-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

tl

HET

DRIEVOUDIG ROME.

I.


-ocr page 6- -ocr page 7-

/-B-KLlMc T ^ nbsp;nbsp;nbsp;|

HET

MJEVOUmc ROME


DAGBOEK

EENER REIS DOOR ITALIË,


VERGEZELD

i°. VAN EENE KAART, VOORSTELLENDE DEN PLATTEN-GROND VAN HET OUDE EN VAN HET HEDENDAAGSCHE ROME ;nbsp;VAN EENE KAART, WAAROP DE PLATTE GROND VAN HETnbsp;ONDERAARDSCHE ROME OF DER KATAKOMBEN IS GESCHETST ;


Os


DEN ABBÉ J. GAUME,

Vicaris-Geueraal van het Bisdom van Nevers , Ridder der Orde van St. Sylvester, Lid der Akademic van de Katholieke Godsdienst te Rome, enz. enz.


iVec ttn^uam icivltan) unc major nee sanclior.

^oo(f waa ergrooter of hei* ligcr atad.

Tit.Lw. Kist. lil». I.


EERSTE DEEL.


/v


'6 E R

R!JKquot;Ü^A''-;;-;S:TEiT u T; ; £ cT

AiiivHEin:,

TER BOEKDRUKKERIJ VAN JOSÜÈ WITZ. 18Ö3.


-ocr page 8- -ocr page 9-

VOOEKEDE.

Geene reis , voorzeker, is , uit het oogpunt der godsdienst, der wetenschap en der kunst, zoo belangrijk, als eene reisnbsp;naar Rome. Bij uitzondering daartoe bevoorregt, schelst denbsp;eeuwige Stad , die geheimzinnige schakel, welke de oude ennbsp;de nieuwe wereld aaneensluit, in hare monumenten denbsp;grondtrekken der gansche geschiedenis van ’t menschelijknbsp;geslacht, onder den dubbelen invloed des heidendoms en vannbsp;het Christendom. Gelijk in het uitspansel alle hemelligcha-men naar de zon worden heengetrokken; gelijk op de aardenbsp;alle rivieren naar den Oceaan uitloopen; zoo staan, in denbsp;goddelijke en in de menschelijke orde, alle gebeurtenissennbsp;der oude en nieuwe wereld met Rome in verband. Voor denbsp;toekomstige koningin des heidendoms zag men, gedurendenbsp;negen eeuwen, ontluiken en sterven de kleine gemeenebes-ten van het Westen en de groote monarchiën van hel Oosten,nbsp;welke, na alle andere staten te hebben ingezwolgen, opnbsp;hare beurt zich moesten oplossen in het rijk, waarvan Romenbsp;de hoofdslad was. Is er iets leerzaam, dan is het de be~

1

-ocr page 10-

VI VOOliREDE.

schouwing dier langdurige vorming van de Stad der Voorzienigheid; is er iets treffend, zoo moet dit wel het gezigt wezen van de gedenkteekenen harer magt: de aanblik dernbsp;plaatsen, waar de veldheeren, de redenaars, de groote mannen,, — steunpilaren en vestigers van haar rijk — geborennbsp;werden; der slagvelden , waar, door meer of min schitterendenbsp;overwinningen op hare naburen, de dochter van Romulusnbsp;het voorspel gaf van de verovering der wereld. Vandaar denbsp;diepe, onbeschrijfelijke indruk, dien het gezigt van hetnbsp;heidensche Rome te weeg brengt; een indruk, als nooit doornbsp;den aanblik van Londen, Parijs of Petersburg zal gemaaktnbsp;worden. Overal elders is eene ruïne niets meer dan eenenbsp;ruïne, een gedenkleeken van een bijzonder of nationaal feit;nbsp;te Rome is elke ruïne een monument van eersten rang, eennbsp;twee duizendjarige getuige van eene dier gewigtigste gebeurtenissen, welke de hoofddraden van het weefsel der geschiedenis uitmaken.

Door de hand der Voorzienigheid geleid, bereikte Rome , na zeven eeuwen van voorspoed, het toppunt der stoffelijkenbsp;magt. Het kan zeggen; de wereld ben ik. Doch daarmedenbsp;is zijne bestemming niet vervuld; een grooter roem wordtnbsp;het bereid , een uitgesirekter gebied voorbehouden : altijdnbsp;zal het heerschen, slechts zijn scepter zal verwisseld worden. Het Kruis zal de plaats des Adelaars innemen ; denbsp;herderstaf den bundel der consuls, hel zwaard des woordsnbsp;de bijl des lictors vervangen. In de aankondiging van datnbsp;nieuwe koningschap, waarvan het noch de verhevenheidnbsp;noch de magt beseft, ziet Rome niets anders dan het laatdunkend aanzoek om afstand te doen van zijn troon. Romenbsp;siddert, wapent zich, de worstelstrijd vangt aan: een reus-achtige strijd, die stroomen bloeds doet vloeijen, en drienbsp;eeuwen voortduurt. Het slagveld bevindt zich overal : opnbsp;’t Vatikaan, in het Coliseum, in den Circus, op het Forum.nbsp;Geen gebouw, geene plek gronds, geen steen, die niet

-ocr page 11-

VOORREDE. Vil

aan eene of andere episode uit den kampstrijd herinnert. Eindelijk wordt de overwinning beslist; Jupiler daalt af uit het Gapitolium; Gesar trekt zich naar Byzantium terug; de stadnbsp;van Nero wordt de stad van Petrus; en Rome, neêrgebonsdnbsp;van den troon des gewelds, bestijgt den troon der liefde,nbsp;om , zoo na als vóór den strijd , te blijven het hoofdnbsp;der wereld, het hart, waaruit het leven zich verspreiden, de schitterende ster, waar rond het heelal zich bewegen zal.

De reiziger staat verbaasd en ontroerd, als zijne blikken weiden over de plaatsen, en rusten op de gedenkteekenen,nbsp;welke getuigen waren van die daadzaak , de wonderbare ont-knooping eens drama’s van vier duizend jaren, namelijk,nbsp;Rome’s vervanging door Rome in het eeuwig rijksgebied dernbsp;wereld. De ziel verheft zich, de wetenschap komt tot besef,nbsp;en, wat haar ontbrak, wordt aangevuld, — ’t geloof slaatnbsp;onuitroeibare wortels; men vereert, men bemint, men bidt;nbsp;want allerwege ziet men klaarblijkelijk hel geheim der Voorzienigheid in het beslier der eeuwen , en tast en voelt mennbsp;het grootste der wonderen, waarvan Ie Rome de bewijzen evennbsp;talrijk, even tastbaar zijn, als de monumenten en ruïnen.

Als moederstad der godsdienst, is Rome levens de zetel der wetenschap. De hoofdsteden van Europa waren nognbsp;niet geboren, toen de stad der Hoogepriesters door verstandsontwikkeling en beschaving reeds heerschte. Antiochië,nbsp;Athene, Alexandrië, de groote oudsteden van het Oostennbsp;zonken terug in de duisternis der barbaarschheid. Kon-slanlinopel zelf verspreidde slechts een twijfelachlig licht:nbsp;terwijl Rome, met vaste hand , de helderlichlende fakkelnbsp;der wetenschap, ontstoken op het outer des geloofs, bovennbsp;de wereld hield opgeheven. Zijne boekverzamelingen warennbsp;de archieven, en zijne leeraars de orakels der beschaafdenbsp;wereld; zijne Hoogepriesters de koningen der wijsheid ennbsp;welsprekendheid; zijne wetten de grondslag der wetgeving.

-ocr page 12-

VOOUREDE.

en zijne hiërarchie het oorspronkelijk voorbeeld der maatschappelijke organisatie van het Westen. In de middeleeuwen zaait Rome de universiteiten in Spanje, Frankrijk, Engeland en Duitschland, gelijk God-zelf de sterren strooit in ’t firmament; zijn geest bezielt die groote ligcha-inen, voorkomt daarvan de afwijkingen, en doet, door zijnnbsp;magtigen invloed, ze allen zarnen werken lot de alge-meene harmonie en tot den geregelden vooruitgang dernbsp;verlichting.

Aan deze wetenschappelijke zending, welke het voortdurend op eene roemvolle wijze blijft vervullen, paart Rome eenenbsp;andere : de kunst wordt hare dochter en voedsterling. Hetnbsp;zij deze hare bladzijden, vol natuurlijke bevalligheid, schrijftnbsp;in de kerken van Ombrië; of in de mozaïeken van Ravennanbsp;en der byzantijnsche hoofdkerken de magtige poëzij van hetnbsp;christelijk symbolisme weder voortbrengt; overal wordt zijnbsp;er door aangemoedigd. Met eene even bekwame als edelmoedige hand, poogt Rome de kunst te handhaven in denbsp;waardigheid, welke haar van nature en pligtmatig toekomt,nbsp;als de priesleresse en medehelpster van ’t goddelijk Woonlnbsp;in het onderwijzings- en heiligingswerk der wereld. Dalnbsp;Rome slaagde, en nog het brandpunt der kunsten is, blijktnbsp;niet alleen uit de onvergelijkelijke meesterstukken, dienbsp;zijn roem uitmaken , maar ook uit de traditionele ver-pligting, opgelegd aan alle kunstenaren, om er hun kunstvermogen door zijn’ geest te bezielen, en het regels ennbsp;modellen te komen vragen: eene kinderlijke hulde, doornbsp;t menschelijk vernuft gebragt aan de stad, die de moedernbsp;der wijsheid mag heeten, omdat zij is de koningin des ge-loofs, dat wil zeggen de grootste en heiligste stad, dienbsp;ooit bestond.

Dit is, meenen wij, het ware gezigtspunt, waaruit de eeuwige Stad moet beschouwd worden, zoodanig de geest,nbsp;die bij eene reis naar Rome ten spoorslag behoort te strekken.

-ocr page 13-

VOORREDE. IX

Dus begrepen het ook, van den beginne af aan, de chris-ten-volken van het Oosten en Westen. Gedurende eene lange reeks van eeuwen, was een reis naar Rome eene bedevaart.nbsp;Overtuigd van haren hoogen en heilzamen invloed op dennbsp;katholieken geest, moedigden de pausen die zooveel mogelijk aan, en de gelofte, om ze te volbrengen, hetzij doornbsp;een monarch of een eenvoudig geloovige gedaan, behoortnbsp;tot dezulke, waarvan zij zich uitsluitend de dispensatie voorbehielden , en nog voorbehouden. Hoe zeer zijn de tijden veranderd! Sedert het ongeloof in den boezem van het oudenbsp;Europa zijne verwoestingen aanrigt, is eene reis naar Romenbsp;voor de meesten slechts een wereldsche, veelal nultelooze,nbsp;somwijlen zelfs gevaarlijke speeltogt. Geheel en al, of lievernbsp;enkel en alleen vervuld met de heidensche herinneringennbsp;hunner opvoeding, geleid door Gidsen, voor reizigers vannbsp;elke geloofsbelijdenis bestemd , en waarvan de verwaarloo-zing van ’t godsdienstig oogpunt wel het minste gebrek is,nbsp;hebben zij slechts het kunstmatig of heidensch aanzien dernbsp;monumenten en de zuiver menschelijke zijde van Rome’snbsp;wonderen opgemerkt. Hieruit volgt, dat het christelijknbsp;Italië een nog te ontdekken land is; en dat, ter beschaming onzer tijden, de katholiek maar al te dikwerfnbsp;de reis naar de heilige Stad doet, met minder godsdienstignbsp;gevoel, dan de mahomedaan zijne bedevaart naar Mekkanbsp;Volbrengt.

Is het nu in ’t algemeen een heilige pligt, aan deze hoogst belangrijke reis het godsdienstig karakter te hergeven, datnbsp;zij nooit had moeten verliezen, de tegenwoordige omstandigheden maken dezen pligt nog meer gebiedend en dringend.nbsp;Van den eenen kant leggen de regeringen het er op toe,nbsp;om los te maken en, als men het durfde, te verbrekennbsp;de heilrijke banden, welke de nationale kerken aan harenbsp;moeder vasthouden, teneinde ze tot dienaressen van hetnbsp;wereldlijk gezag te verlagen ; anderzijds brengt de anlichris-

-ocr page 14-

VOORREDE»

lelijke geest, die tegenwoordig heerschende is, telken mor*-gen in de dagbladen, in romans en reisbeschrijvingen eene menigte leugcnachlige, valsche verhalen voort, waarvannbsp;het doel is, Rome, zijne handelingen, wetten, zeden ennbsp;magt in een hatelijk licht te stellen, aan spot en verachtingnbsp;prijs te geven. Nogtans, men vergete het niet: meer dannbsp;ooit heeft Rome aanspraak op eerbied en liefde-, want meernbsp;dan ooit is Rome onze eenige steun, de steun des geloofs,nbsp;der vrijheid, der ware beschaving van Europa en der wereld.nbsp;Moet men er nog bijvoegen, dat de spoorwegen, de stoom-booten, de behoefte aan beweging, welke onzen tijd kenmerkt , dagelijks de reis naar Rome vergemakkelijken ennbsp;doen toenemen? Moet men, eindelijk, herinneren, dat, nognbsp;binnen drie jaren tijds, de opening van het groot Jubilé bijnbsp;duizendtallen de pelgrims langs alle wegen naar de heiligenbsp;Stad zal doen heenstroomen ? Al deze beweegredenen tenbsp;zamen genomen, toonen genoegzaam aan, van hoeveel belangnbsp;het is voor de godsdienst en de maatschappij, dat noodlottige vooroordeelen plaats maken voor grondige kennis,nbsp;beuzelachtige en kleingeestige voorstellingen voor verhevenernbsp;denkbeelden en waardiger beoordeeling.

Men ziet gereedelijk in, dat een werk, een waarlijk godsdienstige en wetenschappelijke Gids, een der beste middelen zou zijn, om dit doel te bereiken. Zoo dacht ook de grootenbsp;paus, wiens nog versch verlies door de Kerk betreurd wordt:nbsp;Gregorius XVI. gaf meermalen uitdrukkelijk zijn verlangennbsp;te kennen, dat er een werk van dien aard het licht mogtnbsp;zien. Heeft de schrijver van het Di'ievoudig Rome dezenbsp;heilige en edele laak vervuld ? Op zooveel laat hij zich nietnbsp;voorstaan: hij heeft een boek vervaardigd, teneinde hetnbsp;denkbeeld te geven, om een beter op te stellen. Ziehier,nbsp;overigens, het door hem gevolgde plan.

Na het westelijk gedeelte van Italië bezocht te hebben, komt hij te Rome aan; daar wordt eene drievoudige reis vol-

-ocr page 15-

VOORREDE. XI

bragt. Aanvankelijk wordt het nbsp;nbsp;nbsp;Rome naauwkeurig

beschouwd in zijne gedenkteekenen, gebruiken, zeden, kunsten, feesten, godsdienst en wellen: de Stad van Romulus en van Nero treedt levend en bezield weder te voorschijn.nbsp;Teneinde dit onderzoek belangrijker en gemakkelijker tenbsp;maken, geven wij eene verklarende lijst der voornaamstenbsp;Sigles f), zoo als die in de opschriften voorkomen, metnbsp;behulp waarvan de monumenlen eene voor ieder verstaanbarenbsp;taal spreken. Wèl onderwezen lieden, die Italië bezocht hebben , zulten het nut van een dusdanigen arbeid beseffen, diennbsp;men in geen’ enkelen Gïds aantreft.

Het christelijk Rome is het voorwerp eener tweede reis. Na de gebeurtenissen der ongewijde geschiedenis verhaald tenbsp;hebben, waarvan zij getuigen waren, worden de monumenten,nbsp;renbanen, forum’s, amphitheaters, de zeven heuvelen op nieuwnbsp;ondervraagd. Den tweehoofdigen, dubbelstemmigen Janusnbsp;gelijk, verhalen zij alsdan de christelijke gebeurtenissen, dienbsp;aan hun bestaan zich vastknoopen. Zoo spreiden het heidenschnbsp;en het christelijk Rome wëderkeerig over elkander hun licht;nbsp;niet één gedeelte der schilderij blijft in de schaduw, en denbsp;eeuwige Stad, de oudste dochter der Voorzienigheid, schittertnbsp;overal onder hare dubbele kroon, als koningin der kracht ennbsp;als koningin der liefde. De kerken en basilieken, met harenbsp;eerwaardige overleveringen, met hare evenzeer afwisselendenbsp;als menigvuldige kunstschatten, met haren rijkdom vannbsp;relikwiën en hare schaar van martelaren, die elk heiligdomnbsp;te Rome tot een hemel op aarde maken; al die zoo hartverheffende voorwerpen van godsvrucht en poëzij, die nogtansnbsp;aan het meerendeel der reizigers zoo geheel onbekend zijn,nbsp;worden bezocht en verklaard uit het oogpunt der wetenschap , der kunst en van ’t geloof.

1) Enkele letters ter aanduiding van geheele woorden.

-ocr page 16-

XII VOORREDE.

Hetzelfde heeft plaats ten aanzien der museums en galerijen , als ook met betrekking tot de gebruiken van het room-sche Hof en de groote plegtigheden der goede week.

Maar de ware roem van ’t christelijke Rome is niet die, welke in de oogen van den wereldsgezinden beschouwer blinkt;nbsp;men moet dien zoeken in de werken dier Kerk, welke denbsp;moeder, de meesteresse en het voorbeeld is van alle andere.nbsp;Nergens vindt men een moederlijker, vollediger, ouder stelsel van liefdadigheid; nergens werken van godsvrucht, waarinnbsp;beter de wezenlijke geest van het Katholicisme doorstraalt.nbsp;Maar Rome, tevreden met het goede te doen, houdt er geenenbsp;dagbladen op na, om dat wereldkundig te maken; en hetnbsp;godsdienstig tafereel zijner liefdegestichten ontbreekt nog innbsp;de Gidsen van Italië : Het Drievoudig Rome schetstnbsp;daarvan de hoofdtrekken.

Tot dusverre heeft de reiziger de grenzen der Stad niet overschreden. Maar builen Rome, en vooral in de ingewandennbsp;der aarde , bevinden zich andere wonderen, welke men nietnbsp;in de vergetelheid laten mag. De beroemde plaatsen vannbsp;’t aloude Lalium, de villa’s, de romeinsche wegen, onderscheidene basilieken en, inzonderheid, de onsterfelijke Kata-komben worden het voorwerp eener nieuwe reize. Afgedaaldnbsp;in het mideraardsche Rome, stellen wij onze nasporingennbsp;te werk nopens den oorsprong, de bestemming, de grafsteden, kapellen, straten, pleinen en bewoners van dezenbsp;groote stad der martelaren. Wij stellen ons voor, aan denbsp;onverschilligheid der fransche schrijvers, die er niet van gewagen, of alleen van spreken als oudheidkundigen, deze tenbsp;doen kennen in haar drieledig verband met de geschiedenis,nbsp;de kunst en de godsdienst. Meer nog dan het overige, biedtnbsp;dit gedeelte der reis, hetwelk een geheel boekdeel uitmaakt,nbsp;al het belangrijke der nieuwheid aan.

Zoo ver wat Rome aangaat.

Na de eeuwige Stad, worden Napels, Gampanië, Ombrië,

-ocr page 17-

VOORBEDE. XllI

«]e Marken, Lombardije en Piëmont benrtelingrs bezocht. Trouwens Italië deelt, hoewel dan ook in minderen g^raad,nbsp;in de grootheid, aan ’s werelds koninginne door de Voorzienigheid geschonken. Van den beginne af, was het de schitterendste wachter van hel oninelelijk gesternte, dat allenbsp;andere in zijne baan medevoert. Hieruit volgt, dat Italiësnbsp;monumenten, beroemde mannen, apostelen, martelaren,nbsp;.slagvelden, in de oogen des reizigers zich grootscher voordoen,nbsp;dan de gedenkteekenen en de mannen der andere natiën. Uitnbsp;dit oogpunt is het hier opgeval, zoodat de wijze van behandeling, bij het onderzoek en de beschouwing van Romenbsp;in acht genomen , overal dezelfde blijft. De hcidensche ennbsp;christelijke oorsprong van elke stad, hare groote mannen,nbsp;martelaren, ruïnen, kunstgewrochten, en vooral de gestichtennbsp;van liefdadigheid, zoo treffend en veelvuldig in Italië, maken het panorama uit, dat voor den aanschouwer wordtnbsp;ontrold.

Zoodanig is, wat den geest en het voorwerp betreft, het nieuwe werk, dat wij het publiek aanbieden. Vergissen wijnbsp;ons niet, dan gelijkt het weinig op eene herhaling van ’t geennbsp;in onze dagen over Italië is gezegd; dit is het eenige oordeel, dat wij er over mogen uitbrengen.

Wat den vorm aangaat, moet eene reisbesehrijving uit geene hoog-ernstige verzameling van wijsgeerige verhandelingen , noch uit eene meer of min eentoonige reeks van aardrijkskundige beschrijvingen of vrome overdenkingen beslaan:nbsp;het is een verhaal: de schrijver vertelt, beschrijft, dag op dag,nbsp;hetgeen hij ziet, verneemt en ondervindt. Wel verre van denbsp;aandacht te vermoeijen, schijnt deze eenvoudige en afwisselende manier ons toe, haar op te wekken en te onderhouden,nbsp;en dit des te meer, daar de beide plans, of plattegronden,nbsp;van Rome de daadzaken zigtbaar voorstellen, door den lezernbsp;de voornaamste plaatsen en monumenten, waarvan hij hoortnbsp;spreken, onder de oogen te brengen.

Drievoudig Rome. — I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;2

-ocr page 18-

XIV VOORREDE.

Wij eindigen met de bede van den heiligen Augustinus, welke wij duizend maal meer reden hebben om Ie herhalennbsp;dan de heilige leeraar: « Indien gij onder het lezen onnaauwnbsp;keurigheden en misvattingen, zelfs in menigte, aantrefl, zoonbsp;vergeef aan de taal ter gunste van het onderwerp: si quidnbsp;imondile atque inculte dictum legeris, vel si totum itanbsp;esise perspexeris , doctrinae da operam , linguae veniamnbsp;(Epist. 205, ad Consent.). »

----

-ocr page 19-

HET

DRIEVOUDIG ROME.

Den S. November.

Vertrek van Nevers. — Reiswijzer. — Villars. — Saint-Parize. — Saint-Pierre-le-Moutier. — Anekdote.

Omstreeks twee uur na den middag, hield de groote postwagen van Parijs op Lyon te Nevers stil. Zij nam er drie reizigers op, die naar Italië vertrokken, zijnde de heerennbsp;H. de Ch..., F. de Ch... en ik. Mijne jeugdige reisgenootennbsp;wipten vrolijk in het rijtuig, waarin ik op mijne beurtnbsp;plaats neem; en terwijl de klappende zweep des postiljons onzenbsp;vijf harddravers den kop doet opsteken, zet zich het loggenbsp;voertuig in beweging. Van uit het portier zenden wij onzennbsp;vrienden een laatslen afscheidsgroet toe, met de belofte vannbsp;binnen eene maand tijds te Rome te zullen zijn. Onze zak-horologies wezen twintig minuten voor drieën: ik sta er op,nbsp;dit tijdstip naauwkeurig te onthouden; men zal later wetennbsp;waarom.

ludien gij ooit in het geval zij*, geweest, om eene verre reis te ondernemen, dan zult gij toestemmen, dal het oogenbliknbsp;van vertrek iels plegtigs en aandoénlijks heeft, dat het hart

-ocr page 20-

3 nbsp;nbsp;nbsp;HET DRIEVOUDIG ROME.

beklemt. Hoe komt dit? dat weet ik niet, maar wel, dat, bij de eerste beweging der diligence, die achtervolgens doornbsp;nog twintig andere afgewisseld zou worden, waarvan denbsp;laatste ons aan de ooslelijke grens van Italië moest afzetten;nbsp;dat, bij den aanblik dier snel voorbij vliedende huizen, straten en pleinen, welke wij welligt nimmer zouden wederzien;nbsp;dat, bij de herinnering aan zoo vele dierbare personen, wiernbsp;bekommeringen en wenschen ons begeleidden, onze hartennbsp;geenszins vrij van ontroering waren. De dag-zelf, waarop wijnbsp;vertrokken, — een dag van treurige gedachten, — de verdordenbsp;bladeren, welke de wind op den weg ronddwarrelend deednbsp;voortstuiven , de denkbeeldige voorspiegeling der gevaren,nbsp;waaraan een reiziger kan blootgesteld zijn, dit alles bragtnbsp;ons in eene sombere stemming, welke zich in een langdurig stilzwijgen openbaarde. Om ons daarvan te bevrijden,nbsp;was er niets minder noodig, dan de ernstige gedachte aannbsp;het wezenlijk genot, hetwelk wij ons gedurende onze reisnbsp;beloofden, gevoegd bij de hoop op eene gelukkige terugkomst. Rome en Italië vertoonden zich aan onze blikken metnbsp;al het betooverende van hunnen naam en de magt hunnernbsp;herinneringen.

Rome! Italië! wat al schoons en groots, inderdaad, in deze twee woorden! Voor den eenvoudigen reiziger is Italië hetnbsp;land van den schoenen hemel en der bekoorlijke landschappen;nbsp;voor den wijsgeer en letterkundige het tooneel der grootstenbsp;gebeurtenissen, die in de geschiedenis der oude wereld staannbsp;opgeteekend. Daér hebben geleefd, gesproken, geschreven, hunnbsp;rol gespeeld en de sporen hunner loopbaan nagelaten de meestenbsp;vermaarde mannen, in wier midden wij onze lange kinderjaren doorbragten. Voor den kunstenaar is Italië het vaderlandnbsp;der kunsten, en Rome eene uitgestrekle galerij; voor dennbsp;navorscher der oudheid is het een museum, waar, in steen.

-ocr page 21-

VERTREK VAN KEVERS. nbsp;nbsp;nbsp;O

ia marmer en brons geschreven, de gansche gewijde en ongewijde geschiedenis bewaard wordt. Voor den christen,nbsp;voor den priester inzonderheid, is Italië het gelukkige strand,nbsp;¦waarin het schip der Kerk zijn onsterfelijk anker heeft vast-gehecht: en Rome het middelpunt des geloofs, waarvan hijnbsp;hel geluk heeft, een kind of bedienaar te zijn.

Onder zoovele titels was er één voldoende, om eene reis door Italië tot het voorwerp van ons geliefkoosd droombeeldnbsp;te maken. Dat droombeeld begon zich te verwezenlijken;nbsp;maar desniettemin peilden wij onze gedachten met de onrust van iemand, die ontwaakt, en vroegen ons-zelven af:

« Is het wel waar, dat wij naar Rome gaan.....? » Ja,

Rome, moeder en meesleresse aller kerken, stad der Voorzienigheid, beurtelings het voorwerp van den schrik en der liefde des heelals, geheimzinnige schakel, welke de beidenbsp;werelden aaneenhecht, eeuwige koningin der natiën, thansnbsp;de vreedzame woning des algemeenen vaders van het groolenbsp;katholieke huisgezin, na de woelige hoofdslad te zijn geweestnbsp;der dwingelanden van ’t menschelijk geslacht, wij zullen unbsp;weldra zien, niet slechts met het oog der ongewijde wetenschap, maar ook met het oog des geloofs. Gewijde grond,nbsp;dien zoo vele heiligen en martelaars, volgelingen van Petrusnbsp;en Paulus, met hunne voeten betreden, met hun zweet bevochtigd, met hun bloed gedrenkt hebben, gij zult weldranbsp;de indrukselen ook onzer schreden ontvangen. Niet lang meer,nbsp;en wij zullen de eerwaardige gelaatstrekken beschouwen vannbsp;hem. dien zoovele anderen , minder gelukkig dan wij, wen-schen te zien, en dien zij echter nooit zien zullen. Het zalnbsp;ons vergund zijn, ons geloof te verlevendigen op het grafnbsp;der apostelen, bij de katakomben onzer voorvaders: daarnanbsp;zullen wij in het midden onzer vrienden lerugkeeren, om bijnbsp;onze herinneringen te leven.

9

-ocr page 22-

HET DRIEVOCDIG ROME.

Deze hoop op onze lerugkomsl, de slreelendste hoop voor het hart des reizigers, wilden wij terstond versterken. Naau-welijks waren wij de groote brug overgereden, welke denbsp;Loire tusschen ons en de slad liet, of ik nam een middel tenbsp;baat, waarvan hel gebruik, even aangenaam als gemakkelijk,nbsp;onfeilbaar vertrouwen inboezemt. Men wete, dat de Kerk,nbsp;in hare moederlijke bezorgdheid een reiswijzer [ilinerarium)nbsp;ten gebruike der reizenden heeft vervaardigd: een onnavolgbaar gebed, waarin alle behoeften der pelgrims voorzien zijn.nbsp;De Kerk stelt ze afzonderlijk haren goddelijken Bruidegomnbsp;voor, en smeekt hem, gedurende de reis te waken over helnbsp;kind hunner gemeenschappelijke liefde. Zij herinnert hem,nbsp;dat hij ook pelgrim was in het tranendal ^ maar dat hijnbsp;een' voorlooper had, om hem den weg te bereiden ; zijnbsp;herhaalt hem %ijne, in hel oude verbond bewezene goedertierenheid jegens de reizenden : en den wonderbarennbsp;doortogt van Israël door de Roode Zee , 'en de bevrtjdingnbsp;van Abraham uil het land der Chaldeërs ^ maar vooral ooknbsp;de reis van den jongen Tobias onder het geleide van dennbsp;aartsengel Raphael. Bij de herinnering aan zoovele wonderen van magt en van liefde, ontsluit zieh het hart voornbsp;het volledigst vertrouwen, en men begint te zeggen: watnbsp;heb ik dan toch te vreezen ? Hij, aan wien de geheele aardenbsp;toebehoort, en wien alle elementen gehoorzamen, waaktnbsp;over mij, als over den appel zijner oogen. Met mij reizen ènnbsp;mijn beschermengel èn die mijner reisgenooten •, voorts zijnnbsp;langs den ganschen weg gesteld de beschermgeesten dernbsp;plaatsen, welke ik doortrek. Zij hebben last van mijnen he-melschen Vader, om zorg voor mij Ie dragen; en, ik ben ernbsp;zeker van, zij zullen hun pligt met meer naauwgezetheid ennbsp;welwillendheid vervullen, dan de civiele en militaire autoriteiten , die door mijne reispas worden uilgenoodigd , om mij hulp

-ocr page 23-

SAINT-PIERUE-LE-MOüTIEK. nbsp;nbsp;nbsp;O

en bijstand te verleenen. Wees gezegend, heilige godsdienst, die hemel en aarde aan onze belangen verbindt: uw kind is,nbsp;waar het zich ook bevindt, nooit alleen.

Terwijl ik mij aan deze gedachten overgaf, snelden wij onophoudelijk voort, bijna zonder dat ik het gewaar werd.nbsp;Reeds waren wij de befaamde Hut voorbij, waarin de godde-looze Foucher, door eene schendige navolging onzer hoogenbsp;geheimen, op éénen dag, in naam der natuur, drie honderdnbsp;republikeinschgezinde huwelijks-paren in%egende. De bergnbsp;der Brignons met zijn berucht bosch; Magny met zijnenbsp;herinneringen aan Karei den Kalen en aan den heiligen priesternbsp;Vincenlius waren verdwenen. Ter regter zijde ontwaarden wij,nbsp;van achter een gordijn van populieren, het oude kasteelnbsp;f^illars^ welks breede grachten aan meer dan een' riddernbsp;met ijzeren handschoen tot graf verstrekten. Links lieten wijnbsp;achter onsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i'arzze met deszelfsromaansche onderaard-

sche kerk, het onoplosbaar raadsel der oudheidkundigen. De avond was reeds gevallen, toen wij te Saint-Pierre-le-Moutier aankwamen.

Als twee lichtende verhevelingen schijnen twee groote gedaanten te zweven boven deze kleine stad, wier naam aannbsp;de geschiedenis niet vreemd bleef. De eerste is die van dennbsp;eerwaardigen zoon des heiligen Benedictus, die, in de middeleeuwen, zijn pelgrimsstaf in dit eenzaam oord kwam planten.nbsp;Rondom het klooster is de stad opgerezen: gelijk overalnbsp;elders werd ook hier de beschaving door de godsdienst voorafgegaan. De tweede gedaante, die, met de eerste vereenigd,nbsp;waardig zou zijn om door een bekwaam penseel geschetst tenbsp;worden, is die der wonderbare Maagd van Orleans: Saint-Pierre-le-Moutier was het tooneel harer schitterende dapperheid. Als men de ruimte, eertijds door zijne grachten ingeno-rnen, overschrijdt, meent men de zachte welluidende stem der

-ocr page 24-

(J HET DRIEVODDIG ROME.

jeugdige heldin Ie hoeren , terwijl zij haren strijders toeroept : o Voort! aan de rijsbundels en aan de horden, om een brug te maken! »nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« die dadelijk werd gelegd » dus

gaat de ridder d’Aulon, die daarbij tegenwoordig was, voort, en waarover hij, hier als getuige van het gebeurde optredende , geheel verbaasd stond; want oogenblikkelijk daarnanbsp;werd gezegde stad stormenderhand ingenomen, zonder datnbsp;de aanvallers veel tegenweer ontmoetten; en 't scheen hem,nbsp;zegt hij, gelijk hij hier verklaart, dat de daden der voornoemde Maagd eer goddelijk en wonderbaar waren, dan opnbsp;andere wijze verrigt, en dat het voor een zoo jeugdig meisjenbsp;onmogelijk was, zulke feilen te doen, zonder den wil en hetnbsp;beslier van onzen Heer 1). »

De inname van Sainl-Pierre-le-Moutier was eene der laatste krijgsverriglingen van Jeanne d’Arc. Het volgende jaar boel tenbsp;de bevrijdster van Frankrijk haren roem op den brandstapel,nbsp;door de hand der Engelschen in vlam gezet.

Siuts vijf uren bevonden wij ons in den wagen; lijd genoeg, om elkander’ op te nemen, met de oogcn te ondervragen ennbsp;te lecren kennen, ’t Gezelschap scheen onderling met elkandernbsp;tevreden; er heerschte bovendien eene pleglige kalmte in denbsp;natuur; de stille van den nacht werd naauwelijks afgebrokennbsp;door het dof gedruisch der logge diligence, die langzaamnbsp;hare diepe sporen in den modderigen weg van het Bour-bonnesche drukte: ’t was het uur der vertelsels in het hoekjenbsp;van den haard gedurende de herfst-avonden , en men begon tenbsp;pralen, hoffelijker gewoonte, sprong het gesprek van het eenenbsp;onderwerp op het andere over. Beurtelings zinrijk, verstrooid,nbsp;ernstig en vrolijk, viel hel eindelijk op de opvoeding, en

Ij Déposition de Jean cl’Aulon, chevalier, conseiller du roy et sé-néchal de Beaucaire, faite a Lyon Ie vingt-huitième jour de mai mil quatre cent cinquanle-six.

-ocr page 25-

ANEKDOTE. nbsp;nbsp;nbsp;7

nam het eene half lustige, half ernstige wending, waarin het eene geruime poos voortliep. De moederlijke en de vaderlijke opvoeding, het collegie, de kostschool, de hoedanigheden en gebreken, de onsehuld en het geluk van dennbsp;kinderlijken leeftijd, alles werd besproken, en aangenaamnbsp;toegelicht met aanmerkingen en anekdoten. Het zij mij vergund, eene van deze laatste mede te deelen.

Achter in het rijtuig zat een chirurgijn-majoor, die onder zijne grijzende haren nog al de levendigheid der jeugd hadnbsp;bewaard; voorts was hij zeer aangenaam in ’t gezelschap ennbsp;in het pralen heel bevallig. « De kinderen, zeide hij, leggen somtijds eene voorbeeldelooze naïviteit aan den dag.nbsp;Eenige jaren geleden, bevond zich eene mijner dochters,nbsp;Marie genaamd, die toen zeven jaren oud was, ernstig ongesteld ; ik oordeelde haar een trekpleister te moeten leggen,nbsp;maar de zwarigheid lag in de wijze, hoe haar daarmedenbsp;genoegen te doen nemen. Lang zocht ik naar een krijgslist,nbsp;toen eensklaps een gelukkig denkbeeld mij in den geestnbsp;schoot: ik riep Marie met hare zuster Mathilde, die anderhalf jaar ouder was, en zeide haar, op ernstigen toon: « Wienbsp;van u beiden het best oppast, krijgt dezen avond van mij eennbsp;trekpleister. — Dat zal ik doen, lieve papa, dat zal iknbsp;doen, antwoordden zij beiden, mij om den hals vallende. »nbsp;Ik ging heen; hare moeder kwam binnen, en zij liepennbsp;haar te gemoet, zeggende: « Mama, mama, wat een geluk !nbsp;als wij goed oppassen, heeft papa beloofd, ons dezen avondnbsp;een trekpleister te geven. » De dag ging voorbij ondernbsp;voortdurende inspanning, om zich goed te houden. Van tijdnbsp;tot tijd hoorde ik ze fluisterend elkander vragen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Hebt

gij ooit een trekpleister gezien? » Op het ontkennend antwoord barer zuster, komt Marie bij mij hare nieuwsgierigheid bevredigen: « Papa, een trekpleister, hoe ziet er die

-ocr page 26-

HET DRIEVOUDIG ROME.

uil? Wordt die gegreten? — Neen, lief kind, een trekpleister wordt op den arm geplaatst. gt;• Zij gaat mijn antwoord aannbsp;Mathilde overbrengen, en begint haren arm te bezien, omnbsp;zich bij voorraad te verheugen in het fraaije uitwerksel, datnbsp;het geheimzinnig sieraad zal te weeg brengen.

Eindelijk wordt hel avond, en ik verklaar, dat Marie het best heeft opgepast. Bij dit woord springt zij op van vreugde,nbsp;en komt mij omhelzen. Mathilde smelt in tranen. — «Schreinbsp;niet, zusje lief, zeide haar Marie; als wij morgen weêr goednbsp;oppassen, zal papa u ook een trekpleister geven.

— Op welken arm, vroeg mijne gelukkige zieke, komt de trekpleister? — Op den regter. Terstond ontbloot zijnbsp;haren arm lot aan den schouder. — « Maar, zeg ik haar, mennbsp;moet hem te bed ontvangen! » zij loopt er heen. Ik legnbsp;haar den trekpleister; Marie beschouwt dien, bedankt, omarmt mij, en slaapt in, gelukkig als eene koningin.

Helaas! haar geluk, even als dat van zoovele koninginnen, was slechts van korten duur. Het was nog geen dag, toennbsp;zij reeds op droevigen toon hare zuster riep, zeggende:nbsp;« Mathilde, Mathilde, wilt gij mijn trekpleister hebben? —nbsp;Ja wel; leen hem mij maar voor een oogenblikje. » Ik hoornbsp;het, snel toe, en moest door mijn gezag de vergunningnbsp;beletten. Toen snikte Mathilde: « Men geeft altijd alles aannbsp;Marie, en ik krijg nooit iels. »

Den 3. Stovemlier.

Moulins. — De kerk van het collegie. — Herinneringen. — Eene reis met de diligence en het menschelijk leven. — De vooruitgang. — Roanne. — Tarare. — Lyon.

Een heerlijk weder, zoo zacht als in de lente, had ons sedert ons vertrek begunstigd; maar in de natuurlijke, zoo-

-ocr page 27-

1

MODLItfS.

wel als in de zedelijke orde, volgt de eene dag den ande« ren, zonder elkaêr Ie gelijken. Het sloeg middernacht*;' dikkenbsp;wolken bedekten den hemel, en een twijfelachlig maanlichtnbsp;bescheen onzen snellen doortogt door Moulins, de stad metnbsp;zoo lagchende wandeldreven. Het speet ons, niet nog eensnbsp;de kerk van het collegie, eertijds der Visitatie, te kunnennbsp;bezoeken. Belangwekkend om hare kunstschatten, is zijnbsp;zulks nog meer door hare herinneringen. Zoo lang er eennbsp;steen van zal staan, zal zij de beroemde en gezegende namen van twee buitengewone vrouwen, het toonbeeld van haarnbsp;geslacht en de luister barer eeuw, in aandenken bewaren.nbsp;Het is in de schaduw van dit heiligdom, dat geruimen lijdnbsp;geleefd, — op die marmeren vloersleenen, dal hare tranennbsp;gestort, hare gebeden opgezonden hebben Jeanne-Francoisenbsp;Fremiot, barones de Ghanlal; en na haar de edele ennbsp;ongelukkige Marie-Félice des Ursins, hertogin van Montmorency. De eerste, eene waardige dochter van den heiligennbsp;Franciscus van Sales, slichtte, gezamelijk met hem, denbsp;luisterrijke orde der Visitatie; de tweede, schier op de trappennbsp;des troons geboren, wist in de vertroostingen der hoogstenbsp;godsvrueht het geheim te vinden van rustig en gelaten tenbsp;leven na den vreeslijken slag, die, door haren echtgenootnbsp;op ’t schavot het hoofd te doen verliezen, voor altijd harenbsp;hoop den bodem ingeslagen, en haar hart verbrijzeld had.

Met het aanbreken van den dag openden wij de portieren om den adem, die het rijtuig vervulde, uit te laten; eennbsp;digte nevel verduisterde den gezigleinder; de koude wasnbsp;scherp, de weg eenzaam en eentoonig : alles werkte zamen,nbsp;om ernstige denkbeelden in den geest op te wekken. Mijnenbsp;aandacht werd geboeid door de treffende overeenkomst vannbsp;’t menschelijk leven met eene reis in diligence.

In de diligence vangt gij uwe reis aan met reizigers, van

-ocr page 28-

10 HET DHJEVOCDIG HOME.

welke sommigen u bevallen, anderen mishagen •, eenigen verlaten u vroeger, eenigen later; vrienden of vijanden, mennbsp;moet van allen scheiden. De ledige plaatsen worden spoedignbsp;weder vervuld; de eerste gezigten worden door andere vervangen: ’t geeft nieuwe kennissen, nieuwen afkeer, nieuwenbsp;vermaken, nieuwe denkbeelden, eene nieuwe wereld. Denbsp;vertrekkenden zijn weldra vergeten. Zoo gaat het ook innbsp;’t menschelijk leven.

In de diligence wordt de ekwipaadje ook verdeeld in verschillende plaatsen; gij-zelf neemt dikwijls de eene na de andere in: plaatsen hoven op, het nest van den student opnbsp;vacantie, en van den soldaat met groot verlof, waar gij sigaar-damp inademt, waar gij bibbert, als het koud is, waar gijnbsp;nat wordt, als het regent; plaatsen in de coupé^ een kabinet der groote wereld, waar gij in ’t verschiet den disselboomnbsp;van den wagen en den voorsteven der paarden ziet; plaatsennbsp;van den middelbak, salon van koophandel, bij warme dagen,nbsp;om te stikken , waar men beurtelings over de vertegenwoordiging, den schouwburg , de gothiek, over spoorwegen, wijn,nbsp;flenel en beetwortelen praat; plaatsen van den achterbak^nbsp;verblijf van den gemeenen man , waar men u, zonder prijs-verhooging, het vermaak verzekert van in stofwolken verstiktnbsp;en voortdurend bezig gehouden te worden door een zeldennbsp;welriekend gezelschap van zogende kinders met hunne minnen,nbsp;van duivenmelkers met allerlei vogelgesnater, en van ambachts-volk geurend op verschillende wijs. Van al deze plaatsen deugtnbsp;nog de beste niet: overal voelt men schokken en vermoeijenis.nbsp;Even zoo in het menschelijk leven. Wie vindt zich wel geplaatst?nbsp;Wie kan in onzen tijd zich verzekerd houden, van niet beurtelings op alle plaatsen in of boven op het maatschappelijk voertuig te zullen moeten zitten? Hoevelen bevinden er zich in denbsp;coupé, die eertijds in den achterbak zaten , en vice versa ?

-ocr page 29-

EENE REIS MET DE DILIGENCE. 11

Met de dilig^ence reist ieder voor een bijzonder belang : deze voor den handel, gene om zich te vermaken, een derde tenbsp;zijner onderrigting, een vierde voor de gezondheid, een andernbsp;om van plaats te verwisselen. Zoo ook in ’t menschelijk leven.nbsp;Helaas! ja, in deze reis, wier doel voor allen hetzelfde wezennbsp;moest, gaan alle reizigers op verschillende doeleinden af.

Met de diligence reist men snel; vergeefs wenscht gij somwijlen haren gang te matigen. Bij elke rustplaats herhaaltnbsp;de barsche slem des conducteurs: voorwaarts , opgestapt!nbsp;en de zweepslagen van den postiljon geven aan de onverbiddelijke order gevolg. Hetzelfde geldt in ’t menschelijk leven.nbsp;Hoe zeer gij ’t moogl wenschen , het wordt u geweigerd,nbsp;een oogenblik te poozen; de gebiedende stem des tijds roeptnbsp;onophoudelijk: voorwaarts, voorwaarts! en men moet zijn wegnbsp;vervolgen.

De reis met de diligence is kort: zij duurt enkele uren, enkele dagen, zelden eenige weken of eenige maanden, ’lisnbsp;even zoo gesteld met het menschelijk leven : zelfs het langstenbsp;'s slechts een droom.

De reis met de diligence is bedrieglijk: het land, de hoornen, huizen, bergen , menschen, de hemel, waarvan gijnbsp;slechts een punt aanschouwt, wat doen ze anders dan verschijnen en verdwijnen ? Gij meent, dat alles vliedt, en gij-zelf zijt de vliedende. Even zoo in ’t menschelijk leven; wijnbsp;meenen, dal alles rondom ons verandert, en wij zelven zijnnbsp;het, die veranderen.

Met de diligence reizende, treft gij van tijd tot tijd logementen aan, sommige goed, andere middelmatig, enkele slecht; gij zet er den voet maar even in; gij geniet in dernbsp;haast de hulp van bedienden, maakt gebruik van meubels ennbsp;vertrekken, die u niet toebehooren. Alweder zoo in ’t menschelijk leven : de hut van den arme, het huis van den rijke,

Drievoudig Rome. — I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;5

-ocr page 30-

12 HET DKIEVOüDIG ROME.

het paleis des konings, ’t zijn al Ie maal slechts lijdelijke verblijfplaatsen, waarin men een nacht slaapt: ’s anderen daagsnbsp;moet men vertrekken.

Eindelijk, als een laatst punt van overeenstemming, gebeurt het niet zelden, dat u in de diligence ongelukken overkomen.nbsp;Wie weet niet, dat zelfs op de aangenaamste reizen onverwachte zwarigheden en misrekeningen eene breede plaats beslaan? Dus ook, en altijd zoo in het menschelijk leven.

La Palisse brak den draad mijner bespiegelingen af; deze plaats bragt ons den sire de la Palisse en het bekendenbsp;volkslied te binnen. Wie zou, bij de herinnering aan dennbsp;vermaarden maarschalk van Frankrijk, die, na zoo vele schitterende wapenfeiten, roemrijk in den slag bij Pavia sneefde,nbsp;niet met de Maislre herhalen: Wees dan een groot man,nbsp;opdat de eerste rijmelaar de beste u kome bezingen, en aannbsp;uwen naam een’ onverganklijken spot hechte!

Het lied, door een’ reiziger opgedreund, was nog niet uit, toen een onverwacht schouwspel den lachlust van alle passagiers gaande maakte. Wij reden door een klein en morsignbsp;dorp, waarvan niemand den naam wist te noemen. Bovennbsp;de openstaande deur eener armoedige hul, wier stroodaknbsp;op leemen muren rustte, vertoonde zich eene roode plank,nbsp;waarop in groote zwarte letters het weidsche opschrift :nbsp;Cabinet de lecture 1) prijkte. .luist, toen wij er langsreden,nbsp;stapte een haan met fiere houding het zoogenaamde Kabinetnbsp;binnen. Het gezigt van hel tweevoetig dier op dergelijke plaatsnbsp;lokte eene zeer ernstige woordenwisseling uil over de soort,nbsp;waartoe het behoorde. « Hel is een indische haan, zeiden sommigen ; hel is een gallische haan, beweerden anderen. — Gijnbsp;weet er niets van, merkte een reis kommies aan: het vernuftige dier, dal daar zijn feuilleten gaat lezen, is blijkbaar

1) Lees kabinet.

-ocr page 31-

15

DE VOOKÜITGANG.

een phalansleriaansche haan, een vrije, een vrijgemaakle haan, gelijk gij er binnen korlen tijd millioenen zien zult.

Dat is me ’t zelfde, riep een der reizigers uit, die bij lt;le Pyramiden gestreden had; ’t is altijd zeker, dat daar voor-uitgang in is; dat is beschaving, » en met eene, bij afwisse-hng, schorre en bevende stem vergastte hij ons op een liedje,nbsp;niet zonder verdienste is:

Je som’ devenus vieux saus rien savoir;

Maïs nos gamins, dam faudrait voir,

Y sauront tous la rieuthorique.

La matheumatique,

La inétalphysique,

La chimilque et ben d'aut’ s'crets.

V’la ce que c’est que Ie progrès.

Sur des cheinins de fer, sans avoir peur,

On court Ia poste a la vapeur.

Avec ca lancé com’ d'un’ fronde.

En queq’s heur’s de ronde,

Ou fait 1’ tour du monde Sans enrichir les cabarets.

V’la, etc.

Suppose que cela saute en éclats.

Et qu’en tombant tu te casses un bras Ou qu’ tu t’ démettes une omoplate,

Vient un orméopate Qui t’ casse l’aut’ pattenbsp;Pour te rend’ mieux portant qu’ jamais.

V’ia, etc.

Mais aussi quand on ne peut réussir On se défait de soi pour en fmir;

L’un se flanqu’ du plonvb dans la calotte , L'aut’ se tire un’ botte,

L'auf se serr’ la glotte,

-ocr page 32-

ii

HET DBIEVOCDIG HOME.

Puis l’aut’ dans l’eau va chei’cher l’frais.

Vla, etc. 1)

Terwijl de oude soldaat de kwakzalverij en de goddeloosheid zoo doorhaalde, voerde de diligence ons snel voort. Wij reden door de laatste vlakten van het Bourbonnesche, waarinnbsp;Napoleon, bij zijn terugkeer uit Egypte, twintig voor eennbsp;.slagveld geschikte plaatsen aanwees. Voor den middag waren

VOORUITGANG.

— Bovenstaand Fransch vrij nagescbelsl. —

’k Ben oud , in.a.ar zonder iets te weten ;

Doch, onze joiijrens , die zijn knap

In taat, in scheikunst, in planeten,

Kortom , in alle wetenschap.

De stoomkocts voert die slimme kwanten Tc post de jjansche wereld door,

Dat geeft de herberg wel geen klanten ,

Maar brengt toch ’t volk in ’t ware spoor.

Vloog soms , bij ’t buitensporig hollen ,

De boel in duizend spaanders op,

Geen nood voor onze schrandrc hollen ,

Zij wagen gaarne hals en kop;

Want, wien een been ooit werd gebroken Bij ’t sukklen uit Verlichtingshaan ,

VooRüiTGANG heeft de toorts ontstoken,

En brengt flux ieder redding aan :

Hij slaat ook de andrc vlerk hem stukkend ,

Dus blijft het evenwigt bewaard ;

En , hink ook ’t menschdom mal en krukkend. Geen nood, — Yeulicuting beerscht op aard !

Zij beeft , voor wien ’t niet meer mogt lusten , Pistool of dolk , vergif en koord ;

Maar , die in 't water liefst wil riislen ,

Zij werpt hem sloomend over boord.

’k Ben oud , en , mag ik al niets welen ,

Toch vind ik onze jeugd , hoe knap

Met al tiaar wiskunst en planeten ,

Beklaagtijk in haar wetenschap.

-ocr page 33-

TABARE. — LYON. ¦13

wij Ie Roanne. Déar komt men in den kring der Lyonnesehe bedrijvigheid: de spoorweg, de haven^ het grooler aantal en denbsp;meerdere pracht der winkels, alles kondigt de nabijheid eenernbsp;groole stad aan. Inmiddels krijgt het land eene andere gedaante; langs diepe holle wegen en door eiken-bosschen,nbsp;nadert men den befaamden berg Tarare. Wij kwamen ernbsp;goed over heen, even als door de stad van denzelfdcnnbsp;naam, waaraan de nijverheid, als op een wenk, het aanzijnnbsp;schonk. Bij het schijnsel der straatlantaarns, stelde onsnbsp;deze, met al den trots van een troetelkind der Fortuin, denbsp;eentoonige gevels harer lange gebouwen voor oogen, allenbsp;naar kazernen en verbeterhuizen gelijkende. Men wil, dat, tennbsp;aanzien van het zedelijke en stoffelijke, de manufactuur zoonbsp;wel van de eene als van de andere soort dier gebouwen watnbsp;aan en in zich heeft. Wij hadden den tijd niet, het gegrondenbsp;der aanmerking te toetsen; wij waren buitendien reeds langernbsp;dan den bestemden tijd op weg. De vadsige conducteur mogtnbsp;bet aan de paarden, postiljons, reizigers, aan iedereen en aannbsp;3lles, behalve aan zich-zelven wijten, wij kwamen niet voornbsp;s nachts ten één uur bij de bat'rières van Lyon aan.

« Zullen wij met de boot kunnen vertrekken ? » Deze gewigtige vraag hield ons reeds geruimen tijd bezig. Iedereennbsp;zeide, ’t geen vrees of hoop hem ingaf; sommigen meendennbsp;ja, anderen neen. Niemand hunner wist, of de bruggen opnbsp;de Rhone, die pas buiten hare oevers was getreden, denbsp;doorvaart zouden verhinderen. Wij bevonden ons nog in dezenbsp;onzekerheid, toen aan het portier zich eene vreemde tronienbsp;liet zien, verlicht door het doffe schijnsel eener lantaarn,nbsp;en half bedekt door een brceden villen hoed met neêrgeslagennbsp;rand. Deze tronie sprak en zeide: « Mijne heeren, kaartjesnbsp;voor den Pa]pin N“. 2; ’t is de eenige boot, die heden vertrekt. I) Alle handen strekten zich uit, bm de heilbrengende

-ocr page 34-

16

HET DRIEYOUDIG ROME.

kaartjes te nemen. Hoe sterk werkt niet op onze zienswijze de kracht der vooroordeelen! Te midden toch van een bosch, zounbsp;de man met een soortgelijk voorkomen ons allen hebben doennbsp;verbleeken; wel nu, zoudt gij het gelooven, dat hier, omnbsp;zijne geruststellende woorden, de besteller van den Papin onsnbsp;bijna zoo schoon als een engel toescheen ? Met onze reiskoffers afgeladen, rillende, verkleumd van koude, volgden wijnbsp;tot aan den oever der rivier den gedienstigen gids. De bootnbsp;was open; wij klommen af in ’t geen men het salon noemt.nbsp;Bij het licht eener lamp en de warmte van eenkagchel, dienbsp;door den machinist fiks gestookt werd, bivouackeerden wij,nbsp;op kanapé’s nedergevleid, tot ’s morgens zes uur.

Den Wovembert

Vertrek van Lyon. — Vienne. — Graf van Pilatus. — Tournon. — Valence. — Viviers. — Brug van den H. Geest. — Broedersnbsp;Bruggenmakers. — Mornat en de baron des Adrets. — Avignon.nbsp;— Avond-ontmoeting.

De voetstappen der aankomende reizigers, het stampen der paarden, welke men inscheepte, het gestommel met tonnen ennbsp;balen, die over de brug werden gerold, hielden ons den slaapnbsp;uit de oogen. Bij het aanbreken van den dag begroetten wij denbsp;koningin van Fourvières, en wierpen een vlugligen blik opnbsp;de schoone kaaijen der tweede stad van het Rijk 5 de tijd lietnbsp;ons niet meer toe; maar wij beloofden, ons voor dit gemis opnbsp;de lerugreize schadeloos te zullen stellen.

Weldra werd de boot als bestormd, en zagen we ons omringd, gedrongen, gestooten door een digten drom vannbsp;passagiers, die heen en weder liepen, luid snapten, elkandernbsp;in al dat gewemel zochten, zonder dat de een den ander vindennbsp;of verstaan kon. Men ligtte het anker, en ’t werd nu allesnbsp;stil; verontrusting had aller tongen verstijfd. Van de kaaijen

-ocr page 35-

'17

VERTREK VAN LYON.

hield het volk niet op met roepen: « Gij komt er niet door; het water staat veel te hoogr; gij gaat te pletter! » Dezenbsp;onheilspellende voorzegging werd gelukkig niet bewaarheid;nbsp;door eene bekwame manoeuvre raakten wij onder de brugnbsp;der Guillolière door, waarna de snelle stroom der rivier, zichnbsp;parende aan de kracht onzer machine, die met vollen stoomnbsp;werkte, ons zoo ras voortstuwde, dat wij vóór acht uur innbsp;t gezigt van Vienne waren.

Een dikke steenkolendamp breidde zich in zware wolk-zuilen boven de oude dauphinesche stad uit, en gaf haar het aanzien eener matrone in rouwgewaad. De hoofdkerk,nbsp;met hare beide hooge torens, kwam naauwelijks in ditnbsp;donkerkleurig landschap uit, daar de breede vormen van hetnbsp;goVhiek monument in een schenen te smelten met de getande graauwe bergketen, die er om heen ligt. Teneindenbsp;dien dag iets belangrijks te vinden aan de oude celtischenbsp;stad, was het noodig, hare geschiedenis te raadplegen. Welknbsp;oen veld van roemrijke herinneringen!

In de bloedige jaarboeken der Kerk schitteren vier diakens met onvergelijkelijken glans: Stephanus te Jerusalem, Lau-‘¦entius te Rome, Vincenlius in Spanje, Sanctus in Gallic. Gij,nbsp;Philantropen, buigt voor hun naam eerbiedig het hoofd. Vannbsp;deze mannen en van huns gelijken, hebt gij alles, wat gij bezit, alles, wat gij zijl; uwe verlichting, uwe instellingen, uwenbsp;zeden, uwe vrijheden zijn zoo vele vruchten van den boom desnbsp;Christendoms, welks wortelen door hun bloed gedrenkt werden.nbsp;Sanctus, te Vienne geboren, deelde in het martelaarschapnbsp;van Polhinus en Blandine. Hij bragt zijne regters tot wanhoop, matte zijne beulen af, en dwong de duizendtallennbsp;van heidensche toeschouwers, die in het amphitheater tenbsp;Lyon waren zaamgestroomd, om zich aan het schouwspelnbsp;zijner folteringen tc vergasten, lot een onbeschrijfelijken eer-

-ocr page 36-

18 HET PHIETOCDIG HOME.

bied. Wat zal ik zeggen van den brief, waarin de kerken van Vienne en Lyon aan hare zusters in het Oosten dennbsp;groolen strijd van den held verhalen? Liefhebbers der oudheid, wilt gij een onnavolgbaar gedenkstuk der verhevennbsp;eenvoudigheid leeren kennen, die u in Herodotus of in Homerus zoo zeer bekoort? Leest dan dezen brief; hij vangtnbsp;aldus aan: « De dienaren van Jesus Christus, die te Viennenbsp;en te Lyon, steden van celtisch Gallië, wonen, aan hunnenbsp;broeders van Azië en Phrygië, die hetzelfde geloof belijden,nbsp;en op denzelfden Verlosser hopen, vrede, genade en glorienbsp;door de barmhartigheid van God den Vader, en het middelaarschap van Jesus Christus onzen Heer 1). »

Ook de Verlichtings-aposlelen zijn aan Vienne dank verschuldigd. Het is daar, dat, in de maand April des jaars 1311 , het vijfde algemeen concilie vergaderde. Achttiennbsp;maal heeft de Kerk die groote zittingen gehouden, waarinnbsp;de hoogste belangen der menschheid overwogen werden; ennbsp;achttien maal moedigde de bruid van den God des lichtsnbsp;pleglig den vooruitgang der Rede aan, hetzij door haar vannbsp;uit het dwaalspoor terug te brengen, hetzij door vaststaandenbsp;regelen te geven voor hare ontwikkeling. Te Vienne zie iknbsp;paus Clemens V., door ’t heilig collegie en drie honderd bisschoppen omringd. Op een minder verheven troon , dan diennbsp;des opperpriesters, zit Philippus de Schoone, omstuwd doornbsp;zijn hof; hij heeft geene zitting als regter des geloofs, maarnbsp;als bisschop van builen, om door zijn gezag de dekreten dernbsp;kerkvergadering te ondersteunen : het is Constaulijn te Nicea,nbsp;of Marcianus te Chalcedonie. Wal gaat de katholieke Kerk,nbsp;in Thart der middeleeuwen vergaderd, beslissen? Onder anderen bepaalt, beveelt zij het oprigten van koslelooze leerstoelen voor de hebreeuwsche, arabisehe en chaideeuwschenbsp;1) Euseb. IHst. Bccl. lib. V. an. 177.

-ocr page 37-

VIENNE.


GRAF VAN PILATOS.


19


talen aan de universiteiten te Rome, Parijs, Oxford , Bologna en Salamanca.

Niet ver van Vienne, begroet men het graf van Pilatus, een pyramidevormig monument, dat, volgens de overlevering,, de plaats aanduidt, waar de onregtvaardige regter,nbsp;door zijne wroegingen gepijnigd, zich in de Rhone stortte 1).

Wat verder op, begint het bed der rivier te vernaau-wen, ingesloten tusschen oevers, die, met zware rotsblokken en naakte heuvels bedekt, gedurig scherper worden. Zij leverden voor ons een onaangenaam kontrast met de bekoorlijke boorden der Loire op. Inlusschen, terwijl ter regterzijdenbsp;bergen van vulkanischen oorsprong, met hunne kloven ennbsp;Ifale hellingen, een het oog vermoeijenden dam tegen dennbsp;aanbruischenden stroom vormen, beginnen de vlakten van hetnbsp;Dauphinesche, tegenover Serrières, zich te ontsluiten, waaropnbsp;de blik weder met welgevallen rusten blijft.

Ten half elf ontwaarde men in de verte eene zwarte 'tiassa, die zich midden uit de Rhóne scheen te verheffén.nbsp;1 Was hel vermaarde kasteel Tournon, gebouwd op eene rots,nbsp;wier grondvesten door het water der rivier omspoeld worden. De ontkroonde torentjes van ’t oude slot en vooral denbsp;tegenwoordige bestemming er van, getuigen luide, dat denbsp;ommezwaai der dingen van deze aarde zich droevig meestalnbsp;doel kennen: het grijze woonverblijf der edele dapperen dient namelijk thans tot eene gevangenis. Die wijdvermaarde slotvoogden, die lieve en vriendelijke dames, dienbsp;elegante freules van vroeger eeuwen hebben plaats gemaaktnbsp;voor nieuwe bewoners, wier uilerlijk voorkomen en gewoontennbsp;vrij wat van die der vorigen verschillen. Terwijl wij daarnbsp;voorbij stevenden, kwamen er acht of tien aan, met de keten

1) Euseb. Chronic. — Joseph, lib. XVlll,

-ocr page 38-

20 HET DRIEVOUDIG ROME.

aan den hals, en onder geleide van gensdarmes. Nabij het kasteel ziet men het collegie, een oud huis der jesuilen,nbsp;dat eene verdiende vermaardheid bezat. Op den tegenoverlig-genden oever der rivier verheffen zieh de heuvels der Hermitage en Coie-Rotie^ alom door hunne wijnen beroemd.nbsp;In naam der liefhebbers, zond de geheele ekwipaadje hun eennbsp;vlugligen doch minzamen groet toe.

Valence lag reeds voor ons. Naijverig op de bewondering der reizigers, schijnt de jongere zuster van Vienne hen metnbsp;trots te wijzen op hare kazerne, eertijds het oude seminarie,nbsp;haar nieuw .seminarie, hare St. Janskerk en hare geduchtenbsp;citadel , die de meest^ uitkomende punten vormen dernbsp;schilderij, waarvan zij-zelve een gedeelte uitmaakt. Maar,nbsp;als zij u hare geschiedenis gaat verhalen, wat al belangrijksnbsp;weel zij dan niet mede te deelen? In de dagen mijner kindsch-heid, de welbeminde dochter der Galliërs, onderging ik innbsp;mijne jeugd het lot mijner zusters; ik werd eene romeinschenbsp;kolonie. Later boog ik mijn hoofd onder den beurtelingsnbsp;zoo zwaren als liglen scepter der magtige hertogen van Bour-gondië, der moedige graven van Provence en der ridderlijkenbsp;heeren van Toulouse. In 1449 aan Lodewijk XI. aangeboden,nbsp;werd ik eene nieuwe parel aan Frankrijks kroon. Acht maalnbsp;heb ik eene schaar heilige bisschoppen in een concilie vergaderd gezien. Maar er is ééne herinnering, die zich nooitnbsp;uit mijn geheugen wisschen zal. Het is eene halve eeuw verleden , dat ik den eersten persoon der wereld, als gevangene,,nbsp;zag aankomen. Hel was een tachtigjarige grijsaard, driewerfnbsp;vereerenswaardig, door zijnen ouderdom, zijne deugden ennbsp;zijne waardigheid : hij heette Pius VI. Nog kan ik hel mijnbsp;voorstellen, hoe ik op den top mijner citadel het gelaat volnbsp;majesteit van dien opperpriester mogt aanschouwen, w'iensnbsp;eenige misdaad was, paus te zijn. Ik heb hem zien lijden , en

-ocr page 39-

21

VALENCE. — VIVIERS.

hij scheen mij grooter in de boeijen, dan op den troon. Ik heb hem zien sterven, en zijn dood was zacht, gelijk eennbsp;geruste slaap, heerlijk, als de zon, die wegzinkt in dennbsp;schoot der golven. Gij, die hier voorbij gaat, zegt het mij,nbsp;hoedanig het uiteinde zijner vervolgers was, en wat er geworden is van hunne voorzegging, dat Pius VI.de laatste dernbsp;pausen, en ik het graf van het pausschap wezen moest ?

De Papin^ die voor Valence had stil gehouden, om eenige passagiers af te zetten en op te nemen, hervatte zijnnbsp;snellen loop. Ginds, op den anderen oever der Rhone, opnbsp;een steden bergtop, verheft zich een slottoren, een waarnbsp;gierennest, welks bewoners, voorzeker, meermalen de landelijke bevolking op de berghelling hebben doen beven. Overnbsp;het algemeen zien er al die kruinen, gelijk zij zich daar in denbsp;Ardèche, door vulkaansche uitbarstingen opgeworpen, naakt,nbsp;gespleten, van onregelraatigen vorm en met oude kastedennbsp;op, vertonnen, dreigend, somber en woest uit. Viviersnbsp;met zijn schoon seminarie en zijne hoofdkerk, die men voornbsp;een versterkt kasteel zou houden, brengt in dat voorkomennbsp;volstrekt geene verandering te weeg.

Ik stond op het vooreinde der boot, de oogen naar den oever gewend, toen ik in mijne nabijheid, met eene geroerdenbsp;stem hoorde uilroepen; Zivdaar mijn geboorteland! Ziedaarnbsp;mijn geboorteland! Ik keerde mij om, en zag een jong soldaat, die met aandoening op eene met sneeuw bedekte nog vèrnbsp;verwijderde bergkruin w'ees. « Ik ken hem wel, zeide hij,nbsp;hel is de berg Ventous in het departement Vauclu.se. Iknbsp;heb hem dikwijls genoeg bestegen met den pastoor, als hijnbsp;de mis ging lezen, daar boven in de kapel. Daar is mijnenbsp;moeder!..... en met de omgekeerde hand wischte het belang

wekkend jongmensch een grooten traan weg. Eensklaps riepen de reizigers; de brug van den Heiligen Geest! en alle

-ocr page 40-

HET DRIEVOCDIG ROME.

blikken, die van den soldaat uitgezonderd, wendden zich naar het beroemde monument. Daar wij nog meer dan eennbsp;half uur er van verwijderd waren, konden wij op ons gemaknbsp;den burg Saint-Andéol^ en de wel bewaarde bouwvallennbsp;van eenen gallischen tempel, die, naar men zegt, voor Mithras geslicht was, in oogenschouw nemen. De romeinschenbsp;overheersching had zonder twijfel deze ooslersche eeredienslnbsp;in Gallië ingevoerd.

Intusschen liet de machine den stoom uit, terwijl de boot haar gang matigde. Waartoe deze vertraging? Men moestnbsp;wachten, tot de loods aan boord kwam, om ons onder denbsp;brug van den heiligen Geest door te brengen. Daartoe behoortnbsp;eene geheel bijzondere beweging, waarvan hem-alleen denbsp;handeling eigen is, en zonder welke men gevaar loopt, metnbsp;het vaartuig tegen de pijlers verbrijzeld te worden. Eertijdsnbsp;verwekten, zoowel schepelingen als reizigers, tezamen pleg-tig eene acte van berouw , alvorens de gevaarvolle doorvaartnbsp;te ondernemen. Ik voor mij volgde afzonderlijk dit godvruchtig voorbeeld, en verliet mij met vertrouwen op de bekwaamheid van den loods en op de vaderlijke zorg van Hem, die aannbsp;den mensch het verstand gegeven heeft: wij kwamen er, zoo alnbsp;niet zonder moeite, dan toch zonder letsel onder door. IVa Godnbsp;gedankt te hebben, bewonderden wij dit monument, dat aannbsp;eene der nuttigste instellingen van de middeleeuwen herinnert.

De brug van den heiligen Geest is 799 ellen lang en 3,85 el breed. Zij is zamengesteld uil drie en twintig bogen, en heeft innbsp;het midden van eiken pijler eene groote ronde opening, bestemdnbsp;om aan de rivier bij boog water een vrijen doortogt te verlee-nen. De meest gevestigde meening schrijft den bouw daarvan toe aan de Broeders Brug genmakers 1), nederigenbsp;monniken, wier naam en diensten, thans in vergetelheid

1) Fratres Ponfifices,

-ocr page 41-

25

BRüG VAN DEN H. GEEST.

geraakt, zeker de altijddurende erkentelijkheid van de vrienden der beschaving waardig zijn 1). In de twaalfde eeuw was het schoone Frankrijk niet, gelijk tegenwoordig, doorsnedennbsp;met groote wegen, waarover zich, nachten dag door, ontelbare voertuigen bewogen; onze stroomen en rivieren warennbsp;niet overdekt met vaartuigen van allerlei aard, of vannbsp;snelle sloombooten doorkliefd: het reizen was over het algemeen moeijelijk en niet zeer veilig. De materiële beschaving,nbsp;een noodzakelijk gevolg van de menigvuldige betrekkingennbsp;van gemeenschap tusschen de sleden en het platte land , gingnbsp;niet meer vooruit; aan de godsdienst was de eer voorbehouden, haar te ontwikkelen. De onvermoeide hand der kloosterlingen van den heiligen Benediclus en van Cilaux had denbsp;onvruchtbare vlakten ontgonnen en de uilgestrekte bosschen,nbsp;die den bodem bedekten, omgehouwen. Door den heilzamennbsp;arbeid der Broeders Bruggenmakers, kon men zonder gevaarnbsp;over de rivieren komen. Deze nuttige orde was hare instellingnbsp;verschuldigd aan den heiligen Benezet, van wien ik morgennbsp;gelegenheid zal hebben, te spreken.

Aan gene zijde der brug van den heiligen Geest, worden eensklaps de oevers der Rhone breeder; ter regler- en linkerzijde breidt het gezigt zich over de wijde velden van Vauclusenbsp;en van Gard uit. De rivier stroomt, tot aan hare boordénnbsp;gevuld, met eene steeds toenemende drift; men zou wanen,

1) De volgende plaats eener butle van NicolaasIV., uit hetjaar 1448 , pleit bepaaldelijk ten voordeele dezer meening : Pastorquenbsp;ipse. Spiritus sancti gratia; et fideliuni eteemosynis fretus, pontemnbsp;in loco indicato hujusinodi inchoavit. — Anderen schrijven de constructie der brug van den H. Geest toe aan de inwoners van Saint-Saturnin-du-Port, ondersteund door de aalmoezen der kloosterlingennbsp;van Cluni, en door het voorbeeld der Broeders Bruggenmakers aangespoord.

Drievoudig Rome. — 1. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;4

-ocr page 42-

24 HET DBIEVOÜDIG HOME.

dat de dochter van den St. Golhard zich haast, om de schatting harer wateren aan de Middellandsche Zee te brengen.

Bijna tegenover de brug van den heiligen Geest, op den linkeroever der rivier, ontwaart gij het dorp Mornas met zijnenbsp;met bloed bevlekte bergspits. Indien omstreeks het einde dernbsp;zestiende eeuw uwe schreden u door dat oord hadden geleid,nbsp;zoudt gij er een man van lange gestalte, met woesten blik,nbsp;gekromden neus, ontvleescht en met zwarte bloedvlekkennbsp;geleekend gelaat, hebben zien omzwerven, die aan de snelheidnbsp;van den gier de wreedheid des tijgers paarde: het was denbsp;Sylla van het protestantismus, Francois de Beaumont, baronnbsp;des Adrets. Gij zoudt het hebben kunnen zien, hoe hij, nanbsp;het bemagtigen van Mornas, zich in het barbaarsche schouwspel verlustigde, van de soldaten en officieren van ’t katholiek garnizoen, een voor een, boven van de naburige rotsennbsp;of van het plat der torens in de grachten te doen nedernbsp;springen, waar zijne krijgslieden hen op hunne pieken vingen. Als een dier ongelukkigen, na tweemaal zijnen aanloopnbsp;genomen Ie hebben, telkens aan den rand des afgronds stilnbsp;stond, schreeuwde des Adrets hem toe: Lafaard, die gijnbsp;zijt, dat. is nu de tweede maal, dat gij terug schrikt.nbsp;En ik, antwoordde de soldaat, ik geef het u in tiennbsp;keer te doen. Zooveel ziekskracht, in een dergelijk oogen-blik , behaagde den tiran, en verwierf voor den veroordeeldenbsp;genade.

Ik gevoelde, ik weet niet, welke ontroering, toen ik, mijne blikken van het tooneel van zoovele euveldaden afwendende, de kleine stad Roquemaure begroette, waar mennbsp;meent, dat Hannibal, op zijn’togt naar Italië, met zijn legernbsp;de Rhone overlrok.

Ten vijf uur bespeurden wij in de verte de torens van Avignon. De oude hoofdstad der Cavares, beurtelings romeinsche

-ocr page 43-

DE BARON DES ADRETS. — AVIGNON. 25

kolonie, veroverd door de Bourgondiërs, de Sarrazenen en de Franken onder de aanvoering van Karei Martel, republiek innbsp;de dertiende, verkocht in de veertiende eeuw door Joannanbsp;van Napels aan paus Clemens VI., werd , tijdens de omwenteling van ’t jaar 95, bij het fransche grondgebied ingelijfd.

Ik gaf mij, ’k weet niet meer aan welke gedachten nopens deze gedurige beweeglijkheid van het ondermaansche over, toen wij de haven bereikten. Het was nacht; onzenbsp;eerste zorg was, een onderkomen te zoeken, maar dit gingnbsp;niet gemakkelijk. De booten en rijtuigen, die dien dag voornbsp;de eerste maal sedert de overstrooming der Rhóne aankwamen,nbsp;hadden de stad met reizigers overvuld. Wij klopten aan velenbsp;deuren, maar overal antwoordde men ons: er is geene plaatsnbsp;meer. Daar bleef ons niets anders over, dan het vooruitzigt vannbsp;onder den blooten hemel ons nachtleger te zullen moeten opslaan. Het gewigt der omstandigheden in aanmerking genomen,nbsp;werd er besloten, dat onze kleine karavaan zich onmiddelijknbsp;zou verdeden; dat ieder van ons voor gemeenschappelijkenbsp;rekening zou gaan zoeken, en men een half uur later, opnbsp;het punt, waar wij elkander in verschillende rigtingen verlieten , weder bijeen zou komen. Zoo gingen wij dan alle drienbsp;er op uit, om een hotel, eene herberg, om ’teven, een of andernbsp;onderdak op te sporen. Op het vastgestelde tijdstip ter her-eeniging, bragten wij, Henri en ik, als uitkomst onzer pogingen , een nul op het rekwest mede. Francis, die met ongeduldnbsp;verwacht werd, Francis, de laatste hoop van den Staat, kwamnbsp;niet weder. Helaas! hij zou niet terugkeeren. Men verdenkenbsp;hem echter niet, dat hij tegen zijn mandaat zondigde; datnbsp;hij, tevreden met zijne eigen zaken bezorgd te hebben, dienbsp;van het Land uil het oog verloor; niets minder dan dat; maar,nbsp;gelijk zoovele anderen , was hij slechts te ver gegaan, en hetnbsp;spoor bijster geraakt. Zijne afwezigheid, ik moet het beken-

-ocr page 44-

26 HET DRIEVOUDIG ROME.

nen, brajjt de zaken deerlijk in de war. Onze toestand, die tot dusverre stof tot schertsen had kunnen opleveren, heg^on,nbsp;inderdaad een ernstige karakter aan te nemen: het werd laat:nbsp;wij kenden hier niemand, en konden geene inlichtingen vragennbsp;of erlangen, om onzen vriend op het spoor te komen. Eensklaps viel ons eene gedachte in, en wel eene lichtgevendenbsp;gedachte, zoo als men er altijd in knappe gouvernementennbsp;heeft, wanneer men zich uit eene moeijelijke omstandigheidnbsp;redden, of zich eene mislukking getroosten moet: Francisnbsp;zal naar den Papin zijn teruggekeerd. Wij deden onze bezorgdheid voor die geruststellende gedachte plaats maken, ennbsp;gingen nu voor onze eigen rekening te werk. Na lang zoe-kens, gelukte het ons in eene morsige kruisstraat, aan hetnbsp;einde van een’ langen donkeren gang een zoogenaamd hotelnbsp;op te sporen, waar alles zich echt provencaalsch voordeed:nbsp;hetgeen voor de bewoners van het Noorden en Zuiden, letterlijk vertaald, aldus luidt: Duur betalen, in den geestnbsp;souperen, en wakend slapen. Wij moesten er genoegen medenbsp;nemen.

Ten vijf uur des morgens verlieten wij het hotel, en begaven ons langs den koristen weg naar de boot. Groot wasnbsp;onze vreugde, aldaar het vermiste lid van onzen kleinen Slaatnbsp;weder te vinden. Hij verhaalde ons, dat hij, na lang te hebben rondgeloopen, eindelijk, den weg naar de plaats dernbsp;bijeenkomst had gemist; dat hij toen, uit wanhoop aan dennbsp;goeden uitslag der zaak, een goed avondmaal had genomen,nbsp;en de gastvrijheid aan den Papin was gaan vragen. Terwijl wijnbsp;daar spraken, kwam de kapitein melden, dat men, uithoofdenbsp;van den nevel, het anker niet ligten kon, en het vertreknbsp;eenige uren zou vertraagd worden. Dit oponthoud veroorloofdenbsp;ons, Avignon ter loops te bezigtigen: wij begonnen met hetnbsp;paleis der pausen.

-ocr page 45-

AVIGNON. 27

Doze onlzagwekkende massa, rustende op eene hooge rots, welke de Rhone bestrijkt, is geflankeerd met vier zeer hoogenbsp;vierkante torens van reusachtige afmeting. Terwijl de oudheidkenner met vervoering daarin het schrander, diep ernstige ennbsp;somwijlen .sombere genie der middeleeuwen gadeslaat, schijntnbsp;zij den christen toe, als het beeld der Kerk, die, op de rotsnbsp;gebouwd, den stroom ziet voorbij vloeijen, waarvan de golvennbsp;vergeefs legen hare eeuwige grondvesten klotsen. Een dernbsp;torens heeft eene treurige vermaardheid in de jaarboeken onzer omwentelingen: in den ijskelder, die zich aan den voet ernbsp;van bevindt, liet de wreede Camille Jourdan, bijgenaamdnbsp;de hoofdenmaaijer^ eene menigte slagtolïers nederwerpen,nbsp;die schuldig waren aan adel, rijkdom en deugd.

Om de ziel, door eene dergelijke herinnering afgemat, hare rust te doen hervinden, is er niets minder noodig dannbsp;de bevallige kerk van Onze-Lieve-Vrouw der Gaven, op kortennbsp;afstand van daar gelegen. In dit antieke heiligdom, zoo dierbaar aan de inwoners van Avignon, heeft de dankbare gods-vrueht, ter eere der heilige Maagd, het beeldhouwwerk ennbsp;het kostbaar marmer met kwistige hand aangebragt. De saeristynbsp;biedt den liefhebbers der kunst het gothisch graf van Joannes XXII. aan, den paus, die zoo bekend is wegens zijnenbsp;devotie voor Maria; maar niets herinnert meer. aan de tweenbsp;''ermaarde kerkvergaderingen, waarvan de geschiedenis zulkenbsp;breede kolommen in de godsdienstige en staatkundige historienbsp;der middeleeuwen beslaat. In de eerste, ten jare 1209 gehouden, werd keizer Otto IV. pleglig onttroond; de tweede,nbsp;gehouden in 1327, deed den tegenpaus Petrus van Corbaranbsp;in den ban. De verpligiende voorkomendheid der voortreffelijkenbsp;religieusen van den heiligen Joseph stelde ons in staat, omnbsp;in het gasthuis het vermaarde ivoren Christusbeeld te kunnennbsp;bewonderen, het grootste en welligt fraaiste, dat bekend is.

4

-ocr page 46-

28 HET DRIEVODDIG ROME.

Naar de kaai der Rhone terugkeerende, bevonden wij ons weldra op de brug van den heiligen Benezet, waarnbsp;eene wonderlegende ons heenlokte. Op zekeren dag, welkennbsp;weet ik niet meer, van het jaar H76, zag men van denbsp;bergen, waar hij de schapen zijner moeder hoedde , eennbsp;kleinen twaalfjarigen herdersknaap naar beneden komen. Begaan met de arme reizigers, die bij het overvaren der Rhónenbsp;aan zoovele gevaren waren blootgesteld, kwam hij naarnbsp;AvignOn, zeggende, dat hem door God was ingegeven, omnbsp;eene brug over de rivier Ie leggen. Hij treedt de kerk binnen, en deelt zijne zending aan den bisschop mede; mennbsp;bejegent hem als een waanzinnige, en maant hem aan , omnbsp;naar zijne kudde weder te keeren. Op de spotternij volgennbsp;bedreigingen, maar niets schrikt hem af: hij stelt eenenbsp;proefneming voor, en ze wordt hem toegestaan. Voor hetnbsp;oog der gansche stad, neemt de jonge knaap een ongemeennbsp;groolen steen op de schouders, om welken op te ligten,nbsp;dertig mannen te vergeefs liuune krachten inspanden. Vannbsp;geringschatting gaat men tol bewondering over, en ondernbsp;eenparige toejuiching wordt er tot den bouw der brug besloten. Iedereen droeg, door zijn geld en zijn arbeid, bijnbsp;tot hel zamenstellen van het monument, waarvan Benezet hetnbsp;bestuur had. In 1177 begonnen, werd de brug eerst in 1192nbsp;voltooid. Hare hechtheid, hare achttien bogen, hare lengtenbsp;van dertien honderd veertig voeten rangschikten haar metnbsp;regt onder de wonderen der middeleeuwen, die overigensnbsp;zoo rijk en wonderbaar zijn in bouwkunstige gedenkstukken.nbsp;Alvorens de laatste hand aan zijn werk gelegd, maar ooknbsp;na alle hinderpalen uit den weg geruimd te hebben, stierfnbsp;Benezet, evenzeer vereerd om zijne deugden, als door zijnenbsp;wonderwerken beroemd. Doordrongen van eerbied en dankbaarheid, liet de stad op den derlienden pijler, die nog be-

-ocr page 47-

29

AVIGNON. — AVOND-ONTMOETING.

Slaat, eene fraaije kapel stichten, waarin de overblijfselen van (Jen heilige werden nedergelegd. In 1669, toen eennbsp;groot gedeelte der brug was ingestort, bragt men ze plegtignbsp;naar de kerk der coelestijnen over.

De verschillende kwartieren der stad , welke wij vervolgens doorliepen, leverden niets op, wat men ook niet in anderenbsp;steden aantreft5 en, zonder dat het ons speet, zagen wijnbsp;den nevel optrekken, en het uur van vertrek verhaasten. Nanbsp;twintig minuten lang in moeijelijke en zelfs gevaarlijke bewegingen gemanoeuvreerd te hebben, gelukte het, met de bootnbsp;tusschen de naauwe openingen der schipbrug door te komen.nbsp;De Papin gleed snel over de heldere waterbaan der Rhóne,nbsp;die, als een onmelelijke spiegel, de eerste straten der pro-vencaalsche zon op ons terugkaatsle.

Weldra ontrolde zich voor ons oog de uitgeslrekte vlakte, waarop de jaarmarkt van Beaucaire gehouden wordt. Daarboven verhief zich het geduchte slot, dat de stad beheerscht.nbsp;Eindelijk vertoonde zich Beaucaire-zelf met zijn jeugdig voorkomen en vol beweging, als ook de heerlijke brug, dienbsp;deze stad met hare oudere zuster, het antieke Tarascon,nbsp;verbindt.

Op de havenkade toefde een zwerm vreemdsoortige lieden. Indien hun kastanjebruin fluweelen vest, hun groote grijzenbsp;villen hoed, waarvan de rand van achteren tot midden opnbsp;den rug reikte, hun bontkleurige gordel en hun wijde broek,nbsp;waarvan men de kleur niet wel onderscheiden kon, ons nietnbsp;overtuigd hadden, dat wij ons in een beschaafd land bevonden , zouden de levendige gebaren, de gebruinde aangezigtennbsp;en de onverslaanbare taal dier personaadjen van allerlei gestalte ons hebben doen gelooven, dat wij hier of daar aan eenenbsp;afrikaansche kust gingen landen, en in de handen eener hordenbsp;Kabylen zouden vallen. Werkelijk hadden wij met Arabieren

-ocr page 48-

30 HET DRIEVOUDIG ROME.

te doen, en wat nog; erger is, met gepatenteerde Arabieren, de sjouwers van Beaucaire. Onze goederen, die twee men-ïchen geinakkelijk konden dragen, worden door vier mannbsp;opgepakt, en wij volgen hen naar het hótel, dat slechtsnbsp;eenige schreden van de legplaats verwijderd is. Een reizigernbsp;meende zich mild te toonen, door zijn’ sjouwer vijftig centimes aan te bieden, voor het dragen van zijn maar zeernbsp;ligt valies. Deze weigert ze aan te nemen, zeggende, dat,nbsp;hem het dubbele toekomt; de reiziger blijft bij zijn aanbod,nbsp;en de sjouwer verwijdert zich morrende. Terwijl wij aan hetnbsp;ontbijt zaten, zagen wij hem terugkomen, vergezeld vaneennbsp;policie-agent. Hij vertoonde een besluit van den maire, datnbsp;de reizigers onder belasting stelt, en hun de verpligling oplegt van een franc te betalen , onverschillig hoe groot hetnbsp;reiskoffer is, of hoe ver het in de stad moet bezorgd worden. De reiziger, die er niet zeer op gesteld scheen , met diennbsp;voortreffelijken administrateur nader kennis te maken, gafnbsp;zonder weerspreken toe; maar mijnheer de maire kan ernbsp;zich van verzekerd houden, dat, zoo hij ook al door denbsp;sjouwers op de handen wordt gedragen, de vreemdelingennbsp;hem niet altijd met hunne zegenwenschen overladen. Godnbsp;beware u voor de sjouwers van Beaucaire !

Na het ontbijt, gingen wij de moderne brug naar Ta-rascon over. Al aanstonds trok de oude kerk der heilige Martha, zoo merkwaardig om haren bouwtrant, onze aandacht tot zich; ongelukkiglijk had de laatste hooge stand dernbsp;Rhóne daarvan de onderaardsche begraafplaats onder waternbsp;gezet, hetgeen ons belette, behoorlijk het graf der heiligenbsp;gastvrouw van den Zone Gods te hezigtigen; wij werden in-tusschen schadeloos gesteld door het verhaal van het wonderbaar apostolaat der heilige Martha. Ziehier, wat onze gids ernbsp;van vertelde:

-ocr page 49-

ïarascoK. 51

« Bij hare komst in dit land, zeide hij, vond de heilige het in de afgoderij gedompeld; maar weldra verschafte denbsp;V^oorzienigheid haar het middel, om de waarheid des Christendoms te doen uitblinken. Een vervaarlijk monster, dat wijnbsp;Tarasqtie noemen, rigtte in de gansche omstreek zijnenbsp;verwoestingen aan, en bragt de ontsteltenis onder de bevol-l^ing. Meermalen hadden de bewoners zich vereenigd, omnbsp;jagt op het ondier te maken, maar het had de moedigstennbsp;hunner verslonden, en aan alle aanvallen weten te ontsnappen.nbsp;Niemand durfde zich meer builen wagen; en in dien drin*nbsp;{Jenden nood nam men zijne loevlugt tot de heilige vreem-delinge, haar smeekende, dat zij het land van dien geeselnbsp;*oude bevrijden. De heilige, zich Gode aanbevelende, wapentnbsp;zich met een klein kruis en een koord, en vraagt, waarnbsp;het monster is. Men geleidt haar naar den ingang van hetnbsp;hosch, Nerluc genaamd, waar het afgrijslijk dier zich ge-tneenlijk ophield, als het niet aan den oever der Rhone was,nbsp;in eene andere spelonk, die den meesten reizigers tot grafnbsp;verstrekte. De heldin treedt het bosch binnen, begeeft zichnbsp;naar den ingang der grot, en zegt met eene vaste stem lotnbsp;het monster; Tn den nctam van Jesus Chnstus, beveel ihnbsp;** gt; utt te komen !

“ Oogenblikkelijk ziet men een zoo vervaarlijk dier te voorschijn treden, dat de aanblik er van alleen reeds in slaatnbsp;was, iemand van schrik en afgrijzen te doen sterven. Hetnbsp;monster was half viervoetig , half visch; zijn ligchaaamnbsp;was hooger en langer dan van een slier, ’t Had den kopnbsp;van een leeuw, lange snijtanden, de manen van een paard,nbsp;zes poolen, voorzien met de klaau wen van een beer, endennbsp;staart eener slang. Het ligchaam was bedekt met schelpen ,nbsp;legen de felste wapenen bestand; op den rug had het eenenbsp;S^aat, bezet met zeer scherpe punten, hard als ijzer. Op

-ocr page 50-

59 HET DRIEVOUDIG ROME.

bet g^ezigt van ’t ondier, zoeken de onversaagdsten hun heil in de vlugt; alleen de heilige blijft. Getemd door eene goddelijke kracht, nadert het monster kruipende, en legt aannbsp;hare voelen de lillende leden van een ongelukkigen reiziger neder, die zijn laatste prooi had moeten wezen. Denbsp;heilige raakt den kop van het beest met het kruis aan,nbsp;doet het hare koord om den nek’, en voert het monsternbsp;mede, dat zoo tam als een lam was geworden: op de marenbsp;van hel wonder komt heel de stad toesnellen. Om zich te wreken over de rampen, welke zij hen had doen lijden, dooddennbsp;de inwoners de Tarasque, na haar geslagen en verscheurd tenbsp;hebben, zonder ze meer te vreezen, dan een op doek geschilderd dier. Eenparige dankbetuigingen vielen Martha ten deel,nbsp;en de magt van den God der christenen werd openlijk erkend. Ter gedachtenis van dit voertal, dat voor ons landnbsp;het einde der afgoderij en het begin des Christendoms was,nbsp;vieren wij jaarlijks een prachtig feest, waarbij gij met genoegen zoudt tegenwoordig zijn. »

De goede man vertelde ons verder, boe het feest der Tarasque gevierd wordt, waarvan echter de bijzonderhedennbsp;aan iedereen bekend zijn; maar onze aandacht werd doornbsp;andere voorwerpen getrokken.

Het kasteel van Tarascon toonde ons zijne zwarte muren, van wier hoogte, na den Ihermidor, een groot aantalnbsp;razende republikeinen werden afgeworpeu. Zoo zag men opnbsp;weinige mijlen afstands van deze bloedige looneelen dernbsp;fransche omwenteling, in den ijskelder van Avignon , de slagt-offers, op het kasteel van Tarascon de beulen, op dezelfdenbsp;wijze ombrengen ; goddelijke regivaardigheid !j

Inlusschen was het uur van vertrek naar Nimes gekomen. De brug weder overgaan, een vlugligen blik te werpen op het uitgeslrekte, toenmaals ledige, veld der jaarmarkt, en

-ocr page 51-

00

NIMES.

het zuidelijk kanaal, met vaartuigen bedekt, Beaucaire in zijne geheele lengte doorloopen, was het werk van tien minuten , die ons nog overbleven. De elfde minuut was naau-welijks verioopen, of de blakende voertuigen der nijverheidnbsp;renden, snel als de wind, met ons voort door een uitgestrektnbsp;met olijfboomen beplant veld. Deze kostelijke boomen, welker kleine grijskleurige bladeren niets aanlokkelijks bezittennbsp;voor het oog des vreemdelings, verheugden alstoen het hartnbsp;^an hunne eigenaren; zij waren beladen met vruchten, dienbsp;aan de gelukkige Provencalen een jaar van overvloed beloofden. De olijfboom moet zorgvuldig aangekweekt, gesnoeidnbsp;om de drie of vier jaren gemest worden; tot dien prijsnbsp;betaalt hij ruimschoots het zweet des arbeiders. De moer-beziënboorn, die zich bijna overal in zijn gezelschap bevindt,nbsp;is niet minder nuttig; zijn groen gebladerte omringt gemeenlijk als een boordsel de olijfplanten, en geeft aan het land-schap een minder eentoonig aanzien,

In minder dan een uur tijds hadden wij zeven uren af-stands afgelegd: wij bevonden ons aan het station te Nimes. De kathedrale, zoo rijk aan herinneringen, de put van hetnbsp;bisschoppelijk paleis, hel levend graf eener menigte katholiekennbsp;tijdens de religie-oorlogen, de vermaarde fontein met harennbsp;tuin, den trots der Nimezen, waren de eerste voorwerpennbsp;onzer vurige belangstelling. De bron, die aan eene riviernbsp;het aanzijn schenkt, welt op aan den voet van een berg, opnbsp;wiens top zich de Tour Magne^ een oude vuurtoren , verheft , die door de Romeinen gebouwd werd. De helling vannbsp;den berg, naar den kant der stad , is getooid met groen geboomte, en heeft het bevallig aanzien van een engelschennbsp;tuin mei zijne bogtige lanen, hellende rotsen, oneffen terrein, en vergezigten van een waarlijk schilderachtig effekt.nbsp;In de bedding-zelve, gevormd door de bron der fontein, be-

-ocr page 52-

34 HET DRIEVODDIG ROME.

vinden zich romeinsche baden, benevens een tempel van Diana, waarvan de grondslag zeer wel is bewaard gebleven. Vijf ennbsp;twintig schreden verder, aan den voet eener rots, verheft zichnbsp;een druïdentempel, indien althans de Druïden tempels hadden.nbsp;De groote brokken ruwen steen, waaruit hij was zamenge-steld, leverden een scherp kontrast met het keurig beeldhouwwerk van den tempel van Diana op. De geest der beidenbsp;volken straalt in deze twee monumenten door, en het heidendom vertoont zich daarin evenzeer met zijne twee kenmerkendenbsp;karaktertrekken: de wreedheid en den wellust. Den schoenennbsp;waterloop volgende, waarvan de zuiverheid en doorschijnendheid mij aan de rivieren van Zwitserland herinnerden, doorwandelden wij den geheelen tuin der Fontein, het Luxembourg van Nimes, en naderden wij het zoogenaamde Maison-Carrée of vierkante huis.

Deze tempel, die om zijnen minbouwvalligen toestand den eersten rang onder onze romeinsche ruïnen inneemt, beslaatnbsp;een parallelogram, rustende op dertig gecanneleerde (gegroefde) kolommen van een goeden bouwstijl. Dit monumentnbsp;stond midden op een forum, en werd, naar alle waarscliijn-lijkheid, door Agrippa gebouwd en aan Augustus toegewijd.nbsp;Doch na den dood van den jongen Marcellus, toen Augustusnbsp;de kinderen van zijn schoonzoon, Agrippa, had aangenomen,nbsp;aan wie hij den titel van Caesars schonk, meent men,nbsp;dal deze tempel aan hen werd overgedragen. Het volgendenbsp;opschrift schijnt dit aan te duiden:

C. CAESARI AÜGUSTI F. COS. LUCIO CAESARI ACGL'STI

« Aan G. Gesar, zoon van Augustus, consul. Aan Lucius Gesar, zoon van Augustus, benoemd consul, prinsen dernbsp;jeugd. »

-ocr page 53-

Ni.lIES. 00

Het Vierkante Huis, dat thans tot museum en jjalerij dient, bevat eene merkwaardige verzameling van oudheden. Marmeren busten, sarcophagen in graniet, bronzen slandbeeldjes vannbsp;heidcnsche godheden treft men er in fraaijen vorm en in groo-ten getale aan. Onder de grafsleenen viel mij er een bijzondernbsp;inliet oog, waarvan het opschrift aanvangt met de woorden:nbsp;PAx AETEHNA {Eeuwigc rede.) Tot op de trofeën des doodsnbsp;graveerden de heidenen zorgvuldig het maatschappelijk leerstuk der onsterfelijkheid. De rij der schilderijen wordt geopendnbsp;door Cromwell., het graf van Karei I. ontsluitende.nbsp;Het schouwspel van den koningsmoord, op het doek vereeuwigd, maakte weldra plaats voor eene niet minder vreeslijke herinnering, in steen gegrift. In de nabijheid van hetnbsp;Vierkante Huis verheft zich het amphitheater, waarin men,nbsp;ter verlustiging van het koninklijk volk, het bloed van men-schen stroomen deed. Beter, dan al hetgeen ons lol dus verrenbsp;voorkwam, doen de worstelperken {arenes) van Niines, dienbsp;volmaakt goed bewaard zijn gebleven, de wreedheid en magtnbsp;der Romeinen uitkomen, zoo als men die in den bouw ennbsp;de reusachlige proporliën dezer strijdplaatsen kan gadeslaan.nbsp;Als gij daar staat, te midden van deze ruimte, afgesloten doornbsp;muren, van zeventien eeuwen heugende, en gij even het stilzwijgen oplegt aan de gedachten, die u op dal oogenbliknbsp;bezig houden; door hoe vele herinneringen en denkbeeldennbsp;ziet ge alsdan uwen geest niet bestormd! Rondom u, van afnbsp;hel podium tot de bovenste galerij, meent gij op de trapsgewijsnbsp;aangebragte zitbanken die dertig duizend naar bloed dorstendenbsp;toeschouwers te zien zitten; te hooren hunne niet eindigendenbsp;toejuichingen bij den val van elk slagtoffer, de hartverscheurende jammerkreten der gekwetsten, het gereutel dernbsp;stervenden, het brullen der leeuwen en tijgers, hel kletterennbsp;der zwaarden, of den horen der zwaardvechters, die een

Drievoudig Bome. — I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;3

-ocr page 54-

56 HET DRIEVOUDIG ROME.

ongelukkiger! slaaf, misschien een ehrislen, in hel worstelperk binnenleiden, ofweóreen nieuw verscheurend dier, waarvannbsp;de geslalle en buitengewone woede een oogenblik van stuipachtige vreugde aan dit volk verschaffen, welks gevoel doornbsp;zingenot verstompt is; en uw hart krimpt in een, en dennbsp;volgenden nacht zouden akelige droomen uwen slaap verontrusten, indien niet een gevoel van dankbaarheid voordennbsp;God, die de wereld van zoo veel barliaarschheid gered heeft,nbsp;alle andere indrukken te niet deed.

De orde, welke wij in onze omwandeling volgden, leidde ons van de worstelperken naar de centrale gevangenis, dienbsp;door de broeders van de christelijke leer bediend wordt: dezenbsp;schikking was regt goed: geen beter middel toch, dan doornbsp;eensklaps hel heiden- en hel christendom in hun’ geest ennbsp;in hunne werken voor zich te zien, om beiden naar waardenbsp;tc leeren schallen en, zonder veel logica tc behoeven, totnbsp;deze gevolgtrekkingen Ie komen: onder de iieerschappij desnbsp;heidendoms, diepe verachting der mensehheid; onder dennbsp;scepter des chrislendoms, godsdienstige eerbied, zelfs jegensnbsp;den schuldige; in de worstelperken, zelfzucht en wreedheid;nbsp;in de gevangenis opoffering en naastenliefde; hier, vertroosting van den misdadiger door den onschuldige; daar vreugdekreten bij hel schouwspel der smart; hier, tranen vannbsp;medelijden op liet zien van elk leed; daar, de zwakke, denbsp;geringe, de gevangene, met kelens beladen cn omgebragtnbsp;door den sterke cn maglige; hier, de sterke en magtigcnbsp;zich tol dienaar makende van den geringe en den arme; daar,nbsp;zwaardvechters, bier broeders. Wilt gij de reden welen vannbsp;dit onwrikbaar zedelijke verschijnsel? Slaat uwe oogen op:nbsp;in de worstelperken troonen Jupiter en Venus, de adelaarnbsp;cn de bijlbundel; in de gevangenis Jesus en Maria, de duifnbsp;en hel kruis; daarmee is alles gezegd!

-ocr page 55-

ARLES. 0/

Den 6. IVovember.

Arles. — De heilige Trophimus. — De Galerijen. — De heilige

Ccsarius. — De Schouwburg. — Het Amphitheater. — De Kerkvergaderingen. — De heilige Genesius.

Te Beaucaire lerugg^ckeertl, moesten wij ons naar de haven spoeden, werwaarls de reizigers in menigte heenstroqm-den. De klok van den Papin had zich doen hooren, en uit zijn schoorsteen zagen wij van verre reeds eene dikke wittenbsp;rookzuil opgaan, ten teeken van een nabijzijnd vertrek. Tennbsp;acht uur waren wij in 't ruime water; de hemel was heldernbsp;en de Rhóne kalm, zoodat wij ten tien uur te Arles voornbsp;den wal kwamen, na een afstand van zes uren te hebbennbsp;afgelegd. De omstandigheden noopten ons tot ’s anderen daagsnbsp;in deze stad te toeven, en ik wenschte er mij-zelven geluk mede.

De wijsgeer, die, zonder Frankrijk te verlaten, een volledigen cursus van beschouwingen over het wissellotnbsp;der wereldsche dingen zou willen maken, kan niet beternbsp;doen, dan zijn verblijf in de antieke arlesiaansche stad tenbsp;vestigen. Grieken, Romeinen, Bourgondiërs, Gothen, Sarra-cenen. Franken, wat weet ik het? twintig verschillendenbsp;volken hebben beurtelings met hunne handen omwoeld, metnbsp;hun bloed gedrenkt, den grond, die thans nog met de gedenkstukken hunner magt als bedekt is. Al die monumenten,nbsp;weleer tempels , paleizen , forums, amphitheaters, citadellen, zijn veranderd in ’t geen op den duur alle men-schelijkc gewrochten worden, namelijk in bouwvallen: maarnbsp;ook daardoor zijn ze, dunkt mij, slechts te welsprekender.nbsp;Voeg daarbij, dat het volk, ’t welk dit groote graf bewaart,nbsp;een volk op zich-zelf uitmaakt. De Arlesiaan wijkt in kleedij ,nbsp;taal en zeden van de naburige bevolkingen af: men zou zeg-

-ocr page 56-

00

HET DRIEVOEDIG ROME.

gen, dal hij, zijn’ vroegeren roem indachtig, wil blijven, wat hij is.

Inlusschen is er onder al die verbroken magten eene, die al de anderen overleeft, en daar , gelijk elders, een stempelnbsp;van onsterfelijkheid aan hare menschcn en hare gedenktee-kenen heeft weten in te drukken: namelijk , het christendom.nbsp;Na zoovele eeuwen, bewaart Arles nog eene godsdienstigenbsp;herinnering aan Trophimus, Cesarius en Genesius. De eerstenbsp;was de arme leerling van een tentenraaker, Paulus gehee-ten, die van uit de gevangenis, waarin hij in ’t groote Romenbsp;geketend lag, de magl van Nero trotseerde, de góden vannbsp;het Capitool op hunne altaren deed waggelen, en leerlingennbsp;uitzond ter verovering der wereld. Arles viel aan Trophimusnbsp;^ten' deel; en de jeugdige Apostel, op eene wonderbare wijzenbsp;f ter volvoering der plannen zijns meesters medewerkende,nbsp;slaagde er in, om een gedeelte van hel zuidelijk Gallië ondernbsp;de heerschappij des kruizes te doen bukken 1).

Wij namen onzen intrek in een hotel, dat welligt op de Basiliek van het forum was gebouwd, zoo als twee antieke, in den gevel aangebragle, zuilen schijnen aan te duiden, ennbsp;waar wij slechts twee schreden van de fraaije kerk van dennbsp;heiligen Trophimus verwijderd waren: zij ontving ons eerstenbsp;bezoek. Hel portaal, van den zuiverslen gothieken stijl, zounbsp;ons geruimen lijd hebben bezig gehouden, indien het verlangennbsp;ons niet geprikkeld had, om de vermaarde galerijen in hetnbsp;oude huis der reguliere kanoniken te bezigtigen. Deze marmeren galerijen zijn van een zeer keurigen arbeid. Het bevalligenbsp;der architectonische lijnen, de zuiverheid der klaverbladen,nbsp;de snede der kruisbogen, laten niets te wensehen over; denbsp;kleine kolommen, die de booggewelven schragen, zijn van

1) Mamachi, Origin, et antiguit. Christian, t. II., lib. 2,

p. 266.

-ocr page 57-

AHLES. 39

den sierlijkslen vorm en beurtelings ornstrengeld door lofwerk , of bedekt met figuren van gewijde beeldhouwkunst. Onder zoo vele rijkdommen van kunst bewondert men vooralnbsp;lt;le Aanbidding der Wijzen en de Vlugt naar Egypte.

In de kerk teruggekeerd, vereerden wij de rclikwiën des apostels van Arles, die in een prachtig altaar bewaard zijn.nbsp;Met den roemrijken leerling van den heiligen Paulus begintnbsp;de lange keten der ariesiaansche bisschoppen, waarvan denbsp;groole Cesarius een der schitterendste schakels uitmaakte. Eennbsp;bewonderaar van den heiligen Augustinus en, gelijk deze, denbsp;geesel van het pelagianismus, werd hij ook de ijverige navolger van diens heldhaftige naastenliefde. In 507, na eenenbsp;hardnekkige belegering, was Arles dermate met gevangenennbsp;overstroomd, dat men er de kerken mede opvulde. Begaannbsp;met het lot dier ongelukkigen, die het noodwendigste ontbeerden, putte Cesarius, om hen te helpen, niet zijn erfgoed, dat reeds lang het eigendom der armen was, maarnbsp;den schat zijner hoofdkerk uit. Hij liet de zilveren versiersels, die zich aan hel hekwerk en de pilaren bevonden, alsnbsp;ook de wierookvaten, kelken en patenen smelten; dit allesnbsp;werd verkocht, en de opbrengst daarvan aangewend, om innbsp;de behoeften der gevangenen te voorzien. Deze heldhaftigenbsp;opoffering was in de oogen van den heiligen man eene zeernbsp;eenvoudige zaak: « Onze Heer, zeide hij, had slechts aardennbsp;vaatwerk, om het laatste avondmaal te houden; laat onsnbsp;derhalve er geen bezwaar in zien, om dit kostbaar vaatwerknbsp;te geven lot rantsoen voor hen, welke hij met zijn eigennbsp;leven heeft vrijgekocht. »

Als men de kerk verlaat, waar deze goede en aangename gedachten hel hart doen zwellen, kan men, als van zelf, zichnbsp;in eene geheel andere almospheer verplaatsen. Gij hebt slechtsnbsp;twintig schreden te doen, en het griekschc en romeinsche

-ocr page 58-

40 HET DRIEVOUDIG ROME.

heidendom rijst, uil het midden zijner bouwvallen, voor u op, gelijk eene met bloed en het slijk van den wellust bezoedelde spookgestalte.

Hier is de schouwburg, waarvan eenige marmeren zuilen zich nog op hunne voetstukken veriieffen ; zijn voortooneelnbsp;en halve-cirkel kan men nog goed onderscheiden; voorts hetnbsp;amphitheater, dal grooler, maar meer vervallen is, dan datnbsp;te Ninies, met uitzondering van \\eX podium; eindelijk denbsp;Elyseesche velden, waarvan de ledige sarcophagen op eenenbsp;treurige wijze herinneren, dat de mensch zich zelfs de bestendigheid van het graf niet beloven kan. Aan de grenzennbsp;dezer eenzame vlakte verheft zich, door groene boomen omringd, de prachtige kerk der Majore, de trots en het voorwerp der bijzondere genegenheid van de Arlesianen: men zounbsp;zeggen een Parijs te midden der woestijn.

Onder de groote godsdienstige herinneringen, welke de antieke moederkerk van narboneesch Gallië verlevendigt,nbsp;moet men die der vier kerkvergaderingen rangschikken,nbsp;waarvan zij getuige was. De eerste, gehouden in het jaarnbsp;514, klimt op tot de eerste dagen van den aan de Kerk geschonken vrede, en bewijst, hoe zeker deze goddelijke maatschappij van haar zelve was, om hare opperhoofden in eenenbsp;pleglige vergadering bijeen te roepen op dezelfde plaatsen,nbsp;waar het bloed barer martelaren nog rookte. Eenige schredennbsp;van de stad verwijderd, aan den oever der Rhone, zagen wijnbsp;de plaats, waar de heilige Genesius, weinige jaren vóór denbsp;vergadering van het beroemde concilie, den marteldood hadnbsp;geleden. Maximianus Hercules kwam te Arles, waar zijnenbsp;eerste zorg was, het bloedig edikt van vervolging, niet langnbsp;te voren op de muren van Nicomedië aangeplakt, en door hetnbsp;gansche keizerrijk heen op eene onmenschelijke wijze tennbsp;uitvoer gelegd, te doen afkondigen. Genesius, desledelijke

-ocr page 59-

ARLES. — BE ZEE. 41

jjrifficr, wordt ontboden, om het over te schrijven. Hij weigert, en zoekt zijn heil in de vlugt. Door 'de beulen achterhaald,nbsp;verliest hij zijn leven; maar, hij heeft overwonnen, zijne handnbsp;heeft niet geschreven, en vijftien eeuwen van roem zijn hetnbsp;begin der belooning voor zijn edelen moed.

Deu 9. ntovember.

De zee. — Ts'otre-Dame-de-la-Garde. — Lazarus. — Marseille. — De liaveu. — Het Hotel d’Orieut.

Ten vijf uur des morgens, begaf ik mij naar de kerk van den heiligen Trophimus, om er de mis te lezen. Hel goddelijk bloed had naauwelijks op het outer des martelaars gevloeid , toen we naar strand moesten ijlen en plaats nemen,nbsp;te midden van tonnen, balen en bundels teertouwen, op eennbsp;vaartuig, dat zich reeds in beweging stelde. Het was de Deux-apeurs, die dien dag naar Marseille voer. Ten zes uur ligttenbsp;meu het anker ; de koude was scherp, en uil den met waternbsp;bezwangerden dampkring zijpelde een fijne regen , die onsnbsp;tot op het gebeente door weekte. Geen salon of kajuit bodennbsp;ons daartegen eenige beschutting aan. Wat aangenaams wasnbsp;er te hopen van eene reis, die onder dergelijke ongunstigenbsp;voorteekenen werd aangevangen ? Onze bekommering was nog-tans zonder grond; weldra trok de digte nevel op, en vertoonde zich de hemel in al zijne helderheid: het werd eennbsp;schoone dag. Omstreeks negen uur, stevenden wij in zee,nbsp;en verloren eenigen tijd de kust uil het gezigt. Wanneer voornbsp;'t eerst de onmetelijkheid zich aan uwe blikken vertoont, brengtnbsp;zij in de ziel, ik weet niet welke, ontroering te weeg , waarvan het moeijelijk is, zich eene juiste verklaring te geven, Denbsp;mensch, al was hij ook de grootste der monarchen, ziet zichnbsp;lot een onmerkbaar stofdeeltje teruggebragt, in hel oneindige

-ocr page 60-

4i2 tlET DRIEVOUDIG ROME.

verloren; het firmament boven zijn hoofd, de zee onder zijne voelen, doen, als twee evenzeer onpeilbare afgronden,nbsp;hem krachtig zijne eigen nietigheid en de grootheid Godsnbsp;gevoelen. Om door het kontrast het pleglige van het schouwspel nog te verhoogen, volgde een zwerm zeezwaluwen hetnbsp;vaartuig, dat snel en majestueus de rimpelende watervlaktenbsp;doorkliefde. Deze visschende vogels hebben de grootte van onzenbsp;patrijzen, en eene sneeuwwitte kleur, die fraai op het azuurnbsp;der golven afsteekt; hunne vlugt is zeer bevallig. Beurtelings langzaam of snel, in schuine of vertikale rigting, beschrijft zij in de lucht eene menigte kronkelingen, waarvannbsp;de zwierige omirekken het gezigt aangenaam bezig houden,nbsp;en de eentoonigheid der reis afbreken.

Middelerwijl begon het slingeren der boot zich te doen gevoelen: het vaartuig scheen een zich heen en weder bewegende schommel, en bragt diezelfde gewaarwording te weeg.nbsp;Al spoedig begonnen de hoofden zwaar en de inwendige menschnbsp;ligt te worden: ’l was het bekende angstige kwarlier-uurs vannbsp;Rabelais. Wij hielden ons goed, door van lijd lot lijd metnbsp;groote schreden over de vrije ruimte van het dek op en nedernbsp;te wandelen, en regt op te blijven staan bij den schoorsteen, tenbsp;midden van het schip, waarde beweging zich minder gevoelen doet. Door deze voorzorg, kwamen mijne jeugdige vrienden en ik met den schrik vrij. Minder gelukkig waren eenenbsp;duilsche dame en haar dochtertje. De ongelukkigen! Langzamerhand zagen wij haar verbleeken, hijgen en, eindelijk,nbsp;langer dan een uur in tegenwoordigheid der geheele ekwi-paadje, aan de bekende uitwerkselen der zeeziekte ten prooi.nbsp;Wat zullen zij, daar ze naar Afrika vertrokken, wel nietnbsp;geleden hebben, gedurende die lange overvaart van Toulonnbsp;naar Gigelly ?

Omstreeks tien uur, onderscheidde men in de verte, ach-

-ocr page 61-

DE ZEE. — I.AZARÜS, 45

ter eene soort van doorschijnende wolk, de dorre bergen, die de baai van Marseille insluiten. Ter regter zijde verhief zichnbsp;het kasteel If, in welks nabijheid de schepen, die van dennbsp;Levant komen, quarantaine houden. Aan denzelfden kant,nbsp;maar op het vaste land , verscheen op den top van een hoogennbsp;berg, Nolre-Dame-Ue-la-Garde (Onze Lieve Vrouw der Wake),nbsp;eene vermaarde kapel, toegewijd aan de Sterre der zee, denbsp;Behoedster der schepelingen. Hoe zouden wij haar niet metnbsp;liefde en dankbaarheid begroeten? Op het voorbeeld van zoonbsp;vele anderen, vonden onze verleederde harten voor haar eennbsp;kinderlijk woord; want wie zal zeggen, hoevele gebeden ennbsp;geloften de verloopen eeuwen in dit godsdienstig heiligdom,nbsp;door moeders, zusters, echtgenooten en kinderen van zeelieden, aan Maria hebben zien opdragen? Nog heden ten dagenbsp;is Notre-Dame-de-la-Garde voor de Marseillanen eene vromenbsp;bedevaart-plaats, werwaarls men opkliml langs een bevalligennbsp;wandelweg, beschaduwd door groene hoornen, zoo als dienbsp;slechts schaars in het schoone land van Provence wordennbsp;aangetroffcn.

Reeds bevonden we ons in de wateren der handelstad. Onder de ontelbare vaartuigen, die haar sedert twee of drienbsp;tientallen van eeuwen doorploegd hebben; onder al de ekwi-paadjen , die, zoo verscheiden in godsdienst, zeden, kleedij,nbsp;rijkdommen en belangen, aan die beroemde kusten landden,nbsp;kon slechts één scheepje, dat, zonder takelwerk en doornbsp;arme schepelingen bemand, voor achttien eeuwen met moeitenbsp;de haven der phoceaansehe stad binnenliep, onze herinneringnbsp;gaande maken. Wat was dat voor een vaartuig? Vanwaarnbsp;kwam het? Welke passagiers bragt het aan deze kust? Hoortnbsp;de geschiedenis. Lazarus, voor de poorten-zelve van Jerusalem, door den Verlosser, korten tijd vóór zijn lijden, opgewekt, werd voor de Joden een zoo hinderlijke getuige van de

-ocr page 62-

u HET DftiEVOl’DIG ROME.

goddelijkheid zijns bevrijders, dat zij besloten, hem ter dood te brengen. De Voorzienigheid deed liun plan schipbreuk lijden. Na de hemelvaart van den Godmensch, werd Lazarusnbsp;een der welsprekendste verkondigers van diens leer, en denbsp;haat van het aan Godsmoord sehuldige volk ontwaakte onverzoenlijker dan ooit. De wonderbare apostel, zijne zusters ennbsp;eenigen hunner vrienden werden in de gevangenis geworpen,nbsp;voor den raad gebragt en veroordeeld. Teneinde zelfs hetnbsp;aandenken van hunnen naam uit te delgen, vond het sanhedrin eene doodstraf uit, die in de geschiedenis der martelarennbsp;meermalen voorkomt: men voerde ze naar het strand dernbsp;zee, en stelde hen ten speelbal der golven op een half gebroken scheepje, zonder leeftogl, zonderzeil, mast of roer.nbsp;Maar Hij, wien ter liefde zij leden, die de jonge raven in hunnbsp;nest voedt, en als meester gebiedt over winden en stormen,nbsp;belastte zich met de verzorging der bemanning en het bestuurnbsp;van het vaartuig. Onder zijn vaderlijk geleide landde de kolonie van martelaren gelukkig aan de kust van Provence,nbsp;en stapte te Marseille aan wal, van welke stad Lazarus denbsp;eerste apostel en tevens de eerste bisschep werd. 1)

’t Was juist elf uur geslagen, toen wij den naauwen mond der haven binnenstevenden, regts beschermd door het fortnbsp;Sint-Nicolaas, ter linker zijde door het fort Sint-Jan met denbsp;esplanade van de Tourelte en het Lazaret. Doch men genietnbsp;het gezigt der haven, welke rondom door de stad ligt ingesleten, eerst dan, als men haar is binnengeloopen. Zij scheennbsp;ons letterlijk een groot bosch, waarvan de masten en hetnbsp;touwwerk der schepen de boomen en takken uitmaakten.nbsp;Men telde er op den dag onzer aankomst achttien honderd

1) Deze seboone overlevering is voorzien van al die bewijzen, welke een onparlijdig beoordeelaar, ter erkenning barer waarheid, regtnbsp;heeft te vorderen. Zie Ae Bollandisten, t. V., Julii.

é

-ocr page 63-

DE HAVEN. HET HOTEL D ORIENT.nbsp;4S

bodems van alle natiën. Tusschen deze onbewegelijke massa’s gleden snel in alle riglingen ligle roeiboolen, voorzien vannbsp;sierlijke bankjes, overdekt met verhemelten van verschillendenbsp;kleuren, en bezet met nieuwsgierigen of met de zeelieden dernbsp;plaats, die onder luid geschreeuw elkander de eer betwisten,nbsp;om u aan boord te nemen. Wij waren slechts met de keusnbsp;verlegen; ik zeg hel niet goed, men liet ons niet eens denbsp;vrijheid der keus. Vier of vijf wa/er-Ztoeifsze/ s, met gespierdenbsp;armen en gebruind gelaat, namen ons met geweld op, ennbsp;plaatsten ons in hun bootje. Voor een//-««e per hoofd, werden wij eenige minuten later, reizigers en bagaadje, aan hetnbsp;bureau der douanen afgezel. liet onderzoek had voor dennbsp;vorm plaats, en wij begaven ons naar hel Hétel d' Orientnbsp;(Oostersch Hotel) op weg.

Hel Hotel d’Oricnl! — vereeniging van alles, wat men aan pracht, goede bediening en, om ons in de moderne spreek-wijze uit te drukken, wat men slechts conforlabcls en fashio-nabels bedenken kan. Ik weel niet, hoevcle livrei-bediendennbsp;men er wel lot zijne orders en later op zijne hielen heeft.nbsp;Men begrijpt, dat alle groote personaadjen er afstappen. Maria-Christina van Spanje had er drie weken doorgebragt, welkenbsp;haar 1,700 fr. per dag kostten. Kaïd - Bassa , ambassadeur der

Porte te Londen, was er mei ons ^ of, om minder turksch te spreken, wij waren er met hem. Twee uren na onze aankomst, kwam men ons, zoo beleefd mogelijk, verzoeken,nbsp;onze kamers af te slaan voor het gevolg van Reschid-Bassa,nbsp;turksch gezant te Parijs. Dit moet geene verwondering baren.nbsp;In de hótels, gelijk in de gansche wereld, treedt, dank zijnbsp;den tocnemenden bloei der openbare zedelijkheid, alle onderscheiding van godsdienst en karakter voor hel fortuin op dennbsp;achtergrond. Men vraagt niet meer, welke waarde een menschnbsp;bezit, maar hoeveel hij inbrengt.

-ocr page 64-

4G HET HRIEVOÜDIG ROME.

Den S. Sïovemlier.

Liefdadige gestichten. — Anekdote. Capucijnen.


Kerken.


Marseille.


Als men Marseille bezoekt, merkt men met verbazin.'r op, dat er de meeste kerken geenszins aan den rijkdom

der stad en de vroomheid der inwoners beantwoorden. Evenwel kan men er niet eene binnentreden, zonder, ik weet niet welk, buitengewoon gevoel te ondervinden, opgewektnbsp;door de herinnering aan den heldhaftigen Belzunce, wiensnbsp;naam en deugden door elk heiligdom op eene eigenaardigenbsp;wijze vermeld worden. Sehier ongemerkt, gevoelt de vreemdeling zich gunstig gestemd jegens eene bevolking, die aldusnbsp;de herinnering des harten, de dankbaarheid bewaart, daarnbsp;toch de heilige bisschop zijn leeder mededoogen jegens denbsp;ongelukkigen voor een goed gedeelte aan zijne bemindenbsp;stad schijnt te hebben achtergelaten. Inderdaad, in de oogennbsp;van den christelijken waarnemer bestaat de ware roem vannbsp;Marseille, het zekerst onderpand van zijn geluk, niet in zijnnbsp;rijkdom, niet in zijne handelsbedrijvigheid, die sedert denbsp;verovering van Algiers verdubbeld is, maar in de waarlijknbsp;christelijke naastenliefde, die in zijnen boezem de nuttigstenbsp;gestichten opneemt en nog steeds vermenigvuldigt. De onschuldnbsp;voor besmetting te behoeden, het menschelijk geslacht, voornbsp;zoo ver het reeds de kiem van ’l kwaad in zich ronddraagt,nbsp;te genezen, de dubbele wet van den arbeid en de naastenliefde te vereenigen, teneinde de luiheid en het egoïsme tenbsp;dooden; ziedaar in zijne eenvoudigste uitdrukking het grootenbsp;vraagstuk, dat ons tijdsgewricht zich ter beantwoording behoort te stellen. Eere aan Marseille, dat de oplossing daarvannbsp;gaat zoeken in het christendom, de eenige huishoudkundige school, die in staal is, deze oplossing krachtdadig en

-ocr page 65-

47

MARSEILLE.

volledig te geven ! Eer aan den verlichten man i), die dit edele doel met een, allen lof waardigen ijver behartigt; mogenbsp;hij in Frankrijk vele navolgers vinden! Al wie de opreglenbsp;begeerte in zich gevoelt, om eenige wonden der maatschappijnbsp;te heelen, kan eene aanmoediging en voorbeeld vinden in denbsp;scholen voor de kinderen en de volwassenen, in hel weeshuis,nbsp;het liefdewerk der christelijke jeugd, en in de verbeterings-gestichlen van Marseille.

Op mijn terugweg na het bezoek van eene dier voortreffelijke inrigtingen, ging ik door de voornaamste straten der vrolijke stad, en met name ook door de Cannebièt'e ^nbsp;den trots der Mar.seillanen. Als gij hun over Parijs spreekt,nbsp;de eenige stad, naar hunne meening, die bij Marseille tenbsp;vergelijken is, antwoorden zij u ernstig in hun zuidelijkennbsp;tongval; Oui , Paris est une %olie villé , et si élle avaitnbsp;la Cannébièré , élle vaudrait presque Marseille ! 2) Dezenbsp;beroemde straat heeft nogtans niets merkwaardigs aan zich,nbsp;dan hare buitengewone breedte.

Gedurende deze wandeling, gaf men mij nog een ander staaltje van de roemzucht en de overdrijving van den Marseil-laner, dien ik, de oude geschiedenis neme het ten goede, meernbsp;verwant geloof met den Gaskonjer, dan met deii Phoceër.nbsp;Aan de verschillende vragen, die ik mijn’ koetsier deed,nbsp;merkte hij, dal ik een vreemdeling was. Builen twijfel verspitste hij zich er op , mij eenige antwoorden van zijn maakselnbsp;op den mouw te spelden. Onder anderen vroeg ik hem,nbsp;hoe sterk de bevolking der stad was. Zijne dunne lippennbsp;openden zich plotseling, als twee stalen veeren, en wierpennbsp;mij de volgende statistiek toe : Quinzé cent wille amés

1) nbsp;nbsp;nbsp;Pe a!)bé Fu.ssiaux.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Ja wel, Parijs is eene fraaije stad ; als zij eene Cannebière had,nbsp;zou ze bijna met Marseille gelijk staan.

Drievoudig Rooie. — 1. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;6

-ocr page 66-

48 HET DRIEVOCDIG ROME.

(vijftien honderd duizend zielen)!!! Bijna had ik hem, luidkeels lagchende, ten antwoord gegeven, als Lafleur aan zijn meester: Pour celle-la^ monsieur, elle est trop forte V).nbsp;Ik hield mij eehter in, en zoodra ik mijn laehlust genoegzaamnbsp;bedwongen gevoelde, vroeg ik hem , als met verwondering:nbsp;Niet meer ? Nooit zag men een menseh meer van zijn stuknbsp;gebragt; schier zonder zijne lijjpen te verroeren, liet hij haastig zijn: Non, mozieu ! hooren; gaf het paard een’ duchtigennbsp;zweepslag, en hield voorts zijne tanden stijf op elkander.

Terwijl ik mij nog onder het geleide van dezen waardi-digen faëton bevond, mogt ik mij verlustigen in den aanblik van twee paters capucijnen, met al het indrukwekkende vannbsp;hunnen baard en hunne kleeding. ïn 1841 , opfransch grondgebied, in eene onzer grootste steden, capucijnen te zien,nbsp;en dat nog wel capucijnen, die bezig waren met het bouwennbsp;eener fraaije kerk, hetgeen van hunnen kant het voornemennbsp;te kennen geeft, om zich bij ons te vestigen, dit kwam mijnbsp;inderdaad fabelachtig voor. Ik herinnerde mij alstoen de voorzegging van een hunner paters, dien wij in 1833 te Lucernnbsp;hadden aangetroffen, en die ons zeide: «In Frankrijknbsp;hebben wij reeds het pleit van on%en haard gewonnen; gynbsp;zult zien, dat wij er ook nog eens de zaak onzer kapnbsp;winnen zullen, » Mogt hij profeet wezen! Deze wensch isnbsp;in hel belang van ’l algemeen. Meer nog door zijn voorbeeld, dan door zijn woord, leert de capucijn, de vriendnbsp;des volks en even arm, den ongelukkige zijne ontberingennbsp;en armoede beminnen, of althans zonder morren dragen.nbsp;Wie zal zeggen, hoevele prikkels van eerzucht de nederige zonen van den heiligen Franciscus in de lagere klassennbsp;hebben uitgedoofd? En ook gij allen, die iets te verliezen

1) Dat is wel wat kras, mijnheer!

-ocr page 67-

TOGT VAN JIAnSEILlE NAAR TOl'LON. 49

hebt, moet gij niet toestemmen, dat gij dikwerf geruster in uwe prachtige vertrekken slapen zoudt, als de goede paters

5 gelijk eertijds, in onze steden en over het land verspreid, aan uwe arbeiders en werklieden leerden, dat zij hunne meesters moeten liefhebben, den eigendom van anderen eerbiedigen , en zich tevreden stellen met den stand, waarin God hennbsp;heeft geplaatst!

Den 9. IVoveinlter.

Togt van Marseille naar Toulon.

Om tien uur des morgens, terwijl het weder zoo warm was, als in Junij, begaven we ons op weg naar Toulon, innbsp;het gezelschap van een hoofdofficier, die tot het leger innbsp;Afrika behoorde. Zijn open gelaat, de zachte uitdrukking zijner oogen, de vrijmoedige ongedwongenheid zijner manieren,nbsp;namen ons al dadelijk gunstig voor hem in; deze eerste indruknbsp;bedroog ons niet. De levendige, altijd afwisselende, schilder-achlige taal van dezen braven militair, een oud soldaat desnbsp;keizerrijks en type van zijn stand, bragt niet weinig toe,nbsp;om ons de vervelende eentoonigheid van den weg te veraangenamen. Verbeeldt u een weg, met stof overdekt, meestalnbsp;ingesloten tusschen twee van allen plantengroei verstoken bergketens, met uitzondering van eenige schrale pijnboomen, hiernbsp;en daar op rotsachtige bergkruinen gegroepeerd, als om denbsp;dorre naaktheid van den grond nog te meer in het oog tenbsp;doen springen ; hier en ginder, aan den voet dezer hoogenbsp;heuvelen, eenige kleine strooken lands met wijnstokken beplant, wier verdorde bladeren over den weg dwarrelden, omnbsp;door de hoeven der paarden vertrapt te worden; voegt daarbijnbsp;eenig struikgewas, onder aardhoopen bedolven, die naarnbsp;groote suikerbrooden gelijken; stelt u, ik herhaal het, dit

-ocr page 68-

ISO

HET DRIEVOUDIG ROME.

landschap duidelijk voor, rnet de g^edachle tevens, dat die weg u Daar Toulon, de stad der galeiboeven, voert; ennbsp;weert dan, indien gij kunt, eene onwillekeurig sombere stemming van u af.

Twee uren vóór Toulon, loopt de weg door de engten van Oullioul, door talrijke moorden berucht. Zij sluitennbsp;zich aan de bergketen, die dit gedeelte van Provence tegennbsp;de noordelijke winden beschut, en daarvan het Italië ennbsp;Portugal des koningrijks maakt. Al spoedig kregen wij dannbsp;ook prachtige tuinen in het gezigl, de eerste, waarin wijnbsp;oranjeboomen met volkomen rijpe appels in de opene luchtnbsp;zagen. Onze eerste gewaarwording was onvoorwaardelijkenbsp;bewondering van die schoone vruchten, wier donkergelenbsp;kleur zoo scherp en fraai afsteekt op het groen gebladertenbsp;van den boom, die ze draagt. Maar deze gewaarwordingnbsp;werd verdrongen door eene andere, die, ik moet hetnbsp;bekennen, minder loffelijk was: de geheele karavane, zonder uitzondering, maakte zich schuldig aan de zonde vannbsp;begeerlijkheid. Dat wij niet eenigermale toegaven aan denbsp;aanlokkelijkheid der verbodene vrucht, zou ik niet durvennbsp;beweren; maar men geloove daarom niet, dat onze afkomstnbsp;van Eva de eerste prikkel onzer hevige begeerte was. Denbsp;brandende dorst, door de warmte veroorzaakt, en ook hetnbsp;slof waren er grootendeels schuld aan.

Overigens kwamen wij al spoedig tot betere gevoelens. De kwelling, welke wij ondervonden, deed ons een diepnbsp;gevoelden dank brengen aan de Voorzienigheid, die in denbsp;verschillende luchtstreken de voor de bewoners meest geschiktenbsp;vruchten heeft geplaatst. Meer verfrisschend en minder meelachtig dan de appel of de peer, is de oranje-appel voornamelijk de vrucht der warme landen; men kan er dikwijlsnbsp;en veel van eten, zonder verzadigd te worden. En ziedaar,

-ocr page 69-

51

TOGT VAN MARSEILLE NAAR TODLON.

in overvloed wordt hij gfeplukt door den bewoner van het zuiden, die zich aanhoudend verhit gevoelt onder de stralen eener blakerende zon, die nog door het gloeijende zandnbsp;worden teruggekaalst. « Maar hoe komt het, vroeg denbsp;brave kommandant , dat de warme landen bij den oranjeappel, den citroen, de manga, den granaat-appel, enz.,nbsp;ook tevens de meest verhittende vruchten, als de kaneel,nbsp;de gewone en spaansche peper voortbrengen ? Deze gewassennbsp;behoorden alleen in Siberië te huis. — Dit vraagstuk, antwoordde men hem , is niet moeijelijk op te lossen. Vooreerst,nbsp;kommandant, gevoelt gij, even als wij, dat de warmte verzwakt, drukt, en sterk doet zweeten, hetgeen een aanhoudend krachtverlies ten gevolge heeft. Bovendien vermindertnbsp;zij den eetlust; terwijl het bekend is, dat de zuidelijke volken doorgaans matiger in het eten zijn, dan de bewonersnbsp;van het noorden. Om het evenwigt te herstellen, en veerkracht te geven aan de voedingsorganen, heeft men spanningnbsp;bevorderende middelen noodig; dit is de eerste reden, waaromnbsp;de bedoelde eetwaren onder de keerkringen overvloedig worden aangetroffen. — Maar zij verhitten dan toch. — Hetnbsp;is uit misverstand, kommandant, als wij de gewone en spaansche peper van een dergelijk misdrijf beschuldigen. Welverrenbsp;van te verhitten, verfrisschen zij in dc landen, waarvoor zijnbsp;geschapen zijn, beter nog dan ons ijs en onze sorbets. —nbsp;Bah! — Al komt het u ongerijmd voor, zoo is het tochnbsp;de waarheid. •gt; Men gaf hem verder daaromtrent de bekendenbsp;inlichtingen 1).

1) Ik heb die tater wedergevonden in deze belangrijke plaats van eenen brief uit Indië, door een onzer franschc missionarissen geschreven. « Welligt verbeeldt gij u, dat wij, onder de brandendenbsp;zon der tropen, noodwendig van dorst versehroeijcnV In het minstnbsp;niet : buiten den maaltijd , gebeurt het mij bijna nooit , eenigen

6

-ocr page 70-

82

HET DBIEVOUDIG ROME.

De avond viel, toen wij te Toulon aankwamen. Alhoewel het reeds laat werd, was echter onze eerste zorgf, de brieven over te breng^en, die ons ter aanbeveling moestennbsp;strekken bij den kapitein van het schip .1...... Teleurstel

ling! Tot onze groote spijt, was deze veel geachte officier vertrokken, belast met eene zending naar de kusten vannbsp;Toskane. Bij zijne afwezigheid, werden wij door zijne voortreffelijke familie ontvangen, met eene hartelijkheid, dienbsp;ons alle vermoeijenissen van den togt deed vergeten.

De uitnoodiging ten ontbijt, ons minzaam voor den volgenden dag gedaan, werd erkentelijk aangenomen; het verschafte ons de kostbare gelegenheid, om nog eenmaal te spreken over al hetgeen ons dierbaar was.

tliank te nuttigen. Wij hebben dit grootendeels aan onzen leefregel bij het gebruik van spijzen te danken. Deze moeten dan wel zeernbsp;verfrissebend zijn? zult gij zeggen. Integendeel beslaan ze, naarnbsp;uwe meening, uit het heetste voedsel: de rijst, die het voornaamste gedeelte er van uitinaakt, gaat altijd vergezeld van eene saus,nbsp;zauiengesteld uit gewone en spaansebe peper, de vrucht der tamarinde en andere specerijen, de eene al sterker prikkelend dan de andere. Aanvankelijk brandt een lepel vol van dit mengsel u den mond ;nbsp;maar spoedig beeft men er zich dermate aan gewend, dat zonder dezenbsp;vreemde toebereiding men slechts met tegenzin eten, en de spijsvertering belemmerd worden zou. Wanneer men zich hier eens ter degenbsp;wil verfrisseben, of een verkwikkenden drank gebruiken, zoo als, bijnbsp;voorbeeld, gij er een zoudt tocreiken aan een herstellenden zieke,nbsp;dan neemt men een kop water, waarin men eene handvol peper beeftnbsp;laten koken. Toen ik in Frankrijk was, dacht ik somtijds, als iknbsp;aan eene fontein mijn dorst lesebte: Mogt ik in Indië zulke bronnen vinden! Wel nu, al troffen wij ze bij elke schrede aan, dannbsp;zouden wij er evenwel geen gebruik van maken. Het frissebe waternbsp;zou doodelijk zijn; het goede water, dat werkelijk den dorst verslaat,nbsp;is het water der vijvers en rivieren, hetwelk gedurig aan de hittenbsp;der zon is blootgesteld *).

•) Annales de la Propagalioa de la Foi. No. 107, pag. 557.

-ocr page 71-

5a

TOCLON.

lien 14gt;. IVoveniber.

Gezigt op de haven. — Bezoek op den Oceaan. — De galeijen. —

Anekdote. — Beschouwingen. — ïcrugkeer naar Marseille.

Bij de afsvezigheid van den kapitein, die ons had moeten geleiden, vervoegden wij ons, om van Toulon het merkwaardige te kunnen bezigligen, bij den waardigen kommandant,nbsp;dien wij daags te voren hadden aangetroffen, en die melonsnbsp;in hetzelfde hotel logeerde. Teneinde overal vrijen toegangnbsp;Ie hebben, kleedde hij zich in zijne groote uniform, ennbsp;reeds vóór den middag bevonden wij ons voor de reede. Hetnbsp;weder was heerlijk, en een prachtig schouwspel ontrolde zichnbsp;voor ons oog. Die geheele zee van azuur, al die fraaije vaartuigen, met zooveel bekwaamheid door de school der scheepsjongens bestuurd; al die zware werktuigen voor het bemas-len der sct)e|)en; al die galeiboeven in hun noodlottig roodnbsp;gewaad, die daar de kaapstanders in beweging brengen, ofnbsp;de golf oversteken, vergezeld van bunnen en^el-bewaardernbsp;niet het geweer over den schouder; al die voorwerpen, zoonbsp;indrukwekkend en zoo verscheiden, maakten in eenig opzigtnbsp;den voorgrond der schilderij uit. De groote schepen, waaruitnbsp;het eskader van den admiraal was zamengesleld, en die innbsp;de verte zich als onbeweeglijke massa’s vertoonden, slotennbsp;den achtergrond.

Wij stonden daar in bewondering voor dit prachtig panorama, toen een genueesch varensgezel, een oude Esopus op zee, ons zijn dienst kwam aanbieden. Zijn dubbele bult,nbsp;zijne reeds grijzende haren, zijne uilerlijk slechte sloep, allemaal beweegredenen, waarom anderen hem zouden afwijzen,nbsp;waren, dank de goedhartigheid van den kommandant, voor onsnbsp;zoovele titels, waarom wij hem de voorkeur gaven. « Die arme

-ocr page 72-

IIET DRIËVOÜDIG ROME.

» drommel, zeide de voortreffelijke man, heeft het meer dan een »ander noodigf. Wij zullen hem het geld laten verdienen. lt;gt; Tenbsp;gelijker tijd sprong hij in de sloep. Wij volgden hem, teneindenbsp;naar den Oceaan te zeilen, welke drie kwartieruurs ver in zeenbsp;voor anker lag. Deze reus der fransche marine werd gekom-mandeerd door den kapitein H., voor wien wij een’ brief hadden.nbsp;De dikke epauletten van onzen geleider verschaften ons denbsp;vleijende onderscheiding van aan bakboord het vaartuig tenbsp;beklimmen, namelijk ter regler zijde van het schip, waarnbsp;zich de eeretrap bevindt.

Ik had hooren zeggen, dat het menschelijk genie zich nergens met meer glans vertoont, dan in een groot schip;nbsp;ik was begeerig, deze raeening op den Ocea«« ten toets tenbsp;brengen. Verbeeld u eene drijvende citadel, die, zonder eenignbsp;ander steunsel, dan haar zwaarte-punt, op eene bewegelijkenbsp;basis rust, de woede van het gcduchtste der elementennbsp;trotseert, in weinige uren de sterkste muren verbrijzelt, eennbsp;leger in haren schoot verbergt en, ondanks hare verbazendenbsp;massa, bijna even gedwee aan den mensch gehoorzaamt ,nbsp;als de zee zelve gehoorzaamt aan God. Het zeegebouw binnen tredende, vindt gij er eene soort van kathedraalkerk vannbsp;reusachtige afmetingen, met drie of vier lange, boven elkander geplaatste ruimen; in plaats van kruisramen, honderd twintig poorten, dat wil zeggen, honderd twintignbsp;schietgaten, waarin aan uwe blikken, niet honderd twintignbsp;bevallige beelden van heiligen zich vertonnen, maar honderdnbsp;twintig maat de gapende muil van een vervaarlijk kanon.nbsp;Rondom u heerscht eene volmaakte orde; in het geheelnbsp;zoowel als in de afzonderlijke gedeelten ontwaart men eenenbsp;overmaat van zindelijkheid, ik zou haast zeggen van weêr-galooze pronkzucht. Nogtans leven daarin elf honderd men-schen van acht en negen tot dertig of veertig jaren oud:

É

-ocr page 73-

BEZOEK OP lt;¦ DEN OCEAAN. » SS

allen gehoorzamen op het minste teeken, en manoeuvreren met eene juistheid, die noch vertraging, noch aarzelennbsp;gedoogt. Op het zien van een dergelijk schouwspel, zultnbsp;gijl geloof ik, evenzeer als ik, zonder bedenken toestemmen,nbsp;dal een oorlogschip een wonder is: dit was trouwens denbsp;Oceaan. Geleid door den kapitein H., namen wij met bewondering alle gedeelten van het trolsche vaartuig in oogen-schouw. Terwijl wij aan boord waren, begaf de admiraalnbsp;zich in zijne sloep. Zijne afwezigheid veroorloofde ons, zijnnbsp;woonverblijf te bezigiigen, en wij vonden, dat het, in .sierlijkheid, niets toegaf aan de, met de meeste zorg ingerigte,nbsp;vertrekken onzer groote sleden.

De Oceaan was bemand met \ ,080 koppen, ’t Is veel, en echter deed het mij zeer leed , er nog niet éénen meer tenbsp;zien; ja, er ontbrak een man, helaas! hij wordt op al onzenbsp;overige schepen gemist: de man, dien gij op de schepen vannbsp;alle volkeren der aarde aantreft; de man, wiens afwezigheidnbsp;door alle familiën wordt betreurd; naar wien de zeelieden-zelven luide hun dringend verlangen te kennen geven; die man,nbsp;dien het gouvernement in zijn eigen belang en zoo gemakke-

kelijk op onze schepen kon herstellen, is een aalmoezenier!.....

Mijn hart kromp ineen, vooral op het gezigt dier jeugdige scheepsjongens van acht en negen jareri, die, gescheiden vannbsp;hunne familiën, en aan alle gevaren der zee bloot gesteld,nbsp;zoowel voor hel leven als voor den dood alle godsdienstigenbsp;hulp misten. Arme kinderen! arme moeders! betreurenswaardige maatschappij !

Doordrongen van een dubbel gevoel van droefheid en bewondering , klommen wij van het koninklijke schip in onze nederige boot af. De oude Genuees had de oplettendheid, onsnbsp;voorbij den steven heen te voeren van de twee vaartuigen,nbsp;welke het oog niet kan beschouwen, zonder dat de geest zich

-ocr page 74-

36 HET DRIEVOUDIG ROME.

terstond aan ernstijje gedachten overgeeft. Het eerste, dat onze aandacht trok, voerde aan den steven den volgendennbsp;naam , met het opschrift:

LE MÜIRON.

Cette Frégate^ prise a Fquot;enise en 1797, est celle qui a ramend Bonaparte d' Egyptenbsp;en 1799.

(Dit fregat, in 1797 voor Venetië genomen, is hetzelfde, dat in 1799 Bonaparte uit Egypte heeft teruggevoerd).

Het tweede, veel kleiner dan het vorige, is de galjoot VEtoile (de Ster), waarop Napoleon in 181S van het eilandnbsp;Elba naar Frejus overstak. Ter vertegenwoordiging der voornaamste lotwisselingen van dat groote wezen , ontbreektnbsp;alleen de Northumberland, waarop hij de reis naar St. Helena volbragt.

Omstreeks drie uur des namiddags, bevonden wij ons aan den ingang van het arsenaal, een roemrijk gesticht vannbsp;Lodewijk XIV.: daar zijn de galeijen. Volgens gebruik werdnbsp;ons een gendarme mede gegeven, om ons te vergezellen ennbsp;tot gids te dienen.

De galeijen bestaan uit lange steenen gebouwen met kruisramen, van zware ijzeren traliën voorzien, en loopennbsp;aan den eenen kant uit op het uitgestrekte arsenaal, en aannbsp;de tegenovergestelde zijde tot aan zee. Over hare geheelenbsp;lengte zijn, drie voet bovenden grond, twee schuine planken bevloeringen aangebragt, van onder door eene ijzerennbsp;dwarsstang afgesloten, die zich van het eene tot het anderenbsp;einde uitstrekt ; dit is de slaapplaats der veroordeelden.nbsp;Over dag in brigades afgedeeld, worden de galeislaven lot den

-ocr page 75-

DE GALEIJEN. — ANEKDOTE. 37

moeijelijkslen arbeid gedwong-en, als: hout en steen zagen, schepen bemasten, lasten vervoeren, enz. Bij de minste foutnbsp;regenen hun de stok- of klingslagen op de schouders. Is denbsp;overtreding zwaarder, dan sluit men hen in hokken op; loonennbsp;zij zich weérspannig, dan werpt men hen, aan dubbele ketenen, in donkere gevangenissen, waar zij op de kille vloersteenen moeten nederliggen. Daar bevond zich, tijdens onsnbsp;bezoek, de beruchte Ti'agine, de gevreesde bandiet, die,nbsp;zeide men ons, slechts naar zijne vrijheid haakte, om dennbsp;moedigen overheidspersoon te vermoorden, die zich van hemnbsp;had meester gemaakt. Eindelijk, als de misdaad werkelijknbsp;van ernsligen aard is, spant een krijgsraad van zee-officierennbsp;do vierschaar over den schuldige, en spreekt onherroepelijknbsp;zijn doodvonnis uit, hetwelk alsdan binnen een tijdsverloopnbsp;van drie uren wordt ten uilvoer gelegd. Al de galeislavennbsp;worden in dat geval rondom het schavot in twee rijen geschaard , met eene knie op den grond en de muls in de hand.nbsp;Voor elke rij slaat een stuk geschut, met schroot geladen,nbsp;gereed om op het minste teeken van opstand los te branden.

Zoo is de brutale kracht de eenige wet op de galeijen. Verwondert u niet, dat de galeislaven al hunne geestvermogensnbsp;aanwenden, om middelen terontvlugtingte beramen, hetgeennbsp;hun soms gelukt, ondanks alle waakzaamheid, waarvan zijnbsp;dag en nacht het voorwerp zijn. Men zeide ons, dal zij ernbsp;wel meer in zouden slagen, indien zij elkander niet onder-ling verrieden. Alsof het bederf onder deze verlaagde wezensnbsp;nog niet groot genoeg was, moedigt men , zoo men ze al nietnbsp;vestigt, onderhen eene soort van geheime policie, of lievernbsp;bespieding aan, waarvan zij-zelven de agenten zijn. Kortennbsp;lijd vóór onze aankomst, was hel aan twee zeventigjarigenbsp;grijsaards gelukt, zich veertien dagen lang verborgen te houden in een hoek van hel arsenaal, onder allerlei ontberingen

-ocr page 76-

58 HET DRIEVOUDIG ROME.

een nacht afwachlende, die duister genoeg zou zijn, om hunne ontvlugling (e begunstigen. Hij kwam : te midden dernbsp;digtsle duisternis, kruipen zij, op handen en voeten, tot aannbsp;de buitendeur. De schildwacht ziet hen voor honden aan,nbsp;en laat ze door. Zij sluipen in eene soort van spreekvertrek,nbsp;en breken de ruiten van een venster. Door het vallen van hetnbsp;glas wordt men gewaarschuwd. Een van beiden krijgt mennbsp;weder in handen; de andere was reeds ontsnapt. Des morgensnbsp;werd de blaauwe vlag geheschen: dit is het teeken, dat ernbsp;een galeiboef ontsnapt is. De buitenlieden hennen het, ennbsp;houden zich op hunne hoede. De gendarmerie gaat in allenbsp;rigtingen ter nasporing uit, en zelden gebeurt hel, dal denbsp;ongelukkige zijne vrijheid lang geniet. Aan hem, die dennbsp;voorlvluglige leriigbrengt, wordt eene premie geschonken;nbsp;deze bedraagt 25 francs, als men den galeislaaf binnen hetnbsp;arsenaal, 50 francs binnen Toulon, en 100 francs, als mennbsp;hem builen de stad lerugvindl. Juist op den dag onzer aankomst, braglen de boeren uit de omstreken den grijsaardnbsp;terug, die acht en veertig uren te voren ontsnapt was. Elkenbsp;poging ter ontvlugling wordt door eene verzwaring van strafnbsp;geboet. O Voor zes maanden, » zeide de man, die ons tot gidsnbsp;diende, « kwam er een hier , die lot vijf jaren veroordeeldnbsp;»was. Hij maakte het zoo erg, dat hij er nu reeds honderdnbsp;»dertien jaren heeft. »

Wij waren bezig de hel der menschelijke justitie lot in al hare bijzonderheden te onderzoeken, toen er zich eennbsp;dofklinkend ketengerammel hooren deed. Het waren de galeiboeven, die van hunnen arbeid terugkeerden. Afgrijslijknbsp;schouwspel! nimmer zal ik het vergeten. Vóór ons gingen, twee aan twee gekoppeld, eenige duizenden onge-lukkigen voorbij, met kluisters beladen. Jongelingen metnbsp;vasten tred en opgeheven hoofd; grijsaards met willen sche-

-ocr page 77-

DE GALEIJEN. — BESCHOUWINGEN. S9

del en slependen gang;. Het gelaat der meesten kenmerkte zich door twee elkander gelijkende trekken: onbeschaamdheid en list. Hunne kleedij heeft iets afschuwwekkends en verachtelijks. Eene hooge wollen muts, rood voor de tijdelijknbsp;veroordeelden, groen voor de levenslange gevangenen; eennbsp;breed vest of rood lijfkleed, dat tot over den gordel afhangt,nbsp;met groene mouwen voorde zoodanigen, die, na een vorignbsp;ontslag weder veroordeeld zijn, en roode mouwen voor denbsp;anderen; eindelijk eene broek van grijskleurig linnen , ondernbsp;welke eene keten doorgaat van ongeveer vijftien of twintignbsp;pond, om de lendenen vastgeklonken en van onderen bevestigd aan een ring, die den voet onder den enkel omvat. Zienbsp;daar het onteerend kostuum van het bagno.

Wij volgden de galeislaven tot aan den ingang der ruime vertrekken, die hun te gelijk tot slaap- en tot eetzalennbsp;dienen. Nadat zij op hunne harde legerstede waren uitgestrekt, slak een galei-bewaarder de ijzeren stang door denbsp;ringen hunner kelens, waardoor alle beweging aan den voetnbsp;benomen werd. Vervolgens, als waren die voorzorg en strengheid niet voldoende, plaatste men voor de deur van elke zaalnbsp;een met schroot geladen kanonstuk, met den mond naar binnen gekeerd. Dus meent de negentiende eeuw voor hare veiligheid te* moeten waken.

Verre zij van ons de gedachte, hier de zoo gemakkelijke rol van beschuldiger te willen opnemen ; maar bij den aanbliknbsp;van het verschrikkelijk schouwspel kan men zich niet onthouden, zich-zelven af te vragen, of de tegenwoordige maatschappij waardiglijk de gewigtige zending vervult, haar doornbsp;God ter handhaving der openbare zedelijkheid opgelegd. Hetnbsp;kwaad te stuiten, tot zelfs in de gedachte, die het vooribrengt,nbsp;den booswicht af te schrikken en den schuldige in zijne waardigheid als mensch te herstellen : dit zijn hare onveranderlijke

Drievoudig Rome. — I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;7

-ocr page 78-

60 HET DRIEVOUDIG ROME.

pligten. De maatschappij ondervrage zich-zeive nopens deze drie hoofdpunten, en overwege, of zij zich niets te verwijten hebbe.

Heeft zij alle middelen, onder haar bereik, aangewend, om de misdaad te voorkomen, die tot de galeijen voert?nbsp;Heeft zij nooit de onzedelijke leerstellingen, die, vroeg ofnbsp;laat, den mensch tot een booswicht maken, aangemoedigdnbsp;of geduld? Heeft zij niet, door haar voorbeeld, geleerd denbsp;goddelijke wet, den grondslag aller wetten, den breidel aller neigingen, den regel aller handelingen, te minachten ?

Wat doet zij om den boosdoener af te schrikken, om de hand terug te houden, die het gif bereidt, den dolk wet, of innbsp;de schaduw de fakkel ter brandstichting ontsteekt? Zekerlijk,nbsp;wijst zij hem in de verte op de onteering, de galeijen ennbsp;het schavot; maar zij brengt hem niet meer onder het oog denbsp;onverzoenlijke, hart-verscheurende wroeging, die zijne vermaken van den dag vergalt, en den slaap zijner nachtennbsp;verontrust, noch de galeijen der hel, waaraan geene vlugt,nbsp;gecne dwaling van sterfelijke regters, noch hunne zwakheid den schuldige kunnen onttrekken. Zoo heeft de maatschappij , door toe te laten, dat men, dag aan dag, op eikennbsp;toon en in talrijke geschriften, den menschen inscherpte, datnbsp;God slechts een woord, de hel maar eene hersenschim is,nbsp;haar stelsel van afschrikking ontzenuwd.

Wat doet zij, wanneer de misdaad eenmaal gepleegd is, om de herhaling daarvan te voorkomen, door den schuldigenbsp;in zijne vorige menschelijke waardigheid te herstellen ? Weetnbsp;zij wel, dat, wanneer zij den misdadiger laat leven, de kastijding, welke zij hem oplegt, ten doel moet hebben, voor denbsp;misdaad hem te doen boeten en den schuldige te verbeteren,nbsp;daar de bestraffing anders onzedelijk is? De mensch wordt lotnbsp;hel dier verlaagd ; de kastijding is niets meer dan de stokslag,

-ocr page 79-

BESCHOUWINGEN. 61

toegebragt aan den hond, die u gebeten heeft; en de gevangenis de kooi der woedende hyena. In slede van verbetering^ wordt de straf eene wraakoefening, die, alle zedelijkheid missende, den schuldige verbittert, en tusschen hem en de maatschappij een tweestrijd op leven en doodnbsp;verwekt. Blijkt niet reeds uit de aanwending der galeijen,nbsp;de theorie van het strafwetboek? Maar ook wat zijn daarvan de gevolgen ? Men verzekert, dat van honderd ontslagen galeiboeven tachtig er weêr terugkeeren, of het schavotnbsp;beklimmen. Ongaarne bekent men het, maar men beseft,nbsp;dat het zoo moet zijn : Ieder onteerd mensch blijft, aoo-lang de schande op hem kleeft, een onnut en gevaarlijk wezen. Nu komt bij de burgerlijke onteering, welkenbsp;de vonnissen der justitie op den schuldige doen drukken,nbsp;ten gevolge van het verblijf in de galeijen, eene zede-lijke, nog hatelijker en vooral moeijelijker uit te wisschennbsp;onteering. De veroordeelde is, bij het verlaten der ga-leijen, dieper bedorven , dan toen men hem derwaartsnbsp;bragt: dit is de onverbiddelijke uitspraak der openbare mee-ning. Deze uitspraak, door de ondervinding bewaarheid, maaktnbsp;den ontslagene tot een voorwerp van vrees en algemeennbsp;wantrouwen. Teruggestooten door alle brave lieden, geeftnbsp;hij zich op nieuw aan zijne slechte neigingen over, zoekt hijnbsp;het gezelschap van zijns gelijken weder op, en wordt met hennbsp;de geesel onzer steden en van het platteland. Is niet dit resultaat, tenzij men bewere, dat de misdadiger onverbeterlijknbsp;is, de onherroepelijke veroordeeling van het lijfstraffelijknbsp;stelsel, zoo als het in onze dagen gevolgd wordt ? Het is eennbsp;materialistisch, en daarom ook onhoudbaar syslema, dat,nbsp;door te verre gaande vernedering en strengheid, wel in dennbsp;mensch het zedelijk gevoel kan uitdooven en den schuldigenbsp;verdierlijken, maar nooit verbeteren eni veel minder herstel-

-ocr page 80-

63 HET DRlEVOüOIG HOME.

len. En toch is de verbetering van den misdadiger, en daardoor de uilwissching zijner schande, de pligt der maatschappij, en behoort deze het doel te zijn van alle menschelijke wetgeving , voor elk geval, dat zij het leven aan den schuldige laat.

Tusschen het tijdstip, waarop ik deze aanteekeningen te Toulon nederschreef, en den dag, waarop ik ze ter persenbsp;gereed maak, heeft men, ten aanzien van het lijfslraffelijknbsp;stelsel, eene gelukkige verandering in de algemeene denkwijze mogen ontwaren. De regering schijnt ernstig het verze-delijkende doel, waarvan hier sprake is, in het oog te vatten;nbsp;het stelsel van eenzame opsluiting vindt bijval; men roeptnbsp;de hulp der godsdienst in, om de strengheid der justitie tenbsp;verzachten, door haar te heiligen. Op die wijze wil men, datnbsp;de openbare meening hare strenge, maar regtvaardige sententie matige, die zij, als onverbiddelijk, tegen den ontslagene uit de galeijen had geveld; men wil, dat deze ophoudenbsp;een voorwerp van afschuw te zijn. Dat alles is regtvaardig,nbsp;zedelijk, eener beschaafde natie waardig; alleen nog merkennbsp;wij aan, dat men zich moet wachten met de eene hand af tenbsp;breken, wat men met de andere opbouwt; en dat, indien hetnbsp;van belang is, den schuldige te herstellen, het nog pligtma-tiger is, den mensch te beletten misdadig te worden. Wanneernbsp;derhalve de maatschappij zal gedaan hebben, wal haar mogelijk is, binnen de grenzen barer organisatie en onder dennbsp;invloed der omstandigheden, otn hel kwaad te voorkomen ennbsp;den boosdoener af te schrikken, zal zij, in overeenstemmingnbsp;met de godsdienst, bedacht zijn op de middelen, om dennbsp;schuldige in zijne eer Ie herstellen. Alsdan zal het lijfslraffelijknbsp;stelsel zijne weldadige uitwerking erlangen, omdat het volledig en zedelijk wezen zal. Maar zoolang het die hoogte nietnbsp;heeft bereikt, zal men zich nog vrij wat misrekeningen te getroosten hebben.

-ocr page 81-

TEttCGKEER NAAR MARSEILLE. G5

Aangaande het lijfslraffelijk stelsel, dat men ter vervanging van het bagno wil invoeren, zeggen wij enkel nog met een niet van vooroordeel ten deze te verdenken man 1);nbsp;« Vergeet niet, dat de wet ter toepassing van lijfstraffennbsp;katholiek van geboorte is, en dat zij geene gewenschtenbsp;vruchten kan voortbrengen , dan door haren oorsprong getrouw te blijven. » De reden daarvan is, dat de veranderingnbsp;des harten werkelijk een uitsluitend voorregt der godsdienstnbsp;uilmaakt. Belemmert gij hare herstellende werking, dan blijven al uwe pogingen ijdel. Laat gij haar, integendeel, de vollenbsp;vrijheid om te onderwijzen, Ie vertroosten en te genezen, dannbsp;kan men op een gunstigen uitslag staat maken. En waaromnbsp;zou zij het hart uwer galeislaven niet veranderen? Zij heeft hetnbsp;wel veranderd bij hel menschelijk geslacht, bij dien groetennbsp;galeislaaf, die gedurende twee duizend jaren ontaard was innbsp;het bagno der afgoderij! Roept dan vrijmoedig de hulp dernbsp;godsdienst in met hare priesters, broeders, zusters en vereeni-gingen van christelijke liefde, en wij zullen eerlang zien, datnbsp;zij ook nu, evenals weleer, de magt heeft, om van de ruwstenbsp;steenen geheel onschadelijke menschen, nuttige burgers voornbsp;deze aarde en zelfs kandidaten voor den hemel te vormen.

Om vijf uur het arsenaal verlatende, keerden wij den volgenden nacht naar Marseille terug, waar wij des anderen daags, nog voor den middag, in het Hotel d’Orient aankwamen.

Hen 11. IKuvember.

Het overige van den dag besteedden wij aan onze correspondentie en de voorbereidselen tot het vertrek. Wilden wij geen gevaar loopen van onze goede verstandhouding metnbsp;onze vrienden Ie krenken, zoo moesten wij hun wel schrijven,

1) De heer Cerfbeer.

-ocr page 82-

G4 HET DRIEVOUDIG ROME.

alvorens Frankrijk te verlaten. Den volgenden dag begaven wij ons scheep naar Italië. Onze plaatsen svareti besproken opnbsp;de toskaansche stoomboot Ie Lombardo.

Hen 13. üoveiiilber.

Scheepvaart. — Engelschen. — Scheepshut. — Gesprek.

Onder begunstiging van een heerlijk weder, verlieten wij, omstreeks den middag, in talrijk gezelschap, de haven vannbsp;Marseille. Een laatst salutschot werd gelost ter eere vannbsp;Notre-Dame-de-la-Gardewaarvan het heiligdom een wijdnbsp;uilzigt heeft over de ruime zee, die wij gingen bebouwen.nbsp;De bemanning bad haar, ons te willen behoeden voor dennbsp;aanval van den dooden-windgevaarlijke storm, die geregeld, in het begin van November, in de golf van Genua ennbsp;Lyon opsleekt. Op het achterdek van het schip staande, denbsp;oogen naar den heiligen heuvel gcrigt, gevoelt de katholiekenbsp;passagier een groot vertrouwen in zijne ziel nederdalen. Watnbsp;kunnen wij vreezen? dus vraagt hij zich-zelven af: déar boven regeert eene zachtaardige maagd, die in hare handen dennbsp;scepter der zeeën klemt. En deze maagd, mijne moeder ennbsp;mijne zuster levens, is de boven alle anderen bevoorregtenbsp;vrouw, die, God en den rnensch aan haar hart drukkende,nbsp;zeggen kan: Mijne zonen!

Naauwelijks hadden wij de kust achter ons, of wij lieten onze blikken vallen op de ekwipaadje; alles zeide ons, dat wijnbsp;Frankrijk verlaten hadden. Vier of vijf talen, waarvan wijnbsp;niets verstonden, vermoeiden ons gehoor. Vreemde troniesnbsp;kwamen af en aan ons onder de oogen. Naast de breede ennbsp;volle door de zon gebruinde en met een digten zwarten baardnbsp;omschaduwde aangezigten onzer genuesche en toskaanschenbsp;zeelieden, vertoonde zich een groot aantal bleeke en lange

-ocr page 83-

SCHEEPVAAnr. 65

tronies, meerendeels sterk gekarakterizeerd door een hoofdhaar van bekende blonde kleur. Men kon er zich onmogelijk innbsp;vergissen: het waren engelsche gezigten. Waar treft men denbsp;zonen en dochters van Albion niet aan ? Met regt mogt mennbsp;dit zwervend volk den wandelenden jood der beschaving hee-ten; want men vindt het overal. Wandelplaatsen, hotels,nbsp;monumenten, stoomboolen , schilderachtige oorden in Zwitserland, Frankrijk en Italië, alles neemt het in bezit, zijnenbsp;verveling alom met zich voerende, en zijne guinjes langs allenbsp;wegen der aarde uitslrooijende; terwijl zijne arbeiders vannbsp;Iwnger sterven voor de deur zijner gesloten fabrieken, ofnbsp;op den drempel zijner onbewoonde kasteelen.

Tot 's namiddags vijf uur ging onze reis allervoorspoedigst. Toen begon een groot aantal passagiers de eerste aanvallen dernbsp;zeeziekte te ondervinden. Gelukkiger dan zij, bragt ik hetnbsp;er af, met een gevoel van onpasselijkheid door het geheelenbsp;ligchaam, dat echter geen der bekende toevallen ten gevolgenbsp;had. Terwijl de meesten mijner reisgenooten op het dek gratisnbsp;de tragisch-comische vertooning gaven, las ik rustig mijnnbsp;brevier in de hut, die voor ons bestemd was, en waarvan denbsp;beschrijving misschien niet van alle belang ontbloot is. Rondom de groote zaal, die van spiegels en palissanderhoutennbsp;lijstwerk schitterde, waren schuifpaneelen aangebragt, die denbsp;deuren der hutten of kleine slaapvertrekken vormden. Eenenbsp;hoogte van zeven, eene lengte van vijf en een half, en eennbsp;breedte van drie voeten was do juiste maat der ruimte vannbsp;elk kamertje. Als men u zeide: In dit klein vertrek moeten noodzakelijk één stoel, drie bedden, drie kapstokken ennbsp;drie menschen plaats vinden en daarin nog ruimte overblijvennbsp;voor een’ gang, hoe zoudt gij dan dit vraagstuk oplossen?nbsp;Teneinde u de moeite te sparen, om door gissingen achter denbsp;zaak te komen, hetgeen u misschien wat lang zou kunnen

-ocr page 84-

66 HET DRIEVOUDIG ROME.

bezig houden, zal ik het u verklaren. Aan de achterzijde der hut zijn drie planken , van anderhalven voet breedte, bevestigdnbsp;en op ongeveer twee voet afstands boven elkander aangebragt.nbsp;Op elke plank ligt eene twee oude duimen dikke matras,nbsp;overdekt met een laken, en aan het eene einde voorzien vannbsp;een hoofdkussen, dat men, wat de zachtheid aangaat, kannbsp;vergelijken met den naakten steen, waarop Jacob in denbsp;woestijn zijn hoofd ter ruste legde. Aan het hoofdeneindenbsp;van het laagste bed, dat zich ongeveer een voet boven dennbsp;beganen vloer verheft, staat de stoel, die tot trap dient, naaide bovenste bedden. De kapstokken bevinden zich aan hetnbsp;einde van den doorgang, voor wiens breedte men, na de lengtenbsp;der bedden van de geheele lengte der hut te hebben afgetrokken , vijf en veertig nieuwe duimen overhoudt. Om de vensters te zien, moet men zich te bed bevinden. Alsdan ontwaart gij naast uw oorkussen eene poort, die u de drievoudigenbsp;veraangenaming oplevert, van de verfrisschende zeelucht innbsp;te ademen, de golf Ie zien, die tegen de zijde van het vaartuig klotst, en, indien de zeeziekte u kwelt, u verligling tenbsp;bezorgen, zonder uwe huurlieden overlast aan te doen. Hetnbsp;ontbreekt deze kamer in miniatuur niet aan sierlijkheid, maarnbsp;wat hot confortabele betreft, dat is eene andere vraag. Dochnbsp;waarom zich daarover beklaagd ? Is de mensch niet, zoowelnbsp;op zee als te land, in de dagen onzer schitterende beschavingnbsp;gelijk in de eenvoudige lijden der aartsvaders, steeds een pelgrim, en is het niet goed, dat hij zich zulks overal herinnert? Maar ook, houden wij ons ligchaam bezig met eenennbsp;arbeid, die er beweging aan verschaft, zijn wij matig ennbsp;gerust van geweten, dan zal de slaap ons, welligt met meernbsp;verkwikking, op de door de baren geschommelde hangmatnbsp;komen bezoeken, dan op de donzen bedden onzer praal-verlrekken.

-ocr page 85-

SCHEEPVAART.


GESPREK.


67


Ondanks den golfslag, die nabij onze ooren klotste, waren dan ook weinige minuten voldoende, om ons in een diepen slaap te dompelen. Omstreeks vier uur des morgeus, bespeurdenbsp;ik aan het slingeren van het .schip, dat de zee in hevigenbsp;beweging was; ik klom op het dek, teneinde dit, op zichnbsp;zelf zoo belangwekkend en voor mij zoo nieuw schouwspelnbsp;te genieten. De sterren fonkelden aan het uitspansel; eenenbsp;diepe stilte heerschte onder de ekwipaadje: de passagiersnbsp;sliepen; alleen de stuurman waakte aan het roer, en hieldnbsp;zijn oog gevestigd op het kompas. Nabij den steven zatennbsp;twee personen, aan wier taal ik hen voor Spanjaarden herkende. De een was een hiëronymitisch kloosterling, een grijsaard, wiens zilveren haren, antiek gewaad, schoone baard,nbsp;die hem tot op de borst afhing, maar wiens edel gelaat vooral,nbsp;waarop kalmte en waardigheid lagen uitgedrukt, ontzag ennbsp;eerbied inboezemden; de andere was een jeugdig militair,nbsp;met zwart haar en levendigen blik, driftig in gebaren ennbsp;spraak. Beiden, uit hun vaderland verbannen, begaven zichnbsp;naar Rome, het toevlugtsoord der ongelukkigen, om er betere dagen af te wachten. Hun gesprek, afwisselend hetnbsp;karakter van elk der sprekers aanneinende, was beurtelingsnbsp;ernstig en levendig. « Ten onregte, zeide de grijsaard totnbsp;zijn jeugdigen vriend, mort gij tegen de Voorzienigheid.nbsp;Haar weg is, ik weet het, voor u een geheim; maar besefnbsp;evenwel, dat de staalkundige gebeurtenissen, waarvan wijnbsp;de slagtoffers werden, de schijnbare wanordelijkheden, dienbsp;u in de werken des Scheppers mishagen, niets anders zijnnbsp;dan de gehoorzame dienaressen zijner onfeilbare wijsheid.nbsp;Ik was op uwen leeftijd, toen ik naar Mexiko vertrok. Vóórnbsp;mijne inscheping, had ik den Oceaan , de schepen, de zeeliedennbsp;en hunne manoeuvres niet anders dan uit mijne boeken leerennbsp;kennen. Men ligtte het anker met hel vallen van den avond.

-ocr page 86-

68 H6T drievoudig ROME.

Ziedaar eensklaps de geheele bemanning in eene gedurige beweging; hunne operatiën, zoo verscheiden en zoo buitengewoon; het schip-zelf, dat nu eens regts, dan weder linksnbsp;zich wendde, al naar den dwang eener mij niet bekendenbsp;kracht; heel dit schouwspel, waarvan ik niets begreep, bragtnbsp;mij in eene inderdaad belagchelijke verbazing en bekommering. Dit werd nog erger, toen, rnet het aanbreken van dennbsp;dag, een zwaar weder ons overviel. Het schip, door de golven gezweept, of door de baren opgeheven, waggelde, als eennbsp;beschonkene, beurtelings op zijde slaande en zich weder op-rigtende; ik achtte mij verloren. De bewegingen der bemanning, die mij toch eenigermate hadden moeten gerust stellen,nbsp;voerden integendeel mijne vertwijfeling ten top; ik zag alnbsp;die menschen als krankzinnigen heen en weder loopen: sommigen klommen in het ruim af; anderen klauterden in hetnbsp;touwwerk, gingen schrijelings over de ra’s zitten, beschenennbsp;streken de zeilen, keerden en spanden ze her-er derwaarts;nbsp;gene sloten de luiken en poorten, deze pompten; en dit alles hadnbsp;plaats te midden eener gedurige wisseling van kreten, woordennbsp;en teekenen, waarvan ik niets begreep: ik meende het beeldnbsp;van den chaos te zien: in mijne oogen had de bemanning hetnbsp;hoofd verloren, en handelde ieder slechts zoo als het hem inviel.

« Bevende en verward, klom ik werktuigelijk af in de kamer des stuurmans. Daèr vond ik een grijsaard met kalennbsp;schedel en peinzend gelaat. Hij zat daar alleen, afgetrokkennbsp;en nadenkend, hield de hand aan het roer, en het oog opnbsp;de zeekaart gevestigd: nu eens zag ik hem, met behulp vannbsp;den kwadrant, de hoogte der zon meten en naauwkeurig denbsp;graden van den meridiaan aanteekenen; dan op het kompasnbsp;de afwijking der magneetnaald nagaan. Rondom in zijne kamer zag ik astrolabiums, zeehorologiën en teleskopen hangen ; ik bespeurde, dat hij zich van al die zaken, waarvan

-ocr page 87-

GESPREK. 69

ik het gebruik niet kende, ter besturing van het schip bediende; ik merkte verder op, dat hij van uit zijne hut alle bevelen zond aan de bemanning, die ze met een eerbiedignbsp;stilzwijgen ontving, en zich haastte om ze uit te voeren.nbsp;Toen begreep ik, dat al die, voor mij onverklaarbare, ope-raliën, welke men op de verschillende gedeelten van hetnbsp;schip uitvoerde, voorbereid, bevolen en met wijsheid voornbsp;het behoud van het vaartuig berekend waren. Ik begreep zenbsp;echter daarom niet te beter. Maar de hooge gedaehte, welkenbsp;ik van de wetenschap en de bekwaamheid des stuurmans hadnbsp;opgevat, was voldoende, om mij volkomen gerust te stellennbsp;zoolang onze zeereis duurde.

« Jongeling, de wereld is een oceaan, de maatschappij een schip, door God bestuurd; de menschen, hunne harlslog-ten, de schepselen, de verschillende gebeurtenissen, zijn denbsp;touwen, masten, zeilen, ankers, astrolabiums en het scheepsvolk der Voorzienigheid. Gij begrijpt niets van de ingewikkelde beweging van al die werktuigen, en gij beeft en verheft uwe slem daartegen. Beste vriend, doe als ik, ga innbsp;de kamer van den stuurman. Als gij dan de oneindige Wijsheid ziet met de hand aan het roer, het oog gevestigd opnbsp;het doel, het gansch heelal aan hare wetten onderworpen,nbsp;dan zult gij uwe ontsteltenis en vrees zien verdwijnen, gijnbsp;zult u schamen over uw gemor, en uw hart zal zacht rusten in vertrouwen en vrede. » De jonge krijgsman sloegnbsp;zijne oogen hemelwaarts, boog het hoofd, en raakte metnbsp;zijne lippen de hand des grijsaards aan, welke hij met zijnenbsp;tranen bevochtigde. Hij zweeg en wikkelde zich in zijnnbsp;mantel.

Dit gesprek, waarvan ik alleen het einde had mogen hoo-ren, trof mij zoo levendig, dat het al den overigen tijd op onzen togt mijne gedachten steeds ernstig bezig hield.

-ocr page 88-

70

HET DRIEVOUDIG ROME.

lgt;en 13. IVovemlber.

Italiaansche keuken. — Inwendig aanzien van Genua. — Fransche invloed. — Godsdienstige geest. — Anekdote.

’I Was elf uren des morgrens, de zon schitterde met vollen luister, toen wij Genua, de Trotsche^ begroetten. Van dennbsp;kant der zee gezien, levert deze marmeren stad een heerlijknbsp;gezigt op. Neergevleid op een hellend vlak, laat de tweedenbsp;koningin der middeleeuwen, de bakermat van Columbus, harenbsp;beide voeten in zee hangen, terwijl haar hoofd bevallig leuntnbsp;legen bergen, die met een lagchend groen bedekt en doornbsp;ontzaggelijke vestingwerken bekroond zijn. Alvorens binnennbsp;het gebied van het maritiem octrooi te komen, wierp mennbsp;het anker; oogenblikkelijk kwam er eene geheele vloot vannbsp;ligte bootjes op ons af, bestemd, om de reizigers naar hetnbsp;bureau van policie over te brengen. Aan den oever, nabijnbsp;dit eng, somber en berookt hol van Plulus, wachten unbsp;zwermen van harpijen en gieren op, facchini geheeten, dienbsp;in uwe boot springen, zich van uwe goederen meester maken,nbsp;en ze gaan werpen voor de voelen van den argus in uniform , die, het zij lot zijn lof gezegd, onbarmhartig uwenbsp;bagaadje over hoop haalt, zonder daarvoor eenige belooningnbsp;te vergen. Zoodra zijne visite is afgeloopen, vallen de sjouwers op nieuw op uwe koffers en valiezen aan, en brengennbsp;ze, met financiële inzigten, naar de logementen hunner keuze.nbsp;Verbeeldt u bij dat gewoel nog den toeloop der tafelhouders-knechten, hotelbedienden, ciceroni (leids-) en voerlieden, twistend met elkander om de personen der passagiers en de eernbsp;van hen Ie bedienen; al te maal in koor en te gelijk, tierend innbsp;eene taal, die door geene beschaafde natie verstaan of gesprokennbsp;wordt. Het is om dol te worden, en de ongelukkige reizigernbsp;geeft zich lijdzaam aan den razenden hoop over. Voorafge-

-ocr page 89-

GENUA. — ITALIAANSCHE KEUKEN. 71

gaan, gevolgd, omringd door, ik weet niet hoeveel van dat slag van wezens, kwamen wij in het Hotel des étrangersnbsp;(Vreemdelingen hotel) aan.

Wij hadden eene vaste van ongeveer vier en twintig uren doorgestaan, en de zeelucht wekt den eetlust op: het wasnbsp;derhalve niet zonder grond, dat wij ons aangespoord gevoelden, om met de genuesche keuken kennis te maken. Onzenbsp;eerste gastronomische zitting op vreemden bodem verdientnbsp;eene, zoo niet eervolle, dan toch omstandige, vermelding.nbsp;In het midden van een ruim, vierkant graauw vertrek,nbsp;welks wand met eene oude kast prijkte, verhief zich eenenbsp;tafel met een rood-, blaauw- en geelkleurig wollen dekkleed, waarop een weleer wit tafellaken, voorzien van drienbsp;versche eijeren, of die er ten minste voor moesten doorgaan;nbsp;tien broodjes, zoo groot als een duim, en vier kleine glazen kopjes, welke wij voor zoutvaatjes aanzagen. Op hetnbsp;zien van dat zonderling couvert, werd hel ons duidelijk, datnbsp;wij wel degelijk de grenzen van Iransalpijnsch Gallic overschreden hadden : de aard der spijzen en de toebereidingnbsp;er van deden ’t ons verder ten volle beseffen, dal wij innbsp;den vreemde waren. Met de punt van zijn mes, neemt eennbsp;onzer jonge vrienden, een gezworen vijand van riel-ofbeet-worlel-suiker, een weinig van dat wille poeder uit een dernbsp;glazen vaatjes, doet het in zijn ei, meenende, dal hij ernbsp;zout in strooide, en begon met graagte te eten. Eensklapsnbsp;verried eene voorbeeldig kluchtige beweging, vergezeld vannbsp;een schaterend lagchen, eene misvatting: het zout was suiker. De ondervinding kwam ons te stade, maar verbeterdenbsp;onzen hongerigen dischgenool niet. In een tamelijk grootnbsp;schoteltje bragt men vijf of zes peulvruchten op, welkernbsp;twijfelachtig uiterlijke veel van radijzen had. Francis grijptnbsp;er de grootste van, en slaat er gretig zijne tanden in; de

Drievoudig Rome. — I* Deel. nbsp;nbsp;nbsp;g

-ocr page 90-

72 HET DRIEVOUDIG ROME.

ongelukkige! hij had in een feperone, eene soort van lange-of spaansche peper, gebeten. Zijn mond, als door eene vuurkool schier verbrand, spleet tot aan de ooren open, en zijne lippen en tong, die als drie springveêren plotseling vannbsp;elkander sloegen, gaven aan de verwenschte plant, zoo nietnbsp;het beleefdste, dan toch het snelste afscheid, dat men zichnbsp;verbeelden kan. Wij rekenden, om ons schadeloos te stellen,nbsp;op eene soep, welke wij in goed ilaliaansch gevraagd, dochnbsp;waarvan wij verzuimd hadden, de bijzondere soort aan tenbsp;duiden. Daar komt met groote plegtigheid een lange schotelnbsp;aan, beladen met maacaroni^ geheel doorweekt met heetenbsp;boter, en van eene zoodanige lengte, dat wij ze van de eenenbsp;verdieping in de andere hadden kunnen eten; men oordeelenbsp;over onze teleurstelling. Eindelijk dischte men een in waternbsp;gekookten zeesnoek op. Om daarvan den laffen smaak te verhelpen, had men er eene verdroogde citroen bij gedaan,nbsp;waaruit de beste schroefpers geen druppel sap zou hebben gewrongen. Hierin bestond, met nog eenige peren, zoo hard alsnbsp;schelpen, onze eerste maaltijd op vreemden bodem. Gelijk allenbsp;andere, heeft ook de medaille van het reizen hare keerzijde.

De schoonheid van Genua deed ons zijne slechte keuken vergeten. De f^ia novissima^ bevloerd, of liever ingelegd,nbsp;met breede steenen, in den vorm van zerkplaten, en be-zoomd met breede stoepen, achter welke zich de gevelsnbsp;van prachtige paleizen verheffen, regtvaardigt hetgeen mennbsp;van Genua gezegd heeft: dat het voor een congres van ko-ningen gebouwd schijnt. Aan het portaal van eenige kerken hangen onderscheiden schakels der kettingen, waarmede de haven van Pisa was afgesloten, en die hel den Ge-nuezen gelukte, des nachts door te breken. Zij hangen daar,nbsp;als zegeteekenen dier roemvolle overwinning, en als eenenbsp;hulde, door de overwinnaars aan den God der heirscharen

-ocr page 91-

INWENDIG AANZIEN VAN GENUA. 75

gebragt. De matroos-slolenmaker, die het geheim vond, om dat beletsel'uit den weg te ruimen, wordt in zijn vaderlandnbsp;zeer in eere gehouden. Hulde aan het volk, dat aan de dankbaarheid getrouw blijft! ’t Herdenken, de lof en de belooningnbsp;moedigen, wanneer zij nationaal zijn, de schoone daden aan,nbsp;en bij de christelijke volkeren leent de godsdienst daaraan hetnbsp;karakter der onsterfelijkheid, door ze in te zegenen. Uit eeiienbsp;treffende en tevens edelaardige gewoonte, vergadert jaarlijks,nbsp;sints zoovele eeuwen, de genuesche bevolking rondom hetnbsp;graf van den nederigen zeeman, en viert men eene mis voornbsp;de rust zijner ziel.

De vreemdeling, die, te middeneener talrijke schaar sierlijk gekleede wandelaars en schitterende ekwipaadjen, de verschillende kw'artieren der stad doorloopt, wordt door twee dingen getroffen: den invloed van den franschen geest, en denbsp;aanwezigheid van het godsdienstig gevoel. Onze modes heer-schen met souverein gezag over de hoogere klassen der cisal-pijnsche maatschappij. Ik was niet weinig verwonderd, er onzenbsp;jonge Franken ijeunes franees) weder aan te treffen, metnbsp;hun kinbaard, lange haren, broek met sous-pieds, de sigaarnbsp;in den mond, en de snid en kleur der kleederen naar dennbsp;laaLsten smaak van Parijs. Ik hoorde, goed en slecht, franschnbsp;spreken en las onze taal op de borden der magazijnen; iknbsp;¦was er trotsch op, en zeide zacht bij mij-zelven : Waarom,nbsp;helaas! behoeft men te schroomen, dat onze waarde naburennbsp;ons in alles kopiëren ? Waarom moet men voor hen de over-heersching van den franschen geest duchten? Volgt onze modesnbsp;na, bestudeert onze taal, daaraan valt niets te berispen ; maarnbsp;wacht u, onze leerstellingen aan te nemen anders, dan ondernbsp;beneficie van inventaris; zij zouden het gif in uwe ingewanden storten. Uwe maatschappij, die, over het geheel genomen,nbsp;zoo gelukkig en rustig is zou weldra ten prooi worden aan

-ocr page 92-

74 HET DKIEVOÜDIG ROME.

vreeslijke beroeringen; en wie weet, of ecne crisis haar niet zou ten gronde rigten? Hoe dikwijls hebben deze eerste opmerking, deze wenschen en deze vrees zich hernieuwd gedurende mijne reis!

Het leven van den godsdiensligen geest in den boezem dezer bedrijvige bevolking openbaarde zich op onderscheidennbsp;wijzen. Al die jonge eleganten, van welke ik gesproken heb,nbsp;wandelden en spraken verlrouwelijk niet geestelijken, aan wienbsp;zij den arm boden. Deze gelukkige vermenging der geestelijkheid met het volk wekte in mij eene zoele gewaarwordingnbsp;op. De maatschappij scheen mij toe, haren natuurlijken toenbsp;stand bereikt te hebben; terwijl ik ze tot dusverre slechtsnbsp;in een onnatuurlijken en ziekelijken staat gezien had : dennbsp;priester en den leek door een afgrond van elkander gescheiden !

Niet alleen schuwt men den omgang met priesters niet; maar elke familie stelt er zelfs eene eer in, onder hare ledennbsp;een bedienaar van het altaar te tellen. Zoo bezit de godsdienst,nbsp;in de algemeene achting, nog den verheven rang, die haarnbsp;toekomt; hare belangen zijn die van ’t algemeen, en voornbsp;allen zijn ze heilig. Eene bijzondere omstandigheid deed, gedurende ons verblijf te Genua, deze voortreffelijke gesteldheidnbsp;helder uilkornen. De koning van Sardinië, die zich zeer welwillend jegens de Genuezen betoont, had last gegeven tol hetnbsp;aanleggen van groote werken ter verfraaijing der kade: eenenbsp;prachtige overdekte galerij van wit marmer zou zich langsnbsp;den oever der zee uitstrekken, waar ze tot wandelplaats ennbsp;magazijnen dienen moest. Doch het plan, door de bouwmeesters ontworpen, vorderde de opruiming van eenige madonna’s,nbsp;in welke de Genuezen sints onheuglijken tijd een groot vertrouwen stelden. Dit ontwerp bragl de geheele stad in beweging ; de voornaamste inwoners kwamen bijeen, en de zaak

-ocr page 93-

ANEKDOTE. ST. LAÜRENTIUS VAN GENOA.nbsp;75

werd ter beslissing gebragt van den koning-zelven, die zich toen te Genua bevond. In strijd met den wensch der bouwmeesters , beval deze vorst, dat de madonna’s zouden gespaardnbsp;blijven: «Ik zal nooit toelaten, zeide hij, dat men een godsdienstig denkbeeld aan eene regte lijn opoffert. » Hebt gij ooitnbsp;iets koninklijkers, dan dit gezegde gehoord ?

Den 14. atovemlter.

St. Laurentius. — Het Sacro Catino. — Het Disco. — Villa Negroni. — Hertogeliik paleis en Sarra. — Italiaansche zeden. — Hetnbsp;invallen van den dooden-wind.

Het was zondag: wij begaven ons vroegtijdig naar de hoofdkerk, waar ik de heilige geheimen wenschte te vieren.nbsp;Het portaal en het koor, keurig bearbeid, zijn van wit ennbsp;zwart marmer opgetrokken; boven de hoofddeur bevindt zich,nbsp;in half verheven beeldwerk, de voorstelling van den marteldood des heiligen Laurentius. Het is eene welsprekende vermaning, èn voor den priester, die de plegtige offerande komtnbsp;opdragen, èn voorden geloovige, die haar gaat bijwonen.nbsp;Zestien kolommen van zamengestelde orde, gebeiteld uit zwartnbsp;en wit marmer van Paros, versieren het groote schip. Denbsp;oogen worden verblind door den rijkdom der versieringen vannbsp;allerlei aard, in de verschillende gedeelten van dit praehtignbsp;gebouw aangebragt; maar een aangenamer schouwspel troknbsp;mijne aandacht. Eene talrijke menigte vrouwen en mannennbsp;van allen rang bad, nedergeknield en in zieh-zelve gekeerd,nbsp;in het ruim en de kapellen, omringde de heilige tafel, ofnbsp;verdrong zieh bij de biechtstoelen. In de sacristy komende,nbsp;vertoonde ik mijne pagella 'I), waarna mij, op eene voorko-

1) Dit is de naatn , dien men in Italië geeft aan de bisschoppelijke brieven, waarbij aan een priester de magtiging wordt verleend, om de mis te lezen.

8

-ocr page 94-

76 HET DRIEVOUDIG ROME.

mende wijze, de vergunning werd verleend, om de mis te mogen lezen.

In den tresoor van St. Laurentius worden twee der kostbaarste gedenkstukken, welke men kent, bewaard. Het eerste is de smaragden schotel, in de geheele christenheid vermaardnbsp;onderden naam van Sacro Catino, en gevonden bij de verovering van Gesarea in Palestina. Volgens eene eerbiedwaardigenbsp;overlevering, zou onze Heer zich van dezen schotel bediendnbsp;hebben, om met zijne leerlingen het paasctilam te eten. Denbsp;hoogte van den schotel is veertig nieuwe duimen, zijne wijdtenbsp;bedraagt iets meer dan eene el; hij is zeskant en heeft tweenbsp;ooren, waarvan het eene glad, het andere ruw bewerkt is.nbsp;Het tweede is een schotel van agaat, met de voorstelling vannbsp;het hoofd van den H. Joannes den dooper. Eene diepe ontroering doet zich gevoelen, als men, dat stuk beschouwende,nbsp;denkt, dat het dezelfde schotel is, waarop het hoofd van dennbsp;heiligen Voorlooper aan de wulpsche Herodias gebragt werd.nbsp;Teneinde in de vrouw het dubbel gevoel van nederigheid ennbsp;dankbaarheid aan te kweeken, vergeet het christendom, datnbsp;alles voor haar gedaan heeft, niet, van lijd tot tijd haar harenbsp;ongeregtigheden indachtig te maken. Zoo is, tot straf dernbsp;misdaad van Herodias, in de kerk van St. Laurentius te Genuanbsp;de toegang tot de kapel van den heiligen Joannes den doopernbsp;aan alle vrouwen ontzegd.

Alvorens naar ons hótel weder te keeren, bezochten wij de F'illa Negroni, dubbel merkwaardig om hare ligging,nbsp;die voor den bezoeker het geheele panorama van Genua ontrolt, en om hare verzameling van oudheden, waarin denbsp;eigenaar-zelf do vreemdelingen rondleidt. Evenwel is dezenbsp;villa, ik verzoek u, dit wel te onthouden, slechts van eennbsp;gering belang. Het hertogelijk paleis, ’t oude woonverblijfnbsp;der dogen, met zijne ontzag-inboezemende herinneringen, zijn,

-ocr page 95-

ITALIAANSCHE ZEDEN. 77

met marmeren kornissen en balustrades versierde, gevel, zijne zware gewelven en dak zonder hout- of ijzerwerk; het paleisnbsp;Sarra, in de vm nova, met zijne zaal, die eene der schoonstenbsp;van Italië is, door den fraaijen vorm harer proportion, dennbsp;rijkdom harer versierselen, hare mozaieke bevloering en harenbsp;met lazuursteen bekleede deuren riepen ons in het midden dernbsp;wereld terug. Wij hielden er ons tot den middag op.

Omstreeks één uur bewonderden wij, in de kerk van den heiligen Ambrosius, de Besnijdenis onzes Heeren, doornbsp;Rubens, de Opneming der heilige Maagd, door Ie Guide,nbsp;en den heiligen Ignatius, een bezetene bevrijdende en kinderen opwekkende, eene fraaije en krachtige compositie vannbsp;Rubens. Het zou ons te lang ophouden en welligt vervelen,nbsp;van alle merkwaardige schilderijen melding te maken, die denbsp;verschillende kerken van Genua versieren. Op het gezigt dernbsp;menigvuldige gewrochten van het moderne genie, begrijpt denbsp;reiziger, dat hij zijn voet heeft gezel in het land der kunsten, terwijl de waarnemer zijne studiën begint, die zijn oordeel moetennbsp;vormen over den geest en de uitwerkselen der renaissance;nbsp;ook kan hij er kostbare bijzonderheden inzamelen nopens de,nbsp;verschillend beoordeelde, zeden der bewoners van Italië.

Met dit doel begaven wij ons naar de schoone kerk der ¦dnnunziata , waar een fransch kloostergeestelijke zijne standplaats heeft. De pater G....., een man van rijpen ouderdom,

begaafd met een voortreffelijk talent tot onderzoek en waarneming, sedert twaalf jaren te Genua gevestigd, en zeer ijverig in het uitoefenen zijner herderlijke bediening, ver-eenigde ia zich de meest-gewenschte eigenschappen, om onsnbsp;van alles volkomen goed te onderrigten. Zijne vertrouwelijke gesprekken, nu, leiden ons tot de gevolgtrekking,nbsp;dat, uit het zedelijk oogpunt beschouwd, als men de bevolking in het algemeen neemt, Italië, op weinige afwij-

-ocr page 96-

78

HET DRIEVODDIG ROME.

hingen na , de middeleeuwen in de negentiende eeuw vertegenwoordigt. Daar bevinden zich nog in al hunne krachtnbsp;de twee beginselen, die sedert den val van ’t eerste menschen-paar in den boezem der menschheid elkander de zege betwisten. De overwinning is nu aan het eene dan aan het andere ;nbsp;maar te midden van de bouwvallen der deugd, houdt het geloof gemeenlijk zich staande. Vroeg of laat heelt dit heilzaamnbsp;geloof de wonden des harten, en geeft den overwonnene denbsp;wapenen weder in handen, die bijna altijd overwinnaar blijftnbsp;in den laatslen strijd. Wat de hoogere klassen betreft, dezenbsp;ondergaan meer of min den invloed van hetgeen men aan genenbsp;zijde der bergen de fransche denkbeelden noemt. Bewijzennbsp;van allerlei aard, doen zich ter staving dezer dubbele opmerking, in menigte voor; en ik moet zeggen, dat men ze ganschnbsp;Italië door, van Genua tot Napels, allerwege aantreft.

Er waren nog maar pas acht en veertig uren sedert ons vertrek uit Frankrijk verloopen, en ’t scheen ons, bij het vernemen der bijzonderheden, die de voortreffelijke religieus onsnbsp;mededeelde, of wij wel vijf eeuwen waren teruggegaan, ennbsp;leefden in den tijd van Paulus de Lazaro en Guïlielmus vannbsp;Aquitanië.

Terwijl wij met hem door de ruime sacristy wandelden, die de kerk van het klooster scheidt, zeide hij: « Ziehier eenenbsp;geheime deur, die in het aangrenzend straatje uitkomt; zijnbsp;blijft dagelijks open tot des avonds tien uur. Als het nachtnbsp;wordt, zijn de talrijke biechtstoelen, welke gij hier ziet, doornbsp;onze paters bezet: de menschen komen er ons opzoeken. Zoudtnbsp;gij gelooven, dat er somtijds roovers komen, door hunnenbsp;wroegingen voortgejaagd, en zelfs zoodanigen, op wier hoofdnbsp;een prijs is gesteld? In de duisternis klimmen zij de bergennbsp;af, om hier eenige vertroosting te zoeken. God-alleen weetnbsp;het, hoevele wanorden wij beletten, en doen herstellen. Even

-ocr page 97-

ITALIAANSCHE ZEDEN. 79

als ons huis, blijven de kloosters der capucijnen alle naehten open ; en de {joede paters zullen u zeggen, even als ik , datnbsp;er alsdan in den heiligen biechtstoel onuitsprekelijke geheimennbsp;van berouw en barmhartigheid plaats hebben. » Wel herkentnbsp;men aan die trekken den mensch met zijne tweevoudige neiging ; van den eenen kant de booze begeerten, welke hij vannbsp;den eersten Adam heeft overgeërfd, en anderzijds de krachtnbsp;van te wcderstaan , voortgebragt in zijne ziel, door de genadenbsp;van den tweeden Adam. Zoo lang er nu nog strijd is, doetnbsp;de werking des Christendoms zich gevoelen, leeft het geloof,nbsp;en blijft de hoop. Maar de Italianen zondigen, zegt gij’ Dochnbsp;onder welke hemelstreek zijn de zonen van Eva tegen de zondenbsp;gevrijwaard ? Men zondigde in de middeleeuwen, men zondigdenbsp;zelfs in de eerste eeuwen der Kerk; maar in het algemeennbsp;kon men niet leven met een knagend geweten. Zoodanig isnbsp;nog, behoudens de uitzonderingen, hel volk van het schiereiland. — Het heeft berouw', biecht, •— en, voegt gij er bij,nbsp;dan hervalt het weder! Zijn de menschen in de landen,nbsp;waar men geen berouw meer gevoelt en niet meer biecht, dannbsp;in de genade bevestigd ? Leven zij als engelen ? Sterven zij alsnbsp;heiligen ? Later zullen wij zekere statistieken nagaan, en zien ,nbsp;Waaraan wij ons te houden hebben.

Ons gesprek liep bijna ten einde, toen zich op een trap in onze nabijheid een groot geraas deed hooren. « Daar komennbsp;onze jongelieden aan, zeide de pater; ’t is het uur der zondagsvergadering. » En, inderdaad, de bloem der jeugd , in eenenbsp;vrome bijeenkomst vergaderd, vereenigde zich eiken zondag,nbsp;om zich met heilige werken bezig te houden, zich in de naastenliefde te oefenen, en de teederste der deugden te plaatsennbsp;onder het dubbele schild des gebeds en van het woord Gods.nbsp;Na afscheid genomen te hebben van onzen beminnenswaardigennbsp;landgenoot, die zelf het voorzitterschap dier belangrijke ver-

-ocr page 98-

80

HET DRIEVOUDIG ROME.

gaderin» moest bekleeden, keerden wij naar het hotel terug; ’t was vier uur.

De vereeniging der genuesche jeugd herinnerde ons aan eene andere, ons harte zeer dierbare, vergadering, die opnbsp;hetzelfde tijdstip in Frankrijk gehouden werd. De gedachte,nbsp;dat men er voor de reizigers bad, streelde ons, als een zachtenbsp;welriekende geur. En wie weet, of wij misschien niet aannbsp;de vrome herinnering dier godvruchtige zielen het te danken hadden, dat wij ons in veiligheid bevonden tegen dennbsp;storm, die onder onze oogen de golf van Genua beroerde.nbsp;Van af ’t balkon van het hótel, weidde onze blik over hetnbsp;uitgestrekte veld der baren. Het weder was guur, de windnbsp;hevig en de gezigteinder in sombere wolken gehuld. Snelnbsp;volgden de bliksems elkander op, en het geluid van dennbsp;donder, door de echo’s der bergen herhaald, rolde voort innbsp;een plegtstatig gedreun, dat in de diepe vallei van Polce-vera wegstierf. Het geloei der zee deed zich van verre hoo-ren, en de rollende baren, zich met geweld tegen de rotsennbsp;verbrijzelende, stoven schuimende op, ter hoogte van meernbsp;dan vijf en twintig voeten boven het havenhoofd. De schepen,nbsp;door den storm geslingerd, bogen hunne masten; al de zeelieden bevonden zich op hunne bodems, zich haastende, omnbsp;de zeilen te snoeren, nieuwe ankers uit te werpen en de luikennbsp;te sluiten. Eene onrustige menigte verdrong zich op de kade;nbsp;de dooden-wind woedde. De storm hield langer dan tweenbsp;uren aan; maar, dank aan den ijver en de behendigheid van hetnbsp;scheepsvolk, men had geen ongeluk te betreuren. Wij mogtennbsp;ons gelukkig achten, te Genua aan wal te zijn gestapt, waarnbsp;wij zonder gevaar het ontzagwekkend schouwspel van eennbsp;storm konden genieten; terwijl de passagiers, die daags te voren hunne reis met den Lombardo hadden voortgezet, nog zesnbsp;dagen, in gevaar van te vergaan, op zee moesten doorbrengen.

-ocr page 99-

81

IIET ALGEMEEN HOSPITAAL.

Mem IS. afovemlber.

Algemeen hospitaal. — Kamer der heilige Catharina van Genua.

— Kerk der heilige Maria di Carignano. ¦— Vertrek van

Genua. — Novi.

Even als in alle groote steden, treft men te Genua vele armen aan. Hunne ellende levert een bedroevend kontrast opnbsp;met de overdadige weelde der rijken. Fortuinen van honderdnbsp;duizend francs rente zijn niet zeldzaam in het vaderland dernbsp;Doria's.

Deze rijkdom spruit, over het algemeen, voort uit den ouden koophandel der republiek, en zelfs uit den tegenwoor-digeu handel; want de Genuezen bezoeken met hunne schepennbsp;nog al de stapelplaatsen en havens van den Levant. Maar tenbsp;Genua beijvert zich, zoo als men zulks in de katholieke sleden verwachten mag, de christelijke liefde, om den afstandnbsp;weg te nemen, die de beide uitersten scheidt, in dier voege,nbsp;dat de overvloed der rijken mildelijk te gemoet komt aan denbsp;nooddruft der armen.

Om tien uur bezochten wij het algemeen hospilaal, een prachtig gebouw, dat met regt hel koninklijk galeis dernbsp;christelijke liefde heetcn mag. Ik weel niet of de aanbliknbsp;van eenig gebouw wel meer indruk maken kan, dan ditnbsp;geslicht; de groote trap en zijne balustrade, de vloer der onafzienbare zalen, alles is van wit carrarisch marmer, datnbsp;door fijnheid en eene zeldzame helderheid uitmunt. Déar worden ettelijke duizende zieken, van de wieg tot aan het graf,nbsp;verzorgd, gevoed, nacht en dag bewaakt door engelen, die ernbsp;uit Frankrijk zijn overgekomen. In hel midden der voornaamste zaal bevindt zich een door glas afgeschoten vertrek • dit isnbsp;het woonverblijf van üen goeden vader. Als een waardige zoonnbsp;van den heiligen Franciscus, is hij, een oud man met grij-

-ocr page 100-

82

HET DRIEVOUDIG ROME.

zen baard, nacht en dajj, daar, gelijk de schildwacht op haren post, zich bezig houdende met lezen, schrijven, bidden en altoos gereed om te ontvangen en te troosten degenen, die dit rijk der smarten binnen gaan of verlaten.nbsp;Het hospitaal voedt, op eigen kosten, duizend vondelingennbsp;van ’t vrouwelijk geslacht op. Tot twaalfjarigen ouderdom ,nbsp;worden zij op het land geplaatst, waarna zij, indien de voedsters haar niet willen houden, in den albergo der armennbsp;komen : ook hier brengen zij eenigen tijd door, en wordennbsp;vervolgens in het algemeen hospitaal opgenomen, dat zichnbsp;voortaan, gedurende haar gansehe leven, met hare verzorgingnbsp;belast. Alleen in staat, om het goede op zoo groote schaal tenbsp;omvatten, vindt de naastenliefde in hare onuilputtelijke bronnen het middel, om het te volbrengen, liet algemeen hospitaal wordt onderhouden uil de stichtingen van den genueschennbsp;adel; ieder weldoener wordt er, naarmate het bedrag zijnernbsp;gaven, op versehillende wijs vertegenwoordigd. Eene gift vannbsp;minder dan honderd duizend francs geeft regt op een opschrift; om er een levensgroot standbeeld te verkrijgen, moetnbsp;men ten minste honderd duizend, en om in zittende houding voorgesteld te worden, meer dan honderd duizend francsnbsp;geschonken hebben.

Deze lange rij van standbeelden uit wit marmer gebeiteld, in nissen boven de bedden der zieken geplaatst, levert nietnbsp;slechts een aangenaam gezigt op; maar doet bovendien nog innbsp;de ziel een weldadig gevoel ontwaken. Het heidendom rigtte denbsp;standbeelden zijner groote mannen op in de badstoven en denbsp;amphitheaters, om bij het vermaak en de wreedheid voor te zitten; het christendom stelt de zijnen in het toe'vlugtsoord der armoede en der smarten. Is het niet een verrukkelijk denkbeeld ,nbsp;aldus den rijkdom, die beschermt en geeft, te doen zamennbsp;wonen met de armoede, die ontvangt en zegent! Hoe tref-

-ocr page 101-

KAMER DER HEILIGE CATHARINA. 85

fend vertaalt het dat zoo bij uitnemendheid sociale woord van den goddelijken wetgever; Gij zijt allen broeders : men zalnbsp;u er aan herkennen als mtjne kinderen, wanneer gijnbsp;elkanderen lief hebt!

Ik spreek niet van de zindelijkheid, die in dit schoone gesticlit heerscht; zij is uitstekend; maar als men onze gasthuizen in Frankrijk gezien heeft, verwondert men zich daarover niet meer. Wij werden geleid door de overste, eenenbsp;waardige dochter van den heiligen Vincentius van Paulo, dienbsp;ons achtereenvolgend de apotheek, het linnenmagazijn en denbsp;zalen, met dezelfde hoffelijkheid en hetzelfde genoegen, lietnbsp;bezigtigen, als de dame der groote wereld de eer barer salonnbsp;ophoudt.

« Nu zal ik u, zeide zij, onzen schat laten zien; ’t i» de kamer en het ligchaam der heilige Catharina van Genua. »nbsp;Haar volgende, traden wij met eerbied eene enge cel binnen,nbsp;die met tigchelsleenen bevloerd, en door een klein vensternbsp;verlicht was; hare graauwe muren waren bedekt met frescos^nbsp;verschillende tafereelen der Passie voorslellende. Met onverza-delijken blik beschouwt de christen-reiziger alle gedeelten vannbsp;dit arm vertrek, terwijl de wereldling zich gedrongen gevoeltnbsp;uit te roepen: «Hoe! daar leefde dan , gedurende dertig jaren,nbsp;eene adelijke dochter, die , op de trappen van den troonnbsp;geboren, in haar geslacht alle titels van menschelijken roemnbsp;kon aanwijzen : levenslange stedehouders van het rijk innbsp;Italië, beroemde veldheeren, onderscheiden kardinalen ennbsp;twee pausen, Innocentius IV. en Adriaan V.! ’t Is daar, dat^nbsp;aan den voet van een kruisbeeld, zij ’s nachts uitrustte van denbsp;vermoeijenissen des dags, en dien werkdadigen ijver voedde,nbsp;waarvan de wonderwerken zoo talrijk waren, tijdens de vcr-schriklijke pest van het jaar 1497! ’t Is daar, eindelijk,nbsp;dat, in hemelsche verrukking, de heldin der christelijke liefde

Drievoudig Rome. — I. Deel.

-ocr page 102-

84 HET DRIEVOUDIG ROME.

den (jeest gaf! » Kan het verwondering baren, dat een heiligdom , vol van dergelijke herinneringen, een srJmt is voor de dochters van St. Vincenlius? Uit de kamer der heiligenbsp;begaven wij ons in de kerk. Haar ligchaam, bewaard voornbsp;het bederf des grafs, rust in eene prachtige relikwiekas,nbsp;op het hoofdallaar.

De voorbeelden der heilige Catharina zijn voor haar vaderland niet verloren gegaan. Behalve het hospitaal, bezit Genua een, om zijne pracht met regt beroemd, armenvcr-blijf, bekend onder den naam Alhergo de Poveri. Dit gesticht, welks vestiging tot het jaar 1S59 opklimt, is eenenbsp;werkplaats voor vrijen arbeid, die ongeveer 2,000 behoeftigen,nbsp;nog tot handenarbeid geschikt, bezig houdt, en wel SOOnbsp;mannen en ISOO vrouwen. De armen , die geen werk hebben,nbsp;zijn altijd zeker, hel in den albergo te kunnen verkrijgen.nbsp;Men laat hen wol, katoen en hennep weven, als ook tapijten,nbsp;kousen, zijden linten, enz. Het huis voorziet uit dien arbeidnbsp;zich zelf van de benoodigde voorwerpen tot eigen verbruik, ennbsp;levert ook een gedeelte der vervaardigde sloffen ten behoeve dernbsp;hospitalen en gasthuizen: daarbij houdt het een open magazijn ten verkoop van zijne voortbrengselen. De inrigting, hetnbsp;bestuur, de orde en de geest van dit uitmuntend gestichtnbsp;leveren overvloedige slof tot nuttig onderzoek en een schoonnbsp;voorbeeld ter navolging op. Zijne inkomsten bedragen 500,000nbsp;livres , waarvan meer dan de helft voortvloeit uit liefdadigenbsp;stichtingen 1).

Den albergo verlatende, beklommen wij den koepel van Onze Lieve Vrouw di Carignano ^ om ’t gezigt te genietennbsp;van hel panorama van Genua. In de stralender zon, die metnbsp;vollen luister in een onbewolkten hemel schitterde, spreidde

1) Zie de Gerande, Traite de la Bienf., t. III. p. 816—S39.

-ocr page 103-

o. L. VROCW « Dl CARIGNANO. » ALEXARDRIE.nbsp;8S

de Irolsche stad al hare bekoorlijkheden en pracht voor ons ten toon. Hare g^roote gebouwen en marmeren paleizen glinsterden, als eene rivier van diamanten op het hoofd eener vrouw;nbsp;volgens algemeene getuigenis, is deze aanblik een der schoonste, dien men denken kan. Daarna trokken de schilderijennbsp;en beelden, die de kerk sieren, onze aandacht. Tegen denbsp;vier pilaren, waarop de koepel rust, zijn vier standbeeldennbsp;van wit marmer, ongeveer twaalf voeten hoog, opgerigt.nbsp;Die van den H. Sebasliaan en den gelukzaligen Alexander Paulinbsp;zijn van den beroemden Puget: het eerstgenoemde wordt voornbsp;een meesterstuk gehouden.

In het museum van Genua zagen wij den steven eener romeinsche galei, den eenigen, zegt men, die nog ergensnbsp;gevonden wordt.

Daar wij besloten hadden, vluglig midden-Italië te bezoeken , alvorens te Rome aan te komen, begaven wij ons, des avonds, naar Alexandrië op weg. Deze loopt door denbsp;vrnchlbare vallei van Polcevera ^ latende ter linker zijde,nbsp;naar den zeekant, den burg San-Remo liggen, bewoondnbsp;door de familie Bresca, waarvan ik later spreken zal. In viernbsp;uren tijds komt men te Novi, eene kleine stad, aan, die innbsp;den handel vermaard is om hare witte zijde, en in de jaarboeken onzer oorlogen, door den slag, waarin, in ’tjaarVIInbsp;der Republiek, de jeugdige en vermaarde generaal Joubertnbsp;het leven verloor.

19en 16. Utovemtoer.

Alexandrië. — Eene graauwzuster. — Herinnering. — Slagveld van Marengo. — Voghera. — DeRizotto alia Milanese. — Ontmoeting van eenen capucijner monnik.

Te Alexandrië heerschte, bij onze aankomst, de diepste stille; ’t was drie uur des morgens. Niets gelijkt meer op een

-ocr page 104-

86 HET DRIEVOEDIG ROME.

groot kerkhof, dan eene stad in de rust van den nacht. Er lag iets plegtigs in de door niets gestoorde kalmte, die naauwelijksnbsp;werd afgebroken door den eentoonigen tred der schildwachtnbsp;op den wal, of door het geraas der poort, die zwaar op harenbsp;hengsels draaide, om ons den doortogt te openen. Den dagnbsp;en den wagen van Turijn afwachtende, die ons naarPlaisancenbsp;moest overbrengen, bivouackeerden wij', volgens gebruik, innbsp;het bureau der snelwagendienst. In het midden van het vertrek, stond een kagchel, dien de eerst uitgestegen reizigersnbsp;zich haastten, onder hunne zeer onmiddellijke beschermingnbsp;te nemen. Meer bedeesd, nam eene kloosterzuster, die metnbsp;ons, doch in een ander gedeelte der diligence, van Genua wasnbsp;gekomen, in een hoek der kamer plaats. Hare kleeding, dienbsp;mij niet vreemd was, prikkelde mijne nieuwsgierigheid; iknbsp;naderde haar, en waagde het, in het Italiaansch haar te zeggen: — Mevrouw, indien wij in Frankrijk waren, zou iknbsp;zeggen: ziedaar eenenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;— En gij zoudt u niet

bedriegen, antwoordde zij, in zeer goed fransch. — Met wat oogmerk komt gij naar een land, dat u vreemd is ? Zijnbsp;hernam gümlagchende: — De zusters van liefde hebben overalnbsp;een vaderland. — Maar, veroorloof mij, het u nogmaals tenbsp;vragen, hoe komt gij hier ? — Door God.s wil. Eensklapsnbsp;herinnerde ik mij de geschiedenis der stichting-Bisontine vannbsp;de graauwzusters. Ik sprak den naam dor moeder Th... uil,nbsp;en wij waren dadelijk met elkander in volle kennis.

Als Franschman en als inboorling der Comlé, vernam ik, met de levendigste belangstelling, dat de tak, die van dennbsp;zoo welig tierenden boom der orde van Sl. Vincentius wasnbsp;genomen, talrijke spruiten had uitgesohoten; dat do graauwzusters inSavoije, Piëmont, Monlferrat, het hertogdom Modena , te Napels en in Calabrië verspreid, en met de verzorging der zieken in het zee-hospitaal te Genua belast waren.

-ocr page 105-

EENE GUAACWZCSTER.


IIEBINNERING.


8i


Deze goede geestelijke zuster ging zelve naar Verceil, om er eene der menigvuldige, aan hare Instelling verbonden, werkzaamheden te verrigten. De verpleging der zieken en denbsp;opvoeding der kinderen maken, in Frankrijk , de dubbele laaknbsp;der zusters van Sl. Vincentius uil; in Italië nemen zij daarenboven nog het bestuur der wijkplaatsen ter verbetering dernbsp;zeden en het onderrigl der vrouwelijke jeugd waar. Dit laatstenbsp;liefdewerk is haar gemeen met de Clarissen en ürsulinen. Vannbsp;deze drie orden ontvangt de welgestelde klasse eene eenvoudige, maar soliede, opvoeding. In een land, waar iedereennbsp;kunstenaar is, weet men zich echter binnen de juiste grenzennbsp;te bepalen, en de hoofdzaak voor de bijzaak te stellen. Denbsp;buiten.sporige zucht voor de muzijk en het uitspanningshand-werk heeft de Alpen nog niet overschreden; God geve, dal zijnbsp;die nimmer overschrijde!..... tenzij om ons te verlaten.

Wij hadden langer dan een uur met elkander gesproken, toen op hel geluid eener kleine klok, die den Angelus klepte,nbsp;de zuster opstond en heen ging. Alles sliep nog; maar denbsp;engelen van liefde en gebed hadden reeds hun heiligen en nuttigen dag begonnen.

Ik ging op mijne beurt heen, en bezocht een gedeelte der *tad. Met uitzondering van hel koninklijk paleis, de kerkennbsp;van den heiligen Alexander en van St. Laurenlius, en helnbsp;stadhuis, levert het oude Alexandria stellialorum nietsnbsp;merkwaardigs op. Evenwel deed, terwijl ik de stralen doorliepnbsp;en over het paradeplein ging, waar, met slaande trom, eennbsp;gedeelte van hel garnizoen oplrok, eene teedere herinneringnbsp;mij belang stellen in de meest gevvone zaken. « In 1811 ,nbsp;zeide ik tot mij zelven, bevond zich hier in deze, toenmaalsnbsp;fransche stad, een welbeminde broeder: hij heeft deze zelfdenbsp;paleizen gezien, deze zelfde straten doorloopen, deze zelfdenbsp;wallen verdedigd. Waar is hij? Waar zijn die talrijke wapen-

9

-ocr page 106-

88 HET DUIEVOI'DIG ROME.

broeders, toenmalig^e sieraden van een keizerrijk, dal niet meer beslaat ? Ik zie wel vaandels en uniformen; ik hoor wel hel roeren der Irom, maar niets van dat alles is fransch ! » De langenbsp;reeks van opvolgende gebeurtenissen, die zich zoo snel ontwikkelden , opende mij een ruim veld van bespiegeling; maarnbsp;ik moest daarbij afbreken : het teeken van vertrek was gegeven.

Omstreeks acht uur des morgens, verlieten wij Alcxandrië. Als men zijn blik laat weiden over de uilgestrekte vlakte,nbsp;die de stad omringt, merkt men op, dat de verbondene mogendheden de reusachtige werken , door de Franschen aangelegd, hebben doen slechten. Dat geduchte vestingwerk vannbsp;muren en grachten maakte Alexandrië lol het bolwerk vannbsp;Frankrijk naar den kant van Italië , en tot eene der sterkstenbsp;vestingen van Europa. Nadat wij den Tanaro achter ons hadden,nbsp;bevonden wij ons, binnen weinige oogenblikken, op de hoogenbsp;oevers der Bormida, waarvan de naam dikwijls in de jaarboeken onzer krijgsgeschiedenis voorkomt. Terwijl wij dezenbsp;soort van vliet, met breede bedding en steile boorden, over-Irokken, daagde eene grootscbe herinnering voor onze blikkennbsp;op. Eensklaps houdt de conducteur de paarden in, en roept onsnbsp;toe: « Zieldaar bet slagveld van Marengo! » Deze woordennbsp;hadden naauwelijks ons oor getroffen, of wij stonden overeind;nbsp;het hart klopte ons sterk, en met het oog overweidden wijnbsp;het looneel van den gedenkwaardigen strijd, die aan Europanbsp;eene andere gedaante gaf, het consulaat in luister deed stijgen, en het keizerrijk voorbereidde.

Zonder een krijgskundige te zijn, kan men zich evenwel niet onthouden, bet genie te bewonderen van den groolen veldheer, die daar de zege bevocht. Het was onmogelijk, met meernbsp;juistheid de gunstige kansen van weder en terrein te berekenennbsp;en ze beter lot zijn voordeel aan te wenden. Welk een heirnbsp;van gedachten, herinneringen, overwegingen en lessen stijgt

-ocr page 107-

HET SLAGVELD VAN MAKENGO. 89

Ijier voor u omhoog, als gij over dit slagveld komt! Ik nam het ter loops in oogenschouw, en daarna zeide ik, met eennbsp;geroerd hart, voor dat gansche doodenleger een aandachtignbsp;De ¦profundis: dit is de bloem, welke de christen in hetnbsp;voorbijgaan op het graf zijner broeders nederlegt.

Inmiddels kwam ons de met wijngaarden bedekte hoogte in ’t gezigt, waarop de dappere Desaix in zijn triomf bezweek,nbsp;daarna het heuvelvlak, vanwaar Kellermann den aanval zijnernbsp;zware ruiterij tegen de oostenrijksche kolommen rigtte, welkenbsp;het hem gelukte te doen deinzen en lot den aftogt te dwingen.nbsp;Twee trekken, die het fransche karakter zoo wèl doen uil-komcn, deden zich alsloen voor mijn geheugen op. De generaal Bessières, aan het hoofd der grenadiers en jagers vannbsp;de garde des consuls, wierp zich op den vijand; de bajonetten der Franschen en Oostenrijkers waren op het punt vannbsp;elkander te kruisen, toen een hongaarsch ruiter, die van zijnnbsp;paard was geworpen, de handen naar onze dapperen uitstrekle,nbsp;hen biddende, dat zij hem toch niet onder de hoeven hunnernbsp;paarden zouden vertrappen. Bessières merkt hem op en roept:nbsp;Opent uwe rijen, mijne vrienden^ laat ons dezen ongelukkige sparen. In het heetste van den strijd, werd den luitenant der artillerie Conrad door een kogel een been afgeschoten; doch naauwelijks was hij gevallen, of hij rigtte zichnbsp;weder op, om zijn oog te laten gaan over de raaklijn zijnernbsp;batterij. De kanoniers wilden hem wegvoeren, maar hij verzette zich daar tegen, met te zeggen : bedient uwe batterij, ennbsp;draagt zorg een weinig lager ie rigten.

De vlakte van Marengo en het geheele terrein van Lombar-dije zijn, gelijk men gezegd heeft, slechts schoon om slag te leveren. Geene bosschen , geene boomgaarden , geene hagen ,nbsp;geene wijnstokken; maar van alle kanten onafzienbare velden,nbsp;die voortloopeo tot Stradella toe, een klein vlek, aan de grenzen

-ocr page 108-

90

IIET DRIEVODDIG ROME.

Yan het hertogdom Parma. Alvorens daar aan te komen, passeert men Voghera, de laatste stad van het koningrijk Sardinië. De groote staf van het fransche leger had er daags vóór den slagnbsp;van Marengo gemiddagmaald. Alhoewel wij geen slag te leverennbsp;hadden, wilden wij echter dit edel voorbeeld volgen. Ondernbsp;de üogen van Napoleon en zijner generaals, wier portretten eenenbsp;ruime eetzaal sierden, begaven wij ons aan tafel, in het gezelschap van eenige Lombarden, die van de Apenijnen kwamen. Wij vingen aan, door kennis te maken met eene spijsnbsp;van het land, die, ik geloof het stellig, niets anders kon zijn,nbsp;dan het resultaat der wèl bestudeerde proeven van een algemeennbsp;congres van alchimisten, apothekers en gifmengers. Gekooktenbsp;rijst, kaas, vermicelli, piëmontesche truffels, fijn gesnedennbsp;als tabaksbladen , en gearomatiseerd als met kruidnagelen ,nbsp;olie, zout en saffraan in overvloed, maakten de beslanddeelennbsp;uit van het helsche geregt, dal ons bij wijze van soep werdnbsp;voorgezet. Ik zal u den naam daarvan mededeelen, opdat, bijnbsp;aldien gij ooit door Voghera komt, gij u voor dat geneesmiddel zoudt kunnen wachten, ter ontsnapping waarvan gij geennbsp;minuut behoordet te aarzelen, om de paarden voor uw rijtuignbsp;te spannen, en in galop te vertrekken. Deze minestra heet:nbsp;Rizutlo alia milanese. Weest overigens verzekerd, dat dienbsp;schotel niet verloren zal gaan; de Lombarden eten, wij kunnen zulks verzekei'en, dien kost als eene lekkernij.

Na den maaltijd zetten wij onze reis voort door die velden van Italië, welke alle vol van fransche herinneringen zijn. Door de soldaten van Brennus veroverd, heeft cLsalpijnschnbsp;Gallië menigmaal de zonen der oude Franken weder gezien.nbsp;Geen heuvel, geen kreupelbosch, geen vliet, geen dorp wordtnbsp;er in dit land gevonden, hetwelk Montaigne zoo te regt hetnbsp;speelgoed on%er koningen en hel graf onzer legers noemt,nbsp;of zij dragen de herinnering van eenig wapenfeit of van eeni-

-ocr page 109-

91

ONTMOETING VAN EEN CAPÜCIJNER MONNIK.

gen beroemden naam in de jaarboeken onzer krijgshislorie. En echter hebben wij er nooit duurzaam onze heerschappij kunnennbsp;vestigen! Thans zelfs bezitten wij er geen duim-breed gronds;nbsp;en dat in weérwil der voorliefde van de bevolking, die steedsnbsp;ons toegedaan, en nooit gunstig voor Oostenrijk was. Dezenbsp;buitengewone daadzaak vindt zonder twijfel haren grond in denbsp;gemeenschaplijke afkomst; maar schijnt zij niet aan te duiden, dat Frankrijk geroepen is, om op eene andere wijzenbsp;over Italië, dan door zijne wapenen teheerschen? Laat hetnbsp;rondborstig katholiek worden, en weldra zal het in Italië, zoowel als in het Oosten en overat, het eervolste gebied, hetnbsp;zedelijk gebied heroverd hebben. Dit is , vergeten wij het niet,nbsp;het roemrijkst voorregt, dat de Koning der volken aan denbsp;oudste dochter zijner Kerk voorbehouden heeft.

De militaire herinneringen hielden nog bij voortduring onzen geest bezig, toen eene onvoorziene ontmoeting aan onzenbsp;gedachten eene andere rigting gaf. Langs de helling van eennbsp;door olm-en moerbeziënboomen beschaduwden heuvel, zagennbsp;wij over een smal voetpad een kloostergeestelijke van dennbsp;H. Franciscus afklimmen. Aan zijne kastanjebruine pij, zijnnbsp;langen grijzen baard, zijn kaal geschoren hoofd en zijnenbsp;bloote voeten, herkenden wij hem dadelijk voor een capu-cijn. De nederige pater ging zwijgend en ingetogen zijn weg.nbsp;Met de eene hand hield hij den bedelzak vast, die hem overnbsp;den reeds gebogen schouder hing, en met de andere leundenbsp;hij op een boomtak, die hem lot wandelstok diende. Armnbsp;uit vrijen wil, was hij eene aalmoes gaan vragen aan zijnenbsp;broeders, de arme veldbewoners. Zijn gevulde zak duiddenbsp;aan, dat hij niet te vergeefs gevraagd had. En in ruil voornbsp;het brood, hem gegeven, had hij, alleen door zijne legen,nbsp;woordigheid, een heilzaam voorbeeld achtergelaten, maarnbsp;daarenboven nog, waar hij binuenlrad, eeuigegoede woorden

-ocr page 110-

92 HET DRIEVOUDIG ROME.

aan het huisgezin, eene troostrijke toespraak aan de zieken en eenige liefkozingen aan de kleinen toegedeeld. Treffendenbsp;handel, waarbij hij, aan wiens zijde alles verlies schijnt, meernbsp;terug bekomt, dan hij geeft; heerlijke overeenstemming,nbsp;waarin de man des arbcids en de man des gebeds elkandernbsp;wederkeerig hulp bieden, om tot hetzelfde einde te geraken.nbsp;Levendige herinneringen uit de eeuwen van geloof, heiligenbsp;droombeelden uit lang vervlogen tijden, hoe streelt gij desnbsp;christens harte! Ondanks de snelheid van ons span, overvielnbsp;ons intusschen de avond; het was reeds donker, toen wij tenbsp;Stradella aankwamen.

Den tVovember.

Avontuur te Stradella. — De Douane. — De Trebia. — Opschriften.

— Plaisance. — Voorkomen der stad. — Herinneringen. —

Hospitaal.

Wij waren overeengekomen, dal wij den 16. te Plaisance zouden overnachten. Maar de conducteur kwam ons verwittigen, dat de beambten van het tolhuis, na wier onderzoeknbsp;wij eerst de Trebia konden passeren, om vijf uur des avond*nbsp;sloten; dat het derhalve niet mogelijk was, dien dag nog overnbsp;de rivier te komen; en dat, indien wij volstrekt wilden doorrijden, wel het minst onaangename gevolg onzer onverzetlijkheid zou zijn, den geheelen nacht op den grooten wegnbsp;te moeten bivouackeren, Hoe ongaarne ook, moesten wij welnbsp;naar zulke redenen luisteren. Alleen namen wij ons voor, harenbsp;keizerlijke majesteit, Maria Louisa, de tegenwoordige hertogin van Parma en Plaisance, nederig te verzoeken, dat hetnbsp;haar behagen mogt, aan hare grensbewakers te bevelen, watnbsp;later te gaan slapen.

Wij stegen aan Am HeaVlJlbergo van Stradella, en verzochten den hospes, orn ons tegen vier uur des morgens te

-ocr page 111-

AVONTÜUn TE STRADELLA. DE DOUANE.nbsp;95

wekken, teneinde om vijf uur Ie kunnen afrijden. Slipt, gelijk de soldaat op schildwacht, trad de kamerdienaar op hel bepaalde uur de kamer mijner jonge vrienden binnen. Men zeidanbsp;hem , dal hij in het aangrenzend vertrek mij licht zou brengen ; maar het bevel werd niet begrepen •, de oude hotelbediende verstond geen woord fransch. Van daar beiderzijds eenanbsp;groole verwarring. Henri begint te roepen; Paria, een woordnbsp;dat zoowel deur als breng mij beteekent. De Italiaan haastnbsp;zich aan het vermeende verlangen van mijn jeugdigen vriendnbsp;te voldoen, en brengt hem hel eerste voorwerp, dal bom innbsp;lianden komt: het was de waschkom. Francis in een luidkeelsnbsp;lagchen losbarstende, roept van zijnen kant nog harder; Paria,nbsp;¦paria. De Italiaan verdubbelt zijn ijver, en brengt de broekennbsp;en laarzen aan. Nieuw gelach, en nieuw geroep: Paria,nbsp;paria. De arme man doet zijn best, en meenende geraden tenbsp;hebben, wat men verlangde, brengt hij het in een slaapvertreknbsp;kwalijk te mi.ssen meubelstuk aan: dat was niet meer om uitnbsp;te houden. — Ofschoon van zijn stuk gebragt, neemt denbsp;Italiaan deel aan de vrolijkheid mijner vrienden, en gaat denbsp;kamer rond, zoekende, wat men hem mogt vragen, terwijlnbsp;hij bij elke schrede herhaalde: Ma che diavolo? Al hetnbsp;huisraad liet hij door de handen gaan, lot hij in het aangrenzend vertrek hoorde lagchen. Capita! capilo ! roept hijnbsp;uit, begrepen, begrepen; vervolgens opent hij mijne deurnbsp;{paria), en steekt mijne kaars aan , terwijl bij met een halfnbsp;kwaad , half lagchend gezigl zijn : Ma che diavolo ! herhaalt.

Deze kleine repetitie van den Toren van Babel leverde ons nog slof tot schertsen, toen wij de grenzen van het hertogdom Parma bereikten. Gedurende vijf kwartier uurs, wachtten wij, bibberende van koude, op den weg, tot het dennbsp;heerea tolbedienden gelegen kwam, hun pligl te vervullen.nbsp;Det onderzock-zelf duurde naauwelijks zoo lang, als ik bezig

-ocr page 112-

HET DRIEVOUDIG ROME.

ben er over te schrijven. Een oude tolbediende naderde ons, die, van onder zijn grijze kapot met groene uitmonstering,nbsp;eene vermagerde, met vijf normandische vingers gewapendenbsp;hand uitstekende, half.luid zeide: Signori! wij begrepennbsp;hem. De huona mancia viel hem in de plotseling geslotennbsp;vuist, en alles was afgeloopen. Een oogenblik later zatennbsp;wij in het voertuig, zoo wit als sneeuw, terwijl wij onzenbsp;aanmerkingen maakten op hetgeen er zoo even had plaatsnbsp;gehad.

Omstreeks negen uur, ontdekte men de vermaarde oevers der Trebia. Meer den naam van vliet dan van rivier verdienende, loopt de Trebia, even als de Bormida, over eene metnbsp;keisleenen bedekte bedding, waarvan de buitengewone breedtenbsp;ons deed beseffen, welk een geduehlen hinderpaal deze bijnbsp;hoogen waterstand aan een leger in den weg kan stellen. Hannibal, dien wij op de oevers der Rhone hadden aangetroffen,nbsp;vertoonde zich hier weder met zijne olifanten en zijne afri-kaansche, spaansche en gallische troepen, De consul Sem-pronius liet zich met zijne Romeinen op den tegenoverlig-genden oever zien. Het scheelde niet veel, of wij hadden hetnbsp;gekletter der wapenen gehoord, zoo zeer was onze klassiekenbsp;verbeelding opgewonden. Maar de echo herhaalt een ander,nbsp;bijna wegstervend, geluid; ’t is het gebulder der duilsche ennbsp;fransche artillerie, dat weleer deze velden en dit water, zoonbsp;dikwijls door menschenbloed geverwd, beroerde. Op dit zelfdenbsp;terrein, waar twee duizend jarcii te voren de Romeinen doornbsp;de Carlhagers waren overwonnen, leverde Mactfonald, dennbsp;19. .lunij 1799, aan den geduchten Suwarof den bloedigcnnbsp;driedaagschen slag. Van weêrskanten had men vijf millioennbsp;patronen en zeventig duizend kanonskogels verscholen: vijftien duizend man lieten er het leven, en de legers rusttennbsp;des nachts op hel slagveld uit.

-ocr page 113-

DE TREBIA. — VEREERING VAN MARIA. nbsp;nbsp;nbsp;9a

Weldra kwamen wij aan de prachtige, door Maria Louisa gebouwde brug. Tegenover de kolom, op het midden daarvannbsp;opgerigt, schreven wij het tamelijk oostenryksch o^amp;chrxhnbsp;af, dat van al de militaire herinneringen gewaagt, waarvannbsp;ik melding maakte:

iMARIA LUDOVIGA

IMP. FRANCISCI 1 CAES. FILIA AUCHIDCX AUSTRIA

DEX PARM. PLAG. VAST.

TREBIA3

QEAM ANNIBAL AN. U. G. DXXXV EICTENSTEINIIS AN. CHR. M. DCCXXXXVInbsp;SOWAROFIl’S ET MELAS AN CHR. M. DGCXGIX

BELLO VICTORES ILLGSTRAVERL'NT ;

PRINCEPS BENEFICENTISSIMA FACTA PONTIS COMMODITATEnbsp;GI.ORIAM FELICIOREMnbsp;ADJIJNXIT.

ANNO M. DGGCXX 1).

Iels verder, aan de bloedige grenzen van al deze slagvelden, lazen wij een opschrift van geheel anderen aard. Op het portaal van een bevallig, pas geel geverwd, huisjenbsp;zag men eene madonna, aan wier voeten twee pelgrims

1

Letterlijk vertaald, luidt liet aldus: «Maria Louisa, dochter vaii keizer Frans L, aartshertogin van Oostenrijk , hertogin van Parma ,nbsp;Piacenza en Guastalla, heeft aan de Trebia, — welke Hannibal innbsp;’tjaar na de stichting van Rome 533, Lichtenstein in het jaar na Chr.nbsp;1746, Suwarof en Melas in het jaar na Chr. 1799 , door hunne overwinningen hehhen beroemd gemaakt, — als eene hoogst-weldadigenbsp;vorstin, een meer gelukkigen luister geschonken , door hel maken eenernbsp;brug in het jaar 1820.

Drievoudig Rome. — I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;I 0

-ocr page 114-

96 HET DRIEVOÜDIG ROME.

lagen nedergeknield. Beneden een niet onaardig geschilderd fresco, stonden de volgende woorden, die lot ons gerigtnbsp;schenen:

Figli d' Eva che jper Ie vie andate Di salutar Maria non vi scordale 1),

Italië is bij uitnemendheid het land van devotie tot de heilige Maagd. Hare lieflijke beeldtenis vertoont er zich aller-wege aan de oogen des reizigers, en den armen pelgrim op den weg des levens wordt onophoudelijk herinnerd, dat hijnbsp;op zijn logt door het tranendal in den hemel eene moedernbsp;heeft, die over zijne schreden waakt.

Wij reden omstreeks tien uur des morgens Plaisance binnen. Muren, huizen, paleizen, kerken, alles is er van gebakken steen opgetrokken; de straten zijn breed, lang en weinig bezocht; dit is genoeg gezegd, om te doen beseffen,nbsp;wat somber en onvriendelijk voorkomen die groote stad overnbsp;het algemeen hebben moet. Plaisance is nooit bekomen vannbsp;de vreeslijke [dundering, die de verschrikkelijke Frans Sforzanbsp;hel, in 1448, deed ondergaan. De kerken, met versierselennbsp;als overladen, bezitten niets merkwaardigs, met uitzondering der kathedraal, een schoon golhisch bouwwerk uit denbsp;dertiende eeuw. Dc koepel is met op hoogen prijs gesteldenbsp;fresco’s van Guercini en Louis Garrachi 2) versierd. Builennbsp;aan den klokkentoren, ziet men de beruchte ijzeren kooi,nbsp;waarin, naar men zegt, eenige der voornaamste slagtoffersnbsp;der talrijke ilaliaansche omwentelingen werden opgesloten ,nbsp;om er den dood af te wachten. Plaisance herinnert den christen-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zonen van Eva , die langs den weg gaat, vergeet niet Maria tenbsp;groeten.

2) nbsp;nbsp;nbsp;De eerste werd geboren te Cento, in 1^90, de andere te Bologna, in 15^5.

-ocr page 115-

PLAISAPfCE. — HET HOSPITAAL. 97

reiziger aan twee gedenkwaardige conciliën. Hel eerste, gehouden door paus ürbanus II., in 109S, verbrak het huwelijk, dat Filips I., koning van Frankrijk, had aangegaan inel Bertrada, na Bertha, de dochter des graven van Holland,nbsp;verstoeien te hebben; het tweede, gehouden door Innocen-Bus II., in 1152, veroordeelde Anaclelus den tegenpaus.

De onvruchtbaarheid onzer eerste uitstapjes, werd vergoed Boor een bezoek, wat ik allen reizigers aanraad; namelijk lotnbsp;•n zijne bijzonderheden het algemeen hospitaal te gaan bezig-Bgen. Even als te Genua, trofïen wij er de dochters vannbsp;St. Vincenlius van Paulo aan. Door Maria Louisa geroepen,nbsp;hadden zij, eerst sedert de maand Julij, zich aldaar gevestigd.nbsp;Niet te min was alles van gedaante veranderd in dit schoonenbsp;geslicht, waar, vóór hare komst, eene stuitende ongeregeldheid en eene verregaande morsigheid heerschlen. Sedert hetnbsp;bestuur der goede zusters, heeft alle misbruik en verkeerdheidnbsp;er opgehouden. Ook laat de administratie haar de volle vrijheidnbsp;van handelen, en om alles, tot in de minste bijzonderheden toe,nbsp;naar haar goedvinden in te rigten. Ik herinnerde mij hetzelfdenbsp;Ie Lucern en Neufchalel gezien te hebben. Welk een vernederend kontrast voor de mannen, die Frankrijk regeren!nbsp;Lastig, beuzelachtig en wantrouwend, als zij is, houdt onzenbsp;bureaucratie de zusters in een hatelijken staat van verdenkingnbsp;en dwang, terwijl Italië en Zwitserland, zelfs waar dit pro-testantsch is, zich gelukkig achtende, de zorg voor hunnenbsp;armen en zieken aan onze hospitaal-zusters te kunnen overdragen , haar een onbegrensd vertrouwen schenken. Het eenvoudig gezond versland zegt hun genoeg, dat de dochtersnbsp;van St. Vincenlius, die uit christelijke liefde moeders zijnnbsp;geworden, het erfgoed harer aangenomen kinderen niet nutteloos zullen verspillen.

De overste, voor wie het aantreffen van landgenooten

-ocr page 116-

98 HET DRIEVOUDIG ROME.

eene aangename verrassing scheen, leidde ons overal rond. Zij zeide ons, op een loon, die haar vreiigdgevoel verried:nbsp;« Hier is de draaibak niet afgeschafl. Onze kleine meisjesnbsp;worden tot op twaalfjarigen leeftijd bij de landbewonersnbsp;besleed. Als zij naar het hospitaal terugkomen, staat het haarnbsp;vrij, er levenslang te blijven, indien zij niet liever in den echtnbsp;of in dienst willen treden. In dit laatste geval, verbindt zichnbsp;de meester bij eene publieke akte, voortdurend in hare behoeften te zullen voorzien, of ze slechts in huizen te plaatsen,nbsp;die alle verlangde waarborgen opleveren. » Men moet toegeven , dat een dergelijk stelsel op eene voortreffelijke wijze hetnbsp;doel der christelijke liefde bereikt. Het verzekert te gelijk hetnbsp;stoffelijk beslaan, de christelijke opvoeding en het lot dernbsp;weezen, tot aan het einde harer dagen. In Frankrijk is denbsp;naastenliefde in dat opzigt onvolledig. De jonge dochter, dienbsp;eenmaal hulpeloos verlaten was bij hare geboorte, wordt hetnbsp;nogmaals bij haar vertrek uil het godshuis: van dal oogen-blik af houdt alle toezigt over haar in de maatschappij geheelnbsp;op. Zonder bescherming de wereld ingelreden, blijft zij daarinnbsp;aan alle gevaren blootgesteld, en doen maar al te dikwijls bedroevende afdwalingen de kostbare zorgen aan hare kindsch-heid besteed, nutteloos verloren gaan. Onze philanlropie roemenbsp;derhalve niet te zeer: er is meer dan ééne leemte in hare Iheo-riën, en al het goede, wat zij verrigt, heeft de christelijkenbsp;liefde vóór haar, en beter dan zij, gedaan.

Ben l^Toveinlier,

Borgo San-Donino. —• Casa di Lavoro. — Brug over den Taro. —

Dames van het Heilig Hart. — Voorbereidende studiën tot den

geestelijken stand. — Gezigt op Parma.

Het was een koud en mistig weder, toen wij, in het gezelschap van vier Italianen, des morgens om zeven uur, ons

-ocr page 117-

9!)

BORGO SAN-ÜONINO. — BRUG OVER DEN TARO,

naar Panna op weg begaven. Na wijde vlakten doorreden Ie hebben, waarvan gcene hoogte of laagte de eenvormigheid af-breekt, komt men regelregt te Borgo San-Donino aan. Dezenbsp;kleine, sierlijk gebouwde stad, maakt met haar regtsgebied hetnbsp;vierde bisdom der staten van Parma uit. Het zien van haar fraainbsp;hospitaal deed het gesprek op de gestichten van weldadigheidnbsp;vallen. Men zeide ons, dat te Parma, even als te Genua, eenenbsp;openbare werkplaats bestond, waar de armen, die nog werkennbsp;konden, gingen arbeiden, als zij wilden. Den mensch, die daartoe in staat is, zijn levensonderhoud te laten verdienen, hem, dienbsp;niet meer kan, te huis bij te staan, daarin ligt de oplossingnbsp;van het moeijelijk vraagstuk, om de wet van den arbeid ennbsp;der liefdadigheid overeen te brengen. De italiaansche werkplaatsnbsp;heeft de hatelijke eigenschap onzer depóts niet; zij berooftnbsp;den arme geenszins van het eenige goed, dat hem nog overblijft, de vrijheid; en evenwel bereikt zij het doel, hetwelk wijnbsp;ons voorstellen: het weren der bedelarij. Wij zullen gelegenheid hebben, op deze inrigting terug te komen.

Op eenigen afstand van Parma, ligt over den Taro eene brug, die niets merkwaardigs heeft dan hare lengte, die vijfnbsp;honderd ellen bedraagt. In de hoofdstad zijner voormalige keizerin aangekomen, verneemt de fransche reiziger tot zijn genoegen, dat hij er edele landgenoolen telt, en een zijner eerstenbsp;bezoeken is voor de Dames van het Heilig Hart bestemd.nbsp;Opvoedsters der arme zoowel als der aanzienlijke klasse, gevennbsp;zij aan beide eene bij uitnemendheid christelijke leiding; harenbsp;kostleerlingen ontvangen daarenboven een geheel fransch on-derrigt. Om haar onze taal te leeren, de eenige, welke zij, behalve het italiaansch, beoefenen, worden de klassen in hetnbsp;fransch gehouden. Zoo wordt, dank hebbe Maria Louisa, onzenbsp;naam gezegend te Parma en Plaisance, waar onze invloednbsp;zich weldadig aan lederen leeftijd en aan alle slanden gevoelen

10

-ocr page 118-

400

HET DRIEVOEDIG «OME.

doet. Als Frankrijk zijne, door de Voorzienigheid eraan opgelegde, zending indaehtig, enopregtelijk onderdanig aan de Kerk, wier oudste dochter het is, er belangen eer in stelde, om denbsp;denkbeelden dier moeder te verspreiden, dan zou het onbetwistbaar het oppergebied over de volken bezitten. Zieteens, wat,nbsp;in ’t belang van onzen naam, de Davies van hel Heilig Hartnbsp;in Italië, ome Zusters van den heiligen f^incenlius in hetzelfde land, als ook in het oosten en in Afrika doen ! Wat zounbsp;het wezen, als hare heilzame werkdadigheid wierd ondersteundnbsp;door hen, die belast zijn met te waken over het lot van hetnbsp;zeer christelijk koningrijk ? Wat vooral, indien, naast de leven-adeinende onderrigtingen en moederlijke zorgen onzer geestelijke zusters, de vreemde volken uit Frankrijk niet nognbsp;andere leerstellingen zagen voortkomen, die’t inslinkt tot zelfbehoud hen verpligt, krachtdadig te keer te gaan? Eeuwigenbsp;schande over hen, die den franschen geest door de natiënnbsp;hebben doen veroordeelen, en het volk, dat de zending dernbsp;naastenliefde en van het geloof heeft te vervullen, dienstbaarnbsp;maakten aan de propaganda der goddeloosheid!

De overste van het Heilig Hart had de goedheid, ons haar huis te laten bezoeken, en in aanraking te brengen metnbsp;den aalmoezenier, een jong priester, die aan de beschaafdstenbsp;manieren een open verstand en geoefenden geest scheen tenbsp;paren. Hij verhaalde mij, dat de organisatie der studiën voornbsp;de geestelijkheid te Panna dezelfde is, als te Genua en innbsp;bijna geheel Italië. Hel groot en klein seminarie makennbsp;slechts één gesticht uit, en de strikt-vereischte voorwaardennbsp;tot hel ontvangen der orden zijn het examen en de retraitenbsp;van tien dagen.

Het was reeds te Iaat geworden , om het geheel der stad zelfs met een vlugtigen blik nog te kunnen overzien. Parmanbsp;ligt in eene uitgebreide vlakte. Er heerscht veel meer beweging

-ocr page 119-

DE DAMES VAN HET H. HAKT. — DE HOOFDKERK VAN PARMA. 101

en liel schijnt, gelijk wij, ik weet niet waarom, het uitdrukken, levendiger dan Plaisance: wij zullen het morgen gaan zien.

Den 19. Itovember.

Hoofdkerk van Parma. — Doopkapel. — Museum. — Galerij. — Bibliotheek. — Het inwendige der stad. — Kerk van St. Quintijn.

Hel weder, dat, den vorigen dag, koud genoeg was, om de vlakten van ’l hertogelijk grondgebied onder ‘eene dunnenbsp;laag sneeuw bedekt te houden, was zachter geworden. De ijzelnbsp;was van de hoornen verdwenen, de nevel ópgetrokken; schitterend rees de zon aan den gezigteinder op, en, gekoesterdnbsp;door eene zoele, bijna warme, lucht, hadden wij eindelijk eennbsp;schoenen italiaan.schen dag, dien we met het bezoek van dennbsp;Duomo^ of der hoofdkerk, begonnen. Het is een ruim gebouwnbsp;in gothieken stijl, aan welks onderdeelen elk op zich-zelf mennbsp;noch fijnheid, noch sierlijkheid kan betwisten, doch waarvannbsp;het geheel een eenigzins plomp voorkomen heeft. De koepel isnbsp;vooral merkwaardig om zijne rijzige hoogte en door de fresco’s,nbsp;die hem van binnen versieren. Dit schilderwerk, dat voor hetnbsp;beste van Correggio 1) doorgaat, stelt de Opneming der heilige Maagd te midden der engelen voor. Men bewondertnbsp;daarin voornamelijk de stoutheid der verkortingen. Bij hetnbsp;ingaan der kerk, ziet men regts, achterin eene zijkapel, hetnbsp;niet zeer aanzienlijk monument, aan de nagedachtenis van Pe-trarcha loegewijd: men weet, dat de beroemde dichter ge-ruimen tijd aartsdiaken van Parma was. Ik zal mij niet ophouden met de beschrijving, noch met de beoordeeling der talrijkenbsp;schilderijen, die in den somberen duomo, even als in denbsp;fraaije kerk der benedictijnen prijken.

1) Geboren te Correggio, in 1494.

-ocr page 120-

102 HET DRIEVOUDIG ROME.

Die zoo kwistig aangebragte schilderijen, standbeelden en verguldsels in alle italiaansche kerken, geven aanleiding totnbsp;eene opmerking, die den oplettenden reiziger niet ontsnappen moet. Meer dan eenig ander volk, schijnen de Italianennbsp;behoefte te hebben aan de kunsten, om zich tot de beschouwing van het geestelijke te verheffen. Ontneemt hun hunnenbsp;muzijk, schilder-, beeldhouwkunst, godsdienstige feesten,nbsp;de pracht hunner kerken, en zij zullen zeer spoedig tot hetnbsp;sensualismus vervallen. De levendigheid van hun bloed, hunnbsp;bewegelijk karakter, vurig temperament, de hitte hunner verbeelding, de eenigzins weekelijke zachtheid en bevalligheid dernbsp;taal, welke zij spreken, het bekoorlijke en de rijkdom van hetnbsp;land, door hen bewoond, de schoonheid van den hemel, waaronder zij leven, laten, op dit punt, geen twijfel aan den nadenkenden waarnemer over. Dal onder de volken van het Noorden de godsdienst zich in ernstige vormen kleedt, is mij verklaarbaar; maar evenzeer besef ik, dat zij in Italië, en bijnbsp;alle zuidelijke volken, zich met harmonie,omgeven, met bevalligheden tooijen, den wierookgeur om zich verspreidennbsp;moet: en zij doet dit ook. Ziedaar een nieuw geziglspunt, waaronder zij zich waarlijk katholiek vertoont. Bewonderenswaardig instinkt^ hetwelk geene sekte ooit bezat! Aan de warenbsp;Kerk-alleen is het gegeven, om, zonder aan haar beslaan,nbsp;hare waardigheid of haar heilig gezag afbreuk te doen, zichnbsp;in overeenstemming te stellen met het karakter, de zeden ennbsp;de behoeften der bewoners van alle luchtstreken, in één woord,nbsp;zich alles voor allen te maken, om hen allen te winnen voornbsp;het spiritualismus, voor God, de deugd en den hemel.

Het bezoek der kerken van Panna leidt tot eene andere opmerking, waarvoor men de stof allerwege in Italië aantreft. Onder de altaartafel, door vier kolommen geschraagd,nbsp;rust de kast, waarin de overblijfselen der martelaren be-

-ocr page 121-

105

DË DOOPKAPFX.

waard worden. Men {jevoelt zich levendig getroffen door dit onveranderlijk gebruik, dat de treurige, maar roemrijke kata-komben voor den geest roept, en tol voor de laatste katholieke geslachten toe een groot geheim en eene verhevene lesnbsp;vereeuwigt.

Van de hoofdkerk begaven wij ons naar de doopkapel, die slechts door de breedte eener straal van deze gescheidennbsp;is. Dit tweede gedenkstuk onzer eerwaardige oudheid is eennbsp;achtkant, golhiek gebouw, waarvan alle deelen, in hetzelfde middelpunt uilloopende, zich tot een koepel van won-derschoonen vorm vereenigen. Zij is geheel uit veroneeschnbsp;marmer gebouwd, en dagleekent van het jaar 1196. Rondom den ruimen koepel loopen galerijen, waarop de talrijkenbsp;toeschouwers de prachtige ceremoniën van het plegtig doopselnbsp;bijwoonden. Geheel de binnenruimte prijkt met antieke schilderstukken, waarvan het meest uitmunten : St. Ociavius,nbsp;van het paard vallende ^ en het Doopsel van Konsianlijn.nbsp;In het midden der doopkapel ziel men het groote bekken,nbsp;waarin de doopelingen moesten afslijgen; het is achtkant ennbsp;uit één stuk rood marmer gehouwen. Midden in de ruime komnbsp;bevindt zich het vierkant, waarop de bisschop met zijne assistenten plaats nam, om de dubbele plegtigheid der indompelingnbsp;en der zalving te verrigten. Welke herinneringen, welke indrukken , op het gezigt van al die in zoo velerlei opziglennbsp;heilige zaken! In gedachte zich te midden dier schitterendenbsp;en plegtige nachten verplaatsende, als de doojjkapel doornbsp;duizende flambouwen verlicht was, ziet men op de galerijennbsp;een ontelbare schaar van christenen, getuige van de wedergeboorte eener andere schare; naast het ruime bekken den bis.nbsp;schop in zijn prachtig gewaad, gevolgd door een stoet vannbsp;levieten; dan die talrijke katechumenen met hunne willeklee-deren en hunne kaarsen in de hand 5 men hoort de loonen der

-ocr page 122-

HEt DRIEVOUDIG ROME.

heilige gezangen, de gebeden en het formulier van het sakra-ment, en men neemt aan al die geheimen van liefde en zaligheid deel, met eene zoete verrukking, welke hel hart wel gevoelen, maar de pen nog minder dan de mond meêdeelen kan.

Ofschoon de kerkelijke tucht veranderd is, heeft men de eerwaardige doopkapel niet aan hare bestemming onttrokken.nbsp;De nu in gebruik zijnde doopvont staat bij het antieke bekken, zoodat alle kinderen der stad Parma het goddelijk levennbsp;komen putten op dezelfde plaats, waar hunne vaderen hetnbsp;ontvingen. Op die vont leest men het eenvoudig en verhevennbsp;opschrift:

Hïc renascimur Ad immortalitatem. \)

Nog geheel onder den invloed van het weldadig genot der godsdienstige gemoedswerking dier doopkapel, traden wij eennbsp;paleis binnen, waar men een zeer verschillende atmospheer inademt. De Piloita, of hel paleis Farnèse, bevat het museum,nbsp;de akademie en de bibliotheek. In het overigens zeer rijke museum, wijdden wij bijna uitsluitend onze aandacht aan denbsp;beroemde Tafel van Trajaitus, waarvan wij de geschiedenisnbsp;hier laten volgen. Niet ver van Panna, lag weleer Felleja^nbsp;eene kleine stad, die om de menigvuldige oudheden, ondernbsp;hare bouwvallen gevonden, het Pompei vaii Midden-Italië geworden is. In de laatste eeuw groeven vier landlieden in datnbsp;vruchtbaar veld. Zij vonden de bedoelde tafel, braken haarnbsp;in vier stukken , en, verkochten ze aan een klokkengieter.nbsp;Het merkwaardig monument was zijne vernietiging nabij, toennbsp;een oudheidkenner het kocht, destukken weder zamenvoegde ,nbsp;en het in ’l museum plaatsen deed. Het is bekend, dat denbsp;Romeinen hunne wetten in bronzen tafels griften, zonder

l) Hier worden wij ter onsterfplijkheid herboren.

-ocr page 123-

HET MDSEÜM, — DE AKADEMIE. 105

twijfel, om de vervalsching van den tekst te voorkomen, en daarvan den duur, welligt ook de onbuigzame strengheid, aannbsp;te duiden. De Tafel van Trajanus vereenigt in zich al dezenbsp;vereischten. Het is eene lange, breede bronzen plaat, volnbsp;van ingegrifte schriftteekens. De wet, waarvan zij den in-houd voorstelt, is een hypothecair verband, gevestigd opnbsp;de grondeigendommen van Velleja, onder borgtogt van keizer Trajanus. De gevers beleggen eene som van 10,040nbsp;sestertiën voor het onderhoud der arme, zoo onwettige alsnbsp;wettige, kinderen. Het is een kostbaar document voor denbsp;geschiedenis der romeinsche administratie. 1) Bij deze tafel,nbsp;ziet men eene andere, insgelijks in brons, maar van eenenbsp;hoogere oudheid. Zij is het vierde blad van een senatvs-consult^ waarbij de aangelegenheden van cisalpijnseh Gallië,nbsp;honderd jaren vóór Christus geboorte, geregeld werden.

Na onze klinkende dankstof aan den cicerone van het museum toegebragt te hebben, begaven wij ons naar de akademie, van eenen nieuwen geleider vergezeld. De twee reusachtigenbsp;standbeelden van Hercules en Bacchus^ uit bazaltofegyp-tisch graniet gehouwen, troffen allereerst onze blikken,nbsp;maar boeiden ze niet: zij behooren tot die zoo talrijke voortbrengselen der kunst, welke men moet see«, zonder ze tenbsp;beschouwen. Deze voortreflijk bewerkte en goed bewaardnbsp;gebleven standbeelden werden gevonden tusschen de bouwvallen van Nero’s paleis, en door Paulus 111., uit het geslachtnbsp;Farnèse, naar Parma, zijne geboortestad, gezonden. Maar onzenbsp;aandacht verdiepte zich geheel in den Hieronymus in denbsp;woestijn, een meesterstuk van Correggio. De heilige leeraar isnbsp;staande voorgesteld, en houdt in zijne hand een half ontroldennbsp;schriftbundel, waarin een gedeelte zijner werken vervat is;

1) Men zie hetgeen wij daarvan gezegd hebben in onze Histoire de la Familie.

-ocr page 124-

106 HET DRIEVOUDIG ROME.

vóór hem biedt een engeltje het kind Jesus het andere gedeelte aan. De Heiland, op den sehool der heilige Maagd gezeten, strekt de hand uit, om de werken van den heiligennbsp;kluizenaar aan te nemen. Beneden de heilige Maagd ligt denbsp;H. Magdalena neêrgeknield, die op wat er voorvalt, achtnbsp;geeft; achter, aan den rand der schilderij, ziet men eennbsp;kleinen engel, die het reukvat der deugden van den grootennbsp;boeteling zwaait. Ik twijfel er aan, of men zich wel ietsnbsp;lieflijkers, bevalligers, natuurlijkers en van fijner bewerking zal kunnen voorstellen, dan al die beelden, iedernbsp;afzonderlijk beschouwd. Te zamen genomen in onderlingnbsp;verband, maken zij een geheel vol bevalligheid en harmonienbsp;uit: gij staat verrukt, ontroerd en verstomd, en kunt slechtsnbsp;bewonderen. De zoo levendige, zoo streelende indruk, diennbsp;het gezigt van dit christelijk meesterstuk op ons maakte,nbsp;ontsluijert eene waarheid, die het goed is, luide te doen verstaan : Het geloof, dat den kunstenaar bezielt, geeft aannbsp;hem , die geen kunstenaar is, het gevoel van het schoone.

In de bibliotheek, die eene rijke verzameling bevat, en zeer wel bestuurd wordt, onderzochten wij met eene gretigenbsp;nieuwsgierigheid de Ecures van Hendrik H., koning vannbsp;Frankrijk, met zijne halve maan en het devies (dat eldersnbsp;beter geplaatst zou wezen) van Diana, van Poitiers: Doneenbsp;totum impleat orhem \ Aen koran van Kara-Mustapha, gevonden in diens tent na het opbreken van het beleg voornbsp;Weenen; een psa/wïèoe/c in het hebreenwsch, bevattende tus-schen de regels geschreven aanteekeningen van de hand Vannbsp;Luther: de vader der hervorming schreef niet zeer leesbaar.

Na de oude woning van het huis Farnèse, thans weduwe van hare vermaarde meesters, in alle bijzonderheden bezochtnbsp;te hebben, gingen wij heen en weder over het hof van he^t stillenbsp;paleis, door Maria Louisa bewoond. Van Parijs naar Parma,

-ocr page 125-

DE BIBLIOTHEEH. DE KERK VAH ST. QUINTINUS.nbsp;107

van deTuileriën naar het herlog'elijk paleis, welk een afstand ! Welk een nieuw bewijs van de onstandvastigheid der men-schelijke zaken! Het overige van den dag werd besteed aannbsp;het doorloopen der stad in al hare kwartieren. Doch de baker-mat van Cassius en Macrobius levert niets bijzonders op,nbsp;wat men ook niet in onze nieuwere steden aanlreft. Hiervannbsp;moet men nogtans uitzonderen een schouwspel, dat op dennbsp;christen-reiziger een diepen indruk maakt, omdat het eene openlijke getuigenis is van de godsvrucht der burgers van Parma.nbsp;Ongeveer in het midden der stad verheft zich een fraai kerkje,nbsp;welks gevel en muren van buiten versierd zijn met geslachtswapens van overledenen en met marmeren lijktrofeën: dezenbsp;kerk is aan de gedachtenis van den heiligen Quinlinus gewijd. De zinnebeelden des doods worden aldaar geplaatst, omnbsp;de voorbijgangers te herinneren aan degenen, die niet meernbsp;zijn, en hen uit te noodigen, om voor hen te bidden. Nanbsp;een bepaald tijdsverloop, worden de oude door andere vervangen, in dier voege, dat de kerk daarmede altoos als nieuwnbsp;bedekt is; zoo vaardig is de dood om de ledige plaatsen ienbsp;vullen ! 3Iaar de christelijke liefde der bewoners stelt zichnbsp;daarmede niet tevreden. Dagelijks wordt het verlossende bloednbsp;openlijk opgeofferd ten behoeve van alle lijdende zielen. Innbsp;den loop van hetjaar, begeeft elke parochie der stad zichnbsp;naar St. Quintinus, waar zij eene novene van missen en pleg-lige gebeden opdraagt voor de overledenen, die tot haarnbsp;behoord hebben. Dit treffend gebruik, hetwelk Frankrijk aannbsp;Italië moet benijden, is niet alleen prijzenswaardig, omdat hetnbsp;zeer godsdienstig, maar ook, omdat het zeer maalschaplijknbsp;is: al wat den vromen eerbied jegens de dooden voedt, is bijnbsp;uitstek nuttig voor de levenden.

Drievoudig Rome* ^ 1* Deel. M

-ocr page 126-

108 HET DRIEVOUDIG ROME.

Den 30. IVovemlier.

Vertrek uit Parma. — Tolbeambte. — Reggio. — Modena. — Mura-

tori. — Tiraboschi. — Driemanschap. — Bologna. — De heilige

Maagd. — Processie van het heilig Sacrament.

Om vier uur des morgens zong er op straat een man, die met verdubbelde slagen aan de deur der Locanda Tedescanbsp;aanklopte , waar wij onzen intrek genomen hadden. Die mannbsp;was onze voerman, een fatsoenlijke knevelaar, aan wien wijnbsp;ons, van Parma lot Modena , hadden overgegeven. Hij kwam onsnbsp;wekken, en onze bagaadje opladen. Een uur later waren wijnbsp;op weg, in een koud en nevelachtig weder. Aan de poortnbsp;der stad, waakte de agent van policie, die ons, tegen afgifte onzer veiligheidskaarten, wel wilde doorlaten. Tien minuten later bereikte de Legno de grenzen van het hertogdomnbsp;Modena. Daar wachtte de onvermijdelijke tol. De tolwachternbsp;was een man van ongeveer vijftig jaren. Op het gerucht vannbsp;het rijtuig, sprong hij uit zijn huisje, en zijn vermagerdnbsp;gelaat, door een reusachtigcn neus voorafgegaan, aan lietnbsp;portier brengende, vroeg hij, volgens de formule, om onzenbsp;reispassen te zien, en onze goederen te onderzoeken. De reis-passen werden vertoond, onder bijvoeging, dat onze koffers

geene smokkelwaar inhielden. — Lo credo, ma..... Ik geloof

hel, maar..... — Maar, ik bid u, laat ons met rust, zeide

hem een Italiaan, die onze reisgenoot was, ik zal u de hand reiken: e ti toccherb la mano. De tolbeambte scheennbsp;zeer gevoelig voor die aangename uitdrukking. Niet te minnbsp;schudde hij zijn hoofd, zeggende: — Ik kan niet; mijnenbsp;orders zijn uitdrukkelijk. — Kom aan, beste man, wat vreestnbsp;gij ? — Ik vrees den luitenant. — Ik stel mij voor hemnbsp;verantwoordelijk. — Gij verzekert mij, dat gij niets verbodens bij u hebt? — Niels. — Toen wendde hij het hoofd

-ocr page 127-

VERTREK ÏÏIT PARMA. — REGGIO. 109

om, zag naar de vensters van het wachthuis; vervolgens met de onderlip eene kleine, zeer bevallige beweging makende,nbsp;stak hij steelsgewijze zijne, door een polsmofje bedekte,nbsp;hand door de opening van het portier. Wij haastten ons,nbsp;hem ze te drukken^ men begrijpt wel hoe. Terstond daaropnbsp;riep hij met donderende stem: etturino, avanti^ voorwaarts,nbsp;voerman; deze heeren zijn in orde. Tot ons vermaak hernieuwde zich dit tooneel negenmaal op denzelfden gedenk-waardigen dag.

Ondanks al die tollenaarsbemoeijelijkingen , kwamen wij omstreeks negen uur des morgens te Reggio aan. Reggio isnbsp;eene kleine, bevallige stad, waaraan eene drukke markt als-toen een zeer levendig aanzien schonk. De tijd liet ons nietnbsp;toe, het merkwaardigste, wat zij bezit, te bezigtigen, namelijk , de groep van Adam en Eva aan het portaal der hoofdkerk ; onze Lieve-Vrouw della Ghiara, eene zeer schoonenbsp;kerk, zijnde eene St. Pieter van Rome in ’t klein, met fresco’snbsp;^n een Christus van Guereini; eindelijk het huis, waarin,nbsp;volgens eene overlevering, welke ik voor twijfelachtig houde,nbsp;Ariosto het levenslicht aanschouwd zou hebben : het slaat opnbsp;het plein der hoofdkerk.

Des middags waren wij te Modena. Het oude Mutina, eene beroemde romeinsche kolonie, is eene merkwaardigenbsp;stad, gelegen in eene schoone vlakte, tusschen de Secchianbsp;en den Panaro. Langs de straten loopen breede overdektenbsp;galerijen, die de voetgangers legen den regen en de zonnbsp;beschuiten. Ofschoon de bevolking niet meer dan 30,000 zielen lelt, bezit Modena vijftig kerken. De hoofdkerk, van lom-bardschen bouwtrant, met haren vierkanten, op zich*zelvennbsp;staanden en voluit van marmer ópgetrokken toren, vormt eennbsp;geheel, dat gebrek heeft aan harmonie. Beneden in den torennbsp;bewaart men den ouden dennenhouten emmer, dien de Modeners

-ocr page 128-

no HET DRIEVOUDIG ROME.

den Bolonezen ontroofden, en die aanleiding heeft gegeven tot het heroïsch-comisch gedicht van Tassoni, getiteld Ia Secchianbsp;rapUa. In de hoofdkerk bevindt zich het nederig graf van Mn-ralori, pastoor van St. Maria de Pomposa; hij was een dernbsp;geleerdste mannen van Europa, en stierf in 1750. Iedereennbsp;kent, of moet kennen zijn werk, getiteld: II cristianesimonbsp;feline nelle missioni del Paraguaxj ^ dat eene getrouwe schilderij levert van die jeugdige ehrislelijke gemeenten in Zuid-Amerika, die de fabelachtige wonderen der gouden eeuwnbsp;verwezenlijkten, en waarvan de wijsgeeren-zelven hebben gesproken , als van maatschappijen, op wier schepping de godsdienst alleen zich beroemen mag. De bibliotheek van Modenanbsp;telt 90,000 boekdeelen en 5,000 handschriften. Zij herinnerdenbsp;ons aan den beroemden Tiraboschi, dien zij ’t zich tot eenenbsp;eer rekent tot bewaarder gehad te hebben. Deze geleerdenbsp;jesuit, in 1794 overleden, is de schrijver van de merkwaardige Geschiedenis der italiaansche literatuur. De aannbsp;afgoderij grenzende vereering, welke de zestiende eeuw voornbsp;de klassieke heidenen van Athene en Rome aan den dag legde,nbsp;was het voorwerp zijner regtmatige kritiek. Even geestig alsnbsp;billijk, steekt hij vooral den draak met P. Maffeï, die rfe»nbsp;paus verlof vroeg, om zyn brevier in de grieksche taalnbsp;te lezen, teneinde door het dagelijks bezigen van hetnbsp;latijn der P'ulgata zijn stijl niet te bederven!

Het was reeds laat, toen we ons naar Bologna op weg begaven, over de uitgestrekle velden heen, die den doodstrijdnbsp;der romeinsche vrijheid aanschouwden. Door den consul Pansanbsp;te Modena overwonnen, vlugtte Antonius naar Gallië, ennbsp;kwam weldra naar Italië terug, aan de spits van drie en twintig legioenen en tien duizend ruiters.

Wij verlieten het veld, waar weleer dit vrijheid-moor^ dend leger, zoo als men zich in 94 uitdrukte, zijnetenten

-ocr page 129-

MODENA.


BOLOGNA.


Ml


had opgeslagen, om onze reis voort te zetten op den anderen oever van den Reno, den ouden Labinius, waaraan eenenbsp;afschuwelijke herinnering kleeft. Op het kleine eiland, doornbsp;deze rivier gevormd, kwam het driemanschap tusschen Octavius , Anlonius en Lepidus tot stand. De driemannen gavennbsp;elkander hel leven hunner vrienden en vijanden prijs, ennbsp;hnnne uitzinnige wreedheid ging zoo ver, dat zij, op straffenbsp;des doods, iedereen bevel gaven, om zich over hunne vogelvrijverklaring te verheugen; eindelijk werd het hoofd vannbsp;Cicero , waarover men twee dagen onderhandelde, het onderpand Van hun verdrag. Dit bloedig verbond, dal onzen geestnbsp;met treurige gedachten vervulde, maakte weder eene afwisseling van gewaarwordingen door indrukken van eenen anderennbsp;aard noodzakelijk: deze wachtten ons te Bologna.

Om zeven uur des avonds, hielden wij voor de poort stil; na de gebruikelijke formaliteiten en de afgifte onzer reis-passen, reden wij de stad binnen. Het was zaturdag, daagsnbsp;voor het fe'est van Maria-Presentatie. Bologna werd doornbsp;zijne vrome inwoners geïllumimeerd. Onder de groote overdekte galerijen, die de straten bezoomen, zag men talrijkenbsp;madonna’s van alle grootte en vorm, door flambouwen verlichtnbsp;en met bloemen versierd. Hel was geene ijdele vertooning,nbsp;waaraan de harten vreemd bleven: van afstand tot afstandnbsp;knielden geloovigen neder, en baden aan den voet der heiligenbsp;beelden. Voor het eerst in mijn leven, was ik getuige vannbsp;dusdanig schouwspel. Het is mij onmogelijk, eene beschrij-¦''ing Ie geven van den weldadigen indruk, dien het hartnbsp;gevoelt bij dat openbaar en ongedwongen getuigenis dernbsp;vereering van een geheel volk jegens het beminnelijkste dernbsp;schepselen, de Moeder van God en de Zuster van ’t mensche-lijk geslacht.

Ik meende ook een groot aantal nieuw herbouwde hui-

M

-ocr page 130-

HET DRIEVOUDIG ROME.

zen, met Ugt-gele en tigchel-roode gevels, op te merken. Wij waren verre van te gissen, dat we ook dit behaaglijknbsp;gezigt aan het levendig geloof der Bolonezen verschuldigdnbsp;waren. Onze onwetendheid werd dienaangaande spoedig opge-helderd. Wij slapten af bij een Franschraan, die al sedertnbsp;twee en dertig jaren te Bologna gevestigd was, een man vannbsp;kennis en een goed christen, wien wij nieuwsgierig de verklaring vroegen, van hetgeen wij gezien hadden. « Bologna, zeidenbsp;hij, telt 73,000 inwoners en twee en twintig parochiën. Elknbsp;jaar heeft de pleglige omdragt op den H. Sacramentsdag, beurts-gewijze, doch slechts in twee parochiën plaats. Volgens een,nbsp;sedert onheuglijken tijd nagekomen, gebruik, vernieuwen denbsp;bewoners der straten, waardoor de processie van het H.Sacrament komt, zoowel het in- als uitwendige hunner huizen.nbsp;De eigenaars van alle klassen leggen daartoe gelijken ijvernbsp;aan den dag. Indien, ondanks zijn goeden wil, de arme nietnbsp;kan doen, wat zijn hart wel verlangt, schroomt hij niet hetnbsp;hem ontbrekende te leenen, om onkosten te bestrijden, dienbsp;hij als eene heilige schuld aan merkt. Gij ziet, ging hij voort,nbsp;dat mijne vertrekken van binnen nog niet voltooid zijn, waarvan de reden is, dat alle werklieden aan den arbeid warennbsp;in de parochiën, die dit jaar de processie gehad hebben; ennbsp;het zou mij niet verwonderen, dat men reeds in die wijken,nbsp;waar zij het volgend jaar zal doortrekken, met den arbeidnbsp;begonnen is. Hierin vindt gij de verklaring van het jeugdignbsp;voorkomen onzer oude gebouwen en van de in het oogloo-pende netheid onzer oude straten. »

Bij het hooren van deze bijzonderheden, was ik met den geest in Frankrijk, waar ik alle fransche ooren toeriep, ernbsp;naar te luisteren. O mijn God! hoezeer verschillen deze openbare geloofsgetuigenissen van onze tegenwoordige zeden. Wèlnbsp;zijn zij schuldig, wier leeringen en voorbeelden onze, van

-ocr page 131-

PROCESSIE VAN HET H. SACRAMENT.


SERENADE.


liS


natuur zoo vurige en edelmoedige, harten ijskoud hebben gemaakt. Ziedaar, wat men te Bologna doet 5 en, in de hoofdstad van het allerchristelijkst koningrijk, is het den Zone Godsnbsp;niet meer veroorloofd, met eenig prachtvertoon zich buitennbsp;zijne tempels te begeven !

Den 31. afovember.

Serenade. — Beeld eener christlijke stad. — Opvoeding. — De torens der Asinelli en van de Garisenda. — üniversiteit.

Gisteren waren wij op eene niet zeer welluidende wijze gewekt door de barsche stem van den voerman, maar heden,nbsp;den dag van het feest der Presentatie, hadden we ons minder te beklagen. In Frankrijk brengen wij serenades aannbsp;bewindsmannen, aan vereerde en beminde personen, gedurende den nacht, die hun feestdag voorafgaat; hetzelfde gebruik heerscht in Italië; doch de kinderlijke liefde, verlichtnbsp;door het geloof, telt er onder de overheidspersonen en verwanten , aan wie men deze eer bewijst, ééne meer: en dezenbsp;is Maria.

Des morgens om vier uur werd de slaap van onze oogleden verdreven door het heerlijk spel van, ik weet niet hoe veel, klokken, wier maathoudende toonen boven de stad,nbsp;als het ware, eene zee van harmonie deden ruischen. Mennbsp;zou gemeend hebben, een concert van engelen te booren,nbsp;dat weldra door duizende stemmen van de aarde beantwoordnbsp;werd. AI vroeg begaven wij ons naar de naburige kerk,nbsp;die reeds met mannen, vrouwen en kinderen van eikennbsp;stand en rang vervuld was. ’t Had iets streelends voor ons,nbsp;ons gebed te paren aan het gebed der aandachtige menigte,nbsp;die, om de altaren van de koningin des hemels zich verdringende, aan deze wèlbeminde moeder hare pligtplegingen

-ocr page 132-

ill


Hi

HET DRIEVODDIG ROME.

en ruikers aanbood. Het eenvoudig gezang der Litanie , in koor door het gansche volk herhaald, schonk ons hetnbsp;levendigst genoegen.

Het middaguur was geslagen, loen wij eene omwandeling gingen doen door het deftige en welenschaplijke Bologna.nbsp;Met welgevallen rustte ons oog andermaal op het voorkomennbsp;eener christlijke stad op zon- en feestdagen. Er waren geenenbsp;magazijnen geopend, er werd niet gewerkt, geen geraas deednbsp;zich hooren, zelfs zag men geene werklieden, zoo als elders,nbsp;van de eene naar de andere plaats vertrekken; overal heerschlennbsp;stilte en rust. De overdekte galerijen werden verlevendigdnbsp;door wandelaars van eiken stand, die een luchlje gingennbsp;scheppen, en de kerken vulden zich met biddende geloovigen.nbsp;Omstreeks het midden der stad, ontmoetten wij een kleinen,nbsp;ongeveer twaalfjarigen, knaap, met een groot kruisbeeld innbsp;de regler- en aan de linkerhand eene schel, welke hij onophoudelijk deed ringelen. Het was een catechismus-kind, datnbsp;zóó alle stralen der parochie doorliep, om zijne kameradennbsp;naar het christelijk onderwijs te roepen. Het was een lust,nbsp;om te zien, hoe alle ragat,zi hun spel verlieten, en gewillig naar hunne kapel liepen. Ziedaar een dier trekken uit hetnbsp;zedelijk leven, dat tusschen ons en Italië een hongeren slagboom opwerpt, dan de Alpen. Te Bologna is het volk overnbsp;het algemeen wèl onderwezen. Hetzelfde geldt van de overigenbsp;bevolking in den Kerkdijken Slaat, waar de ongeletterdennbsp;in veel mindere verhouding, dan in Frankrijk, worden aan-gelroffen. De Tournon heeft reeds dezelfde opmerking gemaakt; «Het lager onderwijs, zegt hij, wordt op het pauselijk gebied aan het volk in zoo ruime male verstrekt, alsnbsp;waarvan slechts weinige regeringen het voorbeeld geven. Innbsp;de steden en kleinste dorpen, geven schoolmeesters, die doornbsp;den staat bezoldigd worden, onderrigt in het lezen, schrij-

-ocr page 133-

DE BEELDTENIS EENER CHRISTELIJKE STAD, OPVOEDING. HS

ven en rekenen, zoodat er geen kind gevonden wordt, dat niet de weldaad van het elementair onderwijs kan genieten 1);nbsp;en werkelijk staan de kinderen, die de scholen bezoeken, innbsp;verhouding tot de bevolking, als 1 lot 11. In Engeland isnbsp;de gemiddelde verhouding, met betrekking tot de bevolking,nbsp;insgelijks 1 op 11; in Frankrijk 1 op 20. Zij is, in denbsp;Vereenigde Staten ,1 op 4; in het hertogdom Baden en innbsp;Wurtemberg, 1 op 6; in Pruissen, 1 op 7; in Beijeren ,nbsp;1 op 10; in Oostenrijk, 1 op 15; in Ierland, 1 op 19; innbsp;Polen, 1 op 78; in Portugal, 1 op 88; en in Rusland, 1nbsp;op 578. Men ziet, dat de Kerkelijke Staat zich rangschiktnbsp;onder de natiën, bij welke het lager onderwijs het meestnbsp;verspreid is 2). »

Te Bologna wordt de opvoeding der meisjes toevertrouwd aan onderwijzeressen van beproefde deugd, of aan kloosterzusters. De jongelingschap worden alle middelen aangeboden , om vorderingen te maken op de baan der wetenschappen,nbsp;en al die middelen zijn kosteloos. Wat zal ik zeggen van hetnbsp;stoffelijk welzijn? Bologna heeft, even als Parma, een werkhuis voor de armen. Onze lange reeks van belastingen opnbsp;deuren, vensters, patenten is er onbekend; kortom, dit volk,nbsp;aan de tijdelijke magt van den Heiligen Vader onderworpen ,nbsp;is, in vele zaken, verder gevorderd dan zekere natie, die zichnbsp;vleit aan het hoofd van den algemeenen vooruitgang tenbsp;slaan: het is voorat gelukkiger dan wij, en dat met mindernbsp;kosten.

Gedurende onze omwandeling moesten wij wel stilstaan voor de beide vermaarde torens, die een niet te vermijdennbsp;voorwerp van de verhalen en de bewondering der reizigersnbsp;uilmaken. Zij zijn van gebakken steen en vierkant opgetrok-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie de voorrede voor de Instit. de Bienf. de Rome, p. 99.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Etudes slatistiques, tom II., p. 87.

-ocr page 134-

ii6 HET DRIEVOCDIG ROMË.

ken. De toren Atv Asinelli^ de hoogste van Italië, is weinig voeten hooger dan de naald van den dom der Invaliden. Vannbsp;lijd tot tijd dient hij tot het doen van sterrekundige waarnemingen. De Garizenda heeft eene hoogte van niet meer dannbsp;achten veertig ellen. Hetgeen beiden zeer belangrijk, ik zounbsp;haast zeggen, schrikbarend maakt, is hun schuine stand. Denbsp;eerste telt drie en een halven voet, de tweede acht voet ennbsp;twaalf duim helling. Men stelt zich nogtans gerust, als mennbsp;bedenkt, dat zij al sints ettelijke eeuwen zóó gestaan hebben.nbsp;Dante laat daaromtrent geen twijfel meer over I). Moet mennbsp;de buitengewone helling dezer twee monumenten aan verzakking van den grond, of aan de ijverzuchtige ijdelheid dernbsp;oude edelen van Bologna toeschrijven? In wéér wil van denbsp;magazijnen inkt en papier, welke men om deze vraag op tenbsp;lossen reeds verbruikt heeft, bleef zij nog onbeslist; ik vindnbsp;dat ook zeer goed. Laat ons verder gaan.

Spoedig werd onze nieuwsgierigheid opgewekt door de universiteit van Bologna, de oudste van Italië en eene dernbsp;beroemdste van de wereld. In 42S door keizer Theodosiusnbsp;geslicht, was zij wel waardig, Karei den Grooten-zelven lotnbsp;beschermer te hebben, die haar een nieuwen glans bijzette.nbsp;Men zou lang werk hebben, alle groote mannen te noemen,nbsp;welke zij heeft voorlgebragt. De wanden en gewelven der onafnbsp;zienbare galerijen prijken met eene menigte schilden, ternbsp;herinnering aan de geleerden in alle vakken en de edele per-sonaadjen, die kvveekelingen en meesters van deze roemrijkenbsp;universiteit waren. Hunne namen, met trots aan den vreemde-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Qual pare a rijjuardar la Garisenda

Sotto’l chinato, quand’un nuvol vada Sovr’essa si, ch’ella in contrario penda;

Tal parve Anteo.

Inferno xxxi.

-ocr page 135-

BE ÜNIVERSITEIT.


DE MADONNA SAN LüCA.


117


ling vertoond, zijn eene blijvende aanmoediging voor de opvolgende geslachten, die, onderden blik van dergelijke getuigen, geroepen worden tot oefening en inspanning van verstandnbsp;en geest. In de nieuwere tijden telt de universiteit ondernbsp;hare leden Benedictus XIV., Galvani en den kardinaal Mezzo-fanli, wier naam voldoende is, om haren roem onsterfelijknbsp;te maken. De bibliotheek bezit tachtig duizend boekdeelen ennbsp;vier duizend handschriften, waarvan enkele uit de zesde ennbsp;zelfs uit de vijfde eeuw. Onder deze laatsten doorbladerden wijnbsp;met aandoening de Beelden van Philostrates: dit werk herinnert aan hartroerende voorbeelden van tegenspoed. Het isnbsp;van de hand van Michel Apostolius, een der grieksche vlugte-lingen van Konstanlinopel, in de vijfde eeuw, en voorzien vannbsp;het opschrift: De honing van de armen dezer wereldnbsp;heeft dit hoek geschreven om te leven. Men kan geennbsp;schrede in Italië doen, zonder eenige groote slagtoffers dernbsp;wufte fortuin aan te treffen,

Den 33. IVovember.

De Madonna van Som Luca. — Haar feest. — Campo Santo,

Als gij boven van de Garizenda uwe blikken naar het westen rigt, ontdekt gij, op eene mijl afstands van Bologna,nbsp;een groenen heuvel. Op den stellen top van deze eenzamenbsp;berghoogte, verheft zich eene rijke kerk, waarvan de rijzigenbsp;klokkentoren en de schitterende koepel van verre de aandachtnbsp;des reizigers tot zich trekken: het is de kerk van Onze Lievenbsp;Vrouw ter Wake {de-la-Garde), of der madonna vannbsp;Luca. Daar vereert men een miraculeus afbeeldsel van de heirnbsp;lige Maagd, door den heiligen Lucas geschilderd. Volgens eenenbsp;oude overlevering 1), zou dit afbeeldsel, inhetjaar 1160, van

1) Naar het zeggen van Lanzy, in zijne Geschiedenis der Schilderkunst, komen zij , die de schilderijen , aan den heiligen Lucas toe-

-ocr page 136-

H8

HET DRIEVOUDIG ROME.

Konslantinopel naar Bologna zijn overgebragt, door een vromen kluizenaar, die het plaatste in eene eenzame kapel, in welkernbsp;nabijheid eene heilige dochter, met name Angela , woonde.

De koningin des hemels toefde niet hare tegenwoordigheid te kenmerken door veelvuldige gunstbewijzen, welke Bologna door ondubbelzinnige blijken van dankbaarheid beantwoordde. De vroomheid zijner inwoners slichtte, in de plaatsnbsp;der nederige kapel, eene prachtige kerk, en nog in dezennbsp;laatslen tijd heeft het den weg, die naar de bron der genaden voert, aangenaam en gemakkelijk willen maken. Eennbsp;bewonderenswaardige weg, waarvan men de type alleen innbsp;Italië aanlreft; een weg, waarin de magt des geloofs en dernbsp;liefde uitblinkt, verbindt de stad met den top van den heiligennbsp;berg. Het is eene overdekte gemetselde galerij, zamengesteld

geschreven, onderzocht hebben, overeen, dat zij werkelijk niet van zijne hand kunnen zijn, althans niet in den staat, waarin sc zich bevinden. Men moet toch eene reeks van restauraties veronderstellen, dienbsp;ten lange laatste de stukken tot geheel verschillende schilderijen vannbsp;’t geen zij oorspronkelijk waren, vervormd moeten hebben. Geene er vannbsp;dagteckent, zoo als zij is. uit vroeger tijdperk, dan uit dat van dennbsp;zoogenaamden hyzantijnschen stijl. Volgens Mazzolari moet men echternbsp;daarvan stellig de madonna van Maria de Meerdere te Rome uitzonderen. De overlevering evenwel, die aan den heiligen Evangelist schilderijen toeschrijft, is dermate in het Oosten en Westen verspreid, datnbsp;het waarschijnlijk blijft, dat er werkelijk voortbrengselen van zijnnbsp;penseel bestaan hebben. Onderscheidene stukken, welke men daarvoor uitgeeft, zijn misschien nog de oorspronkelijke paneelen, waaropnbsp;de medgezel van den heiligen Vaulus cens zijne kleuren legde. Maarnbsp;Rome-zelf is ver van zulks te bevestigen, Diario üomano zegt alleen , bij de aanwijzing der dagen, waarop men de Lievevrouwen ter he-zigtiging stelt: « zoo men zegt, door Sint Lucas geschilderd : » Dtpinte,nbsp;come dteesi, da San Luca. In den zin dezer aantcekening moet mennbsp;alle uitdrukkingen verstaan, waarvan ik mij in het vervolg mijner reisnbsp;zal bedienen, als er sprake is van de Moedergodsfiguren, door dennbsp;heiligen Lucas geschilderd.

-ocr page 137-

DE MADONNA SAN tüCA. H9

uit zes honderd vijf en dertig bogen, meerendeels met schilderwerk en vrome opschriften versierd. Ingesloten tusschen twee muren van ongeveer vijf en twintig voeten hoogte,nbsp;die een fraai gewelf schragen, vormt zij een weg van omtrent twaalf voeten breed. Een dezer muren is blind, denbsp;andere bestaat uit bogen, die door kolommen en pilastersnbsp;geschoord, een vrij uitzigt over het landschap open laat.nbsp;Deze prachtige galerij slingert bevallig door de vlakte, klimtnbsp;daarna kronkelend tegen de helling van den heuvel op, en leidtnbsp;u zachtkens den tempel van Maria binnen. Niet zonder getroffennbsp;te worden, lazen wij de namen der personen, wier milde gaven deze trotsche bogen hebben opgerigt. Hier zijn het denbsp;kleedermakers, naaisters en tapijtenwevers; daar de dienstbodennbsp;der stad ; iets verder, de houthakkers en metselaars, die hunnenbsp;spaarpenningen hebben bijeengebragt, om een, twee en zelfsnbsp;drie bogen te bekostigen.

Langzaam klommen wij op langs de kronkelende baan, geheiligd door de gebeden en de tranen van zoovele vromenbsp;pelgrims, die ze vóór ons bestegen hadden,,en nog dagelijks bestijgen. Hoe dikwijls, gedurende de reis, vraagt hetnbsp;verteederd hart een sprankje van dat kinderlijk vertrouwen,nbsp;dat de vertroostende wonderen voortbrengt, waarvan gij denbsp;even treffende als verschillende bewijzen ziet in de talrijkenbsp;ex-voto's^ aan het altaar van Maria neêrgehangen. Wij gavennbsp;aan den koster ons verlangen te kennen, om de heilige beeld-tenis te vereeren. Ons verzoek werd overgebragt aan den priester, die tot bewaarder der Madonna is aangesteld, en alleennbsp;het regt heeft, haar te onthullen. Er werden fakkels ontstoken; de priester kleedde zich met koorhemd en stool, ennbsp;wij volgden hem achter het hoogaltaar. Hier deed hij onsnbsp;een trap met dubbele leuning beklimmen, aan welks boven

om driemaal,

met den engel. 12

de

einde wij nederknielden,

Drievoudig Rome. — I. Deel.

-ocr page 138-

120 HET DRIEVODDIG ROME.

Moeder der menschen en de Koningin der engelen te begroeten. Eene bronzen deur draaide op hare zware hengsels, en wij werden nu, een vooreen, uitgenoodigd, om de diep-vereerens- 'nbsp;waardige gelaatstrekken der verhevene Maagd te komen beschouwen. Het afbeeldsel moge naar de natuur genomen zijn,nbsp;gelijk men beweert, of eene traditionele type wezen, zekernbsp;is het, dat het beantwoordt aan het denkbeeld, hetwelk denbsp;christelijke eeuwen ons van het aangezigt der Moeder van dennbsp;Verlosser hebben overgeleverd. Een bijna volkomen zuivernbsp;langwerpig rond, volmaakt gevormde oogen, fraai gebogennbsp;wenkbraauwen, eene bewonderenswaardige evenredigheid dernbsp;deelen, eene lelieblanke gelaatskleur, iets grootaardigs in denbsp;gelaatslijnen en eene niet te beschrijven zachtaardigheid, dienbsp;over het geheel verspreid lag: ziedaar hetgeen ik kon opmerken aan deze hoogst merkwaardige schilderij, waaraan de tijdnbsp;noodwendig een gedeelte van de uitdrukking benomen heeft.

Jaarlijks komt de Koningin van den berg naar de stad omlaag, waar zij alsdan drie dagen verwijlt. Hare komst is eennbsp;triomf; de inwoners van Bologna en der gansche provincie, totnbsp;het feest zamengestroomd, maken het geleide uit. De kardinaalaartsbisschop wacht de beminnelijke Vorstin aan de poort dernbsp;stad op, waarvan hij haar de sleutels aanbiedt. Na haar metnbsp;alle eerbewijzen, aan gekroonde hoofden verschuldigd, ontvangen te hebben, draagt hij zelf haar naar de kerk vannbsp;Sf. Pieter. Zij blijft er gedurende acht en veertig uren, nachtnbsp;en dag, het voorwerp der innigste huldebcwijzen van eennbsp;ontelbaar volk. Den derden dag bezoekt zij de hoofdkerk,nbsp;waar zij haren zegen geeft. Vandaar neemt zij den terugweg aan naar haar luchtpaleis, om de gelukkige stad, welkenbsp;zij aan hare voeten ziet, te beschermen. Haar vertrek naar dennbsp;berg is niet minder prachtig dan hare komst vandaar; ditnbsp;feest heeft in de eerste dagen der maand Mei plaats. Men moet

-ocr page 139-

HET FEEST VAN SAN Ll’CA. CAJIPO SANTO.nbsp;121

Italië gezien hebben, om al het bekoorlijke en den luister te besetïen, welke de bevalligheden der lente en de heldere hemelnbsp;aan dit schitterend feest bijzetten. Is het plegtig vertoon dezernbsp;voorstelling uit ecne hoogere wereld voorbij, dan keert heel datnbsp;italiaansche volk gelukkig vandaar weder huiswaarts; zijne zoonbsp;levendige verbeelding, zijn zoo ligt ontvlambaar hart is op nieuwnbsp;geheiligd door kuische beelden en vrome aandoeningen; en denbsp;geest heeft eene overwinning te meer op het tgt;/eescA behaald.nbsp;In Italië vooral is de vereering van de Koningin der maagdennbsp;onontbeerlijk; vandaar, zonder twijfel, de feesten, zinnebeelden,nbsp;opschriften, de verschillende en menigvuldige gebruiken, welkenbsp;er Maria, als voor een ieder, aanschouwelijk maken. De ligtzin-nige of goddelooze reiziger moge in deze algemeene daadzaaknbsp;slechts een ellendig bijgeloof zien, dit bevreemdt ons weinig:nbsp;hij, die aan alles twijfelt, is een slecht opmerker of beoordeelaar.nbsp;Doch de oordeelkundige waarnemer ontdekt met verwonderingnbsp;daarin eene der schoonste harmoniën van het christendom.

Na aan Maria onze beden en die onzer vrienden te hebben toevertrouwd, legden wij aan hare voelen, als een aandenken van ons vlugtig bezoek, de aalmoes des pelgrims neder. Gelukkig en tevreden, hernamen wij vervolgens den weg naarnbsp;de stad, en stegen langzaam den berg af, om het heerlijknbsp;gezigt te genieten, dat zich aan onze blikken vertoonde. Vóórnbsp;ons ontrolde zich eene wijde vlakte, door de Apenijnen omzoomd en besproeid door den Reno, wiens helder water denbsp;witte zandlagen liet doorschijnen, waaruit zijne bedding isnbsp;zamengesleld. Van uit dit lagchend en tevens statig landschapnbsp;stijgt de geleerde stad op, met hare oude wallen, talrijkenbsp;bouwvelden en witte villa’s, die over de omliggende hoogtennbsp;verspreid liggen.

Aan den voet van den berg verheft zich eene andere overdekte galerij, uil ongeveer honderd vijftig bogen beslaande:

-ocr page 140-

122 HET DHLEVOUDIG ROME.

’l is de weg naar het Campo Santo. Dit is de echt christelijke naam, dien men in Italië aan de openbare begraafplaatsen geeft,nbsp;en die begraafplaatsen zijn haren naam waardig. Daar ver-eenigen zich, op de gedenkteekenen der verteederendste liefdenbsp;jegens de overledenen, alle getuigenissen van het vurigst geloofnbsp;aan de toekomstige verrijzenis. Ofschoon het Campo Santo vannbsp;Bologna niet, gelijk Ie Pisa, uit heilige aarde van Jerusalemnbsp;bestaat, is het niet te min een der eerwaardigste en schoonstenbsp;van Italië. Men verbeelde zich een uitgestrekt vierkant, omringd door hooge groene boomen en prachtige galerijen, vannbsp;afstand tot afstand met rijke kapellen en met nog rijkernbsp;praalgraven bezet; voorts minder prachtige monumenten ennbsp;eenvoudige graftomben, met eene menigte opschriften, waarvan de christelijke geest en antieke vorm aan de godsvrucht ennbsp;het talent van den geleerden abt Schiassi de grootste eer doen;nbsp;en men zal van dit prachtig kerkhof een vlugtig denkbeeldnbsp;hebben. Een jansenist reiziger zou er misschien wat te veelnbsp;wereldschen rijkdom vinden, en te weinig van dien godsdien-stigen ernst, die aan het stille verblijf des doods past.

Den 33. IVovemlber.

Gevangenis van koning Enzius. — St. Paulus-kerk. — St. Petronius.

— St. Dominicus. — St. Catharina van Bologna. — St. Stephanas. — Anekdote uit het leven van Benedictus XIV. — Galerij.

Met zonsopgang werd de stad reeds bezocht door een groot aantal, van buiten aankomende voertuigen. Zij bragten denbsp;caw^a ter markt, eene voortreffelijke hennipsoort, waarinnbsp;Bologna een zeer uitgebreiden handel drijft. Wij gingen tus-schen de woelige en een weinig snaterende menigte door, omnbsp;ons naar het paleis van den Podesta te begeven, dat eertijdsnbsp;lot gevangenis diende van den koning Enzius, wiens geschiedenis ik hier mededeelen zal. In de XIII. eeuw léefde de duit-

-ocr page 141-

DE GEVANGENIS VAN KONING ENZIÜS. d23

sche keizer Frederik II.; hij toog de wereld al strijdende door, zonder zich veel om wet of regt te bekreunen. Zijn oudstenbsp;zoon, Enzius, vergezelde hem. Jong en dapper, drong hij,nbsp;te vuur en te zwaard, tot in de marken van Ancona door,nbsp;en sloeg de maglige vloot der Genuezen op zee. In Lombardijenbsp;gekomen, ontmoette hij de Bolonezen, die in de velden vannbsp;Fossalto zijn leger vernielden en hem-zelven gevangen namen;nbsp;dit had plaats in de maand Mei 12J7. De overwinnaars voerden hem in zegepraal hunne stad binnen, en veroordeeldennbsp;hem tot eene eeuwigdurende gevangenschap. Hij telde toennbsp;eerst vijf en twintig jaren, en leefde er vijftig. Teneinde zijnenbsp;verveling te verdrijven, bezong hij zijne rampen, zoodat denbsp;naam van den gevangen bard te Bologna nog in den mondnbsp;van het volk bewaard wordt. Wij bezigtigden den toren, tenbsp;zijner bewaking gebouwd, en de zaal, waarin hij stierf. In dezenbsp;zaal, die tegenwoordig nog sala d’Ewiio heet, werd het conclave gehouden, dat, in 1410, paus Joannes XXII. verkoos.

Tegenover dit paleis bevindt zich de fontein van den Reus^ een gewrocht van Jan van Bologna. Ik behoud mij voor,nbsp;daarvan te spreken, na de galerijen van Florence bezocht tenbsp;hebben. Onder de kerken merkten wij op:

1°. De St. Paulus-kerk, waarin zich het graf bevindt van de prinses Eliza Bacciochi, zuster van Napoleon. In eene dernbsp;kapellen, bewondert men de schilderij van Guercini, voor-slellende de zielen in het vagevuur.

2”. De St. Pelronius-kerk, die, meer dan de hoofdkerk, de eerste plaats onder de kerken van Bologna verdient in tenbsp;nemen. Ofschoon op het einde der XIV. eeuw begonnen, isnbsp;deze basiliek nog niet voltooid. Twee voorwerpen van kunstnbsp;trekken er vooral de aandacht: de Sibyllen op de deuren,nbsp;en de glazen der St. Jntonius-kapel. In het schip vannbsp;St. Pelronius stelde Cassini zijn eersten meridiaan. De geleerde

12

-ocr page 142-

194

HET DRIEVOCDIG ROME.

wereld heeft het niet vergeten, maar wat zij vergat, of wat zij naisschien nooit geweten heeft, is de geschiedenis vannbsp;St. Pelronius-zelven. En echter, — het beige hen niet, dienbsp;oogen hebben, om te zien, en toch niet zien, — het levennbsp;van een heilige heeft niet minder regt om in het geheugennbsp;der menschen te blijven leven, dan eene sterrekundige berekening, zij moge van Newton of van Cassini wezen.

Zoo werd dan, omstreeks het einde der IV. eeuw, aan Petronius, prefekt van het Pretorium, een langgewenschtenbsp;huwelijksspruit, een zoon geboren. Zijne kindschheid was hetnbsp;voorwerp der teederste zorgen en voortreflijkste opvoeding.nbsp;Door zijne talenten zijnen vader waardig, wilde de edelenbsp;jongeling zich ook Gode waardig maken door zijne deugd. Hijnbsp;vertrok, om van nabij de groote toonbeelden van godvruchtnbsp;te zien, die de woestijnen van het Oosten bevolkten. Evennbsp;als Mozes, toen deze naar het brandende braarnbosch werdnbsp;geroepen, begreep hij, dat hij een heiligen grond betrad,nbsp;en doorliep barrevoets al die uitgeslrekte woestenijen. Rijknbsp;aan bovennatuurlijke gaven, keerde hij te Rome weder.nbsp;Paus Coelestinus plaatste dat vlammend en helderstralendnbsp;licht op den kandelaar, dat wil zeggen, Bologna verkreegnbsp;tot bisschop een heilige, een hersteller en een vader, die hetnbsp;deed herrijzen uit zijne geestelijke en stoffelijke bouwvallen,nbsp;het tweevoudig graf, waarin de ketterij en de wreedheid dernbsp;barbaren het levend bedolven hadden. En men zou de reli-kwiën van St. Petronius, bewaard in de kerk, die te zijnernbsp;eer gebouwd werd, geen bezoek, zijn leven geene herinnering waardig achten? Men stelt er behagen in, met meernbsp;of minder goeden smaak, de voorwerpen van kunst, dienbsp;zijnen tempel versieren, te beschouwen, te beoordeelen en tenbsp;prijzen, en men denkt er niet aan, o.m op zijn roemrijk grafnbsp;neder te knielen! Hoe lang nog zal de reis door Italië voor

-ocr page 143-

DÉ Kerken van st. petronius en st, dominicus. i2»

de zoogenaamde groote wereld een nutlelooze en dikwijls gevaarlijke speellogt wezen? Door het godsdienstig karakter, dat hem voegt, weder aan te nemen, zal die togt een nieuwen gezigleinder openen voor het oog van den geest, ennbsp;aanvullen wat er ontbreekt aan de indrukken van het hart,nbsp;namelijk door ze Ie heiligen.

5°. De kerk van Si. Dominisus. Het merkwaardig graf van den koning Enzius zou geheet de aandacht van den reiziger boeijen, indien het niet in de schaduw werd gesteldnbsp;door een ander graf, wijd schitterende van glorie en majesteit: het graf van St. Dominicus. Daar rust, in een prachtig, keurig bewerkt altaar van wit marmer, de roemrijkenbsp;telg der Gusman’s, de redder van zuidelijk Europa, en, metnbsp;den heiligen Franei.scus van Assisi, de steunpilaar der Kerknbsp;in de XIII. eeuw. Vraag, in een der kapellen, om de ma-dona del velulto te zien, en gij zult opgetogen staan vannbsp;bewondering. Dit meesterstuk is van Lippo Dalmasio, hetnbsp;merkwaardigst model ter navolging in het uitdrukken vannbsp;het godsdienstig gevoel door de kunst. Dit devotie wildenbsp;deze vrome kunstenaar niets anders schilderen dan madonna’s.

geschiedenis verhaalt ons, dat hij een zoo innig besef had ^an de heiligheid zijns arbeids en van de zuiverheid des harten, waarmede hij dien behoorde te verrigten, dat hij, alvorens aan het werk te gaan, daags te voren zich eene strengenbsp;vaste oplegde, en des morgens tot het sacrament des altaars naderde. Guido heeft dan ook erkend, dat geen schilder, zelfs de goddelijke Raphaël niet uitgezonderd, met alnbsp;de bronnen der moderne kunst, dat karakter van heiligheid,nbsp;zedigheid en zuiverheid heeft kunnen uitdrukken, hetwelknbsp;Dalmasio aan al zijne figuren wist te geven 1).

1) Zie Conference sur les cérémonies de la Semaine sainte a Rome, par Mgr. Wiseman.

-ocr page 144-

HET DRIEVOUDIG ROME.

4“. De kerk del corpus Domini, of della Santa, onder welke benaming men de heilige Calharina van Bologna verstaat. De schilderstukken van Louis Carrachi, Joseph Mazzanbsp;en Zanoti, die het koor, de gewelven en de sakristij versieren , boeiden, hoe schoon anders ook, onze aandacht, slechtsnbsp;voor één oogenblik. Wij verlangden met ongeduld, een wonder Ie zien, dat alle meesterstukken der kunst ver te bovennbsp;gaat. De grond, dien men hier drukt, is een heilige grond,nbsp;vóór vier honderd jaren betreden door eene edele maagd vannbsp;Bologna; het huis, waarin gij u bevindt, strekte haar totnbsp;woning; al de wanden van dit klooster hebben hare tranen,nbsp;haar lijden gezien; de muren dezer kleine cellen hebben harenbsp;stem gehoord; zij blijven als doortrokken van den geur harernbsp;gebeden en deugden. Bij haar leven, heette deze maagd Ca»nbsp;Iharina. God heeft haar verheerlijkt, en haar naam is tegenwoordig: heilige Calharina van Bologna. Na vergunningnbsp;bekomen te hebben tot het bezoeken van haar ligchaam,nbsp;dat op eene wonderbare wijze voor bederf bewaard blijft,nbsp;traden wij eene kleine ronde kapel binnen, die geheel metnbsp;karmozijn rood fluweel, door gouden versierselen en borduurwerk opgeluisterd, bekleed was. In het midden dier kapelnbsp;staal een troon, onder een verhemelte, waarvan de fraaijenbsp;vorm den rijkdom evenaart. De heilige is op dien troon gezeten, met onoverdekt gelaat; hare handen, eveneens ontbloot,nbsp;rusten in den schoot; hare voeten ziet men door een kristalnbsp;heen. De ledematen hebben hare buigzaamheid behouden,nbsp;maar de kleur van het vleesch is zwarlachtig I), met uitzondering van het beneden-gedeelte der regter wang, dat eene

1) Dit moet worden toegeschreven aan eene omstandigheid, waarvan de mededeeling hier te veel plaats zou innemen. Zie het Leven der Heilige, aan het einde.

-ocr page 145-

DE H. CATHARISA VAN BOLOGNA. — ST. STEVENS-KEBK. 137

uitstekend witte tint heeft; het is de plaats, waarop de heilige verdiende, een kus van het kind Jesus te ontvangen.

Hoe gelukkig achtte ik mij, priester te zijn; want, in deze hoedanigheid was het mij veroorloofd, zelfs hare handen te omvatten, en van nabij de vereerenswaardige voorwerpen te beschouwen, die door de handen der wonderdoensternbsp;geheiligd zijn. De eerste christenen begroeven bij het ligchaamnbsp;der martelaren, alles, wat aan hen kon herinneren en hennbsp;eenmaal doen herkennen. Getrouwe navolgers dezer vrome gewoonte, dragen de Italianen eene bijzondere zorg, om bijnbsp;de heiligen alle voorwerpen te verzamelen en te bewaren,nbsp;waarvan deze zich bediend hebben. Zoo ziet men dan ook innbsp;deze kamer het scapulier der heilige, haren zakdoek, haarnbsp;eigenhandig geschreven gelijdeboek^ hare violoncel, een hoofdnbsp;van het kind Jesus, door haar-zelve geschilderd, alsmedenbsp;het miraculeus kruisbeeld, dat haar heeft toegesproken. Wèlnbsp;wenschten wij van harte, in deze gelukkigeoogenblikken, allenbsp;personen, die ons dierbaar waren, om ons te zien. Wij droegennbsp;hen met de vurigste belangstelling op aan de magtige beschermster van Bologna, wier heiligdom wij verlieten, om nunbsp;de kerk van den heiligen Stephanus te gaan bezoeken.

S“. Een in alle opzigten merkwaardig monument is de St. Stevens-kerk, bestaande uit zeven vereenigde kerken,nbsp;waarvan de eerste, die uit de IV. eeuw dagteekent, doornbsp;St. Petronius gebouwd werd. Als ik een oudheidkundige kende,nbsp;die een opregt en belangloos bewonderaar is van onze christelijke kunst, zou ik hem raden, om te Bologna zich nedernbsp;Ie zetten, en aldaar dagelijks, een geheel jaar lang, denbsp;St. Stevens-kerk te bestuderen. Atrium, gewijde fonteinen,nbsp;architectuur van allerlei stijl, kapellen in alle vormen, oudenbsp;fresco’s uit de XII. en XIII. eeuw, eenvoudige schilderstukken, volleven en beweging, madonna’s, exvoto's^ grafsteden

-ocr page 146-

138 HET DRIEVODDIG ROME.

van heiligen; in een woord, hij zou er een waar museum vinden, waarvan elk voorwerp eene bladzijde van de geschiedenis der kunst, sedert den aanvang des Christendomsnbsp;tot op onze dagen, uitmaakt. Bij het verlaten van dit monument, hetwelk ik voor éénig in de wereld houde, zounbsp;hij nog aan den buitenmuur zien hangen den antieken preêk-stoel, waaruit men het evangelie verkondigde aan het volk,nbsp;dat op het openbare plein vergaderd stond.

Alvorens de akademie te bereiken, kwamen wij voorbij het paleis, dat eertijds bewoond werd door Benedictus XIV.,nbsp;toen die groote paus aartsbisschop van Bologna was. Dezenbsp;woning, merkwaardig door zoovele herinneringen, riep mijnbsp;eene anekdote voor den geest, die tegelijk den man vannbsp;geest en van verheven denkwijze kenschetst. Zeker slechtnbsp;dichter, wiens naam mij niet invalt, verstoutte zich, een bijtend hekeldicht tegen den waardigen aartsbisschop in het lichtnbsp;te geven. De prelaat wilde het zien, en las het met veel opmerkzaamheid. Zonder iets af te doen van de beleedigingen ,nbsp;waarvan hij het voorwerp was, verbeterde hij eigenhandignbsp;meerdere verzen van het stuk, en zond het den schrijvernbsp;terug, met de woorden: «Ik denk, dat het, dus verbeterd,nbsp;meer koopers vinden zal, »

De galerij van Bologna, om welke te bezoeken wij ons naar de akademie begaven, onderscheidt zich door de keurnbsp;van schilderijen, welke zij bevat, De aandacht des bezoekersnbsp;wordt inzonderheid tot zich getrokken door den marteldoodnbsp;van St, Agnes y vanDomenichino 1); de Madona dellapietd^nbsp;van Guido; de Heilige Maagd in gloria^ van Perugino 2);nbsp;en de heilige Cecilia van Raphael 3). Deze heerlijke stukken

1) nbsp;nbsp;nbsp;Geboren te Bologna, in 1861.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Geboren te Perugia, in 1446.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Geboren teürbino, in 1488.

-ocr page 147-

GALERIJ.


DE APENNIJNEN.


129


zijn geplaatst in de rotonde, waarheen een ruime doorgang, behangen met schilderijen van vóór de renaissance, den toegang verleent. Deze rangordening spreidt een helder licht overnbsp;de geschiedenis der kunst, en wijst, als met den vinger, hetnbsp;verschil \a.ngeestm van werken aan, tusschen de katholiekenbsp;en de heidensche school. De verklaring van mijn gevoelennbsp;dienaangaande schort ik op, tot we ons te Florence zullen bevinden , waar wij binnen weinige dagen hopen aan te komen.

Den 34. IVovember.

De Apennijnen. — Kleederdragt. — De markiezin Pepoli.

Wie heeft in zijne kinderjaren niet hooren vertellen, of nooit gelezen van eene of andere rooversgeschiedenis uit hetnbsp;Zwarte-woud of der Apennijnen ? Is het niet de onontbeerlijkenbsp;episode der meeste oude en hedendaagsche reizen door Duitsch-land en inzonderheid door Italië? De verbeelding trouwensnbsp;bewaart zoo getrouw de eerste indrukken, dat de onze zichnbsp;met schrikbeelden vulde, zoodra het bepaald was, dat wij denbsp;beruchte bergen zouden overtrekken. Toen men, des morgensnbsp;om drie uur, ons uit den slaap wekte, was de gedachte aan denbsp;grassatori (stroopers), na de gedachte aan God, de eerste,nbsp;die zich aan ons opdrong. Het weder was in overeenstemmingnbsp;met onze gemoedsgesteldheid. Een stik donkere nacht, scherpenbsp;koude en een dikke nevel, die zich in zware sneeuwvlokkennbsp;ontlastte, vergezelden ons vertrek, waarbij de diepste stiltenbsp;heerschte: Bologna sliep. Aan de poort der stad, deed denbsp;conducteur achter den wagen een man van stevigen ligchaams-bouw opklimmen, die op de mand zich nederlegde, om onzenbsp;goederen, die reeds door twee zware ijzeren kelens bevestigdnbsp;waren, te bewaken. In den middelbak kortte men den tijd'nbsp;met verhalen, die uitnemend geschikt waren, om ons op te

-ocr page 148-

i30 HET DRIEVOÜDIG ROME.

vrolijken. Men vertelde, namelijk , van moorden, waarvan de eene voor tien dagen, de andere eerst sedert twee dagen gepleegd was.

Al spoedig zagen we ons ingesloten in een diep dal, een waar moordhol, dat aan den voet van een langen, dorren bergrug uitkwam; wij waren in de Apennijnen. Daérnbsp;wachtten ons vier graauwe ossen met ranke horens; van afstand tot afstand, verwisselden wij van voorspan met een ofnbsp;twee paren dier nuttige, maar langzame viervoeters. De dagnbsp;brak aan; doch, hoe jammer! wij kregen geen roovers tenbsp;zien: geen enkele ontmoeting, bij gevolg geen episode.nbsp;Ik stelde mij schadeloos voor dit gemis, door het land-schap in oogenschouw te nemen. Geen aanblik is treuriger,nbsp;dan het gezigt op de Apennijnen, althans tusschen Bolognanbsp;en Florence. Men vindt hier noch de trotsche bergen vannbsp;Zwitserland, noch zijne hooge kruinen enlagchende valleijen,nbsp;door bruisende watervallen, of ruischende bergsiroomen alsnbsp;bezield. Bergbrokken, ordeloos, hier en daar, verstrooidenbsp;toppen, die niets bevalligs voor’t gezigt opleveren, en meeren-deels kaal, in breede kloven gespleten, of wel rnet knoestigenbsp;eiken bezet zijn; ziedaar, in algemeene trekken, eene schetsnbsp;van het landschap, welks sombere tint nog meer verhoogdnbsp;dan getemperd wordt door het ellendig voorkomen der eenzame hier en daar verspreide, hutten, die aan de schaarschenbsp;bewoners dezer woeste streken tot woonverblijf strekken. Onzenbsp;togt in dit gebergte duurde achttien uren; de weg liep langsnbsp;afgronden; roode en zwarte kruizen duiden, nu en dan, denbsp;plaats van een of ander ongeval aan. Wij reisden, Gode zijnbsp;dank, zonder tegenspoed, zonder door den roover der Apennijnen overvallen Ie worden; alleen zagen wij zijne type ennbsp;'zijn klassiek kostuum, zoo als dat door de vreedzame bergbewoners gedragen wordt.

-ocr page 149-

KLEEDERDRAGT. — DE MARKIEZIN PEPOLI. 131

Stelt u een man voor met scherpe g'elaatstrekken, zwart hoofdhaar, koperkleurige huid, een hoed a la Robinson,nbsp;met breed zwart fluweelen lint, van voren met eene langwerpige gesp vastgemaakt, op het hoofd, een korte mantelnbsp;over de schouders geworpen, en daaronder een kastanjebruin buis, rood kamizool, groene broek en kousen, waaraannbsp;de schoenzool vast zit, — en gij hebt, met uitzonderingnbsp;alleen van de pistolen in den gordel en het geweer over dennbsp;schouder, den grassatore der Apennijnen voor uwe oogen.nbsp;Indien onder weg een bergbewoner u verzelt, dan kunt gijnbsp;uwen blik, even als wij, aan die geduchte type verzadigen.nbsp;Vraagt gij, om zijn mes te zien, dan zal hij u koelbloedig eennbsp;wapen vertonnen, dat u huiveren doet: het is een dolk, welksnbsp;dun, smal lemmet negen dirimen lengte heeft. Als gij, eindelijk, even als wij deden, hem ondervraagt, zoo zal hij u vertellen èn van zijne ontmoetingen in het bosch, èn van den moednbsp;en de tegenwoordigheid van geest, waarmede hij zich uit denbsp;handen der roovers bevrijdde. Wacht u wel, de minste onge-loovigheid te doen blijken, daardoor toch zoudt gij den verhalernbsp;den mond sluiten, en u van het genot berooven, dat het aan-hooren van zeer goed gevonden en met, inderdaad, vermakelijknbsp;gebaar verhaalde avonturen u konde verschaffen. Overigensnbsp;staat hel u vrij, de echtheid zijner vertelsels te betwijfelen,nbsp;want, om de waarheid te zeggen , ik geloof, dat de gras sa torinbsp;der Apennijnen veel zeldzamer zijn, dan men het wel heeft willen doen voorkomen, rara avis in terris (wille raven), eto.

Om aan die rooversgesehiedenissen eene wending te geven, spraken wij beurtelings over Frankrijk en onze vrienden. Eennbsp;reiziger, die reeds lang te Bologna woonde , deed ons op zijnenbsp;beurt met belangstelling toeluisteren, toen hij ons over denbsp;markiezin van Pepoli onderhield. « Gij kent die markiezinnbsp;niet? vroeg hij ons. Als ik haar noem, zult gij verwonderd

Drievoudig Rome. — I. Deei. nbsp;nbsp;nbsp;\ 5

-ocr page 150-

132

HET DRIEVOUDIG ROME.

slaan van onder dit italiaansch omkleedsel een fransehen naam weder te vinden, een beroemden naam, die dierbaar is aannbsp;de oude soldaten van het keizerrijk. De markiezin Pepoli isnbsp;de princes Murat, dochter van den koning; van Napels. Zij isnbsp;te Bolog'na gehuwd, en in het bezit van een aanzienlijk vermogen; maar daarom is het niet, dat ik u van haar spreek.nbsp;Haar roem beslaat in het toonbeeld der huishoudsters en dernbsp;moeders te zijn, die de kunst verslaan, om hare dochters goed opnbsp;te voeden. Deze dame is nog eenvoudig genoeg, om te begrijpen,nbsp;dat de opvoeding de ware schooltijd des levens is. Eene verlichte,nbsp;zachte en duurzaam aangekweekle godsvrucht, die godsvrucht,nbsp;welke tot alles nuttig en als de eerbare schoonheid der deugdnbsp;is, vormt den grondslag van het onderwijs en het gedrag harernbsp;dochter. Onder de vleugels der moederlijke zorgen groeit hetnbsp;kind op in wetenschap, door bekwame leeraars onderwezen.nbsp;Na afloop der lessen , treedt mademoiselle, onder het toezigtnbsp;harer moeder, in al de bijzonderheden van het huishouden,nbsp;bezorgt het linnen, leert kleedingslukken maken en verstellen,nbsp;houdt aanleekening der uitgaven, in een woord, maakt zich,nbsp;van lieverlede, vertrouwd met alles, wat lot het beheer eenernbsp;huishouding behoort. De edele dochter bloost over geene dezernbsp;bezigheden, want, hare moeder heeft haar gezegd, dat ernbsp;geen belagchelijke handwerken, maar wel belagchelijke men-sciien zijn; dat, in de oogen van ieder weldenkende, mennbsp;zich-zelven eert door verstandig en getrouw de pligten vannbsp;zijnen slaat waar te nemen; dat het rijk eener vrouw haarnbsp;huis is, en de bijzonderheden der huishouding hare staatszaken uilmaken.

« Dus opgevoed, wordt de kleindochter van den ouden koning van Napels, zeker, zacht, vroom, goed onderwezen,nbsp;eenvoudig, zedig, moedig, eene goede echtgenoote , goedenbsp;meesteres en goede huishoudster; zij zal orde welen te

I

-ocr page 151-

135

FLORENCE.

houden in haar huis, over de dienstboden waken, de kinder-wasch zelve nagaan, kousen breijen voor haren man; dit alles zal zij worden, weten en doen, en, wat nog meer is, zij zalnbsp;er niet over blozen; maar, nimmer zal zij eene met~veilleusenbsp;worden, die zwemmen, paardrijden en schermen kan, ennbsp;haar vermaak schept in sigaren te rooken en romans te lezen.nbsp;Zij zal geene loge in den schouwburg hebben, noch eenenbsp;besproken plaats op de banken der geregtshoven, om aandoeningen bij haar op te wekken en afwisseling te geven aan harenbsp;vermaken. Met andere woorden, dus besloot de reiziger, denbsp;marttiezin bedreigt de negentiende eeuw met het bezit eenernbsp;goede vrouw te meer, en eene lionne te minder. »

Dit onderhoudend gekout deed ons het vervelende der reis, die uitermate lang duurde, geheel vergeten: wij kwamennbsp;eerst des nachts om twee uur te Florence aan.

Den 35. tVovember.

Florence. — Tuin van Boboli. — Vlugtige blik in de geschiedenis van Florence.

Hoe groot was onze verrassing, toen wij, de oogen voor het daglicht openende, in eene heldere en doorschijnende luchtnbsp;lilikten, zoo als die in het hart van Frankrijk op schoonenbsp;zomerdagen slechts ons toelacht; eene zoo zachte temperatuur te genieten, en het aardrijk met een zoo frisch groen tenbsp;zien prijken, alsof het in de Meimaand ware! Teneinde de stadnbsp;in haar geheel te overzien, begaven wij ons onmiddellijk naarnbsp;den keizerlijken en koninklijken tuin van Boboli. Dit is denbsp;tuin van het vermaarde paleis Pitti, het tegenwoordig verblijfnbsp;des groothertogs. Hij verheft zich amphitheaters gewijze, ennbsp;boven van het terras konden wij naar welgevallen den bliknbsp;over de bloemenstad laten weiden. In eene vlakte gelegen,nbsp;door bergen omringd, die te halver hoogte met een lag-

-ocr page 152-

i54 HET DllIEVOL'DlG HOME.

chend plantsoen bedekt zijn, gelijkt Florence naar eene parel in den kelk eener bloem, wier blaadjes van onder nog volnbsp;leven, maar aan den bovenrand reeds verwelkt zijn. Toska-nens hoofdstad, waar de Arno door stroomt, telt honderdnbsp;duizend inwoners. Zij is welgebouwd, tamelijk goed bestraat,nbsp;en, indien u zulks aangenaam kan zijn , in den herfst als doornbsp;de onvermijdelijke zonen van Albion ingenomen. Wij troffennbsp;er ook eenige Franschen aan. Des avonds, aan de open tafel,nbsp;werd bijna niet anders dan onze taal gesproken. Dit veroorzaakte mij een groot genoegen, ik was er fier op; doch eenenbsp;allezins aangename verrassing voerde mijne vreugde ten «top.nbsp;Midden onder den maaltijd, hoorde ik mij door den tegenovernbsp;mij zittenden gast, in goed fransch en overluid, naar het nieuwsnbsp;uit Nevers en van sommigen mijner vrienden vragen. De vriendelijke onbekende, die zoo goed wist, wie wij waren, en vanwaarnbsp;wij kwamen, was de graaf Th... W... Hij is een dier zeldzamenbsp;lieden, die, door een gelukkig voorregt, aan de deftige manie-ren van onzen ouden adel den verheven geest van een geoefendnbsp;letterkundige en het hart eens ijverigen christens paren.

Ik keer naar Boboli terug. Aan den ingang verheffen zich, op zware voetstukken, twee goede antieke standbeelden vannbsp;oostersch porphyr, voorstellende twee gevangen Daciërs. Verder op vertoont zich het reusachtig standbeeld van Ceres, ennbsp;nog andere, die ik niet kan, of niet wil noemen. De beeldhouwers, wier gewrochten dezen tuin sieren, bezaten hetnbsp;ongelukkig talent van u bij elke schrede de oogen te doen neder-slaan. Van de hoogte, waarop we ons standpunt gekozennbsp;hadden, konden wijde geheele stad overzien ; aan onze voetennbsp;stroomde de Arno, wiens sterk bewogen oppervlakte een getrouw beeld der geschiedenis van Florence schijnt weèr te geven.nbsp;Indachtig, dat ik mij op den geboortegrond van het classicis-mus bevond, zoo meende ik mij eene prosopopée^ of persoons-

-ocr page 153-

VLüGTlGE BLIK IN DE GESCHIEDENIS VAN FLORENCE.

verbeelding^ le mogen veroorloven, en rigtle derhalve het woord aan de rivier, haar aldus toesprekende: « Aloude getuige dernbsp;gebeurtenissen, die hier hebben plaats gehad, verhaal mij, watnbsp;gij merkwaardigs gezien hebt ? » Zij antwoordde: lt;¦ Lang vóórnbsp;de Romeinen, bewoonden de Etruriërs, een phenicische volkplanting, mijne oevers; » hel keelaccent in de uitspraak der Floren-lijnen duidt hunne afkomst aan 1); «ik zag de keur van Cesarsnbsp;legerbenden herwaarts komen, die de oude stad in eene nieuwenbsp;herschiep; Florence bukte onder het juk van Rome, waarmedenbsp;het vereenigd werd door eenen breeden weg, ia Caspia ge-lieeten, waarvan gij de bouwvallen nog herkennen kunt. Ondernbsp;de regering van Nero, toog een apostel hier door, met namenbsp;Fronlimus 2), dien het hoofd der galilesche visschers naarnbsp;Gallië zond: hij liet er eene sprank van ’t goddelijk vuurnbsp;nedervallen, wal hij naar elders overbragt: Florence omhelsdenbsp;het christendom. Üoor de Barbaren verwoest, werd het doornbsp;Karei den Groote, dien magligen hersteller van het Westen,nbsp;weder opgebouwd. In 1123 was het sterk genoeg, omnbsp;’t grijze Fiësole, zijn mededinger, tot onderwerping le brengen. Een schilderstuk in de plafonds van het Palazzo Fec-okio zal u een feit herinneren, dat in de geschiedenis welligtnbsp;zonder weêrga en voor de beschaving van Florence aller-vereerendst is. Hel stelt de ontvangst der twaalf afgezantennbsp;voor, door verschillende mogendheden aan den roomschennbsp;opperpriester Bonifacius VUL gezonden, ter gelegenheidnbsp;van het beroemde jubilé van ’l jaar 1500; al die gezantennbsp;waren Florenlijnen. Door eene dergelijke ontmoeting en doornbsp;zulk eene merkwaardige vereeniging van florentijnsche mannen, die het wereldbestuur vertegenwoordigden, diep gelrof-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Voor deze afkoni-st pleiten ook, volgens doctor Lami, eenigenbsp;opscliriflen cn gedenkpenningen , te Florence gevonden.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Fogginio, de iiinere et episcopatu romaiio dim Petri.

13

-ocr page 154-

156 HET DBIEVOüDIG ROME.

fen, zeide hun de paus dan ook : Gij zijt een vijfde element. De naamlijst der mogendheden, wier ministers deze Floren-lijnen waren, zal u niet minder buitengewoon voorkomen,nbsp;dan het feit-zelf; zij luidt, als volgt: Frankrijk, Engeland,nbsp;de koning van Bohemeu, de keizer van Duilschland, denbsp;republiek Ragusa, de vrijheer van Verona, de grooteKan vannbsp;Tarlarije, de koning van Napels, de koning van Sicilië, denbsp;republiek Pisa, de vrijheer van Camerino en de grootmeesternbsp;der orde van St. Jan van Jerusalem 1).

« Beurtelings met eene regering van edelen en eene volksregering aan het hoofd, geraakte Florence, door zijnen handel met Azië, in het bezit van onmelelijke schallen, maar die het ten valnbsp;bragten. Menigwerf werd mijn stroom geverwd met hel bloednbsp;zijner edelste burgers. Wend uwe oogen af van dit treurignbsp;schouwspel, en vestig ze op de groote mannen, welke deze pleknbsp;gronds heeft voortgebragt. Zonder van vele anderen te gewagen,nbsp;aanschouwden hier hel levenslicht: Dante, de vorst der dichters en de schepper der italiaansche taal; Machiavelli, dienbsp;zijn genie onteerde, door als de apostel der arglist op tenbsp;treden; Michel-Angelo, die zich onsterfelijk maakte, alsnbsp;schilder, beeldhouwer en bouwkunstenaar; Brunelleschi, wiensnbsp;vlekkelooze roem door den koepel van Florence verkondigdnbsp;wordt; Fra Bartolomeo, die nooit grooler was, dan toen hij denbsp;ergerlijke voortbrengselen van zijn bekwaam penseel aan denbsp;vlammen overgaf; Cimabue, wiens vermaardheid toeneemt,nbsp;naarmate de kunst weder katholiek wordt; St. Anlonius, denbsp;parel der bisschoppen van de vijftiende eeuw; LeoX, die hetnbsp;hoofd wist te bieden aan de vreeslijke stormen van den volgenden eeuwkring; St. Philippus van Neri, het toonbeeld dernbsp;priesters; de gelukzalige Hippolytus Galanlini, wiens gedach-

I) Zie Valery, t. II. I7I.

-ocr page 155-

DOOPKAPEL. 137

tenis door de armen en kinderen gezejiend wordt, terwijl de Hemel zijne deugden kroont; St. Philippus Benizzi, de luisternbsp;der Serviten en de vredesapostel tusschen de Guelfen en Gi-bellijnen; eindelijk St. Magdalena van Pazzi, Ilalië’s Theresia. »nbsp;Zoo stond er te lezen in de geschiedrollen van Florence,nbsp;daar onder mijne oogen voorbij drijvende, als vlottend op denbsp;rimpelende baan der rivier, die met eentoonig geruisch denbsp;schatting harer wateren ging brengen aan de zee van Etrurië,nbsp;gelijk de menschen, die weleer aan hare oevers leefden, denbsp;schatting van hun zuiver of troebel leven aan den oceaan dernbsp;eeuwigheid hadden gebragt. Na deze les in de wereldgeschiedenis, keerden wij naar het hólel terug, mei de hoop op eennbsp;rijken oogst voor den volgenden dag.

Hen 36. IVovember.

Doopkapel. — Hoofdkerk. — Monumentou van Danto, Giotto, Marcile Ficino. — Beelden van St. Miuiatus en St. Antonins. —nbsp;Wijwatersvaten. — St. Zenobius. — Herinnering aan het algemeen concilie. — Campanile. — St. Laurens-kerk. — Kapel dornbsp;Medicis. — De Annunziata. — St. Maria Magdalena van Pazzi,nbsp;— Opschrift van Arnolfo. — Chemische zwavelstokjes. — Karaktertrek.

Ons éerste bezoek gold de doopkapel. Dit gebouw, door de vrome Theodolinda, koningin der Lombarden, gesticht,nbsp;dagteekent uit de VI. eeuw. Het is achtkant en geheel metnbsp;marmer bekleed; doch als men, met uitzondering zijner drienbsp;¦vermaarde bronzen deuren, het met de doopkapel van Parmanbsp;vergelijkt, zoo geef ik aan deze laatste de voorkeur. De oudstenbsp;dezer deuren, aan de zuidzijde geplaatst, werd, in 1330,nbsp;door Andrea van Pisa vervaardigd. Zij stelt, in twintig vakken,nbsp;de geschiedenis van den heiligen Joannes en verschillende deugden voor. In de Visitatie en de Presentatie^ hebben denbsp;vrouwenfiguren eene bevalligheid, een zedig voorkomen en

-ocr page 156-

158

HET DRIEVOCDIG HOME.

zekere schuchterheid, die schier betooverend het oog van den beschouwer boeit. Men moet de oudheid dezer eenvoudige kunstnbsp;gewrochten , vol goeden smaak, meesterstukken van Ghiberti,nbsp;niet uil het oog verliezen. De beide andere deuren zijn afkomstig uit de XIV. eeuw. De middelste is zoo fraai, dat Michel-Angelo haar waardig keurde, om de Deur van ’t Paradijs te zijn.nbsp;Onder alle bas-reliefs, waarmede de paneelen prijken, bewondert men ’t meest de onderwerpen uit het Oude Testament.nbsp;Naast de hooFddeur staan twee porphyren kolommen, op denbsp;Sarrazenen buit gemaakt; de ijzeren kelens, die daaraan vasl-geklonken zijn, vereeuwigen de herinnering eener roemrijkenbsp;overwinning, door de Florentijnen op de Pisanen behaald.

Van de doopkapel gingen wij naar de kathedraal, Santa Maria del Fiore. Deze verbazend groote kerk heeft eenenbsp;lengte van 4G7 voeten; haar koepel is zeven voet en tweenbsp;duim wijder dan die van St. Pieter te Rome. Van buiten isnbsp;zij, met uitzondering van den voorgevel, met marmer vannbsp;verschillende kleuren bekleed. Ter hoogte van de gewelfbogennbsp;bevindt zich een terras, waarvan de balustrade, die een uitgetakt kantwerk gelijkt, geheel uit marmer gebeiteld is; eennbsp;tweede loopt rond den benedenrand des koepels, welk als innbsp;de lucht zwevend gedeelte van het gebouw zij, naar ’t schijnt,nbsp;met een bloemkrans omgeeft. De vensters prijken met beeldhouwwerk , spiraalkolommen, mozaïeken en pyrarniden; evennbsp;zoo de vier zijdeuren. Van binnen is de kerk rijk aan monumenten , beelden en praalgraven. Naast eene der zijdeuren bevindtnbsp;«ich een schilderstuk op hout, dat Dante, in het burgergewaadnbsp;van Florence gekleed en met lauweren bekroond, voorstelt.nbsp;Bij hem ziel men een tafereel uit de Divina Comoedia, benevens een gezigt op Florence. ’t Is het éénig monument, doornbsp;de ondankbare republiek aan haren grooten dichter gewijd,nbsp;die als balling te Ravenna stierf, waar we later zijn prachtig

-ocr page 157-

159

MONUMENTEN VAN DANTE. — HEILIGENBEELDEN.

graf bezoeken zullen. Voorts merkt men hier nog de monumenten van Giotto en Marcile Ficino op.

Onder de beelden munt, in de eerste plaats,.uit dat van den martelaar St. Miniatus, hetgeen reusachtig groot is. Hetnbsp;bevreemdt mij in geenen deele, als de kunst de gewone proporties te buiten gaat, om de deugd en een bovennatuurlijken moed te vereeren. Miniatus, een romeinsch soldaat, lagnbsp;in garnizoen te Florence, toen Decius het vuur der vervolgingnbsp;tegen de christenen weder ontstak. Ontboden, om den afgodennbsp;te offeren, toonde de oude strijder, dat hij voor zijnen Godnbsp;den dood wist te trotseren, dien hij zoo menigwerf voor zijnnbsp;vorst onder de oogen had gezien. Hij ontving dien te middennbsp;der vreeslijkste folteringen. Zijne overwinning bereidde die vannbsp;het thebaansche legioen voor, en Florence heeft getrouw eennbsp;naam bewaard, dien de Hemel in zijne eeuwige gedenkboekennbsp;opteekende. De overblijfselen van den roemrijken martelaar ennbsp;van zijne gezellen rusten in eene aan zijne gedachtenis gewijdenbsp;kerk, buiten de poort di San Minialo. Dit eerwaardig heiligdom , door zes en dertig ongemeen fraaije marmeren zuilennbsp;geschraagd, verdient de bijzondere aandacht des reizigers. Eennbsp;ander kolossaal beeld is dat van den heiligen Antonius, aartsbisschop van Florence, wiens relikwiën tot de schatten dernbsp;hoofdkerk behooren. Gelukkig de steden, die in haar eigennbsp;schoot de voorbeelden en meesters aller deugden bezitten!nbsp;Gelukkiger nog zij, die door zoo goeden geest bezield zijn,nbsp;dat ze hunne onschatbare gedachtenis door gedenkteekenennbsp;vereeuwigen ! Ik ken geene beter begrepen vaderlandsliefde.

Antonius, een edele zoon van Florence en vader zijns vaderlands, werd in 1389 geboren. Toegerust met de schitterendste hoedanigheden, had hij aan eene verbazingwekkendenbsp;inspanning zijns geestes zijne intrede in de orde van den heiligen Dominicus te danken. Hij was vijftien jaren oud, toen

-ocr page 158-

140 HET DRIEVOUDIG ROME.

hij zich aan den prior van Fiësole voorstelde, en dezen smeekte, om hem als novice aan te nemen. De prior, eene zoo vroegtijdige roeping op de proef willende stellen, zeide hem: « Gijnbsp;zult aangenomen worden, mijn zoon, zoodra gij het Bekreetnbsp;van Gralianus van buiten zult kennen. » Wie maar eenigzinsnbsp;met het corpus juris canonici bekend is, zal gereedelijk toestemmen, dat eene voor waarde, als deze, voor eene wezenlijkenbsp;afwijzing kon doorgaan. Antonius beschouwt het evenwel slechtsnbsp;voor eene kleine zwarigheid; hij gaat aan het werk, en twaalfnbsp;maanden later komt hij zich weder bij den prior aanmelden.nbsp;Men ondervraagt hem, en de bewonderenswaardige jongelingnbsp;zegt het dekreet fiks op, en antwoordt en redeneert voortsnbsp;met zoo veel karaktervastheid en overtuigingskracht, dat hijnbsp;met algemeene stemmen wordt aangenomen. Hij is hetnbsp;ook, die later aan Eiigenius IV., toen deze besloten had,nbsp;hem tot aartsbisschop te benoemen, ten antwoord gaf: « Zoudtnbsp;gij. Zeer Heilige Vader, een man als vijand willen behandelen , aan wien gij zooveel goeds bewezen hebt ? » De pausnbsp;was onverzettelijk. Als aartsbisschop, bezocht Antonius regelmatig zijn diocees. Een muilezel maakte heel zijne ekwipaadjenbsp;uit. Toen hij niets meer bezat, om weg te geven, verkocht hij dit dier, teneinde met de opbrengst daarvan denbsp;armen te kunnen ondersteunen. Alstoen deden er zich rijkenbsp;lieden op, om het te koopen, en alzoo gelegenheid te hebben,nbsp;het den heilige, bij wijze van geschenk, weder te geven.nbsp;Dezen vromen handel hield men geruimen lijd vol; en, uitgezonderd het geweten van zekere personen, welke men nietnbsp;noemen moet, zal wel geen handelsvoorwerp meermalen verkocht zijn, dan de muilezel van St. Antonius of de wollennbsp;deken van St. Jan den aalmoezenier.

Aan de twee eerste pilaren van het groote schip bevinden zich twee oude wijwalersvalen, waarvan het een merkwaar-

-ocr page 159-

HERINNERING AAN HET ALGEMEEN CONCILIE. 141

digf is om zijn beeldhouwwerk, en het ander in bijzondere vereering wordt gehouden , omdat daarin het gebeente vannbsp;gt;St. Zenobius heeft gerust. Even als Antonius, was Zenobiusnbsp;een zoon, beschermer, patroon en apostel van Florence. Hijnbsp;stamde af van Zenobia, de koningin van Palmyre, en werdnbsp;in de IV. eeuw geboren. Opgevischt uit den maalstroom dernbsp;afgodendienst, werd hij op zijne beurt een menschenvisscher.nbsp;Zijn eerste buit waren zijn vader en zijne moeder. Hij was denbsp;vriend van St. Ambrosius en van paus Damasius, overleed onder de regering van Honorius, en werd in de hoofdkerk begraven, waar hij blijft waken over het geslacht, hetwelk hijnbsp;voor Jesus Christus gewonnen heeft.

Santa Maria del Fiore herinnert aan eene andere gebeurtenis, die eene ruime plaats in de geschiedenis beslaat. Zij zag, in 1438, het vermaarde algemeen concilie vergaderd ,nbsp;waarop, tusschen het Oosten en het Westen, de zoo langnbsp;gewenschte, zoo dikwerf verbroken Unie geteekend werd,nbsp;die, ook toenmaals spoedig weêr door de Grieken, ten ver-derve hunner natie, moest verbroken worden. De voorbereidende zamenkomslen werden in het klooster der dominika»nbsp;nen, en de sluitvergaderingen of openbare zittingen in denbsp;kathedraal gehouden.

Ziedaar, hoewel slechts vooreen gering gedeelte de herinneringen, die den reiziger bestormen als hij dit, onder zoo vele opzigten eerwaardig monument bezoekt. Gij allen, die in hetnbsp;schoone land van Italië voedsel zoekt voor geestdrift en kunstzin , indien het mij vrij stond, u eenen raad te geven, zou ik unbsp;zeggen; Verwaarloost die herinneringen niet; want, gelooftnbsp;mij, ze zijn bij uitstek geschikt ter opwekking en ontwikkeling van ’t godsdienstig gevoel^ hetwelk ik zonder schroomnbsp;de tweede ziel des kunstenaars noemen zal.

Te Florence staat de klokkentoren afgescheiden van de

-ocr page 160-

HET DRIEVOUDIG ROME.

kathedraal. Deze afwijking van den gewonen bouwtrant voor kerken, treft men dikwijls in Italië, vooral in het Romaan-sche aan, waar de smaak voor den byzantijnschen stijl langnbsp;den boventoon hield. Van onder tot boven met kostbaar marmer bekleed, is de vierkante klokkentoren van Santa Marianbsp;del Fiore wel de fraaiste en bevalligste campanile, dien wenbsp;gezien hebben, en men , zoo ik meen, zien kan. De liefhebbersnbsp;mogen wel onthouden, dat die toren het werk van Giotto is;nbsp;een bewijs, dat de vader der moderne schilderkunst, de ko-ning der christelijke kunst, de klassieke modellen van Athenenbsp;en Rome niet noodig had , om meesterstukken te scheppen.

Toen wij den Duomo verlieten, wemelden de straten van Toskaners en toskaansche vrouwen, die ter markt kwamen.nbsp;Heel deze menigte, in schilderachtige kleederdragt, leverdenbsp;een zeer levendig en belangrijk schouwspel op, wat wij op onsnbsp;gemak konden genieten, terwijl we ons naar de St. Laurens-kerk begaven.

Hier bevindt zich de kapel der Medicis, die in pracht met de kapel te Versailles wedijvert. Daarenboven ziet mennbsp;er de praalgraven van het roemrijk geslacht, dat, uit dennbsp;handels.sland ten vorstenzetel gestegen, daarna met het edelstenbsp;huis der wereld, het huis van Bourbon, verbonden werd, en

vervolgens..... uitstierf!!!! Wat verder, inbare onmiddellijke

nabijheid, ziet men eene andere kapel, bestemd ter begraafplaats der oostenrijksche vorsten, die tegenwoordig te Florence het gebied voeren. Zoo gaan de kroonen van het eene hoofdnbsp;op het andere over; zoo gaan de menschen voorbij, zoo verdwijnen de dynastiën; niets is hier duurzaam , dan alleen de dood!nbsp;die alle vorsten der aarde, tot welke natie zij ook behooren,nbsp;tot hetzelfde duister der verganklijkheid doet terugkeeren.

Wij besloten onze beêvaart met hel bezoek der kerken van de Annun%iata en der heilige Maria Magdalena van Pazzi.

-ocr page 161-

DE ANNüNZIATA. KERKEN.nbsp;143

In de eerste bewaart men een miraculeus beeld der heilige Maagd, bij de Florentijnen in hooge vereering. Na de Koningin des tempels begroet te hebben, bewondert men eenigenbsp;schilderijen van Andrea del Sarto 1), de voornaamste bijzonderheden uit het leven van St. Philippus Benizzi voorstellende. Ten verstande van eene der merkwaardigste dezernbsp;verzameling, moet men zich herinneren, dat de heilige, opnbsp;sterven liggende, al zijne broeders in rep en roer bragt, doornbsp;hun zijn boek te vragen. De goede kloosterlingen konden hetnbsp;maar niet vinden, hoeveel zij hem er ook lieten zien. Eindelijk bragt men hem zijn kruisbeeld. « Ja, dat is mijn boek, «nbsp;zeide de zieltogende heilige; en, terwijl hij het voor ’t laatstnbsp;met liefde bestudeerde, gaf hij, onder het volle genot zijnernbsp;verrukkelijke lectuur, den geest. De kapel, waarin zich hetnbsp;miraculeuse beeld bevindt, spreidt een ongelooflijken rijkdomnbsp;ten toon: hare vloer beslaat uit porphyr en egyptisch graniet;nbsp;de wanden van het klein oratorium zijn met agaat, jaspis ennbsp;andere kostbare steenen belegd; men vindt er alles, wat natuur en genie heerlijks kunnen opleveren. De St. Magdalena-kerk prijkt met een sieraad, dat alle meesterstukken der kunstnbsp;te boven gaat: ’t is het stoflijk overblijfsel der heilige. Watnbsp;aandrift gevoelt men niet, om, onder deze schitterend-verguldenbsp;gewelven, het maagdelijk ligchaam van de roemwaardigenbsp;geliefde des Verlossers te vereeren! Met wat vreugdegevoelnbsp;herinnert men zich niet, bij den aanblik van haar verheerlijktnbsp;graf, èn die teedere zangen, uit haar hart opgeweld voordennbsp;welbeminde barer ziel, èn die vurige liefde, waardoor zijnbsp;zeggen kon: « Om te communiceren, zou ik, als het wezennbsp;moest, niet aarzelen, in een leeuwenhol te gaan! »

Langs de kathedraal terugkeerende, stonden we stil bij het monument, opgerigt ter eere van Arnolfo di Lapo, den

1) Geboren te Florence in 1488.

Drievoudig Rome. — I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;14

-ocr page 162-

UI HET DRIEVOUDIG ROME.

architekt van dat vermaard gebouw; beneden het borstbeeld leest men het volgend opsehrift:

Ille hic est Arnulphus Qui facere jussusnbsp;jEdis metropolitanm

Tanta ex decreto communis Florentinorum Magnifkentia extruendwnbsp;Quantum nulla hominurnnbsp;Superare posset industrianbsp;Ingenti civium ausonbsp;Ob adem animi ingenfemnbsp;Parem se prcebuit 1).

De overdrijving der Italianen is bij ons, zonen van het Noorden, ten spreekwoord geworden. Wij meenden van ditnbsp;verwijt, wat wij aan alle zuidelijke volken mogen rigten, eennbsp;bewijs te zien in de krachtige lofspraak op Arnolfo. Evenwel,nbsp;het grootsehe en fraaije van het monument konden eeniger-mate de diehterlijke vrijheid van het opsehrift verontsehuldi-gen; wij schortten daarom ons oordeel op, lot we naderenbsp;inlichtingen omtrent deze zaak zouden erlangen. Twee schreden verder, wachtte ons reeds een nieuw bewijsstuk. Dit laatstenbsp;was, wel is waar, niet, gelijk het vorige, op last van dennbsp;magistraat der stad in marmer gegrift: het stond eenvoudignbsp;geschreven op een papieren doosje door ik weet niet welken,nbsp;onbekende uit den groeten hoop. Deze omstandigheid deed hetnbsp;niets van zijne kracht verliezen; integendeel versterkte zij,nbsp;door daaraan meer uitbreiding te geven, de basis der volgende

1) « Deze is Arnolfo , die, door de gemeente van Florence belast met den bouw eener kathedraal van zoodanige pracht, als geeiie raen-schelijke kunstvlijt ooit zou kunnen overtreffen, door de grootheid vannbsp;zijn genie toonde , berekend te zijn voor de taak der volvoering vannbsp;'t reusachtig plan hem door zijne medeburgers opgedragen. »

-ocr page 163-

145

CHEMISCHE ZWAVELSTOKJES.

redenering-. Daar de overdrijving zich voordoet op elke trede van den trap der maatschappij, is het verwijt, dat men aannbsp;dit volk doet, niet van allen grond ontbloot. Bij de beschouwing van het nieuwe bewijs, dat ons in handen viel, zij mennbsp;indachtig, dat men het karakter van een volk ook op marmeren platen en papieren doosjes lezen kan:

La nature, féconde en bizarres portraits,

Dans chaque ame est marquee k de différents traits:

Un geste la découvre, un rien la fait paraitre;

Mais tout esprit n’a pas des yeux pour la connaltre 1).

Een mijner jonge vrienden had eene doos chemische zwavelstokjes gekocht, van het maaksel van Philip Barrier^ te Empoli^ in Toskanen. Na mijne kaars te hebben aangestoken, was ik nieuwsgierig, om de italiaansche verzennbsp;te lezen, die op de gezegde scatola (doos) van grijs papiernbsp;geschreven stonden. Leent uw oor aan de toonen dezer onbekende muze:

Qual è causa del Giubbilo .

Che m’empie tutto il seno Che quasi vengo menonbsp;Per questo gran piacer?

Ah! sol la causa è questa,

Aver SU tutti l’impero.

Poter schernire altero II mio nemico ognor;

E dirgli sorridendo:

Ascolta risuonare D’all uno all’ altro marenbsp;11 nome di Barrier 2).

t) Afwislend steeds Tan vorm, doch, altijd één in wezen,

Geeft ons Natuur haar beeld in ’t duidlijkst schrift te lezen ,

Op allerhande wijs in ieders ziel gegrift ; —

Maar, schoon ze ook leesbaar schrijft, toch vat niet elk haar schrift. 2) « Wat is de reden van de vreugde , die mijne ziel overstelpt,nbsp;en mij zooveel genoegen schenkt, dat ik er schier van bezwijm? Ach!

-ocr page 164-

146 HET DRIEVOL’DIG ROME.

Mag ik u vragen, mijnheer Philip Barrier van Ernpoli, in Toskanen, die u-zelven voor hel iiitvinden van zwavelstokjesnbsp;op zoo uilbundigen toon bezingt, met welke verzen gij u zelvennbsp;wel zoudt gevierd hebben, wanneer ge, als een andere Columbus, Amerika eens ontdekt had?

lgt;en 33. Movember.

Beoordeeling der

Eene verrassing. — Galerij van het paleis Pitti.

Renaissance.

Deze dag, door een even helderen hemel als de vorige begunstigd, begon met eene verrassing. Ik zou ze u in duizend keeren willen te raden geven. Acht-en-veertig uren tenbsp;voren hadden wij met Franschen aan de (able d'hote gezeten, nu hooren wij, dat wij gelogeerd zijn bij een..... Niver-

nees! Het is zoo. Des morgens kwam de logementhouder, die onze reispassen gezien en ingeboekt had, mij bezoeken.nbsp;« Het verheugt mij zeer, mijnheer de abbée, zeide hij, eennbsp;geestelijke uit mijn land te zien. — Gij zijt dan een Fransch-man? — Wat meer is, ik ben een Nivernees. Mijn vader ennbsp;mijne moeder waren van Wevers; ik heb nog een oom innbsp;die stad; hij is priester; leeft hij nog? — Zijn naam, bid

ik u ? — Mijnheer B..... — Ik ken hem goed. Hoewel hoog

bejaard, was hij nog welvarende, toen ik, vóór eene maand, afreisde. » Den braven man kwamen de tranen in de oogen;nbsp;onze kennismaking voerde ’t gesprek op een terrein, waar wenbsp;ons beiden goed te huis bevonden: en over en weder werd ernbsp;van Wevers, en wat daarop betrekking had, nu veel gesproken.

de eenige oorzaak daarvan is, dat ik alleman vooruit ben , altijd niet mijne mededingers den spot zal kunnen drijven, en bun glimlagchendenbsp;toevoegen: Hoort, hoe de naam van Barrier door de eene zee de anderenbsp;gemeld wordt! »

-ocr page 165-

EENE VERRASSING. — GALERIJ VAN HET PALEIS PITTI. 1 47

De geachte heer B.....verhaalde mij zijne belangrijke geschie

denis , en van dat oogenblik af waren wij de meest-bevoorregte gasten in het hótel de Por ta Rossa.

Bijna even verheugd over onze ontmoeting, als Philip Barrier over zijne uitvinding, gingen wij weder ter nasporingnbsp;uit. Het oud godsdienstig Florence had ons bezoek ontvangen , nu lag het kunstvereerend Florence aan de beurt.nbsp;De moeder eerst, en dan de dochter: dat heet, de wellevendheid behoorlijk in acht nemen.

De galerijen van het paleis Pitti, de Uffizj, het Palazzo Vecchio en de Akademie werden achtereenvolgend door onsnbsp;bezigtigd. Die schitterende tempels der kunst, gewoon, alsnbsp;ze zijn, aan zoovele blijken van goedkeuring in den glim lach der beschouwers, aan zoovele uilroepen van bewondering, moesten wel verbaasd staan over de doorgaans koelenbsp;bejegening, welke zij van ons ondervonden. Om onze handelwijze te dien aanzien te regtvaardigen, zal het, geloof ik, voldoende wezen, ons dienaangaande eenigzins nader te verklaren.

Wij bevonden ons Ier plaatse, treuriger gedachtenis, waar, voor drie en een halve eeuw, de kunst, aan zinnelijkheid ennbsp;losbandigheid zich overgevende, haar kuische wederhelft, denbsp;katholieke godsdienst, verstiet, om de wulpsche fabelleer vannbsp;Griekenland en Home tot gade te nemen. Van alle kanten ontwaarden onze oogen de schandvruchlen van dezen overspeligennbsp;echtieene wet betreurenswaardige huwelijksbreuk, waarvannbsp;de oorzaak en de gevolgen behooren herinnerd te worden. Hetnbsp;christendom, dat de wereld van de schandelijkheden des heidendoms gereinigd, dat haar van de barbaarschheid der volkerennbsp;van het Noorden bevrijd, dat de latere maatschappijen tot eennbsp;zoo hoogen trap van zedelijkheid en verlichting opgevoerdnbsp;had, bezielde ook door zijnen adem het kunstgenie. Aan hetnbsp;altoos zuivere vuur zijner altaren, aan de immer goddelijke

14

-ocr page 166-

148 HET DRIEVOUDIG ROME.

lichtstralen zijner geheimen hadden schilder en beeldhouwer, bouwmeester, dichter en redenaar hunne toortsen ontstoken ,nbsp;waren zij hun scheppingsvermogen komen opwekken; ennbsp;de wereld had met verbazing gezien, hoe hunne gedachtennbsp;tot eene verstaanbare taal zich vormden in allerlei gedenkstukken van eene verhevenheid , bevalligheid, kuischheid,nbsp;grootheid en vergeestelijking, als nooit de oudheid hadnbsp;gekend, ’t Was een bewonderenswaardige weérglans van hetnbsp;bovennatuurlijk beginsel, dat de ziel der herborene natiënnbsp;was geworden.

De vijftiende eeuw had hare halve baan afgelegd. Het kunslkweekend Europa ging, als hel ontluikend kind des ge-loofs, met rassche schreden voort op den weg van een vooruitgang, die eigenaardig was; want die vooruitgang bestond innbsp;de natuurlijke ontwikkeling van Europa’s godsdienst, zedennbsp;en denkbeelden, gegoten, gelijk Europa-zelf, in den vormnbsp;van het christendom. Reeds had de heilige Bernardus gesproken, Dante gezongen; Gimabue, Giotto en nog een aantalnbsp;anderen, hadden met hun onsterfelijk penseel die verhevennbsp;bladzijden der christelijke kunst geschreven in de kerken vannbsp;Florence, Bologna, Assisi en Padua; duizend kathedralen,nbsp;met hare myriaden van ranke torenspitsen, voerden tot innbsp;de wolken den roem der katholieke bouwkunst en de magt vannbsp;hel, door ’t geloof bezielde, genie omhoog. Welk een’heerlijken dag kondigde een zoo heerlijke morgenstond niet aan!

Maar, daar ziet Florence een aantal Grieken aankomen , deerniswaardig overschot eener natie, die naar de vier windennbsp;verstrooid werd, omdat zij van hel geloof barer vaderen wasnbsp;afgevallen. Onder hunne bagaadje voeren ze in hunne ballingschap de werken der heidensche wijsgeeren, redenaars,nbsp;dichters en kunstenaren, mede, wier buitensporige bewonderaars ze zijn. De gastvrijheid, hun door de Medicis groot-

-ocr page 167-

DE GALERIJ VAN HET PALEIS PITTl. 149

moedig geschonken, betalen zij met het toelichten der werken hunner oude landgenooten. Naar %ij zeggen , wist Europa lot dusver niets van wijsbegeerte, welsprekendheid, poëzij ofnbsp;fraaije kunst. « Laat u onderwijzen, barbaar, en zoek nietnbsp;langer uwe voorbeelden, noch het voedsel voor uwe geesten kunstdrift, in uwe groote mannen, in uwe jaarboeken ennbsp;godsdienst. Het heidensch Rome, het heidensch Griekenlandnbsp;vooral kunnen alleen, in alle vakken van wetenschap en kunst,nbsp;op meesterstukken wijzen, die uwe bespiegeling waardig zijn.nbsp;Haar alleen was men, uitsluitend, in ’l bezit van het genie,nbsp;tie kennis en de welsprekendheid; daar waren mannen, welkenbsp;gij moet navolgen, maar nooit zult evenaren. Uw roem zalnbsp;zijn hun nabij te komen; doch vlei u niet, ooit verder Ienbsp;zullen gaan: want zij hebben de Herkules-zuilen van ’t men-schelijk vernuft onwrikbaar vastgesleld. »

Ziedaar, wat, op alle manieren gezegd en herzegd werd

door de nieuw aangekomenen en hunne leerlingen..... Men

liet zich door hunne woorden misleiden; men scheurde zich met geweld van het verledene los; men zag niets meer dannbsp;de heidenen van Athene en Rome, en ’t geleerde Europanbsp;trachtte, voor zooveel het vermogt, zich naar hunne beeld-tenis te vormen. Er werden ontgravingen in het werk gesteld en ijverig voortgezet, die eenige standbeelden der bewoners van den Olymp te voorschijn bragten; alle kunstennbsp;snelden toe, om uit de beschouwing der nieuwe modellennbsp;zich een nieuw leven te scheppen; en volkomen ommekeernbsp;Van zaken greep stand. Ziedaar, in weinige woorden, denbsp;geschiedenis der Renaissance. Ten aanzien van haren invloednbsp;op de maatschappij in 't algemeen, en op de schoone kunstennbsp;in ’t bijzonder, hoorde men de tegenstrijdigste gevoelens uit-l^rengen. Daar we ons te Florence bevinden, en de galerijnbsp;Pilli gaan bezoeken, zullen de voornaamste bewijsstukken

-ocr page 168-

150

HET DRIEVOUDIG ROME.

van het pleitgeding ons onder de oogen komen; het is van belang, die goed te bestuderen. Daarin toch ligt het bestenbsp;middel, om de groote beweging der XV. eeuw naar waardenbsp;te leeren schatten, en met kennis van zaken blaam of lofnbsp;te spreken.

De Renaissance was, niemand loochent zulks, voornamelijk het streven naar volmaaktheid in den vorm, dien de katholieke school meer of min verwaarloosd had. Dat hechtennbsp;aan den vorm is goed, is zelfs noodzakelijk, ter volmakingnbsp;der voorwerpen van kunst. Vandaar de grootsche aanmoediging, welke Rome eerst van allen zich beijverde, daaraan tenbsp;schenken. Maar het moet de behoorlijke grenzen niet te buitennbsp;gaan. In de eerste plaats moet die gehechtheid niet wordennbsp;voorgetrokken aan de inspiratie, dermate, dat de kunstenaar ,nbsp;geheel beheerscht door dezucht,omde stoflijke schoonheidnbsp;weder te geven, de gedachte verwaarloost, die het doek ofnbsp;het marmer bezielen, en in godsdienstige onderwerpen denbsp;kunst tot een waar priesterschap verheffen moet. Voorts magnbsp;de ingenomenheid met den vorm niet zóó ver gaan, vannbsp;dien te zoeken en weder te geven tot in bijzonderheden toe,nbsp;welke de zedelijkheid verbiedt voor het oog ten toon tenbsp;stellen. Eindelijk moet de zucht voor den vorm den kunstenaar niet doen vergeten, dat de stoffelijke schoonheid nietnbsp;anders kan en behoort te wezen, dan de weérglans der idealenbsp;schoonheid, waarvan het toonbeeld wordt gevonden in de,nbsp;door het christendom veredelde inenschheid. De verheerlijktenbsp;bewoners des hemels, de Godmensch, zijne verhevene Moeder, de engelen en heiligen, in stille overweging bestudeerd,nbsp;en beschouwd met dat zielsoog, waaruit zuiverheid des hartennbsp;en echte godsvrucht stralen, ziedaar de bronwellen der christelijke inspiratie, de ware typen van het Schoon. Tusschennbsp;deze inspiratie en die der mythologie ligt, men beseft het,

-ocr page 169-

151

GALERIJ VAU HET PALEIS PITTI.

dezelfde afstand, als tiisschen hemel en aarde. De goddelijke eigensehappen, de deugden, de hemelsclie gewaarwordingennbsp;dier verheven typen waardig voor te stellen, en daaraan denbsp;schoonheid van den vorm te paren, dèt is de kunst tot haarnbsp;hoogste vermogen opgevoerd!

Na deze beginselen vooraf te hebben herinnerd, zeggen wij, dat de Renaissance billijke aanspraak heeft op lof, wegens het meerder behartigen van den vorm, en wij betalennbsp;haar in dit opzigt volgaarne onze schatting. Maar heeft zij denbsp;inspiratie aan den vorm opgeofïerd, heeft zij een vorm geschilderd in bijzonderheden, waarvan ’t gezigt de zedelijkheid kwetst; heeft zij, in plaats van de type van ’t Schoonnbsp;te zoeken in den hemel, die maar al te zeer op aarde ofnbsp;op den Olymp gezocht, dan verdient zij eene strenge afkeuring : want dan heeft zij het genie verstoffelijkt en de kunstnbsp;ontrouw gemaakt aan hare edele en heilige zending. Laatnbsp;ons zien, of het zich dus heeft toegedragen, en treden wijnbsp;de beroemde galerij binnen.

Daar zijn we dan aan den voet van den trap, wiens prachtige treden wij bestijgen, tusschen twee rijen standbeelden van Venus en Hercules, van Faunus, Bacchus, Mercurius, vannbsp;Saters en Hygiën, van Pallas en Esculaap. De trap loopt uitnbsp;op de vestibule, sala delle nicchie geheeten, die dezen naamnbsp;ontleent aan de nissen, ter opneming van standbeelden in denbsp;muren aangebragt: men ziet er Venus, Flora, eene Muse,nbsp;Apollo Musagetes, Marcus Aurelius, Antonius en Cornmodus;nbsp;eindelijk slaan we op den drempel der galerij. Deze tempelnbsp;der schilderkunst, waarin de Renaissance de meeste harernbsp;voortbrengselen ter bewondering ten toon stelt, verdeelt zichnbsp;in vijftien kapellen of salons. Geene ontving eene christelijke benaming. Drie zijn er met niets beteekenende titels,nbsp;als: salon della stvffa, der kinderen en van Poccetti. Do

i

-ocr page 170-

182

HET DRIEVOCDIG ROME.

twaalf overigen dragen den naam eener heidensche godheid of van een half-god, als ; salon van Venus ; van Jpollo; van Mars; van Ju filer; van Saturnus ; der Iliade; dernbsp;opvoeding van Jupiter; van Ulysses naar Ithaca terug-keerende; van Prometheus; der Regtvaardigheid; vannbsp;Flora en der Muziek.

Teneinde zich niet te vergissen omtrent het denkbeeld, dat bij deze indeeling en benamingen heerschte, houde mennbsp;in het oog, dat deze laatste zalen de rijkste en prachtigstenbsp;zijn; dat de salon van Venus de eerste is; dat elke beschermende godheid aan het gewelf barer salon is geschilderd, met hare kuischenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of in de volvoering van

eenige mythologische handelingen, allen, de een al meer dan de ander, geschikt, om hemelsche (!) gedachten in tenbsp;boezemen. Daaronder, op de vier wanden van het heiligdom , ziet gij de schilderijen der groote meesters van denbsp;Renaissance. Men zou ze aanzien voor ex-voto's^ die getuigen moeten van de dankbaarheid der knnslenaars voor dennbsp;god en de godin, aan wier ingeving zij schijnen te verklaren , de gewrochten van hun penseel verschuldigd te zijn.

Wat dunkt er uvan? schijnt niet heel die, zoo volmaakt-heidensche, vertooning de letterlijke vertaling van de gedachte der moderne kunstenaars, en het onweêrsprekelijk bewijsnbsp;van den overspeligen kunstecht, op het einde der XV. eeuwnbsp;gesloten? Is het niet, als of de galerij van Florence dennbsp;jeugdigen kunstenaar toeroept: « Sla uwe oogen op naar hetnbsp;gewelf mijner zalen; ziedaar de góden der schilderkunst ennbsp;der overige fraaije kunsten. Zij zijn het, die het genie dernbsp;kunstenaren bezield hebben bij hel vervaardigen der meesterstukken, die aan hunne voelen prijken. Gij hebt in dennbsp;hemel der christenen niet meer te zoeken naar inspiratiën ennbsp;modellen, de Olymp is voldoende. De weg ligt langs het

. i

-ocr page 171-

GALERIJ VAN HET PALEIS PITTI. 153

schitterend spoor der groote meesters voor u afgebakend;

werk , volg na, en hoop. »

Beschouwen wij nu de vruchten van het heidensch beginsel van den bezielenden adem der Renaissance.

De schilderijen der galerij worden verdeeld ia twee klassen : de ongewijde en de gewijde onderwerpen.

In de behandeling der eerste stukken, hebben de meesters een zeer hoogen trap van volmaaktheid bereikt. Men ziet,nbsp;dat ze met vuur en uit de volheid des harten geschilderd weefden. Het menschbeeld is zoo naauwkeurig weder gegeven,nbsp;dat de heelkundige er een cursus van ontleedkunde voornbsp;houden kan. De zachtheid , de kracht, het heldere , de fijnstenbsp;schakeringen der vleeschkleur; de lenige beweeglijkheidnbsp;van het vleesch; de vezels, de zenuwen, de spieren, de fijnstenbsp;pezen; de zarnengeslelde werking der ligchaamsdeelen, hunnenbsp;uitzetting of zamentrekking naarmate der aandoeningen vannbsp;vermaak of smart, of van de natuurlijkexüA'cvk'kea der ziel;nbsp;niets ontbreekt er aan. Met al die eigenschappen paren zichnbsp;voorts nog regelmatigheid der proportiën, eene niet te verbeteren natuurlijke houding en de betooverende schoonheidnbsp;van hel koloriet; terwijl de stoflijke vorm en de physieke gewaarwording met eene schier onnavolgbare volkomenheid zijnnbsp;afgemaaid: dat moest zoo wezen.

Met dezelfde voldoening en dezelfde uitkomst, kan er de plantenkenner een bloemvaas bestuderen. De stampertjes ennbsp;hladerkroonen met hare zoo veelvuldige als teedere kleurschakeringen; de stengelbladen, met hunne ruige en gladde

oppervlakten, wat weet ik hel? de stand van den steel, zijne

dikte en hoogte, kortom: men is zeker van daar alles, wat in de natuur wordt aangetroffen, met eene bewonderens-waardige naauwkeurigheid nagevolgd en wedergegeven, tenbsp;zien: ook dit moest zoo wezen. Kortom, ontleedkundige

-ocr page 172-

IS-i

PET DRIEVOCDIG ROME.

bijzonderheden, juistheid van teekening, sloflijke schoonheid, zuiverheid, levendigheid, bevalligheid van koloriet, met eennbsp;woord, al, wat tot het gebied der zinnen behoort, is met zeldzaam talent wedergegeven. En, ziedaar nu wat de ongewijdenbsp;onderwerpen aangaat.

Wat de gewijde betreft, het is niet moeijelijk, te raden, wat zij zijn kunnen. De schilder heeft ze vervaardigd naar zijn beeld, gelijk hij zich-zelven gevormd hadnbsp;naar het beeld der heidensche en profane modellen. De stof-lijke vorm iaat niets, of bijna niets, te wenschen over. Gijnbsp;hebt er schoone mannen en schoone vrouwen, zelfs gratiënnbsp;en godinnen; maar heiligen ziet ge er weinig of geen. Mennbsp;zoekt den hemel, en men vindt slechts den Olymp; hetoo^nbsp;bewondert, maar het hart bidt niet. Eene geheele orde vannbsp;gevoelens, denkbeelden en voorstellingen, door het katholi-cismus ons ingeprenl, en waaruit, als het ware, de grondslagnbsp;van ons hovennatuurlijk wezen bestaat, blijft onaangeroerd.nbsp;De schilder verslaat ons niet, en zijne taal is niet de onze : hijnbsp;spreekt door het vleesch, en wij spreken door den geest.

Vandaar de onnaauwkeurigheid in zijne uitdrukkingen, de onzin zijner woorden, als hij onze taal stamelen wil. Voorbeelden; wij haalden ons de madonna’s van Giotto, Lippo Dal-masio en van den gelukzaligen Angelico da Fiësole voor dennbsp;geest, en zochten in die, welke men in de salons van Marsnbsp;en Jupiter vindt opgehangen, de eenvoudige bekoorlijkheden ,nbsp;de zedige bevalligheid, de uitdrukking der zachte gemoedsrust, de heiligheid, in een woord, den hemelschen weêr-schijn, die over de eerste verspreid ligt, en waaraan alleen hetnbsp;geloof ons veroorlooft, de maagdelijke moeder Gods te herkennen; helaas! wij vonden dien niet weder, tenzij, misschien, innbsp;te Madonna des her togs van jilba., door Raphaël gemaaid.nbsp;Wij bleven nog altijd door beschouwen, en ontdekten, ondanks

-ocr page 173-

BEOORDEEIING DER RENAISSANCE. 135

ons-zelven, in de heiligen, de Martelaars en de engelen een trék van verwantschap met Apollo, Jupiter, de Gratiën,nbsp;de Muzen, de Helden en Heldinnen der oudheid, die ons denbsp;zinnelijke inspiratie, waarnaar die stukken vervaardigd w'a-• en, duidelijk maakte. De groots meesters der Benaissajicenbsp;'diL]'Ci waarlijk godsdienstige schWAsTs^ gelijk zij waarlijknbsp;christenen waren, voor een oogenblik en bij uitzondering.nbsp;Ter goeder trouw, wien meent men wel te doen gelooven,nbsp;dat, terwijl men een geheel zinnelijk leven leidt, en zijnnbsp;geest, geheugen en hart met louter zinnelijke gedachten,nbsp;beelden en gewaarwordingen voedt, het voldoende is, de regelsnbsp;der schilderkunst te verslaan, een penseel in de hand en denbsp;eerste de beste ligtekooi met eenige bekoorlijkheden toegerust,nbsp;voor oogen te hebben, om eene heilige, eene Moedergods,nbsp;de zuiverste der maagden te schilderen ? O neen! wees er zekernbsp;van, dit zal ik nooit gelooven; want nimmer zal ik aannemen,nbsp;dat de goddelijke fakkel van het genie in het slijk der driftennbsp;ontstoken wordt. Nogtans getuigt het ons de geschiedenis, datnbsp;van dien aard de modellen en het maar al te zeer gevolgdenbsp;voorschrift van de schilders der XV. eeuw en hunner opvolgersnbsp;waren. En men zou willen, dat wij geloof sloegen aan denbsp;godsdienstige inspiratie van al die kunsthandwerkers? Credatnbsp;Judaeus Jpollo.....

Te veel opoffering aan den stoflijken vorm en verwaarloozing der christelijke inspiratie, ziedaar, mijns bedunkens, de tweenbsp;hoofd-verwijlen, welke men met regt aan de Renaissancenbsp;doen kan. De galerij van het paleis Pitti overtuigt ons, dat zijnbsp;ook in een ander opzigt eene nog sterker afkeuring verdient.

Vóór de Renaissance schilderde men het naakte niet, en zulks om twee redenen: waarvan de eerste was, dat de christelijke godsdienst, aangezien zij in haar wezen vergeestelijkendnbsp;en zedelijk is, het verbiedt. Men had de kunst in ernst opgevat

Drievoudig Rome. — I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;-j 5

-ocr page 174-

HET DRIEVOUDIG ROME.

en beschouwd als een priesterschap, als eene bovennatuurlijke taal, bestemd, om eene orde van denkbeelden, gevoelens ennbsp;schoonheden uit te drukken, die boven het bereik der zinnen lag. Getuigen daarvan, in verschillende tijdperken, hetnbsp;leven en de werken van Cimabue, Giotto, Lippo Dalmasio,nbsp;den gelukzaligen Angelico da Fiësole, zijn beminden leerlingnbsp;Benozzo Gozzoli, Gentie Fabriano, Thaddeo Bartolo; als ooknbsp;der beide kloosterlingen Vitali en Lorenzo, die, de galerijennbsp;in het klooster te Bologna met hun schilderwerk opluislerende,nbsp;als twee broeders zamen werkten, uitgezonderd, toen het denbsp;kruisiging betrof. Dan gevoelde Vitali zich dermate vernietigdnbsp;door het onderwerp, dat hij het geheel aan zijn vriend overliet. Ik zou nog andere, niet minder merkwaardige, voorbeelden van dal diep-godsdienstig gevoel kunnen aanhalen ,nbsp;dat de waarlijk christen-schilders in de kunst aanbragten.

De tweede reden, waarom men het naakte niet sehilderde, bestond daarin, dat het niet noodig was ter volmaking dernbsp;katholieke kunst. Men zocht uitsluitend de geestelijke schoonheid voor te stellen, de eenige, waarvan het gezigt bovennbsp;de zinnen verheft. Die schoonheid nu straalt alleen in de oogennbsp;en in de gelaatstrekken door. Vandaar de onvergelijkelijkenbsp;zuiverheid der figuren en de inderdaad goddelijke type^ dienbsp;de werken der groote meesters onderscheiden, vóór de be-weging der XV. eeuw in bloei. Men merkt hel op, dat ditnbsp;gedeelte al hunne zorg en vlijt, al hun talent in aanspraaknbsp;nam; het overige werd als bijzaak beschouwd, en behandeldnbsp;met eene zekere slordigheid, die later, en te regl, steedsnbsp;ten doel stond aan verwijten, doch welke men, ten aanzien vannbsp;de nog ziglbaar overgebleven partijen der oude schilderstukken, tot onregtvaardigheid toe heeft opgevoerd. Deze waardigheid , deze heilige zending der kunst werd door de nieuwenbsp;kunstenaren miskend. Gevormd in de school des heidendoms,

-ocr page 175-

1S7

EEOORDEELING DER RENAISSANCE.

waren zij slechts gewoon, de stoffelijke schoonheid te zien, en om deze te doen uitkomen, schilderden zij het naakte. Zijnbsp;hebben het geschilderd, de ongelukkigen! met eene kwistigheid en schaamteloosheid, die de deugd de oogen doet neder-slaan, en het voorhoofd moet doen blozen van elkeen, dienbsp;nog niet alle gevoel van schaamte heeft afgelegd. Is dat dan,nbsp;vragen wij, het wettig gebruik of het misbruik der kunst?nbsp;Kan men gelooven, dat God den mensch het genie heeftnbsp;geschonken, als een middel te méér ter verleiding?

Als het naakte, waarvan ik spreek, reeds ergert in de ongewijde onderwerpen, is het dan in de gewijde niet eenenbsp;heiligschendige tegenstrijdigheid? Is het niet tergend voornbsp;’t christelijk gevoel, wanneer men ons, als heiligen, wil opdringen ontkleede beelden, toegerust met alle eigenschappennbsp;der verleiding, gelijk nymfen of sirenen ? en voor de eerwaardige Moeder Gods, eene vrouw, die voor aller oogen eennbsp;geheel naakt kind vertoont ? Neen, neen, gij moogt zeggen,nbsp;gij moogt doen, wat gij wilt, nooit zal men een katholieknbsp;doen gelooven, dat onze heilige vrouwen en maagden de uitgelaten driestheid der godinnen bot vierden; en dat de voor-zigtigste aller moeders, de bij uitnemendheid heilige, aller-kuischle der maagden, kortom, Maria ooit aan het publieknbsp;een schouwspel hebbe gegeven, als waarvan ik zoo even sprak.

Intusschen was het ons aangenaam, te ontwaren, en er ligt iets vertroostends voor ons in het openlijk te getuigen,nbsp;dat de galerij van Florence eervolle uitzonderingen bezit opnbsp;deze vreemdaardige, om niet te zeggen heiligschendige voorstellingen van godsdienst en deugd. Raphaël, Titiaan , Murillo,nbsp;Guido, Tintoretti, Giuiio Romano en meer anderen hebbennbsp;echt-christelijke, dat is, waarlijk verheven tafereelen gemaaid.nbsp;Maar, al laat men deze uitzonderingen ook gelden , dan nognbsp;kan men bezwaarlijk zijn bijval weigeren aan de ernstige

-ocr page 176-

1S8 HET DRIEVOUDIG ROME.

verwijten, die de Jienaissance Iveamp;en. Zij huldigde den vorm op eene wijze, die tot afgoderij toe gedreven werd; de kunstnbsp;hield op, de taal van den geest te zijn, oin de taal van denbsp;zinnen te worden; in plaats van een katholiek priesterschapnbsp;te blijven, ontaardde zij maar al te dikwerf in een priesterschap van verbastering en verderf. Voor wat het wezen dernbsp;zaak betreft, heeft zij dus bij de omwenteling der XV. eeuwnbsp;meer verloren dan gewonnen; en zou men, wat den vormnbsp;aangaat, voor stellig kunnen beweren, dat de kunst, ais zijnbsp;katholiek gebleven ware, die keurigheid van teekening, dienbsp;regelmatigheid van trekken, al dat volkomene in houding,nbsp;kleedplooijing en andere bijzaken niet bereikt zou hebben ,nbsp;waarop de Renaissance te regt zich beroemt ? Die het meerdere kan, is ook tot het mindere in staat. De katholieke kunstnbsp;had zich tot het ideale en geestelijk schoone verheven: doornbsp;een weinig meer oefening zou zij zich het geheim der uiterlijkenbsp;schoonheid hebben eigen gemaakt, waarvan de modellen vannbsp;zelve zich voordoen; maar zij had die, om redenen, bovennbsp;vermeld, ongebruikt gelaten. Men zou ten bewijze kunnen noemen de meesterstukken van Giotto, den gelukz. Angelico,nbsp;Gaddi, enz. De kapel der Spanjaarden te Rome, bezit verscheiden schilderstukken, waarvan de figuren even fraai van stijl ennbsp;uitdrukking zijn, als die van Raphael, terwijl inde eerste eenenbsp;diepere gedachte en ruimere opvatting doorstralen. De madonnanbsp;der Heilige Maagd in Cosmedin, en de Christus, in de kerknbsp;der heilige Cosmas en Damianus, zijn verrukkelijk; de figurennbsp;zijn behandeld met eene breedheid, welke Michel-Angelo, Raphael en alle schilders, die hen gevolgd zijn, nooit hebben bereikt.

Wij verlieten de galerij van Florence, wier glans, wel is waar, onzeoogen verblind, doch ons hart slechts weinig voldoening geschonken had. Bij het zien van zooveel genie, dat opnbsp;zoo betreurenswaardige wijze verspild werd, slaakt men een

-ocr page 177-

159

ANEKDOTE.

diepe zucht van smart, en vindt geen troost dan in de hoop op een terugkeer tot de orde, een terugkeer, waarnaar mennbsp;thans vurig haakt, en wiens heilzamen voortgang iedereennbsp;nnoet trachen, naar zijn beste vermogen te bespoedigen. Hetnbsp;besef dier verpligling gaf aanleiding tot het nederschrijvennbsp;der vorenstaande beschouwingen; mogen zij in die redennbsp;hare regtvaardiging vinden!

Den 3§. Btovember.

Anekdote. — Het Palazzo-Vecchio. — De Uffizj. — Bezoek bij den Kanonik B..... — Zedelijke toestand van Florence. — Broeder

schap van Barmhartigheid. — Altijd voortdurende Catechismus.

Gisteren hadden wij de galerij verlaten, met het voornemen, om ons naar de nbsp;nbsp;nbsp;te begeven, maar het was reeds

zoo laat geworden, dat we er toe moesten besluiten, dit bezoek tot heden uit te stellen. Gedurende den nacht had het strengenbsp;klimaat van het noorden de zachte weèrsgesteldheid van Italiënbsp;vervangen. Aan geene koude gewoon, wist de Toskaner,nbsp;wien ze onverhoeds op het lijf viel, niet, hoe zich diep genoegnbsp;in zijnen mantel te wikkelen. Zijne verlegenheid wekte onzennbsp;lachlust op, want de koude scheen ons zeer dragelijk. Maarnbsp;t is ook waar, dat, alvorens onze schoone en lange wandeling, langs den schilderachtigen oever van den Arno, te beginnen, wij bij voorraad ons ontbijt genomen hadden met eennbsp;eetlust, die begunstigd werd door de boeijende wijze, waaropnbsp;een engelsch reiziger het gesprek gaande hield.

Deze gezellige man was een kleine grijsaard, die als reiziger eene ruime ervaring had opgedaan. In zijn zwervendnbsp;leven, bad bij meermalen geheel Europa bezocht. Nielsnbsp;merkwaardigs was hem ontsnapt, en hij sprak met eenenbsp;naauwkeurigheid en gepastheid, die zijne verhalen steeds innbsp;bevalligheid en belang deden winnen. Hij onderscheidde zich

15

-ocr page 178-

160 HET DRIEVOUDIG ROME.

bovendien door het onder zijne landgenoolen zeer zeldzaam voorregt, van zich in het fransch sierlijk en zonder stootendnbsp;accent uit te drukken; en, wat nog zeldzamer is, hij paardenbsp;aan veelzijdige kundigheden eene zeer groote bescheidenheid.nbsp;Wij zaten dan, slechts onder ons vijf of zes, in de eetzaal,nbsp;en het gesprek was algemeen. Men vroeg elkander weder-keerig, wat men in de verschillende steden van Italië zoo alnbsp;had opgemerkt.

Onder het aantal gasten bevond zich een tourist, die met wat hij gezien had', sterk was ingenomen. Zijn lofspraak gingnbsp;den overtreffenden trap te boven, indieu het voorwerp zijnernbsp;bewondering, al was het ook maar eene kleinigheid, u bijnbsp;toeval ontgaan was. Op zijne beurt zich tot den grijsaardnbsp;wendende, vroeg hij hem; « Zijt gij te Genua geweest, mijnheer? — Ja, mijnbeer, ik heb er mij zelfs tamelijk lang opgehouden : ik meen die stad goed te kennen.» Eu daarop begonnbsp;hij ons omstandig te vertellen, wat hij er gezien had : kerken,nbsp;monumenten, schilderijen, paleizen, inrigtingen van allerleinbsp;aard , en waarop al meer de trotsche stad mag bogen, ’t werdnbsp;alles ter sprake gebragt. Na deze lange opsomming, voegde denbsp;tourist hem toe: « Hebt gij de villa Negroni gezien ? — Neen,nbsp;mijnheer. — Hoe, gij hebt de villa Negroni niet gezien? maarnbsp;dan hebt gij niets gezien ! » Nu begon die reiziger in geestdriftnbsp;uit te wijden over de schoonheden, zeldzaamheden, en rijkdommen dezer villa; achtte zich gelukkig, haar bezocht te hebben , en beklaagde den grijsaard, dat hij zulks verzuimd had.nbsp;« Men zal zich herinneren, wat ik, te Genua, van de villa Negroni zeide, dat zij namelijk niets oplevert, wat men nietnbsp;twintig maal in Italië aantreft. Zij bezit nagenoeg niets merkwaardigs dan hare schoone ligging. Van uit den tuin, geniet men, ja , 't gezigt van het panorama der stad; maar opnbsp;eenige andere punten der stad vertoont zich datzelfde tafereel

-ocr page 179-

ANEKDOTE. 161

op nogf ruimer en vollediffer schaal, zoo als, bij voorbeeld, van af den koepel der Heilige Maria di Carignano. — Mijnheer,nbsp;antwoordde de bescheiden Engelschman, ik dank u voor uwenbsp;aanwijzing; binnen eene maand zal ik te Genua terug wezen,nbsp;en alsdan niet in gebreke blijven de villa Negroni Ie bezoeken. ¦gt; Dit zeggende schreef hij in zijn aanteekenboekje : f^illanbsp;Negroni, te Genua.

Het gesprek werd voortgezet, breidde zich uit, viel van het eene onderwerp op het andere, en de grijsaard liet het zijnnbsp;loop. Van lijd tot tijd nam hij evenwel daaraan deel, doornbsp;hier en daar eenige woorden er tusschen te werpen, die dennbsp;toon hadden van te willen zeggen: ik zal u tot mijn puntnbsp;terug voeren. Inderdaad, onder het eten van zijn beefleack.,nbsp;en zonder den schijn van eenig opzet, begon hij ons de eenenbsp;anekdote na de andere te vertellen. « Ik herinner mij, ondernbsp;anderen, zeide hij, uit mijne eerste reis naar Parijs, eene omstandigheid , welke ik nooit vergeten zal. Ik was jong, weetgierig, zoo als men dit op twinligjarigen leeftijd is, en eennbsp;groot liefhebber van monumenten en meesterstukken. Zesnbsp;volle maanden hadden mij niet te lang geschenen, om Parijsnbsp;te leeren kennen. Uit deze stad vertrok ik naar Versailles, waarnbsp;ik mij insgelijks eenigen lijd ophield. Als ik hier op zekerennbsp;dag het kasteel bezocht, trof ik er een gezelschap franschenbsp;reizigers aan. Eene dame van zeer goeden toon, die in mijnbsp;een vreemdeling herkende, vroeg mij, of ik Parijs had gezien. — Ja, mevrouw. — Hebt gij de Tuileriën gezien! —nbsp;Ja, mevrouw. — Hebt gij de galerij, van de Louvre bezig-tigd? — Ja, mevrouw; ik ben een liefhebber van de schilderkunst; zij ontving mijn eerste bezoek. — Hebt ^ï] Notre-Dame., Sainte Genevieve., Saint-Etienne-du-Mont gezien ? — Ja, mevrouw. — Zij wandelde zoo met mij geheelnbsp;Parijs door. Op al hare vragen gaf ik hetzelfde antwoord, en

-ocr page 180-

¦162 HET DRIEVODDIG ROME.

mijn antwoord was altijd waar. Eensklaps keerde zij zich om, en vroeg mij: — Hebt gij het kanaal de l'Ourcq gezien? —nbsp;Neen, mevrouw. —¦ Hoe! gij hebt het kanaal de VOurcqnbsp;niet gezien; maar dan hebt ge niets gezien. » Bij dezen laat-sten trek, die op onzen franschen reiziger was gemunt alsnbsp;een pijl op het wit, schoot het geheele gezelschap in eennbsp;lach, de vriendelijke aanwijzer der villa Negroni niet uitgezonderd.

Teruggekeerd van de wandeling, waarop wij het gezigt der bekoorlijke ligging van Florence’s omstreken konden genieten, begaven we ons naar de Uffiy. Alvorens den nieuwennbsp;tempel der kunsten te bereiken, kwamen wij over het hertogelijk plein, met zijn Sahijnenroof en ^ ik weetniet hoeveel,nbsp;andere standbeelden, waarvan het naakte, treurig genoeg,nbsp;aan de fontein van Neptunus te Bologna doet denken. Daarnbsp;vóór verheft zich het Palazzo Vecchio. Eerbiedwekkend,nbsp;hecht, schilderachtig, gelijk het dadr staat, tegen het eindenbsp;der XHI. eeuw gebouwd, en op zijn hoogen trotschen torennbsp;fier, verplaatst het antieke woonverblijf der Medicis u innbsp;’t hart der middeleeuwen. Het verhaalt u te gelijk èn vannbsp;de grootheid zijner oude bewoners, èn van de tragische gebeurtenissen, waarvan het de stugge getuige was. Terwijlnbsp;men langs den groeten trap opklimt, verheelt men zich nog,nbsp;broeder Savonarola, den hefligen volksmenner, te zullennbsp;ontmoeten, wien zijne democratische preken het hoofd kostten: men komt zelfs voorbij de plek, waar men hem zijnnbsp;dominikaner gewaad liet afleggen, alvorens hij het schavotnbsp;besteeg. De toren, bekend onder den naam Barheria^ herinnert aan Cosmos de Medicis, den vader van zijn vaderland.nbsp;In dien hoog-verheven kerker, door den dollen Reinold vannbsp;Albizzi opgesloten, had hij tot bewaker Frederik Malavotti,nbsp;bijgenaamd den fatsoenlijksten en welgemanierdsten aller gevangenbewaarders.

-ocr page 181-

HET PALAZZO VECCIIfü. — DE CFFIZJ. 165

Dwars door eene menigte standbeelden bereikt, men de Ulïizj; deze in de geschiedenis der kunsten beroemde naamnbsp;duidt een nieuw paleis aan, vol antieke en moderne schilderijennbsp;en standbeelden.

Daar ziet gij, in het kabinet der sehilders, alle portretten der groote kunstenaars door hen-zelven vervaardigd: dezenbsp;verzameling is eenig in de wereld. De onderscheiden schilderscholen, italiaansche, vlaarnsehe, fransche, duitsche ennbsp;spaansche, hebben, elk afzonderlijk, hare zaal. Met blijdschapnbsp;zagen we er de werken van de katholieke kunstenaars de plaatsnbsp;der eere innemen: dezelfde onderscheiding valt hun te beurtnbsp;aan de Akademie, waar Florence een groot aantal meesterstukken van den gelukz. Angelico en andere schilders uit zijnennbsp;lijd bewaart. Het bezoek van de Akademie en de üffizj verzoentnbsp;^enigermate met de stad der Renaissance, maar doet tevensnbsp;te levendiger de afdwaling der XV. eeuw betreuren. Ondernbsp;de menigvuldige voorwerpen, die de galerij der bronzen innbsp;het paleis der üffizj uitmaakten, trokken er twee onze bijzondere opmerkzaamheid tot zich. Het eerste was een romein-sehe adelaar, de adelaar van het vier en twintigste legioen;nbsp;het tweede een ijzeren helm, met een opschrift in een onbekend letterschrift; beide zijn afkomstig van het slagveld vannbsp;Cannae.

De verzameling der antieke borstbeelden van alle romein-sche keizers, van Augustus af toten met Diocletianus, is voor den beoefenaar der karakterkunde van veel belang. De maatschappij van bloeden slijk, verpersoonlijkt in de Gesars, toekent zich met eene schrikbare waarheid in hunne trekken af.nbsp;Met hunne, meerendeels platte, voorhoofden, fletsch doorzijgende huid, een benedenwaarts sterk ontwikkelden kop rustende op een hals als van een stier, met hunne ziellooze ennbsp;uitpuilende, of kleine, diep liggende oogen, gescheiden door

-ocr page 182-

HET nniEVOUDlG ROME.

een vooruitstekenden, gekromden neus, hebben zij het voorkomen deels van onreine en wilde beesten, deels van groote roofvogels. Tusschen de, in twee rijen geplaatste borstbeelden der keizers, ziet men de standbeelden der bewonersnbsp;van den Olymp geschaard. De góden en de Cesars, zaam-geschakeld door brokstukken van lijksteenen, met opschriften aan de góden van het schimmenrijk, beslaan de beidenbsp;zijden van eene zeer ruime zaal; eene akelige katakombe,nbsp;zou men zeggen, waarin de oude wereld, roerloos en verstijfd, zich zamenvat in drie woorden : wreedheid, wellustnbsp;en dood. Ondanks de schandelijke naaktheden, waarmedenbsp;het uwe blikken kwelt, is dit schouwspel voorden christe-lijken waarnemer niet zonder nut. Door zich te vertoonen,nbsp;zóó als het was, heeft het heidendom meer dan eene dankzegging over zijne lippen gebragt voor den God van barmhartigheid, die dit gansche afschuwelijke zamenstel in de schaduwnbsp;deed terugwijken.

Inmiddels was het uur gekomen voor een bezoek, waarnaar ik zeer verlangend uitzag. Men had mij het adres bezorgd van een kanonik der hoofdkerk, een zeer achtingwaardignbsp;man, die mij alle gewenschte inlichtingen nopens den zede-lijken toestand van Florence geven kon. Mijne verwachtingnbsp;werd niet te leur gesteld. Ik trof in hem een bejaard mannbsp;met zilveren haren, een voormaligen missionaris van Amerikanbsp;en opregt vriend van Frankrijk aan, die bij zeldzame kundigheden veel hartelijkheid en voorkomendheid aan den dagnbsp;legde.

Op de vragen, welke ik hem deed, antwoordde hij in dezer voege: « Het leerstellig jansenisme is bij ons verdwenen;nbsp;maar de schade, welke het heeft aangerigt, is nog niet volkomen hersteld. Tot dusver heeft men in het onderwijs de strengenbsp;auteurs gevolgd: men begint nu den heiligen Alphonsus in

-ocr page 183-

BEZOEK BIJ DEN KANONIK B., 165

hunne plaats in te voeren. Het aannetnen en in toepassing brengen der theologie van Toskanens groeten bisschop, is eenenbsp;daadzaak, welke men als van veel beteekenis beschouwen mag.nbsp;Onze priesterschap is talrijk; gij kunt u daarvan een denkbeeldnbsp;vormen naar die der hoofdkerk, welke zes en dertig kanoni-ken telt, benevens vijf en zestig kapellaans en honderd geestelijken, ter gedachtenis van Eugenius IV, Eugenianinbsp;Ter gelegenheid van het concilie van Florence, verleendenbsp;deze paus, die een Florentijn was, aan honderd jonge geestelijken het voorregt, om zonder beneficie of patrimonie totnbsp;de wijdingen toegelaten te worden, onder voorwaarde, dat zijnbsp;negen jaren zich aan de dienst der hoofdkerk zouden verbinden. Eene zaak ontbreekt ons, de inrigling uwer seminariën.nbsp;Ten uwent wordt niemand tot de wijdingen toegelaten, zondernbsp;dat zijn roep tweemaal beproefd is: eerst in het klein seminarie, daarna in het groote. Wij hebben wel seminariën, maarnbsp;het gebrek dezer gestichten is, dat ze niet afgescheiden zijn.

« Nogtans sticht de geestelijkheid veel nut; en zij zou het nog meer en gemakkelijker doen, indien de geest van Jozef II.nbsp;niet nog in Toskanen heerschte. De lijdelijke magt matigtnbsp;zich, voor zooveel zij kan, de regten der Kerk aan, en klaagtnbsp;onophoudelijk over de aanmatiging der geestelijkheid. — Ditnbsp;IS, eerwaardige medebroeder, zeide ik hem, deal eenigzinsnbsp;verouderde taktiek eener personaadje, bij ons Robert-Macairenbsp;geheeten, die, na den buurman bestolen te hebben, altijd hetnbsp;nerst houd-den-dief! roept.

« De zeden, ging hij voort, konden over het algemeen goed zijn, want Florence bezit geloof en zelfs godvrucht;nbsp;maar de vreemdelingen doen ons veel kwaad: men telt ernbsp;doorgaans tusschen de vijftien en twintig duizend. Evenwelnbsp;wordt de paaschpligt algemeen nagekomen, zoowel door denbsp;mannen, als door de vrouwen. Wij weten dat met volle ze-

-ocr page 184-

16G HET DRIEVOUDIG ROME.

kerheid; want, hoewel het geene verpligting is, om in den paaschtijd bij zijn eigen pastoor te biechten, zoo is men tochnbsp;gehouden, de communie in zijne parochiekerk te ontvangen,nbsp;en den pastoor een communie-briefje te overhandigen.

« In wêêrwil der verderfelijke leeringen, door de vreemdelingen hier gezaaid; in weerwil uwer goddelooze boeken, waarmede de belgische nadrukkers ons overstelpen, ten spijtnbsp;van het gif, dat in de ingewanden van ons volk wordt gestortnbsp;door de schandelijke naaktheden, in onze galerijen en op onzenbsp;openbare pleinen, gelijk in vele andere steden van Italië, tennbsp;toon gesteld, bezitten wij, behalve het goede, wat ik u opnoemde, eene bewonderenswaardige instelling, die uitsluitendnbsp;de roem van Florence en onzer heilige godsdienst is, namelijknbsp;de Broederschap van Barmhar lig heid. Zij werd, omstreeksnbsp;het midden der Xlll. eeuw, door florentijnsche edelen, op-gerigt, tijdens het woeden der pestziekten in ons vaderland:nbsp;zij telt ongeveer duizend broeders. De regerende vorst, denbsp;kardinaal aartsbisschop, de aanzienlijkste mannen maken ernbsp;deel van uit, en kunnen slechts eenvoudige broeders zijn, daarnbsp;de voorschriften hen van alle waardigheden uitsluiten. Het doelnbsp;der broederschap is, de gekwetsten bij te staan, hen naar hetnbsp;'hospitaal te vervoeren en te verzorgen, tot zij hersteld, ofnbsp;naar een beter leven opgeroepen zijn. Deze zoo eerbiedwaardige instelling treft en slicht de vreemdelingen. Somwijlennbsp;ziet gij uit de schitterendste kringen een dezer broedersnbsp;zich verwijderen, als het noodgelui der domklok hem vannbsp;eenig ongeluk verwittigt. Op die roepstem der naastenliefde,nbsp;haast hij zich, zijn godsdienstig onderscheidingsgewaad,nbsp;eene soort van zwarten tabbaard met kap, aan te doen,nbsp;welke monnikskleeding, waaraan een rozenkrans hangt, allenbsp;ongelijkheid van den maatschappelijken rang verbergt. Dienbsp;man van de wereld, te midden der vermaken en gemakken

-ocr page 185-

DE BROEDERSCHAP VAN BARMHARTIGHEID. 167

des levens geboren, slaat uil eigene beweging de band aan een der einden van de draagbaar, gaat metlangzamen tred, metnbsp;zijn lijdenden broeder beladen, door de straten der stad, ennbsp;zonder eenigen tegenzin, zonder de minste aarzeling, uit denbsp;prachtige gezelschapszaal het gasthuis binnen 1).

« Onder de broeders der week bevindt zich altijd een priester, van de heilige olie voorzien. Moet er een zieke naarnbsp;'het hospitaal vervoerd worden, hij zij gekwetst of niet, denbsp;eer daarvan behoort evenzeer uitsluitend aan de broederschap.nbsp;Is de zieke arm, dan blijft zij nooit in gebreke, in diens huisnbsp;blijken van de edelmoedigste mensclilievendheid achter te laten.nbsp;Ook de dames nemen deel aan het werk der barmhartigheid,nbsp;als waartoe zij door hare aalmoezen en gebeden bijdragen. Denbsp;broederschap is in wijken verdeeld, en maandelijks gaat eennbsp;der leden ter inzameling der aalmoezen rond.

« Wat onze hospitalen aangaat, deze laten nog wel wat te wenschen over. De dienst en verpleging in de ziekenzalennbsp;der mannen wordt waargenomen door bedienden , die met denbsp;beambten een aanmerkelijk gedeelte der inkomsten verbruiken.nbsp;Over de zalen der vrouwen houden geestelijke zusters het toe-zigt; maar de verzorging geschiedt meestal door vrouwelijkenbsp;dienstboden. » Hier begon de goede grijsaard eene lofrede tenbsp;houden op onze zusters van Sl. Vincentius van Paulo, terwijl hijnbsp;zijn vurig verlangen uitle, van haar te Florence gevestigd tenbsp;zien. « Voorts heeft men hier nog, dus eindigde de eerwaardige kanonik zijn gesprek, onderscheidene inrigtingen vannbsp;weldadigheid en godvrucht, welke gij met belangstelling bezoeken zult, als: A^piacasa di lavoro, het opvoedingsgesticht Bigallo en de Casapia van St. Philippus van Neri. Ooknbsp;moet ik onze altijd voortdurende katechismen niet vergeten. »

1) Een hedendaagsch reiziger verhaalt dezelfde daadzaak in dezelfde bewoordingen.

Drievoudig Rome. — I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;\ 0

-ocr page 186-

168 HET DRIEVOUDIG ROME.

Bij deze woorden haalde hij zijn zakuurwerk te voorschijn, en zeide: « Die der Heilige Drievuldigheid wordt op ditnbsp;oogenblik g^ehouden, als g^ij er op gesteld zijt, om er bij tegenwoordig te zijn, dan hebt gij geen tijd te verliezen; maar beloof mij, alvorens te vertrekken, morgen weder te komen. »nbsp;Ik beloofde het, bedankte hem, en begaf mij ijlings naarnbsp;de aangeduide kerk. De geestelijkheid der parochie, achter hetnbsp;hoofdallaar verborgen, zong half luid de vespers, terwijl in hetnbsp;midden der kerk de altijd voortdurende katechismus aanving.nbsp;Een groot aantal geloovigen, uit jonge lieden van twaalf totnbsp;twintig jaren bestaande, hoorde aandachtig bij het onderrigt toe.nbsp;In Italië de instelling weder te vinden, waaraan ik twaalf jarennbsp;van mijn bestaan had gewijd; eene dier belangrijke vereeni-gingen bij te wonen, op hetzelfde uur, waarop andere kinderen, die mij na aan het hart lagen, aan dezelfde oefeningnbsp;deel namen, hetzelfde onderwijs ontvingen, wasvoor mij,nbsp;ik beken het, eene zeer aangename verrassing. Ik beval dennbsp;God der kinderen èn den italiaanschen èn den franschen katechismus aan; intusschen bespeurde ik, dat het donker begonnbsp;te worden. Op gevaar af, van mijn weg niet terug te vinden ,nbsp;moest ik heengaan, om de Porta rossa weder op te zoeken.

Sïen 39. i^'oveinlier.

Feestdag van St. Andreas. — Pia casa di lavoro. — Opvoedingsgesticht Bigallo. — Pia casa van St. Philippus. — Huis der onnoozele kinderen. — Sasso di Dante. — Laureutiaanschenbsp;bibliotheek. — Pisaansche Pandekten. — Graf van Michel-Angelo, van Galileï, van Machiavelli en van Pico della Miran-dola. — Anekdote.

Tegenwoordig viert men in Italië, gelijk eertijds in Frank-rijk, nog halve-fcestdagen. Op die dagen is het werken geoorloofd, tevens onder verpligting van de mis te hooren. Van

-ocr page 187-

FEESTDAG VAN ST. ANDREAS. 169

dien aard is de feestdag^ van St. Andreas, die den volgenden dag moest invallen. Terwijl ik het marktplein overging, sneldenbsp;een knaap van ongeveer twaalf jaren op mij toe, en vroegnbsp;mij, mij aan mijn overkleed vasthoudende:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Padre, c’è

obbligo dl messa oggi? Pater, is het heden verpligting, om mis te hooren?» — Heden niet, maar morgen wel. Na mijnbsp;de hand gekust te hebben, ging hij vrolijk weer naar zijnnbsp;kleinen winkel. Des anderendaags zag ik hem aan den voetnbsp;van het altaar, waar hij met eene menigte volks de heiligenbsp;dienst bijwoonde. Deugdzaam kind, God moge u zegenen!nbsp;Uw gedrag stichtte mij; en, mijn weg vervolgende, was hetnbsp;mij eene aangename voldoening, bij mij-zelven te kunnennbsp;zeggen; Hier denkt men dan toch nog in ernst aan de wettennbsp;der Kerk, zelfs aan die, waarvan de verpligting minder gebiedend schijnt, en welke de verstrooijing van den arbeid gemakkelijker kan doen vergeten. O Frankrijk! hoe lang nog zultnbsp;gij uwe moeder doen weenen, en uwe kinderen doen blozen!

Ons voordeel doende met de aanwijzingen, ons den vorigen dag gedaan, begaven we ons naar de pia casa di lavoro.nbsp;Hit geslicht, een der schoonste van Italië, dient ter opnemingnbsp;zoowel van rnenschen, die nog gezond en sterk zijn, als vannbsp;gebrekkigen, van bedelaars, die er door de overheid gezondennbsp;worden, en behoeftigen, die er vrijwillig werk komen vragen.nbsp;Hun gezamelijk aantal wisselt af van 600 tot 900. Zij zijnnbsp;in klassen verdeeld en , ten gevolge dier inrigting, in verschillende lokalen afgescheiden. Men leert er verschillende ambachten.

Er zijn werkplaatsen voor wevers, kleèrmakers, schoenmakers, wol-, zijde- en katoenkaarders, vervaardigers van wollen tapijten, zijdenstoffen, linten en roode mutsen voor dennbsp;Levant. Een gedeelte der voortbrengselen wordt verkocht voornbsp;•¦ekening van het huis, het overige op bestellingen van koop-

-ocr page 188-

170 HET DRIEVOUDIG ROME.

lieden toegereed. Het twee derde der waarde komt aan het gesticht, het andere derde gedeelte aan de werklieden. Denbsp;tucht is er zacht, maar wordt streng gehandhaafd.

Niet ver van daar bewonderden wij de katholieke naastenliefde op twee andere schouwplaatsen. Het opvoedingsgesticht Bigallo, opgerigt door Comol., is het toevlugtsoord der kinderen , wier opvoeding, ten gevolge der armoede van de ouders,nbsp;verwaarloosd wordt; terwijl de pia casa van St. Philippusnbsp;van Neri de kinderen , die langs de straten zwerven, opneemt,nbsp;en onttrekt aan de gevaren, die uit den lediggang voortspruiten. De christelijke liefde gaat nog verder; de kinderen in denbsp;wieg zijn reeds het voorwerp harer vooruitziende belangstelling.nbsp;Met zeer veel voldoening bezochten wij het, zoo te regt genaamde , liefdegesticht der Onnoo%ele kinderen. Het dag-teekent van 1421, en werd gebouwd naar het plan van dennbsp;beroemden Brunellesco. Het kraamhuis is er met het vondelingenhuis vereenigd, en ongeveer 4000 dezer schepseltjesnbsp;worden daar onderhouden, in de kosten van wier opvoedingnbsp;het gesticht voorziet, voor de jongens tot zij 10, voor denbsp;meisjes lot zij 18 jaren oud zijn.

Toskanen telt twaalf groote liefdegestichten in de voornaamste steden, voor de opneming van verlaten kinderen bestemd. De draaibak is er ingevoerd; maar het is verboden, daarin de vrucht van het wettig huwelijk neder te leggen. Dezenbsp;wordt niet in het gesticht loegelaten, tenzij in gevallen vannbsp;dringende noodzakelijkheid, als, bij voorbeeld, de moedernbsp;het kind niet voeden kan, of indien het zijn vader, en in hemnbsp;den eenigen steun des huisgezius , verloren heeft. Dezenbsp;omstandigheden moeten vergezeld gaan van eene wezenlijkenbsp;armoede, bewezen door de verklaring van den pastoor, dennbsp;geneesheer en denregter, voor de bewoners van buiten; en innbsp;de hoofdstad door de verklaring van den kommissaris der wijk

-ocr page 189-

HUIS DER ONNOOZRLE KINDEREN. — SASSO Dl DANTE. 171

en van het hoofd der gemeente, welk bewijsstuk ieder volgens zijne bevoegdheid heeft af te geven. De verlaten kinderen van het mannelijk geslacht zijn tot den ouderdom van 14, de meisjes lol dien van 18 jaren, ten laste der openbarenbsp;weldadigheid. Allen blijven onder de voogdij der bestuurders,nbsp;die voorde meisjes eerst eindigt, als zij den leeftijd van 25nbsp;jaren bereikt hebben. De familie, die zich met de verzorging en opvoeding van een verlaten kind belast, — van eennbsp;jongen tol hij 14, van een meisje, lot het 18 jaren oud is, —nbsp;en het een nuttig handwerk heeft doen leeren, ontvangt eenenbsp;belooning van 70 livres. De meisjes, wier gedrag onberispelijk is, bekomen een uitzel, als zij in het huwelijk treden 1).

Terwijl wij aldus ons bezoek aflegden in de gestichten, die het meest onze belangstelling opwekten, kwamen wijnbsp;weder bij de hoofdkerk uit, waar wij in het voorbijgaan eennbsp;blik wierpen op den Sasso di Dante. Hel is een marmerennbsp;gedenksteen, die de plaats aanduidt waar de groote diehternbsp;zich kwam nederzetten, om de frissche lucht te genieten ennbsp;zijne geestdrift te ontvonken bij het beschouwen van den verheven Duorno. Danle is in Italië, maar vooral te Florence zóónbsp;populair, dat de ongeletlerdsle Florentijn u den Sasso dinbsp;Dante wijst, en daarvan den oorsprong weel te vertellen.nbsp;Eene goede les, zeker, voor onze klassieke schrijvers. Terwijlnbsp;de latere zangers van den Olymp en het Pantheon in hunnbsp;eigen land in de lagere volkskringen onbekend zijn, overleeft denbsp;katholieke dichter zich-zelven reeds gedurende een viertal eeuwen; daar de facchini (sjouwers) te Florence, de lazzaroni tenbsp;Napels en de venetiaansche gondeliers nog zijne volksliederennbsp;aanheffen. De fraaije kerk van Santa 3Iaria Novella..^ zoo

1) Zie de Gérando, Bienf. publ., l. 11., p. 173—404; t. 111. p. Ö41.

16

-ocr page 190-

'172 HET DRIEVOUDIG ROME.

rijk aan herinneringen, hield ons slechts een oogenblik op, verlangend, als wij waren, om den hooggeschallen kanoniknbsp;B..... weder te zien. Hij deelde ons, omtrent het onderwerp,nbsp;dat ons daags te voren had bezig gehouden, nieuwe bijzonderheden mede, welke door een groot aantal daadzaken bevestigdnbsp;werden. Zijn oordeel was volmaakt in overeenstemming metnbsp;de meening, welke wij ons te Genua, aangaande den tegenwoor-digen toestand van Italië, gevormd hadden. Te Florence is denbsp;strijd tusschen het goed en het kwaad hevig en hardnekkig.nbsp;Beneden de geletterde kringen, waarin het anti-christelijk ennbsp;anti-maalschappelijk carbonarisme gist, bevinden zich volksklassen , waardoor nog, zuiver en onvermengd, het levenssapnbsp;des geloofs vloeit; gelijk overal, hebben er afdwalingen ennbsp;overtredingen der zedenwet plaats, maar ook algemeen zijn ernbsp;het berouw en de bekeering: men kent er nog slechts, alsnbsp;bij uitzondering, hel menschelijk opzigt en de volhardendenbsp;onboetvaardigheid op het sterfbed.

Na voor ’t laatst van onzen eerbiedwaardigen vriend^ afscheid genomen te hebben, gingen wij de Laurenliaanschenbsp;bibliotheek bezigligen. De liefhebber van boeken vindt er,nbsp;ter bevrediging zijner nieuwsgierigheid, de vermaarde Pi-saansche Pandekfen , zijnde een volkomen wèl bewaard handschrift uit de VI. eeuw; een Firgilius, in handschrift uitnbsp;de IV. eeuw, met nog een Horatius, die aan Petrarchanbsp;toebehoorde, en waarop de beroemde dichter eigenhandignbsp;een woord geschreven heeft, ter aanduiding van den erfgenaam, aan wien hij dat werk had vermaakt. De handschriften liggen meerendeels met ijzeren kelens aan hunnenbsp;lessenaars vast, een overoud gebruik, dat men aan de be-nediktijnen verschuldigd is, en waardoor het behoud vannbsp;meer dan een meesterwerk verzekerd werd. Eene andere kelen, sterker dan de eerste, kluisterde hel werk aan den

-ocr page 191-

LADKENTIAANSCHE BIBLIOTHEEK. 173

lessenaar van den arbeidzamen monnik: het was de kerkelijke ban. .Ia, in die oude tijden, voorafgegaan door den invalnbsp;der barbaren, was het, onder straffe van excommunicatie^nbsp;aan iedereen verboden, een handschrift aan zijne bestemdenbsp;plaats te ontvreemden: zóó ver ging de bezorgdheid der Kerk,nbsp;om de verminking of het verlies der voortbrengselen van hetnbsp;genie der ouden te voorkomen, toen misschien van die werken slechts eene kopij meer bestond. En men zegt, in onzenbsp;dagen: De Kerk weêrslreeft de verlichting !

Na een gedeelte der stad doorkruist te hebben, kwamen wij aan de schoone kerk van het Heilig Kruis. Men vindtnbsp;er roemrijke grafgesteenten, als: van Michel-Angelo, Galilei, een sarcophaag, eerst sedert weinige jaren voor Dantenbsp;opgerigt, en het praalgraf van Machiavelli, met het volgendenbsp;opschrift, in den italiaanschen smaak (geen lofspraak voornbsp;zulk een roem):

TANTO NOMINI NiaLEM PAR ELOGIÜM.

In de St. Marcus-\ev\, die naar eene groote fabriek gelijkt, zagen wij het graf van den beroemden Mirandola. Op het gezigt van dat monument, brengt men zich eene anekdote belrekkelijk den vermaarden wijsgeer te binnen.

Pico della Mirandola, die een wonder van geleerdheid en geheugen was, had aangekondigd, dat hij openbare theses zounbsp;houden over alle vakken van wetenschap, zoo ver de kennis vannbsp;s menschen geest zich uilstrekte; de omni scibili (over allenbsp;wetenschap). Et de quihusdam aliis (en over nog eenigenbsp;andere wetenschappen), voegde een spotvogel er bij. Men verhaalt , dat de verwaande geleerde, toen hij, ingevolge zijnenbsp;aankondiging, voor het publiek optrad, uit het veld geslagennbsp;Werd door een eenvoudig burgerman, die hem vroeg, hoe-''eel beden er waren in de Litanie der heilige Maagd.

-ocr page 192-

I

I

174

HET DRIEVODDIG ROME.

lien 30. November.

Tribune van Galile'f. — Waarom werd Galileï veroordeeld? — Waartoe werd hij veroordeeld? — Vertrek naar Rome.

Sedert den vroeg^en morgen waren de kerken vol volk. Hel feest van Sl. Andreas vereenigde aan den voet der altaren eene talrijke menigte, wier ingetogenheid inderdaad eennbsp;genoeglijken indruk op ons maakte. Na het bijwonen van ditnbsp;stichtelijk schouwspel, bezochten wij het kabinet van Natuurlijke Historie en de Tribune van Galileï. In dit laatste zeer prachtige gebouw, dat in den vorm eener rotonde is opgetrokken ,nbsp;bewaart men de werktuigen, waarvan de beroemde sterrekun-dige zich bediende, om den gang zijner wetenschap te verhaasten , en hel thans algemeen aangenomen astronomisch stelselnbsp;te bevestigen. Die teleskopen, die kompassen , die graadbogen,nbsp;aangeraakt door de hand van hel geTiie, boezemen onwillekeurig een diep gevoel in van eerbied voor den mensch en vannbsp;dankbaarheid jegens God. Menschelijke geest, hoe edel zijt gij.nbsp;God der wetenschappen, wat zijt gij goed, door aan uw zwaknbsp;schepsel een zoo groot bevattingsvermogen mede te deelen.

Maar, heeft Rome niet, door een onreglvaardig banvonnis , eene stoornis gebragt in het eenstemmig lofakkoord ter viering van den onsterfelijken slerrekundige? Heeft het ditnbsp;schitterend licht niet willen uitdooven ? niet zonder reden eenenbsp;ontdekking veroordeeld, die de grenzen des onderzoeks totnbsp;in het oneindige uitbreidt? Deze vragen, of, beter gezegd,nbsp;deze besehuldigingen, door zooveel monden op zegevierenden toon herhaald, komen natuurlijk voor den geest in dienbsp;plaatsen, waar het onderwerp van het geschil ontsproot.nbsp;God zij dank, men behoeft het vonnis der apostolische vierschaar niet meer te reglvaardigen. De prolestanten-zelvennbsp;hebben te dezen opzigle, gelijk in zoovele andere, de dwaze

-ocr page 193-

175

WAAROM WERD GAULEÏ VEROORDEELD ?

aantijgingen der wijsbegeerte tot hunne juiste waarde lerug-gebragt 1). In allen gevalle is de onregtvaardige vooroordee-ling van Galileï, door de regtbank van hel Heilig Officie, eene dwaling, die zich zoo vast in de hoofden lieeft genesteld,nbsp;dat het zijn nut kan hebben, deze altijd oude en altijd nieuwenbsp;zaak hier beknopt uiteen te zetten.

Te Modena had de geleerde abbé Baraldi ons aangewezen de Gedenkschriften en Brieven van Galileo Galileï^ die tot dusverre onuitgegeven of verspreid waren; innbsp;het licht bezorgd door Venturi, te Modena, in 1818 ennbsp;1821; als ook de Brieven van Francesco Nicolini, afgezant van Toskanen te Rome, aan Andrea Cioli, slaats-

1) Men stelt Galileï voor als veroordeeld en vervolgd door het Heilig Officie, omdat hij de beweging der aarde om haar-ïelve ge-leeraard heeft. Gelukkiglijk is het tegenwoordig beweien, uit de brieven van Guichardini en van den markies Nicolini , afgezant van Florence, die beiden vrienden, leerlingen en beschermers van Galileïnbsp;waren, als ook uit de onuitgegeven brieven en de werken van Galileï-zelven, dat men sedert eene eeuw het publiek omtrent deze zaak misleidt. Deze wijsgeer werd niet vervolgd als goed sterrekundige, maarnbsp;als slecht godgeleerde, die zich met de verklaring des Bijbels wildenbsp;inlaten. Zijne ontdekkingen verwekten hem ongetwijfeld ijverzuchtigenbsp;vijanden; maar het was zijn eigenzinnig drijven, oin den Bijbel metnbsp;Copernicus in overeenstemming te willen brengen, dat hem voor dennbsp;regter bragt, en aan zijn overmoed alleen had hij al zijn leed te wijten.nbsp;Hij werd niet in de gevangenis der inquisitie geworpen, maar ondernbsp;bewaring gesteld in de kamer van den fiskaal, met volle vrijheidnbsp;om naar buiten gemeenschap te onderhouden. In zijne verdediging wasnbsp;er geen sprake van het al of niet gegronde zijns stelsels , maar wel vannbsp;zijne vermeende overeenhrenging der nieuwe stellingen met den Bijbel.nbsp;Na de uitspraak van het vonnis en de gevorderde herroeping, stondnbsp;het Galileï vrij, naar Florence weder te keeren. Men is deze inlichtingennbsp;verschuldigd aan een protestant, Mallet Hupan, die, op het gezagnbsp;van originele stukken steunende, het roomsche Hof hier gewrokennbsp;heeft {tlercure van den 17 Julij , 1784, No. 29).

-ocr page 194-

176 HET DHIEVOIDIG ROME.

sekretaris van den groothertog, — bevattende de diplomatieke geschiedenis, dag voor dag, van Galilei te Rome gedurende %ijn geding. Uit deze oorspronkelijkenbsp;stukken, de eerste door Galileï-zelven, de andere door Ni-colini, zijn vriend en bewonderaar, geschreven, blijkt, watnbsp;de veroordeeling aangaat:

1°. dat Galileï geenszins veroordeeld werd, wegens zijne leer van de beweging der aarde;

noch wegens zijne stelling, van de beweging der aarde door de luchtmassa heen en in wrijving daarmede; vannbsp;welk gevoelen noglans de valschheid werd in ’t licht gesteldnbsp;door Baco, Newton, Laplace en door de vorderingen dernbsp;wetenschap-zelve-,

5°. maar uithoofde hij op de Heilige Schrift heeft willen gronden en tot dogma verheffen eene onzekere sterrekundigenbsp;stelling, die destijds hevig betwist en later, althans gedeeltelijk, als ongerijmd en onhoudbaar opgegeven werd. Welnbsp;verre, derhalve, van de vierschaar te doemen, die het eerstnbsp;deze aanmatiging veroordeelde, moet men haar bewonderennbsp;en zegenen. Trouwens, is het niet eene uitstekende dienstnbsp;bewijzen aan het genie, als men het legen zijne eigen afdwalingen beveiligt? Is het niet waardiglijk ’s menschen vrijheid beschermen, als men belet, dat eene betwistbare mee-ning aan de rede als eene heilige wet worde opgedrongen ?nbsp;Dit nu deed het Heilig Officie te Rome, in de zaak vannbsp;Galileï.

Zien we de bewijzen: « De lucht, schrijft Galileï, schijnt, als een vrij en vloeibaar, en slechts los met de aarde zamen-hangend ligchaam, niet noodwendig hare beweging te moetennbsp;volgen, althans in zoover de oneffenheden der aard-opper-vlakle de vloeistof niet mede voeren, en een gedeelte daarvan, dat met die oneffenheden als in aanraking is, en zich

-ocr page 195-

177

WAAROM WERD GALILEÏ VEROORDEELD?

niet veel hooger, dan de hoogste toppen der bergen uitstrekt, in de omwenteling vasthouden. Deze luchtlaag zal zooveelnbsp;te minder aan de omwenteling des aardbeis weêrstand bieden, doordien zij bezwangerd is met damp, rook en uitwasemingen, welke stoffen zich ontwikkelen uit bestanddeelennbsp;der aarde, en bijgevolg geëigend zijn tot de bewegingen vannbsp;dat ligchaam 1).»

Voorts nog schrijft Galileï, waar hij zijne verklaring geeft van de eb en vloed der zee, dit verschijnsel toe aan de da-gelijksche omwenteling der aarde om hare as , en geenszins aan de drukking der maan, gelijk Kepler dat stelt, dienbsp;zich daardoor den bitteren spot van Galileï op den hals haalde.nbsp;Laplace komt op zijne beurt, door alle latere slerrekundigennbsp;gesteund, en zegt; « De laatste ontdekkingen hebben denbsp;meening van Kepler bevestigd en de uitlegging van Galileïnbsp;wederlegd, die in strijd is met de wetten van het evenwigtnbsp;en van de beweging der vloeibare ligchamen 9). »

Aan deze vooronderstellingen nu, door de mannen der wetenschap tegenwoordig als valsch erkend, wilde Galileï, naar den hecrschenden geest van zijnen tijd, de goddelijke orakelsnbsp;der Schriftuur en de uitspraken der Kerk ten grondslag leggen,nbsp;teneinde zijne meening zoodoende kracht bij te zetten. « Hijnbsp;eischic, zegt zijn vriend Guichardini, de toskaansche afgezantnbsp;te Rome, in zijne depêche van den 4. Maart 1616, dat de Pausnbsp;en het Heilig Officie zouden verklaren, dat dit stelsel van Copernicus op den Bijbel gegrond was. » In een brief aan de hertoginnbsp;van Toskanen, tracht hij het theologisch te bewijzen, en aannbsp;te toonen, dat het aan Genesis (het Boek der Schepping) ontleend is. Hier is sprake van het stelsel van Copernicus, opgevat volgens de verklaring, door Galileï daaraan gegeven; want,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Dialogues, IV' Journée, p. 311.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Exposit. du sysiéme du monde, liv. IV., «. II.

-ocr page 196-

178 HET DHIEVOUDIG ROME.

wat het slel.sel op zich-zelf aang;aat, Rome lieeft nooit verboden, het te blijven volhouden. Zelf.s zijn wij aan de zorg der pausen de uitgave van het boek van Copernieus versehul-digd, dat aan Paulus UI. opgedragen was.

Uit dezelfde originele slukken blijkt, wal de aan Galilei opgelegde straffen betreft:

1°. dat hem niet de oogen werden uitgestoken, zoo als Montuela beweert;

2”. dat hij niet in een kerkerhol werd geworpen, gelijk Bernini voorgeeft;

5°. dat hij geen kluisters aan den voet had, zoo als zekere schilderijen in onze kunstgalerijen hem voorstellen;

4°. dat men op geenerlei wijze hem aan zijne ledematen of oogen schaadde; maar met al die onderscheiding en voorkomendheid behandelde, waarop zijn genie en zijne gezondheidnbsp;aanspraak mogten maken; dat hij, na gedurende het geding,nbsp;de vertrekken van den tiskaal-zelven, en, sedert de uitspraaknbsp;van hel vonnis, de bekoorlijke villa Mediois bewoond te hebben , waar hij vijf maanden lang de blijken der hoffelijkstenbsp;oplettendheid mogt ondervinden, hel paleis van zijn bestennbsp;vriend, Mgr. Piccolomini, aartsbisschop van Siëna, ging betrekken, in afwachting, dat de pest, die te Florence woedde,nbsp;hem zou veroorloven, naar zijn vaderland weder te keeren,nbsp;en zijne wetenschappelijke nasporingen voort te zetten.

Halen wij nu nog eenige onwraakbare getuigenissen aan. Van Florence ontboden, kwam hij den 15. February 1633 tenbsp;Rome, vvaar hij bij zijn vriend Francesco Nicolini, afgezant vannbsp;Toskanen, zijn intrek nam. In de maand April, stelde hij zichnbsp;ter beschikking van den commissaris van ’t Heilig Officie, die,nbsp;gelijk Nicolini zich uitdrukt, hem op de voorkomendsle wijzenbsp;ontving, en de kamer-zelve van den fiskaal der regtbank tot verblijf aan wees. Men liet toe, dat zijn knecht hem bediende, en des

-ocr page 197-

WAARTOE WERD GAllLEÏ VEROORDEELD ? 179

nachts bij hem bleef, en dat mijne bedienden hem ’s morgens en ’s avonds het eten in zijne kamer bragten, en ten mijnentnbsp;terugkeerden. » Drie dagen na de uitspraak van het vonnis,nbsp;begeleidde hem de afgezant naar den tuin van 'Trinita dinbsp;Monti, destijds villa Medicis geheeten, ter plaatse waar zichnbsp;thans de fransche Akademie bevindt. Na een verblijf van vijfnbsp;maanden te Rome, vertrok Galileï naar Siëna, waar hij hetnbsp;paleis van den aartsbisschop Piccolomini bewoonde, cn toennbsp;de pest, die te Florence woedde, had opgehouden, kon hij,nbsp;ongeveer drie maanden later, naar zijne villa van Arcelri terug-keeren, waar de dood hem den 8. January, 1642, verraste.

Galileï-zelf schreef aan pater Receneri, zijn leerling: «De Paus achtte mij zijne onderscheiding waardig; men wees mijnbsp;het voortreffelijk ingerigte paleis van Trinita di Montinbsp;tot verblijf aan. Toen ik voor het Heilig Officie kwam, noo-digden twee jacobijnen mij zeer beleefdelijk uit mijne verdediging te beginnen..... Om mij te straffen, heeft men

vcixyaQ Zamens'praken verboden, en na een verblijf van vijf maanden te Rome, heeft men mij weder laten gaan. Terwijlnbsp;de pest nog te Florence heerschte, liet men mij het paleisnbsp;van mijn besten vriend , Mgr. Piccolomini, aartsbisschop vannbsp;Florence, betrekken, waar ik eene volmaakte rust genoot.nbsp;Thans ben ik op mijn buitenverblijf Arcetfi, waar ik, nabijnbsp;mijne dierbare geboortestad, eene zuivere lucht inadem 1). »nbsp;Arme martelaar!

Onder den dubbel slichlelijken indruk , dien de goede trouw van zekere geschiedschrijvers en de wreedheid van denbsp;regtbank der inquisitie op ons maakte, verlieten wij de Tribunenbsp;van Galileï, om aanstalle te maken lot ons vertrek, want dienzelfden avond zouden we ons naar de Eeuwige Stad op wegnbsp;begeven.

1) In de boven aangebaalde werken.

Drievoudig Rome. — I. Deel.

-ocr page 198-

'180

HET DRIEVOCDIG ROME.

Het leven des reizig'ers, een getrouw beeld van s men-schen pelgrimstogt op aarde, laat zich in twee woorden zamenvallen: aankomen en vertrekken. De weinige oogenblik-ken rust, welke het oplevert, zijn niet meer dan eene kortstondige verpoozing, somtijds een onaangenaam bivouack, nooitnbsp;een duurzaam verwijl. Zoo ook, en altijd zoo, draagt hetnbsp;zich in 't menschelijk leven toe. Na met onze landgcnooten,nbsp;die in hetzelfde hótel logeerden, afgesproken te hebben, waarnbsp;wij elkander te Rome zouden aanlreffen, stegen we in het

voertuig ter afreize naar..... de hoofdslad der wereld. Het was

acht uur des avonds.

lgt;en 1. Ileceniber.

Siëna. — Hoofdkerk. —- Heriniieriugen aan St. Catharina. — Aan St. Bernardinus. — Aan Christoffel Columbus. — Kerk vannbsp;Fonte-Giusta. — Bedelaarsgesticht. — Eenzame kapel. — Hoenbsp;onze ekwipaadje er uitzag. — Radicofani. — Herinneringen aannbsp;Pius VII.

Wie overdrijft, liegt. Wij vinden, dat de Florentijn in geen minderen graad met dit gebrek behebt is, dan de overigenbsp;inenschenkinderen. Daarvan hadden ons de steenschrijver ennbsp;de koopman in zwavelstokjes een eerste bewijs geleverd. Eennbsp;ander hadden wij nog te wachten van de diligence-onderne-mers; maar men moet bekennen, dal onder deze klasse vannbsp;lieden ook in Frankrijk niet weinig Florenlijnen schuilen. Denbsp;verbeelding moge bij hen de tong beslieren, ’t kan zijn, datnbsp;zij bedriegen zonder te liegen, ik zeg er niets tegen; maarnbsp;het blijft er niet minder om waar, dat de nieuweling in hetnbsp;reizen, die, in zijne onnoozelheid, hunne woorden voor goedenbsp;munt aanneeml, en de wijsgeer, wiens strenge rede de uitdrukking beschouwt als de juiste voorstelling der gedachte, de eenenbsp;teleurstelling na de andere ondervinden. Men had ou - beloofd,nbsp;bevestigd, bezworen, dat wij binnen zes en dertig uren lijds

É

-ocr page 199-

VERTBEK NAAR ROME.


SICNA.


18t


den wegr van Florence naar Rome zouden aflegg^en: hier, nu, bestond in dat snelheidsbegrip eene overdrijving van tien uren.

Met het aaubreken van den dag, waren wij te Siëna. Deze stad, het aloude Sena Julia^ beurtelings het bolwerk dernbsp;Etruriërs, eene romeinsche kolonie onder Augustus, een mag-tig gemeenebest in de middeleeuwen, en Florence’s mededingster , verheft zich bevallig op de helling van een groenennbsp;heuvel. Hare huizen en straten dalen, amphitheaters gewijze,nbsp;tot in de vlakte af, en geven aan het geheel, dat voor hetnbsp;oog des beschouwers bloot ligt, een ernstig, maar tevens nietnbsp;onbehagelijk voorkomen.

Op het hoogste gedeelte troont de kathedraal, eene der oudste en prachtigste hoofdkerken van Italië. In haar geheelnbsp;dagteekent zij van de XIII. eeuw. Hare met wit en zwart marmer bekleede muren, haar zeskante koepel, houten beeldwerk,nbsp;ingelegde vloer, waarin het bewonderenswaardigsle mozaïk,nbsp;wat men kent, gevonden wordt, haar blaauw met goudennbsp;sterren doorzaaid gewelf, hare prachtige glasramen uit denbsp;XVI. eeuw, hare borstbeelden, de pausen voorslellende, dienbsp;van den heiligen Petrus af tot Alexander III. geregeerd hebben, hare kostbare koorboeken, wier vignetten van goud ennbsp;azuur schitteren, leveren ter bevrediging van den onderzoekenden weetlust des kunstenaars stoffe genoeg.

De christen evenwel vergenoegt zich daarmede niet: zijn hart voedt zich met de groote herinneringen, welke deze kerknbsp;opwekt. De gedachtenis van St. Catharina van Siëna maakt boven alle andere aanspraak op uwe vereering. Men kan, inderdaad , aan niets anders denken, dan aan dien engel van zachtmoedigheid, onschuld en geduld, wiens hart elke openbare ennbsp;bijzondere ellende omvatte, en wel om ze te lenigen. Koninginnbsp;barer eeuw, door den invloed barer deugd, deelt zij, gelijk denbsp;heilige Bernardus, in den roem, dat Europa’s lot in hare handen

-ocr page 200-

182 HET DRIEVOUDIG ROME.

berustte. « De vrede, zeide haar eens paus Gregorius XI., is het eenig voorwerp mijner wenschen. Ik stel de geheele zaaknbsp;in uwe handen, en beveel u alleen de eer der Kerk aan. »nbsp;Zij overleed te Rome, den 29. April 1380, inden ouderdomnbsp;van drie en dertig jareii, en rust in de kerk van het Minerva-plein. Haar eerwaardig hoofd werd naar Siëna teruggebragt,nbsp;waar zij, sinis vijf eeuwen, voortdurend het voorwerp dernbsp;schitterendste eerbewijzen gebleven is.

Dan vertoont zich nog aan den reiziger de heilige Ber-nardinus, de lieveling der heilige Maagd. Ter wereld gekomen in ’t zelfde jaar, waarin de heilige Catharina overleed, wasnbsp;hij door de Voorzienigheid bestemd, om het werk zijner verheerlijkte landgenoote voort te zetten. Bij het beschouwen diernbsp;hemelsche gestalten, den eeuwigen luister der stad Siëna,nbsp;voelt men het harte zwellen; maar spoedig krimpt het wedernbsp;in, als men, de kathedraal verlatende, twee gedaanten, vannbsp;geheel anderen aard, als twee huiveringwekkende spooksels,nbsp;ziet te voorschijn treden. Bourgondië, dat Bossuet zag geboren worden, was tevens de bakermat van Piron. Siëna, denbsp;gelukkige moeder van St. Catharina en St. Bernardinus, schonknbsp;ook het aanzijn aan Bernardinus Ochin, een capucijner monnik,nbsp;die, zijne pij ontkropen, hervormer werd in den smaak vannbsp;Luther; en aan Socinus, den vader der afschuwelijke sekte,nbsp;die zijn uaam draagt.

Wij hadden den tijd, om, behalve de kathedraal, nog de fraaije kerk van Foute- Giusta te bezoeken. Daar bevindt zichnbsp;de vermaarde Sibylla van Peruzzi, die Augustus de komstnbsp;Onzes Heeren aankondigde. Raphael-zelf heeft dit meesterstuk niet overtroffen. Naast haar ziet men een waarlijk roemruchtig ex-voto, bestaande in het groote walvischbeen, hetnbsp;kleine schild met ijzeren rand en den degen, daar gebragtnbsp;door Ghristoffel Columbus na zijne terugkomst uit de Nieuwe

-ocr page 201-

EX-VOTO VAN COLIIMBCS. — BEDEIAARSGESTICHT. 185

Wereld, tot aandenken der vereering^, welke hij, van der jeugd af aan, de madonna van Fonte- Giusta had toegedragen, toennbsp;hij aan de hoogeschool te Siëna studeerde, en als een blijk vannbsp;erkentelijkheid voor de wonderbare hulp, welke hij van haarnbsp;bij eene schipbreuk had mogen ondervinden. Siëna vestigt ooknbsp;nog, als vrome en liefdadige stad, de aandacht des vreem-delings op haar schoon bedelaarsgeslicht. Opgerigt en onderhouden uit de edelmoedige bijdragen der gezamelijke burgerij,nbsp;neemt dit voortreffelijk huis, dat Frankrijk aan Italië benijden mag, de tot arbeid geschikte behoeftigen van beiderleinbsp;kunne op, laat hen gedurende den dag slechts, van’s morgens acht tot ’s avonds acht uur, werken, en geeft hunnbsp;daarvoor voedsel en kleeding met eenig zakgeld.

Wij verlieten Siëna, de welluidende uitspraak zijner inwoners bewonderende. Voor de eerste maal hadden wij de toskaan-sche taal in een romeinschen mond gehoord.

Als wij, omstreeks negen uur des morgens, met snelle vaart in eene vallei afreden, trof een aangenaam schouwspelnbsp;onze aandacht. Ter zijde van den weg stond eene eenzamenbsp;kapel. Op den drempel en tot midden op den weg, lagennbsp;grijsaards, jongelingen, vrouwen en kinderen aandachtig ne-dergeknield : een priester las in den landelijken tempel de mis.nbsp;Gelijk de Israeliten in de woestijn, die vóór den dageraadnbsp;uitgingen, om het manna, hunne hemelsche teerspijze voornbsp;den dag, in te zamelen, kwamen deze goede dorpelingen,nbsp;kinderen van Hem, die de vogelen des wouds en den grashalmnbsp;in het dal voedt, den zegen op hunnen arbeid afsmeeken,nbsp;en het tweevoudig voedsel voor ziel en ligehaam vragen,nbsp;waaraan zij behoefte hadden ter voortzetting hunner reis naarnbsp;hel eeuwige vaderland. Van ganscher harte vereenigden wijnbsp;ons gebed met de beden dezer broeders, welke wij vroegernbsp;nooit gezien , en een oogenblik later voor goed uit het gezigt

17

-ocr page 202-

184

HET DRIEVOÜDIG ROME.

verloren hadden; want de wagen voerde, als een maar al te getrouw beeld des tijds, bliksemsnel ons vandaar.

Verbeeldt u den nederigen kanonik, die deze regelen schrijft, reizende als een gekroond hoofd, met zes paardennbsp;voor zijn rijtuig, onder geleide van drie postiljons in bontkleurige liverei. Op de vlakte maakten wij eene goede vertoo-ning; maar in het gebergte liet het zicli zoo fraai niet aanzien ! Eene versterking van twee trekossen, met ijzergraauwenbsp;huid en ontzettend lange horens, kwam daar onze harddraversnbsp;te hulp, om zoo den weg te kunnen vervolgen. Deze tweenbsp;vreedzame viervoeters, die, gelijk twee beeren, met ringennbsp;door den neus aan eene ketting door een boer werden voortge-teid, lieten aan onze ekwipaadje geen ander koninklijk aanzien,nbsp;dan een soortgelijk als door Boileau beschreven wordt, toen

Quatre boeufs attelé, d’un pas tranquille et tent, Promenaient dans Paris Ie monarque indolent 1).

Zeker is het, dat, indien ons span door eene onzer fran-sche steden ware gekomen, klein en groot zich aan de vensters zou hebben verdrongen, om het te zien voorbij trekken; en,nbsp;het lijdt geen twijfel, of men zou ons voor prinsen of potsenmakers hebben aangezien. Echter waren wij, God dank, zoonbsp;min het een als het ander. Wanneer zullen wij toch leeren nietnbsp;meer naar den uiterlijken schijn te oordeelen ? Verpligt omnbsp;gedurig te klimmen en te dalen, kwamen wij eerst desnbsp;avonds te Radicofani aan , een slecht gebouwd vlek, dat zichnbsp;te midden der rotsen op een top van de Apennijnen, ternbsp;hoogte van 2,SIS voeten boven de oppervlakte der zee, verheft, in den krater van een ouden vulkaan. De zijden en denbsp;top van den somberen berg zijn bedekt met lava beddingen,

1) Een vierspan ossen, loom van tred, in koningswagen, liet vadsig hoofd van staat al schomlend rond liep dragen,nbsp;Parijs, lijn hoofdstad. door. —

-ocr page 203-

KADICOFANI. — HERINNERING AAN PIES VII.

die in de grootste wanorde over elkander liggen. Men kan zich niets woester voorstellen, dan dien grond, waarop denbsp;dauw des hemels en het zweet van den menseh geen enkelnbsp;plantje konden doen ópschieten. Gedurende een rid van tiennbsp;uren, hadden onze oogen zich in geen ander schouwspel mogen verlustigen, hetgeen ons verpligtle dien langen, vervelenden dag te eindigen met het, toen, zeker, door allesnbsp;gebillijkt refrein:

Tout ne m’a pas séduit dans la belle Italië 1).

Nogtans hadden we er kwalijk aan gedaan, ons te beklagen. Was niet de vereerenswaardige Pius Vil., gewelddadig zijn paleis ontvoerd, van alles beroofd, zonder geld en zonder linnen, in een rijtuig opgesloten en, als een misdadiger, door de gendarmen van hel keizerrijk begeleid, langsnbsp;dienzelfden weg gekomen, gedurende de drukkende hitte dernbsp;Julij-maand? Hadden wij niet de noodlottige plek gezien, waarnbsp;het rijtuig was omgevallen? Gingen wij niet afstappen in dezelfde herberg, in dezelfde kamer, waarde doorluchtige gevangene zijne door de koorts diep-geschokte leden had uitge-rusl?2) Na een oponthoud van eenigc uren, hervatteden wijnbsp;onzen weg door het gebergte.

Den S. Meceinlber.

Bellarminus. — Pontecentino. — Acquapendente. — Bolsena. — Mirade. — Montefiascone. — Anekdote. — Herinneringen aannbsp;den kardinaal Maury. — Weg van Cassius. — Meer Naviso. —nbsp;Viterbo. — De gelukzalige Crispino. — De heilige Rosa. —nbsp;Monterosi. — Eerste blik op het kruis van den St. Pieter. —nbsp;Romeinsche campagne. — Ponte-Molle. — Intogt te Rome.

De onbehagelijke landstreek, welke wij den vorigen dag waren doorgétrokken, had evenwel een man voortgebragt, in

1) nbsp;nbsp;nbsp;Niet alles, schoon Itaalje, isgoud, wat bij u blinkt.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Leven van Fins VIL, door Artaud, t. 1, p. 230.

-ocr page 204-

186 BET DRIEVOUDIG ROME.

wiens roemrijke en heilige gedachtenis zich de katholieke wereld verheugt. Op twee mijlen afstands van den weg, ternbsp;linker zijde, vertoont zich Montepulciano, de geboorteplaatsnbsp;van den onsterfelijken Bellarminus, de roem van het Heilignbsp;Gollegie, de eer van Jesus Gezelschap, de geesel der ketterijnbsp;eo de kampioen der Kerk, in de XVI. eeuw. Voorbij Radi-cofani blijft de weg nog altijd zeer ongemakkelijk. Over denbsp;toppen of langs de helling der bergen aangelegd, doorsnijdtnbsp;hij eene diepe woeste laagte, door het ruischen der berg-vlieten verlevendigd, en ingesloten door bosschen en rotsen,nbsp;die een grootsch voorkomen geven aan de grensscheidingnbsp;tusschen Toskanen en de Pauselijke Staten. Aan de tegenoverliggende zijde ziet men Pontecentino, het Sentina dernbsp;Romeinen. De douane onderwierp onze boeken en papierennbsp;aan een scherp onderzoek. Een kort begrip van St. Thomasnbsp;contra gentes^ hetwelk ik in mijn koffer had, hield dennbsp;hoofdbeambte van den post geruimen tijd bezig. Ik beklaagdenbsp;er mij in geenen deele over. Niets schijnt mij voor den staatnbsp;gewigtiger, dan die, schijnbaar beuzelachtige, voorzorgen,nbsp;om geen slecht werk door te laten. Rome vreest het lichtnbsp;niet, maar het vreest de pest, en welke pest is gevaarlijker dan een slecht boek? En kwam het ooit op in de gedachte van een redelijk mensch, een bestuur te laken, omdatnbsp;het de grenzen van zijn gebied, als het met eene besmettelijke ziekte bedreigd werd, door een cordon ter wering dernbsp;besmetting afsloot ? Aan gene zijde der fraaije brug della Pa-glia^ nadert mende kleine stad Acquapendente, alleen merkwaardig om hare ligging, op eene steile hoogte. Vier mijlennbsp;verder, reden wij, bij een helder maanlicht, langs het heerlijke meer van Bolsena, welks palingen de eer hebben gehad, door Dante bezongen te worden. Het eerste schijnselnbsp;des dageraads verlichtte onzen inlogt te Bolsena.

-ocr page 205-

187

BOtSEKA.

Dit vlek, met duizend zielen, is het aloude Vulsinii, eene der twaalf lucumonia’s, of hoofdplaatsen der Elruriërs. Huldenbsp;aan Vulsinii, hulde aan zijne ruïnen, hulde aan zijne tweenbsp;duizend standbeelden, voortreffelijke meesterstukken eenernbsp;verloren kunst, en die de buit der Romeinen zijn geworden;nbsp;hulde aan zijne bevolking, zoo beroemd door haren moedigennbsp;worstelstrijd met de zonen van Romulus; nraar hulde vooralnbsp;aan den God van goedheid, die deze stad onsterfelijk maakte,nbsp;als hij door een schitterend wonder aldaar zijne wezenlijkenbsp;tegenwoordigheid in de hoogheilige Eucharistie openbaarde.nbsp;De christen-reiziger kan die gedenkwaardige gebeurtenis nietnbsp;vergelen, die van jaar tot jaar, o-ver de gansche aarde , doornbsp;een plegtig feest vereeuwigd wordt.

’l Was omstreeks het midden der XIII. eeuw, toen paus Urbanus IV, met geheel het Heilig Collegie zich te Orviëto,nbsp;in de nabijheid van Bolsena, bevond. In deze laatste stad lietnbsp;een priester, terwijl hij de heilige dienst verriglte, in dé,nbsp;nog aanwezige, St. Catharina-kerk, uit onachtzaamheid eenigenbsp;droppels van het kostbare bloed op den altaardoek vallen. Tennbsp;einde de sporen van dit onopzettelijk voorval te doen verdwijnen, vouwt en hervouwT hij het gewijde linnen , om het door-vloeijen van het aanbiddelijk bloed te beletten. De altaardoeknbsp;werd vervolgens weder ontvouwd, en nu vond men, dat hetnbsp;bloed alle plooijen doortrokken, en overal de gedaante dernbsp;heilige hostie , duidelijk afgeleekend, in bloedkleur had ingedrukt. Op s pausen bevel, werd de miraculeuse doek plegtignbsp;naar Orviëto overgebragt, waar hij nog ten huidigen dage metnbsp;diepen eerbied in de kathedraal wordt bewaard I). De reli-quiekas, waarin hij besloten is, vormt een meesterstuk vannbsp;goudsmederij, en prijkt met schilderwerk in email. De hoofd-kerk-zelve, ter gedachtenis van het wonder gebouwd, is een vaunbsp;1) St. Antoninus, 3 part., tit. 19, c. 13, §. 1.

-ocr page 206-

188 HET DRIEVOCDIG ROME,

de prachtigste en oudste monumenten der kunst in Italië: zij dagteekent van 1290. Dit wonder was een der beweegredenen,nbsp;die, in 1262, denzelfden paus deden besluiten, de plegtigenbsp;viering van den H. Sacramentsdag in te stellen. Bolsena wijstnbsp;nog, in zijne nederige kerk, de plek aan, waar het bloednbsp;vloeide, en die met een traliewerk overdekt werd.

'Over een efiFen en slecht bebouwd veld, komt men weldra in het gezigt van Montefiascone, de Mons Faliscorum. Dezenbsp;kleine stad, bevallig op een vruchtbaren zacht-glooijendennbsp;heuvel gelegen, beheerscht eene onafzienbare vlakte, waarvannbsp;de wijn beroemd is.

Belrckkelijk dit voortbrengsel, weet ieder inwoner, en inzonderheid ieder wijngaardenier, u de volgende, aan alle reizigers bekende, anekdote te verhalen, Een rijk Duitscher keerde van Rome naar zijn vaderland terug. Daar hij eennbsp;groot liefhebber van goeden wijn was, had hij zijn knechtnbsp;last gegeven, dien onderweg in alle hólels te proeven. Hetnbsp;heerschap wachtte in zijn rijtuig den uitslag der voorproefnbsp;af, want het lag aan de hoedanigheid van den wijn, of hijnbsp;zou afstappen of den weg vervolgen. Was de wijn goed, dannbsp;had de knecht in last, zijn meester zulks te beduiden, doornbsp;het woord: est. Was hij van wat edeler kwaliteit, dan moestnbsp;hij zeggen: est,, est; en voor eene uitstekende soort heettenbsp;het: est,, est, est.

De moscatello van Montefiascone werd het driemaal est waardig gekeurd, en de duitsche gastronoom plengde er zijnnbsp;offerdrank zoo overvloedig, dat hij er het leven bij inschoot.nbsp;Ter eeuwige gedachtenis van dit, voor den wijn van Montefiascone even vereerend, als voor den teutonischen reizigernbsp;vernederend, voorval, heeft men het volgend op.schrift, watnbsp;men in de kerk van St. Flavianus lezen kan, op zijn grafnbsp;gegrift:

-ocr page 207-

ANEKDOTE. — HERINNERING AAN DEN KARD. MAÜRY. 189

EST , EST , EST ,

ET PROPTER NIMIÜM EST JOHANNES DE FÜGERnbsp;DOMINÜS MEÜSnbsp;MORTÜUS EST.

Montefiascorie bewaart nog een aandenken van geheel anderen aard. De beroemde abbé Maury, verdediger der geestelijkheid en tegenstander van Mirabeau in de eonstituerende vergadering, was bisschep dezer stad, en had, lot zijn roemnbsp;het moeien blijven. Zwakke stervelingen, die wij zijn: denbsp;wijn doet den een het leven verliezen, de eerzucht den andernbsp;het spoor bijster worden !

Op eenigen afstand van Monlcfiascone, ter regter zijde van de heirbaan, ziet men een uitloop van den Cassiaanschennbsp;weg, met de tamelijk wel bewaarde overblijfselen der Badstoven van den consul Mummius Niger Valerius Vigillus. Nietnbsp;ver van deze bouw'vallen, bevindt zich het meer Naviso, hetwelk men vermeent het oude Vadicum der Etruriërs te zijn.nbsp;Aan die woeste oevers, verloor de oude etrurische natie, innbsp;een vermaarden veldslag tegen de Romeinen, hare onafhankelijkheid, en zag sedert dat tijdstip haar gebied tot eennbsp;romeinschen vrijstaat verlagen.

Een rid van twee uren brengt u te Viterbo, de stad met de fraaije fonteinen, gelegen aan den voet van den bergnbsp;Cimino, den ouden Cyminus. Het telt 20,000 inwoners,nbsp;en levert, door hooge muren omringd en met torens geflankeerd , een aangenaam gezigt op. Onder de groote namen,nbsp;waarop het mag bogen, komt het eerst in aanmerking dienbsp;van den gelukzaligen Crispino, een arm capucijner monnik,nbsp;die, veertig jaren lang, met heldhaftige nederigheid en heiligheid, de lastige dienst van kollekterenden broeder des

-ocr page 208-

190 nET DRIEVOUDIG ROME.

kloosters vervulde. Ik zal later spreken over dezen roemwaar-dilt;jen zoon van Viterbo, wiens ligchaam, door Gods welbehagen, tegen alle bederf gevrijwaard, tegenwoordig een der wonderen van Rome is. Met innige belangstelling zagen wij denbsp;schoone kerk en het klooster der dominikanen, Di Gradi.nbsp;Daar toch bevonden zich, in hoedanigheid van novicen, sommigen onzer landgenooten, jongelingen van hooge verwachting, denbsp;bloem van dat nieuwe geslacht, dat, in den boezem van onsnbsp;vaderland, de banden van ongeloof en zinnelijkheid poogt tenbsp;verbreken, waarin men het in zijne kindschheid gekneveldnbsp;heeft. Zouden wij hunne edele zelfopoffering niet toejuichen,nbsp;en van harte den besten uitslag toewenschen aan hunnenbsp;apostolische onderneming ?

Het klooster van St. Rosa bewaart, ter vereering des christens, het vlekkeloos ligchaam dezer heldin van de XIII. eeuw, op achttienjarigen leeftijd overleden. Zij was haar land nietnbsp;minder dierbaar wegens hare bereidvaardige naastenliefde dannbsp;om hare engelachlige deugd. Onder de heerlijke kunstvoorwerpen van de kerk der Quercia, doet zich voor het mira-culeuse beeld der heilige Maagd , op den ouden eik , waaraannbsp;men het eerst heeft vinden hangen. Hier, gelijk elders, getuigen talrijke ex-volo's van de veelvermogende goedheid dernbsp;Moeder van genade, als ook van de dankbaarheid der chrisle-lijke geslachten.

Eenige mijten van Viterbo ligt hel dorp Canino. Zijn naam heeft vermaardheid verworven, sedert Lucien Bonapartenbsp;aldaar een stil verblijf zocht, en wegens de wèlgeslaagdenbsp;opgravingen, waardoor men een groot aantal etrurische vazennbsp;en standbeelden heeft gevonden, wier ontdekking eene ge-heele omwenteling in de oudheidkunde ten gevolge had.

Hoe heet die kleine fraaije stad, omringd met jonge populieren , die het voorkomen heeft eener oasis in de woestijn ?

-ocr page 209-

't Is Monterosi. Daar komea we aan den weg van Perusa, die zich aan dien van Rome sluit; deze laatste is de cas-siaansche weg: hij kondigt de nabijheid van de hoofdstad dernbsp;oude wereld aan.

Het zien dezer groote vloersteenen, door romeinsche handen gehouwen, wekt talrijke herinneringen, die de zielnbsp;ontroeren. Men hoort den snellen pas der romeinsche legioenen, die aan de uiterste grenzen der wereld den standaard der Cesars gaan planten, of met den buit der overwonnen volkeren beladen terugkeeren. Dan ziet men denbsp;Gothen, Hunnen, Vandalen, al die horden van barbarennbsp;toesnellen, die evenzeer den weg naar Rome wisten: geduchtenbsp;pelgrims, voorzeker, die in massa de rijkdommen kwamennbsp;wegslepen, welke de Romeinen eerst afzonderlijk uit allenbsp;oorden hadden bijeen gebragt. Toen Cassius dezen weg deednbsp;aanleggen, viel het hem gewis niet in, dat hij het spoornbsp;baande voor de overwinnaars van zijn vaderland, en nognbsp;minder dacht hij er aan, dat hij de evangelische veroveraarsnbsp;in hunne edele krijgstogten bevorderlijk was. Maar kennennbsp;wij, Romeinen der XIX. eeuw , van top tot teen « la locomotive , de geheimzinnige toekomst onzer spoorbanen en stoom-booten? De hand, die ze aanlegt en bouwt, heeft geen andernbsp;doel, dan haar tot louter stoffelijke belangen te doen dienen;nbsp;maar zouden zij, in de hoogere inzigten der goddelijke Voorzienigheid, geene middelen zijn, om, op eene onmetelijkenbsp;schaal, de dubbele eenheid van het goed en het kwaad, dienbsp;voor de laatste tijden is aangekondigd, te bespoedigen en tenbsp;verwezenlijken ? Ook nu nog, gelijk eertijds, beweegt zich denbsp;mensch, maar het is God, die hem leidt.

Tot zoo ver had ik mijne overwegingen voortgezet, toen wij de hoogten van Baccano bereikten. Eensklaps ging er

Drievoudig Rome. —* ï. Deel. 18

-ocr page 210-

192

ItET DRIEVOUDIG ROME.

een kreet van vreugde, gelijk aan dien van den zeeman, als hij land ziet, van den banneling, als hij den vaderlandschennbsp;bodem begroet, van den pelgrim naar het Oosten, als hij Jerusa*nbsp;lem ontwaart, uit het midden der karavaan op? Sint Pieter !nbsp;de koepel van Sint Pieter!! En allen staan stil, werpennbsp;zich neder, en begroeten met vervoering het zegevierendenbsp;kruis, dat zich verheft op het schoonste gedenkteeken, doornbsp;het genie der westelijke volkeren opgerigt. Die aanblik,nbsp;in mijne oogen de geschiedenis der gansche wereld zamenvat-tende, brengt een gevoel van huivering te weeg, dat eennbsp;diepen indruk in het vreugdevolle hart achterlaat, maar voornbsp;geene beschrijving vatbaar is. Ik wilde het juiste tijdstipnbsp;van die plegtige verschijning weten. Toen wij in den snelwa-gen klommen, hadden we onzen vrienden in Frankrijk beloofd, dat wij binnen eene maand tijds te Rome zouden wezen. Ik zag op mijn horologie; het wees twintig minutennbsp;voor drieën: wij schreven den 2. December. Dag voor dag ennbsp;op de minuut af, was er dus eene maand verloopen, sedertnbsp;ons vertrek uit Nevers.

Wie christen is, gevoelt, dat hij hier zijn voet op ge-wijden bodem zet, de ziel verlangt te bidden. Ik sloeg mijn brevier open, en, als voor die gelegenheid gekozen, moestnbsp;ik de eerste vespers van St. Franciscus Xaverius lezen, wiensnbsp;feest den volgenden dag inviel. Welk een geluk, mij te ver-eenigen met dien doorluchtigen pelgrim, die, ook uit Frankrijk naar Rome gekomen, waarschijnlijk den cassiaanschennbsp;weg gevolgd was, en misschien van hetzelfde punt, als wij,nbsp;de Eeuwige Stad had begroet!

Te Raccano vangt de zoogenaamde romeinsche campagne aan: het gedruisch der wereld laat zich hier niet meer hooren.nbsp;Men ziet geene beweginggeene hoornen, geene woningen,

-ocr page 211-

UOMEINSCIIE CAMPAGNE. — AANKOMST TE ROME. 193

geene bebouwde akkers meer: het is eene woestijn, waarvan men de grenzen overschrijdt. Voor u breidt zich eene onafzienbare vlakte uit, waarop hier en ginds eenige veehoedersnbsp;omdwalen, die , op hunne lange herderstaven leunende,nbsp;langzaam de kudden der grazende geilen en schapen volgen. Op den omwoelden, ongelijken, uitgedolven bodem,nbsp;liggen, van stap tot stap, gelijk verbleekte beenderen opnbsp;een slagveld, stukken wit marmer, verbroken zuilen ennbsp;kroonlijsten, bouwvallen van praalgraven : overal vertoontnbsp;zich het beeld des doods. Waarlijk, deze woeste vlakte,nbsp;weleer de troon van het oude Rome, is nu zijn graf. Ennbsp;dit graf, dat zoo vele eeuwen over zich heeft zien heên-gaan, liet de Voorzienigheid niet toe, dat onder de handnbsp;van den veldbouw en der nijverheid verdwijnen zou. Hetnbsp;moet voor de oogen der geslachten blijven bestaan, als eennbsp;tweevoudig gedenkteeken der verschrikkelijke magt van datnbsp;heidensch Rome, door Daniël in het verschiet gezien onder de gedaante van een reusachtig beest, hetgeen met zijnenbsp;koperen voeten alles vertrapte, wat zijne ijzeren tanden nietnbsp;vermorzeld hadden 1); en der grootere magt van den God,nbsp;die het heeft geveld. Het onvergankelijk getuigenis der overwinning vult aan, hetgeen er nog ontbrak aan dit tafereelnbsp;zoo vol droeven ernst en majesteit: op dit uitgebreide graf,nbsp;te midden van dit onmetelijk panorama, vertoont zich hetnbsp;christelijk Rome, rustig neérgezeten en met den glans vannbsp;jeugd en schoonheid omstraald. Deze gedachte, en eene menigte andere, die als uit den grond schijnen op te rijzen,nbsp;bereiden den katholieken reiziger op zijne nabijzijnde intredenbsp;in de Eeuwige Stad voor.

1) Dan. G. VUL, 19.

-ocr page 212-

194

HET DKIEVOÜDIG HOME.

Onder de ruïnen, die zich langs den eenzamen weg verheffen , onderscheidt men den sarcophaag van Publius Vibius Marianus en zijner vrouw Reginia Maxima. Het is eene dwaling, wanneer men dien houdt voor het praalgraf van Nero:nbsp;de eerste vervolger van den chrislelijken naam heeft zelfs geennbsp;graf. Om vijf uur zagen we in de verte den Tiber, verlichtnbsp;door den gloed der ondergaande zon; ’t is nog altijd de riviernbsp;met geelachtig water, den jlavus Tiberis van Virgilius. Voornbsp;ons verhief zich de Ponte-Molle^ met zijn ouden toren, innbsp;den vorm van een triomfboog. Wat at herinneringen wektnbsp;dit aloud monument, een van de belangrijkste der wereld innbsp;geschiedkundige waarde, bij u op! Het zag ’t romeinschenbsp;volk de boden tegensnellen, die de tijding der nederlaag vannbsp;Hasdrubal braglen; Cicero de gezanten der Allobrogenzen,nbsp;medepligtigen van Calilina, naar den kerker zenden; Con-stantijn den bloedigen slag leveren, die hem opperheerschernbsp;van het keizerrijk maakte, en het westelijk heidendom metnbsp;Maxentius verzinken in den Tiber, gelijk het oostelijk heidendom, een weinig later, met Juliaan den afvallige in de vlakten van Perzië zijn uiteinde vond.

Den weg vervolgende, laat men ter regter zijde den Monte Mario en links den Monte Pincio liggen, en komt voorbijnbsp;de rotonde van St. Andreas, een gedenkteeken der dankbaarheid van Julius 111.; dan treedt men weldra Rome binnen doornbsp;de poort des volks, weleer de Flaminiaansche poort geheeten.nbsp;Terwijl de agenten der douane en policie hunne ambtspligtennbsp;vervulden, begroetten wij het kruis op den obelisk van Augustus en nog vóór zeven uur hadden we onzen intrek reedsnbsp;genomen in het fransch hótel, Palazzo Conti.

-ocr page 213-

PLAN VOOR ONZE NASPORINGEN TE ROME. nbsp;nbsp;nbsp;193

Den 3. December.

Plan voor onze nasporingen te Rome. — Het heidensch en het christlijk Rome worden gelijktijdig bezocht. — Afzonderlijknbsp;bezoek van het christelijk Rome. — Bezoek der omstreken vannbsp;Rome en der Katakomben.

Onze eerste nacht te Rome bragt ons, ter welkomst, eene verkoudheid aan, wier lastig gezelschap ons belette, de tweenbsp;volgende dagen uit te gaan: maar een ongeluk is ligt tochnbsp;ergens goed voor. Wij maakten ons dit onaangenaam oponthoud ten nutte, om voor goed de orde vast te stellen, dienbsp;wij bij onze na.sporingen in de eeuwige stad meenden te moeten in acht nemen. Ziehier het door ons aangenomen en ooknbsp;gevolgde plan.

Rome is het punt van zamenkomst der beide werelden; van de heidensche en de christelijke wereld. Twee steden doennbsp;zich daar voor, en op gevaar af van slecht, of zelfs niels tenbsp;zien, moet men ze beiden afzonderlijk onderzoeken. Maar dezenbsp;twee sleden zijn zoodanig door een gemengd, en als zamen-gesmolten, dat men haar vaak onmogelijk scheiden kan , en,nbsp;waar dit het geval is, noodwendig te gelijk beschouwen moet.nbsp;Dien tweehoofdigen Janus te ondervragen, naarmate hij zichnbsp;aan onze blikken vertoont, zal het onderwerp van ons eerstenbsp;onderzoek uitmaken. De zwarigheid ligt nu nog in het aanvangspunt van dat onderzoek te bepalen. Gelukkig is het Romenbsp;der Pausen, even als het Rome der Cesars , in veertien hoofd-wijken verdeeld, die in ligging meermalen met elkander overeenkomen, Deze verdeeling, zoo bijzonder geschikt voor eennbsp;geregeld onderzoek in verband met de monumenten en plaatselijke ligging, zal ons lot leiddraad strekken, terwijl wijnbsp;elke hoofdwijk afzonderlijk zullen nagaan. Gedurende deze

Drievoudig Rome. — I. Deel. 19

-ocr page 214-

196

HET DBIEVOUDIG HOME.

eerste reis zullen wij dagelijks met den eenen voet in het heidendom, met den anderen in het christendom slaan.

Maar, eindelijk, laat zich een der banden los : op de monumenten en ruïnen volgen de werken; daarin vertoont zich Rome uitsluitend christelijk. De gestichten der liefde ennbsp;godvrucht in deze stad, zoo bewonderenswaardig en zoo weinig bekend, zullen ons een tweede onderzoek doen aanvangen, niet meer als kunstenaars of oudheidkenners, maar alsnbsp;staatshuishoudkundigen en christenen. Dit zal onze tweedenbsp;taak uitmaken.

Tot dusver blijven wij nog altijd binnen de palen der stad. Echter bevinden zich buiten Rome, en vooral in de ingewanden van zijn bodem, andere wonderen, welke wij niet vergetennbsp;mogen. De villa’s, romeinsche wegen, onderscheidene basilieken en eindelijk de onsterflijke katakomben zullen achtereenvolgend onze vrome en zeker regtmatige nieuwsgierigheidnbsp;tot zich trekken. Zoodanig was het algemeen plan onzer da-gelijksche uitstapjes. Maar ik begreep, dat, hoe wèl onderrigtnbsp;de gidsen ook waren, wier schreden wij volgen en wier verklaringen wij hooren moesten, helechter noodzakelijk was, denbsp;geloofwaardigheid hunner woorden te toetsen, en van naderbijnbsp;te beschouwen. Naar mij het doelmatigst voorkwam, moestnbsp;elke dag, dien ik aan mijne nasporingen besteedde, in tweenbsp;deelen gesplitst worden, waarvan het eerste gedeelte aan het bezoeken der monumenten, het tweede aan de bibliotheken gewijdnbsp;was. Aan deze verdeeling, men veroorlove mij die verklaring,nbsp;ben ik getrouw gebleven. Telkens als ik van mijne uitstapjesnbsp;terugkeerde, ging ik gewoonlijk mijne aanteekeningen in denbsp;Minerva herzien en ordenen. Aan de verpligtende vriendschap van den geleerden pater de Ferrari en zijne voortreflijkenbsp;collegas aldaar was ik de aanwijzing van alle, voor mijnennbsp;arbeid gevorderde, werken verschuldigd, ’t Is mij aange-

-ocr page 215-

Hi


197

DE eiDSEN TAN ROME.

naam, hun hier de hulde mijner erkentelijkheid te kunnen brengen.

Den 4. Deoemlteri

De gidsen van Rome. — Gidsen in het heidensch Rome, in het christelijk Rome, en in het onderaardsch Rome.

Een goed wegwijzer is, ontegenzeggelijk, de hoofdver-eischle voor het wélslagen in de hoogst belangrijke, maar tevens zeer moeijelijke, taak van den navorscher, die hetnbsp;merkwaardige der eeuwige stad van nabij wil leeren kennen.nbsp;Maar een wegwijzer, hoe voortreflijk ook, is daartoe alléénnbsp;niet voldoende; men moet dien met beleid volgen. Als nog,nbsp;gelijk den vorigen dag, verpligt, om mijne kamer te houden,nbsp;bragt ik mijn tijd door met kennis te nemen van de gidsen,nbsp;die ons bij onze nasporingen zouden kunnen voorlichten. Denbsp;eerste cicerone, die elk reiziger, wien het om meer dan tijdverdrijf of oppervlakkige bezigtiging te doen is, behoort ternbsp;zijde te staan, is eene grondige kennis der ongewijde en dernbsp;kerkelijke geschiedenis; de tweede eene onverdroten inspanning.nbsp;In zeer vele gevallen is het noodzakelijk, de oorspronkelijkenbsp;bronnen te raadplegen, hetzij om aan te vullen, wat er nognbsp;aan eigen kennis ontbreekt, of wel om aanteekeningen tenbsp;verbeteren, welke een eerlijk schrijver het niet mag wagen,nbsp;enkel op zijne herinnering af, het publiek aan te bieden.nbsp;De bronnen, welke ik hier bedoel, zijn van tweederlei aard,nbsp;naar gelang zij moeten dienen bij het onderzoek van hetnbsp;heidensch of van het christelijk Rome. De aanwijzing daarvan, door het doen kennen der schrijvers, op wier gezagnbsp;de mededeelingen, in de volgende hoofdstukken vervat, totnbsp;in de geringste bijzonderheden toe, berusten, zal niet alleennbsp;nuttig en aangenaam wezen voor den leergierigen lezer, maar

-ocr page 216-

198 HET DRIEVOCDIG ROME.

ook een blijk mijner goede trouw opleveren, waaraan ik hooge waarde hecht. De onbeschaamde vertelsels der plezier-reizigers, de romans, die door schrijvers a la mode overnbsp;Rome worden uitgegeven, als ook de onkunde en vooroordee*nbsp;len van zekere, zeer verspreide, Gidsen, maken dit meernbsp;dan ooit tot een gebiedenden pligt.

tb

Onder de ongewijde schrijvers, kan men bij een groot aantal te rade gaan; ik zal mij lot de opgave der voornaam*nbsp;sten hunner bepalen. Het allereerst komt in aanmerking Titusnbsp;Livius. Historie, die zooveel licht verspreidt over denbsp;zeden van de romeinsche republiek, geeft dikvVijls de, om mijnbsp;eens zoo uil te drukken, lopographische beschrijving vannbsp;zekere groole gebeurtenissen, waarvan de reiziger zich verheugt de schouwplaats te hervinden. Plutarchus levert in zijnenbsp;Qtiaesliones romanae en Levensbeschrijvingen aangaandfenbsp;personen, wellen en zaken, eene menigte zeer belangrijkenbsp;bijzonderheden. Cicero ligt \nAe Briefen aan%ijne familie,nbsp;een hoek van den sluijer op, die over de gewoonten vannbsp;’t huiselijk verkeer is uilgespreid. Die sluijer wordt door Suë-tonius bijna geheel weggenomen. In de Cesars, maalt hij onsnbsp;de zeden van het keizerrijk, en maakt den oorsprong van verscheiden monumenten bekend, waarvan de ruïnen nog aanwezig zijn. Juvenalis, in zijne Salyren^ en Marlialis, in zijnenbsp;Epigrammen^ vollooijen het werk hunner voorgangers. Dannbsp;komt Plinius de Oude aan de beurt, die ter gelegenheid vannbsp;het behandelen der natuurlijke Historie, over alles uitweidt,nbsp;inzonderheid over het huiselijk leven der Romeinen en denbsp;pracht der eeuwige stad. Froutinus, de vriend van Vespasianus,nbsp;en directeur der waterwerken, beschrijft het stelsel der EEa-terleidingen. Zijne verhandeling doet, met kennis van zaken,nbsp;de reusachtige werken bewonderen, welke de reiziger metnbsp;verbazing op het romeinsch veld aanlreft. Daarna vertoont zich

-ocr page 217-

GIDSEK IN HET BEIDENSCHE ROME. 199

Josephus met zijne Geschiedenis van denjoodschen oorlog. Behalve een aantal belangrijke bijzonderheden over de schatten,nbsp;van Jerusalem naar den tempel desVredes overgebragt, geeftnbsp;hij eene beschrijving van de zegepraal, die maar zeer weinigenbsp;leemten overlaat.

Bij deze voeg ik nog de schrijvers van het huis van Augustus , Scriptores domus Augustae, door Casaubonus, met aanmerkingen verrijkt, uitgegeven. Men is hun de afschuwelijke onthulling der saturnaliën van het paleis en de verbasterdenbsp;stad der Cesars verschuldigd. In dat slijk liggen paarlen, iknbsp;wil zeggen, komen zekere belangrijke daadzaken voor, welkenbsp;men nergens elders vermeld vindt. Men vergete verder nochnbsp;Sextus Aurelius Victor, noch Onuphrius, noch Marliani, nochnbsp;Canina. Hunne werken bevatten eene zóó naauwkeurige plaatsbeschrijving van Rome, als men, na zoo menige verwoesting,nbsp;nog verwachten mag. De schouwburgen (circus) en de volksvermaken zijn beschreven door Bulengerus in zijne verhandelingnbsp;de circis Romanorum ; terwijl wij aan Demongioso eene zeernbsp;belangrijke dissertatie over het Pantheon van Agrippa verschuldigd zijn. Ten slotte merk ik nog aan, dat een groot aantal berigten, in de bovengenoemde schrijvers voorhanden,nbsp;vereenigd zijn in de Romeinsche oudheden van Grevius en innbsp;het Lexicon antiquitatum Romanarum van Pitiscus. Dezenbsp;zijn de voornaamste schrijvers, die den reiziger in het hei-densch Rome tot gidsen strekken kunnen.

«I

Maar ook het christelijk Rome ontbreekt het niet aan historieschrijvers van grooten naam. Onder dezulken, die opnbsp;dezen eervollen titel regt hebben, zijn er, die zich gelijktijdig met de beide steden bezig houden. Ik bepaal mij hiernbsp;bij bel noemen van Casali, in zijn viexV de SplendoreUr-his ; den schrijver van Roma anlica, media e moderna ;nbsp;de Noti%ia delVuno e Valtro imperia ; als ook den pater

19

-ocr page 218-

200

HET DRIEVOUDIG ROME.

Donali. Onder den titel Boma velus, heeft deze geleerde monnik , die in 1640 overleed , eene beschrijving vannbsp;Rome nagelaten, veel naauwkeuriger en beter bewerkt,nbsp;dan alles, wat over dat onderwerp vóór hem het licht zag.nbsp;De vermaarde Justus Lipsius spreidt in zijn Amphitheater alle schatten zijner uitgebreide geleerdheid ten toon,nbsp;om ons het Coli.seum uil het heidense!» oogpunt te doennbsp;kennen; terwijl pater Marangoni ons de chrisllijke geschiedenis van dit Kapitool der Martelaren levert. Een ander werknbsp;van dezen laatsten schrijver getiteld : Belle cose gentileschenbsp;eprofane, trasportate ad uso e ad ornamenlo delle ckiese^nbsp;werpt een helder licht over eene menigte profane voorwerpen,nbsp;tevens hulde brengende aan de Kerk, die ze voor vernielingnbsp;heeft bewaard.

Aan het hoofd der schrijvers, die uitsluitend van het christelijk Rome, van de zeden, gebruiken en de leefwijzenbsp;der eerste geloovigen gewagen, staat de doorluchtige kardinaal Raronius. Voor den reiziger, die eene menigte dingen,nbsp;zich inde kerken der heilige stad ter bezigtiging voordoende,nbsp;begrijpen wil, is het schier noodzakelijk, zijne kerkeltjke An~nbsp;nalen en Aanteekeningcn op het roomsch Martyrologiumnbsp;te lezen. Op hem volgt de zeer geleerde pater Mamachi, metnbsp;zijne Berigten uit den eersten ehristen-tijd en zijne Zedennbsp;der eerste christenen. Selvaggio vult het ontbrekende aan innbsp;zijne Oudheden, en pater Mazzolari, in hooge mate godvrucht aan geleerdheid parende, brengt in een kort overzigt eennbsp;gedeelte der mededeelingen bijeen, die in de boven aangehaaldenbsp;werken verspreid zijn. Deze voortreflijke man heeft 42 jarennbsp;van zijn leven te Rome doorgebragt, waar zijne hoofdbezigheid bestond in het doen van nasporingen omtrent de kerkennbsp;en christlijke monumenten. Zijn werk, dat zes deelen beslaat , voert ten titel; Diario sacro. Een geleerde monnik

-ocr page 219-

GIDSEN IN HET CHRISTELIJKE ROSIE. 201

van het Oratorium van St. Pbilippus vanNeri, pater Severanus a sancto Severano, hsiadell o\er Ae zenen hoofdkerken vannbsp;jRome, terwijl men aan den grooten dienaar Gods, pater Dornnbsp;Carolo Thomassi, eene ko?'le beschrijving van het Coliseum ,nbsp;geheiligd door het bloed van ontelbare martelaren^ verschuldigd is. Twee werken, die voor officieel kunnen doorgaan, bevatten de geschiedenis der liefdegeslichlen van denbsp;stad der Pausen, zoowel voor wat ligchamelijke als geestelijke verzorging aangaat. De schrijver van het eerste is denbsp;abbé Constanzi, wiens werk tot titel heeft: Instituzioni dinbsp;piëta deir alma citla di Roma; het tweede is men verschuldigd aan Monsgr. Morichini, den tegenwoordigen nuntius te München; in het fransch vertaald door den heer denbsp;Bazelaire, onder den titel van: Institutions de bienfaisancenbsp;de Rome.

Wat de katakomben en martelaren betreft, wij zijn voor dit tweeledig onderwerp in het bezit van hoofdwerken, welkenbsp;men noodzakelijk kennen moet, te weten de hymnen vannbsp;Prudentius; de verhandeling over de Lijdensbijzonderhedennbsp;der heilige martelaren.! van Severanus; de glorierijkenbsp;strijd der martelaren.! van Flores; voorts Roma subler-ranea.! van Bosio, bijgenaamd den Christoffel Columbus dernbsp;katakomben. Verder heeft men nog de Osservazioni sopranbsp;i cimiteri d'e santi Marlirj et de' primitivi christianinbsp;di Roma , een hewonderenswaardig monument van wetenschap en godvrucht, opgerigt door den voortreflijken Bol-delti. Buonarrotli heeft ons de grafsteenen, glazen en andere,nbsp;in de eerwaardige doodenstad gevonden, voorwerpen beschreven. Eindelijk houdt pater Marchi, het voetspoor dezer roemrijke oudheidkundigen volgende, zich tegenwoordig onledignbsp;met het voltooijen van ’t geen er nog aan hunne werkennbsp;ontbreekt, door het uilgeven zijner Geïllustreerde christe-

-ocr page 220-

202 HET DRIEVOODIQ ROMK.

lijke monumenten van Rome. Wij wenschen allen reizigers toe, dat zij in de katakomben dien geleerden jesuit tot gidsnbsp;mogen hebben. De zoo merkwaardige mosaïken der oude kerken te Rome vinden een historieschrijver in Ciampini. Zijnnbsp;werk voert ten titel: Monimenta vetera, in quibuspraeci-pue musiva opera illustrantur.

Aan deze reeds zoo lange lijst zou ik nog andere schrijvers kunnen toevoegen, wier werken mij zeer belangrijke bijzonderheden geleverd hebben. Het zij voldoende, hier enkel tenbsp;noemenMarlinelli, Pirro Ligorio, Fogginio, Ferretli, Andreanbsp;Fulvio, Biondo Flavio, Torrigio, Sigonius, Overbeck,nbsp;Vignole, Nardini, Ferraris, Zinelli, Gancellieri en de geleerdenbsp;Benedictus XIV., in zijne verhandeling over de Feesten onzesnbsp;Heeren en der heilige Maagd. Van de latere gidsen komen innbsp;aanmerking Nibby, Canina en vooral Melchiorri, die ook metnbsp;een woord van hel christelijk Rome spreekt. Hoe overvloedignbsp;ook, zijn al de door mij opgenoemde bronnen toch nog nietnbsp;voldoende. Wilt gij met goed gevolg het merkwaardige tenbsp;Rome onderzoeken, en van nabij leeren kennen, zoo zoeknbsp;een kundig man, die u welwillend als geleider leregt helpt.nbsp;Eeuwige dank deswege aan de voorlreflijke vrienden, die onsnbsp;zoo voorkomend deze beleefdheid bewezen hebben !

Den 5. December.

De Pifferari.

’t Was nog geen vijf uur des ochtends, toen we reeds gewekt werden door een concert, dal in de straat, bijna onder onze vensters, gegeven werd: wij hoorden dejPi^ez-ar»'.nbsp;Ik vond daarin eene aangename vergoeding voor de ongesteldheid van den vorigen dag, en voor ons allen was hetnbsp;*ene genoeglijke inleiding tot hetgeen ons de heilige stad

-ocr page 221-

DE PIFFERARr. ©05

beloofde. Inderdaad ziet men hierin eene der schoonste zaken van Rome, eene der natuurlijksle en roerendste gebruiken vannbsp;het geloovig grijs verleden. De Pifferari zijn herders uitnbsp;Sabina en de Abruzzen , die jaarlijks, bij het invallen van dennbsp;Advent, hunne bergen afkomen, om in Rome’s straten, ondernbsp;bet geluid hunner veldmuzijk, de aanstaande geboorte vannbsp;'t kind van Bethlehem aan te kondigen. Men ziet hen gewoon-lijk bij drietallen — een grijsaard, een man van middelbarennbsp;leeftijd en een knaap — musiceren. Door deze indeeling blijven zij getrouw aan de oude overlevering, die niet meer dannbsp;drie herders aan de krib telt 1). Het hoofd ontbloot, staannbsp;ze stil voor de madonna’s, die de gevels der huizen sieren,nbsp;of, bij het licht eener lamp, op den achtergrond der winkelsnbsp;prijken, terwijl zij met hun vrolijk maatgeluid de gezegendenbsp;moeder des Heilands begroeten. In het voorbijgaan merk iknbsp;hier op, dat ik geen bevalliger aanblik ken, dan de winkelsnbsp;te Rome opleveren, als de madonna’s verlicht zijn, en denbsp;koopwaren, keurig en smaakvol in hellende vakken gerangschikt , ten toon gespreid liggen aan den voet van een fraainbsp;bewerkt standbeeld der heilige Maagd, dat op den achtergrondnbsp;zich verheft op eene prachtige console, met bloemen en brandende fakkels versierd.

De speeltuigen der Pifferari zijn eenvoudig, als die der herders. Een hobo, eene veldfluit en een drieangel makennbsp;het gansche orkest dezer bergmuzikanlen uit. Xit canzonetta ^nbsp;welke ze voor de koningin des hemels uitvoeren, staal niet doornbsp;kunstenaarshand op noten gesehreven. ’l Is juist deze eenvoudigheid, die daaraan al het bekoorlijke sehenkt; want zijnbsp;roept voortreflijk het nederig geheim der kribbe voor dennbsp;geest terug.

1) Sandini, Historia familiae sacrae, p. 15.

-ocr page 222-

204 HET DRIEVOÜDIG ROME,

De kleederdragt der Pifferari is met hunne muzijk en den aard van hun bedrijf in volkomen harmonie. Zij voert unbsp;naar het tijdperk der middeleeuwen terug; ik zag haar dus, ennbsp;zóó hebben ze mijne voorgangers te Rome at honderde jarennbsp;gezien. Zij bestaat in een tyroler hoed met breed veelkleurignbsp;lint, een korten mantel van grove groene pij, een broek vannbsp;sehapen- of geilenvacht, en kousen, waaronder een voetzoolnbsp;met riemen aan den voet is vast gebonden; voeg daarbij langenbsp;zwarte op de schouders afhangende lokken, een schoenen baard,nbsp;levendige oogen en hoog voorhoofd, en gij kunt u een denkbeeld vormen van dat merkwaardig volk en kostuum.

Rome ziet met blijdschap de komst der Pifferari; want al, wat eene godsdienstige herinnering doet herleven, is welkom in die echt christlijke stad. Men bemint, onthaalt ennbsp;noodigt hen; zij-zelven gaan hunne diensten in de huizen ennbsp;paleizen aanbieden, en vragen u, of gij eene novene voornbsp;uwe madonna wilt doen houden. Als men toestemt, en wienbsp;zou hen afwijzen? komen zij u negen achtereenvolgendenbsp;dagen met hun concert verlustigen. Men geeft hun eenigenbsp;bajokken ter belooning, en ik weet niet, wie zich daarbijnbsp;wel het gelukkigst gevoelt, de gever, of hij die ontvangt.

Den 15. December (ik zal hier, ter vermelding dezer bijzonderheden, de dagorde van het verhaal maar vooruitloopen), bij het begin van de groote negendaagsche voorbereiding dernbsp;Kerk tot het Kersfeest, bestelden wij eene novene. Er werdnbsp;overeengekomen, dat de laatste senerade, gedurende hel middagmaal, in onze eetzaal zou gegeven worden. De goede Pifferarinbsp;namen met de voorwaarde genoegen, en waren aan de afspraaknbsp;getrouw. Tot een aandenken, verlangde ik hunne eenvoudigenbsp;cantate te mogen hebben. Zij dicteerden ze ons; — ziehiernbsp;eene vertaling van het stuk, die echler de natuurlijke bevalligheid van het oorspronklijke niet vermag weder te geven :

-ocr page 223-

DE PIFFERARI. 205

« O zoele Maagd, dochter der heilige Anna, in uwen «schoot droegt gij den goeden Jesus. De Engelen riepen: komtnbsp;«Heiligen, begeeft u naar de hut van het kind Jesus, gebo-»ren in een kleinen stal, waar de ossen en de ezels gevoo-»derd werden. Onbevlekte Maagd, wees, daar gij gelukzalignbsp;» zijt in den hemel, onze voorsprekeres op aarde. In den Kers-»nacht, die een heilige nacht is, worde dit gebed opgedra-«gen, dat wij het kind Jesus hebben toegezongen 1). »

Ik mag niet vergeten, dat onze oude waardin bij hel concert tegenwoordig bleef. Zij was eene waardige dochter der Sabijnen of der Eques, van welke volken de Pifferari, dienbsp;van eeuw tot eeuw Sabina en de Abruzzen bewonen, in regtenbsp;lijn afstammen. Bij het hooren der toonen van de muzijk ennbsp;der Canzonetta, die in prillen leeftijd haar zoo lieflijk in denbsp;ooren hadden geklonken, vergat de goede Menica eensklapsnbsp;hare zes en vijftig j aren, en begon zij, als een jeugdig meisje,nbsp;te dansen. Zij liet zich noch door ontzag voorde gasten,nbsp;noch door hun schertsend lagchen weêrhouden. Met allennbsp;mogelijken ernst danste zij, ten aanzien van alle toeschouwers,nbsp;ter eere di Gesu Bambino e di Maria santissima, zoonbsp;lang de nationale symfonie duurde. God zegene u, goedenbsp;Menica! Hij schept, ik ben er zeker van, behagen in uw

1) nbsp;nbsp;nbsp;O verginella , figlia di sant’ Anna

Nel ventre tuo portaste il buon Gesu. Gl’Angioli chiamarano : venite Santi,nbsp;Andate Gesü bambino alia capanna,nbsp;Partorito sotto ad una capanella,nbsp;Ad’ove mangiavan il bove e Pasinellivnbsp;Immacolata vergine beatanbsp;In cielo, in terra sia avocata.

La notte di natale, è notte santa, Questa orazioD che sem cantatanbsp;Gesu bambino sia representata.

-ocr page 224-

206 HET DRIEVOUDIG ROME.

Eoo vurige, ZOO eenvoudig geloof en in uwe onvergankelijke liefde voor de onschuldige herinneringen uwer kinderjaren.

Kersmis is aangebroken; de akkoorden der veldmuzijk doen zich niet meer hooren; de Pifferari verdwijnen: hunnenbsp;zending is volbragt. Vaart dan wel, goede Pifferari; keertnbsp;vrolijk naar uwe bergen en uwe kudden terug; leeft gelukkig 5 gij hebt eene goede en heilige daad verrigt. De Romeinen zegenen u, en wij zegenen u met hen; maar vergeet nietnbsp;het volgend jaar weder te komen. Helaas! ik zal u dan nietnbsp;meer hooren, maar andere reizigers, gelukkiger dan ik , zullen naar u luisteren en u insgelijks zegenen. Ja, zij zuilennbsp;weder komen; de vaders zijn alsdan misschien reeds gestorven; maar gij zult hunne kinderen en kleinkinderen zien toesnellen , die aan de erfelijke hobo de ongekunstelde bevalligenbsp;akkoorden zullen ontlokken, welke zij van hunne vooroudersnbsp;hebben geleerd. Zóó kan men, gedurende den schoenen lijdnbsp;van den Advent, te Rome geen voet op straat zetten, nochnbsp;een uur in zijne vertrekken vertoeven, zonder, als ondanksnbsp;zich-zelven, herinnerd te worden aan het treffend geheim,nbsp;dat zich dan voorbereidt.

Hen 6. December.

Bezoek der St. Pieters-kerk. — Herinneringen. — St. Pieters-plein. — Obelisk van Nero. — Troon van den H. Petrus. — Belijdenis. — Koepel. — Leerrijke taal in het heiligdom.

Bezigheden van geheel sloflijken aard hadden ons genoodzaakt, onze welen.schaplijke uitstapjes te verdagen; vrij van alle zorg, konden wij nu daarmede aanvangen. Het weder kondigde een heerlijken dag aan; de hemel van Italiënbsp;vertoonde zich wéér in al zijne helderheid, ’t Sloeg negen uurnbsp;op de Propaganda, toen wij uitgingen om den St. Pieter tenbsp;bezoeken. De doorluchtige hoofdkerk moet in alle opzigten de

-ocr page 225-

207

BEZOEB DER ST. PIETERS KERK.

eersle plaats innemen onder de merkwaardigheden, welke men te Rome gaal bezigligen. Onderweg derwaarts, ofschoon wenbsp;nog al een tamelijk verren afstand hadden af te leggen, zagnbsp;of hoorde ik niets; mijne ziel verloor zich in een weefsel vannbsp;gedachten, die haar als opgetogen hielden, en bezweek schiernbsp;onder het gewigt van even teedere als sterke aandoeningen.nbsp;Hoe kon belanders? Wie toch, die als pelgrim den St. Pieternbsp;bezoekt, en daarbij al zijne herinneringen verzamelt, ziet nietnbsp;voor zich, als in een eindeloozen keten van goud, paarlen ennbsp;robijnen, die plegtstatige processie van keizers, koningen,nbsp;opperpriesters, geleerden en heiligen in bcêvaart, sedert vijftien eeuwen uit het Oosten en Westen, uit Afrika, Spanje,nbsp;Gallic en Germanic toe.stroomend, om het graf van den gali-leschen visscher te vereeren, en waaraan ook hij nu zijnenbsp;hulde gaat toebrengen ?

Ter spits van deze gekroonde pelgrims, treedt de overwinnaar van Maxentius aan, de eerste christen keizer, Konstantijn de Groole. Hem volgt Theodosius, die, in 393, ten strijdenbsp;trekkende tegen Eugenius, in het boetekleed gehuld, doornbsp;de voorspraak des stedehouders van Jesus Christus de overwinning komt afsmeeken. In 4J9, ziet men er Valentinianusnbsp;met zijne gemalin Eudoxia en zijne moeder Galla Placidia.nbsp;In 343, komt de overwinnaar der Barbaren, de steunpilaarnbsp;d«s keizerrijks, Belisarius, zijne lauweren aan de vóelen vannbsp;Petrus, dien tweeden overwinnaar der barbaarschheid, neder-leggen. Achter hem nadert een koning, met vlammend oognbsp;en reusachlige gestalte; ’t is de woeste Tolila, de wereld-verdclger en Rome’s geesel. Overal elders vertoont hij zich alsnbsp;een wreede wolf, maar op hel graf des apostels als eennbsp;schuchter lam. Wie is die andere kroondrager, wiens hoofdnbsp;de schare overziet? ’t Is Cedwella, koning der westlijkenbsp;Saksers, die, in 689, zijn koningrijk verliet, om als nede-

Drievoudig Rome. ~ I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;2Q

-ocr page 226-

208 HET DRIEVOUDIG ROME.

rige katechumeen den doop in de kerk der Apostelen te ontvangen.

Van nabij volgt hem een niet minder roemrijk pelgrim, Goncred, koning der Merciërs. Hij gevoelde zich zoo gelukkig bij het graf van Jesus stedehouder, dat hij het koninklijk purper aflegde, en monnik werd in een klooster nabijnbsp;St. Pieter, teneinde het genot te mogen smaken, van te leven,nbsp;te sterven en te rusten bij het gebeente der apostelen. Op allenbsp;wegen, die naar het glorierijk graf voeren, verdringen zichnbsp;in menigte nog andere hoofden van beschaafde of barbaarschenbsp;natiën: Luitprand, koning der Lombarden; Ina, koning vannbsp;Engeland; Karloman, koning van Frankrijk; Richard, koningnbsp;van Engeland; de godvruchtige Bertrade, gemalin van Pepijnnbsp;en moeder van Karei den Groote; Offa, koning der Oost-Saksers, die zijn rijk leenpliglig maakte aan St. Pieter; denbsp;koning der Lazzi, een volk van Kolchis, vergezeld door denbsp;Uoem zijner natie; de keizers Otto I., Otto II. en Otto 111.;nbsp;de heilige Henricus, koning vanGermanië; de keizerin Agnes,nbsp;gemalin van Hendrik III.; Machestad, koning van Schotland;nbsp;Chrisliern, koning der Daciërs en Gothen; de keizer Joannesnbsp;Paleologus , mitsgaders eene schaar van nog andere koningennbsp;en koninginnen, die in de geschiedenis schitteren met dennbsp;dubbelen stralenkrans van genie en van deugd.

Wat mag wel al deze monarchen zoo sterk aansporen, 0X11 het graf des plaatsbekleeders van Jesus Christus te bezoeken? Wat is de geheimzinnige beteekenis van dit eeuwenheugend feit ? Ter beantwoording dezer vragen, verschijnt in alnbsp;zijn luister de roemrijke omwenteling, die aan het rijk vannbsp;’t ruw geweld een einde maakte, en de heerschappij desnbsp;geestes invoerde, onder het zinnebeeld van ’t dubbele kruisnbsp;des Kalvariebergs en van het Vatikaan. Met het Evangelie verkrijgt men weder het ware begrip van het gezag: het koning-

-ocr page 227-

HERimERlNGEN. 209

schap is eerie lastgeving^ eene opg^elegde taak. En ziedaar, hoe, voor der volkeren heil, eene godlijke hand al die monarchen naar het graf van Petrus leidde, teneinde dadr de kermisnbsp;hunner pligten, de toewijding, de geest van opoffering en denbsp;vaderlijke gevoelens te gaan opdoen, die het hart der koningen^nbsp;als kinderen van het christendom, vervullen moeten. Heilzamenbsp;pelgrimaadje! die de magtigen en sterken op de gewijde beenderen des plaatsbekleeders van Jesus Christus zweren deed,nbsp;nooit eigendunkelijk maar regtvaardig te regeren.

Alsdan begrijpt men de verheven beteekenis van al die kroonwijdingen van koningen en keizers, die in St. PietCr,nbsp;onder toejuiching van het herboren Europa, zich lieten zalven. Alsdan herrijst in stralend licht de verhevensle gestaltenbsp;der latere tijden, Karei de Groote, de hersteller van ’t romein-sche keizerrijk en het toonbeeld der christelijke koningen,nbsp;voor den geest des pelgrims. Vier maal kwam hij naar hetnbsp;graf, waarop wij gingen nederknielen. Bij zijne laatste komstnbsp;aldaar, op Kersdag van ’t jaar 800, ontving Pepijns zoon,nbsp;neêrgeknield op den vloer der eerwaardige hoofdkerk, de keizerlijke kroon uit handen van den heiligen paus Leo IIL,nbsp;terwijl heel het romeinsehe volk hem met deze vreugdegalmennbsp;tegenjuichte : Leven en overwinning aan Karei, den îrnbsp;vromen, 'door tuchtigen^ van God gekroonden, groeten^nbsp;vredelievenden keizer der Romeinen \)! Voorzeker, ik herhaal het, het volk had reden om zieh te verheugen. Welknbsp;een waarborg vond de wereld niet in deze grootsche handeling, waarbij de koningen der aarde, zich tot vasallen vannbsp;’s hemels Koning verklarende, plegtig beloofden, den godde-lijken Koning, die voor zijn volk het leven liet, tot voorbeeld

1) Carolo piissimo, augusto , a Deo coronato , magno , pacifico, imperator! Romanorum, vita et viatoria. Anast. in Leo.

-ocr page 228-

310 HET DRIEVOUDIG ROME.

te Z’ullen nemen ? Na Karei den Groolen, ziet men, op hetzelfde graf, Lotharius de kroon ontvangen uit handen van Pas-calius I.; Alfred, koning van Engeland, op dezelfde plaats gekroond door den heiligen Leo IV.; Karei den Kalen door Joannes VIII.; Karei den Dikken door denzelfden paus; Otto 1.nbsp;door Joannes XII.; den heiligen Henrieus met de heilige Cu-negonde, door Benedietus VlIL; en vele andere, niet mindernbsp;rnagtige vorsten.

Moet men zich nu verwonderen over den diepen eerbied, dien St. Pieter te Rome aan de barbaren en zelfs den vervolgers inboezemde? Toen Alarik de oude zetelplaats der Ce.sarsnbsp;bemagtigd had, verbrijzelde, sloopte en verbrandde hij allenbsp;monumenten van 's werelds hoofdstad; maar, bij gunstigenbsp;uitzondering, verbood hij den St. Pieter te beschadigen en aannbsp;de overwonnenen, die in de eerwaardige hoofdkerk gevlugtnbsp;waren, eenig letsel te doen. De Vandalen leggen denzelfdennbsp;eerbied aan den dag. De keizerin Theodora wilde tot eikennbsp;prijs aan hare wraakzucht tegen pausVigilius voldoen: « Maaknbsp;u meester van den paus, dus schreef zij aan Antemius, waarnbsp;gij hem maar vindt, in St. Jan van Latranen, in zijn paleis,nbsp;of in elke andere kerk, uitgezonderd in St. Pieter 1). » Isnbsp;het nog noodig te herinneren, dat, in later dagen, Berthier,nbsp;generaal der troepen van het Direcloire, toen hij zich gereednbsp;maakte, om Rome van de hoogte van den Monle-Marionbsp;te bombarderen, doordrongen van eerbied, verbood op denbsp;basiliek van den prins der apostelen te vuren ?

’t VTas, dunkt mij, niet zonder reden, dat zoovele roemrijke herinneringen mijne ziel rnet een godsdienstig gevo^

1) Exceptis omnibus, in basilica Sancti Petri paree. Nam in La-terauis , aut in palatio, aut in qualibet ecclesia inveneris Vigilium, mox impositum navi, perdue eum ad nos (Wot. ad Martyrol, 18 nov.).

-ocr page 229-

31 I

ST. PIETERS-PLEIN.

vervulden, en, zoolang we ons onderweg bevonden, onafgebroken bezig hielden. Stonden niet twee der schoonste geniën van het Oosten en Westen, St. Ghrysostomus en St. Augustinus, daarbij van bewondering opgetogen 1) ? Evenwel haddennbsp;deze groote mannen niet alles gezien, en slechts ten deele dennbsp;roem van Romes St. Pieter mogen kennen. Wat er van zij,nbsp;ik zeide, met een gevoel van onbeschrijflijk geluk, tot mQ-zelven: Zoo sta ik, onaanzienlijk pelgrim, alsnu op mijnenbsp;beurt eveneens op het punt, den gewijden grond van hetnbsp;Vatikaan te betreden, die door het bloed van den prinsnbsp;der apostelen besproeid werd; op het punt, die basiliek, hetnbsp;tooneel van zoovele roemrijke gebeurtenissen, met eigennbsp;oogen te aanschouwen; te zien het heiligdom, vanwaar zoovele orakels uitgingen; de verbondsarke der beide magten,nbsp;die de wereld regeren; altijd gezegende plaats, waar zoovele gebeden opgezonden, zoovele tranen gestort zijn; vanwaar zoovele wenschen, zoovele zuchten, zoovele zegekreten ten hemel stegen: dat geluk, mijn levenswcnsch zal iknbsp;dan nu eindelijk vervuld zien! Mogt ik slechts deeleu in denbsp;gevoelens van liefde en geloof, die hier zoovele edele hartennbsp;hebben doen kloppen!

Intusschen waren wij den Tiber genaderd. Wij gingen er langs de brug van St. Angelo, eertijds de Eliaansche brug ge-heeten, over, kwamen regts voorbij het praalgraf van Adrianus,nbsp;en eenige schreden verder stonden wij voor het grootste wonder van de moderne wereld. Het plein vóór St. Pieter van

1) Ille , qui purpuram gestat, ad scpulcra illa se confert, ut ca eiosculetur , abjectoqoe fastu supplcx stat. En elders; Relictis omnibus ad scpulcra Piscatoris et Pellionis currunt et reges, et prsesides,nbsp;et milites. Chrys. llomil. xxvi, ad Corinlh. 2; Aug. Epist. iv, adnbsp;Madaurenses,

20

-ocr page 230-

212 HET DRIEVOUDIG ROME.

Rome wekte mij uit mijne mijmeringen op. Men kan geen grootscher en heerlijker plein verlangen, om aan de doorluchtige hoofdkerk een waardig voorkomen te geven. Het is eennbsp;langwerpig rond, omringd door eene prachtige gaanderij vannbsp;vier rijen kolommen, waarop wit-marmeren standbeelden geschaard staan. Te midden in verheft zich eene egyptische obelisknbsp;tusschen twee fonteinen, wier waterstralen als zilveren pijlers opschieten en, in bruisende kaskaden neêrvallende, doornbsp;bronzen bekkens worden opgevangen. Getroffen en als verruktnbsp;door dat alles, bleven wij eenigen lijd, zonder iels bepaald tenbsp;onderscheiden, onbewegelijk tegenover het portaal van St. Pieternbsp;staan. De obelisk trok eindelijk het eerst onze aandacht tot zich.

Op bevel van Caligula, uit Egypte naar Rome overgebragt, werd deze naaldzuil in de renbaan van het Vatikaan geplaatst,nbsp;waar ze tot grenspaal diende. Zij zag Nero, als wedrijdernbsp;vermomd, zijn wagen mennen, bij het licht van levende flambouwen: brandende christenen, namelijk, die met de toganbsp;incendiaria (een bekleedsel van brandstoffen) omhangen, vannbsp;afstand tol afstand, aan een paal vastgehecht, de nachtelijkenbsp;spelen des wreeden keizers verlichtten 1). In 1586, lietnbsp;Sixtus V. haar naar het midden van het St. Pietersplein, vóórnbsp;de hoofdkerk, overbrengen.

Aanvankelijk rustte zij op vier bronzen leeuwen, en kon alstoen ongeveer honderd voeten hoogte hebben; maar denbsp;leeuwen zijn verdwenen, zoodat de obelisk thans niet meer dannbsp;72 voeten hoog is. Op eene der zijden, naar de fonteinen gekeerd , leest men de toewijding der zuil door Caligula aan denbsp;keizers Augustus en Tiberius. Op hare voorzijde, regt tegenover den ingang van hel plein, staat dit zegepralend opschrift,nbsp;eene waardige gedachte vau Sixtus V., gebeiteld:

1) Tacitus, Annal. c. XV.

-ocr page 231-

OBELISK. 213

ECCE CRUX DOMINI FDGITE

PARTES ADVERSAE VICIT LEOnbsp;DE TRIBO JtJDA

« Ziedaar het kruis des Heeren, vlugt, vijandelijke magf-ten, de leeuw uit Judas stam heeft overwonnen. »

De naar de hoofdkerk gekeerde zijde verkondigt, in deze bewoordingen, de eeuwige zege des Christendoms:

CHHISTÜS VINCIT CHRISTUS REGNATnbsp;CHRISTUS IMPERATnbsp;CHRISTUS AB OMNI MALOnbsp;PLEBEM SUAMnbsp;DEFENDAT

» Christus is overwinnaar, Christus regeert, Christus beveelt, Christus bescherme zijn volk tegen alle kwaad. »

Van de obelisk komt men, eenige schreden verder, aan het zacht hellend vlak, dat naar het terras vóór het portaalnbsp;van St. Pieter opvoert. Deze drie pleinen, die een zoo schoonnbsp;geheel vormen, hebben gezamelijk eene lengte van 1073nbsp;voet.

Eindelijk stonden wij op den drempel der heilige apostelen : ad limina Apostolorum. Wat te zeggen van den onster-felijken tempel, door het christelijk genie ter eere van het doorluchtig opperhoofd der Kerk gesticht ? Een volmaakt harmonisch geheel, ondanks zijne kolossale afmetingen, rijkenbsp;verguldsels, wier glans de tijd niet heeft verdoofd, keuri»nbsp;schilderwerk, de kostbaarste marmersoorten, mosaïken, onnavolgbaar in rijkdom, koloriet en teekening; ziedaar, watnbsp;3lom de oogen treft en schemeren doet, waar men ze ook

-ocr page 232-

«Et DRIEVOUDIG ROME.

henen wendt. Maar ik moet thans niet spreken v£^ de mensche-lijke prachtwerken in het eerwaardig monument; ik ben nu niet als kunstenaar, maar als christen derwaarts gekomen. Denbsp;troon van St. Pieter, de belijdenis {confessie) en de koepel, drienbsp;praalgestichten van hooger orde, beantwoorden het best aannbsp;onze gemoedstemming bij het eerste bezoek: in hare beschouwing verloren wij ons geheel en al.

In het ruime schip, door het oog overzien, zonder stoelen, banken of preekstoel te ontmoeten, verheft zich een bisschopszetel. Daarop zit een hoogepriester, onbeweeglijk en onsterflijk,nbsp;als de Waarheid, waarvan hij het orgaan en de wachter is.nbsp;Deze hoogepriester is dezelfde, tot wien gezegd werd: ff^eidnbsp;mijne lammeren , weid mijne schapen, bevestig uwe broeders ; ik heb voor uw geloof gebeden , opdat het nimmernbsp;bezwjke.- En Petrus, de hoogepriester der eeuwen, is altijdnbsp;daar, levend in zijne opvolgers, onderwijzend door hun mond,nbsp;over schapen en lammeren wakend door hunne bediening. Innbsp;de plegtige eenzaamheid der onmetelijke basiliek is Petrusnbsp;alleen; voor hem zwijgt alles, is alles verdwenen. Elders zietnbsp;men andere herders, andere zetels, hoort men andere stemmen; maar hier, in den eersten tempel der christenheid, isnbsp;geen andere herder dan hij, geen andere zetel dan zijn troon,nbsp;geene andere stem dan de zijne. Als opperst hoofd der hiërarchie , ziet hij in alle opperpriesters, over de gansche aardenbsp;verspreid, leden van zijn schaapstal, medehelpers en nietnbsp;medebestuurders. Zijne stem is hun orakel, zijne bevelennbsp;hunne gedragslijn; en door hen het orakel en de gedragslijnnbsp;des heelals.

Aan het verruklijk schouwspel der katholieke eenheid, verpersoonlijkt in den heiligen Petrus, paart de basiliek een ander, dat niet minder verheven is. Zij toont u den galileschen vis-scher, zijn roemrijk prerogatief ten prijs eener grenslooze liefde

-ocr page 233-

21S

ÖE BELIJDENIS.

koopende. Ziedaar, op eenifje schreden van den troon , de belijdenis (confessie) van den apostel. Bewonderenswaardiffe naam , door het christlijk genie aan het outer der martelaren gegeven:nbsp;want hij brengt u in de gedachte, dat de getuige des geloofsnbsp;daaraan de onwraakbaarste aller getuigenissen, de getuigenisnbsp;desbloeds, gegeven heeft. Onder een prachligen troonhemel,nbsp;rustende op vier gedraaide Corinthische zuilen van brons, verheft zich het hoofdaltaar, het altaar van den Paus. Daarondernbsp;bevindt zich het graf der heiligen Petrus en Paulus, waarvoornbsp;nacht en dag honderd twee en twintig lampen branden, alsnbsp;drievoudig zinnebeeld der vereering , der liefde en des geloofs.nbsp;Men klimt in de grafplaats af langs twee rondgaande trappennbsp;van het zuiverst wit marmer. Bij het naderen dier altijd ver-eerenswaardige Belijdenis, voelt men zich dooreene, ik weetnbsp;niet welke, geheime kracht als aangegrepen en overweldigd.nbsp;Men meent de stem van den Zoon Gods te hooren, als hijnbsp;zijn toekomstigen plaatsbekleeder vraagt; Simon, zoon vannbsp;Jonas , bemint gij mij? en uit de diepte van dit graf verheftnbsp;zich de stem van Petrus, die antwoordt: Ja, Heer, gijnbsp;weet, dat ik u bemin. Tot weenens toe geroerd, in tegenwoordigheid van dit martelaarsgebeente, den roemrijken getuigenbsp;zijner liefde, kunt gij slechts zegenen en bidden. Naar hetnbsp;voorbeeld van zoovele millioenen pelgrims, onze voorgangersnbsp;en broeders, vielen wij op de knieën neder. Leunend tegen denbsp;wit-marmeren balustrade, die rond den dubbelen trap heenloopt, sprak ik in mijnen naam, in den naam van mijne vrienden , van mijn vaderland en der katholieke wereld, de Belijdenis van Nicea uit. O hoe gemakkelijk is het te gelooven!nbsp;of, beter gezegd, hoe gelukkig is men door en hoe fier opnbsp;zijn geloof, als men zich daar bevindt!

Wanneer gij het hoofd oprigt, zweven uwe blikken in den verheven koepel. In het ronde, aan zijn benedenrand, schittert,

-ocr page 234-

916 BET DRIEVOCDIG ROME.

in zeer groote gouden letters, de eeuwige belofte van Gods Zoon \ Tu es Petrus , et super hanc petram asdiJirMho Eccle-siam meam^ et portee inferi non praevalebunt adversusnbsp;earn. « Gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal ik mijne Kerknbsp;bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. »nbsp;De indruk, dien men dan, bij het lezen dezer godspraak,nbsp;ontwaart, is zóó sterk, dat men duidelijk de godlijke stemnbsp;meent tehooren, die zeuitsprak; temeer nog, daar de koepel, gansch schitterend van mosaïken, u de katholieke Kerk ,nbsp;in hare dubbele hiërarchie der aarde en des hemels, voorstelt,nbsp;glorierijk gevestigd op het woord haars stichters, de pogingen harer vijanden trotserend, en baar onbegrensd en eindeloos rijk uitbreidende tot in eeuwigheid.

Zóó stellen dan de troon van St. Pieter, zijn graf en de koepel het onveranderlijk prerogatief van het hoofd der apostelen voor, betaald met eene grenslooze liefde, en beloondnbsp;door een rijk, dat over hel, mensch en tijd zegeviert. Kannbsp;men naar eisch het catholicismus bewonderen, dat zoo velenbsp;koningen, zoo vele stichters van rijken naar dit welsprekendnbsp;graf henen leidt, om hen èn den aard hunner magt, èn denbsp;uitgestrektheid hunner pligten, èn het loon der getrouwe vervulling van de voorwaarden, aan hun maatschaplijk bestaannbsp;verbonden, te leeren kennen ? Dit zijn de verheven Ies.sen,nbsp;welke het doorluchtig heiligdom aan de vorsten en grooten dernbsp;aarde geeft. Voor den nederigen reiziger zijn de gevoelens,nbsp;welke het eerste bezoek aan St. Pieter in zijne ziel opwekt: eenenbsp;kinderlijke onderwerping aan de Kerk, geloof, bewonderingnbsp;en eene onbeschrijflijk gemengde gewaarwording van eerbiednbsp;en liefde. Gedurende ons oponthoud in de wondervolle basiliek,nbsp;waren de uren als een vlugtig ©ogenblik voorbijgesneld, zoo-dat de avondschemering ons kwam verwittigen, dat het tijdnbsp;werd, om van onze belangrijke pelgrimaadje terug te keeren.

-ocr page 235-

GEZIGT OP DE OMSTREKEN VAN ROME. nbsp;nbsp;nbsp;%\7

Den 7. December.

Een blik, in ’t algemeen op het oude en hedendaagsche Rome. — Het heidensch Rome. — Zijn omvang. — Zijne wegen. — Zijnenbsp;bevolking. — Het christlijk Rome. — Zijne ligging. — Zijnenbsp;schoonheden. — Zijne instellingen en gestichten. — Eerstenbsp;ontmoeting van den Paus. — Het geven van den zegen metnbsp;het heilig Sacrament in de kerk der heilige Apostelen.

Gisteren hebben wij den eersten pligt van ieder katholiek pelgrim in de Eeuwige Stad vervuld. De ware koning dernbsp;vorstlijke plaats, de heilige Petrus, had onze hulde ontvangen ; nu moest het onderzoek van het oude en tegenwoordigenbsp;Rome een aanvang nemen. Onder geleide van een uitmuntenden vriend, wiens wetenschap met zijne dienstvaardigheid evenaart, begaven wij ons naar de belvedère eener villa, op de helling van den berg Esquilino gelegen, ter plaatse, waar mennbsp;vermoedt, dat de tuinen van Heliogabalus geweest zijn. Vandaar overziet men de uil gestrekte vlakte, in wier midden Romenbsp;zich verheft. Ten oosten hadden wij voor ons den Monte Gavi,nbsp;waarop Romulus, omringd door de afstammelingen der eerstenbsp;bewoners van het land, de godsdienst van Lalium instelde;nbsp;vervolgens links om een cirkel beschrijvende, ziet men Tuscu-lum met zijne bouwvallen van villa’s en zijne herinneringennbsp;aan Cicero, Tibur met zijne kleine watervallen, belendend aannbsp;de bergen van Sabina; den Monte-Sacro, waarop het volknbsp;zamenschoolde, om zich aan de dwingelandij der patriciërs tenbsp;onttrekken; den steilen top van den berg Soracle, vanwaarnbsp;de paus St. Sylvester naar Rome werd teruggebragt, niet,nbsp;gelijk hij meende, om den marteldood te ondergaan, maarnbsp;om getuige te zijn van de zegepraal des Christendoms en omnbsp;Konstanlijn te doopen; de eenzame velden van Civita-Vecchia;nbsp;•Je Middellandsche zee, die zich als een zilveren gordijn op

-ocr page 236-

218 HET DRIEVOCDIG ROME.

het azuur des hemels afleekenl; Ostia, slechts bij name meer bekend en in aandenken om zijne aandoenlijke herinneringennbsp;aan Augustinus en Monica; Albano, dat het door Eneas gestichte Alba-longa, het graf van Ascanius, vervangen heeft;nbsp;eindelijk, op de hoogte. Gastel Gandolfo, met zijn eeuwenheugend kasteel, de vreedzame woning der pausen, wat mennbsp;in de verte voor een reusachtigen vuurtoren op een voorgebergte zou aanzien.

Beneden dit eerste terreinvlak, dat door den gezigteinder begrensd werd, vertoonden zich, hier en daar , over het veldnbsp;verstrooid, eenigen dier groole gedenkteekenen, die alle omwentelingen schijnen te overleven, om van eeuw tot eeuw denbsp;magt van ’t konings-volk aan het nageslacht te doen kennen.nbsp;Regis ziet men het graf van Cecilia Metella, voorts de waterleiding van Claudius, wier reusachlige bogen over de geheelenbsp;uitgestrektheid van het romeinsche veld, zes mijlenver, vannbsp;de bergen van Subiaco tot aan de Eeuwige Stad, de bovennbsp;den grond hangende bedding van het maagdelijk water onderschragen; verder nog de opeengestapelde ruïnen der verbazende villa van Adiïaan, en het praalgraf der familienbsp;Plautia, aan den weg naar Tivoli.

Eindelijk lag daar, midden op deze wijde vlakte, Rome voor ons, omringd door den hoogen en zwaren muur, waarmede Aurelianus het omgordde. Maar dat zoo stille en kalmenbsp;Rome, welks hooge koepeldaken nog in de laatste stralen dernbsp;ondergaande zon schitterden, was niet meer de prachtige ennbsp;gedruischvolle hoofdstad der Cesars; en evenwel moesten wij,nbsp;om de cischen van onzen geest te bevredigen, het Rome vannbsp;Augustus in oogenschouw nemen, alvorens het Rome van dennbsp;heiligen Petrus te bezigligen. Het naauwkeurig beschouwennbsp;en onderzoeken van eenige fossiele beenderen van het mastodonnbsp;stelde Cuvier in staat, om den monsterachtigen viervoeter,

-ocr page 237-

HET HEIDENSCU ROME. 219

die sedert langf onbekend was gebleven, weder zamen te stellen. Met de geschiedenis in de hand, beproefden wij dezelfde kunstbewerking op hel verminkte lijk van ’t oude Rome. Hetnbsp;geheugen en ’t gezigt te baat nemende, die twee wonderbarenbsp;vermogens, waarvan het eerste, door het niet meer bestaandenbsp;weder op te wekken, de schilderij aanvult, die het tweede,nbsp;als een afi)eeldsel van het nog aanwezige, in den oogappelnbsp;maalt, herbouwden wij het heidensch Rome: ziehier hoe hetnbsp;zich aan ons voordeed, gelijk het nagenoeg was onder hetnbsp;rijksgebied der Cesars.

Schitterend van marmer en verguldsels, met alle kunstgewrochten der verst gevorderde stoflijke beschaving prijkend, zetelde de koningin der sterkte op zeven heuvelen: De Pala-Romulus bakermat en der Cesars woonverblijf; de Kapi-tolijn , waar Jupiter troonde; de Avenlijn , door Diana’s tempel gekroond; de Coelius , met zijne torens en vischmarkt,nbsp;door de Apiciussen zoo druk bezocht; de veeltoppige Esquilijn^nbsp;met zijn pretoriaanscli kamp; de Quirinaal^ met zijne tempels van Quirinus en van hel Behoud: de Fiminns^ weleernbsp;begroeid met digte struiken, en later met prachtige paleizennbsp;bedekt. Rome, dal den Tiber overschreden had, wiens diepenbsp;bedding het in den vorm van een hoefijzer omvangt, breiddenbsp;zich ook nog uil op den Vatikaanschen en den Janiculijnschennbsp;berg. Het was verdeeld in veertien wijken of kwartieren, waarvan hier de hislorisch-vermaarde namen volgen: Porla Capena ; Ccelimonlium ; luis et Serapis; Moneta ; Tcmplumnbsp;pacis; Esquilina cum lurre et colle P'iminali; Alianbsp;semita ; f^ia lala ; Fcrnm Romanum; Circus Flaminius ;nbsp;Palatium ; Circus viaximus; Piscina publica; Aven-tinus ; Trans Tiberim.

In zijn wijden omirek bevatte het zes en veertig duizend zes honderd en twee eilanden , of groepen huizen, door straten

Drievoudig Rome. — I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;21

-ocr page 238-

220 HET DRIEVODDIG ROME.

van elkander gescheiden ; twee duizend een honderd zeventien paleizen van de onbegrijpelijksle pracht; vier honderd tachtignbsp;markt- of kruispleinen; vier honderd zeventig afgodentempels; vijf en veertig paleizen aan de losbandigheid gewijd;nbsp;acht honderd zes en vijftig badinrigtingen; dertien honderdnbsp;twee en vijftig waterkommen of vergaêrbakken; twee en dertignbsp;gewijde bosschee; twee groote amphitheaters, waarvan hetnbsp;eene voor zeven en veertig duizend toeschouwers op de zitbanken en voor twintig duizend op de terrassen ruimte had; tweenbsp;groote renbanen, de Flaminius en de Maximus; waarvannbsp;de laatste, naar de berekening van hen, die het minst opgeven, honderd vijftig duizend-, en volgens de hoogste ramingnbsp;vier honderd drie en tachtig duizend plaatsen telde; vijf binnenhavens tot het houden van spiegelgevechten met oorlogschepen; drie en twintig reusachtige marmeren paarden; tachtig van verguld brons en vier en tachtig van ivoor; zes ennbsp;dertig marmeren zegebogen met het fijnste beeldhouwwerk;nbsp;negentien boekerijen; achten veertig obelisken; elf forums;nbsp;tien basilieken, en eene ontelbare menigte marmeren , bronzennbsp;en zelfs gouden standbeelden 1). Veertien waterleidingennbsp;voerden het water, of liever de rivieren, van de naburigenbsp;bergen naar Rome af; vier en twintig wegen, met zware gehouwen steenen bevloerd, leidden, tusschen trotsche praalgraven door, van uit de vier en twintig poorten der wereldhoofd-stad naar de provinciën heen.

Zóó vertoonde zich aan onzen blik de stad der Cesars, in al haar verblindenden luister. Doch, wij hadden nog pas denbsp;helft van ’t schouwtooneel overzien. Buiten het Pomoerium,nbsp;of den ringwal, buiten de vestingwerken, die Rome verdedigden en de eigenlijke stad, ürbs^ insloten, lag eene nieuwe

1) Zie Rep. Rom.


Nardini, Roma antica , lOo, 114 tot 124.


436 , en Onuplirius P.invln. de


-ocr page 239-

UITGESTREKTHEID VAN ROME. 221

stad, civitas, die tot op onafzienbaren afstand zich rond de andere uitbreidde. Gelijk tegenwoordig de voorsteden van Parijsnbsp;tot de oudslad, zoo stond dit Rome, exira muros, in verhouding lot de eigenlijke stad, binnen de bolwerken en hetnbsp;Pomoerium gelegen. Met zijne ontelbare gebouwen besloegnbsp;het heel de omliggende vlakte, die over een middellijn vannbsp;tien mijlen, van Otricoli lot Ostia, van Albano en Tivoli lotnbsp;Civita Vecchiazich uitstrekte. Men mag daarvan niet onkundignbsp;zijn, wil men de schrijvers begrijpen, die over den omvangnbsp;en bevolking der oude hoofdslad van ’t heelal, tijdens harennbsp;hoogsten sloflijken bloei, gesproken hebben.

« Rome, zegt Aristides van Smyrna, is de stad der sleden, de stad der gansche wereld. Een dag, wal zeg ik ? een heelnbsp;jaar is niet voldoende, om alle steden te tellen, welke in dienbsp;godlijke stad zijn gebouwd 1). »nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Builen de stadsmuren,

voegt een ander geschiedschrijver daar bij, is de gansche omtrek bewoond; zoodat iemand, die, bij eene bezigtiging van Rome, er den eigenlijken omvang van wil leeren kennen,nbsp;zich gedurig vergist: want hij vindt geen herkenningsteeken,nbsp;dat hem ’t begin of het einde der stad aanwijst. De redennbsp;daarvan is, dat de voorsteden dermate met de stad vereenigdnbsp;zijn, dat ze over het geheel ééne stad schijnen uit te maken,nbsp;die zich tot in het oneindige uilbreidt 2). •gt;

1) nbsp;nbsp;nbsp;Commune totius terrae oppidum, eadem urb$ urbium , quia vi-

dere in ea est omnes urbes collocatas..... deficiat non iinus dies, scd

quofquot habet anniis, si quis adnumerare conetur omnes urbes in coe-testi illa urbeposilas, idquc ob nimiam copiam. Apud Casalium, de Urbis splejidorc, p. 34.

2] nbsp;nbsp;nbsp;Omnia loca circa urhem babitata sine mcenibus esse ; in qua sinbsp;quis infuens inagnitudinem Romae exquirere velit, is errare cogetur,nbsp;nee habebit signum ullum cerium quousque urbs incipiat. aut desinat:nbsp;adeo suburbana ipsi urbi adbajrent, et annexa sunt, praebentque spec-tantibus opinionem extensse in infinitum urbis. Dionysius , apud eum-dem, p. 34 et 421.

-ocr page 240-

222

Bet drievoudig ROiiiE.

«De stad, das gaat Aristides voort, strekt zicli tot aan zee uit, waar zich de algemeene markten stapelplaats van allenbsp;voortbrengselen der aarde bevindt; en zoo groot is Rome, dat,nbsp;welk gedeelte men daarvan ook bezoekt, men zich overal innbsp;’t hart der stad verbeeldt te zijn 1). «

Zoodanig was dan hel heidensch Rome in de dagen zijner grootheid. Builen zijne muren en den omkreits zijner heuvelen, school het zijne vertakkingen uil: zijne onmetelijke voorsteden, die, als zoovele sleden, lol Tibur, Otriculum, Aricianbsp;en zelfs nog verder zich uitstrekten 2). Volgens deze getuigenissen zou Rome met zijne voorsteden eene oppervlakte vannbsp;tien mijlen rniddellijns beslagen hebben. Eene bijzonderheid,nbsp;door den levensbeschrijver van Konslantijn geboekt, levert eennbsp;eigenaardig bewijs van de wezenlijkheid dezer verbazende pro-porliën op. Op weg naar Rome, was deze vorst nog slechtsnbsp;gedeeltelijk de voorstad Olricoli doorgetrokken, toen hij dennbsp;Perzer Hormisdas,een beroemd bouwkunstenaar, die voor ’teerstnbsp;Italië bezocht, vroeg, wal hem van Rome dacht? Getroffennbsp;door de pracht en de aaneenschakeling der praalgebouwen,nbsp;gaf de vreemdeling ten antwoord : « Ik geloof, dal we ernbsp;reeds half door zijn. » Hij bevond zich echter toen nog opnbsp;meer dan vier mijlen afslands van de eigenlijke stad 5).

Maar ook, al mislemen al deze bewijzen, dan nog zou de aanblik van het romeinsche veld, of zoogenaamde caiwpzzjrwe.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Descendit etiani et porrigilur ad mare lp.sum. nl)i eonimune estnbsp;emporium, et omnium quae terra proveniunt dislributio. Tantam Ro-raam essc, ut in quacumque parte quis constiterit, nihil impediat,nbsp;et in medio eum esse. Arist. Hist, sub Adriano apud Casal., p. 34.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Miinila erat prsecelsis muris, aut abruptis montibus nisi quodnbsp;ex.spatiantia tecta, multas addidcre iirbes, in prima regione. Plin.nbsp;lib. m, c. i5. — Nempe ut tot cssent urbes, quot ipsa suburbia, quaenbsp;Tibur, Otriculum, Ariciam atque alio excurrebant. Casal., p. 33.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Ammian. Marcell.

-ocr page 241-

223

ÜITGESTREKTHEID VAN ROME.

alleen de ongemeen groote uitgestrektheid der oude keizerstad aanduiden. Het omgedolven, doorwoeld terrein, waarop schiernbsp;geen effen plek gronds te vinden is, de tallooze brokstukkennbsp;van monumenten, die er over den bodem verspreid liggen ,nbsp;zijn als zoovele stemmen , die van alle punten der vlakte unbsp;toeroepen: hier heeft Rome gestaan 1).

Met onverzadelijken blik op deze fabelachtige stad neder-starende, zagen wij, aan den voet des Kapitools, den vermaarden gouden mijlpaal schitteren. Vandèar liepen de talrijke heirbanen uit, die tot banden van onafgebroken gemeenschapnbsp;strekten tusschen de koningin der wereld en alle aan harenbsp;opperheerschappij onderworpen volkeren. Over de breede vloersteenen dezer wegen, verbeeldden we ons de Tabellarii 2)nbsp;in galop te zien voortrennen, om des Cesars vrijmagtige bevelen naar het Oosten en Westen , naar Gallië , Germanic ennbsp;tot in ’t hart van Spanje over te brengen, met last aan denbsp;sidderende natiën, om te knielen voor de luimen van een we-relddwingenden Nero of Caligula. Dan vertoonde zich, langsnbsp;alle toegangen binnenstroomend, dat talloos lal van vreemdelingen , zoo verschillend in taal, zeden en kleederdragt, dienbsp;door weetlust, vermaak, eerzucht of handelsbelang, telkennbsp;dage, bij duizenden, naar eene stad werden heengelokt, dienbsp;minder de stad der Romeinen dan de algemeene wereldstadnbsp;heeten mogt 5). Onder die romeinsche wegen , meesterwerken

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zonder in 't minst te kort te doen aan de naauwkeurigheid dernbsp;getuigenissen van de hoven vermelde schrijvers , moet men evenwel aannemen, dat in de voorsteden ook tuinen van meerdere of mindere uitgestrektheid, misschien /.elfs onbebouwde velden en gronden van openbaren eigendom, gevonden werden , waar de Romeinen hunne groevennbsp;van tufzand en zwavelaarde hadden.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Keizerlijke postboden.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Commune totius terrae oppidum. Arist. Tolaj nationes illic si-

21

-ocr page 242-

HET DRIEVOI'DIG ROME.

van hechtheid en bouwkunst, deed zich het eerst de Appische aan ons voor, wiens prachtvolle aanleg hem den titel vannbsp;koning der wegen [reyina viarnm) verworven heeft. Hij leiddenbsp;over Albano, Aricia, de Drie Loges, het forum van Appius,nbsp;Sinuessa, Terracina, Fondi, Formium, Minlurno, Gapua,nbsp;Nola, Napels, Nocera en Salerno naar Brindes en de oostelijkenbsp;grenzen van Italië.

De latijnsche weg (via Latino) strekte zich uit over de Abruzzen, Agnani, Fereulino, Frosinone, Aquinae en Arpi-num, aan den voet van den Monle-Gassino gelegen, lot aannbsp;Benevento.

De via Solaria liep naar het land der Sabijnen.

De via Emiliana stelde Rome in gemeenschap met geheet noordelijk Italië, en voerde naar Geseiia, Bologna, Modena,nbsp;Reggio, Parma, Piacenza, Milaan, Bergamo, Brescia, Verona, Vicenza, Padua en Aquilea.

De Flaminiaansche weg nam zijne rigting over Otricoli, Narni en Spoleto naar Rimini, de ligplaats der romeinschenbsp;vloot.

De Jnreliaansche weg liep naar het westen, doorLigurië en tot Arles, vanwaar hij zijne vertakkingen door geheelnbsp;Gallië uitspreidde.

Ten zuiden, voerde de weg van Ostia naar de stad van dien naam, de haven van Rome en de stapelplaats van den handelnbsp;der gansche wereld.

Aan deze hoofdwegen, welke men als de groote slagaderen van s werelds koninginne beschouwen kon, sloten zich vele

mul et confertira habitant: ut Cnppadocura, Scytliarum, Ponticorum ct atiorum coniplures. Galen. Mlog. sophist. Polemon. — Aspice lianenbsp;frequentiam, cui vix urbis iminensse tecta suffieiunt: maxima parsilliusnbsp;turbse palria caret; ex niunicipiis, ex coloniis suis, ex toto deniquenbsp;orbe confluxerunt. Senec. ad Hehiam.

-ocr page 243-

225

WEGEN EN BEVOLKING VAN ROME.

andere aan, wier lange kronkelingen, langs alle minder belangrijke plaalsen voortgezet, er de beweging overbraglen , die van uit het hart opwelde. Bijna even bekend in de ongewijdenbsp;geschiedenis, als de eerstgenoemden, slaat het meerendeelnbsp;daarvan roemrijk in de jaarboeken onzer martelaren opgetee-kend. Wij behoeven enkel den Cassischen, Nomentaan-schen, Tiburtijnschen , Prenestijnschen, Laviniaanschen ,nbsp;Ardealijnschen , t^aleriaanschen en, eindelijk, den vermaarden Triomftogls-weg te noemen 1).

Langs deze fraaije wegen , in die prachtvolle paleizen, onder die lallooze zuilengangen, op die ruime forums, te middennbsp;van al die monumenten van weelde, magt, rijkdom, ineennbsp;woord, der kwisligste sloflijke beschaving, welke men ooitnbsp;bewonderde, bewogen zich vijf millioen inwoners 2).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie hier de namen van alle romeinsche wegen, hunne vertakkingen daaronder begrepen: Via Trajana, Appia , Lavicana, Pr^nes-tina, Tiburtina , Noinentana, Salaria., Flaminia , Clodia, Valeria,nbsp;Aurelia, Carnpana , Osliensis , Porluensis , Janiculensis , Laurentina ,nbsp;Ardeatina , Setina , Quinctia , Cassia, Gallica, Cornelia, Triuinphalis,nbsp;Lalina , Asinaria, Ciinina , ïibcrina. De voornaamste wegen of grootenbsp;straten binnen Rome waren zeven in getal, en heetten : Via Sacra,nbsp;via Nova , via Lata , via Nova alia , via Fornicata , via Recta , vianbsp;Alta. Onuphr. lih. I, ja. 64.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Deze opgaaf is volgens de berekening van den geleerden Justusnbsp;Lipsius. Zij komt ons veel waarschijnlijker voor, en veel meer in overeenstemming met de uitdrukkingen der heidensche schrijvers , dan denbsp;veronderstelling van eenige latere pennevoerders , onder welke er zijn,nbsp;die Rome’s bevolking tot een millioen wilden inkrimpen , naar hetnbsp;aantal malen koren , door Egypte en Sicilië tot het jaarlijksch verbruiknbsp;dezer hoofdstad geleverd. — Sprekende van het sluiten des Iiustersnbsp;(vijfjarig tijdvak) door Claudius in het jaar 801 , zegt Tacitus, dat Romenbsp;6,944,000 inwoners telde : Condiditque lustrum quo censa sunt civiumnbsp;iX/X centena et XLIF millia. Tacit. Annul, lib. XI , c. 2S.

Als men in aanmerking neemt 1“. het aantal groepen of blokken van huizen , tnsula:, en de menigte paleizen , binnen de stadsmuren

-ocr page 244-

226

HET DUIEVOUDIG ROME.

Züódanigr was de gedaante, waarin het heidensch Rome zich aan ons vertoonde. Bij de beschouwing van die letterlijknbsp;historische schijngestalte, waarvan al het bestaande ter wereldnbsp;volstrekt geen denkbeeld meer oplevert, maakt een gevoel vannbsp;ontzetting zich van de ziel meester, maar die eerste gewaarwording wijkt terug voor een diep medelijden. Voorzeker, aan harenbsp;fierheid, aan haren weelderigen rijkdom, herkende men weldenbsp;koningin der oude wereld, de magtige vorstin der sterkte;nbsp;doch de kroon van diamanten en robijnen, die haar hoofd omschittert, verbergt maar onvolkomen de onheilspellende ziekelijke bleekheid van haar gelaat; en onder het goud en purper,nbsp;dat haar ontzaglijke gestalte omplooit, ontwaart men afschuwelijke wonden. Te midden der luisterrijke stad hadden onzenbsp;oogen menigen traan zien vloeijen, en waren jammerkretennbsp;tot ons oor doorgedrongen; want de diepste verachting dernbsp;menschheid had zich onder al hare gedaanten aan ons voorgedaan : maar loopen we de volgorde onzer waarnemingennbsp;niet vooruit: ’t is hier de plaats nog niet om het lijk in oogen-schouw te nemen.

Een ander tooneel trok onze aandacht tot zich : het christelijk Rome rees daar voor onze oogen op. Reeds neigde de zon tot óndergaan: hare laatste stralen verguldden met hunnbsp;zacht tintelenden gloed de toppen der zeven heuvelen; terwijl een ligte nevel, aan een onmetelijken purperen sluijer

gelegen ; S”. den ongemeen grooten onivang der voorsteden ; nbsp;nbsp;nbsp;3”. de

scharen van vreemdelingen , of liever volkeren , gelijk Aristides zegt, die naar Rome toevloeiden ; 4°. het verbazend getal slaven , hetgeen dat dernbsp;mëesters ver te hoven ging ; 0°. die menigte ingezetenen van minderenbsp;klasse te Rome , waarvan slechts een gedeelte (drie honderd duizendnbsp;menschen) uit de schatkist onderhouden werden ; 6“. de pretoriaanschenbsp;kohorten , de bezetting en het ontzaglijk aantal zwaardvechters , dienbsp;dagelijks in de renbanen of in de amphitheaters streden , dan zal mennbsp;in het boven opgegeven cijfer niets overdrevens vinden.

-ocr page 245-

HET CHRISTELIJK ROME. 227

gelijk, met de zachtste kleurschakeringen des regenboogs doorweven, zich boven de slad uilbreidde, en haar als meteen doorschijnend gaas overtoog. De slad van St. Pieter, de roemwaardige moeder der katholieke wereld, geleek alsloen eenenbsp;kuische matrone, met eerbiedwaardig voorhoofd, zachte ennbsp;kalme gelaatstrekken en majeslueuse houding. Wie zou,nbsp;wanneer hij Rome dus stil en rustig ziel inslapen, te middennbsp;eener uitgebreide eenzame vlakte, bij het gestadig ruisschennbsp;zijner fonteinen, in de schaduw des kruises, dat boven zijnenbsp;ontelbare kerken prijkt, onder de beseherming van Maria,nbsp;wier vereerde beeldtenis zijne huizen siert, onder bewakingnbsp;zijner martelaren, wier zegevierende legerschaar zijne wallennbsp;omringt, — wie zou in dat beeld de koningin, de bruid,nbsp;de onsterflijke moeder niet herkennen, die zeker is van dennbsp;volgenden morgen weder te zullen ontwaken, om het goede,nbsp;wat zij gisteren begon , lot het einde der eeuwen toe voort tenbsp;zeilen? Inderdaad zou men de slad bezwaarlijk in een pleg-tiger uur en onder een gunstiger daglicht hebben kunnennbsp;beschouwen.

Van desloflijke schoonheden, welke het christlijk Rome bevat, zal ik voor ’t oogenblik maar weinig zeggen: de roemnbsp;van de bruid des grooten Konings is van verhevener aard.nbsp;Gelijk de koningin van ’t heidendom, zetelt de koningin desnbsp;Evangelies nog altijd op de zeven heuvelen; zelfs rust ze aannbsp;de overzij van den Tiber, ook op den Valikaanberg en dennbsp;Janiculus; maar schoon namen en plaatsen dezelfde bleven,nbsp;zijn echter de zaken veranderd. Geene heidensche tempelsnbsp;meer, maar kerken aan den waren God gewijd, bekroonennbsp;alle hoogten. De door Nero, Caligula, Heliogabalus bezoedelde plaatsen, worden bewoond door monniken en geestelijkenbsp;dochters van alle orden. Zoo zagen we op den top van dennbsp;Kapitolijnschen berg, ter zelfder plaatse, waar eens Jupiters

-ocr page 246-

228

HET DRIEVOUDIG ROME.

tempel stond, de kerk Ara Goeli schitteren, die aan de godlijke Maagd is toegewijd. Op den Palatijnschen, te midden der wanstaltige ruïnen van ’t paleis der Gesars, verheffen zich de kerkennbsp;van de heilige Maria ter bevrijding, van Sl. Theodorus en vannbsp;St. Bonaventura. De Goelius prijkt met de doorluchte hoofdkerk van Sl. Jan van Lateranen, met de kerk der vier gekroonde martelaren en die van de heiligen Joannes en Paulus.nbsp;De Avenlinus, beroemd om zijnen tempel van Diana, beurtnbsp;de kerken der heilige Sabina, van St. Alexis, en van de heiligenbsp;Prisca tot in de wolken omhoog. St. Maria in Gosmedinnbsp;staat aan den voet dezer berghoogte, als een gewijde zuilengang voor die eerwaardige heiligdommen. Op den Quirinaal, niet ver van Trajanus’ eerezuil, verheffen zich luisterrijk de kerken van St. Dominicus en Sixtus, van St. Silvester en van de heilige Maria ter overwinning. Den Vimi-naal kroont de prachtige kerk van St. Maria der engelen,nbsp;in de badsloven-zelve van Dioclelianus gebouwd. Op dennbsp;Esquilijn vertoonen zich aan den bewonderenden blik denbsp;kerken van St. Maria de meerdere, van St. Pietersbanden ennbsp;van Sl. Marlinus der bergen. In de verte, aan den gezigl-einder, ziet men den Janiculus met zijn tempel van Bramante;nbsp;en lager den Valikaanberg met het w'onder der kerken,nbsp;St. Pieter.

Rome lelt niet meer dan 170,000 inwoners. De muren door Aurelianus er rond opgetrokken, beschrijven een veelnbsp;wijder omlrck, dan de tegenwoordige stad te barer insluiting behoeft: de ruimte, die tusschen de huizen en dennbsp;antieken ringmuur overblijft, wordt ingenomen door wijngaarden, tuinen en onbebouwde velden, overdekt met bouwvallen , waarlusschen men kudden schapen, hoornvee en enkelenbsp;buffels ziet omzwerven. Boezemt de aanblik van zooveel tennbsp;bodem geslagen gebouwen, ontzettende gedenkteekenen van

-ocr page 247-

22a

HET CHRISTELIJK ROME.

een vervlogen roem, den wijsgeer de ernstigste gedachten in, diezelfde immer blijvende verwoesting bevestigt onwrikbaarnbsp;des christens geloof. Voor hem ligt daarin de vervulling dernbsp;profecyen, zigibaar en handtastelijk opgesloten. Even als ondernbsp;de keizers, is Rome thans nog in veertien wijken (Rioni) verdeeld. Zijne paleizen, fonteinen, museums, galerijen, zijnenbsp;meesterstukken van schilder- en beeldhouwkunst, zijne basilieken en vier honderd kerken verheffen het nog, uit eennbsp;zuiver stoflijk oogpunt, tot de eerste stad der wereld.

Hoewel ontdaan van alle kenmerkende eigenschappen der kracht, blijft zij niet te min nog altijd de koningin der natiën. Meer dan twee duizend jaren scheiden ons van de dichters en orakels, die haar voortdurend beslaan bezongen, ennbsp;hunne profetische zangen bleven steeds verwezenlijkt 1). Wie

1} Imperium sine fine dedi.

ViKGiL. MneiA. lib. i, 279.

Rornulus aeternse oondum fundaverat urbis Moenia, consorti non habitanda Remo.

Tieoll. Eglog. lib. 2.

Romae ueternue, Romae Deae zijn woorden, welke men in zeer vele opschriften aanlrcft. In alle provinciën des rijks stichtte men daarvoor tempels. Tacit. Hist. lib. 111. Casnl. p. 123; en, merkwaardignbsp;verschijnsel, in Rome, de godin der Kracht, aanbad men te gelijkernbsp;tijd, met dezelfde eerbewijzen, de godin der Liefde.

Afque Urbis, Yenerisque pari se culmine tollunt Tenipla , simul geminis adolentur tbura deabus.

Prod.

Men wist, dat zij de eeuwige koningin der wereld moest wezen :

Terrarum dea gentiumque Roma,

Cui par est nihil, et nihil secundum.

Martisl.

ürbem auspicato diis auctoribus in seternum condilam. Tit-Liv.

Vlll, Decad 3.

-ocr page 248-

950 HET DRIEVOUDIG ROME.

gevoelt zich niet van verbazing getroffen, als hij zijne gedachte laat stilstaan bij hel geheimzinnig voorgevoel, hetwelk Romenbsp;van zijne bestemming had ? Tot wat bespiegelingen levertnbsp;deze openbaring der Voorzienigheid geen stof! Wat zou mennbsp;niet kunnen zeggen van eene stad, in wier naam ’t geheimnbsp;harer dubbele zending, kracht en liefde^ geschreven stond!nbsp;Bewonderenswaardige naam , aan de ingewijden bekend , dochnbsp;waarvan het verboden was, den sleutel aan ’t volk te geven 1).nbsp;Als koningin der Kracht, was het heidensche Rome, iedernbsp;weet dit, op de hoogte zijner geduchte zending. Lang druktenbsp;zijn ijzeren scepter met verplettende zwaarte op de wereld,nbsp;door zijne wapenen ten onder gebragt; het heerschle overnbsp;de ligchamen. Als koningin der Liefde, bevindt zich het christelijk Rome evenzeer op de hoogte zijner weldadige zending.nbsp;De natiën, nu vrijwillig aan zijn gezag onderworpen, legtnbsp;het slechts zachte banden aan, welke ze gaarne dragen: hetnbsp;regeert over de zielen, en immer blijft het de krijgvoerendenbsp;stad. T Is waar, den Karthagers, Parlhen, Daciërs en Gara-manten doet het den oorlog niet meer aan, maar het voertnbsp;dien onophoudelijk tegen de dwaling en de ondeugden, barbaren, voorzeker, van gevaarlijker aard dan de eerstgenoemde.nbsp;Wanneer men de magtige organisatie van Romulus’ stad bewondert, die, van haren oorsprong af, bestemd was, om denbsp;wereld te veroveren, moet men dan niet evenzeer erkennen,nbsp;dat de Petrus-slad, door hooger w ijsheid voorgelichl, allenbsp;meest geschikte middelen in zich vereenigt, om de wereldnbsp;onder het juk des Evangelies te doen bukken? Maar welkenbsp;woorden gebezigd, om daarvan eene slechts zwakke schets tenbsp;geven? Omringd door alle groote monumenten der ongewijde en der kerkelijke geschiedenis, steunend op betimmer

1) liet aiiDgram van Roma, dat in het grieksch Kracht betee-kent, is Itmor, Liefde. nbsp;nbsp;nbsp;Piotabq.

-ocr page 249-

HET CHHISTELUK ROME. 251

aanwezige getuigenis zijner ontelbare martelaren, vreemd aan de staatkundige bemoeijingen en handelsspekulatiën, waarinnbsp;zich het leven der andere hoofdsteden verliest, sterk doornbsp;zijne godlijke zending, is Rome in het bezit der beste,nbsp;zoo godlijke als menschelijke, hoedanigheden, om met on-weêrslaanbaar gezag aan de gansche aarde de waarheid tenbsp;leeren. Geheel zijne hiërarchie heeft die strekking in harenbsp;organisatie. De eenheid der slaatsmagt maakte de sterkte vannbsp;’t heidensch Rome uit. Roven alles verheven, vertoont zichnbsp;Gesar, de plaatsbekleeder en opperpriester van Jupiter. Evennbsp;zoo, men stelle nogtans hier alle vergelijking ter zijde, ziennbsp;we in t christlijk Rome, den schedel met een drievoudigenbsp;diadeem omschilterd, een opperhoofd, den plaatsbekleedernbsp;van Jesus Christus, den eeuwigen opperpriester der Waarheid,nbsp;optreden. Dij den keizerlijken troon zitten vol waardigheidnbsp;de beschreven vaders, wier raadgevingen den vorst in hetnbsp;wereldbestuur voorlichten. Den Paus ziet gij omringd doornbsp;het Heilig Collegie, den eerbiedwaardigen senaat der Kerk,nbsp;wiens ervaring, diepe kennis en wiens deugden vooral, onlegenzeggelijk den stugger) senaat van het oude Rome innbsp;de schaduw stellen. Aan de talrijke collegiën van godsdienstige en burgerlijke instelling, die, ieder in zijn kring,nbsp;waakten voor de belangen van ’t gemeenebesl, beantwoordennbsp;thans veertien congregatiën, zamengesteld uil de kern dernbsp;leeraars en prelaten, die het oog houden op de verschillende bewegingen van den grooten veldslag, die op alle puntennbsp;des aardbols geleverd wordt, uitspraak doen over de hoogenbsp;vraagpunten betieklijk de verdediging en uitbreiding desnbsp;Evangelies in het Oosten en Westen gerezen. Eindelijk scharen zich rondom den Paus, het Heilig Collegie en de hoogenbsp;beambten, de generaals der orden, schrandere aanvoerderénbsp;dezer in toerusting zoo verschillende , in disciplitte en op-

Drievoudig Rome. — 1. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;Q9

-ocr page 250-

232 HET DRIEVOUDIG ROME.

offering; zoo bewonderenswaardige legerkorpsen. Steeds ter beschikking van den opperpriester, gelijk de legioenen vannbsp;het Pretorium onder de hand van Cesar, begeven zij zichnbsp;vaardig ter plaatse, waar hunne tegenwoordigheid vereischtnbsp;wordt. Sedert eene reeks van eeuwen zien de door ketterijnbsp;besmette gewesten, alsook de heidensche volkeren, hen aannbsp;hunne onherbergzame kusten landen. Nu eens onder hel wittenbsp;gewaad des dominikaans, dan onder de bruine pij der fran-ciskanen, of den zwarten tabbaard van den jesuit, bragten zijnbsp;hel geloof en de beschaving, die dochter des roomschennbsp;geloofs, over de beide halfronden; en overal kenmerkten zijnbsp;hun spoor door hel bloed, dat zij ter vestiging er van vergoten. Zóó gaan onophoudelijk van den top der zeven heuvelen de onfeilbare orakels uit, die over den geest des mensch-doms heerschen, de beschaafde en barbaarsche volkeren innbsp;band houden , of aan den voet des kruizes doen neêrvallen:nbsp;gelijk weleer de bevelen, van diezelfde hoogten afdalende,nbsp;de van vrees verstomde en bevende natiën onder hel juk dernbsp;tiesars knevelden.

Ziedaar, in weinige woorden, wal Rome naar builen werkt, om zijne zending te vervullen; ziedaar op wal wijs en doornbsp;welke middelen het over de wereld heerschl. Wie zal nunbsp;zeggen, wat het, tot datzelfde einde, binnen den omvang zijner muren doet? Voor eene bevolking van 130,000nbsp;zielen stelt Rome drie honderd vier en zeventig scholen vannbsp;lager onderwijs open, die door veertien duizend negen ennbsp;negentig leerlingen, jongens en meisjes, bezocht worden. Telnbsp;daarbij nog de avondscholen, welke men er houdt, en gijnbsp;zult, ten minste voor een gedeelte, kunnen beseffen, hoenbsp;krachtdadig het den geest der kleinen en armen tegen dennbsp;verwoestenden invloed der onwetendheid en der dwalingnbsp;beschut.

-ocr page 251-

IIET CHRISTELIJK ROME. 300

Voor de rijken opent het zijne heerlijke {jeslichten: de Propagfanda, het romeisch, het engelsch en hel germaanschnbsp;collegie zijn als zoo vele arsenalen, voorzien van het bestenbsp;wapentuig, waar jongelingen van alle natiën des aardbeis zichnbsp;ten strijd komen toerusten.

Bij deze en nog vete andere inriglingen, welke ik op dit oogenblik stilzwijgend voorbij ga, treft men er vooral ooknbsp;gestichten aan, waarvan het doel is, hel hart legen het bederf te vrijwaren. Van dien aard zijn de menigvuldige huizennbsp;van veilig verblijf, die voor de onschuld en de eer der seksenbsp;open slaan, en, zoo te regt, onder den naam van Bewaar-¦plaatsen, bekend zijn. Maar ’l is niet genoeg, het kwaad (enbsp;voorkomen, men moet hel ook herstellen; en Rome vergeetnbsp;dat niet. Gelijk de Bewaarplaatsen bestemd zijn, om de onschuldnbsp;der jonge dochters te behoeden, zoo vindt men er ook huizennbsp;van toevlugt voor berouwhebbende vrouwen, die, een ongeregeld leven vaarwel zeggende, daarin worden opgenomen, omnbsp;haar in hare goede voornemens te doen volharden. Rome bezitnbsp;drie gestichten van dien aard: dat van hel Kruis^ dat dernbsp;Heilige Maria in Trastevere^ onder het bestuurder fran-sche kloosterzusters van den Goeden Herder, en dal dernbsp;Madonna van Loretle.

Maar de mensch is niet enkel in het edelste deel zijns wezens kwetsbaar. Zijn ligchaam sleept, als eene lange zwarenbsp;keten, het lijden, onder allerlei benaming en gedaante, vannbsp;de wieg lol aan het graf, met zich voort. Van die keten, opnbsp;zich-zelve reeds zoo wiglig, had het oude Rome alle schakelsnbsp;nog verzwaard : hel te vondeling leggen, vermoorden, verknopen , verlaten van kinderen, hel hulpeloos aan hun lot overgeven van armen, zieken en ouden van dagen schenen, althan.snbsp;in praklijk, zijne algemeene voorschriften van menschlie-i'endheid. Hoeveel beier beseft het christlijk Rome zijne

-ocr page 252-

2Ö4

HET DRIEVOUDIG ROME.

koninklijke (aak! De reiziger voelt zich (ot Iranen bewogen, als hij zijne aandacht wijdt aan de menigvuldige en zoo verschillende middelen, die het Ier leniging van hetnbsp;chamelijk leed van Adams kroost aanwendt. Twee en twintignbsp;gestichten dienen ter verzorging van gebrekkigen, armen,nbsp;krankzinnigen, herstellenden, kinderen en bejaarde lieden;nbsp;in acht algemeene en elf bijzondere hospitalen worden denbsp;zieken verpleegd; talrijke vereenigingen bieden bijstand aannbsp;hulpbehoevende Iiuisgezinnen en belasten zich met het begraven der dooden. Deze gestichten liggen dermate door denbsp;stad verdeeld, dat voor iedere wijk de dienst daarvan gemakkelijk is. In het westelijk gedeelte van Rome troffen wij denbsp;gasthuizen van den Heiligen Geest en van St. Gallieanusnbsp;aan, en wel het een in den Borgo, hel ander in Trastevere.nbsp;Te midden van het volkrijkst kwartier bevindt zich hetnbsp;Sl. Jacobus-hospitaal; in liet oosten der stad St. Marianbsp;der vertroosting, en de Heilige erlosser; eindelijk midden op het Tiber-eiland, het vcreenigingspunl der stad met denbsp;groole voorstad, ziet men het grootste der bijzondere hospitalen.

Zóódanig is het dubbel panorama, dal zich voor ons oog ontrolde. Toen wij in de stad lerugkcerden, onder een druknbsp;gesprek over wat wij gezien hadden, verwittigde men ons,nbsp;dat de Paus den plegi'igen zegen met liet Heilig Sacramentnbsp;in de kerk der H. Apostelen geven zou.

Voor de eerste maal in ons leven den Heiligen Vader te zien, onder het ontvangen van zijn zegen, was een geluk,nbsp;dat onze schoone wandeling te treffend besloot, om hel onsnbsp;niet (en nutte te maken. Na cenigen lijd den •pauselijkennbsp;weg I) gevolgd te zijn, kwamen wij op het voorplein der

1) Als dc Heilige Vader jiicli naar eenc kerk begeeft, legt men door alle straten, welke de stoet langs trekken moet, een weg van fijnnbsp;zand aan, dien men den pauselijken weg, /« stmda papule, noemt.

-ocr page 253-

löS

EERSTE ONTMOETING VAN DEN PAUS.

kerk. Eene talrijke meni{jle versperde den doorto»l in de daarop uilloopende straten, en vormde tegenover het portaalnbsp;een wijden cirkelboog, afgezel door een gelid dragonders ennbsp;hellebardiers. Weldra kwamen eenige rijtuigen van kardinalennbsp;en prelaten aan; eindelijk verscheen de pauselijke koets, getrokken door zes zwarte paarden , met lange manen en prachtige dekkleeden. De Heilige Vader bevond zich alleen met eennbsp;kardinaal in hel rijtuig. Zijne kleeding bestond in witte metnbsp;gouden kruizen versierde pantoffels, witte soutane met het Bo-ckello, een kort met kantwerk bezoomd koorhemd, dal nietnbsp;verder dan tol den middel afhangt; eii in een rood, metnbsp;sneeuwwit hermelijn gevoerd, manteltje; zijn eerwaardignbsp;hoofd prijkte met den van boven rooden van onder groenen,nbsp;Itreedgerauden hoed. Men kan zich geen bevalliger en voor denbsp;waardigheid des persoons meer passend kostuum voorstellen. Innbsp;tegenwoordigheid van deneerbiedwaardigen grijsaard, onder denbsp;oogen des plaatsbekleeders van den Godmensch, wiens slem vannbsp;de eene pool lol de andere zich eerbiedigen en zegenennbsp;doet, gevoelt de minsl-chrisllijke ziel een indruk, die moeije-lijk te beschrijven is. Hel is geen gevoel van vrees, zoo als hetnbsp;gezigl van de koningen der aarde kan inboezemen; maar eennbsp;onverklaarbaar mengsel van vereering, vertrouwen, liefde ennbsp;vreugd. Die indruk was voor ons nog des te levendiger,nbsp;dewijl men bezwaarlijk ergens een goedaardiger en eerbied-wekkender gelaat dan van Zijne Heiligheid Gregorius XVI. ontmoeten zal.

Achter hel gevolg traden wij de kerk binnen. Hel altaar schitterde van waslicht, en was versierd met een prachtnbsp;en smaak, waarvan men builen Italië schier geen voorbeeld ziel. Na de gewone gezangen, gaf de Paus, onder eenenbsp;ideglige stille, den zegen met het Heilige Sacrament: zóónbsp;Ril hel de roomsche rubriek, welk gebruik redelijker is dan

09

-ocr page 254-

236 HET DRIEVOL'DIG ROME.

onze galHkaansche rilus. En , wij vragen het hier, waarom ook met luider stemme, in riaam der Heilige Drievuldigheid, dennbsp;zegen uitgesproken, daar immers onze Heer-zelf den zegennbsp;geeft?

»eii December*

Feestdag der Onbevlekte Ontvangenis. — Anekdoten: de gravin van R..... — Lord Spencer.

Rome vierde feest; 't was de dag van de Onbevlekte Ontvangenis der Heilige Maagd. Men luidde met alle klokken der Campanili; alle kruisstraten weêrgalmden van denbsp;veldmuzijk der pifferari, alle madonna’s aan de straten warennbsp;verlicht, de winkels gesloten, en de kerken met eene vromenbsp;schaar van geloovigen vervuld. Daags te voren had het volknbsp;de groole vaste gehouden; dat wil zeggen, het had zich totnbsp;den avond van alle voedsel gespeend. Dit vroom gebruik isnbsp;des te schooner, omdat het vrijwillig is. Maar, als het Marianbsp;geldt, dan is den Romein ook geen offer te zwaar. Voor denbsp;Moeder Gods, welke hij tevens de zijne noemt, koestert hijnbsp;eene liefde, even grensloos als het vertrouwen, hetwelk hijnbsp;in haar stelt.

Wij gingen dien dag uit, om eenige noodzakelijke bezoeken af te leggen, en ik ontving er ook, die mij het meeste genoegen opleverden. Terwijl men aan het vriendschaplijknbsp;gesprek dien vrijen loop liet, waarin men vlug van het eenenbsp;onderwerp lot het andere overslapt, viel hel ook op de vreemdelingen, die te Rome steeds zoo buitengewoon talrijk zijn. Mennbsp;beklaagde zich over een groot aantal hunner, wier goud maarnbsp;al te dikwijls in de heilige stad het zedenbederf bevorderde.

Vooral zijn het de engelschen, die in het herfsigetijde bij gansche drommen naar Italië komen afzakken. Bij pleg-lige gelegenheden, zijn zij de eersten in den St. Pieter en in de

-ocr page 255-

FEESTDAG DER ONBEVLEKTE ONTVANGENIS. 237

de Sixlijnsclie Kapel. Wat doen zij déar? men weet het waarlijk niet; wat toch kan men Ie Rome doen, wat er zien , als men het oog des geloofs mist? Doch de Voorzienigheid heeftnbsp;hare plannen. Zelden gaat cr een jaar voorbij, zonder datnbsp;hel catholicismus, dat zich Ie midden der gedenkleekenen vannbsp;de eeuwige stad met zooveel majesteit vertoont, eenige overwinningen op de kellerij behaalt.

Op de zoo schitterende bekeering van den protestantschen leeraar Tayer uit Amerika, was onlangs die der gravin vannbsp;R.... gevolgd. Deze in Duilschland beroemde vrouw was tenbsp;Rome gekomen met de bedoeling, gelijk zij onverholen Ienbsp;kennen gaf, om proselyten voor hel proteslanlismus te winnen. Met uitstekende hoedanigheden van geest begaafd, verwachtte zij een gewenschten uitslag van hare pogingen, toennbsp;zij eens bij den pauselijken zegen wilde tegenwoordig zijn :nbsp;hel verhevene dezer plegligheid maakte op haar zulk eennbsp;diepen indruk, dal zij op hare knieën zeeg, en reeds katholiek was, alvorens zich weder op Ie riglen.

Het navorschen van Rome’s kerklijke bronnen heeft eene niet minder krachtdadige uitwerking dan het zien zijnernbsp;monumenten en plegligheden. « Wij hebben, verhaalde men,nbsp;den jongen lord Spencer hier gehad. Van leeraar der angli-kaansche kerk, is hij katholiek priester en apostel zijns vaderlands geworden. De wijd en zijd zich uitbreidende gebeds-vereeniging voor de bekeering van Groot-Rritlanje is in eennbsp;groot gedeelte van Europa aan hem haar ontslaan verschuldigd. Tijdens zijn verblijf te Rome, verhaalde hij ons, datnbsp;hij, door twijfelingen aangaande de waarheid zijner godsdienstnbsp;gekweld, zieh tol een bejaard anglikaansch bisschep gewendnbsp;had: — «Ik ben, zeide hij hem, aan twijfelingen ten prooi;nbsp;die mij zw aar op het gemoed drukken; het komt mij voor,nbsp;dal de grondinslellingen onzer gevestigde kerk niet zeer oud

-ocr page 256-

SÖ8 HET DRIEVOUDIG ROME.

zijn: ik geloof, dat wij iel.s nieuws hebben ingevoerd. Om mijn geweien te bevredigen, heb ik besloten de kerkvadersnbsp;der eerste eeuwen en de oude godgeleerde twistgeschriftennbsp;te lezen. » — « Ik raad hel u niet aan, gaf hem de bissehopnbsp;ten antwoord; ik heb allen, die dezen weg insloegen, katholiek zien worden.» — « Deze verklaring, voegde lord Spennbsp;eer er bij, was voor mij een lichtstraal; ik moet er de Voorzienigheid voor danken, die mij daarin den beslissenden spoorslagnbsp;lol mijne studiën gaf, en hel beginsel mijner bekeering deednbsp;vinden. »

Den O. December.

St. Jan van Lateranen. --- Rangschikking der kerken van Rome. — Doopkapel van Konstantijn. — Obelisk. — Triclinium van dennbsp;H. Leo. — Scala Santa. — De heer Ratisbonuc.

Wij hadden hel heidensch en het ehristlijk Rome in 1 algemeen met een vlugtigen blik overzien. Nu was hel lijd,nbsp;de voorwerpen afzonderlijk te gaan bezigligen, en met denbsp;geregelde beschouwing der beide sleden aan Ie vangen. Wijnbsp;doorliepen achlervolgens de veertien kwartieren in de orde,nbsp;waarin zij door Benediclus XIV., in 1743, gerangschikt zijn.

De eerste wijk, volgens die schikking, is hel kwartier der bergen {Rione de' Monti); zij beval de oude wijk vannbsp;den Esquilijn en gedeeltelijk die van den heiligen weg, dennbsp;f^rede, de Alta semila, de Coelimonlana, van Isis ennbsp;Serapis en van het Forum romanum. Men noemt haar denbsp;wijk der bergen, omdat zij het bergachligsl gedeelte dernbsp;stad beslaat. Zij sluit den Esquilijn, den Viminaal, een gedeelte van den Coelius en den Quirinaal in. Omstreeks negennbsp;uur des morgens van hel plein van Spanje vertrokken, begaven we ons naar de basiliek van Sl. Jan van Lateranen, die

-ocr page 257-

RANGSCHIKElNG DEIl KERKEX. 259

op de helling van den Coelius ligt. Men kan de kerken van Rome gevoegelijk in drie klassen rangschikken, waarvan hetnbsp;dienstig is, hel onderscheid te kennen, namelijk in: patriarchale kerken, konstantijnsche basilieken en de gewonenbsp;kerken.

1°. De ‘patriarchale kerken. De door het Evangelie veroverde wereld werd, reeds sedert de eerste eeuwen, innbsp;vijf patriarchaten verdeeld. Het eerste en voornaamste vannbsp;alle, in gezag en uitgestrektheid, is het patriarchaat van Rome.nbsp;Als Paus, bestuurt de opvolger van den heiligen Petrus denbsp;gansche Kerk. Als patriarch , heeft zijn gebied geen anderenbsp;grenzen dan die van het Westen, Afrika en later de Nieuwenbsp;Wereld daaronder begrepen. Het tweede patriarchaat is datnbsp;van Konstantinopcl; het derde van Alexandrië, het vierdenbsp;van Antiochië en het vijfde van Jerusalem!). Op deze vijfnbsp;verheven zetels troonden de aders der Kaderen van alle bisdommen der katholieke wereld. De patriarchaten van het Oosten bezweken spoedig onder de slagen der ketters en barbaren : maar Rome, welks kenmerkend wezen is, te behouden ,nbsp;heeft niet gewild, dat hunne gedachtenis verloren ging.nbsp;Binnen hare onverganklijke muren vindt men vijf patriarchalenbsp;kerken; driewerf vereerenswaard om hare oudheid, prachtnbsp;en heiligheid, die de katholieke herinneringen van Kon-stantinopel, Alexandrië, Antiochië en Jerusalem vereeuwigen.nbsp;St. Jan van Lateranen heb ik reeds genoemd; de overigenbsp;zijn: St. Pieter op den Vatikaan ; St. Paulus op den wegnbsp;naar Ostia; St. Maria de Meerdere, en St. Laurens 6M«7e«nbsp;de muren.

Het ommestaand tweeregelig vers bevat hare namen, doch in eene andere volgorde:

I) Comtil. van Innocenlius 111. op het IV. Concilie van Latera-oen, cap. ïxiii. , de Privileg. id. de tolis Jus cation. t.L, p. 203.

-ocr page 258-

240 HET DRIEVOUDIG ROME.

Paulus, Virgo, Petrus, Laurentius atque Joannes,

Hi Patriarchatüs nomen in ürbe tenent 1).

9°. Konstantijnsche basilieken. Men lelt er acht, als: St. Jan van Lateranen; de kerk van 't Heili» Kruis, in Jerusalem; van St. Pieler, op den Vatikaan; van St. Paulus, builen de muren; van St. Laurens, buiten de muren;nbsp;van St. Marcellinus en Petrus, op den Lavicaanschen weg;nbsp;der heilige Apostelen, midden in Rome; en van St, Agnes,nbsp;builen de muren. De oudheid dezer kerken, hare fresco’snbsp;en mosaïken, hel aantal en den rijkdom der heilige reli-qnicn, welke zij bezitten, maken ze lot ware archieven vannbsp;godvrucht en kunst. Ook is er geen beschaafd reiziger, dienbsp;haar niet hezigtigen, geen pelgrim , die daarin niet biddennbsp;wil 2).

5“. Gewone herken. Het aantal dezer laatste soort bedraagt meer dan drie honderd vijftig; sommige daarvan dag-teekenen uit de eerste eeuwen des Christendoms, als die van St. Clemens, St. Praxeda, en St. Maria in Cosmedin. Harenbsp;galerijen, opschriften en bouwtrant herinneren welsprekendnbsp;aan de eenvoudigheid, hel levendig geloof en den ijver dernbsp;schoone eeuwen van hel christendom. Wij zullen er beurtelings gewag van maken, naarmate wij ze op onzen wegnbsp;aantreffen.

Twintig minuten na ons vertrek, kwamen we op hel groote plein aan, dal zich van de doopkapel van Konslanlijn

1) nbsp;nbsp;nbsp;Joan. Muiiucli. card, de Elect, in 6.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Onder deze basilieken zijn er vijf, die met de twee andere nietnbsp;Konstanlijnsche de bekende zeven hoofdkerlen van Rome uilniaken ,nbsp;die door alle cliristcn-reizijjers bezocht worden, uithoofde der grootenbsp;daaraan verbonden atlatcn. Zij heefen als volgt: St. Jan van Latcra-nen; St. Pieter, op den Vatikaan; St. Paiitus, buiten de muren;nbsp;St. Maria de Meerdere; St. Laurens, buiten de muren; het Heilignbsp;Kruis in Jerusalem , en St. Sebastiaan.

-ocr page 259-

ST. JAN VAN LATERANEN. 2-11

lot aan den ingang van de St, Janskerk uitstrekt. Rome is, bij uitnemendheid, de slad van diepe indrukken en roerendenbsp;herinneringen. Welk eene menigte treffende lafereelen toch,nbsp;rijzen er niet op als van uit den grond, dien wij thans benbsp;treden! Wat sterke aandoeningen doorlrillen hier niet de zietnbsp;tol in haar binnenst heiligdom ! De gczigleinder verwijdt zichnbsp;lol in hel oneindige; alle eeuwen zweven mei de grootstenbsp;drama’s der geschiedenis onder uwe oogen voorbij. ’l Is hier ,nbsp;dat, na een verwoeden strijd van drie eeuwen, de heidenschenbsp;wereld haar trolscli hoofd onder het juk des kruises boog;nbsp;’t is hier, dal de eerste der Ccsars een kind der Kerk werd ;nbsp;lis hier, dat de opvolgers van de meesters der wereld, denbsp;gezagvoerders van een uilgestrekter gebied , de stedehoudersnbsp;van Jesus Christus, gedurende elf eeuwen gewoond hebben;nbsp;I is hier, dat ook nu nog iedere Paus bezit komt nemen vannbsp;zijne ontzaglijke waardigheid; ’lis hier, dal drie en dertignbsp;kerkvergaderingen werden gehouden. Deze plaatsen hebben;nbsp;derhalve bijna alle groole mannen der Kerk gezien, duizendenbsp;bisschoppen, kardinalen en leeraars uit hel Oosten en Westen,nbsp;van eeuw lot eeuw herwaarts zamengeslroomd, om vannbsp;het geloof der gansche wereld getuigenis te geven, en dennbsp;grooten strijd der waarheid tegen de dwaling te leveren,nbsp;die, door het Evangelie te vestigen, de beschaving heeftnbsp;gered.

Met deze gedachten bezield, kwamen wij voorbij de poort van het pauselijk paleis, en bevonden we ons tegenover denbsp;zeer heilige en zeer eerwaardige Basiliek. Gelijk de meestenbsp;groote monumenten van Rome, heeft de kerk van St. Jannbsp;van Laleranen hel voorregt, de gebeurtenissen der ongewijde levens met die der gewijde geschiedenis in het geheugen terug te roepen. Haar naam, van Laleranen^ herinnertnbsp;«an eene der oudste en doorluchligste romeinsche familiën,

-ocr page 260-

242 HET DRIEVOUDIG ROME.

hel geslacht Sextia. Volgens gewoonte diende de bijnaam Lateranus ter onderscheiding harer leden van die der anderenbsp;loten van den gemeenen stam. Deze naain werd met roemnbsp;gedragen in de tijden der republiek en onder het keizerrijk; de wreedheid van Nero zette dien, door den moord desnbsp;consuls Planlius Lateranus 1), nog nieuwen luister bij.nbsp;Ook onderscheidde zich dit geslacht door zijnen rijkdom.nbsp;Zijn erfelijk paleis, een gebouw van koninklijke pracht,nbsp;stond op de plaats der tegenwoordige kerk, en heeft daaraan zijn naam geschonken. Konstantijn, die dit monumentnbsp;in eigendom had verkregen, gaf het ten geschenke aan dennbsp;heiligen paus Sylvester, om er cenc kerk Ier eere des Verlossers te bouwen. Zij werd in hel jaar 32 4 gewijd 2).

Doordrongen van dankbaarheid jegens den God, wien hij het geloof des christens en den scepter der wereld verschuldigd was, maakte Konstantijn er een genoegen uit, dennbsp;nieuwen tempel op te luisteren met eene pracht, een ro-meinsch keizer waardig. Vandaar bekwam de hoofdkerk dennbsp;naam van gouden Basiliek^ en nooit werd een naam metnbsp;meer regt gedragen; men kan daarover oordeelen naarnbsp;eenige geschenken van den koninklijken bekeerling. Eennbsp;zilveren standbeeld des Verlossers in zittende houding, vijfnbsp;voelen hoog en 120 ponden zwaar; de beelden der twaalfnbsp;apostelen, in natuurlijke grootte, van zilver, elk met eenenbsp;kroon van het zuiverste zilver, ieder wegende 90 ponden. Viernbsp;zilveren engelen van natuurlijke grootte, elk met een kruisnbsp;in de hand en 103 ponden zwaar. Decornis, waarop al dezenbsp;standbeelden rustten, was van uilgewerkt massief zilver, ennbsp;woog 2,025 ponden. Eene lamp van hel zuiverste goud, aannbsp;het gewelf opgehangen, wegende met hare kettingen, 23

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tacit. Annal. lib. xv.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Giatnpini. Moniim. veter. lib. iri, p. 7.

-ocr page 261-

243

ST. JAN VAN LATERANEN.

pond. Zeven zilveren altaren, elk ter zwaarte van 200 pond. Zeven gouden palenen, ieder 30 pond zwaar. Zestien in zilver, van hetzelfde gewigt. Zeven gouden schalmeijen, elknbsp;van 10 pond; eeue andere gouden schalmei, geheel metnbsp;edelgesteenten omzet, ter zwaarte van 20 pond en 3 oneen;nbsp;twee kelken van het zuiverste goud, ieder van SO pond.nbsp;Veertig kleinere kelken van het zuiverste goud, ieder 1 pondnbsp;zwaar. Vijftig kelken ter uitreiking van het kostelijk bloednbsp;aan de geloovigen {calices ministeriales), wegende ieder 2nbsp;ponden.

Als sieraden voor de Basiliek schonk hij: een kandelaar van hel zuiverste goud, die voor het altaar stond, en waarinnbsp;nardus-olie brandde, versierd met tachtig dolfijnen, 30 ponden zwaar, en even zooveel kaarsen dragende, die uit nardus en de kostbaarste welriekende kruiderijen waren zamen •nbsp;gesteld. Een anderen kandelaar van zilver met honderd twintig dolfijnen, wegende SO pond, waarop dezelfde reukwerkennbsp;brandden. In het koor veertig zilveren kandelaars van 30 pond,nbsp;waaruit de geuren van even kostbare specerijen opstegen. Aannbsp;de regter zijde in de Basiliek, veertig zilveren kandelaars ternbsp;zwaarte van 20 pond; en even zoovele aan den linkerkant.nbsp;Eindelijk twee reukvaten van fijn goud , wegende 30 pond, metnbsp;een jaarlijksch offer van honderd vijftig pond der kostbaarste welriekende kruiderijen, om voor het altaar te worden gebrand 1).

Wie staat niet, bij het herdenken van zooveel pracht, opgetogen van bewondering over het geloof van den beheer-scher der wereld, over zijne dankbaarheid en over de goede bedoeling, waarmede hij, als het werktuig der Voorzienigheid,nbsp;het goud en zilver, zoo lang misdadig aan de afgoden verkwist , nu ter vereering van den waren God deed strekken! Zoo

I) Anatt. Biblioth. in Vit. 15. Silv.

DrieToudig Rome. — 1. Deel.

23

-ocr page 262-

HET DRIEVOUDIG ROME.

keerde, dank zij het christendom, alles tot zijne bestemming: terug, en zag men mensch, wereld en schepselen te gadernbsp;tot het eerste beginsel weder opgevoerd. Wat is er van denbsp;gouden basiliek geworden? wat is er geworden van al harenbsp;schatten? Vraagt dit aan de, inde geschiedenis zoo beruchte,nbsp;barbaarsche legerhoofden , Alarik en Totila. Nogtans blijft hetnbsp;doorluchtig gebouw, herhaaldelijk uit zijne bouwvallen herrezen , nog altijd voort bestaan. Zijne schatten zijn verdwenen,nbsp;maar zijn vorstlijken rang verbeurde het niet. Op den gevelnbsp;leest men dit eenvoudig, maar verheven opschrift :

SACROSANCTA LATERANENSIS ECCLESIA OMNIUM URBIS ET ORRIS ECCLESIARUM MATER ET CAPUT.

« DE ZEER HEILIGE KERK VAN LATERANEN MOEDER EN MEESTERESSE VAN ALLE KERKEN DER STAD EN DER WERELD. »

Twee der drie deuren van de hoofdkerk doen den reiziger verbaasd staan, de eene door haar geheimzinnig voorkomen , de andere door hare prachtige kunstbewerking. Die ter regter zijde, de heilige deur genaamd, is toegemetseld; zijnbsp;wordt alleen door den Heiligen Vader in hel jaar van hetnbsp;jubilé geopend. De middelste is eene antieke bronzen deurnbsp;van vierkanten vorm: zij is bijna eenig in hare soort. Bij hetnbsp;binnentreden der kerk, brengt de eerste oogopslag u reedsnbsp;in bewondering, als gij de zinnebeeldige voorstelling van hetnbsp;ruim beschouwt. Boven de kruisramen, aan den voet van hetnbsp;gewelf, staan de profeten geschilderd. Boven de profeten zietnbsp;men, aan den eenen kant, de tafereelen van hel oude Testament,nbsp;die op den Messias betrekking hebben; aan den anderen kantnbsp;de gebeurtenissen van het Evangelie , die er de vervulling vannbsp;zijn; de voorspiegeling en het verwezenlijkte. Zoo vertoonennbsp;zich , onder de twee naast aan den gevel slaande kruisramen:

-ocr page 263-

1

1

245

ST. JAN VAN lATERANEN.

Aau de eene zijde: nbsp;nbsp;nbsp;Aan de andere zijde:

Adam en Eva uit het aardsch onze Heer op den boom des paradijs verdreven, omdat zij kruizes, den hemel voor hetnbsp;van de verboden vrucht gegetennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;menschdom openende,

hadden;

Onder de volgende kruisramen:

De Zondvloed;

De offerande van Abraham;

Jozefdoorzijnebroeders verkocht;

Mozes, de Israëlieten uit de gevangenschap van Pharao verlossende ;

Jonas uit den muil van den wal-visch komende;


het doopsel van Onzen Heer; onze Heer Kalvarië bestijgende;nbsp;onze Heer door Judas verraden;nbsp;onze Heer tot het voorgehorgtenbsp;nederdalende;

onze Heer uit het graf verrijzende.


Beneden elk dezer bas-reliefs staan de twaalf apostelen ten voeten uit gebeeldhouwd. Hunne fraaije en groote gestaltennbsp;zijn in volmaakte overeenstemming, zoowel met het daarboven aangebragte schilderwerk, als met de nissen, waarinnbsp;zij zich bevinden. De twaalf predikers van het Evangelie staannbsp;déér, als de boden, die door hun woord en de orakels dernbsp;profeten de schaduwen van het figuurlijk verbond in ’t lichtnbsp;gesteld hebben. Maar de leer der apostelen heeft niet slechtsnbsp;het verledene verlicht; zij bestraalt ook de toekomst: hetnbsp;Evangelie houdt het midden tusschen de synagoge en dennbsp;hemel. Ziedaar, waarom achter iederen apostel in de nis,nbsp;eene geopende deur is geschilderd; de apostel staat op dennbsp;drempel, om aan te kondigen, dat na de christelijke openbaring, waarvan hij de prediker is, er alleen slechts eennbsp;eeuwig Jerusalem bestaat, de stad des lichts met de twaalfnbsp;poorten van smaragden. Eindelijk ziet men aan den voet vannbsp;elke nis eene duif in relief met den olijftak in den bek: treffend zinnebeeld van den geest des Evangelies. Zoo verschijntnbsp;in deze bewonderenswaardige rangschikking van schilderstukken en beeldhouwwerk de geheele Godsdienst in hare letter

-ocr page 264-

246 HET DRIEVOUDIG ROME.

en in haren geest, van het begin der tijden af tot aan de eeuwigheid; en alles laat zich zamenvatten in den lofzang vannbsp;Bethlehem: Glorie aan God in de hoogten der hemelennbsp;en vrede den menschen van goeden taille. Zal ik zeggen ,nbsp;wat genoegen het mij veroorzaakte, in de meesteresse alternbsp;Kerken het volledig plan van den Katechismus der volhar~nbsp;ding weder te vinden? Onder de andere schatten vannbsp;St. Jan van Lateranen, moet men rangschikken hel bronzennbsp;praalgraf van paus Martinus V., die groot was onder de anderenbsp;opperpriesters, omdat hij een einde maakte aan de scheuringnbsp;van het Westen; en aan den eenen kant van den kruisgang,nbsp;de kapel van St. Andreas Corsini, eene der prachtigste vannbsp;Rome, die tegelijk aan de kinderlijke liefde van ClemensXII.nbsp;en aan de voortreffelijke deugden van zijn roemrijken voorvadernbsp;herinnert. De twee porphyren kolommen aan de groote nis,nbsp;ter regter zijde van het Evangelie, sierden weleer de galerijnbsp;van Agrippa’s pantheon; aan de andere zijde van het koornbsp;bevindt zich de rijke kapel van het heilig Sacrament, waarvannbsp;ik weldra spreken zal. Van de prachtige galerij der kerk bewondert men de vier en twintig marmeren pilasters en hetnbsp;kolossale standbeeld van Konstamijn, in zijne Badstoven gevonden ; eindelijk de vermaarde bronzen poort van den tempelnbsp;demilia, door Alexander VII. herwaarts overgebragl.

Wijkenden de geschiedenis, en hadden den bouw, de .schilderijen en beelden van St. Jan van Lateranen in oogenschouw genomen, met welk onderzoek de kunstenaar en oudheidkennernbsp;zich zouden tevreden gesteld hebben, zonder iets meer van denbsp;eerwaardige basiliek te vergen: de christen is echter niet zoonbsp;gemakkelijk te voldoen. Begaafd met een zin meerder dan denbsp;overige menschen, namelijk met het gevoel des geloofs, zoonbsp;heeft hij behoefte aan een nieuw genot. Die behoefte is voornbsp;hem te gebiedender, naarmate zij in verhouding slaat tot het

-ocr page 265-

ST. JAN VAN LATERANEN. 247

krachtig en edel gevoel van den verhevener zin, die voldoening eischt. Wie merkt het, inderdaad, ook niet op, dat onze kerkennbsp;eene goddelijke en raenschelijke zijde hebben? Bij het bezoekennbsp;van Rome’s hoofdkerken, haren oorsprong en geschiedenis nanbsp;te sporen, te onderzoeken van welke ongewijde monumenten zijnbsp;de plaats hebben ingenomen, het schilder-en beeldhouwwerk,nbsp;dat haar verfraait, naar zijne kunstwaarde te beoordeelen, dénbsp;kostbare marmersoorten, de mosaïken en het verguldsel tenbsp;bewonderen, die van den vloer tot den koepel haar sieren,nbsp;ziedaar wat ons de menschelijke zijde dier prachtige kerkgebouwen leert kennen. Wij hadden dit in St. Jan van Lateranennbsp;gedaan, en zullen datzelfde in acht nemen bij hel bezoek dernbsp;andere kerken. Die studie, wij komen er gaarne voor uit, isnbsp;vruchtbaar in edelen nuttig genot. Laat men het echter daarb^nbsp;blijven, dan is de indruk onvolledig', de geesten de verbeelding kunnen voldaan zijn, doch hel edelste deel van dennbsp;mensch en vooral des christens, het hart, is niet bevredigd:nbsp;de goddelijke zijde ontgaat de aandacht. Een woord zal dezenbsp;gedachte duidelijk maken.

Als het ligchaatn van Cicero, of Cesar’s helm op eene hunner villa’s rustte, zou dan, vraag ik, wel één reiziger Italië bezoeken, die zijn blik daaraan niet verzadigen wilde? Zounbsp;er iemand gevonden worden, die , de woning dier groote mannen bezoekende, zich tevreden stelde met de pracht daarvannbsp;te bewonderen, zonder het stoflijk overblijfsel van den Vadernbsp;der welsprekendheid of het roemruchtig hoofddeksel van dennbsp;Meester der wereld te willen zien? Welnu, wat de villa wezen zou, waar het ligchaam van Cicero of de helm van Cesarnbsp;berustte, zijn de kerken van Romein werkelijkheid, doch innbsp;verhevener zin. Bevoorregl boven alle kerken der wereld, omsluiten hare muren ligchamen duizendmaal vereerenswaardigernbsp;dan dat van Verres aanklager, en voorwerpen duizendmaal

20

-ocr page 266-

HET DRIEVOUDIG ROME.

kostbaarder dan het wapentuig des overwinnaars van Pharsalus, Daar rusten, dikwerf met de werktuigen hunner boetvaardigheid of marteling, legioenen van heiligen en martelaren, bijnbsp;uitstek groote mannen, redenaars door hun bloed, helden doornbsp;hun moed, voorbeelden der eeuwen door hunne deugd, ver-winnaren der heidensche wereld en grondleggers der laterenbsp;vrijheid. Hunne verbrijzelde beenderen, hun bloed, voor denbsp;bevrijding van ’t menschdom geplengd, zijn daér, en hierinnbsp;bestaat de godlijke zijde van Rome’s hoofdkerken.

Weet gij van die zaken niet af, dan is de tempel, hoe schitterend anders ook, voor u ledig, stom, zonder goddelijke poezy; gij zult hem bezoeken als een gewoon monument; hetnbsp;oor des harten zal er geen toon opvangen, want het oog desnbsp;geloofs zal er gesloten blijven. En is het dan wezenlijk welnbsp;der moeite waard, met dat doel-alleen naar Rome te reizen ?nbsp;om een dergelijk resultaat te bekomen ! Doch gaan de kennisnbsp;van de geschiedenis en het beschouwen van de stoflijkenbsp;schoonheden der basiliek vergezeld van het godsdienstig bezoeknbsp;aan hare roemrijke bewoners, dan verheft zich oogenbliklijk denbsp;ziel. Ik weet niet, welk gevoel van diepen eerbied en onuitsprekelijk genot hel hart overmeestert: alle gewaarwordings-vermogens zijn bevangen en opgetogen; de indruk doet zichnbsp;algemeen gevoelen. Hel tempelgebouw krijgt leven; het spreektnbsp;tot de zinnen, tot de rede en tot het geloof, en doet metnbsp;eene voor allen verstaanbare stem het lang en verheven heldendicht van ’t menschelijk geslacht hooren. In die marmeren,nbsp;albasten, bronzen en porphyren zuilen, die den goddelijkennbsp;Verlosser verheerlijken, na de tempels van Jupiter of Nero’s paleizen versierd te hebben, ziet gij de booze, de heidenschenbsp;wereld overwonnen door het christendom en geklonken aannbsp;de eeuwig glansrijke zegekar des Overwinnaars. Vervolgensnbsp;ontwaart gij in hunne van goud en edele steenen schitterende

-ocr page 267-

ST. JAN VAN LATEIIANEN. 249

grafsteden de zegevierende legioenen der martelaren, die u aanstaren: met de eene hand toonen zij u het katholieknbsp;symbolum, door die hand in bloed onderschreven, met denbsp;andere de steeds groenende lauweren om hunne slapen, ennbsp;hunne door dood en glorie geheiligde stem roept u toe uitnbsp;het verborgene der eeuwigheid; Hoe draagt gij den naam vannbsp;christen, dien ons bloed voor u veroverd heeft ? Met deze gedachten is het ónmogelijk, de kerken van Rome te bezoeken,nbsp;zonder ze met betere gevoelens te verlaten, en zonder daarbijnbsp;aandoeningen te ondervinden en genoegens te smaken, welkenbsp;men nergens elders genieten kan.

Wij hadden dan de menschlijke zijde van St, Jan van Lateranen gezien, de godlijke zijde der Moeder en Meeste-resse aller kerken bleef ons nog te beschouwen over. In hetnbsp;midden van den kruisgang, onder den grooten boog van hetnbsp;hoofdgewelf, rustend op twee kolommen van oosterschnbsp;graniet, ter hoogte van acht en dertig voeten, verheftnbsp;zich het pauslijk altaar; maar welk een altaar?! hetzelfdenbsp;waarop de heilige Petrus de mis heeft gelezen. Het staat daar,nbsp;gelijk het door den heiligen paus Sylvester uit de katakombennbsp;werd overgebragt. Zijne eenvoudigheid, zijn onaanzienlijknbsp;voorkomen zelfs herinneren bijzonder wel aan de eerste eeuwennbsp;der Kerk: eenige dennen planken, zonder verguldsel of andernbsp;sieraad dan een aan de voorzijde in het hout gesneden kruis;nbsp;ziedaar alles. Uit eerbied heeft men het omringd met eenenbsp;marmeren balustrade, waarop de wapenen van Urbanus VIII.nbsp;en des konings van Frankrijk gebeiteld staan. Eene rijke stof-faadje overdekt het geheel; men had de voorkomendheid dienbsp;op te ligten, en het was ons vergund , onzen blik te werpennbsp;op de zoo vereerenswaardige tafel, waarop het groote slagtoffer, door den vorst der apostelen opgedragen, zoo menig-werf heeft gerust, ’tis, geloof ik, het éénig altaar in de wereld,

-ocr page 268-

950 HET DRIEVOUDIG ROME.

daaronder geene reliquiën rusten. Aan den opvolger van den H. Petrus is uitsluitend het regt voorbehouden, om daaraannbsp;de heilige geheimen te vieren.

De oogen opslaande, ziet men, op eene aanmerklijke hoogte, regt boven het altaar, eene met goud gestoffeerde karmozijnnbsp;fluweelen tent. Dit behangsel overdekt eene arke of reliquiekas,nbsp;uit marmer van Paros gebeiteld, en rustende op vier kolommen van egyptisch marmer met verguld-bronzen kapiteelennbsp;van Corinthische orde. Die arke bevat de hoofden der heiligenbsp;apostelen Petrus en Paulus. Tweemaal inhetjaar, des zatur-dags vóór Paschen en ’s woensdags vóór Hemelvaart, wordennbsp;zij plegtig ter vereering voor Rome’s gelukkige geloovigen uitgesteld. Een ander gebruik, dat hier eveneens wordt in achtnbsp;genomen, verdient niet minder gekend te worden. Teneindenbsp;alle jonge levieten aan de bron-zelve van den priesterlijkennbsp;geest, een geest van apostel-en martelaarschap, in te zegenen,nbsp;worden de heilige wijdingen aan den voet des altaars, waarvannbsp;wij zoo even gesproken hebben, onder de oogen der heiligennbsp;Petrus en Paulus, toegediend. Regts van het pauslijk altaarnbsp;bevindt zich de kapel van het heilig Sacrament. Hoewel vannbsp;aanmerkelijke hoogte, breedte en diepte, is het tabernakel,nbsp;naar deteekening van Paul Olivieri, geheel uit edelgesleentenbsp;en de zeldzaamste marmersoorten zamengesteld.

Ter regter en linker zijde schitteren twee verguld-bronzen engelen met vier kolommen van antiek groen marmer. Hetnbsp;dekstok en de frontlijst van verguld-brons, die het altaarnbsp;kroonen, rusten op vier vergulde, gecanneleerde mWea vannbsp;hetzelfde metaal, en ongeveer vijf en twintig voeten hoog opnbsp;twee en een halve voet middellijn aan de bazis. Het zijn dezelfde, die Augustus, na den zeeslag bijActium, uit de galjoenen der egyptische schepen vervaardigen en in den tempelnbsp;van Jupiter Gapiiolinus oprigtcn liet. Zij dienden dóór tot kande-

-ocr page 269-

251

ST. JAN VAN LATERANEN.

laren ter verbranding van balsem en ander kostelijk reukwerk op groote feestdagen; paus Clemens Vlll. gaf haar de tegenwoordige bestemming.

Waarlijk, wij konden hier ons niet onthouden , eene aanmerking te maken, waartoe de gelegenheid bij elke schrede zich voordoet in deze aan oordeel en doorzigt zoo ruim bedeelde stad der Hoogepriesters. Het heidensch Rome verzuimdenbsp;nooit binnen zijne muren monumenten ter gedachtenis zijnernbsp;overwinningen op te rigten; het christlijk Rome had hetzelfdenbsp;instinkt. Allerwege verheffen zich de monumenten zijner talrijke overwinningen op het heidendom , waarvan het de tempels, obelisken en kolommen tot zijn eigen gebruik aanwendt;nbsp;op de groote ketterijen^ wier veroordeeling geschreven is innbsp;de schilderstukken en mosaïken zijner kerkgebouwen; op denbsp;Turken, wier gouden standaards de den Romeinen zoo dierbare kerken van Ara-Coeli en der Overwinning opluisleren.nbsp;In de Basiliek van St. Jan van Lateranen wordt een andernbsp;zegeleeken der overwinningen van het christendom op hetnbsp;Islamismus bew aard. Tegenover de kapel van het heilig Sacrament wuift de banier van Joannes Sobieski, in den vermaardennbsp;slag voor Weenen gedragen. Ten blijke zijner dankbaarheidnbsp;en liefde voor de godsdienst, wilde de groote veldoverste,nbsp;dal zijn roemrijk veldleeken aan het gewelf van de eerste kerknbsp;der wereld wierd opgehangen.

In het koor van het kapittel ziet men den koorstoel der koningeu van Frankrijk, die, gelijk men weet, kanonikennbsp;van St. Jan van Lateranen zijn; hij staat ter linkerzijde legennbsp;over dien van den Heiligen Vader. Achter de rugleuning vannbsp;den koninklijken koorstoel verheft zich een bevallig stand-beeldje der heilige Maagd, wier vasal en eerste ridder denbsp;koning van Frankrijk is; achter den koorstoel des Heiligennbsp;Vaders vertoont zich onze Heiland, die den Paus tolstede-

-ocr page 270-

282 HET DBIEVODDIG ROME.

houder heeft. Hoeveel sehoons zou men van die zinnebeeldige schikking niet zeggen kunnen? Wij meenden daarin de geschiedenis, de zending en de door de Voorzienigheid verordende onderlinge betrekking der moeder en harer oudstenbsp;dochter te lezen. Ofschoon we geene koningen van Frankrijk waren, zetten wij ons evenwel in den koninklijken koorstoel neder, en terwijl de herinnering aan Hendrik IV. zichnbsp;voor onzen geest verlevendigde, verhaalde men ons, dat denbsp;kanoniken van St. Jan van Lateranen jaarlijks den geboortedagnbsp;van hunnen koninklijken medebroeder door eene plegtige misnbsp;vieren. Dit is een blijk van erkentelijkheid voor het bezit der rijkenbsp;abdij van Clarac, in het bisdom Agen, waarmede de bekeerdenbsp;Bearnees St. Jan van Lateranen begiftigde. Tot aan de Julij-omwenteling, woonde de fransche gezant het heilig officie bij,nbsp;op eene aan den ingang van het koor geplaatste estrade.

De schatkamer der Basiliek bleef ons nog ter bezigtiging over. Men vindt er eene der eerwaardigste reliquiën ter wereld.nbsp;Achter ijzeren traliedeuren, staat, onder breede kristallennbsp;bladen verborgen, dezelfde tafel, waarop onze Heer de heiligenbsp;Eucharistie instelde. Men opende de deuren, en het was onsnbsp;vergund , dit monument der oneindige liefde van eenen God tenbsp;aanschouwen. Het is eene houten tafel, zondereenig versiersel ; zij scheen mij één duim dik, over eene lengte van twaalfnbsp;en eene breedte van zes voeten. De pausen hadden haar eertijds met zilveren platen laten bekleeden, waarvan men haarnbsp;bij de plundering van Rome, onder Bourbon , den Gonnetabel,nbsp;beroofde.

Eenige schreden van daar, ontmoet men een aantal andere overblijfselen, wier aanblik evenzeer het hart met dankbaarheid en weemoed vervult. Zij zijn een gedeelte van het purperen kleed, dat men in hamp;tpretorium (geregtshof) over denbsp;schouderen des Heilands wierp; een stuk der spons, die te

-ocr page 271-

ST. JAN VAN LATEBANEN. 2S5

zijner laafnis in gal en edik gedoopt werd; de beker, waarin men aan St. Jan den Evangelist het gif reikte, hetwelk hij,nbsp;zonder letsel opdronk; een stuk van zijn onderkleed, alsooknbsp;van de ketting, waaraan hij van Efeze naar Rome werd gevoerd;nbsp;een schouderblad van den H. Laurentius; het miraculeuse hoofdnbsp;van den heiligen martelaar Pancratius; een wervelbeen van dennbsp;H, Joannes Nepomucenus; bloed van den H. Carolus Borromeusnbsp;en van den H. Philippus van Neri; eindelijk een tafeltje uitnbsp;het gebeente van een aantal martelaren zamengesteld.

Van uit de schatkamer begaven we ons naar het klooster, waar men schoone overblijfselen van het paleis van Konstan-tijn ziet. De vierkante galerij onderschragen kleine, keurignbsp;bearbeide, marmeren kolommen, van welke er eenige metnbsp;fijn mosaïkwerk ingelegd zijn. Onder die galerij bewaart mennbsp;een groot aantal reliquiën, wier echtheid op eene eeuwen-oudenbsp;overlevering steunt, maar toch niet voldoende schijnt, omnbsp;die voorwerpen ter vereering voor de geloovigen uit te stellen; zooveel ornzigtigheid neemt Rome omtrent dit punt innbsp;acht. Onder die stukken bevinden zich de rand van Jacobsnbsp;put, waarop Jesus zat, toen hij de Samaritaansche vrouwnbsp;wachtte; eene kolom uit den tempel van Jerusalem, die bijnbsp;den dood des Zaligmakers gespleten is; Petrae scissae sunt;nbsp;de steen, waarop de romeinsche soldaten het lot wierpennbsp;om het kleed zonder naad van het hoogheilig slagtoffer;nbsp;en twee zuilen van het paleis van Pilatus.

De altijd eerwaardige kerk, welke wij thans bezochten, draagt, behalve de reeds vermelde namen, nog die van Basiliek van Konstantijn en van Sl. Jan. De oorsprong van de eerstenbsp;dezer benamingen leidt zich vanzelf af; die der tweedenbsp;vinde hier eene verklaring. Geruimen tijd reeds was Konstantijn christen in zijn hart, alvorens de verheven handeling, dienbsp;hem tot de gemeenschap der geloovigen moest inwijden, plaats

-ocr page 272-

254

HET DRIEVODDIG ROME.

had. Om het doopsel te ontvangen, liet hij eene doopkapel bouwen. Het nieuwe gebouw kreeg , zeer natuurlijk, den naam’nbsp;van St. Jan dendooper, en deze ging met der tijd op de kerk-zelve over. De doopkapel, naar ’t gebruik der eerste eeuwen ,nbsp;van de Hoofdkerk gescheiden, is achtkant; tegen over denbsp;acht hoeken, van binnen, verhieven zich acht porphyren zuilen , op genoegzamen afstand van den muur, om een vrijennbsp;doorgang open te laten; zij droegen eene kornis en breedenbsp;frontlijs!, waarop eene tweede rij keurig bearbeide marmerennbsp;kolommen van zeldzame schoonheid rustte; deze nieuwe ko-lonade was kleiner dan de eerste, en droeg eene grootenbsp;architraaf, die het gebouw kroonde.

In het midden bevindt zich nog de langwerpig ronde bazallen waterkom, die vijf voeten lang is. Konstantijn had haarnbsp;van binnen en van buiten met zilveren platen, ter gezamelijkenbsp;zwaarte van 3,800 pond , laten bekleeden. Uit het midden vannbsp;dat bekken rezen porphyren kolommen op, die gouden lampennbsp;droegen van 52 ponden zwaar, en waarvan de pitten uit dradennbsp;van steenvlas, of asbest, bestonden. In plaats van olie, branddenbsp;men daarin den geurigsten balsem, gedurende de plegtig-heden van het paaschfeest. Op den rand van het bekken bewonderde men een zilveren lam, ter zwaarte van 30 pond,nbsp;waaruit water in de vont vloeide; regts van het lam hetnbsp;levensgroot beeld des Verlossers van hetzelfde metaal, wegendenbsp;170 pond; ter linkerzijde het beeld van St. Jan den dooper,nbsp;insgelijks van zilver, en vijf voeten hoog, met den gewij-den tekst: Ecce Agnus Dei, qui tollit •peccata mundi,nbsp;in de hand; het woog 100 pond. Zeven zilveren herten,nbsp;zinnebeelden van de ziel, die naar de genade smacht, wierpen water in de vont: elk dezer beelden woog 80 pond;nbsp;eindelijk, een wierookvat van het fijnste goud, met veertignbsp;edelsteenen omzel, en 10 pond zwaar 1).

1) Anast. in Vit. B. Silv.

-ocr page 273-

DOOPKAPF.1- VAN KONSTANTIJN. 255

Zoodani'ï was de doopkapel van Konsfanlijn; zoo is zij tcjjenwoordiif nog;, behalve het goud en zilver, dat de buitnbsp;der Barbaren geworden is. De oorspronkelijke sieraden zijnnbsp;vervangen door fraaije schilderstukken, die de voornaamstenbsp;daden van Konslanlijn voorstellen. Deze herstelling dagteekentnbsp;uit het pontificaat van Urbanus VIII. De vloer is uit fijnnbsp;mosaïk zaïnengesteld, en de wanden prijken met verguldselnbsp;en schilderwerk. Aan het bovenste gedeelte schitteren nognbsp;de oude opschriften, die aan de mysteriën herinneren, welkenbsp;op deze plaats voltrokken werden:

Geus sacranda Polis bic semine nascitur alnio,

Quam foecundatis Spiritus edit aquis.

Mergere, peccator, sacro purgande fluento:

Quem veterem accipiet, proferet unda novum.

« Hier, uit hel water, door den Heiligen Geest bevrucht, wordt een volk van godlijken oorsprong voor den hemel geboren. Werp u, zondaar, in dit reinigend water, om uwenbsp;smetten af te wasschen; het maakt u van een zoon des oudennbsp;raenschen tol een kind van den nieuwen Adam. »

Alen stelle zich het ontzag-inboezemend en prachtig schouwspel voor, dat dit eerbiedwaardig gebouw in dien pleg-tigen nacht oplevcrde, toen het schitterend in den vonkelendennbsp;gloed van duizende flambouwen, de magligsten en hoogst-aanzienlijken onder ’s werelds groeten en vorsten binnen zijnenbsp;muren vergaderd zag, en, van de welluidendste zangen weér-galmend, met cene wolk der lieflijkste geuren zich vulde,nbsp;terwijl de gebieder der wereld, als een nederige katechu-meen, aan de hand des plaatsbekleeders van den Godmensch,nbsp;in ’t gewijde badwater nedersleeg, om door zijn doopsel denbsp;inaatschaplijke zegepraal des Christendoms te heiligen!

Regts van de doopvont bevindt zich een ijzeren rooster met twee bronzen deuren, afkomstig uit de badstoven van

Drievoudig Rome. — ï. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;24

-ocr page 274-

236 HET DRIEVOUDIG ROME.

Caracalla, die den toegang tot de kapel van St. Jan den Doo-per afsluiten. Deze kapel is een ear-z'o^o van paus Hilarius III., en bevat prachtige mosaïken. Onder het altaar rusten de gewijde beenderen der roemrijkste martelaren, ten getale vannbsp;negen en veertig. Hetzij ter oorzake van de heiligheid zijnernbsp;bewoners, of wel omdat het aan den heiligen voorlooper isnbsp;toegewijd, aan wiens dood Herodias zich schuldig maakte,nbsp;dit heiligdom is aan de vrouwen ontzegd. Dit staat ouder denbsp;naamlijst der martelaren dus te lezen: Per il gran santua-rio fu proibilo che Ie donne non potessero entrare nellanbsp;predetla capella.

Wij hadden de merkwaardige plaatsen bezocht, waar de roemrijke gebeurtenis, die de wereld van gedaante veranderennbsp;deed, voltrokken werd. Met regt heiligde de Kerk de gedachtenis dezer edele overwinning, welke drie eeuwen strijdensnbsp;gekost had. Een naaldzuil, de grootste der obelisken te Rome,nbsp;op de plaats-zelve der zegepraal opgerigt, verkondigt haar aannbsp;alle reizigers. De obelisk van St. Jan van Lateranen is, bovennbsp;het voetstuk, negen en negentig voeten hoog. Door de keizersnbsp;Konstantijn en zijn zoon, Conslans, uit Egypte naar Rome overgevoerd, werd zij door de Barbaren gebrijzeld , doch daarna, innbsp;het jaar 1588, ter plaatse, waar zij nu staat, door het zoonbsp;maglig en dichterlijk genie van Sixtus V. weder opgerigt.

Wal is dit voor een gebouw, dat daar achter den monoliet, aan de overzijde van het ruime plein, zich verheft ? wat zijn dat voor heerlijke mosaïken, die de bewondering desnbsp;kunstenaars en de belangstelling des oudheidkenners gaandenbsp;houden? wat is dat voor een trap, dien de pelgrims met zoonbsp;diepen eerbied op hunne knieën beklimmen? In het jaar 797,nbsp;liet paus Leo III., heiliger en roemrijker gedachtenis, hetnbsp;pau.selijk paleis vergroeien en verfraaijen. Onder andere werken, zijn smaak en godvrueht waardig, liet hij hel beroemde

-ocr page 275-

TRIClimCM VAN ST. LEO. 237

triclinium of de eetzaal bouwen , waarvan de wand , ter zijde van den ingang, nog bewonderenswaardig is om hare schilderstukken en goeden staat. Zal men, om het gebruik er vannbsp;te doen kennen, de treffende gewoonte der eerste christenennbsp;moeten herinneren ? Wie weet niet, dat onze voorvaderen, bijnbsp;plegtige gelegenheden, elkander onschuldige feestmalen gaven,nbsp;die zij jégapas noemden ? Met reden onder het volk afgeschaft, bleven die liefdemalen nog eene reeks van eeuwen innbsp;gebruik bij de grooten, de koningen en pausen. De plaatsbe-kleeders van Jesus Christus onderhielden dit gebruik met eenenbsp;eenvoudigheid en waardigheid, die aan de schoone dagen dernbsp;ontluikende Kerk deden denken. Tot het houden dezer liefdemalen, thans, jammer genoeg, in onbruik geraakt, lieten zijnbsp;in hun paleis van Laleranen onderscheiden tricliniums bouwen. Hunne godvrucht deed ze opluisteren met schilderstukken,nbsp;die er de prelaten, koningen en keizers, aan den broederlijkennbsp;disch gezeten, hunne pligten en de gedenkwaardige gebeurtenissen hunner geschiedenis indachtig maakten. Paus Leo IILnbsp;onthaalde menigwerf in zijn triclinium de voorname pelgrims,nbsp;die behoefte, dankbaarheid of godvrucht destijds in grootennbsp;getale naar de eeuwige stad riepen.

Regls van het koor- of priestergestoelte, stelt een prachtig mosaïk den Heiland voor in zittende houding, den kruis-dragenden diadeem op het hoofd, en met de regterhand de sleutels aan St. Sylvester overgevende, die, geknield, hetnbsp;hoofd cirkelvormig met den nimbus (glorie) omstraald, voornbsp;hem ligt; met de linkerhand biedt onze Heer Konstantijnnbsp;een standaard aan, die daar geknield, met het zwaard opnbsp;zijde, en het hoofd met den vierhoekigen nimbus omstraald ,nbsp;nederligt. De standaardstaf loopt uit in een kruis , welsprekendnbsp;minnebeeld van den oorsprong van het christelijk koningschapnbsp;en van ’t gebruik, dat men er van maken moet.

-ocr page 276-

HET DRIEVOEDIG UOJIE.

Aan den linkerkant ziet men drie fio^nren, naar hetzelfde plan van teckening injjeiegd. De heiliffe Petrus in het middennbsp;zittende, gehuld in een wit onderkleed en een mantel, of liever het ovarium der ouden, heeft de sleutels der kerk opnbsp;zijn school: met de reglerhand geeft hij het pallium aan pausnbsp;Leo, met de linkerhand reikt hij Karei den Grooten een standaard toe; de paus en de keizer liggen geknield voor dennbsp;apostel: beiden hel hoofd omstraald met den vierkanten nimbus ^ het onderscbeidingsteeken van levende? personaadjen,nbsp;gelijk de ronde gloriekrans hel kenmerk der overledenen is.nbsp;Onder deze zinrijke en harmonische groep leest men:

Heale Petrus dona Vila. Leoni PP e. Bictonbsp;ria. Carulo regi dona.

« Gelukzalige Petrus, geef het leven aan paus Leo, en de overwinning aan koning Karei. » Rond hel koorgestoelte schitteren in groote gouden letters de woorden, die zoo juist hetnbsp;doel des Christendoms als in kort begrip uitdrukken, en waartoe , met vereende pogingen, de magt der pausen en de maglnbsp;der vorsten moeten zamenwerken: Gloria in excelsis Deonbsp;et in terra pax hominibus bonce voluntatis 1).

Zóó vonden wij aan Rome’s beide uiterste punten ten oosten en ten westen, in de twee eerste tempels der wereld, het leerstuk , dat aan alle christelijk zamengeslelde maatschappijen tennbsp;grondslag liggen moet, de regelmatige zamenwerking desnbsp;priesterdoms en van het wereldlijk gezag. De geschiedenis stondnbsp;dadr, om voor onze oogen de breede schilderij der eeuwen vannbsp;vrede, voor.spoed en waren vooruitgang te ontrollen, die, alsnbsp;uil hare bron, voortvloeiden uit die kuische vereeniging m

1) Zie Ciampini; Monum. veter. t. II, p. 128 et seqq.

-ocr page 277-

SCALA SANTA. 2S9

hel bloed van Calvarië bevestigd. Vergenoegen we ons met te zeggen, dat, gelijk de obelisk van het Valikaan gestadignbsp;de eeuwigdurende overwinning des Christendoms verkondigt,nbsp;de mosaïken van hel triclinium aan de latere volkeren hetnbsp;maatschappelijk beginsel blijven voorhouden, dat alleen hennbsp;op hunne waggelende grondvesten staande houden kan. Is helnbsp;niet lot zoodanige bestemming, dat, in de plannen dernbsp;Voorzienigheid, die monumenten eener orde van zaken, wiernbsp;omverwerping men niet genoeg kan betreuren, de verwoestende hand der eeuwen getrotseerd hebben, en ontsnapt zijnnbsp;aan den brand, die het pauselijk paleis inde asch legde? Watnbsp;er van zij, na het afbranden der antieke pauselijke woning,nbsp;waarvan alleen het triclinium en de huiskapel gespaard bleven, liet Sixtus V. vóór die kapel eene prachtige overdektenbsp;zuilenrij bouwen, in wier midden hij den heiligen Trap, Scalanbsp;Santa, plaatste.

Geen christen, dieniet weet, dat op den lijdensdag onze Heiland, op bevel van Pilatus, eene verhevene plaats, bestaandenbsp;uit eene soort van balkon met steenen bevloering, beklom,nbsp;vanwaar het onschuldig slagtoffer aan het volk werd voorgesteld. De trap, waar langs de Zoon Gods die schouwplaats vannbsp;schande en smart besteeg, werd naar Rome overgebragt; hijnbsp;bestaat uit vijftien treden van hagelwit lyrisch marmer. Omnbsp;hem voor beschadiging en uitslijlen te vrijwaren, heeft Clemens XII. de treden met nolenboomen dekstukken laten be-kleeden, w'aarover nu de pelgrims hunne voelen, of lievernbsp;hunne knieën laten gaan. Geheiligd door de voetstappen vannbsp;het aanbiddelijk slagtoffer, en besproeid met hel bloed zijnernbsp;geescling, is de trap van hel pretorium hel voorwerp der ver-eering van het menschdom geworden. Volgens het den christennbsp;lot pligt geworden gebruik, beklommen wij hem op onze knieëti,nbsp;levendig doordrongen van hel dubbel gevoel, dal den pelgrim

24

-ocr page 278-

260 HET DlllEVOl’DIG ROME.

daarbij bezielen moet; het gevoel van dankbaarheid en van berouw. Deze trap, dien de Zaligmaker, met onze ongeregtig-heden beladen, meermalen is langs gegaan, leidt naar eene bovenkapel, het Heilige der heiligen geheeten, uithoofde der menigvuldige gewijde reliquiën, welke zij bevat: Non est innbsp;toto sanctior orbe locus. Daar, tusschen het bloed van een Godnbsp;en de beenderen der martelaren, geplaatst, bedenke men, watnbsp;een christen, wat een priester alsdan, op zoo heilige plek, ennbsp;in het gezigt van zoodanige voorwerpen, gevoelen moet! Mennbsp;klimt uit het Heilige der heiligen af, langs twee trappen,nbsp;ter regter- en linkerzijde der Scala San/a aangebragt.

Ik kan mij het genoegen niet ontzeggen, hier in te las-schen, dat, weinige dagen na onze pelgrimaadje, een jong Israëliet, die wegens zijne bekeering zoo vermaard is geworden, den trap van het pretorium voorbij kwam. De heer denbsp;Bussières, die hem vergezelde, ontblootte uit eerbied voor datnbsp;gewijde monument het hoofd, onderbet uil.spreken der woorden: Ih groet u, heilige trap! De nieuwe Saulus begonnbsp;luid over deze bijgeloovige zwakheid te lagchen. « Lachnbsp;niet te veel, zeide hem zijn vrome medgezel; weldra zult gijnbsp;hem op uwe knieën beklimmen. » Benige dagen later, werdnbsp;deze voorzegging vervuld. Alfonsus Rati.sbonne, dooreen wonder tot de katholieke Kerk bekeerd, beklom op zijne knieënnbsp;de Scala Santa, met Paulus de onwetendheid beweenende,nbsp;die hem gewapend had tegen den God, wiens smaad en kruisnbsp;hij nu fier was te mogen deelen.

lO December.

Plan eener kerkelijke Academie. — St. Claudius der Bourgondiërs.

Mijne jonge reisgezellen gingen ’s morgens ten 4 ure op eene jagtpartij naar de zijde der Storta, in de romeinsche

É

-ocr page 279-

261

PLAN EENER KERKELUKE ACADEMIE.

campagne, uit. Aangezien ik met de meest vredelievende bedoelingen naar Rome was gekomen, zoo bekroop mij nietnbsp;de minste lust, om de rust der hazen, wilde zwijnen ofnbsp;stekelvarkens van het latijnsch gewest te gaan verstoren,nbsp;hoewel dan ook waarschijnlijk hun voorgeslacht de in denbsp;historie zoo vermaarde akkers van Gincinnatus onveilig gemaakt , en het zoo roemrijk verkregen weiland van Muciusnbsp;Scevola kaal geschoren moge hebben; ik bleef dus in de stad.nbsp;In den loop van mijn rustigen dag kreeg ik kennis aan eennbsp;echt-katholiek plan. Men sprak, in hooge kringen, van hetnbsp;opriglen eener Academie voor Godgeleerdheid, uit franschenbsp;geestelijken, daartoe door de bisschoppen afgezonden, zaam-gesteld. Na een driejarig verblijf te Rome zouden die jongenbsp;priesters naar Frankrijk wederkeeren, om er de leer en dennbsp;geest der Moederkerk, die levens de meesleresse is van allenbsp;anderen, te komen verbreiden. Wie zou zulk een plan kunnennbsp;misbillijken? Komen niet onze kunstenaars, ja, de kunstenaars van alle natiën, komen zij niet naar Rome, om er denbsp;goede school bij te wonen, en de daar opgedane lessen innbsp;alle deelen van Europa te gaan toepassen? Het gevolg diernbsp;studiën en van hun verblijf te Rome doet zich kennen in hetnbsp;afleggen van slechte en gevaarlijke gewoonten, en het daardoor plaats maken voor den goeden smaak. En waarom zounbsp;men ten aanzien der gewijde wetenschap niet hetzelfde doen,nbsp;wat men voor de schilderkunst te werk stelt ? Zou zulk eenenbsp;geestelijke Academie niet het schoonste en zekerste middelnbsp;opleveren, om, in het godgeleerd onderwijs, die eenheid tenbsp;verwezenlijken, welke men in de aanvangsstudiën op het oognbsp;heeft? Moge de Voorzienigheid dit plan ten goede rigten.

Daar het weder overheerlijk was, kon ik mijne begeerte geen weêrstand bieden, om tenminste een klein gedeelte vannbsp;de heilige stad in oogenschouw te gaan nemen. Slechts

-ocr page 280-

262 HET DRIEVOIIOIG HOME.

weinige schreden had ik te doen, of zie, daar stond ik voor het altijd standhoudend gedenkstuk der godvrucht mijnernbsp;voorouders. De groote natiën, zoo als Duitschland, Frankrijk,nbsp;Spanje, Portugal, hebben te Rome kerken en hospitalen tennbsp;gerieve barer reizigers. Welnu, het vrome Franehe-Goïnténbsp;vond in zijne godvrucht het middel, om die edele voorbeeldennbsp;te volgen; het nam mede plaats onder de groote natiën, welkenbsp;ik daar heb genoemd. Bourgogne wilde ter dienste zijnernbsp;kinderen, die den pelgrimslogl naar Rome ondernamen, eenenbsp;kerk en een hospitaal in de eeuwige stad beschikbaar hebben,nbsp;en daartoe bragt het ruime giften mildeiijk aan. Al die uitnbsp;Franche-Comlé te Rome kwam, had het regt, 1“ om geheelnbsp;voor niet eenige dagen in het hospitaal gehuisvest te worden;nbsp;2” van er voorts, tegen betaling van een billijk daggeld, zijnnbsp;verblijf voort te zetten. Zonder rijk te zijn, is de kerk net,nbsp;sierlijk van bouw en zeer aangenaam gelegen. In de gevelspits leest men de volgende, met gouden letters geschrevennbsp;woorden: Comitaius Burgund. SS. Andreae ap. et Claudio ep, Natio die. « Het volk van Franche-Comté (hetnbsp;graafschap Bourgogne) heeft deze kerk aan den heiligennbsp;apostel Andreas en aan den heiligen bisschop Claudius gewijd. »nbsp;Regts, bij het inkomen, boven het wijwatervat, is eenenbsp;marmerplaat, waarop te lezen staal: Quicmnqve oraveritnbsp;pro Rege Francice habet decem dies de indidgentid., dnbsp;papa Innocent. IF. S. Thom. in suppl. j'. 25 , art. 5. adnbsp;Secund. « Wie voorden koning van Frankrijk bidt, verkrijgtnbsp;tien dagen aflaat, door paus Innocentius IV. toegestaan. » Denbsp;koning van Frankrijk is mi.sschien de eenige in geheel denbsp;wereld, die zulk een voorregt geniet: dit feit kwam mijnbsp;veelbeteekenend voor. Links, ziet men verscheiden grafsteden,nbsp;wier opschriften namen van personen en plaatsen herinneren,nbsp;die onze gebergten zeer bekend zijn, zoo als: N. Vernier

-ocr page 281-

ST. CLAUDIOS DER BOURGONDieRS. MARTELARES.nbsp;^65

d’Orchamps-Vennes, en Briot de Belherbe enzv. St. Claude-des-Bourguignons maakt geene parochie uit, maar de kerk heeft desniettemin hare inkomslen , tenminste voor een zekernbsp;gedeelte^ maar in vereeniging met die der overige franschcnbsp;kerken. Van den beginne af aan zijn zij beheerd gewordennbsp;door de ambassade en door de pastorij van Sint-Lonis (dennbsp;H. Bodewijk).

SI Decemlier.

Martelaren. — Obelisk van Augustus voor Santa Maria maggiore (de meerdere). — Santa Maria maggiore. — Oorsprong. —nbsp;Versierselen. — Schilderwerk. — Heilige poort. — Anecdote.nbsp;— Monumenten en herinneringen uit dit kwartier van het oudenbsp;Rome. — Heilig-kruis-in-Jeruzalem. — De titel van het warenbsp;Kruis. — Senaat der Martelaren.

De jagt was niet gelukkig geweest: snelvoeters en ge-vleugelte schenen er zich op gespitst te hebben, om niet gedood te willen worden; en, behalve eenig onbeduidendnbsp;Avild, bragten onze vrienden van de partij niets te huis dannbsp;de vermoeijenis van den dag, en de aangename herinneringnbsp;van, met aide appetijt, die jagers eigen is, la ricoita ofnbsp;zoogenaamde schapenkaas gegeten te hebben, welke hun eennbsp;herder had voorgezet, ’s Anderendaags vóór tien ure waren wijnbsp;reeds op de uiterste spits van den Quirinaal, ter plaatse waarnbsp;vier groote stralen elkantler regthoekig snijden. De fonteinnbsp;van Mozes vormt het hoofd, de fontein en de reusachtigenbsp;paarden van het Quirinaal maken den voet uit van dit langenbsp;latijnsche kruis, welks armen uitloopen op de schoone kerkennbsp;van Trinita di monti en Santa Maria maggiore; denbsp;laatste was het doel van onzen pelgrimstogt.

Aan den voet des heuvels, waarop de Liberiaansche basiliek bevallig en smetloos als de H. Maagd, die er vereerd

-ocr page 282-

264 HET DRIEVOUDIG HOME,

wordt, rust, verheft zich eene ejjyptische obelisk. Nog fier met het hoofd omhoog slaat daar tegenover het statig kerkgebouw de eeuwenheugende tolk van ’t grijs verleden, alsnbsp;gereed om te gewagen van de dubbele eere, die hem te beurtenbsp;viel, en tegelijk om den pelgrim met de wonderfeiten voorafnbsp;bekend te maken, welke hij weldra voor oogen hebben zal.nbsp;Augustus had twee monolithen (steenblokken) van ongeveernbsp;80 voeten hoogte uit Egypte doen komen, waarvan er eennbsp;voor de groote renbaan, en de andere voor het veld vannbsp;Mars bestemd was. Ijdelheid der menschen en van hunnenbsp;plannen! De dood rukte den vorst weg, en deze twee monumenten , die den roem van zijn rijk moesten verhoogen,nbsp;strekten alleen, om hoog in de wolken getuigenis van zijnenbsp;nietigheid af te leggen. Door keizer Claudius bij het graf-gesticht van Augustus geplaatst, bleven zij daar staan, totdatnbsp;de Barbaren ze, met zooveel meer nog, kwamen neêrhalen,nbsp;In 1387 is een van deze twee obelisken door Sixtus V. hersteld en geplaatst, waar zij nog heden ten dage te zien is. I)

Een barer opschriften luidt aldus:

CHRISTI DEI IN STERNUM VIVENTISnbsp;CVNABVLAnbsp;L.ETISSIME COLOnbsp;QVI MORTVInbsp;SEPVI.CRO AVGVSTlnbsp;TRISTISnbsp;SERVIEBAM.

« Vreugdevol vereer ik de wieg van Christus den eeuwig levenden God, ik, die droevig diende tot sieraad van hetnbsp;graf des dooden Augustus. »

1) Mercali, detjli ohelischi, c. 27.

-ocr page 283-

DE OBELISK VAN ACGÜSTÜS. 265

Wanneer deze obelisk Christus verheerlijkt, dan voljft zij daarin slechts het voorbeeld van Augustus na, gelijk dit hetnbsp;opschrift der tegenoverstaande zijde te lezen geeft:

ÖVEM AVGVSTVS DE VmGINEnbsp;NASCITVBVMnbsp;VIVENS ADORAVITnbsp;SEO. DEINCEPSnbsp;DOMINVMnbsp;DICI VETVITnbsp;ADORO.

« Ik verheerlijk hem, dien Augustus bij zijn leven verheerlijkte, als zullende geboren worden uit eene Maagd, en die van toen af verbood, dat men hem opperheer zou noemen. »

Dit opschrift, waarover wij verbaasd stonden, herinnert aan eene zeer oude overlevering, die wil, dat Augustus kennis zou hebben gedragen van de komst van den Messias ennbsp;van zijne geboorte uit eene Maagd. Ik zal daarover sprekennbsp;bij het bezoeken der kerk van Jra-Caeli.

De Zoon der Maagd is God, en wordt als zoodanig erkend ; de obelisk verkondigt dal, terwijl zij tevens zich ten tolk dernbsp;vrome bede van ’t herboren menschdom stelt. Die bede, innbsp;t graniet gebeiteld, prijkt op de naar het kerkgebouw gekeerde zijde;

CHRISTVS PER INVICTAM

' nbsp;nbsp;nbsp;CRVCEM

POP VLO PACEJr PR^BEATnbsp;OVI

AVGVSTl PACE IN PR^SEPE NASClnbsp;VOLVIT.

-ocr page 284-

266 HET DRIEVOUDIG ROME.

« Moge Christus door zijn onverwinlijk kruis de wereld vrede geven, hij, die, gedurende den vredestijd van Augustus, in een stal wilde geboren worden. » En, indedaad,nbsp;het kruis, dat op Cesar, op de wereld en op de hel zegepraalde, siert de spits der Obelisk. Wij bragten het onzenbsp;eerbiedige hulde, en kwamen vervolgens langs de breedenbsp;treden van een prachtigen trap de kerk van Santa Marianbsp;maggiore binnen. De beroemde patriarchale basiliek staat ternbsp;plaatse van hal Macellum Liviae^ eene vermaarde slagterij,nbsp;door marmeren galerijen of zuilgangen omringd, waar denbsp;kooplustige Romein zich de zeldzaamste voorwerpen vannbsp;geheel de wereld aangeboden zag. Dat dit gebouw luisterrijknbsp;moet geweest zijn, kan daaruit worden afgeleid, dat Tiberiusnbsp;het aan zijne moeder Livia toewijdde. 1) Bij het ontluiken vannbsp;hel Christendom werd deze plaats boven alle uitdrukkingnbsp;eerwaardig, door de slagting, die daar onder de Christenennbsp;werd aangerigt. In de nabijgelegen kerk van St. Vitus wordtnbsp;nog een steen bewaard, waarop, volgens de overlevering,nbsp;eene menigte geloovigen, als onnoozel slagtvee, werd gedood.nbsp;Het is alzoo, door een dier wondervolle punten van overeenstemming, welke Rome stap voor stap ons aanbiedt, dat,nbsp;op de plaals-zelve, weleer aan eene wulpsche vrouw toegewijd , maar door het bloed der martelaren gereinigd, thansnbsp;de schoonste kerk prijkt, die voor de Koningin der Maagdennbsp;werd opgerigt.

Santa Maria maggiore is haar ontstaan aan het bekoorlijk sneeuw-mirakel verschuldigd. In het begin der IV. eeuw woonde er te Rome een aanzienlijk patriciër, uit hetnbsp;aloude geslacht der Consuls gesproten. Geen kroost hebbende,nbsp;besloot hij, in overleg met zijne echtgenoot, om zijn aanzienlijk vermogen Gode ten offer te brengen, van wien bij

1) Dio Cass. S7.

-ocr page 285-

267

KEKK VAN DE H. MARIA DE MEERDERE.

het ontvangen had. De vrome echtelingen, met hun voorne* men zich onledig houdende, verslonden van de H. Maagd,nbsp;dat deze hun erfgenaam verlangde te wezen. « Gij zult, zeidenbsp;zij hun, eene basiliek voor mij bouwen op dien heuvel vannbsp;Rome, waar morgen sneeuw zal liggen. » Het was in dennbsp;nacht van den 4. op den 5. Augustus des jaars 352, alsnbsp;wanneer de hitte in Italië tot den hoogslen graad gestegennbsp;is. ’s Anderendaags stond de Esquilijn met sneeuw overdekt,nbsp;en weldra was geheel de stad op de plaats van het mirakelnbsp;te vinden. Joan, de patriciër, vervolgens paus Liberius, begeven zich derwaarts, van geheel de geestelijkheid vergezeld.nbsp;De oorzaak van het wonder wordt bekend gemaakt; mennbsp;bouwt de kerk op kosten van het echtpaar, en geeft er dennbsp;naam aan van Santa Maria ad Nives (de H. Maria ternbsp;sneeuw), dien zij nog tot op den huidigen dag in eere draagt I).nbsp;Ter gedachtenis van paus Liberius, die haar, hel volgendnbsp;jaar, inwijdde, werd zij ook wel de Liberiaanse he gehee-len. Bij die twee oorsprouklijke namen komen nog tweenbsp;andere, die niet minder eervol zijn, te welen de 11. Marianbsp;aan de kribbe., uithoofde van de geboorlekribbe des Zaligmakers, die er bewaard wordt; en de H. Maria de meerdere., uithoofde zij van al de te Rome aan de koningin desnbsp;hemels toegewijde kerken de voornaamste is 2).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Bened. XIV., de Festis B. Marim, p. 481. Baron. Annot,nbsp;ad martyr. S Aujj. Constanzy , t. II. p. 24.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Volgens l’icrre~le-Vénéral)lc (Petrus de Eerwaardige) wordt zijnbsp;aldus genoemd, dewijl zij , na Sint Jan van Laleraan, de eerste kerknbsp;der wereld is. « Habitur Romae patriarchalis ecclesia in honore perpe-ntuae Virginis Matris Domini consecrafa, quse vulgari sermone Sancla.nbsp;«Maria Major vocalur. Major auteni idcirco, quia post Lateranensemnbsp;«sancti Salvatoris ecclesiam, major dignitate non soluin Romanis sednbsp;»et totius orbis Ecclesiis est. » [Lib. 11. de Miraculis.)

Drievoudig Rome. — I. Deel.

-ocr page 286-

268 HET DRIEVOUDIG ROME.

De opperpriesters en, in ’l aijjemeen, het volk van Rome, zoo bijzonder met de vereerin» van de H. Maagd ingenomen,nbsp;hebben dan ook haren hoofdlempel met bijzondere prachtnbsp;willen doen uilblinken; en zoo dus is de Santa Maria maggiorenbsp;boven al de overige kerken van Rome schoon en rijk. Dijnbsp;hel binnenkomen, oostwaarts zich keerende, bevindt men zichnbsp;legen over drie breede beuken, harmonisch van vorm ennbsp;geschraagd door zes en-dertig kolommen van schittrend witnbsp;marmer, voorlkomstig uit den naast aangelegen tempel vannbsp;Juno Lucina. Kapiteelen van de dorische orde, met eennbsp;kornis in mosaïk, met wijngaardranken en arabesken rijknbsp;versierd, kroonen de dubbele kolonnade, en smelten hunnenbsp;bevallige vormen met de ryke versierselen van het plafondnbsp;zaam. Mei genoegen herinnèrt men zich, dat dit in grootschenbsp;vakken gescheiden vervvelfsel verguld is met hel eerste goud,nbsp;dal uil America werd aangebragt. Het hof van Spanje, dalnbsp;dit uit handen van Columbus ontving, wilde er aan de Moeder Gods hel offer van brengen , en zoodoende kwam hel naarnbsp;Rome lol sieraad der schoonste kerk aan de Slerre op zeenbsp;gewijd; en dit te regt, want het schip, door den onslerflijkennbsp;ontdekker der nieuwe wereld daartoe uilgerust, droeg dennbsp;naam van Santa Maria. Vier zuilen van egyplisch granietnbsp;schragen de twee groote bogen van hel kerkschip, en zettennbsp;aan hel bevallig verschiet een stout karakter bij. Regts ennbsp;links, bij hel inkomen, bevinden zich de statige grafmonunbsp;menten van Clemens IV. en den H. Pius V., wiens ligchaainnbsp;in een antiek groeumarmeren sarcophaag, met verguld-bronzen versierselen opgeluisterd, rust.

Hel hoofdaltaar, waartegen men met elf treden opgaat, beslaat uil eene groote antieke sarcophaag van porfier; denbsp;deksel van wit en zwart marmer, door vier engelen vannbsp;verguld brons geschraagd, strekt lol altaarblad. Men meent,

-ocr page 287-

KERK \An DE II. MARIA DE MEERDERE. 269

dal het de lijkkist was van den patriciër Jau en zijne echtgenoot. De altaarhemel, een prachtig geschenk van Benedic-lus XIV., rust op vier Irotsche porfierzuilen, door gouden palmtakken omslingerd, en vier marmeren engelen er bovennbsp;op, elk met een overvvinnaarskrans in de hand. Aan elkenbsp;zijde van hel altaar, op de uiteinden van den kruisarm (hetnbsp;transept), bevinden zich de twee kapellen van Sixtus V. ennbsp;van het geslacht Borghese, wier pracht alle denkbeeld te-boven gaat. Bij het bezoek van de laatste, herinnerden wijnbsp;ons met weemoed, hoe nog kort te voren daar de stoflijkenbsp;overblijfselen dier jeugdige princes Borghese ter aarde werdennbsp;besteld, wier nagedachtenis in zegening zal blijven binnen denbsp;muren van het paleis, door haar te Rome bewoond, en wiernbsp;asch hier wordt beschreid, waar zij met hare jonge telgennbsp;rust. Boven het altaar prijkt de H. Maagd van St. Lucas,nbsp;opeen grond van lapis lazzuli, schitterend van edelgesteentennbsp;en gedragen door vier engelen van verguld brons; vier kolommen van üostersch jaspis, piëdestallen in verguld brons,nbsp;eene fries van agaathsleen, eindelijk, een uitmuntend bas-relief het mirakel van de sneeuw voorsteilende, ziedaar denbsp;hoofdversierselen van hel altaar. Benige onnavolgbaavschoonenbsp;fresco’s van Guido voltooijen de rijkdommen van hel dierbaarnbsp;heiligdom der Engelen-Koningin.

Onder de groote herinneringen, aan S, Maria maggiore verbonden, moet vooral eene niet onopgemerkt voorbijgaan.nbsp;Op den triomfboog, die hel schip der kerk van het priesterkoor afscheidt, vindt men mosaïken van het hoogste belang.nbsp;Hel Neslorianismus, dat geheel de Kerk zoo vreeslijk griefde,nbsp;werd op de kerkvergadering te Ephe.se, in hel jaar 451 ,nbsp;gedoemd. Om deze nieuwe zegepraal van het geloof op denbsp;ketterij te vereeuwigen, deed paus Sixtus Hl. het koorgewelfnbsp;»an S. Maria Maggiore met mosaïklafereelen versieren. De

-ocr page 288-

270 HET DRIEVOUDIG ROME.

mysteriën van het maagdelijk moederschap der H. Maria en der Godheid van onzen Verlosser werden daarin voorgesteldnbsp;op eene wijze, die het geloof der Kerk boven allen twijfelnbsp;verhief. Dientengevolge heeft de schilder, om aan de bedoeling van den paus te voldoen, met ter zijde stelling van denbsp;strenge regelen der kunst, het kind van Belhleem voorgesteld op een zetel, die meer naar een troon dan naar eenenbsp;wieg gelijkt, en het blijkt duidelijk, dat de mosaikkunstenaarnbsp;er hoofdzakelijk naar streefde, om de godheid des Zaligmakers door het ligchamelijk omhulsel der natuur te doennbsp;heenschitteren. In andere schilderstukken ontvangt het Kindnbsp;Jesus offergaven, die alleen aan de Godheid toekomen. Eldersnbsp;wordt de boodschapping des Engels mede, gelijk alles, watnbsp;Maria’s goddelijk moederschap tot in iedere bijzonderheidnbsp;betreft, op eene wijze voorgesteld, die het katholiek leerstuknbsp;glanzend en onvervalscht doet uitkomen 1). Wij kunnen hiernbsp;bijvoegen, dat deze eerwaardige schilderwerken het voorregtnbsp;genoten van op het tweede concilie te Nicea aangevoerd tenbsp;worden, als eene onwraakbare getuigenis voor de oudheid dernbsp;vereering van de beeldende kunst in de Kerk.

Dit nu is niet de eenige rijkdom van S. Maria maggiore. De Koningin der Engelen en der menschen is in haren geliefden tempel als omstuwd door een glanzenden stoet vannbsp;heiligen, wier overblijfselen hier rusten, gelijk hunne zielennbsp;haar in de gelukzaligheid der hemelen vreugdevol omringen.nbsp;Voorop in deze schitterende rij vertoonen zich de H. Apostelen Petrus en Paulus, de H. Andreas, Jacobus, Philippus,nbsp;Thomas en de overige leden der aposlelschaar, hier doornbsp;eene reliqui van ieder vertegenwoordigd. Onder het pauslijk

1) Ciampinl, Montimen. veler. t. I, p. 206 en volgg. De oorsprong van dit gedenkstuk staat vermeld in dese woorden, voorkomende opnbsp;den grooten boog van bet koorgewelf: sixtes-plebi oïi.


-ocr page 289-

271

KERK VAN DE H. MARIA DE MEERDERE.

altaar rusten de ligfchamen van den H. Apostel Matthias en van den H. Epaphras, de medgezel van den H. Paulus. Hetnbsp;hoofd van den H. Lucas, Maria's geschiedschrijver, bevindtnbsp;zich in de kapel van het crucifix. Op den tweeden rang bevinden zich de martelaren van iederen leeftijd, zoo vrouwen alsnbsp;mannen; het hoofd van de H. Bibiana, een arm van dennbsp;H. Julianus en van den H. Cosmas, een gedeelte van den armnbsp;van den H. Abbondius; twee vingers van de H. Anatolia; eennbsp;gedeelte van den arm , van het boetekleed en der bebloedenbsp;tuniek van den H. Thomas van Cantorbury; de hoofden vannbsp;den H. Amandus, den H. Cyprianiis en den H. Florentius; eenenbsp;rib der H. Petronella; een vinger van de H. Cecilia en dernbsp;H. Agnes; merkwaardige reliquiën van den H. Sebaslianus,nbsp;den H. Laurenlius, den H. Blasius, de H. Catharina, denbsp;H. Euphemia, de H. Apollina, de H. Felicitas en van nog eennbsp;groot aantal andere Heiligen: ziedaar de vereerenswaardigenbsp;vertegenwoordigers van de martelaarschap. Vervolgens komennbsp;de opperpriesters der Kerk aan de beurt. S. Maria maggiorenbsp;is in het bezit der ligchamen van den H. Pius V., den lieveling der H. Maagd, die hem de roemrijke overwinning bijnbsp;Lepanto verzekerde. Rondom hem ziet men, tenminste voornbsp;een gedeelte van hun stoflijk overblijfsel, de heilige pausennbsp;Gregorius, Sylvester, ürbanus, Sixtus, Anicetus, Calistus,nbsp;Melchiades, Stefanus, Damasus, Simplicianus en Fabianus:nbsp;schitterende stralenkrans van robijnen, die het voorhoofd tooitnbsp;van de doorluchtige Koningin der opperpriesters en martelaren;nbsp;indrukwekkende drom van getuigen, wier bloed en schriftennbsp;aan ieder geslacht op nieuw de onverganklijkheid des geloofs,nbsp;en de magt van haar verkondigen, die de eeuwige verwin-naresse blijft van alle ketterij.

Na voor die doorluchtige schaar eerbiedig het hoofd gebogen, en haar onze personen, onze vrienden en ons va-

2S

-ocr page 290-

372

HEr DRIEVOUDIG ROME.

derland aanbevolen te hebben, begraven wij ons naar de heilig-e poort of deur. Bij het binnentreden van S. Pieler,nbsp;S. Jan van Lateraan, S. Paul builen de muren, en S. Marianbsp;de meerdere, ziet men op de reglerhand eene loegemelsoldenbsp;deur, waarop, in gulden letters, Ie lezen slaat: Clemens,nbsp;Ürbanus, Benedictus opende mij in dit jaar; Innocentius,nbsp;Leo heeft mij in dat jaar gesloten. » Wanneer gij vraagt,nbsp;wal die deur beleekenl, dan antwoordt men u: « het is denbsp;heilige deur. » En daarbij bepaalt zich dan ook de weetgierigheid van den reiziger en de wetenschap van zijn gids;nbsp;maar zoodoende hebt gij dan ook een der schoonste gebruikennbsp;van hel chrisllijk Rome onopgemerkt laten voorbijgaan. Wijnbsp;willen daarvoor onze lezers hier schadeloos stellen.

Men wete dan, dat de vier groole basilieken, of hoofdkerken van Rome, behalve hare gewone deuren, elk nog eene deur of poort hebben, die de heilige wordt genoemd.nbsp;Voorts wete men, dat, telken vijfentwintig jaren, op kersavond, zijnde het jaarfeest van de wereldverlossing, de pausnbsp;pleglig hel jubel- of heilig jaar opent. De dag vangt metnbsp;eene grootsche processie aan; ’s avonds, tegen de vespers,nbsp;begeeft des Heeren plaatsbekleeder zich van uit zijn paleis naarnbsp;Sint Pieler; hij is van de kardinalen en prelaten der kerknbsp;vergezeld, in een schiltrenden kring, die den pau.s tot voornbsp;de locgemelselde deur geleidt. Een van het gevolg biedt dennbsp;Heiligen Vader een zilveren hamertje aan, waarmeê zijnenbsp;heiligheid lot drie malen loc op de poort klopt. Hij spreektnbsp;tevens daarbij de gebeden uit, gewagende van de liefde, denbsp;barmhartigheid en de magl der drie godlijke personen, dienbsp;dc heilige Drie,eenheid uilmaken, en levens de troostvolle hoedanigheden zijnde, waarvan Christus stedehouder op aarde denbsp;gezalfde bewaarder is. Zoodra de plegligheid is afgeloopen,nbsp;breken de werklieden den muur weg, en de heilige deur slaat

-ocr page 291-

DE HEILIGE DEER. 273

nu geheel open. De penilenciërs (biechtvaders der basiliek), in kerkgewaad gekleed, besproeijen haar vervolgens metnbsp;wijwater. Vervolgens overschrijdt de paus, met geheel hetnbsp;doorluchtig gevolg, den drempel van de poort, onder vrolijknbsp;lofgezang, waarna de vespers aanvangen. Terwijl deze pleg-ligheid in Sint-Pieter plaats heeft, verriglen drie daartoe doornbsp;den H. Vader afgevaardigde kardinalen haar aan S. Jan vannbsp;Lateraan, S. Paul en S. Maria niaggiore; daarmeê is hetnbsp;jubeljaar nu aangevangen.

Reeds op zich-zelve schoon, zoo wordt zij het nog te meer, wanneer men den gewijden zin dier plegligheid nagaat.nbsp;De heilige Deur is regis, de doopvont links van de kerk:nbsp;ziedaar de twee toegangen ten hemel, die voor den menschnbsp;geopend zijn. Eerst het doopbad, doch waarin men slechtsnbsp;eenmaal wordt toegelaten; de deur der boetvaardigheid,nbsp;ziedaar het tweede middel, en dank zij der godlijke barmhartigheid , dat pad is nooit onherroepelijk afgesloten. Opnbsp;Kersdag, hij uitnemendheid een dag van genade en vergeving,nbsp;wordt de heilige Deur geopend. Den hoogepriester, die dennbsp;Zaligmaker vertegenwoordigt, is het voorbehouden, haar tenbsp;openen, en eerst van allen in te gaan, tot een aardsch zinnebeeld van de verzoening, die in den hemel heeft plaatsnbsp;gehad. Maar, waartoe haar opengebroken ? waartoe met hamerslagen, in plaats van de sleutels er voor te gebruiken ?nbsp;Gij ziet daarin de oppermagt van den stedehouder des Heeren.nbsp;De deuren kunnen op tweederlei wijzen geopend warden,nbsp;met de sleutels, en dit is het in gewone omstandighedennbsp;gebezigde middel; maar de met den sleutel geopende deur isnbsp;altijd aanwezig, en kan ook weder zoo gesloten worden;nbsp;daarentegen met den hamer open gemaakt, zoo heeft mennbsp;geen .sleutel meer noodig, en ieder een kan ongehinderd ennbsp;zonder vrees er binnengaan. Men bezigt dit laatste middel in

-ocr page 292-

974

HET DRIEVOUDIG ROME.

buitengfewone, pleg'tig’e omstandigheden , wanneer de toevloed overgroot is. Zoo ook was het oude Rome in zijne roem-rijkste dagen gewoon voor den binnentrekkenden overwinnaarnbsp;een deel zijner muren te slopen, of om, bij de algemeenenbsp;geestdrift, van feestvreugde als uit te zetten, of om dennbsp;zegevierder en zijn talrijk gevolg van met ketens beladennbsp;gevangenen en met lauwers gekroonde soldaten eene breedenbsp;baan te openen.

Het christlijk Rome heeft die gewoonten in stand gehouden, doch veredeld door den gewijden zin, dien het christendom er aan hecht. Alle volkeren ter groote zegevieringnbsp;der boetvaardigheid uitnoodigende, waarbij de verwonnennbsp;hartstogten en de geboete zonden aan den praalwagen dernbsp;overwinnaars geketend moeten worden, vergenoegt zij zichnbsp;niet, om met hare sleutels de heilige Deur, de zegepoorl,nbsp;te openen: zij gebruikt een hamer, om haar in te breken,nbsp;teneinde een ieder het zou kunnen hooren, dat zij voor allennbsp;openstaat, en niemand van haar uitgesloten wordt. In hetnbsp;oude Rome was de zegepoort met bloed en tranen bespat,nbsp;gewijd water besproeit de gewijde poort in het christlijk Rome;nbsp;en de christen beseft, dat de reiniging zijns harten doornbsp;tranen van berouw en door het kostbaar bloed des Verlossers,nbsp;uitgestort over zijne ziel in de vierschaar der verzoening ennbsp;aan den liefdedisch desHeeren, de onvermijdelijke voorwaardenbsp;is van zijn optreden in het spoor des hemels, waarvan denbsp;heilige Deur lot ingang strekt. Aan de vier hoeken der stadnbsp;staan evenzeer de vier groote basilieken geopend: hare gewijdenbsp;deuren vallen onder den hamerslag der opperpriesters. Konnbsp;Rome eene welsprekender plegligheid bezigen om uit te drukken, dat zij, koningin en moeder, tol haren schoot oproept allenbsp;volkeren, in de vier luchtstreken verspreid ? dat zij ze met voornbsp;allen gelijke liefde uitnoodigt, om te komen putten aan de

-ocr page 293-

DE HEItlGÉ DEUR. 975

peillooze bron van genade en barmhartigheid, die voor hen geopend is zonder uitzondering van natie of stam 1)?

Ons oog wendde zich nu van de heilige Deur naar de grootsche witmarmeren gecanneleerde kolom, die voor denbsp;facade van S. Maria maggiore geplaatst is. Dit overoudnbsp;versiersel van den Vredestempel op het Forum, werd herwaarts heengebragt op last van paus Paulus V., die er eennbsp;standbeeld der H. Maagd op deed plaatsen. Van onder leestnbsp;men dit opschrift:

PAX VNDE VERA EST CONSECRAVIT VIRGINI.

« Hij wijdde haar toe aan de Maagd, die de bron is van den waren vrede. »

En zoo dan verkondigt de obelisk van Augustus, voor het front dezer basiliek geplaatst, den lof van het godlijk Kind,nbsp;en de sneeuwwitte zuil van het forum de verheven eigenschappen zijner maagdelijke moeder. Het klinkt, als ruischte er eenenbsp;harp, door engelenhand bespeeld 5 men hoore;

IMPVRA FAISI TEMPI,A OUO.XDAM NVMmiSnbsp;JVBENTE INCERTAnbsp;SVSTINEBAM CZESAUEnbsp;NVNC LA5TA VERlnbsp;PERFERENS MATREM DEInbsp;TE PAVEE NVEI.ISnbsp;OBTACERO SECLIS.

« Voorheen strekte ik, op Cesars last, ten steun der snode tempels eener valsche godheid; doch thans met blijdschapnbsp;de Jloeder van den waren God dragende, zal ik, o Paulus,nbsp;uw roem aan alle eeuwen verkondigen. »

1) Traitato del Giuhileo dal p, quarti. p. 56.

-ocr page 294-

276 HET DRIEVOUDIG ROME.

Voorts vermeldt zij de reden harer blijdschap door de voorlreflijkheid der doorluchtige Moedermaagd te doen uil-komen:

IGNIS COLVMNA PR^TVLIT LVMEN PUSnbsp;DESERTA NOCTVnbsp;VT PERMEARENT INVIAnbsp;SECVRI AD ARCESnbsp;II^C RECLVDIT IGNEASnbsp;MONSTRANTE AR ALTA SEDEnbsp;CALLEM VIRGINE.

« De vuurkolom, die schitterde van licht, ging de regt-vaardigen voor, opdat zij bij nacht den logt door de woestijn zouden kunnen voorlzellen; doch deze zuil wijst den wegnbsp;naar de bron des lichts zelve, door eene Maagd uit dennbsp;jioogen hemel aangeduid. »

Eere den opperpriesters, die, in dichterlijke taal, zoo grootsche punten van overeenstemming wisten te huldigen,nbsp;eere aan Rome, op welks gedenkteekenen allen, als om .strijd,nbsp;in brons en marmer de onsterflijke leerstukken des Christendoms slaan gegrift.

Ik zal S. Maria mag^iore niet verlaten, zonder hier nog eene laatste herinnering te boek te stellen, lederen avond,nbsp;lange na den Angelus^ als Rome kalm begint in te sluimeren , verneemt men van uit de hoogte van den Esquilijnnbsp;een schel doordringend klokgelui; dat is niet de gewonenbsp;avondklok, maar die toon is een blijk van erkentlijkheid ennbsp;bezorgde menschenliefde. Voor ik weet niet hoeveel eeuwennbsp;reeds verdwaalde, door het duister van den avond overvallen,nbsp;een reiziger in de omstreken van Rome. Uit vrees van, hiernbsp;of daar, in een der kuilen te storten, waarmeê, ter oorzakenbsp;van de catacomben, de bodem hier als bezaaid is, durft de

-ocr page 295-

277

ANECDOTE. — HET 11. KRC1S-1N-JEB13SALEM.

verdoolde pelgrim geen voet meer te verzetten; hij beveelt zich aan God, en besluit den nacht in de woestijn door tenbsp;brengen, om er welligt den dood te vinden, ’s Anderendaagsnbsp;was het een Mariafeestdag, en Ie dier gelegenheid nu luiddenbsp;van S. Maria maggiore de klok, wier loon tot hel oornbsp;des reizigers doordrong, die, daarop afgaande, het pad terugnbsp;vindt, en zoodoende als wonderdadig het dreigend gevaar ontkwam. Uit erkenllijkheid stelt hij een fonds vast, uit welks opbrengst , ten eeuwigen dage, ’s avonds eene klok zal moetennbsp;geluid worden Ier dienste en hulpe van hen, die aan eennbsp;onheil als het zijne moglen zijn blootgesteld.

Onzen logt voorlzellende naar de zijde van hel H, Kruisin Jerusalem, merkten wij, in hel voorbijgaan, bij name de beroemde overblijfselen op der monumenten, die deze vijfdenbsp;wijk van hel oude Rome als overdekten. Links, in een bogt,nbsp;door hel muurwerk der stad gevormd, ziet rnen wat er nognbsp;over is gebleven van hel vivarium^ een uilgesirekte vierkante bergplaats van een gedeelte der tallooze dieren, dienbsp;voorde volksspelen waren bestemd. Doorgaande, naar de zijdenbsp;van Claudius waterleiding, vond men de tuinen en het renperknbsp;van Heliogabalus, grenzende aan de tuinen van Pallante, dennbsp;beroemden vrijgelatene van Claudius. Terzelfde plaatse zagnbsp;men een groot aantal gewijde boschjes, waaronder het Lucusnbsp;qiierqvetulanus, door de Nymphen bewaakt, het Lucusnbsp;fagufalis, aan Jupiter gewijd, en hel Nemus van Cajusnbsp;en Lucius de beroemdste waren. Aan den zoom van hetnbsp;laatstbedoelde woud verhief zich het door Augustus verordende amphitheater, waarin Tilus de bloedige spelen aanving,nbsp;waarmee hij zijne regering opende \). Tusschen de kerk van

1) A\':i vero extra in nemore Caü et Lucii ubi Augustus ad boe ipsum tcrram eiToderat; ibi enim primo die Indus gtadialorius, coedes-que beltuarum facia est, etc. Dio in Tit.

-ocr page 296-

278 HET HRIEVOEDIG ROME.

de H. Bibiana en van den H. Eusebius, op den weg, die van S. Maria-de-Meerdere naar het H. Kruis in-Jerusalem loopt,nbsp;vindt men het eerste kasteel der Claudiaansche waterleidingnbsp;{aqua Claudia)^ met twee bogen van gebakken steen ernbsp;boven op, waar, tenminste volgens het gevoelen van verscheiden oudheidkundigen, de vermaarde zcgeteekenen vannbsp;Marius stonden 1). Voorts kwamen de prachttuinen van Mecenas , welke verrukkelijke oorden geheel de ruimte besloegennbsp;tusschen het punt, waar thans de kerk van Sint-Maarlen dernbsp;Bergen {de Monti) slaat, en tot voorbij de kerk van dennbsp;H. Antonius 2). Hier was, volgens het algemeen heerschendnbsp;gevoelen, de beruchte toren, vanwaar Nero bij den brandnbsp;van Rome toeschouwde, onder het uitgalmen der verzen,nbsp;welke hij op het door de vlammen verwoesten van Trojenbsp;vervaardigd had 5). In de nabijheid zag men en het huis vannbsp;Virgilius en de tuinen van Lamiani, het gewone verblijf ennbsp;ook de begraafplaats van Caligula 4). Voordat Augustus'nbsp;gunsteling, de eerste ontwerper van de warme badstoven, ernbsp;een zetel voor den wellust van gemaakt had, strekte ditnbsp;groote terrein, tenminste gedeeltelijk, lot eene begraafplaatsnbsp;voor het gemeene volk en voor de slaven. Daar was ook denbsp;Ficus usirinus, dus genaamd naar den algemeenen brandstapel , waar de lijken verbrand werden.

Met die plaatsen voor de wreedheid en den wellust in-gerigt, vereenigde zich, in dit gedeelte van Rome, een groot aantal afgodentempels, openbare leerscholen van alle zedc-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Nardini, lib. IV, c. II, p. 140.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Fueruiit in Esquiliis, latlssimoque ambitu a templo circiternbsp;S. Martini in montibus orienlcm versus, ultra S. Antonii a:dem pro-cesscre. Donat,

3) nbsp;nbsp;nbsp;Horat. od. 28, lib. III; Nardini, p. 142.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Sueton. c. Sgt;9.

-ocr page 297-

279

IIET H. KRCIS-IN-JERUSALEM.

loosheid; zoo als, onder anderen, de tempels van Minerva medica^ van Castor, van Apollo, van Mercurius, van Mars,nbsp;vanSerapis, van Proserpina, van de Vrees, van Venus en vannbsp;Cupido. Waarom moest het godsdienstig gevoel, zoo levendignbsp;en vleeschlijk bij den Romein, dan toch door hel heidendomnbsp;zoo snood zich uiten, dat de reiziger in hel oude Rome geennbsp;slap kan doen zonder in bloed en draf den voet te bezoedelen?nbsp;Ik weet het niet, maar het komt mij voor, dat het gemoed,nbsp;door zooveel herinneringen als bekneld, déór meer dan eldersnbsp;behoefte aan een steunpunt gevoelt, en dat dit steunpuntnbsp;nergens anders te vinden is dan in een verzoeningsplaats,nbsp;namelijk in een christlijken tempel. En, ja , hoe herademdennbsp;wij, toen wij daar de torens in hel oog kregen van hetnbsp;H. Kruis-in-Jerusalem!

Die eerwaardige basiliek is gebouwd op het einde van den Esquilijnschen berg, tusschen een Venustempel en hetnbsp;amphitheater-co!s?re«se. Had men wel geschikter plaatsnbsp;kunnen uitdenken? De bloedige werktuigen van den doodnbsp;eener Godheid, rustende op eene tot in hare diepste ingewanden met eeuwenheugende gruwelen en snoodheden bezoedelde aarde, — ja, is dat niet een roerend kontrast, of,nbsp;zoo gij liever wilt, geene grootsche harmonie? Ziehier watnbsp;er van de geschiedenis dezer doorluchtige kerk valt op tenbsp;teekenen.

Constantijn, in een droomgezigl het kruis van den Verlosser gezien hebbende, had hel Labarum, dien wonderda-digen standaard , doen vervaardigen, met hel letterteeken van Christus en deze hem geopenbaarde woorden lot leuze er opnbsp;geplaatst: In hoe signo vinces ^ « in dit teeken zult gijnbsp;overwinnen. » De uitkomst bevestigde de voorspelling. Maxen-lius’ verwinnaar en Rome’s meester, de nieuwe Augustusnbsp;wilde aan het kruis de passende hulde toebrengen. De H. He-

Drietoudig Rotne. —• I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;26

-ocr page 298-

280 HET DRIEVOUDIG ROME.

lena, zijne moeder, verlrok naar Jerusalem, ontdeklehet ware kruis, en kwam naar Rome met een aanmerkelijk deel van diennbsp;rijken schat terugr, gelijk ook nog met verscheiden anderenbsp;hoogst-belangrijke reliquiën, waarover wij straks meer bepaaldnbsp;zullen spreken. Om al die kostbaarheden te bergen, werd ernbsp;op kosten des keizers eene kerk gebouwd, welke paus Sylvester inwijdde, en die kerk is de doorluchtige basiliek vannbsp;het H. Kruis-in-Jerusalem. In de geschiedenis heet zij nu eensnbsp;de Sessorïaansche, ter zake van het Sessoriaansche paleis,nbsp;waarvoor zij in de plaats kwam, en dan weder de IleleenscAe,nbsp;ter gedachtenis van Constantijns moeder; soms, en welnbsp;meestal, het H. Kruis-in-Jerusalem. Ziehier wat daarvan denbsp;oorsprong en de beteekenis is. Met het kruis bragt de H. Helena eene groole hoeveelheid aarde van den Kalvariebergnbsp;mede, gedrenkt door des Verlossers bloed, en liet er, vannbsp;den bodem tot aan het gewelf, de bidkapel meê oplrekken,nbsp;waar de heilige reliquiën geborgen werden. Vandaar draagtnbsp;de kapel en de kerk-zelve den naam van Jerusalem.

Evenzeer als de chrisUijke Gesar Sinl-Jan-van-Lateraan had opgeluisterd, zoo liet hij ook over de nieuwe basilieknbsp;zijne keizerlijke gunst mildelijk uilvloeijen. Onder de pracht-geschenken, waarmeé hij haar begiftigde, moeten vooralnbsp;opgemerkt worden vier kandelaars van goud en van zilver,nbsp;in overeenstemming met het gelat der evangelisten, en dienbsp;dag en nacht voor het kruishout branden moesten. Ieder w'oognbsp;dertig ponden. Voorts vijftig zilveren lampen, elk Ier zwaartenbsp;van vijftig ponden; een miskelkhevel ijihalumeau) van het zuiverste goud, tien ponden zwaar; vijf miskelken, ieder van eennbsp;pond goud; drie zilveren miskelkhevels, elk van acht pond; tiennbsp;andere, mede van zilver, ieder twee pond zwaar; eene goudennbsp;offerschaal (patena) van tien pond; eene palena van zilver, metnbsp;goud en edelgesteenten versierd, en vijftig ponden zwaar;

-ocr page 299-

OPSCHRIFT VAN HET WARE KRUIS. 281

een altaar van louter goud, ter zwaarte van twee-honderd-vijftig pond. Gelijk als in St. Jan-van-Lateraan , zoo ook hier, zijn, bij de verschillende belegeringen van Rome, al dezenbsp;onmetelijke schatten van uit deze basiliek verdwenen. Denbsp;kerk-zelve, door den H. Gregorius 11. en door Lucius II.nbsp;hersteld, werd op nieuw, in de XV. eeuw, door den kardi^nbsp;naai Peter de Mendoza, die er titularis van was, in ordenbsp;gebragt.

Te dier gelegenheid had de merkwaardige ontdekking plaats, waarvan wij hier met de eigen woorden van eennbsp;ooggetuige melding zullen maken: « De 1. Februarij vannbsp;hetjaar 1492 was voor Rome een dag van mirakel. Terwijlnbsp;de kardinaal de Mendoza op zijne kosten de wanden van hetnbsp;H. Kruis-in-Jerusalem deed inleggen en witten, kwamen denbsp;werklieden bij de spits van den boog , die te midden dernbsp;kerk is opgerigt, en lot aan het dak doorloopt. Ter plaatsenbsp;gekomen, waar thans nog twee kolommetjes zijn, ontdekten zij eene ruimte, en toen zij daar inkwamen, zagennbsp;zij een klein venster, waarboven een looden kistje geplaatstnbsp;was, ter lengte van twee palmen en behoorlijk gesloten. Opnbsp;den vierkanten marmerdeksel stond te lezen: Hio esi titu-lus vercB crucis; « dit is de titel (het opschrift) van hetnbsp;ware kruis. » In het kistje vond men, in de daad, een kleinnbsp;plankje, ter lengte van een palm, aan de eene zijde doornbsp;het tijdverloop beschadigd. Op dit bordje stonden met roodgekleurde letters de volgende woorden: Hiesvs Ivdceorvmnbsp;Naamp;arenvs rex (Jesus van Nazareth, Koning der Joden),nbsp;maar het woord IvdcBorum stond niet voluit: de tweenbsp;laatste letters ontbraken er aan, dewijl, zoo als ik gezegdnbsp;heb, het plankje reeds gedeeltelijk door den tijd verteerd was.nbsp;Op de mare dezer ontdekking liep nagenoeg de gansche stadnbsp;naar het H. Kruis heen. Paus Innocentius-zelf kwam er ook, en

-ocr page 300-

282 HET DRIEVOUDIG ROME.

beval, dat men het opschrift zou laten blijven in hel kislje, waar het in lag, en veroorloofde alleen, dat het achter glasnbsp;op het hoogaltaar, bij gelegenheid van den feestdag dernbsp;basiliek , zou worden ten toon gesteld. Niemand twijfelde ernbsp;aan, of ’t was het ware opschrift, hetwelk Pilalus boven hetnbsp;kruis van onzen Heere Jesus-Christus plaatsen deed, en dat,nbsp;volgens een overoud gebruik, door de H. Helena, hier innbsp;de hoogte, toen de kerk gebouwd werd, was neêrgelegd. 1)nbsp;Dit is de eerste, maar niet de eenige geestelijke schat,nbsp;dien de basiliek van het H. Kruis-in-Jerusalem bezit. Het

hoogaltaar is een tombe van


bazalt, waarin de ligchamen


van den H. Cesarius en den H. Anastasius rusten. In de onder-aardsche kapel, aan de heilige keizerin Helena toegewijd, bewaart men nog een groot gedeelte van het ware kruis,nbsp;twee doornen uit de kroon van onzen Heer, een der nagelen,nbsp;waarmeé Hij aan het kruis is gehecht geweest; een stuk vannbsp;het koord, waarmede Hij aan de geeselpaal gebonden was,nbsp;en de spons, welke men, in gal gedoopt. Hem aanbood.nbsp;Onder den vloer, die door Eugenius IV. hersteld is, ligt eennbsp;aantal sleenen , die van den Kalvarieberg herwaarts zijn heen-gebragt. Rondom den Koning der Martelaren ziet men hiernbsp;digt op eengehoopte drommen van bloedgetuigen, van heldennbsp;te zamen, die, na den kamp met hem glorierijk volslreden tenbsp;hebben, thans ook in den roem en den luister zijner overwinning deelen; Petrus, Paulus, Barlholomeus, Simon, Fabianus,nbsp;Sebaslianus, Hippolylus, Agapetus, Felicissimus, Epiphanes,nbsp;Chrysogonus, Dionysius, Anastasia, Pudenliana, Agnes, Eu-phemia, Laurenlius, Gordianus, Jacobus, de Broeder van dennbsp;Heer, Urbanus, Sixtus, Cosmas, Damianus, Sabinus, Regulus,nbsp;Nereus, Hermes, Benedictus, Hilarion, Elisabeth, Juliana,

1) Steph. Infessura apud Ciamplni. T. lil, p. 119. — Bened. XIV, de festis, p. 197.

-ocr page 301-

285

GEWIJDE WOEDEN.

Felicola, Catharina, Margarelha, deze zijn, met nog eene ontelbare menigte anderen, de namen, die op al deze doorluchtige overblijfselen te lezen staan, waarvan gij u hier omringd ziet ,nbsp;en die in dit heiligdom den gekruisten God verheerlijken.nbsp;Wanneer, bij het binnentreden van een koningspaleis, of innbsp;eene raadsvergadering van menschen zoo als wij-zelven zijn,nbsp;een diepe eerbied zich soms van ons meester maakt, zou hetnbsp;dan wel mogelijk kunnen wezen, dat men te midden van zulknbsp;eene vereeniging niet in geestelijke ontroering geraakte ?

Uecember.

Gewijde wouden. — Heidensche tempels. — Nympheën. — Preto-riaansch kamp. — Herinneringen aan Nero en Caracalla. — Badstoven van Diocletianus. — De H. Maria-der-Engelen. —nbsp;Martelaren. — Capucijnen der Ontvangenis. — Kerkhof. — Denbsp;eerwaardige Crispino van Viterbo.

Het was heerlijk weder, en voor Rome vrij vinnig koud. Van dit dubbel voordeel gebruik makende, zetten wij onzenbsp;wandeling in het door ons aangevangen kwartier voort;nbsp;terwijl wij dat gedeelte, wat wij den avond te voren bezochten , regts lieten liggen, namen wij de bouwvallen en watnbsp;er verder vóór de ringmuren gelegen is, naauwkeurig innbsp;oogenschouw. Van af de Porta 8alaria tot aan de Portanbsp;maijgiore^ welke herinneringen, welke indrukken krijgt mennbsp;daar! Iedere voetstap, elke steen heeft iets te verhalen,nbsp;waarbij oogen, geheugen en gemoed Ie kort schieten,nbsp;zoodat wij ons hier slechts bij de treffendste punten vannbsp;het tafereel bepalen moeten. Tot Rome’s aanbegin terugblikkende , braglen wij ons het Lucus Pcetilinus te binnen,nbsp;waar Manlius, de verdediger van het kapitool, in het gerigtnbsp;werd gebragt. 1)

1) In Campo Martin cum centurlatim popnlus citarelur, et reus

26*

-ocr page 302-

384 HET DR1EV0DDI6 ROME.

Niet ver- vandaar bevonden zich de tempels van Venus Erycina en van Jupiter Viminalis, berucht door de ongehoorde snoodheid, die daar werd gepleegd; de tempels vannbsp;Hercules, van de Eer, van de Zon, en het gewijde woudnbsp;van Laverna, de godin der dieven; zóóveel misdaad moestnbsp;worden uitgeboet! en, ja, ook niet verre van deze plaatsnbsp;verheft zich de clivus cucumeris , de komkommerheuvel,nbsp;door het bloed van een groot aantal martelaren gedrenkt. 1)nbsp;De oudheidkundigen plaatsen het Nymphaeum van Alexandernbsp;Severus in deze streek. Stelten wij ons een marmeren gebouwnbsp;voor, met myrte- en oranjeboschjes omgeven, en daarbijnbsp;tal van zuilgangen, kwistig met goud, schilderwerk en al,nbsp;wat de zinnen streelen kan, opgeluisterd; ginds eene menigtenbsp;springfonteinen, die de afwisselendste figuren opleveren, ennbsp;met zacht gemurmel in kommen van porfier of albastnbsp;wegvlieten; daarbij dan die verwijfde Romeinen, in wulpsch-heid zich onder de koele schaduw vertredende, die den dagnbsp;slijten in het bad, of zich aan al de buitensporigheden vannbsp;het meest-verfijnde Sybaritismus overgeven, en wij zullennbsp;ons een denkbeeld hebben gevormd van die menigte vannbsp;NymphcB'én, welke de stad der Cesars opleverde. 3)

Maar ziehier nog wel andere bouwvallen: het is het Preloriaansche kamp, waar wij thans om wandelen. Toennbsp;Augustus keizer geworden was, riglte hij een lijfwachtnbsp;alt;l Capitoliiim nianus tendens ab hominibiis ad deos preces aver-lisset, apparuit tribunis, nisi oculos quoqiie bominum liberassent anbsp;tanti memoria decoris, nunquam fore in prseoccupatis bcneticlo ani-mis vero crimini locum. Ita producta die in Paetilinum lucum extranbsp;portam Flumentanam, unde conspectus in Capitolium non esset, concilium populi indictiim est. Tit. Liv.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Martyrol. 17 Junii et 8 Augusti.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Nandini, Roma antica. lib. IV. c. IV. p. 18S.

-ocr page 303-

HET PRETORIAANSCH KAMP.

voor zich op. Negen cohorten werden in het leger uitverkoren , om voor de veiligheid van den Vorst en de rust der hoofdstad te waken; later steeg haar getal tot zeventien. Aanvankelijk werden zij in de burgerhuizen onderge-bragt, maar later zijn die keurbenden door Tiberius vereenigdnbsp;in een kamp, nabij de wallen, tus.schen de Viminaalsche ennbsp;Tibuiiijnsche poort; dat nu was het Pretoriaansche kamp,nbsp;zoo berucht in de geschiedenis; de bevelhebber dezer lijfwachten, of, beter gezegd, dezer vreeslijke en muitziekenbsp;Janitsaren, had den titel van Prefect van het Pretorium.nbsp;Hoeveel namen van personen en gebeurtenissen, hoeveelnbsp;herinneringen doen zich te dezer plaatse aan den geest nietnbsp;voor! Nog meent men de woeste kreten te hooren galmen,nbsp;die Nero met schrik sloegen, toen hij verraden en geheelnbsp;moedeloos, uit Rome vlngtte, door slechts vier slavennbsp;vergezeld, onder welke Sporus zich bevond. De moordenaarnbsp;zijner moeder, de beul van Petrus en Paulus, hij, Nero,nbsp;die gisteren nog de wereldbeheerscher was, wordt het thansnbsp;gewaar, dat het uur der godlijke geregtigheid voor hemnbsp;is aangebroken; en zie, daar gaal hij, blootvoets, in eennbsp;eenvoudige tunica en een ouden mantel gehuld, het hoofdnbsp;omwoeld en het gelaat in een doek verborgen, gezeten opnbsp;een slecht paard, en een laatste schuilplaats zoekende in denbsp;Villa van Phaon, zijn vrijgelatene. Dit landgoed ligt op viernbsp;mijlen afstands van Rome, tusschen de Salarischc en No-mentaansche heerbaan. Om er te komen, moet men langsnbsp;de muren van het kamp; daar schokt op eenmaal denbsp;aarde, de bliksem klieft de lucht, de vlugteling is ontdekt,nbsp;en hij verneemt de kreten der Pretorianen: « Den doodnbsp;voor Nero, voor Galba de zege! » 1) Nog maar weinigenbsp;uren meer, en dat vonnis zal aan hem voltrokken worden.

1) Tranquilini over Nero.

-ocr page 304-

286

HET DRIEVOUDIG ROME.

In het voorbijgaan zij hier opgemerkt, dat de Villa vanPhaon, waar die bloedgierige kroonvoerder zich deed van kant maken, gelegen was een weinig voorbij waar thans de kerknbsp;van de H. Agnes slaat, ter plaatse, die den naam van lanbsp;Serpentera voert. 1)

Men zoekt hier voorts, te midden van dit kamp, de plek, waar de kleine tempel stond, waarin de góden vannbsp;den krijg vereerd werden, en Caracalla zijnen broeder Getanbsp;in de armen van hun beider moeder doodde. 2) Met denbsp;geschiedenis zoo voortgaande, ziet men diezelfde Pretorianen,nbsp;op zekeren dag, het Keizerschap in veiling brengen en er,nbsp;inde daad, koopers voor vinden. Eindelijk, na zoo woestnbsp;getier, twee eeuwen lang, in de verblijfplaats dezer cohorten, daar werd haar het zwijgen opgelegd: Gonstantijn, nanbsp;de nederlaag van Maxentius, door de Pretorianen als keizernbsp;gehuldigd, ontbond die oproerige krijgsbenden voor altoos.

1) nbsp;nbsp;nbsp;In de Geschiedenis wordt zoo dikwijls van den Prefect vannbsp;het Prsetorium melding gemaakt, dat het zijn nut kan hehben, hemnbsp;cenigzins nader te leeren kennen. Zijne magt was zeer uifgesirekt;nbsp;in het militaire bekleedde hij ongeveer den hoogsten rang van hetnbsp;leger; in het burgerlijke was zijn bewind niet minder groot van omvang. Dikwerf had hij meer te zeggen dan de keizer. Onder Coramo-dus waren er twee, en onder Dioclelianus vier Prefecten van hetnbsp;Prsetorium. Gonstantijn behield ze, maar bragt ze in hunne magtnbsp;tot het civile terug. Ieder hunner had een kwart van het Keizerrijknbsp;te besturen , dat in vier Prefecturen verdeeld was. De eerste, pra-foetus prmtorio Galliarum geheelen, had de Gaulen onder zijn bestuur,nbsp;alsmede Spanje, Bretanje, Gerraanië; de tweede, pree foetus proeto^nbsp;rio Italieo genoemd, had het bewind over Italië en over Africa; denbsp;derde, die den naam \ooxAo vau proefoetus prmtorio lllyrici ^ bestuurdenbsp;Griekenland, Thracië, Pannonië, Moesië en Dalmatic; de vierde,nbsp;den titel dragende van prmfoetus prmtorio Oriontis , beheerde geheelnbsp;het Oosten, dat wil zeggen, al de provinciën van overzee.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Onuph. Panvin. p. 23.

-ocr page 305-

THERMEN VAN DIÜCLETIANÜS. 287

De schimmen van Burrhus en van Sejanus worden door niet minder afgrijslijke en bloeddorstige schimmen opgevolgd:nbsp;daar ontdekt ons oog de reusacblige bouwvallen der Thermennbsp;van Diocletiaan. De Romeinen leggen badstoven als provinciën aan! zóó deed zich de bewondering hooren, waar-meè de opgetogen 'Geschiedenis over het bouwwerk sprak,nbsp;waar wij thans melding van maken. Diocletianus en Maxi-mianus, al hunne voorgangers te boven willende streven,nbsp;besloten, eene badstoof van onvergelijkelijke pracht te latennbsp;bouwen, en dit braglen zij ook ten uitvoer. Hunne Thermennbsp;besloegen een vierkant van 1,0G9 voet op elke zijde. Aannbsp;de vier hoeken bevonden zich even zooveel cirkelvormigenbsp;zalen, die tot calidarium, of vergaèrplaals van warm waternbsp;dienden. Een er van bestaat nog heden ten dage, te weten,nbsp;de uitgestrekte Rotonde, die door de Bernardijnen tot kerknbsp;is ingerigt. Het geheele gebouw was een zamenstel van al,nbsp;wat de verbeelding zich wonderschoons kan uitdenken. Mennbsp;had er zuilgangen, forums, hangende tuinen, boschaadjes,nbsp;tallooze watersprongen, opwachtingszalen, schoollokalen voornbsp;redenaars en wijsgeeren, de vermaarde Ulpiaansche boekerij,nbsp;welke Diocletianus derwaarts van uit het forum van Trajanusnbsp;deed overbrengen. 1)

Deze Thermen telden meer dan drieduizend badzalen, waar twee en-dertig-honderd personen, te gelijk, en zondernbsp;elkander te zien, een bad konden nemen. Elke zaal wa.s vannbsp;den ongelooflijksten luister: het kostbaarste gesteente, ondernbsp;den beitel meesterlijk bewerkt, deed er van rondom denbsp;wanden glansrijk schitteren; het egyptisch bazalt, met nu-midisch marmer ingelegd, vormde eene mosaïk, prachtig doornbsp;een randwerk van kleursteenen omsloten, dat de schilderkunstnbsp;op zijde streefde, en waaraan geen kosten waren gespaard;

1) Vopisc. in Prob.

-ocr page 306-

288 IIET MIEVOCDIG ROME.

de plafonds waren met kristal belegd, de badkuipen met steen van Thasus bemetseld, eene weelde, vroeger alleen aannbsp;enkele tempels ten koste gelegd; het water stroomde uitnbsp;zilveren kranen in zilveren vaatwerk, of dat uit edelgesteentenbsp;gebeiteld was. Zeven jaren lang werd er aan deze badstoofnbsp;gebouwd; Salomo besteedde niet meer tijd aan den bouw vannbsp;den tempel te Jerusalem. In het vijftiende jaar der regeringnbsp;van Diocletianus aangevangen, werden deze Thermen, tennbsp;jare298, onder Constantijn en Maximinianus, door de keizersnbsp;Severus en Maximinus ingewijd, blijkens een oud opschrift,nbsp;dus luidende:

CONSTANTINVS ET MAXIMVS INVICTl AVGG.

SEVERVS ET MA.XlMmVS C.ESS.

THERMAS ORNAVER. ET ROMANIS SVIS DEDICAVER.

In deze, even als in alle Romeinsche Thermen, onderscheidde men verschillende vertrekken, die te zamen een juist begrip geven van den trap van verwijfdheid, waartoenbsp;dit verbasterd volk was afgedaald. Het eerste was het apo-dyterium, dus genaamd, dewijl men zich daar van zijnenbsp;kleederen ontdeed; vervolgens het frigidarium , eene grootenbsp;badkoin, waarin men te zamen zich koud baadde. Pilasters,nbsp;nissen en standbeelden versierden dit aparlement, waar innbsp;’t ronde een dubbele rij van trapbanken, schola genaamd,nbsp;was aangebragt, waarop zij plaats namen, die, zonder zelvenbsp;te baden, zich met de badenden kwamen onderhouden, ofnbsp;wachten, totdat er voor hen in de badkom plaats zounbsp;wezen. Op het frigidarium volgde onmiddelijk het tepida-rium, of laauwe bad, met twee groote badkommen, ruitnnbsp;genoeg, om er goed in te kunnen zwemmen. Dan kwam het

-ocr page 307-

289

THERMEN VAN DIOCLETIANI’S.

sudatorium, waar men het dampbad nam. Te midden ia bevond zich een vergfaèrbak van kokend water, waar wolkennbsp;van stoom uit omhoog dampten, zoodat er het geheele lokaalnbsp;meê vervuld en verwarmd was. In digte kolommen opstijgende, liet men ze in het gewelf naar buiten door eenenbsp;naauwe opening, die met een bronzen schild gesloten was,nbsp;hetwelk men beneden, door middel van een keten kon lig-ten en tot uitlating van den stoom doen dienen, wanneernbsp;de warmte verslikkend worden mogt. Dit bad bragt hetnbsp;gansche ligchaam in werking. Het sudatorium werd verwarmd door een buiten oven, laconicum genaamd, en waarvannbsp;de vlammen onder de vloersleenen en achter de wanden heennbsp;¦speelden, door geleibuizen in de muren-zelve aangebragt.nbsp;Eindelijk het uncMrium , zijnde het vertrek waar de reukwerken bewaard werden, en de badenden zich lieten zalven,nbsp;maakte de rij der aparlementen dezer badstoof voltallig. I)

En daar, in die zoo geheel naar de weelde en verwijfdheid der laatste Romeinen berekende Thermen, was de alge-meene loopplaats van alle klassen van burgers. Het scheen ons toe, als kwamen daar die onwaardige zonen der Sclpio’snbsp;en der Gracchusseu, die ontaarde matronen in heur draag-gestoelte naar het bad, gevolgd door dien langen sleep vannbsp;slaven van beide kunne, voorde talrijke diensten vereischtnbsp;aan deze wulpschheid verbonden, zoo als de capsarii , voornbsp;het bewaren der kleederen bestemd, de unctores of parfumeurs, de alipili of huid verzorgers, de tracialores, die,nbsp;zoodra het bad was afgeloopen, den heer of de meesteressenbsp;op een rustbed nederlegden , en al de ledematen van dennbsp;bader zoolang begonnen te wrijven, te keeren en te wenden ,nbsp;totdat ze volkomen lenig geworden waren. Zonder de minstenbsp;pijn te veroorzaken , had men nu de gewrichten lenig gemaakt

I) Galliani, Peintures des bains de Titus enz. enz.

-ocr page 308-

en de huid genoegzaam toegereed, om te kunnen worden afgewreven, hetgeen geschiedde met een strigilurn, zijndenbsp;eene soort van lepel, uit hoorn of ivoor vervaardigd, ennbsp;wel van zulken vorm, dat men er het geheele ligchaam meênbsp;rond kon komen, en alle onreinheid wegnemen, die er doornbsp;de uitwademing zich hier of daar op had kunnen plaatsen.nbsp;Daarna had de epilatie^ door middel van de alipile, eennbsp;klein tangje, plaats, waarmeê alle op de huid uilboltendenbsp;haartjes of stoppeltjes werden weggenomen , hetgeen ook welnbsp;door het aanwenden van eene daartoe geschikte pommadenbsp;geschiedde. En als dit nu afgeloopen was, dan kwam denbsp;parfumeur, met allerlei soort van reukwerken, in meer ofnbsp;min kostbare kruiken, beladen. Hij begon den gebaad hebbende /achlkens in te wrijven met een smeersel van varkensvetnbsp;en witte helleborus, om alle jeukte en uitslag te doen verdwijnen, en voorts werden met fijne reukoliën en geurigenbsp;wateren, die in kleine flescbjes van buffel- of rhinoceroshoornnbsp;besloten waren, al de poren der huid digtgewreven. Daarnanbsp;begonnen weer andere slaven het ligchaam met fijn linnennbsp;of zacht-wollen doeken luchtig af te droogen, terwijl wederomnbsp;anderen het in een regt-warmen en aangenaam-zachtennbsp;scharlaken mantel, gausape genaamd, wikkelden. Ten slottenbsp;vereenigde zich geheelde slavenstoet, om den Sybariet, dennbsp;verfijnden wellusteling, in een goed-gesloten draagstoel tenbsp;plaatsen en zoo naar huis te voeren.

Nacht en dag waren de Thermen geopend, en nacht en dag stroomde ook een digte menigte van bezoekers, luchtignbsp;en vrolijk, door de galerijen, de zalen en de tuinen diernbsp;bwdplaats rond. De hoofdvergaderplaats was de Pinacotheek,nbsp;eene uitgestrekte zaal, die nog beslaat, en waarvan Michel-Angelo eene der prachtigste kerken van Rome heeft gemaakt.nbsp;Sedert de regering van paus Sixtus IV. is deze bekend onder

-ocr page 309-

29t

THERMEN VAN DIOCLETIANCS.

den naam van de H, Maria-der-Engelen. Bij het binnen* komen wordt men door het gezigt harer acht antieke kolommen, uit rood graniet aan één stuk van zestien voet innbsp;doorsnede op 45 voet hoogte, terstond reeds getroffen; denbsp;geheele lengte der kerk bedraagt 336 voet. De eigenlijknbsp;gezegde badzaal had 308 voet lengte, op 74 breedte en 84nbsp;hoogte. Het gewelf is het grootste, wat men kent. Harenbsp;uitgestrektheid, haar mosaïke vloer, haar fresco-schilderwerknbsp;en hare kostbare marmerkolommen maakten deze onverge-lijkelijk-schoone zaal tot het meesterstuk der Thermen vannbsp;Diocleliaan, die tevens reeds tol de wonderwerken der eeuwigenbsp;stad behoorden.

Doch, Ie gelijktijdig, dat bij de herinnering de geest zich verbaast, krimpt ook het hart te zamen. Reuzengevaarten bouwen, om hunne breidellooze harlstoglen te schitterender bol te kunnen vieren, ziedaar het doel waartoe dienbsp;Romeinen, wien een hospitaal of ziekenhuis onbekend was,nbsp;èn over de schatten van hel heelal, èn over de dienst hunnernbsp;slaven, èn over helleven der christenen beschikten. Kan rneanbsp;zonder innigen weemoed en bittere tranen er aan denken,nbsp;dat die prachtvolle Thermen door 40duizend als mijn-slaveiinbsp;veroordeelde christenen gebouwd werden, wier om het geloofnbsp;vergoten bloed deze met hun zweet bedauwde plaats drenkte, ennbsp;de muren doortrok, welke hunne hand hier hebben gebouwd !nbsp;En zouden wij dan de aanbidlqke wegen der Voorzienigheidnbsp;daarin kunnen miskennen! Augustus, zijne ijdelheid involgende,nbsp;beveelt, dal men de bevolking van zijn rijk zal zamenlellen,nbsp;terwijl hij daardoor levens de vervulling der profelien aankón-digl. Herodes, door wreede heerschzuchl gedreven, wil hetnbsp;Kind, aller Vorsten koning, van kant gemaakt hebben, en de afschuw van geheel het menschdom wordt zijn deel ! Dioclelia-nus rigt Thermen op, aan alle uitspattingen der brooddron-

Drievoudig Rome. — I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;27

-ocr page 310-

292 HET DRIEVODDIG HOME.

kenheid gewijd, en hij slicht voor de koningin der Maagden een heiligdom; eindelijk, terwijl al de andere Badstoven dernbsp;Romeinen slechts vormlooze bouwvallen zijn geworden, blevennbsp;die van Dioclelianus, door martelarenhand gebouwd, nognbsp;voor haar schoonste gedeelte bewaard, als luidsprekende getuigen van de onmagt der vervolgers en levens van de onbetwistbaar goddelijke zegepraal dier Godsdienst, wier hand opnbsp;alles, wat zij aanraakt, het zegel der onsterflijkheid drukt.

Sanla-Maria-der-Engelen wordt door de karlhuizers bediend, wier klooster een gedeelte der Thermen beslaat. Onder geleide van den goeden pater Bruno, Franschman en Lolha-ringer van geboorte, bezochten wij die overheerlijke kerk,nbsp;en maakten ons met al hare bijzonderheden en schatten vannbsp;goud, marmer en schilderwerk naauwkeiirig bekend. Zij bezitnbsp;vier schilderijen, meesterstukken van het beste tijdvak dernbsp;kunst: de val van Simon den Toovenaar, door Pompeonbsp;Batloni; de H. Basilius , die keizer alens de Communienbsp;weigert^ door Subleyras; de welgelukzalige Nieolaasnbsp;Alhergati, van Hercules Groziani. Men weet, dat de heiligenbsp;aartsbisschop door den paus tot Hendrik VIII., koning vannbsp;Engeland, werd gezonden, teneinde er de katholijke eenheidnbsp;der Kerk te herstellen. — « Welk bewijs geeft gij mij, vroegnbsp;de vorst, voor de waarheid van wat gij mij voordraagt ? » —nbsp;« Welk bewijs gij slechts verlangen zult, » — hernam Al-bergali. — Ik zal u geIooven\ indien gij dit wil brood, daarnbsp;door mijn page aangebragt, terstond zwart laat worden. »nbsp;De heilige maakte het leeken des kruizes over het brood,nbsp;dat onmiddellijk zwart werd. De monarch kwam wel lol betnbsp;geloof, maar niet lot bekeering; ook de duivelen gelooven,nbsp;maar hun geloof dient alleen te hunner marteling. Dit treffendnbsp;tafereel is hier volledig voorgesteld ; licht en schaduw zijn zoonbsp;meesterlijk aangewend, dat men er zich bij tegenwoordig

-ocr page 311-

SANTA'MARIA-DER-ENGE1.EN. Ö95

waant. In hel koor is de vermaarde fresco-sehilderij, de mar-leliiifj van den H. Sebasliaan voorstellende, een klassiek werk van Domenichino. Hel ineerendeel der fresco’s, die Santa-Maria-der-Engelen versieren, komen uit Sint-Pieter, waarnbsp;zij door dezelfde tafereelen, doch in inosaïk uilgevoerd,nbsp;vervangen zijn.

Van uit de kerk gingen wij naar de eerwaardige reliquiën-kapel. Welke schatten! Daar staan wij omringd door ledematen van heilige martelaren, welke de muil der leeuwen of de bijlnbsp;des scherpregters verscheurd of geknot heeft; ook gehéélenbsp;ligchamen nog; voorts fleschjes, glazen urnen, met bloednbsp;gevuld; martelaren van allen ouderdom en rang, maar vooralnbsp;krijgslieden. Heil u, gij, wier handen dit met uw bloed bespat gebouw hebben ópgetrokken, gij Maximus, legioens-opperhoofd en apostel uwer soldaten; gij Marcellus, hopman,nbsp;die uwe roemruchte strijdmakkers den weg tot het martelaarschap hebt aangewezen; gij Claudius, Lupercus, Victorius,nbsp;Facundus, Primitivus, Hemeterius, Chelidonius, Fauslus,nbsp;Januarius, Martialis, Servandus en Germanus. Heilu, Salur-ninus, eerbiedwaardige grijsaard, voor wien de martelaren dénnbsp;last torschlen, die uwe schouderen te zwaar drukte; heil u,nbsp;doorluchtige patriciër, gij liefdadige Thrason, die in ’t geheimnbsp;uwe door honger en verrnoeijenis uitgepulle broeders verpleegdnbsp;hebt, en, lol loon uwer edelmoedigheid, van den nieuwennbsp;Farao de kroon der martelaren mogt ontvangen, en van dénbsp;Kerk, tot haar erkenlenisblijk, de eer van uwen naam te schenken aan eene der vermaardste katakomben. Heil u, eindelijk,nbsp;heil u roemwaardig gezin van martelaren, welke de dood hiernbsp;op aarde zelfs niet scheidde! In eene boven aan geplaatstenbsp;reliquie-kas ziet men het hoofd van den vader en van denbsp;moeder der familie; daar onder den broeder en de zuster,nbsp;kinderen van ongeveer negen of tien jaren, goed bewaard in

-ocr page 312-

294 HET DHIEVOUDie ROME.

’t vleesch en in ’l gebeente, geknield liggende en ieder een vaasje, met bloed gevuld, in de hand houdende, als wildennbsp;zij de hulde hunner overwinning toebrengen aan hen, die hunnbsp;met hel leven het geloof geschonken hadden. Er zou geennbsp;einde aan zijn, wanneer ik van al de martelaren wilde gewagen, wier tegenwoordigheid deze eerwaardige kapel tot eennbsp;echt heiligdom heeft gemaakt.

Bij het verlaten van de kerk, waar ons gemoed onder allerlei gewaarwordingen de hoogste vreugde smaakte, merkten wij ook nog op het schoone standbeeld van den H. Bruno,nbsp;en de wit-marmeren buste van den kardinaal Alciati, met ditnbsp;verheven-eenvoudig opschrift 1):

VIRTVTE V1.V1T MEMORIA VIVITnbsp;GLORIA VIVET.

Het ZOU bezwaarlijk gaan, iets beiers in korter bewoordingen uit te drukken.

Als men het plein de' 7’erwiwi voorbij is en regtsaf slaat, dan komt men spoedig bij de kerk en het klooster der Ontvangenis. Wij sloegen dien weg in, dewijl wij het kerkhofnbsp;der capucijnen bezoeken wilden. Wie heeft daarvan niet hoorennbsp;spreken ? Wie komt te Rome, zonder daar een bezoek te gaannbsp;afleggen ? Broeder Bernardo, bij wien wij aanbevolen waren,nbsp;stond ons aan den ingang der kerk op te wachten. Het ziennbsp;van een capucijn heeft op mijn gemoed steeds een diepennbsp;indruk gemaakt; nimmer ontmoette ik in de straten van Romenbsp;een dezer goede paters, een dier ware volksvrienden, metnbsp;hun langen baard, hunne kastanje-bruine pij, hun lederennbsp;gordel en uilgeslelen sandalen lot schoeisel, met blooten

1) Hij leefde in deugdzaamheid, hij leeft in ons herdenken, Hem zal de Hemel ’t loon des eeuwgen levens schenken.

-ocr page 313-

bË CAPüClJNEU DER ONTVANGENIS. 29S

schedel en den bedelzak over de schouders, nimmer, zeg ik, onlmoeUe ik een capucijn, zonder mij eerbiedig te buigennbsp;voor dal levend mirakel van evangelische liefdadigheid, crinbsp;tegelijk een kenmerk der godlijkheid van ’l christendom. Zelfs,nbsp;ja, zou ik meenen, dat, wanneer een van die oude Romeinen , wier stad thans door de nederige volgelingen van dennbsp;H. Franciscus bewandeld wordt, eens in het leven lerugkeerde,nbsp;hij, bij de ontmoeting van datzelfde wonder verschijnsel, hetnbsp;evenzeer als ik, en misschien méér nog zou bewonderen.

Dubbel aangenaam alzoo was ons het geleide van dien uitmuntenden frater, met wien wij hier thans aan onze regt-matige nieuwsgierigheid den vollen teugel konden gaan vieren.nbsp;Wij volgden hem dan, zonder een woord te spreken, den langen gang door, die aan de wanden versierd was met een grootnbsp;aantal portretten van heiligen, kardinalen en beroemde mannen , door deze strenge Orde voortgebragt. Vervolgens, hetnbsp;koor der kerk doorgaande, gingen wij langs een smallen trapnbsp;naar hel doodenverblijf henen. Daar opende zich eene deur,nbsp;en, ja, als versteend stonden wij op dien drempel! Welkeennbsp;gezigt! Üilgestrekle, goed verlichte grafkelders, wier bodem,nbsp;voet voor voet, met lijkheuvels overdekt is, waarop een kleinnbsp;crucifix slaat geplaatst, terwijl de zoldering en de murennbsp;met doodsbeenderen zijn versierd. Ik zeg versierd^ want mennbsp;heeft daaruit allerlei figuren, rozetten, guirlanden, lot zelfsnbsp;lichtkroonen zaamgesleld, die in het gewelf neèrhangcn. Denbsp;grafkelders-zelve zijn in ’t rond met tibia (arm- en beenpijpen),nbsp;in zekere symelrie, omgeven, die telkens op eenigen afstandnbsp;eene soort van loculi of ruime nissen, zoo als die van denbsp;katakomben, vormen. Daar vertoonen zich, schijnbaar biddende of slapende, oude en nieuwe dooden, allen lol dezelfdenbsp;klooslerfamilie behoord hebbende, gewikkeld in hunne grovenbsp;pij en met een crucifix in de hand. Hel gezigt dezer, len-

27

-ocr page 314-

296 HET DRIEVOUDIG ROME.

minste voor een groot gedeelte, aan de vernieling van hel graf ontsnapte lijken, maakte op ons een onbeschrijflijken indruknbsp;van ontzetting, doch die terstond gematigd en christlijk gewijzigd werd door den aanblik dier onveranderlijk kalme wezenstrekken , en door die talrijke zinnebeeldige teekenen dernbsp;opstanding uit den dood.

Men zegt, dat deze uit doodsbeenderen vervaardigde mosaïk het werk is van iemand, die, om de vervolging der justitienbsp;te ontgaan, in het binnenste van dit klooster gevlugt was.nbsp;Zulks zou op het einde der XVII. eeuw hebben plaats gegrepen.nbsp;Wal daarvan ook zij, zooveel is zeker, dat de kloosterlingen,nbsp;wanneer zij-zelve het al niet gedaan mogen hebben, tenminstenbsp;dat werk toelielen. Een zoodanig s/ie/ met menschenbeende-ren kan welligt, in ’t oog der wereld, ontheiligend schijnen;nbsp;maar voorden christen, bijzonder voor den kloosterling, isnbsp;zulk een verlrouwlijk-eerbiedige omgang met den dood eennbsp;gevolg der overwinning, daarop door hem behaald: men ziet,nbsp;dat hij er geen vrees voor heeft. Met een open helder gelaat,nbsp;met een glimlach op de lippen , leidde de goede, reeds grijzende pater, onze gids, ons dit doodenverblijf welwillendnbsp;rond, te midden zijner afgestorven broeders de plek ziende,nbsp;waar ook hem eenmaal eene rustplaats wacht.

Een glans van genoegen verspreidde zich over zijn schoon gelaat, toen hij voorstelde, om ons naar de kerk tenbsp;geleiden, waar hij ons ooggetuigen wilde doen zijn van eennbsp;geheel ander voor hem vrolijk, voor ons wondervol tafereel.nbsp;Gij meent welligt, dat het hier de beroemde schilderij zounbsp;gelden van den H. Michael, dat meesterstuk van Guido Reni,nbsp;of den onnavolgbaren H. Franciscus, door Domenichino? Onbsp;neen! De wonderen der kunst stonden thans te verdwijnen voornbsp;een wonderwerk, dal door God-alléén kan worden verrigt.nbsp;Eerst van allen eene kleine zijkapel binnengelreden zijnde, onl-

-ocr page 315-

§97

CRISPING VAN VITERBO.

slak de paler twee wasfakkels, nam hel losse voorstuk van het altaar weg, schoof een rood saaijen gordijn op zijde, en opendenbsp;vervolgenarieen houten lijkkist; toen werd het ons gegeven,nbsp;met het oog te aanschouwen wat allen moesten zien, die zeggen : « wanneer ih een mirakel %ag, zoo zou ik gelooven. »

Zie, daar vertoonde zich aan onzen blik als zachtkens ingesluimerd een arme eapucijn, voor nu vijf en negentig jaren ontslapen, den schedel met de grijsheidskroon des ouderdomsnbsp;getooid, den schoonen baard gekronkeld om de kin, de oogennbsp;half geloken, met rozen op de wangen en rond de nog kleurige lippen een vriendelijken lach, zilverblank van handen,nbsp;de voelen vleezig en zacht, en geheel de huid dooraderd alsnbsp;in ’l leven. Wilt gij welen hoe die eapucijn heel ? Hij wordtnbsp;genaamd de eerwaardige dienaar Gods, frater Crispino vannbsp;Viterbo. Zijne geschiedenis is wijdloopig, maar ik ga ze u innbsp;weinige woorden mededeelen.

Den 13. November, 1668, werd te Viterbo, uit fatsoenlijke en godvreezénde ouders een kind geboren, dat bij den H. Doop den naam van Petrus ontving. Vijf-en-twintig jarennbsp;later, lag een jongeling van een aanminnig uiterlijk, kuischnbsp;als een engel, en zacht-vriendelijk van inborst, voor de poortnbsp;van hel capucijner-klooster zijner geboortestad neêrgeknield,nbsp;met tranen smeekende, dal hem het nederig eerekleed vannbsp;den H. Franciscus ten deele vallen mogt. Die gunst werd hemnbsp;toegeslaan. Van den dag zijner professie af, veertig achtereenvolgende jaren lang, zagen hullen en paleizen van dennbsp;romeinschen staalden jongen Petrus, toen frater Crispino geworden, eene aalmoes vragen voor het convent. De giften,nbsp;welke hij ontving, werden door hem altijd met gebeden, somsnbsp;evenwel ook met een of ander mirakel beloond. Op tachlig-jarigen leeftijd doorkruiste de eerwaardige frater, met dennbsp;bedelzak over den schouder, nog immer de steden en het

-ocr page 316-

598 HET DRIEVOUDIG ROME.

plalleland. Maar de naam van den capucijn ging toen ook van mond lot mond, de geur zijner deugden lokte de menigtenbsp;naar zijn pad heen, en zelfs hel kerkelijk purperjfiragt hemnbsp;eerbiedige hulde toe. Hij stierf te Rome, en de stemme desnbsp;volks, de stem van God, roemde hem gelukzalig in den hemel, en de Hemel legde daarvan aan de aarde getuigenis af.nbsp;De man Gods, even als zijne broeders, zonder balseming opnbsp;het gemeenschaplijk kerkhof begraven, werd vandaar, bijnbsp;het gerucht van nieuwe mirakelen, onverlet en schoon, naarnbsp;zijne nieuwe rustplaats op het altaar overgebragt, waar wijnbsp;hem aanschouwden , gelijk elke reiziger hem daar kan zien.

December.

De kamer der groote mannen.

o Te Athene zijnde, had ik, naar gewoonte, op zekeren dag, Anliochus, in het gymnasium van Plolemeus, gehoord.nbsp;Marcus Piso, mijn broeder Quintus, Gajus Pomponius ennbsp;Lucius Cicero, mijn neef, dien ik als mijn broeder beminde,nbsp;waren mede daarbij tegenwoordig, en wij kwamen overeen,nbsp;om ’s namiddags te zamen naar de Akademie te gaan wandelen , aangezien daar op dat uur nagenoeg niemand te vindennbsp;was. Wij zouden bij Piso elkaêr ontmoeten; en vandaar,nbsp;onder allerlei gesprekken, legden wij de tien stadiën, vannbsp;de poort Dypyle lot aan de Akademie, af. Toen wij op dezenbsp;schoone, zoo te regt beroemde, plaats aangekomen waren,nbsp;vonden wij er al die stilte en rust, welke wij begeerden, ennbsp;nu sprak Piso ons toe:

— Ligt het werkelijk in onze natuur, of is het slechts eene geraoedsbegoocheling , dat wij op het zien van de plaatsen,nbsp;waar groote mannen woonden, ons meer aangedaan gevoelen , gelijk thans met mij het geval is, dan wanneer wij

-ocr page 317-

I)E KAMER DER GROOTE MANNEN. 299

van hen hooren spreken, ofwel een of ander hunner schriften lezen? Ik voel mij hier gedwongjen, om aan Plato te denken; hier, hield Plato zich met zijne leerlingen bezig;nbsp;die kleine tuinen daar, juist in onze nabijheid, brengennbsp;mij den wijsgeer duidelijk voor den geest, zoodat ik bijnanbsp;meen, hem voor mijne oogen te hebben. Hier wandeldennbsp;Speusippus, Xenocrales en zijn leerling Polemon, die zich

gewoonlijk te dezer plaatse nederzette..... Kortom dit oord

bezit in zoo hooge mate het vermogen, om denkbeelden in ons te wekken, dat men, niet zonder grond, de kunstnbsp;van het geheugen daaraan verbonden en toegeschreven heeft.

— Ja, voorzeker, Piso, hernam Quintus, dat vermogen is groot; ik-zelf rigtte, zoo even, op den weg herwaarts,nbsp;mijne oogen naar dat gehucht van Colone, waar Sophoclesnbsp;woonde, en ik gevoelde mij daarbij innig aangedaan, mee-nende eenigermate, dat ik mijn lievelingsdichter zag, diennbsp;ik, gelijk gij weet, zoo zeer bewonder.....

— En ik, zeide Pomponius, wien gij het euvel duidt, de gevoelens aan te kleven van Epicurus, wiens tuinen wijnbsp;zijn voorbij gegaan, en werwaarts ik mij dikwerf heenbe-geef met Phedrus, van wien ik, gelijk u bekend is, veelnbsp;werk maak, en op grond van het oude spreekwoord, vergeet ik de levenden niet.

Ik hernam toen: Piso ik ben van uwe meening, de plaatsen, waar beroemde mannen zieh ophielden, doen ons gewoonlijk levendiger en aandachliger aan hen denken. Gij weet, dat ik eens met u naar Melapontus gegaan ben,nbsp;doch, bij mijn gastheer niet binnentrad, vooraleer ik denbsp;plek aanschouwde, waar Pythagoras zijn leven had doorge-bragt, en den zetel, waarvan hij zich bediende. De vergaderzaal, waar Charmedas zijn onderrigt gaf, is voor mij nietnbsp;zonder belang; ik meen hem te zien, want ik ken zijne ge-

-ocr page 318-

500

UET DKIEVOÜDIC ROME.

laatslrekken, en het schijnt mij toe, dat diezetel-zelf, thans onbezet, en waarop eens een zoo groot genie plaats nam , nognbsp;lot zoo even toe, spijt heeft van hem niet meer te hooren. » 1)

Ook wij moesten de plek aanschouwen, door groote mannen eenmaal bewoond, wij wilden hunne huizen binnennbsp;gaan, hunne kamer bezoeken, de voorwerpen aanraken,nbsp;door hunne handen aangeroerd. De gewaarwordingen, tenbsp;Athene , door Cicero en zijne vrienden gevoeld, en waarin iedernbsp;deelt, die de verblijfplaats van een beroemden persoon nadert,nbsp;diezelfde indrukken gingen ook wij nu krijgen; wat zegnbsp;ik? zij moesten zooveel te levendiger en te sterker zijn,nbsp;naarmate de groote mannen, wier woonstede wij bezochten,nbsp;heiligen waren.

Omstreeks zeven ure ’s avonds begaven wij ons naar de kerk Gesu. Pater V. had voor mij het uitstekend voorregt verworvennbsp;van het H. Misoffer in de kamer-zelve van den H. Ignatius Ienbsp;mogen opdragen. Koevele herinneringen, hoevele sprekendenbsp;gedenkteekenen levert deze gewijde plek niet op! Een eenvoudig altaar is daar neêrgezet in een langwerpig vertrek vannbsp;ettelijke voeten groot, laag van verdieping, onregelmatignbsp;van vorm en door slechts één enkel venster verlicht; dat isnbsp;de kamer, waar geleefd heeft en gestorven is de H. Ignatius,nbsp;waar de H. Franciscus de Borgia overleed, waar de H. Aloysiusnbsp;van Gonzaga zijne geloften aflegde in handen van den H. Ignatius en de II. Stanislas Kostka in die van den H. Franciscus denbsp;Borgia. Het is hier, op datzelfde altaar, dat de H. Carolusnbsp;Borromeus zijne tweede Misofferande, en de H. Franciscusnbsp;van Sales veelmalen de zijne aan God opdroeg; het is hier,nbsp;dat de H. Philippus van Neri, de Apostel van Rome, zoonbsp;dikwijls zich met den H. Ignatius onderhield; het is hier,

I) Cicero de finib. V, 1,2.

-ocr page 319-

BE KAMER BER GROOTE MANNEN. 301

dat gevormd en ontwikkeld zijn zoovele plannen van ijver voor de heilige zaak des Hemels, van toewijding aan God en denbsp;menschen, van liefdevoor al, wat heilig is, plannen, grootnbsp;van omvang als geheel de wereld, vol van afwisseling evennbsp;als geheel het ballingschapsleven der zonen van Adam. Ziehier het eigenhandig geschrift van al die groote mannen;nbsp;ziedaar de oorspronklijke acte, waarbij de eerste paters dernbsp;Sociëteit van Jesus zich tot gehoorzaamheid en aan denbsp;dienst der Kerk verbinden; die acte is geteekend door Ignatius, Franciscus Xaverius, Lainez, Salmeron, en zoo voortsnbsp;Ziedaar den eed, door den H. Stanislas afgelegd, om denbsp;onbevlekte ontvangenis der H. Moedermaagd te handhaven;nbsp;dat stuk is geschreven met zijne hand en geteekend metnbsp;zijn bloed. Ziedaar, eindelijk, in een klein aangrenzend vertrek, de gewijde kleederen van een man, dien de katholiekenbsp;Kerk met fierheid aan hare vrienden en aan hare vijandennbsp;levens vertoonen kan: het is de barret en het boetekleednbsp;{cilicüim) van den doorluchtigen en godvruchtigen kardinaalnbsp;Bellarrninus. Slaat gij de oogen omhoog, daar ziet gij helnbsp;in de geschiedenis met roem vermelde zonnescherm , doornbsp;den H. Franciscus Xaverius gebruikt, toen hij ten plegligennbsp;gehoore bij Furacondono, den keizer van Japan, werd toe-gelaten. Dit zonnescherm, uit de schors van een boomnbsp;vervaardigd, onderscheidt zich door eene rijke uitmonstering van goud, een allerfraaist werk, dat, met de groottenbsp;van een gewoon regenscherm de ligtheid van een veder paart.

Vóór deze zoo oneindig eerbiedwaardige kamer, waar ik de H. Offerande mogl opdragen, is een ander, kleiner vertrek.nbsp;waarin de II. Ignatius arbeidde. Dadr schreef hij zijne onsterflijke constituliën; daar aanschouwt men hem nog metnbsp;hetzelfde priestergewaad getooid en hetzelfde schoeisel aannbsp;zijne voeten. Na geest en hart beiden den ruimen loop gelaten

-ocr page 320-

302 HET DKIEVOUDIG HOME.

te hebben , in het onbeperkt gevoel van alles, wal de mensch en de christen op plaatsen , vol van zulke herinneringen, gewaar moet worden, begaven wij ons naar ons logementnbsp;terug, waar wij het overige van den dag doorbraglen, omnbsp;in kalmte te kunnen nagenieten het heerlijk zielevoedsel, datnbsp;ons in den morgenstond was loegestaan.

141 Ileceinlier.

Ficus Patricius. — De zegeboog van Gallienus. — Het huis van den H. Justinus. — De kerk van de H. Pudentiana. — Geschiedkundige herinneringen. — De badplaats van Timotheus.nbsp;— De kerk van de H. Praxedis. — Mosaïk. — De Borromeus-kapel. — De geeselkolom. — De Senaat der Martelaren.

Te Rome, meer dan elders, is eene eerste beschouwing onvoldoende; men moet herhaaldelijk dezelfde plaatsen bezoeken, dezelfde monumenten lot een voorwerp van studienbsp;maken. Elke voet gronds, dien gij betreedt, elk bouwwerk,nbsp;door u ontmoet, levert eene geschiedenis op, een feit, dal,nbsp;door een voorregt, aan de eeuwige stad eigen, van groetennbsp;invloed was op de lotsbestemming der geheele wereld, vóórnbsp;en na de Evangelieprediking. Terugkeerende op den onge-lijken bodem van den Esquilijn, lieten wij Sanla-Maria-Maggiore regtsaf liggen, om denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;urbana op te gaan,

aldus naar paus Urbaan VIll. genoemd, die haar eene regie rigting geven deed. Daar stijgt nu Rome voor ons gezigt uitnbsp;het puin barer drievoudige bouwvallen omlioog, en vertoontnbsp;zich aan ons oog met al hare namen, hare monumenten ennbsp;hare herinneringen, van eeuwen her. Een drom van patriciërs scheen ons te omringen; geen wonder, dal schiminen-heer duidde aan, dal wij ons in de oude F^icus Patriciusnbsp;bevonden, die den naam ontleent van de patriciërs, in ditnbsp;kwartier opgesloten door Servius Tullius, die hun zoodoende

-ocr page 321-

VICES PATRICIES. 305

het smeden van nieuwe komploUen beletten w'ilde. Niet ver vandaar was het schandlheater van Flora en een Diana-tempel,nbsp;Propertius had hier zijne woning, die wel nergens beter konnbsp;geplaatst zijn I). Aangezien de wellust altijd de ziel verlaagt,nbsp;zoo verwondert het ons ook volstrekt niet, in deze streeknbsp;een' zegeboog van kalksteen te vinden, hoogst middelmatignbsp;van bouwstijl, ter eere van Galliënus opgerigt, en waarop mennbsp;het volgende leest, eene vleitaal, die aan afgoderij grenst:

GALLIEXO mVICTlSSIMO PRINCIPI CVJVS INVICTA VIRTVS SOLA PIETATE SVPERATA ESTnbsp;M. AVRELIVS DEDICATISSIMVS NVMINInbsp;MAJESTATIQVE EJVS.

Al deze ongewijde gedenkteekenen der heidensche wereld, al deze beruchte personaadjes zijn vervangen door monumenten en door mannen, die inde geschiedenis der ontluikende Kerk eene roemvolle plaats bekleeden. De H. Justinus,nbsp;ter verdediging van het Geloof, uit het Oosten gekomen,nbsp;heeft hier ter plaatse gewoond. « Tot dusverre, zegt denbsp;beroemde Apologist, had ik nabij het huis van Martius,nbsp;naast de badplaats van Timotheus, mijne woning» 2). Eennbsp;weinig verder op verheffen zich de kerken van de H. Puden-tiana en de H. Praxedis, met de Thermen van hare broedersnbsp;Timotheus en Novalus. Wij staan alzoo hier op den grond,nbsp;eerst door den H. Petrus, vervolgens door den H. Paulus, ennbsp;voorts door nog eene menigte christenhelden betreden. Innbsp;het jaar 44 te Rome aangekomen, met het onbegrijplijk,nbsp;maar onwrikbaar-vaststaand besluit, om het kruis op de tinne

-ocr page 322-

304 HET DRIEVOUDIG ROME.

van het kapitool te planten, landde het hoofd der gallilesche visschers allereerst aan gene zijde van den Tiber, in hetnbsp;Jodenkwarlier. Weldra bekeerde hij er den senator Pudens,nbsp;diens moeder, met name Priscilla, hunne beide zonen, No-vatus en Timotheus, alsmede hunne twee dochters, Praxedisnbsp;en Pudentiana, met al hunne dienaarschap. Het huis dezernbsp;van ijver blakende bekeerlingen werd de woning van dennbsp;Apostel 1).

Wat het cenakel, of de spijszaal, te Jerusalem was, dat werd dit heilig huis te Rome. De plaatsbekleeder van Jesusnbsp;Christus droeg er de H. Offerande op, zat bij de eerste liefdemalen hier voor, gaf er de gewijde zalving aan dennbsp;H. Linus en aan den H. Cletus, zijne opvolgers, en aannbsp;de talrijke apostelen van het Westen hunne zending 2).nbsp;De H. Paulus bezocht later vaak de woning van Pudens, ennbsp;God weet, wat de grondleggers van het christendom niet alnbsp;gezegd en niet al verrigt hebben op de eerwaardige plek,nbsp;waar wij hier stonden. Intusschen barstte de vervolging uit:nbsp;weet gij wel, waarmede zich die jonge maagden Pudentiananbsp;en Praxedis bezig hielden, vóórdat zij daarvan het roemrijknbsp;slagtoffer werden ? Zij gingen de lijken der martelaren opzoeken , met sponsen hun bloed opvangen en in grafurnennbsp;overbrengen, of er de groeven mede besproeijen, waarin zijnbsp;heimelijk het gewijd overschot harer broeders nederlegden:nbsp;ziedaar de gevaarvolle taak, waarmede hare onvermoeibarenbsp;christenliefde zich had belast. De onafgebroken overlevering,nbsp;alle gedenkschriften, of oorkonden en schilderijen, al wat ernbsp;ter eere dezer twee zusters in de beide kerken te lezen slaat,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Baron, anno 44, n. 61; an. 67, 71. Annot. ad Martyrol.nbsp;Mazzolari, Basiltche Sucre, t. VI, 163. Giainpini, Monim veter, t. 11,nbsp;143—ISO etc.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Mazzolari, idem. 163.

-ocr page 323-

DE KERK DER H. PÜDENTIANA. 305

gelijk ook de met een ijzeren roosterwerk gesloten groeven, zijn zoovele getuigenissen ter gunste van de waarheid dezernbsp;overigens volkomen met de christlijke zeden overeenstemmende feiten.

Het senatorshuis, in menig opzigt eerwaardig, werd, van de II. eeuw af aan, door den H. Paus Pius I. I). in eenenbsp;kerk herschapen. Dit onder den naam van den Herder in denbsp;geschiedenis beroemde kerkgebouw, aan de H. Pudentiananbsp;gewijd, is, zoo als wij gezegd hebben, in de f^icus patri-dus gelegen. Het biedt den oudheidkundige en den christennbsp;beiden een rijken oogst van ontdekkingen aan; de mosaïkennbsp;van het koor zijn van eene hooge oudheid, en Bosio, innbsp;overeenstemming met andere oudheidkenners, maakt geenenbsp;zwarigheid, om het er voor te houden, dat onder dien.bodemnbsp;eene katakombe aanwezig is. Men vindt daar namelijk eennbsp;groot aantal kamers of zoogenaamde monumenla arcuata,nbsp;waarschijnlijk overblijfselen der badplaats van Timolheus.nbsp;Ook gelooft men zelfs, dat eene onderaardsche galerij lotnbsp;aan het kerkhof van de H. Priscilla, bij de -porta salaria^nbsp;doorloopt. Het is daar, dat de doorluchtige zusters ongeveernbsp;drie duizend martelaren begroeven, die in de eerste vervolgingnbsp;als slagtoffers gevallen waren 2). De put of groeve, waarinnbsp;een gedeelte dier gewijde ligchamen werd nedergelaten, bevindt zich nog in de kerk, even als het altaar, waarop,nbsp;volgens de overlevering, de H. Pelrus de onbloedige Offerandenbsp;in het huis van den senator aan God opgedragen heeft.nbsp;Onder het hoogaltaar ligt het meerendeel van het ligchaam

1) nbsp;nbsp;nbsp;Wanneei’ dit huis in den brand van Nero mogt vernield zijn,nbsp;of wel door dien vorst gesloopt, toen hij zijn gouden paleis bouwde,nbsp;dan zonden het de overblijfselen of de plaats wezen, die voor denbsp;nieuwe kerk gebezigd werden.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Baron. Annot. ad Martyr. 19 Januar.

-ocr page 324-

oOG HET DRIEVOUDIG ROME.

der H. Pudentiana bewaard. Wat kan regtmaliger zijn, dan dat de heldin op het toooeel-zelf van hare zegepraal wordtnbsp;vereerd ?

Nog moesten wij een bezoek afleggen bij een ander lid van de senators-familie, en alzoo links van Santa-Maria-Maggiorenbsp;afslaande, kwamen wij binnen weinige minuten aan de kerknbsp;van de H. Praxedis. Dit nieuwe heiligdom, met het huis vannbsp;Pudens in het naauwste verband staande, is op de Thermennbsp;van Novatus gebouwd. Toevluglsoord der eerste christenen,nbsp;bidkapel, reeds van af de II. eeuw, is dit gebouw, door denbsp;zorg van paus Pascalis I., in 892, datgene geworden, watnbsp;het thans is, te weten eene der eerwaardigste kerken vannbsp;Rome. Het eerste, wat onze aandacht tot zich trok, was denbsp;groote. boog van het koor (tribund), tegelijk het gewelfnbsp;dragende boven het hoofdaltaar, tusschen het schip der kerknbsp;en het hooge koor. Men ziet daar eene uitstekend schoonenbsp;mosaïk, die den hemel voorstelt. In het middelpunt ligt eenenbsp;stad, werwaarts een aantal, met geschenken beladen, reizigers heengaan. Onder de gedaante van twee engelen, staannbsp;de H.H. Petrus en Paulus op de poorten. Te midden van denbsp;eeuwige stad staat de Koning der eeuwen, melden wereldbolnbsp;in de hand. De gelukkige bewoners van het heilig Jerusalemnbsp;omringen hunnen Vorst, met een diadeem op het hoofd,nbsp;en palmtakken in de hand. Buiten de stad vertoont zich eennbsp;engel, die aan de pelgrims den weg ten hemel wijst.

Geheel van boven, in den boog leest men het monogram van paus Pascalis, die de kerk heeft doen herstellen; daaronder steekt, als uil den hemel, een hand met eene kroon,nbsp;als ten zinnebeeld der Godheid; en daar die kroon op het hoofdnbsp;van den Heer en Zaligmaker rust, zoo doelt dit op de volheidnbsp;zijner koninklijke en opperpriesterlijke magt. Onze Hecr-zelfnbsp;vertoont zich hier, staande , en met de regterhand uilgeslrekt,

-ocr page 325-

DE KERK DER 11. PRAXEDIS. 307

ia het plegtig oogenblik, als hij zegt: « Ik ben de goede herder, ik ken mijne kudde en mijne kudde kent mij. » Ditnbsp;wordt ook nog verduidelijkt door de schapen, die aan zijnenbsp;voeten weiden, en door de heiligen, die hem ter zijde slaan.nbsp;Regts van den Verlosser bevindt zich de H. Paulus, in eennbsp;wit opperkleed, aan welks rand de letter P., het monogramnbsp;van den apostel, te lezen is. Achter hem staat eene jongenbsp;maagd, de H. Praxedis; zij draagt een kostbaar kleed, metnbsp;goud en edelgesteente rijk versierd, terwijl zij in hare, ondernbsp;een sluijer verborgen, hand een ronde kroon voert, ten zinnebeeld der door de eerste christenen op het altaar aangebragtenbsp;offergaven. In de derde plaats vindt men hier paus Pascalis,nbsp;met den vierkanten gloriekrans, of nimbus, om het hoofd^nbsp;en voorts een model der kerk van de H. Praxedis op de handnbsp;dragende. Als ornament is er ook nog een palmboom in frischnbsp;groen bijgevoegd, en daarop een phenix, die geheimzinnigenbsp;vogel, als het beeld der opstanding gebezigd. Links van dennbsp;Zaligmaker vertoont zich de H. Petrus, in ’t wit gekleed, dennbsp;Heer eene andere jonge maagd voorstellende, namelijk, denbsp;H. Pudenliana, even eens als hare zuster uitgedost. Opnbsp;haar volgt een persoon in een witte dalmatica, en met eennbsp;boek in de hand, dat rijk met parelen is versierd. Dat boeknbsp;stelt het Evangelie voor, en alles schijnt aan te duiden, datnbsp;die persoon de H. priester Hennon is, wiens ligchaam in dezenbsp;kerk rust. Wij kunnen slechts ter loops de hoofdtrekken dezernbsp;mosaïk aanroeren, die de aandacht der oudheidkenners innbsp;hooge mate waardig is 1).

Ons oog nu verder latende weiden, zoo viel het op het hoogaltaar, een prachtwerk, met een baldakijn, of troonhemel , er boven, rustende op vier groole kolommen van por-

1) Cianipini, t. II. p. 2S0.

28

-ocr page 326-

308 HET DKIEVOL'DIG ROME.

fier, een geschenk van den H. Karei Borrotneus, kardinaaf-lilelvoerder van de kerk der H. Praxedis. Men gaat naar het priesterkoor, dat op eene crypt, of onderkerk, gebouwd is,nbsp;langs een trap met twee leuningen, omhoog, over treden,nbsp;die uit rood-antiek-marmer gebeiteld werden; ik meen, datnbsp;dit de schoonste blokken zijn van deze zeer zeldzaam gewordennbsp;marmersoort. De schilderij, op den achtergrond voorhanden,nbsp;is van Giulio Romano, Raphaëls beminden leerling. Zij stelt denbsp;H. Pudentiana en de H. Praxedis voor, bezig zijnde, om metnbsp;sponsen het bloed der martelaren op te vangen, en vervolgensnbsp;er eene groeve of grafplaats meê te besproeijen: deze schilderij wordt gehouden voor een meesterstuk.

Regts van het kerkschip, naar beneden toe, is de kapel der familie Borromeo. Wij zagen daar den houten armstoel vannbsp;den H. kardinaal, alsmede den disch, waarop die prins dernbsp;Kerk den armen spijzen voordiende. Beneden in de kerk isnbsp;eene lange marmertafel, achter een ijzeren traliewerk geborgen , waarop deze eenvoudige , maar welsprekende zinsnede tenbsp;lezen slaat; Op dit marmer sliep de H. maagd Praxedis.nbsp;Ik kan dit ligtelijk gelooven ; de versterving is de moeder dernbsp;christenliefde en de oefenschool van het martelaarschap. Ongeveer te midden van het middelschip bevindt zich, van eennbsp;traliewerk omgeven, de eerbiedwaardige groeve, waarin denbsp;heilige denzelfden pligt vervulde als hare zuster in het vaderlijk huis. Een fraai standbeeld stelt de jonge martelaresse geknield, aan den rand der groeve, voor, met eene spons innbsp;de hand, waar zij het bloed der martelaren uitperst.

Regts, wederom opgaande, is de beroemde bidkapel van den 11. martelaar Hennon. De mosaïk, waarmee zij versierdnbsp;is, was zoo schoon, zoo harmonisch, dat men zemeldennbsp;naam van het Paradijs bestempelde. Wal er nog van overbleef, alhoewel door den tijd veel geleden hebbende, is echter

-ocr page 327-

BORflOMECSIfAPEt. SÖ9

de naauwgezelte studie des reizigers teu volle waardig 1). Oui twee redenen kan ik noglans er de beschrijving hier niet vannbsp;mededeelen: vooreerst moet ik beknopt zijn, en ten tweede hebnbsp;ik dit meesterstuk slechts ten halve beschouwd; immers, hoenbsp;zou ik mij daarmeê opzellijk hebben kunnen bezighouden, terwijlnbsp;gelijktijdig een ander voorwerp zoo luide de aandacht algeheelnbsp;en uitsluitend tot zich riep. Het is, namelijk, hier, in deze kapel,nbsp;dat de kolom wordt bewaard, waaraan, gedurende zijne geese-ling, onze Heer was vastgehecht. Wij hadden die kolom daarnbsp;vóór ons, digt onder het oog, en, ik herhaal het, konden wijnbsp;dan wel aan iels anders onze aandacht schenken ? Men weet, datnbsp;deze kolom , door de eerste christenen met godsdienstigen eerbied bewaard, in 1213, door den kardinaal Giovanni Colonna,nbsp;legaat van den H. Stoel, uit het Oosten werd overgebragt. Zijnbsp;is van ooslcrsch zwart en wit marmer , en zal drie voet hoognbsp;zijn 2). Drie-en-derlig-honderd martelaren, waarvan de voor-naamslen in de tabel van paus Pascalis I. genoemd zijn, vormennbsp;hier het gevolg, dat den gekruisten God omgeeft. Welnu,nbsp;al dat gebeente onzer vaderen, al die slroomen van vergotennbsp;chrislenbloed, die schandzuil en folterkolom, waaraan denbsp;Verlosser de smadelijkste zelfs van al onze zonden en ongereg-tigheden al boetende uitwischte, ik vraag het u, kon dit allesnbsp;ergens beter te zamen zijn gevoegd dan op deze plaats? Denbsp;kerk der H. Praxedis staat immers twee schreden slechts verwijderd van het oude Floralhealer, dat schandtooneel, bijnbsp;welks herinnering zelfs de onbeschaamdste gevoelen zal, datnbsp;hij bloost. Misdrijf en verzoening ? — de raadsbesluiten dernbsp;Voorzienigheid zijn louter harmonie! — ó, de hier zigtbarenbsp;zamenschakeling dier twee uitersten lost dat raadsel heerlijk op.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Ciaitipini, t. II. p. 2S0 enzv.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Bened. XIV. de Fcstis Dom. p. 184. Cornel, a. Lapid. óinbsp;Matth. c. XXVII, T. 26, p. ö24. Mazzol. t. VI. p. 167.

-ocr page 328-

lIÈt DRIEVOUDIG ROME.

IS necemlber.

Een groote vastendag. Bijzonderheden aangaande de mosaïk. —

Beteekenis van dit-woord. — Verschillende soorten van mosaïk.

— Geschiedenis der kunst. — Wijze van bearbeiding. — De

zamenstelling er van. — Karakters op de kleederen ingeprent.

— De Nimbus.

Het was quatertemper-woensdag, en alzoo eene groote vasten, daarin bestaande, dat bij het middagmaal en bij hetnbsp;avondgeregt nocheijeren, noch boter, noch melk, noch kaasnbsp;zijn toegestaan; alles moet met olie bereid worden. Aan dennbsp;geest der Kerk getrouw, handhaaft Rome de strengheid dernbsp;oude vastenwetten; maar, toegevend voor de zwakheid harernbsp;kinderen, heeft zij slechts een klein getal groote vastendagen.nbsp;Op dien boetedag, stelden wij ons tot taak, om een meernbsp;opzetlijk onderzoek te doen naar den oorsprong der mosaïk,nbsp;hoedanig hare bewerkingswijze en welke de beteekenis en denbsp;oorzaak is van de zoo veelvuldige voortbrengselen, welkenbsp;deze kunst den reiziger hier Ier bewondering aanbiedt. Innbsp;de daad, eene belangrijke nasporing, die ons regt nuttignbsp;en aangenaam bezig hield.

Een der « Muzen » waardig werk, ziedaar den algemeen aangenomen wortel, waaruit de taalgeleerden het woordnbsp;Mosaïk 1) hebben afgeleid. In vele opzigten godsdienstigernbsp;dan de nieuwere volken, schreven de Ouden aan de gódennbsp;of aan hunne ingeving al datgene toe, wat hun voorkwam,nbsp;’s menschen geestkracht te boven te gaan; en, zeker, is denbsp;schoonheid en moeijelijkheid, die er in het mosaïkwerk gelegen ligt, wel van zulken aard, dat zij er de eer van konden toekennen aan godheden, die meer bepaald de kunstennbsp;onder hare bescherming hadden. Sedert de hoogste oudheid

1) Opus musivum.

-ocr page 329-

BIJZONDERHEDEN BETEËKLIJK DE MOSAIK. 5H

bekend, schijnen deze werken van g^eduld, van weelde en genie uit Perzië naar de Grieken te zijn overgekomen, die,nbsp;op hunne beurt, den Romeinen het geheim er van en dennbsp;smaak er voor hebben meêgedeeld. Sylta versierde er hetnbsp;eerst den tempel mede, dien hij te Preneste voor Forlunanbsp;bouwen deed 1), Weldra prijkten de openbare monumenten,nbsp;en zelfs spoedig ook particuliere woningen met deze nieuwenbsp;soort van versiering. Volgens de immer doorgaande wet vannbsp;den raenschlijken geest, ving men allereerst aan met werknbsp;van een meer gemaklijken aard. De vroegste mosaïk-arbeidnbsp;bestond in het harmonisch zamenvoegen van verschillendenbsp;kleuren van marmer, lot zes-, vier- en driehoeken, cirkelsnbsp;en andere geometrische figuren, waarvan de regelmatige in-elkanderzelting een geheel vormde, vol van bevalligheid ennbsp;afwisseling 2). Deze soort van mosaïk werd gebezigd voornbsp;de bevloering van paleizen, woonhuizen en badstoven. Denbsp;christenen brag ten hel gebruik er van in de kerken over. Wijnbsp;zullen er voortreflijke proeven van zien in die van dennbsp;H. Clemens, van den H. Sylvester en van de vier gekroondenbsp;Heiligen.

De kunst maakte weldra vorderingen, en wilde nu ook bezielde wezens voorstellen, dieren en menschen. Men sneed dus marmer van verschillende kleuren lot zeer dunne stroken,nbsp;en bragt die weêr tot elkander, in behoorlijke harmonie,nbsp;zóódanig dal er werkelijk levende schepselen door werdennbsp;uilgedrukt 3). Het binnenste der kathedrale van Ancona, zelfsnbsp;hel portaal dier aloude kerk, vertoonde ons, later, heiligenbeelden , naar deze nieuwe manier van mosaïkbewerkingnbsp;vervaardigd.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Plin.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Opus tessellatum.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Opus sectUe.

-ocr page 330-

512 HET DRIEVOUDIG ROME.

Men begrijpt liglelijk, dat het bezwaar, om het marmer tot genoegzaam dunne repen te zagen of te snijden, langennbsp;tijd een hinderpaal moest blijven voor het fijne bewerkennbsp;van de kunst. Desniettemin stelde men alle krachten tegennbsp;den weêrstand der natuur in het werk, en wel met dit gevolg,nbsp;dat men eindelijk tot de volmaaktheid geraakte. De Oudennbsp;deden met het marmer, wat de Gobelins met de wol doen,nbsp;en tafereelen, Raphaëls penseel waardig, kwamen uit denbsp;mosaïk-aleliers te voorschijn. Iedere reiziger weet, dat denbsp;fresco’s van den groeten meester in mosaïk zijn gekopieerd:nbsp;in Sint-Pieter vervangt de kopij het origineel, en zoodanignbsp;groot is de begoocheling, dat men, zonder opmerkzaam ernbsp;op gemaakt te zijn, ongetwijfeld het mosaïkwerk voor hetnbsp;doek-zelf houden zou 1).

Er zijn alzoo drie soorten van mosaïken: de groote, waarmeê de Ouden hunne gebouwen bevloerden, en dienbsp;geometrische figuren en arabesken voorstelden. De middel-soortige^ tot muurversiering gebezigd en geschikt, om,nbsp;alhoewel meer of min gebrekkig, toch bewerktuigde wezensnbsp;voor te stellen. De kleine soort, die in staat is, om, zoonbsp;ten aanzien der levendigheid van tint, als in harmonie vannbsp;kleur en volmaaktheid van gelijkenis, met het penseel zegevierend te wedijveren. Deze drie soorten van mosaïk, maarnbsp;vooral de eerste twee, werden door de Romeinen met eennbsp;kwistigheid aangewend, die zoowel voor hunne onberekenbare rijkdommen, als voor hunne ongelooflijke smaakverfij-ning pleit.

Het christendom, alom me ter verbetering tusschen beiden

1) Opus vermlculatum. Opus minutis adeo lapillls formalum ut vermium aspecium cominus repraesentet, qui dorsum variegata nia-eutarum serie tot veluti punctis depictum habent. Ciampini, Monim,nbsp;veter. t. I, p. 81.

-ocr page 331-

BIJZONDERHEDEN BETREKLIJK DE MOSAIK. 315

tredende, spoedde zich, om ook de kunsten tot hare ware bestemming terug te brengen: de mosaïk werd nu bij voorkeur lot versiering der kerken gebezigd. Als onvergankelijknbsp;schilderwerk, was het bij uitnemendheid geschikt, om feiten ,nbsp;herinneringen, en leerstellingen, die onomstootlijk vast staan,nbsp;te vereeuwigen. En zoo dan ook ziet gij deze kunst in al denbsp;groote heiligdommen der eeuwige stad met luister optreden.nbsp;Tegelijk met de overige kunsten en wetenschappen ging ooknbsp;de mosaïk in den grooten stortvloed, die op de overstroomingnbsp;der Barbaren volgde, jammerlijk ten gronde. Het was eennbsp;monnik, een Benedictijner, een abt van Monte-Cassino, dienbsp;uit Constantinopel het geheim er van naar het Westen over-bragt. « Deze man, vol van wijsheid, zegt Leo van Oslia,nbsp;droeg groote zorg er voor, dat zijne ordebroeders die kunstnbsp;vlijtig beoefenden, uit vreeze, dal ze anders ligtelijk op nieuwnbsp;onder ons mogt verloren gaan » 1\

De hier meêgedeelde bescheiden waren voldoende voor ons, om met meer kennis van zaken de mosaïken gade tenbsp;slaan en te bewonderen, die ons alomme omgaven; echter,nbsp;onze nieuwsgierigheid was nog niet volkomen bevredigd. Hoenbsp;en waaruit wordt de mosaïk zamengesleld ? Van welke middelen bedient men zich , om aan die schilderijen het kolorietnbsp;en de volmaaktheid te geven, waardoor ze, in de daad, meesterstukken zijn? Ziedaar wat wij nog wenschten te weten.nbsp;Het bezoek in de werkplaatsen van Rome, en vooral in die vannbsp;Sint Pieler afgelegd, loste ons die vragen voldoende op.

Twee dingen komen bij de zamenstelling der mosaïk te pas, de kleine steentjes, dat wil zeggen, de kleine stukjesnbsp;marmer, porfier of glas, lapilli genaamd, en de lijm, gluten geheelen. Het glas maakt bij kleine mosaïken het gewonenbsp;bestanddeel uit. Dit glasmateriaal nu goed toebereid zijnde,

1) In chronico monaster. Cassin. Gap. 29.

-ocr page 332-

314

HET DRIEVOÜDIG ROME.

ZOO mengt men de kleur er onder, en stort dit een en ander in een smeltkroes, die, acht dagen lang, in den oven, aannbsp;een zeer hoogen graad van hitte wordt blootgesteld. Zoodra denbsp;zamensmelling naar behooren heeft plaats gehad, spreidt mennbsp;de vloeistof met een ijzeren lepel over een marmeren tafel,nbsp;die eenige duimen diep is uitgegroefd, en waarop een anderenbsp;fijn-gepolijsle marmerplaat juist past en sluit, zoodat mennbsp;van een overal gelijk en uiterst-glad afgietsel volkomen zekernbsp;is. Na deze bewerking, die voor glas van alle kleuren plaatsnbsp;heeft, neemt men het gegoten blad, dat slechts drie of viernbsp;strepen dikte heeft, voorzigtig weg, en snijdt vervolgens, doornbsp;middel van een zeer scherp mes, hetwelk de Italianen Tagli-uolo noemen, de dunne glasplaten in kleine , langwerpigenbsp;stroken. Daarbij komt ook nog een hamertje te pas, waarmeênbsp;het bedoelde mes zachlkens langs de glasoppervlakte heen-gedreven wordt. Ziedaar, hoe men de glasstroken bekomt,nbsp;die voor de groote mosaïk noodig zijn. Wanneer er sprake isnbsp;van fijne mosaïkwerken, dan bezigt men geen mes of hamer,nbsp;maar eene zaag. Soms wordt de glasmassa, bij grootenbsp;vuurhitte, om zoo te zeggen, gesmeed, dat is, als grondstofnbsp;bewerkt, waarbij men zich (even als bij het kunstglasblazen)nbsp;ook wel van een spinrad bedient. Voorts wordt, gelijk zulksnbsp;met den diamant, of met de metalen het geval is, de grondstofnbsp;geslepen, hetgeen zeker de volmaaktste uitkomsten oplevert.nbsp;Wanneer het vergulde staafjes zijn moeten, dan wordt er daarom toch geen goud in de grondstof gemengd; maar zoodranbsp;deze uit de smeltkroes komt, overdekt men haar met goudblad, en, na nu wederom in den oven te zijn gebragt, is hetnbsp;goud er onafscheidelijk meê verbonden. Ziedaar de wijze,nbsp;waarop het hoofdbeginsel der mosaïk behandeld en bewerktnbsp;wordt.

Voorts komt in aanmerking de bereiding van de lijm, door

-ocr page 333-

GESCHIEDENIS DER KUNST. 515

de llalianen lo slucno geheeten, en die al de verschillende glasdeelen onderling moet zamenvoegen. De Ouden bezigdennbsp;daartoe ongebluschle kalk, met een mengsel van marmerpoe-der, gewoon water en eiwit; maar de ondervinding heeft hetnbsp;onvoldoende dier lijmsoort bewezen. Immers, als grondlaag,nbsp;waarop de mosaïk geplaatst moet worden, droogt zij zóó snel,nbsp;dat den werkman geen tijd overblijft, om zijn glas met denbsp;vereischte naauwkeurigheid te plaatsen. De christen-kunslenaarsnbsp;hebben er een beter middel voor uitgedacht: zij nemen namelijk één deel ongebluschle kalk, drie deelen stof van marmernbsp;uit Tivoli en één van eene andere soort; dit mengsel wordtnbsp;met lijnolie aangemengd, en vervolgens, gedurende acht,nbsp;veertien, of zelfs tot twintig dagen toe, al naar gelang vannbsp;jaargetijde en klimaat, gelijk metselspecie, behoorlijk meteennbsp;truweel om- en doorgeroerd. Daarna ziet men toe, of de bereiding goed wordt, hetgeen blijkt wanneer de pap zich begintnbsp;uit te zetten en wel in pyramidalen vorm , ten leeken, dat denbsp;in de ongebluschle kalk overgebleven waterdeelen verdampen;nbsp;alsnu moet men er olie bijdoen, of de brei wordt hard. Zoonbsp;lang er water in is, houdt de gisting aan, en behoort mennbsp;er ook olie bij te gieten, totdat de spijs niet meer opwerkt ennbsp;smedig wordt, in dier voege, dat men er eene laag van kannbsp;uitsmeren, die niet meer blaast, en ook niet dan slechts langzamerhand hard wordt.

Ziedaar voor wat betreft het middel, om de mosaïk op te leggen. Nu volge hier nog, met een enkel woord, hoe mennbsp;daarbij te werk gaat. Over den muur, dien men schilderennbsp;wil, wordt eene laag kalk gelegd. Die kalklaag wordt fijn-gepolijst, en daarin brengt men tevens, op kleine afstanden,nbsp;gaatjes aan, waardoor de mosaïk te hechter vast zal zitten.nbsp;Daarover gaat dan eene laag van lijm, waaróp voorts de glas-slroken geplaatst worden, die het tafereel zullen moeten

DncToudig Rome. l. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;§9

-ocr page 334-

516 HET DRIEVOUDIG ROME.

zamenstellen. Deze stroken, of, beter gezegd, die vierkante ruiten , zijn twee of drie duim lang en slechts ettelijke strepennbsp;dik. Acht vierkante duimen mosaïk kosten ongeveer drienbsp;franken; de fijne mosaïk is veel duurder , en eene fraai-uitge-voerde schilderij van die soort heeft onschatbare waarde.

Bij het naauwkeurig onderzoek der groote menigte kostbare mosaïken, in de kerken van Rome voorhanden, heeft men opnbsp;de kleederen van dezen of genen, die daar wordt voorgesteld,nbsp;zekere alphabetische karakters ontdekt, wier beteekenis denbsp;geleerden in hooge mate heeft beziggehouden, en wel tenbsp;vergeefs, tenzij men het raadsel wilde oplossen, door metnbsp;Ciampini aan te nemen, dat die karakters niets anders zijnnbsp;dan des kunstenaars monogram 1).

Gelukkiger is de wetenschap geslaagd in hare nasporingen ten opzigte der zoogenaamde glories of nimbi^ — straalkransen — die rond het hoofd, voornamelijk van de heiligen,nbsp;schitteren. De overlevering en de monumenten, zoowel vannbsp;de gewijde, als van de ongewijde geschiedenis, leeren, datnbsp;de vierkante Nimbus een levenden persoon aanduidt, terwijlnbsp;de cirkelvormige, het zinnebeeld der volmaaktheid, vooroverledenen gebezigd wordt, en wel als een bijzonder kenmerknbsp;van heiligheid, zoo als de straalkransen of sterrekroonen hetnbsp;uitsluitend sieraad der Godheid zijn. De kennis dezer zinnebeeldige teekenen heeft den sleutel aan de hand gegeven totnbsp;de verklaring van eenige mysterieuze schilderijen, die nu dannbsp;ook, niet alleen voor wat de beteekenis aangaat, volkomennbsp;ontcijferd zijn, maar wier tijd van vervaardiging daardoornbsp;levens met zekerheid bepaald is.

1) Monim. veter. t. I, p. 98—lOS.

-ocr page 335-

HET OUDE KAPlTOOt. 317

1.6 December»

Het oude Kapitool. — Tempel van Jupiter. — Citadel. — Curia calabra. — Tarpeïsche rots. — Intermontium. — Schatkamers.nbsp;— Het hedendaagsche Kapitool. — Museum en Galerjj. — Denbsp;kerk van Ara-C®li. — Openbaring aan Augustus. — Mamer-tijnsche gevangenis.

Begeerig, om het middelpunt, het hart van ’tonde Rome tot het onderwerp onzer beschouwingen te maken, schorstennbsp;wij onze wandelingen in het kwartier dé' Monti tijdelijknbsp;op, om ze, onder het geleide van een bekwamen gids, thansnbsp;rond het Capitolium Ie gaan aanvangen. Welke herinneringen zijn er aan dien grootschen naam niet verbonden! Iknbsp;zal mijn leven lang de gewaarwording van huivering nietnbsp;vergeten, die zich van mij meester maakte, toen ik, voornbsp;de eerste maal, die vreeslijke plaats aansehouwde, waar denbsp;reuzen-strijd lusschen Rome en geheel de wereld, zooveelnbsp;eeuwen lang, telkens tot eene bloedige beslissing gebragtnbsp;werd. Inde straat van Ara-Goeli gekomen, kregen wij alnbsp;spoedig de verheven kruin van het vermaarde gebergte in hetnbsp;gezigt. Men komt er gemaklijk heen langs een trap metnbsp;breede leuning, die tot aan de bovenvlakte doorloopt. Al-lerwege vertoonen zich zinnebeeldige teekenen der kracht, ofnbsp;van het geweld: onder aan de balustrade liggen twee egyp-tische leeuwen van zwart graniet, de schoonste, welke mennbsp;kent; en boven aan den trap twee kolossale standbeelden vannbsp;penthelisch marmer, Castoren Pollux voorstellende, terzijdenbsp;¦van hunne paarden geplaatst. Deze meesterstukken van antiekenbsp;beitelkunst werden, onder Pius IV., inde Ghetto, het Jodenkwartier, gevonden. Daarachter volgen twee kolommen, denbsp;eene, regts bij het opgaan, is de oude mijlpaal, die de eerstenbsp;mijl aanwees op den Appischen weg, waar zij in 1584 ge-

-ocr page 336-

318 HET DRIEVOUDIG ROME.

vonden werd; de kolom, die links er tegen overslaat, is slechts tot pendant voor hel oog daar neêrgezet.

Volgens onze gewoonte bestudeerden wij het Capitolium , zoo als het eertijds was, en zoo als het thans zich voordoet.nbsp;Alzoo, wanneer wij voor tweeduizend jaren herwaarts heen-gekotnen waren, ziehier dan, wat ons oog zou hebben getroffen : vóór ons een steilen berg, omringd van onverdelg-bare muren, met onverwinbre torens bezet t), waarvan men,nbsp;aan de zijde van het Forum, nog heden ten dage de grondvesten zien kan: een reuzen-werk , uit groote blokken hardsteen zaamgesteld, die zonder eenig cement op elkander geplaatst en onwrikbaar in een-gezel zijn , even zoo als dit metnbsp;het gewelf van het groote riool [de cloaca magna) vannbsp;Tarquinius het geval is. Links lag dan de even heilige alsnbsp;geduchte tempel van Jupiter Capitolinus; regls de citadelnbsp;van Rome en de Tarpeïsche rots, en, te midden in, hetnbsp;Intermontium of de .//ra, eerst een eikenboschje, voortsnbsp;eene vrijplaats, maar altijd het onschendbaarsle toevlugtsoordnbsp;der Romeinen. Over deze geheele uitgestrektheid lagen overigens eene menigte kleine tempels , of zoogenaamde Edicu-len^ aan de tallooze afgoden, welke Rome vereerde, toegewijd; eindelijk, bronzen poorten, nog minder te slopen dannbsp;de wallen, en die de vreeslijke sterkte afsloten. Het Capi-tolium was dus, bij uitnemendheid, het hart van ’t oudenbsp;Rome, het heiligdom der heidensche wereld, het bolwerknbsp;der dwingelandij, en de veslingburgt van de hel.

Door zijn rijkdom, door zijn geduchten naam , door den God, aan wien hij was toegewijd, kan de tempel van dennbsp;kapiiolijnschen Jupiter teregt worden aangemerkt als denbsp;meest-vereerde plek van geheel de oude wereld. Zijn vorm

1) Capitolil arcem ne magnis quidem exercitihus expugnabilera. Tac. Hist. lib. III.

-ocr page 337-

JÜPITEBS TEMPEL. 319

was een parallelogram van tweehonderd voet lengte op negentig voet breedte, en aan drie zijden door eene trotsche kolonnade van marmer omgeven. De voorgevel, tusschen hetnbsp;oosten en zuiden in geplaatst, bestond uit eene galerij, metnbsp;drie rijen kolommen, waarop een majestueusch frontonnbsp;rustte, met daarboven verguld-bronzen standbeelden, ennbsp;geheel in de spits een vierspans-zegewagen, evenzeer vannbsp;verguld brons. De zijkolonnaden vormden ieder eene galerijnbsp;van twee zuilen 1). Boven den ingang praalde eene langenbsp;rij van vergulde schilden, waaronder men het gouden schildnbsp;van Asdrubal, dien schoonen wapenbuit door Marcius, dennbsp;wreeker der Scipio’s in Spanje, behaald, zag prijken. Aannbsp;de kolommen, en aan de friezen der hoofd-kolonnade, hingen krijgstrofeën, bestaande uit de wapenrustingen dernbsp;vijandelijke legerhoofden, moordbijlen, schilden door talloozenbsp;slagen ingebeukt, standaarden van alle natiën, zwaarden verroest in het bloed. Ginds zag men de snebben der Carthaag-sche schepen, verder op helmen van Gaulen, het vreeslijknbsp;zwaard van Brennus, den wapenbuit op Pyrrhus behaald,nbsp;de standaarden der Epiroten, het werpgeschut der Liguriërs,nbsp;de schichten der Alpbewoners, en duizend andere voorwerpennbsp;meer. Het indrukwekkend voorkomen van dit Irotsch gebouw stemde juist overeen met den overmoed der Romeinen,nbsp;die van hier den bliksem over de wereld uitslingerden, terwijl de daar tentoongehangen wapenbuit, op zoovele volkennbsp;veroverd, het als tot den bazar der overwinning maakte.

De poort en drempel van dit gebouw waren van brons 2), de trappen, die er heenleidden, van marmer. Het inwendigenbsp;stemde met het uiterlijke volkomen overeen, en was in drienbsp;gangen afgedeeld, die even zooveel aan elkander grenzende

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tit. Liv. X, 23. — Plin. XXXV, 12.

2) nbsp;nbsp;nbsp;ZleDonatl, Roma vetus et recens, lib. II. c. S.

29

-ocr page 338-

320

HET DRIEVOUDIG ROME.

tempels vormden; want, ofschoon het Kapitool meer bepaald aan Jupiter was gewijd, zoo werd er toch ook Juno, alsnbsp;koningin, en tevens Minerva gelijktijdig vereerd. Jupiter hadnbsp;het middengedeelte, Juno de linker- en Minerva de regter-zijde: zoo bevond de vader der góden zich daar tusschen zijnenbsp;gemalin en dochter in. Onder den tempel was eene gewijdenbsp;plaats, waar men de Sibyllijnsche boeken bewaarde. Denbsp;tempel, of het eigenlijke heiligdom van Jupiter, had, evennbsp;als de tempel van buiten, een fronton, met een vierspans-zegewagen er boven op geplaatst; het gewelf was verguld,nbsp;en de vloer met mosaïk ingelegd; de God zat daar, het hoofdnbsp;met een gouden stralenkroon getooid en het gelaat met vermiljoen beschilderd; een purperen toga was zijn kleed; innbsp;de linkerhand droeg hij, bij wijze van scepter, eene lans,nbsp;en in de regter een gouden bliksem 1).

Het was in dezen ontzettenden tempel, in dit middelpunt, als ’tware, der wereld, het eerste woonverblijf van Jupiternbsp;na den hemel 2), — zoo als de Romeinen het uitdrukten,nbsp;— het was hier, dat de veldheeren de Godheid hun smeekgebed kwamen opdragen, alvorens zij ten strijde togen, ennbsp;hunne dankzegging kwamen toebrengen na de bevochtennbsp;zegepraal; het was hier, dat vreemde volkeren naar de gunstnbsp;kwamen dingen, om den Donderaar de schitterendste offeranden te mogen toebrengen; hier was het, dat zulk eenenbsp;menigte van wapenbuit, met het bloed der natiën geverwd,nbsp;aan Jupiter werd gewijd. Wij mogen niet verzuimen, ernbsp;nog bij te voegen, dat dit groolsche gebouw geheel metnbsp;verguld-bronzen pannen gedekt was, met uitzondering vannbsp;den koepel, die slechts den hemel tot verwulfsel had.

-ocr page 339-

JÜPITEBS TEMPEL. 5«fl

Als om den opperheer der Godenwereld lot schitterend gevolff te dienen, stonden rond den tempel de standbeeldennbsp;der voornaamste Olyrapbewoners en der groote personaadjesnbsp;van Rome geschaard: de vermaarde bronzen Hercules, in denbsp;citadel van Tarente buitgemaakt, en door Fabius Maximus aannbsp;Jupiter gewijd; de veertig voethooge Apollo, uit het Oostennbsp;door Lucullus aangebragt; twee Jupiters, waarvan een,kolossaal-groot in brons, vervaardigd uit de helmen en kurassennbsp;der door Spurius Servilius overwonnen Saraniten, terwijl denbsp;andere, grooter dan de eerste, op bevel der wigchelaars,nbsp;werd opgerigt, om de góden te verzoenen, die wegens denbsp;burgeroorlogen in toorn waren ontvlamd; voorts het verguld-bronzen ruiterbeeld van Scipio den Afrikaner; gouden Victorie-beelden, met wapentrofeën beladen, en eene groep, medenbsp;van goud, Jugurtha voorstellende, door Bocchus aan Syllanbsp;uitgeleverd; de zeven bronzen standbeelden der oude koningennbsp;van Rome, en nog eene overgroote menigte anderen 1).

Aan het tegenovergestelde einde van het Capitolium verhief zich, op eene steile rots, Rome’s citadel, met den tempel van Juno Monela^ staande op het erf van Manlius, waar de munt en de archiefkamer was, die tot bergplaatsnbsp;diende voor de oude in linnen vervatte jaarboeken van het ro-meinsche volk 2). De Tarpeïsche rots was het fundament dernbsp;citadel; dit punt-steil rotsgevaarte zal, vóórdat men is begonnen met het af te platten, honderd zeventig voet hoog zijnnbsp;geweest; door den Tiber bespoeld, opende het omlaag eennbsp;afgrijslijken afgrond, van rondom door vreeslijke spitsen om-geven, die hetligchaam, dat er langs schoot, gruwzaam vannbsp;een reten, of verweg deden heentuimelen. Men had juist die

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Donati , lib. II, c. b; en Rome au siècle d'Auguste, t, I,nbsp;p. i43 en volg.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Tit.Liv., IV, 7, 13, 20,

-ocr page 340-

322

HET HBIEVOUDIG ROME.

plek lot strafplaats verkoren, teneinde den ter dood verwezene niet tweemaal naar beneden te moeten werpen 1). Tegenwoordig heeft de Tarpeïsche rots geen ijzingwekkend voorkomen meer. De daartegen aan gebouwde huizen onttrekkennbsp;voor een gedeelte hare steilte aan het oog; de Tiber bespeeltnbsp;haar niet meer, en op den top vonden wij een tuin, waarnbsp;een troep overschoone kippen allezins ongeregeld had huisnbsp;gehouden; maar zelfs geen gans was er meer te zien.

Niet ver van den tempel van Juno was de Curia Cala-bra, een soort van paleis, waar de opperpriester het volk bijeen riep, om het tijdstip der Nonen aan te kondigen. Tus-schen de citadel en den tempel van Jupiter bevond zich hetnbsp;Intermoniium, een eikenboschje, door Romulus tot eene onschendbare vrijplaats verordend, met het doel, om zoodoendenbsp;inwoners voor zijne nieuwe stad te winnen; te midden vannbsp;dit boschaadje stond de kleine tempel van Fejovis, of vannbsp;Jupiter als kind 2).

Achter het Intermontium was het Tabularium, zijnde eene groote bergplaats van archiven, met zeer hecht gebouwdenbsp;galerijen en arkaden. Men bewaarde daar de metalen tafelen,nbsp;waarop het romeinsche volk, als van zijne onsterflijkheid bewust, zijne oude en nieuwe verdragen met de vreemde natiën,nbsp;en evenzoo zijne eigen wetten, pleglstalig had ingegrift. Dienbsp;oorkonden, hier geplaatst, werden daardoor nog te eerbiedwaardiger, als dusdoende, om zoo te zeggen, onder den on-middelijken waarborg der Goden.zelve gesteld 3). Vespasianus,nbsp;tot keizer verheven, droeg voor deze monumenten de grootstenbsp;zorg, en deed er meer dan drie duizend, die bij den brand

-ocr page 341-

SCHATKAMERS. 325

van hel Kapitool min of meer geleden hadden, zooveel mogelijk, herstellen 1).

Twee wegen liepen van hel Capitolium naar hel Forum af, de een Clivus capitolinus, de ander Clivus sacer, ofnbsp;ascensus ad asylum, opgang naar de vrijplaats, genaamd.nbsp;Onder aan den eerstgenoemde, die van de citadel uitging,nbsp;vond men den tempel van Saturnus; deze was de algemeenenbsp;schatkamer van het rijk, in verscheiden afzonderlijke schatkamers verdeeld, waaronder in de eerste plaats zich voordedennbsp;de schatkamer van den buit en de gaulische schatkamer,nbsp;In de eerste, de rijkste van allen, lag de wapenbuit van allerleinbsp;aard, op de geheele wereld veroverd, en die het sieraad vannbsp;zoovele overwinningen uitmaakten, opgestapeld 2). De tweedenbsp;mag beschouwd worden als een voorwerp van regtmaligennbsp;trolsch voor de fransche natie, wier voorgeslacht den Romeinen, gedurig aan, zulk eene mate van verontrusting inboezemde, dat de fiere Republiek, steeds op hare hoede, omnbsp;niet andermaal overrompeld te worden, opzettelijk een schatkist had aangelegd, enkel déarloe bestemd, en waarvan^nbsp;op straffe van eerloosverklaring, geen penning tot eenig andernbsp;doeleinde dan voor een oorlog tegen de Gaulen mogt gebezigd worden 3).

Links van den Saturnus-tempel stond de tempel van Jupiter tonans (den Dondergod). Augustus, zoo zegt men, uit Spanje wederkeerende, zag een zijner slaven naast zich doornbsp;den bliksem dooden. Ter gedachtenis van de hooge bescher-oiing, hem daarbij ten deel gevallen, stichtte hij dezen tempelnbsp;3an den Donderaar. Eenige schreden verder, regts, begon denbsp;Glivus sacer, de tweede weg, die van het Forum naar het

1) nbsp;nbsp;nbsp;Sliet, in Vesp.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Cicer. in Verr. 1, 21.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Appian. de hello civ. 11, p. 744.

-ocr page 342-

394

BET DRIEVOUDIG ROME.

Kapitool geleidt. Daar bevonden zich de trappen der Verzuchting of van het Gekerm {Gemoniw). Wij volgden dat zoo dikwerf met bloed besproeid pad, en, tot den top des heuvelsnbsp;voortgaande, kwamen wij zoo weder bij het Intermontium,nbsp;waarmede de wandeling rond het oude Kapitool afgeloopennbsp;was. Tot ons punt van uitgang weèrgekeerd, vingen wij eennbsp;tweeden togt aan, met het doel, om alsnu het Kapitool tenbsp;gaan beschouwen, zoo als het zich heden ten dage vertoont.

Het christendom is over de wereld heen gekomen, en de majesteit der Romeinen heeft er het hoofd voor gebogen. Denbsp;tempel van Jupiter, de reuzen-standbeelden der góden en dernbsp;helden, die duizenden van metalen tafelen, oorkonden van denbsp;slavernij der natiën, de citadel met hare cyclopische muren,nbsp;dat alles te zamen bestaat niet meer. Wel verre van den beschouwer met schrik te slaan, brengt het gezigt van ’t Kapitool bij den reiziger geene andere dan vrolijke gedachten,nbsp;edele gewaarwordingen en heilzame lessen te weeg. Te midden der esplanade, die op het Intermontium volgt, doet hetnbsp;schoone ruiterbeeld van Marcus-Aurelius zich op voor het oog,nbsp;het éénig bronzen antiek van die soort, dat overgebleven is.nbsp;Daarachter, ter plaatse van het Tabularium zelve, ziet mennbsp;het senaats-paleis, met een toren er op, die een groot kruisnbsp;aan de spits voert. Het is dus, zoo zeide ik, bij het aanschouwen van dit zegeteeken, het is dus geen schoon-klinkendenbsp;zinsnede, geene beeldspraak, maar letterlijk eene waarheid,nbsp;dat het kruis van Kalvarië prijkt op de tinne van het Kapitool.nbsp;Waarom toch zou men niet gelooven, wanneer men het grootste van alle mirakelen voor zijne oogen heeft!

Tot omsluiting van het bergplat, staat, links, het museum , waarin men eene ontelbare menigte meesterstukken en monumenten van het hoogste belang zaambewaart. Daar bevinden zich de kolossale standbeelden van Minerva, Cybele

-ocr page 343-

32S

MUSEUM EN GALERIJ.

en Oceanus. In de zaal der opschriften zijn, rond de wanden, honderd-twee-en-twinlig keizerlijke of consulaire inscripliënnbsp;gerangschikt, die van Tiberius tot op Theodosius eene zamen-geschakelde chronologische reeks vormen. In de wanden vannbsp;den grooten trap zijn de vermaarde fragmenten geplaatst vannbsp;het marmeren plan (een plattegrond) van het oude Rome, innbsp;de bouwvallen van den Remus-tempel, op den heiligen wegnbsp;{Via sacra) gevonden. De zalen zijn opgevuld met antiekenbsp;vazen, standbeelden van brons, marmer, porfier en graniet,nbsp;allerschoonst bearbeid en uiterst-goed bewaard. Vooral muntennbsp;daarbij uit de stervende zwaardvechter en de borstbeelden vannbsp;Marcus-Aurelius en Hadrianus.

Regts is de Pinacotheek, tegelijk Museum en Galerij. Onder de kolonnade van het binnenplein zagen wij hetnbsp;standbeeld van Julius Gesar, dat voorde éénig-ware afbeelding van dien veldheer gehouden wordt, hetgeen te Romenbsp;bestaat; dat van Augustus, die een scheepssnebbe onder dennbsp;voet treedt, eene toespeling op den slag bij Actium; eindelijk, tallooze fragmenten van kolossale standbeelden, waarvan ik de grootte trachtte te berekenen naar den kleinennbsp;teen, die er onbeschadigd bewaard wordt, en naar dezenbsp;raming stegen er uit die stukken en brokken reuzen vannbsp;zestig voet lengte voor mijn oog omhoog. Deze maat stemtnbsp;met de getuigenis der historie volkomen overeen. Den trapnbsp;opgaande, vindt men, links, een fragment der Eerevermel-ding van Caïus Duillius, die de eerste scheepsoverwinningnbsp;de Carthagers, in het j aar van Rome 492, heeft weggedragen. In het midden der groote zaal is de vermaardenbsp;bronzen wolvin, die Romulus en Remus heeft gezoogd.nbsp;^0 het derde voorvertrek zagen wij met levendige belangstelling een aantal fragmenten van marmer in den muurnbsp;bevestigd, waarop de beroemde consulaire Fasten stonden

-ocr page 344-

52G HET DRIEVOCDIG ROME,

ingegrift, bekend onder den naam van Fasti Capitolini, en die tot op Augustus doorloopcn. Van de schilderijennbsp;dezer Galerij is het treffendste de Sibylle van Guerchini.

Na al deze wonderen der oude en nieuwe kunst bezig-tigd te hebben, staken wij andermaal het kapitolijnsche bergplat over, en stegen nu heen naar de plaats, waarnbsp;eenmaal de Tempel van Jupiter stond 1). Eene christenkerk ,nbsp;een aan de heilige Moedermaagd gewijde tempel beurt zijnenbsp;wanden omhoog op de puinen van het heiligdom, eenmaalnbsp;voor het opperhoofd der in Rome gehuldigde Afgoden gesticht,nbsp;wij bedoelen, namelijk, de zoo eerwaardige als bij uitsteknbsp;stiehlelijke kerk van Ara-Coeli. Door hare ligging verheftnbsp;zij zich boven geheel de eeuwige stad, en verkondigt het luide,nbsp;dat de wereldscepter in andere handen is overgegaan: weleer gevoerd door den wreeden, onreinen en bloeddorstigennbsp;aartsvijand van het menschdom, wordt hij thans gezwaaidnbsp;door eene zachtaardige, reine en barmhartige maagd, denbsp;dochter des mensehen, de moeder van God, de toevlugt dernbsp;zondaren en der Engelen Koningin. Wanneer de wapenbuitnbsp;der overheerde natiën, hier vergaderd en tentoongesteld,nbsp;dezen Jupiterstempel den Bazar der Overwinning hebbennbsp;doen noemen, om dezelfde reden mag de kerk van Ara~nbsp;Coeli dien roemrijken tifel voeren. Jupiter en Gesar, denbsp;laatste verwinnaars van al de overigen, komen hier alsnbsp;verwonnelingen voor. De opperheer van den Olymp werdnbsp;genoodzaakt, voor Maria plaats te maken, en Gesar leverdenbsp;de versierselen voor haren tempel. Deze kerk heeft drienbsp;bogen of zoogenaamde beuken, met twee-en-twintig kolon^

1) Volgens Donaü zou het op de plaats zijn van den tempel van Jupiter Feretrius; doch, wat hier ook van zij , zeker is het, dat opnbsp;de bouwvallen van een Jupiterstempel, ter spitse van den kapito-lijnschen berg , eene Mariakerk is gebouwd.

-ocr page 345-

KERK VAN ARA-COELl. 327

men, die, als zoovele, alomme, in de tempels en paleizen van het oude Rome , buitgemaakte zegeteekenen , hier veree-nigd zijn. De tweede kolom, links, werd uit de geheimenbsp;aparlemenlen der keizers, E. cvbicvlo Avgg., herwaartsnbsp;gebragt. IJet gezigt dezer zuilen, allen van verschillende orden , de een gecanneleerd, de andere glad, deze zonder voetstuknbsp;{socle), gene zonder kapiteel, zou ligtelijk lot de gedachtenbsp;brengen, dat het den architect aan smaak gemangeld had;nbsp;maar, bij een weinig nadenken, ontdekt men al spoedig, datnbsp;in deze schijnbare wanorde een diep-ernstig denkbeeld door denbsp;kunst is gelegd en uitgedrnkt: namelijk het christendom heeftnbsp;de algeheelheid, de volstrekte volkomenheid zijner zegepraalnbsp;willen staven. Met datzelfde oogmerk heeft men deze monumentale kerk ook nog met een ander zegetceken verrijkt:nbsp;een boven den hoofdingang geplaatst opschrift vermeldt,nbsp;dat deze Maria-lempel is verguld geworden met het goud,nbsp;bij den vermaarden slag vanLepanIo, op de Turken veroverd.nbsp;Alzoo makende twee meest geduchte vijanden der christenwereld, het heidendom en bet Islamismus, door den op beidennbsp;veroverden buit, de kerk van Ara- Coeli tot een wezenlijkennbsp;Overwinnings-bazar.

Naar het hoogaltaar heengaande, ziet men twee opschriften in groote gouden letteren prijken. Weinig opgemerkt, en minder nog door de meeste reizigers bestudeerd, hielden zij evenwelnbsp;onze aandacht in hooge male bezig. Het eerste herinnert aannbsp;een in de geschiedenis van het christelijk Rome beroemd wonderwerk; het tweede vermeldt eene hoogst-gewigtige openbaring , die aan Augustus zou zijn gedaan. In het gewelf der kerk,nbsp;•e midden boven hel hoogaltaar, slaan deze woorden ingegrifl:nbsp;Regina coeli^ laetare , alleluia l en wal beleekenen die hier?

de VT. eeuw woedde er te Rome eene vreeslijke pest. De H. Gregorius de Groote, die destijds de Kerk bestuurde, riep

DricToudig Rome. — I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;50

-ocr page 346-

328 HET DRIEVOUDIG ROME.

al het volk tat boetepleging op. ’s Ochtends van Paaschdag S96 zou er eene algemeene processie plaats hebben. De Opperherdernbsp;begaf zich naar Ara~Coeli^ nam het afbeeldsel van de H. Maagdnbsp;— naar men zegt, door den H. Lucas geschilderd 1) — in denbsp;hand, en nu zette zich de beroemde zevenvormige processienbsp;naar Sint-Pieler in beweging. Het kasteel, of (zoogenoemdenbsp;graf) van keizer Hadriaan langskomende, verneemt men eensklaps in de wolken een hemelsch gezang, dat daar ruischt:nbsp;Regina coeli, laelare, alleluia ; quia quern meruisti por-tare, alleluia; resurrexit sicut dixii, alleluia. Het Opperhoofd der Kerk antwoordt, i'n verbazing, met al het volk ; Oranbsp;pro nobis Deum, alleluia. Gelijktijdig ziet men een in lichtglans schitterenden Engel, die een uitgetogen zwaard in denbsp;schede steekt; de pest houdt dienzelfden dag op te woeden. Viernbsp;getuigen voor de echtheid van dit wonderwerk zijn, na dertiennbsp;eeuwen, heden ten dage nog over: de Processie van den H. Marcus , die jaarhjks)in de weslersche kerk plaats heeft; het bronzennbsp;standbeeld van den heiligen Aartsengel Michael, boven Hadri*nbsp;aans burgt prijkende, die van toen af den naam van Engelen-burgt voerde; de lofzang aan Maria: Regina coeli, welke denbsp;Kerk sinds dien gedenkwaardigen dag niet heeft opgehouden,nbsp;lezingen; eindelijk, het opschrift, waarvan ik sprak, dat, totnbsp;herinnering aan deze groote weldaad, hoog in den tempel vannbsp;Maria werd ingegrift. Wie, die dit zoo roemrijk gedenkschriftnbsp;hier mag lezen, voelt zich niet, dankbaar en van liefde totnbsp;God en zijne heilige Moeder vervuld, de gewijde woorden vannbsp;den alouden Kerklofzang aan het hart en de lippen ontstroomen:nbsp;Regina coeli, laelare., alleluia 2)/

1) nbsp;nbsp;nbsp;Ferraris, Biblioth. art. Imagines.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Ter gedachtenis van het wonderwerk, hebben alléén de geestelijken, die in Ara-Coeli dienst doen, het voorregt van het Regtnanbsp;te zingen, wanneer, hij openbare omgangen, de processie voorbij dennbsp;Engelenburgt heentrekt.

-ocr page 347-

KERK VAN ARA-COELI. 329

Links van het hoogaltaar bevindt zich-de kapel der H. Helena; langs den rand van den troonhemel leest men het tweede opschrift, dat ons zoo zeer bezighield, en dus luidt:nbsp;Hobc quce Ara-Coeli appellatur eodem in loco dedicatanbsp;creditur in quo Virgo sanctissima Dei Mater cum Filionbsp;suo se Ccesari Auguslo in circulo aureo e coelo mon-strasse perhihetur. «Deze kapel, ^dra-Coeli geoaamd, is,nbsp;volgens de overlevering, gebouwd ter plaalse-zelve, waarnbsp;men gelooft, dat de allerheiligste Maagd en Moeder Gods,nbsp;met haren Zoon in den arm, zich aan keizer Augustus, innbsp;den hemel, te midden van een gouden kring, vertoondnbsp;heeft. »

Waaruit spruit die overlevering nu voort? Er staat geboekt, dat Augustus op zekeren dag de godspraak van Apollo raadpleegde , om te weten, wie na hem de wereld beheerschennbsp;zou: naar gewoonte bragt hij eene hecatombe (honderd ossen)nbsp;ten offer, maar de godheid bleef het diepste stilzwijgen bewaren. De offerande wordt herhaald, doch Apollo antwoordtnbsp;niet. Op nieuw tot spreken genoopt, doet zich dit orakelnbsp;hooren:

Me Puer hebraeus divos Deus ipse gubernans

Cedere sede jubel tristemque redire sub orcum ;

Aris ergo dehinc tacitus abscedito nostris.

« Een hebreeuwsch kind, God-zelf en aller Goden heer, dwingt mij voor hem plaats te maken en droevig ten afgrondnbsp;weêr te keeren. Verwijder u dus voortaan, zonder meer antwoorden te vragen, van mijn altaar. »

Door deze godspraak innig getroffen, kwam Augustus op het Kapitool, waar hij voor het God-kind een altaar deed plaatsen, met dit opschrift: Ara Primogeniti Dei: « Altaar vannbsp;Gods eerstgeborene.» Datzelfde feit is, met eenige wijziging.

-ocr page 348-

o50 HET DRIEVOLDIG ROME.

door andere geschiedsehrijvers aldus geboekt: het is de Si-bylle van Tibur, welke de keizer raadpleegde, of het hern geoorloofd zou zijn, zich als een God te laten vereeren. Nanbsp;gedurende drie dagen streng gevast te hebben, zag Augustusnbsp;den hemel geopend, en, op een altaar, eene overschoonenbsp;maagd, met een kleiti kind op den arm, terwijl zich eenenbsp;stem liet hooren: « Dit is hier het altaar van Gods Zoon. »nbsp;JBcec ara Filii Dei est. Dientengevolge verbood Augustus,nbsp;dat men hem een God noemde, en deed het altaar, waarvannbsp;wij gesproken hebben, oprigten 1). Wanneer men bedenkt,nbsp;dat al de overleveringen van het Oosten en van het Westen denbsp;komst van den Messias aankondigden; wanneer men weet, datnbsp;de ontniddelijke openbaring der Menschwording aan vele heidenen is geschied, zoo wordt men genoopt, te gelooven, datnbsp;toch wel de vorsten der wereld daarbij niet zullen vergetennbsp;zijn; maar, zelfs afgescheiden van de historische bewijzen,nbsp;die tot versterking er bijkomen, blijft deze overlevering tochnbsp;nog waarschijnlijk 2).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Niceplior. lib. I , c. 17 ; Suidas in Aug.; Ccdrenus, id.;nbsp;Frcder. Muller : An Ccesari Augusta quidquam de uativitate Christinbsp;innotuerit? Gerse , 1G79. Sloria delta chie,sa e convento di S. M. d’Ara-Ccell, p. 1Ü7 : de ara, Nanneti, 1636 a Petro Bertaldo, cap. 29. —nbsp;Thesaur. Grajvii, t. VI; Troinbelli Vita B. Virg., t. II, p. 319-328.nbsp;— Martinus l’olonus; S. Antoninus ; P. Francis Gonzaga ; Petrarcha,nbsp;in lib. Gepist.; Ambros. Novidius Flaccus, lib. II A'acr. Fast. p. 162.nbsp;Anonymus Chrislianus apud Ollioneni Aicber, in Ilorio variorum in-scriplionum, p. 77; P. Casimiro da Boma, Capella di S. Elena, 137;nbsp;Eusebius door Casaubon aangeliaald; Baron. Apparatus edit. Lucca,nbsp;740, p. 447; Annates de philasophie clire't., t. XIV, p. 62.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Dit is dan nu de oorsprong dezer overlevering. Zien wij thans,nbsp;in hoeverre zij geloof verdient. Wanneer men de moeite neemt vannbsp;de talrijke geschriften, die over dit onderwerp in het licht gezondennbsp;zijn , met aandacht na te gaan , dan blijkt het, dat cenige geleerden

-ocr page 349-

331

ÏERK VAN ARA-COEU.

Naar geest en hart tevreden, riepen wij de zoo dierbare kerk van Ara Coeli ons vaarwel tot op wederziens toe.

het bevestigen, terwijl anderen het feit ontkennen. De laatst-bedoeldcn beroepen zich 1°. op het bepaalde stilzwijgen der Kerkvaders en vannbsp;de ongewijde schrijvers; 2“. brengen zij er tegen in het verschil, datnbsp;er valt op te merken in de voorstelling derzelfde feiten ; 3°. zij zeggen, dat er ten tijde van Augustus geene Sibylle meer bestond: dienbsp;van Cume, de laatste profetesse, was eene tijdgenoot van Tarquiniusnbsp;Superbus. — Zij, daarentegen, die het bevestigen, antwoorden: 1“.nbsp;dat het stilzwijgen der Kerkvaders en heidensche schrijvers, als ontkennend bewijs hier aangevoerd, toch de bevestigende getuigenis dernbsp;overlevering en latere geschiedschrijvers geenszins kan te niet doen;nbsp;2“. dat wij op verre na niet al de schriften der eerste Kerkvaders, ennbsp;zelfs der ongewijde schrijvers, bezitten \ dat de processtukken (Acten)nbsp;ter zake van Onzen-Heer, door Pilatus aan Tiberius gezonden, ennbsp;volgens getuigenis van Tcrtullianus en van den H. Justinus in de ar-chiven van den Senaat geborgen , verloren zijn geraakt; maar, wanneernbsp;een historiestuk van den eersten rang, zoo als dat, kan verloren gaan,nbsp;is het dan wel wonder, dat andere minder belangrijke stukken hetzelfde lot heeft getroffen? terwijl, zoo als Eusebius verzekert, denbsp;heidenen in hunne vervolging der christenen zich bevlijtigden, omnbsp;alles, wat het christendom kon bevorderen, te vernietigen. Ziedaar,nbsp;wat zij tegen het eerste punt aanvoeren.

Wat verder betreft het verschil, dat er in de wijze van voorstelling der feiten bestaat, zoo beweren zij, dat, wel verre van daarin eene weerspraak te vinden , er veeleer een bewijs van waarheid in tenbsp;zoeken is. Eerstens pleit bet daarvoor, dat er geen afspraak of onderlinge overeenkomst te dezen aanzien onder de schrijvers heeft plaatsnbsp;gehad ; voorts betreft dat verschil van voorstelling slechts bijomstandigheden, blijvende het hoofdfeit, waarop het uitsluitend aankomt, hetzelfde,nbsp;te weten: de aan Augustus gedane openbaring, en het altaar, doornbsp;dien vorst opgerigt voor den Zone Gods.

Tot de derde tegenwerping overgaande, afgeleid uit de bewering, dat er ten tijde van Augustus geene Sibyllen meer bestonden, zoonbsp;antwoorden zij, dat de dwaling of het anaebronismus der geschiedschrijvers eerder in de namen, dan in de feiten bestaat. 1». Het isnbsp;ïvker, dat er eene Sibylle te Tivoli was; zij is in de geschiedenis be-

30

-ocr page 350-

552

HET DRIEVOUDIG ROME.

Voor ons lag het oude bergpad naar het Asylum (de Vrijplaats), een soort van afgesloten weg, die tot op het Pokend onder den naam van Tiburtijnsclie Sibylle. 2°. Het is zeker, datnbsp;te ïibur (Tivoli) een vermaard orakel bestond , hetwelk de romeinschenbsp;keizers ter raadpleging niet beneden zich aebtlen. Wij hebben daarvoornbsp;een onwraakbaar bewijs in bet leven van keizer Hadriaan. Die vorst,nbsp;zijne beroemde villa gebouwd hebbende, kwam de Godspraak van Tivolinbsp;over de geheimen der toekomst raadplegen, en’, tengevolge van hetnbsp;hem daar gegeven antwoord op zijne vraag, werd de heilige Sym-phorosa, met bare zeven zonen , aan den marteldood overgeleverd. 3®.nbsp;In plaats van te zeggen , het Orakel van Tibur, bestaat geheel de feilnbsp;van den gesebiedsehrijver dan enkel daarin , dat hij gezegd heeft denbsp;Sibylle van Tibur; doch, dat nu is een font, die ter zake welnbsp;volstrekt niets zal afdoen. Immers, op zicb-zelve is zij onbeduidend ,nbsp;daar bet boofdfeit er volstrekt niet door ontzenuwd wordt, gelijk datnbsp;door andere historieschrijvers te dezer gelegenheid geboekt staat; vervolgens was die fout des te gemakkelijker te begaan, dewijl, in dennbsp;mond des volks, bet Orakel van Tibur zeer goed zijn ouden naam vannbsp;de Sibylle van Tibur heeft kunnen behouden ; eindelijk, dit bezwaarnbsp;moet, naar het schijnt, wel niet zoo veel gewogen hebben, als mennbsp;bet wel heeft willen doen voorkomen, daar het volstrekt geen invloednbsp;beeft kunnen uitoefenen op de overtuiging van mannen eener strengenbsp;redenering en onbetwiste geleerdheid , zoo als , onder anderen , Petrarca,nbsp;de 11. Antoninus en nog vele anderen.

Wij zullen deze uitweiding hier besluiten met het opteekenen van cenige algemeene beginselen van historische kritiek, niet slechtsnbsp;van toepassing op de hier besproken Openbaring, aan Augustus geschied , maar ook nog op verscheiden andere feiten, waarvan wij almede in ’t vervolg zullen hebben te spreken. De gezonde kritiek zegtnbsp;ons, 1°. dat men regtens een mogelijk feit niet kan ontkennen, opnbsp;grond dat het iels buitengewoons is, maar wel dewijl het niet behoorlijk is gestaafd. Als feit is het beweerde mogelijk , en Wat meer is,nbsp;bestrijders en verdedigers beiden komen daarin overeen, dat de kerknbsp;van Ara-Ceeli haren naam aan dit traditioneel feit I) verschuldigdnbsp;was ; en vvel is deze kerk eene der oudsten van Rome. Tobias Corona ,

1) Certo è pero, clle la denoiuinazione di quests chiesa dee ripetersi dalla opinione, che quivi Auqusto avesse fatta inalzare un’ara, colla riferita iscrizione. CancelUeri. ‘iotte e fesianbsp;di mtalSj c. XH, p.

-ocr page 351-

Ooa

MAMERTIJNSCHE GEVAIÜGENIS.

rum bij den zegeboog van Seplimius Severus doorloopt. Wij sloegen dien in, en waren zoodoende weldra op den drempelnbsp;een beroemd schrijver over gewijde geschiedenis, houdt haar voor eennbsp;gebouw uit den tijd van Konstantijn 1). Ziedaar dus eene overlevering ,nbsp;die wel tot aeer liooge oudheid opklinit. Talrijke schrijvers uit verschillende landen houden haar voor zeker 2). Hun gevoelen heeft, zonder tegenspraak, vele eeuwen lang standgehouden. Op bet einde dernbsp;XVI. eeuw , heeft de groote paus Sixtus V. dit feit nog doen, of tenminste laten ingriffen op de Obelisk van Santa-Maria-Maggiore. Kannbsp;men nu aaiinemen, dat de beroemde opperkerkvoogd zou hebben gelast,nbsp;of toegelaten, dat, te midden van Home, op een openbaar monument,nbsp;eene belagchelijke fabel, of een feit, van allen geschiedkundigen grondnbsp;ontbloot, wierd ingegrift, en zouden al zijne opvolgers dit dan zoonbsp;hebben laten blijven bestaan? Kan men vooronderstellen, dat, sedertnbsp;«nheuglijken tijd, de stedehouders van Jesus-Christus zouden toclaten,nbsp;dat de geestelijken san Ara-Cmli, telken jare , een overgeleverd kindersprookje hernieuwen, of dat deze geestelijken , die toch niet allennbsp;van wetensehaplijke kennis geheel verstoken zullen zijn, er steeds innbsp;zouden blijven toestemmen, om door openbare gebeden de herinneringnbsp;van een feit te vereeuwigen, dat door den een of anderen bedriegernbsp;was verzonnen geworden? want, men moet weten, dat, jaarlijks,nbsp;gedurende het octaaf van Kersmis, door de geestelijken van Ara-Cmli,nbsp;na de completen, plegtig de volgende verzen gezongen worden:

Stellato hic in circulo,

Sibyllas tunc oraculo.

Te vidit Rex in coelo. *)

Vanwaar dan nu , zal men vragen , de tegenspraak , die ten deze ontstaan en door ons thans vermeld is? Het valt ligt, daarvan den oorsprong aan te wijzen. Onder den invloed van het protestantismus, ving er, geheel Europa door, eene kritiek van reactie, eene kritieknbsp;tot in het overdrevene, ten opzigte van alle katholieke overleveringen,nbsp;¦inn. Iedereen weet dit.

Intusschen leert ons de gezonde kritiek, 2“. dat regtens niemand

t) Trac. de sacris temjilis, p- Ij c. 23.

2) iTille scrittori, etc. het zijn de woorden van Caiicellieri-zelven. id. p, 128.

*) Hier, door een starrekrans omgeven,

Zag, op Sibyls orakelwoord,

Dc vorst u in den hemel zwevtn.

-ocr page 352-

554

HET DRIEVOUDIG ROME.

der Mamerlijnsche gevangfenis. Doch, alvorens er binnen Ie gaan, willen wij er eerst de geschiedenis eenigzins naderbijnbsp;ontvankelijk is, die een feit komt aanranden, hetgeen sedert eeuwennbsp;door bevoegdie mannen , als op goede gronden berustende, is geloofdnbsp;en aangenomen, tenzij de aanrander onwraakbare bewijzen voor denbsp;valschheid en onhoudbaarheid er van bijbrenge. En als feit, welk afdoend bewijs hebben dan toch de bestrijders der overlevering, waarvannbsp;hier sprake is , er tegen aangevoerd? welke nieuwe oorkonden , in vroeger eeuw niet bekend , hebben zij ertegen opgespoord? Wij hebben hunnenbsp;gronden tot verwerping bloot gelegd : ieder onbevooroordeeld beschouwer der zaak moge er de waarde van schatten, en daarna zijn besluitnbsp;hieruit opmaken. Wat er van zij, zooveel is zeker, dat het meeren-deel der katholieke Apologistcn eenigzins ligtvaardig-toegevend met denbsp;zoogenaamde secondaire (minder beteekenende) overleveringen der Kerknbsp;is te werk gegaan , door die enkel toe te schrijven aan het eenvoudignbsp;en onschuldig-kinderlijk geloof onzer vaderen. Te goeder trouwe meendenbsp;men, daarmee te kunnen volstaan, en den vratigen muil van dennbsp;alverslindenden Cerberus voldoende bevredigd te hebben. Doch, misgerekend! Van de buitenwerken eenmaal meester zijnde, wierp denbsp;vijand zich nu voorts op bet boofdbolwerk; en weldra zagen de wachters der Kerk zich genoodzaakt, om de volle wapenrusting aan tenbsp;gorden ter verdediging Aer primaire, generale, algemeene of hoofd-ovcrleveringen, waartegen bet protestantismus stormliep, om, zoo alsnbsp;het zeide, het menschdom naar den geest vrij te maken van allenbsp;bijgeloof, en het geloof te vestigen enkel op het éénig fundament dernbsp;Schriftuur. Ziedaar de strekking van het protestanlsch-theologischnbsp;twistgeschrijf der XVI. en XVII. eeuw.

Rome gaf aan deze gevaarlijke beweging geen haarbreed toe. Als bewaardster en handhaafster der Waarheid , droeg zij schroomvallignbsp;zorg, dat niet het geringste barer onderdeden kon geschonden worden ,nbsp;en nam zij toen, even als nu nog, ook al de secondaire of neven-over-leveringen der vroegere eeuwen in krachtige bescherming. Zij bewaaktnbsp;met zorgvuldige liefde de monumenten , die de tradities vereeuwigen ;nbsp;niets heeft zij vernietigd, niets uitgewischt. Alleen, als gemoedelijkenbsp;meesfresse der waarheid, legt zij niemand die overleveringen als ver-pligtcnde geloofsartikelen op, of maakt er gebruik van , om er harenbsp;beslissingen in het leerstellige op te gronden; maar toch, als onsterf-

-ocr page 353-

MAMERTIJXSCHE GEVANGENIS. 335

van leeren kennen. Deze duistere, vochtige, vreeslijke kerker draagt zijnen naain naar Rome’s vierden Koning, Ancus Martins, die hem in de kapitolijnsche rols-zelve deed uitgraven.nbsp;Bijna ter halve hoogte van het schrikwekkend gebergte gelegen,nbsp;is deze gevangenis uit twee boven elkander geplaatste cachotten zaamgesteld. Men begint met langs vijf-en-twintig trappennbsp;onder den grond af te stijgen, en d^ar bevindt zich dan denbsp;bovenkerker, of eigenlijk gezegde Mamerfijnsche gevangenis. De trap, die er heenleidt, is nieuw-gebouwd; ten tijdenbsp;der Romeinen was er noch trap, noch deur aan: men liet ernbsp;de veroordeelden door middel eener ronde opening, temiddennbsp;van het gewelf, in nederglijden; deze opening is thans metnbsp;een zwaar ijzeren traliewerk gesloten. Regts ziet men denbsp;sporen van een luchtgat, waardoor tevens een weinig licht ofnbsp;schemering tot dit levend graf doordrong. Het kerkerhol isnbsp;vier-en-twintig voet lang, achttien breed en dertien hoog. Eennbsp;oud inschrift, op manshoogte geplaatst, vermeldt, dat dezenbsp;gevangenis, in het jaar S74 van Rome, door de consulsnbsp;Vibius Rufinus en Gocceius Nerva hernieuwd is 1):

C. VIBIVS. C. F. M. COCGEIVS NEBVA EX S. C.

Onder deze eerste gevangenis bevindt zich eene tweede, enger,

lijke koningin der eeuwen, duldt zij niet, dat men bet grijs verleden met roekeloozen smaad bejegene; eindelijk, als liefderijke moeder,nbsp;welverre van den gang barer kinderen door de banden eener bekrom-penzinnige, aanmatigende en al te dikwerf liarlstogtelijke kritiek tenbsp;belemmeren, geeft zij bun alle mogelijke vrijheid van beweging,nbsp;terwijl zij méér nog met der daad , dan door hare woorden, het warenbsp;beginsel van beschaving en vooruitgang huldigt en predikt: in neces-sariis unitas, in dubiis liberias , in omnibus charitas; «in ’t noodigenbsp;éénheid, in 't twijfelaehtige vrijheid, in alles de liefde! »

1) Tit. Liv, lib. 1; Varr., lib. IV., Sallust, in Jugurth.\ Victor, V.

-ocr page 354-

336 HET DRIEVOUDIG ROME.

lager, vochliger en geheel verstoken van licht; dat is de Tulliaansche kerker, robur Tullianum , dus genoemd naarnbsp;Servius Tullius, Rome’s zesden Koning. Ook hier, even als innbsp;de bovengevangenis, werden de veroordeelden, door eene tenbsp;midden van het gewelf aangebragte opening, neêrgelaten. Denbsp;Mamertijnsche gevangenis was, als ’t ware, een wachtkamer,nbsp;waar men zijn lot verbeidde, terwijl in de Tulliaansche denbsp;groote misdadigers, en, helaas, ook vele anderen l)ter doodnbsp;werden gebragt. Zoodoende konden de boven-gekerkerden duidelijk de gesmoorde noodkreten en het laatste geschrei hoorennbsp;van hen, die daar onder geworgd werden; zelfs konden zij,nbsp;door het traliewerk van het gewelf heen, de strafpleging ennbsp;de doodstuipen dierongelukkigen aanschouwen. Onder aan hetnbsp;Tulliaansche kerkerhol waren de Gemoniën (Verzuchting,nbsp;Gekerm of Klaaggeschrei), een trap, dus geheeten naar hetnbsp;angstgeluid van hen, die hem bestijgen moesten. Langs dienzelfden trap sleepten de zoogenaamde Confectores, met hakennbsp;toegerust, na de strafpleging, de lijken der ter dood gebragtennbsp;in den Tiber.

Eene groote menigte beroemde personen der oudheid ondergingen hier, in dezen afzigtelijken kerker, den dood. De Abdel-Kader van zijn lijd, Jugurtha, koning van Numidië,nbsp;moest er verhongeren. « Van des Verwinnaars zegewagennbsp;losgemaakt, werd hij, — zegt Plutarchus — in den kerker

1) Career ad terrorem excrescentis audacia: media urbe immineos Foro aedificatur; Til, Liv. in Ancollarlio, lib. 1. — In hoe parsnbsp;quae sub terra Tullianum, ideo quod additum a Tulliorege; Varr. ,nbsp;lib. IV. — Video carcerem publicum saxis ingentibus stratum , angus-tis foraminibus et oblongis lucis umbram recipientibus; in bunc abject!nbsp;rei robur Tullianum aspiciunt, etc.; Calpur. Flacons, — Post quaes-tionem in Tullianum ad ultimum supplicium mittebantur; Servius.nbsp;— In inferiorem carcerem demissus est necatusque. Liv. loqnens denbsp;Pleminio, etc., etc.

-ocr page 355-

MAMERTIWSCHE GEVANGENIS. 337

greworpen; eenige beulen rukten hem de kleederen van het lijf; anderen scheurden hem een oor van het hoofd, uitnbsp;begeertenaarden ring, die er aan hing, en dien zij elkander betwistten. Toen hij, geheel naakt, in het vunzen kerkerhol nu was afgedaald, zeide hij, met verwensching : « Bijnbsp;Herkules, wat is uw bad koud! » Na verloop van zes dagennbsp;stierf hij, te vergeefs tegen den honger al zijne krachtennbsp;verspild hebbende 1). Lentulus, Cethegus, Statiliiis, Gabi-nius en Caeparius, Catilina’s medepligtigen, werden allen daar,nbsp;op Cicero’s bevel, geworgd. Arislobulus en Tigranus, na Pom-pejus zegepraal; Sejanus op last van Tiberius; Simon, denbsp;zoon van Jonas, opperhoofd der Joden, op bevel van Titus;nbsp;een aantal Senatoren en Matronen, op last van Tiberius, dienbsp;hunne lijken, over het Forum heen , in de rivier deed slepen.nbsp;Wat echter het aantal der hier vermoorde slagtoffers onberekenbaar doet worden, is, dat men gewoon was, de krijgsgevangenen van aanzien, of tenminste, de vreemde bevelhebbers,nbsp;die des Verwinnaars zegekar hadden moeten volgen, in ditnbsp;kerkerkot af te maken. Aan den voet van het Capitoliumnbsp;gekomen , werden zij van den triomfstoet gesclieiden. Onderwijl de zegepralende Verwinnaar, langs den clivus capitolinus,nbsp;naar den Tempel van Jupiter heentoog, werden de rampzaligenbsp;verwonnelingen naar de Gemonie gevoerd. Men deed hennbsp;een kleine hangende brug overgaan, die met de boven-gevan-genis in verband stond, en spoedde zich nu, om hen innbsp;de robur Tullianum neer te werpen, waar zij jammerlijknbsp;werden afgemaakl. De Verwinnaar verliet Jupiters tempel niet,nbsp;dan nadat hij het noodlottig woord; actum est; «. alles isnbsp;afgeloopen 2)! » vernomen had. Ziedaar, hoe het in de oude

1) nbsp;nbsp;nbsp;In Mario.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Imperatores cum de Foro in Capitolium currum flectere inci-pcrent, captivos in carcereni duci jubebant , idemque dies et victoribus

-ocr page 356-

338

HET DBJEVOÜDIG HOME.

wereld gewoonlijk afliep met koningen en vreemde legerhoofden, die geene andere misdaad gepleegd hadden, dan hun land en hunne vrijheid te hebben willen verdedigen en handhaven tegen den romeinschen overmoed.

Er waren zooveel herinneringen niet noodig, om ons van ijzing te vervullen bij het afdalen in den Tulliaanschen kerker; hoeveel te roerender gewaarwordingen toch moestennbsp;zich van ons meester maken bij een indruk, sterker dan dienbsp;allen te zarnen ? Onze vaderen en voorgangers in het Geloof,nbsp;de HH. Petrus en Paulus, daagden daar op voor ons oog, bij hetnbsp;schijnsel der fakkels, die ons voorlichtten. Het is daar, datnbsp;wil zeggen, niet slechts in den bovenkerker, maar in denbsp;ondergevangenis, dat Nero de heilige apostelen in ketenennbsp;sloeg, om, denzelfden dag, dat zij er in geworpen waren,nbsp;ze er wcêr uit te leiden, maar om te worden gemarteld ennbsp;gedood. Wij kusten met eerbied en liefde de granietzuil,nbsp;waaraan de roemruchte gevangenen werden vastgehecht; wijnbsp;dronken van het water, door Petrus te voorschijn geroepen , omnbsp;Processus en Martinianus, zijne gevangeniswachters, te doo-pen, met nog zeven-en twintig soldaten, die op hunne beurtnbsp;de martelkroon mogten ontvangen. Door zich in die dagennbsp;terug te denken, kan de christen het ligtelijk verklaren,nbsp;hoe daar, bij mirakel, eene fontein ontsprong, die, indenbsp;nabijheid van de bedoelde zuil, den apostel, ten spijt zijnernbsp;boeijen, water kon laten scheppen, toereikend, om er denbsp;bekeerlingen meê te brengen tot de wedergeboorte van hetnbsp;Nieuw'e Verbond.

imperii et victis finem facit. deer. in Verrem, 7. — Moris fuit, ut juberenlur occidi , ncque ante imperator Capitolio exibat, quam capti-vos occisos nuntiatuin esset. Appiun., in triumph. Pompeii. — Joseph., lib. Yll. Oros., lib. V, c. 14. — Tit. Liv., 1. XXYI, 13. —nbsp;Zonar., II, p. 30.

-ocr page 357-

FOnUM : WAT DIT IS. 339

Rome, dat zorgvuldige zich beijverde, om alle plaatsen, door de apostelen en martelaren bezocht, te heiligen ennbsp;zoodoende voor de vergetelheid te bewaren, heeft op denbsp;Mamertijnsche gevangenis eene kleine kerk gebouwd, aannbsp;den H. Jozef, Beschermheilige der timmerlieden, toegewijd.nbsp;De getraliede tribune, die in den benedenkerker uilkomt,nbsp;schijnt de plaats der Verzuchting [Gemonia) vervangen tenbsp;hebben, en juist overeen te komen met de opening, waaruitnbsp;de lijken der slagloffers aan haken door de beulen werdennbsp;opgehaald. Den ganschen dag door, ziet men godvreezendenbsp;zielen of vrome pelgrims op deze plek, het schouwtooneel vannbsp;zóóveel gruwelen, heete tranen en innige gebeden voor Godnbsp;uitstorten. Ook wij, wij voegden de onzen er bij, als zijndenbsp;dit, naar ik meen, voor eiken ernstigen christenreiziger, denbsp;éénig redelijke wijze, om een in zoovele opzigten belangi-ijknbsp;bezoek van den kapitolijnschen berg meê te besluiten.

1.Ï fSccembe?.

Forum: wat dit is, — Forum romanum. — Gebouwen. — Basilikeu. — Tempels. — Redenaarstribune. — Comitium. — Kolommennbsp;van den H. Petrus en van den H. Paulus. — Secretarium Sena-tüs. — Kerk van de H. Martina. — Opschrift van den architect van het Colosseum. — Tempel van Remus. — Kerk dernbsp;HH. Cosmas en Damianus. — Steen-der-Martelaren. — Tempel van Faustina. — Tempel des Vredes. — Overlevering. —nbsp;Tempel van Venus en Rome. — Kerk van de H. Maria (genaamd) de nieuwe (nova). — Herinneringen aan de HH. Petrosnbsp;en Paulus. — Gezegde van een engelsthen protestant.

Vroegtijdig reeds hervatten wij ons bezoek van den vorigen dag op het punt, waar wij ’s avonds onze wandeling gestaakt hadden: het forum riep onze aandacht tol zich.nbsp;Wanneer gij u op de tinne van het Kapitool plaatst, en hetnbsp;oog oostwaarts wendt,* dan ziet gij onder u eene lange.

Drievoudig Rome. — Igt; Deel. nbsp;nbsp;nbsp;51

-ocr page 358-

HET DRIEVOÜDIG ROME.

smalle vallei, links door den Viminaalschen, regls door den Palatijnschen berg ingesloten en van achter door den Coeliusnbsp;begrensd: daar is de plaats, genaamd het Forum Romanum,nbsp;van allen het meest vermaard.

Aan den voet van den berg stond, links van ons, de zegeboog van Septimius Severus; verder op, aan den heiligennbsp;weg ia sacra), de tempel van Faustina, de bouwvallennbsp;van den tempel des Vredes, die van den tempel van Venusnbsp;en Rome, en, in ’tverschiet, het reusachtige Colosseum;nbsp;regtsvanons, de bouwvallen des tempels van Jupiler tonans^nbsp;der Eendragt, de zuil van Phocas, de Grecostasis en denbsp;langwerpige heuvel van den Palatijn, met zijne keizerlijkenbsp;ruïnen; vóór ons, op het einde van het forum, juist tenbsp;midden van de ia sacra, verhief zich de zegeboog vannbsp;Tilus. God-alleen weet, welk een’ onuitwischbren indruk ditnbsp;panorama van bouwvallen op mij maakte. Hij-alléén weet, hoenbsp;ik ffelroffen, geroerd, verplet was op het zien van dien Titus-noog, dat eeuwig gedenkteeken van den Godsmoord! Mogtnbsp;ik ook eene eeuw oud worden, de gewaarwordingen, waardoor mijn gemoed alstoen bestormd werd, zouden immer evennbsp;levendig blijven voortduren.

Alvorens het Kapitool af te stijgen, om het forum te gaan beschouwen, is het aangenaam, zich van deze in Rome’snbsp;geschiedenis zoo beroemde plek gronds een juist denkbeeld tenbsp;vormen. Verbeeld u eene zeer uitgestrekte vlakte van eirondennbsp;of vierkanten vorm, met trotsche gaanderijen omgeven, ennbsp;door prachtige gebouwen, Basilicce (basiliken) opgeluislerd.nbsp;Zie, daar stroomt eene geheele bevolking derwaarts, om overnbsp;hare openbare en bijzondere aangelegenheden onderling tenbsp;raadplegen, om er zich over te geven aan het vermaak, ofnbsp;wel om er de meesterstukken der kunst te gaan bewonderen,nbsp;en gij zult eenig begrip hebben van de oude forums, zoo als

-ocr page 359-

HET FORUM ROMANÜM. oil

Rome er zeventien telde, en waarvan, na het Forum Ro-manum, die van Gesar, van Augustus, van Nerva, van Trajanus, van Sallustius, van Anrelianus en van Diocletianusnbsp;de schitterendste waren. Sommige particulieren hadden bijnbsp;hunne paleizen en villa’s mede deze soort van wezenlijknbsp;vorstelijken luister gevoegd; daartoe behoorde in de eerstenbsp;plaats het forum van Appius, te midden der Pontijnschenbsp;moerassen gelegen.

Wat betreft het Forum Romanum, waarover wij hier meer bepaald hebben te handelen, zoo wete men, dat hetnbsp;tijdens den vrede lusschen Romulus en Tatius werd aangelegd,nbsp;om tot een openbaar plein en marktplaats van Rome tenbsp;dienen. Overigens is het zeer ongemakkelijk, om er eenenbsp;volmaakt naauwkeurige beschrijving van te geven, zóóveelnbsp;monumenten als er gevonden werden. Ziehier de hoofdtrekken van het tafei’eel. Het was een langwerpig vierkant, rnetnbsp;twee-hoog galerijen omgeven, die door eene kolonnade werden geschraagd en tot wandelplaats dienden. Tusschen denbsp;kolonnade door liep empluteus^ of lage muur heen, waardoor zij, die beneden waren, de wandelaars boven niet konden zien. Gesar deed ze geheel en al met prachtige zeilennbsp;overspannen, en dit schouwspel, zegtPlinius, in schamperennbsp;luim, was schooner nog dan een zwaardvechters-kampslrijd 1)!nbsp;Basiliken, tempels, zuilen, lallooze standbeelden verdrongennbsp;elkander langs alle zijden, geheel het forum over, en maakten daarvan de rijkste en meest-bezochte plek van geheelnbsp;het oude Rome.

De drie groote basiliken waren de Opimia, de Aemilia en de Julia, allen spoorloos verdwenen. Regts, van het

1) Caesar dictator tofura forum romanum intexlt, viamqne sacram, ab domo sua usque ad clirum Capitolinum, quod munere ipso gladiato-rio mirabilius visa tradunt. Lib. XIX, c. 1. — Donatt, lib. II, c. 8.

-ocr page 360-

342 HET DRIEVODDIG HOME.

KapUool afkomende, had men de tempels van Fortuna, Sa-lurnus, de Eendragt {Concordia), Vespasianus, de Greco-stasis of opwachlin'js-zaal der vreemde jjezanten, waarvan noj een gedeelte van den architraaf over is; niet ver vandaar zietnbsp;gij de zuil van Phocas, door Smaragdus, den Exarch vannbsp;Italië, in 608, opgerigt. Vervolgens deden zich voor: de boognbsp;van Fabianus, door den verwinnaar der Allobrogen, gesticht;nbsp;de tempel van Julius Gesar, de zegeboog van Tiberius, en denbsp;spreeklribune. Bij den tempel van Saturnus was de goudennbsp;mijlpaal (milliarium aureiim), eene zuil van wit marmer,nbsp;met een verguld-bronzen bol er op, en die tot uitgangspuntnbsp;diende voor de groote wegen, of heerbanen, van het rijk, wiernbsp;mijlen aanvingen te lellen van af deze, door den dood vannbsp;Galba vermaard geworden, kolom. De plek, waar zij eenmaalnbsp;stond, brengt gruwelijk genoeg voor den geest terug, hoenbsp;dit forum zich vertoonde ten dage van dien keizermoord. Denbsp;basiliken en tempels waren vol volk; maar nergens werd eenenbsp;slem, een enkel woord vernomen; alomme heerschte hetnbsp;diepe stilzwijgen van wanhoop en vrees. Zie, daar vertonnennbsp;zich eensklaps voor het oog ontelbare romeinsche soldaten,nbsp;pretorianen en keurbenden, die verwoed aanrukken lot hetnbsp;ombrengen van hunnen zwakken, ongewapenden, maar doornbsp;zijne hooge jaren eerbiedwaardigen vorst. Met gevelde lans ennbsp;in vollen ren stormen zij de menigte uit elkaér, werpendennbsp;senaat overhoop, en noch de waardigheid van hetKapitool,nbsp;noch de eerbied, verschuldigd aan de tempels, die alom hetnbsp;forum als oversehaduwden, noch hel ontzag, door den keizers-rang bedongen, kunnen hen van den vorstenmoord terughouden. Ja, zelfs zóóver ging hunne wreedheid, dat zij, nanbsp;Galba met het zwaard te hebben doorstoken, hem het hoofdnbsp;afhieuwen, hetwelk zij, uit gebrek van eenig haar op dennbsp;schedel, bij den mond omhoog staken, en hem vervolgens,

-ocr page 361-

545

DE REDENAARSTRIBDNE.

stuk voor stuk, met herhaalde sabelhouwen, armen en dijen afsloegen; het overige ligchaam, ingepantserd zijnde, bleefnbsp;voor verdere wreedaardige verminking bewaard. En wat nu dennbsp;geest des tijds naauwkeurig uitdrukt, is het feit, dat er totnbsp;zes-honderd-twintig verzoekschriften toe om belooning aannbsp;Otho, wegens deelneming aan dat gruwelstuk, werden ingediend i) !

Voortgaande, kwam men aan de tribune of het openbare redenaarsgestoelte, in de geschiedenis van het oude Rome ennbsp;bij ons klassiek onderrigt zoo veelbesproken en wijdvermaard.nbsp;Het was ongeveer eene manslengte hoog, en vormde eene soortnbsp;van klein tooneel, door ettelijke zuiltjes geschraagd, en rustende op een rond steenen voetstuk 2). Men noemde het denbsp;Rostra, dewijl er zes oude zoogenaamde snebben (voorstevens)nbsp;aan hingen van schepen, door de Romeinen op de Antiatennbsp;buitgemaakt. Deze tribune stond voor de Curia Julia^ en,nbsp;om zoo te zeggen, onder de oogen van den senaat, die, vannbsp;uit het Secretarium senatüs , er een wakend oog op scheennbsp;te houden, als ’t ware, om den redenaar voor uitspattingennbsp;te bewaren en hem te houden binnen de grenzen der betamelijkheid en de palen van zijnen pligt 3). Wanneer gij u opnbsp;deze plek bevindt, zoo moet ongetwijfeld de herinnering aannbsp;Rome’s grootsten redenaar, aan Cicero, u voor den geestnbsp;komen, hoe hij nu eens de zaak van het gemeenebest tegennbsp;Verres bepleit, dan met den bliksem zijner welsprekendheidnbsp;Calilina en zijne eedgenoolen verplet, of wel Anionius metnbsp;het vreeslijk wapen van zijn alverraeestrend woord zegevierendnbsp;bckampt. Doch, eensklaps verandert het tooneel, en gij zietnbsp;dienzelfden Antonius, in victorie, met het bloedig hoofd van

1\ Tacit. Hist., lib. XLVI.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Plut. Ant. 16.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Cic., pro Flacco, 24; Varr., lib, LIV. p. 37.

51

-ocr page 362-

344

HET DRIEVOUDIG ROME.

Cicero, dat hem door zijne trawanten is aangebragt, de tribune bestijgen, en het volk juicht, bij dat gezigt, hem luide toe! Welk eene, hoe dikwerf ook gegeven, toch zelden welbegrepen les.

Bij bet spreekgestoelte en de curia HosHlia, was het comUium i). Op deze, door galerijen omgeven plaats, vergaderden de curiën voor de aanneming der wetten en denbsp;verkiezing der priesters; ook werden de ter dood veroordeelden hier eerst gegeeseld. Dit was met de HH. Petrus en Pau-lus mede het geval, alvorens zij den marteldood ondergingen.nbsp;Daartoe stonden er twee marmerkolommen, waaraan zij werden vaslgemaakt, en welke men thans nog in de kerk vannbsp;S. Msim-Trasponthia zien kan 2).

Aan het einde van het Forum, op den heiligen weg sacra) slaat de zegeboog van Tilus, waarover ik overmorgennbsp;spreken zal. Vandaar naar het Kapitool, langs den overkantnbsp;van het plein terugkeerende, ontmoet men de bouwvallennbsp;van den tempel van Venus en Rome, de reu.sachtige ruïnennbsp;van den tempel des Vredes, den tempel van Faustina, en,nbsp;eindelijk, den wèl bewaard gebleven zegeboog van Seplimiusnbsp;Severus, die tegen het Kapitool aanslaat. Men ziet, dal denbsp;naam van Gela uit het inschrift is weggewischt, ter droevigenbsp;herinnering aan den broedermoord. En^ wat bleef er dannbsp;over van al die praalgebouwen, op het forum als zaamge-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Curia Hostilia, quod primus aedificavit Hostilius rex. Ante hancnbsp;Rostra, cujus in vocabulum ex hostibus capta lixa sunt rostra ; subnbsp;dcxtera hujus, a Comitio locus substructus, ubi nationum subsisterentnbsp;legati, qui ad senatum essent missi: is grsecostasis appellatur a parte,nbsp;ut multa. Coenaculum supra grsecostasim, ubi sedes Concordise et basilica opimia. Farr., lib. IV, de ling, laiin. •, Plin. epist. II, lib. IV;nbsp;Sueton. in Domit., c. VIII.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Baron., Annul. , t. I. p. 477 , an. 60, n. Vil.


-ocr page 363-

348

Kerk VapJ dë il. martiKa.

hoopt, en eenmaal getuigen of de schouwplaatsen zelve van zooveel groote gebeurtenissen? Wat er van overbleef? bouwvallen, puinhoopen, anders niet. Dit forum-zelf, waar, zoonbsp;vele eeuwen lang, de belangen van het heelal gewikt ennbsp;beslist werden, heeft zelfs zijnen naani verloren, en heetnbsp;thans Campo vaccino, terwijl graauwe ossen, met hoogenbsp;horens, dédr staan te loeijen, waarde romeinsche redenaarnbsp;eenmaal zijne welsprekende slem verhief.

Intusschen bevinden zich op de overblijfselen dezer wijdvermaarde gebouwen thans christen-tempels, de aandacht des reizigers ten volle waardig. De eerste, welke wij bezochten,nbsp;was die van de H. Martina; zij staat ter plaatse, waar de tempel van Mars stond 1), of op de plek, waar, in het Secre-tarium senaiüs, de senaat als regler zat over lijfstraflijkenbsp;zaken, welke de keizers naar hunne vierschaar verwezen.

Vooral onderscheidt zich daar de onderaardsche kerk met hare platte gewelven en haar prachtig altaar. De dochter desnbsp;consuls, eene romeinsche maagd van geboorte, volstreed, tennbsp;aanschouwe barer wreede regters, in het groot amphitheater ,nbsp;met waardigheid den heiligen marlelstrijd, bij de standvastigenbsp;belijdenis des geloofs. Haar gewijd ligchaam, geheel metnbsp;glorievolle wonden overdekt, rust in deze ouderkerk oicrypt,nbsp;waar de schitterende kas, die dat overschot bevat, nu en dannbsp;aan de vereering der geloovigen vertoond wordt. Zoo dusnbsp;zegeviert, na verloop van eeuwen, de christenmaagd aan dennbsp;voel van datzelfde Kapitool, welks trappen hare voorvaderennbsp;eenmaal bestegen, met den laauwerkrans der overwinningnbsp;schittrend getooid. In dezelfde onderkerk bevindt zich ooknbsp;een der merkwaardigste oude opschriften van Rome. Zounbsp;men ooit hebben kunnen gelooven, dat de architect van hetnbsp;Colosseum een christen was? En nogtans laat het volgende

1) Ciampini, t. II, p. S5.

-ocr page 364-

546

HET DUIEVOÜDIG ROME.

opschrift dienaangaande geen den minsten twijfel over; alleen kan men vooronderstellen, dat Gaudenlius nog heiden was,nbsp;toen hij den bouw van dat bloedig amphitheater bestuurde,

SIC premia SERVAS VESPASIANE dire PREMIATVS es MORTE GAVDENTI lETARE

CIVITAS UBt ClORI^ AVTORI PROillSIT ISTE DAT KRISTVS OHXfA TIBI QVI ALIVM PARAVIT TIIEATRV IN CEIO.

« Het is dus alzóó, wreede Vespasiaan, dat gij beloont ? Gaudenlius, de dood is dan uwe vergelding? Verheug u, ónbsp;Rome, wiens keizer zich bepaalt bij beloften te doen aan dennbsp;ontwerper van dit uw prachtgebouw; want Christus vervultnbsp;voor u al die beloften. Hij, die u in den hemel eene anderenbsp;schouwplaats {theater) heeft bereid. »

Het woord theater is hier gebezigd lot tegenstelling van amphitheater, en wel zeer fraai, dewijl in de theatersnbsp;enkel aangename lafereelen werden vertoond, terwijl innbsp;de amphitheaters alleen schrik-, moord- en bloedtooneelennbsp;aangerigt werden 1).

Niet verre van S. Martina is de kerk aan de HH. Cosmas en Damianus gewijd. Zij is op de bouwvallen, misschien welnbsp;met de sleenen-zelve van den tempel van Romulus en Remusnbsp;opgetrokken. Boven de wijwatervaten zijn in den muur tweenbsp;van die zwart marmeren blokken ingemetseld, welke denbsp;beulen aan de christenen om den hals hingen, wanneer zijnbsp;hen in den Tiber wierpen. Op het voorbeeld van alle geloovigen,nbsp;kusten wij met eerbied en liefde deze welsprekende gedenk-teekenen van den moed en het folterend lijden onzer vaderen 2). Vandaar sloegen wij het oog naar het prachtig mo-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Marangoni, Case gentilesche, etc. del Coliseo.

2) nbsp;nbsp;nbsp;De geleerde pater Gallonio heeft in zijn werk over de martelarennbsp;voldingend bewezen, dat deze steenen niet, gelijk men meende, ge-wigfen waren, ter dienste van den koophandel bestemd geweest.

-ocr page 365-

Dfi «Enit DER IIH. COSMAS EK DAMIAKUS. 347

saïkwerk van het priesterkoor, een echt historieblad, waardig om opzeliijk te worden bestudeerd. Boven in den gewelfboognbsp;vertoont zich de Zaligmaker, staande, te midden in, meldenbsp;reglerhand zegenend uitgeslrekt, en in de linker het Evangelie houdende. Eene purperen dalmatica en een schitterendnbsp;witte mantel maken zijne kleeding uit, waarop de T, hetnbsp;zinnebeeldig letterteeken van den Zoon des menschen, prijkt.nbsp;Het hoofd van den Verlosser, door den cirkelvormigen, maarnbsp;niet gestraalden Nimbus omgeven, is van eene majesteit,nbsp;van een grootschheid van uitdrukking, welke geen modernnbsp;kunstenaar nog heeft kunnen navolgen. Regts van den Heiland vertonnen zich drie prachtig gekleede personen 5 de eerstenbsp;is de H. Petrus, die den H. Cosmas tot den Heer geleidt; denbsp;Heilige draagt eene bloemenkroon in de hand, het zinnebeeldnbsp;van ’t offerbrood, door de geloovigen aangebragt, en datnbsp;door hen gewoonlijk met bloemen werd getooid. Achter dennbsp;heiligen martelaar komt de H. paus Felix, de stichter dernbsp;kerk, waarvan hij het model op de hand heeft. Links vannbsp;den Verlosser is de H. Paulus, die den H. Damianus geleidt,nbsp;welke laatste even zoo als zijn broeder gekleed is en geschoeid.nbsp;Dit schoeisel sluit den voet geheel in, terwijl dat der apostelen enkel uit zoogenaamde sandalen, of voetzolen, bestaat.nbsp;De H. Damianus wordt door den H. Theodorus gevolgd, denbsp;roemruchte veldheer van het keizerrijk, die onder Liciniusnbsp;gemarteld werd. Boven den Zaligmaker ziet men den hof ennbsp;de vier groole waterslroomen van het aardsche paradijs,nbsp;verheven zinnebeelden der waarheid, uit den hemel neêrge-daald, en van Judea zich verbreidende over de vier strekennbsp;van de wereld. Het Lam Gods, de stichter, apostel en martelaar van het Evangelie, vertoont zich meer naar onder,nbsp;met den Nimbus omgloord; ter regter en linkerzijde daarvan ziel men twaalf lammeren, het zinnebeeld van des Heeren

-ocr page 366-

5i8 HET DRIEVOUDIG ROME.

apostelen, die uit twee steden opkomen, Jerusalem en Beth-leëm, het aanvangs- en sluitpunt van des Verlossers leven op aarde.

Onder deze overschoone mosaïk staat het volgende, bij de oudheidkundigen overbekend inschrift te lezen:

AVLA DEI CLARIS RADIAT SPECIOSA METALLIS ,

N QVA PLVS FIDEI LUX PRETIOSA MIC AT.

MARTYRIBÜS MEDICIS POPVLO SPES CERTA SALVTIS ¦

VENIT ET SACRO CREVIT IIONORE LOCUS.

OBTVLIT HOC DOMINO FELIX ANTISTITE DIGNÜM MVNVS VT iETHERlA VIVAT IN ARCE POLI.

Ongaarne zou zich de aandacht van dit meesterwerk der christlijke kunst uit de VI. eeuw afwenden, ware het niet,nbsp;dat een ander voorwerp, eene vaas van porfier, die daar innbsp;de kapel van hel Crucifix schittert, haar luide tot zich riep.nbsp;Geen oudheidliefhebber, geen kunstenaar of christen mogenbsp;nalaten, ook dit meesterstuk oplettend gade té slaan. Gevuldnbsp;met martelaarsgebeente, vereenigt het in zich het dubbelenbsp;vermogen, om de bewondering gaande te maken, en tevensnbsp;alle snaren te roeren van het godsdienstig gevoel. Eindelijk,nbsp;men vergete niet, dat hier, in dezen tempel, waarvan denbsp;oorspronkelijke bestemming slechts weinig bekend is, denbsp;fragmenten gevonden werden van den in marmer uitgevoerdennbsp;plattegrond van het oude Rome, op last van Benedictus XIV.nbsp;naar het museum van het Kapitool overgebragt.

Altijd links van het forum voortgaande, komt men aan de kerk van den H. Laurentius in miranda. Deze aan diennbsp;doorluchligen martelaar toegewijde kerk is de tempel-zelfnbsp;voor Antoninus en zijne gemalin Faustina opgerigt; ja, aannbsp;Faustina, en dat wel bij een besluit van den senaat! Leesnbsp;slechts, wat er voor te lezen staat:

-ocr page 367-

DE TEMPEL VAN FAUSTINA. 349

« Aan den godlijken Antoninus en aan de godlijke Faustina bij senaatsbesluit toegewijd. »

Dit opschrift zou slechts een hoon voor de menschheid zijn, ware het niet, dat er tevens een heldere blik door kannbsp;geworpen worden in den geest van het heidendom; men zietnbsp;daaruit, namelijk, welk eene mate van achting het oudenbsp;Rome de godheid toedroeg, wier naam en hulde het aan wezens als Faustina schonk. Twee trolsche zuilen van cipollijnschnbsp;marmer schragen het taflement-, het zijn de twee schoonstenbsp;blokken, welke men in die phrygische marmersoort kent.

Naauwelijks heeft men den Faustina-tempel verlaten, of zie, daar staat men tegenover een, indedaad, reusachtigennbsp;bouwval, aan dezelfde zijde van het forum gelegen: eennbsp;ontzettend booggewelf van meer dan twintig meters breedte,nbsp;en voorts»verbazende blokken van wit marmer, in de grijzenbsp;oudheid door kunstenaarshand met groot talent gebeiteld,nbsp;en hier als door eene ongekende wonderkracht hoog innbsp;de lucht geplaatst in de kroonlijst van een tempel, dienbsp;geheel verdwenen is. Welke trolsche overblijfselen, zalnbsp;men vragen, zijn dat hier? Het zijn de ruïnen van den Vredes-tempel, naar de getuigenis der historieschrijvers, het meestnbsp;indrukwekkende gebouw van geheel Rome 1). Ziehier, wat ernbsp;van gemeld wordt. Nadat Vespasiaan al zijne mededingersnbsp;overwonnen, en zich door de verovering van Jerusalem meesternbsp;van het Oosten gemaakt had, wilde hij een onverganklijknbsp;gedenkteeken oprigten zoo van zijne inagt, als van den vredenbsp;door zijne wapenen verworven voor het rijk. Met dit doelnbsp;deed hij een tempel voor den Vrede oprigten, en wel vannbsp;zulken omvang en zoo grootsch van zamenstel, dat alle volgende geslachten zouden moeten opgetogen staan bij eenbouw-

1) Quod unum scilicet opus cunctorum tola urbe maximum fuit slque pulcherrimuni. Herodian,, lib. I.

-ocr page 368-

530 HET DRIEVOUDIG ROME.

werk, voor de eeuwigheid gesticht. De wapenbuit, door zijn zoon hem uit Jerusalem aangevoerd, werd daar zaamgehragt.nbsp;Zijne bedoeling, zeggen de oudheidkundigen, blijkt uit eenenbsp;marmerplaat, in de nabijheid van dit gebouw gevonden,nbsp;en thans in het Paleis-Farnese bewaard. Daarop slaat ditnbsp;ingegrifl;

PACI .ÏTF.RNAE DOMVS IMPERAT.

VESPASIANI C.ESARIS AVGVSTI LIBERORVMQVE SACUVM.

« Aan den eeuwigen vrede van het vorstlijk huis van Ves-pasianus, den doorluchtigen keizer, en van zijn geslacht, gewijd. » Naar de meening van Suetonius, Josephus , Pliniusnbsp;en andere geschiedschrijvers, zou de Tempel des Vredes ondernbsp;Commodus verbrand zijn 1).

Volgens een ander gevoelen zou dit Irotsch gelTouw uit den tijd zijn van keizer Augustus, die het liet opriglen ternbsp;herinnering aan den vrede, der wereld geschonken doornbsp;de overwinning bij Aelium. Toen het voltooid was, wildenbsp;men welen, hoe lang het zou blijven bestaan: Quoadusquenbsp;p^iryo pariat ^ « tot dat de Maagd een kind ter wereldnbsp;zal hebben gebragt, » antwoordde hel Orakel. De Romeinennbsp;hielden dit antwoord voor eene belofte van onsterflijkheid,nbsp;en alzoo, in dit geval, voor eene toezegging van eeuwigennbsp;duur; maar, in den nacht-zelven, toen de Zone Gods tenbsp;Bethleëm geboren werd, stortte de Tempel des Vredes in 2).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Herodian., in Commod.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Cancellieri, notie e festa di natale, c. XXXVllI , p. 119.nbsp;Baron., ad an. I, n. XI. P. d’Argentan, Grandeurs de J.-C., t. II.nbsp;Just. Libs , t. VIII ; Sur., t. VI. —Baronius , die deze laatste lezingnbsp;¦wederlegt, zegt evenwel: « Ea quae de templo Pacis Romse collapsonbsp;nca nocte qua natus est Christus, a multis nt vera certaqae scri-nbuntur. n An. I, n. XI.

-ocr page 369-

HERINNERINGEN AAN DE HH. PETRUS EN PAÜLOS. 3S1

Deze beide mededeelingen hebben hare verdedigers. Bij de eerste beschouwing schijnbaar tegenstrijdig, kunnen zij evenwel naast elkander best staande gehouden worden, wanneernbsp;men, namelijk, twee, achtervolgens-opgerigte. Vrede tempelsnbsp;aanneemt, te weten een door Augustus en een door Vespa-sianus gesticht, waarvan de tweede den eersten verving,nbsp;wiens onverwachte val, met een ontzettenden schok, de geboorte zou hebben aangekondigd van den waren, eenigen,nbsp;onsterflijken, eeuwigen Vredevorst, den verdelger van hetnbsp;heidensche Rome. Ik, voor mij, hecht intusschen slechtsnbsp;weinig waarde aan deze laatste bewering, waarmeê Rome-zelf zich volstrekt niet heeft bezig gehouden, en deel haarnbsp;dus alleen daarom mede, dewijl een onpartijdig onderzoeknbsp;der geschiedenis tenminste de opteekening dier bijzonderheidnbsp;vorderen mag.

Van den Vredestempel konden wij zien op de minder groot-sche, maar beter bewaard-gebleven bouwvallen van den tempel van Venus en Rome. Het was daar, zeggen de oudheidkundigen, dat men de werktuigen bewaarde, die voor de amphitheaterspelen gebezigd werden; zeker konden zij nergensnbsp;beter dan daar geborgen worden. Op een gedeelte van dezen ,nbsp;zoo dikwerf met bloed en gruweldaden bezoedelden grond,nbsp;verheft zich de kerk van Santa-Maria-la Nova, of van Santa-Francisca-Romana. Zij is het oude heiligdom, door pausnbsp;Paulus I, ter eere der HII. Apostelen Petrus en Paulus gebouwd , opgevolgd; ziehier bij welke gelegenheid. De beruchtenbsp;toovenaar Simon van Samarië, door de apostelen ernstignbsp;bestraft, was hen naar Rome voorafgegaan. Teneinde denbsp;Evangelie-prediking, zoo mogelijk, te doen mislukken, gafnbsp;hij zich-zelven voor een God uit. Nero bewonderde hem,nbsp;en Rome rigtte te zijner eere standbeelden op. Om zijn roemnbsp;ten top te doen stijgen en eene schitterende proeve van zijne

Drievoudig Rome.— I, Deel. nbsp;nbsp;nbsp;52

-ocr page 370-

552 HET DRIEVOUDIG ROME.

{jodheid te geven, kondigde hij aan, dat hij, zonder eenige raenschlijke hulp, in de lucht omhoog zou stijgen, en weesnbsp;als de schouwplaats daarvan het Theater aan, dat naast desnbsp;keizers gulden huis gelegen was. Geheel Rome liep daar heen;nbsp;Wero-zelf was, in den voorhof van zijn paleis, er bij tegenwoordig. De toovenaar vangt zijne luchtvaart aan; — maar,nbsp;niet verre vandaar bevond zich de verdediger der waarheid,nbsp;verzonken in hel gebed, zijn godlijken Meester smeekende,nbsp;dat hij den bedrieger beschamen mogt. Even als de pijl, dienbsp;den vogel in de lucht bereikt en treft, zoo ook bereikt ennbsp;treft des apostels gebed den volksmisleider: hij stort van uitnbsp;de hoogte dood ter neder. Een onverganklijk wonderteekennbsp;vereeuwigt hel wonderwerk van dit gedenkwaardig oogenblik.nbsp;De kniën van den heiligen apostel bleven als gegroefd in dennbsp;steen, waarop hij in ’t gebed had neêrgeknield gelegen, ennbsp;die steen, door millioenen pelgrims ootmoedig vereerd, wordtnbsp;nog op de plek-zelve bewaard, waar het feit heeft plaatsnbsp;gegrepen 1). Dat merkw'aardig overblijfsel wordt namelijk innbsp;Santa-Maria-la-Nova gevonden.

Bij het verhaal van al deze wonderen, waaraan de geloo-vigen van Rome , die sinds eeuwen de heidensche bouwvallen en de christenmonumenten bewaren, volstrekt niet twijfelen,nbsp;zijn de forestieri, zij, die daar niet te huis behooren, totnbsp;een glimlach genegen. Doch, met uw verlof, gij hardgeloo-vigen; wanneer dat alles zich aan uw oog vertoonde, en gijnbsp;naaml de moeite , om de daartoe betreklijke oorkonden ennbsp;getuigenissen eens, naar behooren , te bestuderen, ó, zoonbsp;zou het waarschijnlijk ten slotte eveneens met u gaan als met

1) Zie het feit , met al zijne bijzonderheden , in de kerkelijke geschiedenis, en racer bepaald in Anast., in Paul. I; Nardini, Kamanbsp;antica, lib. Ill, c. XII, p. 114; Ciainpini, t. II. p. S6; Baron.nbsp;an. 68, n. 14; Gregor. Turon., de gloria Martyr., c. XXV Hl.

-ocr page 371-

BERHAAID BEZOEK OP HET FORUM. 555

den protestantschen Engelschman, die ons vergezelde, en zich gedwongen voelde, om te zeggen: « Ja, zie, dat alles isnbsp;gemaklijker te loochenen dan te verklaren. »

1§ Uecember.

Herhaald bezoek op het Forum. — Verblijf van den Offerkoning. — Heilige weg of Via sacra. — Herinnering aan groote mannen. — Verschillende monumenten. — Brug van Caligula. —nbsp;Kerk van den H. Theodorus. —Nero’s gulden huis. — Zegeboognbsp;van Titus. — Gebouwen aan de overzijde van het Forum geplaatst. —• Standbeeld der Victorie. — Tempel van Castor. —nbsp;Slavenmarkt. — Tempel van Vesta. — Meer van Curtins. —nbsp;Tempels van Juno-Juga, van God Aïus-Locutius.

Caligula is beschuldigd van achtervolgens drie dagen en drie nachten in den schouwburg te hebben doorgebragt. Omnbsp;geen oogenblik iets van de voorstelling te verliezen, at ennbsp;dronk hij in de keizerlijke loge. De hartstogllijke zucht vannbsp;Auguslus’ kleinzoon voor den kampstrijd der zwaardvechters,nbsp;diezelfde drift bezielde ons voor de bouwvallen van hetnbsp;forum; welsprekende ruïnen! O wij werden niet moede van zenbsp;te beschouwen, te belaslen en te ondervragen. In de daad,nbsp;als Rome het hart was van het heelal, dan, ja, was hetnbsp;Forum romanvm het hart van Rome, umbilicus urbis zoonbsp;als de ouden zich uitdrukten. Als middelpunt der geheelenbsp;beweging van het burgerlijk en godsdienstig leven der Romeinen, was daarop, van uit de hoogte des Palatijns, de bliknbsp;der keizers onafgebroken beschermend gevestigd, en sloegnbsp;Jupiter het van den top des Capitoliums naauwlettend alsnbsp;zijn lievelingsplek gade. Even ab het bloed uitstroomt van hetnbsp;hart, om, gedurig aan, ddar weêr terug te keeren, zoo ooknbsp;namen vandaar-uit alle krijgs- en godsdienstbewegingen dernbsp;wereldkoningin, zoo onder de bezielende wilsverklaring van

-ocr page 372-

3S4 IIET DRIEVOI'DIG ROME.

Cesar, van den senaat en het volk, als onder de inroeping der Goden, immer een aanvang 1).

De standaarden, de adelaars, de soldij-zelfs der legioenen ging van den Saturnus-tempel uil, en de van het forum naarnbsp;de uiteinden der aarde heengelogcn legerscharen, kwamen,nbsp;na afloop van den togt, ook daér wederom terug, doch,nbsp;dan niet alléén, maar gevolgd, één voor één, door al denbsp;natiën der vvereld, die deze geduchte plek alsdan betraden, geboeid aan des verwinnaars zegekar. De dood of denbsp;slavernij deed de verwonnelingen spoedig uit het gezigt verdwijnen, maar eene kolom, een zegeboog, eene trofée, eennbsp;tempel meldde aan de nakomelingschap hunnen naam, hunnenbsp;nederlaag, en den dag, toen zij stonden aan den voet vannbsp;het Kapitool. Geen overwinning . geene gebeurtenis, niemand,nbsp;hoe groot ook, was met onverwelkbren roem gekroond, zoonbsp;er hier, op dezen aardschen Olympus, geen gedenkteekennbsp;voor was gesticht. Het forum, dat groot wereldamphitheater,nbsp;heeft dus alles bijgewoond en aanschouwd, en, wanneer hetnbsp;ondervraagd wordt, zoo vermeldt het alles, waarvan het ooggetuige geweest is. Ik moest hier deze verklarende uitweidingnbsp;invoegen, om de reden te doen gevoelen van onze herhaaldenbsp;en langdurige bezoeken op eene plaals, welke de meesten innbsp;een halfuur hebben afgezien.

Gisteren bevonden wij ons regt tegenover Nero’s gulden huis. Ik durf er echter hier nog niet over spreken, zóóveelnbsp;monumenten en herinneringen als er in de kleine ruimte,nbsp;die ons daarvan afscheidt, nog overblijven, en welke wijnbsp;allen, stuk voor stuk, met aandacht beschouwen moeten. Zoo,nbsp;vooreerst, niet ver van den heiligen weg (vta sacra), het

1) Altijd werd op het Capltoliain, na het volk in comitium geraadpleegd te hebben, besloten lot den krijg.

-ocr page 373-

NIEUW BEZOEK OP HET FORUM. 35S

verblijf van den OfFerkoning 1), vervolgens dat der Vestaal-sche maagden, eindelijk, dat van de keizers-opperprieslers. Het laafst-bedoelde is zóó rijk in leering, dat wij daarbij welnbsp;allereerst een oogenblik bedaard mogen stilstaan. Het was, bijnbsp;het zedelijk verval der wereldstaten, immer een lievelingsbegripnbsp;der vorsten, om het rijksgezag en tevens dat der godsdienstnbsp;onder hunnen scepter te vereenigen, met andere woorden,nbsp;Kerk en Staat beiden te willen regeren. Ongelukkig, zoo ditnbsp;werkelijk het geval wordt, en Rome allereerst kan daarvoornbsp;het bewijs leveren. Toen Augustus van Actium en Philippi,nbsp;waar hij de romeinsche vrijheid den doodsteek loebragt, alsnbsp;verwinnaar te Rome was weêrgekeerd, spoedde hij zich, omnbsp;den mijter te voegen bij zijne kroon. Zijne opvolgers in hetnbsp;rijksgebied verlangden datzelfde tevens in het kerkgebied tenbsp;wezen; en, in de daad, zij werden het ook, zoodat die titelnbsp;in de opschriften van hunne zegebogen, gelijk mede op hunnenbsp;gedenkpenningen voorkomt; op alle monumenten, te hunnernbsp;eere gesticht, staat hij te prijken, en men ziet Nero, Tiberius , Caligula, Vitellius, Domitiaan en Hadriaan als offeraarsnbsp;optreden, en wetten uitvaardigen voor het geweten; ó honendenbsp;spotternij!

Intusschen was dit slechts een eerste slap. Met godlijk gezag bekleed, ontbrak het iiun enkel nog maar meer aannbsp;de eerbewijzingen als Godbeden-zelve, aan priesters, tempelsnbsp;en altaren; en ook dal alles werd hun loegestaan. Te beginnen met Augustus, lot op den volkomen ondergang van hetnbsp;heidendom, telt men een-en-vijftig keizers of keizerinnen,nbsp;die onder de Goden zijn geplaatst 2). Elke vergoding, of zoogenaamde Apotheosis ^ had de oprigling van een tempelnbsp;ten gevolge en de instelling van een prieslercollegie, voor de

1) nbsp;nbsp;nbsp;Domus regls sacrificuli.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Onuphr. p. 176 cn volg.

32

-ocr page 374-

356 HET DKIEVOL’DIG ROME.

eerediensl der nieuwe godheid bestemd. Vandaar in de oude opschriften de zoo gebruiklijke benamingen van « vir of jla-men jlugustalis, Jlamen Hadrianalis ^ flamen Trajanalis,nbsp;priester van Augustus, priester van Hadrianus, priester vannbsp;Trajanus; of wel: sacerdos divce Livice, sacerdos divcenbsp;Domilillce , sacerdos divce Faustince , priesteresse van Li-via, priesteresse van Domitilla, priesteresse van Faustina. »

Al deze priesters nu, zoo van staatswege als voor de keizers persoonlijk aangesteld, trokken, ten getale van twee-en-tachtig, onophoudelijk, processiegewijze, door de stad heen en weer, om zich naar het Capitolium te begeven, voornamelijk, wanneer de Nonaexn de Curia calabra afgekondigdnbsp;moesten worden. De weg, dien zij volgden, liep links, hetnbsp;forum langs, en droeg dientengevolge den naam van vianbsp;sacra, of heiligen w eg, dien hij heden ten dage nog voert.nbsp;Op zich-zelve en door de gebouwen, die er stonden, is dezenbsp;via sacra in de geschiedenis te vermaard, om er hier hetnbsp;stilzwijgen over te bewaren. Aan het uiteinde, in juiste tegenoverstelling van bet Kapilool, en summa via sacra geheeten,nbsp;stond de tempel der Godin Orbona , aangeroepen tegen doodsgevaar; een weinig verder, het heiligdom van Slrenia, denbsp;Godin, die in de geschenken van den nieuwjaarsdag betrokkennbsp;was. Daar stond ook het ruiterbeeld van Clelia, de jongenbsp;heldin, wier moed Porsenna schrik inboezemde; voorts datnbsp;van Horatius Codes, niet minder historisch vermaard; eindelijk, ik weet niet hoeveel elefanten van brons, en verder eennbsp;lal van zegewagens, bestemd, om de romeinsche jeugd gedurig te herinneren aan de heldendaden van het voorgeslacht.

Die tempels, die heiligdommen, die krijgslrofeën, en nog eene menigte andere monumenten, waarvan niets dan denbsp;naam-alleen meer overig is, stonden allen op de linkerzijdenbsp;van den heiligen weg; regts praalde de Palatijn met al zijne

-ocr page 375-

DE HEILIGE WEG. 357

heerlijkheden. Te beginnen met het Colosseum, liep de via sacra langs het forum, voorbij het huis van Julius-Cesar,nbsp;den tempel van den Vrede en dien van Faustina, om vervolgens te eindigen bij den zegeboog van Septimius Severus,nbsp;aan den voet van het Capitolium. Even als al de groote ro-meinsche wegen, was en is zij nog heden ten dage met breedenbsp;zerksleenen belegd. Het pauslijk gouvernement zorgt , zooveelnbsp;mogelijk, dat de lijd deze merkwaardige baan niet geheelnbsp;verniele, en zoo zagen wij de armen van Rome, met ijzerennbsp;punlhaken er overal het onkruid wegruimen, dat tusschennbsp;de steenen gedurig opschiet. Huizende herinneringen van allerlei aard bestormen hem, die, nadenkend, den voet op dezenbsp;oude zerken zet, waar de wielen der romeinsche zegekarrennbsp;nog slaan ingegroefd. Hoevele tranen, zeide ik tot mij-zelven,nbsp;hebben de sleencn niet bevochtigd, waarop mijn oog hiernbsp;staart, en die door mijne voeten thans betreden worden! Denbsp;romeinsche verwinnaars, door hunne zegepralende legerscharen, maar ook door onafzienbre drommen van verwonnelin-geu gevolgd, kwamen over deze baan. De zegewagen vannbsp;Titus rolde hierheen, de hoeven zijner strijdrossen, de voelennbsp;zijner triomferende krijgsbenden, maar ook die der gevangennbsp;Joden bewogen zich langs dezen grond. Welke groote mannen heeft deze weg niet aanschouwd! Het spoor van Julius-Cesar, van Cicero, van Pompejus, van al de keizers staat hiernbsp;ingedrukt; en hoe dikwerf was dat niet bezoedeld met bloed!nbsp;Vitellius, door het krijgsgeluk verlaten, werd, halfnaakt,nbsp;smadelijk langs dezen weg, als een slaaf en boosdoener, ternbsp;strafplaats heengesleurd. In deze wandeldreven, het Long-champs derheidensche wereld, kwamen de toenmalige mode-pronkers, de leêgloopers, de nieuwsgierigen, waarvan Romenbsp;wemelde, in digle drommen zich vertonnen enden tijd korten ; hier zag men de romeinsche vrouwen, de Sempronia’s

-ocr page 376-

338 HET DRIEVOUDIG ROME.

en Messalina’s heure verleidelijke bevalligheden ten toon komen spreiden; zelfs Horatius kwam hier rondslenderen 1). Evennbsp;als alle andere plaatsen van Rome geschandvlekt en ontwijd,nbsp;moest deze heilige weg mede worden gereinigd, en dat isnbsp;ook weldra geschied , toen het bloed onzer naar het amphitheater gevoerde martelaren zoo overvloedig dat pad heeftnbsp;bedaauwd.

Onder al de herinneringen, die zich op deze merkwaardige plaats, in tallooze menigte, voor onzen geest als verdrongen, is er echter eene, die al de overigen in den achtergrondnbsp;voert, te weten het gulden huis van Nero, dat zich hier aannbsp;onze verbeelding vertoont, met zijne reusachtige vormen,nbsp;met zijne fabelachtig-schijnende rijkdommen en pracht. Zichnbsp;in zijn Vatikaansch paleis al te zeer bekrompen wanende,nbsp;wilde de dwingeland, de wagenmenner, de poëet, de gekroonde tooneelspeler, zich een zijner waardig verblijf stichten.nbsp;Naar luid der geschiedenis, was het keizerlijk paleis, nanbsp;volbouwd te zijn, de juiste uitdrukking van het denkbeeld,nbsp;dat er de wording van had teweeggebragt. Eerder eene stadnbsp;dan een vorstenwoning, besloeg het gulden huis geheel denbsp;ruimte, die tus.schen de bouwvallen van den vredestempel ennbsp;den voel van den berg Coelius inligl, en zich voorts van dennbsp;Palatijnschen tol den Esquilijnschen berg uifslrekt. Het hadnbsp;alzoo tenminste eene mijl in omtrek, en daarbinnen vondnbsp;men vijvers, weiden en parken vol van allerlei gedierte. Denbsp;vestibule of het voorhof kwam met dien van den vredestempelnbsp;in plaatsing juist overeen, en was met eene driedubbele rijnbsp;van kostbare marmerzuilen, die lot eene verbazende hoogtenbsp;waren opgevoerd, omgeven. Uit den voorhof, of het portaal,

1) Ibam forte via Sacra, sicut tncus est mos. Horat.

Cui saepe immunilo Sacra conleritur via socco. Propert.

Nee sinit esse morara, si quis adire velit. Horat. in epodis.

-ocr page 377-

359

NEROS GOLDEN HDIS.

ging men in het atrium, eene allerprachtigste zaal, groot genoeg, om tot vergaderplaats voor den senaat te kunnen dienen. Door eene Irotsche poort kwam men aan het meer, ofnbsp;den vijver, waar zich thans het Colosseum bevindt. Volgensnbsp;Suetonius, was dit meer veeleer eene zee, met praalgebouwennbsp;omgeven, die eene voortzetting van het paleis vormden i).nbsp;Te midden vóór dat meer, stond het kolossale standbeeld desnbsp;keizers. Het was van marmer en honderd-twintig voet hoog.nbsp;Reeds eene Godheid bij zijn leven, voerde Nero de stralenkroon rondden schedel, en, even als Nebucadnezar, deed hijnbsp;zich in zijn paleis de godlijke eerbewijzen toebrengen 2).nbsp;Ziedaar de schaal, waarop het huis, of, beter gezegd, de stadnbsp;van Nero gebouwd was.

De rijkdommen, aan de versieringen van dit paleis ten koste gelegd, gaan zelfs de stoutste verbeelding te boven 3).nbsp;Al de wanden waren bekleed met gouden platen, en deze metnbsp;edelgesteenten en diamanten opgehoogd; de zolderingen schitterden van goud en prachtschilderijen, de vloeren van fijnenbsp;mosaïk. De triclinia, of eetzalen, waren met losse, ebbenhouten paneelen zoodanig ingerigt, dat de gasten uit dienbsp;openingen met bloemen bestrooid en met reukwerken over-sproeid konden worden. Nero en zijne hovelingen lagen wellustig op rozen en mirtebedden neêrgevlijd, met geurigenbsp;bloemenkransen om de lokken. Al, wat aarde en zee vreemdsnbsp;en kostelijks voortbragten, werd hun in gouden en zilverennbsp;vaten opgedischt 4). Tot twee-cn-twinlig maal toe werd ernbsp;aangerigt. Verscheiden slaven stonden aan de voeten van elk

1} Stagnum maris instar circuraseptum aedificiis ad urbiam spe-ciem. Suet. in lier.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Nardini, Roma antica, p. 116.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Tac., lib. XV.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Tac., lib. XXXVI, c. 22.

-ocr page 378-

3G0 HET DRIEVOÜDIG ROME.

(Ier gasten tot zijne bediening gereed; de een verkoelde, door het zachtkens bewegen van een waaijerwiek, de met allerleinbsp;geuren bezwangerde lucht; de ander verdreef de vliegen metnbsp;een mirtelak. Muzijkanten, op een orchest in de triclinianbsp;geplaatst, streelden met de aangenaamste toonen het oor.nbsp;Tegen het einde van den maaltijd, kwamen er scharen vannbsp;jonge kinderen, die wulpsche dansen uitvoerden, en daarbijnbsp;baechuszangen voordroegen, van castagnettengeklepper begeleid 1).

Nu volgde daarop een ander, Nero volkomen waardig schouwspel. De wanden werden weggeschoven, en zie, daarnbsp;vertoonde zich de worstelstrijd der zwaardvechters, waarbijnbsp;bloed in stroomen vergoten werd, als om er het feest dennbsp;laalsten gruweldoop meè te geven. Soms zelfs werden denbsp;kampstrijders in de zaal-zelve binnengelaten, waar zij elkander , onder het oog der gasten, op barbaarsche wijze afmaakten. Dan weder besteeg men de dakplatten, of zoogenaamdenbsp;solaria, vanwaar men in ’t groot kon zien vertoonen, hoenbsp;menschen en dieren bloedig met elkander naar de overwinningnbsp;(longen, en de een den ander, tot vermaak van Nero en vannbsp;het gezelschap, welks waardige gastheer hij was, — wreedaardig verscheurde of doodde. Deze dakplatten waren allennbsp;met eene menigte keurig in zilver gedreven vogels van natuurlijke grootte bezet, zoodanig dat de toeschouwer, op eennbsp;afstand geplaatst, meende, een drift vanpaauwen, zwanen ennbsp;duiven te zien, ieder oogenblik gereed, om van uit de hoogtenbsp;heen te vliegen. De badzalen schitterden van kostbaar gesteente, van zilver en van goud, terwijl alle verfijningen der

1) De bijzonderheden dezer keizerlijke gastpartijen zijn letterlijk uit de heidensche schrijvers-zclve ontleend. Kortheidshalve zal ik zenbsp;hier niet één voor één opnoernen, doch men zie, in ’t algemeen, denbsp;Scriptores domus Augustai, Flinius en Dio-Cassiiis.

-ocr page 379-

NERO S GULDEN RUIS. 361

weelde en wulpschheid waren uitgedacht, om het daags tol driewerf toe herhaalde badvermaak, zooveel mogelijk, te prikkelen én af te wisselen.

Maar het ware wonderstuk van ’t gulden huis was de tempel der Fortuin, een gebouw in de binnenlokalen vannbsp;het paleis als besloten, en ópgetrokken uit marmer van denbsp;sphinx, o Deze steensoort, uithoofde zijner doorschijnendheidnbsp;aldus genoemd, was — zoo als Plinius zegt — uit Cappa-docië afkomstig, hard als graniet, wit als sneeuw, en spiegel-helder van goudaders doorgolfd. Dit marmer had de eigenschapnbsp;van het licht in zich op Ie nemen, en alzoo, lang nadat denbsp;poorten des tempels reeds gesloten waren, nog te flonkeren alsnbsp;van vuur » 1). Doch genoeg over Nero’s gulden huls. De uitvoerige beschrijving dezer alle denkbeeld van dwaasheid verre tenbsp;boven gaande verkwistingswoede zou ons al te ver van het spoornbsp;brengen. Wij doorwandelden de streek, waar het eenmaalnbsp;stond; want, letwel, van geheel dat paleis, door Nero uit denbsp;op het heelal veroverde schallen gebouwd, is ter linkerzijdenbsp;van de via sacra niets meer overig. Regts, aan de glooijingnbsp;van den Palalijnschen berg, ontdekt men er nog eenige funderingen van, en de plaats, waar de groole trap heeft gestaan,nbsp;die, van het forum uitgaande, de twee groote deelen vannbsp;het gebouw vereenigde.

Tot dusverre hadden wij het binnenste gedeelte en de linkerzijde van het forum nagegaan; ten einde toe gekomen,nbsp;bleef ons nog over, om den zegeboog van Tilus te zien, dienbsp;vooraan staat, en, naar het Kapitool terugkeerende, denbsp;regterzijde van het forum te gaan opnemen, die tegen dennbsp;Palalijnschen berg sluit.

De zegeboog van Tilus, na de verovering van Jerusalem

l) Lib. XXXV, c. 22.

-ocr page 380-

562 HET DRIEVOUDIG ROME.

opgerigt, is een der best-bewaard gebleven monumenten van het oude Rome. Hij is van wit marmer, en bestaat uit een enkelenbsp;booggang, met een kroonlijst er boven van fraaijen stijl, ennbsp;waarin opschriften en beitelwerken van het allerhoogste belangnbsp;zijn aangebragt. Op de binnenwanden van het booggewelfnbsp;zijn basreliëfs geplaatst, wier gezigt eene onwillekeurigenbsp;huivering doet geboren worden. Aan de eene zijde, namelijk , ziet men Titus als verwinnaar, overeind staande in zijnnbsp;zegekar, en door de boven zijn hoofd zwevende Victorie metnbsp;lauweren gekroond. Boven in het booggewelf vertoont denbsp;godlijke adelaar zich, die de ziel van den held ten hemelnbsp;voert. Deze voorstelling heeft doen gelooven, dat het monument eerst na den dood des Keizers zou zijn geplaatst geworden; maar dat gevoelen schijnt ons ongegrond toe. Iedereennbsp;weet toch, dat de vleierij der Romeinen niet altijd naaiden dood der keizers wachtte, om ze onder de Goden Ienbsp;plaatsen. Aan de andere zijde van het gewelf ziet men dennbsp;kandelaar met zeven armen uit den tempel van Jerusalem,nbsp;de tafel der toonbrooden, de jubelbazuinen, alles op draagbaren geplaatst, welke romeinsche soldaten, met lauwerennbsp;gekroond, op de schouderen torschen, en zoo heen voeren naarnbsp;het Kapitool. Op de naar het Colosseum gekeerde fries leest men:

SENATVS. POPVLVSQVE. ROMANVS. DIVO. TITO, DIVI.

VESPASIANl., F. VESPASIANO. AVGVSTO.

« De Senaat en het volk van Rome aan den goddelijken Titus, den zoon van den goddelijken Vespasianus, Vespasia-nus Augustus. »

Het schoonste front, naar de zijde van het Kapitool gekeerd, vertoonde een ander opschrift, fraaijer en uitvoeriger dan het vorige, en dat dus luidde:

-ocr page 381-

565

DE ZEGEBOOG VAN TITÜS.

S. 0- P. B.

IMP. TITO. CAES. DIVI. yESPASIANI. FILIO VESPASIANO. AVG. PONT. MAX. TB. POT. X.

IMP. XVII. COS. VIII. PP. PRINCIPI. SVO. QVl PB^CEPTIS. PATRI. CONSILIISQVE. ETnbsp;AVSPICIIS. GENTEM. JVDAEORVM. DOMVITnbsp;ET VRBEM. HIEBOSOLIMAM. OMNIBVS ANTEnbsp;SE. DVCIBVS. BEGIBVS. GENTIBVS. AVT. FRVSTRAnbsp;PETITAM. AVT. INTENTATAM. DELEVIT 1).

De tand des lijds , of misschien ook wel eene barbaarsche hand, had dit opschrift doen verdwijnen; het werd echter innbsp;de groole renbaan teruggevonden, en was genoegzaam bewaard gebleven, om naauwkeurig te kunnen worden afgeschreven , maar toch te veel bedorven, om het wéér op zijne oudenbsp;plaats te herstellen. Zoo nu is de boog van Tilus. De Joden kunnen er nooit, zonder bittere droefheid, en welligl nog metnbsp;dieper verontwaardiging, het oog op vestigen. Wanneer gij unbsp;met een hunner op hel forum bevindt, zult gij opmerken, hoenbsp;hij zich er van zal afwenden, en er nimmer onder door

1) Ziehier dit schoone opschrift in gewoon lalijii cn nederdnilsch : « Senatus Populusque Romanus imperatori ïilo Cajsari, divi Vespa-siani filio, Vespasiano Auguslo, Pontifici Maximo, tribunilia potcsiafenbsp;decies . imperatoria decies septies, consulari octies , patri patrisc , prin-cipi suo, qui praeceptis patriae consitiisque et auspiciis , gentem Judae-orum domuit et urhein Hicrosolymani omnibus ante se ducibus, regi-bus, gentibus, aut frustra petitam aut inlentatam delevit. «

K De Senaat en het volk van Rome aan den Keizer (opperbevelhebber) Titns, Cesar, zoon van den godlijken Vespasiaan, Vespa-sianus Augustus, opperpriester, tienmaal tribuun-, zevenlienmaal opperbevelbebhcr, achtmaal Consul, vader des vaderlands, hun’Vorstnbsp;die. op last, op raad en onder bescherming van zijn vaderland, denbsp;Joodsche natie heeft ten onder gebragt, en de stad Jerusalem heeftnbsp;verwoest, die, vóór hem, door alle veldheeren, koningen en natiënnbsp;te vergeefs was belegerd of aangevallen. »

Drievoudig Rorae. — I. Deel.

-ocr page 382-

364 HET DRIEVOUDIG UOïfE.

gaan. Voor de Joden is dan ook een afzonderlijk pad aan de zijde van den Palatijnschen berg aangelegd en onderhouden. Te vergeefs, evenwel: — het gedenkteeken hunnernbsp;slavernij en het bewijsstuk van den door hen aan God gepleeg-den moord, blijven daar desniettemin legen hen getuigen!

Een halven cirkel regls makende, kwamen wij zoo naar het Kapitool, langs de tegenover den heiligen weg gelegennbsp;zijde van het forum. Even gelijk de eerste, zoo is ook dezenbsp;nieuwe baan met ontelbare herinneringen als bezaaid. Ziehier, om te beginnen, de Curia Julia^ door Julius Gesarnbsp;gebouwd, en waarin de Dictator den Senaat zamenriep;—•nbsp;vervolgens het standbeeld der Victorie, dat aanleiding gafnbsp;tol den brief van Symmachus, Prefect van Rome, en eennbsp;warm verdediger van het heidendom, onder Theodosius,nbsp;maar ook lot het zoo welsprekend antwoord van den H. Am-brosius. Verder op stond de tempel-zelf van de Victorienbsp;(Overwinning), gebouwd op de puinen van hel huis, dalnbsp;door hel erkenllijk volk, uit eigen beurs, voor Valeriusnbsp;Publicola werd gesticht. Altijd naar hel Kapitool voortgaande ,nbsp;zag men den tempel van Castor. Ondankbaar menschdom !nbsp;Gij, die de weldaden des Christendoms zoo geheel vergeel,nbsp;treedt hier toe: deze plek gronds zal u op de welsprekendstenbsp;wijze de vernederingen en wreede mishandelingen schet’nbsp;sen, waarvan het Evangelie u heeft bevrijd: vóór dezennbsp;Castors-lempel werd de voornaamste slavenmarkt te Romenbsp;gehouden 1).

Een weinig links gaande, zoo had men daar den tempel en het gewijde bosch van Vesta. In dit gebouw, welks ronde vorm dien van den aardbol uitdrukte, bewaarde Romenbsp;hel heilig vuur en hel Palladium, ten waarborg van dennbsp;eeuwigen duur des rijks. Ziel gij, naast daarbij dat bron-

1) Sencc. , de Const, sap. 13.

Jl


-ocr page 383-

MARCIS CCRÏIÜS. 563

zen ruiterbeeld wel? Het is Domitianus; hij heeft zijn afbeeldsel ter plaatse-zelve doen zetten, wfaar het monument van Curtius stond. Niemand onzer, of hij kent én den naam énnbsp;de zelfopoffering van Curtius. De grond had zich in datnbsp;gedeelte van het forum geopend; het Orakel, over dit voornbsp;Rome zoo beangstigend verschijnsel geraadpleegd, antwoordde;nbsp;« De kolk kan slechts gedempt worden door er in tenbsp;storten het kostbaarst, wat Rome heeft. » De jonge Marcusnbsp;Curtius verbeeldde zich, dal de Goden geen ander offernbsp;verlangden dan hem : geheel gewapend, wierp hij zich, tenbsp;paard gezeten, plegtig den afgrond in, en werd zoodoendenbsp;door de bijgeloovige Romeinen gehouden voor den reddernbsp;zijns vaderlands. Toen de grond zich nu weder gesloten had,nbsp;werd, ter plaatse-zelve, eene pyramide hem ter eerenbsp;opgerigt.

Hoe meer wij het Kapitool naderen, des te menigvuldiger worden de monumenten van het bijgeloof. Bij de portanbsp;carmmlalis staat, vooreerst, de tempel van Juno-jï/^a,nbsp;dus genoemd als beschermster van den Echt; verder op denbsp;tempel van den God Aïus-Locutius, wiens naam en heiligdomnbsp;beiden werden uitgedacht, dewijl, naar men zeide, vóór dennbsp;vreeslijken aanval der Gaulen (Galliërs) zich te dezer plaatsenbsp;’s nachts eene onheilspellende stem had doen hooren, welkenbsp;men echter in den wind geslagen had, doch waarvoor mennbsp;toen later een tempel stichtte, onder aanroeping van den Godnbsp;Aius 1). Eindelijk, bij het begin van de vlakte, die dennbsp;Palalijnschen van den Kapitolijnschen berg scheidt, bevondnbsp;zich het Spoliarium van Sylla. Deze schrikwekkende plaatsnbsp;zag dagelijks honderde van hoofden vellen, achtbre ro-meinsche Senatoren en Ridders, op last van Marius vreeslijken mededinger gedood. Wij mogen, ten slotte dezer breede

1) Tit. Liv., lib. V.

-ocr page 384-

566 HET DRIEVOUDIG ROME.

opsomming, evenwel niet vergeten, melding te maken van Caligula’s vermaarde brug. Deze gekroonde dwaas had, aar-digheidshalve, een boog laten slaan tusschen den Palatinusnbsp;en het Capitolium , om, zoodoende, zonder over het forumnbsp;te moeten gaan, van den eenen naar den anderen heuvelnbsp;te kunnen komen. Van dat alles, evenwel, is bijna geennbsp;spoor zelfs over.

Om, inlusschen, al deze plaatsen, eeuwenheugende schouwtooneelen van trots, wellust en heidensche buitensporigheid , te heiligen, heeft het chrisllijk Rome er verscheidennbsp;kerken op gebouwd. Wij moeten hier, onder anderen, dienbsp;van den H. Theodorus vermelden, eene kerk, in de nabijheid van den vijgeboom gesticht, waaronder Romulus ennbsp;Remus gevonden werden. Zij dient tot vereenigingspunt vannbsp;de Rroederschap dei Nobili, der Edelen. Men brengt ernbsp;godvruchtig de pasgeborenen heen, die in gevaar van sterven verkeeren. Door haren naam, herinnert zij aan een diernbsp;roemvolle heldenfeiten, zoo veelvuldig in de jaarboeken dernbsp;ontluikende Kerk. Theodorus, een onverschrokken soldaat vannbsp;Maximiaan, maar meer nog een moedig strijder onder denbsp;banier van het kruis, had het gewaagd, om de vlam tenbsp;steken in een tempel, waar men voor de afgoden het outernbsp;branden deed. Op heeler daad gegrepen, belooft men hemnbsp;algeheele vrijlating, wanneer hij slechts blijk wil geven vannbsp;berouw over het door hem gepleegde feit. « Ik ben christen, en wat ik gedaan heb , zou ik nogmaals doen ! » ziedaarnbsp;zijn eenig antwoord. Men strekt en rekt op den grond hemnbsp;uit-één, en scheurt zijn vleesch lot op het gebeente vannbsp;de ribben: hij geeft, ten gevolge dier gruwelproefneming opnbsp;zijn ligchaam, standvastig geloovend, den geest. Zijn tempel , aan den voel van het Kapilool, staat regt tegenovernbsp;dien van de II. Martina, die zich aan de andere zijde bevindt,

-ocr page 385-

1

1

367

PACSLIJEE KAPEL.

in dier voege, dat de christenkrijgsman en de maagdelijke Coasulsdochter, beiden als martelaren, glorievol de toegangen lot den wijdvermaarden berg bewaren; en, reeds eeuwen lang, ontvangen de slagtofFers de hulde der dankbarenbsp;wereld ter zelfde plaatse, waar de eertijds magtige beulennbsp;geen ander monument achterlieten dan hun diep-verachtennbsp;naam.

19 Deceinlier.

Pauslijke kapel. — Het H. Collegie, zijne indeeling, oorsprong, getal, naam, waardigheid der kardinalen. — Anecdote. — Misnbsp;in de Sixtijnsche kapel. — Bijzondere ceremoniën. — Blik opnbsp;Titus zegeboog, het Colosseum en den triomfboog van Konstan-tijn te zamen. — Overweging.

Het was de vierde zondag van den Advent: er zou in Sint-Pieter pau.slijke kapel gehouden worden. Aldus wordt de Mis genoemd, waarbij de paus, vergezeld van het H. Collegie,nbsp;tegenwoordig is. Hoogst-tevreden van, na eene zoo somberenbsp;beschouwing als die der bouwvallen van het heidensche Rome,nbsp;het doorluchtig schouwspel der plegtigheden van het Romenbsp;der christenwereld te kunnen gaan genieten, begaven wij onsnbsp;opgetogen naar Sint-Pieters eerwaardige basiliek. Voor tweenbsp;en ‘/j Paolo (62® centen) deden wij ons van de Pia%%a dinbsp;Spagna (hel Spaansche plein) in een vrij gemaklijk rijtuignbsp;naar het Vaticaan brengen. Terwijl onze karos, min of meernbsp;hortend, langs den met kleine keijen bestraten weg daarnbsp;heenrolde, volgde ons gezelschap het standvastig voorbeeldnbsp;van alle touristen, niet slechts te Rome, maar in elke stadnbsp;of in ieder dorp, geheel de bereisde wereld door: mennbsp;stak, namelijk, links en regls, gedurig het hoofd aan hetnbsp;portier, om te zien welke uithangborden er voor de winkelsnbsp;waren, en hoe er de huisgevels al zoo uitzagen. Ook ik bleef

33

-ocr page 386-

368 IIET DRIEVOUDIG ROME.

daarbij niet achter, toen op eens de jjedachte in mij op kwam; ja, maar, gij gaat nu zoo straks het H. Collegienbsp;zien; doch, wat wil dat zeggen? en wat beleekenen tochnbsp;wel die kardinalen? Wanneer men, zonder daarvan iets tenbsp;weten, in de Sixtijnsche kapel komt, dan loopt men gevaar,nbsp;om, even als alle vroegere en latere slendergangers, in datnbsp;personeel niets anders te zien dan in ’t rood gekleede geestelijken, en alzoo nagenoeg hetzelfde als etruscische vazennbsp;of egyptisch hiëroglyphenschrift. In ernst gesproken, ik riep,nbsp;zooveel ik vermogt, terstond al mijne herinneringen op ditnbsp;ééne punt te zamen, en bragt dat met wal ik daarvannbsp;vroeger in ’l algemeen, door studie, had leeren kennen, innbsp;verband, en zoo dan gaf ik mij-zelven ten aanzien der hierboven vermelde twee vragen hel navolgende antwoord.

Het H. Collegie is in drie rangen verdeeld: kardinalenbisschoppen , kardinalen-priesters en kardinalen-diakenen.

De oorsprong der kardinalen klimt op tot de vroegste eeuwen der Kerk, ofschoon hun naam eerst onder Konstan-tijn voorkomt. Aanvankelijk waren zij slechts diakenen ofnbsp;priesters van Rome, maar met eene buitengewone niagtnbsp;en waardigheid bekleed. Wij zien ze als zoodanig reeds bijnbsp;de groole kerkvergadering van Nicea voorzitten, en er innbsp;naam van den H. paus Sylvester de handteekening voeren 1).nbsp;Hoedanig was dan het kerklijk bewind van Rome in dienbsp;dagen ? Men stemt algemeen daarin overeen, dal de H. Petrus, na zijn zetel in de hoofdstad der wereld gevestigd tenbsp;hebben, er priesters en diakenen verordende, aan wie hijnbsp;bijzondere betrekkingen loebedeelde. In den beginne was het

1) lloc constat ex Niesena synodo, quae babita est Sylvestro ppn-tilice , cui inter eseteros duo ita subscribunt : Victor et VincevUtis , prossbyteri iiMs Romce pro venerubili viro papa et episcopo nostronbsp;Sylvestro, flati., de cardin. dignit. et oflle., p. 12.

-ocr page 387-

IIET HEILIG COLLEGIE. 369

aantal zeer beperkt. Door den toenemenden bloei van het Evangelie, kon de H. Gletus, de derde opvolger van dennbsp;H. Petrus, dat getal evenwel reeds tot vijf en-twintig uitbreiden. De H. Evaristus, die in het jaar 96 den Stoel vannbsp;Petrus bekleedde, verdeelde, teneinde alle verwarring Ie voorkomen, de stad in parochiën; tot dusverre was er in elkenbsp;parochie slechts één priester. Omstreeks het jaar 140 , voegdenbsp;de H. paus Hyginus, bij het toenemen der geloovigen, aannbsp;eiken herder verscheiden andere geestelijken toe. Die kerkennbsp;of particuliere parochies werden titels , tituli genoemd ,nbsp;óf omdat daar het graf van een beroemd martelaar was,nbsp;welke grafplaats de titel of het opschrift werd genoemd;nbsp;óf wel dewijl al, wal de Kerk op het heidendom erlangde,nbsp;de bezitting, de titel werd dezer onsterflijke erfgenaam allernbsp;goederen; óf misschien ook uithoofde , dat elke priester dennbsp;naam of titel kreeg der kerk, met wier bijzondere bediening hij belast was 1). Ziedaar den alouden en roemrijkennbsp;oorsprong der kardinalen priesters.

Wat de kardinalen-diakenen betreft, zoo moet men weten, dat, van af de stichting der Kerk te Rome, te dier stede,nbsp;even als te Jerusalem, zeven diakenen waren. Zij oefendennbsp;overal, waar zij zich ook bevonden, hunne bediening gewoon-lijk zonder titel uit. Nu weel men, dal de zorg voor de armen,nbsp;voor de gevangenen om den geloove, en voor de martelarennbsp;oorspronklijk bij voorkeur aan de diakenen opgedragen was.

Omstreeks het jaar 240 wees de H. paus Fabianus hun de verschillende wijken der stad aan. Te Jerusalem ontmoetennbsp;wij den H. Stephanus aan het hoofd der diakenen; evennbsp;zoo ook te Rome. Het hoofd dezer gewijde kerkdienaren,nbsp;door den Opperpriester met toestemming van de geestelijkheid en het volk verkozen, droeg den titel van aartsdiaken.

1) Baron. , an. 112. — Sanct. Greg., Epist, 63.

-ocr page 388-

370 HET DEIEVOÜDIG HOME.

Niemand voerde dien glansrijker dan de H. Laurenlius. Even als heden ten dage, was Rome ook toen Ier tijd in veertiennbsp;wijken verdeeld; elke diaken had twee van die wijken tenbsp;bedienen. Kort daarna bragt men het getal der diakenen vannbsp;zeven tot veertien. In ieder kwartier was eene plaats, eenenbsp;kerk, waar de diaken meer bepaald zijne bediening uitoefende. Die kerk werd de Diakonie genoemd. Ziedaar dennbsp;niet minder eerbiedwaardigen oorsprong der wijk- of buurt-diakenen. Bij de veertien oorspronklijke voegde men weldranbsp;nog vier nieuwe, bijzonder voor den paus bestemd , te zijnernbsp;dienste bij het opdragen der heilige Offerande: zij heelennbsp;palatijnsche (paleisdiakenen).

En nu de kardinalen-bisschoppen. De opvolgers van den H. Petrus volgden, bij de gestadige zorg voor de hun toevertrouwde Kerk, het voorbeeld des groeten Apostels; namelijk, even als hij met zijne ambtgenooten den last van hetnbsp;kerkbestuur gelorscht had, dus wilden ook zij dien metnbsp;¦ de bisschoppen opvolgers der apostelen dragen. Zoo dan verkozen zij, om het over geheel de wereld verspreide bisschop-lijke ligchaam te vertegenwoordigen , de naast bij Rome gezetelde bisschoppen, die hunnen raad uitmaakten, zes innbsp;getal waren, en Episcopi siiburbicarii genoemd werden,nbsp;te weten: die van Ostia, van Veilelri, van Porto en Sinte-Ruffina, van Frascati, van Albano, van Sinte Sabina en vannbsp;Preneste 1). De bisschop van Ostia is altijd deken van hetnbsp;H. Collegie. Deze betrekking, de hoogste, die er op aardenbsp;na die van den paus bestaat, werd, gedurende ons verblijfnbsp;te Rome, door den kardinaal Pacca bekleed.

1) Plati., id., p. 16. — Sixtus V, in de Bulle Reltgiosa Sanctorum, noemt ze in deze ¦volgorde: Ostiensi et Vcliterna invicem unitis ; Portuensi ct Sanct® Ruflln® itidem unitis ; Albauensi ; Sabi-nensi ; Tusculana ; et Prmnestina.

-ocr page 389-

571

HET HEILIG COLLEGIE.

Het getal der kardinalen wisselde in den loop der tijden gedurig af, doch is thans vast bepaald: de groote paus Sixtus V., wiens adelaarsblik het hooge gewigt dezer kerkelijke zamen-slelling voor Rome geheel en al doorschouwde, wilde haarnbsp;daarom dan ook onveranderlijk vaststellen. In eene bulle, waarinnbsp;geheel de pauslijke majesteit zich treffend ten toon spreidt,nbsp;schetst hij met groote trekken het zamenhangend verband tus-schen de oude en de nieuwe Wet; hij loont aan, hoeMozes,nbsp;op Gods bevel, zeventig ouderlingen des volks bij zich nam,nbsp;om hem behulpzaam te zijn in het overbrengen der heiligenbsp;natie naar het beloofde land; en nu deze luistervolle voorspiegeling toepassende op de Christenkerk, die belast is, om hetnbsp;menschdom tot geleide te strekken op zijnen togt naar hetnbsp;eeuwig Jerusalem, zoo verordent hij, dat voortaan zeventignbsp;ouderlingen den senaat van den katholieken Mozes zullen uitmaken. Na hun in verheven taal èn de grootheid van datnbsp;ambt èn het hoog gewigt hunner verpligtingen bloot gelegdnbsp;en op het hart gedrukt te hebben, wijst hij elk hunnernbsp;eene der kerken van Rome tol titel aan I).

1) Ziehier den naam der titelkerken van al de kardinalen. Voor de kardinalen-prieiieri.- 1° Sanelae Marise Angelorum in Therrais; 2“nbsp;Sanctse Mariae in Trans-Tiberim ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3* Saneti Laurcntii in Lucina; 4°

Sanctae Praxedis ; 3“ Saneti Pclri ad Vincula; 6» Sanctse Anastasia;; 7° Saneti Peiri in Monfe aureo ; 8“ Saneti Onuplirii; 9“ Saneti Silvestrinbsp;in Campo Martio; 10° Sanetse Marise in Via; 11° Saneti Mareclli;nbsp;12° Sanetorum Mareellini et Petri; 13° Sanetorum duodecim Apostolo-rura; 14° Sanclse Balbinae; 1S° Saneti Csesarei; 16° Sanctse Agnefisnbsp;in agone; 17° Saneti Marei; 18» Saneti Stephan i in Coelio Monte; 19°nbsp;SanefsB Marix Transpontinse ; 20“ Saneti Euscbii; 21° Saneti Chryso-goni; 22° Sanetorum quatuor eorouatoruin ; 23° Sanetorum Quiriei etnbsp;Julittae ; 24° Saneti Calixti; 23° Saneti Bartholomsei in insula; 26°nbsp;Saneti Augustini; 27° Sanctse Csecilise; 28“ Sanetorum Joannis etnbsp;Pauli; 29“ Saneti Martini in montibus; 30° Saneti Alexii; 31“ Sanetinbsp;Clementis; 32“ Sanctse Marise de populo; 33“ Sanetorum Nersei et

-ocr page 390-

57g

HEt DRIEVOUDIG ROME.

Om uitstekende kundigheden of deugden, waar deze zich ook mogen voordoen, naar waarde te beloouen, wordt hetnbsp;H. Collegie uit leden zoo der geordende als der niet geordendenbsp;geestelijkheid, en wel, zooveel mogelijk, van alle natiën zaam-gesteld. Ten minste vier doctoren in de H. Godgeleerdheidnbsp;moeten er in zijn, en wel geordende geestelijken, vooralnbsp;van de Bedelorden. Teneinde er in een zoo bij uitnemendheidnbsp;katholieke instelling geen familiegeest doordringe, wordt

Aebilisi; 34” Sanctee Mariae de Pace; 3S“ Sanctae Mariae de Ara'Coeli ; 86” Sancti Salvatoris in Lauro; 37” Sanctae Crucit in Jerusalem ; 38”nbsp;Saneti Laurentii in Panisperna; 39” Saneti Joannis ante Portam Lati-nam; 40” Sanctae Pudentianse; 41” Sanctse Priscae; 42“ Sancti Pan-cratii; 43” Sanctae Sabinae; 44” Sanctaé Mariae supra Minervam; 43”nbsp;Sancti Caroli; 46“ Sancti Tbomae in Parione; 47“ Sancti Hieronyminbsp;llliricorum ; 48“ Sanctae Susannae ; 49’ Sancti Sixti; 30” Sanctae Mattbaeinbsp;in Merulana; 31° Sanctissimae Trinitatis in Monte Pincio.

Voor de kardinalen-daal'enen, is de naam der diakoniën als volgt; 1” Sancti Laurentii in Damaso; 2” Sanctae Mariae in A^ia Lata; 3“nbsp;Sancti Eustacbii; 4“ Sanctae Mariae Novae ; 3” Sancti Adriani; 6” Sanetinbsp;Nicolai in Carcere TuIIiano; 7” Sanctae Agatbae; 8“ Sanctae Mariae innbsp;Dominica; 9” Sanctae Mariae in Cosmedin ; 10” Sancti Angeli in Foronbsp;piscium; 11” Sancti Georgii in Velum aureum ; 12° Sanctae Mariae innbsp;Porticu; 13“ Sanctae Mariae in Aquiro; 14” Sanctorum Cosmae et Da~nbsp;miaui; 13“ Sancti Viti in Macello.

Wanneer men er nu de zes bisdommen van Ostia, Porto, Albano, Sancta-Sabina, Frascati, en Palestrina bijvoegt, dan zijn er juist twee-en-zeventig titels, en schijnbaar twee méér dan de Bulle van Sixtus V.nbsp;er verordend beeft. Doeb, men boude in bet oog, dat de titel vannbsp;den U. Laurentius én Damaso geene eigenlijk-gezegde diakonie is, maarnbsp;altijd aan den vice-kanselier der kerk van Rome, hetzij bij diaken,nbsp;priester of bisschep was, is gegeven geworden. Dientengevolge voegdenbsp;Sixtus V. twee titels er bij, teneinde, wanneer de vice-kanselier diaken of bisschop was, geen andere kardinaal, priester of bissebop zijnde,nbsp;van zijn titel mogt verstoken worden. In alle apostolische brieven,nbsp;waarbij cene bandteekening der kardinalen te pas komt, moet elkenbsp;kardinaal daarbij zijn titel vermelden.

-ocr page 391-

37o

HET HEILIG COLIEGIE.

stren» bevolen, dal in dezen doorluchligen senaat twee broeders, twee neven, oonn en neef, — hoe verdienstelijk overigens ook — te zamen nooit zitting kunnen nemen.

De naam van kardinalen is reeds voldoende, om van de verheven betrekking te doen blijken, die hun in hel katholiek kerkbewind is aangewezen. Even als hengsels (carrftnes), waarop de stoflijke deuren van den aardschen tempel draaijen, zoo zijnnbsp;zij de spil , waarop de onsterflijke poorten zich bewegen, dienbsp;den hemel openen en sluiten, dat wil zeggen; zij zijn de steun,nbsp;de raad van Christus’ plaalsbekleeder, dien zij met hun licht,nbsp;met hunne ervaring, met hunnen moed, met hunne grens-looze verknochtheid voortdurend ter zijde slaan 1). Voor denbsp;eerste maal in de geschiedenis geboekt voorkomende, tijdensnbsp;de kerkvergadering van Rome, onder Koustantijn, vindt mennbsp;hun naam voorts op elke bladzijde der chrisllijke jaarboekennbsp;glansrijk ingeschreven 2). Men ziet hen beurtelings bij denbsp;algemeene kerkvergaderingen voorzilten, of, inde betrekking

1) nbsp;nbsp;nbsp;Apostolica Sedcs caput et cardo a Domino et non ab aliis con-stituta est, et sicut cardliie ostium regitur, sic hujus aposfolicae Sedisnbsp;auctoritale omnes ecclesiae (Domino disponenie) reguntur. Unde Sena-tus cardinaliutn a cardine nomen acccpit, quasi se regat et alios;nbsp;sicuti enim ostium regitur per cardines, ita Ecclesia per istos. Etnbsp;cardinalcs cardines dicunlur in Romana Ecclesia duplici similitudine,nbsp;vel quia siciit domus habet ostium et cardinem, sic Ecclesia liabctnbsp;papam qui est ostium Dei vel Ecclesiae et cardinales, etc. Moscon. denbsp;Majestate milit. eccl. lib. I, c. V.; et ex cap. Sacro Sancta, 2 dist.nbsp;22; en paus EugeniusIV, in zijne constitutie: Non mediocri, § 14.nbsp;Quorum olTicio nomen ipsum consonat optime, nam sicut super cardinem volvitur ostium domus, ita super eos Sedis aposfolicae et totiusnbsp;Ecclesiae ostium quiescit. — En de kardinaal Petrus d’Ailly de Auct.nbsp;Eccl. cap. de card.; Senatui apostolorum succedit Collegium sacrumnbsp;cardinalium quantum ad illiira statum , quo Apostoli consistebant Pc-tro, aniequam fierent particularium ccclesiarum episcopi.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Praesul non damnctur nisi cum quot;2 Icsfibus; presbyter veronbsp;eardinalis nisi cum 64 testibus non deponatur; diaconus autem car-

-ocr page 392-

574

HET DRIEVOUDIG ROME.

vau gezanten, bij de keizers van het Oosten en de koningen van het Westen over de gewigligste belangen der modernenbsp;maatschappij onderhandelen, de Kerk-zelve, bij openstaandennbsp;hoofdzelel, besturen, en in het conclave het roemrijk voor-regt uitoefenen van een Opperhoofd te geven aan geheel denbsp;christenheid 1).

Zoo dan gaan al deze achlbre personen, welke wij thans dus voor de eerste maal rond den stedehouder des Verlossersnbsp;zouden vereenigd aanschouwen, de bisschoppen, aartsbisschoppen, de patriarchen en primaten der Kerk in waardigheid te boven 2). Wanneer het schoon is, een koning te zien

dinatis urbis Romae, nisi cum 27 testibus non condemuabitur. Cap. prwsal. 2, 90, 8, caus. 2.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tot in de XI. eeuw werd de paus door de geheele geestelijkheid , onder betuiging (testimonium), dat is bijstemming , van bet volk ,nbsp;verkozen. Om de bezwaren, aan deze wijze van verkiezing verbonden,nbsp;uit den weg te ruimen, besliste paus Nicolaas II., inhetjaar 1089,nbsp;op het concilie van Rome, dat de kardinalen de eerste stem bij denbsp;verkiezing van den paus hebben zouden, maar dat de overige geestelijkheid en het volk zouden geraadpleegd en verzocht worden , om hunnenbsp;bijstemming (bijval) aan de keuze te verleenen. « Decernimus atquenbsp;Dstatuimus, ut obeunte hujus Romanae universalis Ecclesiae Pontilice,nbsp;»in primis cardiuales episcopi diligentissime simul de electione trac-.nbsp;«tantes, mox Cbristi clericos cardinales adhibeant, sieque reliquus cle-»rus et populus ad consensum novae electionis accedat. « Cap. in nomine Domini, I, dist. 23. — Deze nieuwe wijze van verkiezing duurdenbsp;tot op Alexander 111., in 1179. Aangezien er zich soms verdeeldheidnbsp;vertoonde, besloot deze opperherder, in de kerkvergadering vannbsp;Lateraan, dat hij « canonisch » zou verkozen zijn , die twee-derde dernbsp;kardinaalsstemuien op zich zou vereenigd hebben, terwijl voortaan denbsp;geestelijkheid en het volk niet meer zouden meèstemmen. En zoo nu isnbsp;thans de wijze van des pausen verkiezing door de eeuwen, door denbsp;opperpriesters-zelven en door de algemeene kerkvergaderingen geijkt.nbsp;Zrie Barbosa, Jus. eccles. univ., lib. I, c. 1, n. 88.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Sanctae Romanae Ecclesiae cardinales cateros omnes, etc. Eer-raris, art. Cardin.

-ocr page 393-

HET HEILIG COLLEGIE. 373

Ie midden zijner grootofficieren, zoo kan men het ons niet ten kwade duiden, dat wij het een nogf schooner tafereel vinden, het opperhoofd der Kerk te aanschouwen, omringd vannbsp;zijn doorluchtig hof.

Voorzeker, eene zoo hooge magt en waardigheid als die van Gods Stedehouder op aarde, moest, om eerbied in tenbsp;boezemen, noodwendig, wat men er ook van zeggen moge,nbsp;van zulk een luister worden omringd; en zoo dus ook hebbennbsp;de pausen steeds zorg gedragen, om , door onderscheiding ennbsp;voorregten van allerlei aard, de waardigheid van de prinsennbsp;der Kerk, zooveel mogelijk, te doen uitblinken. Op de alge-meene kerkvergadering van Lyon, in 1244, schonk pausnbsp;Innocenlius IV. hun het regt van den purperen hoed te dragen ; Paulus II. voegde er het gebruik bij van de barret ennbsp;het roode kruinmutsje {calotte)^ verbiedende, onder zwarenbsp;straffe, aan alle anderen, het hoofd te dekken met een sieraadnbsp;van zoodanige kleur; eindelijk, stond hij hun, in geval hetnbsp;H. Collegie uitreed, ook het purperen dekkleed voor hunnenbsp;paarden {oe.\)e{i{e\'iamp;xi JEminentie^ eminentissime ^ aan denbsp;kardinalen, bij uitzondering van alle andere waardigheid-bekleeders in de Kerk, gegeven, dagteekent van ürbanus VIII.nbsp;Maar, een van de grootste voorregten der kardinalen, is denbsp;gunst, hun loegestaan, van voor een ter-dood-veroordeeldenbsp;vrijstelling dier straffe te kunnen verwerven. Wanneer op eennbsp;dag van slrafpleging de ter geriglsplaals heengaande stoet eennbsp;kardinaal, toevallige op den weg ontmoet, zoo wordt hetnbsp;uitgesproken doodvonnis vernietigd. Zou dit ook weliigt eenenbsp;herinnering zijn van het aloud privilegie der Vestaalsche maagden? Ik zou bijkans genegen zijn, het tegelooven, daar tochnbsp;het chrisllijk Rome er zóózeer op gesteld is, om alles, watnbsp;de oudheid schoons en edels opleverde, te bewaren voornbsp;altoos.

Drievoudig Rome. * I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;54

-ocr page 394-

376

HET DRIEVOÜDIG ROME.

Een strenge regel, maar die vol wijsheid is, verbiedt aan de kardinalen het te-voet-gaan in de straten van Rome; eerstnbsp;zoodra zij buiten de stadsmuren gekomen zijn, kunnen zijnbsp;uit hunne rijturgen stappen. De Kerk wil niet, dat zij zichnbsp;onder de menigte mengen zullen en bloot staan, zelfs onwillekeurig, aan kwetsing van den eerbied, verschuldigd aan hunnen rang. Dat voorschrift staat onwrikbaar vast. De kardinaalnbsp;de Rohan, aartsbisschop van Besancon, zich na de Julij-omwenteling van 1830 te Rome bevindende, wilde er vrijstelling van bekomen. De onwaardige bejegeningen, in der lijdnbsp;door den kardinaal ondergaan, de ballingschap, waarin hijnbsp;zich vrijwillig begeven had, zijne doorluchtige afkomst, zijnenbsp;buitengewone vroomheid en de bijzondere genegenheid,nbsp;waarmede de paus hem vereerde, dit alles te zamen genomennbsp;scheen hem te waarborgen, dat de gevraagde gunst niet zounbsp;worden geweigerd. Zoo verschijnt hij dan op zekeren dagnbsp;ten gehooreop het Valikaan. « Allerheiligste Vader, zegt hij,nbsp;ik heb u eene gunst te verzoeken. — Spreek. — Ik hebnbsp;naastbij de kerk van Trinita de' monti ^ waar ik de H. Misnbsp;lees, mijn intrek genomen' ik bid uwe Heiligheid, mij dus tenbsp;vergunnen, dat ik te voet daarheen kan gaan. — Vraag mijnbsp;al, wat gij zoudt kunnen verlangen, maar spreken w'ij geennbsp;woord meer over dit verzoek, hetwelk mij onmogelijk is, unbsp;te kunnen toeslaan. »

Inlusschen zijn al die prinsen der Kerk, welke gij in vergulde staliekoetsen, allen eveneens door zwarte langstaarten getrokken, zieh langs de stralen van Rome ziel heen en weêrnbsp;bewegen, ten hunnent, allen mannen van de hoogste eenvoudigheid en meesl-innemende manieren. Onder hun purpernbsp;schittert de nederigheid van den kapucijn, de wetenschap vannbsp;den benedictijn, de liefdadigheid van den camaldulensermonnik.nbsp;Hun leven is zeer bedrijvig; zij zijn de hoofden der romeinsche

-ocr page 395-

ANECDOTE. 377

congregaties, de beschermheeren der verschillende Ordes, terwijl overigens de studie, de pauslijke audiënties, de verzorging der armen, allerlei vrome werken, verschillende instellingen van liefdadigheid en wetenschap, of de bevorderingnbsp;der schoone kunsten hunnen tijd en hunne karige inkomstennbsp;geheel en al in- en wegnemen. Geen reiziger, die nietnbsp;opgetogen staat bij het beschouwen der veelvuldige praalmo-numenten, op kosten der titulaire kardinalen in de onderscheiden kerken van Rome opgerigt.

Ik eindigde met hen in oogenschouw te nemen, toen ons rijtuig onder aan den grooten trap stil hield, die naar denbsp;Sixlijnsche kapel geleidt. Vóór het begin van ’t Officie ternbsp;plaatse aanwezig, konden wij eene geschikte plek kiezen,nbsp;om ze volmaakt-goed te zien. Men weet, dat de Sixlijnschenbsp;kapel een der roemrijksle bladzijden is uil Michel-Angelosnbsp;kunstenaarsleven: des grooten schilders penseel voltooide innbsp;twintig maanden tijds het tafereel, dat dit gewelf onslerflijkennbsp;roem verworven heeft. Hier ziet men de wereldschepping; hetnbsp;oude Verbond in zijne hoofdtrekken; daar onder, in de hoeken, de profeten en de sibyllen, te zamen de wondergeschiedenis van het geheele menschdom uitmakende; want, zie,nbsp;daarop den achtergrond der kapel, vertoont zich de ontknoo-ping der gansche wereldhistorie, namelijk, hel laatste oordeel^ doch welke alom vermaarde frescoschilderij, zoo heerlijknbsp;door Sigalon gekopiëerd, helaas, zeer veel geleden heeft.nbsp;Intusschen is zij daarom bij de kunstenaars in niet mindernbsp;aanzien, ofschoon, in allen ernst gesproken, er toch, watnbsp;de voorstelling betreft, nog al een en ander op zou vallennbsp;af te dingen, al moge dan ook het ontwerp den onslerflijkennbsp;Angelo drie jaren studie hebben gekost. Immers, wie kannbsp;bij voorbeeld aannemen, dat, ten dage des gerigts, de Heernbsp;het toornig voorkomen hebben zal van een gewoon sterveling.

-ocr page 396-

378 HET DRIEVOCDIG HOME.

in gramschap ontstoken, van een Jupiter, die krampachtig den bliksem uitslingert, of van een Neptunus, die de opgeruidenbsp;baren tuchtigt? In dit vergrijp, aan de waarheid gepleegd,nbsp;valt het niet moeijelijk, den verderflijken invloed te bespeuren, dien de Olympische Fabelleer op den genie des christen-kunstenaars, helaas, uitgeoefend heeft.

Van lieverlede kwam het gewijd ligchaam te zarnen. De hoofden der kloosterorden, in hunne verschillende koslumen,nbsp;namen, aan de epistelzijde (links) van het altaar plaats.nbsp;Daarvóór bevindt zich het regls en links aangebragte kardi-naalsgestoelte, binnen de afgesloten ruimte, ter weêrzijde vannbsp;het koor, waar de prinsen der Kerk, met hun wit hermelijnen schoudermanteltje, en de violetkleurige cappa magna,nbsp;door hunne sleepdragers gevolgd, op de voor hen bestemdenbsp;zetels weldra zitting kwamen nemen. Eensklaps opent zichnbsp;eene deur, ter regterzijde van het altaar: het is de opperpriester der Kerk, die zich vertoont; alles staat op; de doorluchtige grijsaard droeg de witte cappa en mijter. Na eennbsp;kort gebed aan den voet van het altaar gesproken te hebben,nbsp;bestijgt hij den troon, die in de kapel aan de zijde van hetnbsp;evangelie is opgerigt: een bisschop was aan het altaar.

Welk een treffend gezigt leverde de Sixlijnsche kapel zóó niet op! Al de prinsen der Kerk, meestal grijs van lokken,nbsp;geschaard rond den stedehouder Gods, mede onder arbeid ennbsp;kommervolle zorgen vergrijsd; — die majesteit, hun opnbsp;’t gelaat gezeteld, dat plegtig zwijgen der omstanders, vormdenbsp;een tafereel, waardoor het gemoed van den chrislenreiziger,nbsp;zeer zeker, diep moest getrofl^en worden. Kan toch het oognbsp;wel iets grootscher te aanschouwen krijgen dan de blik opnbsp;zulk eene vergadering ? Welk hof van Europa, ja, van geheelnbsp;de wereld, levert een senaat op, waar zooveel ernst, wetenschap , deugd en ervaring van menschen en zaken te zaam

-ocr page 397-

SIXTIJNSCIIE KAPEL, 379

vereenigd zijn? Vooral vestigde ik het oog op den deken van het H. Collegie, den doorluchtigen kardinaal Pacca. Ik herinnerdenbsp;mij, met innige aandoening, hoe die achtbre grijsaard, innbsp;1810, met Pius Vil. uit Rome werd weggevoerd, en hoe denbsp;beide roemruchte togt- en rampgenooten te zamen niet meernbsp;dan even taehtig centen aan reisgeld bij zich hadden! Ik zagnbsp;daar ook met een gemengd gevoel van bewondering ennbsp;verbazing den taalreus Mezzofanti, dat levend Pinksterwon~nbsp;der ^ éénig in de geschiedenis, begaafd met de kennis en hetnbsp;vlug gebruik van meer dan vijftig talen, ieder met haarnbsp;eigenaardigen tongval, zonder daarbij nog meè te tellen denbsp;nevenspraken of zoogenoemde patois.

Het H. Officie begon, en wij waren daarbij getuigen van verscheiden ceremoniën, allen vol diepen zin en echtenbsp;majesteit. Vóór den aanvang der H. Mis kwamen al de kardinalen den paus de hand kussen, als de roerende hulde, door denbsp;prinsen der Kerk aan den doorluchtigen grijsaard, den vader,nbsp;koning en opperpriester toegebragt. Bij het evangelie besteegnbsp;een kloostergeestelijke den kansel, en hield eene predikatienbsp;in hel lalijn, die een klein kwarlier-uurs duurde. In hetnbsp;bijzijn van den H. Vader wordt nooit anders dan in ’t lalijnnbsp;gepreekt. Toen de leerrede geëindigd was, knielden allen, ennbsp;de dienstdoende priester (bisschep) sprak overluid het Confiteornbsp;uit, waarmeê allen luide inslemden. Zeker komt dat Confiteor Aiéx juist van pas! De prediker heeft zich misschien tenbsp;verwijlen, dat hij het Woord Gods niet met genoeg eerbiednbsp;en zuivere bedoeling behandeld heeft; Confiteor l Zijne hoorders hebben welligt niet aandaehlig genoeg bij dat Woord,nbsp;waarop wij geoordeeld zullen worden, loegeluisterd of verlangd,nbsp;om het na televen: Confiteor l Allen hebben behoefle aannbsp;ootmoed, want daarin ligt het middel opgesloten, om ver-

34

-ocr page 398-

580 HET DRIEVOUDIG ROME.

waarloosde deugden Ie wekken en te verlevendigen, of zich nieuwe te verwerven: Confiteor,

Bij het Credo verlaat het gewijd collegie zijne zetels, en schaart zich in een halfrond voor het altaar. En als gij dannbsp;nu hier al die prinsen der Kerk, die vorsten over de wereld,nbsp;met vergrijsden schedel, staande voor het altaar van het Lam,nbsp;met luider stemme, het katholiek Symbolism des Geloofsnbsp;hoordet uitspreken, diezelfde belijdenis, welke op denzelfdennbsp;stond, denzelfden dag, millioenen katholieken over geheeldenbsp;oppervlakte der aarde afleggen, zoo moeide eenheid en algemeenheid des geloofs u, gelijk met mij het geval was, wel alsnbsp;handlastelijk voor den geest komen! Na het Credo keerdennbsp;de kardinalen naar hunne plaatsen terug. Bij het Santusnbsp;kwamen zij zich op nieuw, even als bij het Credo,, voor hetnbsp;altaar scharen, en, allen te zamen, herhaalden lol driewerf toenbsp;den lofzang der eeuwige heerlijkheid: Sanetns, Sanctus ,nbsp;Sanctus Dominus enzv. Vervolgens ziel men al die grijsaardsnbsp;nederknielen, het roode hoofddeksel, dat tecken hunnernbsp;waardigheid, van de zilveren lokken afnemen, en, zich totnbsp;der aarde toe buigend, vernederen voor den God, die daar opnbsp;’l altaar onbloedig geslaglofferd wordt. « En ik zag, zegt denbsp;IJ. Joannes, de tachtig gewijde ouderlingen geknield liggennbsp;voor den troon van het Lam, en ik hoorde hen tot driewerfnbsp;toe herhalen: Heilig, heilig, heilig, is de Heer, denbsp;God der legerscharen, » Nadat de Elevatie heeft plaatsnbsp;gehad, begeven allen zich naar hunne plaatsen terug, innbsp;afwachting van den vredekus, die hun door den aartsdiakennbsp;wordt overgebragt, en welken zij verder elkander, de een nanbsp;den ander, als in broederlijke omhelzing, toebrengen. Iknbsp;moet bekennen, dat de godsdienst mij nooit zoo verheven isnbsp;voorgekomen, zoo vol van majesteit, zoo vervuld van onuit-

-ocr page 399-

BIJZONDERE CEREMONICN. 381

spreeklijk-jeheimen zin als in deze mis, éénij op aarde, uithoofde van de verjjadering, die daarbij tegenwoordig is.nbsp;Ziedaar hoe wij den dag van heden aanvingen, en ziehier nunbsp;hoe wij dien hebben geëindigd.

Rome is de stad van contrasten of groole tegenstellingen: even als Rebecca, draagt zij twee geheel verschillende, metnbsp;elkander strijdige werelden in haren schoot. Wij verlangdennbsp;telkens, om van de eeiie plotseling tot de andere over tenbsp;gaan, teneinde zoodoende de groote contrasten, welke hetnbsp;heidenscheen het christlijk Rome aanbieden, op te merken, en,nbsp;zooveel mogelijk, ons gemoed voor beider maglige inwerkingnbsp;toeganklijk te stellen, denzelfden dag, ja, soms in ’t zelfdenbsp;uur. Die gestadige overgang van den eenen indruk tot dennbsp;anderen, maakt het hoofdgenoegen van den pelgrim uit: hijnbsp;geniet er het leven dubbel door. Zoo dan, weinige uren nadatnbsp;wij de Sixtijnsche kapel verlaten hadden, ging ik mij in denbsp;lieflijke stralen van Italië’s zon koestrend nederzetten op denbsp;oostelijke helling van den Palatijnschen berg, dien wij ’savondsnbsp;te voren reeds een bezoek hadden gebragt.

Reeds eenige dagen lang had ik deze plek, deze verheven schouwplaats in het oog gehad, en verlangd, om vandaarnbsp;de bouwvallen van het oude Rome te overzien; ik geloof,nbsp;dat Jeremias voor zijne bespiegeling geen ander punt zounbsp;gekozen hebben. Daar, toch, neérgezeten op het puin vannbsp;Augustus’ en Nero’s keizerpaleis, ontdekt het oog van zeernbsp;nabij den zegeboog van Titus, dien van Konstanlijn, en hetnbsp;Colosseum , te zamcn een uitgestrekten driehoek vormende.nbsp;Op de grenzen der oude en der nieuwe wereld gebouwd,nbsp;in den oogenblik , dat hel Jodendom en het Heidendom denbsp;ontluikende Kerk het gebied over het menschdom betwistten,nbsp;strekken deze drie monumenten, terwijl zij de drie namennbsp;van de drie geduchte strijdkrachten voor de vergetelheid bewa-

-ocr page 400-

582 HET DKIEVOCDIG ROME.

ren, tevens als even zooveel onverdelgbare gedenkleekens der ongewijde en der chrislHjke geschiedenis, lot eene on»nbsp;wraakbare en eeuwige getuigenis der bestaan hebbende worsteling , der daartoe gebezigde middelen , en van de zegepraal,nbsp;die de overwinnende Kerk voor altijd heeft gekroond.

Wat allereerst het oog treft, is de triomfboog van Tilus: hij verkondigt luide door zijne twee opschriften, door romein-sche handen er ingegrift, de aloude profetie van Daniël, voorspellende den moord op Kalvarië aan den Godmensch gepleegd,nbsp;en hoe een vreemde vorst, aan despits zijner legerscharen,nbsp;Jerusalem met den Tempel zou komen verwoesten en denbsp;kinderen Israëls meêvoeren in slavernij; hij verkondigt luide,nbsp;die grijze triomfboog, hoe de uitslag geweest is van dennbsp;strijd, door dat volk geleverd tegen den Christus, des Heerennbsp;Gezalfde, in eigen persoon; en voor alle toekomstige geslachten verklaart dat zegeleeken welsprekend en luid de vreeslijke vervulling van het vloekwoord, door de godsmoordenarennbsp;tegen zich-zelven uitgesproken : « Zijn bloed home over onsnbsp;en over on%e kinderen! »

Het tweede schouwspel wordt door het Colosseum geleverd : dal schrikwekkend monument slaat daar ten vreeslijk teeken èn van de peillooze diepte, waarin het menschdomnbsp;bij hel ontslaan des Christendoms verzonken was, èn vannbsp;den strijd op leven en dood, door het ten toppunt van magtnbsp;gestegen Heidendom, tegen de Kerk van Christus aangevangen; maar te gelijk ook van het sphittrend wonderwerk,nbsp;dat aan den zwakke de zegepraal op den sterke, aan denbsp;slagtoffers de overwinning op hunne beulen gegeven werd;nbsp;en dit bloedig worstelperk hebben de krijgsgevangen Jodennbsp;gebouwd, door Tilus in ballingschap gevoerd! Gij, Verlosser,nbsp;gij Lam Gods, dat de wereld veroverd hebt, ja, gij hadtnbsp;een slagveld, eene kampplaats noodig, waar uwe zegepraal

-ocr page 401-

BLIK OP TITÜS ZEGEBOOG. 385

in vollen luister uitblinken kon; een Kapitooi had! gij noodig’ oin er uwe helden te kunnen kroonen met den lauwer dernbsp;onsterflijkheid: wel nu, gij hebt gewild, dat uwe vijanden-zelve, de Heidenen en de Joden, de schouwplaats hunnernbsp;nederlaag en uwer overwinning met eigen hand voor allenbsp;eeuwen stichten zouden!

Het derde monument is Konstantijns zegeboog. Wanneer gij den blik regts af wendt, zoo zal uw oog daar diennbsp;welsprekenden en onfeilbaren getuige ontdekken van de volkomen overwinning, door het Christendom op de wereldnbsp;behaald. Grootscher in alle opziglen van omvang en stijl dannbsp;de triomfboog van Titus, die slechts ééne enkele natie tennbsp;onder bragt, heeft de praalboog van Konstantijn, die geheelnbsp;het Heidendom overwon, drie gangen, booggewelven. Ondernbsp;het groote gewelf leest men, aan de eene zijde:

LIBERATORI VRBIS

Aan Rome’s bevrijder; »

ter andere zijde:

FVNDATORI QVIETIS

« Aan den vredestichter. »

Boven het fries staat, tot tweewerf toe, aan beide zijden van het monument, het eeuwig gedenkwaardig opschrift tenbsp;lezen, dat den Christenvorst als verwinnaar door godlijkenbsp;kracht huldigt:

IJIP. C^S. FL. CONSTA.NTINO MAXIMO P. F. AVGVSTO

S. P. 0- R-

OVOD IXSTINCTV DIVINITATIS MENTIS MAGNITVÜINE CVM EXERCITV SVO

TA.M DE TVRANNO QVAM DE OMNI EIVS FACTIONE VNO TEMPORE IVSTIS REMPVBLICAM VLTVS EST ARMISnbsp;ARCVM TRIVMPHIS INSIGNEM DICAVIT.

I

-ocr page 402-

384 liEf DRIEVOUDIG UOjrE.

« Voor keizer Flavius Constanlinus, den zeer groolen altijd gelukkigen, Augustus, heeft de Senaat en het Volknbsp;van Rome, dewijl hij, onder ingeving der Godheid^ doornbsp;de grootheid van zijn genie, in een regtvaardigen krijg,nbsp;met zijn leger, het gemeenebest zoo op den dwingeland,nbsp;als op geheel zijnen aanhang, wist te wreken, dezen zegeboog opgerigt. »

En de drie monumenten , welke ik hier voor oogen had, dagtcekenen allen van den lijd zelven, dien zij ten tolk verstrekken; de eerste twee zijn het werk van ondubbelzinnigenbsp;getuigen der toen plaats gehad hebbende feilen, terwijl hetnbsp;derde eene gebeurtenis verkondigt, schitterend als het lichtnbsp;van de zon.

Zie, daar slaan zij alle drie, op slechts vijftig schreden van elkander verwijderd, en de Barbaren, die zooveel anderenbsp;gedenkteekenen der oudheid verwoestten, hebben ze ongeschonden laten staan! Wanneer gij er het Pantheon vannbsp;Agrippa nu nog bijvoegt, dan wordt het bewezen, dat vannbsp;al de best-bewaard-gebleven gebouwen uit het oude Rome,nbsp;degenen, die onloochenbaar in hun geheel zijn gebleven,nbsp;juist tot onwraakbre getuigen strekken van de groote feitennbsp;des Christendoms. En zou men dan den vinger Gods in dezenbsp;als bij uitzondering gespaarde monumenten niet onbewimpeldnbsp;willen erkennen ? Hoe! men zou ten aanschouwe van zulkenbsp;luidsprekende teekenen en getuigenissen der godlijke waarheidnbsp;zich niet op de kniën werpen en uit ’s harten grond de verklaring afleggen: o ja^ mijn God, ik geloof ?

Hoe dan ook beschouwd , met de oogen eens wijsgeers of met die van een christen, om t even, die groote roraeinschenbsp;bouwvallen voeren eene verheven taal, krachtig sprekendenbsp;lot ieders gemoed; doch tot zelfs de kleinste monumentennbsp;toe oefenen op geest en hart een onwederstaanbaren invloed

-ocr page 403-

388

OVERWEGING.

uit. God en de mensch, het Christendom en hel Heidendom vertoonen zich daar, op dezelfde plek, met elkander alsnbsp;verwinnaar en verwonneling iii de naauwste, maar ook innbsp;voor altijd beslissende aanraking. Als werk van den menschnbsp;biedt de aloude Romulus- en Neroslad, waar men den bliknbsp;ook heen slaat, niets anders aan dan een warrelklomp vannbsp;tempels, paleizen, waterleidingen, praalgraven, deels verbrijzeld, deels bewaard en nog staande gebleven, deels innbsp;slof en puin verspreid en begraven liggende over en ondernbsp;den grond. Maar, als werk van God, staat daar het Rome vannbsp;Sint Pieter en van den XVI. Gregorius, in eeuwig-jeugdigennbsp;glans, ofschoon toch het Kruis van Kalvarië reeds langernbsp;dan de Adelaar der Keizers hel Kapitool heeft gekroond,nbsp;en terwijl het zijne statige tempelwanden en trotsche koepeldaken rustig ten hemel beurt, beschermt en dekt helnbsp;met zijne magtige hand al, wat God verlangt, dat ervannbsp;het oude Rome in wezen blijven zal. Van alle kanten ziet gijnbsp;een of ander aan de vernieling van den tijd gelukkig nognbsp;ontsnapt overblijfsel des heidendoms onder de vleugelen dernbsp;Godsdienst eene veilige wijk- en schuilplaats komen zoeken ternbsp;voorkoming van een anders zeer gewissen ondergang. Even alsnbsp;gevangenen, die alle voorwaarden aannemelijk vinden, wanneer men hun slechts’t leven laat, zoo onderwerpen de oudenbsp;praalgevaarten van het heidensch Rome zich dan ook aan alles,nbsp;wat men van hen verlangt: zij dienen tot kerken, tot grafsteden voor martelaren, tot kolommen, piëdestallen, totnbsp;drempels, ja, zelfs tot vloersteenen ter vertreding in hunsnbsp;verwinnaars huis! Moge de dochter des hemels hen welwillendnbsp;slechts met den vinger aanroeren, en ze zijn tevreden, wantnbsp;daardoor is de onverganklijkheid hun gewaarborgd. Men zounbsp;zeggen, dal zij zich den vernielenden mokerslag der Barbarennbsp;herinneren, die hun zoo vreeslijke verminkingen heeft toe-

-ocr page 404-

386 HET DRIEVOUDIG ROME.

gebragt, en dat ze daarom, teneinde aan wederom nieuwe verguizing te ontkomen, niets vuriger verlangen dan innbsp;gunst door de verplegende hand dier arme Kerk opgenomennbsp;te worden, wier bloed zij dronken in de dagen hunnernbsp;heerlijkheid.

Ja, hoe dikwerf heeft de katholieke reiziger bij zijn bezoek van al die trotsche obelisken, ééns voor de magt-voerders der oude wereld hier opgerigt, geen reden totnbsp;verbazing, wanneer hij daar onder aan leest: Ter eerevannbsp;Augustus , van Mareus-Aurelius^ van Trajanus gesticht,nbsp;en dan een weinig hooger: hersteld door Sixtus, doornbsp;Clemens , opvolger van den Galilesohen visscher; maarnbsp;vooral, als hij dan op de spits het standbeeld ziet pralennbsp;van den H. Petrus, den H. Paulus, van de Moeder-Gods,nbsp;of wel het zegevierend Kruisteeken-zelf! Dat is, zoo ik mijnbsp;niet bedrieg, geschiedenis en poezij naauw-vereenigd tenbsp;zamen, doch, méér nog dan dat: in dit tweeledig schouwspel van overwinning en nederlaag, hetgeen zich hier, stapnbsp;voor stap, aan ’t oog vertoont, ligt eene groote les opgesloten voor het hart, te weten: in het gemoed van dennbsp;ernstigen navorscher zal de noodwendige slotsom zijner bespiegeling geene andere dan deze zijn: verachting van watnbsp;’s menschen trots tegen den hemel zich verstouten durft,nbsp;en stille bewondering, luide aanbidding der wegen Gods,nbsp;Welnu dan, reizigers, hetzij gij de Eeuwige Stad als kunstenaren of als pelgrims bezoekt, onverschillig, gij allen, wienbsp;gij ook zijn moogt, wanneer, bij de beschouwing der romein-sche monumenten , die beide denkbeelden, die twee gewaarwordingen zich in uw hoofd en in uw hart vereenigen,nbsp;en gij u alzoo voelt los geraken van al, wat verganklijknbsp;is, om u geheel en uitsluitend vast te hechten aan watnbsp;in eeuwigheid niet voorbij zal gaan, — ja, zeker, dan zijt

-ocr page 405-

DE META SEDANS, 587

DE META SEDANS, 587

Zoo niet, dan stel

gijftetere menschen geworden, en moogt, met zelfvoldoening zeggen: Ik heb Rome gezien!

lig niet.

30 necemlier.

De Meta sudans. — Het Colosseum. — Eerste indrukken. — Beschrijving van het Colosseum. — Beschrijving der kampgevechten. — Marteling van den H. Ignatius. — Het Colosseum het christlijk Kapitool.

Gisteren was het te laat geworden, om het Colosseum nog binnen te gaan; builen dien, ik was er op gesteld, omnbsp;hel Kapitool der Martelaren niet voor heden te bezoeken;nbsp;daarvoor had ik eene goede reden , welke ik straks meèdee-Icn zal. Door het schoonste weder begunstigd, kwamen wijnbsp;bij tijds in het kolossale monument aan. Doch de Metanbsp;sudans, die niet verre van daar slaat, trok eerst nog onzenbsp;aandacht tot zich. Hel is een bouwval, een uit gebakken steennbsp;opgemetselde massa of klomp, in den vorm van de kolommennbsp;of meelpalen , metce der oude renperken. Vandaar de naam vannbsp;Meta daaraan gegeven. Hol van binnen, met een standbeeldnbsp;van Jupiter, er bovenop geplaatst, vormde deze kolom ofnbsp;z\iil een wijde buis, waaruit een van de overvloedige fonteinennbsp;of watersprongen, in de stad der Cesars alomme aanwezig,nbsp;zijne heldere stralen in een ruim marmeren bekken neder-vloeijen liet. Dat water kwam van den Esquilijnschen berg,nbsp;en diende voor de verschillende soorten van behoefte zoo vannbsp;het amphitheater, als van de daar zaamgeslroomde menigte.

En dus dan naderden wij het Colosseum. Voor dien reus-achtigen bouwval, tot wiens tinne hel oog met moeite opziet 1), slaat men werklijk als verstomd. Hoeveel andere gewaar-

1) Ad cujiis summitafcm aïjjre visio humana conscendit. Am, Marcdl.

Drievoudig Rome. — l. Deel. 00

-ocr page 406-

388 HET DBIEVOCDIG ROME.

wordingfen zich hier ook van den beschouwer meester maken, twee hoofdzakelijk doen zich daarbij vooral gelden; eene diepenbsp;verontwaardiging en een nog dieper medelijden. Ziedaar eennbsp;van die monumenten, waaraan dat r^meinsche volk behoeftenbsp;had , om er, als op zijn uiterste gemak, bloedtooneelennbsp;bij te kunnen wonen; en, ja, bloed vooral heeft er bijnbsp;beken gestroomd! Het is dan hier, dat onze vaderen, onzenbsp;broeders, onze moeders, onze zusters in den geloove, alsnbsp;onnoozele lammeren, uit des godlijken Herders kudde weggesleept , bij duizend werden geslagt of verscheurd. Met hoenbsp;onuilspreeklijke blijdschap ontdekte ons oog het Kruis, datnbsp;daar te midden van die kampplaats slaat geplant! Zijt gegroetnbsp;en gezegend, ó aanbidlijk verwinningsleeken, hier te midden der ruïnen van het Colosseum luistervol slaande gebleven, even als op de spitsen van het Kapilool.

Aan ons eenmaal vastgesleld plan getrouw blijvende, wilden wij dit amphitheater ook wederom tweeledig beschouwen , èn als bouwwerk van het heidendom, èn als christelijknbsp;monument. Men weel, dat het Colosseum, ter plaatse-zelvenbsp;van Nero’s vijvers gebouwd, onder Vespasianus werd aangevangen en onder Titus voltooid t). De overwinnaar van Jerusalem deed er de door hem gevangengenomen zonen vannbsp;Abraham onafgebroken aan arbeiden. Men zegt, dal er twaalfnbsp;duizend bij stierven. Zonderlinge lotsbestemming van dit volk,nbsp;dat in het westen het Colosseum en in het oosten de pyra-miden voor zijne dwingelanden bouwen moest! Toen het werknbsp;gereed was, wijdde Titus het aan zijnen vader, Vespasianusnbsp;toe met spelen, die honderd-lwintig dagen duurden, en

I) Hic ubi conspicui, venerabilis amphifbcalri Erijjitur moles, stagna Neronis erant.

Mart. Epüj. II. Spectaciil.

-ocr page 407-

BESCHRIJVING VAN HET COLOSSEÜM. 389

waarbij vijfduizend wilde dieren en ongeveer tienduizend zwaardvechters te pas kivatnen 1).

Het Colosseum vormt een uitgestrekt langwerpig geheel van 137 voet hoog, op 1641 voet in omtrek. Alvorens ernbsp;binnen te gaan, wandelden wij er eerst geheel rond, alsnbsp;zijnde dit, naar het mij voorkwam, het beste middel, omnbsp;er een juist denkbeeld van te krijgen. Drie punten dedennbsp;zich terstond aan onze opmerking voor, de wijze van zamen-stelling of bouw, de galerijen en de poorten of toegangen.

De oude romeinsche bouwwerken hebben meestal funderingen van zware hardsteenblokken, en daarboven op hecht in elkaêr gecimenteerde mopsteenen. Met het Colosseum is ditnbsp;evenwel het geval niet. Van onder tot boven bestaat geheelnbsp;het reuzengevaarte louter uil Tivoli-steen, eene soort vannbsp;zeer hard marmer, legen de zwaarste vuurhille volkomennbsp;bestand. Gelijkvloers loopt links en regts naast elkandernbsp;een dubbele galerij het gansche gebouw rond. De buitenstenbsp;diende lot ingang, en stond in verband óf met de binnen-galerij, ófwel met de galerijen van boven, vomitoria , vanwaar uit de onafzienbre scharen van toeschouwers zich overnbsp;de in het ronde aangebragle banken of vaste zitplaatsen langsnbsp;alle kanten verspreidden. De builengalerij strekte tweeledig,nbsp;óf tol wandelplaats bij de groote hitte, óf wel om er tenbsp;schuilen in geval regen de toeschouwers overviel. Boven denbsp;buitengalerij zijn weêr anderen aangebragt, door al de verschillende bouworden als om strijd versierd. De Dorischenbsp;werd gebezigd voor de benedenpilaslers met de gewelfbogen en de kolommen in half-relief; de Jonische vertoontnbsp;zich in al de bovenboogw erken en in de pilasters zondernbsp;kolommen; nu volgt de Corinthische^ die, edeler van vormnbsp;dan de beide vorigen, zich in de boog-constructie en pilasters

1) Cassiod. in chron., etc.

-ocr page 408-

590 HET DRIEVOUDIG ROME.

«Ier hoo'jere jjalerijeii verloont. Vandaar af aan tot in den top of, beter jjczejjd, de tinne des g^ebousvs ziet men geennbsp;bogen meer, maar enkel groole vensters met verbondennbsp;pilasters van de gemengde orde. Tusschen die breede vensterbogen vertoonen zich de consoles, waarop de houten, metnbsp;verguld brons overdekte balken rustten, bestemd, om er hetnbsp;velarium — gordijnwerk — aan te bevestigen. Eindelijk,nbsp;liep er eene prachtige kornis of kroonlijst, waarvan nognbsp;enkele sporen over zijn, van boven rond hel geheele rcuzen-gebouw heen.

De poorten , deuren, of toegangen van hel Colosseum zijn tweesoortig, groole en kleine. Aan de twee uiteindennbsp;van hel ovaal bevinden zich de beide hoofdpoorten; zij vormen twee buitengewoon schoone en ontzettend groole bogen;nbsp;echter is de naar het Forum uilloopende veel kleiner dan denbsp;andere. Men houdt het algemeen er voor, dat door de eerstbedoelde de zwaardvechters en de slagtofFers naar binnennbsp;gingen, die voor het roofgedierte ten prooi waren bestemd.nbsp;De tweede, die naar Sint-Jan-van-Laleraan gekeerd is, diende,nbsp;om er de werktuigen, zwaar geboomte en verder al dennbsp;toestel door te brengen, die voor de uitvoering van sommigenbsp;spelen vereischt werd. Op deze w'ijze is de in het oog loo-pende onregelmatigheid dier toegangen dan ook alleennbsp;verklaarbaar.

Regts en links van de beide hoofdingangen bevindt zich een onafgebroken reeks van tachtig andere poorten, geheelnbsp;het amphitheater rond; daar gingen de toeschouwers doornbsp;naar binnen. Zij zijn met eenige treden boven den beganennbsp;grond verheven, en nog ziet men hoven in den boog hetnbsp;volgnommer geplaatst, strekkende, om voor elke klasse vannbsp;burgers den toegang aan te wijzen, waar langs zij, ter voorkoming van wanorde, binnen moesten gaan, om gemaklijk

-ocr page 409-

BESCHRIJVING VAN HET COIOSSEÜM. 591

naar de voor hen bestemde plaatsen te kunnen komen. Op het front, dat naar den zegeboog van Konstantijn gekeerd is,nbsp;bevindt zich ééne poort, waarop geen nommer staat; op denbsp;regts er naast zijnde, leest men het cijfer XXXVII, en opnbsp;die zich links er van bevindt, het getalmerk XXXVllII. Alzoonbsp;telt de daar tusschen geplaatste deur in de berekening meê,nbsp;schoon er het volgnommer is afgelaten. Is dit nu onwillekeurig zoo geschied ? Niemand gelooft dat. Maar, wat zounbsp;daarvan dan de reden wet zijn ? Een naauwkeurig onderzoeknbsp;ten deze heeft aanleiding gegeven, om het er voor te houden,nbsp;dat die ongenommerde poort voor den keizer was bestemd.nbsp;De ligging van het paleis der keizers op den Palatijnschen berg,nbsp;de versierselen, die het met deze deur in verband slaande portaal onderscheiden, als ook de overruime zaal, die daaraannbsp;grenst, dit alles te zamen pleit voor de gegrondheid van hetnbsp;gevoelen, dienaangaande door de geleerden geuit I).

Onder deze poorten zijn er nog twee, die hier niet mogen vergeten worden: de Sandapilaria oi Libitinalis^ Dooden-poort, en de Sanatrivai'ia, of Poort der levenden. Mennbsp;moet weten, dat aan het Colosseum, even als aan alle amphitheaters, een Spoliarium verbonden was, zijnde eene zeernbsp;ruime plaats, waar de lijken der afgemaakte slagloffers, of denbsp;gedoode roofdieren, met haken werden hecngesleurd , gelijknbsp;ook de doodelijk verwonde ongelukkigen, die hier met de knodsnbsp;of den bijl der Confentores of slagters verder werden geveld.nbsp;Deze allen gingen de Doodenpoort uit, terwijl zij, die doornbsp;het staal der zwaardvechters of den land van het roofgediertenbsp;geheel of gedeeltelijk gespaard waren, zóó dat zij er hetnbsp;leven afbragten, langs de andere poort naar builen gingen.nbsp;Alzoo, wie hét worstelperk was binnengegaan, moester, lot

I) Zie Jlarangoni , del Cotosseo.

00

-ocr page 410-

592

HET drievoudig ROME.

den laatsten man toe, hetzij levend door de Sanavivaria, hetzij dood door de Sandapilaria wéér uilkomen 1). Eennbsp;plaatselijk naauwkcurig onderzoek, te dien aanzien opzetlijknbsp;gedaan, heeft voor aannemelijk gesteld, dat zich het spo-liarium van het Colosseum bij den oosteüjk gelegen ingangnbsp;heeft bevonden. Om niets over te slaan, moeten wij hier ooknbsp;nog melding maken van de Fornioes^ of gaanderijen, dienbsp;daar digi bij waren, en waar de zoogenaamde Courtisanennbsp;zich ophielden. Het verblijf der ontucht naast het spuliarium ^nbsp;de afzigtelijke stapelplaats van wreed verminkte lijken, ziedaarnbsp;de heidensche maatschappij, in de daad, naar het levennbsp;geteekend.

Alvorens het Colosseum binnen te gaan, moeten wij hier herinneren, dat er niet enkel menscheu- en dierengevechtennbsp;in plaats hadden, maar ook nu en dan een scheepslrijd innbsp;werd vertoond. Zoo dan rijst de vraag, hoe men er in zulknbsp;geval het water wist in te brengen. Onze kundige gids lostenbsp;dat raadsel op, door ons op een kleinen afstand naar dennbsp;Coelius, aan den kant van Sint-Jan-van-Lateraan, heen te wijzen, waar, tegen die berghelling aan, volgens het gevoelennbsp;der oudheidkundigen, een zeer groole vergaarbak was geplaatst , die door de waterleiding van Claudius gemaklijknbsp;steeds kon worden aangevuld, en waaruit eerst bij middel vannbsp;breede kanalen, en voorts door buizen of goten, de stroomnbsp;het amphitheater dusdanig in overvloed werd binnengeleid,nbsp;dat het strijdperk zeer spoedig als in een meer herschapennbsp;was, waar het water naar willekeur in kon blijven staan, uit-

I) Op deze wijze toegelicht, wordt het verstaanbaar, wat van de HH. Perpetiia en Fclicifas geboekt staat, namelijk, dat zij, toen hetnbsp;volk niet begeerde, dat men de beide martelaressen op nieuw in hetnbsp;dierenperk brengen zou, naar de porla sanavivaria gevoerd werden,nbsp;waar een catechumeen, met name Rusticus, ze afhaalde.

-ocr page 411-

Beschkijvixg van het COLüSSECM. 395

hoofde de marmeren bodem hecht in ciment bevestigd en daarenboven met een zware Zandfaag overdekt was.

Eindelijk, daar traden wij, maar niet zonder huiveren, het vreeslijk Colosseum binnen, om er het eigenlijke worstelperk , de arena , het podium , de Irapbanken en de terra.s-sen, elk afzonderlijk, gade te slaan.

De arena, cavea, is de ruimte, het eigenlijk tooneel, waar menschen en dieren strijd voerden. Te midden in stondnbsp;het draagallaar, waarop men , om te beginnen , telkens eennbsp;redelijk wezen, een mensch, ten offer bragt, zoo dikwerfnbsp;er spelen ter eere van Jupiter Latialis gegeven werden i).nbsp;Op de plek-zelve, waar eeus dat outer geplaatst werd,nbsp;staat nu het Kruis van den Verlosser der wereld, van dennbsp;Godmensch geplant, waarvoor de christen-reiziger, die dezenbsp;plaats bezoekt, zich in aanbidding nedervverpt, als verpletnbsp;onder den bevigen indruk der herinnering , aan dien eerstennbsp;blik op dat gruweltooneel verbonden, en als bestormd doornbsp;nog duizend andere gewaarwordingen, welke het gezigt vannbsp;alles, wat hem hier omringt, levendig in zijn binnenste doetnbsp;ontstaan. Het strijdperk van hel Colosseum is 288 voet lang,

1) Terful. apol. — Het is eenc al te weinig opgenierkte en toch zeer merkwaardige daadzaak , dat de groote vertooningen van het ren-perk , van den Circus en van het Colosseum godsdienstfeesten waren, ofnbsp;tenminste met de godsdienst in naauw verhand stonden. De stelregelnbsp;ab Jove principium (Jupiter de grondslag van alles) werd naauwgezetnbsp;in geheel het openbaar en particulier leven der Romeinen betracht.nbsp;Rome mogt zich in de toepassing van dien stelregel bedriegen, maarnbsp;een waar beginsel, een heilige pligt is het, om in alle levensaangele-genheden de godsdienst tusschen beiden te laten treden. Bij ons bemoeitnbsp;de godsdienst zieh nagenoeg met niets meer. Wanneer dan alle grootenbsp;volken en alle groote mannen godsdienstige volken en godsdienstige

mannen waren, wat moet men dan wel denken of verwachten _

van ons?. ..

-ocr page 412-

§9i HET DRIEVOUDIG ROME.

182 voet breed en 748 voet in omtrek groot; nagenoeg vijftien voet zand ligt er in opgehoopt. Eensdeels hebben denbsp;opperpriesters der Kerk niet gewild, dat de grond, die metnbsp;het bloed der martelaren gedrenkt was, door den voet dernbsp;nieuwsgierige bezoekers zou ontwijd worden; anderdeels wasnbsp;het voor de bewaring dezer ruïne noodig, dat die zandbodemnbsp;onaangeroerd liggen bleef.

Rond het strijdperk loopt het podium, een marmeren staketsel, of lambrizering van ongeveer acht voeten hoog, uitnbsp;stevig in den muur bevestigde marmerplaten bestaande, metnbsp;kolommen, in den vorm van pilasters opgelegd, en daarbovennbsp;met een zwaar ijzeren hekwerk orageven, waarvan de scherpenbsp;punten buitenwaarts uitstaan, naar het strijdperk heengekeerd.nbsp;Boven op het hekwerk lag eene houten rolbalie, die, wanneer er zich een of ander verwoed roofdier uit de kampplaatsnbsp;aan omhoog wilde tillen, dadelijk in beweging kwam, ennbsp;het alzoo zonder steunpunt weêr terstond naar omlaag terugtuimelen deed. Dit was voor de veiligheid der toeschouwersnbsp;allernoodzakelijkst. liet worstelperk rondgaande, ziet mennbsp;telkens wijde openingen, onderin bet podium aangebragt ennbsp;gesloten met zware ijzeren hekken, die, even als de valpoorten onzer oude steden, op- en neêrgelaten konden worden,nbsp;en waardoor de in de carceres opge.sloten roofdieren denbsp;kampplaats werden binnengelaten. Op een gegeven leeken,nbsp;kwamen de besliarii met lanssteken, of soms ook wel metnbsp;een vlammende peklap, die vervaarlijke strijders sarren ennbsp;ophitsen, om ze woedend te maken en zoo razend het moord-perk in te doen vliegen.

Op het podium stond de tent, de loge, of het paviljoen des keizers en van zijn hof; regts en links waren de zetelsnbsp;der pretoren geplaatst, alsmede die der zachtaardige Vesta-linnen en van allen, die op een arm-zetelstoel {curulia)

-ocr page 413-

BESCHaiJVlNG VAN HET COLOSSEEM.

aanspraak hadilen. Daarboven liepen dan, in hoefijzervorm, verscheiden rijen van trapsgfewijs oploopende zitbanken, die,nbsp;door lusschenjjang^en gescheiden, al breeder werden, naar-male zij hooger gelegen waren, en daarom den naam vannbsp;cunei [wujgeri'j droegen. Op de eerste veertien rijen bovennbsp;hel podium namen de senatoren plaats, benevens de romein-sche ridders, de vreemde gezanten en de hoogste magistraatspersonen 5 al de overige rijen waren, zonder onderseheid vannbsp;rang, door de gewone bnrgers bezet. De romeinsche vrouwennbsp;namen de hoogste zitplaatsen in , vanwaar zij niet slechts, opnbsp;haar uiterste gemak, het geheele strijdperk, maar tegelijk ooknbsp;al de toeschouwers overzien konden, en tevens in ’t ronde aannbsp;geheel het ampliitheater een hooge mate van luister bijzetten.nbsp;De zitplaatsen waren of met hout beschoten, of wel nïet prachtige kussens belegd , zoodat mannen en vrouwen beiden, zonder hoegenaamd eenig letsel der gezondheid bij het gruwlijknbsp;ombrengen hunner natuurgenooten konden toeschouwen. Dochnbsp;dit was nog niet voldoende: de damp van ’t bij stroomennbsp;vergoten bloed moest zich tegelijk met den geur van kostbaarnbsp;reukwerk mengen, en daartoe waren dan ook, op kleinenbsp;afstanden van elkander, verguldbronzen buizen aangebragt,nbsp;waaruit een fijn welriekend vocht, over de vergaderde menigtenbsp;verkoelend nederdaauwde. Gewoonlijk was dit een mengsel vannbsp;saffraan en balsem. De plaats, waar de bedoelde buizen geplaatst waren, is nog zigtbaar.

Het terras bestond uit eene ruime vlakte, van voren met een galerij tot leuning omgeven, en waarop voor twaalfduizendnbsp;toeschouwers plaats was. Daér werden de zeilen , of het gor-dijnwerk {^velarium) vastgemaakt en voorts met koorden ennbsp;rollen in beweging gebragt, wanneer men het amphitheaternbsp;van boven tegen het sterk invallend zonlicht overdekken wilde.nbsp;Dat velarium was een onmelelijk groot purperkleurig gordijn,

-ocr page 414-

896 HET DRIEVOUDIG ROME.

met gouden starreo bezaaid, waarmeê het geheele Colosseum, in den vorm vaneen tent, kon overspannen worden; hel strektenbsp;zoowel lot sieraad van het gebouw, als ter verkoeling vannbsp;de daar opeengehoopte toeschouwers. Een drom van jongenbsp;matrozen, wartwa/es genaamd, droegen, met verwonderlijkenbsp;vlugheid. Voor de gepaste behandeling van dit gordijnwerknbsp;de noodige zorg.

Het Colosseum telde 87 duizend zitplaatsen, zoo op het podium als op de trappen 1); voegt men nu daarbij denbsp;twaalfduizend plaatsen van het terras, dan kan men, hetnbsp;dienstdoende personeel er onder rekenende, gerust een cijfernbsp;van honderdduizend toeschouwers voor dit amphitheater aannemen. Herinner u nu, dat het Colosseum i 57 voet hoognbsp;was en 16-fl voet in omlrek had, en, zoo gij kunt, verbeeld u dan, welk een schouwspel dal reuzengevaarle aan helnbsp;oog moet hebben vertoond, wanneer hel daar stond in hetnbsp;tintellicht van Rome’s zon, hare stralen in duizend riglingennbsp;schietende over dien met gouden flonkerstarren bezaaidennbsp;purperhemel, door de weelde hoog in de wolken uitgespannen, om aan dat prachtig geheel van schillrende mar-merwanden, van zuilen, van standbeelden, van brons- ennbsp;beilelwerken zonder tal, zoo mogelijk, nog hooger luister bijnbsp;te zetten. Men vrage dan niet, wat dit monument gekost zalnbsp;hebben; de oude schrijvers zeggen alleen, dal Titus er eennbsp;stroom van goud in heeft laten vloeijen 2); zij hadden ernbsp;moeten bijvoegen, en een stroom van tranen, en een stroomnbsp;van bloed !

Verlangt men een getrouw beeld van het oude Rome in de laatste drie eeuwen van zijn bestaan, dan kan hel Colos

1) nbsp;nbsp;nbsp;Pub. Vict. de Region.; Donati, lib. Ill, p. 193.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Hoe Till potentia principalis clivitiarum profuso fluniiue, exco-gitavit aediCcium fieri. Cassiod., Epist. variar. 4a.

-ocr page 415-

507

BESCHKIJVING VAN HET COLOSSEUM.

seum (iaarloe wel hel beste dienen, zoo door zijn groolschen omvaner, door de pracht zijner versierselen, door den aard dernbsp;schouwspelen, die er vertoond werden, als door de woede —nbsp;ma{j men zeggen — waarmede, van den keizer af tol dennbsp;slaaf toe, geheel het volk voor die spelen bezield was. Doornbsp;hel Colosseum grondig te kennen, ziet men de toenmaligenbsp;wereld als in een helderen spiegel voor zich; ddér, in datnbsp;amphitheater, waar die Romeinen zamenkwamen, vereenigennbsp;zich, als in één brandpunt, al de verschillende stralen vannbsp;het licht, door de onderscheiden geschiedschrijvers dier dagennbsp;over de ongelooflijke geheimzinnigheden van het heidenschenbsp;leven verspreid. Van deze gedachte geheel doordrongen, gingen wij uit hel strijdperk naar het 'podium heen, en namennbsp;daar plaats, waar de keizertent, of loge , eenmaal stond, omnbsp;van dat geziglspunt uit een blik te slaan in wal er ten tijdenbsp;des heidendoms in hel Colosseum omging. Vergeet niet, datnbsp;het heden de 20. December is, de laatste dag der Sigilla-rische feesten, waarmeê de Romeinen de sluiting vierden vannbsp;hun jaar. Wanneer wij alzoo, ons, op zulk een dag, in hetnbsp;elfde jaar der regering van Trajanus binnen dit amphitheaternbsp;bevonden hadden, ziehier dan, wal wij, tenminste gedeelte'nbsp;lijk, zouden hebben gezien.

In plaats van zand is het strijdperk met vermiljoen overdekt; Jupilers altaar slaat getooid; de vaas voor het offerbloed en het gewijde staal schilleren bij den rookenden drievoet. Boven onze hoofden zijn de manuales ijverig met het innbsp;gereedheid brengen van het purperen gordijnwerk en der reuk-waterfonleinen bezig. Onder ouze voelen loeit en brult hetnbsp;roofgedierte in de carceres , zoodat geheel het Colosseum ernbsp;van dreunt. Daar wordt de keizerpoort geopend; de pretornbsp;treedt binnen, in zijn rijken purpermanlel gehuld, die metnbsp;een gouden knoop op den regter schouder is vastgehechl; hij

-ocr page 416-

598 HET DUiEVOl’DIG ROME.

bestijgt het podium en neemt den eerezetel in, want de keizer bevindt zich in het Oosten. Hem volgen Vestaalschenbsp;maagden in ’l witgekleed, en de senaat, mede in witte mantels,nbsp;maar die met goud zijn afgezet. Al de gaanderijen zijn geopend ; zeven-cn-tachtig duizend toeschouwers zitten al de rangen van het amphitheater rond; twaalf duizend zien er vannbsp;het terras naar beneden. Tusschen de eerste en laatste gaanderij schittert in purper, goud en diamanten eene breede rijnbsp;van vrouwen , romeinsche moeders met hare dochters, dienbsp;den luister der glansrijke vergadering de kroon opzetten.nbsp;Eensklaps heerscht er eene algemeene stilte, bij het aannaderennbsp;van den priester van Jupiter Latialis, die daar binnentreedtnbsp;door de poort, uitloopende naar Titus zegeboog; een Pmi-tificius, dat is een mensch ter slagling bestemd, bevindtnbsp;zich, dooreen wacht van Prelorianen bewaakt, aan den voetnbsp;van het altaar; het offer wordt op den bodem neêrgestrekt,nbsp;de Flamen dialis neemt het slagtmes ter hand en — denbsp;moord is volbragt; — het volk geeft met uitbundig handgeklap zijne toejuiching te kennen; Jupiter is bevredigd, en denbsp;spelen kunnen nu een aanvang nemen.

De muzijk doet zich dan ook hooren, en onder daverend trompetgeschal vertoonen zich de venalores aan de poort,nbsp;waar de priester van Jupiter was binnengekomen; zij zijnnbsp;gewapend tot den strijd met het roofgedierte, tol een strijd opnbsp;leven en dood. Op twee rijen staan zij geschaard, elk meteennbsp;zw-eep in de hand, waarmeé zij, een voor een, de rampzaligenbsp;slagtoffers, die naakt tusschen hen doorgaan, een slag overnbsp;de lendenen toebrengen; dat zijn, namelijk, de hestiarii^nbsp;ten prooi voor leeuwen en tijgers bestemd. Hun getal is nietnbsp;telbaar, zoo groot is de drom. Meerendeels zijn het armenbsp;voortvlugtige slaven, krijgsgevangenen, christenmannen ennbsp;vrouwen, jonge kinderen en hoogbejaarden, door ouderdom

-ocr page 417-

BESCHRIJVING DER KAMPGEVECHTEN. 399

vergrijsd. Door een heraut voorafgegaan, trekken zij het strijdperk rond, en voor de loge des keizers gekomen, buigen zij eerbiedig hel hoofd, zeggende: Caesar, morihtri Ie salu~nbsp;tant. « Gesar, zij, die ter dood gaan, groeten u » 1).

Inlusschen wordt de troep in kleine benden verdeeld, want men wil niet, dat ze allen op eenmaal vernield zullen worden ;nbsp;het vermaak moet, zoolang mogelijk, worden gerekt. Zij,nbsp;die het eerst moeten sterven, blijven in hel strijdperk, ennbsp;wel aan palen vaslgehecht, of in nellen gewikkeld; de overigennbsp;worden in de carceres zoolang bewaard. De toeschouwersnbsp;beginnen ongeduldig te worden. De Vestaalsche maagden, —nbsp;wie zou het gelooven? — ja, %ij geven hel teeken lol dennbsp;aanvang der slagling. De hekdeuren worden opgehaald, ennbsp;daar schieten nu de door de zwaardvechters gesarde, gestokennbsp;en gebrande leeuwen, beeren en panters verwoed hel amphitheater binnen. Eén oogwenk slechts , en hel moordlooneelnbsp;melhelpodium drijven van het bloed, waarin stuiptrekkendenbsp;ledematen, vreeslijk aan bet ligchaam ont.scheurd, hoofdennbsp;en ingewand lillend omdrijft. Het volk heeft den gruwelnbsp;gesmaakt van ’l bloedvermaak, en nu wil hel méér; hetnbsp;begeert er zich, tol walgens toe, aan te verzadigen. Denbsp;martelkamp gaal voort; elke bende slagtoffers, of slagtvee,nbsp;bestiarii , verschijnt op hare beui t. De toeschouwers badennbsp;zich in telkens hooger, telkens lieflijker genot; de senaat, denbsp;Vestalinnen, de vrouwen, met een woord, geheel de menigte,nbsp;allen roepen, als uil éénen mond, luide en met breidelloosnbsp;ongeduld , telkens om versch moordgedierie en nieuwe slagtof-

1) In stede daarvan . deden de cliristenen bij die gelegenheid bunne regters ernstige vermaningen booren. Zuü, bij voorbeeld, zeiden denbsp;martelaars van Carthago aan llilarius, den proconsul, toen zij zijne logenbsp;voorbijtrokken : « In deze wereld rigt gij ons, maar in de andere zalnbsp;God u rigten. »

Drievoudig Rome. — 1. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;50

-ocr page 418-

400 HET DRIEVOUDIG ROME.

fers; — doch, eindelijk, de voorraad is uitg^eput, er is geen menschenvleesch meer te verscheuren, voor het volk geennbsp;druppel bloed meer overig tot lessching van zijn barbaar-schen dorst.

Maar, wat zeg ik? Als de bestiarii dood zijn, zoo blijven de zwaardvechters toch nog over: men gaat hun plaats maken.nbsp;De leeuwen en panters worden in hunne kooijen gedreven.nbsp;De Confectores, met baken toegerust, sleuren de lijken innbsp;het spoliarium. Twee hunner opzieners, naar de kenteekenennbsp;der godheden, welke zij voeren, Mercurius en Pluto genoemd,nbsp;wandelen gestadig deze plaats rond. Mercurius roert met zijnnbsp;gloeijend-gepunten ijzerstaf elk ligchaam even aan, om tenbsp;zien, of er zich nog sporen van leven in opdoen; zoo ja,nbsp;dan brengt Pluto aan de ongelukkigen, die te vergeefs naarnbsp;geneeskundige hulp uitzien, met een kolf den laatsten genadeslag toe 1). Als de Confectores hun werk verrigt hebben,nbsp;komen jonge, schoone en sierlijk gekleede slaven met harkennbsp;het bloedig worstelperk weêr glad en effen maken.

Middelerwijl dit plaats heeft, wordt van alle kanten de fijne geurdaauw over de toeschouwers uitgelaten, ennbsp;daarmede de met bloeddamp scherp-verhilte lucht wederomnbsp;afgekoeld en aangenaam opgefrischt 2). Intusschen golft ooknbsp;het prachtignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, als een onmetelijke waaijer, de me

nigte boven het hoofd; muzijk en zang, door een orchest van duizend instrumenten uitgevoerd en begeleid 5), brengtnbsp;het volk in nieuwe verrukking, terwijl honderd allerpotsier-lijkst gekleede narren met hunne uitheemsche kluchten ennbsp;taliooze snakerijen de toeschouwers trachten bezig te houden,nbsp;en het ongeduld eenigermale te beteugelen, waarmede zij haken naar vernieuwden moord.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Senec., Epist. 93.

2) nbsp;nbsp;nbsp;1(1., Qaaest. Nat., 11, 9 , ep. 90.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3) ld., ep. 8S.

-ocr page 419-

BESCimiJVlNG DER KAMPGEVECHTEN, 401

BESCimiJVlNG DER KAMPGEVECHTEN, 401

Eindelijk, daar dagen de zwaardvechters op; zij zijn in prachtig geschilderde karren van verschillende kleur gezeten, en rijden zóó het amphitheater rond. Ook zij begroeten den keizer, in het voorbijtrekken zijner loge , met hunnennbsp;grafkreet, Ccesar, morituri te salutant: «Caesar, zij, dienbsp;ter dood gaan, groeten u. » Nu stijgen zij af, en verspreidennbsp;zich door het strijdperk heen. Hunne kleeding bestaat uit eennbsp;suhli^aculum ^ van roode of wille stof, eene soort van schort?nbsp;kleed rond de heupen tot aan de kniën over de dijen luchtignbsp;heengolvende, en door een fraaijen gordel, met gedrevennbsp;koper opgelegd, om hun midden gesloten. Een blaauw lederennbsp;laars of hooge bronzen schoen, ocrea, maakte hun schoeiselnbsp;uit; overigens waren zij geheel naakt. Hunne wapenrustingnbsp;bestond of in een klein rond schild, parma, een drietandnbsp;en een net, te weten de retiarii; of wel in een krommenbsp;zeis, een groot rond sehild, clypeus, een helm, met eennbsp;roode pluim of een visch (dolfijn) tot kam er op, te welennbsp;de mirmillones, meerendeels het rampzalig voorgeslacht dernbsp;hedendaagsche Franschen 1). De/«yweam zijn met een stropnbsp;gewapend, waarmeê zij elkaêr trachten te verworgen; totnbsp;verwering hebben zij niets dan een lederen schild. Die gijnbsp;daar ziet met een zwaard toegerust, den regter arm met eennbsp;blaauw geschilderd dekstuk bekleed, aan den linker eennbsp;c/ypeM« voerende, en een gevleugelden helm op het hoofd,nbsp;die even eens blaauw geschilderd en met een rooden vederbos versierd is, dat zijn de eigenlijk gezegde zwaardvechters, gladiatores, sommigen te voet, anderen te paard.

De dimacharii hebben geen enkel verweringsmiddel, geen schild, maar, daarentegen, in elke hand een zw'aard. Denbsp;essedarii strijden op karren, die door slaven getrokken

-ocr page 420-

HET DRIEVOUDIG ROME.

worden. De andabaten zijn ongehikkigen, die geblinddoekt den kamp in het duister strijden moeten. Deze verschillendenbsp;soorten van zwaardvechters treden echter niet allen te gelijknbsp;op, maar wisselen elkander opvolgender wijze, telkens metnbsp;iets nieuws, af: die verscheidenheid van moordtafereelennbsp;vergroot en verveelvuldigt tevens het genot des volks in hoogenbsp;male. Wie zijn dat daar ginds, die drom van strijders, wiernbsp;blik geheel het amphitheater kalm overweidt ? Zij schijnennbsp;een spiegelgevecht te houden, als oefenden zij zich daarmeènbsp;tot den wezenlijken strijd. Het zijn de auclorali, zwaardvechters, die hun leven hebben verkocht, om het volk tenbsp;onthalen en te vergasten op het schouwspel van hunnennbsp;dood. Deze strijdbende, gereed om zoo aanstonds op elkaêrnbsp;toe te snellen, bestaat enkel uit kampvechters, zoo genoemdnbsp;sine missione: geen enkele hunner mag levend uit den strijdnbsp;terug keeren: gij zult ze allen zien sneuvelen. In het programnbsp;der spelen wordt zorgvuldig opgeteekend , dat er, onder anderen , ook een gevecht van sine missione zal plaats hebben, ennbsp;dit is een zeker middel voor groolen toeloop 1). De trompettennbsp;schallen; de strijd vangt aan: daar klettren de zwaarden,nbsp;daar splinlren de lansen, daar stroomt het van bloed! Ennbsp;toch het volk, in toorn ontstoken, geeft luide zijne afkeuringnbsp;te kennen; wat is er dan toch gebeurd? Wel, men zietnbsp;hoe de zwaardvechters elkander de moordslagen naar hetnbsp;hoofd toebrengen, hetgeen meestal oogenbliklijk den doodnbsp;ten gevolge heeft; en welk vermaak is er dan toch gelegennbsp;in iemand te zien afmaken, die geenc doodsangsten ennbsp;stervenspijn ondergaat? Een zwaardvechter in óenen slootnbsp;neèr te leggen, is een roof plegen aan wat een Romein innbsp;zijne overprikkelde wulpschheid hel regl wil hebben van te

1) Hodierna pug-na habet missionem. Apnl. lib. II.

-ocr page 421-

BESCHRIJVING DER KAMPGEVECHTEN. 405

genieten. Middelerwijl neemt de strijdlust levendig toe, zonder daarmeê evenwel de bloedige eischen van het volk te bevredigen: geheel het amphitheater acht zich gehoond, geminacht door de zwaardvechters, die elkander zonder wreedheidnbsp;afmaken, en niet luidruchtig-vrolijk den dood weten te sterven. Daar doet zich op eens onder de toeschouwers een uitgelaten kreet van afkeuring hooren; de woede vertoont zichnbsp;op aller gelaat; het Colosseum davert van moordlust-krijschendenbsp;wanklanken; de toeschouwers, ook de Vestaliunen, in woedenbsp;ontstoken, staan van alle kanten met dreigend gebaar op,nbsp;en men meent aan de stuiptrekkende beweging, die alommenbsp;heerscht, dat de bloedgierige menigte zoo op den oogenbliknbsp;het worstelperk binnenstormen zal, om met eigen handnbsp;het beulenwerk te gaan verriglen aan de jammerlijke voorwerpen van haren toorn en gruwbren euvelmoed 1).

Doch, zie, wie komen daar van achter uit het strijdperk toegesneld ? Het zijn de leveranciers van die « kampvechlers-ragoüt, » zoo als Tacitus het uitdrukte 2). Zij stormen metnbsp;zweepen en roeden op dien hoop van schuchtere strijdersnbsp;los, en nemen zelfs het vuur te baat, om hen een weinignbsp;meer moed in te scherpen 5). Het volk weet hunne lafheidnbsp;te straffen, door ze allen ter dood te veroordeelen, metnbsp;uitzondering van de twee dappersten, die genade krijgen,nbsp;en een vrijbrief lot ontslag uit den slavenstand. Te vergeefsnbsp;pogen ook de overigen hunne hardvochtige reglers tot mensch-lijkheid te bewegen: de ootmoedige, de sidderende houding,nbsp;waarin zij om het leven smeeken, is enkel in slaat, om denbsp;tegen hen ontstoken woede nog meer aan te vuren. Nietnbsp;alleen, dat zij allen omkomen , — en bij de spelen van

1) nbsp;nbsp;nbsp;Senec. de Ira, I., 2.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Gladiatoria sajjina. Tac. Hist. 11 , 88, V.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Senec. Ep. 37. Pctron. 117.

56

-ocr page 422-

404 HET DRIEVOUDIG ROSIE.

Trajanus bedroeg dal gelal lien duizend 1), —maar hel volk, in zijne buitensporige woede, vreezende, dat een of andernbsp;slagtoffer zich welligt voor dood kan doen doorgaan, beveelt,nbsp;dat de lijken eerst stuk voor stuk zullen worden onderzocht,nbsp;en vervolgens, voor alle zekerheid, nog op nieuw metnbsp;herhaalde zwaardsteken doorboord 2).

Onderwijl hebben de toeschouwers het genot van de alleraangenaamste gewaarwordingen te mogen smaken. Er zijnnbsp;verwondingen loegebragt, wel doodelijk, ja, maar die ontvangen werden met al de bevalligheid, welke de wet opnbsp;den kampstrijd voorschrijft. Bij eiken beslissenden stoot, zoonbsp;dikwerf er een slagtoffer neder stort, gaat, van alle zijdennbsp;uit de schouwplaats, de kreet op: IIoo habet, hoe habet!nbsp;« Die is raak, dat is getroffen! » en eene helsche vreugde,nbsp;de vreugde des satans, verspreidt zich op ieders gelaat. Denbsp;inééngezonken strijder heft zich omhoog, en op ééne knienbsp;gezeten, smeekt hij nederig om het leven; zijn verwinnaarnbsp;staal daar zegevierend voor hem, en laat den blik het am-pliitheater rondgaan, om van het volk te vernemen, welknbsp;lot zijn verwonneling beschoren zal zijn. Men steekt dennbsp;duim omhoog, en hij heeft het leven gered, men keertnbsp;den duim naar onder, en hij is veroordeeld tot den dood.nbsp;Hij moet sterven, maar zijn uiteinde zal den toeschouwersnbsp;nieuwe slof leveren tot een hooger, een prikkelender genot:nbsp;elk slagtoffer namelijk, aan zijns verwinnaars voelen neêr-gezegen 5), moet de spits van het hem door dezen aangeboden zwaard zich op de keel zetten, en voorts zelf hetnbsp;moordend staal besturen, dat aan zijn leven een bloedig

1) nbsp;nbsp;nbsp;Xipliil. Trajan, p. 247.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Lact. \’1, 20.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Cic. Tusc. II , 17.

-ocr page 423-

BESCIlKIJVliVG DER KAJIPGEVECRTEX. 4ÖS

einde maakt 1). Eene losbarsting van vreugdekreten gaat met iedere slagling gepaard, en doet zich uit elke loge hooren,nbsp;zelfs van daar, waar de Vestaalsche maagden gezeten z4Jn.nbsp;Men ziet haar, die zoo zachtaardicje en zoo bescheidennbsp;schepselen, telkens zich van haren zetel verheffen, en, zoo-dikwerf de verwinnaar zijn zwaard den verwonneling doornbsp;den strot jaagt, als van geestdrift buiten zich-zelve, hetnbsp;aantal wonden tellen, waaruit de stervende zwaardvechternbsp;het strijdperk met zijn bloed overspat 2).

De trompetten, hoor, ze worden op nieuw vervaarlijk gestoken, en de Doodenpoort heeft verscheiden honderdennbsp;van bloedige en verminkte lijken zien wegvoeren. Voor denbsp;derde maal hebben sierlijk-gekostumeerde slaven de bebloedenbsp;kampplaats opgeharkt; doch de strijd van man tegen mannbsp;is nu afgeloopen. Dit neemt evenwel niet weg, dat het volknbsp;nog geenszins bevredigd is, en altijd naar nieuw genot blijftnbsp;haken, dal wil zeggen, naar bloed , maar nu op eene anderenbsp;wijze vergoten; en dat zal geschieden. Middelerwijl echternbsp;heeft er eene soort van lusschenbedrijf plaats, geschikt, omnbsp;nu ook tot zelfs de laatste vonken van onmenschlijkheidnbsp;bij de menigte in laaije vlam te zetten, wanneer er namelijknbsp;nog iets dierlijks in het gemoed der toeschouwers rnogtnbsp;sluimerende gebleven zijn. Zie, daar brengen eenige rijk-gekleede slaven een komfoor met gloeijende kolen aan. Hetnbsp;volk heeft wel van Mucius Scevola gelezen, maar het wasnbsp;geen ooggetuige van zijne daad, en die wil zij zien, alleen

1) nbsp;nbsp;nbsp;Scncc. Ep. 30. De H. Pcrpetua werd daartoe genoodzaakt.

2) nbsp;nbsp;nbsp;..... Consnrgit ad ictus

Et quoties victor ferrum jugulo inserit, illa Delicias alt esse suas, pectusque jacentisnbsp;Virgo inodesta jubet conversa pollice rumpi.

Prudent, in Symmach. II, v. 1100_1113.

-ocr page 424-

406

HET DRIEVOUDIG ROME.

omdat aan dit gezigt het genot van een follertafereel verbonden is. Een ongelukkige wordt door eenige pretorianen na^i^ het altaar geleid, waarop het komfoor met de brandendenbsp;kolen geplaatst is, en men dwingt hem nu, zijne hand afnbsp;te schroeijen in het blakerend vuur. In geval van verzetnbsp;tegen deze afgrijslijke parodie, weet hij, dat men het gezwavelde kleed, de tunica incendialis, welke men hem heeftnbsp;aangetrokken, terstond in brand zou steken, waartoe tweenbsp;beulen, met ontstoken toortsen, hem digt ter zijde slaan 1).

Onderwijl het volk zich aan dien geur van geroosterd menschenvleesch vergast, zijn de toebereidselen voor denbsp;jagtparhj afgeloopen. Eenige benden van bestiarii komennbsp;door de westerpoort van het Colosseum binnen, en mennbsp;ziet onder de groote poort door, bij middel van een on-zigtbare mechaniek, een geheel bergwerk, digt met struikgewas en gras overdekt, aannaderen. Het opent zich, omnbsp;beeren, leeuwen, panters en buffels los te laten 2). De slag-ting vangt nu aan op nieuw, het bloed stroomt in plassennbsp;daarheen, en de uitbundigste toejuiching stijgt lot het dolzinnige toe. In een oogenblik des tijds ligt de vlakte door elkaêrnbsp;als bezaaid met in hun bloed wentelende menschen en dieren.nbsp;Alles is afgemaakt, niets heeft het leven meer, dan enkelenbsp;beeren, van de Alpen aangebragt, of nog eenige leeuwen,nbsp;uit Numidië herwaarts gevoerd, die, van het slagveld meesternbsp;gebleven, zich tusschen de lijken door bewegen, steeds zoekende naar nieuwen buit. Eindelijk, evenwel, is zelfs het

1) nbsp;nbsp;nbsp;Martial. 'Vil, 30. Xiphit. 2S.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Receptaculum omnium ferarum in amphitheatro exstmetum eratnbsp;instar navis, quae capere simul et emittere posset ad feras quadrin-gentas: eo autem subito oceulte soluto , exsiliebant ursi, leae, pan-therae, leones, strutbiones, onagri, bisontes. Dio, tn Severo. ld. innbsp;Neron, Vopisc. in Prob,

-ocr page 425-

BESCHRIJVING DER KAMPGEVECHTEN. 407

roofgedierte verzadigd van bloed en nienschenprooi: het legt zich in het worstelperk neder, om de reeds half-verbrijzeldenbsp;beenderen van dezen en genen hestiarius verder voor goednbsp;te vermalen met zijn blikkerend gebit. Maar, waarom drijftnbsp;men het niet in de carceres terug? ó, Er moet nog een nieuwnbsp;schouwspel plaats hebben, waarbij de senaat, de Vestalinnennbsp;en het volk buiten zich zelf zal geraken van vreugde, en zijnnbsp;lach den ruimsten teugel zal kunnen vieren: er wordt namelijk een slaaf in het strijdperk gedreven, met een ei op denbsp;vlakke hand, hetwelk hij, zonder deze te sluiten, en zonder’tnbsp;te laten vallen, van het eene einde lot het andere dradennbsp;moet. De vrees, de angst, de benaauwdheid van dien ongelukkige, de bewegingen der leeuwen, hun dof gebrul, brengen al de toeschouwers in de aangenaamste verrukking; dochnbsp;ten top stijgt hunne vreugde, als de rampzalige verlooner vannbsp;dit wreede spel aan den muil of de klaauwen van leeuw ofnbsp;beer ten prooi valt. Langzamerhand begint het inlusschen avondnbsp;te worden, en nog altijd vraagt het bloedgierig volk om nieuwenbsp;bestiarii; maar, daar zijn er niet meer. Hoe, het romein-sche volk zal dan geen vermaak, en de muil van den leeuwnbsp;geen prooi meer hebben ? Neen, dat niet! Trajanus, de keizer-zelf heeft het Colosseum toevoer van slagtoffers verschaft.nbsp;Vanwaar toch die luidruchtige vreugde, in alle rangen, geheel het amphitheater door, zoo eensklaps botgevierd? Zietnbsp;gij daar wel dien centurio eensklaps op het f odium verschijnen , en met den pretor spreken, wien hij een lastbrief vannbsp;den keizer Ier hand stelt? Hij kondigt de komst aan van Ignatius, bijgenaamd Theophorus, den bisschep der christenen,nbsp;dien de keizer van uit hel Oosten naar Rome zond, om daarnbsp;in het Colosseum aan hel roofgedierte ten prooi gegeven tenbsp;worden. Welk een geluk I

In de daad, ten jare 116 na Christus geboorte, op den

-ocr page 426-

408 HET DBIEVOCDlG HOME.

20. December, den dag-zelven, dat wij het Colosseum bezochten, werd Ignatius, te Ostia, ontscheept. De soldaten, die hem vervoeren moeten, maken haast, want vóór zonne-onder-gang moet hij het groote Rome worden binnengeleid; immers,nbsp;het is heden de laatste dag der feesten; en, zie, daar staatnbsp;de martelaar aan de amphitheaterpoort. De pretor staat op,nbsp;en leest het volk den brief van Trajanus voor: « Wij bevelen,nbsp;dat Ignatius, die zegt, dat hij den gekruisigde in zich draagt,nbsp;geboeid door krijgslieden het groote Rome binnengevoerdnbsp;worden zal, om daar te dienen lot voedsel voor hel roofgedierte en ten schouwspel voor het volk I). » Een langdurignbsp;handgeklap strekt ten blijk van de vreugde en de dankbaarheid des volks. De eerwaardige grijsaard gaat onder den zweepslag der venaiores hunne gelederen door, en wordt vervolgens door hen het strijdperk ingedreven. De honderdduizendnbsp;toeschouwers zetten op dal gezigt hun oorverdovend handgeklap bij vernieuwing voort; de leeuwen heffen een vervaarlijknbsp;gebrul aan. Ignatius werpt zich op de kniën en zegt: « Iknbsp;ben het tarwegraan des Heeren, en ik moet alzoo door denbsp;tanden van hel gedierte vermalen worden, om het zuivernbsp;brood van Jesus Christus te kunnen zijn. » Hij zweeg: daarnbsp;werpen zich twee leeuwen op den martelaar, die hem in eennbsp;oogwenk verslinden, zonder van zijn ligchaam iels anders overnbsp;te laten dan het grootst en hardst gebeente.

De bloedgetuige is geslagtofferd. Wreedaardig volk, zijt gij nu verzadigd van allerlei moord? Neen, even als de tijger, op bloed belust, zoo ook Rome: het heeft nu enkele

en ja, nu wil het er van Dat zal twee volle eeuwen

druppels christenbloed geproefd, drinken tot oververzadiging toe.

1) Ignatium praecipimus, in seipso dicentem cireumferre Cruci-fixuin , vinctum a militibus in niagnam Roinam duci, cibum bestiarum , in spcctaculum picbis futurum. Act, Sincer. S, Ignat, ap. Ruinart.

-ocr page 427-

BESCHRIJVING DER KAMPGEVECHTEN. 409

duren, en geheel een leger van martelaren zal, op het roemrijk voetspoor van Ignatius, in dit amphitheater den marteldood komen vinden. Onzinnig volk, begroet vrij die bloedgetuigen van den Heer, in hunne folteringen, met uw daverend handgeklap: gij weet niet, dat hun zegepralende dood denbsp;altaren uwer góden schudden doet, en weldra uw Kapitoolennbsp;uw Colosseum-zelf in puinhoop om zal Ijeerenl Intusschennbsp;ziet men onder die roemrijke voorvechters, die achlervolgensnbsp;om beurte dit bloedig strijdperk binnentraden, Eustachius,nbsp;hoofdman der ruiterij onder Titus, bij het beleg van Jerusalem, opperbevelhebber der romeinsche legerscharen ondernbsp;Hadriaan, en met hem zijne echtgenoot en beide zonen, edelenbsp;telgen van de oudste geslachten; de doorluchtige maagdennbsp;Martina, Tatiana en Prisca, alle drie dochters van consuls ennbsp;senatoren; den senator Julius; Marinus, den zoon van eennbsp;anderen senator; de bisschoppen Alexander en Eleutherus; denbsp;jonge persische prinsen Abdon en Sennon; tweehonderd soldaten te gelijk, en eene ontelbare schaar van helden en heldinnen van eiken leeftijd en landaard, wier zegepraal ditnbsp;Martelaren-Kapitool tot luister heeft gestrekt. Herinneringen,nbsp;gewaarwordingen, lessen, zoowel uit het Heidendom als uitnbsp;het Christendom ontleend, dat alles te zamen biedt het Colosseum in ruime mate aan. Heb ik dan geen regt, om tenbsp;vragen, of er op aarde wel een welsprekender en volledigernbsp;boekwerk bestaat dan dit verheven monument 1)?

1) Om het tafereel, dat hier door ons is geschetst, en vraarop zoowel het Colosseum als de toenmalige daar gewoonlijk haren tijdnbsp;doorbrengende maatschappij met echte kleuren gemaaid wordt, tenbsp;voltooijen, dient men er nog bij te voegen, dat de dagen voor dienbsp;spelen te kort bleken te zijn, weshalve men dan ook den nacht somsnbsp;er bij aanknoopte *). Het amphitheater was in dat geval met tallooze

*) Venationes, gladiatoresque noctibus ad lychnyclios dedit: nee vironim modo pu^-naa sed et foeminarum. Suet. in Domitian.. XipMl. id. Statius, in Sylvis., etc.

-ocr page 428-

410

HET DUIEVOI’DIG ROME.

31 Uecemlier.

Konstantijns zegeboog. — Kerk van den H. Clemens. — Oudheid, oorspronklijke vorm. — De consul Flavius-Clemens. — De armenbsp;lamme. — Bibliotheken. — Boekventers. — Bedelaars. —Trekken uit het volks-leven.

Het gebeente van den H. Ignatius, door de broeders, die uil hel Oosten met hem meêgekomen waren, eerbiedig verga-

fakkels verlicht, en zoo werden die gruwbre bloedtooneelen tot twee, drie, ja, zelfs tot vijf dagen en vijf nachten toe onafgebroken voortgezet *). Men hield in het Colosseum den maaltijd; de senatoren,nbsp;romeinsche ridders, ja, zelfs de deftige matronen, in zwaardvechtersnbsp;herschapen, traden soms het strijdperk in, en het gevaar, waarinnbsp;alsdan die edele levens verkeerden, droeg niet weinig tot verhoogingnbsp;van bet genoegen der toeschouwers bij. Na zich aan den strijd opnbsp;vasten bodem genoegzaam verzadigd te hebben, ging men tot betnbsp;scheepsgevecht over. Zoo zag men , op zekeren dag, het strijdperk nietnbsp;met water, maar met wijn ten boorde toe gevuld, en zes cn-dertignbsp;krokodillen daarin met verscheiden nijlpaarden tegen de zich in botennbsp;bevindende zwaardvechters kampen**). Men heeft berekend, dat ditnbsp;werelbebeerscbend heidenvolk ongeveer twee-derde gedeelte van het jaarnbsp;in het theater, amphitheater en den circus doorbragt. Daarmede wordtnbsp;de smaadvolle bcteekenis duidelijk van deze , zoo geheel en al de zaaknbsp;naar waarheid uitdrukkende woorden: ffuas tantum res anxius optat,nbsp;panem et circenses (Slechts brood en spelen zijn ’t, waarnaar dat volknbsp;smachtend haakt!). Wat de zucht der Romeinen voor deze bloedigenbsp;amphitheatcrvoorstellingen betreft, zoo kunnen de navolgende bijzonderheden , aan de voorafgegane toegevoegd, daarvan ecu flaauw denkbeeld geven. Van zwaardvechterskampen konden de Romeinen zich nietnbsp;onthouden; in al de belangrijke steden des rijks deden zij daarvoornbsp;amphitheaters bouwen; zij voerden ze bij hunne feestmalen in, ja,nbsp;liepen er met veel grooter belangstelling, dan naar hunne comitiën,nbsp;been (Strab. V. p. 121.). Cicero, consul zijnde, werd genoodzaakt, cenenbsp;wet voor te dragen , waarbij een caudidaat voor niet ontvankelijk werd

*) Cicer. JEpisL fainil. viii. 1. Spartian. Hadrian. 7.

*») Solin. 31 Dio, ly., p.GSó.


-ocr page 429-

411

KONSTANTIJNS ZEGEBOOG.

derd, werd door hen in zegepraal naar Anliochië weêrgebragt. Later is dat kostbaar overschot naar Rome teruggevoerd ennbsp;geplaatst in de kerk van den H. Clemens, die slechts enkelenbsp;schreden van hel amphitheater verwijderd is. Om de diepe

Tferklaard, die, vóór de verkiezingen, aan liet volk een geschenk van zwaardvechters zou hehben toegezegd ; zóó zeker was men van, doornbsp;zulk eene belofte, zich de volksstem te verzekeren 1 De overwinnaars, de Edilcn , de voornaamste magistraatspersonen, de rijke burgers, maar voorat de keizers, rekenden het zich ten pligt, om denbsp;gunst des volks door gedurige voorstellingen van zwaardvechterskampennbsp;te winnen en te behouden. Daar waren er , die vijftig paren hiertoenbsp;gaven; ook wel driehonderd, soms zelfs tot zevenhonderd paren toe.nbsp;Trajanus gaf er tienduizend; hoeveel Titus , Domitianus en Heliogaha-lus er gaven, is niet te tellen. Eenigen dezer gekroonde monstersnbsp;waren voor die afgrijslijke schouwspelen zoo barfstogtelijk gestemd,nbsp;dat men hen ’s ochtends vroeg reeds in het amphitheater vinden kon ,nbsp;en wanneer nu het volk tegen den middag naar huis ging, om tenbsp;eten, dan bleven zij in hunne loge, en, bij mangel van bepaalde zwaardvechters, deden zij de eerst komenden vechten (Suet in Claud.). Juliusnbsp;Cesar schaamde zich niet, de rol van schermmeester hij hel romeinschenbsp;volk op zich te nemen. Ilij onderhield, op zijne kosten , eene zwaard-vechtersschool (Suet. Cues. 26.). Augustus nam die inrigting over, conbsp;zoodoende hadden de keizers altijd zwaardvechters in voorraad , wanneernbsp;het volk verlangde, dat er spelen zouden gegeven worden (Mart. denbsp;Speel. 22 ). De krygsgevangenen, de misdadigers en de voortvlugtigenbsp;slaven waren echter nooit in genoegzaam aantal voorhanden , om voornbsp;die afschuwlijke nienschenslagting toereikende slof ie kunnen leveren :nbsp;de christenen strekten dan, om daarin te voorzien. Men kan verdernbsp;oordeelen , hoe, gedurende vijf eeuwen , de offers dier gruwelspelen bijnbsp;duizenden en honderdduizenden moeten gevallen zyn, wanneer mennbsp;slechts let op de overgroole menigte van roofdieren , tot dit doel in hetnbsp;strijdperk gehragt. Bij duizendtallen werden uit alle wereldstreken beeren,nbsp;luipaarden , rhinocerossen en wilde slieren naar Uomc heengevoerd. Sci-pio Nasica en V. Eenlulus lieten in hunne spelen optreden 60 panthersnbsp;en 40 andere dieren, zoo beeren als elefanteo (Til. Liv. 44, 18).nbsp;Scaurus gaf 160 panthers; Sylla 100 gemaande leeuwen; Pompejnsnbsp;600 leeuwen , waarvan 316 met manen , 410 panthers en 20 elefanten ;nbsp;Ce.sar 400 leeuwen ; Drusus 20 elefanten ; Servilius 300 beeren en evennbsp;Drievoudig Rome. —' I. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;57

-ocr page 430-

419

BET DBIEVODDIG ROME.

indrukken , ons 's avonds te voren in het Colosseum gegeven, bij vernieuwing te heiligen, gingen wij nu ook die overblijfselen onze hulde toebrengen. Daar hadden wij het Colosseumnbsp;en Konslantijns zegeboog op nieuw voor ons liggen. Bovennbsp;den ingang van het amphitheater, die zooveel christenhelden

looveel africaanscVie dieren ; Titus 3,000 wilde dieren op één dag ; Trajanus 10,000 gedurende despelen; Domitianus 1000 struisvogels, 1000 herten, 1000 wilde zwijnen, 1000 gemzen en andere grazende dieren *).nbsp;Om de kosten dezer voorstellingen te bestrijden, schreef men zeernbsp;drukkende belastingen over de provinciën uit, en, om dieren tenbsp;krijgen , kon men daarmeê zijne belasting ook voldoen. De gouverneursnbsp;der wingewesten verpligtten hunne ondetboorigen, om, ten behoevenbsp;van Rome , groote jagtpartijen aan te leggen ; de vangst daarvan werdnbsp;met groote kosten naar de boofdstad opgezonden, daar vervolgens innbsp;kooijen gesloten en in de vivaria zoolang, totdat men er gebruik vannbsp;moest maken, gevoed en verpleegd (Procop. de Bell. Gothic. I.).nbsp;Eindelijk begonnen de leeuwen schaarsch te worden, en zoodoende werdnbsp;dan ook het dooden er van in Africa verboden {Cod. Theod. t. VI. p. 92.).

Ziedaar nu , boe de heidenscbe wereld zich in de eerste dagen van bet ontluikend christendom vertoonde. « Het is noodig (zegt een beroemd schrijver), dat deze getuigenissen eenstemmig luiden, dat alnbsp;deze zaken ons verhaald worden nu eens met een zweem van medelijden ,nbsp;meer echter met koele onverschilligheid, soms zelfs met een uitbundignbsp;(venoegen door hen-zelven, die er dagelijks ooggetuigen van warennbsp;{VWn. Paneg. 33)'; het is noodig, dat er nog een honderdtal amphitheaters is overgebleven, dat wij in de holen hebben kunnen doordringen , waar de slagtoffers afgemaakt- werden, in de kooijen, waar denbsp;leeuwen en tijgers naast den gevangen heiden of christen opgeslotennbsp;zaten; het is noodig, dat wij de programmen dezer afgrijslijke spelennbsp;gelezen hebben, dat wij de toegangkaart zagen, waarvan men tot denbsp;bijwoning moest voorzien zijn ; het is noodig, dat de antieke basreliëfsnbsp;ons de afbeelding dier snoode volksvermaken hebben overgebragt, omnbsp;er aan te kunnen gelooven, en om den christen-wijsgeer op den bodemnbsp;van ’s menschen hart dien gruwbren trek te doen vinden naar moord,nbsp;enkel uit lust in moord, die zucht naar bloed, louter uit vermaak innbsp;het plengen van bloed » **).

*) Plin, VIII, 45, 16. c. Solin. 26. Vopisc. in Prob. Mart. de Speet. 23, etc. etc,

**) De Ciiampagny, Céaars, t. ii, p. 188.

-ocr page 431-

KONSTANTIJNS ZEGEBOOG. 415

moedig Ier dood zag gaan. heeft men eene marmerplaat inge-melseld, die te lezen geefl, hoe onze vaderen in den geloove daar dat strijdperk gedrenkt hebben met hun bloed. Naar hetnbsp;vroom gebruik, door alle christenpelgrims steeds getrouwnbsp;in acht genomen, kusten ook wij dit leerrijk schrift, ennbsp;baden daarbij voor ons en onze vrienden met vuur het levendig en volhardend geloof dier martelaren van den Hemel af.

Daarna vestigden wij nu nog eenmaal onze aandacht op Konslantijns zegeboog, teneinde zoodoende dat monumentnbsp;volkomen goed te leercn kennen en begrijpen. Zijne drienbsp;booggangen zijn merkwaardig, zoowel door grootte als sierlijkheid van vorm. De basreliëfs en het overige beilelwerknbsp;zijn mede met den besten smaak aangebragt. Wat verdernbsp;deze versierselen-zelve betreft, zoo behooren eenigen lot hetnbsp;goede tijdvak der kunst, terwijl, daarentegen, anderen reedsnbsp;het verval er van aanduiden. De acht kolommen van kostbaarnbsp;marmer, de standbeelden en verscheiden overschoone medal-jons, die hier aangelroffen worden, zijn van de eerebogen vannbsp;Trajanus en Marcus-Aurelius afkomstig; wal minder fraai is,nbsp;werd tijdens de slichting-zelve er aan loegevoegd.

Dit zamenmengfsel geeft tot een belangrijk vraagpunt aanleiding, namelijk, of de kunstenaars der IV. eeuw smaak genoeg hadden, om een triomfboog op te rigten, waaraan,nbsp;wat de bouwkunstige proportiën, lot in de minste bijzonderheden toe, betreft, niets te wenschen overig bleef; zoo ja,nbsp;dan zou men billijkerwijze hun toch ook de bekwaamheid nietnbsp;kunnen betwisten, om, tenminste middelmatigerwijze, denbsp;bijversieringen er van uit te voeren. Maar, indien zij daartoenbsp;de bekwaamheid hadden, hoe komt het dan, dat zij er elders reeds gereed zijnde voor gebezigd hebben? Hoe, vooral,nbsp;komt het, dal de senaat, die zoo naauwleltend als streng overnbsp;de openbare monumenten waakte, heeft kunnen toestaan.

-ocr page 432-

AM

HET DRIEVOUDIG ROME.

of, wal nogf erger is, heeft bevolen , dat men de triomfbogen, voor afgodisch door de Romeinen vereerde keizers opgerigt,nbsp;zou schenden ter gunste van een vorst, wiens nog altijdnbsp;half-heidensch rijksgebied zich eerder zijne regering liet welgevallen , dan wel er mcê was ingenomen ? Voor dit, indedaad,nbsp;duister vraagstuk is slechts ééne oplossing te vinden; zij isnbsp;deze. Zoowel ten aanzien van Konstantijns zegeboog, als tennbsp;opzigle der meeste oude kerken van Rome, heeft de Voorzienigheid gewild, dat de gedenkleekenen-zelve der kerkvervolgersnbsp;de bouwstoffen zouden leveren tot een monument, bestemd,nbsp;om, van geslachte lot geslacht, de schitterende zegepraal desnbsp;Christendoms te verkondigen, en daardoor de wondervollenbsp;plaatsvervanging van het heidensch door het chrisllijk Romenbsp;in het onverganklijk bestuur der geheele wereld 1).

Deze verklaring is te gegronder, dewijl de senaat, hoe erkenllijk men zich hem ook jegens Konstanlijn voorstellennbsp;moge, altijd toch van ’s keizers godsdienstig geloof nog verrenbsp;verwijderd bleef, gelijk zulks, als ten overvloede, uit dezen voornbsp;hem opgeriglen eereboog ook nog duidelijk genoeg blijkt.nbsp;Wel is waar, om zich niet hatelijk of bespollijk aan te stellen,nbsp;door het ontkennen van het wonderfeit, dat den zoon vannbsp;Conslanlius de kroon gegeven had, zegt de senaat, in hetnbsp;opschrift : dat Konstanlijn den dwingeland door eenenbsp;ingeving der Godheid (instinclii Divinitatis) verwonnennbsp;heeft; dit dubbelzinnig woord is de eenige hulde, welke denbsp;waarheid den beschreven vaderen — Patres conscripti —nbsp;afdwingt. Wat betreft het kruis, in het onderhavige geval,nbsp;een vééMuider sprekend verwinningsteeken , — daarvan is aannbsp;het geheele monument van Konstanlijn geen spoor zelfs tenbsp;vinden. Inlusschen zou de senaat voor den keizer toch nietsnbsp;gevalligers hebben kunnen doen, dan op dezen eereboog het

1) Baron., an. 312, t. Ill, p. 64, n. 36.

-ocr page 433-

41§

KONSTANTIJNS ZEGEBOOG.

geheiligd teeken te plaatsen, waaraan de verwinnaar van Maxenlius openlijk beleed, de zege verschuldigd Ie zijn. Ditnbsp;kwetsend verzuim ontsnapte des keizers aandacht ook wel niet.nbsp;« Doch, — zegt Eusebius — den bevooroordeelden senaat,nbsp;die nog heidensch was, niet voor het hoofd willende stoeten,nbsp;deed Konstantijn, uit vergoeding daarvoor, het kruis plaatsennbsp;op den top van een obelisk, ingevolge zijn last in het hartnbsp;der stad-zelf opgerigt» 1). Eere zij paus Sixtus V., die dezenbsp;roemvolle gedenkzuil luisterrijk wist te handhaven, waaropnbsp;de erkentlijkheid van den eersten christenkeizer het navolgendenbsp;inschrift heeft geplaatst:

HOC SALVTARI SIGNO , VEUO FORTITVDINIS INDICIO , CIVITATEM VESTRA5I TYRANNIDIS IVGO UBERAVl ETnbsp;S. P. 0. R. IN LIBERTATEM VINDICANS PRISTINEnbsp;AMPLITVDIJII ET SPLENDORI RESTITVI.

Het gemis van ’t kruis op den eereboog van Konstantijn is eene hoogst-belangrijke toelichting van den maatschaplijkennbsp;toestand des rijks , in den oogenblik van overgang der heiden-sche wereld lot de belijdenis van het christendom. De keizernbsp;en een gedeelte des volks zijn reeds christenen, maar denbsp;senaat en de hooge bewindslieden zijn heidenen gebleven. Mennbsp;achte zich dan gelukkig , hier op het marmer ingegrift te ziennbsp;het woord, door den H. Paulus in zijne brieven uitgesproken :nbsp;« het Evangelie is met de armen en niet met de rijken, met denbsp;zwakken en niet met de sterken aangevangen. » De zegeboognbsp;van Konstantijn bragt mij, te dezer gelegenheid, een nognbsp;méér-beleekenend bewijs dan het hier aangehaalde, voor dennbsp;langzamen overgang der heiden.sche wereld tot het christendomnbsp;te binnen. Het is niet zonder verwondering, dat men in dc

1) Vit. Const. 1. I, c. 33.

57


-ocr page 434-

416 HET BBIEVOüDIG HOME.

opschriflen en op de inedaljes der eerste ehristenkeizers nog den heidenschen titel van opperpriester, Pont. Max. vermeldnbsp;vindt. Onder vele andere bewijzen daarvoor, zal het voldoendenbsp;zijn, hier het opschrift van de Gestius-brug, bij het Tiber-eiland gelegen, aan te voeren:

DOMINI. NOSTHl. IMPEBATOBES. C.4ESARES FL, VAIENTINIANVS. 1'IVS. FELIX. MAXIMVS. VICTOK. ACnbsp;TRIVMF. SEMPKU. AVG. PONTIF. MAXIMVS

FL. VALENS. PIVS. FELIX. MAX. VICTOR. AC. TRIVMF SEMPER. AVG. PONTIF. MAXIMVS

FL. GRATIANVS. PIVS. FELIX. MAX. VICTOR. AC TRIVMF. SEMPER. AVG. PONTIF. MAXIMVS

PONTEM. FELICIS. NOMINIS. 6RATIANI IN. l’SUM. SENATES. AC. POPVLI. ROMnbsp;CONSTITVI. DEülCARIQDE. lUSSERVNT

Wat toch rnag de reden wel zijn van dit zonderling gebruik, waarin velen een overblijfsel van afgoderij hebbennbsp;meenen te zien ? In het boven vermelde feit is het raadselachtige daarvan opgelosl. Augustus, in zijn persoon het algeheelenbsp;oppergebied willende verzekeren, deed zich den titel vannbsp;Opperpriester — Pontifex maximus — toekennen; zijnenbsp;opvolgers bleven den voorganger in alles getrouw navolgen,nbsp;en, even als de tegenwoordige keizer van China, droegennbsp;zij allen, wezenlijk, offeranden aan de Goden op. Te beginnennbsp;met Konstantijn lot op Gratianus, hielden de meesters dernbsp;wereld den rang ook van opperpriester in volle kracht

-ocr page 435-

417

KONSTANTIJNS ZEGEBOOG,

slaande, en weiden mede als zoodanig gehuldigd. Doch strekte dit nu ook, om er eene godlasterende priesterbedieningnbsp;meê uit te oefenen? Geenszins: zij namen dien titel aan,nbsp;alleen, om burgerregten, die daaraan verbonden waren, daardoor uit te oefenen. De Romeinen, die het godsdienstigstenbsp;volk der oudheid waren, zouden hem, die niet te gelijker tijdnbsp;opperpriester geweest ware, volstrekt voor geen keizer gehouden hebben. Daarenboven, bezat de opperpriester eene zeernbsp;uitgeslrekte magt, zelfs ver boven die der consuls verheven.nbsp;Hij kon het houden der comiliën beletten of de besluitennbsp;er van vernietigen, den senaat in zijne beraadslaging verhinderen , de uitvoering zijner bevelen schorsen, eene oorlogsverklaring verbieden , ja, zelfs de consuls verpliglen, omnbsp;hun ontslag in te dienen 1). Men ziet daaruit, hoe noodzakelijk deze opperpriesterlijke magt voor de heidensche keizersnbsp;was, en waarorar zij op haar bezit zoozeer stonden. Misschiennbsp;nu was zij voor de chrislen-keizers nog wel noodzakelijker :nbsp;want, geplaatst tegenover een senaat, een leger, ja, tegenover eene nog voor de helft heidensche wereld, die hunnbsp;juk niet dan met weêrzin droeg , en altijd gereed was, om denbsp;minste aanleiding te baat te nemen tot belemmering of volkomen stremming van hun gezag, zoo zouden zij, zeker,nbsp;gedurig aan, allerlei hinderpalen voor hunne regering hebbennbsp;opgeworpen gezien, wanneer de opperpriesterlijke magt zichnbsp;in vreemde handen mogt hebben bevonden. Doch, toen eenmaal de omstandigheden geheel en voor goed veranderdnbsp;waren, zagen zij van een titel af, die nu voor t vervolgnbsp;volstrekt onnoodig was geworden 2).

Doch, om terug te komen op Konstantijns zegeboog:

1) nbsp;nbsp;nbsp;Cicer. , De Nat. Dear., lib. II. De Legib., lib. II; Tacit.;nbsp;De Morib. Germ. Valer, Max., lib. III, c. 2 , 3.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Bar., Sup., p. 71. n. 48.

-ocr page 436-

418 HET DRIEVOUDIG ROME.

onder het booggewelf van den middelgang merkt men twee marmeren medaljons des keizers op, die goed bewerkt, doornbsp;standaarden omgeven en met de Victorie gekroond zijn, dienbsp;den overwinnaar den zegekrans op hel hoofd drukt. Op denbsp;fries der beide kleine gangen leest men, ter eene zijde:nbsp;voTis X, en aan den anderen kant: votis xx, een nieuw raad-selteeken, dat opgelost worden moet. Augustus, door Napoleon later ook déarin nagevolgd, deed zich, bij stemmingnbsp;van het volk, de oppermagt toekennen , waarmeé hij feitelijknbsp;reeds bekleed was; hij vroeg het zelfs voor niet langer dannbsp;tien jaren, zóóveel achting veinsde hij voor de vrijheid dernbsp;Romeinen te koesteren. Na verloop van tien jaren deed hijnbsp;zijn gezag nog met vijf jaren verlengen; en nu zoo voortgaande bleef hij zijn leven lang in ’t bewind. Ofschoon tennbsp;eeuwigen dage keizers zijnde, volgden de cesars het voorbeeldnbsp;van den godlijken Augustus 1); en Konstantijn dit nu eenmaalnbsp;zoo in zwang vindende, hield er dus mede zich aan. Zoodoende dan wil het hierboven aangehaalde dubbele opschriftnbsp;te kennen geven, dat Konstantijn, bij stemming des volks,nbsp;het bewind eerst foor tiennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor twinUg

jaren verkregen heeft. Datzelfde opschrift komt mede voor op een groot aantal vroegere en latere, zoo vóór als na de

1) De zinsnede, dienaangaande bij Dio-Cassius voorkomende verdient te worden vermeld: « Csesar quo longius Romanos a sus-picione regi® potestatis sibi propositae abduceret, imperium in suosnbsp;decennale suseepit. Et cum primum decennium exivisset, aliud quin-quienniiini, alqne eo circumacto rursum aliud quinquienninm: postnbsp;decennium, ac eo finito, aliud iterum decretum est; ita ut continua-tis decenciis per totam vilam summam imperii obtinuerit. Quamnbsp;ob causam posteriores quoque imperatores, etsi non ad certura tempus, scd per omne vitae spaliumiis imperium deferatur, tarnen singulis deccnniis festum pro cjus renovatione agunt, quod hodie etiamnbsp;fit. » tiih. Lilt.

-ocr page 437-

il9

KERK VAJf DEN H. CLKMeNS.

christelijke jaartelling gestempelde, keizerlijke medaljes. Welk eene belangrijke bladzijde beslaat alzoo Konstantijns zegeboognbsp;niet in de geschiedenis, en hoe oppervlakkig loopen onze heden-daagsche reizigers daar niet over heenl

De straat van Sini Jan van-Later aan ingegaan zijnde, kwamen wij spoedig bij de kerk van den H. Clemens. Hetnbsp;onopgesmukte der architectuur, de eenvoud, ik zou bijnanbsp;zeggen het schamele der gansche inrigting of constructie vannbsp;dit bouwwerk, zoo geheel, tot in de geringste onderdeden toe,nbsp;met de apostolische voorschriften in overeenstemming, denbsp;schoonheid der mosaïken, de hoogst- gewigtige sporen vannbsp;hare oudheid, de daaraan verbonden herinneringen, de beroemde, hier aanwezige relikwiën, kortom, alles, in dezenbsp;kerk, boezemt den geleerde belangstelling in, en zal nog hetnbsp;verste chrislengeslacht lot innige godvrucht stemmen. Aannbsp;den H. Clemens, paus en martelaar, leerling van den H. Petrus en diens derden opvolger, loegewijd, klimt zij tot de

eerste dagen der christenheid op. Clemens XI., even als al

de opperpriesters der Kerk, door dezelfde edele zucht van behoud der gewijde en zelfs ongewijde oudheidsmonumentennbsp;gedreven, deed haar in orde herstellen, zonder evenwel innbsp;’t minst te roeren aan de eerwaardige overblijfselen, welkenbsp;zij van hel grijs verleden heeft bewaard, zoodat men naarnbsp;waarheid mag beweren, dat deze basiliek de éénige te Romenbsp;is, die in hare oude bouwconstructie zich daar nog ongeschonden vertoont.

Geheel en al naar het apostolische voorschrift ingerigt 1), ziel men daar, vooreerst, het koorgewelf, concha, laternbsp;meteen prachtig mosaïkwerk versierd; het presbyterium,nbsp;of priesterkoor, in een halven cirkel achter het altaar gelegen, voor den bisschop en de geestelijkheid bestemd. Men

1) Llb. II, c. B6.

-ocr page 438-

420 . HET DRIEVOUDIG ROME.

ziet er den zetel van den opperpriester, boven dien der overijlen verheven; voorts het priestergjestoelte, het ciborium , tegmen, of tabernaculum, een omhoojj op vier kolommennbsp;rustend tabernakel; de am, of marmeren tafel, lot altaarnbsp;dienende, en in die tafel, Ae confessio^ zijnde de plaats,nbsp;waar de overblijfsels der martelaren rusten; daarvoor zijn dannbsp;de transennae^ opengewerkte balustraden van marmer, alsnbsp;tot een hekwerk strekkende, om de reliquiën achter te bewaren. In het koor, bema , de ambones [ab ambiendo) eennbsp;stellaadje, waarop het jjodlijk woord, staande en gjaande,nbsp;werd voorgedragen; de lentoria^ waar de heilige schriftennbsp;werden afgelezen, en die drie in getal waren, allen van marmer. Twee staan naar het altaar heengekeerd, waarvan hetnbsp;kleinste bestemd is, om er den Epistel, en het hoogste, omnbsp;er het Evangelie op voor te lezen. Bij dit laatste bevindt zichnbsp;de kandelaar of het kaarsbekken, lapillatum, dat wil zeggennbsp;van marmer, met een mosaïk-inlegwerk bekleed. Het derdenbsp;lectorium staal naar het volk gekeerd; daarop werden denbsp;profeliën van het Oude Testament voorgedragen. Ook van denbsp;ambones werden er kerkredenen en andere toespraken lot denbsp;geloovigen gerigt 1). Men merkt er ook nog op hel paslo-fhorium^ eene gewijde plaats, waar, zoo als de H. Paulinusnbsp;opgeeft, de H. Hostie bewaard werd; het is op de regterhand,nbsp;en dient thans tot tabernakel voor den H. Olie. Links wasnbsp;eene bewaarplaats voor de kanonische boeken. Deze Sint-Clemens-kerk heeft ook nog het oude kerkschip, de navis,nbsp;en voor aan den buitengevel de vierkantige gaanderij, of por-ticus quadripartitus.

Dit zijn de voornaamste sporen onzer eerwaardige oudheid, die in deze nederige basiliek allen bij elkander gevonden worden. De herinnering aan onze vaderen, wier han-

1) Hist. Tripartit., lib. X.

-ocr page 439-

421

OUDHEID, OORSPRONELIJKE VORM.

den al deze voorwerpen vervaardigden, de gedachte aan die talrijke geslachten, wier oog ze zag, wier tranen ze besproeid,nbsp;wier gebeden ze er als een godgevallig wierookoffer gewijdnbsp;hebben, brengen u in de schoonste dagen der Kerk terug,nbsp;maar levens in uw gemoed een pijnigend gevoel van droefgeestigheid teweeg, bij de overweging hoe onze negentiendenbsp;eeuw zich van de godvrucht en het geloof der vrome vaderennbsp;zoo verre heeft kunnen verwijderen!

Door het aandachtig opmerken van alles, wat de oudheid dezer kerk den beschouwer merkwaardigs aanbiedt, warennbsp;wij een oogenblik afgeleid geworden van het hoofddoel, datnbsp;ons, als katholieke pelgrims, derwaarts had gevoerd, namelijk,nbsp;om er den roemrijken martelaar te gaan vereeren, van wiensnbsp;zegepraal wij, zoo straks, bij ons bezoek van het Colosseum,nbsp;in den geest, ooggetuigen geweest waren. De door den leeuwenmuil verbrijzelde beenderen van Ignatius rusten hier, ondernbsp;het hoogaltaar, naast die van den H. paus Clemens en vannbsp;den doorluchtigen martelaar Flavius Clemens, bloedverwantnbsp;van keizer Domiliaan, en door dezen wreeden christenvervolger zonder ontferming gedood. Hoe innig en vurig spreektnbsp;men zijn Credo voor God niet uit, hier geknield liggendenbsp;aan dit altaar! Vroeger ontbraken de oorkonden, waaruitnbsp;bleek, dat de eerste kerk reeds met eerbied de nagedachtenisnbsp;huldigde van den martelaar, consul en bloedverwant dernbsp;keizers Tilus en Domilianus. In heljaar 1725 evenwel, kwamnbsp;er een opschrift aan het licht, dal allen twijfel te dien aanzien volkomen wegnam5 men vond, namelijk, inde kerk vannbsp;den H. Clemens, onder hel hoogaltaar, eene marmerplaat,nbsp;die lot deksel diende voor een looden kistje, waarin zich eenignbsp;gebeente, met bloed doorlrokken asch, een gebroken glazennbsp;val, twee kruizen enzv. bevonden. Op den bedoelden marine--ren deksel las men :

ik


-ocr page 440-

422 HET DBIEVOUDIG ROME,

FLAVIVS. CI-EM. MTB BIC. FELICIT. E. TV

« Flavius Clemens, de martelaar, is hier gelukkiglijk begraven » 1).

Behalve de namen dezer hoogsl-doorluchtige martelaren, bewaart die eerwaardige basiliek levens ook nog andere,nbsp;niet minder gewiglige herinneringen, eveneens voor den geleerde als voor den christen. Hier, toch , herriep Celeslius pleg-tig zijne ketterij, in ’l bijzijn van paus Zozimus; hier sprak denbsp;H. Gregorius de Groote vele zijner schoone kerkredenen uit;nbsp;ziedaar hetden arabon, waarop hij geslaan heeft; maar,nbsp;daar onder in de kerk, regls bij hel binnenkomen, ó, leesnbsp;daar dat opschrift, op die marmerplaat ingegrift, welke gij ernbsp;in den muur bevestigd vindt. In ’t kort vermeldt dat schriftnbsp;de navolgende roerende geschiedenis.

In de VI. eeuw leefde er te Rome een heilige bedelaar, met name Servulus. Van kindsbeen af lam, kon hij noch zitten, noch staan, noch de hand aan den mond brengen, nochnbsp;zich op zijn armelijke legerstede bewegen. Twee liefderijkenbsp;engelen, zijn broeder en zijne moeder, verpleegden hem zorgvuldig, dag en nacht. Eiken morgen braglen zij hem naarnbsp;het voorportaal van de Sint-Clemens-kerk heen, waar hij,nbsp;door zijn ongeluk, veler deernis wekte en overvloedige aalmoezen vergaderde; doch de brave lijder, met bet hoogsl-noodigenbsp;volkomen tevreden, gaf aan andere armen, wat hem bovennbsp;zijne behoefte dagelijks overbleef. Als een toonbeeld van en-gelachtig geduld en zachtaardigheid, was hij het voorwerpnbsp;der liefde en bewondering van de geloovigen, die dikwerfnbsp;gaarne met hem in gesprek traden. « In des Heeren naam,

1) Zie : Memoires relattfs ii l’hisloire eccl. par M, de Greppo p. 178. — Dit opschrift had ook nog een derden regel, die de geleerden zeer heeft hezig gehouden. Zie pat#r Zaccaria , dissert, cnzv.

-ocr page 441-

423

DE AUME DAMME.

(zeide hij hun dan), geef eene aalmoes aan mijne ziel! » En uit christenbroederliefde lazen zij hem nu eenige hoofdsluk-ken uit de H. Schrift voor, waarbij hij zoo aandachtig toeluisterde , dat hij eindelijk geheel de Schriftuur van builennbsp;kende. Eenmaal in het bezit van dien rijken schat, besteedde hij al zijn tijd, om Gode lof te zingen; en, welverre,nbsp;dat zijne ligchaamskwaal hem daarvan af zou trekken, strektenbsp;zij, integendeel, om hem er toe aan te vuren, en de toonennbsp;zijner stem des te indrukwekkender en lieflijker te doen worden. Eens, als hij daar, naar gewoonte, op zijn sirooleger,nbsp;aan den ingang van Sinl-Clemens nederlag, werd hem ingegeven, dat zijn einde nabij was. «Mijne broeders, — zoonbsp;sprak hij tot de armen en pelgrims, met wie hij gewoonnbsp;was, zijne aalmoezen te deelen, — bidt en zingt met mij! »nbsp;en hij paarde vroom zijne wegstervende slem met hun gezang. «Stilte loch, mijne broeders, — zoo riep hij weldranbsp;hun toe — houdt op; want, hoort gij niet die lieflijke toonen daar in de hemelen ruischen ? » En met die woordennbsp;ontsliep hij; zijne gezaligde ziel was met de engelen Godsnbsp;den eeuwigen lofzang gaan aanvangen 1).

Bij het verlaten van St. Clemens overviel ons een echt-romeinsche regen, die het verder uitgaan, den geheelen dag door, nagenoeg volkomen onmogelijk maakte. Dientengevolgenbsp;sloeg ik, oudergewoonte, den weg naar de eene of anderenbsp;bibliotheek in. Ik heb het reeds gezegd: om Rome te kennen,nbsp;moet men het tegelijk in de monumenten en in de boekennbsp;bestuderen. Van alle steden der wereld is Rome het rijkst innbsp;bibliotheken, en die bibliotheken bevatten handschriften ennbsp;werken, welke men elders te vergeefs zoeken zou. Wie kentnbsp;niet al de letterschatten, door den geleerden kardinaal Maï

1) De H. Gregorius de Groofe heeft dezen welgelukzaligen lamme in cere herdacht. Hom. XV. m Etang.; en Dialog., lib. IV, c. 14,

Drievoudig Rome. — I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;58

-ocr page 442-

424 HET DRIEVOUDIG ROME.

uit het Vaticaan aan het licht gebragt ? De Bibliotheek-Pas-sionei, die van de Minerva en der Propaganda waren mijne gewone studieplaatsen; doch ditmaal had men ze gesloten: denbsp;bibliothekarissen vierden rustdag, uithoofde van het Sint-Thomasfeest. De wetenschap alzoo niet in hare paleizen kunnende vinden, ging ik haar aan de boekenstalletjes langs dennbsp;openbaren weg en, hier of daar, in een winkel opzoeken,nbsp;waar zij zich soms wel eens bevallig en goed uitgedost, maarnbsp;meestal verschrompeld en in zeer armelijke plunjes vertoont:nbsp;wij trokken op de boekventers los.

De bezoekers van Rome kunnen er van verzekerd zijn, dat ze, wat de boeknegotie betreft, er volstrekt geen zakennbsp;zullen kunnen doen: de groote werken over de oudheid, waaraan Rome zoo rijk was, zijn een prooi van de Engelschen ennbsp;de Pruisen geworden; vindt men er nog eens een enkel, dannbsp;wordt hel tegen goud opgewogen, alleen de openbare boek-veilingen geven soms nog wel eene goede kans tot voordeel,nbsp;en zulke hebben gewoonlijk meer dan eens in de week plaats,nbsp;nadat er, even als te Parijs en elders geschiedt, van tevorennbsp;een catalogus van uitgegeven is geworden. Overigens moetennbsp;de liefhebbers zich daardoor toch niet laten afschrikken. Mennbsp;ga gerust die soort van kooplui een bezoek brengen, want,nbsp;al vindt men bij hen ook al niets van zijne gading, of kannbsp;men er met den koop niet goed slagen, dan is er toch altijdnbsp;eene uitmuntende gelegenheid, om daar ter plaatse heXdolcenbsp;far niente in al zijne beteekenis haar-fijn te leeren kennen.nbsp;Een boekenschagcheraar te Rome is daarvan een type, ofnbsp;toonbeeld, waardig om door-en-door bestudeerd te worden.nbsp;Een voor- en achterwinkel, meestal laag van verdieping ennbsp;donker, ligt rondom met graauw-besloven boeken van allerlei formaat volgestapeld. Daar ginds, ineen hoek, zit eennbsp;oude Romein, of tusschenbeiden .ook w'el eens eene grijze

-ocr page 443-

BOEKVENTEUS. 42S

matrone, doch beiden altijd, ofschoon op een matten stoel, de deftig^heid der achtbre vaderen in hunne statige armzelelsnbsp;geen oogenblik uit het oog verliezende.

De padi'one^ met wien wij de eer hadden te spreken, stamde in regie lijn van Horatius Codes af, en droeg daarvannbsp;den edelen karaktertrek nog altijd zigtbaar op het gelaat!nbsp;Een knijpbril met vreeslijk groote glazen bragt zijn vrijnbsp;breeden neus zoo zeer in ’tnaauw, dat ’s mans stem ernbsp;jammerlijk knorrig van was aangedaan. Hij had het plaatselijk dagblad, Diario di Roma, in de hand; op zijne digtnbsp;zaamgedrukte kniën lag een fazzolelto of neusdoek, metnbsp;en benevens een snuifdoos, wijd van omvang, en waarvannbsp;hij het overvloedig gebruik geen enkel oogenblik vergat.nbsp;Bij het binnenkomen groetten wij hem zoo beleefd als eennbsp;Franschman dal gewoon is. Padroni ! mijne heeren! — eigenlijk mijne meesters! — was het eenige antwoord, wat hijnbsp;ons gaf, zonder op te staan, zijn dagblad uit de hand tenbsp;leggen, of, hoe ook, zich in’t minst om ons of ons bezoeknbsp;te bekommeren. — Hebt gij dat werk ook? — Ecco, zienbsp;daar maar; en terwijl hij dit zeide, wezen ons zijn neus ennbsp;zijn bril naar drie groote folianten, die op zijn lessenaarnbsp;lagen; ja, maar, die drie zware folianten waren niets andersnbsp;dan zijn catalogus. Ik begon dien intusschen te doorbladeren,nbsp;terwijl hij met het lezen van zijn dagblad rustig voort bleefnbsp;gaan. Middelerwijl vond ik een boek, dat mij aanstond, ennbsp;ik vroeg nu naarden prijs er van: — drie en-dertigpiasters ;nbsp;— onmogelijk. — Zonder één enkel woord te verliezen, zelfsnbsp;zonder het minste leeken van beweging, zette hij zich weêrnbsp;iu de deftige plooi van zijne rust, en liet mij op mijn gemaknbsp;maar wéér verder bladeren. — En dit boek dan ? hoeveelnbsp;is daarvan wel de prijs ? — Padrone, zeven paoli. — Iknbsp;begon nu te begrijpen, dat onze brave boekworm plan had,

-ocr page 444-

426 HET DUIEVOUDIG HOME.

om zijnen Padrone flink van den huig Ie ligten, want zeer spoedig liet hij voor drie joao/z mij het boek, waarvoor hijnbsp;zoo even er nog zeven gevraagd had. Wij gingen heen,nbsp;maar onbeweeglijk bleef hij op zijn stoel zitten. Ja, dat scheennbsp;ons, Franschen, toe, om uit het vel te moeten springen!nbsp;Verbeeld u zulk een wezen, zulk een koopman, in zulk eennbsp;winkel te Parijs; liefhebbers van oudheden en rariteiten, ja,nbsp;mogten er misschien heengaan, om hem-zelven er te ziennbsp;zitten; maar daarbij zou het dan ook wel blijven, en aannbsp;koopmanschap ware niet te denken. Het lieflijk far nientenbsp;kennen wij over ’t algemeen evenmin als de gelukzaligheidnbsp;van de achtermiddagdommeling, na afloop van het maal!

Zoo al voortwandelende, in gesprek over het model-exemplaar van den echten boekenist, wat wij daar zoo even gezien hadden, ontmoetten wij op onzen weg eenige armen,nbsp;die ons om een aalmoes vroegen. Onder Leo XII. werd denbsp;bedelarij te Rome verboden, doch is er weêr langzamerhandnbsp;ingeslopen, zoodat zij er nu wordt geduld. Men ontmoet innbsp;de straten dikwerf bedelaars, en, in de daad, karakterschil-ders mogen zich daarover, zeker wel niet beklagen; de ro-meinsche bedelaar is mede een type in die soort. Men zounbsp;waarlijk gaarne eene aalmoes geven, om ’t genoegen vannbsp;hem ze te zien vragen, zoo schilderachtig, zoo logisch, zoonbsp;poëtisch, ja, zoo welsprekend is zijne manier , om u uwenbsp;bajokken uit de beurs te praten. Zeer in de verte reeds zietnbsp;hij u aankomen, staat op van de stoeppaal, waartegen hijnbsp;nederzit, ontbloot statig zich het hoofd, en groet u herhaaldelijk , zoo met zijn breeden driekantigen hoed, als door denbsp;uitdrukking van geheel zijn gelaat en van zijne ligchaams-bewegingen. Smacht-verlangend naar de gift uwer liefdadigenbsp;hand uitziende, tintelt de hoop hem tegelijk schiltrend denbsp;beide oogqn uit.

-ocr page 445-

BEDELAARS. 427

In alle andere landen is het niets anders, wat men van den bedelaar hoort, dan enkel: een aalmoes , als 'tje belieft!nbsp;daarentegen, Ie Rome, heeft hij een onuitputlijken voorraadnbsp;van allerlei formulieren , al naar den ouderdom, den standnbsp;en het vermoedelijk karakter van het hem voorbijgaand publiek, Nu eens begint hij met uwe goedgevensgezindheidnbsp;buiten allen twijfel te stellen , en alzoo, vóór nog te weten,nbsp;of gij zijne bede welwillend zult verhoeren, noemt hij unbsp;reeds: mijn weldoener, benefaltore mio; dan weder brengtnbsp;hij aan al uwe deugden en goede hoedanigheden hulde,nbsp;door u toe te voegen: gezegende ziel, anima henedetla;nbsp;soms tracht hij liever de gevoelige snaar der eigenliefde innbsp;den voorbijganger tot spreken te brengen, en dan overlaadtnbsp;hij u met de weidsche titels van excellentie^ van illustrissimenbsp;of reverendissime Signore. Heeft hij reeds vroeger een aalmoes van u gehad, zoo vraagt hij u die op nieuw, maarnbsp;onder luide zegenspraak, en gij hoort hem, in dat geval,nbsp;zeggen: « Gezegend de edele man, die daar dagelijks nunbsp;zoo vlug door de beroemde straten onzer stad heengaat.nbsp;Mijn vroom gebed heeft dus dien onvergelijkelijken heernbsp;en meester toch van nut mogen zijn! Hoe zwak en kwijnendnbsp;zag hij er niet uit, toen ik hem hier voor de eerste maalnbsp;mogt zien voorbijgaan!... Zou ik geen slechtaard moetennbsp;wezen, om met de vreugde, welke ik hem over zijne gezondheid betoon, niets anders dan eene milde gift te beoogen ?nbsp;Neen, edele, brave man, vervolg gezond en sterk uwennbsp;weg, en zie mij, den armsten uwer dienaren, zelfs nietnbsp;eens aan ; daarom toch zal ik niet minder voor u bidden-, want, ja, al bedel ik ook, daarom ben ik toch nietnbsp;baatzuchtig!...»

Na aldus de zwakke menschlijke zijde van het hart beproefd te hebben, vangt hij aan met den chrisllijken kant

38

Ih


-ocr page 446-

438 HET DRIEVOUDIG ROME.

van het gemoed: « gezegende ziel, roept hij u toe, laat een gebed voor u doen, laat eene Mis voor u hooren. » En watnbsp;vraagt hij u daarvoor ? De ilaliaansche taal komt hem bij denbsp;uitdrukking daarvan opperbest Ie stade, en legt hem voornbsp;zijne geringe begeerte de allerliefste verkleinwoordjes in dennbsp;mond; ofwel, hij durft de gunst niet eens uitdrukken, welkenbsp;hij van u vraagt; dan heet het: « gezegende ziel, een kleinnbsp;muntje slechts, una piccola moneta; of, als hij zijne gedachte durft uitspreken, dan zal hij u niet om een stuivertjenbsp;{petit SOU) vragen, zoo als met onze inhalige bedelaars hetnbsp;geval is, maar slechts de helft daarvan: anima henedetta,nbsp;un me^zo baiocco! Vervolgens stelt hij, met een bewonderenswaardig redenaarstalent, aan de onbeduidendheid van zijnnbsp;verzoek den drang der redenen, die hem daartoe dwingen,nbsp;tegenover. In weinig woorden alles te zamen trekkende, watnbsp;de godsdienst meesl-geschikt aan de hand geeft, om het gemoed te roeren, zegt hij u: « Per l'amor di Dio, di Marianbsp;santissima^ di Gesu sacramentato ^ delle anime del pur-gatorio. » Reeds voelt gij u geroerd, en, in weêrwil vannbsp;uw hardvochtig opzet, om niet in de beurs te tasten, steektnbsp;gij toch uwe hand al onwillekeurig in den zak. Maar, wat u,nbsp;eindelijk, tot geven dwingt, is de poëtische pantomime,nbsp;waarmeê hij zijne bede doet gepaard gaan. De trillende toonnbsp;van zijn smeekgeluid, de biddende houding, waarin hij voornbsp;u staat, het herhaalde uitstéken en u voorhouden van zijnnbsp;groolen hoed, zijn bevallig naar den schouder overgebogennbsp;hoofd, de half-schuchtere, half zegevierende blik, waarmeênbsp;hij u aanziet, zijne vriendelijke, onafgebroken op u gerigtenbsp;oogen, dat alles te zamen houdt u geboeid, en doet u eindigennbsp;met hem wat te geven. Gij glimlacht,.... de bajok, de paolonbsp;vallen hem in de hand, en hij-zelf werpt u, als tot beloo-ning, op zijne beurt, een glimlach tpe, die onvergetelijk mag

-ocr page 447-

TREKKEN LTT HET VOLKSLEVEN. 420

genoemd worden. Ik durf hier gerust bekennen, dat wij, op onze wandelingen, ons meermalen door bedelaars lieten lastig vallen, om zoodoende herhaaldelijk het genot te smakennbsp;van zulk een, in de daad , merkwaardigeu blik in het karakternbsp;der bedelaarsklasse van Rome.

Even als in alle landen, en misschien met meer waarheid van gevoel, heeft de romeinsche bedelaar hem, die zich zijner ontfermt, lief, ja, verheft hij hem zelfs tot boven denbsp;wolken; doch, even zoo ook , in het tegenoverstelde geval,nbsp;veracht en verfoeit hij hen, die hem de aalmoes weigeren.nbsp;Men deelde ons van beiden een nog nieuw bewijs als proevenbsp;mede. Bij den dood der jeugdige en menschlievende prinsesnbsp;Borghese stortten al de armen van Rome bittere tranen; hetnbsp;volk spande de paarden van de rouwkoets af, en trok dienbsp;zelf naar Santa-Maria-Maggiore; de rouw was, in de daad,nbsp;algemeen. Geheel anders was dit ter gelegenheid der teraardebestelling van den prins P..... die voor gierig te boek stond.

De armen deden luide van hunne verachting en wrok blijken, door zijne lijkstatie met hoongeschreeuw en uitfluiting te begroeten-, zoo onomstootlijk waar is het, dal het volk altijdnbsp;een diep-gevestigd gevoel heeft van de pligten der rijken; alsnbsp;bij instinkt kent het des apostels woord: « Dat de overvloednbsp;van den een te gemoet kome aan de behoefte van dennbsp;ander, »

Wanneer de romeinsche bedelaar eene eigenaardige manier heeft, om eene aalmoes te vragen, zoo is ook de wijze vannbsp;haar te weigeren, te Rome mede geheel bijzonder. Wij zijnnbsp;gewoon, te zeggen: « Ik heb geen centen; ik heb niets;nbsp;ga voorbij, ik kan u niet helpen; » met een woord, wijspreken met den bedelaar; maar de Romein geeft zich zooveelnbsp;moeite niet; in het algemeen schijnt hij zeer bang voor keelziekte te zijn, en spaart dus zijn spreekorgaan zooveel moge-

-ocr page 448-

430

tIET DRIEVOUDIG ROME.

lijk. Door een arme bemoeilijkt, doet hij niets dan den voorsten vinger van de regterhand ter hoogte van zijne kin opnbsp;te steken, en daarmeé een leeken van « neen! gt;gt; te maken;nbsp;terwijl hij inmiddels altijd doorgaat, zonder oogen, hoofd ofnbsp;lippen in ’t minst daarbij te bewegen. Reizigers raad ik sterknbsp;aan, dit recept niet te vergelen, want daardoor zullen zijnbsp;’t ontgaan, dat men hen voor foresti'èri^ vreemdelingen,nbsp;houdt, waarmeè gewoonlijk een zeer lastig, ja, soms zelfs welnbsp;eens onbescheiden gebedel gepaard gaat. Op het zien van hetnbsp;bekende weigeringsteeken, zegt de bedelaar terstond : ö, datnbsp;is er een van hier: daar valt niets aan te doen, en hier-meê verwijdert hij zich dan ook. In het voorbijgaan moet iknbsp;opmerken, dat de Napolitaan eene andere wijze van weigeren heeft: hij legt het hoofd achterover, slaat de oogennbsp;ten hemel, terwijl hij de lippen spits te zamen plooit: daar-meê is alles gezegd.

33 Ilecemlber.

Onze-lieve-Vrouw-der-Overwinning (ter Zege). — Vanen van de Turken. — Tuinen van Sallustius. — De romeinsche Proconsuls geschetst. — Hunne rijkdommen. — Hunne middelen omnbsp;zich te verrijken, — Antwoord van een barbaar (vreemdeling).nbsp;— Via scelerata. — Baden van Titus, van Trajanus, vannbsp;Hadrianus. — Sint-Pieter-in-banden. — Sint-Sebastiaan. —nbsp;De Mozes van Michel-Angelo. — Christlijke herinneringen,nbsp;de H. Leo, de H. Petrus. — Kerk van San-Martino de’ Monti.nbsp;— Schilderijen van Poussin. — Onderaardsche kerk. — Denbsp;H. paus Silvester. — Foltertuigen voor de Martelaren.

Prachtig was de zon over het Sabijnsche gebergte opgegaan , en de luchtsgesleldheid zóó zacht, dat wij groenten en planten overal in vollen bloei vonden slaan. Om nu met hetnbsp;kwartier de' Monti te eindigen, namen wij onzen weg langsnbsp;de Fontein van Mozes, zoogenaamd del' acqua felice (van

-ocr page 449-

ONZE-LIEVE-VnOCW-TEB-ZEGE. 431

’l heilrijk waler). Daarbij slaat de lieve kleine kerk van On%e-lieve-P^rouiv-tei'-Overwinning (Ier Zege) ^ welke denbsp;reiziger vooral niet mag verzuimen, te gaan zien. Hetgoud,nbsp;marmer en rijke schilderwerk, waarmeè dit kerkgebouw zoonbsp;schittrend van den bodem tot in het gewelf toe is versierd,nbsp;verliezen evenwel al hunnen glans tegen over nog kostelijkernbsp;voorwerpen, die hier worden bewaard, zoo als, onder anderennbsp;de standaarden, na hel beleg van Weenen, op de Turkennbsp;veroverd. Aan de vier hoeken van den koepel geplaatst,nbsp;vormen zij een soort van gloriehemel boven het altaar dernbsp;H. Maagd. In de daad, iets opmerklijks: Rome heeft de Moedernbsp;Gods altijd als de bijzondere beschermvoogdes der christenheid legen het Turkendom beschouwd: zoo dan is de overwinning bij Lepanlo ook aan haren bijstand toegeschreven,nbsp;en het bewijsteeken der erkentlijkheid van Rome daarvoornbsp;praalt in de kerk van Ara-Coeli. Hier nu zijn het de tenbsp;Weenen veroverde vanen, welke men haar ten dankoffer heeftnbsp;toegebragt, en, zeer zeker, ligt in dat feit een ernstig-diepennbsp;zin: immers, is het mahomedismus de godsdienst der zinnen,nbsp;dan kan het geen waardiger, geen krachtiger bestrijdster ennbsp;verwinnaresse dan de Koningin der Maagden hebben. Voorwaar , daarin vertoont zich op nieuw eene dier schoone har-moniën , waarvan Gods werken en wegen zoo óvervuld zijn ;nbsp;en geen wonder, dat Rome, waarin al de werkingen dernbsp;onstoflijke wereld zich als in een schitterenden spiegel gedurig verloonen , ook dat verheven denkbeeld voor het oog aan-'schouwlijk heeft gemaakt.

De kerken van Onze-lieve-Vrouw-ter-Zege en van de H. Susanna staan ter plaatse, waar eens het huis en hetnbsp;forum van Sallusüus stond : zijne tuinen waren niet verrenbsp;vandaar, die zetel der wulpschheid, zoo berucht in de geschiedenis der romeimsche verbastering, aangekocht, gebouwd

-ocr page 450-

452 HET DniEVOUDlG ROME.

en op0;eluislercl door den in Africa behaalden buit. Van liederlijkheid uitgemergeld, onder schulden diep begraven, wegens zijne snoode schelmstukken van den senatorsrangnbsp;ontzet, wist Sallustius, door het volgen van Cesars partij,nbsp;zich toch wéér volkomen, en wel geheel smetvrij te verheffen.nbsp;Om zijn nieuwen hoveling daartoe den weg te banen, gafnbsp;de verwinnaar van Pompejus hem het bestuur van Numidiënbsp;in handen. De geïmproviseerde, of zóó als uit de luchtnbsp;gevallen, proconsul wist, om ons hierin van Seneca’s uitdrukking te bedienen , die ongelukkige provincie dusdanig af te villen, dat hij weldra met een schandelijk fortuin naar Romenbsp;terugkwam. Uit het bloed en de beurs van zijne onderhoo-rigen bouwde hij een zoo luisterrijk paleis en zulke prachtige tuinen, dat Messalina zich wel verwaardigen wilde, omnbsp;ze te bewonen: dit zegt alles 1).

Bij het gezigt en het betreden dezer ruïnen verdringt de eene gedachte de andere. Het is dan hier, dat de Verres vannbsp;Africa door zijn gedrag openlijk de voorschriften der zedekundenbsp;logenstraft, welke hij in zijne werken predikt! En dien mannbsp;— God moge het onzen opvoeders vergeven — dien man,nbsp;heeft men mij in mijne jeugd tot een voorbeeld van welsprekendheid en goeden smaak gesteld ; men heeft mij geleerd,nbsp;hem als een wijze te beschouwen, en de namen van Chry-sostomus en Augustinus heeft men mij verzwegen! Doch,nbsp;zeide ik aan mijne jonge reisgenooten, i.s hel Sallustiusnbsp;alléén niet, die onze verachting moet gaande maken; ajnnbsp;leven is dat van al onze, zoogenaamd « klassieke » schrijvers, die onophoudelijk de gebreken van anderen zondernbsp;verschooning berispen, terwijl zij, nagenoeg allen, de mensch-heid over het schandaal van hunne zeden deden blozen.

1) 'facit. Annul, c. 13.

-ocr page 451-

TUINEN VAN SALLUSTIDS. 453

Proconsuls, generaals, gouverneurs eener provincie, allen stonden met Salluslius in ongebondenheid van zeden volkomen gelijk, of overtroffen hem misschien nog door hunnenbsp;schraapzucht. Daar de gelegenheid zich hier gunstig aanbiedt,nbsp;kan het zijn nut hebben, eens een blik te werpen in denbsp;heidensche wereld voor zooverre, namelijk, betreft de mannen, die er in hunnen persoon de juiste uitdrukking vannbsp;waren.

De ongelooflijke rijkdom der Romeinen , tegen het einde hunner republiek en onder de eerste keizers, is een feitnbsp;van algemeene bekendheid. Elke senator trok eene bezoldiging van zestigduizend , iedere ridder twintig duizend guldens ; en, zeker, dat was nog maar eene kleinigheid,nbsp;want men telde te Rome ongeveer twintig duizend burgers,nbsp;die even rijk waren als Lucullus i). Nu, deze geloogde Xerxes, — Xerxes togatus — zoo als Cicero hem noemt,nbsp;gebruikte nooit minder dan twaalf duizend guldens voor eennbsp;avondmaal, en hij kon vijf-en-twintig duizend personen alsnbsp;gast ontvangen. Crassus zeide, dat men niet rijk was, wanneer men niet een geheel leger, uit zijne inkomsten, op denbsp;been kon houden 2); en, wat hij zeide, dat kon hij ook doen.nbsp;En Crassus nu was minder rijk dan Sylla 3). Lucius Domi-tius, de opvolger van Cesar in Gallië, bezat acht-en-veertig

1) nbsp;nbsp;nbsp;Lucullus Romanus civis (quem Cicero et Caesar Xerxera to-gatum appellabant) ad viginti quinque hominum millia honorificentis-sime hospitio eseipere polerat; nee tarnen ipse solus id potuit in urbenbsp;Roma, quandoquidem viginti civium millia et amplius in ipsa urbenbsp;comperta roemorantur, qui cum Lucullo de divitis contendere potuis-sent, ut ex velustis monumentis. — Casal., de Splendore JJrhis,nbsp;etc. p. 422.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Cicer., in Paradox.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Quiritium post Sullam ditissinius. — Plin. llb. XXXIll, c. 10.

Il


-ocr page 452-

i3i HET DRIEVOUDIG ROME.

duizend bunders grond in vruchtgebruik 1); Anlonius, de ambtgenoot van Cicero, had het geheele eiland Ccphalonianbsp;in eigendom, waar hij eene stad deed bouwen 2).

Zes burgers van Rome waren te zamen de eenige eigenaars van het grootste deel van Africa; Nero liet hun het hoofd afslaan , en benoemde zich-zelven tot hun erfge~nbsp;naamS)! Cornelius Balbus schonk, bij zijn dood, tien gulden aan eiken burger van Rome 4). Cajus Csecilius Claudiusnbsp;Isidorus verklaarde, bij uitersten wit, dat, niettegenstaandenbsp;de door hem gedurende de burger-oorlogen ondergane verliezen, door hem werden achtergelaten vier-duizend-één-honderd-zestien slaven, drie duizend paar ossen , tweehonderd-vijftig-duizend stuks ander vee, zonder nog zijnenbsp;landerijen, landgoederen en huizen meê te tellen 5). Innbsp;zijneeigenlijke villa had Valerianus vijfhonderd slaven, tweenbsp;duizend koeijen, duizend lastdieren, tien duizend schapennbsp;en vijftien duizend bokken en geiten 6). Gordianus, nognbsp;slechts vergeten burger zijnde , had toch reeds onmetelijke bezittingen in al de gewesten van het rijk. Terwijl hijnbsp;edilis was, gaf hij, en wel geheel uit eigen middelen, totnbsp;twaalfmaal toe, zwaardvechters aan het volk ten geschenke;nbsp;soms deed hij er duizend, maar nooit minder dan driehonderd optreden. Op éénen dag gaf hij honderd africaansclienbsp;dieren in de spelen aan het volk; op een anderen dag duizend beeren uit Germanië ten beste. In al de steden vannbsp;Campanië, Etrurië, Umbiië, Emilië en Picenum, gaf hij

1) nbsp;nbsp;nbsp;Caesar., Je Bello civ.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Strab., lil). X.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Plin., lib. XVlIl.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Dio., lib. XLVIII.

3) Plin., XXXIII, c. 10.nbsp;6) Vospic. in Valer.

-ocr page 453-

TÜINEN VAN SALLKSTIüS. 43S

ook, fe zijnen koste, openbare volksspelen, die vier dagen aanhielden 1). Terwijl wij ons bij deze opsomming, welkenbsp;wij echter zeer gemaklijk nog vrij wat zouden kunnennbsp;uilbreiden, hier nu maar zullen bepalen, kunnen wij tochnbsp;niet nalaten, er nog de namen aan toe te voegen van denbsp;beide Pliniussen, van den wijsgeer Seneca en van Cicero.

Behalve de schatten, welke het bewind der romeinsche vloot aan Plinius den Oude opbragt, bezat hij ook nog anderenbsp;onmetelijke rijkdommen. Wij weten dit van zijn neef: «Mijnnbsp;oom, zegt deze, gouverneur van Spanje zijnde, had een zijner werken voor vierhonderdduizend kroonen aan Largusnbsp;Licinius kunnen verknopen; maar hij weigerde het, daar hijnbsp;mij zeide, reeds niet meer te weten, wat hij met zijn geldnbsp;aanvangen zou 2). » Plinius de Jonge was onvergelijkelijk veelnbsp;rijker dan zijn oom. Zonder er om verzocht te zijn, gaf hijnbsp;aan de dochter van Quintilianus, op den dag van haar huwelijk, vijftigduizend kroonen ten geschenke 3); Romanusnbsp;Firmus, een zijner vrienden, ontving van hem driehonderdduizend kroonen, om in den ridderstand over te gaan 4), ennbsp;Calvina, eene zijner bloedverwanten, eene huwelijksgift vannbsp;honderdduizend kroonen S); Metellus Crispus veertigduizend;nbsp;eenige belovende jongelingen {ingenui) vijftigduizend voornbsp;hunne opvoeding 6). Buitendien bezat hij talrijke villa’s, allennbsp;vorstlijk van pracht. Zijne twee villa’s in Toscane en vannbsp;Lorento, aan de kusten der zee gelegen, waar hij zijne werken schreef, waren ingerigt met oostersche weelde. Hij had

in ld.

39

1) nbsp;nbsp;nbsp;Capitolin. in Gord; et Gord.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Epist^ ad Mare,, lib. III.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Epist. ad QuintiL. lib. VI.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Epist., lib. I.

3) Epist. 2 ad Calvin.

6) Epist. ad Canin., lib. VII.

Drievoudig Rome. — I. Deel.

-ocr page 454-

456 HET DRIEVOUDIG ROME.

er ook nog verscheiden anderen in Latium, eene te Preneste, eene andere te Tusculum, wederom eene andere te Tivoli,nbsp;en eene, waarvoor men hem negenhonderdduizend kroonennbsp;geboden had 1). Eindelijk, om een zijner buitengoederen tenbsp;vergrooten, besteedde hij eene som van tachtigduizend gouden kroonen 2).

De wijsgeer Seneca, Nero’s leermeester, was een streng zedeprediker, die met nadruk de gebreken van zijnen tijdnbsp;gispte, en met groot talent van woorden tegen de rijkaardsnbsp;te velde trok: « Tot hoeverre zult gij toch wel, — zeidenbsp;hij — de grenzen uwer bezittingen uitbreiden ? De grond,nbsp;waaraan een geheel volk genoeg zou hebben, is voor één-enkelen meester zelfs te beperkt. Doch, dat alles beleekent nognbsp;niet veel: gij wilt, dat uwe latifundia (landerijen) ge-heele zeeën omboorden, en dat uw schatmeester tegelijktijdignbsp;over de oevers der Adriatische, der Jonische en der Egeï-sche zee gebiede 5). » — En diezelfde Seneca nu, dienbsp;arme filosoof, bezat een fortuin van slechts honderdmiljoennbsp;guldens 4)!

Wat Cicero betreft, niet een onzer, of hij kent hem volkomen , gelijk hij ons, van der jeugd af aan, is voorgesteld, als een voorbeeld niet slechts van welsprekendheid, maar tevens van republikeinsche regtschapendheid en echt wijsgeerigenbsp;geringschatting van het aardsche. Was hij het niet, die Verresnbsp;tuchtigde, die zulke schoone bladzijden over de verachtingnbsp;der rijkdommen en zooveel andere grondregels van zedekundenbsp;en deugd op het papier heeft gebragt; welnu, ligt hem denbsp;mom af, en gij zult Cicero leeren kennen, als iemand van

1) nbsp;nbsp;nbsp;Epist. ad Fahutum et ad Corelian., lib. 111.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Ad Calvinium Rufum. lib. 111.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Epist. 89.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Tacit. Annal. , XIV.

-ocr page 455-

DE ROMEINSCHE PROCONSULS GESCHETST. 457

zeer geringe geboorte, een werkman van afkomst, en die, zoo als hij het later uitdrukte, de eerste was, die in zijnenbsp;familie iets beteekende; wel nu, deze zelfde Cicero bezat tenbsp;Rome een huis, door hem van Crassus voor ongeveer driemaalnbsp;honderdduizend guldens gekocht; voorts te Tusculum eenenbsp;vorstlijke villa, met baden, mosaïken, theaters, marmerennbsp;gaanderijen, standbeelden en andere voorwerpen van weelde,nbsp;zoo als zijn tijd die voorschreef; voorts een ander buitengoednbsp;te Formium {Mola di Gaeta), dat niet minder prachtignbsp;was; nog een ander te Baja, zóó kostbaar ingerigt, dat zelfsnbsp;de senaat, die in zulke zaken niet zeer streng oordeelde, ernbsp;zich over ergerde; een huis te Pompeji, nog eene villa tenbsp;Arpinum, zijne geboorteplaats; wederom eene andere bij Ag-nani, zijne door hem met den naam van alma bestempeldenbsp;villa; eindelijk, te Rome-zelf, aan den Aventijnschen berg,nbsp;had de stugge republikein ik weet niet nog hoeveel winkel-plaatsen, wier verhuring hem 16 duizend 566 kroonen op-bragt, waarvoor hij zijn zoon te Athene studeren liet 1).

En uit welke bronnen vloeiden nu die ongelooflijke schatten zoo snel toch voort? Hoofdzakelijk uit twee: uit den woeker en uit het bewind der provinciën. Men zou eerder dennbsp;Tiber in zijne vaart hebben kunnen stuiten, dan den woeker bijnbsp;de Romeinen. Ten spijt aller verordeningen daartegen 2), deden allen, tot zelfs Cato, daaraan mede; men leende geld op denbsp;maanden op de veertien dagen, tegen twaalf, acht-en-veertig,nbsp;ja, tot legen zestig percent toe 5). Wanneer de schuldenaarnbsp;niet kon betalen, werd hij de slaaf van zijn schuldeischer,nbsp;die, door hem te verkoopen, een zeker middel van sehdver-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Cic. ad Attic., XVI, 1.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Tit. Llv., Vil, 42.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Cic. de Offic., II, 23.

-ocr page 456-

458

HET DRrEVOüDIG ROME,

goeding vond 1). Doch, om te kunnen leenen, heeft men geld noodig, en het groote middel, om dat mateloos-veel te krijgen,nbsp;lag in het bewind der provinciën. Het innen der belastingennbsp;was aan eene kompagnie van ontvangers of tolgaarders verpacht, en wel voor den tijd van vijf jaren 2). Die verpachting had plaats in ’t openbaar en bij opbod; natuurlijk werdnbsp;zij aan den meest biedende toegewezen. Doch men durfde ooknbsp;wel gerust tot het hoogste bod gaan, dewijl de inning dernbsp;belastingen bijna geheel aan de willekeur der ontvangers wasnbsp;overgelaten, en alleen de landbouwers en herders juist wisten,nbsp;wat zij betalen moesten, terwijl alle overige belastingschuldigen met de daartoe betreklijke wetsbepalingen volkomen onbekend gehouden werden, waardoor de tolgaarders vrij spelnbsp;hadden, om, zonder ooit in regten betrokken te kunnennbsp;worden, zóóveel te eisehen als zij goedvonden 5). Hunne roofzucht gaat dan ook alle denkbeeld te boven. Teneinde denbsp;belasting te kunnen betalen, zag men, in sommige provinciën,nbsp;vaders verpligt, om hunne kinderen te verknopen, en steden,nbsp;om de gewijde offeranden barer tempels, schilderijen ennbsp;standbeelden der góden ter markt in veiling te brengen: ennbsp;als dat alles nog niet hielp, zoo werden de ongelukkigenbsp;burgers-zelve als slaven aan hunne onverbiddelijke schuld-eischers in eigendom afgestaan. Wat die rampzaligen te lijdennbsp;hadden, alvorens in de slavernij te geraken, overtrof nognbsp;verre al hun ongeluk; kwellingen van allerlei aard, gijzeling,nbsp;pijnbank, te pronkstelling in de open lucht, des zomers in denbsp;verzengende zon, des winters in de modder of in het ijs 4).

XX, 1.

2) Cic.

1) Horat., I, p. 2, v. 14. Plut. in Caton., 43. Aul. Geil.,

, 1.

a) Uic. ad Jn., A'1, 2.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Tac. Annal., Ill, SI.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Plut. in Lucull., SS.

2.

-ocr page 457-

DE ROMEINSCHE PROCONSULS GESCHETST. 459

Daar de gouverneurs der provinciën het gewoonlijk met de tolgaarders eens waren, zoo lieten zij deze oogluikendnbsp;begaan, en trokken voor dit misdadig stilzwijgen een grofnbsp;schandloon. In de daad, al deze menschen moeten doornbsp;een onverzadelijken gouddorst gekweld zijn geworden, dienbsp;hun gemoed zoodanig verstokte, dat zij zulke afpersingennbsp;en geweldenarijen hebben kunnen plegen, als waarmeè zij innbsp;de geschiedenis gebrandmerkt staan. De Staat, ja, zondnbsp;aan eiken gouverneur der provinciën wagens, muilezels,nbsp;schepen, tenten, zilverwerk, graan en alles, wat voor eenenbsp;militaire ekwipaadje noodig was 1); daarenboven kregen zijnbsp;te hunner beschikking uit de staatskas eene aanzienlijkenbsp;somme gelds, om in hun eigen onderhoud en in dat vannbsp;hun gevolg te voorzien 2). Buiten en behalve dit zoogenoemdenbsp;vasarium, werden hun ook nog gratificatiën toegelegd, ternbsp;uitkeering aan hen, die zij in hun gevolg daartoe slechtsnbsp;geliefden aan te wijzen 5). Om zich een denkbeeld te kunnen vormen van de pracht, waarmede Rome zijne proconsuls reizen liet, moet men weten, dat het vasarium ofnbsp;toeleggeld van Piso, proconsul van Macedonië, in het jaarnbsp;696, nagenoeg twee miljoen guldens bedroeg 4).

Men zou meenen, dat de buitensporigste hebzucht daarmede zich toch wel moest bevredigd gevoeld hebben; volstrekt niet! Alvorens hunne provinciën binnen te gaan, deden de gouverneurs zich eerst ook nog de bij de wet voor hennbsp;bepaalde hoofdgelden in al de plaatsen , waar zij doorkwamen , uitbetalen S). En, om nu gelegenheid te hebben tot zoo-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Cic. in Verr., IV, ö; V, 32, Suet. in Aug. , 36.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Cic. in Pison. 38. pro Arch.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Cic. id, id.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Cic. id. id,

8) Cic. ad Attic. V. 12.

59

-ocr page 458-

wmm

440

HET DRIEVOUDIG ROJIE.

veel mogelijke herhaling dier schandelijke afzetterij 1), namerï zij, in stede van den koristen, juist den langsten weg naarnbsp;de hoofdplaats van hun gouvernement, en aldaar nu, metnbsp;een onafzienbaar tal van vrienden en trawanten, aangekomen,nbsp;vorderden zij terstond aanzienlijke sommen voor feestpartijennbsp;en andere uitgaven van dien aard 2); en dat waren dannbsp;nog de redelijksten, want anderen, om hunnen gouddorstnbsp;te lesschen, stelden belastingen van allerlei aard naar willekeur in, en dreven met de justitie handel 3). Was Felixnbsp;niet wreedaardig genoeg, om den apostel Paulus twee jarennbsp;lang onwettig gevangen te houden, teneinde zoodoende hemnbsp;geld te kunnen afpersen ? Doch dit was slechts een zeer kleinnbsp;vlekje in het groote zondenregisler dezer verdorven rooversnbsp;van Bassa’s, wier beeld ons door Cicero-zelven op de volgende wijze wordt geschetst: « Wij zenden (zegt hij) liedennbsp;naar de provinciën, misschien in staat, om den vijand tenbsp;verdrijven, maar wier komst in de steden onzer bondgenootennbsp;weinig verschilt van het binnenrukken eener legermagt innbsp;eene stormenderhand ingenomen stad 4). Alle provinciën zuchten daaronder, alle vrije volken beklagen zich luide, allenbsp;Staten schreeuwen over onze schraapzucht en afzetterij. Ernbsp;is, tot aan den oceaan toe, geen plek meer, hoe verwijderdnbsp;of verborgen ook, waar de ongeregtigheid en de dwingelandijnbsp;onzer medeburgers niet doorgedrongen is. Het romeinschenbsp;volk moge den oorlog en de muiterij met zijne wapenennbsp;kunnen beteugelen, maar het kan de tranen, het kan denbsp;klagten niet bedwingen tegen Rome aangeheven door het

1) nbsp;nbsp;nbsp;Cic. in Vuiin., S.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Plut. in Cat., IS.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Cic. pro Font. ,7,8.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Pro Leg. Manil., S.

-ocr page 459-

ÖÈ ROMEINSCHE PROCONSULS GESCHETST.

heelal 1), » « Wie heeft u, — vroege Tiberius aan een opperhoofd van muitende barbaren — toch tot opstand kunnen brengen? — Gij-zelf (antwoordde hij), die om uwe kuddenbsp;te bew'aken, geen honden, maar wolven afzendt 2). » In ditnbsp;gezegde ligt de geheele geschiedenis der romeinsche proconsuls opgesloten.

Twee trekken zullen het tafereel volmaken eener zóó monsterachtige verdrukking, dat het ons, christenen, evennbsp;onmogelijk moet zijn, er het juiste begrip van te kunnennbsp;vormen, als een denkbeeld te krijgen van den bloeddorst,nbsp;dien de gruwelmoorden in het amphitheater zelfs niet les-schen konden. Vooreerst dan ging de alles vermogendenbsp;dwingelandij der gouverneurs in hunnen overmoed zóóver,nbsp;dat zij, als tot ongehoorde bespotting, van hunne onder-hoorigen nog de verklaring eischten, dat deze zéér overnbsp;hen waren voldaan ! Ja, wanneer zij in een of ander wingewest zich te over hadden vetgemest, dwongen zij , daarenboven , de rampzalige bewoners tot het zenden van afgevaardigden naar Rome, die daar, op eene plegtige wijzenbsp;verklaren moesten, dat hunne gouverneurs zich te hunnennbsp;opzigte allerloflijkst hadden gedragen, en alzoo verpligtnbsp;waren, om aan den senaat een officieel huldebewijs ternbsp;gunste van hunne verdrukkers over te leggen 3).

Vervolgens, wanneer nu deze afschuwlijke, in het goud zich badende stroopers te Rome waren wedergekeerd, dannbsp;zetten ze zich met de ongehoordste huichelarij aan de pen,nbsp;om, tot tijdverdrijf, zedekundige verhandelingen te schrijven, klaagzangen over de ondeugden van hunnen tijd, ofnbsp;scherpe vertoogen tegen de eerzucht en begeerlijkheid der

1) nbsp;nbsp;nbsp;Cic. in Verr., III, 89.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Dio, L. V, p. 683.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Cic. Ep. ad famil. III, 8.

-ocr page 460-

m HET DRIEVOÜDIG ROME.

ambten-bejagende groolen. Of heeft van uit dezen, met numidisch bloed gemesten luslhof-zelven, Ae deugdzamenbsp;luslius aan Gesar niet geschreven : « De grootste weldaad,nbsp;welke gij aan het vaderland, aan de burgerij,i^aan u-zelven ,nbsp;aan uwe kinderen, kortom , aan geheel de wereld zoudtnbsp;kunnen bewijzen, acht ik daarin gelegen, dat gij de geldzucht mogt uilroeijen, of, tenminste, voor zooverre de omstandigheden zulks gedogen, eenigzins kondt matigen. Zonder dat is het, zoo min in vrede als in oorlog, mogelijk,nbsp;om hetzij in zaken van staat, hetzij in ieders particulierenbsp;aangelegenheden, eenige orde te krijgen; want, zoodra denbsp;gouddorst zich van ons meester heeft gemaakt, is noch talent,nbsp;noch geest, met een woord, niets bij magie, om ons te beteugelen ; zelfs, vroeger of later, gaat het hart er eindelijk geheelnbsp;onder verloren» 1)! Cicero, Seneca, Plinius de jonge, ja,nbsp;Cato zelfs gedroegen zich niet anders, alhoewel laatstgenoemdenbsp;daarom toch niet te min zich, in allen ernst, dus uitdrukte:nbsp;« Gerneene dieven moeten hun leven in ketenen en kerkers doorbrengen , terwijl landsdieven in goud en purper baden » 9).nbsp;Doch, genoeg; want, wij zouden door het willen schetsennbsp;van de geschiedenis der oudheid , al ligtelijk kunnen vervallennbsp;in eene beschrijving van wat er in onze dagen at zoo omgaat.nbsp;Moge het meêgedeelde ons vervullen met erkenllijkheidnbsp;jegens het Evangelie, onder de huiveringwekkende herinnering aan die romeinsche wolvin, wier ijzeren muil en klaau-wen, verscheiden eeuwen lang, het aan haar ten prooinbsp;gevallen menschdorn zoo jammerlijk hebben verscheurd ennbsp;vertrapt!

Van het Quirinaalsche gebergte begaven wij ons naar onder , om de kerk van den H. Petrus*in-banden een bezoek te

1) nbsp;nbsp;nbsp;Epist. I ad Goes., 10.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Aut. Geil., XI, 18.

-ocr page 461-

Via scelerata.

gaan brengen. Onze reiswijzer duidde ons hier de see-larata , den snooden weg, aan, waar Tullia, de gemalin van Tarquinius Superbus, haren wagen over haars vaders lijk heennbsp;liet rijden. Zeer vele herinneringen zijn er aan dit gedeeltenbsp;van den Esquilijn verbonden, hetgeen thans door twee kerkennbsp;ingenornen wordt, namelijk, van den H. Petrus en van San-Marlino-dei-Monti (Sint Maarten op den berg). De badplaatsennbsp;van Titus, van Trajanus en van Hadriaan, de tempel vannbsp;Esculapius, door Diocleliaan gebouwd, een gedeelte der tuinennbsp;of lusthoven van Nero, brengen ons een der beroemdste wijken van het oude Rome voor den geest terug. De kerk, welkenbsp;wij thans gingen bezoeken, is haren naam en roem verschuldigd aan de boeijen, waarin de prins der apostelen, even alsnbsp;de H. Paulus, en even als zijn godlijken Meester, gekneveldnbsp;werd, doch om aan de wereld de vrijheid te schenken. Mennbsp;beweert, dat zij oorspronklijk een bedehuis was, door dennbsp;H. Petrus-zelven aan den Zaligmaker {Salvatori) toegewijd.nbsp;In den brand van Nero een prooi der vlammen geworden,nbsp;en voorts geheel weggeruimd, om plaats te maken voor denbsp;tuinen van zijn gulden huis, werd zij echter meermalen weernbsp;herbouwd, tengevolge van het verlangen der christenen, omnbsp;het aanwezen van den apostel te Rome door een blijvend ge-denkteeken te vereeuwigen. De keizerin Eudoxia, gemalinnbsp;van Valenlinianus III.deed haar geheel vernieuwen, en vannbsp;daar dan ook, dat zij den naam van Basilica Eudoxiananbsp;verkreeg, waaronder men haar meermalen in de geschiedenisnbsp;vindt aangeduid. Vervolgens, evenwel, kreeg zij dien vannbsp;Sint Pieter ad vincula (in banden), ter gelegenheid, dat denbsp;ketenen daar werden overgebragt, waarin de H. Petrus tenbsp;Jerusalem door Herodes, en te Rome door Nero geslagennbsp;werd. Ik zal later het tijdstip en de geschiedenis van dit gedenkwaardig feit opgeven. In dezen tempel, een der eerwaar-

-ocr page 462-

Ud HET DRIEVODDIG ROME.

(ligste, die ergens ter wereld gevonden worden, heeft zoowel de kunstenaar als de christen, beiden tot bewondering ennbsp;stichting, sloffe in overvloed.

Ziehier vooreerst de antieke en mirakuleuze afbeelding van den H. Sebastiaan, bewerkt in mosaïk. Het sierlijk bijschrift, ter zijde van het altaar diens martelaars geplaatst,nbsp;vermeldt, dat dit door de stad Rome in het jaar 629 tennbsp;offer (ex voto) werd gegeven bij eene plotselinge verlossingnbsp;van de pest; links bij het binnenkomen, stelt eene schilderij,nbsp;uit die dagen-zelve, deze ramp, in al hare vreeslijke bijzonderheden, naar de natuur geschetst, met levendige kleuren,nbsp;voor. Bij deze gedenkstukken der oudheid, heeft de nieuwenbsp;kunst ook hare meesterwerken gevoegd. In de eerste plaatsnbsp;prijkt hier het marmeren praalgraf van paus Julius II., eennbsp;der beroemdste van Italië; de onvergelijklijk schoone Mozesnbsp;van Michel Angelo maakt daarvan het hoofdsieraad uit. Denbsp;hebreeuwsche wetgever is zittende voorgesteld, met de toegeslagen Tafelen der Wet onder den regter arm , en sprekendenbsp;(nelV atto di parlare) tot het volk, waarover hij met fierheid zijne blikken weiden laat, die van gegronde verstoordheidnbsp;doen blijken. Een kunstenaar heeft wel geen ander model dannbsp;dit noodig, om er al de proporties en standen van het mensch-lijk ligchaam geheel uil te leeren kennen; zelfs de geneeskundige kan, met dit standbeeld voor zich, eene volledigenbsp;les in de ontleedkunde geven, zoojuist, zóó duidelijk, liggennbsp;alle spieren hier in hare verschillende vormen en rigtingennbsp;open en bloot voor het oog. Dit meesterstuk is van wit marmer en kolossaal groot. Wat den geest betreft, die den kunstenaar bij de schepping er van heeft bezield, zoo moet mennbsp;het bejammeren, dat deze hem van den Olympus der heidenen, in slede van uit de godlijke schriften des Bijbels heeftnbsp;toegesproken: immers, de kop van Mozes is die van Gesar,

-ocr page 463-

DE MOZES VAN MICHEL-ANGELO, -445

de baard die van Neptnnus. Doch, hoe dit ook wezen moge, ik moet bekennen, dat nooit eenig standbeeld mij zoo levendignbsp;getroffen heeft, en nog bij mijne verwijdering van die plek,nbsp;scheen het alsof Mozes mij met zijne blikken volgde. Al denbsp;ciceronen verhalen dan ook, de een na den ander, dat, toennbsp;Michel-Angelo zijn werk voltooid had, en er voorstond, hijnbsp;zijnen Mozes met den hamer een forschen slag op de knie zounbsp;gegeven en daarbij toegevoegd hebben: Spreek dan nu op,nbsp;daar gij toch zien kunt!

Maar het marmer gaf den kunstenaar op zijne woorden geen bescheid. Gelukkiger, evenwel, de christenreizigernbsp;wien het gegeven is, in deze kerk, stemmen te hooren, wiernbsp;toon hem krachtig doordringt in ’t gemoed. Hier roepen denbsp;gewijde beenderen der Machabesche moeder met die barernbsp;zeven zonen, — christenbelijders reeds vóór des Verlossersnbsp;komst — hem van onder het altaar, waar zij roemvol rusten,nbsp;luide toe; éénheid en algemeenheid des geloofs, brandendenbsp;liefde voor de hemelsche deugd, volhardende heldhaftigheid,nbsp;vurige, den dood trotserende godvrucht, ja, dat alles tenbsp;zamen predikt dit gewijd overschot, met de overigestoflijkenbsp;hulsels te dezer plaatse in eere bewaard, als van den H. pausnbsp;en martelaar Saturninus, van de doorluchtige christen-maagden Barbara, Constantia, Emerentiana, Agnes, Prisca,nbsp;Margarelha en Juliana; voorts van de Veteranen uit hetnbsp;christenlegerkamp Hippolytus, Naborus, Paulus, wier reli-kwiën alomme, geheel dit heiligdom door, in de verschillendenbsp;altaren zorgvuldig worden bewaard en ootmoedig vereerd.nbsp;Hier klinkt hem ook de stem van den H. Leo den Groote roerend in het gemoed; want hier ter plaatse is het, dat dienbsp;welsprekende opperpriester, Attila’s verwinnaar en de reddernbsp;van Rome, zijne eerste rede over de Machabeën uitgesprokennbsp;heeft. Doch, te midden der welluidende klanken, uit het

-ocr page 464-

446 HET DRIEVOUDIG ROME.

grijs verleden doordringende tot in de ziel van hel heden-daagsch geslacht, hoor, daar rammelen ook de ketenen, door Petrus en Paulus gedragen, en met de tranen van millioenennbsp;pelgrims besproeid. Ook wij brandden van verlangen, om zenbsp;te aanschouwen, en eerbiedig aan onze lippen te brengen;nbsp;doch, achter driedubbel slot, in eene metalen bewaarplaatsnbsp;geborgen, zijn die voorwerpen alleen met bijzondere toestemming van den paus te zien, en deze hadden wij vooralsnognbsp;niet bekomen.

Wanneer men bij hel uitgaan dezer kerk regts een kronkelend straatje inslaat, dan komt men spoedig bij de kerk van San-Martino-dei^monti (Sint Maarten op den berg),nbsp;aan de karmeliten toebehoorende. De goede smaak en buitengewone zindelijkheid, die in geheel het gebouw heerschen,nbsp;de rijkdom der verguldsels, de schoonheid der marmerbevloe-ring, de sierlijkheid der vier-en-twinlig, alle antieke kolommen , uit verschillend marmer en in de Corinthische ordenbsp;gebeiteld, maar, vooral, de fresco’s van den onsterflijkennbsp;Poussin plaatsen deze kerk onder de eerste en merkwaardigstenbsp;van geheel Rome. Intusschen houdt een en ander toch nietnbsp;lang de aandacht van den katholieken pelgrim gaande, wantnbsp;onder deze van goud en marmer rijk schitterende kerk, bevindtnbsp;zich eene andere, die geene sieraden heeft dan enkel denbsp;grijze kroon des hoogen ouderdoms en het schamel hulselnbsp;harer oorspronklijke armoede; doch juist daarmede trekt zijnbsp;het hart levendig naar zich heen. Het christendom, dat, tennbsp;tijde der vervolging, alomme in onderaardsche gangen, innbsp;bouwvallen en spelonken schuilplaats zocht, koos daartoe ooknbsp;eenmaal de gedeeltelijk gesloopte badplaatsen van Titus. Denbsp;H. paus Sylvester hield te dezer plaatse twee vermaarde kerkvergaderingen: de eerste in het jaar 324, in tegenwoordigheid van Konslantijn, van diens moeder de H. Helena en van

-ocr page 465-

SAN MARTINO DEI MONTI. 447

Calpurnius Piso, den prefekt van Rome; men telde daar 284 bisschoppen. De tweede, uit 223 bisschoppen zaamgesteld,nbsp;werd het hierop volgende jaar gehouden. Daar is, op gezagnbsp;van den apostolischen Stoel, het algemeen concilie van Niceanbsp;bekrachtigd; daar werden Arius, Sabellius en Victorinus onherroepelijk veroordeeld: daar werden hunne doemwaardigenbsp;geschriften opgeofferd aan het vuur 1).

Behalve al die treffende herinneringen levert deze onder-aardsche kerk ook nog andere voorwerpen van groot belang op: zoo, bij voorbeeld, dat zéér oude mosaïkweik, uit denbsp;eerste christeneeuwen afkomstig en de geheimnisvolle Evanbsp;voorstellende, aan wie God-zelf de zege over den draak toezegt, hetgeen, volgens de heilige vaders, doelt op de overwinning des Evangelies, op de vernietiging der dwingelandij,nbsp;op den ondergang aller ketterijen, en op de rust en vrede dernbsp;wereld, in de schaduw van het kruis 2). Aan de voeten vannbsp;Maria staat de H. paus Sylvester. Als gelukkige ooggetuigenbsp;der roemrijke uitkomst van den hachlijken strijd, spoedde hijnbsp;zich, daarvoor hulde toe te brengen aan de zegepralende Maagd,nbsp;door haar een titel te geven, die, sinds vijftien eeuwen, vannbsp;geslachte tot geslacht, haar ter eere alle katholieken dankbaarnbsp;van de biddende lippen vloeit: Gaudium chrisUanorumnbsp;(Blijdschap der christenen). Rampzaligen, gij, die geen eerbied meer koestert voor wat het geloof in het vroom gebruiknbsp;en stichtlijk gebed uitdrukt, eerbiedigt tenminsteden gewij-den stempel, door de hooge christlijke oudheid daarop gedrukt. Wist gij wel, dal dit eenvoudig woord een van denbsp;gewigtigste feiten der geschiedenis waarmerkt?

1) nbsp;nbsp;nbsp;Itaziolari, Basiltche sacre, t. VI.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Per te toto terrarum orbe construetse suat ecclesi». S. Cyril.

Alexand.

Drievoftdig Eome. — !• Deel.

40

-ocr page 466-

HET DRIEVOUDIG ROME.

Te midden van andere, overoude schilderwerken, vindt men hier ook het steenen achterstuk (den rug) van den paus*nbsp;lijken troon, waarop de H. Sylvester heeft gezeten. Zoowelnbsp;de vorm als de grootte van deze zitplaats stellen dit overblijfsel der hooge oudheid buiten allen archeologischen twijfel.nbsp;De mijter , manupel en stool, benevens een der voetzolen ofnbsp;sandalen^ van dienzelfden opperherder, worden mede daar ternbsp;plaatse zorgvuldig bewaard. Om deze eerwaardige onderkerknbsp;tot de gewijde schouwplaats te verheffen van de zegepraalnbsp;der heilige godsdienst, daar, op de plek-zelve, waar zij zoonbsp;roemvol streed, was een feit noodig, dat ook niet is uitge-hleven: de H. Sylvester rust hier te midden eener talrijkenbsp;schaar van martelaren, wier bloed het geloof verdedigde, datnbsp;door des opperpriesters beslissende stem voor altijd gevestigdnbsp;was. Hel in den muur geplaatste gedenkschrift luidt aldus;nbsp;« Ten tijde van paus Sergius den jonge, zijn in dit altaarnbsp;vveggelegd de ligchamen van den welgelukzaligen paus Sylvester, en der welgelukzalige pausenen martelaren Fabianusnbsp;en Soterus, der HH. martelaren Antimius, Sistanus, Pollio,nbsp;Theodorus, Nicander en Crescentianus; der welgelukzaligenbsp;maagden-marlelaressen Sotera, Paulina, Memmia, Juliana,nbsp;Cyrilla, Theopista, Sophia en van vele anderen, wier namennbsp;bij God alleen zijn bekend. » Deze gewijde overblijfselennbsp;w erden uit de katakombe der H. Priscilla, bij den Salarischennbsp;weg {via Salaria), herwaarts overgebragt.

Na onze erkenllijke hulde aan al deze grondleggers van hel geloof en de vrijheid der wereld ootmoedig te hebben toe-gebragt, vereerden wij ook nog een der werktuigen, waarmeênbsp;zij gemarteld werden. Wij mogten, namelijk, het voorregtnbsp;genieten van, in deze onderaardscbe kerk, een dier moorddadige steenen ter hand te kunnen nemen, welke de heidenen

-ocr page 467-

449

KERSMIS-KRAMEN.

hechtten, al naarmate zij hen aan de golven ten prooi gaven, of aan de hoornen ophingen. Eerbiedig en diepgeroerd kustennbsp;onze lippen dat kostbaar gedenkteeken van den strijd en denbsp;zegepraal der eerste christenhelden. — Met den ijzeren rkig,nbsp;die er doorheengedreven is, zal, naar het ons voorkwam,nbsp;deze steen ongeveer veertig ponden zwaar zijn geweest.

SS Oeceinbei''

Kersmis-kramen. — Het Vatikaan. — Bibliotheek. — Boek van Hendrik VIII. — Christlijk Museum. — Opschriften. ^ Hoidensche Museums. — De Laocoön. — Geschiedenis van dit standbeeld..nbsp;— Kartons van Raphaël. — Loges en kamers van RaphaëJ. —nbsp;Galerijen. — De Transfiguratie. ^ Geschiedenis van dit meesterstuk. — De kunsten en het pausdom.

Benige goede vrienden hadden zich in stilte verbonden, om ons, zonder dat wij ’t wisten, naar het vatikaanschnbsp;paleis heen te brengen, teneinde daar de wijdvermaardenbsp;bibliotheek te gaan zien. Onder ik weet niet welk voorwendselnbsp;eener wandeling, die ons te doen stond, vyerden wij daartoenbsp;gestemd, en zoo dan ging men met ons, ’s ochtends tegennbsp;tien ure van het Minerva-plein , in gezelschap van acht personen op weg, en wel, in allerlei rigtingen , de verschillendenbsp;buurten door, die ons van den Tiber scheidden ; maar, meernbsp;nog dan dat: men bragt otis, als bij verrassing, langs tweenbsp;rijen kramen, die ter gelegenheid van de goede feestennbsp;waren opgeslagen, en waarvoor een heirleger van klein volkjenbsp;post had gevat, eene schaar van kinderen, die daar hunnenbsp;keuze kwamen doen onder eene tallooze menigte van denbsp;fraaiste voorwerpen, juist geschikt, om het oog en hetnbsp;hart van meisjes en knapen, tusschen de zeven en tien jarennbsp;oud, in hooge mate te streelen, ja, in ware verrukking tenbsp;brengen. Vooral waren het de fraaije Bethlehems-krebjes of

-ocr page 468-

430

HET DRIEVOUDIG ROME.

stalletjes, die hier aller aandacht lot zich trokken, en den kooplust der jeugd meest schenen op te wekken; de^^re^e-jpio (het stalletje van Bethlehem), die in alle huizen van Romenbsp;gevonden wordt, is ook een waar lievelingsdenkbeeld der gan-sche bevolking; immers, gedurende den Advent en het Kersfeestnbsp;komen, eiken avond, oud en jong, regelmatig bij elkandernbsp;kinderen, met ouders en grootouders, die daar rond de fraai-getooide en glanzend verlichte krebbe van het Kind-Jesus knielend te zamen hunne gebeden storten. Voor den Romein,nbsp;misschien méér dan voor eenig ander volk, is Kersmis een echtnbsp;hoogtijd, wezenlijk een familiefeest. In de christenhoofdstadnbsp;wenscht men elkander dan ook geen gelukzalig nieuwjaar, maarnbsp;een zalig hoogtijd van Kersmis. Het capo d'anno (de nieuwjaarsdag) beteekent voor hen niets, maar Kersmis is hun alles.nbsp;En, in de daad, is het niet zeer verstandig, dat men lol hetnbsp;doen van onderlinge heilwenschen den jaardag kiest van eenenbsp;gebeurtenis, die den meeslen en weldadigsten invloed opnbsp;de maatschappij heeft uilgeoefend, den heilvolsten dag,nbsp;die in de jaarboeken der wereld opgeleekend staal ?

Nog geheel onder den invloed dezer gedachten verkeerende, kwamen wij aan het Vatikaan, en bragl ik in den geestnbsp;eerbiedig hulde aan de doorluchtige woonstede des plaatshe-kleeders van den Zone Gods op aarde, aan dat groolsch paleis,nbsp;vanwaarde orakels uilgaan, die het geloof der menschheidnbsp;ordenen en handhaven, aan die verheven zetelplaats levensnbsp;ook der onsterflijke kunst, als opgestegen uit den genie dernbsp;beroemdste architecten van den nieuweren tijd! De namennbsp;van Bramante, Raphael, Pyrrhus, Ligorio, Fontana, Madernonbsp;en Bernini schitteren u van uit al die booggewelven, vannbsp;uit al die galerijen te gemoet; zij blinken op al deze wanden u tegen , als zoovele gloriesiralen , waardig het monument, door hen in ’tleven geroepen, maartegelijk ook den

-ocr page 469-

HET VATIKAAN. 4S!

vorst waardigf, die daar ontzagwekkend gezeteld is. Het Va-tikaan , in verschillende tijden gebouwd, is meer eene veree-niging van paleizen, dan wel één-enkel paleis. Op honderd tachtig ellen lengte heeft het eene breedte van honderd-twinlignbsp;el. Daar het volstrekt onmogelijk is, om op éénen dag zulknbsp;eene wereld van wonderen geheel te overzien, bepaaldennbsp;wij ons voor den oogenblik bij de beschouwing van slechtsnbsp;het voorste gedeelte, dat de Sixtijnsche en Paulijnschenbsp;kapellen omgeeft, en voorts bij de binnenvertrekken van dennbsp;algemeenen Vader der Christenheid, dien men tevens dennbsp;Vader der kunsten en wetenschappen noemen mag. In denbsp;Bibliotheek hielden wij onze eerste halte. De grodte zaal,nbsp;die er het hoofd-aparlement van uitmaakt, is twee-honderd-zestien voet lang, op eene breedte van acht-en-veertig ennbsp;eene hoogte van achl-en-twintig voet. Door zeven pilastersnbsp;is zij in twee gangen gescheiden. Al, wat vernuft en goedenbsp;smaak kunnen eischen, is hier in de hoogste volmaaktheidnbsp;vereenigd. Marmer, verguldsel en schilderwerk is alles,nbsp;wat het oog er ziet, en dit overal, van den bodem af,nbsp;lot hoog in het gewelf toe. Rond de pilasters en de murennbsp;bevinden zich de kassen, waarin de manuscripten worden bewaard. Op die kassen heeft men een gedeelte der verzamelingnbsp;van italiaansch-grieksche vazen geplaatst, waarin het Vatikaannbsp;ZOO bijzonder rijk is. Vandaar af tot op de eene helft van hel plafond , is de geschiedenis der ontwikkeling van ’s menschen geest,nbsp;in fresco geschilderd, voorgesleld, een tafereel van bibliothekennbsp;en boeken, dat van Adam tot op onze dagen doorloopt, even zoonbsp;als de wederhelft van hel plafond de geschiedenis van den geestnbsp;des Christendoms in breede trekken voorstelt door een fresco-schilderwerk, dat ons de algemeene kerkvergaderingen, ennbsp;verder de voornaamste punten uit de kerkhistorie, vannbsp;Christus af tot op Leo XII. toe, treffend voor hel oog brengt.

40

-ocr page 470-

HET DRIEVOÜDIG ROME.

De Valikaansclie bibliotheek overtreft al de andere bibliotheken van Italië, en misschien wel van geheel de wereld, door het aantal grieksche, latijnsche, italiaansche en ooster-sche handschriften, die tusschen de vier-en-vijf-en twintignbsp;duizend stuks bedragen. Men toonde ons een hebreeuwschennbsp;bijbel, op velijn, met kleur-illustraties, ongetwijfeld dennbsp;schoonsten, die ooit heeft bestaan. Wij zagen er ook een Vir-gilius uit de V. eeuw en een Cicero, mede van dien tijd.nbsp;Maar uiterst merkwaardig is het vermaarde boek van Hendriknbsp;VIII., koning van Engeland, tegen Luther 1). Aan het eindenbsp;van het werk leest men deze woorden: Anglorum Rtx,nbsp;Henrievs , Leoni decimo miltit hoe opus ad fidei testemnbsp;et amicilice , lïenricus: « Hendrik , koning van Engeland ,nbsp;biedt Leo X. dit werk aan tot getuigenis zijns geloofs en vannbsp;zijne vriendschap, Hendrik. » Dit alles is met de eigenhandnbsp;van Hendrik VHl. geschreven; het schrift is onregelmatig, grofnbsp;en gewrongen, als spiegelde zich het karakter van den vorstnbsp;daarin volkomen af. Doch , dit daargelaten. Tengevolge diernbsp;opdragt, schonk Leo X. aan Hendrik VUL den titel van Defensor fidei: « Verdediger des geloofs; » en kan men hetnbsp;nu begrijpen, dat de opvolgers van dien afvalligen vorst, desnbsp;niettemin, dien roemvollen titel op hunne munt steeds blijvennbsp;voeren? Immers, op de britsche guinée prijken achter denbsp;namen en titels van den souverein nog altijd de letters Y{idei)nbsp;Mffensor').

Naast dat werk stond een ander van denzelfden auteur, doch van geheel verschillenden aard; te weten de eigenhan-

1) De titel er van luidt dus: Assertio septein sacramentorura adver.sus Marlitium Lulheriim, edita ab invictissimo Angliae et Fran-ci,® rege et domino Hybernise, Ilenrico ejus uoniine octavo; apudnbsp;inclytam urbem Londinain in aedibus Pynsonianis 1lt;521 , 4 idus Julii,nbsp;cum prlvilegio a rege indulto.

-ocr page 471-

HET BOEK VAN HENDRIK VIII. 453

dige brieven van den wellustigen wreedaard aan Anna van Boleyn liggen hier in een karton bij elkaêr bewaard. Dusnbsp;wortelt het ongeloof steeds in het slijk der zinlijkheid, of,nbsp;zoo als de vernuftige bisschep van Amiens het uitdrukte: steedsnbsp;is het hart het verderf van 't hoofd.

Van uit de bibliotheek komt men in twee doorloopende galerijen, die te zamen vierhonderd schreden lang zijn, ennbsp;almede handschriften en boeken bevatten. In de vierde salonnbsp;der galerij, is, op de linkerhand, het gewijd museum, eenenbsp;rijke verzameling van christlijke oudheden, van het hoogstenbsp;belang, en die bij den opmerkzamen beschouwer een levendi-gen indruk moeten te weeg brengen. Daaronder bevinden zichnbsp;allerlei afschuwlijke folterwerkluigen, waarvan zich de beulennbsp;der eerste christenen tot hunne pijniging hebben bediend.nbsp;Tegenover zulke martelgereedschappen mag men bekennen,nbsp;dat het gelooven ons wel gemaklijk valt, in vergelijking metnbsp;wat onze vaderen daarvoor onder beulshanden geleden hebben.nbsp;Van ontzetting komt men vervolgens tot een gevoel van ver-teedering, wanneer men gadeslaat den eenvoud der voorwerpen, die bij de godsdienstoefeningen der eerste christengeloo-vigen hebben gediend, hunne communiebekers van paarlemoernbsp;en glas, de lepels en drinkpijpen, waarmeê zij het Bloed desnbsp;Heeren nuttigden, dat heilig Bloed, waaruit martelaren geboren worden. Crucifixen, in de katakornben gevonden, schilderwerk , nagenoeg van alle tijden, roepen de aandacht desnbsp;christens en van den kunstenaar om strijd tot zich. Onder denbsp;schilderstukken beschouwden wij, met groot genoegen, eenenbsp;Moeder-Gods, ten halven lijve, van Lippo Domenicano, dennbsp;godvruchtigen en onsterflijken schepper der Madonna delnbsp;Felluto. Daarop volgt dan een andere salon, zoogenaamd,nbsp;der Papyrus, uithoofde men daar verscheiden oorkondennbsp;uit de VI. eeuw bewaart, die op papyrus-schors geschreven

-ocr page 472-

454 HET DRIEVOUDIG ROME.

zijn. Deze prachtige zaal, met vreemdsoortige marmers ingelegd en door fresco’s van Mengs opgeluislerd, grenst aannbsp;de groote zaal der gedrukte boekwerken, gelijk deze wederom met het kabinet van medaljes zamenhangt.

Niet ver vandaar is de corridor der opschriften , als ’t ware, een groot boekwerk in twee deelen , waarvan het eennbsp;de ongewijde, het ander de gewijde geschiedenis bevat, dochnbsp;op marmeren tafels geschreven! Paus Pius VII. heeft dézenbsp;belangrijke verzameling tot stand gebragt. Op zijn last ver-eenigde Gajetano Marini, een der beroemdste geleerden vannbsp;den nieuwen tijd, in de bewonderenswaardigste orde, aan denbsp;eene zijde van den muur dezer uitgesirekte galerij, al denbsp;heidensche, en aan den anderen kant, al de christlijke opschriften, die in de katakomben gevonden waren. Onder dezenbsp;laatsten zijn er vooral twee, die, mijns oordeels, door eenvoud, geloof en vromen weemoed bijzonder uitblinken.nbsp;Hel eerste is dat van eene aanzienlijke vrouw, die, ternbsp;liefde Gods, zich geschaard had onder de weduwen, wiernbsp;werken van barmhartigheid in de geschiedenis der eerste Kerknbsp;zoo loflijk staan vermeld :

OCTAVIAE MATRONAE VIDVAE DEI.

AAS OCTAVIA GODS WEDUWVROUW.

Het tweede is dat van een jong meisje:

PEREGHINA VIXIT AN. Vim. M. vim. D. V.

ZIJ HEEFT IN HAAR PELGRIMSCHAP *) GELEEFD NEGEN JAREN NEGEN MAANDEN VIJF DAGEN.

’*) Waarrehijnlijk was de naam van het meisje Pereffrina, hetgeen tevens balling beteékent.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Fert.

-ocr page 473-

OPSCHRIFTEN. 4SS

In pelgrimschap {Peregrina) heeft zij geleefd! hoe juist drukken deze weinige woorden het geheim van ’s men-schen leven uit. Ja, een Pelgrim^ dat is de mensch !

Achtervolgees wandelden wij al de zalen nu door, die het Vatikaan tot het ware brand- of middelpunt der kunstennbsp;maken, en wier verschillende, den katholiek steeds dierbrenbsp;namen tevens eene altijddurende hulde toebrengen aan denbsp;opperpriesters der Kerk, die deze onderscheiden museumsnbsp;hebben gesticht, zoo als het Musea-Borgia; het Musee-Pio- Clementina , door de pausen Clemens XIII., Clemensnbsp;XIV. en Pius VI. opgerigt; het Musea-Pio-Settimo ^ ook hetnbsp;Egyptisch en Attisch Museum genaamd; het Museo-Gregorio-Xri.^ of Etruscische; dat van LeoX., Innocen-lius XI., Julius II., en van nog eene menigte andere opperherders, die ook in de prachtverzamelingen voortleven, doornbsp;hen voor al, wat de kunsten edels opleverden, onsterflijk totnbsp;stand gebragt. Er zouden boekdeelen noodig zijn, om eenenbsp;beredeneerde opgave te kunnen leveren van de onschatbarenbsp;voorwerpen, die in deze doorluchtige kunstzalen talloos gevonden worden. Sarcophagen, stand- en borstbeelden, basreliëfs van allerlei aard, vaatwerk van marmer en bazall, bronzen wagens, vazen, huisraad, kandelaars, groepen in allerleinbsp;vorm, ziedaar, wat het Vatikaan in zijne schatkamers dernbsp;heidensche oudheid hoofdzakelijk bevat, en daaronder bevinden zich eenige hoofdvoorwerpen, welke wij wel niet metnbsp;stilzwijgen zouden mogen voorbij gaan.

In het Musea-Pia-Clementino bewonderden wij den wereld beroemden Torso van het Belvedere. Dit wil-marmerennbsp;meesterstuk van kunst, in de badplaatsen van Caracalla gevonden , is een fragment van een Herculesbeeld in den standnbsp;der rust. Het grieksche opschrift, dat van onder geplaatst is,nbsp;vermeldt als den beeldhouwer er van Apollonius, Nestors

-ocr page 474-

136 [fET DRIEVODDIG ROME.

zoon, van Athene. Voorts Meleager en de vermaarde Lao-coönsgroep, vader en twee zonen, door slangen gedood. IVa dit laatste meesterstuk beschreven te hebben, voegt Pliniusnbsp;er bij: « De Laocoön werd in het paleis van Titus geplaatst;nbsp;hij is door drie beeldhouwers van Rhodus gebeiteld, te wetennbsp;door Agesander, Polydorus en Athenodorus » 1). Wal wasnbsp;evenwel daarvan toch geworden? Was dit kunststuk, evenalsnbsp;zoovele anderen, in de verschillende verwoestingen van Romenbsp;te niet gegaan, of hadden de Barbaren het meêgenomen?nbsp;Niemand wist dat te beantwoorden. In het begin der XVI. eeuwnbsp;deed paus Julius 11. in de verschillende wijken van Romenbsp;opgravingen bewerkstelligen. Op zekeren dag komt men hemnbsp;melden, dat de werklieden in de nabijheid der zeven zalennbsp;eene marmergroèp ontdekt hebben, een echt meesterstuk vannbsp;grieksche beilelkunst. Op dit berigt spoeden zich kunstenaarsnbsp;en geleerden naar de tuinen van Titus, en herkennen in hetnbsp;gevonden beeld den Laocoon, zoo als Plinius dien beschrevennbsp;heeft. Nu stijgt de geestdrift ten top; ’s avonds worden al denbsp;kerkklokken geluid, om de gelukkige ontdekking den volke aannbsp;te kondigen. De dichters waken den nacht door, en schrijvennbsp;sonnetten, hymnen en canzoni, om er het weêrgevondennbsp;kunstgewrocht waardiglijk meè te begroeten: den volgendennbsp;dag is het voor geheel Rome feest! Het standbeeld, metnbsp;bloemen en loover gelooid, wordt, onder muzijkgeschal, denbsp;straten doorgevoerd; aan de vensters begroeten het de vrouwennbsp;met handgeklap; de priesters, in rijen geschaard, ontblootennbsp;zich, bij de aannadering, eerbiedig het hoofd: de gansche

1) Sicut in Laocoonte qul est in TIti domo, opus omnibus et picturae et statuariae artis anteferendum , ex Uno lapide eum et liberos ,nbsp;draconuin mirabilcs nexus, de concllii senfenlia, fecere sijmnii artificesnbsp;Agesander, Polydorus et Athenodorus Rhodii. Lib. XXXVI , 0. 6. —nbsp;Deze kunstenaars leefden omstreeks het jaar van Roma 324.

-ocr page 475-

DE LAOCOON. 437

stad is op de been, en met luide vreugdezangen begeleidt Rome’s bevolking den Laocoön naar het Vatikaan, waar hijnbsp;als in zegepraal wordt binnengehaald.

Toen hel standbeeld op zijn voetstuk was geplaatst, ging Julius II. in zijne aparlementen terug. Maar nu begonnbsp;er een ander feest: de dichter, Sadolet, hel hoofd met klimopnbsp;gekroond, bezingt de heuglijke gebeurtenis in enne ode,nbsp;die in Italië door velen nog van buiten wordt gekend 1).nbsp;De zangen van den bard brengen het geleerde auditoriumnbsp;van bewondering builen zich-zelf. Onder den kreet vannbsp;« Leve Sadolet! leve Virgilius! » denkt men, voor dennbsp;oogenblik, aan Laocoön niet meer. 's Avonds evenwel vondnbsp;de poëet op zijne schrijftafel een fraai handschrift van Plato,nbsp;hem door den paus ten ge.schenke vereerd. Felix de Fredis,nbsp;die het standbeeld ontdekt had, kreeg van Julius eennbsp;gedeelte der inkomsten van den lol der poort van St. Jan^van*nbsp;Lateraan, benevens eene benoeming lol apostolisch notaris 2).nbsp;Zoo ziel men, dat de pausen te allen tijde zich gekenmerktnbsp;hebben als grootmoedige beschermers der kunstenaren, ennbsp;verlichte beminnaars der kunst.

In eene andere zaal van hetzelfde museum zagen wij den beroemden Mercurius van het Belvedere, onder den naamnbsp;van Antinoüs bekend; voorts de Slaaf ster, eindelijk hetnbsp;hoofdmeesterstuk der antieke beeldhouwkunst, den Apollonbsp;van het Belvedere. Het naakt, dal van al de voortbrengselen der grieksche en romeinsche kunst hel eigenaardigenbsp;uilmaakt, is de reden, dat men in hel Vatikaan, even alsnbsp;te Florence, meer kan bewonderen dan loejuichen, name-Hjk hel meestertalent der oude kunstenaren in het teruggeven van de vormen en in de uitdrukking van het stoflijk

1) nbsp;nbsp;nbsp;Ecce allo terrae cte.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Winkelfliano, Hütoire de l'art. Richardson, t. III. p. 711,

-ocr page 476-

458 HET DBIEVOCDIG ROME.

schoon. Voor zooverre het er op aankomt, om alles Ie leveren, wat het oog zien en de hand aanraken kan, zijn de kunstenaars van het heidendom onnavolgbaar groot; maar, alsnbsp;het hemelsche, het godlijke in hun werk moet spreken,nbsp;dan zijn ze bijna volkomen onmagtig. De Apollo van hetnbsp;Belvedere, bij voorbeeld, is eene heerlijke akademiesludie,nbsp;een overschoone jongeling, een held-zelfs, zoo gij wilt,nbsp;— maar, een God ? in geenen deele.

Wanneer de roem van den beitel der oudheid in het vatikaanscbe paleis waardiglijk vertegenwoordigd wordt, nietnbsp;minder prijkt er de nieuwere schilderkunst in vollen schitterglans. Ook hier, even als daar, is aan geene volledigenbsp;beschrijving dier lallooze kunstschatten te denken, zelfs nietnbsp;om ze allen op te sommen. Wij stapten alzoo de prachtigenbsp;galerij der geografische kaarten door, dus genoemd naarnbsp;de verschillende werelddeelen, die hier op de uilgestrektenbsp;wanden, met groote trekken, afgeteekend zijn, en begavennbsp;ons zoo naar de zaal, waar zich de vermaarde vatikaanschenbsp;tapijtwerken bevinden, vervaardigd naar de kartons van Raphaël.nbsp;Wanneer men den genie bewondert, die deze wonderschoonenbsp;teekeningen ontwierp, zoo achten wij het toch ook pligtmatig,nbsp;de hulde onzer erkentlijkheid niet te onthouden aan dennbsp;grooten paus, wiens scherpziende blik djen verheven geestnbsp;in Sanzio wist te ontdekken, en wiens vorstlijke gunsten desnbsp;kunstenaars onsterflijk talent wisten te ontwikkelen, te beschermen , en te beloonen. Leo X. riep op zekeren dag den doornbsp;hem zoo hooggeschatlen schilder tot zich: « Sanzio, —nbsp;zeide hij hem — ik wil de wanden van het Vatikaan metnbsp;tapijtwerk versieren, gelijk men te Florence dat zoo alles-overtreffend weet te vervaardigen; maak gij mij daartoe denbsp;noodige teekeningen, geschikt om hem, die er naar werkennbsp;zal, in geestdrift voor den arbeid te doen ontvlammen. »

-ocr page 477-

LOGES VAN RAPHAOL. 4S9

Ziehier wat er zes maanden daarna in het Vatikaan voorviel. Het volk van Rome, hooggestemd voor letleren en kunst, was naar het pauslijk paleis gestormd, om er de verzen van Accolti te hooren voordragen. Onder luid gejuichnbsp;en het van alle zijden toewerpen van kransen aan den poëet,nbsp;daar hoort men van verre voetstappen op den grooten trap;nbsp;de paus glimlacht: hij begrijpt wat het wezen zal. Het isnbsp;Raphaël, die daar komt, door Leo’s gunst tot een groot heernbsp;gemaakt, voor wien de paleis-wacht eerbiedig het hoofd buigt.nbsp;Jeugdig en schoon, treedt hij nader, door een drom vannbsp;pages vergezeld. Daar schaart zich te wederzijde eene dubbelenbsp;rij, aan den eenen kant van kardinalen en romeinsche edelen,nbsp;aan den anderen kant van godgeleerden en geletterden; en,nbsp;zie, Ie midden door die allen gaal de kunstenaar heen, metnbsp;al de bevalligheid, die hem zoo zeer eigen is. Hij buigt denbsp;knie en kust den visschersring. Sanzio brengt den paus twaalfnbsp;kartons, waarop hij de hooMpunlen uil de J/ande/inffcn dernbsp;Apostelen heeft geschetst, en'elk dezer kartons is dooreennbsp;randwerk ingesleten, waarin de schilder eenige trekken uit hetnbsp;leven van Leo X., in clair ohscitr behandeld, heeft aangebragt.nbsp;Op het gezigt dier wondervolle teekeningen, waarin Raphaël,nbsp;zijn grooten beschermer ten gevalle, geheel den rijken schatnbsp;van zijn genie en van zijn talent kwistig had uitgestort, —nbsp;daar heerschte er plotseling onder de toeschouwers eene stille,nbsp;zoo diep en zoo plegtig, aksof op eenmaal de ademlogt bijnbsp;allen had opgehouden en geheel de vergadering verstomd wasnbsp;of versteend; maar zie, daar rigl ieders blik zich van denbsp;kartons naar den schilder heen, en hel klinkt uit 's pausennbsp;mond « Divino ! V Dat woord geeft het leeken, en uit allernbsp;horst schalt, in luide verrukking, de kreet « Bivino! » 1) doornbsp;de opgetogen menigte rond.

1) Zie Audin, Fie de Lxdlier, t. I. p. 207. — De geschiedenis

Drievoudig Rome. — I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;^ j

-ocr page 478-

460 HET DRIEVOÜDIG ROME.

Weêr andere wonderen wachtten ons in den linkervleugel van het Vatikaan, die naar de stadszijde uitziet. Deze vleugel,nbsp;door Raphaël-zelven gebouwd, is in ’t gelukkig bezit dernbsp;schilderijen en ornamenten, hetzij door de hand, hetzij ondernbsp;leiding en toezigt van den vorst der scliilders bewerkt. Op denbsp;tweede verdieping bieden de Loges van Raphael zijne onsterflijke werken den beschouwer ter eerbiedige huldiging aan.nbsp;Hij-zelf, in marmer gebeiteld, heerscht in deze galerijen alsnbsp;een koning in zijn rijk, ik zou bijna zeggen, als eene godheid te midden barer schepping. Die tallooze arabesken, langsnbsp;de pilasters en de friezen dartelend heengeslingerd, getuigennbsp;van de meesterhand, die de paarlen en juweelen der kunstnbsp;als ’t ware spelend daarheen strooit. Twee-en-vijftig fresco’s,nbsp;volgens zijne teekeningen, door Caravaggio, Giulio Romano,nbsp;den beroemdsten zijner leerlingen, en anderen uitgevoerd,nbsp;stellen de hoofdtafereelen uit het Oude Verbond voor. Denbsp;eeuwige Vader, den chaos ontwarrende, is geheel vannbsp;Raphaëls hand. Ook in andere aparlementen van het Vatikaannbsp;is een overvloed van kunststukken, door dezen uitstekendennbsp;meester gepenseeld; vooral de kamers , die zijnen naam dragen , zijn daarvan rijk voorzien. Alleen zal ik hier vermeldennbsp;dszer overschoone kartons is bekend. Een bevoegd beoordeelaar, Richardson, noemt ze Raphaëls meesterwerk. Uit de handen van vlaamschenbsp;tapijtwerkers, gingen ze in die van Karei I., koning van Engeland ,nbsp;over. Bij den dood diens ongelukkigen monarchs, werden ze verkocht,nbsp;en aan Cromwell toegewezen, om vervolgens geheel in vergetelheidnbsp;te geraken. Later, nadat Willem III. den engelschen troon bestegennbsp;had, hebben eenige tapijtwerkers, voor hun gemak bij de bearbeiding,nbsp;za in stukken gesneden, tot, eindelijk, eene beschermende vorstenband zich het lot dier kostbare kunstrelikwiën aantrok, en ze achternbsp;glas ten toon stelde ter bewondering {^«adoratie ») der kunstenaars,nbsp;die er eene pelgrimsreize naar Windsor voor ondernemen. — Zie Richardson, Traite' de laPeintwre, t. Ill, p. 489.

-ocr page 479-

DE TRANSFIGCEATJE. 461

den Brand van Borgo-diSan-Spitito, eene dichterlijke voorslelüng’ van navolging der verwoesting van Troje; denbsp;School van Athene, waardoor de schilder ons toehoordernbsp;maakt bij de wijsgeerige lessen van Plato en Aristoteles; dennbsp;Parnassus, met Apollo en de negen Muzen; den H. Petrusnbsp;in zijn kerker, als de engel hem de kluisters ontvallennbsp;doet.

Na al deze meesterstukken en nog eene tallooze menigte anderen van Giulio Romano, van Andréa Pacchi, van Poussin,nbsp;van Guido, van Paolo Veronese, van Perugino , van den gelukz.nbsp;Angelico da Fiësole enzv. beschouwd en ons in bewonderingnbsp;letterlijk afgemat te hebben, bleef er nog ééne zaal over, dienbsp;ons lot uitputting brengen zou 1). Deze afgelegen galerij bevatnbsp;slechts vijf schilderijen, en desniettemin is zij de rijkste, dienbsp;ergens ter wereld bestaat. Regts, bij het inkomen, bevindt zichnbsp;de Madonna, di Foligno, een meesterstuk van Raphaël, denbsp;H. Moeder-Gods voorslellende, door vele Heiligen omringd;nbsp;verder op, ziet men Ae krooning van j?/arza na hare hemelvaart, in Raphaëls gewone manier, door Pinluricchio gemaaid;nbsp;daar tegenover, hetzelfde onderwerp door den grooten schilder-zelven naar de teekening van Giulio Romano bewerkt; vervolgens, van achter, de Communie van den H. Hieronymus ,nbsp;door Domenichino; eindelijk, regts zich wendende, heeftnbsp;men daar voor zich de eerste schilderij van de wereld: denbsp;Transfiguratie (of Verheerlijking op den berg), door Raphaël, den godlijken (« Z)m«o »), gemaaid. In dit verheveijnbsp;meesterwerk doet zich Raphaël geheel als christen voor.nbsp;Waarom mogt hij in opvatting, in uitdrukking en in behandeling niet altijd zóó Raphaël zijn !

1) Dit zij gezegd roet hetzelfde voorbehoud, door mij Ie Florence uitgedrukt, en hetwelk ik te Rome ten aanzien der moderne school eveneens staande houd.

-ocr page 480-

462

HET DRIEVOUDIG ROJIE.

De geschiedenis van dit hoofdwerk is misschien de belangrijkste trek ujt het leven van den doorluchtigen penseelkun-stenaar. Sebastiaan del Piombo had zich een oogenblik als Sanzio’s mededinger opgeworpen, wiens genie hij meer dannbsp;alle anderen bewonderde. Op zekeren dag komt hij den pausnbsp;de schets aanbieden van den Lazarus, waarvoor Michel-Angelonbsp;de teekening had gemaakt, en die door Sebasliano in kleurnbsp;moest worden gebragt, een geheim, door hem aan Vecelli,nbsp;den Veneliaan, afgezien. Twee mannen alzoo, tegelijk, ternbsp;bestrijding van Raphaël-alléén: Michel-Angelo en Sebastianonbsp;del Piombo; de een, als schepper der gedachte en van hetnbsp;onderwerp, brengt het tafereel in schels, de ander zal er metnbsp;de kleur het leven aan geven.

De Opwekking van La%arus, het werk van twee zaam-gezworen mededingers, zal beslissen , of Sanzio de gunsteling van den tienden Leo blijven kan. Raphael voelt zich sterknbsp;genoeg, om den strijd met die beiden te wagen. Hij grijptnbsp;het penseel, sluit zich gedurende eenige weken op, en blijft,nbsp;zonder aan paus, Valikaan of vrienden te denken, onafgebroken aan het werk.

Daar brak de dag der beslissing aan; doch, op hel zien der Transfiguratie, stond Rome van verrassing en bewondering beiden evenzeer opgetogen, om met Mengs uit tenbsp;roepen: « Dat is de type van het ideale schoon, het toppuntnbsp;der kunst, het meesterstuk van ’t penseel, de verhevenstenbsp;krachtontwikkeling van ’s menschen genie. » Sebastiaan delnbsp;Piombo-zelf betuigde, verwonnen te zijn; maar welk eenenbsp;nederlaag 1)!

Ziedaar ons eerste bezoek, in het Valikaan afgelegd. Wat valt er te zeggen bij het verlaten van dit tooverpaleis, waar

1) Zie Audin: nbsp;nbsp;nbsp;de Luther, t. 1. p. 268.

-ocr page 481-

DE KUNSTEN EN HET PAUSDOM. 465

de menschlijke genie, tot zijn hoogste vermogen opgevoerd, van alle kanten in schitterglans praalt, en, in zijne veelvuldige uitingen, als ’t ware, een visioen oplevert van eene hoo-gere wereld, die u doet bezwijmen, ja, geheel vernietigt ?nbsp;Het woord sterft weg op de lippen; men weet niet welkennbsp;wensch hier te uiten! ó Mogten zij de museums van het Va-tikaan te aanschouwen krijgen, mogten zij het doel der zamen-stelling er van begrijpen, zij allen, die de katholieke Kerk,nbsp;de Kerk van Rome, beschuldigen van de verlichting vijandig tenbsp;zijn! Misschien zouden zij eene andere taalvoeren, bij hetnbsp;beschouwen en bewonderen van dat alles, wat de pausen gedaan hebben en nog aanhoudend doen voor de bewaring vannbsp;de monumenten der oudheid, en tot bevordering van wetenschap en kunst. Ziedaar den eersten wensch, die mij, alsnbsp;priester en katholiek, uit den boezem opsteeg; de tweede wasnbsp;deze: ó mogt men toch spoedig tot herziening komen vannbsp;het proces, zoo onregtvaardig, zoo onbillijk door de Hervorming de Kerk van Rome aangedaan, en het pausdom regtnbsp;laten wedervaren, door de geschiedenis te doen ophouden, omnbsp;langer een leugenlolk te moeten zijn.

Sedert drie eeuwen houdt het protestantismus niet op, om het van de daken te verkondigen: « Ik heb de rede ont-kluisterd, de wetenschap gered, de verlichting volijverig bevorderd; komt de roem toe van de oudheid ontsluijerd,nbsp;den smaak voor het schoone herboren, de zucht tot nasporingnbsp;gewekt, en de toorts van den genie, door Rome gebluscht,nbsp;weèr ontstoken te hebben; en zoo trad ik ter spitse dernbsp;roemvolle beweging, die de wereld van wonderen tot wonderen voert » 1).

1) Ziedaar de kern, om ïoo te zeggen, der lofrede op Luther, uitgesproken door den heer de Villers, en in 1802 door het instituutnbsp;van Frankrijk bekroond.

41

-ocr page 482-

464 HEt DKIÊVOUDIfi ROilfE,

Aan deze snoevende lofrede ontbreekt slechts ééne zaak, te welen , de waarheid. Voordat Luther hebreeuwsch had geleerd, voordat Melanchlhon bet grieksch onderwees, voordatnbsp;Ulrich von Hülten als schrijver optrad, voordat de schilderkunst het penseel van Cranach kroonde, voordat de smaaknbsp;voor de oudheid in Duilschland was doorgedrongen; meteennbsp;woord, voordat zich de beweging op het gebied van wijsbegeerte, letteren, wetenschappen en kunst aan deze zijde dernbsp;Alpen , van den Rijn en lot over het Kanaal begon te openbaren , was zij onder Ilaliës schoonen hemel reeds lang in vollennbsp;gang. Toen, op den 1. December 1521 , Leo X. stierf, wasnbsp;Luthers naam eerst vier jaren bekend; en lang voordat denbsp;Hervorming uit de bezoedelde windsels van haar bakerkleednbsp;was te voorschijn gekomen, bezat Italië reeds een heldendicht.nbsp;Toen Frankrijk, Duilschland, Engeland en Spanje nog geennbsp;geschiedschrijver hadden, boogde Italië reeds op Poggio Brac-colini, Leonard van Arezzo en Bernardo Corio; vervolgensnbsp;toonde zij aan de wereld, met reglmalige fierheid, Guicciar

dini en Paolo Jove, geniën, door Leo X. gewekt en bezield.

Toen het noordelijk Europa, door de Hervorming voorlge-zweept, de standbeelden en meesterstukken der kerken verbrijzelde, en de handschriften der kloosters roekeloos in flarden scheurde, bragt Italië met geestdrift aan de studie der oudheidnbsp;en aan de kunsten zijne hulde toe. Te Florence zag men hetnbsp;volk, met ongedeklen hoofde en olijftakken in de hand, eenenbsp;Lievevrouw, het weêrgevonden meesterstuk van Cimabuësnbsp;penseel, in staligen oplogt, door de stralen vergezellen; tenbsp;Ferrara hoorde men daglooners geheele strofen uit den Orlando opzingen, en in de Appenijnen bogen zelfs roovers voornbsp;Ariosto eerbiedig het hoofd. In den oogenblik toen Luther hetnbsp;sein gat tot den opstand der bandelooze rede legen het geloof,nbsp;schiep Bandinelli de groep voor hel hoogaltaar van Santa-

-ocr page 483-

OE KUNSTEN EN HET PAUSDOM. 46a

Maria-del-Fiore, en daalden Angelo Poliliano en Giovanni Picco della Mirandola als in zegepaaal ten grave , binnen denbsp;gewijde wanden van Sint-Marcus kerkgebouw; toen storttenbsp;Buonarolti den Nacht, den Dag, den Pensiero, en zijn kolos-saleu Mozes het leven der kunst bezielend in; toen, ja, wasnbsp;Venetië, Ferrara, Milaan, Bologna, Parma, Ravenna, Florence en Rome, met een woord, elke stad van Italië, eennbsp;helder brandpunt van kunst, van wetenschap en letteren,nbsp;geschikt, om vandaar uit geheel de wereld te doen baden innbsp;overvloedigen schitterglans 1).

Zoo slaven namen en tijdpunten genoegzaam, dat de beweging van den geest uit Italië, en vooral uit het Rome van Leo X., de Alpen overslak, om aan den voet der bergen innbsp;twee rigiingen haren loop voort te zetten, namelijk ééne naarnbsp;Duitschland, en ééne naar Frankrijk heen, zoodanig dat hetnbsp;pausdom bij den dubbelen roem van aan Europa zijn godsdienstig geloof en zijn staatkundigen vorm gegeven te hebben,nbsp;ook nog dien kan voegen van aan den geest der nieuwere tijdennbsp;den eersten weldadigen schok van de wetenschap te hebbennbsp;toegebragt. Dat feit is zonneklaar: de geschiedenis is daar,nbsp;om hel te getuigen, het Vatikaan , om het te bewijzen. Doch,nbsp;er is méér: opdat de Hervorming of de antichristlijke wijsbegeerte Rome nimmer het verwijt van lichtschuwheid metnbsp;grond in ’t aangezigt zou kunnen werpen, gaat het pausdom,nbsp;onder het pontificaat van den huize-Medicis, zelfs zóó ver, datnbsp;het de wereldsche, de ongewijde wetenschap in hooge hoedenbsp;neemt: de heldensche oudheid vindt onder de vleugelen vannbsp;dat doorluchtig opperkerkbestuur niet slechts bescherming,nbsp;maar zelfs aanmoediging boven mate; het schenkt met kwistige hand goud en eerbewijzen aan allen , die lot de herleving

Ij Zie Audin, Vie de Luther, t. I. p. 2^6.

-ocr page 484-

466

HET DRIEVOÜDIG ROME.

er van krachligf medewerken; maar, na die beweging in gang Ie hebben gebragt, ziet men het pontificaat weêr tot zijnenbsp;gewone kalmte terugkeeren, en zich meer uitsluitend binnennbsp;de grenzen van zijne godsdienstige roeping beperken: eennbsp;strenge theologant, AdriaanVI., volgt Leo X., den harts-togtlijken kunst- en letternainnaar, in ’t hooge kerkbewind op.

Van toen af achtte zich het pausdom steeds gelukkig, overal, in elke rigting der wetenschap, licht en vooruitgang te bespeuren, en vergenoegde het zich met haarnbsp;voor uitspattingen te bewaren, doch verzuimde het tevensnbsp;nooit van iedere poging tot uitbreiding van nuttige kennisnbsp;aan te moedigen en de gelukkige uitkomsten er van evenzeernbsp;luisterrijk te kroonen, als hare buitensporigheden krachtignbsp;te beteugelen. En zoo dan, hetzij Rome beloont, of straft, omnbsp;’t even, steeds moet men in haar de Vorstin bewonderen,nbsp;des Heeren bruid, de welbeminde van Hem, die de God isnbsp;der goede wetenschap, even als zij, op hare beurt, de tolknbsp;zijner eeuwige waarheid. Het kwam mij voor, dat dit standpunt van Rome, met betrekking tot het gebied van den geest,nbsp;volmaakt wordt uitgedrukt door de drie gebouwen, dienbsp;Sint-Pieters plein omgeven: regls het Valikaan, links denbsp;gevangenis van het H. Officie, en daar tusschen in denbsp;kerk van den Prins der Apostelen. Het Christendom, aisnbsp;’t licht der wereld en ’t kompas van den geest, zit innbsp;luister binnen Sint-Pieter ten troon; met de regterhandnbsp;beschermt het een prachtpaleis, waar het de wetenschappen, de kunsten, de tetteren, met een woord, geheel dennbsp;menschlijken geest, in al zijne geregelde riglingen, verheerlijkt, terwijl het de linkerhand over een duisterennbsp;en engen kerker heeft uitgestrekt, waarin het den geestnbsp;der dwaling geketend houdt, die overmoedig en hardnekkignbsp;den luister der waarheid heeft willen verduisteren , en, door

-ocr page 485-

DE P.VLATIJNSCIIE HEUVEL. Ï67

de inenscldijke rede buiten het goede spoor te voeren, de wetenschap in haren zegenrijken loop naaar al te dikwerfnbsp;heeft gestuit.

Si Oecemfter.

De Palatinus (Palatijnsche heuvel). — Paleis der Keizers, Cesars of Augusten. — Het Lararium. — Tempels der Goden en der Keizers. — Standbeeld van Apollo. — Christenen van Nero's huis.nbsp;— Het Septizonium. — San-Sebastiano alia Polveriera. — Tuinen. — Forum. — Villa Palatina. — Kerk van den H. Bona-ventura. — De welgelukzalige Leonardus van Port-Maurice.

Gisteren pas het oude Rome uitgekomen, gingen wij heden er al wederom in. Het kwam ons belangrijk voor, om daagsnbsp;vóór het Kersfeest op het paleis der Gesars meer bepaald onzenbsp;aandacht te vestigen, welks grondslagen het kind van Bethlehem , schoon nog in de krebbe liggende, reeds verwrikte : tennbsp;negen ure waren wij op den Palatijn. Van de zeven heuvelen was,nbsp;volgens de geschiedschrijvers, deze deeerst-bewoonde. Evan-der stichtte daar een gehucht, wijk of buurt, welke hijnbsp;Pallanteum noemde, naar den naam zijner oude hoofdstadnbsp;in Arcadië. De eerste vijf koningen van Rome vestigden hiernbsp;hun verblijf. Op het einde der republiek moesten evenwel dezenbsp;nederige woningen wijken voor de weelderige huizen, ofnbsp;lustpaleizen van Cicero, der Gracchen, van Claudius, Cati-lina, Marcus-Anlonius en Auguslus-zelven, die er den 23.nbsp;September van het jaar 62 vóór Christus geboren werd 1).nbsp;Ten gevolge van dat alles nam deze heuvel den naam vannbsp;mons Palatinus (Palatijnsche berg of heuvel) aan, die er nognbsp;heden ten dage aan gegeven wordt, en zeker nog veel meernbsp;passende was, nadat de opvolgers der eerste Cesars dit gebergte met paleizen van goud en marmer als overdekt hadden.

1) Sommigen zeggen, dat hij Ie Velléiri geboren werd.

-ocr page 486-

468 UET DRIEVOUDIG ROME.

Daar sliepen Tiberius, Caligula, Claudius, Nero en Domitia-nus den slaap der dooden 1), en nóg schijnen hunne vervaarlijke schimmen door deze verlaten bouwvallen rond te waren, als om den reiziger met ontzetting en vrees ta vervullen.

Van al de gebouwen, die op den Palatijn schitterden, was het Augustus-paleis, de zetel des rijks en het verblijfnbsp;der romeinsche Majesteit, Sedes Romani imperii 2), het meestnbsp;indrukwekkend. Dit aanvankelijk zeer eenvoudig gebouw breiddenbsp;zich weldra uil, en vertoonde zich tevens in steeds toenemendenbsp;looverpracht. Een grootsch trapwerk geleidde van uit hetnbsp;Forum, langs de helling der Victorie {per cliviim Victorice\nbsp;er heen. Ter wederzijde van den hoofdingang stonden altijddurend twee laurierboomen, op wier te zamenbuigendenbsp;kruinen een eikenkroon prijkte. De senaat had die onderscheiding aan Augustus, den verwinnaar der vijanden ennbsp;redder der burgeren^ toegestaan 3). De opvolgers van diennbsp;vorst achtten het voor goed, zich het voorregt van dezelfdenbsp;eer aan te matigen, en het kwam den senaat allerminst innbsp;de gedachte, om naar de meerdere of mindere bevoegdheidnbsp;hunner titels angstvallig te onderzoeken. Ruime galerijen vannbsp;lacedemonisch marmer en porfier omgaven de keizerlijkenbsp;verblijfplaats, die daardoor wel van de buitenwereld was afgesloten, maar desniettemin-voor alle folteringen van het gemoed der vorstlijke bewoners wijd open bleef. Hoe menigwerfnbsp;zagen hare stille wanden, ’s nachts, Caligula, den wreedennbsp;wellusteling, niet in slaaplooze onrust, als een waanzinnige

1) nbsp;nbsp;nbsp;Sliet., c. S; Stat. Sylv., lib. III.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Victor, de Region.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Tunc decretum (uit laurum poni ante ejus sedes regias, etnbsp;coronam querceam superponi, tanquam inimicoruin victori et servator’inbsp;civiiim. Dio, lib. LUI. — Plin., lib. XV, c. 30; lib. XVI, c. 4.

-ocr page 487-

HET PALEIS DER CESARS OF ACGÜSTET?. 469

hier ronddolen, terwijl hij luide het hem al te traa» uilblijvend daglicht inriep 1). Het voorste gedeelte van dit paleis bestondnbsp;uit badplaatsen, voor hel hof bestemd , en uil hel Larariurn,nbsp;of de huiskapel van de Lares of huisgoden der keizers. Alexander Severus heeft dit keizerlijk Lararivm zeer opgeluislerd ,nbsp;door in het binnenste van dat heiligdom, te midden der vergode keizers, der góden en groote mannen, ook aan dennbsp;Verlosser der wereld, aan Abraham en aan Orpheus, eene plaatsnbsp;in te ruimen, en eiken ochtend hun zijne offerande te gaannbsp;aanbieden 2). Ingevolge zijnen last, verkondigde dit paleis-zelf, op schitterende wijze, de voortreflijkheid der evangelische zedeleer: hij deed, namelijk, voor een der gevels dezenbsp;godlijke zinspreuk plaatsen: PFat gij niet wilt, dat- u geschied , doe dit ook aan éen ander niet 5). Wat verder opnbsp;stond de vermaarde toren van den losbandigen, liederlijkennbsp;Heliogabalus, die « wilde, dat zelfs zijn dood schitterendnbsp;wezen zou. » Te dien einde had hij een hoogen toren doennbsp;bouwen, met een vloer van kostbaar gesteente er onder,nbsp;om, zoodoende, wanneer hij van boven neder sprong, schitterend (kostelijk!) den hals te breken 4). Vervolgens had mennbsp;daar de boekerij van Tiberius, voorts de van goud, elpenbeennbsp;en diamanten vonkelende apartemenlen der keizers, waarnbsp;zij hun leven, op de allerongehoordste wijze, in uitgezóchte

1) nbsp;nbsp;nbsp;Magna parte noctis vigiliae , cubandique taedio, nunc Ihoro resi-dens, nunc per longissiinos porticos vagus , invocare identidera , afquenbsp;exspeclare lucem consueverat. Suet., c. *50.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Lamprid. in Alexand. Sev., c. 29 et 31.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Quara sententiam adeo dilexit, ut et in palatio, et in publicisnbsp;operibus pr®scribi juberet. ld. 31.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Fecerat et altissimam turrim, substratis aurels gemmatisquenbsp;ante se tabulis, ex qua se praecipitaret, dicens etiara mortem suamnbsp;pretiosam esse debere. Lamprid. in Heliog,

-ocr page 488-

470 HET DRIEVODDIG ROiHE.

weelde, lot barbaarsche wulpschheid opgevoerd, gewetenloos alelen.

Rond het paleis had naen een weidschen kring van tempels, aan góden en menschen gewijd. In de eerste plaats de tempelnbsp;van Jupiter Stator, door zijne hooge oudheid bij de Romeinennbsp;in groot aanzien; vervolgens de tempel der goede Godin {bonanbsp;Dea), berucht wegens hare afschuwlijke mysteriën; voortsnbsp;het Sacrarium, of heiligdom, der Salische priesters, waarnbsp;twaalf door Numa benoemde patriciërs de gewijde schildennbsp;bewaarden, waaraan men het behoud des rijks verbondennbsp;achtte, alsmede de werktuigen, welke de wigchelaarsbezigden bij het uitoefenen van hun bedrieglijk ambt 1). Eindelijk,nbsp;de tempel van Apollo, vermaard door hel reusachlig standbeeldnbsp;dier Godheid, waarvoor de dichters hunne verzen kwamennbsp;opzingen, en in welks voetstuk langen lijd de Sibiihjnschenbsp;boeken geborgen werden 2). Dit kolossale gevaarte, waarvannbsp;het hoofd zich nog op het Kapitool bevindt, was in bronsnbsp;gegoten, en had eene hoogte van minstens vijftig voet. Bijnbsp;die Godenlempels kwamen nu ook de tempels der vergoden.nbsp;Augustus werd vereerd in den tempel, hem door Livia op-gerigl 3); Caligula in den door hem-zelven voor zich gestichten tempel 4); overigens ontvingen al de keizers ineen alge-meenen tempel de godlijke hulde van hel volk b).

Zoo had Rome dus twee Pantheons, een van de Goden en een van de Keizers. En zou men het dan kunnen ge-looven, dal, op dezen Palatijnschen berg, in dit hart dernbsp;rorr.einsche oppermagl en bijgeloovigheid, binnen de muren

1) nbsp;nbsp;nbsp;Valer., lib. VllI.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Suet., in Aug. c. 31.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Plin., lib. XII.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Suet. in Calig. , c. 22.

5) nbsp;nbsp;nbsp;Suet. in Gulb.; Vospisc. in Tacit.

-ocr page 489-

CHRISTENEN VAN NERO S HDIS. 471

zelve van het paleis zijner vervolg^ers, het ontluikend Christendom vurige aanhangers vond ? Christenen in Nero’s paleis; ootmoed en eenvoud in de verblijven van trotschheid en weelde;nbsp;kuischheid en onschuld in een pesthol van wellust en uitspatting ; zachtzinnigheid en liefde in een spelonk van moordnbsp;en misdrijf, waarover ’t zonlicht bloost; welk een kontrast!nbsp;maar ook welk eene wondermagt van dat Christendom!nbsp;Die christenen, behoorende tot Nero’s huis, zijn ons uit denbsp;brieven-zelve van den H. Paulus f) bekend, en hunne dierbare namen komen ons hier juist van pas, om, bij de lieflijke herinnering daarvan, den (reurigen indruk te matigen,nbsp;dien het gezigt van den Palatijnschen heuvel zoo diep op onsnbsp;had gemaakt.

Doch, hoe toch was het den Apostel mogelijk, eenige korrels van het goede zaad te sirooijen tot zelfs in Nero’snbsp;hof? Ziedaar eene vraag, wier oplossing wel belangrijk magnbsp;worden genoemd. De hier volgende bijzonderheden zijn geschikt , om dit duister punt tenminste eenigermate^ op tenbsp;helderen. De naam van Christen was sedert Tiberius reedsnbsp;te Rome bekend; men weet, dat die keizer den Zaligmakernbsp;onder het getal der Goden wilde doen opnemen. De H. Paulusnbsp;had, al predikende, de voornaamste steden van Azië bezocht,nbsp;en, onder anderen, achttien maanden te Corinihe gewoond.nbsp;De Joden, die zich alomme als zijne meest-verbilterde vijanden vertoonden, sleepten hem voor de vierschaar vannbsp;Gallio, die toen proconsul van Achaïa was, en beschuldigden hem van eene leer, vijandig aan hunne wet 2). Dezenbsp;romeinsche bewindsman nu, Junius Annceus Gallio^ was

1) nbsp;nbsp;nbsp;Salutant vos omnes sancti, maxime auiem qui de domonbsp;Caesaris sunt. Philipp., IV, 22.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Act., XVIII, I, 17.

Drievoudig Rome. — I. Deel.

-ocr page 490-

472

HET DRIEVODDIG ROME.

de oudste broeder van Seneca, Nero’s leermeester 1). Ontegenzeglijk heeft die gouverneur dikwerf van den karakter-vollen, welsprekenden Jood hooren gewagen, die zich zooveel aanhangers verwierf, en wiens leer zijne provincie in grootenbsp;opschudding bragt. Als man van kennis, mag men van hemnbsp;vooronderstellen, dat Gallic , in zijne briefwisling, zijnen broeder over dien prediker eener nieuwe en verheven wijsbegeertenbsp;wel zal onderhouden hebben, en dat de roem van dennbsp;H. Paulus hem alzoo bij Seneca is voorafgegaan, en in dezennbsp;het verlangen, om den Apostel der Heidenen teleeren kennen, kan hebben gaande gemaakt; tenminste de beste schrijvers betwijfelen het geen oogenblik, of de Apostel heeft,nbsp;gedurende zijn verblijf te Rome, met Nero’s leermeester innbsp;betrekking gestaan 2).

Doch , er is meer : te Rome komende , werd Paulus, gebruiklijker wijze, met de andere gevangenen in handennbsp;van den prefect van het Pretorium overgegeven. Er valtnbsp;bijna niet aan te twijfelen, of Paulus zal aan hem zijnnbsp;voorgesleld geworden, en missehien wel meermalen, daar denbsp;Apostel er toch twee jaren lang op zijn vonnis wachtennbsp;moest. Welnu, Paulus liet nooit na, in ieder verhoor, gelijk bij Felix en Festus, en even zoo in zijne gevangenis, hetnbsp;Evangelie te verkondigen. « Ik ben (zoo schrijft hij-zelf) innbsp;den kerker, maar het woord Gods is daarom niet gekluisterd, mijne ketenen zijn in geheel het Pretorium bekend» 5).nbsp;®e prefect van het Pretorium was toenmaals de beroemdenbsp;Afranius Burrhus, met Seneca mede-opvoeder van Nero.nbsp;Hij deelde met den wijsgeer langen tijd de gunst, of ten-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tacit., Annal. Y1, 3; XV, 73. Dio Cass., Hist, Rom,,nbsp;LX, 688; LXI, 699.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Zie llemoires Eccl, , door de Greppo, p. 88.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Philipp. 1; 13.

Él

-ocr page 491-

CHRISTENEN VAN NERO S HDIS, 475

minste het vertrouwen, van den dwingeland , én het schijnt, dat deze twee staatslieden vrij eenstemmig dachten. Denbsp;betrekking, waarin beiden tot elkander stonden, mag dusnbsp;niet zonder eenigen grond doen vooronderstellen , dat Burrhusnbsp;met Seneca wel eens over dezen zoo rnerkwaardigen gevangene zal gesproken, en hem het verlangen ingeboezemd hebben naar eene persoonlijke kennismaking, waartoe hij hemnbsp;tevens zoo gemaklijk de middelen aan de hand kon doen,nbsp;daar toch de ijver des Apostels tot zulk een onderhoud immer gunstig gestemd wast).

En zoo nu laat het zich ligtelijk verklaren, hoe de H. Paulus in ’s keizers paleis toegang heeft kunnen verkrijgen, Voor de wachlsoldaten van Burrhus, voor de hovelingen, voor de officieren, voor Burrhus en Seneca-zelvennbsp;zal het door Paulus bij zijne verschillende verhooren gesproken woord stof in overvloed hebben geleverd, om daarovernbsp;hetzij na te denken, hetzij onderling te spreken; zooveel isnbsp;tenminste zeker, dat er ten hove merkwaardige bekeeringennbsp;door plaats grepen, waaronder die van de heilige martelaren Torpes en Evellius te vermelden zijn, daar toch denbsp;eerste tot de grool-officieren des keizers behoorde 2), zoodatnbsp;Nero, zijn afval vernomen hebbende, terstond gebood, datnbsp;hij aan de góden offeren zou. Toen Torpes dit weigerde,nbsp;werd hij eerst gegeeseld, en, daarna op het rad gelegdnbsp;zijnde, stierf hij, lol den einde toe een vreugdevol gelaatnbsp;toonende, waardoor allen, die er getuigen van waren, innbsp;verwondering stonden opgetogen. Zoo ook Evellius, eennbsp;raadsheer des keizers. Door de genade getroffen, verzochtnbsp;hij het doopsel, en onderging weldra eveneens den roem-

1) nbsp;nbsp;nbsp;De Greppo, p 103.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Magnus in officio Ccesaris Ncronis fuit. Martyr. Adonisnbsp;17 Mali.

-ocr page 492-

474

HET DBIEVODDrc ROME,

Tollen marteldood, dien Torpes had ondergaan, wiens Tolharding hij bewonderen mogt 1).

Onder de christenen in Nero’s huis moet, naar alle waarschijnlijkheid, ook de beroemde Pomponia Graecinanbsp;gerangschikt worden. Deze aanzienlijke vrouw, een sieraadnbsp;van ’s keizers hof, was de echtgenoot van een vermaardnbsp;krijgsman. Haar gemaal, Aulns Plaulius, te Rome weêrge-keerd, waar hij zijne zegepraal over de Brelanjers vierde,nbsp;deed haar voor een familieraad verschijnen , als beschuldigdnbsp;van eene vreemde dwaalleer te zijn toegedaan 2). Plautinsnbsp;verklaarde haar onschuldig; maar zij sleet voorts haar leven in onafgebroken droefheid, en steeds in rouwgewaadnbsp;gekleed; ziedaar, zeker, het beeld eener christin, zoo alsnbsp;een heiden dit uitdrukken kon 5). Doch de triomf van dennbsp;Apostel, of, beter gezegd, het mirakel des Christendoms bestond daarin, dat het wist door te dringen tot in de geheimenbsp;binnenkameren des keizers-zelve, en een lam te gaan zoeken tot in den kuil van den leeuw. Nero had eene vrouwnbsp;aan zijn hof, die door hem boven alle uitdrukking harts-togtlijk werd bemind: de H. Paulus bekeerde haar 4). Wienbsp;was die nieuwe Magdalena ? Eenigen beweren, dat het Sabinanbsp;Poppaea was, anderen noemen haar Actea; met zekerheid isnbsp;hiervan niets te zeggen.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Cujus (Torpetis) constantiam et virtulem quidam eonsiliariusnbsp;Neronis , Evelllus nomine, iDspIcicns, Christo testimonium reddidit.nbsp;Id. id. Martyr. Rom. Ib. 11 Mall.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Dc heidensche schrijvers zijn gewoon , de chrisllijke godsdienstnbsp;zoo te noemen. —Pomponia Grreelna, insignis foemlna, Plautio, quinbsp;ovans se de Britanniis retulit, nupta, ac supcrstitionis extemse reanbsp;mariti judicio permissa. Tacit,, Annul. Xlll, 32.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Zie de Greppo , p. 7S en volgg.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Dit kostte hem het leven. S. Chrys. adv. oppug. vit. monast.nbsp;I, S. op. t. 1, p. 48; Greppo, id., p. 30 en volgg.

-ocr page 493-

475

HET SEPTIZONIUM.

Noordwaarts den Palatijn opg^aande, vond men daar het Lupercal, de vermaarde grot, aan den voet des vijgeboomsnbsp;[ficus ruminalis), waaronder Romulus en Remus zoudennbsp;gevonden zijn. Links, niet ver van den trap der schoonenbsp;kust [ad (jradus pulchri littoris) bewaarde Rome, meernbsp;dan duizend jaren lang, de schamele hut, waarin haar slich*nbsp;ter zijne jeugd gesleten had 1). Daar in de nabijheid staatnbsp;thans de kerk van den H. Theodorus. Ten westen van dennbsp;vorstlijken heuvel breidt zich de vlakte van het renperk ofnbsp;den prooien circus uit, eene plaats, waaraan eene zeernbsp;schoone chrisllijke herinnering verbonden is. Onder de regering van Diocletianus, zag men, op zekeren dag, in dennbsp;zoogenoemden Hippodrornus, of keizerlijke renbaan, dennbsp;hopman van de eerste kompagnie der pretoriaansche gardenbsp;aan een kolom gebonden. Op des keizers last schoten denbsp;soldaten op hun dapperen kommandant als op een doel, ennbsp;doorboorden hem het geheele ligchaam allerwreedaardigstnbsp;met hunne pijlen. En wat nu had hij misdreven ? Hij wasnbsp;Christen. En hoe heette hij? Sebasliaan, een Franschmannbsp;van geboorte 2). Zouden wij, Christenen en Franschen, zoonbsp;als wij hier stonden, dan niet, in onze tweeledige vermaag-schapping met dien edelen martelaar, dubbel-diep geroerdnbsp;zijn geweest, bij het betreden van de plek, die door zijnnbsp;bloed zoo roemvol werd gedrenkt?

1) nbsp;nbsp;nbsp;Sed eorura vila pastoralis et operosa erat, casisque ssepe innbsp;montibus factis arundinels et ligoeis operiebantur; quarum unanbsp;etiam meo tempore perdurat in parte a Palatio in Circum \ersa,nbsp;easa Romuli dicta, quam adhuc sacrarura rcrum custodes tuentur,nbsp;nil magnlficentius adjungentes; sed si aliquid aut cceli injuria, autnbsp;lenio periclitatur, reliqua fulciunt, labefactatas res priinis similesnbsp;resarcicntes. Dyon.^ lib. 1.

2) nbsp;nbsp;nbsp;De vader van den H. Sebastianus was uit Gallia narbonen-sts, zijne moeder uit Gallia cisalpina. Zie Mazzol,, Saint Sebastiennbsp;t. VI, p. 238.

42

-ocr page 494-

476 HET DRIEVOUDIG ROME.

Op de oosllijke punt van den Palalijnschen berg stond het Septizonium van Septimius Severus. Elke keizer bragtnbsp;eene uitbreiding of eene verfraaijing aan het vorsllijk paleisnbsp;toe. Ter opluistering van den ingang, aan de zijde van dennbsp;Coelius, deed Septimius Severus een praalgebouw oprigleri,nbsp;met zeven boven elkander geplaatste galerijen, en ieder doornbsp;eene verschillende soort van kolommen geschraagd 1). Mennbsp;zegt, dat de Baccalaureati, de Licentiati ea Ag Doctoresnbsp;in die dagen daar hunne graden kwamen ontvangen, alsnbsp;waarmede de onderscheiden verdiepingen van het gebouw innbsp;verband stonden 2). In het jaar 1216 was het Septizoniumnbsp;nog genoegzaam in stand gebleven, om er het H. Collegienbsp;in te doen plaats nemen, dat Honorius III. tot den pauslijkennbsp;zetel verhief. Thans zijn er zelfs geene sporen meer van overig;nbsp;het keizerpaleis-zelf, de tempels der góden en der vergoden,nbsp;al die grootsche romeinsche praalgestichten, de luister vannbsp;den Palatijn , zijn geheel en al vernietigd en verdwenen,nbsp;op enkele vormlooze bouwvallen na, met distels overgroeid,nbsp;als de laatste tolken van Rome’s grootheid in het middelpunt-zelf zijner majesteit, Sedes Romani imperii. De tuinennbsp;van Farnese en de villa palatina., door eenige fresco’s vannbsp;Raphael beroemd, nemen voor ’t grootste gedeelte het platnbsp;des heuvels in; en de vreedzame hoveniers kweeken arli-chokken en erwten in Apollo’s tempel, in het paleis vannbsp;Augustus, onder de galerij van Caligula en in den eenmaalnbsp;zoo luidruchtigen keizerlijken Hippodrome. Hier, even alsnbsp;elders, heft alléén het Christendom zijn zegevierend hoofdnbsp;statig omhoog: de Cesars heeft het verwonnen, en op de

1) nbsp;nbsp;nbsp;Descript. vrb. Rom.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Locum septem soliis , septem ordiaibus columnarum constrac-tum ubi dicitur, quod gradatlm adscendentibus et mcrcntibus daba-tur gradus scicntiarum. ld. , id.

-ocr page 495-

KERK VAN DEN H. BONAVENTtIRA.

bouwvallen van hun paleis heeft hel zijne zeg'ezuilen geplant. De kerk van den H. Sehasliaan alia polve7nera vereeuwigtnbsp;de plek-zelve, waar de bevelhebber der pretori'aansche waclwnbsp;ten zijne roemvolle zegepraal heeft gevierd, en aan denbsp;overzijde van den Palatijn, ongeveer ter plaatse^ waar hefnbsp;Septizonium stond, vindt men thans de fraaije kerk vannbsp;den H. Bonaventura.

Daar wachtte ons een wondergezigl van denzelfden aard , als waardoor wij in de kerk der kapucijnen zoo diepgetroffennbsp;en innig geroerd werden: onder het hoogaltaar, namelijk,nbsp;sluimert de welgelukzalige Leonard van Port-Maurice. Denbsp;onvermoeibare missionaris van het bolognesche gebied en dernbsp;bergen van Italië, stierf hier in 1731, ruim 93 jaren oud.nbsp;Wij mogten het voorregt smaken van nabij den heilige tenbsp;kunnen beschouwen, die door God wonderdadig behoed werdnbsp;tegen het verderf van het graf: men zou meenen, eennbsp;grijsaard te zien, gereed om zóó te ontwaken. In de tombenbsp;van den christen*held ligt, evenals het zegerijk zwaard naastnbsp;den krijgsman, de vervaarlijke tuchtriem, nog met zijn bloednbsp;geverwd, nevens hem bewaard, als tol een welsprekendennbsp;tolk der onverganklijkheid van dit gewijde ligchaam , dat onsnbsp;schijnt toe te roepen: Zie, hij, die, in deze wereld, zijnnbsp;leven voor Christus ten offer brengt, zal het in de toekomstige glorievol wedervinden. — Twee kassen, ter wederzijdenbsp;van het kerkruim neêrgehangen, bergen het groole crucifixnbsp;en de afbeelding der H. Maagd, welke de heilige altijd opnbsp;zijne missiën bij zich droeg. Het klooster, waarvan de kerknbsp;het middelpunt uitmaakt, wordt door de broeders van dennbsp;gelukzaligen apostel, de franciskanen der reforme van dennbsp;H. Petrus van Alcantara, bewoond. Die kloosterlingen zijn eennbsp;voorbeeld van stichting voor Rome: onder hunne grove pijnbsp;huist de armoede, de versterving, de nederigheid, de gehoor-

-ocr page 496-

478

HET DKIEVOÜDIG ROME.

Eaamheid en de zuivere eenvoud der eerste chrislengeloovi-gén. Het is blijkbaar de wil der Voorzienigheid, dat lot aan de voleinding der dagen, Ie Rome, op den met bouwvallennbsp;bezaaiden Palatijnschen berg, het christendom even zuiver,nbsp;even zegevierend over de wereld en het vleesch zou heerschennbsp;als in de eerste eeuwen zijner ontluiking, toen het paleis vannbsp;Nero dezen vreeslijken heuvel nog bedekte onder den luisternbsp;zijner heerlijkheid. Zij, die den dood van het catholicismusnbsp;verkondigen, mogen niet verzuimen, daarop wel acht tenbsp;geven !

Ten slotte, zij het hier herinnerd, dat de dag vóór het Kersfeest te Rome een groote vastendag is. Het volk onthoudtnbsp;zich, in navolging der eerste christenen, tot op het starre-licht, dat wil zeggen, lot ’s avonds toe, van alle voedsel;nbsp;daarna vangt er een vrolijk maal in ieder huisgezin aan. Mennbsp;vraagt elkaêr daarop, en, zoo noodig, worden dan allenbsp;krakeelen of verschillen bijgelegd of verevend. Dat is eennbsp;feit. — Het avondgeregt, toegediend in vastenspijzen, en dienbsp;met olie zijn gereed gemaakt, duurt tot middernacht voort;nbsp;zoodra, evenwel, heeft de klokslag dat heuglijk oogenbliknbsp;niet aangekondigd, of het vleesch vervangt de vastenkosl, ennbsp;men zet nu daarmeé de vrolijke zamenkomst genoeglijk door.nbsp;Dit gebruik is zoodanig ingeworteld, dat er te Rome geenenbsp;middernachtmis plaats heeft, dan voor enkele parochies. Denbsp;eerste Kersmis is die van twee ure ’s morgens, in de kerk vannbsp;Santa-Maria-Maggiore.

-ocr page 497-

PAUSLUKE MIS.

HELI-EBAARDIEfiS.


35 December.

Pauslijke Mis. — Hellebaardiers. — Geest van behoud in de Kerk van Rome. — Het binnenkomen van den H. Vader. — Waaromnbsp;de opperpriester geen kromstaf voert. — Degen. — Hertogshoed. — In het Grieksch gezongen Epistelen en Evangeliën.nbsp;— Consecratie. — De paus nuttigt zittende, de diaken staande;nbsp;¦waarom ? — Santa-Maria-Maggiore. — De ktebbe of het stalletje van Bethlehem. — Bijzonderheden. — Beschrijving.

De schoone Kersdag, dal feest, welks viering te Rome ik zoo vurig verlangd had, brak juist zóó aan, gelijk ik dit innbsp;verband met het hoogtijd steeds verlangde: in Frankrijk en itinbsp;al de landen van het Noorden rnoel de Kersflag regt koud,nbsp;ijskoud zijn; de starren moeten dan tintelen aan de lazurenbsp;hemeltent; de sneeuw moet dan kraken onder de voelen, omnbsp;zóó in de harten een levendiger medelijden te wekken voornbsp;het godlijk kind, dat daar rilt en schreit op het strooleger, innbsp;zijne voor alle winden bloot en openstaande krebbe: te Romenbsp;en in alle warme landen, verlang ik, bij mangel aan ijs ennbsp;sneeuw, een meer of min digten nevel, die eenigzins frischnbsp;doordringt, en een regen, eerder koud dan kil, en dannbsp;niet al Ie karig: nu, zóó dan als ik het begeerde, was ’tnbsp;thans werklijk het geval.

Ten acht ure waren wij aan het Vatikaan , en wel, ten gevolge onzer nieuwsgierigheid, meé van de eersten. Diennbsp;dag nu gaal men gewoonlijk niet zoozeer naar Sint-Pieter,nbsp;om er te bidden, als wel om er toe te schouwen, tenminstenbsp;wanneer toeschouwen niet reeds voor een gebed kan doorgaan, wal ik inlusschen wel zou gelooven, lenminsie voornbsp;den eerbiedigen katholiek , die het voorregt geniet van bij -de pauslijke ceremoniën tegenwoordig te kunnen zijn. Dochnbsp;hoe dan ook, wij schouwden oplettend toe, en het eerstenbsp;dat onze aandacht trof, waren de hellebaardiers van den

-ocr page 498-

180

Het drievoudig romé.

paus, waarvan, kort na onze aankomst, eene kompagnie binnentrad, om vóór Sint-Pieters-Confessie (Sint-Pieters-grafstecle} post te vatten en daar bij de afgesloten ruimtenbsp;de orde te bewaren. Schüderachlig, in de daad, mag hunnenbsp;uniform genoemd worden: een broek met kousen in doorloo-pende drie kleurstrepen, zwart, rood en geel iiilgemonslerd ,nbsp;een middeleeuwsch borstharnas, met gelede mouwen ofarm-stukken, halskraag, rond stalen helm , vvaar een roode pluimnbsp;op staat, breede gele bandelier en een lange antieke hellebaard:nbsp;ziedaar hoe deze soldaten er uit zien ; menzon, bij dat gezigtnbsp;waarlijk meenen, in den ouden riddertijd teruggeplaalstnbsp;te zijn.

Waarlijk, geen wonder alzoo, dal wij daaruit stoffe genoeg ontleenden, om den behoudenden geest, die Romenbsp;in alles kenmerkt, ook in deze lijfwacht sprekend zich tenbsp;zien uiten. Nergens, in geen enkel land van Europa, zalnbsp;men, tenzij in het stof der museums, dit kostuum vannbsp;lang vervlogen dagen nog bewaard vinden; alleen de eeuwigenbsp;stad heeft het in eere gehouden, en vertoont het nog dagelijks in ’t openbaar, als eene grootsche bladzijde uit de geschiedenis, wel waardig, om door een ieder gelezen te worden.nbsp;Wanneer ook al het hedendaagsch verwijfd geslacht voor dienbsp;stuggp krijgsmansdragt spottend de schouders op moge halen,nbsp;zoo bewondert, daarentegen, de kunstenaar ze met een oognbsp;van navorschende studie, terwijl de christen, met eennbsp;terugblik naar het glanzend tijdvak der kruistogten, hetnbsp;bewaren er van in vromen zin huldigt. Die geest van behoudnbsp;staat Ie Rome, in het klein, zoowel als in het groot,nbsp;alomme uitgedrukt: dus in de geestelijke Ridderschappen,nbsp;wier nakroost thans hier nog, als ’t ware op de puinen dernbsp;oude Ridderwereld, omwandell; zoo bijvoorbeeld de Trini-tariërs en de Malthczers, wat zijn die anders dan een levend

-ocr page 499-

HET BINNENKOMEN VAN DEN H. VADEB. 481

beeld van ’l grijs verleden? En dus ook de pauslijke hellebaardiers. Moge de wet voor afgeschaft verklaren, wat men met den naam van verouderd bestempelt, geen nood,nbsp;Rome’s scheppende en bewarende kraeht weet Ie herstellennbsp;of te behouden wal de oudheid eerwaardigs aanbiedt, ennbsp;dat alzoo verdient te worden gespaard, als zoovele schakelsnbsp;TOn den gulden keten der grijze overlevering. Wel is waar,nbsp;de Trinilariër zal niet meer naar Tunis trekken, om ernbsp;voor de gevangenen den losprijs te gaan betalen; maarnbsp;andere kluisters zal hij trachten te slaken, de banden,nbsp;namelijk, van hen, die in zonde liggen geboeid; de ziele-zorg heeft die van het ligchaam vervangen. En eveneensnbsp;zal de Mallheser Ridder zijn roemrijk staal niet meer wettennbsp;ter bestrijding van Mahomeds halvemaan, maar andere edelenbsp;diensten blijven hem thans te verrigten, onder het oognbsp;van den algemeenen vader der Kerk zelven, zóólange totdatnbsp;het belang des geloofs of der mcnsehheid hem op nieuwnbsp;in het strijdperk roepen mogt.

Diezelfde geest van behoud kenmerkt zich evenzeer ten aanzien van de overgebleven monumenten der oudheid. Alsnbsp;Oostenrijk, Frankrijk, Engeland, Rusland, of welke anderenbsp;natie ook, vijftig jaren lang van Rome meester ware, zounbsp;dit alles welligl reeds onderstboven zijn geraakt: al naarmate van den verschillenden volksgeest der onderscheidennbsp;landen, zou hel te vreezen zijn, dat door de bedrijvigheidnbsp;van de eene of de onverschilligheid van de andere natie,nbsp;door staatkundige verwikkelingen, door industrie- of handels- -speculatie, kortom door honderd andere redenen meer, al zeernbsp;spoedig het voortdurend bestaan van de meeste monumentalenbsp;bouwvallen der oudheid in groot gevaar zou gaan verkeeren.nbsp;Doch, onder de vleugelen der Kerk hebben zij niets tenbsp;vreezen: haar wakend oog geeft zorgvuldig acht en ziet naauw*

-ocr page 500-

482 HET DRIEVOÜDIG ROME.

leltend-seherp toe, dat er niets groots verloren ga; en zoo blijft Rome een onvergelijklijk schoon en rijk museum,nbsp;waarin zich de zeden, gewoonten, ja, geheel het beeld dernbsp;geschiedenis van alle lijden voortdurend en zonneklaar afspiegelt, ter navorsching en studie voor den geleerde en dennbsp;kunstenaar, ter bewondering van geheel dé wereld.

Doeh, in dit hoogst-merkwaardig feit ligt tevens ook nog een zeer diepe hoogere zin opgesloten, dien de Voor-zienigheid-zelve er in heeft gelegd: het is, namelijk, of denbsp;Kerk hier hare kinderen schijnt toe te roepen: « Bedenkenbsp;men hel wel, wanneer ik voor zaken van bijkomend belang,nbsp;voor de sloflijke oudheid, reeds zooveel zorg koester, datnbsp;ik dan voor het onstoflijk, voor het bovenzinlijk kleinoodnbsp;des Geloofs, dat mijner hoede door den Hemel is loever-trouwd, nog ijveriger waken blijf. Berust alzoo in de zorgvolle liefde uwer eeuwige moeder, die niet gedogen zal,nbsp;dat zelfs het geringste deel van uw hemelsch erfgoed verloren ga. »

Middelerwijl was het negen ure geworden, en de basiliek met eene onlelbre menigte vervuld geraakt. Daar kondigdenbsp;het geschutgebulder aan, dat de paus naar Sint-Pieler innbsp;gang was. Langs een binnentrap van het vatikaansch paleisnbsp;komt Zijne Heiligheid in eene zijkapel der kerk, vanwaar denbsp;opperpriester nu weldra op een draagzetel, onder een vannbsp;zijde en goud schitterenden hemel, de kerk wordt binnengevoerd, terwijl twee breede luisterrijke waaijers hem statignbsp;worden voorafgedragen, als eene glorievolle herinnering aannbsp;Rome’s keizerlijken glans van weleer. En zoo dan zit hij daarnbsp;in den van goud en purper vonkelenden zetel des opperherders {secudila gestaforia), hij, de stedehouder van Jesus-Chrislus, met de driedubbele kroon op het hoofd, ten treffendnbsp;teeken zijner drievoudige waardigheid als vader der christe-

-ocr page 501-

DEGEN EN HERTOGSHOED. 483

nen, als koning op aarde, en als opperpriesler van den eeuwigen God i). Statig naderde hij, gedragen op de schouders der officieren van zijn huis, allen in groot scharlakennbsp;kostuum. Vooruit komt het H. Collegie; de wacht van edelennbsp;{guarda deï nobili) omringt en sluit den stoet, die achternbsp;Sint-Pieters-Grafstede halt maakt. Na de kroon van het hoofdnbsp;genomen en aan den voet van het altaar een kort gebed gesproken te hebben, besteeg de paus een troon, die aan denbsp;regler zijde stond, hief de Tercen aan, zette nu den mijter op,nbsp;en plaatste zich daarna in den zetel. Wat zal die verwisselingnbsp;van den mijter voor de tiara of kroon moeten beteekenen ? Zoonbsp;dacht ik, en tegelijk deden er zich nog eene menigte anderenbsp;raadsels in mijnen geest op, waarvoor ik gaarne een sleutelnbsp;wenschte te vinden. Het kwam mij voor , dat als de H. Vadernbsp;op den draagzetel koning was, hij aan het altaar zich enkelnbsp;als opperpriester vertoonde; hierdoor was alzoo het vraagstuknbsp;van kroon en mijter opgelost. Maar twee andere puntennbsp;maakten mijne nieuwsgierigheid in veel hooger male gaande,nbsp;namelijk iets, wat ik niet zag, en iets wat ik zag gebeuren.nbsp;Wat ik niet zag, was den kromstaf, het herderlijk kenmerknbsp;van alle bisschoppen, en dien de paus niet voerde. Hoe ditnbsp;eerste punt nu te verklaren?

En dan wat ik zag gebeuren, was, dat twee huisprelaten van den paus, die den H. Vader voorafgingen, de een een’nbsp;prachtigen degen droeg met gouden gevest, stocco, de andernbsp;een hertogshoed, cimiero, van rood fluweel, met hermelijnnbsp;gevoerd, met paarlen versierd en omslingerd door een gouden

kroon.

Drievoudig Rome. — I. Deel.

1) De kardinaal, die den paus deze kroon opzet, zegt hem; n Accipe tiaram , tribus coronis ornataui , et scias , te esse Patrem,nbsp;«Regem et Christi Vicariuni, etc. » De Italianen noemen, met eenenbsp;fraaije uitdrukking, de Tiara (pauslijke kroon) Triregno, of Drierijks-

43

-ocr page 502-

484 HET DRIEVOUDIG ROME.

koord, niet, te midden in, eene duif, het zinnebeeld van den H. Geest; degen en hoed werden op den hoek van hetnbsp;altaar geplaatst, waar zij gedurende de mis bleven liggen.nbsp;Hoe dit tweede punt nu op te lossen?

In mijne naaste nabijheid was niemand, die mij van dit alles den .sleutel geven kon. De mis begon, ging voort en liepnbsp;af, maar altijd, — ik moet het met schaamte bekennen —nbsp;speelden die degen, die hoed en die kromstaf mij door hetnbsp;hoofd. Om mij voor mijne verstrooidheid te straffen, legde iknbsp;mij-zelven eene strenge boete op, te weten, eene allernaauw-keurigste navorsching ten opzigte van de beide voorwerpen, dienbsp;lot mijne geestverstrooijing aanleiding gegeven hadden. Teneinde nu hen, die na mij komen zullen, de moeite te sparen,nbsp;welke ik mij, met belcekking tot de beide punten in kwestie,nbsp;gegeven heb, zal ik hier de uitkomst van mijn ten deze gedaan onderzoek opteekenen.

Het pontificaat van den H. Petrus te Rome duurde vijf-cn-twintig jaren. Ofschoon de gallikaansche geschiedschrijvers ons geen woord mededeelen van wat de apostel gedurendenbsp;dat lange tijdsverloop verrigtte, kan men toch ligt begrijpen,nbsp;dat hij zoolang wel niet werkloos zal gebleven zijn. De oudenbsp;monumenten, de oorkonden en de overleveringen der kerkennbsp;van Italië maken telkens van de reistogten des galileschennbsp;visschers gewag, alsmede van de zendelingen, welke hij innbsp;alle rigtingen van het schiereiland, ja, zelfs tot over denbsp;Alpen afvaardigde; zoo, bij voorbeeld, den H. Frontinus naarnbsp;Aquitanië, en den H. ftlalernus naar Germanië 1). Deze laatste werd, op zijne reize naar Trier, vergezeld door dennbsp;H. Eucherius en den H. Valerius; alle drie waren zij leerlingen van den prins der apostelen. Na verloop van veertig dagen

1) Fogginio, De romano divi Petri itinere et episcopatu, in 4“, Exercit. XllI, XIV, XIX.

-ocr page 503-

483

DEGEN EN HERTOGSHOED.

Stierf Maternus. Een zijner medgezellen in het apostolaat ging terstond naar Rome terug, teneinde er den H. Petrus kennisnbsp;Tan te geven, en hem te verzoeken, om, in de plaats vannbsp;den overledene, een nieuwen arbeider in des Heeren wijngaardnbsp;te willen afzenden. De apostel zeide alleen dit: « Neem mijnnbsp;staf, raak er den doode meé aan, en zeg hem, uit mijnennbsp;naam: sta op en predik! » Op last van hem , wiens schaduw-alléén de kranken deed genezen, werd het wonderwerk uitgevoerd: Maternus stond levend van uit zijn graf op, zettenbsp;zijne zending voort, en werd de tweede bisschop van Trier.nbsp;Ter eeuwige gedachtenis van dit mirakel, voeren de opvolgers van den H. Petrus geen herderstaf, tenzij wanneer zijnbsp;zich in het bisdom van Trier zouden bevinden. Dit feit, hetgeen overigens geene bevreemding kan baren, wanneer men denbsp;wondermagt der apostelen in aanmerking neemt, en de noodzakelijkheid , om door mirakelen het ontluikend geloof krachtnbsp;bij te zetten, — dit feit, zeg ik, berust bovendien op hetnbsp;gezag van onwraakbare getuigen. Twee-slechts zal ik er aanhalen: Paus Innocentius III. en den H. Thomas van Aquino;nbsp;de eerste was de grootste man van zijne eeuw, eri de tweedenbsp;de diepste en helderste denker der middeleeuwen I). Bij mijne

1) Ziehier hunne woorden. Innocentius III. zegt: « Romanus nautem Pontifex pasforali virga non utitur, pro eo quod beatus Pe-»trus Apostolus haculucn suum misit Eucherio primo episcopo Tre-«virorura, quem una cum Valerio et Materno ad prredicandum Evan-»gelium genti Teutonicae destinavit. Cui successit in episcopatunbsp;«Maternus, qui per baculum sancli Petri de mortc fuerat suscitatus.nbsp;«Quem baculum usque hodie cum magna veneratione Trevirensis ser-«vat Ecclesia. « De sacrif. miss., c. VI. Dezelfde paus herhaalt, innbsp;zijn schrijven aan den patriarch van Constantinopel, hetzelfde feit.nbsp;De soera unct., cap. unie., versus fin. — De H. Thomas van Aquinonbsp;drukt zich daarover in dezer voege uit: « Romanus Pontifex nonnbsp;«utitur baculo, quia Petrus misit ipsum ad suscitandura quemdam

I

-ocr page 504-

486

HET DHIEVOÜDIG ROME.

vreugde over de gevonden oplossing van het vraagstuk, voegde zich op nieuw mijne bewondering voor dien zoo luid sprekendennbsp;karaktertrek der Kerk van Rome, namelijk, hare zucht totnbsp;behoud van wat de oudheid roerends, plegtigs of stichtelijksnbsp;heeft achtergelaten, en ik zegende alzoo die teederminnendenbsp;moeder, aan wie wij, ook hier wederom, de blijvende herinnering moeten danken van een wonderwerk, dat reeds achttien eeuwen heugt.

udiscipulum suum, qui postea factus est episcopus Trevirensis, et »ideo in dicecesi Trevirensl Papa baculam portat, et non in aliis. »nbsp;Q. 3, ort. 3, distinct., 24, iib. IV. — Bij dezen historischen grondnbsp;voegen de schrijvers nu ook nog vele andere mysterieuze redenen ternbsp;verklaring van de oorzaak, dat de pausen geen kromstaf voeren. Ziehier eene hoofdreden : « Quia per haculum designatur correctio sivenbsp;«castigatio, ideo alii pontilices recipiunt a suis superioribus haculos,nbsp;»quia ab honiine potestatem recipiunt. Bomanus Pontifex non utiturnbsp;wbaculo, quia potestatem a solo Deo recipit. » De sacr. unct. ad verb.nbsp;Mystic. Zie ook Durandus, Rationale div. oflic., lil). III, c. 13;nbsp;Alzedo, De proecellent. Episcop. dignit., p. I, c. 13, n. 70; Hieron.nbsp;Venerius, De exam. Episcop., Iib. IV, cap. 20, n. 21 ; Barbosa, Denbsp;off,c. et potest, episcop., p. 1, tit. 1, n. 14, etc., etc. — In zijnenbsp;opzellijUe verhandeling over dat onderwerp, door Ciatnpini aan bet slotnbsp;zijner Monim. veter., 1. III, p. 209, geplaatst, merkt die geleerdenbsp;schrijver te regt op, dat de Ferula, een soort van regten staf, dienbsp;men den pausen op den dag hunner verkiezing aanbood, en waarvannbsp;eene afbeelding op de oude grafsteden ingebeiteld voorkomt, geennbsp;eigenlijke kromstaf of herderstaf is, maar enkel een teeken van hunnbsp;lijdelijk gezag. — Aangezien hier van den eigenlijken bisschopsstaf denbsp;rede is, zoo kan ik mij het genoegen niet ontzeggen van hier de navolgende verzen in te lasschen, waarmee een middeleeuwsch schrijvernbsp;de beteekenis van dezen geestelijken herdersstaf verklaart, alsmedenbsp;het gebruik beschrijft, dat door den opperherder daarvan moet gemaakt worden.

In baculi foma, prEesul, datur hpec tibi nornia:

Attrahe per priiuum, medio rege, punge per imam;

Attrahe peccantes, rege justos, piinge vagantes;

Attrahe, sustenta, stiniuïa, vaga, raorbida, lenta.

Gloss. De sacr. unct. c. unie.

-ocr page 505-

487

DEGEN EN HERTOGSHOED.

Maar wat nu beteekenden die degen en die hertogshoed ? Ook de oplossing dezer vraag strekte tot het in ons verwekkennbsp;eener regtinatige bewondering en erkentlijkheid. In de eerstenbsp;eeuwen van het ontstaan des Christendoms en van zijne invoering bij de verschillende natiën van Europa, was de Kerknbsp;er op bedacht, om het regt van den sterke te matigen ennbsp;te ordenen naar de wet der zedelijkheid. Het zwaard , vroegernbsp;een werktuig van ieders hartstogt, van geweldenarij en on-regt in de wereld der heidenen, werd nu in de handen dernbsp;christenvorsten en oorlogslieden een wapen, bestemd, om denbsp;waarheid, het regt en de maatschaplijke orde te beschermen.nbsp;Deze nieuwe roeping van het staal werd onophoudelijk aannbsp;hen voorgehouden, die door God belast waren, om het aasnbsp;te gorden. En ziedaar alzoo de reden , waarom in den nacht-zelven , dat de God-mensch op aarde nederdaalt, om er allenbsp;dwingelandij voor altoos te niet te doen, zijn stedehoudernbsp;een wapen zegent, door hem bestemd voor een keizer, ko-ning, prins of krijgsman, die reeds dapper gestreden heeft,nbsp;of nog moet gaan strijden voor de waarheid, het regt en dennbsp;vrede der wereld. In de XVI. eeuw noemde Sixtus IV. dit treffend gebruik eene (jewoonte van de heilige vaderen afkomstig ; en, in de daad , vroeger eeuwen hadden ürbanus VI.nbsp;die gewijde wapenrusting zien schenken aan Fontiguerra , president der republiek van Lucca; Nicolaas V. aan prins Albert,nbsp;broeder van keizer Frederik; Pius II. aan Lodewijk VII., ko-ning van Frankrijk. En zoo gaat Rome gestadig voort metnbsp;ieder jaar het zwaard en den hoed des christen-krijgsmans tenbsp;wijden, en, wanneer daartoe aanleiding wezen mogt, zendtnbsp;de algemeene Vader der christenheid ze aan den vorst, of dennbsp;krijgsoverste toe, die door zijne daden en door zijn gedragnbsp;zich die hooge onderscheiding heeft waardig gemaakt I).

1) Costanzi, Istituzwnx di piëta di Rotna, t. I. p. 8.

-ocr page 506-

488 HET HRIEVOUDIG ROME.

Lag er reeds in deze voorafgaande plegtigheden eene bladzijde onzer schoone oudheid voor het oog ontrold, dan was de paiislijke mis in staat, om ons die nagenoeg geheel blootnbsp;te leggen. Na de schuldbelijdenis {confessie) aan den voetnbsp;van het altaar, neemt de H. Vader op een troon, die achternbsp;in het koor, onmiddelijk onder Sint-Pielers-stoel, staat,nbsp;plaats. Regts en links zaten de leden van het H. Collegienbsp;op estrades, die met rood waren bekleed; ik telde er vier-en-twintig, met rijk geborduurde witte kasuivels en mijtersnbsp;uilgedost. Achter de kardinalen zag men de bisschoppen,nbsp;de hoofden der verschillende geestelijke orden en de prelaten;nbsp;boven deze lange rij van zitplaatsen liepen twee rijen tribunen,nbsp;waarvan de bovenste voor vorstlijke personen en gezantennbsp;bestemd waren, en de andere bezet werden, door die eennbsp;toegangbiljet daarvoor bekomen hadden. Het is niet te beschrijven, hoe indrukwekkend dit echt katholiek schouwspelnbsp;zich aan het oog vertoont.

Ter onuitwischbre gedachtenis van de aloude éénheid der oostersche en westersche Kerk, en tot een eeuwige getuigenisnbsp;der algemeenheid van het geloof, dat steeds alle talen sprak,nbsp;en ze ook lot de voleinding der dingen en der dagen zalnbsp;blijven spreken, werden de epistel en het evangelie eerstnbsp;door twee geestelijken van Rome in het latijn , en vervolgensnbsp;door een armenischen subdiaken en een diaken, in hunnbsp;prachtig ooslersch plegtgewaad , in het grieksch gezongen.nbsp;Toen hel roerend oogenblikder Consecratie naderde, steeg denbsp;H. Vader van zijnen troon, en, nadat het aanbidlijk Mysterienbsp;volvoerd w'as, nam de doorluchtige grijsaard het heilig Offerlam diep geroerd lusschen de vingeren, om het omhoognbsp;te heffen en aan de vier eindpalen des hemels en van de aardenbsp;te toonen; en zóó, in pleglige stilte, den zegen er meênbsp;gegeven hebbende over het gansch heelal, legt hij het eer-

-ocr page 507-

DE H. VADER COMMUNICEERT ZITTENDE. 489

biedig voor zich op het altaar neder. Gevoelen, ja, kan men het, maar onmogelijk is het, om te beschrijven al het roerende, treffende, ja, verplettende, dat er gelegen is in datnbsp;luistervol tafereel van ernst en zwijgen , in dat achtbaar hoofdnbsp;van des Heeren grijzen stedehouder op aarde, in die breedenbsp;rij van vorsten en koningen, zich voor den God van hemelnbsp;en'aarde, in het slof vernederende, maar bovenal in dat god-lijk slagtoffer voor onze zonden, door de gewijde handen vannbsp;den opperpriester hoog omhoog gebeurd boven de verlostenbsp;wereld , en opgeheven tot den hemel, die door Jesus Christus met de aarde is verzoend.

Vóór de communie keert de H. Vader naar zijnen troon terug, en ziet men den kardinaal-diaken het altaar verlaten,nbsp;en, door fakkels voorafgegaan, hem het Allerheiligste gaannbsp;overbrengen. Op dat schokkend oogenblik stortte alles ternbsp;aarde, wat zich in het heiligdom bevond, zelfs een Engelsch-man, die regts van mij af stond. Met gevouwen handen ennbsp;gebogen hoofde zittende, nam de H. Vader eerbiedig denbsp;communie der H. Hostie; vervolgens reikte hij eene anderenbsp;aan den voor hem staanden kardinaal-diaken uit, die zichnbsp;nu naar het altaar begaf, om er met dezelfde ceremoniënnbsp;een geconsacreerden kelk te gaan afhalen en aan den opperpriester over te brengen, die, naar het oorspronklijk gebruik van de eerste Kerk , met een gouden hevel hel H. Bloednbsp;voor een gedeelte nuttigt, terwijl het overige door den kardinaal-diaken op dezelfde wijze genomen wordt. Deze tweeledige communie herinnert aan de aloude gewoonte, bij denbsp;eerste christenen in gebruik, en die tevens nagenoeg zoo oudnbsp;is als de wereld-zelve. De opperherder, namelijk, daar opnbsp;den troon gezeten , vertegenwoordigt den Zone Gods, te midden zijner Apostelen aan den disch geplaatst, om hun hetnbsp;brood des levens uit te reiken; en in den diaken, die slaande

-ocr page 508-

490

HET DRIEVOODIG ROME.

het godlijk Lam ontvangt, is de Israëliet afgespiegeld, op den oogenblik, dat hij de roode zee zal gaan overtrekken,nbsp;staande het paaschlam nuttigende, als tot een teerspijs opnbsp;zijnen pelgrimstogt en tot een waarborg zijner verlossing.nbsp;Bij dit schouwspel, waar plotseling vier duizend jaren vannbsp;liefde zich, in den heldersten glans, voor het oog vertoonen,nbsp;wordt zoowel de geest als het hart van den christen, ja,nbsp;geheel zijn wezen, door een stroom der innigste, der lieflijkste vreugd overstelpt.

Toen de mis geëindigd was, werd de H. Vader in de sedicula gestaloria ^ op den draagzetel, naar zijne aparle-menten teruggebragt, terwijl, bij het dóórtrekken der trotschenbsp;basiliek, zijne hand van uit de hoogte de digte volksschaar,nbsp;langs alle zijden toegestroomd, om hem te zien, aanhoudendnbsp;zegende. Al de kardinalen, met den mijter op het hoofd,nbsp;gingen den opperpriester vooruit, en werden door de prelatennbsp;en de wacht van edelen, die den trein besloot, gevolgd.nbsp;Met weerzin verlieten wij de tribune, van waar wij het schoonste tafereel overzien hadden, dat ons ooit in het leven wasnbsp;voorgekomen. Eindelijk, moesten wij toch wel vandaar ,nbsp;want de doorluchtige stoet was verdwenen, en , gelijk aannbsp;alle genoegens dezer wereld, zoo was ook aan dat van hedennbsp;voor ons een einde gemaakt.

Toen wij naar Sint-Pieter gingen, had men ons. gezegd : let wel op en laat u niet te zeer vervoeren, want in uwenbsp;geestverrukking voor het pauslijk ceremonieel, kon het ligtelijknbsp;gebeuren, dat een of andere achterkleinzoon van Romulus aannbsp;zijne onweêrstaanbare zucht, om zich met den inhoud uwernbsp;zakken, zoo naauwkeurig mogelijk, bekend te maken, opnbsp;zijn uiterste gemak, den vollen teugel vierde. Doch, toennbsp;wij, om zoo te zeggen, wederom tot ons-zelven gekomen,nbsp;de gedane waarschouwing gedachtig, schroomvallig begonnen

-ocr page 509-

491

SANTA-MARIA-MAGGIORE.

te onderzoeken, hoe wij, te midden dier bruischende volkszee , van de reis g^ekomen waren, bleek het, dat er geen enkel stuk van onze kleine zakbagaadje verloren was gegaan.

Maar, schoon wij die klip ook al gelukkig te boven waren gezeild, zoo hadden wij nu op de vetturini, of huurkoetsiers rampzalig schipbreuk te lijden. De regen viel innbsp;stroomen uit de wolken, en, even als te Parijs, zijn, opnbsp;een feestdag, bij slecht weder, ook te Rome de koetsiersnbsp;oppermagtig baas! Na lang wachtens, zoekens en biddens,nbsp;kregen wij eindelijk een dezer volksdespolen in het oog,nbsp;die zich wel verbinden wilde, om ons voor vijf en eennbsp;halve paolo naar huis te brengen. Ook ’s avonds moestennbsp;wij op nieuw de tus.schenkomst dezer toongevende magtnbsp;inroepen , want de sluizen des hemels bleven voortdurendnbsp;geopend, en wij verlangden (het ging dan hoe ’t ook wilde)nbsp;Santa-Maria-Maggiore te bezoeken. Alleen op dien dag is daarnbsp;de krebbe des Verlossers voor de vereering der geloovigennbsp;tentoonge-steld.

Het was ongeveer vier ure, toen wij de Liberiaansche basiliek binnentraden. Naar aloud gebruik, zong de pausnbsp;er de vespers. Duizend en meer wasfakkels verlichtten hetnbsp;trotsche-kerkgebouw, en .spiegelden zich in het goud, datnbsp;er van alle kanten blinkt: de schallen der Nieuwe Wereldnbsp;vonkelden nergens en nooit in schooner glans dan hier ennbsp;nu. Zoodra de dienst was afgeloopen, deed ’s pausen wachtnbsp;het volk de kerk ruimen, en bleef er slechts een kleinnbsp;gelal bevoorregten binnen , waaronder wij, door de beleefdenbsp;tusschenkomst van een vriend, het geluk hadden te behoo-ren. Slechts een oogenblik nog, en wij zullen de krebbenbsp;van Bethlehem te aanschouwen krijgen, dat treffend gedenk-teeken der eeuwige liefde van een God, die onze broedernbsp;geworden is.

-ocr page 510-

492

HET DBIEVOUDIG ROME.

Van oudsher hadden de christenen van Judea een diepen en heiligen eerbied voor alle plaatsen, door de tegenwoordigheid des Zaligmakers eenmaal verheerlijkt, en vöor alle voorwerpen, welke Hij door zijne gezegende aanrakingnbsp;had gewijd. Naarmate hel Evangelie zich al meer en meernbsp;uilbreidde, deed het geloof en de dankbare liefde talloozenbsp;scharen van vrome pelgrims uit het Oosten en het Westennbsp;naar Palestina heensnellen, en zoo ook begaf zich de heilige keizerin Helena in bedevaart derwaarts heen. Zij deednbsp;de krebbe des Zaligmakers met zilveren platen beleggen,nbsp;en de gewijde grot, waar hij geboren werd, bekleedennbsp;met marmer van de edelste soort 1). Ten tijde van dennbsp;H. Hiëronymus, was de toeloop van beêvaartgangers zoo aanhoudend en zoo talrijk, dat de H. Kerkleeraar uit Bethlehem schreef: « Men stroomt uit alle oorden der wereldnbsp;hier heen: de stad is gedurig met menschen van alle natiënnbsp;overvuld 2), en er gaat geen dag, ja, geen uur voorbij,nbsp;dat wij niet gansche scharen van broeders zien aankomen,nbsp;die ons verpliglen, om ons stille klooster te herscheppen innbsp;een karavanserail » 5). Met meerder liefde bewaakt dan denbsp;arke des verbonds, met méér eerbied behandeld dan hetnbsp;Tugurium van Romulus, van geslachte tot geslacht onafgebroken door de christen-geloovigen bezocht en gehuldigd,nbsp;door de pelgrims bij millioenen overdekt met den kus hunnernbsp;ontroerde lippen en de dankbare tranen van hun verleederd

1) nbsp;nbsp;nbsp;Euseb., Hist., lib. Ill, c. 41 et 43.

2) nbsp;nbsp;nbsp;De toto hue orbe concurritur; plena est civilas universi generis homlnum, et tanfa utriusqiic sexus constipatie, ut quod alibinbsp;ex parte fugiebas, bic totum sustinere cogaris. Epist. XIII adnbsp;Paulinam.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Nulla hora nullnmque momentum, in quo non fratrum occur-ramus turbis, et monasterii solitudinem hominum frequentia com-mutemus. ld., c. VII. in Ezech.

-ocr page 511-

493

DE EREBBE.

gemoed, verliet de krebbe, eindelijk, het Oosten, toen het Mahomedismus er de overhand kreeg. Dit geschiedde in hetnbsp;tweede jaar der regering van paus Theodorus, te weten innbsp;642. Rome plaatste haar in de liberiaansche basiliek 1), tenbsp;gelijk met het stoflijk overschot van den H. Hiëronymus,nbsp;dat tevens uit Palestina was overgebragt; Rome wilde niet,nbsp;dat de H. Kerkleeraar, die, geheel zijn leven door, denbsp;krebbe van het God-Kind zoo zorgvuldig had bewaakt, ernbsp;van zou gescheiden worden na zijnen dood 2).

Wanneer nu het heidensche Rome een groot deel van zijnen roem daarin stelde , dat het de hut had bewaard, waarinnbsp;Romulus zijne jeugd doorbragt, zoo oordeele men dan, hoenbsp;het chrisllijk Rome zich gelukkig gevoelt en fier er zich opnbsp;verheft, dat daar de krebbe is te vinden, waarin de Zonenbsp;Gods als kind gesluimerd heeft 3). Die krebbe is haar schat,nbsp;haar pronksieraad, haar geluk, haar roem en hare vreugde;nbsp;zij bewaart en bewaakt die met eene zorg, die den loopnbsp;der eeuwen tart, en ontsluit het bronzen hulsel, waarin zijnbsp;geborgen is, niet dan slechts eenmaal in het jaar. In dennbsp;nacht, die den zoo vurig door. den katholieken pelgrim begeerden dag voorafgaat, is de krebbe reeds, in de grootenbsp;sakristij, op een altaar geplaatst, waar het kostbaarste reukwerk voor gebrand wordt; vervolgens nemen de vier jongste ka-noniken van Santa-Maria-Maggiore de kostbare reliek op hunne

1) Zie de beide geleerde schrijvers der Histoire de la Crèche, Giov. Batelli en Fr. Bianchini, De Translat, sacr, cunahul, acnbsp;prcesep. Dom,, etc. Verder Cancell., Notie di fatale, e. XXVI, p.nbsp;88; Benedictus XIV, De die natali, etc.

2j Arringhi, Rom» suhterr., t. 11, p. 269, édit. Paris, in-fol.

3) Porro Christi natalis nobile monumentum, es ligno oonfec-

tum..... Roma possidet, eoque niulto felicius illustratur, quara tugu-

rio Romuli, quod intextum ex stipula eorum majores ad sseeula de industria conservaverunt. Baron., t. I, an. I, n. 5.

-ocr page 512-

494 HET DHIEVOUDIG HOME.

schouders, en,door geheel de geestlijkheid voorafgegaan, brengen zij haar, in plegtigen oplogt, naarde kapel van Sixtus V. over. Na de mis , zoogenaamd van den dageraad, of het krieken van den dag, komen zij haar terughalen, om ze bovennbsp;het tabernakel van het hoogaltaar néér te zetten. De ganschenbsp;geestelijkheid begeeft zich vervolgens naar de kapel van Borghese, tegenover die van Sixtus V. gelegen, om aldaar hetnbsp;wonderdadig afbeeldsel der H. Maagd te gaan onlsluijeren,nbsp;eene plegligheid, waarmeé men de godlijke Moeder, alsnbsp;’t ware, schijnt te willen noodigen tot de aanschouwing dernbsp;zegepraal van haren Zoon, en om daarin tevens haren triomf-zelven te genieten. Gij allen, die ooit naar Rome gaat, verzuimt niet, die beeldtenis der H. Moedermaagd er te vereeren.nbsp;Naar luid der overlevering, werd zij door den H. Lucas geschilderd 1); Sixtus 111., aan zijn godvruchtig gevoel botnbsp;vierende, bragt er zijne innige hulde aan toe door het priesterkoor met kostbaar mosaïkwerk te doen opluisteren, ennbsp;geheelde basiliek, van onder tot boven, naauwkeurig te latennbsp;nazien en volkomen in orde te brengen. De heilige opperpriesters Symmachus, Gregorius 111., Adriaan 1., Leo 111. ennbsp;Paschalis 1. bragten geheele nachten wakend in hel gebed bijnbsp;deze afbeelding door. Clemens Vlll. ging er in den vroegennbsp;morgenstond, blootsvoets, het heilig misoffer bij opdragen, ennbsp;de doorluchtige Benedictus XIV. verzuimde nooit een -enkelennbsp;zalurdag, er zijne hulde aan toe te brengen, door altijd tegenwoordig te zijn bij het zingen der Lorelaansche Litanie 2).nbsp;De herinnering aan zoovele gebeden , tranen en huldebewijzennbsp;van een levendig geloof en eene vrome liefde, boezemt voornbsp;dit merkwaardig overblijfsel der christlijke oudheid een diepennbsp;eerbied en vol vertrouwen in, en wij zouden, zeker, daarvoor

1) nbsp;nbsp;nbsp;Baron., an. 930.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Constanzi, lib. II, p. 27.

-ocr page 513-

DE EREBBE.

nog lange geknield zijn gebleven, wanneer niet de krebbe aan onze gewaarwordingen een anderen loop gegeven had.

Toen, namelijk, alles gereed was, namen twee kanoniken van Santa-Maria-Maggiore de krebbe van het altaar af, ennbsp;plaatsten haar op een klein draagaltaar. De kardinaal-beschermheer der basiliek trad nu toe, en bragt, eerst van allen, aannbsp;de krebbe zijne hulde; daarna volgde de geestelijkheid; voortsnbsp;kwam de beurt aan ons, en het was mij nu vergund, vannbsp;nabij, met mijne oogen de armelijke krebbe te aanschouwen,nbsp;waarin de Verlosser der wereld door zijne Moeder, in windselen gewikkeld, werd nedergelegd 1)! De oorspronklijke vormnbsp;er van is niet bewaard gebleven ; de vijf plankjes, waaruit zijnbsp;was zamengesteld, zijn bij elkaêr gevoegd. De langste kunnennbsp;twee en een half voet zijn, op vier of vijf duimbreedte; hetnbsp;hout is dun en zwart geworden door den tijd. Deze eeuvvig-eerwaardige wieg is in een kristallen omkleedsel besloten, datnbsp;in een goud-geëmailleerden zilveren randwerk is gevat, metnbsp;edelgesteenten opgeluisterd, een kostbaar praalgeschenk vannbsp;Philippus IV., koning van Spanje. Nadat de vrome vereeringnbsp;der reliek was afgeloopen, werd er het proces-verbaal vannbsp;opgemaakt, lol bevestiging der echtheid van de krebbe, ennbsp;verder inhoudende de bijzonderheden van de plegtigheid, dienbsp;daarbij plaats gegrepen had. Daarna sloot men de heilige reliek weder in de schatkamer der sacrislij weg, om er eerstnbsp;het volgende jaar, op denzelfden lijd, weèr uil te voorschijnnbsp;te worden gebragt.

En zoo dan was onze dag daarmeê voor goed geëindigd: alles, wat de godsdienst verhevens oplevert: de pauslijke mis ,nbsp;alles, wat zij meest-roerend bezit: de krebbe des Heeren,

was aan ons oog vertoond geworden. Geen wonder dus, dat


1) Cancellieri, JYotte di ffatale, c. XXVI, p. 89.

Drievoudig Rome. — I. Deel.

Ih


44

-ocr page 514-

496

HET PKIEVODDIG ROME.

ons harte bevredigd was, maar bevredigd zoo als het alléén te Rome, op Kersdag , zijn kan, wanneer men, met eennbsp;chrisllijk oog, het dubbelvoudig tafereel heeft mogen aanschouwen , waarvan ik u, in flaauwe trekken, niet meer dannbsp;de omtrekken heb gemaaid.

36 December.

Sint-Laurens-buiten de poort {extra muros). — Sint-Laurens in fonte,in panispcrna,in Lucina. — Basiliek van dennbsp;H. Laurentius buiten de poort. — Het Kapitool en de Santonbsp;Bambino. —• De kleine predikers.

In de katholieke liturgie volgt er op den Kersdag een dag van groot mirakel: daags na des Heeren geboortefeest viertnbsp;men dat van den H. Stephanus, den eersten martelaar. Denbsp;christenheldenmoed, eensklaps, door de genade van het Kindnbsp;van Bethlehem, tot het hoogste toppunt opgevoerd, is welnbsp;een onwraakbaar bewijs voor de godlijkheid der leer, dienbsp;van toen af het menschdom verkondigd werd. Dat wonderfeit wordt door de Kerk jaarlijks van geslachte tot geslachtnbsp;voortverkondigd. Er deed zich voor ons eene uitmuntendenbsp;gelegenheid op, om het in zijn geheelen omvang zoo levendig mogelijk te waarderen. Mevrouw de princes W. bood mijnbsp;haar rijtuig aan, wanneer ik de mis wilde gaan lezen aannbsp;het altaar van den H. Stephanus , in de basiliek van den H. Lau-rentius extra muros (buiten de poort). Met erkentlijkheidnbsp;stemde ik daarin toe. Men moet weten, dat Rome geene zorgen heeft gespaard, om de grootste heiligen en de doorluch-tigsle martelaren van het Oosten en het Westen onder harenbsp;vleugelen te verzamelen; den hemel zij dank voor de verwezenlijking «van dit dubbel-gelukkig denkbeeld; immers, denbsp;gewijde overblijfselen, die in den moederschoot der eeuwigenbsp;stad veilig rusten, zouden welligt lang reeds vergeten of ont-

é

-ocr page 515-

SIST-LAÜRENS BUITEN DE POORT. 497

heiligd zijn, wanneer zij overal elders gebleven waren, terwijl zij, daarenboven, alomme over de aarde verspreid, slechts tot een niteenloopend bewijs voor de waarheid zouden strekken,nbsp;daar zij nu, allen te zaïnen, te Rome, in één brandpuntnbsp;rond den stedehouder van Christus vereenigd, als ’t ware eennbsp;voortdurend Concilie vormen , welks stem de dwaling in alnbsp;hare rigtingen, met al hare drogredenen, en bij al haarnbsp;tumult, krachtig weérslaat, en van uit den schoot der gravennbsp;de waarheid glansrijk doet te voorschijn treden, tot stavingnbsp;der onverdeelbare éénheid en algemeenheid van de leer dernbsp;grijze Moederkerk.

In de VI. eeuw, onder de regering van paus Pelagiusl., werd hel ligehaam van den H. Slephanus, tenminste voornbsp;het grootste gedeelte, uit Constantinopel naar Rome overge-bragt I). Het viel niet moeijelijk, de plaats te bepalen,nbsp;waar dat gewijd overschot moest worden weggelegd: éénnbsp;graf omsloot de beide doorluchtige diakenen, Slephanus,nbsp;Jerusalems roem, en Laurentius, Rome’s glorie.

Langs de Tiburtijnsche poort uitgegaan zijnde, kwamen wij, tegen acht ure, aan Sint-Laurens buiten de poort, ofnbsp;extra muros. Om zich van deze basiliek een juist begripnbsp;te kunnen vormen, is het noodig, dat ik eenige daartoe betreklijke bijzonderheden vooraf ophale. In de III. eeuw, omstreeks het jaar 239, onder de regering van den H. pausnbsp;Sixtus II. en het bewind van keizer Valeriaan, had de Kerknbsp;van Rome een harer roemrijkste zonen tot aartsdiaken, Laurentius, die, door den prefect gelast, om de bezittingen dernbsp;christenen aan hem uit te leveren, zich spoedde, om ze ondernbsp;de armen te verdeden. Daarna vergadert hij rond zich eenenbsp;digle schaar van kreupelen, blinden en lammen, en met deze

1) Mazzol., t. VI, p. I3Z.

-ocr page 516-

498 HET DRIEVOUDIG ROME.

voor den prefect verschenen, zegt hij hem: « Ziedaar de bezittingen der christenen. » — In hooge mate over dezenbsp;schijnbare bespotting vertoornd, gelast de prefect, dat mennbsp;den aartsdiaken zal gevangen nemen, en hem met de gruw-lijkste folteringen doen boeten voor de verachting, doorhemnbsp;jegens de hevelen des keizers aan den dag gelegd. Laurentiusnbsp;wordt in den kerker geworpen, en vervolgens levend op eennbsp;gloeijeiiden rooster gebraden, ten aanschouwe van hel hei-denschRome, dat zich met dit nieuw-uitgedachl schouwspelnbsp;boven alle denkbeeld vermaakt. Doch Laurentius hekommertnbsp;zich om vuur noch beulen, maar, terwijl hij voor Rome zijnnbsp;gebed ten hemel zendt, geeft hij al zingend den geest. Desnbsp;martelaars gebed is verhoord geworden : Jupiter steeg weldranbsp;af van het kapitool, en Rome’s adelaar maakte plaats voornbsp;’t kruis op des keizers diadeem.

Dit verheven schouwspel nu, schitterend onder zooveel marteltafereelen, waarvan Rome, in den loop van drie eeuwen,nbsp;getuige was, is door de Kerk met bijzonder groole zorg innbsp;roemrijke herinnering bewaard, en overal, waar christenbloednbsp;voor de heilige zaak des Evangelies stroomde, heeft hare hand,nbsp;van den beginne tot den einde toe, een merkleeken er voornbsp;geplaatst.

Alzoo is dus hier op den Viminaalschen heuvel door de kerk van den H. Laurentius in foute de plaats aangeduld,nbsp;waar de onsterflijke diaken den H. Hippolytus, zijn gevangenbewaarder, met geheel zijn gezin den H. doop toediende;nbsp;op dienzelfden heuvel vindt men ook de kerk van den H. Lau-renlius in panisperna ^ ter plaatse waar die Heilige de vreeslijke vuurfoitering onderging. In ’t midden van Rome bevindtnbsp;zich Sint-Laurens in Lucina. Deze kerk werd, namelijk,nbsp;gebouwd door de H. Lucina, eene edele vrouw, wier naamnbsp;in de geschiedrollen der eerste Kerk met onverganklijke lel-

-ocr page 517-

SINT-LACRENS BÜITEN DE POORT. 499

teren prijkt. Ddar bewaart men het afgrijslijk marteltuig van den H. Laurentius, den rooster , het brandaltaar, waarop denbsp;geloofsheld zijn leven blijmoedig aan God ten offer bragt.nbsp;Wij hebben dien rooster met eigen oogen gezien ! Uit zwarenbsp;ijzerstaven zaamgesteld, kan hij twee meters lang en tweenbsp;breed zijn; zes poolen, van ongeveer acht duim hoog, dienden,nbsp;om hem op een marmeren plaat te bevestigen, waarovernbsp;ik nader spreken zal, en waarop eene laag van glimmendenbsp;kolen werd gelegd. Naast den rooster staan drie vazen, waarvan er twee het bloed, en de derde een gedeelte van hetnbsp;geroosterd vleesch des zegepralenden strijders bewaren.

Langs dien schakel van verschillende heiligdommen komt men, als in het voetspoor des martelaars, tot aan de kerk,nbsp;waar zijne eigenlijke grafstede gevonden wordt. Eene roraein-sche vrouw van hoog aanzien, doch uitslekender nog doornbsp;haren heiligen levenswandel dan door hare geboorte , de heiligenbsp;Cyriaca, was eigenaresse van een stuk grond, den Veranus-akker, ager-f^eranus^ geheeten, en gelegen buiten Rome,nbsp;aan den Tiburtijnschen weg. Zij stelde er eene eere in, ditnbsp;veld ter begraafplaats voor den H. Laurentius af te slaan,nbsp;en na drie dagen boven aarde gestaan te hebben, werd helnbsp;dierbaar overschot daar dan ook begraven. Konstanlijn deed er,nbsp;ongeveer tachtig jaren later, in 350, de eerwaardige basiliek ,nbsp;welke wij thans een bezoek braglen , bouwen. De vrome keizer gaf, als naar gewoonte, aan hare versiering een schatnbsp;van geld onbekrompen ten beste. Het graf van den christenheld , met een eereboog gekroond, werd door kolommen vannbsp;porfier en met een hekwerk van zilver, ruim duizend pondennbsp;zwaar, omgeven. Vóór de grafstede {crypt) brandde, met tiennbsp;pitten, eene lamp, dertig ponden zwaar en van het fijnste goud;nbsp;daarboven praalde eene zilveren kroon, met vijftig zilverennbsp;dolfijnen versierd, die evenzeer dertig ponden zwaar woog.

44

-ocr page 518-

500 HET DRIEVOÜDIG ROME.

En bij al die rijke versierselen kwamen nu nog de gewone kandelaars en de gewijde vaten in zilveren in goud 1).

Ofschoon verscheiden malen door de pausen her- en verbouwd, levert deze basiliek toch nog belangrijke sporennbsp;van hooge oudheid op. Onder de galerijen ziet men een oudnbsp;schilderwerk, waarop de H. Laurens wordt voorgesteld, terwijl hij den H. Hippolytus doopt, en vóór de grafstede desnbsp;martelaars de twee spreekgestoelten, voor het aflezen vannbsp;den epistel en van het evangelie, bij de zamenkomst dernbsp;christengemeente , bestemd; boven het graf, op den zegeboognbsp;bewondert men de fraaije mosaïk van paus Pelagius II.,nbsp;den Zaligmaker voorstellende op den wereldbol gezeten,nbsp;met het kruis in de eene hand, en met de andere dennbsp;zegen gevende; aan zijne regterzijde staat de H. Petrus,nbsp;door den H. Laurentius gevolgd, met een open boek in denbsp;hand, dat deze woorden te lezen geeft: Dispersil, deditnbsp;pauperibus (Hij heeft het als eene gift onder de armennbsp;vers])reid.) Daar achter volgt paus Pelagius. Links van dennbsp;Zaligmaker staan de HH. Pauliis, Stephanus en Hippolytus.nbsp;Nu komt men zoo tot de grafstede of crypt zelve, waarinnbsp;men langs acht trappen naar beneden gaat, en die doornbsp;twaalf kolommen geschraagd wordt, waarvan de eerste viernbsp;uit groen marmer en de overige uit dat van Paros gebeiteld zijn. Het marmeren altaar, waarin de HH. Laurentiusnbsp;en Stephanus rusten, is door een fraai ijzeren hekwerknbsp;omgeven.

Regts in den muur ziet men, onder kruisstaven, den zoo straks vermelden marmersteen , waarin de rooster geplaatstnbsp;was, toen de H. Laurentius daarop gemarteld werd. Ernbsp;zijn zes galen in, waarop de poolen van den rooster ston-

1) Ciamp., Monim. Veter., t. lil, p. 111 ; id., t. 11, p. 101.

-ocr page 519-

HET KAPITOOL ES DE SASTO BAMBISO. 50 f

den. In het midden wordt men de sporen van het gebrande bloed en het gesmolten vet des martelaars nog zeer duidelijknbsp;gewaar. « Daaraan valt wel in ’l minst niet te twijfelen, »nbsp;zeide een geacht geneeskundige, die ons verzelde. Andere,nbsp;veel eerbiedwaardiger voorwerpen, doen zich hier echternbsp;voor hel oog van den christenreiziger op: ik wil, namelijk,nbsp;thans met een woord gewagen van de overige martelaren,nbsp;wier gewijd gebeente in deze grafstede rust. Behalve denbsp;HH. Laurenlius, Slephanus, Hippolytus, met diens voedsternbsp;de H. Concordia, en negentien leden van zijne familie,nbsp;allen door den H. Laurentius gedoopt, liggen hier nog drienbsp;pausen, de H. Zozirnus, de H. Sixtus III. en de H. Hila-rius; de H. Juslinus, priester en martelaar, die den grootennbsp;aartsdiaken begroef; eindelijk de H. Cyriaca, eigenaressenbsp;van den Veranischen akker, zij, die zoo vermaard is gewordennbsp;in de blocdperiode der ontluikende Kerk. De H. Laurenliusnbsp;extra muros wekt vooral bij den franschen bezoeker diernbsp;kerk eene hoogst merkwaardige herinnering: hier , namelijk ,nbsp;werd Pierre de Courtenay, graaf van Auxerre, door pausnbsp;Honorius UI. lot keizer van Gonstanlinopel gekroond. Na opnbsp;dit martelaars-altaar de onbloedige offerande aan God diepnbsp;geroerd te hebben opgedragen, bezochten wij het voorstenbsp;gedeelte der katakomben , en keerden vervolgens naar Romenbsp;terug.

Benige uren later bevond ik mij op het capitolium in de kerk van udra-Coeli. En waarom, zal men zeggen,nbsp;nu daar wederom een bezoek gebragl? Tol antwoord dient,nbsp;dat, na daags te voren den kunstluister van het Valikaannbsp;te hebben bewonderd, men den volgenden dag nieuwsgierignbsp;is, om er van de ongekunstelde vreugde der Presepio (denbsp;Belhlehemskrebbe) getuige te zijn. Teneinde eiken leeftijdnbsp;gelegenheid te geven, om in de blijdschap over de heilvolle

-ocr page 520-

§02

HET DRIEVOUDIG ROME.

geboorte van het godlijk Kind te deelen, is het te Rome gebruiklijk, in de kerk van Ara-Coeli kleine kinderen tenbsp;laten preken. Het Kind-Jesus (^7 santo bambino), dat bij denbsp;Romeinen in zoo hooge vereering staat, is daar, gedurendenbsp;het octaaf van Kersmis, in eene fraai-versierde kapel tentoonnbsp;gesteld, omringd door allen, die bij het geheim der mensch-wording tegenwoordig waren. De Bambino schittert vannbsp;diamanten en ander edelgesteente. Digt in de nabijheid is,nbsp;aan eene kolom, een kleine predikstoel geplaatst, waaropnbsp;jongens en meisjes van zeven tot tien jaren in de taal dernbsp;kinderlijke onschuld den lof van den jongen Emmanuelnbsp;komen verkondigen. Reeds twee maanden te voren zijn, innbsp;alle huisgezinnen, vader, moeder, broeders en zusters, metnbsp;een woord, iedereen in de wéér, deze om de kleine kers-preek op te stellen, gene om ze voor te dragen, een andernbsp;wederom om ze te overhooren en zoo voorts.

Toen ik daar kwam, stond er een klein meiqe op den kansel, een kind, naar ik giste, van hoogstens acht jaren. Het sprak met evenveel stichting als levendigheid; denbsp;gebaren waren natuurlijk, de toon van stem gepast en behoorlijk afgewisseld, kortom een kleine Bossuet. Het slotgedeeltenbsp;kenmerkte zich door eene hooge mate van geestdrift: hetnbsp;kind viel daarbij op de kniën, strekte de kleine handen naarnbsp;den Santo Bambino heen, en voegde daarbij tegelijk een zeernbsp;lief gebed. De predikatie werd besloten met het geven vannbsp;den zegen, zoo als geen geoefend kanselredenaar het beternbsp;zou hebben kunnen doen. En even als Lacordaire en Ravignannbsp;steeds met een teeken van toejuiching aan het einde hunnernbsp;rede door de toehoorders voor het volbragte werk wordennbsp;gehuldigd, zoo ook uitte zich hier de goedkeuring der menigtenbsp;op eene wijze, die, wanneer de heiligheid der plaats dit nietnbsp;belet had, zelfs ligtelijk tot een daverend handgeklap zou zijn

-ocr page 521-

IIET ÏAPITOOL en de SANTO BAMBINO, S03

overgeslagen. De kleine kanselredenaars of predikers, zoo als ze Ie Rome genoemd worden, wisselen elkander, hetnbsp;geheele octaaf door, van ’s ochtends tien lot ’s namiddagsnbsp;drie ure, onophoudelijk af, en altijd is de schaar van toehoorders talloos groot. Ik weet niet, hoe onze chrislenwijs-geeren over dit gebruik denken; doch, wat mij betreft, zoonbsp;meen ik, dat, behalve het zeer prijslijk genoegen, hetgeennbsp;daardoor aan de kinderen verschaft wordt, er ook nog, daarenboven , veel nut uit voortvloeijen kan. De kinderpredika-ties van Jra-Coeli houden immers de gedachte aan het wonder van Bethlehem in de huisgezinnen langen lijd levendignbsp;bezig, en wekken in den geest der familie menig edel denkbeeld en in de gemoederen menige deugd vruchtbaar op. Omnbsp;het voorregt te kunnen genieten van den Santo Bambinonbsp;te mogen lofprediken, moet het kind zich een jaar lang goednbsp;gedragen hebben, en ditzelfde behoort ook het geval te zijnnbsp;met de oudere broeders en zusters, die de kleinen daarbijnbsp;vergezellen. Voor wie welen, wat een kind is, zal hetnbsp;niet noodig zijn, om uit te leggen, wat men met zulk eenenbsp;belofte bij de jeugd kan te weeg brengen. Ook ik bragt ernbsp;een knaapje van zeven jaren aan de hand heen. « Ja , ik %ounbsp;(zeide het kind) wel door hei vuur heenloopen, om denbsp;kleine predikers te hoor en. »

Dien dag evenwel was het niet door het vuur, maar wel door stroomen van water, dat men had heen te worstelen,nbsp;zoodanig regende hel! Desniettegenstaande wemelde het langsnbsp;de kapilooltrappen gestadig van lallooze kerkgangers, en wasnbsp;Ara~€ocU van voor tot achter met toehoorders digt bezet.nbsp;En, wanneer ik nu rondom mij al die vrolijke aangeziglennbsp;gade sloeg, in de daad, dan kon ik onmogelijk bepalen, wienbsp;méér genot had, de kinderschaar, die, zelve naauw de wiegnbsp;vergelen, daar den lof kwam verkondigen van het Kind Jesus

-ocr page 522-

S04

HET DUIEVOUDIG HOME.

in zijne krebbe; of de vader — soms de reeds gfrijze grootvader — die, nu en dan, onder de roerende rede van het kind zijner liefde, een vreugdetraan uit de oogen wischte,nbsp;of den kleinen redenaar met verrukking toelachte, totdatnbsp;hij zoo straks dat lieve meisje of dien aanvalligen knaapnbsp;aan het verteederd harte drukken mogt. Wij, filosofen ennbsp;voorvechters van den gekuischten smaak, wij hebben al dienbsp;gebruiken uit den goeden ouden tijd van roerenden eenvoudnbsp;en levendig geloof afgeschafl en verbannen, in den waan,nbsp;dat wij zoodoende ons wonderwèl uitsloofden. Intusschen zounbsp;het te bezien staan, of wij langs dien weg er niet veeleernbsp;regt goed in geslaagd zijn, om het godsdienstig gevoel aan-inerklijk te verkoelen, dor en stug te maken, en de gods-dienst-zelve volstrekt niet eerbiedwaardiger of berninlijker tenbsp;doen zijn. Hoe 't zij, laat ons tenminste billijk genoeg wezen,nbsp;om geene gebruiken, die elders in zwang zijn, te veroordee-len, enkel daarom , dewijl zij voor onze nationale vooroordee-len iets aanstootlijks hebben.

37 Hecemlter.

De berg Coelius. — Een huis der oude Romeinen. — Kerk en klooster van den H. Andreas. — Het Triclinium der armen. —nbsp;Herinneringen. — De HH. Joannes en Paulus. ¦— De Passio-nisten. — Villa Mattei. — Kazernen der vreemde soldaten. —nbsp;De kerk van Navicella. — De H. Philippus Nerëus. — Huisnbsp;van de H. Cyriaca. — Zwaardvechtersschool. — Groote slag-terij, — Kerk der vier gekroonde Heiligen. — De ronde Ste-phanuskerk. — Schilderwerk. — Forum van Trajanus.

Van de zeven heuvels, waarop Rome rust, bleven er ons nog twee te bestuderen overig; de Coelius en de Aventijn.nbsp;Onder Konstantijns praalboog doorgaande, kwamen wij langsnbsp;den Zegeweg, vroegtijdig reeds, bij den voet van den Goe-

-ocr page 523-

I

I

805

DE BERG COEUCS.

lius aan. Deze heuvel of berg is de langsie en onregelma-tigste van allen. Aanvankelijk droeg hij den naam van mms Qiierquetiilanus (eikenberg), uithoofde van hel eikenwoud,nbsp;dat er op stond; doch, onder Tarquinius den Oude, werdnbsp;er de naam van Coelius aan gegeven, ter herinnering aaanbsp;Celius Vibenna, hopman der Elruskers, die den Romeinen tenbsp;hulp gekomen was. Ziehier eene beknopte opgave van de oudenbsp;monumenten, die er gestaan hebben.

Vooreerst heihuis van Mainurra. Deze, te Eormium geboren , romeinsche ridder werd prefect of opziener over de werklieden (prcefechis fabromm) van Julius Gesar, in Gallic, welk ambt hem, even als zooveel anderen, een aanzienlijk vermogen bezorgde, waarvan hij op de weelderigste wijzenbsp;gebruik maakte, vooral tot het aanleggen van prachtige gebouwen, en waaronder een uitstekend fraai huis op den bergnbsp;Coelius behoorde. Plinius zegt, « dal Mamurra de eerste Romein was, die geheel zijne woning met marmer als overdekte;nbsp;geen enkele kolom in zijne veelvuldige galerijen, die niet uitnbsp;marmer van Carysta of van Luna gebeiteld was 1). » Dochnbsp;waarom zou ik hier alleen, als bij uitzondering, van Mamur-ra’s huis gewag maken, daar Rome toch zoovele prachtigenbsp;woningen lelde? Bijvoorbeeld die vooral van Pompejus 2), vannbsp;Gajus Aquilius, van Quintus Catulus, den verwinnaar dernbsp;Kimbren, van den redenaar Crassus, later door Cicero aangekocht 5); van Scaurus 4), van Lepidus S) en nog meer andere.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Prinium IIojueb parietes crusta marmoris operuisse totius do

mus suae in Cffilio monle , Cornelius Nepos tradidit , Mamurrain For-miis nalum, equitem romanum, praefectum fabroruin C. Caes.aris in Gallia..... Namque adjeeit idem Nepos cum primum totis ®dibus nul

lam nisi e marmore columnam habuisse, omnes solidas e Caryslio, aut Lunensi.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Plln., lib. XXXVI.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Patcrcul., 11, 77.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4) Plin., XVII, 1.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Cic., pro domo, 24, 44.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8) ld., XXXVI, 6.

-ocr page 524-

506 HET DRIEVOUDIG ROME.

Wat daarvan ook zij, zooveel is zeker, dat het huis van Mainurra ons een zeer duidelijk denkbeeld van eene ro-meinsche woning geven kan. Tusschen de straat en den voorgevel van het gebouw lag eene plaats, de ^rea of hetnbsp;Vestihulum genoemd, en dédrtoe bestemd, dat zij, dienbsp;’s ochtends den heer des huizes hunne opwachting kwamennbsp;maken, niet verpligt zouden zijn, otft aan den openbaren wegnbsp;te blijven staan. Te midden dier plaats stond gewoonlijk eennbsp;bronzen standbeeld, den eigenaar der woning voorstellende 1).nbsp;Door den groeten ingang, van dubbele, in ’t koper beslagennbsp;deuren voorzien en met hullas of groole nagels, verguld vannbsp;koppen 2), versierd, kwam men in het Prothyrum , zijndenbsp;de doorloop tusschen de buiten- en binnenpoort 3); regts ennbsp;links waren de cellce, het verblijf van den portier en van dennbsp;hond 4). Deze portier, ostiarius, was een ongelukkige slaaf,nbsp;die, even als de huishond, aan een stevige ketting geklonkennbsp;was 5). De achterzijde van het Prothyrum grensde, doornbsp;middel der binnenpoort, aan eene ruime, vierkante plaats,nbsp;door marmeren kolommen omringd, die eene galerij vormden : dal was het Atrium 6). Cavcedia werden de galerijennbsp;genoemd, die vóór het huis-zelf gelegen waren; de ruimtenbsp;van het voorplein heette het Impluvium , en de daar middennbsp;in staande marmeren kom het Compluvium, dewijl in huizen, die geen welwater hadden, de regen uit de Cavoedianbsp;in die kom werd afgeleid en opgegaard 7). Deze overdekte

1) nbsp;nbsp;nbsp;Macrob., Sutur. VI, 8. — Tacit., Annal., XI, 35.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Cic. in Verr., IV, 86. — Plaut., Asin. II, 4; V, 20.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Macrob.. Satur. II, 13.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Petron., 28.

3) ld., 64.

6) nbsp;nbsp;nbsp;Feslus, V. Atrium.

7) nbsp;nbsp;nbsp;Plin., XIX, 1. — Varron., L. L, IV , p. 38. — Mazois,nbsp;Ruines de Pompei, t. II, p. 38.

-ocr page 525-

507

EEN HülS DER ODDE ROMEINEN.

galerijen, onmiddelijk tegen het huis aangebouwd, gaven overigens aan de bewoners de gunstige gelegenheid, om steedsnbsp;rondom hunne woning in de schaduw te kunnen wandelen; terwijl de marmeren waterkom met hare springfonteinen , te midden van het voorplein geplaatst, niet weinig tot de verkoeling ennbsp;verfrissching der lucht meêwerkte. En zoo gingen hier nut ennbsp;weelde naauw gepaard; immers, die galerijen waren tevensnbsp;met frescoschilderwerk en marmeren en bronzen standbeeldennbsp;rijk versierd 1); het Impluvium was met een purperen gordijn overdekt, om ook daaronder eene beschutting te kunnennbsp;vinden tegen de verzengende stralen der zon 2).

Drie vertrekken lagen tegen het Atrium aan. Het middelste, Tablinum geheeten, bevatte de familie-archiven; in de twee andere, links en regts gelegen, en Aloe (vleugels) genaamd, waren de afbeeldsels van het voorgeslachtnbsp;des bewoners geplaatst. Elke afbeelding stond afzonderlijk innbsp;eene nis. Armarium (het fransche «r?wo«gt;e, kas) geheeten.nbsp;Een opschrift, in het voetstuk gebeiteld, duidde de titels,nbsp;de waardigheden en schoone daden van hem aan, die daarnbsp;in het Armarium stond afgebeeld 3). Overal vindt men bijnbsp;de Romeinen de sporen eener innige vereering van liet

vaderlijk gezag, en men mag aannemen, dat het ware

geheim der romeinsche magt in den familieband gelegen was.

Rond het Atrium bevonden zich Ae Triclinia ^ offeest-salons, waarin men ruimschoots gelegenheid vindt, om het sybarilismus, de tot de meest-verfijnde wulpschheid opgevoerdenbsp;weelde der Romeinen, in alle bijzonderheden, te leeren ken-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Vitr., VII , 2.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Plin., XXXV, S,

3) nbsp;nbsp;nbsp;Tit. Liv. X, 7; XXX, 4o. — Tacit., Annal. XIV, 17. etc.

Drievoudig Rome. — I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;45

-ocr page 526-

508

HET DRIEVOÜDIG ROME,

nen. Vooreerst wisselden de Triclinia naar gelang van het jaargetijde, zoowel ten opzigte van de ligging als van hetnbsp;aantal, afl): daar waren er voor 's winters, in ’t westen,nbsp;voor lente en herfst in het oosten, en voor den zomer in hetnbsp;noorden gelegen 2). Elk dezer vertrekken had een bijzonderennbsp;naatn, zoo als het Triclinium van Apollo, dat van Mars enz.nbsp;In de \^\n\cx-triclinia waren de ligplaatsen (kanape’s, sofa’snbsp;of rustbanken) met goud en elpenbeen 5), en in de lente-en hcvisi-triclinia met zilver en schildpad ingelegd 4); in denbsp;zomer-triclinia waren ze van ahorn- en ceder- of citroenhout,nbsp;met een zilveren handwerk ingevat en allersierlijksl afgezet 5).nbsp;De matrassen of kussens, die op deze rustbanken lagen, warennbsp;met de fijnste wol, door de Gallen geleverd, en met denbsp;vederen of het dons van zwanen, gevuld. De zijden of purperen kussensloopen onderscheidden zich door kostbaar borduursel, in allerlei kleuren, of door daarop geschilderde jagt-tafereelen, met alles, wat hiertoe behoort. Die overtrekkennbsp;liet men uit Babylonië komen, en soms kostte één-enkelnbsp;tot honderd-duizend sestertiën toe, ddt wil zeggen ongeveernbsp;tachtig duizend (77,741,65.) guldens 6). Overigens waren denbsp;Triclinia met kolommen van marmer of van albast versierd,nbsp;de vloeren met mosaïkwerk ingelegd, de wanden met ooster-sche stoffen bekleed, en voorts met kostbare standbeeldennbsp;opgeluisterd, die bij de avondpartijen tot kandelabers gebezigdnbsp;werden. Boven den feestdisch waren gordijnen, in den vorm

1) nbsp;nbsp;nbsp;Vitr., lib. L, Vil, p. 90.

2) nbsp;nbsp;nbsp;ld., VI, 7.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Plaut., Stich. n, 2, V. 53.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Varr., lib. L, VIII, p. 110.

3) Plin., XX;X111, 11.

6) Plin., Vm, 48. — Cic., Tuscul. 111, 19. — Mart., XIV, 161 ; id.. Ill, 40.

-ocr page 527-

509

EEN HUIS DER OUDE ROMEINEN.

van een legertent, aan de zoldering uitgespannen, om de tafel en de gasten beiden te vrijwaren van stof 1).

Eu, in de daad, de tafels deden in pracht noch in verscheidenheid voor de rustbanken der Triclinia onder 2). Zij rustten op één-enkelen voet of kolom van zilver, vannbsp;elpenbeen, van brons of van de zeldzaamste houtsoorten,nbsp;en muntten daarenboven ook nog door wonderschoon beeldhouwwerk uit 3). De meest-gezochte waren van ceder- of citroen-hout, een boom, die in Mauritanië wast 4). De eerste vannbsp;dien aard te Rome was van den zedigen Cicero; hij gaf ernbsp;een miljoen sestertiën voor (100 duizend guldens). Asiniusnbsp;Gallus kocht er eene voor elfmaal-honderd-duizend sestertiën,nbsp;dat is voor over de 100 en tien duizend guldens. Bij dennbsp;dood van den koning Juba werden er twee van die soortnbsp;verkocht, de eene voor twaalf-maal-honderd-duizend sestertiënnbsp;(120-duizend guldens), de andere voor iets minder. In de familienbsp;Celhegus was er een bij overerving bewaard gebleven ceder- ofnbsp;citroenboom , die veertien-maal-honderd-duizend sestertiën,nbsp;bij de 150-duizend guldens, gekost had 5). Voor zulke sommen had men, ik wil niet zeggen, vrij wat armen kunnennbsp;verzorgen, want de Romeinen hielden zich daarmeê niet veelnbsp;op; maar toch eene belangrijke bezitting in vaste goederennbsp;kunnen aankoopen. De Triclinia grensden aan twee buitennbsp;het Atrium gelegen gebouwen, te weten links aan de keukens , de Carceres en de Equilia, de koetshuizen en stallingen; regts aan de Pistrina^ of broodbakkerij, waar levensnbsp;de slaven hun verblijf hielden.

1) Plin., XXXVI, 2a. — V. Max., IX, IS. — Lucret., II, V. 24. — Serv. in dineid. , I, v. 701.

‘i) Rome au siècle d'Augusts, f. I, p. 137.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Juv., Sat. 11, V. 122.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Plln., Xm, IS.

5) nbsp;nbsp;nbsp;Plin., XllI., IS, 16.

-ocr page 528-

510

HET DUIEVOÜDIG ROME.

AI het vermelde behoorde tot de voor g'ewone bezoekers loegangelijke apartementen; doch een ander gedeelte van hetnbsp;huis werd alleen door bepaald genoodigden betreden 1). Mennbsp;giug daarheen door twee portalen of gangen, fauces genaamd , die ter wederzijde van het Tahlinum aangebonwdnbsp;waren, en naar het PerisHlium geleidden. Deze galerij ,nbsp;langer dan breed, en door kolommen geschraagd, kwamnbsp;met den vorm van het Atrium overeen , maar was veel prachtiger en keuriger ingerigt. Voor iedere kolom was een standbeeld geplaatst, en tusschen de zuilenrij stonden marmerennbsp;bewaarbakken met de schoonste bloemen er in: fonteinwer-ken, marmeren tafels en rijk ingelegde zolderingen werktennbsp;niet weinig tot de betooverende schoonheid dezer lustverblijvennbsp;mede 2). Aan het einde van het PerisHlium lagen de vertrekken der vrouwen, Oeci genaamd 3). Het zal wel nietnbsp;noodig zijn, te zeggen, dat purper, zijde en kostbare gesteenten deze aparlementen, niet minder dan al de overige ,nbsp;in allen deele tot echte lust- en prachtzetels maakten. Vervolgens kreeg men de Bibliotheek , met de Exedra , eenenbsp;groote galerij, waar de geleerden ontvangen werden; voortsnbsp;de Basilica , de salon van het paleis; de Badplaatsen , hetnbsp;Sphceristeriurn, of de kaatsbaan, de Aleatoria , kleinenbsp;vertrekken, waar men zich met rustige spelen vermaakte;nbsp;verder de Cubicula, slaap- en werkkamers, met rustbankennbsp;van het kostbaarste hout, en donzen kussens in rijke zijdennbsp;sloepen, waarop men lag te lezen of te schrijven, terwijl denbsp;eigenlijke slaaplegers met spreijen van mollenvachten waren ge-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Vitr., VI, 8.

Gic. in Verr., I. 19.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Vitr., VI, 8. — ld., ld.. 4, 111, 1.nbsp;Vitr., IV, 4. — Festus, t. Plutei, etc.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Vitr. , VI, S.

-ocr page 529-

KERK EN KLOOSTER VAN DEN H. ANDREAS.

dekt 1); dan nog hei Sacrarium, een kleine bidkapel, die nagenoeg in alle groote huizen gevonden werd; eindelijk, hetnbsp;Solarium , een prachtig plat, dat over het geheele gebouwnbsp;heen liep, en tot wandelplaats diende 2).

Ziedaar hoe de huizen der rijke Romeinen er uit zagen. Wel verre echter, dat dit prachtig beeld van ’t verleden innbsp;staat zou zijn, tenminste mij, een oogenblik te bekoren, vervult het, in tegendeel, geest en hart met droefheid, bij denbsp;overweging, hoe diep de mensch is weggezonken, die enkelnbsp;in het stoflijke, in de lusten des levens, zijn heil zoekt, ennbsp;om daaraan te kunnen voldoen, om zijne zinlijkheid bot tenbsp;vieren, voor geen gruwel, hoegenaamd, zelfs niet voordennbsp;moord of de verdrukking van miljoenen zijner natuurge-nooten terugdeinst. Hoe vrolijk waren wij daarom dan ooknbsp;niet te moede, toen wij de sombere gordijnen wederom voornbsp;het verledene digtschoven, en het kalme klooster van dennbsp;H. Andreas binnentraden, ter plaatse-zelve gelegen, vvaarnbsp;eenmaal het huis van Mamurra stond.

Een der doorluchtigste namen, welke de geschiedenis in hare gedenkrollen heeft opgeteekend, is in eeuwigdurendenbsp;herinnering aan dit stil verblijf van wetenschap en deugd verbonden: de H. Gregorius de Groote blonk hier, namelijk,nbsp;door rijkdom van geest, door kracht van taal, en door heiligheid van leven schitlrend uit. Hij stamde van het oudenbsp;geslacht Anicia af, en toen hem de waardigheid van diakennbsp;der kerk van Rome werd opgedragen , herschiep hij het voorouderlijk huis, op den Clivus Scauri gelegen, in een klooster, waarvan hij-zelf abt is geweest 5). Hij was het, die,nbsp;op zekeren dag, over het Forum komende, bij het zien van

1) nbsp;nbsp;nbsp;Pilo., Ylll, S8.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Vilr., VI, 8. — Plin., II, epist. 17.

3) nbsp;nbsp;nbsp;S. Grcg., lib. VII, ep. 13.

43

-ocr page 530-

519 HET DRIEVOCDIG ROME.

de daar te koop gestelde schooiie slaven, uitriep: « Ho© jammer, dat zulke fraaije schepselen de knechten des duivelsnbsp;moeten zijn ! » En van dien zelfden oogenblik is de bekeeringnbsp;van Engeland in zijnen geest besloten, terwijl Augustinus,nbsp;de abt van het klooster van den H. Andreas, weldra doornbsp;paus Gregorius mot de zending derwaarts staat te wordennbsp;belast. Gij, zonen van Albion, die de eeuwige stad zoo gestadig doorwandelt, verzuimt gij vooral niet, hier, te dezernbsp;plaatse, een bezoek te gaan afleggen : gij zult daar de wiegnbsp;en bakermat van uw geloof en het aanvangspunt zien diernbsp;vele eeuwen van zedelijken vooruitgang en roem, waaraannbsp;uw vaderland, te regt, den schoenen titel van het « Eilandnbsp;der lïeiligen » te danken had. In dit klooster leefden denbsp;H. Augustinus, apostel van Grootbriltanje; de H. Laurentius,nbsp;aartsbisschop van Canterbury; de H. Mellitus, bisschep vannbsp;Londen en daarna primaat van Engeland; de H. Petrus,nbsp;abt van Canterbury, en nog vele andere grondleggers dernbsp;brilsche beschaving. Ook Gregorius XVI., driewerf eerwaardig èn door de krone des ouderdoms, èn door zijne grondigenbsp;wetenschap, èn door zijne apostolische onwrikbaarheid van karakter, bewoonde deze kloostermuren, in wier schaduw Godnbsp;hem kwam zoeken, om plaats te nemen op den Stoel vannbsp;Petrus, waar geheel de christenheid hem, jarenlang, evenzeer innig heeft bewonderd als diep vereerd.

Daar, waarMamurra, de uit het niet gerezen romeinsche ridder, op eiderdons sliep, hebben wij den steen gezien,nbsp;waarop Gregorius, de zoon van een senatorsgeslacht, het hoofdnbsp;ter ruste vlijde. Niet verre vandaar bevindt zich de predikstoel , vanwaar de welsprekende opperherder zijne onschatbarenbsp;homiliën lot het christenvolk rigtte, alsmede zijn geprivili-gieerd altaar voor de overledenen. Bij de kerk staat het kleinenbsp;heiligdom, Triclinium pauperum geheeten, waar de H. paus

-ocr page 531-

81?

KEKK EN KLOOSTER VAN DEN H. ANDRËAS.

dagelijks in persoon twaalf armen spijsde; de naarmeren tafel, die daartoe door hem gebezigd werd, is nog bewaard geble-ven. Op de wanden dezer kapel ziet men een fraai frescoschil-derwerk, het mirakel voorslellende, hoede Zaligmaker, opnbsp;zekeren dag, den heiligen opperpriester aan zijnen liefdedischnbsp;verscheen, en onder de twaalf armen, als te midden zijnernbsp;apostelen, plaats nam. De naast aan gelegen kapel is aan denbsp;H. Sylvia, moeder van den H. Gregorius, gewijd. Het schoon*nbsp;ste sieraad dezer kapel is een gedenkschrift, in marmer aannbsp;den muur bevestigd, en meldende, dat de H. paus een grootnbsp;aantal olijfplanten ten geschenke bestemde voor Sint-Pieter,nbsp;teneinde de olie daarvan te doen strekken, om te brandennbsp;vóór des apostels graf. En wil men nu weten, hoe die edelenbsp;telg van een aloud-aanzienlijk geslacht leefde, die kloosterling,nbsp;zoo weldadig jegens zijne natuurgenooten? Hoor, wat eennbsp;oud opschrift, vroeger, op den Aventijnschen berg, in denbsp;kerk van den H. Saba geplaatst, ons dienaangaande mededeelt: « Hier was het verblijf der H. Sylvia, moeder van dennbsp;H. Gregorius-den-Groote, wien zij dagelijks van hieruit naar hetnbsp;klooster van den H. Andreas, een klein napje met linzen: unanbsp;scodella di lenticchie zond, om zich daarmeè te spijzen 1). »nbsp;Het plein, dat voor de kerk van den H. Gregorius ligt,nbsp;overgaande, begaven wij ons opwaarts naar die van denbsp;HH. Joannes en Paulus. Het eerste voorwerp, dat daar denbsp;aandacht tot zich trekt, is een hooge toren, waarvan hetnbsp;onderste gedeelte, uit groote bloksteenen zamengesteld, nopens zijne oud-romeinsche herkomst geen oogenblik twijfelnbsp;overlaat. Men houdt het er voor, dat dit bouwwerk eennbsp;overblijfsel is van de Curia Hostilia, een paleis, te dezernbsp;plaatse, door Tullus Hostilius gesticht, nadat hij het kampnbsp;der Albanezen derwaarts had overgebragt. Deze toren dientnbsp;1) Mazzol., t. VI, p. 267.

-ocr page 532-

B14

HET DRIEVOUDIG ROJIÉ.

thans tot klokkènhuis voor het klooster der Passionisten, welks uitstekend-vrome en ijverigje bewoners degenen, die hennbsp;bezoeken, met eene hartlijkheid ontvangen, waarvan hetnbsp;moeijelijk is, een juist denkbeeld te geven. Zij dragen eennbsp;zwarte loog, met een in ’t wit geborduurde doornekroon opnbsp;de borst. Behalve met de gewone diensten, aan het gewijdenbsp;ambt verbonden, houden zij zich ook nog bezig met buiten-landsche missiën, ter verbreiding van het geloof; zoo zijn denbsp;nieuwe, hedendaagsche apostelen van Engeland uit hun klooster afgevaardigd; en dus dan vloeit, stellig zeker op desnbsp;H. Gregorius gebed, thans wederom van den berg-Coeliusnbsp;over Groolbrittanje het hemellicht der eeuwige waarheid, ternbsp;vernietiging der dwaling zegenend uit, gelijk weleer datzelfdenbsp;licht vandaar over Albion nederdaalde, om het te onttrekkennbsp;aan de gruwbre duisternis van een barbaarschen nacht.

Door een der kloosterbroeders met een fakkel voorafgegaan , bezochten wij de uitgestrekle holen, die vroeger, als Vivarium, tot bewaarplaats dienden voor het roofgedierte,nbsp;dat in het amphitheater bij de schouwspelen gebezigd werd.nbsp;Een wijde kom van het helderste water voorzag in het drinken der dieren, wier voedsel hun door in het gewelf aange-bragle openingen, of luchtgalen, toegeworpen werd; terwijlnbsp;zij langs onderaardsche galerijen, die in de wanden van hetnbsp;gebergte uitgegraven waren, naar de Carceres van hetnbsp;Colosseum gebragt werden. Geheel van achter in dit sombernbsp;verblijf heeft men een breed en diep neêrstroomend water,nbsp;waardoor, zoo men beweert, een der vergaêrbakken, die,nbsp;bij gelegenheid van scheepsgevechten , dienen moesten, altijdnbsp;van genoegzaam water behoorlijk was voorzien. Boven dezenbsp;geduchte spelonken bevonden zich de kerkers, voor de christenen en boosdoeners bestemd, in wier dood zich het volknbsp;moest vermaken. Wal men op het aanschouwen bij fakkellicht

-ocr page 533-

SIS

DE HH. JOANNES EN PAüLDS.

van zulk een tooneel gewaar wordt, zal ik niet trachten te beschrijven; alleen zal ik hier herhalen, dat het geloot zichnbsp;daar zeer verlevendigt, en men er zonder moeite aan allesnbsp;kan gelooven, wat de geschiedenis ten aanzien van het oudenbsp;Rome gruwlijks heeft geboekt.

Maar waarom, zal men vragen, draagt het klooster en de kerk der Passionisten den naam van de Blf. Joannesnbsp;en Paulus? In de IV. eeuw hielden twee aanzienlijke Romeinen hier hun verblijf; zij dienden als officieren in denbsp;gelederen van Julianus den afvallige, die hen trachtte te be*nbsp;wegen, om, even als hij, tot het godendom terug te keeren;nbsp;doch de dappere,krijgslieden onder des Verlossers zegevaan,nbsp;lang reeds vóórdat zij des keizers standaard volgden, bragtennbsp;zich het schitterend voorbeeld van het thebaansche legioennbsp;te binnen, en zoo dan antwoordden de beide broeders, datnbsp;hun degen en hun leven den keizer toebehoorden, maar datnbsp;hunne ziel en hun geloof toebehoorden aan God. Toen denbsp;onwaardige telg van Konstantijn de hoop moest opgeven,nbsp;om hen te zullen kunnen bekeeren, deed hij beiden heimelijknbsp;in hun huis ombrengen. Bij het binnentreden der hun ternbsp;eere opgerigte kerk, ziet men , regls, eene breede marmer-tafe!, door een hekwerk omgeven : daar werden zij vermoord.nbsp;Geen katholieke pelgrim, die zich niet, van ganscher harte,nbsp;hier, op dit onsterflijk tooneel van een onverganklijke zegenbsp;voor God zal verootmoedigen, als hij de volgende woordennbsp;van het inschrift leest:

LOCOS MARTYRI!

SS. JOANNIS ET PAOH IN AEDIBOS PROPRIIS.

« Martelplaats van de HH. Joannes en Paulus, in hun eigen huis. »

Voorts, eenige schreden verder gaande, brengt men hulde

-ocr page 534-

816 HET DKIEVOUDIG ROJIË.

flan God, die groot is in zijne heiligen, wanneer zich daar, namelijk, onder het hoogaltaar, eene lijkvaas van porfier aannbsp;het oog vertoont, die het stoflijk overschot der beide christenhelden bevat. In de nabijheid van het klooster der Pas-sionisten bevindt zich de Villa Maltei, eene der bekoorlijkstenbsp;lustplaatsen van Rome. Hare oudheden van allerlei aard verdienen de aandacht van den reiziger, die verzekerd kan zijnnbsp;van daar uitnemend goed ontvangen te zullen worden.

Onze wandeling naar de zijde van Sint-Jan-van-Lateraan voortzettende, kwamen wij aan dat gedeelte van den Coelius,nbsp;waar weleer de vreemde krijgslieden gehuisvest waren, Cas~nbsp;tra peregrina. Verscheiden, hier gevonden inschriften vestigen de aandacht der geleerden op de plaats, waar dezenbsp;in de geschiedenis zoo vermaarde kazernen stonden. Ik zalnbsp;er slechts twee aanhalen, waarvan het tweede, eenigzins verminkte, in het museum van het romeinsch Collegie {Col-legio romano) bewaard wordt:

COCCEIVS

PATRVINVS

PRINC.

FEREGRI

NORVM.

« Coccejus Patruinus, bevelhebber der vreemde troepen.

GENIO SANCTO CASTRORVMnbsp;PEREGRINORVMnbsp;VR. ALEXANDERnbsp;ANAIICLARIVSnbsp;VOD PEREGREnbsp;ONSTITVTVS VOVITnbsp;EDIL. CASTRORVMnbsp;M. LIBENS SOLVIT.

-ocr page 535-

DE PASSIONISTEN. 817

« Alexander Analiclarius, bevelhebber van dit kamp, heeft, naar behooren en met vreugde, aan den beschermgeest van de legerplaats der vreemde troepen de belofte vervuld , welke hij in een ver afgelegen oord gedaan had. gt;gt;

Hier is het dus, dat de Romeinen de zoogenaamde « Barbaren », ter hulpe van het Rijk ingeroepen, huisvestten. Daaronder behoorde, in de eerste plaats, de vlaamschenbsp;ruiterij, die de lijfwacht van Augustus uitmaakte 1); vervolgens de germaansche soldaten, Caligula’s janilsaren 2) 5nbsp;voorts de illyrische troepen, voor Galba’s leger aangeworven,nbsp;en die zich te Rome bevonden in den oogenblik-zelven,nbsp;toen de keizer vermoord werd 3); eindelijk, de armenischenbsp;cohorten , de lijfwacht van Konstantijn. Hier eindigde de koningnbsp;Conodomarius, een van de laatste verdedigers der germaanschenbsp;vrijheid, door Julianus den afvallige gevangen genomen,nbsp;moedig en roemvol het leven J).

Op diezelfde, eenmaal zoo onstuimige plek, vindt men thans de vreedzame kerk der H. Maria della JYavicella^nbsp;dus genaamd naar het klein antiek scheepje, navicella^nbsp;dat daar gevonden werd, en waarvan eene kopij, op lastnbsp;van Leo X., vóór de kerk-zelve geplaatst is. Dat scheepjenbsp;was waarschijnlijk eene offergave (ex void), door den eennbsp;of anderen zeeofficier opgedragen aan Jupiter redux, wiensnbsp;tempel op dat gedeelte van den Gcelius stond, en die doornbsp;de soldaten om een gelukkigen terugtogt aangeroepen werd 5).nbsp;De prachtige mosaïk van dit heiligdom, schitterende van goudnbsp;en lazuur, behoort stellig tot den tijd van den H. paus

1) nbsp;nbsp;nbsp;Dion., lib. LllI.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Suet., b8.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Tacit., Hist., lib. I.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Amm. Marc., lib. XVI.

b) Nard., Horn. ant. , p. 8b.

-ocr page 536-

S18 HET DRIEVOUDIG ROME.

Pascalis I. Men ziet er den opperherder, die de Koningin des Hemels den reglervoet kust, en den zegen van het Kind-Jesus ontvangt. De Verlosser is staande voorgesteld in dennbsp;schoot zijner godlijke moeder, wier beeldtenis hier, evennbsp;als in Santa-Maria-Maggiore, door de verhevenheid vannbsp;voorstelling, duidelijk te kennen geeft, in hoe hooge schatting de gezegende boven alle vrouwen, van de vroegstenbsp;lijden af aan, bij de geloovigen stond. Wij mogen nietnbsp;verzuimen-, hier op Ie teekenen, dat de apostel van Rome,nbsp;de H. Philippus Nereus, al wandelende, zijne leerlingen ennbsp;jonge boetelingen dikwerf naar Santa-3Iaria-della~Navicellanbsp;heenbragt, en dat de beminlijke grijsaard zich, niet verre vannbsp;deze kerk, met hen gewoonlijk, om uit te rusten, eenigenbsp;oogenblikken in onschuldig vermaak ophield. Dit gedeeltenbsp;van den heuvel was mede getuige van een ander voorval,nbsp;welks herinnering den christenreiziger steeds dierbaar blijvennbsp;zal; hier, namelijk, was het, dat Rome’s onsterflijke aartsdiaken, de H. Laurentius, in het huis der H. Cyriaca, denbsp;schatten der kerk onder de armen verdeelde, daags voornbsp;zijne vreeslijke marteling 1).

Wanneer men den berg Goelius bezoekt , zoo levert bijna elke schrede eene of andere belangrijke herinneringnbsp;op, of wel een of ander monument, dat ons van de ongewijde tot de gewijde geschiedenis overbrengt. Zóó toch hieldnbsp;ons de Navicella bezig, en nu weder is het de Ludusnbsp;matutinus, die onze aandacht tot zich trekt; wij bedoelen denbsp;zwaardvechters- of .schermschool, waar de Romeinen de kunstvaardigheid leerden opdoen, om de een den ander van kant tenbsp;maken, en welk gebouw naast de groote slagterij, het Macel-lum magnum, geplaatst was. Van beide, voor het oude wreedenbsp;en wellustige Rome zoo hoogst belangrijke inrigtingen is

1) Mazzol., t. V, p. 329.

-ocr page 537-

KERK DER VIER GEKROONDE MARTELAREN. 319

thans niets meer dan de naani overig, hetgeen mede het geval is, met het kamp der vijf nachtcohorten^ doornbsp;Augustus aangesteld, om ’s nachts voor de veiligheid dernbsp;burgerij te waken, en hulp te verleenen in geval vannbsp;brand. In beide opzigten bewezen zij groote dienst, wantnbsp;Rome was, gedurig aan, met allerlei gaauwdieven over-vuld, en, in weêrwil dat er geene schoorsteenen waren,nbsp;stond de stad, meer dan zulks in onze steden het geval is,nbsp;aan brandgevaar bloot!). Te midden nu van al deze bouwvallen eener ten onder gegane wereld verheft zich een christelijk monument; want, even als op de smalle kruin vannbsp;het Capitolium, zoo ook op het breede plat van den Coeliusnbsp;heeft het Evangelie zijne zegetrofeën geplant: hier is hetnbsp;de beroemde kerk der vier gekroonde Heiligen^ uit hetnbsp;bloed en de tranen der eerste geloovigen opgerezen. Doornbsp;paus Honorius I. hersteld, werd zij door den H. Leo IV.nbsp;met een schat van allermerkwaardigste reliquiën 'begiftigd.nbsp;Vier urnen, twee van porfier, eene vanserpenlijnsch marmernbsp;en eene van brons, zijn onder het hoogaltaar geplaatst, ennbsp;bevatten de asch van negen martelaren.

Severus, Severianus, Garpophorus en Viclorinus waren . broeders, die, door Diocletianus gelast, om aan de Goden lenbsp;offeren, hunne weigering met vreeslijke folteringen hebbennbsp;geboet, en zoodoende den martelaarspalm mogten verwerven. Hunne ligchamen, aan de honden ten prooi geworpen,nbsp;werden door deze dieren ongeschonden gelaten, en doornbsp;hunne geloofsbroeders in stilte begraven aan den weg vannbsp;Ostia, op drie mijlen afstands van Rome, doch later herwaarts overgebragt, ter plaatse, waar de katholieke wereldnbsp;hun thans hare hulde brengt. Doch zij werden niet alléén

Ij Over de Camini (Cheminées) der Ouden zie de Dissert, de ilaffei in het Recueil de Culogera, t. 47.

Drievoudig Rome. — I. Deel.

-ocr page 538-

520 HET DRIEVOUDIG ROME.

overgevoerd; vijf hunner dappere slrijdgenoolen, naast hen begraven, moglen de eere deelen van hunne zegepraal.nbsp;Claudius, Nicoslralus , Symphroriius, Caslorius en Simplicius, beroemde beeldhouwers, waren door den dwingelandnbsp;gelast , om afgodenbeelden te beitelen. « Hoe kan een kunstenaar het werk zijner handen aanbidden, of hel anderennbsp;ter aanbidding overgeven ? •gt; zoo luidde hun antwoord, maarnbsp;dat met den dood werd gestraft. Na in een duisteren kerkernbsp;geworpen en aan langdurige en afgrijslijke folteringennbsp;onderworpen te zijn geworden, werden de edele martelaarsnbsp;in looden kisten gesloten en zoo in den Tiber neêrgelaten.nbsp;Doch, onder de menigte, die aan den oever het vreeslijknbsp;schouwspel gade sloeg, bevonden zich ook christenen, dienbsp;later het gunstig oogenblik waarnamen, om hunne lijkennbsp;ter plaatse, waar die gezonken waren, uit het water op tenbsp;halen, en ze vervolgens te begraven 1). Ghristen-kunstenaar.s,nbsp;die Rome bezoekt, verzuimt niet, hun gebeente uwe huldenbsp;te gaan brengen; gelooft mij, van de asch der martelarennbsp;gaat eene kracht uit, die het harte zuivert, en eene heiligenbsp;vlam, die den fakkel van den genie ontsteekt.

Tot het voleindigen van onzen pelgrirnstogt op den Coe lius bleef ons nog eene laatste halte, en die wel niet vannbsp;de minst belangrijke was, overig. In de nabijheid, namelijk,nbsp;der Navicella , bevindt zich de monumentale kerk van dennbsp;H. Stephanus, in ronden vorm gebouwd. Naar het oordeelnbsp;van sommige oudheidkundigen, was dit heidensche bouwwerknbsp;aanvankelijk een tempel van den vreemden Jupiter, vannbsp;Bacchus of van Claudius; volgens anderen was het een arsenaal of wel eene badzaal 2). Doch, hoe dit ook zij, in het

1) nbsp;nbsp;nbsp;Maïzol., t. VI, p. 293.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Nard., p. 86.

-ocr page 539-

321

DE RONDE SINT-STEPHANDS-KERK.

jaar 468 werd het tot eene kerk ingerigt, w'elke de H. paus Simplicianus aan Stephanus, den eersten martelaar, heeft toegewijd, en wier geheiligde wanden het welsprekend woord weêr-kaalsten, daar door den H. Gregorius den Groote gesproken.nbsp;De zetel van dien paus staat aan de reglerzijde, digt bij dennbsp;ingang geplaatst. Deze ro/owrfe heeft twee cirkelgangen, metnbsp;een antieken koepel er op, die door acht en-vijflig kolommennbsp;wordt geschraagd. Doch dat alles verdwijnt in ’t duister voornbsp;een andere soort van versiersel, op welks bezit geene kerknbsp;ter wereld bogen kan: op deze oorspronklijk heidenschenbsp;muren, namelijk, is de bloedige geschiedenis des Christendoms in groote trekken geboekt. Elders vinden wij eenigenbsp;verstrooide bladzijden uit de gedenkschriften der in ’t mar-telperk strijdende Kerk, hier zijn ze volledig; elders zijn hetnbsp;enkele bulletins van den geleverden heidenslag, hier ligt geheel de kampplaats bloot voor ’t oog. Boven de strijdgelederennbsp;uit van de roemrijke legermagt, ziet men daar den Koningnbsp;en de Koningin der Martelaren, .lesus en Maria , den eennbsp;stervend op Kalvarië aan het kruis, de andere met het zevenvoudig zwaard der smarte in haren boezem; en nu voortsnbsp;van af den Bethlehemschen kindermoord, tot op den vredenbsp;der Kerk, zijn hierin ’t ronde aide folteringen, den bloedgetuigen van het Evangelie, om Jesus wille, aangedaan, innbsp;fresco behandeld, op de muren voorgesteld. Werwaarts hetnbsp;oog zich ook wenden moge, overal ziet het niet anders dannbsp;pijnbanken, bijlen, marteltangen, folterhaken, brandstapels,nbsp;galg en rad, ketels met kokenden olie, verminkte ledematen, verbrijzelde ligchamen, bloed, grimmige beulen en weer-looze slagtoffers, maar kalm en opgeruimd van blik; mennbsp;kan zeggen, dat dit tafereel vervaarlijk schoon is! Afgrijzen,nbsp;mededongen, geloof, liefde en ootmoed, met een woord,nbsp;niet één-éénige edele gewaarwording, of zij spreekt hier eiken

-ocr page 540-

jQQ

HET DRIEVOUDIG R03IE.

cliristen luide in de ziel; geen enkele snaar in het chrisllijk gemoed, die op dat gezigt niet innig wordt geroerd.

De tijd was snel vervlogen, en wij spoedden ons alzoo, door het kwartier der Termini, naar het middelpunt dernbsp;stad terug. Onderwege bezochten wij, in ’t voorbijgaan, nognbsp;even het Forum van Trajanus. Dit prachtig plein , waar mennbsp;thans niets anders meer ziet dan brokken van reusachtigenbsp;kolommen en enkele half-verbrijzelde voetstukken, was eennbsp;der pronksieraden van het oude Rome, en besloeg tweeduizend voet in de lengte en zeshonderd-vijftig in de breedte.nbsp;Granielzuilen schraagden de galerijen , wier kroonlijsten, bogennbsp;en gewelven, even als de talrijke standbeelden, die er bovennbsp;op stonden, van brons gegoten waren. Het schoonste versiersel van dit Forum was evenwel de zuil van Trajanus,nbsp;met het standbeeld des keizers er boven op geplaatst. Zijnbsp;is van marmer, 132 voet hoog en van onder af tot aan dennbsp;top toe met bas-reliefs overdekt, die 2300 figuren opleveren,nbsp;waardoor de overwinningen van Trajanus op de Daciërs ennbsp;hunnen koning Decebalus worden voorgesteld. Het opschriftnbsp;legt eenc hoogst.merkwaardige getuigenis af van den volhardenden ondernemingsgeest der Romeinen, zelfs in het tennbsp;uitvoer leggen van dwaasheden, zoo deze slechts hunnennbsp;hoogmoed streelden. Teneinde, namelijk, het/’orwiw te vergroeien en den bodem overal gelijk te maken, moest mennbsp;den grond weggraven, en wel ter hoogte van de zuil-zelve!nbsp;Die ontzettende arbeid, gevoegd bij den luister van het Forum,nbsp;deed Ammianus Marcellinus zeggen, dat het niet wenschlijknbsp;zou wezen, zulk een werk nog eens te hervatten 1). Ziehiernbsp;het bedoelde opschrift:

1) Gum ad Trajani forum venisset (Constantins), singularem sub omni cceIo structuram, ut opinamur, cfiam numinum assertione mi-

-ocr page 541-

IT


FORUM VAN TRAJANUS. nbsp;nbsp;nbsp;525

SENATVS. POPVLVSQVE. ROMANVS.

IMP. CJES. DIVI. NERVAi. F. TRAIANO. AVG. GERMA NICO. DACICO. PONT. MAX. TRIB. POP. XII. COS. XI. PP.

AD DECLARANDVM. QVANT^. ALTITVDINIS MONS. ET. LOCVS. TAN.......BVS 1) SIT EGF.STVS.

« De Senaat en het romeinsche volk aan den keizer Cesar Trajanus, zoon van den godlijken Nerva, den doorluchtige, den Germanjer, den Daciër, Opperpriester, totnbsp;twaalf-malen toe Tribuin, elf-inalen Consul, den vader desnbsp;vaderlands, tol een maatstaf der hoogte van den berg ennbsp;van het terrein, dat voor deze praalgebouwen is weggegravennbsp;geworden. »

Het Forum van Trajanus langs gaande, vergete de christen-pelgrim niet, wal daar merkwaardigs heeft plaatsnbsp;gegrepen, namelijk, hoe Konstantijn, na zijne bekeering,nbsp;in de basiliek, waar een groot aantal geloovigen ter doodnbsp;veroordeeld werd, in eene roerende rede zijne christenbroeders toesprak, teneinde hen te stemmen, om daarover geenenbsp;weêrwraak op de heidenen te oefenen. Door de zorg dernbsp;pausen is de kolom van Trajanus bewaard gebleven; maarnbsp;een fraai, dertien romeinsche voeten hoog standbeeld vannbsp;den H. Petrus heeft dat van den keizer vervangen. Op denbsp;fries der galerij, die er van boven rondloopt, leest men,nbsp;in groote vergulde letteren:

SIXTVS OVINTVS SANCTO PETRO APOSTOLO DONAVIT.

•lt; Geschenk van Sixtus V. aan den H. apostel Petrus. » _ Nooit is eene gift beter ten offer gebragt dan hier. Heil

rabitein, hserebat ationitus per giganteos contextus circuinferens men-tem, nee relatu effabites, nee rursus mortalibus appetendos. Lib.

XVI.

Ij Tan.......bus, tantis mollbus.

46

-ocr page 542-

524 HET DRIEVOUDIG ROME.

u, onsterflijke visscher van Galilea, geniet uwe zegepraal in al hare volheid; uwe vijanden-zelve hebben u de triomf-kar geleverd, waaruit gij daar van omhoog kunt gadeslaan,nbsp;hoe hun scepter is verbroken, hunne monumenten in puin liggen, en hunne glorie is te niet gegaan. Maar heil ook u,nbsp;gij Kerk van Rome, wier wakende zorg de praalwerken desnbsp;heidendoms wist te bewaren, door ze te heiligen of te wijdennbsp;in christlijken zin: hierdoor toch staaft gij niet alleen uwennbsp;onsterflijken triomf, maar bewijst gij tevens aan de wetenschap een onschatbare dienst: zijt alzoo dubbel gezegend!

EINDE VAN IIEÏ EERSTE DEEL.-

-ocr page 543-

IKHOUDSTAFEL

YOOR HET EERSTE DEEL.


2 November. Vertrek van Nevers. Reiswijzer. Villars. Saint-Parize. Saint-Pierre-le-Moulier. Anekdote. Moulins. De kerk van het collegie. Herinneringen.nbsp;Eene reis met de diligence en het raenschelijk leven.nbsp;De vooruitgang. Roanne. ïarare. Lyon.

Vertrek van Lyon. Vienne. Graf van Pilatus. Tour-non. Valence. Viviers. Brug van den H. Geest. Broeders Bruggenmakers. Mornat en de baron desnbsp;Adrets. Avignon. Avond-ontmoeting.

Arles. De heilige Trophimus. De Galerijen. De heilige Cesarius. De Schouwburg. Het Amphitheater. De Kerkvergaderingen. De heilige Genesius.nbsp;De zee. Notre-Dame-de-la-Garde. Lazarus. Marseille.nbsp;De haven. Het Hotel d'Orient.

Marseille. Kerken. Liefdadige gestichten. Anekdote. Capneijnen.

Togt van Marseille naar Toulon.

Gezigt op de haven. Bezoek op den Oceaan. De galeijen. Anekdote. Beschouwingen. Terugkeernbsp;naar Marseille.


Bladz.


16


.8 nbsp;nbsp;nbsp;—

9 nbsp;nbsp;nbsp;—

10 nbsp;nbsp;nbsp;—


37

41

46

49


11 — 12 —

13 nbsp;nbsp;nbsp;—

14 nbsp;nbsp;nbsp;—


Scheepvaart. Engelschen. Scheepshut. Gesprek. Italiaansche keuken. Inwendig aanzien van Genua.nbsp;Fransche invloed. Godsdienstige geest. Anekdote.nbsp;St. Laurentius. Het Sacro Calino. Het Disco. Villanbsp;Negroni. Hertogelijk paleis en Sarra. Italiaanschenbsp;zeden. Het invallen van den dooden-wlnd.


S3

63

64

70


7S


-ocr page 544-

826

inhocdstafel.

Blad2.

15 nbsp;nbsp;nbsp;November. Algemeen hospitaal. Kamer der heilige Catharina

van Genua. Kerk der heilige Maria di Carignano. Vertrek van Genua. Novi.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;81

16 nbsp;nbsp;nbsp;— Alexandric. Eene graauwxuster. Herinnering. Slag

veld van Marengo. Voghera. De Rizotto alia Milanese. Ontmoeting van nbsp;nbsp;nbsp;èenen capucijner monnik. 85

17 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Avontuur te Stradella. De Douane. De Trebla.

Opschriften. Plaisance. Voorkomen der stad. Herinneringen. Hospitaal. nbsp;nbsp;nbsp;92

18 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Borgo San-Donino, Casa di Lavoro. Brug over

den Taro. Dames van het Heilig Hart. Voorbereidende studiën tot den geestelijken stand. Ge-zigt op Parma. nbsp;nbsp;nbsp;98

19 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hoofdkerk van Panna. Doopkapel. Museum. Ga

lerij. Bibliotheek. Het inwendige der stad. Kerk van St. Quintijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;101

20 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vertrek uit Parma. Tolbeambte. Reggio. Modena.

Muratori. Tiraboschi. Driemanschap. Bologna. De heilige Maagd. Processie van het heilig Sacrament. 108

21 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Serenade. Beeld ecner chrisflijke stad. Opvoeding.

De torens der Asinelli en van de Garizenda. Universitcit.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;113

22 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De Madonna van San Luca. Haar feest. Campo

Santo. nbsp;nbsp;nbsp;117

23 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gevangenis van koning Enzius. St. Paulus-kerk.

St. Pctronius. St. Dominicus. St. Catharina van Bologna. St. Stephanus. Anekdote uit het levennbsp;van Benedictus XIV.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Galerij.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;122

24 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De Apennijnen. Rlecderdragt. De markiezin Pepoli. 129

25 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Florence. Tuin van Boboli. Vlngtige blik in de

geschiedenis van Florence. nbsp;nbsp;nbsp;133

26 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Doopkapel. Hoofdkerk. Monumenten van Dante,

Giotto, Marcile Ficino. Beelden van St. Miniatus en St. Anlonius. Wijwatcrsvaten. St. Zenobius.nbsp;Herinnering aan het algemeen concilie. Campanile.

St. Laurens-kerk. Kapel der Medicis. De Annun-ziata. St. Maria Magdalena van Pazzi. Opschrift van Arnolfo. Chemische zwavelstokjes. Karaktertrek.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;137

-ocr page 545-

INHOUDSTAFEL. nbsp;nbsp;nbsp;527

Dladz.

27 nbsp;nbsp;nbsp;November. Eene verrassing. Galerij van het paleis Pitti.

146

Beoordeeling der Renaissance.

28 nbsp;nbsp;nbsp;_ Anekdote. Het Palazzo-Vecchio. De TJffizj. Bezoek

bij den Eanonik B..... Zedelijke toestand van

1S9

Florence. Broederschap van Barmhartigheid. Altijd voortdurende Catechismus.

29 nbsp;nbsp;nbsp;— Feestdag van St. Andreas. Pia casa di lavoro.

168

Opvoedings gesticht Bigallo. Pia casa van St. Phi-lippiis. Huis der onnoozele kinderen. Sasso di Dante. Laurentiaansche bibliotheek. Pisaanschenbsp;Pandekten. Graf van Micbel-Angelo, van Galileï,nbsp;van Machiavelli en van Pico della Mirandola.nbsp;Anekdote.

30 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tribune van Galileï. Waarom werd Galileï ver

174

oordeeld? Waartoe werd hij veroordeeld? Vertrek naar Rome.

1 nbsp;nbsp;nbsp;December. Siëna. Hoofdkerk. Herinneringen aan St. Catharina.

Aan St. Bernardinus. Aan Christoffel Columbus.

180

Kerk van Fonte-Giusta. Bedel.aarsgesticbt. Eenzame kapel. Hoe onze ekwipaadje er uitzag. Radicofani.nbsp;Herinneringen aan Pius VII.

2 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bellarminus. Ponlecentino. Acqoapendente. Bolsena.

Mirade. Montefiascone. Anekdote. Herinneringen aan den kardinaal Maury. Weg van Cassius.

185

Meer Naviso. Viterbo. De gelukzalige Crispino. De heilige Rosa. Monterosi. Eerste blik op het kruisnbsp;van den St. Pieter. Romeinsche campagne. Pontenbsp;Molle. Intogt te Rome.

3 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Plan voor onzenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nasporingen tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rome.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het hei-

195

densch en het christlijk Rome worden gelijktijdig bezocht. Afzonderlijk bezoek van het christelijknbsp;Rome. Bezoek der omstreken van Rome en dernbsp;Katakomben.

4 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De gidsen vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rome. Gidsennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heidensch

197

202

Rome, in het christelijk Rome, en in het önder-aardsch Rome.

5 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De Pifferari.

6 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bezoek der St.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pieters-kerk. Herinneringen. St.

Pieters-plein. Obelisk van Nero. Troon van den

-ocr page 546-

528


INHOCDSTAFEI..


H. PetFiis. fielijdenis. Koepel. Leerrijke taal in liet heiligdom.

7 December. Algemeen gezigt op het oude en hedendaag,sche Rome. Het heidensch Rome. Zijn omvang. Zijnenbsp;wegen. Zijne bevolking. Het christelijk Rome.nbsp;Zijne ligging. Zijne schoonheden. Zijne instellingennbsp;en gestichten. Eerste ontmoeting van den Pans.nbsp;Het geven van den zegen met het heilig Sacramentnbsp;in de kerk der heilige Apostelen.

Feestdag der Onbevlekte Ontvangenis. Anekdoten:

de gravin van R..... Lord Spencer.

St. Jan van Lateranen. Rangschikking der kerken van Rome. Doopkapel van Konstantijn. Obelisk.nbsp;Triclinium van den H. Leo. Scala Santa. Denbsp;heer Ratisbonne.

Plan eener kerkelijke Academie. St. Claudius der Bourgondiërs.

Martelaren. Obelisk van Augustus voor Santa Maria raaggiore (de meerdere). Santa Maria maggiore.nbsp;Oorsprong. Versierselen. Schilderwerk. Heiligenbsp;poort. Anecdote. Monumenten en herinneringennbsp;uit dit kwartier van het oude Rome. Heilig-kruisnbsp;in-Jeruzalem. De titel van het ware Kruis. Senaatnbsp;der Martelaren.

Gewijde wouden. Heidensche tempels. Nympheën. Pretoriaansch kamp. Herinneringen aan INero ennbsp;Caracalla. Badstoven van Diocletianus. De H. Maria-der-Engelcn. Martelaren. Capucijnen der Ontvangenis. Kerkhof. De eerwaardige Grispino vannbsp;Viterbo.

De kamer der groote mannen.

Vicus Patricius, De zegeboog van Gallienus. Het huis van den H. Justinus. De kerk van de H.nbsp;Pudentiana. Geschiedkundige herinneringen. Denbsp;badplaats van Timotheus. De kerk van de H. Pra-xede. Mosaïk. De Borromeus-kapel. De geeselkolom.nbsp;De Senaat der Martelaren.

Een groote vastendag. Bijzonderheden aangaande de mosaïk. Beteekenis van dit woord. Verschillende


20G


117


236


238


10 —


11 —


12 —


13

14


260


263


283

298


4

302

13 nbsp;nbsp;nbsp;—

-ocr page 547-

INHOUDSTAFEL. nbsp;nbsp;nbsp;S29

3iO

soorten van mosa'ik. Geseliiedenis der kunst. Wijze van bearbeiding. De zamenstelling er van. Karakters op de kleederen ingeprent, De Nimbus.

16 nbsp;nbsp;nbsp;December. Het oude Kapitool. Tempel van Jupiter. Citadel.

317

Curia calabra. Tarpeïsche rots. Intermontium. Schatkamers, Het hedendaagsche Kapitool. Museumnbsp;en Galerij. De kerk van Ara-Coeli. Openbaring aannbsp;Augustus. Mamertijnsebe gevangenis.

17 nbsp;nbsp;nbsp;— Forum: wat dit is. Forum romanum. Gebouwen.

Basiliken. Tempels. Spreektribune. Comitium. Kolommen van den H. Petrus en van den H. Paulus.nbsp;Secretarium Senatus. Kerk vati de H. Martina.nbsp;Opschrift van den Architect van het Colosseum.nbsp;Tempel van Remus. Kerk der HH. Cosmas ennbsp;Damianus. Steen-der-Martelaren. Tempel van Faustina. Tempel des Vredes. Overlevering. Tempelnbsp;van Venus en Rome. Kerk van de H. Marianbsp;(genaamd) de nieuwe (nova). Herinneringen aannbsp;de HH. Petrus en Paulus. Gezegde van een engel-schen protestant.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;339

18 nbsp;nbsp;nbsp;— Herhaald bezoek op het Forum. Verblijf van den

Offerkoning. Heilige weg of Via sacra. Herinnering aan groote mannen. Verschillende monumenten.

Brug van Caligula. Kerk van den 11. Theodorus. Nero’s gulden huis. Zegeboog van Titus. Gebouwennbsp;aan de overzijde van het Forum geplaatst. Standbeeld der Victorie. Tempel van Castor. Slavenmarkt.nbsp;Tempel van Vesta. Meer van Ciirtius. Tempelsnbsp;van Juno-Juga, van God Aïus-Locutius.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3J53

19 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pauslijke kapel. Het H. Collegie, zijne indeeling,

oorsprong, getal, naam , waardigheid der kardinalen. Anecdote. Mis in de Sixtijnsche kapel. Bijzondere ceremoniën. Blik op Titus zegeboog, het Colosseum en den triomfboog van Konslantijn tenbsp;zamen. Overweging.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;367

20 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De Meta sudans. Het Colosseum. Eerste indrukken.

Beschrijving van het Colosseum. Beschrijving der kampgevechten. Marteling van den H. Ignatius.

Het Colosseum het christlijk Kapitool. nbsp;nbsp;nbsp;387

-ocr page 548-

S50

INHODDSTAFEL.

Biadz.


21 nbsp;nbsp;nbsp;December. Konstaiitijnj zegeboog. Kerk van den H. Clemens.

Oudheid , oorspronklijke vorm. De consul Flavius-Clemens. De arme lamme. Bibliotheken. Boekven-lers. Bedelaars. Trekken uit het volks leven. 410

22 nbsp;nbsp;nbsp;-T- Onze-lievc-vrouw-der-Overwinning (ter Zege). Va

nen van de Turken. Tuinen van Sallustius. De. romeinsche Proconsuls geschetst. Hunne rijkdommen. Hunne middelen om zich te verrijken. Antwoord van een barbaar (vreemdeling). Via scelerata.nbsp;Baden van Titus, van Trajanus, van Hadrianus.nbsp;Sint-Pieter-in-banden. Sint-Sebastiaan. De Mozesnbsp;van Michel-Angelo. Christlijke herinneringen, denbsp;H. Leo, de H. Petrus. Kerk van San-Martino de’nbsp;Monti. Schilderijen van Poussin. Onderaardsclienbsp;kerk. De H. paus Sylvester. Foltertuigen voor denbsp;martelaren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;430

23 nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kersniis-kramen. Het Vatikaan. Bibliotheek. Boek

van Hendrik VIII. Christlijk Museum. Opschriften. Heidensche Museums. De Laocoön. Geschiedenis vannbsp;dit standbeeld. Kartons van Baphaël. Loges en kamers van Baphaël. Galerijen. De Transfiguratie.nbsp;Geschiedenis van dit meesterstuk. De kunsten ennbsp;het pausdom.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;449

24 nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De Palatinus (Palatijnsche heuvel). Paleis der Kei

zers, Cesars of Augusten. Het Lararium. Tempels der Goden en der Keizers. Standbeeld van Apollo.nbsp;Christenen van Nero’s huis. Het Septizonium. San-Sebastiano alia Poheriera. Tuinen. Forum. Villanbsp;Palatina. Kerk van den H. Bonaventura. De welgelukzalige Leonardus van Port-BIaurice.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;467

23 nbsp;nbsp;nbsp;-rr-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pauslijke Mis. Hellebaardiers. Geest van behoud in

de Kerk van Home. Het binnenkomen van den H. Vader. Waarom de opperpriester geen kromstafnbsp;voert. Degen. Hertogshoed. In bet Griekscb gezongen Epistelen en Evangeliën. Consecratie. De pausnbsp;nuttigt zittende , de diaken staande; waarom? Santa-Maria-Maggiore. De krebbe of het stalletje van Bethlehem. Bijzonderheden. Beschrijving.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;479

26 nbsp;nbsp;nbsp;—-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sint-Laurens buiten de poort {extra maros). Sint-

-ocr page 549-

S5i

INHODDSTAFEL.

Laurens in fonte, in panisperna, in Lucina. Basiliek Tan den H. Laurentius bulten de poort. Het Kapitool en de Santo Bambino. De kleine predikers. 496nbsp;27 December. De berg Ctelius. Een buis der oude Romeinen. Kerknbsp;en klooster van den H. Andreas. Het Triclinium dernbsp;armen. Herinneringen. De HH. Joannes en Paulus.

De Passionisten. TillaMattei. Kazernen der vreemde soldaten. De kérk van Navicella. De H. Philippusnbsp;Nerëus. Huis van de H. Cyriaea. Zwaardvechters-school. Groote slagterij. Kerk der vier gekroondenbsp;Heiligen. De ronde Sfephanuskerk. Schilderwerk.nbsp;Eorum van Trajanus.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S04

-ocr page 550- -ocr page 551- -ocr page 552- -ocr page 553- -ocr page 554-