nog een en ander verschil, hetgeen goed is, om er mede bekend te zijn. De breve is gedagteekend van den kersdag, ofnbsp;den dag van des Heeren geboorte; de bulle van den dagnbsp;der Menschwording. De breve voert den naam van dennbsp;regerenden paus aan het hoofd ; bijv. Gregorius pp. xvi. ; denbsp;bulle niet alzoo, maar begint terstond aan den regel, metnbsp;deze woorden, bijv. Gregorius episcopus, servus servorum dei.nbsp;De bulle duidt, op het einde, het jaartal aan van desnbsp;pausen regering ; de breve eindigt met dit formulier :nbsp;Gegeven te Rome, bij Sint-Pieter, of in Santa-Maria-Maggiore (al naardat de H. Vader het Vatikaan of hetnbsp;Quirinaal bewoont), onder den Vissohersring enzv., ennbsp;is geleekend door den kardinaal-secrelaris der breven. Innbsp;weerwil van dit onderling verschil, hebben de breven ennbsp;de bullen, elk in hare soort, dezelfde kracht 1).

Bij deze dubbel-eerwaardigc gebruiken, (deels daarom, dewijl zij tot de Kerk behooren, en deels ook aangezien zijnbsp;een voor lang vervlogen tijdperk gestadig in den geest terugbrengen) voegt zich nog een ander, dat niet minder eerbiednbsp;verdient, wanneer men den oorsprong en den aard er vannbsp;kent. De bullen duiden eene zekere som aan, die aan de

apostolische kamer, en dat deze kamer de inkomsten van den II. Stoel beheert.

I) Brevia apostolica, rite confecta, lantam vim habent in illis materiis in quibns conficiunfur, qnantani habent Bullie in cseterisnbsp;materlis. Ferraris, verb. Bulla.

-ocr page 109-

101

DE BREVEN EN BULLEN.

daterie, of aan het secretariaat der Breven voor de afzending of uitreiking der apostolische brieven moet worden betaald. Men noemt dit te Rome de Tassa of taxe. Hoenbsp;dikwerf hoort men nu niet verhalen, of leest men nietnbsp;overal, dat het katholiek kerkwezen stroomen van vreemdnbsp;goitd naar Rome doet heenvloeijen, waarvan het pauslijknbsp;hof misdadig zich bedient, om daardoor in weelde ennbsp;dartelheid te leven. En zulke lasteringen gaan zelfs nognbsp;wel uit van zoogenaamde katholieken, bastaardzonen, dienbsp;eene teederüevende moeder dergelijke valsche aantijgingennbsp;in het aangezigt durven werpen. Het eenige, wat mennbsp;tegen zoo onbeschaamden laster, tegen zoo opzeilijke logensnbsp;doen kan, is, dat men in het volle gevoel der diepste verontwaardiging, doch levens met de opregtheid van een volkomen christlijk medelijden, bidde: Heere , vergeef hetnbsp;hun, want %ij weten niet, wat %tj doen! « Rome besteedtnbsp;jaarlijks voor de kerken in het buitenland de helft méér dannbsp;zij ontvangt, en alle opbrengsten van kerklijke zaken worden tot het doen van goede werken aangewend; » ziedaar,nbsp;zonder de minste overdrijving, de juiste en algeheele waarheid '!). Zoodoende dan ontvangt Rome, de moeder vannbsp;alle de kerken, niet tot loon, maar als wedergift voor verleende gunst, van eenige harer met aardsche goederen rijknbsp;begunstigde telgen, een grooter of kleiner geldgeschenk,nbsp;waarmeê zij haar overig kroost, dat onder armoede eiinbsp;vervolging gebukt gaal, tegemoet komt, helpt en opbeurt,nbsp;doch nimmer zonder er tevens ook nog uil hare eigennbsp;hand zóóveel bij te voegen, als de haar ter dienste staande

I) Zie het officiële werkje, getiteld: Del denaro straniero che viene in Roma, e che ne va per cause ecclesiastiche , door Mgr. Mar-chetti, aartsbisschop van Ancyra. — Zie ook Constanzi, Instituzioninbsp;di Piëta, etc., t. 1, p. 6—37.

-ocr page 110-

102 IIET DRIEVOUDIG ROME.

middelen gedogen. Op die wijze dus strekt de overvloed van den een tot huipe van des anderen behoefte, en de banden der katholieke liefdadigheid, door den Verlosser-zelvennbsp;gelegd, blijven alzoo immer ongeschonden; ziedaar, hoenbsp;Rome zich hierin, gelijk in alles, steeds gedraagt ; en opnbsp;welke wijze, met welk woord, zou men deze hare gedraging best kunnen kenmerken? voorzeker, niet juister dannbsp;door er van te getuigen: Rome blijft in alles zich gelijk,nbsp;in alles zijner waardig 1)!

Zoo hebben wij dan nu een beknopt overzigt geleverd van de wijze hoe, en de middelen waardoor de H. Stoelnbsp;met de wereld in aanraking is, en op haar inwerkt. Opdat,nbsp;evenwel, dit overzigt zoo volledig mogelijk zij, moeten wijnbsp;er, tot volkomen versland van zaken, nog bijvoegen eenenbsp;.schets der gezantschappen, die aan de versehillende natiënnbsp;het woord van Rome overbrengen.

Als wereldsch vorst staat de H. Vader met de verschillende vorsten in diplomatisehe betrekking. Wat de belangen

1) Bij de toelagen, welke Rome jaarlijks aan de arme kerken van Ierland, Duitscliland, het Noorden, Oosten en Westen verstrekt, moetnbsp;nog gevoegd worden de intrest van de, in verschillende tijdperken,nbsp;door de p.ousen gestolen teeningen, ten hehoeve der christenheid innbsp;’t algemeen. Die intressen bedragen te zarnen cene som van 400,000nbsp;scudi's (een miljoen guldens), waarbij voorts komen de onkosten, aannbsp;de Propaganda en aan de verschillende collegies van Staat jaarlijksnbsp;verbonden, ten bedrage van nog 133 duizend scudi’s (ruim 300 duizend guldens). — Rome ontvangt uit de verschillende landen dernbsp;katholieke wereld 300,000 scudi’s (730 duizend guldens), maar besteedt,nbsp;wederkeerig , aan hulpbehoevende kerken eene som van 333 duizendnbsp;scudi’s (één miljoen en ruim 300 duizend guldens). Dien ten gevolgenbsp;heeft zij jaarlijks een deficit van 233,000 scudi’s, of ruim 382 duizend guldens, o Ziedaar, » — zegt de hier boven aangehaalde schrijver,nbsp;Mgr. Marchetti — « ziedaar, welk een voordeeligcn ruilhandel Romenbsp;hier drijft! »

-ocr page 111-

105

DE LEGATEN A LATEUE EN DE NüNTlëN.

van den romeinschen Staat aangaat, deze volgen den gewonen loop der verstandhouding van de volkeren onder elkander, en worden in de gewone taal der diplomatie behandeld en geregeld. Maar ook als opperhoofd der Kerk doet zich de paus bij de katholieke natiën vertegenwoordigen;nbsp;en in dit opzigt verandert nu de gewone loop der dingennbsp;geheel en al van natuur, tot zelfs de taal toe, waarin, tenbsp;dien aanzien, onderhandeld wordt: dan heet een verdragnbsp;een Concordaat ^ dan is het een Legaat^ of een Nuntius^nbsp;in stede van een gezant of van een ambassadeur, dannbsp;noemt men een brief bij den naam van Bulle of Breve.nbsp;De geestelijke gezanten, of — om hier aan eene uitdrukking van den doorluchligen kardinaal Pacca te herinnerennbsp;— de armen {bras] van den H. Stoel zijn de Legaten ennbsp;de Nuntiën. De eerst genoemden worden volgenderwijze onderscheiden : in Legaten a latere., in afgevaardigde Legatennbsp;{envoyés), in geboren Legaten {nati) en in Delegaten.

De magt, om hare vertegenwoordigers naar alle deelen der katholieke wereld heen te zenden, is het uitsluitendnbsp;voonegt der Kerk van Rome, hetwelk zij bezeten en uitgeoefend heeft, reeds terstond van het begin des Christendoms af. Men ziet deze, beurtelings, nu eens bij de verschillende kerkvergaderingen voorzit ten, dan wederom denbsp;belangen der godsdienst bij de koningen en keizers van hetnbsp;Oosten en het Westen verdedigen en handhaven. De kardinalen , die met eene of andere zending worden belast,nbsp;verlaten alzoo den paus, dien zij steeds ter ‘zdjde staan,nbsp;en hebben daarom den naam van legaten a latere (vannbsp;’s pausen zijde) bekomen 1). Zij zijn gewone of buitengewone,

1) nicutitur a latere quia cardinales ad latus summi Pontificis assistant, et sic, dum mittuntur, quasi a latere cxlralii videntur. Fer-raris, verh. Legalus.

-ocr page 112-

lOi HET DRIEVOUDIG ROME.

De eerst-bedoelden zijn de kardinalen, die aan het hoofd staan der legjatiën in Italie-zelf: BoIog;na, Ferrara, Forli.nbsp;De laatst-genoemden, met zeer uilgeslrekte magl bekleed,nbsp;worden, in hoogst gewigtige omstandigheden, met deze of genenbsp;zending belast, wanneer het, namelijk, de teederste belangennbsp;der ehristenheid geldt. Zoo kwam er, in der tijd, een lega-tiis a latere naar Frankrijk, om de, tengevolge der groolenbsp;staatsomwenteling, geheel en al onderstboven gekeerde Kerknbsp;tot kalmte, orde en regelmaat terug te brengen.

De gezonden legaten of envoyé.s , ook apostolische Nuntiën genoemd 1), worden door den H. Stoel afgevaardigdnbsp;naar de christlijke hoven, om er de belangen der Kerk tenbsp;verdedigen en den paus te vertegenwoordigen. Zij zijn innbsp;twee klassen verdeeld, zoo als die van den eersten rang,nbsp;die naar Duitschland , Frankrijk, Spanje en Portugal wordennbsp;afgevaardigd, en gewoonlijk, na volbragte zending, tot kardinaal verheven worden. De Nuntiën van den tweeden rang,nbsp;en wie deze onderscheiding niet wacht, zijn die van Polen,nbsp;Napels, Venetië, Florence, Brussel, Keulen en Lucern.

De geboren legaten (nati) zijn bisschoppen, aan wier zetel door den H. Stoel het regt van legatie of zendingnbsp;verbonden is, zoodat zij, tengevolge hunner bisschoplijkenbsp;benoeming, reeds van-zelf legaat worden. Zulke zijn die vannbsp;Reims, Salzburg, Praag , Toledo, en voormaals Canterbury.nbsp;Alle afgevaardigden van den H. Stoel, hetzij a latere^ hetzijnbsp;nuntiën, of geboren legaten, hebben in hunne provinciënnbsp;de gewone jurisdictie.

De delegaten zijn afgevaardigden van den H. Stoel, die enkel met eene bijzondere zaak, of wel met zekere bepaaldenbsp;aangelegenheden belast worden, doch zonder eenige vreemde

I) Legati missi, seu nuntii apostollci.

-ocr page 113-

Di; KAnDINALEN-Bl-SCIlEBMIIEEREN. lOü

jurisdiclie 1). De (jeschiedenis der apostolische legaten, van de diensten, door hen aan de Kerk en aan de volkeren bewezen, de grootheid van karakter, het beleid, de verzoenendenbsp;geest, dien zij in de moeijelijkste omstandigheden aan dennbsp;dag legden, maken zoovele schoone bladzijden in onze christ-lijke jaarboeken uit. Die zich daarvan wil overtuigen, lezenbsp;de werken van den doorluchtigen kardinaal Pacca, wiens naamnbsp;met al de groote aangelegenheden der Kerk in Duilschland,nbsp;Frankrijk en Portugal, gedurende de laatst-verloopen halvenbsp;eeuw, naauw vereenigd is.

De betrekkingen van den H. Stoel met de katholieke wereld worden niet alléén door het afvaardigen van legatennbsp;en nuntiën, en het toezenden van bullen en breven onderhouden , maar de algemeene Vader der christenheid schonknbsp;aan elke natie een bijzonderen beschermheer en voorstandernbsp;barer belangen in zijnen raad-zelven, een waarborg, diennbsp;geen souvercin immer aan de natiën verleende, waarmeê hijnbsp;in betrekking slaat. Men noemt alzoo kardinaal-bescherm-heer van deze of gene natie, een der leden van het H. Col-legie, die, in zeker opzigt, Franschman, Spanjaard enzv. wordt,nbsp;al naarmate hij, in ’s pausen bijzonderen raad, beschermheernbsp;is van Frankrijk, van Spanje enzv. Daar nu de kardinalen vrijnbsp;zijn, om dit beschermheerschap al dan niet aan te nemen,nbsp;en hierin alleen met hunne eigen al of niet genegenheidnbsp;voor deze of gene natie te rade gaan , zoo hebben zij dezenbsp;hunne vrijwillig opgenomen taak steeds met zooveel gemoedelijkheid waargenomen en volbragt, dat er geen voorbeeldnbsp;ooit bekend is geweest van een be.schermheer, die, in eenignbsp;opzigt, immer heeft gehandeld legende geringste belangennbsp;van den aan zijne bijzondere zorgen toevertrouwden staat.

1) Zie: Devoti, Jus Canonicum , l. I, p. 198-9. Ferraris, t. V, p. 38-39.

Drievoudig Rome. — U. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;10

-ocr page 114-

lOG

HET DRIEVOUDIG ROME.

De karclinaDl-beschermheer Iaat zich zelden rnet de geestelijke belangen in van die volken, wier vertegenwoordiger te Rome gevestigd is; maar hij is de behartiger der belangennbsp;van de natiën, die aldaar bij den H. Stoel geen afgevaardigdenbsp;hebben. Frankrijk, Oostenrijk, Spanje, de beide Siciliën,nbsp;Portugal, Polen, Sardinië, Engeland, Schotland, Ierland,nbsp;Ragusa, Illyrië, Griekenland, Armenië, Lucca, Savoye ennbsp;deMarnniten hebben elk een kardinaal-beschermheer, te Rome,nbsp;in ’s pausen raad.

Ziedaar het pauslijk bewind, kerklijk en wereldlijk, in ’t kort geschetst. Schitterend blinkt daarin de hooge wijsheid der Kerk uit, maar tevens ook de vaderlijke bemoei-jing van Christus stedehouder, die zich hierbij aan hetnbsp;onpartijdig oog des christlijken beschouwers vol zuivere liefdenbsp;en teedere zorg voor het welzijn der geheele wereld vertoont;nbsp;doch daarover hier geen enkel woord verder: hij, wiensnbsp;werken van en voor hem getuigen, vergt van ons tot zijnnbsp;lof geene ijdele woorden af.

In weerwil onzer nasporingen, studiën en wandelingen, hadden wij toch ons bezoek bij de joodsche familie niet vergeten. Daar het echter reeds laat geworden was, waren wij genoodzaakt , ons eenigermate te spoeden , en zoodoende kwamennbsp;wij weldra aan het forum van Nerva, in welks nabijheid zichnbsp;het gesticht [Conservatoire) der nieuw-bekeerden [JVeophy-ten) bevindt 1). Men moet weten, dat de Christenhoofdstad,nbsp;in haremoederlijke voorzorg, een huis heeft ingerigt, waarnbsp;zij, die het Evangelie wenschen aan te nemen, kunnen wordennbsp;opgenoinen, en die daar geheel kosteloos, tenminste veertignbsp;dagen lang, huisvesting, voedingen algeheele verpleging vinden , onder toevoorzigt tevens van een bekwaam godgeleerde;

Ij Zie Couslanzi, t. I, p. 113-119.

-ocr page 115-

BET CONSERVATOIRE DER NEOPHYTEN. 107

die hunne taal verstaat en spreekt, zoodanig, dat hij hun in de godsdienst volkomen onderrigt geven kan. Teneindenbsp;hen tot de oude gebruiken der Kerk geheel en al terug tenbsp;brengen, worden ze of op paaschavond, of daags voor hetnbsp;pinksterfeest, in de kerk van Sint Jan-van-Lateraan, pleglignbsp;gedoopt. Echter, naar gelang van omstandigheden, wordennbsp;er ook wel andere dagen en andere kerken voor die schoonenbsp;plegtigheid bepaald. Na het ontvangen van den H. doop,nbsp;blijven de nieuw-bekeerden nog eenigen tijd in het Neophyten-huis, teneinde er in het geloof, zooveel mogelijk, bevestigd te worden. Arme kinderen ontvangen daar zelfs eenenbsp;behoorlijke opvoeding 1). Met de meeste welwillendheid werdnbsp;ons dit verblijf van kalmte en vrede geopend, en terstondnbsp;bij de intrede vonden wij er onze lieve kleinen van dennbsp;vorigen avond weder, in het volop hunner vreugde en vannbsp;hun geluk, dartelende, juichende en omspringende ronddenbsp;eerste binnenplaats, bij het binnenkomen in het gesticht. Opnbsp;het zien van een priester, kwamen zij terstond, met terzijdestelling van hun kinderlijk spel, loegeschoten, en kusten zenbsp;mij, volgens landsgebruik, eerbiedigde hand. Weldra kwamnbsp;ook de vader opdagen: met vreugde-tranen in het oog,nbsp;weidde hij uit over het heil, hem en geheel zijn gezinnbsp;wedervaren. Eindelijk, daar verscheen ook de moeder, dienbsp;ons in al den eenvoud haars harten zeide:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Ja, zeker,

ik was wel de meest verstokte, die lang, zeer lang op mij heb laten wachten; doch, eindelijk, zie, heb ik nu toch ooknbsp;het groot geluk van christin te mogen zijn. » Daarop eennbsp;barer jongste meisjes op haren schoot zettende, voegde zijnbsp;er bij: « Zy was het, aan wie ik mijne bekeering verschul-

1) Op de St. Jacobs-pla.ifs , \n Scossa cavalli , vinden afgcdwaaldc geloovigen In.sgelijks een onderkomen , waarin het hun , gedurende dennbsp;lijd van hun geestelijk onderrigt, aan niets ontbreekt.

-ocr page 116-

108

HET DRIEVOUDIG ROME.

digd ben: lief kind, gij zijt het, die het leven aan uwe moeder hebt gegeven. » — Tranen van bovenaardsche blijdschap biggelden haar langs de wangen, terwijl moeder ennbsp;kind, over en wéér, in de teederste liefkozingen als versmolten. Dat verruklijk schouwspel hernieuwde in ons gemoednbsp;al de indrukken van godvrucht en dankerkentenis, welkenbsp;wij den avond te voren diep en voor altijd in ons binnenste hadden gegrift. Na een langdurig en hoogst gewigtignbsp;onderhoud, verlieten wij dit door den hemel zoo bijzondernbsp;begenadigd gezin. Waren zij, welke wij daar bezochten,nbsp;hoogst-gelukkig, ook wij waren het niet minder, wij, dienbsp;van hun heil getuigen mogten zijn Waarlijk, het voorregtnbsp;van zulk een dag te beleven, wenschen wij al onze vrienden , uit de volheid onzes harten, opregt en innig toe.

4. JanuariJ.

Piscina puhlica. — De Thermen (badplaatsen) van Caracalla. — Standbeelden. — Eene gewaagde lucht-wandeling. — Herinneringnbsp;aan Caracalla. — Dal der Nymf-Egeria. — Kerk der HH. Nereusnbsp;en Achilleus. — Oorsprong barer benaming van Fasciola. —nbsp;De zeven zalen. — De muildieren van Sixtus V. — Het Forumnbsp;van Nerva. — Tempel van Pallas. — Slagtplaats der martelaren.

Alvorens met een nieuw kwartier der stad aan te vangen , kwam het ons gepast voor, de reeds afgeziene wijken nognbsp;eens vlugtig in laatste oogenschouw Ie nemen. Wij betraptennbsp;ons zelven, hier en daar, op nog eenig verzuim, en spoedden ons alzoo op nieuw derwaarts heen, waar dit had plaatsnbsp;gegrepen. Aan gene zijde van den Avenlinus, in de oude wijknbsp;der Piscina publica, liggen de Thermen of badplaatsennbsp;van Caracalla. Ons eerste bezoek bragten wij dus aldaar.nbsp;De vermaarde Piscina of vijver, waaraan dit gedeelte van

-ocr page 117-

PISCINA PÜBLICA. 10»

Rome zijnen naam verschuldigd was, bestond uit een kunstmatige badkom, waarin de romeinsche jeugd de zwemkunst kwam leeren. Volgens de oude schrijvers werd die kom uitnbsp;de Appiaansche waterleiding, de eerste van dïe soort, welkenbsp;Rome kende, voortdurend gevuld en ververscht. Sedert denbsp;Thermen van Caracalla de Piscina overbodig maakten, schijntnbsp;zij dan ook te zijn verdwenen; en, indedaad, niet alleen denbsp;jeugd, maar geheel hel volk van Rome vond in laatst-bedoeldnbsp;praalgesticht alles, wat noodig was, om den lust voor baden,nbsp;en ieder ander walervermaak levens, volkomen botte vieren ennbsp;te voldoen. Men verbeelde zich een vierkant paleis van 42nbsp;honderd voelen in omlrek en naar evenredigheid hoog, geheelnbsp;mèl marmer van de zeldzaamste soort bekleed, en versierdnbsp;met bronzen en marmeren standbeelden, door de meesterhandnbsp;der beroemdste kunstenaars van de oudheid gebeiteld; bodemsnbsp;van het heeriijksl mosaïk, plafonds van het keurigste schilderwerk; regls en links zestien honderd badvertrekken, ennbsp;daarin even zooveel rustbanken van gej)olijst marmer 1); voortsnbsp;onoverzienbare zalen voor de openbare spelen; en dan ondernbsp;dal alles nog niet begrepen de van romeinsche badplaatsennbsp;onafscheidelijke aparlementen, als hel Apodtjterium ^ waarnbsp;men zijne kleederen aflegde; het Frigidarium^ waar denbsp;koude, het Tepidariuin, waar de laan we, en het Calida-rium, waar de heele baden genomen werden; het /Sudatorium, waar de huiduilwademing, doormiddel van stoom ,nbsp;plaats had; het Unctuarium, waar men, bij het verlatennbsp;van ’t bad , zich liet balsemen , zalven en oliën , of zoogenaamd

J quot;Ü ------- - nbsp;nbsp;nbsp;‘

heeft van dit groofsch gebouw het plan geleverd

1) llahcbant in usuin lavantiuni seltas mille sexcentas e pollto marmore factas. Olympiodor,, in Ant. Caracull. — De heer Bluet,nbsp;een jong architect, pensionnair van de fransche akademie, te Rome,

10

-ocr page 118-

110 HET DRIEVOUDIG ROME.

•parfumeren 1); de lustzalen, of, beter gezegd, debordeelen, de boekerijen enzv. Wij merkten daarbij nog op, dat dienbsp;badplaats naar den grooten Circus, het worstelperk, uitzag;nbsp;bloeddorst en wulpschheid gingen in het oude Rome steedsnbsp;hand aan hand.

Ofschoon minder uitgeslrekt dan de Thermen van Dio-cletianus, werden evenwel de badplaatsen van Caracalla onder Oud-Romes wonderen meêgeteld, en daarin waren de grootenbsp;zaal en de haar versierende standbeelden het moest geroemd.nbsp;Door de stoutheid en tevens bevallige ligtheid van bouw,nbsp;was deze zaal in het oog van alle architecten en werktuigkundigen een voorwerp van verbazing, zoodanig dat denbsp;een beweerde, alsof het niet mogelijk ware, anderwerf zoonbsp;iets te scheppen, terwijl de ander volhield, dat geen men-schenhand zulk een wonderwerk kon hebben tot standnbsp;gebragt 2). Voor zoover men uit de bouwvallen kan oordee-len, moet deze zaal 690 voetlang en 430 breed zijn geweest.nbsp;Een tweede soort van wonder , hetwelk deze Thermen opleverden , waren de bronzen cn marmeren standbeelden. Vandaar werden naar het museum te Napels al die meesterstukken der oudheid overgebragt, waarvan er één voldoende zounbsp;zijn, om eene stad, ja, een koningrijk tot luister te verstrekken. Het zij genoeg, hier te noemen de standbeelden vannbsp;Hercules, van Flora, van den Zwaardvechter, en de vermaarde groep van Dircé, die wordt voorgesteld als doornbsp;hare beide broeders, Zetus en Amphion, aan de hoornennbsp;van een woedenden stier vastgehechl; voorts, Aniiope, hunnenbsp;moeder, en den herder, aan wien zij hare beide kinderennbsp;overdraagt; en dan al deze beelden van reusachtige grootte,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Bracoi, de Thermis Veterum.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Sparilian, in Caracall.

-ocr page 119-

I

I

\\{

BADPLAATSEN VAN CARACALLA.

zoodat zij le zamen het grootste geheel vormen, dat ons door de beitelkunst der ouden nagelaten is.

Ten spijt der dringende ontrading van den vriend, die ons hier vergezelde, wilden wij het verwelf der groote zaalnbsp;bestijgen. Deze zoldering, of liever dit schijnplafond vannbsp;slechts eenige duimen dikte, steunt op slechts twee contre-forten, en is op verscheiden plaatsen ingescheurd, zoodatnbsp;eene omwandeling daar boven niet zonder gevaar geschiedennbsp;kan. Wij ondernamen die evenwel, en stegen erop, dusdanig, dat wij nu vandaar een vrij en uitgeslrekt gezigt hadden zoo over hel dal, waarin de groote Circus stond, alsnbsp;over geheel het omliggend veld van Rome. En nu, zounbsp;men het kunnen gelooven, dat de gansche bovenvlaktenbsp;van dit gewelf in mosaïk bewerkt is? Nogtans, dat zagennbsp;onze oogen, en tot herinnering aan de kwistzieke weeldenbsp;van het oude Rome, namen wij vandaar eenige stukken,nbsp;die echter niet zonder veel moeite door ons konden wordennbsp;losgemaakt, tevens als zegeteekenen met ons mede, wegensnbsp;het heldenstuk, dal er werkelijk in bestond, om zulk eennbsp;rank en hoog bouwgevaarie le durven bestijgen , en waarvannbsp;hel naar beneden komen met niet minder gevaar vergezeldnbsp;ging. In de daad, eene huivering beving mij van top lot teen,nbsp;toen ik uit de hoogte naar omlaag zag; doch ik vermandenbsp;mij, nam een kloek besluit en ijlde nu op eens, zondernbsp;aarzelen, naar onder, vast besloten, om, zoodra ik gelukkignbsp;weèr op vlakken bodem slaan zou, nimmer zulke luchtwandelingen meer te ondernemen.

De herinnering aan Caracalla, die ons reeds bij het bezoek van de plaats, waar het Preloriaansche kamp zichnbsp;eenmaal bevond, zoo levendig bezig had gehouden, deednbsp;zich ook hier, te midden dezer uitgesirekle bouwvallen,nbsp;op het levendigst aan ons voor. Uit eiken steen, uit iedere

-ocr page 120-

112 HET DRIEVODDIG ROME.

mosaïk, uit al de hier en daar wijd uit elkaêr verspreide kolombrokken, scheen ons nog die vreeslijke slem in het oornbsp;te dringen, wier toon den wreeden keizer, zelfs te middennbsp;zijner jubelende hofvreugde, schrikwekkend aan zijnen broedermoord herinnerde, hem toeroepende: Bihefratrem:«leschnbsp;uwen dorst en verzadig u aan broederbloed! »

Niet ver van Caracalla’s Thermen ligt het dal van Ege-ria, in de geschiedenis van Numa-Pompilius zoo zeer vermaard. Voorts, een weinig verder op, vindt men de kerk der HH. Nereus en Achilleus, een gebouw, de aandacht desnbsp;christen-reizigers bijzonder waardig. Hel Christendom, metnbsp;Paulus het paleis der Cesars binnengelreden, had zich daar,nbsp;ten spijt van elke vervolging, krachtig weten te handhaven.nbsp;Eenige leden van het keizerlijk huis hadden het omhelsd ,nbsp;en onder dat getal rekende men ook Flavia Domitilla, denbsp;nicht van den consul Flavius Clemens, neef van keizer Domi-liaan. De H. Petrus doopte haar. Twee broeders, die bij haarnbsp;in dienst waren, Nereus en Achilleus, evenals zij, door dennbsp;prins der apostelen lot het licht des Christendoms gebragtnbsp;en in den school der Kerk opgenomen, bewogen de jeugdigenbsp;vorstin, om zich als maagd te wijden aan den Heer. Toennbsp;deze godvruchtige broeders, evenwel, als christenen herkendnbsp;werden, bande men hen naar het eiland Ponlia uit, ennbsp;ondergingen zij te Terracina den marteldood. Hunne lijken, doornbsp;de geloofsbroeders weggenomen, rustten langen tijd in denbsp;katakombe van den H. Prelexlatus, op den Ardeatijnschen weg;nbsp;doch werden later in de oude kerk, die thans hunnen naamnbsp;nog voert, overgebragl en begraven. Deze basiliek werd doornbsp;paus Joannes 1., op een stuk grond, dal aan de H. Lucinanbsp;toebehoorde, geslicht, en voorts door den H. paus Leo Hl.nbsp;herbouwd. De vermaarde kardinaal Baronius , die er den titelnbsp;van verkreeg, heeft van die kerk zeer veel werk gemaakt.

-ocr page 121-

i\5

KERK DER IIH. NEREES EN ACHILEEES.

Hij liet ten jare 1597 de lig'chamen der beide martelaren en der H. Flavia Domitilla, door paus Gregorius IX. in denbsp;kerk van den H. Adriarius geplaatst, derwaarts overbrengen.

Alvorens aan de HH. ISereus en Achilleus te zijn toegewijd geworden, heette de basiliek Fasciola , hetgeen zwachtel beleekent, en welken naam zij ook heden nog voert. Wanneer men naar den oorsprong dier benaming onderzoekt,nbsp;dan leert de overlevering van Rome dienaangaande hetnbsp;volgende: « Als de H. Petrus eens daar langs kwam, zoonbsp;ging hier, op den Appiaanschen weg, een der windselsnbsp;los, waarmede de geloovigen zijne door de kerkerboeijennbsp;gewonde voeten omzwachleld hadden, en een magistraatspersoon {Edilis)^ zich juist aldaar bevindende, teekende denbsp;plek, waar dit geschiedde, naauwkeurig aan » 1). Eerbiedwaardig is alzoo deze plaats in dubbele mate, eensdeelsnbsp;door den naarn der Heiligen, wier gebeente hier rust, anderdeels door hare hooge oudheid en de daartoe betreklijkenbsp;overlevering, voor wier historischen grond méér redenennbsp;zouden kunnen worden aangevoerd, dan noodig zijn, omnbsp;liaar tol volkomen zekerheid te brengen. Wie toch weetnbsp;niet, dat de geest der eerste christenen geheel en alnbsp;daarheen ging, om met de teedersle belangstelling alles,nbsp;zelfs tot de geringste feilen en bijzonderheden uit het levennbsp;der apostelen, zorgvuldig te bewaren? Maar, daarenboven,nbsp;vervalt alle reden van twijfel, wanneer men bedenkt, metnbsp;hoe diepen eerbied, kinderlijke teederheid, ja, men magnbsp;zeggen, heilige geestdrift de christenen van Rome voornbsp;den H. Petrus en den H. Paulus bezield waren, zoodanig,nbsp;dat tallooze gedenkteekenen, door hen opgerigl, tol getuigen strekken, dat zij die apostelen, stap voor stap, volgden;nbsp;en zoo dan waren het nu eens bedehuizen, of oratoriën ,

1) Mazzot., t. XI, p. 231.

-ocr page 122-

ïli HET DRIEVODDIG ROME.

kapellen, of, later, luistervolle kerken, die de plaatsen vereeuwigden, waar eene of andere merkwaardige herinnering aan een dier beide godsgezanten zulk eene hulde volkomen wettigde.

De kerk van de HH. Nereus en Achilleus biedt zoowel den kunstenaar als den oudheidkundige eene rijke slof totnbsp;beschouwing en studie aan. De altaarhemel wordt door viernbsp;schoone kolommen van afrikaansch marmer gedragen; ooknbsp;de twee spreek-eslraden {Ambones), beiden zeer goed bewaardnbsp;gebleven, leveren hoogst-rnerkw'aardige bijzonderheden op.nbsp;In het hooge koor, te midden van het priestergestoelle, verheft zich de pauslijke zetel, w’aarop de H. Gregorius denbsp;Groote zijne XXVIII'. homelie voordroeg, en waarvan eennbsp;gedeelte op de ruggezijde is ingegrift. Doch, het belangrijkste van alles is de schoone mosaïk van het priesterkoor,nbsp;voorslellende de gedaanteverandering [Transfiguratie) ^ eennbsp;meesterstuk, dat van het jaar 796 dagteekent. In den topnbsp;van het booggewelf ziet men den Zaligmaker met Mozesnbsp;en Elias; daar onder de drie apostelen, door schrik bevangen, met het in hunne mantels verborgen aangezigt ternbsp;aarde gebogen. Links vertoont zich de H. Maagd, door dennbsp;engel bezocht; regts de Moeder Gods met het Kind-Jesus,nbsp;staande in haren schoot, en daarbij een Engel met uitgespreidenbsp;vleugelen, in bewondering als opgetogen. Sinds meer dannbsp;duizend jaren schittert de Godheid van den Zoon en hetnbsp;godlijk Moederschap der gezegende Maagd luistervol in ditnbsp;onsterflijk schilderwerk uit, en brengt, alle lijden door,nbsp;tegen het ongeloof der bestrijders dier godlijke leerstukken,nbsp;behalve de grijze oudheid des geloofs, tevens ook de onveranderlijke getuigenis der eeuwen overtuigend, ja, zegevierend in 1).

1] Zie over de kerk van de lilt. Nereus en Actiilleus het geleerde

-ocr page 123-

113

DE ZEVEN ZALEN.

Langs den Ferwinnaarsweg naar de stad terugkee-rende, gingen wij, aehter het Colosseum voorbij, een wijngaard binnen, die met de %even Zalen [setle Sale) of Ka-meren {Camet'e) in verband slaat, te welen, met de zeven grootsche waterkommen, die vooreerst de tuinen van Nero,nbsp;en vervolgens de Thermen van Tilus drenken moesten.nbsp;Anderen zien ze aan voor de bouwvallen van het Nymphse-um van Marcus Aurelius 1). Hoe dit zijn moge, de zevennbsp;Zalen verdienen gezien te worden, dewijl zij een grootschnbsp;denkbeeld geven van den luister, door de Romeinen in allesnbsp;ten toon gespreid. De kamers en uitgestrekle gangen, dienbsp;er aan grenzen, maakten deel uit van Nero’s gulden huis.nbsp;Men weet, dat dit reuzengebouw aanvankelijk het domusnbsp;transitoria ^ doorgangshuis, heette, dewijl het volk denbsp;portalen of gangen er van door moest gaan, om zich vannbsp;den berg Coelius naar den Esquilinus te begeven. Deze omstandigheid schijnt ons toe, eenerzijds, te verklaren wat dienbsp;keizermedaljons, boven in het gewelf geschilderd, hiernbsp;beteekenen, dienamelijk den keizer voorstellen, onder eennbsp;arend met uilgespreide vleugels; en dan tevens, anderzijds,nbsp;ook het zonderlinge opschrift te verduidelijken, dat door mijnbsp;hier alléén in het latijn wordt opgenomen; want;

Ofschoon Oud-Rome's taal, te regt, hoog wordt geprezen. Zoo geeft ze ons soms toch wel wat leelijks ook te lezen.

Ziehier dan , letterlijk , wal er op den muur dezer Irotsche gangen Ie lezen staat;

en merkwaardige Werk van den abbé D. Barlbolomeo Piazza: Sa tuario Romaiio delle stuzioni^ staz. 23^ en, lioma chrisiiana üAnbsp;12 Maji; zie ook Oiampini, Monim. veter., t. II . p. 123.

1) Anim. Marcelt. , lib. XV.

-ocr page 124-

116 nbsp;nbsp;nbsp;HET DRIEVOUDIG ROME,

Duodecim deos et DIanam,

Et Jüvem optimum maximum Habeat iratos,

Quisquis hic minxerit aut cacarit.

De ouden stelden het rein-houden hunner monumenten onder de beschermin2 der {joden, zoo als wij dit thansnbsp;aan de zorg der policie overlaten. Onder'het opsehrift kronkelen twee groote slangen door elkander heen, met eennbsp;roedebundel er lussehen in. De slang beteekende bij denbsp;Ouden omzigligheid en eerbied; de roede duidde de strafnbsp;aan, die op het vergrijp volgen zou.

Bij hel verlaten der zeven Zalen, om ons naar het Forum van Nerva te begeven, kregen wij een molenaar innbsp;het gezigt, die vijf met koren beladen ezels geleidde. «Ziedaar, zeide men ons, de vijf muildieren van Sixtus V. —nbsp;Zoo! antwoordden wij, op spotlenden toon — is het dannbsp;aan de landen, dat gij die herkent ? — Neen, ik spreek innbsp;allen ernst; — dus kregen wij lot bescheid: ziehier wat ernbsp;van deze zaak is. Even als de meeste groote mannen, hadnbsp;ook Sixtus V. een zeker zwak of hebbelijkheid: hij teldenbsp;namelijk alles bij vijf; en zoo dan verbood hij, onder anderen, dal de molenaars met meer of minder dan vijf lastdieren Rome zouden binnenkomen, en zijn verbod is altijdnbsp;trouw gehandhaafd gebleven. Hij liet bij zijnen dood vijfnbsp;miljoen scudi’s in de schatkist, en vijf duizend malen korennbsp;op de graanzolders van den staat achter; hij deed vijf grootenbsp;fonteinen bouwen, en riglle vijf obelisken op. Hij voerdenbsp;den naam van den V. en voorspelde, dal hij slechts vijfjarennbsp;regeren zou, welke voorspelling ook bewaarheid is geworden; hij werd namelijk in 1S85 verkozen en stierf in 1590,nbsp;welke beide jaartallen almede door het getal van vijf volkomen deelbaar zijn. » — Sedert deze toelichting ons gege-

-ocr page 125-

117

HET FORUM VAN NERVA.

ven was, ontmoellen wij nooit de molenaars met hunne vijf muilezels (noch meerder, noch minder), of wij herdachtennbsp;niet alleen den grooten paus, maar juichten daarbij levensnbsp;den volhardenden geest van het romeinsche volk loe in hetnbsp;zoo getrouw blijven opvolgen eener bepaling, die zich innignbsp;hecht aan de roemvolle nagedachtenis van een opperpriesternbsp;en souverein, dien het eenmaal zoo buitenmate vereerd heeftnbsp;en bemind.

Middelerwijl daagden daar voor ons oog de groolsche overblijfselen van Nerva's Forum. In het bewaard gebleven gedeelte slaat de kerk van den H. Basilius en het kloosternbsp;der nieuw-bekeerde jonge-dochters. De keizer Alexander Seve-rus had dit Forum met een groot aantal kolossale standbeelden, de keizers voorstellende, opgeluisterd, als ook metnbsp;prachtige bronzen kolommen, waarop de schitterendste feilennbsp;van Romes geschiedenis waren ingegrift 1). Deze vorst, doornbsp;zijne reglschapeuheid vermaard, gaf daarvan hier ter plaatsenbsp;een schitterend bewijs, namelijk: Velronius Turinus, eennbsp;zijner hovelingen, had zich door kostbare geschenken latennbsp;orakoopen , en daarvoor aan iemand de gunsten des keizersnbsp;beloofd. Alexander veroordeelde hem, om in rook gestiktnbsp;te worden. Men bragt hem alzoo naar^ hel Forum, en terwijl een digte houldamp den strafschuldige om deed komen,nbsp;blies een heraut de trompet, en sprak vervolgens tol hetnbsp;volk: « Aldus is door rook gestraft, hij , die rook verkocht heeft gt;) 2).

Eenige schreden van het Forum verwijderd, vindt men de overblijfselen van den Pallas’ tempel, dien de overieverin»-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Stafuas colusseas , vel pedestres , nudas , vel eipicslres divis im-peraloribus cuin titulis, et cotuimiis aereis quae gestoruin ordinemnbsp;continerent. — Laniprid., in Sever,

2) nbsp;nbsp;nbsp;Funio puiiilur, qui vendidit fumum. ld.

Drievoudig Rooie. — 11. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;J

-ocr page 126-

118 IIET DRIEVOUDIG ROME.

in de dag-en van Nerva fe huis brengt 1). Hij levert nog sporen op van uitmuntend beilelwerk, met gecanneleerdenbsp;zuilen in den corinthischen stijl. Boven bevindt zich eennbsp;standbeeld van Pallas, halflevensgroot. De godin is slaandenbsp;voorgesteld met den helm op het hoofd en het schild innbsp;de linkerhand, de regterhand waarin zij de lans droeg,nbsp;is verbrijzeld. Op zich-zelf beschouwd, levert deze ongewijdenbsp;bouwval uit den voortijd weinig belangrijks op; doch denbsp;daaraan verbonden herinneringen werken levendig in hetnbsp;gemoed van den chrislen-reiziger, die er bij vertoeft. Aannbsp;den voet van dit afgodsbeeld, vóór de poort van dezen tempel, werden tallooze christenen geslagtofferd. Vandaar dannbsp;ook draagt de kleine bijgelegen kerk den naam van Sint-j4galha der weversgezellen , bij het slagthuis dernbsp;Martelaren {ad macellum Marli/rum) 2). Een diepe put,nbsp;in het binnenste des tempels aanwezig, nam de lijken ennbsp;het bloed onzer geloofsbroederen op; velen schijnen zelfsnbsp;levend er in te zijn geworpen, want men heeft in dezennbsp;put aan het ligchaam van een martelaar een van die steenen gevonden, welke men den christenen om den hals hing.nbsp;De hier bedoelde is rond, zwart en, op het oog, ongeveernbsp;honderd pond zwaar. Men heeft dezen follersleen onder eennbsp;roosterwerk op den rand van den put geplaatst, waar, sindsnbsp;eeuwen, tallooze scharen van geloovige bedevaartgangersnbsp;er, door de eerbiedige aanraking hunner lippen, hulde aannbsp;hebben gebragt.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Sext. Aurel. , in Nerva.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Zie de acten der HH. Gordlanus, Crescentius , Cornelius enz.

-ocr page 127-

GBAF VAN PDBLICIOS BIBULÜS. 119

S Jannarij.

De oude wtjk van Via lata. — GrafvanPublicius Bibulus. — Basiliek der HH. Apostelen. — Huis van Martialis. — Tempel van de Zon. — Kerk van den H. Marcellus. — Paleis-Doria. —nbsp;Kerk der H. Maria-in-Fio-lota. — Kerker van den H. Pau-lus. — Paleis van Venetië. — Kerk van den H. Marcus.

[taliës schoone zon was weêr ten trans gestegen; Rome ontwaakte op nieuw ten teven. De wijnventers doorkruistennbsp;de straten met hune muilezels, die de wit-glazen fiaschinbsp;(flesschen) rondvoerden, gesloten met een stop van papier;nbsp;de kreet van de oranje-appelverkoopers klonk van alle kanten ons in het oor; de nederige passionist hield den voorbijgangers ootmoedig zijn offerbus veer, en de kapucijner-broeder, den alouden ezel voor zich heendrijvende, bragtnbsp;het dagelijksch onderhoud stapvoets naar zijn klooster heen;nbsp;wij trokken op nieuw ter studie en navorsching op weg, dienbsp;daar wederom aanvingen, waar wij ze ’s avonds te vorennbsp;hadden gelaten. De oude Via lata, die zich van het Forumnbsp;van Trajanus en van het begin des Kapitools, tot aan denbsp;fontein Trevi en de kerk der HH. Apostelen uitstrekte,nbsp;was het voor- en onderwerp van onzen tegenwoordigen togt.nbsp;Bij de straat Macel de' Corvi vertoont zich een grijs gedenkstuk van het oude Rome, namelijk, het graf van Gajus Pu-blicius Bibulus, hem ter eere door het romeinsche volknbsp;gesticht; het opschrift wekt, door zijne oude wijze van spelling , eeue belangstellende aandacht.

C. POBI.ICIO. L. F. BIBL'LO. .ED. PL. HONOBIS VIBTVTISOVE. CAVIA. SENATVS CONSVLTOnbsp;POPVLIQVE. JVSSV. LOCO. MONVMENTI. QVOnbsp;IPSE. POSTEBESQVE. EJVS. INFEBBENTVBnbsp;PVBLICE. DATVS. EST.

-ocr page 128-

120 HET HRIEVOüDIG ROME.

Het monumenl-zelf, door vier kolommen, met een gebeeldhouwd taflemenl, geschraagd, is goed bewaard gebleven. Regts opgaande, vond men voorheen daar Ier plaatse dennbsp;portions van Konstantijn, en, volgens de oudheidkundigen,nbsp;het Forurn suarium of de varkensmarkl, met trotsche galerijen omgeven. Wat er nu ook van deze gebouwen en dennbsp;aard hunner bestemming zijn moge, en al is hieromtrentnbsp;niets dan alleen de herinnering overgebleven , zoo komt mennbsp;toch daarin overeen, dat ze ongeveer hier stonden, waarnbsp;Bu de kerk der HH. Apostelen zich bevindt, met het daarnbsp;Toorliggend plein en de tuinen, die er bij behooren.

Deze kerk is eene der acht basilieken van Konstantijn 1). Regts, onder de vestiiiule, ziet men een goed-bevvaard-ge-bleven romeinschen adelaar. Even aks zoovele andere gedenk-leekenen, herinnert en getuigt ook hier het keizerlijk velden zegeteeken der alvermogende cesars krachtig van dennbsp;eeuwigen triomf, door de twaalf visschers van het Evangelienbsp;op hen behaald. Op den drempel van dit kerkgebouw vernieuwt zich voor den christen-pelgrim de treffende herinneringnbsp;aan den H. Gregorius den Groote, die hier twee zijner zoonbsp;glansrijke redevoeringen voordroeg. Regts bij het inkomen,nbsp;ziet men een zinnebeeldig fresco-schilderwerk, voorslellendenbsp;het Kind Jesus , staande in den schoot zijner godlijkenbsp;moeder. Reeds vroeger vestigden wij de aandacht op dezenbsp;sprekende uitdrukking van het bestendig geloof der Kerk in denbsp;godheid des Zaligmakers en in het godlijk moederschap dernbsp;vleklooze Maagd. Ook dit schilderstuk is zeer oud. Linksnbsp;bevindt zich het marmeren praalgraf van paus Clemens XIV.,nbsp;een hoogst-merkwaardig beitelwerk van Canova in de jeugdnbsp;zijner kunst.

1) Clampini schijnt vaneen ander jjevoelen te lijn. Mon, veter., t. Ill , p. 137.

-ocr page 129-

BASILIEK DER BH. APOSTELEN PHILIPPES EN JACOBI’S. 121

De HH. apostelen Philippus en Jacobus de-Mindere (of Jonjfere) rusten hier onder het hoogaltaar. In gedurige overeenstemming met het groote katholieke denkbeeld, waarvannbsp;wij meermalen reeds spraken, heeft Rome ook hier zorgnbsp;gedragen, dat een schitterende rei van heiligen en martelaars het gewijd gebeente der groote Evangelie-verkondigersnbsp;omringt. Het hekwerk, voor het heiligdom geplaatst, sluit eennbsp;kelder af, waarin zich bevinden vijftien martelaars, uit denbsp;katakomben van Apronius, op den weg van Lalium (de latijn-sche heirbaan), herwaarts overgebragt, en die hier de huldenbsp;der vrome pelgrims, sinds eeuwen, ruimschoots ontvangen.nbsp;Onder het altaar van den H. Antonius rust het ligchaam vannbsp;de H. Eugenia en der H. Claudia, hare moeder. Het zounbsp;ons te lang bezighouden, wanneer wij in het breede hier,nbsp;met alle bijzonderheden, vermelden wilden geheel die reeksnbsp;van roemrijke voorvechters en bloedgetuigen voor de heiligenbsp;zaak des Geloofs, die te zamen deze apostelkerk tot een dernbsp;dierbaarste heiligdommen van Rome maken. Niet een dernbsp;rangen van het gelukzalig hemelsch Jerusalem, of hij isnbsp;te dezer plaatse waardiglijk vertegenwoordigd. Het zij genoeg,nbsp;dat wij hier noemen: den H. Laurentinus, den H. Vincen-tins, den H. Gregorius den Groote, den H. Gregorius VII.,nbsp;den H. Carolus Borromeiis, den H. Bernardinus van Sienna,nbsp;den H. Franciscus van Assisi, den H. Antonius van Padua,nbsp;de H. Agatha, de H. Praxedis , de II. Margareta van Cortona.nbsp;Men zal moeten toestemmen, dat het hart wel onlaard-kranknbsp;zou zijn, hetgeen hier, onder deze allen geen vriend mogt vinden, die, eenmaal, eveneens, door dezelfde kwellingen gefolterd , thans , na behaalde zege, het christlijk gemoed geennbsp;troost en heul konde toebrengen I). Deze kerk is de zetel dernbsp;Broederschap van de HE. Apostelen Philippus en Jacobus^

1) Zie Mazzol., t. VI, p. 141 en volg.

11

-ocr page 130-

122 HET DRIEVOUDIG ROME.

opgerigt onder de regering van paus Clemens VIII. Daarover zal ik later, meer in het breedvoerige, spreken; hier zijnbsp;alleen, als in ’t voorbijgaan, gezegd, dat deze instelling eennbsp;parel is aan de kroon van Rome, de moeder en handliaafsler,nbsp;niet slechts van het Geloof, maar tevens ook van de zuivcr-christlijke liefde.

Wanneer men van het hólel der fransche ambassade, naast de kerk der HH. apostelen gelegen , voorbij de Fon^nbsp;tein van Trevi^ naar den Corso heengaat, dan ontmoetnbsp;men op dien weg uit den heidenschen voortijd nog verscheiden herinneringen van ondergeschikt belang. Zoo stond hiernbsp;het huis van den dichter Martialis. Hij-zelf zegt ons, dat hetnbsp;bij het water Mar/ia gelegen was, in de straat vannbsp;den perenboom, en dat men langs drie groote trappen naarnbsp;zijne woning heenkwam 1). Een weinig vorder op, stond denbsp;tempel, die door Aurelius gewijd was aan de Zon, en waarinnbsp;die magtige verwinnaar van het Oosten zijn rijken wapennbsp;buit had opgehoopt. « Het waren , » zegt een geschiedschrijver, « kleederen met edelgesteenten bezaaid, perzische mantels, tulbanden en purperstoffen , zóódanig schitterend schoon,nbsp;dat de Romeinen er nooit nog de weêrgaê van hadden gezien » 2). Op deze beschrijving Iaat dezelfde auteur evenwel

1) nbsp;nbsp;nbsp;Sioca domus qiieritur nulTo se rore fover!,

Cum mihi vicino Marfia foute sonct.

Epigram., lib. IX , Eplgr. 19.

Non est quod piierum , Luperce , vexes ,

Longum est si velit ad pirum venire ,

Et scalis habito tribus , sed altis , etc.

Epigram. , 1. I, Epigr. penult.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Roma: Soli temptum posuit majore honorificenlia oonservatum ,

quod Orienlis victor hostili praeda ditavit ornavitque..... Time illse

vestes , qnas in templo Solis videmus, consertce gemmis , tune persici

-ocr page 131-

i95

KERK VAN DEN II. MARCELLÜS.

ter.slond cene bijzonderheid volgen, die van den eerbied der heidenen voor de tempels hunner góden wel geen hoognbsp;denkbeeld geeft. Onder de voorgalerij van den Zonnelempelnbsp;verkoehl men de wijnen, die den Staal, dat wil zeggen, dennbsp;keizer toevielen, hetzij als tengevolge van geheven belasting,nbsp;hetzij als verbeurlverklaarde waar 1)!

Wij hielden ons bij dit een en ander niet lang op, en kwamen alzoo weldra bij de kerk van den H. Marcellusnbsp;aan. Dit aan de nagedachtenis van dien roemrijken opperkerkvoogd toegewijd heiligdom ligt in den Corso, Rome’snbsp;hoofdsiraat. Om al den eerbied, aan dien tempel verschuldigd, naar eisch in achtte nemen, moge men zich bier eenenbsp;der schoonste bladzijden uit de geschiedenis der eerste christenkerk Ie binnen brengen. De gemeente zat in rouw, doordiennbsp;haar opperherder, de H. paus Marcellus, in boeijen geslagennbsp;en aan de woede van den dwingeland Maxenlius overgeleverdnbsp;was, die, om den man Gods te vernederen, hem als oppasser van hel in kooijen en hokken opgesloten gediertenbsp;dienst liet doen, totdat, na negen maanden tijdsverloop,nbsp;eenige priesters hunnen herder en vader aan dezen smade-lijken toestand wisten Ie onttrekken. De H. Lucina verborgnbsp;hem in haar huis, dat ter plaatse zelve stond, waar zichnbsp;thans de kerk van den H. Marcellus bevindt 2). De kuddenbsp;schaarde zich daar om haren herder heen, die hun hetnbsp;woord des levens verkondigde en den wijn toediende, dienbsp;martelaren kweekt. Deze woning was alzoo te zeer geheiligd

dracones , et tiarae, tune genus purpurae , quod postea nee ulla gens detulit, nee Romanus orbis vidit. — Vopise. in Aurelimi.

ll Idem.

f

2) Uier wordt gedoeld op de H. Lueina de jonge, die niet verwisseld moet worden met de H. Lueina, aan wie de H. Paulus zijne begrafenis vcrsehuldigd was.

-ocr page 132-

HET DRIEVOUDIG ROME.

geworden, om voorlaan meer tot ongewijd gebruik te mogen dienen: Lucina gaf haar aan den H. paus ten geschenk , die er eene kerk van maken deed. Maxentius, vernomen hebbende al, wat er geschied was, liet op nieuw den opperherder gevangen zetten, en nu, in wreedheid en laagheid alnbsp;dieper en dieper verzonken, gebood hij, dat men de kerknbsp;in een stal zou veranderen , en moest het gewijde opperhoofdnbsp;der Kerk daar andermaal voor beestenhoeder dienen, totdat,nbsp;eindelijk, de walglijke stank van paarden-, koe- en varkensmest,nbsp;gevoegd bij allerlei kwellingen en ontberingen, zijn doodsuur vervroegd deden slaan. Met eere in de katakombe dernbsp;H. Priscilla, op den Salarischen weg, voorloopig begraven,nbsp;werd zijn lijk later naar de plaats teruggebragt, waar hijnbsp;gestorven was 1), en geniet hij thans in de kerk, naar hemnbsp;genoemd, en waar zijn gewijd gebeente onder het hoogaltaarnbsp;rust, de hulde, hem tol loon zijner standvastige deugd, doornbsp;de katholieke wereld toegebragl, ter plaatse-zelve, waar hemnbsp;zooveel en zoo groolc vernedering werd aangedaan. Ja, van zulknbsp;eene glansrijke lotwisseling levert Rome bij nagenoeg eikennbsp;stap, dien men er doet, roerende en treffende voorbeelden op!nbsp;Aan ’s pausen zijde rust de heilige martelaar Phocas, een eenvoudige tuinier, ja, maar die zijne geloofsbelijdenis bezegeldenbsp;met zijn bloed. Een groot aantal van nog andere martelarennbsp;verrijken met hunne kostbare overblijfselen de merkwaardigenbsp;kerk, aan den H. Marcellus gewijd: ik noem hier slechts denbsp;H. Felicilas, de heldin van Carthago, wier lijk, voor hetnbsp;grootste gedeelte, onder het altaar van den H. Paulus ligtnbsp;bewaard.

Nog drie andere voorwerpen trekken hier de aandacht des vromen bezoekers in hooge mate tot zich. Het eerste^ name-

1) Zie Baron. Annul. , t. Ill, an. 309, n. V.

-ocr page 133-

125

KERK VAN DEN II. MARCELLCS.

lijk, een woaderdadiof Maria-beeld, door het Valikaansch kapittel gekroond 1). Wanneer eene bovennatuarlijke gunst door de tusschenkomst der H. Moeder-Gods is verkregen geworden,nbsp;zoo schenkt men te Rome en in geheel Italië gewoonlijk aannbsp;dat gewijde beeld eene kroon. Het hoofd van Maria, de koningin der engelen, wordt dan getooid met een diadeem van goud,nbsp;van zilver, of van edelgesteenten, en, noopt zij dus lot vurigenbsp;godvrucht, tegelijkertijd bestendigt het haar loegebragl geschenk den cijns der erkentlijkheid. Die van dit een en andernbsp;zich geene reden weet te geven , moge zulk eene hulde vreemdnbsp;toeschijnen, doch voor den christen, die er begrip en besefnbsp;van heeft, straalt daarin glanzend uit de immer vertrouwenwekkende tusschenkomst, hier op de tot haar gerigte vurigenbsp;bede des christens genadig verleend door de gezegende bovennbsp;alle vrouwen, die tevens ons-aller moeder en ons-aller zusternbsp;is. — Het tweede, door ons bedoelde voorwerp is de grafstedenbsp;van den kardinaal Gonsalvi. Dit lijkmonument, ter eere vannbsp;den beminlijken, vromen, bekwamen bemiddelaar in de tee-derste kwestiën van Kerk en Slaat, den voor Pius VH. zoo hoogst-noodzakelijken minister opgerigt, bevindt zich in de kapel vannbsp;hel H. Kruis, waar de doorluchtige diplomaat, na zijnen dood,nbsp;aan zijns beminden broeders zijde, begeerde te rusten. — Hetnbsp;derde voorwerp, waarvan ik hier wilde spreken, is het wonderdadig Crucifiks, waarvoor men, nagenoeg altijd, menigeennbsp;in vurig gebed geknield zal zien liggen. Den 22. Mei van hetnbsp;jaar 1519 stortte deze kerk in. Te midden van den vervaarlijken puinhoop werd alleen dit crucifiks ongedeerd teruggevonden , met de immer brandende lamp er voor. Eenenbsp;Broederschap van leeken, genaamd van hel Allerheiligst

1) Zulk eene hulde vordert dus de toestemming van het wettig gezag, bevoegd, om over de echtheid van het wonderfeit te oordeclen.

-ocr page 134-

i2G IIEÏ DRIEVODDIG ROME.

Crucifiks ^ hield van toen af, tot nog heden ten dage toe, dit wondervolle feit in voortdurend levendige gedachtenis.

Naast deze kerk staat het paleis-Doria, eender grootsten van Rome, en waar eene rijke en uitgebreide verzamelingnbsp;van schilderijen gevonden wordt, met meesterstukken vannbsp;Albert Durer, Leonardo da Vinei, Claude Lorrain, Murillo,nbsp;Michel-Angelo en anderen.

Bij het uitgaan hadden wij de straat slechts over te steken, om bij Santa-Maria-in-f^ia~Lata te komen. Ik beken gaarne, dat zich eene levendige gewaarwording vannbsp;diepen eerbied in mijn binnenste gevoelen deed, toenik dennbsp;drempel dezer kerk betrad ; iirsn^ers, de groole apostel-zelfnbsp;had hier zijne voetstappen gezet, en de gewijde wanden,nbsp;welke wij thans binnengingen, hadden zijne stem, het woordnbsp;des levens, van zijne lippen vernomen. Paalus, de fierenbsp;krijgsgevangene van Jesus Christus, had deze gewijde plaatsnbsp;met zijne tegenwoordigheid geheiligd; eveneens Lucas, zijnnbsp;onafscheidbre medgezel; voorts Onesimus, Onesiphorus, vannbsp;Lycaonië, de afgevaardigden van Philippi, en nog meernbsp;anderen, wier namen de gedenkrollen der eerste Kerk totnbsp;onverganklijken luister zijn. Boven de deur van een trap,nbsp;die naar onder geleidt, leest men, met ontroering, dezenbsp;woorden: Cum venissemiis Romam , permissum est Paulonbsp;manere sibimet cum cvstodienie se milite 1): « Toen wijnbsp;te Rome gekomen waren, werd aan Paulus toegestaan, omnbsp;op zich-zelven te wonen met den soldaat, die hem bewaken moest 2). » De deur werd geopend, en wij stegen innbsp;den kerker af. Alzoo hier, onder deze door den tijd inge-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Handelingen der Ap. XXVllI, 16.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Men weet, dat de Romeinen twee soorten van kerkers hadden:nbsp;de algemeene gevangenis en de libera custodia, of een particulier verblijf, waarin de gevangene, als onder liandfasting, bewaakt werd.

-ocr page 135-

127

KERKEK VAN DEN H. PAUlüS.

zwarte schrikgewelven, — even als alle onderaardsche bouwwerken der Romeinen uit zandsteen zaamgesteld — hier, werd de groole apostel heengcbragt bij zijne komst uitnbsp;Azië, tijdens zijne eerste reize naar Rome; hier bragt hij,nbsp;met een keten aan den arm van een soldaat vas!gehecht,nbsp;twee volle jaren door. Drie dagen na zijne aankomst, riepnbsp;Paulus, wiens ijver geen uitstel of gevaar kende, hier, innbsp;zijn kerker, de voornaatnslen onder de Joden bij een. « Broeders — zoo sprak hij hun toe — het is voor de hope van

en hij

Israël, dal i’^: met deze keten beladen ben;

bewees hun, dat de Verlosser Jesus de Messias was, dien hunne vaderen hadden afgebeden, en die door de profetennbsp;was voorspeld. Doch de bovenaardsche welsprekendheid, dienbsp;in des apostels woorden ademde , evenmin als de wegslependenbsp;taal, welke zijne ketenen spraken, konde deze verstokte Joden lot overtuiging brengen, en zoo dan zeide Paulus hun:nbsp;« Wel nu, weel dan, dal de heil mare, welke gij verwerpt,nbsp;uit zal gaan tot de heidene.n. En, slaat er geschreven, zijnbsp;gingen, onder elkander redetwistende, vandaar. »

Intusschen moest de apostel voor Nero verschijnen, en zoo dos liet men hem half-regt wedervaren, dat wil zeggen,nbsp;onder toezigt van een bew aker, geketend en in de gevangenis, stond men hem toe, dat hij predikte. Paulus maakte vannbsp;deze hem toegestane vrijheid echter ruimschoots gebruik; ennbsp;zoo dus was zijn kerker ook altijd vol toehoorders, voor wie hij,nbsp;met vrijmoedigheid, den Heere Jesus en de eeuwige waarheden van het Rijk Gods beleed en luide verkondigde. De vergaderingen der priesters, de senaat, het pretorium, ja, zelfsnbsp;hel keizerlijk paleis gewaagden van des apostels prediking I).nbsp;En niet alleen, dat hij predikte, maar zijne zorg strektenbsp;zich ook tot de verschillende gemeenten uit, en hij schreefnbsp;1) Baron., an. 89 , n. 7.

-ocr page 136-

128 HET DRIEVOCDIG ROME.

dus ZOO aan de geloovig;en , als aan zijne leerlingen. Hier was hel, dat Epaphrodilus, bisschop van Philippi, hem, innbsp;naam zijner dierbare kudde, eene som gelds kwam brengen;nbsp;hier was het, dat Onesimus, de arme gevlugle slaaf, Pau-lus kwam smeeken, om genade voor hem le verwerven,nbsp;cn waar deze van den groeten apostel dien roerenden briefnbsp;bekwam, waarin hij Philemon, den heer en meester vannbsp;Onesimus, bij zijne boeijen bezweert, den slaaf te ontvan*nbsp;gen en op le nemen als zijn eigen zoon. Hier was het,nbsp;dat Paulus aan die van Philippi schreef, om hen voor hunnenbsp;liefdegift te danken; aan die van Ephese, wien hij zijnennbsp;schrijver Tychicus toezond, teneinde hun alle bijzonderheden, hem betreffende, meê te deelen ; hier schreef hij dennbsp;tweeden brief aan zijn dierbaren Timotheus, wien hij daarbijnbsp;dit treffend woord toesprak, dat den apostel zoo geheel ennbsp;zoo juist .schildert: « Ik ben gekerkerd, maar het woordnbsp;Gods is daarom niet gekluisterd; » terwijl Nero's gevangenenbsp;voorts in alle bijzonderheden den staat der Kerk behandelt.nbsp;en zijn’ leerling verzoekt, dat bij hem zijn mantel en zijnenbsp;papieren toezende 1).

Het was hier, dal de II. Lucas, onder de oogen van den apostel Paulus, de Handelingen der Apostelen le boeknbsp;stelde, en dal, zonder eenigen twijfel, de H. Petrus hemnbsp;meermalen kwam bezoeken , ja, wie weet, welke gesprekken met hem voerde, wie weet welke ontwerpen, hier, innbsp;dezen kerker, met hem beraamde! ó Dat deze driewerf-

gelukkige wanden ons moglen melden al de woorden, welke zij hebben gehoord; doch, neen, hel Geloof begrijpt, lietnbsp;hart beseft, ook terwijl zij pleglig zwijgen, al wat hiernbsp;godlijks is verhandeld geworden! Wij zagen hier enkelnbsp;een eenvoudig altaar, en in een hoek, nabij het luchtgat,nbsp;1) Baron., an. S9 , n. 10, 11 cn volg.

ÉÉ


-ocr page 137-

KEUKER VAN REN H. PACEUS. 129

eene kolom van graniet, met een van onder daaraan bevestigde kelen. De overlevering meldt, dal Marlialis, de gevan-genisvvachter, vóór zijne bekeering, zijn’ gevangene Paulus en de overige gekerkerden met die kelen aan deze kolomnbsp;vastkluislerde. De zinrijke woorden van Paulus-zelven slaan,nbsp;wèl van pas, daarop ingegrifl: Sed verbum Dei non estnbsp;alligalum; « maar het woord Gods is niet gekluisterd.»nbsp;Aan het ander einde der gevangenis bevindt zich eene bron,nbsp;waarvan het water altijd op dezelfde hoogte blijft. Denbsp;Apostel deed haar wonderdadig ontspringen , om er Marlialisnbsp;en de overige nieuw-bekeerden meé te doopcn 1). Geennbsp;wonder, dat eene zoo merkwaardige gewijde plaats onophoudelijk door de geloovigen met diepen eerbied bezocht ennbsp;gehuldigd wordt.

Wij zien tevens, dat eene der oudste diakoniën van Rome daar ter plaatse gevestigd was; dit tijdstip brengt ons totnbsp;de eerste opvolgers van den H. Pelrus terug. Terwijl hetnbsp;gezag der opperherders dezen doorluchtigen kerker dusnbsp;heiligde, beijverden de christenen zich, dien op te luisteren.nbsp;De bovenkerk werd een heiligdom, welks buitengewonenbsp;rijkdom voor altijd van de erkenilijkheid onzer vaderen blijftnbsp;getuigen. Eene sehaar van martelaren, met een wonderdadignbsp;beeld der H. Maagd aan de spits, bewaakt nog heden tennbsp;dage deze gewijde plaats, door zoo treffende gebeurtenissennbsp;gekenmerkt en vermaard. Te midden van dien schitterendennbsp;drom van bloedgetuigen, onderscheidt zich bovenal de moedige diaken Agapelus, wiens ligchaam hier onder hetnbsp;hoogaltaar rust 2).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Cüiistanzi. t. II , p. 49. Mazzol. , t. VI , p. 318.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Zia geheel de geschiedenis van Sanla-Maria-m-Fta iata , doornbsp;den geleerden Martinelli beschreven.

Drievoudig Rome. — II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;^2

-ocr page 138-

150

HET DRIEVOUDIG ROME.

Wanneer men nu den Corso regt doorjjaande volgt, dan doet zich, bij het begin van hel aangrenzende pleinnbsp;{Piazza di Venezia) van Venetië het paleis-Rinuccininbsp;weldra aan het oog op. Eenmaal was dit het eigendomnbsp;van Napoleons moeder, Letitia. Een weinig verder op bevindtnbsp;zich het prachtpaleis van Venetië, het aloude eigendom vannbsp;dat wereldvermaard gerneenebest. Het werd ten jare 1468nbsp;onder Paulus II. gebouwd, en dient thans tot het ambas-sade-hólel van Oostenrijk. De oude kerk van den H. Marcusnbsp;(patroon der venetiaansche republiek) grenst aan dat paleis.nbsp;Om daarvan den oorsprong te vinden, moet men lot de IV.nbsp;eeuw oi)klimmen. De H. paus Marcus heeft haar in 556nbsp;gesticht, en aan den H. evangelist Marcus toegewijd. Doornbsp;paus Adriaan I. vernieuwd, werd zij door Gregorius IV.,nbsp;in 855, wederom hersteld en verbouwd. Onder het zeernbsp;prachtig hoogaltaar rusten de ligchamen van den II. pausnbsp;Marcus en van de doorluchtige perzische prinsen Abdon ennbsp;Sennon, die beiden in het Amphitheater, als martelaren,nbsp;den heldendood voor het Geloof zijn gestorven. Het plafondnbsp;is door Tintoretti, en de H. Marcus in het hoog-altaarnbsp;door Perugino geschilderd.

Onze slingertogten hadden ons zoo langzamerhand weêr op ons punt van uitgang teruggebragl: het plein van J/ace/nbsp;de' Corvi en de hoogte van Marforio zagen wij reedsnbsp;vroeger, en zoodoende gingen wij nu vlug er langs, en ijldennbsp;huiswaarts, om daar uit te rusten van onze vermoeijenis,nbsp;en ons te verlustigen in den schat van kennis, dien wijnbsp;heden zoo rijklijk moglen vergaderen.

, I

-ocr page 139-

DRIEKONISGEN-FEESTDAG TE ROME. 131

6 JanuariJ»

Driekoningen-feestdag te Rome. — Latijnsche, grieksche, arme-nische, maronitische Mis. — De Agapen of Liefdemalen in de Propaganda. — Het feest der talen. — Gewaaryfordingen.

De reiziger, die het geluk heeft, op Driekoningendag te Rome te zijn, is daar ooggetuige van het groot wonderwerk des Christendoms, de verscheidenheid aller volken innbsp;de éénheid des Geloofs. Hij bevindt er zich in het middelpunt des lichts, dat, zonder de minste verduistering of ver-flaauwing, in alle riglingeo zijne stralen schiet lot naar denbsp;eindpalen der aarde, en die in hunne koestering geen enkelnbsp;punt uitsluiten van het heelal. Voorzeker, ja, dat is eennbsp;schoon en roerend tafereel, en, om daarvan het genot tenbsp;smaken, moet men zich dien dag naar de Propaganda begeven : daar, in de kapel van dat eerwaardig collegie, ontroltnbsp;zich hel groot panorama van hel calholicismus voor den vannbsp;hooge verrukking opgetogen blik. Op het Driekoningen-feestnbsp;komen de priesters der verschillende ritus , in het Oostennbsp;en Westen gebruiklijk , naar oude gewoonte, het allerheiligstnbsp;Offer hier aan het altaar opdragen, vanwaar, zonder ophouden , de apostelen aller natiën uitgaan, om het Woordnbsp;te verkondigen, veelal met gevaar en niet zelden tot den prijsnbsp;van hun leven. Ik»zelf had het voorregt, mij, dien gelukkigen dag, te kunnen scharen onder de handelende personennbsp;op dit gewijd looneel, in welks gezigt menschen en engelennbsp;juichen; en, eerst nadat mijne mis voleindigd was, namennbsp;wij, op onze beurt, onder de aandachtige toeschouwers plaats.nbsp;Daar treedt een grieksche priester de sacristij uit; even alsnbsp;in ’t grijs verleden, draagt hij eene wijde ronde kasuifel opnbsp;de schouders, en, met uitzondering alleen van het hoofd, isnbsp;hij geheel en al in dat breede zijden mantelkleed gewikkeld,

-ocr page 140-

152 HET DRIEVOUDIG ROME.

hetgeen met goud en purper rijk is gestoffeerd. Telkens als hij zijne handen moet gebruiken, beurt hij de kasuifel aan denbsp;voorzijde omhoog, en houdt haar zoolang met bevalligennbsp;zwier op den arm. Zijne vrije bewegingen worden daardoornbsp;in ’t minst niet belemmerd. Zijne gebeden doen zich voor alsnbsp;eene soort van maatgezang, of zoogenaamd recAtatief innbsp;kadans. De plegtigheden, welke hij verrigt, wisselen onophoudelijk af, en zijne mis duurt ruim drie kwartier uurs.nbsp;hUusschen, wat het wezen der H. Offerande betreft, daarinnbsp;vertoont zich, als in alles, de onwrikbre en onkrenkbrenbsp;eenheid des katholieken geloofs, middagklaar: dezelfde sloffenbsp;van hel sacrament, hetzelfde offer, dezelfde sacramentelenbsp;bewoordingen. Aan hel nevensstaande altaar las een melchilernbsp;priester de H. Mis. De rijkdom vat] zijn plegtgewaad, de bekoorlijkheid zijner uitspraak, helgroot aantal gewijde ceremoniën en de bevallige deftigheid, waarmeê hij die ver-rigtle, dat alles te zamen vormde een zóó harmonisch geheel,nbsp;dat er het hart tot de innigste godvrucht leeder door werdnbsp;gestemd.

De Armeniër, statig en hoog-ernstig van voorkomen, verscheen nu mede op zijne beurt. Hij had een soort vannbsp;pauslijke kroon, of zoogenaamde Tiara ^ met een kruis innbsp;top, op hel hoofd; zijne kasuifel, met weidsche guirlandes innbsp;’t goud geborduurd, is in den trant onzer koorkappen. Denbsp;majestueuze eenvoud der ceremoniën , waarmeê hij de H. Offerande opdroeg, zijn schoon ooslersch karakter van hoofdnbsp;en blik, zijn lange zwarte baard drukten eene waardigheidnbsp;en ernst uit, die een elk lol eerbied en ontzag stemden. Iknbsp;stelde mij hier den H. Basilius voor, terwijl hij in het bijzijnnbsp;van keizer Valens de H. Misofferande aan God opdroeg, ennbsp;alleen door de majesteit van zijn persoon den kelterschennbsp;vorst sidderen doet.

-ocr page 141-

LATIJNSCIIE , GRIEKSCIIE , ARMENISCHE , MAUONITISCIIE MIS. 155

Een maroniler bisschep kwam nu bij al die oostersche rilus ook nog den zijnen voegen. Hij hield een klein kruis,nbsp;even als dat van onze bisschoppen, in de hand (en wel tol denbsp;consecratie toe), waarmeé hij, zich lot het volk wendende,nbsp;meermalen de menigte den zegen gaf. Zijn mijter of Cidari.snbsp;hield hij nagenoeg tol aan de elevatie op het hoofd. Denbsp;diaken en subdiaken droegen lange en wijde groene luniken ,nbsp;van onder met een paars-fluweelen rand in goud geborduurd. Over hunne schouders hing een soort van schitterendnbsp;paars-fluweelen mantellje met gouden stralen geborduurd.nbsp;De zang der Oosterlingen is, even als die van alle aan eenenbsp;langdurige slavernij onderworpen natiën, droefgeestig ennbsp;eentoonig. Ik vergat nog Ie zeggen, dat al de levieten langenbsp;hgl- en donkerroode of groene luniken droegen, met eennbsp;gouden kruis op de schouders, op de armen en op de borst.

Al deze talen, al deze ritus en al deze vormen, die, in weèrvvil hunner verscheidenheid, zich in dezelfde éénheidnbsp;oplossen, zetten op de katholieke Kerk een godlijken stempel.nbsp;Ja, op dien dag, mogt ik zeggen, ooggetuige te zijn vannbsp;den luister, waarin, naar hel profetisch woord, de eeuwigenbsp;bruid van den Zone Gods, zich vertoont in al de volheid vannbsp;haar praalgewaad, zij, aan wie haar hemelsche Bruidegom ,nbsp;tot onderscheidingsleeken, een in goud geslikt kleed heeftnbsp;geschonken, schitterend van velerhande kleur 1).

Toen de dienst voor goed was afgeloopen, kwam een der directeuren van bel collegie mij en mijne jonge reisgezellen allerbeleefdst tol het ontbijt uitnoodigen. Wij weigerdennbsp;te vergeefs, maar moesten aan het bestaande gebruik toege-ven-, en zoo dan zalen wij daar, wij, priesters uit alle dedennbsp;der wereld, wij, die zoo even, in de groote éénheid des

1) Aslilit Regina a dextris tuis in vestitu dcaurato, circumilata variefate. Ps. 114.

12

-ocr page 142-

i54 HET DRIEVOUDIG ROME.

Geloofs, ééne-en-dezelftle offerande aan God hadden opgedragen , daar zalen wij allen broederlijk te zaïnen neder rond een grooten, nederigen disch , waar wij in volmaakte eendragtnbsp;onderling hetzelfde brood braken en aten, als ten sprekendnbsp;beeld dier verheven broederschap, welke het chrislendom-alléén op aarde verwezenlijken kon. Wester- en Oosterlingen,nbsp;Grieken, Armeniërs, Kopten en Maroniten, broeders, dienbsp;elkaér nooit gezien hadden, en waarschijnlijk nimmer wedernbsp;zouden zien, allen aten hier hetzelfde brood, spraken hiernbsp;dezelfde taal, ondervonden hier dezelfde gewaarwordingen.nbsp;Te midden eener door de schandelijkste eigenbaat beheerschtenbsp;en verdorven wereld , hielden onze christen-vooroudereri doornbsp;hunne gemeenschaplijke Liefdemalen den band der gewijdenbsp;broedermin onverbroken steeds te zaam, en leverden zijnbsp;elkander zoodoende de naauw-vereenigde kelen, schakel voornbsp;schakel, hand aan hand , met leederen nadruk over, als lotnbsp;een afspiegeling der liefde-eeuheid, gevestigd in het vleeschnbsp;en in het bloed van een, hun lot spijze geworden God. Ennbsp;zoo dan wil Rome, dat op den plegtigen Driekoningen-fëestdagnbsp;al de priesters, die in de Propaganda het H. Misoffer opdroegen, aan denzelfden broederdisch zullen neêrzitten. Ziedaar alzoo wederom die algemeene Kerk, steeds dezelfde,nbsp;altijd katholiek in geest en in leering; ziedaar op nieuw Rome,nbsp;steeds hetzelfde, immer getrouw in het bewaren en handhaven der schoone herinneringen van het verleden.

En, als om dat grootsch tafereel der levende éénheid van hel calholicismus te vollooijen, volgt nu op den broederdischnbsp;of het liefdemaal [Jgape) het feest der talen: deze pleglig-heid had den 10. Januarij plaats. Niets ter wereld kan daarbijnbsp;in schilderachtigheid en indrukwekkendheid halen. Aan hetnbsp;uiteinde eener ruime, rijk versierde zaal was eene tribunenbsp;opgeslagen , waar, te midden in, op een met scharlaken-rood

-ocr page 143-

155

HET FEEST DER TAEEÏT.

fluweel overdekt voetstuk het borstbeeld van den H. Vader, als doorluchtig middelpunt der katholieke eenheid, prijkte.nbsp;Zoowel de tribune, als geheel de zaal, waren met zitplaatsennbsp;bezet; de eerste voor de kweekelingen der Propaganda, denbsp;laatste voor de toeschouwers bij het feest. De kardinalen zettennbsp;zich op de voor hen bestemde plaatsen bij de tribune neder,nbsp;en daarmeé nam de plegligheid vervolgens terstond eennbsp;aanvang.

Een jonge Amerikaan van Philadelphia, die den voorzit-tersstoel bekleedde, opende de zitting met eene allerbevalligst voorgedragen redevoering in hel latijn. Hij schetste met geestdrift dien eeuwig-gedenkwaardigen dag, toen de Zon dernbsp;geregtigheid voor de wereld was opgegaan, hoe de Wijzennbsp;uit den Doste de eenheid des Geloofs aan de krebbe vannbsp;Bethlehem hadden weêrgevonden, en hoe de stralen van datnbsp;godlijk, onverdoofbaar licht weldadig uit hel katholiekenbsp;brandpunt waren afgestraald en tot zelfs in de digtste en donkerste wouden der nieuwe wereld neêrgeschoten. Al deze ennbsp;nog veel meer andere edele gedachten vloeiden den jeugdigennbsp;redenaar van de welsprekende lippen, doch niet als een volkomen geheel, maar veeleer als slechts eene inleiding, alsnbsp;een grondloon, waarop zoo straks, een voor een, de telgennbsp;van alle volkeren elk een verschillend loflied zouden aanhefl^en.nbsp;En dit geschiedde: achtervolgens namen negen-en-dertignbsp;verschillende redenaars, in even zooveele talen, het woordnbsp;op, en spraken ons daar, Ireurleiings, toe in het hebreeuwsch,nbsp;syrisch, samaritaansch , chaldeeuwsch , arabisch, turksch ,nbsp;armenisch, persisch, sabeïsch, grieksch, peguaansch, ta-nioulsch, kurdisch, georgisch , iersch , scholsch, illyrischnbsp;bulgaarsch, poolsch, hoogduilsch, engelsch, hoilandsch,nbsp;indisch , spaansch, portugeesch, fraosch, albaneesch , cop-tisch, ethiopisch en chineesch van alle soorten. Elk wereld-

-ocr page 144-

i5G HET DRIEVOUDIG HOME.

deel had hier zijne vertegenwoordigers en tolk, elk in zijne taal en tongval luide verkondigende de groole eenheid vannbsp;het katholieke geloof. Indedaad, het scheen alsof thans, tenbsp;dezer gewijde plaatse, vernieuwd werd het wonderwerk vannbsp;den Pinksterdag te Jerusalem, waar zich uit alle natiën ,nbsp;die onder den hemel %ijn, mannen bevonden, wier mond^nbsp;elk in %yne eigen spraak , de grootheid Gods verkondigde.nbsp;Voorwaar, zulk een tooneel, éénig in alle opzigten, kannbsp;Rome-alleen opleveren!

En, zeker, niets zonderlinger, niets verwonderlijker kan men zich wel voorstellen, dan al die verschillende klanken,nbsp;al die onderscheiden gelaatsuitdrukkingen te hooren en tenbsp;zien. De Arabier spreekt als in maatgeluid, de Pers, daarentegen, deelt elke lettergreep, .scherp, ais op zich-zelvenbsp;staande, af; dePeguaan, met zijn bronskleurig gelaat, schijntnbsp;zijne allerzoetvloeijendste taal eerder te zingen, dan te spreken;nbsp;de gitzwartgelokte Turk gorgelt zijne loonen in woorden uit,nbsp;terwijl de ethiopische neger ons trof door zijne tegelijk zachtenbsp;en toch zeer manlijke taal. De kleine, vlugge Schot, die hemnbsp;opvolgde, boeide een ieder door de bevalligheid, waarrneênbsp;hij zijn stug-spitsch dialect als vleijend wist voor te dragen.nbsp;Tol dusverre was alles, met eerbiedige stille, naauwleltendnbsp;aangehoord; doch hooger nog steeg de aandacht, toen denbsp;Chinezen van Chan-si en van Hu-guan optraden, en eene ccloganbsp;(herderskout) voordroegen, die met daverende toejuiching werdnbsp;begroet. Toen zij daarna zich tot een trio vormden , en een liednbsp;aanhieven, dat werklijk een koorzang heeten mogl, kwam ernbsp;aan het handgeklap der vergaderde menigte geen einde, vóórdat een kleine Chinees uit Canton met zijne kinderlijkenbsp;slem op de allerlieflijksle wijze ons oor kwam vergastennbsp;door het voordragen eener proeve van zijne taal, klinkendenbsp;als de loon eener leedere fluit, eener mandoline of van wat

-ocr page 145-

GEWAARWOBDIJiGEN. 137

ge u ook maar eenigzins slreelends, roerends, aanvalligs of bekoorlijks voor kunt stellen; zóó toch luidt het Canton-chi-neesch dialect in den vriendlijken mond van een kind. Tennbsp;slotte, en om het schitlrend feest eene glanzende kroon opnbsp;te zetten, traden een Indiaan, een Turk en Albanees, elknbsp;met eene verschillende dankrede op, welke zij, als kweekelin-gen der Propaganda, ieder ongeveer twaalf jaren oud, innbsp;keurig italiaansch tot de toehoorders rigtten, als een erken-telijkheidsblijk voor de eer, hun door het ter feestvieringnbsp;opgekomen publiek bewezen.

Elk der aanwezeoden smaakt bij dit katholiek feest een aan zijne meerdere of mindere taalkennis juist-geëvenredigdnbsp;genoegen; maar de éénige in geheel de wereld, die in staatnbsp;is, om er alles in zijne hoogste volkomenheid van te genieten, is de kardinaal Mezzofanti, de groote taalreus, hetnbsp;levend Pinksterwonder, doch dien allen hier, tot ieders grootste teleurstelling, hier te vergeefs zochten. Op mijne vraag,nbsp;waarom hij op het feest niet was verschenen, gaf men mijnbsp;het bevallig italiaansch antwoord: è poco bene; « hij isnbsp;ongesteld. »

Doch welke ook de trap van geestontwikkeling zijn moge, waarop hij, die deze plegligheid bij woont, hooger of lagernbsp;geplaatst is, zeker toch zal het feest der talen op elk ernstignbsp;gemoed een zeer diepen indruk te weeg brengen, en daarinnbsp;onuiiwischbre sporen achterlaten, als zoo geheel en zoonbsp;volkomen den stempel dragende der eenheid van het katholieke Geloof: immers, heeft in de eeuwige Offerande, opnbsp;hetzelfde altaar, door priesters van alle natiën opgedragen, ennbsp;evenzoo ook in het daarop gevolgde broedermaal , de liefde-eenheid zich schitlrend vertoond , gelijk die door het Evangelienbsp;onder hel metischdom herstelden gevestigd is; hier, bij hetnbsp;talenfeesl doel zich niet minder luisterrijk voor de éénheid des

-ocr page 146-

158 HET DRIEVOÜDIG ROME.

geloofs, ten spijt van het verschil der spraken en tongvallen van de volkeren; alzoo eene dubbele plegtigheid, het catholicismus voorstellende als de kracht, die den menschnbsp;van uit Adams zondeval opgebeurd en hersteld beeft, terwijlnbsp;zij hem tevens, bij het lot éénheid brengen van al hetnbsp;tijdelijke, voorbereidt tot de eenheid der toekomst, waaraan geen einde meer wezen zal. En dan, daarenboven nog,nbsp;dat roerend gezigt dier jeugdige Propaganda-kweekelingen!nbsp;Onvergetelijk, ja, is dat alles! Immers, daar zijn zij uitnbsp;hunne wieg en bakermat vijf, zesduizend mijlen ver vannbsp;de vier eindpalen der wereld herwaarts heengekomen, dienbsp;edele jongelingen, wier streven den apostelstaf of de martelkroon ten doel heeft. Zie (zoo zeide ik in mij-zelven),nbsp;wie weet hoevelen van uit dezen edelen kring, van uitnbsp;dit voortreflijk, belangwekkend jongerental, binnen weinigenbsp;jaren, onder de vrecslijksle folteringen, hun leven voornbsp;de heilige zaak des Evangelies ten offer zullen hebbennbsp;gebragt; en daarom prentte ik dan ook al hunne namen diepnbsp;in mijn geheugen, en hunne gelaatstrekken diep in mijnnbsp;gemoed, opdat, zoo ilikwevf de Jaar6oe/ien der f^erbrei-ding des Geloofs (/es Annales de la Propagation de lanbsp;Foi) van hunnen chrisllijken heldenmoed zouden gewagen,nbsp;ik daarbij mogt kunnen zeggen: « Ik heb hem gezien, iknbsp;heb hem gehoord den missionaris, die daar het Evangelienbsp;heeft bezegeld met zijn bloed. » Voorwaar, er ligt eennbsp;groot geluk, een onverganklijke roem en een onschatbaarnbsp;voordeel in opgesloten, om, al ware hel ook slechts eenmaal, een heilige, een martelaar op den levensweg tenbsp;hebben ontmoet.

-ocr page 147-

159

DE QüIKINALIS.

7 JaouariJ.

De Quirinalis. — Tempel van God Fidius. — Tempel van Quiri-nus. — Het Quirinaal-plein. — Bijzonderheden, het Conclave betreffende. — Herinneringen. — Wegvoering van Pins VH.

De oude en nieuwe Quirinalis was het onderwerp onzer beschouwing voor dezen dag. In de oude wijk van ^Itanbsp;Semita gelegen, leveren de enkele bouwvallen, die daar nognbsp;over zijn, vele merkwaardige herinneringen op. De badennbsp;van Paulus, aan den voet des bergs gebouwd, besloegen,nbsp;tenminste gedeeltelijk, de thans bij verbastering genoemdenbsp;ia Magnanapoli. Men meent, dat de onder het kloosternbsp;der H. Catharina van Sienna gevonden overblijfsels van eennbsp;soort van theater, een gedeelte dezer vermaarde badplaatsnbsp;uitmaakten. Wat daarvan ook zij, de tuinen van het paleis-Aldobrandini, in deze buurt gelegen, strekken zich uit langsnbsp;de helling van den aloudennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heuvel, die eenmaal

zoo groote vermaardheid had wegens den zich aldaar bevindenden tempel van den God der goede trouw, of Dius Fidius. Een gebeiteld stuk marmer stelt zinnebeeldig denbsp;Goede Trouw voor, zoo als de ouden die begrepen. Regtsnbsp;ziet men een man in volle kracht, met een kleed, zoo alsnbsp;men dat in vredestijd droeg, en daarbij het woord: Honor.nbsp;Links staat eene vrouw, even zoo gekleed, en met eennbsp;lauwerkrans op het hoofd. Het woord Feritas is daarbijnbsp;te lezen. Die twee personen geven elkander de hand, ennbsp;tusschen hen beiden in bevindt zich een aanvallig kindnbsp;stemmig van gelaatsuitdrukking, en met de woorden:nbsp;Dies FiDiis rond het hoofd. Op een ander fragment staat,nbsp;in plaats van de straks-genoemde woorden, Jmor, en daarboven: Fidei simulacrum. De tempel van Fidius was on-

-ocr page 148-

140 HET DHIEVOUDIG ROME.

overdekt, opdat de góden van den Olympus ooggetuigen zouden kunnen zijn van de plegtiglieden, die er in plaatsnbsp;hadden. Zoo blijkt nu daaruit, dat, naar de opvatting dernbsp;Romeinen, de Eer, de Waarheid, en de innerlijke gemoedsstemming der kontraktanten, die den hemel tot getuigenbsp;van de opregtheid hunner bedoeling namen, de waarborgennbsp;waren der bezworen trouw. Indedaad, ik zou niet weten,nbsp;welke uitdrukking daarvoor meer passend kon gevondennbsp;worden. In den tempel van Fidius bewaarde het romeinschnbsp;patriotismus, met edel zelfbehagen, het weeftuig van Tana-quilla, des Ouden Tarquinius gemalin 1).

Niet ver vandaar en bij de Jesuilenkerk van Sint-An-dreas, .stond de tempel van Quirinus: men weet, dat dit dezelfde is, die ook Romulus genoemd wordt. Nadat dezenbsp;vorst gestorven was, rees bij het volk een vermoeden, datnbsp;de senatoren hem van kant hadden gemaakt, waarvan eennbsp;burgeroorlog hel noodlottig gevolg dreigde te worden. Doch ,nbsp;op eens, vertoont Julius Proculus zich aan hel volk, ennbsp;bevestigt met duren eede, dal Quirinus (Romuius), met bo-venmenschlijken luister omsiraald, hem op den, sedert Qui-rinaalschen berg genoemden, heuvel verschenen was, ennbsp;belast had met het verkondigen aan het romeinsche volknbsp;van een eeuwigdurend gebied. Ten gevolge daarvan werdnbsp;Romulus onder de góden gerangschikt, en als Quirinus •^ev-eerd in een tempel, op dezen berg gebouwd. De dictatornbsp;Papirius plaatste op dit gebouw den eersten zonnewijzer,nbsp;dien men te Rome zag. De Fortuna publica, de Sahtsnbsp;publica, en ik weet niet wat al góden en godinnen meer,nbsp;hadden in dezen omtrek tempels. Hier ’ter plaatse waren ooknbsp;de Thermen van Konstantijn, een prachtig bouwwerk, welks

1) Plin. I. Vlll, c. 48.

-ocr page 149-

HET OCIRINAAL. 141

schoonste sieraad wellijjt de twee wit-manneren paarden geweest zijn, die zich thans voor het Quirinaal-paleis aannbsp;het bewonderend oog vertoonen.

Dit paleis, door Paulus III. aangevangen, door Gregorius XIII., Sixtus V. en Clemens VIII. voortgezet, werd door Paulus V., uit den huize Borghese, voltooid. De pausen bewonen het gedurende den zomer, dewijl deze wijk alsdan gezonder is dan die van het Valikaausche paleis. Tegen de maandnbsp;van October verlaat de H. Vader wederom dit verblijf, om zichnbsp;dan naar het kasteel Gandolfo te begeven, vier mijlen afstandsnbsp;van Rome, op de hoogten van Albano, gelegen, en waarnbsp;hij de wa/arta-maanden,, of het kwade jaargetijde, doorbrengt. Op het Quirinaal, even als op het Vatikaan, hebben de schoone kunsten zich glan.srijk gezeteld. De receptiezaal, de groole of koninklijke zaal, alsmede de Paulijnschenbsp;kapel, door Pius Vil. gerestaureerd, getuigen om strijd zoonbsp;van den kieschen smaak veler schilders en beeldhouwers,nbsp;als van de onbekrompen mildheid der hoogepriesters, waarnbsp;hel den luister der kunsten geldt. Tot in de jongste dagennbsp;werden de conclaven meestal op het Vatikaan gehouden,nbsp;thans evenwel hebben zij plaats in het Quirinaal 1),

Deze omstandigheid verpligt den chrislen-reiziger, om eene opzetlijke studie te maken van een paleis, waar denbsp;katholieke wereld haar opperhoofd ontvangt, en aan de roemvolle keten der opperherders telkens een nieuwe schakel wordtnbsp;toegevoegd, die haar verlengt en doorvoert tol aan de voleinding der eeuwen. Evenwel, om zéér belangwekkend te worden.

1) Notizie istoriche delle stagioni, etc., da Francesco ConceUieri, p. — Cairemoniale contlnens ritus electionis rornanl Vontificis,nbsp;etc., cui prafiguntur constitutiones pontificiEe et concillorum decretanbsp;ad eam rem pertinentia. ln-4°, Rorase, 1728.

Drievoodig Uome. — II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;10

-ocr page 150-

Ii2 HET DRIEVOUDIG ROME.

vordert deze studie eenige bijzonderheden betreffende de verkiezing der pausen vooraf.

Zoodra dan de H. Vader overleden is , vertoont zich de kar-dinaal-kamerling , in paars gewaad, aan de deur zijner kamer, waarop hij drie slagen geeft met een gouden hamer, telkennbsp;male, luider stemme , den paus roepende, bij zijn doopnaam,nbsp;familie-naam en naam van paus. Na eene korte poze zegt hij,nbsp;in tegenwoordigheid der kamerklerken en van de apostolischenbsp;notarissen, die van deze plegligheid acte nemen: Hij is dminbsp;dood. Men stelt nu dienzelfden kardinaal den Visschersring ternbsp;hand, dien hij, ten bijwezen van het H. Collegie, met den-zelfden hamer verbrijzelt. De stukken worden het eigendom vannbsp;den ceremoniemeester. Na van het Vatikaan bezit genomen tenbsp;hebben, zendt hij wachten uit, ter bezetting van het kasteelnbsp;Sint-Angelo en van de poorten der stad. Zoodra nu de noodigenbsp;veiligheidsmaatregelen voor Rome genomen zijn, verlaat denbsp;kardinaal, in rijtuig gezeten, het paleis, voorafgegaan doornbsp;den kapitein der pauslijke lijfwacht, en omringd door de zwit-sersche hellebaardiers, die Zijne Heiligheid gewoónlijk vergezellen. Bij het vertrek van dezen trein wordt de groote klok vannbsp;het Kapitool geluid, en daarmede de dood van den paus openlijk aangekondigd. Gelijktijdig vangen al de kerkklokken aannbsp;met luiden en brengen de treurmare geheel Rome door.nbsp;Terwijl de geloovigen hunne gebeden aanvangen, vergadertnbsp;de regering der stad, en zendt eenig krijgsvolk van het Kapitoolnbsp;naar de verschillende gevangenissen heen, teneinde de wegensnbsp;geringe misdaden gegijzelden uil den kerker te doen ontslaan.nbsp;Middelerwijl worden door het H. Collegie buitengewone couriers afgezonden aan alle zich elders bevindende kardinalen,nbsp;met verzoek, om zich onmiddelijk naar Rome in het connbsp;clave te begeven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Intusschen blijft, gedurende negen dagen, het lijk van

-ocr page 151-

145

BIJZONDERHEDEN, HET CONCLAVE BETREFFENDE.

den paus in de valikaansche basiliek — Sint-Pieter — voor hel volk len toon gestéld, dat in overgroole menigte hem denbsp;voeten komt kussen. Den negenden dag wordt, na voorafgegane lijkplegligheid, het stoflijk overblijfsel van den ontslapennbsp;opperherder in een voorloopig graf bijgezet. Daags daarnanbsp;komen de kardinalen in Sint-Pieter bij elkander, en leest denbsp;kardinaal-deken de Mis van den H. Geest, voor de verkiezingnbsp;van den nieuwen paus. Dienzelfden dag vergadert het H. Col-fegie in de kerk van den H. Sylvester op hel Quirinaal, ennbsp;begeeft zich vandaar, onder den Veni Creator , in processie,nbsp;naar het conclave. De uitgeslrekte zijde van hel Quirinaal-paleis, aan de Fia Pia gelegen, is in hare geheele lengtenbsp;in cellen verdeeld, die enkel met een planken beschot vannbsp;elkaèr gescheiden zijn. Elke cel bevat verschillende kleinenbsp;aparlementen en kabinetjes, die door den kardinaal en zijnenbsp;conclavislen betrokken worden. In de kamer van den kardinaalnbsp;is te naauwernood plaats voor een bed, vijf of zes stoelen ennbsp;eene tafel; het vertrekje, dat er naast ligt, is voor een conclavist bestemd en ingerigt. Boven de kamer van den kardinaal , is een vertrek voor een tweeden conclavist, met tweenbsp;apartemenijes op zijde, waarvan één lot kapel, en het andernbsp;voor eetvertrek dient. Al deze cellen zijn van binnen en vannbsp;buiten met groene saai behangen, uitgezonderd die, welkenbsp;de door den overleden paus benoemde kardinalen bewonen,nbsp;wier wanden, namelijk, van builen met paarse saai, van binnennbsp;met eene wollen slof van diezelfde kleur behangen zijn; elke kardinaal doet zijn w'apen plaatsen op de deur van zijn apartemenf.

Zoodra de kardinalen zich in het conclave bevinden, Iaat men hen de bullen lezen, die betrekking hebben op de verkiezing van den paus, en allen leggen den eed af, dat zijnbsp;die sliplelijk zullen nakomen. De ceremoniemeester doet hennbsp;opmerken, dal zij zich niet in het conclave moeten opslui-

-ocr page 152-

1 44 nbsp;nbsp;nbsp;HET DRIEVOUDIG ROME.

ten, wanneer zij niet voornemens zijn, om, volgens het voorschrift der bullen, daar tot den einde toe te blijven. De gouverneur van het conclave en de maarschalk der H. Kerknbsp;vangen daarna aan met het uitzeilen der schildwachten, ternbsp;plaatse, waar zij dit noodig achten, tot beveiliging van hetnbsp;collegie, met de gewijde keuze belast. De prinsen der Kerknbsp;thans in hunne cellen gevestigd zijnde, zoo worden de deurennbsp;van hel paleis alsmede de vensters, met vrijlating van eenenbsp;bovenruit, digt gemetseld, zoodat er in het conclave nietnbsp;meer dan een schemerlicht doordringt, overeenstemmendenbsp;met den plegtigen ernst van het hoogst-gewiglig werk, datnbsp;daar binnen zal worden verrigt. De gemeenschap met builennbsp;wordt bewerkstelligd door middel van draaibakken of zoogenaamde ^oz/rs, ongeveer zoo als rnen die in sommigenbsp;strenge kloosters aantreft. Deze draai- of schuifladen hebbennbsp;twee sloten, een aan de binnen- en een aan de buitenzijde,nbsp;gelijk zulks mede het geval is met de éénige deur, die nietnbsp;digtgemetseld wordt, doch alleen dient, om de kardinalen ofnbsp;conclavislen uit te laten, die in het conclave ziek moglen zijnnbsp;geworden. De sleutels van het buitenslot der schuifladen zijnnbsp;in bewaring gesteld bij den prelaat-gouverneur van het conclave; die van het binnenslot berusten in handen van dennbsp;ceremoniemeester. De prins Savelli heeft de builensleulels dernbsp;hoofddeur onder zich, en zulks ten gevolge van een privilegie,nbsp;door de pausen aan zijne overoud-adelijke familie verleend. Alnbsp;den tijd, dien het conclave duurt, blijft hij, nacht en dag,nbsp;aan het hoofd eener talrijke troepenbezelting, bij deze deurnbsp;op wacht. De kardinaal-kamerling is in het bezit der binnen-sleutels van deze zelfde deur, gelijk mede van die van eennbsp;klein poortvenslerlje, dat alleen geopend wordt tot het doornbsp;de kardinalen, hoofden van kloosterorden, verleenen van audiëntie aan de gezanten der katholieke mogendheden.

-ocr page 153-

143

Tegen den avond gaan de kardinaal-deken en de kardinaal-kamerling zich in persoon vergewissen, dat alles in behoorlijke orde is. Behalve de kardinalen en hunne conclavislen bevindennbsp;zich in het conclave vier ceremoniemeesters, de secretarisnbsp;van hel H. Collegie, eenige ordesgeestelijken, lol biechthoo-ren, twee geneesheeren, een heelmeester, een apotheker,nbsp;met twee provisors, twee baardscheerders en twee barbiersjongens, een metselaarsbaas, een timmermansbaas, en eennbsp;dertigtal knechts, facchini genaamd, bestemd tol hel grovenbsp;werk. Als het uur van den maaltijd daar is, gaan de bedienden van de kardinalen in de keukens de voor hunne meestersnbsp;bestemde spijzen afhalen. Zoodra zij voor de schuiflade komen,nbsp;roepen zij den naam van hunnen kardinaal af, waarop denbsp;zich aan de binnenzijde bevindende conclavist de verschillendenbsp;gereglen door de knechts van het conclave laat aannemen ennbsp;in de cel van den kardinaal op tafel brengen. Zoodra al.^nbsp;wat lot het maal behoort, doorgelaten is, komt een innbsp;’t paars gekleed beambte, de censor, met een zilveren stafnbsp;in de hand, om aan de buitenzijde de schuifkas weêr tenbsp;sluiten, waarna de hem vergezellende prelaat er het zegelnbsp;van zijn wapen oplegt. De ceremoniemeester doet datzelfdenbsp;aan de binnenzijde. De prelaten, die met de zorg en hetnbsp;toezigt over deze aangelegenheid, als met een eerepost, belast worden, zijn gedeputeerden van het H. Collegie, en welnbsp;bisschoppen, auditeurs der Rota, kamerklerken en romeinschenbsp;conservatoren. Wanneer men met een kardinaal, of met iemandnbsp;anders uit het conclave wil spreken, zoo moet men zichnbsp;daartoe, op de hiervoor bepaalde uren, aanmelden, en magnbsp;het gesprek nooit, tenzij in het bijzijn der wachters van hetnbsp;conclave, met luider slem , in het italiaansch of latijn gehouden worden, in voege, dal een ieder het verslaan kan.nbsp;Ziedaar, in ’t algemeen, de voorzorgsmaatregelen, die er zijn

13

-ocr page 154-

146 HET DRIEVOÜDIG ROME.

genomen, om alle ongeoorloofd verkeer naar buiten te beletten, en tevens aan het conclave de volle vrijheid te verschaffen, dienbsp;noodig is, om zich, los van alle bekommering, uitsluitendnbsp;met zijne verheven taak te kunnen bezig houden.

Behalve deze stoflijke middelen van voorzorg, worden er ook nog andere van gewijden aard aangewend. Op last van dennbsp;kardinaal-vicaris , lezen alle priesters, zoolang de H. Stoel ledignbsp;staat, in de H. Mis het collecte-gebed pro eligendo summanbsp;Pontijice (ter verkiezing van den paus). Ingevolge hel voorschrift van Gregorius X., is het H. Sacrament, tezelfdennbsp;einde, in een groot aantal kerken, even als gedurende hetnbsp;gebed van veertig uren, voor de geloovigen uitgezet. Onderwijl de verschillende broederschappen van Rome daarbij ’s morgens en ’s namiddags de in dit geval voorgeschreven gebedennbsp;en litaniën komen lezen en zingen, begeeft zich de geestelijkheid rnet de bedelorden, eiken dag, in processie, van uitnbsp;de kerk der H. Apostelen naar het Quirinaal-paleis heen, on-derwege- God vurig biddende, dat de te doene keuze gelukkignbsp;zij. Middelerwijl, smeekt het H. Collegie den Hemel onophoudelijk om het noodige lieht. Daags na het bijeenkomen innbsp;het conclave, leest de kardinaal-deken eene stille Mis vannbsp;den H. Geest, waarin al zijne ambtgenoolen ter communienbsp;gaan, en welke hij voorts vurig aanspoort, om met allennbsp;ernst zich aan de hun opgelegde heilige taak te wijden.nbsp;En daarmede nu vangt dan het groote werk aan. Eiken avondnbsp;en lederen ochtend vergaderen de kardinalen in de kapel,nbsp;waar de stemming plaats heeft. De oproeping daartoe geschiedtnbsp;op deze wijze: ten zes ure ’s morgens, en ten twee ure innbsp;den namiddag, gaal een der ceremoniemeesters geheel hetnbsp;conclave rond, om de kardinalen, met eene schel, kennisnbsp;te geven, dat zij zich zullen hebben te vergaderen: Ad ca-pellam^ Domini; « Emmenti'én, ter kapelle! » lederen

-ocr page 155-

Ml

BIJZONDERHEDEN. HET CONCLAVE BETREFFENDE.

avond ten negen ure, gaal dezelfde ceremoniemeester met de schel wederom rond, om de kardinalen in hunne cellen terug tenbsp;roepen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cellam, Domini; « Eminonti'én, ter celle! »

De stemopneming geschiedt met groole plegtigheid. Te midden der Paulijnsche kapel slaat eene lange tafel, waaropnbsp;twee kelken geplaatst zijn, verordend om de stembiljetten tenbsp;ontvangen. Op dezelfde tafel ligt het formulier van den eed,nbsp;dien iedere kardinaal te doen heeft, alvorens zijne slem uitnbsp;te brengen. Die eed luidt als volgt 1): «Ik neem tot getuigenbsp;Jesiis-Chrislus, onzen Heer, die mij moet oordeelen, dat iknbsp;hem verkies, dien ik, volgens God, geloof, dat gekozennbsp;worden moet, en dal ik ditzelfde doen zal bij hel accessit. »nbsp;Tol het accessit gaat men, namelijk, over, wanneer uit denbsp;stemopneming blijkt, dat niet éénder kandidaten tweederdennbsp;der stemmen (zijnde het vereischie getal) op zich vereenigdnbsp;heeft. In dit geval kunnen de kardinalen beslissen voor hem,nbsp;die de meeste stemmen heeft verkregen. Zij accederen (ofnbsp;vallen dan bij) tot de stemmenmeerderheid hunner ambtge-noolen , en vandaar dus ook de naam van accessit, die aannbsp;deze wijze van stemming gegeven wordt. In hel voorbijgaannbsp;zij hier herinnerd, dat dit laalsl-bedoelde gebruik reeds innbsp;het oude Rome gevolgd werd. De senator, die eens andersnbsp;gevoelen deelde , stond op, en plaatste zich nevens hem; of,nbsp;indien hij wilde blijven zitten, dan zeide hij alleen, metnbsp;luider slem: Accedo ad idem' « ik stem dezen bij ^ of, iknbsp;voeg mij bij dezen. »

Om de goede verstandhouding lusschen de natiën en den paus ongeschonden te bcw'aren, wil de Kerk aan de grootenbsp;katholieke mogendheden het regt wel toestaan van den kar-

1) « Testor Christum Dominum, qui me judicatiirus est, cllgere quem secundum Deurn judlco eligere debere, et quod idem in accessunbsp;praïstabo. »

-ocr page 156-

148 HET DRIEVOUDIG ROME.

dinaal, die hun niet welgevallig mogt zijn, uit te sluiten 1). Oostenrijk, Frankrijk en Spanje hebben het voorregt van hetnbsp;veto. Doch men houde daarbij in het oog, dat elke kroonnbsp;slechts één-enkelen kardinaal mag uitsluiten. Om, in zekerenbsp;gevallen, dezen invloed onschadelijk te maken, — als waardoor toch de achtbaarste leden van het H. Collegie, somsnbsp;zeer ten onregte, van den pauslijken zetel verstoken zoudennbsp;kunnen worden, — zoo handelt het conclave te dien aanziennbsp;steeds met de meest-mogelijke omzigtigheid en het hoogstenbsp;beleid. Zoodra het, namelijk, bemerkt, dat eene of anderenbsp;mogendheid den een of anderen kardinaal zou willen uitgesloten hebben, dan stelt men reeds terstond aan dat hof ernbsp;een voor, dien men te voren weet, dal niet aangenaam is,nbsp;en zoodoende heeft dan de toegestane weigering, zondernbsp;eenigen schadelijken invloed, van-zelve plaats, en gaal hetnbsp;conclave dan vervolgens lot den eigenlijken kandidaat %ijnernbsp;stemming' over, waartegen de eenmaal geraadpleegde mogendheid, bij gebrek van een tweede weigeringsregt, nu nietsnbsp;meer inbrengen kan.

Wij hebben reeds gezegd, dal, volgens de bulle van Sixtus V., twee-derden der stemmen toereikend zijn tot bevestiging der uilgebragle keus. Zoodra nu de slemopnemers bevonden hebben, dat een lid van het H. Collegie deze meerderheid op zich vereenigd heeft, dan roept een hunner, met luid-verheven stem, den naam van dien kardinaal af, zeggende:nbsp;Cardinalis N; « de kardinaal N. » Naauwelijks is ditnbsp;geschied, of de jongste kardinaal-diaken roert de schel, en opnbsp;dit leeken komen de ceremoniemeester en de secretaris vannbsp;het H. Collegie de kapel binnen; vervolgens treden de drienbsp;kardinalen, hoofden van kloosterorden, naar den verkoren

1) Sommigen beweren, dat dit slechts een aangematigd regt is, men weet niet wanneer en door wien bet eerst uitgeoefend.

-ocr page 157-

149

BIJZONDERHEDEN, HET CONCLiVE BETREFFENDE.

kardinaal heen, en vraagt hem de kardinaal-deken: « Neemt gij de canonisch plaats gehad hebbende keuze, die u tot pausnbsp;verklaard heeft, aan » 1)? Zoodra de aanneming gebleken is,nbsp;worden al de troonhemels, boven de zetels der kardinalen geplaatst, met uilzoadering van dien des nieuw-beaoemdeunbsp;opperpriesters, weggenomen. De kardinalen, dieregts en linksnbsp;naast hem zaten, verwijderen zich nu, als uil eerbied, van hunnenbsp;zetels, teneinde alzoo een eerst bewijs te geven van de hulde,nbsp;door hen aan hel oppergezag des pas-verkorenen toe te brengen , en als een stilzwijgend teeken, dat zij nu voortaan ophouden zijns gelijken te zijn.

Daarna verzoekt de kardinaal-deken den nieuw-benoemden opperherder, dat hij den naam zal gelieven aan te duiden,nbsp;dien hij als paus verkiest te dragen. Tot het jaar 1009 warennbsp;de pausen gewoon, hun eigen doopnaam te voeren-, doch denbsp;toen benoemde opperpriester heette Petrus, die evenwel dennbsp;heiligen naam, door den Zaligmaker aan den prins der apostelen gegeven, niet dragen wilde, en alzoo dien van Sergius IV.nbsp;aannam. Sedert hebben de opperherders, bij hel bestijgen vannbsp;den H. Stoel, altijd een anderen naam aangenomen. Zoodranbsp;deze formaliteit nu is afgeloopen, maakt de eerste ceremoniemeester eene officiële oorkonde van de plaats gehad hebbendenbsp;verkiezing op, waarna de twee eerste kardinalen-diakenen dennbsp;nieuwen paus naar achter hel hoogaltaar geleiden, waar denbsp;andere ceremoniemeesters hem bekleeden met de versierselennbsp;zijner waardigheid, als: eene soutane van witte moiré, eennbsp;gordel met gouden eikels, een koorrok van fijne wol, eennbsp;schoudermantel van rood satijn, met hermelijn omboord,nbsp;eene stola met goud geborduurd, wille kousen, en rood-fluweelen pantoffels, met een gouden kruis beslikt. Voorts

1) Acceptasne eleclionera de te cauonice factam in sammum pon-tificem ?

-ocr page 158-

ISO HET DRIEVOUDIG ROME.

draagt men hem in den zetel tot voor het altaar, waar de kardinalen, te beginnen met den kardinaal-deken, hem dennbsp;voetkus komen geven, en vervolgens de hand kussen; denbsp;H. Vader geeft hun , daarentegen, den kus van vrede oj) denbsp;wang. De kardinaal-kamerling steekt hem den visschersringnbsp;aan den vinger, die door den paus vervolgens aan den ceremoniemeester wordt toeverlrouwd, om er den naam van dennbsp;nieuwen opvolger des H. Petrus in te doen graveren. En nunbsp;begeeft zich de eerste kardinaal-diaken, door den eerstennbsp;ceremoniemeester en de zangers der pauslijke kapel, die dennbsp;lofzang: Ecce Sacerdos Magnus ; « ziedaar den groetennbsp;opperp7'iesterf » aanheffen, voorafgegaan, naar de loge, dienbsp;op het Quirinaals-plein uilziet, om aan het daar vergaderdenbsp;volk de gedane keuze bekend te maken. Op het gezigt vannbsp;den kardinaal, maakt zich eene onbeschrijflijke gewaarwordingnbsp;van de digt op elkander gedrongen volksmenigte meester:nbsp;vurige nieuwsgierigheid , uit blakende belangstelling geboren ,nbsp;en met godsdienstigen ernst gepaard; een plegtig zwijgennbsp;duidt de hooge mate van opmerkzaamheid aan, waarmeê denbsp;schare in gespannen verwachting het groote nipuws te gemoetnbsp;ziet. En daar klinkt het dan, luider stemme, onder de roer-looze drommen, den kardinaal van de lippen: « Ik verkondignbsp;u eene groote vreugde; wij hebben tol paus verkregen zijnenbsp;eminentie den hoogwaardigen kardinaal der heilige roomschenbsp;Kerk N. N., die den naam van N. aangenomen heeft 1). »nbsp;En op dat blij berigt nu schatert het volk zijne vreugdenbsp;teugelloos uit; de trom wordt alomme geroerd, de trompetnbsp;overal gestoken; de batterijen van Sint-Angelo daveren vannbsp;de salvo's, door Rome’s artillerie, uit alle vuurmonden tegelijk,

1) Annuntio vobis gaudiutn magnum; habemus papam , Eminen-flssimura ac Reverendissimum Dominiim N. N. tituli S. N. sanctan roinanaD Ecclesiae cardinalem N..... qui sibi nomen imposuit N.....

-ocr page 159-

151

leu blijdschapsleeken gelost, en zich vermengende met den statigen galm der klokken van de drie honderd kerken der Eeuwige Stad. Volgens een overoud gebruik bestormt het volk nunbsp;het conclave, breekt er de deuren van open, en neemt alles wegnbsp;en meê, wat daarin gevonden wordt. De kardinalen, hieropnbsp;bedacht, zorgen dan ook, dat vooraf geborgen wordt, watnbsp;men niet gaarne kwijt zou wezen. Middelerwijl is de opperpriester naar het altaar der Paulijnsche kapel heengedragen,nbsp;waar hij op nieuw de hulde van het H. Collegie in het bijzijn van al het toegestroomde volk, ontvangt. Nadat het Tenbsp;Deum gezongen is, zegent hij de menigte als opperherdernbsp;voor de eerste maal. ’s Avonds is geheel de stad luisterrijknbsp;verlicht, terwijl de H. Vader eene groote hoeveelheid brood ennbsp;wijn, benevens eene aanzienlijke somme gelds onder de armennbsp;verdeelen doet.

Als de krooningsdag daar is, draagt men den paus, in plegtige en prachtige staatsie, naar Sint-Pieters basiliek heen.nbsp;Terwijl de stoet den koninklijken trap van het Vatikaan afkomt , zingt de pauslijke kapel hel; Ecee Sacerdos Magnus!nbsp;Bij den portiek, aan het voorportaal, wacht het kapittel vannbsp;Sint-Pieter Zijne Heiligheid in, en begroet haar met de verheven toonen van het Tu es Petrus ; « gy zijt Petrus ! »nbsp;De H. Vader treedt van den draagzetel, of sedia af, zoodranbsp;hij bij de kapel van hel H. Sacrament gekomen is, en neemtnbsp;vervolgens plaats op het altaar, dat voor den Pieters stoelnbsp;slaat. Terwijl hij daar de hulde der kardinalen ontvangt,nbsp;wordt het Te Deum gezongen, waarna de nieuwe opperherder,nbsp;voor de eerste maal in de hoofdkerk der christenwereld, denbsp;onafzienbre schaar van geloovigen, die den onmetelijkennbsp;tempel vervullen, zegent.

De krooning heeft gewoonlijk des zondags na de verkiezing plaats, en geschiedt in Sint-Pieter. Sedert den H. Sylves-

-ocr page 160-

152 HET DRIEVOUDIG ROME.

ter, wien Konslantijn de kroon gaf, hebben de pausen die altijd gedragen, ten leeken van het koningschap en de opper-magt door Jesus Christus aan den H. Petrus over geheel denbsp;Kerk verleend. Eene tweede kroon werd bij de eerste gevoegd,nbsp;EOO niet door Nicolaas 11., in 1058, dan waarschijnlijk doornbsp;Bonifacius Vlll., in 1294, of, op zijn laatst, door Clemens V.,nbsp;in 1505. — Benediclus XII., in 1534 , ürbanus V., in 1562,nbsp;of, volgens anderen, Bonifacius IX., in 1389, hebben denbsp;derde kroon er bijgedaan 1).

Als de H. Vader op zijn troon zitting heeft genomen, stemt hij de Tet'cen aan, onderwijl hij met het pau.slijk gewaad bekleed wordt. De kardinalen, prelaten en bisschoppennbsp;kleeden zich in ’t wil en zetten hunne mijters op; vervolgensnbsp;trekken zij in processie het koor rond, en ziet men daarbijnbsp;een ceremoniemeester, die een zilveren staf voert, waaraannbsp;eenig zijden weefdraad vast is gehecht. Bij de kapel van denbsp;HH. Procus en Martinianus gekomen, wendt hij zich tol dennbsp;paus, en, knielende, wordt door een klerk der pauslijkenbsp;kapel dat weefdraad met een waslicht in brand gestoken;nbsp;daarna staat hij op, en zingt den H. Vader toe; Pater Sancte^nbsp;sic transit gloria mtindi; « B. ader^ zóó yaat 's werelds glorie voorbij ! •gt;

Als de processie terugkomt, begint de Mis. Zoodra de Gloria in excelsis gezongen is, wordt men eene grootenbsp;beweging in hel koor gewaar: de eerste kardinaal-diaken,nbsp;door de auditeurs der Rota en de consistoriaal-advokaten vergezeld , begeeft zich in de grafstede van de HH. apostelen

1) Zie betreklijk de voorafgaande en nog volgende bijzonderheden : Riganti, De regul. Cancell.; Roeca, Thesaur. antiquit,; Caneellieri,nbsp;Motizie dei diversi siti in cui sono stati tenuti i conclavi nella cittdnbsp;di Roma; Coeremoniale continens ritus electionis S. Pontif, RomiE,nbsp;in-4'’; Chapelles Papales, door G. Mozoni, etc.

-ocr page 161-

BIJZONDERHEDEN, HET CONCLAVE BETREFFENDE.

Petrus en Paulus, onder het hoogaltaar, of de zoogenaamde Confessie van Sint-Pieter; en nu hoort men van uil de onderkerk lot driewerf toe: « Christus , verhoor ons ! » Het koor antwoordtnbsp;daarop: « Leve onze heer N.^ door God tot opperpriesternbsp;en alcjemeenen paus verkoren \)! » Dit is de kroonings-litanie, waarvan de oorsprong zich in den nacht der eeuwennbsp;verliest. Ik weel niet, of er wel iels plegligers dan dit gebednbsp;bestaat, opstijgende van uil het graf der apostelen, en van ondernbsp;den verheven Sint-Pieters-koepel ten hemel omhoog gezonden.

1) Exaudi, Christel Het koor; Domino Nostro N. a Deo decreto Summo Pontifiei et universali Pap» vita !

Exaudi, Christel Het koor: Domino Nostro N. a Deo decreto Sum-roo Pontifiei et universali Papae vita 1

Exaudi, Christel Het koor; Domino Nostro N. a Deo decreto Sum-nio Pontifiei et universali nbsp;nbsp;nbsp;Papsenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vitanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

Salvator mundi ! nbsp;nbsp;nbsp;Hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;koor:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iliumnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;adjuva!

Salvator mundi 1 nbsp;nbsp;nbsp;Hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;koor;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iliumnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;adjuva!

Salvator mundi! nbsp;nbsp;nbsp;Hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;koor:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iliumnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;adjuva!

Sancta Maria! nbsp;nbsp;nbsp;Hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;koor;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iliumnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;adjuva!

Sancta Maria! nbsp;nbsp;nbsp;Hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;koor:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iliumnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;adjuva!

Sancte Michael! Het koor: Tu ilium adjuva!

Sancte Gabriel! Het koor; Tu ilium adjuva!

Sancte Raphael! Het koor; Tu ilium adjuva!

Sancte Joannes Baptista! Het koor: Tu ilium adjuva!

Sancte Petre! nbsp;nbsp;nbsp;Hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;koor;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iliumnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;adjuva!

Sancte Paule! nbsp;nbsp;nbsp;Hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;koor:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iliumnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;adjuva!

Sancte Andrea! Het koor: Tu ilium adjuva!

Sancte Stephane! Het koor; Tu ilium adjuva!

Sancte Leo! Het koor: Tu ilium adjuva!

Sancte Gregori! Het koor: Tu ilium adjuva!

Sancte Benedicte! Het koor; Tu ilium adjuva!

Sancte Basilü Het koor: Tu ilium adjuva!

Sancte Saba! Het koor; Tu ilium adjuva!

Sancta Agnesi Het koor; Tu ilium adjuva!

Sancta Cecilia! Het koor: Tu ilium adjuva!

Sancta Lucia! Het koor; Tu ilium adjuva!

14

Drievoudig Rome. — II. D.eel,

-ocr page 162-

1S4 HET DRIEVOUDIG ROME.

Na (Je Mis ontvangt de H. Vader de onderscheidingsteeko-nen der dubbele waardiglieid van opperpriester en koning, die hem boven alle zigtbare maglen verheft. De kardinaal-diaken legt hem het pallium over de schouders, zeggende:nbsp;« Ontvang het Pallium , ten teeken der volheid van hetnbsp;pauslijk gezag, ter eere van den alrnagtigen God, der glorievolle Maagd Maria, zijne Moeder, en der welgelukzaligenbsp;apostelen Petrus en Paulus, gelijk mede der heilige Kerk vannbsp;Rome l). » De H. Vader begeeft zich vervolgens naar denbsp;groote .loge van het Valikaan, en de eerste kardinaal-diaken,nbsp;wien de eer is voorbehouden van den paus te kroonen,nbsp;zet hem de Tiara op het hoofd, ten zinnebeeld der koninklijke magt, zeggende: « Ontvang de Tiara, met eene driedubbele kroon getooid, en weet, dat gij zijt de vader dernbsp;prinsen en der koningen, de bemiddelaar der wereld, de stedehouder op aarde van onzen Heer Jesus Christus, wien eere ennbsp;glorie zij in de eeuwen der eeuwen. Amen 2). »

De H. Vader geeft nu het volk den zegen, en vervolgens komt de deken van het H. Gollegie hem, uit naam van al de kardinalen, eene regering van vele jaren — Adnbsp;muUos annos — loewenschen. Op dat oogenblik vertoontnbsp;Rome zich in den vollen glans zijner vreugde: het geschut-gebulder van Sint-Angclo doet zich thans hooren vergezeldnbsp;van de feeslschoten, door de infanterie en kavalerie , in slagorde op Sint-Pieters-plein geschaard, uit geweren, karabijnen en pistolen daverend gelost; ’s avonds is geheel de stadnbsp;wederom feestlijk-schittrend veu'licht.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Accipe Pallium, signum pleiiitudinis pontificalis officii, ad lio-norein omnipotentis Dei et gloriosissimse Virginis Mariae ejus matris,nbsp;et beatorura apostolorum Petri et Pauli, et sanclse Romanse Ecclesise.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Accipe Tiaram tribus coronis ornalam , et scias te esse patreuinbsp;principum et regum , rectorem orbis, in terra vicariuin Salvatoris no-slri Jesu Cbristi, cui est honor etgloria in siscula seeculorum. Amen.

-ocr page 163-

185

BIJZONDERHEDEN , HET CONCLAVE BETREFFENDE.

Als konin{j heeft de opperherder de koninklijke kroon in de valikaansehe basiliek ontvanjjen, doeh als bisschepnbsp;moet hij nu ook nojy zijn bisdom in bezit gaan nemen:nbsp;deze verheven plegligheid, of het zoogenaamde possessornbsp;heeft plaats in de kerk van Sinl-Jan-van-Lateraan, de eerstenbsp;kerk in rang onder alle katholieke kerken; zij is de kathedrale van geheel de wereld, dewijl zij de kathedrale van Rome

is; en ziedaar dan ook de reden, waarom de bisschep der

geheele wereld, de bisschep van Rome, zich, na zijne kroo-ning, derwaarts heenbegeeft. Teneinde des Hemels zegeningen in overvloed over dit plegtig werk te doen nederdalen, laat de H. Vader daags te voren ruime aalmoezen uitreiken,nbsp;brengt hij deze en gene vrome stichtingen tot stand, ennbsp;geeft hij treffende blijken van de kunsten op eene waardigenbsp;wijze tè begunstigen en aan te moedigen.. Het H. Collegie, denbsp;prelaten, de hoofden der geestelijke orden, alle autoriteitennbsp;van Rome begeven zich naar het door den paus bewoondenbsp;paleis. Op het vastgestelde uur zet zich de praaltrein innbsp;beweging, midden door de stad heen en het Kapitoolnbsp;langs, waar een zegeboog voor den koning-opperpriester isnbsp;neêrgezet. De sleutels van het kasteel-Sint-Angelo wordennbsp;hem door den senator, die een elpenbeenen scepter in denbsp;hand heeft, aangeboden. Men gaat het Forum over, ondernbsp;den triomfboog van Titus heen en het Colosseum door, zoogt;-danig , dat de opvolger van Petrus, den galileschen Visscher,nbsp;als verwinnaar zich vertoont op al die punten en plaatsen,nbsp;eenmaal door de wreedheid der dwingelanden en de slagtingnbsp;der martelaren wereldberucht. Van af den Titusboog tot aannbsp;het Colosseum, behangen de Joden geheel den weg met tapijtwerk, en plaatsen regts en links van het pad allerleinbsp;opschriften in ’t Hebreeuwsch en t Latijn, op den nieuwennbsp;paus van toepassing. He opperrabbijn, aan 't hoofd zijner

-ocr page 164-

136

HET DRIEVODDIG HOME.

ambtgenoolen, biedt Zijne Heiligrheirt een hebreenvvschen bijbel aan, diende H. Vader aanneemt, zeggende: « Het is te vergeefs, dat gij den Messias waclit, door dit boek u beloofd; reeds voor meer dan achttien eeuwen is hij verschenen;nbsp;weêrstreef de bewezen waarheid toch niet langer; » en hijnbsp;smeekt den Heere, dat hij den noodloltigen blinddoek doenbsp;wegvallen, die Israël van het licht berooft.

Onder het voorportaal van Sinl-Jan-van-Laleraan gekomen, wordt de paus door den kardinaal-aarlspriesler, in naam vannbsp;het kapittel, ontvangen en begroet. De sleutels der basiliek,nbsp;één van goud en één van zilver, worden hem in een kostbaren,nbsp;met bloemen gevulden .schotel, aangeboden. Daarbij heft denbsp;pauslijke kapel deze woorden van den profeet aan: « Hij heeftnbsp;den nooddruftige opgebeurd van de aarde, om hem te plaatsennbsp;lusschen de vorsten van zijn volk. » Geheel de basiliek is metnbsp;in goud gegalonneerde roode slof behangen, en overal met op denbsp;feestviering toepaslijke bijschriften en spreuken versierd. Nanbsp;de huldebetuiging van het H. Collegieen het zingen van het Tenbsp;Deum, ontvangt de H. Vader, op zijnen troon gezeten, vannbsp;den eersten kardinaal-diaken eenige gedenkpenningen, ter gelegenheid dezer inbezitneming (van het bisdom) geslagen. Elkenbsp;kardinaal ontvangt er twee in zijnen mijter, een gouden en eennbsp;zilveren, en kust tevens den paus de hand. De trein stelt zichnbsp;voorts wederom in beweging naar de galerij, die boven hetnbsp;voorportaal is, vanwaar de opperherder den plegtigen zegennbsp;geeft. Vervolgens werpt men een groot aantal kleine zilverennbsp;muntstukjes, met de wapenen van den nieuwen paus gestempeld, als strooipenningen onder het volk, daarbij uitroepende:nbsp;« Mei volle handen heeft hij den armen gegeven ; disper~nbsp;sit, dedit pauperibus. »

Ziedaar de voornaamste plegligheden, die de verkiezing des stedehouders van Jesus Christus vergezellen en opvoigen. Men

i

-ocr page 165-

BBB


157

WEGVOERING VAN PlCS VII.

gevoelt zich gelukkig, om, onder den indruk en te midden van zoo treffende herinneringen, het paleis te bezoeken, waarnbsp;deze grootsche, deze verheven, deze heilige handeling plaatsnbsp;grijpt. Doch, moge het Quirinaal u den luister van hetnbsp;pausdom schiltrend voor oogen stellen, het brengt unbsp;tevens ook menige bladzijde van smarte uit zijne jaarboekennbsp;droevig voor den geest. Of, konden wij, fransche reizigers,nbsp;vergelen zijn, wat er in dit vermaard paleis ’s nachts vannbsp;den 5. op den 6. Julij 1809 voorviel? De generaal Radel,nbsp;vanToskane herwaarts gezonden, om den edelen Pius VII. opnbsp;te ligten, hield het Quirinaal omsingeld. Ladders, tegen denbsp;tuinmuren en den boog, die het paleis met de naastgelegen straat verbindt, geplaatst, verschaften den trawanten vannbsp;het Geweld gelegenheid, om het verblijf van den H. Vader binnen te dringen , zonder dal eenige weêrsland daar tegen opnbsp;kwam. Radel stond, aan het hoofd zijner helpers, ten drienbsp;ure in den ochtendstond, op den drempel van hel vertrek,nbsp;door den hoogepriesler bewoond. Eenige oogenblikken laternbsp;werd Christus stedehouder, door zijn getrouwen minister, dennbsp;edelen kardinaal Pacca, vergezeld, in een digl-gesloten rijtuignbsp;vervoerd en met verhaaste posten naar Florence hecngebragt.nbsp;Men ging door de Porla del Popolo (volkspoorl) uit. « Weldra , — zoo zegt de kardinaal Pacca , — vroeg de H. Vadernbsp;mij of ik wel wal geld bij mij had ? » — « Ik antwoordde:nbsp;Uwe Heiligheid heeft gezien, dat ik in haar aparlement gevangen ben genomen, en hel is mij niet vergund geweest, naarnbsp;het mijne terug te keeren. » Daarop haalden wij onze beurzennbsp;voorden dag, en, in weèrwil van de smart en droefenis,nbsp;waarin wij gedompeld waren door ons te zien ontscheurennbsp;aan Rome en te zien scheiden van zijn goed volk, kondennbsp;wij ons toch niet van lagchen onthouden, toen de beurs vannbsp;den paus niets meer dan één fapetto (twintig bajokken,

14

-ocr page 166-

158 HET DRIEVOUDIG ROME.

ongeveer tien stuivers van ons geld) bevatte, en de mijne enkel drie grosse (vijftien bajokken, nagenoeg veertig centen)nbsp;opleverde. Wij hadden noch eenige verversching, noch klee-deren, noch linnen tot verschooning. De paus toonde aannbsp;den generaal Radet zijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, zeggende: « Ziedaar alles,

wat ons van geheel ons vorstendom is overgebleven i). » Rome, steeds het beginsel huldigende eener zorgvuldige bewaring vannbsp;alle historische gedenkteekenen, heeft ook de sporen van hetnbsp;aan den onsterflijken opperherder in het Quirinaal gepleegdnbsp;geweld in stand gehouden: de door fransche handen verbrijzeldenbsp;vensters zijn nog altijd daar, om de heiligschennende daad ennbsp;de wijze, hoe ze gepleegd werd , telkens, in het geheugen terugnbsp;te roepen. Is er wel een Franschman die, bij datgezigt, denbsp;oogen niet zal nederslaan ?

Het Quirinaal bevat een heiligdom, waarin geen christen-reiziger den voet zonder den diepsten eerbied zetten zal: het Custode^ of eene reeks van weidsche zalen, waar Rome denbsp;reliquiën der martelaren bewaart. Al de helden des Christendoms zijn daar vertegenwoordigd: het is er een echt brandpunt van heldenmoed en overwinningsluister. Daar toch bevinden zich de ligchamen der martelaren, uit de katakomben herwaarts heengebragt 2), en vandaar worden ook aan alle kerkennbsp;der christenheid de reliquiën afgezonden, die in de verschillende gemeenten getuigenis gaan geven van de reuzenkrachtennbsp;des geloofs bij de vestiging der Kerk, en die deze krachten ooknbsp;wederom zullen gaan verlevendigen in de dagen der onverschilligheid van later eeuw. Doch over dit onderwerp zal ik, bij hetnbsp;behandelen der katakomben, meer in het breedvoerige spreken.nbsp;Alvorens het Quirinaal te verlaten, wierpen wij nog een laatsten

1) nbsp;nbsp;nbsp;Memoires du Gard. Pacca.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Tenminste gedeeltelijk, want ook in de Apollinaris-kerk worden er vele bewaard.

-ocr page 167-

189

FONTEINEN VAN ROME.

blik op het plein, dat er voor ligt, een onregelmatig geheel, doch hetgeen vorstlijk wordt opgeluisterd door het pauslijknbsp;paleis, gelijk mede door het paleis der ConsuUa. Een andernbsp;sieraad van dit plein. Motile Cavallo geheeten, is de obelisknbsp;van Augustus’-grafgesticht. Even als die van Santa-Maria-Maggiore verheft zij zich te midden van een fonteinwerk, tus-schen de twee kolossale beelden van Gastor en Pollux, elknbsp;meteen steigerend paard aan den teugel. Deze springbron schietnbsp;in groote hoeveelheid hoog in de lucht hare wateren op,nbsp;die nedervloeijen in een prachtig bekken van oostersch graniet,nbsp;dat op het Forum, tegen over de Mamertijnsche gevangenis,nbsp;gevonden werd. Het bedoelde monument der beide halfgodennbsp;kwetst minder den kunstzin dan wel het gewone oog des voorbijgangers, door de hoogst-onvoegzame naaktheid dier beelden.nbsp;Do laatste zonnestralen, die daar spiegelden op den grootennbsp;voorgevel van het Quirinaal, herinnerden ons, dat het tijdnbsp;werd, onze studiën voor dezen dag te staken; en zoo dannbsp;spoedden wij ons over het plein van Trevi, langs de Propaganda,nbsp;naar onze woning in de straat der due Macelli terug.

Januarij.

Fonteinen van Rome. — Waterleidingen der oude Romeinen. — Het krachtvermogen der Eeuwige Stad.

Reeds bij tijds begaven wij ons, tot voortzetting onzer nasporingen, naar de wijk der colonna op het pad; doch, onder wege de fontein van Trevi langs komende, konden wijnbsp;onmogelijk haar voorbijgaan, zonder er, tenminste voor eennbsp;oogenblik, eene meer bepaalde aandacht op te vestigen.nbsp;Rome, door zoovele en zoo grootsche monumenten vermaard,nbsp;onderscheidt zich vooral door zijne fonteinen, zoodat men

-ocr page 168-

lt;60 HET DRIEVOÜDIG ROME.

ECggen kan, dat het, in dit opzigt, nergens een wedergade vinden zal. De fontein van Moses, van Paulina, van hetnbsp;plein Navona en van Trevi overtreffen alles, wat mennbsp;van dien aard ergens zal vinden, niet slechts door prachtnbsp;van sieraden, maar tevens door den rijken overvloed vannbsp;water. Elders, ja, heeft men óók fontein werken, maarnbsp;onbeduidend van sprong, en die het langs verholen onder-aardsche wegen aangevoerde water ook weêr onder den grondnbsp;in houten of steenen bakken opvangen , en zóó tot gedurig herhaald gebruik bewaren. Maar hier zijn het echte rivieren, die,nbsp;van tien tot vijftien mijlen ver, over prachtige zegebogennbsp;heen, den waterlol aan het koninklijk volk komen aanbiedennbsp;met slroomen, die daar nedergolven in groolsche bekkensnbsp;van marmer of van graniet, omringd docr beelden zondernbsp;lal, of wel van lusschen kunstmatig aangelegde rotsen heen-springen, in hoogst-bedrieglijke nabootsing der levende natuur.nbsp;Aan dien luister herkent men, tenminste gedeeltelijk, hoenbsp;het moderne Rome den erfschat van zijne vaderen glansrijknbsp;heeft welen te handhaven. Het heidensche Rome, ja, wistnbsp;een stempel van groolschheid op al zijne werken te drukken , die alomme blijken deed van de wereldbeheerschendenbsp;kracht, die het bezielde; wij hebben dat bewonderd indenbsp;riool werken der stad, en moesten zulks ook hier, ten aanzien harer fonteinen herhalen. Alzoo dan in verrukkingnbsp;opgetogen slaande voor hel bevallige wit-marmeren bekkennbsp;op het plein van Trevi, steeds lot den boord toe met hetnbsp;maagdelijk kristallijn eener zilverblanke walergolving gevuld,nbsp;bragten wij ook dit onderwerp ons , lot eene nieuwe slof vannbsp;bespiegeling der oude romeinsehe grootheid, levendig voornbsp;den geest terug, en ziehier wat wij meenden, er van tenbsp;moeten opteekenen.

Tot het jaar 442 toe vergenoegden de Romeinen zich

-ocr page 169-

WATERLEIDINGEN DER OUDE ROMEINEN. 161

mei het water van den Tiber, van eenige putten en van ettelijke .springbronnen. Omstreeks dien tijd beproefde denbsp;censor Appius Claudius, bijgenaamd de filinde, om eenenbsp;bron, op drie mijlen afstands van Rome, aan den wegnbsp;naar Frenesie gelegen, binnen de stad te brengen. Hij behaalde den roem der overwinning, en gaf zijnen naamnbsp;aan de eerste waterleiding, welke Rome bezat 1). Nu eensnbsp;diep in het ingewand der bergen verborgen, dan weder hoognbsp;in de lucht over prachtige booggewelven heenstroomend,nbsp;kwam, eindelijk, die rivier hare wateren bij Ac, porta Capena uitstorten, vanwaar zij voortliep tot in het veld vannbsp;Mars 2). Het gezigt van dit wonderwerk, overigens zoonbsp;nuttig voor de gezondheidsbevordering van de stad, alsnbsp;meêwerkende tot de steeds meer en meer toenemende weeldenbsp;der Romeinen, bragt onder hen een edelen wedijver te weeg.nbsp;De censors, de edilen, gelijk mede de pretors, wildennbsp;allen Rome met een dergelijk monument verrijken.

De Anio vetus werd door de censors Denlalus en Lucius Papirius Cursor, in het jaar 481, de stad binnen geleid. De krijgsgevangen soldaten van Pyrrhus en de schatten , op dezen vorst buitgemaakt, strekten tot middel, om die groolsche waterleiding tot stand te brengen. Ver bovennbsp;Tivoli aanvangende, vereenigde zij zich bij de porta Capena met die van Claudius. Zij besloeg in hare geheele lengtenbsp;zestien en eene halve mijl, waarvan vijf-zesde gedeelte ondernbsp;den grond, en het overige daarboven was aangelegd 5).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Per Appiurn Claudium censorem via facta et .aqua .inducta est,nbsp;qüEe ip.sius nomine nuneupatur. Cas,siod.; Frontin., De Aqucednct. , Ï5;nbsp;Tit. Liv., IX, 29.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Frontin., id.\ Nardini, p. 446.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Frontin., 3.

-ocr page 170-

162

HET DRIEVOUDIG ROME.

De Tepula, wier bron, elf mijlen van Rome verwijderd , aan de via Latina gelegen was, werd door de censors Gajusnbsp;Servilius Cepio en Lucius Cassius Longinus, in het jaar 682,nbsp;door middel eener waterleiding naar Rome gevoerd 1).

De Martia^ wegens zijne frischheid van alle romeinsche wateren het meest beroemd, werd door den pretor Quintusnbsp;Martius 2) aangebragt, Het ontsproot uit de Sabijnsche bergen,nbsp;doorstroomde het land der Marsen en het meer Ficino; vervolgens kwam het naar Rome in eene waterleiding van drie-en-twinlig en drie kwart mijlen lang 5); twintig en eenenbsp;halve daarvan liepen er onder den grond, en de rest ernbsp;boven, voor de helft ongeveer in reusachtige booggewelven.

De Julia ^ in het jaar 721, onder het consulaat van Augustus, door Agrippa naar Rome gevoerd, ontstond innbsp;de bergen van Tusculum 4), bij de via Latina, op twaalfnbsp;mijlen afstands van Rome, waar zij aan de zijde dernbsp;Porta maggiore binnenvloeide en naar den Quirinaal heen-stroomde.

Het water, Firgo (de Maagd) genaamd, hel helderste en gezondste van al, werd, in het jaar 535, mede doornbsp;Agrippa naar Rome geleid. De naam is ontleend van eennbsp;jong meisje, dat het op den weg van Preneste, op zesnbsp;mijlen afstands van Rome, ontdekte. De waterleiding liepnbsp;vijf mijlen onder den grond , en voorts er boven in booggewelven 5) tol de stad toe door, waar zij langs de via Nomentananbsp;binnenkwam, onder aan den berg Pincius heenliep, en

1) nbsp;nbsp;nbsp;Frontin., S.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Clarissiraa aqnarum omnium in toto orbe frigoris, salubrita-tisque patma prseconio urbis Martia est inter reliqua Deum muneranbsp;urbl fribiifa. — Plin., lib. XXXI , c. 3.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Plin., id., ld.; Frontin,, id.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Dio., lib. XLVllt.

ö) Plin., lib. XXXI, c. 3; Front., 3.

-ocr page 171-

WATEllLEIDINGEN DER OUDE ROMEINEN. 165

uitstroomde boven de tuinen van Salluslius, niet verre van de plaats, waar zich thans Trinit'a-de'-monti'aG'svüAi. Daarnbsp;wordt de maag-delijke bron in twee takken gesplitst, waarvan de een zich naar de (déarom) zoogenaamde straat dernbsp;Condoiti uitstrekt, in de rigting der Naumachia (of hetnbsp;scheepstheater) van Domitiaan; terwijl de andere aan denbsp;fontein van Trevi water geeft. Talrijke kanalen voerden hetnbsp;in overvloed naar de uitgestrekte vlakten van hel Marsveldnbsp;heen, gelijk mede naar de zevende en de negende wijk dernbsp;stad. Ten gevolge der gedurige oorlogen , zoek geraakt, werdnbsp;deze bron, waarop de Romeinen zoo hoogen prijs stelden,nbsp;hun door de welwillende zorg der pausen, eindelijk, hergeven. Gregorius Xlll. bewerkstelligde, dat dit water, geheelnbsp;de stad door, overal waar zulks slechts eenigermale mogelijknbsp;was, heen werd geleid, en zoo dan vloeide het weldra innbsp;breede stroomen , zoowel op het volksplein [Fiazza del Po-polo), als op dat der Rotonde, der Colonna en van de Na-vona. Standbeelden, obelisken, prachtige bekkens en rijkenbsp;vazen van graniet en brons, meesterstukken van kunst,nbsp;werden overal onbekrompen aangebragt, en tot sieraad diernbsp;heerlijke waterwerken gebezigd.

De Jlsealina was een geschenk van Augustus-zelven. Dit water had zijn oorsprong in het meer van denzelfdennbsp;naam, op acht mijlen afslands, aan den weg van Claudiusnbsp;gelegen 1). Het diende nagenoeg enkel voor de scheepsthea-ters en voor hel Transleverijnsch (over den Tiber liggend)nbsp;kwartier. Dit water droeg den naam van aqua Augusta^ diennbsp;hel deelde met dat van eene andere zeer rijke bron, welkenbsp;dezelfde keizer, door middel van eene prachtige waterleiding,nbsp;met het aqua Marlia vereenigde. Overigens diende eerstgenoemde om aan de laalst-gemelde, ingeval van behoefte,

1) Frontin., b.

-ocr page 172-

HET DRIEVOUDIG ROME.

te gemoet Ie komen 1). De opvolgers van Octavius volgden diens voetspoor, ja, overtroffen hem nog in praal en kwistigheid ten aanzien van het telkens heenvoeren van nieuwenbsp;bronnen naar Rome. Weldra telde men er veertien, waar,nbsp;met volle gemak, een man te paard kon doorrijden 2).

De merkwaardigste van allen, zoo door omvang als door grootschheid van aanleg, was de waterleiding van Claudius,nbsp;wier verbazingwekkende bouwvallen door de geheele romein-sche, zoogenaamde, Campagna heenloopen. Doch, wat zeg ik,nbsp;bouwvallen? De waterleiding-zelve beslaat nog, en zelfs hedennbsp;ten dage wordt een groot gedeelte van het tot verkwikking ennbsp;verfraaijing der stad benoodigde water, daar langs derwaartsnbsp;heengeleid. Door Calligula aangevangen, en door Claudiusnbsp;voltooid, voerde deze waterleiding een stroom van Subiaco,nbsp;veertig mijlen ver, naar Rome heen, en zulks over eene hoogte,nbsp;die de zeven heuvelen te boven gaat, zoodanig, dat het water,nbsp;voorheen, op den top van den Aventinus zich ontlastende,nbsp;nu vandaar in prachtig-breede golven tot in het dal van dennbsp;grooten Circus neêrvloeide 5). Plinius de Oude doet ons verbaasd staan, wanneer hij zegt, dat zulk een waterwerk slechtsnbsp;drie en een half miljoen guldens kostte. Men houde daarbij

1) nbsp;nbsp;nbsp;frontin., S.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Romae aquseductus cleccm ct quatuor numero suiit cocto exnbsp;latere per priscos homines sedificati, ct latilodine et simul proi'un-ditate, ut aeqnitans vir aliqui.s ipso cum equo per eo.s superne eva-dcre liberius queat. — Procop. de Bell. Gothic., 1. IV. — Victornbsp;telt er 20.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Vicit antecedentes aquarum ductu.s novissimuin impendiumnbsp;operis inclioati a C. Caesare et peracti a Claudio : quippe a quadra-gesimo lapide ad eani excelsitatein ut in omnes urbis montes leva-rentur , influxere Curtius et Caeruleus fontes. — Plin., XXXVI,nbsp;IS. — Claudiam per tantam fastigii molera sic ad Aventiiii caputnbsp;esse perductam, ut cum ibi ex alto lapsa ceciderit, cacumen illudnbsp;excelsum , quasi imam vallem irrigare videatur. — Cassiod.

-ocr page 173-

165

WATEULEIDINGEN DER CEDE ROMEINEN.

evenwel in het oogr, dat de handen-arbeid niet werd betaald. Krijgsgevangenen, ongelukkige slaven, zegt ons, met hoeveelnbsp;duizenden van handen gij daar aan het werk zijl geweest,nbsp;om zulk een reuzen-aanleg te volvoeren!

De Jtiio novus, een heldere beek, die uil hel Sabijnsche gebergte, aan de zijde vanSubiaco, op t\veegt;en-veertig mijlennbsp;afslands van Rome, ontsprong, kwam door de waterleiding vannbsp;Claudius de stad binnen 1). De beek van Hercules doorliep nagenoeg denzelfden afstand , en volgde denzelfden weg. Na metnbsp;verbazing die werken beschouwd te hebben, lol wier uitvoering geheel de wereld niet meer in slaat zou zijn 2), begavennbsp;wij ons naar het westlijk gedeelte der stad, te welen naarnbsp;den Valikaan en den Janiculus. Daar verbeidden ons nieuwenbsp;proeven dier romeinsche reuzenkracht, zoo geschikt, om legennbsp;de natuur op te strijden, en van die ontzettende, op denbsp;grootste schaal aangelegde dwingelandij, door den magligenbsp;over den zwakkere uilgeoefend, onder de barbaarsche regeringnbsp;van het trolsch-blinde heidendom.

De prachtige Paulijnsche fontein, krachtig genoeg, om, bij het storten uil de waterleiding, een molenwerk in beweging Ie brengen, is een geschenk, door Trajanus aan Romenbsp;gedaan. Hel was ten jare 112 van onze tijdrekening, dat,nbsp;na roemvollen worstelstrijd tegen den weêrstand der natuur,nbsp;de verwinnaar van Decebalus de rijke wateren van Oriolo ennbsp;van Bassano o) tot boven den Valikaanschen berg, na eennbsp;ontzettend eind wegs te hebben afgelegd, deed heenslroornen.nbsp;Paus Paulus V., die in al, wat waarlijk grootsch is, geen dernbsp;cesars in ’l minste toegaf, deed deze waterleiding in orde her-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Front. 5.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Ad qu* opera p.alranda nunc lotus orbis infirmus videaliir.nbsp;Laniler Albcrius, Descript. ItuL

3) nbsp;nbsp;nbsp;Forum Claudii ct Bassi.

Drievoudig; Rome. — 11. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;1 b

-ocr page 174-

166 HET DRIEVOUDIG ROME.

stellen, en gaf daaraan eene nieuwe, voor de wijk Bor'go en zelfs voor geheel Rome meer iiuUige rigting. Door de zorg van dienzelfden paus verschaft deze waterleiding, door thans dwars dennbsp;Tiber door te komen, aan een groot aantal fonteinen in de binnenstad gedurig voeding: de merkwaardigste daarvan is die op hetnbsp;plein van Farnese, dus genoemd naar een prins der Kerk, dennbsp;kardinaal Odoardo Farnese, die deze prachtige fontein deed op-rigten, en daarvoor het rijke bekken van numidisch graniet tennbsp;geschenke gaf, dat in de Thermen van Caracalla werd gevonden.nbsp;PaulusV. trok echter nog meer partij van de Trajaansche waterleiding. Door de verstandige rigting, welke hij aan den loopnbsp;ervan wist te doen geven, ontvangen de Vatikaansche tuinennbsp;en tevens de twee grootsche fonteinen, welke geheel de wereldnbsp;op het Sint-Pietersplein bewondert, daardoor onafgebroken ennbsp;in vollen overvloed toevoer van het voortreflijkste water. Denbsp;noordelijke fontein werd er op zijnen last en naar het plan vannbsp;den architect ridder Maderna aangelegd, en diende lot modelnbsp;aan de zuidelijke, waarvan de eer aan Clemens X. toekomt, die,nbsp;namelijk, uit wijze voorzorg haar tot stand liet brengen, innbsp;verwachting en ten gerieve dier tallooze pelgrims, welke hetnbsp;heilig jaar 1675 naar Rome slroomen deed. Eindelijk, ondernbsp;Alexander VII. strekte het Trajaansche water om de machi-neriën van het rnunlgebouw in beweging Ie brengen, welkenbsp;waterkrachtstoepassing vermeld wordt in het hier volgendenbsp;opschrift, dat voor de deur van de munt te lezen staat;

ALEXANDER VII. PONT. MAX.

MONETARIAM OFFICINAM IN QUA NOVO ARTIFICIOnbsp;PR.ÏCIPITIS AQUAJ IMPÜLSU VERSATIS ROTISnbsp;MAGNO TEMPORIS OPERiEQUE COMPKNDIOnbsp;NUMMl AFFABRE CELERITERQIIE SIGNENTIIRnbsp;PIIBI.ICAE liTILITATl CONSTRUXITnbsp;ANNO SAL. MDCLXXV.

-ocr page 175-

WATERLEIDINGEN DER OUDE ROMEINEN.

En hiermede hebben wij alzoo een overzigjt geleverd van een der grootste wonderen, welke de stad der cesars en dernbsp;pausen oplevert. Wanneer men de geheele lengte der verschillende waterleidingen zamenvat, die Rome kwamen ver-frisschen, en er de praalgebouwen, pleinen en amphitheatersnbsp;opluisteren, dan bedraagt dit een afstand van honderd dertignbsp;mijlen! Volgens andere berekeningen zou al het dédr ver-eenigde water gelijk staan met eene rivier zoo als de Seine 1).nbsp;En wat nu te zeggen van de hechtheid dier bouwwerken,nbsp;gelijk mede van de hinderpalen, welke men bij den aanlegnbsp;er van te overwinnen had! Eeuwen lang hebben deze kunstmatige waterbeddingen massa’s van onberekenbaar gewigt tenbsp;torschen gehad; daarenboven hebben zij weêr en wind, denbsp;vernielende hand des tijds, de verwoesting der barbaren, denbsp;gedurige beweging en wegslijling van den bodem, met éénnbsp;woord, alle mogelijke kwade kansen voor dergelijke soort vannbsp;bouwwerken te verduren gehad, en zegepralend ze allennbsp;weérstaan; en nog heden ten dage zelfs schijnen de grootschenbsp;overblijfsels er van de eeuwen daarom slechts te tarten, opdatnbsp;tot aan het versie nageslacht een indrukwekkend bewijs vannbsp;Romes onvergelijkbre magt zou worden overgeleverd, ennbsp;daarmeè de roem der Eeuwige Stad onwrikbaar blijve gevestigd. De bouw dezer waterleidingen getuigt niet minder vannbsp;genie dan van kracht en volharding. Bergen doorgraven,nbsp;dalen ophoogen , de ingewanden der aarde dikwerf tol op dertig voeten diepte uit te holen, buizen verwonderlijk hoog innbsp;de lucht op te voeren, die langs eene onafzienbre rij van

1) Rondelet beeft deze tweede berekening uit de gegevens van Frontinus beschrijving opgemaakt: de watermassa te Rome, door denbsp;waterleidingen aangevoerd, stond gelijk aan eene rivier van dertignbsp;voet breed en zes voet diep, met een stroomafloop yan^ dertignbsp;duimen in eene seconde.

-ocr page 176-

i68 HET DRIEVOL’UIG HOME.

soms twee of drie op elkander gjeplaalste boojjgrewelven een stroom in vollen (jang doortogt verleenen: ik vraag het, watnbsp;zijn onze tunnels en onze kleine kanalen bij zulke bouwge-vaarten ?

Overigens is dit een en ander nog maar een gedeelte van wat de romeinsche wateren verwonderlijks opleveren. Wanneer men op deze bouwvallen staande, en bij de fonteinen,nbsp;die door de hand der pausen zijn bewaard gebleven, een weinignbsp;dieper in het stelsel doordringt, dat bij het aanleggen diernbsp;waterwerken werd opgevolgd, dan neemt de verbazing innbsp;verdubbelde mate toe. Want, wanneer deze rivieren voor denbsp;poorten der stad kwamen , dan werden ze of in uilgestrektenbsp;vijvers opgenomen, waar ze haar slib achterlieten, of innbsp;waterkasteelen {castella et dividioula), waar ze de verschillende rigtingen kregen, die voor de stad noodig waren.nbsp;In de dividicula stonden groote bronzen vaten, in den vormnbsp;van trechters, en op wijde looden buizen vaslgezet, waardoornbsp;de noodige hoeveelheid water stroomde, die voor iedere wijk,nbsp;voor eiken scheepsirijd enzv. bestemd was. Putten, die opnbsp;verschillenden afstand waren aangelegd, dienden, om denbsp;huizen, de tuinen, de fonteinen, de drenkbakken en de villa’snbsp;der voorsteden van het noodige water te voorzien 1). Dezenbsp;kasteden waren te Rome wel ruim tweehonderd in getal, ennbsp;men stelle zich die voor, versierd met de standbeelden dernbsp;godheden, onder wier bescherming de wateren gesteld waren;nbsp;voorts die lallooze looden buizen, onder de straten doorloo-pende, als zoovele groote en kleine aderen van dit reuzenlig-chaam; dan die duizenden van drenkbakken en springendenbsp;fonteinen; vervolgens al die , geheel de onmetelijke stad door ,

1) Fliimina per urbem et cloacas vicleri fluere, atque domum prope inudum habere fistulas et cariales quibus aquain iiiducat. —nbsp;Strab.

-ocr page 177-

169

HET KRACHTVERMOGEN DER EEDWIGE STAD.

als ’t ware hoog; in de lucht neèrg;ehang;en stroomen, vloei-jende, in alle rillingen, Rome’s verschillende wijken rond; men stelle, zeg ik, zulk een beeld zich levendig voor dennbsp;geest, en, zeker, zal een ieder volgaarne met Plinius inslem-men, dat in ’t gansch heelal geen wonderwerk méér dannbsp;dat de toejuiching, de hulde der wereld verdiende 1).

Indedaad, zoodanig was de eerste gewaarwording, die zich, onder de herinnering van zulke geniale reuzenwerken , bijnbsp;ons opdeed; maar weldra voegde zich cene tweede daarbij,nbsp;namelijk, het droevig herdenken dier uitgeschudde provinciën,nbsp;dier geketende slaven, met wier handen en schatten dezenbsp;praalgevaarten werden tot stand gebragt, die wel eersteennbsp;vloed van tranen hadden kunnen laten doorvloeijen, alvorens de waterstroomen weg te voeren, door de wulpschenbsp;beheerschers der wereld te hunner dienste noodig geacht.nbsp;De fontein van Trevi had ons dezen dag eene zoo rijke stofnbsp;ter overweging aan de hand gegeven, dat wij daaraan voornbsp;heden volkomen genoeg hadden. Intusschen konden de waterleidingen en fonteinen van Rome ons evenwel de vrienden in Frankrijk niet doen vergelen: alvorens huiswaarts tenbsp;gaan, stapten wij naar het postkantoor heen, om er onzenbsp;brieven af te halen. Doch naauwelijks aan de galerij van hetnbsp;hotel aangekomen, of zie, daar vertoont zich in groote letteren aan ons oog het noodlottigste berigt, dal ons op ditnbsp;oogenblik van vurig verlangen en stellige verwachting treffennbsp;kon; immers, er stond Ie lezen; « I corrieri di Toscana

1) Si qiiis diligentius cestimaverit aquarum abundantiani in publico, in batneis , piscinis, domibus , euripis, liortis, suburbanis vit-lis, spatioque advenienlium exiruclos arcns, monies perfossos, eon-valles sequatas, pafebitur nihil inagis rnirandum fuisse toto orbe terrarum. — Plin. , lib. A.XXVl, ib. — ütagnitudinis Romani inipe-rii id prEeeipuum csse indicium. — Front., b.

18

-ocr page 178-

170 HET DRIEVOUDIG ROME,

e di Bologna non sonogiunli; « hetlt;feen zooveel beleekent, als: Mijne heeren Franschen, van daagf zult gij geen brievennbsp;lezen.

o Jannarij.

De zuil van Antoninus. — Het bliksemend legioen. — Basreliëf. — Edict van Marcus-Aurelius. — De kolom door Sixtus V. hersteld. — Moute-Citorio. — De Fontein. — De Gnomon. — Hetnbsp;Veld van Mars. — De Septa en de Villa publica. — De Tuinen , de Thermen en het Meer van Agrippa.

Reeds vóór negen ure traden wij de wijk der Colonna binnen, dus genaamd naar de zuil van Antoninus, die opnbsp;bet hoofdplein er van slaat. Te midden der stad gelegen,nbsp;beslaat dit kwartier een gedeelte der oude wijken van JUanbsp;Semita en van P^ia lala. Het Colonna-plein is een derregel-niatigste van Rome , en wordt opgeluisterd door eenenbsp;praehlige fontein, gelijk mede door de Colonna Antonina, ofnbsp;zuil van Anioninus, die in de geschiedenis vermaard is alsnbsp;door den senaat voor Marcus-Aurelius-Antoninus opgerigt,nbsp;wegens de door hem op de Marcotnannen, de Quaden ennbsp;andere volken van Duilsehland behaalde overwinningen. Zij isnbsp;van wit marmer, en elf en een half voet in middellijn op honderdnbsp;acht en-veerlig en een half voet hoogte. De bas-reliefs, die ernbsp;van onder lot boven om heenslingeren, stellen de heldenfeiten des keizers voor. Welk een geluk, dal men hier , doornbsp;heidensche hand, een feit, uit die dagen-zelve, in marmernbsp;ziet vereeuwigd, een feit, dat voor het ontluikend ehristen-dom lot zulk eene groote glorie strekt: ik bedoel het zoogenoemd bliksemend legioen. Ten jare 17G stond de keizer metnbsp;zijn leger in het hart van Duilsehland, Door de Quaden misleid,nbsp;hadden de Romeinen zieh in een diep dal, aan alle kantennbsp;van hooge bergen omringd, zonder argwaan gewaagd, toen

-ocr page 179-

HET BlIKSEMESI) LEGIOEN. 171

eensklaps t!e Barbaren zich op de berghoogrten vertoonden, waardoor het romeinsche leger noch voor- noch achterwaartsnbsp;meer heen kon, en ten tweeden male den hoon eener nederlaag als die bij Gaudium scheen te zullen moeten ondergaan. Reeds beginnen de gelederen in wanorde te geraken;nbsp;het mangelt hun aan de noodige krachten tot weêrstand,nbsp;terwijl, bovendien, een vreeslijke dorst de afgematte romeinschenbsp;troepen foltert, daar hun hel drinkwater reeds vijf dagennbsp;lang ontbroken had. In dezen uitersten nood wendt de opperbevelhebber der Preloriaansche benden zich tot Marcus-Aurelius, zeggende: « Gesar, het Melilijnsche legioen, totnbsp;deze legerafdeeling behoorende, is uit christenen zaamgesteld,nbsp;voor wie geene onmogelijkheid bestaal. — « Doe hen, antwoordt de keizer, zich in het gebed begeven! » en zie,nbsp;daar storten al die oude krijgers, van uit het Oosten heen-gekomen, door het overwinnend geloof van den hopmannbsp;uil hel Evangelie bezield, eerbiedig op de kniën, om dennbsp;waarachligen God te smeeken, dat hij in hen zijnen heiligen naam groot make. Naauwelijks nog is hun gebednbsp;voleindigd, of digle wolken bedekken den hemel; de bliksemnbsp;klieft de lucht, en ratelende donderslagen, duizendwerf doornbsp;de echo der bergen weèrkaalst, vervullen den omlrek metnbsp;onlzelling. Daar klettert een vreeslijke hagelslag in stormvlaag neder, en slaat de barbaarsche horden met schriknbsp;uit elkaér, terwijl een verkwikkende regen weldadig denbsp;romeinsche legerscharen als overdaatiwi, « zóódanig, zegtnbsp;een heidensch schrijver, dat men, gelijktijdig en lezelfdernbsp;plaatse, vuur en water van den hemel zag nederdalen, omnbsp;den een te laven en den ander te vernielen, want de bliksem liet de Romeinen ongedeerd, maar zelfs het waler verschroeide de Barbaren als of hel kokende olie geweest ware;nbsp;derwijze, dat zij, schoon doorweekt van nat, nog om water

-ocr page 180-

173 HET DRIEVOUDIG ROME.

schreeuwden, en zich zei ven vreeslijke wonden toebraglen, om het vuur te blusschen, dat hen verteerde. Zij ijldennbsp;wanhopig naar de Romeinen heen, bij wie alleen het waternbsp;verkoelend neêrsloeg. De keizer-zelf toonde zich innignbsp;bewogen. Tot gedachtenis van dit voorval, riep het legernbsp;Marcus-Aurelius ten zevenden male tot Imperator (opperveldheer) uit, en die vorst wilde nu ook, dat het Melitijnschenbsp;legioen voortaan den naam van Legio fulminans, hetnbsp;bliksemende^ zou voeren. Doch, daarbij bleef het nog niet:nbsp;na aan den senaat van het gebeurde berigt gegeven te hebben , vaardigde hij een besluit uit, waardoor de vervolgingnbsp;tegen de christenen een einde nam 1). »

Dit besluit, hetwelk wij nog bezitten, vangt op eene wijze aan, waaruit men zich een juist denkbeeld kan vormennbsp;van den weidschen toon, door de opperheeren der toenmalige wereld in hunnen officiëlen stijl gevoerd: « De Imperator, Gesar, Marcus-Aurelius-Antoninus-Augustus, Farther,nbsp;Germaniër, Sarmaliër, opperpriester, acht-en-lwiniig malennbsp;Iribuin, zeven malen imperator, driewerf consul, vader desnbsp;vaderlands, proconsul, — aan den senaat en aan het ro-meinsche volk 3). » Na den dood van Marcus-Aurelius ennbsp;de hem door den senaat toegestane vergoding, rigtte mennbsp;te zijner eere de trotsche gedenkzuil, die ons thans bezignbsp;houdt, op. Of de senaat nu de redding der romeinsche legerschaar niet aan den God der christenen wilde toeschrijven,nbsp;of wel het volksgeloof ontzag, dat deze redding aan Ju-piter-den-Regeugod toeschreef, hierover valt niet te beslissen , maar zooveel is zeker, dat het feit op de zuil werd

1) nbsp;nbsp;nbsp;Dio., in Mare. -JureL: Xipliil., id.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Imp. Cmsxr. M. Avrelivs. Antoninvs. Avgvstvs. Parthicvs. Ger-

.MA!lt;ICVS. SaRMATICVS. PoNTIFEX. MAXIMVS. TbIBVNITI®. POTESTATII). xxvui. liMP, Yii. Cos. III. Pater. Patrio. Procos. S. P. Q. R. S. I).

-ocr page 181-

173

DE KOLOM DOOR SIXTUS V. HERSTELD.

ingebeiteld, doch waarbij Jupiter het over de Romeinen regenen en over de Barbaren bliksemen doel. Merkwaardig,nbsp;indedaad, hoe bij deze vereeuwing van een dwaalbegrip,nbsp;de waarheid 2ic!i echter zegevierend heeft welen te handhaven: de inschiklijke senaat is verdwenen, het verblindenbsp;volk voorbijgegaan, maar de kolom staat nog altijd daérnbsp;met haar luid sprekend basreliëf, gewettigd en bevestigdnbsp;door het edict van Marcus-Aurelius, dat de waarheid huldenbsp;brengt.

Met de meeste belangstelling zochten wij naar dal gedeelte van het basreliëf, waarin dit feit wordt vereeuwigd. Van boven ziet men Jupiterde Regengod-Jupi-ter, hier met een Neptunus-baard, twee gespreide vleugelsnbsp;en uitgestrekte armen afgebeeld ; regts en links klievennbsp;bliksemstralen de lucht. De twee legers doen zich van ondernbsp;voor, hel een in verwarring, hel ander met de wapenennbsp;in de vuist. Voorzeker, de christenreiziger mag zich gelukkig achten, door de vervolgers der eerste geloofsheldennbsp;zelven, op een gedenkleeken van zoo hooge oudheid en vannbsp;zoo groot gevvigl, zulk eene openbare getuigenis tot huldenbsp;zijner godsdienst vereeuwigd te zien. Eere den genialen Sixtus V., steeds groot in alles, wat hij deed: hij was het,nbsp;die de Antonijnsche zuil uit het slof herrijzen deed. Hetnbsp;standbeeld van Marcus-Aurelius, dat er boven op stond,nbsp;gelijk ook de marmeren tafels of platen, met de daarinnbsp;gegrifte aloude oorspronklijke opschriften , zijn verloren gegaan. De plaats van den keizer wordt nu ingenomen door hetnbsp;bronzen standbeeld van den H. apostel Paulus, dien anderennbsp;verwinnaar der Barbaren. Een opschrift, op last van dennbsp;paus daarbij geplaatst, vermeldt hoe deze vermaarde zuilnbsp;door hem in eere is hersteld.

-ocr page 182-

174

HET DKIEVOÜDIG ROME.

SIXTVS. V. PONT. MAX.

colvmnam hang

AB OMNI IMPIETATE EXPVRGATAMnbsp;S. PAVLO APOSTOLOnbsp;5!NEA EJVS STATVAnbsp;INAVRATA IN SVMMOnbsp;VERTICE POSITA D. D.

A. M. D. LXXXIX. PONT. IV.

« Paus Sixtus V. heeft deze, van de smet des ongeloofs {gezuiverde kolom toegewijd aan den H. apostel Paulus, wiensnbsp;standbeeld hij er in verguld brons op deed plaatsen, ten jarenbsp;1889, van zijne regering het IV. »

Fier op de ondergane zuivering, brengt het schoone gedenkteeken-zelf den opperherder voor de door hem daaraan gegeven nieuwe bestemming dank en hulde toe:

TRIVMPIIALIS ET SACRA NVNC SVMnbsp;CIlRISTl VERE PIVMnbsp;niSClPVLVM FERENSnbsp;ÖVl PER CRVCISnbsp;PR.ED1CATIONEMnbsp;1)E ROMANISnbsp;BARBARISQ.nbsp;TRIVMPHAVIT.

« Thans ben ik, zegepralend en gewijd, ten voetstuk strekkende voor den waarlijk vromen discipel van Christus, die, door de prediking van het kruis, de overwinning op Romeinennbsp;en Barbaren heeft behaald. » Zoo dan verkondigt deze door hetnbsp;christendom bewaard gebleven zuil een dubbele zegepraal; dienbsp;van Marcus-Aurelius op de Barbaren van het Noorden, ennbsp;die van Paulus, door het kruis, op de Romeinen en op de

-ocr page 183-

175

DE FONTEIN.

Barbaren der g-eheele wereld. Met eerbied namen wij van haar afscheid, en het briefposthótel, door Gregorius XVI. lotnbsp;stand gebragt, links van ons latende liggen, waren wij eennbsp;oogenblik daarna op hel plein van Monte-C it or io.

Die heuvel schijnt uit de stukken en brokken van het amphitheater van Slatilius-Taurus gevormd te zijn. Deze rijkaard bouwde dien schouwburg onder Cesars vierde consulaat,nbsp;en wijdde hem met het bloed der zwaardvechters gruwzaamnbsp;in. Bij gelegenheid van Nero’s grooten brand, mede een prooinbsp;der vlammen geworden, is dit gebouw onder zijne eigen puinen begraven gebleven 1). Daar ter plaatse staat thans denbsp;Curia Innocentiana. Dit prachtig paleis, waar het geregls-hof gevestigd is en de loterij getrokken wordt, draagt zijnennbsp;naam naar paus Innocenlius XII., die het van de familie Lu-dovisi aankocht, en, na het vergroot en verfraaid te hebben,nbsp;de verschillende reglbanken daarin zitting deed nemen, tegennbsp;een huurprijs, die aan het groote godshuis van Sint-Michaelnbsp;jaarlijks moet worden uilgekeerd. Een in marmer gebeiteldnbsp;opschrift brengt voor dit een en ander den grootmoedigennbsp;paus de hulde der erkenllijkheid toe. Ziehier, wal er op denbsp;statige fontein te lezen staat, die voor het g^roote front vannbsp;dit paleis vloeit:

INNOC. XII. P. 0. M.

HAC IN iEDE PLVRA COKPLEXO ORNAMENTVM VRBISnbsp;TBIBVNALIA IN VNVM COLLECTAnbsp;CENSVM HOSPITIIS PAVPERVMnbsp;DE MAGNIFICENTIAnbsp;JVSTITIA ET MISERICORDIAnbsp;OPTIME MERITO.

1) Dio., lib. SI et 43-63; Piranesi, Iconograplik, etc. Nardin. , p. 317.

-ocr page 184-

176 HET DRIEVOUDIG ROME.

Het bekken, waarin het water dezer fontein neêrstroomi, werd in de bouwvallen van het Forum van Trajanus g'evonden;nbsp;het is van ooslersch graniet en zestien voel in middellijn. Hetnbsp;voor dit paleis liggend plein levert nog twee andere sieradennbsp;op, die in hooge mate de aandacht der oudheidkundigennbsp;verdienen; namelijk, vooreerst, het voetstuk der Antonijnschenbsp;kolom, onder Clemens XI., te midden van allerlei puin , ontdekt , en door Benedictus XIV. geplaatst waar het thans nognbsp;staat. Men ziet daarop in basreliëf de vergoding (apotheosis)nbsp;van Antoninus, met de daarbij passende symbolen en ver-eischte plegtigheden; indedaad , een fraai beilehverk, vergezeld van het volgende, tot verklaring strekkende opschrift:

DIVO. ANTONINO. AVG. PIO ANTONINVS. AVGVSTVSnbsp;ET. VERVS. AVGVSTVS. FlEII

Het tweede door mij bedoelde sieraad van dit plein is do egyptische obelisk. Het meest gevolgd gevoelen der deskundigen duidt deze naald aan als de beroemde gnomon , of wijzernbsp;van het zonne-uurwerk in het veld van Mars, welk werktuignbsp;ter plaatse sloofl, waar nu de kerk van den H. Laurenlius-in-Lucina zich bevindt. Deze obelisk, door Benedictus XIV.nbsp;hersteld en op het plein van Monte-Cilorio opgerigt, doetnbsp;bij den aandachtigen beschouwer drie gewaarwordingen geboren worden: leedwezen over de menigte verminkingen, welkenbsp;zij gedurende hare langdurige grafrust ondergaan heeft; voortsnbsp;erkenllijkheid voor hel volhardend en geniaal streven, waardoornbsp;zij wederom op haar voetstuk is hersteld; eindelijk, een diepnbsp;medelijden met de door het heidensch Rome in 'l slavenjuk geknelde volken, die hier, als door den mond hunner kostbaarstenbsp;monumenten, in de Eeuwige Stad eene voortdurende getuigenis moesten komen afleggen van hunne verdrukking en van

-ocr page 185-

HET VELD VAN MARS. 177

hunnen smaad; immers, die laatste gewaarwording^ ontstaat terstond bij hel lezen der volgende woorden van het oudenbsp;latijnsche opschrift, voor eeuwig hier in ’t graniet gegrift:

IMP. CBSAR. DUT. F. AVGVSTVS. PONTIFEX MAXIMVS. IMP.

XII. COS. XI. TlilB. POT. XIV. iEGYPTO. IN. POTESTATEMnbsp;POPVI.I

liOMANI REDACT.

SOI.1. DONVM. DEDIT.

« De keizer Cesar, zoon van den godlijken Cesar, Augus-^ lus, opperpriester, twaalfmalen imperator, elfmalen consul,nbsp;veerlienmalen tribuun, heeft, na Egypte aan de magt vannbsp;hel romeinsche volk onderworpen te hebben , deze hulde loe-gebragl aan de zon. »

Wij hadden alzoo op hel in oud-Romes geschiedenis zoo dikwerf vermelde Feld van Mars thans den voet gezet. Welknbsp;een digle drom van herinneringen vertoont zich hier niet,nbsp;als in één brandpunt vergaderd, aan hel oog van den geest!nbsp;Na de verdrijving derkoningen, werd dit vermaarde veld aannbsp;Mars toegewijd, en besloeg de geheele ruimte lusschen dennbsp;Tiber en hel Kapilool, van de eene zijde, cn aan den anderennbsp;kant den Quirinaalschen berg met den Pincio. Een gedeeltenbsp;er van diende voor wedrennen met paarden cn voor de lig-chaams- cn wapenoefeningen der romeinsche jeugd; hetnbsp;overige gedeelte werd van lieverlede met beroemde monumenten bezet, waarvan thans evenwel niets dan eenige bouwvallennbsp;zijn overgebleven, en de plaats, waar deze hebben gestaan.nbsp;Wij doorkruisten in alle rigtingen die uitgestrekte vlakte, waarnbsp;hel zesde gedeelte van het tegenwoordige Rome gelegen is,nbsp;en gingen geen enkele plek, geen enkel overblijfsel der oud-

DrievoudigHome. —II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;16

-ocr page 186-

178 HET DRIEVOUDIG ROME.

heid hoe klein of gering ook, onachtzaam voorbij. Niet verre van Monte-Citorio prijkte de Sepia Julia, prachtige marmeren galerijen van vierduizend-vijfhonderd-drie-en-dertignbsp;voelen lang, door honderden zuilen geschraagd, en bestemdnbsp;tot vergaderplaats voor het volk , bij de stemming voor zijnenbsp;groole magistraatspersonen 1). Voorlgaande, komt men ternbsp;plaatse, waar de Villanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;stond, een groot en prach

tig gebouw van twee verdiepingen, in galerijen, schitterende van goud en lazuur, opgeluislerd door schilderijen, en waarnbsp;men de kostbaarste hout- en marmersoorten vereenigd vond.nbsp;Deze villa diende tot verblijf voor de gezanten van bevijandenbsp;volken 2), en kreeg in de burger-oorlogen eene droevige vermaardheid: Sylla, namelijk, deed daar vier legioenen afmaken, die Marius trouw gebleven waren, en zich op lijfsgenadenbsp;hadden overgegeven 5). Des reizigers onvermijdelijk lol tenbsp;Rome doet hem er overal den voet aan bloed en puinen zichnbsp;bezoedelen!

Te midden der vlakte was het kwartier, onder den naam van liet Kamp^ of Veld van jégrippa bekend. Deze minister en schoonzoon van Augustus had een deel zijner schallen besteed aan het te dezer plaatse opriglen van verscheiden monumenten, die des stichters roem en grootheid luidenbsp;verkondigden. Hier lagen zijne lusthoven, zijn Meer [lacus]nbsp;zijne badplaatsen {Thermen) en voorts het onsterflijk Pantheon. Alles, wat de oostersche weelde, door romeinschennbsp;rijkdom gesteund, uitheemsch en streelends voor de zinnennbsp;had weten uit te denken, was daar in die tuinen en innbsp;die badplaatsen vereenigd: het Meer van Agrippa werd door

1) nbsp;nbsp;nbsp;Plin., lib. XVI, 10.

2) nbsp;nbsp;nbsp;TIt. Liv., Decml. , IV, c. 3.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Valer. Max., lib. IX, c. 2.

-ocr page 187-

DE THERMEN EN HET MEER VAN AGRIPPA. 179

Nero’s dolzinnig-heid wereldberuchl. Die door hoogmoed en wulpschheid ten eenen male verbijsterde vorst, had er, namelijk, behagen in, om zijn avondmaaltijd op het water tenbsp;houden. Daar zag men dan Agrippina’s zoon, met al, watnbsp;Rome het verdorvensle bezat, rond een prachtigen disch,nbsp;hij gende onder een vracht van goud en der fijnste keur-gereglen, aanzilten; en als op de toonen eener schitterendenbsp;feestmuzijk, bij honderde fakkellichten, voortzwevende, gleednbsp;het prachtig vaartuig, met den keizerlijken gastheer en zijunbsp;luislervol festijn aan boord, langs den effen spiegel van helnbsp;vermaarde Meer, meêgevoerd door andere niet minder vannbsp;goud en elpenbeen glanzende kielen, en bewoog zich datnbsp;alles, gelijk een tooverpaleis, langzaam-dartelend, te midden van den nacht over de juichende waterbaan, beschaduwd door het fijnste groen rond haar boord 1). Welke tijden , welke zeden, welk eene wereld!

Eindelijk, daar stonden wij voor het Pantheon, of, zoo als men thans zegt, de Rotonde. Nu, evenwel, geldt hetnbsp;hier geene herinnering, geen beeld van het verleden, datnbsp;door ons voor den geest teruggeroepen worden moet; hetnbsp;is geen bouwval, waartneé wij hier hebben te raadplegen,nbsp;en dien wij als een geraamte uit het stof moeten opdelven,nbsp;om er voorts ziel en leven wéér in te brengen: ó neen!nbsp;wij staan hier voor een volledig monument, zonder tegenspraak het best-bewaard gebleven van alle overblijfsels dernbsp;oudheid, welke Rome oplevert. Het was voor heden te Iaatnbsp;geworden, om onze studie van het Pantheon behoorlijk tenbsp;kunnen aanvangen, voortzetten en afdoen; wij stelden datnbsp;dus tot den volgenden morgen uil.

1) Tacit., Annal. XV ; Suet. in Ner., c. XXVII.

-ocr page 188-

180 nbsp;nbsp;nbsp;HET DRIEVOUDIG ROME.

lO Januarij.

Het Pantheon. — Rijkdommen. — Zuivering. — Wonderwerk. — De Minerva. — Graf van den gelukzaligen Angelico da Fiësole.nbsp;— Kamer der H. Catharina van Sienna. — Het Plein (Piazza) Navona. — Fonteinen. — Marktplaats. — Volksvermaken.nbsp;— De kerk van de H. Agnes.

Het weder deed zich zeer onfresladi» voor, maar onze altijd blakende sludie-ijver dreef ons loch vroegtijdig naar'nbsp;het Pantheon heen, waar wij ons reeds vóór negen urenbsp;bevonden. Iedereen weet, dat deze trotsche tempel door dennbsp;schoonzoon van Augustus, gedurende den tijd van zijn derdenbsp;consulaat, dat wil zeggen, in het jaar van Rome 527,nbsp;zes-en-twintig jaren vóór Christus geboorte, gebouwd werd.nbsp;Het opschrift, dat er voor te lezen staat, duidt dit tijdperk dus aan:

M. AGRIPPA. I.. F. cos. TERTIVM. FECIT.

liet Pantheon wordt in tweeën verdeeld: de eigenlijk gezegde Rotonde en de Portieus, Eerstgenoemde werd doornbsp;Agrippa bestemd, om tot Validarium, of badstoof, voornbsp;zijne thermen te dienen, en eerst later, toen hij er eennbsp;tempel van maken wilde, voegde hij er den voorhofnbsp;[Po7'ticus) bij. Naar Agrippa’s meening, moest Augustus denbsp;beschermgod der Rotonde zijn; doch deze vorst sloeg dienbsp;hulde af, en stemde alleen toe, dat zijn standbeeld in dennbsp;voorhof geplaatst werd. Het stond in eene nis regisvandennbsp;ingang; dat van Agrippa was in eene soortgelijke nis links ernbsp;tegen over geplaatst. De tempel werd aan Jupiter-den-Wreker,nbsp;Jovi idtori tnegewijd; doch weldra stroomden al de Olymp-bewoners er heen, om daar een zetel in te nemen, en zoonbsp;nu werd er de naam van Pantheon aan gegeven, óf omdat

-ocr page 189-

lUJKDOMMEN. 181

men er alle góden te zamen aanbad, óf, gelijk Dio Cassius beweert, dewijl het gebouw den vorm des hemels had 1).nbsp;Wat hiervan ook wezen moge, zooveel is zeker, dal geennbsp;andere tempel er in grootte of rijkdom bij haalde. In stedenbsp;van, zoo als thans het geval is, er in af te klimmen, steegnbsp;men langs vijf trappen er in op. Onder het voorportaal bevond zich de dubbele verguld-bronzen, steeds voor geheel denbsp;wereld openslaande poortdeur. De muren van dat portaalnbsp;waren, even als die van den lempel-zelven, met kostbarenbsp;marmerplaten bekleed, met prachtige basreliëfs bebeiteld,nbsp;terwijl de vloer met figuren van marmer en porfier wasnbsp;ingelegd, die meer dan zeven voet in middellijn groot waren. De Porlicus is honderd drie voet lang, een-en-zeslignbsp;breed, en gevormd door zestien kolommen, allen uit één-enkel blok ooslersch graniet. Zij hebben veertien voet innbsp;omvang, en zijn acht-en-derlig voeten hoog, zonder de voetstukken of kapiteelen meè te rekenen. Deze laatsten, uitnbsp;wit marmer gebeiteld, worden voorde schoonste gehouden,nbsp;welke de oudheid ons heeft nagelaten. Het gewelf van dennbsp;Perislylus bestond geheel en al uit bronzen bindten en eennbsp;kap van hetzelfde metaal, welk een en ander door breedenbsp;platen van zwaar verguld koper overdekt was, met eenenbsp;menigte zilveren sieraden belegd , terwijl het dak uit verguld-bronzen pannen bestond, en een grootsch beitelwerk, metnbsp;bronzen beelden opgehoogd, de nok van het voorfront indrukwekkend vulde cn opluisterde.

Deze rijke prooi was aan de Barbaren ontsnapt: doch keizer Conslans II., in 662 te Rome gekomen, deed hetnbsp;kostbaar bekleedsel, met een gedeelte van hel mede in verguld brons gegoten kapwerk, er afnemen, met het doel.

1) Lil). LUI.

16

-ocr page 190-

182 HET DRIEVOUDIG liOJIE.

om er Conslantinopel door op Ie luisteren. Noodlotligervvijze evenwel werd de vloot, die deze geroofde kunstschattennbsp;overbragt, door de Sarrazenen geplunderd, en zoo dan gingen de sieraden van het Pantheon te Alexandrië verloren 1).nbsp;Edeler denkbeeld koesterde ürbanus Vlll.; teneinde tot luister van den waren God te bezigen, wat er van het eenmaalnbsp;aan de valsche góden toegewijd broos nog overgeblevennbsp;was, zoo deed deze paus het vervormen tot de kronkelko-lommen van den Irotschen altaarhemel, die onder Sint-Pietersnbsp;koepel statig zich verheft. Diezelfde paus deed ook nog denbsp;twee klokkelorens bouwen, die thans boven het voorportaalnbsp;staan. Eenige schrijvers zijn van gevoelen, dat de grootenbsp;bronzen deur of poort dezelfde is, die er door Agrippa werdnbsp;voorgeplaatst; doch dit is slechts eene vooronderstelling. Watnbsp;er nu overigens van dit alles ook wezen moge, zoo zij hetnbsp;genoeg, om te weten, dat alleen de spijkers of bouten negennbsp;duizend-driehonderd-vier-en-zevenlig ponden wogen, en dat helnbsp;geheele gewigt van dit kostbaar metaal op vierhonderd-vijftig-duizend-tvveehonderd-dertig ponden neêrkwam. Zoo hier, alsnbsp;overal elders, ziet men, dat de Romeinen alles, wat zijnbsp;verrigtten, in het groot behandelden.

Na den Porticus bestudeerd te hebben, traden wij nu voorts den tempel-zelven binnen. Hij is cirkelvormig en levert eene middellijn van honderd iwee-en-dertig voet op;nbsp;de hoogte van het gebouw van den bodem tot de nok, isnbsp;aan gezegde middellijn gelijk; de muren hebben eene diktenbsp;van negentien voet. De koepel van Sint-Pieter is slechts tweenbsp;voeten in middellijn kleiner dan die van het Pantheon; dochnbsp;zij staat drie honderd voeten verheven boven den grond,nbsp;en vandaar, dal de Romeinen zeggen; « Miehel~Angelo

1) Fabriz. Descriz, di Horna, c. 2.

-ocr page 191-

185

BIJKDOMMEN.

heeft in de lucht geplaatst, wat jlgrippa op vasten bodem bouwde, » De Rolonclo bevatte zes groete nissen,nbsp;jn den zwanen munr-zelveu aangebragt, drie cirkelvormige,nbsp;en drie bij wijze van parallelogram. Elke nis vormde eennbsp;tempeltje op zich-zelf, of, zoo men wil, eene kapel, waarinnbsp;het gouden, zilveren, bronzen of ivoren beeld van een Godnbsp;of van eene Godin geplaatst was. Jupiter stond in de middel-nis, die, grooter dan de overige nissen, den vorm van eennbsp;halven-cirkel of hemicyclus opleverde. Tallooze beelden stonden rond al de tempelwanden te prijken. Het rijkste, zoonbsp;niet het merkwaardigste, was het beeld van Venus, waaraannbsp;de helft der groote parel was neêrgehangen , die bij Cleopatra’s avondmaal voorkwam: dit kleinood werd op meer dannbsp;een halfmiljoen guldens waarde geschat 1).

Twee gecanneleerde, of ingegroefde, zuilen van geel marmer, zeven-en-twinlig voet hoog en met verwonderlijknbsp;schoon-bewerkte kapiteelen van syracusisch brons versierd,nbsp;scheidden elke kapel van het cirkelvormig gedeelte des tempels af. Al deze zuilen te zamen droegen een taflement vannbsp;wit marmer, dat geheel het gebouw rondliep, en door eennbsp;fries van porfier gedekt werd. Eene attica , met veertien vensters er in, waar tusschen bronzen cariatiden zich bevonden,nbsp;liep boven dat taflement heen, en schoorde hel gewelf, in welksnbsp;midden eene opening van zeven-en-lwintig voet middellijnnbsp;was gelaten, zoodat men daardoor naar buiten vrij ten hemelnbsp;opzag. Rond dit reuzenoog liep een verguld-bronzen hoepelnbsp;of hangkroon, waaraan men gewoon was, een purperen gordijn vast te haken, dat, zoo noodig, de zonnestralen konnbsp;beletten, den tempel binnen te dringen. Meer dan honderd-vijflig rozetten van verguld brons luisterden den koepel schil-

1) Owerbeke, del Paiileon.

-ocr page 192-

184 HET DHIEVOUmG ROME.

lerend op, en wisselden af met vijf rijen van vergulde caissons , waarvan de grootste nagenoeg twaalf voet middellijn had.

Wat de Rotonde voor achttien eeuwen was, is zij nog heden ten dage; alleen de opsiering en de bestemming diensnbsp;tempels zijn veranderd: dezelfde peristyle, dezelfde vorm,nbsp;dezelfde wanden, dezelfde koepel, dezelfde opening temiddennbsp;van het gewelf is nog altijd daar, en des christens oog bliktnbsp;langs dienzelfden weg hemelwaarts, waar eenmaal dat vannbsp;den heiden heenstaarde. Maar, welk een verschil van denkbeelden, van gebed en van hopend verlangen! Geen gordijnnbsp;sluit die opening meer digt: de zon schijnt er in al harennbsp;glans het tempelruim door binnen, de regen druppelt daardoor vrij de Rotonde in: soms hoort men er ondereen regenscherm de Mis. Voorzeker, de heilige Kerk, de trouwe wach-teresse van ’t verleden, heeft wijs gehandeld door dat allesnbsp;in dienzelfden vorm te laten blijven: wanneer de open liggende koepel uit het heidendom ook al moge voortkomslignbsp;zijn, zoo is de beteekenis daarvan toch christlijk, ja, zeernbsp;christlijk van zin, een zin, die door de Kerk volkomen uitgedrukt en onwrikbaar gehandhaafd wordt. Intusschen vloeit hetnbsp;ingeregende water door een roosterwerk, te midden van denbsp;daarheen zacht-afhellende vloervlakle, juist onder de koepel-opcning aangebragt, regelmatig in den bodem weg.

Regl tegenover de deur, ter plaatse-zelve waar de Jupiters-kapel stond, verheft zich thans het hoogaltaar. De zeven overige kapellen zijn allen met de nevenaltaren bezet. In denbsp;derde, aan de linkerhand bij het binnenkomen, bevindt zichnbsp;het schoone standbeeld der H. Maagd, bekend onder dennbsp;naam van la Madonna del Sasso, waarvan het onderstuknbsp;Rafaels graf uitmaakt. Den 14. September, 1853, ontdekt,nbsp;werd het ligchaam van den groeten schilder, ’s avonds vannbsp;den 18. October, met allen luister en de noodige pleglighe-

-ocr page 193-

185

WONDERWERK.

tien ter plaatse-zelve weêr begraven. Even als Moses voor het brandende braambosch zijn schoeisel aflegde, zoo ook zoudennbsp;wij willen, dat een ieder zulks deed, die het Pantheon binnenging; immers, hier, waar eenmaal het heidendom al zijnenbsp;góden kwam huldigen en aanbidden, daar rusten nu de overblijfselen van tallooze martelaars: overal, geheelde Rotondenbsp;door, ligt dat gewijd gebeente eerbiedig bewaard. Toen, tennbsp;jare 608, paus Bonifacius IV. dezen tempel wilde zuiveren,nbsp;steeg hij in de katakomben af, en bragt vandaar een legioennbsp;christenhelden uit hunne onderaardsche verblijfplaats naarnbsp;boven: .acht-en-twintig luisterrijk versierde zegewagens brag-ten, te midden van het juichende Rome, de onsterflijke ver-winnaars den tempel van 't vernietigd heidendom zegepralendnbsp;binnen. Het Pantheon, aan de koningin der engelen en dernbsp;menschen toegewijd, verkreeg nu den naam van de Heilige-Mat ia.-igt;ij-de-Martelaren [Sancta Maria ad Marhjres).nbsp;Twee eeuwen later, in het jaar 830, wijdde Gregorius IV.nbsp;de Rotonde aan alle heiligen toe. Op last van den paus werdnbsp;het feest dezer kerkwijding een vaste feestdag van ver-pligting voor geheel de Kerk, die dan ook sedert dien tijd,nbsp;lot in onze dagen toe, jaarlijks op den 1. November plegtignbsp;wordt gevierd.

De reiziger, die de Rotonde bezoekt, staat daar te midden van mirakelen. Zoo toch verkondigt hem het Pantheon, opnbsp;die plek-zelve, de onverklaarbare zegepraal des Christendomsnbsp;op de heidensche wereld, hier, waar de Algodenteinpel , innbsp;een troon voor Maria, de koningin der engelen, herschapen ,nbsp;in zijne gewelven weêrgalmt van den lof der gezegende ondernbsp;de vrouwen, van haar, die de slang vertrad en het verstoktenbsp;jodendom verwonnen heeft. Eveneens als Johovah den tempelnbsp;van Salomo door de openbaring zijner heerlijkheid inwijdde,nbsp;zoo ook wilde de hemelsche Maagd deze hare nieuwe woning

-ocr page 194-

186 HET DRIEVOCDIG ROME.

zich door een schitterend wonderwerk verheerlijkend toeëige-nen. De geestdrift der ehristenen, die hunne godlijke Moeder in het Pantheon gezeteld zagen, wekte de afgunst, de spotternij en het hoongelach der joodsche bevolking van Romenbsp;tergend op. Een edelman, Romein, blindgeboren, maar helderziende door het onbeneveld oog des geloofs, kreeg daarvannbsp;kennis, en weldra deed de gunstige gelegenheid zich nu voor,nbsp;om het wrokkend Israël te beschamen. Te midden van eennbsp;hevig twistgesprek, roept eensklaps de blinde, in heiligenbsp;geestdrift, luide uit: « terwijl de krachtigste bewijsgrondennbsp;hier niets schijnen te kunnen baten, zoo vraag ik u, of gijlieden u van de waarheid overtuigd zult houden en haar huldenbsp;brengen, wanneer ik door Maria’s tusschenkomst, vóórdat hetnbsp;Zuiveringsfeest voorbij zal wezen, het gebruik mijner oogennbsp;terug ontvangen heb? » ~ Het voorstel werd met den glim-laeh des ongeloofs aangenomen; immers, zoozeidemen, dienbsp;belofte verpligt ons lot niets, daar toch de gestelde voorwaarde niet verwezenlijkt worden zal. Intusschen verbreiddenbsp;zich het gerucht van wat er was voorgevallen door geheel denbsp;stad. Toen nu de feestdag aanbrak, stroomde de menigte,nbsp;christenen en joden, om strijd naar het Pantheon heen, innbsp;hoog gespannen verwachting van de dingen, die daar komennbsp;zouden. Met veel moeite doorgedrongen, heeft de blinde eindelijk bij het hoogaltaar plaats genomen en heft hij daar dennbsp;door hem-zelven ter eere der H. Moedermaagd vervaardigdennbsp;lofzang met luider stemme aan : Gaude, Firgo Maria,nbsp;cunctas haereses sola interimisti in universo mundo;nbsp;«Heil u, ó Maagd Maria, die alléén alle ketterijen, geheelnbsp;de wereld door, verwonnen hebt. » Terwijl hij nog zingt,nbsp;zie, daar worden de oogen hem geopend, ten aanschouwe vannbsp;duizende getuigen, vrienden en vijanden, die allen het wonder moeten bevestigen. Ontzetting en vreugde maken zich van

-ocr page 195-

187

DE MINERVA.

de vergaderde sehare tnee.sler, en vijfhonderd israelilen omhelzen de leer des Evangelies; zij worden door den paus-zelven gedoopt , die daarmeê op de treffendste w'ijze het nieuwe heiligdom van de Moeder aller barmhartigheid inwijdt.nbsp;Ter gedachtenis van dit wonderfeit, heeft de Kerk den lofzangnbsp;des godvruchtigen blinden in hare liturgie opgenomen, ennbsp;herhaalt dien nog heden, als voor duizend jaar 1).

Na ons dien gewijden tekst, in eerbiedig stille aandacht, hier-zelf herinnerd te hebben, verlieten wij het Pantheon,nbsp;om ons naar de Minerva te begeven. Op het midden in denbsp;stad gelegen plein van dien naam bevindt zich het vermaardenbsp;klooster der dominikanen of predikheeren, met zijne schoonenbsp;boekerij en groote kerk, gebouwd op de overblijfselen vannbsp;den aan Minerva gewijd geweest zijnden tempel. Eene doorluchtige grafstede roept er de aandacht van den christen ennbsp;den kunstenaar beiden tot zich: hier, namelijk, rust de gelukzalige Angelico da Fiësole. De dubbele stralenkrans dernbsp;heiligheid en van den genie omgeven het roemrijk hoofd vannbsp;den onsterflijken zoon des H. Dominicus. De gelukzalige Angelico, een echt-katholijk penseelkunstenaar, stierf in het

jaar 1453. — Achter het altaar der sacristij is eene kleine bede-cel, waaruit de hemelsche geur der onschuld en reinste liefde nog altijd den vromen bezoeker legenwademt: wij bedoelennbsp;de kamer der H. Catharina van Sienna. Driewerf gelukkigenbsp;burgerij van het eeuwige Rome, die, op zoovele gewijde plaatsen , uit alte.s, wat u omringt, ruimschoots voedsel tot godvrucht, en de treffendste voorbeelden van een heiligen levenswandel kunt opdoen!

Te midden van dit plein prijkt de egypti.sche obelisk, eens aan Neith, de Minerva der Grieken en der Romeinen, toege-

830.

1) Baron., an.


-ocr page 196-

188 HET DRIEVOüDlG HOME.

wijd. Deze naald werd, ten jare 1663, in de tuinen van het klooster, bijeen Isis-tempel, ontdekt. Twee jaren later, deednbsp;Alexander VII. haar neérzetlcn ter plaatse, waar zij thans nognbsp;gevonden wordt. Het opschrift heeft betrekking op den olifant,nbsp;die er lot voetstuk voor dient.

Sapientis Aü;yptl insculptas obelisco figuras,

Ab elephanto belluarum fortissima gestari,

Quisquis bic vides, documenluai inlellige ,

Uobustae mentis esse solidara sapientiara sustinere.

De wijk de//a Pigna verlatende, traden wij hel kwartier Parione binnen. Te midden dezer wijk is hel plcin-Navona, dal den Circus van Alexander Severus is ojjgevolgd, waarvan het den ellyplischen vorm bewaard heeft. Drienbsp;fraaije fonteinen strekken tol sieraad er van; die te middennbsp;in staal, wordt voor Bernini’s meesterstuk gehouden, en steil denbsp;vier groote rivieren der vier werelddeelen voor: den Donau,nbsp;den Ganges, den Nijl en de Plata. Deze kolossale beeldennbsp;zijn aan de vier hoeken eener rots gezeten, op wier topnbsp;eene obelisk staal. Uit vier opcningen slroomen even zoovele beken van hel helderste water ruischend neder, terwijlnbsp;uit het grotwerk van de rots een leeuw en een paard zichnbsp;aan de bron komen laven. De obelisk, eene egyplischenbsp;pronknaald, die op de rots is geplaatst, werd in de renbaannbsp;van Romulus gevonden.

Alle woensdagen levert hel Navona-plein een tafereel op, zoo levendig, afwislend en schilderachlig, als men helnbsp;zich te naauwernood verbeelden kan, te welen eene marktnbsp;van lallooze kraamjijes, waarin allerlei soorten van snuisterijen, zoogenaamde galanleriën, en ook niet weinig, meestalnbsp;moderne, anliquileilen te koop worden aangeboden. Eennbsp;Franschman, de kardinaal de Rohan, ambassadeur te Rome,

-ocr page 197-

189

DE KERK VAN DE H. ACNES,

heeft deze vreemdsoortige markt doen ontstaan. Hetzelfde plein dient tevens ook tot een verlusligingsplaats voor hetnbsp;romeinsche volk. Alle zaturdagen van de maand Augustus,nbsp;tegen het vallen van den avond, worden de verlaten afgesloten, zoodal het water nu slaan blijft en ’s anderen daagsnbsp;geheel het plein volkomen onder is gestroomd. Dan ziel mennbsp;er Rome’s schoone ekwipaadjes, met de paarden tot aan denbsp;borst in het water, rond rijden, terwijl, onder vrolijke mu-zijk, in de hier en daar opgeslagen galerijen hel volk zichnbsp;met dat schouwspel vermaakt en er levendig deel aan neemt.nbsp;Met dergelijke .onschuldige volksuitspanningen heeft de Romein gaarne te doen, zoodanig, dat ik geene enkele stad innbsp;de gansche wereld zou weten aan te wijzen, waar zulkenbsp;soort van vreugdebedrijven gemeenzamer en voor de menigtenbsp;toeganklijker is. Deze opmerking, waarop ik nog wel nadernbsp;terug zal komen, dunkt mij van groole beteekenis te zijn.

Wanneer gij hier de meesterwerken van den nieuweren tijd bewonderd en in den geest den circus van Severus,nbsp;als ’t ware , herbouwd hebt, dan vertoont zich het christendom ook te dezer plaatse in builengewonen glans voor uwnbsp;oog, en toont u, als met den vinger, hier het schitterendnbsp;tooneel van een zijner roemrijkste overwinningen. Ziet gijnbsp;daar, tegenover de groole fontein, die prachtige kerk, aannbsp;den zijkant van het plein ? Vraagt gij naar den naam ernbsp;van, geen kind of het zal u antwoorden : dat is de kerknbsp;van de 511. Agnes, den oogappel der Romeinen. Wel nu,nbsp;terzelfde plaatse , waar thans die jeugdige maagd , na dubbel-behaalde overwinning, zegevierend ten troon zit, bevond zich ,nbsp;onder hel heidendom, de lupanar (het bordeel) der renbaannbsp;van Severus. Op zekeren dag vroeg de zoon van den prefectnbsp;Sempronius om de hand der christenmaagd, die hem tennbsp;antwoord gaf, dal zij aaneen godlijken bruidegom verloofd

Drievoudig Rome. — H. DeeJ. nbsp;nbsp;nbsp;^

-ocr page 198-

190

HET DBIEVOUDIG ROME.

was. Men begrijpt, wat zij zeggen wil. Sempronius neemt TOOI’ zijn zoon de partij op, en doet de maagd in hechtenisnbsp;nemen. De tyrannij put zich, als naar gewoonte, eerst innbsp;beloften, daarna in bedreigingen, doch met alles te vergeefsnbsp;uit; niets kon baten: Agnes volhardt rondborstig en kalm-beraden in hel geloof. Sempronius doel haar onlkleeden ennbsp;in de lupanar ten spot en speelbal werpen van wat hetnbsp;verdorven Rome liederlijkst opleverde. « ó! — roept Ter-tullianus uit — ó, welk eene lofrede houdt uw gedrag opnbsp;ons, daar gij het als de grootste straf voor onze dochtersnbsp;en zusters beschouwt, wanneer gij hare onschuld en kui-sche deugd aan uwe mishandeling en verguizing ten prooinbsp;geeft! 1) Maar God nam de eerzame jonkvrouw, des Verlossersnbsp;teedere bruid, wonderdadig tegen hare belagers in bescherming, en, onder zijne almagtige hoede, behield zij denbsp;kracht, om zegevierend den marteldood te sterven ondernbsp;Diocletiaan, en niet meer dan dertien jaren oud.

Met welken godsdienstigeu eerbied treedt de chrislenreiziger deze onderaardsche gewelven niet binnen, het, tooneel en denbsp;getuigen van eene overwinning, die na vijftien eeuwen ooknbsp;hem nog lot heil en zaligheid sirekl! Bij het licht van eennbsp;fakkel, leest daar zijn oog rond den trap, waar langs hijnbsp;afstijgt, het opschrift, dat aan de wonderdadige beschermingnbsp;herinnert, welke de Heer aan zijne getrouwe dienstmaagdnbsp;verleende; — vervolgens betreedt hij den mosaïken bodem,nbsp;waarop de christenheldin hare voeten drukte; hier was haarnbsp;kerker, een zeer eng vertrek, naar ik gis, twaalf voetnbsp;diep. De heilige marlelaresse werd er door eene opening,nbsp;gelijk die van de Mamerlijnsche gevangenis, in gesmeten.nbsp;Licht was er volstrekt niet voorhanden; nu evenwel schemertnbsp;het doodsch verblijf van enkele lichtstralen, die er langsnbsp;een klein luchtgat in vallen. De naastliggende lupanar,

-ocr page 199-

191

PALEIS-BUASCHI.

waar de Heilige werd ingebragt, beslaat uit twee appartementen, elk met fraai sleenwerk gewelfd, twaalf voet hoog en even zoo breed, op eene lengte van twintig voeten.nbsp;Ziedaar het roemrijk tooneel, waarop het christendom,nbsp;door eene dertienjarige maagd vertegenwoordigd, de worsteling met de twee vreeslijksle strijdkrachten des heidendoms ,nbsp;wellust en wreedheid, zegevierend doorstond. Bij den aanblik dier zoo luid en treffend tot het gemoed sprekendenbsp;plaatsen wordt het hart innig geroerd en verteederd, neemtnbsp;het geloof in ons binnenste vurig toe, en, met diepenbsp;bewondering, brengt men zich eene bijzonderheid te binnen ,nbsp;die, ten aanzien der geschiedenis van de eerste Christenkerk,nbsp;al te weinig opgemerkt wordt: in de ontzettende beproevingen,nbsp;namelijk, waaraan onze vaderen door het heidendom werdennbsp;prijsgegeven, zag men soms de mannen terugdeinzen ennbsp;verzakers worden van hun geloof; maar, niet ééne enkelenbsp;jonge maagd ziet men aangeduid, die gesidderd of geaarzeldnbsp;zou hebben, veel minder nog, die afvallig gestorven is.nbsp;Zoo waarachtig ziet men dus gestaafd dat heilig woord; Godnbsp;heeft er zijn behagen in, om het allerzwakste te kiezen lotnbsp;vernietiging van wat het allersterkste is.

11 «liAnuariJ.

Paleis-Braschi. — Anecdote. — Pasquino-plein. — Chiesa nuova. — Herinneringen aan den H. Philippus Nereus. — De jonge Spaz-zara. — Carnpo-di-Fiorc. — Theater, porticus en curia vannbsp;Pompejus. — Dood van Gesar. — Pateis-Spada. — Standbeeldnbsp;van Pompejus. — De H. Hieronymus della Carita. — Cesarsnbsp;Naumachie, of watertheater. — Scheepsstrijd.

’s Morgens vroeg reeds bevonden wij ons wéér op het Navona-plein terug. Na het in de geheele lengte doorwandeldnbsp;te hebben, sloegen wij nu regts af en stonden alzoo voor

-ocr page 200-

192 HET DRIEVOUDIG ROME.

het Paleis-Braschi. Dit prachtig gebouw herinnert aan den onsterfiijken Pius VI., die daar verblijf hield. De groote trapnbsp;wordt voor een meesterstuk gehouden. Zijne breede, gepolijst-marmeren treden langs gaande, stond ons de edele paus,nbsp;die daar zoo dikwerf zijne schreden zette, levendig voor dennbsp;geest, en wij volgden hem in gedachte van uit zijn paleis naarnbsp;den kerker van het Directoire, en voorts tot in de vesting vannbsp;Valence, waar zijn doodsbed werd gespreid. Moge de god-lijke geregtigheid Frankrijk vergeven het heiligschennend vergrijp , aan des Heeren gezalfde gepleegd ! Een onzer vriendennbsp;bragt, te dezer gelegenheid, nogeene merkwaardige anecdotenbsp;met betrekking tot Pius VI. ter sprake. In 1784 begaf hijnbsp;zich naar Weenen, ter beraadslaging met den keizer overnbsp;aangelegenheden der Kerk. Onderwege zeide zijn reisgezel;nbsp;« Weet gij wel, H. Vader, dat de protestanten den paus nognbsp;altijd houden voor den antichrist, en dat zij, bijgevolg, ge-looven, dat Uwe Heiligheid bokkenpooten heeft. » Aanvankelijk lachte de voortreflijke opiierpriester met het verhaal •nbsp;doch , weldra de zaak in ernstiger overweging nemende, toondenbsp;hij medelijden te hebben met de dwaling dier misleiden, doornbsp;te zeggen; « Wij zullen hun het tegendeel bewijzen. » Tenbsp;Worms aangekomen, verlangde hij, na den maaltijd, op eennbsp;der volkrijkste plaatsen der stad zich te voet te verloonen:nbsp;Pius VI. werd voor den schoonslen man van zijn tijd gehouden.nbsp;De opgetogen menigte slaat hem naauwlettend gade; zijnenbsp;edele gestalte, zijn fiere gang, dal schoon gelaat, waaropnbsp;de goedheid eens vaders met de majesteit van den opperherder zich vereenigen, zijne even eenvoudige, als hoogst-beschaafde manieren, dat alles te zamen wekt bewondering

cn boeit de menigte aan zijn persoon; doch, de voelen.....

ziedaar, waar men T meest nieuwsgierig naar is. Maar hoe! — ja, de paus heeft voelen zoo als iedereen, zeer zeker, als

-ocr page 201-

193

CHIESA NDOVA.

ieder ander, zonder hel minste onderscheid, hoe ook g^enaamd; dat ziet men nu duidelijk en klaar en onomstootlijk bewezen.nbsp;De paus is dus niet de antichrist, zoo als de schriften vannbsp;Luther te lezen geven, — zeide men, — zoo als onze predikanten dal verkondigen, en gelijk wij het nog geloofden totnbsp;heden ten dage toe; maar, men heeft ons dan bedrogen, mennbsp;houdt ons dan voor den zot! Zoo ging het van mond tot mond,nbsp;door de menigte herhaald, en de voelen van den paus bereiddennbsp;die lallooze bekeeringen voor, welke het gezigt van onzenbsp;fransche priesters eenige jaren later voor goed te weeg mogtnbsp;brengen.

Een paar schreden van het paleis-Braschi verwijderd, bevindt zich hel alom bekende Pasquino-plcin. Pasquino was een kleermaker, die met elk, die zijn winkel voorbijging, dennbsp;spot dreef. i\a zijn dood vond men een oud standbeeld, datnbsp;zeer beschadigd was, en waarvan niemand den naam wistopnbsp;te geven; het volk gaf er alzoo dien van Pasquino aan, ennbsp;eiken nacht werden er nu voorts de la%%i, de grappen ennbsp;spotternijen der Romeinen, aan vastgehecht, waarmeé men zichnbsp;den geheelen dag vermaakt. Den volgenden morgen geeftnbsp;Marforio’s beeld, dat bij hel Kapitool staal, het antwoord opnbsp;de Pasquinades te lezen, en ziel men de nieuwsgierige menigte reeds bij het krieken van den dag elkaèr rond de tweenbsp;standbeelden verdringen, om te vernemen , welke soms bitterenbsp;en scherpe, maar toch meestal nuttige waarheden door hennbsp;ten beste gegeven worden.

In de rigling van het Pasquino-plein voortgaande, komt men binnen weinige minuten aan de kerk der H. Maria-iw-Navicella^ anders gezegd Chiesa nuova (nieuwe kerk). Ditnbsp;fraai gebouw, door Gregorius den Groote geslicht, werd innbsp;1575 door de zorg van den H. Philippus Nereus in orde hersteld. Goud, marmer en rijke schilderwerken schitteren er

17

-ocr page 202-

-194 HET DRIEVOUDIG ROME.

van alle kanten, vooral in de kapel van den H, Philippus zelve, waar de eerwaardige overblijfselen van Rome’s apostel rusten.nbsp;Philippus Nereus, de stichter der congregatie van het Oratorium, was tevens de groote biechtvader van Rome, denbsp;vriend der jeugd, de vader der armen, de beschermer dernbsp;ambachtslieden en het waardig toonbeeld aller priesters. Doornbsp;dit een en ander, verwierf hij zich in hooge mate de kinderlijkenbsp;dankbaarheid van het romeinsche volk, zoodanig, dat geennbsp;naam méér dan de zijne daar leeft in aller mond. Een paternbsp;van het Oratorium geleidde ons naar de kamer van den Heilige, die, volgens zeer lofwaardig italiaansch gebruik, evennbsp;zoo bewaard is gebleven als de Heilige haar heeft bewoond,nbsp;met de meubelen, die daarin door hem zijn gebruikt geworden. Zoo dan zagen wij er zijn biechtstoel van vermolmd dennenhout, en waarvan de zitting met een lederen kussen bekleed is. Even als in alle andere biechtstoelen van Italië, isnbsp;ook hier de spreekopening enkel met een blikken plaat gedekt,nbsp;waarin, op de wijze van een schuimspaan, een groot aantalnbsp;gaatjes zijn gedreven. Hoeveel wijze raadgevingen, hoevelenbsp;woorden van troost, hoeveel opwekkingen tot bekeering zijnnbsp;door die kleine opening de ooren en de harten der boetelingen niet binnengedrougen! ó Dat gij spreken kondet, driewerf eerwaardig biechtgesloelte, hoe stichtend zou uwe slemnbsp;niet zijn! In een kleine kas bewaart men de grof-houtennbsp;vuurstoof van den H. biechtvader; een weinig verder staatnbsp;zijn armelijke sponde, en voorts ook de eenvoudige piz/pVo,nbsp;of lessenaar, vanwaar hij het woord heeft gevoerd.

Dit één-éénig vertrek maakte de geheele woning uit van hem, die zoo dikwerf de paleizen, de rijkdommen en aidenbsp;grootheid der wereld van de hand gewezen heeft. Hier verleende hij een geestelijk gehoor aan zoovelen, als hem daartoenbsp;wilden komen bezoeken; en altijd vriendelijk, altijd met den

-ocr page 203-

195

DE JONGE SPAZZARA.

geest Gods vervuld, bezat hij de gave, om allen opgeruimd en tevreden, maar vooral beter dan zij tot hem gekomennbsp;waren, weder van zich te doen heengaan. Zoo kwam, op zekeren dag, de jonge Francesco Spazzara, de doorluchtigenbsp;telg eener edele familie, om met pater Philippus eenigenbsp;oogenblikken in vertrouwlijk gesprek door te brengen. « Gijnbsp;legt u dus dan nu op de regtsgeleerdheid toe? vroeg hemnbsp;de Heilige. — ja^ pater, was het antwoord, en wel metnbsp;hart en ziel. — Gij zijt wel gelukkig! Verhaal mij eens eennbsp;en ander, — hernam nu Philippus met groote vriendelijkheid, — ten aanzien uwer vooruitzigten in de toekomst. —nbsp;Weldra, zeide Spazzara, zal ik den doctorsgraad bekomen.nbsp;— Gij zijt wel gelukkig! — Daarna denk ik consistoriaal-advocaat te worden, en dan in de prelatuur over te gaan. —nbsp;Gij zijt wel gelukkig'. » — Thans zette de Heilige hem alnbsp;de grootheid, welke de wereld maar eenigermate oplevert,nbsp;naauwkeurig uit elkander, zoo als die in het hoofd van eennbsp;jongmensch zich gewoonlijk voordoet •, en telkens achter elkenbsp;onderscheiding, rang- en eerbevordering, liet Philippus volgen: Gij zijt wel gelukkig! Francesco nam dit alles ernstignbsp;op, zóólang totdat de Heilige, hem teederlijk aan ’t hartenbsp;drukkende, stil aan zijn oor zeide: En daarna ?! Die beidenbsp;woorden maakten zulken diepen indruk op het gemoed vannbsp;den jongen man, dat hij, tehuis komende, ze telkens moestnbsp;herhalen, en, bij ieder droombeeld van aardsche glorie,nbsp;stonden hern onwillekeurig die twee beteekenisvolle woordennbsp;in vlammende letteren voor den geest; En daarna!? Ja,nbsp;daarna zal ik moeten sterven, alles achterlaten, door Godnbsp;geoordeeld worden , vrijgesproken of strafschuldig verklaard..... « ó Ijdelheid van al het ondermaansche! » — dus

riep hij uit, op zekeren dag, en voorts al zijne gedachten vestigende op Hem, die, schoon alles voorbijgaat, niet voor-

17*

-ocr page 204-

i96 HET DRlErOKDIG ROME.

bijg-aat in eeuwigheid, zoo zeide I)ij de wereld vaarwel, en begaf zich in de congregatie van het Oratorium, waar hij heilig leefde en eveneens gestorven is l).

« En daarna ! » die diepzinnige woorden, ja, zij klinken nog altijd vermanend leerzaam ook den reiziger in het oor, die deze kamer bezoekt, waar ze zoo diep treffend werdennbsp;uitgesproken. Onder den indruk dier vermaning en leering,nbsp;betraden wij nu voorts ook de nevenliggende kapel van dennbsp;Heilige, waarin volstrekt niets veranderd is, en zich alzoonbsp;bevinden dezelfde deur, hetzelfde houten crucifix, dezelfdenbsp;afbeelding der H. Maagd met het Kind-Jesus in den arm, hetzelfde altaar, met een woord, alles, wat de heilige priesternbsp;hier bezigde en getuige was van zijne gebeden, van zijnenbsp;tranen en van zijne verrukking in den Heer. Men kan zondernbsp;diepe ontroering dezen vloer niet betreden of met de lippennbsp;eerbiedig de wonderdadige schilderij aanroeren, die hier opnbsp;het altaar is geplaatst. In de sacristij der kerk zagen wij een vrijnbsp;aanzienlijk getal eigenhandige brieven van den Heilige, eennbsp;groot gedeelte zijner kleeding, de reliekdoos, welke hij vannbsp;den H. Carolus Borromeus ontving, nadat hij hem genezennbsp;had; het crucifix, door hem op de borst gedragen, alsmedenbsp;een stuk brood van zijn laalsten avondmaaltijd, daags vóórnbsp;zijn dood, overgebleven. Wanneer nu al deze voorwerpen,nbsp;of slechts enkelen er van, aan Cicero, of aan Cesar, of aannbsp;welken vermaarden heiden ook, loebehoord hadden, zeker,nbsp;geen bezoeker van Rome, of hij zou ze willen zien, ennbsp;er regt Irotsch op zijn, als hij ze werklijk gezien had.nbsp;Dat nu zij zoo; maar, waarom zoudt gij er dan ietsnbsp;vreemds, welligt iets belagchelijks in zien willen, wanneernbsp;een christen, bij het beschouwen van de eerwaardige overblijfselen der groole mannen van het christendom, in geesU

1) Vie de S. 1’liil. 1. Ill, p. 237.

-ocr page 205-

I

I

197

THEATEB, PORTICÜS EN CURIA VAN POMPEJÜS.

drift en heilige vreugde opgetogen slaat ? Zijne heiligen wegen immers toch wel tegen uwe helden op! Ons bezoek van het Oratorium liep af met eenige oogenblikken oponthoud innbsp;de prachtige kapel, waar het ligchaam van den H. Philippusnbsp;rust. Moge de doorluchtige biechtvader van Rome voor al zijnenbsp;broeders in het gewijde priesterambt den geest van wijsheid,nbsp;zachtmoedigheid en ijver verwerven, die hem voor de leidingnbsp;en het behoud der zielen zoo krachtig werken deed.

Van de Chiesa nuova begaven wij ons naar het Campo-di'Fiore, Flora’s veld. Wij stonden daar op eens in ’t volle heidendom. Dit Campo , een geschenk , door Jcca Lauren-tia., de beruchte hovelinge, wier geschiedenis Macrobiosnbsp;verhaalt 1). aan het romeinsche volk gegeven, herinnert aannbsp;de kwislzieke weelde en de dolzinnige vermaken van hetnbsp;oude Rome, maar levens ook aan des eersten Gesars tragischennbsp;dood. Een plataanwoud, door trolsche galerijen omgeven,nbsp;met tallooze fraaije standbeelden van menschen en dieren versierd, en door prachtige springfonteinen verkwikkend opge-luislerd , ziedaar wat er, behalve de basilieken en theaters,nbsp;aan dit lustoord tot luister was toegebragt, doch waarondernbsp;het meest uilblonk Pompejus’ Theater, welks overblijfselennbsp;nog in het paleis-Orsini te zien zijn. De verwinnaar van Mi-thridates was de eerste, die te Rome een vaste schouwplaatsnbsp;bouwde; vroeger w'erden de theaters, na afloop der spelen,nbsp;altijd wéér weggebroken. Om nu zijn bouwwerk te doen eerbiedigen, voegde Pompejus er een tempel bij, die aan denbsp;Ferwinnende enus , eneri victrici was toegewijd. Verscheidenmalen, tenminste gedeeltelijk, afgebrand, werd doornbsp;Tiberius, Caligula en Nero 2) echter telkens weêr voor het

1) nbsp;nbsp;nbsp;Saturn, lib. I, c. 10.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Tacit., Annul., lib. VI; Suet, in Tiber.; id., in Calig.;

Plin. lib. XXXIII.


-ocr page 206-

198 IIKT DRIEVOUDIG ROME.

behoorlijk herbouwen gezorgd. De laatstgenoemde werd, op zekeren dag, door den lust bekropen, om aan Tiridates,nbsp;koning van Armenië, eens te toonen, hoe rijk en prachtignbsp;Rome er wel uitzag; en binnen de vier-en-twinlig uren deednbsp;hij al de plafonds, kornissen, pilasters, met een woord alles,nbsp;wat in het theater niet verguld was, schittrend vergulden.nbsp;Men stelle zich de verbazing van den vreemden vorst voor,nbsp;als hij daar dat gulden gebouw binnentrad, waarin dertignbsp;duizend toeschouwers plaats genomen hadden, als met zonnelicht, door duizenden en duizenden fakkels beschenen 1)!

Toen Pompejus, bij roemvolle uitzondering, de eer der zegepraal had verworven, terwijl hij nog maar romeinschnbsp;ridder was, deed hij, bij zijn theater, een tempel voordenbsp;Fortuna equestris , of Ridderfortuin, bouwen, waarbij laternbsp;nu ook nog zijne vermaarde galerij en zijne Curia gevoegdnbsp;werd, welke laatste zoo berucht is door Gesars dood. Denbsp;galerij bestond uit prachtige booggewelven, door honderdnbsp;kolommen van het schoonste marmer geschraagd. Volgens hetnbsp;berigt van deskundigen, strekte zij zoowel tot wandelplaatsnbsp;voor de romeinsche straatslijpers, als tot beschutting voor denbsp;toeschouwers, die door den regen genoodzaakt werden, hetnbsp;theater te verlaten, en tevens tot doorgang naar de Curia,nbsp;Deze laatste, niet minder prachtig dan at de overige gebouwen , daar ter plaatse aanwezig, besloeg de geheele ruimte tus-schen het paleis-Orsini en de kerk van den H. Andreas-(fe//a-Falie, en diende tot vergaderplaats voor den senaat. Op dennbsp;dag der Idus van Maart, in het jaar 43 voorde christlijkenbsp;tijdrekening, waren de beschreven vaderen hier bij een.nbsp;In weêrwil der onheilspellende wenken, die hem gegevennbsp;werden, verschijnt er ook Gesar, wiens magt thans haar top-

1) Plin. XXXIIl; Dio., lib. LXtll.

-ocr page 207-

199

DOOD VAN CESAR.

punt bereikt had, en, zonder het te weten, is de heer der wereld daar van alle kanten door zijne moordenarennbsp;omringd. Brutus en Cassius, beiden pretors, naderen hem,nbsp;alsof zij met hem willen komen spreken, maar, gelijktijdignbsp;storten van alle zijden de zaamgezworenen met hunne dolkennbsp;op hem toe: hij bezwijkt, doodelijk getroffen. De senaat, aannbsp;het eedgespan vreemd, is van ontzetting en schrik zóódanignbsp;verplet, dat men aan geen vlugten denkt, evenmin als omnbsp;Cesar ter hulpe te snellen: niemand spreekt één-enkel woord!nbsp;De dictator had zich moedig, zoolang hij kon, verdedigd,nbsp;maar, Brutus, dien hij altijd bemind had als een zoon, medenbsp;onder de zaamgezworenen bespeurende, riep hij uit: « En ooknbsp;gij, Brutus! » Dit gezegd hebbende, verborg hij zijn gelaatnbsp;in zijn mantel, en, met drie en twintig dolksteken doorboord,nbsp;stortte hij dood aan den voet van Pompejus standbeeld neder.

Wij stonden hier, op de plek-zelve, waar dit schriktoo-neel plaats greep. Wil men een getuige er van zien, die nog bestaat, zoo levert het paleis Spada dien op in het vermaardenbsp;standbeeld, waarvan ik zoo even heb gesproken. , Hel is vannbsp;wit marmer, fraai bewerkt en kolossaal van vorm. Pompejusnbsp;wordt voorgesteld in de houding van het kommando, metnbsp;uilgestrekten arm. Jammer, dat dit beeld, waarvan echternbsp;sommigen de echtheid betwijfelen, door het klassieke naaktnbsp;de belangstellende beschouwing merklijk doet verminderen.nbsp;Zonderlinge lotwisseling op aarde! Twee mededingers betwisten elkander den wereldscepter: Pompejus , door Cesar verwonnen, valt onder de slagen der Barbaren, en Cesar, doornbsp;de zijnen vermoord, sterft aan de voeten van zijns mededingers beeld. Zoowel de een als de ander had maar al te dikwerf het leven van den natuurgenoot tot een speelbal vannbsp;heerschzuchlige grootheid gemaakt: de godlijke geregtigheidnbsp;kwarn op hare beurt, en eischic billijke voldoening van beiden l

-ocr page 208-

200 HET DRIEVODDIG ROME.

Wat Cesar meer bijzonder aang^aat, zoo bevonden wij ons op slechts weinige schreden afslands van de plaats, waar hijnbsp;eens van de koelbloedigsle wreedheid deed blijken. Alvorensnbsp;ons daarheen Ie begeven, gingen wij eerst een rustig bezoeknbsp;in de kleine kerk van den H. Hiëronymus-c?e//a-Caretó afleggen. Ter plaatse-zelve, waar het huis der H. Paula stond,nbsp;gebouwd, strekt zij tot herinnering aan deze doorluehtige telg.nbsp;der Scipio’s, en tevens aan den H. Hiëronymu.s-zelven, dienbsp;daar, gedurende zijn verblijf te Rome, in 582, zijn intreknbsp;genomen heeft. Langen tijd was zij het doel van een kunstenaars-beévaart, aangezien daar de Communie van dennbsp;U. Hieronymus , het meesterstuk van Domenichino, bewaardnbsp;werd. Thans bezit deze kerk slechts de kopij van die schilderij,nbsp;terwijl het oorspronklijke stuk zich bevindt op het Vatikaan.nbsp;Intusschen heeft zij toch nog het zoowel voor den kunstenaar alsnbsp;voor den historiekenner hoogst merkwaardig communiekleednbsp;van de eerste zijkapel. Dit kleed, indedaad, eenig in zijnenbsp;soort, is van rood, met wit dooraderd, marmer, zoodanig fijnnbsp;van behandeling, dat men hel vooreen kant- of borduurwerknbsp;zou houden. Aan de beide einden knielen twee hoogsl-bevalligenbsp;engeltjes van wit marmer, die het kleed luchtig omhoognbsp;heffen en in schiiderachtige plooijen féstonsgewijs laten neêr-golven. Maar, ook al ware dit kunstwerk van den beitelnbsp;hier niet aanwezig, toch zijn er aan deze kerk herinneringennbsp;verbonden, zoo groot en maglig, dat de christen-reizigernbsp;daardoor’ alléén er te allen tijde onweérstaanbaar zal wordennbsp;heengevoerd.

Nu verder het Campo di-Fiore opnrerkzaam orn en rond gaande, teneinde er al de bijzonderheden van te leerennbsp;kennen, kwamen wij dan ook van zelf aan het aloude kamp,nbsp;Caudeta genaamd, een lager heenloopend terrein, bij hetnbsp;kamp, of veld, van Mars en aan den Tiber gelegen, waar

-ocr page 209-

201

CESARS WATEUTIIEATER.

Cesar zijne Naumachia (walerlhealer) deed aanleg;gen 1). Na Spanje en Gallic veroverd te hebben, wilde de dictatornbsp;daar een schouwspel leveren, zijner en het volk van Romenbsp;waardig^. In dit theater , dat door den Tiber van water werdnbsp;voorzien, zag men, te dier gelegenheid, honderd vaartuigen,nbsp;met twee, drie en vier roeibanken, aan een spiegelgevechtnbsp;deelnemen. Zij vormden twee vloten , die elk aan een hoek dernbsp;uitgestrekle watervlakte plaats hadden genomen, en den naamnbsp;van de typische en egyplische krijgsraagt droegen 2). Dezenbsp;schepen waren met negentien duizend koppen bemand, die,nbsp;volgens Tacilus, louter boosdoeners waren 5). En vanwaar,nbsp;zal men zeggen, had Rome dat groot aantal misdadigers tochnbsp;gehaald? ó De gesehiedenis heldert die vraag maar al te droevig op: die zoogenaamde boosdoeners, die misdadigers warennbsp;geene andere dan de slaven, de zwaardvechters, de krijgsgevangenen, welke Rome dwong, om elkander onderling afnbsp;te maken, tot feestvermaak harer bevolking!

üit vrees, dat de vlotelingen, steunende op hun aantal en magt, maar vooral wetende, welk een ellendig einde hennbsp;wachtte , wel eens in verzet zouden kunnen komen, zoo warennbsp;er rondom het water overal troepen uitgezet, om hen, in datnbsp;geval, gewapenderhand te bedwingen. Eindelijk, daar verschijntnbsp;Cesar in het Theater; men herkent hem van verre aan denbsp;lauwerkroon, die zijn kalen schedel voortdurend tot dekselnbsp;dient, aan het Iriomfkleed, dat door hem bij alle openbarenbsp;spelen mogt gedragen worden , gelijk mede aan de keurigheidnbsp;van geheel zijn uiterlijk, dat van verfijnden smaak, doch

1) nbsp;nbsp;nbsp;Volgens Festas lag het Caudeta-veld over den Tiber : Caudetanbsp;ager, in quo frutices existunt in modum caudaruni equinarum. —nbsp;Caudeta appellatur ager trans Tiherim, quod in eo virgulta nascunturnbsp;ad caudarutn equinarum similitudinetn. V, Caud,

2) nbsp;nbsp;nbsp;Suet., Cces., 39.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Annul., lib. Xll, 86.

-ocr page 210-

HET DRIEVOUDIG ROME.

tevens van de grootste verwijfdheid getuigde 1). Door een dronr van jonge officieren omgeven, en voorafgegaan doornbsp;met lauweren getooide bundelbijldragers of lictoren, begeeftnbsp;bij zich naar den voor hem bereiden gouden zetel, terwijl zijnenbsp;soldaten zich intusschen overluid tegen hem verklaren: zijnbsp;zijn, namelijk, verontwaardigd over de pracht bij gelegenheidnbsp;reeds der vorige feesten, en nu wederom bij dat van hedennbsp;ten toon gespreid. « Waartoe, zoo zeggen zij, al die verkwisting? Zou hij niet beter gedaan hebben, met onder onsnbsp;die schatten te verdeelen? » De verwijfde dictator werptnbsp;een verplettenden blik op de vermetelen, die hem schijnennbsp;te trotseren, en zich vervolgens, in toorn ontstoken, te midden der misnoegden inwerpende, grijpt hij er een met eigennbsp;hand vast, en geeft hem aan de wacht ter straffe over. Dienbsp;veerkracht van handeling, of, beter gezegd, die trek vannbsp;lurksche dwingelandij, herstelde de orde, en Gesar begafnbsp;zich daarna, met berekend-langzamen tred, naar de soortnbsp;van troon terug, die hem hier ten zetel was opgeslagen 2).

De twee vloten stevenen voor hem heen. « Gesar, zij, die gaan sneuvelen, groeten u! » — Cesar^ morituri tenbsp;salutant — zoo klinkt het hem tegen van uit de scharen,nbsp;die daar zich te scheep bewegen aan zijn voet; en, ofschoonnbsp;er reeds negentien eeuwen verloopen zijn, sedert die gruwel-woorden werden uitgesproken, zoo schenen ze nog heden tennbsp;dage daar te klinken in ons oor, en joegen ze op de plek-zelve, waar zij eenmaal gebezigd werden, ons nog den schriknbsp;in ’t gemoed. De kampplaats wordt nu afgedeeld : vijftignbsp;vaartuigen scharen zich aan de eene, vijftig aan de anderenbsp;zijde. Het leeken is gegeven; de strijders slaken gelijktijdig een kreet, als ten aanvangssein, en daarmeé begint nu

1) nbsp;nbsp;nbsp;Suet., 'Cms., 48 ; Dio., lib. XLIll.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Dio., lib. XLIII.

È

-ocr page 211-

SCHEEPSSTRIJD. 203

het gevecht. Men roeit op elkander toe en langzamerhand raakt men aan elkander. Steenen, lood, brandstokken metnbsp;vlammend vlas, in olie gedoopt en geharst of gezwaveld aannbsp;de punten , afgewisseld door pijlen en werpschichten, ziedaarnbsp;waarmee men elkaèr wederzijds, door middel van stormrammen, of uit de vrije krachtig-gespierde hand, bestookt,nbsp;terwijl de hemel nu eens schijnt te branden, en dan weêr innbsp;digte rookwolken lot slikkens toe is verhuld.

Doch, zie: daar horten en schokken de bodems geweldig tegen elkander in: de schuimende wateren ontzeilen als vannbsp;den schrik, be metalen snebben, waarmcê elke kiel gescherptnbsp;is, dringen diep de wederzijdsche boorden binnen, en weldranbsp;ziet men de diepslgelroffene ten gronde gaan, terwijl zich denbsp;bemanning al zwemmende nog tracht te redden; maar tot aannbsp;den oever voortgelobt, worden ze daar door de troepen ontvangen en teruggedreven in den vloed. Het egyptische eskader,nbsp;met minder beleid dan hel lyrische aangevoerd, wordt totnbsp;tegen den steden oever van het scheepsworstelperk voortgejaagd, en daar nu tracht het, zich op nieuw te verzamelennbsp;en met dubbele krachtinspanning lol de entering te komen.nbsp;Men raakt werklijk dan ook boord legen boord aan elkaêr,nbsp;en hiermee neemt thans het gruwlijksle bloedbad een aanvang,nbsp;waardoor de wateren, tegelijk met de bodems-zelve, ineennbsp;oogenblik des tijds, afgrijslijk geverwd worden, terwijl kielnbsp;bij kiel in den afgrond verdwijnt, en slechts enkele, de volkomen vernieling ontgaan, vreeslijk gehavend blijven rondzwalken, te midden der verminkte lijken van duizend ennbsp;duizenden slagtoffers der goddeloos-wreede feestvreugde vannbsp;een meer dan verdierlijkt volk. Cesar, die, gedurende denbsp;voorstelling niets anders heeft gedaan, dan brieven-lezen 1),nbsp;slaat nu eensklaps van zijn zetel op. Koelweg en schijnbaarnbsp;zonder in ’t minst te welen wat er is omgegaan, beveelt hij,

1) Suet., Au'j., 4S.

-ocr page 212-

904 HET DKIEVODDIG HOME.

dat er aan hen, die nog zijn overgebleven, genade zal worden verleend 1).

Hel volk, dat den dictator met uitbundige toejuiching ontvangen had, ging nu'morrend uit elkaêr: men vond helnbsp;toch zeer ongepast, dat Cesar bij al de openbare spelen zichnbsp;voordeed, als hield hij zich immer met wat anders dan metnbsp;de voorstelling bezig. Deze weinige woorden, Tacitus waardig, geven ons, meer dan een geheel boekwerk het zou kunnen doen, van het oude Rome een volledig beeld 2).

Nog bleef er een en ander punt van onderzoek in het veld van Flora en Mars voor ons over, doch de lijd was heden reeds te ver verstreken, en legen vijf ure besloten wijnbsp;dus, huiswaarts te keeren. Even bezig met het opleekenennbsp;van wat wij dezen dag merkwaardigs hadden gezien, daarnbsp;klopte de goede Maddalena aan onze kamerdeur, met hetnbsp;berigt: « Kcce un signore che vuol parlargH (er is eennbsp;heer, om u te spreken). » Ik ging in de zijkamer en vondnbsp;daar den heer N. « Ik kom, zeide hij, wel wat Iaat, maarnbsp;kon niet vroeger komen. Dezen morgen heb ik gehoor voornbsp;u bij den paus aangevraagd, en zoo op den oogenblik antwoordnbsp;daarop ontvangen: Zijne Heiligheid zal u rnorgen-ochtendnbsp;tegen half tien ure afwachten. « — « Morgen zal ik dennbsp;11. Vader zien en spreken! » ziedaar hel éénige, wat ik zeggennbsp;kon, en bij die weinige woorden gevoelde ik eene eerbiedigenbsp;huivering mij van het hoofd lot de voelen doordringen. Denbsp;heer N. vertrok, ’s Anderen daags, ten 9 ure, zou ik op hetnbsp;Co/owwa-plein mij in rijtuig ter audiëntie heen laten brengen.nbsp;Dat was bepaald, en ik zette mij nu terstond aan de pen,nbsp;teneinde op schrift te brengen, wat ik den volgenden dag vannbsp;den H. Vader te verzoeken had.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tacit., Annal., W\, 86.

2) nbsp;nbsp;nbsp;ld., id.: Rome in de eeuw van Augustus, t. IV, . 98.

-ocr page 213-

¦/

c' J


ANTICA E .MOlJERNA.


Tiaz.za.di A. Pietco^


5 I-

fe

v*[


Roei»'


VA


Heo'ione I

o ^

IvrUi (apauv

l'onU' c 'll'mpw di Jlercurio 'Icinpj diU ' Cnorc c ddln l irlunbsp;l’hnle c '/èmpio dclL’ Caniau’

MuUxtoi'io dl (Iwiwe lènifuo dl Mantenbsp;depoU'i\gt; d(’i/l{ Si'ifHoni

Tanpio dellii 'lèiiifwta depolcri di’lli' idniujlia lutruinbsp;é h'co di Pn

Sepolcro dci flimujliari di -.hujuj-to dcpolero anniau’nbsp;dipoliTO i/uxx/iido

Re«-i one R

0

Celwurntaiux^

'Icmpio di Cliiiu/to

d/w dl DolaheUa e SiUino

jJllihfquimaUi dei Ibn'ip'ini

______________diyli ¦ llbani

.Uaccllo Onvuii’

(luea / 'iHeliana Ciutipw Maivditlenbsp;üum di M.jitnvUbnbsp;(tuixt dei hatenuiinbsp;Ouüda (iw'te dei Itijili/

Cclioto €¦¦ Siuxlle di JHdna '[ènnic Pubhliche.'

Ca^a di Filtppi)

Campo Kmliuale-

Reg‘ioiie Iir

J,ndamp; 0 Serapüie-AnfiliMiix} I'iavlO ièi'iiu’' di 7i/o

Co/Ls-enigt;c di (ictjuii'

Virnie di Tiujaiio \ 'ieUrionw Fis*iuilinonbsp;dinj'o di Claudionbsp;/itido Maguonbsp;li’rme di bilipponbsp;^ tCloi^qianicnti di Atisenati'

Foniiw di Liouv Cvriupo

Reo'ionelV’

0

Tempw deÜa Pace/

. Hela Sudaiite

Colc.eso di .Vci'one

Tempto i/i leneix’ gt; e Jioina^

Aix'o dl 'liio

dfacello dito. o Foi'O Ctipcdiiie Ihudlica dl ('ostanlinonbsp;Coriieo . Ibsidalonbsp;'/ènipio di Ixemo

------di ^liitoiuiw. e l'aiueliiia

HiLt'Uica di Paolo Hmilio Fbro Tnaiisitorionbsp;'li'inpio delUv Pacenbsp;della 'Jètlui'C

ii'uipj del Solo, e della La na

Reg'ione y

EsijuiUaay

Tempw di Otooc liniiïieo '/l’nme Olimpmdinbsp;havaci'o di / Iqnippiiuinbsp;'fèmpio dl Sdoano

dl Oiiiiiono liiu'iiui J/eteello Lieuiuonbsp;. Ineo di (nlllienonbsp;Cihdro dei Jliseiiatinbsp;Ctefello dcll' aeijua Oiiilui '

Scpolcrc iiicoipute --------- dcpïi

Minecoa' Mediea

Siw'soi'io

' ^[t/di’atixgt; (iuine/ise

CaMdli di di/fovenii luyae

Cwie/la dcll' actfua^Claudia, it.inicneJaovo

Casidh dcll ’aiyua dUiixia .'Hpyila.c Oiulia

Jiyiudotlo ddl'Jnienc Aiwvo

hoe Aandalavio c cu.^c divemv


Tciupio dl TJrcolc Mu.eiiycio Mnlico dl ^ Ipollo

- dl licUona

.Uitui.y' Fnumcnlanj Vcinpio dl Pj'rcolc. (iu'todcnbsp;Portico di Filippönbsp;'Icaü'O di llalho

- nbsp;nbsp;nbsp;di Pömpev

Portioo di conto colonne-

. Jreo di Tibevio

Curia di Ihmpeo

Portico Corinlio di (h : Ottaow

Pantoon di . Upippa

hh'/nc di Abny/ie

Laifo di Agrippa

'fh'ine dl Scivne

Caslcllo dcU'acgua' fbrgino'

Ti’inpio di üiuiurna Basclica di Matidia.

dl Jliuriana PoHivo di Pola-Filla Pibbliainbsp;7cmpio d'dcide

- nbsp;nbsp;nbsp;di Sempide

------lil Minerva

____dl JJinej'oa Calcidicoy

Portico, e 'lenipio di XcUuno di Aleleaqro

Tcmpio dl Anlonino.c Colonna CocUdc

ihlcntnaAntonina

Anfiieairo di Slatilio Taui'o

Portico dl Euixpa

Arco di Gcaxiano.e- J’dleniinuuw

Ovoloqio lil Aiujiisto

.MiULwleo dv y/lUJlLCtO Bucto Ccsaivonbsp;ó'cpolcjv lil Aprippii-'

Orti Boinizj

FabbriAic de^Uy Ortv dt LucuUo


Tibuftma

. Lorenzo


.V. BibiiT/ar


tsroj


Al.Oppio

--



. I’. Preneslina

¦ // '/c/'»,;-


Rlt;?'^ioiie VT

/tlia Soniitii'

Tcmpio di Flora

__dl Otiirino

____dcllu'FoHuna Pubblica

___ dclla Salute

(hnpidoglio oecchio Tcrinc di Cewtanlincnbsp;'tcmpio dl Senipidenbsp;--ili , lpcU^, e di Cïulra

ISaijni dl Piiolo

'Pvnpio di Fcnei\‘ Sullusiiana

Portico AJdlian’iiroyi.

Foro Sullii.euano n,

Cotiseroe di acgmi ^ yOi/èo di fbocleziaiw

Re»’ione ïlR

C

f'ioy'Latay.

Orti Argiani

Foro .Jrc/i'inoruy

Tempio del Aolc'

Portico di CosUmlino J'oro Sttarionbsp;. llloijqianicnti ('cnxuininbsp;Scpolcro di Inbulo

_ dclla Pamiglia Claudia

.é/rco di Oordiano --Siiovo

_ di L /eiKgt;, c di' Jlan'O.


Stad/ di Ihnii-'iano Bai/ni Prioalinbsp;Lcnipio d Ae-'iiii’

Campo di . {lt;jAppa

Reg'ione ATll
fotv Roinaiio

Curia'

Conucio

OrcixiMitsi

Aiw di Fabiano

'lcnipio di (lislore. e Lhlluco

__di

Biie'ilica Oiidui Tcmpio di Cesarc

__dl AiUiii'iK)

Anv di 7'ibcrio Tcmpio dl Ia^TaSuino

____dclla Foriuna

Sctiola Aantil

Tempm dl OicDc 'lónanic

_____dclla Concordia

Cinw're. . Mamertino Arco di Sctliiiiio Scocionbsp;Ikmlica di l^iolo Ëmilionbsp;Segrclario del Senate '



Jgt;gt;nyi//ca di S.Caiec


.cVe'


fietro in


ColoTüia dl Foca.

Foro dl Ccsarc _ di AiupiAo

_ di Tnijano

Basilica ' Vlpui Colonna 'J'rajatma-J'cmpio di Tiajanonbsp;Badliba AiyeiiUiria/

Foixy Boario

.Irco di SMimio dmero

Ouadi'i/i'onte 'Tcmpio di Matuüi

___liclla Fortuna'

. di Ficolc Saccllü delUi Pudicizianbsp;'Jempio di Carnicnia'

labidano 'Icmpio di lejooenbsp;Jiocoa

Curia Cilabia-

'laiimh di dililioiie .Mon^'

_ cd Glove Cdpiloluw

_ nbsp;nbsp;nbsp;di'Giove Cmisematore,

Req'iooelX

Cuw 'Flaminio

Tctiiro di Jlarcedo Portico di Cttaoïa ¦


Ie/''


\fluesct di S.Stda


Si-ata i/i FicJt Jloiiiniu niittchi...


G

^ci/iirdolto .i nlahiiimtio


^/laj-il/\i La/c/pnc\.


Reo-ione A

U

Palazzo

Tempw dl Oiove- Statorc

___di Ramnusux-

Anqi'es.w principale del Piilazxo

Biblioicca Oivea ly Latma

Hnnpj di Cibclc.di Bdcco,c di Giunonc

Casa di Auiyusto

'Icmpio dl sIpoUo

___di Oiooe / inciloiv

di ]amp;tad-Palaiina Ciisa Tibcvianiïnbsp;Jngrandimente di Ciilujolanbsp;'Frnpio dl Aiujustonbsp;Jnpriindinicnio di Xcroncnbsp;Bagni Palaluiidnbsp;Area-' Paliili/uinbsp;(riaixiini di Adoncnbsp;Tempw dl Palladcnbsp;Sctli'.onio dl Seocio

Reo’ione XI

. C'

Circo Jhifsuna

Tcmpio di Cererc, e di Proserpina-' Temp] dl Cci'cix'-'f c di Eixole PoiufCfanonbsp;Tcmpio dl Atomaw

___dl Ihrtuno

-------- dl Bib’ - detto dl lee'ta

--dl (astoix- detto della Bh'Utna

Casa dl Xthilo di Porenzo fan' Ohlcnno


¦y.'S'


p 'Temp] ddla I\'cta di Irumonc Jfaiuta e dclla Aperaivuinbsp;to Arco dl Lcniulo

Rco'ione XII

PieAna Pubhhcei y

/ ScUe Ihfc dci^ Parti /• (cfsa dl Cfiiloncnbsp;l'y Area Radicananbsp;S (hm di Comijicionbsp;é ddde Atcncdoria

Reo’ione XID

siocnUiia

/ Tcmpio dl Biana Cbrnune

C--- dl Minerva

Baqm dl Sura i- Termc Bcciancnbsp;S 'Tcmpio dcUa Iaouj.

C-----til (nunonc. Pcqma

7 Tempic cd Atno dclla Libcrta'
S Portico Fahario pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Emilio
10 nbsp;nbsp;nbsp;Oraiuim LoUianx

ti Scpolcio dl C. Ccstio

Rep'ioneXIV

TtxuiMihcrirtd i 'f’inpio dl Escidapionbsp;tl .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- _ di Giooc

11 ___dl'Fauno

4 JfausAeo di Adriano d Scpolcxv dl Scipionc Afmeanonbsp;C o.irca Sdlimiananbsp;7- (h?c diocfse


Scala M Paf mi Honiani modrrni.


Scala dl

'771V. df.-t. quot;brtiezczcziSj 7ice, j(e. I Ooservccncê- S


-ocr page 214- -ocr page 215-

GEHOOR BIJ DEN PAUS.

13. JTanuariJ.

Gehoor bij den Paus. — Indrukken. — Ontvangst bij den H. Vader. — De koning van het Vatikaan. — Kabinet van Zijne Heiligheid. — Gregorius XVI. — De plegtigheid van dennbsp;voetkus.

Voorzeker, hij een feest is het meer-ofTnin fraaije weder geene geringe zaak: een vriendelijke zon, eene gematigdenbsp;warmte en een onbewolkte hemel stemmen het hart totnbsp;vreugde, en vervullen met de aangenaamste gewaarwordingennbsp;het innig-tevreden gemoed. Dankbaar sloeg ik alzoo dennbsp;blik naar boven, waar Ilaliës schoone zon mij loeblonk vannbsp;uil haren lazuren trans door niet een-enkel wolkje gevlekt:nbsp;mijne gemoedsstemming bevond zich met het mij omgevendnbsp;keurtafereel der natuur in volmaakte harmonie. Op dennbsp;klokslag van negen ure rolde mijn rijtuig heen naar hetnbsp;Vatikaan. Ik was in vol gewaad, als fransch priester gekleed; met de eene hand hield ik den slip van mijn slaat-siemantel, en in de andere de doos, waarin zich ecnigenbsp;rozenkransen bevonden, alsmede mijne schriftiijk aan dennbsp;H. Vader gerigle beden. Reeds bij het naderen van den Enge-lenburgl, voelde ik het hart mij met hevigheid in den boezemnbsp;slaan. lt;• Indedaad, — zoo zeide ik aan den heer N..., — iknbsp;weet niet, hoe ik mij tegenover den H. Vader houden zal,nbsp;want, waarlijk, ik ben zoodanig geroerd , dat het mij liglelijknbsp;kon gebeuren, op eene of andere wijze builen de etiquette tenbsp;gaan. » Men stelde mij gerust, evenwel een weinig laat,nbsp;want het rijtuig hield reeds bij den grooten trap stil. Langzaamnbsp;bestegen wij dien, even als reeds zoovele vorsten, prinsen dernbsp;Kerk en van Slaat, bisschoppen en pelgrims van alle wereldstreken en alle eeuwen, dien bestegen hadden; en evenals

Drievouilig nome. — II. Deel, nbsp;nbsp;nbsp;^ 8

-ocr page 216-

206 HET DRIEVOUDIG ROME.

zij, ging ook ik mij Ihans voor de voeten van den onsterflijken Opperpriester nederwerpen. Nog maar één oogenblik, en iknbsp;zou daar staan voor het aangezigt van den stedehouder Gods opnbsp;aarde; ik zou zijne stem hooren, den zegen ontvangen vannbsp;zijne hand, ik, onbeduidend schaap zijner uitgestrekte kudde.nbsp;En vanwaar is mij zooveel heil Ie beurt gevallen ? ó Mogt iknbsp;het met al mijne vrienden in Frankrijk deelen. De hulde, denbsp;betuiging mijner kinderlijke liefde, welke ik den opvolgernbsp;van den galileschen Petrus thans ga toebrengen, hij zal dienbsp;ontvangen in het paleis, ter plaatse-zelve gebouwd, waarnbsp;eenmaal dat van Nero stond; op de plek-zelve, w'aar de ehris-tenen tot levende fakkels dienden, ontstoken bij de spelen vannbsp;den Gesar; waar de eerste der pausen gekruisigd werd, waarnbsp;Pius VI., die, naar luid der voorspellingen van het ongeloof,nbsp;de laatste moest zijn, werd gevangen genomen en weggevoerd als een boosdoener, ó Heilige Kerk van Christus, gij,nbsp;die gelouterd zijl in hel vuur der vervolging, ja, gij hebt zenbsp;allen zegevierend doorgestaan de mokerslagen, u door de Nero’s van het grijs verleden en van onze dagen zoo wreedaardignbsp;als koelbloedig toegebragt: doch, de Nero’s zijn verdwenennbsp;van de aarde, maar hel Opperpriesterschap der nieuwe wet,nbsp;zie, het is altijd glorievol daar!

Reeds bevonden wij ons in het eerste voorvertrek, waar een rijke schat van frescoschilderwerk en pilasters van het kostbaarste marmer tot getuigen strekken, dal de zetel van hetnbsp;pausdom tevens die der kunsten is. Wij vonden daar eenigenbsp;manschappen van de zwitsersche lijfwacht Zijner Heiligheid,nbsp;gelijk ook nog drie Sediarii^ of pauslijke zeteldragers, geheel in het rood gekleed. Wij traden vervolgens een tweede,nbsp;een derde en een vierde vertrek binnen, aan het eerste volkomen gelijk zoo in sierlijkheid , als wat betreft het personeel,nbsp;dat er zich in bevond. Evenwel, de bemeuheling werd van lie-

-ocr page 217-

207

ONTVANGST BIJ DEN H. VADER.

verlede fraaijer, ofschoon in elk dezer zalen eveneens de wanden mei behangsels van rood damast, met keurige schilderijen en met ivoren Christusbeelden van buitengewone grootte warennbsp;opgeluisterd, terwijl de plafonds van penseelkunst en zwaarnbsp;verguldsel schitterden, en kostbare tapijten overal langs denbsp;vloeren lagen gespreid.

In het naaste voorvertrek van ’s pausen audiëntiezaal vonden wij de huisprelaten van den H. Vader, in het paars uitgedost;nbsp;een van de pauslijke edel wacht [guarda nobili) stond aan denbsp;deur van het aangrenzend aparlement op post. Weldra kwamnbsp;een kamerdienaar de door mij meêgebragte rozenkransen afhalen, om ze Zijne Heiligheid op een zilveren schotel ter wijdingnbsp;aan te bieden. Naauwlijks nog had ik ze hern afgegeven, ofnbsp;er werd gescheld: het oogenblik van het mij toegestane gehoor was daar. Ik ging het laatste voorvertrek door, waar zichnbsp;de majordomus en eenige prelaten bevonden, en, zie, daarnbsp;stond ik alzoo op den drempel van des H. Vaders kabinet. Denbsp;dubbele deur werd voor mij geopend, en ik maakte vervolgensnbsp;de drie, bij het pauslijk hofceremonieel gebruiklijke kniebuigingen. Doch reeds bij de eerste stond de H. Vader van uil zijnnbsp;armstoel op, en, mij bij mijnen naam noemende, strekte hijnbsp;mij zijne geopende armen toe; ik wierp mij voor zijne voelennbsp;neder, om die eerbiedig te kussen, maar de minzame grijsaardnbsp;hief mij op, en bood mij, als uit overmaat van goedheid,nbsp;daartoe vol liefde zijne hand. Ik legde nu een exemplaar vannbsp;eenige mijner lettervruchten op zijne tafel neder. « 6 Ik ken dienbsp;reeds » — zeide mij de paus, terwijl hij het eerste deel van dennbsp;« Caléchisme« opende, en met luider stem de eerste ennbsp;tweede bladzijde er van las, waarna hij mij toevoegde : « Si^nbsp;si, questo 'e vero, questo è ben vero! » — Ja, zeker,nbsp;dat is waar, dat is wel zéér waar!

Met vaderlijke goedheid betuigde hij mij zijnen dank voor

-ocr page 218-

208 HET DRIEVOUDIG ROME.

wat ik geschreven had, en moedigde mij met nadruk aan, om zoo voort te blijven varen. Vervolgens het boek weêr op denbsp;tafel neêrleggende, nam hij mij bij de hand, en begon nunbsp;met mij een gesprek, gelijk een vader met zijn kind, eenvoudig, vertrouwlijk en zonder de minste terughouding in al denbsp;woorden, welke hij sprak. Dat duurde zoo een geruimen tijdnbsp;voort, en wel zoodanig, dat Zijne Heiligheid er steeds eenenbsp;wending aan wist te geven, die mij èn als priester, èn alsnbsp;Franschman de meeste belangstelling inboezemen moest. Wel-ligt ten gevolge van ’s pausen vertrouwlijken toon, liet ik,nbsp;als bij overijling, mij het woord, ten blijke van toestemming:nbsp;«out, Monsieur V ontvallen; doch, terwijl het schaamroodnbsp;mij over de wangen liep, lachte de doorluchtige grijsaard mijnbsp;minzaam toe, en vroeg mij, terwijl hij mijne hand met vriendlijke belangstelling drukte: « Hoelang denkt gij nog wel innbsp;Rome te blijven? » — waarop ik nu antwoordde: « Allerheiligste Vader, ik denk tot Paschen hier te zullen vertoeven.» — « Wel nu (hernam hij), dan zult gij mij nog welnbsp;eens komen bezoeken, niet waar?» Dit vernieuwd blijk vannbsp;’s pausen goedheid te mijwaart voerde mijne erkentlijkheid tennbsp;top, en deed het mij wagen, om aan Zijne Heiligheid de beden voor te stellen, welke ik voornemens was, haar te doen,nbsp;doch waartegen men mij in de voorzaal gewaarschouwd had,nbsp;dewijl ik gevaar liep van die niet toestemmend beantwoord Ienbsp;zullen zien. De goedheid, het minzaam onthaal van den pausnbsp;vervrijmoedigde mij, en ik droeg hem al mijne beden voor.nbsp;Met eene uitdrukking van gelaat, als wilde hij zeggen: nu,nbsp;gij laat de gelegenheid volstrekt niet voorbijgaan , knikte hijnbsp;mij minzaam toe, en willigde mijne wenschen onmiddelijk ennbsp;volkomen in. Daarna nam hij het verzoekschrift, waarin iknbsp;voor mij en mijne vrienden orn nog eenige andere gunstennbsp;vroeg , ter hand, las het van den beginne tol den einde toe,

-ocr page 219-

ONTVANGST BU DEN H. VADER. 209

en zeide daarop ; Ja, ja, dat alles! « Si, si , tutto questo; » en hij onderschreef het met zijne hand.

De audiëntie had veel langer dan naar gewoonte geduurd; een kamerdienaar opende de deur; Gods stedehouder zegendenbsp;mij op nieuw, en nadat hij mijne beide handen in de zijnen genomen en mij uitgenoodigd had , om nogmaals tot hem te komen ging hij naar zijne zitplaats terug , en verliet ik de zaal.nbsp;Ziedaar in korte woorden beschreven, hoe Gregorius XVI.nbsp;mij bij zich ontvangen heeft. Vele anderen zullen datzelfde,nbsp;en welligt nog veel meerder te verhalen hebben, wat nietnbsp;aan het publiek wordt meégedeeld^ en ook ik zou geenszinsnbsp;openlijk hier hebben neérge.schreven wat, als zoo overvloedige,nbsp;onverdiende gunst mij mogt ten deele vallen, ware het niet,nbsp;dat, in een tijd van miskenning en verguizing van al, watnbsp;den katholiek heilig is, de pligl van den chrislenpelgrim , dienbsp;Rome bezoekt, hem gebiedend voorschreef, in ’t openbaarnbsp;hulde toe te brengen aan de opperpriesterlijke majesteit, innbsp;het haar tweeledig kenmerkend karakter van godlijke magt ennbsp;van vaderlijke goedheid..Alleen het gezigt van ’t Vatikaan:nbsp;die grootsche zalen, waar de schoone kunsten in luister zetelen, die wachters en grootofficieren , daarbinnen tot beveiliging en bediening des doorluchtigen bewoners verordend ennbsp;bedrijvig, dat alles kondigt den reiziger eene vorstlijke majesteit aan, die het gemoed als met vreeze vervult. Doch,nbsp;wanneer men nu, lot in het binnenste van dat schitterendnbsp;paleis doorgedrongen, een vorst aanschouwde, die, metnbsp;verblindenden luister omringd, den voor zijnen troon gebo-gene slechts enkele woorden toevoegde, met strenge inachtneming van wat de hofetiquette voorschrijft, en de staatkundenbsp;dringend gebiedt, zoo zou de eenige indruk, die na zulknbsp;eene audiëntie overbleef, geen andere zijn dan eerbied ennbsp;vreeze: men mogt op zulk een gehoor irolsch wezen, maar

18

-ocr page 220-

210

HET DRIEVOUDIG ROME.

het gemoed zou zich, zeer zeker, niet bevredigd gevoelen, dewijl het hart er geheel en al buiten was gelaten. En zóónbsp;toch gaat het gewoonlijk toe bij vorsllijke audienliës, ennbsp;met geene andere indrukken komt men vandaar. Doch,nbsp;geen wonder ook; want, zij zijn wel heeren en meesters,nbsp;maar vaders zijn ze niet; zij weten dit, en een ieder weetnbsp;het, even goed als zij.

Geheel anders echter is het gevat met den koning van hel Vatikaan. Bij den indruk van eerbied en vrees, door dennbsp;luis'er, die de majesteit des souvereins omgeeft, te weegnbsp;gebragt, voegt zich levens onmiddelijk de vriendelijke gewaarwording van liefde en van vertrouwen. Al die prachtigenbsp;voorzalen loopen uit op een nederig vertrek, waar zich nietnbsp;een monarch bevindt, inden verbasterden zin van dat woord,nbsp;maar een vader, die u met teederheid ontvangt, in zijnenbsp;armen drukt, en liefkoost als een hem dierbaar kind; dienbsp;zich nederbuigl, om u op te heffen tot daar omhoog, waarnbsp;hij-zelf geplaatst staat; die zich, als’t ware, met u vereenzelvigt, als om zijn hart in ’luwe over te storten; die unbsp;toespreekt, als had hij u altijd gekend, wiens lippen zich nietnbsp;openen, dan om u vriendelijk toe te spreken, en van wiensnbsp;handen louter zegen op u nederdaalt. Ja, in dit tweeledignbsp;karakter van kracht en van teederheid, van gezag en vannbsp;liefde, van majesteit en van eenvoud, openbaart zich hetnbsp;godlijk toonbeeld der hemelsche magt; eene onbeschrijflijkenbsp;gewaarwording van eerbied, van vertrouwen, van liefde ennbsp;van verknochtheid maakt zich daarbij onverdeeld meesternbsp;van het gemoed , en die gewaarwording , die indruk, overtreft daarom alle anderen, dewijl zich versland en hartnbsp;beiden, ja, de geheele mensch zich er bij bevredigd gevoelt.nbsp;En ziedaar dan u den paus geschetst, den vader en den koning, en koning omdat hij vader is; ziedaar het beeld van

-ocr page 221-

GREGORIUS XVI. 2H

Gregorius XVI. Wat het koningschap op Kalvarië was, dat is voortdurend het koningschap van het Vatikaan.

’s Pausen kabinet, waarin ik ten gehoore ontvangen werd, is een langwerpig vierkant, vrij eng, en zéér eenvoudignbsp;gemeubeld vertrek, met een schrijftafel aan de regterzijdenbsp;bij het binnen komen. Papieren, eenige boeken, een zeernbsp;gewone inktkoker en een fraai ivoren crucifix , met eennbsp;beeld van de H. Maagd was het al, wat men er vond,nbsp;behalve nog één-enkelea alledaagschen armstoel, op eenenbsp;estrade geplaatst van ongeveer zes duimen hoogte. DeH. Vader droeg eene soutane van witte wollenstof, zonder gordel,nbsp;naar italiaansch gebruik; witte kousen, een wit kruindek-sellje, een schoudermantel of/'é/enwe van diezelfde kleur ennbsp;Ie halver lengte van het gewone schouderkleed, of de zoogenaamde Camail. Ziedaar ’s pausen toilet. De pantoffels-alleen waren rood en met een gouden kruis er op gestikt.nbsp;Gregorius XVI. is rijzig van gestalte, zijne haren zijn sneeuwwit. Zijn gelaat is frisch van tint, eerder bleek dan kleurig;nbsp;de loon zijner slem is krachtig, maar vriendelijk; hij heeftnbsp;groote zwarte oogen, met breede fraai gebogen wenk-braauwen. Zijn tred is vast en, schoon zes-en-zeventig jarennbsp;oud, gaat hij regt overeind en, met hel hoofd vrij omhoog,nbsp;vlug daarheen. Al zijne geestvermogens zijn in volkomennbsp;kracht van werking bewaard gebleven; vooral zijn geheugen is van verbazenden omvang. Voeg bij al die uitstekendenbsp;hoedanigheden de waardigheid en eenvoud, waarmeê Gregorius alles verrigl, alsmede eene zekere naïve goedhartigheid, en gij zult hel niel-gevleide portret hebben van diennbsp;doorluchligen en eerbiedwaardigen grijsaard.

Onder de bij pauslijke audiënties gebruiklijke ceremoniën, is er eene, waarvan het nuttig kan zijn, den oorsprong aan te duiden, uithoofde vooral, dal daardoor eeni-

-ocr page 222-

jjermate de aard, het karakter wordt uitgedrukt van het christlijk koningschap, dat ons thans heeft bezig gehouden:nbsp;ik bedoel, namelijk, de kniebuiging en het kussen der voe*nbsp;ten van den paus.

De oude volken betuigden hunnen eerbied voor de vorst-lijke majesteit, hetzij door knielen, hetzij door zich met het aangezigt te vernederen in het stof. Vandaar die zoo veelvuldig bij hunne tijdgenooten voorkomende uitdrukkingen van;nbsp;genujlexus ante eum, provolutus ad pedes (voor hemnbsp;geknield liggende, zich nederwerpende aan zijne voeten).nbsp;Nog heden ten dage buigen zich de Oosterlingen tot de aardenbsp;toe, wanneer zij voor hunne meesters verschijnen. Dit gebruik is door het christendom bewaard gebleven, en denbsp;katholiek brengt, met liefde en waardigheid, aan den stedehouder van Jesus-Christus de hulde toe, welke vrees ofnbsp;vleijerij de volken deed betuigen, die gekromd lagen ondernbsp;het slavenjuk der wreedste dwinglandij. Maar, de eerste opperhoofden der Kerk, die niet wilden, dat men wanen zou,nbsp;alsof zij voor zich deze hulde begeerden, plaatsten een kruisnbsp;op hun schoeisel, teneinde de geloovigen, bij het eerbiedignbsp;nederknielen aan hunne voeten, dat aanbidlijk leeken, doornbsp;er hunne lippen op te drukken, dankend mogten vereeren.nbsp;In de kerk van den H. MAvWnaamp;~dei-Monti zagen wij hetnbsp;kruis ingestikt op het schoeisel van paus Marlinus I. dennbsp;H. Martelaar, die, te midden der Vil. eeuw, de evangelischenbsp;waarheid bezegelde met zijn bloed. Eveneens wordt datnbsp;geheiligd teeken gevonden op de in mosaïk bewerkte afbeelding van Honorius I., in de kerk van St. kgues-buiten-de-muren^ gelijk ook op dat van het mede in mosaïk vervaardigde portret van den 11. Cornelius, inde kerk der H. Maria-in-Trastevere. Bij dit uiterlijk teeken van ootmoed hebbennbsp;de pausen , sedert Gregorius den Groole, den titel gevoegd

-ocr page 223-

215

BEZOEK BIJ PATER MACTONE.

van dienaar der dienaren, of knecht der knechten Gods: Servus servorum Dei. Met deze woorden in het hart, zou-den alle sceptervoerders, in de lieflijke schaduw des Evangelies, als echte chrislen-vorslen niet slechts hunnen troonnbsp;onwankelbaar gegrondvest, maar ook hunne onderdanennbsp;tevens volmaakt gelukkig zien. Wanneer dit evenwel hetnbsp;geval niet is, zoo wachte men zich noglans de katholiekenbsp;Kerk daar de schuld van te geven, haar , die in de geringstenbsp;harer gebruiken, even als inde plegtigste harer ceremoniën,nbsp;steeds van de diepe vereering doet blijken, welke zij koestertnbsp;èn voor het eerbiedigen van het gezag, èn voor onkrenkbrenbsp;trouw en gehechtheid aan de van God gestelde magt, alsnbsp;op welke twee grondslagen geheel de maalschaplijke ordenbsp;onstoorbaar veilig zou kunnen rusten.

13. JfaniiariJ.

Bezoek bij pater Mautone. — Bijzonderheden betreklijk den H. Alphonsus en zijne heiligverklaring. — Brief van dennbsp;Heilige. — Is zijne godgeleerdheid plaatselijk, nieuwerwetsch,nbsp;gevaarvol en te wantrouwen? — Opmerklijk onderhoud metnbsp;den goeden pater. — Bezoek in San-Luigi~di-Francia, denbsp;kerk van den H. Bodewijk der Franschen.

Sedert lang reeds was mij een bezoek, waarop ik zeer veel prijs stelde, toegezegd. Tegen 10 ure kwam een goed vriendnbsp;mij afhalen, om naar het klooster van den Jllerheiligstennbsp;f^ei'losser te gaan, welks overste, pater Jozef Mautone,nbsp;mijne belangstellende nieuw.sgierigheid in hooge male hadnbsp;gewekt. Die eerwaardige grijsaard heeft, namelijk, het ordekleed uit handen van den H. Alphonsus van Liguori-zelvennbsp;ontvangen, met wien hij gedurende vier jaren te zamennbsp;woonde. Wij vouden hem in zijne kleine cel bezig met het in

-ocr page 224-

214 HET DRIEVOUDIG ROME.

orde brengen van eenige onuitgegeven werken van den ita-liaanschen Franciscus van Sales. Op de inlichtingen, welke ik nopens het zieleleven des heiligen bisschops van hem vroeg,nbsp;gaf hij mij ten antwoord: » In weerwil van zijn onafgebroken ligchaamslijden, was onze geestelijke vader zoo vrolijknbsp;en zoo vriéndelijk, als men het zich maar eenigzins voorstellen kan. Gedurende den uitspanniugstijd bespeelde hij steeds,nbsp;ten genoege der kloosterlingen, de piano-forie of het klavier, of mengde zich opgeruimd en immer regt geestig metnbsp;hen in het gesprek. Op den oogenblik evenwel, toen hijnbsp;tot de bisschopswaardigheid verheven werd, zeide hij zijnenbsp;geliefkoo.sde rnuzijkinstrumenten voor altoos vaarwel; en, alsnbsp;men hem vroeg, waarom hij die voortaan niet meer bespeelde, zoo gaf hij daarop dit tot bescheid; cc Ma che, manbsp;che direbbe la povera gente? Wat zou daar het arme volknbsp;toch wel van zeggen? Hel zou zeggen: terwijl wij ondernbsp;ellende en arbeid gebukt gaan, neemt de bisschop volopnbsp;zijn vermaak. » En om nu deze soort van aansloot, — zoonbsp;als hij hel inzag, — te vermijden, keerde hij niet lot zijnnbsp;klavier terug dan na eerst zijn ontslag uil het bissehoplijknbsp;ambt genomen te hebben.

Als een waardige zoon van den H. Alphonsus, is ook pater Jozef een allerbeminnenswaardigsie grijsaard. Wij traden met hem in een lang en breed gesprek over de godgeleerdenbsp;moraal van den H. bissehop , en over de tegenkanting , welkenbsp;zij ondervonden had. «6 — zeide bij, — die weêrspraaknbsp;heugt niet van vandaag of gister: daar weet ik een en andernbsp;van te verhalen, dewijl ik bij de behandeling der heiligverklaring van onzen geestelijken vader, als eischer in hetnbsp;proces moest optreden, en te dier gelegenheid menigwerfnbsp;daarover op zeer harde proef werd gesteld. Zoo, onder anderen , dacht de zoogenaamde Advocaat van den duivel

A

-ocr page 225-

BIJZONDERHEDEN BETREKLIJK DEN II. ALPIIONSÜS.

eigenlijk de promotor des geloofs, — dat hij mij tot zwijgen had gebragt door het opwerpen van destelling, dat het den H. Alphonsus aan omzigligheid ontbroken had, door,nbsp;in tegenspraak met een groot aantal beroemde godgeleerden, het joroöaói/e's/wMs in bescherming te nemen; « en zulksnbsp;is, — zeide hij, —- zóó waar, dat, naar men verzekert,nbsp;Liguori, alvorens te sterven, dit zijn gevoelen openlijk herroepen heeft. »

Toen hij dit zeide, ligiie de goede oude zijn kapje af, en ging nu, op schalkschen toon , voort; «Ik liet hem ongestoord doorspreken, zoodat men bijna geloofde, dat ik hetnbsp;verloren gaf; doch, als hij nu geheel had afgehandeld,nbsp;zoo las ik hem mijn antwoord met betrekking lot de mijnbsp;voorgeworpen onvoorzigtigheid van den heilige krachtig voor,nbsp;en dit werd door de gewijde congregatie als zegevierendnbsp;beschouwd, terwijl dan nu ook de promotor-zelf dit puntnbsp;van beschuldiging liet varen. Doch thans kwam de vermeendenbsp;herroeping van den H. Aljihonsus op het tapijt, en op dètnbsp;punt juist was het, dal ik den advoeaat afwachtte. Daarnbsp;bragt ik, namelijk, uit de processtukken dezen brief tenbsp;voorschijn, door den heilige, kort voordat hij de eeuwigheid inging, zelven geschreven. » Pater Maulone haalde nunbsp;den hier volgenden , hoogst merkwaardigen brief uit de ladenbsp;zijner schrijftafel voor den dag, en las mij dien voor. Omnbsp;de alles-afdoende strekking van dal belangrijk stuk , zal rnennbsp;mij, zoo ik meen, de mededeeling hier wel zeker gaarnenbsp;toeslaan.

« Pater Paluzzi dringt er in zijn werk dikwerf op aan, dal ik mijne stelling herroepen zal, doch geeft daarbij tenbsp;verslaan, dat ik liever mijne zaligheid er aan zou wagen,nbsp;veeleer dan daartoe over te gaan. Ik ben hem wel uiterstnbsp;dankbaar voor den goeden dunk, dien hij van mij koestert!

-ocr page 226-

216

HET DRIEVOUDIG ROME.

Alzoo heb ik de wereld vaarwel gezegrd , mij, bij het intreden der congrreg-atie, van mijne g:eheele vrijheid beroofd, door hetnbsp;afleggen, namelijk, der geloften van volslagen armoede ennbsp;volharding; met een woord, ik heb mij-zelven veroordeeld,nbsp;om als een missionaris te leven in eene bekrompen cel, — ennbsp;dat alles waarom? om als een verdoemde te sterven, en ditnbsp;enkel ten gevolge, dat ik de waarheid niet wil huldigen ennbsp;mijn gevoelen herroepen! Maar, ik vraag u, boe dwaasnbsp;toch zou ik dan wel niet zijn, en zulks te meer, daar iknbsp;die herroeping toch zonder de minste schande voor mij-zelven , ja, veeleer tot mijn roem en eer bij geheel denbsp;wereld zou kunnen bewerkstelligen. Bij de herroeping zou iknbsp;immers enkel maar te zeggen hebben, dat ik tot dusverrenbsp;te goeder trouwe gedwaald had, doch, als feilbaar mensch,nbsp;geen oogenblik had geaarzeld, om de oogen te openen voornbsp;het licht, zoodra hel den Heere behaagde, mij daarmeè tenbsp;begenadigen. Ik houd mij innig overtuigd, dat allen, zelfsnbsp;mijne aanhangers, erkennen zouden, dal ik als een mannbsp;van eer naar de inspraak van mijn geweien handelde, ennbsp;daaraan hulde zouden toebrengen. En de bestrijders van hetnbsp;-probahüismus dan, hoe zouden deze mij niet toejuichen,nbsp;wanneer ik lot hun gevoelen bij wilde treden? Doch, integendeel, door bij mijne meening te blijven volharden, ganbsp;ik in het oog van pater Paluzzi en der zijnen voor eennbsp;warhoofd, een vrijdenker, een stijfkop door, ja, wat meernbsp;zegt, voor iemand, die dwaas is en te kwader trouwenbsp;handelt.

B Mijne hooge jaren en iigchaamszwakte waarschouwen mij, dal ik weldra voor God zal hebben te verschijnen ; doch,nbsp;ik ben getroost bij de gedachte, dal niet pater Patuzzi, maarnbsp;Jesus Christus, de harlenkenner, mijn eeuwig oordeel uitspreken zal. Het is waar, ik vrees het oordeel wegens mijne

-ocr page 227-

BRIEF VAN DEN HEILIGE. 217

ïonden, maar geenszins uithoofde van het gevoelen, door mij aangekleefd; want dit komt mij voor, zóó gegrond tenbsp;zijn, dat alleen de Kerk er mij van terug zou kunnen brengen, door het te veroordeelen; in welk geval ik mijnenbsp;denkwijze aan haar onfeilbaar gezag ten offer brengen ennbsp;gehoorzamen zou, ofsehoon ook zonder te weten waarom.nbsp;Ed in lal caso io sot to porrö il mio giudiz-io alia dinbsp;lei aiüorita infalhbile ^ e dirö che mi bisorjna ubbidire ,nbsp;benecliè sia mi ignoto il perohè. »

Op eene andere plaats drukt de Heilige zich in dezer voege uit; » Gij zult welen, dat ik, van den beginne afnbsp;aan, bij mijne kerkelijke sludieoefeningen steeds voorstanders van het Rigorismus lot leermeesters en leidsliedennbsp;had; dat de eerste schrijver, dien ik in handen kreeg, Gi-netti was, het hoofd probabilioi'islen, en dat ik langennbsp;lijd een warm voorvechter van hei probabitiorismus geweestnbsp;ben. Later, toen ik de gronden van hel tegenovergesteldenbsp;gevoelen ernstig onderzocht had, ben ik van meening veranderd. Gedurende de dertig jaren, welke ik nagenoeg onverpoosd in de beschouwing van dit vraagstuk heb doorge-bragt, las ik tallooze aanklevers zoowel van de eene als vannbsp;dc andere meening; en gedurende al dien tijd heb ik nietnbsp;opgehouden, God te smeeken, dat hij mij het stelsel zounbsp;doen kennen, waaraan ik mij , ter vermijding van alle dwaling zou te houden hebben. Ten slotte, heb ik mijn gevoelennbsp;voor goed vaslgesteld, niet op grond van mijn persoonlijknbsp;oordeel, maar als berustende op hel gezag van wal beroemdenbsp;godgeleerden daarover hadden beslist, vooral de eerste ondernbsp;hen allen, de H. Thomas, hel orakel aller scholen en denbsp;leeraar der Kerk.

.lt; Dikwerf heb ik zeer ernstig op dat stuk mijn geweten onderzocht, doch zeker is het, dat ik nimmer uil harlstogt

Drievoudig nome. — II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;\ Q

-ocr page 228-

218 HET DRIEVOUDIG ROME.

of met overdrijving van stelselzucht de pen voerde. Ik eindig. Sedert eenige maanden, lijd ik aan eene ziekte, die mij hoegenaamd geen rust laat, en hoogstwaarschijnlijk weldra ten grave voeren zal. Nu zegt men gewoonlijk, dat iemand geheel anders spreekt te midden van het leven, dannbsp;wel als het op sterven gaat aankomen; immers, in de urenbsp;des doods gevoelt men een spijt, dien men bij het levennbsp;niet gewaar wordt, of, beter gezegd, niet gewaar wil worden. Wel nu dan, ik heb in ’t minst geen spijt over hetnbsp;volharden bij mijn stelsel van ¦probabilismus; wat zeg ik ?nbsp;mijn grootste spijt zou zijn, bij het onderrigt van anderen,nbsp;het tegenovergestelde gevoelen te moeten verdedigen, ofschoonnbsp;dit dan ook al door zekere nieuwe schrijvers moge voorgestaan worden. Bij het onderwijs heb ik mij steeds aannbsp;den raad van den H. Chrysoslomus gehouden: « Circanbsp;vitam tuam esto acerbus, circa alienam benignus. » —nbsp;Zijt streng ten aanzien van u-zelven, loegevend jegens anderen.

cc Gij hadt eens moeten zien — zeide pater Jozef — welke oogen de promotor openzette , toen ik dien brief daarnbsp;voorlas; hij bleef verstomd zitten, en de H. Congregatienbsp;besliste, dat Alphonsus in de hoogste mate — modo heroïconbsp;— de deugd van voorzigtigheid of beleid geoefend had, en,nbsp;houd hier wel in het oog, dat in dit geval bedoeld wordtnbsp;de omzigtigheid, welke een schrijver bij het ondersvijzennbsp;van anderen in acht te nemen heeft. De bulle der canonisatie werd nu opgemaakt en aan den H. Vader ter goedkeuring overgebragt. De kardinaal-rapporteur was onder hetnbsp;lezen er van diep geroerd door de sterke en onbewimpeldenbsp;lofspraak, welke de Congregatie over de werken van Alphonsus en de zuiverheid van de door hem geopperde leerstellingen hield. Zijne stem beefde. Daar valt de paus hem opnbsp;eens haastig met deze woorden in de rede; cc Bravo, voor-

-ocr page 229-

OPMERKLIJK ONDERHOUD MET DEN GOEDEN PATER. 219

Ireflijk, lutlo questo e vero^ dat alles is volkomen waar! » Kn nu, oordeel hoe ik getroost werd, toen mij dat woordnbsp;uit den mond der waarheid legenklonk. Op mijne beurt zegnbsp;ik nu: Petrus locvtiis est, causa Jinitaest'. Petrus heeftnbsp;gesproken, het pleit is beslist!

— Niet voor iedereen, antwoordde ik hem. — O (hernam hij driftig) ik weel, ja, wel dat er nog steeds eenige Fi-ancesacci (van die Franschen) zijn, tegensporrelaars, maarnbsp;daarom juist geen slechthoofden, non sono cattivi,^ geen deugnieten , maar (en hier bragt hij den top van zijn regtervvijs-vinger aan het voorhoofd), « sono pazzi, si, si, pazzi^ enbsp;perch'e: dwazen zijn hel, ja, wel, zeer zeker, uitzinnigen, ennbsp;waarom ? » . Hij begon mij nu met streng-logische en middagklare gevolgtrekkingen lol op den diepsten bodem van hetnbsp;Gallicanismus en Rigorismus door te voeren. « Ik ken dienbsp;heeren maar al te goed — ging de geestige grijsaard voort —nbsp;zij noemen de moraal van den H. Alphonsus eene plaatselijke,nbsp;nieuwmodische, gevaarlijke, ingesmokkelde theologie. ¦gt;

En nu op nieuw zijn kapje afligtende, voegde hij mij, schamper-scherlsende , toe; « Plaalselijke theologie! ma pernbsp;Baccho^ wis en waarachlig, zéér plaatselijk, in de daad,nbsp;daar zij op alle plaatsen van de wereld is aangenomen, innbsp;Italië, Duilschland, Polen, Bosnië en Servië, in Indië ennbsp;Amerika, ja, zelfs lol in Frankrijk toe. Ziedaar de handlee-kening van zeven uwer bisschoppen, die in volkomen overeenstemming met vijf-en-zestig hunner ainbtgenooten, dennbsp;H. Vader ootmoedig verzoeken, om Alphonsus onder hetnbsp;getal der kerkleeraren op te nemen. Plaatselijke theologie!nbsp;Maar, al ware zij ook al niet voor geheel de katholiekenbsp;wereld geldig, dan nog zoudt gij, Franschen, haar moetennbsp;beschouwen als meer bepaald ingerigt voor uw land. Immers, aan wien toch, eilieve, aan wien heeft Zijne Heiligheid

-ocr page 230-

220 HET DHIEVOL'DIG HOME.

pleg-lig verzekerd, dat men, tula cotiscienlid, volkomen veili'»', in alles de {jevoelens van den H. Alphonsus volgennbsp;kon? Aan een ilaliaanschen, aan een duilschcn of aan eennbsp;spaanschen .bisscliop? Neen, de paus zeide dit aan een fran-schen kardinaal, die, hoogstwaarschijnlijk, hem wel nietnbsp;voor Italië, Duilschland, of Spanje raadpleegde, maar voornbsp;Frankrijk , maar voor zijn bisdom; en het bewijs daarvannbsp;ligt dèarin opgesloten , dat die godvruchtige prins dernbsp;Kerk zich terstond daarop gespoed heeft, om aan zijnenbsp;onderhoorige priesters het antwoord van den stedehoudernbsp;Gods bekend te maken, en hen levens op te v^'ekken, omnbsp;een leerstelsel aan te nemen en voorlaaii te volgen, dat doornbsp;de moeder en meesleresse van al de kerken was goedgekeurd geworden. En wanneer nu heeft dit onderzoek en dienbsp;uitspraak plaats gehad ? Niet voor honderd jaren, niet voornbsp;eene halve of kwart-eeuw, maar eerst negen jaren verleden.nbsp;De theologia moralis van den H. Alphonsus is derhalvenbsp;als goed voor het tegenwoordige Frankrijk geijkt 1). Watnbsp;spreekt men dan van plaatselijke theologie! Ik vraag u,nbsp;als zij voor een deel der katholieke wereld goed is, waaromnbsp;zou zij hel dan ook niet voor het geheel wezen ? Sedertnbsp;wanneer toch zou de moraal niet meer één zijn? Wienbsp;heeft ooit durven beweren, dal de zedeleer zou moetennbsp;afwisselen naar gelang der verschillende wereldstreken ? Watnbsp;als zoodanig in Italië, in Duilschland en in Spanje geldt,nbsp;zou datzelfde niet ook voor Frankrijk van toepassing wezen?nbsp;In de moraal van den H. Alphonsus is er toch wel geennbsp;sprake van deze of gene bijzonderheid, met betrekking totnbsp;zekere plaatsen of personen, en waarvan de toepassing, in

1) Antwoord van den II. Stoel aan Zijne Eminentie den kardinaal dcRolian, aarlst)isschop van Besancon ; 31 Januarij , 1833.

-ocr page 231-

OPMERKLIJK ONDERIIOED MET DEtt GOEDEN PATER, 221

'veêrwil van het onwrikbaar vaslstaande hoofdstelsel, steeds naar omstandigheden gewijzigd worden kan; ó neen: maarnbsp;het geldt hier de spil-zelve, waar geheel zijne theologienbsp;zich rond beweegt, namelijk, of eene aan twijfel onderhevige wet al dan niet van verbindende kracht is. En ditnbsp;beginsel nu kan onmogelijk naar plaatsen of personen afwisselen , maar moet alomme en voor allen steeds hetzelfde zijn.nbsp;Welnu, de Kerk heeft de oplossing van dat vraagstuk,nbsp;zoo als die door den 11. Alphonsus gegeven is, voor onberispelijk verklaard; en zoodoende dus Aa«, om niet te zeggennbsp;moet, men in alle landen de moraal^ die daaruit voortvloeit, aannemen en opvolgen. Ecco in breve per la theo-logia locale: ziedaar nu, kort cn goed, wat er van dezenbsp;zoogenaamd plaatselijke theologie is! »

— « Benone, padre, benone; opperbest, pater, opperbest , zeide ik; maar zij is dan toch altijd eene nieuwe theologie. — Eene nieuwe theologie! hernam hij; ah Fran-cesacci, qui vi -prendo, ó daar heb ik u, gallicaanschenbsp;heeren! Maar, zij t zoo goed, wel te willen gelooven, dat zij,nbsp;die daarvoor gewoonlijk door u uitgekreten worden, volstrektnbsp;de predikers van dit zoogenaamd nieuwe stelsel niet zijn!nbsp;Eilieve, sedert welke dagteekening rekent gij wel uwe meest-geliefkoosde theologische handleidingen? en hoevelen kuntnbsp;gij er mij noemen, die ouder zijn dan het door mij verdedigde slelsel? Ik ken van uwe theologiën er, die nietnbsp;ouder zijn dan vijftig jaren, die nog geen vijf-en-twintignbsp;jaren tellen, ja, zelfs eene, die eigenlijk, nog in de geboorte is. Gij zegt, dat gij er ook nog ouden hebt. ó Ja;nbsp;zij dagteekenen van de tweede helft derXVII eeuw; maar,nbsp;de HH. Thomas, Bonaventura, Antonius, Raymundus vannbsp;Pennafort, de %es honderd zes-en-vijftig vorsten en edelennbsp;der godgeleerde wereld, uit wier orakelen de moraal van

19

-ocr page 232-

HET DRIEVODDIG ROME.

den H. Alphonsus is opgemaakt, zijn toch niet van gisteren; zij voerden lang vóór uwe theologanten beslissend de pen,nbsp;en, met Gods hulp, zal hun gebied zelfs nog na de laatst-opkomenden blijven voortduren, ó Gij zegt, dat gij, beter dannbsp;wij, hen verstaat; maar, 'per Baccho ! hebt gij wel ooitnbsp;over dit treffend feit nagedacht? Van den eenen kant,nbsp;namelijk, zie ik al de kerken der geheele wereld, metnbsp;Rome aan de spits, in ééne rigting zich bewegen, en, zonder de minste tegenspraak, de moraal van den H. Alphon-sus aannemen en volgen; van de andere zijde bespeur iknbsp;ettelijke Franschen, die haar verwerpen. De een zoowel alsnbsp;de ander beschouwen die groote heiligen als hunne leermeesters en beslissende toongevers in de wetenschap; aannbsp;welke zijde nu bevindt zich de ware uitlegging? Wie isnbsp;afgeweken ? Ah initio non fuit sic: — van den beginnenbsp;af aan was het niet alzoo, en vóór 1641 bestond er geenenbsp;scheiding, maar stemde geheel Frankrijk met al de overigenbsp;kerken volmondig in. Sla slechts het oog op wat er vóórnbsp;dien tijd in het leerstellige door fransche godgeleerden werdnbsp;geschreven, en gij zult er de roerendsle éénheid van allernbsp;gevoelen schiltrend door bewezen vinden. Waarom, wanneernbsp;en hoe heeft die eenheid nu schipbreuk geleden ? Vraag hetnbsp;aan het Jansenismus. De fransche geestelijkheid, ofschoon innbsp;de katholieke éénheid blijvende volharden, was toch nietnbsp;genoeg op hare hoede tegen de gevaarlijke sektebegrippen,nbsp;die van toen af ontstonden, en de oude regtzinnigheid metnbsp;nieuwerwelsche leerstellingen bedreigden, van wier invloednbsp;evenwel eenige kloostergemeenlen vrij bleven, waar men,nbsp;tot op de groote staatsomwenteling toe, de oude overleveringennbsp;der theologie in al hare zuiverheid zag bewaard. Ziedaar, nunbsp;mede in ’t kort zaamgevat, wat er van die zoogenaamde nieuwenbsp;godgeleerdheid te verslaan valt. »

-ocr page 233-

OPMEBKLIJK ONDERHOUD MET DEN GOEDEN PATER. 223

Dc {joede paler, naar wien ik met de levendigste belangstelling luisterde, brak nu een oogenbük zijne rede af, en bood mij inlusschen een oorspronklijk portret van den H. Al*nbsp;phonsus aan, gelijk mede een vierkante strook papier, waaropnbsp;hij, met eigen hand, eenige aanteekeningen had geschreven, ennbsp;voorts een stuk van het bedlaken, waarop de heilige bisschopnbsp;gestorven was. Ik ontving die voorwerpen alle met eerbied ennbsp;dankerkentenis, en voorts, na nog eenige bijzonderheden be-Ireklijk de armoede van Alphonsus vernomen te hebben, bragtnbsp;ik zijnen wakkeren verdediger op nieuw in ’t strijdperk, doornbsp;te zeggen : « ja, maar hoe het dan ook zij, de theologie is tochnbsp;zeker wel gevaarlijk, en (gij zult hel mij moeten toestemmen)nbsp;zij geeft wel zeer stellig aanleiding tot misbruik. »

K Goede hemel! —- Gesu rnio! —• zeide de pater, ik zal u, Franschen , ook dèt eens verklaren; ongeveer op dezenbsp;manier zou een gallikaan zich uitdrukken: « Ik, ondergelee*nbsp;kende, overste, professor, directeur van het seminarie, pastoor of kapellaan, Franschman zijnde en, op goede gronden,nbsp;beter wetende dan de paus, of deze theologie goed of slecht is,nbsp;maar bovendien, veel beter dan hij verstaande, of deze of genenbsp;moraal voor Frankrijk meerder of minder geschikt zij, — verklaar de door den paus goedgekeurde Theologie vanLiguori voornbsp;gevaarlijk in hel algemeen, en, alhoewel goed voor Italië,nbsp;Duitschland, Spanje en geheel de overige wereld, desniettemin slecht voor Frankrijk; weshalve ik ten stelligste verzeker , dat mijn geweten mij niet veroorlooft, of te volgen,nbsp;of te onderwijzen de gezegde moraal^ terwijl, mijns oordeels Rome beter zou gedaan hebben, Liguori’s werken opnbsp;den Index te plaatsen, dan hem onder de Heiligen op tenbsp;nemen. » Ziedaar — zoo sprak de achtenswaardige grijsaardnbsp;op vrolijken toon — ziedaar, hoe uwe zedige godgeleerdennbsp;zich aan mij voordoen; en, of gij-zelf nu ook zijn moogl

-ocr page 234-

§2'4 Het duievoüdig iiojiË.

Dverslc, directeur of professor van een of ander seminarie, om ’t even, en in weêrvvil van den eerbied, dien ik u, als zoo-danigr, toedraafj, gelijk mede ten spijt van mijne hoogenbsp;achting voor de Sorbonne, voor uw voortdurend concilie dernbsp;gallische Kerk, zoo moet ik, op mijne beurt, u toch denbsp;pleglige verzekering geven, dat ik geen sterveling op aardenbsp;ken, buiten den één-enkelen, tot wien er gezegd is: « Gijnbsp;zijt Petrus, en op deze steenrots zal ik mijne Kerk bouwen ; bevestig uwe broeders, wijd mijne lammeren,nbsp;hoed mijne schapen.» Wat hij veroordeelt, dat veroordeelnbsp;ook ik, en wat hij goedkeurt, dat keur ook ik goed. Kunt gijnbsp;dat ook zoo zeggen? Gij zegt, dat men van deze theologienbsp;misbruik maakt, maar dat doet men evenzeer van het Evangelie; doch, ik vraag u, is dat daarom slecht?

En, hier zag hij mij sterk in de oogen, als wilde hij mijne gedachten raden; doch, daar ik hem zoo goed op wegnbsp;zag, wilde ik dan nu ook, dat hij dien tot ten einde toe zounbsp;afloopen. Daarom dus ging ik volgender wijze voort: « In-tusschen is het toch wel niet minder waar, dat het, omnbsp;zoo te zeggen, eene ingesmokkelde theologie is, die zich tenbsp;sluik en lot groot verdriet van professoren en bisschoppen innbsp;de seminariën en bisdommen een weg heeft gebaand. » —nbsp;« Ma che vergogna » (hoe is het mogelijk!) « hernamnbsp;hij: eene ingesmokkelde theologie! Is dan de paus al of nietnbsp;hel kerklijk opperhoofd ? Strekt zich zijn geestelijk gebied alnbsp;of niet over geheel de wereld, tot zelfs over de welgelukzalige gallikaansche Kerk uit? Heeft hij al of niet het regtnbsp;van goed- of afkeuring in zake van prediking en van leerstelsel ? kan hij al of niet goedkeuren en doemen, wat er hiernbsp;of daar onderwezen en als katholiek voorgedragen wordt ? magnbsp;hij al of niet daaraan voor geheel de wereld hetzij een vrijgeleidenbsp;geven , hetzij een verbod van invoer er voor uitvaardigen ? Wan-

-ocr page 235-

OPMERiaiJK ONDEUüOüI) MET DEN GOEDEN PATER. 22»

lieer gij dit loesieinmeiid beantwoordt, fictgeen wei noodig zal zijn , tenware gij zoudt willen ophouden , kallioliek tenbsp;'vezen, — welnu, zoo gij mij dit niet kunt tegenspreken,nbsp;tlan vraag ik u, %üie toch ter wereld hel regl zou hebben ,nbsp;oin voor sluikwaar te beschouwen ecne theologie, die doornbsp;den stedehouder van Christus is goedgekeurd en aanbevolennbsp;geworden? Wie heeft de bevoegdheid, om o|) de grenzen vannbsp;een of ander grondgebied een onderzoek te bewerkstelligen ,•nbsp;teneinde te wikken, Ie wegen, te onderzoeken, te peilen,nbsp;goed- of af te keuren , uil te wijzen, door te laten of verbeurdnbsp;te verklaren leerstellingen, welke Rome heeft goedgekeurdnbsp;en afgezonden? Wel nu, de moraal van den H. Alphon-sus komt regclrcgl van Rome, meloen geleibrief en paspoortnbsp;behoorlijk geteekend : Benedictus, Clemens Leo, Pius ,nbsp;Gregorius, en zoodoende is zij geen sluikwaar, maar innbsp;behoorlijke orde, en moet er doorlogt en omloop aan verleend worden, onder verj)ligling voor de bevoegde aulori-feilen, om daartoe hulpen bijstand te verleenen, in gevalnbsp;van nood. »

En hier nam de eerwaarde spreker op nieuw de so/ideo af, en boog eerbiedig hel hoofd: « Hoeveel Franschen (zegnbsp;mij) zijn er, die met mij deze getuigenis zullen afleggen? «nbsp;Ik kon een glimlach niet onderdrukken, die mij, bij hetnbsp;zien van den ijver, die den goeden grijsaard bezielde, rondnbsp;de lippen speelde. Hel gesprek, over dit onderwerp, liiernbsp;met hem gehouden, was zoo puntig, zoo geestig, dal iknbsp;mij, wel zeker, niet in slaat gevoel, om hel als zoodanignbsp;Irchooriijk in zijn geheel over te brengen. Doch, hoe dannbsp;ook ineègedeeld en weergegeven, in allen gevalle moge hetnbsp;er ernstig toe bijdragen, om de aandacht van allen, wienbsp;het aangaat, (c vestigen op een vraagstuk van liet hoogstenbsp;Sewigtl

-ocr page 236-

226 HET DRIEVOUDIG ROME.

Bij het huiswaarts keeren, legde ik eerst nog een bezoek in SarfLuigi-di-Francia (den H. Bodewijk van Frankrijk)nbsp;af, de schoonste fransche kerk, welke Rome oplevert. Behalvenbsp;den prachtigen gevel, verdienen een paar fraaije fresco’s vannbsp;Domenichino bijzonder de aandacht, gelijk ook het schilder-werk van het gewelf, door den ridder van Arpino, het graf-gesticht van den kardinaal de Bernis, en vooral eene kleinenbsp;schilderij van de H. Maagd, die in de sacrislij geplaatst is,nbsp;niet onopgemerkt blijven mogen. Het laatst-bedoelde over-keurige penseelwerk wordt aan Gorregio toegeschreven. Dezenbsp;kerk, die in 1389, naar het plan van Giacomo della Porta, gebouwd werd, is aan de H. Moedermaagd, aan dennbsp;H. Bodewijk, koning van Frankrijk, en aan AmH.Diony'nbsp;sius, den Areopagiet, apostel der Gallen, toegewijd.nbsp;Het blijkt daaruit, dat, in spijt van sommigen, die zichnbsp;onder ons daaraan ergeren, Rome en het fransche voorgeslacht steeds in het geloof verkeerden, dat Geltisch Gallicnbsp;door den doorluchtigen leerling van den H. Paulus tot hetnbsp;geloof werd gebragt. Indedaad, wanneer men de geleerdenbsp;F'erhandelingen van pater Mamachi gelezen heeft, dannbsp;verwondert men zich, dat het nieuwere en hedendaagschenbsp;Frankrijk op het denkbeeld komen kon van eene zoo edelenbsp;afkomst te willen loochenen. Tot in het begin der XVH.nbsp;eeuw twijfelde, zelfs onder ons, Franschen, niemand in ernstnbsp;aan de zending van den H. Dionysius. Het Gallicaanschnbsp;Martyrologivm, door den geleerden Du Saussaye uitgegeven,nbsp;en de kerk van den H.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der-Franschen te Rome,

strekken daarvoor tol een dubbel luidsprekend bewijs; zal er zich in dezen oogenblik niet een bevoegd onderzoekernbsp;dezer kwestie opdoen, die, na bevind van zaken, zijn grondig oordeel ons daarover doe kennen?

-ocr page 237-

DE ABBE PALOTTA. 227

14 Jannarij.

Ita-

De Abbó Palotta. — Pater Bernardo. — Pater Ventura, liaansche predikatie.

Met toestemming van den H. Vader, vierde de apostolische prolonotaris, Monseigneur de B..., hel patroonfeest van dennbsp;H. Lodevvijk in zijne huiskapel, en hij had mij uitgenoodigd,nbsp;om, te dezer gelegenheid, er het H. Misoffer te komennbsp;opdragen. Ik nam dit daarom te erkentlijker aan, dewijlnbsp;mij zoodoende de gunstige gelegenheid werd gegeven, omnbsp;een der heiligen van Rome te zien, namelijk, den eerwaarden pater Bernardo, van de orde der Minimen. Hij ennbsp;de abbé Palotta slaan in roep van mirakeldoeners te wezen.nbsp;Even als de .schaduw het ligchaam volgt, zoo volgt ooknbsp;hen, te Rome, overal, waar zij heenkomen, de eerbied ennbsp;bewondering, die door een heilig leven worden gewekt ennbsp;gewettigd; daarom mag men, in dit geval, wel zeker denbsp;stemme Gods in die des volks erkennen. De abbé Palottanbsp;is een wereldlijk priester, Napolilaan van afkomst, vriendnbsp;en medgezel van den eerwaardigen kanonik del Buffalo, stichter der Congregatie van het allerheiligst Bloed, ennbsp;wiens geest en ijver op Palotta overerfden. Zijn leven isnbsp;vervuld van allerlei goede werken, waaronder vooral uitblinktnbsp;het katholiek yJpostolaat, een grootsch plan van levendignbsp;geloof en vurigen ijver, waarin alles, wat lot verheerlijking Gods en tot heil der menschen strekken kan, als innbsp;één brandpunt zamenloopt, en waarvan de geheele omvangnbsp;duidelijk wordt uiteengezet en verklaard in eene reeks vannbsp;predikatiën, die onder het octaaf van Drie*Koningen, in denbsp;kerk van S. Andreas-c?e//a ^«//e, gehouden worden, ennbsp;wel in allerlei talen en spraken, terwijl tevens te dezer

-ocr page 238-

228 HKT DRIEVOliDIG ROME.

gelegenheid de H. Mis gedurende die aclit dagen in de verschillende ritus der Kerk opgedragen wordt. De abhénbsp;Palotta wordt, gedurig aan, bij kranken en stervenden geroepen; gcene taak is zoo moeijelijk, of hij wordt er voornbsp;berekend geacht, op grond van het hooge vertrouwen, hetwelk hij door zijne verheven deugd aan een ieder ingeboe*nbsp;zemd heeft. Hij draagt altijd eene afbeelding van de H. Maagdnbsp;in eene groote reliekdoos bij zich, en , in plaats van goedennbsp;dag! of /ot weerziens! biedt hij u dal gew ijde beeld ternbsp;vereering aan. Deze uitstekende geestelijke is een man kleinnbsp;van stel, mager en een weinig gebogen. Zijne reeds graau-wende haren, zijn bleek gelaat, zijne heldere hemelblaauwenbsp;oogen, zijn vricudlijke en doordringende blik, zijn open,nbsp;minzaam wezen, de bevalligheid zijner manieren, de weemoedige uitdrukking van eenvoud en godsvrucht, die innbsp;geheel zijn voorkomen heerschen, maar vooral zijn onwrikbaar geloof, boezemt een ieder, die hem nadert,nbsp;kinderlijk vertrouwen en een waarlijk godsdienstigen eerbiednbsp;in. Hij spreekt weinig, en zijne strenge ingetogenheid maaktnbsp;hem, in den goeden zin des woords, tol het volmaaktenbsp;beeld van een Uystiker.

Geheel anders vertoont zich padre Bernardo; de gratie Gods uit zich, naar gelang van karakter of persooidijk-heid , op soms zeer versehillende wijzen. Hij is een Calabrees van geboorte, was soldaat, voordat hij priester werd, en zoodoende doet hij zich dan ook veel manhafliger voor dannbsp;dit met den abbé Palotta hel geval is. Lang van gestalte,nbsp;vlug en onbestemd van gang, met gedurig-afwissclende gelaatsuitdrukking, git-zwarl haar, bruine tint, schitterend-zwarte oogen, die als helle toortsen in hunne diepe kassennbsp;slaan te flonkeren, fijne lippen en sterk vooruitstekendenbsp;kaken; ziedaar zijn beeld, waarin het zuidelijk karakter

-ocr page 239-

229

PATER BERNARDO.

sprekend is uillt;^edrukt. Vriendelijk, vrolijk, eenvoudig, een weinig achteloos, maar gul en rond in al zijne manieren,nbsp;en vooral vlug en geestig ter spraak, zoo doet hij zichnbsp;voor, en, daarenboven, met dal onverklaarbaar sprekendnbsp;uiterlijke van heiligheid, dat door een ieder, behalve doornbsp;hem-zelven, waargenomen wordt, en allen, die hem in denbsp;straten ontmoeten , doel stilstaan, om den pater de hand tenbsp;kussen, en zich aan te bevelen in zijn vroom gebed. Dit isnbsp;den ganschen dag door het geval, want van den ochtendnbsp;lot den avond, en van den avond wederom tot den morgen,nbsp;wordt hij voortdurend bij alle in doodsgevaar verkeerende zieken lot troost en geestelijke hulp ingeroepen. Alle standennbsp;der maatschappij verlangen hem om strijd bij zich te hebben,nbsp;en hij wijst niemand af. Zoodoende, evenwel, heeft zijnenbsp;gezondheid veel te lijden, en, ofschoon nog jong, zoo kannbsp;men het hem goed aanzien, dat niet zijne vijf-en-veerlig ja-ren, maar zijne strenge levenswijs en onverpoosde inspanningnbsp;hem het ligchaam hebben geknakt. Uit dien hoofde zondennbsp;zijne oversten hem , eenigen tijd verleden , voor een poos naarnbsp;Calabrië in rust; doch, naanwelijks had het volk van Romenbsp;vernomen, dal de Heilige vertrokken was, of het toog innbsp;groole menigte naar het Miniraenklooster heen, en bad metnbsp;vurige tranen, dat hun trooster en vriend toch onverwijldnbsp;naar de stad wéér zou mogen keeren. Toen de paus ditnbsp;vernam, beval hij, dal pater Bernardo terug zou komen, hetgeen geschiedde, maar waarna het volk langen tijd’s nachtsnbsp;het klooster bleef bewaken, uit vrees, dat hij andermaal denbsp;stad verlaten mogl.

Wij hadden het voorregt, hem in de kapel van monseigneur de B... het H. Misoffer te zien opdragen: hij deed het met al de stichting en eenvoud van een waren heilige. Slechtsnbsp;twintig minuten was hij bezig, die hoofdzakelijk aan het

I^rievoudig Home. — U. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;20

-ocr page 240-

250 HET DRIEVOUDIG ROME.

Offertorium, het Memento, de Consecratie en de Communie werden toegewijd; het overige van de H. Mis liep snel af:nbsp;men kon het hem aanzien, dat hij met God zich daar bezignbsp;hield als met een vriend. Hij had de goedheid, aan elk vannbsp;ons eene gedachtenis te geven, en sprak met veel juistheidnbsp;over den zedelijken toestand, waarin Frankrijk zich bevindt.nbsp;De roem, die van padre Bernardo als van een begenadigdennbsp;dienaar Gods uitgaat, is zóó zeer gevestigd, dat zelfs de pausnbsp;in moeijclijke aangelegenheden zijn oordeel en gevoelen metnbsp;vertrouwen inroept.

Men ziet, Rome is niet slechts de hoofdzetelplaats der groote reliquiën van Gods heiligen, maar het bezit er ooknbsp;levenden, en, naar ik meen, moet dit zoo zijn, om het merk-teeken der Heiligheid, even als dat der Catholiciteit, in denbsp;Kerk onafgebroken zigtbaar voor oogen te hebben. Dat merk-teeken nu behoort als een borstsieraad te schitteren op het hart-zelf der hemelsche bruid van den Heer. Door de onafgebrokennbsp;voortduring der mirakelkrachl wordt de heiligheid der Kerknbsp;steeds onloochenbaar gehandhaafd en gestaafd. Dat gewijdnbsp;overschot, wat wij daar zien rusten, óf in de katakomben, ófnbsp;op de altaren van Rome— zoo als hetligchaam van de welgelukzalige Crispino en Leonard van Port-Maurice, — zij getuigen luidsprekend voor de heiligheid der Kerk in de eeuwen,nbsp;die reeds voorbij zijn gesneld; welnu, hare levende heiligennbsp;in de hoofdstad der christenheid bewijzen, dat die heiligheidnbsp;stand blijft houden alle eeuwen door.

Ik heb zoo even gezegd, dat de abbé Palotto aan het hoofd stond van het katholiek Apostolaat : wij begaven onsnbsp;naar Sinl-Andreas-c?e//a-/^«//e, om het daar in volle werkingnbsp;te zien. Er werden dien dag verscheiden predikaties in verschillende talen gehouden; ’s avonds had de beroemde paternbsp;Ventura het woord, en daarbij was de toeloop zoo groot, dat

-ocr page 241-

PATER VENTURA. 231

het ruime kerkgebouw, met de zijkapellen er bij, naauwelijks in staat was, om de lallooze menigte behoorlijk plaats te geven.nbsp;Ue vermaarde prediker betrad bel pa^co, eeae soort van tribune, zesvoet boven de toehoorders verheven, en breed genoeg , dat er eene kleine tafel met een armstoel op staan kan,nbsp;terwijl de lengte den spreker genoegzame ruimte verschaft,nbsp;om er zich in vrijen gang op te kunnen bewegen, zonder doornbsp;eene balustrade van het publiek gescheiden te zijn. Rondom denbsp;stellaadje hangt eene draperie in breede plooijen tot op dennbsp;bodem naar beneden. De spreker was gekleed in het eenvoudignbsp;kostuum zijner orde, te welen die der Theatijnen. Nadat denbsp;fnleiding was afgeloopen, begon de groote kanselredenaar zichnbsp;in beweging te stellen, en links en regts, regts en links, hetnbsp;heilig woord, als ’t ware, lot elk der talrijke aanwezenden innbsp;’t bijzonder te riglen. Deze wijze van voordragt geeft aan denbsp;woorden en gebaren des sprekers eene natuurlijkheid en vooralnbsp;een indrukwekkenden klem, die onbereikbaar is voor hen,nbsp;¦wien de preêkstoel, of, beter gezegd, de spreekkuip onzernbsp;nieuwerwetsche kerkgebouwen, al de losheid der vurigenbsp;bewegingen van den italiaanschen Evangelieverkondiger tennbsp;eenemaal heeft ontzegd.

Nooit was ik getuige van méér stichting dan bij deze leerrede, die ook, vooral te Rome, door het ouderwerp-zelfnbsp;reeds eene hooge mate van belangstelling wekte. Pater Venturanbsp;sprak, namelijk, oser Maria, als Koningin der Apostelen.nbsp;Onmogelijkkomt het mij voor, juist te bepalen, wat in den ge-wijden spreker hooger bewondering verdiende, de edele eenvoud zijner voordragt, of wel de verbazende kennis en belezenheid , waarmeê hij zijne verheven stof toelichtte. De welsprekende prediker wist zich, door zijn uitstekend talent, evenzeer voor de eenvoudigste toehoorders volmaakt duidelijk uitnbsp;te drukken, gelijk hij tevens door de alles-overweldigende

-ocr page 242-

232 HET DRIËVOÜDIG ROME.

kracht van zijn betoog de voortreflijkste verstanden wist te boeijen en te bevredigen, die zich onder het zeer gemengdnbsp;gehoor van alle klassen der bevolking, hier vereenigd , in grootnbsp;getal zaambevonden. Hij betoogde ons, dat Maria haren glo-rievollen titel waardig was, niet alleen als moeder van dennbsp;Koning der apostelen, maar, daarenboven, als zijnde denbsp;eerste apostel van haren Zoon. Bij zijne krebbe maakte zijnbsp;Hem aan de Wijzen van het Oosten bekend.; en, eveneens alsnbsp;zij het licht der wereld in de grot van Bethlehem het eerstnbsp;na zijne geboorte aanbiddend begroette, zoo ook mogt zij denbsp;hoofdgetuige zijn, hoe, na ’s Heeren dood, veri'ijzenis ennbsp;hemelvaart, van af den Pinksterdag, zich dat Licht over geheelnbsp;de wereld ging verspreiden. Zij was het, die aan de apostelennbsp;de geheimen van haar godlijk Moederschap verklaarde, voornbsp;den H. Petrus vergiffenis, voor de overige godsgezanlen hetnbsp;onwrikbaar geloof, voor den H. Stephanus den volhardendennbsp;moed des martelaars verwierf; zij was het, ciie aan het tusschennbsp;de HH. Petrus en Paulus gerezen verschil van meening voornbsp;goed een einde maakte. Haar bouwde Petrus in Palestina , Pau*nbsp;lus in Spanje, Thomas in Indië, Andreas in Achaja eene kerk.nbsp;Bij het hooreu van dat een en ander , hetgeen voor mij gedeeltelijk geheel nieuw was, dacitt ik soms wel: hoe zal de paternbsp;dat nu bewijzen ? Maar, achter elk betoog, zie, daar volgdenbsp;dan telkens een of meer aanhalingen uit de kerkvaders, waardoor het beweerde volkomen werd geslaafd. Deze leerredenbsp;maakte op allen een diepen indruk, en gaf een vernieuwd bewijsnbsp;zoo van de schitterende welsprekendheid, als van de uitgebreidenbsp;kennis des predikers. Tegen het einde zijner rede, hield hij eennbsp;oogenblik op met spreken, en al de toehoorders knielden nunbsp;eerbiedig neder, om, luider stemme, drie Ave's te bidden,nbsp;teneinde de genade Gods als een weldadige daauw op hetnbsp;uitgestrooide zaad van ’t Evangeliewoord mogt nederdalen,

-ocr page 243-

ITALIAANSCIIE PREDIKATIE. '200

lt;Mn het vruchtbaar te doen worden in ieders gemoed. Dat was een zéér roerend oogenblik, en ik vond daarin tevensnbsp;iets zeer redelijks en volkomen passends. Middelerwijl ditnbsp;plaats had, gingen de leden eener broederschap ter inzameling van liefdegiften rond. Zij waren onkenbaar door hetnbsp;zelfs lot over hun hoofd digt gesloten zwart-saaijen zak-kleed, waarin alleen een paar openingen voor het doorzien vannbsp;de oogen vrijgelaten waren. Zoo nu gingen zij de kerk in allenbsp;riglingcn door, voorzien van een buidel, die aan het eindenbsp;van een langen hengelstaf hing, en waardoor zij de geheelenbsp;rij telkens niet langs behoefden te gaan, maar op zekerennbsp;afstand ieders gift zich konden laten toereiken. De plegtigheidnbsp;werd met een groot Lof besloten.

In Italië is de preekinrigting geheel verschillend van die in Frankrijk wordt gevolgd. Te Rome, meer bepaald, zijn denbsp;onderwerpen, waarover eene predikatie loopt, meestal vannbsp;zedekundigen aard, en worden wijsgeerige zelden of nooitnbsp;behandeld. Eene stof naar de behoefte van het publiek, datnbsp;de predikaties bijwoont, berekend, door scliriftuurplaalsen,nbsp;aanhalingen uit de kerkvaders, voorschriften der conciliën ennbsp;een of ander geschiedkundig feit toegelicht, ziedaar, voornbsp;wat den inhoud betreft, de leest, waarop bijna alle leerredenennbsp;hier geschoeid zijn; en, wat den vorm aangaat, die is eenvoudig, minder gekunsteld van stijl dan die der fransehe predikaties, maar doorloopend vuriger, en vooral gedurig als innbsp;gesprek met den hoorder voorgedragen , of wel nu en dan bijnbsp;wijze van toespraak, tot het kruisbeeld gerigl, dat, wanneer denbsp;spreker het niet in de hand heeft, toch altijd op hel spreekgestoelte aanwezig is. Bij het behandelen van zedekundige sloffennbsp;wordt echter de toepassing van historische verklaring, vannbsp;leerstellige ontwikkeling en van zedekundige aanwendino- dernbsp;H. Schrift nooit verzuimd: later zal ik daarop terugkomen.

20

-ocr page 244-

Noff bleef ons over, een bezoek te brengen aan dat gedeelte van het veld van Mars, waar het grafgesticht van Augustus naastbij gelegen is. In stede van ons over de Pia'amp;'zgt;anbsp;dEspagna (het Spaansche plein) derwaarts te begeven, gingen wij langs de fontein van Trevi, en zoo kwamen wij voorbijnbsp;de Rotonde, door het middelpunt van de stad op de nieuwenbsp;schouwplaats onzer historische navorschingen aan. De reden ,nbsp;die ons noopte, om dien omweg te maken, lag in het verlangen , wat wij koesterden, om de kleine kerk van Santa-Maria-in-Fornica, bij de fontein van Trevi, te bezoeken.nbsp;Haar naam is ontleend van de booggewelven, fornices,nbsp;die de oude waterleiding daar ter plaatse schraagden. Denbsp;versierselen van dit gebouw leveren niets merkwaardigs op;nbsp;maar de oorsprong er van maakt in hooge mate de nieuwsgierigheid van den reiziger gaande. Belisarius, die blindelings denbsp;snoode bevelen der keizerinne volgde, had hel gewaagd,nbsp;paus Pelagius te onllroonen; doch, het duurde niet lang,nbsp;of de doorluchtige krijgsoverste zag het misdadige dier handeling volkomen in. Hij had er een innig berouw van, en,nbsp;om dit te vereeuwigen, deed hij de kerk bouwen, welkenbsp;wij thans kwamen bezigligen. Aan den buitenzijmuur zietnbsp;men eene marmerplaat, waarvan het opschrift de geschiedenis van dit rouwmoedig en roemvol feit in duurzame letteren te lezen geeft. Ziehier wat er grof-gebeiteld op staal;

-ocr page 245-

23S

KERK VAN BELISAEIO.

Hanc vir patricius Vilisarius urbis amicus Ob culpae veniam condidit Ecclesiam.

Hanc iccirco pedem qui sacrara ponis in aedem,

Ut miseretur eum saepe precare Deum:

Janua adest templi Domino defensa potenti.

« De patriciër Belisarius, vriend van Rome, heeft deze kerk tot boete voor zijn beganen misstap gebouwd. Daaromnbsp;dan, gij, die dit heiligdom binnentreedt, bid God dikwerf,nbsp;dat Hij hem genade bewijze; ziedaar de tempelpoort, dooreennbsp;magtigen heer beveiligd. » De pelgrim, die dit vroom gedenkstuk der oudheid bezoekt, stort onwillekeurig voornbsp;Belisarius zijn gebed, terwijl hij innig spijt gevoelt, dat dienbsp;dagen van vurig-ernstig geloof voorbij zijn, waarin de mensch-lijke zwakheid hare begane fouten door eene schitrende goedmaking, zooveel mogelijk, trachtte uit te wisschen.

In de straat della Scrofa^ naast de kerk van den H. Augustinus gelegen, en waar wij ons thans bevonden, stond eenmaal het keizerlijk Bustum, de brandstapel, waarop de glorie der wereldheerschers van die dagen zich, eindelijk , in rook ennbsp;asch oploste, zelfs vóór dat nog het graf hun stoflijk omhulselnbsp;aan het oog der tijdgenooten onttrokken had. Oorspronklijk op-gerigt, om het lijk van Augustus te verbranden, werd dit Bus-tum vervolgens voor goed behouden, om er ook zijne opvolgers,nbsp;na hunnen dood, meé te dienen. Welke ernstige denkbeeldennbsp;stijgen er niet in den geest op, hier , ter plaatse-zelve, die zoonbsp;dikwerf getuige was van de ijdelheid zelfs der verbazendstenbsp;glorie, welke de mensch immer bereiken kan ! Het brandaltaar-zelf, waarop niets dan de asch van zooveel vergode eesars uit denbsp;lijkvlam overbleef, is, even als zij-zelve, te niet gegaan en verdwenen voor altoos; slechts de plaats, waar het stond, en denbsp;herinnering er van is overgebleven; evenwel, met de historie innbsp;de hand, is het mogelijk, er hier eene schels van te geven.

-ocr page 246-

258 HET DRIEVOUDIG ROME.

Men verbeelde zich een vierkanten tempel, uit een ontzaglijken houtstapel zaamgesteld, en die van binnen met brandstoffen is opgevuld, terwijl er van builen kostbaar met goud beslikte tentgordijnen over heen zijn gespannen, en daarbijnbsp;keur van schilder- en beeldhouwwerk is gevoegd. Deze tempel bestaat uit vier open liggende verdiepingen, waarvan denbsp;onderste de grootste, en de bovenste de kleinste is, en dienbsp;alzoo te zamen eene soort van trap vormen. Toen Augustusnbsp;gestorven was, werd zijn lijk, zeven dagen lang, in het voorportaal van zijn palatium ten toon gelegd terwijl op eennbsp;groot en hoog-verheven ledikant, dat met goud, elpenbeennbsp;en in goud geborduurde purper-spreijen versierd was, eennbsp;wassenbeeld lag, hetgeen den keizer, zooveel mogelijk, geleek.nbsp;Helaas! de wereldbeheerscher was niets meer dan een doode,nbsp;en om hem voor het gezigt te verbergen, had men aan hetnbsp;ondereinde van het ledekant voor zijn lijk eene bergplaatsnbsp;ingerigt. Augustus werd liggende voorgesteld, als overwinnaar uilgedost, doch bleek van gelaat, gelijk iemand, dienbsp;krank is 1). Bij de keizerlijke sponde stond een jonge, schoonenbsp;slaaf, die met een waaijer van paauwenvedéren de vliegennbsp;van ’s vorsten gelaat verjoeg, als zouden deze hem slorennbsp;in zijnen slaap. Rond het rustbed zag men, gedurende hetnbsp;meerendeel van den dag, ter linker zijde, geheel den senaatnbsp;in rouwgewaad neêrgezelen, en regts eene menigte aanzienlijke vrouwen van grootwaardigheid-bekleeders of uit hoogennbsp;huize afkomstig. Zij hadden noch goud, noch halssieradennbsp;aan haar toilet, maar waren allen hoogst-eenvoudig in het witnbsp;gekleed, en legden in heur voorkomen eene diepe droefheidnbsp;aan den dag. Zeven dagen lang, kwamen de geneesheeren telkens den gewaanden zieke bezoeken , en iedere keer heette hel :nbsp;« Het gaat al meer en meer achter uit » 2)!

1) Herodian., IV, Ant. p. 87. nbsp;nbsp;nbsp;2) Ibid.

-ocr page 247-

LIJKPLEGTIGHEID VAK ACGl'STCS. 257

De uitvaartsda» nu daar zijnde, zoo begaven de hiertoe aangewezen consuls zich naar het palatijnsche paleis, om ernbsp;het sterfbed te gaan afhalen , dat vervolgens door veertig pre-toriaansche soldaten op de schouders werd weggevoerd. Voornbsp;het lijk uit werd de Faam of Victorie heengedragen; de senaatnbsp;wilde door die vleijende beeldspraak aan het volk stilzwijgendnbsp;te kennen geven, als behoorde deze godheid regtstreeks totnbsp;het romeinsche Cesarsgeslacht. Zij werd vergezeld door tweenbsp;standbeelden van Augustus, een van goud, op een draagbaarnbsp;geplaatst, en dat bestemd was, om de godlijke eer te ontvan-gen; het andere stond op een zegekar. Daarachter volgden denbsp;borstbeelden, niet alleen van al de voorvaderen der keizerlijkenbsp;familie, — Julius Cesar-alleen uitgezonderd, dewijl hij-zelf

God geworden was — maar, daarenboven, ook nog die van al de Romeinen, wier schoone daden, van Romulus af,nbsp;den luister van hunnen naam hadden vereeuwigd. Tusschennbsp;deze busten en standbeelden in merkte men ook schilderijennbsp;op, vermeldende de titels van al de wetten door Augustus uitgevaardigd, en de namen van at de door hem verwonnennbsp;natiën 1).

Een digle drom van knapen en jonge meisjes vergezelden den lijkstoet, onder het opzingen van liederen, ter eere vannbsp;den overledene vervaardigd. De senaat, de ridderschap, denbsp;pretoriaansche bende en eene ontelbre menigte volks beslotennbsp;den trein. Allen droegen den rouw, en in plaats van gouden,nbsp;droegen zij ijzeren ringen 2). Aan het Forum gekomen, hieldnbsp;de stoet op, en werden daar twee lijkredenen, de eene doornbsp;Tiberius, de andere door den jongen Drusus uitgesproken.nbsp;Thans traden de senatoren toe, en droegen, volgens het vannbsp;hen-zelven uitgegane program, op hunne beurt, de doods-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tacit. , Annal. ,1,8.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Suet., Aug., 109.

-ocr page 248-

938 HET DRIEVOUDIG ROME.

baar nu op de schouderen verder naar den brandstapel voort, en plaatsten haar daar op de tweede verdieping van den tijdelijk opgeslagen gelegenheidstempel, waar de priesters voortsnbsp;in processie rondtrokken, opgevolgd door den lijktrein, dienbsp;er aanhoudend in het voorbijgaan geurige planten, specerijen van allerlei aard, reukwerk en ook eerewapenen opwierp, welke de soldaten voor hunne heldenfeiten van dennbsp;keizer ontvangen hadden 1). Tiberius en de keizerlijke familie kwamen thans het beeld van Augustus den afscheidskusnbsp;toebrengen, en plaatsten zich daarna op eene tribune, terwijl aan de centurionen fakkels werden uitgereikt, die weldranbsp;den brandstapel van alle kanten in vlam zetten. Op hetzelfdenbsp;oogenblik liet men uit den kleinen boventempel een adelaarnbsp;opvliegen, die , zich snel van uit de digle rookwolken voortmakende, ten hemel steeg, als om er de ziel van den doorluch-tigen doode te gaan overbrengen. Livius en de voornaamstenbsp;ridders, eenvoudig in tunica’s gekleed, zonder gordel ennbsp;blootvoets, bleven vijf dagen bij den brandstapel vertoeven,nbsp;teneinde des keizers asch te vergaderen, welke zij in zijnnbsp;Mausoleum borgen 9).

Dit Irotsche bouwgevaarte, door Augustus-zelven opge-rigt, bestond uit een zwaren ronden toren, die zeer hoog en uit drie telkens naar boven toe afnemende verdiepingen zamen-gesteld was. De rond dezen toren vrij liggende terrassen wa*nbsp;ren van alle kanten met boomen beplant, die door hun altijddurend groen een aangenaam kontrast opleverden met denbsp;muren van het geheel uit wit marmer opgetrokken monument. Een bronzen standbeeld van den keizer sierde dennbsp;top der bovenste verdieping. In het onderste gedeelte warennbsp;de loculi, bestemd ter berging der asch van den vorst,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Dio, 1. VI, p. 6815.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Rome au siècle d’Auguste, lettre LXX , p. 10.

-ocr page 249-

239

MAUSOLEUM VAN AUGUSTUS.

van zijne bloedverwanten, en van zijne vrienden 1). Achter het grafgeslicht lag een gewijd bosch niet voor het volknbsp;toeganklijke wandeldreven; voorts eene dubbel, (eerst metnbsp;marnier, en daarna met ijzer) ommuurde binnenplaats, waarnbsp;twee obelisken van zestig voet voor geplaatst stonden, elknbsp;uit één-enkel stuk oostersch graniet, Ziedaar het mausoleumnbsp;van Augustus.

Van dit praalgebouw, dat het luisterrijk bewijs onzer aardsehe nietigheid hoog ten hemel voerde, is thans nietsnbsp;meer dan een groole bouwval over. Wanneer de reiziger,nbsp;de straat der Pontijices (oud-Romes opperpriesters) doorgaande, bij het paleis-Corea komt, dan staat hij tegenovernbsp;het vervallen muurwerk van tufsteen, dat de grondlaagnbsp;van dit prachtig grafmonument uitmaakte, waaraan nochnbsp;marmer, noch opschriften , noch standbeelden , noch obelisken meer te vinden zijn; dat alles is verdwenen voor altoos!nbsp;Re bouwvallen van deze grondlaag beslaan thans nog eennbsp;omvang van twee-honderd-twinlig oude romeinsche voeten.nbsp;Van naderbij beschouwd, kan rnen in het ronde nog de sporen van dertien grafkamers ontdekken; de veertiende strektenbsp;tot ingang voor de groote ronde zaal, die onder den aggernbsp;(opstal) gelegen was, en honderd-derlig voelen in middellijn besloeg.

Even als die van al de keizers, zoo is ook de asch van Augustus vervlogen in den wind; maar toch hier heeft zijnbsp;gerust. Nu zal men ligtelijk vragen, hoe zij destijds de

1) Quorum omnium (sepulcrorum) praeclarissimum est Mausoleum, agger ad omnem supra sublimem atbi lapidis fornicem congestus etnbsp;ad verticem usque semper virentibus arboribus coopertus. In fastigionbsp;statua August! Caesaris: sub aggere loculi cjus et cognatorum ac fami-liarium. A tergo lucus magnus ambulationes habens admirabiles. —.nbsp;Sfrab., V , p. 211-

-ocr page 250-

940 HET DRIEVOUDIG ROME.

asch, bij voorbeeld van Aug;uslus, hebben kunnen ondersehei-den van de houlasch , die zich toeh onvermijdelijk met die van het vorstlijk lig^chaam vermengen moest? Zeker, datnbsp;vraagstuk is niet zonder eenig belang, doch de oplossing ernbsp;van vordert eene meer of min uitvoerige toelichting, welkenbsp;ik hier zal laten volgen. Het niet vermengen van de lijken houtasch op den brandstapel werd verkregen door hetnbsp;wikkelen der te verbranden ligehamen in een hemd ofnbsp;lijkkleed van asbest of ainiant. Men weet , dat de amiantnbsp;eene vezelachtige delfstof is, grijs of loodaehtig van kleur,nbsp;waaruit een weefsel kan vervaardigd worden, dat tegen denbsp;inwerking van het vuur volkomen bestand is. Die delfstofnbsp;wordt voornamelijk op Corsica gevonden, op Cyprus, in In-dië, in dePyreneën, en zelfs in de Alpen. Voorwal de bereiding er van aangaat, zoo neemt men den steen en legtnbsp;dien in heet water, om er zoolang in te blijven, tot hij weeknbsp;genoeg is, om stuk gewreven en in de hand gekneed te kunnen worden , teneinde er eene wilachlige aardsoort uit te doennbsp;komen, die veel naar kalk gelijkt, en tol verbindingsmiddelnbsp;dient, om de amiant-draden zaarn te heehten. Zoodra nunbsp;het water, waarin die bewerking plaats heeft, wit en drab-big geworden is, giet men er ander over heen, en gaatnbsp;daarmeê zoolang voort, totdat de delfstof, onder hel uitpersen met de hand, eindelijk geheel van alle vreemdenbsp;bestanddeelen is bevrijd geworden. De nu tot draden gebragtenbsp;amiant wordt vervolgens op eene horde te droogen gelegd.

Men neemt vervolgens twee kaarden of kammen, zoo als de wolkaarders die bezigen, en daarmede wordt de amiantnbsp;zacht gladgekamd. Zoodra nu de kaarden of kammen volnbsp;draden zijn, dan voegt men die te zamen en bevestigt zenbsp;op eene tafel, die de plaats van hel spinrokken Inneemt. Voortsnbsp;worden met een klein haakje, bij wijze van weefspoel, de

-ocr page 251-

BIJZOSDERIIEÖEN BETREKUJK BET HEMD VAN ASBEST. 241

draden er uit getrokken, en vereenigt men verscheiden er van te zaam, die nu lol een draad in elkaêr gedraaid worden,nbsp;onderwijl de bewerker duim en wijsvinger steeds met olienbsp;behoorlijk vochtig houdt, om zoodoende den draad lenig tenbsp;maken en voor het anders telkens liglclijk bijkomend afknappen te beveiligen. Zoodra men nu eenmaal een goedennbsp;draad heeft verkregen, dan volgt men daarmede den gewonen weg van hel linnen- of kaloen-weven. De kostbaarheidnbsp;van zulk eene omslagtige en langdurige stofbcwcrking, alsmede de zeldzaamheid en de daaruit voorlvloeijende duurtenbsp;van de stof zelve waren voor de weelde der Romeinen eennbsp;prikkel te meer, om er zich niet alleen lol lijkklcedennbsp;van te bedienen, maar om er zelfs ook tafellinnen van tenbsp;laten maken 1). Om dit vreemdsoortig linnen te reinigen,nbsp;houdt men het in de vlam, waar het geheel gezuiverd uilnbsp;terugkomt, en weêr even schitirend schoon als toen hel nieuwnbsp;was. Inlusschen is hel amianlen weefsel dor van aard ennbsp;zoodoende loopt het dan ook door schuring of wrijving grootnbsp;gevaar van te scheuren of weg te slijten, waarom men hetnbsp;gewoonlijk met olie , ter bewaring, insmcert, en, als mennbsp;er gebruik van wil maken, de vlam er eerst eens doorheennbsp;laat gaan; op die wijze gebruikt, kon hetzelfde lijkkleednbsp;langen tijd in dezelfde familie blijven dienen 2).

Augustus nu werd, om lol stof verbrand te worden, in een amianlen lijkkleed gewikkeld ,• en zijne ascli vervol-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Inventuni jam est quod ignibus non absumerelur; vivumnbsp;(linum) id vocant, ardenlesque in focis conviviorum ex eo vidimusnbsp;mappas, sordibus exustis, splendesccntes igni magis quam possentnbsp;aquis. Regum inde funebrcs lunicse, corporis favillam ab reliquonbsp;separant funere... Nascitur in deserlis.... assiiccitque vivere ardcndonbsp;rarum inventu, difficile textu propter brevitatem.... Ergo buic linonbsp;principalus in toto orbe. — Plin., lib. XIX, c. I.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Zie: Ciamp., Mon. Vet., t. 111, p. 220.

Drievoudig Rome. — II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;^ |

-ocr page 252-

242 HET DRIEVOUDIG ROME.

gens in een loculus van het keizerlijk mausoleum geborgen. Mareellus , zijn neef, en Germanieus, de afgod van het volk,nbsp;kwamen hem daar spoedig volgen 1). Voorts voegden zichnbsp;Octavia, de zuster van Augustus, Drusus en de overige leden van het regerend huis daarbij, met uitzondering van denbsp;beide Julia’s, de dochter en de nicht van Augustus, die,nbsp;op last van Augustus'zelven, buiten gesloten waren. Denbsp;laatste keizer, die er plaats kwam nemen, was Nerva, innbsp;het jaar 98. Doch, gelijk wij reeds opmerkten, zoo min denbsp;luister dier groote namen, als de bronzen hekwerken of denbsp;marmeren wanden hebben het keizerlijk monument kunnennbsp;beveiligen tegen eene algeheele vernietiging, zoodanig, datnbsp;er heden ten dage slechts een onkenbare, vormlooze bouwvalnbsp;meer van over is; terwijl, daarentegen. Petrus en Paulusnbsp;roemvol als vorsten blijven voortleven tot in hunne gravennbsp;toe, die tempels zijn geworden van den levenden God: alleennbsp;het Christendom bezit het voorregt van de onsterflijkheid tenbsp;kunnen geven, zelfs aan het graf.

16 iVannariJ.

Volksplein. — Obelisk. — Santa-Maria-del-popolo. — De Nau-machie van Domitiaan. — Trinita dei Monti. —

Niet ver van Augustus’ grafgesticht, ligt het volksplein, de Pia%%a del Popolo. Wij gingen er reeds vroegtijdignbsp;heen, teneinde, vandaar uit, den gisteren hier afgebrokennbsp;draad onzer nasporingen en opmerkingen wederom voort tenbsp;spinnen. Rond het mausoleum der Cesars lagen wandeldreven , met altijd groen geboomte beplant, en daarin bevon-

1) Tacit., Annal., III.

-ocr page 253-

VOLKSPLElJf. 24o

den zich, hier en daar verspreid, onderscheiden lijkmonu-tnenten, meestal voor de vrijgelatenen der keizerlijke familie gesticht. Behalve de getuigenissen der geschiedenis, hebben wij hier, tot staving van dat feit, een groot aantalnbsp;opschriften dezer grafsteden, die ter plaalse-zelve zijn gevonden geworden, en waarvan ik er hier slechts één zal aanhalen.

D. M.

VLPIO. MARTIALI. AVGVSTI LIBEBTO. A. MARMOBIBDS.

« Aan de Schimgoden. Aan ülpius Martialis, vrijgelatene van Augustus, den bewaarder van het marmeren monument. »

Het Volksplein heeft, door van bestemming te veranderen, volstrekt niets van zijne schoonheid verloren. Het is ruim, cirkelvormig, en met standbeelden en prachtige gebouwen omringd. Te midden in staat de obelisk van Augustus met eene trotsche fontein, wier wateren in eennbsp;bekken van graniet neêrvloeijen. Drie groote straten loopennbsp;op deze Piazza uit, te weten de Babouina , de Corso ennbsp;de Ripetta^ die een regtlijnig uitzigt opleveren tot in hetnbsp;hart van Rome, of het midden van de stad, terwijl de innbsp;het ronde liggende fraaije kerken, het door zooveel luisternbsp;en harmonie verrukt oog een bevallig rustpunt aanbieden.nbsp;Op de linkerhand bespeurt men de groene slingerpadennbsp;van het statig zich omhoog kronkelende Pincio-gebergte;nbsp;en regts het frisch gebladert, dat den Tiberstroom verborgen houdt voor den blik. De Por ia Flaminia, met harenbsp;basreliëfs, maakt het panorama volledig. Dit plein strektnbsp;tot een waardig aanvangspunt van Rome, voor hen, dienbsp;daar uit Frankrijk of Duilschland, langs den weg van Tos-

-ocr page 254-

244 HET DRIEVOUDIG ROME.

kane, binnenkomen. Vandaar clan ook, dal, van de vroeg^.sle oudheid af, de keizers, de pausen, de kardinalen en denbsp;souvereine vorsten steeds van dit punt af aan Iiunnen openbaren inlogl binnen de eeuwige stad gedaan hebben. Vilelliusnbsp;ging van Iiier, aan de spits zijner zegevierende legioenennbsp;uit, om vervolgens jammerlijk aan den voet van hel ka-pitool te sterven; en Pius Vil., onslerflijker gedachtenis,nbsp;uil zijne ballingschap wederkeerende, trok van hier Romenbsp;wéér binnen onder de jubeltonnen van een daarbij tolnbsp;tranen geroerd volk, welks verheven voorbeeld en leederenbsp;vader hij was.

Wij namen nu allereerst den Obelisk van hel plein in naderen oogenschouvv, om er ons zoo naauwkeurig mogelijk meénbsp;bekend te maken, HÜ is vier-en-zeventig voel hoog, builennbsp;hel voetstuk w'aarop hij rust, en behalve het schitterendnbsp;kruis, dal er boven geplaatst is. Na de overwinning bij Actiumnbsp;en de verovering van Egypte, deed Augustus die Irotschenbsp;gedenkzuil naar Rome overbrengen, en haar , als aan de Zonnbsp;gewijd, 'm ÜQn Circus 3ïaximus, neêrzetten. Ten jare 1389nbsp;liet Sixtus V. deze naald uit de puinen van den Circus opdelven en naar hel Volksplein voeren, om haar daar toe tenbsp;wijden aan hel kruis, als aan dc ware vvereUlzon. De obelisknbsp;verhaall-zelve zijne lotgevallen en bezingt vreugdevol zijnenbsp;nieuwe bestemming, op deze wijze. Aan de cene zijdenbsp;leest men:

IMP. CMSAR. DIV. F. AVGVSTVS.

PONTIFEX. MAXIMVS IMP. XII. COS. XI. TlilB. POT. XIV.nbsp;iEGYPTO IN POTESTATËMnbsp;POPVI.I ROMANI REDACTAnbsp;SOU DONVM DEDIT..

-ocr page 255-

OBELISK. 24i

« De keizer Cesar, zoon van den godlijken Cesar, Augustus, opperpriester, twaalfmaal imperator, elfmaal consul, veerlienmalen tribuin, heeft, toen hij Egypte aan het gebied van het romeinsche volk onderworpen had, dit geschenk aan de Zon toegebragt. »

Op de andere zijde staat te lezen:

SEXTVS. V. PONT. MAX.

OBELISCVM IIVNC A. C.ES. AVG. SOLInbsp;IN CIRCO JIAXIMO RITVnbsp;DICATVM IMPIOnbsp;MISERANDA RVINAnbsp;FRACTViM OBRVTVMQVrEnbsp;ERVI TRANSFERRInbsp;FORMiE SV.E REDDInbsp;CRVCIQ. INVICTISS.

DEDICARI IVSSIT.

A. M. D. LXXXIX. PONT. IV.

« Sictus V., opperpriester, heeft doen opgraven, overbrengen, herstellen en aan het zegevierend kruis toewijden dezen , door Augustus in den grooten circus heiligschennendnbsp;aan de Zon toegewijden, en later deerlijk verbrijzelden ennbsp;onder de puinen bedolven Obelisk. Ten jare 1389, het IV.nbsp;van zijn pontificaat. »

Zinspelende op de naast aan gelegen kerk van Santa-Maria-c?e/-/5qpo/o (des volks) voegt de Obelisk er bij:

ANTE SACRAM ILLIVS .EDEMnbsp;AVGVSTIORnbsp;L;ETIORQVE SVRGO

21

-ocr page 256-

24G HET DRIEVOUDIG ROME.

CVIVS EX VTERO VIRGINALInbsp;AVG. IMPERANTEnbsp;SOU IVSTITIAEnbsp;EXORTVS EST.

« Heiliger en vrolijker beur ik het hoofd omhoog voor het heiligdom van haar, uit wier maagdelijken schoot,nbsp;onder de regering van Augustus, de Zon der geregtigheidnbsp;geboren is. »

Doordrongen van deze, zoowel door het onderwerp als door den vorm, dubbel verheven poëzij, wilden wij de he-melsche Maagd, wier lof zoo waardig door de egyptischenbsp;gedenkzuil verkondigd wordt, in haren tempel-zelven onzenbsp;hulde gaan toebrengen; immers, vooral hier ter plaatsenbsp;schijnt Maria dien lofzang en onze erkentlijke vereeringnbsp;overwaardig te zijn, zij, het verheven toonbeeld van zuiverheid en barmhartigheid, zij, wie wij met bewonderingnbsp;hier in glorie zien zetelen op de puinen van Nero’s graf.nbsp;« Toen hij dood was, zegt Suetonius, legden zijne voedstervrouwen Egloga, Actea en Alexandria zijn lijk nedernbsp;in het graf der familie Domitia, hetwelk men van uit hetnbsp;veld van Mars op den tuinenheuvel kan zien liggen 1). »nbsp;Op deze door de verachtelijke asch van den gekroondennbsp;moederrnoorder bezoedelde plek groeide, in ’t vervolg vannbsp;tijd, een ontzettend groote notenboom, in wiens digt ge-btadert zich eene zoo lallooze menigte raven kwam nestelen , dat er Rome aan dezen kant op de vreeslijkste wijzenbsp;door werd gekweld. Men nam zijne toevlugt tot Maria.

1) Rcliquias iEgloge ct Alexandria nutrices cura Acte concubina gentill Domitiorum monumento condiderunt quod prospicitur enbsp;campo Martin imposltum colli Hortorum. In Ner. vers, fin.

-ocr page 257-

SANTA-MARIA-DEL-POPOLO. 247

Zij verscheen aan paus Pascalis If., en zeide hem, dat deze raven booze geesten waren, weshalve zij beval, dien nood-lotligen boom {albero malnato) om te houwen, de veracht-lijke asch in den wind te strooijen, en voorts op de plaats,nbsp;waar zij gerust had, een tempel te bouwen te harer eer.nbsp;Haar last werd letterlijk opgevolgd. In 1251, bragt pausnbsp;Gregorius IX., door geheel de bevolking en het H. Collegienbsp;vergezeld, in statigen optogt, het wonderdoende beeld dernbsp;H. Maagd, dat tot dusverre in Sint-Jan-van-Lateraan vereerdnbsp;was, naar Sanla-Maria-c?e/-Popo/o over. Van deze twee feilennbsp;is hel eerste opgeteekend in de jaarboeken der geschiedenis 1),nbsp;en hel andere door twee vergulde basreliëfs vereeuwigd,nbsp;die ter wederzijde van het hoogaltaar in den muur zijn gevat. Drie eeuwen later, in 1578, zag men er paus Gregorius XIII., door geheel de geestelijkheid blootvoels vergezeld, in processie heenkomen, om, door Maria’s voorspraaknbsp;bevrijd te worden van de pest, waardoor Rome destijdsnbsp;allerjammerlijkst geteisterd werd; en de pest hield op, tenbsp;woeden. Dit alles en nog zoovele andere weldaden, doornbsp;de tu.ssehenkomst der H. Moeder Gods verkregen, makennbsp;het duidelijk, waarom het romeinsche volk zoo zeer aan denbsp;Madonna del Popolo is gehecht. Het zal niet noodigzijn,nbsp;op te doen merken, dat de Koninginne des hemels hier,nbsp;eveneens als in al de andere heiligdommen van Rome, omringd is door een schitlrenden drom van heiligen en martelaren, waaronder geleld worden de HH. Petrus, Paulus,nbsp;Andreas, Stephanus, Laurentius, Hippolylus, Tiburcius,nbsp;Innocentius, van het Thebaansche legioen; Ruffina, Se-cunda, Agnes en Faustina, wier lijk onder hel altaar vannbsp;Maria-Ontvangenis, de Cibo-kapel bewaard ligt.

1) Zie : Mazzolari, Landucci , Alberici.

-ocr page 258-

HET DBIEVOÜDIG ROME.

Beneden, den berg-Pincius langsgaande, kwamen wij bij het spaansche plein, — de Piaamp;za cTEspagna, — met denbsp;schoone fontein, die den naam van la Barcaocia draagt.nbsp;Volgens het oordeel der oudheidkundigen, bevond zich tenbsp;dezer plaatse de vermaarde Naumachie van keizer Domi-tianus 1). De opperheeren der heidensche wereld hadden allennbsp;een en hetzelfde stelsel; zij plunderden, namelijk, het Oosten en het Westen uit, om te Rome twee dingen te bouwen, badstoven en schouwburgen, en voor wie zich eennbsp;juist denkbeeld van den toestand dier toenmalige maatschappijnbsp;gevormd hebben, is het volkomen duidelijk, dat de keizers,nbsp;die het persoonlijk beeld der romeinsche beschaving waren,nbsp;zonder deze twee zaken noch de volksgunst zouden bezetennbsp;hebben, noch zelfs den scepter zouden hebben kunnen voeren. Van het spaansche plein gaat men langs een grootschennbsp;trap naar de kerk van Trinita dei Monti ^ en de franschenbsp;akademie heen. Daar nu waren wij volmaakt te huis: immers , die schoone kerk der H. Drievuldigheid behoort, metnbsp;al de daar rondom liggende schoone gebouwen, aan Frankrijk toe. De dames van Sacré-Coeur geven er aan Rome’snbsp;vrouwlijke jeugd die uitstekende, die zoo voortreflijke, christ-lijke opvoeding, waarvan de roem geheel de wereld vervult. Na den obelisk van Sallustius beschouwd te hebben,nbsp;die door Pius VI. ten geschenke gegeven en vóór deze kerknbsp;geplaatst werd, traden wij haar binnen, om er de beroemdenbsp;kruisafdoening van Volterre te gaan bewonderen, doornbsp;Poussin als een van de drie hoofdschilderijen van Rome aangeduid, en welk keurtafereel, ten spijt van het jammerlijknbsp;verval, waarin het verkeert, nog steeds duidelijk laat zien,nbsp;dat het oordeel van den vermaarden franschen pcnseelkun-

IV.

I) Sliet. , in Bom. , c.

-ocr page 259-

TKHPEL VAN ANTONINUS.

slenaar volkomen gegjrond was. Vooral heerlijk is de groep der H. Maagd en vrome vrouwen, maar bijzonder uitstekendnbsp;doel zich het godlijk ligchaam des Verlossers hier voor,nbsp;dal als een echt lijk van het kruis wordt neêrgelaten , —nbsp;oome corpo morto cade. — Verder is ook de figuur, dienbsp;op den ladder staat, groolsch van leekening en van uitdrukking allerfraaist.

De heuvel, waar wij thans over rondwandelden, was, — even als de grond van het Carmeliten- en Capncijnen-klooster, dat daar thans gevonden wordt, — door de tuinennbsp;van Lucullus ingenomen, die later aan Messalina in eigendom zijn overgegaan! Moei rnen de raadsbesluiten Godsnbsp;hier niet bewonderend zegenen, die, ter plaalse-zelve, waarnbsp;de snoodste ontucht en de schandelijksle wulpschheid eenmaal zoo hemeltergend heerschten, een zetel slichtte, waarnbsp;aardsche engelen van kuischheid en hemelsche toonbeeldennbsp;van vrijwillige armoede, de maagden van den Carmel ennbsp;de zonen van den H. Franciscus, leven en arbeiden, dennbsp;Verlosser ter eer! Welkeen verschil, welk een tegenhangernbsp;biedt dit roerend tafereel hier niet aan voor hel oog vannbsp;den geest, en hoe moet de chrislen-vooral hier niet bewonderen en aanbidden !

lï JanaariJ.

De tempel van Antoninus. — Brug en kasteel van Sint-Angelo. — Anecdote belreklijk eene rooverbende. — Santa-Maria-m-Trasponlina. — Kolommen van Sint-Pieter en Sint-Paul. —nbsp;De Sint-Pieters-koepel. — Palla. — De begraafplaats dernbsp;pelgrims.

Monseigneur de B... had voor ons den toegang tol Sinl-Pieters-koepcl verkregen; hij zelf zou er ons heengeleiden.

-ocr page 260-

230 HET DRIEVOUDIG ROME.

Het weder was volmaakt geëigjend, om van uit die verheven plaats een schitirend panorama over Rome en hare omstrekennbsp;te {jenielen. In plaats van regt uit op ons doel af te graan,nbsp;begaven wij ons eerst nog even naar het midden der stad,nbsp;om er een monument te gaan zien, dat, ja, reeds meermalen onze aandacht tot zich getrokken had, doch waaraan wijnbsp;evenwel altijd nog een meer opzetlijk bezoek verschuldigdnbsp;bleven. Op het plein di Pietra bevinden zich, namelijk, denbsp;overblijfsels van een oud gebouw. Elf statige kolommen, uitnbsp;wit marmer gehouwen, gecanneleerd en van de Corinthischenbsp;orde, zijn nog staande gebleven en schragen een prachtignbsp;marmeren taflement. De eerste drie schijnen tot een portionsnbsp;behoord te hebben, daar de architraaf, die ze verbindt, aannbsp;de beide uiteinden van buiten rond afloopt; de acht overigenbsp;moeten het gewelf van een tempel of van eene basiliek hebbennbsp;geschoord; de kapiteelen geven duidelijk genoeg te kennen,nbsp;dal de spanning van het gewelf, waarvan zij nog een gedeeltenbsp;dragen, buitengewoon groot moet zijn geweest. Nu is denbsp;vraag, welk gebouw was het, dat hier stond ? Sommigen willen , dat het de porticus en de tempel van Neptunus was, doornbsp;Agrippa ter gedachtenis van de scheepsoverwinningen, welkenbsp;Augustus behaalde, gebouwd; doch, meer algemeen wordtnbsp;het er voor gehouden, dat daar de tempel van Antoninus stond.nbsp;Wat hiervan ook zij, de pausen hebben het behoud dezer ruïnenbsp;steeds ter harte genomen, door er muurwerk bij te doen optrekken, dat deze zuilen en het gewelf behoorlijk staandenbsp;houdt; en zoodoende is er een groot en zeer regelmatig gebouw uit ontstaan, waarin Innocenlius Xll. de zoogenoemdenbsp;Land-DouaneDogana di terra — deed vestigen.nbsp;Daar ter plaatse brengt de reiziger, die te Rome komt, metnbsp;zijne bagaadje het eerste bezoek.

Tegen negen ure waren wij op de Engelen-brug, oudtijds

-ocr page 261-

BRUG EN KASTEEL VAN SINT-ANGELO. 251

tlie van Elianus geheelen. Links en regts staan engelen van kolossale grootte geplaatst, die elk een der foltertuigen vannbsp;s Heeren tijden in de hand hebben. Op ieders voetstuk slaatnbsp;een loepaslijke bijbeltekst te lezen, in verband rnet wat denbsp;engel draagt, üe uitvoering dezer beelden, het werk van dennbsp;alomtegenwoordigen ridder Bernini, zondigt eerder door eenenbsp;zekere soort van aanmatiging of, wil men liever, gekunsteldheid , dan wel dat het zich door zedige kunstuitdrukking adelt.nbsp;Aan het einde der brug staat het praalgraf van keizer Adri-aan, de zoogenaamde Engelenburg!. Deze vorst liet zich ditnbsp;mausoleum stichten met een pracht en eene hechtheid, dienbsp;het grafpaleis van Augustus verdonkeren en de eeuwen trotseren moest 1). Hel kasteel vormt eene ronde massa, wiernbsp;tegenwoordige middellijn honderd-acht-en-taehtig voeten bedraagt. Voorheen was het van buiten geheel en al met kostbare marmerplaten belegd, en hel bovenplat met fraaijenbsp;standbeelden, prachtig gebeitelde paarden en zegewagens versierd. Thans ziel men er slechts eene kleine bidkapel, aan dennbsp;H. Michaël toegewijd, en waarboven het beeld van den aartsengel prijkt, die zijn zwaard opsleekt, zoo als hij aan dennbsp;H. Gregorius den Groote verscheen, tijdens hel te Rome woeden van de vreeslijksle pest. Het fort wordt voortdurend, evennbsp;als van ouds, door een vierkant doorloopend bolwerk beschermd en verdedigd, terwijl de muren zoo zwaar zijn gebouwd, dat er naauwelijks plaats voor een kleinen trap in overnbsp;is gebleven. In hel zeer enge middelpunt, het hart van ditnbsp;gebouw, stond de vaas, die de asch des keizers bevatte. Tennbsp;tijde van Honorius werd de burgt van Hadriaan in eene citadelnbsp;herschapen, welke bestemming zij voortaan heeft behouden,

1) Sepultus est iu ripa flumltiis jiixta pontem jElium ; illic se. pulcrum condituiii; jam enim Augusti monumentum rcplclum erat,nbsp;quot;ec quisqnam amplius in eo sepeliebatur. — Dio. in Adrian.

-ocr page 262-

232 HET DRIEVOUDIG ROME

terwijl zij, daarenboven, ook no^; voor staatsgevangjenis, ja, zelfs tot kerkering van allerlei misdadigers gebezigd wordt.nbsp;Toen wij er een bezoek in aflegden, zaten er ettelijke honderd boosdoeners opgesloten. Onder de bovenvertrekken weesnbsp;men ons er een aan, dat laatstelijk door den neef van Napoleon was bewoond geworden. De gevangene had, even alsnbsp;alle anderen, zijn naam op den mnur gegrift. Ik las daar:nbsp;Louis-Joseph Napoléon , chef d'escadron , Oc/o6/’e 1836.nbsp;Zonderlinge lotsbeschikking dier familie! In de schaduw vannbsp;een troon geboren, zwerven al hare leden thans in ballingschapnbsp;rond of zitten in kluisters geslagen I).

Onder de gevangenen van Sint-Angelo was er een, die een tijd lang de nieuwsgierigheid der reizigers in hooge matenbsp;gaande maakte, namelijk, Bernardone, de laatst-overgeble-vene van de in Italië zoo beruchte rooverbende der Jlalan-drini, uit het begin van onze eeuw 2). Hare geschiedenisnbsp;verdient opgeleekend te worden, en ik wil daaraan hier eenenbsp;plaats inruimen, om haar meé te deelen, zoo als ze mij tenbsp;Rome verhaald werd door een Franschman, onder wiens oognbsp;een en ander voorgevallen was.

Kene bende struikroovers, van de echte soort, zoo als die gemeenlijk in de romans of opgesmukte reisverhalen voorkomen, had zich in het gebergte tusschen Napels en den Pauslijken Staat genesteld. Zij waren ongeveer dertig in getal,nbsp;stoute knapen en gewapend van top tot teen, die, onderaan-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Wij mogen, bij het vertalen dezer regels, de woorden vannbsp;den nlibé Gauine wel driewerf herhalen : « Singuliere deslinee de ceilenbsp;familie! » Acht jaren zijn er verloopen sedert de geachte schrijver

die zinsnede op het papier hragt, en nu......? — maar nog weer eeiis

acht jaren verder! lii 1862 herleze men deze woorden op nieuw. Wal dun ?

2) nbsp;nbsp;nbsp;Bernardone werd van hier naar Civila-Vecchia vervoerd.

-ocr page 263-

23Ö

ANECDOTE.

voering van een opperhoofd, wien zij blindelings gehoorzaamden , eene slreng-gedisciplineerde kompagnie vormden, en daarom Ie geduchter waren, dewijl zij alle wegen, paden,nbsp;sluiphoeken en bijna ontoeganklijke holen in het woud en innbsp;de bergen naauwkeurig kenden, weshalve men dikwerf reedsnbsp;Ie vergeefs eenige delaehemenlen karabiniers en zelfs linie-Iroepen, zonder het minste goed gevolg, legen hen had uitgezonden : de bende wist alle pogingen, om haar meester tenbsp;worden, gedurig aan, te verijdelen, en de schrik, dien zijnbsp;verspreidde door het gansche land , nam steeds meer en meernbsp;toe. Voor levensmiddelen schreef zij over de dorpen en pachthoeven eene soort van belasting uit, en wel in dezer voege:

« Op dien dag en op dat uur zult gij op deze of gene plaats zóóveel brood, wijn of geld hebben néér te leggen; bij gebrekenbsp;van dien zal uw huis worden afgebrand. Daarenboven zult gijnbsp;u hebben te wachten van onze vrouwen of kinderen met handnbsp;of vinger aan te raken, veel minder om ze in gijzeling Ienbsp;zetten, op straffe van bloedige wraak. » Het stelsel, hierinnbsp;gevolgd, was dat van de spaansche viijbuilers. De verschriktenbsp;landbewoners stelden met alle gedweeheid hunne vijandennbsp;voortdurend in staat, om te kunnen blijven voortwoeden; ennbsp;men begreep niet hoe, of wanneer er aan dien gruwel eennbsp;einde komen zou, totdat, op eenmaal, een grijze dorpspastoor,nbsp;tot wiens gemeente, helaas, verscheiden roevers behoorden,nbsp;het besluit nam, om te beproeven, of hij aan dit schelmschnbsp;bedrijf geen paal en perk zou kunnen stellen. Aangemoedigdnbsp;door het voorbeeld van den H. Joannes, die gebogen onder dennbsp;last van zijn hoogen ouderdom, echter geene vermoeijenis ofnbsp;gevaar ontzag, om een jeugdigen roover te gaan opzoeken,nbsp;besluit de waardige herder, om, zelfs met levensgevaar,nbsp;tot den schuilhoek der boosdoeners door te dringen. Hij beveeltnbsp;zich Code aan, neemt slok en brevier ter hand , en slaat, tegen

Drievoudig Rome. II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;QCgt;

-ocr page 264-

254 HET DRIEVOUDIG ROME.

het vallen van den avond, den weg naar het schrikgebergte in. Met ongelooflijk veel moeite dringt hij tot diep in hetnbsp;woud door, waar hij, op den vreeslijken toon van het fVerda!nbsp;aan den zoom van een steil-omhoogloopend rotspad, haltnbsp;maakt, en den raauwen moordkreet kalm beantwoordt metnbsp;te zeggen: « Ik ben hier niet gekomen, om u kwaad te doen;nbsp;integendeel, ik begeer niets voor u dan alles goeds; laat mijnbsp;tot u komen: ik ben de pastoor van de gemeente N., ongewapend en zonder iemand bij mij te hebben. Gij zult mij welnbsp;kennen; daar bevinden er zich verscheiden onder u, die doornbsp;mij gedoopt zijn en op mijne knie hebben gespeeld. »

Een der roevers vertrekt, terwijl een ander, met de karabijn in de hand, den priester altijd in het oog en op een afstandnbsp;verwijderd houdt. Men zendt berigt naar het hoofdkwartier , om orders te halen. Daar zijn er, die den priester toegang willen verleenen , doch ook anderen, die zich hiertegennbsp;verzetten. Het opperhoofd der bende hakt den knoop door, ennbsp;laat den grijsaard aanzeggen, dat hij komen kan, maar zóólang in gijzeling zal moeten blijven, totdat het wel deugdelijk zeker blijkt, dat zijne komst met geene voor hen kwadenbsp;bedoelingen gepaard gaal, en voorts dat hij het met zijn levennbsp;boeten zal, wanneer één hunner ook slechts een haar mogtnbsp;worden gekrenkt. Met vreugde stemt de priester in hun voorstel toe, en, door twee roovers vergezeld, komt hij nu weldra bij het hoofd der bende, in een echt moordhol achter eennbsp;dubbelen wal van digt gebladert en zware rotsblokken aan.nbsp;Daar zaten de roovers rond een wijden haard, doch waarinnbsp;bijna geen vuur meer te vinden was. Hun woest voorkomen,nbsp;hunne lange baarden, hunne roof- en moordadernende gelaatstrekken, hunne flikkerende dolken en vreeslijke karabijnen,nbsp;met een woord, geheel dat bivouac, in zulk een huiveringwekkend oord, was wel van dien aard, dat de onverschrokkenste-

-ocr page 265-

2SS

anecdote.

zelf er bij zou hebben gesidderd. Een zoo gruwlijk tafereel roerde den grijzen priester tot tranen. « Wat wilt gij ? quot;atnbsp;zijt gij hier komen doen ? » vroeg hem het hoofd der bende.nbsp;— « Mijne kinderen, antwoordde de grijsaard, ik ben uwnbsp;vader, en ik heb u willen komen opzoeken, om u te zeggennbsp;hoezeer ik over u ben bekommerd en bedroefd 1 Welk levennbsp;toch leidt gij ? in welken staat bevindt zich uwe ziel? Middelerwijl uwe vaders en moeders, uwe vrienden, geheel Italië,nbsp;ja, zelfs de gansche wereld zich beijvert, om van het heilignbsp;jaar een nuttig gebruik te maken, en rouwmoedig boete tenbsp;doen voor alle gepleegde zonden, zoo gaat gij voort met misdaad op misdaad te stapelen:.... denkt gij, mijne kinderen,nbsp;daarover wel eens na ? zult gij lieden de éénigen zijn, die denbsp;vergiffenis weigeren, welke de Kerk allen aanbiedt? Zijt gij hetnbsp;zondigen nog niet moé? Gelooft mij, mijne waarde kinderen,nbsp;gelooft mij, het is méér dan tijd , dat gij ophoudt met zulk eennbsp;leven te leiden, en ik ben gekomen, om, als een goede herder,nbsp;u hier op te zoeken en in de schaapskooi terug te brengen. »nbsp;Dat vriendelijk woord van den priester vond ingang in hetnbsp;hart der roovers, die elkander verbaasd aanstaarden. Eindelijk,nbsp;breekt hun opperhoofd het stilzwijgen af en zegt: « Wanneernbsp;men ons genade mogt schenken, zoo zouden wij deze wijzenbsp;van leven wel willen laten varen; maar , wij weten genoeg,nbsp;waar het met ons op staat, en dus, daar het toch altijd stet'-ven heet, zoo verkiezen wij dat liever hier te doen dan aan denbsp;galg. » — « Ik kan u niets beloven, antwoordde de priester ; niemand heeft mij tot u gezonden; —• doch , zoo men unbsp;wederom in de maatschappij wilde opnemen, zoudt gij dan voortaan als goede christenen gaan leven ? » — « Men zal ons dat nietnbsp;toestaan !» — «' Ik zal den H. Vader gaan spreken en hemnbsp;.vergiffenis voor u vragen: daarna keer ik tot u terug, mijnenbsp;kinderen; dit zweer ik u, denkt wel na, wat gij doet, en

-ocr page 266-

236 HET DRIEVOUDIG ROME.

hebt metlelijiicn met uwe ziel. » Men blinddoekt den {grijsaard, en twee Malandrini brengen hem vervolgens terug naar hetnbsp;punt, van waar lüj gekomen was. Zonder een oogenblik te verliezen begeeft de moedige priester zicli naar Rome op weg.nbsp;De paus wordt door hem van alles naauwkeurig onderrigt; denbsp;raad van juslilie gehoord zijnde, krijgt de vrome geestelijkenbsp;in last, om lot de roovers weêr te keeren, teneinde hunnbsp;kwijtschelding van de doodstraf aan te kondigen, maar datnbsp;zij zich voor het overige in de genade van den H. Vadernbsp;zullen hebben aan te bevelen.

De priester gaat op weg, komt inliet hoofdkvvarlier der bende terug, en deelt aan de roovers de beslissing van dennbsp;opperherder mede, terwijl hij hen bezweert, bidt en smeekt,nbsp;dal zij toch deze gunstige gelegenheid, om op het goede padnbsp;weêr te kunnen keeren, niet roekeloos raogten laten voorbijgaan. 1'Alles wèl overwogen, mijne dierbare kinderen, is hetnbsp;dan toch niet veel verkieslijker, om op aarde veroordeeld Ienbsp;zijn tot eenigejaren gevangenis, dan, vooralle eeuwigheid,nbsp;neêrgeworpen te worden in het vuur van de hel ? » Verwonderlijke kracht van het geloof, op de gemoederen dezer verworpelingen uitgeoefend: de bende is overwonnen; de stemnbsp;der godsdienst heeft gezegevierd. « Ik-zelf, zegt de goedenbsp;herder, wil u vergezellen; » — en zoo gaat men op weg naarnbsp;Rome, dat weldra den edelen priester ziet binnen komen ennbsp;zijne stralen dóórtrekken aan de spits van dertig slruikroovers,nbsp;die zoo straks nog de schrik van Italië waren, maar nu als eennbsp;kudde lammeren, volgzaam-gedwee, onderden staf van hunnbsp;herder, daar heen gaan naar den Engelen-burgt, om er tenbsp;regt te slaan en veroordeeld te worden, de een voor ettelijkenbsp;jaren, de ander voor levenslang. Deze gebeurtenis had plaatsnbsp;in 1823, jubeljaar der Kerk; geheel Rome is daarvannbsp;getuige geweest; en, zeer zeker, mag men er op nieuw de

-ocr page 267-

257

SANTA-MAUlA-m-TRASPONTlNA.

bevestiging in zoeken van wat ik te Genua en te Florence reeds gelegenheid had , van op te merken, namelijk, dat het karakter der middeleeuwen, met haar vurig geloof en tevens metnbsp;hare vreeslijke hartstogten, nog altijd voortleeft in de maat-sehappij van Italië, ó Ja, hergeef ons het geloof, en geennbsp;nood, in welk opzigt het dan ook zijn moge: immers, met hetnbsp;geloof worden zelfs de steenen kinderen van Abraham 1).

Op kleinen afstand van het fort Sint-Angelo vindt men de schoone kerk van Santa-Maria-^/^•7’raApo«r^/^a: wij gingen er binnen, om daar twee monumenten van het martelaarschap der HH. Petrus en Paulus te zien. Links, namelijk, in eene der zijkapellen, slaan twee wit~marmereunbsp;kolommen, rood geaderd, van ongeveer vijf voeten hoog,nbsp;en waaraan de roemrijke apostelen werden vastgemaakt, omnbsp;zóó de geeseling te ondergaan, die, volgens de romeinschenbsp;wetten, de doodstraf der slaven en der vreemdelingen voorafging. Men gelooft, niet zonder grond, dat deze twee kolommen in het Comiiium stonden, waarvan wij bij de beschrijving van quot;het Forum Romanum gesproken hebben. Op denbsp;eerste leest men: Haec est columna ad quam ligatus fuitnbsp;S. Petrus , flagellalus et verberatus , Nerone impei'ante :nbsp;« Dit is de kolom, waaraan de H. Petrus, op bevel vannbsp;Nero, gebonden, gegeeseld en geslagen is geworden. » Denbsp;tweede voert juist hetzelfde opschrift, alleen met veranderingnbsp;van des Apostels naam: Maec est columna ad quam liga-ius fuit S. Paulus , jiaqellatus et verberatus , Neronenbsp;imperanle. Tot viermalen toe moest die groote apostel, innbsp;weèrwil van zijn roraeinsch-burgerregl, de geeselstraf ondergaan 2); zóó waar is hel, dat men ten aanzien van christenen

1) nbsp;nbsp;nbsp;Een bijna gelijksoortig feit wordt meêgedeeld in La vie dunbsp;Cardinal Baronius , lib. Ill, c. 2, p. 134.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Ter virgis ca3sus sum. II. Cor, XI, 25.

00

-ocr page 268-

238

IIKT DllIEVOCDIG ROME.

zich alüjd boven de wet heeft durven slellen. Na die eerwaar-di?je g-edenklcekenen van ons gfeloof met leederc verrukking' gekust te fiebben , begaven wij ons naar het Vatikaan.

Men moet de koepelgalerijen bestijgen, om zich een flaauw denkbeeld te kunnen vormen van het reusachiig bouwgevaarle,nbsp;dat de Sint-Pieler van Rome genaamd wordt. Zoo schijnennbsp;van het plein, dat vóór de kerk ligt, opwaarts ziende, denbsp;veertien standbeelden van onzen Heer, van den H. Joannesnbsp;den Dooper en van de twaalf apostelen, die den groeten voorgevel versieren, ongeveer levensgroot, terwijl zij, wanneernbsp;men er digt bij komt, zeventien voet hoog blijken te zijn!nbsp;Hel gewelf van hel middenschip vormt van builen een plat,nbsp;waarop men, als in een belooverde wereld, huizen, eenenbsp;fontein, rijtuigen, ja, wal niet al meer, wonderlijke dingennbsp;meent te zien, doch die intusschen werkelijk beslaan, en innbsp;deze woningen, daarboven hoog in ’t luchtgewelf, woont eennbsp;gedeelte der Pietrini, dat wil zeggen ambachtslieden van allerlei soort, die voor hel onderhoud der kerk in vaste dienst zijnnbsp;gesteld; hun getal bedraagt over de driehonderd vijftig personen. Langs een breeden opgang komt men aan de eerste galerijnbsp;van den koepel, die van boven rond het omschrift Tu esnbsp;Peirtis enzv. heenloopt. De omloop dier galerij bedraagt tweenbsp;honderd schreden, en de letters, die, van beneden af gezien,nbsp;zes duim groot schijnen , zijn in de werklijkheid vijf en eennbsp;half voet. Op de tweede galerij gekomen, kan men hier omhoog van nabij de kostbare mosaïken bewonderen, die metnbsp;den luister van dit grootsche, in alle deelen zoo zeer den glansnbsp;der zegevierende Kerk waardig, bouwwerk volkomen overeenstemmen, terwijl de strijdende Kerk zich daar beneden aannbsp;beloog treffend vertoont, wanneer men den blik naar ondernbsp;vestigt op den verheven troonhemel van Sinl-Pielers hoogaltaar, welks kolommen, uit hel brons van 'l Pantheon vervaar-

-ocr page 269-

»Ë SIfiT-PlETEBS-KOEPEL. 259

de beenderen van lailooze martelaren bevatten. Hier boven plaats nemende, geniet men op eenmaal den ganscbennbsp;indruk van dat Irotsch geheel, waar, in hetzelfde 'tempelruim,nbsp;niet verre van de plek, daar de aseh van den prins der apostelen rust, hel altaar zich vertoont der HH. Procus en Martinianus, de bewakers van de HH. Petrus en PaulUs in denbsp;Mainertijnsche gevangenis. Zoo drukt Sint-Pieter, op roerendenbsp;wijze, den kenmerkenden geest eener godsdienst uit, die,nbsp;in hetzelfde heiligdom, zoowel de beulen als hunne slagtoffersnbsp;één-zelfde hulde doet genieten; immers, in het oog Godsnbsp;wischt het bloed, voor ’t geloof geplengd, niet slechts allenbsp;zonden uil, maar maakt tevens alle rangen en standen vannbsp;martelaren in den offerdood aan elkander gelijk.

Nog hooger nu opstijgende komt men, eindelijk, aan de zoogenaamde lantaarn, vanwaar men, bij middel van eennbsp;smallen ijzeren ladder, door een buis of koker heen, naarnbsp;binnen in de peer of bol klimt: die de spits van den koepelnbsp;uitmaakt. Eoc opus hic labor! Tot die ondernemingnbsp;behoort, in de daad, moed en volharding : het is eene engte,nbsp;als waardoor Jonas den levenden kerker van het zeemonster binnenging, met dit onderscheid evenwel, dat de profeet tenminste gekleed kon blijven, terwijl de bezoekers vannbsp;de Palla, wanneer zij wat breed van stuk zijn, mantelnbsp;en jas, ja, dikwerf zelfs hun vest vaarwel moeten zeggen,nbsp;tot na afloop en terugtogt van die opstijging hoog in denbsp;lucht! Gelukkig nog, wanneer men er zonder likteekenen,nbsp;ongekneusd en ongeschaafd, met andere woorden heelhuidsnbsp;afkomt, dat soms wel eens het geval niet is, gelijk wij,nbsp;onder anderen, bij ons bezoek daarboven, gelegenheid haddennbsp;op te merken, in de tragisch-comische wederwaardigheid vannbsp;een onzer togtgenooten , een gentleman van zekeren omvang,nbsp;die na zijne bovenkleederen, stuk voor stuk, afgelegd te heb-

-ocr page 270-

260

BET DRIEVOCDIG ROME.

ben, met ingehouden adem, en, zoo hij waande, nu dun genoeg, tenslotte, het waagstuk ging beginnen. Maar, ónbsp;noodlot: tot halfweg voortgeschoten, zie, daar zit hij ingeklemd, zonder meer hooger of lager, op of neer, te kunnen komen! Vreeslijke toestand, voorwaar, waaraan al zijnenbsp;reismakkers, ieder op zijne wijze, levendig deelnemen: dienbsp;beneden staan, trekken hem onbarmhartig bij de beenen;nbsp;die zich reeds boven bevinden, sjorren hem bij de armen meê-warig, ja, maar alleronaangenaamst omhoog; en, zoo nietnbsp;de eer, van te kunnen zeggen: ook ik was inde Palla^nbsp;hem in vuur had gehouden , zeker, hij zou die vreeslijke konijnenpijp — gelijk hij zich, onder aller schaterend gelach,nbsp;vrij gemelijk uitdrukte — wel zeer stellig verwenscht en zich-zelven honderd uren vandaar verlangd hebben; maar nunbsp;hield hij vol, zoolang totdat de zege zijnen worstelstrijdnbsp;bekroonde. En, in de daad, men moet het bekennen, de uitkomst weegt ruim tegen de inspanning op: immers, bij hetnbsp;hooge doelwit gekomen , daar toeven den volhardenden bezoeker , op marmerplaten ingegrift, de namen van al de doorluchtige personaadjes, die dezelfde reis reeds vroeger hebben vol-bragt. Wij bereikten manmoedig het eind van dezen vreemd-soortigen togt, en waren nu met negen personen in den bol tenbsp;zamen, zonder in ’t minst elkaêr te hinderen, aangezien ernbsp;voor dertig voldoende ruimte is. Ik kon, op den top van denbsp;toonen slaande, met moeite slechts de punt van mijn wijsvinger aan de zoldering van deze verguld-koperen kamer brengen.nbsp;Wanneer men daarboven, vierhonderd vier-en-twintig voetnbsp;hoog in de wolken verheven, op dien reusachtigen bol hetnbsp;kruis ziet geplant, en daarbij weet, dat een gedeelte van hetnbsp;martelhout van Calvarië in den top van dit kruis geborgennbsp;is, dan voelt zich de christenreiziger, in de bewustheidnbsp;der eeuwige overwinning , op Golgotha behaald, en der einde-

-ocr page 271-

DE BEGRAAFPLAATS DER PELGRIMS. 2G1

looze barmhartigheid, door den godlijken Verlosser aan de wereld bewezen, het Eere %ij God in den hooge! onwillekeurig uil het hart over de lippen stroomen, en heft hij vervolgens zijn Credo luide aan. Na Bethlehem, is de Palla dernbsp;Sint-Pieter te Rome welligl de plek op aarde, waar dal dubbelnbsp;lofgezang een levendiger, een veel roerender indruk dannbsp;overal elders te weeg brengt.

Hel oog- en hartverrukkend panorama, dat zich hier aan ons voordeed, beloonde ruimschoots de moeite van dezen, innbsp;de daad , bezwaarlijken logt. Onder de merkwaardige punten,nbsp;die zich in dit uilgeslrekt tafereel meer bepaald opdoen,nbsp;behoort vooral het links van Sinl-Pieter en niet ver van hetnbsp;H'. Officie gelegen zoogenaamde Pelgrims kerkhof. Wanneernbsp;men weet, uit welke aarde deze begraafplaats bestaat, ennbsp;welke hare bestemming is, dan zal het duidelijk worden,nbsp;waarom wij er zoo naauwleltend het oog op sloegen. Na hetnbsp;door Judas gepleegd verraad, bragt hij, vervuld van angst ennbsp;gewetenswroeging, de dertig zilverlingen aan den priesterraadnbsp;terug, die ze hem tot bloedprijs voor hel onschuldig slagtoffer had uitbelaald. Het Sanhedrin besliste, dat men er dennbsp;potbakkersakker voor koopen, en dien tol begraafplaats dernbsp;vreemdelingen {pelgrims) inrigten zou; in sepulturam pe-regrinorum. Welnu, ontaard Jodendom, gij, die den God-mensch op het kruishout legdet, gij waart’, onwillekeurig,nbsp;van profetischen geest bij dal besluit: de keizerin Helena,,nbsp;namelijk, deed, toen zij de heilige plaatsen bezocht, de aardenbsp;yamp;a Haceldama, den akker des polbakkers, overbrengen naarnbsp;Rome; en, om, ten einde toe, tot in alle eeuwigheid, datnbsp;profetisch woord te waarmerken en te bevestigen , zoo heeftnbsp;de Kerk uit die aarde voor de vreemdelingen {pelgrims) eenenbsp;begraafplaats aangelegd, in sepulturam peregrinorum 1).

1) Fraudulenter principes sacerdotum cogitaverant et decreverant

-ocr page 272-

962 nbsp;nbsp;nbsp;HET DRIEVOUDIG ROME.

19 JTannariJ.

Trastevere. — Pons-Fabricius. — Het Tiber-eiland. — Pous-Cestius. — Herinneringen aan het Heidendom. — Christlijke monumenten. — Marteling der H. Cecilia. — Kerk der H. Cecilia;nbsp;haar graf. — Hare badkamer. — Mosaïk van het priester- ennbsp;altaar-koor. — Reliquiën. — Do vaas van den portions. — Denbsp;H. Franciscus-a-Ripa. — Kamer van den H. F’ranciscus. — Denbsp;kloostergalerij.

Reeds hadden wij alle dezer zijds rond den Tiber gelegen kwartieren van Rome in oogenschouw genomen; nu bleefnbsp;ons nog over, dat gedeelte der stad te bezoeken, hetgeennbsp;gener zijds die rivier gelegen is, en daarom ook het kwartiernbsp;Trastevere — over den Tiber — genoemd wordt. Wij kwamen er langs de brug Quattro-Capi ^ voorheen pons-Fa-bricius^ in. Deze brug, oudtijd.s, in de eerste dagen dernbsp;republiek, uit hout zamengesteld, weid, eenigen tijd na de

illias pecunicB summam in vilissimae et abjectissimae rei usam expen-dcre, in sepulturam scilicet militum aliorumque pauperum et igno-bllium gentilium; ut hac ratione Christi memoriara ad necem cmpti, et suam ipsorum impietatem emptione sepultura; sepelirent. Sed aliternbsp;Dei Providentia factum; ager quippc ille emptus aeternum monumeo-tum factus est sceleris ipsorum, — Novarin. in Matth., c. XXVII.

Nam cum jussu iniperatricis Helena;, de hoe agro, quantum terrae plures naves capere poterant, Romam eveclum, acjuxta moii-tem Vaticanum in cum locum cxoneratum sit, qoem incolse Campumnbsp;Sanctum vocitant, licet coelum mutarit, camdem tarnen retinere vimnbsp;quotidiana cxperientia docet. Romanos enim respuens, sola peregrino-rum corpora ad scpulluram admittil ; quorum ctiam bic omiicm car-nis substantiam intra viginli quatuor boras prorsus consumit, ossibusnbsp;tantum residuis. — Adricboni. Descript. Jerosol., p. 173, n. 216.nbsp;Vide etiam Brochardum , Nicepborum , Bredembacbium , Saligniacum ,nbsp;etc. — S®pius Romae vidi et visi Campum Sanctum, ac ifa seremnbsp;habere ab ipso loei parocbo ejusque asseclis et Romanis caeteris audivi.nbsp;— Cornel, a Lapid. in XXVII Matth,, p. 618, n. 8.

-ocr page 273-

263

HET TIBER-EILAND.

zamenzwering vanCaülina, door Fabriciiis, inspecteur der openbare wegen, in steen opgetrokken. Het in den boog geplaatste opschrift laat te dien aanzieu niet den minsten twijfel over:

L. FABUICIVS C.-F. CVU. VIAR. FACIVNDVM COERAVIT. IDEMQDE PROBAVITnbsp;Q. LEPIDVS. M.-F. M. LOLLIVS. M.-F. COS.nbsp;S. C. PROBAVERVNT.

Men noemt haar gewoonlijk de brug de' Qualtro-Capi^ der Vier-Hoofden, tengevolge van een standbeeld van Janus-Qnadrifrons (met vier aangezigten), dat op het voorliggendnbsp;plein geplaatst is. Deze brug loopt naar het in de geschiedenis evenzeer van het christlijke als van het heidensche Romenbsp;zeer vermaarde Tiber-eiland. Daar stond de tempel van Jupiternbsp;Licaonius, en de nog meer bekende van Esculapius. Rome,nbsp;door de pest geteisterd, vaardigde, op raad van het Sibillijnschenbsp;orakel, gezanten naar Epirus af, met last, om den god vannbsp;Epidaurus vandaar af te gaan halen. Een monsleraohlige slangnbsp;werd alzoo naar Rome overgebragt en op het Tiber-eilandnbsp;geplaatst, terwijl men er daar een tempel met de noodigenbsp;priesters en altaren voor oprigtte 1). Ontelbre scharen vannbsp;zieken kwamen, tot herstel van gezondheid, herwaarts, ennbsp;de Romeinen, die zich gaarne de moeite spaarden, om voornbsp;hunne kranke of verouderde slaven zorg te dragen, zonden zenbsp;aan den Slanggod ter genezing. Dit was althans een gemakkelijk middel, om er zich van af te maken 2). Op het Tiber-eiland vindt men wederom, gelijk in de christen hoofdstad,nbsp;bijna stap voor stap, overal elders het geval is, een treffendnbsp;harmonisch kontrast van diepen zin lusschen het afgodisch en

1) nbsp;nbsp;nbsp;Epitomat. Livii, lib. II; Plin., lib. XXIX, c. IV.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Suet. in Claud, c. XXV.

-ocr page 274-

264 HET DBIEVOUDIG R03IE.

het chrisllijk Rome: daar ter plaatse namelijk, waar eens de oude slangr zich door de beheerschers der wereld liet huldigennbsp;als een God, daar, op die plek-zelve, rust een der twaalf gali-lesche visschers, voor wier hemelsch woord de aardschenbsp;afgoden in puin vielen, zegevierend in zijn graf, waarbovennbsp;de schoone kerk van S(. Barthelomeus-op-het-eiland harenbsp;gewijde wanden statig ten hemel heft; terwijl rond desnbsp;H. apostels tempel, daar , waar eenmaal de Esculapius-priesters woonden, thans het groot hospitaal gevestigd is dernbsp;broeders van Sint-Jan-van-God, door Rome’s kranken ennbsp;armen beiden om ’t zeerst bemind en geacht. Niet ver vannbsp;den Jupiters tempel stond de Faunus-kapel, vervolgens hetnbsp;standbeeld van Simon den Toovenaar 1), die onder de gódennbsp;van het keizerrijk werd opgenomen. Onder Tiberius was hetnbsp;Tiber-eilaud ooggetuige van den doodstrijd zoo der wreed veroordeelde slaven, als van de schrikbre zielsfolteringen veler aanzienlijke Romeinen, die door den bloeddorstigen heerscher veroordeeld waren , om te sterven , en dddr eene geheele maandnbsp;lang de uitvoering van hun doodvonnis te gemoet moestennbsp;blijven zien 2). Op de heidenen volgden onze voorvaderennbsp;in het geloof, en eene schaar van martelaren zuiverden metnbsp;hun dierbaar bloed den grond, hier zoo dikwerf door allerleinbsp;gruwelen bevlekt. De onA^pons-Cestius (Gestius-brug) voegtnbsp;het Tiber-eiland met het kwartier van Trastevere te zamen,nbsp;De voorstad van den H. Marcellus, de straat-Mouffetard vannbsp;Rome, anders gezegd Trastevere, werd langen lijd alleen doornbsp;het gemeen en de joden der stad bewoond 3). Augustusnbsp;bouwde daar eene kazerne voor de mariniers, die tot de vloot

1) nbsp;nbsp;nbsp;Euseb., Hist. Eccl. lib II, c. XII; Just., vJpol. 1.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Sidon., lib. I, epist. 7.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Pbll., De Leijat. ad Caium; Bar. Annal., t. I.

-ocr page 275-

265

KEUK DEU H. CECILU.

van Ravenna behoorden; die van hel eskader van Mysena lagen in de derde wijk, bij den berg-Coelius. Daar bevonden zichnbsp;ook de akkers van Mucius Scevola, hem door het romeinschenbsp;volk ten geschenke gegeven, de velden van Lucius Quinclius,nbsp;en voorts ook nog de vier morgen lands van Cincinnatus 1).nbsp;Men weet echter niet, in welk gedeelte van Trastevere dienbsp;gronden gelegen waren, ofschoon men het er vrij algemeennbsp;voor houdt, dat de eerstgenoemde in de nabijheid der kerknbsp;van de H. Cecilia en van den H. Franciscus-a-^epa lagen.nbsp;Het Trasteverijnsch kwartier levert ook nog andere merkwaardige herinneringspunten op, waarover ik, naarmate zijnbsp;zich voordoen, hier aehtervolgens spreken zal.

Onder de chrisllijke monumenten, die den reiziger tot een bezoek naar gene zijde van den Tiber uitnoodigen, noemennbsp;wij, in de eerste plaats, de kerk der H. Cecilia 2). Onder denbsp;regering van Alexander Severus, leefde er eene jonge christin, Cecilia geheelen, die nog hooger uitblonk door harenbsp;engelachtige deugden, dan door den adel harer geboorte ennbsp;den glans van haar schoon. Valerianus, een van ’s keizers officieren , in het heidendom geboren en opgevoed, dong naarnbsp;hare hand. Na rijp beraad en door hemelschen invloed geleid,nbsp;neemt zij het voorstel aan, brengt haren verloofde tot bekee-ring, en zoo nu beloven beiden voorts in eeuwige zuiverheidnbsp;trouw aan den Heer. Tiburtius, de broeder van Valeriaan,nbsp;volgt mede de roerende stem zijner schoonzuster, en wordtnbsp;eveneens tot christen gedoopt. Naauwelijks is de mare diernbsp;dubbelvoudige zegepraal ten hove doorgedrongen, of de bekeerlingen worden in hechtenis gebragt en veroordeeld ter

1) nbsp;nbsp;nbsp;Cincinnato ararili quatuor sua jugcra, etc. — Plin., lib,

xvm, c. 111.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Santa Maria Nova.

Drievoudig Dome. — H. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;25

-ocr page 276-

966

HET DKIEVOÜDIG ROME.

dood; doch, de hopman Maximus, die hen ter strafplaats moest brengen, werd door het stichtend woord en het moedignbsp;sterven der beide doorluchtige slagtoffers zóódanig geroerd ennbsp;getroffen, dat ook hij het heidendom afzwoer, en, eveneensnbsp;ter dood verwezen, zijn bloed met dat zijner gevangenennbsp;blijde vermengde en den éénig-waarachtigen God dankbaarnbsp;ten offer bragt.

En zoo bleef dan nu de jeugdige heldin, de hoofdoorzaak der chrisllijke zegepraal, nog voor de woede des heidendomsnbsp;over. Men geeft bevel, om haar gevangen te nemen; zijnbsp;wordt in hare woning, aan gene zijde van den Tiber, voor-loopig gegijzeld en vervolgens veroordeeld, om, uithoofdenbsp;harer aanzienlijke geboorte, — en gelijk de Romeinen somsnbsp;meer met vrouwen van rang deden, — in het Sudatoriumnbsp;harer badstoof Ie sterven. Dit vertrek, hetgeen in alle badstoven gevonden werd, en waarvan men de inrigting te Pompeinbsp;Bog zien kan, was luchtdigt gesloten en met eene stookhuis,nbsp;op zooveel graden men goedvond, verwarmd. De hitte werdnbsp;nu dusdanig overdreven, dat de gewijde maagd binnen zeernbsp;korten lijd verstikt zou moeten wezen; doch, te vergeefs!nbsp;Na drie dagen martelens, kwam zij levend en ongedeerd uitnbsp;haar gloeijend graf te voorschijn. De regter sprak toen hetnbsp;vonnis der onthoofding over haar uit; en, of nu de beul hetnbsp;opzetlijk deed, dan wel bij wijze van mirakel, de slag van helnbsp;zwaard , schoon tweemaal herhaald, ging niet doodelijk door,nbsp;maar liet de kloekmoedige martelares nog drie volle dagen innbsp;leven, welke zij besteedde in de vurige prediking van het Evangelie , waartoe dan ook voorts nog eene menigte heidenen overgingen , en in Cecilia’s woning-zelve het doopsel des Nieuwennbsp;Verbonds uit de hand van den H. paus IJrbanus ontvingen. Alvorens den geest te geven, verzocht de Heilige den opperherder,nbsp;dal haar huis eene kerk zou mogen worden, en hare bede werd

-ocr page 277-

KERK DER H. CECILIA ; HAAR GRAF, 267

verhoord. Door den H. ürbanus gewijd, en door den H. Grego-rius-den-Groote hersteld, kreeg dit reeds hoogst-merkwaardig en eerwaardig kerkgebouw onder de regering van den H. pausnbsp;Pascalis nog meerdere vermaardheid.

De ligchamen der heilige martelaren waren in de kata-komben van Pretextatus bijgezet, maar men wist volstrekt niet waar. Cecilia openbaarde het aan den stedehouder van Christus,nbsp;die, na langdurig onderzoek, de bedoelde grafplaatsennbsp;ontdekte. De loculus der Heilige bevatte haar gewijd ligchaamnbsp;in met goud bestikte en door haar bloed bevlekte kleederennbsp;gewikkeld; aan hare voeten lagen zwachtelrollen, insgelijksnbsp;met bloed bemorst. De ligchamen van Valerianus, van Tibur-cius, van Maximus en der heilige pausen ürbanus en Lucia-nus, werden eveneens door den gelukkigen opperpriesternbsp;weêrgevonden. Nooit had het heidensche Rome een jubel gevierd , waarvan de uitbundigste vreugde Ie vergelijken was bijnbsp;de heilige verrukking der blijdschap, waarmeê de bevolkingnbsp;van het christlijk Rome de sloflijke overblijfselen dier roemvolle verwinnaars van het godendom juichend hare murennbsp;binnenhaalde. Allen werden in de kerk der H. Cecilia geplaatst,nbsp;die vervolgens doo rden H. paus Pascalis geheel werd herbouwd,nbsp;in waardige overeenstemming met den kostbaren schat, rfiennbsp;zij nu voortaan zou te bewaren hebben.

Onder den invloed van al deze voor hoofd en hart beiden evenzeer treffende en roerende herinneringen, traden wij hetnbsp;hoog-eerwaardig kerkgebouw der H. Cecilia dan nu binnen.nbsp;Onder aan de trappen van het priesterkoor is de ingang vannbsp;de crypt ^ of grafkelder, waarin het ligchaam der H. Cecilianbsp;rust, en wel in een cypressen kist, die omkleed is met eenenbsp;andere van zilver, ter waarde van 4292 gouden kroonen,nbsp;een geschenk, door paus ürbanus VIII. aan de heilige Cecilianbsp;len offer gebragt, nadat hij, door hare voorspraak van eene

-ocr page 278-

268 BET DBIEVODDIG R03IE.

doodelijke kwaal hersteld was. Het schoone standbeeld, uit wit marmer door Stephano Maderno gebeiteld, stelt de Heiligenbsp;voor op zijde liggende, zoo als zij gevonden werd, toen, innbsp;de XVF. eeuw, de kardinaal Sfondrati haar graf opende. Dezenbsp;prelaat, als titelvoerder van de kerk der H. Cecilia, verrijktenbsp;hare grafplaats met negentig zilveren lampen, die nacht ennbsp;dag doorbranden, en voorts de kerk-zelve meteen groot aantal reliquiën, waarover wij zoo straks spreken zullen.

Toen wij op het graf der heilige christenheldin onze gebeden kwamen storten, hadden wij tevens gelegenheid, om de gewijde plek, die de zetel harer eeuwige zegepraal was,nbsp;van nabij te beschouwen. Zij ligt tegenover de sakrislij, ennbsp;zal achttien voet lang en zes voet breed zijn. Die lengte ennbsp;breedte, het muurwerk, de mosaïk van de vloer, dat allesnbsp;is nog volkomen hetzelfde als toen de heilige martelaressenbsp;daar ter plaatse, in het Sudatorium, aan den stikdood prijsgegeven werd. Een ijzeren traliewerk duidt de plaats aan, waarnbsp;de stookoven stond, en vanwaar de buizen uitgingen, die denbsp;badstoof moesten verwarmen. Wanneer zekere — en nietnbsp;weinige — reisliefhebbers het vertrek eens mogten betreden,nbsp;waar Socrates den giftbeker dronk, gewis, er zou geen eindenbsp;komen aan de luide ontboezeming van deindrukken, daarbijnbsp;door hen ondervonden; maar, den christen zou men hetnbsp;euvel duiden en hem het stilzwijgen willen opleggen, wanneernbsp;hij aan zijne gewaarwordingen lucht tracht te geven, opgedaan ter plaatse, waar zijne vaderen, zijne broeders en zusters in het geloof de leer van aller zaligheid, heldhaftiger dannbsp;Griekenlands hoofdfilosoof, bezegeld hebben met hun bloed !nbsp;Echter, wat er daarbij in het hart des christens omgaat, ja,nbsp;gevoelen moge men het, maar het in woorden uil te drukken, dat vermag noch de tong, noch de pen.

Ziedaar, in korte woorden, voor wal de kerk der H. Ce-

-ocr page 279-

269

MOSAÏK VAN HET PRIESTER- EN ALTAAR-KOOR.

cilia en hare historie betreft; overigens, wat aangaat hare versierselen, zoo merkt men fraaije schilderstukken er in op,nbsp;als, aan de eene zijde van het voorportaal, hoe de Heilige aannbsp;paus Pascalis de plaats ontdekt, waar zij begraven ligt, ennbsp;aan den anderen kant, daartegenover, hoe hare reliquiën vannbsp;uit de katakomben herwaarts naar deze grafstede worden over-gebragt. Als monument van kunst is dit schilderwerk vannbsp;groote waarde, doch het heeft veel geleden, en het ware tenbsp;wenschen, dat het ergens elders kon worden geplaatst, waarnbsp;het tegen den schadelijken invloed vooral van de voehligheidnbsp;beveiligd bleef; anders toch laat hel zich aanzien, dat er,nbsp;eindelijk, niets meer van overblijven zal.

De middelhoog der kerk en van het hooge koor is met een prachtig mosaïkwerk versierd, waar, te midden in, denbsp;Koningin der Maagden op een troon van schitterende edelgesteenten gezeten is. Het Kind-Jesus is slaande in den schootnbsp;zijner godlijke Moeder voorgesleld, met het aangezigt naarnbsp;den toeschouwer gekeerd. Links en regts van den troon dernbsp;H. Moeder Gods staan twee engelen met uilgespreide vleugelen.nbsp;Verder op volgen, ter wederzijde, vijf maagden met een kroonnbsp;op hel hoofd, in wijde mantels gewikkeld; over hare handennbsp;ligt een doek uilgespreid, waarop zij een soort van ronde broo-den dragen, ten zinnebeeld van bedrijvige liefdadigheid. Naastnbsp;elke maagd slaat een palmboom, ten leeken van overwinning;nbsp;sprekender en passender beeld ware hier wel niet aan te brengen. Aan de beide uiteinden van den boog ziet men twee sleden,nbsp;met lampen aan de poort, Bethlehem en Jerusalem, vanwaarnbsp;leven, behoud en licht voor het menschdom zijn voortgeko-men, en vanwaar, in zeker opzigt, alle menschen dienen uilnbsp;te gaan, om in het hemelsch vaderland tol den troon vannbsp;God te geraken.

Onder den boog, op de vlakte der pilaslers-zelve, ziet men ,

25

-ocr page 280-

270 HKT DRIEVOUDIG ROME,

aan elke zijde, twaalf personen, in wijde mantels gekleed, en die ieder eene kroon naar den troon van de Koningin dernbsp;engelen en der menschen beenstrekken. De twaalf patriarehennbsp;en de twaalf apostelen vertegenwoordigen hier het voortdurendnbsp;aanzijn der katholieke Kerk, die, in allen ootmoed, voor al harenbsp;overwinningen en voor hare onsterflijkheid den verschuldigdennbsp;dank brengt aan haar, die als Koningin in de hemelen gezeteldnbsp;is. Ziedaar wat deze zinrijke en prachtig uitgevoerde mosaïk-schilderijen op den koorboog voorstellen en uitdrukken. Hetnbsp;koor-zelf is niet minder rijk. Op het punt, waar de tweenbsp;grootsche guirlanden zamenloopen, die de zijtakken van hetnbsp;gewelf met het middenvlak vereenigen, slaat het naamteekennbsp;van den H. paus Pascalis in dezer voege geplaatst;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Uit

de wolken vertoont zich eene geheimzinnige hand, namelijk, die van de Godheid verbeeldende; zij plaatst eene diamantennbsp;kroon op des Zaligmakers hoofd, die slaande is voorgesteld,nbsp;met een boekrol in de linker hand, terwijl de regler op denbsp;grieksche wijze den zegen geeft, te welen met den duim ennbsp;den ringvinger te zaamgebogen en de overige vingers omhoognbsp;gestoken. De Latijnen geven den zegen met omhoog gestokennbsp;duim, voorsten en middelvinger, en de twee anderen neêr-gehaald. Zoowel op de eene als op de andere wijze verkondigen de Kerk van het Oosten en van het Westen hel mysterienbsp;der H. Drieëenheid. Behalve deze bijzonderheid, welke wijnbsp;gelegenheid hebben, om hier op te merken, vinden wij daarinnbsp;te dezer plaatse het bewijs, dat de kunstenaar, die de mo-saïken van Sint-Cecilia vervaardigde, een Griek was, en datnbsp;ze wel zeker tot het tijdvak van hooge oudheid behooren,nbsp;waartoe men ze heeft gebragt.

Regts van den Heiland ziet men den H. Paulus, wiens regter hand zeer natuurlijk neêrhangt, terwijl de linker, opnbsp;de borst rustende, een boek, het zinnebeeld van het leeraar-

-ocr page 281-

RELIOCieN. 271

ambt, omvat houdt, De groote apostel wordt gevolgd door eene jonge maagd, in het kostuum der keizerinnen gedost,nbsp;met een kelen van diamanten om den hals, terwijl een cirkelvormige nimbus, of stralenkrans, haar het hoofd versiert,nbsp;dat met eene kroon van parelen is getooid. Die maagd is denbsp;H. Agalha, medepatronesse dezer basiliek. Aan hare reglernbsp;zijde slaat de H. paus Pascalis, met het model der kerk opnbsp;de hand, en het hoofd met een vierhoekigen nimbus versierd,nbsp;ten leeken, dat de zóó afgebeelde persoon als nog levend isnbsp;voorgesteld. Achter hem is een palmboom geplaatst, metnbsp;breeduitslaande twijgen, te midden waarvan men een fenix,nbsp;het zinnebeeld der verrijzenis, ontwaart. Links van den Zaligmaker vertoont zich de H. Petrus, met de hemelsleutels, ennbsp;vergezeld van den H. Valeriaan en de H. Cecilia, die beidennbsp;in de hand de kroon dragen, welke zij zich verworven hebbennbsp;ten koste van hun bloed. Te midden van den benedenboordnbsp;ziet men bet Lam Gods afgebeeld, met het naamteekeu vannbsp;den Heiland op het hoofd; aan elke zijde komen zes lammerennbsp;het te gemoet, en dat wel uit twee sleden, die, zoowel watnbsp;de voorstelling ,als wat de beteekenis er van aangaat, volkomennbsp;overeenstemmen met die, waarover wij zoo even reeds gesproken hebben 1).

Het harmonisch zamenslel van dit tafereel, het ongekun-steld-eenvoudige, maar tevens krachlvolle, of, beter gezegd, het duidelijk en luid-sprekende karakter der beeldspraak, denbsp;luistervolle behandeling van het werk en de schitterende glansnbsp;der daarbij gebezigde kleuren, maken deze mosaïk tot eennbsp;der schoonste monumenten onzer chrisllijke oudheid. Welknbsp;een onderscheid tusschen die zedige, kalme, maar verheven-grootsche manier dezer oude chrislenkunstenaars en die van

1) Ciamp., Vet* Mon, t, II, c. XXVI.

-ocr page 282-

272

HET DRIEVODDIG ROME.

onze hedendaagsche school! Hoe toch komt het, dat deze laatsten zich zelfs niet eens opgewekt gevoelen, om hunne modellen voor de gewijde kunst te gaan zoeken in de eeuwennbsp;van geloof? Gelijk meest alle kerken van Rome, zoo is ook dienbsp;der H. Cecilia niet slechts een museum, eene galerij vannbsp;kunst, maar levens een zetel van tallooze, kostbare reliquiën.nbsp;Het zou al te veel plaats innemen , wanneer ik hier de namennbsp;wilde noemen van de heiligen en martelaren, wier gewijdnbsp;stoflijk overschot, door den kardinaal Sfondrati bij-een-verga-derd, deze kerk verrijkten versiert. Het zij genoeg, te zeggen,nbsp;dat alle rangen van gelukzalige hemelingen hier hunne vertegenwoordigers hebben, als om de doorluchtige maagd ennbsp;martelaresse te huldigen, het geloof des pelgrims te verlevendigen en te versterken, zijnen moed aan te wakkeren, en dikwerf ook om hem over de flaauwhartigheid en de weifelmoedigheid van zijn karakter te doen blozen.

Bij hel uitgaan der kerk verzuime men niet het oude atrium, te zien, een van die groote marmeren vaten, can-thari genaamd, waarin de eerste christenen gewoon waren,nbsp;zich te reinigen, alvorens het heiligdom binnen te gaan.nbsp;Dat van de H. Cecilia is volkomen goed bewaard gebleven,nbsp;en herinnert door het gebruik, dal er van werd gemaakt, aannbsp;den hoogen eerbied, dien onze vaderen in hel geloof voornbsp;des Heeren tempel koesterden, en hoe zij dien niet waagdennbsp;binnen te treden , tenzij, zooveel mogelijk, rein zoowel naarnbsp;het ligchaam als naar den geest. .

Zonderlinge lotwisseling der plaats, waar wij ons hier bevinden! In het grijs verleden werd zij, als hel looneel dernbsp;onverschrokkenheid van Mucius Scevola, hem, ten prijs vannbsp;zijnen moed, tol geschenk gegeven 1); ondér het christendom

1) Hier lagen, gelijk men weet, de relden, welke de repu-

-ocr page 283-

275

DE n. FRANCISCIIS-A-HIPA.

de schouwplaats van een veel edeler zelfsopofferingf geworden, zoo is ze van toen af gewijd aan de waardige vereeuwigingnbsp;van zulk een heldenfeit. Ter plaatse, waar de maagdelijkenbsp;onschuld en het martelaarschap zich de zegepalm verwierven,nbsp;daar vorderen thans ook de vrijwillige armoede en de algeheelenbsp;wegsterving van den aardschen mensch, ter liefde van zijnennbsp;behoeftigen natuurgenoot, eerbied en bewondering van ons af.nbsp;Voor Clelia en Mucius Scevola zijn hier de HH. Cecilia en Fran-ciscus van Assisi in de plaats getreden, wier verheven deugd,nbsp;door het geloof ontwikkeld en geschraagd, dit gedeelte vannbsp;Trastevere heeft vereeuwigd in beider roem. Wij waren zeernbsp;nabij het klooster en de kerk van San-Francesco-a-Ilipa.nbsp;Onder dit nederig dak bevindt zich een klein vertrek, waaruitnbsp;een lieflijke geur van heiligheid den vromen bezoekernbsp;tegenademt, die hem ziel en zin doordringt en in verrukkingnbsp;brengtik bedoel de kamer van den H. Franciscus van Assisi.nbsp;Van welk land, van welk geloof, of hoe uw naam ooknbsp;S'jj pelgrim, die deze plek nadert, ontbind eerbiedig uw schoeisel, want gij zult hier de woonstede betreden vannbsp;een held, van een heilige, die in de hand der Voorzienigheidnbsp;tot een hoog-verheven werktuig der wereldbeschaving diende.nbsp;Uwe voelen zullen denzelfden bodem drukken, uwe oogennbsp;dezelfde wanden, dezelfde zoldering aanschouwen, welkenbsp;zijne voeten hebben aangeraakt en waarop zijne oogen hebbennbsp;gerust; uwe handen zullen dezelfde houten deur, denzelfdennbsp;steen betasten, waarlangs hij in- en uit is gegaan, en waaropnbsp;hij het hoofd ter ruste heeft gelegd; met een woord: gij zultnbsp;bliek aan Mucius Scevola, ter belooninjj voor zijnen heldenmoed,nbsp;ten geschenke gaf. Men meent, dat op de plaats, waar zich thansnbsp;de Ponte rotto bevindt, het heldenfeit door den vermaarden Romein Isnbsp;verrigt geworden.

-ocr page 284-

274 HET DRIEVOUDIG ROME.

hier omriogrd ïijn van al de voorwerpen, die getuigden waren van zijn gebed, van zijne verzuchtingen, van zijne boetepleging,nbsp;van de hooge geestvervoering, die den seraphijnschen patriarch soms van de aarde losniaakte en heenbragt naar de wereld boven het stof; ó dubbel treffend schouwspel, waaruitnbsp;gij leeren kunt het geheim op te lossen, hoe een waarlijk grootnbsp;man ontstaat, door, namelijk, op te merken, dat God, alsnbsp;hij wonderwerken wil volvoeren, daartoe altijd de kleinen ennbsp;de nederigen van harte kiest.

In deze tot eene kapel ingerigte kamer rust het stoflijk overblijfsel van acht-en-twintig heiligen, met nog eenenbsp;menigte andere kostbare reliquiën, die zich hier in draaikassennbsp;voor ons met eerbied toeschouwend oog vertoonden. Een dernbsp;kloosterlingen, die ons verzelde, trok vervolgens een gordijnnbsp;achter het altaar weg, en zoo hadden wij nu gelegenheid, hetnbsp;ecMe afbeeldsel van den H. Franciscus van Assisi te zien, zoonbsp;als het, gelijk men beweert, door een zijner tijdgenooten,nbsp;naar het leven, geschilderd is. De gangen van het kloosternbsp;stellen, in talrijke fresco’s, de pausen, de kardinalen, denbsp;doorluchtige mannen, de heiligen en de martelaren der fran-ciskanei 'orde voor. Dat is voor de goede paters eene familie-galerij , waarvan het gezigt, naar ik voor zeker houde, meernbsp;dan ééne deugd heeft doen ontkiemen, en meer dan éénnbsp;offer aan de de menschheid heeft doen toebrengen. De wereldnbsp;doet daarmeê haar voordeel, en de ondankbare vergeet maarnbsp;al te dikwerf de godsdienst, die er de drijfveer van was!

-ocr page 285-

SANTA-MARIA-m-TUASTEVEBE. 97fJ

19 JanuariJ.

Santa-Maria-in-Trastevere.Taberna meritoria. — Rescript vaa Alexander Severus. — Mirakel van de olie-fontein. — Bewijzen. — Eerste kerk van Rome aan de H. Maagd toegewijd.nbsp;— Beschouwing der fontein. — Opschriften. — Mosaïken. —nbsp;Grafsteden. — Reliquiën van martelaren. — De Transteve-rijnen. — San^Pietro-in-MontoriQ.

Wij keerden naar de Tiberboorden terug, en lieten Sint-Cecilia en Sint-Franciscus, welke wij reeds gezien hadden,nbsp;en Sint-Michiel, dien wij laler nog zien zouden, links vannbsp;ons liggen, om zoodoende onmiddelijk naar Santa-Maria-in-Trastevere te gaan. Deze kerk levert, zoowel voor den*nbsp;christen als voor den oudheidminnaar, een schat op van denbsp;rijkste stof. Ter plaatse-zelve, waar zij is gebouwd, stondnbsp;voorheen de Taberna meritoria^ eene soort van militairenbsp;hospitaal voor Invaliden, en een magazijn, waar allerleinbsp;koopgoederen voor het publiek te bekomen waren 1), Hetzijnbsp;tengevolge van het wonderfeit, dat door mij hier zal wordennbsp;meêgedeeld, hetzij om welke andere reden dan ook, hetnbsp;entrepot werd verlaten. De christenen, die aan het bezit vannbsp;dezen grond eene hooge waarde hechtten, namen hem innbsp;huur, en bouwden er eene kapel; doch de omliggendenbsp;herbergiers vonden goed, om hun het vreedzaam eigendomnbsp;te betwisten, en dreven er hen vandaan. De zaak werd voornbsp;de regtbank gebragt, en keizer Alexander besliste er in,nbsp;door het volgende rescript: « Het is beter, dat God, hoenbsp;dan ook, vereerd worde in de Taberna meritoria^ dan haar

1) Tabern® raeritori® , qu® vulgo diversoria vel fullonica appel-lantur. CoA. Lex. Si ususfructus, § 16.

-ocr page 286-

276 HET DRIEVOUDK; ROME.

aan de herbergiers af te staan » 1). Aldus in het bezit van den zoozeer begeerden grond hersteld, haastten de ehrislenennbsp;zich nu, om er eene kerk te bouwen, die ten jare 224nbsp;door den H. paus Calixtus aan de H, Moedermaagd werdnbsp;toegewijd. Zij is de eerste, welke Rome ter eere van denbsp;hemelkoningin zag verrijzen 2),

Doch, zal men vragen, vanwaar die vurige begeerte der geloovigen, om de Taberna meritoria in eigendom tenbsp;bezitten? Zoowel de ongewijde als de gewijde gesehiedenisnbsp;geeft op die vraag één-en-hetzelfde antwoord, dat dus luidt:nbsp;Als God, tijdens de regering van Augustus , de wereldnbsp;door telkens herhaalde wonderen opgetogen hield; toen hetnbsp;Westen weêrgalmde van de orakels der Sibylle van Cuma,nbsp;door Virgilius in den mond van het volk vereeuwigd, ennbsp;terwijl het Oosten zijne blikken naar Judea riglte, vanwaar,nbsp;naar luid der aloude overleveringen, eerlang de heer ennbsp;meester van het heelal uit moest gaan, — in dat plegtignbsp;oogenblik, zag Rome, eensklaps, ter plaatse, waarde Tabernanbsp;meritoria stond, eene fontein van olie vlieten, en welnbsp;gedurende een ganschen dag zóó overvloedig, dat hetnbsp;vette vocht tot in den Tiber voortliep 3). De heidenen hielden van dit feit aanteekening, zoo als van al de overigenbsp;duisterzinnige zaken , die er onder de regering van Augustus

1) nbsp;nbsp;nbsp;Rescripsit melius csse ut quomodocumque illic Deus cotatur,nbsp;quam popinariis dedatur. — Lamprid. in Alex.

2) nbsp;nbsp;nbsp;lllic nobilem ecclesiam erexerunt sanctissimee Yirginis Deinbsp;genitricis partui, olim eo prodigio prsesignalo, religiosissime conce-crandam. — Bar. ann. 224, n. V.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Anno tertio Romae e taberna meritoria trans Tiberim oleumnbsp;e terra erupit, iluKitque foto die sine intermissione. — Euseb. mnbsp;Chron. Eveneens getuigen Dio Cassius, ïironius Prosper, Idacius,nbsp;Orosus, Eutropius, Anastasius, Rabanus Maurus, enxv., enzv.

-ocr page 287-

TABERNA MERITORIA. 977

plaats grepen, doch zonder de beteekenis er van, zoo min als die der aloude overleveringen, te vatten 1). De christenennbsp;echter hadden daarvan wel degelijk begrip. In deze wonderbaar uit den grond opgeslegen oliefontein, — te middennbsp;van het Jodenkwartier te Rome, en waar de Israelilen,nbsp;uithoofde van den daar gedreven wordenden koophandel, evennbsp;als de heidenen, in groot getal te zamen kwamen, — zagennbsp;zij, niet zonder reden, én de eeuwige barmhartigheid Gods,nbsp;die zijnen Zoon nimmer zonder getuigenis heeft gelaten, énnbsp;de hoog symbolische aankondiging der geboorte van Christus,nbsp;die kort daarna werklijk plaats had. « Indedaad , voegt Orosenbsp;er bij, Christus wil zeggen Gezalfde , en deze wonderolienbsp;kondigde den Gezalfde bij uitnemendheid aan, den Zoonnbsp;Gods, die onder de regering van Augustus geboren stondnbsp;te worden, en de christenen, minti ^ gezalfden^ die hemnbsp;moesten vereeuwigen in zijn rijk. Deze olie vloeit van uit denbsp;Taberna meritoria , de gemeenschaplijke vergaderplaats dernbsp;joden en heidenen , en die tevens het beeld oplevert der uitnbsp;heidenen en israeliten zaamgestelde Kerk 2).

Ziedaar wat er is van het tweeledig, zoo door de ongewijde als door de gewijde geschiedenis geboekstaafde mirakelfeit,nbsp;en dat voorts, na oneindige malen de proef der strengste

11b.

rom.,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Plia., Hist. , lib. II , c. XXXI ; Dlo. Hist.

XLVII.

2] nbsp;nbsp;nbsp;Quo signo, quid evidentius quam in diebus Cae.sai'is totonbsp;orbe regnantis futura Cbristi nativilas declarata est? Christus cnimnbsp;unctus interpretatur. Itaque cuin eo tempore, quo C®sari perpetuanbsp;tribunitia poteslas decreta est, Romae fons olei per totuni dien*nbsp;detluxit ; sub principatu Caesaris, roinanoque imperio per totum diem ,nbsp;id est, per omne Romani tempus imperii, Cbrislum, et ex eonbsp;Cbrislianos, id est unctum et ex eo unclos, de meritoria Taberna,nbsp;hoe est de bospitali largaque ecclesia ailluenter atqiie incessabiliternbsp;processuros , etc. —¦ Oros., Hist,, lib, VI , c. XX.

Drievoutlig I^omc. — II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;O

1

-ocr page 288-

278 HET DUlEVOüDIG ROME.

kritiek Ie hebben doorgestaan, achttien eeuwen zich heeft welen te handhaven, zonder in ’t minste iets van zijne geloofwaardigheid verloren te hebben ; terwijl het, nog hedennbsp;ten dage, volmaakt w'ettigt den loflijken, maar anders geheelnbsp;onverklaarbaren ijver der eerste christenen, om de plek-zelve in eigendom te bezitten , waar het diepzinnig wonderfeitnbsp;had plaats gehad 1).

Met hare gewone zorgvuldigheid, heeft Rome steeds over dezen hoogst-merkwaardigen grond gewaakt; en, alhoewelnbsp;verscheiden malen herbouwd, bleef in de door den H. pausnbsp;Calixtus daar ter plaatse opgerigte kerk de wonderplek, waarnbsp;de oliefontein voor achttien eeuwen vloeide, in eere bewaard,nbsp;welke de reiziger er ligtelijk zal vinden; immers, tal vannbsp;opschriften, sieraden van marmer en brons, en vooral eennbsp;gestadige toevloed van vrome pelgrims, duiden haar dennbsp;bezoeker der kerk terstond aan. Ook wij hebben haar naauw-lettend beschouwd, en de oogenblikken, door ons daaraannbsp;besteed, blijven , als tot de aangenaamste van onzen pelgrims-togt behoorende, voor altoos dankbaar in onze herinneringnbsp;gegrift.

Wanneer gij onder aan den porfiren trap staat, die voor

1) De voornaamste schrijvers, die dit feit onderzocht hebhen, zijn: Pietro Moretti, Historia hujus prodigii elucid. et defen. Romae 1767.nbsp;— Panvinius, De seplem iirbis Ecclesiis , p. 81. — Donat., Romanbsp;veins, etc., lih. Ill, e. XXI. — Piazza, Gerarchia cardinulizia, p.nbsp;164. — De Bcrardesca, In collectione miraculorum, quee in Christinbsp;nativitute visa sunt. IVeapoli IÖS3. — Tromhelli, VitaB. Virg. , t.nbsp;It. p. 317, 323. — Mazzolari, Basiliclie sacre, t. VI, p. 297. —nbsp;Cunstanzi, Istiluz., etc.. t. 11, p. 40. — Cancellicri, JYotte di natale, p. 121. — Baron., Apparatus ad Ann. eccl., p. 7; id. Ann.nbsp;aim. 221. — Benediclus XtV , De Festo Natal. Domini. De geleerdenbsp;opperherder drukt zich in deze bewoordingen uit: « Nulla de veritatenbsp;miraculi dubitatio, etc. » n. 33.

-ocr page 289-

MIRAKEL VAN DE OLIE-FONTEIN. 279

de kerk gelegen is, dan ziet gij regts afin den bodem-zelven eene ronde, met een traliewerk belegde opening, en waarvannbsp;de mond, die met wil marmer is omgeven, twee voet mid»nbsp;dellijn groot kan wezen. Daarboven leest men: Fons olei^nbsp;de oliefontein.

Regts:

Hinc oleutu fluxit, cum Christus Virgine luxit.

« Hier vloeide olie, toen Christus uit eene Maagd werd geboren. »

Links:

Nascitur hinc oleum, Deus ut de Virgine: utroque Oleo sacrata est Roma lerraruin caput.

« Hier stroomde de olie, toen God uit eene Maagd werd geboren: door deze dubbelvoudige zalving is Rome tot koningin der wereld gewijd. »

De mirakelslem, die van uit hel hart der aarde zich verhief, is opgestegen tot in de statige gewelven der basiliek, vanwaar zij in dichterlijke loonen rondruischt, en terugkaalstnbsp;op het prachtig mosaïkwerk des tempels, waar wij deze regels geschreven vinden:

Jam puerum, jam summe Pater, post tempora natum, Accipiraus genitum, tibi quem nos esse coaevuranbsp;Credimus, hinc olei scaturire liquamina Tibrim.

« Eindelijk dan, ó almaglige Vader, eindelijk, bezitten wij dus dat kind, hetgeen, toen de tijd daar was, geborennbsp;werd, en wat wij gelooven, dat eeuwig is, zoo als gij; omnbsp;het aan te kondigen, heeft te dezer plaatse eene oliefonteinnbsp;gevloeid, van hier tot in den Tiber toe. »

De buitenvoorgevel geeft weêrklank op die woorden; het

-ocr page 290-

280 HET DRIEVOUDIG ROME.

is de basiliek-zelve, die eensklaps als verpersoonlijkl optreedt, en haar «jeluk en roem in deze reijels uitspreekt:

Duin tenet emeritus miles, sum magaa ïaberna;

Sed dum Virgo tenet mo, major nuacupor et sum:

Tunc oioum fluo, significans magnam pietatem

Ciiristi nascentis, nunc Irado petentibus ipsam.

lt;gt; Als woonplaals van den Veteraan heette ik het groote hospitaal; doch liians door Maria tot woning verkozen, noemnbsp;ik mij en ben ik ook grooter dan ooit voorheen. Toennbsp;Christus fjeboren werd , stroomde hier olie uit de wonderfontein, ten zinnebeeld zijner oneindige barmhartigheid; ennbsp;thans deel ik haar toe aan allen, die erom vragen. »

Doch, nog niet genoeg: waar oog of oor zich wende , alomme moet het getuigenis zien of hooreu afleggen van hetnbsp;groot mirakelfeit. Boven het trolsche tafleinent der Aldo-hrandijnsche kapel, naast het hoogaltaar gelegen, prijkt ditnbsp;opschrift:

In bac prima Matris ajde,

Tahcrna olim merüoria,

Olei fons e solo erumpens Chrlsti ortum protendit.

« In dezen eersten tempel van Maria, voorheen de Ta-herna meriloria, heeft eene uit den grond opgestegen olie-fontein de komst van Christus aangekondigd. »

Onder den indruk van deze verheven herinnering, wordt het den christlijkeu pelgrim bijna ónmogelijk, zich met denbsp;sloflijkc bijzonderheden, welke ook deze kerk in ruime matenbsp;op'evert, bezig te houden. Evenwel mogen de kostbare mo-saiken van den buiten-voorgeve! door hem niet onopgemerktnbsp;blijven: zij dagteekenen van de XII. eeuw, en stellen denbsp;JI. Maagd, het Kind-Jesus en de tien maagden van het

-ocr page 291-

EERSTE KERK AAN DE H. MAAGD TOEGEWUD. 281

Evangelie voor. In die van het koor, die mede uitstekend schoon zijn, ziet men paus Innocentius II., die in 1159 denbsp;kerk heeft hersteld. De lifelvoerende kardinaal dezer kerk,nbsp;Altemps, verrijkte haar met eene frescoschilderij, Aq Maria-hemelvaart voorstellende. Men houdt dit werk van Domeni-chino voor een der eerste kunstgewrochten van Rome, tennbsp;opzigte van hel koloriet en de perspectief. De grootsche gra-nielkolommen, die het gebouw schragen, zijn uit de badstoven van Ampelida of Prisciliana afkomstig I). Deze op helnbsp;wulpsch heidendom veroverde kunstbuit strekt te dezer plaatsenbsp;tot een waardig lempelsieraad van de Koningin der maagden.nbsp;Hel gewelf schittert van goud, terwijl de kerkvloer, met denbsp;kostbaarste marmersoorten ingelegd, als lot een prachtignbsp;kunstlapijt is gevormd. Onder de hier voorkomende grafstedennbsp;merkten wij op die van den kardinaal d’Alencon, broeder vannbsp;Philippus den Schoone, een merkwaardig pronkstuk van bouw»,nbsp;beeldhouw- en schilderkunst. Zij ligt bij de sakristij, en dag-leekent van de XIV. eeuw. Uit een oudheidkundig oogpuntnbsp;beschouwd, is bier niet minder merkwaardig de grafsteen vannbsp;den geleerden en vromen prefect van het Vatikaan, Bollari,nbsp;die zich door zijne navorsehingen betreklijk de katakombennbsp;een gevestigden roem verworven heeft.

Naast hel altaar wordt de steen bewaard, waarmeé paus Calixlus in den put geworpen werd, die hem den marteldoodnbsp;zag sterven. Met de keten meégerekend, zal hij ongeveernbsp;honderd ponden zwaar zijn. De heilige opperherder rust zelfnbsp;onder het altaar, naast zijne doorluehtige opvolgers Julius ennbsp;Cornelius, martelaren even als hij, en de HH. Galepodus ennbsp;Quirinus, de eerstgenoemde priester, de tweede bisschop, ennbsp;beiden martelaren. In de onderscheiden gedeelten der kerk

1) Nard., Kom. antic., p. 414.

-ocr page 292-

282 MET DRIEVOBDIG HOME.

Irefl men de reliquien van eene schaar van heiligden aan, zoo als van de Iwaalf apostelen, van de HH. Slephanus, Lauren-tius, Asterus, Sixtus, Ignatius en nog eene menigte anderen,nbsp;die er hel inarlelarendom vertegenwoordigen; voorts de HH.nbsp;Chrysoslomus, Hiëronymus, Henricus, Severinus, Franciscusnbsp;van Paulo en Philippus Nereus, uil de rij der bisschoppennbsp;en priesters; eindelijk, van de HH. Margaretha, Agues,nbsp;Rufina, Pudentiana, Aurelia, Balbina en Justina, die hiernbsp;een stoet van zalige nnaagden vormen rond den troon dernbsp;Hemelkoningin.

Vanhier begaven wij ons nu naar San-Pietro-in-Montorio. Om daarheen te komen, moet men eene lange straat doorgaan , de Longara geheeten , die door het geheele Transteve-rijnsche kwartier heenloopt. De Trasleverini willen voor denbsp;echte afstammelingen der oude Romeinen doorgaan, en daartoe schijnen zij eenigermate geregligd te zijn; tenminste, zijnbsp;hebben, in geheel hun uilerlijk, het fiere karakter hunnernbsp;voorvaderen vrij goed bewaard. Men verhaalt, dat, toen eennbsp;Zwitser van de pauslijke lijfwacht een dezer moderne oud-Romeinen, die den H. Vader uit nieuwsgierigheid wal al tenbsp;nabij kwam, een weinig wilde achteruitdrijven, de Transleve-rijn den helbardier, onder het wijken, tegemoet voerde:.nbsp;Barharo, son di sangue romano anche trojano ! — « Gij,nbsp;vreemdeling, moest weten, dal ik van echi-romeinsch, ja, vannbsp;Irojaansch bloed ben! » — In hunne spreektaal bespeurt mennbsp;een mengsel van oud-romeinsche herinneringen en aanmatiging, die in dit geslacht van volk erflijk schijnen te zijn:nbsp;nergens, geheel Rome door, is er méér sprake van de namennbsp;der helden en roemruchte plaatsen der romeinsche oudheid,nbsp;dan hier in ïrastevere. Wanneer gij er naar den weg vraagt,nbsp;zoo zal de eenvoudigste vrouw u vau de P^ia Appia en denbsp;Via Flaminia spreken en ze u welen aan te wijzen. Casti-

-ocr page 293-

S83

TRANSTEVEUlJUEPt.

glione verhaalt van een Transteverijn, die bij den magistraat beklag ging inleveren over een hem ontstolen ezel, en daarbijnbsp;in den lof van zijn lastdier uitweidde, in dezer voege: Chenbsp;quando aveva il suo hasto addosso, parea propriamentenbsp;im Tullio: « Als hij gezadeld was, zoo geleek hij volmaaktnbsp;een Cicero. » Overigens zijn de Transteverijnen vurige aanhangers van den persoon des H. Vaders: wanneer er voor hemnbsp;gevaar mogt komen, zoo zouden zij hem ten schild en waar*nbsp;borg zijn, al kostte het ook hun leven-zelf.

Wij waren nu gekomen aan de plaats, den voet des heuvels, waar Petrus voor zijnen godlijken Meester getuigenis aflegde. Een kronkelend omhoog loopend pad, waar langs eennbsp;kruisweg is geplaatst, duidt den pelgrim aan, dat hij hiernbsp;een gewijden bodem betreedt. Volgens het meest-geacht gevoelen , behoorde de Montorio niet tot den Janiculus , maarnbsp;tot den Valikaanschen berg. Daardoor wordt het berigt dernbsp;oude schrijvers gewettigd en verstaanbaar, wanneer zij de kruisiging van den H. Petrus vermelden als op den Vatikaan geschied 1). Gebelgd over den dood van Simon den Toovenaar,nbsp;evenzeer als over de talrijke overwinningen, welke de galileschenbsp;visscher, zelfs te midden van het keizerlijk hof, behaalde, deednbsp;Nero hem gevangen nemen en in den Mamertijnschen kerkernbsp;werpen 2). De apostel verliet deze plaats niet, dan om vastnbsp;gemaakt en wreed gegeeseld te worden aan de kolom, welkenbsp;wij in de Santa-Mar ia-Tr aspont ina zagen; daarna spraknbsp;men het doodvonnis over hem uit. Het slrafhout werd, nietnbsp;verre van ’s keizers paleis, om vèr gezien te kunnen worden,

1) Baron. JniiaL, t. I, an. 66, in not. ad marlyr. Roni. 29

junii

Maxim. Taurinens., Serm. V , in Natal. S. Jpp.; S. Ambr.. Serm. 68 contr. Auxent.; Lactant., Üe morlib. persecut.

-ocr page 294-

284 IlET DRIEVOUDIG ROME.

opeen verheven heuvelkruin neêrgezet: Nero was wel in staal, om zelf die plek uitgekozen te hebben, teneinde, van af denbsp;hoogte zijner lustlerrassen , zich te kunnen vergasten aan denbsp;slrafpleging, die den opperherder der christenkudde het levennbsp;benam, zoo als hij zich eveneens verlustigd had in de folter-pijnen der onschuldige evangeliebelijders, welke hij, in pek-zakken gewikkeld, liad doen ontsteken en opbranden alsnbsp;fakkellichten in zijnen hof. Wat hiervan ook zijn moge, zooveel is zeker, dat de apostel niet gedogen wilde, om gekruisigd te worden op de wijze, zoo als men het zijn godlijkennbsp;Heer en Meester had gedaan, maar wel rnet het hoofd naarnbsp;omlaag en de voeten ten hemel heengestrekt 1).

De eerste christenen, die steeds met de meeste zorgvuldigheid en eerbied al de voetstappen der apostelen volgden en daarvan naauwkeurig aanteekening hielden, verzuimden welnbsp;nergens, een of ander gedenkteeken er van te doen achterblijven , en zoo dan ook kenmerkten zij diep-eerbiedig denbsp;plek, geheiligd door Sint-Pieters dood. Het door hen opnbsp;Montorio gesticht heiligdom is in den loop der eeuwen denbsp;schoone kerk geworden, welke wij zoo straks gaan beschouwen en bewonderen. Op den heuveltop aangekomen, vanwaarnbsp;wij het oog over de zeven bergen en over geheel Rome kondennbsp;laten weiden, werden wij door de kloosterlingen, die alsnbsp;vrome wachters over deze gewijde plaats zijn aangesteld, metnbsp;de meeste hartlijkheid ontvangen. Zonderlinge lotsbestemming! aan de arme zonen van den H. Franciscus, aan hen isnbsp;het, wie de wereld voor schuimen nutloozen ballast houdt,nbsp;dat God, in het Oosten en in het Westen, de eeuwig-gedenk-

lib. III, c. I; S. Hieronym., bym. 12 ; S. Ambr., In

1) Origcn. apud Euseb., Ilist.eccl.. In Catalan, ; Prudent., Peristephan,nbsp;Psal. 118.

-ocr page 295-

SA fJ-PIETRO-1 N-MONTORIO. 285

waardige plaatsen Ie bewaken en Ie bewaren heeft gegeven, waar liet bloed van zijnen Zoon en van diens stedehouder,nbsp;beiden, ten offer heeft gestroomd; voorzeker, eene roemvollenbsp;laak, en tegelijk eene den christlijken ootmoed overvvaardigenbsp;belooning. De goede paters bragten ons het klooster binnen,nbsp;en vandaar in de kerk. Regts, bij hel inkomen, verdient denbsp;kapel Borgherini in hooge mate de aandacht, welke men haarnbsp;voortdurend wijdt: zij is, naar de krachtige teekeningen vannbsp;Michel Angelo, door Sebastiano del Piombo heerlijk geschilderd. Beide kunstenaars hadden zich met elkaêr verbonden,nbsp;om Raphael, die, voor wat vinding en koloriet betrof, bovennbsp;Michel-Angelo gesteld werd, den lauwer te betwisten; doch,nbsp;te vergeefs! De Transfiguratie (Verheerlijking), Sanzio’snbsp;meesterstuk, het schitlrend gevolg van dien groolschen wedstrijd der kunst, legde voor altoos den scepter van ’l penseelnbsp;in Raphaëls handen neder. Achter de kerk ligt de zoogenaamde kleine tempel van Bramante. Dit heiligdom, koepelvormig gebouwd, en door Philippus II., koning van Spanje,nbsp;rijk begiftigd, duidt de plaats aan, waarde H. Petrus dennbsp;marteldood onderging. Te midden van den prachligen mar-mervloer ziet men de opening, waarin des apostels martelkruis gestaan heeft. Onwillekeurig stort men hier op de kniën,nbsp;om God in dankzegging en in gebed hulde toe te brengen,nbsp;die zijnen eersten dienaar en apostel de heldendeugd heeft geschonken, dienbovennaluurlijken moed, waarvan deze gewijdenbsp;plek eenmaal getuige was. Neen, men zou geen christen,nbsp;men zou zelfs geen mensch moeten wezen, wanneer de herinnering aan des heiligen Petrus roemvollen marteldood hiernbsp;de ziel niet innig roerde en vurig stemde tot bewondering,nbsp;tot dank en tot lof.

-ocr page 296-

28G HET DRIEVOUDIG ROME,

30 JanuariJ.

Eene teregtslellins.

Gisler avond was ik, volgens gewoonte, naar de slechts veertig schreden van onze woning verwijderde kerk vannbsp;St. Andriesnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gegaan, om daar, links bij het

binnenkomen, voor het hek der eerste aan St. Michiel, den aartsengel, gewijde kapel mijne getijden af te lezen.nbsp;Wel kon ik niet vermoeden: dat God ’s anderen daags dienbsp;eenvoudige kapel van deze eenvoudige kerk zou kiezen totnbsp;het tooneel van een wonderfeit, waarvan de jaarboeken dernbsp;gesehiedenis naauwelijks een tweede voorbeeld opleveren.nbsp;Doch loopen wij de zaak niet vooruit. Bij het uitgaan vannbsp;de kerk, zag ik aan den hoek der Propaganda eene menigtenbsp;volks bij elkander slaan; ik ging er heen, teneinde te zien,nbsp;wat er te doen was, en om te onderzoeken naar de voornbsp;mij onbegrijplijke oorzaak, die, namelijk, onder dezen volkshoop eene zoo pleglige stille heerschen deed. En wat nu zagnbsp;ik? Op zes voeten hoog hing daar aan den muur een breednbsp;houten bord, waarop met groote zwarte letters te lezen stond :nbsp;« Volle aflaat voor alle geloovigen, die, na gebiecht te

hebben, morgen, in de kerken van ( hier volgden de

verschillende namen) ter H. Communie gaan en bidden zullen voor die ter dood veroordeeld zijn. •gt; Dergelijke aanplakborden waren eveneens geplaatst op al de groote pleinennbsp;alsmede aan den hoek van de hoofdstraten der stad; ik wistnbsp;alzoo dan nu, dat er ’s anderen daags eene teregtstellingnbsp;zou plaats hebben.

Terwijl, te Parijs, de teregtstellingen in de straten de bevolking w'orden aangekondigd door omroepers, die eenenbsp;speculatie op de nieuwsgierigheid der menigte maken, en

-ocr page 297-

287

EESE TEREGTSTELIING.

haar lot het bij wonen der voltrekking van een doodvonnis als voor een schouwspel met groot marktgeschreeuw uitnoo»nbsp;digen, zoo geschiedt te Rome de aanzegging van zulk eennbsp;smartlijk tafereel op pleglig stille wijze en onder christlijkenbsp;uitnoodiginglot een deelnemend gebed; daaruit blijkt tevens,nbsp;hoe in de hoofdstad der christenheid de doodstraf begrepennbsp;en uitgeoefend wordt. Rome ziet in het slagtoffer dernbsp;wereldsche geregligheid vóór alle andere dingen eene onsterflijke zondige ziel, die voor de eeuwigheid moet behoudennbsp;worden, en in het voltrekken der doodstraf eene vergoeding,nbsp;welke de misdaad aan de maatschappij verschuldigd is, gelijk tevens eene hoog-ernstige zedeles; om dit drieledig doelnbsp;nu te bereiken, laat zij niets, wat daartoe strekken kan,nbsp;onbeproefd. Van den dag der veroordeeling af wordt de misdadiger hel voorwerp der leedersle christenzorg; niets wordtnbsp;er verzuimd, om hem waardig voor te bereiden lot dennbsp;vreeslijken overgang uit den lijd in de eeuwigheid. Doornbsp;hier meê te deelen wat wij, te dezer gelegenheid, zagen,nbsp;heeft men eene getrouwe afspiegeling van wal te Romenbsp;bestendig in dergelijke gevallen plaats heeft.

Tegen het vallen van den avond kwamen de leden van de broederschap der Rarmharligheid, of zoogenoemde Cow-fortatori, anders gezegd van den onthoofden Sint-Jan ,nbsp;in grooten getale bij een. Deze instelling dagteekent vannbsp;1488, onder Innocenlius VllI., en heeft ten doel, om denbsp;veroordeelden met echl-ehristlijke liefde tol en in den doodnbsp;bij te staan. De leden dezer Rroederschap moeten Florenlijnersnbsp;zijn, of tenminste van oorspronklijk Toskaansche familiesnbsp;afkomstig, en zulks ter gedachtenis van hare oprigters.nbsp;Ecnigen hunner begaven zich naar de gevangenis, teneindenbsp;daar te gaan bidden. Tegen middernacht treedt een der gevangenbewaarders het vertrek, waar de veroordeelde zich

-ocr page 298-

288 HET DRIEVOÜDIG ROME.

bevindt, binnen, om, als naar gewoonte, te, zien, of alles in orde is, doch laat, bij het heengaan een stuk papier innbsp;de kerkereel achter, waaruit, als bij eeuwen lange overlevering, den gevangene blijkt, welk lot hem nu weldra zalnbsp;beschoren worden. Men laat hem voorts eenige oogenblikkennbsp;met die rouwmaar alléén, dewijl de eerste indruk, doordatnbsp;ontzettend berigt te weeg gebragt, den rampzalige gewoon ¦nbsp;lijk doof maakt zoowel voor de stem der belangstellendenbsp;deelneming, als voor die des geloofs. Zoodra men zich echternbsp;overtuigd heeft, dat de veroordeelde tot kalmer stemming isnbsp;gekomen, gaan de Confortatori bij hem. Een prelaat ennbsp;een bisschop, leden der broederschap, waren met de zorgnbsp;van de eerste vertroosting belast, en bleven onafgebroken,nbsp;tot den laatsten vreeslijken oogenblik toe, daarin liefderijknbsp;volharden. Ziehier voorts, wat er buiten de gevangenis ondernbsp;ons oog plaats greep.

Te middernacht, nadat den beiden veroordeelden hun sterfuur was aangezegd, werd in de kerk van de broederschapnbsp;der Barmhartigheid het H. Sacrament uitgezet, en de ledennbsp;der verschillende godvruchtige vereenigingen, te Rome zoonbsp;sterk in getal, .schaarden zich nu rond het altaar vannbsp;den voor de verlossing der wereld ter dood veroordeeldennbsp;God. Bij het krieken van den dag werd het H. Sacramentnbsp;ook nog in vele andere kerken, en meer bepaald innbsp;St. Nicolaas'-in-Arcione uitgezet. Tallooze scharen begavennbsp;zich derwaarts; alomme zagen wij de biechtstoelen druknbsp;door boetelingen bezocht, die vervolgens stichtend-geroerdnbsp;ter H. Tafel gingen, in vurig gebed tot den God van oneindigenbsp;barmhartigheid om genade voor hunne diep ongelukkige broeders. De H. Vader-zelf droeg, voor het H. Sacrament, innbsp;zijne huiskapel, neêrgeknieid , aan den Aimagtige hel treffendnbsp;smeekgebed der Kerk ten behoeve der veroordeelden plegtig op.

-ocr page 299-

EENE TEREGTSTELLING. 289

Tegen half negen ure zelle zich de treurige trein in beweging. Achter een detachement dragonders, omringd doornbsp;eene nu eens in stillen ernst voortgaande, dan weder onstuimig opdringende volksmenigte, volgde een lange sleep vannbsp;geestelijken en leden van de broederschap der barmhartigheid,nbsp;in een zwart zakkleed, met een brandenden fakkel in denbsp;hand, en op plegligen loon de litaniën der stervenden zingende.nbsp;Terstond daarop kwam de kar met de veroordeelden er in,nbsp;en daarna de boia of scherpregler. De twee ongelukkigennbsp;zaten op dezelfde bank, vergezeld door drie priesters, eennbsp;naast eiken veroordeelde en de derde tegen hen over, dienbsp;hun hel beeld der H. Moedermaagd voorhield. En weet gijnbsp;nu, wat kreet er telkens in alle straten, langs alle pleinen,nbsp;welke men overkwam, uit de zaamgedrongen menigte cn bijnanbsp;huis voor huis opsteeg? Eén-enkele: 8ono convertiti?nbsp;Zijn ze bekeerd? Hebben ze gebiecht? Voor een van denbsp;twee veroordeelden gaven de hen vergezellende priestersnbsp;een dikwerf herhaald leeken van bevestiging met het hoofd.nbsp;En nu had men het moeten hooren, hoe dat levendig ennbsp;ligt bewogen , teedergevoelig volk lucht gaf aan zijne vreugdenbsp;in duizend en duizenden lof- en zegenspraken over Godnbsp;en den bekeerde uit aller blijden mond:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Mijn zoon,

mijn broeder, mijn kind, heil u, heil u, geluk er meê ; nu moed gehouden! ik zal eene Mis voor u laten lezen;nbsp;ik zal eene novene voor u bidden, eene aalmoes voor unbsp;geven; ik zal voor u ter Communie gaan; wij zullen unbsp;niet vergeten; wij zullen voor uwe vrouw, voor uwe moeder,nbsp;voor uwe zuster, voor uwe kinderen zorgen! »

De andere veroordeelde, schuldig aan vadermoord, was voor de dringende roepstem der genade en der christlijkenbsp;liefde doof en verstokt gebleven van gemoed. Op !)cl leekennbsp;des priesters, dat te kennen gaf: Aow è converhlo \ « hij

Drievoudig Rome. !!• Deel.

-ocr page 300-

290

HET DHIEVOÜDIG ROME.

is niet bekeerd! — daar barstte diezelfde menigte in een stortvloed van verwijting en verwenschingen los: iiBirbone!nbsp;Gij, deugniet, wilt dan sterven als een turk? Nog maarnbsp;een oogenblik meer en gij zult voor Gods vierschaar staan!nbsp;Voort, ellendeling, weg van hier: het eeuwige doemvonnisnbsp;wacht n zoo straks daarboven! » Moeijelijk, zoo niet ónmogelijk is het, met woorden de uitdrukking te schetsen, doornbsp;de stem van geheel een volk leweeggebragt, hetgeen reeds vannbsp;te voren het vonnis uitspreekt van eeuwige verdoemenis ofnbsp;van eeuwig behoud, dat eerst eenige oogenblikken laternbsp;over de veroordeelden door de vierschaar des op[)errcglersnbsp;voor altoos zal worden geveld. Middelerwijl naderde de stoetnbsp;de strafplaats, en de priesters verdubbelden thans hunnenbsp;vurige pogingen tot des misdadigers bekeering; met opzetnbsp;rekte men den togt. Eindelijk is men bij het schavot aangekomen , dat nabij de kerk van den onthoofden Sint-.Tannbsp;slaat opgeslagen. De twee veroordeelden stijgen van de karnbsp;af, en worden nu heengebragt naar de Confortatoria ^nbsp;eene kapel, die tegenover de kerk tijdelijk is ncêrgezet, ennbsp;waar den rouwmoedigen misdadiger voor 't laatst de bieclitnbsp;afgenomen en de II. Communie uilgereikt wordt. Na verloop van twintig minuten , die hem ten slotte ter dankzegging nog verleend zijn, bestijgt hij het schavot. Daar knieltnbsp;hij, naar hel te Rome heerschend gebruik, neder, ennbsp;ontvangt in die godvruchtige houding den doodlijken slagnbsp;met het zwaard.

Intusschen hielden de Confortatori^ door nog meerdere zich vrijwillig opgedaan hebbende vrome priesters en kloosterlingen ijverig bijgestaan en ondersteund, zich onafgebrokennbsp;met den hardvochtigen misdadiger bezig , wien zij op allerleinbsp;roerende wijze in het gemoed trachtten te spreken. Hetnbsp;bepaalde oogenblik der strafpleging was reeds verstreken.

-ocr page 301-

EKNE TEREGTSTELLING. 291

en de scherpregler wachtte het offer der wet te vergeefs; want, volgens pauslijke verordening moet de leregtstellingnbsp;tot het uiterste punt verschoven, en geen middel onbeproefdnbsp;gelaten worden, dat strekken kan , om hem tot berouw tenbsp;brengen vóór zijnen dood. Eerst ’s avonds wordt de strafnbsp;aan hem voltrokken , wanneer alle pogingen tot zijne bekee-ring mogten zijn mislukt. De misdadiger, van wien wij hiernbsp;spreken, hield hardnekkig vol met het, zelfs kwaadaardig,nbsp;afwijzen aller christlijke vermaning, en weigerde zijne lippen te openen tot het gebed. « Wel nu dan,» zeideeindelijknbsp;een der priesters, die van het schavot middelerwijl terugnbsp;was gekeerd: « Wel nu dan, mijn zoon, wanneer gij dusnbsp;voor u-zelven niet wilt bidden, zoo bid dan tenminste tochnbsp;mede voor uwen makker, die zich thans reeds in denbsp;eeuwigheid bevindt.» En hiermede ving men het De fro~nbsp;fundis te bidden, dat, naauwelijks begonnen was,nbsp;of zie, daar opende de schuldige den mond tot het gebed,nbsp;en tegelijk barstte bij in een stroom van rouwmoedige tranennbsp;los: n Neen, — zoo riep bij luide uit, — neen, ik wilnbsp;niet sterven als een turk: ik verlang te biechten. » Ondernbsp;vurige boetetranen sprak hij nu zijne biecht, ontving denbsp;H. Communie, en besteeg, onder de zegenende toejuichingnbsp;der ontelbre volksschare, het schavot. Thans gedwee alsnbsp;een lam, vroeg hij: « Wat moet ik doen ? » Men antwoordde:nbsp;K Knielen, » en hij knielde neder. « En nu het hoofdnbsp;zóó gehouden, » en hij hield hel zóó, gelijk men hemnbsp;zeide. Na, tot driewerf toe, de heilige namen van Jesusnbsp;en van Maria diep geroerd uitgesproken te hebben, werdnbsp;hem het hoofd voor de voelen gelegd. Men had den eerst-teregtgeslelde, die zoo volmaakt goed lot den dood wasnbsp;voorbereid, het gebed voor zijn rampzaligen makker dringend aanbevolen; ongetwijfeld had hij gebeden, en wie

-ocr page 302-

Oft?) IH:T DliiEVOUDIG HOME.

weet dc waarde te bepalen van het gebed eens boetvaar-digen, die tevens zijn bloed tot uitwissching zijner misdaden plengt! De veroordeelde had zijne halsstarrigheid drie uren lang volgehoudcn. Zoodra het vonnis aan hem voltrokken was, kondigde de klok van Sint-Nikolaas-t/j-vi/rc^oMenbsp;den geloovigen, die zich nog altijd voor het H. Sacramentnbsp;in ’t gebed bevonden, den afloop der treurige plegligheidnbsp;aan. Het was twee ure namiddag geworden. De zegen werdnbsp;met het I!oogwaardigste gegeven, en het H. Sacrament innbsp;den tabernakel weggezet.

Van ’s morgens vroeg af, hadden reeds vele leden der barmhartige broederschap onder de menigte aalmoezennbsp;opgehaald, teneinde Missen voor de zielen der ter doodnbsp;gebraglen te laten lezen, ’s Anderen daags, en vervolgensnbsp;gedurende hel octaaf, hadden er te dien einde plegtigenbsp;kerkdiensten plaats. Wat de lijken betreft, deze werdennbsp;door de Confortatori onverwijld naar de kerk der broederschap overgebragt, en aldaar vervolgens, na de gebedennbsp;voor de afgestorvenen, stichtelijk begraven. Voor den gevelnbsp;dezer kerk leest men dit eenvoudig opschrift: Per lanbsp;misericordia « Ter barmhartigheid, » en voorts is haarnbsp;beschermheilige mede een ter dood gebragte, Joannes denbsp;Dooper, namelijk, wiens onder bovenstaand opschrift innbsp;steen gebeiteld hoofd het éénig versiersel van den kerkgevelnbsp;uilmaakt.

En nu durf ik toch gerust vragen : kan Rome het eeu* wig heil van den strafschuldige wel op beter wijze behartigen, en loonen van hoeveel waarde eene ziel in haarnbsp;oog i; ? Weet zij het schavot, zoodoende, niet te verheffennbsp;tot een waar schouwtooneel der hoogste zedelijkheid? Bedenk daarbij ook nog, dat men , zooveel mogelijk, den dagnbsp;der teregtslellingen steeds verschuift tot den karnavaltijd en

-ocr page 303-

MIS IN DE GEVANGENIS VAN DE H. AGNES. 29.'

tot de maand van October , teneinde daardoor een zwaardrukkend tegenwigt te leggen in de schaal der volksvermaken, die, bij het zeer levendig-ontwikkeld karakter en temperament eener zuidelijke natie, zoo ligt kan doorslaannbsp;ten kwade. Twee bijzonderheden betreklijk den scherpregternbsp;zullen deze treurige uitweiding in mijn reisverhaal besluiten. Bij de oude Romeinen mogt de beul niet in de stadnbsp;komen; dat is nog heden ten dage juist zoo gebleven. Weenbsp;den 6ota, wiens woning aan gene zijde van den Tiber moetnbsp;blijven, wee hem, zoo hij het waagde, de brug van Sint-Angelo te overschrijden, namelijk, wanneer men er hemnbsp;in ambtsbetrekking niet' roepen zou; in dat geval alléén isnbsp;er zijn leven veilig. Voorts ontvangt hij slechts anderhalvenbsp;cent voor elke doodstrafoefening, en zulks met het doel,nbsp;om hem niet uit winstbejag een zondig behagen te doennbsp;scheppen in de vervulling van zijn droevigen pligt. Voorzeker, die voorzorgsmaatregel getuigt van eene, lot zelfs innbsp;dat opzigl, helaas, noodige diepe kennis van ’s menschennbsp;verdorven aard.

31 JaniiariJ.

Mis in de gevangenis van de II. Agnes. — Zegening der lammeren in St. Aquot;nes-exlra-muros (buiten de poort). — Het Pallium.

_ Beschrijving der kerk. — De kerk der H. Constantia. —

Avondgebeden. — Bezoek bij den kardinaal Paccti.

Het is een aangenaam voorregt der geloovigen te Rome, dal zij er dagelijks het feest der martelaren des geloofs vierennbsp;kunnen op het tooneel-zelf hunner zegepraal, te midden dernbsp;roerendste gedenkteekenen van hunnen moed. Gisteren mogtnbsp;ik de H. Offerande in de katakomben van den H. Sebastiaan

-ocr page 304-

294 HET DIUEVOdDlG ROME.

opdragen, ter plaatse-zelve, waar door de H. Lucina het ligchaain van dien doorUichligen veldoverste ter aarde werdnbsp;besteld. Rond hel oiuleraardsch altaar, dat door zes wasfakkelsnbsp;verlicht wordt, lagen verscheiden mannen en vrouwen uit dennbsp;burgerstand, ecnige kinderen, eene vorsllijke dame en eennbsp;geestelijke, aandachtig biddende, neèrgeknield: het scheen,nbsp;alsof alle klassen en rangen der maatschappij hier te zamennbsp;waren gekomen, om een tafereel te vormen, dat ons het beeldnbsp;teruggaf van het eerste chrislengeslacht.

Ziehier wat er zou plaats hebben: men vierde heden het feest der H. Agnes. Vroegtijdig reeds bevonden wij ons op hetnbsp;iVat'onö'plein, en knielden met tal van geloovigen op dennbsp;marmeren bodem van den prachtiger! tempel godvruchtignbsp;neder. Terwijl in de bovenkerk het lofgezang ter eere dernbsp;heldhaftige christinne weérgalmde, stond men ons toe, in denbsp;onderkerk {crypt) af te stijgen, waar de dertienjarige maagdnbsp;den palm der overwinning roemvol had behaald. Hel godlijknbsp;bloed te mogen plengen ter plaatse zelve, waar hel bloed dernbsp;martelaren heeft gestroomd, en daar-zelf dat dubbelvoudignbsp;offer den eeuwigen Vader aller barmhartigheid, in 4 slof ge*nbsp;knield, aan te kunnen bieden, ziedaar, wat hel hart eensnbsp;priesters met hemelschen troost en onuitspreekbre vreugdenbsp;vervullen moet! Welk een waarborg van eeuwig behoud voornbsp;hel menschdom, welk eene zielsverrukking voor den vromennbsp;pelgrim, die Rome bezoekt. Ja, zelfs de gewone reiziger, hoenbsp;weinig christlijk ook gestemd, toch gevoelt bij zich hier vannbsp;heiligen ernst en diepen eerbied doordrongen, en, in weêrwilnbsp;van zich-zelven, vloeit hel vurigst gebed hem van de lippen,nbsp;bij de herinnering, welke wonderdaden er noodig waren,nbsp;om, èn hier in dit onderaardsch kerkerhol, èn in t vollenbsp;licht der romeinsche gruwelspclen, de b.eidensche maatschappijnbsp;zegejjralend het hoofd te ineden, haar, wier volstrekte snood-

-ocr page 305-

ZF.GENING DEG EAM3IEKEN.

hei l met. den bloeddorst van geheel haar wezen bestendig evenaarde. Bij den aanblik dier grijze muren, dier somberenbsp;grafgewelven, van dien mosaïken bodem, zeventien-eeuwen-oude getuigen van de overwinning door de zwakheid op denbsp;sterkte, door het slagtoffer op den beul behaald, ja, bij zulknbsp;herdenken wordt geest en hart, wordt geheel de mensch diepnbsp;geroerd, en brengt hij luide hulde aan de jeugdig-leederenbsp;geloofsheldin, zijne zuster, onder vurige bede om on wankelbaren christenmoed, bij nederige aanroeping van haren onsterf-lijken naam. Driewerf gelukkig keert men van uit deze gewijde grafplaats terug, innig geslieht door wat men er zag,nbsp;door wat men er gevoelde, en door de hoop, die daar Iernbsp;plaatse zich herlevendigde in het hart.

Al Ie spoedig snelden die heilvolle oogenblikken voorbij. Wij moesten ons, namelijk, in aller ijl naar de basiliek dernbsp;H. Agnes builen de poort [extra muros) heen begeven, wilden wij de merkwaardige plegtigheid der Lammerzegening,nbsp;die daar plaats moest hebben, bijwonen. Door de Pm-poortnbsp;uilgegaan zijnde, volgden wij een uur langden Nomenlaan-seben weg, en kwamen zóó bij de kerk aan , waar de menigtenbsp;op hel aloude voorplein reeds digt te zamen stond geschaard.nbsp;Men liet ons echter beleefd door, en zoo gelukte het ons,nbsp;in de kerk, ter zijde-zelve van het altaar plaats te kunnennbsp;nemen, waaraan de zegening geschieden zou. Na het eindigennbsp;der muzijkmis, trad de geestelijkheid in processie de sakrislijnbsp;uit en het priesterkoor binnen. Altaardienaars met wasfakkels,nbsp;wierook- en wijwatervat gingen voorop; daarachter volgdennbsp;twee geestelijken, in wijde zwarte mantels, elk met eennbsp;prachtig rood-damasten kussen op den arm, door goudennbsp;franjes omboord, en waarop een allerliefst sneeuwwit lamnbsp;lag, met rozen gekroond en overigens met rozenlinlslrikkennbsp;kwistig versierd. Beide lammeren werden met de kussens op

-ocr page 306-

296 HET DRIEVOUDIG ROME.

het altaar geplaatst, een aan de evangeliezijde en het ander aan den kant van den epistel. Al de geordende kanoniken vannbsp;den H. erlosser , die deze kerk bedienen, namen nu plaat.snbsp;in het koor. De abt, met den mijter op het hoofd en dennbsp;koorkap om de schouders, besteeg met den diaken en subdiaken het altaar, terwijl de muzijk, in de bovengalerijennbsp;geplaatst, een stuk, dat bij de gelegenheid passende was,nbsp;uitvoerde.

Weldra sprak de dienstdoende geestelijke het ceremonieel gebed van den dag plegtig uit, en hadden wij op nieuw gelegenheid, om ook daarin dat heerlijke dichtvuur, die gewijdenbsp;vlam der poëzij te bewonderen, waarvan de wereld geennbsp;denkbeeld heeft, maar die alleen te vinden is in het Room-sche Pontificaal. Dat gebed vangt aan met een lofzang ternbsp;eere van de H. Agnes, als toonbeeld van kuischheid en onschuld , van zachtaardigheid en van kracht. Daarna wordt ernbsp;herinnerd, hoe ’t, reeds van de grijze oudheid af, ja, tot opnbsp;Sinaï toe, gebruiklijk was, aan de bedienaren der godsdienstnbsp;eene bijzondere kleederdragt te geven, en hoe zich dat aloudnbsp;plegtig gebruik ook, al de eeuwen der christenheid door,nbsp;glansrijk gehandhaafd heeft. Zoodra dat gebed is afgeloopen,nbsp;besproeit de gemijterde abt de beide lammeren met wijwater,nbsp;en bewierookt ze het een na het ander. Dat is de plegtigheidnbsp;der Lammerzegening. Wanneer ik mij niet geheel en al verdiept had in den geest van dat treffend-schoon gebed dernbsp;Kerk, en in de lieflijke herinnering aan het godlijk Lam,nbsp;dat, voor de zonden der wereld, is geofferd geworden op hetnbsp;altaar van het kruis, dan had ik mij, voorzeker, aangenaamnbsp;bezig kunnen houden met die vriéndelijke lammeren, wiernbsp;onnoozelheid, indedaad, sprekend uitblonk te midden dernbsp;tallooze toeschouwers, wier blikken zich allen onafgebrokennbsp;op de beide lieve diertjes vestigden, die daar zoo kalm neder-

-ocr page 307-

HET PAILICM. 297

Ia;jen, als volmaakt tevreden met de zinrijke plegligheid, waartoe zij hier gebeziod werden. Na de ze{fenino; keerde denbsp;stoet in de sakristij terug;, en de twee lammeren werden aannbsp;een ceremoniemeester van Sint-Jan-van-Lateraan overgegeven,nbsp;werwaarls hij ze, met twee bedienaren der kerk, aan dennbsp;paus, ter nadere zegening heenbragt, De kamerling der apostolische subdiakenen doet vervolgens deze jonge lammeren naarnbsp;een, door den H. Vader aangeduid klooster, voeren, waar mennbsp;cr dan voorts voor te zorgen heeft, dat ze, op zijn tijd, geschoren worden. Het pallium wordt uit de wol van die lammeren vervaardigd , en een van de twee verschijnt met Paschennbsp;op den pauslijken disch, aangezien het gebruiklijk is, dat innbsp;alle huisgezinnen te Rome op dien dag een lam gegetennbsp;wordt, ter herinnering aan het hemelsche Lam God.s, datnbsp;geslagtofferd is geworden ter verlossing der wereld. Rome-alléén bewaart al die vrome gebruiken, al die roerende beelden van het verleden bestendig in hooge eer.

Zijt er echter zeker van, dat gij, in ’t oneindige zult overstormd worden met vragen, wanneer gij, na den afloopnbsp;der plegtigheid, personen ontmoet, die de kerk als eenenbsp;nevenzaak beschouwen, en in alles het dagelijksche tevennbsp;uitsluitend op den voorgrond plaatsen: wat heeft hel wijdennbsp;van dal paar lammeren toch wel te beteekenen ? En dan atnbsp;die plegtigheden ? En dan dat pallium ? En waarom, ennbsp;waarvoor, en waartoe? Alzoo dus kunnen eenige ophelderingen ten aanzien dezer verschillende punten hier niet ongepastnbsp;voorkomen. In de oude wet was de opperpriester van de overige priesters onderscheiden door de borstlap (het Rationale]nbsp;en het schouderkleed {Superhumerale). De Kerk wilde, datnbsp;de eerste opperherders der godlijke kudde ook onderschei-dingsleekenen voeren zouden, waardoor men ze zou kennen;nbsp;en, terwijl priesters en leeken hun alzoo den eerbied zouden

-ocr page 308-

298 HET DRIEVOUDIG ROME.

moeten betuigen, aan hunne hooge bestemming verschuldigd, konden zij-zelve zich daarbij tevens gedurig herinneren aannbsp;den oorsprong, den aard en het doel van hun gezag. Ziedaarnbsp;wat de Kerk beoogde met de verordening van het 'pallium.nbsp;Als de volgelingen van het Lam Gods, moeten zij ten toonbeeldnbsp;strekken van de magt en tegelijk van de zachtmoedigheid, dienbsp;het heilig Offerlam gekenmerkt hebben; en vandaar, dat denbsp;wol, waaruit datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vervaardigd wordt, ontleend is van

een gewijd lam. Hun iseene zware taak opgelegd, daar zij, even als de goede Herder, de verdwaalde of kranke schapen moetennbsp;gaan opzoeken, en ze op hunne schouderen naar de kooi terugvoeren; vandaar, dat hun het pallium op de schouderennbsp;wordt gelegd. Het is alleen door de kracht en de liefde desnbsp;gekruisten Gods, dat zij hunne ontzettende taak volbrengennbsp;kunnen; vandaar, dat hei pallium met zes kruisen is bestikt.nbsp;De herkomst van hun gezag stamt af van Petrus, en doornbsp;Petrus van Gods-Zoon-zelven; vandaar, dat men bij het aannaderen van den feestdag der roemrijke apostelen Petrus ennbsp;Paulus al de palliums op hun graf nederlegt, en zeer daagsnbsp;daarna met diepen eerbied wederom wegneemt, om ter zorgvuldige bewaring overgegeven te worden aan de kanoniken-sakristij-bezorgcrs, die ze dan ook in de reliekenbergplaatsnbsp;zoolang wegsluiten, lot ze vandaar opgeëischt worden ter verzending 1), namelijk aan de aartsbisschoppen, en zelfs aan

1) De uitgifte van bet pallium geschiedt in bewoordingen, die met de bovenstaande toelichting volkomen overeenstemmen : Ad hono-rem Dei omnipotentis, et beatae Maria; Virginis , ac beatorum aposto-lorum Petri et Pauli, et Domini nostri N. Papse N., et sanct®nbsp;Roniana; Ecclesia;, nee non N. Ecclesise tibi commissse, tradimus tibinbsp;pallium de corpore B. Petri sumptum, plenitudinem videlicet Ponti-ficalis ofbeii, ut utaris eo intra ecclesiam tuam certis diebus, quinbsp;exprimuntur in privilegiis ei ab Apostolica Sede concessis.

-ocr page 309-

299

BESCHRIJVING DER KERK.

enkele bisschoppen in de verschillende deelen der wereld 1), welk laatste gebruik echter eerst van de IV. eeuw dagteekent;nbsp;vroeger toch werd er, aanvankelijk, uitsluitend de H. Vader-alléén meê toegerust, terwijl vervolgens enkel de aartsbisschoppen en patriarchen er mede begunstigd werden.

Toen het volk was weggegaan, namen wij de kerk van de H. Agnes meer bepaald in oogenschouw. Zij is gebouwdnbsp;ter plaatse-zelve, waar het lijk der jeugdige geloofsheldinnbsp;gevonden werd. Konstantijn heeft haar geslicht, op de bedenbsp;zijner dochter Constanlia, die, door de voorspraak der roemvolle martelaresse, wonderdadig uit een doodelijk krankbednbsp;herrezen was 2). De mosaïken van het koor zijn een geschenknbsp;van paus Honorius I. — Paulus V. herstelde het tabernakel,nbsp;versierde het altaar met kostbare gesteenten en plaatste daarnbsp;het ligehaam der H. Agnes, tegelijk met dat van de H. Eme-rentiana , eene zoogzusler der martelares, en die door ^denbsp;heidenen gesleenigd werd, als zij biddend op het graf harernbsp;vriendin lag geknield. Eenige hier geplaatste opschriften gewagen van twee liomiliën, door den H. Gregorius den Grootenbsp;in deze basiliek uitgesproken, op den geboorleverjaardag,nbsp;dat wil zeggen, op den verjaardag der marteling en vannbsp;den dood der onsterflijke bescherm voogdes dezes roemvollennbsp;tempels.

Loflijker gewoonte, begiftigde Konstantijn den nieuwen tempel met sieraden en gewijd vaatwerk, den doorluchtigennbsp;keizer waardig. Zoo, bij voorbeeld, wordt er melding gemaaktnbsp;van een fijn-gouden kelk, die tien ponden zwaar woog;nbsp;van een kelkscliolel, uit datzelfde metaal gesmeed en twin-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Ciampini, Montm. Veter., t. Ill, p. bO; Devoti, yiu can.,nbsp;i. I, p. 14; Consfanzi, Islituxioni, eic., p. 17; Durandus, Ratio-nal., c.. XVll, n. 3; Card. Bona, lid. 1, c. 24, ensv., ciizv.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Anast., In B. Syhestr.

-ocr page 310-

300 HET DRIEVOUDIG ROME.

tig ponden zwaar; van een ahluiie-vaas van het fijnste goud , met dertig dolfijnen versierd , ter zwaarte van vijflien ponden; eindelijk, van eene gouden lamp voor twaalf pillen,nbsp;en wegende vijflien pond 1). Hebben de barbarenhorden,nbsp;die Rome te vuur en te zwaard verwoeslten, deze kerk-schallen dan ook al meêgevoerd, zoo hebben ze toch tenminstenbsp;de kostbare marmer-gesleenlen aehlergelalen , die nog hedennbsp;ten dage getuigen van de zucht dezes keizers en van denbsp;eerste pausen, om des Heeren tempel te doen schillerennbsp;in den meest-mogelijken glans. De kerk, die den vormnbsp;der oude romeinsche basilieken heeft behouden, levert drienbsp;beuken op, geschraagd door veertien oude kolommen,nbsp;waarvan er vier uit jaspis of forta santa, en de overigennbsp;uit albast gehouwen zijn, behalve de twee naast bij de deurnbsp;slaande, die uit Numidisch marmer gebeiteld werden. Hetnbsp;wekt verwondering, dal de kapiteelen zooVvel in de jonischenbsp;als in de corinlische en gemengde orde bewerkt zijn;nbsp;doch men houde daarbij in hel oog, eensdeels, dal dezenbsp;kolommen allen tot verschillende heidenscbe bouwwerkennbsp;hebben behoord, en, anderdeels, dat de vrijmagtige keizernbsp;in zijne hulde aan de grootc martelares hoegenaamd geenenbsp;vertraging dulden wilde 2).

Boven de zijbeuken loopt eene dubbele galerij, bij wijze van portiek, en rustende op kolommen, die de overige innbsp;pracht volstrekt niet loegeven, doch, even als de vorige,nbsp;uit alle bouworden zijn ontleend. Als om de kunstgeschiedenis , hier ter plaatse voorhanden, in een korl over-zigt zaam te vallen, zoo moeten wij melding maken vannbsp;den troonhemel boven het hoogaltaar, rustende op vier

1) nbsp;nbsp;nbsp;Anast.y In B. Sihester»

2) nbsp;nbsp;nbsp;Uaron. /Inn. 324, n. 103.

-ocr page 311-

301

BESCHRIJVING DER KERK.

kolommen van het schoonste porfier. De nieuwere beeldhouwkunst praalt er fflansrijk in de heilige-zelve, {jeiieiteld uit ooslersch albast. De heidensche oudheid heeft aan ditnbsp;monument, met zijne zuilen van jaspis en porfier, dennbsp;vorm g-egeven. De eerste Kerk is er vertegenwoordigd doornbsp;een allerprachligsten kandelaar; en, eindelijk, vertoonen ernbsp;zich de middeleeuwen in al haren luister en genie hoogst-eenvoudig en tegelijk hoogst-verheven, door het kostbaarnbsp;mosaïkwerk van het koor.

De sierlijke bloem- en vruchtguirlande, die er rond loopt, eindigt boven in den boog, om daar plaats te maken voornbsp;een schittrend kruis. In het vlak, onmiddelijk onder datnbsp;kruis, ziet men de hand Gods eerie kroon door de wolkennbsp;heen steken. Een weinig lager vertoont zich Agncs, denbsp;zegepralende heilige, dat wil zeggen, in slaande houding,nbsp;het hoofd omschitlerd door esmaranten en omgeven doornbsp;den cirkelvormigen gloriekrans (nimbus). Een parelsnoernbsp;golft haar van den hals, terwijl haar gewaad, (de lunicanbsp;of laliclavus), naar de wijze der ooslersche vorsten ennbsp;vorstinnen, met keurgesléenle is bezaaid. Dit byzanlijnschnbsp;kostuum in een romeinsch monument bewijst op nieuw,nbsp;dal men te dien tijde, namelijk in de Vil. eeuw, de mo-saïk-werkers (mosaïsten) uil Konslaniinopel komen liet,nbsp;die, weinig met onze weslersche koslumen bekend, hetnbsp;beeldwerk kleedden naar de mode van hun land. De heilige houdt het Evangelieboek aan haar hart gedrukt; ondernbsp;hare voeten ziet men hel zwaard, waarmeê zij onthoofdnbsp;werd, en van weêrszijden twee vlammenbundels, ten zinnebeeld van haar vurig verlangen, om de marteling voornbsp;Christus te ondergaan, liet zou inoeijelijk zijn, een juisternbsp;geheel van hel leven der H. marlelaresse voor te stellen,nbsp;dan hier is afgebeeld: aan hare regterzijde slaat paus llono-

bncvüudig 1'ome. — H. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;00

-ocr page 312-

302 HET DRIEVOUDIG ROME.

rius 1., met hel model der kerk op de hand; en ter linker zijde heeft zij paus Symmachus, die de grijze kerk geheelnbsp;en al vernieuwde. Gelijk wij reeds opmerkten, dit aloudnbsp;kerkgebouw, is, als’t ware, een eneyelopedie der kunst. Welnbsp;nu, dat vereenigingspunl van twee werelden, eene, dienbsp;verwinnaresse en eene, die verwonnen is, en beiden, elknbsp;op hare wijze, medewerken, om feestelijk den tempel tenbsp;looijen van een gemarteld kind, en, in den loop van velenbsp;eeuwen hier, als in ’l voorbijgaan, eene kroon te komennbsp;drukken op den schedel dier H. maagd, ja, zulk eene verheven, zulk eene lieflijke harmonie levert alléén-Rome opnbsp;en wel uitsluitend voor den katholiek, builen wien niemandnbsp;in staal is, daarvan zich een helder begrip te vormen.

Niet ver van Sint-Agnes ontdekt het oog, te midden van bouwvallen, eene Irotsche rotonde, die belangrijke archeologische schatten beval, namelijk, de kerk van de II. Con-stanlia. Zij werd, naar men vooronderstelt, door Konstantijnnbsp;gebouwd, om er zijne dochter in te laten doopen, en strektenbsp;vervolgens tot doopgebouw voor de basiliek der Sint-Agnes-kerk. Vier-en-lwinlig kolommen van afrikaansch marmer,nbsp;die een dubbelen porticus of galerij vormen, schragen datnbsp;gebouw. Drie groole nissen, loculamenta, zijn in de murennbsp;uilgehouwen; twee liggen open, dal wil zeggen, slaan metnbsp;buiten in gemeenschap; de derde bevat eene prachtige porfieren tombe, uit Iladriaans burgt herwaarts overgebragt,nbsp;om er de sloflijke overblijfsels der jonge vorstin in te bewaren.nbsp;Dal grafgewelf is met niosaïkwerk versierd, lielgeen eennbsp;wijnoogst voorslelt, zoo als dit in de kalakomben veelmalennbsp;wordt aangelroffen. Aan de zoldering der twee anderenbsp;nissen ziet men meer chrisllijke onderwerpen door de kunstnbsp;behandeld en afgebeehl, zoo als , den Zaligmaker, slaandenbsp;voorgesleld, die met de regterhand den zegen geeft, en

-ocr page 313-

KBUK DER H. CONSTANTIA. 505

in de linker een banderol lioudt, waarop Ie lezen slaat: Dotninus pacem dat (« de Heer geeft den vrede »); linksnbsp;ligt de H. Pliilippus voor zijn godlijken Meester neèrge-liogcn, en die de banderol van onder vasthoudt. De H. Thomas vertoont zich ter regler zijde in de eerbiedige bondingnbsp;van bewondering; vier stuks schapen komen beneden in hetnbsp;tafereel voor, met twee kleine huizen, of zoogenaamde,nbsp;door palmboornen omgeven tuguriola. Men wil, dat doornbsp;deze figuren alle geloovigen worden aangeduid, aan wienbsp;de Heer zijnen zegen geeft, en de vele woningen van hetnbsp;huis Gods, gelijk ook nog Judea, het land der palmen,nbsp;het oorspronklijk tooneel, waarop dit evangelisch voorvalnbsp;heeft plaats gegrepen 1).

in hel andere gewelf is de Zoon Gods voorgesteld, op den aardbol gezeten, als vrijrnagtig Heer en Meesier overnbsp;het heelal, die het regl heeft, den vrede te beloven, ennbsp;hem aan een zijner leerlingen, dien Hij omhelst, goedwillignbsp;schenkt. Dit tweede mosaïkvverk schijnt alzoo met het eerstenbsp;een volledig geheel uit te maken. Regts en links van dennbsp;Heer ziet men eene groote menigte palmslammen, ter herinnering aan het land, waar de Verlosser zijn leven op aardenbsp;gesleten heeft. Dat de palmboom het zinnebeeld van Judeanbsp;is, wordt door de gedenkpenningen van Vespasianus en vannbsp;Titus genoegzaam gestaafd, die, namelijk, eene zittendenbsp;vrouw voorstellen, in tranen onder een pahnboom neêrge-zeten, met deze woorden: Judcea capta (« Judea in slavernij»). Tol in het decoratiewerk toe, hebben de chrislen-kunstenaars getracht, de groote waarheden onzer geloofsge-¦schiedenis, onder hel oog, als in het voortdurend leven tenbsp;bewaren.

1) Joann, c. XIV.

-ocr page 314-

504 HET DRIEVOUDIG ROME,

Wal den koepel betreft, deze is deels in fresco, deels in inosaïk bewerkt, en vertoont in het rond wingerdbladennbsp;en druiventrossen, geheel een tafereel van den wijnoogst,nbsp;en , boven in , eene vrouwenfiguur , half-levensgroolte.nbsp;Ongelukkigerwijze heeft dit gedeelte van het gebouw tenbsp;veel geleden, om daarvan eenigermate juist eene volledigenbsp;verklaring te kunnen geven 1). Deze rotonde, eerst de wiegnbsp;en bakermat, later de grafstede der H. Gonstanlia, bezitnbsp;een hoogst-merkwaardig altaar, waar hel stoflijk overschotnbsp;van Konslanlijns dochter rust, met dat van de HH. Alticanbsp;en Artemia, edele mededingsters der doorluchtige vorstin.

Het was reeds laat geworden, toen wij de kerk uitlra-den , om nu nog een blik te werpen op de daarrond liggende bouwvallen, welke men houdt voor het renperk (den Ilippodroums) van Konslantijn. Te zamengevallennbsp;muren, met weelderig neèrgolvend groen ruig bewassen;nbsp;fonderingen, deels onder puin verholen, deels in den grond»nbsp;zelven voor hel oog verloren gegaan; wingerdloof, zich wijdnbsp;en breed heenslingerende, waar eenmaal de wagenmennersnbsp;met elkaér den wedstrijd streden, ziedaar alles, wal er vannbsp;geheel dal prachlgcvaarte overbleef, en het is hier, dat men,nbsp;naar waarheid, zeggen kan; zelfs de bouwvallen zijn lotnbsp;ruïnen vergaan. Van ’s morgens vroeg af aan, had ik dennbsp;dag te midden van martelaren doorgebragt; ’s avonds wasnbsp;hel mij vergund, een belijder le aanschouwen van ditzelfdenbsp;geloof, welks voorregt onderscheidend daarin is gelegen, datnbsp;het zal vervolgd worden lot den jongslen dag. De abbé L. zounbsp;de goedheid hebben , mij aan den deken van T heilig collegie,nbsp;den kardinaal Pacca, voor le stellen. Bij hel doorgaan van eenenbsp;der over hel algemeen slecht verlichte stralen, waren wij ge-

1) Zie Airingïii. , Rom. subt., lib. VI, c. 4o.

-ocr page 315-

BEZOEK BIJ DES KARDINAAL PACCA.

tuigden van een dier vrome gebruiken, welke slechts Rome-alleen oplevert, en waarvan de indruk des te aangenamer is, naarmate zij naïver zijn, en des te levendiger, uithoofde zij metnbsp;de zeden van andere natiën weinig of niets gemeens hebben.nbsp;Eenige schreden slechts van ons verwijderd stond , namelijk ,nbsp;een zeer goed verlicht Madonnabeeld. Aan beide zijden dernbsp;straat baden mannen, vrouwen en kinderen, voor de deur hunner \yoningen neêrgezelen , te zamen het avondgebed , en welnbsp;bij wisselbeurten, die echter, eindelijk, te zamenstemden innbsp;het gemeenschaplijk zingen der litanie van de H. Moeder Gods.nbsp;Gij gaat voorbij, zonder dat iemand er zich doorlaat hinderen; gebed en zang houden aan en duren tot den eindenbsp;toe voort, te weten zóólang, totdat de yive Maria, denbsp;groetenis van den Engel, daar is,— het punt, dat te Romenbsp;telt voor het einde van den dag.

De kardinaal Pacca is een vriendlijke grijsaard van negen-en tachtig jaren; zijne sneeuwwitte lokken, zijn fijn-gevormd gelaat, zijne edele wezenstrekken, zijne bevalligenbsp;wijze van spreken, zijne aangename manieren, zijne gulheidnbsp;en harllijkheid van toon, met een woord, geheel zijn persoon boezemt eerbied en toegenegenheid in. « De Fransclien ,

_ zoo zeide hij mij, — zijn van nature goed; zij deugen

meer dan hunne beginselen. Men kan ze bij het kind uit het Evangelie vergelijken, dal aan zijn vader zeide: Iknbsp;wil niet in den wijngaard gaan, en toch er zich heenbe-jjaf; terwijl de Duitschers naar dat andere kind gelijken, hetgeen zeide: Ik ga er heen, en locli niet ging. «nbsp;Na dit, voorzeker, zeer juist oordeel over ons Fransciiennbsp;»eveld te hebben, weidde de kardinaal in ’t brcerie tot lofnbsp;der fransche dames uit. De doorluchtige prins der Kerk wistnbsp;geene woorden genoeg te vinden, om haie tecdere geiools-liefde en godsdienstijver te prijzen. « Wanneer, ~ zeide

2G

-ocr page 316-

506

HET DRIEVOUDIG ROME.

hij, — Frankrijk te redden is, dan zal zulks door de vrouwen quot;escliieden; en dal zal zijn eene hnrer waardige laak ! »

33 JfaiinariJ.

Bekeeriiig van den heer Ratisbonne. — Verhaal van den heer de

Bussières.

Gister ochtend, terwijl wij, in haast, de cioccolata gebruikten, om ons voorts naar St. k^aeamp;~extra-muros op weg Ie begeven, kwam de goede Menica ons, in de vreugd haarsnbsp;harten, met de blijde lijding verrassen van het te Rome innbsp;omloop zijnde gerucht: uti ebreo è convertilo ! « gisteren isnbsp;er een jood bekeerd. » Ja, gisteren, in onze kerk van dennbsp;H. Andreas-c?e//e-/V rt//eGesu mio! che bel miracolo!nbsp;De lijd ontbrak ons, om er toen in bijzonderheden méérnbsp;van Ie vernemen, dan dat cr een treffend mirakel hadnbsp;plaats gehad, ’s Avonds sprak men van die bekeering bij dennbsp;kardinaal Pacea; eindelijk heden, den 22. Januarij, werdnbsp;mij deze belangrijke zaak, tol in de minste bijzonderheden,nbsp;volkomen loegelichl. Bij mevrouw de gravin K. ontmoettennbsp;wij den baron de Bussières, die ons daar verhaalde alles, watnbsp;hij later in ’t openbaar bekend heeft gemaakt. Ik zal hem-zelven laten spreken. « Ik deel u een feit mede, dat niet kannbsp;geloochend worden, iels, wal ik met eigen oogen gezien heb,nbsp;wat eene menigte onwraakbare getuigen zullen bevestigen,nbsp;iets, wal Straatsburg moeijelijk kangelooven, doch waarovernbsp;Rome in verrukking opgetogen zal slaan: een man, in ’l vollenbsp;bezit van zijn gezond versland, en aan wiens zielsvermogensnbsp;niet hel minste ontbrak , is, als een verstokte jood, eene kerknbsp;binnengegaan en er, tien minuten later, als met hart en zielnbsp;kallioliek wéér uilgekomen, na geraakt Ie zijn door dezelfde

-ocr page 317-

507

BEKEERISG VAN DEN HEER RATISBONNE.

genade, die Saulus op den weg naar Damascus roerde, en een Paulus uil hem heeft gemaakt. Alphons Ratisbonne behoortnbsp;tot eene Ie Slraalsburg in groot aanzien en algemeene achlingnbsp;staande familie. Hij kwam onlangs te Napels, om vandaar,nbsp;deels lot uitspanning, deels voor zijne gezondheid eene reisnbsp;naar hel Oosten te gaan ondernemen. Uithoofde der onafhank-lijkheid van zijn maalschaplijken toestand, beoogde hij eennbsp;groolsch plan van staalkundige wedergeboorte en herstel voornbsp;zijne geloofsgenooten, waaraan hij zich met al zijne krachtennbsp;en middelen wilde wijden, aangezien hel hem ergerde, voortdurend den vloeksmaad op Jacobs nakomelingen te zien kleven.

« Het oogenblik van zijn vertrok naar hel Oosten is middelerwijl aangebroken; en zoo dan gaat Ratisbonne opnbsp;zekeren morgen uil, om, zonder langer verwijl, zijne plaatsnbsp;Ic nemen op de stoomboot, die hem naar Palermo brengennbsp;zal. Doch, onderwege, komt hij op de gedachte, dal hijnbsp;Rome nog niet heeft gezien, en op zijne terugreis uit hetnbsp;Oosten hoogst waarschijnlijk niet weêr in Italië zal aanlanden.nbsp;Dal denkbeeld doet hem een diligence-bureau binnengaan,nbsp;waar hij eene plaats neemt naar Rome. Drie dagen later komtnbsp;hij daaraan, doch, om er. slechts zeer kort te blijven. Zoonbsp;als alle gewone snelreizigcrs, doorijll ook hij, in een oogenbliknbsp;des tijds, de belangrijkste bouwvallen, galerijen en kerken,nbsp;onder allerlei verwarde indrukken, zich altijd maar spoedende,nbsp;om, zoodra mogelijk, klaar te komen met eene stad , waar hijnbsp;eigenlijk minder nog uit nieuwsgierigheid is heengekomen,nbsp;dan wel door eene zekere aantrekkingskracht, waarvan hijnbsp;zich-zelven moeijelijk rekenschap geven kan.

« 's Avonds vóór zijn vertrek komt hij een afscheidsbezoek aan mijn broeder Guslaaf brengen. Deze is protestant en welnbsp;een zeer ijverige voorstander van de secle der zoogenaamdenbsp;Pimistoi ; daarom had deze dan ook wel pogingen aange-

-ocr page 318-

308 HET DUIEVOÜDIG ROME.

wend, oin den jongen Israëliet tot zijn gevoelen over te halen. Doch te vergeefs, en zoodoende liep hun onderhoudnbsp;meestal wederzijds af met een paar woorden, die het karakter van beiden vrij naauwkeurig uitdrukten, namelijk: Protestant enra^é ! en Juif eneroulé ! Ratisbonne vond mijnnbsp;broeder, die op de jagt gegaan was, niet Ie huis-, maar,nbsp;daar hij het woord rigtte tot een italiaauschen bediende, dienbsp;het Fransch kwalijk verslond, zoo bragt deze hem, — alsnbsp;naar hooger raadsbesluit, — bij vergissing, in mijne kamer.nbsp;Wij hadden elkander slechts eenmaal, en wel bij mijn broeder , ontmoet, en, in weêrwil mijner meeste voorkomendheid,nbsp;had ik van Ratisbonne’s zijde niets anders dan de koude beleefdheid van een man van opvoeding ondervonden. Inlusschennbsp;ontving ik hem zoo harilijk als ik maar kon; ik vroeg hemnbsp;hoe hij Rome gevonden had, en hij verhaalde mij nu, zoowelnbsp;wat hij hier en daar al had gezien, els ook welken indruknbsp;een en ander op hem gemaakt had.

« Zoo heb ik, — dus sprak hij, — eene allerzonderlingste gewaarwording ondervonden bij mijn bezoek van de Jra-Cce/ï-kerk, aan het Kapitool, eene gemoedsaandoening, welkenbsp;ik nog niet in staat zou wezen, te verklaren. » — Hetnbsp;schijnt, dat, toen Ratisbonne mij dit meêdeelde, hem uitnbsp;mijne van vreugde schitterende oogen de gedachte legenblonk :nbsp;Gij 'zult een der onzen zijn! — tenrainsle hij liet er oogen-bliklijk, en in een zeer beleekenenden toon op volgen, datnbsp;die gewaarwording louter van algemeen-godsdiensligcn aardnbsp;was geweest, maar aan hel christlijk beginsel volstrektnbsp;vreemd moest beschouwd worden. « Overigens, — zoo gingnbsp;hij voort, — toen ik van het Kapitool afkwam, daar zag iknbsp;een wel zeer droevig tafereel, allezins geschikt, om mijn haalnbsp;tegen het Gatholicismus ten top te voeren: de Ghetto name-lijk, waar ik doorkwam, bood mij het deerlijk schouwspel aan

-ocr page 319-

509

BEKEERING VAN DEN HEER UATISUONNE.

van de diepe ellende en rampzalige verbastering der Joden; doch, desnielieinin bleef het denkbeeld in mij levendig, datnbsp;het beter is aan de zijde te staan der onderdrukten, dan lotnbsp;de partij der verdrukkers te behooren. » Zoo al voorlspre-kende, mengde ik in ons onderhoud nu en dan een enkelnbsp;woord van overreding, en trachtte, hem van uit de dwaling,nbsp;waarin hij verkeerde, tol de erkenning der waarheid van denbsp;katholieke Kerk te brengen; maar, ofschoon hij mijn ijvernbsp;in geenen deele scheen te wraken, zoo antwoordde hij mijnbsp;tocti, met alle toegevendheid voor wat hij mijne bijgeloovig-heden noemde: « Ik ben Jood geboren ^ en ik zal Joodnbsp;sterven. »

« Plotseling kwam mij een allerzonderlingst denkbeeld voor den geest, eene gedachte, mag ik zeggen, van boven:nbsp;want de mannen der zoogenaamde wetenschap zouden hetnbsp;voor eene zotternij uilkrijlen; ik zeide hem namelijk:

« Daar gij een zoo sterke geest en van u-zelven zóó zeker zijl, beloof mij dan, dat gij bij u zult blijven dragen , wal iknbsp;u daartoe geven zal.

« Wel nu, en wat zal dat zijn?

« Niets dan deze medalje.

« En ik loonde hem eene miraculeuze medalje der II. Maagd. Met een gemengd gevoel van verontwaardigingnbsp;en verrassing teven.s, had hij mijn voorstel vernomen, waaropnbsp;ik onniiddelijk liet volgen:

« Volgens uwe wijze van zien, moet u dit toch wel geheel onverschillig zijn, en, wat betreft, wy zult gij daarmede een zeer groot genoegen doen.

« ó, Wat dat aangaat, — zoo hernam hij, schaterend van ‘l lagchen , — ó daarineê wil ik u gaarne het bewijs leveren,nbsp;dat men de Joden verongelijkt door ze voor onverzellijk-slijfhoofdig te willen doen doorgaan. Buitendien levert gij mij

-ocr page 320-

oIO IIET DHIEVOLDIG ROME.

daar eene allerliefsie bladzijde voor mijne reislierinneritig’eii en aanleekenin^en. • Zijne sehert.s, in mijne ooren hemcl-terjjend, schokte mij werkelijk in hoo'je mate hel gemoed.

« 31iddelerwijl had ik hem een lint om den hals geslagen, waaraan mijne dochtertjes, onder ons gesprek, de gewijdenbsp;medalje hadden vastgehecht. Inlus.schen moest ik nog iets,nbsp;en wel iels, dat veel rnoeijelijker was, van hem zien te verkrijgen, namelijk, hel uit.spreken der vrome bede van dennbsp;H. Bernardus: ü/eworare enzv. Dat mogt mij evenwel nietnbsp;gelukken: hij weigerde, wal ik hein vroeg, en dit zelfs opnbsp;een zeer beslissenden loon, waarin de gedachte doorblonk:nbsp;zulk een onbeseheiden mensch heb ik in geheel mijn levennbsp;wel niet aangetroffen ! Inlusschen gevoelde ik mij als door eenenbsp;inwendige kraehl gedwongen, om met een soort van hardnekkigheid vol te houden; en zoodoende bleef ik, in weêrwilnbsp;zijner voortdurende en zeer stellige weigering, toch dringendnbsp;en steeds al dringender verzoeken, om dan ten minste het bedoelde gebed, wat ik hem aanbood, wel meé te willen nemennbsp;en de goedheid te hebben van het af te schrijven, dewijl iknbsp;geen ander dan alleen dit exemplaar er van bezat.

« Om zich, naar het scheen, aan mijn lastig volhouden voegzaam te onttrekken, zeide hij, eindelijk, half gemelijk,nbsp;half spottend: «Welnu dan, ik zal het afsehrijven, en gijnbsp;zult mijne kopij ontvangen, terwijl ik uw origineel voor mijnbsp;behoud. » Daarmeê nam hij afscheid en ging heen, al mompelend: « Nu, ik wilde toch wel eens weten, wat die ijveraar daar wel zeggen zou, als ik hem lot het bidden van eennbsp;mijner joodsche gebeden even dringend lastig viel, gelijk hijnbsp;mij dal hier heeft gedaan. »

De heer de Bussières verhaalde ons vervolgens, hoe hij alles in hel werk had gesteld, om den jongen Israëliet, dienbsp;den volgenden dag stellig vertrekken wilde, nog te Rome te

-ocr page 321-

.'511

VEUHAAL VAN DEN HEER DE BÜSSIERES.

houden; gelijk mede hoe hij aan den lieerde la Ferronays kennis had gegeven van al het gebeurde, en hoe hem de be-keering van den heer Ralisbonne zwaar op het harte lag. Denbsp;heer de la Ferronays beloofde hem ondersteuning door hetnbsp;gebed, doch overleed, geheel onverwacht, den 17. dernbsp;maand Januarij. Hij stierf, doch liet aan zijne talrijkenbsp;vrienden het stichtend voorbeeld na van een, vooral innbsp;de laatste jaren, zeer vroom leven, en aan zijne diepbedroefde familie een model van alle deugd, tevens metnbsp;den balsemenden troost der blijde hoop, dat God hemnbsp;niet, dan dewijl hij voor den hemel rijp was, tol zich hadnbsp;geroepen.

« Middelerwijl, — dus ging de heer de Bussières voort, — was Ralisbonne de waarheid geen enkelen slap naderbijnbsp;gekomen: zijn wil bleef steeds onverzeilijk bij hetzelfde, zijnnbsp;geest altijd schertsend, zijne denkbeelden immer bij voorkeurnbsp;aan het aardsche gehecht. Zóó nu was zijne gesteldheid,nbsp;zijne stemming op donderdag den 20. Januarij. Tegen dennbsp;middag ging hij in hel koffijhuis op Spanjes-plein de dagbladen lezen; hij trof daar mijn schoonbroeder, Edmond Hu-mann, aan, met wien hij zich over het nieuws van den dagnbsp;onderhield, op eene wijze, zoo luchtig en vrij, dat daarbijnbsp;volstrekt aan geen ernstigen gemoedstoestand te denken viel.nbsp;Tegen half een ontmoette hij, bij hel uilgaan van hel koffijhuis, den baron von Lolzbeck, met wien hij op de kostschoolnbsp;was geweest. Hel onderhoud liep lusschen hen beiden overnbsp;zeer onbeduidende zaken, over een bal, over eene schitterende feestpartij, door prins T. aangelegd enzv. Zeker, indiennbsp;iemand hem op dal oogenblik gezegd had: Binnen tweenbsp;nvennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hnthotteh ^yn , hij zou hem voor krankzinnig

hebben gehouden.

. Hel was nu een ure gew-orden, e.i ik moest in de kerk

-ocr page 322-

312 HET DRIEVOUDIG ROME.

van St. kndvws della-Fratle eenige beschikkingen gaan maken voor de lijkdienst, die daar den volgenden morgen plaats hebben zou. Ik onlmoelle Ratisbonne, die de Fia Condottinbsp;uil kwam, en verzocht hem , met mij te gaan. Wij tradennbsp;de kerk binnen. Bij het zien der toebereidselen, die er tolnbsp;de uitvaart gemaakt werden, vroeg hij mij, voor wien dalnbsp;plaats had ? « Voor een vriend , — zeide ik hem, — die rnijnbsp;door den dood ontrukt werd, voor den heer de la Ferronays,nbsp;dien ik innig lief had. » Daarop begon hij het kerkgebouwnbsp;rond te wandelen, en op zijn koel en onverschillig gelaat stondnbsp;duidelijk te lezen, dal hij deze kerk wel zeer leelijk vond. !knbsp;verliet hem aan de epistelzijde van het altaar, bij een kleinnbsp;afschutsel, waar de lijkbaar neêrgezet zou worden, en zoonbsp;ging ik even hel klooster in, om er de plaats te gaan bespreken, die voor de familie van den overledene vrij moest worden gehouden; slechts tien of twaalf minuten kunnen daarmeênbsp;gemoeid zijn geweest.

« De kerk weer binnenkomende, zie ik Ratisbonne eerst niet, doch vervolgens bespeur ik hem, geknield liggende voornbsp;de kapel van den H. Michael, bij hel inkomen aan de linkernbsp;hand. Ik ga naar hem heen, en stool hem drie, viermalennbsp;aan, zonder dal hij er iets van gewaar wordt. Eindelijk, daarnbsp;ligt hij zijn in tranen badend oog naar mij heen, en, zijnenbsp;handen gevouwen ten hemel heffende, voegt hij mij toe, opnbsp;een toon, dien ik niet in slaat ben, uil te drukken; « ó, watnbsp;heeft die man voor mij gebeden! »

« Ik stond verbaasd, verplet van verwondering over wat ik hier zag gebeuren; ik gevoelde alles, wal men gevoelt bijnbsp;het aanschouwen van een mirakel. Ik beur Ratisbonne omhoog,nbsp;ondersteun, geleid, ja, om zoo te zeggen, draag hem denbsp;kerk uit, hem vragende, wal hem gebeurd is, en waar hijnbsp;heen wil gaan? lt;lt; Breng mij waar gij wilt, — zoo zegt hij

-ocr page 323-

VERHAAL VAN DEN HEER DE BIISSIERES. 313

— na wat ik gezien heb, gehoorzaam ik volkomen. » Ik noop hem tot nadere verklaring, doch hij is niet in slaat, omnbsp;die te geven, zóó hevig gevoelt hij zich aangedaan. Hij brengtnbsp;de mirakuleuze medalje uit zijne borst te voorschijn, kust ennbsp;besproeit haar met zijne tranen. Ik breng hem te huis, doch,nbsp;in weèrvvil van al mijne pogingen, om hem tol geregeldnbsp;spreken te brengen, gelukt het mij niet, iets anders uit zijnennbsp;mond te vernemen, dan de door aanhoudend snikken afgebroken woorden: « ó Hoe gelukkig ben ik! Wat is God goed!nbsp;Welk een overvloed van genade en van heil! Hoe beklagenswaardig zijn zij niet, die daarvan geen begrip hebben! »nbsp;Vervolgens slroomen hem de tranen als tappelings langs denbsp;wangen, tranen van het innigst medelijden met ongeloovigennbsp;en dwaalgeesten; tot hij plotseling mij de vraag doet: of hijnbsp;zijn verstand ook verloren heeft? waarop hij terstond zich-zelven antwoordt: « Zeer zeker, neen, ik ben bij mijn volnbsp;versland; mijn God, mijn God, neen, ik ben niet krankzinnig , iedereen weet zeer goed, dat ik bij mijne zinnen ben. »nbsp;« Nadat die toestand van ontroering en van verrukkingnbsp;lot kalmte was overgegaan, sloot Ratisbonne mij, met dennbsp;glans van, ik zou bijna zeggen, verheerlijking op het gelaat,nbsp;klemmend in zijne armen, onder het uilen van de vurigstenbsp;bede, dat ik hem onverwijld toch bij een biechtvader zoudenbsp;brengen, terwijl hij tevens verlangt, te weten, wanneer hijnbsp;het Doopsel zou kunnen ontvangen, als zonder welk Sacrament hij niet langer meer leven kon. Overigens zou hijnbsp;niets liever verlangen dan het martelaarschap, waarvan hijnbsp;al de folteringen op de wanden der kerk van den H. Sle-phanus heeft afgebeeld gezien. Eerst na daartoe verlof vannbsp;een priester erlangd Ie hebben, zegt hij, te zullen verhalennbsp;wat er met en in hem is omgegaan; « immers, wat iknbsp;Ie zeggen heb, kan en moet ik alleen geknield uilen. «

Drievoudig Rome. — JI. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;OJ

-ocr page 324-

314

HET DRIEVOUDIG ROME.

Terstond begeleidde ik hem naar de kerk van Gesit , waar ik hem bij pater Villefort bragt, die hem verzocht, dat hijnbsp;zich zou verklaren.

« Ralisbonne bragt nu zijne medalje eerbiedig aan den mond, en, terwijl hij die kuste en haar ons toonde, riepnbsp;hij luide; « Ik heb haar ge%ien! Ik heb haar gezien ! 1 »nbsp;en nogmaals geraakt hij door overmaat van zielsaandoeningnbsp;geheel buiten zich-zelven. Weldra, echter, wederom lotnbsp;bedaren gekomen, was hij in staat, zich te verklaren, ennbsp;ziehier zijne woorden-zelve:

« Na mij een oogenblik in de kerk te hebben opgehouden , werd ik eensklaps door eene gemoedsberoering overweldigd, waarvan het mij niet mogelijk is, eene beschrijving te geven. Toen ik opzag, was geheel de kerk voornbsp;mijn oog verdwenen; ééne-enkele kapel had, om zoo tenbsp;zeggen, al het licht in zich vereenigd, en, te midden vannbsp;dien schitterglans, daar zag ik plotseling de maagd Marianbsp;groot, blinkend, vol majesteit en zachtaardigheid op hetnbsp;altaar prijken, even als zij daar op mijne medalje staatnbsp;afgebeeld. Eene onweêrstaanbare magt drijft mij lot haarnbsp;heen. Zij beduidt mij met de hand, dat ik knielen zal; zijnbsp;scheen mij te zeggen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Het is wèl! » zij heeft mij niet

loegesproken, maar ik heb alles begrepen. »

Ziedaar het hoofdzakelijk verhaal van den Heer de Bus-sières. Hij voegde er nog eene menigte bijzonderheden bij, welke ik echter hier onvermeld laat, dewijl zij geboekt staannbsp;in het werkje, getiteld VEnfant de Marie. Op den Heernbsp;Ratisbonne kom ik evenwel later terug. Een groolsche pleg-tigheid zal voor aller oog den nieuwen Saulus verloonen,nbsp;die in het eeuwig Rome overweldigd werd om, van eennbsp;vervolger, een uitverkoren vat te worden, bestemd, omnbsp;des Heeren Naam te verkondigen niet aan de heidenen,

-ocr page 325-

31S

KERK VAN DEN H. ANDREAS-DEUE-FRATTE.

maar aan zijne broeders, de kinderen Israëls. ó Ondoorgrondelijk raadsbesluit Gods: deze jongeling, die daar in het vuur van zijn heiligen ijver een plan beraamt, om zijne geloofs-genooten, als ’t ware, te herscheppen, doch te herscheppennbsp;op zijne wijs; zie, zijne taak blijft hem opgelegd, maarnbsp;hij zal haar gaan volbrengen op eene wijze en in een hoogernbsp;geest, waarvan hij-zelf geen denkbeeld heeft. Ziedaar hemnbsp;katholiek en lid geworden van eene apostelkring; maar,nbsp;wie weet of hij niet is uitverkoren, om den gang te bespoedigen, die, volgens de profetiën, Israëls geslacht heen moetnbsp;brengen tot de kudde van den Heer, en het einde der dagennbsp;zal verkondigen? Sla de oogen rond, en welligt vertoont ernbsp;zich reeds meer dan één voorleeken van die troostrijke ennbsp;tevens vreeslijke toekomst in ’t verschiet. Laten wij in aanbidding onze smeekstem ten hemel verheffen , en ons gereednbsp;houden te aller uur!

33 Jfaniiarij.

Kerk van den H. Andreas-delle-Fratte. — Herinnering aan den kardinaal Consalvi. — Opmerkingen betreklijk de kunsten tenbsp;Rome. — Gesprek van Napoleon met Canova. — Bezoek vannbsp;eenige paleizen en particuliere kabinetten. — Het paleis-Bar-berini. — Het paleis Borghese.

Nog geheel onder den levendigen indruk van het stichtend wonderverhaal, ons den vorigen avond gedaan, ging ik dezennbsp;morgen reeds vroegtijdig het H. Misoffer in de kerk vannbsp;den H. Andveas-delle-I'raiie op het altaar van de kapel-zelve celebreren, waar het mirakel had plaats gehad. Iknbsp;maakte bij mij-zelven de opmerking, dat het geen duitsche,nbsp;of geen engelsche jood was, maar een fransche, aan wiennbsp;het wonder was geschied. Onmiskenbaar ligt in deze om-

-ocr page 326-

516 HET DRIEVOUDIG ROME.

slandigheid een verheven plan der Voorzienig’heid met het zendelingswerk onzer natie opgesloten.

INa de Mis zeilen wij onze nadere beschouwing' dezer thans voor altijd historisch beroemd geworden kerk naauwletlendnbsp;voort. Te dier gelegenheid vernam ik een feit, dal zeker welnbsp;waard is, hier te worden opgeteekend. De kardinaal Consalvi,nbsp;vriend en minister van Pius Vil., was betrokken in al de grootenbsp;aangelegenheden, die de regering van dezen onsterflijkennbsp;opperherder zoo buitengewoon onstuimig maakten. De verschillende vorsten van Europa hadden den ervaren staatsman, ten teeken hunner hooge onderscheiding, eene rijkenbsp;verzameling van kostbare snuifdoozen ten geschenke vereerd.nbsp;De prachtigste was, die hem ter gelegenheid van het concordaat van 1801 werd geschonken; zij kostte namelijk dertig duizend franken. De godvruchtige kardinaal beval, bijnbsp;uitersten wil, dat zij verkocht zouden worden, en men,nbsp;uit een gedeelte der opbrengst daarvan, de gevels van verscheiden kerken te Rome afbouwen of vernieuwen moest.nbsp;Onder dal getal bevond zich ook de kerk van St. Andreas-dclle-Fiatte. De andere helft werd gebezigd lot het, innbsp;Sinl-Pieler, opriglen van het grafmonument voor zijnen weldoener, Pius VII. De kerk van den H. Andreas, die doornbsp;de Miniinen bediend wordt, heeft eene rijke kapel, aan dennbsp;H. Franciscus van Paula loegewijd. Men ziel er iwee engelen van Bernini, en daaronder de dood van de H. Anna,nbsp;een zeer merkwaardig beeldhouwwerk van Pacelti. De voornaamste grafmonumenten zijn die van den deenschen geleerdenbsp;Zoëga, en van den geachlen pruissischen beeldhouwer vonnbsp;Schadow. De grafsteden dezer noordelingen, hier ter plaatsenbsp;opgerigt, getuigen, hoe Rome en Italië, met onweêrslaanbrenbsp;kracht , alle vrienden van kunst en oudheid tot zichnbsp;trekken.

4

-ocr page 327-

317

OPMBRKINGEN BETREKLIJK DE KüNSTEN TE ROME.

Niet slechts de kardinalen en de pausen, maar ook de kloosters, ja, tot zelfs de eenvoudigste particulieren toe,nbsp;schijnen onderling te wedijveren, om van de eeuwige stadnbsp;de kunstgalerij, het rijkste museum van Europa en vannbsp;geheel de wereld te maken. Die heilige geestdrift voor elknbsp;meesterstuk, dat van ’s menschen genie en hooge zielskrachtnbsp;getuigt, maakt den hoofdzakelijken roem van het chrisllijknbsp;Rome uit, en is, na den gewijden ijver, die het voornbsp;God en zijne Kerk bezielt, eene der schoonste parelen aan zijnenbsp;onsterflijke kroon. Reeds hadden de pauslijke paleizen onsnbsp;een blik vergund in hunne onvergelijkbre kunsltrezoren; wijnbsp;wilden thans ook, op het voetspoor van alle andere reizigers,nbsp;de galerijen gaan bewonderen, die de woningen van eenigenbsp;particulieren opluisteren, en zoo dus begonnen wij nunbsp;eene beschouwing louter van kunst, zonder eenig andernbsp;nevendoel, hoe ook genaamd.

In de zoo straks door mij aangeduide geestdrift van Rome voor het schoon der kunst, is zeer duidelijk eennbsp;verheven denkbeeld door de Voorzienigheid uilgedrnkt. Vannbsp;den eenen kant heeft God gewild, dat de meeslresse desnbsp;Geloofs ook de moeder der kunsten zijn zou, teneinde hunnbsp;het zwijgen op te leggen, die haar zouden durven beschuldigen van de verlichting vijandig te zijn; terwijl het vannbsp;den anderen kant zeker is, dat een meesterstuk van schilder- of beeldhouwkunst in geene stad ter wereld beter tenbsp;huis schijnt, dan te Rome. Een scheidsman, in wien tennbsp;deze niemand het beslissend oordeel zal willen wraken,nbsp;Canova, drukte zich, ten aanzien dezer maar al te zeernbsp;miskende waarheid, op de volgende wijze uit. Napoleonnbsp;had hem naar Parijs ontboden, om daar het portret vannbsp;de keizerin Marie-Louise te komen maken. « Ik ben gekomen, om uwe majesteit te voldoen, en vervolgens, tol voort-

27

-ocr page 328-

318 IIET DRIEVODDIG ROME.

zelling' van mijne werkzaamheden, naar Rome weêr te keeren. — Maar, zeide de keizer. Parijs is Ihans de hoofd-slad; hier is alzoo uwe plaats, en gij zult wèl doen, daarnbsp;te blijven. — Sire, gij kunt over mijn leven beschikken,nbsp;— hernam de kunstenaar, — maar, wanneer de keizernbsp;verlangt, dat ik bet in zijn dienst bestede, dan moet hijnbsp;mij, na afloop van het werk, waarvoor ik hier gekomennbsp;ben, onmiddelijk weèr naar Rome laten terugkeeren. Mennbsp;heeft mij gesproken, dat ik het portret der keizerin zounbsp;moeten maken, wel nu ik zal haar in hel beeld der Een-dragt voorstellen. »

De keizer antwoordde, hoewel met minzaamheid: «Hier is het middelpunt, hier zijn al de antieke meesterwerkennbsp;bij elkander. Alléén de Hercules-Farnesius, die te Napelsnbsp;zich bevindt, ontbreekt er nog aan5 doch, ik heb mij diennbsp;reeds bedongen. — Moge uwe majesteit, — voegde Ganovanbsp;hem toe, — tenminste iels aan Italië overlaten: de oudenbsp;monumenten vormen eene verzameling en een schakelnbsp;van zaken ^ die naauw ie zamen hangen met oneindignbsp;vele andere dingen, welke men noch uit Rome, nochnbsp;uit Napels vervoeren kan. Overigens, heeft hel romein-sche volk een heilig en onschendbaar regt op de monumenten, die in hel hart van Rome’s grondvesten ontdektnbsp;zijn, en met zijnen bodem een zoodanig naauw-vereenigdnbsp;geheel uitmaken, dal noch de adel, noch zelfs pausnbsp;Pius VII, ze vermag te verkoopen, noch bulten het bereiknbsp;van dat aloud vrijmaglig heidenvolk der vroegere eeuwennbsp;een schat verplaatsen, die de belooning was, door de overwinning aan zijn roemrijk voorgeslacht toebedeeld. — Iknbsp;bid u, zeg mij, — vroeg nu de keizer, — hoe is de luchtnbsp;te Rome? en was zij oudtijds niet slecht of ongezond? —nbsp;Ik herinner mij, bij Tacitus gelezen te hebben, als hij van

-ocr page 329-

51 d

GESPREK VAN NAPOt/ËOS MÉt CANoVA.

Vilellius komst te Rome spreekt ^ dat er vele soldaten ziek werden, dewijl zij in de open lucht op bet vatikaanschnbsp;gebergte geslapen hadden 1); maar Rome gaat onder anderenbsp;smarten gebukt, — dus ging de doorluchtige kunstenaarnbsp;voort: —• de christenhoofdstad is sinds het afwezen van dennbsp;paus als uitgestorven. — Plant er katoen, — hervatte denbsp;keizer — en wij zullen Rome, met bijvoeging van Napels,nbsp;tot de hoofdstad van Italië maken: wat dunkt u daarvan ?nbsp;Zult gij dan niet tevreden zijn? — De kunsten zouden er denbsp;welvaart herstellen kunnen; maar de godsdienst beschermtnbsp;de kunst. Bij de Egyptenaren, bij Grieken en Romeinen,nbsp;sire, was het alléén de godsdienst, die de kunsten staandenbsp;hield. Al, wat de Romeinen verrigtten, droeg den stempelnbsp;der godsdienst, en die weldadige invloed heeft de voortbrengselen hunner kunst dan ook nog, gedeeltelijk ten minste ,nbsp;tegen de algeheele verwoesting der barbaren beveiligd. Allenbsp;godsdiensten nemen de kunst in bescherming; maar zij, dienbsp;meer bijzonder en vooral luisterlijk, ze aan haren boezemnbsp;koestert en kweekt, dat is de ware godsdienst, dat is onzenbsp;roomsch-kalholieke Kerk. De protestanten, sire, vergenoegen zich met eene eenvoudige kapel en met een kruis, zonder fraaije kunstzaken te hunnen behoeve te laten vervaardigen. De gebouwen, welke zij voor hunne eeredienst bezigen, zijn grootendeels door anderen tot stand gebragt. »nbsp;De keizer wendde zich nu tot Marie-Louise, met dezenbsp;woorden: « Hij heeft gelijk: de protestanten bezitten nietsnbsp;schoons » 2).

Van de Propaganda uitgegaan, bevonden wij ons in weinige minuten op het Barberini-^\e\a^ waar oudtijds, tenminste

Ij Ne salutis quidem ciira; infainibus Vatican! locis magna pars tetendit, unde crebrae in vulgus morlcs. Hist., lib. II, 97,

2) Vie de Pie Vil., door Artaud, t. II, c. 22.

-ocr page 330-

520

HET DBIEVOUDIG ROME.

gedeeltelijk, de Circus van Flora stond, berucht door de nachtelijke uitspattingen , die daar, bij feestgelegenheden, ternbsp;eere der vergode courtisane plaats hadden. Te midden innbsp;slaat eene schoone fontein, uit vier dolfijnen gevormd, dienbsp;een groote open schelp lorschen, waaruit een triton te voorschijn komt, die het water hoog in de lucht op doet schieten. Het plein draagt zijn naam naar het paleis-jSaróere/ze,nbsp;dat aan een der zijden gelegen is. Onder aan den groetennbsp;trap trekt een zeer fraaije antieke leeuw, in den muur vannbsp;den tweeden omloop bevestigd, de aandacht al terstond totnbsp;zich. Men komt vervolgens in de zaal, wier plafond doornbsp;Piëlro van Grotona in fresco geschilderd is, en welk werknbsp;gehouden wordt voor het meesterstuk van dien thans weinig geachlen kunstenaar. In de portretzaal vindt men vijfnbsp;stukken van Tiliaan, voorts een Christus en eene Magda^nbsp;lena van Tinloretti, met eene kleine, zeer bevallige schilderij, voorstellende de H. Maagd en het Kind Jesus ^nbsp;door Andrea del Sarto. Wij zagen daar ook een der evennbsp;talrijke als hoogst-merkwaardige stukken van Gerard —nbsp;bijgenaamd — des Nuits (van den Nacht), uithoofde vannbsp;zijn voortreflijk licht en bruin. Hij stelt ons hier de gevangenneming van Christus in den olijvenhof voor, in de daad ,nbsp;eene allertreffendste begoocheling van licht, en, als T warenbsp;een diorama bij vollen dag. Vervolgens heeft men er eennbsp;AdamenEva van Domenichino: God, door een drom vannbsp;engelen omstuwd, brengt Adam zijn vergrijp onder het oog;nbsp;deze, evenwel, bedremmeld en vol schrik, brengt de schuldnbsp;over op zijne gade, die, op hare beurt, de slang er meènbsp;belicht. Onder vele andere keurtafereelen, die hier voorhanden zijn, wekt vooral opmerking het roerend portret dernbsp;ongelukkige Beatrix Cend, Guido-Reni’s meesterstuk. Denbsp;geschiedenis zegt, dat de beroemde kunstenaar deze afbeel-

-ocr page 331-

PAIEIS-BOKGHESE. 521

flinj bij herinnerinty schilderde, nadat hij de jonge heldin het schavot had zien bestijgen, op het oogenblik, als zij dennbsp;beul deze krachtige en echt-christlijke woorden toesprak:nbsp;Gij bindt mijn ligchaam ter strafpleging, maar gijnbsp;ontbindt mijne ziel ter onsterflijkheid. « Tu leghi ilnbsp;corpo al supplicio , e soiogli l'anima alt immortalita, »nbsp;AI deze schilderstukken, en nog vele andere meesterwerkennbsp;van het penseel, zoo als Guercini s Dedalus en Icarus,nbsp;Guido-Reni’s Sint-Jndreas-Corsini enzv. doen het paleis-Barberini eene eerste plaats onder de particuliere kunstkabinetten van Rome innemen.

Teruggaande langs de villa-Medicis, eenmaal de vriendelijke gevangenis van Galileï, en thans Frankrijks akademie, begaven wij ons naar hel paleis-Borghese. Deugd, menschen-min en vurig geloof zijn daar gezeteld, te midden van on-telbre meesterstukken der oude beilelkunst en van het modernnbsp;penseel. De breede en schitterende gevel van dit gebouw ennbsp;de grootsche binnenplaats, die te midden in ligt, duidennbsp;een echt-vorstlijk woonverblijf aan. Die binnenplaats, in ’tnbsp;vierkant aangelegd, wordt door eene galerij van zes-en-negentignbsp;granielkolommen ingesloten, die in de benedenverdiepingnbsp;van de Dorische, en op de bovenste van de Corinthischenbsp;orde zijn. Ziedaar hoe het zoogenaamde Cimhalo-Borghesenbsp;of paleis der doorluchtige familie Borghese, zich in ’t algemeen aan het oog vertoont.

De kunstgalerij van dit paleis, de best-onderhoudene, welke Rome opleveri, bevat zevenlien-honderd originele schilderijen. Ofschoon het onmogelijk is, om van allen hier melding te maken, zoo zullen wij er toch een en ander meesterwerk onder aanduiden, zoo als , in het voorste vertrek, denbsp;H. Maagd met het kind-Jesus van Sasso Ferrato; denbsp;H. Drieèenheid van Leonardo Bassano; in de tweede ka-

-ocr page 332-

522 HET DRIEVOUDIG ROME.

mer, eene Magdalena van Agostino Garrachi; de H. Maagd en het kind-Jesus van Tiliaan; Diana op de jagt ^ eennbsp;keurlafereel van Domenichino, dat tot in het oneindige,nbsp;altijd door, gekopieerd wordt; in het derde vertrek, denbsp;H. Antonins van Padua predikende voor de visschen,nbsp;die aandachtig en innig geroerd schijnen toe te luisteren,nbsp;eene schilderij van Paulo Veroneze, gelijk ook nog eennbsp;Jan-Baptist in de woestijn^ door dienzelfden meester gemaaid. De vierde zaal bevat eene overheerlijke kopij van Giuiionbsp;Romano naar Raphaels Sint-Jan-den~Dooper ; de Afnemingnbsp;van ArMzsdoorRaphaël; de vermaarde Cibylle van Cuma^nbsp;door Domenichino, en Maria-Visitatie van Rubens. Het vijfdenbsp;vertrek wordt opgeluisterd door de Samaritaansche vrouwnbsp;van Garofalo, en door de Terugkomst van den verloren zoonnbsp;uit Guercini’s eersten tijd. De zesde zaal bevat een aantal vrijnbsp;grof-zinlijke voortbrengselen van heidensche en ongewijde kunst-voorstelling. De zevende levert verscheiden spiegels op, metnbsp;keurig schilderwerk van CiroFeri versierd. De achtste bevat viernbsp;mosaïk stukken, waarvan er een paus Paulus V., uit den huizenbsp;Borghese, voorstelt. De negende is verrijkt met eene zeer fraaijenbsp;schilderij van Titiaan, namelijk, de Terugkomst van den verloren zoon. en voorts met de Afneming van het kruis, doornbsp;Perugino, en een Cesar Borgia^ verwonderlijk schoon doornbsp;Raphaël gemaaid. De tiende kamer verheft zich, onder anderen,nbsp;op eene H, Maagd van Perngino, en op eene Magdalena vannbsp;Andrea del Sarto. De elfde zaal, eindelijk, biedt eene H.nbsp;wz7ze van Giuiio Romano enzv. ter bewondering aan. Ziedaar,nbsp;althans, éénige keurjuweelen in deze kostbare galerij uitgelezen en ter loops aangeduid. Intusschen, hier, zoowel alsnbsp;elders, komt het christlijk gestemd gemoed meermalen krach»nbsp;tig op legen de inbreuk, sedert de Benaissance, door denbsp;zinlijkheid op de kunst gemaakt, en waardoor de bezoeker

-ocr page 333-

525

PALEIS-RUSPOLI.

ook van deze g^alerij soms lot zelfs voor de grootste meesterstukken verpligt is, het oog met schaamte néér te slaan.

Onder de oudheden verdienen bijzondere opmerking de kolossale standbeelden van Julia Pia, van Sabina en van Ceres,nbsp;gelijk mede de prachtige porfieren urne, die te midden vannbsp;de tweede zaal is geplaatst. Men verwondert zich erover, datnbsp;de prinsen Borghese zulk eene uilgebreide en kostbare verzameling tot stand hebben kunnen brengen; want, behalve een buitengewoon groot fortuin, behoort er tol het aanleggen vannbsp;zoodanige galerij ook zeker een zeer vurig blakende kunstliefde,nbsp;waarvan onze louter geldbejagende en beursminnende specu-latie-eeuw wel weinig of geen begrip heeft, maar waardoornbsp;het karakter van den Romein zich te allen tijde roemvol heeftnbsp;onderscheiden.

3t| JannariJ.

Paleis-Ruspoli. — Paleis-Chigi. — Galerij. — Bibliotheek. — Pa-leis-Rospigliosi. — De Aurora van Guido-Reni. — Het borstbeeld van Scipio den Afrikaan. — De kerk van den H. Ignatius. — Het graf van den H. Aloysius van Gonzaga. — De kerknbsp;van Gcsü. — Het graf van den H. Ignatius. — De Thermennbsp;van Nero. — Het Paleis-Madame. — De kerk van dennbsp;H. Eustachius.

Naar den Corso teruggekeerd, bezochten wij daar de kerk van den H. Carolus der Milanezen, waar zich hetnbsp;overschoone hoogaltaarsluk aan onze bewondering voordeed.nbsp;Lebrun, die zich met dat meesterdoek vereeuwigde, heeftnbsp;daarop voorgesteld den H. Carolus, door de H. Maagd aan dennbsp;Zaligmaker voorgesteld. In het voorbijgaan ontging ons ook hetnbsp;paleis-Ruspoli niet, dat met zijn prachtigen trap van honderd-vijftien marmeren treden, allen uit één stuk gehouwen, een

-ocr page 334-

524

HET DRIEVOUDIG ROME.

(lergelijk pronkstuk, in het paleis-Braschi voorhanden, naijverig naar de kroon steekt. In de benedenverdieping vindt men het schoonste koIBjhuis van Rome. Het paleis-Ghigi ligt aannbsp;het Colonna plein • ook daar waren wij in weinige oogenblikkennbsp;aangekomen. Op de plannen van Giacomo de la Porte aangevangen, en naar die van Carlo Maderno voortgezet, werd ditnbsp;doorluchtig huis door Felix Della Greca, eindelijk, geheelnbsp;voltooid, en thans nog door de Chigi’s bewoond, die pausnbsp;Alexander VIL aan de Kerk geschonken hebben. De eerste verdieping levert een aantal antike beelden op, die, wanneer zenbsp;minder aanslootlijk waren, onverdeeld geprezen zouden kunnennbsp;worden. Voorts vindt men er lallooze schoone schilderijen,nbsp;waaronder uitmunten Guido-Reui’s H. Cecilia, de Geeseiingnbsp;van Guercini, de yerdrijving der verkoopers uit den tem~nbsp;pel van Bassano, de Engelbewaarder van Piëtro van Grolona,nbsp;en een St. Pieter in half leven, die aan Domenichino toegeschreven wordt. In de vertrekken van den prins zagen wijnbsp;verscheiden originelen van Giulio Romano, van Bernini, vannbsp;Andrea del Sacco, die achter glas zijn bewaard. Neven aannbsp;bevindt zich de rijke bibliotheek, waarin zich het merkwaardignbsp;handschrift bevindt, te weten dat der zeventig overzetters ,nbsp;en wel van den profeet Daniel.

Hel Colonna-plein verlatende, na eerst nog aan den grooten apostel, die daar op zijne eerezuil slaat, onze eerbiedige huldenbsp;toegebragt te hebben, spoedden wij ons naar Monte Cavallo.nbsp;Links van de Consulta, doet zich, aan het einde van eennbsp;uilgestrekt voorplein, de prachtige gevel van hel Rospigliosi-paleis statig voor, en brengt ons de doorluchtige namen vannbsp;drie kardinalen te binnen, te weten, van Scipio Borghese, dienbsp;er, naar het |)lan van Fiaminio Ponizio , den grond van legde;nbsp;van Benlivoglio, die er vervolgens eigenaar van werd, en vannbsp;Mazarin , die, onder Lodewijk Xlll. in ’l bezit er van gekomen

-ocr page 335-

323

DE AURORA VAN GUIDO RENI.

dit paleis door Carlo Maderno vollooijen deed. Thans, in den gezarnclijken eigendom der adelijke familie Rospigliosi cn vannbsp;den prins Pallavicini overgegaan, wedijvert het met al denbsp;overige paleizen van Rome in luister van aanleg, niet mindernbsp;dan door de knnstschallen , welke het bevat. In de linker koepelzaal is hel plafond door Guido Reni’s penseel vereeuwigd,nbsp;namelijk met de vermaarde Aurara^ het meesterstuk van diennbsp;grooten kunstenaar. De godin is voorgesleld als bloemen strooi-jende, en gevolgd door Phosphorus, die een fakkel draagt;nbsp;voorts ziet men de zon, als Apollo, in een zegekar gezeten,nbsp;die door vier naast-elkander gespannen paarden getrokken wordtnbsp;en waarrond zeven nymfen den vader van hel licht blijde omdar-leien. In dezelfde zaal vindt men ook een antiek standbeeld vannbsp;Diana en een bronzen paard. Doch , hel merkwaardigste overblijfsel der oudheid, hier voorhanden, is het borstbeeld vannbsp;Scipio den Afrikaan, dat zich met twee groote schilderijen innbsp;een aangrenzend vertrek bevindt, en waarvan het eene meesterstuk Adam en Eva in het paradijs voorsteit, eennbsp;prachtwerk van Domenichino, en een ander van bodewijknbsp;Carrachi Samson afbceldt , op den oogenblik, dat hij dennbsp;tempel der Filistijnen doet instorlen. Doch, de groole roemnbsp;van dit Museum bestaal in eene prachtige vaas van rert anti'nbsp;que (groen marmer) een kandelaar , verschillende standbeeldennbsp;en achttien fresco's, in de badstoven van Konstantijn gevonden.

Van Monte Cavallo zetten wij onze kunslwandcling verder naar hel paleis-Madame voort, en, daar wij er niet aan hechtten, om onafgebroken de regie lijn Ie volgen, zoo sloegen wijnbsp;even linksaf, om, als in ’l voorbijgaan, aan de kerken vannbsp;den II. Ignatius en van Gesu een bezoek te brengen. In 1626nbsp;maakte de kardinaal Ludovisi, neef van Gregorius XV., metnbsp;hel doen bouwen van deze groote cn schoone kerk een begin,nbsp;Domenichino had er twee verschillende plantenkeningen voor

Drievoudig \ ome. — 11. Dcei.

-ocr page 336-

52G HKT DRIEVOUDIG ROME.

onlworpen, waaruit de paler-jesuit Grassi er ééne zamen-stelde, die bij het bouwen gevolgd is. De kerk vormt een lalijnsch kruis, met eene dubbele rij kolommen, indeeorin-Ihische en gemengde orde, meesterlijk door Algardi gebeiteld.nbsp;Een anderejesuit, pater Pozzi, heeft het gewelf, het koor ennbsp;het eerste altaar op de linkerhand geschilderd. In de versiering van dit gebouw is, zeker, wel iets logs en smaakloos;nbsp;doch, de midden-allaren, in het kruis der kerk, zijn hoogst-merkwaardig door de kostbare marmersoorten, waaruit ze gebouwd zijn, endoor de krorikelkolommen, of zoogenaamdenbsp;torses, die met vert antique zijn belegd. In de regtsnbsp;liggende kapel der familie Lancelolti bevindt zich een bas-relief van Legros, den H. Aloysius van Gonzaga voorstellende, en waarvan de uitvoering allerfraaist mag wordennbsp;genoemd. Onder hel altaar rust in eene prachtige tombe,nbsp;met lapis la%uli belegd, het maagdelijk ligchaam van dennbsp;jongen heilige. Het was met eene innige vreugde, dat wijnbsp;hier eerbiedig nederkuielden op de asch van een uitverkorene, wiens nagedachtenis het hart van den chrislen-reizigernbsp;in het ongekend gevoel van waardering en bewondering eenernbsp;zoo vleklooze kuischheid en deugd hoog boven het slof dernbsp;wereld verheft. Engelachlige jongeling, gij, onsterflijke bloemnbsp;der orde van Jesus en haar luidstsprekende lofgetuige, maarnbsp;levens gij, roem der kerk, die alléén bij magteis, zulke wonderen te verrigten; ó lieftallige Aloysius, toonbeeld dernbsp;chrisilijkejeugd, ó verwerf voor de jongelingschap van mijnnbsp;vaderland den hernelschen geest, die u zoo krachtig ennbsp;sehittrend heeft bezield!

Bij de zijdeur der kerk trekt het indrukwekkend graf van

GregoriusXV., mede door Legros verordend, de aandacht tol

zich. liet is roerend, in de kerk van den O. Ignatius de asch te vinden van den paus, die hem heilig heeft verklaard.

-ocr page 337-

I)E KERK VAN GESU. 327

Het Collegïo Romano {romeinsch collegia) ligt naast «leze kerk aan, doch wij zullen daarover later meer bepaald,nbsp;en zoo als het behoort, spreken, wanneer wij er een opzetlijknbsp;bezoek zullen hebben afgelegd, dat echter thans, op de wijzenbsp;der gewone reisliefhebbers ondernomen, slechts oppervlakkignbsp;zou kunnen zijn, en weinig strookende met de belangrijkheidnbsp;van dat gesticht, waarover wij hier slechts aanstippen, datnbsp;het in 1582 door Gregorius XIII, naar het plan van Barlholo-meo Ammonalo, gebouwd werd.

Tusschen Sint-Ignatius en de kerk van Cesiz is de afstand zoo gering en bestaat er zulk een naauw onderling verband,nbsp;dat men de eene niet kan bezoeken, zonder ook terstondnbsp;daarna de andere te willen binnengaan. De kerk van Gesü,nbsp;eene der rijkste van Rome, heeft, als gebouw, lalloozenbsp;berispers, maar tevens ook oneindige lofprijzers gevonden;nbsp;videant periti: mogen alzoo deskundigen hier beslissen!nbsp;Vignola ontwierp het plan er voor. Giacomo de la Porla, zijnnbsp;leerling, voerde dat uit, en voegde er nog den koepel ennbsp;den gevel bij, die met twee rijen pilasters van de Corinthischenbsp;en gemengde orde versierd is. Inwendig is de kerk vannbsp;rondom met pilasters van de gemengde orde, met verguldnbsp;stukadoorwerk, met marmerbeitelkunst en schoone schilderijennbsp;rijk versierd; doch de meeste pracht en het merkwaardigstenbsp;van geheel de kerk is de kapel van den H. Ignatius, naar denbsp;leekeningen van pater Pozzi gebouwd. Zij ligt links van dennbsp;kruisarm, en onderscheidt zich al terstond door een altaarblad,nbsp;rustende op vier kolommen, met lapis lazuli belegd en doornbsp;verguld brons opgeluisterd, met voetstukken en kapiteelen vannbsp;hetzelfde metaal. De kornis en het taflement zijn van vortnbsp;antique. Te midden van de fries is een groep van wit marmernbsp;geplaatst, de H. Drieëenheid voorstellende, en waarbij eennbsp;wereldbol, door God-den-Vader op de hand gedragen, opmerking

t.

k


-ocr page 338-

598 HET DRIEVOUDIG ROME.

verdicül, als zijnde uil één stuk lapis nbsp;nbsp;nbsp;gevormd, het

gi oolste , dal cr Ie vinden is. De afbeelding van den H. Ignalius, door pater Pozzi gescliilderd, is een waardige tegenliangsler vannbsp;Jiel massief zilveren standbeeld des heiligen, hier levensgrootnbsp;voorhanden. Het ligchaam van den doorluehtigen stichter dernbsp;Orde rust onder het altaar, in eene prachtige lijkkist van verguldnbsp;brons, met kostbaar gesteente versierd, en voorts opgeluisterdnbsp;door verguld-bronzen en marmeren basreliëfs, vcr.schillendenbsp;feilen uit hel leven van den heilige voorslellende. Aan elkenbsp;zijde van het altaar bevindt zich een marmergroep, een werk,nbsp;waarover men het in de kunst almede niet eens is, en datnbsp;alzoo afwislend aan allerlei lof of berisping ten doel staat. Denbsp;eene groep stelt hel Geloof voor, dat door verschillendenbsp;woeste volkstammen wordt aangenomen; de andere groepnbsp;verbeeldt de Godsdienst^ zegepralende over de kellcrij. Tweenbsp;fransche kunstenaars, Jean Teudon en Legros, zijn denbsp;ontwerpers er van. liet plafond der kapel werd door Baccicionbsp;geschilderd, en men roemt dit penseelwerk als onder hetnbsp;beste van dien meester te rangschikken.

Bij het zien dezer zoo rijke en drukbezochte kapel, tocgevvijd aan een heilige, wiens naam, reeds eeuwen lang,nbsp;onder de volken ten gedurigen twistappelen wrijfpaal strekte,nbsp;staal men verbaasd over de wondervolle kracht van hetnbsp;calholicismus, dal, in weêrwil van laster en vervolging, eennbsp;eeuwigen roem aan zijne edele zonen weel te verzekeren; en,nbsp;als men voorts bedenkt, hoe de 11. Ignatius aanhoudend bad,nbsp;dal zijne stichting nimmer vrij van kruis zou mogen wezen, dannbsp;kan het niet anders, of men moet innig hel geloof van diennbsp;groolen heilige bewonderen, en , bij de voortdurende vreeslijkenbsp;beproevingen, waaraan de leden zijner Orde zijn prijs gegeven,nbsp;erkennen, dal Ignalius’ bede niet onverhoord gebleven is. Naastnbsp;het hüofdallaar rust een der meest beroemde zonen van

-ocr page 339-

DË THERMEN VAN NERO. 529

Ignalius, de kardinaal Bellarminus. Men weet, dal er een uiU druklijk bevel van den H. Vader toe noodig was, om hem hetnbsp;purper te doen aannemen, en dal het volk van Rome hem nooitnbsp;anders noemde dan heiligen kardinaal. Zijne grafstede,nbsp;die door keur van marmerversierselen uitmunt, is hel werknbsp;van den beeldhouwer Bernini. Naast aan de kerk van Gesïinbsp;ligt hel zoogenaamde professiehnis der Orde, waar tevens denbsp;generaal en de voornaamste oversten wonen. Hel tegenwoordignbsp;opperhoofd, de hoogeerwaarde pater Roothaan, is een mannbsp;van hel minzaamste karakter, van innige godsvrucht, van eennbsp;doordringend verstand, en met een schal van allerlei groolenbsp;bekwaamheden verrijkt.

Hel was noodig, dat wij ons hel doel herinnerden van, namelijk, ditmaal, alleen op kunst uit te gaan, anders tochnbsp;zouden wij liglelijk aan de verzoeking hebben toegegeven, dienbsp;groot was, om thans reeds de romeinsche universileil een bezoek te gaan geven, daar wij er langs moesten komen, teneindenbsp;naar hel Palaz%o-Madama te gaan. Hel Sint-Euslachius-pleinnbsp;levert drie monumenten op, de aandacht van den oudheidkundige, van den kunstenaar en van den chrisleti allezins waardig :nbsp;Ie welen, de thermen van Nero, hel paleis van Madame en cWnbsp;kerk van den 11. Euslachius. Naast de prachtige badplaatsnbsp;van Agrippa, waar hij, bij fakkellicht en onder muzijkgcsclial,nbsp;zijne wulpsche avondfeesten gaf, deed Nero een gebouw voornbsp;datzelfde doel aanloggen, en dit met zulk cene weelde ennbsp;oververfijning van smaak, praclil en luister, dal Marlialisnbsp;er van zeide:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;slechters dan Nero, maar -wat beters

dan %yne badplaats zoudt gij kunnen noemen '\)F

....... Quid Nerone pejus?

Quid Thermis melius neronianis ?

Epiyr. , lil). Vil , ej'igr. 33.

28

-ocr page 340-

550 HET DKIEVOIJDIG ROME

Bij de toenemende (zoogenaamde) « beschaving^ » won Alexander Severus liet zijnen voorganger Nero weldra verre af:nbsp;liij liet diens Thermen niet slechts aanmerkelijk vergroeien,nbsp;maar zorgde ook, dal ze ’s nachts met duizenden toortsen ver»nbsp;licht werden, opdat hel volk niet verpligt zou wezen, dennbsp;draad zijner dolzinnige vermaken één-enkel oogenhlik af te breken. Sedert droeg deze badplaats den naarn der Thermen vannbsp;den weldadigen keizer 1). Eenige zuilen en kostbare marmer-ovei blijfsels getuigen hier ter plaatse nog van den rijkdom ennbsp;luister dezer inrigling, wier naam bewaard is gebleven in diennbsp;der naast bij gelegen kleine kerk, te welen van den H. Verlos-kermis. Op deze maar al te zeer beruchte bouwvallennbsp;staal thans hel paleis-Madame, dat zijn oorsprong en zijn naamnbsp;beiden aan Calharina de Medicis, later koningin van Frankrijk,nbsp;verschuldigd is. Hel werd vervolgens door paus Benediclus XIV.nbsp;aangekocht, en dient thans tot verblijf van Rome’s gouverneur:nbsp;de bouwstijl, door den een geprezen, door den ander gelaaktnbsp;is echter onbetwistbaar groolsch , en zeker ook wel sierlijk tenbsp;noemen. Faulo Marucelli was de architect van dit vorsllijknbsp;]gt;aleis.

Op eenige schreden afstands vandaar en van de universiteil, bevindt zich de aloude kerk van den H. Euslachius. In 1196nbsp;werd zij voor de eerste maal door paus Celeslinus III. vernieuwd,nbsp;terwijl voorts datzelfde, onder loevoorzigt van den architectnbsp;Antonio Canavari, in de verleden eeuw anderwerf plaats had.nbsp;Inlusschen houde men in het oog, dat hel noch de architectuur, noch hel schilderwerk, noch het grootsche in den vormnbsp;dezer kerk geweest is, waarom Rome met zooveel zorg voor

1) Acldidit et oleum tuminibus Thermarum, cuin aiitea non ante auroram palcrcnt, et ante solis occasuin clauderentur.

Lamprid. , In Alexand.

-ocr page 341-

35t

DE KERK VAN DEN H. EUSTACHIÜS.

het behoud van dit nederig gebouw voortdurend heeft gewaakt. Wil men de oorzaak daarvan weten ? welnu: daar rust, onder hetnbsp;altaar, in eene antieke urne, een meesterstuk van beeldhouwkunst, het sloflijk overschot van geheel eene heidenfamilie;nbsp;Eustachius, opperbevelhebber over het leger van keizer Hadriaan,nbsp;Theopista, zijne echtgenoot en hunne beide zonen Theopistusnbsp;en Agapelus 1). Hunne namen zijn bij alle christenen bekend,nbsp;uithoofde van den schitterglans, waardoor zij zich, zelfs tenbsp;midden van den onafzienbren drom van zooveel christenge-loofshelden in dat talloos leger van de edelste martelaren,nbsp;zoo treffend onderscheiden.

Eustachius behaalde als opperbevelhebber der romeinsche ruiterij bij het beleg van Jerusalem, waar hij het tiendenbsp;legioen van Trajanus kommandeerde, grooten roem. Laternbsp;door zijn voormaligen wapenbroeder, die toen keizer gewordennbsp;was, tot den rang van generaal verheven, vinden wij hemnbsp;nog als dapper krijgshoofd onder de regering van Hadrianusnbsp;vermeld. De verwinnaar der vijanden van het rijk bragt zijnenbsp;zegepralende legerscharen te Rome, met roem beladen, binnen,nbsp;en keizer Hadriaan verlangde nu, dal hij aan de góden vannbsp;het Kapitooi plegtig zijnen dank zou gaan toebrengen; doch,nbsp;Eustachius zegt, dal hij slechts aan den éénig waren God dernbsp;heerscharen erkenllijkheid voor den triomf zijner wapenen verschuldigd is, en weigert alzoo aan het bevel van den vorst tenbsp;gehoorzamen. Hadriaan, door dien weêrstand verbitterd ennbsp;gehoond, denkt eene nieuwe strafoefening uit, die geschiktnbsp;is, om èn zijne gekrenkte majesteit wraak te verschaffen,nbsp;èn de vermelelen te straffen, die hel zouden durven wagen,nbsp;zijne bevelen te weêrstaan. In een rood-gloeijend gestooklennbsp;bronzen slier worden, op zijnen last, de dappere generaal,

1) Mazzol. t. YI, p. 304.

-ocr page 342-

§32 HËT DRIEVOUDIG ROME.

zijne gade en beide kinderen, Ier dood gebragt. De geur van deze offerande steeg ten hemel, en, terwijl de Koning dernbsp;martelaren zijne dapperen kroont, brengt de Kerk aan hunnenbsp;onsterflijke namen eerbiedig de hulde harer bewondering toe.nbsp;Alvorens den Heere te sterven, had Eustachius al zijne bezittingen aan de armen, zijne broeders, vermaakt 1). In zijn huisnbsp;was het, dat deehristenenbij elkander kwamen, om hunne onderlinge liefdemalen te vieren; en, teneinde daarvan de herinnering in eere te bewaren, zoo heeft men in de kerk, die hem werdnbsp;toegewijd, langen tijd datzelfde gebruik nog in stand gehouden.nbsp;Een oud Rituaal bevat het gebed, door de vergaderde geloo-vigen uitgesproken ter gunste van den edehnoedigen christen,nbsp;die hun deze maaltijden aanriglle , wier doel en strekking was,nbsp;om de evangelische gelijkheid van alle menschen aan Ie too-nen en, zooveel mogelijk, te verwezenlijken. En daarbij werdnbsp;de naam en het voorbeeld van den 11. Eustachius niet vergeten 2). Is het alzoo nu niet duidelijk, waarom Rome dezenbsp;kleine kerk, welke wij thans bezoeken, als den appel harernbsp;oogen bewaart ? Begrijpt men hel nu , waarom de katholiekenbsp;pelgrim in de eeuwige stad nooit verzuimt, er zijne schredennbsp;heen te rigten ? ó Voor hoevele anderen méér zou het, totnbsp;heil der wereld, niet nuttig zijn , dal ook %ij daar een uurnbsp;van ernstige overpeinzing gingen slijten!

1) nbsp;nbsp;nbsp;Baron., Ann., an. 103, n. 4; et an. 120. n. 4; el Not. adnbsp;Martyrol., 20 sept. ii. B.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Da, Doraine, famulo tuo N. sperata sulTragia obtincrc, utnbsp;qul paupcres tuos in tua sancta Ecclesia recreavit, sanctorum simutnbsp;omnium et beati raarlyris Eustacliü et sociorum cjus mereatur consortia, cujus nunc est exempla secutus; per Cbristum, etc.

-ocr page 343-

SANTA-MARIA-DELLA-PACE.

3» Jannarij»

Santa-Maria-della-Pace (des Vredes). — Herinnering aan Sixtus V. — De Sibillen van Raphaël. — Het paleis-Vidoni. — De gewijde Fasten A'an Vcrrius Flaccus. — Het paleis-Mattei. —nbsp;Busten der keizers. — Schilderijen van Domenichino. — Hetnbsp;paleis-Corsini. — De Ecce homo vanGuerchini. — Schilderijennbsp;van Paolo Veronese, van Titiaan enzv. — DeFarnesina. — Denbsp;kerk van den H. Andreas-dcHa-FalJc. — Schilderwerk van dennbsp;koepel door Domenichino.

Het was de feestdag van Paulus’ hekeering. Na met Rome op het graf des groolen apostels voor de bekeering der,nbsp;iielaas, maar al te talrijke Saulussen, die nog heden tennbsp;dage Jesus van Nazareth vervolgen , vurig gebeden te hebben,nbsp;zetten wij onzen pelgrimstogt van den vorigen dag wederomnbsp;moedig voort. Indedaad, wij waren echte stoomreizigers geworden ! En als zoodanig dan gingen wij, in allerijl, het middennbsp;van de stad door , om ons van de Propaganda naar Santa-Maria-della'Pace heen te begeven , op wier drempel onsnbsp;eene grootsche herinnering verbeidde. In de XVI. eeuw , namelijk , had hel prolestantismus, met vuur en zwaard gewapend, Duitschland vermeeslerd, en predikte er persoonlijkenbsp;vrijheid en onafhankelijkheid voor iedereen. Vreeslijke oorlogen , die daarvan hel onmiddelijk gevolg waren, haddennbsp;Europa het ondersl-boven gekeerd, en onder zijne vorstennbsp;den grootslen tweespalt doen ontslaan. Den vrede te herstellen, ziedaar hel groole doel, hetwelk de pausen, die toenmaals den zetel des II. Petrus bezetten, zich onafgebrokennbsp;voor oogen stelden.

Toen, eindelijk, hunne pogingen met een goed gevolg waren bekroond, deed Pius IV., tol dankzegging, eenenbsp;jwachtige kerk bouwen, welke Iiij aan de H. Moeder Gods

-ocr page 344-

5o4 HET DRIEVOUDIG ROME,

(les redes toewijdde, en die door Raphaëls penseel met een waar meesterstuk werd verrijkt. Boven den boog der eerstenbsp;kapel, op de linkerhand, schittert, namelijk, als eene sternbsp;van de eerste grootte, zijne fresco-schilderij, de Sibillennbsp;van Guma, vanPerzië, Phrygië, en van Tivoli voorslellende.nbsp;Gelukkig, dat de purilijnsche kritiek, de kritiek van hetnbsp;jansenismus, zich destijds nog geen ingang had weten te verschaffen , anders toch, zeker, zouden wij thans in de kunstnbsp;een meesterstuk minder tellen. Het hoogaltaar, naar denbsp;planteekening van Carlo Marata gebouwd , wordt evenwelnbsp;door de schoone schepping van Raphaël in geenen deele verduisterd: de vier prachtige kolommen van ve?-/ antique^nbsp;het beeldhouw- en schilderwerk maken er een kostbaar kunststuk van, even zoo als van den koepel, een achthoek, innbsp;den besten stijl gebouwd. Na, in het voorbijgaan, Santa-Maria-del-Alma eerbiedig gegroet te hebben, traden wijnbsp;het paleis-thans binnen.

Raphaël-zelf heeft er het plan voor geleverd. Onder aan den trap, wacht u keizer Marcus Aurelius af; in de daad,nbsp;een edele wachter, wiens antiek standbeeld hier schijnt aannbsp;te duiden het hoogstmerkwaardig gedenkstuk der oudheid,nbsp;dal er den man van wetenschap met luider stemme heenroepl:nbsp;hier worden, namelijk, bewaard de gewijde Fasten, doornbsp;Verrius Flaccus te boek gesteld. Zij werden in de vorige eeuw tenbsp;Palestrina gevonden, en bevatten den romeinschen almanaknbsp;voor de maanden Januarij, Maart, April en December. Denbsp;kardinaal Stapponi had ze ontdekt; een andere prins dernbsp;kerk, de kardinaal Vidoni, deed ze in orde brengen ennbsp;bruikbaar maken, waartoe hij den oudheidkundige Nibbynbsp;bezigde, die tevens door hem belast werd, om er het ontbrekende aan toe te voegen. Op die wijze vervolledigd, heeft denbsp;genoemde kardinaal de Fasten, te zijnen koste, uit doen

-ocr page 345-

555

DE GEWIJDE FASTEN VAN VERRIÜS FLACCÜS.

geven, en wel in zwarte en mode letters, teneinde behoorlijk te kunnen onderscheiden, wat er oud en wat er nieuw in is. Verrius Flaccus , die ze in schrift bragt, was een vrijgelatennbsp;slaaf, door zijn onderwijzerstalent zeer beroemd: hij hieldnbsp;eene drukbezochte school. Augustus koos hem tot onderwijzernbsp;voor zijne kleinkinderen, en deed hem met geheel zijne schoolnbsp;naar het palatijnsche huis heenkomen, onder alléén dezenbsp;voorwaarde, dat hij geen nieuwe leerlingen meer aannemennbsp;mogt 1). Wat den bedoelden almanak betreft, daaruit is innbsp;sprekende trekken de staat der toenmalige romeinsche zedennbsp;volmaakt goed op te maken: men ziet eruit, dat de openbare spelen meer dan twee derden van het jaar wegnamen!nbsp;Achttien eeuwen later vertoont zich in onzen republikeinschennbsp;almanak diezelfde materialistische geest, als om te bewijzen,nbsp;dat zonder het Evangelie de mensch steeds hetzelfde blijft.nbsp;Alleen aan de katholieke Kerk was het voorbehouden, eikennbsp;dag van het jaar te heiligen, door dien toe te wijden aan eennbsp;uitverkorene Gods.

Na de kerk der H. Lucia, in de straat der Botteghe oscure, voorbij te zijn gegaan, komt men bij het Paleis-Mallei. De regelmatigheid der vormen, de schoonheid vannbsp;den bouwstijl, de rijkdom der galerijen doen deze vorstlijkenbsp;woning eene eerste plaats innemen onder de paleizen dernbsp;eeuwige stad. Het voorplein en het portaal zijn met bas-reliefs , met busten en antieke standbeelden versierd. Op dennbsp;eersten omloop van den hoofdtrap ziet men twee marmerennbsp;zetels, die op den Mons-Coelius gevonden zijn, in de nabijheid der kerk van de IIH. Joannes en Paulus; voorts eennbsp;grafmonument, met reliefs, van keizer Comniodus, de standbeelden van Pallas, van Jupiter en van den Overvloed. Op den

1) Suet. de Illusl. Grammat. 17.

-ocr page 346-

336

HET DUIEVOIDIG HOME.

voorlrap, die met de eerste verdieping zaïnenhangt, bevindt zich het aloude borstbeeld van Alexander den Groole; op het balkon slaande, ziet men in de muren van het voorplein de jagtnbsp;van Meleager en de borstbeelden van Antoninus, Iladrianus,nbsp;Marcus-Aurelius, Severus , Verus en Commodus geplaalst.nbsp;In de voorzaal prijken twee portretten van van Dijk en vannbsp;David, alsmede een II, Bonaventura van Tintoretli. In eennbsp;ander vertrek, dat in drie afdeelingen is verdeeld, ziet mennbsp;vooreerst een plafond in fresco geschilderd, en voorts eennbsp;tweede in twee tinten van Domenichino: die beide meesterwerken zijn het penseel waardig, dat den II. Hieronymusnbsp;heeft gemaaid.

Langs de Sixtus-brug den Tiber overgaande, kwamen wij aan het Paleis-C'ors2'««, een hoofdwerk van den architectnbsp;Fuga. Daar vindt men schatten van letteren en van kunst;nbsp;maar ook hier, even als elders, slaat men schaamrood denbsp;oogen neder bij wat de Renaissance ons uit hel heidendomnbsp;ter bewondering heeft voorgesteld. In de galerij, die vóórnbsp;twee andere met rijke basreliëfs versierde galerijen gelegennbsp;is, houdt een Ecce Homo van Guerchini, eene Maria-Presentaiie van Paolo Veronese en een Zonneopgang vannbsp;van Berghem de aandacht des bezoekers ernstig geboeid. Vervolgens bewondert men er de porlreilen van paus Julius II.nbsp;door Raphaël, van koning Philippus II. door Tiliaan, hetnbsp;Konijn., door Albert Durer, hel Soldatenleven., in twaalfnbsp;tafereelen, door Callot, de Verkondiging van den engel,nbsp;door Michel Angelo, de Herodias, door Guido Rcni, tueenbsp;kardinalen door Domenichino, cene II. Maagd, door Murillo, eene hjyerjayl., door Rubens, Aq krtnsiginy van dtnnbsp;II. Petrus., door Guido Ueni. en nog vele andere kcuiju-weelen van hel penseel, waaraan niets anders ontbreekt dannbsp;de echt-christlijke geest en het zuiver Kuiscl.e licht van hetnbsp;bovenzinlijk schoon.

-ocr page 347-

557

DE BEUK VAN DEN H. ANDREAS-DELLA-VALLE,

De bibliotheek is vooral rijk in handschriften en uilfjaven der XV. eeuw. De plaatverzameling, daar voorhanden, bekleedt , zoo ten aanzien van het getal als van de keurlezing ,nbsp;eene eerste plaats. Naast het paleis ligt eene allerfraaiste villa ,nbsp;die zich langs de steile helling van den Janiculiis iiilslrekt,nbsp;en vanwaar men op den boven aan gelegen Gasino-koepel,nbsp;zich een volledig overzigt van Rome verschaffen kan. Hiernbsp;was het, dat Vasari zich plaalsle, om het plan der stad op tenbsp;nemen, en het schijnt, dal Marlialis datzelfde geziglspuntnbsp;in het oog had, toen hij zong: « Hinc septem dominosnbsp;videre monies , el tolam Heel cestimare Romam :

„Van hier uit weidt het oog do zeven bergen langs,

En kan het Rome gansch en al omvatten.”

Tegenover het Paleis-Corsini ligt de Farnesina, door den vermaarden Agoslino Chigi, bankier van paus Leo X,, alsnbsp;een blijvend gedenkleeken van ’s mans rijkdom en kunstsmaaknbsp;gebouwd. De plafonds der verschillende zalen zijn met niet zeernbsp;slichllijk schilderwerk van Raphael en zijne leerlingen versierd.

In de stad teruggekeerd , wilden wij , als kunstliefhebbers, aan de schoone kerk van Sint-Andreas-c?e//a-/^a//e een bezoek brengen; vroeger hadden wij haar reeds uit een christ-lijk oogpunt onze aandacht gewijd. Zij staal ter plaatse-zelve, waar het tooneel van Pompejus’theater stond, en trektnbsp;de aandacht tol zich , zoo door haren prachligen hardsteenennbsp;gevel, met twee rijen kolommen van de Corinthische en gemengde bouworde versierd, en verrijkt met standbeelden vannbsp;hooge waarde, als door haren hoogen , ruimen koepel, gelijknbsp;Rome er weinigen telt, en waarvan het schilderwerk Lan-franco’s kunstgenie in hooge mate eer aan doet. De vier evangelisten onder aan den koepel en de frescos in het gewelf vannbsp;het koor, voorstellende verschillende tafcreclen uit hel leven

Drietoudig Rome. — H. Deel. 29

-ocr page 348-

358

HET DRIEVOCDIG ROME.

van den H, Andreas, behooren lot de beste klassieke voortbrengselen van Domenichino's penseel. Onder de zijkapellen verdient vooral opmerking de eerste, regls bij het binnenkomen,nbsp;geheel met marmer van de vreemdste soort overdekt en metnbsp;standbeelden versierd, gelijk voorts opgeluisterd door acht kolommen van vert antique^ en door een bas-relief, dat op hetnbsp;altaar zich bevindt en een meesterwerk van Antonio Raggi’snbsp;beitel is.

Wal wij in Sint-Andreas-lt;/e//fl!-/^a^/e, en in de H. Maria-della^Pace^ gezien hebben, vindt men, behoudens eenige kleine wijzigingen, alom in het mcerendeel der kerken vannbsp;Rome terug. Overal hebben de kunsten een beschermiugsoordnbsp;in de schaduw van het katholiek heiligdom gezocht, en denbsp;dankbaarheid, alsook het inslinkt van zelfbehoud, mag mennbsp;zeggen, maakten het haar tot een heiligen pligt. Men weet,nbsp;helaas, wat er van deze hemeltelgen geworden is, en walnbsp;zij voorts ten uitvoer hebben gebragt, nadat zij , haren oorsprong en hare roeping vergetende of miskennende, het veilignbsp;ouderlijk dak verlaten hadden-, om elders fortuin te gaannbsp;zoeken: door den verloren zoon te schilderen, hebben zij harenbsp;eigen geschiedenis gemaaid.

30 JanuariJ.

Het Paleis-Farnese. — Fonteinen. — Porticus. — Beeldhouw- en schilderwerk. — Triomf der Romeinen. — Beschrijving vannbsp;Titus’ zegepraal. — De triomfweg der zegevierenden. — Eindenbsp;van den triomf. — Overdenking daarbij.

Rome had gisteren de bekeering van den H. Paulus gevierd. De herinnering aan den doorluchligen gegijzelde om Jesus Christus wil, die de stad van Nero daar dóórtrekt, geketend aan den arm des pretoriaans, die hem tol bewaker gegeven

-ocr page 349-

HET PALEIS FARNESE. 359

is, bragt ons op hel denkbeeld, om den weg eens na Ie sporen en langs Ie gaan, dien de romeinsche verwinnaars volgden bij hunnen optogt naar hel wereldkapilool, waarheen zij de volkeren , in slavernij aan hunne zegekar geklonken , meé-voerden. Wij zouden daarin hel beeld zien van de wereld innbsp;den oogenblik, toen de Evangelieprediking aanving , en de eerste geloofsverkondigers zich in ketenen lieten slaan, oin denbsp;boeijen hunner broeders, de kluisters der menschheid, tenbsp;verbreken voor altoos. Dat plan te verwezenlijken, beloofde onsnbsp;dien dag een buitengewoon genoegen. Door daarmede onzenbsp;beschouwing van het heidensche Rome te eindigen, meendennbsp;wij er de kroon aan op te zetten, bij de beschrijving van eennbsp;schouwspel, waarin die oude, voor altijd voorbijgegane wereld zich in haar geheel vertoont. Onderwege betaalden wijnbsp;onzen laatslen kunsttol aan Farnese’s paleis.

Dat paleis is het schoonste van Rome, zoo door het ruime voor|)lein, met zijne twee schitterende fonteinen, wiernbsp;bekkens van egyptisch graniet, in de thermen van Garacallanbsp;gevonden, de grootste zijn, welke men uit de oudheid bewaard heeft i), als door de breede en regelmatige zijstraten,nbsp;die er op uilloopen. Alle kenners roemen het als de volmaaktenbsp;uitdrukking van echt-romeinsche architectuur, die, doornbsp;zuiveren en degelijken smaak, scherp afsteekt bij den plompennbsp;bouwtrant van Florence en de kwislig-dartele bouwmaniernbsp;van Napels en Genua. Paus Paulus III., uit het geslacht-Farnese, legde den grondslag er van, toen hij nog kardinaalnbsp;was, en zijn neef, de kardinaal Alexander Farnese, voltooidenbsp;het schiltrend gebouw, waaraan drie architecten van grootennbsp;naatn arbeidden: Antonio San Gallo, die er hel plan voornbsp;maakte en de buitengevels optrok, terwijl Vignola de eerstenbsp;verdieping van den binnenhof voltooide, en Michel-Angelo het

I) Zij hebben zestien voet in doorsnede, en zijn zes voeten diep.

-ocr page 350-

540 HET DRIEVOUDIG ROME.

prachtig taflemenl op het gebouw plaatste. De steenen, die van hel Colosseum afgevallen waren, werden voor het binnenplein van dit paleis gebezigd, maar geenszins, zoo alsnbsp;men zeer ten onrcgte beweerd heeft, door paus Paulus III.nbsp;uitgebroken tot het bouwen van dit paleis; immers, men weet,nbsp;dat die jiaus vooral zich zéér heeft onderscheiden door zijnenbsp;groote zucht voor hel bewaren van al, wat de oudheid belangrijks overgelaten had. Zoo, bij voorbeeld, had hij dennbsp;geleerden Latinus Juvenalis Mannetto aangesteld tot commissaris generaal over de oudheden van Rome, en dit zelfsnbsp;met zeer uitgeslrekte magt. Sedert de bouwwerken der oudenbsp;Romeinen, is er niets volmaakters dan dit binnenplein uitnbsp;archilects-handen te voorschijn gekomen, ja, wij aarzelennbsp;niet, te verklaren, dat het de proef tegen hel grootste ennbsp;schoonste, wat de romeinsche oudheid opleverde, zegevierendnbsp;zou kunnen doorstaan. De dynastie van Napels, die alge-heele erfgenaam van het geslacht-Farnese geworden is, kwamnbsp;zoodoende ook in bezit van het hier bedoelde paleis.

Langs hel voorplein inkomende, treedt men allereerst een prachtig portaal binnen, met twaalf kolommen van egyplischnbsp;graniet, en daar bevindt zich de groote marmeren sarcophaagnbsp;van Cècilia Metella, Crassus’ gemalin, wiens grafgeslichtnbsp;wij op den Appischen weg zullen zien. De Hercules-Farne-sius, liegroep van Dircé en de overige meesterstukken vannbsp;oude beeldhouwkunst , waarmeê dat paleis overvloedignbsp;verrijkt was, zijn naar Napels overgebragl. Een grootschenbsp;marmeren trap geleidt naar de galerij, welke Annibal Garra-chi, door zijn broeder Agoslino en verscheiden zijner leerlingen bijgestaan, schilderde, en waarvan de fresco’s, dienbsp;in de plafonds voorkomen, in de oogen der wereldsche beschouwers, groote waarde hebben, doch, in de daad, nietsnbsp;anders zijn dan heidensche mythologie, góden en godinnen der

-ocr page 351-

TRIOMF DER ROMEINEN.

fabelleer, in den smaak der Renaissance verbeeld. Wanneer alzoo een cbrislen-kunstenaar die soort van werken prijst,nbsp;dan kan dit zeker wel niet geschieden tenzij onder een zeernbsp;ernstig en allezins gebillijkt voorbehoud.

Uit het Paleis-Farnese begaven wij ons naar de Engelen, brug en het kwartier van het Vatikaan. Generzijds den Enge-lenburgt, lusschen de Monte-Mario, het Vatikaan en de stadnbsp;lag het grondgebied der zegepraal, het Territorium triom-phale, waarvan het middelpunt zoo door de kerk van denbsp;H. Wmdi-Traspontina, als door de huizen, die haar omringen, thans is bezet. Dit plein, even vermaard in de geschiedenisvan het overmoedig-trotsche Rome, als in de jaarboekennbsp;der vernederde menschheid, was bestemd ter voorbereidingnbsp;van der overwinnaren zegelogt. Zoodra dus een veldheer,nbsp;met zijne zegevierende legerbenden, tot voor de poorten dernbsp;stad gekomen was, vergaderde de senaat, om te overwegen,nbsp;of hij de eer van de zegepraal had verdiend. Om die waardignbsp;te wezen, moest hij eene stad stormenderhand ingenomen,nbsp;een veldslag volkomen gewonnen, een zeker aantal gevangenen gemaakt, het grondgebied der republiek uilgebreid, innbsp;denzelfden veldtogt niet ééne-enkele nederlaag geleden, vannbsp;de overwinning alle mogelijke partij getrokken en tenminstenbsp;vijf duizend vijanden gedood hebben 1).

Hij, die naar de zegepraal dong, moest van zijne heldenfeiten aan den senaat kennis geven door middel van een in lauweren gewikkeld krijgsrapport, terwijl hij-zelf zijne zaaknbsp;voor de Beschreven Vaderen persoonlijk moest komen bepleiten, wanneer de beslissing niet spoedig genoeg met alge-meene, of tenminste met geene overgroole meerderheid vannbsp;stemmen volgde. In dat geval vergaderden de senatoren

1) Valer. Max. , 11, 8, 1.

2i)


-ocr page 352-

HET DftlEVOUDIG HOME,

in een tempel buiten de stad, waar zij hem dan aanhoorden en op nieuw raadpleegden, dewijl het niet geoorloofd was,,nbsp;dat de candidaat Rome binnenging, of het Pomcerium overschreed, zonder daardoor terstond alle regt en aanspraak opnbsp;den triomf te verliezen: zóó naijverig betoonde zich de fierenbsp;stad op hare onafhanklijkheid 1). Wanneer het verzoek werdnbsp;ingewilligd, dan beijverde men zich om, in aller ijl, denbsp;noodige toebereidselen Ie maken tot het schitterendst, maarnbsp;tevens droevigst tafereel, wat ooit het oog aanschouwde.

Om daarvan getuigen te zijn, sloegen wij Josephus, den geschiedschrijver, wiens werk voor de hand lag, op. Hij,nbsp;die bij den triomf van Titus tegenwoordig was, verhaalt onsnbsp;wat er plaats greep, toen Judea’s verwinnaar het verwonnennbsp;Israël aan zijne zegekar had geboeid. Het is mij onmogelijk,nbsp;den indruk wcêr te geven, dien het verhaat van dat tafereelnbsp;op mij maakte, ter plaatse-zelve, waar de ontzettende kastijding, door de profeten voorspeld, vervuld werd aan het verstokte volk , dat den moord aan den Godmensch had gepleegd.nbsp;Die, in geheel zijnen omvang, dezen indruk zou willen ontvangen, moge dit te Rome-zelf gaan beproeven, en daarbijnbsp;verrigten wat wij gedaan hebben. Overigens, door de zegepraal van Titus te lezen, kan men tevens over al de anderennbsp;oordeelen, als waarbij, namelijk, eenerzijds, dezelfde pleg-tigheden, dezelfde toeloop, dezelfde opgewondenheid, ennbsp;anderzijds dezelfde jammerklagten, dezelfde afloop plaatsnbsp;grepen, te weten slavernij of dood.

« Lang reeds vóór het krieken van den dag was geheel de stad in beweging, en waren alle stralen, in iedere rigting,nbsp;met taüooze volksscharen als bezaaid, die gedurig en luidenbsp;niets dan lo trinmphe! leve de zegepraal! galmden. Bij het

1) Sijet. Cais., 18.

-ocr page 353-

BESCHRIJVING VAN TITUS ZEGEPRAAL.

eerste moro'enlicht rukten al tie strijdlegioenen, doch zonder wapenen, met zijden tunica’s en een lauwerkrans gelooid,nbsp;in regelmatige orde naar de stadspoorten op, waar, volgensnbsp;den eisch der Iriomftoglen, door Vespasianus en Titus eennbsp;schillrend feestbanket gegeven werd. Die beide vorsten-zelvenbsp;bragten, na den senaat in de galerij van Octavia voorge-zeten en aller gelukwenschen ontvangen te hebben, aan denbsp;góden eene offerande toe, en kleedden zich vervolgens in hetnbsp;plegtgewaad der zegepraal; daarop zette de feeststoet zich innbsp;beweging, waarbij een zoo volmaakt goede smaak heerschte,nbsp;dat alles door de gemaklijkheid van inrigting en schikkingnbsp;aan het doel volkomen beantwoordde , en levens in hel helderstenbsp;licht uilkwam, terwijl voorts, te midden van zooveel kwistige prachlvertooning, niemand daardoor vermoeid werd ofnbsp;verveeld.

« Aan de spits der scharen zag men eene groole menigte gouden, zilveren en ivoren kunstzaken, rijke stoffen en pur-perkleederen, op babylonische vvijze, in afwislende kleurennbsp;prachtig bewerkt.

« Daarachter volgde een onmelelijke schat van edelgesteenten, deels in gouden hoepels lot schitterende kroonen zaamgevat, deels met groeten kunstsmaak, in flonkerglansnbsp;en met allerlei afwisling, op kostbare praalgewaden vastgehecht, zoodat men ze, in het voorbijgaan, niet voor eennbsp;schouwspelvertooning, maar voor de vonkelende baren vannbsp;een rijken goudstroom zou hebben aangezien. Al deze voorwerpen werden gedragen door krijgslieden , in met goud beslikte purperen tunica’s gedost.

B Voorts verschenen nu de standbeelden der góden, in goud, in zilver, in elpenbeen en brons. Men lelde er bijnbsp;honderden, en allen uitmuntend van bewerking en buitengewoon groot.

-ocr page 354-

544

HËT DRIÈVODDIG BOMÈ.

« Daarna kwam een leger van allerlei gedierte, waarvan sommigen, zoo als de oliefanten en de drommedarissen, metnbsp;kostbare dekkleeden waren getooid.

« Hier achter vertoonde zich nu de onafzienbre drom van krijgsgevangenen, die, met de verbittering in het oog en hetnbsp;hoofd ter neêrgebogen, voor de toeschouwers onder hunnenbsp;schamele kleeding de kluisters trachtten te verbergen, waar-meê ze aan hunne handen waren geboeid.

« Weldra evenwel werd het bewonderend oog heengetrokken naar de zinnebeeldige teekens der veroverde sleden, wier vracht zóó zwaar was, dat men, ieder oogenblik, vreesde,nbsp;de onlelbre soldaten, die ze op hunne schouders droegen, onder het gewigt daarvan te zullen zien bezwijken. Van rondomnbsp;in goud en ivoor gevat en met kostbare stoffen overdekt ennbsp;beladen, zag men er de veldslagen, de heldenfeiten, hel bestormen der vestingwerken, het moorden en branden , met eennbsp;woord, geheel de verwoesting van Jerusalem op afgemaaid,nbsp;teneinde zoodoende al de gruwelen van dien vreeslijken vernie-lingskrijg voor de juichende menigte aanschouwlijk te maken.

« Nu zag men den krijgsbuit volgen, een onwaardeer-baren schat van lallooze voorwerpen en kostbaarheden : voorop vijf-en-twintig koperen standbeelden, voorstellende Abraham,nbsp;Sara en de koningen uit Davids geslacht; dan de gewijdenbsp;vaten, in den tempel van Jerusalem prijsgemaakt, op rijkenbsp;draagbaren, door met lauwers gekroonde en sierlijk gekleedenbsp;krijgslieden gevoerd ; zoo bij voorbeeld waren het de tafel dernbsp;toonbrooden, van louter goud en verscheiden honderden ponden {lalenten) zwaar wegende, de bazuinen van het jubeljaar,nbsp;de voorhangsels des tempels, de gouden kandelaar met zevennbsp;armen. Daar achter werd op een prachtbaar de Wet der Jodennbsp;gedragen, en daarmede de trein, voor wal den krijgsbuitnbsp;aangaat, besloten.

-ocr page 355-

S43

BESCHRIJVING VAN TITES ZEGEPRAAL.

« Doch daarop volgde dan onmiddelijk geketend en in rouwgewaad gehuld de opperbevelhebber der Joden bij Jerusalems beleg, namelijk Simon, de zoon van Gioras, die ternbsp;dood veroordeeld was, na alvorens, volgens romeinsch gebruik , den triomf der verwinnaars opgeluisterd te hebben.

« De standbeelden der Victorie, in elpenbeen en goud bewerkt, gingen voor de beide vergulde zegekarren der triom-phatoren uit, te weten die van Vespasianus en van Tilus, Innbsp;het oog der Romeinen, die aan al hunne feesten steeds eennbsp;godsdienstig karakter gaven, stelde de verwinnaar op den dagnbsp;van de zegepraal Jupiter voor; hij was de god der aarde. Diennbsp;ten gevolge droeg hij dan ook de tunica van den Olympischennbsp;koning, en liet zich het geheele ligchaam met vermiljoennbsp;kleuren, dewijl daarmede ook het beeld van Jupiter Capito-linus was bemaald; de bespanning van den zegewagen, meestalnbsp;uit vier witte paarden bestaande, was mede een heiligdom,nbsp;dat alleen voor het hoofd der góden bestemd werd, en doornbsp;niemand, tenzij krachtens een senaatsbesluit, inogt gebezigdnbsp;worden I). » Titus stond overeind op zijne kar, met hetnbsp;aangezigt en de armen vermiljoen gekleurd, in een purperennbsp;tunica, rijk met gouden palmen bestikt, gekleed, de armennbsp;met militaire prachtbanden versierd, en het hoofd met eennbsp;lauwerkrans getooid. In de eene hand hield hij een lauwertak,nbsp;en in de andere een elpenbeenen scepter, met een adelaarnbsp;op de spits; met een woord, hij deed zich juist voor alsnbsp;Jupiter opiimus maximus, terwijl des zegepralers plegtge-waad, op het Kapitool bewaard, eeuwen lang diende, om alnbsp;de triomphatoren Ie tooijen, welke Rome zich de schatting

1) Tit. Liv., X, 7; Plin., lib. V, 23; Plutarch., in Camill. ^

14. Wij hebben het verhaal van Flavius Josephus, ten aanzien

van verschillende hijzonderheden, uit andere heidcnsche sehrijvers vol-ledijr gemaakt.

-ocr page 356-

o46 HET DRIEVOUDIG ROME.

hunner glorie had zien toebrengen: niemand toch bezat zulk een kostuum in eigendom 1). Zijne zegekar, uit elpenbeen en verguld brons vervaardigd, en met allerlei keurgesleente opgeluisterd, was geheel rond van vorm, van achter open, en werdnbsp;door vier witte paarden getrokken , die naast elkander warennbsp;aangespannen en bezijden den kop een lauwertak droegen.nbsp;Romeinsche burgers, met olijfkransen op het hoofd, en innbsp;witte toga’s gekleed, gingen te voet naast de paarden, welkenbsp;zij aan gouden leidsels voerden. Achter den triomphator, opnbsp;den trap van de zegekar, stond de .slaaf, die belast was, omnbsp;hem, gedurig aan , toe te spreken met de woorden: Caesar ,nbsp;hominem te esse memento; «gedenk. Caesar, dat gij eennbsp;mensch zijt. » Naast Titus reed Domitianus, zijn broeder, allerprachtigst gekleed en gezeten op een schittrend schoon paard S).

Het leger volgde nu achter den veldheer , en deed de lucht weêrgalmen van zegezangen, doch waaronder ook wel eenenbsp;of andere scherpe aanmerking op het legerhoofd doorliep.nbsp;Duizenden en duizenden van toeschouwers vervulden de straten,nbsp;de pleinen, de galerijen en de forums der stad, op allenbsp;punten, waar de stoet langs moest komen, en deden hunnenbsp;vreugdekreten luide met den jubeltoon van het juichende legernbsp;zamenvloeijen.

Wij volgden in onze gedachten den feesttrein van af het Territorium triumphale tol op het Kapitool. Hij kwamnbsp;door den zegeboog, of triomfpoort, aan den Tiber gelegen,nbsp;Ier plaatse , waar zich thans het godshuis of Hospitaal vannbsp;den H. Geest (Spidale di San-Spirito) bevindt, de stadnbsp;binnen. Na de brug te zijn overgetrokken, sloeg men hetnbsp;Flora-veld, of Campus Florae^ op, daar, waar nu de kerk

1) nbsp;nbsp;nbsp;Jul. Capitol, ia Gordian., 4.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Josephus, de Bello Jud., llb. VII, c. 17, 18, 19, 20; Grse-vius, Thesaur. jint. Rom., t. IX, p. 1361.

-ocr page 357-

DE TUIOMFWEG DED ZEGEVIERENDEN. 547

van San-jingelo-in-Piscina staat; en voorts met een kleinen bogl ging de stoet zóó het Velabrum langs, het Forum Boa-riiim (de ossenmarkt) over, den groolen Circus voorbij, ennbsp;vervolgens links om door de Curice veteres, tiisschen dennbsp;Coelius en Palatinqs heen, afwaarts naar den heiligen, ofnbsp;gewijden weg {via sacra) ^ tot aan het Forum Romanum ^nbsp;wat men in geheel zijne lengte over ging, om voorts, linksnbsp;af, legen den CUvus Capitolinus op naar het Kapitool heennbsp;te stijgen, waar de trein den eindpaal had bereikt.

Zoodra de zegekar, op het Forum aangekomen, nu den vreeslijken berg zou gaan bestijgen, maakte geheel de stoetnbsp;halt: er heerschte een doodsehe stille alom, en ieders oog wasnbsp;op Simon gevestigd. De bundelbijldragers {Lictoi-es) dedennbsp;hem uit de gelederen treden, en sleurden hem naar de reg-lerzijde van het Forum heen, waar hij met roeden gegeeseldnbsp;werd; vervolgens werd hij, badende in zijn bloed, naar denbsp;verschriklijke Mamcrlijnsche gevangenis heengevoerd, waarnbsp;de dood hem wachtte. Zoodra hij den geest had gegeven,nbsp;sloegen de Confectores hem een strop om den hals, en sleep*nbsp;ten aan dat koord zijn lijk naar den trap der jammerklagtennbsp;{Gemonice) heen, om hem daar van boven neder in dennbsp;Tiber te werpen.

Onderwijl dat alles plaats greep, toog Tilus langzaam naar den tempel van Jupiter heen; en, daar het middelerwijl duister was beginnen te worden, zoo bragten eenige slaven eennbsp;veertigtal oliefanlen aan , waarop kandelaren geplaatst waren,nbsp;en zette de trein zijne beweging thans bij fakkellicht voort.nbsp;Op de bergkruin aangekomen, trad de Iriomphator uil zijnenbsp;kar, en besteeg, naar ’t aloud gebruik, de trappen des tempelsnbsp;op zijne knieën 1). Hij ging het prachtgebouw nu vervolgens

1) Dio., lil). XLlll. p. 2Ö4; Suet., in Cies., 37.

-ocr page 358-

348 HET DRIEVOUDIG ROME.

binnen, waarvan de deuren met de wapenen der verwonne-lingen waren getooid, en wachtte daar het berigt af, dat Simon en de overige krijgsgevangenen hun doodvonnis haddennbsp;ondergaan. Die lijding werd weldra door een lictor aangebragt,nbsp;het: Aatum est! ’t is afgeloopenl dal vreeslijk woord, bijnbsp;zulke gelegenheid in gebruik, en waarop geheel de aanwezige menigte den tempel weêrgalmen deed van het uitbundigstnbsp;vreugdegejuich. Titus trad voorts het binnenste heiligdomnbsp;van Jupiter in, waar hij, luider stemme, dit gebed deed:nbsp;« Gij, Jupiter algoede en algroote, — optimus maximusnbsp;— gij, Juno, koningin der onsterflijke góden, en gij allen,nbsp;Goden en Godinnen, bewoners en beschermers van dezennbsp;tempel, ontvangt den dank, dien ik u, met de levendigstenbsp;vreugde, dadrvoor toebreng, dewijl gij wel hebt willen vergunnen , dat heden, in dezen stond, het roraeinsch gemee-nebest behouden en door mijne handen in bloei toegenomen is;nbsp;ó moogtgij, ik bid er u om, blijven voortgaan er uwe gunstnbsp;aan te schenken, de republiek te beschermen , en te waken,nbsp;dat zij behouden blijve » 1).

Na het uitspieken van dit gebed, trad hij naar Jupiters zittend beeld heen, en legde het een lauwertak in den schoot;nbsp;vervolgens nam hij zich de kroon van hel hoofd en wijddenbsp;die aan den koning der góden toe, tegelijk met eennbsp;gedeelte van den buit. De offeraars bragten nu het gewijdnbsp;slagtvee aan; Titus-zelf doodde met eigen hand een os,nbsp;terwijl voorts de priesters de offerande verder voltooiden,nbsp;en werd vervolgens de dag besloten met een prachtig feestmaal,nbsp;door de triorophatoren, naar 't aloud gebruik , den senaatnbsp;en hunne vrienden op het Kapitool, onder de tempelgalerij,nbsp;aangeboden.

216.

1) Blond. 1‘lav. , Rom. Triumf., X, p.

-ocr page 359-

EINDE VAN DEN TRIOMF. 549

Intusschea begaf het volk zich naar huis, otn daar mede luide feest Ie vieren: immers, de triomfdag was voor geheelnbsp;Rome een jubel, en niemand dan ook, of hij had ten zijnentnbsp;een vrolijk banket 1). De Triomphalor, of, beter gezegd,nbsp;de verwonnen en uitgeschudde natiën droegen er de kostennbsp;van. Josephus heeft niet te boek gesteld, hoe Titus bij dezenbsp;gelegenheid handelde; maar, om dit tafereel volledig tenbsp;maken, zullen wij hier opteekenen, hoe Gesar bij een zijner triomfen zich ten aanzien van het feestvierend romeinschenbsp;volk gedroeg; men zal daaruit te beter een juist oordeelnbsp;over dat volk kunnen opmaken. Elke veteraan-infanteristnbsp;bekwam twee honderd guldens gratificatie, elke veteraan-kavalerist vier-en-twintig honderd guldens; ook ontvingennbsp;er velen eenigen grond in eigendom, terwijl overigens hetnbsp;geheele leger, man voor man , in dezelfde verhouding geldelijk werd beloond. Het volk-zelf was mede niet vergelen :nbsp;elke burger kreeg 86 maten koren, 10 pond olie, 50 guldennbsp;aan geld, en daarenboven nog 50 gulden wegens intrestennbsp;van een sedert lang beloofd en te gemoet gezien kapitaal.nbsp;Eindelijk betaalde Gesar ook nog een jaar huur aan allenbsp;burgers, wier huisvesting de som van /gOO te Rome, en vannbsp;ƒ50 in geheel Italië niet te boven ging. Vervolgens liet hijnbsp;dien dag versch vleesch uildeelen en gaf, verscheiden dagennbsp;lang, aan het volk een maal, zoo als een Triomphator ditnbsp;gewoonlijk anders slechts éénmaal aanriglte. Op die maaltijden werd geheel de stad met al hare omstreken ten dischnbsp;ontvangen, en wel aan twee-en-twintig duizend tafels, ennbsp;waarbij zulk eene weelde heerschte, dat er de wijn vannbsp;Falernum met groote kruiken , en die van Ghio met gan.schenbsp;vaten verschonken werd 2). Buiten en behalve al die giften

1) nbsp;nbsp;nbsp;.Toseplius, id. id., o. 18.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Suet., in Coes.-, Dio., XLllI, 2b4; Appian., de Bello civ.,

Drievou'.lig Rome. — II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;50

-ocr page 360-

o5ü HET DRIEVOUDIG ROME.

en gaven stortte hij, bij deze gelegenheid, nog ruim zestig miljoen guldens in de schatkist van den staat!).

Tegen over zoodanige, aan het fabelachtige grenzende feiten in de volheid onzer herinnering aan zulk een verleden,nbsp;staande op het tooneel-zelf, waar ze eenmaal plaats grepen,nbsp;vraag ik, wat er daarbij in het gemoed van den ernstigennbsp;reiziger om moet gaan? Als mensch, krimpt hem het hartnbsp;in een onder het bewandelen van dien langen weg van smarte,nbsp;van tranen en van bloed, achtervolgens door de volken vannbsp;het Oosten en van het Westen betreden, nadat ze verbrijzeld ,nbsp;uitgeschud en aan de zegekar gekluisterd waren van dennbsp;overmoedigen en wreeden Romein. Als christen, ziet hijnbsp;smachtend uit naar de kalme wanden van een kerkgebouw ,nbsp;om daar binnen zijn vurigen dank te kunnen gaan uitboezemen voor den God, den Verlosser, wiens zegevierend Kruisnbsp;den ijzeren scepter verbrak, die verplettend op de gekromdenbsp;lendenen der wereld drukte: als mensch en als christennbsp;beiden , is het wei niet mogelijk, om, bij de herinneringnbsp;aan wat wij waren, en aan wat wij, zonder die Verlossing,nbsp;nóg zouden zijn, woorden te vinden, sterk genoeg, omnbsp;hen te brandmerken, die, in hunne godlooze razernij, datnbsp;christendom lasteren, waaraan wij dank moeten weten alles,nbsp;wat wij hebben en alles wat wij zijn.

liv. 11. p. 803; Patcrcul., II. 36; Tit. Liv., III, 29; \arr. R. R. III, 2; Plutarch., in LneuL, 76; in Cws,, 71; Plin., lili.nbsp;XIV, 13.

2) Patercid., II, -36; Appian., de Bell. civ., 802.

-ocr page 361-

OPENBAAR CONSISTORIE OP HET VATIKAAN. 551

2? Jannarij.

Openbaar Consistorie op het Vatikaan. — Benoeming van vijf kardinalen. — Uitreiking van den hoed. — Anecdote.

Een ander zegefeest wachtte ons op het Vatikaan. Gisteren hadden wij het heidensche Rome, tot dronkenschap toenbsp;opgevoerd, den trots zijner Triomfatoren zien slreelen ennbsp;huldigen; heden werd het ons gegeven, het christlijk Romenbsp;aan zijne vorsten de volstreklste zelfverloochening en ootmoednbsp;te zien voorhouden en prediken. Op het Kapitool moest eennbsp;slaaf den verwinnaar , zonder ophouden, toeroepen : « Herinner u, dat gij een mensch zijt; » — op het Vatikaan zeidenbsp;de stedehouder Gods aan de nieuw-benoemde prinsen dernbsp;Kerk : « Breng u gedurig aan te binnen, dat gij u voornbsp;demenschen, uwe broeders, moet opofferen, nelfs al‘zounbsp;er ook uw bloed bij moeten worden geplengd. » Vijf kardinalen , eenige dagen te voren door Gregorius XVI. benoemd,nbsp;zouden heden, als een zinnebeeldig teeken hunner waardigheid , den rooden hoed ontvangen uit zijne hand. Ik zal hiernbsp;eenige bijzonderheden nopens die treffende plegtigheid latennbsp;volgen, als een geheel verschillend tegenbeeld van den’ zege-togt, dien wij, daags te voren, in herinnering bij woonden.

De zoogenoemde Hertogszaal van het Vatikaan was luisterlijk voor de ceremonie van den dag ingerigt, met aan het einde den troon, waarop de H. Vader gezeten was, regts ennbsp;links omringd door hel H. Collegie, terwijl de nieuw-benoemden aan den ingang waren geplaatst. Wij zouden bijnbsp;een openbaar consistorie tegenwoordig zijn. Een der apostolische protonolarissen las eenige stukken voor belreklijk denbsp;zaligspreking van een heilige, wiens naam mij ontgaan is.

-ocr page 362-

532 HET DRIEVOUDIG ROME.

Toen dit was afgeloopeu, kwamen de benoemden, een voor een, knielend voor den troon des opperpriesters, den kardinaalshoed ontvangen, dien hij hun , na eene plegtige omhelzing, op het hoofd zette, onder het uitspreken van de volgende indrukwekkende woorden : « Ontvang dezen roodennbsp;hoed, ten teeken der kardinaals-waardigheid, en die u verpligt,nbsp;om u aan het welzijn der Kerk en van de geloovigen toe tenbsp;wijden, al moest er zelfs uw bloed bij worden geplengd» 1).nbsp;Na den hoed even op het hoofd van eiken kardinaal geplaatstnbsp;te hebben, gaf hij hem vervolgens aan den ceremoniemeester,nbsp;die ’s avonds voor het plegtstatig overbrengen er van aan denbsp;nieuw'-benoemde prinsen der Kerk te zorgen had.

Alvorens verder te gaan, moet ik hier opmerken, dat de paus in een geheim consistorie de door hem benoemdenbsp;kardinalen den mond sluit^ hetgeen zeggen wil, dat zij innbsp;het H. Collegie nog geene overwegende stem hebben uit tenbsp;brengen. Later opent hij hun den mond, hetgeen dan be-teekent, dat de H. Vader, na de oude kardinalen te hebben geraadpleegd, hen bevoegd verklaart, om, evenals hunne ambt-genooten, meê te stemmen 2). In deze tweeledige plegtigheidnbsp;ligt voor allen eene nuttige les opgesloten, namelijk, door denbsp;trapsgewijze opklimming tot het verheven ambt, dat eerstnbsp;geheel volledig aanvaard is, nadat de kardinaalsring en titel

1) nbsp;nbsp;nbsp;Ad laudem omnipotentls Dei, et sancise sedis Aposfolicae orna-mentuni, accipe Galerum rubruni, insigne singularis dignitatis Cardi-nalalus, per quod designatur, quod usque ad mortem et sanguinisnbsp;effusionera inclusive pro cxaltationc sanctse fidei , pace, et quiete populinbsp;christiani, augtnenlo et statu sacrosanctse roinanse Ecclesiae te intrepi-dum exhiberc debeas, in nomine Patris , etc.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Aperimus vobis os, tam in collationibus, quam in consiliig,nbsp;atque in clectione sumtni Pontificis , et in omnibus actibus, tuin innbsp;consistorio quam extra, qui ad cardinales spectant, et quos soliti suntnbsp;excrccre, in nomine, etc.

-ocr page 363-

BENOEMING VAN VIJF KARDINALEN. 355

aan den benoemde zijn verleend. Is deze niet te Rome aanwezig, zoo moet hij, bij het aanvaarden der barret, onder eede verklaren , zich binnen den loop van een jaar ad liminanbsp;^postolorum (naar den gewijden drempel der Apostelen) tenbsp;zullen heen begeven, onder straffe der verbeurte van zijnenbsp;waardigheid 1).

De vijf benoemde kardinalen waren hunne eminentiën Aclon, Vanicelli, Corsi, Schwarzenberg, neef van den opperbevelhebber der oostenrijksche troepen in 1814, en monseigneur Massimo, welke laatste tot eene der doorluchligslenbsp;prinslijke familiën van Rome behoort, die, zoo zij beweert,nbsp;van Fabius Maximus afstamt. Men verhaalde ons te diennbsp;aanzien de volgende anecdote. Toen de keizer van Oostenrijk,nbsp;voor eenigejaren, te Milaan kwam, om er de Ijzeren Kroonnbsp;te ontvangen, zond de H. Vader hem eene deputatie vannbsp;huldiging. De prins Massimo, thans kardinaal, behoorde ernbsp;bij. Men had den keizer over het beweren der Massimo’snbsp;gesproken, en deze had daarop gezegd: « welnu, ik ben dannbsp;wel nieuwsgierig, om eens een afstammeling van de oudenbsp;Romeinen te zien. •gt; Op de audiëntie wendde zijne majesteitnbsp;zich alzoo tot monseigneur Massimo, en zeide hem : « Uwenbsp;familie beweert, zoo als ik verneem, van Fabius Maximus afnbsp;te stammen; berust dat beweren op slelligen grond? » —nbsp;« Alles, wat ik uwe majesteit zeggen kan, hernam de ambassadeur, is, dat men sedert twee duizend jaren te Rome hetnbsp;er zoo voor houdt. »

Onderwijl het II. Collegie zich naar de Sixtijnsche kapel begaf, om er, tot dankzegging, het Te Deum te gaan bijwonen, verlieten wij het Vatikaan. De stad had een feestlijknbsp;voorkomen gekregen. In alle landen heeft er vreugdebetoon

1) Constit. van Sixtus V. Postquam, etc.

30

-ocr page 364-

Oai nbsp;nbsp;nbsp;IIEf ÜI\iF.VO!I!)!G ROME,

plaats bij de geboorte van vorsten, in wier hand het lot der volkeren is neêrgelegd; en te Rome zijn de kardinalen denbsp;prinsen van den bloede; wel nu zoo dan waren er heden vijfnbsp;geboren! Zoodra de Ave-Maria-klok den avondstond aan-gekondigd had, daar zag men geheel Rome feestvieren:nbsp;schittrende illuminatie en keur van muzijk, op orchesten, dienbsp;voor de woning der nieuw benoemde kardinalen waren opgeslagen; voorts geheel de bevolking, alomme, geheel de stadnbsp;door, op de been, en dan ontelbare staalsierijluigen overal innbsp;beweging, om de verschillende ambassadeurs en de aanzien-lijkste bewoners van Rome, ter gelukwensching, naar de vijfnbsp;jongst-verkoren prinsen der Kerk heen te brengen, wier benoeming ook voor ons nog ddarom bijzonder merkwaardignbsp;was, dewijl wij, door de beleefde tusschenkomst van monseigneur de B... gelegenheid hadden gekregen , om aan hunnbsp;feest meer bepaald deel te kunnen nemen, door, namelijk,nbsp;achtervolgens bij elk hunner, onze eerbiedige pligtplegingnbsp;mede te mogen gaan maken.

Schitterender en smaakvoller verlichting dan die van hunne hotels kan men zich wel niet voorstellen: eene illuminatie,nbsp;die werkelijk aan de looverpaleizen der middeleeuwen geloo-ven deed. Langs een echt-koninklijken, met rijke tapijtennbsp;overdekten trap, van weêrszijden met twee rijen van viervoetnbsp;hooge en naar evenredigheid zware wasfakkels verlicht, komtnbsp;men op de Piano nobile^ of eerste verdieping van het paleis.nbsp;Daar slaan in dubbel gelid de lakkeijen van het huis en eenenbsp;eerewacht van Zwitsers in groote uniform , van rood met geelnbsp;en zwart afgewisseld, en die tevens toortsdragers zijn, en denbsp;gasten naar de apartementen heengeleiden van den nieuw-benoemden kardinaal, wiens rood hoofddeksel dien dag hetnbsp;éenig ouderscheidingsleeken zijner pas-verkregen waardigheidnbsp;uilmaakl. Overigens is hij gekleed in een zwarte rok, met

-ocr page 365-

tlItiiElKINS VAS DEi\ liOEB. 335

een rnanlellje van dezelfde kleur gedekt, en dat even lang als het onderkleed afhangt; zwarte korte broek en zwarte zijdennbsp;kousen. Reeds terstond bij den ingang van zijn receptievertreknbsp;staat de kardinaal, met den hoed in den arm, tot de minzaamste opwachting van die hem komen bezoeken gereed; nanbsp;het wederkeerig wisselen van een paar bij die gelegenheidnbsp;passende woorden, gaat men door, en de zaal verder in, omnbsp;daar aan het algemeene gesprek deel te nemen, terwijl zijnenbsp;eminentie steeds op dezelfde plaats staan blijft, daar denbsp;etiquette het hem, den ganschen avond, verbiedt, om te gaannbsp;zitten. Achter de zaal van ontvangst, volgt de zoogenaamdenbsp;troonzaal, een rijk-ingerigt vertrek, waar steeds de afbeeldingnbsp;van den H. Vader gevonden wordt; daaronder is een wijde armstoel geplaatst, uitsluitend bestemd ten gebruike van den paus.

Inlusschen waren wij, met ongeduld, in gespannen verwachting, dat, eindelijk, de hoed met groote plegtigheid zou worden aangebragt. Tegen 7 ure reed eene pauslijke koetsnbsp;van het Vatikaan af, om de twee huisprelaten , die tot denbsp;overbrenging van het teeken der kardinaalswaardigheid bestemd waren, naar de nieuw-benoernde eminentiën heen tenbsp;voeren. Zij traden nu binnen, met den hoed op een zilverennbsp;schotel; na dien op een tafel, waarachter de kardinaal zichnbsp;bevond, neêrgelegd te hebben, sprak een der prelaten hemnbsp;op eene treffende wijze toe. De nieuw-verkorene beantwoorddenbsp;voorts die toespraak, en ontving, na het vertrek der pauslijkenbsp;boodschappers, de gelukwenschen der talrijke aanwezenden,nbsp;wien men nu allerlei ververschingen aanbood, en daarondernbsp;ook ijs, dat ons, ofschoon wij in het midden van den winternbsp;waren, toch alleraangenaamst, en, bij de warmte, die er innbsp;de verschillende vertrekken heerschte, tevens zeer gepastnbsp;voorkwam. Niet alleen door den goeden smaak en de indrukwekkende eenvoudigheid, die deze soort van feesten onder-

-ocr page 366-

1536 HEt DRIEVOUDIG ROME.

scheidt, maar tevens door de hooge beteekenis, die in de zaak, even als in alles, wat er te Rome plaats heeft, opgesloten ligt, stemt zulk eene plegligheid tegelijk hoofd ennbsp;hart tot ernst en tot vreugde, wanneer men getuige is,nbsp;hoe, wat de wereld magtigs en aanzienlijks oplevert, eerbiedige hulde komt toebrengen aan de prinsen dier Kerk,nbsp;wier schuilplaats eenmaal de katakomben van datzelfde Romenbsp;waren, waar zij een beschermoord zocht tegen de vervolgingnbsp;der groeten en der Cesars van dien tijd; — welk een vreemdnbsp;schouwspel! Tusschen de zegepraal van het Kapitool en denbsp;verkiezing van het Vatikaan ligt eene klove, die niet dan doornbsp;het grootste van alle wonderwerken is kunnen wordennbsp;gedempt.

39 JannariJ.

Het tweede bedrijf van den triomf. — Slavenmarkt. — De slavenstand. — Hunne aanwending. — Behandeling. — Voortvlugtige slaven. — Strafoefening.

Vóórgisteren hadden wij de eerste bladzijde der geschiedenis van de oud-romeinsche triomfvoering gelezen, en zagen daarbij de vernederde natiën, uitgeschud en met ketenennbsp;beladen, des verwinnaars zegekar volgen naar het Kapitool,nbsp;terwijl hare schatten verzwolgen werden in de peilloozenbsp;goudkolken van ’s werelds koningin, of ten buit vielen aannbsp;haar op allerlei wijze verdarteld volk. Wij waren in den geestnbsp;getuigen van den smadelijken dood, door Simon, Giora’snbsp;zoon, ondergaan, door hem, die, even -als de meeste verwonnen vorsten en veldheeren van dien tijd, met zijn levennbsp;den weêrstand tegen het romeinsche slavenjuk boette. Intus-schen is de vraag nu nog: wat toch werd er wel van dat

-ocr page 367-

slavenmarkt. 5S7

onafzienbaar heerleger van krijgsgevangenen, die bestemd waren, om met hun opperlioofd de zegepraal van Titus tenbsp;helpen opluisteren? Roerloos aan den voet van het Kapitool,nbsp;wachtten zij, vol angst en vreeze, het vonnis af, dat doornbsp;de Cesars over hen stond uitgesproken te worden. Ongetwijfeld zal dit menschlievend zijn, want Titus draagt immersnbsp;den lieflijk-klinkenden naam van wellust des menschdoms!nbsp;Welnu, om dan hierover zelve, naar billijkheid, te kunnennbsp;oordeelen, zoo begaven wij ons, vroegtijdig reeds, naar hetnbsp;Forum Romanum heen, om daar, bij herinnering, met denbsp;historieschrijvers dier dagen in de hand, te zien, wat ernbsp;op deze tweede bladzijde der triomfhislorie te lezen staat, alsnbsp;op de afgrijslijke keerzij dier zoo schittrende geschied-medalje.

Vooreerst liggen de meer aanzienlijke krijgsgevangenen aan de beurt. Zij, die niet aan den kapitolijnschen Jupiternbsp;of aan de schimmen der verwinnaars ten offer werden gebragt,nbsp;gingen in gevangenis, doch niet te Rome, maar in eene ofnbsp;andere vesting van het binnenland over 1); terwijl men hen,nbsp;die van minder beteekenis waren, of voor wie men, wegensnbsp;hunne jeugd of onbeduidendheid, hoegenaamd geene vreesnbsp;koesterde, soms vrij liet 2); doch meer nog gaf men hunnbsp;Rome-zelf tot gevangenis, waar zij dan blijven moestenen,nbsp;onder de burgerij vermengd, zelve in hun levensonderhoudnbsp;voorzien 3). Thans evenwel moeten wij spreken over het lotnbsp;der zoogenaamde gemeene gevangenen, dat wil hier zeggen,nbsp;gansche natiën, als een verachtlijken krijgsbuit naar Romenbsp;weggevoerd.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Til.Liv., XLV, 42; Polyb., XVI, b.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Appian., de Bell* Mührid.^ p. 418,

3) nbsp;nbsp;nbsp;Plutarch, 5 P* Emil.* 39.

-ocr page 368-

5S8

HET DUIEVOÜDIG ROME.

Om nu goed Ie doen uitkomen den eerbied, dien het heidendom voor de menschheid had, willen wij die rampzaligen gadeslaan in de verschillende toestanden, waarin zij zichnbsp;gebragt zagen van af den dag, toen zij stonden aan den voetnbsp;van het Kapitool, tot den oogenblik toe van hunnen dood,nbsp;Eenigen waren bestemd, om in het amphitheater te strekkennbsp;tot vervrolijkingsmiddel van het wereldbeheerschend volk, datnbsp;zich vergastte aan het wreedaardig schouwspel hunner onuit-spreekbre martelsmarten; anderen werden tot slavernij veroordeeld en bij opbod verkocht. Wat die verkoop opbragt,nbsp;vloeide in de schatkist van den staat 1).

Naar het midden van het Forum heen, niet verre van de Grecostasis, die nog uit eenige bouwvallen te herkennen is, stond de tempel van Castor en Pollux 2); dadr werdnbsp;de groote slavenmarkt gehouden, en verkochten de opkoopersnbsp;in het klein, wat zij in het groot gekocht hadden van hetnbsp;gemeenebest 3). Hier werden onze vaders, onze moeders, onzenbsp;broeders en zusters opgeveild en verkocht, want op ouderdom of kunne werd volstrekt niet gelet: de Victorie had zichnbsp;uitsluitend met het stelselmatig regelen der slavernij belast 4).nbsp;En zoo dan zag men, daags na den triomf, langs geheelnbsp;den voorgevel des tempels, en al de aangelegen galerijennbsp;door, een soort van opgeslagen stellingen, en daarop mannen, vrouwen, jongens, meisjes en kleine kinderen te koopnbsp;neérgezet S), allen bijna geheel naakt, met een beschreven

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tacit., Ill, 34; Tit. Liv.,VI, 4; Plutarch., Cato.,nbsp;43; Tit. Liv., c. V, 33; Valer. Max., VI, 3, 1.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Senec. De Consol, sapient. 13.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Tit. Liv., 11, 17; Cic., ad Attic., IV, 6 ; id. Halycarn. ,nbsp;IV, 6; id. de Bello Gall., VII, 89.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Caes., de Bell. Gall., lil, 16; Plutarch., M. Cato, 43.

3) Plin., XXXV, 18, etc., etc.

-ocr page 369-

SLAVENMARKT. 3S9

bordje om den hals gehangen, en waarvan er eenigen eene wit-wollen muls, anderen een deksel van boombladeren opnbsp;het hoofd hadden. De meesten waren blootvoels, en hunnenbsp;voeten met krijt of gips ingewreven 1).

Voor elk slellaadje liep een gemeene kerel, met een grof en plat voorkomen, heen en weder, terwijl hij, gedurignbsp;aan, even rad van tong als met de grootste verwatenheid,nbsp;het publiek toevoegde: « Komt eens hier, burgers, ik bennbsp;wel niet rijk, maar niemand heeft toeh een penning van mijnbsp;te vorderen, en zoodoende komt hel er volstrekt op geennbsp;dag aan, of ik verkoop al dan niet. Niemand in de wereld zalnbsp;tol dien prijs verkoopen, als waarvoor ik lever, en ik-zelf, iknbsp;verzeker u, dat ik ook alleen maar aan doorluchtige Romeinennbsp;mijne waar zou willen afzei ten. Zoo, bijvoorbeeld, ziet dezennbsp;jongen, eilieve , eens goed aan : hoe knap hij er uitziet, volmaakt in orde, van het hoofd tot de voelen loe; en ik stanbsp;er u voor in, dat hij met weinig tevreden is, braaf, gedwee, en op een oogwenk gehoorzaam; uit zulk een slofnbsp;kan men maken wat men wil. Hij verslaat buitendien ooknbsp;een mondvol grieksch, en zal voor uwe tafel zelfs een goednbsp;zanger zijn; alhoewel hij voor de muzijk juist niet is opgeleid. » En, terwijl hij hem met de losse hand links en regtsnbsp;op de wangen slaat, zoo gaat hij in dezer voege voort:nbsp;« Hoort maar eens, hoe dat klinkt, wat vast vleesch daaropnbsp;zit; dat is tegen alle ziekte bestand. Ziet, burgers, voornbsp;achtduizend sestertiën (10 centsstukken) zal ik hem u laten;nbsp;in de daad, dat is zoo goed als om niet » 2'.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Senec., Bp. 4S ; Aul. Geil., IV, 2; id. Vil, 4 ; Tit. Liv.,nbsp;XXIV, 16; Aul. Geil., id.; Plin., XXXV, 17; Juv., VIII, 1,

V, m.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Horat., Epist.W, 2 , vers 2 ; Digest., XXI, tit., 1, leg. 19,nbsp;2; Pers. Sat, V, 77.

-ocr page 370-

360 HET DBIEYOCBIG ROME.

En nu vervolgens zich tot een klein kind wendende, gaal hij dus voort: « Kom aan, gij daar, kom , Iaat de meestersnbsp;van de wereld eens kijken, wat voor een aardig ding gijnbsp;zijl! » Het arme schaap begint nu op het theater tenbsp;springen, te dansen en allerlei aardigheden uit te kramen,nbsp;om zoodoende de aandacht van de menigte maar tot zich tenbsp;trekken. « Nu, wat heb ik u gezegd? is het niet een vlug,nbsp;een knap en liefkind? — Maar, komt eens bij mij binnen,nbsp;burgers, in mijn magazijn, daar is nog heel wat anders tenbsp;zien, dan hier, waar ik zeker het beste goed niet uitstal;nbsp;alles, wat men zien kan van verwonderlijk schoon en fraai,nbsp;dat heb ik hier achter; komt binnen dan maar, burgers,nbsp;komt binnen maar » 1)1

Dit grof-gemeen begin van zaken was echter slechts een ruw voorspel van de gruwelijke mishandeling, die daar meestal opnbsp;volgde. Want, eenmaal verkocht, zoo warende slaven, metnbsp;ziel en ligchaarn, het eigendom, de prooi hunner meesters:nbsp;geene wet, geen enkel artikel in geheel het wetboek, beschermde die rampzaligen, noch hun leven, noch hunne deugd:nbsp;eene soort van bijmenschen, niet minder laag dan volstrekt onbeduidend geacht, een ding en niet meer een redelijk wezen,nbsp;onbekwaam tot eenig bezit: zonder vaderland, zonder fami-'nbsp;lie, zonder de minste wetlijke onderscheiding gelijkstaandenbsp;met het vee, leeft en sterft de slaaf, alnaar dat de dwinglandnbsp;hel wil, die hem den voet op den nek zet, en er dennbsp;speelbal van al zijne luimen uit maakt 2). Een veracht wezen.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Stat. Silv., II, 1, V, 72; Mart., IX, 60; Senec., 47.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Servi per fortunam iu omn’ia obnoxli, quasi secundum homi-num genus sunt. Flor., 111, 20; Digest., leg. Ill de capiie minutis;nbsp;Cais, Instit. 1, b2; Juv. Satyr., VI, vers. 219. — Caput enimnbsp;servile nullum jus habet, caret nomine , censu, tribu. Paul, lib. Ill,nbsp;de cap. diminut.

-ocr page 371-

DE SLAVENSTAND. 361

waarmee (uit vrees van zijne woorden te zullen schandvlekken) de meester dikwerf niet dan enkel met teekens, of, des noodsnbsp;op schrift, of wel bij middel van stokslagen spreekt. Eennbsp;echte prooi van zweep en kerker, en waarvan het leven zoonbsp;gering wordt geschat, dat de bijeen reglsgeding, hetzij alsnbsp;beschuldigde of als getuige, betrokken slaaf nooit anders ondervraagd wordt dan naast de pijnbank, en, ten verzoeke eensnbsp;pleiters steeds onmiddelijk , zonder de minste zwarigheid, aannbsp;den beul ter pijniging wordt overgegeven, enkel onder ditnbsp;beding, dat de eigenaar schadeloos zal worden gest^d voornbsp;vermindering van persoonswaarde, die uit de strafpleging zounbsp;kunnen voortvloeijen 1). En voor zulk een meester, die hetnbsp;leven van den slaaf in de vrije hand heeft, die hem als eennbsp;potscherf kan verbrijzelen, voor zulk een heer moet hij wakennbsp;als voor den appel van zijn eigen oog! Wee hem, zoo eennbsp;meester gedood wierd door een slaaf: in zulk geval tochnbsp;eischt de wet, dat al de overige slaven, in den huize aanwezig, onschuldig of medepligtig, allen, zonderonderscheid,nbsp;zullen worden strafbaar verklaard met den dood 2). Ziedaarnbsp;onder welk ijzeren juk zij gekromd gaan, en dat hun loodzwaar op de schouderen blijft drukken tot aan den jong-sten snik.

Middelerwijl is de slaaf tot alle, lot de moeijelijkste, zelfs tot de laagste diensten gedoemd. Om daarover met meer grondnbsp;te kunnen oordeelen, zullen wij hem volgen in het huis vannbsp;zijn heer. Tot meer dan honderd twintig verschillende soortennbsp;van bediening wordt bij en zijne rampzalige lotgenoolennbsp;gebezigd, waarvan wij er hier eenige zullen aanstippen. Wij

1) nbsp;nbsp;nbsp;Senec., Ep. 47 ; Tacit., Ann. XIII, 23; Paul, Sentent., V,nbsp;16, § 3.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Cic., ad Famil., IV, 12; Digest., ad S. C. Sillanianum,nbsp;leg. XIII.

Drievoudig Bome. — U. Deel.

-ocr page 372-

562

HET DRIEVOUDIG ROME.

stappen den drempel over en zijn alzoo in het voorportaal: links en regls is eeiie nis; in de eene ligt een hond, in de andere eennbsp;vastgekelende slaaf, de Janitor, die, wanneer het huis vannbsp;eigenaar verandert, tegelijk met de woning meê verkochtnbsp;wordt, als maakte hij met de onverbreekbare keten, die hemnbsp;aan de muren kluistert, een zamenhangend geheel uit metnbsp;het gebouw van zijnen heer 1). Benige schreden verder, daarnbsp;ziet men de vegers of schrobbers {mediastini, scopatores),nbsp;eenigen staande op stellingen, anderen neêrgehurkt op dennbsp;grond, ^och allen hetzij meteen bezem of een borstel, hetzijnbsp;met een purperen wrijflap of eene spons in de hand, waarmee zijnbsp;de marmerzuilen van de galerij en de mosaïken van hel atriumnbsp;spiegelglad en schitterend maken van glans 2). Op den hoeknbsp;van het atrium bevindt zich de Jtriensis ^ een slaaf, metnbsp;de bewaring van de armaria [armoiries), dat wil zeggennbsp;met het huisarchief en de afbeelding der voorouders van zijnennbsp;heer belast 5). Vervolgens gaan wij, naar onder, de keukens in.nbsp;Daar, in die hoogslbelangrijke vertrekken der romeinschenbsp;huishouding treft men eene groole menigte slaven aan,nbsp;wien uitsluitend de zorg is opgedragen, om spijzen uit tenbsp;denken en gereed te maken, geschikt, om het over- ennbsp;afgeprikkelde verhemelte der Apiciussen, zoo mogelijk ,nbsp;nog weêr op te wekken en te streelen. De kok (coqmis)nbsp;bereidt de vleezen, en brengt het, met overgroot geduld,nbsp;zóó ver in zijne kunst, dat hij een geheel varken op tafel zet,nbsp;gekookt aan de eene zij, en aan de andere zij gebraden. Denbsp;pasteibakker [pistor dulciarius) houdt zich bezig met hetnbsp;maken van allerlei suikergebak, uit keur van arabische en

1) nbsp;nbsp;nbsp;Suet., de Clar. Rhetor., 4; Appian., de Bell. civ., IV, 971.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Vitruv., lib. VU, c. 4; Horat., lib. II, Sat. VIII.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Var. , lib. Vil, de L. L.

I

-ocr page 373-

AANWENÜIffC DEK SLAVEPf. 365

indische specerijen. Opdat er geen zweetdruppel in het deeg zou kunnen vallen, is hij verpligt, om, onder het kneden,nbsp;het hoofd le om wikkelen 1). De laciarius of melkverzorgernbsp;verschaft hem de benoodigde melk of room. De placentarius^nbsp;of vormmaker, geeft hem al het voor zijn werk noodigenbsp;gereedschap; de pomarius moet voor de vruchten — meestnbsp;appelen — zorgen, terwijl de focarius den oven steeds opnbsp;behoorlijke hitte stookt, en de cellarius, of keldermeester,nbsp;het toezigt heeft over de dranken, die in de keuken-aparle-menten worden bereid en gereed gemaakt. De permariusnbsp;moet naauwlettend zorg dragen, dat er geen vliegen of stofnbsp;op de spijzen komen, die zoo straks naar den disch zullennbsp;worden overgebragt. Wee, driewerf wee hun allen, zoo ernbsp;slechts één-enkele schotel, in eenig opzigt, iets te wenschennbsp;overig laat! En, opdat daarvoor zelfs geen twijfel zou over*nbsp;blijven, zoo wordt er een obsonator^ of voorproever, gebezigd tot die gevaarvolle taak.

Het maal is opgedischt, en nu komen de afroepers, invitatores of vocatores^ die de namen der genoodigde»nbsp;oplezen, terwijl de ew/erifores, of aandragers, de schotels innbsp;handen geven van de siructores , die ze in regelmatige ordenbsp;op de tafel plaatsen. De gasten vlijen zich thans gemaklijknbsp;op de tafelbedden néér, die met dons of rozenbladeren mollig zijn gevuld , en waarover het toevoorzigt aan de lec-iicarii, of lectisierniatores is opgedragen. De voorsnijdernbsp;[scissor of carptor) ontleedt het vleesch, dat door de rond*nbsp;deelers of ombrengers (fiffsfriÓM^ores) op gouden schotels, ennbsp;het brood in zilveren korfjes, wordt rondgediend. Intusschennbsp;heeft men, bij het overbrengen van de spijzen uit de keukennbsp;naar het triclinium, den geur der schotels reeds naauwkeu-

1) Apul., lib. X. Afetam. AtheDEBus, lib. XII.

-ocr page 374-

364 HET DRIEVOUDIG ROME.

rig kunnen nagaan en alzoo beslissen, of daarin al dan niet iets hinderlijks voorkomt; de prce^ustator oordeelt dadr,nbsp;of ze kunnen worden binnengebragt. Tusschen de tafels innbsp;bewegen zich de voorschenkers [pocillatores), die de gastennbsp;den wijn van Falernum, met keur van specerijen vermengd,nbsp;aanbieden in gouden en zilveren schalen, die met edelgesteenten zijn omzet. Achter hen volgen de vicarii ^ die in goudennbsp;en zilveren kannen warm en koud water rondbrengen [calidcenbsp;gelidaeque ministri). Bij eiken gast bevindt zich een zekernbsp;aantal slaven, sierlijk gekleed, met een bevalligen tulbandnbsp;op het hoofd, de beenen en armen naakt. Elk hunner weet,nbsp;wat hij te doen heeft: zoo, die aan het hoofdeinde staat,nbsp;zwaait een myrtetak en verdrijft de vliegen; anderen, aannbsp;de voeten der beschonken gasten neêrgebogen, moeten alleennbsp;dddrvoor zorgen , dat alle sporen van de onmatigheid dernbsp;gasten terstond worden weggenomen; deze slaven noemde mennbsp;de mensarum deter sores 1).

Tien, vijftien, twee-en-twintig malen is er, achtervolgens, reeds opgediend, en, in wéér wil, dat het, blijkens hét telkensnbsp;naauwkeurig door den nomenelator aangeduid uur, middelerwijl Iaat wordt, zoo is, ofschoon de slaap hem overmant,nbsp;de dienst van den slaaf toch nog in ’t geheel niet afgeloopen.nbsp;De rust, ja zelfs het lot ’s levens onderhoud noodige brood,nbsp;zal zich voor hem nog lang laten wachten; wat gaal het dennbsp;feestvierenden meester aan, dat zijn slaaf gebrek lijdt! De zaalnbsp;schittert in den glans van duizend fakkels, die door de infer-tores worden aangevoerd. Welluidende loonen doen zich nunbsp;hooren: het zijn jonge slaven, die wulpsche dansen komennbsp;uitvoeren, en, onder begeleide van snarenspel, den lof zingennbsp;hunner goede meesters en de edele beginselen, die heerschen

2b.

1) Martial., Epig., lib. III, 40; Senec., de Ira, c.

-ocr page 375-

BEHANDELING DEK SLAVEN. 565

in hun hart. Dat zijn de citharcedi, de symphom'aci en de ckoraiiles 1). Evenwel, men verlieze niet uit het oog, datnbsp;wulpschheid altijd met wreedheid gaat gepaard: naauwelijksnbsp;toch zijn de onkuische dansen afgeloopen en is het feestgezang geëindigd, of zie, daar vangt een ander schouwspel aan,nbsp;dat van den snoodsten bloeddorst en den gruwzaamsten moordlust getuigt: men leidt zwaardvechters,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;binnen,

meestal ongelukkige slaven, die zich aan poging tot onlvlugting van hel barbaarsche juk hunner meesters hebben schuldig gemaakt. Ten aanschouwe van deze door wijn en dartelheidnbsp;builen zich-zelven gebragle gasten, flikkeren de zwaarden ennbsp;storten de strijders op elkander toe; daar stroomt bloed , en....nbsp;het gereutel der stervenden paart zich aan het uitbundignbsp;gejuich van den feestvierenden disch 2).

Uil het triclinium begeven wij ons nu naar de badplaatsen, naar de onderscheiden woonvertrekken der huisgenoolen, naarnbsp;de tuinen en stallen, naar al de verschillende aparlemenlennbsp;heen, zoo der woning in de stad als op het land, en , in denbsp;daad, er is geen zoo laag, zoo verachtelijk dienstwerk slechtsnbsp;eenigermate denkbaar, of gij kunt verzekerd zijn, van bij dienbsp;schatrijke, hoogmoedige en bovenmate verdierlijkte meestersnbsp;een slaaf te zullen vinden, die daartoe verordend is 3). Om zichnbsp;een denkbeeld te kunnen vormen, hoe diep de heidenschenbsp;hoogmoed den slaaf wist te vernederen, hem, die toch ook

1) nbsp;nbsp;nbsp;Capitol., in Gallian. , Sidonius ; lib. IX, ep. 13.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Tacit., Annul, lib. I.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Vlinius boekt dit feit met groote kracht vao woorden : « Wjjnbsp;gaan niet meer met onze voeten, wij zien niet meer met onze oogennbsp;cn het is niet meer ons geheugen , dat den naam onzer vriendennbsp;bevraart: — wij leven door de zorg onzer slaven. » Alienis pedibujnbsp;ambulamus, alienis oculis agnoscimus, aliena meminisse salutamusnbsp;aliena vivimus opera. Lib. XXIX, c. 1.

ol

-ocr page 376-

366 HET DniEVOÜDKi ROME.

een mensch was met eene onsterflijke ziel, zoo leze men, onder lallooze anderen, hel volgende grafschrift, hetwelknbsp;wij-zelve op een anliek-marmeren lijksteen zagen ingegrift:

OSSA

AVRELIAE LIVIAE AEG.

SER. A CUR. CATELLAE.

« Gebeente van Aurelia, de slavin van Livia, Augustus’ gemalinne, die belast was met de verzorging van haarkleinenbsp;hond. » — Wee, wanneer de arme slaaf inde uitvoering vannbsp;wat hem dikwerf zoo vernederend als dienstbetoon was opgedragen, de minste of geringste nalatigheid aan den dag legde,nbsp;wat zeg ik, •— neen, zelfs wanneer hij de uitvoering vannbsp;de muzijk, die de buitensporige drinkgelagen zijner ontaardenbsp;meesters vergezelde, slechts door het minste gefluister,nbsp;hoesten, hikken of niezen stoorde; dan, ja, wee hem,nbsp;driewerf wee 1)! De verwaten Romein, de trotsche matrone, die, in gewone gevallen, hem het woord niet zounbsp;toevoegen, maar slechts met vingerleekenen bevelen geeft,nbsp;rigt, in geval van een of ander klein vergrijp, het woordnbsp;tot hem, om hem aan te kondigen, dat hij met zweep-,nbsp;roede- of stokslagen zal worden gestraft. Een schotel metnbsp;slecht gekookte boonen wordt hem naar het hoofd gesmeten; de oude Cato geesselt hem den rug stuk, omdat hijnbsp;te langzaam van doen is; Augustus laat hem aan het kruisnbsp;nagelen, dewijl hij een schildpad heeft gedood, waarop zijnnbsp;meester bijzonder gesteld was; en Pollio doet zijn slaaf levend

1) At infelicibus servis niovere labra ne ia hoe quidem ut lo-quantur licet; virga murmur omne compescitur, et nee fortuita quidem verberibu» excepta sunt: tussis , sterniitamenta, singultus ; magnonbsp;malo ulla voee interpellatum silentium luitur ; nocte tota jejuni mu-tique persfant. — Senec., Epist. XLVII.

-ocr page 377-

367

VOORTVLUGTIGE SLAVEN.

tot aas in den vischvijver werpen, aangezien hij een vaas van waarde gebroken lieeft. Het regt van beklag was geen hunnernbsp;loegestaan. En zóó gaat zijn leven treurig daar heen, totdatnbsp;hij, oud en krank geworden, aan een geringer en dus nognbsp;wreeder meester in eigendom overgaat. Het was een raadnbsp;van den vromen Calo, door hem-zeiven in praktijk gebragt:nbsp;« zijt, — zoo zegt hij, — een goed huishouder, en zoo-dra uw slaaf en uw paard oud zijn geworden, dan verkoopnbsp;ze 1)! gt;• — of, wat nog gemaklijker en niet minder barbaarschnbsp;is, men moet ze, in dat geval, naar het Tiber-eiland zenden,nbsp;waar dan Esculapius er zich over moge ontfermen. Wanneernbsp;men echter den slaaf zóó genadig is, dat hij in ’s meestersnbsp;huis zijne dagen af kan leven, dan wordt hij in zijne engenbsp;cel, oella, opgesloten, zoolang, totdat, op zekeren dag, viernbsp;zijner rampgeuooten, onder de meesl-verachle bedienden vannbsp;den heer daartoe uitgezócht, zijn lijk zullen komen afhalen,nbsp;om het naar den gemeenslen hoek der Esquilijnsche begraafplaats heen te brengen 2).

Heeft hij het gewaagd, zich door de vlugt te willen onttrekken aan het ondragelijk juk, dat op zijne schouderen drukt, — dadelijk wordt zijn signalement geheel de stadnbsp;door, in dezer voege, rondgeroepen: « Zoo even heeft zichnbsp;een slaaf in de badplaats uit de voeten gemaakt: hij isnbsp;ongeveer zestien jaren oud, heeft gekapt haar, ziet er frischnbsp;en gezond uit, en heet Gylon; die hem terugbrengt of weetnbsp;aan te wijzen, zal duizend kroonen belooning ontvangen 3).»

1) nbsp;nbsp;nbsp;Plutarch., in Cat., c. V.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Horat. , liv. 1. Sat. VlII.

......... angustis ejecta cadavera cellis

Cunserïus vlll portanda locabat in area.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Petr.

-ocr page 378-

368 HET DRIEVOUDIG ROME.

In de tnagt van zijn meester teruggebragt, onderging hij, vooreerst, eene bloedige geesseling; voorts werden hem metnbsp;een gloeijend ijzer de twee letters en op het voorhoofdnbsp;gebrand, om daarmeê in het Grieksch en in het Latijn zijnenbsp;misdaad van Fuijitivarius of vlugleling, door de eerste letternbsp;van dat woord in de beide talen, aan te duiden; of wel sloegnbsp;men hem een ijzeren kraagband om den hals, met hetnbsp;opschrift; Tene me quia fugi, el revoca me domino meonbsp;N. « Houd mij aan, dewijl ik mij uit de voeten gemaaktnbsp;heb, en breng mij bij mijnen meester N. terug. » Zulke soortnbsp;van slavenboeijen zijn, als een vreeslijk gedenkteeken dernbsp;heidensche barbaarschheid , meer dan een in getal, voor onsnbsp;bewaard gebleven, lot leering van het verste nageslacht. Innbsp;het museum te Rome hebben wij er drie van gezien. Intus-schen waren zulke kraagbanden en zulk een brandmerk altijdnbsp;nog eene gunst, daar gewoonlijk de muil van den leeuw innbsp;het amphitheater, of des zwaardvechters lans den rampzaligennbsp;vlugteling de doodstraf deed ondergaan 1).

En ziedaar dan het lot van het rneerendeel des mensch-doms in den oogenblik , dat het Christendom met zijn licht aan de kimmen daagde; zóó zag het er uit met de wetgeving,nbsp;zóó met de overwinningen en de triomftogten van het oudenbsp;Rome; en met dit laatste tafereel sluiten wij dan ook de geschiedenis dier tallooze gruwelen voor goed en voor altijd digt.

1) Aul. Geil., 11b. V , c. 14. Men zie over den slavenstand het vertoog van Pignorins; Dc Servü et de eorum apud veteres minisieriis,nbsp;in 4°. Augustse Vindelic. an. 1614.

-ocr page 379-

ENKEL HET CHRISTLUK ROME. 569

S9 JanitariJ.

Eukel het christlijk Rome. — Karakter van Rome’s menschenmin. — ’s Werelds rampen en wederwaardigheden. — Rome’s liefderijkenbsp;zorg voor den pas-geborene en voor den wees. — Bezoek innbsp;San-Spirito. —. Beschrijving van dit godshuis.

Met den triomf, dat wil zeggen, met de beschrijving der plegtigheden van de zegepraal op het Kapitool en der daarnanbsp;volgende tafereelen van de slavenmarkt op het Forum Ro~nbsp;manum^ hebben wij de geschiedenis der heidensehe maatschappij voor goed gesloten. Vóórchrisllijk Rome, ja, wijnbsp;hebben u, trolsche heerscheresse door de wet van het geweld,nbsp;eindelijk, volkomen leeren kennen in geheel uwen geest, ennbsp;in al uwe werken ! Wij hijgden naar een lieflijker schouw-looneel bij de naauwlellende overweging nu ook enkel van hetnbsp;chrisllijk Rome, de moeder der natiën en de koningin dernbsp;ware menschenmin.

Ziedaar alzoo een nieuw spoor voor onze schreden geopend, waarin nog niemand ons is voorgegaan, en wij alzoo ooknbsp;niemand ten gids kunnen vragen. Zulk een togt, evenwel,nbsp;is echter niet slechts aangenaam , maar tevens van hel hoogstenbsp;belang; en daar, tot dusverre, nog geen reiziger dien ondernomen heeft, zoo vragen wij, wat is van dat min of meernbsp;vollairiaansch verzuim wel het gevolg geweest? — Dal Rome,nbsp;als de vorstin der kunsten, door geheel de wereld is bewonderdnbsp;geworden, terwijl Rome, als de moeder der armen en het voorbeeld aller volken, gelasterd werd en miskend; hare werken,nbsp;veel schooner nog dan hare monumenten, zijn verduisterdnbsp;of in een kwaad daglicht gesteld, en de godlijke geest, dienbsp;haar steeds aandreef, door slechts enkelen als van verre bespeurd, is het voorwerp geworden van veler bitteren spot.

-ocr page 380-

370 HET DHiEVOEDIG HOME.

Daar zij niet bezield wordt door den adem, die de industriële steden in meer of min degelijke beweging brengt, en dikwerfnbsp;tot eene soort van koortsachtig bewogen schijnleven drijft, zoonbsp;heeft Rome het voorkomen van dood te zijn, schoon nietsnbsp;minder dan dat het geval is; het Rome van Gregorius XVI.nbsp;verschilt in alle opzigten hemelsbreed, en op de edelste wijze,nbsp;van het Rome van Augustus, dat den weidschen naam vannbsp;Alma parens virüm, magna frugum: « de moeder dernbsp;menschel! en de voedster der natiën » droeg. Menschenminnbsp;is het ware leven der staten en der volken, en die liefde, ja,nbsp;stroomt volop de aderen van het christlijk Rome rond;nbsp;menschenmin is haar, als bij instinkt, ingedreven, ja, om zoonbsp;te spreken, hare eigenlijke natuur: en dat dit ook zoo zijnnbsp;moet, daarover verwondert zich niemand, die gezond weetnbsp;door te denken. Als brandpunt des geloofs, behoort de opper-bisschopsstad ook het brandpunt te zijn der christlijke liefde:nbsp;dat ligt in de rede, zelfs nog vóórdat de feiten er den stempelnbsp;op hebben gedrukt. In allen gevalle is mijn vurige wensch,nbsp;dat niemand zich door vooringenomenheid moge laten terughouden van ons te vergezellen op den thans aan te vangennbsp;logt: ik houd mij overtuigd, dal het dwaalbegrip, waarvannbsp;men is uitgegaan, plaats zal maken voor de erkenning eenernbsp;daaraan geheel tegenovergestelde waarheid, die dan voor goednbsp;in hoofd en hart eene plaats zal innemen, zoo als zij zulksnbsp;van eiken onbevooroordeelde in billijkheid verlangen kan.

Vroegtijdig reeds van de Propaganda uitgewandeld zijnde, begaven wij ons naar het kasteel-Sint-Angelo op weg, ennbsp;wel langs het volksplein en het mausoleum van Augustus,nbsp;dit wil zeggen, dat wij, op de wijze der schoolgangers,nbsp;een heel eind ómliepen, teneinde dusdoende te meer gelegenheid te hebben, om de overal, hier en daar, langs datnbsp;pad veelvuldig verspreide bijzonderheden, behoorende tot het

-ocr page 381-

37t

ENKEL HET CHRISTLIJK ROME.

doel van onzen togt, zorgvuldig op te garen en zaam te brengen lot het, zooveelmogelijk, treffend gelijkend schilderen van Romes beeldlenis in het hemelsch licht barer onuitputlijke menschenmin.

Katholiek, ja, dat is het onderscheidend kenmerk des geloofs, welks schillrende stralen immer onafgebroken ennbsp;steeds onverdnisterd van de zevenheuvelstad de wereld rondschijnen ; katholiek is ook het hoofd-merkteeken barernbsp;liefdadigheid, zoowel de bron, als een onmiddelijk uitvloeiselnbsp;van het haar bezielend geloof.

Katholiek, is ja, Romes liefdadigheid, dewijl het niemand uitsluit. Zijne godshuizen zijn de vrucht zijner eigen spaarzaamheid of van milde giften, door de volkeren ten offernbsp;gebragt, welke het in zijne leerschool aan zijn boezem heeftnbsp;gekweekt. Verheven schouwspel van den edelsten wedijver,nbsp;toen, in de dagen des nog on verstoorden geloofs, omnbsp;strijd, al de monarchiën en al de gemeenebesten van hetnbsp;chrisllijk Europa zich bij de Moederkerk naauw-vereenigdnbsp;aansloten, om, in het groote middelpunt barer katholiekenbsp;éénheid toevlugtsoorden te slichten en te openen , voor eennbsp;ieders behoefte ingerigt, onverschillig tot welken landaardnbsp;hij behoorde, of welken naam hij droeg! Zelden worden innbsp;de godshuizen der verschillende europesche stalen personennbsp;opgenomen, die niet tot het volk behooren, waarvoor dienbsp;gestichten zijn bestemd; te Rome, daarentegen, is er nietnbsp;één-enkel godshuis, waar geene vreemdelingen van verschillende natiën gevonden worden; en gaat men de namen nanbsp;van hen, die ze stichtten of begiftigden, dan ziet men, datnbsp;daartoe alle rangen en standen der maatschappij hebben meê-gewerkt en bijgedragen, en slaan inde oude oorkonden diernbsp;weldadigheids-geslichten, door elkander, de namen van pausen , van kardinalen, van prelaten, van koningen, van prin-

-ocr page 382-

572 HET DRIEVOUDIG ROME.

sen, van vrouwen, van particuliere en onaanzienlijke personen , maar vooral van heilig;en opgeteekend.

Katholiek, ja, is Rornes liefdadigheid, dewijl deze daar overvloediger dan elders Ie vinden is. In zijne teedere bekommering voor het lot der lijdende menschheid, heeft Rome eennbsp;schat van liefdegiften bij een gebragt, welke de arme nergensnbsp;Ier wereld in zoo grooten omvang vinden zullen, daar toch,nbsp;in weérwil der door de verschillende slaatsonluslen aan die fondsen telkens toegebragte aanmerklijke schade, het armenkapitaalnbsp;thans (184S) nog eene rente van ruim 764,000 romeinschenbsp;scudi’s (over de 2 miljoen guldens) afwerpt. « In de weldadigstenbsp;stad van Europa, te Parijs, hebben de godshuizen een jaarlijkschnbsp;inkomen van twee miljoen guldens, waarbij de regering nognbsp;ruim zooveel voegt, en hetgeen dan te zamen nagenoeg vijfnbsp;miljoen guldens oplevert. Te Rome bedraagt de rente van hetnbsp;eigendomskapitaal der godshuizen ongeveer één miljoen guldens;nbsp;de schatkist schiet daarbij nog omtrent even zooveel, alzoo te zamen iets meer dan twee miljoen guldens. Nu houde men evenwelnbsp;in het oog, dat er te Parijs, behalve door de openbare weldadigheid ook nog uit andere bronnen aan de armen aalmoezen toe-vloeijen, die in bovenstaande rekening niet begrepen zijn. Maarnbsp;tevens vergete men niet, dat de bevolking van Parijs vijfmalennbsp;grooter is dan die van Rome; derhalve , wanneer men nu zounbsp;rekenen, dat de giften der particuliere milddadigheid te Parijsnbsp;eene som opleverden van nog zevenmaal-honderd-duizend guldens, dan zelfs geeft Rome ’sjaars bijna het dubbele van Parijs,nbsp;alhoewel de noordelijke steden méér dan de zuidelijke in allerleinbsp;soorten van behoeften der arme klassen hebben te voorzien 1).»

Katholiek, ja, is Romes liefdadigheid, dewijl het in de stichting zijner godshuizen alle andere landen lange vooruit

1) IVIorichini , Instit. de Bienf, de Rome, p. 2Egt;.

-ocr page 383-

KARAKTER VAN ROMES MENSCHENMIS. 37 Ö

was. Ik zal daarvoor hier slechts drie voorbeelden aanhalen: het hospitaal van den H. Rochus, het gasthuis der Convalescenten , en het boetegesticht van Sint-Micbiel. Eerstgenoemdenbsp;stichting is voor ongehuwde kraamvrouwen ingcrigt, die daar,nbsp;zonder eenige betaling hoegenaamd, de vrucht van beur misstap, tegelijk met hare schande en schaamte , aan het oog dernbsp;wereld onttrekken, en er, in ’t diepste geheim, al de liefdezorgen genieten, welke de kieschheid van den toestand,nbsp;waarin zij zich bevinden, vereischt. Deze liefdadigbeids-inrig-ting dagleekent van 1770, lange reeds vóór die van Weenen,nbsp;op hare beurt de oudste van zulken aard; want in Frankrijknbsp;werd er nog wel tachtig jaren getheoretizeerd, nadat Romenbsp;dit liefdewerk reeds glansrijk in praktijk had gebragt 1). Hetnbsp;gasthuis der Convalescenten werd in 1348 door den H. Phi-lippus Nereus gesticht. Het is al de anderen van die soortnbsp;meer dan twee eeuwen vooruit, terwijl het gasthuis der Sa-maritane, waarop de Engelschen zich zooveel laten voorstaan,nbsp;eerst heugt van 1791 2). Het boetegesticht van Sint-Michielnbsp;is het derde voorbeeld, hetwelk ik hier wil aanhalen.

Toen, op het laatst der vorige eeuw, de Vereenigde Staten het opgetogen Europa hun boete-stelsel, op de gevangenhuizen toegepast, in al zijnen omvang leerden kennen, twijfelde niemand er aan, of het was eene oorspronklijknbsp;amerikaansche vinding, van over den Oceaan herwaarts gebragt. Het Protestantismus beroemde er zich op, en niemandnbsp;betwistte de aanbrengers de eer van wat zij uitgaven voor hetnbsp;werk van hun vernuft. Eindelijk, evenwel, kwam de waarheid aan het licht. De naar alle streken van Europa en Ame-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Dc Gérando, de la Bknf. publiq., T. IV, p.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Tüurnoa, Etud, Statist, ^ T. 11, p. 118.

Drievoudig Rtjnic. — II* Deel.

53^.

-ocr page 384-

574 HET DKIEVODDIG HOME.

rika ter bestudering van het penitentiair stelsel afgezonden publicisten kwamen, ten slotte, ook te Rome. De heerCerfbeer,nbsp;in 1839, door den minister van binnenlandsche zaken belast,nbsp;om de gevangenissen van het Schier-eiland te gaan opnemen,nbsp;drukt zich daarover in zijn rapport volgenderwijze uit: « Iknbsp;aarzel niet, te gelooven, dat het boetestelsel, op de gevangenissen toegepast, van Italië is uitgegaan, en wel van uitnbsp;het middelpunt, te weten van Rome, waar een paus, metnbsp;name Clemens XI, in 1705, naar het plan van Carlo Fontana een groot tuchthuis ter zedelijke verbetering der jeugdige gevangenen bouwen deed. Dat stelsel jvan verbeteringnbsp;is chrisllijk, het is katholiek en heeft met de kloosters tegelijk het aanzijn ontvangen; een paus heeft het bij de geboorte gedoopt. Amerika heeft het niet uitgevonden, Amerikanbsp;heeft het niet tol volmaaktheid gebragt, maar heeft het vannbsp;Gent ontleend, waar men het uit Milaan en uit Rome overgenomen had. Ja, van Rome is het, dat de beweging uitging,nbsp;die zich thans op dat punt in de beide halfronden openbaart;nbsp;het is Rome, waar men de eerste cellulaire gevangenis heeftnbsp;ingevoerd; daar heeft men zoowel de volstrekte, als de gewijzigde eenzame opsluiting allereerst aangewend, en het isnbsp;een paus, wiens hand de eerste verordeningen voor een dergelijk verbeterhuis ten papiere heeft gebragt. Ik hecht er te meernbsp;en Ie hooger waarde aan, om de eer van het gevangenisstelselnbsp;eerst van allen op de verbeterde grondslagen der cellulairenbsp;boetepleging gevestigd te hebben, toe te kennen aan dennbsp;romeinschen opperherder, aan Clemens XI, dewijl ik daarinnbsp;levens een krachtig middel zie, om er talrijke voorstanders ondernbsp;de chrisllijke geloovigen voor te vinden; terwijl ik nog daarenboven uit deze omstandigheid de gevolgtrekking afleid, dal,nbsp;hel bedoelde stelsel, om heilrijk te werken, met zijnen oor-

-ocr page 385-

S WÉRELDS RAMPEN EN WEDERWAARDIGHEDEN. 375

sprong in volkomen overeenslemming, namelijk volstrekt chrisllijk wezen moet 1). »

Katholiek, ja, is Rome’s lieftladigheid, dewijl zij nedrig blijft. Rome komt streng-letterlijk des Verlossers voorschriftnbsp;na; «Wanneer gij eene aalmoes uitreikt, zoo weie uwenbsp;linkerhand niet ^ wat de regter doet. » Rome heeft geenenbsp;dagbladen, die hare goede werken uitbazuinen; en de gewonenbsp;reizigers, die haar bezoeken, hebben woorden genoeg tot hunnbsp;dienst, om de moeder en meestres aller kerken te verguizen,nbsp;maar geen enkele letter, om te doen blijken van de schattennbsp;der liefdadigheid, welke zij in haren boezem bewaart. Wij,nbsp;Franschen, wanen aan de spits van den waren vooruitgang tenbsp;staan, en al onze denkbeelden, al onze plannen, zelfs denbsp;geringste proefnemingen, welke wij te werk stellen, om hetnbsp;lot der lijdende menschheid te verzachten, worden, als zoovele uitvindingen of ontdekkingen, terstond wereldkundig gemaakt. Doch, Rome zwijgt, en vergenoegt zich met in harennbsp;schoot, soms reeds eeuwen lang, te verwezenlijken denkbeelden , die bij ons nog in den staat van beraadslagingnbsp;zijn, of hoogstens eerst zoo even tot een begin van proefneming zijn gekomen.

Katholiek, ja, is Rome’s liefdadigheid, dewijl zij zich lot alle menschlijke ellende uitstrekt. Immers, van de wieg totnbsp;aan het graf zijn Adams kinderen als in eene onafgebrokennbsp;keten van allerlei rampen vastgeschakeld, en om dus waarlijknbsp;katholiek te wezen, moet de liefdadigheid even uilgeslrekt zijnnbsp;als geheel het leven, en even afwislend als de wederwaardigheden van het menschlijk aanwezen-zelf. Daarenboven moe»nbsp;ten de tewerk gestelde middelen, ter bestrijding of ter leni-

1) Men leze hier, in plaats van christtijk, katholiek. De heer Ccrfheer is een Israëliet. Jnst, de Bicnf. trad. par M. de Bazelaire.

-ocr page 386-

ft


376

HET DRIEVOUDIG ROME.

gin» van hel kwaad, met verstand gekozen, met liefde aangewend, en zóódanig met elkander in verband gebragt svor-den, dal zij alle zamen een,volledig stelsel vormen, zandernbsp;eenige leemte of gebrek. Wel nu, Rome, en Rome-alléénnbsp;heeft de eer van zich te mogen beroemen op de versvezenlij-king van dat wondervol geheel. Wij, kinderen dier onsterflijkenbsp;moeder, wij hebben regt, daarop trotsch te zijn. Wanneernbsp;de boom gekend wordt aan zijne vruchten, dan vraag ik,nbsp;welk treffender en roerender bewijs er zou noodig zijn voor denbsp;waarheid eener leer, die zich door zulke werken openbaart?

En terwijl wij ons zoo aan den loop dezer denkbeelden overgaven, zie, daar waren wij bij de brug van den Engelenburgt gekomen. Het werd nu tijd, om ons te overtuigen, dat ditnbsp;schoon stelsel van liefdadigheid geen droombeeld was, maarnbsp;eene levende en lastbare wezenlijkheid. Inlusschen haddennbsp;wij, om daarbij ordelijk te werk te gaan, onmisbaar een ofnbsp;anderen leidraad noodig. Hiertoe strekte ons de volgendenbsp;redenering, Ie weten- drie soorten van ellende, mel’smcn-schen drieledig leven verbonden, vergezellen den zoon vannbsp;hel slof onophoudelijk, waar hij zich ook in ditaardsche tranendal bevinden moge : /z^^c/iawe/y/ie ellende: armoede, ziektenbsp;en dood; geestelijke ellende : onwetendheid en dwaling; zedelijke ellende: de harlstoglen met al den nasleep er van. Ziedaar den wegwijzer, die ons door den doolhof der smarten vannbsp;hel leven op aarde heen kan geleiden, en, daarmee toegerust,nbsp;begonnen wij dan den mensch na Ie volgen in het jammerspoor,nbsp;dal zich voor zijne schreden opent bij zijne komst in de wereld , en niet gesloten wordt dan bij zijn graf.

Hij wordt geboren, en dikwerf wacht hem op den drempel des levens reeds een doodvonnis. Rome’s liefde snelt toe, om de misdadige hand terug te houden van een moordaanslagnbsp;op een schepsel Gods , op een mensch, op een onschuldig kind-

-ocr page 387-

ft


377

nOME S LIEFDERIJKE ZORG VOOR DEN PAS-GEBORENE.

Zij heeft het geheim ontdekt, om de eer der moeder, tegelijk met het leven van haar arm wicht Ie redden. Zie, daar staan wij bij den zegeboog, op den weg, dien het heidenschenbsp;Rome door de aan zijne overwinningskar gekluisterde mensch-heid in biltere smarte bewandelen deed: terzelfde plaatse aanschouwt thans ons oog het hospitaal of liefdegesticht van dennbsp;H. Geest — Spidale di Sxn Spirito — het oudste en,nbsp;met dat van Napels en van Rlilaan, het schoonste van allenbsp;paleizen voor den ongelukkigen natuurgenoot immer of ergensnbsp;opgerigl. Ten jare \ 198 bekleedde Innocenlius III. den Sint-Pieters zetel. Als hij eens aan de oevers van den Tiber omwandelde, daar bragt men hem het berigt, dat een visscher, bijnbsp;het aantrekken van zijn net, in stede vanvisch, drie kinderlijkjes had opgehaald. De voortreflijke paus was daarover zóónbsp;aangedaan, dat hij terstond bij het gasthuis van den H. Geestnbsp;eene schuiflade of draaibak liet inriglen, behoorlijk van binnennbsp;als een rustbed met een matras bekleed , waarop men , te allernbsp;ure, bij dag en bij nacht, een verstooten kind kon gaan neder-leggen. Onder zeer strenge strafbepaling werd het verboden,nbsp;niet slechts, om dengenen te willen kennen, die het wichtje innbsp;de schuif had neêrgelegd, maar zelfs om hem, bij het heengaan, te volgen met betoog. Opgenomen door de chrisllijkenbsp;liefde, die wel open armen heeft, om het verlaten kind, rnetnbsp;teederheid, in te ontvangen, maar geene oogen mag hebben,nbsp;om hen te bespieden, die hel onrneêdoogend van zich siooten,nbsp;zoo wordt hel daar verpleegd en opgevoed, in het godshuisnbsp;van den H. Geest, de eerste vaste en regelmatige stichtingnbsp;van dien aard, in Europa vero.'’dend tol redding van pasgeborenen , welke eene dubbele misdaad wreedelijk had veroordeeld ter dood! Het eerste vondelingenhuis te Parijs was datnbsp;van den H. Vincentius van Paulo, in 1G78 geslicht. Londennbsp;heeft er een, dat eerst dagteekent van de vorige eeuw.

52

-ocr page 388-

578

HET DBIEVOÜDIG ROME,

I!el werk van Innocentius III. heeft de eeuwen gfetrol-seerd , en door Rome’s liefdadigheid krachtdadig ondersteund , verkeert het voordurend in gewenschten bloei. Zoodra denbsp;jongens lot den leeftijd zijn gekomen van te kunnen arbeiden,nbsp;worden ze naar Viterbo gezonden, om daar, ineen gesticht,nbsp;lot San-Spïrito behoorende, een ambacht aan te leeren.nbsp;Wanneer zij zeventien jaren oud zijn geworden, en niemandnbsp;hen adopteert^ zoo geeft men hun, vooreen jaar, eene somnbsp;gelds, gelijk staande met wat zij in het gasthuis voor onderhoud noodig hebben. Dal geld strekt, om zich daarvoor gereedschap en wat zij verder noodig hebben, aan te schaffen,nbsp;tot uitoefening van het maatschaplijk bedrijf, dat door hennbsp;gekozen is. Aangezien zij nu voor zich-zelven zorgen kunnen,nbsp;zoo Iaat men ze vrij I). De meisjes zijn evenzeer het voorwerpnbsp;der niets verzuimende, teedersle zorgen. Onder toevoorzigtnbsp;en leiding van godvruchtige meestressen, worden in San^nbsp;Spirito ongeveer zeshonderd meisjes in deugd, goede zedennbsp;en in alles, wat de vrouw kennen moet, gedurig aan cn opnbsp;hechte grondslagen, onderwezen. Het linnen-magazijn dernbsp;uilgesirekte stichting is geheel aan hare behandeling toevertrouwd. Eenigen zijn met het vervaardigen van allerlei kleinnbsp;kindergoed, voorde inkomende vondelingen, belast; sommigen plooijen of wasschen fijne kerkgewaden ; wederom anderennbsp;borduren in zijde en in goud. Haar lol is van drieledigen aard :nbsp;of zij blijven levenslang in het gesticht, of zij huwen, of zijnbsp;gaan over lol den geestelijken staal. In hel eerste geval is harenbsp;toekomst voor goed verzekerd. In hel tweede geval, geeft San~nbsp;Spirilo haar eene huwelijksgift van honderd scudi’s (twee honderd vijftig guldens); doch zie, hoe groot de moederlijke voorzorgnbsp;van Rome’s liefdadigheid is: die som gelds moet door den echt-

1) Conslanzi , 66.

-ocr page 389-

37y

ROMES LIEPBERIJKE ZORG VOOR DEN WEES.

genoot van hel meisje behoorlijk op hypotheek worden gezet, zóódanig , dat hel kind der Voorzienigheid daarvan nimmernbsp;kan verstoken worden. Eindelijk, in het derde geval,nbsp;wanneer hel meisje den geestelijken sluijer aanneeml, zoonbsp;voorziet hel godshuis even eens behoorlijk in alles, wat daartoe wordt vcreischt. Doch, dit is nog niet alles: Leo XII,nbsp;roemrijker gedachtenis , heeft gewild , dat ook de weesmeisjes , wanneer zij geadopteerd werden , in geval vannbsp;huwelijk, of van non worden, even eens regt zouden hebbennbsp;op eene uitkcering door het geslicht van zekere som in geld.

Wij bezochten dit godshuis, en stonden er verbaasd en opgetogen bij hel aanschouwen van de groole orde in het beheer, van de volmaakte tevredenheid der talrijke bewoners,nbsp;van de gepaste inrigling, ja, men mag zeggen, van den, innbsp;de daad, koninklijken luister, die San-Spirito in allen deelenbsp;kenmerkt; en echter hadden wij nog maar een klein gedeeltenbsp;van hel wijd-uitgestrekt hospitaal gezien. Men opende onsnbsp;nu eene reeks van zalen, allen even ruim, hoog van verdieping, helder, luchtig en uitstekend goed gevloerd, en voortsnbsp;meerendeels versierd met schilderstukken, die de wonderge*nbsp;nezingen, door den Verlosser gedaan, voorstellen. Aan beidenbsp;zijden staan verscheiden rijen met ledikanten, die te zamen eennbsp;getal van zestienhonderd-zeslien stuks uitmaken. Elke zaal voertnbsp;den naam van een bescherm «heilige, of van een paus, dienbsp;haar heeft aangelegd of verfraaid. Pius VII. leeft hier gezegend in dankbare herinnering steeds voort. Het gevoel zijnernbsp;eigen smarten maakte hem, den doorluchtigen gevangenenbsp;van Fontainebleau, voor de droefheid en het lijden zijnernbsp;kranke natuurgenooten te meêwariger. Op zijnen last werdennbsp;er hoogsl-belangrijke verbeteringen in dit onmetelijk gebouwnbsp;aangebragl, waar hij nieuwe badplaatsen aanleggen en doornbsp;goede verwarmingstoestellen de oude gebrekkige stookovens

-ocr page 390-

880

BET DRIEVOUDIG ROME.

vervangen deed. Ook nog voegde hij bij de overige aparle-menten eene zeer schoone groole operatiezaal, goed verlicht en luehtig, met toevoer van overvloedig water, met marmeren tafels, kortom zóódanig ingerigt, — zegt monseigneurnbsp;Morichini, — dat, naar het gevoelen zelfs van vreemdelingen ,nbsp;die in alles, wat Rome betreft, zeer karig met lofspraaknbsp;zijn, geen etablissement van dien aard, in geheel Europa,nbsp;op zulk eene volledigheid roemen mag 1).

De zalen zijn, in den winter, door stoombuizen verwarmd, die uitgaan van te midden in het gebouw staande ovens,nbsp;waarop in groote koperen ketels de verschillende laafdranken heet gemaakt worden, welke men aan de zieken, naarnbsp;hun verlangen, uitreikt. Viermalen daags wordt het geheelenbsp;hospitaal opgereinigd; de vloeren worden alle maanden blanknbsp;geschuurd; het linnen wisselt, naar vereischte, zoo dikwijlsnbsp;af, als zulks noodig geoordeeld wordt. Geen besmeurdenbsp;matras, of waarop iemand geslorven is, blijft één oogenbliknbsp;in gebruik. In het voorjaar, wanneer er, gewoonlijk, minder zieken zijn, worden de bedstellen gezuiverd, al hetnbsp;houtwerk geverwd en op nieuw vernist, de muren en plafonds gewit. Om zuivere lucht te behouden, heeft mennbsp;overal behoorlijk togtgaten aangebragt, en worden bovendiennbsp;de ziekenzalen gedurig aan door gepaste middelen opgefrischt.nbsp;Onder den sleenen vloer loopt door eene glooijende goot,nbsp;die mede van steen gemetseld is, een van boven afgeleidenbsp;waterstroom gestadig naar onder, en voert, in elke rigting,nbsp;alle vuilnis, door twee groole stortgaten in den Tiber weg.nbsp;Er is zóóveel zorg voor de zindelijkheid van het hospitaalnbsp;gedragen, dat zelfs zij , die genoegzaam nooit te bevre-

1) Insti't. de Bienf. enzv. , p. 36.

-ocr page 391-

581

BEZOEK IN SAN-SPIRITO.

(li^eu zijn, er niet de miusle aanmerking legen kunnen inbrengen 1).

De bedkoelsen slaan op ijzeren slijlen, en zijn tnelglad-geverwd houtwerk beschoten. Daarin ligt een slroozak, een matras, een peluw, een hoofdkussen, een paar lakens, eennbsp;ligle deken voor den zomer, en ’s winters nog een paarnbsp;w’olle dekens er bij. Tusschen elke twee bedden slaat eenenbsp;in den muur bevestigde , marmeren tafel, waarop al hel voornbsp;den zieke benoodigde gereed staat, en even zoo het geheimenbsp;gemak. Verder vindt men bij elk ziekbed eene naauwkeurignbsp;in teekens geschreven aanwijzing van den slaat des krankennbsp;en der wijze, waarop hij behandeld wordt , voorts ook watnbsp;hij moet of mag gebruiken, gelijk ook, des noods, of hijnbsp;behoort te worden bediend , of hij reeds hel laatste H. Olieselnbsp;ontvangen heeft , enzv.

Al naar male van het jaargetijde, worden ’s ochtends van zeven lol negen ure, en 's middags van half drie tot halfnbsp;zes de spijzen aan de zieken uilgcreikt. Driemalen in de weeknbsp;wordt, terwijl zij eten , het orgel bespeeld; werkelijk, alléénnbsp;de christlijke liefdadigheid is in slaat, om eene weldaad opnbsp;zulk eene even kiesche, als keurige wijze te verrigten! Doch,nbsp;zondags heeft er een nog veel treffender schouwspel plaats:nbsp;dan toch ziel rnen, in alle riglingen, zoowel uil Trasleverenbsp;als van uit het midden der stad, talrijke broederschappen zichnbsp;naar San-Sjgt;iTito heenspoeden, om aan de arme zieken hunnenbsp;liefdediensten te gaan betoonen: deze brengt ververschingen

Ij Instil. de Bienf., p. 39. — Om mijne aanteekeningen en herinneringen lot een geheel te brengen, heb ik dikwerf van denbsp;werken van monseign. Morichini en van den abbé Oonsfanzi gebruik gemaakt. Het eerste is in 't Franscb vertaald door den beernbsp;deBazelaire, die er eene hoogst-belangrijkc inleiding bij heeft gevoegd.nbsp;Het andere werk bestaat alleen in 't ItaliaanscU.

-ocr page 392-

o82 HET DRIEVOUDIG ROME.

aan, gene komt de bedden spreiden, een derde den baard seheren, of de kranken Ie drinken geven, enzv. En wat nunbsp;is van al die naauwlettende zorgen het heilrijk gevolg?nbsp;Dat de sterfte jaarlijks slechts negen of tien op de honderdnbsp;zieken bedraagt; hetgeen voor zulk een uitgestrekt hospitaal,nbsp;zeker, zéér gering en wel de schoonste lofspraak is, welkenbsp;men er over zou kunnen uitbrengen 1).

Ziedaar nu voor wat betreft de ligchaamlijke verzorging; maar ten aanzien der zielsbehoefte, die in andere hospitalennbsp;dikwerf zoo schandelijk verwaarloosd wordt, heeft Rome bijnbsp;uitnemendheid zorg gedragen, aangezien zij de waarde van dennbsp;onsterflijken mensch, in al haren omvang, kent. Twaalf aalmoezeniers wonen in het hospitaal, en staan nacht en dag denbsp;zieken ter dienste, ’s Morgens lezen zij in de verschillende zalennbsp;de H. Mis, bedienen de kranken met de HH. Sacramenten dernbsp;Kerk, en staan de stervenden bij in de ure des doods. Daarenboven , moeten, ingevolge de voorschriften van paus Clemens IX.,nbsp;al de te Rome gevestigde kloosterorden, eenmaal in de maand,nbsp;twee biechtvaders naar het hospitaal zenden, teneinde de zieken het meest-mogelijke gemak zouden hebben, om hunnenbsp;godsdienstpligten naar wensch Ie vervullen. Zij moeten telkensnbsp;daartoe minstens vijf uren blijven. Verscheiden malen daagsnbsp;wandelt een geestelijke de zalen door, en spreekt, te middeninnbsp;gekomen, luide een slichtlijk woord tot de zieken, teneindenbsp;hen te troosten, of aan te sporen, om hunne kwalen, uitnbsp;berouw over hun zondig leven, God ter eere, te dragen metnbsp;christlijk geduld. Aangezien nu in San-Spirito alle soortennbsp;van lijders , zonder aanzien van godsdienst-belijdenis, wordennbsp;opgenomen, komen daar steeds vrijwillig een aantal zoo kloosterlingen als niet-geordende priesters heen, teneinde hen, die

1) Instil, de liienf., p. 4G.

-ocr page 393-

385

BESCHRIJVING VAN HET GODSHDIS SAN-SPIUITO.

ongelukkifjer wijze buiten den schoot der Kerk geraakt zijn of geboren, er in terug te brengen, of wel om er biecht te hooren,nbsp;katechismus te houden, de zieken te troosten enzv. Ook vromenbsp;leeken komen, vooral ’s zondags, cr de verschillende sverkennbsp;van barmhartigheid uitoefenen!). Bij het doorwandelen dezernbsp;uitgestrekte zalen komt de H. Camillus de Lellis ons als doornbsp;elke deur en bij elk bed van smarte levendig voor het oog vannbsp;den geest terug, hij, de doorluchtige bezoeker van San-Spi-rito, die, gestadig aan , vele jaren lang, gansche dagen ennbsp;nachten aan de sponde der stervenden hier doorbragt. Thansnbsp;zal ik over hem niet verder uitweiden ; later toch kom ik meernbsp;bepaald op hem nog terug.

Wanneer een lijder sterft, zoo laat men hem, twee uren lang, in zijn doodbed liggen, om hem vervolgens naar denbsp;lijkkamer over te brengen, waar de doode vier-en-twintignbsp;uren liggen blijft. Een aan zijne hand bevestigd koord, dat aannbsp;eene schel is vastgemaakt, doet, bij de minste beweging eennbsp;oppasser toesnellen, die, dag en nacht, met de bewaking dernbsp;lijken belast is. Eiken avond, na den Angelus, komt eenenbsp;vrome broederschap, enkel uit leeken bestaande, in de lijkkamer de dooden afhalen, om ze, bij fakkellicht, naar denbsp;begraafplaats van den Janiculus heen te brengen. Men kan

zich niets treffender en roerender voorstellen, dan die schaar

van liefderijke broeders, soms van de verst verwijderde punten der stad, door regen en winterkoude heenkomende, om hiernbsp;dat laatste werk van barmhartigheid te verrigten. Wanneer er — wat dikwerf het geval is — geene dooden tenbsp;begraven zijn, dan gaat de broederschap toch naar het kerkhof heen, om er op de graven de gebeden voor de overledenennbsp;te doen. Wij zullen later zien, wat cr gebeurt met een zieke,nbsp;die herstelt.

1) Constanzi, p. 64 en 63.

-ocr page 394-

384 HET DRIEVOUDIG ROME.

Om den liefdadigheidsfjeest te onderhouden , die al de wonderen uitwerkt, waarvan wij zoo even oogg^etuigen waren,nbsp;maakt vooral het talrijk personeel, dat aan dit hospitaal verbonden is, een hoofdpunt uit der naauwlettende zorg ennbsp;van het onophoudelijk loevoorzigt des bestuurs. Bij het aannaderen der onderscheiden hoogfeesten wordt, in de kapel,nbsp;vooralle daar vergaderde beainblen {numerosïsstma famiglia)nbsp;van het etablissement eene stichtende voorbereiding gehoudennbsp;tot het op den feestdag waardig ontvangen der HH. Sacramenten. Gedurende de vasten houden allen eene « reiraite^»nbsp;ter voorbereiding lot de paaschcomrnunie 1). Ziedaar dan nunbsp;wat er te Rome , en wel sedert eeuwen, zonder eenige [iraal-vertooning of grootspraak, gedaan wordt. En men beschuldigtnbsp;u, dat gij niets doet, u, die den diepsten eerbied voor de lijdende ledematen van Jesus Christus koestert, terwijl gij hunnbsp;smarleleger met de teedersle moederliefde steeds bewaakt!nbsp;Ik vraag het, zonder de minste vrees van tegengesprokennbsp;Ie zullen worden, ik vraag: zijn er onder de sleden dernbsp;christenwereld vele, of liever is er ééne-enkele stad, die zichnbsp;mag vleijen met de christenhoofdstad te evenaren, of, veelnbsp;minder nog, haar te overtreffen ?

30 Jannarij.

Rome’s liefderijke zorg voor den pas-geborene en voor den wees (vervolg). — Hospitaal van S. Rochus-in-Ripetla. — Santa-Maria-m-4|/Miro. — De kinderen van den Geletterde.

Het schoone weder, de aangename indrukken, welke wij gisler-avond, ten gevolge van ons bezoek in San^nbsp;Spirilo ^ naar huis bragten, dat alles noopte ons dringend,

1) Constanii, p. 6ö.

-ocr page 395-

38S

ROMES LIEFDADIGHEID.

om ook heden onzen togt langs de baan van Rome’s liefdadigheidsgestichten verder voort te zetten. Gisteren waren wij blijven staan op den drempel des levens, bij de wiegnbsp;van het door zijne liefderijke hand aan de misdaad van moordnbsp;ontrukte wicht. Het was slechts bij uitzondering, en omnbsp;er niet op terug te komen , dat wij het hospitaal van dennbsp;H. Geest, dat uitgestrekt legerkamp van alle menschlijke kwalen, in eens af hebben bezocht. Voorheden hervatten wij onzenbsp;pelgrimswandeling van af het punt, waar wij gisteren eindigden. Het kind te redden, en daarbij tevens de eer dernbsp;schuldige moeder nog op te houden, dat is, zoo als wijnbsp;reeds zeiden , de eerste daad van Rome’s menschenmin. Wijnbsp;weten uit het meêgedeelde, op welke wijze het kind gered

is; nu moeten wij ook nog aanduiden, hoe er gezorgd

wordt, om de eer der gevallen vrouw te sparen.

In zijne « Theories » over openbare weldadigheid, schrijft de heer De Gerando het volgende. « Een kraam-vrouwenhuis moet in eene afgezonderde wijk gelegen zijn;nbsp;de personen, die er in worden opgenomen, moeten vrijnbsp;wezen, om al dan niet hare namen en woonplaatsen op tenbsp;geven; het register der afgelegde verklaringen zal, in elknbsp;geval, een geheim blijven, waartoe de beambten en bedienden van het huis streng verpligt zullen worden, meê tenbsp;werken; geene vreemden zullen tot de zalen toegang hebben I). » — Wel nu, al die maatregelen van voorzorg,nbsp;welke de philanthropie in Frankrijk uitdacht, om de eerdernbsp;familiën te redden, en vooral den kindermoord te verhoeden,nbsp;heeft Rome reeds van overlang in werking gebragt. Wijnbsp;vonden ze allen, doch door de christlijke liefdadigheid nognbsp;zeer gelouterd, in het Hosjpitaal van St, Rochus in vollen

I) T. IV, p. 37i).

Drievoudig Rome. — II. Deel.

-ocr page 396-

586 HET DRIEVOUDIG ROME.

gang. Den Tiberoever, la Ripetta genaamd , langs gaande, kwamen wij weldra aan dit nieuwe gedenkleeken van Rome’snbsp;heilige weldadigheid, gelijk het er in de jubeljaren steeds opnbsp;uit is, om dergclijke barmhartigheids-werken te verrigten.nbsp;Tenjare 1500, wijdde de broederschap van den H. Rochusnbsp;haren beschermheilige eene kerk en een hospitaal toe vannbsp;vijftig bedstellen , voor alle soorten van arme zieken bestemd.nbsp;In hel jaar 1770 verordende paus Clemens XIV., bij breve,nbsp;dat daarin alleen ongehuwde zwangere vrouwen zouden opgenomen worden, hetgeen dan ook voortaan lot heden tennbsp;dage toe het geval gebleven is.

Geen lokaal kon daartoe gepaster wezen. De groote in-en uilgangs deur ligt niet aan de straat, maar komt uil in een voorportaal, dat twee uitgangen heeft, waarvan er zichnbsp;een op een onbewoond erf bevindt, dat vervolgens naar verscheiden verloren straatjes heenloopt. Alle vrouwen, die opnbsp;het punt staan van te bevallen, hebben zich bij de prio-resse van het geslicht slechts aan te melden, om terstondnbsp;opgenomen, en, geheel ten koste van hel etablissement,nbsp;geholpen en er lot nog acht dagen na hare bevalling verpleegd te worden. Men vraagt noch haren naarn, noch naarnbsp;haren stand, noch naar iets, wal zou strekken kunnen, omnbsp;haar te verraden. Rome’s liefdadigheid gaat intusschen nognbsp;verder: de ongelukkigen mogen, des verkiezende, zich hetaan-gezigt ornsluijeren, teneinde zoodoende door niemand herkendnbsp;te kunnen worden. Indien eene van haar mogt komen te sterven , dan wordt haar naam niet op de registers ingeboekt; zijnbsp;zijn slechts door het volgnommer van elkander onderscheiden.nbsp;Vróuwen, die den toestand, waarin zij verkeeren , uilerlijknbsp;niet genoeg voor de haren verbergen kunnen, en daarbij,nbsp;als haar misstap uitkwam, vreeslijke gevolgen er van zouden te duchten hebben, worden reeds lang vóór den tijd harer

-ocr page 397-

ia


387

HOSPITAAL VAN SINT-BOCHüS-lN-KIPETTA.

bevalling in het gesticht opgenomen , waardoor de eer der bloedverwanten gespaard en de kindermoord voorgekomen wordt. En alsof al die voorzorgsmaatregelen nog nietnbsp;voldoende waren, zoo is dit hospitaal aan alle geregtelijke ennbsp;kerkelijke jurisdictie onttrokken; noch mannen, noeh vrouwen zelfs mogen er binnen komen, bloedverwanten nochnbsp;andere personen, van wat rang of stand zij ook zijn mogen.nbsp;Alleen de geneeskundige, de heelmeester, de huisgeestelijke,nbsp;de dames, die het gesticht besturen, en het dienstdoendnbsp;vrouwlijk personeel worden er toegelalen. Hierdoor zijn denbsp;depositate (kraamuitlegsters) zeker van door niemand of doornbsp;niets gekweld te worden, en hoegenaamd geen onbeseheidennbsp;bezoek te moeten ontvangen, gedurende al den tijd, diennbsp;zij daar ter plaatse doorbrengen.

Terstond na de geboorte, worden de kinderen hoogst zorgvuldig naar San~Spirito gebragt, terwijl de moeders, die voornemens zijn, ze terug te nemen, er een teeken aandoen, waaraan zij ze later herkennen kunnen. Die voorzorg is allezinsnbsp;noodig, dewijl, in geval van onwetlijke geboorte of grootenbsp;armoede, de pas-geboren kinderen wel niet aan hunnenbsp;moeders kunnen worden toevertrouwd en overgelaten; ennbsp;om nu die ongelukkige kraamvrouwen niet met allerleinbsp;noodelooze vragen lastig te vallen, en zoodoende haar tenbsp;dwingen tot het verbreken van het gewijd geheim, dat denbsp;ziel van dit godshuis uitmaakt, zoo heeft men, in eensnbsp;af, tot vasten stelregel aangenomen, om de kinderen allen,nbsp;zonder onderscheid, naar San-Spirito te doen brengen,nbsp;waar zij dan overgelaten mogen worden door moeders, dienbsp;ze, om gewigtige redenen, niet bij zich kunnen houden, ofnbsp;vanwaar men ze, in het tegenovergesteld geval, terstondnbsp;na het verlaten van Sint-Rochus, weder kan gaan terughalen.

-ocr page 398-

388 HET DRIEVOUDIG ROME.

Dit hospitaal bestaat uit eene groote zaal en verscheiden kleine, nieuw-gebouwde vertrekken, waarvan er een voor denbsp;verlossing en de operaliën bestemd en ingerigt is. Het getalnbsp;bedden bedraagt twintig en kan, des noods, vermeerderdnbsp;worden; elk ledekant is van een behangsel voorzien, en doornbsp;een kraamschut van de overige legersteden gescheiden.

De stad, die al deze voorzorgsmaatregelen genomen had, om de eer der misdadige vrouw te redden, zou, ongetwijfeld,nbsp;meenen, haren pligt volkomen te hebben vervuld; doch Romenbsp;denkt daar anders over; nadat zij het alles, wat ik hierbovennbsp;meêdeelde, volbragt heeft, meent zij toch, hare laak slechtsnbsp;ten halve afgedaan te hebben: namelijk, zij moet nu ooknbsp;nog trachten, het bedreven kwaad in het vervolg te voorkomen, en alzoo, door de genezing van het verdorven hart,nbsp;waaruit de misdaad is ontsproten, den terugkeer lot het padnbsp;der ondeugd , zooveel mogelijk, legen te gaan. Ziedaar, watnbsp;Rome in haren liefdadigen ijver zich nog verder ten doel stelt.nbsp;Dientengevolge worden al deze Magdalena’s van lieverledenbsp;aan een levensregel onderworpen, die er volkomen voornbsp;berekend is, om ze uit het dwaalspoor op den regten wegnbsp;terug te brengen. Eiken dag wonen zij de H. Misofferandenbsp;bij, ontvangen godsdienstig onderrigt zoo van de prioresse alsnbsp;van den aalmoezenier, verrigten verschillende werken vannbsp;godvrucht, en brengen haar geweien, door het heilig sacrament van boetvaardigheid, tot rust en orde terug. Zoodranbsp;zij het vervolgens waardig zijn, versterken zij zich door hetnbsp;godlijk bloed, dat maagden kweekt, of de brandende koortsnbsp;der hartstogten voor goed weet te genezen.

Zou men het gelooven, dat er zijn, die zich over zulk een godshuis geërgerd hebben? De materialistische philan-thropie heeft die inrigling voor zéér berispelijk uitgekrelen ennbsp;ten sterkste afgekeurd, als bevorderlijk zijnde aan het

-ocr page 399-

389

HOSPITAAI VAN SINT-UOCIIÜS-IN-RIPETTA.

sluiten van onraadzame huwelijken, aan het buiten wer~ kiny stellen van den zedelijken dwang^ en aan het over~nbsp;matig doen toenemen der bevolking enzv. Wij zuilen metnbsp;een chrislen-slaatshuishoudkunclige daarop alleen dit antwoorden: « De liefdadigheid mag nooit aan op den achtergrondnbsp;liggende toevallige omstandigheden het dringend-noodzakelijknbsp;belang der dadelijke hulp van eene moeder met haar pasgeboren kind ten offer brengen. Overbevolking is, ongetwijfeld, eene groole ramp voor de maatschappij; maar het weigeren van hulp in zulk eene gegeven omstandigheid, zounbsp;een zwaar vergrijp aan de wetten der godsdienst en der christ-lijke menschenmin zijn: lusschen die beide uitersten, aarzelenbsp;men niet te kiezen: de wet der menschlijkheid is boven dienbsp;der staatshuishoudkunde hoog verheven 1). »

Wij zagen zoo even, hoe Rome’s liefdadigheid hel leven van het pas-geboren kind in beseherming neemt, en de eernbsp;van de moeder weet te redden: daarmede vingen wij de reeksnbsp;der beschouwingen van onzen pelgrimstogt aan; het tweedenbsp;tafereel, dat zich hier voordoet aan het oog, houdt ons wederom bij eene wieg bezig. De vondeling is toch niet alléénnbsp;op deze wereld ongelukkig 1 hoeveel andere kinderen wordennbsp;er nog niet gevonden, die, van hunne prilste jeugd af aan,nbsp;weezen zijn, of kroost van belioeftige ouders, en zoodoendenbsp;reeds sedert hun eerste optreden in de wereld gebrek lijden aannbsp;steun, en brood, en hulp! Rome neemt ze allen ontfermendnbsp;aan, en bij die adoptie legt de moeder der volken eenenbsp;teederheid en een doorzigt aan den dag, die, om ze te kennen duizendwerf belangrijker is, dan al hare antieke monumenten en al hare meesterstukken van moderne kunst. Denbsp;weezen worden naar hunne vatbaarheid, in verschillende klas-1) De Villeneuve Bargem., du Pauperisme, t. III, p. 34.

33

-ocr page 400-

390

HET DRIEVOUDIG HOME.

sen verdeeld. Dezen zullen zich op de wetenschappen, genen op de kunsten toeleggen, terwijl wederom anderen een ambacht leeren zullen. Meermalen echter schitterde de vonk vannbsp;den genie onder het lompenkleed der uiterste armoede glanzend door. Wanneer derhalve de aangenomen zoon een gelukkigen aanleg voor de .studie verraadt, dan zendt zijne pleegmoeder hem naar het godshuis van Santa~Maria-in-Aquiro^nbsp;en wij begeven ons met hem derwaarts heen. Dit weeshuisnbsp;werd in 1340, op dringend aanhouden van den H. Ignatiusnbsp;van Loyola, gesticht. In 1391 vernieuwde de menschlievendenbsp;kardinaal Salviati het gebouw op zijne kosten, en voegde ernbsp;een collegie bij, dat vervolgens naar hem genoemd is. Hijnbsp;had, namelijk, opgemerkt, dat onder de arme kinderen, dienbsp;voor de kunsten en ambachten opgeleid wérden, eenigen zichnbsp;door eene bijzondere geschiklheid voor letterkundige studienbsp;onderscheidden ; en daarom dus wilde hij, dat zij, doch boven de twaalf jaren oud zijnde, en na vooraf eerst drie jarennbsp;in het eigenlijke godshuis doorgebragt te hebben, in zijnnbsp;collegie zouden overgaan. Leo XII. heeft het bestuur dezernbsp;inrigling aan de palers-Sommasken toevertrouwd; beternbsp;keuze ware ten deze wel niet mogelijk geweest. Om daar tenbsp;kunnen worden aangenomen, is men tot de navolgende voorwaarden verpligt, te weten: men moet Romein van geboortenbsp;zijn, tenminste vaderloos, ouder dan zeven en jonger dan tiennbsp;jaren. Zoodra de leerling zijn achttiende jaar bereikt heeft,nbsp;verlaat hij het collegie. Thans zijn er daar vijftig aanwezig.nbsp;Aangenaam-verrassend is het gezigt van die jeugdig-blozendenbsp;knapen, vrolijk uitkomende op het sneeuwwitte kleed, dat, alsnbsp;verpligtende dragt in het huis voorgeschreven is. De opgeruimdheid, die het gelaat dezer kvveekelingen teekent, en denbsp;vrolijkheid, die in al hun doen doorstraalt, doet voor altijdnbsp;de gedachte verdwijnen, dat het lot eenmaal dit geslacht

-ocr page 401-

DR KINDEREN VAN DEN GELETTERDEN STAND. 591

tot het derven van alle levensvreugde scheen voorbestemd te hebben. Bij het binnenkomen van het gebouw wordt men innbsp;een fraai vertrek gebragt, opgeluisterd door verscheiden inschriften en afbeeldingen van begunstigers en weldoenersnbsp;van dit geslicht. In diezelfde zaal mogen, eenmaal in denbsp;week, de moeders hare zonen komen bezoeken, en wordt ernbsp;zoodoende gezorgd, dat de teedere banden van het bloednbsp;wederzijds ongeschonden blijven bewaard.

Misschien zullen sommigen meenen, dat het doel, waar deze weeskinderen naar streven, al te hoog ligt, en dat hunnenbsp;opvoeding en behandeling te zeer verfijnd is voor knapen,nbsp;welke men als arm aanziet; doch, men houde in het oog,nbsp;dat in eene groole stad, zoo als Rome, kinderen dikwerf eennbsp;vader komen te verliezen, die uit de opbrengst zijner fatsoenlijke bezigheden op eene eervolle wijze voorzag in het onderhoud van zijn gezin. Die arme kinderen, in meer beschaafdennbsp;levenskring opgevoed en reeds aan de studie overgegeven,nbsp;ondervinden in het Sanla-Maria-gesticht, van stonde af aan,nbsp;eene behandelingswijze, die met hunne oorspronklijke bestemming in de maatschappij volmaakt overeenkomt; en, aange-zien nu de standen in de zamenleving onderling zeer verschillen , zoo is het eener verstandige liefdadigheid waardig, datnbsp;zij aan alle soorten van ongelukkigen ook verschillende, en,nbsp;naar gelang van omstandigheden , passende middelen aan denbsp;hand geeft, om in ieders ramp, zoo voegzaam mogelijk, Ienbsp;voorzien 1). Morgen zullen wij voortgaan, Rome bij hel metnbsp;teedere moederzorg volbrengen van die roemvolle laak wederom naauwletlend te volgen.

1) Morieb., p. 101.

-ocr page 402-

592 MET DRIEVOUDIG ROME.

31 JannariJ.

Do doop vaa den heer Ratisbonne. — Voortzetting onzer beschouwing van het christlijii Rome. — Rome’s teedere bezorgdheid voor den wees. — liet apostolisch godshuis van Sint-Mictiiel.nbsp;— Zijn ontstaan. — Zjjne vier familiën. — Zijne inrigtiug.

Alvorens onzen logt te hervatten, waren wij bij eene pleg-tigheid, of, zeg ik liever, bij eene gebeurtenis tegenwoordig, waarvan de herinnering nimmer uit ons geheugen zal worden gewischt; de heer Ratisbonne werd heden gedoopt. Eerstnbsp;tien dagen waren er sedert zijne wondervolle bekeering ver-loopen; maar, de neophiet had alles begrepen, en de kardinaal Mezzofanti, die met het onderzoek der nieuw-bekeerden,nbsp;of zoogenaamde catechumenen, belast was, kon niet genoegnbsp;uitweiden over den schat van kennis, door Gods barmhartigheid en genade in dit zoo hoog en buitengemeen bevoorregtnbsp;gemoed dus overvloedig en zoo plotseling uitgestort. Ten 8nbsp;ure waren wij in de kerk van Gesü, die reeds oververvuldnbsp;was met eene ontelbre menigte geloovigen, hier zaamgevloeid,nbsp;om den jongen Israëliet te zien, dien Maria’s genaderijke hand-zelve tot aan den voet van het kruis had willen heengeleiden.nbsp;De te Rome aanwezige Franschen waren, om zoo te zeggen,nbsp;allen hier tegenwoordig; eenstemmige godvrucht kenmerkte,nbsp;zonder onderscheid, geheel de vrome schaar. De heer Ralis-bonne, vergezeld van pater de Villefort en van zijn peter, dennbsp;heer de Bussières, was achteraan in de kerk geplaatst, ennbsp;gekleed in het witte gewaad der catechumenen.

Weldra verscheen nu in de St. Ignatius-kapel de kardinaal Patrizi, ’s pausen vicarius, pontificaal gekleed, en begaf zichnbsp;vervolgens heen naar den neophiet, over en bij wien hij de

-ocr page 403-

DE DOOP VAN DEN HEEK RATISBONNE. 393

te dezer gelegenheid passende gebeden en ceremoniën uitsprak en volbragt. Wij volgden die oplettend; eerst werd de oude mensch verdreven en de nieuwe tot het christendomnbsp;ingezalfd en gesterkt; voorts werd hem, den Saulus, die,nbsp;nog zoo kort te voren, den Naam van Jesus van Nazareth ennbsp;zijne Heilleer gelasterd had en gesmaad, pligtmatig voorgeschreven, om daarover in het openbaar en in alten ootmoednbsp;berouw te toonen: « Kus den grond ! » — riep de kardinaalnbsp;hem toe, en, hoe onverwacht ook hem die w'oorden in denbsp;ooren klonken, zoo wierp hij toch, zonder de minste aarzeling, zich terstond op de kuiën neder, en kuste ootmoedignbsp;en rouwvol den grond. Dus gaf hij aan de omstandersnbsp;het sprekend bewijs, dat hij waarachtig christen gewordennbsp;was, zoo jong reeds overtuigd, dat alleen langs den weg dernbsp;nederigheid het doel der waarheid en des behouds kan worden bereikt. Welsprekend is, zeker, voor ons allen dat voorbeeld en die les; immers, hoe dikwerf vergeten wij het niet,nbsp;dat Jesus, onze Heer en Meester, zachtmoedig was en nederig van hart 1).

Geen twijfel meer; des Verlossers geest heeft den neo-phiet thans geheel bezield, en de kardinaal brengt alzoo het dierbaar schaap, dat voor den hemel gewonnen is, naarnbsp;de Sint-lgnatius-kapel in zegepraal heen. Ónmogelijk zou hetnbsp;zijn, de verschillende gewaarwordingen, die zich van de aanwezigen in dezen oogenblik hadden meester gemaakt, uit tenbsp;drukken. Welk een schouwspel ook! De heer de Bussières,nbsp;een bekeerde protestant, die een jood in den schoot der Kerknbsp;terugbrengt; en welk een jood? een jonge Franschman —nbsp;een jeune France — van 28 jaren, in de kracht des levens,nbsp;met een helder hoofd en volkomen onafhanklijk; zoo straks

1) l’Enfant de Mark, door den heer de Bus.sières, blz. S9.

-ocr page 404-

Vil HET DfilEVOUDie ROME.

DOg een wereldling, een bestrijder en bespotter van het christendom , en nu een gedwee lam, dat zich laat heenbrengen , wervvaarts men wil. Zijne merkwaardige gelaatsuitdrukkingnbsp;van vastberadenheid en zachtaardigheid tevens, zijn langenbsp;zwarte baard, zijn gang, zijn kostuum, dat alles te zarnennbsp;herinnerde levendig aan de eerste dagen der Kerk: mennbsp;meende een van de christenen uit de katakomben voor zichnbsp;te zien, die naar de martelkroon haakten 1). Ziedaar wat wijnbsp;zagen, ó Mogten al onze jeugdige landgenooten getuigen vannbsp;datzelfde schouwspel zijn geweest! Toen de kardinaal dennbsp;catechumeen vroeg: « Hoe heet gij ? » — was het antwoord:nbsp;« Maria », en dit op een toon van dankbaarheid en liefde,nbsp;die ons roerde tot diep in het gemoed. Na de aanneming ennbsp;den H. Doop hield de abbé Dupanloup, voor de vuist en volnbsp;vuur , eene treffende toespraak, waarna de H. Misofferandenbsp;een aanvang nam. Toen het oogenblik der communie daarnbsp;was, gevoelde de heer Ratisbonne zich zoodanig aangedaan,nbsp;dat men verpligt werd, hem naar de H. Tafel heen te geleiden. De heer de Bu.ssières moest hem, nadat hij het Broodnbsp;der Engelen genuttigd had, evenzeer bijslaan, om naar zijnenbsp;plaats terug te keeren. Een stroom van tranen overdekte zijnnbsp;gelaat; hij lag onder het wigt der teedersle zielsaandoeningennbsp;als verplet.

Met hooge geestdrift zongen al de aanwezigen het pleg-tig Te Deum nu meê, dat door de engelen in den hemel op nog hooger juichtoon herhaald werd; immers, daar slaatnbsp;geschreven « dat er in het heilig Jerusalem méér vreugde zalnbsp;zijn over éénen zondaar, die zich bekeert, dan over negen-en-negentig regtvaardigen, die geene bekeering'noodig hebben. »nbsp;Gelukkig door de vreugde, welke de Kerk heden smaakte.

1) ld., t)lz. 10.

-ocr page 405-

BESCHODWING van het CHRISTLIJK ROME. 39S

en gelukkig door het heil, dat heden onzen nieuwen broeder ten deel geworden was, hervatten wij nu den voor eenenbsp;korte poos afgebroken draad onzer beschouwingen van hetnbsp;christlijk Rome.

Wanneer een wees smaak en aanleg voor de beoefening der schoone kunsten toont, zoo geeft het groot godshuis vannbsp;Sint-Michiel hem tot dat doel al de noodige middelen aan denbsp;hand. Wij spoedden ons de stad door en den Tiber over,nbsp;zoodat wij reeds vroegtijdig bij de Ripa grande aankwamen, waar zich deze nieuwe schouwplaats van Rome’s liefdadigheid bevindt. Doch, alvorens er binnen te gaan, kannbsp;het niet ongevallig wezen, den oorsprong van dit gesticht tenbsp;leeren kennen; men zal daaruit wederom zien, dat de werkennbsp;Gods bijna altijd een klein begin hebben: moge de dikwerfnbsp;maar al te weinig beloonde ijver in deze opmerking aanmoediging en vertroosting vinden op den goeden weg.

In de XVI. eeuw woonde te Rome een vroom christen, met name Giovanni Leonardo Ceruso. Door medelijden metnbsp;de arme verlaten kinderen bewogen, wier aantal, ten gevolgenbsp;van den strengen winter, die in 1S81 heerschte, zeer wasnbsp;toegenomen, zoo nam hij die in een klein huisje, in denbsp;Bankhoudersstraat, bij het paleis-Chigi gelegen, vriendelijknbsp;op. Die man had vroeger lessen in het Italiaansch gegeven,nbsp;en , daar hem somwijlen wel eens een enkel woord Latijnnbsp;ontviel, zoo werd hij in de wandeling schertsend de Gelei-terde geheeten, welke naam voorts op zijne arme scholierennbsp;overging en tot heden ten dage toe voortdurend in gebruiknbsp;gebleven is. Zijne kweekelingen werden door hem gebezigd,nbsp;onder anderen, om, tegen eene geringe belooning der kooplieden, de straten schoon te houden. Hij-zelf ging, meteennbsp;langen blaauwen rok, een grove paternoster om den hals,nbsp;blootvoets en met ongedekt hoofd, zóó nederig langs den

-ocr page 406-

596

«ET DRIEVODDIG ROME.

weg, dat de H. Camillus van Lellis hem den Stommen pre* diker noemde. Na zijn dood werd zijn klein gesticht opge-nomen in het godshuis van Sint-Michiel, dat zijn oorsprongnbsp;aan Thomas Odescalchi, een neef van paus Innocentius XI.,nbsp;verschuldigd was. Op zekeren dag een bezoek in S. Gallenbsp;afleggende, waar Marco Antonio, een zijner bloedverwanten,nbsp;de armen ’s nachts herbergde, bespeurde hij, dat deze ooknbsp;wel eens knapen opnam, die het ouderlijk huis in stilte verlaten hadden, en over wie niemand zich meer bekommerde.nbsp;Hij meende, dat zulke kinderen, met volwassenen uit denbsp;heffe des volks onder hetzelfde dak geplaatst, daar weinig goedsnbsp;zouden leeren, en zoodoende verplaatste hij hen in een ruimnbsp;gebouw op het Margana-plein, waar hij ze aan het wolle-weven zette. Met een dertigtal aangevangen, waren ernbsp;spoedig zestig bij elkander, en monseigneur Odescalchi troknbsp;zich vervolgens het lot dezer arme kinderen zóó zeer aan, datnbsp;hij, in '1686, voor hen op den groolen Tiberoever een uitge-slrekt stuk gronds kocht, waarop hij een godshuis bouwen liet.

Ten gevolge van den verstandigen en onafgebroken ijver der pausen, aan wie, in 1691, dit etablissement in eigendom was overgegaan, kwam Sint-Michiel van lieverlede totnbsp;dien staat van grootheid en bloei, waarin men het thans bewondert. Het is 534 ellen lang, 80 breed , 850 in bijvang, dat wilnbsp;zeggen meer dan een halve mijl in omtrek groot. De grootstenbsp;hoogte is 25 ellen, terwijl dn rond-liggende gebouwde grond ,nbsp;in ’t geheel, 26, 720 ellen terrein beslaat. Volgens getui*nbsp;genis van alle vreemdelingen, die Rome bezoeken, kan,nbsp;geheel Europa door, geen gesticht van dien aard met Sint-Michiel in doelmatigheid en luister van inrigting vergelekennbsp;worden.

Door twee uitmuntende priesters, die hier dagelijks op groote schaal het werk der chrisllijke liefde komen verrig-

-ocr page 407-

BESCHOUWING VAN HET CHRISTLIJK ROME. 597

ten, vergezeld , hadden wij zoodoende de beste gelegenheid, om deze grootsche inrigting, tot in de kleinste bijzonderheden toe, naauwkeurig te leeren kennen. Teneinde laternbsp;daarop niet meer terug te moeten komen, zat ik er hiernbsp;de volledige beschrijving van meêdeelen, zoo als ik ditnbsp;vroeger ook met San-Spirito heb gedaan. Het godshuisnbsp;van Sint-Michiel is in vier groote afdeelingen gesplitst, tenbsp;weten, voor oude mannen en vrouwen, voor jongens ennbsp;voor meisjes. De oudelieden moeten te Rome geboren, ofnbsp;daar sedert vijf jaren gevestigd zijn; ongeneeslijke of besmet-lijke zieken worden er niet in opgenomen. Men verdeelt zenbsp;in twee klassen, namelijk zulke, die nog gezond en sterknbsp;genoeg zijn, om tot eenigen hui.sarbeid te kunnen wordennbsp;gebezigd, en in dat geval zijn het portiers, oppassers ofnbsp;toezieners; terwijl, daarentegen, zij, wier gezondheid ofnbsp;krachten het werken niet meer toelaten, van allen arbeidnbsp;ontslagen zijn. De eerst-bedoelden bewonen een kwartier,nbsp;dat den naam van Sint-Sixtus draagt; de laatst-genoemdennbsp;hebben de zoogenaamde Beneden-infirmerie tot verblijfplaats,nbsp;waar zij , zonder trappen te moeten klimmen, zich, op hunnbsp;uiterste gemak , naar de kerk en de spijszaal kunnen begeven. Een prior, die priester is, bestuurt deze afdeeling, uitnbsp;120 personen bestaande, waarvan er honderd gratis, ennbsp;twintig tegen eene geringe betaling verpleegd worden. Opnbsp;zekere uren mogen deze oude lui uitgaan, om te wandelen,nbsp;terwijl zij, die door ongesteldheid daarin verhinderd worden,nbsp;zich van eene zeer ruime overdekte binnenplaats tot de wandeling bedienen kunnen.

De oude vrouwen zijn er negentig in getal, waarbij dertig meisjes voor de bediening gevoegd zijn, en die alzoonbsp;te zamen eene afdeeling van ook 120 personen uitmaken.nbsp;Zij houden zich met kousenbreijen, naaijen van nieuwe en ver-

-ocr page 408-

598 HET DRIEVOÜDIG ROME.

Stellen van oude kleederen bezig^. De aan deze afdeeling toe-gevoegfde meisjes verzorgen het linnengoed, zoo van de mannen, als van de vrouwen en kinderen; voorts bedienen zij de ziekenzalen, de gebrekkigen, de spijsvertrekken, alsmede denbsp;keuken van de infirmerie. Eene priores, uit de bestedelingen-zelve gekozen, heeft hier het hoofdbestuur, waarin zij om denbsp;drie jaren wordt afgelost. De priester-prior, die het bestuurnbsp;over het mannen- en jongenskvvartier heeft, is ook met hetnbsp;opperloezigt over dat der vrouwen en meisjes belast 1).

Reeds hadden wij met de hoogste belangstelling het hoofd-gedeelte van deze grootsche liefdadigheidsinrigting in oogen-schouw genomen, en er de orde, de zindelijkheid, maar vooral het zoo regt tevreden voorkomen der hier verpleegde ouden vannbsp;dagen met innig genoegen opgemerkt, en daarover wegens denbsp;uitmuntende regeling van zaken, die hier alomme heerscht,nbsp;aan monseigneur Tosti billijk hulde gebragt; maar het voorname doel van ons bezoek gold de weeskinderen, en alzoonbsp;spoedden wij ons naar de vertrekken van hunne afdeeling dannbsp;nu ook onverwijld heen. Eene roemrijke herinnering, een innbsp;zegening voortlevende naam wacht u reeds bij het overschrijden van den drempel hier op: het is Innocentius XII., die,nbsp;met de onsterflijke kroon der liefdadigheid gelooid, door dezenbsp;stichting vooral zijnen grooten naam den hoogsten luisternbsp;heeft bijgezet. Hij, wiens milddadige hand zich over dit apostolisch godshuis zoo heilvol opende, hij noemde deze doornbsp;hem teederbeminde weezen steeds met den lieflijk-klinkendennbsp;naam van zijne zonen, welke hij ten minste twee-en-vijflignbsp;malen ’s jaars bezocht. Ter herinnering aan die buitengewone goedheid, wordt de dag van ’s pausen dood jaarlijksnbsp;door de kweekelingen van dit liefdehuis met eene pleg-

1) Morichini, p. 109; Constanzi, p. 104, lOS.

-ocr page 409-

599

HET APOSTOLISCH GODSHEIS VAN SINT-MICHIEL.

llffe lijkdienst gevierd, en dan nog voortdurend de lof van den groolen opperherder roerend verkondigd. Dit geslichtnbsp;telt twee honderd jongelieden, in zes groote zalen verdeeld,nbsp;die elk den naam van een hunner beschermheiligen dragen:nbsp;de H. Michael, de H. FranciscusXaverius, de H. Philippus,nbsp;de HH. Petrus en Paulus, de H. Carolus, en de H. Inno*nbsp;cenlius. Elke zaal heeft een prefect, een klerk of priester,nbsp;en twee onderprefecten, decuriones geheelen, onder denbsp;braafste en kundigsle kweekeliugen verkozen. Een priesler-reclor voert het geheele binnenbeheer van het huis, waarnbsp;men ’s winters bij den arbeid in laken en ’s zomers in eenenbsp;uil garen en katoen geweven stof is gekleed, die den naamnbsp;van regatino draagt. Wanneer zij uilgaan, geschiedt dit innbsp;een koor- of prieslerjas — soutane — van zwart laken.nbsp;Teneinde de familiebanden ongeschonden bewaard zoudennbsp;blijven, is het aan de kweekelingen van dit gesticht enkelenbsp;malen vergund, bij hunne bloedverwanten het maal te gaannbsp;nemen.

In het kwartier der oudelieden heerscht eene aangename kalmte; een vriendelijk onderhoud, door vrome godsdienstoefeningen afgewisseld, brengt hen onbemerkt den dagnbsp;door; doch hier, in het jongenskwarlier, is het alles levendig en beweging, wat men er waarneemt ; fervet opus.nbsp;In schoone werkzalen vindt men de jeugd hier in oefeningnbsp;of studie met werktuigkunde en allerlei ambachten bezig:nbsp;het zijn drukkers, binders, kleer-, schoen-, zadel-, sloten-of hoedenmakers, wevers, slofverwers, schrijnwerkers,nbsp;kunsldraaijers enzv. Ook de tapijtfabrijken, — de eenigstennbsp;van Italië, — worden hier gedreven; voorts krijgen de kweekelingen er onderrigt in hel schilderen, de hout- en kopergravure, de ornamenlteekening, alsmede in het snijden vannbsp;cameën en stempels voor medaljes. Uitstekende meesters zijn

-ocr page 410-

400 HET DRIEVOUDIG ROME.

met het onderrigt belast, waaraan, in geenen deele, het minste ontbreekt. Vooris krijgen de kweekelingen er les,nbsp;niet slechts in de gewone schoolzaken, maar tevens ook innbsp;de scheikunde, de werktuigkunde, de toegepasle wiskunde,nbsp;in de toonkunst, in geschiedenis en letteren; doch, gelijknbsp;wij zagen, maken de schoone kunsten er de hoofdzaaknbsp;van het onderrigt uit, en Sinl-Michiel telt in de maatschappij menigen kunstenaar van talent, die zich tevensnbsp;door een uitmuntend gedrag in de zameuleving loflijk ondergt;-scheidt; zoo, bijvoorbeeld onze twee beste graveurs Mercurienbsp;enCalamata, wier werk, door hen naar hunne kweekschoolnbsp;erkentlijk heengezonden, een der zalen van het groolschnbsp;gesticht, waarvan zij eenmaal leerlingen waren, tot grootnbsp;sieraad verstrekt 1) Met een woord, Sint-Michiel is eenenbsp;ware polytechnische school, een echt conservatoire van kunsten en ambachten, door den genie der pausen reeds eenenbsp;eeuw vroeger dan elders in de zoogenaamd vellichtste landennbsp;van Europa geopend 2).

En wal nu zullen wij zeggen van de tevredenheid, die in dit gesticht heerscht, en van de vaderlijke tucht, die daarvan denbsp;oorzaak is? De reiziger, die Sinl-Michiel bezoekt, wordt aangenaam geroerd bij het zien dezer, met zooveel bevalligheid,nbsp;penseel, beitel of graveernaald voerende kinderen, die, terwijlnbsp;zij, bij zijne aannadering beleefd opslaan, hem een open gelaatnbsp;vertonnen, waarop de schuchtere ingetogenheid van den jongennbsp;kunstenaar zich met het levendig karakter van den zuidelingnbsp;paart. Nu is het ook waar, dal alles zamenwerkt, om hen innbsp;Sint-Michiel den familieband terug te doen vinden, die voornbsp;hen zoo vroeg en zoo wreed werd verscheurd. Van lijd lot tijd

1) nbsp;nbsp;nbsp;De Bajelaire, Pref., p. LXX.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Moi-icli. p. 112.

-ocr page 411-

1)E VIER FAMILICN VAN DIT GODSHUIS. 401

wisselen schuldelooze speelfeesten de eentoonigheid van den noesten arbeid vrolijk af. Ieder jaar , met Carnaval, verlustigt het gesticht zich met zijne eigen muzijk, en hebben ernbsp;kleine tooneelvoorstellingen plaats, waarbij ook eenige inwoners der stad het voorregt der toelating genieten,

De vierde afdeeling van dit liefdehuis is niet minder belangwekkend dan al het overige, wat men daar vindt.nbsp;Twee honderd veertig jonge meisjes, in twee groote vleugelsnbsp;van het gebouw gehuisvest, oefenen zich daar in al, wat totnbsp;den kring van het vrouwlijk handwerk en beheer behoort.nbsp;Elke zaal staat onder toezigt van eene der oudsten. Denbsp;prioresse en de onderprioresse worden voor drie jaren ondernbsp;de meest-gevorderden en braafst-oppassenden gekozen. Eenenbsp;volmaakte stilte heerschte er, toen wij binnen kwamen en alnbsp;de meisjes uitsluitend met haren arbeid ijverig bezig vonden.nbsp;Op de toespraak van den ons begeleidenden priester zagen allennbsp;bescheiden op, en het was, in de daad, eeu lust, om dienbsp;vriendelijke, vrolijke, onschuldige wezens in het ongeplooidnbsp;gelaat te zien, waarop het volkomen geluk zich zetelde. Alles , wat tot de opvoeding van goede, christlijke huismoedersnbsp;betrekking heeft, ligt in den werkkring dier uitmuntendenbsp;afdeeling opgesloten, waar deze meisjes, behalve — vóór allenbsp;andere zaken — in de godsdienst, voorts ook in het lezen,nbsp;schrijven, rekenen, de muzijk en alle vrouwlijke handwerken grondig onderwezen worden. Worden zij geestelijkenbsp;dochters, zoo komt haar dit alles in het kloosterleven zeernbsp;van pas, en dient tevens het laatst-genoemde, alsmede denbsp;muzijk, tot opluistering der plegtige hoogdiensten, die er nunbsp;en dan plaats hebben in de kapel, welke zij in het gestichtnbsp;tot afzonderlijk gebruik hebben. De zorg voor keuken ennbsp;wasch is haar mede opgedragen, en maakt ze later, zoonbsp;noodig, lot het voeren eener huishouding in allen deele

l^rjevoudig Rome. — II. Deel. 34

-ocr page 412-

Am HET DRIEVOUDIG ROME.

bekwaam. Overigens vervaardigen zij ook al het ornament-werk, de passementen enzoovoorts, voorde troepen van het pauslijk leger, waarvan zij de helft der daarop loopende winst,nbsp;tot aanmoediging , ontvangen, Eenigen werken uitmuntendnbsp;in zijde, linnen, lint en dergelijke artikelen meer, zoo ternbsp;dienste van het geslicht, als voor den handel. Zij kunnen,nbsp;des verkiezende, altijd in het godshuis verpleegd blijven;nbsp;doch men ontslaat ze, wanneer ze willen huwen of dennbsp;geestelijken sluijer aannemen. De aarts-broederschap dernbsp;Maria-Boodschap, [Jnnunziata) geeft jaarlijks honderd ro-meinsche scudi’s tot uitzet voor deze gelukkige weezen.

Wat de zielezorg betreft, deze wordt er regelmatig en overvloedig besteed. Het godshuis is eene parochie op zichzelf. De vier afdeelingen hooren ’s morgens gezamelijk denbsp;H. Mis, bidden te zamen den rozenkrans, en verrigien ook nognbsp;andere vrome werken onder elkander. De pastoor en de kapel-laan van het gesticht worden in het biechthooren bijgestaannbsp;door twee priesters voor de jongens, twee voor de meisjes,nbsp;en een voor de oude lieden , terwijl, inlusschen, soms ooknbsp;nog andere geestelijken uit heiligen ziele-ijver daartoe hiernbsp;vrijwillig hunne goede diensten komen leenen. Des zondagsnbsp;bidden de jongens en de meisjes gezamelijk de getijden vannbsp;den dag; de oude lieden lezen dagelijks de gebeden ennbsp;godvruchtige oefeningen der broederschap van de Goedenbsp;Dood, en eenmaal in den loop van het jaar houdt geheel hetnbsp;huis eene retraite naar het voorschrift van den H. Ignatius.

-ocr page 413-

BEZOEK BIJ DEN KARDINAAL MAI. 405

l S'ebpuariJ.

Bezoek bij den kardinaal Mai. — De fabel der pauzin Joanna toegelicht. — Rome’s teedere bezorgdheid voor den wees (vervolg). — Het godshuis van Santa-Maria-deï-Angeli. — Hetnbsp;godshuis van Tata-Giovanni.

Het begon reeds avond te worden, en nog altijd waren wij in Sint-Michiel; derhalve besloten wij, om in het belangrijknbsp;godshuis op een ander lijd nogmaals een bezoek te komen afleggen, bij welke gelegenheid dan de penitentiaire gevangenis aannbsp;de beurt lag. Voor heden riep ons plan ons naar een geheelnbsp;tegenovergesteld punt van Rome heen, te weten naar het pleinnbsp;de' Termini. Alvorens derwaarts te gaan, werd ik aan een dernbsp;vermaardste leden van het H. collegie, namelijk aan den kardinaal Angelo Mai voorgesteld, een geleerde van den eerstennbsp;rang, en die door de uitgave van eenige Vaticaansche handschriften, thans reeds tien 4° deelen van meer dan duizendnbsp;bladzijden groot, zijnen naam wereldberoemd heeft gemaakt.nbsp;Men behoeft deze verzameling slechts even in te zien, om verbaasd te'staan over het onuilputlijk geduld, en de diep-gron-dige algemeene kennis, die er noodig zijn geweest, om zulknbsp;een werk tot stand te brengen. Bewondert men den volhardenden moed des kardinaals, men brengt niet minder huldenbsp;aan den Opperpriester, die den druk van deze werken voornbsp;rekening van de apostolische kamer — of zijne zoogenoemdenbsp;civile lijst — heeft doen plaats hebben, een voor anderenbsp;vorsten des te schooner voorbeeld, dewijl de paus alles behalve rijk is. Na een vrij lang onderhoud, dat van den al-lerminzaamsten aard was, bragt de kardiuaal-zelf mij in zijne

Drievoudig Rome. — II. Deel.

-ocr page 414-

404 TIET DBIEVODDïG ROME.

rijke boekerij rond, zeker, eene der uitmuntendsle bibliotheken , die in Europa in handen van particulieren zijn.

Daar viel mijn oog op een deel van de JVova collectio 1). Zie, zeide zijne eminentie, daar hebt gij juist een der merkwaardigste werken , welke ik weêrgevonden heb, de Quaestio~nbsp;?ies van Photius aan Amphiloquus. Hij sloeg hel boek open, ennbsp;vestigde mijne aandacht op verschillende plaatsen, waar denbsp;scheurmaker Photius in zeer vereerende bewoordingen overnbsp;de pausen en hun oppergezag spreekt: « Het is de welgelukzalige Damasus, die het tweede algemeene concilie bekrachtigt, welks uitspraken door geheelde wereld geëerbiedigdnbsp;worden; het is Agalho, die, hoewel persoonlijk bij het zesdenbsp;concilie niet tegenwoordig, het echter zamenbragt en ernbsp;door zijnen geest, door zijne wetenschap en door zijnennbsp;ijver het sieraad van was. » Photius weidt voorts lang ennbsp;breed in den lof van paus Joannes VIH. uit, wien hij, totnbsp;driewerf toe, den titel van den manlijke geeft. « En zekernbsp;— zoo zeide mij de geleerde kardinaal — het is niet zondernbsp;reden, dat Photius, en wel drie malen, zich van deze uitdrukking bedient, aangezien daarmee, op eene wederleggendenbsp;wijze, betoogd wordt, dat men, zeer ten onregte, dien pausnbsp;van zwakheid van hoofd beschuldigde, dewijl hij geduld had,nbsp;dat Photius, die met den H. Stoel in hevigen strijd was ennbsp;reeds meermalen deswegens in den kerkdijken ban was vervallen , weêr op den zetel van Gonstantinopel hersteld werd.nbsp;Vandaar, ongetwijfeld, is het verdichtsel der pauzin Joannanbsp;afkomstig, waarvan de tallooze ongerijmde voorstellingen,nbsp;mijns oordeels, met juistheid door Baronins 2) zijn aangetoond

1) nbsp;nbsp;nbsp;Scriptormn velerum nova Collectio c Vaticanis codicibus edila.nbsp;Typis Vaticanis, 182S—1832.

2) nbsp;nbsp;nbsp;An. 879 , n. S.

-ocr page 415-

DE FABEL DER PAUZIN JOANNA. 405

geworden, waar liij zegt, dat die paus eene vrouw werd genoemd, aangezien hij al te wuft van denkwijze was ennbsp;de priesterlijke vastberadenheid van karakter in geenen deelenbsp;wist te handhaven, zoodat men hem nooit paus noemde,nbsp;zoo als dit met zijne voorgangers het geval was, maar denbsp;pauzin^ en dit lot een verwijt, dat hij zelfs tegen Photiusnbsp;zich niet had verzet. » — Na mij tot een tweede bezoeknbsp;beleefdelijk uitgenoodigd te hebben, vergunde de kardinaal,nbsp;dat ik mijne reisgenooten nu kon opzoeken, om met hennbsp;naar het plein de' Termini te gaan , en waar wij ons terstondnbsp;heen begaven.

Sancta-Maria-in-Aquiro en het hospice van Sint-Michiel had ons bekend gemaakt met wat Rome’s liefdadigheid ter ontwikkeling van den geest der arme weezen te werk stelt, ofnbsp;om er waardige kunstenaars van te vormen; thans zoudennbsp;wij gaan zien, hoe zij in een ander hen voor de ambachten ennbsp;de industrie opkweekt. Wij betraden hier den grijzen, afgesleten drempel der thermen van Diocletiaan. In dit eenmaal aannbsp;de vermaken van het heidensche Rome toegewijde oord heeftnbsp;het christlijk Rome het ons vriendelijk toelagchend gestichtnbsp;van Sint-Maria der Engelen geplaatst, waar zich, evennbsp;als in Sint-Michiel, vier verschillende afdeelingen van verpleegden bevinden. De eerwaardige broeders der christlijkenbsp;leer, die te Rome, niet minder dan in Frankrijk, door hunnbsp;menschlievend ijveren uitblinken, staan aan het hoofd der af-deeling van de mannen en de jongelieden. De weeskinderen ,nbsp;wier prille jeugd hen nog ongeschikt maakt, om eenig ambacht met vrucht te kunnen aanleeren, worden middelerwijlnbsp;inden catechismus, in lezen en schrijven onderwezen, terwijlnbsp;ook de oudere van jaren, na afloop hunner werkzaamheden,nbsp;er insgelijks grondig onderrigt ontvangen. Zonder in ’t minstenbsp;hinderlijk te zijn aan wat zij dagelijks te arbeiden hebben,

-ocr page 416-

406 HET DRIEVOUDIG ROME.

genieten deze kinderen ook onderwijs in de instrumentale muzijk, waardoor zij in staat zijn gesteld, om eene zoogenaamde kapel te vormen, die eenige uren van den dag zich,nbsp;tot uitspanning, nuttig met de toonkunst bezig houdt, ennbsp;reeds meermalen openbare proeven van groote bekwaamheidnbsp;daarin heeft afgelegd. De ambachten, welke zij in hel liefdegesticht aanleeren, zijn het schoen- en kleêrmaken, het letterzetten, verwen en slotenmaken, timmeren, hoedenmakennbsp;en schrijnwerken. Hier worden die ligte en zoo bijzondernbsp;gemaklijke stoelen vervaardigd, die onder den naam vannbsp;chiavari bekend zijn. Een groot gedeelte der kweekelingennbsp;is werkzaam voor het schoeisel en de kleeding der militairennbsp;van den Kerklijken Staat; en gewoonlijk wordende door hennbsp;te verrigten werkzaamheden door aannemers gepacht, welkenbsp;contracten, met eerlijke lieden en onder behoorlijk toevoor-zigt van de zijde der administratie aangegaan en gesloten,nbsp;zoo voor het geslicht als voor de jonge ambachtslieden-zelvenbsp;meest voordeelig uitkomen. Alleen de boekdrukkerij maaktnbsp;op dien regel eene uitzondering, daar deze alleen gebruiktnbsp;wordt, om kleine gebedenboekjes en andere werkjes vannbsp;geestelijken aard, tegen zeer geringe betaling of wel geheelnbsp;gratis, uit te geven. De geldelijke verdiensten, uit een ennbsp;ander voorlvloeijende, worden in drieën verdeeld, lusschennbsp;het huis, den werkman-zelven en al de overige verpleegden,nbsp;die daarvan in behoorlijke evenredigheid elk het hunne erlangen. Uit wat op deze wijze wordt verdiend en weggelegd,nbsp;maakt de jonge gezel zich een spaarpot, om daarmeê later ,nbsp;wanneer hij het gesticht mogt willen verlaten, zich-zelvennbsp;als meester te kunnen vestigen.

De congregatie der Zusterschap van Toevlugt {Refugio)^ sinds tien jjren, door de vrome bemoeijingen der godvruchtige princes Theresa Doria Pamphili Ie Rome overgebragt.

-ocr page 417-

407

ROMES TEEDERE BEZORGDHEID VOOR DEN WEES.

bestuurt het vrouwenkwartier in dit gesticht. De weesmeisjes houden zich met het linnen- en wollenaaijen bezig; zijnbsp;vlechten het matwerk voor de door de jongens vervaardigdenbsp;stoelen, verzorgen de wasch van het huis, en houden de linnenkas in behoorlijke orde. Even als in alle andere liefda-digheids-geslichten van Rome, kunnen ook hier de vrouwlijkenbsp;weezen voor goed in het huis blijven, wanneer zij, namelijk,nbsp;zulks verlangen, en niet liever tot het huwelijk, den geestelijken slaat, of in dienst, hier of daar, bij particulierennbsp;wenschen over te gaan.

Vier geestelijken (kapellaans) zijn met de zielezorg der inrigting belast, terwijl, daarenboven, dikwerf ook nog andere priesters vooral het zieken-kwarlier komen bezoeken,nbsp;om er den troost der godsdienst aan te brengen. Eikennbsp;morgen wordt er voor geheel de bevolking van het huisnbsp;Mis gelezen, en ’s avonds te zamen de rozenkrans gebeden,nbsp;terwijl men eens in de maand ter biecht en ten hoogtijdnbsp;gaat, en er, ter bevestiging der goede chrisllijke opvoeding,nbsp;gedurig aan ijverig wordt gecatechiseerd 1).

In de groote gestichten, welke wij thans bezocht hadden, zijn de verpleegden te huis; doch daar is er ook een, waarnbsp;een geheel ander stelsel gevolgd wordt, namelijk het te Romenbsp;zoo bekende hospitaal Tata-Giovanni. Ook daar wilden wijnbsp;een bezoek afleggen, en terwijl wij er ons heen begaven,nbsp;werd de geschiedenis van den stichter ons, in dezer voege,nbsp;meêgedeeld.

In de vorige eeuw woonde er te Rome een arme metselaar, met name Giovanni Borgi. Op alle feestdagen ging hij naar San^Spü'ito, om daar de zieken te verplegen;nbsp;doch , dewijl hij te behoeftig was, om hun iets meê te kunnen

1) Morich. , p. 128.

54

-ocr page 418-

408 BET DRIEVOODIG ROME.

brengen, zoo belastte hij zich met hunne bedden te schudden, hun den baard te scheren, en, met één woord,nbsp;alle diensten te bewijzen, welke men vaneen ijverigen bediendenbsp;slechts verwachten kan. Veeltijds gebeurde het, dat hij inde straten jonge, havelooze kinderen ontmoette, die door hun ledigloo-pen opgroeiden tot alle kwaad; ook vond hij in het bedoeldenbsp;godshuis nog anderen, die door den dood van vader of moedernbsp;geheele of halve weezen waren geworden. Het lot van al dienbsp;deerniswaardige kinderen trof den liefderijken ambachtsmannbsp;diep in ’t gemoed; en zoo begon hij dan met die jeugdige ziekennbsp;uit te noodigen, om aan zijn huis te komen, zoodra zij genezen zouden zijn. Daar reikte hij hun dan eenige door hemnbsp;opgegaérde aalmoezen of kleedingstukken uil, en zorgdenbsp;tevens, dat zij bij nering- of ambachidrijvende burgers innbsp;de stad óf in de leer konden komen, óf wel eenigen arbeidnbsp;legen belooning mogten verriglen. Overigens onderwees hijzelf hen den catechismus, en maakte ze voor de eerstenbsp;H. Communie bekwaam.

Al spoedig boden eenige weldadige menscben hern hulp met woord en daad. De beroemde kardinaal di Pietro, denbsp;regterhand van Pius Vil. gedurende diens vreeslijke beproevingnbsp;te Fontainebleau, bevond zich mede onder dat getal. Dezenbsp;huurde voor Giovanni en zijne jeugdige beschermelingen eennbsp;groot lokaal in de Via Giulia , en legde hem dertig scudi’snbsp;(/¦75) in de maand toe, waardoor hij in slaat werd gesteld,nbsp;om het getal zijner verpleegden tot veertig te kunnen uitbreiden. Borgi noemde hen zijne kinderen, en deze noemdennbsp;hem op hunne beurt papa; vandaar de naam van Tala-Giovanni (Vader Jan). Pius VII., altijd even grootmoedig vannbsp;karakter, was Borgi’s bijzondere beschermer. Niet tevredennbsp;met het door hem bewoonde huurhuis hem in eigendomnbsp;geschonken te hebben, ging hij, buitendien, op zeer vriend-

-ocr page 419-

BET GODSHUIS VAN TA TA-GIOVANNI. 409

schaplijken voel met hem om, gelijk ook met zijne weeskinderen , aan wie hij dikwerf in de sakrislij van Sinl-Pieter met eigen hand eenig geld uitreikte.

Ofschoon onze Giovanni ongeletterd was, gevoelde hij toch al het nut, dat er in een grondig onderwijs gelegennbsp;is, en zoodoende deed hij zijne pleegkinderen dan ook goednbsp;in het lezen, schrijven en rekenen onderwijzen. Thans komtnbsp;daarbij nog het onderrigt in de beginselen van het regt-lijnig en handleekenen, van de wiskunst en van alles,nbsp;wat voor jongelui, die zich op industriële kennis, of op eennbsp;of ander kunstvak willen toeleggen, van belang is, om tenbsp;welen; maar , vóór alle andere zaken, bevlijligt men er zich,nbsp;om door een kernachlig godsdienstig onderwijs in de hartennbsp;der kinderen den hechten grondslag te leggen van opregtenbsp;godvrucht, zeden en deugd.

Weldra werden wij in staal gesteld, om ons van de waarheid, welke men ons had meêgedeeld, te kunnen overtuigen , want, vóór 12 ure op den middag waren wij reeds in denbsp;Sint-Anna der Timmerlieden, waar zich het hospitaal vannbsp;Tata-Giovanni bevindt. Ziehier hoe het is zamengesleld, ennbsp;welke orde er heerscht; zes kamers, voor het verblijf der kinderen bestemd, voeren de beteekenisvolle namen van dennbsp;H. Jozef, den H. Philippus, den H. Petrus, den H. Paulus,nbsp;den H. Stanislaus en der HH. Camillus en Lodewijk. Aangezien in dat godshuis alles hoogsl-eenvoudig is ingerigt, zoonbsp;ook worden voor elke kamer de braafsten en oudsten door hunnenbsp;kameraden-zelve tot hoofden en opzieners verkozen, en, daarnbsp;deze meer en beter dan de overigen in alles onderwezen zijn,nbsp;zoo houden zij zich dan ook met het meêdeelen der eerstenbsp;beginselen van het onderrigt aan hunne makkers vlijtig bezig,nbsp;’s Avonds komen ook dikwerf ijverige priesters of leeken hetzijnbsp;godsdienstig, hetzij eenig ander onderwijs in het geslicht

-ocr page 420-

410

«Et DRIEVOUDIG ROME.

geven. De lucht is aan de zorg van twee geestelijken opgedragen. Reeds vroeg in den morgen is een ieder bij de hand, en van kindsbeen af gaan al de daar aangenomen kinderennbsp;op een ambacht in de stad. Een vrome leek bevlijtigt zich,nbsp;om deze knapen eene goede dienst te bezorgen, en looptnbsp;den ganschen dag overal rond, om hen op te zoeken en zichnbsp;van hun goed gedrag en vorderingen wèl te vergewissen. Opnbsp;die wijze heeft het geslicht weinig fondsen noodig, en zijnnbsp;toch tevens de kweekelingen in de gelegenheid gesteld, omnbsp;zich een ambacht te kiezen, waartoe zij lust en bekwaamheidnbsp;hebben. Zoo dan ook ziet men hier, als de proef op de som,nbsp;bij honderd-twinlig verpleegden, dertig verschillende ambachten in praktijk gebragt. Op twintigjarigen leeftijd worden zenbsp;vrijgelaten, dewijl zij alsdan in staal zijn, om zich-zelven tenbsp;kunnen helpen. Het uitstekend gedrag van nagenoeg al dezenbsp;jonge mannen, wanneer zij zich eenmaal in de maatschappijnbsp;gevestigd hebben, strekt ten bewijze van den heerlijkennbsp;invloed, door dergelijke inriglingen op de zedelijkheid van hetnbsp;volk uilgeoefend 1).

S F'elïruarlj.

Onze L. Vrouw-Lichtmis. — Wijding der wasfakkels. — Rome’s liefdadigheid ten aanzien der weesmeisjes. — Santa-Catharma-deï-Cordieri. — De vier-gekroonde-Heiligen. — De bedelmeisjes. — De Zoccoletto. — Het liefdegesticht der H. Maagd-van-Smarten, van den H. Borromeus, van de H. Euphemia, en vannbsp;de Goddelijke Voorzienigheid.

Van af den dageraad deed het kanon van Sint-Angelo’s kasteel zich, bij tusschenpoozen, hooren; van alle openbarenbsp;gebouwen, even als uit de meeste particuliere woningen, wuifde

1) Constanzi, p. 107.

-ocr page 421-

ONZE UEVE-VBOOW-LICHTMIS. 411

de pauslijke vlag; rijke ekwipaadjes vertoonden zich in de stralen; de troepen trokken in groote uniform op, en weldra spiegelde zich geheel dat levendig tafereel in het schoonste zonnelicht van Rome’s onbewolkten hemel. Er werd Ouze-L. Vrouw-Lichtmis gevierd, en tevens het verjaarfeest dernbsp;verheffing van Gregorius XVI. tot den pauslijken troon. Opnbsp;het Valicaan werd groote receptie gehouden en uitreiking vannbsp;aalmoezen aan al de armen der stad. De godsdienst zette doornbsp;hare treffend-grootsche plegligheden den voor alle katholieken zoo gezegenden dag ook haren hoogen luister bij, en onsnbsp;hart klopte van innige vreugde met dat der Romeinen als tenbsp;zaam, terwijl wij ons naar St. Pieter op weg begaven. In denbsp;daad, het was een hemelsche dag, want onmogelijk zou hetnbsp;zijn ergens elders, dan te dezer plaatse-zelve, zich een juistnbsp;denkbeeld te kunnen vormen van den glans, dien de hemel vannbsp;Italië over den staatsietooi van het pauslijk hof verspreidt, ennbsp;den luister der rijke plegtgewaden van de kardinalen en prelaten in verhoogde tint en gloed doet uilkomen, terwijl tenbsp;gelijk een dubbel schilterlicht de statige wanden van dennbsp;rijksten tempel ter wereld overstraalt en de schallen, daarnbsp;vergaderd, als met een telkens vernieuwd leven bezielt.

Ons genoegen was des te grooter, dewijl ons het geschenk van eene door de hand des H. Vaders-zelven gewijde wasfakkel te wachten stond. Daar wij van toegangsbiljetten voorziennbsp;waren, zoo konden wij plaats nemen in de afgesloten tribunes, waar alleen een uitgelezen publiek, op het prachtigstnbsp;uilgedost, en lot alle natiën behoorende, toegelaten werd.nbsp;Vóór ons was Don Mignel met de koningin-weduwe van Sardinië gezeten, en een weinig verder op zat de kroonprins vannbsp;Pruissen. Te Rome maken de protestanten er zich een feestnbsp;van, om de katholieke kerkplegligheden van allerlei aard bijnbsp;te wonen; zelfs verzoeken velen, om op dezen dag toegelalen

-ocr page 422-

413

HET DRIEVODDIG ROME.

te mogen worden lol den voetkus van hem, dien wij Christus’ Stedehouder op aarde, maar zij den Antichrist noemen, maar van wien zij, in knielende houding, toch gaarne hedennbsp;den gewijden wasfakkel ontvangen ! In de daad, een sprekendnbsp;bewijs hoe weinig waarde onze afgedwaalde broeders hechtennbsp;aan wal hunne leeraars hun met betrekking tol al deze zoogenaamde «afgoderij» voorspiegelen5 immers, zoo zij ernbsp;zich in ’t minst aan stoorden, zeker, men zou hen, bij allenbsp;feestlijke gelegenheden in de kerken te Rome niet aantreffen ,nbsp;en, zooveel slechts mogelijk, ja, zelfs met stichting, deelnbsp;zien nemen aan de vrome, indrukwekkende plegligheden dernbsp;grijze Moederkerk. Wat ons betreft, wij ontvingen de gewijdenbsp;kaars uit ’s pausen handen met diep-gevoelde erkenllijkheidnbsp;en vreugde, als eene kostbare herinnering aan Rome en aannbsp;den H. Stoel, welke wij levenslang zorgvuldig hopen te bewaren. Moge die fakkel in onze stervende handen nog hetnbsp;schitlrend beeld zijn, ja, van een met hare vlam wegstervendnbsp;leven, maar toch tevens ook van een doodbed, dal door hetnbsp;licht des geloofs helder beschenen en door den gloed dernbsp;hemelsche liefde weldadig gekoesterd wordt!

Bij het verlaten van Sinl-Pieter zetten wij ons bezoek in Rome’s liefdadige gestichten wederom belangstellend voort.nbsp;Reeds hadden wij van nabij kennis gemaakt met wat de zorgnbsp;der pauslijke stad voor de weezen in het algemeen gestadignbsp;verrigt. Doch méér nog, zoo mogelijk, nóg teederder zorgnbsp;besteedt zij aan het dubbel ongelukkige weesmeisje, dat, alsnbsp;vrouwlijk wezen, en dus zwakker en méér hulpbehoevend nognbsp;dan de arme ouderlooze knaap, gewis ook van-zelf meernbsp;aanspraak op de leedersle meêwarigbeid van echl-menschlie-vende harten maken mag. Neen, geene stad ter wereld blinktnbsp;ook in dal opzigt boven Rome uil; nergens elders wordt ernbsp;meer dan déar gezorgd voor een schepsel, dat, voorzeker,

-ocr page 423-

SANTA'CATHARINA-DEI-CORDIERI. 415

aan de grootste zedelijke gevaren is blootgesteld, en welks lol, hoe ook in ’t verborgen liggende , evenwel voor de maatschappij van het hoogste belang mag worden geaeht.

Even als de mijnwerker den aard-bodem in elke rigting rondgraaft, om er alles, wal er zich belangrijks in voordoet,nbsp;uit op te delven, zoo ook rusten wij niet, vóórdat we Rome’snbsp;weldadigheidsinstellingen op al hare menigvuldige liefdepadennbsp;volkomen zouden hebben leeren kennen ; immers, behalve denbsp;groote godshuizen van Sint-Michiel en van Santa-Maria-deï-jingeli^ is er voor weesmeisjes nog een groot aantalnbsp;andere loevlugtsoorden der teedersle liefde voorhanden, en wijnbsp;verzuimden niet, ze allen te gaan bezoeken.

Vooreerst dan Santa-Catharina-deï-Cordieri, Twee Heiligen, — welke men, als het liefdewerken betreft, tenbsp;Rome zeer dikwerf gepaard vindt gaan, — de H. Pbilippusnbsp;Nereus en de H. Ignatius, waren de stichters dezer instellingnbsp;van liefdadigheid. Zij bestaal uil Auguslijner-nonnen, uitnbsp;weesmeisjes en uit jonge adelijke dochters, welke laatstbedoelde voor de opvoeding, welke zij in het gesticht van denbsp;geestelijke zusters ontvangen, een jaarlijksch kostgeld betalen.nbsp;De ^ra^ts-opgevoede kweekelingen dragen den naain vannbsp;dochters van het instituut. Om er in loegelaten te worden,nbsp;is het alleen een vereischte, dat hel meisje arm en ouderloosnbsp;zij. Zoowel de dochters van hel instituut als de overige kwee-kelingen zijn aan denzelfden tucht- en levensregel, zondernbsp;eenig onderscheid hoegenaamd, onderworpen, doch de verpleging in dit geslicht is beter dan in de overigen van diennbsp;aard, aangezien daar ook dochters van arme, maar aanzienlijke familiën worden opgenomen. Wanneer zij trouwen, krijgen ze een bruidschat van bO romeinsche scudi’s (/'125);nbsp;indien zij den sluijer aannemen, dan hebben zij voor lietnbsp;opnemen in het klooster niets meer Ie betalen, dan het liefde-

-ocr page 424-

414 HET DRIEVOUDIG ROME.

geslicht haar daarvoor toelegt, eu welke som anders 400 scu-di’s bedraagt. Allen verriglen er verschillende vrouvvlijke handwerken en bezigheden, Ier dienste van het huis, of vannbsp;builen af er aan besteld. Voor het eerste geval ontvangen zijnbsp;geene betaling, maar in het laal.stbedoelde, genieten zij allenbsp;voordeelen daarvan voor zieh-alléén. De grove huisarbeidnbsp;wordt door de werkzusters verrigt, doch al het overige dernbsp;huishouding nemen de kweekelingen waar, die zich zoodoende tot geschikte huismoeders vormen. De kardinaalnbsp;yan San-Onopbrio heeft aan dit etablissement eene rente vermaakt lot onderhoud van twee adelijke dochters, die gevaarnbsp;zouden loopen van in het verderf te geraken. Volgens eennbsp;vroom gebruik worden door de hier verpleegde pensionairennbsp;eiken dag de zeven Boetpsalmen voor hare weldoeners gebeden 1).

Een gedeelte der stad door , teruggegaan zijnde, kwamen wij op den Monte Celio, waar wij wederom een andernbsp;meisjes-weeshuis vonden, dat, in 1S60, door paus Paulus IV.nbsp;werd geslicht en den naam van de Vier-gekroonde-Heiligennbsp;draagt, wier schittrende zegepraal deze heuvel aanschouwennbsp;mogt. De Auguslinessen doen hier hetzelfde, wat de zusterschap van St. Calharina verrigt. De verpleegde meisjes zijnnbsp;er meestal twaalf in getal, en genieten , bij eene zeer liefderijke verzorging, tevens eene volkomen, echl-christ-lijke opvoeding. Zij vervaardigen allerlei lijnwaad voor kerkgebruik, verzorgen de keuken, de ziekenzaal, en voortsnbsp;alles, wat tot den kring eener goede huisvrouw betrekkingnbsp;heeft; terwijl zij evenwel geheel vrij blijven, om in hetnbsp;huis-zelf den sluijer aan te nemen, en zich alzoo dóór, ternbsp;plaatse-zelve, aan God toe te wijden. Op die wijze voorziet de

1) Constanzi, p. 119.

-ocr page 425-

DE BEDELMEISJES. 41 S

inrigting voortdurend in de dienst van haar bestuur. Doch, wanneer de jongedochters verlangen te huwen, dan bekomen zij een bruidschat van w'ege de aartsbroederschap dernbsp;H. Moeder-Gods-hi-jJquiro.

Wij bevonden ons thans in de nabijheid van het Colosseum, en zoodoende waren wij ook in een oogenblik bij het gesticht der bedelmeisjes {Mendianten) ^ eene instelling, dienbsp;van af hel jubeljaar 16S0 dagteekent, en haren oorsprongnbsp;heeft in den liefdevollen ijver der hertogin van Latera, eenenbsp;vrome dame, die in de stad alle arme en verlaten jongenbsp;meisjes, zooveel mogelijk, opspoorde, om ze een onderkomen te bezorgen door middel van aalmoezen, die in den tijdnbsp;van het jubilé te Rome altijd nog meer ruimschoots dan opnbsp;andere dagen gegeven worden. Pater Caravita, een zeer vermaard jesuil, trok zich deze ontluikende liefdadigheidsstich-ting krachtig aan, en, door zijne onvermoeide pogingen, wasnbsp;hel Godshuis weldra in slaat, om lol honderd kweekelingennbsp;toe op te kunnen nemen. Aanvankelijk gingen deze armenbsp;kinderen aan de huizen rond, om daar een of ander geestelijknbsp;lied te zingen, waarvoor ze dan eene aalmoes ontvingen; ennbsp;vandaar dan ook nu nog den naam van « bedelmeisjes, »nbsp;dien zij dragen. Doch, weldra werd het nieuwe liefdegestichtnbsp;beroemd door het vervaardigen van wollen stoffen, een fabrikaat , dal zich in eere staande hield tot op de staatkundigenbsp;beroeringen der vorige eeuw. Thans vervaardigt men in hetnbsp;gesticht geen wollen sloffen meer, vooral ook dewijl mennbsp;meende, dat die-arbeid voor de gezondheid der kweekelingen nadeelig was. Intusschen heeft het huis toch nog altijdnbsp;de uitsluitende lakenleveranlie aan het gouvernement. Denbsp;aanneming van dit handelarlikel bewerkstelligt de stichtingnbsp;geheel en al voor hare rekening, hetzij dan op winst, of opnbsp;verlies. De bevolking telt er tegenwoordig negentig personen.

05

Drievoudig Rome* 11* Deel,

-ocr page 426-

416 HET DHIEVOIIDIG ROME.

die zich met vrouwlijk handwerk van allerlei aard, maar vooral met katoen-spinnerij en nog- anderen arbeid in diezelfde slof bezig houden.

De kardinaal-Prodatarius is met het opperloezigt over dit Godshuis belast. Hij beslist over hel al dan niet opnemen dernbsp;zich daartoe opdoende kinderen, die, volgens het te Rome innbsp;gang zijnde gebruik, in het geslicht kunnen blijven, totdatnbsp;zij trouwen of den sluijer aannemen. Wat de meisjes metnbsp;haren arbeid verdienen, behouden zij in eigendom, ondernbsp;voorwaarde evenwel van er zich voor te kleeden, met uitzondering noglans van de uniform, die haar door het gestichtnbsp;gegeven wordt, en uil een grijsachlig jak meteen rok vannbsp;dezelfde kleur bestaal , benevens uit twee sluijerkleeden,nbsp;waarvan hel een over hel hoofd hangt, en het ander haarnbsp;om de schouders is geslagen 1). Op de zon- en feestdagennbsp;levert Rome een, in de daad, roerend schouwspel op, wanneer al die verschillende liefdegestichten hunne zoo bevallignbsp;gekleede talrijke scharen van bevoorregle en waarlijk-geluk-kige meisjes ter wandeling uilzenden , teneinde, als in vromennbsp;pelgrirnstogt, de verschillende hoofdkerken te gaan bezoeken,nbsp;om daar God vurig te danken , en den Hemel hare edele weldoeners aan te bevelen in haar erkenllijk gebed. Dan ja, magnbsp;de naastenliefde, met belamelijke fierheid, neêrzien op hetnbsp;godgevallig werk, door haar aan de lijdende menschheid, metnbsp;hel oog naar boven, verrigl, en, zeker, in weêrwil van in alles,nbsp;wal Rome geldt, iets berispelijks te zoeken, moet zelfs denbsp;meesl-bevooroordeelde beschouwer van dat tafereel, er de huldenbsp;aan toebrengen, welke het, als in alles, ten deze zoo bijzondernbsp;verdient. Het hier bedoelde geslicht, in een paleis gevestigd,nbsp;wordt voor hel grootste van dien aard te Rome gehouden, een

1) Constanei, p. 126.

-ocr page 427-

417

DE EOCCOEETTO.

gebouw met groole zalen, waarin zich rijke schilderwerken bevinden, en voorts daarachter een uitgestrekte tuin, met zwarenbsp;hoornen beplant, en die de bewoonsters van het gesticht totnbsp;een aangenaam uitspanningsoord dient.

Om de overwinningen te vereeuwigen, door zijne legerhoofden op den vijand behaald, riglte het oude Rome tempels op, obelisken en zegebogen , die al zijne heuvelen versierden ;nbsp;door een anderen geest geleid, heeft het chrisllijk Romenbsp;terzelfde plaatse alornme de gedenkteekenen zijner vreedzamenbsp;veroveringen gevestigd. De Esquilijnsche heuvel riep ons naarnbsp;een dier heiligdommen heen, waar de godsdienst en denbsp;menschenmin eenstemmig en om strijd aan het heil dernbsp;menschheid arbeiden. Alvorens den vermaarden heuvel te bestijgen , legden wij een bezoek af in het gesticht der Sandalen {Zoccolelto), dus genaamd naar den oorspronklijken vormnbsp;van het schoeisel der weesmeisjes, die hier in het godshuisnbsp;der HH. Clemens en Grescentius , sedert langer dan eene eeuwnbsp;reeds, worden verpleegd, en wier getal thans zestig bedraagt.nbsp;De aalmoezenier van den H. Vader is met het oppertoezigtnbsp;dezer stichting belast, waar ouderlooze meisjes van 7 tot Hnbsp;jaren worden opgenomen, doch niet, dan behoorlijk voorziennbsp;zijnde van alles, wat voor hare kleeding enzv. noodig is. Denbsp;broederschap van Maria-Boodschap en het kapittel van hetnbsp;Vatikaan geven aan die trouwen of den geestelijken staat kiezen een uitzet. De kweekelingen voorzien zelve door harennbsp;arbeid in de kosten van het onderhoud barer kleeding. Hetnbsp;huiswerk verdeden zij, bij beurten, onderling. Inden dagnbsp;wordt ook aan jonge meisjes uit de stad tot het gesticht toe-gang verleend, orn, namelijk, zich aldaar in allerlei vrouwelijk handwerk te komen oefenen en bekwamen. Het gebouw-zelf is zeer fraai, en uit- en inwendig uiterst zindelijk onderhouden.

-ocr page 428-

418 HET DRIEVOUDIG ROME.

Wanneer men op den Esquilijnschen heuvel, bij de Phi-lippinen is, dan vertoont zich daar eene nederige woning, die het Godshuis der H, Maagd-van-Smarten genoenidnbsp;wordt. Wanneer gij de geschiedenis dier stichting weten wilt,nbsp;zoo zal men ze u dus verhalen: op zekeren dag ontmoettenbsp;de prins Baldassare Odescalchi twee arme verlaten kleinenbsp;meisjes in de straat; zij vroegen hem schreijende om eenenbsp;aalmoes. Met deernis over het lot dezer beklagenswaardigenbsp;kinderen, en beducht, dat haar, op den openbaren weg, lig»nbsp;telijk allerlei gevaar te wachten stond, besloot hij, om zenbsp;naar zijn paleis meê te nemen, en déar voor hare verplegingnbsp;en opvoeding te doen zorgen. Later voegde zijn zoon , Donnbsp;Carlo, die na het purper te hebben afgelegd, het eenvoudignbsp;jesuitenkleed aannam, bij die twee arme meisjes nog eenigenbsp;andere, welke eene menschlievende hand aan de ellende onttrokken had, en plaatste ze allen te zamen in een huis opnbsp;den Esquilijnschen heuvel. Op Sint-Lodewijksdag van het jaarnbsp;1816 wijdde hij-zelf dit huis tot een liefdadigheidsgestichtnbsp;in, met het doel, om daaraan eene zoo groot mogelijke uitbreiding te geven ten nutte van het algemeen. Hij begreep,nbsp;hoe rijk Rome ook wezen rnogt aan weldadigheidsinrigtingennbsp;van allerlei aard, dal er toch nog altijd etablissementen tenbsp;kort kwamen, waar vrouwen, die slechts een zeer beperktnbsp;inkomen hadden, fatsoenlijk bq en met elkander kondennbsp;leven5 en, aangezien nu, op goede gronden, in de gewonenbsp;weeshuizen, geene kinderen dan beneden de twaalf jaren oudnbsp;opgenomen worden, zoo wilde hij, dal in zijne inriglingnbsp;zouden worden geplaatst uitsluitend meisjes, die dien leeftijdnbsp;reeds te boven waren, en zulks legen betaling van een zeernbsp;gering jaargeld van slechts vijftig of zestig romeinsche scudi’s,nbsp;en alzoo jonge dochters, niet arm genoeg, om in de voorhanden liefdegestiehten gratis te moeten worden verpleegd,

-ocr page 429-

419

LIEFDEGESTICHT VAN DEN H. BORROMEÜS ENZV.

maar toch ook niet gegoed genoeg, om een hooger jaargeld Ie kunnen betalen. Dit godshuis voorzag alzoo in eenenbsp;bestaande behoefte, en kwam dus binnen zeer korten lijd totnbsp;een staat van bloei. Bovendien heeft het boven de overigenbsp;liefdadigheidsgestichten dit vóór, dat er geene ouden vannbsp;dagen in verpleegd behoeven te worden, want de kweekelin-gen treden of in het huwelijk, of in den geestelijken stand,nbsp;of in den school harer famiiiën wederom terug^.

Digt daarbij vonden en bezochten wij het Godshuis van den H. Borrouieus, dat nagenoeg dezelfde inrigting en den-zelfden werkkring voor de daar verpleegden, even als die vannbsp;elders, aanbiedt. Een uilzet kroont er liefderijk de zorgvuldigstenbsp;opvoeding, en waarborgt de toekomst der arme weeze. Voortwandelende kwamen wij zoo aan San(a~Maria-3Ia(jgiore,nbsp;onder wier bijzondere bescherming de meeslen dezer Godshuizen zijn gesteld. Wij braglen haar, de Koningin der maagden ,nbsp;onze eerbiedige en dankbare hulde, in ’t voorbijgaan, nederig toe, en begaven ons vervolgens naar de straat der Vier-fonteinen, waar het liefdegesticht van de JI. Euphemianbsp;staat, dat ons de edele namen te binnen bragt van Leonardonbsp;Ceruso, dien wij de havelooze kinderen in de stralen hebbennbsp;zien opnemen, van den kardinaal Baronius, en van den kardinaal-vicarius Rusticucci, de drie bij al, wat katholiek is,nbsp;hoog aangeschreven stichters en vervolgens ook de weldoenersnbsp;van dit Godshuis, waar zich ongeveer veertig verpleegdennbsp;bevinden. Godsdienstijver, onschuld en menschenmin zetelennbsp;in deze woning, doch die voor zulk eene tamelijk groolenbsp;bevolking misschien wel de helft te klein is.

Van de Vier-fonteinen rigllen wij onze schreden naar de Propaganda, en vandaar, door de lange Babouino-siraatnbsp;gaande, kwamen wij nu, ten slotte, aan het gesticht dernbsp;Godlijke Voorzienigheid^ aan den Tiberoever (de Bipeita

53

-ocr page 430-

m HET DKIEVOÜDIG ROME.

genaamd) gelegen, een uilgestrekt gebouw, waar hondern kweekelingen, kinderen van arme, maar fatsoenlijke farniliën,nbsp;verzorgd kunnen worden. Nagenoeg eene eeuw lang, was innbsp;dil etablissement eene zeer geachte fabriek van handschoenennbsp;en ander fijn lederwerk gevestigd, die evenwel in den laatstennbsp;tijd, door de mededinging van napelsche fabrieken , geheelnbsp;in verval geraakte, zoodal thans de kweekelingen zich metnbsp;alle andere vrouwlijke handwerken bezig houden, waarvan denbsp;opbrengst geheel te haren voordeele blijft. Even als in denbsp;Zoccoletlo^ laat men ook hier eenige arme meisjes uit denbsp;stad tot de werkplaatsen dezer kweekelingen toe, teneindenbsp;er zich in een of ander handwerk te komen bekwamen.nbsp;l)e kerk van het geslicht dient levens tot bidkapel, waarnbsp;de kweekelingen veeltijds hare godsdienslpligten met groolenbsp;stichting komen vervullen. Op de wandeling ontmoet men ze,nbsp;nu en dan, volgens de oude instelling van hel huis, vijf aan vijfnbsp;bij elkander, en dan met een zwart kleed, eenshwal, eennbsp;hoed en een sluijer, alles van diezelfde kleur. Als zij in helnbsp;huwelijk treden of den geestelijken slaat aanvaarden, geeft hetnbsp;huis haar een uilzet van (/250) honderd romein.sche scudi’s.

3 FeltruariJ.

Bezoek bij den kardinaal Mezzofanti. — Anecdoten. — Rome’s liefderijke zorg voor de weesmeisjes (vervolg). — Conservatorio-Pio. — De H. Moeder-Gods-van-Toevlugt. — Aartsbroederschap van Maria-Boodschap. — Pauslijke kapel in de kerk supra-Minerm (der predikheeren).

Wij vingen den dag aan met een bezoek bij den kardinaal Mezzofanti. Dikwerf reeds had ik den doorluchligen taalgeleerde in de Propaganda ontmoet, waar hij gewoonlijk dennbsp;avond doorbfagt, en, altijd even goedhartig, als spraakzaam

-ocr page 431-

BEZOEK DIJ BEN KAIIDINAAL MEZZOFANÏ'I. nbsp;nbsp;nbsp;4^1

en nederig van aard, onder de kweekelingen van dat grootsche geslicht rondwandelde, om zich met elk hunner Ie onderhouden, ieder in zijne laai: Arabisch, Turksch, Arme-nisch, Chineesch, en nog vijftig andere spraken meer,nbsp;waarin hij zich met eene gemaklijkheid uildrukle, die allenbsp;denkbeeld te boven ging. Toen ik bij hem binnen trad,nbsp;vond ik hem bezig met hel bestuderen van hel zoogenaamdenbsp;bas-breton, en dit met eene scherpzinnigheid van oordeel,nbsp;die mij geen oogenblik twijfelen liet, of zeer spoedig zounbsp;hij het er lot eene hoogte in brengen, die 't aan de bewonersnbsp;van Vannes en Plécadeuc niet in het minste gewonnen geeft.nbsp;De kardinaal bevestigde mij in mijne meening ten aanzien vannbsp;twee gewiglige punten , namelijk, voor wal betreft de éénheidnbsp;van den oorsprong aller talen , en die ontdekt wordt vooral innbsp;de rededeelen, welke alle talen met elkander volkomen ofnbsp;tenminste nagenoeg gemeen hebben; en, vervolgens, voornbsp;wat aangaat hel drieledige der tongvallen in de oorspronk-lijke taal, en dal met de drie rassen van menschen geheel ennbsp;al strookt. Voor den kardinaal was hel bewezen, dal er slechtsnbsp;drie stammen uil den genieenschaplijken wortel zijn opgeschoten, even als er slechts drie talen of tongvallen zijn, gesproten uit ééne-enkele bron van taal: die van het Jafelischenbsp;ras, die van hel Semitische ras, en die van het ras van Cham.nbsp;De oorspronklijke eenheid van hel menschlijk geslacht —nbsp;één menschenpaar — en de drieledigheid vervolgens dernbsp;daarvan voortkomslige rassen of stammen, — zoo als denbsp;echte geschiedkunde die, op grond van onomsloollijke bewijzen, aanneemt en leert — worden dus ook nog geslaafd doornbsp;hel gezag van den uilslckendstcn taalgeleerde, die er immernbsp;heeft beslaan, en wiens getuigenis ten deze daarom van tenbsp;meer gewigl is, dewijl zijne spraakkennis zich niet bij eenenbsp;oppervlakkige taalstudie bepaalt, maar, integendeel, door-

-ocr page 432-

-ia 2 HET DRIEVOUDIG ROME.

dringt lot wat elke natie eigenaardigs heeft zoo in spreekwijzen uit het dagelijksche leven, als in uitdrukkingen, die bijzonder eigen zijn aan de verschillende standen van iederenbsp;maatschappij. Op zekeren dag vroeg hij aan een onzer vrien»nbsp;den, uit welke provincie van Frankrijk hij herkomstig was?nbsp;— Uil Bourgogne, antwoordde deze. Ah! zeide de kardinaal;nbsp;maar er zijn daar twee verschillende tongvallen; welke vannbsp;de twee spreekt gij ? — Ik ken het patois van Beneden-Bourgogne. Welnu, dan zullen wij ons daarin eens met elkander onderhouden, zei Mezzofanli, en sprak het met eenenbsp;gemaklijklieid, om er de wijnbouwers van Nuils of van Beaumenbsp;jaloersch door te maken. Bekend is ook de anecdote van lordnbsp;Byron, den grooten dichter, die zich op zijne veelvuldigenbsp;talenkennis niet weinig liet voorstaan , en, bij zijne komst Ienbsp;Bologna, waar de abbé Mezzofanti destijds zijn verblijf hield,nbsp;van verlangen brandde, om dezen te zien, te spreken en opnbsp;de proef te stellen. Na een langdurig onderzoek betreklijknbsp;allerlei talen bewerkstelligd te hebben, kwam Byron nu,nbsp;eindelijk, ook op het Engelsch, zijne moedertaal, en meernbsp;bepaald op wal de lagere volksklasse, schippers, sjouwers,nbsp;voerlieden en dergelijken meer, gewoonlijk onder elkander innbsp;den mond hebben. Toen hij ten einde was gekomen, vroeg denbsp;bescheiden geestelijke hem: Is dat nu alles? — Tenminste,nbsp;antwoordde Byron, ik geloof het, tenzij men nog anderenbsp;uitdrukkingen er bij zou willen uitvinden. Ik verzoek u welnbsp;om verschooning, mylord, hernam Mezzofanli, wanneer iknbsp;u moet tegenspreken en opmerkzaam maken op nog wel duizend en méér grofheden van dienzelfden aard, doch die,nbsp;waarschijnlijk , in een fatsoenlijk engelsch woordenboek welnbsp;niet zullen gevonden worden. Overigens, ziehier, hoe lordnbsp;Byron-zelf dat feit verhaalt: « Ik herinner mij niet één-enkelen vreemden letterkundige, dien ik zou wenschen weêr

-ocr page 433-

ANtiCDOTES.

te den, alléén misschien uitgezonderd Mezzofanti, die een taal wonder is, een Briareus der spraken, een wandelendnbsp;algemeen woordenboek, die, eigenlijk, tijdens de babelschenbsp;verwarring, had moeten leven, als wanneer hij elk en eennbsp;iegelijk ten tolk zou hebben kunnen dienen; een echt mirakel,nbsp;en dan, daarenboven, een man zonder de minste aanmatiging, hoegenaamd. Ik heb hem gepolst in alle talen en spraken, waarvan ik ook maar één-enkelen vloek of verwenschingnbsp;kende van postiljons, land- of zeeroovers, schippersgasten,nbsp;matrozen , loodsen, gondeliers , kameel- of ezeldrijvers,nbsp;koetsiers, postmeesters, postpaarden, posthuizen, met éénnbsp;woord alles, wat post heet! en waarachtig, hij heeft mij innbsp;mijn eigen taal beschaamd gemaakt 1)! »

Bij het heengaan ontwaarde ik, of liever herinnerde ik mij, dat wij midden in de karnaval waren. Het Volkspleinnbsp;(de Piazza dehpopolo) wemelde van ekwipaadjes, die zichnbsp;naar den Corso begaven, om er de zoogenaamde Confetti tenbsp;gaan halen en brengen. Het is bekend, dat de va.stenavond-feesten te Rome het volk tot de uitbundigste vreugde stemmen ; en, zou men het kunnen gelooven, dat een arme, om eennbsp;bajoc van mij te krijgen, onder honderde andere wenschennbsp;meer, eindelijk, niets beters er aan dacht te kunnen toevoegennbsp;dan : een goede karnaval / — « Padrone^ buon carnavale ! »nbsp;Wat dunkt u daarvan? In Frankrijk, aan een priester, dienbsp;als zoodanig bekend is, — gelijk ik het ook te Rome geweest ben — zulk een wensch toe te brengen, zou, zoo nietnbsp;als eene beleediging, dan toch zeker als eene spotternij worden aangemerkt; doch, te Rome is dat volstrekt het gevalnbsp;niet: andere plaatsen, andere zeden; later zal ik nog gelegenheid hebben, om over dat alles hel noodige te zeggen.

1) Deel V, bh. 446.

-ocr page 434-

424 HET DRIEVOUDIG ROME.

En dus waren wij dan, met onzen wandelgids in de hand, Rome rond g^eweest; namelijk, uitgegaan zijnde van San-Sptrito, zoo stonden wij thans wederom aan den ingang vannbsp;het Godshuis teruggekeerd, waar het verlaten wicht, bijnbsp;zijne komst in deze wereld, in de armen der christlijke liefdenbsp;ontfermend opgenomen wordt. Doch, ook aan gene zijde vannbsp;het Vatikaan, noodigde ons de Janiculus tot een bezoek innbsp;zijne wonderschoone weldadigheidsgeslichten dringend uit.nbsp;Wij gingen ahoo San-Pïelro~in-Moniono voorbij, en kwamen weldra bij het Pius-Gesticht (C'owsert’«^orro-/'zo), datnbsp;zijnen naam naar twee onsterflijke pausen, den H. Pius V.nbsp;en Pius VI., draagt, die er de stichters, de voorstanders ennbsp;de groote weldoeners van zijn. Grootscher naam was er,nbsp;zeker, wel niet aan te geven'. Dit elabli.ssement, schoon vannbsp;ligging, was eertijds beroemd wegens de daar vervaardigdenbsp;linnens en damasten, vooral tot lafelgebruik, doch welke taknbsp;van industrie er, sedert de groote staatsberoeringen der vorigenbsp;eeuw, geheel te niet is gegaan, zoodat de meisjes, die ernbsp;thans verpleegd worden, enkel vrouwlijk handwerk drijvennbsp;met de naald, meerendeels ter dienste van het gesticht-zelf,nbsp;aan welks zorg, overigens, het linnenonderhoud en de waschnbsp;voor het Propaganda collegie opgedragen is. De kweekelingennbsp;zijn hier onderscheiden van alle andere elders door eennbsp;koffijkleurig kleed, met een witten schouderdoek, en eveneensnbsp;een sluijer over het hoofd geslagen. Even als in de overigenbsp;godshuizen van Rome, is het ook in dit gesticht aan de jeugdige verpleegden toegestaan, dat zij hare bloedverwantennbsp;mogen gaan bezoeken, doch niet om het maal bij hen tenbsp;houden. De kardinaaUkamerling is, uit den aard zijnernbsp;waardigheid , de bestendige beschermheer van dit huis ,nbsp;waarvoor hij-alleen de toelating kan verleenen. Niemand wordtnbsp;er uit weggezonden; slechts tengevolge van sterven, huwen

-ocr page 435-

Rome's liefderijke zorg voor de weesmeisjes. 425

of den sluijer aan te nemen, komen er, nu en dan, plaatsen in open. De priorin en de meestressen worden uit de oudstenbsp;pensionnairen gekozen, en daardoor heeft dit Godshuis innbsp;allen deele het voorkomen van een gezelligen familiekring,nbsp;door den besten geest bezield, en waar steeds een zeer aangename toon heerscht.

Op dienzelfden Janiculus bevindt zieh ook nog het gesticht der H. Moeder-Gods-van-Toevlugt^ een etablissement, dat van den jare 1705 heugt, en zijn oorsprongnbsp;verschuldigd is aan den vromen pater oratorist, Alexandernbsp;Bussi, den vader der armen en den vriend der pausen Clemens XI. en Benedictus Xlll. Dit Godshuis rust op breedernbsp;grondslagen dan al de overige liefdadigheidsgestichten dernbsp;stad, en neemt jonge dochters op van dertien af, tot zes-en-Iwinlig jaren toe, doch alléén weezen en kinderen zondernbsp;eenig fortuin. De algerneene maatregel, om ook (en welnbsp;hoofdzakelijk) jongere kinderen op te nemen, is zeer nuttignbsp;en gepast; doch niet minder weldadig werkt een Godshuis,nbsp;zoo als dat, wat wij hier op het oog hebben, en waar vrouwen van rijper leeftijd tegen veelvuldige gevaren beveiligdnbsp;worden. Het hier verpleegde aantal bedraagt vijftig, die opgevoed worden in godvrucht en tot een huishoudelijk-werk-zaam leven. Zij schaffen zelve zich hare zwarte uniformklee-ding aan, uit de opbrengst van hare werkzaamheden metnbsp;de naald, meer bepaald tol kerkgebruik.

Tegen het vallen van den avond kwamen wij den Janiculus af, in gedurig en’druk gesprek over alles, wat wij dien dag, en zoo in overvloed, gezien hadden. Een rijke oogstnbsp;van grootsche denkbeelden en teedere gewaarwordingen, bijnbsp;onze talrijke bezoeken, ook hier wederom, opgedaan , gaf onsnbsp;ruime slof tot onderhoud, den ganschen langen terugwegnbsp;over, totdat wij, eindelijk, ons bij de straat der Macelli

-ocr page 436-

426 HÏT DKIEÏOliDIG liOMB.

bevonden. Alomme, op ieder punt van de eeuwige stad hadden wij Rome’s liefdezorg in volle werking gevonden, ten nutte van het verstoeten wicht en de ongelukkige wees. Metnbsp;groot beleid regelt die liefde tevens den gang der opvoeding,nbsp;in verband met het toekomstig belang der verpleegden-zelve:nbsp;geen nutloos onderwijs, maar het juist-benoodigde, geenenbsp;verweektheid in den leefregel, geen weelde in de kleeder-dragt vindt hier plaats, maar de opvoeding is er eene echtenbsp;leer- en oefenschool voor het werkdadig leven. Daarenbovennbsp;— en dit vooral trof ons zéér — wordt in al deze Godshuizen ook het toekomstig lot der kweekelingen steeds volkomen gewaarborgd. Rome doet niets ten halve: terwijl eldersnbsp;de adoptie slechts tijdelijk is, hier is zij blijvende en geldtnbsp;voor alloos: immers, zoo zij het verlangt, kan de wees blijvennbsp;leven en sterven onder het gastvrij dak, dat haar, als hulploosnbsp;kind, in bescherming genomen heeft; en, wanneer zij hetnbsp;anders verlangt, dan nog laat men haar het gesticht nietnbsp;verlaten, tenzij volkomen voor de toekomst verzekerd, ófnbsp;door een gepast huwelijk, óf door het aanvaarden van dennbsp;geestlijken stand. Op die wijze worden al de vreeslijkenbsp;onheilen voorkomen, welke een arm jeugdig meisje te wachtennbsp;heeft, overal, waar zulke even liefderijke als verstandige maatregelen niet in acht worden genomen, zoo als, bijv. innbsp;Frankrijk, waar de vondeling, of het w'eesmeisje, opeennbsp;leeftijd van zestien tot achttien jaren, uit het Godshuis ontslagen en de wereld in gezonden wordt; alléén, zondernbsp;hulp, of ondervinding en loevoorzigt, en geheel aan zich-zelvenbsp;overgelaten, treedt de ongelukkige, in dienstbaarheid, denbsp;eerste de beste deur binnen, welke zij voor haar ziet openen :nbsp;maar, ach, weldra is zij ook verloren ! Na een tijd langnbsp;een leven van zonde en openbare ergernis geleid te hebben,nbsp;is, eindelijk, het oogenblik daar, dat haar óf eene niisdadigo

-ocr page 437-

HOMES LIEFDEHIJKE ZOIÏG VOOR DE WEESMEISJES. 427

fiani] zal zien slaan aan het leven van haar eigen leven, of wel de vruchten van haar kwaad ten laste zien werpen vannbsp;lt;le openbare armenkas, terwijl zij-zelve haar snood beslaannbsp;eindigt in een kerker, of ellendig in een hospitaal sterft.nbsp;Voorzeker, hoe men haar ook beschouwe, helzij uit hetnbsp;oogpunt van zedelijkheid of van wèlbegrepen maalschaplijknbsp;belang, — altijd is de levenslange verpleging, of algeheelenbsp;adoptie der weesmeisjes , zonder eenige tegenspraak of twijfel,nbsp;boven de te dien aanzien gewone wijze van handelen, verrenbsp;te verkiezen.

Wat echter, hoofdzakelijk, in dezen al de aandacht van hen, die, in de daad, den naam van staathuishoudkundigennbsp;verdienen, mag waardig geacht worden, is de bruidschat ofnbsp;het uilzet, dal door al de godshuizen wordt uitgekeerd aannbsp;de jonge verloofde of aan de bruid der Kerk. Mij dunkt,nbsp;dat daarin Iegelijk eene diepe kennis van het menschlijk hart,nbsp;een vaste wil, om hel werk der eerste opvoeding waardignbsp;Ie kroonen, en een krachtige waarborg voor de zedelijkheidnbsp;der beweldadigden ligt opgesloten. In niets openbaart zichnbsp;dit drieledig karakter van Rome’s liefdadigheid zoo grootschnbsp;en zoo edelaardig, als in hel schenken van een uitzet aannbsp;meisjes, die in het huwelijk treden, of den sluijer aannemennbsp;willen. Ónmogelijk zou het dan ook zijn, om met juistheidnbsp;op te geven, hoeveel en welke bruidsgiften er, jaarlijks, gedaan worden in dat zoo menschkundige, en toch nog zoonbsp;weinig bekende Rome. Behalve de hiertoe bestemde fondsennbsp;van rijke familiën, komen voorts daarbij in aanmerking denbsp;giften van kloosters, kapittels en congregatiën, alsmede vannbsp;een aantal broederschappen ; bijna alle goede werken, die tenbsp;Rome verrigl worden, slaan altijd, min of meer, met ditnbsp;edel doel in verband, en tot zelfs de staatsloterij toe moetnbsp;tot de uitkeeringen van den bruidschat percentsgewijze meé

Drievoudig Rome. — II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;5G

-ocr page 438-

428

HET DRIEVOUDIG ROME.

hare offers brengen, en dit wel op de navolgende wijze: voor iedere trekking, die er plaats heeft, is zij verpligt,nbsp;vijfhonderd bruidsgiften, elk van dertig scudi’s, Ie doen ten behoeve van even zooveel behoeftige romeinsclie meisjes, wier namen aan de vijf telkens uitkomende nommers zijn verbonden,nbsp;en dit zoowel te Rome, als in aide overige sleden van dennbsp;Kerkdijken Staat. Daarenboven, keert de senator van Romenbsp;er maandelijks drie uit aan even zooveel dochters van denbsp;burgerwacht in de stad. Pius VII. heeft verscheiden zulkenbsp;beurzen bepaald en aangewezen voor dochters en kleindochtersnbsp;van verongelukte schepelingen op de kusten der Adriali-sche zee. Met een woord , Rome keert jaarlijks twaalfhonderdnbsp;dergelijke bruidsgiften uit, en, aangezien er veertienhonderdnbsp;huwelijken gesloten worden, zoo kunnen nagenoeg alle meisjes in dit voorregl deden. Twee-en-dertig duizend scudi’snbsp;(80,000 gulden) worden aan dit liefdewerk jaarlijks besteed 1).

En niet alleen geldt deze weldaad de meisjes, die in de godshuizen worden verpleegd, maar zelfs zij hebben deel ernbsp;aan, die in den stillen familiekring leven. En ook hier wederom doet zich zulk een bruidschat, in een geheel nieuwnbsp;zedelijk licht, met waren luister voor. De beroemde aartsbroederschap van 31aria boodsofiap , die jaarlijks vier honderd bruidsuitkeeringen doet, ei.sclit, als vaste voorwaarde ternbsp;bekoming van die gift, dat do bruid arm, te goeder naam ennbsp;faam bekend, te Rome geboren, cn wel uit een wellelijknbsp;huwelijk voortgesproten zij, alsmede dat zij nimmer met verdachte personen zamengewoond hebbe. Weesmeisjes gaan vóórnbsp;alle andere, zoodat, wanneer deze ook al elders geborennbsp;mogten zijn , men ze noglans, daarom alleen, als van Romenbsp;afkomstig beschouwt. En, teneinde de ouders des te stren-

I) MoricU., p. 20.

-ocr page 439-

AARTSBROEDERSCHAP VAN MARIA'BOODSCHAP.

ger te verpliglen, om behoorlijk op hunne dochters acht te geven, en ze geene werkzaamheden te laten verrigten,nbsp;waardoor hare deugd of goede naam in ’t minst schade zounbsp;kunnen lijden, zoo sluit de Broederschap bepaald van dennbsp;bruidschat uit alle meisjes, die in herbergen of logementennbsp;dienen, in den wijnberg, in het bosch, of op den akkernbsp;arbeiden, uit het wassehen gaan en nog eenige dergelijkenbsp;zaken meer verriglen. Van af haar vijftiende jaar kunnen zij,nbsp;die in geene dezer categoriën te huis behooren, hare aanspraken, door behoorlijke getuigschriften gestaafd, bij denbsp;aartsbroederschap doen gelden. Uit de beradensle, geschiktstenbsp;en ijverigste leden der vereeniging wordt eene commissie vannbsp;onderzoek gekozen, die zich, in de woningen-zelve der belanghebbenden, gaat overtuigen, dat deze werklijk behoeftignbsp;en te gelijk ook onberisplijk van gedrag zijn. Eerst na verloop van drie proefjaren, bekomen zij den eervol verdiendennbsp;bruidsehat. Deze soort van patronaat (beschermheer- of voogdijschap), uilgeoefend gedurende de drie gevaarlijksle levensjaren van jongedochlers, die gaarne een bruidschat zoudennbsp;erlangen, en wier getal in de stad vrij aanzienlijk is, moetnbsp;noodwendig een zeer gunsligen invloed op de zedelijkheidnbsp;der maatschappij uitoefenen.

Op den feestdag van Maria-boodschap wordt hel bruid-schatsbewijs uilgereikt, en ik durf wel zeggen, dat men zich te regt mag verheugen, wanneer men in de gelegenheidnbsp;is van dien dag te Rome te kunnen vieren. Des ochtendsnbsp;begeeft de H. Vader zicii naar de kerk der H. Maagd , (zoogenaamd) Sopra-Minerva . waar dan pauslijke kapel gehoudennbsp;wordt, hetgeen beleekent, dat Zijne Heiligheid, van het H.nbsp;collegie omringd, de H. Mis bij woont, die door een dernbsp;kardinalen gezongen wordt. In het ruime kerkgebouw is bijnanbsp;geen plaats meer te krijgen. De eeregestoelten worden bezet

-ocr page 440-

430 HET DRIEVOUDIG ROME.

door de bevoorre^jte, {gelukkige jongde meisjes, en die allen in het wit gekleed zijn. Eenigen er van worden, na hetnbsp;eindigen van de H. Mis, door den paus tot den voetkus toe-gelalen, en wel bepaaldelijk dezulke, die, even als nog velenbsp;andere harer gezellinnen, het kloosterleven verkozen hebben.nbsp;Dienzelfden dag trekken ze allen te zamen in eene plegligenbsp;processie de stad door, teneinde daarna te scheiden, de een omnbsp;de wereld in te gaan, de ander om er zich aan te onttrekken in de schaduw der godgewijde cel. Dal schouwspel loktnbsp;ouders, kinderen en omstanders menigen traan van weemoed des harten uit de oogen; en toch , heeft er hier ooknbsp;al eene scheiding plaats, zoo worden die jeugdige zielennbsp;daarom evenwel niet geheel en voor goed van elkander verwijderd: integendeel, zij, die, op den levensweg, eenmaal,nbsp;voor een poos, te zarnen vereenigd waren, zullen blijvennbsp;voortgaan , om elkaèr wederzijds te steunen tol aannbsp;’tgraf; immers, terwijl de eene den strijd met de wereldnbsp;chrisllijk strijdt, zal de andere de handen biddend ten hemelnbsp;heffen, totdat, ten dage, als de eeuwigheid ze beiden wederom voor God.s aaugezigt vereenigd aanschouwen zal, aannbsp;elk van haar wordt loegekend dezelfde kroon , doch verworvennbsp;in verschillenden kamp.

41 Pebruarij.

Rome’s liefdadigheid ten opzigte der zieken. — liet Hospitaal van den H. Verlosser, — van den H. Jacobus, — van den II. Gal-licanus.

De vorige dagen hebben wij Rome’s liefdadige zorgen iiagespoord en bewonderd, om zoo te zeggen, op den drempelnbsp;des levens. Wal zij doet, om hel pas geboren wicht te be-

-ocr page 441-

home’s liefdadigheid tem opzigte der zieken. 431

veilifjen tegen het vergrijp eener onmenschlijke hand, het weeskind te beschermen tegen de ongenaé van het lot, ofnbsp;het onschuldig meisje te behoeden voor de armoede en voornbsp;den val, dal alles hebben wij, met aandoening, leeren kennen.nbsp;Voor heden wilden wij, onzen togt door de eeuwige stadnbsp;voorlzellende, hare liefdadigheid in wederom eene andere rig-ling gaan beschouwen en huldigen. Naauwelijks toch is denbsp;rnensch de pelgrimsbaan des levens opgelreden, of zie, daarnbsp;stormt een heir van ligchaamsplagen , ziekten onder allerleinbsp;vorm, op hem los, en grijpt hem aan als een wreedegier,nbsp;die zijn prooi levend vaneen seheurt en martelt tot den dood.nbsp;Om hem, zooveel mogelijk, aan zulk leed te onttrekken,nbsp;heeft Rome negentien hospitalen geopend, waar hij allerleinbsp;hulp, en , mag ’t zijn, zelfs de verloren gezondheid weèr volmaakt terug bekomen kan. Twee van die hospitalen zijn meernbsp;bepaald voor geneeskundige behandeling van zieken, San~nbsp;Spirilo voor mannen, en de 11. Ferlosser [Sint-Salvator)nbsp;voor vrouwen ingerigt. Ook hier vertoont zich het echl-kalho*nbsp;liek karakter van Rome’s liefdadigheid op nieuw in ’t volle licht.

Plotseling wordt gij door de koorts overvallen, die in Iialië tegen hel einde van den zomer zoo algemeen is; gijnbsp;zijt vreemdeling, gij zijt arm; om ’leven: dal alles doetnbsp;volstrekt niets ter zake af. Gij begeeft u slechts naar Scdi^nbsp;Spirilo, en , van wal land of volk, ouderdom of godsdienstnbsp;gij ook wezen moogt, terstond wordt u de deur geopend:nbsp;en zonder dat men u naar paspoort, certificaat, geloofsbelijdenis of aanbeveiingsbewijzen vraagt, ontvangt Rome’snbsp;liefdadigheid u met gesloten oogen , maar met open armen,nbsp;want gij zijt krank, en die titel bevat alles, wat noodig is,nbsp;om u eene meèwarige en liefderijke ontvangst te waarborgen ;nbsp;doch, méér nog dan dat: gij vooronderstelt slechts, ziek te zijn,nbsp;maar hebt er de zekerheid nog niet van; geen nood: begeef

36

-ocr page 442-

i32 BET DlllEVOUBlG EOHE.

u slechts naar San-Spiriio^ en gij zult er met belangstelling opgenomen worden. Uil vrees, dal men u welligl de ziektenbsp;op den hals kon doen krijgen, welke gij misschien volstrektnbsp;niet onder de leden hebt, zoo wordt gij niet in de alge-meene ziekenzaal, maar ineen afzonderlijk vertrek binnen-gebragt, waar men zich met den aard van uwen ligchaams-loesland eerst naauwkeurig bekend maakt. De geneesheernbsp;bezoekt u daar; alle zorg, die noodig is, wordt er aanhoudend aan u besteed, lol zoolang dat alle twijfel heeft opgehouden, en gij óf bepaald naar het ziekenkwarlier moetnbsp;gaan, om daar behandeld en verpleegd te worden, óf helnbsp;hospitaal gerust verlaten, en, zonder verder bezwaar, wedernbsp;tot uwe bezigheden terugkeeren kunt.

Daar wij hel hospitaal van San-Spirito reeds vroeger bezocht hadden, konden wij ons thans terstond naar Sint-Salvator heen begeven, en waar wij, na voor de twintigstenbsp;maal hel Kapitool, het Forum en hel Colosseum langs gegaannbsp;te zijn, weldra aankwamen, als zéér in de nabijheid gelegennbsp;van al deze door de wreedheid van Oud-Rome met bloed ennbsp;tranen gekenmerkte plaatsen. Zoo als wij zeiden, is dit gasthuis enkel voor vrouwen bestemd en ingerigt, die daar,nbsp;volgens Rome’s loflijke gewoonte, opgenomen worden, zondernbsp;onderscheid van ouderdom, stand, vaderland of godsdienst-belijdenis, wanneer zij slechts, op eene of andere wijze,nbsp;in een toestand verkeeren van geneeskundige hulp noodig tenbsp;l)el)bcn. Dit etablissement beval vier groole zalen, waar, tenbsp;zamen, 578 zieken kunnen worden verpleegd. Eene uitstekendenbsp;zindelijkheid heer.scht, alomme, geheel het gesticht door,nbsp;eene eigenschap, welke wij, even gelijk in de fransche hospitalen, ook hier, als een waar hoofdvereischlc, onze huldenbsp;niet onthouden kunnen. Om deze voor een ziekenhuis zoonbsp;hoogst-noodzakelijke eigenschap, zooveel mogelijk, te bevor-

-ocr page 443-

HOSPlTAAt VAN DEN H. VEBI.OSSER. i3S

deren , zijn er onder de bedkoetsen overal, in de latnl)reseringen, openingen lot luchlzuivering {venfilatie) aangebragl; evenzoonbsp;werken in de vloeren gemetselde buizen gedurig mede lol denbsp;verwijdering van al, wat vochtig is, uit het vertrek. Gelijk tenbsp;Genua, en zoo als over ’t algemeen in de hospitalen van Italië,nbsp;brengen talrijke naamvermeldingen , langs de wanden dernbsp;groole zaal, de edele weldoeners der stichting , ook voor de bezoekers van het godshuis, in gestadige dankbare herinnering.nbsp;Hier moet, in de eerste plaats, vermeld worden de naam dernbsp;vrome prinses Theresa-Doria-Paraphili, aan wie hel Sin/Sal-$)ator-Gasthiiis zijn schoonste sieraad, te welen , de Hospitaal-zuslers verschuldigd is, die geheel en al geschoeid zijn op denbsp;leest der zusters van den H. Vincentius-van-Paulo, namelijk,nbsp;voor het verplegen van zieken bestemd. Zij leggen de vier eenvoudige geloften af van vrijwillige armoede, zuiverheid, gehoorzaamheid en toewijding aan de liefdedienst der kranken. Pausnbsp;Gregorius XVI. heeft die geestelijke zusterschap bevestigd. Denbsp;zieken, die in Sl. Salvator verpleegd worden, genieten , evennbsp;als zulks in al de overige hospitalen van Rome hel gevalnbsp;is, behalve de liefderijke zorgen dezer nonnen, ook nog de hulpnbsp;en bijstand van andere godvruchtige vereeuigingen in de stad.nbsp;Zoo, bijvoorbeeld , komen, op zekere dagen, deaanzienlijkstenbsp;dames, vrouwen van adelijken huize, in Sint-Salvaior haarnbsp;liefdebezoek afleggen, en aan de arme kranken hare goedenbsp;diensten bewijzen. Zeven priesters wonen, ter bediening dernbsp;verpleegden, in het geslicht; een hunner heeft, als prior, hetnbsp;oppertoevoorzigt over de hospilaalsluchl; de overige staan denbsp;zieken en stervenden aan haar smartenleger, dag en nacht,nbsp;volijverig bij. Daarin worden zij evenwel ook nog loflijk gesteund door de geestelijkheid, zoowel uit de kloosters, alsnbsp;uit de gewone kerken der stad, die hunne liefdediensten,nbsp;om strijd, ook in dit geslicht, even als elders, ten beste ko-

-ocr page 444-

45-i HET DUIEVOUDIG ROME.

men geven, zoodat er aan geestelijken troost meer overvloed is dan gebrek, Docli een groot voorbeeld blinkt hun ooknbsp;gestadig in hel oog: wij bedoelen een opschrift in de nieuwenbsp;t,aal, dat zeker waardig is, oin ook hier vermeld te worden,nbsp;liet strekt, namelijk, tot herinnering aan een bezoek, daarnbsp;ter plaatse door paus Clemens XI. afgelegd, en die, toen hij ,nbsp;bij deze gelegenheid, eene zieke in den doodstrijd vond,nbsp;dat sterfbed niet verliet, voordat, doorhem bemoedigd,nbsp;versterkt en getroost, de kranke in zijne armen den geestnbsp;gegeven had. Even als in San-Spirilo, worden ook hier denbsp;dooden door eene vrome broederschap uitgedragen, en, onder aanhoudende gebeden, van het hospitaal naar het Camponbsp;iSan/o, de begraafplaats, heen gebragt en aldaar plegtig ternbsp;aarde besteld.

San-Spirilo en Sinl-Salvator zijn de twee hospitalen, voor zieken van de gewone soort bestemd en ingerigt, doch ,nbsp;ingeval, de arme kranke zware operaliën heeft te ondergaan,nbsp;of eene geheel bijzondere wijze van behandeling vordert,nbsp;dan brengt Rome’s liefderijke hand hem heen naar het hospitaal van den JI. Jacobus^ van den H. Gallicanus ^ en vannbsp;de M. Maagd~der‘Pquot;ertroosting. Deze godshuizen wilden wijnbsp;mede een bezoek brengen, en ook daar Rome’s menschenminnbsp;in volle werking gadeslaan. Vlug stapten wij langs de Pmssa-Trajano^ de Pia%%a-Colonna, en het oude kwartier vannbsp;het veld van Mars, naar Augustus’ Mausoleum heen; digtnbsp;daarbij bevindt zich het Sint-Jacobs-Hospilaal, enkel voornbsp;groote heelkundige operaliën ingerigt, en waar zoowel mannen als vrouwen worden opgenomen, zonder aanzien vannbsp;landaard of godsdienst: alleen hunne wonden, hunne smartennbsp;en ellende zijn het voorwerp der .liefdevolle zorgen van hetnbsp;gesticht ; er behoeft slechts als zoodanig een ongelukkigenbsp;zicli aan te melden en hulp te verzoeken, om terstond op-

-ocr page 445-

HOSPITAAL VAN OEN II. JACOBI'S. 435

genomen en meêwarig verpleegd te worden. Sint-Jacobs-Hos-pitaal kan driehonderd zes-en-zevenlig lijders ontvangen. Twee geneesheereh en twee heelmeesters zijn met de dienst hier, innbsp;het groot, belast, doch worden daarin bijgestaan door twee sub»nbsp;slituut-docloren, twee adsistent-chirurgijns, en vijftien kwee-kelingeu, die aan het gesticht verbonden zijn. Naar het vroeger, geheel Europa door, in zwang zijnde gebruik, dragen nunbsp;nog daar al deze geneeskundigen eene bijzondere kleeding; denbsp;kweekelingen zijn in het rood, de gewone onderscheidingskleurnbsp;der chirurgijns, de geneesheeren allen in het wit uitgemonsterd.

Wij vonden ook hier de Hospilaalzuslers in volle bedrijvigheid aan ieder krankbed, waar hare liefdedienst slechts werd vereischt, of om den zieke zijne sonïs zeer onsmakelijkenbsp;geneesmiddelen in te doen nemen, om hem te troosten in zijnenbsp;pijnen, om hem, nu en dan, eene gemaklijker ligging tenbsp;bezorgen, met een woord, om iiem als een goede engel ternbsp;zijde te staan. Ook hier, evenzoo, vonden wij zeer aanzienlijke romeinsebe dames ijverig bezig in allerlei liefdedienst.nbsp;Eene in alle opzigten onafhanklijke commissie, zamengesteldnbsp;uit een prelaat, een geestelijke en een leek, voert in ditnbsp;hospitaal het bewind, terwijl een prior met de zorg der handhaving van behoorlijke tucht en orde in het liefdehuis isnbsp;belast. Vier, aan hel etablissement verbonden kapellaansnbsp;voorzien de zieken van geestelijke hulpen troost; — zoowelnbsp;geestelijken uit de stad als godvruchtige leeken komen hunnbsp;daarbij liefderijk te stade; terwijl, daarenboven, ook vromenbsp;dames het vrouwenkwartier gestadig bezoeken, en aan ditnbsp;krank personeel, op chrisllijke wijze, hare diensten, meé-warig, volijverig, en meestal ook met goed gevolg ten offernbsp;komen brengen. Wij besluiten dit punt met wal eene bekwamenbsp;pen daarover treffend heeft uilgedrukt: « Gelukkig de armen,nbsp;die in Sint-Jacob hunne dagen eindigen, want, een over-

-ocr page 446-

456 HET DRIEVOUDIG ROME.

vloedige schat van jjebeden is hun daar tevens verzekerd ook na hunnen dood » 1).

Aan de spits der weldoeners van dit liefdegesticht wijst het hospitaal den bezoeker op twee kardinalen en één paus,nbsp;wier namen gezegend worden en onsterflijk in de harten dernbsp;tallooze beweldadigden blijven gegrift. Het was de kardinaalnbsp;Jacobus Golonna, die, ten jare 1338, op grond, dat velenbsp;zieken, uithoofde van afzigtiijke en inoeijelijk te genezennbsp;wonden of gebreken, in de gewone hospitalen niet zoo ge-makkelijk, of dikwerf in ’t geheel niet konden opgenomennbsp;worden, — met hun rampzalig lot bewogen, bij testamentnbsp;bepaalde, dat, uit doorhem daartoe aangewezen fondsen,nbsp;voor dergelijke lijders een hospitaal zou worden aangelegd ;nbsp;en zoodoende dan ontstond Sint-Jacob, bijgenaamd innbsp;Augusta , naar aanleiding van Augustus grafgesticht, waarbijnbsp;het gelegen was. In loflijken wedijver met hem was het denbsp;kardinaal Salviali, die, in de XVII. eeuw, dit godshuis, zeernbsp;deed verfraaijen, en er bovendien ook nog aanzienlijke fondsennbsp;voor afzonderde. Eindelijk voegde de voortreflijke Plus VII.nbsp;er de clinische school voor de heelkundige behandeling vannbsp;mannen en vrouwen aan toe; terwijl, bovendien, eene uitmuntende apotheek, met laboratorium en plantentuin, eenenbsp;boekerij, ter dienste der kweekelingen van het gesticht, ennbsp;voorts eene ruime, amphitheatersgewijze aangelegde leerzaal,nbsp;met operatiekamers en badplaatsen dit hospitaal, in de daad,nbsp;tot eene der schoonste geneeskundige inrigtingen maken,nbsp;welke men in Europa vinden zal 2).

En nu nog een stap verdergaande, ja, langs den weg der smarie, maar levens ook in het spoor der christlijke wel-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Constanzi , I, p. 7S.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Morich,, p. 3^.

-ocr page 447-

HOSPITAAL VAN DEN H. GALLICANUS. 457

«ladigheicl, zoo kwamen wij nu in Trastevere aan het gasthuis van den H. Gallicanus. Hoe dikwerf ziel elders denbsp;onojelukkioe zieke, wiens krankheid hesmellijk is of schijnt,nbsp;zich niet verlaten, verstoolen of afgewezen, daar, waar hijnbsp;hulp en bijstand meende te zullen vinden; te home, evenwel,nbsp;is dal in ’t geheel hel geval niet: daar vindt hij een hospitaal, als ’l ware, uitsluitend voor hem ontsloten. Het Sint-Gallicanus-hospitaal herinnert aan een paar schoone trekkennbsp;uit zijne stichtingsoorkonden, waarvan wij hier met een enkelnbsp;woord melding maken willen. In de middeleeuwen had eennbsp;fransche melaalsche aan gene zijde der Porta-Angelica denbsp;wijk genomen, waar hij evenwel door vele nieuwsgierigen,nbsp;¦ook uit opregt medelijden, bezocht werd. Op die wijze hadnbsp;hij, uit de hem verstrekte aalmoezen, een kleine som geldsnbsp;bijeen gebragl, genoegzaam toereikend, om daarmeê eennbsp;klein hospilaaltje of gasthuis tot stand te brengen, waar zijnenbsp;rampzalige lolgenoolen onderkomen en bijstand vinden moglen :nbsp;dal liefdegesticht nam den naam en titel aan van Lazarus,nbsp;den melaalsche uit de H. Schrift. Middelerwijl had de ziektenbsp;een weinig minder streng beginnen te woeden, doch namen,nbsp;daarentegen, andere huidziekten in hevigheid toe, en begonnbsp;men in het geslicht nu ook daartegen hulp en bijstand tenbsp;verleenen. Doch, de afgelegen plaats, waar het gebouw stond,nbsp;leverde nog al bezwaar op, zoodat men, weldra, er op bedachtnbsp;was, om de zieken naar San-Spirito o\er te brengen, waar zijnbsp;lol in 1724 bleven, als wanneer paus Benedictus XIV. voor hennbsp;in Trastevere in ’t bijzonder een hospitaal deed bouwen , dal onder de schoonste, die van deze soort in Europa gevonden worden , eene plaats verdiende in te nemen. Even als de Opperherders der Kerk hel altijd gewoon waren, zoo hechtte ook de zoonbsp;straks genoemde paus, uit historische herinnering, aan ditnbsp;gesticht een naam, die in eere bewaard moest blijven, te

-ocr page 448-

458 HET DllIEVOUDIG ROME.

welen, dien van een niagislraalsjiersoon uit de IV. eeuw, den H. Gallicanus, door wiens zorg te Oslia allereerst voor reizigersnbsp;en kranken een herberg werd geopend en ingerigt. In Sint-Gallicanus werden vooris niet dan enkel huidzieken opgeno-inen, verpleegd, en, zoo mogelijk, genezen.

Wij werden er door een der huiskapellaans onlvangen en overal rondgeleid, zoodal ons dit geslichl, lol in alle bijzonderheden toe, volkomen bekend werd. Hel bevat twee groolenbsp;tegen over elkander gelegen zalen, eene voor de mannen, ennbsp;de andere voor de vrouwen. Eerslbedoelde is driehonderd-zes-tig, en de laaslgenoemde tweehonderd veertig palmen lang.nbsp;Zij worden gescheiden door een vierkant kerkgebouw, dalnbsp;met de eene zijde naar de straat is gekeerd. i\an elke der drienbsp;andere zijden staal op het einde een altaar. Breede ramennbsp;verlichten en ververschcn, door daarin behoorlijk aangebraglenbsp;openingen, de ruime lokalen volmaakt goed, terwijl ook nog,nbsp;bij middel van een balkon aan don voorgevel, de slagvenslersnbsp;naar de straatzijde geojjend en gesloten kunnen worden, zonder dal de zieken daarvan hel minste letsel bekomen. Honderd-twintig bedden zijn er voor de mannen, en aclil-en-tachtignbsp;voor de vrouwen ingerigt. Overal heerschl de nilorsle zindelijkheid. Leo XH. sciionk aan het geslichl een fraai amphitheater. Zes marmeren badkuipen , eene voorlreflijke apotheeknbsp;met laboratorium, alsmede eene zaal voor groole operaliën,nbsp;en al, wat verder lot genees- of heelkundig gerief strekkennbsp;kan, wordt hier in de volmaaktste orde gevonden, zoonbsp;ten gerieve van de geneesheeren, die het hospitaal bedienen, als van de talrijke zieken, die er aanhoudend wordennbsp;verpleegd.

Met de grootste zorgvuldigheid en het beste beleid, heeft Benedictus XIH. de wijze bepaald, waarop zieken in dit godshuis kunnen worden tocgclalen, onverschillig tot wat landaard

-ocr page 449-

HOSPITAAL VAN DEN 11. GALLICANÜS. 439

of godsdienslbelijdenis zij behooren; terwijl er ook levens buitenzieken in behandeling zijn, die Ie Rome wonen, maarnbsp;dagelijks aan hel geslicht kunnen komen, om daar verzorgdnbsp;en van geneesmiddelen voorzien te worden. Hierbij-alléénnbsp;bepaalt zieh het menschlievend werk toch nog niet. Aangeziennbsp;hel gebleken is, dat de huidziekte, vooral wanneer zich dienbsp;bij kinderen op het hoofd openbaart, meest hel gevolg is vannbsp;onzindelijkheid, of, tenminste, daardoor zeer lang wordtnbsp;gaande gehouden , zoo neemt hel geslicht ook daaraan lijdendenbsp;arme kinderen ter genezing op; doch deze worden in eennbsp;geheel daartoe afgezonderd kwartier behandeld, ’s Ochtendsnbsp;komen zij, met al de overige zieken, ter Mis, waarna zijnbsp;vervolgens ook schoolonderrigt ontvangen. Zij worden in eenenbsp;ruime eetzaal te zamen gespijsd, en hebben lol nachlkwar-lier de groolsche zaal, door Benediclus XIV. aan het hospitaalnbsp;geschonken. In den loop van den dag mogen zij op de binnen'nbsp;plaatsen van het uilgesirekt gebouw wandelen en spelen, ofnbsp;soms ook wel allen te zamen, onder behoorlijk toezigt ennbsp;geleide, uitgaan. Voor de meisjes geldt dat alles evenzoo innbsp;haar kwartier. Een raad van bestuur, uit drie personen zaam-gesteld, heeft hel oog over geheel de inrigting ; een prior,nbsp;geestelijke, is tot handhaving der tucht en orde over hetnbsp;mannenkwartier gesteld; de vrouwen slaan onder hel loevoor-zigt van hospitaalzuslers, die in het geslichl-zclf haar novi-liaal houden. Twee kapellaans en twee biechtvaders zijn metnbsp;de zielezorg van dit godshuis belast; voor wat de ligchaam-lijke behandeling betreft, deze is opgedragen aan een opperste-geneesheer, met een hulpdoctor, die in hel gebouw woont,nbsp;en vervolgens aaneen heelmeester, die, met twee subsliluut-chirurgijns, voor wat het geneeskundig gedeelte betreft,nbsp;naar eisch in de dienst voorziet.

Drievtmdlg Uomt'. •• TU Deel. .37

-ocr page 450-

440 HET DRIEVODDIG HOME.

5 F'etos’tiarij.

Home’s liefdadigheid voor zieken, die oogenbliklijke hulp noodig hebben. — Het gasthuis van de H. Maria-ter-Vertroosting,nbsp;— der Benfratelli, — voor chronische lijders; — voor kran-ken, die alleen geneesmiddelen en verpleging aauhuis behoeven; het ziekenbezoek en de apostolische aahnoezeniorskamer.

Elk volk heeft zijne eig'enaardig'e gebreken, en de Romeinen zijn daarvan geenszins uitgezonderd. De betreurensvvaar* dige gewoonte van met het mes te vecltten, is in Italië, evennbsp;als bij meer zuidelijke natiën, inheemsch. Ik heb een Fransch-man en een Romein om eidlt;ele penningen twist zien voeren.nbsp;In zijne verbolgenheid hoorde ik den eersle zeggen : Ik zal unbsp;met stokslagen belalcn; waarop de Romein , bleek van toorn,nbsp;in verwoedheid eenvoudig dit liet volgen; En ik met het mes:nbsp;« Ed io con cotello. » Een romeinsche slraaljongen bedientnbsp;zich van dat wapen, bij de minste aanleiding, en, helaas,nbsp;meer dan te veel. Dergelijke buitens])origheden, zooveel mo-gelijk, te voorkomen, of, zoo ze hebben plaats gehad, denbsp;treurige gevolgen er van te verhelpen, is de pligt van elknbsp;goed gouvernement, en dat van Rome verliest dien ook nimmer uit het oog. Later zullen wij stilstaan bij wat er doornbsp;de polilie tegen dat kwaad wordt te werk gesteld; voor dennbsp;oogenblik echter moeten wij ons, ordeshalve, bepalen bijnbsp;hetgeen er te Rome, ingeval van zulke ongelukken, terstondnbsp;voor wordt gedaan.

Niet verre van de Tarpeïsche Rots, op den weg naar het Velabrum, wijst men u een hospitaal aan, dat door orde,nbsp;zindelijkheid en smaakvolle inrigting allezins uitblinkt. Vraagtnbsp;men naar den naam, dan zegt men u: het is dat van de

-ocr page 451-

441

GASTIimS VAN DE II. MAUIA-TEU-VERTROOSTING.

B. Maria-ter-f^crirooslhuj. Inde daad, bevvondercnswaar* dijj is het kalholicisiniis ook in hel doopen der verblijfplaatsennbsp;van ellende en smarle met namen even lieftallig’ als vol vannbsp;troost. Intnsschen doel de gewijde naam van des Ileilandsnbsp;godlijke Moeder toch dien van de chrislenheldin niet vergelen , die eenmaal deze jilaals tol het schouwtooneel maaktenbsp;der liefderijksie mensehenmin. Hier is het, — zoo znll gijnbsp;uit den mond des volks hel vernemen — hier is hel, datnbsp;eene edele vrouw van hooge geboorte, de dochter van Sym»nbsp;machus, een jialricicr en senator van Rome, gewoon was,nbsp;twaalf armen te spijzen; haar naam was de Heilige Galla ,nbsp;en daar zij zich als de dienaresse der armen beschouwde,nbsp;zoo schonk zij aan hen, als aan hare meesters, al haar vermogen; haar huis was hunne woning, die, door de ojiperherdersnbsp;der Kerk, van tijd tot lijd hersteld, vergroot en ojigeluisterd,nbsp;eindelijk geworden is hel hospitaal, dat daar nu slaat.

Het is bestemd ter opname van allerlei gekwetsten, die eene dadelijke heelkundige hidp noodig hebben. Honderd zes en vijftig van dien aard kunnen er worden verpleegd, in twee gelijkvormige zalen, die ruim, zindelijk, luchtig en goed verlichtnbsp;zijn, de eene voor de mannen, en de andere voor de vrouwennbsp;ingerigt. Zelden, evenwel, is het geslicht geheel bezet, tenzijnbsp;in den vastenavondlijd en omstreeks de maand October, alsnbsp;wanneer het volk zich meestal aan eene uitbundige vreugdenbsp;overgeeft, die maar al Ie dikwerf bloedige gevolgen na zichnbsp;sleept. Eiken dag, noglans, komen er lijders heelkundigenbsp;hulp Vlagenen worden er, geheel om godswil, behandeld;nbsp;daarna laat men hen naar huis lerugkeeren, of worden zij ,nbsp;zoo noodig, ter verpleging in het hospitaal opgenomen. Tiennbsp;genees- en heelmeesters en kweekelingen bewonen het geslicht , opdat er dag of nacht, geen enkel oogenblik, gebreknbsp;aan hulp zou wezen.

-ocr page 452-

442 HET DRIEVOliDIÜ UOJtE.

Doch, naar loflijke (jcwoonte, slrckt, ook hier, Rome haar liefdewerk vooral uil lol de behoefte van de ziel dernbsp;lijders, die, van wraakzucht brandende, welligt slechts naarnbsp;de genezing hunner wonden haken, om terstond daarna zichnbsp;genoegdoening te kunnen verschaffen over den hun aangedanennbsp;hoon: hier is het, dal hunne gramschap ontwapend wordt ennbsp;hun hart tol verzoening gestemd. Drie priesters staan er, nachtnbsp;en dag, den lijders ter dienste, terwijl voorts ook nog vromenbsp;broederschappen hen gedurig komen bezoeken , zoo lot christ-lijk onderrigl, als lol vertroosting, opbeuring en bemoedigingnbsp;bij het smarleleger, waaraan zij liggen geboeid. En, sterftnbsp;er een, zoo ziel men, legen.het vallen van den avond, denbsp;leden der broederschap van den goeden dood in de kapelnbsp;Ie zamen komen, om, na hel lijk behoorlijk afgelegd en gekist te hebben, den doode, onder chrisllijk gebed, te geleiden naar hel graf 1),

Wij waren thans niet ver van het Tiber-eiland verwijderd, en besloten dus, om daar nog een god.shuis te gaan bezoeken,nbsp;zeker, niet minder schoon dan al de overige liefdadigheidsgestichten, welke wij lol dusverre reeds hadden leeren kennen,nbsp;namelijk hel hospitaal der broeders van Sinl-Jan-van-God, innbsp;de wandeling onder den naam van Benfralelli bekend. Hunnenbsp;stichting dagteekent van 1581, en bestaal uil twee hooge,nbsp;ruime, luchtige en helder-verlichle zalen, die te zamen vier-en-zevenlig legersteden bergen kunnen, doch alleen voor mannennbsp;ingerigt, die aan slepende ziekten lijdende zijn. Daar worden ooknbsp;de arme priesters verpleegd, die elders geene goede verzorgingnbsp;kunnen vinden. Behalve door den ecrsl-aanwezendcn geneesheer, die aan ’l hoofd van dit hospitaal is gci)laalsl en dagelijks,nbsp;tweemaal, de aanwezige zieken komt zien, worden de lijders

!) Conxtanzi, T. p. 73.

-ocr page 453-

445

GASTHUIS PEK BENFUATELLI.

hier ook noy door klooslergeeslelijken, die melde ziekedienst belast zijn, gedurin^ aan, en mei de groolsie liefdezorg bezochtnbsp;en verpleegd. De oversle van hel geslicht verrigi, met de meestenbsp;bereidvaardigheid , zelf al de diensten, welke het huis vordert,nbsp;de slafclijkste daarvan zelfs niet uitgezonderd, en geeft zoodoende aan allen hel treffendst voorbeeld van gedurige ennbsp;ijverige pliglbelrachling. Bij uitbreiding van den gewonen,nbsp;overal elders geldenden luclilregel dezer alomme zoo nuttignbsp;werkzame kloostergeestelijken, leggen zij hier, behalve denbsp;gelofte van kuischheid, armoede en gehoorzaamheid, ook nognbsp;die van vrijwillige kraukenverzorging plegiig af. Meesl-allennbsp;zijn hel broeders; enkelen evenwel wijden zich daarenboven,nbsp;als priesters, ook aan de zielezorg van dit gesticht met vuri-gen ijver toe. Slechts ééne keuken geldt voor geheel de bevolking van het godshuis, en de voeding is voor de verplegers en de verpleegden volkomen gelijk. Teneinde den ziekennbsp;het zuiverste water te drinken te kunnen geven, wordt dagelijks de noodige hoeveelheid aan de Trevi-fonlein gehaald;nbsp;dit water is reeds van af den tijd der oude Romeinennbsp;geschiedkundig vermaard als het beste, dat er beslaat, ennbsp;waardoor die fontein met den naam van de maagdelijke bronnbsp;bestempeld is. Hel moge hier niet onvermeld blijven, datnbsp;Frankrijk in hel hospitaal der Benfralelli twee plaatsen voornbsp;arme Franschen bekostigt, waartoe één frank en dertiennbsp;centimen daags gevorderd wordt.

Moge soms, als met de snelheid van den bliksem, het rampzalig Adamskroost eene kwaal aangrijpen, die den armennbsp;lijder onverwacht, maar, helaas, ongeneeslijk, op het droevigst smarleleger ter nederwerpt, geen nood te Rome, waarnbsp;hel hospitaal der II. Maria-ter-Vertroosting hem de breedenbsp;deuren wijden liefderijk openzet, teneinde te trachten, omnbsp;hem aan den gierenbek te ontrukken, die zoo vreeslijk zijn

37

-ocr page 454-

444 HET DRIEVOUDIG ROME.

ingewand verknaagt, of, kan dat niet geheel, dan toch ten minste de folteringen , zooveel mogelijk, te lenigen, waaraannbsp;liij zoo wreed ten prooi gegeven ligt. Alhoewel de meestenbsp;hospitalen lijders aan slepende ziekten opnemen, zoo was ernbsp;te Rome toch eene bepaalde behoefte aan een gesticht, uitsluitend voor dergelijke krankcn bestemd en ingerigt. Dit isnbsp;thans verwezenlijkt, en daardoor tevens de Zusterschap dernbsp;Liefde hiertoe ingevoerd, die uit weduwen, gehuwde of ongehuwde vrouwen van fatsoenlijke familie is zamengesteld,nbsp;en wier ouderdom reeds de veertig jaren te boven gaat. Elkenbsp;vereeniging dezer vrouwen bepaalt zich tot de dienst der zieken van hare parochie; doch, zoo noodig, staan zij elkandernbsp;allen, onderling, met geld en personeel, krachtig bij. Donbsp;pastoor der parochie is , onder den titel van directeur, de eerste overste; de tweede is onder deze gewijde zusterschap zelvenbsp;gekozen, met den titel van Priores. Zoodra nu in deze of genenbsp;gemeente zich onder de behoeftige klasse eene ziekte van langennbsp;duur opdoet, bijv. een lijder aan beroerdte, of dergelijkennbsp;meer, dan geeft de pastoor er de zusterschap terstond kennisnbsp;van, die dan onmiddelijk zorgt, dat de kranken behoorlijknbsp;tweemaal ter week bezocht en dagelijks van een half pondnbsp;vleesch , alsmede van geneesmiddelen, van een bed en vannbsp;al het benoodigde linnengoed, voorzien worden, en, wel tenbsp;verstaan, dit alles geheel kosteloos, terwijl, daarenboven,nbsp;een bekwaam geneesheer of heelkundige ter dienste van dennbsp;lijder door haar bestemd en betaald wordt. Overigens verlaatnbsp;de Zusterschap der Liefde hel krankbed niet, dan na den doodnbsp;of der volkomen herstelling der zieken, bij wie zij, zoo noodig, geheelc dagen en zelfs gansche nachten lang, met on-verflaauw^den ijver waken blijft. Vreemd, voorzeker, zoudennbsp;de Scijjio’s en de Fabiussen opzien, wanneer zij, binnen Romenbsp;lerugkeerende, hunne gaden en dochters daar aanschouwden

-ocr page 455-

GASTUUIS VOOR CHRONISCHE LIJDERS. 44S

als (Ie dienaressen dier arnien-zelven, wie ay nog geen blik waardig keurden, en waartegen zij maar al Ie dikwerf hunnenbsp;wreedheid botvierden, door hen op het Tiber-eiland prijs tenbsp;geven zelfs aan den hongerdood! Gewis, zij zouden zich dan tochnbsp;wel genoodzaakt zien, om toe te juichen en voor van hemel-schen oorsprong te erkennen eene zoo liefderijke godsdienst,nbsp;die zulk een wondervollen en gezegenden ommekeer in geheelnbsp;den zedelijken toestand der maatschappij voor immer te weegnbsp;heeft gebragt!

De fondsen dezer Zusterschap bestaan uit maandelijksche of jaarlijksche liefdegiften, waarvan elke parochie eene afzonderlijke administratie heeft, doch die, gelijk wij vroegernbsp;reeds opmerkten, tot één geheel zamensiroomen, wanneernbsp;zulks door de omstandigheden noodzakelijk wordt gemaakt.nbsp;Mogt — wij bidden het — deze vereeniging van lieverledenbsp;zich meer en meer uitbreiden, zoodat hare heilrijke werking, eindelijk, in geene der vier-en-vijftig parochiën vannbsp;Uotne meer wierd gemist 1)1

Daar is nog eene ziekte, dikwerf van slependen, soms zelfs van ongeneeslijken aard , en waarover wij hier mede eennbsp;woord hebben te zeggen, namelijk, de krankzinnigheid, eennbsp;lijden, dat, voorzeker, meer dan gewone zorg bij de verplegingnbsp;vordert. Van alle hoofdsteden, is Rome het minst door die kwaalnbsp;geteisterd; doch, desniettemin, heeft die christen-stad bij uitnemendheid er alle mogelijke maatregelen tegen genomen, ennbsp;zich ook hierdoor als de zorgvuldigste en liefderijkste moedernbsp;gekenmerkt. Inde Zonyn/a gekomen, konden wij daar eennbsp;bezoek gaan brengen aan het hospitaal der 11. Maria-van»nbsp;Barmhartigheid, gezegd, der arme krankzinnigen, en doornbsp;welken naam*alléén het christlijk Rome reeds genoegzaam uit-

1) Muricli, p. 83.

-ocr page 456-

446

UET DRIEVOUDIG ROME.

drukt den geest van liefde, die het ook hierin bezielt. Dit gesticht dagteekent van het jaar 1548, als wanneer, — voor zoovernbsp;ik weet — in geheel Europa nog geen soortgelijk godshuisnbsp;bekend was. Het werd door drie Spanjaarden aangelegd, na»nbsp;meüjk door Fernando Ruiz, Diëgo en Angelo Bruno. Waarschijnlijk, alzoo , zal Sinl-Jan-van-God, mede een Spanjaard,nbsp;er wel de eerste aanleiding toe gegeven hebben, hij, die, innbsp;hoogemale, de aandacht en belangstelling zijner landgenoolennbsp;op die soort van ongelukkigen had weten te vestigen. Watnbsp;daarvan zij, zooveel is zeker, dat de kardinaal Quera, eennbsp;Spanjaard, de eerste beschermheer van dit gesticht te Romenbsp;geweest is, gelijk de H. Karei-Rorromeus er de groote weldoener van was. Twee vierkante binnenplaatsen zijn van rondom met een gebouw van twee verdiepingen bezet, waarinnbsp;de slaapzalen boven, en de spijsverlrekken, de keuken, denbsp;badplaatsen en de kerk beneden zijn.

Aan Rome’s arme lijders wordt gratis toegang verleend; zij, die tot andere gemeenten behooren, worden door deze,nbsp;tegen betaling van honderd scudi’s ’s jaars, daar ter verpleging uitbesteed. De voeding is er zeer goed en de behandeling liefderijk-zacht; alleen het dwangjak en het dwang-ledekanl worden lot beteugeling van de razendeu te baatnbsp;genomen. Het gesticht heeft eene bevolking van 570 lijders,nbsp;waaronder, (even als zulks overal elders in Europa het gevalnbsp;is) meer mannen dan vrouwen geteld worden. Deze bijzonderheid , gevoegd bij vele andere, leiden ligtelijk van-zelf lot denbsp;overtuiging, dat buitensporige harlslogt, gefnuikte eer- ennbsp;baatzucht, maar vooral een afnemend godsdienstig geloof,nbsp;wel zeker beschouwd mogen worden als de hoofdoorzakennbsp;van hel zoo algemeen toenemen der krankzinnigheid. Opnbsp;honderd gevallen zijn er tachtig door een leven van uitspattingnbsp;veroorzaakt! Iloe minder geloof er hij een volk heerschip

-ocr page 457-

UI

ZIEKENBEZOEK EN APOSTOLISCHE AALMOEZENIERSKAMEB.

des te meer krankzinnigen treft men er onder aan. Ziedaar wat de uilkomsl der statistische becijfering op dit punt geweestnbsp;is. Mogen de gouvernementen, de fainiliën, ja, allen en eennbsp;iegelijk die les niet in den wind slaan!

Tot dusverre hebben wij enkel het oog gehad op wat de liefdadigheid te Rome in de hospitalen verrigt; doch, hoe-vele lijders zijn er niet, die, hoe armelijk dikwerf hunnenbsp;huisgezinnen zijn, zich toch nog ongaarne, of zelfs on mogelijk, uit dien kring willen of kunnen verwijderen, en hoevelennbsp;hebben wel niets anders noodig dan enkel eenige geneesmiddelen, terwijl zij tehuis, bij de hunnen, genoegzaam van denbsp;noodige hulp en liefdezorg omringd zijn: welnu, Rome gevoeltnbsp;en waardeert dat; derhalve eerbiedigt het dien staat van zaken,nbsp;en zendt den kranke slechts datgene toe, waaraan de lijdernbsp;behoefte heeft, terwijl men hem overigens de volle vrijheidennbsp;den troost laat, om in den schoot zijner familie of te genezen,nbsp;ofwel naar de eeuwigheid over te gaan; en dit denkbeeldnbsp;heeft de edele Innocentius XI. het eerst tot een werkdadignbsp;beginsel verheven, door aan de aposlolische aalmoezeniers*nbsp;kamer het bestaan Ie geven, hetwelk zij voortdurend, tot nognbsp;heden ten dage toe, bezit, eene voortreflijke instelling, dienbsp;haren werkkring uilbreidt over geheel de stad, welke zij,nbsp;namelijk, in elf wijken of sectiën verdeelt, waaraan de naamnbsp;van krankenbezoek [visites) gegeven wordt.

Elk dier zoogenaamde 6esoeAe« omvat twee, drie, vier of vijf parochiën. Elf, door deugd en ziele-ijver uitstekendenbsp;geestelijken staan, onder de benaming van visiteurs, of bezoekers, aan het hoofd dier instelling, die voor elk bezoek,nbsp;of wijk, een eigen geneesheer en heelmeester heeft, benevensnbsp;nog een geneeskundige als inspecteur, die het geheele krankenbezoek nagaat, en vooral ook op de deugdelijkheid dernbsp;geneesmiddelen let. Daarenboven, zijner nog drie operateurs.

-ocr page 458-

i48 HET DRIEVOUDIG ROME.

hoofdzakelijk voor de steensnijdin.'j, en lien apolhekers aan dit {jroolscli liefdewerk verbonden. Wanneer een zieke de hulpnbsp;dezer instellinfj noodi» heeft, dan geeft hij er zijn pastoornbsp;kennis van, die, vervolgens, op zijne beurt, daarvan berigtnbsp;zendt aan de apotheek zijner parochie, waar de geneesheernbsp;eiken dag, 's ochtends, aankomt, en er de opgave vindtnbsp;van de adressen der zieken, welke hij te bezoeken heeft.nbsp;Wanneer de ziekte nu al te ernstig zich laat aanzien, oin dennbsp;lijder behoorlijk aan huis te kunnen behandelen, zoo wordtnbsp;hij, op kosten der aalinoczenierskamer, naar een of andernbsp;hospitaal gebragt. Gewoonlijk worden de zieken van fatsoen»nbsp;lijke familiën , die onbemiddeld zijn, door deze weldadigheidsinstelling aan huis verpleegd, teneinde zij zich niet in denbsp;noodzakelijkheid zouden zien gebragt, om, legen het kieschnbsp;gevoel van hunnen maalschaplijken stand aan, in de openbarenbsp;eti algemeene ziekenzalen hulp te gaan zoeken en herstel voornbsp;hunne kwaal. Ziedaar, alzoo, op nieuw wéér een roerendenbsp;trek van Rome’s liefderijke zucht, om zijne weldadigheid immer in verband te brengen met de fijnste draden en leederslenbsp;roerselen van ieders persoonlijk gevoel. En, opdat nergensnbsp;hulp zou falen, zoo vindt men in Rome’s naaste omstreken,nbsp;op verscheiden plaatsen, particuliere hospitalen, die van denbsp;apostolische aalmoezenierskamer onderstand genieten tot eenenbsp;som van zevenduizend scudi’s (ƒ 18,000.) toe. Wanneer, hiernbsp;of daar, een dergelijk etablissement ontbreekt, zoo wordtnbsp;een lijder, die daarop aanspraak heeft, voor rekening van denbsp;liefdadigheidsinrigling uit zijne gemeente naar een hospitaalnbsp;te Rome overgebragl.

-ocr page 459-

ROMES LIEFDADIGHEID VOOR DE HERSTELLENDEN. nbsp;nbsp;nbsp;449

lt;S FebmariJ.

Rome’s liefdadigheid voor die aan het herstellen zijn, — en voor den armen gcnezene. — Openbare werken. — Bijzondere onderstand. — De apostolische aalmoezenierskamcr.

Gedurende de eerste drie eeuwen des Christendoms kon men de godsdienst best nasporen langs een pad, dat roemrijknbsp;geteekend was met haar bloed, als waardoor zij tevens vannbsp;alle, haar vreemde seclen scherp afgescheiden was; doch,nbsp;heden ten dage is haar kenmerk van vreedzamer, doch daaromnbsp;niet minder onlodchenbaren en uitsluitend haar eigenen aard.nbsp;Sinds acht dagen reeds volgden wij haar op de doorluchtigenbsp;baan harer hemelsche weldadigheid, en toch hadden wij daarvan den eindpaal nog in ’l geheel niet bereikt. Wel haddennbsp;wij van nabij gezien, hoe Romes liefderijke hand zich naarnbsp;het pas geboren wicht, reeds in zijne wieg, en naar dennbsp;armen kranke op zijn smarteleger hulpvaardig en troostvolnbsp;uitstrekt; maar, wanneer de ziekte nu eenmaal geweken is,nbsp;zal dan de behoeftige lijder, zoodra hij genoegzaam tot zijnenbsp;vorige ligchaamskrachten is teruggekomen, onbarmhartignbsp;buiten de deur van het gasthuis gezet en zoo, tot nieuwenbsp;cllende, weer de straat op gestuurd worden, om terug tenbsp;keeren tot de armelijke stulp, vanwaar hij krank uitgedragen is? Zóó, ja, gaat het bij de meeste beschaafde natiën,nbsp;doch, te Rome is dat niet hel geval. Daar wordt aldus gcre.nbsp;deneerd: gewis, de zieke is aan de beterende hand, maarnbsp;toch nog zeer zwak , zoodat hij, zeker, zijn dagelijksch broodnbsp;wel niet zal kunnen verdienen, zonder, door die inspanning,nbsp;gevaar te loopen van, welligt nog erger, hervatting dernbsp;kwaal, waartegen alleen een zeker tijdsverloop, een gezond

-ocr page 460-

4 so

HET DRIEVOUDIG ROME.

en loereikend voedsel, eene zuivere lucht en doelmatige laatste verpleging hem kunnen beveiligen, orn hem zoodoende lot dennbsp;volkomen gezondheidstoestand van te voren weêr te brengen.

« En ziedaar dan — zoo zegt de heer de Tournon — ziedaar hoe Rome’s liefderijke hand, na tallooze gasthuizennbsp;van allerlei aard geslicht te hebben, nu ook nog haar mcnsch-lievend pogen de rijke kroon opzet door eene stichting, welkenbsp;al onze groote steden haar benijden mogen. Aan den Tiber-oever verheft zich de gevel van een groot en schoon godshuis,nbsp;voor hen bestemd, die aan de belerende hand zijn, dat wilnbsp;zeggen, wier gezondheid in zooverre hersteld is, dat zij geenenbsp;geneesmiddelen meer noodig, maar enkel nog een poosnbsp;behoefte hebben aan eene zuivere lucht, aan gepast voedsel ennbsp;aan rust, vrij van de beslommeringen, óf aan hunne huishouding, óf aan hunne kostwinning verbonden. Die als zoodanig in het gesticht della Sanlissima Trinita dei Pellegrini h opgenomen geworden, geniet daar, verre verwijderdnbsp;van al de noodzakelijke jammertooncclen, welke een gewoonnbsp;hospitaal voor den lijder ojilevert, opbeuring in de vreugdevolle hoop en het blijde vooruitzigt van weldra, wederomnbsp;krachtig als te voren, in de maatschappij terug Ie zullennbsp;kunnen keeren, om er op nieuw met nut werkzaam tonbsp;zijn » 1).

Het is een Heilige, die op hel eerste denkbeeld kwam, om zulk een gesticht lol stand Ie brengen. Tol deernis bewogen bij het gezigt van lijders, die, zoo even uil de ziekenhuizen ontslagen, zwak en lot den arbeid nog geheelnbsp;ongeschikt, zich toch wederom genoodzaakt zagen, hunnenbsp;bezigheden, hoe dan ook, Ie hervallen, zoo beijverde Philip-pus Nercus zich, om dergclijke personen op te nemen in een

1) Étiitles statistiques, 'j'. 11. p. 118.

-ocr page 461-

ROMES LIEFDADIGHEID VOOR DEN ARMEN GENEZENE. 451

liuis, hem daartoe edelmoedi;; door Helena Orsini, eene adelijke dame, bij de Thermen van Agrippina, afgestaan, en waar zij konden blijven zoolang totdat zij genoegzaam bijnbsp;kracblen gekomen waren, om hun werk weèr te kunnennbsp;hervatten. Dit had plaats ten jare 1551. Later hebben denbsp;pausen het oorspronklijk gesticht zoodanig, op allerlei wijzen,nbsp;beweldadigd, dat daaruit, eindelijk, het grootsch godshuisnbsp;genaamd der Pelgrims en der Convalescenten verrezen is,nbsp;gelijk wij dat thans hier voor ons hadden. Zoodra een lijdernbsp;het eigenlijk-gezegde hospitaal moet gaan verlaten, komt hemnbsp;daar een rijtuig afhalen, dat den arme, als ware hij iemand vannbsp;den hoogsten rang, naar een prachtig liefdehuis overbrengt,nbsp;waar hij met open armen ontvangen en tot op den oogen-blik zijner algeheele herstelling allerzorgvuldigst verpleegdnbsp;wordt. In al de hospitalen van Rome is zulk een rijtuig, totnbsp;die dienst bestemd, voorhanden. Het voedsel der op die wijzenbsp;beweldadigde personen beslaat, ’s ochtends, in een bouillon,nbsp;met anderhalf once brood; bij het middagmaal, in kookspijs',nbsp;tien oneen brood, benevens zes oneen vleesch , eene portie wijnnbsp;en vruchten; en ’s avonds, in soep, drie oneen vleesch, zesnbsp;oneen brood, salade en een beker wijn.

Eiken dag wordt het geslicht door een geneesheer trouw bezocht, om, wanneer een convalescent eens weder in rnogtnbsp;storten, hem opnieuw naar het hospitaal over te laten brengen, of, zoo hij daartoe te zwak mogt zijn, alsdan anderenbsp;maatregelen tot zijn herstel te nemen. Het getal der in ditnbsp;liefdehuis verpleegde personen bedraagt gemiddeld zeventig 1).nbsp;Voor den oogenblik zal ik er hier niet verder over uitweiden,nbsp;om cr echter later, meer bepaald, op terug Ie komen, namelijk, als wij er aan de pelgrims een bezoek zullen brengen.

1) Morieb., p. 80. Diicvoudig Koroe. — H. Deel.

38

-ocr page 462-

432 HET DRIEVOUDIG ROME.

En ziedaar dan nu den zieke volkomen hersteld, zoodat hij vveêr opgeruimd in zijn familiekring kan leriigkeeren,nbsp;namelijk, wanneer hij daar werk vindt, om er zijne broodwinning meê te kunnen voortzetten; en zal dit het geval welnbsp;zijn? De liefdadigheid, die niets verzuimt, wat den armennbsp;lijder kan opbeuren en verkwikken, zorgt ook, dat die be»nbsp;kommernis hem niet verontruste of terneder drukke: Rome,nbsp;altijd goed en verstandig in wat het doet, heeft, misschiennbsp;wel het eerst van allen, te regt begrepen, dat werk-verschaf^nbsp;fen de schoonste aalmoes is, welke men den arme geven kan,nbsp;die, namelijk, krachten bekwaamheid bezit, om te arbeiden ;nbsp;en ziehier, nu, hoe in de pauslijke hoofdstad die leer, —nbsp;waarmeé zich de moderne staatshuishoudkunde zoo gaarne ennbsp;zoo druk bezig houdt, — in vruchtbare toepassing weet tenbsp;brengen. Voor wat openbare werken aangaat, wedijvert hetnbsp;chrisllijk Rome met Europa’s hoofdsteden, of liever overtreftnbsp;het ze allen verre daarin, dat de pausen steeds ondernemingennbsp;op touw zetten, waartoe verscheiden jaren , ja, eeuwen zelfsnbsp;vereischt worden , alvorens ze voltooid zijn, en dit niet enkelnbsp;met het doel, om Rome te verheerlijken en op te luisteren,nbsp;maar tevens om daardoor aan de armen der stad , die geennbsp;werk hebben, helmiddel te verschaffen, dat hun door arbeidnbsp;brood geeft. Dit doel beoogden, hoofdzakelijk, Sixtus V.,nbsp;Innocenlius XII., Pius VI. en Pius VII., die allen zeer grootenbsp;openbare werken deden aanvangen of voorlzetten; en, ofschoon, in zekeren zin, arm, zoo besteedde Gregorius XVI.nbsp;daaraan jaarlijks eene som van 33,293 scudi’s (ruim 83 duizend guldens) \).

Hel getal dezer soort van arbeiders bedraagt gewoonlijk zeshonderd personen, die twaalf bajokken (30 centen) benevens

1) Moricli. , p. 17 en 174.

-ocr page 463-

BPENBARE WERKEI^. 4SS

leen brood daags ontvangen; en, om Ie beletten, dat er luiheid of wangedrag plaats grijpe, worden zij, die driemaal achternbsp;elkaêr op het dikwerf herhaald appel gemist worden, of zichnbsp;daarbij onbetamelijk vertoonen, terstond van het werknbsp;geweerd en weggezonden. Twee hoofdopzieners, acht wakersnbsp;en twee-en-dertig korporaals, benevens nog eenige anderenbsp;beambten maken het personeel uit, dat met de zorg voornbsp;deze belangrijke aangelegenheid belast is, en die allen, metnbsp;uitzondering van de hoofdopzieners, uit het werkvolk-zelf gekozen zijn. Gedurende ons verblijf te Rome waren de arbeidersnbsp;met het doen van opgravingen op het Forum bezig; die voornbsp;dal werk te oud waren, hielden zich met het wieden van denbsp;Via sacra, of met het in orde houden van de Palalijnschenbsp;grachten bezig; anderen werden gebruikt bij het bouwen vannbsp;de Sinl-Pauluskerk-buiten-de-muren [extra muros)^ en voortsnbsp;nog een zestigtal in de smederijen van Tivoli. Hel is goed,nbsp;hier op te leekenen, dat alle openbare werken te Rome, innbsp;de daad, voor geheel Europa van belang zijn. Elk jaar komtnbsp;tal van kunstenaars en geleerden dien schal, ter plaalse-zelve,nbsp;raadplegen, en, wat, zeker vreemd is, weinigen denken ernbsp;aan, om de hand te zegenen, die dubbelvoudig, èn in ’t belang der lijdende menschheid, èn in dat der wetenschap,nbsp;dezen nuttigen arbeid ten uilvoer brengen laat.

*

Inlusschen is hel niogelijk, dat een werkman, zijns ondanks, tocli niet in de behoefte van zijn huisgezin zou kunnen voorzien; en, in dat geval, komt Rome’s liefdadigheid hem krachtdadig ter hulpe, en dit wel op eene wijze, dienbsp;— ofschoon op de redelijkste gronden — het groote vraagstuk van den nieuweren tijd, hel ware socialismus, volkomennbsp;en binnen zijne ware grenzen, oplost; de overvloed van dennbsp;een komt hier, namelijk , weldadig aan de werklijke behoeftenbsp;van den ander liefderijk te gemoet.

V-

-ocr page 464-

434 HET imiEVOliDlG HOME.

434 HET imiEVOliDlG HOME.

waaruit alle aalmoezen, zonder onderscheid, gedurig aan, rijkelijk voorl-vloeijen.

Vijfhonderd scudi’s worden maandelijks door den aalmoezenier, op ’s pausen mondelingen of wel schrifllijken last, uil de hand weggeschonken. Daaronder is evenwel in geenennbsp;decle begrepen, wat er van wege Zijne Heiligheid ter ondersteuning der volksopvoeding en van de kinderen gedaan wordt,nbsp;en waarbij voorheen ook nog veelvuldige pensioenen kwamen ,nbsp;die bij de maand uilbetaald werden, en wel aan brave armenbsp;familiën, aan liefdegestichten en kloosters. Den 2. February,nbsp;zijnde de dag der troonsbestijging van Gregorius XVI., zagennbsp;wij op het groote voorplein der Belvedere, in het Vatikaan,nbsp;’s pausen aalmoezenier door eene groote menigte armen omringd, hetgeen ons aan Sint Laurentius en hel huis der

Het zou echter al te ver leiden, wanneer wij den {jeliceleu omvanfj schetsen wilden van wat de liefdadijjlieid te Rome aannbsp;de huizen-zelve der behoeftig^en , of der lijders van allerlei aard,nbsp;ten beste jjeefi; alleen zat ik hier aanteekenen, dat de paus eennbsp;bijzonderen prelaat aan zijn persoon verbonden heeft, die met denbsp;zor{f belast is, om de algemecne aalmoezen van den H. Vadernbsp;uil te reiken. Buitendien heeft Z. Ileilio;heid nog ecm geheimenbsp;aalmoezenierskamer, Elemosiniere secrelo, wier instellingnbsp;reeds van de VII. eeuw dagleekent, onder het éénjarig pontificaat van Conon, van Sicilië (686). Dat voorbeeld werdnbsp;voorts door de christenkoningen en prinsen nagevolgd, dochnbsp;Rome komt de eer toe van er de eerste aanleiding toe te hebben gegeven. De apostolische aalmoezenier woont in hetnbsp;Vatikaan, waar hij zijn secretariaat, zijne archiven en zijnenbsp;rekenkamer heeft. Hij behoort lot hel dadelijk gevolg vannbsp;’s pausen huis, en vergezelt den H. Vader steeds alom, hetzijnbsp;bij diens loglen in de stad, of wel daar buiten; immers

hij is de persoon, die de beurs voert,

-ocr page 465-

4S5

APOSTOLISCHE AALMOEZENIERSKAMEH.

H. Cyriaca herinnerde. Ter eene zijde stonden de mannen, en de vrouwen aan den anderen kant; elke behoeftige ontvingnbsp;een halven paolo (12'/, cent), hetgeen de aalmoes del grossonbsp;genoemd wordt. In het eerste jaar van ’s pausen regeringnbsp;krijgt elk een paolo, man voor man. Soms werd ook nog welnbsp;eene gift van drie paoli's uitgereikt, hetgeen op Paschen ennbsp;Kersmis plaats had, en de aalmoes del deslone werd gehee-ten. Zeker, het mag ware menschenliefde genoemd worden,nbsp;wanneer men op die wijze er voor zorgt, dat ook de armenbsp;op hooge feestdagen werklijk zich, zoo goed als ieder ander,nbsp;in zijnen kring ecnigermale verheugen kan! Evenwel, de meernbsp;en meer bekrompen slaat van ’s pausen geldmiddelen heeftnbsp;aan dal vroom gebruik een noodzakelijk einde gemaakt.nbsp;Doch een ander is lol heden toe blijven bestaan, namelijk,nbsp;eene aalmoes, die op hetzelfde beginsel berust, te weten,nbsp;driemaal in tjaar, met Paschen, Kersmis en op den dag vannbsp;de troonsbestijging Zijner Heiligheid, reikt de aalmoezeniernbsp;een paolo uil aan al de gegijzelden der Innocentiana, aannbsp;de jeugdige gevangenen van het tuchthuis, aan de vrouwennbsp;van het boetegeslicht van Sint-Michiel, en aan die voornbsp;schulden op het Kapitool gekerkerd zijn.

Wij moeten hier nog gewag maken van een eeuwenheugend en zeer Ireffend-schoon gebruik, dat eerst bij hel noodlottignbsp;verloop der tijden, tenminste gedeeltelijk, buiten zwang isnbsp;gekomen. In navolging, namelijk, van den Zaligmaker, dienbsp;zijne twaalf apostelen aan den disch spijzigde en diende, dedennbsp;ook de pausen, lot op Gregorius den Groote, dagelijks voornbsp;twaalf armen in hun paleis aanriglen, welke zij-zelve dannbsp;bedienden, wanneer hun zulks niet door dringende redenennbsp;belet werd. Leo Xll. heeft dit roerend voorbeeld van warenbsp;christlijke liefde nog meermalen in toepassing gebragt. Thansnbsp;evenwel is de disch, waaraan dit plaats had, weggenomen,

58

-ocr page 466-

456

HET DRIEVOÜHIC HOME.

doch men geeft nog telken dage aan twaalf armen eene ze« kere, daarineê gelijk slaande som, gelds, teneinde die in hunnenbsp;huisgezinnen nuttig te besteden 1).

7 Februarij.

Anecdote. — Andere liefdewerken voor den arme: huisbezoek; — commissiën van onderstand; — geldleening aan armen; —nbsp;spaarbanken ; — loterij ; — bescherming zijner tijdelijke belangen. — Broederschap van den H. Yvo.

Onze nasporingen, voor wat Rome's liefdegestichten aangaat, steeds voorizeltende, kwamen wij zoo den Corso in, w aar eenige oude boekwerken , bij een opkooper, voor zijnnbsp;winkel uitgeslald, onze aandacht tot zich trokken, en welnbsp;bepaald de mijne door een Macrobius zeer werd geboeid.nbsp;Oogenbliklijk sloeg ik de plaats op, waar het merkwaardignbsp;gezegde geboekt slaat, dat aan keizer Augustus met betrekkingnbsp;lol den moord der onnoozele kinderen wordt toegeschreven,nbsp;en welke zinsnede vooral daarom van de meeste beteekenis is,nbsp;dewijl er, op getuigenis der ongewijde historie, een feit van hoognbsp;belang in de chrisllijke geschiedenis volkomen door bevestigdnbsp;wordt; en zoo las ik dan, in de daad, op blz. 159 van hel II. Boeknbsp;der Saturnalién hel volgende: « Toen Augustus vernomennbsp;had, dat onder de kinderen beneden de twee jaren, die op lastnbsp;van Herodes, den koning der joden, gedood waren, deze vorstnbsp;ook zijn eigen zoon had doen omkomen, riep hij uil: waarlijk, het is beter, Herodes’ varken dan zijn kind te zijn » 2).nbsp;— Voorzeker, dat is klaar!

1) nbsp;nbsp;nbsp;Constanzi, T. I., p. 21 en 27. Moricb., p. 177.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Cum aadisiet Augustus inter pueros , quos in Syria Herodes

-ocr page 467-

457

ANDERE IIEFDEWEBEEN VOOR DE ARMEN.

Even als elders, zoo ook Ie Rome , zijn de bedelende armen niel allijd het meest beklagenswaard. Daarenboven helpt eenenbsp;aalmoes den noodlijdende zelden geheel; immers, de mensehnbsp;leeft niet alleen van brood: maar, wanneer de gegoede totnbsp;den behoeftige afdaalt, zijnestulp binnentreedt, zich geheelnbsp;van zijn toestand doordringt, en hem, behalve het broodnbsp;der liefde, ook nog een traan schenkt en een woord van troostnbsp;en opbeuring in het harte spreekt, ja, ziedaar wat eenenbsp;waarlijk christlijke aalmoes heeten mag, zoo als die te Rome,nbsp;volkomen in den katholieken geest, wordt uitgereikt door denbsp;Onderstands-commissie, een instelling, die onder de laatst-geregeerd hebbende opperherders lot stand gekomen is, ennbsp;uit een kardinaal-president, met vijftien leden bestaat, allennbsp;door den H. Vader benoemd. Hunne betrekking duurt slechtsnbsp;zes jaren, teneinde, door langer tijdverloop, hun ijver nietnbsp;verflaauwe. De stad is in twaalf wijken^ en iedere wijk wederomnbsp;in parochies verdeeld; een gelijk aanlal wykvereemgingennbsp;of parochiecommissies wordt met de uitreiking der liefdegiften aan de behoefligen belast; de leden der laatstbedoeldenbsp;corporaties zijn voor niet langer dan drie jaren met dat liefdewerk belast.

De commissie komt elke maand eenmaal te zamen bij den kardinaal, die haar presideert; even zoo vergaderen, medenbsp;eenmaal ter maand, de parochiale commissies, teneinde overnbsp;de gedane aanvragen voor de armen der parochie te raadplegen.

rcx Judsorum intra bimatum jussit intcrfici. (ilium quoque cjus ocei-lum. ait: Meliu» est Hcrodis porcum csse , quam (ilium. — Sandini beweert in zijne Historia familioe sacra;, dat hier sprake is vannbsp;Antipater, door zijnen vader, tengevolge eener ontdekte zamenzwering ,nbsp;ter dood veroordeeld ; doch, naar het mij toeschijnt, kunnen de gronden, waarop die schrijver zijne bewering grondt, gemaklijk wordennbsp;wederlegd.

-ocr page 468-

438

HET DRIEVODDIG ROME.

Twee afgevaardigden gaan huisbezoek bij hen afleggen, léii-einde zich naauwkeurig mei de meerdere of mindere gegrondheid hunner klagten en den waren aard hunner behoeften bekend te maken, alsmede om, ter piaalse-zelve, te beslissennbsp;en te bepalen, hoedanig de onderstand zal moeten zijn, ennbsp;hoelang die mag of moet duren; de hoofdcommissie doetnbsp;vervolgens de noodige aanvrage voor het benoodigde. Dochnbsp;vooral ook doen de bezoekers een naauwkeurig onderzoeknbsp;naar de zedelijke gesteldheid der armen, oin welligt zóó denbsp;bron te ontdekken, waaruit hunne ellende onlsprolen is, ennbsp;vervolgens, ook daarmeê in verband, middelen lot beterschapnbsp;te beramen en aan te wenden. De stoflijke onderstand, dienbsp;er verleend wordt, bestaal gewoonlijk uit kleedingslukken,nbsp;bedgerief, lijnwaad en allerlei gereedschap, lot een of andernbsp;ambacht vereischt, welke voorwerpen allen in hel liefdehuisnbsp;der Thermen gereed gemaakt en met een kenlijk teeken uit-gemonslerd worden, zoodanig dal men ze noch verkoopen,nbsp;noch opkoopen kan, zonder gevaar te loopen van tien dagennbsp;lang gevangenis. Deze weldadigheids-commissie reikt jaarlijksnbsp;voor 172 duizend 1 honderden 43 scudi’s (ruim 430 duizendnbsp;guldens) aan waarde, in geld en goederen, uit, welke somnbsp;haar door de apostolische aalmoezenierskamer verstrekt wordt.

Uit de hier ineègedeelde bijzonderheden zal men ontwaren , dal de zoo loflijke vereeniging (Conferenties) van den H. Vincentius van Paulo zich geheel en al naar de beschrevennbsp;onderstands-commissie gevormd heeft; en zoo dus heeft Romenbsp;ook ten deze, gelijk in de meeste andere liefdadigheids-aangele-genheden, de eer van het eerste voorbeeld gegeven te hebben.

De arme werkman heeft, zonder juist bedelarm te zijn, toch dikwerf geld noodig, om zich, tot het volvoeren van

1) Morich. , p. 181.

-ocr page 469-

COMMISSieN VAN ONDERSTAND. 459

eene kleine onderneming^ of wel het noodige materiaal, of soms zelfs de daartoe gevorderde gereedschappen aan te schaffen, Ook hier wederom toont zich Home’s liefderijk karakter innbsp;liet eerste en schitterendste licht: het was in den pauslijkennbsp;staat, dat de zoogenaamde bergen van barmhartigheid ofnbsp;Lombarden hel aanzijn ontvingen. De roem daarvan komt aannbsp;pater Barnabas van Terni onverdeeld toe. In hel begin dernbsp;XV. eeuw predikte die waardige geestelijke eens te Perugia,nbsp;cn bij die gelegenheid viel vooral zijne aandacht op de vreeslijke woekerrenten, welke sommige geldschieters, en meernbsp;bepaald de Joden, den armen belanghebbende afpersten 1),nbsp;Men zette niet minder dan tegen 70 of 80 percent geld uil!nbsp;De vrome ijver van den daarover diep bewogen priester rusttenbsp;niet, voordat hij eenige weldadige rijken er toe gestemd ennbsp;gebragt had, om eene leenbank op te riglen, waar men zich,nbsp;tegen betaling van een gering adminislraliegeld, de benoo-digde spelie kon verschaffen. Hel doel werd bereikt, de banknbsp;van leerling kwam lot stand, en men gaf er den naam aannbsp;van Mons-Pietatis, of borg van barmhartigheid, welke instelling, terwijl zij eenerzijds het arme volk lol lof- ennbsp;zegenspraak stemde, toch van den anderen kant ook de ver-wensching, met al wal daar lasterlijks en ergerlijks toe behoort , bij de thans gefnuikte woekeraars noodwendig moestnbsp;doen Ie voorschijn komen. De pausen snoerden, lol steunnbsp;der kleinen en zwakken, de kwaadwilligheid den mond, keurden de instelling volkomen goed en bedreigden hen, die tennbsp;nadeele er zich over zouden durven uitlaten, met strenge straf.

D Montes Pietalis... ut ad ipsa tanquam ad monlem confidenter refugcre possint indigentes, et ea in promptu sint ad inutuandimi ,nbsp;sub pignoris cautionc, ipsis indigentibus, et occurrendum usuris. quasnbsp;pro sua indigentia usurariis prsBserlim Judaeis solvere cogebantur.nbsp;Ferrari!, t. v.

-ocr page 470-

4

4Ö0 HET DRIEVOUDIG ROME.

Onder het getal (Ier opperherders, die zich voor dit liefdewerk vooral in de bres stelden, rekent men Paülus 11., SixtusIV.,nbsp;Innocentius VlII., Julius !I. en Leo X. Wanneer men denbsp;wijze en echt vaderlijke voorschriften en verordeningen naauw-keurig nagaat, door deze pausen ten aanzien der banken vannbsp;leening uitgevaardigd, dan valt het moeijelijk, om in Rome’snbsp;weldadigheidsgeschiedenis eene bladzijde te vinden, die haarnbsp;méér dan deze vereert I).

Spoedig kwam er, nu een berg van barmhartigheid mede te Rome tol stand, en de kardinalen, beschermheeren dernbsp;minderbroeders-orde, namen ook hun edel w'erk in hoogenbsp;bescherming. Erkenllijk moet onder deze doorluchtige voorstanders der eerste banken van leening genoemd worden denbsp;groole Karei Rorromeus, die zich aan den bloei er van tennbsp;ijverigste liet gelegen liggen, Clemens VIII., het aantal diernbsp;inrigtingen zoo zeer ziende toenemen, kocht, om ze allennbsp;bij een te brengen, drie groole paleizen aan, die te zamennbsp;thans den zoogenaamden berg van barmhartigheid voor Romenbsp;uitmaken, waar wij lot ons grootste genoegen een bezoeknbsp;aflegden. De kapel, waar de broederschap , die met de administratie der inrigling belast is, godsdienstoefening houdt,nbsp;levert zeer kostbare marmers en beeldhouwwerken van grootenbsp;waarde op. Het geheele geslicht is onlangs op nieuw in ordenbsp;gebragt. Wij vernamen er, dat Gregorius XVI., om een edelmoedig blijk van belangstelling in deze weldadige inriglingnbsp;te geven, de teruggave, te zijnen koste, bevolen had van eennbsp;groot aantal panden, door behoefligen ingebragt, die ’s pausen liefdadigheid bijzonder verdienden. Toen de tijdsomstandigheden meer gunstig waren, konden er, voor den tijd

1) Zie, onder anderen, Ferraris Bibliotheca . op het artikel: Bonte» Pietatis.

-ocr page 471-

461

GELDLEENING AAN ARMEN.

»an achttien maanden, tot een bedrag van dertig scudi’s toe, gratis, panden worden beleend. Ten gevolge evenwel dernbsp;verschillende staatsberoeringen, welke ook Rome, in hoogenbsp;mate, sedert de laatste jaren, had te ondergaan, moet denbsp;beleening binnen het jaarafloopen, doch geschiedt echter dannbsp;weder gratis op nieuw, wanneer zij de som van dertien scu.nbsp;di’s niet te boven gaat.

Twee zaken onderscheiden Rome’s bank van leening, namelijk, vooreerst, dat er eene bijzondere zaal is, waar enkel goud, zilver en andere kleinooden geplaatst worden, die denbsp;waarde van vier scudi’s te boven gaan. Het gemak en bescheiden onthaal, dat hier verleend wordt aan personen dikwerfnbsp;van zeker fatsoen, die, door den nood gedwongen, zich soms,nbsp;tijdelijk , van een of ander voorwerp van weelde ontdoennbsp;moeten, getuigt wederom, in allen deele, van de uiterstenbsp;kieschheid, waarmede Rome hare weldadigheid in echt-chrisllijken geest, beoefent. — Overigens — en dit is helnbsp;tweede punt van onderscheid — zijn er te Rome banken vannbsp;leening ook in de verschillende wijken der stad, bij wijzenbsp;van bijbanken ingerigt, waar een behoeftige, te aller ure,nbsp;panden tol een bedrag van vier scudi’s beleenen kan, zelfs opnbsp;feestdagen, als wanneer de groote bank, onder wier hoofdbeheer zij gesteld zijn, voor het publiek gesloten is.

Wanneer nu ook al (gelijk zulks steeds met menschlijke zaken het geval i.s) de banken van leening mede hare kwadenbsp;zijde hebben, namelijk, door, tegelijk dat zij den woekernbsp;tegengaan, hel volk een gereed middel te verschaffen totnbsp;geldverkwisting, soms in buitensporig vermaak; zoo heeftnbsp;Rome, van den anderen kant, nog eene andere liefdadigheidsinstelling tot stand gebragt, te weten, eene spaarkas, waarnbsp;de oppassende handwerksman, de brave arbeider, van zijnnbsp;zuur verdiend loon ecnige ter zijde gelegde penningen in

-ocr page 472-

462 HET DRIEVOUDIG ROME.

veiligje bewaring kan gaan brengen, om ze daar, als de edele vruchten zijner loflijke spaarzaamheid , zelfs met eenigenbsp;renten vermeerderd, in de dagen van behoefte, of tot elknbsp;ander goed doeleinde, weder terug te kunnen halen.

Intusschen, het volk blijft steeds kind, en, in weerwil van de steeds waakzame zorg zijner overheden voor en overnbsp;alles, wat het algemeen welzijn, in ieder opzigt, bevorderennbsp;kan, ziet men toeh menigeen, door de bekoring van hetnbsp;spel verleid, daaraan zoowel zijn eigen geluk, als dat dernbsp;zijnen roekeloos in gevaar, of zelfs geheel ten onder brengen.nbsp;Men weet, hoe de loterij vooral voor armen zeer aantreklijknbsp;is. Innocentius XllI. had haar te Rome toegestaan, doch Be-nedictus Xlll. schafte ze wederom af. Zijn opvolger Bene.-dictus XVI. hechtte er opnieuw zijne goedkeuring aan, tennbsp;gevolge der ervaiing, dat, sedert de opheffing, hel volk,nbsp;door de zucht voor het spel gedreven, in de aangrenzendenbsp;landen gestadig naar de kansen der loterij ging omzien, en,nbsp;waar zij daartoe gelegenheid vond, er ook terstond gebruiknbsp;van maakte, zoodat, op die wijze, een schal van geld voortdurend aan den staat onttrokken werd. Doch, tervvijl depausnbsp;het spel toeslond, verpligtte hij tevens de schatkist, om 80nbsp;jiercent aan prijzen uit te keeren, en buitendien, na aftreknbsp;van de administratiekosten, al het overschot ten beste dernbsp;armen te doen strekken. Op die wijze ingerigt, werpt de loterijnbsp;van Rome 30 duizend scudi’s in het jaar aan aalmoezen af,nbsp;die uil de hand gegeven worden, 13 duizend scudi’s, op andere wijze uilgereikt, en 5 duizend 5 honderd scudi’s, welke,nbsp;zoo als wij vroeger reeds aangeleekeiul hebben, arme meisjesnbsp;lot een bruidschat bekomen. Ziedaar hoe, te Rome, doornbsp;eene verstandige toepassing, het kwaad, dal mogelijk, aannbsp;eene zijde kan ontstaan, door een stellig goed aan den anderen kant wordt opgewogen. Zeker, het zou een moeijelijk

-ocr page 473-

GEI.DLEKNING AAN AlliMEN. 463

op te lossen vraagstuk zijn, hoe de weldadigheid partij zou kunnen trekken van eene drift, die in de volksmassa beschouwdnbsp;kan worden als een bijna noodzakelijk kwaad.

Op deze wijze nu legen de uilspalling zijner eigen harts* togten, zooveel mogelijk, beveiligd, bleef er nog over, omnbsp;den arme ook tegen den moedwil van anderen in bescherming te nemen. Wanneer een vermogend man in proces gewikkeld wordt, vindt hij liglelijk een pleitbezorger, of wel,nbsp;hij is zijn eigen advocaat; maar, wanneer een behoeftige dennbsp;raad of de hulp van een reglsgeleerde noodig heeft, dannbsp;vindt hij, in zijn onvermogen of met zijne beperkte kennisnbsp;van zaken , zelden iemand , die hem met belangstellenden ijvernbsp;dient, zoodat hij, in zulk geval, groot gevaar loopt van ofnbsp;verongelijkt, of wel geheel en al in het verderf gestort tenbsp;worden. Te Rome is men daarop bedacht geweest, en vindtnbsp;ook de armste man een verdediger van zijn regt. Reeds sedertnbsp;hel begin der XVI. eeuw vormde zich te dien einde eene ver-eeniging van reglsgeleerden en prelaten , aan de hoogere ennbsp;lagere regtbanken verbonden, en die eiken zondag in de kerknbsp;van San-Carlo bij elkaêr komen, om, na de H. Dienst tenbsp;hebben bijgewoond , in een aangrenzend vertrek zich bezig tenbsp;liouden met hel inzien en nagaan van stukken en zaken, hunnbsp;ter beoordeeling voorgelegd door behoefiigen , die in een ofnbsp;ander twistgeding van burgerlijk regt zijn verwikkeld geworden. Bevindt men nu, dat de aanvrager in zijn regt is, dannbsp;neemt de bedoelde vereeniging gratis zijne verdediging opnbsp;zich. De aarlsbroederscha(gt; van den U. Yvo ^luil niemandnbsp;van hare bescherming uit, hij moge Romein of vreemdelingnbsp;wezen: een vernieuwd bewijs, dat Rome’s weldadigheid ernbsp;steeds naar streeft, om in alles katholiek te zijn.

Deze vereeniging bestaal uit een kardinaal-beschermhcer , uit een prelaat, die tot de hooge magistratuur van Rome be-

Drievdlitlig Homo. — II. Deel.

-ocr page 474-

464 HET DRIEVOUDIG ROME.

hoort, en prefect heet, en voorts uit een aantal bekwame regtsgeleerden, De arme , die hare hulp inroept, wendt zichnbsp;met zijn verzoek onmiddelijk tot den kardinaal-bescherniheer,nbsp;die, op zijne beurt, de aanvrage aaneen der leden van denbsp;vereeniging toezendt, teneinde door dezen onderzocht te worden , zoowel ten aanzien van het regtspunt, als voor wat betreft des klagers aanspraak op gratis-bediening, uithoofde vannbsp;onvermogen. Wanneer nu beide deze voor waarden, namelijk,nbsp;regt en armoede, tot volkomen klaarheid zijn gebragt, dannbsp;neemt de broederschap de zaak op zich, en een harer ledennbsp;draagt de verdediging van den cliënt ter reglbank niet slechtsnbsp;met ijver , maar ook meestal met groot talent voor: immers,nbsp;deze vereeniging was er steeds, en wel zeer te regt, trotschnbsp;op van in haar midden de uilslekendsle pleitredenaars te bezitten, waaronder zij met fierheid Benedictus XIV. noemt, toennbsp;deze voortreflijke opperherder nog de doorluchtige advocaatnbsp;Lambertini was. Ook van hunnen kant hebben de pausennbsp;zich steeds beijverd , deze zoo bijzonder christlijke vereeniging,nbsp;op alle niogelijke wijzen, te bescliermen en aan te moedigen. Benedictus XIII. verleende haar het voorregt, om dennbsp;eehen of anderen regtsgeleerde, te harer keuze, te bestemmen tot de rorneinsche prelatuur, en die dan ook als zoodanig door de pauslijke regering erkend werd en benoemd.

S FebruariJ.

Karnaval. — Rome’s liefderijke zorg voor armen, die geen onderdak hebben. — Bezoek in Sinte-Galla en in Sint-Lodewijk.

Omstreeks het middaguur begaven wij ons wederom op weg, teneinde onzen logt in het spoor van Rome’s liefdadigheidnbsp;verder ijverig voort te zetten; maar het was karnaval, en, waar

-ocr page 475-

465

KARNAVAL.

wij onze schreden ook heen wendden , alomme werd ons de baan door de feestvierende menijfte belemmerd of versperd.nbsp;Wel nu, hebben de deflig-sle geschiedschrijvers der oudheidnbsp;het niet beneden zich geacht, om de vreugdebedrijven vannbsp;het uitgelaten Rome naauwkeurig Ie boek te stellen, zoo zijnbsp;hun daarvoor hulde en dank toegebragt; want ook het volks»nbsp;vermaak heeft zijne ernstige zijde, en levert stof tot leering ennbsp;nadenken in ruime mate op. Strekke dit, zoonoodig, ook tenbsp;mijner verontschuldiging, wanneer ik de karnavalsfeesten vannbsp;het hedendaagsche Rome niet stilzwijgend voorbijga.

Als waardige zonen van Romulus, zijn de Romeinen ook nu nog, altijd door, aartsliefhebbers van het schouwtooneelnbsp;gebleven, gelijk van alles, wat onderopenbare vermakelijkheden kan gerangschikt worden; vooral het karnaval bekleedtnbsp;onder de volksfeestvreugde eene eerste plaats, ja, zelfs zoodanig, dat dienaangaande eene spreekwijze in zwang is, waardoor de hooge waarde, welke de romeinsche bevolking daaraannbsp;hecht, op het seherpste uilkomt. Om, namelijk, de grootenbsp;tijdpunten van het jaar aan te duiden, heet het: II santonbsp;Natale^ la Pasqua, e il sanlissimo carnevale; « hetnbsp;heilig kersfeest, paschen en het allerheiligste karnaval. »nbsp;Omstreeks den karnavalstijd kan men niet genoeg loterijbriefjes aanvoeren, en de bank van leening is te klein, om al denbsp;panden te kunnen opnemen, die er, tot zelfs van de eerstenbsp;behoeften der huishouding, worden heengebragt, ja, ook doornbsp;de armste menschen, die dan, vooral, de behoefte gevoelennbsp;aan klinkende munt. De gewone gang van zaken staat nu stil,nbsp;de winkels en magazijnen in den Corso (hoofdstraat) verkoo-pen of stallen niet meer uit, maar worden tot schouwplaatsen ingerigt, waar het publiek de karnavalsoptogten en verderenbsp;ïtraatvermaken komt bijwonen: geheel de stad viert feest!

De groote klok van het Kapitool kondigt met haar gelui

-ocr page 476-

466 IIET DRIEVOUDIG ROME.

het begin van het karnaval aan; alléén daarvoor en om s pausen dood te melden , wordt die klok gebezigd. Dal feest-gelui heeft juist te middag plaats, en oogenbliklijk daaropnbsp;ziet men den senator van Rome, in rijk geborduurd pleglge-waad, door wachten en pages omringd, in eene prachtigenbsp;staatsiekoets, den van ouds vermaarden heuvel afrijden, en zichnbsp;heenbegeven naar den Corso, dien hij van het eene tol hetnbsp;andere einde dóórtrekt, als om zóó het volk te doennbsp;verslaan, dat de feesttijd is aangebroken, weshalve met hetnbsp;karnavaisvcrrnaak nu een begin kan worden gemaakt, Naauwe*nbsp;lijks is dal rijtuig dan ook voorbij, of daar buldert het fcest-kanon, en op dal vreugdeschot rollen van alle kanten talloozenbsp;ekwipaadjes naar den Corso heen, waar zij langzaam, innbsp;twee rijen, zich voortbewegen, en wel van af het Volkspleinnbsp;tol aan dat van Venetië, gedurig aan, op- en neêrrijdende,nbsp;terwijl, tot op de bovenste verdieping van elk huis, balkonsnbsp;en ramen, waar allerlei lapijl- en draperiewerk in hooge,nbsp;vooral roode kleuren zijn builengehangen, digt met toeschouwers zijn bezet, die onojihoudelijk cow/eWz in de rijtuigennbsp;naar beneden werpen. Die confetti zijn een soort van kalkwittenbsp;pepernoten, die bij het neèrvallen breken. Ook bloemen en cho-coladeboontjcs worden naar onder geworpen, en wel in zulknbsp;eene menigte, dat het een ware hagelbui mag heelen, dienbsp;niemand ontziel, zelfs geen prinsen of prinsessen, en waartegen de voorbijgangers in de straat en in de open rijtuigennbsp;zich wapenen met een masker van ijzerdraad. In een oogen-blik des tijds is een ieder, daar beneden, grijs van het slofnbsp;der verbrijzelde confetti, en ziel er de digi opeengepakte menigte in den Corso als molenaars uit, doch die, hunner zijds,nbsp;niet in gebreke blijven, allerlei onschadelijko snuisterijen naarnbsp;de gevels der huizen, op de balkons en in de openstaandenbsp;vensters binnen te slingeren.

-ocr page 477-

467

KARNAVAL.

Te midden dier onafzienbre schaar van rijtuigen wemelt het van maskers, in alle gedaanten, en door de bontste kleu»nbsp;ren onderscheiden. Geheel die menschenniassa danst en springtnbsp;en zingt en geeft op allerlei wijze, vooral ook door voor denbsp;vuist opgesneden verzen, aan hare feestvreugde vrijen loop,nbsp;onder het toeschouwen der uitgelaten menigte, die, langs denbsp;huizen geschaard of voortdringende, het kluchtig schouwspelnbsp;schaterende toejuicht, en, dronken van vrolijkheid, zich crnbsp;meè in beweegt, of wel enkel door uitbundige toejuiching crnbsp;het zegel der hoogste belangstelling en tevredenheid aannbsp;hecht. Wij-zelven, die opeen balkon van de derde verdiepingnbsp;deze, in de daad, onbeschrijflijke beweging gadesloegen, ooknbsp;wij konden, bij het gezigt van menige echt-geestige volksklucht, niet nalaten, hartlijk, ja, schaterend soms te lag-chen. Zoo, bij voorbeeld, zagen wij daar een soort van improvisator, in Troubadourskostuum, achter opeen open rijtuignbsp;als palfrenier geplaatst, waar hij zijne verzen opzong, ondernbsp;accompagnement van een tambourin, en wiens leven-digheid wel zóó groot was, dat zij onwillekeurig eerst denbsp;naaste omstaanders en voorbijgangers, maar, vervolgens, ooknbsp;de zich verst-afbevindenden aan het lagchen bragt, die, opnbsp;hunne beurt, de luidste toejuiching, zoo van de balkons alsnbsp;in de huizen-zelve, deden losbarsten.

Voorts verscheen daar een kwakzalver, als Sangrado uitgemonsterd , met een hooggetopten Robinsons-hoed op het hoofd, en in een zwarten mantel gewikkeld, die, door middelnbsp;van een gordel, om het midden was zaamgeplooid, en daarbijnbsp;had hij een bril op den neus, waarvan elk glas wel een thee-schoteltje groot was. Zijn gevolg slapte deftig achter hemnbsp;heen, met het wonderboek in den arm, en een soort vannbsp;kolossaal toestel, in den vorm van een stoombootkagclielpijp,nbsp;boven het hoofd, hoog in de lucht opgesloken. Onder vreeslijk

50

-ocr page 478-

468 HET DRIEVOUDIG ROME,

allarm ging deze Hippocrates met zijne geleerde handlanger» de straat door, terwijl, van de andere zijde eene zeer bevallige figuur zich om beurten , links en regts , aan elk vensternbsp;of balkon vertoonde, waar men dien persoon alomme metnbsp;den naam van hovenier van den paus hoorde bestempelen.nbsp;Door middel van een schuiftang, wist hij tot op de tweedenbsp;verdieping de dames kleine ruikers van jeugdig gebloemie ennbsp;frissche lenterozen aan te bieden, waarvoor hij dan, op zijnenbsp;beurt, met confetti oyerdolven werd!

Nog merkten wij te midden der beweging eene roover-bende op, die door eenige kweekelingen van de franscbe Academie volgenderwijze werd voorgesteld : een breedgeschouderde karabiuier, met zijn geweer in den arm, heeft bij dennbsp;toom een fraai rijpaard, waarop een reiziger, met het verwonde hoofd in een doek gewikkeld, stijf-gekneveld overdwarsnbsp;ligt uitgestrekl. Acht met dolken, pistolen en ander moordtuig gewapende movers omgeven den uitgeplunderden ennbsp;half-dooden gevangene, terwijl twee met den buit beladennbsp;handpaarden nog daarenboven achteraan komen , als op wegnbsp;naar de schuilplaats dezer gaauvvdieven in het digtste van hetnbsp;woud. Nu en dan schijnt het rampzalig slagtoffer der bendenbsp;zich aan zijne boeijen te willen onttrekken, doch dan wordennbsp;ook terstond alle wapenen tegelijk op zijne borst gerigt, ennbsp;dit met eene handigheid of (om zoo te zeggen) geoefendheid,nbsp;die, wanneer wij niet zeer van nabij geweten hadden, dat hetnbsp;onze landgenooten waren, op wier voorstelling wij hier werdennbsp;vergast, ons ligtclijk in den waan had kunnen brengen, datnbsp;het in hun vak uitgestudeerde roovers waren, welke wij hiernbsp;voor ons hadden.

Overigens bevond ik mij, om hartlijk met de karnavals-vreugde te kunnen lagchen, waarlijk, in zeer goed gezelschap, namelijk links van mij bevond zich een professor in de kerk-

-ocr page 479-

469

KARNAVAL.

lijke geschiedenis, een in alle opziglen hoogsl-achlenswaardig

priester, en regis een bisschop,..... ja, een bisschep! en welk

eene? Om mij in den stijl van Jules Janin uit te drukken, een bisschop van Oceanië, een apostel. Terwijl al die volwassen kinderen daar in vrolijkheid omtuimelden door de straten,nbsp;liep ons gesprek over de missiën, over de wilde volkeren ennbsp;over de verbreiding des geloofs onder hen. Wij werden daarinnbsp;plotseling gestoord door een kanonschot, dal het leeken aannbsp;de rijtuigen gaf, om zich lol hel ontruimen van den Corsonbsp;gereed temaken; en oogenbliklijk stonden ze allen onbeweeglijk stil. Eenige minuten later gaf een tweede salvo hel seinnbsp;van wegrijden, en, in minder daii een oogwenk , was de straatnbsp;wederom, even als Ie voren, geheel vrij van voertuig ennbsp;paarden; alleen de voetpaden langs de huizen bleven digtnbsp;bezet. Eenige dragonders slechts waren toereikend, om bijnbsp;geheel deze vreeslijke beweging de orde te handhaven, die,nbsp;overigens ook volstrekt niet werd gestoord.

Op hel Volksplein {Piazza del popold) vindt men, bij deze gelegenheid, zeven wilde paarden {Barberi) ^ die metnbsp;linten en strikken zijn uitgemonslerd, maar tevens met spoor-prikkels zoolang worden aangehilsl en opgejaagd, totdat ze ,nbsp;eindelijk , in een draf en ren komen, die meer van vliegen,nbsp;dan van loopen heeft. Zij jagen eene zekere baan af, en denbsp;draver, die het eerst aan den bepaalden grenspaal is gekomen, behaalt daardoor den uitgeloofden prijs. Zoodra denbsp;wedren afgeloopen is, kondigt op nieuw een kanonschot hetnbsp;einde der feeslvermaken voor dien dag aan, en ieder keertnbsp;naar zijn huis terug; de maskers worden afgelegd; alleen denbsp;verkleeding mag blijven. Niemand, die door eene enkele weigering zich aan de wetten van orde, hoe dan ook, onttrekkennbsp;zou. Den volgenden dag wordt het feest hervat, en looptnbsp;weèr, even geregeld als den eersten dag, af: vóór hel gegeven

-ocr page 480-

i70 HET DRIEVOUDIG ROME.

leeken zal men geen masker in de stralen vinden, en na den Angelus niemand, die zijn masker niet heeft afgelegd. Zeker,nbsp;het kan geenszins vreemd schijnen, dat, bij het opmerkennbsp;van de orde en tucht, die hier zoo treffend heerscht, de gedachte in ons opkwam; te Parijs, zouden, in plaats van eennbsp;handvol dragonders, zeker, eenige regimenten noodig-zijn,nbsp;om de volksmassa’s in band te houden, en wanorde te voorkomen ; om niet te spreken van de hoogst-waarschijnlijkenbsp;twisten, van den weérsland, gepleegd aan het openbaar gezag, ja, van het daarbij, geenszins zelden, vergoten bloed.nbsp;Hier, evenwel, niets van dat alles, en zoodoende wordt dannbsp;daardoor wel stellig het bewijs geleverd, dat wij er zelfsnbsp;geen slag van hebben, om ons te vermaken zoo als hetnbsp;betaamt.

Den laatslen dag, na de wedrennen, heeft het Moccoletti-spcl plaats, en dat is eigenlijk de hoofdzaak van het karnavals-feest, of, zooals wij zouden zeggen, het neusje van den zalm. De Moccolelti zijn kleine waskaarsen, welke iedereen in denbsp;hand heeft, en wier aantal dus legio is, zoodanig, dat, benedennbsp;van de straat af, tot op de hoogste verdieping toe, geheeldenbsp;Corso, als op een tooverslag, schittert van licht. En nu is denbsp;kunst, om zijns buurmans moocolo uit te blusschen; daartoenbsp;spant een ieder al zijne krachten in, hetzij door handenvolnbsp;met confetti er heen te werpen, of wel een bloemruiker,nbsp;een hoed of een zakdoek, die de vlam dooven zal. De eennbsp;blaast, zeer eenvoudig, het kaarsje in de hand van zijn buurman uit; de ander klimt ongemerkt achter tegen het rijtuignbsp;van een der voorbijgangers op, en bluseht, onverwacht, opnbsp;eens, al de kaarsjes van hen, die er in zitten, terwijl, in-tusschen, een derde dat zelfde met zijn kaarsje doet, en wederom anderen er zich in geoefend hebben, om met langenbsp;uitschuivende blaaspijpen eensklaps al de lichten, een voor

-ocr page 481-

i7\

KARNAVAL.

een, te blusschen, die zich op een of ander balkon in de voorste rij bevinden; en, gelukt dit, zoo is de vrolijkheidnbsp;algemeen, onderwijl, van alle kanten, de kreet opgaat; zijnnbsp;licht is uitl zijn licht is uit! « Senza moccolo^ senzamoc-colo ! » In de daad, dat tafereel, zoo vol leven en beweging innbsp;verschillende rigling, die luide vreugdekreten, dat eindeloos lachgeschater, die duizende van feestlichten, zóó ge-bluscht, en zóó weêr ontstoken, om, een oogenblik later,nbsp;op nieuw uitgedoofd te worden, in de daad, dat alles levert welnbsp;een schouwspel op, zoo levendig en vreemdsoortig, dat niemand, zonder het bijgewoond te hebben, zich er een juistnbsp;denkbeeld van maken kan. Immers, na van nabij, in al zijnenbsp;geestige levendigheid, waargenomen te zijn, levert dit too-neel toch ook, uit de verte gadegeslagen, een, indedaad,nbsp;grootsch geheel op, wanneer men, namelijk, uit de hoogtenbsp;den blik laat weiden over die zee van licht, welks golvendenbsp;beweging den ganschen Corso als in een betooverden toestandnbsp;doet voorkomen, en waaraan geen einde komt vóórdat, plotseling , een kanonschot het slot der feestvreugde aankon-digt, en op ééns al de moccoletti dan sterven doet. Ziedaarnbsp;nu Rome’s karnaval, waarvan ik wel niets anders met grondnbsp;weet te zeggen, dan dat het tegelijk volmaakt schoon ennbsp;volmaakt dwaas is.

Inlusschen heeft de godsdienst op dat uitbundig volksvermaak toch een stempel van ernst weten te drukken, iels, wat men nergens, dan alléén te Rome vindt. Zoo dan is hetnbsp;op de vrijdagen, alsmede op de zon- en kerklijke feestdagen,nbsp;die in den karnavalstijd vallen, niet geoorloofd aan eenigenbsp;vermakelijkheid, daartoe betreklijk, zoo als maskerade, wedrennen , of andere openbare verlooningen, deel te nemen.nbsp;Wanneer, dien tengevolge, de karnavalsfeesten geen vollenbsp;tien dagen duren kunnen, dan worden de gelden, die anders

-ocr page 482-

479 HET DRIEVOUDIG ROME.

voor het rijvermaak aan 't volk van regeringsweze zijn toegestaan, en, zoo ik meen, meer dan duizend piasters (/9S00.) bedragen, ten beste gegeven aan de algemeene armen dernbsp;stad. De paus houdt eveneens karnaval, door eiken dag uit tenbsp;rijden, zich, met vrolijk gelaat, onder de juichende menigte tenbsp;vertonnen, en voorts eenige weldadigheidsgestichlen te bezoeken, waar hij dan steeds van zijne liefde voor armen,nbsp;kranken en andere hulpbehoevenden ruimschoots blijkennbsp;doet. Voorts worden, op den een of anderen karnavalsdag,nbsp;de kardinalen met nog eenige andere aanzienlijke personennbsp;bij hem genoodigd, om in zijn paleis deel te komen nemennbsp;aan eene tombola weldadige loterij.

Men ziet alzoo, dat Rome volstrekt niets verzuimd heeft, wat maar eenigermale strekken kan, om volksfeesten (waarvan de afschaffing, hoogst-waarschijnlijk, zoo niet onmogelijk , dan toch tenminste allergevaarlijkst zijn zou) zoo onschadelijk te maken, als maar eenigzins doenlijk is. Ik moetnbsp;hier nog aanteekenen, dat wij, ’s morgens in Sint-Pieter komende, eene groole processie ontmoetten, die zich derwaartsnbsp;had heenbegeven, en zaamgesteld was uit eene talrijke broederschap, in een rood zakkleed uitgedost, met een kruis vooropgedragen, zeker wel vijftien voet hoog en, schijnbaar, in evenredigheid, dik en zwaar. Het was echter slechts van karton-papier zaamgesteld, en zeer bedrieglijk als ruw , knoestig houtnbsp;geschilderd, zoodanig, dat het gezigt er van vverklijk op dennbsp;«anschouwer wel een diepen indruk maken moest. Het doelnbsp;dezer processie was, om deel Ie nemen aan het 40-uren-gebed,nbsp;dat in de kapel van het uilslaande Allerheiligste Sacramentnbsp;gehouden werd, als om tot een krachtig tegenwigt van hetnbsp;luidruchtig karnavalsfeest te dienen. Zoo bragt de vrome Jobnbsp;den Hecre zijne boete-offerande toe, nadat zijn kroost feestnbsp;had gevierd, en waarbij het zich welligt, op eene of andera

-ocr page 483-

473

LIEFOraiJKE ZORG VOOR ARMEN ZONDER ONDERDAK.

wijze, kon hebben misdrajen. Eveneens is de Kerk len hoog-ste bekommerd over liet gedrag barer kinderen bij eennbsp;zoo uitgelaten feest, en daarom dus brengt ook zij God*nbsp;een zoenoffer, en schrijft zij gebeden, langduriger en plegti-ger dan bij andere gelegenheden, den geloovigen dringend voor.

Nadat de n.oocolet'i waren afgezien, begaven wij ons, in stede van huiswaarts te keeren, naar een godshuis doornbsp;Rome’s liefdadigheid voor den arme, die geen onderkomennbsp;heeft, ontsloten en ingerigt. Tegen het aanbreken van dennbsp;nacht, ziet men te Parijs of te Londen van alle kanten ha-velooze mannen, vrouwen en kinderen van uit de stratennbsp;verdwijnen in kelders of onderaardsche holen, waar, zeernbsp;zeker, allerminst de gezondheid huisvesting heeft. Daar vinden die schooijers dan voor eenige weinige penningen eennbsp;nachtverblijf, als in een beestenstal, waar alles door elkandernbsp;ligt, om , na een, in walgingwekkenden toestand doorgebrag-ten nacht, bij het krieken van den dag, wederom liederlijknbsp;de stad in te gaan. Gewis zulk een zedeloos schouwspel moestnbsp;alleen voldoende zijn, om die beide trotsche wereldsteden vannbsp;schaamte te doen blozen, haar, die zich beroemen, de hoofd-zetels van Europa’s beschaving te zijn. Neen, dan biedt,nbsp;ook in dit opzigi, Rome een geheel ander tafereel ter beschouwing aan!

Aan gene zijde van het elabrum , bij de Oclavia-galerij, ontmoetten wij een groot aantal mannen en jongens bij elkander, allen armen, die, even als wij, naar Sinte-Galla, heennbsp;gingen. Het komt mij allezins gepast voor, hier de geschiedenis van dit hoogst-rnerkwaardig gesticht in te lasschen. Innbsp;het midden der XVII. eeuw opende een menscblievend priester , met name Marco-Antonio Odescalchi, in Sinte-Galla eennbsp;nachtverblijf voor alle armen, die, bepaaldelijk in den win-

-ocr page 484-

474 HET ÜIIIEVOÜDIG ROME.

ter, geen onderkomen hadden, en men zag dien menschen-Trierid in persoon de pleinen, stralen en stegen rondgaan, om dergelijke behoefligen op te sporen, en ze dan in eennbsp;rijtuig naar zijn liefdehuis heen te brengen 1). Op die wijzenbsp;bragl hij er tusschen de vijf-en zeshonderd bijelkaêr, wiernbsp;plunje en schoeisel hij liet reinigen en verstellen, en dienbsp;voorts bij hem een nachtleger, eene soep en een warmennbsp;haard vonden, terwijl hij-zelf deze armen bediende. Doch zijnnbsp;hoofddoel was, om aan die noodlijdenden godsdienstig onderwijs te geven. Innocentius X., Don Livio en Don Baldassarenbsp;Odescalchi, allen tol dit, te Rome, wegens zijne liefdadigheid, zoo beroemd geslacht behoorende, verzekerden aan datnbsp;menschlievend werk een blijvend beslaan.

Nog heden ten dage vinden alzoo de armen voortdurend een geschikt nachtverblijf in Sinte-Galla, eene bedkoels, metnbsp;siroozak, lakens en dekens. Des zomers worden zij er totnbsp;’s avonds 8, en ’s winters tot half 9 ure opgenomeu, en welnbsp;in vijf slaapzalen, W’aar 224 bedslellen zijn geplaatst. Eennbsp;van deze vijf apartementen is bestemd voor armen, die aannbsp;huidziekte lijden, en eene andere zaal met elf bedden voornbsp;de geestelijken, die heihuis bedienen. Dit liefdegesticht staatnbsp;voor den arme, die daaraan behoefte heeft, zoolang als hetnbsp;hem noodig is, open.

Wij traden tegelijk met des erlossers lijdende ledematen , of, beter gezegd, (volgens de evangelische uitdrukking van Sint-Jan-den Aalmoezenier) met on%e meesters binnen.nbsp;Verscheiden geestelijken stonden op’t hartlijkst lot hunne ontvangst gereed. Men deed hen plaats nemen, en ving voorts

1) Egli nicdesinio si aiidava ccrcandu per Ie vie è per Ie piarze dl Boina, è rilrovandone li eonduceva in carozza in gncst’ otpizio.nbsp;— Coust., 209,

-ocr page 485-

473

BEZOEK IN S1NTE-GAI.LA EN SINT LODEWIJK.

terstond met het toedienen allereerst van jjecslelijk voedsel aan, namelijk, den eenen dag met de verklai ing; van dennbsp;catechismus, en om den anderen da^ met het bidden van dennbsp;rozenkrans, ’s Zalurdags wordt er uitsluitend over de EI. Moeder Gods gehandeld. Gedurig aan, is er hun ook gelegenheidnbsp;tot biechten gegeven. 31et deze geestelijke oefeningen , dikwerf ook afgewisseld door gezang, houdt men zich een grootnbsp;gedeelte van den avond stichtlijk bezig; terwijl voorts iedernbsp;jaar eene kleine reiraile in het huis gehouden wordt, lien 3.nbsp;October, zijnde de feestdag der U. Galla, worden twaalf dezernbsp;armen bij hel lot verkozen, om deel te nemen aan een vrolijk maal.

Hel liefderijk onthaal, dat in Sinle-Galla de mannen en jongens wacht, vonden wij in Sinl-Louis voor de vrouwen ennbsp;meisjes bereid, en welk gesticht, naast het andere gelegen,nbsp;in hel begin der achttiende eeuw, door den eerwaarden paternbsp;Gallazi van Florence lot stand weid gebragl. liet beslaat uitnbsp;twee slaapzalen, eene kapel, een groot gczelachapsopai temeutnbsp;en een iiilgestiekten tuin. De fondsen van dit huis veroorloven het onderhoud van slechts dertig nachtlegers, ofschoonnbsp;de lokalen er wel zestig zouden kunnen bergen. De armenbsp;VIouwen, of mei jes, die zich legen den Jnyeiusde avondklok , aanmelden, worden dus, voor zoover er plaats is,nbsp;welwillend opgenomen, met uitzondering van lijderesseu aannbsp;huidziekte, gewone kranken en zwangere vrouwen, voor wienbsp;elders loevlugt en hulp te vinden is. Vhome vrouwen en prie-slers ontvangen hier de behoefligen in dit gesticht, en gevennbsp;haar daar ook onderligt. Na afloop daarvan en van het gebed,nbsp;woidcn ze te slapen gebiagt, waartoe stroomatrassen, behoorlijk met lakens en dekens gedekt, zijn bestemd en iiigcrigl.nbsp;Terstond na het ontwaken, bij het krieken van den dag,nbsp;ketren zij weder naar haren arbeid in de stad lei tig. Ecus in

igt;iievuiiili^ houie. — U. I'et-'l.

-ocr page 486-

476 H£T DlilEVOüDlG BOME.

(Ie maand wonen zij gezamelijk de H. Mis in de huiskapel bij, en 2:aan dan ook te zamen Ier communie. Te dier gelegenheidnbsp;ontvangen zij elkeen halven paolo (IS'/, cents), ter vergoeding van wat zij, gedurende dien lijd, met werken verzuimd mogten hebben 1).

Bij het opmerken van zooveel zorg, ja, van zooveel eerbied voor den arme, die in de heidensche maatschappij een voorwerp was van verachting, en, zelfs heden ten dage, innbsp;onze malerialistisehe zarnenleving zoo geheel verkeerd begrepen wordt, gevoelt de christenreiziger zich tot tranen toenbsp;bewogen, en komt hem onwillekeurig in herinnering het orakelwoord van den profeet, dat door hem, vol geestdrift ennbsp;verrukking, loegepasl wordt op die Kerk van Rome, zijnenbsp;lecderlievende moeder, waaraan alle volkeren zich kunnennbsp;spiegelen, als aan het toonbeeld der schoonste volmaaktheidnbsp;op aarde: « Aan u is het^ dat de arme werd toever-irouwd , en gij zult der weezen steun uitmaken, » Wanneer , bij het gezigt van dat alles, hel hart nog eenigen spijtnbsp;gevoelt, zoo is dit slechts daarover, dal aan gene zijde dernbsp;Alpen, het schoone Frankrijk, niets dergelijks aan te wijzennbsp;heeft.

o ITebriiar^.

Aschdaa. — Pauslijke Kapel. — Rome’s liefdadigheid ton opzigte der ouden van dagen, — alsmede van arme weduwen. — Hetnbsp;Barberini-gasthuis voor do stervenden. — Liefdezorgen voornbsp;kraukeu, — gelijk ook voor de dooden. — Aartsbroederschapnbsp;van den goeden dood, — en die van het Suffragium. — Hetnbsp;Ave Maria der overledenen.

Met hel karnaval te bed gegaan , stonden wij in den vaste nu op. Tc middernacht verkondigden plegtig al de klokken

1) Conslanzi, p. 209; Moricli., p. 134.

-ocr page 487-

477

ASCHDAG.

der heilige Stad, met haar gelui tegelijk, dat de boetetijd van veertig dagen was aangevangen. Ik kan onmogelijk dennbsp;diep-crnsligen indruk beschrijven, dien, op zulk een ongewoon uur, dat ontzettend, van alle kanten opstijgend klokgeschal in het gemoed te weeg brengt. Roerend-vromenbsp;gedachten maken zich plotseling meester van de ziel, ennbsp;zelfs de m nst-nadenkende kan zich aan dien invloed nietnbsp;geheel en al onttrekken. Zoodra wordt niet dat plegistatignbsp;geluid in ’t oor vernomen, of de dans neemt terstond eennbsp;einde, terwijl alle schouwburgen en andere volksvermakennbsp;tot na het Paaschfeest worden gesloten en gestaakt. De katholieke vasten treedt voor de luidruchtigste vreugdevieringnbsp;in de plaats, en het romeinsehe volk houdt even streng dennbsp;boetetijd , gelijk het aan ’t karnavalsfeest zich stipt gehechtnbsp;betoonde. De ochtend van Aschdag ziet al de kerken opgevuld met tal van geloovigen, die komen, om er zich nederignbsp;het boeteteeken op het voorhoofd te doen kruisen; en inde,nbsp;kort te voren, nog zoo levendig-opgewonden stad heerschtnbsp;eene kalmt • en stilte, die werklijk treffend is en aandoénlijknbsp;tevens: Rome heeft zijne deftige houding van vroeger weêrnbsp;aangenomen, en, in de daad, men zou zeggen, het karnavalsfeest is reeds een jaar voorbij.

Wij voor ons gingen in de Sixtijnsche kapel het asch-krui.sje halen, en hadden hel voorregt, dat de H. Vader-zelf er ons het voorhoofd meé leekende. Hoe plegtstalig en indrukwekkend deze ceremonie overal elders ook wezen moge,nbsp;nergens, zeker, doet zij eene uitwerking gelijk te Rome innbsp;Sint-Pieters kerk. Hel H. Collegie, de generalen der geestlijke orden, de afgezanten der hoven bij den H. Stoel, denbsp;romeinsehe prelaten, de vreemde bisschoppen, grijzen vannbsp;dagen of mannen in ’s levens volle kracht, met een woord,nbsp;eene keurlezing uit alle natiën en van Rome-zelf bevond zich

-ocr page 488-

478 HET DRIEVOUDIG ROME.

in de {jroolsclie kapel stemmig;’ vereend. De II. Vader was jjezelen op zijnen troon. Daar rijst liij op eens van zijn zetel, cn (ik vraagf het u) welke gedachten moeten nu we!nbsp;den eenvoudigen reiziger hestonnen, als hij daar den kardi-naal-groot-penitentiarius, die den plaatsbekieeder van Je.susnbsp;Christus tegentreedt, op hel verhevensl voorhoofd, dal ternbsp;wereld beslaat, het lioeteteeken der gewijde asch ziel inprenten en hem, den Stedehouder Gods op aarde, de woordennbsp;hoort toespreken: « bedenk, 6 mensch , dat gij stof zijtnbsp;en tU stof zult wederkeeren » 1).' Na zulk een voorbeeld,nbsp;moet ik bekennen, dal het niet rnoeijelijk vallen kan, omnbsp;zich te verootmoedigen. Zoodra de paus zich wederom opnbsp;zijnen troon had geplaatst, kwam achtervolgens geheel denbsp;schaar van aanwezige geloovigen zich knielend aan zijnenbsp;voeten buigen, om uil zijne gewijde hand de gewijde aschnbsp;op het voorhoofd te ontvangen.

Na afloop dezer plegtigheid, had een onzer vrienden de goedheid, om ons wel lol geleide te willen dienen op dennbsp;togl, dien wij nu nog te doen hadden, als ten slotte onzernbsp;bezoeken in de liefdadigheidsgestichten der stad. Onder dienbsp;wandeling viel hel gesprek op den eerbied voor hel Gezag,nbsp;als een hoofdbeginsel der maatschaplijke orde, cn waarvannbsp;wij daar een zoo treffend voorbeeld hadden gezien in de ootmoedige wijze, waarop, zoo even, delf. Vader de boete-aschnbsp;zich voor hel hoofd had laten teekenen. « Diezelfde geest (zoonbsp;verzekerde ons onze geleider) hecrscht, over ’talgcrnen, tenbsp;Rome in elke familie, waar het vaderlijk gezag steeds hoognbsp;blijft aangeschreven en nog altijd diep geëerbiedigd wordt.nbsp;Tu.sschen de ouders en de kinderen wordt voortdurend een

1) Intusscbcn moet hier toch vermeld worden, dat de II. Vader, ten hltjkc zijner hoogste wa.ordigheid, niet geknield , maar shaande hetnbsp;ascli-kruijileekcn op het voorhoofd ontvangt.

-ocr page 489-

nOJIES LIEFDADIGHEID VOOR OIIDEff VAN DAGEN. 479

afstand bewaard, lussclien liefderijke loenaderin.'j en oolmoe-dig ontzag: verstandig:, Ie midden in , geleg:en. Geen kind, dat zijne ouders aan zou spreken op den oneerbiedig:en loon vannbsp;hel lag:e laalg:ebruik. Evenmin kussen de kinderen hunnenbsp;ouders, ’s oehtends of ’s avonds, anders dan op de hand. »

(— Bacio alia mano. —) Wanneer de Romeinen dus zien, hoe wij, Franschen, met onze kinderen omgaan, dan zeg:-g:en ze g;ewoonlijk — en, waarlijk, niet ten onreg:te: E unnbsp;dar troppo conjiden'za aififjli: « Zulk cene verlrouwlijk*nbsp;heid gaal wel wal ver ! »

Middelerwijl waren wij aan het doel onzer wandeling gekomen. Alvorens zijn laatste uur slaat, is de arme werkmannbsp;dikwerf reeds zoodanig van krachten uilgepul, dat bij zichnbsp;niet meer in slaat bevindt, orn in zijn levensonderhoudnbsp;behoorlijk te voorzien; doch, ook dan is Rome’s liefderijkenbsp;hand gereed, om hem eerie schuilplaats voor zijne oude dagennbsp;te ontsluiten, en, even als het pas geboren en verlalen, ofnbsp;hulpbehoevend kind te Rome eene wieg, en de arme krankenbsp;er een bed gespreid vindt, zoo treft ook de grijsaard er eennbsp;veilig toevluglsoord aan voor de kwellingen en plagen vaunbsp;een behoeftigen ouderdom. Dus heblien wij hem in Sinl~nbsp;Middel en in Santa-Maria-dei-Jngeli aangelrolïen, tenbsp;midden eener kalmte, waar ziel en ligchaam beiden rust ennbsp;vrede genieten, en zoo schijnt het, dat er geen-enkele schakel ontbreekt in den kelen van weldaden, door Rome aan hetnbsp;lijdend of hulpbehoevend mensehdom, overal en in alles,nbsp;bewezen; en toch heeft haar altijd wakend oog nog eene leemtenbsp;ontdekt, waarop, voor zoover ik weel, nog in niet eennbsp;ander land is gelet geworden. Dikwerf ziet men in de volksklasse oppassende huismoeders, echlgenooten van ijverigenbsp;werklieden, in nog jeugdigen leeftijd weduwen worden, vrouwen, die door zuinigheid met geringe middelen wel rond kun-

40

-ocr page 490-

480

HET DRIEVOÜDIG ROME.

nen komen, zoolang haar kostwinner leeft, maar, alléén in de wereld staande, het brood voor zich niet genoegzaamnbsp;kunnen winnen, en alzoo aan allerlei gevaren van kwaad ennbsp;zonde zijn blootgesteld. Intusschen is het rnoeijelijk, orn innbsp;haar lot en behoefte behoorlijk te voorzien, daar ze toch innbsp;de weeshuizen, evenmin als in de hospitalen der stad kunnennbsp;worden opgenomen, en voor het oude-vrouwengestichl hebbennbsp;zij de jaren nog niet bereikt. Dit netelig vraagstuk heeftnbsp;Rome evenwel volmaakt welen op Ie lossen door het openennbsp;van gestichten, waar arme weduwen kosteloos worden ingenomen, en alzoo onderdak hebben, ofschoon zij voor voedingnbsp;en kleeding zelve moeten zorgen, zoodal ze onbelemmerd kunnen uitgaan en ’t huiskonien, om, op die wijze, in volkomennbsp;vrijheid een eerlijk stuk brood Ie kunnen gaan verdienen. Wijnbsp;bezochten het te dien einde door den menschlievenden artsnbsp;Jozef Ghislieri, in Torre-del-Grillo, ingerigte weldadigheids-gesticht, waar zes dergelijke weduwen gehuisvest zijn.nbsp;Vandaar begaven wij ons naar hel Forum van Trajanus, waarnbsp;mede zulk eene woning, op kosten der vorsllijke familienbsp;Ruspoli, onderhouden wordt, en iedere vrouw eene afzonderlijke woonkamer heeft. Tien weduwen worden er nog in hetnbsp;zoogenoemde Boschelto geherbergd; voorts bezochten wij ooknbsp;het weduwenhuis in de parochie van Sl. Laurens-*«-ZMcz«a,nbsp;waar wij allerminzaamst door den geachten pastoor werdennbsp;ontvangen. Het beste geslicht, evenwel, van dien aard is datnbsp;van Sania-Maria in-via, een gedenkleeken der weldadigheidnbsp;van het vorsllijk geslacht Barberini: daar, namelijk, heeft elkenbsp;weduwe twee kamers, alsmede eene keuken ter beschikking 1).

Doch, eindelijk, daar breekt hel alles beslissend oogen-blik aan, die stonde , zoo wreed voor alle stervelingen , maar

1) ConstAiizi, 130^ Morich. 157.

-ocr page 491-

481

tIEFüEZOHGEJJ VOOB KRANSEN EN DOODEN.

vooral zoo troostloos voor den verlaten arme, ik bedoel het pleglig stervensuur. Maar Rome, de leedere moeder, dienbsp;in alles voorziet, nam reeds aan het doodbed des lijders alsnbsp;eene trouwe wachtster plaats, om in hare liefdearmen dennbsp;stervende te omvatten, en in haren boezem zijn laatsten sniknbsp;op te vangfen. Ik wil hier niet van de ligchaainlijke zorgennbsp;spreken, waarmeê Rome de doodsponde zoo liefdevol gadeslaat ; welligt hebben andere beschaafde steden dat mededoo-gen met haar, in gelijke mate, gemeen; doch, wat denbsp;zielezorg aangaat, die hier, in de eeuwige stad, aan denbsp;stervenden besteed wordt, daarvan zal wel nergens elders ternbsp;wereld de weêrga te vinden zijn. Om niet te wijdloopig tenbsp;worden, ga ik met stilzwijgen voorbij de vrome broederschappen, wier bijzondere roeping het is, bij een doodbednbsp;tegenwoordig te zijn, zoo ook die, wier bezoek uitsluitendnbsp;aan de hospitalen gewijd wordt, alsmede nog vele andere werkennbsp;van godvrucht, strekkende, om voor de kranken bij God denbsp;genade te verwerven van een zaligen dood; alleen wil ik thansnbsp;met een enkel woord over de instelling van den II, Gamillus-de-Lellis spreken.

Zelden zult gij een of ander gedeelte van Rome door komen, zonder een geestelijke te ontmoeten, op wiens zwarten, met een mantel van diezelfde kleur overdekten priesterrok, twee groote roode kruizen, een links op het hart, en hetnbsp;andere op den regter-schouder zich vertoonen. Wel nu: dat zijnnbsp;de volgelingen van den H. Catnillus-de-Lellis, door groot ennbsp;klein, door oud en jong geëerd en bemind, als de kranken-verzorgers^ of ziekenpriesters, die, te aller ure, dag ennbsp;nacht, aan de krank- of sterfbedden niet alleen geestelijke hulpnbsp;en troost gaan brengen, maar zelfs aan het ziekbed, zoonbsp;van armen als rijken, van vreemdelingen en landgenooten,nbsp;allen mogelijken ligchaamlijken bijstand vcrleenen , om

-ocr page 492-

-i83

HET DRIEVOUDIG ROME.

’t even, of de kwaal al dan niet besmeilijk zij; zij blijven, als trouwe wachters, als onversaagde krijgslieden, kalm, op den hun toevertrouwden post; en, gelijk dit in denbsp;middeleeuwen gebruiklijk was, zoo bleef ook nu nog (ofschoonnbsp;dan ook al minder of in ’l geheel niet noodzakelijk) bij denbsp;aanneming dezer geestelijken in hunne orde het gebruik innbsp;zwang , om, bij de gewone geloften , ook nog eene vierde Ienbsp;voegen, namelijk, van zich nimmer aan de verpleging vannbsp;pestzieken te zullen onttrekken. Later zal ik gelegenheid hebben , om over hun huis en hun heiligen patroon met eennbsp;enkel woord te spreken.

Moge dan ook de arme sterven, daarom toch is hij niet verlaten. Tallooze vrome broeders komen elkander bij zijnnbsp;sloflijk overschot hel voorregt betwisten van hem af te leggen,nbsp;en op hunne schouderen nasiv he.\. Campo Santo ^ het kerkhof,nbsp;heen te dragen. Doch, hij sterft builen de stad, inde zoogenaamde romeinsche Campagne^ waar het steeds zoonbsp;onheimlijk is, deels door de onveiligheid der wegen, deelsnbsp;door de malaria, of ongezonde luchtsgesleldheid; geen noodnbsp;evenwel; zooals Tobias teNinive, eveneens tart de menschen-min hier alle mogelijke gevaren ! Men moet welen, dal legennbsp;den oogsttijd, onlelbrc daglooners uit het Sabijnsche gebergtenbsp;naar de romeinsche Campagne heenkomen, teneinde bijnbsp;de boeren op den bebouwden akker te midden der woestenbsp;velden te gaan arbeiden; doch, zoodra valt de zomerhittenbsp;niet in , of zij worden meestal door zware ziekten aangetast;

« Hunne longen, die berekend zijn naar de fijne lucht der bergen, kunnen zich met den drukkenden dampkring dernbsp;vlakte moeijelijk verslaan, terwijl hun ligchaam, dal allenbsp;poren voor de zon opende, plotseling als verijsd wordt doornbsp;den invloed van den killen dauw en van de uitwasemingennbsp;des bodems, waarop zij meest gewoon zijn, zich ter ruste

-ocr page 493-

AARTSBUOEDERSCIIAP VAN DEN GOEDEN DOOD. 485

neer te leggen. Zoo tast de koorts er dan ook dagelijks ver* scheiden aan, die door den Caporale, (of opperste dezernbsp;daggelders) mei wien liet soms in ’t geheel niet veel beternbsp;gesteld is, naar zijne Iml worden overgebragt, waar bij Imnnbsp;een weinig citroenwater toedient, en ’s avonds in een wagennbsp;doel opladen, orn hen naar een soms tien of twaalf mijlennbsp;vandaar gelegen hospitaal te vervoeren. Hel edele en vromenbsp;geslacht Doria Pamphili heeft het eerste, maar ook éénig-geble-ven voorbeeld gegeven van een gemaklijk voertuig op elke boerderij beschikbaar Ie stellen, om aan deze koortslijders die liefdenbsp;dienst te vervullen. Hel gebeurde ook niet zelden, dal deze soortnbsp;van zieken op den weg naar het gasthuis bezweken, of ook welnbsp;in koorlsijling zich van de hunnen verwijderden, en, zoodoende,nbsp;van vriend en magen gescheiden, den dood ten prooi vielen.

n Dien tengevolge waren eenige menschenvrienden er op bedaehl, om, door middel eener vrome broederschap, overal op hel platteland de hulpbehoevende zieken tenbsp;doen nasporen, teneinde ze Ie laten overbrengen naar helnbsp;hospitaal, of de lijken te doen begraven van hen, die, zonder bekendie wezen, Ier plaalse-zelve moglen overleden zijn.nbsp;Ware dit het geval niet, zoo zou in de wijdvermaarde Campagne, — waar hel oudtijds van paleizen en lusthoven wemelde, en geen ploeg rnogt worden geroerd — het lijk vannbsp;den armen landbouwer aan ’s hemels gevogelte ten prooi opnbsp;den akker liggen blijven, wanneer liet christendom in eenigenbsp;harten hel verheven gevoel van evangelische meèwarighcidnbsp;en liefde niet heilvol ontstoken had. Inlusschen mag ik tochnbsp;ook niet verzuimen, hier op te merken, dat de menschen-allécn niet geheel cn al de schuld zijn van cene ramp, dienbsp;voor een groot gedeelte veroorzaakt wordt door liet digi tenbsp;zamen hoopen van lallooze arbeiders in eene ongezonde streek,nbsp;waar moeijelijk onderdak ic vinden is, en die op verren af-

-ocr page 494-

484 HET DRIEVOUDIG ROME.

iland van de groole sleden verwijderd ligt. Men houde in het oog, dat er pachlers zijn , die acht of negen honderd zulke maaijersnbsp;op hun land in ’t werk hebben. Evenwel zeker is het, dat hetnbsp;bestaande en onvermijdelijke kwaad toch veel verminderd ennbsp;het lot dezer bouwlieden aanmerkelijk verbeterd worden kan,nbsp;door het nemen van eenige maatregelen, die evenzeer doornbsp;het pauslijk bewind als door de fransche regering dringendnbsp;aanbevolen zijn » 1).

Begeerig, om de zoo liefderijke en zoo lofwaardige vrome broederschap eenigzins van nabij te loeren kennen, die vannbsp;verre de arme kranken gaat opzoeken, of er de dooden begraven, gingen wij naar de Via-Giulia heen, waar zij harenbsp;kerk heeft. Wij vernamen daar , dat die vereeniging van 1351nbsp;dagleekent, en zeer talrijk is, bestaande uit fatsoenlijke lieden, en waaronder zich ook zelfs eenige personen van aanziennbsp;bevinden. Zoo telde zij bij voorbeeld eenmaal onder hare ijverigste leden den H. Karei Borromeus, neef van den destijdsnbsp;regerenden paus. Zij dragen een lang zakkleed van wit linnen.nbsp;Juist toen wij in de kerk waren, kwam daar berigt, datnbsp;er in de Campagne hulp noodig was, en oogenbliklijknbsp;kwamen eenige broeders loegesneld, trokken hun dienstge-waad aan, en togen onverwijld op weg. Hun werkkring strektnbsp;zich lot op een afstand van twintig of dertig mijlen buitennbsp;Rome uit, en, onverschillig, nacht of dag, winter of zomer,nbsp;zij volbrengen immer met denzelfden ijver hun liefdepligtnbsp;«an de arme lijders, wier lijken zij hel regt hebben, op elknbsp;kerkhof te begraven, dat hun daartoe geschikt voorkomt,nbsp;en waarvan zij er gemiddeld dertien elk jaar in de Campagne^nbsp;tusschen negen en zeventien mijlen afslands van Rome, ternbsp;«arde bestellen.

1) Dc Tournon , Etud. stat. sur Home, t. 1,, p. 28S$.

-ocr page 495-

488

AARTSBROEDERSCHAP VAN DEN GOEDEN DOOD.

Binnen Rome zelve strekt diezelfde broederschap, even als noquot; vele andere soortgelijke vrome vereenigingen, tot helnbsp;begeleiden der dooden naar hunne laatste rustplaats. Te diennbsp;einde, ziet men ze, twee aan twee, in kostuum, met eennbsp;langen en smallen standaard vooruit, opirekken, het gelaatnbsp;overdekt met een kap, waarin twee openingen zijn gelaten ,nbsp;om er door te kunnen zien. Zoo begeven zij zich naar hetnbsp;aangeduide huis, waar het lijk ligt, dat door hen, ondernbsp;p.salmgebeden en bij fakkellicht ter kerke heengedragennbsp;wordt. De confreriën van Rome vergezellen zoodoende nietnbsp;alleen hare eigen lidmaten, maar ook andere overledenennbsp;naar het graf.

En ziedaar dan nu een volledig tafereel geschetst, hoe de arme, van af zijne intrede in hel leven, liefderijk ontvangen , gevoed, verpleegd, op allerlei wijzen bijgestaan ennbsp;geholpen wordt in ziekte en in nood, totdat de dood hem uitnbsp;de wereld komt wegnemen, en zijne broeders hem ter rustenbsp;leggen in den schoot der aarde, waaruit hij eenmaal tennbsp;eeuwigen leven verrijzen zal. Zoo hoog en innig is de gedurige achting, welke het chrisllijk Rome zelfs voor Adam»nbsp;geringste kinderen koestert en ten loon spreidt. Wanneer mennbsp;dal tafereel vergelijkt met wat het Rome der Imperatorennbsp;ter beschouwing aanbood, dan zou men, in de daad, welnbsp;zeer blind moeten zijn , om in die herschepping en ommekeernbsp;van zaken niet, onderbet glansrijksle lichtpunt, hel schitterendst mirakel te zien, dal hel menschdom zoo volkomennbsp;van zeden, gewoonten en denkbeelden veranderen deed. Doch,nbsp;hooger en hooger stijgt nog de bewondering en met haarnbsp;tevens de dankbaarheid, wanneer men bedenkt, dal Rome’snbsp;liefdevuur zelfs in het graf zich niet blusschen laat, maar totnbsp;in den school der eeuwigheid met moederlijke leederheidnbsp;voortduurt en voortwerkt, lot eindeloos behoud van hel

-ocr page 496-

486

HET DIllEVOUDlG HOME.

haar zoo dierbaar kroost. 6, Had ik slechts eene pen, die in staat was, Rome’s liefdevolle bekommeriu;]; te schetsen voornbsp;die dezer wereld overleden zijn! Gij, die zoo g:aarne in dennbsp;geest vertoeft bij wat de vroegere eeuwen van vurig geloof,nbsp;en de roerende godsdienstgebruiken onzer vrome voorvaderennbsp;treffends ter herinnering achterlieten, ó, begeeft u heennbsp;naar de heilige Stad; en, wanneer het u vergund zal zijn,nbsp;haar te aanschouwen, zoo hebt (ik bid het u) oogen, omnbsp;er ook nog andere zaken te zien dan paleizen, schilderstukken, beeldhouwwerken, obelisken, sehouwburgen en nau-uiachiën der heidensehe wereld en van den modernen tijd:nbsp;leert Rome in Rome grondig kennen !

Teederlievende Rachel, gij , heilige moederkerk en mec-slressc aller overige kerken, gij zijt zonder ophouden bekommerd en bezorgd niet slechts voor uwe levende kinderen , maar ook voor hen, die zijn weggenomen door den dood.nbsp;ó Welk een troost is het voor haar, die ijverige en altijddurende zorgen steeds met den gezegendsten uitslag bekroondnbsp;te zien! Wij wilden het genoegen smaken, om van nabij g.a(!enbsp;te slaan, welke pogingen door haar te dien opzigle in ’t werknbsp;worden gesteld, en begaven ons alzoo naar eene der sehoonstenbsp;kerken van de Fia-Giulia ^ waar, sedert drie eeuwen denbsp;aartsbroederschap del-Svjf'ragio gevestigd is, eene gebeds-vereeniging, die zich over geheel de katholieke wereld uit-slrekt, en waarbij zich een onnoemlijk lal van allerlei ver-dicnsllijke werken aansluit, aalmoezen en zielemissen, lotnbsp;lafenis der lijders in de plaatse der zuivering na den dood.nbsp;Daarenboven verdient hier ook rmg herinnerd te worden denbsp;zeer talrijke broederschap, waarvan vroeger reeds met eertnbsp;woerd gesproken is, die, namelijk, eiken avond, zieh volijverig naar San-^^'piriio heen begeeft, om te. ziert, of daarnbsp;ook lijken ter begrafenis gereed zijn , en vervolgens in statigerr

-ocr page 497-

AARTSBROEDERSCHAP VAN HET SDFFRAGHIM. 487

oplogt naar het kerkhof van den Janiculus trekt, om daar oen uur lang op de graven der afgestorven broeders en zusters hun vroom gebed te storten. Daarenboven telt men nognbsp;twintig andere vrome vereenigingen, die, eiken dag, tegennbsp;het vallen van den avond, in de versehillende godshuizen ennbsp;hospitalen , de zielen der afgestorvenen gedenken in het gebed. Eindelijk, wanneer de herfst voorbij en de winter innbsp;aantogt is, zoo begeef u dan op den somberen allerzielendagnbsp;naar de kerkhoven heen van den Janiculus, van Sint-Salvator ^ der Lievevrouwe ter F'ertroosting en van Santa-Maria-in-Trastevere; gij zuil er eene onafzienbare schaarnbsp;ontmoeten van geloovigen, verzonken in het vurigst gebed,nbsp;dat door hen, op den akker des doods en der opstandingnbsp;tevens, ernstig-liefderijk den hemel wordt toegebragt voornbsp;de zielerust van die ons naar de eeuwigheid voor zijn gegaan.nbsp;Daarbij hebben tegelijk, nu en dan, afwislende voorstellingennbsp;plaats van enkele zeer roerende tafereelen uit de H. Schrift,nbsp;waartoe wassen beelden gebezigd worden, welke men zeernbsp;fraai te Rome vervaardigt en smaakvol weet te kleeden. Hetnbsp;volk hecht aan zulke tooneelen groote waarde, terwijl zijnbsp;tevens voor de kunstenaars, die zich met de inrigting ervannbsp;hezig houden, uitnemende stof tot studie van karakter ennbsp;ordonnancie opleveren. Het allerzielenfeest duurt acht dagennbsp;lang, en altijd met dezelfde ijverige belangstelling en deelneming, voort t).

Doch , het is de Kerk niet genoeg, dat zij, ééns in ’t jaar, voor de lijdenden in de zuiveringsplaats aan God bet zoenoffernbsp;harer gebeden opdraagt; ó neen: dagelijks worden de overledenen , ook nog op eene andere christlijk-liefderijke wijze,nbsp;bij de levenden in herinnering gebragt. In 1480, namelijk.

en 2^1.

1) Constanzi, t. I, p. 72, 222

Drievoudig Rome. —* U. Dee).

41

-ocr page 498-

488 HET BRIEVOCDIG HOME.

werd er in Italië een Heilige geboren, die zijne eeuw tot roem en de Kerk tot luister zou wezen; hij heette Gaetano ainbsp;Tiena. Zijn liefderijk gemoed blaakte wel het meest voor denbsp;lijders in het vagevuur, en zoo bragt hij, te Rome gekomen,nbsp;daar een vroom gebruik in zwang, dat er nog heden tennbsp;dage is bewaard gebleven, en den naam van het Ave Marianbsp;der dooden draagt I). Nadat de nacht over de zeven heuvelennbsp;der Eeuwige Stad zijn zwarten nevelsluijer heeft neèrgehaald ,nbsp;slaken Rome’s kerktorenklokken een somberen toon, die denbsp;christenbevolking ernstig aan hare verpligling herinnert, om,nbsp;namelijk, alvorens ter ruste te gaan, de afgestorven broedersnbsp;te gedenken, die nog geen rust mogen genieten, maar, in denbsp;louteringsplaats der smarte, hoopvol smachten naar uitkomstnbsp;en vrede in de zalige verblijven der eeuwigheid. Zoodra heeftnbsp;het klokgeklep zich niet doen hooren, of van duizende lippennbsp;zweeft het plegtig De profundis hemelwaarts op. Ook nognbsp;andere kleine gebeden worden soms daarl^ij gevoegd, die tenbsp;vinden zijn in een boekje, dat algemeen onder het volk verspreid is, en stichtelijke oefeningen bevat voor eiken dagnbsp;der week 2).

En ziedaar dan nu in eenige flaauwe trekken een tafereel gemaaid van wat Rome voor de overledenen liefdevol ver-rigt. Zeker, niemand zal het kunnen loochenen, dat ditnbsp;alles toch meer goed doet aan het harte, dan het gezigt dernbsp;praalgebouwen, ja, zelfs der luisterrijkste feestvertooningen,nbsp;waarop de Eeuwige Stad zich zoo bij uitnemendheid verheffen mag. In ieder geval kan de reiziger, hoe onver-»nbsp;schillig hij overigens ook zijn moge, daaruit toch leeren,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Raccolta di Indulgcnze, p. 486; Roma , 1841.

2) nbsp;nbsp;nbsp;II purgatorio apcrto alia piëta de viventi. (De zulveringsplaattnbsp;voor de godvrucht der levenden geopend.)

-ocr page 499-

489

DE SACCOM.

fJat de heilige Meestresse des Geloofs tevens de gewijde Moeder der hoogste Liefde is; en dat, van af den drempel des levens, tot aan de poorten des doods, de arme geen oogen-hlik aan hare leedere zorgen en altijd waakzame menschenminnbsp;onttrokken wordt of kan ontgaan. Voorwaar, voorwaar, innbsp;eene eeuw, als welke wij beleven, heeft zulk eene ervaringnbsp;toch wel eenige beteekenis!

lO ff'ebraarlj.

De Sacconi. — Bijzondere aalmoezen. — Een blik in Rome’s liefdadigheid.

Het was koud, nevelaehllg en de weg overal zeer sterk beslijkt. Ik maak van al deze bijzonderheden opzetlijk melding, dewijl zij wat ik, als hoogst-bewonderenswaardig, hiernbsp;ga opteekenen, te glansrijker doen uitkomen. Toen wij denbsp;hoogte van het Kapilool overgingen, en de gijzelkamer voorbijkwamen, ontmoetten wij twee personen, die, stilzwijgend,nbsp;één aan elke zijde van het wandelpad, daar heen traden,nbsp;blootvoets, geheel in een wit linnen kleed gewikkeld, metnbsp;eene uit dezelfde stof vervaardigde en daaraan bevestigdenbsp;kap, bij wijze van masker, waarin enkel een paar openingennbsp;voor de oogen waren aangebragt, maar wel zoodanig, datnbsp;men toch niet ontdekken kon, wie er onder verborgen was.nbsp;Zij hadden ieder eene beurs in de hand, welke zij, zondernbsp;spreken, huis voor huis, den bewoners voorhielden, en waarinnbsp;deze allen ook eene aalmoes staken, die hun vergolden werdnbsp;door eene diepe buiging, ten teeken van erkentlijkheid,nbsp;waarna de vermomde bedelaar zijn weg terstond weêr naarnbsp;den naasten buurman vervolgde. Geen wonder, dat wij nieuws-

-ocr page 500-

490 BET DUIEVOUDIG ROME.

gierig aan den vriend, die ons verzelde, de vraag rigtten: « wie toch die inenschen waren, en wat zij eigenlijk in dennbsp;zin hadden?» Het antwoord was; « Dat zijn de Sacco?ii,nbsp;dus genaamd naar het zakkleed, waarin zij gewikkeld zijn.nbsp;Men moet weten, dat er te Rome eune vrome vereenigingnbsp;bestaat, uit de voornaamste edelen, priesters en kardinalennbsp;zamengesteld, met het doel, om aalmoezen in te zamelen,nbsp;ten behoeve hoofdzakelijk van zulke armen , die wegens schuldnbsp;gegijzeld zijn. Daartoe gaan de leden dezer broederschap,nbsp;eens ter maand, in de straten rond, om giften op te halen,nbsp;zonder dat kou of regen die mensclilievende barrevoeters kannbsp;afschrikken of terughouden van den weldadigen pelgrimslogt,nbsp;door al de wijken der stad. Gij ziet, hoe ze overal met liefdenbsp;en belangstelling ontvangen worden ! Het volk koestert voornbsp;hen eene groote achting, en geen rijke zou het ook wagen,nbsp;hun, die zeker, zoo niet tot hunne familie, dan toch stellig totnbsp;hunne vrienden behOoren, zonder eene aalmoes af te wijzen.nbsp;Mogelijk wel zijn de Sacconi, die ons daar vooruitgaan,nbsp;twee kardinalen of Romeinen van vorstlijk geslacht. »

Mij dunkt, zulk eene weldadigheid mag van den echten stempel heeten. Men zegge alzoo niet, op het voorbeeld vannbsp;sommigen dier oppervlakkige viugreizigers, — gelijk er,nbsp;helaas, velen over Rome hun oordeel vellen — dat er voornbsp;de Romeinen niets anders bestaat dan spektakel en veinzerij,nbsp;en, wat hunne liefdadigheid aangaat, dat zij al te zeer opnbsp;hun gemak en genoegen uit zijn, om zich met weldadigenbsp;aangelegenheden te bemoeijen , waaraan eenige opoffering ofnbsp;de minste verloochening van zich-zelven verbonden is. Hier,nbsp;bijvoorbeeld, met de Sacconi^ hebben wij het bewijs, datnbsp;er aan geen spektakel gedacht wordt door menschen, zóódanig vermomd, dat niemand, zelfs geen vriend in staat is,nbsp;om ze te herkennen, noch aan hunne spraak, noch aan hunne

-ocr page 501-

PARTICDLIERE AALMOEZEN. 491

grelaatslrekken. Kan er dus op eenige wijze wel ijdel glorie-bejag of eenig lijdelijk voordeel, hoegenaamd, beoogd worden door deze aanzienlijke bedelaars, ongeschoeid heelnbsp;Rome afloopende, door wéér en wind, zoowel des wintersnbsp;als in den zomer, bijna een ganschen dag lang, en gewikkeld in een zakkleed van de grofste stof? De vraag is, ofnbsp;die stelselmatige beschirnpers van alles, wat de godsdienst dennbsp;mensch edels in ’t harte legt, wel den moed zouden hebben,nbsp;om evenzoo te handelen ? Wij raden hen, die naar den maatstafnbsp;hunner ijdelheid — het vaste erfdeel van Adams kroost —nbsp;de daden van al hunne natuurgenooten zoo ligtzinnig beoor-deelen, om de proef eens te nemen, teneinde de volksgunstnbsp;zich op die wijze, en tol dien prijs te verwerven! Wanneernbsp;wij hen zóó aan ’t werk zullen zien, dan eerst mogen wij totnbsp;de overtuiging komen, dat ook mensehlijke inziglen eenenbsp;dusdanige zelfverloochening kunnen doen geboren worden.nbsp;Zoolang dit evenwel nog het geval niet zal zijn, sla men onsnbsp;toe, bij hel geloof te blijven volharden, dat alléén het Evangelie in slaat is,, om den mensch, — en wel gedurig aan,nbsp;reeds vele eeuwen lang — tot eene opoffering te brengen,nbsp;zoo groot als die, welke wij hier bedoelen, en waarvan denbsp;aard, zeker, dubbel strijdig is met ’s menschen weeke ennbsp;zinlijke natuur.

Wij kwamen door wat ons daar zoo even onder het oog was gekomen, als van zelf, op een ander onderwerp, hetgeennbsp;er in onmiddelijk verband mcê slaat, namelijk de particuliere aalmoezen, die te Rome worden uitgereikt. Dit puntnbsp;ontbrak nog aan het volledig overzigt van wal de Sinl-Pieler-stad, ten aanzien der openbare en persoonlijke weldadigheid,nbsp;zoo bijzonder gunstig onderscheidt. Nog leeft de nagedachtenis van Hendrik IV, bij de Franschen in zegening voort,nbsp;van hem, die eenmaal den wensch uildrukle, dat al zijne

41

-ocr page 502-

HET DRIEVOUDIG ROME.

onderdanen 's zondags een hoen op den disch mogten kunnen brengen! Te Rome is de weldadigheid zóó groot, dal elkenbsp;arme alle dagen een goed maal kan doen. Vooreerst komennbsp;hierin aanmerking twee schoone inrigtingen, wier bijzonderenbsp;zorg zich uilsirekt lot zulke behoel'tigen, die, in voorspoednbsp;geboren en opgevoed, te zwaarder zich onder den krommenden last der armoede gedrukt voelen. \)^ Aartsbroederschapnbsp;der n. Apostelen en der Godlijke Barmhartigheid beijveren zich gedurig, om, meestal op zeer bedekte wijze, ennbsp;dus met inachtneming van alle kieschheid, soms alleronver-waehtsl, fatsoenlijke weduwen en ongelukkige huisvaders,nbsp;bij te staan, zoo met geldelijken, als met alle andere soortennbsp;van onderstand. Eerstgenoemde stichting dagteekent van dennbsp;jare 1564, en werd in het leven geroepen door eenige vromenbsp;bezoekers der kapel van het H. Saerament, in de kerk dernbsp;H. Apostelen. Zij, die zich daar in den geest des gebeds zoonbsp;naauw met elkander vercenigd gevoelden, wilden ook, daarbuiten, tol een chrisllijk doel de handen in een leggen: tenbsp;allen tijde en alomme openbaart de geest des Christendomsnbsp;zich op zulk eene wijs! Zij wijdden zich dus aan het werknbsp;der armen toe, en bepaalden, voornamelijk, hunnen werkkring bij de fatsoenlijke klasse van behoefligen. Veertien ledennbsp;is deze vereeniging sterk, één voor elk kwartier der stad. Allennbsp;behooren tol adelijke of rijke familiën, en elk hunner reiktnbsp;jaarlijks honderd vijftig guldens aan aalmoezen uit.

De congregatie der Divina Piëta is haren oorsprong verschuldigd aan den eerwaardigen pater Giovanni Stanchi dinbsp;Caslel-Nuovo, die, ten jare 1679, eenige uitgelezen personen,nbsp;zoowel uit de geestelijkheid, als uil de leeken , vereenigde,nbsp;om aalmoezen te verzamelen voor familiën, wier tegenwoordige toestand met dien van vroeger welvaart jammerlijk verschilde. Door de grootmoedige bescherming, zoo van paus

-ocr page 503-

PARTICULIERE AALMOEZEN. 493

Innocentius IX., als van Clemens XII. en Benedictus XIII. hield deze conjjrejjalie, en wel in zeer bloeijenden staal, zich steedsnbsp;staande. Aangenaam was het ons te meer, haar eenigzins vannbsp;nabij te mogen leeren kennen, dewijl het ons daardoor, opnbsp;nieuw, bleek, dat Rome, waar het goede werken betreft,nbsp;altijd, en in alles hoogst verstandig, de overige beschaafdenbsp;natiën van Europa, verre vooruit is. De leden dezer aartsbroederschap zijn lusschen de dertig en veertig in getal. Zijnbsp;moeten volle vijf-en-lwintig jaren oud wezen, om ’t even, priesters of leeken.

« Hunne wijze van bedoeling — zegt monseign. Mori-chini — is, geloof ik, de beste, welke men volgen kan, en Rome mag er zich op verheffen, dat zij die het eerst in aanwending heeft gebragt, en reeds vóór anderhalve eeuw denbsp;algemeene beginselen van openbare en bijzondere weldadigheidnbsp;in praktijk toepasie, welke de baron De Gerando slechtsnbsp;theoretisch in zijn « f^isileur dupauvre (Armen-bezoeker)nbsp;ontwikkelde. Elke wijk der stad heeft haren afgevaardigdenbsp;{Depute)^ door twee andere leden-bezoekers {Membres vist-'nbsp;teurs) vergezeld. Er wordt geen onderstand verleend, tenzijnbsp;een bezoeker, in persoon, zich van den waren staal dernbsp;behoefte des belanghebbenden vergewist heeft-, en dan nognbsp;wordt die onderstand eerder in levensbenoodigdheden, dannbsp;wel in geld verstrekt, en liever aan een klein getal daardoor werkelijk geholjien behoefligen, dan dat men de be-deelingen over een grooler aantal familiën, zonder merkbarennbsp;invloed ten goede, versnipperen zou. Nachtlegers, klcederen,nbsp;aflossing van beleende panden, betaling der huis- of kamerhuur,nbsp;en broodkaarten zijn de meest gewone giften dezer weldadige vereeniging, die, volgens de voorschriften barer instelling, meer bijzonder in hare hoede heeft te nemen jongenbsp;dochters, weduwen, verlaten huismoeders, gevangenen.

-ocr page 504-

494

HET DRIEVOUDIG ROME.

boetelingen , jongelieden zonder middelen van bestaan en hulpbehoevende reizigers.

« Driemalen in het jaar heeft elke bezoeker eene zekere som gelds in zijne wijk te besteden, telkens van meer ofnbsp;min zeven honderd scudi’s (ƒ1800.), hetgeen een bedragnbsp;maakt van 2100 scudi’s telken jare, alhoewel de congregatienbsp;tenminste het dubbele dier som inkomen heeft, doch dat totnbsp;andere godvruchtige doeleinden besteed wordt. Zoo, bij voorbeeld , wordt er op Sinte-Anna-dag eeue buitengewone brood-uitdeeling gedaan, terwijl, daarenboven, inden loop van hetnbsp;jaar, soms ook nog wel deze of gene fatsoenlijke familienbsp;geldelijke ondersteuning geniet, wanneer men, namelijk , tenbsp;weten komt, dal éene zoodanige zich in oogenbliklijken noodnbsp;bevindt. In dat geval wordt de onderstand aan de belanghebbenden te huis gebragt door de daartoe opzellijk, bij hetnbsp;reglement van orde, bepaalde Afgevaardigden der stillenbsp;bedeeling , die geene verantwoording schuldig zijn van de doornbsp;hen bestede gelden, teneinde zoodoende de namen dergenen,nbsp;die dergelijke ondersteuning genoten hebben, niet op denbsp;registers der vereeniging ten eeuwigen dage zouden staannbsp;vermeld 1). »

Nog zou ik gansche bladzijden kunnen vullen, wanneer ik melding maken wilde van al die tallooze liefdewerken,nbsp;aalmoezen en inrigtingen van weldadigheid, die Rome’s roemnbsp;en leven uilmaken; doch, ik zal mij bepalen bij het, zooveelnbsp;mogelijk, karaklerizeren van dat voorlreflijk stelsel eenernbsp;philanlhropie, die zoo weinig in Europa bekend is, ennbsp;allerminst strookt met wat onze moderne staatshuishoudkundigen daarvoor uitgeven.

Vooreerst houde men in het oog, dal te Rome alles be-

1) Blz. 188.

-ocr page 505-

1gt;ARTICIILIERE AAlHOEiF.tf. 498

zield, beheerscht en bestuurd wordt door de Godsdienst, terwijl oreral elders alleen het natuurlijk gevoel van pligt en menschlievendheid den boventoon daarbij voert: dóar worteltnbsp;geheel de maatschaplijke orde van zaken in het Geloof. Aannbsp;het hoofd van alle liefdadige inrigtingen vindt gij daar dennbsp;naam van een heilige, van een vromen priester, van eennbsp;ijverigen christen, die er de grondslagen van legde, en allennbsp;dragen voortdurend den stempel van haren oorsprong, hetzijnbsp;in de benaming van broederschap, of wel in hare altijdnbsp;eenigermate kerklijke verordening. Een banier, met het beeldnbsp;vaneen Heilige tot patroon, strekt aan de broeders ten ver*nbsp;eenigingsteeken, gelijk diens leven hun tot een voorbeeld.nbsp;Meestal is eene kapel de vergaderplaats der confreriën, en harenbsp;reglementen dragen het kenmerk van een geheel katholiekennbsp;geest. Bij de uitoefening hunner goede werken zijn de ledennbsp;der broederschappen gewoonlijk in een onaanzienlijk gewaadnbsp;gekleed, doch dat met den ootmoed, die er bij past, volmaakt overeenkomt. Dezakmantel, dieniets dan eene kleinenbsp;opening voor hel uitzien toelaat, verbergt den daaronder schuilenden weldoener der lijdende menschheid geheel en al voor hetnbsp;bespiedend oog des navorschers, die te vergeefs in dal kleednbsp;den aanzienlijken, of, niet zelden , zelfs doorluchtigen vriendnbsp;der armen zou zoeken te ontdekken, wiens nederigheid zulknbsp;eene vermomming bij het verrigten van ’t heilig liefdewerknbsp;bij voorkeur wenschlijk rekent. Voor ons, Franschen, evennbsp;als voor alle andere natiën der XIX. eeuw laat zich dat allesnbsp;aanzien als eene verschijning uit het grijs verleden, als eenenbsp;herinnering uit vroeger dagen van geloof, als een droomgo-zigt der middeleeuwen 1).

Tegelijk met deze bron, als waaruit Rome’s liefdadigheid 1) De Bazel., pref., p. XXXIII.

-ocr page 506-

496 HEt DRIEVOCDIC nOMË.

too fuimschoots als zuiver voortvloeit, leeren wij ook nog drie andere eigenschappen kennen, waardoor zij zich van allenbsp;elders gebezigde weldadigheidsmiddelen loflijkst onderscheidt,nbsp;en wel, in de eerste plaats, haar vroeger ontstaan dan ergensnbsp;elders. De godshuizen van Rome zijn de oudste van allenbsp;in het westen gevestigde liefdegestichten, waaraan zij totnbsp;model hebben gediend, en, zeker, jaren, ja, eeuwen langnbsp;voordat de nieuwerwetsche philanthropen de pen opvatten, omnbsp;voor de liefdadigheid de toet te ontwerpen, had het Geloofnbsp;haar reeds in volle klaarheid aan de pausen geopenbaard,nbsp;en zulks als een noodwendig gevolg van de hun opgelegdenbsp;taak, om voor de beschaving der wereld te zorgen.

Het tweede onderscheidingsteeken is te Rome de rijke overvloedigheid van allerlei liefdewerken t immers, hebben wijnbsp;gezien, dat, onder al de sleden van Europa, de stad vannbsp;Sint-Pieter de weldadigste is. En geen wonder ook; het isnbsp;aan de zuivere bronnen van bet geloof, en uit de gewijdenbsp;grafsteden barer tallooze bloedgetuigen dat Rome onophoudelijk den geest van opoffering en zelfverloochening put, dienbsp;tot zulke groolsche en tol zoo tallooze werken van ziels- ennbsp;ligchaamskracht gedurig noodig is.

Eindelijk, het derde kenmerk, dat Rome’s liefdadigheid van alle andere onderscheidt, is de eenigzins vlotte, en mennbsp;zou bijna zeggen, onnadenkende wijze, waarop zij hare giftennbsp;en gaven aan den behoeftige uitreikt. Doch , men houde daarbijnbsp;in hel oog, dat een werklijk liefdadig gemoed, in liefde totnbsp;weldoen ontvlamd, weinig in slaat is tolde koele berekening,nbsp;of eene weldaad meer of minder goed zal zijn besteed; en hetnbsp;gevolg van die vurige zucht, om, zonder verder onderzoek,nbsp;eene zich voordoende ramp terstond te helpen lenigen, is tochnbsp;altijd dit, dat lijdende naluurgenooten opgebeurd worden uitnbsp;hunne ellende, en er tevens in ruime male aan de verplig-

-ocr page 507-

497

PARTICULIERE AALMOEZEN,

tinj van hulp en bijstand wordt voldaan, welke de eene christenbroeder aan den ander, in nood en lijden, oogenblik-lijk schuldig is 1),

En vandaar dus, dat men te Rome nog altijd bedelaars in de straten ontmoet. Wanneer de moderne philanthropie tenbsp;Rome de weldadigheid bestuurde, dan zou men er reedsnbsp;lang de bedelarij langs ’s heeren wegen hebben uitgeroeid ,nbsp;om zoodoende dat onaangenaam en lastig schouwspel aan hetnbsp;gezigt des vreemdelings, die de Eeuwige Stad bezoekt, te onUnbsp;trekken. Doch, men houde wel in ’t oog, dat de philanthrornbsp;pie het hart niet heeft eener Moeder, zooals dit met de warenbsp;christenliefde het geval is: zij zet den arme tot arbeidennbsp;aan, en verschaft hem de noodige middelen daartoe; maar,nbsp;kan hij niet arbeiden, dan zoekt zij hem er toe te brengen,nbsp;dat hij eerder eene liefdegift aan huis trachle te ontvangen,nbsp;dan eene aalmoes te gaan bedelen in de straat. Evenwel,nbsp;wil de behoeftige dat niet, wel nu, dan wacht zij zich daaromnbsp;toch van geweld te plegen aan een wezen, dat èn als mensch,nbsp;èn als arme, dubbele aanspraak op meêwarigheid en barmhartigheid heeft. Op dien grond was het dan ook, dat Leonbsp;XII, bij het instellen der bedeelingscommissiën, aan de erkende armen, die werklijk ondersteuning verdienden, de vrijenbsp;keus wilde gelaten hebben tusschen eene bedeeliqg aan huis,nbsp;of wel het zelf-ophalen van den bedelpenning in de stratennbsp;der stad. Zij, die het laatste verkozen, kregen, nadat hunnenbsp;namen ingeboekt waren, eene koperen plaat, met deze woorden er ingegrift: « Questuante in Jloma N.....gt;gt; Zij-alleen

hadden het regt van te bedelen; maar, na verloop van eeni-gen tijd, liet men ook aan anderen het langs den weg ophalen van aalmoezen oogluikend toe, zonder dat men op heq

l) De Razel., pref., p. XX.

-ocr page 508-

498

HET DRIEVOUDIG ROBE.

den zoo even bedoelden maatregel van toepassing maakte. Dusdoende, evenwel, werd er eene breede deur geopend voornbsp;een, zeker, al te groote menigte van bedelaars, die, weUnbsp;ligt, minder behoeftig waren, dan andere bedeesde armen,nbsp;voor wie op deze wijze de gift der weldadigheid, helaas, alnbsp;te jammerlijk verloren ging 1),

En zóó nu was het er meê gelegen, tijdens wij ons te Rome bevonden. Doch, wanneer men de verschillende en veelvuldigenbsp;moeijelijkheden en bezwaren, welke het pauslijk bewind, tennbsp;gevolge der algemeene staatkunde van Europa, ondervindt,nbsp;van nabij beschouwt, maar, vooral, wanneer men de regeringnbsp;van den Kerklijken Staat in haar bijzonder moederlijk karakter opvat, dan zal, als van zelf, de weinige bekommering,nbsp;welke zij ten aanzien eener policie-verordening aan den dagnbsp;legt, wier volstrekte noodzakelijkheid misschien nog niet zoonbsp;volkomen bewezen is, te beter begrepen worden. Neen, zekernbsp;is het nog geene uitgemaakte zaak, dat de fransche staats-verordening op het stuk der bedelarij zedelijker van strekking,nbsp;menschlievender van aard en minder kostbaar dan het bedelen^nbsp;zelf zou wezen. Door die verordening wordt, onder dezennbsp;of genen naam , de armentaxe ingevoerd; dat stelsel maakt,nbsp;overigens, tot misdaad, wat eigenlijk toch niets anders is dannbsp;een ongeluk; het berooft den arme van zijne vrijheid, ontrukt hem aan den kring van zijn gezin, en brengt hem,nbsp;daarentegen, dikwerf zeer noodlottig , in aanraking met tal-looze lotgenooten, wier diepe verdorvenheid soms, ja, nietnbsp;zelden, innig gepaard gaat met de zucht, om hun zedenbederfnbsp;ook nog verder en verder tot anderen uit te strekken, Denbsp;verblijfplaatsen, in Frankrijk voor de armen ingerigt, leveren,nbsp;even als de fVorkhouses in Engeland, te dien aanzien denbsp;treurigste ervaring op.

1) De Bazel., préf., p. CIV,

-ocr page 509-

EEN BlIK IN ROME S LIEFDAÜIGHEID. 499

Doch, gesteld, dat ons armen-slelsel volmaakt goed ware, zoo zou de billijkheid toch nog vorderen, dat men, alvorensnbsp;Rome’s ziens-en handelwijze ten deze te veroordeelen, denbsp;vraag besliste, of het, namelijk, wel mogelijk ware, eennbsp;ander stelsel dan het thans nog altijd gebezigde, daar in tenbsp;voeren. Om duizenden armen in vochtige en donkere holennbsp;bij elkaér te pakken, en hun daar alleen het uiterst-noodza-kelijke toe te reiken, om het rampzalig leven te kunnen blijvennbsp;behouden, waarlijk, als men dkt het middel noemt, geschikt, om de armoede en het bedelen te doen eindigen,nbsp;dan, zeker, behoort er het hoofd en het hart van een En-gelschman toe, om zoo iets uit te denken en uit te voerennbsp;tevens. Maar men wage het niet, om zulk een stelsel in Italiënbsp;toe te willen passen: eerder zou de Italiaan zich het levennbsp;laten ontrukken, dan het gezigt van zijn schoenen hemelnbsp;en de lieflijk-koesterende stralen zijner prachtige zon. Buitendien , de persoonlijke vrijheid is dadr nog te zeer geëerbiedigdnbsp;en de eigenbaat te weinig er bekend, dan dat de bevoorreglenbsp;standen der maatschappij zich geregtigd zouden achten, omnbsp;hun genot ten prijs van de ellende hunner ongelukkigenbsp;natuurgenooten te koopen 1).

Overigens moge men, op gezag van zekere reizigers, volstrekt niet gelooven, dat Rome de ware wieg en bakermatnbsp;der bedelarij is. In geenen deele. « Ten gevolge van de daarnbsp;in groot getal aanwezige werkhuizen, (zegt een beroemdnbsp;staathuishoudkundige) telt Rome op verre na zooveel armenbsp;lediggangers niet, als de meeste aanzienlijke sleden, dienbsp;zich op hare goede policie intusschen niet weinig laten voorstaan. Het getal bedelaars overtreft slechts weinig dat vannbsp;Frankrijks hoofdplaalsen » Q). Dat zij er menigvuldiger schij-

1) nbsp;nbsp;nbsp;De Bazclairc , pref., p. CV.

2) nbsp;nbsp;nbsp;De Villeneuve, du Pauper,, t. 11., p, 38ö.nbsp;DriCToudig Rome. — li. Deel.

4^

-ocr page 510-

soo HET DRIEVOCDIG ROME.

iien, wordt op tweederlei wijze veroorzaakt, vooreerst, uithoofde Rome ze in de straten laat rondloopen, terwijl Parijs hen achter het slot zet; en ten tweede, uithoofde zij doorgaans in ééne wijk der stad zich bij elkaêr bevinden, namelijk daar, waar zich de vreemdelingen aanhoudend ’t meestnbsp;vertonnen, in den Corso, lusschen het Spaansche plein ennbsp;dat van Venetië. Overal elders hebben wij weinig bedelaarsnbsp;ontmoet. En dan nog komen die armen meestal uit de aangrenzende stalen, uit de hertogdommen van Noord-Italië, uitnbsp;Lombardije, uit het koningrijk Napels, ja, zelfs uit Parijs:nbsp;zoo zag men daar, onder anderen, onlangs dien kreupelennbsp;bedelaar in zijn potsierlijk voertuig door de straten rondrijden,nbsp;waarmcéhij, op de boulevards onzer hoofdstad, de meêwa-rige aandacht der menigte langen tijd op zich gevestigd hield.nbsp;31en zou Rome, ja, wel van dien stortvloed van bedelaarsnbsp;bevrijden kunnen, te weten ongeveer op dezelfde wijze, zoonbsp;als Esopus aannam, om de zee leeg te drinken, namelijk,nbsp;wanneer men slechts al de rivieren, die er in uitloopen, zounbsp;willen afdammen i).

« Ziedaar alzoo cene aan elkaêr geschakelde en karaktermatige schels van Rome’s liefdadigheidsgestichten, voor zooverre, namelijk, hun werkkring zich ten aanzien der leniging van sloflijke ellende uitstrekl. Om ze naar waarde Ie kunnen schatten, moet men er twee hoofdlrekken niet bijnbsp;uil het oog verliezen: namelijk, hun katholiek en hunnbsp;italiaansch beginsel, met andere woorden, de zaak-zelve ennbsp;iioe er de menschen mee omgaan. Zulk een onderscheid moetnbsp;evenzeer gemaakt worden, waar het de beoordeeling vannbsp;dergelijke instellingen, ook bij andere natiën, geldt. Al*nbsp;beginsel beschouwd, mag men aannemen, dat, met betrekking

1) De Bazel., préf., p. CllI,

-ocr page 511-

ROTONDE VAN SINT-JAN-BIIITEN'DE-POORT. bOl

lot Rome’s liefdadigheidsinrigling, alles er goed, dikwerf bewonderenswaardig, ja, soms zelfs verheven schoon is; en zulks kan ook wel niet anders, dewijl de weldadigheid daarnbsp;de dochter is van den katholieken geest, die bijzonder in al,nbsp;wat goede werken betreft, duidelijk merkbaar ademt; echter,nbsp;wat aangaat de toepassing ^ zoo valt het niet te ontkennen,nbsp;dat de italiaansche geest daarin soms wel wat sterk doorstraalt, een geest, die, door zijne wuftheid, maar al Ie dikwijls zelfs de schoonste zaken ontsiert. Doch even zoo dragennbsp;ook de fransche, duitsche en spaansche liefdewerken en wel-dadigheidsinriglingen den stempel van het nationale karakter,nbsp;en waardoor deze soms niet minder in beginsel, dan in toepassing gebrekkig zijn. Te Rome, evenwel, geldt het alléénnbsp;de gebreken in de toepassing, of in den vorm, zoodat, wannéér alle wetten en reglementen daar naar den geest, die ernbsp;in gelegd werd, zouden uitgevoerd worden, het romeinschenbsp;bewind, in allen deele, een ideaal toonbeeld van gouvernement zou zijn 1). Mogt men dit eveneens van Frankrijknbsp;zeggen kunnen! » Intiisschen hadden wij honderd malen gelegenheid, om diezelfde zienswijze en oordeelvelling van toepassing te maken op elk ander punt van beschouwing, hetwelk de stad der pausen aanbiedt.

11 ITebruariJ.

De Rotonde van Sint-Jan-buiten-de-Latijnscho-poort. — Het Columbarium van Pomponius-Hylas, — en van het gesIacht-Voiusw.

— Het graf der Scipio’s. — De kruisweg in het Colosseum.

Nadat wij alzoo op al de levenspaden Rome’s liefdewerken van nabij hadden leeren kennen, te beginnen met de wieg,nbsp;en eindigende met het graf, zoo scheen het ons nuttig toe,

1) Dc Bazel., préf. , p. XXIII.

-ocr page 512-

309 HET DRIEVOUDIG ROME.

om bij dien eersten hoofdmijlpaal op onzen pelgfrimslogt, eenige oogenblikken halt te houden, om vervolgens den bliknbsp;over te brengen van de stojlijhe^ ligchaamlijke weldadigheidnbsp;op de onstojlijke^ of die van het verstand en het hart.

De kapel van Sinl-Jun-buiten-de-Latijnsche-poort was thans het doel onzer wandeling; déar, waar de apostel dernbsp;menschenmin de marteling onderging, wilden wij eene wijlnbsp;eerbiedig gaan vertoeven, en dien Heilige het offer toebrengennbsp;onzer vurige hulde en innige erkenllijkheid.

Langs den Triomfweg van hel Colosseum komende, is men spoedig op de F'ia Appia , zoo vermaard in de geschiedenis van het oude Rome, en waar thans een voetpad is over-heengelegd, enkel uit schoone marmerfragmenlen der oudheidnbsp;zaamgesteld. Wij gingen er langs tot aan de Thermen vannbsp;Caracalia, om daarna, links af, don Latijnschen weg [J^ianbsp;Latina) op te gaan, die heengeleidt naar de poort van diennbsp;zelfden naarn, en welke de Franschen, tijdens zij, ondernbsp;het keizerrijk Rome bezetten, digt hielden. Kon het anders,nbsp;of moest niet, bij het langs komen van dat pad, de herinnering in onzen geest zich opdoen, het beeld van den geliefdennbsp;leerling des Ileeren, die daar óók heen kwam, doch om ternbsp;strafplaats te worden gevoerd? Domilianus, zonder den minsten eerbied voor des heiligen grijze haren te koesteren, hadnbsp;hem, als een misdadiger, met ketenen beladen, naar Romenbsp;doen brengen, om, na eerst, op eenige schreden afstands vannbsp;de Porla-Latina, naar romeinsch gebruik, verachtlijk gegee-seld te zijn, vervolgens in den kokenden olie dood gemarteldnbsp;te worden. Doch de godsgezant steeg ongedeerd uil de ziedendenbsp;vloeistof omhoog, even als de vrome jongelingen uit Babylonsnbsp;gloeijenden oven ! Hij werd toen naar hel eiland Palhmos verbannen, lol zoolang Nerva de bloedplakkaten van zijnen bar-baarschen voorganger nog niet ingetrokken en vernietigd had.

-ocr page 513-

503

COLUMBARICM VAN POMPONIÜS-HÏLAS.

Ter plaalse-zelve, waarde heilige gemarleld werd, liet een Franschman, met name Adam, auditeur der Rola, indenbsp;XVI. eeuw, eene kleine rondvormije kapel opirekken, waarnbsp;de folterwerkluigen, die bij de wreede slrafoefeniujj van desnbsp;Heeren Discipel gebezigd werden, nog steeds zijn bewaard.nbsp;Binnen de kapel staat het volgende opschrift te lezen:

Martyrii palmam tulit bic athleta Joannes,

Principii verbum cernere qui meruit.

Verberat hic fuste proconsul, forcipe tondet,

Quem fervens oleum la;dere non val uil.

Conditur hic oleum, dolium, cruor atquc capilti Qua; consecravit inclyta Roma tibi.

Dit bezoek verschafte ons een dubbel genoegen: vooreerst moglen wij den wèlbeminden leerling des Zaligmakers ternbsp;plaatse-zelve huldigen, waar hij zijnen geliefden Heer ennbsp;Meester een zoo scliillerend bewijs van zijne liefde gaf. Ja,nbsp;zeker, is het eene hemelsche vreugde voor het hart, om opnbsp;het graf der martelaars zijn gebed te mogen storten; immers ,nbsp;niet slechts dat de bede dadr vuriger dan ergens eldersnbsp;hemelwaarts stijgt, maar het is, alsof er een gevoel in uwnbsp;binnenste daalt, dat u schijnt te waarborgen voor de barmhartige verhooring uws gebeds. Overigens zag ik in dezenbsp;kapel een monument van pliglmalige erkenllijkheid, daar tochnbsp;het Evangelielicht over ons, Franschen (Sequanen), van Sintjan is uitgegaan. Zijn leerling, Ireneus, zond ons Ferreol ennbsp;Fergeux als eerste missionarissen toe.

Hoofd en hart vol van die aandoenlijke herinneringen en gewaarwordingen, begaven wij ons naar een slechts weinigenbsp;schreden vandaar verwijderden tuin, waar ons eene geheelnbsp;andere soort van monument heenriep. Boven de deur vannbsp;een wenteltrap, die naar een diep onder den grond gelegennbsp;kelder geleidt, leest men: Columbarium libertoi-um domus

42

-ocr page 514-

504 HET DRIEVOUDIG ROME.

Augustae. Wij bevonden ons hier in de begraafplaats der vrijgelatenen van keizer Augustus. Toen wij in de eigenlijke doodenkamer, zijnde een vierkant vertrek, area genaamd,nbsp;gekomen waren, ontdekten wij, bij het licht onzer fakkels,nbsp;eene groote menigte kleine nissen, als duivennesten, columbaria, in de vier muren aangebragt; deze kleine nissen,nbsp;rondboogvormig, arcuatae^ in het front opgemetseld, zullennbsp;anderhalf voet hoog, en even zoo breed zijn. In het grondvlaknbsp;zijn van binnen twee openingen, of gaten gemaakt, die elknbsp;een aarden vat of pot, o//a, bevatten, waarin de asch ennbsp;verkalkte beenderen der overledenen, naar romeinsch gebruik,nbsp;bewaard werden. Een aarden deksel, operculum^ dekte denbsp;doodvaas of lijkbus, en vóór de nis was een steenen of welnbsp;marmeren plaat bevestigd, waarop de namen en hoedanigheden, tituli, van den overledene vermeld stonden. Opeennbsp;dier platen, welke wij voor eene nog ongeopende nis zagen,nbsp;leest men de hieronder volgende opschriften. Het eerstenbsp;heeft betrekking tot eene dier talrijke slavinnen, welke denbsp;aanzienlijke romeinsche vrouwen tot haar toilet bezigden,nbsp;en wel bij name hier Octavia. Het tweede geldt den slaaf-zilverbewaarder, aan de dienst dierzelfde vorstin verbonden.nbsp;Beide opsehriflen konden ruime stof leveren tot een breedvoerig oudheidkundig vertoog, want zij liehten de eigenaar*nbsp;dige gebruiken van het te Rome oudtijds in zwang zijndenbsp;leven, gelijk mede den aard van sommige slavendiensten, innbsp;eenige opzigten duidelijk toe I).

PESVS^E OCTAVliE CvESARIS AVGVSTl F.nbsp;ORNATRIClnbsp;VIX ANN. XVIll.


PIIIIETVS OCTAVI.I; CA3SARIS AVGVSTl F.nbsp;ARGENTORATO. FECITnbsp;CONTVRERNALI SVZEnbsp;CARISSIJliE ET SIBI.


1) Zie PIgnorius, De Servis.

-ocr page 515-

COLUMBARIUM VAM HET GESLACHT-VOLUSIA. 505

Aan het gewelf van het Columbarium hangen twee bronzen lampen, met zes of zeven pillen, die, zegt men, uit asbestnbsp;of amianlslof waren zaamgesleld, om altijd kunnen blijven doorbranden. De vorm dezer lampen is te Rome overigensnbsp;nog altijd in gebruik gebleven, len bewijze, — onder duizendnbsp;anderen meer — dat de overlevering bij een volk steedsnbsp;zeer diep wortelen schiet. Op de wanden ziet men eenig goednbsp;bewaard gebleven schilderwerk. Geniën voorstellende. Zulknbsp;een grafkelder, waar geen enkele gedachte toegang kreeg,nbsp;die slechts een zweem van onsterflijkheid huldigde, heeft,nbsp;in de daad, iets pijnlijks voor de ziel, die hier, bij den dood,nbsp;te vergeefs naar eenigen troost smachtend uilziet. Nognbsp;levendiger gevoelden wij dat hier, in de nabijheid der kapelnbsp;van Sint-Jan; doch ’t hevigst werden wij dien indruk gewaar,nbsp;toen wij, na een kleinen wijngaard doorgegaan te zijn, onsnbsp;bevonden in het Columbarium der familie-Volusia, zoo bijzonder berucht onder Nero’s bloedbewind.

Een enkele blik op dit grootsch gedenkteeken van vervlogen eeuwen geworpen, is genoegzaam, om tot de overtuiging te geraken, dat alle aardsche grootheid en luister hier in het stof der graven ten onder is gegaan. Dit Columbariumnbsp;zal ongeveer veertig voet hoog zijn, en vormt een parallelogramnbsp;van nagenoeg dertig voeten hoogte, op eene breedte van twintig voet. Het links en regls afglooijende gewelf rust op eennbsp;breeden pijler, te midden van het vertrek geplaatst. Tennbsp;gevolge der aanhooging van den buitengrond, ligt de zoldering van dezen grafkelder niet meer dan drie voet bovennbsp;den beganen bodem. Wij stegen er in af, en vonden daarnbsp;beneden ongeveer vijftien-honderd nissen, waar, zeker,nbsp;menige historische naam voor te lezen stond, die den bezoekernbsp;dezer grafstede stof in overvloed tot de ernstigste overpeinzing opleverde, lu den middenpijler is eene groolere

-ocr page 516-

K06 HET DRIEVOUDIG ROME.

DIS dan al de overigen, en daarin bevindt zich eene schoone, wit-marnieren lijkbus, waarop deze woorden gegrift zijn;

HE TANGITO 0 MORTAUSnbsp;REVEREREnbsp;MANES DeOS.

« Roer mij niet aan, o sterveling, heb eerbied voor de godlijke schimmen. »

De oudheidkundigen zijn van meening, dat deze vaas de beenderen van een afgodenpriester zal bevatten. Doch de heidenen waren steeds gewoon, de asch van alle dooden ondernbsp;bescherming der Goden te plaatsen; eerbiediging van het grafnbsp;is eene wet der menschheid, en voor de levenden eene nuttige les. Men kan dit voor achttien eeuwen door eene hei*nbsp;densche hand op eene lijkuru ingegrifte opschrift hier nietnbsp;lezen, zonder daarbij meer dan ééne opmerking Ie maken,nbsp;die ook voor den tijdgenoot wel van pas zou kunnen zijn. Iknbsp;vergal te zeggen, dat dit Columbarium eevsi voor weinigenbsp;jaren is ontdekt geworden, en welke omstandigheid dan ooknbsp;de reden verklaart, waarom het monument nog zoo volkomennbsp;bewaard bleef, en het schilderwerk, dat de wanden quot;ersiert,nbsp;er zoo bijzonder frisch uitziet.

Al de omliggende wijngaarden zijn als zoovele rijke mijnen van Columbariën. Dit wordt daardoor veroorzaakt, dewijl zijnbsp;aan den Appischen weg liggen, waar zich de meeste begraafplaatsen van het oude Rome bevonden. Men behoeft alzoonbsp;déar slechts te graven, om allerlei oudheden, monument-steenen, basreliëfs, graflampen, gereedschap van onderscheiden aard, stukken van loilellooisels en vele andere belangrijkenbsp;voorwerpen meer, in dezen bodem te vinden. Zoo, bijvoorbeeld, zagen wij hier een uitmuntende marmeren graftombe,

-ocr page 517-

GRAF DER SCIPIOS, S07

heerlijk bewerkt en volmaakt bewaard gebleven, waarop een ^¦¦'jgsgevecht tusschen Romeinen en Gaulers in basreliëf wa»nbsp;afgebeeld: ons voorgeslacht (de Galliërs) zijn kenlijk aan denbsp;Torques, of ringsnoeren, welke zij om den hals droegen.

Daar wij nu toch eenmaal aan het doodenbezoek waren, zoo begaven wij ons dan ook nog eens naar de F^ia Jppia,nbsp;om daar het graf der Scipio’s te gaan zien, welk beroemdnbsp;monument in 1780 ontdekt werd. Het had twee verdiepingen;nbsp;de eerste is in zoogenaamden tufsteen, lithoïde, uilgehakl;nbsp;van de tweede is nagenoeg niets meer overig; zij was eenmaalnbsp;versierd met marmeren halfkolommen, en met nissen, voornbsp;de standbeelden der familieleden bestemd. Van toortsennbsp;voorzien, stegen wij, langs een pas gegraven kronkelpad, innbsp;de onderste verdieping af. De eerste graftombe, welke wijnbsp;aantroffen, was die van Publius-Gornelius Scipio, Jlamennbsp;dialis (Jupiters opperpriester); het opschrift duidt dat aan.nbsp;Verder zagen wij er ook nog de grafsteden van Spanje’s overwinnaar , en van Lucius-Cornelius Scipio, den zoon van Scipio»nbsp;Asialicus, en kleinzoon van Scipio Africanus. Al deze graftomben waren in tufsteen uitgehouwen, doch zonder, in ’t minst,nbsp;te gelijken aan de loculi der catacomben, alhoewel het geslacht Cornelia tot op Sylla, als bij uitzondering op dennbsp;algemeenen regel, zijne dooden niet verbranden liet. Puinnbsp;van grafsteden! Ziedaar dan uw eindlol, doorluchtig geslacht,nbsp;dat zooveel groole mannen voortbragt, wier naam, eeuwennbsp;lang, de wereld vervolde met bewondering en met schrik ! Ziedaar alles, wat u overbleef! Ijdelheid van allen roem, die doornbsp;de wijding des Christendoms niet ter onsterflijkheid is geijkt!

Op den Triomfweg wéér gekeerd, waren wij daar getui. gen van een nieuw, verbazend groot kontrast in het Colosseum.nbsp;Eene menigte rijke ekwipaadjes stond, namelijk, aan de voorgalerij van het onmelelijk houvvgevaarte te wachten op de

-ocr page 518-

308 HET DRIEVOÜDIG HOME.

onderscheiden aanzienlijke personen van het uitgelezenst gezelschap, hetwelk zij derwaarts hadden heengebragt. Het was vrijdag, en ongeveer drie ure in den namiddag; er werdnbsp;kruisweg gehouden; een kruisweg in het Colosseum! Kuntnbsp;gij u iets plegislatigers, iets roerenders, iets indrukwekkender»nbsp;voorstellen! ja, daar, te midden van dat zoo dikwerf metnbsp;christenbloed, het bloed der edelste geloofsmarlelaren, even alsnbsp;met dat van diep-vertrapte slaven doorweekte strijdperk, staat,nbsp;opeen sleenen voetstuk, een groot kruis geplant; in de rondtenbsp;van dit f odium, waar zoovele rampzalige slagtoffer» dernbsp;romeinsche barbaarschheid n)Oorddadig werden omgebragl,nbsp;ziet men thans de veertien statiën van den kruisweg, ennbsp;overal het kruis, het kruis, dat zich op de puinen van hetnbsp;heidensch Colosseum zegepralend verheft. En dan daar, opnbsp;die gewijde plek, waar zooveel martelaren de waarheid desnbsp;Evangelies slaafden met hunnen laatsten snik, daar op diennbsp;heiligen bodem, ligt eene tallooze menigte van allerlei rangnbsp;cn stand, mannen, vrouwen en kinderen, diep-eerbiedignbsp;neérgeknield in ’t rond, of volgt, ópstaande, langzaam ennbsp;onder gebed en tranen een houten kruisbalk, die, van statienbsp;tot statie, door een barrevoeler Franciskaan, ineen ruwe pijnbsp;gestoken, hun vooruitgedragen wordt. En hoor nu, hoor,nbsp;diezelfde omtrek, waarin weleer slechts het gebrul van leeuwen, de kreet der tijgers, het gekerm der verwonden, donbsp;jammerklagten der stervenden, tegelijk met het handgeklapnbsp;en de juichtoonen van een brooddronken en bloedgierig volknbsp;vernomen werden, diezelfde plek weêrgalmt nu van de lieflijke bede, vloeijende hier te gelijk van de lippen eencr innbsp;Christus verbroederde schaar, welligt uit allerlei natiën,nbsp;onder denzelfden herderstaf vereenigd, doch die allen tegelijknbsp;in kinderlijken ootmoed stamelen: « 0«ae Fader^ die innbsp;de hemelen %ijl! » Dat gebed der liefde, ter plaatse waar

-ocr page 519-

509

VERSTANDELIJKE ELLENDE.

wraak eens huilde, — dat zegepralend christendom, op de plek-zclve, waar het heidendom er naar streefde, om hetnbsp;Evangelie te versmoren in het edelst marlelaarsbloed; ja,nbsp;voorwaar, dat is een kontrast, dat is een schouwspel, opnbsp;zich-zelf-alléén , den pelgrimslogt naar Rome honderdvoud

waardig!

13 irebritai-ij.

Verstandelijke ellende. — Rome’s liefdadigheid ten opzigte van die onderwijs noodig hebben. — Wijk- of buurtscholon. — De tucht,nbsp;die daar heerscht, — haar aantal. — Gralis-ondorrigt. — Sint-Jozet-van-Calasanz; — oorsprong zijner stichting; — de ontwikkeling er van. — Andere gratisscholcn voor kleine knapen.nbsp;— De doclrinairen, — de broeders der christlijke scholen.

Het weder was overheerlijk en noopte ons, om uit te gaan. Wij maakten gebruik er van, teneinde onze beschouwingen vannbsp;Rome’s liefdadigheid voort te zetten. Boven en behalve ’s men*nbsp;schen ligchaamlijke ellende, ziekte, armoede en dood, komennbsp;in aanmerking de rampen en de ellende van zijnen geest ennbsp;van zijn hart. Onwetendheid en dwaling, de hartstoglen metnbsp;al hun nasleep, ziedaar de kwalen, die den sterveling teisteren en ondermijnen in het edelste gedeelte van zijn wezen.nbsp;Wij stonden nu gereed, om te gaan nasporen wat Rome doet,nbsp;om dal kwaad te voorkomen of te herstellen. De onwetendheid wijkt, waar het onderwijs aanvangt. Wel nu, elk, innbsp;wal rang of stand hij te Rome ook geboren wordt, vindt er,nbsp;volkomen naar zijne behoefte, van der jeugd af aan, hulpbronnen in overvloed, om kennis en waarheid te putten. M'^ijnbsp;wilden eenigen er van meer in ’t bijzonder leeren kennen.

Zonder dal wij onze wijk nog verlaten hadden, zagen wij reeds vooreen huis, dal een zeer goed uiterlijk had, op

-ocr page 520-

310

HET DKIEVODDIG ROME.

een houten bord met jjroote letters aangeduid, dat daar eeric wijk’ of buurtschool gehouden werd. Deze soort van inrig-tingen is daarom dus genaamd, dewijl er oudtijds zulk eenenbsp;in elke wijk of buurt der stad gevonden werd. Bij mangelnbsp;van alle daartoe noodige bescheiden, is het onmogelijk, iets,nbsp;hoegenaamd, over den oorsprong dier scholen te kunnennbsp;zeggen. Eenige geschiedschrijvers knopen haar ontstaan vastnbsp;aan de oude onderwijs-inrigtingen, verordend door dennbsp;romeinschen senaat. Wat daarvan ook wezen moge, zooveel

is zeker, dat de wijk- of buurtscholen, ofschoon voor de

kinderen der volksklasse bestemd, nooit geheel kosteloos gehouden werden, en ook thans nog is dit niet het geval.nbsp;De onderwijzer ontvangt van eiken leerling eene maande-lijksche bijdrage van vier tot tien paoli (ƒ 1. tot /2.50).nbsp;Daar wordt onderwijs gegeven in den catechismus, hetnbsp;lezen, schrijven, de grondbeginselen van het Itaiiaansch ennbsp;Fransch, het rekenen, de gronden der aardrijkskunde,nbsp;en de geschiedenis, zoowel gewijde als ongewijde. Voortsnbsp;wordt er, eens ter weck, in een opvoedingsboek gelezennbsp;en geleerd, hoe men zich in de zamenleving fatsoenlijk tenbsp;gedragen heeft. Van vijf jaren af, worden de kinderen in dezenbsp;school toegelaten, tenzij ze ziek, onzindelijk of met eenenbsp;aanstekende kwaal behebt moglen wezen. De schooluren zijnnbsp;drie, ’s ochtends, en even zooveel ’s namiddags in getal, ennbsp;vangen aan, gelijk zij ook eindigen, met hel gebed, terwijlnbsp;de kinderen vóór schooltijd ’s morgens ook in eene naastbijnbsp;gelegen kerk ter Mis gaan.

Sedert de laatste vijf-en-twintig jaren is het getal der wijk- of buurtscholen aanzienlijk vermeerderd. Men telt ernbsp;thans te Rome vijf-en-vijftig, en wanneer er niet bij reglement van stadswege geboden ware, dat er een zekere doornbsp;de politiewet bepaalde afstand tusschen deze scholen moest

BSSil

-ocr page 521-

WUK- OF BIJURTSCIIOLEN. SH

in acht genomen blijven, zoo zou dal aantal, zeer zeker, zich nog veel meer uitbreiden 1). In de stad zijn ze allennbsp;onder het opperloevoorzigl van den kardinaal-vicaris, ennbsp;overal elders onder dat der bisschoppen geplaatst. Eene commissie, uit aanzienlijke geestelijken zaamgesleld, is met hetnbsp;dadelijk loevoorzigt over de scholen belast, en bezoekt zenbsp;dan ook gedurig aan. De examens van hen, die naar het onder-wijzersambt dingen, worden almede door deze commissienbsp;geregeld en afgenomen. De door haar afgegeven acte vannbsp;toelating is slechts geldig voor één jaar, en moet telken jarenbsp;worden vernieuwd. Diezelfde commissie reikt ook aan verdienstelijke leerlingen de prijzen uit, en komt voorts eensnbsp;Ier week bijelkaêr, om alles te behandelen en te beslissen,nbsp;wat ter zake van het lager onderwijs aan de orde van dennbsp;dag is. Overigens kiest en bepaalt zij ook de schoolboekennbsp;en heeft het oppergezag in alles, wat zoowel het onderrigl,nbsp;als de tucht in de scholen aangaat 2).

Tol in hel midden der vorige eeuw werd hel school-onderwijzersan)bl alleen door vreemdelingen bekleed, aangezien de Romeinen het beneden hunne waardigheid achtten. Zou men niet zeggen, dat ze allen Virgilius gelezen hadden,nbsp;en dat zij zich geroepen voelden, om voortdurend over allenbsp;natiën van de wereld hel bevel te voeren ? Doch, heden tennbsp;dage onttrekken zij zich aan dien post volstrekt niet meer,nbsp;overtuigd als ze zich gevoelen, dat de daaraan verbondennbsp;werkzaamheden niet alleen nuttig en eervol, maar, werklijk,nbsp;edel zijn, in de daad menschlievend en aller achting en eerbiednbsp;waardig; bovendien zorgt hel pauslijk bestuur er voor, datnbsp;zij, die zich aan deze taak wijden, de toekomst met ver-

-160.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Constanzi, t. I, p. 198-

2) nbsp;nbsp;nbsp;Morich., p. 217.

Drievoudig Rome. — 11. Deel.

45

-ocr page 522-

312 HET DRIEVOUDIG ROME.

trouwen te gemoet kunnen gaan. Eene maandelijksche bijdrage van drie 'paoli, in eene spaarkas te hunnen behoeve gestort, en waarbij uit de schatkist nog tien scudi’s gevoegdnbsp;worden, strekt tot een reservefonds, waaruit zij bedeeld ennbsp;ondersteund worden, die door ziekte, of om andere redenen,nbsp;buiten hunne schuld, mogten gedwongen wezen, om hunnenbsp;lessen te slaken. Daarenboven zijn er altijd twee door dennbsp;Staat bezoldigde onderwijzers gereed, om als plaatsvervangersnbsp;op te treden voor hen, die door ziekte builen bedieningnbsp;mogten geraken.

Ook in alle kwartieren van Rome vindt men wijk- of huLirtscholen voor de meisjes, die door onderwijzeressen worden bediend, voor wie dezelfde reglementen gelden, waarover wij reeds zoo even hebben gesproken. Die inrigtingennbsp;zijn mede zeer groot in getal, en ook zij komen daarin metnbsp;de vroeger beschrevene overeen, dat er niet geheel en alnbsp;kosteloos onderwijs gegeven wordt. Doch daar zijn toch ooknbsp;scliolen, waar de leerlingen volkomen gratis onderwezen worden, en waarvan ook wederom Rome het eerste voorbeeldnbsp;gegeven heeft, en wel onder de regering van paus Clemensnbsp;Vin., op het einde der XVI. eeuw.

In 1392 kwam Jozef van Calasanz te Rome aan. Hij was in het koningrijk van Aragon geboren, en paarde metnbsp;eene groote geleerdheid tevens de gave der nederigheid ennbsp;den edelsten ijver voor het goede, waarvan zijn landgenootnbsp;Ignatius de Loyola zoovele en zoo schitterende bewijzennbsp;gaf. üilhoofde zijner uitstekende geestvermogens, droeg denbsp;kardinaal Marco-Anlonio-Galonna hem lot het ambt vannbsp;kanonik-lheologus voor, maar hij verkoos veeleer in de schaduw het goede te bewerken , dan te schitteren in het licht dernbsp;wetenschap, en zoo dus trad hij in de aartsbroederschap dernbsp;H. Apostelen, die zich het uitreiken van aalmoezen aan de

-ocr page 523-

GRATIS-ONDERRIGT. 813

ai’tnen ten doel stelde. Doch, in dien werkkring kreeg hij ruimschoots gelegenheid, om lot de overtuiging te geraken ,nbsp;dat de onwetendheid eene vruchtbare moeder is van zonde ennbsp;van allerlei ramp. Het hart bloedde hem bij het zien omdwalen van eene tallooze bende jonge knapen door de stralennbsp;van Rome, waar zij, door het strafwaardigsl pligtverzuimnbsp;hunner ouderen, onder voorwendsel van het dagelijksch broodnbsp;te bedelen, zich aan allerlei ondeugd schuldig maakten. Helnbsp;godsdienstig onderwijs, slechts eenmaal ter week, en welnbsp;des zondags, in de parochiekerk, door hen bijgewoond, wasnbsp;geen toereikend zielevoedsel voor eene geheele week; en,nbsp;bovendien, waren er te Rome destijds nog geene anderenbsp;schoolhouders dan de zoogenaamde wijk- of buurtonderwij-zers, die slechts zeer karig door den senaat bezoldigd werden.nbsp;Jozef verzocht hen, dat zij die arme, ongelukkige kinderennbsp;in hunne scholen zouden toelaten; doch, zij weigerden dit,nbsp;tenzij men hun inkomen zou willen verbeteren. De edelenbsp;kindervriend klopte achtervolgens aan alle deuren, doch werdnbsp;overal, onder meer of minder gegronde voorwendsels, afgewezen.

En, daar hij nu al zijne pogingen bij anderen jammerlijk verijdeld zag, zoo besloot hij, om zelf handen aan het werknbsp;te slaan, weshalve hij, in de maand November van het jaarnbsp;1S97, dè eerste koslelooze school, in Santa-Dorothea-ïw-Trasteverenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ welke wijk der stad hij daarom verkozen

had, dewijl zich daar, te Rome, de grootste behoefte aan onderwijs openbaarde. De waardige pastoor dezer parochie,nbsp;Antonio Brendoni, stelde twee zalen te zijner beschikking,nbsp;en nam zelf persoonlijk aan de uitvoering van zijn edelaardignbsp;werk deel. Kort daarna voegden zich twee andere achtenswaardige priesters bij de beide hoofdslichters, en weldra leldenbsp;hunne school reeds eenige honderden leerlingen. Daar het

-ocr page 524-

314 HET DRIEVOUDIG ROME.

onderwijzen der armen onder de werken van barmharligheid verdient gerangschikt te worden, zoo noemde de heilige Jozefnbsp;zijne inrigting dan ook de godvruchtige school^ waarin hijnbsp;zelf onderwijs gaf in den catechismus, het lezen, schrijven ennbsp;rekenen. Daarenboven gaf hij aan zijne leerlingen kosteloosnbsp;alle noodige boeken en schoolbehoeften, welke zij, in hunnenbsp;armoede, niet in staat waren, zich-zelven naar behooren aannbsp;te schaffen.

Weldra ging zijne schoolinrigting naar het paleis-Vestri, in de nabijheid der kerk van San-Andrea-c?e^/«-/^a//e over,nbsp;waar zich eene vereeniging van vrome priesters tot het onderwijzen der jeugd vormde, en de heilige Jozef bekwam nunbsp;den titel van Prefect der godvruchtige scholen. Hij gaf aannbsp;zijne congregatie den roerenden naam van de armen van denbsp;Moeder-Gods der godvruchtige scholen. De woorden ar~nbsp;moede., Maria en onnoozele kindschheid werden alommenbsp;door een ieder begrepen, en, daar zij elks harte roerden, dedennbsp;ze tevens van alle kanten ruimschoots allen bijstand te gernoetnbsp;stroomen aan hen, die dat drietal veelbeteekenende woordennbsp;tot leuze voerden in hunne banier. Met vergete niet, hiernbsp;op te merken, dat Jozef, in zijn heiligen ijver, zelfs ooknbsp;joden-kinderen tot zijne scholen toegang gaf, en dikwerfnbsp;hoorde men hem in zijne leerredenen uitvaren tegen hetnbsp;misbruik, waaraan zich het gemeene volk van Rome maarnbsp;al te zeer schuldig maakte van, namelijk, die arme kleinen,nbsp;uithoofde hunner godsdienst, te beleedigen. Clemens VIII.nbsp;bevestigde de nieuwe congregatie, die eene kloosterorde werd,nbsp;met de drie gewone beloften, en, daarenboven, eene vierde,nbsp;te weten die van toewijding aan het onderwijs.

Vooral legde de heilige menschenvriend er zich op toe, om de kinderen aan eene verstandige tucht te gewennen;nbsp;de geestelijken zijner instelling {Scolopii) bleven, voor wat

-ocr page 525-

513

DE BROEDERS DER CIIRISTLIJKE SCHOLEN.

(Ie wijze van onderrigt aangaat, voortdurend op denzelfden ''Oet ingerigt. Zij nemen allerlei soort van kinderen, zoo zijnbsp;slechts zeven jaren oud zijn, kosteloos, in hunne schoolnbsp;op, en geven hun voormiddag en namiddag telkens drie urennbsp;onderwijs achter een. Alle dagen gaan de kinderen ter Mis;nbsp;voorts worden de lessen begonnen, en eveneens geëindigdnbsp;met een gebed. Tot zelfs des zondags komen de leerlingen innbsp;hunne zalen bij elkander, lot het houden van verschillende godsdienstoefeningen , zoo als, onder anderen, het bidden van denbsp;kleine getijden der H. Maagd. Telken jare, omstreeks Paschen,nbsp;wordt er voor al deze kinderen eene retraite gehouden 1).nbsp;Hoeveel malen hebben wij, voorbij Sint-Pantaleon gaande,nbsp;na hel eindigen der scholen, deze achtenswaardige geestelijken, op hel goede voorbeeld van hunnen stichter en vader,nbsp;de scholieren niet lol bij hunne ouders l’huis zien brengen!nbsp;Dien tengevolge gaan deze kinderen, twee aan twee, innbsp;verschillende afdeelingen, onder geleide hunner leermeesters, naar de onderscheiden wijken der stad, telkens afnemende in getal, naarmate zij, hier en daar, elk in zijnenbsp;woning, worden afgeleverd. Op die wijze wordt straatrumoer, wanorde, en allerlei kwaad belet, dat anders nietnbsp;kon uilblijven, waar zulk eene menigte kinderen aan zich-zelven zouden worden overgelalen. Bij het lager onderrigtnbsp;worden iu de scholen van Sint-Panlaleon ook de eerstenbsp;beginselen van het Latijn onderwezen.

De fransche natie moge, en leregl, zich op hare christlijke scholen verheffen; doch, als ootmoedige dochter, buige zijnbsp;in eerbied voor hare moeder, ook ten deze, het hoofd. Immers, Rome heeft, boven haar en bovenalle andere kerkennbsp;het roemrijk voorregt, dat zij het eerst van allen kostelooze

1) Constanzi, t. 1, p. 14b —146.

43

-ocr page 526-

316 HET DRIEVOUDIG ROME.

scholen voor de kinderen der volksklasse g;eopend heeft. Het is een heilige priester, die, met on wrikbaren moed, legennbsp;alle bezw'aren inworslelende, dat schoone voorbeeld aan denbsp;wereld nagelaten heeft, en de godsdienst kan zeggen, dalnbsp;het armen-ondervvijs haar eigendom is, èn bij regt van eerstgeboorte, èn door het regt van verovering. Een dubbel on-regt is het alzoo, wanneer men het haar wil ontrooven;nbsp;doch dubbel ook de kastijding en dubbel de ramp, dienbsp;daaruit noodwendig voorlvloeijen moet; ik verlang niet, eennbsp;jobsbode te zijn!

Op het voetspoor van den heiligen Jozef van Calasanz, zag men nu alomme vrome priesters en ijverige leeken volnbsp;begeerte volgen, om deelgenoolen te zijn, ja, van zijnennbsp;moeilevollen arbeid, maar tevens ook van de onverganklijkenbsp;belooning, die den edelen kindervriend daar boven is wegge,nbsp;legd. In het jaar 1727 gaf Benedictus XIII. aan de school-geeslelijken, navolgers van den eerwaardigen Gesar de Bus,nbsp;de oude kerk van Onze-lieve-Vrouw-iw-J!/o«lt;rce//e ten ge-bruike. Vijf-en-lwinlig jaren vroeger, in 1702, had de heernbsp;De la Salie de taak op zich genomen, om mede in diezelfdenbsp;rigling werkzaam te zijn. Zijne eerste school werd bij hetnbsp;Barberini-\y\Qm geopend; en voorts eene tweede op Trinita-dei-Monli ^ waar zij thans nog gevonden wordt. In 1795nbsp;gaf Pius VI. aan zijne opvolgers een tweede schoollokaal,nbsp;bij Sinl-Salvatordn-Lauro; terwijl, eindelijk , Leo XII,nbsp;hun een vierde school-etablissement loeslond, onder den titelnbsp;van Sint-AtUonius-van-Padua^ bij de Madonna-dei-montinbsp;geopend. Uit vreeze van te wijdloopig te worden, ga ik nognbsp;andere koslelooze inriglingen van onderwijs hier met stil.nbsp;zwijgen voorbij, allen uitmuntende scholen, waar de hoofdkwaal voor het verstandelijke en zedelijke wezen der inensch-heid, de onwetendheid , onophoudelijk, krachtig en ook met

-ocr page 527-

517

BEZOEK IN DE ELEINE-DIEISJES-SCHOLEN,

hel beste {jevolff, onder Rome’s laffere volksklasse, door edele mannen en ware vrienden des menschdoms, bestreden wordt.nbsp;Buitendien zou ik gevaar loopen, of van zelf genoodzaaktnbsp;zijn, om op de meeste der door mij vroeger en breedvoerignbsp;reeds vermelde licfdegeslichlen nogmaals, ook in dit opzigt,nbsp;terug te moeten komen, aangezien toch in allen het kind ennbsp;de arme niet alleeu hel stoflijk brood j des ligchaams ontvangen, maar pok hel bovenzinlijk voedsel der ziel, de opvoeding van den geest en van hel hart.

13 f ebruarij.

Bezoek in de kleine-meisjes-scholen. — De stichting der welgelukzalige Angela-de-Merici. — Pauslijke scholen. — Scholen der vrome onderwijzeressen. — Andere soortgelijke inrigtin-gen. — Aanmerkingen. — Slotsom.

Alhoewel het zondag was, en wij op ons vertrek stonden naar Napels, zoo vonden wij echter tijd en gelegenheid, om nog eenige andere scholen te bezoeken. Wij zagen reeds,nbsp;wat Rome ten behoeve der arme knapen doel; er bleefnbsp;ons dus nu nog over, om hare moederlijke zorgen ook tennbsp;aanzien der meisjes uit de behoeftige klasse van naderbij tenbsp;leeren kennen. Evenwel, na het groot aantal schoolinrigtin-gen, welke wij vroeger bezocht en meer of minder in bijzonderheden beschreven hebben, zou het overbodig kunnennbsp;schijnen, om nog van andere dergelijke inriglingen te spreken , aangezien toch de teedersle liefde zich in die allen volkomen schijnt te hebben uitgepul; doch, neen, men vergissenbsp;zich daarin niet. De scholen der Josephisten verspreidden zichnbsp;weldra van uit Rome geheel Italië door, maar alleen voornbsp;hel jongensonderrigl; er moest evenwel ook voor het meisjes-

-ocr page 528-

318

tiEt DBIEVODDIG ROME.

onderwijs gezorgd worden. Het zwakkere, en dientengevolge aan meerder en grootere gevaren blootgestelde geslaeht, troknbsp;dan ook de bijzondere aandaeht der Kerk in hooge matenbsp;tot zich, gelijk uit eene korte meêdeeling der feilen terstondnbsp;blijken zal.

Geruimen lijd vóór den H. Jozef van Calasanz, werd te Dezenzano, aan het Garda-meer, de welgelukzalige Angela-de-Merici, eene heilige maagd, geboren, wier nagedachtenisnbsp;te Rome nog steeds in hooge zegening is. Zij kwam daar,nbsp;in 1557, eene school oprigten, voor het kosteloos onderwijs van arme kleine meisjes bestemd, en die daar dennbsp;catechismus, het lezen en het vrouwlijk handwerk leerden,nbsp;terwijl zij, die genegen waren, om den kloostersluijer aannbsp;te nemen, tevensonderrigt werden in de kennis der H. Schrift.nbsp;Dit nu was de eerste inrigting van dien aard, terwijl in denbsp;volgende eeuw, namelijk, ten jare 1655, te Rome voor armenbsp;meisjes de eerste kostelooze school geopend werd, geheel naarnbsp;het plan der godvruchtige scholen van den H. Jozef ingerigt.nbsp;De stichter en eerste beschermheer daarvan was paus Alexander Vil., die, door het goed gevolg, daler zich onmiddelijknbsp;van vertoonde, terstond in al de kwartieren der christen-hoofdslad soortgelijken invoerde, die toen, even als voortaannbsp;immer, en nu nog ten huidigen dage, geheel en al doornbsp;de apostolische aalmoezenierskamer bekostigd werden. Vannbsp;daar dan ook — en zeer te regt — de zoo wèl verdiendenbsp;naam van pauslijke oipontijicale scholen {Scuole pontiJicie\nbsp;dien zij nog steeds blijven dragen. Wij gingen er verscheidennbsp;bezoeken, en, in de daad, ik zou niet welen, wat onzenbsp;.schoolopzieners daarop wel moglen hebben af te dingen,nbsp;ofschoon er dan ook de Mythologie^ de Astronomie ennbsp;dergelijke voor meisjes hoogst nuttige (!) wetenschappen nietnbsp;onderwezen worden, en het onderwijs er zich enkel bij den

-ocr page 529-

SCHOLEN DEH VROME ONDERWIJZERESSEN. 519

catechismus, het lezen, schrijven en rekenen, benevens de vrouwlijke handwerken bepaalt 1).

Wat wij reeds in de pauslijke scholen aantroffen , vonden wij bij de vrome kandwerks-onderwijzeressen [Maestrenbsp;pie operarie) teruj. Die instelling ontstond te Montefias*nbsp;cone, en kwam zich onder de regering van Clemens XII.nbsp;te Rome vestigen, waar de pauslijke aalmoezenierskamer innbsp;hare behoefte voorzag. De groote school, of het eigenlijkenbsp;moederhuis, bevindt zich in Sinte-Agatha-az-J/o«^t, waar ooknbsp;de nioeder-grootoversle woont, die om de drie jaren verkozen wordt, en, door een raad van slechts drie helpsters bijgestaan, geheel de zusterschap bestuurt. Vandaar worden denbsp;noodige onderwijzeressen naar de verschillende scholen dernbsp;stad, en zelfs van andere plaatsen in den Kerklijken Staatnbsp;afgezonden, om aan arme meisjes van vijf jaren en ouder ,nbsp;die in hare wijk wonen, kosteloos onderrigt te geven, ennbsp;wel gedurende zes uren eiken dag. De vakken van onderwijsnbsp;zijn daar dezelfde als in de overige scholen. Wij bespeurdennbsp;met genoegen, hoeveel zorg ook hier aan de vorming dernbsp;jeugdige kinderharten, hoofdzakclijk in het godsdienstige,nbsp;besteed wordt. Behalve den catechismus, die uiterst bevatlijknbsp;aan deze meisjes wordt verklaard, oefent men ze ook nognbsp;meer bepaald in wat noodig is tot eene innige kennis ennbsp;waardering van de H. Sacramenten der Biecht en des Altaars,nbsp;in de beoefening der evangelische deugden, inde godvruchtige vereering der H. Maagd en van den H. Engelbewaarder,nbsp;gelijk voorts ook nog in een zedig gedrag, zoowel te huis,nbsp;als in de school, maar bijzonder in de kerk en op de straat,nbsp;en, over 't algemeen, in bet openbare leven. Op die wijze isnbsp;het dan ook geen wonder, dat de opperhoofden der Kerk aan

I) Cüiistanzl, t. 1, p. 27, 29 en 156.

-ocr page 530-

520

HET DKIEVOÜDIG ROME.

deze nuttige congregatie steeds hunne bijzondere goedkeuring schonken 1). Zij telt te Rome zeven scholen, waarin duizendnbsp;arme meisjes onderwijs genieten.

Naast deze vrome inrigtingen bloeijen de parochiale scholen, in bijna alle kerkgemeenten van Rome voorhanden,nbsp;en die hetzelfde doel beoogen. Voorts vindt men er nog denbsp;scholen der vrouwenvereeniging van het H. Hart {Dames-du-Sacré-Caeur) in het gesticht op Trinitd-dei-monti , en innbsp;Sinte-Rufina-z«-7'gt;-as/ewre; de scholen van den H. Pasqualis;nbsp;der kloosterzusters van de Divino amore (godlijke liefde), dernbsp;vrome onderwijzeressen in Gesu (het Jesuitenhuis), waarvan denbsp;eene helft aan arme kinderen de eerste beginselen van hetnbsp;onderwijs meêdeelt, terwijl de overige zusters zich met denbsp;meisjes der hoogere klassen bezig houden.

Met het oog op die talrijke instellingen van onderwijs gevestigd, doen zich twee hoofdpunten van beschouwing voornbsp;ons op: vooreerst het tijdstip van haar ontstaan, in het begin,nbsp;namelijk, van de XVI. eeuw, op den oogenblik, dat denbsp;« Hervorming » hel aan de Kerk van Rome tot een verwijtnbsp;maakte, dat zij de duisternis voorstond: al die kosteloozenbsp;volksscholen, de eerste, welke Europa voor de armen openennbsp;zag, dagteekenen juist van dienzelfden tijd. Neen, de Kerknbsp;schuwde nooit het licht, en allerminst verdient zij denbsp;beschuldiging, welke de «Hervorming» haar voor de voetennbsp;wierp, van, namelijk, het lezen-leeren te beletten, integendeel zij bevorderde die kennis, en dit zelfs nog wel met toepassing op het lezen des bijbels, waarvan Italië de eerste overzetting in de moedertaal opleverde. En, op den weg, dienbsp;Rome, vóór drie eeuwen insloeg, is zij onophoudelijk blijvennbsp;voorlgaan, zoodat ik niet geloof, dat zij met eene-enkele

1) Zie de Bulle : Experieniia rerum omnium magistra, van Z. H. paus Clemens XII., 8 Sept. 1700.

-ocr page 531-

AANMERKING. — SLOTSOM. S91

hoofdstal! van Europa in éénig opzi^t, hoegenaamd, van beschaving of vooruitgang behoeft achter te staan. Op eene bevolking van 170 duizend zielen, telt Rome thans 574nbsp;lagere scholen, door 444 leermeesters bediend, en waar 14nbsp;duizend kinderen onderwijs genieten. Op een miljoen inwoners telde Parijs den 1. Julij, 1844, slechts 24 duizend 157nbsp;leerlingen in de volksscholen. Behalve de wijk- of buurtscho-len, die 53 in getal zijn, zijn er te Rome nog verscheidennbsp;bewaarscholen geopend, waarbij voorts de nieuwe parochiescholen en nog vijf of zes andere inriglingen van onderwijsnbsp;komen , allen bestemd lot hetzelfde doel. Onder dit getalnbsp;zijn, intusschen, niet begrepen de lagere scholen, in denbsp;wandeling de Abusiven geheeten, dewijl zij zonder magti-ging of toestemming der regering werkzaam zijn, en met 20nbsp;leermeesters aan 300 kweekelingen onderwijs geven 1).

Ziedaar, in een beknopt overzigt, geschetst de middelen, welke Rome aanwendt, om de lagere volksklasse door onderwijs te beschaven, en, lioe zij zoodoende, voortdurend, ook nnnbsp;nog, logenstraft de valsche aantijging, alsof de moederen hetnbsp;hoofd aller kerken stilstand, achteruitgang, of, met éénnbsp;woord gezegd, duisternis en domheid voorstond en beoogde,nbsp;De Apollinaris, de Universiteit en hetRomeinsch Collegie zullen later toonen, wat zij voor het onderwijs van de hoogerenbsp;klassen der maatschappij bewerkstelligd en verordend heeft.

Doch, het is niet genoeg, de onwetendheid tegen te gaan, er moet tevens ook gezorgd worden, dat er zich geeuenbsp;dwaling meester make van den geest, en wel vooral niet tennbsp;aanzien der godsdienst, waarin de dwaling van den allerge-vaarlijksten aard is. De helderste en schranderste geest is,nbsp;evenmin als ieder andere, gewaarborgd tegen dien cholera-morbus, wiens verderflijke adem, geheel Europa door, de

1) Morich., p. 217.

-ocr page 532-

S22 HET DHIEVOL’DIG HOME.

gemoederen schijnt te hebben aangedaan, om, na de beneveling van hel verstand, het hart des te gemakiijker te kunnen verpesten. Om die zielekwaal, zooveel doenlijk, van zijne grenzen te weren, heeft Rome al het mogelijke, alsnbsp;behoedmiddel van de uiterste bezorgdheid, met onverdrotennbsp;ijver en de naauwlettendste zorg, steeds aangewend en voorgeschreven. Alle van buiten inkomende drukwerken wordennbsp;allernaauwkeurigst nagezien, terwijl de Index-congregalie,nbsp;nacht en dag, tegen den invloed van schadelijke boekwerkennbsp;waakt en ijvert, door ze in hel openbaar als verderflijk aannbsp;te duiden, en, zoodoende, een-iedcr van de lezing terug tenbsp;houden. Overigens kan te Rome geen boek, hoegenaamd,nbsp;in het licht gegeven worden, zonder alvorens onderworpennbsp;te zijn geworden aan het oordeel van daartoe bevoegde mannen in elke wetenschap: tooneel-, prent- en muzijkwerken,nbsp;niets is daarvan uitgezonderd; alles, wat de pers oplevert,nbsp;is verpligt, om de CewsMMr te ondergaan. Teneinde, voorts,nbsp;de schouwburgen, die te Rome zijn toegelaten, in geenennbsp;deele schadelijk te doen worden voor de ernstige waarnemingnbsp;der openbare godsdienslpliglen, zoo zijn in den Advent- ennbsp;Vastentijd, en even zoo op de vrijdag- of zondagavonden. tenbsp;Rome alle tooneelvoorstellingen verboden.

14 F'ebruariJ.

Vertrek naar Napels. — Albano. — Herinnering aan den H. Bo-naventura. — DePalazzola. — De bouwvallen van Alba-Longa. — Monte Cavo. — Het meer van Albano. — De Nyinpheën. —nbsp;Het sluiskanaal, — Castel-Handolio. — Vermeende grafstedennbsp;van Ascanius en der Curiaciërs. — Horatius en de II. Paulus.nbsp;— Aricia. — Genzano. — Het ineer-Netni. — Civita-Lavinia.

’s Morgens ten 7 ure, verlieten wij, in een rijtuig, voor acht personen geschikt en door even zooveel vrienden inge-

-ocr page 533-

VERTREK NAAR NAPELS, S25

nomen, het paleis-Conli. Hel scheen eene fransche karavane, helleen hier zegg-en wil, een luchtig en vrolijk gezelschap,nbsp;dat, onder eene vrij-frissche koelte naar Napels heentrok.nbsp;Wij gingen Rome uil door dedie thansnbsp;den naarn van Sinl-Jan draagt, en zoo kwamen wij weldranbsp;aan den Appischen weg, de via appia der Romeinen, denbsp;zoogenaamde vorstin der wegen, of regina viarum 1), dienbsp;zich, zoo als ik vroeger zeide, van Rome lot Brundisiumnbsp;uilstrekle, en waar, om zoo te zeggen, geen enkele steennbsp;ligt, die niet luide eene of andere roemruchte herinneringnbsp;in het geheugen terugroept. Nadat de meesters der stoflijkenbsp;wereld , de Ccsars en hunne zegevierende legioenen , er langsnbsp;getogen waren, verschenen daar ook de vorsten der bovenstoflijke of zedelijke wereld. Petrus en Paulus, de verwinna-ren der Cesars en van hunne legerscharen, vervolgens denbsp;christenen van Rome, die den te Puzzuoli ontscheepten apostelnbsp;tegemoet ijlden; ja, het scheen alsof die grijze zerksteenennbsp;nog de bloedvlekken droegen van die tallooze martelaren,nbsp;wier strijd en zegepraal zij hebben aanschouwd. Al die gewijde en ongewijde herinneringen erlangen, daarenboven,nbsp;ook nog eene onuilspreeklijke majesteit door den stempelnbsp;van verval en verlatenheid, die op al deze ruïnen zoo somber is ingedrukt. Hier toch vertoont zich de Romeinschenbsp;Campagna^ welligt meer dan ergens elders, eenzaam, omgewoeld, doorgraven, ingewroet, uilgedolven, opgespit ennbsp;overdekt met allerlei uit de oudheid nog gespaard geblevennbsp;stukken en brokken. Om het tafereel in allen deele tenbsp;volmaken, kronkelt de reusachtige waterleiding van Claudiusnbsp;zich door deze uitgestrekle vlakte heen , en beurt hare kolossalenbsp;booggewelven, de buizen waar Laliums vloeden naar denbsp;Eeuwige Stad door heen strooiiien, statig ten hemel op.

1) Stat. Sylv., II. V. 12; Mart., IX, 104.

drievoudig Rome. — II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;44

-ocr page 534-

524

HET DRIEVOODIG ROME.

Tegen 10 ure in den ochtend, kwamen wij te Albano aan, eene kleine stad van vijfduizend zielen, op het eindenbsp;der woestijn, niet ver van ^Iba-Longas bouwvallen, aangelegd, Na een klein ontbijt in hel Hotel de la Hille denbsp;Paris genomen te hebben, begaven wij ons naar de hoofdkerk, Santa-Maria'della-Rotondanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, en wier por

taal met fraaije, in marmer gebeitelde acanthusbladen versierd is, die aan een of ander gebouw der oudheid zijn ontleend geworden. Van binnen levert zij weinig aan kunstwaarde op, doch, voor den chrislenreiziger wekt zij denbsp;herinnering aan een beroemden en tevens lieflijk klinkendennbsp;naam, dien wij hier dan ook niet met stilzwijgen mogennbsp;voorbijgaan.

In de XIII. eeuw bevonden zich ter hooge school van Parijs twee doorluchtige vrienden , de luister der universiteit,nbsp;de roem der katholieke wereld, en wier genie hen op dennbsp;eersten rang der geleerden plaatste, zoodat de een den titelnbsp;zich verwierf van Dontor anyelictts , terwijl den ander dienbsp;van Doctor seraphicus ten deele viel. Als hel kroost van tweenbsp;eveneens wijdvermaarde kerkvaders, Dominicus en Franciscus,nbsp;gingen zij, in het spoor van deze beide groote lichten dernbsp;christenheid, volijverig en roemvol voort in het schragen ennbsp;uilbreiden van Gods Kerk, lol wier hulp en luister hunne voorzalen en broeders reeds alles hadden veil gehad. Beiden puitennbsp;hunne wijsheid en hunne leer uit hetzelfde boek: het Kruis.nbsp;De reiziger, die langs Terracina zich naar Napels begeeft, heeftnbsp;hel voorregt, op dien weg de herinnering aan beiden naauw tenbsp;kunnen vereenigen. Hel zal toch wel niet noodig zijn, te zeg-gen, dal ik den H. Bonavenlura en den H. Thomas van Aquinonbsp;bedoel, hen, wier namen op aller tongen zweven.

De eerste, een ootmoedige volgeling van den H. Franciscus, even als zijn vader, met eene doorluchtige vorstin, die den

-ocr page 535-

heuinneuing aan den h. oonaventuea. 52 H

tiaam van « evangelische armoede » draag^t, gehuwd, trachlte Ie vergeefs, onder eene grove pij den luister Ie verbergen,nbsp;die van zijn genie en zijne deugd, beiden, uilblonk: hetnbsp;scherpziend oog van Jesus’ Stedehouder bespeurde weldra dennbsp;verholen schat, en op zijn bevel werd het licht van ondernbsp;de korenmaat weggenomen, om hoog op den kandelaar tenbsp;worden verheven. De te Parijs in ’l verborgen levende Bona-ventura ontving Iegelijk den kardinaalshoed en zijne benoeming tot bisschop-suburbicarius van Albano, met last vannbsp;aanneming. Hij vertrekt naar Italië. Gregorius X. trekt hemnbsp;te gemoet, en geeft zelf hem de bisschoplijke wijding.nbsp;Het leven, en de niet minder schoone dood van dennbsp;nieuwen prins der Kerk zijn algemeen bekend. Alhoewelnbsp;ernstig ziek geworden, tijdens de algemeene kerkvergaderingnbsp;van Lyon, waarbij, meer dan ieder ander, krachtig tot denbsp;eenheid der Ooslersche en Westersche Kerk had bijgedragen,nbsp;zoo bleef hem toch nog krachls genoeg over, om persoonlijknbsp;tegenwoordig te zijn bij de afzwering van Constantinopelsnbsp;groot-kanselier, hoofdzakelijk door hem bewerkt en verkregen; en men kan alzoo van hem, even als van Turenne,nbsp;leregt zeggen, dat hij in het lijkgewaad van zijne zegepraalnbsp;is gestorven. De kerken en de straten van Albano bragtennbsp;ons een troostwoord van den grooten bisschop te binnen.nbsp;Onder de geestelijken zijner orde was er een, met namenbsp;Egidius, die een diepen eerbied voor den beroemden en heiligen leeraar koesterde. Deze, die den bisschop iets vragennbsp;wilde, maar zich niet behoorlijk daarbij wist uit te drukken,nbsp;had zich, eindelijk, toch vermand, en, zoo goed als kwaadnbsp;hij ’t vermogt, nu zijne woorden te zamen voegende, zeidenbsp;hij, in kinderlijke eenvoudigheid: « Broeder Bonavenlura,nbsp;God heeft u en andere geleerden zoo groote gaven ter zaligheid verleend; doch, ik bid u, zeg mij, hoe zullen wij.

-ocr page 536-

526 nbsp;nbsp;nbsp;HET DRIEVOliniG ROME.

arme onnoozelen van geest, het daarmeê toch stellen ? » De heilige antwoordde: «Wanneer onze Heer den menschennbsp;alleen zijne liefde geschonken had, zoo zou dat reeds genoegnbsp;zijn. — Kan een ongeletterde God evenzeer lief hebben,nbsp;als een geleerde dat kan? — Eene oude vrouw kan Godnbsp;even zoo en misschien méér beminnen dan een doctor in denbsp;theologie.» Egidius had die woorden naauwelijks vernomen,nbsp;of, uitgelaten van vreugde, ijlt hij den tuin door, en roept vannbsp;uit de kloosterpoort, met luider stemme, allen toe, die hetnbsp;hooren mogen : « Gij eenvoudigen en kleinen van geest, mannen of vrouwen, wie gij, goede menschen, ook zijn moogt,nbsp;gij kunt God even zoo lief hebben als broeder Bonaventuranbsp;Hem heeft » 1); en, na deze woorden gesproken te hebben,nbsp;kwam hij in eene heilige geestvervoering, die in geen drienbsp;uren eindigde.

Met het beeld dier middeleeuwsche tafereelen voor den geest, bestegen wij de rolsachlige glooijing van Laliumsnbsp;gebergte, aan welks voet hel hedendaagsche Albano gelegennbsp;is. Weldra kwamen wij aan de Palazzola , eene nederigenbsp;klooslerwoning der franciskaner orde, op de puinen-zelvenbsp;van hel oude Jlba-Longa gebouwd. Deze belangrijke, ennbsp;in de eerste tijden der romeinsche Republiek zoo dikwerfnbsp;genoemde stad, werd, naar men zegt, door Ascanius, dennbsp;zoon van Eneas, gesticht, en door Tullius Hostilius verwoest.nbsp;In de nabijheid van het klooster ziet men nog eene oude, innbsp;de rots uitgehouwen grafplaats, met de consuls-bundelbijlennbsp;en den senators-zetel {Sedes curulea) er bij gebeiteld. —nbsp;Wij trokken vandaar verder, Rocca di Papa voorbij, ennbsp;zoo naar den bergtop Monte Cavo omhoog, waar, Romulus, op eene soort van hoefijzervormige heuvelplal, de eere-

1) Acla Ss., 23 April.

-ocr page 537-

397

CASTEL-GANDOLFO.

fiicnst der Aborigines , of oorspronklijke volken, instelde. Het was ook hier, dat zijn opvolger, Tarquinius de Oude,nbsp;den beruchlen tempel van Jupiter Lalialis bouwde, eenenbsp;wreedaardige godheid, die, telkens, bij de haar ter eeienbsp;gegeven spelen inenschenbloed eischic. Tot eene hulde zodnbsp;aan hunne stamouders, als aan de bakermat hunner godsdienst, kwamen de Romeinen, op dezen berg, de zoogenaamdenbsp;Lalijnsche Feriën vieren; zelfs de verwinnaarsnbsp;lores) waren verpligl, zich daarheen te begeven, om ernbsp;hunne dankofferaude te gaan opdragen; ook nioesten denbsp;consuls daar ter plaatse hunne waardigheid komen aanvaarden. En op al die beweging, op zooveel staats- en volksgewoel is gevolgd — de eeuwige stille der somberste eenzaamheid !

Wij wijdden een blik aan het Meer van Albano, of zoogenaamd di Caslello, dal zich in de nabijheid van hel dorp Castet-Gandolfo ^ op de bergkruin, voordoel, en wel in dennbsp;krater van een uilgedoofden vulkaan. In het rond er vannbsp;staan groene eiken en wilde olijfboomen. Dit Meer vormt eennbsp;scherp ingesloten langwerpig rond van twee en een-halve mijlnbsp;omvang, en dat 480 voet diep is. Wij stegen tol bij dennbsp;oevei’boord af, waar wij twee Nytnp/ieén vonden, dat wilnbsp;zeggen, in de lava uitgehouwen zaleu, waar de wulpschenbsp;Romeinen de koelte gingen inademen. De eene, welke denbsp;landlieden Grotla di Bergantino noemen, is eene soort vatjnbsp;doolhof, digt met allerlei ruigt overwassen, hetgeen er eennbsp;zeer pittoresk voorkomen aan geeft; maar, wat dit Meernbsp;hel merkwaardigst oplevert, is hel kanaal, of de uitwatering,nbsp;die hel water in de romcinsche Campagne afvoert, en opnbsp;de navolgende wijze ontstaan is. De Romeinen belegerdennbsp;de Vejers, terwijl de wateren van hel Meer zóódanig stegen,nbsp;dat zij hel gau.sche land met eene algebeele oversiroo-

44

-ocr page 538-

HET DRIEVOUDIG ROME.

minlt;j bedreigden. Men zond dus naar Delphi om er de Godspraak van Apollo te gaan raadplegen, en deze antwoordde, dal de Romeinen de Vejers niet overwinnen zouden,nbsp;voordat zij aan de wateren van het meer een uilslroomings-middel verschaft hadden. Zoodra men dit vernomen had,nbsp;loog een gedeelte van hel leger daartoe aan hel werk, terwijlnbsp;een ander gedeelte de vest bewaken bleef. De berg werdnbsp;doorgegraven, en een kanaal aangelegd, dal eene mijl langnbsp;was, vier voet breed en zes voelen diep. Bij hel gezigl vannbsp;dien tunnel^ waarover reeds 2240 jaren zijn heengegaan,nbsp;zonder dat er nog, in ’t minste, iels aan beschadigd is, kannbsp;men wel niet anders dan zich ten hoogste verwonderen overnbsp;een volk, zoo geniaal als de Romeinen hel waren, en levensnbsp;hulde brengen aan hel schrander beleid van Camillus, die hetnbsp;ongeduld zijner troepen wist af te leiden, door ze met eennbsp;werk van langen duur bezig te houden, in onbekommerdenbsp;afwachting van het geschikte oogenblik, dat de vijandelijkenbsp;stad zou te nemen zijn.

Eindelijk kwamen wij te Caslel-Gandolfo aan, een nederig dorp, waar de paus, legen het einde van den zomer, ecnigen tijd gaal doorbrengen in een paleis, dat uitwendignbsp;hoo'gst-eenvoudig maar uilslekend-schoon gelegen is, zoodatnbsp;men vandaar een groolsch uilzigl heeft over geheel denbsp;romeinsche Campagna , eene woestenij vol bouwvallen,, maarnbsp;waar, te midden in, de Eeuwige Stad , met hare gulden koepeldaken, hare obelisken en hare paleizen, zich verloonl alsnbsp;eene prachtige oase van de heerlijkste monumenten uil vroegernbsp;en later eeuw. De kerk van Castel-Gandolfo is gebouwd in dennbsp;vorm van een grieksch kruis en hel werk van Bernini. Bovennbsp;hel hoogaltaar zagen wij eene schoone schilderij, naar men zegt,nbsp;door Pietro van Crolone meesterlijk ge[)enseeld ; boven het altaarnbsp;links ziel men eene Lieve-Vrouw-Hemelvaart van Carlo Maralti

-ocr page 539-

grafsteden van ASCANIfS EN DER CURlACieUS.

Bij hel afstijgen van den heuvel, op den weg naar Albano, l^onit de reiziger he( zoogenaamdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ascanius voorbij,

een zeer oud bouwwerk, doch door naams- noch tijdsaanduiding slechts eenigermale verklaarbaar. Het vertoont zich als een zware kegelvormig loeloopende toren, waarvan de marmernbsp;bekleedselen en andere sieraden echter vervallen zijn en zoeknbsp;geraakt: inde daad , een monument somber als hel graf. Datnbsp;zelfde geldt ook vaneen anderen bouwval, aan gene zijde vannbsp;Albano gelegen, en waaraan (doch, zonder dat men weetnbsp;waarom) de naarn van hel graf der Curiaciërs gegeven is.

Hel uur van vertrek was intnsschen daar, en zoo dan hernamen wij onze zitplaatsen in hel rijtuig, terwijl ik mijnbsp;vervolgens terstond lot een paar reisgidsen wendde, welkenbsp;ik, ter wederzijde van onze reiskoets, opzellijk bij de handnbsp;Bad gelegd, en die, mijns oordeels, geen reiziger op dezenbsp;baan ontbreken mogen, namelijk: Horntius en Ae Handelingen der Apostelen ; immers denzelfden weg, dien gij hiernbsp;langs komt, zijn vóór achttien eeuwen Horatius en de H. Pau-lus mede langs gegaan, en hun pad is daar nóg geleekend.nbsp;Ik, voor mij, ken niets belangwekkenders en aangenamers,nbsp;dan dienzelfden Appischen weg te bewandelen met twee zoonbsp;beroemde en zoo van elkander ver.schillende gezellen op de reis,nbsp;te meer, wanneer men de gelegenheid nagaat, waarbij Horatiusnbsp;dien logt deed. Voor wat betreft de omstandigheden, waarin denbsp;H. Paulus zich daar ter plaatse bevond, op hel pad, doornbsp;de zegejiraal van al de wereldbeheerschers opgeluisterd, ooknbsp;dat zal ik zoo straks toelichten, lii het jaar 715 van Rome'snbsp;stichting, werden Mecenas, Coceejus en Capilo door dennbsp;senaat naar Brundisium gezonden, teneinde Anlonius, dienbsp;toen deze stad belegerde , met Oclavianus te verzoenen. Hora-fius, hun vriend, deed den logt met hen mede. Met dennbsp;ledenaar Heliodorus uil Rome vertrokken, kwam hij teler-

-ocr page 540-

530

HET DRIE VODDIG ROSlE.

racina met de diplomaten zaam. Van Albano af loopt de wegr langs bergen voort , die met olijf- en andere boomennbsp;beplant, en vrij goed bebouwd zijn. Twee mijlen verder opnbsp;komt men aan een bergtop, waar , als een adelaar innbsp;zijn nest, het hedendaagsche, bevallig-vriéndelijke dorpjenbsp;Arioia^ steil omhoog, gelegen is, ter plaatse, eenmaalnbsp;door de oude vesting Aricia ingenomen, waarvan nu daarnbsp;nog de naam behouden bleef, en welke sterkte men beweert,nbsp;dat twee eeuwen vóór den Trojaanschen krijg door Archilochus van Sicilië zou zijn gebouwd geworden. Wat daarvannbsp;ook zij, zooveel is zeker, dat er Atia, de moeder van keizernbsp;Augustus geboren werd. De grond bragt daar een overvloednbsp;van heerlijke uijen voort, die door meer dan één dichternbsp;zijn bezongen, doch verwenscht door Horalius, die betuigde,nbsp;een aartsvijand te zijn van dat aardwortelgeslacht, lot in helnbsp;vijfde lid, ja, nog verder! De naauwlijks herkenbare bouwvallen der oude stad liggen onder aan hel dorp, in den zoo-geriaamden Midden-luin, Orto di Mezzo. Bij het naderennbsp;van deze plek, sloeg ik mijn Horatius open, en las daar:

Egressnm magna me excepit Aricia Roina

Hospitio modico 1).

Nog zijn des dichters woorden eene waarheid: Aricia is altijd een onbeduidend plaatsje gebleven, welks herbergennbsp;ons allezins armzalig toeschenen; méér of anders kan ik ernbsp;niet van zeggen; want, gelukkiger of meer gejagl dan Hora-lius, trokken wij er in aller ijl voorbij, zonder er een penning te besteden, of er zelfs af te stijgen dan alleen, omnbsp;de kerk en hel statige paleis-Chigi, beiden door Bernini gebouwd, een poos in oogenschouvv te nemen. Alleen de kerk-

1) Lib. 1, Satyr. V.

-ocr page 541-

S51

VEF-LETRI.

l^oepel scheen ons groolsch toe, terwijl overigens de archi* lectuur der beide bouwwerken, in ons oo», no-j al een ennbsp;ender te wenscben óverhel,

Horatius en Heliodorus, zijn reisgenoot, overnachtten te Aricia. Als groole heeren, reisden deze twee letterhelden opnbsp;hun uiterste gemak, waarschijnlijk ten koste van den Staat.nbsp;Wij, die niet in dat geval verkeerden, zeilen den logt onverpoosd lol Vellelri voort. Alvorens daar aan te landen,nbsp;kwamen wij nog teGruzano, het oude Grutiana, een fraainbsp;gehucht, bij het Nemi-meer gelegen, dat, uithoofde van zijnenbsp;gedaante of vorm, van de rozelaren, die er rond staan, ennbsp;van de helderheid zijner wateren den bevalligen naam vannbsp;Dianaspiegel verkregen heeft {Speculum Dianae), Niet verrenbsp;van onze rijbaan zagen wij de Civitd Lavinia {Lavinium)nbsp;hggen, de geboorteplaats van Antoninus Pius, en van Claudius’ moordenaar, Milo, door Cicero’s pleitrede wereldvermaard. Het sloeg vijf ure, toen wij in Augustus’ bakermat,nbsp;Vellelri, aankwamen.

Vellelri. — Cisterna. — Herinnering aan den H. Pauliis. — De Poiitijnsche moerassen. - Ardea, Anlium, Sezze. — LineaPia.nbsp;— Forappio. — Herinnering aan den H. Paulus. — Fossa Nuova.nbsp;— Herinnering aan den H. Thomas. — Tempel van Jupiter-Anxurus en van Minerva. — Kasteel van Theodoric. — Denbsp;Kathedrale. — Hospitaal en Paleis der Residentie.

Gisler-ochlend hadden wij ons ontbijt genomen in bet Hotel de la Ville de Paris^een uithangbord, ingoed Fransch geschreven , en dit, lel wel, te Albano; ’s avonds bragl onze voerman ons zweepklappend helgroot Hotel de Russie binnen;nbsp;ook dit uithangbord was feilloos geschreven, en dal te Felletri^

-ocr page 542-

332 HET DRIEVOUDIG ROME.

(Ie merkwaardigje stad der oude Volsken elitraé)! Indedaad, het is belangrijk , den invloed van groote natiën in ’t algemeen,nbsp;vooral van Frankrijk, met zijne laai, en dus mei zijne denkbeelden op Italië niet uit het oog te verliezen; daarin ligtnbsp;voor de fransche natie eene groote les en tevens eene zwarenbsp;verantwoordelijkheid opgesloten. De eerste persoon, dien ik,nbsp;bij het binnenkomen van Velletri, in het oog kreeg, was eennbsp;arme capucijner monnik, een grijsaard, graauw van baard,nbsp;blootvoels en met den bedelzak op de schouders. De verschijning van dezen koning der armoede kwam mij hier, in de wiegnbsp;en bakermat van den opperheer der wereld, allertreffendst vannbsp;uitdrukking en beteekenis voor: nergens, misschien, voertnbsp;de hoogverheven vertegenwoordiger van het geestlijk alvermogen met meer bevalligheid en zwier den aan de hand dernbsp;geweldenaars ontglipten scepter. Wij vernamen uit zijnennbsp;mond, dat de Kerk thans achttien duizend zulke mannennbsp;lelde, levende mirakelbeelden uit de eeuwen des geloofs ,nbsp;verdeeld in veertig provinciën, en verspreid in alle oordennbsp;der oude en nieuwe wereld, tot zelfs in Frankrijk toe!

Velletri, dat lot hel bisdom van Oslia behoort, telt tien of twaalf duizend zielen. Van de hoogte, waarop heiligt,nbsp;heeft men een uitnemend schoon gezigt in het ronde. Oostwaarts beenden blik rigtende, ziet men aan zijne voelen, innbsp;de diepte tal van kronkelpaden door de vlakte voorlslin-geren naar hel Sabijnsch gebergte, welks sneeuwtoppen zichnbsp;in den avondnevel oplossen en een soort van sluijer vormen,nbsp;die, door de laatste schemering beglanst, eene paarsche kleurnbsp;van de schoonste uitwerking aanneemt. De voornaamste monumenten van Velletri zijn de kolom van paus ürbanus VIII.,nbsp;op de marktplaats, de openbare fonteinen, fraai van vormnbsp;en uitvoering, en hel paIeis-Za«ce/oi?/«, met zijn schoenennbsp;marmeren trap. De kerk van de H. Maria-rfe/r Or/o bezit

-ocr page 543-

ba3

CISTERNA.

enkele goede schilderijen. Op eene wandeling in de omstreken der stad, kwamen wij ter plaaLse, waar de Pallas P~Gliterna, een der schoonste heelden van het Parijschenbsp;Museum, gevonden werd; voorts ook nog stukken en brokkennbsp;van oude monumenten, die overal heengeworpen lagen, en,nbsp;terwijl zij aan groole namen herinnerden, toch tegelijk ooknbsp;eene droevige gewaarwording in hoofd en hart deden ontslaan.nbsp;Welligi was het uil eerbied voor de nagedachtenis van Augustus, die, zooals wij zeiden, te Velleiri geboren werd, datnbsp;Tiberius, Nerva, Galligula en Ollho van die stad hunnenbsp;geliefkoosde verblijfplaats maakten, en haar met overheerlijkenbsp;villa’s opluisterden,

Intusschen is op eene reis niet alles goud, wal er blinkt: ¦u plaats van , in het Hotel fl?e Russie , den nacht te bednbsp;door te brengen, moesten wij, om zeer kwellende redenen,nbsp;ons vergenoegen met een enkel uur slapens op een ongemaklij-ken stoel. Doch, alles in de wereld heeft, hoe kwaad ook,nbsp;gemeenlijk, toch ook eene goede zijde, en dit was voor onsnbsp;zelfs hier het geval met eenen boozen nacht: naauwelijksnbsp;immers begon de dag aan te breken, of wij snelden naarnbsp;builen , en zoo dan werden wij daar vergast op hel prachtigstnbsp;schouwspel, wat men zich verbeelden kan: een zonneopgangnbsp;aan Ilalië’s hemel. Zonder hel slecht nachtonthaal in het Hö^elnbsp;deRussiezou dit tafereel voor ons verloren zijn geweest!nbsp;Weldra zeiden wij Velleiri vaarwel, en lieten op de linkerhand, aan de zijde van hel Sabijnsch gebergte, het stadjenbsp;Cori liggen , hel Cora der Ouden, door zijne aan Hercules,nbsp;en aan Castor en Pollux gewijde tempels vermaard; waardenbsp;area van den eerst-bedoelden was, slaat thans de doopkapelnbsp;der kerk. Tegen negen ure trokken wij de rivier de Asluranbsp;over, en spoedig bevonden wij ons te Cisterna, waar eennbsp;noodzakelijk oponthoud met hel rijtuig onzen voerman tot

-ocr page 544-

HET DRIEVOUDIG ROME.

een uur verloevens dwong, dat inlusschen ons, reizigers, zeer Ie stade kwam, ofschoon hel dan ook den wakkeren vetturinonbsp;bijzonder verdrieüe. Men zal zich herinneren, dat wij de Handelingender Apostelen meè op reis genomen hadden, waarinnbsp;de togl van den H. Paulus langs den Appischen weg vermeldnbsp;wordt. Nu zal men, of misschien ook wel niet, weten, datnbsp;de christenen van Rome, na het vernemen van de zoo zeernbsp;gewenschte komst desgrooten Apostels naar hunne stad, hemnbsp;tegemoet togen, als kinderen, die eenen beminden vader nanbsp;een lang afzijn tegensnellen. Ongetwijfeld om alle gevaarlijk opzien zorgvuldig te vermijden, scheidden zij zich innbsp;twee partijen, waarvan de eene zich naar de ires tabernas,nbsp;of drie pleisterplaatsen (herbergen), heenbegaf, terwijl de andere verder tot aan het Forum van Ap-pius doortrok 1).nbsp;Volgens de onafgebroken overlevering is hel hedendaagschenbsp;Cisterna de plaats, waar oudtijds de Tres Tabernce lagen 2).

Wij spoedden ons den wagen uil en traden hel nederig kerkgebouw binnen, waar wij eerbiedigde kniën bogen, allen met de sireelende en tevens treffende gedachte vervuld : hier is wel-ligl de plek, waar de H. Paulus en Rome’s chrjslenen elkan-r

1) nbsp;nbsp;nbsp;Fratres occiirreruiit nobls usqiic ad Appü forum ac Tres Tabcr-iias. Act. XXVm, 13.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Erat Appü forum coUigitur ex Plinio. itb. XIV, c. 6)nbsp;in agro Selino, in via Appia locus positus; tres Tabernae vero contranbsp;Antium. ünde et Cicero [Ad Atticum, epist. XIX, lib. 2): Emer-simus commode ex Antio in Appiam ad Tres Tabernas. Distans eratnbsp;ab Drbe forum Appü qninqnaginta et unum miltia passuum. Tres Ta-bernse vero posifac erant ad trigesimum tertiuni tapidem. Sic enimnbsp;Antoninus Appi® vise niimerat mütiarla , nimirum ab Urbe ad Ariciamnbsp;sexdecim miltia passuum , ab Aricia ad Tres Tabernas decem et septem ,nbsp;unde vero ad Appü forum decem et oclo. De foro Appii nulla suntnbsp;vestigia , vel si quae eslant palude ponlina facta snot inaccessa. Tresnbsp;vero Tabernas illain esse ferunt , quae liorlie viilgo dicitur , corruplonbsp;vocabulo , Cisterna. — Baron., an. 39, n. 11. b.

-ocr page 545-

Soo

DE PONTIJSSCIIE MOERASSEN.

lt;!er onlmoetlen, omhelsden, le zamcn zich verheugden en haden met elkaêr! Wanneer men zich ligchamelijk en levensnbsp;mei geheel het liarl Ier plaalse-zelve bevindt, waaraan zoodanige herinneringen verbonden zijn, dan, zeker, is het,nbsp;¦Om onuiiwischbare indrukken van den leedersten aard lenbsp;krijgen, genoeg , dat men zich late geleiden door de hand vannbsp;hel geloof. Cisterna is een dorpje, gelegen op eene hoogte,nbsp;aan den Appischen weg, dien wij een weinig laler weder insloegen, om kortdaaroj) bij Torre de ire Ponti een oogen-blik halt te houden aan hel posthuis, dat op de grenzen dernbsp;befaamde Ponlijnsche moerassen ligt, waarvan wij hier metnbsp;een enkel woord de geschiedenis willen opteekenen.

De Ponlijnsche moerassen vormen eene uitgestrekle vlakte van drie mijlen breed op eene lengte van acht, en beslaannbsp;de geheelc ruimte tusschen hel gebied der oude Rutiliërs ennbsp;der Volsken , le welen, eenerzijds, tusschen Ardea, Antium,nbsp;en Terracina, en anderzijds het Lepijnsche gebergte en denbsp;Thyrrhenische zee.

Om die drassige vlakte wederom bebouwbaar le maken, moesten allerlei hinderpalen overwonnen worden ; immers , denbsp;laag liggende en losse bodem werd, vooral in den regentijd,nbsp;door het van vier kanten er op neêr stroomende bergwaternbsp;gedurig overplast, en voorts door de Pedicata, de Amazeno,nbsp;de Cavata, de Cavalella, de Uffente, de Ninfa en de Te-pia 1), — allen rivieren, in het gebergte ontslaan, —daarenboven, onophoudelijk omwoeld en tot diep in den weckennbsp;grond verdorven. Lang reeds vóór de stichting van Romenbsp;waren (op welke wijze weel men nog niet) de Volsken en

1) Én niet, zoo als de lieer Bouillct zegt, de LIris of Garigliano , die eerst meer dan tien mijlen verder op gevonden wordt. Zoo springen sommige geleerden met de Aardrijkskunde om, zelfs met dienbsp;van Europa,

Driesoudig Home. — II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;43

-ocr page 546-

S56 «ET DRIEVOUDIG ROME.

Ratuliërs er in geslaagd, om deze moerassen zoodanig droog te krijgen, dat zij er drie-en-lwinlig sleden in konden aanleggen, waaronder Pomelia, Longula, Volusea, Mugilla enzv.nbsp;geleld werden, en waarvan de eerstgenoemde zich tegennbsp;Tarqninius-den-üude hardnekkig en langdurig bleef verzetten 1). Toen de Pontijnsche moerassen eenmaal onderworpennbsp;waren, liet men ze weêr tot hunnen ouden ellendigen toestandnbsp;vervallen, totdat, in hetjaar van Rome 442, de censor Ap-pius Claudius op eene de oude Romeinen waardige wijzenbsp;er een weg door deed aanleggen, die naar hem genoemdnbsp;werd; terwijl, 150 jaren later, de consul Cornelius-Getha-gus de eerste was, die het werk der droogmakerij van dienbsp;poelen op groole schaal aanlcgde 2); Julius Cesar en Augustus zetten, zooveel zij konden 3), dien reuzenarbeid door,nbsp;totdat, eindelijk. Trajanus er meerdere wegen, bruggenennbsp;andere bouwwerken in tol stand deed brengen, waardoornbsp;deze voorheen schijnbaar onloeganklijke bodem zelfs in eennbsp;waar lustoord herschapen werd 4).

De wereld-beheerschende Romeinen, die gaarne óók in de nabijheid hunner hoofdslad verblijfplaatsen bezaten, geschikt,nbsp;om mede van hunne rijkdommen en weelde schitterend tenbsp;getuigen, bezaaiden, als ’l ware, geheel die vlakte met villa’s, forums, parken en lusttuinen, welke zij de overwonnennbsp;volken lieten belaleu, en die door hunne lallooze slaven aangelegd en onderhouden werden. Eindelijk, evenwel, stortte

1) nbsp;nbsp;nbsp;l’llnius, Hist. nat.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Pontinse paludes a Cornelia Celliego ooiisnlc, cui ea proviiicianbsp;eveiiciat, siccala:, agerque ex iis factns. — Epitorn. Livii, 26.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Suet. c. 43. — ..... Sterilisque diu palus aptaque remi,s

Vicinas orbes alit, etc. — Horat. .Art. poet.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Ver pontinas paludes viam saxo slravit, exslruxitque juitanbsp;vias sediücia, pontesque raagiiificcntissiiiios fecit. — Uio, lib. 68.

-ocr page 547-

bo7

LINEA PIA.

het wereldrijk onder de mokerslagen der barbaren reddeloos een: de steden werden lui verwoest, de paleizen aan denbsp;''lammen overgegeven, de lusthuizen op het veld verlaten,nbsp;en de fiere nazaten van Romulus als een troep slagtvee doornbsp;de woeste krijgers van Alaric en Tolila uit hunne zetels verjaagd en hunne grenzen uilgebannen. Hiermede gaat tevensnbsp;de gloriezon der Ponlijnsche moerassen voor goed onder.nbsp;Van nu af treden de eenmaal met zooveel beleid afgeleidenbsp;en tegelijk tot rijke vruchlbaarmakiug des bodems aange-vvende rivieren op nieuw onstuimig buiten hare oevers, ennbsp;vervormen de straks nog zoo schilterend-schoone vlakte wederom ineen uitgestrekt moeras. Onder Theodorik, den ko-ning der Gothen 1), wendde Decius, een patriciër, pogingennbsp;aan, orn die poelen andermaal droog te maken en terug tenbsp;brengen tot vruchtbaren grond; doch, de eer daarvan wasnbsp;hem niet beschoren, maar bleef voor anderen bewaard. Denbsp;godsdienst, die zooveel onheilen afvveerde, zoovele bouwvallennbsp;voor een algeheelen ondergang beschermde, zooveel woestenijennbsp;in welige akkers herschiep, moest ook dat vruchtbaar oordnbsp;aan den landbouw wedergeven. Paus Bonifacius VIH., Marti-nus V. en Sixtus V. vingen dat grootsche werk in het bovengedeelte der moerassen aan, door het doen afvoeren van hetnbsp;overtollige water naar zee, en wel door een kanaal, dat nognbsp;den naam van Fiume Sisto (den Sixlus-stroom) draagt. Aannbsp;Pius VI., onsterflijker gedachtenis, komt de roem toe van hetnbsp;werk zijiier voorgangers roemrijk te hebben voltooid. Hij,nbsp;namelijk, heeft voor vier-vijfde gedeelten'de oppervlakte dernbsp;Ponlijnsche moerassen, door verstandige en volhardende maatregelen, eindelijk, droog gekregen en geschikt doen worden,nbsp;om er rijkelijk te kunnen oogsten en kudden te laten weiden

1] Cassiod., lib. 11. Yar., epist. 31, 32.

-ocr page 548-

358 HET DRIEVOUDIG ROME.

in overvloed. Hij deed den Appischen wegj op3;raven , en over geheel de lengte der moerassen in regie lijn voorlzetten ;nbsp;deze voorlreflijke baan, de Linea Pia geheelen, is, zondernbsp;de minste kromming, de uilgestreklste, die er bestaal. Gregorius XVI., ofschoon in zijne geldmiddelen zeer beperkt,nbsp;heeft het werk van Pius VI., den smadelijk-vervolgden hooge-priesler, glansrijk hervat, en is, met ’s Hoogsten bijstand,nbsp;hel weldra te bereiken einde reeds zeer nabij genaderd I).

Bij het verlaten van Torre de tre Panti, liggen de bouwvallen van Adea, de hoofdslad der Rululiërs, op denbsp;linkerhand. Merkwaardig is die plaats, zoo door hel hardnekkig wcêrstand bieden aan Tarquinius Superbus (den trol-sche), en hel daar, bij die gelegenheid , voorgevallene metnbsp;Lucrelia. Regls bevindt zich Netluno, het oude Anlium ^nbsp;de hoofdstad derVolskers, waar Goriolanus zich in balliiig-schaj) ophield, en verders de geboorteplaats van Nero en Caligula; hel was daar, dal, twee eeuwen verleden, de Apollonbsp;(sedert naar de plaats, waar hij in het vatikaansch museumnbsp;werd neêrgezel), zoo genaamd « vail hel Belvedere », gevondennbsp;werd. Bij hel begin der moerassen, ligt, op eene hoogte, hetnbsp;stadje Sezza {Suessm Pome(ia), met zijn franciskaner klooster ,nbsp;dal zich op de barmhartigste wijze hel lol der arme bewonersnbsp;dezer streek aantrekt, die veel aan klier- en huidziekte lijden.nbsp;Eindelijk, bereikten wij de straks genoemde Zfwea/'«« , eennbsp;onafzienbre laan, met de schoonste boomen allerbevalligst beplant, en waar een kanaal langs loopt, dat de Pontijnschenbsp;moerassen in hunne gansche uitgestrektheid doorslroornt.nbsp;Regls en links zagen wij eene ontelbre menigte wilde gan-

1) Men weet, dat Zijne Heiligheid de thans regerende paus dat roemrijk doel bereikt heeft, en in 1834 daarvoor eene medalje deednbsp;slaan, die aan de herinnering van dit hoogst-nierkwaardig feit isnbsp;loegewijd geworden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Fert.

-ocr page 549-

FORAPPIO. 559

*en de lucht doorkruisen, terwijl geheele scharen van buffels «ie wijde vlakte afweidden, en hetoojf, bieren daar, doornbsp;het geïi^l van weligfe akkers en het bevalligfste groen aller-aangeuaainsl werd gestreeld. Naar de zeezijde he^n, zagennbsp;wij, in het verschiet, de kaap van Circe liggen, zoo vermaard in de fabel door de gedaanleverwisling van Ulysse’snbsp;togtgenooten, gelijk ook de kleine stad San-Felice, die op eenenbsp;aanzienlijke hoogte boven den zeespiegel verheven ligt; ziedaarnbsp;het tooneel, dat, tot Forappio toe, zich voor den reizigernbsp;hier opdoet.

Te midden der PoiUijnsche moerassen gelegen, bestaat het gehucht Forappio uit slechts drie huizen, en toch boezemde ons die plek eene hooge mate van belangstelling in.nbsp;De gewijde en ongewijde overlevering beiden maken haarnbsp;om strijd belangrijk, door de personen van Paulus en vannbsp;Horatius, die, zoowel de een als de ander, Forappio vereeuwigd hebben. De Handelingen der Apostelen openslaande, lasnbsp;ik; « De broeders kwamen ons tot bij het Forum van Jp.nbsp;pius te gemoet. Zoodra Paulus hen gezien had, dankte hijnbsp;God en schepte vertrouwen 1). » Het was dus hier, dat denbsp;groote Apostel, voor het eerst, den zoolang gewenschtennbsp;troost smaakte van die christenen van Rome te zien, wiernbsp;geloof reeds geheel de wereld door was vermaard geworden;nbsp;het was dus ook hier, dat die christenen, voor wie het werken, de genie, de moed in de kluisters van den doorluchti-gen gevangene een voor- en onderwerp van de hoogste bewondering waren, zijnen innig vereerden en teeder bemindennbsp;persoon voor ’t eerst zouden aanschouwen; hoe groot, hoenbsp;roerend en schokkend moet wederzijds de gemoedsaandoe-

1) Frafres occurrerunt nohis usque ad Appii forum ac tres Ta-bernas. Quos cum vidisset Paulus gratias agens Deo, suscepit fidu-ciaui. — Cap. XXVlll, 13.

45

-ocr page 550-

1{0 HET DRIEVOUDIG ROME.

ningf van leeraar en leerlingen , beiden, in dal onvergetelijk oogenblik, niel zijn geweest! Welke tranen hebben daar nietnbsp;gestroomd, welke woorden zijn daar niel gesproken I En zie,nbsp;wij bevonden ons op diezelfde plek, waar dat verleederendnbsp;schouwspel heeft plaals gegrepen, en wij hadden denzelfdennbsp;bodem onder onze voelen, dezelfde bergen voor ons oog,nbsp;die eenmaal getuigen moglen zijn van dat treffend tafereel! ó Mijn God, welke lieflijke gewaarwordingen wektnbsp;het geloof niet in eens christens hart! Ook Julius-Gesar,nbsp;ook Augustus, Trajanus, Nerva, Cicero, Horaliiis, Virgilius,nbsp;Mecenas en Appius hebben dezen grond betreden; doch, alnbsp;die helden, al die aardsche grootheden verdwijnen voornbsp;mijn oog in het niel, bij hel opdagen van mijn held, vannbsp;den groolen Paulus, den verwinnaar der Cesars, der dichters,nbsp;der redenaars en wijsgeeren. — Paulus, die om Christus willenbsp;in kluisters werd gelegd 1)!

Drie nieuwerwetsche huizen beslaan de plek, waar eens het oude Forum van Appius gelegen was. Volgens sommigen zounbsp;dit Forum bestaan hebben in een groolsch plein, met hetnbsp;standbeeld van Appius, die den Appischen weg had aange-

1) Toen Baronius zijn Werk schreef, was de groote droogmakerij der Vontijnsclie moerassen nog niet aangevangen ; vandaar dat hijnbsp;zeggen kon ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« er is geen spoor van liet Forum ran yippius meer

te vinden. » De schrijvers van zijnen tijd mogen met elkander hebben kunnen verschillen ten aanzien van de plaats, waar dit vermaardenbsp;Forum gelegen was, doch thans, in onze dagen, is dienaangaandenbsp;geen twijfel meer mogelijk. De zeer duidelijk sprekende naam vannbsp;Forappio [Forum Appii), de ligging dier plaats, in de Pontijnschenbsp;moerassen , bij het groote kanaal, waarvan Horatius spreekt, en denbsp;afstandsberekening van Rome volgens de rnijlschaal van keizer Antoninus zijn zoovele onbetwistbare aanduidingen van zekerheid ten deze,nbsp;dat ik ook wel niet geloof, dat er thans iemand meer over twistennbsp;of aan twijfelen zal.

-ocr page 551-

541

FORAPPIO.

*6ult;l, versierd, terwijl overigens dit Forum, waarschijnlijk, lot eene of andere prachtige villa moet behoord hebben, gelijknbsp;itulks dan ook door hel overgroot aantal stukken van kolommen en marmeren frizen, die daar den grond overdekken,nbsp;schijnt bevestigd te worden. Het deed mij leed, dat geennbsp;dezer granietblokken iets anders te lezen gaf dan alleen één-enkel,nagenoeg geheel weggesleten opschrift, waarvan slechtsnbsp;Nerva’s naam nog duidelijk zigtbaar was gebleven. Ik sloegnbsp;er een stuk af, en nam dat, tot eene herinnering aan dennbsp;H. Paulus, mede.

Na in allen decle de eischen van den geest en het hart bevredigd te hebben, moesten wij nu toch ook aan die vannbsp;het ligchaam gehoor geven, daar wij honger begonnen tenbsp;gevoelen. Evenwel Acjocanda (herberg) leverde noch eten,nbsp;noch vuur op aan den haard ! Gelukkig , dat zoo even een visch-kooper, die op een muilezel de schrale vangst, welke de Tyrrhe-nische zee voor dezen dag had o[gt;geleverd, daar ter plaatsenbsp;aanbragt, ons voor geld en goede woorden een zestal kleinenbsp;bakvischjes, let wel! voor acht grage magen ten beste gaf, ennbsp;waarmee wij dien dag ons armzalig maal moesten houden,nbsp;dat ons werd aangerigi op eene grof houten' tafel, die voornbsp;driekwart met een spijslaken overdekt was, zóó morsig, alsnbsp;met geene mogelijkiteid kan worden besclireven. Wij zatennbsp;ter weerszijde van dien disc!) op even grove houten banken;nbsp;men oordeele nu over de rest van het tafelservies, dal, innbsp;iiyn geheel, volkomen bij elkander i)aste. Bij deze eerstenbsp;disgrazia voegde zich weldra nog eene andere en veel groo-tere, maar, daarenboven, tevens ook veel oudere; immers,nbsp;reeds vóór twee duizend jaren, werd Horatius er aller geweldigst door gekweld! Wij hadden den dichter bij ons aannbsp;lafel, en toen wij hem belreklijk zijn overnachten tenbsp;Forappio onderhielden, gaf hij ons lol bescheid:

-ocr page 552-

842

HET DRIEVODDIG ROME.

......... Inde Forum Appi^

Differtum naulis, cauponibus atque malignis.

Hic ego propter aquam, quod erat deterrima, ventro Indico bellum, coenantes baud animo aequo

Exspectans comités.......

Hor. Satyr. lib. V, sat. 5.

Het water van Forappio was tijdens ons bezoek aldaar, den 18. Februari], 1842, zóó slecht, dat wij, even alsHo-ratius, verpligt g;eweesl zouden zijn, om onze maag[ dennbsp;oorlog te verklaren, wanneer de hospes ons niet, bij lijds,nbsp;vriendelijk daartegen gewaarschouwd had. Ofschoon welligtnbsp;in regie lijn afstammende van die boosaardige kasteleins,nbsp;waarover de poëet zich zoo bitter beklaagt, toch had hijnbsp;de opreglheid, om er ons op bedacht te maken, dat hetnbsp;hier beter was, zich met een glas schralen wijn te vergenoegen , dan proeven met het water te nemen. Wij volgdennbsp;bij ons schraal middagmaal zijn welwillenden raad; en, watnbsp;het geschreeuw van het schippersvolk aangaat, dat Iloratiusnbsp;den slaap uil de oogen bande, hiervan is geen spoor meer overig : immers, deze weleer zoo levendige ankerplaats vannbsp;lallooze vaartuigen, die de Tyrrhenische zee op-en afvoeren ,nbsp;is thans herschapen als in een graf. Intusschen stroomt hetnbsp;kanaal, dat den naam van Naviglio grande draa^i., en uitnbsp;verscheiden te-zamen-vloeijende rivieren en moeraskolkennbsp;ontstaan is, nog altijd rustig voort, even als op den dagnbsp;toen Horalius daarover zich te scheep naar Terracina heen-begaf, nadat het, namelijk, thans door de zorg der pausennbsp;heropend en wederom bevaarbaar gemaakt is geworden.

Bij het verlaten van Forappio, hervatten wij op nieuw de altijd schoone en bevallige Pia-baan {Linea Pia). Denbsp;bergen, die de Pontijnsche moerassen in een halven cirkel

-ocr page 553-

543

FOSSA NCOVA.

omsluiien, nemen, naarmate men de zee nadert, al meer en meer af, totdat zij daar bijna geheel in de vlakte weg-slerven. Fossa Nuova^ het vermaarde klooster, waar denbsp;H. Thomas van Aquino, op weg naar de kerkvergaderingnbsp;van Lyoii, ziek werd en stierf, lieten wij op de linkerhandnbsp;liggen. Terracina, het Anxur der Ouden , lag op eene wit-achlige rolshoogte in bevalligen boogvorm regt vóór ons innbsp;hel verschiet, en doet zich nog even zoo voor, als hel tennbsp;tijde van Horalius er moet uitgezien hebben. Ik sloeg dennbsp;poëet op, die wel zeker nooit zal hebben kunnen denken,nbsp;dal hij, na ruim twintig eeuwen, nog voor een franschea ka*nbsp;nonik tot reisgids strekken zou. Ziehier wal hij ons rneêdeelde :

Millia tum pransi tria repimus, atque subimus Impositum saxis late caudentibus Auxur.

Hor. Satyr. lib. V, sat. S.

Den nacht te voren had hij te Forappio doorgebragt, en zich daar bitter te beklagen gehad over hel gegons dernbsp;muggen en over de kikkers, wier gekwaak hem deerlijknbsp;den slaap benomen had. Wij hadden geene gelegenheid,nbsp;om met dat bevallig gezelschap kennis temaken, en, daarnbsp;Horalius er nu verder geen gewag van maakt, zoo meeneunbsp;wij er dan ook te Terracina geen last van te zullen hebben.nbsp;Daarentegen, evenwel, vond hij er zijne doorluchtige reisgezellen, en gelegenheid, om zijne ontstoken oogleden metnbsp;een zwariachligen balsem in te wrijven.

nic oculis ego nigra ineis collyria lippus llliuere........

Gelukkiger dan Horalius, was onze kleine karavane goed ter been en volmaakt bij hel gezigt , en, al had zij dan ooknbsp;het voorregt niet, om te Terracina Mecenas, Fontejus ennbsp;Capilo aan te treffen, zoo vond zij er toch den voorlreflij-

-ocr page 554-

Ui HET DRIEVOüDIG ROME.

ken abbé Rafaello MarioUi, kanonik van het slift, een jon^ geestelijke van groole verdienste, die ons in zijne geboorteplaats met de uiterste wellevendheid en belangstelling ontving.nbsp;Hij begeleidde ons bij het bezoeken der vreeslijk geteisterdenbsp;bouwvallen van den tempel van i\i\n\QV-jdnxurus, gelijk pnedenbsp;naar de bijzonder fraai in mosaïk bewerkte area van dennbsp;Minerva-tempel, op wiens grondslagen thans de goede patersnbsp;van den welgelukzaligen Cesar de Bus hunne schoollokalennbsp;hebben geslicht. Verder op, langs de steile helling van hetnbsp;krijtwit-gebergte voort gaande, kwamen wij zoo van lieverlede aan de wèl-bewaard-gebleven bouwvallen van Theodoriksnbsp;kasteel. Als heer van Terracina, deed die koning der Gothcnnbsp;dat slot bouwen, om de stad in bedwang te houden; doch,nbsp;te vergeefs: zij ontviel hem, even als zij zich van de Volskersnbsp;had losgemaakt, die haar slichtten, en van de Romeinen,nbsp;die haar later in bezit hadden.

Van de hoogte^ waarop wij ons thans bevonden , smaakten wij een heerlijk vergezigt zoo over de gaiische uitgestrektheidnbsp;der Pontijnsche moerassen, als over een groot gedeelte dernbsp;Tyrrhenische zee, te midden van wier wateren het eilandnbsp;Ponzia als eene frisch-groene lustwarande scheen te liggennbsp;wiegelen. Wij huiverden onwillekeurig bij den aanblik vannbsp;dit oord; immers, düar was het, dat de wreede Domilianusnbsp;zijne zachtmoedige bloedverwante, de H. Flavia Domitilla, heennbsp;verhandde, om haar later, met nog verscheiden andere martelaars , te Terracina, op te offeren aan het vuur ! Na hetnbsp;roemrijk tooneel van dien chrislen-heldendood, in stommenbsp;ontroering , de hulde onzer eerbiedige herinnering te hebbennbsp;toegebragl, begaven wij ons naar de hoofdkerk, die op denbsp;bouwvallen van den Apollo’s-lempel weid geslicht. Ook hiernbsp;vergezelde ons de kanonik Mariotti. De pastoor had de goedheid, onszelf zijne kerk te laten zien, en de verschillende

-ocr page 555-

DE KATHEDRALE. S45

monumenten, die daar {gevonden worden, even zeer als den oorsprong van het gebouw, naauwkeurig voor ons toe te lichten.

Terracina ontving van den H. Apostel Petrus-zelven de gave des geloofs en haren eersten bisschep, den H. Epaphro-ditus, een der twee-en-zeventig leerlingen van onzen Heer.nbsp;Het is zeker, dat de Galilesche visscher, gedurende de vijf^nbsp;en-twintig jaren van zijn verblijf te Rome, niets verzuimde,nbsp;wat strekken kon, om het Evangelie te bevorderen en te verspreiden, en daartoe alomme kerken stichtte en bisschoppennbsp;uitzond. Van den eenen kant mag men, op goede gronden,nbsp;aannemen, dat de meeste steden van Italië door den Prinsnbsp;der Apostelen zelven, of door zijne onrniddelijke leerlingennbsp;zijn bezocht en bekeerd geworden; terwijl, van den anderennbsp;kant, Terracina, op grond eener onafgebroken-voortdurendenbsp;overlevering, beweert, dat de H. Epaphroditus aldaar denbsp;eerste bisschep is geweest, eene meening, waartegen iknbsp;niet geloof, dal eenige bedenking, hoegenaamd, met grondnbsp;zou kunnen worden ingebragt 1).

In het priesterkoor wordt een zetelstoel bewaard , waarvan — almede volgens de overlevering — de H. Petrus zichnbsp;persoonlijk zou hebben bediend. Die zetel is van wit marmer, en heeft volmaakt denzelfden vorm als al de bisschopszetels, die in de katakomben zijn bewaard gebleven. Reglsnbsp;van het hoogaltaar ziet men een baldekijn, dal op de kolommen rust, die eenmaal Apollo’s outer schraagden. Onder datnbsp;monument rusten de stoflijkc overblijfsels van geheel eenenbsp;marlelaarsfamilie, die te Terracina-zelve zich de kroon dernbsp;bloedgetuigen verwierf, te weten : Eleutheriis, het familiehoofd, Silvanus zijn zoon, bisschop van Terracina, de H. Silvia, zijne moeder, en de H. Rufina zijne zuster. Ziedaar de

1) Zie Ugelli, ItuUa sacra, t. I, p. 1278.

-ocr page 556-

5 46 HET HHIETOEDIG ROME.

{fcwijde namen dier moedijje helden, onder de banier van het kruis. De granielkoloininen, die hier het g^ewelf schragen,nbsp;en de in mozaïk bewerkte kerkvloer, beiden uit den Apollo-tempel afkomstig, zijn almede zoovele trofeën, welke hetnbsp;christendom op de verwonnen heiden wereld behaalde. Watnbsp;de. kathedrale-zelve betreft, daarin hebben twee zeer belangrijke feiten plaats gegrepen. Het was hier, dal de H. pausnbsp;Victor Hl. zijne hoogkerkelijke waardigheid, in 1086, ne-derlegde, en Iweejaren later paus Urbanus 11. verkozen werdnbsp;Wij herinnerden ons, met welgevallen, dat laatstgenoemdenbsp;opperpriester, de vriend van den H. GregoriusVH., en eennbsp;der sieraden van de middeleeu-.yen, een onzer landgcnootennbsp;was. Hij werd te Ghètillon sur-Marue geboren en was, alvorens op den zetel des H. Petrus verheven te worden, te Cluriynbsp;in hel klooster. De eerste kruistogt, plegtig in 1096 op denbsp;kerkvergadering van Clermont uitgeschrevcn, was zijn werk.nbsp;Een opschrift, in marmer uitgehouwen, schelst, met kortenbsp;woorden, de twee hierboven vermelde merkwaardige feilen:

S. VICTOR lil A SÜMMO PONTIFIGATU SE DEJIISIT 1086 B. URBANCS II ELECTUS 1088.

. Hel schitterend voorbeeld van nederigheid en christlijke verootmoediging, door Victor gegeven, is niet zonder vruchtnbsp;gebleven: de gelukkige kerk van Terracina heeft daarvan eennbsp;edelen navolger voor oogen in monseigneur Sillani, harennbsp;eersten herder, die in zijn eerbiedwaardige!! persoon een levendnbsp;beeld ons schetst van den gulden lijd der eerste aposloli.schenbsp;dagen; hij leeft op den eenvoudigsleii voet, dien men,zichnbsp;voorstellen kan, met niet meer dan één bediende, die hemnbsp;geen ander voedsel te verschaffen heeft dan een weinig broodnbsp;en olie. Al zijne inkomsten vloeijen den armen toe. Steeds

-ocr page 557-

HOSPITAAL EN PALEIS DER RESIDEiNTlE. 5i7

ijverig werkzaam , zoo voor hel zieleheil zijner dierbare kudde, als voor hel welzijn der geheele Kerk, heeft hij eene verordening aan zijne onderhoorige geestelijken uitgevaardigd, om ,nbsp;gedurende den vasten, tweemalen eene predicalie te houden,nbsp;tot toelichting en bevordering van het gewigt en der belangennbsp;van het groote werk der verbreiding des geloofs.

In het voorportaal der kerk vestigde men onze aandacht op eene groote, in bazall uitgehouwen vaas, in den vorm vannbsp;een grafmonument, of zoogenaamde urne (lijkbus), ter lengtenbsp;van ongeveer vier voeten, en evenredig hoog. Blijkbaar vannbsp;heidensche afkomst, en, gelijk men bij overlevering beweert,nbsp;voorheen aan Apollo’s tempeldienst gewijd geweest, zoo magnbsp;men het er voor houden, dat dit bekken meermalen met hetnbsp;bloed van christenen zal zijn geverwd. Toen, evenwel, denbsp;vervolging der Kerk had opgehouden, werd de bestemmingnbsp;dezer vaas veranderd, en zag men haar gevuld met gewijdnbsp;water, waarin de christenen zich de handen en het aangezigtnbsp;reinigden, alvorens het huis Gods binnen te treden; de volgende opschriften vereeuwigen die tweeledige historischenbsp;herinnering:

VASO IN en DA GENTILI FÜIIONO T0R3IENTATI E SCANNATInbsp;MÜLTl CRISTIANI

INNANZl l’iDÜLO Dl APOLLO 1).

POl COLLOCATO DA FIDELI IN OCESTO ATRIOnbsp;AD ÜSO Dl FONTE PER LAVARSInbsp;E MANI E VOLTO PRIMA d’iNTRARA IN CHIESA 2).

1) nbsp;nbsp;nbsp;S. Paulino, epist. Xll ad Sever.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Conlal. Hist. Terrac.

Drievoudig Rome. — II. Deel.

46

-ocr page 558-

548 HET DHIEVOUDIG ROME.

Bij het afslijgen van den heuvel wierpen wij een laatsten blik op Terracina en zijne oude haven, waarvan echter nietsnbsp;anders is overgebleven dan ettelijke palen met ijzeren ringennbsp;er aan bevestigd, om de vaartuigen vast te leggen. Hetnbsp;hospitaal en residentiepaleis bragten ons Pius VI. in herinnering voor den geest terug. Deze doorluchtige opperherdernbsp;was de stichter van beide merkwaardige gebouwen. Hij kwamnbsp;dikwijls te Terracina, om zelf de werkzaamheden gade tenbsp;slaan en aan te moedigen, welke hij, tot zijn onsterflijkennbsp;roem, ten aanzien der Pontijnsche moerassen, zoo grootmoe*nbsp;dig had doen aanvangen.

IG irebmarij.

Guardiole. — Herinnering aan Tiberius. — Herinnering aan Esme-nard. — Fondi. — Kamer van den H. Thomas. — De zeeschuimer Frederik Barbarossa. — Itri. — Het graf van Cicero. — Molanbsp;di Gaeta. — Villa van Cicero. — Herinnering aan Gaëta.nbsp;— Miturno. — De Liris. — Campanië.

Reeds vóór zes ure in den ochtendstond hadden wij Terracina verlaten, onder begunstiging van het schoonste voorjaarsweder, waardoor wij gelegenheid hadden, om het vol genot te smaken, dat ons door het heerlijk landschap werdnbsp;aangeboden voor het gezigt. De tegenwoordige rijweg looptnbsp;juist over dejtppia heen, in eene enge vallei, regisnbsp;door de zee, en links door het boschrijk gebergte vanLatiumnbsp;begrensd. Alle kwartier uurs ontmoetten wij ter zijde van denbsp;baan een klein steenen huis, met eene deur, die met ijzerennbsp;platen belegd en voorts voorzien is van twee vensters,nbsp;waarin ijzeren kruisbouten bevestigd zijn. Daar tegen aan staatnbsp;een soort van gemetseld schilderhuis, of een uitkijk, waaruitnbsp;wij telkens een hoofd te voorschijn zagen komen, dat, naarnbsp;het deksel te oordeelen, van een politiebeambte zijn moest.

-ocr page 559-

GÜARDIOLE 549

Nieuw’sgfierig;, wat dit telkens herhaald verschijnsel te beteekenen mogt hebben, dat van af den aanvang der Pon-tijnsche moerassen, tot voorbij Minturno, op de grenzennbsp;van Campanië, voortduurde, zoo raadpleegden wij daarovernbsp;met onzen voerman, die er ons de navolgende verklaring vannbsp;gaf ; « Die kleine woningen, zeide hij, worden Guardiolenbsp;(wachthuisjes) geheeten, en strekken tot verblijfplaats voornbsp;de beambten, die langs deze baan voor de veiligheid der reizigers te waken hebben. » Zijne toelichting was niet zeernbsp;geruststellend, te minder, daar dit oord allezins het aanzien heeft van, als’l Ware, geschapen te zijn voor een echtnbsp;rooverskwartier; weshalve dan ook de gouvernementen vannbsp;Rome en Napels, in geenen deele ten onregte, hier voorzigtig-heidsmaatregelen in het belang der reizende wereld nuttignbsp;en noodig geoordeeld hebben, en men, in de daad, moednbsp;behoort te bezitten, om in deze geduchte bergstreken zichnbsp;zoowel aan den togt, als aan het bewaken van dien weg tenbsp;wagen. Om ons te vergewissen, dat onze koetsier de waarheidnbsp;had gesproken, gingen wij zoo’n Guardiola binnen, en vonden er, werkelijk, twee karabiniers, op een veldbed gezeten,nbsp;en een rek met sabels, pistolen en verscheiden karabijnennbsp;boven hun hoofd. — Wat doet gij hier, kameraden? vroegen wij; en het antwoord luidde : Wij zijn hier, omnbsp;jagt te maken op de cattiva genie che tavolta percorrenbsp;queste montagne (het slecht volk, dat soms dit gebergtenbsp;doorkruist); maar wij hebben zelden wat te doen. Sedertnbsp;de Inhechtenisneming van Garbaroni, hoort men bijna nietnbsp;meer van rooverbenden spreken. » En, in de daad, datnbsp;is de waarheid: gewapende plunderaars zijn thans in Italiënbsp;langs de groote wegen even zeldzaam meer te vinden, alsnbsp;in Frankrijk zulks het geval is: in zes jaren lijds zijn ernbsp;slechts vijf op te teekenen geweest. Overigens wat de zooveel

-ocr page 560-

550

HET nUlEVOUDIG ROME.

besproken, en schrikbarend verg^roote italiaansche rooverge-schietlenissco aang^aat, zoo moet men, voorzoo ver ze waar zijn, de oorzaak, of liever de omwikkeling^, er van zoekennbsp;niet in een bijzonderen aanlejj daartoe, die den bewonersnbsp;van bet schiereiland, meer dan andere natiën, eig:en zounbsp;zijn, maar wel in de verschillende oorloggen, die dit schoonenbsp;land, te allen tijde, zoo heilloos berokkend werden.

Te zwak om hunnen vijanden met goed gevolg het hoofd te kunnen bieden, en zulks wel allerminst ten aanziennbsp;der fransche legers, zoo bepaalden de Italianen zieh, evennbsp;als de Spanjaarden, bij zoogenaamde guerilla- of stroop-togten, om daarmeê den vijand, zooveel mogelijk, afbreuknbsp;te doen. Na afloop van den krijg, weigerden zulke bendennbsp;niet zelden, de wapenen neder te leggen, en eindigden nunbsp;met, in plaats van een vijand, weèrlooze reizigers aan tenbsp;vallen, teneinde zoodoende te kunnen blijven bestaan. Vooralnbsp;in Calabrië, in de Appenijnen en in het gebergte van Lalium,nbsp;tusschen de napelsche en romeinsehe grenzen, hielden zijnbsp;zich op en schuil. Bij voorkeur, evenwel, kozen zij de laatstgenoemde streek, dewijl er tussehen deze beide regeringennbsp;geen Iractaat van uitlevering bestond, weshalve de vlugtnbsp;van het een op het ander grondgebied hunne veiligheidnbsp;steeds zeer in de hand werkte. En vandaar nu de reden dernbsp;oprigting van deze wachthuisjes, of Guardiole^ aan de grenzennbsp;der beide rijken. Thans, evenwel, nadat er een tractaat vannbsp;uitlevering tot stand is gekomen, hoort men van roof nagenoeg nooit meer in deze streken gewagen.

Na ons onderhoud met de karabiniers, zetten wij den togt wederom voort, en kwamen nu bij Torre de' Confininbsp;aan, een douanen-post, waar tevens ook een detachementnbsp;linietroepen gestationneerd is. Het verschil van uniform, datnbsp;door ons hier werd opgemerkt, de andere vlag, welke wij

-ocr page 561-

HERINNERING AAN TIBERIUS. 551

te dezer plaatse zagen opgestoken, het afvragen onzer paspoorten, met een woord, een geheel ander tooneel, dan wal wij tol dus verre aanschouwden, slrekle len onmiskenbaar leeken,nbsp;dat wij ons aan de grenzeft bevonden-van een anderen Slaat,nbsp;en die Slaat was Napels. Intusschen bleek het ons tochnbsp;vooreerst nog in geenen deele, dat hier het zoogenaamdenbsp;land van belofte, het paradijs van Europa, gelegen was:nbsp;immers, dezelfde eenloonige weg blijft aanhouden, zichnbsp;slingerende door de enge vallei, die aan de eene zijde doornbsp;de zee begrensd, en aan den anderen kant door een kelennbsp;van meestal vulkanische bergen ingesloten wordt. Een weinignbsp;voorbij Fondi, ziet men links af de vermaarde grot, waarinnbsp;Sejanus het leven van Tiberius redde. Die vorst begaf zichnbsp;met zijn gunsteling naar Carnpanië op reis. Nabij Fondinbsp;gekomen, hield hij halt op eeiie plaats, de villa de lanbsp;Caverna geheeten, waar voor hem en nog meer anderenbsp;doorluchtige personen een luisterrijk maal, echt romeinschnbsp;ingerigt, werd opgedischt in eene door de natuur gevormdenbsp;grot. Nadat zij een poos hadden aangelegen, begon op eensnbsp;het rotsgewelf te kraken, en vielen verscheiden steenbrokkennbsp;naar beneden, met zulk een geweld, dat enkele slaven,nbsp;die de tafel bedienden, er door werden gedood, terwijl,nbsp;overigens, de ingang nagenoeg geheel er door versjierdnbsp;was geworden. Die weg kon komen, maakte zich in allerijlnbsp;uit de voelen. Sejanus, evenwel, ziende, dat de keizernbsp;gevaar liep van, hetzij door de neêrvallende sleenen, hetnbsp;zij door de vlugtenden onder den voet gebragl en overdolvennbsp;te zullen worden, plaatste zich zóódanig boven zijnen meester,nbsp;dal hij hem met hoofd , met handen en kniën, geheel vannbsp;alle letsel vrij hield, en hem zoodoende het leven redde. Mennbsp;vond hem in die houding, toen het mogelijk was geworden,nbsp;ter hulpe van die zich daarin bevonden, de grot binnen te

46

-ocr page 562-

5o2 HET DRIEVOUDIG ROME.

dringen. Een onbegrensd vertrouwen — zegt Tacitus — was het loon van Sejanus voor deze onschatbare, den keizer bewezen, dienst 1). Hoe broos is vorsUijke grootheid niet,nbsp;en van hoe weinig hangt soms haar behoud of haar ondergang niet af!

De omstreken van Fondi schijnen den reizigers noodlottig te zijn: niet ver van de Tiberius-grot, vindt men de plek,nbsp;waar Esmenard rampzalig omkwam. Op last van Napoleon,nbsp;wegens een schimpdicht tegen den russischen gezant, voornbsp;een tijdlang, naar Italië verbannen, kwam de zanger dernbsp;Zeevaart van Napels, om naar Frankrijk weer te keeren,nbsp;toen eensklaps, op den weg van Fondi, zijne paarden aannbsp;’t hollen raakten, en hij-zelf, uit het rijtuig geworpen, hetnbsp;hoofd tegen eene rots te pletter stortte: dit had den 25. Junij,nbsp;I8H , plaats. Het is te bejammeren, dat niet een kruis, zoonbsp;geen ander monument, de plek aanduidt, waar deze jongenbsp;fransche dichter den dood gevonden heeft.

Ten tien ure kwamen wij in het stadje Fondi aan; ik zeg stadje, wanneer dat, namelijk, de gepaste uitdrukkingnbsp;is voor een hoop wanstaltige huizen, die in de meest mogelijke wanorde op een kalen bergrug, als ’t ware, neêrge-smeten zijn, en wier bewoners het spraakvermogen alleennbsp;daarom schijnen te bezitten, teneinde de botfiglia (flesch),nbsp;of, zoo als wij het noemen, eene aalmoes, te vragen. Denbsp;Napolitanen noemen boltiglia^ wat in het westen van Italiënbsp;de buona mancia (eene weldadige gift), en in hel noorden een .nbsp;biochiere (glaasje of borreltje) heet. Naauwelijks waren wijnbsp;binnen gereden, of eene tallooze schaar van met lompen bedektenbsp;mannen, vrouwen en kinderen omcingelde, in een oogenblik;nbsp;ons rijtuig, ter plaatse waar ons het onderzoek der douanen

1) Tac., Annal., llb. IV, n. 9.

-ocr page 563-

FONDI.

SS3

wachtte, wier opperhoofd, in zijn groenen mantel gewikkeld, ons, door de statigheid van zijn voorkomen en de fierheid,nbsp;waarmeè hij zich op zijn post deed gelden, Aufidius Luscus ,nbsp;den praetor van Fondi, voor den geest bragt, die Horatiusnbsp;en zijne doorluchtige reisgezellen, vooral door het mal-deftige van zijne staliekleederen, zoo ruime stof lot lag-chen gaf.

Fundos Aufidio Lusco praetore libenler

Linquimus, insani ridentes praemia scribae,

Praetextam , et latum clavum, prunaeque batillum.

Van dit gedwongen kortstondig oponthoud gebruik makende, begaf ik mij , voor een oogenblik, naar het Domi»nbsp;nikaner-klooster, dat aan de zeezijde gelegen is, en waarnbsp;zich het vertrek nog bevindt, eenmaal door den H. Thomasnbsp;bewoond. Daar, — wie zou het gelooven — in dat ellendignbsp;gehucht, lusschen de zwarte muren van eene twaalf voetnbsp;lange en vijf voet breede cel, leefde dat schitterend hemellicht, welks luister de middeleeuwen omgloorde, en nog hedennbsp;ten dage de katholieke theologie den heerlijksten gloed,nbsp;vol ziel en leven bijzet. In stille afzondering, in hel vergelen duister, daar, was het, dal de kloosterorden dienbsp;magtige geniën, die groote geesten kweekten, wier verbazende talenten de wereld eenmaal zouden verrukken en beheer-schen. De broeikassen, waarin het hedendaagsch geslacht hetnbsp;.verstand tot spoedige en overvolle rijpheid tracht te brengen,nbsp;werden in die dagen alleen door den hovenier als tuingeriefnbsp;gebezigd. In den hof van het klooster toonde men ons nognbsp;een oranjeboom, door den grooten kerkleeraar-zelven metnbsp;de w'ortels in de lucht geplant. Het arme Fondi heeft ooknbsp;nog heugenis van een ander historiefeit, welks droevigenbsp;sporen er steeds even zigtbaar zijn, als de woede der

-ocr page 564-

golven zich laat verklaren uit het wrak van een schip. Het was, namelijk, in de XVI. eeuw, dat de beruchte zeeroovernbsp;Barbarossa hier, te midden van den nacht, onverwachtnbsp;landde, met het doel, om Julia de Gonzagua, douairièrenbsp;van Vespasianus Calonne, gravin van Fondi, op te ligten.nbsp;Het opzet mislukte, en de vrijbuiter, daardoor in woedenbsp;ontstoken, stak den brand in de stad, welke hij, te vuurnbsp;en te zwaard, liet uitplunderen, om vervolgens een gedeeltenbsp;der bevolking in slavernij meê te voeren. Sedert dat noodlottig uur heeft Fondi zich niet meer uit zijne puinen wetennbsp;te verheffen. De eenige roem, dien het wist te handhaven,nbsp;bestaat in zijn Caecubi-gebergte, waar reeds vóór tweenbsp;duizend jaren een wijn groeide, die bij de beheerschers dernbsp;toenmalige wereld in het hoogste aanzien stond i).

Wij verlieten, even als Horatius, Fondi, met genoegen, om ons, altijd langs denzelfden weg, dien ook de dichternbsp;volgde, naarltri, de ürbs Mamurrarum der ouden, heennbsp;te begeven. Naar den text van den poëet te oordeelen, moetnbsp;hij er met zijn doorluchtig gezelschap tegen den koelennbsp;avond zijn aangekomen , dewijl zij daar nachtverblijf hielden, terwijl wij er, in tegendeel, onder een brandende middagzon belandden. Ilri is, overigens, slechts een armelijknbsp;dorp, waar de reiziger zich geene moeite meer behoeft tenbsp;geven, om er het huis van Murena en de keuken van Gapitonbsp;nog te zoeken.

In Mamurrarum lassi deinde urbe manemus, nbsp;nbsp;nbsp;’

Muraena praebente domum, Capitone culinam.

Intusschen zouden ook wij er, zeker, gaarne overnacht hebben, wanneer wij namelijk, ’s anderen daags, daar Plotius,

Caecuba fundanis generosa coquuntur amyclis.

Mart.

-ocr page 565-

JIOLA Dl GAETA. sss

Varius en Virgilius hadden mogen aantreffen, « de opregtsle zielen^ -welke de aarde immer gedragen heeft: « Animaenbsp;quales néque candidiores terra tulit! Bij het verlatennbsp;van Ilri, krijgt men weldra, lusschen de wilde olijfboomennbsp;door, een wijd uitgestrekt gezigl over de Thyrrenische zee,nbsp;de golf van Gaëta; slechts eenige mijlen verder op, vindtnbsp;men het kleine maar schilderachtig gelegen Mola. Alvorens,nbsp;evenwel, daar aan te komen, houdt een oud monument,nbsp;zoo men zegt, het graf van Cicero 1), den reiziger, in ’tnbsp;voorbijgaan, nog een oogenblik bezig. Ofschoon de oudheidkundigen het dan ook al niet volkomen met elkander overnbsp;dit punt eens mogen zijn, zoo is dit toch zeker, dal denbsp;beroemde redenaar in deze omstreken door de huurlingen vannbsp;Antonius vermoord, en door zijne vrijgelatenen (vrijgelatennbsp;slaven) begraven is geworden, aan welke laalsten men hetnbsp;lijkmonument toesehrijft, waarvan wij hier de grootschenbsp;bouwvallen voor ons hadden, te weten een torenvormignbsp;gedenkteeken, ter hoogte van dertig of veertig voet. De topnbsp;is er van verdwenen, het marmer- en beeldhouwwerk zoeknbsp;geraakt, en allerlei ruigte van distels en struiken omslingertnbsp;van onder tot boven dit vervallen praalgevaarte, als om er denbsp;nietigheid meê te verbergen, waarvan zelfs het meest trotschenbsp;werk van ’s menschen hand een luid sprekend bewijsnbsp;oplevert.

Het was een weinig meer dan middag toen wij, door het schoonste weder begunstigd, Mola-di- Gaeta binnennbsp;kwamen. Naarmate men er minder op bedacht is, treft hetnbsp;schoone panorama, dat zich hier voor het oog ontrolt, den

aan

I) De schrijver der Antichita Ciceroniane enzv. plaatst het den voet van den herg Acerbara, tegen over den toren, ter regteïnbsp;zijde van den Appisehen weg.

-ocr page 566-

586 HET DRIEVOUDIG ROME.

blik des reizigers te meer, die, van Rome komende, rnel den zeer beperkten gezigteinder van den engen vallei wegnbsp;voor zich, zijn hoogst eentoonig pad, reeds zoo lang, vervolgde. Daar lag toch nu eensklaps voor ons oog uitgebreidnbsp;de zee, op wier spiegelvlak de zon hare stralen vriendlijknbsp;liet huppelen; regts, Gaëta met zijne rijzige torens, en helnbsp;voorkomen hebbende van eene vesting, gebouwd te middennbsp;der wateren, links, het vulkanisch gebergte, dat zich totnbsp;de bouwvallen van Minturno toe uitstrekt; en dan voortsnbsp;Mola, dat zich op den oever vertoont, als een belvedere ,nbsp;vanwaar men geheel dat schilderachtig tafereel in zijnennbsp;ganschen bekoorlijken omvang volkomen kan overzien. In denbsp;daad, bij den aanblik van dal verruklijk schouwspel werdnbsp;het ons duidelijk, dat wij Europa’s paradijs genaderd waren.nbsp;Wij gingen door eene in vollen bloei staande fraaije laurieren myrte-dreef naar het hotel, waar wij eenige ververschingnbsp;gereed lieten zetten in een vertrek, dat het uitzigt had overnbsp;zee, en waar wij, tegelijk met het schoonste geheel, watnbsp;de natuur kan opleveren, ook een rijkdom van de grootstenbsp;historische herinneringen te genieten hadden. Ter plaatse,nbsp;waar wij hier onzen nederigen disch spreidden, was het,nbsp;namelijk, dat Cicero, de altijd zoo ingetogen redenaarnbsp;Cicero, zich baadde in al de wulpschheid der zeden vannbsp;zijn tijd ; wij bevonden ons hier ter plaatse, waar zijnenbsp;villa, het Fortnianum, lag, dat naar het oord Formia dusnbsp;genaamd was.

Wij trachtten, en wel met zekere belangstelling, .de sporen van dit vermaarde landgoed nog eenigermate te ontdekken; doch, te vergeefs: de paleizen der ijdelheid zijnnbsp;met de trotschaards, die ze slichtten, in hetzelfde niet alsnbsp;eene schaduw verzwonden! Welk eene ernstige en tevensnbsp;heilzame les voor den christen, wiens bestemming gelegen

-ocr page 567-

VILLA VAN CICERO. 337

is boven het aardsche stof. In de Thermen of badplaats las ik hel volgende opschrift boven eene fontein van kristalheldernbsp;drinkwater, dat, op een paar schreden afstands van zee,nbsp;uit de rots ontspringt:

NYMPHO ARTACKjE BIRE , LAVA , TACE.

Volgens de dichters is het hier, bij de Artachia-bron, dat Ulysses de dochter van Antiphates, den koning der Lestri-gonen, ontmoette, die daar water kwam puiten.

Mola bezit ook nog eenige overblijfsels van een theater, van een amphitheater, van een Neptunus’-tempel, en dernbsp;villa’s, of landgoederen, van Scaurus en van Hadriaan. Tevensnbsp;met de herinnering aan Laesius en Scipio, welke beroemdenbsp;mannen hier, op dit strand, als kinderen met elkaêr ballennbsp;kaatsten, komt die aan paus Gelasius en aan den vermaardennbsp;kardinaal Cajetanus ons te binnen, op wier geboorte Gaëtanbsp;roem draagt. Wij moesten, uit tijdgebrek, ons bij een bliknbsp;uit de verte op die merkwaardige stad bepalen, waar wij dennbsp;zoogenaamden Rolandstoren zich op den Corvo zagen verheffen, eigenlijk het graf van Lucius Minatius Plancus, eennbsp;leerling van Cicero, en die, als ik mij niet bedrieg, denbsp;stichter was van Lyon. In de hoofdkerk van Gaëta wordtnbsp;de standaard bewaard, die door paus Pius V. aan Don-Juannbsp;van Oostenrijk, opperbevelhebber der christenlegerscharen innbsp;den slag bij Lepanto, ten geschenke gegeven werd.

Wanneer men Mola verlaat, welks armoede jammerlijk afsteekt bij den naluurrijkdom, waar het te midden innbsp;ligt, zoo loopt de weg, verscheiden mijlen lang, voorbijnbsp;dat schoone gedeelte der Tyrrhenische zee, die met dennbsp;naam van golf van Gaëta is bestempeld. Lieflijke beelden,nbsp;aangename herinneringen vergezellen den reiziger geheel die

-ocr page 568-

S38 HET DU1EV0UD1« ROME.

baan langs, lol Trajetto toe; doch dadr komt, plotseling, eene treurige gedachte den geest ontstemmen: Trajello heeftnbsp;Minturnae vervangen! In de omstreken dier stad zochtnbsp;Marius, de verwinnaar der Gimbreo,eene schuilplaats tegennbsp;Sylla’s vervolging. Door diens trawanten in eene moerasspelonk ontdekt, werd hij naar de stad gesleurd, en daarnbsp;in den kerker geworpen, waaruit hij echter wist te ontsnappen, om voorts de wijk te nemen naar Africa. Wij zeidennbsp;spoedig het eenmaal zoo vermaarde oord vaarwel, waar vannbsp;alle vroegere grootheid geen ander spoor dan eene groote ennbsp;schoone waterleiding meer overig is, en waar de schimnbsp;van Marius den reiziger beteekenisvol schijnt toe te roepen :nbsp;« Verkondig het aan alle roembejagers, dat gij Marius geziennbsp;hebt te Minturnae, verscholen in een moeras! »

Ik, voor mij, zal aan Minturnae eene geheel andere herinnering bewaren: te weten, op die bouwvallen verloor

ik..... mijn snuifdoos. Allen, die in staat zijn, de hooge

waarde van zulk eene doos op reis juist te schatten, voorzeker, zij zullen mijne regtrnalige droefheid over een zoodanig verlies regt laten wedervaren. Een snuifdoos is een waar Pandorageschenk, op welks bodem altijd de hoop gevestigd blijft, namelijk, het geheim, om den geest steeds opnbsp;te wakkeren, en de meest-geschikte middelen te doen uitdenken tot hel overwinnen van alle mogelijke hinderpalen,nbsp;die zich, gedurig aan, in hel leven, vooral van den reiziger,nbsp;opdoen; een snuifdoos is een even nuttig als aangenaamnbsp;tijdverdrijf, een gezelschapsband, die tusschen een oogen-blik te voren elkander nog geheel en al vreemde wezens,nbsp;zelfs tol de innigste vertrouwlijkheid, de deur opent; en zie,nbsp;daar had ik de mijne verloren! Vaarwel, gij, dierbare herinnering aan den vaderlandschen grond, en ontvang daarbijnbsp;tevens hier mijne openlijke hulde en dankerkentenis vooral

-ocr page 569-

DE LIRIS. 539

lt;]e gewi^jlige Jienslen, mij zoo lang^, zoo ruimschoots bewezen! Moogt gij in handen vallen van een liefhebber, die het hart op de regale plaats draagt, en u zal weten te behandelennbsp;met al de onderscheiding, waarop gij, als een ongelukkigenbsp;vondeling uil den vreemde, billijke aanspraak maken moogt!nbsp;Vaarwel Minluruae, vaarwel; steeds zal ik uwer blijvennbsp;gedenken, zoo dikwerf en zoo lange ik aan Nicots hooggevierd kruid ook mijne dagelijksche hulde nog toebrengennbsp;mag. In uwe moerassen verscholen, beschreide Marius zijnnbsp;balsturig lot; ik, voor mij, heb op uwe bouwvallen, gelukkig, niets anders dan mijn verloren snuifdoos te beweenen!

Om mijne smart, die (gij moogt het stellig gelooven!) toch niet tot wanhoop oversloeg, eenigermate te lenigen,nbsp;was er, intusschen, niets minder noodig dan het verruklijknbsp;gezigt van Ivet schilderachtig Campanië. Wij kwamen weldranbsp;aan den oever der Liris, thans de Garigliano^ waarover eenenbsp;fraaije brug ligt (zoogenaamd) van ijzerdraad, met die vannbsp;Pavia, de eenige van deze soort op geheel het italiaanschnbsp;schiereiland.

Het water der rivier, door de zee teruggedreven, vormt hier moerassen, die, uil een krijgskundig oogpunt beschouwd,nbsp;als verdedigingsmiddel, van het uiterste belang zijn. Gon-zalvo van Cordua had dit volmaakt-goed begrepen, toen hijnbsp;zich daar met eene kleine strijdbende verstak, om er denbsp;Franschen af te wachten. Toen zijne stafofficieren hem oveenbsp;dat, zoo zij meenden, roekeloos bestaan berispten, zeidenbsp;hij, met fiere beradenheid; « Ik wil liever mijn graf vindennbsp;op een terrein, waarvan ik den vijand een voet-breed grondsnbsp;betwist heb, dan mijn leven met honderd jaren te verlengen ,nbsp;door hem eenige schreden gewonnen te geven! » De uitslagnbsp;regtvaardigde zijn besluit. De Franschen werden, in weêrwilnbsp;van hun heftig en moedig gedrag, desniettemin volkomen

Drievoudig Rome. li. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;47

-ocr page 570-

S60

HET DRIEVOUDIG ROME.

(jeslafjen — 1503. — Het was bijna duister geworden, toen wij daar ter plaatse voorbijkwamen, hetgeen, voornbsp;onze herinnering, aan Brantómes verhaal een nog treurigernbsp;tint gaf, waar hij zegt, en wij met hem herhaalden:nbsp;« Hélas I j'ai vu ces lieux-la derniers, et mesmes Ie.nbsp;Garillan, et c'estait sur Ie tard, d soleil couchant,nbsp;que les omhres et les mdnes commencent d paroïstrenbsp;oornme fantosme ^ plus tost qu'aux autres heures du jour^nbsp;OU il me semblait que ces dmes généreuses de nos bravesnbsp;Franqois ld morts^ s'eslevaient sur la terre et me parlaientnbsp;et quasi me respondaient sur mes plaintes que je leurnbsp;faisois de leur combat et de leur mort l). «

Ik heb, ja, dat noodlottig oord helaas gezien, gelijk ook den Garigliano; het was reeds laat, tegen zonneondergangnbsp;wanneer, méér dan op andere uren van den dag, de schaduwen en schimmen als spooksels zich beginnen te vertoonen;nbsp;en zoo dan scheen het mij toe, alsof de geesten dier zoonbsp;heldhaftig aldaar gesneuvelde Franschen langs den bodemnbsp;rondwaarden, om mij toe te spreken en, als ’t ware, tenbsp;antwoorden op mijne klaagstem over hunnen strijd en overnbsp;hunnen dood!

Bij den overtogt van den Garigliano, zegt men Latium vaarwel, om, aan de overzijde der rivier, Gampanië te betreden, met den bijnaam van Terra di lavoro , of bouwgrond^ uithoofde vooreerst van de overgroole vruchtbaarheid des bodems,nbsp;en vervolgens wegens het onberekenbaar voordeel, hetwelk denbsp;verstandige landbouwers er door een vertiendubbelden oogstnbsp;van weten Ie trekken. Men stelle zich dit bekoorlijk land-schap voor in al het schilderachtige van een olijvenwoud,nbsp;afgewisseld en, als ’t ware, door de weeldrigste wijngaard-

1) Vie de Gonzalve de Cordoue.

-ocr page 571-

ranken di{jl omslrengeld, onder wier schaduw een golvende korenzee hare baren zacht-ruisschend beweegt, terwijl links vannbsp;het pad langs Massico’s bergrug een heerlijk druifgewas bloeit,nbsp;waarvan de oude nektar Horalius’ muze, bij ’t lustig klinken der volle bokalen, lofprijzend « velrispootila Massici »nbsp;zingen deed. Doch, eindelijk, werd het volkomen duister,nbsp;en de zangster van den beroemden Romein verdween in denbsp;digte schaduwen, die ons-zelve van lieverlede geheel omwikkelden. Ook werd hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zeer koud;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doch, bijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heldere

sterrenlicht konden wij nbsp;nbsp;nbsp;evenwel ternbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wederzijde vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ons pad

de beide bergketenen blijven gadeslaan, waar wij ons gestadig tusschen in bevonden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wel warennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;er ondernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ons,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die bij

dat alles meer of min nbsp;nbsp;nbsp;angstig waren; maar,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;evennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;min als

op onzen togt door de Appenijnen, zagen wij ook hier schim of schaduw van laz%aroni's, hirbanten , malan-drini, of hoe die roovers al verder heeten mogen, waarmeênbsp;de reizigers op roman-aventuur zoo gaarne het verhaal vannbsp;hunnen togt opluisteren I Weg waren ze alzoo voor ons dienbsp;stoute dichterlijke droomen: helaas! — Tegen dO urenbsp;’savonds, kwamen wij, vrolijk en wel, in het stadje Santa-Agatha aan, waar wij bleven overnachten.

13 F'ebruariJ.

Herinnering aan Hannibal. — Capua. —Amphitheater.—Mosaïken. — Hoofdkerk. — Herinnering aan Bellarminus. — Aversa. —nbsp;Krankzinnigengesticht. — Napels. — De Lazzaroni.

Bewonderen en danken, ziedaar alles, wat men , bij het opgaan van eene heerlijke voorjaarszon , onder weg doen kannbsp;in eene landstreek, zoo verruklijk als die tusschen Sint-Agathanbsp;en Capua zich onafgebroken aan hel opgetogen gezigt voordoet.

-ocr page 572-

562

HET DRIEVOUDIG ROME.

Neen, schooner lantlschap dan dat van Campanië is er ter wereld niet denkbaar. Hier is het bouwland 5 dadr zijn het ganschenbsp;dreven van rijzige populieren, lol aan den fleren top metnbsp;frisch-groene wingerdtakken omslrengeld, en waar tusschennbsp;zwellende purperlrossen een overvloedigen oogst van dennbsp;geurigslen nectar voorspellen; ginds, uitgestrekte gaardennbsp;van de welriekendsle rozen, die er of gekweekt worden, ofnbsp;ruimschoots zelfs daar tieren in het wiild, want, zoo alsnbsp;Plinius het, volkomen naar waarheid, uitdrukt: dit toover-oord wil niets anders voortbrengen dan wat lieflijk is ennbsp;schoon 1). Verder op zijn het wederom welige myrten-boschjes, in wier lommer gansche vluglen van wilde duivennbsp;nestelen en de lucht vervullen van hun kirrend gezang. Zoonbsp;als Varro ons leert, is deze bodem zoo ligt te bewerken,nbsp;dal men de ploeg er enkel met ezels drijft 2). Inlusschennbsp;levert dit oord toch iels zeer onaangenaam-lastigs op, waarovernbsp;Iloratius reeds klaagde, en waarmeê ook wij weldra kennisnbsp;maakten, namelijk: bij den minsten wind wordt men als innbsp;stofwolken begraven:

......Trahentia pulveris atri

Quantum non Aquilo Campanis excitat agris.

m. II, Sat. VIII.

Van lieverlede begint het oog zich aan het groole naluurschouwspel te gewennen, en zoodoende verliezen denbsp;daardoor op het gemoed gemaakte indrukken langzamerhandnbsp;zóóveel van hunne levendigheid, dat de geschiedenis er wedernbsp;met hare groolsche herinneringen op begint te kunnen werken, en dus is het hier Hannibal, die in dit oord ons vannbsp;alle zijden tegemoet treedt. Was het oordeel over dezen ver-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Lib. XVIII; II.

2) nbsp;nbsp;nbsp;R. de re rust. I , 10.

-ocr page 573-

HERINNERING AAN HANNIBAL. S63

maarden carlhaagschen veldheer steeds verdeeld, ook onder ons heerschle Ie zijnen aanzien, bij het voeren van een zeernbsp;levendig gesprek, waaraan allen deelnamen, een groot verschil van gevoelen. De een zeide, dat hij, na den slag bijnbsp;Cannae, terstond op Rome had moeten trekken en de stadnbsp;aangrijpen, terwijl de schrik nog in alle gemoederen heerschte.nbsp;Die deze meening voorslonden, keurden alzoo zijn oponthoudnbsp;te Capua in liooge mate af. — Een ander oordeel was dit,nbsp;dat, namelijk, Hannibal, ja, zeer verkeerd had gehandeld,nbsp;door zijn leger in de weelde van Capua te ontzenuwen,nbsp;eerder dan het bezig te houden met gedurige krijgsoefeningennbsp;van allerlei aard. Maar, vroeg men, zou het raadzaamnbsp;geweest zijn, om, na de nederlaag der consuls, terstond opnbsp;Rome aan te rukken? Sedert zijne komst in Italië, had Hannibal veel volk verloren ; het ontbrak hem aan krijgstoestellen,nbsp;en hij wist ook niet, of zijn verblind en weêrspannig vaderlandnbsp;hem wel zou steunen in den krijg; en buitendien hadden denbsp;Romeinen den moed nog in ’t geheel niet verloren. Rome aannbsp;te tasten, zou zooveel zijn geweest als zich-zelven bloot tenbsp;stellen aan eene misrekening, waarbij zijn veldheersroern,nbsp;tevens met al de voordeelen der door hem behaalde overwinning, in één-enkel oogenblik, voor altijd kon verlorennbsp;gaan. De slotsom van het gesprek kwam nogtans eenstemmignbsp;hierop neer: « ’s Menschen berekening is altijd op een ofnbsp;ander punt kortzigtig, en Rome, bij uitnemendheid de sIaAnbsp;der voorbeschikking Gods, moest «ze/ten gronde gaan;nbsp;integendeel, bloeijen en groeijen moest zij zóólang, totdat hetnbsp;rijk van den Messias, den onsterflijken koning der eeuwen,nbsp;der monarchen en der volkeren, zou aangebroken zijn. Evennbsp;als eene vrucht, onmiddelijk van den boom gegeten, aangenamer smaakt, zoo had ook het gesprek over Hannibal tenbsp;dezer plaatse, als’t ware, op het tooneel-zelf zijner handeling

47

-ocr page 574-

564 HET DUIEVOEDIG ROME.

gevoerd, iets eigenaardig-bekoorlijks en eene zeer verhoogde mate van belangrijkheid.

En zoo dan bleven wij, ongemerkt, lot aan den oever van de Vulturno, een drabbigen stroom, die Capua’s murennbsp;bespeelt, altijd in hetzelPde drukke gesprek rnet elkandernbsp;verwikkeld. Het sloeg tien ure, toen wij de voor Gannaesnbsp;verwinnaar zoo noodlottige stad binnenkwamen, wel te ver*nbsp;staan in het tegenwoordig dus geheeten Capua: de oude stadnbsp;ligt op drie mijlen afstands van de nieuwe. Wij lieten onsnbsp;met een rijtuig in weinige oogenblikken derwaarts heenbrengen, doeh vonden er, in plaats van eene schitterende stad,nbsp;niets anders dan een armelijk dorp, dat den naam vannbsp;Maria-Maggiore draagt. De bouwvallen, die dezen wijdnbsp;vermaarden bodem geheel overdekken, herinneren aan denbsp;invallen der barbaren en aan Rome’s woestaardij. Geheel ennbsp;al vergetende de belangrijke diensten, welke Capua aan denbsp;Romeinen , na hunne nederlaag, in de bergpassen van Caudiumnbsp;— Furciilce CaudincB — bewezen had, werd die republiek,nbsp;wegens het opnemen van Hannibal, door Rome, in de daad,nbsp;op de wreedste wijze mishandeld, hare tot slavernij gedoemde bevolking ter markt gebragt en bij opbod verkocht, terwijlnbsp;de senaatsleden, na eerst te zijn gegeeseld, vervolgens dennbsp;dood moesten ondergaan, door onthoofding met het zwaard.nbsp;Nadat Julius-Cesar Capua herbouwd had, werd echter dienbsp;stad door de Vandalen, de Oslrogothcn en de Sarrazenennbsp;hcrhaaldelijk belegerd, bezet, uitgeplunderd, afgebrand ennbsp;verwoest, en, sedert het jaar 840, is Rome’s weelderige ennbsp;rijke mededingster, de bakermat der welsprekendheid, zoo alsnbsp;Cicero haar noemt, niets anders meer dan een schaduwbeeld,nbsp;eene schim, zwevende over haar eigen graf.

Van al die bouwvallen zijn de overblijfsels van het Amphitheater nog het best bewaard gebleven , en welke wij

-ocr page 575-

S6S

CAPDA.

daarom met te levendigfer belangstelling {jadesfoefjen, dewijl onder het eigenlijke strijdperk ook nog ruime vertrekken ennbsp;gangen gevonden worden, wier bestemming lot dus verrenbsp;immer een raadsel gebleven is. Het amphilheater-zelf, datnbsp;op de hechtst-mogelijke wijze gebouwd werd, is, op zijnenbsp;grootste doorsnede gemeten 252, en op de kleinste 155 voetnbsp;groot. De buitenomtrek bedraagt 396 voel, terwijl de diktenbsp;der muren en van bet metselwerk op 132 voet gerekendnbsp;wordt. Sommigen zijn van gevoelen, dat de kluizen, waaropnbsp;deze schouwplaats gebouwd is, voorliet bij de spelen dienstdoend personeel zouden zijn bestemd geweest; terwijl anderen,nbsp;en misschien met veel grond , meenen, dat die gewelven totnbsp;Lupanariën of Thermen hebben gediend. Dergelijke inrigtingennbsp;waren, immers, steeds onafscheidbaar met de Amphitheatersnbsp;verbonden, en hel is wel niet denkbaar, dat de wulpschenbsp;en bloeddorstige Gampaniërs zulk een toegift van geliefkoosdenbsp;volksvermakelijkheid (!) achterwege zouden hebben gelaten, zij,nbsp;die, niet tevreden met eene talrijke zwaardvechlersschool tenbsp;hunner gedurige beschikking te hebben, eerst van allen hetnbsp;velarium bezigden. Wat hiervan nu ook zij, zooveel is zeker,nbsp;dat ook dit reusachlig bouwwerk luide getuigt vooreerst vannbsp;Capua’s rijkdom, en voorts van zijne zucht, om dien aan tenbsp;wenden hoofdzakelijk ter botviering van zijne uitbundige jagtnbsp;op vermaak van allerlei losbandigen aard. Zoolang de wetenschap der oudheidkenners er nog niet in geslaagd zal zijn,nbsp;om de juiste bestemming van deze en al dergelijke gedenktee-kenen, in genoegzaam alle steden van hel heidensch verleden,nbsp;met naauwkeurigheid aan te wijzen, en er alzoo daarover veelzijdig nog een geheimzinnig duister ligt heengespreid, leverennbsp;al die monumenten toch middelerwijl een sprekend beeld ennbsp;onmiskenbare getuigenis voor alle volgende eeuwen op, namelijk een krachtig bewijs van Gods reglvaardigheid. Zoowel

-ocr page 576-

566 HET DRIEVOUDIG ROME.

hier, als overal elders heeft zij haar vingfermerk gedrukt op de tot slof vergane en in puin gestorte sleden, wier naam doornbsp;de geschiedenis rnel bloed en tranen op hare gedenkrollen ingeschreven werd. Ook gij, Gampanië, gij hebt loon naar werkennbsp;ontvangen: daarvan getuigen de bouwvallen van het oudenbsp;Capua!

Wederom ontmoeten wij hierHoratius met zijn doorluchtig reisgezelschap, dal door ons lellri achtergelaten was. Mecenasnbsp;verlustigde zich met den kaatsbal; Horatius en Virgilius sliepen:

Hinc muli Capuse clitellas tempore ponunt. Lusum it Majcenas, dormitum ego Virgiliusque;nbsp;Namque pila lippis inimicum et ludere crudis.

Het speet ons wel zeer, dat wij met hen niet in de prachtige Villa van Coccejus hel maal konden gaan nemen:

Hinc nos Cocceii recipit plenissima villa.

immers, in de nieuwe stad weérgekeerd, werd ons daar niets anders voorgezet dan twee onlzellend-groote schotels metnbsp;broccoli^ eene soort van bloemkool, die, geheel Italië door,nbsp;zeer in trek is en met olie wordt aangemaakt. Wij haddennbsp;geene woorden genoeg, om dat geregt te verwenscheu, dochnbsp;levens konden wij over Capua’s heerlijke ligging niet genoegnbsp;uitweiden. Daarenboven , hadden wij er het genoegen, eennbsp;fransch gesprek te kunnen aanknoopen met eenige zvvilserschenbsp;officieren, in napelsche dienst, en die hier bij de artillerie-school met het onderwijs waren belast. Naar hunne aanwijzing, gingen wij een bezoek in de hoofdkerk afleggen, waar,nbsp;zoowel voor den kunstenaar als voor den christen-reiziger,nbsp;schoone herinneringen zijn bewaard, zoo, bij voorbeeld denbsp;Madonna, een mosaïk-arbeid van de schoonste soort uit hetnbsp;Byzanlijnsche tijdvak, en wel van de IX. eeuw. Te midden

-ocr page 577-

HOOFDKERÏ. S67

van den gewelfboog vertoont zich de H. Maagd met eene parel-kroon op het hoofd, en het onder- en opperkleed rijk met edelgesteenten bezet, zoo als dit bij de keizerinnen van hetnbsp;Oosten gebruiklijk was. De gelaatsuitdrukking der Moedernbsp;Gods is, even als hare houding, allerbevalligst en aangenaanr.nbsp;De voeten der Hemelkoningin rusten op het Suppedaneum ^nbsp;het troonbankje, dat alleen bij hooge personaadjes gebruiklijknbsp;is. Het Kind-Jesus zit op den schoot zijner godlijke moeder ,nbsp;en heeft een kruis in de linkerhand. Onder de eerstbedoeldenbsp;figuur leest men MP 9T^ eene verkorting der Griekschenbsp;woorden MllTHP BEOY^ Mater Dei, Moeder Gods. Ternbsp;regter zijde van de H. Maagd staan de H. Petrus en denbsp;H. Stephanus, de eerste met de hemelsleutels, welke hij Marianbsp;aanbiedt, en de tweede, met de dalmatica omhangen en hetnbsp;Evangelieboek in de hand; regts staan de H. Paulus, die denbsp;hand naar de H. Moedermaagd uitstrekt, en de H. Agatha, metnbsp;een mantel om de schouders, van edelgesteente, en met eenenbsp;rijke parelkroon in de linkerhand, ten zinnebeeld van dennbsp;verheven maagdelijken staat. Te midden van het booggewelfnbsp;vertoont zich de H. Geest, in de gedaante eener duif, metnbsp;een driekanten gloriekrans omgeven, gelijk in Byzantijnsehennbsp;stijl de Drie-eenheid wordt afgebeeld. Onder aan den boognbsp;slaat het navolgende opschrift te lezen, waardoor tevens hetnbsp;tijdvak der oprigling van dit kostbaar monument duidelijknbsp;wordt bepaald:

CONDIDIT HANG AVLAM I.ANDVLFVS ,

ET OTTO BEAVIT

MOENIA BES, MOBEM VITREUM, DEDIT VGO DECOBEM.

Het woord , geheiligd [welgelukzalig gemaakt), om daarmeê den zin sm gewijd uit te drukken, is wel

-ocr page 578-

HET DRIEVOUDIG ROME.

zeker eene der sterkste wendingen of toepassinffen van het christlijk taalgebruik 1).

Na dit schoone gedenkteeken van gewijde kunst naauw-keurig gadegeslagen en bewonderd te hebben, gingen wij de hoofdkerk-zeive nu in, om ook aan haar onze aandachtnbsp;en hulde te schenken. Toen het hoofd der Galilesche visschersnbsp;te Capua aangekomen was, wijdde hij, die de wereld, om zoonbsp;te zeggen, bisschoppen zaaijende doortrok, zijn reisgezel, dennbsp;H. Friscus, een der twee*en-zeventig leerlingen, tot het opperherderlijk ambt, en stelde hem als zoodanig aan de spitsnbsp;dezer ontluikende christen-gemeente 2). Al de pilaren vannbsp;dezen tempel, aan hel amphitheater ontleend, zijn als zoovelenbsp;zegeteekenen, door het christendom op het heidendom behaald.nbsp;In de onderkerk, of zoogenaamde Crypt, vindt men een zeernbsp;fraaijen Christus in't graf^ naar sommigen willen het werknbsp;van Bernini, doch dal, volgens anderen aan de hand vannbsp;zijnen leerling Vaccaro moet toegeschreven worden. Eennbsp;merkwaardig opschrift, in deze kerk voorhanden, bragt ons,nbsp;met den naam, tevens al de groote zielshoedanigheden ennbsp;geestgaven van Capua’s aartsbisschop, den beroemden kardinaal Bellarminus, in herinnering terug, van hem, denman,nbsp;op wien de Kerk met reglmatigen trots vrienden en vijandennbsp;kan wijzen. Clemens VllI. drukte slechts het algemeen gevoelen zijner lijdgenooten uit, toen hij, bij de verheffing vannbsp;dien grooten geleerde lot het romeinsch purper, deze, in denbsp;geschiedenis welligt éénige lofspraak over hem uitte: « Wijnbsp;verkiezen hem dewyl hij in de katholieke wereld, voor watnbsp;de wetenschappen aangaat, zijns gelijken niet heeft 5). » In

1) nbsp;nbsp;nbsp;Ciampini. Mon. Vet. t, 11. p. 167.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Ant. Caraecioli, de Sacris. Heel. Neap. Mon. p. 70. — Sel-vagjjio. Antiquil. christ. Instit. t. I, p. S3.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Ilunc eliginius, quia non habet parem in Ecclesia Dei quoadnbsp;doctrinam. — Vit. Card. Betlar., lib. 11, c. S.

-ocr page 579-

HEBINNËRING AAN BELLARMINÜS. 569

weêrwil van zooveel verdienste, weigerde de nederige kloost lerlitig den hoogen eeretilel Ie aanvaarden, die hem zoonbsp;roemvol verleend werd, en het was alleen de vrees, dat hijnbsp;met zijne weigering God zou kunnen beleedigen, en de bedreiging van excommunicatie, die hem den weerstand van zijnnbsp;gemoed konden doen overwinnen.

Men oordeele nu, welk eene gewaarwording de chris-ten-reiziger in Capua’s hoofdkerk moet gevoelen bij het zien van de plaats, waar de Bossuet der XVI. eeuw telkennbsp;zondag neder ging zitten te midden der armen en van denbsp;kinderen der gemeente, om voor hen den catechismus tenbsp;verklaren ! Het is alzoo volstrekt niet te verwonderen, datnbsp;de naam van Bellarminus hier nog altijd in zegening herdacht wordt, en men te dezer plaatse in de sakrislij dernbsp;kerk, eene menigte ornamenten bewaart, die door dezeqnbsp;^e^7^¦(/ew kardinaal gebruikt werden. Een anderen roem draagtnbsp;Capua teregt op hare martelaren, wier kostbaar bloed ditnbsp;aloud wulpsch oord als tot een boeteoffer strekte voor denbsp;tal- en naamlooze gruwelen, op dezen grond zoo snood bedreven. Aan de spits dier edele schaar van christenheldennbsp;staat de H. Priscus, de eerste bisschep, op Nero’s last, aannbsp;den Aquarischen wegnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jquaria), Ier dood gebragt.

Voorts de H. Rufus, een patriciër van geboorte, door het H. Doopsel een lidmaat van Christus’ Kerk, door de uit desnbsp;H. Apollinaris handen ontvangen wijding, een bisschop dernbsp;gemeente, Petrus’ leerling en door Nero’s genade een bloedgetuige van den Heer. In zijne voetstappen zien wij vervolgensnbsp;optreden den jongen Antoninus, met Aristus, zijn medestander, en Quinetus, Arconlius, Donatus, Rosius, Hera-clius en nog zooveel anderen meer, waarvan de H. Rufusnbsp;en Carpophorus, die onder Diocletiaan de martelkroon verwierven, de roemruchte achterhoede uitmaken,

-ocr page 580-

S70 HET DRIEVOUDIG ROME.

Na onze eerbiedige hulde aan de grondlegsters en handhavers van hel ehrislendorn hier ter plaatse, innig bewogen, toegebragt te hebben, verlieten wij Capua onder eene, innbsp;de daad, verzengende middagzon. Geheel ons rijpad was metnbsp;eene zware laag van slof overdekt, die, door de gedurignbsp;daar langs komende voertuigen altijd in beweging werd gehouden, en ons , wegens hare kalkaardige natuur en poeder-achtige fijnheid, in de daad, buitengewoon hinderde. Overigens kan men niets zojiderlingers zich voorstellen dan denbsp;rijtuigen, die hier te lande gebruiklijk zijn; nu eens eennbsp;karretje op twee wielen, met een paar planken er in, die, zoogenaamd, de banken zijn, en door een os en een buffel voort-getrokken worden; dan weder een gewone chais, met een paard,nbsp;een ezel, of met een os en een paard er voor , of ook wel enkelnbsp;door een os of door een buffel getrokken. Nergens ter wereldnbsp;Z;al men, geloof ik, zulk eene verscheidenheid, om niet tenbsp;zeggen , zoo’n mengelmoes van voertuigen aanlreffen. Inlus-schen evenwel leidde het bevallig stadje Aversa onze aandachtnbsp;weldra naar andere punten heen, en, voor zooverre de tijdnbsp;ons het toeliet, vestigden wij die op het schoon gesticht voornbsp;krankzinnigen, dat aldaar, langen tijd, aan de verlichtenbsp;zorgen van den vromen abbé Linguiti was toeverlrouwd,nbsp;fjem komt de eer toe van , met de broeders van Sint-Jan-vannbsp;God, in Europa de eerste te zijn geweest, die deze ongeluk,nbsp;kigen uit de vreeslijke boeijen en kluisters, die vroeger hennbsp;knevelden, losmaakte, om ze aan een zachter en menschlij-ker behandeling te onderwerpen. De ligging van dit hospitaal is allezins gunstig, en, wordt daarenboven, opgeluislerdnbsp;door lieflijke boscbaadjes, door luchtige binnenplaatsen , heerlijke tuinen en lagchend plantsoen, als ook door ruime zalen,nbsp;met allerlei schilder- en beeldhouwwerk versierd, en voortsnbsp;voorzien van eene aanzienlijke boekerij, van eene billardka-

-ocr page 581-

871

NAPELS.

mer, en alle verdere uilspanningfsplaalsen, die het geslicht allezins het voorkomen van eene prachtige villa geven. Watnbsp;er wel eenigermale ontbreekt is orde en zindelijkheid, dochnbsp;die, over 'l algemeen, niet tol de hoofddeugden der Italianennbsp;schijnen te behooren.

Vóór vier ure reeds stond onze reiswagen voor de poorten van Napels, waar wij een geruimen lijd naar den afloop vannbsp;het allerstrengste onderzoek onzer reisgoederen en paspoortennbsp;moesten wachten. Wanneer men Napels te land nadert, zoonbsp;doel zich deze derde hoofdslad van Europa, zeker, niet opnbsp;de gunstigste wijze voor; hier en daar, ja, bespeurt mennbsp;een min of meer fraai gebouw of huis, doch niets wal hetnbsp;trot.sche Parthenope slechts in het geringste aanduidt; gelukkiger alzoo de reiziger, die van de zeezijde er aankomt;nbsp;voor hem vertoont Napels zich in al den glans harer Irolschenbsp;majesteit en waarlijk-groolschen luister. Intusschen zagen wij ,nbsp;links af, een groot gebouw liggen, dal den chrislen-pelgrimnbsp;innig roeren moet: l'Jlbergo ieale deipoveri ^ hel koninklijk paleis der armen. In deze weinige woorden ligt geheelnbsp;de ommekeering, door hel Evangelie in de oude maatschappijnbsp;te weeg gebragt, volkomen en welsprekend opgesloten. Terwijlnbsp;wij in den geest aan die gezegende wending van zaken onzenbsp;eerbiedige hulde loebragten, wierpen wij levens, in hel voorbijgaan , een blik van bewonderend welgevallen op dit geslicht, waaraan wij, voor later, een opzellijk bezoek vannbsp;hooge en warme belangstelling nu reeds toedachten.

Middelerwijl ontvingen wij, zonder bepaald er op te letten, een zeer vreemdsoortig bezoek, dat al spoedig onze aandacht ten sterkste boeide, namelijk, een geheel bataljonnbsp;van Lazzaroni’s, die ons rijtuig omcingelden en in digle gelederen volgden. Op hun gelaat stond duidelijk zigtbaar eennbsp;brandend verlangen te lezen, om weldra deze edele forestieri

Diievouüig Rome, — 11. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;48

-ocr page 582-

572 HET DRIEVOCDIG ROME.

(vreemdelingen) hun dienst te zullen mogen aanbieden ; en, aangezien nu de Lazzarone wel de eerste bijzonderheid is,nbsp;welke Napels oplevert, zoo zullen wij dan ook maar terstondnbsp;er hier eene beschrijving van geven. Ongetwijfeld is de LaZ'nbsp;zarone tegenwoordig vrij wat minder poëtisch, pittoresk ennbsp;belangwekkend dan te voren: zijn voormalig karakter heeftnbsp;eene aanmerklijke wijziging ondergaan, zoodat hij, bij voorbeeld, thans niet meer op straat legert en er zelfs, onder dennbsp;blooten hemel, zijn nachtverblijf houdt; geenszins is hij geheel vreemd gebleven aan de beschaving, die hem van allenbsp;kanten omringt, en dus loopt hij dan nu ook niet meernbsp;woest-naakt langs den weg; maar, alhoewel zonder kousennbsp;of schoenen aan de voelen, zoo draagt hij, des zomers,nbsp;toch een linnen broek en een soort van phrygische mulsnbsp;(of bonnet) op hel hoofd, even als zijne vaderen die droegen.nbsp;Des winters dekt hij zich met een wollen wambuis, daarnbsp;wijde mouwen en een kap aan zijn gezet; ook woont bij ondernbsp;dak, en behoort zelfs kerkelijk tot eene of andere parochie.nbsp;Intusschen heeft hij, desniettegenstaande, toch dat bijzondernbsp;eigenaardige van karakter behouden, waardoor hij, in denbsp;daad, beschouwd kan worden als een type op zich-zelf. Vrolijk, zorgeloos, zonder nadenken over de toekomst, enkelnbsp;slechts van den eenen dag in den anderen levend, geniet denbsp;Lazzarone volop van wat Napels schoone hemel hem heerlijksnbsp;en kostelijks aanbiedt, terwijl hij, als bij inslinkt, over denbsp;schoone kunsten meê redeneert, en voor de vuist steeds verzennbsp;opsnijdt, hetwelk alles te zamen hem een wezenlijk of eennbsp;schijngeluk opleverl, wal hij voor niets ter wereld zou willennbsp;ruilen.

In hel gebarenspel is hij volleerd, en drukt, naar welgevallen, door gelaatstrekken, of beweging van hoofd en handen, alles uit, wat hij gevoelt, of wal hij begeert. Die

-ocr page 583-

DE LAZZARONI, 573

gebarentaal spreekt hij echter alleen met de zijnen, of, bij uitzondering, wanneer er soms een of ander geheim hem isnbsp;opgelegd. In elk ander geval, is hij echter eerder een schreeuwer dan een spreker 1), en wel van af het krieken van dennbsp;dag, begint hij u reeds met zijn onophoudelijk geschater ennbsp;gesnater het oor te verdooven; en, wat moeite gij u ooknbsp;zoudl geven, om hem daarvoor te onlloopen, gelukken zounbsp;het u niet, want, hij is alomtegenwoordig, aan de haven,nbsp;in de straten, op de marktplaatsen, bij alle monumenten ofnbsp;gebouwen der stad, maar vooral, daar, waar huurrijtuigennbsp;voor hel publiek gereed staan, en alzoo is de 7’o^etóo-straatnbsp;zijn eigenlijk hoofdkwartier. Hebt gij er een noodig, zoonbsp;zijt gij zeker, hem daar te vinden, en hadt gij hem ook alnbsp;niet noodig, zoo zou hij u, daar ter plaatse komende, tochnbsp;wel welen te beduiden, dat hij stellig van dienst kan zijn doornbsp;u heen te brengen, langs den koristen weg, het zij naarnbsp;iedere kerk of naar elk museum, waar hij al de bijzonderheden van kent; hetzij naar dezen of genen schuitenverhuurder,nbsp;wier namen en toenamen hem naauwkeurig bekend zijn; hetzijnbsp;dat gij in een rijtuig wilt stappen, en terstond opent hij u hetnbsp;portier, slaat de treé voor u néér en weêr op, neemt als jockeynbsp;er onmiddelijk achter of voor plaats op, zingt, gedurendenbsp;den rid zijn liedje, of fluistert, nu en dan, u al lagchendenbsp;en schertsende in het oor: Ecnellenza , una boltiglia: —nbsp;« Excellentie (hoogwelgeboren heer, zouden wij zeggen) vergeel mijn drinkgeld niet! » Zoodra houdt het rijtuig niet stil,nbsp;of de Lazzarone springt onmiddelijk van zijne staanplaats of vannbsp;den bok, en spreidt u een tapijtje voorde voeten, borsteltnbsp;u vervolgens de schoenen en de kleederen netjes af, ontvangt uwe Tornesi, zegt u eerbiedig, maar schalks goeden

1) Napolitani maestri ia schiamazzare. Alfieri, Son. CXLllI,

-ocr page 584-

574

HET DRIEVOL'ÜIG ROME.

dag, smeert daarna hel paard ook nog de voeten wéér glimmend, en roskamt het manen en staart, in de blijde hoop op spoedig nieuwe kalanten.

Men heeft Lazzaroni van allerlei ouderdom en gehalte. Op onze wandeling naar de Honds-grot, dal wil zeggen,nbsp;anderhalf-uur lang , werden wij, in weêrwil onzer ernstigstenbsp;tegenkantingen, ja, van onze herhaalde bedreigingen-zelfsnbsp;steeds op de hielen gevolgd door een kleinen La'i'iaro innbsp;het straks door mij beschreven kostuum. Zonder ophoudennbsp;wees hij ons alles aan, en deelde ons inlichtingen mede,nbsp;waarmeê wij niets te maken hadden, en waar wij hemnbsp;volstrekt niet naar vroegen; en, of wij hem nu al gelastten,nbsp;dal hij heen zou gaan en ons met rust laten, hij antwoorddenbsp;op dat alles enkel maar : « Exoellen%a si , Excellen%anbsp;si. » — Ja, wél, ja, best, Excellentie! Eindelijk, zijn meé-loopen moede, zeide een van ons, zoo driftig weg: Ga heen,nbsp;leelijke Lazzaronenjongen. » — « Excellenza no! » Neen,nbsp;volstrekt niet, Excellentie; ik ben geen Lazzaronenjongen ; iknbsp;vraag u enkel maar om een drinkgeld, terwijl de Lazzaroninbsp;u den zakdoek zouden ontfutselen; » rubano li fazzolettinbsp;della gente!» Om van hem ontslagen te zijn, gaven wij hem,nbsp;eindelijk, eenige penningen (grani), om zich daarvoor walnbsp;maccaroni te koopen. «Merci, Excellences!» riep hij ons,nbsp;vrolijk weghuppelende, na, gelukkiger, in de daad, zichnbsp;gevoelende dan de koning van Napels, die, inlusschen , zekernbsp;niet voor den minst gelukkigen vorst der beschaafde wereldnbsp;gehouden wordt. Ter eere der Lazzaroni moet ik hier aannbsp;mijne schets van hun karakter, naar waarheid, dezen treknbsp;nog toevoegen, dat hel geloof in hun gemoed zeer levendignbsp;werkt, en dat ze veel minder slecht zijn, dan de roep is, dienbsp;over hen uitgaat. Ik zal later daarop nog terugkomen.

Wij kwamen alzoo, onder groot geleide, in het hólel

-ocr page 585-

575

EEN OTERZIGT VAN NAPELS.

aan. Een twintigtal Lazzaroni wierp zich, om strijd, op onze bagaadje: men betwistte elkander om het zeerst de eer vannbsp;ons te mogen dienen; en in één oogenblik was ons rijtuignbsp;van alle kanten, zoo binnen als builen, onder en boven over-slormd en, als ware hel eene vesting, ingenomen. Onze ^e/-turino ^ een oude Romein, die dat werk van ouds kende,nbsp;stond er kalm, met zijn zweep in de hand, bij toe te zien;nbsp;op eens riep hij, zonder zich in ’t minst over zijnenbsp;woorden te bekommeren, met luiderslemme, zoodal eennbsp;ieder volkomen goed kon begrijpen, wat hij er rneê zeggennbsp;wilde: « Sïffnori, badate: y) Mijne heeren, pas op, ennbsp;ziet wel toe, waar uwe goederen blijven! — Naar het scheen,nbsp;kwetste de veelbeduidende uitdrukking van onzen voermannbsp;de Lazzaroni niet in het minst, of wel de Ketturino be-lakte hen; doch, hoe dan ook, zij bleven altijd even vrolijk , en, zonder zich de beleediging van den koetsier eeniger-mateaan te trekken, hun vrijwillig opgenomen taak met vuurnbsp;en geestdrift voortzetten; —- er ging geen stuk van onsnbsp;eigendom verloren.

18 FeltruariJ.

Een overzigl van Napels. — Een regiment van de koninklijke lijfwacht. — De hoofdkerk, — Graf van Karei van Anjou. — .Antieke zuilen. — De Doopkapel. — De Basiliek der H. Restiluta. — Geschiedenis dezer Heilige.

Napels te aanschouwen , en dan te sterven! Onze eerste gedachte was, om thans zelve eens te loet.sen, of ditnbsp;ilaliaansch gezegde, in de daad, op eenige waarheid van be-teekenis gegrond is; evenwel besloten wij vooraf ernstig,nbsp;om, hoe dan ook de uitslag van ons onderzoek zijn mogt,nbsp;daarom toch niet te sterven. Zooveel is zeker, en daarin zyn

48

-ocr page 586-

576 HET DRIEVOUDIG ROME.

allen hel eens, dal hel luisterrijk panorama van Napels door ^een ander in Europa overtroffen wordt; en, zeker, hel zounbsp;l sehoonste der wereld wezen, wanneer, zoo als men zegt,nbsp;Constantinopel er het zijne niet naast, ja, zelfs er bovennbsp;plaatste. Om er het volle genot van te hebben, stegen wijnbsp;naar het St. Elmo-forl omhoog, welks grondvesten in denbsp;rots-zelve zijn uitgehouwen, terwijl de Citadel geheel denbsp;stad en omstreken bestrijkt. Links vertoont zich vandaar denbsp;uitgeslrekle voorstad delle Fergmi ^ met hare krijtwittenbsp;paleizen, op wier dakplatten en breede balkons de schoonstenbsp;bloemen en planten in fraaije vazen prijken. Verder op ligtnbsp;het groot armen-hospitaal Ospedlt;ile dei Poveri, doornbsp;graauwzusters bediend, die uil Franche-comté afkomstig zijn;nbsp;vervolgens de poort van Capua; dan Caserta , met zijn koninklijk paleis en heerlijke tuinen; daar achter de maatloozenbsp;vlakte van Campanië, met de sierlijksle woningen gestoffeerd, wier helder-wille kleur op hel frissche weidegroennbsp;en het donker-digl gebladert van l olijven- en oranjewoudnbsp;levendig uitkoml; eindelijk, geheel op den achtergrond, denbsp;Appenijnen, waarvan de uilgelande kruinen nog met een vonkelend sneeuwkleed lagen overdekt. Vlak voor ons schitterde hetnbsp;grootsche midden, het hart van de slad in de tintelende stralen der prachtigste zuiderzon , in wier licht tal van verguldenbsp;koepeldaken, van lustpaleizen, van de treffendste monumenten , de schoone Toledo-straal met haar vulkanisch plaveisel,nbsp;hare praalgebonwen , keurmagazijnen en oneindige bezoekers,nbsp;zoo in fraaije ekwipaadjes, als te paard en te voet, zich spiegelden , koesterden en verdartelden, geheel den dag door;nbsp;dan voorts het Zar^o del Castello^ Napels’grootste plein,nbsp;met de Medina-fonlein , eene der schoonste, welke men, nanbsp;die van Rome, zien kan: ziedaar het stout en verruklijknbsp;tafereel, dal zich hier voor het oog ontrolt, en, als ’t ware,

-ocr page 587-

0/ /

EEN OVEHZIGT VAN NAPEI^.

ingesleten wordt door een kostbaar lijstwerk van het weligsie groen, dat heuvelsgewijze omhoog loopt tot aan den voet vannbsp;den Vesuvius, wiens immer rookende krater aan dit lagchendnbsp;geheel iets ernstigs bijzet, en hel gemoed, altijd door, metnbsp;eene onwillekeurige huivering vervuil. Kan men verhevenernbsp;schouwspel zich ergens Ier wereld voorstellen ?

Regis is hel tafereel, zoo mogelijk , nóg schitterender. De stad helt amphilhealersgewijze naar de prachtige Chiaja-kaainbsp;af, waar de eerste klasse van Napels bevolking met der woonnbsp;gevestigd is. Westwaarts heen kronkelt bel steil gebergte denbsp;Posilippo'grot door, en sluit, in zee uilloopende, de stadnbsp;als binnen een ondoordringbaren ringmuur op. De schoonenbsp;en altijd druk-bezochte kerk der Madonna di pi'e di Grollanbsp;ligt schilderachlig binnenwaarts legen hel gebergte aan. Vervolgens ontdekt zich aan het oog de Villa reale, onverge-lijklijk-bevallig gelegen aan den oever van de zee, met harenbsp;fonteinen, brons- en marmervazen, hare accacia-dreven,nbsp;boschaadjes van myrle- en oranjeboomen, haren wil marmeren koepeltempel, en haar wonderbaar-schoon uilzigt,nbsp;door welk alles te zamen zij eene der lieflijksle openbare wandelplaatsen van geheel Napels oplevert. Op den verren achtergrond ziet men, aan een rolshoek, hel indrukwekkend kasteel,nbsp;bekend onder den naam van hel Caslel-del-Uovo {Eirond),nbsp;dat een eiland vormt, en bij middel van een tweehonderdnbsp;ellen lang havenhoofd met den vasten wal vereenigd wordt.nbsp;Dat kasteed was weleer de villa van Lucullus, de kerker vannbsp;Auguslulus, Home’s laalsten keizer , en alzoo een gedenkstuknbsp;levens van ’s menschen trots en vernedering. De golf vannbsp;Napels wordt er geheel door bestreken , en tegelijk in tweeënnbsp;verdeeld. Een weinig verderop ligt de Toren, del Carminenbsp;genaamd, eene sterkte, die bet zuidelijk halfrond der havennbsp;beheerscht, en aan Mazanniello’s opstand herinnert, maar

-ocr page 588-

378

HET DRIEVOCDIG ROME.

tevens belet, dat die nog eens weder hervat worde! Achter al die bouwwerken vertoont zich Portici^ van rondom doornbsp;het lazuur van den waterspiegel ingesloten en weêrkaatsl,nbsp;maar tegelijk op zijn koninklijk lustslot niet weinig hoovaar-dig. Vervolgens, opwaarts naar den Vesuvius heen, Besina,nbsp;en van zéér verre Castellamare, als tegen het gebergtenbsp;aan, met Sorren(o en het beruchte Capri. Den blik steedsnbsp;regts af wendende, stuit men, eindelijk, op Kaap-Misene,nbsp;waar Plinius de Oude, aan het hoofd der romeinsche vloot,nbsp;zich inscheeple, om den Vesuvius te gaan onderzoeken, ennbsp;daarbij den dood te vinden.

Dit groolsch looneel is evenwel niets dan een miniatuur bij het kolossaal schouwspel, dal ons door geheel het omliggend grondgebied van Napels op groote schaal alommenbsp;wordt aangeboden. Naar male men hooger en hooger stijgt,nbsp;en de gezigteinder zich al meer en meer uilbreidt , totdatnbsp;men bij hel Camaldulenzer klooster gekomen is, geniet men,nbsp;al meer en meer, een gezigt, waarvan het oog maar zelden,nbsp;ergens ter wereld, de weêrgaê vinden zal. De beide golvennbsp;van Napels en Pozzuoli vertoonen zich daar in hare ganschenbsp;uitgeslrektheid, en even zoo de verruklijke oevers van Baja,nbsp;hel heuvelplat van Cumae, de uitgedoolde kraters der Solfa-tara en der Aslrumi, het meer van Agnano, de grensloozenbsp;zee, alles ter eene zijde, en dan aan den anderen kant denbsp;wijde vlakten van Campanië, met bevallige berghoogten gestoffeerd en door hel weligste en meest-afgewisselde plantsoennbsp;opgeluisterd; ziedaar wat ons van hel Sinl-Elmus-fort, langsnbsp;alle zijden, als in een tooverhof onder hel meest-begoochelendnbsp;licht der ter wereld éénige zon van Napels, op de treffendstenbsp;en boeijendste wijze, voor het oog ontrold werd, een tafereel,nbsp;dal den schilder stoutweg naar zijne penseelen doel grijpen,nbsp;om het, in verrukking over te brengen op het doek, doch

-ocr page 589-

DE KONINKLIJKE LIJFWACHT. 579

om ook wéér even spoedig hel palet moedeloos weg Ie werpen, bij de ervaring, dat zulk eene natuur niet weêr te geven is door de kunst.

Zoo dan hebben wij in vlugge trekken het panorama van Napels geschetst, gelijk hel zich, van het Sint-Elmus fort ennbsp;van het Cainaldulenser klooster gezien, voordoet. ó God, hoenbsp;heerlijk moet het ware vaderland der uwen niet zijn, wanneernbsp;reeds hun aardsch ballingsoord zoo schoon is!

Nadat wij een geruimen lijd, tegenover dat prachtig schouwspel in de hoogste verrukking opgetogen gestaan hadden, — een looneel, dat door de meesl-bedreven pen tochnbsp;niet dan gebrekkig kan worden nageschetst •— zoo begavennbsp;wij ons van uil de hoogte naar beneden, om de voornaamstenbsp;punten dezer grootsche schilderij van nabij onder het oognbsp;meer in bijzonderheden na te gaan, en kozen allereerst Napelsnbsp;hoofdkerk als tot aanvangspunt onzer beschouwing.

Bij hel uilkoinen der Largo dei Sludj trof ons een, hier overoud en alledaagsch, maar voor ons toch nieuw ennbsp;vreemd voorval, dal op ons gemoed een diepen indruk maakte;nbsp;namelijk, hel eerste regiment der koninklijke lijfwacht troknbsp;de piaiza di Trinita (hel Drievuldigheidsplein) over, ennbsp;begaf zich naarde nieuwe Jesuilenkerk (di Gesu nuovo) heen.nbsp;En wal meent gij wel, dal die oude krijgslieden, in kleinenbsp;uniform uilgedost, met hun kolonel en den geheelen staf aannbsp;de spits, daar gingen verrigten? Tijdgenoolen dezer XIX.nbsp;eeuw luistert wèl toe, wal ik u zeggen zal: zij gaan er zichnbsp;tol eene waardige viering van het op handen Paaschfeest voorbereiden! Wij volgden hen derwaarts, en waren zoodoendenbsp;ooggetuigen, hoe die grijze wapenknechten daar eerbiedignbsp;nederknielden voor den God der heerscharen, en, na hunnenbsp;sabels en helmen te hebben afgelegd, zich rond de biechtstoelen plaatsten, waar zij, in ootmoedig gebed, den oogen-

-ocr page 590-

im HET DRIEVODDIG ROME.

blik verbeidden der geestelijke toespraak en van hunne schuldbelijdenis aan de voeten van den priester Gods. De hiernbsp;bedoelde retraite duurt tien dagen, en daardoor hadden wijnbsp;gelegenheid, om meer dan eens getuigen te zijn van eennbsp;schouwspel, dat even vereerend is voor hen, die het geven,nbsp;als vertroostend voor den christen, wien er de aanblik van isnbsp;gegund. Frankrijk, mijn Frankrijk, eenmaal zoo christlijknbsp;van handel en wandel, zoo dapper en zoo godsdienstig tevens,nbsp;ó, zeg mij ^ wanneer zult gij toch eens tot inkeer komen ennbsp;tot God wederom terug worden gebragt ? Te dien dage zultnbsp;gij, strijdbaarste onder alle natiën der wereld, het voor altijdnbsp;leeren inzien en voor goed begrijpen, dat de geest des Christendoms zich innig met den krijgsmansgeest moet vereenigen,nbsp;om niet enkel te hebben soldaten, krijgslieden zonder geloof,nbsp;maar wapenknechten , die door het geloof zich tot ware helden weten te verheffen!

In de kathedrale wachtte ons de kanonik Pe' BianrM welwillend op; hij, de boezemvriend van den beroemdennbsp;kanonik de jorio en diens bekwame leerling, had de goedheid, om hier onze gids wel te willen zijn. De Sint-Janua-rius»kerk, zeer onregelmatig van vorm, half-gothisch en half-grieksch van bouwstijl, levert voor den kunstenaar en voornbsp;den christen beiden een zeer ruim veld van beschouwing ennbsp;onderzoek op. Reeds terstond bij den ingang maken twee oudenbsp;porphyren kolommen de aandacht gaande, terwijl boven denbsp;groote binnendeur onze opmerkzaamheid niet minder doornbsp;de prachtige grafmonumenten van Karei van Anjou, vannbsp;Karei Martel en van dementia, zijne gade, door den graafnbsp;Olivarez, onderkoning van Napels, te hunner eere gesticht, innbsp;hooge mate werd geboeid. De doopvont, uit een antieke vaasnbsp;van egyptisch bazalt gebeiteld, rustop een porphyren voetstuk , kennelijk uit de oudheid afkomstig, door de zinne-

-ocr page 591-

BASILIEK DER H. HESTITÜTA. b8t

beeldigfe allributen van Bacchus, die daarop uitgehouwen zijn. Honderd en tien kolommen van egyptisch graniet, overblijfsels van een ouden Apollo- en Neplunus- tempel, schragen denbsp;trotsche gewelven van dit verheven godshuis, en prijken daarnbsp;als de roemvolle glorieteekenen eener nieuwe zege, door hetnbsp;evangelie op het heidendom glanzend ook hier behaald. Naarnbsp;het midden der kerk heengaande, vindt men daar de zoogenaamde basiliek der H. Restituta, die het linker gedeeltenbsp;van den kruisbouw uilmaakt, terwijl de regter zijde van hetnbsp;dwarsschip door de kapel van den ff, Januarius wordt in-genomeii. Uit de oude Restitula-kalhedrale, die, zoo mennbsp;beweert, door keizer Konslantijn gebouwd werd, is de tegennbsp;woordige hoofdkerk van den H. Januarius voortkomstig. Doch,nbsp;volgens een opschrift, als mosaïk het altaar ingewerkt, zounbsp;de H. Helena haar gesticht hebben, toen zij, uit het H. Landnbsp;terugkeerende, zich over Napels naar Rome begaf 1).

1] Ziehier dat opschrift :

Lux immensa Deus poslqiiam descendit ad ima Annis trecentis completis atque peractis,

Nobilis hoe templum sancta construxit Helena.

Hic bene quanta dafur venia vix quisque loquetur, Sylvestro grato papa dooapte beato,

Annis datur clerus jam instaurator Parthenopensis Mille trecentis undenis, bisque retensis.

Een ander opschrift, in bet jesuiten-coHegie bewaard gebleven, staaft het beweren, dat de H. Helena Napels is doorgekomen:nbsp;piisinx AC ciEigEXTissiiif

DOHlII£ NOSTKS AVGVSTf DEEEX* MATEInbsp;DOMiai «OSTEI VICTOEISnbsp;SEMPER AVCVSTI COaSTANTIHI , ET AVIJKnbsp;DOniNORVU SOSTEOBVJInbsp;C^SAECM BEATORVMnbsp;yXORI DIVl COaSlANTIItlnbsp;OBDO REAPOEITANTSnbsp;ET POPVtVS.

-ocr page 592-

S82 HET DRIEVOCDIG ROME.

Wat hiervan zij, zooveel is, in elk geval, zeker, dal de twee-en-twinlig kolommen der Basiliek van een Diana-lempelnbsp;afkomstig zijn. Even zoo ook de consoles, of sleunblokken,nbsp;waarop het hoogaltaar rust. Het ligchaam der H. Reslilulanbsp;ligt daaronder bewaard. Een en ander is uilmunlend in griek-schen stijl gebeiteld.

Men is van gevoelen, dat het oratorium, of de bedecel van den H. Asprenus en der H. Candida thans de kapel vormtnbsp;van hét H. Sacrament, regts van het altaar gelegen; straksnbsp;zal ik meer bepaald over die beide doorluchtige personennbsp;spreken. Links van hel altaar vindt men de kapel van Sint-Jan-in-Fonte, die voor navorschers der kunstgeschiedenisnbsp;allermerkwaardigste oude mosaïken en schilderwerken oplevert. Een dezer mos.aïken stelt de H. Maagd voor, in eennbsp;grieksch gewaad getooid; de Madonna del principio, dusnbsp;genaamd, dewijl zij het eerst van allen te INapels is vereerdnbsp;geworden. Het byzantijnsch kostuum, waardoor de kunstkelennbsp;zich onverbroken zamenschakelt, komt in de kerken vannbsp;Rome dikwerf voor. Regts van deze Madonna vertoont zichnbsp;de aloude beeldienis van den H. Januarius; zij wordt, reedsnbsp;eeuwen lang, voor het echte portret van dezen beroemdennbsp;heilige gehouden. Een heidensch grafmonument {Sarco-pAaag), waarin de asch van den kardinaal Piscicelli rust,nbsp;verscheiden lijkgesleenten, waaronder wij dal van den evennbsp;geleerden als vromen kanonik Mazzocchi opmerkten, makennbsp;de voornaamste kunstschatten van Sinte-Beslituta uit.

Maar, zal men vragen, wie was dan toch die heilige? Vanwaar een zoo prachtig heiligdom te harer eer, en eene zoonbsp;hooge mate van schatting en hulde, als die haar hier wordtnbsp;toegebragt? Wanneer een land hel tooneel was van schand-gruwelen, zoo als er aan de oevers van het oude Parlhenopenbsp;werden gepleegd, dan moet het óf ten gronde gaan, óf van

-ocr page 593-

GESCHIEDENIS DEH H. RESTITUTA. S85

zulke smet en smaad volkomen gezuiverd worden; doch, zulk eene zuivering vordert bloed; om het verweekt en verwijfd geslacht, dat daar in zoo ongelooflijke wulpscliheidnbsp;verdierlijkt weggezonken was, uitdien afgrijslijken poel vannbsp;zonde en ellende weêr omhoog te heffen, hiertoe werdennbsp;wonderwerken vereischt, mirakelen van kuischheid en moednbsp;niet minder groot van omvang en volhardend van karakter,nbsp;dan de snoodheid was, die daar eenmaal werd botgevierd.nbsp;Die wel, waardoor de zedelijke wereld in evenwigt gehoudennbsp;wordt, ligt zoodanig in de rede opgesloten, dal men er reedsnbsp;lang vooraf de toepassing van kan voorspellen, alvorens nognbsp;het feit daarvan zich in de geschiedenis heeft waar gemaakt.nbsp;Op dien grond van redenering alzoo, moesten Puozzole, Nolanbsp;en Capua met christenbloed worden gedrenkt; en, wanneernbsp;Napels, ofschoon ongetwijfeld minder strafbaar, dan ook alnbsp;geene martelaren opleverde, zoo kreeg het toch wonderwerken onder het oog, die zijne zedelijke ommekeering krachtignbsp;bevorderden en eindelijk geheel hebben voltooid. Tegen hetnbsp;midden der III. eeuw, tijdens de regering van keizer Valeriaan,nbsp;toen Proculus bewindhebber in Africa was, woonde er te Carthago eene jonge maagd, Resliluta genaamd , die, nadat men innbsp;haar eene christin ontdekt had, gevangen genomen, en naarnbsp;den regter heengesleurd werd, die haar aan de vreeslijksienbsp;folteringen overleverde. Doch, te vergeefs; de heldin houdtnbsp;onwankelbaar in het geloof stand. Daar vonkelt het oog vannbsp;den dwingeland als een helsch vreugdevuur; hij heeft eenenbsp;marteling uitgedacht, zijn haal, ja, maar ook zijn slagtoffernbsp;waardig. Hij gelast den beulen, dal zij het meisje, aan handen en voelen gebonden, in eene boot zullen werpen, die,nbsp;me' pek en vlas opgevuld, vervolgens naar zee zal wordennbsp;gevoerd, en daar in brand gestoken! liet snood bevel wordtnbsp;volvoerd; doch, de fel opslekcnde wind doel de hoog opbla-

Dricvovulig Rome. — U. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;41)

-ocr page 594-

S8i HET DRIEVOUDIG ROME.

kerende vlammen allereerst de beulen der godgewijde maagd omgolven en verleren, terwijl het vaartuig naar de oevers vannbsp;Ischia henendreef. De nieuwsgierigheid had eene tallooze menigte van toeschouwers aan de kust doen zamenstroomen, allennbsp;om l zeerst begeerig uilziende naar den afloop van dit gruwbaarnbsp;marteltafereel. En wat zagen hunne oogen? De jeugdige bloedgetuige en uitverkoren bruid des Heeren hief, voor aller ge-zigt, den leedersten blik hemelwaarts, en gaf, zonder eenignbsp;teeken of blijk van de minste ligchaamssmart, kalm en ge

laten den geest. De christenen van Napels, door hunne broe

ders in Africa met het gebeurde bekend gemaakt, gingen het lijk der jonge maagd met diepen eerbied afhalen en over-hrcngen naar de plaats, waar men haar, de kuische heldin ennbsp;hemelbodes, als beschermheilige en tevens als stichtend voorbeeld, een tempel bouwde uit de overblijfsels dier snoode on-tuchtsverblijven, waar hunne verdierlijkte voorouders eenmaal zich wentelden in het slijk der liederlijksle verdor-vculieid l).

19 afeljruarij.

Tweede bezoek in de hoofdkerk. — Kapel van het seminarie. — Kapel van Miuutolo. — Crypt. — Grafstede van koning Andreas. — Kapel vau den H. Januariiis. — Schatkamer. — Sa-kristij. — Sinf-Pieters staf. — De karthuiser-kerk. — Eennbsp;pauslijk woord.

Die zich te Napels bevindt, moet vroeg ter ruste gaan ; daarbij zal hij zich wèl bevinden. Ziedaar een orakelspreuk,nbsp;die beter dan de godspraak van Calchas streek houdt.

1) Zie Baronius, Martyrolog. Rom. 17 Mei; de aanteckeningen B en C ; Annales, t. V, aiin. Lll, n. 7. — Ik het) den groolcnnbsp;geschiedschrijver in zijn verhaal op den voet gevolgd.

-ocr page 595-

TWEEDE BEZOEK IN DE IIOOFDKERK.

Ten vier ure ’s ochtends valt er te Napels aan geen slapen meer te denken : het bellen-gerinkel van de ezels ennbsp;muildieren der groenle-verkoopers, of van de koeijen en n^ei-ten, die, met gansche scharen, de straten door g^edreven ennbsp;aan de huizen-zelve afgemolken worden, opdat men de melknbsp;versch en warm zou kunnen drinken ; het geschreeuw vannbsp;herders en uitventers van oranjeappelen, — al dat gejoel,nbsp;gedruisch en geraas maakt, vroeg reeds in den morgenstond,nbsp;het slapen daar onmogelijk. Bovendien is de hemel van Napelsnbsp;zoo wonderschoon , dat men volgaarne die luidruchtige bendenbsp;den euvelmoed vergeeft, waarmeê zij onze nachtrust komtnbsp;«toren, om ons daarvoor in de plaats te geven het onuitspreek-lijk genot van een zonneopgang in Ilalië’s heerlijksle natuur.nbsp;Na dit verruklijk schouwspel, in stille bewondering, opgetogen aangestaard te hebben, begaven wij ons op nieuw naarnbsp;de kathedrale, waar nog veel te bezigtigen viel, waartoe onsnbsp;de eerste maal de tijd had ontbroken. Het koor, dal een pa*nbsp;rallelogram vormt, heeft aan de eene zijde de kapel van hetnbsp;Seminarie^ en, aan den anderen kant, die van J/rnwYo/o.nbsp;De kanoniken van Napels hebben onderling eene vereenigingnbsp;van missionarissen tot stand gebragt, die den naam rfz Pro-paganda voert. Op verzoek van den kardinaal-aarlsbisschopnbsp;gaan zij in de verschillende kerkgemeenten (parochiën) vannbsp;de diocese retraites houden. Men weet, dat de H. Alphonsusnbsp;van Liguori een der meest beroemde leden dezer missionaris-vereeniging was. De kapel del Seminario is daarvoor denbsp;vergaderplaats, op wier deur Perugino’s heerlijke Maria-he-melvaart de aandacht trekt en geboeid houdt. De kapel vannbsp;Minulolo is belangrijk uit het oogpunt van kunst. Onder anderen , zagen wij daar verscheiden tafereelen uit des Zaligmakers lijden, geschilderd door de hand van Marco di Slefani,nbsp;het hoofd der napelsche schooi, in 1590 overleden. In de Cnjpt

-ocr page 596-

HET DRIEVOUDIG ROME.

of Soccorpo (ooder-kerk of kluis), waarboven zicli het hoofd-allaar verheft, rust het ligchaam van den H. Januarius. Deze kapel, geheel met wit marmer belegd, wordt geschraagd door ko-lotmnen, die, naar men zegt, van een Apollo-teinpel afkomstig zijn. Onder de sieraden, welke zij bevat, bewondert men hetnbsp;heerlijke standbeeld van den kardinaal Oliviero Carafa, dat voornbsp;het werk van Michel-Angelo gehouden wordt; de arabesken ennbsp;het overige schilderwerk, wat men hier aantreft, is allerfraaist.

Alvorens ons naar de kapel van den H. Januarius heen lo begeven, vestigden wij onze aandacht op het bij de sakristij-deur zich voordoende kleine grafgesticht van koning Andreasnbsp;van Hongarije, met voorkennis en toestemming van zijnenbsp;gemalin Joanna van Napels, ter dood gebragt, gelijk zulks,nbsp;vernederend genoeg, door het volgende, daarop geplaatste,nbsp;grafschrift wordt aangeduid;

Andrea; neap. Joanna dxoris doeo et laqueo NECATO.

Tegenover de basiliek der H. Reslituta ligt de kapel van den H. Januarius. Wanneer de pracht der schilderwerken,nbsp;de luister der marmergewrochlen, de glans van het overalnbsp;schitterende goud, de schat van giften en gaven, hier doornbsp;eene lange reeks van geslachten tot geslacht ter versiering vannbsp;een heiligdom zaamgebragt, getuigenis afleggen van de veelvermogende goedheid des heiligen, die daardoor eene zoonbsp;treffende hulde ontvangt, en tevens ten bewijze .strekken vannbsp;de vurige godsvrucht eener bevolking, die hem zulke off^ersnbsp;barer erkenllijkheid toebrengt; dan, voorzeker, kan de kapelnbsp;van den H. Januarius ten luidst-sprekend toonbeeld dienen ènnbsp;van het vermogen, door dien doorluchtigen martelaar op denbsp;gemoederen der Napolitanen uitgeoefend, èn van het gods-dienstig-dankbaar gevoel, dat hen voor hem bezielt.

-ocr page 597-

587

KAPEL VAN DEN H. JANÜARHIS,

De rijke kapel del Tesoro di San- Gennaro is een kostbaar hultle-blijk [ex voto)^ door de stad Napels aan haren g^roolen beschermheilig^e, na de pest van 1526, toejjebragl,nbsp;doch waarmeé eerst in 1608 een begin werd gemaakt, omnbsp;in 1678 voleindigd te worden 1). Twee-en-veertig sierlijknbsp;gebeitelde kolommen schragen dit schitlereud-schoone heiligdom, welks vloer met keurig marmer belegd is, terwijlnbsp;het gewelf, even als de hoek- en zijstukken, door Domeni-chino meesterlijk in fresco geschilderd zijn; van Espagnolelsnbsp;penseel vindt men er den H. Janiiarius , uit den brandenden oven komende; Slanzoni, bijgenaamd de Guido van Napels , schilderde hier de Bezetene^ die door den heiligennbsp;bisschop van den booze wordt verlost. Achter hel altaar,nbsp;dat in pracht met geheel de kapel wedijvert, wordt hel hoofdnbsp;en het bloed van den H. Januarius bewaard. Telken jare,nbsp;in de maand Mei en December, worden deze eerbiedwaardigenbsp;overblijfselen den geloovigen pleglig ter vereering uilgesleld.nbsp;Groot is steeds de toeloop, die daarbij plaats heeft. Het bloednbsp;begint, wanneer men hel hoofd van den II. Martelaar er meènbsp;in aanraking brengt, te vloeijen, ja, op te bruischen, en,nbsp;als ’t ware, te koken in hel glazen vat, dat het besloten houdt.nbsp;Dit verschijnsel heeft, reeds ik weet niet hoeveel eeuwen,nbsp;telkens op bepaalde lijden, plaats gegrepen, en wel in ’i bijzijnnbsp;van duizenden en duizenden toeschouwers van allerlei landaard en stand 2).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Indicazionc del piü rimarcabile in Napoli, etc.; Do/canoniconbsp;de Jorio, p. 19.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Baronins, over de vreeslijke uitbarsfinjj van den Vesuvius,nbsp;ten jare 471, sprekende, en die door de tusscbenkomst van dennbsp;H. Januarius wonderdadig opliield, voegt er bij : « Insigne ac perennenbsp;miraculum sanguinis tjusdeni sancti Januari! , qui cuin ampulla vitreanbsp;concretus contineatur, liquesceve tarnen et Ilucrc, perindc ac si rc-

49

-ocr page 598-

588 HET DRIEVOUDIG HOME.

Die daaraan twijfelen mogt, ga naar Napels, oin het te zien gebeuren. Het wondervol vloeibaar worden van dit heilignbsp;marlelaarsbloed is zoodanig zeker, dat de geestelijkheid vannbsp;Napels immer de vreemdelingen, die, om er ooggetuigen vannbsp;te zijn , derwaarts komen, zoodanig digt vooraan plaatsen,nbsp;dat zij zich volmaakt overtuigen kunnen van de waarheid,nbsp;zonder eenig inmengsel van bijgeloovigheid of bedrog 1). Nanbsp;de reliquiën van den groeten heilige, welke men de goedheidnbsp;had, ons te laten vereeren, onze ootmoedige hulde te hebbennbsp;loegebragt, begaven wij ons naar de sakrislij van de Tesoronbsp;of schatkamer, waar wij negentien bronzen standbeeldennbsp;vonden, benevens nog een-en-veertig zilveren beelden ofnbsp;statuelten van den heilige. Voorts zagen wij daar ontelbarenbsp;gouden vaten, en kruizen met de kostbaarste diamanten bezet, alsmede een echte parelsnoer van de fijnste en grootstenbsp;soort; een allerprachtigst altaarvoorzetsel, geheel van gedreven zilver, en een bisschops-mijter, met drie-duizend-zes-honderd-vier-eri-negentig edelgesteenten, diamanten, smaragden , robijnen enzv. ingelegd. Ziedaar hoe de dankbaarheidnbsp;zoo van het volk als van de vorsten van Napels zich in vromen ijver ten aanzien van den H. Januarius heeft uitgedrukt.

«ens esset eiTusus , seepe conspiclliir, non ejiismodi est, ut unius vel «llerlus hominis lestimonio comprobetiir; sed lla inanifestum, Ut ipsenbsp;mai't^ris sanguis nssidua miraculoruin operatione, vocibus quibusdainnbsp;velut Abel sanguis damans , per universum orbem ebristianum in-tonet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Not. ad Martyrol, 19 Sept.

1) 11 sangue si espone dalle nove della mattina, alia qual ora debbono condiirvisi coloro che amano accerfarsi della sua iniracolosanbsp;liquefaiione; cd in tal uircostanza si da la preferenza agli esteri, adnbsp;pggetto deliininare Ie incocrenze dcgli errori divulgati dalla incredu-Kla. — ld. p. 20.

-ocr page 599-

589

SINT-PIETERS-STAF.

Altijd onder geleide van onzen voortreflijken gids, braglen wij vervolgens nu ook nog een bezoek aan de beroemde reli-quiën, die in de sakristij der hoofdkerk worden bewaard, ennbsp;waaronder de Sinl-Pieters-staf wel de meeste belangstellingnbsp;inboezemt. Naar luid der bestendige overlevering van denbsp;napelsche kerk, door de getuigenis der historie onomstoollijknbsp;bevestigd, is de galilesche visscher, op zijnen togt naarRome,nbsp;aan den oever der Adriatische zee geland, en voorts doornbsp;Campanië en Nola in het jaar 43 na Christus, te Napelsnbsp;aangekomen 1), waar hij door eene edele vrouw, met namenbsp;Candida, werd opgenomen. Hij bekeerde en doopte haar. Benigenbsp;dagen daarna werd Asprenus, de echtgenoot van Candida,nbsp;gevaarlijk ziek. Men liet den H. Petrus verzoeken, dal hijnbsp;lol hem zou komen; doch, de apostel, in slede van aan dalnbsp;verzoek gehoor te geven, zond den kranke zijnen wandelstaf, en liet hem daarbij zeggen, dat Asprenus liever lotnbsp;hem komen zou. Deze nu nam den pelgrimsstaf ter hand,nbsp;en, opslaande, was hij genezen. Hij werd de eerste bisschopnbsp;van Napels. Wanneer men (zoo als wij te Rome, bij een dergelijk feil, reeds aanmerklen) bedenkt, dal, bij de eerstenbsp;vestiging der Kerk, de treffendste wonderwerken noodig waren;nbsp;wanneer men den Heer aan zijne apostelen hoort zeggen,nbsp;dal zij mirakelen, grooler dan welke Hij deed, zouden ver-rigten; wanneer uien in de gewijde bladeren vindt opgetee-kend, dat één-enkel woord van den H. Petrus voldoende was,nbsp;om de dooden in hel leven terug Ie roepen; dat enkel denbsp;schaduw, welke hij van zich afwierp, of slechts de aanraking

1) Zie den geleerden Mazzocchi; Ughelli, Hist. Italice sacra; Carraccioli, De sacris Eccl. Neap, ilonim. p. 70, lOG, 108 en tio/y.nbsp;en de tallooie schrijvers der Rerum Neapolitanarum, gedeeltelijk aan-geliaald bij Siruvius, Biblioth. select, t. 11, p. 1403.

-ocr page 600-

^90

BET DRIEVOCDIG ROME.

•*an zijne kleederen den kranken hunne gezondheid wedergaf; zoo behoeft men, waarlijk, zich niet te verwonderen, datnbsp;een voorwerp, gedurig door des apostels handen aangeroerd, diezelfde wonderkracht heeft bezeten. Deze staf, waarvan het rnirakel-vermogen, zelfs nog heden ten dage, geenszins is verloren gegaan, zal drie-en-een-half voet lang zijn.nbsp;Hij is regt en rond, uit een soort van olijvenhout gesneden,nbsp;en aan het boveneinde van een knop, of beter gezegd, bee-nen kruk voorzien. Deze reliek wordt in een zilveren kokernbsp;bewaard, die, bieren daar, met fijn-geslepen kristal is ingelegd, waardoor men den staf duidelijk heen kan zien. Metnbsp;welken diepen eerbied, maar, vooral, met welk eenevreugdenbsp;roert de hand des christen-pelgrims die reliek niet aan, en hoenbsp;diep getroffen brengt hij zijne dankende en biddende lippennbsp;niet aan den wandelstaf des grooten pelgrims van het Evangelie, den staf, die getuige was van zooveel vermoeijenissennbsp;en inspanning op ’s Heeren weg, maar levens ook van denbsp;kracht, welke God in zijne heiligen uitwerkt!

Wij traden tegelijk met het kapittel, dat de getijden kwam lezen, de kathedrale wederom binnen , en zagen alzoodalnbsp;achtbaar kerkligchaarn van dertig gemijterde kanoniken, twee-en-lwinglig Weekdiensthouders ^ en achttien zoogenaamdenbsp;Quarantisten 1) in hunne zetels {Stalles^ of koorgestoelte)nbsp;plaats nemen; in de daad, een treffend gezigt, dat ons, helaas, alleen in den vreemde geschonken wordt! Maar, wijnbsp;vragen het hier, in allen ernst; is Frankrijk, sedert het af-sebaffen der kapittels, dat sieraad der Kerk, dan eerbiedwaardiger, zedelijker, rijker geworden? Om den dag te besluiten,nbsp;bleef ons nog een bezoek in de kerk van Sint~Maarten-devnbsp;Kaï'thuizers overig. Wanneer Italië de tempel der kunsten

-ocr page 601-

DE KAnTHÜISEJl-SERH, 59^

is, zoo mag; men zeggen, dal de kerk van den H. Martinus Ie Napels daarvan het binnenste heiligdom uitmaakt. Dezenbsp;kerk, die onder de vestingwerken van het Sint-Elmus-fort,nbsp;met andere woorden, allerbekoorlijkst gelegen is, behoortnbsp;aan de navolgers van den H. Bruno in bijzonder eigendom toe,nbsp;en deze hebben dan ook al hunne inkomsten aan de opluistering er van besteed. De kostbaarste marmersoorten, metnbsp;smaak en zorg in een gelegd, maken hel prachtig vloerwerknbsp;dezer schoone kerk uit; Lanfranco, Stanzoni en Espagnoletnbsp;hebben met echte meesterstukken van hun penseel de gewelven en wanden van dit heiligdom versierd en verrijkt. In denbsp;Communie der Jpóstelen, door laatstgenoemden geschilderd, bewondert men eene figuur, den H. Petrus (zoogenaamd) in het verkort voorstellende, en in de daad, vannbsp;onbegrijplijk fraaije uitwerking. Aan een der pijlers van ditnbsp;verheven kerkgebouw ziet men voorts ook nog eene allerkun-sligst gebeitelde loverplant {ariichok), rijk in toetssteen uil-gehouwen, en zoodoende van onbetaalbare waarde, evenals,nbsp;een weinig verder op, een altaar, uit de fijnste marmersoorten gebouwd. Vervolgens komen hier, als kunstschatten, bijzonder in aanmerking een tabernakel uit doorschijnend schildpad vervaardigd, behalve nog verscheiden altaren met lapis-lazuli, ametist en agaat ruimschoots, ja, kwistig, maarnbsp;sierlijk-groolsch gestoffeerd.

De schatkamer [Tesoro) is niet minder schitterend dan de kerk-zelve. Men bewondert daar Espagnolels meesterstuk,nbsp;Ae Afdoening van het kruis, een der treffendste schilderijennbsp;uit den tijd der Renaissance. Uit de kerk komende, brag-ten wij een bezoek aan het klooster, welks prachtige, doornbsp;wit-marmeren kolommen geschraagde galerijen naar de golfnbsp;van Napels uitzien. De kunsten, de wetenschappen en denbsp;armen, ziedaar de drie hoofdarlikelen, in alle landen en in

-ocr page 602-

S92 HET DRIEVOUDIG ROME.

alle eeuwen, voorkomende op het budget der kloostergeesle-lijkheid. Wanneer zal men zich daaraan toch eens onbevooroordeeld dankbaar gelieven te herinneren? «Te midden van aldezen kunslrijkdom (zeide ons de waardige overste) hebben wij-zel-ven naauwelijks het dagelijksch brood: telkens kwam omwenteling op omwenteling ons een deel onzer bezittingen roo’ven,nbsp;en zoo keerden wij van lieverlede tot den staat van armoedenbsp;terug, waartoe onze voorgangers zich zagen beperkt: God zijnbsp;altijd en in alles geloofd! » De toon, waarop de goede kloostervoogd dit zeide, getuigde van niet den minsten spijt, maar,nbsp;integendeel, van die stille onderworpenheid , waardoor de deugdnbsp;zich steeds in al hare grootheid kenmerkt als de eenig-onverwin-bare heldin op aarde. En , wat meer is nog dan dat, hij spraknbsp;zelfs met lof van Frankrijk, waarvoor hij eene hooge matenbsp;van belangstelling betuigde. En, dat voor een volk, waarvannbsp;hij en zijne broeders zooveel hadden te lijden gehad! Waar-lijk, zulk eene grootmoedigheid herinnerde mij aan wat eennbsp;beroemde opperherder eens dienaangaande zeide: « Die Fran-schen zijn, ja, wel zéér gelukkig! den ganschen dag doornbsp;begaan zij dwaasheden, welke God eiken nacht wéér innbsp;’t vergeetboek brengt. »

-ocr page 603-

Het was zondag ; wij besloten, de studie onzer beschouwingen der christlijke monumenten heden met vernieuwden ijver voort te zetten en zoo dan spoedden wij ons reeds ten zes urenbsp;in den morgenstond de morsige, naaiiwe kronkelstraten vannbsp;de Qudstad met hare hooge, zwart-graauwe liuizen in allernbsp;ijl door, om, onder geleide van een jongen Napolitaan, dienbsp;een Franschman tot vader had, allereerst eene kerk te n-aannbsp;bezoeken, welke de meesie reizigers, als aan Napels uiteindenbsp;gelegen, gewoonlijk onopgemerkt voorbijgaan-, ik bedoelnbsp;)èi\ü\.~Pieter-ad-Jlram , waar ik de H. Offerande wildenbsp;gaan opdragen. Geheel die stadswijk deed mij denken aannbsp;onze faubourg Sainl-Marceau; en , wal nu het zoo even genoemde kerkgebouw-aangaat, hier was het, dat de H. Petrus,nbsp;gedurende zijn verblijf tc Napels, de gewijde mysteriën bediende, in eene kleine kapel, links van den ingang der kerk,nbsp;waar, in het altaar, dat zeer goed onderhouden is, de disch.nbsp;zelf eerbiedig bewaard wordt, waaraan de prins der apostelen,nbsp;volgens de bestendige overlevering der Kerk, de onbloedigenbsp;offerande des Heeren plegtstalig vierde; en, hel was op dien.

-ocr page 604-

§94 HET DRIEVOUDIG ROME.

ïclfden godgewijden disch, dal mij vergund werd, even als Pelrus, brood en wijn ten offer Ie brengen, en, even als hij,nbsp;hel godlijk Lam neer Ie doen dalen, Ier plaalse-zelve, waarnbsp;het, achllien eeuwen vroeger, zich, onbloedig, lot eenenbsp;levende spijs en drank ten beste kwam geven bij liet heilignbsp;woord van Christus’ eersten Stedehouder op aarde. Toen iknbsp;mijne mis voleindigd had, nam ik alles, wal deze merkwaardige kapel opleverde, naauwkeurig in oogenschouw. Eennbsp;priester, wien ik was aanbevolen, strekte mij daarbij totnbsp;gids. Twee oude opschriften kwamen mij hier allezins belangrijk voor, en verdienden wel, dat ik ze aanleekende. Hel eencnbsp;luidt dus ; « Stsle, fidelis ^ et priusquam templum ingre-diaris ^ Petram Sacrijioantem venerare. Hic enimprimo,nbsp;mox Rornae filios per Evangelium genait ^ pane.qne iUonbsp;suavissimo cibavit: Toef, christen, en alvorens den tempelnbsp;in te gaan, vereer hier Pelrus, als hij de onbloedige offerandenbsp;opdraagt. Eerst was het hier, en vervolgens te Rome, datnbsp;hij kinderen won voor het Evangelie, en hen voedde met hetnbsp;kostelijkste brood. »

Het andere, in anliken stijl vervat, is van den volgenden inlioud:

QuOD. prima. in. UATIO. CfiniSTO. PIA. COLLA. SUBEGI PARTIIENOPE. H;EC. PETRl. PR/ESTITIT. ARA. FIDEM

« Dit altaar van den H. Petrus strekt ten bewijze, dat ik, Parlhenope (Napels), het eerst den hals onder Christusnbsp;juk heb gekromd. •gt;

Deze opschriften zijn, ongetwijfeld, niet van de lijden der aposlelen-zelve; maar, men kan er toch eene hoogenbsp;oudheid wel niet aan ontzeggen; en dal is voldoende, omnbsp;de onafgebroken overlevering er van behoorlijk te slaven.

-ocr page 605-

ÏERK VAN SAN-PAIILO-MAGGIORE. 393

Wij begaven ons uit de kapel naar het onderaardsche oratorium (de bedecel) der H. Candida. Die gewelven, dienbsp;v.erzwarie steenen, geheel die antieke vorm brengen ons denbsp;dagen der ontluikende Kerk levendig terug voor den geest,nbsp;met de herinnering tevens aan zoovele vurige gebeden, aannbsp;zoovele vrome tranen en verzuchtingen, aan zooveel lijden ennbsp;deugd, als waarvan deze gewijde plaats het voorregt had,nbsp;getuige te zijn, en die, allen te zarnen, een indrnk makennbsp;op het gemoed, die door geen pen kan worden beschreven.nbsp;Vóór 9 ure was ik weder bij onze kleine karavane terug.

Onder het heenwandelen naar de kerk van S. VauX-Mag-giore^ wierpen wij, in het voorbijgaan, een blik op de vroeger zoo hoog geprezen, en thans zoo zeer gelaakte standbeelden der kerk della-Pi'etd^di^Sangri. Deze drie witmarmeren standbeelden zijn, namelijk, omsluijerd voorgesteld, iets, dat in steen zeker zeer moeilijk uit te voeren valt. Intusschen is de hier voorgestelde Schaamte volstrekt niet vannbsp;zulk eene uitdrukking, als door dien schoouen titel welnbsp;wordt aangeduid. Beter bewerkt schijnt het beeld van dennbsp;Zaligmaker in zijn graf-gewaad gewikkeld; terwijl de teleurgestelde ondeugd^ in de daad, een fraai geheel oplevert,nbsp;te weten, dat van iemand, die zich uit een net tracht losnbsp;te maken, waarin hij verstrikt ligt, en waarvan de mazen,nbsp;ofschoon in marmer, uiterst natuurlijk zijn voorgesteld.

De zoo evengenoemde kerk behoort aan de Theatijnen. Voor den hoofdingang staan twee kolommen, die tot dennbsp;tempel van Castor en Pollux behoorden, en welk heidenschnbsp;heiligdom ter plaatse-zelve door Julianus van Tarsus, eennbsp;vrijgelaten slaaf van Tiberius, werd gebouwd. Sint-Pielersnbsp;bekeering en de straf van Simon den toovenaar ^ welkenbsp;beide stukken de sakristij versieren, worden gehouden voornbsp;meesterwerken van Solimenes’ vruchtbaar penseel. Doch,

Drievoudig Rome. H. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;50

-ocr page 606-

596 HKT DRIEVOUDIG ROME.

de echte schatten dezer kerk zijn de gewijde ligchainen van den H. Gaëtanus vanTiëna, en van den H. Andreas van Avel-lino. Deze beide heiligen waren de roem hunner orde, toonbeelden van priesters, en ware weldoeners van hun vaderland.nbsp;Eerstgemelde stierf den 7. Augustus, 1547; laatstgenoemdenbsp;den 10. November, 1608. Huq sloflijk overschot rust iflnbsp;hetzelfde klooster, dat getuige was hunner deugden en vannbsp;hunnen dood. Na onzen eerbied er aan beloopd te hebben,nbsp;traden wij het kloostergebouw-zelf binnen, Men treft daarnbsp;nog de overblijfselen aan van een theater, waarop Nero zichnbsp;het eerst oefende in het dramatisch talent, waarmeê hij laternbsp;in het doorluchtig Rome ten looneele verscheen. Inlusschennbsp;leveren die sporen van keizerlijke dwaasheid toch niets andersnbsp;dan oiibeleekenende bouwvallen meer op. Daarentegen, heeftnbsp;de godsdienst aan haar kroost, dat ddar hare leer, van eeuwnbsp;tol eeuw, verkondigt, een ander monument in bewaring gegeven , en waarover deze goede kloosterlingen dan ook voortdurend met teedere zorg waken; ik bedoel het woonvertrek vannbsp;den H. Andreas van Avellino, welke kamer zich thans nognbsp;juist zóó vertoont, gelijk zij zich voordeed, toen die heiligenbsp;daar den geest gaf. Het schamel huisraad, waarvan hij zichnbsp;bediende, zijne boeken, zijn inktkoker, zijn kleine houtennbsp;zetel, eenige bladen schrifts van zijne hand, met een woord,nbsp;de geheele schrale bezitting, die meestal het deel is van Godsnbsp;groole dienaren, spreekt u daar toe, vermaant, treft, vervoert en vervult daar ter plaatse des beschouwers geest met,nbsp;ik weet niet, welk eene lieflijke aandoening van godvrucht,nbsp;wier spoor moeilijk meer verloren gaat.

In die stemming, en als opgewekt, om nog dieper indrukken te ontvangen, begaven wij ons nu naar de kerk van San-DomenichinO’31aggiore. Die daar binnen treedt, slaatnbsp;in het hart der middeleeuwen. Niettegenstaande de talrijke

-ocr page 607-

597

kEUK VAN SAN-DOMENICHINO-MAGGIOUE.

veranderingen, welke deze kerk, in den loop van zes eeu* wen, ondergaan heeft, bleef toch de grootsche stenapel dernbsp;gothische bouwkunst er overal onuitwischbaar op ingedrukt,nbsp;en de krachtige, ernstige geest van den H. Dominicus schijnt,nbsp;even als in de overige gebouwen, welke zijne Orde heeft doennbsp;ontstaan, ook hier immer voort te leven. Onder de kunstwerken, die er de aandacht tot zich trekken, behoort denbsp;Kruissiying en de Opstanding des Zaligmakers, beidennbsp;uitstekende frescoschilderijen van Angelo Franco, den napo*nbsp;litaanschen Giotto; het grafgesteente van den kardinaal Spi-nelli; de tombe van Joanna van Aquino, ten jare 1500 overleden , en het monument der prinses van Feveloto, Donanbsp;Vincenza van Aquino, de laatste van dien naam, in '1599nbsp;overleden; voorts het portret van den H. Dominicus, doornbsp;een tijdgenoot geschilderd en voor zijne ware afbeeldingnbsp;gehouden; eindelijk, hel gedenkteeken van Galeas Pandone,nbsp;een echt meesterwerk van Jan van Nola.

Alvorens de groote kruiskapel binnen te treden, hetwelk wij voor het laatst bespaarden, legden wij een bezoek af innbsp;de sakristij, die op zich-zelve een der merkwaardigste bijzonderheden van Napels uitmaakt. De kostbare fresco’s van haarnbsp;gewelf, hare notenboomen kassen, haar verguldsel, en harenbsp;onberekenbare marmerschatten verdwijnen voor den luister dernbsp;twaalf grafsteden van de vorsten uit het huis van Arragon.nbsp;Hier rust een gansch geslacht van prinsen, op wier aschnbsp;Napels, zelfs nu nog, weent, en die eenmaal den roem ennbsp;het geluk hunner onderdanen uitmaakten. Deze vorsllijkenbsp;grafsteden slaan in een half rond naast elkaêr, onder eennbsp;tentgordijn of verhemelte van purper fluweel, waarboven denbsp;dood geschilderd is, met dit opschrift: Sceplra ligmibusnbsp;cBquat (Scepters wijken voor zijne zeissen).

Thans begaven wij ons naar wat deze kerk van den

-ocr page 608-

598 HET DRIEVOUDIG ROME.

H. Dominicus wonderbaarst bevat, namelijk, naar de kapel van het Crucifix. Een kloostergeestelijke, die ons vergezelde,nbsp;ging naar het hoogaltaar heen, waarbij het miraculeus kruisbeeld te voorschijn haalde, teneinde ons dit voorwerp eenernbsp;godvruchtige vereering van zes eeuwen te laten zien. Op lastnbsp;van paus ürbanus IV., had de H. Thomas hel schitterendnbsp;Officie van het H. Sacrament vervaardigd, een werk, waarinnbsp;theologie en poëzij zich op de verwonderlijkste wijze paren.nbsp;Dikwerf was de doorluchtige schrijver van dat verheven meesterstuk voor dit crucifix , knielend, de stof komen verlevendigen, welke zijn geest te bewerken had; en, toen hij nunbsp;zijne taak had volbragt, kwam hij ook daar wederom denbsp;knie buigen, om God te danken en te verheerlijken, Hem,nbsp;van wien alle goede gaven voortkomstig zijn. En hoor: daarnbsp;verneemt de H. Thomas onverwacht deze woorden, hemnbsp;door zijn godlijken Meester toegesproken: « Thomas, gijnbsp;hebt wèl over mij geschreven; welke belooning vraagt gijnbsp;daarvoor? « Bene scripsisti de meThoma ; quammerce-dem recipies? » Non aliam.,nisi te., Domineantwoorddenbsp;de heilige, die zich van de aarde als opgenomen gevoelde:nbsp;« Geen ander loon, o Heer , dan ü-alléén. » Dit crucifix, in dernbsp;eeuwen loop verzwart, zal ongeveer 1‘/^ el hoog zijn; de zoonbsp;eveugenoemde woorden , terstond na het mirakel opgeteekeud ,nbsp;zijn geschilderd, als vloeiden zij uil van ’s Heeren mond.

De H. Thomas, wiens geschriften ’s hemels goedkeuring en de toejuiching van heel de wereld verwierven, woonde,nbsp;even als de minste zijner broederen, in eene nederige cel.nbsp;Het vertrek, waarin hij het Officie van het H. Sacramentnbsp;zamenstelde, en dat hem gedurende de vijftien maanden,nbsp;waarin hij de theologie te Napels onderwees, lot woonverblijfnbsp;diende, is in eene kapel herschapen, doch zonder daaromnbsp;evenwel den oorspronklijken vorm te verliezen. Hel is een

-ocr page 609-

DE INCORONATA. S99

klein vertrek, dat flaauw verlicht en door een beschot in tweeën gescheiden is, waar naast een klokje hangt, dat dennbsp;doorluchtigen kerkieeraar diende, om zijne scholieren bijnbsp;elkander te roepen. Daar binnen bevindt zich het schoollokaal,nbsp;waar hij zijne lessen gaf, en men nog een overblijfsel vannbsp;zijn leergestoelte ziet. Het licht valt in deze langwerpigenbsp;kamer door drie ramen naar binnen. Wij weten, dat dezenbsp;wereldberoemde onderwijzer voor zijn leercursus zes Napelschenbsp;ducaten ’s maands ontving, hetgeen gelijk staat met 12 gulden van ons geld 1)1

Onder de overige kerken van Napels zal de christen-kuu-stenaar met levendige belangstelling een blik kunnen wijden aan de Incoronala ^ en aan de kerk van de H. Lucia^ gcbjknbsp;mede aan nog eenige andere, welke ik later noemen zal. Denbsp;eerstbedoelde is rijk in schilderstukken van Giotto: hel huwelijk van de koningin Joanna, en de zeven HH. Sacramenten^ zijn het katholiek penseel van dezen meester volkomennbsp;waardig, en strekken ten bewijze, wat de kunst zou hebbennbsp;kunnen worden, wanneer de Renaissance daarop harennbsp;heidenschen invloed niet zoo zeer uilgeoefend had. Laatstgenoemde kerk is door hare hooge oudheid belangrijk. De Sinte-Clara, met haar schoenen gothischen klokkeloren, is de sierlijkste van al de kerken van Napels. De grafkelder van hetnbsp;regerend huis bevindt zich binnen hare muren, waar ooknbsp;. eene zeer schoone schilderij van Giollo, de H. Maagd voorstellende, gevonden wordt. In hel oude klooster der vermaardenbsp;congregatie van Monte-Olivelo herinnert men zich Tasso,nbsp;die, arm en krank, daar eene schuilplaats vond. De vermaarde

1) Hef besluit, waarbij Sarei van Anjou deze som voor dat onderwijs bepaalt, wordt nog in de archieven van Napels bewaard ,nbsp;en is gedagteekend van het jaar 1272.

50

-ocr page 610-

600

HET DBIEVOUDIG ROME.

poëet beloonde het hem geschonken gastvrij onthaal door een onvoltooid gebleven dichtstuk, handelende over den oorsprongnbsp;der zoo even genoemde congregatie [Origine della eongre-gazione di Monte-Olivetd), De goed onderhouden kerk isnbsp;een echt museum van beeldhouwkunst. Jan van Nola heeftnbsp;zich-zelven hier overtroffen in de beelden der vier Evangelisten , die de kapel de' Liguori ten sieraad verstrekken.

Santa'Maria~del-Carmine is eene der meest-bezochte kerken van Napels, die, ofschoon onbeduidend uit het oogpunt van kunst, toch voor den christen en den geleerde zeernbsp;veel merkwaardigs bevat. In de eerste plaats vindt men ernbsp;het miraculeus crucifix, dat, in 1439, tijdens de belegeringnbsp;van Napels, het hoofd dook, en daardoor vrij bleef van hetnbsp;kanonschot, dat het anders zou verbrijzeld hebben. Iedernbsp;jaar komt, op tweeden Kersdag, geheel de burgerij, met denbsp;regering aan de spits, hare hulde en haren eerbied aan ditnbsp;krui.sbeeld ootmoedig bewijzen, en drukt zich dan tevens hetnbsp;goede hart van het napelsche volk welsprekend uit in ditnbsp;voortdurend blijk van dankbare erkentenis voor eene van dennbsp;hemel zoo onverdiend genoten gunst. De geleerde wordt tenbsp;dezer plaatse aan een der treffendste gebeurtenissen der hoogenbsp;oudheid herinnerd. Karei van Anjou regeerde te Napels; mennbsp;schreef den 29. October, 1268, toen, naar zijn bevel, eennbsp;schavot, temidden van de marktplaats, vóór de kerk werdnbsp;opgeslagen. Weldra zag men het bestijgen door twee jongenbsp;prinsen, Conradijn van Zwaben, en Frederik, zijn neef.nbsp;Eerstgenoemde telde slechts zeventien jaren. Hij was tenbsp;Napels gekomen, om er zijne regten te doen gelden op dennbsp;troon, doch werd door den heer van Astura verraden, dienbsp;hem uitleverde aan Karei van Anjou. De keizerin Margaretha ,nbsp;van het ongeluk, dat haar zoon getroffen had, onderrigt,nbsp;spoedde zich terstond van uit het hart van Duitschland naar

-ocr page 611-

601

HERlPHtERING AAN DEN RAMPZALIGEN CONRADUN.

Italië heen, om, zoo mogelijk, het leven nog Ie redden van den éénigen erfgenaam, dien Zwahens doo'rluchiig huis bezat.nbsp;Helaas I zij kwam te laai: de jonge vorsten bogen reeds hetnbsp;hoofd onder de hand van den beul. De ongelukkige Gonra-dijn had, tot het laatste oogenblik toe, niets anders geroepennbsp;dan: « ó Moeder! moeder 1 welke smart zal het berigt unbsp;kosten, dat over mij aan u zal worden overgebragt 1)1»nbsp;De keizerin schonk, toen zij haar noodlot vernam, het nutteloos rantzoengeld voor haren zoon aan de kerk en aan hetnbsp;klooster del Carmine^ waar haar beeld nog te zien is,nbsp;voorgesteld melde beurs in de baud. Achter het hoogaltaar,nbsp;konden wij, bij het licht eener lamp, een opschrift lezen,nbsp;dat de plaats aanduidt, waar de lijken der beide jonge prinsen ter aarde werden besteld. O wonderbare wisselloop vannbsp;het ondermaansche: het was op dit zelfde marktplein, bezoedeld vorstenmoord^ dal, twee eeuwen later, volkswoede in een opstand uitsloeg, die door Mazaniëllo werdnbsp;gedreven en bestuurd!

Een behaaglijker tafereel wachtte ons in de kerk van Gesu-Nuovo. In het huis der Orde van den H. Loyola, datnbsp;er naast gelegen is, bevindt zich hel klein en duister vertrek,nbsp;waarin, veertig jaren lang, pater Hieronymus een schat vannbsp;de schitlrendste deugden vergaêrde, waarvoor Rome hem dannbsp;ook de onsterflijke kroon der heiligen loegewezen heeft. Zijnnbsp;stoflijk overschot rust in deze kerk onder een schitlrend

1) De geschiedenis voegt er bij , dat dere beklagenswaardige prins zijn handschoen van het schavot naar beneden wierp, als wilde hijnbsp;daardoor een zijner bloedverwanten opeiseben om zijnen dood te wreken. Een ridder, die de stoutheid had, den handschoen op te nemen,nbsp;bragt hem aan Jacobus 1, koning van Aragon, die den moord van dennbsp;jeugdigen vorst aan de Napolitanen te staan deed komen op eene zeenbsp;van bloed.

-ocr page 612-

602

HET DRIEVOUDIG ROME.

altaar, waar wij hem onze hulde gingen toebrengen. Men herinnert zich, dat deze man Gods op zekeren dag dennbsp;H. Alphonsus van Liguori, als kind, in zijne armen druktenbsp;en daarbij aan de moeder van het engelachtig jongske zeide:nbsp;« Ik zal vóór hem in den hemel zijn, maar wij zullen opnbsp;één-en-denzelfden dag gelukzalig worden verklaard. » De uitkomst heeft de profetische gave van den heilige volkomennbsp;gestaafd.

Wij hielden nog tijd genoeg over, om een uitstap naar het meer van Agnano te maken. Tien minuten verder dannbsp;de Pausilippo-grot, links van Puozole , ligt het pad, waarlangs men, in een ruim uur gaans, bij het eenzaamnbsp;meer aankomt. Inlusschen is dat meer-zelf, noch de daarnbsp;rondliggende bosschen (zoo rijk aan wild, en hierdoor ooknbsp;een bepaald koninklijk jagtpark), noch iets anders de oorzaak der gedurige bezoeken, welke er de vreemdelingennbsp;gaan afleggen, tenzij alleen de zwavelspelonk, die onder dennbsp;naam van de Hondsgrot bekend is. Zoowel uit den beganennbsp;grond, als uit de rondom liggende vulkanische bergen, dienbsp;de Hondsgrot naauw insluilen, stijgen, gedurigaan, dampennbsp;omhoog, die de nabijheid van eene onderaardsche vuurkolknbsp;onbetwKstbaar aanduiden, terwijl er steeds wel zooveel stikstof in dezen dampkring ontwikkeld wordt, dat niemand hetnbsp;daarin lang, zonder levensgevaar, zou kunnen uithouden.nbsp;Een arme landman, die, ten gerieve der bezoekers, en totnbsp;een klein eigen voordeel daar ter plaatse steeds aanwezig is,nbsp;wendde zich, met zijne gewone toespraak , dus ook tot ons:nbsp;« Excellenties (mijneheeren), hebt de goedheid, eens te bukken, vervolgens uwe holle hand tegen den grond aan tenbsp;houden, en ze daarna snel naar uw gezigt heen te brengen. »nbsp;Wij deden, wat de man ons zeide, en, in de daad, na tweenbsp;of drie malen de hand ónder den neus te hebben gebragt.

-ocr page 613-

DE HONDSGROT. 605

werden wij gewaar, zulk een brandenden damp in te ademen, dat het zaak was, om ons onverwijld uit de grot te verwijderen, wilden wij geen gevaar loopen van weldranbsp;verslikt Ie zullen zijn.

Minder gelukkig kwam de arme bonder af, die na ons het moordhol binnen werd gebragt, om er tot proefmiddelnbsp;te dienen bij de geleerde bewijsvoering tusschen degenen,nbsp;die achter ons waren komen opwandelen, om zich op wetetvnbsp;schaplijke gronden te overtuigen van de kracht, welke denbsp;koolstofzure opdamping des bodems hier uitoefent. De boer,nbsp;die ons de zaak had toegelicht, nam nu den hond op, ennbsp;plaatste het onnoozel dier onder den onmiddelijken invloednbsp;van dezen dampkring, die, na verloop van ééne-enkelenbsp;minuut reeds zóó zeer werkte, dat de hond, na eene kortenbsp;poos als geheel verdoofd te zijn geweest, schuimbekkend,nbsp;in de vreeslijkste stuiptrekkingen kwam, terwijl hem de adem*nbsp;haling nagenoeg geheel onmogelijk geworden was. Toen denbsp;arme lijder op het punt stond van te zullen stikken, bragtnbsp;zijn meester hem de grot uit, en één oogenblik in de ver-sche lucht bleek genoegzaam te zijn, om hel dier weêr volmaakt tot het wakkere en frissche leven terug te brengerr.nbsp;Middelerwijl is zulk een leven toch, in den volsten zin van betnbsp;woord een « hondenleven! » immers, de bezoekers dezernbsp;grot wisselen elkander dagelijks en gedurig aan, zonder ophouden , af, zoodat de viervoetige martelaar, met wien men hiernbsp;deze natuurkundige proeven neemt, als in eeuwige bezwijmingnbsp;of stuipen zijn rampzalig aanwezen op aarde te bejammerennbsp;heeft! Onderwijl wij bezig waren, hem van ganscher hartenbsp;te beklagen, ontstak de boer een hartstoorts, die doorJiemnbsp;in de grot gehouden werd. Zoolang die fakkel in de bovenlucht bleef, ging de vlam voort met branden, doch, naauwlijksnbsp;was zij met de benedenlucht in aanraking gekomen, of

-ocr page 614-

604 HET DRÏEVOUDtG ROiME.

oogenbliklijk werd de vlam gebluscht, als had men de toorts in het water geworpen. Tot zes malen toe werd dezelfde proefnbsp;herhaald. In de nabijheid der Hond.sgrot zijn zwavelholen,nbsp;waar de thermometer 45 graden aanwijst, en die zoodanignbsp;met zwavellucht zijn opgevuld, dat een stuk hout, tegen denbsp;wanden ingewreven, terstond, even als een lucifer (zwavelstok),nbsp;vuur vat. Lijders aan rhumatismus komen hier baden riemen,nbsp;die, naar men zegt, zeer weldadig van werking zijn.

Benige dagen vóór de uitbarstingen van den Vesuvius, beginnen al de zwavelgrotlen in beweging te raken, te roo*nbsp;ken en, als ’t ware, te zieden; het Meer kookt, als tennbsp;schrikbarend voorteeken van het vreeslijk natuurverschijnsel,nbsp;dat op handen is. In de daad, men moet zich verwonderen,nbsp;hoe Napels, meteen altijd dreigend gevaar voor oogen, en, omnbsp;zoo te zeggen, steeds boven een ontzettend gapenden afgrondnbsp;geplaatst, toch zoo zorgloos hier kan blijven voortleven,nbsp;aan den oever van een vuurstroom en een lavakolk, die iedernbsp;oogenblik dreigt met verderf en doodl Doch, het schijntnbsp;alsof een diep-ingeschapen vertrouwen op Gods goedheid denbsp;bevolking van Napels voor alle angst en vreeze geheel onvatbaar maakt.

Toen wij te Pozilippo terugkwamen, bestegen wij het bijliggend steile bergpad, teneinde de vermaarde bouwvallennbsp;in oogenschouw te gaan nemen, waarmede dat oord alsnbsp;geheel is overdekt. Wij zagen er de regenputten en waterleidingen der uitgestrekte villa van Vedius Pollio. Het was daér,nbsp;dat de vijvers die beruchte karpers mesten moesten met hetnbsp;daarin geworpen vleesch van slaven, wegens dienstverzuimnbsp;gestraft met den dood! Zoo verhaalt Seneca: « Op zekerennbsp;dag was Augustus bij Pollio ten avondmaal; daar heeft een slaafnbsp;van den gast het ongeluk vaneene kristallen schaal te breken,;nbsp;Vedius laat onmiddelijk den onhandigen dienaar oppakken en

-ocr page 615-

VILLA VAN POLLIO. 60S

hem, alsof hij de zwaarste misdaad had bedreven, levend in zijn vijver werpen, tot voedsel voor de daarin gemeste visch,nbsp;en zulks minder uit belustheid op dusdanigerwijze vetgemaakte karpers, dan wel enkel om zijne wreedheid bol te vieren. Evenwel, de slaaf ontsnapt, en komt zich voor Cesarsnbsp;voeten neder werpen, geenszins om lijfsgenade te verwerven,nbsp;— daarvoor toch kende hij zijnen meester al te wel! maar,nbsp;om van hem eene andere doodstraf af te smeeken, dan dienbsp;van levend door deze visschen verslonden te worden. De keizer vernedert er zich toe, om voor zijnen slaaf aan Pollionbsp;vergiffenis te vragen; deze blijft echter onvermurwbaar. Daarnbsp;grijpt eensklaps de verontwaardiging zoodanig het gemoed vannbsp;Augustus aan, dat hij den schuldige niet slechts volledigenbsp;vrijspraak verleent, maar al de kristallen schalen van Pollionbsp;doet verbrijzelen; tevens, beveelt hij, dien schandelijkennbsp;vischvijver te dempen, waarbij de verachtlijke Vedius, zelfnbsp;een vrijgelaten slaaf, zich verlustigde in het moorddadignbsp;.schouwspel van een Romein, die door een schrikbarend grootnbsp;soort van watermonsters werd afgemarteld en doodge-knaagd 1).

Ziedaar inlusschen alles, wat de Opperheer der wereld in het belang der gehoonde menschheid meende te kunnennbsp;doen! Doch , hoe dan ook, zoo strekt die karaktertrek dennbsp;eersten der Cesars toch altijd tot eere. Jammer slechts, dat,nbsp;maar enkele bladzijden verder, de geschiedenis te zijnen aan-zien het navolgende te boeken had: « Op zekeren dag deednbsp;Augustus een zijner slaven aan het kruis nagelen, dewijl hijnbsp;eene schildpad gedood, gebraden en opgegeten had, dienbsp;steeds, wanneer zij met andere schildpadden strijd voerde.

1) Senec., deird, III, 40; Dio. LIV, p. 614; Plm. IX, 27; Senec. de dementia, 1, 18.

-ocr page 616-

^06 HET DRIE-VOÜDIG ROME.

2;e alien overwon, en zich dus beloond had, onverwinlijk te zijn 1)! »

I

f;

Onmiddelijk boven den inganjj van Pozilippo, gan de zijde van Napels, bevindt zich het klein Columbarium^ dat gehouden wordt voor Virgilius’ graf. Ecne slechts weinige voetennbsp;boven den beganen grond verheven grot, digt met doornennbsp;en distels overgroeid, ziedaar alles, wat er thans nog overignbsp;bleef van de plaats, waar het stoflijk overschot des grootennbsp;romeinschen dichters eenmaal rustte. Met moeite slechts kannbsp;men lezen het grafschrift, door Virgilius voor zich-zelvennbsp;vervaardigd, en waarin hij zijn verlangen, ooi te Napels begra-ven te worden, dus uitdrukt:

Mantua me genuit; Calabri rapuere; tenet nunc Parthenope: cecini pascua, rura, duces.

De laurierbóom, door Petrarcha geplant en door Gasimir Delavigne vernieuwd, is verdord; ik moest mij vergenoegennbsp;met een blad van een wilden moerbeziënstam lot eene gedachtenis aan dit monument mede te nemen. Een Engelschmaiinbsp;heeft zich naast het graf van Virgilius doen ter aarde bestellen !nbsp;Behalve aan de spleen, lijdt het kroost van Albion ook voortdurend aan de kwaal van alle mogelijke mtzinniyheid! —nbsp;Toen wij van hel gebergte naar onder gekomen waren, braglennbsp;wij een bezoek aan de kerk van O. E. Svon\y-del-Parto ^ doornbsp;Sannazar geslicht; deze in zijne werken half-christlijke,nbsp;half-heidensche dichter vertoont zich mede even zoo in zijnnbsp;véél te hoog opgevijzeld grafmonument. Wij besloten onzennbsp;langen dag met het toebrengen yan een vromen avondgroetnbsp;aan de maglige besehermster der reizigers , in de statige kerknbsp;van de H. Mma-a-Piè^di-Grotta, waar wij een grootennbsp;toevloed van geloovigen vonden, uit allerlei standen en van

1) Plutarchus, ^popllh. Rom. 10.

-ocr page 617-

607

P0SlLIPP0-6R0r.

verschillenden ouderdom, doch die om strijd, voor hel mira-kelbeeld der godlijke moedermaagd neêrgeknield, met luider

stem, in koor hulde bragten èn aan de onsterflijke glorie van

de koninginne des hemels, èn aan de onuilputlijke goedheid van haar teeder moederhart.

31 IPebruarij.

Posilippo-grot. — Puozzole. — Herinnering aan den H. Paulus. — De hoofdkerk. — De H. Januarius. — Een piëdestal uit dennbsp;tijd van Tiberius. — Tempel van Serapis. — De Campanischenbsp;weg. — Het Lucrino-meer. — Eene anecdote. — Het Averno-meer en de grot der Sibylle. — Baja. — Cuma;. — Bauli. —nbsp;Kaap-Mysene, — Eene wonderschoone vijver. — De Elyseschenbsp;velden. — De Maccaroni. — Herinneringen en gewaarwordingen.

Bijna even zeer als Rome, is ook Napels de klassieke bodem der heidensche oudheid. Toen de romeinsche republiek innbsp;hare laatste dagen was gekomen, diende het bekoorlijke Par-thenope, zoo als nu Duitschlands schoone badplaatsen, denbsp;fraaije wereld van Rome tot een oord van algemeene zamen-komst, of, zoo als men dat met een echt-fransch woord zeernbsp;karakteristiek uitdrukt, tot een schitterend rendez~vous! Geennbsp;familie, die hare villa aan de verruklijke oevers der golf vannbsp;Baja niet had; en vandaar dan ook, dat Virgilius, als eennbsp;man van genie, als een dichter, die op den volksgeest wilnbsp;werken, de schitterendste tafereelen van zijne nationale zangster in deze tooveroorden doel plaats grijpen. Om zich eennbsp;volledig begrip te kunnen vormen van dien glanzendennbsp;kring, waarin Augustus, Tiberius, Caligula en Hadriaannbsp;gewoon waren, zich te bewegen, moet men achtervolgens

Drievoudig Rome. — lï. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;31

-ocr page 618-

608

HET DRIEVOCDIG ROME.

Puozzole, Pompeji, en het Museum-Bourbon hebben bezocht. Ter eerslgrenoemde plaats vindt men luidsprekende getuigennbsp;eener te niet gegane wereld; Pompeji biedt den reiziger evenzeernbsp;zulke bouwvallen, maar, daarenboven, eene nog wèl bewaardnbsp;gebleven stad aan, met hare tempels, basilieken, forums ,nbsp;straten en huizen, kortom eene stad, die, om in het heden-daagsche leven over te gaan, slechts bevolkt zou behoeven tenbsp;worden en van eenig modern huisraad voorzien. Het Bour-bonsch museum vult volkomen aan, wat er aan Puozzole ennbsp;Pompeji nog ontbreken mogt. Men vindt daar een eindeloos talnbsp;van allerlei meubelen, huisraad, werktuigen en gereedschap-])en, vaatwerk, opschriften, schilderijen, .standbeelden, metnbsp;een woord, een volledig geheel van alles, wat iemand in denbsp;negentiende eeuw, tot in de kleinste kleinigheden en bijzon»nbsp;derheden toe, bekend kan maken met gansch het huislijk,nbsp;burgerlijk en godsdienstig leven eener wereld , die reeds sedertnbsp;twee duizend jaar van de aarde verdwenen is.

Eene geregelde studie dezer oudheden, zoowel merkwaardig voor den man van wetenschap als voor den christen, riep ons naar Puozzole heen. Het fraaiste weder, een onbewolktenbsp;hemel, en een dampkring, zoo helder, als wij tot dus verrenbsp;nimmer hadden gekend, begunstigde ons op dezen togt, ennbsp;luisterde het tafereel, dat ons wachtte, nog te hooger op.nbsp;De villa reale^ waar geheel de groote wereld van Napelsnbsp;in rijtuig heen-en voorbij trekt, mede in ijl langsgaande,nbsp;kwamen wij weldra aan de Posilippo-grot, eene onderaardschenbsp;galerij, door het gebergte heengegraven, welks indrukwekkende massa alle gemeenschap, tenzij ter zee, tusschen Napelsnbsp;en het platte land afsnijdt: de naam Posilippo beteekentnbsp;rust. Het is onbekend, wie dezen doorgang heeft daar-gesteld. Seneca maakt er al melding van, en het schijntnbsp;allezins zeker, dat hij er reeds lang vóór dien wijsgeer ge-

-ocr page 619-

PUOZZOLE. 609

weesl is 1). Wal hier van zij, zooveel is zeker, dat deze, ia tufsteen uitgehouwen , onderaardsche weg 960 schreden lang,nbsp;50 voet breed en SO hoog is. De verlichting geschiedt door,nbsp;op kleinen afstand van elkander geplaatste, lantarens, terwijlnbsp;door den in- en uitgang breede lichtgaten worden aangebragt;nbsp;in twee uren is men van daar in Puozzole.

Deze kleine stad, voorheen door haren koophandel zoo zeer vermaard, is thans van haren voormaligen luister geheelnbsp;vervallen, doch, ten aanzien barer overheerlijke ligging, nognbsp;altijd dezelfde. Op hare kade, met hel gezigt naar de hcmels-blaauwe golf gekeerd, ziet men zuidwaarts heen Capri liggen,nbsp;zoo zeer door de gruwelen van Tiberius berucht; westwaartsnbsp;de kaap-Mysene, die van uit hare hoogte geheel de baainbsp;bestrijkt; Bauli en haar wonderbare vijver, waarmee zichnbsp;in een halfrond de kusten als te zamen schakelen, waar hetnbsp;wulpsche Baja zijne villa’s en tempels eenmaal had; ten westen bespeurt men Cumae, de aloude zetelplaats der vermaarde Sibyl; het Lucrino-meer, bekend door de oesters,nbsp;waarop de Romeinen zoo belust waren; de M»nle-nuovo ^nbsp;eene vulkanische berghoogte, in 1558 ontstaan, na eenenbsp;aardbeving, die het stadje Tripergola verdwijnen deed; denbsp;Falerno-berg, beroemd door zijn honigzoeten wijn, door Ho-ratius’zangster zoo dikwerf verheerlijkt; de in puin verkeerdenbsp;villa van Cicero, waar keizer Hadriaan, die te Baja stierf,nbsp;eene grafplaats vond; ten noorden de boomrijke bergen dernbsp;Solfatara, het oude Forum van Vulcanus , met de bouwvallennbsp;van het uitgestrekte amphitheater, waar het bloed der zwaardvechters stroomde, Augustus ter eer; en, eindelijk, de fraaijenbsp;Campanische heerbaan, ter wederzijde, meer dan 2 mijlen

1) Nihil illo carcere lonjjius, nihil illis faucihus ohscurius. Epist. a7, — Straho schrijft dit bouwwerk aan den architect Coccejus, eennbsp;tijdgenoot van Augustus, toe. Lih. Y. 2ö9.

-ocr page 620-

610 HET DRIEVODDIG HOME.

lang, met grafsteden bezet. Wanneer wij ook al ten doel hadden, om ons in dit schoon tafereel te verlustigen, doornbsp;het oog en den geest tevens belangstellend bezig te houdennbsp;met zoovele en zoo groote herinneringen, als aan dit oordnbsp;verbonden zijn, zoo dreef ons toch ook nog een ander ennbsp;verhevener oogmerk, te welen een chrisllijk doel, naar dezenbsp;streek heen. Ik verplaatste mij in herinnering 18 eeuwennbsp;terug, en bragt geheel dat overheerlijk tooneel lot bewegingnbsp;en leven, door er paleizen, badplaatsen, tempels en villa’s tenbsp;doen schilleren in purper, in marmer, in brons en in goud.nbsp;Op al die balkons van jaspis en porfier, op al die met mirthennbsp;en rozen overdekte lustterrassen zag ik daar in mijne verheel»nbsp;ding de verheven meesters en meesteressen der wereld zichnbsp;verdartelen in al den luister der schoonste natuur: Marius,nbsp;Pompejus, Lucullus, Cicero, Hortensius, Gesar, Augustus,nbsp;Nero, riadriaan, en wie niet al meer ? Al die reuzen der oudheid hadden daar ter plaatse een verblijf van weelde, waar zijnbsp;schitterden in de zon hunner glorie en van hun fortuin 1). Ennbsp;zoo zag ik dan geheel die groote wereld der oudheid, hoe zij,nbsp;op den 3, Mei van het jaar S9 na Christus, het oog liet weidennbsp;over die golvende watervlakte van Baja, helder als rotskristalnbsp;en glad als een fijn gepolijste spiegel, waarop de prachtigstenbsp;zon van uit hel heerlijkst hemelruim hare stralen tintelen laat.nbsp;Daar vertoont zich eensklaps bij kaap-Mysene een vaartuig, metnbsp;het beeld van Castor en van Pollux op den steven; door dennbsp;zuidewind gedreven, komt hel in snelle vaart naar Puozzolenbsp;heen. Het reeft de veelkleurige zeilen; men herkent weldra innbsp;die kostbare kiel een schip, dat uit Alexandrië komt. Al de villa’s zijn plotseling in beweging: geheel de bevolking stroomtnbsp;havenwaarls, om het te zien aankomen 2).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Uorat., ep. I, V, 83; — Ep., 31. Plutarch., in Mario, 60.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Quod Paulus Alexandrina navi dicatur advectus, bic oppor-

-ocr page 621-

HERINNERING AAN DEN H. PADLDS. 6H

Let wel op, gij mannen en gij vrouwen van Rome; aan dat boord bevindt zich iemand, dien velen uwer kennen: hetnbsp;is Julius, de opper-bevelhebber der keizerlijke keurbendenbsp;of Augusta-cohort. Een vermaarde gevangene, dien hij uitnbsp;Cesarea overbrengt, en aan wien gij geen kennis hebt, is aannbsp;zijne bewaking toevertrouwd. Wanneer gij Julius nopens dezennbsp;gevangene mogt ondervragen, zoo zal hij u zeggen, dat hetnbsp;een jood is, die in het roemruchtig Rome wil worden teregtnbsp;gesteld; want het vonnis van Porcius Festus, den gouverneurnbsp;van Syrië, heeft hij zich niet willen laten welgevallen, maarnbsp;geëischt, dat zijne zaak voor Cesars vierschaar zou wordennbsp;gebragt. Ziedaar het antwoord, dat u gegeven zal wordennbsp;door Julius, die zijnen doorluchtigen gevangene niet veel beternbsp;kent dan gij-zelf. Ik, evenwel, ken hem van nabij, en ik zalnbsp;u zeggen, wat al uwe nakomelingen thans even goed wetennbsp;als ik-zelf: « Magtiger dan uwe gouverneurs en uwe proconsuls, magtiger dan gij-allen, trotsche wereldheeren, voertnbsp;deze gevangene in de plooijen van zijn schamelen mantel,nbsp;niet den vrede of den oorlog voor eene barbaarsche natie,nbsp;tune in medium adducenda sunt, quae scribit Seneca, epist. 77, adnbsp;Lucilium, de navibus Alexandrinis cum Puteolos appellant, quamnbsp;pr® csteris ill® nobilitat® essent, et a concurrente ad portum populonbsp;spectarentur avidius; h®cenimait: Gratus illarum Campani® aspectusnbsp;est, et omnis in pilis Puteolorum turba consistit; et ex ipso generenbsp;velorum Alexandrinas (quamvis in magna turba navium) intelligit.nbsp;Solis enim licet supparum intendere, quod in alto omnes babent naves ;nbsp;nulla enim res ®què adjuvat cursum quam, summa pars veli, illincnbsp;maxime navis urgetur. Itaque quoties ventus increbuit, majorque estnbsp;quam expedit, antenna submittitur: minus babet virium fletus exnbsp;humili. Cura intravere Capreas et promontotorium, ex quo, allapro-celloso speculatur vertice Pallas, ester® velojubentur esse content®:nbsp;supparum Alexandrinarum insigne est. — Zie Bar. an, S9, t. I, p.nbsp;424, o. B.

SI

i

-ocr page 622-

612 HET DRIEVOUDIG ROME.

maar den krijg legen het keizerrijk, den krijg tegen het heelal, den krijg legen den dood , den krijg, die het groolschenbsp;Rome op zijne geduchte heuvelen zal doen sidderen ennbsp;wankelen , totdat hel onder zijne bloedige puinen zal begravennbsp;hebben èn zijne sleden, èii zijne bevolking, èn zijne góden,nbsp;met Jupiter op de spits van het Kapitool, met Cesar in zijnnbsp;gouden paleis! En die krijg, waarvan hij de held zal zijn,nbsp;en gij de getuigen en de slagtoffers, die krijg zal de gedaantenbsp;der aarde veranderen en den naam van dien gevangene plaatsen boven uwe namen, en zijne ketenen boven uwe scepters,nbsp;en zijn gebeente te midden van Rome-zelve, in tempels schitterender dan uw Pantheon. — Wilt gij den naam van Julius’nbsp;gevangene weten ? — Hij heel Paulus. »

De oude Romeinen wisten echter van dat alles niets, en zij zagen , zonder erg , dal schip daar voortslevenen, te mid*nbsp;den door een menigte van schitterende vaartuigen heen, dienbsp;in de golf van Raja hunne goud- en purperprachl ten toonnbsp;spreidden; de kiel kwam voor Puozzole ten anker. Voor wienbsp;christen is en al deze dingen kent, behoef ik hel niet tenbsp;schetsen, met welken blik , met welke gemoedsaandoening mennbsp;hel oog laat weiden over die golf en over die kade, waar eens denbsp;ontscheping plaats had van hem , wiens naam in de jaarboekennbsp;der wereld cene zoo verheven plaats bekleedt. Met welk eenenbsp;vreugde slaat een christen-reiziger de kronkelende straten vannbsp;het kleine Puozzole gade, waar de christen-broeders zeven dagennbsp;lang den grooten gevangene en zijne gezellen bij zich hielden 1).

In de daad, wien komen de tranen niet in het oog , wanneer hij, hel Evangelie opslaande, geheel dat tafereel in de Handelingen der Afostelen geboekt vindt :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;¦ Er werd

1) De cbrlslengeiiieenfe van Puozzole was door den H. Petrus vijftien jaren vroeger gestiebt.

-ocr page 623-

613

HERINNERING AAN DEN H. PAÜLIIS.

besloten, dat Paulus met de overige gevangenen aan den hoofdman der krijgsafdeeling-Augusta, met name Julius, zou worden loevertrouwd. Wij scheepten ons op een vaartuig vannbsp;Alexandrië in, dat Castor en Pollux op den steven voerde.nbsp;Wij kwamen weldra te Rhegium , en, onder begunstiging vannbsp;een zuiden wind, bereikten wij den volgenden dag Puozzole,nbsp;waar wij de broeders vonden, die ons gedurende zeven dagennbsp;bij zich hielden 1). »

Tot herinnering aan de ontscheping van den H. Paulus, houdt de bevolking van Puozzole jaarlijks een plegtigen omgang langs het havenhoofd 2). Eere, onsterflijke roem hebbenbsp;elke stad, ja, elke plek op aarde, waar het nageslacht toont,nbsp;in levendige herinnering te willen blijven bewaren feilen,nbsp;die van zoo hoog belang zijn, als welke de geschiedenis dernbsp;Kerk bijna op iedere bladzijde onuilwischbaar heeft geboekt 3).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Handel, der Jp. II. XXVII en XXVIII.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Die processie heeft den 30. Mei plaats. Deze dag komt in denbsp;overlevering volkomen juist met het gewijd geschiedverhaal overeen,nbsp;waarin het vertrek uit Malla in de lente wordt gesteld. Zie Cornel,nbsp;a Lapide, in Act. Apost, C. XXVll , V. 9.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Daar het onderwerp er mij aanleiding toe geeft, en ik mij ternbsp;plaatsc-zelve hevind , waar alles mij over den grooten Apostel toespreekt,nbsp;kan ik mij het genoegen niet ontzeggen , om de houding der bevolking van Reggio hier te vermelden, die dien avond-zelven het geluknbsp;had gehad van den H. Paulus in haar midden te zien. Het Alexan-drijnsch vaartuig lief hef anker vallen op hare kust. Zoodra Leeftnbsp;men niet het heeld van Castor en Pollux aan den steven bespeurd,nbsp;of geheel de stad komt op de been, om aan die hoogvereerdenbsp;godheden hulde Ie brengen. Paulus, die nimmer cene gelegenheid laatnbsp;voorbijgaan, geschikt, om het Evangelie te verkondigen, vat dadelijknbsp;het woord op ; doch de afgodendienaars schijnen hem niet te begrijpen ;nbsp;zij willen heengaan : men is op het punt van het anker te ligten. Paulus smeekt bet volk, om te blijven , en hem aan te hooren , slechtsnbsp;gedurende eenige weinige oogenblikken , terwijl een klein kaarsje

-ocr page 624-

G14

Na lang en volop het genot gesmaakt te hebben, door zoovele herinneringen en door zulk een heerlijk natuur-tafe-reel den geest en het oog aangeboden, gingen vvij Puozzole-zelf een bezoek brengen. De hoofdkerk, op eene hoogtenbsp;gebouwd, is aan den H. Proculus, den medgezel van dennbsp;H. Januarius, toegewijd.

Het godlijk woord, door de hoofden der apostelen te Puozzole uitgezaaid ,* bleef niet achterlijk in het dragen vannbsp;overvloedige vrucht, die, weldra, voor den hemel gerijpt,nbsp;wegbranden zal. Men neemt zijn voorstel aan. Hij ontsteekt eene kleinenbsp;kaars, welke hij neèrzet op een paal of kolom van graniet, waaraannbsp;men gewoon is, de schepen vast te leggen. Weldra is het kaarsje uit-gehrand ; maar zie, daar vat de kolom vuur, en strekt hem tot fakkel.nbsp;Door dit wonderwerk getroffen, even als de inwoners van Malta hetnbsp;geweest waren door onvermogen van den adder, om Paulas te kwetsen,nbsp;en door de genezing van Publius, zoo erkennen die van Reggio dennbsp;apostel voor een godsgezant, en verlangen zijne leer aan te nemen :nbsp;Paulus doopt er eenigen, en laat hun een zijner medgezellen, Stephanas van Nicea, tot hisschop achter. Reggio is voor het christendomnbsp;gewonnen, en sticht uit dankbaarheid voor die weldaad eene kerk aannbsp;den oever der zee, ter plaatse-zelve van het wonderwerk, dat nognbsp;herdacht wordt ineen stuk van de bedoelde kolom, die op het altaarnbsp;is geplaatst. Achttien eeuwen lang houden die christenen daar vol metnbsp;het betuigen hunner levendige erkentelijkheid en kinderlijke gehechtheidnbsp;aan den grooten leeraar der heidenen. De hier volgende lofzang, diennbsp;een ieder van huiten kent, wordt er voortdurend ter eere van datnbsp;schitterend feit gezongen :

HTMNUS

In columnam Rhegiam S. Pauli upostoli.

*

Ave, columna nobilis,

Electro et auro ditior,

Illaque Mosis ignea Columna fortunatior.

-ocr page 625-

618

DE H. JANCARIIS.

door de hand der vervolgers van Christus geplukt werd. In het jaar van Rome 301, onder het bewind van Diocletiaan,nbsp;en toen Conslantijn voor de vijfde maal en Maximianus Hercules ten zesden male consul was, deed Timotheus, gouver*nbsp;neur van Campanië, die te Nota zetelde, Januarius, den bisschep van Benevento , voor zijne vierschaar brengen, en bevalnbsp;hem, aan de góden des rijks te offeren. Toen Januarius ditnbsp;weigerde, gelastte de gouverneur, dat men hem in een gloei-jenden oven zou werpen, waaruit de martelaar echter onge-

Qaod ore Paulus praedicat,

Te fulgurante comprobat;

Te conflagrante Ehegium Christi fidem complectitur.

Te patma tangens languida Sensit niedelam coellcam:nbsp;Haustusque plavis illiconbsp;.£gris salutem contulit.

Ergo columna Rbegia,

Hebros ut Israelica In terrae optima transtulit,

Ta nos in astra dncito.

Summo Patri sit gloria, Natoque Patris unico,

Et Paracleto nuraini

CuDctis in aevum sseculis. Amen.

y. Paulus apostolus devenit Rhegium, alleluia. i$. Et seminavit verbum Dei, alleluia.

Deus, qul ad Pauli apostoli praedicationem, lapidaea columna divi-nitus ignescente, iidei lumine Rhcginos populos illustrasti; da, quae-sumus, ut quem Evangelii prcconem babuimus in terris , intercessorem habere mereamur in c®lis. Per Dominum, etc. *)

*) Marafiotti, in Chronic. Calalrus, lib. I, C. 20; Giovau. Angel Spagnuolo de Rebus Rke^iniSf lib. IV, C. 1.

-ocr page 626-

G16 HET DRIEVOUDIG ROME.

deerd terugkwam. Nu lietTimolheus hem wreedelijk geeselen, en vervolgens, met ketenen beladen, voor zijn rijtuig uit naarnbsp;Puozzole heen drijven, waar hij in een engen kerker opgesloten werd. Met nog eenige andere christenen, die daarmedenbsp;gevangen zaten, werd de heilige op nieuw voor Timotheus’nbsp;regtbank gesleurd: Januarius, Proculus en Sosias, eerstgenoemde diaken der kerk van Puozzole, laatstgemelde diakennbsp;van Messina; voorts Eutychus, benevens nog eenige anderenbsp;geloovigen. Allen werden veroordeeld, om voor het roofgedierte ten prooi geworpen te worden, en dien ten gevolgenbsp;bragt men hen naar het amphitheater van Solfatara heen.nbsp;De leeuwen eerbiedigden echter deze martelaars en lieten hennbsp;ongedeerd. Timotheus beval alzoo, dat men ze zou doodennbsp;met het zwaard 1). De dood dezer geloofshelden was hun totnbsp;zegepraal: Proculus en Januarius werden te Puozzole begraven. Het stoflijk overschot van den laatstgenoemde werd echternbsp;later, onder luid vreugdegejuich des volks, naar Napelsnbsp;overgebragt, terwijl het verwonnen heidendom genoodzaaktnbsp;was, den verwinnaars zijne tempels in te ruimen. De hoofdkerk van Puozzole was oorspronklijk een tempel, aan Jupiternbsp;en, vervolgens, door den romeinschen ridder Calpurnius,nbsp;aan Augustus gewijd; de kolommen en de kapiteelen zijn nognbsp;dezelfde. In dit roemruchtig heiligdom bragten wij onze huldenbsp;aan den H. Proculus toe, en vereerden er tevens ootmoedig dennbsp;miraculeuzen steen, waarop de H. Januarius werd onthoofd.

Te midden van het plein, dat vóór de kerk ligt, staat een voetstuk van wit marmer, met 14 beelden versierd, dienbsp;de steden van klein-Azië voorstellen, welke eene aardbevingnbsp;vernielde, doch die door Tiberius wederom werden opgebouwd.

1) Bar. An. 301, n. 11 cn volg.

-ocr page 627-

TEMPEL VAN SEBAPIS. 617

De geschiedenis stemt met de overlevering volkomen te zamen ten aanzien van het tijdstip der vernieling dezer veertiennbsp;steden, te weten door de aardbeving, die plaats had, toennbsp;de Zaligmaker stierf; en zoo dan is dit monument vannbsp;Puozzole een sprekende getuige voor de waarheid van hetnbsp;evangelie-verhaal 1). — De achtenswaardige gids, die ons hiernbsp;vergezelde, sprak met diepen eerbied van den tegenwoordigennbsp;bisschop van Puozzole: die doorluchtige kerkvoogd deelt, alsnbsp;een echte apostel, zijn klein inkomen in drieën, gevende eennbsp;deel aan de hoofdkerk, een deel aan de armen, en behoudende slechts het derde deel voor zich.

In de beneden-stad vindt men de trotsche bouwvallen van den Serapis-tempel, die door Hadriaan werd gesticht, ennbsp;waarvan het dak, dat nog gedeeltelijk overbleef, uit witnbsp;marmer was zamengesteld. Sedert de aardbeving van 1318,nbsp;werd de vloer met de voetstukken der kolommen van dezennbsp;tempel door het water van het Lucrino-meer overdolven. Metnbsp;inbegrip der galerijen en van de 42 kamers, die voor denbsp;priesters waren bestemd, heeft deze tempel eene lengte vannbsp;44 en eene breedte van 58 ellen. Dit gedenkteeken eener aannbsp;de Romeinen vreemde eeredienst bukte het laatst van allennbsp;voor het christendom het hoofd, en levert het honderd werfnbsp;herhaald bewijs ook hier wederom op, dat het heidenschenbsp;Rome er niet het minste bezwaar uit maakte, om in verbondnbsp;te treden met al de vreemde góden, welke het, zegevierend,nbsp;aan zijn triomfkar geboeid, naar Italië had heengesleurd.nbsp;Even als overal, vindt men ook naast dezen schandtempel eennbsp;amphitheater geplaatst, dat thans, ja, zeer vervallen, maarnbsp;toch nog genoegzaam in zijn oor.spronklijken vorm te zien is,

1) Phlegon , vrijgelatene van Adrianus, aangchaald door Origenes ; Euseb.j Chronic, an. Christi 33; Plin., lib. 11, c. 84; Sueton., iVjnbsp;Tiber., c. 84.

-ocr page 628-

618 HET DRIEVOUDIG ROME.

om daaruit te kunnen afleiden, dat het 40,000 toeschouwers kon bevatten, die, na oververzadigd te zijn geworden van hetnbsp;bloed der zwaardvechters, ook dat der christen martelaarsnbsp;met wellust dronken. Een weinig verder op, nabij »S*w^-/^e7onbsp;ziet men de reusaehtige bouwvallen der talrijke grafgeslichlennbsp;{Mausole'èn), die langs den Campanisehen weg stonden. Alhoewel de opschriften er van verdwenen zijn, prijken dezenbsp;grafsteden toch nog met bas-reliefs en fresco's^ waardig,nbsp;om door een kunstenaar in zijn schetsboek te worden opgelee-kend, en die meerendeels van mythologischen aard zijn 1).

De kade levert het gezigt op der indrukwekkende overblijfsels van de oude Mola, of havendam, door Hadriaan en Antoninus-Pius hersteld; — maar, wat verbazend heetenmag,nbsp;zijn de nog overgebleven sporen der brug van Calligula, uitnbsp;dertien bogen bestaande, die op ontzaglijke pijlers rusten, waarvan de laatste 60 palmen diep in zee heen loopt. En waartoe,nbsp;zal men vragen, strekte dat reuzengevaarte? Suetonius zal hetnbsp;ons zeggen: « Toen Calligula zijne voorgewende overwinning,nbsp;op de Parthen en Daciërs behaald, zou vieren, koos hij daartoenbsp;het schouwspel van een Iriomfvoering, den uitzinnigen Xerxesnbsp;waardig. Te dien einde dan beval hij, dat er een brug zounbsp;worden gebouwd, die van af de golf, waaraan Puozzole ligt,nbsp;tot aan Baja, op den tegenoverliggenden oever, moest door-loopen. Het was evenwel onmogelijk, om, in zee op eencnbsp;lengte van 2818 ellen voort te bouwen; doch daarom deed,nbsp;teneinde dezen hinderpaal uit den weg te ruimen, de keizernbsp;uit al de havens van Italië een groot aantal vaartuigen naarnbsp;Baja komen, die, in dubbele rij naast elkander geplaatst,nbsp;eene soort van brug vormden, waarover hij vervolgens vannbsp;aard- en steenwerk een pad liet leggen, naar hel model van

}) Antichita di Pozzuolif in-fol.

-ocr page 629-

HET IDCRINO-MEER. 619

den Appischen weg, met borstweringen aan de beide kanten, en met op regelmatigen afstand van elkander geplaatstenbsp;Iierbergen, waar drinkwater te krijgen was , dat uitnbsp;springfonteinen opwelde. Die triomfvoering duurde twee dagennbsp;en de volkomen stilstand der zeevaart, door bet langdurignbsp;buiten gebruik siellen van zoovele vaartuigen veroorzaakt,nbsp;deed een algemeen gebrek aan levensbehoeften ontstaan, datnbsp;zieh te Rome, meer dan ergens elders, vreeslijk gevoelennbsp;deed 1). »

Terwijl wij ons onledig hielden met de beschouwing dier gedenkteekenen van eens keizers uitzinnigheid, kwam eennbsp;stevige boot , met zes roeijers en een cicerone (gids) bemand ,nbsp;naar ons heen; wij namen daarin plaats.

Volgens het vroom gebruik der christen-reizigers, vloeide ook ons het Ave maris stella , Maria ter eer, van de lippen , en baden wij een Onze Fader ter herinnering aan dennbsp;H. Paulus, die ons op deze golf voorgestevend was. Terwijlnbsp;nu de riemslag onzer roeijers de boot langs de lazure watervlakte zachtkens naar Monie-nuovo heenvoerde, bekroopnbsp;ons de lust, om bij Suetonius de beschrijving van Calligula’snbsp;triomf eens na te lezen, daar er toch zeker wel niets nuttigernbsp;zijn kan, dan de volkszeden te bestuderen ter plaatse-zelve,nbsp;waar men de grootsche monumenten en het schitterend woonoord eener natie voor oogen heeft. Ziehier, wat Rome’snbsp;deftige geschiedschrijver ons dienaangaande meldt; « Toennbsp;nu alles gereed was, gordde Gajus het harnas van Alexandernbsp;aan, dat door hem van het graf diens veldheers was meêge-voerd, en sloeg er een krijgsmantel van zijde, met goud ennbsp;schitterend gesteente versierd, over heen; vervolgens hingnbsp;hij het zwaard op zijde, hing het schild aan den arm, en

t) In Caligul.

Drievoudig Rome. ~ lU Deel.

32

-ocr page 630-

620 HET DRIEVOUDIG ROME.

zelle zich de burgerkroon op het hoofd; daarop bragt hij eene offerande aan Neplunus, wiens niagt hij ging braveren,nbsp;en vooris een ander offer aan den Nijd, wiens kwaadaardigennbsp;invloed hij vreesde, terzake van het grootsch bestaan, waardoor hij zich dien dag naam maken zou. Te paard gestegen,nbsp;rijdt hij de brug op; door talrijke scharen van voetvolk ennbsp;ruiterij, gewapend als om ten strijde te gaan, gevolgd, sneltnbsp;hij in vollen ren, als een verwinnende strijder naar Puozzolenbsp;heen, waarbij nachtverblijf houdt, om van zoo groote ver-tnbsp;moeijenis uit Ie rusten, s Anderen daags bestijgt hij, innbsp;Iriomfalorsgewaad, eene zegekar, door rossen getrokken, dienbsp;zich herhaalde malen als verwinnaars in het renperk haddennbsp;onderscheiden. Hij trekt op nieuw de brug over , voorafgegaannbsp;door den zoogenaamden wapenbuit endoor Darius, den zoonnbsp;van Artabanes, koning der Parlhen, wiens vader hem aan denbsp;Romeinen als gijzelaar gegeven had. Achter den triomfatornbsp;volgde, op praalwagens, geheel zijn hof, allerprachtigst gekleed , en voorts een heerleger van voetknechten, zoo als ditnbsp;bij eene echte zegepraal plaats had. Te midden van de brugnbsp;was een slellaadje opgeslagen, vanwaar de keizer zijne troepennbsp;aansprak, en hen hooglijk prees over een zoo schitterendnbsp;wapenfeit. Daarna werden zij rijkelijk met geld begiftigd.

« Het feest werd door een algemeenen maaltijd besloten. Gajus zelle zich op de brug, de officieren en soldaten innbsp;vaartuigen, aan tafel, en dronken het overige van den dag ennbsp;den ganschen nacht door, die zoo helder was als de schoonstenbsp;morgenslond-zelf, want de brug en al de zeeoevers warennbsp;zoodanig verlicht, dat men het gemis van de zon niet bemerkte: Caligula had besloten den nacht in den dag te herscheppen, even als hij een voetpad gelegd had over een armnbsp;van de zee.

«Nadat heimaal afgeloopen was, verschafte Gajus, niet

-ocr page 631-

G21

anecdote.

weinï» door dén wijn verhit, zich een vermaak , zijner waardig: hij begon, namelijk, zijne hovelingen een voor een in zee tenbsp;werpen, en een groot aantal met soldaten en volk overladennbsp;vaartuigen te laten zinken. Vele verdronken er; het rneeren-deel, echter, ontzwom het, dewijl de zee volkomen kalmnbsp;was. Gajus vond daarin eene nieuwe reden lot zelfverheffing,nbsp;door te veronderstellen, dat Neptunus vrees voor hem had,nbsp;en zijne vermaken niet zou hebben durven storen f). »

Wij hadden juist met lezen geëindigd, toen de cicerone onze aandacht op Monte-nuovo vestigde. Na ons te hebbennbsp;verhaald, hoe die berg ontstaan en Tripergola verzwolgennbsp;was, voegde hij er bij: « dat alles is die stad overkomen,nbsp;omdat men er zwaar zondigde. » De vreeslijke vernieling hieldnbsp;drie dagen aan, en overdolf een gedeelte van het Lucrino*nbsp;meer, welks wateren naar Puozzole heen gestuwd werden.nbsp;Horatius kon niet nalaten, melding te maken van dit in denbsp;geschiedenis der romeinsche wulpschheid vermaarde meer,nbsp;daar hij van de hier in overvloed gevangen oesters zegt:

Non me Lucrina juverint conchylia 2).

O mogl mijn tong Lucrinische oesters smaken!

II

Agrippa scheidde het Lucrino*meer, bij middel van een ongeveer 1500 el langen dijk, van de volle zee af; dat padnbsp;was breed genoeg, om er met een grooten vrachtwagen overnbsp;te kunnen rijden. Schoon het kanaal van vereeniging tus-schen het meer en de golf nog bestaat, zoo is echter denbsp;dijk nagenoeg geheel verdwenen. Met het oog op dit oord,nbsp;herinnerden wij ons het belangwekkend verhaal, dat door

1) nbsp;nbsp;nbsp;Suet., in Calig. c. XXXII; Oio,, lib. XLIII.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Epod. Od. II.

-ocr page 632-

622 HET DRIEVOUDIG ROME.

Aulus Gellius te boek werd gjesteld: « Op zekeren da» stroomde eene ontelbare volksmenigte naar den oever van het Lucrino-meer heen, om daar een grooten, op het strand geworpennbsp;visch te gaan zien. Deze visch was, namelijk, een in hetnbsp;meer binnengezwommen dolfijn, die voor het kind van eennbsp;man uit de volksklasse eene teedere vriendschap scheen tenbsp;hebben opgevat. Dat kind begaf zich dikwerf van Baja naarnbsp;Puozzole ter school. Wanneer het nu tegen den middag aannbsp;den oever van het meer gekomen was, had het de gewoonte,nbsp;om, Simon ! Simon! te roepen, en dan kwam de visch,nbsp;teneinde het door den knaap in het water geworpen broodnbsp;op te vangen. Het watergedierte bood vervolgens, na hetnbsp;voedsel verslonden te hebben, aan het kind, welwillend dennbsp;rug lot voertuig aan; de scholier zette er zich dan op, ennbsp;liet zich, heen onnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weêr, midden door zee, naarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en wéér

van huis brengen. nbsp;nbsp;nbsp;Dalnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;had alzoo jarennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geduurd,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;toen het

kind krank werd, en stierf. De dolfijn kwam echter dagelijks ter bestemde plaatse, doch zonder er het kind meer te vinden, en scheen hierover zeer bedroefd Ie zijn.- Het volk,nbsp;dat daar nu den dooden visch stond te beschouwen, twijfelde geen oogenblik, of het arme dier was gestorven aannbsp;het leedwezen over het verlies van zijn jongen vriend. Eennbsp;ieder was opgetogen over dat slagtoffer van eene zeer zekernbsp;zeldzame en vreemdsoortige vriendschapsbetrekking, en ernbsp;werd besloten, datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den dolfijn zounbsp;nbsp;nbsp;nbsp;begravennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;naast hel

kind, waaraan het nbsp;nbsp;nbsp;diernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zoo standvastignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;scheen gehecht te

zijn geweest 1). »

Langs een hollen weg, tusschen twee wijngaarden door-loopende, komt men binnen weinige minuten aan het Averno-meer, dat weleer met het Lucrino-meer vereenigd was. Het is hier, dat geheel de klassieke godenleer ons in herinnering

1) Aul. Geil. Vil, 8; Plin. IX, 8 ; Solm., 17.

-ocr page 633-

625

HBT AVERNO-MEEU.

wordt gebragl. lolusschen moeien deze oorden toch wel zeer veranderd zijn, óf heeft de zangster van Virgilius ze al zeernbsp;buitengewoon opgesierd: nog is de gruwhre Avernus, ja,nbsp;als door een gordel van bergen omsloten, maar, deze zijnnbsp;niet meer met die sombre wouden overdekt, wier digt ge-bladert over deze gruwbre wateren een eeuwigen nacht verspreidt; in tegendeel, die bergen zijn thans kaal en dor,nbsp;als lot een sprekend beeld der doodsche eenzaamheid dezernbsp;echte woestenij, üe helsche slyx levert drinkbaar water op,nbsp;voortkomslig uit eene bron, in de nabijheid, gelegen aan dennbsp;oever van de zee. De warme baden, welke men bij Cumaenbsp;vindt, waren een andere lak van den Helleslroom, te welennbsp;de Periphiegelon. De roofgierige Acheron, tegenwoordignbsp;onder den minder dichterlijken naarn van /’wsaro bekend,nbsp;dient thans om er hennip in te laten rollen, en levertnbsp;tevens voorlreflijke oesters op. De Elisesche velden, bij Baulinbsp;gelegen, worden met goed gevolg tolde wijnleelt gebezigd.nbsp;Met Virgilius in de hand , kan de reiziger, naar zijne beschrijving , toch ai deze plaatsen ligllijk herkennen.

Zoo dus hervonden wij, aan den oever van den Avernus, de bouwvallen van een Apollo-tempel. Links af, slechtsnbsp;eenige schreden verder, is de ingang der grot van Cumse’snbsp;Sibylle. Voor een drinkgeld, werd ons de helsche spelonknbsp;geopend, en, bij de vlam van een paar pekstokken, kondennbsp;wij deze onderaardsche gallerij volkomen goed in oogenschouwnbsp;nemen. Het gewelf is nagenoeg aan dat van Posilippo gelijk.nbsp;Langs dit duister pad kwam men vroeger onder dennbsp;Misene-berg naar Cumae heen; thans, evenwel, is hetnbsp;grootste gedeelte van dat pad met steengruis overdolven, ennbsp;dus onloeganklijk geworden 1).

1) Het grootste bezwaar is daarin gelegen , om te weten, waartoe bet gebezigd werd. Volgens Strabo (lib. V, p. 2S7) zou Augustus*


-ocr page 634-

HET DRIEVOUDIG ROME.

De inffang is een natuurlijk berghol, dal lot voorportaal diende der grot van Cuntge’s Sibyl, die echter meer dan éénnbsp;zetel had, vanwaar zij hare godspraken verkondigde. Langsnbsp;hier, heet het, dal Apollo’s priesteresse Aeneas naar de onderwereld zou hebben heengeleid. Even zoo als Virgilitis dit hol onsnbsp;beschrijft, ziet heter thans nog uit: donker, schrikwekkend,nbsp;met breeden en gapenden muil, en steenklompen, voor dennbsp;ingang beengeworpen, die, op een paar schreden afstands vannbsp;het Averno-meer, in den bergwand-zelven uilgehouwen is.

Spelunca alta fuit, vastoque iminaiiis hiatu,

Scrupea, luta lacu uigro nemorumque tenebris.

Men kon alzoo de godspraak der Sibylle niet gaan vernemen, tenzij men zich langs deze uitgeslrekte onderaardsche gangen heenbegaf, welke omstandigheid hel ijzingwekkendenbsp;van zulk een logt niet weinig vermeerderde en volkomennbsp;schoonzoon, Agrippa, die lange galerij aangelegd hebben, om hetnbsp;Averno-meer met de stad Cutnae te verbinden, en zoodoende een gemaklijker, korter en altijd koel pad verschaft hebben aandetalrijkenbsp;bezoekers, die, gedurende het badsaizoen, af en aan , van de eenenbsp;plaats naar de andere heentrokken. Van den anderen kant, evenwel,nbsp;spreekt Virgilius, zoowel geograaf als poëet, van eene spelonk, waardoor de Sibyl Aeneas naar de onderwereld geleidde, en hij plaatstnbsp;dat pad, daar, waar de weg van Agrippa begint. De hestendige^over-levering in het land stemt, door het achlbaarst gevoelen van beroemdenbsp;oudheidkundigen gesteund, met den tekst van Virgilius volkomen overeen. Voor wat mij betreft, ik ben van mcening, dat men de heide gevoelens gemaklijk met elkaêr overeen kan brengen, door, namelijk, denbsp;onderaardsche galerij, tof aan de grot der Sibyl, te beschouwen aksnbsp;eene natuurlijke bergspelonk, van veel vroeger dagteekening dan hetnbsp;pad van Augustus’ schoonzoon , die er slechts een, gedeelte heelt bijge-voegd. Met een blik op dit bergwerk, ter plaatsezelve , geslagen, isnbsp;het, meen ik, zeer mogelijk, een juist en gegrond oordeel over dezenbsp;kwestie uit te brengen.

-ocr page 635-

DB GROT DÉR SIBYLLE.

OTereenslemde met het geheimziiinijj duister, dat over dit logenzamenstel breed hg uitgespreid. Na ongeveer 200 schreden onder een ruim berggewelf doorgegaan te zijn, maaktenbsp;onze gids voor eene lage en zeer enge oigt;ening halt: « Excellenties, — zoo sprak hij — hier is nu het pad, dat naarnbsp;de hel of onderwereld heenloopt, of, beter gezegd, naar denbsp;badplaats der Sibylle, waar zij gewoon was, hare orakels tenbsp;verkondigen. »

Wij waren vijf in getal, eii, als bij toéval, bevonden zich met ons ter zelfde plaatse, vijf stevig gebouwde Lazza-roni, bruin van tint, zwart van baard, en krachtig genoeg,nbsp;om ons op de schouders te nemen, waartoe zij zich aanboden, teneinde ons over het pad heen te dragen, dat naarnbsp;het Sibylle bad geleidt, doch steeds twee voet onderwaternbsp;slaat. Het licht onzer fakkels deed oiis die vreemde geziglennbsp;in een nog zonderlinger gedaante voorkomen, zoodal wij,nbsp;alvorens hun aanbod gehoor te geven, elkander een bliknbsp;toewierpen, die zooveel zeggen wilde, als : zouden wij hetnbsp;wel doen? — In de daad, wie kon weten, of ze het nietnbsp;op onze beurs en op ons leven hadden gemunt? Evenwel,nbsp;wij namen een kloekmoedig besluit, en bestegen, zondernbsp;aarzelen, het vreemdsoortig voertuig, dat ons zoo goedwillignbsp;den rug daartoe aangeboden had.

Ik hield mijn’ man krachtig de handen om den hals geslagen, ja, ik geloof zelfs, dat ik hem vast had bij zijn baard; hij, daarentegen, klemde mijne beenen naauw innbsp;zijne zijden vast, en riep otiophoudelijk: « Excellentie, zorgnbsp;toch, dat uwe knieën niet tegen de bergwanden schuren,nbsp;en uw hoofd niet met het gewelf in aanraking gebraglnbsp;worde, of gij komt er stellig niet heelshnids af! »

Op die manier, misschien pittoresk, ja, mogelijk zelfs wel zéér poëtisch, maar, voorzeker, niet gemaklijk bij de uit-

-ocr page 636-

626

HET DRIEVOUDIG ROME.

voeririfj, kwamen wij langzamerhand het slingerpad van dezen helsehen weg langs, tol waar het water de hoogte bereiktenbsp;der knieën van mijn tweebeenig ros, zoodat de voelen »*ywernbsp;excellentie er al mede door besproeid begonnen te worden,nbsp;terwijl ik, daarenboven, de oogen sluiten moest ten gevolgenbsp;van den pekwalm der toorts, die, geen zes duim van mijnnbsp;gezigt verwijderd, blaakte. De logt begon mij bang en langnbsp;Ie worden, toen, op eens, mijn Atlas, meteen forschen draainbsp;en een fikschen sprong, zich regts afwendde, en mij op eennbsp;steenen bank neder zette, zeggende, op den loon der hoogstenbsp;zelfvoldoening :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Excellentie, ziedaar zijn wij dan nu bij

de badplaats der Sibyl. » In afwachting van de rest der karavane, wreef ik mij intusschen de oogen eens uit, ennbsp;werd nu gewaar, dal wij ons bevonden in een zoo duisternbsp;en zoo diep berghol, dat al de rooverspelonken van denbsp;Apenijnen of van Galabrië er zeker wel niet naar gelijkennbsp;konden. Weldra kwamen mijne reisgezellen, al lagchende,nbsp;pratende, hijgende en, ik moet zeggen, ook, min of meer,nbsp;beangst ter plaatse aan, waar ik mij reeds een oogenbliknbsp;vóór hen bevond ; en als nu leverde die plek , hier, in dezenbsp;grot, een tafereel op, waardig, om door het penseel tenbsp;worden weêrgegeven: de oude bergwanden, door rook ennbsp;smook besmeurd, niet minder dan de koperkleurige aange-zigten onzer Lazzaroni, terwijl ons gelaat daarbij de sporennbsp;droeg zoowel van vermoeijenis, als van kwalijk-onderdruklenbsp;vrees; en voorts den grond overspat met drabbig water, datnbsp;al mede niet minder zamenwerkte, om aan dit door weifelendnbsp;fakkellicht beschenen tooneel al het voorkomen te geven vannbsp;eene, om zoo te zeggen, helsche schilderij.

Het berghol, of, zoo men hel noemt, de badzaal, waar wij ons hier bevonden, heeft twee openingen, een, waardoornbsp;men er in komt, en eene andere, die thans gesloten is,

-ocr page 637-

627

ITE GROT DER SIfrïLLE.

doch vroeger heen liep naar een der talrijke (honderd) onder-aardsche gangen, waardoor de Sibyllijnsehe grot van rondom omgeven was:

Quó lati ducunt aditüs centum, ostia centüm.

De omvang der grot bedraagt ongeveer 25 voet lengte , op eene breedte van 12 voet. Met een soort van nevengrot,nbsp;die er achter'ligt, vormt deze plaats, om zoo te zeggen,nbsp;een tweeledig tempelruim. Onze gids wees ons op drie steenennbsp;kuipen, waarin de profetes, zoo als hij zeide, gewoon was,nbsp;zich te reinigen , alvorens zij hare orakelen sprak ; ook duiddenbsp;hij ons, te midden in, een voetstuk aan, waarop zij gewoonlijknbsp;hare godspraak verkondigde. Voorzeker, is het opmerklijk,nbsp;dat die zelfde toelichtingen, welke onze cicerone ons gaf,nbsp;reeds zeventienhonderd jaren lang door alle gidsen hier dennbsp;bezoekers gegeven werden. Misschien dat ik mij bedrieg,nbsp;maar mij dunkt, dat wij ons daar op dezelfde plaats in denbsp;grol der Sibylle van Cumae bevonden , welke de heilige raar»nbsp;lelaar Justinus bezocht, en beschreven heeft 1). Toen die grootenbsp;kerkschrijver uit Azië naar Rome kwam, wilde hij ook denbsp;Sibylle-grot bezoeken, en ziehier in welke bewoordingennbsp;hij zich daarover niir «Te Cumae zijnde, bezochten wij eenenbsp;plaats, waarin zich een heiligdom bevindt, dat in de rots-zelve is uitgegroefd , eene waarlijk wonderbare en wel denbsp;aandacht waardige plek. Hel was déar, dat de Sibylle harenbsp;orakelen sprak, zoo als zij ons verhaalden, die ze van hunnenbsp;vaderen ontvingen, en ze als een erfschat in eere hieldennbsp;bewaard. In dat heiligdom vertoonden zij ons drie kuipen,

1) Sommigen plaatsen de grot der Sibylle eeiiigcrmate digter bij Cumse. Anderen mogen ten deie een beslissend oordeel vellen:nbsp;Videant doctiores.

-ocr page 638-

628 HET DftlEVOUDIG ROME.

mede in de rots-zelve uilgehouwen, welke rnén met walei' vulde, en waarin de Sibylle zich baadde. Na zich wederomnbsp;gekleed te hebben, begaf zij zich terug naar het binnenstenbsp;gedeelle van het heiligdom, dat, even als de rest, in de rotsnbsp;was aangebragt, en daar, te midden in, op een zetel verheven, bragt zij hare orakelen uil l)k »

Maar, zal men vragen;, waarom wilde die ernstige wijsgeer, zulk een doorluchtig kampvechter des geloofs, toch wel met eigen oog dal duister berghol aanschouwen ! Ja,nbsp;waarom slaan wij zelven er zoo lang bij stil, en trachtennbsp;wij, zoo naauwkeurig mogelijk, onzen lezers er eenenbsp;beschrijving van te geven! De reden daarvan is deze, datnbsp;de grot der Sibyl, ofschoon voor den oudheidkundige vannbsp;weinig of geen belang, toch voor den chrislen-reiziger vannbsp;vverklijk groot gewigi is, daar zij hem de profetische maagdennbsp;voor den geest terugbrengt, die, naar de meening der kerkvaders, door de Voorzienigheid, te midden der heidenschenbsp;wereld, gewekt en bezield werden, om het volk in het geloofnbsp;te houden aan een Verlosser, die eenmaal komen zou. Ennbsp;als ik nu stond op de plek, waar de profetesse haar zetel

l) liane (Sibyllam) Babylone ortain dicunt, Berosi Chaldaicae liistoriae scriptoria iiliam ; et cum in Campaniac oras delata, nescionbsp;quo pacto, faisset, ibi oracula edidisse in urbe, quae Gumae dicitur ,nbsp;Baiis, ubi sunt Thermae Gampanae, sex lapidibus distans. Vidimus,nbsp;cum in liac urbe essemus, locum quemdam, ubi sacellum maximumnbsp;ex uno saxo excisuin conspeximiis, rem sane praeclarissimam et omninbsp;admiratioiic dignam: ibi sua illam oracula edidisse narrabant, quinbsp;haec a majoribus, ut patriae suae propria, acceperaot. lu medio autemnbsp;sacello monstrabant nobis tria receptacula ex eodem excisa saxo , qui-bus aqua repletis lavare earn dicebant, et cum vesteni resumpsissetnbsp;in intimam sacelli aedem secedere, ex eodem saxo excisam, ac innbsp;metlio aedis sedcntein excelso solio, sic vaticinari. — S. Just, martyr.nbsp;ud Graetos Cohortatio, c. XXXVll.

-ocr page 639-

DE GROT DER SIRYLLE. 628

had, zoo kwamen mij de hoogsl-merkwaardige woorden te binnen, die door Virgilius, in verzen, hel orakel in den mondnbsp;zijn gelegd :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Ziehier een nieuwe orde van zaken, die

thans aanvangt; ziehier de Maagd die wederkeert; ziehier de gouden eeuw der oudheid: een kind, uit de hemelennbsp;afgedaald, maakt aan onze gruweldaden een einde, en brengtnbsp;geregtigheid en vrede op aarde weder 1). » Wij loofden Godsnbsp;goedheid, die zich nooit onbetuigd heeft gelaten, en hiernbsp;ter plaatse-zelve, van de lippen eener heidensche maagd,nbsp;even als weleer uit den mond van Balaam, eene schitterendenbsp;profetie voort heeft doen vloeijen; en wij herhaalden meldennbsp;H. Juslinus: « Gij Grieken, indien gij de waarheid bovennbsp;uwe fabelen stelt, o, gelooft dan aan de oudste uwer Sibyllen,nbsp;wier boek, door het heelal verspreid, u luide verkondigtnbsp;èn de nietigheid uwer Goden, èn de waarachlige komst vannbsp;Jesus-Christus, onzen Verlosser en Heer 2). » Bij het verlatennbsp;van de grot betaalden wij onze lastdragers gulhartig en ruim,nbsp;De mijne voegde mij, bij het ontvangen van zijn loon, dezenbsp;woorden toe: « Eerwaarde Pater, vergeet uw vrachtpaardnbsp;niet in uw verdienstelijk gebed. » — Dagchende antwoorddenbsp;ik hem: « Ja, maar dal paard heeft mij toch het hellepadnbsp;langs gevoerd! » — « Om ’t even, eerwaarde heer, bidnbsp;maar, bid maar, opdat paard en ruiter henielwaarls gaan. »

1) nbsp;nbsp;nbsp;Eclog. IV, — Deze verzen van Virgilius , even als het orakelnbsp;der Sibylte, werden in de kerkvergadering van Nicea plegtig afgelezen.nbsp;— Euseb., Vit. Conttant,

2) nbsp;nbsp;nbsp;Vestraoi igitur saluleni, o Graeci, si falso de diis, qui nullinbsp;sunt, commento potioreni ducitis, credite, ut jam dixi, Sybillaenbsp;antiquissimae et vetustlssimae, cujus libri per tofum orbem servan-tur, quaeque ex patenti quodam alllatu deos qui dicuntur, nullosnbsp;esse per oracula nos docet, ac de futuro Salvatoris nostri Jesu Christinbsp;adventu, ac de rebus omnibus quas gesturus erat, clare et apertqnbsp;praenuntiat. ld., c. XXXVIIl.

-ocr page 640-

630 HET DRIEVOUDIG ROME.

Wij trokken weg, maar de Lazzaroni bleven ter plaatse, om weêr andere liefhebbers met hunne diensten bij te staan,nbsp;terwijl wij het pad langs het Luorino-meer volgden, en zoonbsp;bij ons vaartuig wederkwamen. De oever van Baja, waar wijnbsp;heentrokken, stond reeds bij Horatius als het schoonstenbsp;oord in de schepping bekend ;

Nullis in orbe sinus Baiis praelucet arooenis.

Wat zou de dichter wel zeggen, indien hij thans die woeste, ongezonde, en met bouwvallen overdekte landstreeknbsp;eens aanschouwde ? Regtsaf bespeurt men de plaats, waarnbsp;Nero's baden lagen: die kokende watergrotten zijn nog altijdnbsp;badstoven, in zekere ziekten van buitengewoon heilzame uitwerking. Onze gids dompelde er zich in, en kwam, eennbsp;oogenblik later, dampende van ’t zweet er weêr uit te voorschijn. Verder op liggen, stap voor stap, de puinen dernbsp;schitterendste lustverblijven, maar wier naam-zelfs verlorennbsp;is gegaan; de bouwvallen van een tempel van p^enus Ge-nitrijc 1 die zeker in dit oord juist op haar plaats was; denbsp;overblijfsels van een tempel van Mereurius, den waardigennbsp;medestander der zoo even genoemde godheid; de sporennbsp;van een'tempel, aan Diana-Lucifera gewijd, doch opnbsp;wier puinhoopen thans enkele schamele visschers wonen,nbsp;wier met lompen overdekte binders den reiziger op rood-aardevverkscbe schotels stukken van kostbaar marmer te koopnbsp;komen bieden, als eene herinnering aan de tempels, denbsp;paleizen en de badplaatsen van hen, die eenmaal de wereldnbsp;hebben beheerschtl Bij het gezigt van zulk een tafereel,nbsp;gelijk hier de verwoesting des tijds ons aanbiedt, schijntnbsp;het, alsof de profeet Isaïas het woord tegen Baja rigtte, toennbsp;hij het trotsche Tyrus dus toesprak: « Er zal een dag komen,nbsp;dal de rijke schepen der natiën in uwe haven niet meer te

-ocr page 641-

BAJi.


BAULI.


631


anker komen..,.. Gij-zclve zult niets anders zijn dan een ellendig gehucht, door een handvol arme visschers bewoond, die hunne netten zullen komen boeten aan uwennbsp;verlaten oever 1). »

Even als Baja, levert ook het op een heuvel gebouwde Gumse den reiziger niets anders dan het gezigt van eennbsp;aantal vormlooze overblijfsels der grieksche en romeinschenbsp;oudheid op. Inlusschen herinnert hij zich daar de eerste vestiging der Grieken op Italics kust; de vermaarde Sibylle;nbsp;Tarquinius-Superbus, die dadr, na zijne uitdrijving kwamnbsp;sterven, en Petronius, die er zich de aders openen deed. Opnbsp;eene mijl afstands van Cumse, ligt Torre di Patria^ hetnbsp;oude Linternum, met het vervallen grafgeslicht van Scipio,nbsp;den Afrikaner.

Aan den oever weêrgekeerd, rigUen wij ons naar het voorgebergte, waarop het kasteel van Baja ligt, dat door dennbsp;onderkoning van Napels, Pietro van Toledo, gebouwd werd,nbsp;en, terwijl het ter verdediging van de golf strekt, tevensnbsp;tot eene aangename afwisseling dient van een anders vrijnbsp;eentoonig gezigt. Verder op ligt het dorpje Bauli, het oudenbsp;Baccola, als in hel middelpunt van een uilgestrekt panorama,nbsp;louter uit bouwvallen zamengesteld, geheel den oever langs.nbsp;De luistervolle villa van Marius levert niets meer op dan enkelenbsp;verbrijzelde booggewelven. De vijver van Hortensius, eenmaalnbsp;door de daar gevangen karpers zoo zeer beroemd, bestaatnbsp;tegenwoordig uit niets meer dan uit twee in den grond gemetselde riolen, uilloopende lot in zee. Vervolgens komt mennbsp;aan een cirkelvormig monument, grootsfendeels in puin vervallen , en dat ons door onzen gids als de grafstede van Agrippina, Nero’s moeder, werd aangeduid. Wij traden erbinnen,

1) Isai. c. XXII, I cn volg.

Prjevoudig Rome. — II. Deel.

-ocr page 642-

652 HET DRIEVOUDIG ROME.

maar het kwam mij voor, dat dit gedenkstuk der oudheid welligt eene andere bestemming zal gehad hebben dan welnbsp;die van een graf; overigens maakte de op de wanden zichnbsp;vastgezet hebbende korst van het smookvet der ingedragennbsp;fakkels het lezen der hier en daar geplaatste opschriften bijnanbsp;geheel onmogelijk. Evenwel, wat er van dit graf dan ooknbsp;zijn moge, zooveel toch is zeker, dat de haven van Baulinbsp;veel overeenkomst heeft met die, welke Tacitus in zijn verhaal van Agrippina’s dood ons beschrijft.

Bij het uitstappen van het vaartuig, om ons naar kaap-Misene heen te begeven, vroegen onze roeijers ons lot drinkgeld (buona mano) een schotel macaroni. « Excellenties, — zoo zeiden zij ons — gij zult u uwe tornesi volstrekt nietnbsp;beklagen: de macaroni op zijn Napelsch te zien eten, is ietsnbsp;merkwaardigs, dat wel de aandacht van edele vreemdelingennbsp;verdient.» In de daad, geen reiziger, die Napels bezoekt,nbsp;of hij begeeft zich, tegen den avond, naar de Massapoort,nbsp;om daar getuige te zijn van dit echt-nalionaal napolitaanschnbsp;tafereel; en daar het ons op zee nog aardiger voorkwam,nbsp;zoo stemden wij dadelijk hun verzoek toe. Middelerwijl begaven wij ons langs het steile bergpad opwaarts naar kaap-Misene heen, en kwamen weldra bij de Piscina mirabilenbsp;(wonderbare vijver) aan. Dit monument, het eenigsle vannbsp;geheel de kust, dat goed bewaard bleef, is den naam waardig, dien het draagt, en de Romeinen, die het hebben totnbsp;stand gebragt. Het is een vergaderbak van drinkwater tennbsp;behoeve der vloot, die voor kaap-Misene ten anker lag, ennbsp;vormt een parallelogram, dat op acht-en-veertig pilasters rust,nbsp;verdeeld in vier rijen van vierdubbele bogen, die buitengemeen hoog zijn opgetrokken; de lengte er van bedraagtnbsp;216 voet. In het gewelf zijn dertien openingen aangebragt,nbsp;waaruit, zoo men meent, het water werd afgevoerd. Er

4

-ocr page 643-

KAAP MISËNE. 655

loopen twee trappen in naar onder; daardoor kan de bezoeker zoowel de schoonheid, als de stevigheid van dit bouwwerk naauwkeurig gadeslaan, en tevens de over het geheel zichnbsp;vastgezet hebbende laag van Slalactiten (drupsteen) bewonderen. Er zijn onraetelijke schatten noodig geweest, omnbsp;dezen vergaèrbak tot stand te brengen, maar meer nog, omnbsp;er, in weêrwil van tallooze en overgroole hinderpalen, hetnbsp;water, vele mijlen ver, naar toe te voeren.

Het is bekend, dat de Romeinen nooit, noch voor bezwaren, noch voor kosten terugdeinsden; die waterbak was noodzakelijk voor de vloot, en hunne vloot was noodzakelijknbsp;voor de veiligheid van den slaat. Drie groote ankerplaatsen ,nbsp;door tusschenpunten met elkander in naauw verband gebragt,nbsp;vormden een uitgebreid stelsel hunner verdediging ternbsp;zee. De eerste, te Frejus, Forum Julii, beschermdenbsp;Italië naar de zijde van Gallië; Augustus legde dat puntnbsp;oorspronklijk daar aan uit de bij Aclium buit gemaaktenbsp;schepen 1). Het tweede punt was Ravenna, aangelegd ternbsp;beveiliging van de kusten der Adriatische zee, en om denbsp;invallen der barbaren van het Noorden te beletten. Het derdenbsp;punt was Misene, bestemd, om, in verband met Frejus, denbsp;zee vrij te houden van af de straat van Messina, tot aannbsp;de zuilen van Hercules. Die drie vloten waren het werknbsp;van Augustus, die ook de haven van Misene, door Gesarnbsp;aanvankelijk ontworpen, voltooide. Deze eenmaal zoo prachtigenbsp;haven, tegenwoordig grootslendeels verzand, draagt den naamnbsp;van Mare-morto (doode zee), een naam thans, in de daad,nbsp;zeer juist van pas.

Wanneer het gezigt van dat waterwerk ons een hoog denkbeeld geeft van den genie der Romeinen, zoo verschaffen

1) Suet., Aug. 49.

-ocr page 644-

CÖ4 HET DRIEVOUDIG ROME.

ons de niet ver vandaar gelegen bouwvallen der cento camerelle een niet minder luidsprekend beeld hunner barbarij. Denbsp;cento camerelle zijn een gebouw, dus genoemd naar aanleiding van het groot aantal duistere vertrekken en eveneensnbsp;donkere gangen, die daarin gevonden worden. Een franschnbsp;reiziger, die het vier jaren vóór ons bezocht, heeft er eenenbsp;goede beschrijving van gegeven, weshalve ik hem hier voornbsp;ons het woord zal laten doen : « Na een zeer naauwkeurignbsp;onderzoek, kan men voor dit gebouw wel geene anderenbsp;bestemming denken, dan die van eene gevangenis, en zoodoendenbsp;gevoelt men dan ook het gemoed van droefheid vervuld bijnbsp;de gedachte, met hoe groote wreedheid, ja, volstrekte on-menschlijkheid de hier eenmaal gekerkerden zijn behandeldnbsp;geworden. Onder deze kerkerholen zijn vooral vier langenbsp;gewelfgangen van twee ellen breedte, en in regte hoeken opnbsp;elkander toeloopende, die zich allerafschuwlijkst voordoen,nbsp;dewijl men het, namelijk, er voor houden mag, dat de gevangenen daar, waarschijnlijk geketend, zoo als afrikaansche slavennbsp;tusschendeks van een kaperschip, naast elkaêr op den grondnbsp;gelegen hebben. Een klein vertrek, dat naar deze vier afdeelingennbsp;des kerkers uitzag, gaf gelegenheid, om — wèl te verstaan ,nbsp;als er lampen ontstoken waren — alles te zien en op te merken,nbsp;wat er in voorviel. Dit stelsel is ook in vele hedendaagschenbsp;gevangenissen, onder den naam van syst'eme panoptique ,nbsp;aangenomen. Twee, voor het gebouw aangebragte galerijennbsp;schijnen gediend te hebben tot wachtplaatsen en tot verblijfnbsp;voor de cipiers. Dit vreeslijk monument bevestigt al medenbsp;het door verscheiden schrijvers van allerlei soort geopperdenbsp;gevoelen, dat de Ouden ten aanzien der maatschaplijke zedennbsp;zich uitsluitend bezig hielden met wat het volk in massanbsp;noodig scheen te hebben, terwijl de belangen en het lijdennbsp;der individu’s hun weinig ter harte ging. Het christendom-

-ocr page 645-

ELYSESCHE VELDEN. 63S

alleen, dat de leer der broederschap lusschen alle menschen verkondigde, heeft elk lid van het groot gezin de waardenbsp;toegekend, waarop ieder aanspraak maken mag i). »

De vermaarde Elysesche velden strekken zich uit van Mare-morto tot aan het meer Fusaro, den ouden Achéron,nbsp;die aan den anderen kant der vlakte gelegen is. Al deze schoonenbsp;oorden, waarvan Virgilius gewaagt, al deze lusthoven, doornbsp;de sehoonste fonteinwerken besproeid, lagchende in het loofnbsp;van altijd groene boomen, en, daarenboven, met trotschenbsp;grafsteden gestoffeerd, leveren thatas niets meer op dan eennbsp;vrij-sleeht onderhouden wijngaard. Wij wilden Misene geennbsp;vaarwel zeggen, zonder de bouwvallen bezoeht te hebbennbsp;van Lucullus’ huis, vermaard door den dood van keizer Tiberius. Den 13. Maart van het jaar 5S na Christus, gevoeldenbsp;Tiberius, na bij de wapenspelen der soldaten van zijne lijfwachtnbsp;tegenwoordig te zijn geweest, zich plotseling door eene allerhevigste pijn in de zijde aangegrepen; hij begeeft zich naarnbsp;de aloude villa van Lucullus, waar men hem eenige senaatsbesluiten ter goedkeuring voorlegt, die hem in toorn ontsteken en op nieuwe wreedheden belust maken. Macron,nbsp;de prefect van het praetorium, geeft last, dat men den oudennbsp;keizer eenige kussens en matrassen over het lijf werpe,nbsp;en hem daaronder smore 2). En zoo stierf dan ook Tiberius, 78 jarenoud, in’t gezigt van het eiland Gapri, waaraannbsp;zijne ongelooflijke gruweldaden en buitensporigheden tevens,nbsp;tien jaren lang, zulk eene treurige vermaardheid gegevennbsp;hadden.

Gedurende ons afzijn, hadden de matrozen hunne macaroni in gereedheid gebragt en aan boord gehaald. Naauw-*

1) nbsp;nbsp;nbsp;M. Fulchiron , Environs de Naples, 1838, p. 290.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Tacit. VI, SO; Suet., Tib., 72, 73; Dion., lib. LVllI.

55

-ocr page 646-

656 HET DRIEVOUDIG ROME.

lijks waren wij daar aangekomen, of het zeil werd geheschen, en, terwijl wij op het avondkoeltje zachtkens voortstevenden,nbsp;begonnen zij, volgens afspraak, in onze tegenwoordigheid,nbsp;den napolitaanschen lievelingkost te nuttigen. Om zich eenignbsp;denkbeeld van zulk een gastmaal te kunnen vormen, moetnbsp;men zich voorstellen die soort van straatgoochelaars, wiernbsp;behendigheid de volksmenigte in verbazing brengt door hetnbsp;zoogenoemd inzwelgen van blanke degens of honderde ellennbsp;lint. Even vlug wisten onze matrozen, ja, met onbegrijp-lijke snelheid, de oneindige varmi ^ of strooken van hetnbsp;geoliede deeg, zich de keel binnen te laten glijden, dusdanig,nbsp;dat ze van uit den beslagpot, waar ze in zamengerold lagen,nbsp;onafgebroken voórtgleden door hunne handen, die zij bijnbsp;wijze van katrol, tot ver boven het hoofd hielden opgeheven,nbsp;om ze vandaar in den mond der grage gasten over te doennbsp;glippen. Wat voor ieder ander onuitvoerbaar zou zijn, werd doornbsp;dit volkje, als in één oogwenk, volbragt. .« Wel, Excellenties!nbsp;— zoo vroegen zij ons, op den toon der hoogste zelfvoldoening — zult gij wel ooit spijt gevoelen over de iornesinbsp;(hel drinkgeld), door u aan ons besteed? De hemel, edelenbsp;heeren, moge er u voor loonen! » — En iiu vingen zij luidnbsp;met zingen aan.

Terwijl hun vrolijk maatgezang langs de wateren schalde, wierpen wij een laalsten blik op de oevers van Baja, alsnbsp;om in onzen geest, met het beeld dier vermaarde streken,nbsp;tevens ook de talrijke herinneringen, welke 'zij opwekken^tenbsp;bestendigen. Drie woorden schenen ons van die kust te gemoetnbsp;te klinken: brooddronkenheid! wulpschheid! wreedheid!

Het oude Baja, te midden van rnirthen- en lauwerbosschen gelegen, was weldra te klein geworden, om er allen plaatsnbsp;te verleenen, die daar of wel bepaald een huis, of ten minstenbsp;een lijdelijk verblijf wenschleu te hebben. Dien ten gevolge

-ocr page 647-

657

HERINNERINGEN EN GEWAARWORDINGEN.

ontstond er spoedige eene tweede stad, niet minder aanzienlijk dan de eerste, en geheel en al zamengesteld uit villa’s, denbsp;eene al prachtiger dan de andere, en die, digt bijeen gelegen ,nbsp;lot aan het Lucrino'meer voortliepen, ja, waarvan sommigennbsp;zich zelfs tot in het water uitstrekten. Onmeellijke schattennbsp;werden aan die lustplaatsen besteed. De villa van Marius, innbsp;eigendom overgegaan op Cornelia , de moeder der Graechen,nbsp;werd aan Lucullus voor 230 duizend guldens verkocht 1).

.Met de lente kwam ook de bevolking daar heen, onder anderen, om er gezondheidsbaden te gebruiken, en alzoonbsp;zag men er, in overvloed, jichtigen , lammen, kreupelen, metnbsp;een woord een droevig en bleek geslacht van allerlei krankennbsp;bij elkaêr! Dat bleef zoo duren tot op het einde van hetnbsp;gemeenebest en onder het keizerrijk; van toen af, evenwel,nbsp;zag men er meer gezonden dan zieken; en nu voortaan warennbsp;die schoone streken eerder een lustoord dan een verblijfnbsp;van jammer en smart 2).

Caligula kwam daar aan de wereld het schouwspel eener alle denkbeeld te bovengaande verkwisting vertonnen; Neronbsp;trok er met duizend rijtuigen en twee duizend muilezels,nbsp;in zilver beslagen, heen; Poppea volgde hem, vergezeld vannbsp;vijf honderd ezelinnen, wier melk het bad moest leveren,nbsp;waardoor deze keizerlijke gunstelinge zich de huid blankernbsp;en zachter te maken wist 5). Geheel de toenmalige grootenbsp;wereld volgde het voorbeeld en het spoor, haar aangewezennbsp;door hel hoofd van den Staat, en ieder vierde er op zijnenbsp;wijze den vrijen teugel aan lust en luim : eenigen lietennbsp;vijvers aanleggen op de groolsche schaal van een paleis, ennbsp;daarin kweekten zij met onnoemlijke kosten de vreemdsoor-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Plutarch, in Mario, c. 60.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Strab., V, p. 2915; Dion., XLVIIl, p.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Plin., 1. XI, 41.

ll


-ocr page 648-

G38

HET DRIEVOBDIG HOME.

tigsle visch. Horlensius zou u veel liever het schoonste lastdier uitzijnestallen ten geschenke hebben gegeven, dan een gemestenbsp;karper uit zijne bun. Het welzijn zijner visschen lag hem naau-wer dan dat zijner slaven aan het hart; en, wanneer een karpernbsp;ziek was, dan bekommerde hij er zich méér over, dat zijnnbsp;geliefde visch in geen te koud water gelegd werd, dan welnbsp;dat een arme slaaf versmachtte van den dorst 1). Crassus, dienbsp;voor eeé man van hoogen ernst doorging, Crassus, een censornbsp;van Rome, nam den rouw aan over een karper, die hemnbsp;door den dood ontvallen was, en hij beschreidde den visch,nbsp;als ware het dier zijne dochter geweest 2)! Die zedenverbastering had reeds ten tijde van Cicero de overhand verkregen.nbsp;« Onze aanzienlijke mannen — dus schrijft de beroemdenbsp;redenaar — betoonen zich zoo te vreden alsof ze in dennbsp;hemel waren overgevoerd, wanneer ze visch in den vijvernbsp;hebben, die hun uit de hand komt eten; maar, over staatszakennbsp;bekommerden zij zich in het geheel niet 5). » • Antonia,nbsp;Tiberius’ schoondochter, beminde hare karpers hartstogtiijk,nbsp;en hing er belletjes aan 4). »

Over het algemeen evenwel leidde de kring, waarvan Baja de loopplaats was, een meer dan wulpsch leven, en de roep,nbsp;dien deze plaats daarvan had, was zoo naar waarheid gevestigd, dat men een oogenblik verblijf in dat oord voldoendenbsp;achtte, om alle gevoel van schaamte en deugd voor altijdnbsp;afgelegd te zien 5). « Men schuwe Baja — zei Seneca —nbsp;het is een ware ondeugdspoel : diversorium vitiorum;nbsp;de ontucht heeft daar haar zetel opgeslagen; nergens ver-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Varron., R. R. 111, 17.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Macrob., Saturn., 11, II.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Ad Attic., II, 1.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Plin., IX, Ö3.

5) nbsp;nbsp;nbsp;Cicer., pro Caslio, 20; Mart. 1, G3.

-ocr page 649-

HERmNERlNGE» E« GEWAARWORDINGEN. 650

loont zij zich schaamteioozer en gevoelt zij zich meer op haar gemak, als ware zij te dezer plaatse eene onvermijdelijkenbsp;zaak 1). » Gedurende de hitte van den dag, bleef men in huis,nbsp;maar ’.s avonds kwam ieder naar builen, om in den Avernusnbsp;en in het Lucrino-meer te baden en te zwemmen in dennbsp;heerlijken waterplas 2). Te midden dier schaar van zwemmende mannen en vrouwen, welke men voor Tritons en

Nereïden zou hebben kunnen houden , bewogen zich lallooze kleine vaartuigen van alle vormen en kleur. Later in dennbsp;avond wandelde men, maar de avondmaaltijd werd gehouden op den stroom, wiens oppervlakte met rozenbladen zoo»nbsp;danig overstrooid was, dat men te naauwernood het waternbsp;zag. Aan de oevers van het meer deed de muzijk zich hooren,nbsp;of klonk van de omliggende bergen den brooddronken gastennbsp;lieflijk uit de verte te gemoet, terwijl men, den ganschennbsp;nacht door, niets anders vernam dan allerlei wulpsch gezang,nbsp;langs alle kanten door de echo opgevangen en weérkaalst 5).

Doch, ik vergis mij, niet alleen wufpsche toonen deden er zich hooren, maar ook de wreedheid hief er dikwerf haarnbsp;tijgerkrelen aan: dadr in dat tooveroord, stroomde bij gan-sche beken menschenbloed, Augustus ter eer; daér werdnbsp;Tiberius door Macron verslikt, daar deed Caligula zijnenbsp;hovelingen in de golven werpen, daar beval Nero den moordnbsp;zijner moeder.

Brooddronkenheid, wulpschheid, wreedheid, ziedaar de laatste woorden, waarmeè Puozzole en Baja, bij bet ingaannbsp;der schaduwen van den nacht, den schitterenden kringnbsp;kenmerkend aanduidden , die eenmaal op hare oevers dennbsp;scepter heeft gezwaaid I

1) nbsp;nbsp;nbsp;Epist. 51.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Propert., 1, 11 ; V , 11.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Senec., Epist. 51 , etc., etc.

-ocr page 650-

640 HET DRIEVOUDIG ROME.

S3 f ebruarij.

Pompeji. — Geschiedenis en ondergang dier stad. — Algemeen

overzigt. — Indrukken. — Beschouwing der tempels, regeringsgebouwen en particuliere woningen. — Eindoverweging.

« Te Pompeji is de oudheid niet meer zoo onbestemd of onzeker en onnaspeurlijk, gelijk zulks met de verminktenbsp;bouwvallen van Puozzole, van Baja en van andere strekennbsp;het geval is, veel minder nog, die soort van oudheid,nbsp;waarbij boeken, geleerde toelichtingen en wetenschaplijkenbsp;kennis van allerlei aard noodzaaklijke vereischten zijn; neen,nbsp;het is, om zoo te zeggen, eene voortlevende oudheid, eenenbsp;daadwerklijkheid, ja, een persoon, dien men zien, hooren,nbsp;belasten kan, en die ons toespreekt en antwoordt op elkenbsp;vraag. »

Alvorens ons naar deze, in geheel de wereld éénige stad heen te begeven, achtten wij het voegzaam, er denbsp;geschiedenis van te leeren kennen. Pompeji, aan den voet vannbsp;den Vesuvius, op den oever der Sarno gelegen, was een dernbsp;belangrijkste steden van Campanië, en door hare liggingnbsp;het handelsmiddelpunt van Herculanum, van Stabia, ennbsp;van Nuceria. Zij telde eene bevolking van ongeveer 25nbsp;duizend inwoners. De Etruskers of de Grieken hadden haarnbsp;geslicht, maar zij werd door Sylla tot eene romeinsche volk-(danting gemaakt, en , even als al de omstreken van Napels,nbsp;was ook zij, eindelijk, een lustverblijf voor de booge kringennbsp;van het keizerrijk. Cicero, die overal villa’s had, bezat ernbsp;ook eene te Pompeji, waarvan hij de bekoorlijkheden gelijkstelt met die van Tusculum: Tusculum et Pompeianumnbsp;valde me delectant. In het jaar 63 na Chr., veroorzaaktenbsp;eene aardbeving groote schade te Pompeji; doch, de sporen

-ocr page 651-

POMPEJI. 641

dier ramp waren bijna geheel verdwenen, toen de vreeslijke uitbarsting van den Vesuvius, ten jare 79, die rampzaligenbsp;plaats, te gelijk met Herculanum en Stabia, geheel vernietigde.nbsp;Herculanum was, zoo men zegt, eene stad van 40 duizendnbsp;zielen; de bevolking van Stabia is onbepaald. Om nu, alsnbsp;’t ware, eenigermate tegenwoordig te zijn bij dat schriklijknbsp;ongeval, welks uitwerkselen wij, na zeventien eeuwen, weldranbsp;stonden te aanschouwen, meenden wij het best, de beschrijving dier ramp alvorens eens bij Dio Cassius, en in Plinius-den-jonge, die er ooggetuige van was, na te lezen.

Ziehier wat zij er van zeggen; « Den 1, November van het eerste jaar der regering van Tilus, ten 1 ure in dennbsp;namiddag, bespeurde men naar de zijde van den Vesuviusnbsp;een groote wolk van zonderlingen vorm, en die, even als eennbsp;pijnboom, zich eerst lot eene aanmerklijke hoogte verhiefnbsp;en vervolgens de gedaante aannam van een stam, waaruitnbsp;verscheiden takken ontsproten. Nu eens was die wolk wit,nbsp;dan weder graauw, en voorts zeer sterk gevlekt. Middelerwijlnbsp;begon geheel de natuur een schrikverwekkend aanzien tenbsp;krijgen: de aarde beefde, de kruin der bergen waggelde, eennbsp;onderaardsch geluid, aan het rommelen van den donder gelijk, paarde zich met een aanhoudend windgehuil, dat denbsp;kusten der zee daveren deed; de grond werd gloeijend heet,nbsp;de golf van Napels kookte, de hemel stond in brand; hetnbsp;scheen, alsof de ontbreidelde elementen met elkander eennbsp;krijg voerden, waarvan het menschdom slagtoffer zou zijn.nbsp;Eensklaps krijgt het onderaardsche vuur, de oorzaak diernbsp;schrikbre beroering, de overhand, en de Vesuvius werpt nunbsp;ontzaglijk-zware steenen in de lucht omhoog, die van denbsp;bergkruin verplettend naar beneden rollen. Er stijgen vlam-menbundels uit den vuurmond fluitend op, gevolgd door eennbsp;zóó dikken smook, dat er de zon door verduisterd wordt,

-ocr page 652-

642 «ET DRÏETOEDIG ROME.

en de dag verkeerd schijnt in een allerakeligsten nacht. De schrik had thans allen vermeeslerd, en een ieder geloofde, datnbsp;zijn laatste stond daar was. Men waande in die gruwbrenbsp;duisternis reuzen en sehrikgedrogten te zien, die elkandernbsp;gewapend bestookten: het scheen, dat de wereld weêr totnbsp;den bajerl terugkeerde, en dat daarin de goden-'Zelven werdennbsp;meêgesleept. De een verliet zijn krakend huis, gereed omnbsp;hem onder het instortend puin te begraven, en zocht zijnnbsp;heil in de straten of op het open veld; de ander kwam vannbsp;buiten naar de stad en in de huizen gevlugt; die op zee waren,nbsp;trachtten den oever te bereiken, terwijl wederom anderennbsp;vlugtlen van het strand naar de zee. »

Inlusschen was lucht en grond en water in digte wolken van gloeijende asch verhuld, die tot Rome toe werd voortgedreven , en wel in zoo groote massa, dat er het licht doornbsp;beneveld werd. Ddar stond men even verwonderd als verschriktnbsp;op te zien bij een zoo vreemd verschijnsel, dat slechts innbsp;Campanië eenigermate bekend was. Plinius voegt er bij, datnbsp;hij te Misene, op vijf mijlen afstands van den Vesuvius verwijderd, door den aschnevel genoodzaakt werd, om, metnbsp;zijne moeder, ter zijde van den groeten weg zich neêr tenbsp;zetten, uit vrees, dat de in verwarring vlugtende menigte, dienbsp;langs het voetpad ijlde, hem ligtelijk in het duister ondernbsp;den voet kon loopen, terwijl hij vervolgens gedurig weêr moestnbsp;opstaan, om de asch af te schudden, die anders Iien geheelnbsp;overdolven, Ja, zelfs verslikt zou hebben 1).

Terwijl die brandende aschwolken Pompeji en Stabia twaalf voet hoog overdekten, golfden er stroomen van lava,nbsp;door den Vesuvius uitgeworpen, en met asch, steengruisnbsp;en kokend wiater vermengd, als eene woedende zee de straten

ji) Lib, VI. Ep. XVI et XX ad Tacit.

-ocr page 653-

GESCHIEDENIS EN ONDEBGANG VAN POMPEJI.

van Herculanuin binnen, drongen in de kelders door, stegen vervolgens tot in de bovenvertrekken omhoog , en nu , gestoldnbsp;zijnde, vormden zij een digte korst tot een laag als van hetnbsp;hardste arduin, waaronder geen markt, geen huis, geennbsp;stad meer te herkennen viel. Wat dit tooneel nog vreeslijkernbsp;maakte, was de taslbre duisternis, die er digt overheen lagnbsp;gespreid. « De nacht — dus gaat dezelfde ooggetuige voortnbsp;— was niet wat de duisterste nacht is in het open veld,nbsp;wanneer men noch maan, noch sterren ziet, maar een nacht,nbsp;als in een digtgesloten vertrek, nadat men alle lichtennbsp;heeft uitgebluscht 1). » Die schrikverwekkende duislernisnbsp;duurde drie dagen lang en werd slechts van tijd tot tijdnbsp;opgehelderd niet door een straal van daglicht, maar doornbsp;het schijnsel der vlammen , die uit den krater nu en dan op»nbsp;stegen. Daarna werd het weer nacht, en viel de gloeijendenbsp;aschregen steeds digter en zwaarder neêr. Daar brak, eindelijk,nbsp;de zon wederom door, en kon men zijne oogen weêr bezigennbsp;om den blik te laten gaan over de omliggende natuur. Allesnbsp;was van gedaante veranderd, alles lag het onderst boven:nbsp;de zee had hare grenzen verloren en de aarde was begravennbsp;onder een aschhoop, zoo als soms des winters dit wel eensnbsp;onder de sneeuw plaats heeft; — welk een treurig tafereel 2)! »

Uit dit verhaal blijkt, dat de ramp niet zóó snel inviel, dat de bewoners verhinderd werden , om de vlugt te kunnennbsp;nemen; en vandaar dan ook het klein getal geraamten, dienbsp;tot dusverre bij het opgraven gevonden zijn.

Wat hier van ook zij, de herinnering der drie rampzalige sleden bleef steeds levendig in den geest der bewoners vannbsp;het land bewaard, alhoewel de eenloonige en gelijkmatige

1) nbsp;nbsp;nbsp;ld. ld.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Plin. id. id., in Dio. Tito.

'0%

Drievoudig Rome. • II. Deel.

-ocr page 654-

6Ï4 HET DttlEVOUDIG ROME.

bodem, die er overheen gekomen was, de ware ligging er van had doen vergeten worden. Dus is het eene dwaling,nbsp;wanneer de gidsen of eiceronen, die u hier vergezellen,nbsp;Pompeji teruggevonden wanen eerst tegen het einde dernbsp;voorgaande eeuw. Zoo, bij voorbeeld, toont het buiten denbsp;stad, te midden van vruchlbren akkergrond, gelegen amphitheater, ofschoon het dan ook zeer vervallen is, toch nognbsp;zijne tweede verdieping van zes of zeven ellen boven de vlaktenbsp;uit komende gallerijen; en, wanneer men nu het oognbsp;slechts naar beneden door laat gaan , dan bespeurt men immersnbsp;wel, dat er nog nagenoeg één el van de onderste verdieping ziglbaar is moeten blijven. Daarenboven is dit bouwwerk slechts langzamerhand door den tijd meer en meernbsp;onkenbaar geworden, en moest een amphitheater, dat zoonbsp;digt bij Napels staat, in een zoo bevolkt oord, na de rampnbsp;van Pompeji toch wel niet de aandacht van het publieknbsp;kunnen ontgaan, maar tot een blijvend en altijd aanwezignbsp;leeken blijven dienen, dat die oude stad daar in de nabijheidnbsp;overdolven werd. Voorts schijnt een oud opschrift aan tenbsp;duiden, dat de keizer Alexander Severus den bodem, waarnbsp;Pompeji onder begraven lag, heeft doen omdelven, en datnbsp;hij daaraan verscheiden standbeelden , kolommen, en kostbarenbsp;marmerblokken te danken had. In het begin der XVI. eeuwnbsp;was Pompeji als merkwaardige bouwval even goed bekendnbsp;als nu.

Ziehier wat Sannazar er van zegt: « Deze stad , welke wij daar aanschouwen, Pompeji genaamd en oudtijds zeernbsp;beroemd, werd bij eene.aardbeving verzwolgen, terwijl, zoonbsp;als ik denk, de bodem onder hare voelen zal verdwenennbsp;zijn: vreemdsoortige en vreeslijke ondergang eener natie, dienbsp;in één oogwenk, van uitbet rijk der levenden verdwijnt!....nbsp;En met die woorden op de lippen, waren wij de stad gena-

-ocr page 655-

GESCHIEDENIS EN ONDERGANG VAN POMPEJl. 64S

derd, die het voorwerp onzer beschouwing zoude zijn, en waarvan men de nagenoeg geheel en al onbeschadigde huizen, theaters en tempels volkomen onderscheiden kan. Toennbsp;in 1572 de graaf van Sarno een onderaardsch kanaal deednbsp;graven, om te Torre water te krijgen, kwamen de werklieden schuins langs het marktplein der stad heen, waar zijnbsp;huizen, straten, tempels en andere monumenten vonden. »nbsp;— Eene eeuw later, verhaalde Macrini, in zijn werk de resu~nbsp;vio ^ dat hij het er voor hield, dat de plaats, genaamd C'zfz’tó,nbsp;niets anders dan Pompeji was; en hij voegt er bij, dat hetnbsp;niet alleen de naam van Civita is, die hem zulks doetnbsp;gelooven, maar dat hij het ook daarom meent, dewijl hij*zelfnbsp;er geheele huizen, alsmede bouwvallen van groote muren ennbsp;van gallerijen, ontdekte, die nog gedeeltelijk boven den grondnbsp;uitstaken. Het is dus bewezen , dat die stad, sedert hare rampnbsp;nooit geheel vergeten is geworden, maar dat de overleveringnbsp;en de nog daarvan zigtbaar gebleven monumenten haar in denbsp;herinnering des volks hebben bewaard. Het oogenblik, datnbsp;men er zich ernstig rneê zou gaan bezig houden, was echternbsp;nog niet gekomen. Eindelijk, in 1748, ontdekten eenigenbsp;boeren, bij het graven van eene sloot, ettelijke woningen,nbsp;standbeelden en voorwerpen, die gediend hadden tot huislijk gebruik. Sedert trok Pompeji de aandacht van al denbsp;geleerden van Europa lot zich, en trad nu in haar glorieperknbsp;terug 1). »

Hereulanum was in zijne herleving Pompeji slechts weinige jaren voorgegaan. Toen, in 1710, de prins van Elbeuf, Emmanuel van Lotharingen, te Portici een buitenverblijf lietnbsp;bouwen, ontdekte men daar onverwachts eene groote menigtenbsp;marmerblokken, zestig voet bedolven onder den grond. De

1) Fulchiroa, Environs de Naples, p. 336.

-ocr page 656-

GiG HET DBIEVOUDIG HOME.

koninjj van Napels, later eigenaar van dat buitengoed geworden, deed de opgravingen daar ter plaatse voortzetten,nbsp;en in 1736 kwam men tot de zekerheid, dat er hier eenenbsp;geheele stad verborgen lag: die stad was Herculanum. Voornbsp;wal Stabia aangaat, heeft men zich bepaald enkel tot denbsp;aanduiding van de plek, waar het gelegen heeft.

De opgravingen van Pompeji werden door Murat, eenmaal koning van Napels, met ijver doorgezet: acht honderd werklieden waren daarmeê onophoudelijk bezig. Thans zijnnbsp;er slechts veertig in gang, en, naar het zich laat aanziennbsp;zullen er op die wijze nog wel vijf eeuwen noodig zijn,nbsp;alvorens de gansche stad zich open en bloot aan het oognbsp;verloonen zal; want, de van 1812 tot 1814 ontdekte wallen, strekken ten bewijze, dat te naauwernood eerst hetnbsp;vierde gedeelte van Pompeji qpgedolven werd.

Vroegtijdig reeds kwamen wij met ons rijtuig aan eene der poorten van de uitgestorven stad. Een veteraan, metnbsp;het geweer op schouder, en een cicerone, met den hoed innbsp;de hand , kwamen ons vriendelijk te gemoet. Naar gewoonte,nbsp;wilden wij ook hier een algemeen overzigt van de stad hebben, alvorens haar meer van nabij in alle bijzonderheden tenbsp;beschouwen, en zoo doende wandelden wij eerst hare wallennbsp;rond. Pompeji, zuid-oostlijk van den Vesuvius gelegen, beslaatnbsp;in eene eenigzins heuvelachtige vlakte, een langwerpig-rond,nbsp;naar het midden heen een weinig meer uitgezet, en dat zichnbsp;van het noord-westen naar het zuid-ooslen uitstrekt; hel heeftnbsp;ongeveer 9 mijlen in omtrek. Het nog overdolven gedeeltenbsp;der stad is met wingerdgewas en vruchtboomen beplant, dionbsp;in een zeer beweeglijken bodem, of, beter gezegd, ineennbsp;graauwen aschgrond welig wortel schieten. Het is daar, zeernbsp;in de nabijheid van den Vesuvius , dat de beroemdenbsp;Christi wast.

-ocr page 657-

ALGEMEEN OVERZIGT. 647

De wallen van Pompeji dragen het kenmerk der hoogste oudheid en vormen een onafgebroken wal,, zonder eenig vooruitspringend verdedigingswerk; in het krijgsslelsel der grijzenbsp;oudheid achtte men zulk een vestingbouw het meest ter verdediging eener stad geschikt. De bastions bestaan, over hetnbsp;algemeen, uit een effen bodem met twee muren, werwaartsnbsp;men heen gaat langs trappen, breed genoeg, om verscheidennbsp;soldaten naast elkaêr op te laten gaan. Een gedeelte van dennbsp;ringmuur is ingeslort, hetzij door de aardbeving van het jaarnbsp;65, of wel ter gelegenheid dat Sylla in het jaar 666 vannbsp;Rome’s stichting de stad bemeeslerde. Rond de wallen liggennbsp;elf torens van drie verdiepingen hoog, met een geheimen uitgang, ter dienste van de bezetting. Pompeji heeft vijf poorten ;nbsp;de Herculaansche heeft drie voorpoorten en nog drie andere,nbsp;om, in geval de vijand de eerste reeds mogt hebben ver-meesterd, toch nog altijd de verdediging te kunnen blijvennbsp;doorzetten. Aan de buitenzijde van denzijwal, werden bij denbsp;poort alle af- en aankondigingen, de zoogenaamde affichesnbsp;vastgehecht, dit wil zeggen, dat men daar met roode ofnbsp;zwarte letters neêrschreef, wat men aan het plubiek te zeggennbsp;had. Toen de eerste opgraving gedaan was, kwamen denbsp;overblijfsels van zulk eeneaankondiging nog te voorschijn, tenbsp;weten, die van twee zwaardvechterskampen, door Rufus aangelegd; en van eene jagt in het amphitheater, met Felariitm.

De gebouwen van Pompeji, zoowel de openbare als de particuliere, zijn ópgetrokken in edelen, bevalligen, alhoewelnbsp;niet zuiver-griekschen stijl. De woningen hebben, over hetnbsp;algemeen, twee verdiepingen, maar de vertrekken zijn klein.nbsp;Nagenoeg overal is de vorm en indeeling dezelfde; alleen denbsp;meerdere grootte of sierlijkheid duiden de meerdere of minderenbsp;fortuin der eigenaars aan; bijna alle gevels zijn rood geverwd.nbsp;Tot dusverre zijn er twee en twintig stralen ontgraven; die bij

54

-ocr page 658-

648 HET DRIEVOUDIG ROME.

het forum en de schouwburgen liggen, zijn breed en regelmatig, de overigen over het algemeen smal en bogtig. Allen zijn met breede zerken belegd, en hebben aan weêrszijdennbsp;voetpaden, waar langs, hier en daar, ter meerdere bevestiging arduin-steenen palen geplaatst zijn, die ook tevens dennbsp;ruiters bij het te paard stijgen dienden. De meesten dier stratennbsp;zijn breed genoeg, om er met twee voertuigen naast elkandernbsp;te kunnen rijden; daarbij houde men in het oog, dat hetnbsp;voertuig der Ouden gewoonlijk een spoor van slechts vier voetnbsp;noodig had. Onder de voetpaden doorliepen, ter opvangingnbsp;van het regenwater, goten, die in verband stonden met denbsp;zee, wier golven de stad bespeelden.

In bijna alle hoeken vindt men fonteinen, fraai van bouw, en die door de tusschen de stad en de bergen aangelegde waterleidingen werden gevuld. Die fonteinen zijn, over het algemeen, versierd met bas-reliefs, die Goden- of dierenkoppennbsp;voorstellen, tot een teeken aan wie ze waren toegewijd, ofnbsp;naar wie ze den naam droegen. Even als nu nog in onzenbsp;steden, stonden er granietpalen rond deze fonteinen, om zenbsp;tegen de voorbijkomende rijtuigen te beveiligen. Hier en daarnbsp;ziet men nog schilderwerk of altaren aan de muren , ter aanduiding van de zoogenaamde Lares compitales, of buurt-goden, onder wier bescherming de straten waren gesteld.nbsp;In de verschillende afdeelingen van die kleine tempels ziet mennbsp;fresco-schilderijen, die de aan deze godheden opgedragennbsp;offeranden voorstellen; bijna overal ziet men één of tweenbsp;slangen, die het spijsoffer verslinden. Vooral de geringenbsp;volksklasse had voor die soort van godheden een bijzonderennbsp;eerbied, zoodat zij er gewoonlijk vruchten, bloemen ofnbsp;groenten 0|) schotels aan ten beste gaven.

Na dit algemeen overzigt, traden wij destad-zelve binnen. Hoe zullen wij den indruk beschrijven, dien men ontwaart

-ocr page 659-

INBR13KKES. 649

bij hel doorwandelen dier uitgestorven straten, waar de voertuigen , die er voor nu nagenoeg twee duizend jaren doorreden, het spoor hunner wielen diep lieten ingedrukt; die tempels,nbsp;met hunne zuilen en altaren, maarzonder godheid of priesters; die sehouwburgen in geheel hunnen omvang, maar zondernbsp;spelers of toeschouwers; die volkomen goed bewaard geblevennbsp;fonteinen, maar die geen water meer opgeven; die basiliekennbsp;en die forums, eenmaal de woelige verzamelplaats zoo vannbsp;leègloopers als van het bedrijvige volk, maar, waar men nunbsp;niets anders meer aantreft dan eenige hagedissen, die bij denbsp;minste nadering van een levend wezen de vlugt nemen!nbsp;Daar lagen die thermen, met de daartoe behoorende zalennbsp;voor koude, warme en laauwe baden, gelijk mede de nissen,nbsp;waarin hel badloeslel en de parfumerieën der badenden werdennbsp;geplaatst; maar waar bleverr zij, die er zich van bedienden?nbsp;Daar zagen wij nog de winkels der stad met gewigt en schalen; maar, waar zijn de koopers en verkoopers gebleven?nbsp;Daar stond de herberg van Albinus voor ons, maar geen rei-ziger, die er verblijf hield, en geen lastdier, dal daar stondnbsp;gebonden aan een der ijzeren ringen, die voor de staldeurnbsp;bevestigd waren.

Eindelijk, daar lagen voor ons talloozeparticuliere woningen; treed gerust binnen, de getrouwe wachthond zal u in het portaal niet meer aanblaffen. Begeef u in de keuken,nbsp;waar gij alle oven- en kookgerief nog vinden zult, maarnbsp;geen vuur meer aan den haard, geen spijzen, veel mindernbsp;een kok, om ze gereed te maken; ga vervolgens in de Exedra^nbsp;of opwachtingszaal; doorwandel den tuin en de slaapvertrekken, gij zult er niemand meer ontmoeten; en, nogtans,nbsp;alles is zoo goed bewaard gebleven , al het schilderwerk overalnbsp;zoo frisch, de mosaïken vloeren en de kostbaar marmerennbsp;plaveisels zijn zoo glanzend, dat men in eene pas gebouwde

-ocr page 660-

680

BET DRIEVOÜDIO ROME.

Stad schijnt gekomen te zijn. Men voelt zich genoopt, om een oogenblik plaats te nemen teneinde den eigenaar van het huisnbsp;af te wachten: reeds zijn er zeventien eeuwen verloopen,nbsp;sedert die meesters vertrokken zijn, en nog kwamen zij nietnbsp;terug! zij zullen nimmer wederkeeren : alomme diepe stilte,nbsp;overal een plegtig zwijgen, dat te naauwernood afgebrokennbsp;wordt noch door het vlugtig gesprek tusschen den gids en dennbsp;vreemdeling, die van verre herwaarts kwam, om een bezoeknbsp;te brengen aan deze Doodenstad, noch door den stap van dennbsp;veteraan (zelf een wandelende bouwval!), die over puinen vannbsp;wallen waakt, noch door den slag der spade van den graver,nbsp;die van lieverlede, hier en daar, wéér een hoek opdelft dernbsp;levend-begraven stad, doch die beter bewaard bleef onder haarnbsp;deksel van asch, dan de egyptische mummie in de drie dubbele omwindsels van hel kostbaarste lijkgewaad.

De gebouwen, welke wij meer bijzonder in oogenschouw namen, zijn de volgende:

Het Pantheon of de tempel van Augustus. Dit praalgesticht, rond van vorm , diende tot bewaarplaats der openbare schatkist, en tot eetzaal bij feesilijke gelegenheden. Het wordtnbsp;door twaalf kolommen geschraagd en bevat elf vertrekken,nbsp;deels voor de priesters bestemd, deels voor de aanzienlijkstenbsp;inwoners der stad, wanneer er feest gegeven werd. De fresco’s,nbsp;die het binnenste versieren, zijn van de zuiverste teekening,nbsp;en, daarenboven, als volkomen nieuw. Zij stellen meestalnbsp;wulpsche lafereelen voor, of die lot het gastmaal betrekking hebben. Aan de achterzijde ligt het Triclinium dernbsp;priesters.

De tempel van f^enus., een der merkwaardigste van de .stad, ligt links van het Forum. De aanhoorige zalen zijn metnbsp;schilderwerk rijk versierd, en de hier en daar geplaatste opschriften maken melding van de kostbare geschenken, aan

-ocr page 661-

BESCHOUWING DER TEMPELS. 65i

de g^odin {jewijd , alsmede van de herstelling van het priester-collegie, dat met Venus' eeredienst was belast.

De tempel van Jupiter staat niet ver van den Venus-tempel, aan het einde van het Forum ^ en vormt een uitgestrekt langwerpig-vierkant, waar men met verscheiden trappen tegen opgaat: de naar het Forum gekeerde gevel levert eennbsp;zeer schoon gezigt op.

De j!/ercMrzMs-tempel is een tegenhanger van dien van Venus, ofschoon veel kleiner van omvang.

De tempel der Fortuin, eenige schreden van het Forum verwijderd, is met kostbare marmersoorten en veelvuldigenbsp;sieraden rijk gelooid. Men stijgt er langs acht trappen heen.nbsp;In het binnenste van dat heiligdom bevonden zich twee standbeelden, een van eene vrouw, en een ander, dat voor hetnbsp;beeld van Cicero gehouden werd, en dit naar aanleiding van denbsp;opschriften, die den beroemden redenaar schenen aan te duiden.

De tempel van ffercules of van Neptunus, in het driehoekig Forum gelegen , vormt een uitgestrekt parallelogram. Aan den ingang staan twee altaren ter slagting en toewijdingnbsp;der offerdieren: het zijn grove vierkante steenklompen,nbsp;ongeveer een el hoog, en daaronder bevindt zich nog hetnbsp;riool, waar het bloed der offerdieren langs wegvloeide.

De tempel van Isis^ mede met twee altaren aan den ingang, is echter veel kleiner dan de zoo even genoemde, en vormt eennbsp;soort van breede nis, waar men langs verscheiden trappen heennbsp;gaal. Achter in staat een altaar, dat van binnenhol is, ennbsp;waarin zich de priesters verborgen, die door den mond vannbsp;het daarop geplaatste afgodsbeeld het orakel verkondigden.nbsp;Het volgende opschrift, dat op de deur is ingegrift, vermeldtnbsp;de aardbeving van het jaar 65 en de herstelling van het gebouw, op kosten van N. Popidius Gelsinus, wien de erkenllijkenbsp;Decorionen dankbaar in hun midden opnamen.

It

-ocr page 662-

GS2 nbsp;nbsp;nbsp;HET DRIEVOUDIG ROME.

N. POPIDIVS. N. F. CELSmVS AEDEM. ISIDIS. TERR^. MOTV. CONLAPSAMnbsp;A. fVNDAMENTO. P. S. RESTITVIT. IIVNC. DECVRIONES. OBnbsp;LIBERALITATÉM

CVM ESSET. ANNORViM. SEXS. ORDINI. SVO. GRATIS.

ADLEGERVNT.

Van de tempels ging^en wij tot de openbare gebouwen over, en wel allereerst begaven wij ons naar de Kazernenbsp;heen. Hoe verwonderd waren wij, op de kolommen en op denbsp;wanden , hier en daar , namen en min of meer koddige figurennbsp;met de punt van een sabel of van een lans ingegrift te vindennbsp;door de soldaten, tot tijdverdrijf bij het betrekken hunnernbsp;wacht! De keuken is allezins merkwaardig, omdat men daarnbsp;nog de haarden goed bewaard vindt. « Zij hebben, zegt de heernbsp;Mazois, den vorm van hetgeen men gewoon is een keukenfornuis of braadoven te noemen, en loopen langs een breednbsp;uitgeslrekten wand heen, zoodanig, dat men er voor eennbsp;groot aantal personen te gelijk de spijzen op gereed kannbsp;maken. »

Nabij de kazerne vindt men het Odéori en de groote Schouwburg^ beiden zeer goed bewaard gebleven. In hetnbsp;eerstgemelde gebouw staat beneden het Proscenium, innbsp;den vloer, het volgende opschrift met bronzen letteren te lezen:

M. OCVLATIVS M. F. VERVS. II. VIR. PRO. IVDIS.

Terwijl dit opschrift den naam van den magistraatspersoon vermeldt, die over de schouwspelen het toezigt had, berigt ons een ander opschrift, in marmer gegrift, dat dezenbsp;schouwburg, met toestemming der Decurionen , door de Tienmannen Quintius en Porcius werd opgerigt.

-ocr page 663-

6S5

REGERINGSGEBOUWEN EN PARTICULIERE WONINGEN.

C. OVINCTIVS. C. F. VALG, M. PORCIVS. M. F.

DVO. Vm. DEC. DECR. THEATRVM. TECTVM.

FAC. LOCAR. EIDEMQVE. PROB.

De te dezer plaatse gevoqden toegangskaarten duiden aan, dat de prijs der biljetten slechts eenige weinige van onzenbsp;stuivers bedroeg. Ziehier den inhoud van een dezer kaartennbsp;voor het Odéon, of Thédtre comique:

CAV. II, CVN. 111.nbsp;GRAD. VIII.nbsp;CASINAI. PLAVT.

Dat wil zeggen: « tweederang, derde rij, achtste plaats;' voor de vertooning van Casina, blijspel van Plautus. »

De groole schouwburg is een schoon gebouw, waaraan niets ontbreekt dan de bronzen standbeelden, waarmeê hetnbsp;eenmaal versierd was. Het stukadoorwerk der wanden schijnt,nbsp;als ware het zoo even eerst voltooid. Een opschrift, dat zichnbsp;aan de zijde van den Neptunus-lempel voordoet, herigt ons,nbsp;dat dit theater gebouwd werd op kosten der beide Marcusnbsp;Holconius (Rufus en Geler) die het tot sieraad der kolonienbsp;lieten oprigten.

M. M. nOLCONl. RVFVS, ET. CELER. CRYPTAM. TRIBVNAL. TIIEATR. S. P.nbsp;AD. DEGVS COLONIAS.

Men deed ons opmerken, dat de eerste rangen bezet werden door de Decurionen, de Auguslalen, of priesters van Augustus en de burgers, die het regt van het Bisellium

-ocr page 664-

634

HET DElEVOUEje ROME.

hadden, dat is, eene soort van bank met kussens, daar franjes aanhingen, en waarop naen zich in het forum en in denbsp;openbare schouwburgen geheel alléén néér zette, ofschoonnbsp;er voor twee personen, plaats op was. De tweede rang werdnbsp;ingenoraen door militairen en andere korpsen; de derde en denbsp;laagste rang wasvoor het volk en voor de vrouwen bestemd.nbsp;Deze laatste toelichting deed een onzer reisgezellen, een echtennbsp;franschen ridder, en, wat meer zegt, een volbloed Parijzenaar,nbsp;in toorn ontvlammen, en luider stemme tegen de onhoflijk*nbsp;heid der chinezen van de oude wereld uitvaren ! Te vergeefsnbsp;trachtten wij, hem tot bedaren te brengen, door hem tenbsp;herinneren, dat de vrouwen bij de heidenen slavinnen warennbsp;en als zoodanig dan ook behandeld werden: zijne gramschapnbsp;werd daardoor slechts te heviger, en, om zijne ridderlijkenbsp;woede te doen verdwijnen, bleef ons geen ander middel over,nbsp;dan hem deelgenoot te maken van de flesch lacryrna Chrisli,nbsp;die ons onder de benaming van: vino antico e modernonbsp;(ouden en hedendaagschen wijn) werd aangebragl. Dezenbsp;kostbre nectar is de vrucht van den wingerd, die lot dusnbsp;verre het rampzalige Pompeji nog altijd uit den schoot wast.

Benige oogenblikken later bevonden wij ons in de thermen, die vrij wel bewaard zijn gebleven, en waarvan-men dasnbsp;al de bekende onderdeden nog duidelijk herkennen kan. Allesnbsp;ademt daar wulpschheid en verwijfdheid, zoodat, uil overmaatnbsp;van voorzorg, de noordewind hier nooit kon doordringen. Denbsp;verwarmingsbuizen zijn er juist zoo aangelegd, gelijk wijnbsp;dat thans nog gewoon zijn te doen. De warme waterdamp werdnbsp;tusschen het muurwerk opgevangen, en hoopte zich daar opnbsp;in de ruimte, die geheel hei calidarium (warmbad) en hetnbsp;tepidarium (laauwbad) omgaf. De kleine omvang van ditnbsp;gebouw doet vermoeden, dat het niet het ééuige van diennbsp;aard in deze weelderige stad zal zijn geweest: bij nadere

-ocr page 665-

REGKRIPfGS-GEBOL’WEN EN PARTICDtlEBE WONINGEN. 655

opgravingen zal, integendeel, dat vermoeden wei lol volkomen zekerheid worden gebragt. Bij hel forum staal de Basiliek, namelijk de beurs, de vergaderplaats der koopliedennbsp;en de regtbank. Dit groot vierkant gebouw bevat drie zalen;nbsp;de middelste is ongedekt, de beide anderen hebben een dak,nbsp;en vormen ieder twee boven elkander geplaatste gallerijen,nbsp;van wier bovenste men het gezigt had èn in hel middelschip,nbsp;èn in de vierschaar, die achter in het gebouw, zes voetnbsp;boven den beganen vloer, gelegen was, en waar de regtersnbsp;hunne zetels hadden; daaronder, in den grond, was eenenbsp;gevangenis, waarin wij nog verscheiden ijzeren in den muurnbsp;bevestigde ringen vonden, waaraan de ketenen der gevangenennbsp;zaten vasigehecht. Zij werden, zoo men zegt, verhoord doornbsp;met ijzeren slaven voorziene openingen, die in den bodemnbsp;der regtszaal waren aangebragl. Deze wijze van reglsplegingnbsp;werd echter niet dan op vreemdelingen en slaven toegepast,nbsp;want de romeinsche burgers hadden op openbare behandelingnbsp;van zaken regt. De gewone gevangenissen bevinden zich bijnbsp;den tempel van Jupiter. Zeer smalle deuren, met zwaarnbsp;ijzer beslag, en kerkerholen, waar nooit eenig daglicht innbsp;doordrong, toonen, op wal wijze hel heidendom den gevallennbsp;mensch strafte en lot berouw te stemmen wist!

Wij begaven ons vervolgens naar het amphitheater, langs een breed pad, waarvan de uitgeslelen vloersteenen thansnbsp;nog getuigen van de drukte, waarmeê eenmaal dit looneelnbsp;van wreedheid en brooddronkenheid werd bezocht. Het wasnbsp;voor twintigduizend toeschouwers ingerigt. De Cavea, of,nbsp;met andere woorden, de binnenruimte, voor de toeschouwers bestemd, is in drieën verdeeld: de prima Cavea, ofnbsp;voorste rang, bestond uit de zitplaatsen voor de priesters,nbsp;priesteressen, tienmannen en andere magistraatspersonen;nbsp;media Cavea, of middelrang, uit twaalf rondloopende

Drievoudig Rome. — H. Deel.

-ocr page 666-

6S6 HET DRIEVOUDIG ROME.

zitbanken bestaande, was voor personen van aanzien, militairen enzv. bestemd; de summa Cavea, of bovenste ranjj, werd ingenomen door het volk en de vrouwen. Het gebouwnbsp;had honderd ingangen. Voorondersteld nu, dat twee personennbsp;te gelijk door de tachtig groote deuren en één door de twintignbsp;overigen uitgingen, en dat elk hunner daartoe ééne secondenbsp;noodig had, dan kan men berekenen, dat de twintigduizendnbsp;toeschouwers binnen de twee en een halve minuut er uilnbsp;konden komen. Voor zulke soort van zaken had het heldendom talent en schallen in overvloed veil. Het monument dernbsp;priesteresse Eumaohia en het waschhuis trokken onzenbsp;aandacht een oogenblik lot zich, welke wij echter weldranbsp;geheel vestigden op de openbare school. Aan het oostlijknbsp;gedeelte van het Forum staat een fraai gebouw, op welksnbsp;muren men deze woordenMeest: Fquot;arna discenlibus: arnanbsp;voor scholieren. Zoo luidt het uithangbord van den onderwijzer, wiens leergesloelle, uit steen gebeiteld, in een hoeknbsp;slaat geplaatst, en eenigermate gelijkt naar wat wij nu nognbsp;een calheder noemen , in eene gewone school. Een van onsnbsp;gezelschap ging er deftig in zitten, en, als ware hij Varna-zelf, zoo begon hij met eene toespraak tot ons te rigten overnbsp;de redekunst, waartoe hij de stof ontleende aan de eerstenbsp;zinsnede van Cicero’s vermaarde rede tegen Catilina: Quous-que tandem., abutêre., Catilina., 'patientidnostrd? «Hoelang, o Catilina, misbruikt gij toch wel ons geduld? gt;*nbsp;De doorluchtige onderwijzer begon ons nu de schoonheid tenbsp;verklaren van het woord quousque, voorts van tandem,nbsp;daarna van patientid; vervolgens ondervroeg hij ons, verklaarde de stof nader, zwoegde met handen en voelen, slaandenbsp;met de vuist op het spreekgestoelte, terwijl hij zijne leerlingen,nbsp;die, als echte spotvogels, hem uitlachten, tot de orde terugnbsp;trachtte te brengen, om hun vervolgens een vreeslijk lange

-ocr page 667-

HEGEnmGS-GEBOCWEjï EN PAKTICDllERE WONINGEN. 637

werktaak of pensum op Ie leggen, met wier volbrenging aller gemoed nog tot heden ten dage ernstig bleef bezwaard.

Uit de school begaven wij ons naar de openbare bakkerij, die in de hoofdstraat gelegen is, en waarbij men een oven ennbsp;graanmolen vindt, gelijk ook een stal voor de lastdieren, dienbsp;het koren aanbragten, of den molen in beweging moestennbsp;stellen. Men vindt ineen ruim vertrek viersteenen molens,nbsp;die uit twee verschillende deelen zijn zamengesteld, eennbsp;vast, en een beweegbaar gedeelte, waarvan het eerste dennbsp;grondslag uilmaakt, met een afgeplatten, kegelvorrnigen steennbsp;er in bevestigd, en waarover zich een tweede steen al draaijendenbsp;heen beweegt, die in den vorm van een zandlooper of dubbelennbsp;kegel is uitgehold, waarvan de bovenste trechter het graannbsp;ontvangt, en de onderste op den onbeweegbaren kegel sluit.nbsp;Door dien lossen steen te doen draaijen , valt het graan tusschennbsp;den benedentrechter en den kegel, en wordt op die wijze verpletnbsp;en vermalen. Het aldus verkregen meel verspreidt zich van-zelfnbsp;aan den voet van den kegel, en wordt in de rondte opgevangennbsp;door eene benedenwaarts toeloopende goot, en zoo afgevoerdnbsp;naar den vergaarbak, die er onder staat. Op den bovensteen zijnnbsp;ijzeren handvalsels of ringen bevestigd, waar de draaistokkennbsp;doorgaan, welke de lastdieren of slaven in beweging bragten.

In de nabijheid dezer molens staat een grooleoven, even zoo als de onzen gebouwd. Op een der wanden van het Pis-trinum, de plaats, waar het deeg gekneed werd, is eenenbsp;offerande aan de godin Fornax afgebeeld. Daarboven zijnnbsp;twee slangen geplaatst, welk gedierte onder de godheden vannbsp;Pompeji eene hoofdrol speelt. Verder op ziet men twee vogels,nbsp;met uitgespreide vleugelen en open bek, die op twee grootenbsp;bromvliegen toeschieten, wier aanraking het deeg zou kunnen schaden. Groote kuipen, in deze stads bakkerij gevonden,nbsp;bevatten destijds nog brood en meel.

-ocr page 668-

658 HET DRIEVOLDIG ROME.

Vandaar begaven wij ons naar de herberg, waar eene gallerij voor ligt, en daaronder eene menigte winkels, wiernbsp;wanden van buiten met grof geschilderde eetwaren zijn uitge-monslerd. Te midden dier gallerij staat eene fontein met drenkbak , en aan het einde een aantal vuurhaarden, ter bereidingnbsp;der spijzen, geplaatst. Langs een houten trap komt men, vannbsp;tusschen de winkels uit, naar de eerste verdieping heen, waarnbsp;achter een terras van verscheiden trappen opwaarts gelegennbsp;is, vanwaar men een heerlijk uitzigt heeft naar zee, over denbsp;Appenijnen en op den Vesuvius. In den stal heeft men hetnbsp;geraamte van eenen ezel gevonden met zijn bronzen hoofdstel,nbsp;eenige stukken van eene kar, alsmede de spaken en bandennbsp;der wielen. Onder de buitengallerij vond men vijf mensch-geraamten, en daarbij een groot aantal zilveren en bronzennbsp;munten, benevens drie gouden ringen en oorhangers vannbsp;datzelfde metaal, in den vorm van schaaltjes bewerkt.

De winkels zijn te Pompeji talrijk en strekken tot bewijs, dat het eene zeer levendige handelstad moet zijn geweest. Hetnbsp;meerendeel dier winkels is, voor wat den vorm en de indee-ling betreft, eenerlei: te welen een of twee vertrekken, zonder meer, en in hel rond banken, of stellingen, met daarop,nbsp;hier en daar nog vaatwerk, die voor olie of wijn warennbsp;bestemd. Dikwerf vindt men er ook eene soort van keuken-haard, waar, ten gerieve der liefhebbers, de drank warm werdnbsp;gemaakt. Het schijnt vrij zeker, dat de ouden, over het algemeen, en de Pompejers in het bijzonder, zelden koude dranken gebruikten 1). De laatst-bedoelde soort van winkels,nbsp;verre weg de meeste in getal, werden Thermopolia ^eaoemA.nbsp;Het is opmerklijk, dat de winkels in de omstreken van Napelsnbsp;heden ten dage nog juist zoo zijn, als die van Pompeji waren;nbsp;men vindt daarin een nieuw bewijs, hoe diep volksgebrui-

1) Zie BoUari, Pitture e Scullure sacre dl. 11, 170.


-ocr page 669-

6S9

REGERINGS*CEBOUWEN EN PARTICLLIERE WONINGEN.

keil meeslal ingeworteld liggen. De werkplaats der steenhouwers geeft almede daarvan getuigenis: in dat, ten jare 1798 ontdekte lokaal, vond men eene menigte meerder ofnbsp;minder afgewerkte beelden van onderscheiden grootte en vorm,nbsp;een zonnewijzer, een half doorgezaagd marmerblok met denbsp;zaag er bij, passers, winkelhaken en andere werktuigen, alsmede eene zekere hoeveellieid pek , met den ketel, waarin dienbsp;werd opgekookt enz. Maar dan ook nog vond men er (en ditnbsp;bewijst wat wij zoo straks over standhoudende gewoontennbsp;zeiden) een ei, op de gewone grootte van wit marmer. Innbsp;een nest geplaatst, waar men wilde, dat de hen zou komennbsp;leggen, weèrstond dat steenharde ei den scherpen bek vannbsp;het pluimgedierte, en verleerde het langzamerhand, om zijnenbsp;eigen eijeren met den snavel stuk te slaan. Wat voor achttiennbsp;honderd jaren de Pompejers hebben uitgevonden en toegepast,nbsp;datzelfde treft men nog heden op het omliggende plattelandnbsp;nagenoeg overal aan.

Ons laatste bezoek legden wij, eindelijk, in eenige particuliere huiien af. Ik zal mij bepalen bij hel vermelden van de zoogenoemde woning der danseressen , dus genoemd naarnbsp;het fresco schilderwerk, dat ze versiert; voorts het huis vannbsp;Cave canem! of, zoogenaamd, van den dramatisohen dichter^nbsp;waar, namelijk, bij den ingang in mosaïk een hond aan dennbsp;band is voorgesteld in dreigende houding, en daaronder denbsp;woorden : Cave canem ! « neem u in acht voor den hond, »nbsp;waardoor dat huis dien naain vei kregen heeft; vervolgens denbsp;woning van den Faunus, met zijn heerlijk mosaïkvverk,nbsp;voorstellende Alexanders strijd legen de Perzen; dan het huisnbsp;van Pansa, eene consulaire woning, merkwaardig door denbsp;goede indeelingen de vereeniging van wat aangenaam en tevensnbsp;nuttig is; eindelijk, het schoonste van allen, namelijk de woning van Diomedes, dus geheeten naar Marcus Arrius Dio-

55

-ocr page 670-

060

HET DHIEVOIJDIG ROME.

medes, wiens graf in de nabijheid gevonden werd; intusschen is de naam van den eigenaar dezer woning niet met zekerheidnbsp;op te geven. Wat hiervan ook zij, het huis, aan den ingangnbsp;der slad gelegen, heeft drie verdiepingen, en een vierkantennbsp;tuin, waar in het midden een sehoone walervijver zich bevond.nbsp;De kelder loopt, in den vorm van een zoogenaamd klooslerge-welf, rondom den tuin, en komt met eene deur aan zee uit.nbsp;Bij die deur heeft men een geraamte gevonden, met een vollenbsp;goudbeurs in de hand, de zoogenaamde vrouw van Diomedes,nbsp;benevens nog zestien andere geraamten, waarschijnlijk vannbsp;personen, die, door de ramp der stad overvallen, daar hunnbsp;rampzalig einde gevonden hebben. In dien kelder lagen nognbsp;een aantal vaten, ter helft gevuld met olie en wijn, dochnbsp;beiden volkomen gestold.

De verschillende huizen van Pompeji zijn zoo dikwerf beschreven geworden , dat ik, om in geeue noodelooze herhalingen te vervallen, er hier slechts in algemeene trekken overnbsp;spreken zal, teneinde men daaruit er zich eenig juist denkbeeld, ook van verre, over zou kunnen vormen. Ze zijn allennbsp;aan elkander gelijk, en, wat de inwendige verdeeling betreft,nbsp;deze is in elke woning dezelfde, terwijl ze echter alleen verschillen voor wat aangaat de versierselen, die hier of daarnbsp;zijn aaugebragt, of wel eene of andere meerdere weelde,nbsp;dan voor het gewoon gebruik noodig was. Elke woning isnbsp;in twee onderscheiden deelen verdeeld, waarvan het eerste denbsp;vertrekken bevat, die ten algemcenen gebruike bestemd waren,nbsp;terwijl het andere gedeelte meer bepaald lot huisvesting zoonbsp;van den eigenaar als van zijne onderhoorigen was ingerigt.

Het eerstbedoelde gedeelte is uit de navolgende vertrekken zamengesteld.

1quot;. Het Prolyrum. Den drempel van het huis, waarop meestal het woord have^ « welkom! » te lezen staal, over-

-ocr page 671-

regerings-gebouwen en particcuere woningen. 661

stappende, komt men in een klein voorportaal, het Protyrum {jenaamd, en dat gewoonlijk met schilderwerk en met eennbsp;mosaïken vloer is versierd.

De estibule of het Jttrium. Das heel de langwerpig* vierkante ruimte achter het voorportaal, in wier midden eennbsp;marmeren kuip staat, bestemd, om er het regenwater in op tenbsp;vangen. In hel ronde van het Atrium^ bevinden zich verschillende vertrekken ter huisvesting der vreemdelingen, of waaide bezoekers zich een oogenblik ophouden, vóórdat zij bij dennbsp;meester van het huis worden loegelalen.

0°. Achter in het Atrium ligt hel Tablinum , eene ruime zaal, waar de bewoner van hel huis gehoor gaf aan hen,nbsp;die met hem over openbare of handelsaangelegenheden kwamennbsp;spreken.

4°. Links van het Tablinum vindt men het Lararium ^ een klein heiligdom der huisgoden ^Lares). Dal vertrek isnbsp;gewoonlijk door schilderwerk opgeluislerd, voorstellende denbsp;offeranden, welke men aan die godheden bragl. Zelden vindtnbsp;men er een altaar, maar meestal slechts eene console, waaropnbsp;de offerande of een ontstoken lamp was geplaatst.

5°. Regts van het Tablinum liggen een of soms twee vertrekken, die den naam Mm Jlce^ vleugels, dragen, een soort van particuliere of werkkabinetten.

6“. Eindelijk , regts en links , twee doorgangen, Fauces genaamd, waardoor men naar de eigenlijke huizing des bewoners heenkoml. Daarbij bevindt zich het vertrekje van dennbsp;deurwachter, die over de binnenvertrekken te waken had.nbsp;Ziedaar het gedeelte beschreven, dal meer bijzonder met hetnbsp;publiek in aanraking kwam.

In de eigenlijke huizing des bewoners vindt men:

1°. Peristylium ^ of eene in een langwerpig-vierkant doorloopende gallerij , door kolommen geschraagd, en waar

-ocr page 672-

662 HET DRIEVOUDIG ROME.

binnen zich een luin of JListus bevindt, dat wil zeggen, een park van bloemen en heesters. Te midden van den tuin vindtnbsp;men gewoonlijk een groot waterbekken, waarin goudvischjesnbsp;zwommen, en dat tevens als springfontein aan dien kleinennbsp;lusthof een bevallig afwisselend voorkomen gaf.

2°. De Exedra , eene zaal, waar de huisbewoner zijne vrienden in ontving.

3°. Hel Triclinium, of de eetzaal, met fraai beschilderde wanden, lafereelen uil den wijnoogst, uil de fabelleer, soms karikaturen enzv.

4°. De Oecus., eene groole zaal, waar de vrouwen zamen kwamen, om te werken.

U°. De slaapvertrekken met schilderwerk, met marmerbeelden en mosaïkeu versierd.

6°. De kleékabinellen.

7°. Het Sacrarium, eene soort van huiskapel, met nissen, waarin de standbeelden der beschermgoden van hel huis waren geplaatst.

8”. De badkamers, de keuken, de voorraadkamer, de kelder voor olie en voor wijn, alsmede wal er verder in een huis liognoodig is, doch hetgeen alles van de woonvertrekken verwijderd en builen de ach tergal lerij gelegen was.

Over het algemeen, zijn de eigenlijke woonvertrekken klein van omvang, zoodal men bij het eerste gezigt er zichnbsp;over verwondert, dal, in een zoo warm klimaat, de Oudennbsp;in dergelijke kleine ruimte hebben kunnen wonen; doch,nbsp;men bedenke, dal zij het grootste gedeelte van den dag door-braglen, hetzij onder luchtige gallerijen, hetzij in de schouwburgen , op hel Forum en in andere openbare gebouwen:nbsp;hel familieleven was er zoo goed als vreemd, dewijl denbsp;huisvrouw er ontbrak, die als de ziel is van hel gezin.nbsp;Zoowel te Pompeji, als geheel de heideusche wereld door,

-ocr page 673-

665

nEGEniNGS-GEBOl’^’F.N EN PARTICULIERE WONINGEN.

was de vrouw als zedelijke spil der maatschappij onbekend, en het christendom-alléén heeft haar, nadat het Evanjjelienbsp;hare kluisters verbroken had, hel verheven slapdpunl aangewezen, dal sedert door haar ingenomen wordt.

De gelijkmatigheid en de gelijkvormigheid, die, zoo in de verdeeling der huizen, als tusschen de woningen onderlingnbsp;heerschl, geleiden lot verscheiden punten van overweging,nbsp;welke ik zoo straks te zamen vatten zal, nadat ik eerst nognbsp;een blik zal hebben geworpen op den grenspaal aller mensch-lijke zaken, op het einde, zoowel van sleden als van men-schen, te weten: op het graf. Even als in de overige heiden-sche sleden, begroef men ook te Pompeji langs de grootenbsp;wegen. Geen volk der oudheid dacht er aan, om de doodennbsp;builen het gezigl der levenden, in een afgelegen hoek, ternbsp;ruste te brengen: het was de philosophie der voorgaandenbsp;eeuw, die alles onderst boven keerde, voorbehouden, ooknbsp;ten aanzien der grafsteden eene geheel andere orde van zakennbsp;in te voeren , dan tot dusverre met de heerschende zienswijzenbsp;der volken, met het ingeschapen gevoel van den mensch,nbsp;en met hel beginsel van godsdienst evenzeer strookte als innbsp;aanwending was gebragt.

De poort van Herculanum uitkomende, ziet men allereerst hetschildwachlhuis van den soldaat, die, tijdens hel vreeslijknbsp;ongeval, daar de wacht had, en op den hem toevertrouwdennbsp;post den dood met de lans in de hand (zoo als men hemnbsp;gevonden heeft) gestorven is. Daarbij staat nog altijd de bank,nbsp;waarop destijds de soldaten elkander over hunne heldenstukken onderhielden, de voorbijgangers over de long haalden,nbsp;of zich dobbelende zaten te vermaken, — en hunne cigaarnbsp;rookten, zeide spolsgewijs een onzer reisgenooten. Een twintignbsp;schreden verder komt men bij de grafplaats, die door de Decu-rionen aan Mammia, de prieslresse des volks, zoo als het op den

-ocr page 674-

664 HET DRIEVOUDIG ROME.

orooten boog ingegrifle opschrift Ie lezen geeft, geschonken werd:

Mammie, p. f. sacerdoti pvruic^e.

LOCIS SEPVLTVR. DATVS DECVRIONVM. DECRETO.

Rond het grafgeslicht van Manimia loopt eene bank^ waarop, als op een anderen grafsteen, het navolgende te lezennbsp;slaat:

M. PORC. m. F.

EX. DEC. DECRETO. IN FRONTEM. P. XXV.nbsp;IN AGRO. P. XXV.

dat wil zeggen: « Marcus Porcius heeft van de Decurionen een graf gekregen van vijf en twintig voet breed en vijf ennbsp;twintig voet lang. » Die opschriften strekken ten bewijze,nbsp;vooreerst, dat hel een der schoonste erkentelijkheids- ennbsp;achlingsblijken voor een burger was, dat men hem eene grafplaats gaf, in naam der stad ; terwijl zij levens de vrees uitdrukken, welke de heidenen koesterden daarvoor, dal hunnenbsp;asch met die der vreemden vermengd wierd: duizende vannbsp;opschriften slaven de algemeenheid van dit begrip, zoo als iknbsp;dit zal aantooneu, wanneer ik over de catacomben handel.nbsp;Onder eene menigte andere opschriften, kies ik hier alleennbsp;dat van het trotsche mausoleum, door Nevoleja Tyche voornbsp;zich-zelve en voor G. Munalius Faustus opgerigt:

N.EV01.E1A. I. I.1B. TYCIIE SIBI ET C. MVNATIO. FAVSTO, AVG. EX PAGANO.

CVI. DECVHIONIS. CÜNSENSV. POPVLI. BISELLIVM. OB MERITA. EJVS DECREVERVNTnbsp;HOC MONVMENTVM. N^iVOlEIA. TTCIIE. I.IBERT1S. SUISnbsp;LIBERTABVSQ. ET. C. MVNATl. FAVSTl VIVA FECIT.

-ocr page 675-

66S

EISDOVERWEGING.

dat wil zeggjen : Nevoleja Tyche, eerste vrijgelatene, heeft voor zich-zelve en voor C. Munalius Fauslus, uit de voorstadnbsp;vau Augustus 1), wien de Decurionen, met bewilliging desnbsp;volks, uit hoofde zijner verdiensten, de eer van het Bisel~nbsp;Hum toestonden, dit gedenkteeken opgerigt. Nevoleja Tychenbsp;heeft dat bij haar leven gedaan, zoo voor hare vrijgelatennbsp;slaven en slavinnen, als voor G. Munalius Faustus.

Na den weg der grafsteden, links en regts, in oogen-schouw te hebben genomen, wierpen wij, alvorens, heen te rijden, op Pompeji nog een laatsten blik. Vaarwel, door denbsp;Voorzienigheid geteekende stad, gij, die van zoovele andere innbsp;het niet gezonken steden verschilt, wier spoor onder hetnbsp;geweld der barbaren geheel verdwenen is; integendeel, gijnbsp;bleeft bewaard, alle volgende geslachten tot eene hoog-ern-stige les: heeft eenmaal een gruwbre ramp u het graf gedolven , gij werdt er levend in bewaard, gedekt door een kleednbsp;van uw eigen asch; en als een gedenkteeken van den voorlijd,nbsp;doch dat tevens nieuw is als van gisteren, zoo zijt gij nietnbsp;slechts een boek, dat ons van vroeger dagen spreekt, eennbsp;herinneringsteeken van het grijs verleden, een bouwval zondernbsp;meer: o neen, gij ligt daar als eene lastbre waarheid voornbsp;onze oogen, als een levend en levendig tafereel van het wulp-sche, wreede, eigenbaatzuclilige heidendom! Te naauwernoodnbsp;nog is een vierde gedeelte van uwen omvang weder te voorschijn gebragt, en reeds tellen wij daar negen tempels, tweenbsp;theaters, een amphitheater, badplaatsen genoeg, twee Forums,nbsp;eene basiliek, eene kazerne — maar geen hospitaal! Ennbsp;alomme in die tempels, op die pleinen, langs die straten ennbsp;tot in het binnenste dier huizen, monsterachlige góden, dartelnbsp;schilderwerk, als ten luidsprekende getuigen uwer schande-

1) De naam cener voorstad van Pompeji.

ik


-ocr page 676-

€66 flET DRIEVOUDIG ROME.

lijke eeretlienst en van uw afschuwiijk zedenbederf; even als in de weelde en inrigling uwer woningen, verfijnde zinlijkheid, grove zelfzucht, maar niet een enkele straal van hetnbsp;vriendelijk licht doorbreekt, dat alleen in het familielevennbsp;zijn oorsprong heeft. Vaarwel, Pompeji, gij, merkwaardigenbsp;bladzijde dier schrikwekkende gedenkrollen der wereld vannbsp;het heidendom, over welks den rnensch onleerend wezen.gijnbsp;een helderder dag verspreidt dan alle geschriften der geleerdenbsp;wereld te zaam. Hier, van uit uw opensplijtend graf, verspreidt zich voor mijne oogen een schillereuder zonnelichtnbsp;over het groot mirakel, dat het heelal door het christendomnbsp;zal doen herboren worden, dan de tintelende zonneglans, dienbsp;uwen hemel tooit.....

En evenwel, zelfs ook hier, te midden dier babelstad, —• men mag het gelooven — telde God toch nog eenigenbsp;uitverkoornen: te oordeelen naar een kruis, dat in het huisnbsp;van Panza gevonden werd, kan men het er voor houden, datnbsp;er te Pompeji christenen zijn geweest. Overigens weten wij,nbsp;dat de H. Petrus in het jaar 44 te Napels doorgekomen was,nbsp;en dat de H. Paulus in het jaar 59 tePuozzole broeders vond;nbsp;zou men dan kunnen gelooven, dat, twintig jaren na Paulus’nbsp;doortogt, en vijf en dertig jaren na dien van den H. Petrus,nbsp;eene zoo belangrijke stad als Pompeji, en slechts eenige mijlennbsp;vandaar verwijderd, nog niet één belijder van het Evangelienbsp;?ou hebben geteld?

-ocr page 677-

HET «OIIRBON-MüSEl'M, 667

SS ITelbriiarij.

De Stiidj, of het Bourbon-museura. — Hef geestlijk leven; — het burgerlijk leven; — het huislijk leven der Ouden.

In 17S6 schreef de beroemde abbé Barthelemy uit Rome: « Ik begeef mij zeer dikwijls naar het kapilool. De eerstenbsp;maal, dat ik er binnen trad, stond ik als verplet onder dennbsp;onbeschrijflijken indruk, dien zoovele der daar verzameldenbsp;schallen op mij uitoefenden. Het is geen kabinet, of museum, maar het verblijf-zelf der góden van het oude Rome,nbsp;het Lyceum der filosofen, een senaat van ooslersche ko-ningen, of, hoe zal ik het uitdrukken? eene geheele bevolking van standbeelden bewoont het kapitool. Het is het hoofdboekwerk der oud heid vorschers. •gt; Wanneer het kapitool nunbsp;zulk een boek is, dan mag hel museum van Napels gerustnbsp;het tweede deel er van genoemd worden; en ik durf er nognbsp;wel bij voegen, dat dit tweede deel vrij wat belangrijker dannbsp;bet eerste is. Daar hebt gij de afschaduwing er van, maarnbsp;bier de werklijkheid. Bij de standbeelden der góden, der ko-ningen en der groote mannen van de oudheid, die het kapitool tot een Olympus, een Senaat, een Lyceum maken,nbsp;voegt hel museum van Napels al de voorwerpen, die tot hetnbsp;godsdienstige, het openbare en huislijke leven der heidenschenbsp;wereld behoorden, ja , tot de spijzen toe, die haar tot voedselnbsp;dienden. Het bezoek, door ons in de Studj afgelegd, wasnbsp;te gewigtiger, dewijl door de beschouwing der zich aldaarnbsp;bevindende voorwerpen een geheel werd gevormd met watnbsp;wij, in herinnering, uit Pompejien Baja hadden meêgevoerd.

Het museum van Napels, werklijk een bazar van Hercu-lanum en van Pompeji, is zoo overvloedig rijk in allerlei

Drievoudig Bome. — II. Deel.

-ocr page 678-

668 HET DRIEVOUDIG ROME.

lallooze voorwerpen, dat de reiziger, die er met vrucht een bezoek in wil afleggen , zulks niet anders kan bewerkstelligennbsp;dan door daarbij een plan van strenge orde te volgen 1).

Gisteren hadden wij Ponipeji bestudeerd. uit het oogpunt van het geesllijk, burgerlijk en huislijk leven; het was dusnbsp;natuurlijk, dat wij dien-zelfden gedachtengang ook bij denbsp;beschouwing van het Napelsch museum volgden, en zoo dannbsp;rangschikten wij alle zich hier opdoende voorwerpen in drienbsp;klassen, te weten in betrekking lot het god.sdienstig leven, totnbsp;het staats* of burgerlijk leven, en lot het leven der Oudennbsp;meer bijzonder ieder voor zich-zelf.

I. Geestlijk leven.

De tempels van Pompeji zijn, wel is waar, zeer goed bewaard gebleven , maar ze zijn verstoken van hunne góden ,nbsp;van hunne priesters en van hun allaargerief. Treedt men nunbsp;het Bourbon-museum binnen, dan heeft men daar dennbsp;Olympus met zijne bewoners, welke men slechts in de daagsnbsp;te voren geziene nissen heeft te plaatsen, om den tempel wéérnbsp;in het leven te roepen, en hel oude schouwspel geheel en alnbsp;voor het oog terug te brengen. Jupiter, Mercurius, Ganyme-des, Bacchus, Flora, Juno, Pallas, Venus, Ibis, Serapis,nbsp;Apollo, met een woord, alle huis- en volksgoden zijn hiernbsp;voorhanden, in marmer en in brons, op alle grootte, metnbsp;hunne verschillende attributen, maar, vooral, met de schoonheid van vorm, welke de scheppende genie der Grieken aan

1) Tijdens ons bezoek, bevatte het museum Bourbon 1684 voorwerpen van egyptische oudheid; 110 groote bronswerken; nbsp;nbsp;nbsp;1830

standbeelden, borstbeelden en bas-reliefs, allen van marmer; C093 voorwerpen van gebakken steen; 1300 lampen; 2197 voorwerpen innbsp;glas; 14000 kleine bronzen voorwerpen; 2600 grieksche en etrusci-scbe vazen; 2000 schilderwerken; 1700 papyrusrollen enzv. enzv.

-ocr page 679-

GEESTtUK LEVEN. 669

hunne beiteikunst wist te {jeven. Na de góden volgen de werktuigen, die bij hunne eeredienst werden gebruikt, zooals, onder anderen, altaren van allerlei vorm en soort. Wij zagennbsp;er een, waarop zich nog de sporen eener offerande vertoonden, en daarbij twee Lectisterniën ^ gewijde sponden, waaropnbsp;de beelden der góden en de offervaten werden geplaatst; voortsnbsp;een prachtig reukaltaar, met zijn drievoet, waarop geurignbsp;kruid gebrand en de offerwijn geplengd werd; de gewijde slagt-messen, het vaatwerk, om het offerbloed in op te vangen; hetnbsp;klein altaar der wigchelaars, met de door hen gebezigde werktuigen, tot het onderzoek van de ingewanden der offerdieren ;nbsp;schalen, waarin de asch van het brandoffer vergaderd werd;nbsp;luchters met drie, vier en vijf armen; fluiten en trompetten,nbsp;en voorts alle instrumenten , bij de tempelmuzijk in gebruik.

Wij begaven ons nu naar de gallerij der fresco’s, teneinde daar de noodige bouwstof op te doen ter bezieling van ditnbsp;kerklijk tafereel; wij vonden er de naauwkeurige afbeeldingen , zoowel van de priesters, als van de omstanders bij hetnbsp;vcrriglen eener groote tempelplegtigheid, in het binnenste vannbsp;het heiligdom aanwezig. Alles was daarbij in beweging, en,nbsp;voor zoover men niet geheel en al een vreemdeling is in watnbsp;de oudheid betreft, zoo valt het niet moeilijk, om, in verbeelding, geheel de eeredienst dier heidenen bij gelegenheidnbsp;van zulk een offerfeest te volgen; het scheen ons toe, alsnbsp;klonken trompetten en hoornen, tusschen het fluitgeschal, onsnbsp;in het oor, en zagen wij de priesters, met al hun lempelge-baar, den dansrei openen, aan de spits van het orchestriiim ^nbsp;dat daarbij de dienst verrigtte. Ten slotte steeg voor ons oognbsp;van tusschen de rookvvolken de heilige offervlam omhoog,nbsp;en waanden wij ons geheel en al verplaatst onder de aandachtig toeziende volksscharen, te midden van den tempel, alsnbsp;behoorden wij-zelven onder hun eindeloos getal.

-ocr page 680-

670 HET DRIEVOUDIG ROME.

Na alzoo in onze gedachten die tempel(degtigheid te hebben bijgewoond, verlangden wij ook even zoo getuigen tenbsp;zijn van de huisgodsdienst, gelijk die besloten in ieders woning plaats had. Wij bragten ons daarbij het Lararium ennbsp;het Saorarium van den vorigen dag voor den geest terug,nbsp;en dus kostte het ons thans volstrekt geene moeite meer,nbsp;om ze ons voor te stellen even zoo, gelijk, vóór achttiennbsp;eeuwen, op zekere vaste uren, ’s morgens en ’s avonds, geheel de familie zich daar ter plaatse zaam bevond. De kleinenbsp;altaren der huisgoden (Zares), met zilver ingelegd; de goden-zelve keurig in brons of in marmer bewerkt; de sierlijkenbsp;reukouters, de gewijde vaten en schalen , ja, tol zelfs de aschnbsp;en andere overblijfselen der offeranden, in denzelfden staat,nbsp;waarin ze, tijdens de uitbarsting van den Vesuvius, gevondennbsp;werden; in een woord, al die voorwerpen, welke het oognbsp;daar aanschouwt en de hand daar betast, doen u, als hetnbsp;ware, tegenwoordig zijn bij de ceremoniën der huisgodsdienstnbsp;van het voormalig heidendom.

Voegt men bij dit alles nu nog het zinnebeeldig schilder-of beitelwerk, de amuletten, die op de deur der huizen werden bevestigd, om ze legen den invloed der booze geesten te beveiligen , de gewijde zuilen en wegpalen van stralen, marktpleinennbsp;en fonteinen, kortom dat onnoemlijk lal van voorwerpen,nbsp;tot het godendom betreklijk, en hetgeen bij elke schrede,nbsp;zoo in de huizen, als overal langs don openbaren weg gevonden werd, ja, dan waant men zich hier te midden van hetnbsp;heidendom verplaatst, en meent men de afgodische bevolkingnbsp;nu eens te zien met de offerschaal in de hand, dan wederomnbsp;met de bloem- of vruchtenkorf, of wel met verseh gebaknbsp;eerbiedig ter aarde gebogen voor hel aangezigt der beurtelingsnbsp;wreede, afzigllijke, of belachlijke en meestal snoode góden.

-ocr page 681-

671

VOLKSIEVEN.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Volksleveti.

Gisteren ontbrak er aan Pompeji’s forums en basiliken niets dan de wandelaars, de renters en de kooplieden; aannbsp;de schouwburjjen alleen de spelers en de toeschouwers; aannbsp;hel amphitheater slechts de zwaardvechters; aan de Thermennbsp;de baders; in de waschhuizen de bleeksters; aan de winkelsnbsp;de koopers en verkoopers: thans gingen wij al die verschillende personen in hunne gewone of buitengewone kleeding innbsp;oogenschouw nemen ; ze wonen allen in het museum-Bourbon.nbsp;Alleieerst werd ons oog heengetrokken naar, als het ware,nbsp;die bevolking van louter standbeelden, om zoo Ie zeggen,nbsp;levende afspiegelingen van mannen en vrouwen, die, evennbsp;als wij , eens door Pompeji’s stralen omwandelden, maar nog,nbsp;daarenboven, die stad eenmaal vervulden met den roem vannbsp;hun naam, of wel wier geboorte, waardigheden of historische belangrijkheid er hun het burgerregt had verschaft.

t)e een zit te paard, de ander gaat te voet, en een ieder in het kostuum van zijn tijd, hetzij dan in ambtsgewaad, ofnbsp;in gewone dagelijksche kleeding. Marcus-Nonius-Balbus-Junior,nbsp;en Marcus-Nonius-Balbus-Senior, belast met het toevoorzigtnbsp;over Herculanums openbare schouwplaatsen; Periander, Lycur-gus. Cicero, Publicola, Demosthenes, Euripides, Sophocles,nbsp;Herodotus vertoonen zich hier schrijvende, sprekende, of alsnbsp;voerden zij nog het gebied. Ginds ziet men op het forumnbsp;Pompejers bezig met drinken, andere met de openbare aankondigingen na te lezen, of in de beschouwing van twee schoonenbsp;ruiterstandbeelden verdiept. Hier vindt men er een, die nieuwenbsp;voetzolen past, of vaatwerk koopt, of zich eenig ander oudnbsp;huisraad aanschaft : de een smult aan gebak, de andernbsp;vergast zich aan vleeschspijzen. Wij zagen daar een kleêrkoop,nbsp;met geheel zijn voorraad o[i den rug, dien hij voor zijne klanten

56

-ocr page 682-

r~

r~

C72

HET DRIEVOUDIG ROME.

uitvent; voorts ook nog kleine jongens en meisjes, die vrolijk naar school trekken , en daarbij een jeugdig kunstenaar bezignbsp;met een ruiterbeeld na te schetsen, dat zich vóór hem op eennbsp;voetstuk vindt geplaatst. Links af viel ons oog op een groepnbsp;van dames, die aan een door een hond geleiden blinde eenenbsp;aalmoes uitreiken. Wie weet, of dat geen christinnen waren.nbsp;Nog andere vrouwen ziet men daar met koopen en verkoopennbsp;bedrijvig, ofwel, gelijk er overal en altijd waren, snapslers,quot;nbsp;die het druk hebben met het nieuws van de buurt.

Laten wij nu het theater binnengaan. De zetelstoelen , de btsellia, zelfs de plaatsbiljetlen, welke zij, die voor achttien eeuwen den schouwburg bezochten, daar namen, omnbsp;te kunnen gaan zitten op dezelfde treden, waar wij ons daagsnbsp;te voren hadden neder gezet, — dat alles ligt hier voor dennbsp;bezoeker van het museum ten toon, even als de werktuigen ,nbsp;waarmeê het tooneeldoek van Pompeji’s schouwplaats werdnbsp;op en neèrgelaten. Het doek-zelf is door den tijd te nietnbsp;gegaan, doch in een hier ter plaatse aanwezig fresco is eenenbsp;afbeelding van zulk een Syparium voor handen, in de daad,nbsp;iets, waarover oudheidkenners en kunstliefhebbers verbaasdnbsp;en opgetogen staan.

Verlangt gij de verschillende ambachten dier oude maatschappij te leeren kennen, of wel het destijds gebezigde wapentuig, de gereedschappen, het schrijfgerief, werktuigennbsp;van allerlei aard, gewigt en schalen dier sedert zooveel eeuwen weggestorven bevolking te beschouwen, om daarbij opnbsp;te merken, hoezeer deze van ons verschilde in zeden, innbsp;taal, in godsdienst en (zoo wij welligt gelooven) ook in denbsp;gebruiken van het dagelijksche leven, dan opeue men slechtsnbsp;het oog, en strekke de hand hier uit. Vraagt gij, hoe die talrijke benden van zwaardvechters waren uitgedost, wier levennbsp;het volk ten speelbal strekte ? of wilt gij weten, hoe die

-ocr page 683-

VOLKSLEVEN, C75

romeinsche soldalen bij de verovering der wereld waren toegerust ? Schouw dan maar rond en tast maar toe: daar liggen hunne speren, hunne zwaarden, hunne dolken , hunne schilden, hunne helmen , hunne sporen 5 de toornen hunner paarden liggen daar, even als de kluisters, welke men den weèr-spannigen soldaten om het been sloeg. Onder de wapentro-feeën ziet men ook de boeijen hangen, waarin vijf soldalennbsp;gesloten lagen, wier geraamten men inde militaire gevangenis weêrgevonden heeft.

Voor de heeren leden onzer hedendaagsche academiën , instituten en genootschappen van allerlei aard, de mannennbsp;der wetenschap van de 19. eeuw ^ is almede hier iets zeernbsp;belangrijks te zien, namelijk, hoe hunne voorgangers hetnbsp;stelden in hun sludiekabinet: daar ziet men er een bezig metnbsp;een diepzinnig opstel te boek te brengen: in de eene handnbsp;heeft hij zijne .schrijfstift en in de andere hel wastafeltje,nbsp;waarop hij zijne denkbeelden ingrift. Naast hem zit een diepdonker op een papyrusrol te luren; ook geleerde vrouwennbsp;doen zich hier evenzoo voor. Men vindt er pennen, inkt ennbsp;inktkoker, met papier van allerhande soort, en op dal papiernbsp;eenige heel en half voltooide zinsneden, met soms een woord,nbsp;hier en daar, doorgeschrapt. Op ons verzoek rnogten wij eennbsp;en ander in de hand nemen, en konden ons alzoo overtuigen,nbsp;dal het ongedierte minder eerbied voor de oudheid koestert,nbsp;dan de lijd. De boekworm had ook dit papier niet gespaard^nbsp;maar was, tol straf zijner roeklooze vernielzucht, met hel papier-zelf verkoold ! Voor wie een boekenkas zou verlangen, zoo alsnbsp;die in de eeuw van Augustus was ingerigt, hij kan er hier eennbsp;model van vinden, ingeicgd met kleurhout, zilveren brons,nbsp;zóó fraai, dal de beste schrijnwerker dit werk maar moeilijknbsp;zou kunnen verbeteren.

Wij zeiden de wetenschap vaarwel, om nu de aandacht

-ocr page 684-

674 BUT DRIEVOC0IG ROME.

op eene en andere koopwaar of winkeljjoederen voor een poos te vestigen. Wilt gij lampen koopen en wel bepaald rnetnbsp;twee pitten , dan hebt gij daar het uithangbord van den man,nbsp;die ze verkoopt: een ossenkop met eene ontzettend groote lampnbsp;er boven op, in den trant zoo als nu nog onze winkeliersnbsp;wel gewoon zijn, een monslerhandsehoen of een reuzenlaarsnbsp;tot uithangbord aan hunne deur Ie hangen. Men vindt hiernbsp;in het magazijn lampen en luchters van aardewerk en vannbsp;brons in allerlei grootte en vorm, verglaasd en niet verglaasd.nbsp;Lampen op een voet, of zonder voet, al of niet met bas-reliefs versierd, ja, zelfs eene, waar de pit nog in zit. Dubbel staat men hier verwonderd, namelijk, over de keurigheid van den arbeid, en over de gelijkvormigheid dier oudenbsp;luchters met de onzen. Begeert gij lantaarnen, zoo is hetnbsp;moeilijk, om er sierüjker en hechter van stuk te vinden dannbsp;die hier uit Pompeji werden aangebragt. Sommige hebbennbsp;lot handvat een fraai bewerkten tijger- of leeuwenkop, anderenbsp;zijn gevat in hoorn, of in een soort van harden , doorschij-nenden kalksteen, zoo lot matiging van het licht, als om nietnbsp;gebroken te kunnen worden.

Zoekt gij olie of ouden wijn, zoo treedt slechts het ThermopoUum binnen, daar liggen ze beiden in volle vaten,nbsp;en mogt gij vreezen, dat de koopman u misleiden zou, zoonbsp;ligt er schaal en maat en gewigt, te uwer dienste, bij. Denbsp;staf, waarmeê nu nog de Napolitanen de vloeistoffen pijlennbsp;en wegen, zijn volkomen naar het oude model van Hercula-num en Pompeji ingerigt. Daar ligt ook de romeinsche duimstok , die van been vervaardigd is; benevens nog andere maatstaven, destijds in gebruik. Het hier voorhanden gewigt isnbsp;van steen of lood; op de laatst bedoelde soort leest men aannbsp;de eene zijde: Eme; « koop, » en aan den anderen kant:nbsp;ffabebis-, « gij zult het hebben,» welke opschriften eeni-

-ocr page 685-

67b

VOLKSLEVEff.

germate overeenkomen met wat men nu nog wel eens hier of daar te Napels als uithangbord vindt geplaatst:- van daagnbsp;voor geld en morgen voor niet.

Doch gij zijt ziek, en, in plaats van spijs of drank, hebt gij geneesmiddelen noodig; de apotheek is bij de hand. Daarnbsp;staat een klein fraai kastje vol van allerlei geneeskandig kruid,nbsp;benevens een rol, om pillen te vervaardigen, waartoe nietnbsp;alleen het deeg nog voorhanden is, maar waarbij gij zelfsnbsp;de gemaakte pillen vinden kunt. Moet gij welligt eene ofnbsp;andere heelkundige behandeling ondergaan, moet u een tandnbsp;getrokken of een been afgezet worden, de werktuigen voor dennbsp;chirurgijn ontbreken er niet: gij vindt daar behalve den gewonen heelmeesters-zaktasch, ook nog in sierlijke doosjes,nbsp;bij zijne instrumenten, de verschillende zalven, die noodignbsp;zijn tot hel dagelijksch heelkundig gebruik. Moet uw paardnbsp;adergelaten worden, zoo behoeft gij geen oogenblik te wachten op wat de veearts daartoe noodig heeft; zelfs aan goednbsp;bewaard gebleven pluksel is er geen gebrek. De chirurgischenbsp;instrumenten, welke men te Pompeji gevonden heeft, worden nog heden ten dage bewonderd door de mannen van hetnbsp;vak: zij laten in volledigheid, sierlijkheid, ja, rijkdom vannbsp;bewerking niets te wenschen overig.

Wanneer men zoo lang op reis is, is hel noodzakelijk, dat men zijn linnen verschoone, en wij wenschlen het nunbsp;wel eens te laten wasschen, zoo als Augustus, Titus, Noniusnbsp;of Manatius-Faustus dat lieten doen. Reeds wierpen wij eennbsp;oog op het openbare waschhuis, op den groeten waschkelet,nbsp;en op al die verschillende vertrekken, waar het linnen werdnbsp;gereinigd en gedroogd; doch, wanneer dit ook al niet voldoende zijn mogt, om over die aangelegenheid volkomennbsp;juist te oordeelen, dan vinden wij nu hier eene fraaije, uilnbsp;voerige fresco-schilderij, in den lijd-zelven vervaardigd, en

-ocr page 686-

676 HET BUIEVOUDIG ROME.

die ons deze zaak tol in de kleinste bijzonderheden toe leert kennen. Wij zien daaruit, dat mannen, vrouwen en zelfsnbsp;kinderen zich met dit belang:rijk huiswerk onledige hielden.nbsp;De een haalt het linnen uit de waschkuip, en brengt hetnbsp;onder eene pers, om er het water uit te drukken; er staatnbsp;eene lamp met een oliekruik bij, teneinde, zoo noodig, dennbsp;arbeid ook in den avondstond te kunnen blijven voortzetlen.nbsp;Een ander brengt het lijnwaad aan dé waschvrouwen, omnbsp;hét door te halen in tóbben van metaal. Sommigen houdennbsp;zich bezig met het zamenvouwen, anderen met het uitspreiden .van het gewasschen linnen, of brengen de droogrekkennbsp;aan, die er eveneens uitzien, zoöals wij die thans nog kennen; terwijl enkelen bezig zijn, om onder den arbeid metnbsp;elkander te schertsen, ziet mén de opperwaschvrouw aan eennbsp;klein meisje j dat ér zeer schrander uitziet ^ een rol linnennbsp;overgeven: het kind luistert aandachtig naar wat de meestefésnbsp;daarbij vertelt.

Nadat wij thans met de stad en met hare bewoners een weinig nader kennis hebben gemaakt, zouden wij nu ook nognbsp;wel eens een uitstapje naar buiten kunnen doen, hetgeen onsnbsp;te minder moeite kost, dewijl wij daarvoor niet eens het museum behoeven te verlaten. Gampanië’s schoone vruchten zijnnbsp;sedert Pompeji’s verwoesting volstrekt niet veranderd, gelijknbsp;men zien kan, zoo uit die er hier zijn afgeschilderd, als doornbsp;die er volkomen goed worden bewaard. Het begieten van dennbsp;tuingrond geschiedt nu nog even als toen ter tijd op dezelfdenbsp;wijze. De hovenier-zelf, dien gij eiken morgen op hetnbsp;yl/e/ ca/o-plein met zijn ezel ter markt ziet komen, is nognbsp;juist zoo als de landman, wiens beeld gij hier afgeschil-derd vindt. De dag, als het varken geslagt wordt, is thansnbsp;nog, even als in de dagen van Pompeji, voor het landvolknbsp;een feest. De akkerbouw is nu nog, even als toen Augustus

-ocr page 687-

VOLKSLEVEN. 677

daar leefde, aan dezelfde regelen onderworpen gebleven, en de Pompejers ploegden toen ter tijd de akkers niet andersnbsp;dan de Campaniërs nu. Ten bewijze liggen daar al hunnenbsp;gereedschappen, ploeg, egge, houweel, schup, vork, hark ennbsp;spa, met een woord, al het gereedschap van den akkermannbsp;uit dien, even zoo als uit dezen tijd.

De herders zijn van de boeren moeilijk te scheiden. Dat fresco schilderij, van achttien eeuwen her, vertoont ze u,nbsp;zoo als ze toen waren, en thans in het schoone land vannbsp;Napels nagenoeg nog zijn. Zij volgen hunne kudde, dienbsp;daar in de grazige vlakte dartelt; twee herdersknapen melkennbsp;eene geit, wier melk door hun makker in een pot wordtnbsp;opgevangen, terwijl anderen bezig zijn met kaarnen en denbsp;ricotla te maken, waarop thans nog de Napolitanen, even alsnbsp;de Romeinen, zoozeer belust bleven; zij leggen die in eennbsp;korfje, gelijk er in het museum ook nog voorhanden zijn, ennbsp;als voorwerpen van belang zorgvuldig worden bewaard. Gindsnbsp;ziet men een anderen herder op de schalmei spelen. Wanneernbsp;dit instrument, eenvoudig uit riet zamengesteld, den land desnbsp;tijds ook al niet kon weerstaan, dan vindt men toch de zakpijpnbsp;in brons en been gezet, hier ter plaatse nog aanwezig, of-.schoon de eigenlijke doedelzak, die uit leder vervaardigdnbsp;was, teloorging; hel koperen kettingje, waarmeè de schalmei den herder om den hals hing, is echter nog bewaardnbsp;gebleven, eveneens als de klokjes of belletjes, die in Titus’nbsp;eeuw door de hamels, de ossen en de koeijen om den neknbsp;gedragen werden. Dat geklingel heeft nog denzelfden toon,nbsp;zoo als gij dien eiken morgen verneemt, wanneer de herdersnbsp;met hunne kudden de straten van Napels door trekken, ennbsp;in hel voorbijgaan van uw venster u wekken uit den slaap.

Bij het zien der laatstbedoelde voorwerpen gevoelden wij ons verpligt, om den beroemden dichter der Ecloga regt

-ocr page 688-

678 HET DMEVOCmO ROME.

te laten wedervaren; wij hadden namelijk altijd gedacht, dat de herders van Virgilius slechts denkbeeldige wezens waren,nbsp;wier gewoonten, zeden, vermaken en taal geteeld werdennbsp;in het brein yan den romeinschen poeet; doch, dit is volstrekt of althans nagenoeg het geval niet : wanneer Virgiliusnbsp;de grot der Sibyl en het Averno-meer beschrijft, dan magnbsp;noen hepa evenzeer voor een geograaf honden, als voor eennbsp;historieschrijver , wanneer hij ons het herdersleven in zijnenbsp;lieflijke zangen njaalt.

III. Huislijk leven.

En hoe nu was het gesteld aan den huislijken haard dier bevolking, welke wij thans reeds in de tempels, innbsp;de stad en op het veld hebben gade geslagen ? Welke warennbsp;hare gebruiken, haar huisraad, dat.alles, waarvan zij zichnbsp;uit weelde of uit noodzakelijkheid bediende ? Die vraag dernbsp;nieuwsgierigheid is geraaklijk te beantwoorden. Al dadelijknbsp;kunnen wij hier kennis maken met de spelen der kinderen,nbsp;waarvan men ginds eenige groepen ziet afgebeeld; sommigennbsp;lagchen, terwijl, naar gewoonte, anderen huilen; de een mokt,nbsp;de ander dartelt, en een derde streelt eene kat. Een troepnbsp;jongens en meisjes bikkelen, en die bikkels zijn hier nietnbsp;slechts geschilderd, maar ook in werklijkheid voorhanden:nbsp;men zou er zoo goed me.ê kunnen spelen, als er voornbsp;achttien eegwen meè gespeeld geworden is. Zoo ook vindtnbsp;men hier nog al hel benopdigde voor het kaats- en werpspel, dat Pompeji’s jeugd, niet minder dan thans de onze,nbsp;in gedurige beweging bragt; en, schoon het gehoornde cnnbsp;gebaardlokte tweespan ook al niet meer te vinden is, zoonbsp;staat hier toch nog de fraai in brons bewerkte bokkenwagen,nbsp;op vier wielen, voortdurend te prijk, en wel, zeer zeker,nbsp;stnaakvoller dan wij zulk voertuig in onze dagen meermalen

-ocr page 689-

G79

HUISLIJK LEVEN.

door de knapen onzer grroote sleden met fierheid door de slralen zagen om- en rondgevoerd.

Doch de lijd van uitspanning is voorbij, en ook voor de kinderen is er een lijd van werken: slaan wij ze dannbsp;bij den arbeid een oogenblik gade. Hebt gij, bij geval, eennbsp;schoeisel,noodig, zoo vraag het dien jongen schoenmaker,nbsp;die daar zoo ijverig bezig is; — of begeert gij eene kas ofnbsp;eenig ander meubelstuk, dan hebt gij het slechts bij diennbsp;jeugdigen schrijnwerker te bestellen. Doch , wat regt zonderling is, de kinderen hebben overal ter wereld eene neiging lot nabootsing van alles, wat zij zien doen, en dikwerfnbsp;eene bijzondere zucht, om kerklijke plegligheden te verloo-nen. Ook bij de kinderen van Pompeji was dal laatste hetnbsp;geval; de religie is den rnensch als van kindsbeen af, naarnbsp;het blijkt, ingescherpl, en zoo ziet men dan hier drie knapennbsp;bezig met een plengoffer op een monument uit te storten,nbsp;terwijl anderen eene volkomen offerande vertoonen; daartoenbsp;zijn in het museum voorhanden mesjes, schaaltjes, vaasjes,nbsp;met een woord, al het tempelgerief, dat voor dergelijkenbsp;plegligheden gebezigd werd, en alles, tot kindergebruik, innbsp;het klein nagemaakt.

Van de kinderen gaan wij thans tot de volwassenen over. Om niet te gewagen van de overbekende karikaturen dernbsp;Ouden, die als fresco’s in de verschillende huisvertrekkennbsp;gevonden werden, zal ik alleen van de meubelen en hetnbsp;gewone huisraad spreken. In den kelder liggen lal van graauwe,nbsp;langwerpige vaten {jitmphoi'ae) met naauwen hals, en vannbsp;een of twee handvatsels voorzien; ze zijn meest van onverglaasd aardewerk en bevatten olie, wijn, en andere likeuren.

In gindschen pot met ai die kleine gaatjes, het Glirariurn genoemd, bewaarde men levende marmotten , om ze te mesten, en daarna te eten. Hier staat een vat met koren, met ha-

Drievoudig Rome. • II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;^7

-ocr page 690-

680 HET DIUEVOODIG BOME.

ver, en met boonen, alles nog? zóó goed bewaard, dat men er terstond meè zou kunnen zaaijen. Ginds hebt gij vijzelennbsp;met stampers, potten met deksels , een olie-en azijnstel, ennbsp;tafelglazen met het uitlokkend opschrift: Bihe^ amice^nbsp;de meo ! « Drink, vriend, van wat er in mij is. » Ondernbsp;die drinkglazen vindt men er fijn-geslepene van verschillendenbsp;kleur, sommige met een, en vele met twee handvatsels.nbsp;Die kleine blaauwe kopjes, welke gij daar ziet, zijn nognbsp;nooit gebruikt geworden; zij stonden, tijdens de uitbarsting,nbsp;juist ter verzending gereed, en werden zorgvuldig ingepaktnbsp;gevonden, twee aan twee in elkaêr gestoken, en vervolgensnbsp;telkens met een dunne laag van stroo opgestopt, evenzoo alsnbsp;onze tegenwoordige porcelein- en glasverkoopers nog gewoonnbsp;zijn te doen.

In onze verlichte eeuw heeft men, ik weetniet, hoeveel brevetten van uitvinding voor spaarovens of spaarkagchels aangevraagd; maar nu is het, in de daad, merkwaardig om hiernbsp;te zien , van hoe hoogen ouderdom die zoogenaamd nieuwer-wetsche ontdekkingen zijn. Het Bourbons-museurn levert eennbsp;kookoven {cuisiniere) op, juist zóó, als wij dien in onzenbsp;keukens kennen, en waarin men verscheiden spijzen gelijktijdig bereiden kon; het eenig onderscheid bestaat daarin,nbsp;dat dit keukenfornuis van brons is, terwijl de onze slechtsnbsp;van grof gegoten ijzer zijn. Vooruitgang! — Regts en linksnbsp;blinken de ketels en braadpannen u tegemoet; meestal zijnnbsp;ze van binnen vertind. Voorts staan daar de taartenpannen,nbsp;schuimspanen, pook, tangen schop, kortom, een volkomennbsp;keukengerief.

Verlangt gij te weten, van wie de schoone vaas is, die daar op eene console staat ? Het opschrift geeft te kennen,nbsp;flat zij aan Mevrouw Camelia Schelidon [Cameiiae Scheli-doni) toebehoorde. Het spijt mij, dat ik u betreklijk deze.

-ocr page 691-

«

G81

HmSLtjK LEVEN.

zeker smaakvolle Pompejische dame geene bijzonderheden meêdeelen kan. —• De groole waterketel, die naast deze vaasnbsp;staat, verdient bijzondere opmerking: door middel van denbsp;daarin gestoken dubbel-kraan, heeft men gelegenheid, omnbsp;zich tweeledig te bedienen, hetzij van kokend water, of welnbsp;van een treksel van zekere bloemen en planten, die in hetnbsp;onderste gedeelte er van geplaatst werden.

Het fornuis^ waarop die kookketel staat, is vierkant en met een hek in den vorm van een muurwerk omgeven,nbsp;dat eene vesting met torens en schietgaten voorstell. Ooknbsp;het keteldeksel heeft de gedaante van een torentje, datnbsp;opengestooten wordt, zoodra het water kookt, en waarlangsnbsp;dan de overtollige stoom zich van uit den ketel naar buitennbsp;verwijdert.

Zeker is het eigenaardig, dat wij ons van uit de keuken naar de eetzaal (hel Triclinium) heen begeven. De tafelnbsp;staat gedekt en met tvvee-en-zeventig stuks zilverwerk vannbsp;allerlei aard toegcrust; de vorken, lepels , borden en sehotelsnbsp;zijn ongeveer aan de onzen gelijk ; alleen de vorken hebben eennbsp;regt hecht, en de vrij groote drinkglazen zijn van twee hand*nbsp;vatsels voorzien, waaruit men het besluit zou kunnen trekken,nbsp;dat de Ouden gewoon waren , een goeden teug bij het maal tenbsp;drinken , en hunne bekers ligtlen met twee handen te gelijk.nbsp;Maar nu de spijzen? Ziehier, vooreerst, meel en voorts gist,nbsp;in een handdoek geknoopt, daar het teekenmerk nog aan isnbsp;te zien; dan een brood, met den naam van den bakker ernbsp;op: Eris. q. Cram. Re, Ser. ; vervolgens pasteitjes en beschuit; alsmede tarwe, gierst, rogge, rijst, zemelen, eikels,nbsp;boonen , erwten, linzen, amandelen, kastanjes, noten,nbsp;uijen, dadels, vijgen; in een bokaal olie, die, warm gemaakt,nbsp;nog vloeibaar wordt, vleesch, in een zilveren braadpan, en.nbsp;eindelijk, versche eijeren.... van twee duizend jaar oud! Al deze

i.


-ocr page 692-

682 HET DRIEVOUDIG ROME.

zaken, die tot de dagelijksche huisbehoefte behooren, bevinden zich daar zóó, gelijk rnen ze gevonden heeft, meestal in dezelfde aarden, bronzen of zilveren vaten, waar de rampzalige bewoners van Herculanum en Pompeji ze, zoovele eeuwennbsp;geleden, in hadden neérgelegd.

Wat nu de voorwerpen van weelde belreft, hun getal is legio, en, wat den rijkdom der stof en de schoonheid dernbsp;bewerking aangaat, zoo evenaren, ja, overtreffen ze nietnbsp;zelden alles, wal wij hel schoonst en keurigst van dien aardnbsp;bezitten. In de vrouwenwereld is de ijdelheid overoud, ennbsp;ook de dames van Pompeji schijnen er ruimschoots meênbsp;bedeeld te zijn geweest. Gouden armbanden in slangenvorm,nbsp;voor boven den elboog en onder aan de pols; gouden halsketenen, met edelgesteenten, cameën van onschatbre waarde,nbsp;benevens nog een aantal andere toilelsieraden, getuigen hiernbsp;voor de eeuwenoude opschikzucht van ’t vrouwlijk geslacht.nbsp;Tijdens ons bezoek in het museum vonden wij daar dan ooknbsp;dames genoeg, die hare bewondering luide bol vierden, ennbsp;niets minder verlangden dan in de gelegenheid te wordennbsp;gesteld, om zich een paar armbanden of een halssnoer tenbsp;kunnen aanschaffen naar Pompeji’s laatslen smaak!

Terwijl het schoon geslacht zich verlustigde in de beschouwing van wat Eva’s zuidelijke dochters vóór twintignbsp;eeuwen had gestreeld, wilden wij den laatsten steen leggennbsp;aan het door ons ópgetrokken gebouw der beschaving vannbsp;dit zoo droevig uitgestorven geslacht, door, namelijk, ooknbsp;nog een blik te werpen op den dood, en de plegligheden,nbsp;die door de Pompejcrs daarbij in acht genomen werden. Hiernbsp;vertoont zich de lijkstoet voor ons oog, rnet de gehuurdenbsp;tranenplengsters en de beelden der familie voorop, gevolgdnbsp;door het Silicernium ^ de lijkbus, die de asch van dennbsp;overledene omvatte. De bas-reliefs van hel mausoleum gelui-

-ocr page 693-

HUISLIJK LEVEN. 683

gen van wat de ontslapene eenmaal verrigtte; een weinig verder op, is het Triclinium der dooden, het lijkmaalver-trek, waar eene schaar van Pompejers, op de gewone tafelbedden uitgestrekt, aanligt rond den disch , bij het dooden-maal, toegewijd aan de nagedachtenis van hen, die hun doornbsp;den dood werden ontrukt. En, opdat nu dit tafereel zichnbsp;niel enkel bij een verbeeldingspel bepalen moge, zoo zie daarnbsp;ginds in werklijkheid die dooden van vóór achttien eeuwen,nbsp;mummies, aan de grafrust onttrokken, geraamten, zwartnbsp;als kool, en nog zelfs met eenig haar op den schedel !

En zoo dan nu liep onze togt, te midden der heidensche oudheid, in de bouwvallen van Baja aangevangen, voortgezetnbsp;in de stad Pompeji-zelve, en thans in de galerijen van hetnbsp;Bourbons-museum vervolledigd, ten einde. Welken indruk nunbsp;hebben wij daarvan behouden? Bij hel gezigt dier huizen,nbsp;dier meubelen en dier gebruiken, mag men zeggen: er isnbsp;niets nieuws onder de zon; immers, ofschoon er nagenoegnbsp;twee duizend jaren sedert zijn verloopen, is dat alles nognbsp;bijna even zóó, als thans de mode heet. Wat was, is, ennbsp;wat is, zal eenmaal zijn! Ineen kring besloten, waarbuitennbsp;niemand zich willekeurig kan begeven, loopt de menschnbsp;steeds voort, om, ten slotte, toch immer op zijn aanvangspunt weêr te komen. Wat hij gisteren wist, is hij hedennbsp;vergeten, doch morgen vindt hij het terug, en nu houdtnbsp;hij bet voor eene ontdekking, waarop zijn waan zich nietnbsp;weinig verheft. Ten aanzien der kunsten, met betrekkingnbsp;tot bouwwerken, en in het stuk van weelde dingen de Oudennbsp;nog met ons naar den prijs, en dragen daarbij niet zelden dennbsp;lauwer der overwinning op ons weg. De oorzaak hiervan isnbsp;tweeledig: eensdeels ontbreekt ons hun rijkdom, en anderdeelsnbsp;missen wij daartoe den slaventoestand der oude wereld. Maarnbsp;onder den schiltrenden sluijer dier tot boven de wolken toe

57

-ocr page 694-

C84 HET DRIEVOUDIG ROME.

verheven sloflijke beschaving der heidenen, ontdekt het oog eene wereld, door zelfzucht verknaagd, door brooddronkenheidnbsp;uitgeput, en zoodanig afschuwlijk door gruweldaden vannbsp;allerlei soort, dal de herinnering-alleen den christen verbleekennbsp;of hem het schaamrood in hel aangezigt stijgen doel overnbsp;de diepe vernedering, waarin zijn natuurgenoot vrijwillignbsp;lag verzonken. De tastbare bewijzen dier ongelooflijke verbastering van den mensch zijn hier voorhanden, en als 'tnbsp;ware bewaard gebleven, niet slechts ten waarmerk der schriftennbsp;zoo van de heidenen-zelven, als van de kerkvaders, die hetnbsp;tafereel der romeinsche zeden ons schetsten, maar tevensnbsp;ook om den ontstelden reiziger te bewijzen, dat die schrijvers nog niet alles hebben gezegd , en ook niet alles hebbennbsp;kunnen zeggen. Tegenover deze onwraakbare getuigen vannbsp;een snood verleden, looft en dankt de christen, uil volnbsp;gemoed, God, wiens oneindige barmhartigheid hel aangezigtnbsp;der aarde vernieuwd heeft; en, terwijl dal dankgebed, innbsp;aanbidding van ’s Hemels vreeslijke geregligheid, ten boezemnbsp;uilstijgt, zoo gaat daarmeê tevens dit woord gepaard: wanneernbsp;de kunsten, de eeredienst, de schouwspelen, de heerschendenbsp;gewoonten uitdrukken wal en hoe een tijdvak, een volk ennbsp;eene stad is, dan, ja, verdienden Herculanum en Pompejinbsp;de ontzettende tuchtiging, waardoor beiden zijn weggevaagdnbsp;geworden !

-ocr page 695-

BE VESUVIUS. G85

34 FetoruariJ»

De .Vesuvius. — Resina. — De Hermitage. — Herinnering aaa Spartacus eu aan Plinius. — Een togt naar de kruin van dennbsp;Vesuvius. — Afdaling in den krater. — Vruchtbaarheid vannbsp;vulkanische bodems. — Herculanum. — Portici. — De Corri-colo.

Teneinde de nuttige les, welke Herculanam en Pompeji geven, volledig te maken, bleef ons nog over, om den Vesuvius te bezoeken, den vreeslijken volvoerder van het oordeelnbsp;Gods, die cene gansche bevolking, om der ongeregligheidsnbsp;wille, verdelgde, en de luids|)rekende gedenkleekenen diernbsp;ontzaglijke tuchtiging nog bewaard deed blijven, tot ernstigenbsp;leering, zelfs van het versie nageslacht. Vroegtijdig meldennbsp;spoortrein van Caslellamare vertrokken, waren wij, in twintig minuten, te Resina, een klein dorp, waar men dennbsp;Vesuvius bestijgt. Tol hel bekomen van gidsen, vervoegt mennbsp;zich bij de gebroeders Salvalori. Deze familie, wier naam-alleen reeds vertrouwen inboezemt, had, van vader tol zoon,nbsp;steeds het privilegie, om de reizigers bij hel bezoek van dennbsp;vreeslijken berg te mogen vergezellen. Nog zeven anderenbsp;familiën, die mede allen gratis fransch hebben leeren spreken , zijn lot dat zelfde geleide geregligd. Nadat wij hel overnbsp;de voorwaarden eens geworden waren, namen wij een kleinnbsp;ontbijt, en bragt men middelerwijl de ezels, die er ons heennbsp;zouden voeren, in gereedheid. Ieder onzer schafte zich dennbsp;benoodigden bergslaf aan, en zoo nu trok de karavane opnbsp;reis, met den gids voorop, terwijl, te midden in en achternbsp;aan, een twintigtal lazzaroni, groot en klein van stuk, volgde,nbsp;om onze lastdieren, hetzij bij den kop of wel bij den staartnbsp;te houden, en ze voorts, als wij zouden afstijgen, in bewa*

-ocr page 696-

686 HET DRIEVOÜDIO ROME.

ring te nemen; anderen droegen korfjes met oranjeappels, als ook met enkele flesschen lacrima Christi er in. Aangeziennbsp;dit volkje het leegloopen {farniente) bijzonder voorstaat, zoonbsp;wandelde nog eene gansche schaar daarnevens, met geen andernbsp;doel dan, om onze Excellentién door hun gebarenspel ennbsp;vrolijk gesnap den weg aangenaam te verkorten; tenminstenbsp;zóó deden zij het voorkomen; doch, daadwerklijk trachttennbsp;zij ons, stap voor stap,door allerlei geleerde, wetenschaplijkenbsp;en artistische aan* en opmerkingen te doen begrijpen, dat hunnbsp;gezelschap voor ons van het grootste belang was, en wij onsnbsp;in gemoede wel verpligt mogten rekenen, om hunne hoogst-gewigtige diensten door ettelijke tornesi naar waarde tenbsp;beloonen.

Op een half uur afstands van Resina, begint het schoone plantsoen van wingerd en olijven op te houden, en nemennbsp;de hagehwitte villa’s met hare omheining van louter oranje-boomen een einde. Het bergpad wordt meer en meer steil;nbsp;de rotsachtige weg slingert vrij lastig tusschen en over zwarenbsp;lavabrokken heen naar eene afzigllijke woestenij, en weidtnbsp;het oog nu over eene sombere natuur, die des te akeligernbsp;zich voordoet, naarmate er hier en daar nog eene enkelenbsp;plek tusschen in uilkomt, die aan de algemeene verwoestingnbsp;onttrokken schijnt te wezen. Weldra is men van alle kantennbsp;door zwart verkoolde of verglaasde lavalagen omringd, dienbsp;den eigenlijken voet van den Vesuvius uilmaken, wiens kruinnbsp;zich daar omhoog vertoont als de schoorsteen van een ontzaglijk groot stoomwerktuig, en zich dertien honderd voetnbsp;boven de oppervlakte der zee verheft. Intusschen vindt mennbsp;toch te midden dier woestijn eene Oase, een lustoord, denbsp;Hermitage genaamd, of ook wel bet HMel der drie Olmennbsp;geheelen. Het is een klein huis, waarin een priester metnbsp;verscheiden karabiniers gevestigd is. Pater Thomas, wien wij

-ocr page 697-

HERINNERING AAN SPARTACUS EN AAN PLINIL’S. 687

door een zijner vrienden aanbevolen waren, bevond zich, ongrelukkiger wijze, niet daar, en in Zijne plaats werden wijnbsp;dus door een bediende ontvangen, die genoeg bij de hand,nbsp;maar wel een weinig praatziek was. Van deze hoogte af,nbsp;heeft men een verruklijk vergezigt over het napolitaanschnbsp;panorama, zoo als zich dit tegenover dal bij het Camaldu-lenzer klooster opdoet.

Inlusschen werpen twee zeer treurige herinneringen óók nog een zwarten sluijer over dit doodsch tafereel. Omstreeksnbsp;het jaar van Rome’s stichting 686, zal een inThracië geborennbsp;slaaf te Capua gekerkerd, met nog drie of vier duizendnbsp;andere ongelukkigen, die, even als hij, tot een offer voornbsp;het bloedig arnphithealerspel waren bestemd. In zekeren nachtnbsp;weel hij Ie ontsnappen, en ziet men hem weldra aan denbsp;spits van een kleinen troep voortvlugtige slaven berg op, bergnbsp;af, eindelijk den Vesuvius genaderd. Stoutmoedig en onverschrokken, maar vooral door de mishandeling der slavernijnbsp;in dubbele zielekracht gestegen, rigt Spartacus tol zijnenbsp;makkers de kernachtige rede, welke de geschiedenis heeftnbsp;opgevangen en geboekt, en die hier nog door de echo’s vannbsp;den vulkaan schijnt herhaald te worden. « üitvaagsels dernbsp;.schepping, zonder naam, zonder vaderland, zonder familie-gedoemd, om onze meesters door barbaarsche schouw'spelennbsp;te verlustigen, of om hunne wulpschheid te voeden ten kostenbsp;van ons zweel en bloed; door hen behandeld als een ras vannbsp;redelooze dieren, wier dienst niet beter waardig is dan denbsp;bloedige zweep, hel brandmerkijzer of hel kruis; ziedaarnbsp;wie en %vat wij zijn I Doch, van ons hangt het af, om datnbsp;lot te veranderen: wij hebben kracht en regt, en zijn sterknbsp;genoeg in getal; Iaat ons den strijd beginnen, en de zegenbsp;zal onzer zijn! » Bij die woorden strekt Spartacus zijne handen ten hemel en naar de zee; zijne makkers heffen hem op

-ocr page 698-

688 HET DRIEVOUDIG ROME.

hunne schilden, en, acht dagen daarna, staan veertig duizend slaven in slagorde geschaard, verdrijven pretors en consuls, en doen hel verwaten l\ome sidderen voor hun verwinnend zwaard. Doch, de ure der vrijheid was voor de wereld nognbsp;niet daar! Vijfjaren later, ksvani Sparlacus^ door Crassusnbsp;verwonnen, bijna terzelfde plaatse slerven, waar hij dennbsp;standaard der emancipatie zoo kloekmoedig opgesloken had.

Wanneer men van dit zelfde terras den blik naar de zijde van Slabia henen slaat, dan meent men nog, van tusschennbsp;een aschregen door, het lijkkleed Ie bespeuren, waarop denbsp;Oude Plinius, door den vulkaanwalm verslikt, zich néér lietnbsp;leggen, na twee glazen frisch water te hebben gevraagd. Nognbsp;meent men de zwavellucht te ruiken, die als ten voorteekennbsp;strekt van de alles verslindende vlam, die daar volgen zou;nbsp;ja, zelfs, schelst de verbeelding ons daar het lijk van dennbsp;groolen naluurvorscher, die hier ter plaatse uit liefde voor denbsp;wetenschap stierf, zoo als Sparlacus er zijn leven ter liefdenbsp;der vrijheid offerde.

Hoe weinig bemoedigend de herinnering aan Plinius ook al zijn mogt, zoo belette zij ons toch niet, om onzen gevaar*nbsp;vollen logt ten einde toe voort te zetten. Buitendien de hemelnbsp;stond effen en de Vesuvius daar volkomen kalm voor ons oog*nbsp;Hadden wij intusschen ook al geene vrees te koesteren voornbsp;den vulkaan, zoo scheen het evenwel, dat de Sgra%atorinbsp;toch niet goed te vertrouwen waren: immers, toen wij denbsp;Hermitage verlieten, begaven zich twee karabiniers vandaarnbsp;tol onze veiligheid met ons tneê op weg. De koning vannbsp;Napels heeft hier dien eenzamen wachtpost verordend, ternbsp;begeleiding der reizigers, welke men aan den voet van dennbsp;Vesuvius anders ligtelijk zou kunnen uitplunderen en ombrengen , zonder dat er iemand in de wereld ooit iels van te wetennbsp;kwam. Eerst gaal men langs een smal pad naar beneden , in een

-ocr page 699-

TOGT NAAR DE KRUIN VAN DEN VESUVIUS. 689

hollen weg, die de Hermitage legen de uitbarstingen van den vulkaan beschut; en vervolgens stijgt men langs ontzaglijkenbsp;lavabrokken wéér opwaarts, naarden voet van den berg heen,nbsp;waar men spoedig daarna aankomt. De krater aan den linkernbsp;kant draagt den naam van Gaulrey , naar een Franschman,nbsp;die er zich in stortte, en wiens lijk, twee dagen daarna,nbsp;door den Vesuvius uiige worpen werd. Dadr is men verpligt,nbsp;om af te stijgen, aangezien de lastdieren niet verder meernbsp;kunnen gaan; en nu moeten de reizigers het steile bergpad,nbsp;bij middel van hun ijzer-gepunlen wandelstaf, zachtkens aannbsp;trachten op te komen. Toen wij een poos geklommen hadden,nbsp;zetten wij ons een oogenblik neder, omadem te halen, ennbsp;een schouwspel te genieten, dat niet van alle belang verstoken is.

Ofschoon ik het dikwerf heb verlangd, zoo mogt ik toch nimmer de groote woestijn van Sahara aanschouwen, noch denbsp;karavanen van Azië of Afrika zich zien legeren te midden vannbsp;het gloeijende zand, evenmin als den zwervenden Arabier,nbsp;die langs de pnmetelijke vlakte zijn ros de sporen geeft, bijnbsp;het narennen van den verdoolden reiziger, dien hij zich tennbsp;prooi gekozen heeft. Moest ik die tafereelen in de werklijk-heid ook al missen, zoo had ik toch hier, een in de daad,nbsp;treffend tooneel ontrold voor mijn oog. Bij den voet vannbsp;het gebergte, namelijk, stonden daar veertig lastdieren, ezelsnbsp;en paarden, met den toom aan in den grond geslagen palennbsp;vastgemaakt. Een dertigtal lazzaroni bewaakten met hunnbsp;negerblik ons voertuig , als wakkere dienaars onzer karavaan,nbsp;terwijl anderen op onze bagaadje het oog hielden. De woestenij,nbsp;die ons omgaf, mogt, voor wat de uitgestrektheid betreft,nbsp;voor die van Sahara moeten onderdoen; doch, in stede vannbsp;zand, hadden wij hier eene onmelelijke asch- en lavavlaklenbsp;onderonzen voet. Zelfs de Bedouinen ontbraken er niet, want,

-ocr page 700-

690 HEÏ DIMEYOtlüIG KOME.

het is {jebruiklijk, dat onder het dienstdoende personeel, dat ,u op dergelijken togt vergezelt, zich meestal een of meernbsp;gaauwdieven bevinden. Eindelijk, even als de karavaan dernbsp;woeslijn zich niet beweegt dan onder bescherming van denbsp;gewapende magt, zoo moglen ook wij in onze wakkerenbsp;karabiniers datzelfde voorregt smaken.

Middelerwijl ik nu zoo in mijn afrikaansch visioen verzonken was, voegden zich ook de laatste achterblijvers onzer bende bij het hoofdkwarlier, en begonnen wij het moeilijknbsp;bergpad ten einde toe te bestijgen. De Vesuvius leverde innbsp;dezen oogenblik een allermerkwaardigst verschijnsel op: evennbsp;als die soort van grijsaards, van wie men zegt, dat zij, innbsp;weêrwil hunner grijze haren, nog een hart in den boezemnbsp;dragen, waar de harlstogt hevig in kookt, zoo ook deed zichnbsp;de oude vulkaan hier voor aan ons oog, met een vernielend vuurnbsp;in zijne ingewanden, schoon zijne kruin overdekt was metnbsp;grijs gestollen sneeuw. Vóór het middaguur hadden wij hetnbsp;doel van onzen togt bereikt. Het bergplat van den Vesuviusnbsp;vormt eene vlakte van een vierde mijl over kruis in het rond.nbsp;Hier en daar ontmoet men langs hel pad lusschen de gloeijendenbsp;asch, waar men over heen gaat, fumorolle, fornuizen ofnbsp;rookgaten, zóó heet, dat men er de hand niet in houden kan;nbsp;terwijl, hier en ginds, eene graauwc lavastof zich vertoont,nbsp;als waren het de beenderen, die lusschen de asch op dennbsp;brandstapel nog overbleven; en dan voorts hier en gindsnbsp;eenige ophoogsels van donkcriroode aardkleur, waaruit, gedurig aan, eene gloeijende lucht omhoog stijgt: overal het beeldnbsp;,van verwoesting, alomme hel leeken van den dood. Ziedaarnbsp;het tafereel, dat zich hier voor de oogen des reizigers, vannbsp;alle kanten , vertoont. Wij slapten in der ijl geheel het berg-vlak rond, daar de hitte van den bodem ons dwong, om denbsp;voeten te reppen, terwijl de zwavellucht ons in de keel sloeg,

-ocr page 701-

AFDALING IN DEN KRATER. 691

en de smook van den krater ons de oogen deed over loopen. Toen wij nu op het punt gekomen waren, dat naar Pompejinbsp;heen ziet, bleven wij een oogenblik staan bij een soort vannbsp;fornuis, naar het scheen, met gesmolten glas gevuld; wijnbsp;slaken er onze wandelstaven in, die er vlammend wcêr uit tenbsp;voorschijn kwamen; papier, of visilekaarlen, even vóór denbsp;opening gehouden, vlogen onmiddellijk in brand. Roekeloozenbsp;mensch! déar onder onze voeten was alzoo een afgrond vannbsp;vuur: slechts één oogwenk was er noodig, om dien bodemnbsp;op te doen splijten, en er ons in te verzwelgen; eene kleine

aardschudding, een onvoorzien naluurtoeval.....niemand onzer,

die daaraan dacht!

Te midden der bergvlakte is de mond van den krater, eene opening van ongeveer twee honderd voel breed en evennbsp;zooveel diep. Het daarin afschouwen, langs die vreeslijkenbsp;vuurwanden, levert een gezigt op, dat het oog vermoeit ennbsp;het gemoed verschrikt. Intusschen zou een bezoek, op dennbsp;Vesuvius afgelegd, weinig Ie belcekcnen hebben, wanneernbsp;men niet in den krater afsteeg. De gids, dien wij daarovernbsp;raadpleegden, opperde, ja, wel eenige bezwaren, maar eindigde toch, met Ie verklaren, dal wij, bij het kalme weder,nbsp;niets te duchten hadden; en, zoo doende, besloten wij, omnbsp;zijn spoor in de diepte naar onder Ie volgen. Door onze langenbsp;wandelstaven gesteund, gingen wij langs den zuidelijken wandnbsp;van hel gloeijend gebergte naar onder, en na tien minutennbsp;gaans bereikten wij, niet zonder moeite, den zoogenaamdennbsp;schoorsteen van den Vesuvius. Te midden van dien afgrondnbsp;is eene wijde opening, waaruit, dag en nacht, eene zwarenbsp;kolom van graauwen rook, zwanger van zwavel- en kalkzuur,nbsp;opdwarlt, terwijl men diep in den boezem der aarde eennbsp;geluid opmerkt, gelijk aan het gonzen van een zwaren smids.nbsp;blaasbalg , of wel de beweging van eene altijd gelijkmatig opnbsp;en neérgaande slingerpomp, zoodanig, dal, bij eiken slag

Drievoudig Rome. —¦ U» Deel. :gt;8

-ocr page 702-

692 HET DRIEVOUDIG ROME.

een rookkolom van vijftien lot twintig voelen hoog in de lucht naar buiten wordt opgevoerd. Gruis en asch, gloeijendnbsp;uitgedreven, worden in de buitenlucht afgekoeld, en stuivennbsp;zoo rondde hoorden van den krater neder, in dier voege,nbsp;dat zij, van lieverlede opgehoopt, eene soort van pyramidenbsp;vormen, die eenige ellen hoog is, en waaraan men den naamnbsp;van schoorsteen gegeven heeft.

Wij stonden een tijdlang, met eenigermate angstige nieuws-, gierigheid, die hellekrocht aan te staren, toen, op eenmaal,nbsp;de wind een volle rookkolom naar ons heen dreef, en eennbsp;onzer reisgezellen nagenoeg doodelijk verslikte: hij storttenbsp;neder, met verstijfde ledematen, de oogen bloedrood ontstoken, en niet meer inslaat, om behoorlijk adem te halen. Innbsp;aller ijl nam men hem op, verwijderde hem vandaar, ennbsp;bragt hem zóó-ver buiten den dampkring des kraters, datnbsp;weêr zuivere levenslucht kon inademen; weldra kwam hijnbsp;dan ook weder tol zich-zelven; doch de vrees voor dat, of voornbsp;elk ander ongeval deed ons besluiten, die gevaarvolle plek onverwijld te verlaten. Innig dankbaar, dal wij er zoo goed warennbsp;afgekomen, en dat ons builen den schrik niets kwaads hadnbsp;gedeerd, stegen wij allen den krater nu weêr uit, en lietennbsp;ons langs een lavapad, met een voet hoog asch oversloven,nbsp;vervolgens naar beneden glijden, wel te verslaan, al schuivende met onze voelen, dusdanig, dat ons schoeisel, toennbsp;wij aan den voet van den Vesuvius gekomen waren, er zoonbsp;vreeslijk verbrand en vernield uilzag , dat wij er ons zeker nietnbsp;meê naar Napels terug zouden hebben durven begeven, wanneer wij dien logt anders dan op een paard of muilezel zoudennbsp;hebben moeten doen. Gelukkig derhalve , dat onze trouwe lastdieren ons aan den voet van den berg reeds stonden in te wachten , teneinde ons naar de Hermitage terug te brengen, waar wijnbsp;onze karabiniers vaarwel zegden, om twee uren later in Resinanbsp;weêrgekcerd te zijn.

-ocr page 703-

693

VRDCHTBAARHEID VAN VULKANISCHE BODEMS.

ïn weêrwil der reglmalige vrees, welke de Vesuvius inboezemt , en ten spijt der verwoestinjjen, welke hij, reeds zoovele eeuwen lanlt;f, aanrigt, is men toch verpligt, om, na hemnbsp;bezocht te hebben, óók aan zijne weldadige werking huldenbsp;te brengen. De asch, waarmeé hij geheel den omlrek alsnbsp;overdekt, is dusdanig vruchtbaar, dat, zoo ver die bemestingnbsp;rijkt , de bevolking tot vijf duizend zielen op de vierkantenbsp;mijl steeg, en die allerverruklijkste landdouw, daarenboven,nbsp;alle soorten van land- en tuinbouw met het beste gevolg toelaat,nbsp;zóó, dat er het graan acht en tien dubbel gedijt, terwijl,nbsp;naar romeinsch gebruik, de grond oogenbliklijk na iederennbsp;oogst wéér met een andere soort van veldgewas, dan wat ernbsp;zoo even stond, bezaaid wordt. De vruchlboomen dienen tevensnbsp;den wingerd tot stut, en in den herfst verzamelt men hunnenbsp;bladeren tot wintervoedsel voor het vee; tusschen de olmen in,nbsp;groeijen meloenen, welke men verkoopt, alvorens daarvoornbsp;in de plaats koren wordt gezaaid, dal, na geoogst te zijn,nbsp;wederom vervangen wordt door boonen of klaver, welk laatstenbsp;gewas, eiken morgen, door kinderen, tot voedsel voor denbsp;koeijen, met een sikkel gesneden wordt. In de lente plantnbsp;men er maïs in de plaats der klaver of van de boonen; wanneer dit koren geoogst wordt, houdt het landvolk feest:nbsp;immers, de maïs is het voornaamste voedingsmiddel van iedernbsp;huisgezin. Vervolgens wordt de grond weêr omgewerkt teneinde er graan te zaaijen, en na het graan groenten van allerhande soort.

Zoo dan levert deze bodem overvloed op van wijn en vruchten, van graan en groenten, tot voeding van den mensch,nbsp;gelijk ook volop voedsel van bladeren, planten en kruid voornbsp;het vee. Desniettegenstaande is de landman er, over het algemeen , arm, vooral, wanneer de oogst tegen valt. Kommer en gebrek gaan overal met de vruchtbaarheid van den

-ocr page 704-

694 HET DKIEVOHDK; ROME.

grond hier gepaard, uithoofde der overbevolking, welke die vruchtbaarheid aanlokt, zoodat, eindelijk, de grond, innbsp;weêrwii van zijn overvloed, toch niet in staal is, om de alnbsp;te zeer vermenigvuldigde bewoners, die zich er op gevestigdnbsp;hebben, behoorlijk Ie voeden. « Om daarover Ie kunnennbsp;oordeelen, is het genoeg, te weten, dat deze vulkanischenbsp;bodem een gezin van vijf personen voedt met het derdenbsp;gedeelte der opbrengst van vijf morgen lands: een voorbeeldnbsp;van zulk een rijkdom en van zulk eene groole bevolking zalnbsp;men moeilijk ergens elders , tenzij in de Indiën , vinden 1). »nbsp;De grond is, daarenboven, onuilputlijk in hel opleveren vannbsp;allerlei voortbrengselen, als, behalve al hel genoemde, ook nognbsp;van de beste, met die van Portugal wedijverende, oranje-appelen,nbsp;waarbij dan nog komt dein de asch van den Vesuvius gekweektenbsp;Lacrima Christi^ eene voorlreflijke wijnsoort, wier, zeker,nbsp;eenigzins treurige benaming van C/irisfns' tranen den italiaan-schen dichter Chiabrera de volgende geestige verzen in de pen gaf:

Chi fu de’ contadini il si indiscrete.

Ch’a sbigottir la gentc Diede neme doleule

Al vin, che sovra gli altri il ener fa Hete?

Lacrima dunque appellerassi un rise,

Parto di uobilissiina vendeinmia?

Onheblijk, ja, veel méér dan dat,onzinnig hij,

Die zulk een’ droeven naam aan ’tgeestrijk vocht dorst geven, Dat, wie er zich mee laaft, gelukkig maakt en blij:

Neen, noem dien druivetraan veeleer den schalkschen lach, Waarmee de landjeugd telkens ’t oogstfeest vieren mag.

Men kan Resina niet verlaten, zonder een bezoek te brengen aan Herculanum, dat daar zestig voet diep onder de lava begraven ligt. Bij fakkellicht, doorwandelden wij het opge-

1) Lullin de Cbateauvieux, Lettres sur TItalië , p. 2S0.

-ocr page 705-

DE COURICOLO. 69S

quot;raven gedeelte er van, en zoo ontmoetten wij allereerst het theater, dat voor het best bewaarde doorgaat, hetgeen lotnbsp;dusverre is ontdekt geworden. Intusschen schijnt Dio Cassiusnbsp;zich vergist te hebben, wanneer hij beweert, dat de bevolking door de uitbarsting verrast werd onder het bijwonennbsp;eener tooneelvoorstelling: immers, het klein aantal geraamten, in den schouwburg gevonden, pleit genoegzaam daartegen. Wat hiervan ook zij, zoo veel is zeker, dat Herculanumnbsp;eene groole en fraaije stad is geweest, gelijk, onder anderen,nbsp;uit het reusachtig theatergebouw en de ruitne en breede straten, gelijk mede uit het groot aantal hier gevonden papyrusrollen, ligtelijk af te leiden valt. Daarentegen, regtvaardigennbsp;de fresco’s en andere voorwerpen van weelde en eeredienst,nbsp;helaas, maar al te zeer het vonnis, dat eenmaal ook overnbsp;deze stad, even als over Ponipeji, door de hemclsche gereg-tigheid voltrokken werd. In de nabijheid van Herculanum ligtnbsp;de schittrende koninklijke residentie van Portici, waar denbsp;groote weg van Salerno en der beide Calabriën midden doorheen loopt: voorzeker, strekt het den koning van Napels totnbsp;geene geringe eer, dat hij, alleen het openbaar belang raad-plegende, veeleer zijn rustig landverblijf prijs wil geven aannbsp;het gewoel eener drukke heerbaan , dan het gemaklijk verkeernbsp;te storen zijner onderdanen of van de talrijke vreemdelingen,nbsp;die zich gedurig bewegen langs dezen weg. De pracht dernbsp;kolonnadesen de schoonheid van het schilderwerk , dat Porticinbsp;onderscheidt, verdienen in allen deele des reizigers aandacht.nbsp;Na dus een blik geworpen te hebben opa! die pracht en praal,nbsp;rijke schatten van kunst, overal elders, waar ze mindernbsp;algemeen zouden wezen, keerden wij te Napels wederomnbsp;terug, doch niet zonder te hebben opgemerkt en bewonderdnbsp;de talrijke CorricoH^ die hier in alle rigtingen langs de breedenbsp;zerk.steenen van het schoone rijpad heen en wéér snelden.

58

-ocr page 706-

«96 HET DRIEVOUDIG ROME.

De Corricolo is het geliefkoosde voertuig der Napolila-nen. Om ’t even of zij stedelingen zijn of landbewoners, laz-zaroni of burgers, militairen of ambachtslieden, mannen of vrouwen, allen, zonder onderscheid, nemen daarin met evenveel genoegen plaats, en dit wel met tien, twaalf, ja, somsnbsp;zelfs met veertien personen te gelijk, achterop, vooraan,nbsp;binnendn, van-onder,en van-boven , staande, zittende, liggendenbsp;of neêrgehurkt, terwijl zelagchen, zingen of zich onderlingnbsp;onderhouden met een enkel woord, of vooral met de levendigste gebaren, den Napolitaan-alléén eigen, die zich daardoor,nbsp;zonder een enkel spraakteeken, voor de zijnen volkomen verstaanbaar weet uit te drukken, terwijl een vreemde er nietnbsp;het geringste van begrijpt. Wanneer de Corricolo , met zulknbsp;een vrolijk en eigenaardig bont-gekleed gezelschap u daarnbsp;zoo snel voorbij trekt, weel gij, in de daad, niet al te bestnbsp;Ie onderscheiden of hel chinesche schimmen zijn, dan wel eennbsp;wagen met gemaskerde personen.

35 F'eliruariJ.

De Albergo-der-armen. — Karei III. — Benedictus XIV. — Padre llocco. — Napels’ liefderijke zorg voor de verlaten kinderen.nbsp;— Ponti-Bossi. — De kerk van den II. Jauuarius-dcr-armeii.nbsp;— Catacomben. — Cliineescli collegie. — Gesi’i-Vecchio. —nbsp;liet ligchaatn van den II. Clirysautus en der H. Daria. — Denbsp;vestaalschc martelares. — Vroomheid van Napels. — Volkszeden. — Anecdote.

Zoo hadden wij dan onze beschouwing geëindigd der heidensehe wereld , gelijk deze Parlhenope en hare verruklijkenbsp;oevers bewoonde; hare verschillende monumenten waren onsnbsp;thans bekend , te gelijk met al de snoode geheimen van haarnbsp;geesilijk, burgerlijk en huishoudelijk leven, De schrikbrenbsp;vulkaan, waarvan God zich bediende ter uiloefening zijner

-ocr page 707-

DE ALBERGO-DER-ARMES. C97

billijke wraak, werd door ons naauwkeurig in oogenschouw genomen; en dus hadden wij met de oudheid thans onze reke^nbsp;ning gesloten; maar nu bleef er ons nog over, om hel nieuwenbsp;volk er van nabij gade Ie slaan, den nazaat en opvolger van eennbsp;geslacht, dat niet meer bestaat. Zoodra Napels tot bet christendom was overgegaan, legde het van zijn geloof getuigenis af door zijne monumenten , zijne instellingen, zijne wettennbsp;eii zijne zeden. Van zijne drie honderd kerken zullen wij nietnbsp;spreken, maar liever terstond aanvangen met de beschouwingnbsp;zijner gestichten van liefdadigheid.

De Albergo reale de'Poveri trok het eerst onze aandacht in hooge male lol zich. Om er heen te komen, moesten wijnbsp;de groote T’o/ez^o-slraal doorgaan, in wier naaste nabijheidnbsp;zich de Studj bevinden, waar wij binnen gingen, om er denbsp;bibliotheek te zien , die een zeer groot aantal prf«ceps-ediliën,nbsp;en ongeveer drie duizend zeer oude handschriften bevat,nbsp;waarvan het kostbaarste het beroemde autograaf van dennbsp;H. Thomas van Aquino is, bevattende eene verhandeling overnbsp;hel verloog van den 11. Dionysius, den Areopagiter; De coeleslinbsp;Hièrarchia. Oudtijds werd dit handschrift met groote zorgnbsp;in het klooster van den II. üominicus bewaard, en neghedennbsp;ten dage wordt het, ieder jaar, derwaarts overgebragl, om,nbsp;op den feestdag van den H. Kerkleeraar, aan de geloovigennbsp;ter vrome vercering te worden gegeven.

Niet ver van de Studj, dat onvergelijkbaar museum van heidensche oudheden, loont Napels ons, met regtmaligen trots,nbsp;zijn ^/èer^o-der-armen, een der drie grootste liefdadigheids-inrigtingen van Europa. Een koning, een paus en een heiligenbsp;ijverden om strijd voor de stichting van dit schitterend hotelnbsp;der menschlijke ellende: die koning was Karei III, die pausnbsp;Benediclus XIV, en die dienaar Gods Padre Rocco, te Napelsnbsp;evenzeer door zijne welsprekendheid , als door zijne vurige

-ocr page 708-

698 HET DIIIEVOUDIG ROME.

menschenliefcle beroemd. Het ^roolsche denkbeeld, dat de drie Stichters bezielde, was: het ligchaamlijk lijden der armen tenbsp;verzachten, en tevens in hunne geestlijke behoeften te voorzien.nbsp;Het in vergulde letteren voor den hoofdgevel van hel gebouwnbsp;geplaatste opschrift :

REGIUM TOTIES REGSl PAUPEHDM HOSPITIUM.

is, als ’t ware, het kort begrip der vruchtbare scheppende gedachte, welke de sUchlings-oorkonde van den jongen vorstnbsp;ademt in ieder woord, als hij zegt:

« De ijver, die ons bezielt ter verzekering der welvaart van dit koningrijk, gedoogt niet langer, dat wij, met eennbsp;onverschillig oog, al dé wanorde zouden blijven aanzien, dienbsp;door de groolc menigte van armen, in deze volkrijke stadnbsp;opgehoopl, worden aangerigt. Alhoewel er onder die behoef-tigen grijsaards, gebrekkigen, blinden, alsmede een aantalnbsp;zijn, die niet kunnen werken, en wier lot ons het hart metnbsp;medelijden vervult, zoo zijn er echter ook — (en dit getalnbsp;is wel het grootst), die als vagebonden leven, en, terwijl zenbsp;sterk en kloek zijn, enkel dadrom blijven bedelen, teneinde met opzet een vadsig en ongebonden leven te kunnennbsp;leiden. Zoo zijn er ook weezen en verlaten kinderen , die, aannbsp;het bedelen gewend, zonder de minste christlijke opvoeding,nbsp;of zonder zich lol eenige broodwinning te bekwamen, nietnbsp;slechts nutlooze wezens, maar, daarenboven, booswichtennbsp;worden, schadelijk voor de maatschappij. Dien ten gevolge, uitnbsp;een gepast medelijden met de eerstgenoemden , en door dennbsp;pligt genoopt, die ons is opgelegd, om de laatstbedoelden tenbsp;verbeteren, hebben wij besloten, in deze hoofdstad te stichten een algemeen liefdehuis voor de armen van beide kunnenbsp;en van eiken ouderdom, en daar te vestigen een passendnbsp;onderwijs in de nuttigste en noodzaaklijksle arhbachlen en

-ocr page 709-

KAREt Ui.


BENEDICTCS XlV.


6»9


kunsten der zaïnenleving;, opdat zulk eene stichting; aangenaam zij in de oogen van God, en eene weldaad worde voor de stad en het koningrijk 1).

Intusschen was er voor de uitvoering van het reusachtig bouwgevaarte, dat door den architect Ferdinand Fuga ontworpen werd, een schat van geld noodig, en de kas vannbsp;staat bevond zich in den behoeftigsten toestand. De jeugdigenbsp;koning verloor nogtans den moed niet, maar gaf edelmoedignbsp;alles, waarover hij beschikken kon, voor hel edel werktennbsp;beste, terwijl hij levens ook nog andere hulpbronnen wist tenbsp;openen, zonder daarom zijne toevlugt tot nieuwe belastingennbsp;te moeten nemen. Er bestonden, namelijk, enkele corporaliënnbsp;in het rijk, die aan eenen jaarlijkschen cijns onderworpennbsp;waren, waarvan tol dusverre alleen de onderkoningen hetnbsp;genot hadden gehad; toen nude afgevaardigden van de stadnbsp;Napels, de hoofden der bedoelde corporaliën, en de overstennbsp;der verschillende kloosters, hunne schatting aan den troonnbsp;kwamen brengen, zeide de koning hun: « Mijne goede onder'

1) Lo zelo che si niidre dalt' animo nostro per Ia maggiore felicila de queslo reainc, non ei pcrinctle di piü riguardare connbsp;oechio indifterente tutti i disordini clie derivano da’ poveri. i qualinbsp;inondano quesla popolatissiiiia citla. Sebbene vari fra costoro sien vec-cbi, slorpi, ceicbi, inabili alia lalica , dalla miseria de’ quali aliarnentenbsp;è conimossa la piëta nostra, pure gli attri , e fanno la maggior parte,nbsp;son iioniini vagabond! e robust!, fermi tutti nel prolessare la mendi-cita per menar di proposito una vita oziosa e libertina : son fanciullinbsp;orfani e derelitti, i quali avezzandosi al mestiere del liinosinare,nbsp;senza cristiana educazione, e senza apprendere arte alcuna, riescoconbsp;col tempo non solo iniitili, ma facinorosi e perniciosissimi alio state.nbsp;Quindi per giusta comniiserazione de’ primi, e per dovuta provvidenzanbsp;ed emenda degli attri, abbianio deliberato di fondare in questa capitatenbsp;un generale albergo de’ poveri d’ogni ses.so ed eta, e quivi introdurrenbsp;le arti piu utili e necessarie, aiBncbe tale opera sia grata agli ocebinbsp;di Dio, e di benefizio alia citta ed al regno.

i

-ocr page 710-

Ï'OO HET DBIEVOUDlij ROilÉ,

danen, gij weet, dat ik een groot gesticht voor de armen van het koningrijk doe oprigten; ik heb daartoe uwe hulpnbsp;noodigj en hel is mij een waar genoegen j dat ik al uwenbsp;giften van bestemming mag doen veranderen, teneinde ze,nbsp;vooreerst, tot het vollooijen, en vervolgens tot het onderhoudennbsp;van den ^/óeri/o-der-armen zouden kunnen strekken.

Benedictus XlV, nopens de edelaardige gevoelens van den jongen vorst ingelicht, stemde volgaarne het opheffen van elfnbsp;Augustijnerkloosters toe, onder bepaling, dat de inkomstennbsp;daarvan zouden dienen , zoo tot den bouw , als tot het onderhoud van dit koninklijk liefde^paleis. Te zelfder tijd ontmoettenbsp;koning Karei een man, die hem in zijn grootsch plan vannbsp;hel hoogste nut was, namelijk, den beroemden padre Rocco,nbsp;van de orde der Predikheeren, een missionaris, die op hetnbsp;volk den meesten invloed uitoefende, door zijne welsprekendheid, die hem lot een H. Bernardus maakte, terwijlnbsp;het liefdevuur, dat hem bezielde, den H. Vincentius vannbsp;Paula, als *t ware, in hem herleven deed. Zoo dan beheerschtenbsp;padre Rocco aller gemoed, en ieder, die hem hoorde , schonknbsp;hem onwillekeurig geheel zijn hart, waarvan hij bij duizendennbsp;en duizenden partij wist te trekken, enkel ter bereiking vannbsp;des konings edelaardig doel; en als men hem meermalennbsp;vroeg, hoe toch op den duur het noodige geld zou te vindennbsp;wezen, om een geslicht te vollooijen, dat zoo onmetelijkenbsp;schatten verslond, dan antwoordde hij, glimlagchend: «Werknbsp;maar toe, geld zal er niet ontbreken; dat zal ik u welnbsp;bezorgen: Fate, fate, il denaro non manchera, ed ionbsp;velo •portera. «

Zijn vertrouwen werd niet te schande gemaakt; in 1764 openden zich de poorten van den Albergo voor ellendigennbsp;van allerlei soort. Wij vonden er ongeveer drie duizend kinderen, jongens en meisjes, wier indeeling en werkzaamheden

-ocr page 711-

NAPEts’ LIEFDERIJKE ZORG VOOR VERLATEN KINDEREN. 701

ons aan het uilmunlend apostolisch geslicht van Sint-Michiel te Rome herinnerden. Ook hier, even als daar, worden katoenen en zijden stoffen vervaardigd, en tot in den hoogslennbsp;graad van volmaaktheid bewerkt, hetzij als borduursels, ofnbsp;wel als passemenlwerk, op de kleinste en op de grootstenbsp;schaal. Er wordt onderwijs gegeven in toon-, teeken- ennbsp;rekenkunst; men vindt er eene lettergieterij en drukkerij,nbsp;voorts eene lithographie, benevens eene school voor doofstommen. Meer dan drie honderd jonge meisjes worden er innbsp;eene koraalfabriek gebezigd, terwijl andere bedrijvig zijnnbsp;met weven, spinnen enzv. Er wordt alzoo vlijtig gearbeid,nbsp;maar, die arbeid is zoo voorde beide geslachten, als voornbsp;ieders leeftijd toch geheel vrij: men kan er een ambacht uitoefenen , naar vrije keus, en allen genieten er eene behoorlijkenbsp;opleiding, voor wat ieder noodig heeft te welen, ingerigt.nbsp;Met de levendigste belangstelling en de hoogste tevredenheidnbsp;bevonden wij ons daar ter plaatse, te midden eener bevolkingnbsp;van louter ongelukkigen, over wier lot het heidendom zichnbsp;niet bekommerde, waarmeê de zoogenaamde philantropienbsp;dikwerf in ’t geheel geen raad weet, doch die alleen doornbsp;de katholieke liefdadigheid voortdurend met eene liefde wordtnbsp;omringd en gekoesterd, die enkel van een moederhart tenbsp;verwachten is.

Gedurende ons bezoek, in dit liefdegesticht afgelegd, kwamen wij hoogst gewiglige trekken van menschlievend-heid, door de napelsche bevolking uilgeoefend, te weten, ennbsp;het is mij aangenaam, die hier te kunnen aanteekenen. Innbsp;iedere gemeente van het koningrijk Napels, neemt de stedelijke armkas, zonder onderscheid en zonder verder onderzoek,nbsp;alle kinderen die haar worden aangeboden, liefderijk op,nbsp;en zendt ze ter behoorlijke verpleging bij wie daartoe hetnbsp;best geschikt is. In de hoofdplaats van iedere provincje

-ocr page 712-

702 HET DRIEVOUDIG HOME.

een volinaakl-goed ingerigl vondelinjenjjeslicht, waar , in de zoogenaamde Ringhiera ^ of draaikas, het kind kan worden ncdergelegd; daarna schelt men, en, oogenbliklijk, neemtnbsp;men den vondeling, zonder het minste bezwaar, in de stichtingnbsp;op. Hoogst zeldzaam worden wetlelijk-geborenen te vindennbsp;gelegd , maar , van den anderen kant, brengt men meestal denbsp;onechtelijke kinderen naar deze gestichten heen. De Annun'nbsp;%iata^ in ISIS gesticht, neemt de te Napels en in de omstreken gevonden kinderen op. Zoodra de jongens zeven jarennbsp;oud zijn , worden zij naar den Albergo^dei-Poveri gezonden,nbsp;om er met de weezen te worden opgevoed. Ook de meisjesnbsp;vinden daar een menschlievend onthaal, en kunnen er, naarnbsp;het voortreflijk gebruik van Italië, blijven wonen tol hunnennbsp;dood, wanneer zij, namelijk, niet in het huwelijk willen treden:nbsp;in dal geval toch verlaten zij hel huis, maar niet dan metnbsp;eene ruime huwelijksgift. Overigens trouwen deze meisjesoognbsp;al veel; want het volk is gewoon, in die soort van gestichten, als’l ware, uit menschlieveudheid, zich eene echtgenootnbsp;te gaan kiezen.

Op onzen weg naar den B, Januarius-der~armen, bragten wij ook een bezoek aan de Ponti~Rossi, hoogstnbsp;belangrijke bouwvallen eener waterleiding, door Augustusnbsp;aangelegd, teneinde, op vijf-en-derlig mijlen afstands vannbsp;Napels , den Sebeto-siroorn naar de vloot van Mysene heennbsp;te leiden. In hel Sint-Januarius-gesiichl vonden wij vier honderd arme mannen en vrouwen, die daar met de leederslenbsp;liefde door fransche graauwzusters worden verpleegd. Ja,nbsp;Frankrijks kloosterlingen schijnen bestemd, om den fran-schen naam in zegening te doen uilspreken tot aan de grenzen der aarde toe, en de achting en liefde op te houdennbsp;voor eene Natie, die in den weg der Voorzienigheid nognbsp;tot groote doeleinden bestemd blijkt te zijn.

-ocr page 713-

CATACOMBENf. 703

Bij den H. Januarius bevindt zich de ingfang^ der catacomben, wier uitgestrekte gangen wij viuglig doorliepen. De hoogte der gewelven, de breedte en regelmatigheid dernbsp;paden,, het aantal' en het stevige der kolommen, met eennbsp;woord, dat alles te zamen getuigt, dat dit werk rustig isnbsp;uilgevoerd, onder begunstiging van alle hulpbronnen dernbsp;kunst, zoodat men hier aan een bouwwerk van heidenschennbsp;oorsprong mag denken; tevens, evenwel, weet men, als bijnbsp;standvastige overlevering, met juistheid te bepalen het gebruik,nbsp;dat door onze chri.sten-voorouders van deze catacomben werdnbsp;gemaakt.

Alhoewel nu Napels het schouwtooneel niet was van eenige vervolging hoegenaamd, zoo zagen nogtans de christenennbsp;dezer stad niet verre van hare muren het bloed hunner broeders bij stroornen vergieten, en achtten zij het dikwerf noodig,nbsp;hunne mysteriën aan der heidenen oog te onttrekken: daartoenbsp;boden deze onderaardsche gangen hun een geschikt middelnbsp;aan. Nog vindt men er doopvonten., eene kapel, een bisschopszetel, alles ten getuige strekkende, dal hier vroegtijdignbsp;christenen zijn gevestigd geweest.

De geest des Christendoms, die in de catacomben ademt, vertoont zich schitterend in de stichting van hel chineeschnbsp;collegia^ dal werklijk éénig in Europa is. Tegen het eindenbsp;der zeventiende eeuw scheepte pater Mathias Ripa, een napo-litaansch missionaris, zich naar China in. Hij was een bekwaamnbsp;schilder, die de gunst des keizers wist te verwerven, en, innbsp;blakenden ijver voor dit groot en merkwaardig Rijk, verlangde hij dan ook, het goede werk, door hem begonnen,nbsp;zooveel mogelijk, te bestendigen. Dien ten gevolge, stichttenbsp;hij in 1726 bij zijne terugkomst in bet vaderland, ie Napelsnbsp;een collegie, aan het onderwij.s van jonge chinezen gewijd.nbsp;Zijne stichting werd door vrome christenen en door de

Drievoudig nome. *— II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;JJ0

-ocr page 714-

704 HET OniEVOUDIG HOME.

Propaganda van Ronne ruim begiftigd en gesteund. De kwee-kelingen, die zich daar bevinden, worden, op dertien- of veerlienjarigen leeftijd, door de missionarissen uit Ghina-zelfnbsp;derwaarts gezonden; na het vollooijen hunner opvoedingnbsp;keeren zij naar China terug , om er hunnen landgenootennbsp;het Evangelie te gaan verkondigen. Wij zagen een groot aantalnbsp;er van daar afgebeeld, onder vermelding van hunnen naam,nbsp;van hun geboortejaar, van het tijdstip hunner komst tenbsp;Napels, van hun vertrek naar China, en soms ook van hunnbsp;overlijden, alsmede met vermelding van de wijze, waaropnbsp;velen hunner voor het geloof den marteldood zijn ingegaan.nbsp;Alhoewel het chineesch collegie niet zeer bevolkt is, zoo heeftnbsp;hel toch allergewigligsle diensten aan de godsdienst, aan denbsp;wetenschappen en aan de kunsten bewezen.

Wij verlieten hel met een eerbiedigen groet aan hen, die daar, in de schaduw dezer gewijde wanden, zich voorbereidden tot eene hoogst-waarschijulijke martelkroon; ennbsp;begaven ons vervolgens op weg, om onze hulde te gaannbsp;toelnengen aan twee bloedgetuigen uit den eersten christentijd , en die door de stad Napels op bijzondere wijze en innbsp;hel hoogste vertrouwen, voortdurend, worden aangeroepen ennbsp;vereerd, te welen de HH. Chrysanthus en Daria, wier lig-chamen rusten onder hel hoogaltaar der zeer druk-bezochtenbsp;kerk van Gesu-Fecchio. Een vroom priester, dom Placido, dienbsp;dit eerwaardig heiligdom bewaakt, strekt, door zijnen geloofsijver en door zijne uitstekende deugd, als tot een toonbeeldnbsp;der schoonste dagen van de ontluikende Kerk. Des ochtendsnbsp;ten twee ure van zijne legerstede ojjgeslaan, leest hij telkennbsp;dage, ten drie ure 's morgens, de H. Mis, waarbij steedsnbsp;eene talrijke schaar van geloovigen tegenwoordig is. Na afloopnbsp;van de dienst houdt hij eene korte rede of volksonderrigt,nbsp;om vervolgens, nagenoeg geheel den dag door, biecht te

-ocr page 715-

ÜE H. CHRYSANTUüS EN DE H. DARIA. 705

liooren , en zich mei allerlei liefdewerken, of met het gebed bezig te houden. Aan zijne verpliglende goedheid hadden wijnbsp;hel te danken, dat wij het heilig overschot, hetgeen hier ru.sl,nbsp;van nabij moglen beschouwen, en daaraan onze eerbiedigenbsp;hulde toebrengen, onder herinnering aan eene der schoonstenbsp;overwinningen, door het Evangelie in deze heiligen eenmaalnbsp;zoo roemrijk ibehaald.

Chrysanlhus, de zoon van een romeinsch senator, werd in Egypte geboren. Nog jong zijnde, vergezelde hij zijnennbsp;vader naar het doorluchtig Rome, waar zijne uitstekendenbsp;geestvermogens weldra op hoogen prijs werden gesteld. Vannbsp;de ijdelheid der godendienst al spoedig overtuigd, zochtnbsp;hij, langs alle wegen , tot de kennis der waarheid te geraken,nbsp;en zóó zijn gemoed te bevrijden van de kwellingen, welke hij,nbsp;ten gevolge der dwaling, zoo smartlijk ondervond. Mennbsp;verwees hem naar een grijsaard, die voor een Wijsgeer werdnbsp;gehouden, doch die niets anders was dan een christen, lotnbsp;wien Chrysanlhus zich dan ook met het beste gevolg wendde,nbsp;dusdanig, namelijk, dat hem de oogen voor de waarheidnbsp;terstond geopend werden, en hij het christendom met vuurnbsp;en liefde aannam, zelfs zoodanig, dal hij weldra als Apostelnbsp;optrad. Zijn vader, daardoor hevig getroffen , wordt in woedenbsp;legen zijnen zoon ontstoken, en zweert, dat hij hem welnbsp;zal weten terug te brengen van wal hij met den naam vannbsp;bijgeloof en dwaling bestempelt. Hij vleit, hij smeekt, hijnbsp;bedreigt den jongeling: maar niets baal! Door zijne bloedverwanten al meer en meer opgeruid, sluit de vader zijnennbsp;zoon in zijn paleis op, waar nu door verschillende personennbsp;alles wordt aangewend, om hem, ware het mogelijk, opnbsp;hel heidensch pad terug te brengen. Toen ook deze allennbsp;niets op hel gemoed van Chrysanlhus vermogten, nam zijnnbsp;vader loevlugt tot eene Vestaalsehe maagd, die door hare

-ocr page 716-

706 HET DRIEVOUDIG ROME,

bekoorlijkheid, door haar verstand, en vooral door hare we^slepende laai alfjemeen bekend was en beroemd. Zij heettenbsp;Daria, en, als priesteresse eener godheid, die het romeinschenbsp;rijk hoofdzakelijk tot beschermster diende, stelt zij dan ooknbsp;alles in het werk, wat mogelijk is, om den jeugdigennbsp;christen tot de door hem verlaten altaren terug te voeren;nbsp;doch, zij-zelve wordt door de genade des Christendomsnbsp;getroffen en eene volgster van den Heer. Door de bandennbsp;des geloofs, der hoop en der liefde in Christus vereenigd,nbsp;besloten Chrysanthus en Daria zich nu ook te verbinden in eennbsp;maagdelijken echt. Dit besluit gaf den jongeling de vrijheidnbsp;weder, en stelde hem, evenals zijne kuischegade, in staat,nbsp;om de verkondiging der blijde boodschap nu verder te kunnennbsp;voortzetten, waardoor talrijke bekeeringen plaats grepen innbsp;de hoogste kringen der maatschappij, onder anderen, dienbsp;van den tribuun Claudius, met zijne vrouw, zijne beidenbsp;zonen, zijne bedienden, en nog zeventig zijner krijgsliedennbsp;bovendien.

Intusschen werden er tegen het jeugdig echtpaar bij den prefect Celerinus zeer ernstige klagten ingebragt, weshalvenbsp;Chrysanthus zich in de Mamerlijnsche gevangenis zag opsluiten, en Daria ineen schandhuis werd geplaatst; doch, Godnbsp;waakte over beiden, en beiden hielden krachtig in de evangelische roeping stand. Toen niets nu te hunner verleidingnbsp;balen niogt, veroordeelde de in gramschap ontstoken keizernbsp;het edel tweetal, om levend begraven te worden, welke wreedenbsp;straf, waarschijnlijk, verkozen werd, om Daria het lot tenbsp;doen ondergaan, dat aan ontrouwe V^estaalsche maagden wasnbsp;voorbehouden!). Deze vooronderstelling wordt te meer waar-

1) Una cum Cliryianto in fuvcam attain demisia, occluto aditu, instar Yestalium delinquentium, extra portam Saluriani, eo modonbsp;ambo mori conguntar. — Bar. aii. 284, N. Vil, A.

-ocr page 717-

DE VESTAALSCHE MARTELARES. 707

schijnlijk, daar men deze HH. Martelaren ter dood bragt bij de Porta Salarta^ zijnde dit de plaats, ter strafoefening voor de priesteressen van Vesta bestemd 1). Huiveringwekkend is de herinnering, en tranen van weemoed en smartenbsp;zullen daarbij vloeijen, als men, tegen over deze lijkennbsp;slaande, bedenkt, aan wat gruwbre marteling deze bloedgetuigen de onsterflijke gloriekroon des Evangelies hebben tenbsp;danken gehad.

Nadat Daria door den priesterraad teregt gesteld en veroordeeld was, werd zij eerst met roeden gegeesseld en daarna in lijkgewaad gehuld. Vervolgens plaatste men haar op eenenbsp;leclica^ of draagbaar, enkel voor deze vreeslijke strafpleg-ligheid bestemd, en die zoodanig digt gesloten en zwaarnbsp;omkleed was, dat, die er in zat, geene beweging hoegenaamd van buiten meer gewaar werd, en zich reeds konnbsp;verbeelden, te liggen in hel graf, De wanhoopskreten vannbsp;hel in dien zetel vervoerde slagtoffer waren mede nietnbsp;hoorbaar, zoodat regters en beulen geenszins behoefdennbsp;te vreezen, dat de omstanders, of welligt zij-zelve lotnbsp;deernis konden worden gestemd. Zoo ging de doodschenbsp;trein dan langs het Forum en het Comitium, om zichnbsp;langzaam, over de via Salaria, naar het kamp dernbsp;misdadigers, de strafplaats, iieen te begeven. De ontsteltenis heerschte alom in de stad: winkels, herbergen en basi-liken werden gesloten, en de stilte der volksscharen brak nietnbsp;af, dan door hel snikken van de bloedverwanten en vriendennbsp;der ongelukkige, wier leven het gold 2).

Te midden der strafplaats was eene onderaardsche gang gegraven, een grafkelder, waar men met eene ladder in afklom.

1) nbsp;nbsp;nbsp;D. Halycar., II, 17; Plutarch., in JVuma, 18.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Plutarch., id., id.

I

i.


59

-ocr page 718-

708 HET DHIEVOUDIG HOME.

Daar stond eene kleine sponde, hel doodsbed, waarbij eene graflainp brandde, en daarnevens een weinig olie in eenenbsp;kruik, voorts een stuk brood, en een beker met water en melk,nbsp;strekkende voor de behoefte van één-enkelen dag, haar ternbsp;dienste, die voor eeuwig lot dezen grafkerker veroordeeldnbsp;was 1)! Middelerwijl maakten de bundelbijldragers, die dennbsp;stoet vooraf gingen, de banden van de draagkoets los, dienbsp;voor de kelderopening was neérgezet. De Flamen dialisnbsp;(hulppriester) voerde nu het slagtoffer uit den zetel en begeleidde het tot aan de ladder, waar de beul gereed stond,nbsp;om de ongelukkige bij de hand te nemen en naar onder tenbsp;brengen. Zoodra de veroordeelde in haar graf was aangekomen, steeg de beul omhoog, haalde de ladder vveg, ennbsp;deed door eenige gevoellooze slaven den toegang tot dennbsp;kelder zoodanig met den beganen grond gelijk dempen, datnbsp;er van de begraven Vestalin geen spoor op aarde of ondernbsp;de dooden-zelfs meer te vinden bleef 2).

Doch de christenen, die getuigen waren van den roem-vollen dood huns broeders en hunner zuster, vergaten niet de plaats, waar zij overwinnend ten grave waren gedaald :nbsp;telken jare vergaderden zij daar, op den bekenden sterfdag diernbsp;martelaren 3); en, toen de vrede aan de Kerk was gegeven,nbsp;bragt de H. paus Damasus de beide heiligen, Ghrysanlhusnbsp;en Daria weder aan hellicht, tot groole vreugde der geloo-vigen, die, sedert, reeds zestien eeuwen lang, hunne nederige hulde nu kunnen komen vereenigen met die, welke geheel

1) nbsp;nbsp;nbsp;ld., id.

2) nbsp;nbsp;nbsp;ld., id. — Et Qucest. rom. 96.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Wanneer ik over de catacomben ga handelen, zal ik gelegenheid hebben, om meé te deelen, wat bij een dier jaargetijden, ofnbsp;berinneriogt-fceiten der martelaren, plaati bad.

-ocr page 719-

GODSVRUCHT VA» NAPELS. '09

de katholieke wereld zoo plegtig toebrengt aan de helden der ontluikende christenkerk 1).

Aangezien ik nu toch aan het spreken ben over monumenten en onderwerpen, die van den godsdienstzin der Napo -litanen getuigenis geven, zoo wil ik daaraan nog eenige bijzonderheden toevoegen, als tot vervollediging van dit gewiglig punt. Zoowel de natiën, als ieder individu, op zich-zelfnbsp;beschouwd, heeft een eigenaardig karakter van godsvrucht;nbsp;wat in Frankrijk en elders met meer koelheid plaats heeft,nbsp;dat wordt in Italië met uiterst veel vuur en levens met eenenbsp;zekere naïviteit uitgevoerd. Zoo zag ik, bij voorbeeld, in denbsp;kerk van Gesu-Fecckio eene burgervrouw beurtelings knielennbsp;en gaan zitten, onderwijl zij, luid op, met het miraculeusnbsp;beeld der H. Maagd, dat boven hel hoogaltaar geplaatst is,nbsp;lang en druk in gesprek was, en haar de woorden mamma^nbsp;mamma ! bestendig in den mond waren, welke zij de Moedernbsp;Gods al smeekend toevoegde, bij hel onopgesmukt verhaalnbsp;van al hare huislijke wederwaardigheden, hare hoop, haarnbsp;verlangen en hare vrees, waarna zij tranen begon te storten,nbsp;en het gewijd beeld aanhoudend kushandjes toewierp; voortsnbsp;groette zij de lieve Vrouw met innigen eerbied, om, nanbsp;geëindigd te hebben, weêr op nieuw , van voren af aan,nbsp;te beginnen, doch thans in dezer voege: « ik heb u nu allesnbsp;gezegd; eilieve, doe toch wat ik gaarne had! Gij hebt mijnbsp;immers wel verslaan ? Zoo ga ik dan nu maar heen, en rekennbsp;stellig op u: addio, mamma , mamma addio ! » Daarmeênbsp;verliet ze de kerk, en wierp aan de deur nog een smeeken-

1) Deze HH. Marielareo werden Ier dood gebragt onder Nume-rius, in het jaar 284, en hunne levensbeschrijvingen te boek gesteld door de gebroeders Armenius en Verinus. Zie: Frattenimento storiconbsp;tu Ie glortose gesta de' tanti conjugi Crisanto e Daria vv. e. mm. —nbsp;Napels, 1831.

-ocr page 720-

710 HET DRIEVODDIG ROME.

den blik op het Madonna-beeld terug. Wal die arme vrouw deed, deden eveneens twintig andere vrouwen, zonder datnbsp;iemand daarop lette, zóó gemeenzaam is die wijze van biddennbsp;onder het Napelsche volk.

In de hoogere klassen der maatschappij is de vereering der H. Moedermaagd niet minder levendig in zwang. Een dernbsp;aanzienlijksle magistraatspersonen van Napels heeft voor zijnenbsp;familie een zeer geacht werk geschreven, waarin hij denbsp;H. Maagd in dezer voege toespreekt: « Gij meent misschien,nbsp;dat gij mij reeds véél gegeven hebt, en ik ontken dit ooknbsp;niet, mijne Moeder; maar, gij zijl mij toch nog méér schuldig, dan ik reeds van u ontvangen heb. Gedoog, dat ik hedennbsp;mijne rekening met u eens regele. Volgens alle wetten vannbsp;de wereld, in verband met de natuurwet-zelve, hebben denbsp;kinderen een geheiligd regl op al de goederen hunner moeder, vooral, wanneer die goederen aan de moeder alleen omnbsp;harer kinderen wille werden loegeslaan. Welnu, dit beginselnbsp;aangenomen zijnde, zie dan eens hoe vermogend gij zijl! Uwenbsp;rijkdommen zijn geene schatten, maar onuilpullijke mijnennbsp;van de kostbaarste soort: gij zijl de koningin van hemel ennbsp;van aarde, de bedeelsler der genade, demagl, die zich zelfsnbsp;door God gehoorzamen doel. Daarom, ik bid u, bedenk hetnbsp;wel, dat al deze schatten u niet slechts voor u-alleen gegeven werden, maar voor uwe kinderen, maar voor mij, denbsp;minste van hen allen. Ik vraag het u, zoudt gij, zonder mij,nbsp;zonder zondaren, gelijk als ik, wel zijn, wie gij zijt? Wasnbsp;hel niet om ons te verlossen, dat de Zone Gods mensch werd,nbsp;en dal hij u tot Moeder koos? Gij ziet dus, dat alles, watnbsp;gij hebt, mij toekoml; en dat, wat gij mij gegeven hebt,nbsp;eigenlijk nog niets is in vergelijking met hetgeen gij bezit;nbsp;gij zijl derhalve mijne schuldenares en wel voor eene zeernbsp;groole som! Wat hebt gij daarop te antwoorden? »

-ocr page 721-

GODSVRCCHT VAS FJAPELS.

En een weinifj verder; « Hoor, Moeder, gij moet mij geven, wat ik u vraag. Wat zou men van u wel zeggen,nbsp;indien gij het mij weigerdel ? Of, dat gij mij niet hebt kunnennbsp;verhoeren, óf dat gij het niet hebt gewild. Dat gij het nietnbsp;zoudt hebben kunnen doen, zal wel niemand durven beweren ;nbsp;en dat gij het niet zoudt hebben willen doen — geloof mij,nbsp;dan zou ik veel liever willen hooren zeggen, dat gij het nietnbsp;hadt kunnen Aoen. Hoe! mijne Moeder, de Moeder van genadenbsp;en van ontferming, zou een harer kinderen niet hebben willen verhoeren! Eilieve, wat zou er zoodoende worden vannbsp;de goede meening, welke men van u koestert? Denk daar welnbsp;aan, en, zoo mogelijk, gedraag u daar naar \). »

Het geloof, de vruchtbare moeder dier teedere godsvrucht, openbaart zich op velerlei wijzen. Ik zal mij bepalen bij het opteekenen van een enkel voorbeeld, dat mij meernbsp;bijzonder bekend is. Een fransche kanonik wandelde eens metnbsp;een kanonik van Napels builen de stad; zij begaven zich daarnbsp;in een tuin, om er eenige versche vijgen te gaan gebruiken.nbsp;Toen ze dat gedaan hadden, vroegen ze aan de vrouw desnbsp;huizes waschwater voor hunne handen, en een doek, omnbsp;die af tedroogen. Onderwijl men den handdoek haalt, neemtnbsp;de fransche geestlijke al vast een anderen, dien hij daar zielnbsp;liggen, en wil er zich van bedienen: « Neen, volstrekt niet,nbsp;neen, pater, riep de vrouw hem toe: deze doek is niet waardig,nbsp;om de vingeren af te droogen eens priesters, die dagelijksnbsp;het Allerheiligste behandelt. » En nu opende zij hare linnenkas , om er den fijusten en blankslen handdoek uil te nemen,nbsp;dien zij bezat en den kanonik eerbiedig aanbood.

Overigens is het geloof der Napolilanen spreekwoordelijk

1) Maria, stella del mare. Dal sig, de Concilits, Giudiee alia G. C. C. di Napoli. In-18.

-ocr page 722-

712 Het DKiEVOIIDlG ROME.

in Italië. Toen een onzer vrienden bij paus Gregorius XVI. van deafscheidsaudienlie heen zou gaan, zeide de H. Vader hem:nbsp;quot;Daar gij naar Napels gaal, zoo breng mij van daar eennbsp;weinig van dat stevige napolitaansche geloofsvertrouwen mede;nbsp;jipportate mi un poCo di Jide napolitana. gt;gt; Tot lof vannbsp;den priesterstand, w'aarop Napels zich verheffen mag, zijnbsp;gezegd, dat die geestlijkheid zich ook voortdurend zeer beijvert,nbsp;om deze godvruchtige gezinning onder het volk steeds levendignbsp;te houden, zoo door godsdienstig onderrigt, als door gestadignbsp;biecht hooren en onafgebroken gebed, van den vroegen morgennbsp;af, tot bij middernacht toe. Het moge ongelooflijk schijnen,nbsp;en toch is het zuiver waar, dat ik in de straten van Napelsnbsp;galeigevangenen ontmoet heb, die, even ingetogen alsnbsp;seminaristen, naarde kerk trokken, om er de retraite bij tenbsp;wonen, die daar jaarlijks gehouden wordt, om hen tot hetnbsp;paaschfeest voor te bereiden. Het gouvernement, dat, in sommige opziglen, den schijn heeft van een zekeren geloofsdwang uit te oefenen, komt den ijver der geesllijkheid innbsp;dat opzigt zeer te stade. Er is eene wet, die alle gemeentennbsp;verpligt, om de noodige gelden beschikbaar te stellen totnbsp;het onderhoud van een bepaalden prediker, gedurende dennbsp;vastetijd; de daartoe bestemde som is, naar gelang dernbsp;plaalslijke gesteldheid, op 30, 40, of 60 ducaten geraamd.nbsp;Deze wetsbepaling strekt, intusschen, minder ter te gemoet-koming van wat de onverschilligheid der gemeentenaren mogtnbsp;verzuimen, dan wel om hunne al te groole milddadigheidnbsp;in dit opzigt eenigzins te matigen.

De plaalslijke besturen bepalen zich dus niet alleen bij het verfraaijen en in goeden staat houden der kerken,nbsp;maar wijden, daarenboven, ook nog een gedeelte der openbare inkomsten aan het zedelijk belang hunner onderhoorigennbsp;toe. In weêrwil van dit alles, wordt er te Napels toch wei

-ocr page 723-

VOLKSZEDEN. 713

kwaad gepleegd, maar, dat ligtelijk lot berouw overgaat, en altijd zijn er die beide elementen met elkaêr in levendigennbsp;strijd. In de middeleeuwen zag men menschen meteen krachtig geloof, van tijd tot tijd, tol grove buitensporighedennbsp;overgaan; doch, weldra hernam de godsdienst wederom haarnbsp;gezag, en keerden zij in zich-zelven terug, sloegen berouwvolnbsp;op de borst, herstelden het door hen bedreven kwaad, ennbsp;stierven in boetvaardigheid, of soms zelfs als ware heiligen.nbsp;Met eenig onderscheid, is ditevenzoo nu nog met de bevolking van Napels het geval. De moorddolken, welke men aannbsp;de altaren der H. Maagd ziel hangen, strekken ten aanziennbsp;van het gezegde tot een sprekend bewijs, en tevens lol eenenbsp;hulde aan de kracht van de godsdienst. In ieder katholieknbsp;land laat de herstelde kreupele zijne krukken aan het altaarnbsp;van den heilige, door wiens voorbede hij genezen werd,nbsp;dankbaar achter, als tot een blijvend gedenkteeken der goedheid van den een en der erkenllijkheid van den ander. Tenbsp;Napels legt de moordenaar, de woestaard, die van zijnenbsp;zedelijke kwalen door de H. Moedermaagd genezen en voornbsp;altijd ontwapend is, hel bloedig werktuig des doods voor hetnbsp;beeld zijner hemelsche beschermster, met levendige dankerkentenis, neder. Moge men nu, ja, zuchten en schreijen overnbsp;’s menschen verdorven natuur; toch bewondere en zegenenbsp;men, diep geroerd, de kracht der godsdienst, zonder welke,nbsp;wie weet het, ligtelijk één dezer dolken bestemd had kunnennbsp;wezen voor onze borst!

Het godsdienstig geloof oefent te Napels zijnen troostrijken invloed ook niet weinig op de openbare of volkszeden uit. Helnbsp;verval der natiën blijkt steeds uit vier groote verschijnselen,nbsp;die de juiste maal van het zedebederf, beiden van geest en hart,nbsp;aanduiden: de kindermoord, de krankzinnigheid ten gevolgenbsp;van een buitensporig leven, de volslagen verachting vap alle

-ocr page 724-

7i4 HET DRIEVOCDIG ROME.

godsdienst op het sterfbed, en de ?elfmoord. Welnu, te Napels grijpt de kindermoord zeer zelden plaats; zelfs het te vindennbsp;leggen bepaalt zich tot één op zeven kinderen, terwijl er tenbsp;Parijs een derde, en te honden ongeveer de helft van denbsp;geborenen dat wreede lot moet ondergaan. — In weêrwilnbsp;der hitte van het klimaat, telt Napels zeven maal mindernbsp;krankzinnigen dan Parijs , en van tien tot twaalf maal mindernbsp;dan honden. — Op yier-honderd-duizend inwoners, hebbennbsp;er jaarlijks te Napels slechts van vijf-en*twintig tot vijf-en-dertig zelfmoorden plaats, terwijl men te Parijs er gemiddeldnbsp;op anderhalven daags rekent. Het schijnt alzoo, dat het ons vrijnbsp;kwalijk moet staan, om de Napolilanen over hunnen zedelij-ken toestand vervvijlifjgen te willen toevoegen. Jk treed nietnbsp;als lofredenaar hunner zedelijke gebreken op, maar wil alleennbsp;slechts uil de zoo even meêgedeelde cijfers de gevolgtrekkingnbsp;hebben afgeleid, dat zekere soort van reizigers, in wal zijnbsp;over de zedeloosheid van Napels verhalen, zeker, niet vannbsp;overdrijving vrij te pleiten zijn.

Toen wij naar ons hotel terugkeerden, ontmoetten wij onderweg eene burgervrouw , die onzen gids, met wien zijnbsp;bekend was, verzocht, om eens even bij haar binnen te komen; hij deed dit, en wij volgden hem. Weldra zagen wijnbsp;ons in hare woning door verscheiden jonge kinderen omringd,nbsp;die, toen zij in mij een priester herkenden, mijne handennbsp;kwamen kussen. Wij vroegen aan deze vrouw, of zij de moedernbsp;was van al dal kroost? «ja (zeide zij), met uitzondering vannbsp;twee, die zonen zijn der hievevrouw :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de//a Madonna.

Hel is te Napels niel vreemd, arme lieden aan te treffen, die zich, uit godsvrucht, niet de opvoeding van een of zelfsnbsp;twee vondelingen belasten, of ze als hunne kinderen aannemen , in de plaats van hen, die hun door den dood werdennbsp;ontrukt. Dat had ook deze brave arme vrouw gedaan, en

-ocr page 725-

71S

AANTEEKENING.

kmderen duidde zij ons aan onder den roerenden naam, die te Napels door hel gebruik geheiligd is, te welen vannbsp;n kinderen der H. Maagd. »

Aanteekening bij bladzijde 60.

De eenparige getuigenis der eeuwen, de plegfige verklaring der pausen en de onafgebroken hulde van geheel de katholieke wereldnbsp;staven in het oog van ieder verstandig niensch de echtheid dezernbsp;eerbiedwaardige gedenkstukken der christen-oudheid 1). Daar wij hetnbsp;alzoo op dit punt met elkander eens zijn, wil ik hier, met betrekkingnbsp;tot den gewijden sluijer, of zoogenaamden zweetdoek, des Heeren, eenenbsp;zeer oude overlevering meèdeelen 2). De roep van des Zaligmakersnbsp;wonderdaden was Tiberius ter oore gekomen. De keizer, kranknbsp;geworden zijnde, verlangde dien biiilengewoncn persoon uit Judea tenbsp;zien. (t Wanneer het een God is (zoo zeide hij), dan kan hij mijnbsp;genezen; en is het een verstandig man, dan kan hij mij goedennbsp;raad geven. » Hij ontbood dus een zijner olTicieren met name Volusianusnbsp;bij zich, en gelastte hem, om naar Palestina Ie vertrekken en Jrsusnbsp;tot hem te brengen. De oflicier ging oogenbliklijk op reis, doch , doornbsp;tegenwind met zijn schip opgehouden, kwam hij eerst na den doodnbsp;des Zaligmakers te Judea aan; en, daar hij nu zijn last niet volbrengen kon, zoo wilde hij ten minste voor den keizer eenig aandenkennbsp;aan den Nazarener naar Rome meenemen. Hij vernam, dat er in denbsp;stad Tyrus eene vrouw woonde, die door Jesus was genezen geworden,nbsp;en sedert dien tijd zijne afbeelding bewaarde. Volusianus deed haarnbsp;opzoeken en verpligtte haar, om hem te volgen, met de beeldtenis,nbsp;welke zij bezat. Te Rome wcêrgekeerd, bragt hij deze vrouw bijnbsp;Tiberius, die baar vroeg, of het waar was, dat Jesus haar badnbsp;genezen. Zij bevestigde dit, en vertoonde te gelijk den keizer denbsp;beeldtenis van den Heer: Tiberius genas op den oogenblik, en, doornbsp;dankgevoel gedreven , begaf hij zich terstond naar den senaat, waarnbsp;hij het voorstel deed, om Jesus onder het getal der Goden op te

1) nbsp;nbsp;nbsp;Benedict. XIV. de Feslia Domini, etc.; de Feria. VI in, Parasceoe, p, 195nbsp;en volg.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Togginio, de Somano, etc., p. 38 en volg.

Drievoudig Rome. — II. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;60

-ocr page 726-

716

HET DRIEVOUDIG ROME.

nemen. De senatoren weigerden dit, waardoor de vorst, die tot dusverre steeds zachtaardig en nienschlijk was van gemoed, zoodanignbsp;in toorn ontstak , dat bij een groot aantal dezer raadslieeren ennbsp;doorluchtige Romeinen deed oinbrengen. De vrouw van Tyrus bleefnbsp;intusschen te Rome, en gaf des Verlossers beeldlenis aan den H. pausnbsp;Clemens , die ze zorgvuldig bewaarde en aan zijne opvolgers naliet 1).

Ten opzigte dezer overlevering zijn verscheiden aanmerkingen in het midden te brengen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1“. Zij zegt, dat Tiberius de wonderdaden

des Zaligmakers had vernomen. Dit feit wordt overigens bevestigd door Tertullianus en den H. Justinus, die zeggen, dat de handelingennbsp;van onzen Heer, door Pilatus te boek gesteld, te Rome, in denbsp;archiven van den senaat bewaard werden; daarenboven, weet men,nbsp;dat de gouverneurs der provinciën gewoon waren, aan den keizer allesnbsp;te melden, wat er in hun gouvernement buitengewoons voorviel, zoonbsp;als dit nog heden ten dage in Frankrijk en elders mede hel gevalnbsp;is. 2“. Zij bevat hoegenaamd niets, wat met het gezond verstand,nbsp;of met de bekende feiten, strijdig is. 3“. Zij bevestigt, dat Tiberius ,nbsp;vertoornd door de weigering van den senaat, om Christus onder hetnbsp;getal der Goden op te nemen, daarover op dit staatsligchaam wraaknbsp;nam , en verscheiden leden er van ter dood deed brengen. Wel verrenbsp;dat deze bijzonderheid in weerspraak niet de geschiedenis zou wezen,nbsp;stemt zij, integendeel, overeen met wat Tacitus en Suetonius te diennbsp;aanzien berigten, namelijk, de wraakoefening, door Tiberius op dennbsp;senaat volvocrd. Doch, wat van dit alles nu ook zij, zóóveel isnbsp;zeker, dat de hier bedoelde reliek reeds sedert de vroegste oudheidnbsp;op het Vatikaaii vereerd geworden is , en dat er in de VIII. eeuwnbsp;een plegtig feest voor werd ingesteld.

Daar zijn er, die beweren, als zou men vroeger in meer dan eene stad denzelfden doek vereerd hebben, even als zulks, naar hetnbsp;gevoelen van sommige critici, ook met één-en hetzelfde ligchaam vannbsp;dezen of genen Heilige op verschillende plaatsen het geval zoudenbsp;zijn. Daar ik mij nu eenmaal met deze kwestie hier heb ingelaten ,nbsp;wil ik dan ook met een enkel woord de zoogenoemde bezwaren,nbsp;ten deze geopperd, trachten te wederleggen. I». Wat in anderenbsp;kerken moge geschieden, is hier, in het onderhavige geval, volstrekt

1) Zie Fogfmio, p. 37 en volg. — Wij bezitten eeno voortreflijke verhandeling over de waarheid dezer overlevering en de echtheid dier beeldtenis in Zinelli, Biblioth,nbsp;Bccl,, T. IIIj p. 263, uitgave van Venetië, 1840, in 8.

-ocr page 727-

717

AANTEEKESING.

Onverschillig, daar het voldoende mag worden geacht» dat de gewijde sluijer, die te Rome bewaard wordt, de drie vereischte kenmerken vannbsp;echtheid volkomen oplevcrt: de hooge oudheid der daarover afgelegdenbsp;verklaringen ; de voorrang der daarbij steeds plaats gehad hebbendenbsp;vereering; en het oordeel, dat er door het bevoegde gezag over werdnbsp;geveld. 2“. Dat hef gelijktijdig bestaan van méér dergelijke doeken,nbsp;door de aanraking van den Zaligmaker gewijd , onmogelijk zou wezen ,nbsp;zal wel niemand beweren, ja, ik zou zelfs zeggen, dat zulks, metnbsp;het oog op de geschiedenis der eerste christenen, wel voor hoogstnbsp;waarschijnlijk mag gehouden worden. 3“. Velen dezer sluijers kunnennbsp;bovendien onder den naam van gewijden doek ligtelijk doorgaan, ooknbsp;wanneer ze slechts een gedeelte van den echten sluijer bevatten. Zoonbsp;beeft men , bij voorbeeld , van de kruisnagels verscheiden stukjesnbsp;afgenomen, om die vervolgens in gewone spijkers te bevestigen, gelijknbsp;wij wel gewoon zijn , een splinter van het echte kruis te bewarennbsp;in kruizen, die uit verschillende stof vervaardigd zijn. De christenennbsp;nu zijn gewoon, de bovenbedgelde onechte spijkers toch evenzeernbsp;gewijde nagels te noemen, en ze, ofschoon zij dan ook de voeten ennbsp;banden des Zaligmakers niet doorboorden , evenwel niet minder regt-matig te vereeren. Daar zouden nu ook nog wel andere toelichtingennbsp;ten aanzien van het hierboven besproken punt te geven zijn, maarnbsp;ik acht dit, met betrekking tot den aard en de grenzen eenernbsp;aanteekening op den tekst van een boek, ongepast; nogtans wil iknbsp;hier gaarne nog eenige weinige regelen ten aanzien van het laatstnbsp;geopperde bezwaar bijvoegen.

Wat, namelijk, betreft de vereerlng van denzelfden martelaar, wiens gebeente zich, naar men zegt, op verscheiden plaatsen te gelijknbsp;zou bevinden, zoo antwoord ik daarop: 1». dat het feit valsch is,nbsp;wanneer bet een geheel ligchaam geldt; en wij dagen allen uit, dienbsp;er lust toe zouden hebben, om zulks op goede gronden, te bewijzen.nbsp;2°. Het feit is echter waar, wanneer er slechts van een deel of gedeeltenbsp;des llgchaams sprake zou wezen ; de uitdrukking: deze of gene kerk bezitnbsp;en vereert het ligebaam, den arm, het hoofd van dezen of dien Heiligenbsp;of Martelaar, betcekent geenszins, dat die kerk werklijk het ^anscAenbsp;ligchaam, het geheele hoofd, den volkomen arm van dezen of genennbsp;Heilige of Martelaar bezit, maar, gewoonlijk, slechts, dat er daar ternbsp;plaatse, in dat heiligdotii, een gedeelte van wordt bewaard. Zulk eenenbsp;wijze van uitdrukking, waarbij men een deel voor het geheel neemt, is

-ocr page 728-

718

HET DRIEVOCDIG ROME.

¦»an af de eerste christen-eeuvten reeds in gebruik geweest, en heeft tevens een zéér diepen zin: zij toont, dat de kracht van den Heiligenbsp;in baar geheel blijft, tot in het geringste deel zijner overblijfselennbsp;toe I). Doch, genoeg, voor den oogenblik : later zal ik gelegenheidnbsp;hebben, om, bij het behandelen der catacomben , nog nader op ditnbsp;onderwerp terug te komen.

1) Zie den H. Basilius orid. in 40 marlyr.; Bar. An. 35, n. 15; Mazzol. t. I, p. 3.

EINDE VAN HET TWEEDE DEEL.

-ocr page 729-

UNHOlIDSTAFEl

VOOR HET TWEEDE DEEL.

Bladi.

*28. December. Het veiabrurn. Sint-Joris. Gedachtenis der H. Bibiana. Vierkantige Janus-boög. Het grootnbsp;riool (cloaca maxima) van Tarquinius. De riolennbsp;van Rome in ’t algemeen. Wortelalleiding vannbsp;een zeer bekend woord. De H. Maria van Egypte,nbsp;of de kerk der Armeniërs.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

29 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Theater van, Marcellus. Forum olitorium. De

Porticos van Octavia. Sint-Angelo-m-f*escften«. Merkwaardige opschriften. De Circus Flaminius.nbsp;Klooster van den H. Ambrosius della Massima.

De groote Circus. Omvang. Beschrijving der spelen. Santa-Maria-in-Cosmedin.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1|

•)() nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aventijnsche berg. Heidensche herinneringen.

Christlijke herinneringen. Kerk der H. Prisca; der H. Sabina. Geschiedenis. Mosaïk. De H.nbsp;Dominicus; zijn Oranjeboom. Kerk van dennbsp;H. Alexis. Geschiedenis. Prioraat van Malta.nbsp;Gezigt op Rome. De Monte Testaccio. Dolzinnignbsp;bevel van Heliogabaliis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;27

.•Jl nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Uiteinde des jaars. Gewaarwordingen. Te Deum

in Gesh. nbsp;nbsp;nbsp;39

1 nbsp;nbsp;nbsp;Januari], 1842. De nieuwjaarsdag te Rome. Bezoek in

St. Pieter. Grootte. Kunstschoonheden. St. Pie-tersstoel. De Ordesstiehters. Do troonhemel.

De koepel. Sint Pieter, een beeld des hemels.

De reliquiën. Bezoek bij pater V.... De roede of boeteslafder penitenciers, (biechtvaders) vannbsp;Sint Pieter.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4.2

2 nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inrigting van het geestelijk gouvernement. Ro-

meinsche congregaties, haar doel, oorsprong,

60

-ocr page 730-

720

INHOUDSTAFEL.

Bjads.


werking. De Propaganda. Het H. Officie. De Index. De congregatie van het concilie. Denbsp;congregatie van het examen der bisschoppen.

De congregatie van de zetelplaatsen der bisschoppen. De congregatie der bisschoppen en van de kloostergeestelijkheid. De congregatie van denbsp;tucht der kloostergeestelijkheid. De congregatienbsp;der geestelijke onschendbaarheid. De congregatie van het consistorie. De congregatie dernbsp;Ritus. De congregatie der afiaten en van denbsp;reliquiën der heiligen. De congregatie der buitengewone kerkelijke aangelegenheden. De II.nbsp;Doop van eene Joden-farailie, en bare geschiedenis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tö

S Januarij.

De Penitencerie. De Daterie. De Romeinsche kanselarij. De Rota. De Encyklikeu. De Breven.

De Bullen. De Legaten aiatcre. De Nuntien. De geboren-Legaten. De Deiegaten. De Kardinaleu-Beschermheeren. Bezoek bij de bekeerde Jodenfamilie. Het Conservatoire der Neophyten. SSnbsp;Piscina Publica. De Thermen (badplaatsen) vannbsp;Caracalla. Standbeelden. Eene gewaagde luchtwandeling. Herinnering aan Caracalla. Dal dernbsp;Nymf-Egeria. Kerk der IlII. Nereus en Achil-leus. Oorsprong barer benaming van Fasciola.

De zeven zalen. De muildieren van Sixtus V.

Het Forum van Nerva. Tempel van Pallas. Slagtplaats der martelaren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lOS

De oude wijk van Via Lata. Graf van Publicius Bibulus. Basiliek der HH. Apostelen. Huis vannbsp;Martialis. Tempel van de Zon. Kerk van dennbsp;H. Marcellus. Palcis-Doria. Kerk der H. Ma-ria-iu-F*a-Lota. Kerker van den H. Paulus.nbsp;Paleis van Venetië. Kerknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den H. Marcus. 119

I) —

Driekoningen-feestdag te Rome. Latijnsche, grieksche, arraenische, maronitische Mis. Denbsp;.\gapen of Liefdemalen in de Propaganda. Hetnbsp;feest der talen. Gewaarwordingen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;131

De Quirinalis. Tempel van God Fidius. Tempel van Quirinus. Het Quirinaal-plein. Bijzonderheden, het Conclave betreffende. Herinneringen.nbsp;Wegvoering van Pius VILnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;139

Fonteinen van Rome. Waterleidingen der oude Romeinen. Het krachtvermogen der Eeuwigenbsp;Stad.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;159

-ocr page 731-

INHOUDSTAFEL,


Bladz.


10


0 Januarij. De zuil van Antoninus. Het bliksemetid legioen.

Basreliëf. Edict van Marcus Aurelius. De 'kolom door Sixtus V. hersteld. Monte-Citorio. Dij Fontein. De Gnomon. Het Veld van Mars. Denbsp;Septa eu de Villa publica. De Tuinen, de Thermen en het Meer van Agrippa.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;170

Het Pantheon. Uijkdommen. Zuivering. 'W'ou-derwerk. De Minerva. Graf van den Gelukzaligen Angelico da Fiesole. Kamer derH. Catha-rina van Sienna. Het Plein {Piazza) Navona. F''onteinen. Marktplaats. Volksvermaken. Denbsp;kerk van de H. Agues.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;180

Paleis-Braschi. Anecdote. Pasquino-plein. Chiesa ' nuova. Herinneringen aan den H. Philippusnbsp;Nereus. De jonge Spazzara. Campo-di-Fiore.nbsp;Theater, portions en curia van Pompejus. Doodnbsp;van Gesar. Paleis-Spada. Standbeeld van Pompejus. De H. lliëronymus della Carita. Cesarsnbsp;Naumachie, of watertheater. Scheepsstrijd. 191nbsp;Gehoor bij den Paus. Indrukken. Ontvangst bijnbsp;den H. Vader. De koning van het 'Valikaan.nbsp;Kabinet van Zijne Heiligheid. Gregorius XVI.

De plegtigheid van den voetkus. nbsp;nbsp;nbsp;, 205

Bezoek bij pater Mautone. Bijzonderheden betreklijk den H. .Vlphonsus en zijne heiligverklaring. Brief van den Heilige. Is zijne godgeleerdheid plaatsclijk, nieuwerwetsch, gevaarvol en te wantrouwen? Opmerklijk onderhoud metnbsp;den goeden pater. Bezoek in San-Luigi-di-Francia-, de kerk van den H. Lodewijk dernbsp;Franschen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;213

De Ahbé Palotta. Pator Bernardo. Pater Ventura. Italiaansche predikatie. nbsp;nbsp;nbsp;227

Kerk van Belisario. Santa-Maria-m-Foniica. Keizerlijke brandstapel. Beschrijving. Lijkpleg-tigheid van Augustus, zijn Mausoleum. Bijzonderheden betreklijk het hemd van asbest, ofnbsp;amiant.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;234

Volksplein. Obelisk. Santa-Maria del popolo. De Naumachie van Domitiaan. Trinitanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Monti.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;242

De tempel van Antoninus. Brug en kasteel van Sint-Angelo. Anecdote betreklijk eene roover-bende. Santa-Maria-iw-rraspontiwa. Kolommennbsp;van Sint-Pieter en Siut-Paul. De Sint-Pieters-koepel. Palla. De begraafplaatsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pelgrims.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;249


11 -


1-2 —


1.3. nbsp;nbsp;nbsp;—


li


15


lü —


17 nbsp;nbsp;nbsp;-


-ocr page 732-

INHODDSTAFEL.


18 January.


10


•2U

'21


lt;?•) _


2;j


24


BUdz.

Trastevere. Pons-Fabricius. Ilet Tiber-eiland. Pous-Cestius. HeriDneringen aan bet Heidendom. Christlijke monumenten. Marteling dernbsp;H. Cecilia. Kerk der H. Cecilia; haar graf. Harenbsp;badkamer. Mosaïk van het priester- en altaar-koor. Reliquiën. De vaas van den porticos. Denbsp;H. Franciscus-a-flyja. Kamer van den H. Fran-ciscus. De kloostergalerij.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;262

Santa-Maria-in-Trastevere. Taberna meritoria. Rescript van Alexander Severus. Mirakel vannbsp;de olie-fontein. Bewijzen. Eerste kerk vannbsp;Rome aan de H. Maagd toegewijd. Beschouwingnbsp;der fontein. Opschriften. Mosaïken. Grafsteden.nbsp;Reliquiën van martelaren. De trausteverijnen.nbsp;San-Pietro-in-Montorio.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;275

Eene teregtstelliug. nbsp;nbsp;nbsp;286

Mis in de gevangenis van de H. Agnes. Zegening der lammeren in St. Agnes-extra-muros (buitennbsp;de poort). Het Pallium. Beschrijving der kerk.

De kerk der H. Constautia. Avondgebeden. Bezoek bij den kardinaal Pacca. nbsp;nbsp;nbsp;208

Bekeering van den heer Ratisbonne. Verhaal van den heer de Bussières.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.OOti

Kerk van den H. Andreas-dellc-Fratte. Herinnering aan den kardinaal Consalvi. Opmerkingen betreklijk de kunsten te Rome. Gesprek van Napoleon met Canova. Bezoek van eenige paleizen on particuliere kabinetten. Het paleis-Barberini. Het paleis Borghese.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;815

Paleis-Ruspoli. Paleis-Chigi. Galerij. Bibliotheek. Paleis-Rospigliosi. De Aurora van Guido-Reui.

Het borstbeeld vanScipio den Afrikaan. De kerk van den H. Ignatius. Het graf van den H. Aloy-sius van Gonzaga. De kerk van Gesü. Het grafnbsp;van den H. Ignatius. De Thermen van Nero. Hetnbsp;Paleis-Madame. De kerk van den H. Eustachius. 323nbsp;Santa-Maria-della-Pace (des Vredes). Herinnering aan Sixtus V. De Sibillen van Raphaël.

Het paleis-Vidoni. De gewijde Fasten van Ver-rius Flaccus. Het paleis-Mattei. Busten der keizers. Schilderijen van Domenichino. Hetnbsp;paleis-Corsini. De Ecce homo van Guerchini.nbsp;Schilderijen van Paolo Veronese, van Titiaannbsp;enzv. De Farnesina. De kerk van den H. An-dreas-della-Valle. Schilderwerk van den koepelnbsp;door Domenichino.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;333


25

-ocr page 733-

INHOl'DSTAFEL.


725


2(i January.


¦27


28


29


30 nbsp;nbsp;nbsp;-


31 nbsp;nbsp;nbsp;-


i Februarij.


Het Paleis-Farnese. Fonleineu. Porticus. Beeldhouw- en schilderwerk. Triomf der Romeinen. Beschrijving van Titus’ zegepraal. De‘ triomfwegnbsp;der zegevierenden. Einde van den triomf. 'Overdenking daarbij.

Openbaar Consistorie op het Vatikaan. Benoeming van vijf kardinalen. Uitreiking van den hoed. Anecdote.

Het tweede bedrijf van den triomf. Slavenmarkt. De slaveustaiid. Hunne aanwending. Behandeling. Voortvlugtige slaven. Strafoefening.

Enkel het christlijk Rome. Karakter van Rome’s menschenmin. ’s Werelds rampen en wederwaardigheden. Rome’s liefderijke zorg voor dennbsp;pas-geborene en voor den wees. Bezoek in San-Spirito. Beschrijving van dit godshuis.

Rome’s liefderijke zorg voor den pas-geborene en voor den wees (vervolg). — Hospitaal vannbsp;S. Rochus-m-Ripetla. Sauta-Maria-m-Aguiro.nbsp;De kinderen van den Geletterde.

De doop van den heer Ratisbonue. Voortzetting onzer beschouwing van het christlijk Rome. Rome’s teedere bezorgdheid voor den wees. Hetnbsp;apostolisch godshuis van Sint-Michiel. Zijn ontstaan. Zijne vier familiën. Zijne inrigting.nbsp;Bezoek bij den kardinaal Mai. De fabel dernbsp;pauzin Joanna toegelicht. Rome’s teedere bezorgdheid voor den wees (vervolg). Het godshuisnbsp;van Santa-Maria~de'i~Angeli, Het godshuis vannbsp;Tata-Giovanni.

Onze L. Vrouw-Lichlmis. Wijding der wasfakkels. Rome’s liefdadigheid ten aanzien der weesmeisjes. Santa~Calharina—deï—Cordieri. Denbsp;vier-gekroonde-Eleiligen. De bedelmeisjes. Denbsp;Zoccoletto. Het liefdegesticht derH. Maagd-vau-Smarten , van den H. Borromeus, van denbsp;H.Euphemia, en van de Goddelijke Voorzienigheid.

Bezoek bij den kardinaal Mezzofanti. Anecdoten. Rome’s liefderijke zorg voor de weesmeisjes (vervolg). Conservatoria-Pio. De H. Moeder-Gods-van-Toevlugt. Aartsbroederschap van Maria-Boodschap. Pauslijke kapel in de kerk supra-Minerva (der predikheeren).


Bladz.


338


331


256


369


384


392


40;{


410


4-20


-ocr page 734-

724

4 February. Rome’s liefdadigheid ten opzigte der zieken. Het Hospitaal van den 11. Verlosser, van den H. Ja-


10 -

11

1‘.gt;

IMIIOÜDSTAFEL.

cobus, van den H. Gallicanus. nbsp;nbsp;nbsp;430

Rome’s liefdadigheid voor zieken, die oogenblik-lijke hulp noodig hebben. Hot gasthuis van de H. Maria-ter-Vertroosling, der Renfratelli, voornbsp;chronische lijders; voor kranken, die alleen geneesmiddelen en verpleging aan huis behoeven;nbsp;het ziekenbezoek en de apostolische aalmoeze-nierskamer.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;440

Rome’s liefdadigheid voor die aan het herstellen zijn, en voor den armen genezene. Openbarenbsp;werken. Bijzondere onderstand. De apostolischenbsp;aalmoezenierskamer.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;440

Anecdote. Andere liefdewerken voor den arme; huisbezoek; commissiën van onderstand; voorschot van geld; spaarbanken; loterij; bescherming zijner tijdelijke belangen. Broederschapnbsp;van den H. Yvo.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;436

Karnaval. Rome’s liefderijke zorg voor armen, die geen onderdak hebben. Bezoek in Sinte-Galla en in Sint-Lodewijk.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;464

Aschdag. Pauslijke Kapel. Rome’s liefdadigheid ten opzigte der ouden van dagen, alsmede vannbsp;arme weduwen. Het Barberini-gasthuis voor denbsp;stervenden. Liefdezorgen voor kranken, gelijknbsp;ook voor de dooden. Aartsbroederschap van donnbsp;goeden dood, en die van het Suffragium. Hetnbsp;Ave Maria der overledenen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;476

De Sacconi. Bijzondere aalmoezen. Een blik in Rome’s liefdadigheid.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;489

De Rotonde van Sint-Jau-buiten-de-Latijnsche poort. Het Columbarium van Pompouius-Hylas,nbsp;en van het geslacht-Volusia. Het graf der Sci-pio’s. De kruisweg in het Colosseum.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;301

’Cerstaudelijke ellende. Rome’s liefdadigheid ten opzigte van die onderwijs noodig hebben. Wijk-of huurtscholen, De tucht, die daar heerscht,nbsp;haar aantal. Gratis-onderrigt. Sint-Jozef-van-Calasanz; oorsprong zijner stichting; de ontwikkeling er van. Andere gratisscholen voor kleinenbsp;knapen. De doctrinairen, de broeders der christ-Ijjke scholen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sü9

Bezoek in de kleine-meisjes-scholen. De stich-

13

-ocr page 735-

725

INHOÜDSTAFEL.

Bladz.

ting der welgelukzalige Angela-de-Merici. Paus-lijke scholen. Scholen der vrome onderwijzeressen. Andere soortgelijke inrigtingen. Aanmerkingen. Slotsom. nbsp;nbsp;nbsp;517

14 nbsp;nbsp;nbsp;Februarij. Vertrek naar Napels. Albano. Herinnering aan

grafsteden vau Horatius en denbsp;Het meer-Nemi.

den H. Bonaventura. De Palazzola. De bouwvallen van Alba-Longa. Monte Cavo. Het meer van Albano. De Nympheën. Het sluiskanaal.nbsp;Castel-Gandolfo. Vermeendenbsp;Ascanius en der Curiaciërs.

H. Paulus. Aricia. Genzano.

Civita-Lavinia. nbsp;nbsp;nbsp;5quot;22

13

Velletri. Cisterna. Herinnering aan den II. Paulus. De Poutijnsche moerassen. Ardea, Antium, Sezze. Linea Pia. Forappio. Herinnering aannbsp;den H. Paulus. Fossa Nuova. Herinnering aannbsp;den H. Thomas. Tempel van Jupiter-Anxurusnbsp;en van Minerva. Kasteel van Theodoric. Denbsp;Kathedrale. Hospitaal en Paleis der Residentie. 331nbsp;Guardiole. Herinnering aan Tiberius. Herinnering aan Esraenard, Fondi. Kamer van dennbsp;II. Thomas. De zeeschuimer Frederik Barbarossa.

Itri. Het graf van Cicero, Mola di Gaëta. Villa van Cicero. Herinnering aan Gaëta. Miturno.

De Liris. Campanië. nbsp;nbsp;nbsp;548

l7 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Herinnering aannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hannibal. Capua. Amphithea

ter. Mosaïken. Hoofdkerk. Herinnering aan Bellarminus. Aversa. Krankzinnigengesticht.nbsp;Napels. De Lazzaroni.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S6i

15 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Een overzigt vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Napels. Een regiment van de

koninklijke lijfwacht. De hoofdkerk. Graf van Karei van Anjou. Antieke zuilen. De Doopkapel. De Basiliek der II. Restituta. Geschiedenisnbsp;dezer Heilige.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;575

1!) nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tweede bezoeknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in de hoofdkerk. Kapel van

het seminarie. Kapel van Minutolo. Crypt. Grafstede van koning Andreas. Kapel van dennbsp;H. Januarius. Schatkamer. Sakristij. Sint-Pietersnbsp;staf. De karthuiser-kerk, Een pauslijk woord. 584nbsp;20nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kerk van Sint-Pieter ad-aram, der Pieta-di-

Sangri, van San-Paolo-Maggiore, van den H. Gaëtanus van Tiëna, van den H. Andreasnbsp;van Avellino. De kamer van den laatstgenoemde.nbsp;San-Domenichino-Maggiore. Schilderijen. Ko-

-ocr page 736-

726

INIIOUDSTAFFX.

Sl3d2.

ninklijke grafplaats. Herinnering aan den H. Thomas. De Incoronata, Fresco's van Giotto.nbsp;Kerk van Monle-Oliveto. Herinnering aannbsp;Tasso, aan Saiita-Maria del Carmine, aan dennbsp;rampzaligen Conradijn. Gesü nuovo. De kamernbsp;van den H. Hiëronymus. Uitstap naar hetnbsp;Agaanomeer. De hondsgrot. Villa van Pollio.

Graf van Vivgilins. Sauta-Maria-del-Parto. Graf van Sannazar. Santa-Maria-a-piè-di-Grotta- S'JSnbsp;•21 Fchruarij. Posilippo-grot. Puozzole. Herinnering aan dennbsp;H. Paulus. De hoofdkerk, De H. Januarius.

Een piëdestal uit den tijd van Tiberiu.s. Tempel van Serapis, De Campanische weg. Hél Lucrino-meer. Eene anecdote. Het' Averno-meer en denbsp;grot der Sibylle. Baja. Cumie. Bauli. Kaap-Mysene. Eene wonderschoone vijver. De Ely-sesche velden. De Maccaroui. Herinneringennbsp;eig gewaarwordingen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;607

'ii nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pompeji. Geschiedenis en ondergang dier stad.

Algemeen overzigt. Indrukken. Beschouwing der tempels, regeringsgebouwen en particulierenbsp;woningen, Eindoverweging.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;640

23 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Studj, of het Bourbon-museum. Het geest-

lijk leven; het burgerlijk leven; het huislijk leven der Ouden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;667

'24 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vesuvius. Resina. De Hermitage. Herinne

ring aan Spartacus en aan Plinius. Een togt naar de kruin van den Vesuvius. Afdaling in den krater.nbsp;Vruchtbaarheid van vulkanische bodems. Her-culanum. Portici. De Corricolo.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;687

¦25 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Albereo-der-armen. Karei 111. Benedictus

XIV. Padre Rocco. Napel’s liefderijke zorg voor de verlaten kinderen. Ponti-Rossi, De kerknbsp;van den H. Januarius-der-armen. Catacomben.nbsp;Chineesch collegie. Gesh-Vecchio. Het ligchaamnbsp;van den H. Chrysanthus en der II. Daria. Denbsp;vestaalsche martelares. Vroomheid van Napels.nbsp;Volkszeden. Anecdote,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;606

-ocr page 737- -ocr page 738-





-ocr page 739- -ocr page 740-