-ocr page 1- -ocr page 2-

BIBL: RES: ROTT;

SOC. JESU.

Aï:ri^

IKOKOLOGISCH

'Tzvr

Riv!¦

UÏUw'-.'i 1

-ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6-

-


Tl?


RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT


2336 009 6


I

-ocr page 7-

IB'lvUN 'T nbsp;nbsp;nbsp;i 6^, Z|

HET nbsp;nbsp;nbsp;40*3363

DBIEVOIIDIG ROME.

DAGBOEK

EENER REIS DOOR ITALIË,

VERGEZELD

Qo

1”. VAN EENE KAART, VOORSTELLENDE DEN PLATTEN-GROND VAN HET ORDE EN VAN HET HEDENDAAGSCHE ROME ;

VAN EENE KAART, WAAROP DE PLATTE GROND VAN HET ONDERAARDSCHE ROME OF DER CATACOMBEN IS GESCHETST ;

DEN ABBE J. GAUIYIE,

^ieariS'Gcueraal va» het Bisdom van Nevers » Ridder der Orde van St. Sylvester , Lid der Akadcroic van de Katholieke Godsdienst te Rome, cuz. enz. Wf

Xttlla ftnquntn nbsp;nbsp;nbsp;ttec

tnHjar nev sancttor.

TVoolt was er grootcr of hei* liger atad.

Tit. Liv. IlUt. It6.1.

VIERDE DEEL.

GESCHIEDENIS DEB CATACOMBEN;,

arxiie;jVX ,

IER BOEKDRL'KKERIJ VAN JOSUÈ WIÏZ.

1857.

bibliotheek de^ rijksuniversiteit

-UTRECHT

-ocr page 8- -ocr page 9-

HET

DRIEVOUDKi ROME.

GESCHIEDENIS DER CATACOMDEN.

14 December.

Catacomben, of het onderaardsche Rome. — Algemeen overzigt. — Namen en ligging. — Aantal der verschillende kwartieren. —nbsp;Waarom zij zich langs de romeinsche heirbanen bevonden. —nbsp;Vorm en omvang der catacomben.

Dionysius van Halicarnasse schreef: « Uil drie din{jen »schittert Rome’s luister mij toe: uit de waterleidingen, denbsp;»heirbanen en de riolen 1). •• Had de deftige geschiedsehrijvernbsp;de Galacomben gekend, zeker, liij zou ze bij het genoemdenbsp;drietal gevoegd hebben, als het grootste aller wonderen,nbsp;•liet slechts van het heidensche, maar zelfs van het chrisl*nbsp;iijke Rome. Gelukkiger dan hij is de katholieke reiziger,nbsp;die ze in alle rigtingen kan doorkruisen, wiens oogen mogennbsp;zien, wiens handen kunnen aanraken, en wiens hart beseffen

1) Mihi sane tria magnificentissirua videntur, ex quibus maiinie ®Pparet amplitudo Romani imperii : Aquaeductus, Via: stratae etnbsp;Cloacae. Hist. lib. 111.

-ocr page 10-

a nbsp;nbsp;nbsp;HET DRIEVOUDIG ROME.

mag dal grootsche meeslersluk der eeuwige stad, de roemruchte marlelaren-wijk, die onmelelijke necropolis van glorie, en, als ’l ware, hel eeuwig levend beeld der evangelische liefde,nbsp;van bovenaardsch geduld en alles verwinnend geloof. En zoonbsp;dan ook haaklen wij naar het bezoeken dier wonder-oorden,nbsp;dusdanig, dat wij , naauw nog bekend mei het Rome, dat daarnbsp;glanst in de stralen van Italië’s schoone zon, reeds brandden vannbsp;verlangen, om af te dalen in dal andere Rome, hetgeen daarnbsp;verborgen ligt diep in hel ingewand der aarde. De studie vannbsp;hel boven- en onderaardsche Rome houdt gelijken tred; doch,nbsp;om alle verwarring te vermijden, breng ik hier vanuit mijnnbsp;Reisverhaal alles Ie zamen, wat alleen de catacomben betreft.

Door een bekwamen gids vergezeld en van een goeden kijker voorzien, bestegen wij het koepelplal van SinUPieler,nbsp;als zijnde het geschiktste, ja, eenige punt, vanwaar men,nbsp;als met één oogopslag, de geheele ligging kan gadeslaan vannbsp;de onderaardsche stad, welke wij te doorwandelen hadden.nbsp;Van af Sinl-Pieler laat zich een uilgeslrekle cirkel beschrijven,nbsp;waarin Rome, hetzij door den Tiber, hetzij door het muurwerk van Aurelianus, besloten ligt. Even als vijftien lichtstralen, loopen de vijftien consulaire wegen van uit het hartnbsp;der stad, in verschillende riglingen, voort, door de romein-sche Campagna heen, en verliezen zich, in hunne naar denbsp;vier hoeken der wereld strevende baan, eindelijk, aan dennbsp;gezigleinder geheel en al voor hel oog. Die vijftien wegennbsp;teekenen op den bodem de stad der martelaren met juistheidnbsp;af. Zij werd gebouwd, of, beter gezegd, uitgegraven linksnbsp;en regts van de romeinsche wegen, waaraan zij den gcogra-phischen naam harer voornaamste kwartieren verschuldigd is;nbsp;en, ofschoon, even als de bovenaardsche stad, door den Tibernbsp;in twee groote wijken verdeeld , vormt zij rondom Rome slechtsnbsp;een uitgestrekt amphitheater.

-ocr page 11-

NAMEN EN LIGGING.

Van af de plek, waar wij ons bevinden, is de belreklijke der vijftig kwartieren van de onderaardsche stad gemak-lijk na te gaan.

Naar het oosten heen ziende, ligt aan onze voelen de ia Triumphali» ^ of 'negebaan, en daarbij hel Sint-Pietersnbsp;kerkhof of de vaticaansche catacombe.

Een weinig regts, bespeuren wij de Fquot;ia jiureliana, die naar hel westen loopt, en vermaard is door de cata*nbsp;comben der 11JI. CalepodusJulius, Pi'ocus en Martinianus, alsmede van de H. Jgatha. — Verder op vertoontnbsp;zich de Porta Cavalleggieri, waar de mede naar helnbsp;westen loopende Via Corneliana aanvangt. Alhoewel doornbsp;hel bloed eener menigte martelaren, onder anderen, van denbsp;doorluchtige gezusters Ruffina en Secunda , besproeid, heeftnbsp;zij geene catacomben, of, zoo ja, dan zijn ze nog nietnbsp;bekend.

Anders is hel gelegen met de zich naar het ziiid-vvesten oilstrekkende Via de Porto, waar zich bevinden de vermaarde catacomben der B11. Felix en Pontianus, van denbsp;B. Generosa ad sexlum Philippi, als ook van pausnbsp;Julius, den heilUje. In den daar nabijgelegen Monte Verdenbsp;ontdekte Bosio de begraafplaats der Joden, wier kwartier,nbsp;zoo als men weel, zich op den regler Tibcroever bevond. Laternbsp;Zullen wij zien, dal de studie van dit kerkhof een hoogstnbsp;merkwaardig licht over de chrisilijke catacomben verspreidt.

In het zuiden, en aan de overzijde van den Tiber levert de Via-Ostia de catacomben op van de BH. Patilus ennbsp;Jttcina, Thimothea , Felix, Jdauctus ei\ Commodilla,nbsp;^yriacus en Zeno ad Aquas Salvias.

Wijder op vertoont zich het kerkje, genaamd: Domine, quo vadis? waar de Via Ardeatina begint, eene vertakking van de Via Appiana, die links heenloopt te midden der

-ocr page 12-

4 nbsp;nbsp;nbsp;HET DRIEVOUDIG ROME.

vlakte, gelegen tusschen de poorten van Sint-Paulus enSint-Sebastiaan. In deze streek, die het rneest-bevolkte kwartier der onderaardsche stad uitinaakt, bevinden zich de catacomben der HH. Petronella^ Flavia-Domitilla , JVereus ennbsp;Achilleus^ Damasus ^ Marcus ea Marcellinus, Balbinanbsp;en paus Marcus, den heilige.

Een weinig links afwendende, daar ontmoeten wij de wereldberoemde Fia Appia,, de koningin der wegen vannbsp;het oude Rome, doch die ook in de onderaardsche stadnbsp;dien titel waardig ophoudt. Dddr, onder dat heidenpad vannbsp;’l heidendom, dadr, onder die prachtige lijkgesteenten, tenbsp;hunner eere opgerigt, openen zich de uitgestrekte catacombennbsp;der UH. Callixlus, Zephirinus , Pretextalus, Solerus,^nbsp;Fusebius en Marcellus. Deze vereenigde grafplaatsen, voornbsp;een groot gedeelte door den onvermoeibaren Bosio ontdekt,nbsp;vormen te zamen eene onmeetlijke catacombe van versclieidennbsp;verdiepingen, die zich van af de muren van Rome, tot aannbsp;de kerk van Sint-Paulus-ex^m-Jwwros , en vandaar lot aan denbsp;SinbPaulus met de drie fonteinen en tot de Nun%iata uitstrekt.

Ten zuid-ooslen vertoont zich de^m Latina,, over den Coelius heengaande en door de wijk van Aurelianus, tusschennbsp;de poort van Sint-Sebastiaan en die van Sint-Jan. Langs dezennbsp;weg, die getuige was van des welbeminden leerlings marteling, strekken zich de catacomben uil van AeHH, Apronia-nus, Gordianus, Ëpimacus , Simplicianus , Servilianusnbsp;en Tertullianus.

En nu met hel oog altijd naar hel oosten doorgaande, over de kerk van hel H. Kruis in Jerusalem, langs de bouwvallen van hel amphitheater Castrense en van Heliogabalusnbsp;tuinen, dan bereikt men vau-zelf de Porta Magiore, en vandaar begint dan de Fia Lavicana^ die, regts heen krongt;nbsp;kelende, naar Labicum voerde, het aloude Latium. Daar

-ocr page 13-

NAMEN EN LIGGING. 5

bevinden zich de catacomben der HH. Tiburcus , Marcel-linus en Petrus, ook wel «jenaamd: Inter duns Lauros ; van de H. Helena, gelijk mede van de H H. Claudius,nbsp;Hioostratus, Castulus eu Zoticus.De Hia Prenestina,nbsp;die even eens onder de I’orta Magiore heenloopt, heeft geenenbsp;catacomben, maar herinnert toch aan menigen glorievollennbsp;strijd, waarin lal van christenhelden hun bloed ten offernbsp;bragien, en waaronder de geschiedenis in de eerste plaatsnbsp;*ie HH. Primitivus en Jgapetus roemrijk gedenkt.

Ten oosten ontdekken wij ook nog de Fia Tihnrlina, die naar Tivoli loopt, waar zij zich in Ae P^ia Faleriananbsp;''erliest. Zij draagt roem op hel bezit der uitgeslrekle catacomben van den H. Laurentius en der H. Syriaea.

Noord-oostwaarts van af de Porla Pia, vertoont zich de ^in Nomentana, die naar het vermaarde Nomentum liep,nbsp;thans het nederig vlek van Montana. Zoowel regts als linksnbsp;bggen daar christen-begraafplaatsen, vooreerst de catacombennbsp;ofl? Nymphas, vervolgens de catacomben van de BH, Nico-nedes, Alexander, Primus en Felicianvs, Restitulusnbsp;cn, eindelijk, die der B. Agnes, allen Ie zamen de ver-fitaardsle in deze streek.

Een weinig meer ten noorden ligt de P^ia Salaria ^uova. Even als de poort, \an\^aar zij uitgaat, heeft ooknbsp;*ij haren ouden naam bewaard, en wijst ons de catacombennbsp;san der B. Priscilla, van den B. Sylvester, van denbsp;Pelicitas en Alexander, Grysantes en Darius,nbsp;Sovella, Ostriano, Bilarius en Tkrason.

Het noorden is niet minder rijk aan grafsteden dan de overige omstreken van Rome. ‘Op de hoogte van Monte-l’incio zien wij builen de Porla Pinciana de Fia Salarianbsp;Becchia heenloopen, omgeven door de zoogenaamde Concom-^re-calacomben en die van den B. Hermes.

-ocr page 14-

6 ÜEf DRIEVOUDIG ROME.

Eindelijk , ten noord-vvesten vinden wij de Via-Flaminia^ met de eataconiben der IIH. P^alenlinus oi Julius, ennbsp;Theodora. — De F ia Claudiana en de f^ia Cassiana ^nbsp;die, van de Via Flaminia uitgaande, aan gene zijde dernbsp;Poria del Popolo (Volkspoort) heenloopt, hebben geene catacomben.

Wanneer wij nu den blik langs de Fia Triumphalis naar den Tiber terugslaan, dan zijn wij wéér op het punt,nbsp;vanwaar wij uitgingen , en de cirkel is gesloten, waarinnbsp;wij de onderaardschc stad thans weten liggen, levens metnbsp;de geographische naamsaanduiding harer verscliillende kwartieren of wijken. Wat de gewijde namen betreft, waarmeènbsp;deze in de jaarboeken der Kerk onderscheiden worden, zoonbsp;is de verklaring daarvan voor den oogenblik, hier ter plaatse,nbsp;te wijdloopig, en zullen wij dus ons daarmeê nader hebbennbsp;bezig te houden, bij het bezoek van elk der catacomben innbsp;het bijzonder. Alleen zij hier gezegd, dal allen ons herinnerennbsp;aan doorluchtige personen en gebeurtenissen, die eene aanzienlijke plaats in de geschiedenis beslaan. Een historisch feitnbsp;te vereeuwigen in den naarn eener straat, van een kwartier,nbsp;of van een gebouw, is, voorzeker, een even vernuftig alsnbsp;nuttig middel, om de herinnering daarvan op het levendigs!nbsp;te bewaren ; en even als nu nog een vreemdeling , bij hetnbsp;bezoeken van hel hótel der Invaliden, terstond te huis is,nbsp;wanneer hij déar, in de verschillende galerijen, hel kwartier vannbsp;Aiislerlit%., het kwartier van ff^agram., en het kwartier vannbsp;jJlefz, met name vindt aangeduid, — zoo ook hebben denbsp;eerste christenen in de zetelplaats hunner glorie mede gedaan,nbsp;en ons, nu reeds achttien eeuwen verleden, het voorbeeld gegeven, wal wij slechts hebben te volgen gehad.

Vijftig begraafplaatsen, die Rome in een uitgestrekten cirkel als insluiten, lagen daar onder ons oog. Welligt hadden

-ocr page 15-

AANTAL DER VERSCHILLENDE KWARTIEREN. nbsp;nbsp;nbsp;7

quot;'ij er, met eenige oudheidkundigen, enkele meer of minder kunnen tellen: zoo, bij voorbeeld vermeldt pater Marchi ernbsp;zestig-; doch dit verschil ontslaat daardoor, dat men soms hetnbsp;kwartier eener catacombe voor eene afzonderlijke catacombenbsp;telt; of wel, tegenovergesteld, dat men onder dezelfde benaming verscheiden kwartieren vereenigl, waarvan zekere schrijvers slechts eene-en-dezelfde catacombe maken 1).

Wat hier ook van zij, de Eeuwige Stad doet zich aan het oog der menschen en der engelen voor als eene Koningin,nbsp;omgeven door een heirleger van martelaren, die haar beschermen, ten spijt van de poorten der hel; als eene Moeder,nbsp;^iOi op haar gezin te regt fier, met teedere liefde, de wiegnbsp;van haar sluimerend kroost bewaakt; als de altijd trouwenbsp;Bruid des Heeren, rondom wie, de tallooze telgen geschaardnbsp;zijn, welke zij aan haren hernelschen Bruidegom schonk, ennbsp;wier in het bloed des Lams geverwde kleederen haar schoonste

l) Het onderaardsche Rome staaf in het aantal zijner k-wartieren nagenoeg gelijk met dat der parochiën der pauslijke wereldstad. Ziehier, volgens het Dtario di Roma van 26 December, den staat dernbsp;bevolking te Rome, gedurende het jaar 1842:

Aantal parochiën 04; aantal huisgezinnen 3S,0S7; bisschoppen ; priesters 1,622; monniken en kloostergeestlijken 2,496; geest-bjke dochters 1,461; seminaristen en kweekelingen der verschillendenbsp;eollegiën 623; Iceken, die communicanten zijn 119,649; beneden dennbsp;ouderdom van communicanten 40,940; Akatholieken, Turken en on-geloovigen, de Joden niet meêgerckend 288 ; echtparen 1,324; man-hjke gedoopten 2,330; vrouwlijkc gedoopten 2,231; manlijke overledenen* 1,922; vrouwlijke overledenen 4,418. De geheele bevolking:nbsp;mannen 83,483; vrouwen 73,106: in 't geheet 160,889.

In 1842 is de bevolking met 1,721 personen vermeerderd: de Verhouding der geboorten staat tot de bevolking als 1 tot 33; dienbsp;der overledenen tot dezelfde bevolking als 1 tot 34; het aantal geboorten en sterfgevallen stond nagenoeg gelijk: de laatste bedroegennbsp;367 in de maand, ongeveer 12 iederen dag.

-ocr page 16-

ö nbsp;nbsp;nbsp;HET DRIEVOÜDIG ROME.

plegigewaad vormen; eindelijk, als de Meestresse der waarheid, die, als tot bekrachtiging van elk harer orakelen, het bloedig handschrift toont van inillioeneu martelaars, uit denbsp;vier hoeken der wereld opgedaagd.

En, na dien blik geworpen te hebben op Rome, dat zich daarbij als in een geheel nieuw licht van volstrekt eigen*nbsp;domlijken luister aan het oog des christens vertoont, is hetnbsp;dan mogelijk de godlijke raadsbesluiten te miskennen, dienbsp;zich hier in de stad der eeuwig aanbidlijke Voorzienigheidnbsp;verwezenlijken? Is het mogelijk, dat men haar niet huidigenbsp;en heilwensche met wat de hemel haar beschoor? — Heilnbsp;dan u , geheimzinnige stad , die lange de burgt waart van dennbsp;vorst der duisternissen, en de troon, waarop hij dwingelandignbsp;den scepter voerde over het heelal. Het was déar, dat hijnbsp;zijne aan de natiën der wereld ontroofde schatten tot bergennbsp;van paarlen, van goud, van zilver en kostbaar marmerge-steente opstapelde: doch zie, hoe de bedrieger in zijnenbsp;eigen strikken verward en gevangen werd: hij vergaderdenbsp;schatten, doch zonder te weten voor wie hij Itetdeed: hijnbsp;en de zijnen zwoegden alleen , om den troon te versieren vannbsp;den Zoon des eeuwigen Vaders. — Koningin der volken!nbsp;Gij zijt zijn juk ontdoken, het zegevierend Lam heeft u voornbsp;zich veroverd, toen het, van den troon des kruises, hetnbsp;stervend hoofd overboog naar uwe zijde heen.

Om zich voor altoos uw bezit te verzekeren, en u, na van alle smet gezuiverd te wezeu, zijner waardig temaken,nbsp;heeft hij orn uwent wil zijn bloed gestort, en daarna binnennbsp;uwe muren dat ontelbaar heirleger van heiligen zaamgeroepen,nbsp;willende, dat elke provincie van zijn onafzienbaar rijksgebiednbsp;in uwen schoot een vertegenwoordiger hebbe, om u harenbsp;vrome schatting en hulde toe te brengen, Judea in Petrus,nbsp;het hoofd van ’t Apostolaat; Cilicië in Paulus, den leeraar der

-ocr page 17-

AANTAL DER VERSCHILLENDE KWARTIEREN.

heidenen; Syrië in den doorluchtigen If^natius; Spanje in Laurenlius, den roemrijken leviet; Gallië in Sebasliaan, dennbsp;dapperen oorlogsman: hun bloed zal uwe Forums bepurperen,nbsp;uwe muren cimenléren, en hun gebeente uwe basilieken totnbsp;luister verstrekken. Andere wereldoorden zullen u eene sebaarnbsp;van gezanten en bloedgetuigen toezenden, wier aantal allenbsp;berekening Ie boven gaat, en ook belijders, die om strijdnbsp;uiet hun bloed en met hun geloof zich u ter dienste wijden,nbsp;niaar ook onder uwe vleugelen de rust willen smaken vannbsp;het graf, en u het zegel eener groote majesteit indrukken 1).

Dit eerste harmonische denkbeeld wordt weldra door een ander gevolgd: wanneer, namelijk, de reiziger den nieuwsgierigen blik laat weiden over de roemrijke streek, welkenbsp;hij zoo in haar geheel overzien heeft, dan rijst de vraag alsnbsp;van-zelve bij hem op, waarom de catacomben, zonder uilzon-•lering, zich allen langs de romeinsche heirwegen geplaatstnbsp;vinden? Tweeledig is het antwoord, dat zich op die vraagnbsp;laat geven, te weten: het dubbel doel der christlijke grafstedennbsp;bestond in het verleeneu eener begrafenis aan de dooden, ennbsp;eene wijkplaats aan de levenden: derwaarts moesten, aU ternbsp;aluiks, lallooze lijken heengebragt worden; — derwaarts na-™en, gedurende de gruwUjksle vervolging, vrouwen, kinderen en grijsaards de vlugt, en bekwamen daér eiken dagnbsp;het noodig onderhoud, hun door de in de stad verblevennbsp;broeders verschaft; — derwaarts stroomden de geloovigennbsp;heen, als naar het groote vereenigingspunt, waar de heiligenbsp;geheimen gevierd werden, en men hun hel brood uitreikle,nbsp;martelaren kweekt.

Vandaar eensdeels, dat de catacomben, uil denaard der ^^ak, niet verre van de muren der stad konden verwijderd

t) Lucas Tudens, lib. 11, , contra Albig., c. 12. Drievoudig Rome. —lY. Deel.

-ocr page 18-

10

HET DRIEVOUDIG ROME.

wezen ; anderdeels zijn de wegfcn, die destijds door de voorsteden heenliepen, en thans de romeinsche Catnpa^na doorkronkelen, zoo digi bij elkander, dat daarlusschen bijna geene ruimte overblijft, ten gevolge waarvan de catacomben alsnbsp;van-zelf wel naauvv met elkander moesten vereenigd zijn. Bijnbsp;deze eerste reden uit de gesteldheid der plaats-zelve voortkom-stig, voegt zich nog eene andere, berustende op de bekendenbsp;gewoonte der Romeinen, om, namelijk, hunne rnausoleënnbsp;en colombariën bestendig te plaatsen langs den groolen weg.nbsp;De eerste christenen hebben dat gebruik gevolgd, dochnbsp;alleen met dit onderscheid, dat zij in de ingewanden der aardenbsp;verrigtlen, wat de heeren der wereld aan do oppervlaktenbsp;volbragten. Bij de overweging van al deze natuurlijke oorzaken, en welke de chrislen-wijsgeer ook volgaarne aanneemt,nbsp;bespeurt hij evenwel toch nog eene hoogere schikking dernbsp;Voorzienigheid, die het heidensche Rome wilde omscheppennbsp;lol hel Rome eener eeuwige wereldordening, zoodat denbsp;luister en de edelaardige gebruiken der oude wereldmeesleresnbsp;plaats moesten maken voor den luister en voor de gebruiken van het chrisllijk Rome, terwijl tevens de schouwplaatsnbsp;van hel grootsehe heidendom het schitirend tooneel werd dernbsp;wonderen, door de evangelieprediking gewrocht. In dit godlijknbsp;plan, dal zoo zonneklaar in den loop der geheelegeschiedenisnbsp;doorschillert, moesten de romeinsche heirbanen, met name,nbsp;consulaire^ mililaire en trivmp/iale wegen^ met hel bewaren van hunnen oorspronklijken roem, dien drieledigennbsp;naam meer dan ooit waardig worden.

Consulaire wegen: deze hadden de hoofden van het wereldveroverend volk lol scheppers, en zagen hunnen gra-niclbodem cimeniéren in der slaven zweet en bloed , waarover,nbsp;met fleren tred, Rome’s majesteit zich statig heen bewoog.nbsp;_ En altijd dien eersten naam waardig, moesten ze ook ge-

-ocr page 19-

WAAROM ZIJ ZICH LANGS DE ROMEINSCUE HEIRBANEN BEVONDEN. 11

buigen zijn, hoe onze groole martelaren, als echte consuls van ®en nieuw wereld vermeesterend volk, hunne glorie bij dienbsp;‘^er oudheid voegden, en haar nog verhoogden, ja, vereeuwigden door het plengen van hun bloed, in welks purper zichnbsp;de majesteit des Christendoms, als een vorstlijk tooisel, vertoont.

Militaire wegen i zij hadden gedaverd onder den krijgs-Pes der legioenen van Fabius, van Scipio, van Cesar, en van Augustus, oprukkende, om de wereld te krommen onder hetnbsp;•'omeinsche juk. In hoogeren krijgsmansgeest, moesten ze,nbsp;dfie eeuwen lang, onder de kruisbanier, dat groote leger vannbsp;louter martelaren zien optrekken met Petrus, met Paulus ennbsp;tttot Laurentius aan de spits, bestemd, niet slechts om de we*nbsp;•’®ld, maar om Rome-zelve te veroveren.

Triumphale wegen: zij waren getuigen van de grootste glorie, welke een sterveling bereiken kan; zij aanschouwdennbsp;de schallen en de kracht der verwonnen wereldvolken, oot-nioedig aan het vrijmaglig Rome ten offer gebragt, om zichnbsp;daarna te verhoovaardigen bij het gezigt dier tallooze praalgraven, aan hunne boorden opgerigt voor helden, wier levennbsp;®n dood voor hen een gelijke glorietilel was. — Maar sinds denbsp;t'erwinnaars der romeinsclie wereld er over heen zijn gegaan,nbsp;sinds zij hebben gezien hoe de natiën van het Oosten en vannbsp;het Westen, als vrijwillige volgelingen van de zegekar dernbsp;''eo Rome uilgetogen veroveraars het dubbelvoudig offer vannbsp;liefde en van geloof aan de roemrijke opperheerschappij dernbsp;®euwige stad zijn komen toebrengen, en sinds zij aan hunnbsp;hoord de luistervolle grafsteden der grondleggers en der steunpilaren van het nieuwe wereldrijk in de plaats der in puinnbsp;''®rsluivende mausoieën der consuls en der Cesars hebben ziennbsp;^^Tijzcn, — ik vraag helu, zijn ze sedert niet Triumphaalnbsp;‘*^éér dan ooit ?

-ocr page 20-

19 HET DRIEVOUDIG ROME.

Ziedaar dan nu de vermaarde plaalsen , waar de Voorzie-ni(jheid wilde, dat het grafleeken der hoofden en der eerste bewoners van de nieuwe wereldlioofdslad zou slaan. Zóó grootnbsp;is het aantal hunner grafsteden, dat zij eene geheele onder-aardsche stad uilmaken , wier vorm en omvang wij eerst willennbsp;leeren kennen , alvorens lot eene nadere beschouwing van alnbsp;hare bijzonderheden over te gaan.

Verbeeld u rondom het Rome, dat daar praalt voor uw oog, een ander Rome, van verscheiden mijlen uitgestrektheid, in denbsp;ingewanden der aarde verborgen, met verschillende wijken,nbsp;allen door roemrijke namen aangeduid. De talrijke bevolkingnbsp;is van allerlei stand en ouderdom, vrouwen, zoowel als mannen ; men vindt er pleinen, stralen, stegen, kapellen ennbsp;kerken, volkomen ingedeeld; het schilderwerk, dat er wordtnbsp;aangetroffen, levert hel levend beeld van den geloofsijver ennbsp;het geheele wezen der geslachten, wier woning daar gevestigd was; ontelbaar zijn de boven elkaêr tot vier en vijf hoognbsp;verdiepingsgewijs aangelegde galerijen, soms laag en smal,nbsp;soms hoog en breed, nu eens regl doorloopende, dan cir-kelvormig, en zich uitbreidende in alle riglingen, in en doornbsp;elkaèr vermengd , als de kronkelgangen van een onafzienbarennbsp;doolhof; al die galerijen, pleinen en kapellen stelle mennbsp;zich voor, als, hier en daar, van builen af licht scheppende doornbsp;openingen, van boven aangebragt, of inwendig beschenen doornbsp;de vlam van millioencn lampen, uit gebakken aarde of brons,nbsp;in de gedaante van een scheepje, vervaardigd; voorts regtsennbsp;links, van den bodem af tot aan de kromming van het gewelfnbsp;toe, zijn het niets dan grafsteden, horizontaal in de wandennbsp;der galerijen uitgehouwen: ziedaar, voor zooveel mogelijk ,nbsp;eene getrouwe voorstelling, hoe het onderaardsche Rome zichnbsp;aan het oog vertoont. — Wat den omvang betreft, zij hetnbsp;voldoende, te zeggen, dat (naar de verzekering van ben, die

-ocr page 21-

15

OORSPRONG DER CATACOMBEN.

zich geheel aan de studie er van hebben loegewijd), wanneer al die galerijen naast elkaèr vereenigd werden, zij eenenbsp;straat zouden uitmaken van drie honderd mijlen lang ,nbsp;net zes millioen grafsteden omzoomd 1).

Morgen zullen wij de vraag beantwoorden, hoedanig die stad is ontstaan , welke men éénig mag noemen in hel heelal.nbsp;Waarvan zij het meest verbazende wonder is.

15 December.

Oorsprong der Catacomben. — Gevoelen van Bosio en van Bol-delti. — Gevoelen van pater Marchi. — Historische bewijzen voor den uitsluitend-christlijken oorsprong der catacomben.nbsp;— Natuurkundige bewijzen.

Het verlangen, om de verzameling van antieke lampen te ^'cn, had ons naar het museum van hel Collegio Romanonbsp;gebragt, waar wij pater Marchi vonden, bezig met aan en-gclsche reizigers het plan der catacomben van de H. Agnesnbsp;verklaren. Zijne uitlegging nam al meer en meer in belangrijkheid toe, en weldra omvatte de geleerde geestelijkenbsp;geheel de geschiedenis van het onderaardsche Rome in zijn al-lerbelarigrijkst gesprek.

I) .....' Cimilcrj niillcdugcnto cliilometri di longliezza con sei

onilioni di sepolcri..... Queste leisure e proporzioni a me, che sonomi

*ludialo da quale aimo, di mellere Ia popolazione cristiana di B.oma quatro indicali secoli, a confronio della vaslita de’ ciiiiilerj innbsp;qoalche niodo pcrcorsi dame mcde,lt;iimo, paiono molto rislrelte. Perciónbsp;^loerei che chi all’ udire Ie migliaja e i millloni si senlisse tentatonbsp;' tacciarmi d’esagerazionc, ripetesse prima quesfo mio studio. P.

®ugt;, Wonumenli primitivi delle j4rti cristiave nella Metropoli del ^^i^onesimo, etc., p. 90. Rome, 1844. Ik zal dit Werk dikwijlsnbsp;^aiihalen ; het is nog niet geheel voltooid en bevat van dit alles eenenbsp;sclnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verklaring, zoo als wij die uit den mond des geleerden

eijvers-zclven inoglen vernemen.

0

-ocr page 22-

14 HET DRIEVOCDlG ROME.

Ziehier, met nog eenige nadere toelichting, de hoofdlrek-ken van dat gesprek, later door pater Marchi-zelven in het licht gegeven. Het is van belang, ornerzich zoo geineenzaatiinbsp;mogelijk mede te maken, dewijl daarin de noodzaaklijkenbsp;inleiding tot de studie dier wondervolle grafplaatsen gelegen ligt.

De oudheidvorschers der drie laatste eeuwen bewezen, in ’t algemeen, dat de catacomben oorspronklijk doof de oudenbsp;Romeinen werden aangelegd. Aan het hoofd dier schrijversnbsp;staat de onsterflijke Bosio, Aringhi, en de voorlreflijke Bol»nbsp;delti. Daarentegen leidt een diep grondig onderzoek van paternbsp;Marchi tot het gevoelen, dal die begraafplaatsen van uitsluitend christlijken oorsprong zijn. Ik zal hier alleen de grondennbsp;opgeven, die van beide kanten voor hel een en hel andernbsp;gevoelen worden aangevoerd; moge dan de lezer-zelf kiezen,nbsp;welke van de beide meeningen hem het meest gevallen zal.

Letten wij allereerst op den wortel van het woord. Belendende aan dal gedeelte der kerk van den H. Sebastiaan, hetgeen naar de f^ia Ardeatina heenwijst, vindt men eennbsp;in steen gemetseld, half-cirkelvormig , onderaardsch ruim,nbsp;waar de ligchamen van de HH. Petrus en Panlus geborgennbsp;werden, en welke plaats grenst aan hel uitgestrekte kerkhofnbsp;van Callixtus of Sint-Sebasliaan, waarmcé zij echter volstrektnbsp;geene gemeenschap heeft 1). Die plek alleen heette oorspronklijknbsp;en eigenaardig catacombe., hetgeen betcekent plaats bij denbsp;grafsteden, en uit welke benaming, volgens sommige schrijvers, men later eene algemeene toepassing op ai de grafstedennbsp;van Rome heeft gemaakt. Vandaar de in hel Martyrologium zoonbsp;gedurig voorkomende uitdrukking ; liomoc ad catacombasnbsp;'natalis sancti, enz.: Te Rome, bij de catacomben, ge-

1) Zie het plan achter dit deel.

-ocr page 23-

GEVOELEN VAN BOLUETTI, IS

^oortedag van den heilige , enz., om aan te duiden, dat de martelingr plaats greep bij de plaats, waarvan ik zoo evennbsp;sprak. Anderen leiden hel woord af uil hel grieksche eala-eombe ^ hetgeen beleekent diepe gracht, uithohng , on-de^aardsch gewelf, uithoofde de begraafplaatsen van Romenbsp;hl de pouzzolaan-niijnen zijn uitgedolven 1).

Welke hand heeft hel eer.st die groeven geopend ? klaar-hlijklijk eene heidensche. Volgens Boldetti, begrepen de Romeinen al spoedig, dat de omstreken hunner stad uitmuntende materialen tot bouwen opleverden, zooals tufsteen en het zoogenaamde pouzzolaan-zand; en spoedig ook begonnennbsp;er de uitgraving van. Teneinde echter den bodem zoo minnbsp;mogelijk te schaden , maakten zij er slechts kleine openingennbsp;m 1 waardoor zij in de diepte heendrongen , om er de bedoeldenbsp;bouwstoffen uil te halen; deze wijze van handelen ver-®enigde alle voordeclen in zich : eensdeels bleef de oppervlaktenbsp;ran den grond er nagenoeg geheel door onbeschadigd; ennbsp;anderdeels kon men zoo doende gemaklijk al de bouwstoffennbsp;cr uil halen, die vereischl werden voor de monumenten,nbsp;waarmeê men de hoofdstad der wereld opluislerde. Die soortnbsp;van ontginning was overigens voor de Romeinen, uithoofdenbsp;hunner menigte van slaven, hoogst gemaklijk; in langenbsp;V'jen geplaatst, reikten zij de lol een bouwwerk bestemdenbsp;sleenen elkaêr van hand tot hand toe, en gaven zij de losgemaakte aardsloffen aan de boven hen staande dermate over,nbsp;^al een en ander op de spoedigste wijze van uit de dieptenbsp;lol boven den grond was gebragl.

ven,

Die uitgravingen heetten latomice, arenarice, steengroe-zandgroeven, en zoo bestonden er reeds velen, toen hel

Icria


l) L


ocu.s caviis atqiie profundus, qualia Rornae praesertim cceme-csse solehant in arenafiis profundis crypfis excavata. — Baron.


ad itlarty,


20


j.ln.


-ocr page 24-

16 HET DRIEVOÜDIO ROME.

christendom te Rome werd ingevoerd, terwijl ook nog anderen in ontginning waren, zoo als aan de Via Salaria, Appia,nbsp;Aurelia en Nomenlana 1). De aanleg der eerstbedoelden isnbsp;duidelijk, zoo door den aard der zaak-zelve, als blijkens denbsp;getuigenis der ongewijde schrijvers: overal, waar groote stedennbsp;ontstonden, moesten er bouwmaterialen daartoe gebezigd wor.nbsp;den, waaruit in de naaste nabijheid groeven, van meerder ofnbsp;minder omvang, geboren werden, en zoo als men er te Napels,nbsp;Syracusa en Parijs vindt, die in de daad catacomben heetennbsp;mogen, en zoo als ook Carthago er bezat. Cicero, Suetonius en Vitruvius duiden het onderaardsche Rome zoo duidelijk aan en uit, dat men zich ten aanzien van het ontstaannbsp;er van volstrekt niet kan vergissen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bede voor Cluen-

lius, spreekt Cicero van zekeren Asinius, die, in de tuinen der voorstad gelokt, en zoo buiten de Esquilijnsche poort, innbsp;de zandgroeven bedektelijk vermoord werd 9). Nero werd,nbsp;in den oogenblik , dat hij gevangen stond genomen te worden,nbsp;door Phaon geraden, om zich in eene zandgroeve te verbergen :nbsp;« doch, zegt Suetonius, hij weigerde, om zich dus levend tenbsp;begraven 3). » — Vitruviu.s bedient zich, ter aanduiding diernbsp;groeven, van dezelfde uitdrukking, namelijk: Armariw 4)..

De christenen nu, zegt Boldetti, zich vervolgd ziende, en overal op de hielen gezeten, zochten in die uilgestrektenbsp;holen eene schuilplaats, die allereerst den levenden baatte,nbsp;doch waar zij vervolgens ook hunne om het geloof gedoode

1) nbsp;nbsp;nbsp;Boldetti, lib. I, c. 11. p. 15.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Asinius auletu brevl illo (emporc, quasi in hortulos iret, innbsp;aren.irias qiiasdani extra partern Exquilinain perduclus occiditur. C. XIII.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Ibl, hortanie eodein Phaonie, ut interim iii specum egesisenbsp;arciiae considcret, negavit se vivum sub terrain ituriiiii. In Ner. e.

XXVllI.

4) nbsp;nbsp;nbsp;De Architect. XI, 4.

-ocr page 25-

GEVOELEN VAN PATER MARCIII. i1

den natuurlijken dood gestorven broeders ter aarde be» slelden in grafplaatsen, welke zij in de wanden dezer onder-aardsche gewelven uitgroeven. Dat zoodanig het gebruik was,nbsp;door de eerste geloovigen van deze oude mijnen gemaakt,nbsp;blijkt niet alleen uit de opschriften, welke de vrome en ge*nbsp;leerde Severano, die het Werk van Bosio heeft voortgezet,nbsp;verzamelde, maar ook bovendien uit de Acten der martelaars,nbsp;waarin, ten aanzien der HFI. Marcus en Marcellinus duidelijknbsp;gezegd wordt: « Zij werden aan de Via*Appia begraven, opnbsp;»twee mijlen afstands van Rome, ter plaatse genaamd ad Are»nbsp;'•^nas^ of bij de zandgroeven, die daar waren, en waaruit mennbsp;“•gt;et zand haalde tot oprigling van de muren der stad 1). »nbsp;Ziedaar, volgens dè genoemde oudheidkundigen, den oorsprongnbsp;der catacomben. Allen komen echter daarin overeen , dat denbsp;christenen de heidensche zandgroeven aanmerkelijk vergrootnbsp;hebben, en zelfs, dat, met uitzondering van de bovenstenbsp;galerij, de eigenlijke grafsteden uitsluitend het werk onzernbsp;diristen voorouders geweest zijn 2).

liet gevoelen van pater Marchi komt hierop neer: Even zijne voorgangers, neemt hij het bestaan aan van zand- ennbsp;steengroeven, reeds vóór het christendom, door de Romeinennbsp;aangelegd; doch, hij beweert, dat ze met onze catacombennbsp;niets gemeens hebben, als zijnde deze van uitsluitend christ-hjken oorsprong, zoowel in de bovcngalerij, ais in de onderstenbsp;galerijen; meteen woord, dat, zoo als hij hel uildrukl, de

1) Sepulti sunt via Appia milliario sccunilo ab Urbe, in loco qai vocatur Ad arenas, quia cryptsc aronaruiii illic eranl, ei quibiis Urbi*nbsp;'««Ilia struebanlur. _ Bolland. 10 jul.

..... Da’ sostenitori della opinione confraria alle crislianc origini

d® nostri ciniiterj si'concede un esclusivo diritto c iin tranquillo Possesso SU tulle quelle parti della Roma Sotlerrauea die son cavate


sotto


un primo piano.


Marchi


33.


-ocr page 26-

HEt DRIEVOUDIG ROME.

heidenen volstrekt geene enkele hand aan de christen-graf» steden geleend hebben 1).

Verder bestaat er niet het minsté oudheidkundige bewijs voor den haif-heidenschen en half-christlijkeii oorsprong dernbsp;catacomben, of voor de christlijke bestemming, aan de steenof zandgroeven der heidenen gegeven. Immers, het volstrektenbsp;stilzwijgen der geschiedschrijvers van het oude Rome zou dannbsp;in dal opzigt wel onverklaarbaar zijn: wie toch kent niet denbsp;zucht van Titus Livius, van Plinius, Suetonius, Tacitus ennbsp;zoovele anderen, om de monumenten der wereldhoofdstadnbsp;tot in de geringste bijzonderheden toe te beschrijven? Denbsp;schouwburgen, de renperken, de waterleidingen, de heirbanen , de riolen-zelfs, niets werd er vergeten, terwijl zij vannbsp;onze catacomben, het grool.sle van al Rome’s wonderwerken,nbsp;met geen enkel woord gewag maken, veel minder ze beschrijven: Is hun stilzwijgen nopens een zoo gewigtlg punt dannbsp;niet het stellig bewijs, dat zij ze niet hebben gekend? Ennbsp;zoo zij ze niet kenden, is men dan niet geregtigd, om aannbsp;te nemen, dat ze vóór de vestiging van hél christendom nietnbsp;bestonden, en dat de heidenen aan haar ontstaan volkomennbsp;vreemd gebleven zijn 2)?

1) nbsp;nbsp;nbsp;Debbo innaHzi lulto far palesi Ie ragioni, per Ie quali credo,nbsp;che ne’ nosiri cimilerj tl pagano non abbia dato mai un colpo nè dinbsp;picconc, nè di scalpello. ld. p. 7.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Tegen deie redenering meende iemand Ie kunnen inbrengen :nbsp;Men heeft de catacomben van Parijs óók niet beschreven. Kent gijnbsp;dan een onier geschiedschrijvers, die de wegen en de riolen dernbsp;hoofdstad beschreven heeft? Overigens tusschen de catacomben vannbsp;Parijs en die van Rome is een lieraelsbreed versehil : de eersten ïijnnbsp;slechts steengroeven, de laatste vormen eene geheele stad. Wanneernbsp;het stilzwijgen van Dulaure, van .Mercier enz. ook al iels zeer natuurlijks is, zoo blijft het stilzwijgen van Plinius, van Titus Liviusnbsp;en anderen eene onverklaarbare zaak.

i

-ocr page 27-

GEVOELEN VAN PATER MARCHI. i9

Daarenboven, wanneer deze uitgeslrekle doodenslad het quot;’erk der heidenen ware, dan immers zouden de opschriftennbsp;quot;'ol aan het stilzwijgen der geschiedenis te gemoet komen, ennbsp;tfin n)inste wel eenig licht over haren oorsprong verspreiden:nbsp;doch ook daarvan is niet het minste spoor, Op zoovele duidenden grafsteden, als er sedert drie eeuwen in deze onder-sardsche gewelven ontdekt zijn, heeft men niet één-enkelnbsp;opschrift gevonden, waarvan het jaartal tot vóór de chrisllijkenbsp;tijdrekening opklimt: allen dagleekenen van na de predikingnbsp;dos Evangeliums.

Eerst in de XVI. eeuw ontstond het vermoeden, dal die S^afplaatsen zand- of steengroeven konden zijn geweest; ennbsp;dit gevoelen, eenmaal door de oudheidvorschers van die dagennbsp;geopperd, werd gedurig aan herhaald en nagebaauwd, zondernbsp;dat men zich eenige moeite gaf, om er de gronden voor Ienbsp;moeken of op te geven, en heden ten dage heeft die meeningnbsp;*ich als eene onomstoollijke waarheid gevestigd.

Bosio, de spitsvoerder der gewijde oudheidkunde, of mis-schien zijne opvolgers Severano en Aringhi, voeren hel als ncn bewezen feit aan, hetwelk zij zich niet eens de moeitenbsp;geven van te staven I).

Boldelli grondt zijn gevoelen op de Aden der HH. Marcus ®ii Marcellinus, waarin gezegd wordt, dat die beide marle-iaren begraven werden aan de Via Appia, ter plaatse genaamd

Arenas: waaruit hij besluit, dal de grafsteden der christenen in de heidensche zandgroeven aangelegd werden 2).

het mogeJijk zou men zeggen, aan die woorden zulk eene Uitlegging te geven? Is hel niet duidelijk, dal de schrijvernbsp;heeft willen doen verstaan, eensdeels, dal de begraafplaats,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Roma Subterranea, t. I, c. 1.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Roldetti, Osservazioni etc., lib. 1, c. 2, p. b.

-ocr page 28-

20 HET DRIEVOUDIG ROME.

waar de twee marlelaren ter aarde besteld werden, geleden was bij de zandgroeven, waarnaar die gebeele plek harennbsp;naam voerde; en, anderdeels, dat de begraafplaats en denbsp;zandgroeven twee verschillende zaken waren ? Hij zegt niet,nbsp;dal ze begraven werden in cryplis arenanim (in de zandgroeven), hetgeen toch wel onmogelijk zou geweest zijn innbsp;een tijd, toen men, volgens denzelfden schrijver, er zandnbsp;uithaalde, om daarmeè de muren van Rome te bouwen ^nbsp;quia aryptw arenar urn illic erant ^ ex quihiis Urbis moe-nia struebantur. Hij zegt enkel: in loco, qui dicitur Aonbsp;arenas; ter plaatse, genoemd: « bij de zandgroeven ; » hetgeen een groot verschil oplcvert. Waarom nü twee onder-aardschc plaatsen, in den tekst zoo duidelijk onderscheiden,nbsp;met elkaêr te verwarren ? En waarom op een zoo los aangenomen grond hel stelsel te vestigen, dat de christenen denbsp;heidensche groeven lot hun vroom gebruik dienstbaar maakten?

Nog zwakker is de bewijsvoering van Botlari « als enkel hierop neérkomende: Asinius werd in de zandgroeve van dennbsp;Esquilijnschen berg gedood; Nero werd genoopt, om zich innbsp;de zandgroeven van de Via Nomenlana te verbergen. » En dusnbsp;werden de christen-catacomben, oorspronklijk, door de heidenen uitgegraven!). Waar nu zou het heen, wanneer mennbsp;zich op zulke redeneringen moest verlaten? De twee doornbsp;Boltari aangevoerde feileij bewijzen, ja, volkomen, dal Romenbsp;honderd jaar vóór de vestiging van het christendom, buitennbsp;de Esquilijnsche poort, zandgroeven had, en dal er eenenbsp;bestond builen de Porta Collina, weinige jaren nadat de christenen hunne grafsteden waren beginnen te graven; ook bewijzen zij, dal die zandgroeven buitengemeen geschikt waren,nbsp;om tot verblijfplaats te strekken voor roovers, die, zonder

1) Pitlure e sculture, etc., l, 2.

-ocr page 29-

HISTORISCHE BEWIJZEN VOOR DE CATACOMBEN. 21

door iemand bespied te kunnen worden, moord pleegden, en voor misdadigers, die zich aan de nasporingen van het geregtnbsp;wilden onttrekken. Doch, wat heeft dit tweeledig feit met dennbsp;heidenschen oorsprong der catacomben gemeen ?

Niet slechts bewaart de oudheid over dezen vermeenden 'leidenschen oorsprong onzer begraafplaat.sen het stilzwijgen,nbsp;¦^aar ook het gezond versland en de ondervinding bewijzen,nbsp;daarenboven, dat dit enkel eene hersenschim is. Waaraan tochnbsp;hadden de vervolgde christenen anders behoefte, dan om eenenbsp;en schuilplaats te vinden tegen de woedende naspo-•¦'ngen hunner vijanden: en moesten zij die nu gaan zoekennbsp;’O de steen- en zandgroeven der heidenen, waarvan sommigennbsp;voortdurend bearbeid werden, en die, immers, allen bekend waren aan de heidenen, die ze geopend hadden? Er zichnbsp;‘laarna voortdurend te gaan vestigen, er hunne altaren opnbsp;vigien en er hunne dooden te begraven, zou dat vroeg ofnbsp;iaat de christenen niet prijs hebben gegeven aan een vvi.ssennbsp;•lood? Zou het niet de eerste gedachte hunner vervolgersnbsp;Seweest zijn, om die slagloffers te gaan zoeken op de eenigenbsp;plaatsen, die hun een toevlugtsoord konden opleveren ? Neen,nbsp;’quot;an moet zich de christenen voorstellen als van alle verstandnbsp;Ontbloot, w'anneer men hen tot zulk eene handeling in slaatnbsp;^ou achten.

Dat, in een oogenblik van schrik, bij voorbeeld, bij het ’’'•harsten der vervolging van Nero, de christenen, als doornbsp;hel gevaar overvallen, tijdelijk, in die heidensche crypten zichnbsp;''crscholen, is niet alleen mogelijk, maar zelfs waarschijn-J ; en ik geloof, dat uit deze al te weinig opgemerkle omstandigheid , ten minste groolendeels het denkbeeld van dennbsp;'hermeenden heidenschen oorsprong onzer catacomben is ont-laan; en werklijk heeft eene naauwkeurige studie der plaatsen-elve bewezen , dat aan den ingang der christen-begraafplaatsen

J^rievoudig Rome, — IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;5

-ocr page 30-

go HET DRIEVOUDIG ROME.

zich zeer dikwerf eene heidenschezand- of steengroeve bevindt. Eensdeels, gelijk wij zeiden, was hel natuurlijk, dat de eerstenbsp;christenen eene tijdelijke schuilplaats in die uilgeslrekle holennbsp;zochten; anderdeels, is het zeker, dat zij, ten minste aanvankelijk, de toegang tot hunne grafsteden nergens beter plaatsennbsp;konden, daar toch, in de daad, de kronkelingen, de uitgestrektheid en het duister dezer oorspronklijke groeven zoodanignbsp;was, dat men er ligilijk door verdoold kon raken, weshalvenbsp;het te meer zaak was, om daar de geheime toegangen Ienbsp;maken, die naar den diepslen bodem der aarde heengeleidde,nbsp;terwijl zij daarenboven er tevens, zonder eenig opzien te baren, de materialen konden bergen, voortkomslig uit de versienbsp;galerijen, welke zij lol hun doel uitgroeven: maar ik herhaal het, de zand- of steengroeven der heidenen hebben nietsnbsp;gemeens met de catacomben, waarvan zij slechts het voorportaal uitmaakten.

Desnielleniio werd, zoo als ik reeds gezegd heb, die nabijheid de waarschijnlijke oorzaak der door ons bestredennbsp;dwaling, eene dwaling, die echter gemaklijk te vermijdennbsp;ware geweest: want, tusschen de heidensche groeven en denbsp;chrislen-begraafplaalsen valt zoodanig onderscheid in het oog,nbsp;dat men, aandachlig toeziende, ze onmogelijk met elkandernbsp;kan verwarren: eerstgenoemden, die breed en ruim zijn ennbsp;over het algemeen slechts enkele voeten den bodem ingaan,nbsp;doelen duidelijk op louter uitgraving van bouwstof, en leverennbsp;het bewijs, dat men die stelselmatig en geheel op zijn gemaknbsp;heeft aangelegd; — de laatstgenoemden, daarentegen, laagnbsp;en eng, liggen zeer diep in den grond, en getuigen tennbsp;duidelijkste van een geheel verschillend doel, gelijk zij levens,nbsp;slap voor stap, de vrees van den werkman, hel gebrek aannbsp;tijd en soms ook aan hel noodige gereedschap bij dezen arbeid,nbsp;verraden.

-ocr page 31-

HISTORISCHE BEWIJZEN VOOR DE CATACOMBEN. nbsp;nbsp;nbsp;iO

En, opdat er nu te dezen aanzien geen de minste twijfel ttieer overblijve, is het voldoende, dat men de catacombennbsp;van Napels, onmiskenbaar door de heidenen aangelegd, metnbsp;de steen- of zandgroeven van Rome en de christen-begraafplaatsen vergelijke , als waaruit blijkt, dat de bovengalerij dernbsp;catacomben , — de eenige, welke onze bestrijders aan de oudenbsp;Romeinen toeschrijven — even als al de ondergalerijen, vannbsp;geheel chrisllijken oorsprong is; en ware dit anders, zoo zounbsp;noen er wel eenige sporen van haar ontstaan en oorspronklijkenbsp;liestemming bij aantreffen: doch dit is in ’t geheel het gevalnbsp;oiet. Om slechts twee voorbeelden aan te halen: inde begraafplaats van den H. Hippolytus zijn de bcnedengalerijennbsp;van de vierde verdieping, en in de begraafplaats van dennbsp;H- Thrason, die van de tweede, derde, vierde en vijfde ver-dieping, allen van volmaakt gelijken vorm als de bovengale-•’Ijcn, waaruit zonneklaar blijkt, dat zij noch in oorsprong,nbsp;ï'Cch in bestemming verschillen. En als men nu aan de chris-l^enen de eer toekent, dat zij de ondergalerijen hebben uitgegraven, om welke reden zou men ’t hun dan willen betwis-Icn, dat zij ook de bovengalerij hebben aangelegd ?

Ik heb gezegd, dat de zand- of steengroeven der heide-uen aan de christen-begraafplaatsen lot voorportaal dienden; doch dit feil, waarvan men de reden kent, is volstrekt nietnbsp;algemeen. Toen hel christendom te Rome reeds belangrijkennbsp;voortgang had gemaakt, — en dit was al sedert de eerstenbsp;reis van den H. Petrus hel geval — werden er catacomben,nbsp;*co binnen den omlrek van tuinen als van andere particulierenbsp;eigendommen, geopend. De geschiedenis heeft met erkentlijk-hoid de namen geboekt van eenige aanzienlijke vrouwen,nbsp;Rviscilla, Cyriaca en Lucina, die, met de grootste bereidwilligheid, hare villa’s aanboden, om den martelaars lot begraafplaats te strekken. Zij vonden tallooze navolgers. Overigens

-ocr page 32-

24 HET DRIËVOl'DIG ROME.

was hel van aijjemeene noodzaaklijkheifi, om de christen-begraafplaatsen voorde heidenen onloeganküjk Ie maken, en aan de geloovigen een toevluglsoord Ie bereiden, waar zij,nbsp;zonder vreeze, hun leven moglen slijten, hunne dooden begraven, en hunne geloofsmysteriën vieren 1). En nu spreektnbsp;het toch wel van-zelf, dat men, onder zulke omstandigheden,nbsp;de oorspronklijke in- en toegangen dier catacomben niet innbsp;de zand - of steengroeven der heidenen, noch langs de ro-meinsche heirwegen behoort Ie gaan zoeken; maar is hetnbsp;natuurlijk, dal de daarvan heden ten dage nog overige sporennbsp;zich in de wijngaarden en in de verlaten akkers van Rome’snbsp;omstreken vertonnen. Wal nu betreft de thans nog aanwezigenbsp;gemetselde poortgewelven, deze dagteekenen van na den vredenbsp;der Kerk, dat wil zeggen , van de IV. en zelfs van de V. eeuw.nbsp;Dit blijkt, behalve uit den bouwslijl-zelven, ook nog uil dennbsp;aard der zaak, daar men toch wel niet zal kunnen vooronderstellen, dat de christenen hunne wijk- en schuilplaatsennbsp;goedwillig zullen hebben bloot gegeven voor het oog vannbsp;iederen voorbijganger, waardoor immers als van-zelf de wegnbsp;der vervolgers naar hunne slagtoffers zou zijn gebaand 2).

In zoo verre zijn dan nu drie punten vaslgesteld: eerstens, dat de oudheid met geen enkel woord van den heidenschennbsp;oorsprong onzer catacomben gewaagt; tweedens, dat de zanden steengroeven der heidenen gestrekt hebben tol voorportaalnbsp;van verscheiden chrislen-begraafplaalsen, zonder evenwel metnbsp;deze laatste iels gemeens te hebben; en derdens, dat de

Itaud procul cxlremo culta ad Pomoeria vallo ,

Mersa latebrosis crypla lalet foveis ;

Ilujus in occultuni {jradibus via prona reflexis,

Ire per anfractus luce latente docet.

2) P.

PnuDEST. Ilym, XI. ; Boideiti , c. II, p. 8. Marcbi, p. 33,

-ocr page 33-

HISTORISCHE BEWIJZEN VOOR DE CATACOMBEN. 25

bovengalerij, niet minder dan de benedengalerijen, het werk is eener christen-hand. Thans blijft er nog te bewijzen overig,nbsp;dat het gevoelen van later lijd, alsof de catacomben vannbsp;half-chrisllijken en half-heidenschen oorsprong zouden wezen,nbsp;allen grond mist, en zelfs door de gesteldheid van den bodem volkomen gelogenstraft wordt.

De grond der romeinsche Campagna is toch niet oor* spronklijk , maar een bodem van later vorming , die, ofschoonnbsp;in ’t algemeen van vulkanischen of tufsteen zijnde, evenwelnbsp;drie geheel verschillende schakeringen opleverl; de lithoïde-Kwinbsp;die de hardheid heeft van de kiezelaarde of van het graniet,nbsp;6n alzoo met goed gevolg bij de grootste bouwwerken voornbsp;fondering kan worden gebruikt. — ïie granulaireof kor-relluf, die zich gemaklijk laat bewerken, maar, aan denbsp;lucht blootgesteld, of bij zware schokken van vervoer, ligt-iijk uiteen valt. Ter plaatse-zelve en bij ligt bouwwerk aangewend, levert dit materiaal nogtans stevigheid genoeg op,nbsp;om te kunnen worden uitgebeitcld en, zonder gevaar voornbsp;'verzakking of instorting, tot gewelven te dienen. De pou%-Waaw-aarde, een soort van korrel-luf, is eene rotsachtigenbsp;ïandzelfstandigheid, zonder eenig verbindingsmiddel en dusnbsp;geheel los, met andere woorden, zand, maar van uilsteken-den aard.

Uit dit alles nu laat het zich gemaklijk afleiden, dat de Romeinen uitgestrekle mijnen van lithoïde-iüi en van pouz-^oiaan-aavdü hebben uitgegraven, als zijnde de twee hoofdbe-slanddeelen voor hunne reuzenbouwwerken; overigens is denbsp;gesehiedenis daar, die, even als een blik op de romeinschenbsp;Campagna, te gelijk metal de bouwvallen der oudheid, lotnbsp;Onwraakbaar bewijs voor dit gevoelen pleit. Doch, naarmate

meer behoefte aan de beide genoemde bouwmaterialen hadden, kwam hun de korrelluf evenzeer minder te pas,

-ocr page 34-

26 HET DRIEVOÜDIG KOiME,

welke delfstof, als ongeschikt voor zelfstandige bewerking en niet bestand tegen den invloed der buitenlucht en van denbsp;zon, dan ook alleen maar werd aangewend als een vermen-gingsmiddel of onderdeel van het ciinent. Het zou dus ongerijmd zijn, te gelooven, dat de Romeinen die bouwstof tQt innbsp;het diepst van den aardbodem hadden opgedolven , om ze vervolgens te vermalen en er pouzzolaan-aarde van te maken,nbsp;daar toch laatstgenoemde zich in onberekenbare hoeveelheid,nbsp;en geheel onvermengd, nagenoeg boven op den aardbodem,nbsp;langs al de heuvels en bergruggen in Rome’s omstreken voordoel, zoo als, onder anderen meer bepaald nog in de zandgroef bij de cataco nbe der H. Agnes, ineenemijn, door denbsp;heidenen geopend en nog in lange na niet uitgeput. Kan mennbsp;nu vooronderstellen, dat een aannemer van bouwwerken, dienbsp;uitmuntende materialen als ’t ware onder de hand en bijnanbsp;kosteloos heeft liggen, zich de ontzetlende moeite en kostennbsp;zal getroosten, om ze uil het hart der aarde op te graven,nbsp;waar ze bovendien van veel minder kwaliteit zijn?

Bij deze eerste bedenking voegt zich nu nog eene andere. In de pouzzolaan-mijnen, die, tengevolge der mindere hardheid van de aardslof, veel gemaklijker te ontginnen en tenbsp;behandelen zijn dan de korrelluf-jroeven, hebben de Romeinen holen, twee, drie, ja, vier malen breeder dan de cala-combengalerijen gegraven; in de steengroeven zijn ze vannbsp;twintig lol dertig en veertig ellen breed: en zou men zichnbsp;dan in de korrelluf-mijnen bepaald hebben bij de geringenbsp;breedte van slechts acht of negen palmen! Het verlangen omnbsp;de grootst mooglijke hoeveelheid van materiaal te vinden, hetnbsp;voordeel, daarin voor den aannemer gelegen, het gemak,nbsp;dal daarbij werd gevonden voor de vrije-heen» en weêrbewe-ging van werklieden, lastdieren en voertuigen, dal alles tenbsp;zamen verklaart genoegzaam de reden, waaro n de zand- en

-ocr page 35-

27

HlSTOniSClIK BEWIJZEN VOOR DE CATACOMBEN.

steengroeven zoo wijd en breed zijn uilgedolven geworden;

vanwaar nu, dal men al deze redenen bij hel uitgraven ^an de korrelluf over het hoofd ziet? Hoe komt hel, dat daarnbsp;galerijen zoo eng zijn, dal een werkman er het kortenbsp;breekijzer te naauwernood in kan roeren , en er zieh onmogelijknbsp;niet nog een ander, of wanneer hij een zwaren last op denbsp;schouders had, alléén in zou kunnen bewegen? Doeh dit isnbsp;nog niet alles: hoe toch Iaat hel zich verklaren, dat de koopmannbsp;ni korrelluf er zijn voordeel in gevonden hebbe , om al die reglnbsp;nilloopende galerijen uil Ie graven , ze allijd loodregl op tenbsp;'rekken, en wel zoodanig , dat al de bogen bijna altijd opnbsp;‘dezelfde hoogte zijn, nergens hooger of lager; en, eindelijk,nbsp;tlat hij, altijd door, lot in hel hart der aarde toe, zou hebbennbsp;blijven omgraven, en vijf galerijen hoog onder elkaêr hebbennbsp;nilgedolven en aangelegd, om bouwstoffen Ie gaan zoeken,nbsp;''f'elke hij in overvloed op, of even onder den beganen bodemnbsp;'Oor de hand vond liggen? Noglans lot zulke dwaasheid moetnbsp;oten de Romeinen in slawl achten, wanneer men wil beweren ,nbsp;*^01 ze korreltuf-mijnen hebben aangelegd, met het doel, omnbsp;oc pouzzolaan-aarde uit te bekomen.

Wanneer nu zoo iets, redelijker wijze, onaannemelijk en te Solijk ook zonder voorbeeld is, dan komt er ook nog ielsnbsp;coders bij, dal, als bewezen daadzaak, voor gcene tegenspraak hoegenaamd vatbaar is, namelijk : dat al onze cata-^^nibea uitsluitend in korrelluf zijn uitgegraven en aan-S^hgd Men voege nu nog daarbij, dal zij nergens anders

^ nbsp;nbsp;nbsp;1) Men kent «leclits twee uitzondcrinijen: de catacomben xan

Pontlaiius, te Monte-Verde ^ en die van den H. Julius aan de

' nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,1,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;______... ,i:i

all

Flaniinia. Eerstgenoemden weiden in de zeerots aangelegd, eii dit bewijst, dat xij, evenmin als de overige, bet werk der heidenennbsp;'J|i- AVerklijk vindt men er noeb bouwsteen-groeven , noch pouzzolaan-'*quot;j''«n , dienstig tot het maken van ciiiiciil: de bodem is een veel-

-ocr page 36-

98 UET DRIEVOUDIG ROME,

dan daar konden uitgegraven worden; en dat alleen hare christlijke bestemming kan verklaren, — gelijk zij het ooknbsp;op bewonderenswaardige wijze doet, — hoe die verbazendenbsp;onderaardsche gangen aangelegd moesten worden in de vulkanische aardlage, waarvan hier sprake is.

De catacomben konden niet in den pouzzolaan-bodem worden aangelegd, daar toch die aardsoort voor zulk een werknbsp;geene genoegzame vastheid opleverl; en al had men in zulknbsp;een bodem ook al eene enkele galerij kunnen openenen aanleggen, dan toch zou eene tweede of derde, onder of bovennbsp;de eerste, zonder verzakking of algeiieele instorting, wel nietnbsp;mogelijk zijn geweest: écn-enkele schup- of hamerslag warenbsp;genoegzaam , om geheel den arbeid in duigen te doen vallen ,nbsp;zoodanig, dat er eindelijk, in plaats van regelmatige gangennbsp;en booggewelven, — tot het plaatsen van een of meer grafsteden gesehikt — niets te verwachten ware geweest dannbsp;afgronden en holen, ongeschikt tot eenig, veel min tot helnbsp;beoogde doel. Het was toch niet genoeg, gangen aan te leggen, maar men moest ook nog de wanden dier galerijennbsp;ingraven, en er duizenden van openingen in maken, ieder opnbsp;«oortig mengiel van kiezel- en kalksteen, door ten ciment van kiezel- ,nbsp;kalk- en leemzand vereenigd, en voorts vermengd niet overblijfselsnbsp;uit het planten, en dierenrijk. Waartoe nu kon zulk een mengsel alsnbsp;bouwmateriaal dienen? Kalk en leem waren, ongetwijfeld, algemeen innbsp;gebruik; maar zouden dan de Romeinen bet fijne leem van den Jani-culus en van het Vaticaanscb gebergte, dat voor de band lag, of denbsp;kalkrotsen der zoo nabijgelegen Corniculaanscbe en Lucretilische heuvelen hebben voorbij gezien , om dwaaslijk te gaan delven in dennbsp;warklomp Monte-Verdc, teneinde daar een mengelmoes van kalknbsp;en leem uit te balen, dat bijna tot niets dienen kon? — De catacomben van den H. Julius en den 11. Valentinus, aan de Via-Flarainia,nbsp;werden mede in rotssteen uitgebouwen, en bewijzen daardoor, evennbsp;als die van Monte-Verdef dat zij niet zijn of rijn kunnen bet werknbsp;van beidensebe band.

-ocr page 37-

NATTIUnKDNDIGE BEWIJZEN VOOR DE CATACOMBEN. 29

^ich»zc!ve ruim genoeg, om een lijk te kunnen bergen, Iprwijl ook nog buitendien, na het begraven der dooden, denbsp;ffrafopening luchtdigt moest kunnen worden gesloten, teneindenbsp;?Ie catacombe door de uitwaseming der lijken niet onbewoonbaarnbsp;quot;^^orden mogt. Dat nu de bekwaamste bouwkunstenaar hetnbsp;lieproeve, om met zware marmerblokken of baksteenen eenenbsp;opening digt te metselen, in pouzzolaan-aarde uitgehouwen,nbsp;*^¦0 bij de minste aanraking uiteenvalt; — en daar nu zulknbsp;een vraagstuk met geene mogelijkheid is op te lossen , ennbsp;'och de loculi (grafovens) der catacomben noodzaaklijkernbsp;gelijk als boven gezegd is, moesten gesloten worden,nbsp;*00 blijkt daaruit, zonder tegenspraak, dat zij in pouzzolaan-3arde niet konden worden aangelegd.

Evenmin konden de catacomben in lithoïde-^Kwï worden O'tgedolven. Die rolsstecnsoorl laat, ja, wel toe, dat men ernbsp;’’uime galerijen, breede pleinen, sierlijke grafsteden, en zelfsnbsp;amp;otnaklijke woonplaatsen van aanlegge: maar zij heeft tevensnbsp;o' de hardheid van den steen, en wal één man in éénen dagnbsp;'o de korreltuf kan uitrigten, daartoe worden in de lilhoïde-'of drie man en drie dagen arbeid vereischt, daar toch dienbsp;¦'Olssleensoort minstens driemaal harder is dan eerstgenoemde.nbsp;Wanneer dus elke parochie van Rome met een collegie ofnbsp;'broederschap van acht of tien grafwerkers voor het Ier aardenbsp;'bestellen der dooden toereikend waren, bij het delven dernbsp;Krafplaatggfj loculi in de korreltuf, die overigens allenbsp;'Waarborgen van hechtheid en duurzaamheid opleverde,nbsp;'waarom dan te willen, dat die arme en zoo weinig talrijkenbsp;'vorken gestadig vier-eu-twintig of dertig grafwerkers zoudennbsp;'bs'bben moeten in dienst houden, tot het aanleggen vannbsp;grafsteden in de lithoïde-\\if^ waarvan de buitengewonenbsp;'hardheid voor hun vroom doel volstrekt niet noodzaaklijk was!

Ooafhanklijk nu van deze geologische grondredenen, meer

-ocr page 38-

50 HET HRIEVOÜDIC ROME.

tlan voldoende, om het aanlelt;jg;en der catacomben in de kor* reltuf te verklaren, kan men ook nog^ aanvoeren, dat hetnbsp;instinktmatig gevoel en de zucht van zelfbehoud de christenen, als ’t ware, moest noodzaken, om ze daarin te bouwen:nbsp;immers de 2?OMa«o/aa«-aarde en de lithoïde-\.üi waren bij denbsp;Romeinen, die er een groot gebruik van maakten, sterk gezocht, zoodat, wanneer de christenen daarin hunne schuilplaatsen hadden willen aanleggen, zij zich klaarblijklijk haddennbsp;bloot gesteld, om welhaast te worden ontdekt; — maar,nbsp;integendeel, zij verwijderden zich, zooveel mooglijk, van hetnbsp;dreigend gevaar, door zich woon- en grafsteden te bereidennbsp;in dat gedeelte van den bodem, bij welks ontginning weeldenbsp;of hebzucht niet het minste belang hadden; — en hierinnbsp;spreken de feilen met de redenering in volkomen overeenstemming, want men kent geene enkele catacombe, of één-enkel deel daarvan, in IHhoïde-iüi uitgegraven. Moet men dannbsp;de Voorzienigheid niet zegenen, dat zij in Rome’s bodem-zelvennbsp;hel middel heeft aangewezen en beschikbaar gesteld, omnbsp;daarin de ontluikende Kerk eene volkomen veilige wijk- ennbsp;schuilplaats te verzekeren ?

Ziedaar dan, in korte trekken, de gronden, waarop de geleerde pater Marchi zijn gevoelen verdedigt, dat, namelijk,nbsp;de christenen-alleen de catacomben hebben aangelegd. Ik voornbsp;mij heb, zonder het groole vraagstuk te willen of te durvennbsp;beslissen, slechts de redenen, die voor hel een en hel andernbsp;gevoelen pleiten , opgegeven, hel aan den lezer overlalende,nbsp;om daarin, volkomen vrij, te kiezen; alleen verzoek ik hem ,nbsp;dal hij, onverschillig tot welke meening ook overhellende,nbsp;toch wel en voor vast in hel oog houde, dal ten deze denbsp;echtheid {aulhenticiteil) der reliquiën,Mn ieder geval, buitennbsp;alle bedenking blijft, zoo als hel vervolg dezer geschiedenisnbsp;zulks zonneklaar zal bewijzen.

-ocr page 39-

ALGEMEEN KABAETER DER CATACOJIBEN. nbsp;nbsp;nbsp;ol

19 December^

^'gemeen karakter der catacomben. — De Grafdelvers. — Geschiet deuis der catacomben. — Catacombe van Sint-Pieter. — Ooc’-sprong er van, — Luister er van.

‘^enis


De Paiislijke Kapel had ons naar Sint-Pieter gelokt, en quot;'Ü waren geheel en al toegerust tot een bezoek in denbsp;®^lacoK\be van het Valicaan. Doch, alvorens daarin af tenbsp;^^'jffen, moeten wij eerst nog een woord in ’t algemeen aannbsp;het vroeger gezegde over het onderaardsche Rome toevoegen,nbsp;^ceds weten wij, dat de hand onzer voorouders, deze won-'^®Estad heeft gesticht, maar, waren nu alle christenen , zon-onderscheid, daarvan de aanleggers? Stond die arbeidnbsp;onder een bepaald beheer? Zijn al die grafsteden slechtsnbsp;toevallig en onregelmatig zamenstel van nevens elkaêr uit-2®oi'aven galerijen of gangen ? De studie der catacombennbsp;beantwoordt die vraag, in overeenstemming met de geschie-

5 onlkennender wijze; in dien onmetelijken doolhof be-

*Peurt men wel degelijk een regelmatig plan van aanleg, voor quot;'at betreft het inwendige van elke grafstede, zoodanig, dat,nbsp;het zamenvoegen van al de verschillende catacomben,

t Ware, slechts ééne enkele uitgestrekte grafzaal gevormd Wordt.

Eerstens leveren de grootteen omvang dier galerijen, —

’^’^Verklaarbaar, wanneer men ze als van heidenschen oorsprong

willen beschouwen, — als van-zelf het bewijs voor een

overlegd plan, uit hel oogpunt der christlijke bestemming

cnouwd. De gangen zijn smal, en men begrijpt ligllijk, U3t

*6 zóó zijn moesten, daar hel toch voldoende was, dal er

®*echts

twee man door konden gaan, die den doode moesten

-ocr page 40-

32 HET DRIEVODDIG ROME.

leggen in zijn graf. Daarenboven, leverde het altijd een grool bezwaar op, ja, somtijds zelfs een ernstig gevaar, om denbsp;uitgedolven grondstoffen naar elders te vervoeren. Dien tennbsp;gevolge werden de gangen van-zelf te enger, naarmate mennbsp;genoodzaakt was, de wanden uit te graven, teneinde daarinnbsp;openingen te maken, tot hel bergen van twee, drie, of zelfsnbsp;vier lijken geschikt.

Voorts laat zich de regtlijnige rigting hier gemaklijk verklaren door de gewoonte, welke de christenen volgden, om de dooden in het graf uilgeslrekt en niet gekromd of opgestapeld néér te leggen. Wat de loodregte bewerking dernbsp;gangwanden betreft, deze stemt overeen met de afsluitingnbsp;der verschillende grafverdiepingen: immers daardoor-alleennbsp;kon de sluiting der verschillende lagen, zonder gevaar vannbsp;verzakking, plaats grijpen, en had de bovenste verdieping opnbsp;de daar onderliggende haren regelmatigen steun.

Eindelijk, is over het algemeen de geheele diepte der loculi links en regls grooler dan de breedte van de lusschen-galerij, waaruit ten duidelijkste blijkt, dat deze ter dienstenbsp;der grafsteden werd aangelegd, en geenszins met het doel,nbsp;om er bouwstoffen uit te halen.

Evenmin als in het plan van aanleg der galerijen, is ook in dal der grafsteden-zelven luim of willekeur vrij gelaten:nbsp;in al de catacomben heerschl slechts één en dezelfde geest:nbsp;eene horizontaal in de wanden uilgehouwen nis, waarin éénnbsp;of meer lijken uilgeslrekt kunnen liggen, en met marmerplaten, of andere stukken steen stevig digi gemetseld, ziedaar, wat men in de vijftig wijken van hel onderaardschenbsp;Rome, regelmatig, lol zes rnillioen malen toe, vindt herhaald.nbsp;Dit nu bewijst toch wel zeer zeker, dal men, zoowel tennbsp;aanzien van den vorm der galerijen, ais met betrekking totnbsp;het begraven der lijken, een vooraf beraamd en streng gehand-

-ocr page 41-

ALGEMEEN KARAÏTER DER CATACOMBEN. 35

®iaaf(l plan van aanlejf heeft jjevolgd ; maar tevens ook dat plan-zelf, even als de catacomben, waarin men het vindtnbsp;’J'tgevoerd, van volstrekl-christlijken oorsprong zijn. De Grie-en de Romeinen verbrandden de dooden, en sloten hunnenbsp;asch in graf-urnen; de Egyplenaren bewaarden ze in hunnbsp;liuis; alleen de joden hieuwen hunne grafsteden in grottennbsp;rotsen, waar zij de lijken, na ze vooraf gebalsemd tenbsp;^lebben, in hun geheel en in lijnwaad gewikkeld nederlegden.

En hoe nu ontstond zoo eensklaps in het Westen die quot;’ijze van begraven, waar zij vroeger volstrekt niet bekendnbsp;Was? En boe kreeg zij ingang te Rome, waar vele eeuwennbsp;*ang een volkomen tegenovergestelde ziens- en handelwijzenbsp;^leer.schte? Alleen uil het christlijk oogpunt beschouwd ennbsp;ap godsdienstigen grond laat zich dit anders onoplosbaar vraag-®'uk volledig verklaren.

De H. Maltheus meldt ons, dat, na des Verlossers dood, ^ozef van Arimalhea Pilatus om hel ligchaam van den Gebruiste ging verzoeken. Toen hem dit was loegestaan, wikkelde liij het ineen volmaakt zuiver lijnwaad, met specerijen,nbsp;legde hel in een in de rots uitgehouwen graf, waarvannbsp;**'j de opening sloot met een zwaren steen. Hel Evangelienbsp;'’oegi er zorgvuldig bij, dal dit zóó de wijze van begravennbsp;quot;as bij de Joden 1). Wel verre van dit bij het oude volk innbsp;iwang zijnde gebruik af te schaffen , bevestigde onze Heer hetnbsp;¦otegendeel, door zelf er zich aan te onderwerpen. Daarenboven was de grondlegger van het christendom te Rome,nbsp;H. Petrus, van afkomst een Jood; en wat nu is naluur-bjker, dan dat de christenen, door den apostel loegelichl,nbsp;deze wijze van begraven aannamen, en ook werklijk in praktijk

1) Accepcrunt ergo corpus Jeiu ct ligaverunt illud linteis cum «romatibus, sicut mos est Jutlaeis sepelire. S. Joan. c. XIX, 40,nbsp;Drievoudig Rome. — IV. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4

-ocr page 42-

54 HET DRIEVOIIDIG ROME.

braglen ? Even als de grafsleden van den Zali[fniaker zijn ook hunne grafplaatsen in de rots uitgehousven, en met hard- ofnbsp;baksteenen gesloten. Hunne lijken zijn in zuiver lijnwaad gewikkeld, of .soms ook wel in zeer rijke stofgcwaden, en daarenboven door eene groote hoeveellieid van welriekende kruidennbsp;legen het bederf beveiligd. « Arabië en Sabea, zegt Terlul-lianus, zenden ons meer reukwerk om onze dooden te begraven,nbsp;dan zij er, ter bewierooking uwer Goden, van verknopen 1). »nbsp;— « Onze wijze van begraven, voegt Prudentius er bij,nbsp;bestaal in het uitspreiden van hagelwit en overfijn lijnwaad,nbsp;en dat, teneinde de lijken te bewaren, door ons met welriekende kruiden belegd wordt 2). »

Ziedaar de godsdienstig vrome wijze, waarop de eerste christenen tegen hel verderf van het graf de ligchamen trachtten te beschermen, die tot eene glorievolle opstanding warennbsp;voorbeschikt, zoodanig, dat een groot aantal lonuli, vijftiennbsp;eeuwen na het begraven geopend, nog een aangenomen geurnbsp;van welriekende kruiden opleverden 5), terwijl in een aantalnbsp;andere de gevonden grafgcwaden, zoo van linnen-, als vannbsp;wollen of zijden sloffen hel daaromtrent hier aangevoerdenbsp;volkomen slaven.

Doch ziehier ook nog een ander bewijs, dal voor het gezegde pleit. Naar luid van hel Evangelie, spoedden zich denbsp;vrome vrouwen rncl de door haar gekochte rcukkruiden naarnbsp;des Verlossers graf, teneinde er zijn ligchaam meê Ie bal-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tliura plane nos ciiiiinus I SI Ambiae qucninlur, sciant Sabseinbsp;pluris et carius suas mcrces chrlstianls sepeliendii profllgari, quani diisnbsp;fumigandis. Apol. 1, 42.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Candore nitenlia claro praeUndere lintea mos est,nbsp;Aspersaque myrrba Sabseo corpus mcdicainine servet.

Jlym. Cathemer.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Boldetii, lib. I, c. b9.

-ocr page 43-

ALGEMEEN KARAKTER DER CATACOMBEN. 3b

ALGEMEEN KARAKTER DER CATACOMBEN. 3b

Kerk.


semen 1). Dit edel voorbeeld bleef niet zonder navolging, en '''ij zien de christenen zich , gedurig aan, en als oni strijd,nbsp;i^eijveren, om de grafsteden der martelaars met kostbaar reuk-quot;erk te vereeren 2). In navolging van Magdalena en Maria,nbsp;quot;'aren het vooral de christen-vrouwen, die zich meest onder-*‘Cheidden door moedigen ijver in het vervullen van dien vromennbsp;3). Op Calvarië ontstaan, en in de Catacomben voort-Sezet, heeft zich het bedoelde gebruik, sedert den vrede der

geheel de wereld door, met grooten luister gehand

haafd. Behalve het bewierooken der reliquiën, hebben wij 'iaarvoor ook nog twee andere luidsprekende bewijzen; bij hetnbsp;*quot;el zooveel vorsllijke mildheid door Konstantijn, ter gunstenbsp;*ier christlijke basilieken, vastgestelde kerk-inkomen, vindtnbsp;’'*®n altijd ook aanzienlijke sommen aangewezen voor dennbsp;'nkoop van specerijen, wierook en nardus-olie, bestemd totnbsp;hulde van der apostelen graf. De Kerk van Rome bezat langennbsp;hjd een uilgestrekt gebied in Babylonië, waarvan de jaarlijk-ache opbrengst bestond in eene genoegzame hoeveelheid balsem,nbsp;het nacht en dag branden op het lijkgesteente van dennbsp;I’etrus en den H. Paulus 4).

als

loi

Intusschen leveren de catacomben toch ook een zeker aantal lijken op, die in ongebluschte kalk begraven zijn; ennbsp;uien nu den buitengewonen ijver der eerste christenge-

u^igen nagaat in het ongeschonden bewaren van het stoflijk hulsel hunner broeders, dan verwondert men zich, in dennbsp;^®rsten oogenblik, daarover, dat zij soms bij het begraven eene

I) Luc. c. XXlll en XXIV,

Titulunique ct frigicla »axa Liquido spargemus odore.

Vhod,, Uym. 10.

3) Boldetti , lib. I, c. S9.

'*) Bar., nbsp;nbsp;nbsp;t. X, aii. 1061.

-ocr page 44-

36 HET DHIEVOCDIG ROME.

slof gebezigd hebben, wier eigenaardigheid hel is, onverwijld hel daarin gelegde lijk te verleren; — doch, bij diepernbsp;nadenken, bevroedt men al ligl, dat soms eene gebiedendenbsp;noodzaaklijkheid hen heeft gedwongen, orn hel behoud dernbsp;levenden boven eene meer of min langdurige bewaring dernbsp;dooden Ie verkiezen; — ook is het wel waarschijnlijk, datnbsp;de laalst bedoelde lijken niet terstond na het overlijden zijnnbsp;kunnen begraven worden; en deze omstandigheid was zekernbsp;niet zeldzaam, daar men weet, dat de vervolgers der christenen nooit eenig middel verzuimden, om deze het vervoerennbsp;der martelaars en de begrafenis van hun gewijd overschotnbsp;te beletten. Teneinde het lijkbederf, dat voor de geloovigennbsp;schadelijk kon worden, en ligllijk de heidenen op hun spoornbsp;kon brengen, te voorkomen , bedienden zich onze schamelenbsp;vaderen soms van het onfaalbaar en weinig kostend middel dernbsp;ongebluschte kalk 1).

Tusschen Calvarië en de Catacomben verdient ook nog een laatste punt van overeenkomst aangeduid te worden, namelijk : op de slechts voor een oogenblik noodige grafstedenbsp;van den God*mensch behoefde geen lijkschrift te worden geplaatst; Hu IS vEHiiEZEjf, EN NIET MEER HIER, ziedaar de Zegekreet, welke het geloovig heelal van uit dit ledig graf hoortnbsp;schallen; en, voor zoover de raadsbesluiten der Voorzienigheidnbsp;het gedoogden, volgden de eerste christenen bij hunne grafsteden het gloriepunt van ’t graf des Doodverwinnaars na;nbsp;en, daar zij er niet op konden schrijven, hij is verrezen,nbsp;zoo las men er op: hij zal verrijzen. Even als in hel langenbsp;duister van den winternacht, de sterren aan het uitspanselnbsp;flonkeren in helderder glans, zoo ook schittert in de dieptenbsp;der Catacomben het leerstuk der toekomstige verrijzenis met

1) P. Marclii, p. 19.

-ocr page 45-

ALGEMEEN KARAKTER DER CATACOMBEN. 37

onvergelijkbaren luister. De woorden depositus, in pace ^uiescit (de hier nedergeslrekte rust in vrede), op duizendennbsp;duizenden van g^rafsteden ingegrift, zijn als zooveel lin-lelende lichtstralen, die allen te zamen op die waarheid eennbsp;hemelschen gloed werpen; ze zijn als zoovele stemmen, die,nbsp;'o de sombere gewelven der maallooze doodenstad, het groolenbsp;leerstuk der christenen luide doen weêrgalmen: Fiducianbsp;^hristianorum, resurrectio mortuorum (de verrijzenis dernbsp;dooden is het vertrouwen der christenheid 1). Het isalzoo,nbsp;l^uilen alle bedenking, zeker, dat de galerijen, de grafsteden,nbsp;de wijze van begraven, de grafschriften, met een woord, allesnbsp;Ie zamen een vast beraamd plan aanduidt ten opzigle van denbsp;l^ijzondere inrigting der Catacomben, gelijk ook, van de zijdenbsp;der christenen, een duidlijk uitgedrukt oogmerk, om, zoovel in den dood als in het leven, het voorbeeld van dennbsp;Sodlijken Verlosser, het voorwerp hunner liefde en het eeuwignbsp;doelwit van hun streven, na te volgen 2).

Het geheel der inrigting van het onderaardsche Rome ''erkondigt, als ’t ware, met luider stem, nog een ander bijnbsp;'Uitnemendheid chrislUjk karakter; namelijk, wanneer de ver-*'*jzenis des vleesches het grondleerstuk van het Catholicis-''quot;'s is, dan vertoont zich de liefde als het eerste der tiennbsp;geboden ; welnu, zoow el het een, als het ander is, om zoonbsp;Ie zeggen, de Catacomben als ingedrukt. Voor den oogenbliknbsp;*®1 ik mij slechts bij een algemeen bewijs bepalen, mijnbsp;Voorbehoudende, om, bij eene nadere gelegenheid, daarovernbsp;®ok nog in meerdere bijzonderheden te treden.

Hel eerste uitvloeisel der christenliefde is de gelijkheid Voor God, eene heilige gelijkheid, de moeder der vrijheidnbsp;der waardigheid, die de hedendaagsche volkeren nog on-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Terlall., De Resurrect, car,, c. 1.

2) nbsp;nbsp;nbsp;March!, p. 61.

-ocr page 46-

58 HET DHIEVOODIG ROME.

derscheiden, en welke men in de nederige grafsteden van ons glorierijk voorgeslacht ziet sciiillren in vollen glans. Op hunnenbsp;begraafplaatsen wordt, ja, een onderscheid gemaakt tusschennbsp;een martelaar en tusschen een gewoon christen; maar hetnbsp;onderscheidingsteeken beslaat niet in eene urne of lijkvaasnbsp;van kristal, albast of marmer, die, door rijkdom en schoonheid van beitel werk de aarden vaten der gewone grafstedennbsp;verduistert. Eene kruik, even eenvoudig van vorm als vannbsp;slof, en met kalk in den muur bevestigd, bevat des martelaars bloed; een palmtak, op den grafsteen ingegrift, of,nbsp;meer nog, enkel van buiten op het graf in de kalk geleekend,nbsp;ziedaar het al, wat van de overigens volmaakte en al geheelenbsp;gelijkheid der dooden hier afwijkt. Echter vindt men ook bijnbsp;vele grafsteden, in- of uitwendig, schilderwerk, mozaïken,nbsp;voorwerpen van brons en elpenbeen, medaljes, paarlen, ennbsp;dergelijke onderscheidingen meer, doch die daar geenszinsnbsp;geplaatst zijn ter aanduiding van eenigen voorrang in geboortenbsp;of in verdienste, maar enkel lot huldeblijk der liefde van denbsp;levenden jegens hunne overleden bloedverwanten en vrienden,nbsp;en waarvan de weerklank in de meeste grafschriften, evennbsp;waar als roerend, wordt teruggevonden. Ik zeide, dat dienbsp;gelijkheid in den dood een onderscheidende karaktertrek vannbsp;hel christendom uitmaakle: men weet toch, dal zij bij denbsp;heidenen volstrekt onbekend was.

Hel tweede uitvloeisel der liefde is de eenheidsband, die, volgens de kernachlige uitdrukking des Evangelies, alnbsp;de kinderen der Kerk tot één hart en ééne ziel maakt. Helnbsp;leven onzer vaderen was daarvan een zoo heldhaftig en zoonbsp;gedurig toonbeeld, dat hunne vervolgers-zelve ervan opgetogen stonden 1). Als eene telg des geloofs en onsterflijk, als

1) Vide ut inviccin se dllijjant, et ut pro allcrutro iiiori «int parati. — Tcrt,, Jpol. c, 40.

-ocr page 47-

ALGEMEEN KAKAHTEB DER CATACOMBEN. 39

hare moeder, braveerde die heilige eenheid van ziel en zin •ot zelfs den dood, en schiltert in de catacomben met on-doofbren glans. Als ’t ware, verloren te midden eener onmeel-'ijke stad, en altijd bespied of door de heidenen vervolgd,nbsp;konden Rome’s eerste geloovigen zich niet dan ter sluip ennbsp;'«r loops vereenigen, hetzij in godsdienstige zamenkomst,nbsp;^®lzij aan hun broederlijk maat; en welligt waren het meestalnbsp;de kerkers, waarin zij verzuchtten, of de renperken , wraarinnbsp;te zamen geslagt werden, die hun tot vereenigingspuntnbsp;strekten. En zoo dan, gedurende het leven, willekeurig gescheiden , toch haakten zij er naar, om ten minste bij et-*^ander te rusten na den dood, en was het hun meest gelief-koosd streven, om slechts één en hetzelfde graf met elkaêrnbsp;’c deelen, even als zij eenmaal op aarde slechts één gezinnbsp;Uitmaakten, één hart en ééne ziel.

a's de


Intusschen behoorde het aanleggen van eene-enkele catacombe tot de onmooglijkheden, daar toch, eensdeels eene-cnkele begraafplaats ontoereikend zou geweest zijn voor de ‘Oenigie van dooden, die door ziekte, en meer nog door hetnbsp;Zwaard der beulen of den muil der leeuwen van het Colo.sseum,nbsp;*^®agUjks werden weggemaaid; tervvijl, anderdeels, zulk eenenbsp;ciikele grafplaats, noodwendig verre van de verschillendenbsp;quot;'ijken der stad afgelegen, de grafdelvers, met het begravennbsp;lijken belast, onvermijdlijk in gevaar zou gebragt hebben,nbsp;®^cn als al de christenen, wier troost het was, op de graf-steden der martelaars te gaan bidden. De voorzigtigheid even

noodzaaklijkheid eischten dus, dat men verschillende

kij

leo

'^aiacoinben rond de stad aanlegde. Evenwel, hoe groot ook ® nfstand zij. die hen van elkander scheidt, toch is het,

i'aauwkeurige navorsching, ligll'jk te zien, dat de aan-«Sers er van bedoelden, om ze zoodanig met elkaêr iu 'crbatid te brengen, dat ze eigenlijk slechts ééue uitgeslrekte

-ocr page 48-

40 UET DRIEVODDIG ROME.

grafplaats uitmaakten, die, evenals Rotne-zelve, sleclitsdoor den loop des Tibers gescheiden was 1). In die verheven doo-denslad vertoont zich de H. Petrus, die begraven ligt bijnbsp;het Vaticaan, als het hoofd der trans»Tiberijnsche wijk, ennbsp;beschermt hij Rome ten noorden en ten westen; terwijl denbsp;H. Paulus, aan de Via Ostia begraven, het hoofd wordt dernbsp;cis-Tiberijnsche wijk, en Rome ten zuiden en ten oosten be*nbsp;schermt 2),

De verrijzenis en de liefde, die twee uitsluitend katholieke leerstellingen, alomme in de catacomben, wier ziel en geheim ze zijn, uilgedrukt, onderscheiden zoo scherp onzenbsp;christen-grafsteden, dat het onmogelijk is, ze ooit met dienbsp;der heidenen te verwarren; en daórin ligt wel het sprekendstenbsp;bewijs, dat de catacomben enkel en alleen door onze vaderennbsp;zijn aangelegd. Ik heb verscheiden heidensche grafsteden,nbsp;mausoleën en colombariën gezien, doch nergens er het leerstuk van de opstanding der dooden bij uitgedrukt gevonden;nbsp;integendeel, paarde zich bij het heidensche begrip der vernietiging van het ligchaam, tevens het leerstuk der zelfzuchtnbsp;of van het egoïsmus, en, even als al de daden van het openbaar of bijzonder leven der heidenen, vertoonden ook hunnenbsp;grafsteden dit stelsel in al zijne afgrijslijke naaktheid, gelijknbsp;een vlugtig oog, daarop geworpen, zulks genoegzaam stavennbsp;zal. De heidensche grafsteden laten zich tol drie klassen brengen : de mausoleën, de colombariën, en de puticuli, ofnbsp;de algemeene grafkuil.

De MAusoLEëN. Ongetwijfeld zijn de trots en zelfzucht nooit

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie de bewijzen daarvoor bij al de Roineiniche arcbeologen,nbsp;en meer bepaald bij pater Marclii, biz. 68 tot 78.

2) nbsp;nbsp;nbsp;A facie hoitili duo propugnacula prsesuiitnbsp;Quos fidei turret Urbj caput orbit habet

Fobtb». car.

-ocr page 49-

ALGEiVEEH KAHAKTER DER CATACOJfBEN.

hoojjer op^evoerd dan in den bouw dier reusachtige monu-™Pulen, waarbij marmer, brons, schilderwerk, zilver en Soud met elkaêr, als 't ware, wedijveren, orn er wonderwerkennbsp;^sn te vormen, geschikt tot het trotseren der woede van dennbsp;Die prachtige grafgevaarten zijn dikwerf voor slechtsnbsp;ééii-enkelen persoon opgerigt, als, bij voorbeeld, de pyra-'ïiide van Cestius, het monument van Cecilia-Metella en datnbsp;keizer Adriaan. Eenigen waren ingerigt voor de ledennbsp;derzelfde familie, zoo als het mausoleum van Augustus,nbsp;'6vens bestemd, om ook de asch zijner opvolgers te bergen;

Van de Cens-Plaulia, aan den weg van Tibur; de luis» *6*'rijke Ilypogeën der Scipio’s, aan de Via Appia, gelijk medenbsp;de praalgraven van Lentulus, Doiabella, Celhegus, Ceciliusnbsp;eene menigte anderen meer.

De coLOMBARiës. Was men ook al niet vermogend genoeg, zich een praalgraf te slichten, zoo hadden toch allen,nbsp;tonder uitzondering, een afschuw van de algemeene begraaf»nbsp;plaats, en dus ontstonden dan de colombariën, voor de ver-^ehillende klassen van vrijgelatenen, kooplieden en kunste*nbsp;oaars bestemd. Ook is hel niet vreemd, daaronder zelfs enkelenbsp;^l*iven aan te treffen, die zich van hun gering vermogennbsp;eene grafplaats kochten , of van hunne edelmoedige meestersnbsp;geschenke kregen; al de overigen waren daarvan strengnbsp;*J'lgeslolen. Uil eene ontelbre menigte grafschriften , zal iknbsp;mij vergenoegen, slechts de volgende meé te deelen, die tennbsp;l^ewijze strekken van zulk een belangrijke gunst.

C. AVILIO. LESCRO TI. C1.AVD1VS. BVCCIO.nbsp;COLVMBARIA 1111. OI,L. VIII.nbsp;SE. VIVO. A. SOLO. AD.nbsp;FASTIGIVM. MANCIPIO.nbsp;DEDIT.

Ziedaar dus een geschenk van vier nissen en acht urnen.

-ocr page 50-

49

HËt drievoudig ROME.

G. C. GAMIANVS SIBI ET QVmTIjÉnbsp;VALERIiE CONJVGnbsp;BENEMERENTInbsp;HELFIDIO p^mlnbsp;ONI. ET AVGVSTAEnbsp;QVARTlLLiE VIVOnbsp;ME LOC A CESSI.

Ziedaar eene schenkin[j, krachtens welke Primio en Angjusla refjt verkregen, om in het graf van Gamianus te wordennbsp;bijgezet.

/

D. M. S.

L. FABIVS. MODESTVS.

SIBI. ET SVIS. OMMIBVS.

INSTANTIA. ET. LABOUIBVS.

SVIS FECIT.

Ziedaar dus een graf, uitsluitend voor de leden derzelfde familie bestemd.

D. M.

T. MïLlO. AVG. LIB. G. LAVCO.

CVBICVr.AVIO.

STATIONIS. PRIM.E.

ROSCIA. LÏDE.

CONJVGI. KARISSIMO.

BENEMERENTI. FECIT.

ET. SIBI. ET. SVIS. ET L. L. B. L. LIBERT.

P. E. IIOC. MONIMENTVM. H. N. S.

Hier blijkt de eigenaresse, Roscia Lyde, het regt van begrafenis in haar graf toe te staan aan hare vrijgelaten slavennbsp;en slavinnen, gelijk ook aan hunne nakomelingschap; doch

-ocr page 51-

ALGEMEEN KARAKTER DEK CATACOMBEN. 4S

*^60 letle wel op den slotzin: i7oc monimentum hceredes sequitur : « Dit monument gaal niet op de erven over. »nbsp;Misformulier, waaruit maar al te zeer blijkt, dat men metnbsp;Scene vreemden, zelfs niet met de eigen erven de.s overledenen,nbsp;t minst iets uitstaande wilde hebben, wordt telkens weêr^nbsp;Sevonden, en door de volgende Sigels of letterteckens uil-Sedrukt: H. M. H. N. S. Gewoonlijk worden er strengenbsp;^Srafbepalingen, verwenschingen en zware boeten op de graf»nbsp;^Seden-zelven uitgedrukt, ter bedreiging van den vermetele,nbsp;siic het colombarium zou durven vervreemden, of er eennbsp;^¦’ceindeling in brengen 1), Dikwerf wordt de justitie in alnbsp;strengheid over hem ingeroepen 2). En zoo nu was denbsp;^Siesi van oud Rome's maatschappij, tot op slechts weinigenbsp;J'^fen voordat de christenen, in hunne catacomben, het luis-^^frijk voorbeeld gaven eener algemeene liefde en gelijkheid,nbsp;quot;'•^Ike wij zoo zeer te bewonderen hebben; en zelfs Ciceronbsp;ons, dat de godsdienst en de wet, met al de krachtnbsp;haar gezag het heidensch leerbegrip van trots en zelf^nbsp;^sicht, in zijnen tijd tot den hoogsten trap opgevoerd, beidennbsp;^''cnzeer in bescherming namen 5).

der

Me pcTicüLi. Zoowel de bodem als het geld zou de koningin Wereld ontbroken hebben, wanneer zij in colombariën ofnbsp;^'^SUsoleën zooveel miljoen plebejers en slaven had willen be«nbsp;als er zich, gedurende negen of tien eeuwen, in haar

1) nbsp;nbsp;nbsp;Si quis autem hoe vendere voluerit, arkae pootificuni L. SS.nbsp;¦Rilria numinuni inferel; vel si quis alieniiin corpus hic intulerit,

O» *opra scriptam inferat. Medegedeeld door Fabretti, p. 265,

2) nbsp;nbsp;nbsp;Huic monumento intercedat lex ne donatio fiat; quod si quisnbsp;^ “'iserit inferat aerario P. R. HS. XXX. N. Inscription du Musee

' ^erone, p. 320—31.

'nf,

quot;'ri fas negent csse. De Leg., lil). II, c. XXll.

il) Sane tanta religio est sepulcroruni, ut extera sacra et gentem

-ocr page 52-

44 HET DRIEVOUDIG ROME.

uil^estrekt gebied bewogen. De groole wet der gezondheids-policiedeed haar, voor dat gedeelte der bevolking, eene wijze van begrafenis vinden, die het stelsel van trots en zelfzuchtnbsp;bijna even luide als de schittrendste inausoleën verkondigde:nbsp;openbare brandstapels, uslrincB publiccc, strekten ter ver*nbsp;nietiging der lijken. Het waren met zware muren omringde,nbsp;vierkante pleinen, waar, door elkander, de lijken der ongelukkige slaven en armen neêrgeworpen werden. Eene grootenbsp;menigte hout van harstachtigen aard werd vervolgens lotnbsp;brandstof gebezigd en ontstoken, zoodanig, dat, door dennbsp;rookwalm er van, te gelijkertijd de dampkring voor bederfnbsp;bewaard bleef. Ook wierp men dikwerf de lijken van menschennbsp;en dieren te zarnen in diepe kuilen, daartoe buiten de portanbsp;Esqiiilina uitgedolven, en waarin dan allen te zamen innbsp;ontbinding overgingen 1). Tusschen deze schandelijk wrecdenbsp;wijze van handelen met het stoflijk overschot van den mensch,nbsp;en het eerbiedig ter aarde bestellen der dooden, in de Gata»nbsp;coinbcn, ligt de geheel breede klove, die hel heidendom vannbsp;het christendom scheidt.

Ik vraag den lezer om verschooning, dat ik eenigermale ben afgeweken van mijn voornemen, om van daag kennis tenbsp;maken met de grafdelvers der eerste Kerk, en tevens een bezoeknbsp;te gaan afleggen in de Catacomben van het Valicaan; voornbsp;die beide gevvigtige zaken is het heden te laat geworden. Hetnbsp;algemeen overzigt van hel karakter dezer grafsteden in haarnbsp;geheel heeft al onzen tijd vereiseht. Moge ik, ten minste,

I) Puticulos dicunt appetlatoi, quód vetustissimum genui «c-pultursB In puteis fuerit, eumque locuiii fuisse publicum extra portam Esquilinam. Sed inde polius appellatos essc existimatnbsp;JElius Stilo, quod cum in euin locum palresfamilias pecudes mor-ticinas et ïilia projicereiit mancipia, ibi cadavera ea putrescerent-— Festus, ad verb. Puticuli ; ed. Car, Od. Muelteri.

-ocr page 53-

DE GBAFDELVEUS. 43

duiilUjk genoequot; beschreven hebben, om niet den g-eringslcn ^quot;ijfel over (e laten ten aanzien van een vast beraamd en innigenbsp;'^'quot;'isllijk plan, dat ten grondsla» heeft gelegen bij hel aan-*®2gen van het Onderaardsche Rome, en waardoor de Catacomben, in alle opzigten , van de heidensche begraafplaatsennbsp;streng, onderscheiden zijn.

so Uecember.

grafdelvers. — Eene afbeelding er vaii. — ludruk. — Gebed. — Vaticaansche catacomije. — Haar oorsprong, liare glorie. —nbsp;Het lijkgewaad der martelaren. — Foltertuig. — Vereeriiig dernbsp;geloovigeu. — De christlijUe wereld.

Hes morgens het Colosseum bezoeken, des avonds in de catacomben afslijgen, beurtelings het bloedig worstelperk innbsp;^Ogenschouw nemen, waar, in heidenkamp, de martelarennbsp;^unne onsterflijke zegepalmen verwierven, — en de somberenbsp;diepten naauwlettend gadeslaan, waar eene niet minder held-hafiigg vroomheid hel slotlijk overschot dier bloedgetuigennbsp;Omringde met al de hulde der liefde en des geloofs, —nbsp;*'cdaar het voorregt, dal door ons genoten stond te worden,nbsp;gevolge van den ons gisteren te kort geschoten tijd. Nognbsp;®'djd hield ons het glorievolle beeld der aloude grafdelversnbsp;cp den drempel der Vaticaansche catacombe bezig; immers,nbsp;^‘3dden wij gister in den aanleg van het Onderaardsche Romenbsp;^cn vasl-beraarnd plan ontdekt, zoo volgde daaruit, als vannbsp;dat de uitvoering van dal gewijde plan aan bepaaldnbsp;*^3artoe bestemde en voor die taak geschikte arbeiders moestnbsp;toeverlrouwd geworden; en zoo dan wordt hel lijd, datnbsp;met deze onvergeetlijke bouwmeesters en verheven uit-''Oerders meer van nabij kennis maken.

drievoudig Rome. — lY. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;5

-ocr page 54-

4(j nbsp;nbsp;nbsp;HET DHIEYOÜDIG HOME,.

Inde hoogste oudheid van Rome’s kerkgeschiedenis, vindt men over de veertien wijken der stad zeven diakenen aange*nbsp;steld, waarvan ieder eene plaats, een huis, of rnissehien enkelnbsp;een vertrek had, waar hij, ten overstaan der neopliylen ofnbsp;bekeerlingen, zijne geesilijke en andere bemoeijingen, aannbsp;het gewijde ambt veibonden, uitoefende, en welke plaats denbsp;Diaconie gcheelen werd. Vijf-en-twintig priesters, door dennbsp;H. Cletus, tweeden opvolger van den H. Petrus, gewijd, stonden als zoovele herders over de verschillende afdeelingennbsp;derzelfde kudde; en dus ontstonden de verschillende parochiën, die aanvanklijk zeven in getal waren, en vervolgens,nbsp;in het jaar 96, door den H. paus Evaristus tot het cijfer varlnbsp;vijf-en-twintig werden gebragt. Met de uitbreiding der geloo-vigen, nam ook van lieverlede dat getal toe 1). Behalve eennbsp;of twee priesters, een diaken, een subdiakenen een notaris,nbsp;waarover ik later spreken zal 2), had elke parochie een col*nbsp;legie van aclit of tien grafdelvers 3), meer bepaald met al,nbsp;wat de begrafenis der dooden aanging, belast, en die dennbsp;uaam voerden van Arbeiders^ Dekenen^ Baardragers ofnbsp;Mijnwerkers ^ al naar gelang van den meer bepaalden aardnbsp;hunner gewijde, doch altijd zeer gevaarvolle betrekking 4).

Terwijl de heidenen de verachting van den mensch zóó verre dreven, dat zij zijn lijk in een mestkuil wierpen, omnbsp;te gelijk met dat van hel vee in ontbinding over te gaan,nbsp;betoonde de Kerk een dusdanigen eerbied voor de stoflijkcnbsp;overblijfsels van den christen, en vooral van den martelaar,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie VlatI, De Cardinalis Diijvitute et Officio, t. II, p. 12-13.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Baron., De Mariijrol. Kom., c. l.

Ir

ti

3) nbsp;nbsp;nbsp;Le selte parrocchie urliane.... con un cottegio dl otto o diednbsp;fossori. — Marclii, p. S8 et p. 10.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Copiatse seu laborantes, Decani, I.eclicarii, Porticani, Arenarii.nbsp;_ Boldctti, lib. 1, c. XVI; Aringbi, lib. I, c. Xlli.

-ocr page 55-

DE GUAFDELVEES. 47

zij de zorjj hunner ler-aarde-beslellinjj niet dan aan hare ®'3en dienaren toeverlrouwde. Inde geesilijke orde te Romenbsp;blonden de grafdelvers op den eersten trap der kerkbeambten,nbsp;in het spoor van Tobias, uitbionken door reinheid vannbsp;levenswandel, kloek beleid en naauwgezelheid bij hel ver-''ullen van hunnen pligt, gelijk niet minder door moedigenbsp;'^ilvoering van wat hun ambt van hen vorderde, maar vooralnbsp;lt;ioor de levendigheid van hun geloof, dat hen, altijd metnbsp;^6t oog op de verrijzenis der dooden, in eiken overledene,nbsp;hunne vrome bernoeijing loeverlrouwd, het beeld van dennbsp;^srlosser-zelven gestadig aanschouwen deed 1).

Welk ceue hulde van erkeutlijkheid en bewondering ver-die keurbende niet, wier leven omging in het delven grafsteden, diep in ’t hart der aarde, en waar zij zich uitfluitend bezig hielden met het ontvangen, wasschen en be-SFaven der lijken hunner broeders in den Heer? Wanneer mennbsp;2ich ver|daatsl in het bloedig tijdvak der chrislen-vervolging,nbsp;dan de hinderpalen nagaat, die uit den weg geruimd, de

I) Primus in clericis rossarionim ordo est, qui in similitudinem

sancti sepelire morluos admonentur, ut exhibenfes visibiliurn rprnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

^ atn curam ad invisibilium fcstinent, et resurrecfionem carnis cre-^ates in Domino, totum qiiod faciiint Deo protectori deberi, non '“'^'ais cognoscant. Tales ergo Fossarios esse Ecclesi® convenit,nbsp;^aalis Tobias propbeta fuit, ejiisdem sanelilatis, ejusdern scientiaenbsp;virtiilis. Non ergo putes parvum esse officium Fossariorum, etc.nbsp;^ ^^ptem Gradth. Ecclesioe; inter opera D. Hieronyini, Epist. adnbsp;Narbon. — liet scbijnt , dat de Fossores tot de biërarcbie be-^^“rden, naardien wij hen als getuigen zien dienen met de diakensnbsp;j, priesters , bij de verzoening van den ketter Cccilianus, a Sedentenbsp;ulo episcopo, et Moritano, Viclore, et Memorio presbyteris; ad-u Marte eum Helio diacono, Marenclio, Catullino, Silvano etnbsp;y, “ subdiaconis ; Januario, Meraelo , Fructuoso, Migione, Salurnino,nbsp;^444quot;^* u*- caeteris Fossoribus, etc. » — Labbe, t. 1. Concil., p.

-ocr page 56-

FIET DIUF.VOimiG ROME.

gevaren, die doorgestaan moesten worden, om aan de handen der beulen de overblijfsels der martelaren te ontrukken, zenbsp;van de magistraten af Ic koopcn, ze te vervoeren van ondernbsp;het scherpziend oog der vijandige bespieders, ze door denbsp;stralen eencr tegen hen opgezette stad lieen Ie dragen , ennbsp;ze, in liet hart van den nacht, naar diep verborgen holennbsp;omziglig heen Ie geleiden; wanneer men daarbij denkt aannbsp;het enge dier grafgangen, aan hel duistere, aan het kille ennbsp;vochtige van eene altijd geopende en altijd smeldampen uitwasemende groeve : ik vraag het, hoe zal men dan genoeg kunnen bewonderen hen, die, alleen door de hoop op de verrijzenis ten eeuwigen leven, dat onderaardsch Jerusalem schiepen,nbsp;na hel hemelsch Jerusalem de wonderbaarste en heiligste stad?nbsp;Moet men niet in die onversaagde christenen de moedigste ennbsp;trou wste kampvechters der ontluikende Kerk vereeren ? Wanneer ik in den martelaar een krijgsman zie, die zijn levennbsp;éénmaal voor Christus ten offer bragt, dan vind ik in eennbsp;romcinschen grafdelver een held, die hel zijne voor zijnennbsp;broeder honderdmalen waagde 1).

In hel oog der eerste christenheid was hunne bediening zoo edel en zoo verdiensllijk, dal dikwerf de aanzienlijkstenbsp;personen en de doorluchtigsie vrouwen haar op zich namen,nbsp;zoo als de 1111. pausen Sicphanus, Callixtus, Fabianus, Eiili-chianus, Marcellus en Melchiades; de 1111. Praxeda, Pruden-liana, Lucina, Cyriaca en zoovele anderen, wier vaders,nbsp;cchlgenoolen en zonen den senalors-zetel of het consulaat bekleedden 2). En kan hel dan verwondering baren, dat denbsp;erkcnilijkheid en de bewondering der levenden die christenhelden volgden lot in hun graf ? De naam van Fossor prijkt

Ij Zie P. Marclii , blz. tO. 2) Aringhi , lib. 11, c. Xll.

-ocr page 57-

DE GRAFDELVERS. 49

een eerelilel op hunne grafsteden. Zoo vindt men daarvan de volgende voorbeelden;

FELIX FOSSARIVS IX P.

'• Felix, grafdelver, in vrede. »

SERGIVS ET JVNIVS FOSSORES B. N. M. IN PACE. BISOM.

« Sergius en Junius, grafdelvers, die zich verdienstelijk hebben gemaakt, in vrede in hetzelfde graf. »

PATERNO FOSSORI. BENEiMERENTI.

BIXIT. A. P. AI. XXXVl.

QVIESCIT IN PACE.

« Aan Paternvis, den grafdelver, die zich verdiensllijk heeft gemaakt. Hij heeft ongeveer zes*en-dertig jaren geleefd,nbsp;^hj rust in vrede. »

Zoo dan kennen wij nu voor goed de aanleggers, bouw-'*^®eslers of oritginncrs der catacomben, zoo ten aanzien van hunnen naam, als van hunne hooggewaardeerde bediening;

, zeker zou het een onbeschrijflijk groot genoegen zijn , quot;anneer wij ze, alvorens met hun werk van nabij kennis tenbsp;Saan maken, als 't ware, van aangezigt tot aangezigt mogtennbsp;aanschouwen: welnu, zie, daar vertonnen zij zich, zoo alsnbsp;®nze vaderen ze hebben aanschouwd, in hun nederig ge-'''aad, en met de werktuigen hunner bediening toegerust. Men

met eerbied deze zestien eeuwen oude afbeelding gade: *'J 's in eene van de crypten der begraafplaats van den H. Gal.nbsp;hxlus gecopiëerd 1).

f) Zie het pl an achter dit deel.

-ocr page 58-

80 HET DRIEVODDIG ROME.

80 HET DRIEVODDIG ROME.

|l'

Boven het boogfifewelf leest men den naam van den roemrijken werkman, zijnen dood in de vreeze des Heeren, zijne hoop op de verrijzenis, en den dag, dat hij ter aarde werdnbsp;besteld: « Diogenes, grafdelver, in vrede, bijgezet den 8.nbsp;der calender! van October. » Alhoewel er het jaartal niet bijnbsp;uitgedrukt staat, zoo duidt de lettersoort van dit opschriftnbsp;toch eene hooge oudheid aan. Ter wederzijde van het nederig epitaphium bevinden zich twee duiven, ten zinnebeeldnbsp;der reinheid des harten, en van het geloof des overledenen.nbsp;Te midden van het vlak vertoont zich Diogenes, met kortnbsp;gesneden haren, op de wijze der Romeinen , en de ooren ontbloot, welligt volgens het kerklijk voorschrift: patentibusnbsp;aurihvs (hoor scherp toe). Op den linker-schouder ligt eennbsp;wollen lap, of misschien wel een stuk schapenvacht, als bijnbsp;wijze van kussen, tot het minder doen drukken van dennbsp;te vervoeren last. Sommige oudheidkundigen hebben daarinnbsp;meenen te zien het amphihalum^ een soort van kap, om hetnbsp;hoofd meê te bedekken. Op den regter schouder ligt een mijnwerkers haakbeitel, waarvan de steel rust in de regterhand,nbsp;die op de borst is geplaatst. Dit werktuig strekt tot onder-scheidingsteeken van des workmans bedrijf, en, hoe schamelnbsp;het ook zij, zoo komt het mij in de hand van Diogenes glansrijker voor dan de maarschalkstaf of de scepter der koningennbsp;in de handen eens veroveraars. De grafdelver oefende zijnnbsp;zwaar bedrijf in den schoot der aarde uil, te midden der digistenbsp;duisternis; en zoodoende heeft hij dan ook in de linkerhandnbsp;eene kleine lamp, die hem bij zijnen arbeid verlichtte. Zijnbsp;heeft, gelijk gij ziet, den vorm van een scheepje, een beeldnbsp;in ’t klein van het gi'oote Petrus-vaartuig, de katholiekenbsp;Kerk. Het ketentje, waaraan de grafdelver haar draagt, dient,nbsp;om ze neèr te hangen aan de wanden der galerijen, in denbsp;nabijheid van den loculus, die uitgedolven worden moest.

-ocr page 59-

1

1

81

DE GRAFDELVERS.

als

Het gewaad van den grafdelver bestaat in eene korte tu-'’’ca, van onder afgerond en met enge mouwen, die aan de pols toegebonden of met agrafen (haakjes) gesloten zijn. Ditnbsp;liostuum is in volmaakte overeenstemming met wat een graf-delver te verrigten had, en waarbij noodig was, dat hij zichnbsp;ffeheel vrij kon bewegen, onder het werken in smalle gangen,nbsp;het uitdelven van grafsteden, die slechts eenige duimen hoognbsp;een of twee voeten diep moesten zijn. Op zijn gewaad staannbsp;drie kruisjes, twee van onder en een op den regterarm. Metnbsp;het oog op onze gewijde oudlieid gevestigd, valt het nietnbsp;'*'oeijelijk, in dat doorluchtig leeken het verheven en éénignbsp;Voorwerp te herkennen, waaraan het levendig geloof en denbsp;''Urige liefde onzer vaderen onafscheidlijk was gehecht. Buitennbsp;het kruis vermogten zij geen oogenblik te zijn. en zoo dannbsp;P'eatsien zij dit dierbaar heilteeken telkens en overal, op hunnbsp;''eorhoofd, op hun hart, opal hunne zintuigen 1); tater zagnbsp;het op allerlei wijze op hunne kleederen, hun vaatwerk,nbsp;hunne tafels, op hun huisraad en op de wanden hunner wo-‘’’ugen afgebeeld 2). De plaatsing op het gewaad van Dioge-is ook volstrekt niet willekeurig of zonder beteekenis;nbsp;''Utners, de hoofdtaak van den grafdelver bestond in het ver-''ueren van lijken en het delven van grafsteden; alzoo, bijnbsp;kniën en op den arm ingegrift, strekt hier het kruisteeken

tul een benioedigingsmiddel, terwijl het des arbeiders

lt;lei

*''’are werk en zijnen gevaarvollen heen- en weêrgang heiligt heschermt. Een schoeisel, in den vorm van sandalen, maaktnbsp;grafdelvers kostuum volledig.

'*'®P in uwen geest, en volg ons langs den duisteren trap.

^rent dan nu het beeld van dien eerwaardigen werkman

t) Terlull. Ve Coron, c. lil. Concil, Nicom., 11, act. 7.

-ocr page 60-

HET drievoudig ROME.

op het spoor van den kcrlilijken gids, in het eerste kwartier van de groole marlelaarsslad, verlicht door den glans dernbsp;fakkels, welke men ons tot het doen van dien rnerkwaardigennbsp;togt ter hand stelde. Welken indruk ondergaat het gemoednbsp;bij den aanblik van dit gewijde oord, dat eenmaal getuige wasnbsp;van zooveel smarte, zooveel moed, zooveel heldhaftigheid,nbsp;en van zooveel mysteriën des geloofs! Welkeene gewaarwording gevoelt de reglschapen zoon der Kerk, wanneer hij zijnenbsp;oorspronklijke bakermat aanschouwt, de plek, waar de vrijheid der wereld geboren werd, de plaats, waar zijn doorluchtig voorgeslacht, zoo wreed en zoo onregtvaardig vervolgd,nbsp;drie eeuwen lang, tranen plengde en bad voor zijne beulen,nbsp;waar zijne ouders in het geloof een leven sleten, vol vannbsp;angst, bekommeringen allerlei ontberingen, waar men zichnbsp;in de leerschool van het martelaarschap oefende, om, eindelijk, een diep verborgen graf te erlangen, nadat het grootenbsp;Rome had verbaasd gestaan bij hel roerend schouwspel vannbsp;een altijd vernieuwden en altijd glorievollen worstelstrijd!nbsp;Van uit den stortvloed van denkbeelden, herinneringen ennbsp;gewaarwordingen, die dóar ter plaatse de ziel als mede slepen, stijgt weldra één-enkel gevoel albehcerschend boven alnbsp;de overigen op: de behoefte, namelijk, aan stille overwegingnbsp;en aan het gebed. Met hoeveel zielsgenot spreekt dan nietnbsp;het hart en de mond de beden uil, opzellijk voor deze gelegenheid bestemd 1)1

1) Ant. Corpora sanctorum in pace sepulla sunt, et nomina eorum vivent in reternum.

Psal. Isli sunt qui Tcnerunt de tribulalione niajjna; et laverunt itolas suas in sanguine Agni.

Verbera carniCcum non limuerunt servi tui; ideo dedisti eis locuni nominatum in regno Patris tui.

Tradiderunt corpora sua in mortem, ne servirent idolis; idv® coronati possident palrnam.

-ocr page 61-

i)E GRAfDELVEnS.

Igt;e Valicaansche catacombe, thans Vaiicannsche grotten S^naarnd, da;gt;lepkcnl vanaf liet. eerste ontstaan des christen-'ioiris, van den tijd der eerste vervolgiri;}, ja, misschien 1103?nbsp;quot;¦el van vroe2;er. Toen ten jare G6, onder hel consuischapnbsp;O. Lecanins Bassus en van M. Licinius Crassus, Neronbsp;helsclie vreujde smaakte van zijne lusthoven te verlichtennbsp;“'*^1 levende fakkels, — mei andere woorden, christenen,

Videhantor oculis insipient'nim mari •, ilfi aiilem sunt in pace. Gloria cl honore coronasli cos, Doiiiiiie, el coiistiluisli cos supernbsp;manuuni tuarum.

rransicnint per ianein cl aquain, cl eduxisti eos in refrijjerium j aulein earum est in aelerniini.

Gloria Patri, elc.

Ant. Corpora sanctorum in pace sepulla sunt, el nomina eoruin in aelerniiin.

y Ex(illalgt;unt sancti in gloria.

^ La.‘talgt;untur in cnliilibus suis, f Jusli in perpetuum vivent.

^ Et apnd Duminum est memoria coriim. t Guslodit Dominus omnia ossa eorum.nbsp;iV Un nm cx his non conlcrcUir,

^ Orate pro nobls, sancti ChriHli martyres;

^ Ut tligni effit’iainur proniissioinlms Christi.

^ Oornine, cxaudi orationem meain.

Et clamor meus ad Ie veniat.

OREMUS.

‘öco

Oon»lne Jcsvi Christe, rex glorioslssime marlyrum, atqne cotifi-corona, qui dispositione n)iral)ili sacra corpora (nornm mili-pro liia fide ac nomine, sanpjUinern suuni fudcrunt, in hoe ^ ppr sanclos anjjelos tnos ctislodirc dijjnatus es, illosque hujnsnbsp;tuae (liteclae Jerusalem circa moros constllnisti custodes, quorumnbsp;^P''''tns in ccclis fola die ac node non cessanf. landarc nomen .sanctumnbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• concede nohis , ut siciit sacras ipsorum reltquias visitamus,

*emper eorum triumplns gloriemur, et jugi praesidio fiiramur. ^^omlne Jesu Chrisie, qui servonim luorum mariyrum scptilcra

-ocr page 62-

Hi

llEt mUEVOUDIG ROME.

die als pekloortseii otilstoken werden, — was de H. Petrus, sedert ongeveer vijf jaren , wederom in Rome terug', en hadnbsp;daar lallooze volgelingen zich verworven, eene kerkgemeente,nbsp;die als o|)groeide in de vlagen van den hcvigstcn storm, terwijl zij haar aanwezen voor het naaiiwbespiedend oog dernbsp;handlangers des bloeddorstigen keizers diep wist verborgen tenbsp;liouden; en zoo doende is het allezins aannemelijk, dat denbsp;rcgii» aulis reddis clariora, uhi sacros cinerés ct ossa quondam Spiritus sancli viva templa vénerainur; da, ut sicut ipsi per tuam fidemnbsp;et carilateni de tuis Liostilius , sacrse fuse 1’assionis iiuitatores elTecti,nbsp;patuiam nioriendo reporlaverunt; ita iios eorum nierilis et iiiterces-lione ab hostiiim mentis et corporis insidiis liberemur, et ad paradisinbsp;gloriam perveniamus atternani ; Qui Cum Deo Patre, etc.

^nt. De ligcbamen der liciligen rusten in vrede, en hun naam lal eeuwig leven.

Psalm. Ziedaar ben, die gekomen rijn uit groote verdrukking, en hunne kteederen wiescben in bet bloed des Lams.

Uwe dienaren hebben de stagen der beulen niet gevreesd, en daarom hebt Gij bun eene cercplaafs geschonken in uws Vaders rijk.

Gij hebt ze gekroond, o mijn God, met cerc en met glorie; en Gij bebt ze gesteld boven al de werken uwer hand.

Liever gaven zij zich over in den dood , dan dat zij de afgoden zouden aangeroepen hebben ; en zoo dan ontvingen zij de kroon en denbsp;palm der onstcrllijkheid.

In bet oog der dwazen sebenen zij den dood te sterven, maar hunne ruste is in vrede.

Zij gingen door het water en door het vuur, en Gij hebt ze heengevoerd naar de plaatse der verkwikking, waar hunne rustenbsp;eeuwig zal zijn.

Ecre zij den Vader enz.

yint. De ligcbamen der heiligen rusten in vrede, en hun naam zal eeuwig leven.

De heiligen zullen jubelen van glorie.

Sj Zij zullen zich in hunne woningen verblijden.

f De regtvaardigen zullen leven in eeuwigheid.

ij En hun loon is bij den lieer.

-ocr page 63-

85

DE GRAFDELVERS.

Vaticaansche catacombe aan onze eerste vaderen in het geloof lot een quot;ijk- en schuilplaats diende, alvorens hun nognbsp;strekken tol een graf. Wat hiervan ook zij, zeker is het,nbsp;‘Isi op eens de vervolging uitbarstte, en er eene ontelbarenbsp;fnenigve van christenen ter dood gebragl werden op liet

Vati

icaan, in ne tuinen,

in de renbaan en bij de Naumachi

y De lieer bewake al hun gebeente.

^ Niet cén-cnkcl zal verbrijzeld worden. f Heilige inartctaren, bidt voor ons-,

'Si Opdat wij de beloflen van Jesus Christus mogen waardig wordeq, t N'crboor, o Heer, mijn gebed,

^ En mijne roepstem dringe tot U door.

I.*AT OKS BIDDEN.

Heer Jesus Cbristus, atlerroemrijkste Honing der martelaren en ^an hen, die U belijden. Gij, wiens wondervolle Voorzienigheid, Ienbsp;plaatse, door uwe heilige engelen wilt doen bewaken de gewijdenbsp;''gcliamen uwer strijders, die hun bloed hebben vergoten voor hetnbsp;geloof in u en voor uwen Naam; Gij, die als wachters rondde murennbsp;'^®2er stad, van uw welbemind Jerusalem, ben geplaatst hebt, wiernbsp;*al'ge geesten, nacht en dag, uwen heiligen Naam in de hemelennbsp;^®ven; o, verleen ons de genade, ons, die thans hunne heilige over-*'''jfselen gaan bezoeken , dat wij ons eeuwig in huimc zegepraal mo-gvn Verheugen, en, ten einde toe, ons door hunne magtige bescher-'quot;'Fg zien omringd.

het

Hecre Jesus Christus, die glorierijker dan de paleizen der konin-gon gemaakt hebt de grafsteden der martelaars, uwer dienaren, wier ^*eh en gewijd gebeente wij vereeren, als die eenmaal waren levendenbsp;'^TOpels van den II. Geest; evenzoo als Gij bet hun gegeven hebt,nbsp;““'i door bet geloof en door de liefde, te wezen de verwinnaars uwernbsp;'jenden en de navolgers van uw lijden, om, eindelijk, stervendenbsp;^^g te dragen de zegepalm der onslertlijkheid; verleen Gij ons, doornbsp;Rnne verdienste en door hunne tussebenkomst, dat wij beveiligdnbsp;^°gen Worden tegen alle binderlagcn der vijanden , zoo van het lig-als van onze ziel, en voorts geraken tot dc eeuwige glorie

paradijs; Gij, die, met den Vader en den H. Geest, leeft

in I. .

h,


bericht in eeuwigheid. Amen.

-ocr page 64-

t56 HET DRIEVOUDIG ROME.

(hel scheepspei'k) van Nero l). Het is duidelijk, dat nu do broeders Ier begraviiifj van de lijken wel de naastbij gelegennbsp;plaats daartoe moesten zoeken; en zoo dus vereerde reeds denbsp;hoogste oudheid in de Valicaansche grotten de roemrijkenbsp;overblijfsels onzer eerste martelaars. Gewijde bodem van hetnbsp;Vaticaan, gij, na Calvarië, eerwaardigste heuvel der wereld ,nbsp;ja, gij zijt eerst van allen met christenblocd gedrenkt, gelijknbsp;Golgotha met godlijk bloed besproeid werd.

De 11. Petrus, die deze catacombe meermalen bewoond en bezocht had, om er den troost des Evangelies te brengen,nbsp;te doopen, te onderwijzen, of hel brood des levens, dat martelaren kweekt, te breken, en den wijn, die maagden voortbrengt, voor de God getrouwe kudde, daür vergaderd, tcnbsp;plengen, vond, na zijnen marteldood, er mede zijn roemrijknbsp;graf. Van toen af aan verkreeg die eerste christen-begraaf-plaals eene buitengewone vermaardheid, en genoot zij eenenbsp;diepe, bestendige en algemcenc vercering. De pausen verlangden omstrijd begraven te worden bij hun toonbeeld ennbsp;hoofd, en ook vorsten en vorstinnen, koningen en koningin'nbsp;nen, keizers en keizerinnen van alle natiën, consuls, senatoren en telgen der oudste romeinsche geslachten streefden naarnbsp;diezelfde gunst.

Onder de pausen zal ik slechts noemen de 1111. Linus, Anacletus, Evarislus, Sixtus 1., Telesphorus, llyginus, Pius,nbsp;Eleuthcrus, Victor, Fabianus, Joannes, allen martelaars-, ennbsp;de IHl. Leo 1., Simplicius, GelasiuslI., Symacus, Ilormis'

1) Ergo abolendo runiori Nero subdidil reos et qnaesitistimis poen'* affecit, quos, per flagitia iiivisos, vulgusnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;appellaliat. tg'quot;

tur primo correpli qui falebantur; deinde iiidicio eorum multitude ingeiis, Ijaud periode in criniine incendii, quam odio generis huininquot;nbsp;coDvicti sunt. Et pcreuiitibus addila ludibria , etc. — ïacitus, Hisl't

ld). XV.

-ocr page 65-

DE GRAFDELVERS.


87


‘las, Agapctus, Gregorius de Groote, Bonifacius IV., Deo-flaius, Eugcnius I., Vitalianus, Agalho, Leo II., Sergius I., ^•¦sgorius II., Gregorius III., Zacharias, Paulus I., Leo IIL,nbsp;^eo IV., Nicolaas 1., Leo IX. en Felix IV.

Onder de keizers, koningen en koninginnen telt men ; onorius, Valenlinianus, Olho II., Cedwella, koning der


II

W',


®slersaxen, Conradus, koning der Merciërs, Offa, koning Saxen, Ina, koning der Angelen, de koningin Eldibur-


8is.


Zijne gemalin, de prinses Maria, dochter van Slilico en


«^nialin van keizer Honorius; de prinses Termantia, de kci-^^Ein Agnes, de rampzalige Charlotte, koningin van Cyprus,

? eindelijk, de gravin Mathilda.

Onder de doorluchtige, daar begraven personen noem ik '^t'ius Bassus, piefekt van Rome, uit het aloude geslachtnbsp;'’**0 Junia; Probus, prefekt van het pretorium; de consulsnbsp;^'ybrius en Probinus; Livia Primitiva, en nog een aantalnbsp;^“deren meer, Ie veel om hier te noemen.

Al die wereldvorsten, lange na de vervolgingen opgcko-verlangden in deze catacombe een praalgraf, waardoor, van-zelf, hel oorspronklijk plan van aanleg eene belang-‘‘¦jke wijziging ondergaan moest, zoodal men in de Valicaan-Grotten geene naauwe gangen meer vindt, noch denbsp;'Nederige loculi^ noch de kleine cryjilen der overige begraaf-l'laainbsp;''Rn


sen. Verder houde men in het oog, dat, bij het ver-8eo der Conslanlijnsche basiliek door de tegenwoordige *'^*^*^1 de catacombe geheel van gedaante veranderde, en datnbsp;‘'ier gelegenheid een aantal gangen verdwenen, te gelijknbsp;eene menigte opschriften, grafsteden en monumenten,nbsp;zoo uit hel oogpunt van wetenschap, als uit dat vannbsp;^•^dsdienst, even merkwaardig 1). De opperheofden der Kerknbsp;echter Michel-Angelo en andere architecten, dat zijnbsp;M Aom. Siibter,, llb, II, c. IV, p. 143.

•'Oevouilig Home, - IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;6



-ocr page 66-

88 HET DRIEVOUDIG ROME.

het gedeelte van den bodem der oude kerk, waarmeê de grotten waren overdekt, ongeschonden zouden bewaren. Dienbsp;bodem nu, inde onderkerk van Sint-Pieter gelegen, strektnbsp;tot steunpunt van ontzettende booggewelven, ter hoogte vaDnbsp;ongeveer vier el.

Onder aan den wenteltrap vindt men de kapel der zoogenaamde Confessie, of het graf der HH. Petrus en Paulus. Die kapel vormt een klein latijnsch kruis, welks spits in onmiddellijk verband staat met de rigling van het pauslijk altaar innbsp;de bovenkerk, terwijl al de wanden versierd zijn met kostbaarnbsp;marmer, verguldsel en bronzen bas-reliefs, voorstellende verschillende tafereelen uil hel leven der beide Heiligen. Boven hetnbsp;altaar bevinden zich twee overoude afbeeldingen der gezegdenbsp;apostelen, op zilver geschilderd. Hel allaar-zelf, waaraan iknbsp;het voorregl genoot, de H. Offerande op te mogen dragen,nbsp;boezemt een diepen eerbied in, als bevattende de reliekkas,nbsp;waarin de asch van doorluchtige stichters der Kerk rust.

In weérwil der veranderingen, waarover ik zoo even sprak, hebben de Valicaansche Grollen toch nog altijd eene menigtenbsp;oude opschriften bewaard, gelijk mede mosaïken, schilderwerk, basreliëfs, urnen en grafsteden, even belangrijk voornbsp;den kunstenaar, als voor den christen. Onder de laatstgenoemdenbsp;verdient bijzondere opmerking de sarcophaag van Junius Bas-sus, en zulks zoo wegens de oudheid, als door de keurigheidnbsp;der bewerking gelijk niet minder door de chrisllijke poëzij,nbsp;die in de versiering heerscht.

Deze grafstede vormt een langwerpig vierkant, uit marmer van Paros gebeiteld. Op de fries leest men het volgende opschrift:

IVN. BASSVS VC QVI VIXIT ANSIIS. XLII MEN. II IN IPSA PRSEFECTVRA VUBI NEOFITVS IIT AD DEVM.

VIII KAL SEPT. EVSKBIO ET YPATIO COSS.

-ocr page 67-

VEREERIfïG DER GELOOVIGE». 59

VEREERIfïG DER GELOOVIGE». 59

en

® Junius Bassus, een aüerdoorluchligsl man , die twee veerliff jaren en twee maanden oud werd , en prefect vannbsp;^Ofne was, jfinfj lol God alsneophyt (chrislen-bekeerlinjj) dennbsp;der calenden van September, onder hel consulaat van Euse-^•Us en Hypalius. »

Bij eene naauwkeurige beschouwing van elk dezer woor-zullen wij bekend worden, zoo melden oorsprong of herkomst van Bassus, met de door hem bekleede waardig»nbsp;h®id, en met het tijdstip van zijnen dood; terwijl voorts denbsp;has*reliefs der sarcophaag ons hel standpunt zullen aanwijzen,nbsp;daarop zich destijds de kunst bevond.

Junius. Men weel dat de Romeinen meer dan éénen naam, Sewoonlijk drie, en soms er vier voerden: de voornaam, denbsp;^tïiilienaam en de toenaam: jarze/jowiew, wowert, cognomen.

® familie- of geslachtsnaam komt onveranderlijk in de tweede Plaats voor, en eindigt altijd in zms, zoowel in alle opschrif-als op alle medaljes van vóór Caracalla’s regering. Vannbsp;dezen vorst, die hel romeinsch burgerregt aan al de onder-|^®nen van hel rijk schonk, greep er eene groote veranderingnbsp;de geslachtsnamen plaats 1). Men nam nu verscheiden loe-^^ftien aan, en liet zich gewoonlijk met den laalsten noemen :

consuls Eusebius en Hypalius, in hel opschrift voorko-*^code, leveren een voorbeeld daarvan. Wat hiervan zij, het geslacht of de gens-Junia., waartoe Bassus behoorde, wasnbsp;^ der magtigsle en beroemdste van hel oude Rome. Denbsp;'^ctussen en de Bassussen, die er de twee voornaamste tak-

Q 1) Quae prxcipua causa fuit (quod poricnto simile est) ut post lempora, intra paucissiraus annos trium horuui nominumnbsp;per mille annos conservatus, omnino dissipatus sit, et in novanbsp;Vel Iransformafus; nam nulla deinceps nnniinis, prienominis.nbsp;Ju '“Saoniinis distinctio observala est. — Onuphr. Faovin., Dtnbsp;«om.

-ocr page 68-

60

HET DRIEVODDIG ROME,

ken van uitmaakten, schonken aan de Kerk een groot aantal maagden, heiligen en martelaren, na voor haar eene menigtenbsp;wreede reglers en bloeddorstige beulen opgeleverd Ie hebben 1).

VC. Vir Clarissimvs, l)ie woorden duiden te gelijk eene doorluchtige geboorte, groote ambtsbetrekkingen en eenenbsp;verheven waardigheid aan. De senatoren der eerste klasse voerden den titel van doorluchtig {illustris)^ die van den tweedennbsp;rang werden aanzienlijk geheeten [spectabsl), terwijl dienbsp;van de derde soort clarissimi heetten 2).

Prcefeclura urbi. Rouie’s prefectuur was eene door Romulus ingevoerde bediening, die driehonderd-zes-en-dertig jaren vóór Christus, bij de instelling van hel pretorschap ,nbsp;afgeschaft, doch door Augustus wederom hersteld werd. Denbsp;policie en de justicie behoorden tot haar gebied. De prefect ?nbsp;bijna altijd consuls-rang voerende, verving, bij hunne afwezig'nbsp;heid, de koningen, de consuls, of de keizers. Minder dan denbsp;])retor aan de letter der wet of aan het cigenlijkjas gebonden, kreeg de prefect, die met den pretor de jurisdictie deelde, en langer in het ambt bleef dan deze, weldra ook meernbsp;gezag dan hij 5).

Neojilus. Niet zelden vond men in de eerste eeuwen der Kerk catechumenen, die het doopsel eerst in meer gevorderden leeftijd , of in geval van ziekte ontvingen. De vrees

J) Anast., In Sixt. III.

Non Paulinorum non Bassorutn dubilavit Pronipla fides dare *e Cliristo, stirpemque suptrbamnbsp;Genlis patritise venluro allollere seclo.

Prüd. Contr. Symm., lib. I.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Primi ordinis senatores dicuntur illuslrcs, secundi spectabile*'nbsp;(ertii clarissimi. — Isidor. Etymol., lil). IX, c. IV.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Onuphr. Panvin., Desciip. Civit. Hom. lib. 11, p. 280.

-ocr page 69-

VEREEBING DER GELOOVIGEN. Gi

''an te zondigen, na een kind Gods geworden te zijn, was gewoonlijk de reden van dit uitstel, hetgeen overigens doornbsp;'•e Vaders der Kerk en in het algemeen ook door de geloovigennbsp;zeer gelaakt werd, die zulke aehterblijvers met den naam vannbsp;clinici of cjrahatarii bestempelden.

lit ad Dciim. Deze zinsnede, voortgevloeid uit hel geloof aan de verrijzenis en de levendige hoop op de eeuwige zalig-, onderscheidt op de ondubbelzinnigste wijze de grafstedennbsp;christenen van de heidensche begraafplaatsen.

¦Eusebius el Ilypalius. Deze beide broeders, uit het Geslacht Flavia, waren te zamen consuls in het jaar 339.nbsp;**el monument van Bassus behoort derhalve tot het middennbsp;*^er IV. eeuw, en levert ons eenc zeer goed bewaard geblevennbsp;proeve der toenmalige kunst.

ïlegroote voorzijde, de eenige, welke ik, kortheidshalve, *al beschrijven, vertoont twee rijen van bas-reliefs, door eennbsp;a'crlijk lijstwerk van elkander gescheiden. De bovenste rij bevatnbsp;quot;jf tafereelen, in even zooveel vakken, door korinthischenbsp;*‘®loinmen verdeeld. De vier hoekzuilen zijn gegroefd of gecanneleerd, de twee middelste mede met bas-reliefs versierd,nbsp;Cn allen , zonder onderscheid , getuigen van eene meesterlijkenbsp;‘bewerking.

siellino.


Hel eerste tafereel stelt Izaaks offerande voor, een onder-'^erp, dat, als een sprekend zinnebeeld van gehoorzaamheid Cö onderwerping aan den wil van God, volkomen met de be-*'eefie der eerste christenen vooral strookte, en zoodoendenbsp;''Coil genoeg hun voor oogen kon worden gesteld, weshalvenbsp;hel dan ook gedurig op de monumenten der catacombennbsp;aantreft. Hel schijnt, dat de beeldhouwer zich bij die voor-

mtusschen tweemaal heeft vergist, vooreerst door

nen

•'aast Abraham een persoon te plaatsen, die den heiligen Paifiarch gadeslaat; terwijl hij voorts vergat, den ram hoor

6

-ocr page 70-

63 HET DRIEVOUDIG ROME.

te greven, eene bijzonderheid slrijdig met den g;ewijden tekst. Doch, wat hij niet vergat, was de hand Gods, die van uitnbsp;de wolken Abrahams zwaard weêrhoudt. De tusschenkomstnbsp;van een Engel behoorde niet tot de overlevering der vroegstenbsp;kunst.

Het tweede tafereel vertoont de verloochening van den

H. Petrus. Tusschen twee romeinsche soldaten ziet men den apostel in den toestand van verlegenheid, die geheel zijnenbsp;zwakte verraadt. Volgens Buonarotti, was de val des apostels,nbsp;doch door een schittrend berouw gevolgd, voor de christenennbsp;een zinnebeeld des doopsels en der boetvaardigheid, een tweeledig sacrament, waardoor de mensch, na zijn vergrijp, evennbsp;als de apostel, de kracht hervindt tot wederopstanding in hetnbsp;geloof en ten leven. Vandaar, dat dit tafereel dan ook herhaaldelijk in het onderaardsche Rome gevonden wordt.

De derde voorstelling is die van het kind-Jesus te midden der leeraren. Het verloren raken en wedervinden van onzennbsp;Heer in den tempel te Jerusalem is, volgens den H. Am-brosius, een beeld der opstanding, hetwelk de eerste christenennbsp;gaarne op hunne grafsteden plaatsten 1). Onder de voetennbsp;van het kind Jesus ziet men eene gedaante met een soortnbsp;van wapperenden gordel boven hel hoofd, zijnde dit eene voorstelling van hel uitspansel, onder hel beeld eener zeegodheid.nbsp;Niet zelden vindt men op christen-monumenlen geestelijkenbsp;wezens met de onderscheidingsteekenen en kenmerken dernbsp;heidensche góden loegerust. De onbekendheid met anderenbsp;hulpmiddelen lot uitdrukking van zeker denkbeeld, of denbsp;noodzakelijkheid van begrepen te moeten worden, reglvaardigtnbsp;zulk eene navolging allezins. Door hier het uitspansel ondernbsp;de voeten des Verlossers te plaatsen, heeft men het katholiek

1) Exposit. Emng. secund. Luc., lib. H.

-ocr page 71- -ocr page 72-

64 HET DRIEVOCmC nOJIE.

weven, (er vervanging van hel kleed der onsehuld, door een gewaad, uil stof van dieren bereid. Het zwoegen van Adamnbsp;wordl uitgedrukt door een korenaar, die naast hem opschiet.

Helderde tafereel vertoont ons den Verlosser, vijf dagen vóór zijn lijden, Jerusalem binnengaande. Een jongeling komtnbsp;den zoon van David te gemoel, in reisgewaad (met de penula)nbsp;gekleed. De kunstenaar wilde daardoor zinspelen op hel gebruiknbsp;der eerste christenen, die vreemdelingen steeds in dat gewaadnbsp;te gemoel gingen, en zulks soms verscheiden mijlen ver, tengt;nbsp;einde den broeder, wiens aankomst hun gemeld was, hartlijknbsp;te ontvangen, hem te begroeten, tot gids te strekken, ennbsp;elkaér de eer te betwisten in het aanbieden der gastvrijheid.nbsp;De christenen van Rome gingen zoo in twee partijen den H.nbsp;Paulus te gemoet, eenigen tol ad tres Tabernas^ terwijlnbsp;de overigen achttien mijlen ver van Rome zich met hetzelfdenbsp;doel naar het Forum van Jppius heenbegaven.

Het vierde tafereel stelt Daniël voor in den leeuwenkuil-Ter zijde van den profeet bevinden zich twee personen, die voor zijne wachters of aanklagers gehouden worden.

Het vijfde tafereel stelt den Hof der Olijven voor, op den oogenblik, dal de Godmensch door zijne beulen wordt aange'nbsp;‘ grepen. De beneden-medaljon? zijn ingelijst, met eene kleinenbsp;afscheiding lusschen elk in. Die vrije vlakte vertoont bij her'nbsp;haling een Lam, het zinnebeeld van den Zone Gods. Dal god'nbsp;lijk Lam doel bier en daar water uit de steenrots te voor'nbsp;schijn komen , als ten zinnebeeld van den steen der woestijn,nbsp;waarmeê, volgens den H. Paulus-zelven, de Heer en Zalig'nbsp;maker werd bedoeld 1). Nog ziet men er de vermenigvuldigingnbsp;der brooden, en de opwekking van Lazarus. Op de twee zijwanden vertoonen zich allerbevalligste lafereelen uit het land'

1) 1 Cor., X., 4.

-ocr page 73-

DE CnaiSTLIJKE WERF.LD. G5

met hetrekking lot den wijn* en korenoogst, en da'ir!)ij 8^®kruiken, die nog heden ten dage in Rome’s omstreken he-quot;'aard bleven, zoo als, bij voorbeeld, het vervoer van de druifnbsp;een met twee ossen bespannen wagen, en het maaijen metnbsp;gt;^ehulp van eene sikkel 1).

Voorwal, in ’t algemeen, hel karakter van dit beilelwerk ®angaat, zoomoet men, ter waardering er van, twee gezigts-Penicn daarbij in het oog houden, namelijk, hel geschied-^lt;undig of grondbeginsel, en dat, wat enkel lot sieraad werdnbsp;^angebragl. Hel laatstbedoelde is van vrolijken aard en enkelnbsp;‘loeiende op ’s merischen leven op aarde, als ter herinneringnbsp;hel kalme bedrijf der oudvaders, wier voorbeeld en deugdennbsp;‘lo christenen steeds hadden na te volgen. Hel geschiedkundignbsp;quot;odeelte betreft enkel de zedelijke zijde der menschheid: denbsp;^ondenval, de herstelling daarvan door de verdiensten en hetnbsp;1'jden van den Heer, en vooris de verrijzenis der dooden, alsnbsp;*le luislervolle onlknooping van het groote werelddrama. Hetnbsp;*““01 mij voor, dat zulk eene figuurlijke voorstelling, opnbsp;oene grafstede ingebeileld , in den hoogslen graad edel, velomen en hoogst nuttig mag worden besciiouwd.

Ofschoon de Valicaansche Grollen zich niet ver uitstrck-*‘‘^0, zoo is het toch zeker, dat de calacombe, waarvan zij *^00 (leg] uiimaken, zeer aanzienlijk was. Wij hebben gezien,nbsp;zij aan eene menigte van inarlelaren tot begraafplaal-snbsp;'liende. In 1607 , vond men onder eene kolom een enkelnbsp;P^lyandrum van marmer en van porfier, met dit opschrift:

LOC. M.\. C CI.V1III. INC.

O Tertio modo inetitur, ut sub urbe Roma cl locis plerisque, ‘tramentum nicdiuui subsecent, quod manu sinl.slra sunimuinnbsp;: a quo medio niessem dictam puto, — Varr., De Re rustic.,

c, L.


-ocr page 74-

66

HET DHIEVOUDIC ROME.

Locus martyrurn CCLf^IlII in Christo: «begraafplaats van lwee*honclcr(l«negen-eii-vijflioj martelaren in Chris» tus. » De oude arcitieven van hel Vatieaan lellen er den 22.nbsp;Junij lot lien duizend loe 1). Er bestaal nog; een monument,nbsp;tot getuige van de vreeslijke slagling, waarvan dit oord helnbsp;tooneel was: namelijk, het grootelijk- of doodskleed, waarinnbsp;de bloedige overblijfselen der martelaren gewikkeld werden,nbsp;om ze uit de renbaan of hel amphitheater grafwaarts te voeren.nbsp;Deze kostbare reliek ligt in de schatkamer van het Vatieaannbsp;bewaard. Ieder jaar, op Hemelvaartsdag, wordt, na de vespers,nbsp;dal gewijd overblijfsel, met groole plegtigheid, te voorschijnnbsp;gebragl, en blijft tot den eersten Augustus ten toon gesteldnbsp;ter vereering van eene tallooze menigte geloovigen, die derwaarts heenslroomen. De Valicaansche Catacomben hebbennbsp;ook opgeleverd een der foltertuigen, Jidicula genaamd, waar-meê de ledematen van de martelaren afgebeuld werden. Omnbsp;rich daarvan een denkbeeld te vormen, stelle men zich eenenbsp;lange lang voor, wier lippen met haken of klaauwen zijn toe-gerusl, die in elkaér vallen, om er hel vleesch in kleinenbsp;stukken meè uil het ligchaam te scheuren , en zoodoende dennbsp;weêrloozen lijder lot den dood toe onuilsprceklijke smarten tcnbsp;doen ondergaan.

De Valicaansche Grollen, als met hel bloed der eerste martelaren doorweekl, en opgeluislcrd door het graf van dennbsp;H. 1’etrus en van een groot aantal hoofden der Kerk, zijne op*nbsp;volgers op den troon en op het schavot, — zijn, te allen tijde?nbsp;beschouwd geworden als eeii oord van bijzondere heiligheid?nbsp;waarom dan ook de toegang, op straffe van excommunicaVin?

1) Die junü (ieceni miirM miirtyrum habeniiis de coruni r®' liquiis, et eo die iniiltitudo iiiulieruiii conlltiit ad Basilican! flr*'*nbsp;genibus, et faciilas accensas in manu gcitanlium. — Aringhi, /ta’’*'nbsp;Sublcr., lib. II, c. IV, p. 141.


-ocr page 75-

DE CURISTLIJEE WERELD. 67

aan vrouwen was ontzeg^d, mei uitzondering van éénen dag Ijaar, Ie welen op Pinkstermaandag;

UVC MVLIERIBVS INGREDl MON LICET,

NISI VNICO DIE LVN.E POST PENTECOSTEM ,

OVO VICISSIM VIRI INGREDl PROIIIBENTVR , QVI SECVS FAXENTnbsp;ANATHEMA SVNTO.

Van den beginne des Christendoms af, was de toevloed pelgrims uil alle oorden der wereld op die heilige bidplaatsnbsp;vooral op den feestdag der HH. Apostelen, zoo groot,nbsp;de pausen zich verpligt zagen, om langen lijd, te diernbsp;^®^egenheid, twee pleglige hoogmissen Ie houden, teneindenbsp;*®odoende aan den vromen wensch der scharen te voldoen,nbsp;eerste had plaats in Sinl-PLeler, de tweede in de kerknbsp;den 11. Paulus-buiten-de-muren 1). De bisschoppen vannbsp;’’opa begaven zich regelmatig ieder jaar daarheen, en bleefnbsp;hunner, zonder zeer wettige reden, achterlijk in het op-Ier plaatse, waar de apostolische geest telkens, alsnbsp;de bron-zelve, mogt vernieuwd en verlevendigd worden,nbsp;^ haalde hij zich daardoor eene ernstige berisping van deanbsp;^PPerherder op den hals. « Welke bezigheden, schreef denbsp;Gregorius aan een bisschep van Rouaan, welke onover-hinderpalen doen u toch, zoo lang reeds, verzuimen,nbsp;*taar Sinl-Pieter te komen, waar wij, ieder jaar, van denbsp;'Oden der wereld zien heenslroomeu zelfs pas*bekeerde

Transtiberina prius solvit Sacra pervigil sacerdot ;

Mox hac recurrit, duplicalque vota.

Pruo. /lymn. XII,

-ocr page 76-

68

HET DRIEVOUDIG ROME.

volkeren, mannen, vrouwen, ja, tol kranken toe » l)? Beklage men de natiën , wier opperhoofden den weg naar Homenbsp;vergeten zijn; siddere men voor de kerken, wier bisschoppennbsp;verzuimen of verhinderd worden , om Sint-Pielcr Ie gaan bezoeken: de weg naar Rome is de weg der geregligheid , hel grafnbsp;van Sinl-Pieler is hel brandpunt des lichts, het palladiumnbsp;der zedelijke vrijheid, de bron van innige toewijding aan God,nbsp;aan de Kerk en aan het Volk.

31 Hecemlter.

Geschiedenis der catacomben, sedert haar ontstaan tot aan de XVI. eeuw. — Vrome zucht der christenen ora in de catacomben tenbsp;rusten. — Opschriften. — Drie opmerkingen ton aaiizicn dernbsp;opschriften. — Het begraven in de catacomben na de vervolgingen. — Overbrenging van de asch der martelaren naar denbsp;kerken. — liet begraven in de kerken. — Geschiedenis en beschrijving van de catacomben der Via Aurcliana. — Begraafplaats van den H. Calepodus, — den II. Julius, — en dernbsp;UIL Procus en Martinianus.

De zegeboog vau Konslantijn en de basiliek van den U. Cle' mens, hadden ons, even als hel amphilheater, tot een nieuvVnbsp;bezoek der catacomben voorbereid. Over de Sixtus-brug {Pont^'nbsp;Sisld) begaven wij ons naar de andere zijde van den Tibef

1) QuI vero labor, aut quaj dilTicuUas prse aliis dissuasit vob'* per tantum spalil Bealuin Petruin negligerc, ubi ct ab ipsiu.s iiiubJ'nbsp;finibus , eliam gcnles noviter ad fideni coriver.sse student omnes, taB’nbsp;mullere.'! quani viri ad euni venire? — Regest., llb. IX, Up. 1.

Aan een anderen bisschep, met name Lanfranc, sehrijver.de, druk* dezelfde paus zich in dezer voege uit: « Non enim labor aiil ditEcuR^*nbsp;itineris te sufRcienter excusat, cum satis notum sit, multos IobS®nbsp;remotoi, licet corpore invalidos, et infirinos ut a lectulis vix valeid*-’nbsp;surgere, tarnen Beati Peiri amore flagrantes ad ejus limiua vehicquot;^'*nbsp;properari. » — ld., id., Epist. XX.


-ocr page 77-

GESCHIEDENIS DER CATACOMBEN. 69

•’^ar flen Janiculus, bij de oude Fia uiureliana gelegen. Daar ^®''indt zich de uilgeslrekte begraafplaats van den H. Galepodus.nbsp;^'''örens echter daarin af te stijgen, of liever, om zulks metnbsp;'i'eer nul te doen, stelden wij ons ter beantwoording de vraagnbsp;: hoedanig was de slaat der catacomben, van hare stichtingnbsp;lot op den legenwoordigen oogenblik toe? Gisteren haddennbsp;belangrijke wijzigingen in de Vaticaansche Grollen waargenomen, en ondergingen nu ook de overige begraafplaatsennbsp;^®l2elfde lol? Behalve dat deze kwestie, uit een louter ge-**^liiedkundig oogpunt beschouwd, reeds belangrijk is, zoonbsp;quot;'erdt zij, als godsdienstig vraagstuk , nog oneindig gewigliger,nbsp;daaraan, ten minste zijdelings , de authenticiteit dernbsp;‘’•^l'4uiën op ’l naauwst verbonden is.

'^'ij zijn reeds met den oorsprong en de bestemming be-Zoolang de vervolgingen duurden, dat wil zeggen , van ‘Ie komst des H. Petrus te Rome, tot aan de troonsbe-^’‘iuing van Conslanlijn, hadden de geloovigen geene anderenbsp;quot;vaafplaais dan deze. Martelaars of niet, allen verlangdennbsp;J elkaêr te rusten in de eerwaardige doodenstad: dat was,nbsp;ll^durende hun leven, hun vurigste wensch; dat was hunnbsp;^'lerste wil in ’t slervensoogenblik. Hel zou ons te wijd heenvoe-5 Wanneer wij wilden meêdeclen al de blijken van dit zoo le-^^‘idig vertrouwen der stervenden en van de vrome bezorgdheidnbsp;°''erblijvenden in hel bevredigen van dien laatslen heiligennbsp;®^sch. Eenige voor de hand weg in de verschillende catacom-te lezen opschriften zijn meer dan toereikend, om Ie diennbsp;^*^^ien niet den minsten twijfel o*er te laten.

de begraafplaats van den ïl. Galepodus leest men :

VALENTINE CONJVGI BENEMEREN Tl FECIT MARITUS ÖUE VIXITnbsp;AN. XVII. MES. VII. ET CUM MARITVSnbsp;FECIT ANN. V. ET MESES VII.nbsp;“‘¦'Woudig Rome. — IV. Deel.

-ocr page 78-

70 HET DBIEVOIIDIG ROME.

«Aan Valentina, zijne hoogsl-verdienstlijke huisvrouw, heeft haar echtgenoot dit graf gesticht. Zij leefde zeventiennbsp;jaar en zeven maanden, en met haren man vijf jaar en zevennbsp;maanden. gt;lt;

EVTIICHIE FILIE DVLCISSIME OVE VIXIT ANX. V 111. MENS. VII. DIES. Uil.nbsp;DEPOSITA VIII. IDVS OCTODRISnbsp;IN PACE.

« Aan Eutichia, mijne welbeminde dochtèr, oud acht jaren, zeven maanden en vier dagen. Bijgezet den 8. der Iden vannbsp;October, in vrede. »

Op de begraafplaats der H. Syriaca:

JVSTINVS. LJÏDE. CONJVGl. BE NEMERENTI. EEONTIVS ET VICTOnbsp;RINVS L^DE MATRl KARISSIMEnbsp;AMANTISSIME.

« Justinus aan Lcda, zijne zeer verdienstlijke echtgenoot. Leontius en Victorious aan Leda, hunne, in J.-G., zeer dier-bare, zeer beminde moeder. »

Op de begraafplaats van den H. Callixtus:

LEO ET PETRONIA PAVLO FII.IO DVLCISSIMO QVI VIXIT ANN.nbsp;XXIII. M. V. D. XV IN PACE DEP.

«Leo en Petronia aan Paulus, hun geliefden zoon, dioi drie en twintig jaren vijf maanden en vijftien dagen oud g^'nbsp;worden zijnde, in vrede werd bijgezet. ••

verwanten of vrienden over te laten , bereidden zij dikw^t^

In stede van de zorg voor hunne begrafenis aan bloed'

-ocr page 79-

71

OPSCHRIFTEN.

*®lve hunne grafsteden , onder aanduiding van plaats en vorm. ^ieis is meer algemeen dan de opschriften, doelende op datnbsp;gebruik, en waarvan ik slechts eenige voorbeelden hier zalnbsp;®3ehalen.

Op de begraafplaats van den H. Callixlus:

quot; Constantia beeft, bij haar leven, zieh deze plaats i^^cuius) bereid. »

Op de begraafplaats der H. Syriaca:

“ ürbicus heeft deze grafslede, bij zijn leven, met zijne ^genoot gesticht. »

,, ^6 godsdienstzin onzer vaderen ging nog verder; hoe arm waren, toch aarzelden zij niet, om, voor hun zuur

-ocr page 80-

72 HET DRIEVOEDIG ROME.

verdiend loon of uit vergaérde liefdegiften zich het voorregt te verschaffen, van bij de martelaren te kunnen begravennbsp;worden.

Op de begraafplaats van den H. Callixlus:

FORTVNATVS SE VIVO SIBI FECIT VT CVM QVIEVERIT liH PACEM IN

LOeVM PARUTVM HA.......

.....FLIVS DVLCISSIKVS DE

SVO LAHORE SIRI FECIT.

«Forlunatus heeft, bij zijn leven, zich dezen/oew/r/s gesticht, teneinde, als hij in J.-G. ter ruste zal zijn gegaan,

eene loebereide grafplaats te mogen hebben.....

.....waarde zoon heeft dit graf gesticht uit de opbrengst

van verdiend loon. »

Op de begraafplaats der H. Syriaca:

Hie EST Loevs QVEM SE VIVA GENTIA BISOMV COMPARAVIT.

« Dit is de plaats, welke Gentia, bij haar leven, voor twee grafsteden heeft gekocht. »

Op de begraafplaats der H. Priscilla :

lOCVS BENENATl ET GAVDIOSiE COMPARES fnbsp;SE VIVI CÜMPARAVERVNTnbsp;AB ANASTASIO ET ANTIOCIIO FS.

«Dit is de plaats, welke Benenatus en Gaudiosa, eebt-genoolen in J.-C., bij hun leven, voor zich hebben aangekocht van Anastasius en van Anliochus, grafdelvers. »

-ocr page 81-

AANMERKINGEN OVER DE OPSCHRIFTEN. 73

Op de begraafplaats der H. Cyriaca :

IN CRYPTA NORA RETRO SAN TVS EMERVNM SE VIVAS. BALER.

I SABINA MERVM LOC.

VBISONI A BAPRONE ET A BIATORE.

« In de nieuwe crypt, achter de heiligen, hebben, bij ^uri leven, Valeria en Sabina zich deze plaats voor twee graf-®leden van Vapronius en van Viator gekocht » 1).

Oie opschriften, waaraan ligtlijk nog eene menigte der-S^lijken konden worden toegevoegd, geven aanleiding lot drie opmerkingen: eerstens, met betrekking tol de stijlfouten,nbsp;’quot;'oedens, ten aanzien van hel gebruik, orn zich eene plaatsnbsp;'Ode catacomben te koopen, en, eindelijk, voor wal betreftnbsp;zorg, welke men had, om voor zich eene begraafplaatsnbsp;quot;Ofi te wijzen, of zelf gereed te maken.

Met het oog op de feilen , die zich in deze grafschriften ''oordoen, hebben sommigen beweerd, dal zij behooren lotnbsp;^‘01 tijdperk van ’t taalverval, en derhalve van latere dag-’ookening dan hel tijdvak der vervolging; anderen schrijvennbsp;daarin voorkomende feilen toe aan de onkunde der eerstenbsp;^kristenen, die, zoowel te Rome, als overal elders, uil denbsp;^Of'mgste klasse der zamenleving voortkomslig waren. Doch ,nbsp;keslaat geen eenigzins geoefend oudheidkenner, die nietnbsp;dat de heidensche opschriften van hel beste tijdvak, zelfsnbsp;*^quot;1 de eeuw van Augustus, eveneens dikwijls dezelfde onnaauw-'^'^'’igheden, dezelfde letterverwisseling, dezelfde barbarismen

j M Ziellier hetzelfde opschrift, doch in eene minder bedorven lezing : ^ ®''ypta nova retro sanctos emerunt se vivos Valeria, et Sabinanbsp;'•D' locum Bisouiuin ah Aprone et Vialore.

-ocr page 82-

'4

IIKT DRIEVOUDIG ROME.

opleveren. De tallooze voorbeelden, door Goltzius 1) en door Fabretli 2) aangevoerd, stellen dit feit in het helderste licht.

Voorzeker, behoorden de eerste christenen van Rome niet allen, zelfs niet voor een groot gedeelte, tot de eerste klassenbsp;der maatschappij; het Evangelie draagt er roem op van al-omme met de armen te zijn aangevangen. Desniettemin teldenbsp;het van af Sinl-Pieters komst, en in de eerste vervolging,nbsp;ook doorluchtige aanhangers: den senator Pudens, Priscilla,nbsp;zijne echtgenoot, zijne dochters Praxeda en Pudentiana, zijnenbsp;zonen Novatus en Timotheus; de 11. Prisca, de H. Lucina denbsp;Oude, de H. Tropus en de H. Evellius, officieren van Nero,nbsp;benevens nog eenige anderen, die zelfs tot het hof des keizersnbsp;behoorden: ywz de Ccesaris domus sunt 5). De feilen, dienbsp;zich in de christlijke opschriften opdoen, kunnen derhalvenbsp;niet uitsluitend aan de onkunde der eerste christenen wordennbsp;toegeschreven. Dit blijkt overigens duidelijk, aangezien wijnbsp;christlijke opschriften bezitten uit denzelfden tijd, eu die vol*nbsp;maakt zuiver zijn 4).

Dat onbekendheid met de taal-der hoogere volksklasse, voor een gedeelte, de oorzaak dier barbarismen en onnaauvv*nbsp;keurigheden is, zal wel niemand willen tegenspreken; maar,nbsp;wanneer men zich verplaatst in den tijd en op de plek-zelve,nbsp;dan zal het gewis blijken, billijk te zijn, om ze meeren*nbsp;deels toe te schrijven aan de moeijelijkheid van ze beter tenbsp;maken. Wat toch had er hier plaats? Men moest, in allerijl;nbsp;gedurende den nacht, in enge en niet ligt genaakbare plaatsen,nbsp;een soms zeer groot aantal ligchamen begraven, zoo evennbsp;bloedig aangebragt uit de amphitheaters, uit de renbanen;

1) nbsp;nbsp;nbsp;Thesaur. Rom. Antiq., etc.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Jnscript. Antiq. Rom., 1702.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Epist. ad Philipp, c. IV. 22.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Boldetii, lib. 11, c, X, p. 427.

-ocr page 83-

HET BEGRAVEN IN DE CATACOMBEI^.


7S


''an de openbare we^en, waar zij wellijt reeds eeoige dagen gelegen hadden; de tijd, de gereedschappen, de ge-quot;'oonle, de noodzaaklijksle materialen ontbraken dikwerf. Metnbsp;punt van hel breekijzer , waarvan hij zich bediend had ,nbsp;den loculus uil te delven, griffelde de grafmaker, innbsp;haast, op den steen en soms op de kalk, den naamnbsp;des overledenen, hel leeken van zijn martelaarschap, opzijnnbsp;*^oogst eenige regelen, bestemd tol herinnering aan wat hijnbsp;en aan den lijd van zijnen dood. Daarbij komt nog, datnbsp;*^'et volk zijne eigen taal had, en wel eene geheel andere dannbsp;die van het hof. Zijn de blijspelen van Plautus niet een sprekendnbsp;*'e\vijs van dit taalverschil, te Rome beslaande lusschen dag-quot;erkers, ambachtslieden en slaven, eenerzijds, en van dennbsp;“¦aderen kant de rijken, de geleerden en de letterkundigen ?nbsp;gt;s dat.zelfde ook nog thans niet hel geval in al de hoofdste*


den

•lad

te


van Europa? Wanneer dus het volk zijne eigenaardige taal ¦) Waarvan hel zich in den omgang bediende, is het dan wel


verwonderen, dat het die ook op zijne grafsteden bezigde ? Overigens, wat het gebruik betreft, om eene plaats innbsp;'^e crypiej, van hel onderaardscbe Rome aan te koopen, zoonbsp;«eleidi dit tot verscheiden toelichtingen van het grootste


de


•^elano-


oiiïi


De chrislen-begraafplaalsen waren , oorspronklijk, het


quot;Piidoin der parochiën of van particulieren, In het hart der nabij de romeinsche heirbanen, uitgedolven, strekten


'*ai’de. de


®Hrsibedoelden, als aan niemand bepaaldelijk toebehoorende, ®ene algemeene begraafplaats voor al de geloovigen dernbsp;^^vochie. Eveneens begroef men daar ter plaatse de in denbsp;''^l^ijheid omgebragte martelaars, onverschillig, waar zij ooknbsp;uuis behoorden: de noodzaaklijkheid schreef hier eenenbsp;o^fueene wet voor. De laalstbedoelden, door de chrislenen-^®*ven afgestaan en in hunne velden geopend, bleven de eigen-der schenkers, namelijk, zoodanig , dat zij zich het regt


•oi



-ocr page 84-

76

HET DRIEVOUDIG ROME.

voorbehielden van er begraven te worden; voorts, dat zij er te eerder de martelaren in mogten opnemen, als ook, voornbsp;eene aalmoes aan de Kerk, of eenige belooning aan de grafdelvers, den geloovigen konden loestaan, om daar, naar hunnbsp;verlangen, bij de heiligen in ’t graf te rusten.

Zoowel in de schenking, als in dal voorbehoud en in die vergunning blinkt de levendigheid van het aloude geloof omnbsp;strijd schiltrend uil: ja, vurig was het geloof dier doorluchtigenbsp;bekeerlingen, die de prachtige lusthoven hunner villa’s innbsp;grafplaatsen voor hunne nieuwe broeders herschiepen. Welknbsp;eene omkeering van denkbeelden en zeden! Die fiere Romeinen,nbsp;die trotschc matronen, die, gistren nog, van uil de hoogtenbsp;en rnel diepe verachting neêrzagen op den arme en op dennbsp;slaaf, met wie zij zich zouden geschaamd hebben, in ’t minstenbsp;gelijk te slaan, hetzij levend, hetzij dood; — en nu, daarnbsp;ziet men ze, nog niet voldaan met hun voedsel te verschaffen,nbsp;ze te verplegen, eerbied-en liefdevol hunne boeijen en hunnenbsp;wonden te kussen, maar ook nog vol ijver bedrijvig in hetnbsp;hun verschaffen van een eervol graf, terwijl ze van hunnenbsp;schiltrende mausoleën afstand doen, om met hen Ie kunnennbsp;rusten in denzelfden gewijden grond! Behouden zij voor zichnbsp;ook al eenig regt op dien bodem, dan is het enkel om hemnbsp;te kunnen heiligen door het daarin opnemeu van der martelaren overschot, en zij ontzien kosten, moeite, noch gevaren,nbsp;om zulk een geluk en voorregt zich te verschaffen.

Onder honderd andere voorbeelden vertoont de geschiedenis ons de H. Jusla, de doorluchtige dochter van eene der edelstenbsp;geslachten van Rome, die het ligchaam van den H. Reslitutusnbsp;van de marlelplaals deed weghalen. Zij bragl het in haarnbsp;huis, wikkelde het in het fijnste linnen kleed met de uiige*nbsp;zochtste specerijen, en ging zelve het ter aarde bestellen opnbsp;hare begraafplaats, zestien mijlen van Rome gelegen, aan

-ocr page 85-

HET BEGRAVEN IN DE CATACOMBEN. nbsp;nbsp;nbsp;//

Nomentaanschen we» 1). De gescliiedenis wijsl ons ook 0|) (Je H. Theodora, wier deu^d wedijverde met dennbsp;^'®02:eti adel van haar geslaclit, en die de lijken der heiligenbsp;’quot;''ilelaren Abhondius en Abondanlius met eigen liand ternbsp;®gt;'i’dc bestelde in hare catacombe, aan de Via Flaminia,nbsp;aclii-en-twintrg mijlen afslands van Rome gelegen 2). Einde-vertoont zij ons de doorluchtige Lucina, die de lijkennbsp;HH. Syriaca, Largus, Smaragdus en van nog twintignbsp;^¦idere martelaren, bedeklelijk in haren draagstoel over deednbsp;'^®ngen van de Via Salaria^ waar zij ter dood gebragtnbsp;naar hare begraafplaats aan Via Ostia, op zevennbsp;'*^'jlen afstands van Rome gelegen 5).

door

off,

Terwijl de door de fortuin begunstigde ehristenen zoo ijiijken geven van hun levendig geloof, doen dit denbsp;'^’nder met vermogen bedeelde broeders welligt nog roerender.

den ijver, waarmeê zij er op aandringen, en door de waarvoor zij niet terugdeinzen, om het groole voor-te verwerven van in de nabijheid der iiciligen ter aardenbsp;•^togen worden besteld. Zij wisten , — zoo zeggen hunnenbsp;'aardiog tolken, — dal hel nuttig is, te rusten niet verrenbsp;de martelaren, wier tegenwoordigheid de Rooze ducht,nbsp;asch het vroom gevoel der levenden Ie hooger wekt,nbsp;quot;ter gebeden alvermogend zijn ter verwerving eener glorie-''quot;ö verrijzenis 4).

'¦'oni


M udct, cod. ms. S. Marree ad Prcesepe. — Bar., t. II. Bar. Adiiot. ad Martyr., 16 sept,

liïiposuit node in paronc cum eunuchis sui.s, et .suslulit nnde


^R'Dietidata fucrant. Translata sunt cuiti S. Cyriaco in praedio sno «a^ ^®Bequot;si, niiWiario al) urbe Roina septimo, ubi requiescunt innbsp;’^“pliagis lapideis quos siia manu recondidit B. Lucina in pace.


‘'*‘0 id


“s Augusli. Ex Cod. Later. Vat., 6, 8, 3.

St. Aug. De Car. pro mortars gerend. S. Slaxlm. Ilomil. »«



-ocr page 86-

5'8

HET DRIEVOUDIG ROME.

Hel verlang-en, om liever hier dan elders begraven te worden, de zorg, welke men droeg voor het aanwijzen en het zich in eigendom verzekeren van eene grafstede, verschiltnbsp;hemelsbreed van hel egoïsmus, de zelfzucht der heidenen,nbsp;en hunne trolsche aanmatigingen tot zelfs in het graf. In helnbsp;heidendom treft men familiegrafsleden aan, even als gemeeuschaplijke mausoleën voor deze of gene corporatie, doch allennbsp;geheel op zich-zelven slaande, en, onder zware vloek- ennbsp;strafbedreiging, aan vreemdelingen ontzegd. Daarentegen,nbsp;vindt men in het chrisllijk Rome gemeenschaplijke grafplaat»nbsp;sen, loeganklijk, zonder uitzondering, voor alle klassen ennbsp;rangen der maatschappij. Alleen eehtgeriooten, vaders, broeders, vrienden en bloedverwanten, innig in helleven ver*nbsp;eenigd, verlangen ook na hunnen dood niet gescheiden, maarnbsp;ter ruste gelegd te worden , zoo digi mogelijk, in de nabijheidnbsp;der martelaren. Vooral in het beginsel van gemeenschaplijkenbsp;begrafenis vertoont zich de verwezenlijking van het groote voorschrift der onderlinge liefde en gelijkheid van de christen-broe»nbsp;derschap; terwijl diezelfde liefde niet minder blijkbaar is, daar,nbsp;waar de banden des bloeds of der vriendschap, op grond vannbsp;een levendig geloof, eene riaauwere vereeniging in het grafnbsp;verlangen; en, wel verre van de slem der natuur te smoren,nbsp;hecht de godsdienst er haar gewijd zegel aan. Wat men bewondert in het leven def eerste christenen, datzelfde eischt ooknbsp;onze besvondering bij de beschouwing van hun eerwaardig graf-Na de vervolging der eerste christenen, bleven de cata'nbsp;comben steeds de algemeene begraafplaats voor de kinderei'nbsp;der Kerk, en met dal doel werden er verscheidene vergroot-De wetenschap en de geschiedenis beiden bevestigen dit feit-

Natal.'SZ. 2'aurin, Martyr. Biblioth. PP. , t. V, pargt; I. — Ut Ie'”' pore rcsurrectionis cum opilulatoribus, spe et liducia pleni, resurgaot-Mpud Ruinart, Adm. in Ilomil. de 40 SS. Martyr.

-ocr page 87-

IIKT BPGaAVEN IN D15 CAÏAC03ÏBEN. nbsp;nbsp;nbsp;/ 3

quot; In 1716, zegt de voortreflijke Boldeüi, vond ik, in de '^aiacoinljen der H. Agnes, galerijen of gangen geheel metnbsp;^®nd opgevuld; ik liet ze door onze grafdelvers uitgraven, ennbsp;'quot;J vonden er tot twaalf rijen met loculi^ allen volmaakt goednbsp;melselsleeneii of marnier-plalen gesloten, waarvan ver-^®**ei(ienen opschriften voerden in het Griekscli en in ’t Latijn,nbsp;een echter van die grafsteden leverde ecnig kenleekennbsp;5 dal er martelaren in rustten, en wij vonden er noch eennbsp;k^hniak, noch de gewone vaas met bloed. Ik zette dus, ternbsp;'^''sporing daarvan, mijn onrlerzoek tot in hel binnenst dernbsp;meer bepaald voort, doch zonder in een honderdtalnbsp;H^tder mijn oog ontsloten grafsteden, op éénen dag naauvv-doorzocht, hel minste martelaarsspoor te ontdekken,nbsp;''®aruii het mij bleek, dat dit gedeelte der catacomben vannbsp;de vervolging dagteekende, en de geschiedenis bevestigdenbsp;^ iiiijn gevoelen, door de verzekering , dat in deze streek vannbsp;'d'Agnes-kerkhof eerst sedert de regering van Conslanlijn,nbsp;^®lfs pas eenige jaren daarna, was begraven geworden 1). »nbsp;I^P het einde dierzelfde eeuw vermeldt de geschiedenis hetnbsp;p^P^ven van den H. paus Siricus in de catacombe der H.nbsp;^ '^'^cilla. In het begin der V. eeuw werd de H. paus Anastasiusnbsp;lai ^***^''®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die van hel Urstim Fileatum\ een weinig

jj begroef men den H. paus Sozimus in de catacombe der ,^'%riaca, aan den Nomentaanschen weg; den H. Bonifaciusnbsp;der H. Felicilas: den IJ. Celeslinus in die der H. Priscilla;nbsp;ov .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;III- in die der Tl. Cyriaca; eindelijk, al de

'o® pausen tol en met den TI. Gregorius, sluimeren de onding in de Vaticaansche Grotten, nabij den prins dernbsp;böstelen, te gemoet.

als alle monumenten van Rome, hadden ook de cala*

I) Osservaz.f lib. 1, c. 11, p. 6.

-ocr page 88-

so HET DRIEVOUDIG ROME.

cornbeo onder dc invallen der noordsche volken, en voornamelijk onder die der Lombarden, zwaar Ie lijden. Dientengevolge deed paii.s Bonifacius IV., len jare 607, eene menigte beenderen van martelaren overiirengen naar het Pantheon, uitnbsp;vrees, dat de slechte toestand van vele grafsteden ze aan denbsp;schennis dier barbaren zou kunnen blootstellen, en dit voorbeeldnbsp;werd door zijne opvolgers mede behartigd. Zoodoende zagnbsp;men weldra de kerken van Home, als ’l ware, met de heldennbsp;van het evangelie bevolken, en hetzelfde geloof, dat zoo langenbsp;de christenen had aangevuurd, om in de catacomben te rusten,nbsp;deed hen nu naar een graf in de kerken verlangen, altijdnbsp;met het doel der verrijzenis in vereeniging met hen, die voornbsp;des Verlossers leer hun bloed hadden gestort 1). Het algemeennbsp;gebruik heeft deze wijze van begrafenis doen stand houdennbsp;tol in den beginne onzer eeuw, toen de Franschen RoniOnbsp;liebben bezet.

Ofschoon nu de catacomben ook al hadden opgehouden de begraafplaats der geloovigen te zijn, zoo bleef men tocbnbsp;niet achterlijk, om ze met diepen eerbied te bezoeken en er,nbsp;eeuw voor eeuw, nieuwe reliquiën aan Ic ontleenen 2). D'*nbsp;laatste geschiedde echter slechts zelden, en nog zeldzame'nbsp;was het overbrengen daaruit van geheele ligchainen. De ur®nbsp;der Voorzienigheid was nog niet gekomen , waarin al de won*nbsp;deren en al de rijkdommen der groote Marlelarenstad voofnbsp;geheel de wereld ten loon gespreid stonden te worden.

was voor de XVI. eeuw bewaard, waarmeê een nieuw tijdvak in de geschiedenis der catacomben aanvangt. Doch, daa'quot;

1) nbsp;nbsp;nbsp;Lcjsarunt autem 6(Ielium «tudia in coemeteriis adeundis, po»*'nbsp;qnan) ea ijuse ibi sita erant corpora sanctorum niarlyrum intra urb*!*''nbsp;aunt delata, et in diversis ccclesiis honorificentius collocata. —• Ba'’’’nbsp;Jn. 226 , n. XI.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Boldctli, lib. I, c. XXll; et lib. 111, c. III.

-ocr page 89-

CATACOMBEN DER VIA AÜRELIANA. 81

morgen nader: thans, nu wij op den Janiculus zijn, wordt de begraaf'plaats van den E. Calepodus, voor dennbsp;^•^genblik, al onze aandacht gevorderd,

''öori;


Niet verre van de ia Aureliana, voorheen met prachtige {ïgt;'afgeslichlen rijk bezet, vertoont zich de trolscho waterleidingnbsp;Fanlana Paulina, door de heidensche schrijvers formanbsp;^''^o.jana , forma Sabhatina en forma Alseatina genaamd,nbsp;dezen echt-historischen bodem verheft zich de kerk van dennbsp;Pancratius, waar zich de hoofdingang der catacombe vannbsp;H. Calepodus bevindt; de overige ingangen zijn bier en daarnbsp;de wijngaarden verspreid. De basiliek slaat ter plaatse-zelve,nbsp;®1’ het schouwtooneel van den heldenslrijd des jeugdigen marte-^3ars, wiens ligchaam hier rust onder het altaar. Ofschoonnbsp;‘^eze begraafplaats den naam des H. Calepodus draagt, ondernbsp;Alexander Severus gemarteld, zoo schijnt haar oorsprongnbsp;^och van veel ouder dagleekening te zijn. Alvorens er in afnbsp;dalen, moeten wij de doorluchtige bewoners, die eenmaalnbsp;deze vïijk der verheven Necropolis opluisterden, of nog hedennbsp;^01 Verblijf hebben, nader leeren kennen: in de eerste plaatsnbsp;heiligen priester, dien wij zoo even noemden , Calepodus,nbsp;last van keizer Alexander, te midden der volijverige uil-'®®ring van zijn gewijd ambt, in hechtenis genomen, om

Piraten

te

S} tot verschrikking der christenen, eerst door Rome’s

en de H. Callixtus begroef zijn lijk met eigen ter plaatse-zelve, waar wij thans binnengaan 1).

rondgesleept, en vervolgens in den Tiber geworpen 'sorden: doch, de broeders waren hem steeds gevolgd,nbsp;^''ai'al, geheel het marlelspoor langs: men haalde hem uilnbsp;7quot; stroom.nbsp;hand,

1) Tune gaudio repictu! est (B. Callixtus), qiiod corpus sanctum ^^Wptum lecondidit cum aroniatibus et Vinteauiiiiibus, emn byranis,nbsp;**^pclivit in ccemeterio ejusdem VI id. inajas. Ex Cod. ms. Vat.

'levoudig Bume. —IV. Deel.


-ocr page 90-

82 HET DRIEVOUDIG ROME.

De tweede is het menschlievend kerklioofd«zeIf, aan wien de H. Calepodus zijn graf verschuldigd is. Alexander Severus,nbsp;die daad van Callixtus en de hekeering van een zijner krijgslieden tot het christendom vernomen hebbende, werd innbsp;hevigen toorn daarover ontstoken: Privalus, de bekeerdenbsp;soldaat, bezweek onder de slagen vaneen met lood voorzieneonbsp;geeselriem, terwijl Callixtus, met een steen om den hals,nbsp;uit een venster in een put geworpen werd. Zeventien dagennbsp;na deze wreede strafoefening, kwam een priester, Asterusnbsp;genaamd, van tien geestelijken vergezeld, ’s nachts, het tijknbsp;van den heiligen martelaar uit den put halen, en begroef hetnbsp;in de catacombe van den H. Calepodus. Thans rust beidernbsp;overschot onder het hoogaltaar der kerk van de H. Maria-iri’^Trasteuere.

Nog moeten wij hier in eere gedenken den doorluchtigen martelaar en heilige, Julius, den romeinschen senator, ondernbsp;keizer Commodus ter dood gebragt. De HH. Vincentius, Pelerines , Eusebius en Pontianus hadden hem bekeerd, alvorensnbsp;zij-zelven den marteldood waren ingegaan; en meer nog daonbsp;hun woord bragt hun bloed een rijken oogst van nieuwenbsp;christenen voort. Een hunner beulen, met name Antoninus,nbsp;zag een engel in schitterglans, die het bloed der martelarennbsp;opving; hij verzocht terstond, gedoopt te mogen worden,nbsp;en slechts weinige uren daarna bezegelde hij zijn pas omhels‘1nbsp;geloof met het offer van zijn bloed. Aan den aureliaanschennbsp;weg, bij de forma Trajana, Ier dood gebragt zijnde, werdnbsp;hij door den heiligen priester Rufinus, op de begraafplaats,nbsp;naast die van den H. Calepodus gelegen, ter aarde besteld-Daar legden zich ook ter eeuwige ruste neder de H. Pahnasus,nbsp;een consul, met zijne vrouw, zijne kinderen en twee-en-veertig personen van zijn huis; gelijk ook nog de senatofnbsp;Simplicius, Claudia, zijne echtgenoot, en acht-en-zeventig

-ocr page 91- -ocr page 92-

HET DHIEVOUDIG ROME.

van tien FI. Calepodus, wier gfan^en hij uilbreidde of waarvan bij de monumenten heeft hersteld, terwijl hij ook nog; tweenbsp;anderen deed aanlegg-en, eene aan de ia Flaminia ^ en denbsp;andere aan de Via-del-Porto; zijn gebeente rust thans in denbsp;kerk der H. }li^v\amp;-in-Traslevere.

Niet ver vandaar is de ingang van eene der oudste catacomben, te weten, van de begraafplaats der H. Proces en Martinianus, dagteekenende van hel jaar 69 na Christus. Deze tweeheiligen, kerkerwachters der HH. Petrus en Paulus, innbsp;de mamerlijnsche gevangenis, werden door den FF. Petrusnbsp;bekeerd en gedoopt, om weldra zijn marlelspoor te volgen.nbsp;Lucina, die hen dikwerf gezien had, als zij de apostelen innbsp;hunnen kerker kwam bezoeken, volbragl ook aan hen diezelfdenbsp;liefdedienst, toen ook zij om Christus-wille in kluisters geslagen waren, en volgde hen, door geheel haar huis vergezeld,nbsp;op den dag van hun marteldood. FFet schavot genaderd zijnde,nbsp;riglle zij deze verheven woorden lot de beide bloedgetuigen:nbsp;lt;• Schept moed, soldaten van Jesus-Christus, en vreest nietnbsp;voor de folteringen van slechts één oogenblik 1). » Met dezelfdenbsp;onverschrokkenheid als de heilige vrouwen van Galvarië, trotseertnbsp;zij de beulen, en wikkelt de lijken der martelaren in kostbaarnbsp;lijnwaad met welriekende kruiden, om ze vervolgens ter aardenbsp;te bestellen op de begraafplaats, welke zij deed aanleggen opnbsp;haar eigen grond, aan den Aureliaanschen Weg 9).

Men ziet, dat, van af de eerste vervolging, de christenen catacomben hadden, wier ingang voor de heidenen ongenaakbaar was. Omstreeks het jaar 816, deed paus Pascalius I. denbsp;ligchamen der HFF. martelaren overbrengen naar het Vaticaao,

1) Mllites Christi, conttantes estote, et oolite metuere poenas ad tempu» sunt. Cod. ms. S. Ccecilioe.

2) ld., id.


-ocr page 93-

83

HEBOPENING DEB CATACOMBEN,

der

quot;quot;Sar zij thans no{j rusten 1). Bij het verlaten dezer gewijde plaats, eenmaal getuige van zooveel heldenmoed, meent mennbsp;Woorden te hooren, door de HH. Proees en Martinianus,nbsp;midden hunner folteringen uitgesproken: « Des Heerennbsp;l^aafn zij gezegend 2); » en, in de opwelling van zijn er-l^fiotlijli gemoed , herhaalt de katholiek : ja, des Heeren iVaamnbsp;*'J gezegend: gezegend voor het verleenen van zooveel hel-'Isotrioed; gezegend voor hel doen bezegelen van hel geloofnbsp;'loor het bloedig merkteeken van een zoo groot aantal marte-laren; gezegend voor het doen bewaard blijven van dat geloof,nbsp;daarrneê, van de vrijheid , van het licht, van de beschaving

Wereld.

23 December.

^aschiedenis der catacomben van af de XVI. eeuw tot op onzen tijd. — Eeuwig gedenkwaardige heropening. — De H. Philippusnbsp;Nereus. — Bosio. — Boldetti. — Marangoni. — D’Agincourt, —nbsp;Redenen voor de versperring der galerijen of gangen. — Hedeti-daagsche uasporingen. — Via Corneliana. — Catacomben dernbsp;Via del Porto, — van den H. Pontiauus, — van Generosa adnbsp;Sextum Philippi, — van den H. Paus Julius,

^ij zullen thans den draad van de geschiedenis der cata-'^t'mben hervatten, dien wij gisteren hebben afgebroken bij XVI. eeuw, als wanneer zij heropend werden, om niet

f) Voor wat betreft de begraafplaats van Sint-Agatba, waarvan I”'*gt;ke is in Je bullen van den H. Gregorius en den H. Leo, zoonbsp;8*looven velen, dat deze dezelfde is, als die van de IIH. Proces ennbsp;^•'tinianus; sommigen evenwel meenen, dat zij eene andere zoudenbsp;Daar zij evenwel nog niet geopend is, zullen wij ons ver-8'noegen niet haar onze eerbiedige buide toe te brengen, en de mar-*ren te vereeren, die daar begraven zijn.—Aringhi, lib. II, c. XIV.nbsp;2) Sit nomen Domini benedictura. ld., id,

8


-ocr page 94-

86 HET DUIEVOÜDIG ROME.

meer Ie worden {jeslolen. Tot beter bejjrip van het godlijk raadsbesluit, dat zich in deze gebeurtenis vertoonde, moet mennbsp;zich verplaatsen in de omstandigheden, welke de Kerk destijdsnbsp;beleefde: daar trad Luther Ie voorschijn, en zag men dennbsp;afvalligen monnik het oude Europa in lichte laaije vlamnbsp;zetten, terwijl de volken, door een zelfden tuimelgeest bevangen, de heiligdommen ontwijdden, de grafsteden schonden, de reliquiën der heiligen aan hel vuur ten prooi gaven,nbsp;en de asch der martelaren verstrooiden in den wind. Nietnbsp;minder dan de vervolgingen van Nero en van Diocletiaan,nbsp;dompelde die uitzinnige woede de godsdienst in diepen rouw,nbsp;daar zij zich eensklaps van hare kleinoodiën baldadig zagnbsp;beroofd. Zij, de ontroostbare Rachel , beweende met bitterenbsp;tranen de haar ontroofde telgen, wier bloed hare heilleer hadnbsp;bezegeld, ten aanschouwe van hel in bewondering en in geloofnbsp;opgetogen heelal. Wat zal er nu worden van al die kerkennbsp;van Frankrijk, van Zwitserland, van Engeland en van Duitsch-land, verstoken als ze zijn van hare heiligen en van hare mar*nbsp;lelaren , wier gemis haar berooft van zoovele schitterende toonbeelden , van zoo glorievolle voorgangers, even als van zooveelnbsp;lichtkolommen, in wier glans zij eenmaal wandelden, doch,nbsp;die thans weggenomen en nilgebluscht zijnde, de christenheidnbsp;door de woestijn des levens lieten omdooien, te midden vaonbsp;lastbaren nacht; ja , het aanwezen dier geloofsschatten leverdenbsp;haar eenmaal eene gedurige prediking op, strekte haar lot eeonbsp;rnagligen steun bij het gebed, tot een vasten burg in allennbsp;nood, tot een rijken zegen, van oogenblik lot oogenblik ; en nu,nbsp;eene heiligschennende hand had ze weggeroofd van hel altaar,nbsp;zoo ’l scheen, om nimmer daar weder te keeren. — Dochnbsp;zie: terwijl het katholiek Europa zijne beschermers en gidsennbsp;verliest, daar stijgt, als bij mirakel, eene nieuwe wereld vannbsp;uil hel hart der baren omhoog: Amerika zal weldra wemelen

-ocr page 95-

1

1

87

DE H. PHII.1PPDS WEKErS.

kerken, en christenen opleveren buiten tal. Ook die kinderen hebben aan bcscliermers, aan voorbeelden en vriendennbsp;Mioefre; doch, waar zullen ze te vinden zijn? — Het is innbsp;driewerf plegtigen oogenblik, dalai de poorten van hetnbsp;®fgt;deraardsche Rome zich openen, om nimmer meer gesloten tenbsp;''Orden ; en zoo dan zal de groote stad der martelaren weldranbsp;ffOfiioet komen en voorzien in het door de kerken van

p

^•¦opa zoo wreed geleden verlies, en levens het ontluikend

okrisietjjQfp

der nieuwe wereld zich ruimschoots bedeeld zien dienzelfden, pas ontsloten schat. Terwijl Luther en zijnenbsp;ODzalige volgelingen alom de fakkel zwaaijen, die de aloudenbsp;Sodenkslukken der katholieke kunst en de gewijde overblijfselsnbsp;heiligen in het grootste gedeelte van Europa aan de vlam-oten prjjg geeft, stijgt de H. Philippus-Nereus, door dennbsp;¦ Carolus Borromeus gevolgd, in de doodstille galerijen dernbsp;*^^*®coniben af, om er zich twaalf jaren lang te vestigen;

het is ddar, dal die beide mannen God.s, gansche nachten I hunne tranen en hunne gebeden mengen met der marte-bloed, — maar tevens ook voor de Kerk eene zegenbsp;'!ilen, die haar slechts al te lang was betwist 1). Hunnbsp;°oi’beeld wordt door lallooze vrome geloovigen nagevolgd,nbsp;weêr ontwaakte zucht van ootmoedige vereering dernbsp;^'•'¦'lelaren en heiligen in hun gewijd gebeente opent op nieuwnbsp;die naar deze eerbiedwaardige grafplaatsen geleidt,nbsp;de Voorzienigheid, op hare beurt den onsterflijkennbsp;ten leven roept, die de Columbus der catacomben wezen zal.

•'^quenti di S. Philippo Neri, e di S. Carlo Borromeo, i quali

cqj, . Essendoli intra lasciala la ricerca de’ cimiteri, e de’ sagri ‘ti niodo, che erano quasi posti in oblivionc luoghi si sagro-i nel secolo XVI, si rinnuovó la devoiione de’inedesimi, collenbsp;'“'e fre

“»iio

dimoravano e notti intere in fervorose orazioni: ed Antonio

’ ®lc. — Boldetti, Osservaz., Ub. UI, c. IX.

-ocr page 96-

I

I

88

HET DRIEVODDIG ROME.

Anlonio Bosio, te Malta geboren, kwam als agent der

Malthezer Orde te Rome, üitgebreide kundigheden, een helder oordeel, een zeldzaam genie en eene nog zeldzamer volhardingnbsp;kenmerken den oudheidvorschcr, door God bestemd tot hetnbsp;verrigten eener taak, grooter dan eenige andere, waarvan denbsp;geschiedenis melding maakt. In het voetspoor van den H. Philip-pus en den II. Garolus, daalt Bosio in de catacomben af,nbsp;waar zijn oog, als bij instinct, doordringt tot in het hartnbsp;der rnaatlooze schatten, begraven in dezen heiligen grond.nbsp;Nederig wendt hij zich tot paus Clemens VIII., met verzoek,nbsp;om de opdelving te mogen beginnen. Het hoofd der Kerk stemtnbsp;zijne bede toe, en Bosio begraaft zich levend inde catacomben,nbsp;waar hij drie-en-dertig jaren doorbrengt, van af 1567 totnbsp;1600 *).

Terwijl de grafdelvers de versperde gangen openen, door* loopt hij de nog toeganklijke in alle rigtingen, nu eens gelijk*nbsp;vloers voortstrompelende, dan wederom met een ladder zichnbsp;naar onder begevende, altijd van honderd gevaren vergezeld,nbsp;die hem in die onderaardsche holen bedreigen met den dood.nbsp;Al wal hij vindt, wordt hem een onderwerp van studie, watnbsp;hij beschrijft, zelf afteekent, of doel afleekenen met eenenbsp;zeldzame naauwkeurigheid: antieke monumenten, grafsleenen,nbsp;opschriften, loculi^ schilderwerk, bas-reliefs, lampen, pon*nbsp;lificale zetels, altaren, bronzen of aarden vaatwerk, kortom»nbsp;niets ontgaat zijne opmerkzaamheid; en toen de dood hemnbsp;wegnam, kon hij met den dichter zeggen: ’k heb hechternbsp;monument dan brons voor de eeuwigheid gestichtnbsp;monumentum cere peremiius), De vruchten van zijn verba*nbsp;zenden arbeid werden geordend en in ’t licht gegeven, ten jaf®nbsp;1653, door de beraoeijing van den geleerden pater SevaranO,

Bottari, Prefaz., p. 3.

-ocr page 97-

BOSIO. 89

^1‘3loriaan van Rome, en vervolfjens door pater Aringhi, lid ’^®lt;'2elfde congregfatie, in hel latijn overgebragt.

Intusschen liadden de ontdekkingen van Bosio de aandacht den H. Stoel lot zich getrokken, en scheen hel gepast,nbsp;zelfs noodzaaklijk, de verdere nasporingen in het onder-'^^t'dsche Rome behoorlijk te regelen. Nog bij het leven vannbsp;doorluchligen archeoloog, verbood Clemens VIll., opnbsp;van excommunicatie, aan beide sexen, onverschillignbsp;wat stand of staat, geestelijk of wereldlijk, zonder uil-||''tikUjk verlof, te komen in eenige groeve, catacombe ofnbsp;«'quot;aafplaals, binnen of buiten Rome gelegen, alsmede ernbsp;®®'1'ge reliek, hoe gering ook, uil te halen, en dit laatstenbsp;bedreiging van ligchaamlijke straf, verwijzing naar denbsp;®®'eijen of boeten, benevens excommunieatie, daardoor beloo1nbsp;ter bepaling van den paus. Den 12. Augustus, 1(513,nbsp;^fscheen een nieuw besluit van Paulus V., ter bevestigingnbsp;het voren-bedoelde; den 16. Mei, 1624, een ander vannbsp;'^’anus VIII., in denzelfden geest; den 5, Januarij, 1668,nbsp;''^^'^eroin een ander, van Clemens IX., houdende hetzelfdenbsp;^^fbod^ onder dezelfde strafbepalingen. Den 15. Januarij,nbsp;'“i werden, door Clemens X., bij besluit Ex commisscenbsp;enz., niet slechts de reeds bestaande bepalingen zijnernbsp;®1^fgangers hernieuwd, maar levens het uitsluitend toevoor-^Stover de catacomben opgedragen aan den kardinaal-vicarius,nbsp;ter naauwgezeller uitoefening, dat beheer meer bepaaldnbsp;J^ftlroeg aan een algemeenen opziener, doch die altijd eennbsp;‘«schop, of, ten minste, een priester moest weren 1).

^ De eerste catacomben-bewaarder, door den kardinaal j^®''Pegna, vicarius van Clemens X., gekozen, was de kanoniknbsp;Vincenlius Guizzardi, die in Januarij, 1672, in bediening

1

Boldetli, Osservaz., lib. I, o. XLVII, en lib. I, c. XLVl.

-ocr page 98-

90 HET DRIEVOUDIG ROME.

Irad, en, door zijne kennis en hoogde godsvrucht, waardig gekeurd werd, oin dat gewijd ambt ook onder de regering vannbsp;Innocentius XI. (e blijven bekleeden. Hij werd opgevolgd doornbsp;een der waardigste medestanders van Bosio, den beroemdennbsp;oudheidkundige van ürbino, den prelaat Fabrelli 1), die opnbsp;zijne beurt vervangen werd door Alexander Bonaventura, laternbsp;aalmoezenier van Zijne Heiligheid, en toen opgevolgd doornbsp;den onsterflijken Boldelli, den voorlreflijken kanonik van Santa*nbsp;Jiilar\a~in-Tras/evere, een geleerde van den eersten rang ennbsp;tegelijk een geestelijke van de gemoedelijkste godsvrucht,nbsp;die dertig jaren van zijn leven aan de nasporing en studienbsp;der catacomben wijdde.

De Voorzienigheid schonk hem, te zijner huipe, als 't ware, een evenbeeld in pater Marangoni, kanonik van Agnani, ennbsp;prolonotarius apostolicus. De werken dezer nederige geleerdennbsp;zijn echte schatkamers van gewijde oudheid. In de vorigenbsp;eeuw vonden de catacomben een nieuwen tolk in een Fransch*nbsp;man, den geleerden D’Agincourt, die, voor slechts eenigenbsp;maanden te Rome gekomen, er bijna eene halve eeuw bleefnbsp;doorbrengen in het ontwerpen en volvoeren zijner grootenbsp;Histoire de tArt paries Monuments 2). In het voetspoornbsp;van zoo vele doorluchtige voorgangers zien wij thans den Jesuit,nbsp;pater Marchi, sedert veertien maanden, het ouderaardschenbsp;Rome doorvorschen, en er daaglijks nieuwe schatten in ont'nbsp;dekken, iels waarover men zich niet behoeft te verwonderen,nbsp;bij de gedachte, dat er nog drie vierden van de catacom'nbsp;ben onaangeroerd zijn gebleven 5), alhoewel men er toch

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zijn werk is getiteld: Inscriptiones antiquee. Ronia, 1702,

in_rfolio.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Paris, 6 vol. in-folio.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Aspri sono gli accessi che colaggiü menano, e quelle vi*'nbsp;quelle stanza, quelle chiese sono in parte piene di orridezza e

-ocr page 99-

9i

VERSPERRISG DER GALERIJEN.

“•^Seveer den g-eheelen omvan^j van kent, eveneens als dien Pompeji, ofschoon dan ook het grootste gedeelte diernbsp;®*3d nog begraven ligt onder de asch. Doch, zal men vragen,nbsp;kornt hel, dat, na zoo langdurige en zoo ijverig door-8^®2etie pogingen en arbeid , de catacomben nog niet volledignbsp;doorzocht en loegelichl? De redenen daarvan zijn ge-S^n, deels, in het hier en daar instorlen van veten diernbsp;«®welven, deels in het versperde van sommige galerijen,nbsp;quot;'^ai’door de navorsching gedurig bemoeijelijkt, zoo niet geheelnbsp;belemmerd wordt.

^’at het bedoelde instorlen betreft, de oorzaak daarvan ^ zoeken, hetzij in de vernielingszucht der barbaren,nbsp;in aardbevingen, behalve ook nog in de werking dernbsp;‘^®uwen, gelijk mede in het wegruimen van enkele grafge-®^6enien; _ en, voor wal aangaat het versperren der andersnbsp;Volmaakt goed bewaard gebleven galerijen, de reden daar-•noet in de geschiedenis-zelve der catacomben wordennbsp;5®Wcht. Wij welen, dat de eerste christenen hunne begraaf-'''sen aanvanklijk aanlegden óf in de heidensche steen-^ zandgroeven, óf inde akkers en tuinen, daartoe door denbsp;quot;eders afgestaan. Hierin vonden zij het eerste middel, om

aan de nasporingen hunner vervolgers te onttrekken-, '’cb dit

was niet genoeg: men moest ook de uitgedolven verbergen voor hun gezigt, teneinde de heidenen nietnbsp;bet spoor hunner slagloffers te brengen: dien ten gevolgenbsp;tnen, bij nacht, het uitgegravene naar eene verwijderdenbsp;^ of stortte het in de diepte eener verlaten zandgroeve,nbsp;^'Oa de grafdelvers de door hen opgegraveu loculi soms

Djp ’ ni parte sono a niela oslruite o intcramente interrale: talcbè nella quarta loro parte hanno potato finora essere cotios-

vsplorale. — Marchi, p. 1.



-ocr page 100-

92

HET DRIEVOUDIG ROME.

wéér later opvulden met de aarde, welke zij, bij het aan-leggen van wederom ecne nieuwe malerij, hadden weggedolven, en waarmeê dus de vroeger gegraven gang op nieuw geslotennbsp;werd. Die-zelfde wijze van werken ging nu meest altijd zoonbsp;voort, naarmate zij dieper en dieper in den bodem doordrongen, althans voor zoo verre zij geen middel vonden, omnbsp;het uitdelfsel der nieuwe groeven naar elders onopgemerktnbsp;dieen te voeren.

Inlusschen moesten zij dikwerf naar dit middel zoeken, maar het is zeker, dat zij het in de particuliere catacombennbsp;meestal zonder moeite vonden, en op die wijs hadden zijnbsp;meerder ruimte voor het aanleggen van crypten en galerijen,nbsp;die dan ook ter schuilplaats voor de christenen déar in betrek*nbsp;lijk grooter aantal voorhanden waren. Het bewijsvoer de toepassing van dit stelsel is in de catacomben nog ruimschootsnbsp;te vinden, zoodat men, bij het aanlreffen van eene galerij,nbsp;die van onder tot boven met pouzzolaan-aarde en vergruisd®nbsp;korrelluf is opgevuid, zeker mag zijn, na de uitdelving, goednbsp;gesloten grafsteden daar te zullen vinden, benevens het bloednbsp;der martelaren, ongesclionden in vaatwerk bewaard, gelijl^nbsp;niet minder de zegepalmen, de opschriften, en de overig®nbsp;versierselen der loculi, alles in den volmaaktsten slaat. Hieri®nbsp;ligt dan ook het bewijs, dat de galerij van den beginne af a®”nbsp;is digt-geddlven op de wijze en om de reden, waarvan '*^'•1nbsp;zoo siraks melding hebben gemaakt.

Soms evenwel leveren de galerijen, ofschoon in hare g®' heele uitgestrektheid digl-gedolven, toch enkel ledige gr®^'nbsp;steden op, en daarbij de kleine nis, waarin anders het vaal'nbsp;werk met hel bloed geplaatst staat, open, of geschonde®»nbsp;en hieraan herkent men, dat de opvulling der galerij vannbsp;de VI. eeuw dagteekent, zijnde hel tijdstip, waarop denbsp;van Rome de ligchamen der martelaars uit de catacomb®”

-ocr page 101-

VERSPEHRING DER GALERIJEN. 93

weg te halen 1). Maar, zalmen vragen, waarom loch 'Tedeslijd de ontgonnen galerijen weer digi gedolven ? Zulksnbsp;Sesehiedde om verscheiden redenen: eerstens, ter beveiligingnbsp;naastgelegen galerijen, welke men nog niet ontgonnennbsp;^1 2^5 ten tweede, om in gewijden bodem de aarde te latennbsp;•^Usien, die met het bloed der martelaren en de tranen onzernbsp;''^fleren, als 't ware, was doorweekl. Dit gebruik is vervolgensnbsp;eene zoo strenge wet gemaakt, dal men zelfs thans nog ,nbsp;**^nder de zwaarste straffen te beloopen, geen enkele schupnbsp;^9Ede uil den bodem der catacomben zou mogen wegwerpen,nbsp;'Natalies, wat uilgedolven wordt, wéér terug moet keerennbsp;de galerijen of lot de arew ^ welke men reeds heeftnbsp;'^^Ofzocht. Bij dat alles kan men nog voegen , dat, bij verloopnbsp;tijd, ook door de lucht- en lichtgaten, zand en aarde innbsp;•Catacomben binnengedrongen is, aangezien die openingennbsp;de bovenoppervlakle van den beganen grond, ten behoevenbsp;*' galerijen , waren aangebragt 2).

Het werk der uitdelving, in de VI. eeuw aangevangen, ^^durende de middeleeuwen traag voorlgezet, en in de XiV.nbsp;eeuw geheel gestaakt, werd, gelijk wij gezien hebben,nbsp;XVI. door Bosio weder hervat, om, van toen af, jaarnbsp;jaar, doorgezet te worden, met een ijver en een overleg,nbsp;‘••ets te wenschen overlalen. Vooral de winter en delentenbsp;^ ttrden daartoe gebezigd, dewijl in die beide jaargetijdennbsp;^ ^ iuchi minder warm is, en alzoo de gezondheid der graf-''Êfs en opzieners van de koorts en overige ziekten niets tenbsp;*en heeft. De dispensatie-penningen , ingeval van huwelijknbsp;^ de Kerk uitbetaald, worden, voor zoo ver zij niet aannbsp;quot;'issiën of aan de armen ten deel vallen, ten behoeve der

1

Boldetli, lib. Ill, c. 111.

2

Marcbi, p. 94-93.

Rome. — IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;9

-ocr page 102-

94 HET DRIEVOUDIG ROME.

grafdelvers, wier aanlal overigens gering is, uitgekeerd. Later zullen wij over het loezigl spreken, dal bij deze werkzaamheden in acht genomen wordt.

Nadat wij nu met de geschiedenis der catacomben in ’t algemeen bekend zijn geworden, zullen wij thans ieder kwartier van hel onderaardsche Rome in hel bijzonder een bezoeknbsp;gaan brengen. Een lang en bloedig pad zal ons geleiden vannbsp;af de grafplaatsen der F ia Aureltana, tot aan die der F Lanbsp;del Porto toe.

Niet verre van Trajanus’ waterleiding lag een groote steen, Petra scelerata, de steen der misdadigers, genaamd. Daarnbsp;lagen eens vier martelaren op uilgestrekt, terwijl hunne beenderen door beuls-handen verbrijzeld werden met zweepkoorden,nbsp;waaraan looden kogels waren gehecht. En wat hadden zijnbsp;misdaan? Zij weigerden, den keizer Gomrnodus te aanbidden,nbsp;die zich voor Hercules wilde doen doorgaan, en als zoodanignbsp;godlijke eerbetuiging vorderde. Hoe heetten zij? Eusebius,

Vincentius, Peregrinus en Ponlianus. Roemvolle martelaren, bidt voor ons!

Eenige schreden verder, zie daar zit lt;le pretor Plalo op zijnen regterstoel, en voor hem, als den vertegenwoordigernbsp;van Aurelianus, verschijnen drie-en-twinlig geketende chriS'nbsp;lenen, wier oppersten genaamd zijn Mandalus, Tripodis ennbsp;Basilides; zij weigeren, aan de góden te offeren, en hun bloednbsp;besproeit den door ons betreden grond. Zie, hoe die opge*nbsp;sloven menigte van den Janiculus naar de Fia AureliarK*nbsp;heensnelt, belust op het schouwspel van gruwelen, dal daarnbsp;vertoond zal worden, en waar men zich even goed als in hetnbsp;amphitheater vermaken kan. Op last der godlijke keizersnbsp;Diocletianus en Maximianus zullen vier veteranen van het leger,nbsp;Basilides, Cyrinus, Nabor en Nazaïrus met hun leven dennbsp;heldenmoed boelen, die hen de verklaring deed afleggen, dat

-ocr page 103-

VIA COnNElUNA. 95

soldaten Gods, eerder dan krijgslieden des keizers waren.

^'j werden door scorpioenen gedood , en offerden aan Christus

bloed, hetwelk zij aan het vaderland niet meer prijs

^ogten geven, en dat bloed bragl op nieuw vveèr andere

^srlelaars voort! Artemius, de kerkerwachter,|Candida, zijne

*^®btgenoot, en Paulina, hunne dochter, waren voor hel Evange-

gewonnen: de bijl des pretors legde Artemius hel hoofd

^oor de voelen, terwijl beulshanden de beide vrouwen inde

‘diepte eener crypt afslorlten, waar ze onder puin en sleenen

^fidolven werden. Ziedaar de hoofdlrekken der geschiedenis,

zich hier, op dit gedeelte van den Janiculus, aan de vrome

^®rinnering des bezoekers voordoen.

Naar de ia Corneliana doorgaande, is hel spoor niet

'*''oder bloedig, maar ook vooral niet minder luisterrijk. De

^®blensc!ie roem der familie-Cornelia, waaraan deze weg door

^'joen naam en zijne monumenten heriniierl, wordt door eene

'quot;®Pr duurzame en zuiverder christenglorie gevolgd en als

niet gedaan. Sinds vijftien eeuwen zijn hel alleen Rufina

Secunda, twee zusters, beiden even aanvallig als aanzien-

•1quot;^ door geboorte, die hier alle andere herinneringen voor

2^6d en voor altoos uitwisschen. Terwijl Augustus in geheel

*9'' rijksgebied geen zes vestaalsche maagden kan vinden,

er voor het christendom slechts weinige jaren noodig,

Rome eene geheele bevolking van maagden te verschaffen.

en Secunda hadden met den Zone Gods dat hemelsch

^blverbond gesloten, waardoor de vrouw het toppunt van

®*^6bloiii bereikt, een godlijke kracht en een evenbeeld der

«ï^len wordt. De schiltrendste aanbiedingen wijzen zij met

'quot;'erschilligheid van de hand: de christenmaagd slaat on-

quot;^^t'kelbaar vast in hare heilige trouw. Archesilaüs, de regter,

“ordeell de beide zusters ter dood : zü zullen sterven, doch ba pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

berst nog de wreedste en uitgezochlsle martelingen te

-ocr page 104-

96 HET DRIEVOUDIG ROME.

hebben ondergfaan, met helsclie .spilsviiidifjlteid uitgedacht door den dwingland, die eindelijk, als beschaamd en vannbsp;folterzucht uitgeput, het leeder bruidspaar naar een woudnbsp;doet wegvoeren, Silva nigra genaamd, teneinde daar innbsp;’t verborgen te sterven, zonder eenige getuigen van de eer*nbsp;looze wraakzucht des bloeddorsligen tirans.

Hel bevel wordt volvocrd, en de chrislen-maagden blijven daar onbegraven liggen ten prooi aan het verscheurend gedierte des wouds. Doch de Heer, die zijne bloedgetuigen innbsp;den doodstrijd ter zijde stond, verlaat ze ook niet na harennbsp;dood. Hel wild gedierte eerbiedigt beider lijk, en den volgenden nacht verschijnen de tweeheiligen in glorielicht aan eenenbsp;harer vriendinnen, even als zij, de docliter van een dernbsp;edelste geslachten van Rome. « Plautilla, zoo spreken zij haarnbsp;loc, houd toch op, u met de dienst der afgoden te bezoedelen; geloof in Jesus Christus, en begeef u naar uwe bezittingnbsp;aan den Corneliaanschen Weg, waar gij onze lijken zuHnbsp;vinden; begraaf zo, waar gij kunt. » Plautilla begeeft zichnbsp;in allerijl naar de aangeduide plaats, waar zij de lijken harernbsp;vriendinnen onverdorven en ongedeerd vindt liggen; in aanbidding neêrgeknield, belijdt zij den Heer, en ten eerstennbsp;leeken van haar geloof, doet zij voor de maagden van Jesusnbsp;Christus een graf oprigten , dal weldra lal van mirakelennbsp;werkt, en voorts den naarn van Silva nigra in Sih’^nbsp;Candida veranderen doet, een naarn, even eerwaardig nDnbsp;lieflijk van klank, en die niet alleen nog heden bestaal, maarnbsp;door een der zes onderbisschoppen van Rome bij zijnen iHnlnbsp;wordt gevoegd 1),

Ken niet minder doorluchtig bloed drenkte dien-zelfden

id


Corneliaanschen Weg. Alle groole martelaren moesten sinj

1) Episcopus Porluensis et SS. Rutliiae et Secuiiclae in Sylva Cao' dida. Cod. ms. S, Petr, et S. Cmcil.

-ocr page 105-

97

VIA CORNELIANA.

*6veren en hunne onsterflijke zegepalmen behalen ten aan-schouwe van het overmoedig Irolsche Rome; dit werd ver-®'scht, èn door de diepe scharidwonden van de hoofdslad des heidendoms, èn door de moeijelijkheid, om den booze vannbsp;ïijnen hoofdburg te verdrijven , èn door de noodzaak-hjkheid , om de oude wereld mei schrik en verbazing te slaan.

uit het hart van ’t Oosten was, onder de regering van ^*2udius, naar Rome gekomen eene edele Persiaansche familie,nbsp;vader, moeder en twee zonen bestaande, die allen, als

K nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9

®'''ezen christenen, ter dood veroordeeld werden, weshalve ze naarde Cornelia heenvoerde, ter plaatse, denbsp;water en genaamd, waar deze doorluchtige vreem-*^elif)|ïej| ten prooi strekten eener zoo wreede marteling, datnbsp;*®lfs barbaren er zich over hado'en te schamen: eerst onder-^^'•0 zij, als laag vee, knuppelslagen; daarna worden zenbsp;de folterbank uitgerekt, waar men hun het vlcesch, datnbsp;kolen geroosterd was, uil het ligchaam scheurt; voortsnbsp;'*'°fden hun de handen afgehouwen; Martha, de moeder vannbsp;voeinvol gezin, moet verdrinken; haar echtgenoot, Marius,nbsp;*16 kinderen Audifax en Abacus, worden onthoofd, terwijl,nbsp;^'‘^•felijk^ de beulen, ten toppunt hunner woede, het ramp-overschot dezer martelaren in de vlammen werpen. Doch,nbsp;''^'¦geefs: die gewijde ligchamen zullen niet geheel en alnbsp;®'’nietigd worden: den 14. der kalenden van February, kwamnbsp;moedige christin, met name Felicitas, het ligchaam dernbsp;Martha uit den waterput halen, om het, met de door haarnbsp;^ gaderde asch der overige bloedgetuigen, tezaam te begra-op haar eigendom 1).

^^ct is, als ’t ware, bij brandslapellicht, en met de voelen

-ocr page 106-

98

HET DRIEVOUDIG ROME.

ingang; der catacomben van den B, Pontianus bereiken, een der oudste en uitgeslreklste kwartieren van het onderaard-sche Rome. Wanneer men zich herinnert, dal de Joden aannbsp;gene zijde van den Tiber woonden; dat de H. Petrus ziclinbsp;aanvanklijk onder hen neêrzelte, en er, behalve meer anderenbsp;bekeeringen, ook die van Priscilla en Aquila bewerkte; datnbsp;de vervolging van Nero ook over de christenen van ditnbsp;kwartier, evenals over de anderen, woedde, — dan zal mennbsp;de noodzaaklijkheid beseffen van eene begraafjilaats in denbsp;nabuurschap, teneinde de levenden niet noodeloos in meernbsp;gevaar te brengen. Hel blijkt werklijk uit de opschriften dernbsp;grafsteden, dat de martelaren, of de christenen, algemeennbsp;begraven werden in de catacomben, die het naast bij hunnenbsp;woning, of de plaats van hunnen dood gelegen wuicn. Ik zal ernbsp;slechts twee van aanhalen, hel een door Bosio, hel ander doornbsp;Boldelti vermeld. Het eerst bedoelde grafschrift is dat van eenenbsp;nederige christin, Pollecia genaamd, eene koopvrouw in garst,nbsp;in de Fia Nova , en die ter aarde werd besteld op de bij denbsp;f^ia Nova gelegen begraafplaats van den H. Callixlus:

DE BIANOBA

POLLECLA QVE ORDEV BENDET DE BIANOBA

Hel tweede opschrift is dat der HH. martelaren Simpl*' cius en Fauslinus, verdronken in den Tiber, en begravennbsp;in de catacomben van Generosa-ad-Sexlum'Philippi,nbsp;den oever van genoemde rivier.

MARTYRES SIMPLICIVS ET FAVSTINVS QVl PASSI SVNT in FI.VMEN TIBERE ET POSInbsp;TI SVNT IN CEMETERVM CENEROSES SVPERnbsp;PHILIPPI.


-ocr page 107-

99

CATACOMBEN VAN DEN II, PONTIANUS.

Ofschoon (Ie catacombe, welke wij thans gaan bezoeken , naam draagt van den H. Pontianus, die leefde te middennbsp;der III.

eeuw, zoo is zij toch, zeker, van vroeger dagteekening, 'STwijl ook hare uitgestrektheid mede een bewijs barer hoogerenbsp;'Oudheid opleverl. De aloude grafdelvers groeven hunne galerijennbsp;loculi niet onregelmatiger wijs, hier en daar en overalnbsp;verspreid, maar achtervolgens, en, orn zoo te zeggen, slapnbsp;''Oor stap. Zoowel de gewone christenen, als de martelarennbsp;''olden de grafplaatsen, naarmate zij vroeger of later kwamennbsp;*0 sterven, en zonder dat men afgescheiden galerijen voornbsp;martelaren aanlegde, niet meer dan voor alle anderenbsp;Seloovigen; waaruit men mag afleiden, dat, hoe meer mennbsp;*^0 martelaren in de verschillende galerijen eener catacombenbsp;''^0 elkaér gescheiden vindt, die catacombe-zelve ook werklijknbsp;''00 den lijd der vervolging heugt 1).

De uitgeslrekte begraafplaats van den H. Pontianus draagt ''orschillende namen. Haren hoofdtitel voert zij naar Pontianus,nbsp;*^00 romeinsch edelman, die onder Alexander Severus leefde,nbsp;'Viens schatten en ijver waardig werden toegewijd aan denbsp;'•quot;quot;mkende Kerk, lol wier dienst hij overging. De H. pausnbsp;^ollixius, genoodzaakt om te vlugten, kwam met tien dernbsp;*'jnen aan Pontianus eene schuilplaats verzoeken, en dezenbsp;^orborg hem in zijn huis, dal aan gene zijde van den Tibernbsp;terwijl hij den moedigen paus zelfs de behulpzame handnbsp;quot;0^5 om hel lijk van den H. Calepodus uit de rivier te halen,nbsp;Of een graf aan te geven. Hetzij uithoofde der nabijheidnbsp;zijne woning, of wel ter oorzake van de vergrooting, welkenbsp;J de begraafplaats van Fia del~Porlo deed ondergaan,

^ * deze catacombe den naam van den FI. Pontianus aan.

'J 'vordt ook wel genoemd de catacombe der HH, Abdon

Marchi, p. 2t5.

-ocr page 108-

100 HET DRIEVOUDIG ROME.

en Sennen, naar de twee Persiaansche prinsen, onder de rejrering van Decius, in het amphitheater gemarteld, en vervolgens daar ter aarde besteld. Eindelijk is zij ook nog bekendnbsp;onder de benaming van; Jd Ursum pileatum, « In dennbsp;gekuifden beer » waarschijnlijk uithoofde van een of andernbsp;beeld, vroeger daar in die buurt geplaatst.

Wat hiervan zij, ondoenlijk zou het wezen, al de chris« ten helden en heldinnen op te noemen, die in dit kwartiernbsp;der groole doodenstad begraven waren. Beurtelings vondennbsp;hier de eeuwige rust Quirinus, de manmoedige strijder ondernbsp;den Evangeliestandaard, die de l)eulen van keizer Claudiusnbsp;letterlijk afmatte; Pigmenius, de heilige blinde, door een kindnbsp;aan de hand geleid, en die, met zijnen gids, op last vannbsp;Julianus den Apostaat (Afvallige), in den Tiber werd oiuge-bragt; de heldhaftige Candida , steeds bedrijvig in het ophalennbsp;van de lijken der martelaars; de HH. pausen Anaslasiusnbsp;en Innocentius I., benevens de HH. Pollio, Vincentius, Milex,nbsp;Marcellinus en Petrus. Onder de afbeelding dezer laalsteiinbsp;vond Bosio dit roerend opschrift in den tufsteen gegrift:nbsp;« Eustathius humiiispeccator^ servitor beati Marcellimnbsp;martyris-. Eustathius, een arme zondaar en bediende vannbsp;den welgelukzaligen martelaar Marcellinus. »

De ingang der catacombe is op den heuvel, regis van de Tiberpoort, en men komt er langs een klein pad, waarbijnbsp;eene kapel ligt. De galerijen zijn in de rivierrots aangelegd inbsp;doch de door Bosio te voorschijn gebragte trappen duidennbsp;meerdere verdiepingen aan, waarvan de onderste in de vul*nbsp;kanische rots moet liggen. Wanneer men nagaat, eensdeelsnbsp;hoe weinig hechtheid zulk een lusschenterrein oplevert, ennbsp;anderdeels, dat er eene uitgestrekte heidensche steengroevenbsp;eenmaal over die catacomben heenlag, dan heeft men hetnbsp;luidst-sprekend bewijs, dat de christenen, om hun leven»

-ocr page 109-

CATACOMBEN VAN DEN II. PONTIANES.

'“'innen dood en hunne mysteriën verborgen te liouden, liever 'len gevaarlijkslen en inoeijelijkslen arbeid ondernamen, dannbsp;reeds bestaande heidensche groeve tot hun gebruik tenbsp;'*'^^'gen. Immers, welk eene uilgeslrekte ruimte zouden zijnbsp;in de door mij bedoelde steengroeve gevonden hebbennbsp;''*“ir eene kerk, en welk een hechten bodem voor eene be-^’’^afplaats: noglans, zij hebben er geen gebruik van willennbsp;'Haken, en, hetzij uit vrees, hetzij uit af.schuw, alle aanrakingnbsp;de lieidensche wereld wezen zij af, en, door het geloofnbsp;'•quot;'quot;eund, wisten zij zich in volkomen onafhanklijke zelfstandig*nbsp;'quot;'¦d (e iiandhaven.

Zoodoende lt;lan rigtten zij, in weérwil van den moeilijken «»eeB in de catacombe van den H. Pontianus in, waar-er eene ruim genoeg was tot het houden der godsdienstigenbsp;JHenkomsten (Synaxen) der geloovigen, en die bestemmingnbsp;niet twijfelachtig zijn, wanneer men tot den bodem toenbsp;doorgegraven, waar gewoonlijk hel altaar van den hoofd-'“quot;rielaar [JtJonumenlum arcualum) sVaal. Buiten allen twijfel,nbsp;®'’d hel heilig doopsel hier ter plaatse loegediend. Immersnbsp;'‘filter in eene crypt bevindt zich een ruim bekken, daarnbsp;'quot;'ffegraven, en diep genoeg, om er, volgens hel gebruiknbsp;^ Herste Kerk, den doop bij indompeling in te bewerkstelligen.nbsp;I schilderwerk, dal er gevonden wordt, alhoewel vannbsp;dagieckening, wijst duidelijk de bestemming van ditnbsp;^ ken aan: Sinl-Jan doopt den Zaligmaker, op wiens hoofdnbsp;^ Geest, onder de gedaante eener duif, rust; regis vannbsp;Verlosser slaat een engel, met den naarn van Jesusnbsp;^ ®chen de beide handen; aan zijne voeten laaft zich eennbsp;^“¦1 aan hel water van den Jordaan. Nog vindt men er velerleinbsp;schilderwerk, hetwelk ik later zal be.spreken; doch nunbsp;u ik niet verzuimen melding te maken der IIH. martelaars,nbsp;‘'eze catacombe zoo zeer hebben opgeluislerd. Men ziel

-ocr page 110-

109 HET DRIEVODDIG ROME.

hier den Zaligmaker, van uil eene wolk Ie voorscliijn komende, en wiens uilgestrekte handen hel hoofd der HU. Abdon ennbsp;Sennen mei rozen krooncn. De beide marlelaren dragen eennbsp;korlen mantel, aan den hal.s met een knoop vast gehecht; hunnbsp;hoofd is met de ooslersche kap [amphibalum) gedekt. Naastnbsp;hen vertoonen zich de HH. Milex en Vincentius, hunne loten roemgenooten, de een in romeinsch gewaad , de ander metnbsp;de oorspronklijke kasuifel; allen zijn staande voorgesleld innbsp;zegepralende houding, en het hoofd door een liclilkransnbsp;omgeven. Even zoo is dit overal ook met de andere martelaren het geval.

Bij de catacomben van den H. Ponlianus bevinden zich ook die van Generosa-ad-Sextiim-Philippi ^ en die van dennbsp;H. paus .lulius. Eerst-bedoelden zijn waarschijnlijk haren twee-voudigen naam verschuldigd aan eene romeinsche vrouw,nbsp;die, even als Syriaca en Lucina, hare tuinen lot eene begraaf'nbsp;plaals voor de geloovigen zal hebben afgestaan; en voortsnbsp;aan eene bezitting, loebehoorende aan een Romein, Philippasnbsp;genaamd, en zes mijlen van de stad gelegen. Twee groot®nbsp;martelaren, wier ligchamen thans in Sanla-Maria-Maggior®nbsp;rusten, maken nog hel gloriepunt dezer catacombe uil. Syfl*'nbsp;plicius en Fauslus waren broeders, en ondergingen, doofnbsp;denzelfden moed bezield, dezelfde folteringen, welkenbsp;heidensche wreedheid zoo vernuftig wist uit Ie denken,nbsp;te wisselen en te rekken: het zwaard maakte aan hunne marl®'nbsp;teling een eind, doch niet aan de woede hunner beulen •nbsp;hunne verminkte ligchamen werden, van de Pietersbrulfnbsp;(waarschijnlijk de brug di Qualtro Capi), in den Tiber g®'nbsp;worpen, en door den stroom naar Sextum-Philippi gevoerd)-De H. Beatrix, der marlelaren waardige zuster, door de heiliU®nbsp;priesters Crispus en Joannes bijgestaan, ving ze op, en b®'nbsp;groef zo in de Generosa-catacombe. Zij-zelve, gevangen gt’'

-ocr page 111-

103

CATACOMBEN VAN DEN II. JULIUS.

'tornen, en op last van den reg-ler Lucretius ter dood gebrag^t, *^ekwanT bij hare doorluchtige broeders een eervol graf. Denbsp;^ei(le priesters, Crispus en Joannes, hare medestanders in denbsp;*'efde en in het geloof, sluimeren te zelfder plaatse dennbsp;^®'ligen slaap. Hunne marteling had plaats onder Dioclelianus,nbsp;18. van de maand Augustus 1).

Wat de begraafplaats van den H. Julius betreft, zij is

®tke! nog maar bij den naam 'bekend, doeh, buiten twijfel,

zij (Ie asch vaneen groot aantal martelaren. — En nu,

quot;^'ke denkbeelden nemen wij van uit deze zoo hoog-eer-

'''aardige oorden mede? Voorzeker, allereerst, dat de offers,

'’au ons, telgen dier martelaren, maar christenen der

eeuw, gevorderd worden, in de daad niets zijn, bij

'^^''oelijking van wal onze vaders hebben gedaan, doorge-

quot;'at het groote frausche leger in Rusland onderging, alle van klagen zou hebben verloren, dan, voorwaar, kon dat

7 nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9

Woord de lippen van den pelgrim, die de catacomben

quot;'“fsteld en geleden. Wanneer het waar mogt wezen , dat men, na

en, gewis, met meerder grond, ontvloeijen!

ao ¦ nbsp;nbsp;nbsp;, ill Sexto Philippi natalis beatorum presbyteroruni Jo-

*an'* Lrispi, qui iii persecutiotie Dioclctiaiii et Maximiaiii iiiulta corpora sepeliverunt. Quorum nieritis et ipsi postiiioilumnbsp;'ab gamiia vilae iiieruerunt. Adnot, Martyr. 18 aug.

-ocr page 112-

104 HET DRiEVOHDIG ROME.

33 necemiber.

De catacomben der Via d’Ostia. — Tweeledige bestemming der catacomben. — Verscbillenda namen. — Oorspronklijke tucht.nbsp;— Verblijf der christenen in de catacomben gedurende dennbsp;vrede, en gedurende de vervolgingen. — Waarom verscheidennbsp;ingangen. — Redenen voor den vorm der galerijen. — Gravennbsp;met twee en met drie lijken. — Catacomben der H. Lucina, —nbsp;van den H. Thimotheus, — der HU. Felix, Adauctus en Co-modilla, van den Fl. Cyriacus.

Aan de oevers van den Tiber vveêrgekotnen, om er een bezoek in de oude kerk van Sinte-Praxede af te gaan leggen,nbsp;logen wij de rivier over langs de brug der Quaito Capiinbsp;teneinde ons naar de Via d’Oslia heen te begeven, werwaarlsnbsp;de beroemde catacomben ons riepen , waardoor zij is omringtl-Doch, om met vruclil in deze eerwaardige grafplaatsennbsp;te stijgen, is hel niet genoeg, zich van de fakkel te bedienengt;nbsp;welke de gids u aanbiedt; neen, het is noodig, dat mendenbsp;toorts der wetenschap, en vooral die der gewijde wetenschapinbsp;tor plaatse medebrenge. Wat Pompei voor het heidendomnbsp;is, dat zijn de catacomben voor hel christendom; en, evennbsp;als Pompei ons hel heidendom vertoont, gelijk hel zich, vóofnbsp;achttien eeuwen, opdeed in zijne godsdienst, in zijne zeden,nbsp;in zijne kunsten, en in zijne gewoonten van hel openbaa*'nbsp;en particulier leven, zoo treft men in de catacomben, t***nbsp;inde wieg der Kerk, het christendom juist zoo aan, geüjl''nbsp;het voor achttien eeuwen was.

Hel onderaardsche Rome is een levend boek, onsterflijl^ en tastbaar zeker, waarin, blad voorblad, nu eens met hetnbsp;bloed der martelaren, dan weór met hel ongeoefend pensee*nbsp;van een onitekend schilder, soms met het grof gereedschap

-ocr page 113-

VERSCHILIENDE NAMEN DER CATACOMBEN. 10S

''^'1 lt;ien grafdelver, de leer, de zeden, de gebruiken, de «^esi en al de bijzonderheden van het zoo werkzaam als hetnbsp;'®'heven leven onzer vaders slaan geschetst; een boek vannbsp;allerhoogste belang voor den oud heid vorscher, en meernbsp;voor den christen; echter, even als alle boeken, wil hetnbsp;begrepen worden.

en

Ile vorige dagen verhaalde het ons zijne eigen geschiedenis oorsprong; van daag zal hel ons met zijne tweeledigenbsp;^ *leiT)r,)ing bekend maken. De catacomben dienden, om hetnbsp;der eerste christenen, hunne mysteriën, hunne tranen,nbsp;hunne gebeden aan ’toog der wereld te onttrekken; nanbsp;dood boden zij een rustbed voor al de kinderen der Kerk,

jY nbsp;nbsp;nbsp;*

^'5 voornatnclijk, den martelaars aan. Dat zij overal als ten ^'ogel strekken van het leven en den dood onzer vaderen,nbsp;hewijzcn niet slechts de grafsteden, de kapellen, hetnbsp;‘‘‘^hilderwerk en de monumenten, welke wij later beschrijvennbsp;maar bovendien ook de namen, die aan deze eer-quot;'^“fdige plaatsen gegeven zijn. Behalve de algemeene bena-/'quot;'tï van catacomben, voerden de chrislcn-begraafplaalsennbsp;do oorspronklijke taal namen, waarin zich het levendignbsp;^®'oof onzer voorouderen uildrukte, te gelijk met het ge-door hen van deze onderaardsche gangen gemaakt,nbsp;^^flelings heetten zij verborgen plaatsen^ onderaardschenbsp;^ '‘^gtsoorden ^ vereenigingspnnt der martelaren, heilig-^fnen , slaapsteden, rustverblijven, wijken van her-

en vrede^ noodhavens, en eeretroonen 1). Alleen christendom is in slaat, zulke namen te geven aan denbsp;Cs en grafplaatsen zijner kinderen. Moet men niet innig


‘‘«ckei C'eri,,

'8d zijn van ’s menschen onsterflijke grootheid, en wel

J) C

quot;•'tori


ryplae, liypogeae, lalebra, cuncilia iiiarfyrum, sanctuarium,


tj I quot;quot;quot;'''quot;01, sedes requietioois, iiiemorlse, pax, porlus, solium, p. b83.


“‘¦'Otouil 'g Rome. — IV. Deel.nbsp;fO

-ocr page 114-

106 HET DRIEVODDIG ROME.

volkomen zeker van zijne toekornsliije opstandingf, om het slagveld, waar de dood hem nedervelde, eene slaapstedenbsp;te noemen, en een eeretroon het graf, waar het droevignbsp;werk zijner stoflijke ontbinding in het duister voltrokken wordt?

Bij het licht, door deze namen over het onderaardsche Rome verspreid, voegen zich, ter kenmerking van de twee'nbsp;ledige bestemming der catacomben van Rome, ook nog denbsp;bekende gebruiken der eerste Kerk. Volgens een oud voorschrift van kerktucht, moest de H. Misofferande steeds opnbsp;het graf der martelaars plaats grijpen; en zoodoende moestnbsp;men telkens, om Mis te lezen, in de catacomben afslijgeninbsp;en daar het nu bij de eerste christenen gebruik was, om all^nbsp;dagen ter H. Tafel te gaan, zoo moest, als van-zelf, dienbsp;togt alle dagen, ten minste door een groot gedeelte der ge*nbsp;loovigen, volbragt worden 1). Terwijl geheel de Kerk steed*nbsp;daar ter plaatse, door hel H. Misoffer, de jaargetijden defnbsp;martelaren, en wel altoos op hunne grafsteden-zelven, vierde-Daarenboven, legden velen in die stille wijkplaatsen gedufUnbsp;aan bezoeken af, hetzij uil vroomheid, of uit behoefte, oifnbsp;er zich tol den strijd voor hel geloof te sterken en toe t®nbsp;bereiden, of wel om er hetzij aan den arbeid, hetzij aan betnbsp;toevoorzigt der grafdelvers deel tc nemen. Bij dat alles kvva®'nbsp;nu ook nog de vrees van de aandacht of den haal der hei'nbsp;denen gaande te maken, en ten gevolge waarvan zij alda®'^nbsp;in geheime afzondering, meestal de nieuwelingen onderwezeO)nbsp;de Sacramenten bedienden en hunne liefdemalen hielden.nbsp;tijd van vrede evenwel woonden de christenen in de stad,

1) Prima del dugensetlanla dell’ era nostra , la Cliicsa ron'

per divota consuetudiiie celelirava it sacrifirio Eucaristico sopra i polcri di marliri. Eu il poiitillce san Felice it quale ordiiió dienbsp;consuetudine avesse furita di leoge universale e perpetua. — Mao-hquot;nbsp;p. 151.

-ocr page 115-

107

VEKBLUF DER CHRISTENEN IN DE CATACOMBEN.

®®fenden er alle bij de wel {geoorloofde bedieningen uit. « Gij '^'’vviji ons, zoo zeide een ooggetuige aan de heidenen, datnbsp;quot;'y Seen nul doen! Hoe? en wij wonen mei u, nemen hel-*®lfde voedsel, dragen dezelfde kleeding, hebben dezelfdenbsp;^®^‘gheden, dezelfde behoefte; wij zijn noch brahrninen,nbsp;‘'Och indiaansche gymnosophislen, woudbewoners, die dennbsp;''0'gang met rnensehen schuwen. Evenmin als gij, onthoudennbsp;ons van wal tot het leven noodig is; even als gij , be«nbsp;Scven wij ons naar het Forum, naar de slagterijen, mark-bad()laatsen, magazijnen, winkels en herbergen; wijnbsp;otien met u te scheep en onder de wapenen; wij bebouwennbsp;Scond, oefenen dezelfde ambaclilen, en wel te uwennbsp;uit 1). .

nu, bij lijden van rust, hel verblijf in de calacom-^oor onze vaderen reeds eene gewoonte, in de dagen der ^^Ofvolgipg w'as dit voortdurend hel geval, Naauwehjks warennbsp;'''oedplakalen afgekondigd, of men zag ze verdwijnennbsp;ocne schuilplaats gaan zoeken in hunne onderaardschenbsp;^^'jkeii, totdat de storm voorbij was gegaan. De heidenennbsp;daarvan niet onkundig, en vandaar de schimpnamennbsp;^'^Uem-as^ lichtschuwers en andere, hun door hennbsp;^®2cven 2). Vandaar ook , terstond na de afkondiging vannbsp;''®f''olgings-cdikt, de eerste bloedkreel, door het wreedenbsp;l'^cndotn geslaakt: « Men sluite de grafsteden 3)1 » Denbsp;niet minder bloeddorstig, beijverden zich, om denbsp;*quot;'Oede legen de christenen altijd nog meer op te hitsen,nbsp;den toegang der catacomben, op straffe des

^pol., c. XLlI-XLlll.

) hatebrosa et liieifugax nalio. Min. Fel.

3f(.| nbsp;nbsp;nbsp;' ®ab Hilarione praeside cuin de areis sepiilturaruin nostrarum

Tuf. nbsp;nbsp;nbsp;: Cl Area; non sint ! » are» ipsoruiii non fuerunt. —

¦^d Scapul. c. 111.

-ocr page 116-

108 HET DRIEVOUniG HOME.

doods 1). Eindelijk, bij bel afneiiieii der vervol,T;injj, was de eerste daad van gunst, door de vervol'jers aan de christenennbsp;bewezen, het bun loestaan, oni zich vrij naar hunne begraafplaatsen Ie mogen heenbegeven. Galliauus, door den af-grijslijken dood van zijnen vader, Vaierianus, verschrikt,nbsp;ging nog verder, en stond bij openbaar besluit aan de bis-schoppen het regt loc, om naar de begraafplaatsen temogennbsp;terugkeeren 2).

Is er meer noodig, om Ie bewijzen, dal, in die vrees* lijke oogenblikken, ons voorgeslacht geen andere wijki)!aalsnbsp;had? Zijne geschiedenis bevestigt, dat men er in menigl®nbsp;heenslroomde, en dat de herders-zelven daarin de kudde voorgingen , met woord en daad. « Komt, vereenigt u in denbsp;catacomben, zoo sprak de II. paus Clemens; wij zullen daa''nbsp;de gewijde schriften lezen, er den lofzang zingen ter eerenbsp;der martelaren en van al de heiligen, die ons uil deze wereldnbsp;zijn voorgegaan; wij zullen er bidden voor uwe in den Heet’nbsp;ontslapen broeders, in uwe grafplaatsen de II. Offerandenbsp;opdragen, die welgevallig is aan God, als het inbegrip vaenbsp;het ligchaarn der gemeente, in vereeniging met den Heer,nbsp;terwijl wij psalmzingen voor en met hen, die sterven in helnbsp;geloof 5). »

Bij deze getuigenis zouden er . nog oneindig meerdere 1® voegen zijn, doch de feiten spreken luider nog dan de woordeo.

llb


1) Proconsul dixit: Jiisturn est ut nulla conciliabula faciaaGnbsp;neque coetneteria ingrcdiantiir: quod qui facere comprelicnsus focrd’nbsp;capitc plectalur. Pont. Act. Proconsular. Zie verder Bar., An. 2G0 i

Euseb,, Hist.f lil). VII, c. X ; lib.lX, c. 11 ; Boldelli, lib. I, lt;!•

2) nbsp;nbsp;nbsp;Exstat cjus constitulio quain ad cpiscopos misit, perniitt'^''*nbsp;illis illa loca recipere, qu!e coeinelcria vocantur. — Euseb. lib. ’ 'nbsp;c. Xlll; Boldetti, lib. I, c. l, p. 12.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Conveiiite in coBineleriis ad lejjcndum sacros Libros,nbsp;Constit, oposl,, lib. VU, c. ultim.

-ocr page 117-

VERBLUF DER CHRISTENEN IN DE CATACOMBEN. 109

op elke bladzijde der oude kerkgeschiedenis wordt, door catacomben en oudste monumenten onwederlegbaar bewe-dat, gedurende de vervolgingen, de meeste pausen zich,nbsp;de geloovigen, in het onderaardsche Rome hebben schuilnbsp;«chouden : om slechts van een klein aantal hier te gewagen ,nbsp;is het onbekend, dat de H. apostel Petrus, de eerstenbsp;het toonbeeld aller pausen, de H. Callixtus, de H. Urbanus,nbsp;H. Pontianus, de H. Anterus, de H. Fabianus, de H. Cor-*’clius, (Je 11. Stephanus, de H. Sixtus II, de H. Gajus, ernbsp;allen in hebben opgehouden? Stephanus en Sixtus voor-^oenid ondergi iigen er den marteldood; de H. Gajus bleefnbsp;ocht jaren lang verborgen 1). Naar het voorbeeld vannbsp;H. apostel Paulus, in zijnen kerker, volbragten al dienbsp;''Cf moeide pausen, in hun levend graf, desniettemin eikennbsp;aan hun apostolaat verbonden: ze hielden er conciliën,nbsp;quot;'*jdden er bisschoppen en priesters, legden er den grondnbsp;de tucht der Kerk, onderwezen er de geloovigen,nbsp;'•“cpten er de nieuwbekeerden, met een woord , kwetennbsp;daar van geheel de taak, hun tweevoudig opgelegd,nbsp;bisschoppen van Rome, èn als opperhoofden dernbsp;üCtneene Kerk 2). Dit alles te zamen bevestigt onweder-*P‘’ckelijk, dat te dier plaatse herder en kudde eenmaal tenbsp;hebben geleefd.

Sroot

Evenwel verlieten, zelfs bij het hevigst woeden der ver-2'Cg, niet alle christenen de stad, of maakten van de ®^®coinben ten minste geene voortdurende verblijfplaats : een

aantal bleef onder de heidenen, om gade te slaan wat

» c. II j Uar. Annul., t. XII; an. 1145-1 iöO; Boldetti, lib. I,

ij. . 1) Ingredienlcs veró Roinam invenerunt apostoluin in loco qui lib'l'^*^ Valicanus , doccris multas populorum turmas. — Aringlii, t. I ,

I^ib. de Rom. Ponlif. Aringhi , t. 1, c. II, p. 10, 11.

10


-ocr page 118-

WO HET DH/EVOEOie HOME.

er omging, en er de Kerk van Ie verwittigen; om de marte* laren in hunne kerkers te bezoeken, te vertroosten, aan tenbsp;moedigen en te vergezellen voor de regtbank , teneinde daarnbsp;voorts den loop van het geding op te teekenen; om hennbsp;daarna ter strafplaats te volgen, hun bloed op te vangen, ennbsp;hun kostbaar overschot naar de groole doodenstad over tenbsp;brengen. Öok nog anderen woonden in Rome, dewijl hunnenbsp;betrekking, zoo als bij voorbeeld het krijgsmansberoep, hunnbsp;niet veroorloofde, zich vandaar te verwijderen; of wel uithoofde zij daar middelen te werk stelden, orn in de behoeften der in de catacomben verscholen broeders te voorzien; of,nbsp;eindelijk, dewijl zij, tot het vlugten niet verpligt, moedsnbsp;genoeg bezaten, om de woede der dwinglandij te trotseren.nbsp;Opmerkenswaardig is het, dat men diezelfde gedragslijn, ionbsp;alle landen, in alle tijdperken van vervolging, gelijkelijk aao-treft: zoo in Engeland ondej' Elisabeth, zoo in Frankrijknbsp;gedurende de omwenteling der vorige eeuw, zoo thans nognbsp;in Güchinchina en Tonquin.

De vraag, of de Kerk, in bet hart der aarde verborgai’» eene zekere rust genoot, mag niet volkomen toestemmendnbsp;beantwoord worden: onze, inde catacomben verscholen vaderen waren er, ja, in veiligheid, zoo als tijdens bovenbedoeld^nbsp;vervolgingen der Katholieken van Frankrijk en Engeland, dienbsp;in bosschen en kelders de wijk namen, en zoo als het nognbsp;heden ten dage de geloovigen van het Oosten zijn, in huno®nbsp;digte schuilplaatsen verscholen. Het sluiten der catacomben,nbsp;door het volk geëi.scht en door de vervolgers bevolen, bewijs!»nbsp;dat de heidenen met de toevlugtsoorden onzer vaderen bekendnbsp;waren; en groot bleef het gevaar van ontdekt te worden, zoO’nbsp;dat zij er gedurig aan door verontrust werden, en het hennbsp;menigwerf lol in de uiterste diepte hunner onderaardscbenbsp;schuilplaatsen de wijk deed nemen. « De vervolging is ^o®

-ocr page 119-

VEnnLIJF DER CHRISTENEN IN PE CATACOMBEN. til

schreef, len jare 2G0, paus Cornelius, dat wij in de nicest bekende catacomben niet meer kunnen vergaderen i). »nbsp;opschrift belreklijk den H. martelaar Marius meldt ons, opnbsp;•¦oerende wijs, hoe de christenen in gedurige bekommeringnbsp;vreeze leefden:

TEMPORE ADRIANI IMPERATORIS

MARIVS ADOLESCENS DVX MILITVM QVI SATIS VIXITnbsp;DVM VITAM PRO CIIO CVM SANnbsp;GVINE CONSVNSIT IN PACEnbsp;TANDE.M QVIEVIT BENEMERENTESnbsp;CVM LACRIMIS ET METV POSVERVNTnbsp;ID. VI.

Moei

Iriio'

quot; Ten tijde van keizer Adriaan, ging Marius, in den zijns levens, officier bij het leger, ter ruste, hij, die

« genoeg geleefd had, dewijl hij zijn leven met zijn bloed Jesus Christus len offer bragl. Zijne vrienden, zijne bloed-^^'’'vanien, hebben hem, met tranen en in verschrikking, ditnbsp;gesticht, den 6. der Iden. »

^•e bekommering was maar al te zeer gegrond: dikwerf ^n^ers vervolgden de heidenen onze vaderen lot in de uiterstenbsp;^®Pte hunner schuil|daatsen: en zoo zien wij den H. pausnbsp;II. ijj ge catacomben van den H. Callixlus-zelven metnbsp;diakens den marteldood ondergaan 2). Daar zouden ernbsp;« ''Cel meer te noemen zijn. Soms deed men, uil boven-

quot;tui;

PiibUce neque in cryplis notioribus tniisas agere cliristianic ¦**e. £p^ YJH Lupicin. Ficim,

Xystuin In coBiiielerlo CalVixtl aniinadvcrsuin scialis oct. nonai et cuni co diaconos quatuof. — S. Cypr,, Epist* ad $uc^nbsp;quot;**¦. Episu LXXXII.

-ocr page 120-

HET DRIEVOUDIG ROME.

matige wreedheid, de toegangen tolde catacomben sluiten, en werden er alzoo op eenmaal eene menigte slagtoffers tenbsp;gelijk geveld. Numerianus, vernomen hebbende, dat een grootnbsp;aantal geloovigen in de catacomben der F^ia Salaria vergaderd was, beval, dal men de toegangspoort zou vernietigen , en voorts de christenen onder een berg van ingeworpennbsp;aarde bedelven 1).

Om zich aan hel bespiedend oog hunner vervolgers te onttrekken, vermenigvuldigden de christenen de ingangennbsp;hunner catacomben, en nog dagelijks ontdekt men er nieuwenbsp;in de wijngaarden en in de tuinen, rondom Rome gelegen.

Dat groot aantal toegangen had ook nog eene andere reden : de Kerk toeh wilde, dat mannen en vrouwen elk een verschillenden ingang hadden , een regel van afzondering dernbsp;sexen, thans nog in een groot aantal parochiën in acht genomen, en die vooral streng moest worden bewaard bij hetnbsp;’s nachts vergaderen in onderaardsche gangen, die slechts doornbsp;lampen werden verlicht. Builen de getuigenis der oude kerkvaders, strekken de calacomben-zelven ten aanzien van d®nbsp;bestemming der dubbele ingangen genoegzaam ten blijk. Kennbsp;door Bosio gevonden opschrift, inde Valicaansche Grotten jnbsp;stelt de kwestie, builen alle bedenking, in het helderste licht:

AD SANCTVM PETRVM ANTE REGIA IN PORTICV COI.VMNA SECVNDA QVOMODO INTRAMVSnbsp;SINISTRA PARTE VIRORVMnbsp;LVCELEVS ET lANVARIA BONESTA FEMINA

Uit dit in steen gegrift document blijkt, dat de mannen de oude basiliek van den Prins der Apostelen ter linker zijd®

1) Ut in inlroitu cryptse pariet levaretur, quod cum factum fn'* iet, niontera qui cryptse imminebat super eos dejecit. — Bar. in’'nbsp;284; March!, p. 81,

-ocr page 121-

REDKNEM VOOR 0EN VORM DER GALERIJEN. I t.1

REDKNEM VOOR 0EN VORM DER GALERIJEN. I t.1

•ijk

dat

^’tinenginfjen, en alzoo de vrouwen aan de reëler zij. Wan-men de catacomben iiaauwkeuri» fjadeslaal, dan vindt ook de twee in^arifren, benevens de twee trappen,nbsp;quot;waarvan men zich geene reden zou welen Ie geven, tenzijnbsp;quot;acti aanneme, dal ze mannen en vrouwen ieder afzonderlijknbsp;de onderaardscbe kapellen heenleidden, waar deze insge*

ifesclieiden waren. In 't voorbijgaan, moet ik opmerken ,

men die trappen met het aangeduide oogmerk kenlijk

''“quot;oObragl viiidl in de catacomben der H, Agnes en der

•lelena I). Buiten twijfel zal hetzelfde feil ook in de

caiacomben, die nog doorzocht moeten worden,

¦‘'•endig plaals grijpen; en, zoo leeren die eerbiedwaardige

'’*’^f|gt;laalsen, dal, ofsclioon veranderlijk uit haren aard, de

Jtchi (Ier Kerk echter hare wortelen schiet lol in den diepslen

'*dein zelfs van der apostelen tijd. De tweeledige bestemming

het onderaardsche Rome was eene graf()laals voor de

*'lt;’n, eeuo wijkplaats voor de levenden. Wij zullen thans over-

h)i (ie beschouwing der inri;;iing dezer uilgesti^kle stad.

eerst, dal bij hel binnentreden der caiacomben , de

/'•'dacht treft, zijn de galerijen of gangen, en de grafsteden, hersi

^ ^,ealeIde zijn, f^elijk wij reeds weten, hoo{jer of lag^er,

^^®®der of smaller, al naar gelang de grondstof zulks eischl

*°®laai. Omvang en vorm , diepte en verdeeling doen ten

^^^quot;Jelijkste zien, dat ze voor grafgebruik werden ingerigl.

lietreft de zoogenaamde loculi, zoo welen wij reeds dat

¦’'zontaai, links en regts, in de wanden zijn uitgedolven,

'Vel boven elkander, als de planken eener boekenkas, lol Zeven i

^ acht, negen en zelfs elf stuks hoog. Iedere loculus slechts één lijk bergen, en bij uitzondering vindt mennbsp;Voor twee en drie, ja , zelfs voor een nog grooler aantal

M Marchi , p. 42-32.


-ocr page 122-

HET DRIEVOUDIG ROME.

lijken bestemd, en eerstbedoelde voeren de half-latijnsclie en half-grieksche namen van bisomtim en trisomum, graf voornbsp;twee, of voor drie lijken; de laatstbedoelde lieeten met eennbsp;griekscheii ndam polyandrum, graf voor velen. Die bestemming wordt gewoonlijk in het grafschrift verklaard, zoo,nbsp;bij voorbeeld, op de begraafplaats van den H. Gallixtus:

DOSATA SE VIV. EMIT SIRI. ET MAXENTIjE LOCVM BISOMV.

« Donata heeft, bij haar leven, voor zich en voor Maxentia een loculus van twee lijken aangekocht. »

Op de begraafplaats van Gordianus:

IN. M. I. S. TVRDVS , ET CECILIA BISOMV.

« In dezen loculus voor twee lijken liggen Turdus cn Cecilia. »

Op de begraafplaats van den H. Gallixtus:

» SEBERVS. LEONTIVS. BICTORINV. TRISOMV.

« Severus, Leontius, Victorious, loculus voor drie lijken. ”

SE BIBA EMET DOMNINA LOCVM A SDCCESSVMnbsp;TRISOMVM VBI POSITI.

« Bij haar leven , heeft Domnina van Successus gekocht

een loculus voor drie lijken, waarin rusten ...... » De

van hel opschrift ontbreekt.

In de Vaticaansche Grotten:

LOC MA C.CL vim. MC

« Graf van twee-honderd-negen-en-vijftig martelaars Jesus Christu.s. »

-ocr page 123-

CATACOMBE DER II. HICINA. 115

De grafsteden ziji/geslotcn, of met zware tegelsleenen, öiel steen» of marmerplaten, naauwkenrig in den tufsteennbsp;^^slgehecht, en daarop staat het schrift ingegriffeld, waarvannbsp;studie een zoo hoog belang voor wetenschap en godsdienstnbsp;^eeft. Morgen zullen wij een begin daarmeê maken, daar wijnbsp;'^®den in de catacomben moeten afstijgen.

de.

Zoodra men de oude Trigemina-\gt;ooT\. — dus genoemd de drie Horaciën, die, tolden vermaarden strijd optrek-^ode, er door gingen — uitgaat, bevindt men zich op denbsp;dOstia, die, op kleinen afstand van de stad, zich innbsp;^quot;'ee takken splitst, waarvan de een naar Ostia loopt, en denbsp;®‘^‘^ere naar de Salviaansche wateren, ook de drie-Sint-PauIs-^‘'leinen geheeten, ter plaatse, Gulla-jugiter-manatis,nbsp;«®0aamd, waar de groote apostel der heidenen onthoofd werd.nbsp;^oze beschouwing van Rome hebben wij reeds gesprokennbsp;de catacombe van den H. Zeno, alsmede over de drienbsp;der Salviaansche wateren, opgerigt ter herinneringnbsp;het lot driewerf toe opspringen van des apostels hoofd,nbsp;het door de bijl des Lictors van den romp was geslagen;nbsp;hebben wij toen opgemerkt, dal zijn gewijd ligchaam doornbsp;D- Lucina eerbiedig op eene harer bezittingen ter aardenbsp;^ besteld. En zoo zijn wij dan nu aangekomen bij dienbsp;®^®comben, onsterflijk gemaakt zoo door het graf desnbsp;“^°oten apostels en eener menigte van martelaren, als doornbsp;basiliek van Konslantijn, te dezer plaatse door den eer-lt;i„ * ^brisleu keizer geslicht; hier staal Sinl-Paulus-builen-•Huren.

de:

H. Paulus lol de wieg der Kerk op. Men ging er voorheen ‘^oor een onderaardsch Oratorium, aan den H. Julianus,nbsp;'Martelaar, gewijd en bij des apostels graf gelegen; dit

Delijk men ziet, klimt de catacombe der H. Lucina of van

deti

0


faiori

is thans gesloten. Een oud grafschrift, in den

-ocr page 124-

116 HKT DltlEVOUDIG ROME.

bodem der oude basiliek bevesligd, maakle meldinlt;j van de iitenigle marleiaren, bij Sint-Paiilus graf begraven.

SVB HOC PAVIMENTO TESSELLATO COEMETERIVM S. LICINjEnbsp;MATRON.®

iN OVO PLVRIMA SANCTORVM MARTYRVM CORPORAnbsp;REQVIESCVNT.

« Onder dezen mosaïken bodem is de begraafplaats der 11. Matrone Lucina, waarin de ligchamen eener menigte vaonbsp;HU. marleiaren rusten. »

Onder die doorluchtige schaar zij het voldoende te noemen de 1111. ïimolheus, Julianus, Basili.ssa, Celsus en MarcionÜ'nbsp;lus, wier stoflijk overschot thans onder het altaar der H. Birgih®nbsp;bewaard ligt. De eerste was een burger van Anliochië, ondernbsp;de regering van paus Melchiades naar Rome gekomen. 1quot;nbsp;hel heidendom geboren, lietoonde hij zich aan de godsdienstnbsp;zijner vaderen zeer geheeld , toen het licht des geloofs hemnbsp;de oogeri opende. Naauwiijks nieuw bekeerd, ving hij n^nnbsp;reeds als apostel in hel openbaar de Godireid des Verlossers t®nbsp;prediken en hel ongerijmde der afgodendienst aan te tooned-Men hoorde hem, en een groot getal bekeeringen was daarvaquot;nbsp;hel gevolg; doch 3Iaxentius, de dwingeland, vernam wal®'nbsp;omging, en terstond ging er een bevel uit aan Tarquinius, d®''nbsp;prefect van Rome, om den prediker in hechtenis te nemed'nbsp;Als een waardige dienaar zijns onwaardigen meesters, do®*nbsp;Tarquinius den man Gods in een duisteren kerker werp®d’nbsp;bevelende, dat men hem met ongebluschle kalk zou overd®^'nbsp;ken, en voorts alle martelingen aan zijn ligchaam uitoefened’nbsp;welke eene onmagligc woede slechts bedenken kan; do®^*nbsp;de martelaar houdt moedig stand, en eindelijk maakt d®*

-ocr page 125-

CATACOMBEN DER H. LUCINA EN VAN DEN H. TIMOTHEL'S. 117

^'ciors bijl een einde aan zijnen roemvollen strijd. Eene heilige ''fouw, Theodora genaamd, bergt zijn ligchaam en besteltnbsp;ter aarde op een akker, die den martelaar loebehoordenbsp;nu den naam van catacombe van den H. Timolheus aan-Zij grenst aan de begraafplaats der H. Lucina, en werdnbsp;^3ter in ggn omvang der basiliek-zelve opgenomen. Deze ge»

plek maakt slechts een kwartier der Sint-Paulus-catacombe Uit 1).

^leid


Wat de overige martelaren aangaat, hunne tegenwoordig-

op deze plaats is een bewijs te meer voor dal onbegrensd

ha


''orlangen, ja, ik zou bijna zeggen van die moederlijke ijver-^Ocht^ welke Rome, van den beginne af aan beloonde, om

'^feeni


*^0 doorluchligste strijders uil hel Oosten en hel Westen Spanje en van Gallic digi bij zich te hebben. Julianusnbsp;^ Basilissa, zijne echtgenoot, bewoonden Anliochië, daastnbsp;*^ornedië gelegen, waar destijds het edikl der laatste ennbsp;*^*oedigj|g vervolging afgekondigd werd. Antiochië was eenenbsp;*^or eerste steden, die de onversaagde getuigen van hel ver-'^olgde geloof ten hemel zonden, en Julianus behoorde bij datnbsp;na, onder den president Marius, een glansrijken strijdnbsp;'•'^streden te hebben. Zijne onverschokken en glorievolle mede-^®D(lers waren Marcionilla en de jonge Celsus, haar zoon,nbsp;hlein kind, dat, schoon nog te zwak om zijne boeijennbsp;^^fagen, toch zijne beulen verbaasde door zijn onwrikbrennbsp;Rome bewaart hun dierbaar overschot, en toont dalnbsp;hare schoonste kostbaarheden. Zoo dan bezit de eeuwigenbsp;geloofsgetuigen uil alle werelddeelen, en teregt dragennbsp;catacoHiben den doorluchligen naam van der martelaren

gingspunt: concilia martyrum. hel klooster der Benedictijnen, naast de Sinl-Paulus-

^ Maziol., Sagri Cimtierij p. 206.

“''eirouiiig Ro.ne. _ IT. Deel.

11

-ocr page 126-

H8 HET DRIEVOUDIG ROME.

basiliek gelegen, vindt men in de wanden eene menigte opschriften bewaard, die voor de oude Kerk tot bodem diende.nbsp;Zij vermeldden den roem der catacombe van de H. Lucinanbsp;en leeren ons de namen kennen der pausen, prefecten vannbsp;Rome, doorluchtige christenen en nog roemrijker martelaars,nbsp;wien deze grijseerwaardige crypten tot slaapsteden strekten,nbsp;in verwachting van den groeten dag der opstanding uit dennbsp;dood. Ik zal er slechts één van aanhalen, door de Voorzienigheid bewaard, als een gedenkteeken van den heiligen ijvernbsp;en der vrome bekommering onzer vaders en moeders in hetnbsp;geloof, waar het de HH. martelaren gold. De eenige titel,nbsp;dien Mandrosa tot haren roem bij het nageslacht wil doennbsp;overgaan, is haar heilige eerbied en haar kloekmoedigenbsp;liefde voor de strijders onder Christus’ heilbanier;

MANÜROSA mc NOMINE OMNIVM GRATIA PIENA FIDELIS IN XPO EJVS MANDATA RFSERVANSnbsp;MARTÏRV,M OBSEQVIIS DEÏOTA TRANSEGI FALSI SECVIInbsp;VITAM VNIVS VIRI CONSORTIO TER QVINÏS CONVICTAnbsp;PER ANNOS REDDIDI NVNC DNO RERVM DEBITVMnbsp;COMMVNEM OMNIRVS OLIM ÖV.E VICXIT ANN. PL. M.nbsp;X.XXIII. DP. V Vim KAL. FEBRVARIAS CONS. AGINANTlnbsp;FAVSTI VC 1).

Men kan de catacombe der H. Lucina niet verlaten, zon* der te spreken van hel door Bosio wereldkundig gemaakte opschrift, en dat van eene merkwaardige omstandigheid in denbsp;geschiedenis der eerste christenen getuigt. Tenjareöl9, eanbsp;de oprigting der basilieken van den H. Petrus enden H. Paulu®,nbsp;verdeelde deH. paus Sylvester de ligchamen der beide aposteleO)

1) Betreklijk de dagleekening van dit opsclirift, 2ie men Aring'quot;’ l,b. lil, c. 111, p. 247.

-ocr page 127-

CATACOMBE DER 11. LDCINA. 119

plaatste ze voor de eene helft op het Vaticaan, voor de ^'’dere aan den Osliaanschen We(j. Dit opschrift luidt:

SDB HOC AlTARE REQÜIESCUNT GLORIOSA CORPORAnbsp;APOSTOLOROM PETRI ET PAULInbsp;PRO MEDIETATE ,

RELIQUA AOTEM MEDIETAS REPOSITA EST IN ECCLESIA S. PETRI :

CAPITA VERO IN LATERANO.

Hh,

helft

die

* Onder dit altaar rusten de glorierijke ligchamen der apostelen Petrus en Paulus, voor de eene helft; de anderenbsp;ligt bewaard in Sinl-Pieters-kerk; de hoofden zijn innbsp;Sint-Jan-van»Lateraan. »

1^0 steen, waarop die verdeeling plaats had, werd eer-bewaard en aan de altijddurende vereering der geloovigen, deze woorden , overgegeven :

SUPER ISTO lAPIDE PORPUYRETICO FUERUNT DIVISAnbsp;OSSA SANCTORUM APOSTOLOROMnbsp;PETBI ET PAULl

ET PONDERATA PER B. SILVESTRUM PAPAM

SUB ANNO DNI. C. C. C. XIX.

QUANDO FACTA FUIT HAEC ECCLESIA.

'el

2a|

“ Op deze porfiertafel werden de beenderen der HH. apos-Petrus en Paulus verdeeld en afgewogen door den god* paus Sylvester, ten jare des Heeren drie-honderd-K^Qlieii, toen deze kerk is gesticht. »

U'l dit feit blijkt, dat de prinsen der apostelen, deels

-ocr page 128-

120 HËT DBIEVOÜDIG ROME.

gescheiden, deels vereenigd zijn, en waarom? Door hen in helzclfde graf bijeen Ie brengen, heeft Rome, aan de ver-eering der geheele wereld willen overgeven hen, die, na dennbsp;zelfden strijd gestreden te hebben, thans in den hemel gesierd zijn met dezelfde kroon; en, door ieder hunner ternbsp;plaatse hunner marteling te laten verblijven, heeft zij helnbsp;tooneel hunner glansrijke overwinning willen vereeuwigen, ennbsp;tevens, door hun gebeente in het Oosten en in het Westen tenbsp;doen zetelen, ten zinnebeeld van hel begin en het einde dernbsp;tijden, zoowel hare jeugd als haren ouderdom gesteld ondernbsp;de maglige bescherming van hen, die hare stichters waren,nbsp;en, gedurende haar gansche bestaan, zijn en blijven moetennbsp;bare wachters en hare voorbeelden 1).

De twee basilieken van den H. Petrus op het Vaticaan, en van den H. Paulus aan den Ostiaanschen Weg, makennbsp;uil, wat men in de taal der Katholieken noemt de Limindnbsp;Afosiolorurn 2): eeuwig eerwaardige plaatsen, welke de dankbare godvrucht der beschaafde wereld onophoudelijk dtfpnbsp;eerbiedig vereert, en bij welke hulde de'pelgrim der XlX'nbsp;eeuw slechts zijne bede en tranen heeft te voegen, om dienbsp;te vereenigen met de roerende hulde der eerste christenheid ?nbsp;wier heilige geestdrift voor het bezoeken dier gewijde gr^f'nbsp;steden zelfs door de woede der wreedste vervolging niet konnbsp;worden gestuit. Dus werd, op den oogenblik-zelf, toen bUnbsp;op hel graf van den H. Paulus zijne gebeden stortte, TraO'

1) nbsp;nbsp;nbsp;Janitor ante fores fixit sacraria Petrus,

Quis neget bas arces instar et esse poll?

Parte alia Pauli circumdant atria muros,

Hos inter Roma est, bic sedet ergo Deus.

Gbuter, Inscript., p. 1170.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Venerande Basilicbe amendue, appellate trofei, confessiooi »nbsp;c liminari apostolici. — Map. p. 194.

-ocr page 129-

CATACOMBEN DER HU. FELIX EN ADAÜCTÜS. 121

'1'iillinus, die edele vader der HH. martelaren, Marcus en MarceWinus, door de heidenen aangegrepen, en te midden dernbsp;''%1'ijslijksle folieringen, gruwzaam omgebragt.

het


Wanneer men de catacombe der H. Lucina bezocht heeft, een der aan den Ostiaanschen Weg gelegen wijngaarden ,nbsp;de zijde van den H. Sebaslianus, ingaat, zoo komt mennbsp;de begraafplaats der HH. Felix, Adauctus en Comodilla.nbsp;Ofschoon door de HH. pausen Joannes I. en Leo IH. her-is dit grafgesticht toch zeer beschadigd, even als denbsp;^crk van den H. Felix, wier bouwvallen slechts over zijn.nbsp;catacombe , het tooneel van zoo roemvollen strijd, levert,nbsp;geene monumenten, dan toch dierbare herinneringen op.nbsp;30. dag der maand Augustus van het jaar 502, deed denbsp;l*''efect van Rome, onder de regering van Diocletiaan, eennbsp;P'''ester, met name Felix, ter dood brengen. Aan den Osti»nbsp;^'‘nschen Weg, bij den tweeden mijlpaal gekomen, hield hetnbsp;geleide hall, en kreeg de gevangene bevel, om voor eennbsp;Sfooien boom, te dier plaatse geplant, neêr te knielen. Felix,nbsp;hel scheen, aan het bevel gehoorzamende, knielde nedernbsp;sprak zijn gebed; doch, pioLseling opstaande, fluistert hijnbsp;boom toe, zeggende: lt;¦ In den êlaam mijns Meestersnbsp;'¦^sus Christ us, beveel ik u, u te ontwortelen, en in uwen val

Codhonend altaar te verbrijzelen, hetwelk gij met uwe

*'^haduw overdekt, opdat hel niet langer een voorwerp van '*''sleiding moge wezen 1). •gt;

B®hoi


•n den naam van Hem, die gezegd heeft: zij, die in mij amp;elooven, zullen grooler wonderen verriglen dan ik-zelf, —nbsp;orzaamde de boom, en een heiden, die van het mirakel

1) Fraecipio tibi in nomine mei Jesu Chrisli, ut a radicibus luis uas el aram fonditus conominuas, ut amplius per te anima; nol-


Corn


decipiantur. Cod. ms. S. Petr. et Valicell,


II


-ocr page 130-

122 HET DRIEVOL'DIfi ROME.

getuige was^ werd op deii oogenblik-ïelven bekeerd en een lotgenoot der marteling van den lieiligen priester, wiens gC'nbsp;loof hij gedeeld had. De christenen, die zijnen naam nietnbsp;wisten, noenaden hem Adauctns, een lover aan Felix schit'nbsp;trende kroon loegevoegd 1). Deze dubbele strafoefening hadnbsp;plaats niet verre van de catacombe van Comodilia, waarin denbsp;evangeliedieldcn werden bijgezet.

Is de catacombe van den H. Felix haren eersten naain aan den edelen moed eens martelaars verschuldigd, zij voertnbsp;haren tweeden naar de niet minder roemrijke cliristenliefdenbsp;eencr godvruchtige maagd Comodilia, die haar had doeonbsp;aanleggen op haren grond. Reeds hadden twee, in onze bloedig®nbsp;gesciiiedrollen beroemde maagden deze catacombe onsterflijl^nbsp;gemaakt. Onder de regering van Valerianus en het pre.sidiua'nbsp;vanGaïus, werden twee romeinsche maagden van edelen huiz®)nbsp;Digna en Emerita, ten aanschouwe van geheel de stad, g®'nbsp;marleld , en voorts door de broeders begraven in de calaconib®nbsp;van Comodilia aan den Ostiaanschen Weg. Haar gewijd overschot , door de Kerk steeds gehuldigd en vereerd, stond, tennbsp;jare 757, bij het woeden der barbaren, aan de ontheiligingnbsp;ten prooi, weshalve de H. paus Paulns besloot, hare ligchainennbsp;naar de Kerk derHH. Dionysius, Rustica en Eleulhcria te do®nnbsp;overbrengen.

Deze kerk was in het ouderlijk huis van den H. opp®'quot;' herder gebouwd, door zijn broeder paus Stephanus III., wie®nbsp;hij — iets éénigs in de geschiedenis van het pausdomnbsp;onmiddellijk opvolgde. De overbrenging geschiedde met groot®nbsp;plegtigheid. Toen hel kostbaar overschot in den Corso, voor

1) Huju* nomen ignor.onlei cliri.sllanl, AdauclHin eum .ippetlav®' runt, eo quod tancto Felici auclus sit ad coronain. Martyr. Rom-!nbsp;30 aug.

-ocr page 131-

CATACOMBE VAN DEN H. CYBIACUS. 125

kerk van den H. Marcellus gekomen was, kon men met Scene mogelijkheid een slap verder doen, en de H. Vadernbsp;*^cgreep daaruit, dal God de ligchamen der roemvolle marle-^cressen in de kerk van den H. Marcellus verlangde geplaatstnbsp;*ien. Zij zijn daar nóg, in eene prachtige porfieren urnenbsp;^sloten, en liare tegenwoordigheid werd meer dan eens doornbsp;’•¦cfïende mirakelen bekrachtigd en geuil, voornamelijk innbsp;^'^98 tijdens de onlzellende overslrootning van den Tiber 1).

kle Via d’Osti volgende, komt men op zeven mijlen af* *lands van Rome aan de catacombe van den H. Cyriacus,nbsp;'c de geschiedenis der eerste Kerk beroemd, zoo door denbsp;quot;^crtelaars, die er begraven werden, als door de basiliek,nbsp;quot;'aarnieè zij was verrijkt. Thans echter levert deze begraaf-P'aals van dat alles naauwlijks eenige sporen tneer op. Wclligtnbsp;*'^llen later nog aan te wenden navorschingen te dezer plaatsenbsp;®®CniaaI nog gewijde schallen aan het licht brengen, die daarnbsp;'veggelegd. Intusschen moeten wij hier eenige roemrijkenbsp;opleekenen.

folt


^cn 16. dag der maand Maart van hel jaar 307, onder ’’cgering van Maximianus, werd een diaken, met namenbsp;'¦’¦acus, die in ijver en liefde met den H. Laurenlius waardignbsp;®''cnaarde, op de folterbank gespannen, en hem, tot vreugdenbsp;het heidenschc Rome, lid voor lid, het gansche ligchaamnbsp;clkaêr gerukt, terwijl men het met kokende pek over-en met wreede knuppelslagen verbrijzelde; eindelijk,nbsp;^'¦''ende, legde Cyriacus de onwraakbaarste getuigenis af vannbsp;'Je onwankelbaar geloof. Largus, Smaragdus, en nog twintignbsp;quot;dere moedige strijders onder Christus’ heilbanier stondennbsp;quot; heiligen diaken, als lolgenoolen, onversaagd in de wreedste

®‘’gt;ngen op zijde: allen droegen den palm weg der over* ^ie Aringhi, lib. 111, c. V, p. 2 )7.



-ocr page 132-

194 HET DRIEVOUDIG ROME.

winuing, die nimmer tanen zal. De barbaarsche menigte, vao hel bloed der heiligen verzadigd, trekt van de marlelplaatsnbsp;naar de amphitheaters of naar andere schand- en gruwel'nbsp;tooneelen heen, gelijk de tijger weêrkeert naar zijne holen inbsp;den muil lekkende, na het verscheuren van zijne prooi;nbsp;doch, even als op Calvarië, blijven de christenen op de strafplaats bijeen, met een oog van liefde de lijken hunner broedersnbsp;beschouwende, onder begeerig uilzien naar den geschiktennbsp;oogenblik, om hun sloflijk overschot ter aarde te mogen be-stellen. Zij brengen de dierbare dooden in allerijl naar denbsp;nabijgelegen catacombe der H. Priscilla heen, en later overnbsp;in die, welke Cyriacus zoo beroemd heeft gemaakt door hetnbsp;daaraan schenken van zijnen naam. Het hoofd van den door*nbsp;tuchtigen leviet rust in Santa»Maria-f«-/^ea-Za/ffl.

Bij de herinnering van zooveel moed, als waarvan de caia* comben stap voor stap de schillrendsle voorbeelden oplevereOinbsp;wordt des pelgrims geloof helder blinkend als de diamant)nbsp;en kan men zich niet weèrhouden, den ongeloovige de alls*nbsp;afdoende vraag voor te leggen; « Verblinden, die gij zijl, z'®*'nbsp;gij dan niet in, dal niemand ter wereld dwaas genoegnbsp;zijn, om zonder grond dusdanige folteringen te verduren,nbsp;sterk genoeg, om ze te kunnen ondergaan, zonder de krachtig®nbsp;huipe Gods 1) ? gt;gt;

1) Non inlelligelis , o miseri, neminein esse qui aut sine ratioquot;® velit poenam subire, aut torrnenta sine Deo possit sustinere? —

Fel. Octav.

-ocr page 133-

CATACOMBEN DER VIA ARDEATINA. 128

3 JanuarlJ.

''^acomben der Via Ardeatiiia. — Opschriften der grafsteden. — Onderscheidende kenmerken der chrisllijke opschriften. — Kort-ftoid, eenvoud. — Zamenhang. — Het woord Depositus. —nbsp;Toespraken. — Catacomben der HH. Nereiis en Achilleus. —nbsp;Triomf der H. Flavia. — Catacomben van den H. Damasus ennbsp;HH. Marcus en Marcellinus. — Geschiedenis hunner marte-*'Dg. — Hun antwoord. — De H. paus Damasus.

Oe sclioone plej'ïliglieden van het kersfeest, de nieuwjaars-'’’ailen en eenijje bezoeken , in de bibliolheken der hoofdstad , hadden ons eene poos onzen logt in het onderaardsche


la;


°hie doen staken; heden wilden wij dien liervallen. Bij onze oiste wandeling maakten wij kennis met de verschillendenbsp;^Ohïen, de ingangen , de galerijen en de grafsteden der onsterf-J o düodenslad. Dit is de eerste bladzijde van dit groote boek;

(|n

Ons

hpschriften vormen eene tweede bladzijde, waarineê wij

hu zullen gaan bezig honden.

'hen

de reeds nagespoorde gedeelten der catacomben, heeft

«ene menigte opschriften gevonden , behoorende tot de

eeuwen der Kerk. Deze zijn, groolstendeels, zorgvuldig

*^0 binnenmuren van het Vaticaan bevestigd , en maken Gen •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

® hilgestrekte galerij uil, in wier beschouwing zich eene

'''^hpuilijke bron van kennis en der lieflijkste herinneringen

Pfloet. Tegenover de clirisllijke opschriften heeft men éven-

heidensche opschriften geplaatst, waardoor men te ge-

het onderscheid, dat lusschen beiden bestaal, kan

^®®'’nemen. In verband met wat wij reeds in de verschillende

^’’aafpiaaisen hebben aangelroffen, zullen deze kostbare

^^j^'^haenten ten grondslag strekken voor de ophelderingen,

® dienaangaande weaschen te geven.


-ocr page 134-

HET DRIEVOUDIG ROME.

De eenvoutlijfheid, korlheid, zameiislellinquot;, alsmede hel bezigen van zekere woorden en zekere Icekenen, kenmerkennbsp;eigenaardig de chrisllijke opschriften, zoodanig, dat het ónmogelijk is, ze met de heidensche te verwarren.

Eerst alzoo, voor wat aangaat het eenvoudige er van. D® naam van den persoon, zijn ouderdom, het tijdstip zijnernbsp;begrafenis, zijn afsterven in het geloof der Kerk, ziedaar,nbsp;in ’t algemeen, wat de uilgebrcidste opschriften uit het eerstenbsp;tijdvak te lezen geven. Tot voorbeelden daarvan strekken’

D. p.

FLAVI.E, INFANTES DVLCISSIM.®

OVAE VICXIT ANNO VNO ET MEN m. D. P. V. ID. OCT. IN PACE.

« Aan den almagligen God. — Aan Flavia, het teeder beminde kind, dal een jaaren drie maanden oud werd. Bijgezdnbsp;den V. der Iden van October , in vrede. »

D. M.

SECVNDINVS FATRl SVO VICTORINO INnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B. M. OVI VIXIT. ANNIS XXXIII

ET MENSES Vni. DEPOSITVS XIII KAL.

OCTOB. IN PACE.

« Aan den allerhoogslen God. — Secundinus aan zijnet^ broeder Viclorinns, vol verdienste in Jesus Christus, die dri®'nbsp;en*derlig jaren en acht maanden oud werd. Bijgezet dennbsp;der kalenden van October, in vrede. »

Meermalen bevatten de opschriften slechts den naam persoons, de dagteekening zijner begrafenis, en zijn overlij‘J®‘’nbsp;in den vrede der Kerk.

VALER IN PACE VRBICA IN PACE DEPOSOV DIE Vil IDVS SEPTEMBRIS.

-ocr page 135-

OPSCimiFTEN.

da

quot; Valeria in vrede. Urbica in vrede. Bijgezet den zevenden ? fier Iden van September. »

VENERANE IN FACE DEPO SITVS. III. KAL. JVNIAS.

* Veneranus in vrede. Bijgezet den a. der kalenden van ¦'quot;f'ij. ..

Dikwerf zelfs vindt men enkel den naam van den over-


ledi


®ne en zijn afslerven in het geloof uilgedrukt. Zoodanig


de


volgende opschriften, waarvan hel eerste, gedurende


®Qze

quot;'erd.


tegenwoordigheid, in de catacomben der H, Agnes ontdekt


TEODORVS IN FACE.

Theodorus in vrede. »

CHRISTINE IN FACE.

quot; Christina in vrede. »

den

Eindelijk in een groot aantal wordt enkel de iiaam van Persoon vermeld.

± Hl LABILE


” Aan Hilaria. »

SATVBNINI.

Satnrninus. »

lt;lio kortheid. — Hel is overbekend bij de oudheidkun^ Ifo'* , ’ grafschriften te ouder zijn, naarmate zij zich doornbsp;onderscheiden 1). En, in de daad, niets laat zich ge-‘jker begrijpen, dan dal de grafdelvers, gedurende de

t) Marchi , p. 84.

-ocr page 136-

128

HET DRIEVOUDIG ROME.

vervolging;, eensdeels bij gebrek aan lijd, geoefendheid eo noodzaaklijke gereedschappen, maar anderdeels vooral doornbsp;de zorg, aan het openen der catacomben verbonden, en bijnbsp;den pligl van het ter aarde bestellen der slagloffers, die, vannbsp;af Nero’s regering, — naar luid van Tacitus’ verhaal —'nbsp;eene ontzettende menigte, mulHlvdo ingens^ uitmaakten)nbsp;zich wel bepalen moesten bij het in allerijl ingriffelen vannbsp;den eigenlijken naam des persoons, benevens het kenmerken*!nbsp;teeken van zijnen dood, te weten, wanneer hel een martelaarnbsp;was. Dikwerf zelfs lieten zij den naam achterwege, om alleennbsp;den palmtak er op te plaatsen, daar het toch van oneindig meernbsp;belang was, de hoedanigheid van martelaar, dan den naai**nbsp;des persoons te vermelden; en vandaar dat overgroot getalnbsp;van onbekende martelaars, welke men in de galerijen aaO'nbsp;treft. Soms echter wordt de naam uilgedrukt, doch, zooaDinbsp;bij voorbeeld in het hier boven aangehaalde opschrift staalnbsp;hij niet in den vereischlen naamval, als ten bewijze, dalnbsp;nog eene laatste hand aan moet gelegd worden, die doofnbsp;den dood verstijfd, of door het zwaard geknot is gewordeO)nbsp;om niet te spreken van nog duizend andere oiiistandighedeOinbsp;in zulke moeilijke lijden ligt denkbaar, en die des grafdelv'Jf*nbsp;voornemen óf belemmerd, óf eindelijk geheel verijdeld hebbeo-Intusschen strekt deze verminking ten luidsprekend bewijs dftfnbsp;angsten en gevaren, waardoor onze heldhaftige vooroudof*nbsp;gestadig waren omringd.

iiiel


De eenvoudigheid en de kortheid maken dus het eersl*^ kenmerk uit der oude christen grafschriften, en wcH**^

hoedaniglreid nog te meer uitkoml, wanneer men ze

eenige heidensche opschriften naauwkeurig vergelijkt. De df’® volgende zijn gekozen uit de kortste, door Marangoni aannbsp;licht gebragt 1).

)) Delle cose geDlIlltche, etc., c. LXXXII, p. 468 en 477.


-ocr page 137-

ZAKENHANG DER OPSCHRIFTEJT. J29

D. M.

SEMPRONIjE MAXIMII.L/Enbsp;VIX. AN. XXInbsp;MEN. VIII. D. XIV.

FECIT IIERENNIAnbsp;JVNIUA. FIL.

SViE.

ET. SIBI. ET S

* Aan de Schimffoden. — Aan Seinpronia Maximilla, die ®ud \Yerd een-en-twintig jaren, achl maanden en veertiennbsp;Herennia Junilia heeft dit gedenkteeken voor harenbsp;^'^^''efde dochter, voor zich-zelve en voor de haren opgerigt.

, nbsp;nbsp;nbsp;D. M.

L. DIDIO PROCVLOnbsp;FECITnbsp;DIDIAnbsp;RESTITVTAnbsp;MATERnbsp;FILiO

PIENTISSIMO BENEMERENTlnbsp;VIXIT ANNISnbsp;XLI. MENS. IIII.

DIEBVS TRIBVS

^ nbsp;nbsp;nbsp;* Aan de Schimgoden. — Aan Lucius Didius Proculus

Didia Restilula, zijne moeder, dit jjionumenl gewijd aan haren zoon, het voorwerp harer droevige herinneringnbsp;harer liefde, die oud werd een*en«veerlig jaren , vier maan-en drie dagen. »

arisYoudig R«bi,. _ir. Deel. 19

-ocr page 138-

150 HET DRIEVODDIG HOME.

De zamenslelling;. — Het is uiterst zeldzaam, dat niet de namen van den overledene en van diens vader aan hetnbsp;hoofd der heidensche opschriften staan uitgedrukt; ik weelnbsp;niet of zich daarvan wel een enkel voorbeeld in de chrisllijkenbsp;opschriften voordoel.

M. ANICIVS. M. F. CAM.

TETTIVS. ET ANICIAE. NICE F.

ET. ATINIAE FORTVNATAE

CONJVGI. SVAE. ET. SVIS POSTERISQ.

« Marcus Anicius Camtetlius, zoon van Marcus, heeft dit graf gesticht voor AniciaNice (Victoria), zijne dochter, en voornbsp;Atinia Fortunata, zijne echtgenoot, alsmede Voor de zijneonbsp;en al zijne nakomelingen. »

Daarenboven, hoe eenvoudig ook, zoo voert het heidensche opschrift toch bijna altijd den stempel van uitsluiting, ei'nbsp;geeft tot zelfs de maat op van den grond, die voor het grafnbsp;werd aangekoclit, eene omstandigheid, welke men nooit ienbsp;de chrisllijke opschriften aantreft. Ziehier een voorbeeld uitnbsp;duizend:

PHILARGVRVS COCVS. PR.

famili;e. et. eiber.

LOeVM. SEPVLCRI I). S. P. D. m. FR. P. XVInbsp;IN AGR. P. XII

« Philargurus^, kok van den pretor, heeft, voor zijo® familie en voor zijne vrijgelatenen, met zijn geld, deze be'nbsp;graafplaats gekocht, zestien voet breed, en twaalf voeteunbsp;diep. »

-ocr page 139-

iAMESIIANG DER OPSCHRIFTEN. 131

ile


, len slotle, den lezer-zelvcn lol hel beoordeelen van ^atnenslelling der heidensche opschriften gelegenheid te


zal ik tot model de volgende doen dienen.


DIS MANIBVS.

T. POEDIO. T. F. AN. MARTIAL.

VETERANO EX COHI PR.

JVLU VICTORINA CONJVGi. K. ET SIBI SVIS POSTERQ. SVOR. FEC. ETnbsp;L. POEDIVS CLEMENS PATER. ETnbsp;M. CLAVDIVS. VIRILIS. AMICO. B. M.

IN FR. P. Illl. IN AGR. P. III.

“ Aan de Sehimgoden. ~ Voor Titus Poedius, Annius ^’¦lialis, zoon van Tilus, veteraan der eerste preloriaanschenbsp;heeft Julia Victorina, als voor haren geliefden echt-Senooi^ gelijk ook voor zich-zelve, voor de haren en voornbsp;^^One nakomelingen, dit graf gesticht, even als Lucius Poediusnbsp;•I'ens, voor zijnen broeder, en Marcus Claudius Virilis,nbsp;zijnen zeer verdiensllijken vriend, welk graf vier voetnbsp;, en drie voelen diep is. •

^^en kan nu oordeelen, hoedanig de vorm der heidensche Pschriften van dien der chrisllijke verschilt; de eerste zijnnbsp;bewerkt, de laatste eenvoudiger; de eerste getui'i-en ènnbsp;daaraan besteden tijd, èn van een daartoe gebezigdnbsp;^ gereedschap; de laatste duiden overjagting aan en ge-w'L^ ^e noodige werktuigen; de eerste zijn wijdloopig ont-.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;terwijl de laatste dikwerf uit twee woorden, ja, soms

s uil een enkel beslaan, iets, waarvan geen voorbeeld ''“'den is, noch op de grafurnen, noch in de colombariën.nbsp;bezigen van zekere woorden, is een ander en nognbsp;lijk *‘®“‘^quot;erkend verschijnsel , dan al de voorgaande, name-’ '^eerden, die in de chrisllijke opschriften «//yef voluit-


-ocr page 140-

132 HET DRIEVOUDIG ROME.

(jeschreven worden {jevonden, en welke men nooit in de heidensche opschriften aantrefl, zoo als rfe/iosïVws, depositio,nbsp;dormitio^ gelijk mede de woorden bisomum of trisomuminbsp;grafsteden, voor tsvee of drie lijken bestemd. Deze uitdrukkin*nbsp;gen, bij de heidensche monumenten fjehcel en al onbekend,nbsp;worden op de christen-graven meestal gebezigd.

Wal het woord depositus betreft, alle oudheidkundigeo zijn , te regt, van gevoelen , dat het aan het christendom bijnbsp;uitnemendheid en uitsluitend eigen is, als zijnde de juistenbsp;uitdrukking voor hel leerstuk der verrijzenis des vleesches,nbsp;bij de heidenen onbekend. Waar ’l eene godsdienst geldt,nbsp;die , ten aanzien van den toekomstigen staal van ’s menscheonbsp;aan de aarde teruggegeven ligchaam, hel stilzwijgen bewaart,nbsp;of, al laat zij ook de onsterflijkheid der ziel toe, toch deonbsp;dood als de vernietiging van hel vleesch beschouwt; daafnbsp;spreekt het van-zelf, dat de volgelingen dier godsdienst ooknbsp;op het stuk der verrijzenis zullen zwijgen : dit isnbsp;de heidenen het geval, en nimmer geven hunne grafsteden,nbsp;hunne mausoleën, hunne colombariën, hunne lijkurnen ééO'nbsp;enkel woord of teeken nopens deze troostvolle waarheid I®nbsp;lezen of te zien. Geheel verschillend gaat de christlijke gods*nbsp;dienst hierbij te werk; zij plaatst de leer der opstandiniJnbsp;des vleesches aan hel hoofd harer geloofsbelijdenis, evennbsp;als zij hel groot gebod der algemeene menschenliefdenbsp;de spitse harer voorschriften van zedeleer plaatst. Reeds heb'nbsp;ben wij gezien, dat de eerste ebristen-grafsteden een levendnbsp;en luidsprekend bewijs der verwezenlijking van het gebodnbsp;der liefde zijn; dil-zelfde geldt ten opzigle van het leerstuknbsp;der opstanding uit den doode.

Aangezien, naar de opvatting van het christendom, d® dood slechts een slaap is, zoo moesten er, om deze nienquot;'®nbsp;waarheid uit Ie drukken, ook nieuwe woorden gevoiide®

-ocr page 141-

HET WOORD « DEPOSITüS. » 135

'borden, en, in de daad, de laai werd verrijkt met twee ''Oorden, even luisterrijk van zin, als vol van liefde en troost,nbsp;^0 de ronieinsche wetgevin,lt;f wordt een woord gebezigd ternbsp;®®nduiding van een depót, dat wil zeggen, oin aan te duiden,nbsp;nien iemand een voorwerp heeft toevertrouwd, ondernbsp;'^ndigting van het wéér te geven. De depositarius is dus nietnbsp;''o eigenaar van hel hem enkel ter bewaring loevertrouwde,nbsp;kan het noch gebruiken, noch misbruiken, noch hetnbsp;Onbepaald behouden. Dit woord nu, ais waardoor die daadnbsp;'On Vertrouwen wordt uilgedrukt, is juist door hel christen-doin verkozen, om de daad aan te loonen, waardoor mennbsp;®on de aarde hel lijk zijner belijders toeverlrouwl; depositus^nbsp;^^posiiio. «In den schoot der aarde, waaruit gij voortkomstignbsp;'‘jgt;, - dus sjHeekl hel den mensch toe — zijl gij ondernbsp;•^0 hand Gods, die over u waakt; en, wel verre van u tenbsp;'nrnieiigeii, zal de aarde u bewar'en, en in hare ingewanden,nbsp;in den schoot eener moeder neêrgelegd, zal uw ligchaamnbsp;lot een nieuw leven wederom uit te voorschijn komen,nbsp;opdat gij daarvan diep doordrongen zijl, zal de daad,nbsp;quot;oardoor ik uw sloflijk overschot aan de aarde loevertrouw,nbsp;'oorlaan uilgedrukt worden met den door de wellen als ge-'j''ten naam, ter aanduiding van wat een depót wordt ge-^oeien, namelijk, depositus ^ depositio 1). »

I^aar nu ieder ligchaam een depót is, zoo was er nog ander woord noodig, om de plaats aan Ie duiden, waarnbsp;** de ligchamen rusten, bestemd, om aan hel leven teruggegeven te worden. Hel christendom heeft ook dat woordnbsp;Seconden. In zijne taal heelen begraafplaatsen coemeteriën,

1) Dienzelfden zin geeft ook Cicero aan het woord depositus, quot;anneer lüj spreekt van deposita, als van zaken, aan de bewaringnbsp;'a® een derde loevertrouwd ; Neque semper deposita reddenda. Ofpe.,nbsp;23; Digest., 16, 3, 1, 3; en Florent., ibid., 17.

12

-ocr page 142-

134

HET DRIEVOUDIG ROME.

flat wil zeggen slaapsteden 1). Wal nu drukt dit uit? Ter plaatse, waar men slaapt, rust men, lot weder ontwakensnbsp;toe, uil : vandaar de woorden quies, dormitio, qniescit inbsp;dormit^ hier rust of slaapt, in kalrnen sluimer, uitdruk»nbsp;kingen, welke men alom op onze vroegste begraafplaatsennbsp;aanlreft, als duizendwerf herhaalde woorden van opbeuringnbsp;en stemmen van troost, die den geest en het hart des pelgrims,nbsp;bij zijn bezoek der catacomben verlichten en verleederen,nbsp;even als die myriaden van sterren, wier schilteiTichl denbsp;hemelen verheldert, en, gedurende het duistere van dennbsp;nacht, ons oog toch de voorwerpen doel onderscheiden, welkenbsp;het afwezen der zon in de schaduw houdt gehuld.

Teneinde te beter zich te kunnen doordringen van wat de Kerk met de ten deze gebezigde uitdrukking zeggen wil,nbsp;is het voldoende, dat men haar vergelijke met hel daarvoornbsp;bij de heidenen gebruiklijke woord. Overtuigd, dal hunnenbsp;dooden voor altoos, onherroeplijk, eeuwig inde aarde warennbsp;weggelegd, zoo bezigden zij, ter aanduiding daarvan, denbsp;woordennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;positus, compositus , weggelegd, bijge%eti

vergaderd; de christenen, daarentegen, die het begraven voor slechts lijdelijk hielden, bezigden, ter uitdrukking daaf'nbsp;van , de zoo straks vermelde wcorden. Benige heidensche ennbsp;christlijke opschriften zullen dit onderscheid volkomen toelichten :

D. M.

nic SITVS EST l. ^L. VRBICVS.

« Aan de Schimgoden. — Hier ligt Lucius JElius ürbicus. *

1) Ccemelerium ut domus, in qua bospites dormiunt. — Strab-, lib. 1, De Reb. subs. c. VI. — Dormitoria, ut discamus eos, qui iH'*’nbsp;siti sunt, nonmortuof, sed somno consopitos et dormire.— S. Cbry»-,nbsp;Serm. XXXII, De Jppell. caimeter.

-ocr page 143-

TOESPRAKEN. 155

niVSCILIVS CARV5 SVIS ANN. nu. H. S. E. ET. TE. ROGOnbsp;PRjETERIËNS. vt. legas. etnbsp;DICAS. SIT. T. T. L.

“ Muscilius, den zijnen dierbaar, vier jaren oud, is hier en ik bid u, voorbijganjjer, Ie lezen en te zeggen:nbsp;quot; aarde drukke u ligt. »

AVRELIA. VALERIA. JANVARIA QVAE VIXIT. ANNIS XXVIlnbsp;M. V. Dl. X. DEPOSITA EST IN PACE.

“ Aurelia Valeria Januaria, die zeven«en-tvvinlig jaren, maanden en tien dagen, oud werd, is hier in vredenbsp;quot;^ogelegü. »

, ZOTICVS inc AD DORMIENDVK.

quot; Hier ligt Zolicus te slapen. »

PILOS TORGVS HIG DORMIT.

quot; Filoslorgus slaapt alhier. »

DORMITIONE ANC. DEI OLYNPIATIS. PARENTESnbsp;FILI.®. B. M. F. 0- AN. B. V.

M. XI. D. XXI.

-ocr page 144-

156 HET DRIEVOUDIG ROME.

« Crescenliiis werd een jaar en acht maanden oud. Rust in vrede. »

ROMANVS FELICISSIMO PATRI QVI VIXIT AN. P. M. IN PA. QVIESCIT.

« Romanus aan zijnen vader, Felicissimus, die ongeveer veertig jaren is oud geworden. Hij rust in vrede. »

De toespraken, lot de overledenen gerigt, zijn een ander kenmerk, dat de chrisllijke opschriften van de heidensclicnbsp;onderscheidt. Bij den dood van een dierbaren persoon, ont'nbsp;vloeijen er tranen aan het oog, en verzucht het hart, terwijl ernbsp;zich wenschen op de lippen vormen voor hen, welke 'quot;Jnbsp;hebben verloren; dal alles ligt in de natuur, en zoo vindtnbsp;men op de chrisllijke, even als op de heidensche grafste'nbsp;den woorden van smarte lot dierbare overledenen gerigt-Elders reeds hebben wij gezegd, dat de godsdienst niel 'Snbsp;gekomen, om de natuur te verdelgen, maar om haar tenbsp;volmaken. Inlusschen drukken zulke bewoordingen op denbsp;graven der heidenen een louter menschlijk gevoel uit, ver*nbsp;mengd met een zekere wanhoop, doch die natuurlijk is dddrjnbsp;waar men geen besef heeft van het troostrijk leerstuk defnbsp;toekomstige opstanding. Niet minder levendig is de droefheidnbsp;op de graven der christenen uilgedrukt, doch de daarW®nbsp;gebezigde bewoordingen zijn veredeld door de troostvolle vef'nbsp;zekering, dat de ontslapene in het eeuwig leven gelukkignbsp;is, en eenmaal hereenigd zal worden met hen, welke hijnbsp;tranen heeft achtergelaten. Wij zullen slechts eenige voof'nbsp;beelden hier aanhalen, want de V^ia Ardeatina wacht oO*nbsp;reeds lang.

De gewone uitdrukkingen van leederheid en bede, bij heidenen in gebruik, luidden aldus:

Desidei alissimi, incompar'abilcs ^ piissimi, canssin^^i

-ocr page 145-

TOESPRAKEN. 157

*^“^065 j dulcissimi^ benemerentes ^ pientissimi, innocen-; sit tihi terra levis; ossa tua bene quiesoant. rale. F ale.

; uwe beenderen rusten ongestoord 5 vaartwel, vaart-i vaartwel.

Diepbelreurde, onverfjelijklijke , allervroomste , meest ^'®rl)3re, lieftallige, overvriendelijke , hoogst-verdienstelijke,nbsp;«•ansch schuldelooze vaders, moeders, broeders, zusters,nbsp;'^'^¦önden, echtgenooteii of bloedverwanten, de aarde drukkenbsp;'* zachtnbsp;quot;el

TE LAPIS OBTESTOn LEVITER SVPKR OSSA OVIESCAS ET MEl)I.E AETATl NE GRAVIS ESSE VELIS.

en

quot; Ik smeek u, grafsteen, druk dit gebeente toch zacht, 'Veeg niet zwaar op een doode, die nog zoo jong is. «

o. D. M. C. VALERI. T,

T. SVCCESSI. IllERO T.

B. ET. ROAIANA FILIO . L. ö. CARISSIMO V. A. XI. S.

M. VI. D. XIII.

^ nbsp;nbsp;nbsp;“ Aan de Schimgoden. — Aan Gajus Valerius Successus,

'ero en Romana aan hun geliefden zoon, die elf jaren, zes “quot;aanden en dertien dagen oud werd. »

^ Hit zonderling opschrift, door Muratori openbaar gemaakt, *eeft fje geleerden lang bezig gehouden. De moeilijkheid dernbsp;'^^fklaring kwam daaruit voort, dat men de aanvang- ennbsp;''billetters van iederen regel in den zin meêbegrepen wildenbsp;^ “hen, terwijl zij op zich*zelven beschouwd, en de voorsten vannbsp;naar onder gelezen behooren te worden, zijnde dit denbsp;^ cnde toespraak; Ossa tua bene quiescant: Mogen uwenbsp;^^nderen ongestoord rusten; terwijl men de sluitletters


-ocr page 146-

138

HET DHIEVOUDIC HOME.

van beneden naar boven moet. lezen, als wanneer de gewone formule verkregen wordt: Sii levis terra tihi: de aard^nbsp;drukke u ¬ht.

Dikwerf heb ik mij-zelven afgevraagd, wat laatstgemelde uitdrukking toch eigenlijk wel beteekende, en waarom denbsp;heidenen haar altijd zoo zorgvuldig op het graf hunner vriendennbsp;of nabestaanden deden plaatsen ? Volgens den beroemden hoog'nbsp;leeraar Vermiglioli 1), hechten de heidenen een denkbeeldnbsp;van onheil en schande aan de onreinheid en verwaarloozingnbsp;der grafsteden. Vandaar onder zeer veel andere voorbeelden?nbsp;het volgende opschrift, waaruit blijkt, dat zekere vrouw?nbsp;met name PonziaJusta, 600 sestertiën vaslstelde, teneindenbsp;daarvoor het graf van eene harer vrijgelatenen, Fortunatanbsp;geheeten, altijd zindelijk Ie houden : üt monvmentvm remvn-detvr^ en duidelijker nog: Ne. paliare. tnevs. tvmvlrs-increacere. silvis (Men gedooge niet, dat mijn grafnbsp;ruigt overgroeije). Vandaar dan ook nog de zaag, op eeOnbsp;aantal grafsteden ingegrift, om uit te drukken de zorg, welkenbsp;de erven hebben moesten, om struiken en doornen te belettennbsp;van op de graven wortel te schieten; — en vandaar, ein*nbsp;delijk , de verwensching, aan iemand, dien men haatte?nbsp;toegevoegd :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* Moge de aarde doornen voortbrengen,

overdekking van uw graf. »

Terra tuum spinis obducat, Lena, scpulcrum.

De uitdrukkingen van leederheid en smart, welke wij op de heidensehe grafsteden hebben aangetroffen, doen zich ook?nbsp;in dezelfde bewoordingen, bij de christen-grafsteden voor-

1) Lezioni elementaride Arckeologia esposie nella Poniiflcta verstta de Perugia, di Giov. liattista Vermiglioli. Milano, 1824; ^nbsp;¥ol. in-8 j t, 115 p. 142.


-ocr page 147-

TOESPRAKEN. 150

Coders evenwel is het geleg^en met de toespraken; in plaats het koude en zinledige: « dat de aarde u ligt drukke^nbsp;Wogen uwe beenderen ongestoord rusten! « uiten denbsp;'^^•'isienen twee beden, vol van vertroosting en hoop: zijnbsp;quot;etischen, namelijk, hunnen vrienden toe: het eeuwige levennbsp;den eeuwigen vrede in God.

DIOSCORE VIBE IN ETERNO

“ Dioseorus, leef in eeuwigheid. »

FAVSTINA DVLCIS BIBAS IN DEO.

quot; Lieve Faustina, leef in God. «

^^at het toeroepen in pace betreft, men vindt dit bijna

ee slechts op let, met hoe groote bezorgdheid de eerste ^“'¦'stenen in hunne gebruiken , zeden en woorden de voor-®elden en lessen van den godlijken Meester overbragten, dannbsp;ook daarin terstond den heilgroet terug vinden, doornbsp;lieer zijnen Apostelen loegebragl, na op Calvarië hetnbsp;Verlossing voltooid te hebben. Die heilgroet, waarde beteekenis even eenvoudig als verheven en van uitge-^*^®ltten zin is, ging van des Verlossers lippen op die dernbsp;zijne Bruid, over. De grafschriften ontleenden die woorden

(I I- nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“

e liturgie, en, onder welken vorm ook, ze door den graf» ingegriffeld werden, zij behouden voor altoos de hoogenbsp;Selische beteekenis, die er oorspronklijk aan gehechtnbsp;gt; en die nimmer veranderen zal.

^och, voor den oogenblik genoeg over de grafschriften, Coinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fraaije bladzijde van hel groole boek der cala»

en nog volstrekt niet afgelezen is: morgen zullen wij

P elke chrislen-grafstede, maar ook niet dan daar. Wanneer 'gt;ien

chri

-ocr page 148-

140

HET DKIEVODDIG BOME.

cr op lerugkomen; heden willen wij ons naar builen de amp;\ouAq porta Capena begeven, en in de daar liggende lijk'nbsp;groeven afstijgen.

Allereerst begroeien wij de eerwaardige kerk van Dominei quo vadis F Ier plaatse, waar de Via Ardealina, den Ap*nbsp;piaanschen weg verlatende, regis afslaat, en naar Fasctol^nbsp;voert. Hier bevindt zich de catacombe der 11H. Nereusnbsp;Achilleus, eveneens onder den naam van de HH. Pelronell®nbsp;en Flavia bekend. Om lot den oorsprong daarvan te komen gt;nbsp;moet men lol den lijd der apostelen opklimmen 1).nbsp;Evangelie meldt ons, dal de H. Pelrus gehuwd is geweest»nbsp;en de Overlevering geeft hem eene dochter, met name PelrO’nbsp;nella 2). Inlusschcn hebben eenige geschiedschrijvers gemeend»nbsp;dat Petronella slechts de geestelijke dochter des apostels g®*nbsp;weest is, wien zij bijzonder dierbaar was geworden, zoo doofnbsp;hare godvrucht, als door haren christlijkeu moed 3j.nbsp;hiervan zij, het ligchaarn der doorluchtige maagd werd bijg®'nbsp;zet in eene, op twintig minuten afslands van Rome, aoOnbsp;de Via Ardeatina jjelegen crypt, geopend in een tuin, di®nbsp;toebehoorde aan de H. Flavia Domitilla, eene andere dochlofnbsp;van den H. Petrus, nicht der keizers Tilus en Domilianiis»nbsp;en wegens haren moed hoog aangeschreven in de jaarboekennbsp;der eerste Kerk.

In fle schaduw van den troon geboren, groeide Flavia, v'®'’ hare jeugd af aan , in al de deugden van het christendom op»nbsp;en wist, te midden der weelde en des bederfs, aan het hofnbsp;der cesars heerschende, de lelie der onschuld ongeschonden!®nbsp;bewaren. Keizer Domitiaan, haar onwaardige bloedverwant»

1) S. Ign. Ep. IX.

ü) Clemens Alexand., Xtro»/». lib. VII; S. Cbrysost., nbsp;nbsp;nbsp;

in Isaiam.

3) Aringlii, lib. 111, c. XVlll, p. 286.

-ocr page 149-

CATACOMBEN DEB HH. NEBEUS EN ACIIILLEDS.


141


, Daluurlijk, die jeugdige schoone, waarop zijn geslacht ’’’oisch was, halen, vooral, sedert hij vernam, dat zij christennbsp;8®quot;orden was, en in handen van den H. paus Clemens denbsp;van den maagdelijken staal had afgelegd. Hij liet haarnbsp;het eiland Ponzia overhrengen, en daar eene langdurigenbsp;quot;reede marteling ondergaan, om, vervolgens, op zijnen last,nbsp;twee andere maagden, hare gezellinnen of kamerjuffers,nbsp;®'Jphrosina en Theodora, naar Terracina vervoerd en levendnbsp;ftare kamer verbrand te worden.

^ Met de jeugdige vorstin stierven ook Nereus en Achillens, bedienden, aan wie zij , naast God, de gave des geloofsnbsp;danke


'‘en had. De wreedheid van Domitiaan, die zich , wel-^ 'vegens den hoogen rang van Flavia , nog had ingetoomd, ®öde geene grenzen meer, toen hel hare dienaren gold. Zijnnbsp;Memmius Rufus, deed ze op de pijnbank leggen, en denbsp;'^'^¦’proef ondergaan, teneinde ze te (Iwingen lot de bekentenis.


'¦'gt


de H.


otn

bet


Petrus hen gedoopt had , en dat ze bereid waren,


aan de góden des rijks hel offer te brengen. Te vergeefs! ^®'lige martelaren bewaren het diepste stilzwijgen, ennbsp;Zwaard maakt een einde aan hunnen roemvollen strijd.nbsp;* 'erwinnaars van cesar-zelven, verdienden die heldhaftigenbsp;*''''jdcrs de eer van den triomf; en Flavia moest glorierijkernbsp;®Qen hel groole Rome wederkeeren dan haar beruchte bloed-^ quot;'ant, na de inneming van Jerusalem. Auspicius, even alsnbsp;ƒ M. Flavia, een leerling der IIH. Nereus en Achilleus, ver-“^derde tnel groole zorg hel kostbaar overschot der marte-^ plaatste hel in een klein vaartuig, en, vertrouwende opnbsp;die de wateren en de orkanen hehecrschl, zette hij naarnbsp;koers. Nooit had de Thyrenische zee, hoe vaak ooknbsp;'^’’de verwinnende vloot der Romeinen beploegd, kostbaarder


'¦'¦achi

*'3ven


op hare golven gedragen. De kleine bodem bereikt de » on Auspieius, te gelijk stuurman en meester van de


'quot;’oudig Rom». — IV. I 15

-ocr page 150-

142

HET DRIEVODDie ROME.

kiel, legt zelf der heiligen gebeente eerbiedig in den keizef' lijken tuin der H. Flavia ter rust 1).

Een schiltrender triomf was evenwel dezen geloofsbeldei’ voorbehouden: hunne gewijde asch werd door Gregorius iX'nbsp;uit de catacomben in de diaconie van den H. Adrianus over*nbsp;gebragt, waar zij, vele eeuwen lang, de gedurige en vurig®nbsp;hulde der geloovigen genoot, totdat de onsterflijke BaroniuS)nbsp;met den titel der HH. Nereus enAchilleus, kardinaal gewof'nbsp;den, de basiliek van Fasciola deed herstellen, en van Cletneosnbsp;VIII. verlof kreeg, om het gebeente der heilige martelarennbsp;daarin over te brengen. De 11. Mei van het jaar 1597 'r®®nbsp;voor het chrisllijk Rome een dag, die de schiltrendste tooneele*’nbsp;van het heidensche Rome voor den geest terug bragt: ^®nbsp;midden van een feesttrein, zaamgesteld uit wat de hoofdsta*^nbsp;der wereld meest uitstekends opleverde, onder jubelgozang»nbsp;vreugdetranen, wierookwalmen en smeekgebeden, werd eeO®nbsp;doorluchtige vorstin, eene edele cesars-doehler en heldio»®nbsp;des geloofs, in triomf de groote wijken der eeuwige stad door*nbsp;gevoerd, en heengedragen onder de zegebogen van Septiinin*nbsp;Severus en van Titus, den verwinnaar der Joden en hara®nbsp;edelen bloedverwant; de stoet, de J^ia Triumphalis vC'nbsp;volgens langs trekkende, bewoog zich vandaar naar lt;J®^nbsp;Appiaanschen weg, om eindelijk halt te houden aan denbsp;Ardealina, tegenover den tuin, van oudsher den eigendo®^nbsp;van haar geslacht. Dadr werd Flavia’s dierbaar overschotnbsp;de triomfkar eerbiedig afgenomen, en keerde de Heilige,nbsp;eene edele balling, roemvol in het vaderlijk erf terug. Sio*^*nbsp;dien dag is een statige tempel hare woning, en rust zijnbsp;midden van de huldebetuigingen der geheele wereld, omstraal*^

1) Haec DOS referent* ipso Auspicio cognovimus, qui eorum pora rapuit et sepelivit. Cod. ms. Vatic, et Vallic.

-ocr page 151-

dol


CATACOMBEN DEB HU. NEREDS EN ACHllLEDS. nbsp;nbsp;nbsp;143

/


^ O'quot; den dubbelen gloriekrans van maagd en martelares, door hetnel-zelven haar ophel onsterflijk voorhoofd gedrukt 1)!nbsp;ïnlusschen breidde zich de begraafplaats der 11. Flavia


uit, gf, werd weldra een kwartier der groole catacombe ^•’elextalus, waarover wij eenige dagen later zullen tenbsp;P*'cken hebben.

^ Niet verre vandaar vindt men de catacombe van den öaniasus en der Hll. Marcus en Marcellinus, welke mennbsp;lïunnen houden voor een gedeelte van de overgroote be-^*'®afplaals des H. Callixlus, maar die echter in de Actennbsp;^ '^arlelaren ^ even als in de werken der oudlieidvorschers,nbsp;^•quot;van gescheiden is. Zij strekt zich uit van af de oude Fianbsp;en ontleent hare verscliillende namen, hetzijnbsp;de helddn, wier roemrijk overschot zij in haren schootnbsp;'^o 5 hetzij aan den onslerflijken paus, voor wien zij een


ontvi

»00|


rwerp van bijzondere vereering uilmaakte. Den 18. Januarij het jaar 28(!, onder de regering van Diocleliaan, deednbsp;^ Pretor Fabianus twee broeders, met name Marcus ennbsp;^•’cellinus, gevangen nemen. Beschuldigd en bewezen, chris-


gt;en,


en te


zijn, werden zij aan een boom genageld, en met


*^lbre lanssteken doorboord. Nu en dan doet de regter de

,'^^pleging ophouden, en spreekt hij, met gehuicheld mede-

, zijnen slagtoffers dus toe: « Ongelukkigen! denkt aan

^ *6lven, en ontrukt u aan deze foliering. » Aan de stervende

Pp6n der glorievolle kampvechters des geloofs ontglipt een

^Iwoord, dat in geen anderen mond paste, dan in dien eens

*’^®flelaars en van een katholiek. « Geene feestvreugde werd er •

gesmaakt, zoo verruklijk als de smarten, welke wij Jesus Christus ondergaan. Reeds gevoelen wij het begin


''Oor


lik nbsp;nbsp;nbsp;Martyr., 12 Biai; Vte de S, Phil, de Néri,

¦ nbsp;nbsp;nbsp;. c. II, p. SS.


-ocr page 152-

144

HET DRIEVOUDIG ROME.

onzer bevesliging in zijne liefde; o, moge Hij ’t ons vergunnen, (e lijden tot den oogenblik toe, dat wij het kleed onzer sterflijkheid zullen hebben afgelegd 1). »

Welk eene taal! welk een ommekeer van gevoelens en denkbeelden! en nogtans, zóó luidde, alornme, in het Oostennbsp;en in het Westen, de taal van het nieuwe geloof; en zoo ooknbsp;moest zij wezen, dewijl er, als te gelijk door uitgedrukt werdnbsp;de 11. Geest-zelf, die daar sprak uil den mond aller martelaarsinbsp;en getuigenis aflegde eener nieuwe leer, waardoor de menscbnbsp;en de wereld levens geheel herschapen stond Ie worden.

Wat betreft de menigte van martelaren, in deze catacombe begraven, men kan daarvan met zekerheid niets bepalen, maarnbsp;moet zich vergenoegen, om den H. paus Damasus nanbsp;zeggen: « Lezer, wie gij ook zijt, vereer de ligchamen dernbsp;heiligen, die hier rusten, en wier naam of aantal door denbsp;oudheid niet bewaard is kunnen worden 9), » Wal de oudheidnbsp;volmaakt goed bewaard heeft, is de gedachtenis van den bc'nbsp;roemden opperherder, die schallen besteedde aan de oplogt;'nbsp;slering der begraafplaatsen van de roemvolle voorvechters de*nbsp;Kvangelies, en zijn dichterlijk talent ten offer bragl aan be^nbsp;bezingen hunner deugd , terwijl hij voorts, na deze catacomb®nbsp;gerestaureerd te hebben, er zijn ligchaam ter eeuwige ru*!nbsp;neder liet leggen, en haar deed prijken met zijnen naam.

H. Damasus, de groole kerkleeraar, de schrik der ArianeO) bijna een eeuw lang de zuil des geloofs in hel Oosten ennbsp;het Westen, de vriend van den H. Hieronymus, hel licht

of*


1) nbsp;nbsp;nbsp;Nunquam tam jucunde epulati sumus, quatn liajc qu» J®**quot;nbsp;Christi causa perferimus, in cujus amorc nunc fixi esse coapi'UO*nbsp;utinam tanidiu nos hxc pati sinat, quanidiu lioc corruplibiti corp*nbsp;vcsliti suillus. — Mazzul., p. 228.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Sanctorum quicumque Icgis vciierare scpulcrum;

Nomina nee numerum potuil retiiicre vetustas.

-ocr page 153-

145

CATACOMBE VAN DEN H. DAMASÜS.

lijd, beloonde voor de heilioje martelaren de leederste Sodsvruchl: niet tevreden met hunne grafsteden te bezoekennbsp;Ie versieren, wilde hij ook bij hen rusten, met al , watnbsp;dierbaarst op aarde had, zijne moeder en zijne zuster 1).nbsp;'** de catacombe der Hü. Marcus en Marcellinus begraven,nbsp;quot;^''d hij later overg'ebragt naar de kerk van den H. Laurentius-^^'^amaso, waar hij, regtmalig, op zijne beurt, het voor-'verp (Jep gjepe en gedurige vereering der geloovigen uitmaakt.

l) Roerend, in de daad, is hel, oni dien groolcn man, dien opperherder, dien teederen zoon en goeden broeder zich Ie


liclli

ho(


^'“¦'en uitdrukken in zijne liefde voor Irene, zijne jeugdige zuster, haren dood te zien beweenen, en zijne grafplaats naast haarnbsp;^^quot;duiden , in de l)lijdc hoop van eenmaal glorievol met haar uit dennbsp;'quot;'dslaap op te slaan. Ziehier het grafschrift, waarin zich het gemoednbsp;Van denbroeder, als van den opperpriester treffend uit:

Hoe tumulo sacra Deo niinc membra quiescunt,

Hic soror est Damasi, nomen signaris, Irenae.

Voverat haec sese Christo cum vita maneref,

Virginis ut mérituin sanctus pudor ipse probaret.

Bis denas hyemes needum compleveral selas,

Egregios mores vilae praecesseral xtas,

Propositurn mentis pietas veneranda puellse,

Magnificos fructus dederat meliorihus annis.

Qui gradiens Pclagi fluctus compressit amaros;

Vivere qui praestat morientia semina terrae;

Solvere qui potuit Lazaro sua vincula mortis.

Post lenebras fratrem, post tertia lumina solis.

Ad superos ilerum Mariae donare sorori,

Post cineres Damasum faciet qui surgere credo.

13

-ocr page 154-

1 i6 HET DltlEVOlIDIÜ ROME.

3 JanuariJ.

Catacomben der Via-Ardealina (vervolg). — Nieuwe studie der opschriften. — Namen, die er worden aangetroffen. — Toewijding aan de Schimgoden. — De leesteekens. — De dagteekeniug dernbsp;opschriften. — Catacomben der H. Balbina en van den H. pau*nbsp;Marcus. — Geschiedenis.

Rome is eene wereld, eene wereld van heidensche en christüjke herinneringen, lot wier beschouwing de wetenschapnbsp;meer lijd noodig heeft, dan Columbus belioefde voor de ontdekking van Amerika, meer lijd, dan thans de snelzeilers vannbsp;New-York of de sloomboolen van Havre en Portsmouth be*nbsp;sleeden, om van de eene pool naar de andere te stevenen.nbsp;Even als de ntissionaris door de ongcreple wouden van dennbsp;Oregon, slechts met de bijl in de hand zich een pad kannbsp;banen, zoo kan ook de [telgrini der catacomben geene schredenbsp;doen, zonder door een of anderen hinderpaal, doch die vaonbsp;het hoogste gewigt is, opgehouden te worden, en waarbij hunbsp;gaarne een tijdlang vertoeft. Eveneens is hel rnet de opschriften’nbsp;gelegen, die gisteren onze aandacht in hoogc male reedsnbsp;bezig hielden, en thans op nieuw een lang en opmerkzaai'’nbsp;gehoor komen vragen. Zullen wij hun dal weigeren ? Zij heb'nbsp;ben ons nog zooveel te verhalen! Gisteren maakten zij o”’nbsp;met hunne onderscheidende karakters bekend, en thans wille’nbsp;zij ons rekenschai) geven van de namen, welke zij oplevereo»nbsp;van hunne toewijding, van hunne punctuatie, en van hunnei’nbsp;ouderdom.

Om eene schaduw te werpen op hel algemeen karakter? waardoor de christlijke opschriften van de heidensche verschil'nbsp;len, heeft men gezegd: beiden leveren dezelfde eigennamen

-ocr page 155-

NIEUWE STUDIE DER OPSCHRIFTEN. 147

NIEUWE STUDIE DER OPSCHRIFTEN. 147

''Pi en soms dezelfde heidensclie toewijding; dus, zijn al de opschriften der catacomben óf niet christlijk, óf de eerstenbsp;o*'''istenen waren nog halve heidenen ; — ziedaar de kwestie,nbsp;P'et wier belangrijke oplossing wij ons nu een oogenblik zullennbsp;Saan bezighouden.

Dat de op.schriflen der catacomben een groot aantal heiden-«clie

•e*en

deele

namen, en zelfs de namen van góden en godinnen te geven, is een onloochenbaar feit, maar, dat in geenennbsp;ten bewijze strekt, dal die grafsteden het heidenschnbsp;“orakter zouden dragen. De eerste geloovigen behielden, bijnbsp;oniien ovcrgang tot het clirislendom, over liet algemeen hunnenbsp;O'uCn namen; geenc wet wraakte dal gebruik 1). Immers,nbsp;*on wij niet in de Handelingen der Apostelen de volkomennbsp;0quot;)ensche namen van Caïiis, Alexander, Apollo? Verwisseldenbsp;D. Paulus-zelf zijn joodschen naam niet voor een romein-*olten?En^ als onze vaderen dit ook gewild hadden, dan was zulknbsp;naamsverandering toch verre van altijd mogeiijk te wezen,nbsp;zouden zij nieuwe namen hebben kunnen aannemen, alnbsp;christenen, wier geloofsbelijdenis meestal terstond doornbsp;dood werd gevolgd, zonder dat er soms nog tijd over-om het doopsel te ontvangen ! Doch, al neemt men denbsp;®cridurende mogelijkheid van zulk eene naamsveranderingnbsp;aan, dan vragen wij: maakte het wettelijk belang dernbsp;'meerlingen, de eer der Kerk, de glorie van God, het-hunnbsp;ten pligt, om er volstrekt geen gebruik van te willennbsp;'^aken? — ]\a hunne bekeering de namén te behouden, welkenbsp;'J ill de wereld voerden, even als zij hun stand en hun be-bleven handhaven en uitoefenen, was voor de nieuw-

Non culpabile fult gentilibus, cbristianis factis, profana deorum in »''* ‘^®pa*oissc, imo assumpsisse, ut pluribus ostendil Cuperuinbsp;antiq., p. 100; Fabrctii, Inscript., c. Vlll, p. tgt;öl.

-ocr page 156-

HET DHIEVOUDIG HOME,

bekeerden een middel, om voor hunne nog' heidensche bloedverwanten en vrienden een slap Ie verbergen, dien de voorzig' tigheid dikwerf gebood, vooreerst, zooveel mogelijk, geheinfinbsp;te houden. Overigens stond de ontluikende Kerk gedurig blootnbsp;aan de beschuldiging van slechts een hoop laag en dom volknbsp;te zijn, waardoor zij zich niet weinig belemmerd zag in hdnbsp;aanwinnen van aanzienlijke ledematen; — en was hel nu, ortgt;nbsp;dal verwijt tegen te gaan, niet goed, dat zij in hare nederig®nbsp;of bloedige registers roemrijke namen kon loonen, zoo al*nbsp;er ook in de rollen van den senaat, of in de rangen dernbsp;consuls prijkten? God-zelf wilde voor alle volgende eeuwennbsp;zijne magt openbaren door de doorluchtigsle namen van b®^nbsp;heidendotn ingegrift te toonen op der martelaren graf, naa.dnbsp;de nederigste en minst-bekende der wereld. En daar nu tl®nbsp;godlijke Verlosser gekomen was, om alles te herstellen, wa*nbsp;hel dan niet noodzaaklijk, dal hij j door aan zijne gelrouwst®nbsp;leerlingen de namen te laten behouden , die door zijne grootsl®nbsp;vijanden waren gevoerd geworden, die namen-zelven heiligde’nbsp;En is het niet op die wijze, dal hij heeft gereinigd ennbsp;eere hersteld de Minerva, het Pantheon, en zoovele ander®nbsp;gebouwen, die aan de godendienst of aan de schandfeesl®^nbsp;van het heidendom waren gewijd?

Buitendien, om welke reden zouden de nieuwbekeerd®® hunne oude namen dan toch wel veranderd hebben ? Zond®*quot;nbsp;twijfcd, even als ook nu nog geschiedt, om den naamnbsp;dezen of genen heilige, die hun zóó ten beschermer als 1®^nbsp;voorbeeld dienen zou. Doch, voor de christenen der apostolis®!'®nbsp;dagen bestonden die voorbeelden nog niet; en zal meijnbsp;willen, dal zij dan den namen der aartsvaders, der profel®®»nbsp;en der reglvaardigen des Ouden Testaments zouden hebbe®nbsp;kunnen aannemen? Ongetwijfeld, hadden zij dit kunnen do®®»nbsp;maar zij moesten het niet, en, in hare ondoorgrondbare raadS'

-ocr page 157-

NIEUWE STUDIE DER OPSCHRIFTEN. 119

J**luiien wilde de Voorzienigheid niet, dat zij het deden. — ^^renhoven, wanneer zij hebreeuwsche namen hadden aan-''®noinen , zoo als die van Abraham, van David, van Jeremias,nbsp;Daniël en soortgelijken meer, zoo zou men, ze later innbsp;'^^lacomben terugvindende, licht hebben kunnen vooronder-**^^1160, dat onze begraafplaatsen gemeenschaplijk joodsch ennbsp;^^fistlijk waren geweest, of tenminste, dal zij niet uitsluitendnbsp;quot;erk, de verblijfplaats, of het graf der christenen geweestnbsp;daardoor zou eene Jammerlijke onzekerheid zijn blijvennbsp;en de oorspronklijke Kerk voor ons eene der schil»nbsp;*^®'gt;dsle paarlen in hare kroon verloren hebben.

Voorts ook nog hadden de heidenen, hetzij uit onkunde, Ie kwader trouw, de gewoonte van in hunne spreek-''’anier en in hunnen haat Joden en Christenen voor hetzelfde

I0

tal

liei

'temen. Voor hen waren zij eene-zelfde bespollijke, woel-en aller haaien verachting waardige secle 1). Hieruit nu

men ligtlijk kunnen opmaken van hoe overwegend l)etang ) zoowel uit een godsdienstig als uil een maatschajilijknbsp;^'^upunl beschouwd, voor onze vaderen was , om alles Ie ver-quot;'jfleren, wal zelfs zijdelings tol eene dergelijke verwarring vannbsp;'“enkbeelden of opvalliiig aanleiding zou kunnen geven.

M Men weet hoe Tacilus, Suelonius en Xiphilinu» zich daarover De tweede genoemde, het besluit van Claudius vermeldende,nbsp;‘’U de Joden uit Rome gebannen werden, zegt : Jiidaos impul-CAresto, eic. De laatste, sprekende van de U. Flavia en anderenbsp;' drukt zich dus uit: Cnjus rei causa, n)utti qui in moresnbsp;, “rum transierant, dainnati snnt ; quorum pars occisa est, parsnbsp;tit1'^cultatlbus: Domitilla tantummodo in Pandatariam relegalanbsp;i'pit. Diovy. Niccei in Domitian.

rhrislencn van het Oosten betoonden zich in dit opzigt een

,,.'quot;8 minder streng; doch het is hier de plaats niet, om dat ver-

handelwijze toe te lichten. —• Boldetti, lib. II, c. Xlll, Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

-ocr page 158-

ISO HET DRIEVODDIG B05IE.

Verwonderlijk dan ook, dat men onder de duizenden vaO IocmU, inde catacomben ontdekt, niet één enkele gevondennbsp;heeft, die den naam droeg van een-eenig personaadje dernbsp;oude wet; —• en vandaar dat rnen tol het noodwendig besluünbsp;moet komen, óf dat de Joden van Rome allen geweigerdnbsp;hebben, het christendom te omhelzen, — iels wat valsch isnbsp;óf, dat zij bij hunne hekeering van naam veranderd zijn-Deze laatste vooronderstelling is alleen aannemelijk, maar zUnbsp;bewijst tevens,zonder wederspraak, de uiterste zorg van Romesnbsp;geloovigen , om zich te onderscheiden van een volk, dat,nbsp;gevolge van den moord, aan den Godmensch gepleegd, voort'nbsp;aan de verachting van het gansche menschdom op zich lOünbsp;laden.

Om die redenen, en misschien ook nog uil andere oor* zaken, was de naamsverandering onder de eerste christenednbsp;iets hoogsl-zeldzaams; en niet alleen de handelingen der apes'nbsp;telen, maar even zoo ook de handelingen der martelaren biedeOnbsp;ons op elke bladzijde heidensche namen aan, door de roemrijkstenbsp;telgen der eerste Kerk gevoerd. Wie kent niet de senatore”nbsp;Pudens en Julius; de officieren en de generalen der keizer*nbsp;lijke legerscharen Tihmlius, Marius, Mauritius, Exuperi's;nbsp;de edele vrouwen Priscilla, Theodora, Justa, Plautilla, Lucios»nbsp;Cyriaca; de doorluchtige maagden Prisca, Pudentiana, Soterainbsp;Flavia, Cecilia, Balbina, en zoovele anderen meer, die metnbsp;den luister der chrisllijke deugd den glans verhoogden,nbsp;al deze namen reeds omstraalde in de jaarboeken van hetnbsp;oude Rome? Behoeft men zich dan te verwonderen,nbsp;oudtijds heidensche namen in de catacomben op denbsp;van de kinderen der Kerk weêrgevonden worden? Ik zal ernbsp;eenige van aanbalen, met opzet genomen van de grafstedeninbsp;waarin een bloedvaasje, of een palmtak, als kenmerkennbsp;een martelaars-graf, werd gevonden.

-ocr page 159-

NIEUWE STUDIE DER OPSCHRIFTEN. iSl

POPVLONIO IN PACE IDVS JVNIS.

Jui

Aan Populonius in vrede; op den dag der Iden van

nij. »

EYTYXIANIl

TfIXON

ITAKe.

• Eulichiana, de vrede zij met u. »

DOMITIA IN PACE.

quot; Domitia in vrede. »

heilige grijsaard, heil u, roemrijke veteraan onder ’’•slus’ kruisbanier!

LVCRETIO TIMOTHEO QVI VIXIT ANN. LXXXVI BENEME{\ENTI IN PACE VXOH ET FIIII.

Ziehier er een van een zes-en*tachlig-jarigen martelaar; Heilu_

Ch

' Aan Lucretius rimotheus, die zes-en-tachtig jaren oud 1 en zich groote verdienste verwierf, in vrede; zijnenbsp;Senoot en zijne zonen, »

^e twee volgende namen behooren aan twee christenhelden.


quot;erd


echt


cvan de een de palm der overwinning in de kracht des de andere haar in den bloei zijner dagen , wegdroeg:


DEP. DAI.MATI. PRIDIE. KAL. MAIAS. VIXIT. ANNOS XXXV.

. nbsp;nbsp;nbsp;* Halmatius, die vijf-en*dertig jaren oud werd, is hier

« voor de calenden van Mei bijgezet. »

LEONTIVS VIXIT ANNOS XXII. M. II. D. X.

en * nbsp;nbsp;nbsp;werd twee-en-twintig jaren, twee maanden

dagen oud. »

-ocr page 160-

«52 HET BRIEVODDIG ROME.

Van lieverlede bejjon de diepe eerbied en de kinderlijk® teederheid, welke zij voor de apostelen koesterden, de christeiiei'nbsp;de namen hunner vaderen in het geloof te doen aannemen; eonbsp;zoo heeft men in de catacomben van Pretexlatös en der H. Pris'nbsp;cilla verscheiden grafsteden gevonden van martelaren en chriS'nbsp;tenen , Petrus en Paulus genaamd:

PETRO BENEMEHENTl IN PAGE.

« Den zeer verdienstelijken Petrus in vrede. »

PAVI.VS IN PACE.

« Paulus in vrede. »

In de catacombe van den H. Callixtus vindt men den naaii* van een martelaar, Lucas geheeten:

LOVKI,

Aan Lucas. »

Uit godvrucht kozen zij, zoo voor zich-zelven, als voo‘' hunne kinderen, de namen van christendeugden. Dus,nbsp;voorbeeld, in de volgende opschriften der catacomben vannbsp;H. Cyriaca en van den H. Callixtus;

PISTE SPEI SORORI DÜLCISSIME FECIT.

« Piste (Speratus, of de Hopende) heeft voor KsperaO^'® (de Hoop), zijne beminde zuster, deze grafstede gesticht. quot;

SPES IN DEO IN D,nbsp;STEFANIS.

« Esperantia in God aan Stephania, de Gekroonde in God- ”

In de handelingen der Scillitijnsche martelaars, ziet ni®‘' ook den naarn van Speratus door een der onversaagdste evangel'®

-ocr page 161-

TOEWIJDING AAN DE SCHISIGODEN. 1Ö5

^^mpvechlers gevoerd 1). Eindelijk verwisselden de martelaren ®o«is oqJj [juuneii familienaam voor den roemvoller titelnbsp;''¦^0 christen (Christianns). Naar luid van het berigt des 11. Ba-heeten zóó de veertig soldaten van Sebaste, tijdens denbsp;^®‘’voIging van Licinius 2). Langzamerhand vestigde zich ooknbsp;gebruik, om aan de kinderen de namen van martelarennbsp;geven: tegen het einde der IV. eeuw was deze gewoontenbsp;^•oetneen 3).

Gelijk men ziet, kan het aan wezen van heidensche namen fle opschriften der catacomben geen schaduw van twijfelnbsp;quot;'erpen op den chrisllijken oorsprong en onbetwistbare herkomstnbsp;^nzer vereeringswaardige grafsteden. Evenmin afdoende is denbsp;*®«enbedenking jegens enkele graftomben geopperd , ter zakenbsp;de daarop geplaatste heidensche toewijding. Verscheidennbsp;hebben bovenaan geplaatst de bekende toevvijdingslet-^®''en f). M., hetgeen zich tweeledig vertalen laat, door Disnbsp;« aan de Schimgoden; » of wel door Deo Maximo^nbsp;quot; ®iin den allerhoogslen God. » In laaslbedoelden zin is de uit-’^'‘ukking hoogst-regizinnig, en niets belette de christenen, omnbsp;griffelen op hun graf. Overigens zou het zeer gemaklijknbsp;om, door eene groole menigte voorbeelden, tebew'ijzen,

(irt t ’ ' nbsp;nbsp;nbsp;•

er dit meè bedoeld hebben; doch, ik zal mij vergenoegen slechts één-enkel, maar ontwijfelbaar zeker christlijk op-®chrift aan Ie voeren, dat het graf eens martelaars versiert,nbsp;Vergezeld gaat van des Zaligmakers letterteekenen, gelijk

11

1) Zie Mamacbi, De’ Costumi de primilivi Crisiiatn, t. 1 , c.

gt; P. 214.

~) llomil. in 40 SS. Martyr., 49.

3) Marlyriirn nomina magis, quam famillarium cuncli morlalcs •V'unt. Quin etiam nasceiililms fdiis ca imponi curanl, ita custodianinbsp;tuteiainque certissimam coinparanles. — Theodoret., Ilist. Eccl.nbsp;^'1 ) c. XV ; et De Martyr. , lil). VllI.

uilig Rome. — IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;i 4

-ocr page 162-

154 HET DBIEVOUDIG ROME.

ook van een palmtak, eene duif en een bloedvaasje, al welke zinnebeelden aan de heidenen volstrekt onbekend waren.

D. M. s.

C^SONIVS. SALVIVS VONE MEMORIE INNOX QVInbsp;VIXIT ANNIS. XX. M. VI. ETnbsp;HOR. III. CVI FECERVNT SVCCISIAnbsp;MAIIR. II. MARINVS FRAIIR 1).

« Den allerhoogsten God toegewijd. Cesonius Salvitisi gelukzaliger nagedachtenis, en onschuldig, die geleefd heeftnbsp;twintig jaren, zes maanden en drie uren, voor wien zijne moe*nbsp;der, Succinia, en zijn broeder, Marinus, deze grafstede hebbennbsp;opgerigl. »

Men ziet hieruit, dat de christenen aan de letters D. M. S.» eene geheel andere beleekenis dan de heidenen gaven, even'nbsp;wel vindt men soms ook voluit geschreven Diis .Manilius, *gt; aannbsp;de schimgoden. » lu dit geval is de heidenseiie beteekeiiisnbsp;onweerlegbaar zeker. Maar kan men uil dal opschrift zelfinbsp;waarvan dieopdragt of toew'ijding een deel uitmaakt, veilig besluiten, dal geheel hel opschrift heidensch is, en dal de lociduSinbsp;waarop men die woorden vindt, niet anders dan een heidenschcnbsp;zijn kan ? Overal elders, behalve in hel ondcraardsebenbsp;Rome, is men geregtigd, zulks te gelooven; doch hier zou dienbsp;gevolgtrekking wel verre van juist, integendeel, valsch en zelf*nbsp;ongerijmd wezen.

De gezondheid der christenen, die genoodzaakt waren, hi de catacomben te leven , verpliglle hen lol een strengen maat'

1) III deu Inatsten regel vindt men een voorbeeld van onjui*t^ spelling , zoo als waarover wij vroeger gesproken hebben: destijd* gt;nbsp;even als thans, schreef het volk ongetwijfeld zoo als het sprak :nbsp;voor maler, en fruür voor frater.

-ocr page 163-

TOEWIJDING AAN DE SCHIMGODEN. 155

om de grafsteden onmiddellijk en met de grootste zorgvul* '^‘Sheid te sluiten. Evenwel, in de dagen van verdrukking, als,

t^p

oorzake der vervolging, in ééne week^ verscheidene dui» *^den slagtoffers bij de gewone overledenen gevoegd werden,nbsp;‘^geraakten de grafdelvers, natuurlijkerwijze, door het werknbsp;*^''®gt;’stelpt, en kwam geheel de Kerk te hunner hulpe toe-^®schoien, om, ijverig en onvermoeid aan het begraven rneènbsp;^ ^*elpen. Wij zien pausen, priesters, maagden, aanzienlijkenbsp;*^®^ieinsche vrouwen, allen, als om strijd, dien heiligen pligtnbsp;[®^''ullen, waaraan de eer der dooden en de gezondheid dernbsp;®''6nden op 't naauwst verbonden was; en het is hier de plaats,nbsp;^”^5 ofschoon in een anderen zin, met Terlullianus te her-: Heel de wereld was hier onder de wapenen: In hisnbsp;homo miles.

Verb,

®'liast, in serpentijn- of in antiek geel- of groenen steen, ^ ^fi'ikaansch marmer, in porto-söw^a, in gewonen steen, innbsp;of gebroken bakstcenen, die soms uitgekratsl, of metnbsp;overdekt werden , om er de oude letterteekenen of figurennbsp;*0 doen verdwijnen. De heidensche grafsteden boden, meernbsp;^ ” slle andere gebouwen, daartoe een rijken voorraad vannbsp;'•^schikt materiaal aan. Immers, zij lagen in het vlakke veld»nbsp;blonden aan de nabijgelegen romeinsche wegen; de lijd, denbsp;oosheid, de burgeroorlogen, met een woord, talloozenbsp;^aken, hadden haar deels afgetakeld, deels zelfs geheel innbsp;If doen overgaan; En wat nu was den christen gemak-^ dan deze sleenen of marmeren zerken, die bouwval-itienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nemen, en ze te bezigen tot hun gebruik ? En moet

zich dan verwonderen, dat eenige van die grafsteenen,

Ooi de tallooze grafsteden, welke de dood, van oog-tot , oOnblik innam, te sluiten, greep men alles aan, wat zich innbsp;•’Onde daartoe opdeed; en vandaar in de catacomben, dienbsp;azende afwisseling van grafsluitsteenen , in fijn marmer of


-ocr page 164-

136

HET CniEVOÜDIG ROME.

zelfs nog na hunne chrisüijke bestemming, het oorspronk' lijk merk hunner toewijding aan de Schimgoden behoudennbsp;hebben? Immers, waar vond men ailijd, alvorens ze te bezigen, tijd en geschikte gereedschappen, om ze uil te slijpen?nbsp;Missehien kon de christen, die er zich van bediende, zelf®nbsp;wel niet eens lezen, of zag hij, door de duisternis, waarinnbsp;hij zat te werken, niet goed, wat er op stond; misschiennbsp;zelfs wel meende liij, als innig overtuigd van zijne goedenbsp;bedoeling, dal die steen, door de daaraan gegeven bestemming , als 't ware geheiligd werd , en van nu af aan was hetnbsp;hem onverschillig, of op hel graf zijns broeders dat heiden'nbsp;dornsleeken al dan niet werd uilgewischt 1}.

liet is niet slechts waarschijnlijk , maar onwederleg!)aai' waar, dat dit alles zóó is geschied. De opistographischenbsp;opschriften leveren daarvoor het handlasllijk bewijs. Men geeftnbsp;dien naarn aan grafsteenen, wier eene zijde een christlijk, ennbsp;wier andere kant een heidensch opschrift voert. In de moeilijke omstandigheden, waarvan wij zoo even spraken, namennbsp;de christenen, om de lociiii hunner dooden te sluiten, d®nbsp;eerste de beste zerk, welke zij vonden, en plaatsten de zijtl®nbsp;met hel heidensche opschrift naar binnen , terwijl zij van buitennbsp;er het christlijk opschrift ingriflen. Ziehier uit eene overgrootenbsp;menigte drie modellen, gevonden in de catacomben dernbsp;11. Priscilla, van Gordianus en van den H. Ilippolytus. P®nbsp;eerstbedoelde grafsteen heeft aan de binnenzijde van den locuU^^nbsp;het navolgende opschrift:

1) Fabretti, Inscript., c. VllI, Ivscript. 39; Liipi, Epttap^'quot; Sever. Kartyr. lOS ; Jacutio, De Men, e\ Bon., lib. XLV 1 ; /.accaria»nbsp;Insiit. Lapid., lib. 1!, c. VII; Morcelli, De Stil. inscript., 323)nbsp;Bolcletti, lib. II, c. IX, X, XI; Buonarotti, Veteri Cimiterial'inbsp;p. 167, etc., etc.

-ocr page 165-

DE LEESTEEKENS. 157

D. M.

M. AVRELIVS PRIMOSVS. AVG. EIB.

MEMORIOLAM VETVSTATE DELAPSAM REFICIT SIBI. LIBERTIS. LIBERTABVSQ.

POSTERISQVE EORVM.

« Aan de Schin)goden. Marcus Aurelius Primosus, vrij-S^Ialene van Augustus, heeft dit klein, door ouderdom ver-'’^Hen monument doen herstellen voor zich, voor zijne vrij. o®laten slaven en slavinnen , gelijk mede voor hunne nakome«nbsp;^'ogschap. »

Deze grafsteen, met zijn opschrift, bewijst twee dingen: ^^rstens, dat het in de omstreken van Rome niet ontbrak aannbsp;'•ouwvallige grafsteden, waarvan men zich ligllijk geheelnbsp;ten deele meester maken kon; en tweedens, dat dezelfdenbsp;®teen oorspronklijk een opschrift had gekregen, hetgeen ernbsp;quot;quot;erd uilgewischl, teneinde er een ander in te griffen, hetwelknbsp;'•'6n zoo even gelezen heeft: bet feit is zonneklaar voor hem,nbsp;den steen heeft gezien. Na twee malen de heidenen gediendnbsp;hebben, zullen wij thans zien, hoe diezelfde grafsteennbsp;quot;'erd gebezigd voor een christengraf. Op de binnenzijde leestnbsp;then:

FESTVS VIT. N. ÏXVIl.

« Festus leefde zeven.en*twintig jaar. » Hel bezigen van heidenschen steen, het korte, zelfs de onjuiste spellingnbsp;'''*1 het christlijk opschrift, vereenigen zich hier, om het gebrekkige , hel overhaaste of het weinig geoefende aan te toonen,nbsp;'raarnieê de liefderijke christen voor Festus deze grafstedenbsp;'eereedde; en al deze omstandigheden te zamen verklarennbsp;^öeiiidig beter dan lange redeneringen en geleerde verloogen,

14


-ocr page 166-

188 HET DRIEVOüDIG ROME.

Tanwaar en hoe die steenen met heidensche toewijding in de catacomben gekomen zijn 1).

Het tweede model vertoont van binnen het volkomen heidensche opschrift van Julia Paleslrica, en van buiten dalnbsp;tan een christen , Paulus genaamd :

D. M.

JVLI^ PALESTRICE CONJVGI INCOMPARABILlnbsp;M. AVREL. FORTIS FECIT ET SIRInbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LIBERTIS. LIBERTABVSQVE

POSTERISOVE EORVM ET JVL. IL MAVRVS. ET. IIELPESnbsp;FECERVNT POSTERISQVE EORVM

« Aan de Schimgoden. Aan Julia Palestrica, zijne onver* gelijklijke echtgenoot, heeft Marcus Aurelius Fortis dit monU'nbsp;ment geslicht, gelijk ook voor zich*zelven, voor zijne vrijg®'nbsp;lalenen en voor hunne nakomelingschap. En Julius Maurus,nbsp;en Julius Helpes hebben het mede gedaan voor zich-zelven ennbsp;voor hunne nakomelingschap. »

Ziehier nu het christlijk opschrift, dat op de keerzijde va» dit marmer is ingegrift, toen het de sluitsteen van een locul^^nbsp;der catacomben werd.

PAVLVS

IN PACE

« Paulus, in vrede. »

Het derde model bevestigt zoo mogelijk nog onweder* .spreeklijker het feit, waarmeé wij ons thans bezig houden,

1) Zie Aringhi, lib. 111, c. XII, p. 293.

-ocr page 167-

DE I.EESTEEBENS. nbsp;nbsp;nbsp;1 59

is gebroken, en het chrisllijk opschrift is volgenderwijze ''ei’minkt;

...... AVG. LIB. QVI.

...... IX. ANN. XXXVI.

...... EN II. CONJVGI.

...... ENEMERËNTI. FE.

...... T. JVLIA. JVSTA.

ïie grafdelver heeft, in der haast, alleen, lot opschrift der ®hrislUjke grafplaats, grof weg de naamletters des Verlossers,nbsp;zegepalm en het teeken van den verwinnenden martelaarnbsp;den steen kunnen ingriffelen.

Uit al het voorafgaande blijkt ten duidelijkste, dat het ®3nwezen van heidensche namen en teekenen in de opschriftennbsp;catacomben volstrekt niet in tegenspraak is met het uiUnbsp;®*tiitend christlijk beginsel, evenmin als met de aanvanklijkenbsp;®*lemming dezer uitgestrekle doodenwijk; terwijl zich bij ditnbsp;nog eene, niet minder belangrijke opmerking laat voegen,nbsp;*^1®! ofschoon ook niet zoo wiglig , echter een punt van leveri-quot;e waardering opleverl, te welen: de punctuatie en de tijd,nbsp;quot;^arin de opschriften ontworpen zijn geworden.

Niels was ongestadiger dan de spelling en punctuatie der zoowel heidensche als christlijke, monumenten. Denbsp;quot;^^den daarvan lag in de afwisseling van uitspraak, waaraannbsp;Uatijnsche taal, niet minder dan alle andere, onderhevig was;nbsp;de gewoonte van te schrijven, zoo als men sprak, zondernbsp;^®Paald aangeduide rust lusschen elk lid der zinsnede; in denbsp;'•“quot;elendheid en luim der werklieden; in de droefenis dernbsp;®®3slbeslaanden, die, tot plegUger uitdrukking hunner smart,nbsp;woord door één of meer punten scheidden, teneinde dennbsp;*cr te verpliglen, om even zoovele lusschenpozingen daarbijnbsp;acht te nemen, als hel opschrift woorden, ja, zelfs letters

-ocr page 168-

i60

HKT DRIEVOODIG ROME.

telde; eindelijk, inde teederheid der levenden, die, tol uil' drukking van hun gevoel jegens de overledenen, in stedenbsp;van punten, kleine hartjes op de zerk deden plaatsen, of eeonbsp;pahniak, wanneer de dooden'martelaars waren geweest. Ziehie*'nbsp;eenige modellen, die deze verschillende soorten van punctual'®nbsp;verduidelijken voor het oog.

Wanneer een monument van gebakken steen is, dan vindt men dikwerf in het opschrift noch punten, noch eenige af'nbsp;scheiding hoegenaamd. Bij voorbeeld ;

EX PBAVLPI^ ACCE PTA PAE ET APR COS

In gewonen stijl dus luidende: Ëx prcediis Ulpice cepta Pcelino et Aproniano consuiibus. « Deze urne is vef'nbsp;vaardigd uil aarde, aan de akkers van Ulpia ontleend, oud®'nbsp;het consulaat van Petinus en Apronianus 1). »

Niets komt méér voor, dan deze woorden; bibas, vivas ^ bixil 'loovvixii, z'ozre voor éowrc en dergclijken meC’nbsp;waarbij de lellers volgens de uitspraak geschreven voorkome®-De luim of onkunde der werklieden laat zich in de volgequot;''®nbsp;opschriften bespeuren, waar de punt achter en zelfsnbsp;ieder woord slaat:

. PARTHENI. HAVE.

. BENE.. BALEAS.

. QVI. ME.. SALVTAS. CVM. SOSSIA. FILIA. MEA.

« Parlhcnia, wees gegroet. Vaarwel, gij, die, met Sossi®» -mijne dochter, mij groet. »

1) Ue consulsregislers leeren ons het tijdvak, waarin dcie ura geplaatst is, kennen, door ons te herinneren, dat Qointusnbsp;Paetinus en Cajus Veranius Apronianus consuls waren in het jaarnbsp;na Christus geboorte.


-ocr page 169-

I»B LEESTEEKENS. 161

}. V. V. E. N. T. I. V. S T, I. T. V. S.

“ Juventius Tilus enzv. » — In ’l voorbijfjaan zij gezeurd, üe ouden de punten te midden der letters en niet van ondernbsp;l^'aatsten, -zooals wij gewoon zijn te doen; terwijl, bovendien,nbsp;‘Ie opschriften van goeden stijl, de laatste regel bijna nooitnbsp;punt heeft, aan welk teeken de beroemde Maffeï de echt-l'eid ggjj monument wil herkend hebben I).

de volgende opschriften strekken harten, in plaats van l'iinien ten teeken van der naastbestaanden en der vriendennbsp;•quot;ouw; fnef, vindt ze evenzeer op de heideusche als chrisllijke

Sfafsieden,

» 2? M s 25

DIGNO FILIO DVLCISSIMOnbsp;DIGNVS PATER

VIXIT. APiN. I. M. VIII -B III. 2^

I)i

Aan de Schirngoden gewijd. Dignus, de vader, aan 'Jfnus zijn geliefden zoon, die één jaar, acht maanden ennbsp;'li’ie dagen oud werd. »

Wij vinden dezelfde punctuatie op het graf eens martelaars.

JVLIA 25 STERCORIO nbsp;nbsp;nbsp;COPtJVGI

QV. aN. XXVlll. CVM Q, V. ANN. V. BM. IN PACE

quot; Julia aan Slercorius, haren echtgenoot, die acht-en-jarcn oud werd, en met wien zij vijf jaren heeft ge-leefd^ vol verdienste, in vrede. »

i) -^rte crtltca lapid^ Col. 212-214*

-ocr page 170-

162 HET DRIEVOUDIG ROME.

Alvorens van de opschriften der catacomben af te slappen? hebben wij thans nojj te lellen op de teekenen waaraan meOnbsp;hun tijdvak lierkennen kan. De meest-ervaren oudheidvorschersnbsp;hebben, in het algemeen, de volgende kenteekenen vastgesteld-

De kortheid. Het is eene bekende daadzaak, dal de op' schrifistijl der eerste clirislenen buitengemeen bondig ennbsp;schaarsch in woorden was. Hun eenvoud, hunne nederigheid?nbsp;mangel aan tijd, gereedschap en geoefendheid, gelijk nognbsp;vele andere omstandigheden, waarover wij reeds gesprokennbsp;hebben, verklaren dit, overigens, geheel onbetwiste feit. Tegennbsp;het midden der IV. eeuw, toen de Kerk zich in zeer verschil'nbsp;lenden toestand bevond, werden de opschriften ook wijdloopige*quot;nbsp;van stijl. Het eerste, dat hier, als een voorbeeld daarvan volgbnbsp;is dat van een martelaar, en, alhoewel zeer kort, toch eeOnbsp;der uitgebreidste onder die van den eersten lijd:

. EL. SECVNDINO. BENEMERENTI MINISTRATORI CHRESTIANO IN PACEnbsp;OVI VIXIT. ANN. XXXVI. DP. III. NON. MAR.

« Aan Mius Secundinus, die zich verdienstelijk heef* gemaakt in het chrisllijk beheer 1), in vrede leefde hij z®*quot;nbsp;en-dertig jaren, en werd hier bijgezet den 5. der Nonen vatgt;nbsp;Maart. »

Hel tweede voorbeeld behoort lot hel midden der IV. eeu'*'? en slaaft, door zijne meerdere uitgebreidheid, de aanmerking?nbsp;zoo straks door ons gemaakt;

B. M.

CVRICVLVM. AVRELI.E MARTINI CASTISSIME ADOVE PVDI CISSIME FEMINiE QVE FECIT IN COIVGIO ANN XXIll DXIIH

1) Boldetti bewijst, dat hierdoor niet anders te verslaan is, daquot; Let ambt van diaken. — Lib. 11, c. VII, p. 414.

-ocr page 171-

DAGTEEKENING DER OPSCHRIFTEN. 165

EEEMERENTI ÖVE VIXIT ANN. XI ïl. XI. DXIII DEPOSITIO EJVS

III non oct. nepotiano et facvndo conss. in pace.

“ Ter goeder gedachtenisse. Culiiculum (vertrek of monu-voor Aurelia Marlina, zeer kuische en zeer eerzame ^^‘'öUwe, die in huwlijk leefde drie-en-lwiuiig jaren en veertiennbsp;. vol verdienste, en daarenboven nog (als er geene foutnbsp;^6t opschrift is] elf jaren, elf maanden en dertien dagennbsp;'*'1 Werd; bijgezet den 3. der Nonen van October, onder hetnbsp;'''“sulaat van Nepolianus cn van Facundns, in vrede. « Dezenbsp;Piïave komt overeen met het jaar 356.

*Prek Sis

'let monogram, of letlcrieeken van onzen Heer — 'J zullen nader over het gebruik en de beleekcnis daarvan

voor den oogenblik doet het zich aan ons voor, enkel ®ene aanduiding van tijd. Men vindt hel op tweederlei wijzennbsp;''quot;^'^ngesteld, óf als een Sint-Andries-kruis óf als eennbsp;^''•lt;8011 kruis dat wil zeggen met vier armen van gelijkenbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die elkaér regthoekig snijden. Laatstbedoelde vorm

VgaI

San nbsp;nbsp;nbsp;de eerslgemelde, en wijst de IV. eeuw

1 terwijl, integendeel, de andere lot de tijden der apo.slelen

“n fjp

eerste groole kerkvervolging opklimt 1).

T

vwee voorbeelden van die soort zullen ter aanduiding in '^^'fioende zijn. Het eerste vinden wij in het opschriftnbsp;Si'üfplaais van de beroemde H. marlelaresse Faustina , datnbsp;^ ealacomben van den H. Callixlus werd te voorschiia

FAVSTINZE. VIRGINI. F0RTISSI.VI.E QVE. BIXIT. ANN. XXInbsp;m PACE.

March!, p. 101.

-ocr page 172-

i64

HET OniEVüüDIG HOME.

« Aan Faustina, de onverschrokken maagd, die een-en-twiH' lig jaren oud werd, in vrede. »

Hel monogram is met een lauwerkrans omgeven; regt^) ziel men eene duif; links, een anker; over welk Iweeledignbsp;zinnebeeld wij laler zullen spreken.

Het tweede voorbeeld is ontleend aan de begraafplaats va» den H. Calepodus, en het lialf-gricksch, half-latijnsch schriftnbsp;slaat in juist verband met de dagteekeuing en den vorm va»nbsp;het monogram;

socayl^es IN p/fce.

« Socrates in vrede.

De karakters en de vorm der letters, de stijl, de woorde»? de spelling, de denkbeelden, de bijzonderheden, in dennbsp;uilgedrukt, de versierselen en zinnebeelden van het mo»quot;'nbsp;ment komen allen evenzeer in aanmerking bij het onderzoek inbsp;en lot waarmerk van den tijd der opschriften. Eene verder®nbsp;uitweiding ten deze zou ons te ver afleiden; derhalve zijnbsp;aanduiding hier genoeg 1).

igd-


IVa dit noodzaaklijk stilstaan, voor eene poos, bij de op' scliriften der grafsteden, hervatten wij onzen logt naar ‘*®nbsp;Porfa-Capena, en bevonden ons straks weder opnbsp;Ardealijnschcn Weg. De catacombe der H. Balbina en va®nbsp;den H. Marcus was het doel van ons bezoek. Zij is tusscb®quot;nbsp;laatstgenoemden wegen de da Appia gelegen, vortnl ®®‘’nbsp;kwartier der uitgeslrekte begraafplaats van Pretextalus, ®'’nbsp;is haar ontstaan, even als haren oorspronklijken o®®*'*nbsp;aan de doorluchtige romeinsche maagd Balbina verschuldi

Ui

1) Zio Instituiione antico-lapidaria, c. VI; Vermigltoh j Lesione V, p. 156 en volg., enzv.

-ocr page 173-

CATACOMBE VA« DE II. BAEBINA. 16S

CATACOMBE VA« DE II. BAEBINA. 16S

liet eersle jaar van zijne regering, het 152. na Christus’ Seboorie ^ en het 15, van keizer Hadriaan’s bewind, bekeerdenbsp;® paus Alexander verscheiden romeinsche burgers, eennbsp;^'’eoi aantal senaloren, en zelfs den prefect der stad, Hermes,nbsp;geheel zijne familie. Oogenbliklijk ging van ’s keizersnbsp;Paleis bevel uil, om den opperherder en de nieuwf-bekeerdennbsp;licclitenis te nemen.

Ingevolge het gebruik, dat bij beschuldigden van rang

^ nanzien steeds gevolgd werd, stelde men Hermes onder

’^quot;'aking van een krijg.stribuun, met name Quirinus, wiens

oning alzoode gijzelplaals, libera custodia^ van den prefect

''^d. Quirinus nu had eene jeugdige dochter, Balliina genaamd die

hetzij uil medelijden met haars vaders edelen gevangene ,

dei

uil iiieuwsgieriglieid, om hem te zien of te spreken,

liniligen martelaar op zekeren dag naderde en zijne kluisler.s

j'^'''am kussen. Zij, die krank was, werd in denzelfdeii oogen-

'1^ genezen; en Quirinus, die, opgetogen, hel wonderwerk

^nschouwde, werd terstond christen, met zijne dochter te

''^^lijk. Even kloek soldaat van den Heer, als lui het steeds van Oen r ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•gt; j

‘‘eizer geweest was, bragt hij dan ook onversaagd zijn leven

offer voor den God, die hem, door hel licht der genade, lol

quot; gelukkigste der mensehen, en te gelijk, door hel behoud zij-

dochter, tol den dankbaarste aller vaders had willen maken.

^nlbina wijdde zich, als eene waardige erfdochter van

^'Anders moed, onverdeeld toe aan al de gevaarvolle pligten,

® de christen-vrouwen en maagden opgelegd waren in die

^'^fgeetlijke dagen van ongehoorden helderizin. Na hel vol-

Jiden van haar hoog-verdienstelijk leven vond zij, naast haren

^i'hichligen vader, eene rustplaats op den Ardeatijnschen

••1 m de catacombe, waaraan hel haar vergund werd,

°6mvoi haren naam Ie mogen schenken 1).

1) baron. An. 132, n. 11; Aringhi, 11b. 111, c. XVII.

13


-ocr page 174-

166 HET DRIEVOUDIG ROME.

Vóór het midden der IV. eeuw, heeft de H. paus Marcu» op de catacombe der H. Balbina eene kerk gebouwd, welk®nbsp;de keizer Konstanlijn, als naar gewoonte, op vorstlijke wij*®nbsp;begiftigde 1). De 11. paus verlangde in dit hoog-eerwaai’di?nbsp;graf te rusten, en bleef er ook werklijk begraven lot tl®®nbsp;tijd der regering van den II. Gregorius Vil., als wanneer h'Jnbsp;werd overgebragl naar de kerk van den H. Marcus-den-evangeli®*’nbsp;aan den voet van hel Kapitool. Het stoflijk overschotnbsp;H. Balbina rust thans op den Avenlijnschen berg. V'an de *®®nbsp;even genoemde Sint-Marcus basiliek bleven te naauweroootlnbsp;enkele sporen meer overig, tusschen den Ardeatijnschen en tl®®nbsp;Appischen Weg, niet ver van de kerken, aan den II. Paoltt®’nbsp;en den II. Sebasliaan gewijd.

De calacombe-zelve, — flelijk wij reeds opmerkten ^

een zamenhangend deel uilmakende der naastgelegen begr®®*^'

plaats van den H. Prelextalus, zal, de volgende dagen, ‘t’®^

ts

dal groole kwartier van het onderaardsche Rome door ons gelijk beschreven worden.

5 JanuariJ.

Catacomben der Via Appia. — Lampen. — Ligging. — Tweeled'^ bestemming. — Stof. — Vorm. — Zinnebeeldige leekenen-Catacombe van den H. Callixtus. — Oorsprong. —

gen van Bosio. — Openbaar gedeelte der begraafplaats van il. Callixtus. — Herinnering aan de H. Cecilia, — aannbsp;11. Pbilippus Nereus, den Mozes der XVI. eeuw. —nbsp;gedeelte der begraafplaats van den II. Callixtus. — Nie®nbsp;glorie van den II. Pbilippus Nereus. — Bosio en Barouius.

'de®

Ons bezoek in de oude wijken van Alla^Semita en

va®

Via-Luta^ had ons ongevoelig hel Forum doen nader®®’ 1) Obtulit Constantinus Augustus Basilicae quara cffiiiiete'''®

-ocr page 175-

CilTACOMBEN DER VIA APPIA. 167

CilTACOMBEN DER VIA APPIA. 167

Irokken er over, en bevonden ons, eenige oo^enblikken 1 op den Appischen Weg. In dil hoofdkwarlier van (rols

later ^

quot;'ulpschheid, in dil brandpunt der cesars en der góden, *®liiUerden eens , op twee, verscheiden mijlen lange rijen,nbsp;SI aan een , lallooze grafgevaarlen van marmer en van brons,nbsp;ook niel minder prachtvolle tempels, ofschoon welligtnbsp;^^'ffelijker vanbinnen, dan de schoot dezer graven, besmet.nbsp;^°o vertoont zich daar allereerst de beek Aqua'Aocio, waarinnbsp;priesters van Sybele het beeld dier godin kwamen baden,nbsp;®'^(ler het opzingen van woorden, welke noch de moeder dernbsp;S'^den, noch de moeder der senatoren, noch de moeder dernbsp;H^fachtlijke zangers'zelven zonder schaamrood moesten hebbennbsp;'^'^oen aanhooren 1).

van den Storm, als een offer van Marcellus, na het otrien aan eene schipbreuk , geslicht; — den tempel der

herder op, stond de tempel van Mars, door Sylla gebouwd, ‘'®rin ieder mysterie, gelijk al die van de overige godheden,nbsp;eene heiligschennis gepaard ging 2). — Benige schredennbsp;'^'^’'Igaande, vond men het Sacrarium van Cybele; — dennbsp;'®f»'pelnbsp;oritknbsp;M

onder Augustus, de bazar der Joden geworden 3); —

''*htuit Via Ardcatins, fundum rosarura cuin onini agro canipestri

ein solides quadraginla. — Anast. in S. Mar. Pap. ïalia per publicum canlilabantur a nequissimis scenicis , ^

•hvo matrem Deoriim , sed matrem qualiumcumque senatoruin, quorumlibet honestorum virorum, immo vero qualia nee matrem

Ho falia per publicum canlilabantur a nequissimis scenicis , qiialla

scenicoruiii dcceret audirc. — Aug., de Civ. Dei, lib. 111,

»el 'P»Qt

IV

Cum nullum sit sacrum, quod suura non habeat sacrilcgiura, ^encc., de Benefic.

Nunc sacri fontis nemus et dclubra locantur Judoeis, quorum copbinus foenumque supellex;

Omnis enim populo mercedem pendere jussa est Arbor, el cjcctis mendicat silva Camoenis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

JovESAL , Sat. 111.

-ocr page 176-

168


HET DRIEVOl'DfB ROHE.


lien tempel der Eer en der Deu;;d, benevens no'j een aantak andere, waarin elke vergode harlslogl, zoowel eene aanmo*^'nbsp;diging ais een voorbeeld vond.

IVaarinale de f^ia'Jpipia alzoo Ie schandclijker bezoedekl werd, was er voor haar ook eene meerdere zuivering noodi^-Als vorstin der wegen, was zij de trots van hel oude Ronieinbsp;maar juist daarom moest zij dal-zelfde ook van hel nieuv'^®nbsp;Rome worden: hare paden, zoo dikwerf door de zegequot;»'nbsp;geus der overwinnaars gedrukt, moesten getuigen zijn vaOnbsp;grooler, dan der heidenen, zegepraal, en de in puin gestort®nbsp;grafgevaartcn van de meesters der wereld stonden plaatsnbsp;maken voor de onsterflijke grafsteden der verwinnaarsnbsp;slechts van de wereld, maar van Rome-zelve: en zoo is h®*nbsp;geschied. Drie eeuwen lang, werd de Appisclie Weg,nbsp;dan andere, met bloedgolven overzwalpl, en nergens zijn lt;1®nbsp;calacomlien uilgestrckler of (ueerder opgevuld , dan hier. T®®'nbsp;einde deze nu met nog hooger belangstelling Ie kunnen 1^®'nbsp;zoeken, voegden wij bij onze navorschingen ten aanzien *^®''nbsp;opschriften, thans ook een onderzoek naar de lampen,nbsp;daar bij duizenden Ie vinden zijn.

Van voel lol voel, links en regis, vindt men kleine,

de wanden der galerijen uitgehouwen nissen, die besten”^

waren, om er lalnpen in te plaatsen, blijkbaar uil den vor®’’

even als uit de plaatsing en drn smook (üei alleen, waan®®^

er eenigen zijn ingezwarl, maar hoofdzaaklijk door de lam]»®®

in


zelven, die ei- nog in gevonden worden. Rij de loculi i


lie crypten en in de culicula^ ziet men ook nog uilspring®®'


steenen, bij wijze van consolen of tafeltjes, tol hetze!


Ifd®


doeleinde geschikt; terwijl, eindelijk, ook in de gewelven aan de zoldering der vergaderplaatsen lampen werden op8


of


(te*


hangen 1).

-é-


1) Marclii, p. 13G.


-ocr page 177-

LAMPEU.

169

Dal er in deze eeuwige duisternis lallooze lichten ver-®'scht werden, laai zich gemaklijk begrijpen. Doch, behalve zeer natuurlijke reden, deden er zich ook nog meerderenbsp;van godsdienslig-diepzinnigen aard voor die schiU-’’^nde verlichting op: lampliclilen ontsteken bij grafsteden,nbsp;een algemeen gebruik bij alle volken der oudheid, ennbsp;gebruik bleef in de katholieke Kerk gehandhaafd. Denbsp;'’O'-zaak, waaruit het bij de heidenen geboren werd, deed lietnbsp;*^'•1 hen ook stand houden: immers, zij hielden de ziel voornbsp;vuur, dal niet geheel en al met hel ligchaam werd uit-^®*loofd, maar de grafsteden rond bleef waren, en dus achttennbsp;*'j'gt;ei pligi, er lampen bij te plaatsen, ten zinnebeeld der ziel

Cr»

''iui hare onsterflijkheid. Misschien ook deden zij dit ter

'^''cering der ondergoden of schimmen, aan wie de dooden

'“'’hehoo rden, en welke zij in het graf bij de lijken aanwezig

quot;‘‘^nden. Twee andere beweegoorzaken schijnen de reden van

'''^gebruik nog klaarder toe te lichten; men wilde, namelijk,

ontslapene eerbied betuigen, en tevens zijne deugden,

fortuin of zijnen adel vereeuwigen. De in de grafsteden

^''orkstelligde nasporingen bevestigen dat gevoelen, daar

hel aantal lampen, naarmate der meerderp vermaardheid

* overledenen toeneemt. Daarbij kwam, dal men niel wilde,

*ou de niet het ligchaam in hel graf aanwezige ziel in

^helig duister moeten gehuld blijven; en vandaar die

'^'^huldige ojischriften, waaruit de verpligting blijkt, die den

quot;^'igelalenen werd ojigelegd, om op de grafsteden hunner

^'^i’malige meesters voortdurend lamplicht te doen branden: • *

quot;^gl drukken, of de dampkring ruim en lucliti

de geringere klasse, niel bij magie, om eene lamp ^ Ontsteken, gewoon was, om, zoo als wij reeds gezegdnbsp;‘^hben, den doode toe te wenscheu, dat hem de aarde ligt

zijn;

IS


-ocr page 178-

170 HET DRIEVOUDIG ROME.

daarenboven plaatste men dan bloemen en reukwerk op zulk een graf 1).

Zoodoende was eerbied voor de dooden en hulde aan lt;1® godheid bij de heidenen de oorsprong der graflampen; en vaunbsp;^die twee beweegredenen, schafte hel christendom de laatslCjnbsp;als bijgeloovig, af, maar heiligde tevens de eerslbedoelde?nbsp;ook door haar op de edelste roerselen van hel gemoednbsp;grondvesten; en zoo dan verkreeg deze gewijde hulde hel'nbsp;karakter eener heilige beleekenis.

Door eene bovenzinlijke aandrift geleid, plaatsten de eef' sle christenen een groot aantal fakkels en lampen op de gi’^l^'nbsp;steden hunner broeders, en vooral op die der martelaren!nbsp;teneinde daardoor hunne eerbiedige genegenheid ten ojizi!?*®nbsp;dier doorluchtige onlsla|)enen uit te drukken; en, even als tl®nbsp;heidenen met ontstoken toortsen hunne groote mannen of zeg®'nbsp;pralende veldheeren naar hel Kapilool vergezelden, zoo e®*'nbsp;geleidden de christenen hunne naasibestaanden en vrienden!nbsp;als veroveraars der wereld, met tal van fakkels naar hdnbsp;Kapitoül der eeuwigheid heen 2).

Dit gebruik was voor hen een zoo troostrijke en zoo g®' heiligde pligt, dal zelfs de vrees voor vervolging hen van tl®nbsp;vervulling niet kon terughouden. Onder duizend en u*®®*^nbsp;voorbeelden, zal ik slechts dat van de doorluchtige vrouquot;’®'’nbsp;Sophia, de Heilige, hier aanhalen. Na hel dierbaar oversch®!nbsp;van den 11. Clemens, bisschep en martelaar van Ancyra, u'®'’*nbsp;lig te zijn geworden, trotseerde zij alle hinderpalen, onl-l®^

l) Ne anima, in lumulo cum cadavere cinereqne manere puls*'’’

lamdiii misere jaceret in tenebris,... cui minoris i'urlunse homiquot;t^*’ iiifimaeque plebis , lucernam accendere ncquienlos , levem Icrram ,nbsp;quillumque aerein precabanlur, et llores odoresque liiiiiulo imponebaquot;

lur. — Lact. de Luctrnis antiquorum, lil. 1, e. t)i-6t.

2) Boldetti, p. ö23.

-ocr page 179-

TWEELEDIGE BESTEMMING DER LAMPEN. 17I

TWEELEDIGE BESTEMMING DER LAMPEN. 17I

?root


®ene meiiigle lampen, en wikkelde het lijk in een zuiver quot;’1 kleed 1). Als somtijds hel gevaar al te dreigend en te

was, vergenoegde men zich met het ontsteken van

'^'nder licht, doch in zulk geval werd er voor gezorgd, dat Seschiedenis daarover leedwezen betuigde 2).

den godsdiensligen eerbied voor het getrouwe kroost Kerk, voegde zich de uiting van het geloof aan den ge-'ukkigen overgang der ontslapenen in eene betere wereld, ennbsp;^’'0 hunne toekomstige verrijzenis. Op deze wijze verklaardennbsp;lampen de woorden, zoo oneindig dikwerf op de graf-’'eden ingcgrifl: in pace , bibas [vivas) in Deo , bibasnbsp;^-ivas) in ceternam. « Wij verkondigen, dus spraken zij alsnbsp;^quot;are, door deze tallooze lichten, dat de heiligen het levennbsp;*'®hben verlaten met de lamj) des geloofs in de hand, en wijnbsp;''enschen hun geluk, dal zij nioglcn binnengaan in de plaatsenbsp;‘‘«s lichts, waar zij, volgens de uitdrukking van den H. Geest-^^Iven, schiltren als starren en als zonnen aan hel eeuwigenbsp;, ^'¦'iiament o). »

l^iet alleen, dal zij bij de begrafenis der martelaren lam-en fakkels ontslaken, maar zij vernieuwden diezelfde hulde liefde en eerbied, diezelfde getuigenis van hun brandendnbsp;S^loof, op eiken verjaardag van hun glorievollen dood; —nbsp;toen de Kerk lot rust en vrede was gekomen, gingen zijnbsp;'Oort met het vervullen van dien pligt, zoo al niet metnbsp;naauwgczelheid, dan toch met grooler praal. De gee-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Sotllciludinein omnem solvcns et niccrorem lucerriarum accenditnbsp;^“Itiludinein , et tollens corpus, mundis vestibus et linteis involvit.

Bolland. 23. januar.

2) nbsp;nbsp;nbsp;ld. 21 junuar.

Ad slgnificandum lumine fidei illuslratos sanclos decessisse, p ‘1'odo in superna palria, lumine gloriae splcndere. — S. llicroii.nbsp;“quot;tr.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;et in Vila Paula.


-ocr page 180-

179

HET DRIEVOUDIG ROME.

slelijkheid en liet volk der heilig-e slad begaven zich, in pleg-tigen oplogt, met fakkels in de hand, naar onder in de gangen der prachtig verlichte catacomben, waar de hoogeprieslers denbsp;H. Mysteriën vierden In die eerwaardige cryplen-zelven , waaiquot;nbsp;hel levend geslacht zich te gelijk kwam laven en versterkennbsp;aan hel godlijk offerbloed en in den geest van hen, die,nbsp;onder de banier des kruises, de martelkroon rnoglcn wegdra-gen 1). Teneinde een zoo vroom gebruik voor altoos te be-ïlendigen, werden er vaste fondsen aangewezen, om denbsp;calaco nben, op de zondagen, alsmede op de vigiliën en denbsp;feesten der martelaren, te verlichten 9).

Thans zal men zich dan ook wel kunnen verklaren, boe in de christen-grafsleden zulk een aantal lampen van allerleinbsp;soort gevonden wordt, en wier slof, vorm en zinnebeelden,nbsp;niet minder dan hare menigte, 0[) welsprekende wijze, voornbsp;hel geloof onzer vaderen getuigen. Met iiilzomlering van econbsp;klein getal in brons, zijn zij, over hel algemeen, van gebakkennbsp;steen, en meerendeels eenvoudig, ja, zelfs grof bewerkt;nbsp;doch allen doen zich in den zinnebeeldigen vorm van eennbsp;scheepje voor, aan welks eene punt zich een of twee snebbennbsp;bevinden, voor de pit, terwijl aan de tegenovergestelde zij'*®nbsp;zich een klein handvalsel voordoet; midden in, zijn een ofnbsp;twee openingen, om er den olie in te gieten, en dikwerf ooknbsp;twee ringen, met eene dubbele ketting, die uitloopt in eennbsp;haak, om daarmeé de lamp in het gewelf der crypten of a^nnbsp;den wand der galerijen ncêr te hangen. Dit toestel vindt niennbsp;hoofdzaaklijk aan de lampen der grafdelvers; de anderen tochnbsp;werden op de consoles of in de nissen geplaatst. Tenein'l®

1) nbsp;nbsp;nbsp;Fei'ia quart.1 in hcbduniada qiiarta, quando clerici vadunl cOiDnbsp;eruce per cocmetcriiim , ad S. l’aiiliim et S. Anaslasiuiii, totunr altar®nbsp;est cicricorum, Miss, Luieran,

2) nbsp;nbsp;nbsp;Anast. In Joann, lil, et Greg. III.

-ocr page 181-

ZISNEBEEI.nieE TEEKEt^ER. f7.1

fie

di,


beschrijving^ dier, door hunne oudheid, door de handen, ^ hebben aaiifferocrd, en door Iiel gebruik, dat er vannbsp;d^eftiaaki is, driewerf eerwaardige voorwerpen toe te lichten,nbsp;zoodoende ala aansehouwlijk te maken voor hel oog,nbsp;¦^uen wij er één doen afbeelden en opnemen in den Plalte-«¦¦ond der catacomben, aan hel slot van dit deel geplaatsl.nbsp;'^’ieis is ten deze leerzamer, dan de lamp der calacond)en,nbsp;door haren vorm, het juiste beeld oplevert van de lots-®*'lcrniiiing der Kerk , te welen: een scheepje, dobberende opnbsp;ongesluime golven der wereldzee, maar vast koers hou-^''e naar de veilige haven der eeuwigheid. 0[) die wijzenbsp;^'^^•¦gesteld , begreep lot zelfs de ongeleerdste nieuwbekeerde,nbsp;^Oowel de onnoozele vrouw als hel onschuldig kind, welknbsp;’^“^dsbesluit God door zijne Kerk op aarde met hel mensch»nbsp;voor had en uitwerkle. Buitendien leverde die lamp ooknbsp;hel sprekend beeld op van ’s rnenschen leven en van zijn


üari

'ni


hier beneên. Zij roept hem toe: aarde en vmir zijn lioofdbestanddeclen, even als zij de uwen zijn: uitnbsp;is nw ligchaam zaamgesteld, en vuur is uwe ziel. Kvennbsp;’b, moet ook gij blinken en gloeijen, even als ik, moetnbsp;{fij in dien glans en in dien gloed verleren. Ik ben hetnbsp;¦'f'i'ebeeld van den christen, zoo als de christen het everd)celdnbsp;den godlijken Meester, die eeuwige Lamp, in wier


Ook


¦Vral

'leti


oilal

luccr


On de Godheid schitterde, onder hel aardsche hulsel van •nensch 1).

tallooze figuren , welke men er op aanlreft, -helderen

M Lucorna , lumen in lesla; Inmen in vase; divinilas in liiinia-Vag liuiuanitaft, liiujcn clivinitns. Praccessit Christus fereiis , sequitur christianns tenens exempli sciuitaiiK Propo.suit


'^^ïianitalein lucenicin, ex divinllate exlulit lucemaiu ut videamu» ’ anihulemus operallone , dirijjaniur imitalicne. — Hiig. a S. \ icl.^nbsp;in Psalm» c. LXXIX.


fiilc



-ocr page 182-

174 HET DRIEVOUDIG ROME.

het betreklijk haar gezeg^de nog nader op; nii eens zijn hel de letters , die Christus aanduiden, als de Alpha en de Omegfnbsp;{A en /2), als het begin en hel einde, de sliciilcr en vol'nbsp;trekker van het geloof; — dan weder is het een kandelaar,nbsp;als het beeld der christenliefde; — of de duif, het teekeOnbsp;der onschuld; — ook wel de goede herder , met het verloreOnbsp;schaap op zijne schouderen, als eene roerende vermaning t^lnbsp;vertrouwen en tot berouw; — soms het kruis, het nood'nbsp;anker te midden der vervolgingsslormen; — eindelijk, denbsp;palmtak der overwinning, of soms ook wel het beeld-zelf vat*nbsp;een zegevierenden bloedgetuige, die, op welsprekende wijze,nbsp;eene eeuwige belooning verkondt. Uil al deze, en nog liglhj*^nbsp;veel verder uit te breiden bijzonderheden, blijkt hel, dat denbsp;lamp der catacomben, als ’t ware, een catechismus was,nbsp;waardoor, op aanschouwlijke wijze, de groote waarheden eHnbsp;de groote pligten der godsdienst werden opgehelderd en lo®'nbsp;gelicht.

Hoe gelukkig mag men zich achten, zulk een, vóór acht' tien eeuwen geschreven leerboek in de hand Ie kunnen neme'bnbsp;en hoe mag de Katholiek van alle lijden er zich op verheff(^f ’nbsp;dat hij daar de onveranderlijke leerstukken van zijn heil'ifnbsp;geloof luids(gt;rckend vindt afgebeeld! Dal riiogten ook wijnbsp;varen, toen wij de catacomben van don H. Callixtus warc'inbsp;binnengegaan. Met eerbied groeten wij u, o onderaardscbcnbsp;wonderstad, u, o brandpunt van roem eu marlelaars-gloi'i®’nbsp;u, o reuzenwerk van Rome; maar zeg gij ons, welke handelnbsp;ii hebben gebouwd, ter bewondering van het gansche heelal'nbsp;De heldhaftige vrouw, wier naam, als een echt keurgesteent^inbsp;onder zoo vele andere doorluchtige namen , in de bloedig®nbsp;jaarboeken der eerste Kerk schittert, de H. Lucina, eeo^nbsp;leerling der apostelen, heeft deze onmeellijke calacornl*®nbsp;gesticht. Dc naam, dien zij thans draagt, is afkomstig

-ocr page 183-

175

ONTDEKKINGEN VAN BOSIO.

H. paus Callixlus, die mei een ijver, ffeëvenredigjd aan de ''^^Phoudelijke woede der christenvervolgers, de oorspronklijkcnbsp;(l^lerijen in alle riglingen uilbreidde, en er nieuwe gangennbsp;toevoegde.

tlen

feld

Hel kan niet genoeg herhaald worden, dat de vrouw, *®deri zij ,]oor het christendom werd vrijgemaakt, eene we-*®olijke magt uitoefent, en een nieuw bestanddeel oplevert totnbsp;Verwezenlijken van alle groole wereldgebeurtenissen. Vannbsp;Bethlehems kribbe tol op den Calvarieberg, vandaarnbsp;^ederotn tol in de catacomben , van uil de catacomben tot opnbsp;teoon der Cesars, en voorts tot op alle troonen der we-

^ nbsp;nbsp;nbsp;5 niaar ook van die troonen af tol in de hut toe, schittert

Vrouw in al den glans barer innige verknochtheid en held-‘‘'ffe liefde voor de groole zaak, waaraan zij zich heeft “^Sewijd • eij ^qo dan ziel Tnen haar in vereeniging niet allenbsp;'¦’’ooie mannen en met alle groole heiligen bezig aan hel lotnbsp;brengen van al die, bij de oude wereld onbekende in-*^*''ogen, wier aanwezen uitsluitend der christenheid lot on-ï^nklijke glorie verstrekt. Eere dan aan de II. Lucina ennbsp;den H, Callixlus, als stichters van de schoonste, de uil-*'®slrektsie, de edelste wijk der groole Marlelarenslad!

Maar, wie toch was de nieuwe Columbus, die deze onder-^^'^tische wereld, na eene verdwijning van twaalf eeuwen, jj'^'ond en ons wedergaf? Antonio Bosio, die, ten jare 1595,nbsp;Romeinsche Campagna omdoolde, had, om zoo te zeg-1 hetzelfde voorgevoel, dal den genueschen zeebouwernbsp;^^*'elde, toen deze, zwervende op den Allanlischen Oceaan,nbsp;li^ ®'*'®'’ikaansche kusten met de oogen zijner verbeelding slel-ganbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^8- Bosio, de Capena-[gt;oorl van Rome uiige*

p ^ ''.ijride^ kwam weldra bij de kerk van Sanla-Maria-z«-j. nbsp;nbsp;nbsp;welke hij links van den Appiaanschen Weg liet

om zich naar de zijde der oude Fia Ardeatina heen


-ocr page 184-

i7fi

HET DUSEVODDIG DOME.

tal'

(loof

Ie begeven. Hij ontdekte te dier gelegenheid op een stuk grond, aan dc kerk van Sint-Jan-van-Lateraan toebehoorendeinbsp;met dc oppervlakte van den bodem gelijk , ettelijke in steeonbsp;gemetselde booggewelven , welke bij terstond voor den ingaoSnbsp;eencr catacombe herkende, weshalve hij geen oogeublik aaf'nbsp;zelde, om, langs eene weldra gevonden naauwe opening, t**®nbsp;binnen te schuiven. Een heilige ijver leent hem vleugelen,nbsp;al dieper en dieper, wijder en verder treedt hij in de somber®nbsp;gewelven door, die echter weldra zoo eng, en zoo laag ra^nbsp;zoldering worden, dat hij al kruipende moet trachten er doöfnbsp;te geraken, doch zonder dat deze of cenige andere liinderpa®*nbsp;hem kan stuiten in zijn eenmaal vastgesteld besluit. Nacht®”nbsp;dag door zet hij zijne hardnekkige poging voort, om, eind®'nbsp;lijk, zijn volhardend streven met het roemrijkst gevolg *®nbsp;zien bekroond; eene geheele stad vertoont zich aan zijn oog’nbsp;en onvermoeid , onversaagd, houdt hij vol met in alle rigtiog®”’nbsp;bij herhaling, die doodenwijk te doorkruisen , zonder evenquot;®*nbsp;ergens, waar dan ook, de grenzen dier matelooze ruimt®nbsp;ontdekken: het zijn gangen opgangen, verdiepingen opnbsp;diepingen, zóó uitgestrekt, dat, naai'later berekening, d®^®nbsp;catacombe, links en regls, van den Appischen Weg, gch®'nbsp;de vlakte beslaat lusschen de poorten van Rome tot aan d®nbsp;basiliek van Sint-Sebastiaan, en vandaar tot aan Sint-Paul”*nbsp;builen-de-mui en, ja tot aan Siut-Paulus-»/e/-o?e-z/zquot;iO'/®”nbsp;teinen toe 1).

Onderwijl wij die catacombe bezoeken, zullen wij de

looze monumenten in herinnering brengen, die in het Bosio ontdekte gedeelte der begraafplaats van den H. Cad'*nbsp;tus te vinden zijn, alsmede dc 3/emoriën, die het eerstnbsp;allen bekend werden 2).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Aringhi, lib. 111, c. XXll, p. 292-293.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Zie den Plattegrond aan het einde van dit deel.

-ocr page 185-

BEGBAAFPLAATS VAN DEN H. CAUXTDS. 177

BEGBAAFPLAATS VAN DEN H. CAUXTDS. 177

en

^ {gewone inganjj der catacomben bevindt zich in de ®S'liek van den H. Sebastiaan. Terwijl de Franciscaner-broe-lol ons geleide, de noodige fakkels gereed maakte, ver-'®®fden wij een oogenblik bij de zoogenaamde Flalonia,nbsp;men weet de plaats, waar de'HH. apostelen Petrus ennbsp;“olus egf, fjjj lafjg rustten. Hunne grafstede droeg, bij uit-j’^oiendheid den naam der Tomben , en de naast aangelegennbsp;I {jraafplaals heette, dien ten gevolge, hij de Tomben, Naauw-hadden wij hel kort gebed geëindigd , dat zoo gaarnenbsp;'1'’ons gevoegd werd bij dal tal van beden, sinds achttiennbsp;*^^Owen door duizenden van pelgrims hier gestort, of de broe*nbsp;kwam ons zeggen: Signori, alle Catacombe: hecren,nbsp;de catacomben! en wij volgden hem naar beneden innbsp;kerk. Hij de deur, die daar stond geopend te worden,nbsp;'*2en wij bel volgende opschrifl, dal hel gemoed met eennbsp;^'^'^ilspreeklijk gevoel van eerbied, vreugde, ontzettingnbsp;*'^oderen weemoed vervult:

HOC EST COEMETEBIVM CALLISTI PAP.® ET MABTYBISnbsp;INCLVTl QVICViMÜVE II,LVDnbsp;CONTRITVS ET CONFESSVSnbsp;INGBESSVS FVERIT PLENAMnbsp;REMISSIONEM OMNIVM PECCATORVMnbsp;SVORVM ORTINEBITnbsp;PER MEBITA GI.ORJOSA CENTVMnbsp;SEPTVAGINTA OVATVOR MILUVMnbsp;SANCTORVJI MARTÏRVM

VNa cvji qvadraginta sex

SVMMIS PONTIFICIBVS OVORVM IRI CORPORA IN PACEnbsp;SEPVLTA SVNT

OVI OMNES EX MAGNA TRIBVLATIONE

bri


'svoudig Rome. — IV. Deel.


16



-ocr page 186-

HET DRIEVODDIG ROME.

TENERVNT ET VT HJEREDES FIEREJiT !N DOMO DOMINInbsp;MORTIS SVPPLICIVM PRO CHRiSTlnbsp;NOMINE PERTVLEliVNT.

« Hier is de begraafplaats van den beroemden paus en martelaar Gallixtus; wie er, na roUNvinoedig zijne biecht g®'nbsp;sproken te hebben, binnen treedt, zal volledige kwijtscheldinifnbsp;van al zijne zonden verwerven, door de roemrijke verdienste'*nbsp;der honderd-vier-en-zeventig-duizend narlelaren, en der ze**nbsp;en«veerlig opperherders, wier ligchamen er in vrede rusien)nbsp;die allen groole kwelling hebben geleden, en, oiii erfgene*nbsp;men te worden in ’s Heeren Huis, den dood zijn gestorvennbsp;voor Jesus-Christus’ Naam. •gt;

De zware deur ging nu open, en wij stegen inde onder-aardsche kapel van den H. Sebastiaan af, om, vervolgens, lager en lager heen te komen tot in den maatloozen doolhofnbsp;van onlelbre gangen, die, langs alle kanten, al slingeren''nbsp;heenliepen, terwijl zich, regts en links, overal, langwerpig®nbsp;tomben vertoonden, de een boven de ander, grafsteden vaquot;nbsp;grijsaards, van kinderen, van krijgslieden, van pausen,nbsp;martelaren, op allerlei leeftijd, van allerlei stand, uit al'nbsp;lerlei gewesten, doch allen ledige tomben, aangezien tf*®nbsp;onsterflijke legioenen van helden en heldinnen, de kroon onnbsp;de burg der strijdende Kerk, door de godvrucht der gelooV'nbsp;gen eerbiedig aan hunne onderaardsche schuilplaats onttogen»nbsp;thans in luister volle tempels geplaatst zijn en verheven opnbsp;altaren, schittrend van goud en edeljfesleenten, waar zij, '®nbsp;midden der hulde van het heelal, den dag der algemeeiie op'nbsp;standing verbeiden, om dan hunne eereplaats te gaan beklee-den in de zegevierende Kerk, waarvan zij het schoonste s'®'nbsp;raad zullen zijn.

-ocr page 187-

HERINNERING AAN DE H. CECILIA. 179

Onder deze loculi, die niets meer hebben wéér Ie geven, uien, met aandoening, de drie loculi van jeugdige marte-in den ochtendstond des levens weggeinaaid door hetnbsp;*'^aapd. Daarnaast staan de grafsteden van hun vader ennbsp;^’JDne moeder, eveneens luailelaren, gelijk hunne kinderen:nbsp;»®luklvige familie! Verder op bevindt zich de crypt, waar denbsp;• Oecilia werd bijgezet. De fransche reiziger leest, met ge-P^sie verheffing, het opschrift, dat de*plek aanduidl, waar,nbsp;'^®®‘ tien eeuwen lang, het maagdelijk ligchaam der doorluch-martelares rustte.

HIC QVONDAM RECONDITVM FVIT CORPVS BEATiE C^CII.I^nbsp;VIRGINIS ET MARTYRISnbsp;HOC OPVS FECITnbsp;FIERI REVERENDISSIJHVS PATERnbsp;DOMINVS GVILLELBIVSnbsp;ARCHIEPISCOPVS BITVRICENCISnbsp;ANNO DOMINI M. CCCC. IX.

® Hier rustte eertijds het ligchaam der H. maagd en mar* '^^^¦¦e.s Cecilia. Dit klein gedenktecken werd op last van den

eerwaarden vader, heer Willem, aartsbisschop van Bour-*

’ ‘ gt; in het jaar des Heeren 1409, gesticht. »

^ Verder voortgaande, komt men aan de Area, dat wil zeggen, ® Itleine maar eeuwig gedenkwaardige plek, waar de H. Phi-PpUs Nereus, tien jaren van zijn leven, den nacht biddendenbsp;'^“'¦agt. Waartoe zulk eene in de geschiedenis voorbeeldeloozenbsp;'“'•larding? Wij willen hier het antwoord geven op deze,nbsp;den 22. December, als in 't voorbijgaan, geopperdenbsp;®'ioone vraag. Veertig eeuwen verleden, was Israël in optogtnbsp;“®ar het Beloofde Land; de Amalekilen versperren hem dennbsp;quot;“K en zweren zijnen ondergang. Hunne legerscharen rukken

-ocr page 188-

180

HET DRIEVOUDIG ROWE.

aan; het komt lot den strijd; Israels val schijnt voor alloo^ beslist. Daar beslijift Mozes een eenzamen berg, vanwaar hiJnbsp;den bloedigen worslelkami) gadeslaat, altijd met desmeekendenbsp;handen omhoog geheven lot den God der heerscharen, en zij'*nbsp;gebed, krachtiger dan Amalek’s legerbenden, kroont Israël*nbsp;vanen met den lauwer der ©verwinning. Die onvergetelijk®nbsp;openbaring van het godlijk raadsbesluit, dat schitlrend toon'nbsp;beeld van verootmoediging, den aanvoerders der volken,nbsp;beslissende oogenlilikken, voorgehouden, die voorgang van det*nbsp;alouden wetgever der kinderen Gods werd in de Kerk nooitnbsp;uil het oog verloren, en zal immer met heilvol gevolg door donbsp;hoofden der christenheid worden aangewend.

De Kerk stond te midden der XVI. eeuw. Als het magtilf orgaan van al de hartstoglen der vorstenen der volken, roeptnbsp;Luther al, wat het Catholicisnuis vijandig is, van heinde eOnbsp;verre, in digle gelederen op ten krijg: de strijd vangt aao inbsp;in reuzenkamp, die, tol in hel heiligdom toe, den GodtergeO'nbsp;den afval te weeg brengt, en Europa met bloed en puioeonbsp;overdelft. Philippus INereus, de heilige van Rome, heeft de onbsp;strijd aan- en doorschouwd, hij heeft het begrepen, dat denbsp;mensch-alleen legende hel in kracht te kort schiet; en, eveHnbsp;als Mozes met Aaron, zoo begeeft hij, melden H. Carole*nbsp;Borromeus, zich naar de diepte der catacomben heen, 'vaafnbsp;hij, tien jaren lang, zijne handen ten hemel strekt, en deenbsp;Albcsluurder smeekt om de zegepraal der Kerk. Te zije®'^nbsp;hulpe roept hij de twee millioenen martelaars, die daar rooitnbsp;hem rusten, krachtig op, en de stem van het bloed, ver*nbsp;eenigd met de slem des geloofs, stijgt ten hemel, snel al'*nbsp;de bliksem, maglig als de heilige liefde Gods. Helsmeekg®'nbsp;bed is verhoord: ’s vijands legerkamp raakt verdeeld, ®0’nbsp;even als Babel’s verwaten torenbouwers, oogstten de irotscb®nbsp;hervormers niets dan den schimp der wereld ia.

-ocr page 189-

HERINNERING AAN DEN H. PHILIPPUS NEREOS. 181

Tere»l moest er een gedenkleeken blijven beslaan, om alle 'oekotnslige geslachten het tooneel dier glorievolle verwinningnbsp;te duideif; of, zoo als Bossuel hel uildrukt, de plek,nbsp;’'anwaar die beslissende slag was uitgegaan. Algardi’s beitelnbsp;de pen van den beroemden Rondanini hebben dien pligtnbsp;quot;'aardig vervuld. In de kerk van den H. Sebastiaan kan men hetnbsp;^‘as'relief zien, dat den Mozes der XVI. eeuw in de houdingnbsp;’'an den strijd voorstell, en, in de catacomben hel opschrift,nbsp;quot;^ai zijne zege verkondt. Hel begint aldus:

CiECUS HIC LOCI SQUALOR

ET ILLUSTRI MARTYRUM SANGUINE ADIIÜC STILLANS ,

AT S. PHILIPPI NERll

LONGO DECEM ANNORUM DOMICILIO ILLÜSTRIOR , ETC.

quot; Dees sombre plek, door der martelaren kostbaar bloed ^•eeds bedauwd, werd door het tienjarig verblijf van dennbsp;Philippus van Neri méér nog verheerlijkt 1). »

De meeste reizigers vergenoegen zich met hel bezoeken het door ons thans besproken gedeelte der begraafplaatsnbsp;'an den H. Callixtus; doch, er is nog een ander minder toe-«anklijk^ en minder nog nagevorscht gedeelte, doch dat juistnbsp;•^^ardoor in het oog van den oudheidkenner meer belang ver-morgen zullen wij daarover spreken.

ons

Bij hel verlaten dezer eerwaardige crypten, blijft het «’’Ootsche beeld van den H. Pliilippus Nereus diep in de zielnbsp;reizigers gegrift: men betreedt den bodem, dien zijnenbsp;''aeien aangeraakt, zijne tranen besproeid hebben; men ziet,nbsp;hoort hem, en al die galerijen schijnen nog van zijnenbsp;''®rzuchtingen te weêrgalmeu. Wat echter de glorie diensnbsp;*^aorluchiigen heiligen nog oneindig verhoogt, en hem

1) Aringhl, lib. Ill, c. XII, p. 277.


16

-ocr page 190-

182

IIET DRIEVOCDlü ROME.

aanduidl, werklijk, als den man der Voorzienigheid, verloon* zich in eenc tweede herinnering, die zich glansrijk metnbsp;eerste paart.

Philippus van Neri, dien rnen niet slechts den Mozes, maar ook den Josué der Kerk in de XVll. eeuw kan noern^'’’nbsp;vergenoegt zich niet met, door zijne gebeden, de onmiddel'nbsp;lijke zegepraal der waarheid verworven Ie hebben; hij be'nbsp;veelt aan zijne twee medestanders, der Kerk tot troost 1®nbsp;strekken, eb haar te wreken voor eene lange eeuwenreeks-Hel Protestantismus strooit de aseb der martelaren in lt;1®®nbsp;wind; en, gelijk Rachel, zitten de treurende kerken vaOnbsp;Frankrijk, van Engeland en van Duitschland troostloos in If®'nbsp;nen als verstikt, terwijl, bij zoo veel heiligschennis, Luther®nbsp;geest nog een nieuwen gruwel vooribrengt. Zijne volgelinge^nbsp;randen de Moederkerk tot in hare wieg heiligschendend aa®'nbsp;zij vervolgen haar, voet voorvoet, eeuw uil, eeuw iii, ondernbsp;de snerpendsle slagen des lasters en der verguizing, om haa®’nbsp;eindelijk, aan de bespotting en verachting der dolle rneniS^®nbsp;prijs te geven.

En nu, zie: daar wijst Philippus Nereus Bosio met de eene hand de catacomben aan, en ontsluit voor den nieiivrennbsp;Columbus de groole stad der martelaren, hare verborgennbsp;schalkaniers: hel onderaaidsche Rome wordt eene vruchtbar®nbsp;ader, eene rijke mijn van onschatbare rijkdommen en onver*nbsp;wachte vertroosting, die geheel dc Kerk weldadig overdekt-Legioenen van martelaars stijgen van uil hunne grafstedennbsp;schitlrend omhoog: zij gaan hunne voorgangers vervangen ePnbsp;de altaren, geheel de wereld door; en de grijze stift, d'®nbsp;op hunne, zestien eeuwen oude, monumenten de waarheden vannbsp;het Calholicismus ingrifte, drijft hel schandmerk van dennbsp;laster, het Protestantismus, op het slechts van gisteren ben*nbsp;gende hoofd.

-ocr page 191-

185

ZECE.VING TAN HET WATER VOOR DE ZIEKEN.

Ba

Met de andere hand wijst Philippus zijn geliefden leerling '‘¦'enius op de ceuweii-oude Kerk , zoo smadelijk door de pennbsp;zich noemende Hervormers verguisd. Baronius heeft hemnbsp;*^®ofeperj; en zie, daar verrijst, onder Europa’s algemeenenbsp;*®®juiching, een onverganklijk monument, waarop de handnbsp;Waarheid en van den Genie de roemvolle jaarboeken vannbsp;Gatholicismus heeft ncêrgeschreven. De Kerk is gewrokennbsp;Vertroost; gewroken door de veder van Baronius, vertroostnbsp;'loor de catacomben; ziedaar de dubbele gloriekroon, doornbsp;yan jvjeri in ootmoed verworven. Te vergeefs huiltnbsp;® gefnuikte Dwaling hare woede nog uil; Ie vergeefs trachtnbsp;*'J zich te ontworstelen aan de ijzeren vuist, die haar ver-en, even als de verslagen woestijnbewoner in de vlaktenbsp;Arabië, kan ook zij geen enkelen steen der rotsvastenbsp;l^y'^ainide verwrikken, waarop hare nederlaag en hare schandenbsp;°'^litwischbaar staan gegrift.

6 Jannarij.

^•tening van hel water voor de zieken. — Herhaald bezoek iu de Catacomben van den H. Callixtus. — De Cubicula, Cubiculumnbsp;clarum. — Oudheid der Cubicula. — Woorden van den H.Hië-ronynius. — Drie soorten van Cubicula. — Oorsprong. — Zorgnbsp;**0 eerbied der Kerk voor de Cubicula. — Orde der Cabicula-ria. — Bezoek in de Catacomben van den H. Callixtus. —nbsp;Glorierijke herinneringen betreffende de vervolgingen, de pau-sen en de martelaars.

Mij het krieken van den morgen, kondigde hel geschut

ff 3an, die de zon der waarheid zag opgaan over de vol-, gezeten in de schaduwe des doods. Erkentlijk voor die quot;'eldaad, waarin nog heden len dage de wereld zich verheugt,

het kasteel San-Angelo op nieuw den gedenkwaardigen da

Ite


-ocr page 192-

184 HET DRIEVOUDIG ROME.

SQelden Rome’s bewoners Ier kerke heen; alle arbeid was {»estaakl. De ka[)el der Propajfanda vereenigdc in zich denbsp;priesters van hel Oosten en van het Westen, die allen, oPnbsp;hetzelfde altaar, dezelfde offerande o|)droegen , te weten , dienbsp;der roepinlt;j van geheel de wereld lot één-en-hetzelfde geloof-Bij hel grootsche schouwspel der verscheidenheid van ritusnbsp;in de eenheid des offers, wilden wij ook dat nog voegen dernbsp;verscheidenheid van gebeden lot één-cénig doel; terwijl 'vijnbsp;straks levens hel voorregt stonden te smaken van in denbsp;Catacomben de verseheidcnheid der strafoefening en der slag!'nbsp;offers voor de verdediging derzelfde godsdienst te aanschouwen. Na den hemel, dal schittrend verblijf, waar alle leeftijden, alle rangen en standen, alle talen, alle stainnieunbsp;gekroond en vereenigd zijn in denzelfden liefdeband, twijfelnbsp;ik, of er wel iels schooners, dan dit drievoudig tafereel bestaal-

Onder den indruk dezer gedachten, begaven wij ou* achtervolgens naar de kerk der vijf f'Fonden en naar dienbsp;van den H. Athanasius. In beiden waren wij getuigen vaunbsp;het wijden des waters, dat, naar het aloud gebruik, door denbsp;Kerk van Rome, ieder jaar, op den dag der Kpiphaiiienbsp;(111 Koningon), ter dienste der zieken, wordt gewijd.nbsp;eerstgenoemde kerk geschiedt dit in ’I Latijn, en in die vao-den II. Atha.iasius, in het Grieksch; doch zoowel hier al*nbsp;daar, onverschillig in welke taal, vertoont zich de plegtig*’nbsp;ernst van het Catholicismus, de wonderschoone poëzij zijnC''nbsp;even verhevene als eenvoudige gezangen, de lieflijke zalvioSnbsp;zijner gebeden, de welluidende beeldspraak zijner diepzinnig®nbsp;plegligheden, en zijne onwrikbare gehechtheid aan de heilige overleveringen van den apostolischen tijd.

Wat toch is die voor ons geheel nieuwe, en misschien voor een groot aantal christenen onbekende zegening?nbsp;Evangelie leert ons, dal de Heer gedoopt werd in den Jordaao,

-ocr page 193-

ZEGEWNG VAN HET WATER VOOR DE ZIEKEN.

'fitieri


de oudste kerkvaders zijo eenparij; van g-evoelen , dal deze o®beurtenis denzelfden dag der maand Januarij plaats gegre-heeft. Toen was het, dat de Zone Gods, door zijnenbsp;'hgende aanraking, de wateren, welke Hij uit hel niet hadnbsp;'’^‘^'¦Igebragt, en die, even als geheel de overige schepping,nbsp;door (]e zQpjg bezoedeld waren, weldadig herschiep. Tot her^

het

•ng dier weldaad, zegende de Kerk, dien-zelfden dag,

water, en verzekerd, dat het door het godlijk woord II*®' heilzame kracht is bedeeld geworden, maakt zij er voornbsp;^ kinderen een bovennatuurlijk middel van, lol genezingnbsp;^ Oner kwalen; en dal dit haar vertrouwen niet ijdel is,nbsp;^fvoor pleiten schillrende, of, beter gezegd, eeuwigdu-l^ttde wonderblijken, zelfs zoodanig, dat de hardnekkigstenbsp;strijders en vijanden der katholieke Kerk er de echtheidnbsp;van durven betwijfelen 1).

gebruik nu, dat thans nog in het Oosten, zelfs door Schismatieken, gehandhaafd wordt, brengt Rome, als denbsp;Seirouwe bewaardsler van alle gewijde geloofs-overleveringen,nbsp;als van alle uitdrukkingen der vroegste christen-liefde,nbsp;^^vbiedig en met den heilrijksten uitslag bestendig in prak-**ib 2). Het ongeloof moge er aan twijfelen, om ’leven:

p ') Ik zal alleen twee tjeleerden van den eersten ranjj onder de ^Jotestanten aanbalen; Casaobonus, Exercil. 13, § 10; en Gave,nbsp;litter, dissert. 2, de libris et ojpeiis Greecorum , p. 179.

2) Usec

dies est, qua baptuatus est , et aqiiaruiii natiiram sanc-’vavit. Idcii'co etiam in bac soleiiinitate sidi median) noctem omnes, ®quati fuerint, doniuin Latini referiint, et per inlegrum annumnbsp;''*ervant, ut pole quod bodierna die sanclificatae sint aquae; fifquenbsp;*'^''vulu,n evidens, cum nibil (eniporis longinquitate aquaruni illarumnbsp;'*¦'3 vitiatur, sed integro anno, atque adeo biennio et triennionbsp;93® bodie fuit bausta, ineorriipla et recens permanet ac postnbsp;g Una temporis cum iis qua! fuerint e fontibus educla; cerlat. —nbsp;'^brys, Horn. XXlll, de Baptiste Christi. Id Tbomass., De Festis,

-ocr page 194-

186 HET DHIEVOÜDIG ROME.

zij-zelven, die God de maoft ontzeggen, om aan de elerjienleii en aan gewijde leekenen eene boeiende kracht Ie schenken inbsp;hebben zich, gedurende hel woeden der cholera, desniette*nbsp;min, bij wijze van scapulier, een stuk kamfer om de schouders gehangen, als ten voorbehoedmiddel legen die schriklijk®nbsp;kwaal; en, zien wij dan niet dagelijks, meer en meer,nbsp;geneeskunst verlagen door het loepassen van niet slechtsnbsp;belachlijke , maar dikwerf hoogst-laakbare kwakzalversmiddelen, tol van de verderflijkste en bijgeloovigsle soort?

Na afloop der plegligheid, begaven wij ons op nieuquot;' naar den Appiaanschen Weg, waar onze gids, in dat gedeeltenbsp;der Rouieinsche Gampagna, ons op verscheiden toeganljettnbsp;lol de catacomben van den H. Gallixtus opmerkzaam maakte-

Wij kozende gemaklijkste, en stegen naar de onderaardsche

gewelven der uilgestrekle begraafplaats af. Tallooze

gen, in alle rigtingen, ledige grafsteden, ingeslorle grondi

open plaatsen, cryplen en cubicula, kortom alles, wat in de overige catacomben ziet, wordt hier mede, doch OPnbsp;eene groolere schaal, aangetroffen. De beschrijving van iedefnbsp;monument zou eene noodelooze herhaling zijn. Ingevolge^®*nbsp;plan, hetwelk wij ons voorschreven, om, namelijk, den be'nbsp;zoeker van hel onderaardsche Rome ten gids Ie strekken gt;nbsp;en hem achtervolgens met de zich daar bevindende voof'nbsp;werpen van verschillenden aard bekend te maken, zullen quot;'•Jnbsp;nu dan ook, en met hem, deze nieuwe bladzijde van da*nbsp;groote boek aandachtig gadeslaan.

Naarmate men dieper in deze sombere gewelven doordring*’ verloonen zich, in de wanden der galerijen, holen vannbsp;schillende grootte, die nu eens kamers, cubicula, dan wede''nbsp;grotten of crypten, crypta, of soms pleinen, arem, ben*

lib. 11, c. 7, ad an. Christi, 29. § 7. Sandini, Hist, famil. sacr'^’ p. 76, elc.

-ocr page 195-

®^IIHAALD bezoek in de catacomben van den H. CALIIXTCS. 187

’ ®u allen, zoo door vorm als door beslemniing, dubbel '**®‘'kwaardi[; zijn. Voor heden zullen wij spreken over denbsp;wier gelal overgroot is, in de catacomben van dennbsp;• ^^allixtus, van Preiextalus, van de H. Agues, en der

• Marcelliuus en Petius, aan den Labicaanschen Weg.

Men verbeelde zich eene opening, bij wijze van deur, ®®*^gebragt in den wand eener galerij, en waarvoor soms eennbsp;^®'iipel ligi, doch die meestal met den bodem gelijk loopt.

doorgaande, komt men in eene kleine kamer van slechts '''einige voeten lengte, breedte en hoogte, en die zich gewoon-


gt;ijk


''oordoet in den vorm van eene kleine kapel, nu eens


dan halfrond, soms vierkant, driekant, zes- of acht-5 al naarmate, in verband met den bodem, 'de een of '*'*dere vorm zich uil den tuf- of korrelsteen meer of minnbsp;''’^‘‘'aklijk bewerken liet, doch die allen getuigen tegen hetnbsp;^®''oelen van sommige oudheid vorschers, alsof de heidenschenbsp;®*‘lieken de noodzakelijke grondtype onzer eerste kerkennbsp;*'**Men zijn geweest.

Achterin staat de tombe van een martelaar, op eenige *®enen verheven, en in eene nis geplaatst. Hel bovenste ge-der tombe vormt eene tafel, waarop, zonder eenig

“czwaar quot;andeu

*''**®tijen, twee of drie loculi^ boven elkander geplaatst. De tholus^ of achterwand van hel cubiculum^ isnbsp;^ quot;erf beschilderd met zekere bepaalde onderwerpen, waar-

de

*'ch


de H. Misofferande kan verrigt worden. In de zij-vun het cubiculurn bevinden zich, even als in de


quot;ij later spreken zullen. Geeft men nu aan dat alles ^quot;arlachlige kleur van eeuwenheugenden steen, en waarin


ook al de genoemde voorwerpen aan het oog verloonen, *“0 zullen wij, behalve den vorm, tevens de juiste gedaantenbsp;^^M^t cubiculum ons hebben voorgesleld 1).

f) Zie den Plattegrond aan het einde van dit deel.



-ocr page 196-

!88

HET DRTEVODDIG ROME.

De bovengenoemde uitgestrekte catacomben, waarvan if de Aeten der Martelaars gedurig sprake is, leveren eennbsp;grooler aantal mbicula^ dan de overigen op. De reden daaf'nbsp;van is, dal zij meer bezocht, en in de verschillende lijdpef'nbsp;ken der vervolging langer bewoond waren 1).

Soms komt het cubiculnm, door middel van eene niet zeer wijde opening, in onmiddellijke aanraking met den fnbsp;boven liggenden , beganen grond, en wordt, in dat gevalinbsp;niibiculum clariim, of lichte kamer, geheeten; zoo niehnbsp;dan geeft men er den naani aan van gewone kamer,nbsp;culum vitlgare. Die lichtgaten, luminaria^ strekten leven*?nbsp;om het vertrek lucht te geven, of ook, zoo men meent?nbsp;om er levensmiddelen, en misschien wel de lijken der maf'nbsp;telaren, door binnen te brengen, als de vrees voor ontdekkingnbsp;niet duldde, dat men de gewone ingangen daartoe bezigen-Overigens liepen die openingeu ook schuins, en niet,nbsp;als onze schoorsleenen, regt op en néér 2). Hierdoor 'ver'Jnbsp;de regen afgeweerd , en konden er ook geene steenen, aarde?nbsp;of andere zware voorwerpen lijnregt in neérstorlen, ofnbsp;bewoners van hel cuhiculum schaden en verwonden. Zoonbsp;ook zijn die luchtgalen nooit meer dan een vierkanten voelnbsp;groot, en werden, óf terstond inden lufsteen-zelven uitg®'nbsp;houwen, óf met gebakken steen orn.melseld; terwijl rond de»nbsp;bovenrand een muurtje van ongeveer een voet hoog isnbsp;gebragt, tol keering van hel water, gelijk ook van aarde efgt;nbsp;sleenen, die anders weldra de opening zouden hebben bedof'nbsp;ven of versperd 5).

De openingen, welke wij hier bedoelen, zijn te gelijk mol

1) nbsp;nbsp;nbsp;BoldettI, p. 13.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Men zondere daarvi-in uit de lichtgaten der catacomben vannbsp;H. Helena , die na de vervolgingen der Kerk zijn aangelegd.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Marchi, p. 168.

-ocr page 197-

WOORDEN VAN DEN H. HieflONTMÜS. 189

catacomben ontstaan. Sommigen, meer bepaald op de be« S''aafplaais der HH. Marcellinus en Petrus, zijn met schilder-quot;'erk Versierd; terwijl daar ter plaatse ook een crypt gevondennbsp;’^ordt, waar men dit opschrift las:

CVMPARAVl SATVRNINVS A SVSTO LOCVM VISOMVM AVRI SOLIDnbsp;OS DVO IN LVMINARE MAJORE QVEnbsp;POSITA EST IRI OVE PVIT CVM MARITO AN XL.

Ik, Saturninus, heb van Sixtus, voor twee gouden conen, eene plaats gekocht voor twee lijken, onder de grootenbsp;l'chtopening (venster), waar zij is bijgezet, die, veertignbsp;l®''en lang, met haren echtgenoot vereenigd was. »

de

opschrift bewijst niet alleen, dat er lichtopeningen in catacomben aanwezig waren, maar tevens, dat dezelfdenbsp;er meer dan één had. De noodzaaklijkheid van luchl-'crversehing in deze meer dan gewoon talrijke vergaderingennbsp;^*cit trouwens genoegzaam voor deze, anders vrij zeldzamenbsp;CfOslandigheid. Ook de Handelingen der Martelaren sprekennbsp;dat punt niet minder duidelijk. Onder Diocletiaan zien wijnbsp;HH. Candida en Paulina levend door de luchtopening dernbsp;^''ypt neérgeworpen in de catacomben van den Aureliaanschennbsp;^«3 1).

Ten slotte, wil ik nu ook nog, ten bewijze van hetzelfde hier de bekende woorden van den H. Hiëronymus aan-*'®lcn, welke men zich zoo gaarne herinnert in de diepte dernbsp;*^®lacomben»zelve, als geschreven ter plaatse, waar men ze,nbsp;''’jftien eeuwen later, nog met aandoening herdenkt: « Toen

I) Sanctam vero Candidam alque virginem Paulinam per pr®ci-

TO*. Petr, et S. Cecil.

ftome, .^IT.Deel.

P'tiom, id j5( ^ pjp luminare cripta, jactantei, lapidibui obroertinl. Lod,


17

-ocr page 198-

i90 HET UlUEVOUDIG ROME.

ik, nog^ kind zijnde, en met letterkundige studiën mij bezi^f houdende, te Rome was, had ik met eenige jongelieden vaOnbsp;mijn leeftijd, en die tevens mijne medeleerlingen waren, lt;5®nbsp;gewoonte, om, iederen zondag, de grafsteden der apostele*'nbsp;en der martelaren te bezoeken, en gestadig de cryptennbsp;doorwandelen, diep in den bodem uitgegraven, en waar, va**nbsp;alle kanten, in tallooze gangen, die in en door elkaèr loopeDvnbsp;duizenden van lijken, op allerlei hoogte, begraven liggen, eUnbsp;waar alomtne eene zoo digte duisternis heerscht, dat tn®®nbsp;zich als genoopt voelt, om er de vervulling in te zien vannbsp;des profeten woord: Levend zijn %ij ten afgrond heenganbsp;varen. Te naauwernood breekt, hier en daar, een enkel®nbsp;lichtstraal door de openingen heen, die zich in den boven-bodem voordoen, en komt het vreeslijk duister eenigeronat®nbsp;te gemoet, bij het dieper en dieper doorwandelen, voet voornbsp;voet, en als kruipende langs den grond. Onwilkeurig koine®nbsp;ons hier de woorden van Virgilius voor den geest: OveTd^nbsp;verschrikken tasthre duisternis en grafstilte onze vet'nbsp;heelding 1). »

Thans, nu wij den vorm der cubicula kennen, moet®® wij nog een woord zeggen over hunnen oorsprong, en overnbsp;den eerbied, waarmeê zij werden beschouwd. Met betrekkin?

1) Dtjrn esscm Roiiiae piier, el tiberalibus studiis erudirer, lebain cuin cieleris ejusdem setalis et propositi, diebus doniini*'*nbsp;sepulcra apostolorum el martyrum circuire, crcbroque crypfas ingrednnbsp;qusE in terrarurn proFunda defossse ex utraque partc ingredientio'”nbsp;per paricles babeiit corpora scpultoruin , et ila obscura sunt omnia»nbsp;ut propemodum propheticuin itlud coiiipleatiir: Descendant in inf^’quot;nbsp;nam viventes; et raro desuper lumen adinissunt horrorem ternp®''®^nbsp;tenebraruni, ut non tam fenestram, quani foramen demissi lumi®'*nbsp;pules. Rursumque pedctentirn proceditur, et caeca node circumdat'®nbsp;illud virgilianum occurrlt; Horror ubique onimos, simul ipsanbsp;icrrent. lii Exech, c. XL. Zie ook Prudentius, Pcruteph, Hym.

-ocr page 199-

DRIE SOORTEN VAN CUEICULA. i91

de uilgeslreklheid, laten zich de cubicula lot drie klas -brengen: de kleine, de middelsoortige en de groole. ®fteinde ze niet met elkander te verwarren, noemen wijnbsp;eerslbedoelden met den algemeenen naam van cubicula ,nbsp;v\ij de tweede soort crypten of grotten^ de derdenbsp;^P^llen of kerken Iieelen. De eerste zijn hiin ontslaan aannbsp;'’roomheid van familiën of particulieren verschuldigd.nbsp;®üdaar de zoo herhaaldelijk gebezigde opschriften: Cubiculumnbsp;^'quot;niliani^ Cubiculum Gaudenti, Cubiculum Aurelioe ^nbsp;^^biculum Germulani: Cubiculum van Domilianus, vannbsp;^®udentius, van Aurelia, van Germulanus. Men vindt ze meernbsp;hel einde der III. en in den loop der IV. eeuw, dan innbsp;'Toeger tijd. Vandaar ook nog deze opschriften, op eenvoudigenbsp;^^uli ingegrift:

DAFNEN VIIIVA 0. CVN VIX. ACLESIA NIHIL GRAVAVIT A.

« Dafné, weduwe, die, gedurende haar leven, der Kerk niet een opzigl lol last was. »

REGINE VENEMERENTI FILIA SVA FECIT VENE REGINE ÏIATRI VIDVE QVE SEnbsp;DIT VTDVA ANNOS. LX. ET ECLESAnbsp;NVNQVA GRAVAVIT VMBYRA QVEnbsp;VIXIT ANNOS. LXXX. MESIS. V.

DIES XXVI.

• Aan de hoogverdienslelijke Regina , aan de goede Regina, moeder, weduwe, gedurende zestig jaren, en die nooitnbsp;immer der Kerk tot last was, slechts eenmaal gehuwdnbsp;geweest, en tachtig jaren, vijf maanden en zes-en-lwinlignbsp;^3gen oud werd, heeft hare dochter deze grafstede gewijd. «

-ocr page 200-

192

HET DRIEVOUDIG ROME.

De Ievendig;e beg^eerle, om Ie ruslen bij een marleFaar, of den slaap der reglvaardilt;ren Ie slapen aan de zijde hunoernbsp;vrienden en naaslbeslaanden, noopte de geloovigen lotnbsp;offers, Ier erlan^ing; van eene afzonderlijke plaats te middennbsp;van al de grafsteden, der broeders in den Heer. De grafquot;nbsp;kamers werden meer of minder rijk versierd, al naar dat he*nbsp;vermogen dier vrome christenen zulks veroorloofde,

De Voorzienigheid heeft gewild, dat de opschriften, verklaring zijn komen strekken van den oorsprong dezer cubi'nbsp;cula, wier getal zoo groot is, dat pater Marchi 1) er meernbsp;dan zestig in hel achtste gedeelte der catacomben van denbsp;H. Agnes geteld heeft. Bij hel gezigl dezer min of meernbsp;weelderige monumenten, en die te klein zijn, om lol vergader*nbsp;plaats der geloovigen te hebben kunnen strekken, mogt f'o*nbsp;een hedendaagsche Judas lust gevoelen, om de Kerk, d*®nbsp;heilige Bruid des Verlossers, te belasteren, onder voorwend'nbsp;sel, dat zij, even als Magdalena, aan noodelooze versie'’'nbsp;selen het geld besteedde, dal beter ten behoeve der arm®**nbsp;ware aan te wenden geweest. Voorzeker, de Kerk zou da^nbsp;hebben kunnen doen, en hare regtvaardiging zou dan gevonde**nbsp;zijn in de lofspraak, door den Zone Gods over de zuster vaonbsp;Lazarus uitgebragt; doch, zij was te wijs en te voorzigl'^’nbsp;om zoo iels te ondernemen: in die dagen van smart en ar*nbsp;moede, moest zij voorzien in het onderhoud van een gr®®^nbsp;aantal harer kinderen , die beroofd waren geworden van alnbsp;hun goed, of wel in de mijnen en kerkers zalen opgeslolei*!nbsp;daarenboven, moest zij in de catacomben vergaderplaatsen aaO'nbsp;leggen voor hare groole en kleine bijeenkomsten; doch ni®!®nbsp;verpliglte haar, om, met groole kosten, zoo lallooze cubi*nbsp;cula aan te leggen, enkel met het doel, om aan zeker®

1) Blz, 120,

-ocr page 201-

OORSPRONG DER CUBICULA. 193

'^^efledenen eene meer in hel oo» loopende grafstede Ie ''^’'schaffen.

^at hier van zij, de ruhicula der eerste soort zijn, wat ffrooile betreft, bijna allen aan elkander gelijk, ofschoonnbsp;*'j Overigens, in meer dan een opzigt, van elkaèr verschillen,nbsp;sommigen zijn monumenten geplaatst, in anderen niet,nbsp;dikwerf strekken die monumenten tevens tot altaartafels;nbsp;'' enkelen zijn met schilderwerk ver.sierd, en anderen we-'^ei’Orn niet. Doch, voor heden over de cubicula genoeg, daarnbsp;quot;''J er morgen toch op terug moeten komen, om te sprekennbsp;*^''er het monument, monumentum arcuatum, dat er hetnbsp;^'oofd.voorwerp in uilmaakt. Evenwel willen wij ze niet ver-zonder te herinneren aan hel levendig geloof der een-''ouditje vaderen en van de Kerk-zelve, voor wie deze eer-quot;'^ardige plaatsen, ten eeuwigen dage, getuigenis afleggen,nbsp;^'oizij nien ze cubimdvm ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;crypt noeme. Hel hei-

*'odom van een of meer martelaren, deze kamers, ook verblijfplaatsen der martelaren, loca, sedes martyrumnbsp;liOoaarnd , waren, voor de eerste christenen, als het paradijsnbsp;’'or aarde, waarnaar zij haakten, om er zich te gaan ver-^’’ooslen gedurende het leven, en er te rusten na hunnennbsp;dood. Wal hel tabernakel voor de Hebreërs was, dal warennbsp;martelaren-zelels voor onze vaderen, en welke zij nietnbsp;met den diepsten eerbied naderden. De Kerk van Romenbsp;hierin zoover, dat zij opzellijk eene orde van levieten,nbsp;bewaking der cubicula, inslelde, en die, naar den aardnbsp;^’loner bediening Cubicularii, JUarfyrarii, wachters dernbsp;^'’afplaalsen en van der rnarlelaren-gebcente genoemd werden.

t^'t ambt van cere en vertrouwen stond zoo hoog bij de 'j^estelijkhei,] en het volk in achting, dat men hel zelfs bovennbsp;oorspronklijk en tevens zoo verheven subdiaconaat plaatste.nbsp;quot; Wanneer iemand (zegt de H. paus Sylvester) onder de banier

17

-ocr page 202-

104 HET nniF.voi'DiG home.

der Kerk dienst wil nemen, zoo verlangen wij, dat hij portier, voorts lector, en daarna exorcist worde, gedurend®nbsp;een door den hisschop te bepalen tijd; daarna moet hijnbsp;jaren lang acolyt, vijfjaren lang subdiaken, vijf jaren la*’»nbsp;grafwachter bij de asch der martelaren , en, eindelijk, drie jar®quot;nbsp;lang priester wezen, om zóó te komen lol het episcopaat !)¦ ’’

Niet tevreden met hel steeds in dienst houden dier gewijd® wachters, uitsluitend voor de grafsteden der martelaren b®'nbsp;slemd, verordende de H. Leo de Groole ook nog bijzondei'®nbsp;cubicularii voor de grafsteden der apostelen, en welk ee®'nbsp;waardig ambt nog heden ten dage bestaal 2).

Onzen pelgrimslogt in de onderaardsche gewelven ''ao Sinl-Callixlus voortzetlende, lazen wij, bij het licht onz®®nbsp;fakkels, of verhaalde men ons, dal alles, waarvan deze caia*nbsp;combe hel looneel of de getuige was: zij aanschouwde d®nbsp;grootste glorie der Kerk in de ouvergeellijke dagen van ha®®”nbsp;grooten worstelstrijd; zij zag de opperhoofden der Kerk,nbsp;deze verborgen schuilhoeken, hunne opvolgers wijdennbsp;bisschoppen en martelaars, en hunne kudde reinigen in h®lnbsp;had van den doop, hel Brood breken, dat helden kweekOnbsp;den Wijn plengen, die maagden voorlbrengl; zij aanschouwd®nbsp;hel, hoe, van alle kanten, de geloovigen toestroomden, o'”nbsp;voor de grafsteden der martelaars moed te komen schepp®”nbsp;lol hel roemrijk volharden in hunnen vreeslijken strijd. led®®®

1) nbsp;nbsp;nbsp;Conslituit ut si quis clesideraret in Ecclesia mililare...... *’*

esset prius Ostiarius, deinde Lector, et postea Exorcisla per fempo''^’ quae Episcopus statuerit: deinde Acolytus, anriis quinque; Subd'®'nbsp;conus, annis quinque; Custos martyrum , annis quinque; Presbyt'*'’

aonis tribus;..... et sic ad ordinein Episcopalüs ascendcre. — Ana»*'gt;

Jn Stflv.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Hoe etiam constituit, et addidit supra sepiilcra Apostolot*quot;”nbsp;ex clero romano Custodes, qui dicuntur Cubicularii. — ld.,

Leon.; Boldetti , p. 33.

-ocr page 203-

195

ORDE DER CUBICELARIA.

, elke grot, elk cubicidum spreekt van een feil uit de

«‘‘Oote jaininergescliiedenis, herhaalt den naam van een held,

brengt een gewijd gebruik, eene gedenkwaardige daad,

dien heldentijd in het geheugen terug. Te ver zou het

afleiden, om die historie der eerste Kerk hier te herhalen,

als ze, als door duizend echo’s der catacomben van den Ïïnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

• Callixius^ gedurig aan, worden herliaald.

Onder zoovele, met hel bloed onzer vaderen geschreven ^®'len, en die met gulden letteren in de herinnering van helnbsp;“^geslachtgegrift behoorden te zijn, willen wij echter er tochnbsp;®‘*bele aanduiden, die, door hunne belangrijkheid, een hoofd-’^faad aan de hand geven van het geschiedkundig weefsel,nbsp;quot;aaruit dit, gewis, wondervolsle tijdsgewricht der wereld isnbsp;kanten gesteld. Even als die bergslroomen, wier waterennbsp;dalen besproeijen, en in hel ingewand der aarde verdwijnen,nbsp;een weinig verder met nieuwe majesteit te voorschijn tenbsp;’•'fden, zoo ook stroomt hel leven der Kerk, van Calvariesnbsp;’®l'i naar onder, van Jerusalem af lol Rome toe, om daar,nbsp;door de vervolging, in haren zegevierenden loop verhinderd,nbsp;te verdwijnen in den school der catacomben, doch omnbsp;quot;^derom vandaar voort te bruischen, levendiger en krachtigernbsp;dso Voorheen.

*0 hel begin der 11. eeuw, onder de regering van Antoninus, '’quot;den wij haar op de begraafplaats van den H. Callixlus,nbsp;quot;laar levende in den persoon van den H. paus Telesphorus,nbsp;quot;ten twee martelaren van Milaan komen opzoeken, die dennbsp;doorluchiigen grijsaard smeeken, den H. Calimerus, hunnennbsp;*quot;'oeder in hel geloof, lot bisschop over hunne kerk te willennbsp;®3quot;slellen. De paus stemt in hunne bede toe, en zalft dennbsp;'erlangden heilige tot kerkvoogd en martelaar te gelijk 1):nbsp;^^Ib eene wijding I

f) bar,, An. ad Martyr,, 31 jul., et jan. 5.

-ocr page 204-

196 HET DRIEVOUDIG ROME.

Doch zie, daar naderen op zekeren dag twee edele Rö' meinen den H. paus Urbanus, die in dezelfde catacombe zichnbsp;verborgen hield ; Valerianus en Tiburlius, bekeerlingen defnbsp;H. Cecilia, die hen naar hem afgezonden heeft. De godgC'nbsp;wijde maagd had, namelijk, aan haren gemaal gezegd'nbsp;« Valerianus, begeef u op drie mijlen afslands (drie kwartiOquot;nbsp;uurs) van den Appiaanschen Weg, waar gij armen zult od'nbsp;moeten, die den voorbijgangers om eene aalmoes vragcOinbsp;en dikwijls hulp van mij erlangden; zij zijn diep in mijf®nbsp;geheimen ingewijd. Groet en zeg hun, bij het ontmoeten-Cecilia zendt mij naar u heen, teneinde gij mij den heilig®^nbsp;grijsaard Urbanus zoudt aanvvijzen, voor wien zij mijnbsp;geheime inededeeling heeft opgedragen. » De armen wijz^”nbsp;hun een der ingangen der uitgestrekte begraafplaats aaHinbsp;waar zij in afstijgen, en, naarde hun gegeven aanduiding»nbsp;weldra den opperherder vinden, uit wiens eerwaardige handennbsp;zij het sneeuwwit kleed des doopsels ontvangen, dat, slecht*nbsp;weinige dagen later rood geverwd wordt in hun bloed »nbsp;Benige jaren daarna begaf zich de H. paus Stephanus naefnbsp;dezelfde catacombe heen, die hem langen tijd tot verblijfplaat-*»nbsp;tot seminarie en tol kathedraal verstrekte. Daags nanbsp;roemvollen dood, zond men naar de te Rome gebleven broeder*nbsp;liet brood, zonder hetwelk de christenen zich oiibekwaainnbsp;achtten tol der martelaren strijd 2). De acolyt TarsiciüSnbsp;met deze heilige zending belast. De muren der stad,nbsp;nabij de plaats, waar thans de kleine kerk van Domine,nbsp;vadis staat, genaderd, daar ontmoet hij eenige soldaten»nbsp;die hem aanhouden en vragen, wal hij bij zich draagt-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Act. 13. Cacil.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Idüueus csse non potest ad marlyriiim, qui ah Ecclesia a®®nbsp;arnialur ad prxliutn, ct mens deficit quain non accepla Eucliarist‘nbsp;crigit et accendil. — S. Cypr.

-ocr page 205-

197

GLORIERIJKE HERINNERING OER VERVOLGINGEN.

slui

den

^^’’sicius antwoordt niet. Onder een hagelbui van steenen de heilige martelaar zijnen eerbied voor de H. Eucharistienbsp;den roemrijksten dood. De soldaten schouwen het lijk,nbsp;^'^orzoeken zijne kleederen, doch vinden niets. Van schriknbsp;^®ogen, snellen zij naar de Porla Capena, waar zij eenenbsp;quot;^^Digte christenen aantrefPen, die de catacombe biunen-'Pen, om er de lijkdienst voor den zoo straks gemartel*

die

en

te

'odaar eenige trekken uil de geschiedenis der begraafplaats den H. Callixtus; zij geven ons een denkbeeld van hetnbsp;der Kerk, van het geweld der vervolging, maar tevensnbsp;''an den heldenmoed onzer vaderen, die, ter bewaringnbsp;den schal desgeloofs, al de gruwelen trotseerden, waar-hun leven was blootgesteld, als immer zwevende tusscheiinbsp;Oogsten van ontdekt te zullen worden, met het moord-®^avot altoos in ’t verschiet.

paus Slephanus te gaan bijwonen. Zoodra had keizer ®*eriaan het gebeurde niet vernomen, of hij vaardigde hetnbsp;^arbaarsche besluit uil, waarbij den christenen allen toegangnbsp;de begraafplaatsen streng verboden werd 1).nbsp;Plieltegenstaande het keizerlijk verbod, gingen de herdersnbsp;de kudde aanhoudend voort met het zoeken van eenenbsp;*^*^ui|piaats in de uitgestrekte catacomben van den H. Callixtus.nbsp;® heidenen spoorden evenwel spoedig eenige toegangen,nbsp;derwaarts heen geleidden, op, en de pausen Sixtus If.nbsp;^ajus besproeiden met hun bloed dezelfde plaats, die, evennbsp;''Oven, den H, Slephanus de martelkroon zag verwerven.

Hun moed en hun geloof spreken beiden even luid ons toe nit hel graf, door hen voor de martelaren bereid: hier

'an

°®h was hel, dat zij, ten spijl der beulen, de uit den Tiber, de worstelperken, of uil hel Colosseum weggehaalde

1) Aringhi, lib. 111., C. 11, p. 269.

-ocr page 206-

198 HET DRIEVOUDIG ROME.

bloedige lijken hunner broeders kwamen begraven in stille van den nacht. Vooraan in de gelederen der roenovoH®nbsp;slagtoffers, die de uilgestrekle catacomben van den H. Calli*'***nbsp;als bevolken, schilleren de HH. pausen Anicetus, Anterii’!nbsp;Ponlianu.s, Fabianus, Cornelius, Lucius, Slephanus, Sixtus ll ’nbsp;Dionysius, Eutichianus, Eusebius en Melchiades, allen tna''^®nbsp;laren. Daarbij kan men ook nog voegen de overige HH. opP®*^'nbsp;herders Zephirinus , ürbanus, Marcus en Damasus, wantnbsp;bijzondere grafsteden, waarin zij werden bijgezet, maken c®”nbsp;gedeelte der begraafplaats van den H. Gallixlus uil.

di«

Je

Fia Affia , ook onder het christendom, voortging m®* zijn, wat zij onder hel heidendom was: de koningin der wog®^’nbsp;het gloriepunl van onslerflijken roem.

In denzelfden rang vinden wij geplaatst den hoofdtn®'* der preloriaansche benden, den H. Sebasliaan, wiens naa'’’nbsp;zoodanig in den mond des volks leeft, dat hij eenigerrn®*®nbsp;zelfs dien van den H. Gallixlus in de schaduw plaatst ^nbsp;men gewoonlijk naar hem de catacomben der Fianbsp;noemt. Na zijnen dood, in het groot slads-riool geworp®*’’nbsp;werd hij den volgenden nacht door de H. Lucina daat*^'^nbsp;gehaald, en op de begraafplaats van den H. Gallixlus bijS®*nbsp;zei. Met al deze eeuwig-beroemde namen paren zieh nognbsp;van de H. Cecilia, van den H. Maximus, van de H. Luci®®nbsp;benevens nog een aantal andere: geen wonder dus, dat


-ocr page 207-

1

1

199

CATACOMBE VAN DEN H. ZEPHIRINÜS,

% JTannariJ.

Cati


¦scomben van den H. Zephirinus, — van de H. Cecilia, — van den H' Sixlus. — Geschiedenis. — Boog-monument, Arcosalium ofnbsp;Monumentum arcuatwn. — Oorsprong. — Bijzonderheden be-Ifoklijk do Kerk van Rome, in 251. — Opschrift en oorsprongnbsp;der crypten en der kerken. — Hare godsdienstige bestemming.nbsp;quot; Geschiedkundige bewijsgronden. — Oudheidkundige bewijs-Sfondeu. — Altaar. — Bisschops-zetel. — Presbyterium. —nbsp;Biechtstoelen. — Wijwatersvaten.

del


bra'ften thans voor de derde, doeh niet voor de laalsie '*'aal een bezoek aan den Appiaanschen weg. Als hel mid

Phnl der uitgestrekle catacombe, die er eene vorsllijke

‘'aati vaf, p^aken, hadden wij allereerst ons met de grafplaats den H. Callixlus bezig gehouden. In deze groole wijknbsp;onderaardsche stad, onderscheidt men verschillende kwar-*‘®'’en, die, ofschoon tezamen de hoofdcalacombe uilmakende,nbsp;elk afzonderlijk door een naam zijn onderscheiden en denbsp;^“fidachi des reizigers verdienen, uithoofde der gebeurtenissen,nbsp;quot;aarvan zij het looneel uitmaakten. Daaronder nu behoort,nbsp;de eerste plaats, de grafstede van den H. Zephirinus ,nbsp;en martelaar. lt;¦ De roemruchte paus, zegt Anastasius,nbsp;'''^'quot;d, in de nabijheid der catacombe van Gallixtus, aan dennbsp;appiaanschen weg, bijgezet 1). « Zephirinus was waardig,nbsp;^‘Jnen naam aan dit gedeelte van het oruleraardsche Romenbsp;geven, hetzij dal hij hel deed aanleggen, of wel, dal hijnbsp;vereerde door zijn graf.

reeds vijftien malen den bloeddoop ontving.

Ten jare 1^03 op den pauslijken zetel verheven, die sedert ^'¦X-Pieter

1) SepuUu» estlo coemetcrlo suo jux(a ccemelerium Callixti, via ^PP'a. ƒ/» S* Zephirin^

örievoRiiig Rome. —IV.Deel.


-ocr page 208-

200

HET DRIEVOODIG ROME.

bestuurde hij de Kerk tijdens de vervolging van Septitniu® Severus, die zóó geweldig was, dat men meende, de komstnbsp;van den Anlechrist daarin te mogen zien, en tevens de aao'nbsp;nadering van den jongsten dag te kunnen verwachten 1). Zichnbsp;schuil houdende in de catacombe, bestuurde hij vandaarnbsp;strijdende gemeente, welke hij tot de worsteling aanmoediglt;^®nbsp;in de toediening des H. Doops. Op zekeren dag, zag men hemnbsp;uit zijne schuilplaats te voorschijn treden, om hel groots^nbsp;vernuft van het Oosten in zijne geopende vaderarrtien mnbsp;ontvangen, Origenes, die was opgekomen, om met eigen ooge»nbsp;de oude kerk van Rome te zien 2), Spoedig daarop zag toefnbsp;dienzelfden opperherder de hand opheffen, orn Proclus t®nbsp;straffen, den verwaten volgeling van Montanus, wiens dwaalleefnbsp;met den kerklijken vloek getroffen werd; en daarna besteegnbsp;de heilige paus zelf het moordschavot, om zijn bloednbsp;offeren voor het heiligdom des geloofs, hem door den H. Vicimquot;nbsp;toevertrouwd, en hetwelk hij, op zijne beurt ten jare 23linbsp;den 11. Callixlus overleverde 5). De catacombe van defnbsp;II. Zephirinus werd weldra in die van den H. Callixtus zoodf'nbsp;nig opgenomen en er meè zaamversmolten, dal de Romeinscb®nbsp;archeologen er met geene zekerheid de juiste grenzennbsp;weten aan te duiden 4).

Dit evenwel is hel geval n'et met de grafstede van II. Cecilia : hel kwartier der catacombe van den H. Callixtu^’nbsp;waar het sloflijk hulsel der doorluchtige maagd werd bijget!®'’nbsp;bewaart niet alleen den naam der christen-lieldin, maar heeffnbsp;ook bepaalde grenzen. Bij de beschrijving, welke wij er

t) Santlini, Vitce Pontif. roman., l. I, p. 28.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Origeiieiii, qui Roiuani venerat, ut Ruinanaui Ëcclesiani aanbsp;niuiii aiiliquissimam coram videret, conillcr eicepit. ld.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Bar., An. 221, uquot; 1.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Ariiighi, lib. Ill, c. XllI, p. 282.

-ocr page 209-

CATACOMBE VAN DE H. CECILIA. 201

CATACOMBE VAN DE H. CECILIA. 201

zou

S^Seven hebben, behoeft, om er greheeV meê bekend te raken, meer jjevoegd le worden dan een beknopt overzigt dernbsp;’^^einvolle feiten, die aldaar hebben plaat» gehad. Wanneernbsp;quot;'Ü hel woord feiten bezigen, dan wekke zulks geene verwon-, daar hier toch sprake is niet sleehls van hel begravennbsp;martelaren, maar levens van den onverschrokken moednbsp;^•^nner broeders, die, ten spijt der beulen, het bloedig over-®chol der lijken, op verren afstand , onder tallooze bezwaren,nbsp;^“^g^en weghalen, om, te midden van den nacht, die dierbarenbsp;te bergen in onderaardsche grafsteden, door de hand dernbsp;^^irisiiijke liefde, even manmoedig, als geduldig-volhardend,nbsp;den steenen bodem ontwoekerd en betwist, — grafsteden,nbsp;tegelijk luide spraken èn van het onwrikbaar geloof dernbsp;^bloedgetuigen van Christus’ Kerk, èn van de standvastigenbsp;^•^lijdenis der heilleer door hen, die de voorlplanters warennbsp;het kostbaar zaad, dat de wereld eene verlichting ennbsp;aanbrengen van bovenaardsche en eeuwige

Zoo dan zag het Sinl-Cecilia-kwarlier in zekeren nacht heiligen priester Polemius, met eenige moedige chris»nbsp;^®0en, de pas gegraven loculi naderen, om er de lijken lenbsp;'^bbien begraven van veertig martelaren, zoo even, onder hetnbsp;*^®^erend juichgeschal van het feestvierende groote Rome, innbsp;'IsQcrrcws, bloedig geveld. Bij eene andere gelegenheid werden

n

'b^genhonderd niet minder doorluchtige kampvechters ter ^bbwige ruste heengebragt, zoodat hel scheen, alsof de vromenbsp;®deren daardoor rond de H. Cecilia een gloriekrans, als ’t ware,nbsp;^'bb’men wilden, om, zoo mogelijk, den glans barer martelaars-b'Oon met den gloed van nog zooveel andere schitterendenbsp;“Ibijnen te verhoogen 1).

I) Aringhi, td., c. XIV.

-ocr page 210-

202 HET DUIEVOÜDIG ROME.

Nabij het Sint-Cecilia-kwarlier, vindt men, in dezelM® catacombe van den H. Callixliis, de grafstede van den H. SiX'nbsp;tus II. — Daar verscheen het bevelschrift van Valeriaan, waarbijnbsp;den geloovigen de toegang tol de catacomben werd verboden»nbsp;en hun alzoo noch onder het licht des hemels, noch indenbsp;duisternis des grafs eene jilek gronds meer bleef ingeruimd»nbsp;waar de christen-herder de kudde des Heeren mogt weiden-In deze hachlijke oogenblikken, volgde Sixtus, een Athenernbsp;van geboorte, den H. paus Stephanus op, en hem bezield®nbsp;terstond geene andere gedachte, dan de verstrooide schap®^nbsp;in bescherming te nemen, en de lijken der martelarennbsp;vrijwaren voor ontheiliging en smaad. In weérwil der keizer'nbsp;lijke verbodswet, stijgt hij in de catacombe af, en zet zicf*nbsp;er schuilenderwijze neder: daar reikt hij de gemeente h®*nbsp;martelaren-kweekend Brood uit, en sterkt haar met het godlij*^nbsp;woord: de grafstede van den H. Callixtus wordt van nu 3^nbsp;zijn gewoon verblijf.

Teneinde de gewijde overblijfselen der HH. Petrus en Paul®* in meerdere veiligheid te brengen, Iaat hij ze herwaarts hee®'nbsp;voeren, en maakt zoodoende het den geloovigen gemaklijk, of®»nbsp;zonder eenig gevaar, in hunne nabijheid, die kostbare reliek®®nbsp;te kunnen vereeren. Doch de verwoede en verbitterde vija®*^nbsp;weet weldra de schuilplaats van den opperpriester te onldckkeo-zij sleuren hem er uit en naar den tempel met honderd zuil®®nbsp;heen, door Sylla, op den Appischen weg, aan den afgod Maf*nbsp;gewijd. Zij gebieden hem, dadr te offeren : de man Gods roep*nbsp;den Godmensch aan; zijn gebed is verhoord : de tempel stof*nbsp;in puin 1). Sixtus wordt nu oogenbliklijk naar het onderaardsclfnbsp;verblijf, vanwaar men hem had weggevoerd , teruggebragt, ®®nbsp;daar, met vier zijner diakenen, den 8. Augustus, 2GI, gedood2)-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Aringhi, lib. Ill, c. X, p. 265.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Sandini, p. 47.

-ocr page 211-

GESCHIEDENIS. 205

Bij den opperherder komt voorts rusten eene menigte '*’arlelaren, zijne leerlingen en zijne kinderen in Christus,nbsp;*oodat aan hem bewaarheid wordt, wat de H. Schrift zegtnbsp;''an den vader des huisgezins, die zijne zonen en kleinzonennbsp;’’nnd zijnen disch geschaard ziet, als olijfplanten rondomnbsp;ouden stam, waaruit zij ontsproten zijn. Om er slechtsnbsp;®®nigen te noemen, teeken ik hier aan de heilige priestersnbsp;^ösebius en Gregorius, die onder de regering van Constans,nbsp;apostel van het Arianismus, den marteldood leden,nbsp;^e edele telgen des Heiligdoms waren door twee in hetnbsp;l^eizerlijk paleis gekweekte bloedgetuigen op hel moordlooneelnbsp;'oorafgegaan.

Decius, een der wreedaardigste christenvervolgers, had ïijn dienst een paar christenen, niet minder uitblinkendenbsp;hunne groote hoedanigheden, dan door hunne innigenbsp;Sehechtheid aan hel geloof. Calocerus was kamerheer dernbsp;'keizerin, en Parlhenius een der paleis-iutendanten. Den 19.

2S3, vernam Decius, dal zij christenen waren, en wilde hen verpiigleu, om aan de góden te offeren. Bedreigingen,nbsp;helofiei), alles, met een woord, wordt beproefd, om hennbsp;verschrikken of te verleiden; niets, dat baal; alleen hetnbsp;^''aard kan aan den strijd lusschen 's keizers beul en zijnenbsp;^ele slagloffers een einde maken. Eene chrislin, met namenbsp;^«aiolia, doel door hare dienaars de lijken der martelarennbsp;'^®Svoeren, terwijl zij-zelve ze in fijn linnen en specerijennbsp;om ze voorts, met spoed, in de catacombe van dennbsp;Sixtus te begraven 1). Haar vrome ijver is daarmede

1) Van paus I.ucius, die, eren als deze heilige martelaren, vóór B. paus Sixtus leefde, wordt eveneens gezegd: « Positus vianbsp;ad Xyslu ra. Sed eo potissimnm nomine locos preenoiatur, quonbsp;temporis, quando hsee scribebaiitur, omnium voce niincupaba*nbsp;* — Aringhi, lil). III . p. 282.

18

-ocr page 212-

204

HET DRIEVOUDIG ROME.

evenwel nolt;j niet geheel voldaan: zij rigt porfieren zuiltj*® op, ter versiering van den loculus, waar de geloofsheldeonbsp;rusten, die door, van geslacht tot geslacht vereeuwigde,nbsp;mirakelen de vrome hulde hunner weldoenster en de vurig®nbsp;gebeden der geloovigen in ruime mate beloonen 1).

Bij het doorwandelen dezer verschillende grafplaatsen, of, beter gezegd, van de Sint-Callixlus-Catacombe, die er eeonbsp;gedeelte van uitmaakt, treft men tallooze cuhicula aan-De gelegenheid was gunstig, om het boog-monument, hetnbsp;monumentum arcuatum, dat er het hoofdsieraad van uit'nbsp;maakt, naauwkeurig te kunnen beschouwen. Achter in hetnbsp;cubiculurn bevindt zich gewoonlijk een graf, dat in deonbsp;tufsteen is uitgehouwen. De zijden zijn slechts even afgebei*nbsp;teld, zoodat de loculus voorden muur uitspringt, en het boven*nbsp;gedeelte, als een nis weggehakt, het graf zoodoende geheelnbsp;vrij laat 2). Dergelijke grafsteden nu worden, in de gewonenbsp;taal der catacombe, monumenta arcuata, of boog-monumen*nbsp;ten, geheeten, doch hun eigenlijke naam is arcosoliumtnbsp;hetgeen, overigens, toch hetzelfde denkbeeld uildrukt. Hetnbsp;volgende opschrift, voor een particulier cubiculurn geplaatst.

1) In qua taco beneficia marlyrum exuberant uique in hodiernUiD diem. — Aringhi, id. c. XVI, p. 282. — De H. Calocerus wordtnbsp;genoemd: Preepositus cubiculi vxo’-is Decii imperatoris ; en de H. Paf'nbsp;Ihenius : Altertus muneris Primiceriut. Sommige schrijvers hebbeDnbsp;gemeend, dat de titel van primicerius eersten geheimschrijver de*nbsp;keizers beteekende ; doch, het schijnt aanneemlijker, dat daardoornbsp;verslaan wordt een intendant van het paleis. Zon vindt men eennbsp;primicerius generalis, een primicerius over de decreten , over lt;1*nbsp;schatkist, over het tempelgewaad, over de hofhijouteriën, het zilvernbsp;enzv.: « Primicerius lotius officii, primicerius scrinii canonum, pf'nbsp;micerius scrinii aurese massa;, primicerius scrinii vesliarii sacri, pr'*nbsp;roicerius scrinii annularensis, primicerius scrinii a pecuniis. » —’

Bar. An. ad Martyr. 19 maii.

3) Zie den Plattegrond aan 't einde van dit Deel.

-ocr page 213-

MONDMENTdM ARCÜATUM. 208

^®wijst de oudheid van hel woord, en geeft er de ware ^cteekenis van te verslaan:

DOMVS ETEBNALIS AVR CELSI ‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ET AVR JLARITATIS COMPARI MEES

FECIMVS NOBIS ET NOSTRIS ET AMICIS ARCOSOLIO CVM PARETICVLO SVO IN PACEM.

Jai

« Eeuwige rustplaats van Aurelius Celsus en van Aurelia

'quot;•la, mijne echtgenoot: wij hebben dit arcosolium, met kleinen muur, ingerigt voor ons, voor de onzen ennbsp;''Oor onze vrienden. In vrede. »

Deze kleine muur wil zeggen, dat het arcosolium in ''^¦'schillende vakken was verdeeld I). Gewoonlijk staat hetnbsp;S'’af eene treê van enkele duimen hoog boven den beganennbsp;fffond; soms wordt hel door een steen, bij wijze van balu»nbsp;*''’ade, afgesloten; en dikwerf zijn de zijmuren, even alsnbsp;S®heel denis, met fresco-schilderingen bemaald. Ziedaar eennbsp;In de particuliere cubicula bevat dit hoofdgrafnbsp;*''0's het lijk van een martelaar, doch meestal enkel dat van

vroom christen, die het voor zich heeft laten oprigten, of I

'vel vverd het door zijne verwanten en vrienden voor besteld, zoo als, onder anderen, uit het opschrift vannbsp;^'¦¦'elius Celsus blijkt. Wanneer er sprake is van eene groote

''30 eene kleine kerk, voor het bijeenkomen der geloo-geschikt, dan bevat, gelijk wij zien zullen, het arco~ altijd hel gebeente van een martelaar.

ten

kl

Men verlieze niet uil het oog, wat wij gisteren opmerk-’ lo weten, dal de cubicula der catacomben in drie

®3sen worden verdeeld, namelijk in kleine, middelsoorlige •) March!, 8S.


-ocr page 214-

206

HET DBIEVOUDIG HOME.

en groote, De eersle familiegraTen zijn hunnen oorsprong aan de godvrucht der geloovigen verschuldigd. Bij de daarvoornbsp;reeds aangevoerde bewijsgronden, kan nog de getuigenis vannbsp;den H. paus Cornelius gevoegd worden. Het blijkt, namelijktnbsp;ten duidelijkste, uit het budget der kerk van Rome, op hetnbsp;middendor 111. eeuw, dat het der gemeente volstrekt ónmogelijk was, in de buitengewone onkosten der menigvuldig®nbsp;cubicula te voorzien, die in de galerijen der verschillendenbsp;catacomben talloos werden aangelegd, als waartoe zelfs denbsp;schatkist der rijkste keizers niet bij magte zou zijn geweest.

De H. paus en martelaar Cornelius schrijft, ten jare 281) aan Fabius, den bisschop van Antiochië, het navolgende:nbsp;« De kerk van Rome telt zes-en-veerlig priesters, zevennbsp;diakenen , zeven subdiakenen, twee-en-veertig acolyten, twee*nbsp;en-vijftig exorcisten, lectoren en portiers, meer dan vijftienhonderd weduwen en behoeftigen, welke de genade en d®nbsp;barmhartigheid des Heeren van het noodige voorziet 1). quot;nbsp;Hieruit blijkt, dat hel éénige kerkfonds bestond in de goedheid des Heeren, die door de weldadigheid der geloovig®*'nbsp;werd geuit. Wanneer men nu bij de belangrijke onkosten inbsp;aan hel verplegen, kleeden en huisvesten van priesters, 'vc*nbsp;duwen en onvermogenden verbonden, nog voegt het nielnbsp;minder benoodigdc voor de godsdienstoefening, het ontvang®®nbsp;van pelgrims, het kosteloos begraven niet slechts van doo®

1) 111c ergo Evangelii vindez ignorabat anum Episcopuni es*® oporlere in Ecclesia catholica? lo qua non ei latebat (quoniodo enio’nbsp;latere posset?) l’resbyteros esse qnadraginta sex, Diacones septefl® gt;nbsp;Subdiaconos septem , Aeolylhos duos et quadraginta, Exorcislas auten)nbsp;et Lectores cum Ostiariis quinquaginta duos, viduas cum thliboinen'*nbsp;plu* mille et quingentas: qnibus omnibus Domini gratia et benign®®*nbsp;alimenta suppeditat. — Cornel. Pap. Epüt. XI ad Fab. Ep. Antioch-1nbsp;de Novitiani Jngenio, etc.; In Epüt. Rom. Ponlif., edit. Pc^'‘‘nbsp;Constant, p. löO, n° 3.

-ocr page 215-

BIJZOUKERHEDEI^ BETREELIJK DE KERK VAN ROME. 207

Kerk onderhouden weduwen en armen, maar ook van quot;'firklieden en anderen, wier arbeid Ie naauvvernood in hunnenbsp;®®rsie levensbehoeften kon voorzien, maar vooral van denbsp;'1'®rtelaars, wier lijken niet dan uiterst zeldzaam op kostennbsp;*'ünner naaslbestaanden konden worden ter aarde besteld, —nbsp;magf men veilig uit dit een en ander besluiten, dat alle,nbsp;tenminste nagenoeg alle particuliere cubicula het werknbsp;van rijke of althans welgestelde geloovigen, wier doelnbsp;^®t was, om, zonder de Kerk daarmeê te bezwaren, kleinenbsp;''^’’gaderplaalsen voor de gemeente te openen, en daardoornbsp;'®vens te voldoen aan de inspraak en behoefte van hun god-’¦quot;uchtig gemoed 1). Die oorsprong der cwéicH/a van de eerstenbsp;^13sse maakt het ook duidelijk , waarom hun arcosoliuni nietnbsp;hel lijk van een martelaar bevat.

•laald

Met opzet heb ik den brief van den H. Cornelius aange-

van Rome in hel midden der Hl. eeuw leeren kennen, Daar welk priestergetal, door den paus vermeld, men,nbsp;grond, hel aantal kerken van Rome, op datzelfde tijdstipnbsp;^aeft durven afleiden,

tte cubicula der tweede en derde klasse, crypten en

als waardoor wij de middelen en het personeel der

et)_

Van

^®''ken genoemd, en die door de gemeente voor de godsdien-zamenkomst der geloovigen geopend waren, hebben het ^oorregi van een of meer martelaars-grafsteden te bezitten,nbsp;'^aarop^ volgens streng kerkgebod, uitsluitend de H. myste-moesten worden verrigt; en zoo dus stond van-zelf hetnbsp;a'laar der onderkerken achter in de grot, als zijnde, name-het arcosolium of het graf van den hoofdiiiarlelaar;nbsp;hoe armelijk of hoe schitterend, hoe groot of hoe kleinnbsp;ontvang, onverschillig, dit monument maakte immer

1

Marchi, 100,

-ocr page 216-

208 HET DRIEVOUDIG ROME.

hef feeder voorwerp der diepste verecring van al de broe* der* uit 1).

Uitgezonderd het door ons aangeduide hoofdverschili waren de crypten en kerken niet dan door haren omvaoSnbsp;van de cubicula der eerste klasse onderscheiden; de crypten»nbsp;daarentegen, zijn grooler dan de cubicula^ en kleiner dannbsp;de kerken. Het cuhinulum is maar een gedeelte, doch lt;1®nbsp;crypt is het geheel 2). Vandaar, dat men in de crypten ver*nbsp;scheiden Cubicula vindt, even als verschillende kamers innbsp;hetzelfde huis, en onderscheiden kapellen in dezelfde kerk-Wat de bibliothecaris Anastasius ergens zegt, Iaat ten aanziennbsp;dezer onderscheiding niet den minsten twijfel meer over:nbsp;« De priester Marcellus (dus leest men bij dezen ouden schrij*nbsp;ver) haalde ’s nachts het lijk van Marcellinus en der overig®nbsp;martelaren weg, en begroef ze op de Via Salaria^ in *1®nbsp;catacombe van Priscilla, te weten in het cubiculum claruU^t

dat nog heden te zien is..... in de crypt bij het lijk van de®

H. Crescenlio 3). •

Daar wij thans juist welen, welk verschil er tusschen lt;1® drie soorten \2ixx cubicula bestaat, kunnen wij dan ook, na®^nbsp;vrucht, een bezoek in de grotten en in de kerken gaan af*nbsp;leggen, teneinde daarbij te staven, wal wij reeds over har®nbsp;godsdienstige bestemming in het midden gebragt hebben*nbsp;Morgen zullen wij ons met de oorspronklijke basiliken, voornbsp;wat haren geringen omvang en vorm betreft, bezig houden*

1) nbsp;nbsp;nbsp;Et magni sulium breve confessuris ,'idnratnbsp;Jugiler e variis congesla frequentia lerris.

S. Padlis, Fragm. nat. II*

2) nbsp;nbsp;nbsp;II culgt;iciiluiu è la parte, la Cripta è il lutto. — March!, p* 1®^'

3) nbsp;nbsp;nbsp;Marcellus presbyter noctu collegit corpora (Marcellini et al'®'

rum)..... et sepelivit ea in via Salaria, in coemeterio Priscill®»

eubiculo claro, quod patet usque in hodleriium diem..... in cryp*®

juxta corpus S. Crescentionis. In Marcelltn. Pap.; Marcbi, p* 102'^'

-ocr page 217-

OORSPRONG DER CRYPTEN EN DER KERKEN. 209

Van af den eersten tijd der evangelie-verkondiging, had Kerk openbare bedehuizen en tempels te Jerusalem en tenbsp;^üme, in Azië, in Spanje, in Gallië en, met een woord,nbsp;®loai, waar zij volgelingen lelde 1). Ten dage echter dernbsp;Vervolging, hadden de geloovigen ook onderaardsche kerken,nbsp;'Vaar zij hunne bijeenkomsten hielden, en alles verrigtten, watnbsp;godsdienst hun voorschreef en beval. Zoowel de geschre-Van als de monumentale geschiedenis staaft dit, met volkomennbsp;zekerheid, ten aanzien ook van de christenen van Rome innbsp;bijzonder. De Aden der Martelaren^ de werken dernbsp;^avsle kerkvaders, vertoonen ons de kleine kudde des Heerennbsp;in do catacomben verdwenen, zoodra er een bloedplakaatnbsp;''fgekondigd was; de proconsuls en de filozofen schrevennbsp;®azen vaderen hunne geheime zarnenkomslen in de grafstedennbsp;eene misdaad toe; de keizers verboden hun, op doodstraf,nbsp;toegang tot deze onderaardsche gewelven; het volk slootnbsp;hen in op, of vulde de openingen met aarde en steenennbsp;om er zoodoende de christenen in te verstikken; en,nbsp;gt;oen de woede der vervolging lot bedaren begon te komen,nbsp;Gastond de eerste daad van genade daarin, dat men den toegang lot de catacomben vrij en open liet 2).

(Ie 1

1) Zie, in Ciaiiipini, Motiim. veter,, t. I, c. XVII en XVIII,

**jgt;t dezer oorspronklijke kerken.

2) Cuin ergo sic proposita essent iiiipia edicta..... clirislianoruni

‘'*'110 apparebat in publico..... Per totam quippe vagantes soliludineiii

in speluncis, atque cavernis, ut quisque latebrain invenerat, se '“ntinentes, non poterant diu tolerare esuriem, Act. S. Theodol.,nbsp;Ruioart.

C.

J’riinuni criininationis caput a Celso est, a christiaiiis clancularios *^''n**ntu8 haberi solescere legibus vetilos. — Orig. Contr. Cels., lib. I.nbsp;I Rfaeceperunt (iinperatores Valerianus et Gallienus) ne in aliquibusnbsp;coiiciliabula fiant, nee coemeleria ingredianlur. Si quis itaquenbsp;'‘n taiii salubre prscceptuin non observaverit, capite plectatur. Act.

yP' ) apud Ituinart.

-ocr page 218-

SlO

HET DRIEVOUDIG ROME.

Inlusschen vereenigden de christenen zich daar niet nie* zoo groolen ijver, alléén om er verborgen te wezen in leveonbsp;en in dood; o neen, maar het hoofddoel bestond daarin, da^nbsp;zij er zich voor den heldhaftigen strijd, die hen om de*nbsp;geloofswille wachtte, toebereidden, door Ie bidden op d®nbsp;graven hunner reeds in het worstelperk gekroonde broedef®)nbsp;en door er zich te versterken met de heilige Sacramenten,nbsp;het godlijk Woord, maar vooral met het Wonderbroed de®nbsp;eeuwigen levens, zonder hetwelk zij, te regt, geloofden, dainbsp;de overwinning ónmogelijk was; en juist déérin lag de oo’’'nbsp;zaak, waarom de helsche boosheid der vervolgers er hun de®nbsp;toegang van wilde beletten 1). Deze bedoeling der geloovig®*’nbsp;blinkt klaar en helder door in het vermaarde opschrift vannbsp;het graf des jeugdigen martelaars, Alexander, hetwelk S®'nbsp;veranus, in de catacombe van den H. Callixtus, waar wij on®

Excludebanlur nostri a subterraneis recesaibus, cum vebeineoO®*^ urgebat persecotio. Epist. Cornel. Pap. ad Lupicin,

lltuil scita dignura, quod cum imperator quispiam persecution^quot;’ in cbrislianos instaurare conslituisset, ante omnia eos k coBmetfquot;*nbsp;arcere solebat, ne in unum conveniendi cis facultas essef. PanV'quot;quot;’nbsp;De Cctmet., c. II.

Valeriano imperatore caplo, filius ejus Gallienus monarchic'” nactus, moderatius imperio utitur, et confcsiim publicis edictis

secutionein contra nos molarn remisit..... Exstat ejus constilutio, qquot;quot;quot;’

ad Episcopos misit, perniiüens ittis itla toca recipere, quae cceiuclvv'® vocantur. — Euseb., Hist., tib. VII, c. XIII.

1) Idoncus non potest esse ad martyrium , qui ab Ecclesia quot;quot;quot; armatnr ad prielium, et mens deficit, quam non accepla EucbarisOquot;nbsp;erigit et accendit. — S. Cypr.

llto catice ebrins, iila esca saginatus, tormenta non scnsit.

S. Aug., ƒ« iS. Laurent. nbsp;nbsp;nbsp;, .

Eusebius igitur indicat, proecipuum ejus (Gallieni imperator ; beneficium fuisse, quod permiserit cbristianis recuperare coemeleria ’nbsp;cum audimus ea permitii cbristianis ut ad sacra coire possent.nbsp;Panvin., De Ccemet., c. 11.

-ocr page 219-

GESCHIEDKDNDIGE BEWIJSGRONDEN. 211

bevinden, weêrgevonden heeft. Ziehier hoe hel door geleerden oudheidkundige is opgegeven:

ALEXANDER MORTVS NON EST SED VIVIT SVPER AS TRA ET CORPVS IN HOC TVMVLO QVIESCIT VITAMnbsp;EXPLEVIT CVM ANTONINO IMP. QVI VBI MVI.TVM BENEnbsp;FICII ANTEVBNIRE PREVIDERET PRO GRATIA ODIVMnbsp;REDÜIT GENVA ENIM FLECTENS VERO DEO SACRIFICAnbsp;TVRVS AD SVPPLICIA DVCITVR O TEMPORA INFAVSTAnbsp;QVIBVS INTER SACRA ET VOTA NE IN CAVERNIS QVIDEMnbsp;SALVARI POSSIMVS QVII) MISERIVS vita SED OVID MISERIVS INnbsp;MORTE CVM AB AMICIS ET PARENTIBVS SEPELIRInbsp;NEOVEANT TAMDEM IN COELO CORVSCAT PARVMnbsp;VIXIT OVI VIXIT IV. X. TEM.

* Alexander is niet dood, maar hij leefl boven de sler-en zijn lijk rust in dil graf. Hij eindigde zijn leven ®ndcr keizer Anioninus, die ontvangen weldaden rnel haatnbsp;betaald. Geknield liggende, om den waren God te offe.nbsp;is hij ter strafplaats geleid, ó Droevige lijden, waarinnbsp;quot;'j niet eens veilig de heilige mysteriën'en onze gebeden innbsp;oiideraardsche gewelven ten hemel zenden kunnen. Wal

I ^

ellendiger dan hel leven, doch wat nog is rampzaliger de dood , als men zelfs niet door zijne vrienden of naasl-^^staanden begraven kan worden! Doch, genoeg: hij schil-in den hemel. Hij, die slechts veertien jaren oud werd,nbsp;^'®efi maar kort geleefd. »

öiu in de behoefte der martelaren voor de toekomst te

lt;le

‘‘^'en, hebben de pausen, de priesters en de diakenen in

lt;^atacoinben steeds krachtig geijverd voor wal hunne heilige ^®'’|digting te dien aanzien voorschreef, te weten, hel op-^ der H. Offerande, de uitreiking van hel H. Sacrament,nbsp;''Afkondiging van hel H. Woord. De H. Petrus gaf daarvan

'“’“uilig Rom,. _ IV. Doel. 19

-ocr page 220-

212

HET DHIEVODDIG HOME.

allereerst het voorbeeld, daar wij hem, blijkens de oudst* oorkonden, aantreffen, omringd door de neopliylen, welk*nbsp;hij, in de Vaticaansche catacombe, onderwees 1), Zijne op'nbsp;volgers deden dat'Zelfde, en, om niet te wijdloopig te worden,nbsp;zal ik daarvan slechts één bewijs hier laten volgen. Onder denbsp;regering van Valeriaan, roept de H. paus Stephanus de geesie'nbsp;lijkheid van Rome bijeen, moedigt haar tot den rnaiielstrijdnbsp;aan, stijgt in de catacomben af, draagt er gedurig betnbsp;H. Misoffer op, houdt er vergaderingen, voedt er de geioovi'nbsp;gen met het woord Gods en het Brood des levens, en eindig*nbsp;door met zijn eigen bloed dezelfde plaats Ie besproeijeu,nbsp;waar hij dal van den Koning der Martelaren vloeijen deed 2)'nbsp;Intusschen, om de H. Offerande op te dragen, zatiien-komsten der geloovigen te houden, het Woord Gods te vernbsp;kondigen, biecht te hooren en te doopen , waren er vergader*nbsp;])laalsen, kapellen of kerken, en altaren, namelijk grafiied*fnbsp;van marlelaren, kansels, biechtgestoelten en doopvonlEfnbsp;nuodig; en ziedaar, in de daad, alles, wal de reiziger dernbsp;XIX. eeuw met verwondering in de catacomben wedervind*-De kapellen zijn in hel onderaardsclie Rome zeer veelvuldig’nbsp;doch vooral in de grafplaatsen van den H. Gallixtus,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Ingrediente* vero Romani invenerunt Apnstoliiin in loconbsp;dlsitiir Vaticaans, cloceiileiii multas populorum turmas. j4ct.nbsp;tinl. , apud Aringhi , lib. 11, c. IV, p. 140.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Ingravescentc imperatornm V'aleriani et Gallieni persecatio®*’nbsp;Stephanas, convocalo clcro, ad marlyrium suos horlahatur, in eryPnbsp;tisque martyrum assidue missas et concilia celebrahat; et cuin *nbsp;Martis templuin, ut sacrificaret, adductus fuisset. lerrse motu oboflcinbsp;•ninibus aufugicntibus , qui Stephanum tenebant, l’nntirei adnbsp;revcrtitnr in coemetcrium Liicinae, quoa divinis prseceptis instrucn*'nbsp;Sacramento corporis Christi cominnnicavit; ibique dum missaruin **nbsp;Icrtnia perficit, advenientibus iterum iniperatorum satcllilibus,

lua sede caput ahscinditur. y/ct. S. Steph. ; apud Ciampini, ilonuK*' «r*,., e. XVll, p. 151.

-ocr page 221-

ALTAAR. 213

^•¦eiexlalus en van de H. Agnes. Eene der groolsten vindt in de catacomben der H. Priscilla, en misschien wel denbsp;schoonste in de begraafplaats der H. Helena.

Groot of klein, om ’l even, allen bezitten één of meer ^‘‘^osoHa, blijkbaar lot altaar bestemd. De bisschopzetéls,nbsp;Sewoonlijk aan den reglerhoek van hel altaar geplaalsl, zijnnbsp;^^0 steen of van wit marmer, met een zeer Imogen gevüldennbsp;Op deze eerbiedwaardige gestoelten neêrzittende, voerdennbsp;bisschoppen tol de vergadering het woord, en bediendennbsp;het H. Sacrament des Vormsels en der Priesterwijding. Innbsp;hoofdkerk der catacomben van de H. Agnes vindt men eennbsp;P^csbylertum, dat wil zeggen, eene cirkelvormige ruimte,nbsp;**ihter het altaar, en voor de geestelijkheid bestemd. De zetelnbsp;den paus staal tegen den muur, met, links en regis,nbsp;minder hoog gestoelte 1).

Eene der crypten van deze kerk vertoont, aan de zijwan-twee andere in den tufsteen uitgehouwen zetels, en '*'aarvoor men geen ander gebruik zou kunnen uitdenken,nbsp;'fan dat zij oorspronklijk lot biechtstoelen hebben gediend;nbsp;'''®ni, ofschoon geen opschrift hoegenaamd dit gebruik er vannbsp;®^gt;iduidt, zoo blijkt het toch duidelijk, dal zij, ter plaatse,nbsp;quot;^“ar ze slaan, noch voor den bisschop konden dienen, nochnbsp;''*^or de overige kerkdienaren in het uitoefenen van eene ofnbsp;Andere voor de gemeente strekkende plegligheid. Mag mennbsp;^^oronderslellen, dat het de plaats was, waar de diaken ennbsp;diakones zalen, die met hel algemeen toevoorzigl warennbsp;^lasi ? Doch, door zulks aan te nemen — waarvoor evenwelnbsp;Volstrekt geen vaste grond beslaat — zou men die twee,nbsp;'Oor (Ie goede orde wakende personen , en wier laak het alzoonbsp;om de kerk aanhoudend op en neer te gaan, eenenbsp;*'lplaais van onderscheiding geven juist op eene plek, waarnbsp;I) Marchi, p. 18lt;S.

-ocr page 222-

Hid HET DRIEVOUDIG ROME.

zij de vergadering sleclits ten deele konden overzien. R'*’ nu, is zeer onaannemelijk. Daarenboven, door aan den dio'nbsp;ken en de diakones eene onderscheidende plaats te geven inbsp;zou men er dan toch ook wel eene moeten toestaan aan dennbsp;liisschop, of aan .den priester, als zijnde kerkdienaren vannbsp;een hoogeren rang. Evenwel, in de crypt, waarmee wij on*nbsp;thans bezig houden, zijn er slechts twee. Kan men nu zeg'nbsp;gen, dat deze werklijk voor den bisschop en voor den priesternbsp;of voor zijn diaken bestemd waren ? Doch die zetels staannbsp;tegenover elkaêr, op dezelfde hoogte en op denzelfden afstandnbsp;van het arcosolium^ of altaar; en, wie weet nu niet, datnbsp;het, volgens den geest en de wetten der hiërarchie, streng ver'nbsp;boden was, om, gedurende de bediening der Mysteriën, denbsp;ondergeschikte kerklijke personen met hunne oversten opnbsp;dezelfde lijn te plaatsen? Deze rangonderscheiding, zoo oud al*nbsp;de Kerk-zelve, wordt, — gelijk een ieder het zien kan —'nbsp;nog heden ten dage voortdurend streng in acht genomen.

Al de genoemde en nog andere vooronderstellingen oquot; gissingen, door onkerklijke archeologen uitgeilacht en geop'nbsp;perd, hebben evenwel de bestemming der bedoelde zetels nognbsp;volstrekt niet tot bepaalde zekerheid gebragt. Integendeel inbsp;oorsprong, plaatsing, gebruik, met een woord, alles duidt?nbsp;zonder eenig bezwaar, aan, dat ze voor bieclitstoelen warennbsp;ingerigt, en ik vraag rnel pater Marchi, gerust, hoe dezenbsp;bestemming wel zou zijn te loochenen? Zal men zeggen?nbsp;dat er in de eerste eeuwen geene biechtstoelen waren? Efnbsp;de oorbiecht is, van den beginne des Christendoms af, altij*^nbsp;in gebruik geweest. Mag men daaruit dus niet afleiden onnbsp;aannemen, dat er in de onderkerken, zoowel als in die bovennbsp;den grond stonden, plaatsen en zetels waren, uitsluitend totnbsp;het biechthooren bestemd, even als men er voor den bisschopnbsp;of voor den diensldoenden priester een zetel had ?

-ocr page 223-

BISSCHOPS-ZETELS. 215

Maar, zal men zeggen , de hierbedocide zetels hebben, quot;'ï'l den vorm lielrefl, niet de minste overeenkomst metnbsp;quot;“l wij biechtstoelen noemen, en hel zou dus onijerijmd zijn,nbsp;ze daarvoor te houden. Ik antwoord hierop, om ’I even,nbsp;quot;eiken vorm zij dan ook al mogen gehad hebben, ze inoe-dan locli, hier of daar, hebben gestaan; en, waar nunbsp;men toch wel de biechtstoelen vinden, wanneer men senbsp;*''^1 wilde erkennen in de zetels. w'elke wij als zoodanignbsp;^^bben aangeduid, en waarvoor hel onmogelijk is, eenenbsp;andere bestemming Ie zoeken of Ie bepalen. En, wal nu aan-«aai den vorm dezer eenvoudige gestoelten, aan alle zijdennbsp;''penen bij de vergaderde menigte geplaatst, wel verre, datnbsp;'^''ai'in iels met hel voorgestelde doel strijdigs zou gelegennbsp;quot;ezen , wordt hel er, inlegeudeel, nog meer door bekrachtigdnbsp;*** bepaald. Immers, het is bekend, dal, in de eerste eeu-quot;•^n de biechtelingen zich niet plaatsten Ier zijde van dennbsp;n'^nsielijke, maar vóór den priester nederknielden; ook weetnbsp;'*^®n, (lal de biecht, hoewel geheim, toch geschiedde innbsp;''“genwoordigheid van al de geloovigen, en dal dit zoowelnbsp;een begrip van verootmoediging, als lol stichting dernbsp;Seiiieenle jilaals had. Dal dusdanig inderdaad het oorspronk-gebruik was, wordt, vooreerst, bewezen door eene lagenbsp;'quot;sierlijke aantijging der heidenen, welke Minulius Felix heeftnbsp;S^boekl, Teneinde den haal en den afschuw van hel ganschenbsp;'quot;Pnscluiom legen onze vaders gaande te maken, beschuldigdennbsp;hen van zich, in hunne nachilijke bijeenkom.slen, voordenbsp;*quot;6160 van den bisschop of des iirieslers neèr te werpen, ennbsp;''®'n zoo te aanbidden op eene gruwdijkc wijs I). Dal deze

»Ocl

1) Alil eo» fcront ipiiiiis Aiilislilis ac Sacerdotis cotere genitalia 4aasi parentis adorare nalnraui. Nescio an falsa, eerie occullis acnbsp;’U'nis apposiu suspiei». Octav.

19

-ocr page 224-

216 HUt DRIEVOUDIG ROME.

leugenachlige beschul(li;;injj, evenwel, doelde op de biechl’ wordt zelfs door de proleslanlen erkend 1). Overigens looe*nbsp;men zich niel verwonderen, de heidenen zoodanig over 6®nbsp;biecht te hooren spreken, daar zij zich immers ook nie‘nbsp;ontzagen, de H. Communie aan Ie duiden als een maaltijd)nbsp;door de christenen gehouden, bij nacht, en voornamelijk^nbsp;uit het vleesch van geslagle jonge kinderen beslaande. KveO'nbsp;eens beschuldigen thans nog de Sinezen de katholieke priesters)nbsp;dal zij, bij hel laatste Oliesel, den kranke en stervende denbsp;oogen uit hel hoofd halen.

De aantijging van Geciliu^ berust dus op hel knielen def geloovigen vóór den bisschop of den priester, die op een slodnbsp;zal, terwijl zij er een min of meer geruimen lijd voor geknieldnbsp;bleven liggen. Dit bewijst, dal er hier geene sprake kannbsp;wezen van den zegen te ontvangen, dewijl, eensdeels, daartoenbsp;slechts één oogenblik noodigwas, en anderdeels, de priesternbsp;of bisschop dien staande geven moest; terwijl daarentegen)nbsp;eene meer of min langdurige uederknicling voor een zitten*nbsp;den priester, geheel en al overeenstemt met hel Sacramentnbsp;van de biecht.

Bij hel bewijs, dal uil de lastering der heidenen te halen is, voege men nu, wat Terlullianus getuigt, die, namelijk)nbsp;eene zoo levendige beschrijving der oorspronklijke wijze vannbsp;biechten heeft gegeven, dat er geen oogenblik meer valt t®nbsp;twijfelen aan de naauwkeurigheid en aan de oudheid dernbsp;bediening van het bedoelde Sacrament. « Wij hebben — zegtnbsp;hij — eene wel, die den mensch verootmoedigt, door heninbsp;te verpligten, om neer te knielen en zijne zonde te belijden?nbsp;eene wet, die onze kleeding en ons voedsel regelt; eene wcl)

1) Edit, de Minutius Felix, Leyde, 1632, aveo Commentaireli id.. Edit, de Leipsick, 1748, par Cliristoplie Cellarius.

-ocr page 225-

BIECHTSTOFLEN. 217

BIECHTSTOFLEN. 217

ons leert, de deugrd aan Ie kwecken door vasten, door

*iie

'fanen en door het gebed; eene wel, die ons beveelt, on* vernederen aan de voeten der priesters en neèr te knielennbsp;’''Or de dienaren, die Gode het meest behaaglijk zijn » 1).nbsp;Eindelijk, en len slotte, dat het oorspronklijk biechtennbsp;geschiedde, gelijk wij het beschreven, kan den bezoekernbsp;'“o Rome, in de XIX. eeuw ten duidelijkste blijken. Alsnbsp;«etrouwe handhaafster der oude overleveringen , laat de Moe-aller kerken nog heden ten dage het Sacrament van boetenbsp;Nadienen op de wijze, zoo als Teiinllianus en Gecilius ditnbsp;l'eschrijven. In de plegtige dagen der Goede-week, namelijk,nbsp;quot;anneer geheel de liturgie de hoogste oudheid ademt,nbsp;gt;'*aatst de grool-penilencier zich niet in een gesloten biecht-*’oel, staande inden duisteren hoek van deze of gene kapel,nbsp;‘’•aar op een verheven zetel, open en voor aller geloovigennbsp;*^**0 van rondom te zien. Daar ontvangt hij de boetelingennbsp;^'ï'elende vóór zich, en niet van ter zijde: het is daar, datnbsp;quot;'^n zich terugvindt in de vroegste tijden der ontluikendt

Kerk,

Wat nu betreft den laster, door Gecilius uitgesproken, is niet rnoeijelijk, er den grond van op te sporen, dochnbsp;grond pleit al meer en meer voor de werklijkheid vannbsp;oude biechtgebruik, en tevens daardoor voor den vormnbsp;biechtstoelen, als waarvan hier de rede is. Al of nietnbsp;'oornemeus, om christen te worden, zal een heiden — ennbsp;**Jlks gebeurde niet zelden — in eene vergadering van christe-zijn binnengetreden , waar hij den bisschop of den priesternbsp;een bijzonderen zetel zag zitten, met den boeteling ge-

I) Itnque exoniologesis prostcrncndl et liuiiiilificandi lioriiiriis quot;lt;^gt;plina est. De ipso qaoque liabilu atque viclu inaiidat , jejtmüsnbsp;P''vcc« alere, lacrymari, presbyter!» advolïi, el carii Dei adgenicu-Lih. de Poenit,

-ocr page 226-

218 HET DRIEVOUDIG ROME.

knielden hel hoofd, in diepe verootmoediging;, op zijnekni®'* gebogen. Onbekend met de oorzaak en de strekking dezefnbsp;ceremonie, kan hel hem niet in den geest zijn gekomen, ort*nbsp;daarin te zien een zondaar, die zijne misdaden, rouwmoedig, belijdt en er vergiffenis en kwijtschelding voor verlang! inbsp;maar, zonder zich dienaangaande de noodige opheldering 1®nbsp;hebben laten geven, zal hij, zelf aan allerlei afschuwlijl^®nbsp;vergoding en aanbidding gewoon, regt tevreden zijn geweest,nbsp;door te hebben kunnen zeggen , dat hij met eigen oogen gezi®'’nbsp;had cene nieuwe wijze van afgoderij, door de chrisleneonbsp;ingevoerd.

Was er nu evenwel een ongeloovige eens getuige d®® oorbiecht, dan moet deze wel, van-zelf, in legenwoordigh®'*^nbsp;der vergaderde christenen plaats gehad hebben; en werktijdnbsp;al de navorschingen , lot dusverre in de catacomben geschiclt;^’nbsp;getuigen, evenals de geest der eerste geloovigen, daarvoof^nbsp;dal de biechtstoelen zich in de gewone vergaderplaatsen bevonden. Dit werd ook, Ier vermijding van alle gevaren ®‘’nbsp;van alle achterdocht, noodig geoordeeld, vooral ten aanzi®”nbsp;van hel biechten der vrouwen: terwijl overigens ook nognbsp;stichting der geheele gemeente er door bevorderd werd,nbsp;gelijk vooral niet minder hel geesllijk belang van den bo®'nbsp;teling-zelven, die dikwerf zich gaarne in liet openbaar verootmoedigde, om daardoor te gewennen aan de smaadhedennbsp;van het kruis, en zich alzoo levens de gebeden der geloovig®quot;nbsp;te verwerven.

Besluiten wij deze belangrijke bijzonderhe/len met een antwoord Ie geven op eene laatste aanmerking, te weteOnbsp;van hen, die zeggen : wanneer de bedoelde zetels biechlstoel®nnbsp;geweest waren, dan zou men ze in alle crypten of kerk®!*nbsp;der catacomben aanlreffen. — Hel is niet moeilijk, d*nbsp;gevolgtrekking, welke men uit deze bewering zou will®®

-ocr page 227-

WlJWATF.nSVATEX. 919

^fleiden, jjeheel te ontzenuwen en Ie niet te doen: immers, ''^en behoeft slechts — al ware het ook maar ter loops —nbsp;onderaardsche Rooie bezocht te hebben, om te welen,nbsp;quot;^Ike verbazende zwarigheden er overwonnen moesten worden,nbsp;deze galerijen, en dan veel meer nog de cubicula ennbsp;'*®ciypten, uil te graven: nu eens ontbrak hel aan lijd, ennbsp;aan werkluigen, doch meestal was de aard des bodemsnbsp;quot;'®l uiigravingen op groole schaal in strijd. Dit nu zoo zijnde ,nbsp;bel dan wel Ie verwonderen, dal men niet overal in dennbsp;’•^fsteen vaste zetels vindt uitgehouwen, welke men tochnbsp;gemaklijk door veri)laalsbare stoelen kon vervangen, ennbsp;quot;'^arloe zelfs, zoo noodig, de bij hel altaar geplaatste bisschops-priesterzetels konden gebezigd worden 1) ?

En nu voorlgaande op onzen weg, zullen wij van uit baan der waarschijnlijkheden, thans in hel spoor der ze-'‘ei'heid overslappen, namelijk, voor wal de wijwatervatennbsp;l*eircfi. Hven als de biecht, zoo ook behoort hel gebruik vannbsp;!?®wijd water lot den vroegslen lijd der ontluikende Kerk 9).

is zeer nalimtlijk , dal men in de catacomben wijwaler-’'^leri vindt, maar hel verdient opmerking, dal zij denzelfden ’“'¦ni hebben, en dezelfde plaats innemen, als nog legen-quot;oordig in onze kerken gebruiklijk is. Bij den ingang is iiinbsp;steen eene kleine nis uilgehouwen, op ongeveer viernbsp;'*^61 boven den beganen grond. In die nis staal eene vaas ofnbsp;*'Chulp van fijne gebakken aarde, van marmer, of zelfs ooknbsp;quot;el van glas. Die schulp van zes duim middellijn en evennbsp;hoeveel diepte, is met kalk stevig in den muur bevestigd, ofnbsp;quot;*^1 op een voetstuk, dat haar draagt, ó Heilige Kerk vannbsp;hoe aangenaam is het voor uwe kinderen, dal zijnbsp;hunne oogen zien, met hunne handen betasten mogeH

1) Marctii, p. 187-8-9-

Bar., An. 185 ; Bellariii., De Cultu laricl., lib. lU, e. 9.

-ocr page 228-

S20 IIET DUlEVüL'DIG ROME.

(Ie achUien-honderd jaren oude bewijzen, dal gij mei oo' krcukbare irouw bewaart en vereeuwigt den erfschal der eefnbsp;waardige overlevering, der gewijde kerkgebruiken, dernbsp;en der heiligmakende genademiddelen, u door den godriikequot;nbsp;Oorsprong er van Ier liandhaving opgedragen 1 Zijl daarvoo''nbsp;gezegend door uwe vrienden, die hel geluk genietennbsp;getuigen uwer onveranderlijke leedere moederzorg tenbsp;maar, levens, wees glorievol tegenover uwe vijanden; om*®nbsp;Ie vernietigen onder den verpleltenden last en hel schandelijk^nbsp;brandmerk van hun logen, hun lasler en hun bedrog, behoef*nbsp;gij slechts uwe grafsteden te openen!

13 JanuariJ.

De II. Martelares ïatiana. — Waarom werdcu de martelaars vo®'' bet roofaedierte geworpen? — Catacombe der Via Appi**-Vervolg. — Catacombe van Pretextatus. — Omvang. — 0lt;0’nbsp;sprong. — Een blik op haren luister. — Opschrift van 1'*“*


de


Daraasus. — Bezoek in de catacombe, kleinte der onderaardsclie kerken.


De reden vau


Den 12. Januarij viert de Kerk van Rome het herion«' ringsfeesl der H. Tatiana, maagd en martelares, een hoog**nbsp;merkwaardige dag voor hen, die, als pelgrim, de catacomb®quot;nbsp;bezoeken, waar men zich, om zoo te zeggen, geheel in 'l Ie''®quot;nbsp;kan overplaatsen binnen de grenzen van die heldhaftige hj'l'nbsp;fierken van geloof en opoffering tot en met goed, bloed c'*nbsp;leven, zonder de ruinsle aarzeling den dood en het graf ’®nbsp;gcmoel gaande; zie, ja, dan, bij zulk eene beschouwing’nbsp;wordt elke tombe, elke kapel, hoe nederig zij ook wezennbsp;moge, bezield en welsprekend, verkondigende met luidefnbsp;stemde wonderdadige kracht der genade, maar ook, helaaSinbsp;levens aanduidende de duizeling-wekkende hoogte, waarv^^nbsp;wij, laaUle telgen dier bloedgetuigen, zijn nedergeslort gt;

-ocr page 229-

DE H. MARTELARES TATIANA. 231

dagen van laauwheid en trage onverschilligheid, legen-die eerste eeuwen van vurige liefde, brandende hoop alles üverwinnend geloof!

leli:

'fat

Hen 12. Jauuarij dan van het jaar 226 tuimelde hel ®'^'le Rome nog rond in den zwijmel zijner uitgelaten Satur-®^liën, en ademde hel niets dan bloed in de wulpschheidnbsp;*l)Dcr worstelspelen, voorgedragen aan een buitensporig volk,nbsp;hij ieder gruweltafereel telkens naar nog hooger wreed-^®'dsproeven dorstte, en niet te verzadigen was dan alleennbsp;een barbaarsch schouwspel der meest*verfijnde mar-f'gen, uitgeoefend aan eene jonge, weerlooze maagd.

'ana, die, beschuldigd van christin te zijn geworden, door P'aiius, deti prefect der stad, mei de grootste koelbloe-


ül,

Oi»

h

liet


Sheid was veroordeeld tot de allerwreedste follerstraf, aan ‘'aar viii te voeren door de hand van den beul, die meinbsp;'J^eren haken haar hel vleesch uil de zijden scheurt, dochnbsp;*‘*'ider de onverschrokken heldin een oogenhlik te doennbsp;'''ankelen in haar geloof: de kalmte der onschuld blijft, mei

leven, haar bij, en slechts een vernieuwde aanval van


quot;'Oede en wreedheid zou toereikend zijn, om hare smarten pijnen te doen eindigen; maar, neen! dal ware eenenbsp;quot;laad van barmhartigheid geweest, waartoe beulen niet zijnnbsp;'•^schapen. Buitendien, hel volk van Rome hunkerl nog allijdnbsp;nieuw bloedvermaak. Tatiana wordt dus van de folter-®nk afgenomen en naar het amphitheater heengevoerd, voor-'*^8egaan door eene dolzinnige menigte, reikhalzend naar hetnbsp;®®2igt vjif, ggjj jonge en bloode maagd, met het roofgediertenbsp;® kamp. Doch, zie: de onschuld boezemt leeuw en tijgernbsp;^‘'Izag in ^ gn zij wagen den muil niet aan de jeugdige marte-•'cs. Van woede buiten zich-zelven, of op nieuwe gruwelennbsp;^•'lusl, geeft de regler bevel, dat men Tatiana in een vuurkolknbsp;doch ook de vlammen doen haar geen leed. iNu bleef

-ocr page 230-

•92

HET DRIEVOUDIG ROME.

©I' geen ander middel meer over dan hel zwaard, dat weldra een einde maakte aan hel schouwspel eener onmagtige woede!nbsp;zegevierend bestreden en vermeesierd door eene met de niaf'nbsp;telaarskroon rijk gelooide chrislenmaagd 1).

Maar waarom toch werden de christenen zoo dikwerf hel roofgedierte len prooi geworpen? ZiedaarIde vraag,nbsp;zich bij ons opdeed , onder hel nalezen der AcAen van J''nbsp;H .Tatiana ^ en welke wij op weg naarde catacombennbsp;Prelexlalus overwogen. Sprekende van de romeinsche regt*'nbsp;pleging en over de wijze, waarop men haar bij onze vaderc*nbsp;in toepassing bragl, zullen wij belreklijk dit ondcrwei'Pnbsp;breedvoeriger handelen. Voor den oogenblik zij hel genoeg inbsp;te zeggen, dal het ten prooi geven aan de roofdierennbsp;dubbel doel had, te weten, hel volk te vermaken, ennbsp;•lagloffer te vernederen. liet volk te vermaken. Men vvrehnbsp;hoe dolzinnig de oude romein.sche maatschappij op de sp®'nbsp;len van den Circus en het Amj)/nlheafer gesteld wa.s,

ld.

Om iemand met een bijl of een zwaard lo zien dooden . leverde hoegenaamd geen vermaak op; maar hem langen tij'*nbsp;te zien sidderen en verbleeken, hem door een woedende^nbsp;stier in de lucht Ie zien werpen, door een olifant te

daarbij werd door de diergevechten de hoofdrol gespee

hen';

vermorzelen, door een tijger te zien verscheuren:

BOg Ie zien lillen in het bloedig zand, bij hel ingaan een langzamen dood, — dal mogl wellust heelcn’. en o’*'nbsp;dien aan het algebiedend volk Ie verschaffen, werdennbsp;schatten van hel heelal len beste gegeven, terwijl men,nbsp;doodstraf, verbood, om de panthers en leeuwen in hunne braquot;'nbsp;dende africaansche schuilhoeken te dooden, of de beerennbsp;Germanje in hunne ijswouden te vellen; slaat en huishouding?

1) Bar., An., t. It, au. 226, ii“ 4; id., Adnot ud .Wart*/'';? 12 jau.

-ocr page 231-

DE MARTELAREN VOOR HET ROOFGEDIERTE GEWORPEN. 223

3lles werd vergeten; en de rijzende zon vond op de trappen hel Colosseum dezelfde toeschouwers, welke hare laatstenbsp;^Ifalen ’s avonds te voren hadden verlicht, en altijd terug innbsp;‘l®«elf(le stemming, steeds hegeerig naar gruwel en bloed.nbsp;slagtoffer te vernederen. Volgens de romeinsche wel*nbsp;trof het vonnis van voor het roofgedierte geworpen tenbsp;quot;oi'den alleen de verachtelijkste en laagste wezens. Hoe grootnbsp;misdaad ook zijn mogl, zulk eene vernederende strafnbsp;quot;'as daarop evenwel van volstrekt geene toepassing, tenzij zichnbsp;lage stand en geboorte daarmeê paarde. De gifmenger ennbsp;•Moordenaar van goeden huize hadden hunne bijzondere straf,nbsp;'erwijl gemeene dieven en doodslagers, even als voorivlugligenbsp;’•'aven, ten prooi der roofdieren van het Amphitheater warennbsp;'•ostemd. Aangezien i,m de christenen in de oogen des volksnbsp;'outer lage wezens waren, zoo vond de haat, dien het hunnbsp;'oedroeg, niets natuurlijker dan hen, door de wijze van orn-'^ferigiij^, gelijk te stellen met het uitschot der maatschappij.

Kn dus dan werd ten aanzien der leerlingen hel woord des ^leesters bewaarheid, dal eenmaal zoo wreed op zijn godlijkennbsp;horsoon-zelven was toegepasl: .Aardworm, en geen mensoh,nbsp;^^fiad en verachting des volks 1); en welk krachtig orakelnbsp;•'oor den H. Pauluszoo kernvol is overgebragt op zich-zelven ennbsp;MP zijne broeders en leerlingen, welke hij het uitvaagsel dernbsp;Gereld heeft genoemd. Is het noodig hier op te doen merken,nbsp;'*oe dubbel onreglvaardig zulk eene handelwijze der heidenennbsp;’^ffenover de christenen was ? Eerstens, gold de veroordeelingnbsp;’oi hel roofdierenperk alleen de schuldigen of misdadigen, ennbsp;•'o christenen toch hadden niets misdaan. Vervolgens was dienbsp;^••¦afpleging alleen voor geboefte uit de heffe des volks bestemd;

f) Ego autein sum vermis et noB homo, opprobrium homiiium “ “hjectio plebis. Ps. CXXI.

1'ricvoudig Rome. —IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;20

-ocr page 232-

224 HET DRIEVOUDIG ROME.

en, onder de christenen, die daartoe veroordeeld waren, bevoD' den zich zonen en dochters van senatoren, van consulsnbsp;romeinsche ridders; en dit wist men zeer wel, dochnbsp;aanzien der christenen werden, gelijk wij zien zullen, a**®nbsp;regels en beginselen van regtvaardigheid, even als alle vornieonbsp;van regtspleging, geheel uit het oog verloren of ter zijlt;^®nbsp;ge.steld 1). En zoo ging het door alle tijden heen.

Het slagtoffer vernederen en zich, zoo lang mogelijl*» verlustigen in het schouwspel zijner smart, ziedaar dus denbsp;tweeledige oorzaak, waarom de christenen veroordeeld wef'nbsp;den, om het roofgedierte te strekken tot een prooi. Was be*nbsp;dan wel wonder, dat slechts één-en-dezelfde kreet door be*nbsp;volk herhaald werd en luide klonk te Rome en te Carthage»nbsp;in het Oosten en in het Westen: » De christenen voor denbsp;leeuwen! niet voor hel zwaard, niet voor de mijnen, eie*nbsp;voor den Tiber, niet voor de Tar|)eï.sche rots, maar voor denbsp;leeuwen: Christianos ad leonem ! » Moet men zich verwoo*nbsp;deren, dat die kreet de wet overschreeuwde, eu dat een be*nbsp;volk steeds vleijende overheid ook geen oogenblik aarzelde,nbsp;aan dien gruwbren bloedeisch welwillend te voldoen?

De catacombe van Pretextatus, waarin wij nu gaan af' stijgen, brengt, door haren naani-zelven, een voorbeeld ''a®nbsp;zulk onregt in het geheugen terug. Den 3. December ''aquot;nbsp;hetjaar 298, zag Rome een edelen telg zijner aloude coO'nbsp;suisj den H. martelaar Pretextatus, als een lagen misdadig®*quot;nbsp;ter dood brengen, na, in weêrspraak met de wetten des rijks»nbsp;tot mijnarbeid veroordeeld te zijn geweest 2). Intusscbennbsp;het niet de martelaar, van wien wij hier spraken, die zijo®**

1) nbsp;nbsp;nbsp;Bar., Annot. ad Martyr., 1 febr.\ Ariogbi, lib. II,nbsp;p. 127.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Bar., An. 298, n® 12; Annot. ad Martyr., 11 decetnb.

-ocr page 233-

ClTACOMBE VAN PRETEXTATDS. 225

’^aaoi heeft gegeven aan de uitgestrekte begraafplaats van *^*0 Appischen weg. Moet men derhalve bet ontstaan er vannbsp;^oeschrijven aan een afstammeling uit dat doorluchtig geslacht,nbsp;haar op zijne goederen heeft doen aanleggen ? of is hetnbsp;lid derzelfde familie, die haar door zijn naam heeft ver-®6uwigd, hetzij ten gevolge van den daar onderganen mar-*®ldood, of wel dal hij er is begraven geworden, na hetnbsp;®fstrijden van den grooten worstelstrijd des geloofs ? De we-l®0schap is ten aanzien van al deze vraagpunten óf verdeeldnbsp;gevoelen, óf wel neemt zij daarover het diepste stilzwijgennbsp;acht 1).

Wat hiervan ook zij, toch is de catacombe van Prelextatus der oudste en uitgestrektste kwartieren van het onderaard-Rome. Reeds in 261, onder de regering van Valerianus,nbsp;^Ifekte zij den vervolgden christenen tot eene schuilplaats,nbsp;'^rwijl in datzelfde jaar de HH. Felicksimus en Agapetus, dia-^®nen van den H. paus Sixtus, er, even als de subdiakenervnbsp;¦^^nuarius, Magnus, Stephanus en Vincentius werden begraven.

Kerk

^¦'etextatus aangaat, pater Marchi schroonit niet, te zeggen: quot; lo aanmerking nemende de grootte der crypten, den vormnbsp;lichtgaten (lantaarns), en het aantal verbindingen dernbsp;eene verdieping met de andere, zoo krijgt men zulk eenenbsp;'Uitbreiding en omvang, dal de catacombe van Prelextatus,nbsp;'h ''ergelijking met de overige catacomben, hetzelfde is alsnbsp;basiliek van Sint-Pieler tegenover de andere kerken vannbsp;^ome. Wanneer men den tijd had, om baar bloot te leg-«n te doorloopen, zou men er eene reusachlige voor^

Later ziet men de Opperpriesters er een langdurig verblijf houden, priesters en bisschoppen wijden, en vandaar geheel

besturen. Wat de uitgestrekheid der begraafplaats van

Sen

1) Aringhi, lib. Ill, c. XVll, p. 283-4.

-ocr page 234-

HET DRIEVOCDIG ROME.

Stad van Rome in aarilreffen, terwijl wij er thans noj niets anders dan de kleine en middelsoortige kwartieren vaonbsp;kennen. » 1).

Den roem, door den modernen archeoloog voor de begraaf' plaats van Pretexlalus bedongen, willen zijne voorgangersnbsp;aan de catacombe van Sint-Calixtus hebben loegekend. Ddnbsp;verschil van gevoelen ontstaat door de onzekerheid, die ernbsp;ten opzigte der grenzen, zoowel van de eeneals van de andere^nbsp;heerscht, en zoo dus geeft men soms aan de begraafplaa**nbsp;van Pretextatus galerijen en crypten, die door anderen al*nbsp;een onderdeel der catacombe van den H. Callixtus wordeOnbsp;beschouwd. Het bezwaar van een en ander wordt ook nognbsp;daardoor vermeerderd, dewijl in oude oorkonden deze beid®nbsp;groole kwartieren der Martelarenstad wel eens door elkandernbsp;genoemd worden. Zoo, bijvoorbeeld, staal er in de Aden defnbsp;H. Cenilia nu eens, dat haar lijk werd gevonden op denbsp;begraafplaats van den H. Sixtus, die tot de catacombe van deOnbsp;H. Callixtus behoort; en dan weder heet het, dat haar sloflijl^nbsp;overschot lag op de begraafplaats van Pretextatus 2). Eveneco®nbsp;is dit het geval meteen groot aantal andere martelaars. Doch?nbsp;wat ten aanzien van dezen gezamelijken naam geen twijfel hoe'nbsp;genaamd overlaat, is een oud handschrift van hel ValikaaOinbsp;waarin men de volgende uitdrukking aantreft, te weten-

....II cimilcrlo di Pretestato mi è parulo in confronto altrició clie è il tempio Valicano rispeUo alle allre tutte Basibrl’®

et tempj di Roina..... Roma Sotterranea prcaenlerebbele agti studios*

la region sua colossale, dove finora non ha moilralo di se oho I® provincie piccole e mezraiie. P. 174.

2) In MS. quihusdain Codd. ubi S. Caecili® corpus in cminelerio

Xysti rcpertuin fuisse legitur, id Bibllothccarius in Prstextal* *®' meterio contigisse pronuntiat. — Aringhi, lib. lil, c, XVI, p- 283-

-ocr page 235-

OMVANG.

quot; Op de begraafplaats van den H. Sixtus, of van Pretexlalus, Belegen buiten de Porta Appia. » 1).

Overigens laat zich zulk eene naamsverdubbeling ligtlijk Verklaren. De catacomben werden niet op éénen dag aangelegd.

de eerste verdieping voegde men eene tweede, en soms zelfs %k nog eene derde, terwijl de naam van den grootmoedi-Ben christen, die lot de uitbreiding er van had bijgedragen,nbsp;de naam van den doorluchtigen nrarlelaar, wiens graf ernbsp;Ben luister van kwam verhoogen, in de taal des volks bij denbsp;eorspronklijke benaming der begraafplaats werd gevoegd,nbsp;voorbeelden daarvan zijn in 't geheel niet zeldzaam.

Doch, genoeg: om ’t even, of zij al dan niet al de ove-•'•ffen in uitgestrektheid te boven ga, zóóveel is zeker, dat Be catacombe van Pretextatus, tot hare ware grenzen lerug-Sebragt, reusaphlig groot is; en dit moest ook wel zoo wezen.nbsp;Verslens, ligt zij aan den Appischen weg , die door het bloednbsp;''an een grooler aantal martelaren gedrenkt en door de Voor«nbsp;^'enigheid bestemd werd, om in hel chrisllijk Rome te blijven,nbsp;quot;'al hij voor hel heidensche Rome was, namelijk de koningnbsp;Bar wegen [Regina viarum) en hel hoofdkwarlier (middelpunt)nbsp;''an ’s volks roem. Tweedens leent zich de bodem uit zijnennbsp;^^rd daar, beter dan elders, tol het doen van uitgravingen:nbsp;'nanaers, terwijl, in de meeste catacomben, de gravers zich,nbsp;®lap voor slap, in hun werk ge.sluil zagen door allerlei soortnbsp;quot;an harden, weêrbarsligen steen, vonden zij hier niets andersnbsp;Ban een doorgaanden grond van gemaklijk te verwerkennbsp;tuflagen. Vandaar ziel men in de begraafplaats van Pretextatusnbsp;°®k niet die steunmuren, of dien onregelrnaligen gang van door-Belving, gelijk in andere catacomben hel geval is, als ten blijkenbsp;quot;an de daar heerschende hardheid en weérspannigheid des

1) In coBmeterio S. Xysli, seu Pratextati, sito foris portam ^Ppiatn. Cod. ms. Fat., apud Aringhi, llb. lil, c. XVI. p- 284.

20

-ocr page 236-

HET DRIEVOUDIG HOME.

bodems : men vindt er, integendeel, de schoonste galerijen en de grootste crypten, die lot dusverre zijn bekend. Onder denbsp;laatste heeft pater Marchi er eene van twintig el lang ontdekt 1)-Staan wij thans een oogenblik stil op den gewijden dreni*nbsp;pel, en werpen wij een oog in ’t algemeen over den luisternbsp;van het heilig en eerbiedwaardig tooneel, hetwelk onze voeleonbsp;zoodadelijk zullen gaan betreden. Als een beeld der katholiekenbsp;Kerk, of, eerder nog, als een beeld des hemels-zelven, wasnbsp;de catacombe van Pretexlatus de loopplaats, om zoo te zeggen,nbsp;der chrislen-helden van alle lijden en van ieder land. Uit denbsp;])rie.sterschap vindt men er pausen, prie.sters, diakenen ennbsp;levilen, martelaars uil de dagen van krijg en martelaars uilnbsp;den tijd van vrede; ouderdom en jeugd, hel Oosten en hetnbsp;Westen, gehuwden en ongehuwden , maagden en weduwen,nbsp;kortom, alle standen en rangen der maatschappij hebben ernbsp;lallooze doorluchtige vertegenwoordigers, gelijk blijkt uit hetnbsp;aloude opschrift, door paus Damasus aan den ingang van dezennbsp;onderaardschen hemel geplaatst, en dien de groole opperher*nbsp;der te heilig achtte, om er zich te durven laten begraven:

HIC CONGESTA JACET QVjERlS SI TVRBA PIORVM CORPORA SANCTORUM RETINENT VENERANDA SEPVLCHRAnbsp;SVBLIMES ANIMAS RAPVIT SIBI REGIA COELI,

HIG COMITÉS XISTI PORTANT QVl EX HOSTE TROPHiEA.

BIC NVMERVS PROCERVM SEBVAT QVI ALTARIA CHRISTI,

HIC POSITVS LONGA VIXIT QVI IN PACE SACERDOS ,

HIC CONFESSORES SANCTI, QVOS GRZECIA MISIT,

HIC JVVENES, PVERIQVE , SENES, CASTIQVE NEPOTES,

QVIS MAGE VIRGINEVM PLACVIT RETINERE PVDOREM.

IIIC FATEOR DAMASVS VOLVI MEA CONDERE MEMBRA SED CINERES TIMÏl SANCTOS VEXARE PIORVM.

1) P. 171.

-ocr page 237-

929

OPSCHRIFT VAN PAÜS DAMASUS.

« Wiit gij de schaar van heiligen kennen, die hier ter plaatse begraven zijn ? Hun gewijd overschot rust in eervollenbsp;Si’afsleden terwijl hunne zielen glorievol in de hemelen re-!ï®'’en. Hier bevinden zich Christus’ volgelingen, beladen metnbsp;l’unnen op den vijand behaalden buil. Hier is een menigtenbsp;fidele verdedigers van Christus’ altaar. Hier rust de priester,nbsp;^'fitis leven in de rust van een langdnrigen vrede eindigde.nbsp;Hier liggen de heilige belijders, welke Griekenland afzond.nbsp;Hier treft men jongelieden, kinderen, grijsaards aan, ennbsp;Ufiheel een geslacht, schitterende in den glans der maagde-l'jke zuiverheid. Ik, Damasus, beken, dat ik gaarne ooknbsp;H'er zou hebben willen begraven worden; doch ik vree.sde,nbsp;dfi gewijde asch te zullen sloren der vrienden van God. »nbsp;l)e catacombe van Prelexlatus had , even als al de anderen,nbsp;''firscheiden toegangen. De hoofdingang schijnt op tien minutennbsp;afstand van Rome’s wallen te zijn geweest, bij de, thansnbsp;Sfisloople, Sinl-ApoHinaris-kerk. Wat daarvan zij, men komtnbsp;gt;n, langs trappen, verborgen in de wijngaarden, die denbsp;''lakte overdekken, lusschen den Ardealijnschen en den Appi-schen weg. De bezoeker vindt er de galerijen, de loculi^nbsp;*1® oubïcula , met een woord , al de reeds bekende onderdedennbsp;'Ififi overige grafplaatsen; alleen de regelmatigheid, het aantalnbsp;de uitgestrektheid er van verschilt. Wij betreurden hetnbsp;^®fifi, dal wij ons bezoek niet konden voorizelten tot in hetnbsp;Hart dezer heilige stad; maar opstoppingen, van-zelf, doornbsp;'Qsloriing, hier en daar, ontslaan, of beletselen van anderennbsp;, opzellijk of onwillekeurig daarin aangebragl, zijn evennbsp;Zoovele hinderpalen voor de nieuwsgierigheid van den be-*®'ïgslellenden reiziger, die zich evenwel, zoo als wij, magnbsp;''firheugen, de schoone crypt, of liever de kerk, te kunnennbsp;^|^“ï^^^ell^pater Marchi eerst onlangs ontdekte 1). Jammer,nbsp;*) P. 169.

-ocr page 238-

230 HET DRIEVOUDIG ROME.

slechts, dat de er opgehoopt liggende aarde eene naauwkeurige beschrijving der onderdeden ónmogelijk maakt. In harennbsp;algemeenen vorm, gelijkt zij opal de anderen, ofschoon zij»nbsp;over het geheel, ruimer en grooter is. In den regel zijn denbsp;onderaardsche kerken klein, en groote maken eene uitzondering. Dit vast-staande feit wordt aan verscheiden oorzakennbsp;toegeschreven, door welke te kennen men een nieuw ennbsp;belangrijk licht ontvangt in den kommervollen eerstennbsp;der toen reeds door hare groote heiligheid uitblinkende Kerk.nbsp;Men begrijpt ligtlijk, dal de aard van plaats en bodem dikwijlsnbsp;onoverkomelijke hinderpalen aan het bouwen van groote basilieken inden weg stelde; doch, al wist men die eerste zwarig'nbsp;heid ook al te verminderen, of zelfs geheel op te ruimen»nbsp;dan nog bleef er eene veel ernstigere over, namelijk,nbsp;armoede der chrislen-gemeenle. In die dagen van oorlognbsp;plundering, toen de onbegraven gebleven slagloffers bij honderden werden geteld; toen de ouders, ten marteldoodnbsp;sleept, zoovele weezen len laste der Kerk achterlieten, toennbsp;de mijnen en de kerkers met belijders zaten opgevuld,nbsp;ver-verwijderde landen bevolkt werden met geheele familien»nbsp;lol ballingschap gedoemd, toen, ja, bleef der christüjk®nbsp;liefde naauwlijks het toereikende over, om te voorziennbsp;de behoefte aan brood, aan kleederen, met een woord,nbsp;alles, wat dat lallooze volk van armen dagelijks, en iedei'nbsp;oogenblik, noodig had, zoodat ook alleen daérvoor de aalmoezen der geloovigen besteed werden, en wij nergens vinden»nbsp;dal zij ook voor hel bouwen der tempels of der basiliekennbsp;hebben gediend. « Onze vergaderingen — zegt Tertullian*^*nbsp;— worden door achtenswaardige grijsaards bestuurd;nbsp;onzer geeft ’smaandelijks eene zekere som gelds, ofnbsp;wanneer hij ’iwil, en zóó als hij 't wil, al naargelang zijnernbsp;middelen; want, niemand wordt daartoe verpligt, alles ga®*

-ocr page 239-

DE BEDEN VAN DE KLEINTE DER ONDERAARDSCHE KERKEN. 251

''•'•jwillijr. Dat is, als 'l ware, een vrome schal, die niet ''örleerd wordt in gaslerijen of andere nullooze vcrspillino-;nbsp;®'leen vindt men daaruit het voedsel der behoeflilt;{en, denbsp;*^oslen hunner begrafenis, het onderhoud der arme weezen,nbsp;door ouderdom uitgeputle dienstboden, der schipbreu-'‘^lingen, der lot de mijnslraf of lol ballingschap veroor-''^elde christenen en van allen, die in den kerker verzuchtennbsp;de zaak van God 1). » Al die, niet voorbijgaande,nbsp;'•laar voortdurend in den geest der Kerk liggende uitgavennbsp;Kedoogden naauwlijks, dat men aan de gewijde bedienaarsnbsp;het altaar het noodige verschaffen kon, gelijk ons zulksnbsp;den brief van den H. paus Cornelius is gebleken.

Lloch voorondersleld ook al, dat de aard des bodems en triiddelen der gemeente het bouwen van groole kerkennbsp;tie catacombe hadden veroorloofd, zou het dan nog welnbsp;'^^adzaam geweest zijn? Ook hier mogt ontkennend op ge-®'ttwoord worden. De chrisilijke, even als de gewone maat-^chaplijke voorzigligheid verbood het evenzeer.

Men weet, hoe teeder-bezorgd de Kerk was, om de zuiver-*'fgt;d harer kinderen vlekloos te bewaren, en haar toevoorzigt quot;^•oest derhalve, in de eersie eeuwen, zoo mogelijk, nog groo-en aanhoudender zijn. De eer der christenen , die aan dennbsp;«evaarlijksten laster blool gesteld waren, beval reeds, alleennbsp;dat opzigt, maatregelen van buitengewone voorzorg dringend

1) Prxiidcnt prohati quique seniores..... Modicani unusqiiisque

**'Pcin menstrua die. vel cum velil , et si inodo velit, el si inodo '’“**gt;1 , apponit. Nam nemo compellitur, sed spnnte confert. H*cnbsp;deposita pielatis sunt. Nam inde non epnlis nee potaeulis, neenbsp;'“gratis voratrinis dispensalursed egenis alendis, inhuiiiandisque,nbsp;Pueris ac pnellis, re ac parentilius destitiilis, jamque domestieis,nbsp;*®Rihus, item naufragis; et si qui in melallis, el si qui in insulisnbsp;in custodiis, dunlaxat ex cansa Dei seclae, alumni confessionisnbsp;fiunl.. Apol. c. XXXIX.

-ocr page 240-

252 HET DRIEVOUDIG ROME.

aan. De neophyten (nieuw-bekeerden) uit den schoot des heiden» doms voorlkomstig, en, van der jeugd af, gewoon aan eene,nbsp;als't ware, mei hen geboren zedeloosheid, die daarenboveninbsp;door de godsdienst geheiligd, door de wetten geijkt en doornbsp;hel voorbeeld bevestigd was, moesten, ook na het doopselinbsp;van*zelf, wel meermalen de krachten den invloed hunner vorig®nbsp;onheblijkheden ondervinden. Bedenkt rnen nu, dat de bijeenkomsten der beide sexen, in de duistere gangen der cata*nbsp;cornben, enkel bij het schijnsel van fakkellicht plaats hadden,nbsp;zoo zal het daaruit alleen genoegzaam blijken, dat de Kerk,nbsp;te regl, uit allezins gegronde voorzigtigheid, hel bouwen vannbsp;groote crypten en groote kerken verwierp, als waardoor,nbsp;in weèrwil van alle voorzorgsmaatregelen, het toevoorzigl *eernbsp;moeijelijk, om niet te zeggen, geheel onmogelijk werd.

Bij de christlijke voegde zich nu tevens ook de gewon® voorzigtigheid. Immers, in welk gedurig gevaar van ontdekking zou men, bij het begraven der lijken, niet verkeerdnbsp;hebben, indien Rome slechts ééne catacombe had gehad?nbsp;Hoe, toch, zou men, bijvoorbeeld, de martelaren van dennbsp;Appiscben Weg naar de Valicaansche catacomben, of de martelaren van den Aureliaanschen Weg naar de catacomben rannbsp;de Fia JSomentana overgebragt hebben, zonder hooderdm*'nbsp;len gevaar te loopen van te worden verhinderd of gevang®^nbsp;gezet? Ter vermijding van dal gevaar, opende men begraaf'nbsp;plaatsen, geheel de stad rond. En even zoo nu neemt het'nbsp;zelfde gevaar wederom gelijklijk toe, wanneer men zichnbsp;iedere catacombe slechts eenige groote kerken voorstelt,nbsp;waarts de geloovigen (dal wil zeggen, mannen, vrouwen,nbsp;grijsaards en kinderen) zich toch niet zonder hun leven in d®nbsp;waagschaal te stellen, in menigte, zouden hebben kunnen heei’nbsp;begeven, als waardoor het gevaar, zeker, nog grooter wordePnbsp;moest, terwijl, wanneer zij er één voor één wilden heen gaan»

-ocr page 241-

DE REDEN VAN DE ELEINTE DER ONDERAARDSCHE BERKEN. 255

'**‘60 en uren zouden zijn noodig geweest, alvorens de verandering voltallig ware geraakt. Hoe langer zij de romeinsche ^«mpa^a doorliepen, des te veelvuldiger waren de kwadenbsp;'^nusen van te zullen worden ontdekt. Intusschen, wanneer mennbsp;*'ch slechts enkele kerken voorstel!, dan moeten, noodwendig,nbsp;®*^De menigte mannen, vrouw en en kinderen te zamen opgaan,nbsp;langs eenige afzonderlijke wegen, zich, elk op zich-kerkwaarts begeven, hetgeen een ander, niet mindernbsp;S'’oot en, zeker, even zeker bezwaar oplevert.

Er bestond de.''halve maar één middel, om het tweeledig SDvaar te vermijden, dat èn hel leven, èn de zedelijkheidnbsp;gelüovigen bedreigde, door, namelijk, voor elke catacombe een zeker aantal toegangen te openen, trappen aan Ienbsp;^cengen voor mannen en voor vrouwen, ieder afzonderlijk, en,nbsp;Ondelijk, het aantal kleine kerken te vermeerderen, waarinnbsp;slechts eene beknopte vergadering kon gehouden worden,nbsp;Ziedaar dan ook, wat men heeft gedaan.

'¦ In aanmerking nemende — zegt pater Marchi — de *‘loine schaal, waarop onze onderaardsche kerken zijn aange-'ofld,

en wanneer men die in iedere begraafplaats — wat zeg

neen, op verschillende punten van dezelfde begraaf-

Plaats geopend vindt, zoo meen ik, eener zijds voor zeker te quot;'Ogen aannemen, dat hel getal van personen, in deze eerwaar-'*'oe crypten vergaderd, de honderd nooit te boven ging;nbsp;^Cwijl, anderzijds, deze veelvuldige vergaderplaatsen dennbsp;christenen gelegenheid verschaften, om, ofschoon dan ooknbsp;gescheiden, toch, tegelijkertijd, in dezelfde catacombe, tennbsp;Seiale van vele duizenden, bij elkander te zijn. Op die wijzenbsp;«'Dg alles in orde en liep zonder gevaar af: de priesters, denbsp;•^'akenen, de diakonessen konden zoo doende hun ambt metnbsp;Hoed gevolg uitoefenen, te welen, niet door de vergadering-*cl''e te houden, maar door te zorgen en te waken, dat de orde

-ocr page 242-

234 HET DBIEVOUHIG ROME.

en de bel amelijkheid in geeiien deele werden gestoord of gckwelsl » 1).

Uit hel voorafgaande moet men echter niet afleiden, in de calacornhen geene kerk gevonden werd, gesciiikl, ofquot;nbsp;meer dan vijftig of zestig personen te hevaiten. De kleinte tlefnbsp;crypten, hebben wij gezegd, is de regel, doch waarop ooknbsp;uitzonderingen gevonden worden. Indien de voorzigligheid o*nbsp;eischic, dat de vergaderplaatsen zeer talrijk en zeer hekroo*'nbsp;pen waren, zoo vorderde de majesteit onzer mysteriën tochnbsp;ook even zeer, dat er ten minste eenige kerken van grooiofnbsp;omvang werden gevonden, waar de godsdienst zich,nbsp;bijwezen eener talrijker schaar, in al hare eigenaardigenbsp;indrukwekkende waardigheid kon vertoonen.

De ceremoniën, bijvoorbeeld, van hel Doopsel en van he^

ia

Vormsel, waren te slichtlijk, om de geloovigen er van versteken, en te pleglig, om waardiglijk in eene bekromp®'^nbsp;ruimte Ie kunnen worden verrigt. En, werklijk, men viod^nbsp;in de catacomben kerken, wier omvang de vrije uiloefeoio!?nbsp;der kerkdienst, ten aanschouwe eener talrijke menigte,nbsp;ruimte toelaal: zoo, onder anderen, die in de catacombenbsp;Prelextatus, waar wij ons thans bevinden, en die lol de doOiquot;nbsp;ons hier behandelde bijzonderheden aanleiding gegeven heeff-Deze, op grooler schaal aangelegde kerken maken, in

1) Nel considerare Ie piccole diinenzioni di queste chiese, vederle aperte in ciascun cimitero, anzi in ciascun cimitero i»nbsp;varieta di luoghi raddoppiate, credo non ingannarmi nello slabdquot;'*’nbsp;cbe quaggiu in un niedesimo luogo non si teiinero niai adunanz^nbsp;cento persone ; ma che contemporaneainente in tante varieta di ciin't*'il

e in tanta moltiplicita dl chiese in ogni cimitero divisamente si poteval^

i fideli raccogliere in motte migtiaja. 1 sacerdoti, i diaconi, diaconesse avevano per ulHzio loro principalissiiuo di provvedderenbsp;te adunanze si facessero , ma in niodo che da esse la chiesa non av®*’nbsp;a rissentirne danno. p, 122.

-ocr page 243-

CATACOMBEN DER VIA-APPIA. 253

mei de gewone crypten, liel onderaardsche Rome een doelmatig godsdienstig geheel, waarbij levens schil-'^¦'end uilblinkl de onuilpullijke wijsheid van de Opperherdersnbsp;*^®*’Kerk, die bij hare vestiging voorzaten, en in alles wistennbsp;'«voorzien: veiligheid, heiligheid, stichting, vertroosting dernbsp;quot;«loovigen, niets ontging hunne aandacht, en niets, of zijnbsp;*'«bben er voor gezorgd.

13 jraiiuarij.

^'^'acotngeu der Via-Appia (vervolg). — De glorie der Kerk in de Catacomben. — De Catacomben der H.Sotera. — Geschiedenis.nbsp;— Architectonische vorm der onderaardsche kerken. — Vestibule. — tiet graf in den achtergrond. — Transennen of afsluitingen. — Altaartafel op het graf. — Grafsteden ter zijden.

Gescheiden plaatsen voor de mannen en voor de vrouwen. — Re school der catechumenen. — Model onzer kerken, aan denbsp;Catacomben en niet aan de heidensche Basilieken ontleend.

*'jn

Niet slechts, dal de catacomben ten, toonbeeld strekken de wijsheid der Kerk, maar zij zijn levens ook eennbsp;’^««tririjk gedenkteeken van het geloof en der liefde onzernbsp;''¦'deren. Gij gaal de reusachlige bouwvallen van hel Colosseum,nbsp;ontzetting, voorbij; met verbazing aanschouwt gij denbsp;''quot;«g in de lucht ojtgevoerde waterleiding van Claudius; ver-“'oind staat gij over de pyrarniden van Egypte; met geestdriftnbsp;’^''''ult 11 dg beschrijving van Ninive en Babylon, die beidenbsp;^quot;«versleden van het Oosten, en gij zegt; Al deze werken

'olken

«ven zoovele glorietrofeën voor de vorsten en voor de

«o»,

5 die ze hebben gesticht. — Uwe bewondering is, getwijfeld, natuurlijk en billijk; evenwel, bij de herin-^'«ving van den rijkdom en van de magt dier stichters, bijnbsp;l'erdenken der middelen van allerlei aard, die hun Ier

¦'«oudig Rome. — IV. Deel. 21

-ocr page 244-

236 UET DUIEVOCDIG ROME.

dienste stonden, begrijpt men ligtlijk de mogelijkheid, oU zal ik liever zeggen , de gemaklijkheid zelfs dier reuzenwerken-Doch, ik vraag u, wat moet de reiziger gevoelen bij ho^nbsp;gezigt van een wonder, dat, in stoutheid, in hechtheid ennbsp;in uitgestrektheid, verre te boven gaal het Flaviaansche Amph'”nbsp;theater (Colosseum), de waterleidingen van Rome, de Pyra*nbsp;miden van Egypte, Ninive en Babel. Wie was de koningtnbsp;wie het volk, wie de maatschappij, rijk en magtig genoeginbsp;om zulk een werk ten uitvoer te brengen? Ziedaar de vraag»nbsp;welke hij zich-zelven doet.

Hij weet niet, of hij droomt of waakt, wanneer mequot; hem zegt, dal men dit reuzenwerk verschuldigd is niet aannbsp;keizers, meesters der wereld, niet aan een algebiedend volk»nbsp;zelfs niet aan de stamouders der wetenschap en der kunst»nbsp;maar aan eene gemeente van armen, zonder eenige hulp'nbsp;bronnen, talent of fortuin, altijd vervolgd, gedood, verplig^nbsp;om te arbeiden, dagen nacht, maar steeds in hel geheim»nbsp;uit vrees, dat hun hamerslag den vijand het spoor mog^nbsp;ontdekken, en zij daardoor in hel verderf konden wordei'nbsp;gestort. En waarin nu was hel geheim van hun vermogr-Onbsp;geh'gen? Hoe zijn zij er toe gekomen, om, zonder eenignbsp;middel te bezitten, dal tot het stichten van onsterflijke monU'nbsp;menten ooit gekend of gebezigd was geworden, een wondernbsp;te scheppen, dal al de overigen verre te boven gaat?nbsp;Ziedaar het raadsel, djii zich, bij het zien der catacombenjnbsp;in ’t algemeen en van die der f^ia Jppia^ in ’t l)ijzonder»nbsp;aan ons voordoet. De oplossing daarvan is gelegen in éénnbsp;w oord: het Geloof!

Deze bij de oude wereld onbekende en door de nieiiv'® wereld miskende kracht is de hefboom, door den godlijkennbsp;.Meester gegeven, om bergen te verzetten en hel heelal tenbsp;verwrikken uit zijn as. Zijne nederigste dienaren bedienden

-ocr page 245-

DE CATACOMBEN DEU H. SOTERA. 20/

*gt;ch er van. Met de eene hand bouwden zij in het hart ')er aarde eene stad, {jrooter, wonderbaarder, door de over-quot;'onnen hinderpalen verbazender dan Ninive, Babel of hetnbsp;^otne der Cesars; en, met de andere hand, de heidenschenbsp;quot;'ereld van uit den afgrond der verworpenheid, waarin zijnbsp;''erzwolgen lag, aangrijpende, wisten zij haar tot de deugd dernbsp;^'^gelen op te voeren en te hechten aan des Verlossers kruis.

Met een bewogen hart en de ziel opgetogen bij de her-'noering aan dat oorspronklijk geloof, waarvan de gedenklee-l^enen voor onze oogen lagen, kwamen wij bij de catacombe H. Sotera. Dit nieuw kwartier der begraafplaats van Pre-'®xtalus is zijn oorsprong verschuldigd aan eene jeugdigenbsp;^6ldin, wier geschiedenis verdient gekend te worden, alsnbsp;^Pleverende, bij duizend andere bewijzen, nog wederom eenenbsp;'^'euwe proeve van dat wonderenwerkend geloof, hetwelknbsp;'eder reiziger gedwongen is, bij het bezoek van elke cala-'^“«ibe, te bewonderen en te zegenen , tenzij hij blind , doof,nbsp;ja, verstoken mogt wezen van alle begrip en gevoel.nbsp;Onder Diocletianus en Maximianus woonde te Rome eenenbsp;^°nge maagd, met name Sotera, die bij haar voorgeslachtnbsp;maagschap consuls en prefecten telde, en in het getalnbsp;l*arer bloedverwanten een van de schitterendste lichten dernbsp;, den H. Ambrosius, zoon van den pretor der Gauleri,nbsp;'^^'^gsehikken mogt. Hare geboorte, haar leeftijd, fortuinnbsp;uitnemende schoonheid waarborgden haar de glansrijkstenbsp;'oekomst; doch, zij vergeet al die voorreglen, en zegt alnbsp;blijde voonjitzigten vaarwel, alleen om Ie omhelzen denbsp;^'^(lasheid van het Kruis 1).

Doch, hoor, waterden 10. Februarij vamp;n het jaar 504

‘ulat,


1) Singularis pulcliriludinis, nobili genere nata, parcntuin conus et prEefecturas ob Christum contempsit. — S. Ambr., lib. lil ,


•e S'-rtrg.


-ocr page 246-

258

HET DRIEVOUDIG ROME.

voorviel op den Appischen vvejT. Daar staal, door eene tallooze inenigle van loeseliouvvers oinsluwd, Solera, Ie midden vannbsp;beulen, voorde vierschaar van Maximiaan. Naar hel gebruiknbsp;der chrislcn-maagden, is haar aangezigl met een sluijeinbsp;overdekt. Aller oogen zijn gevestigd op haar, wier edele houding en zedig voorkomen volkomen aanduiden de partricischenbsp;dochter en de bruid van God. Hel algemeen stilzwijgen wordt

eindelijk verbroken, en de wreedaardige christenvervolger be*

veelt nu, met krijschende stem, dal men het jeugdige slag!' offer in hel aangezigl zal slaan.

het


« Alsloen — dus schrijft haar doorluchtige bloedverwant quot; hief Solera haren sluijer omhoog, en stelde aan de marieliniTnbsp;dal edel gelaat bloot, hetwelk zij steeds voor de menschen verborgen had gehouden. Edelmoedig geeft zij hel aan deonbsp;smaad der kaakslagen over, om haar offer aan Ie vangennbsp;daar, waar, voor andere maagden, het verlies van schaainl®nbsp;en onschuld begint. Hel is waar, die heiligschenners kunnen»nbsp;ja, haar sehoon gelaat mishandelen en mismaken, dochnbsp;zijn niet in slaat, de schoonheid te bezwalken van hare deugd-Uwe bloedverwante, o mijne zuster, werd lolde glorie vafnbsp;het martelaarschap verheven, doch zij begon, in weêrvvdnbsp;van haren adeldom, melde smadelijke straf te ondergaatt

die den slaven was bereid. In ’t eind, de beul was


moede. Spraakloos, onverschrokken, week zij noch smaad, noch voor smart: zonder het hoofd te wenden, zondernbsp;het aangezigl te bedekken, verdroeg zij elke foltering;nbsp;woord ontvloeide hare lippen, geen traan hare oogen,nbsp;zucht hare borst. Verwinnaresse in dezen strijd, even als'nbsp;al de overigen, ontving zij, eindelijk, den genadeslagnbsp;hel zwaard, waarnaar zij zoo vurig had verlangd, als na®nbsp;dien glorievollen dood, die haar het leven gaf » 1)-1) S. Ambr. , lib. 111 , De Virgin.

-ocr page 247-

ABCHITECTONISCHE VOUM DEB ONDERAARDSCBE KERKEN. 939

Alvorens haar bloed voor haren godlijken Bruidegom te ®lorlen, had Solera al hare goederen aan hare broeders, denbsp;*^fmen, ge.schonken, en daaronder, voor eene begraafplaats,nbsp;lt;gt;ok een barer grondbezillingen aan den A])pischen wegnbsp;gelegen, niet verre van hel looneel, waar zij haar zegepraalnbsp;'held: zij-zelve werd mede daar bijgezet. Hel is alzoo innbsp;Iweederlei opzigt, dal de catacombe, waar wij ons bevinden,nbsp;'an eeuw lol eeuw, den naam vereeuwigt, tegelijk meldenbsp;''lt;^fdadigl)eid, den moed en het geloof der jeugdige heldin,nbsp;''aus Slephanus II. herstelde de oude grafplaats, en Sergius II.,nbsp;zijner opvolgers, bragl hel ligchaaui der glorierijke mar-'6'aresover naar San-Marlino-at-J/on^', waar zij, te middennbsp;gedurige hulde, haar, van geslacht lot geslacht, toege-''¦'agt, den dag der eeuwig-gelukzalige verrijzenis verbeidt.

Wij mogen de catacombe van Pretextatus niet verlaten, 'bonder een oogenblik stil Ie slaan bij den archilectonischennbsp;'afiri der oorspronklijke kerken, wier aantal en grootte wijnbsp;gisteren reeds hebben vermeld. In de eerste plaats, heeftnbsp;quot;len, wanneer de bodem hel toelaat, een langwerpig vierkant,nbsp;^'jude liet voorportaal of de veslibuul, bestemd, eensdeels,nbsp;hel heiligdom af te zonderen en vrij Ie houden, en an-•'erdeels, om de geloovigen, die te laat kwamen, o\t tenbsp;•’^nien, gelijk even zoo ook de boetelingen, die hel regtnbsp;’‘iel hadden, om in de kerk Ie komen, of de catechumenen,nbsp;’iie het H. Misoffer nog niet konden hijwonen. Vervolgensnbsp;heeft men de deuren, waarvan de krammen of duimen nognbsp;zien zijn, doch die zelve zijn verdwenen, als , waarschijnlijk ,nbsp;hoor tijd en vocht verleerd. Boldelli heeft slechts ééue enkele,nbsp;’h® van ijzer was, gevonden.

Wal de kerk van binnen betreft, zoo hebben wij reeds, hij hel spreken over de cubicvla, gezegd, dal de vormnbsp;“*ei altijd dezelfde is, maar nu ecus rond , dan wcèr driehoekig ,

21

-ocr page 248-

SiO

HET DRIEVODDIG ROME.

soms vierkanl, (loch meeslal een parallelogram in een half' rond punt of buik uitloopende. Dil verschil van vorm hang^nbsp;meeslal af van de bezwaren, welke de grond opleverde, wantnbsp;overal bespeurt men ^ dat de christenen trachtten^ otnnbsp;van de kerk eene verlengimj van het monumentuinnbsp;arcuatum temaken.

Doch wat niet verandert, is de plaats, waar de altaren of grafsteden der martelaren slaan; namelijk, op den achtergrond vindt men liet hoofdallaar, en, regts en links, ook eenigonbsp;altaren, mede onder een booggewelf geplaatst, en waaraannbsp;eveneens het H. Misoffer werd opgedragen. In een groot aantalnbsp;kerken slaan ook langs de zijwanden verscheiden tombes vannbsp;de gewone soort, op drie of vier rijen naast elkaêr geplaatst,nbsp;al naardal de hoogte en omvang der crypt zulks gedoogen. Wijnbsp;zagen, dat enkele kerken ook een presbyterium of priesterkoor liebben, achter hel altaar, met zetels voor den bisschopnbsp;en de geestelijkheid; de pontificale zetel staat meeslal op dennbsp;hoek van hel altaar, een weinig voorwaarts naar hel kerkschipnbsp;heen geplaatst 1).

Gewoonlijk slaat hel altaar op eene trede van ettelijke duimen hoog verheven boven den grond. V(5ór het altaar isnbsp;soms ook nog eene soort van balustrade of afscheidingnbsp;(transenna), in steen, strekkende, om het altaar legen hetnbsp;opdringen der soms al te ijverige of ook wel onbesuisdenbsp;menigte te beveiligen. Zoo vindt men op de begraafplaatsnbsp;van den II. Callixlus zulk eene balustrade nog tamelijk goednbsp;bewaard; zij vertoont van boven, lol driemalen toe, hel nio*nbsp;iiogram van Christus, inden vorm vaneen St. Andries-kruis,nbsp;gelijk zulks, zoo als wij welen, inde eerste dagen der Kerknbsp;gebruiklijk was. De overige catacomben, met name die der

Ij 7,\e licl Plan aan ’( einde van dil deel.

-ocr page 249-

ILTAARTAFEt. OP HET GRAF. 2.i1

Priscilla en Helena, leveren eene menigte fragmenten dergelijke afsluitingen op, zoodat men daardoor magnbsp;®®nnemen, dal zij algemeen in gebruik waren, tenminstenbsp;de crypten, waarde ruimte het aanbrengen er van ver-'^'¦loofde.

Het allaar-zelf is van vierkanten vorm, evenals de oude *‘®i’cophagen, welke wij kennen. Dikwerf vindt men het ver-®gt;erd mej jf, vakken aangebragle basreliëfs, waarvan deslofnbsp;hel Oude en Nieuwe Testament is ontleend. Op het altaarnbsp;eene steenen of marmeren plaat, gewoonlijk voor eennbsp;Sedeelie in de tuf bevestigd, en bestemd, om de H. Misof-*^crande op te verrigten. Het graf van den H. Hennes, in denbsp;®®lacombe van dien naani, aan de F ia Salaria^ bezit daarvannbsp;goed bewaard gebleven exemplaar. Dat de grafplaat voornbsp;opdragen der H. Mis gediend heeft, is een onloochenbaarnbsp;Eerstens, weten wij, dal het gebruik en de lucht dernbsp;'quot;¦oegsle Kerk er eene strenge wet van maakten, om denbsp;Offerande alleen op de grafstede der martelaren te doennbsp;l’*3ais hebben. Buitendien, zoo talrijk zijn daarvoor de bewij-^^o der geschiedenis, dal men er waarlijk met moeite eenenbsp;*‘6us in weet Ie doen: ik zal er hier dan ook maar eennbsp;paar van aanhalen. Prudenlius maakt op de volgende wijzenbsp;gewag van den steen op het graf van den H. Hippolylus, in denbsp;®®lacombe, aan den Tiburlijnschen weg geplaatst:

lila, sacramenti donatrix mensa, eademque Custos fida siii martyris appositanbsp;Servat ad selerni spem viudicis ossa sepulcro,

Pascit item sanrtis Tybricolas dapibus.

quot; Deze allaar-lafel, tegelijkertijd ten grafdeksel strekkende hel slof van den martelaar , dat haar werd toeverlrouwd ,nbsp;*^®^aarl zijn gebeente, in afwachting van de komst des

-ocr page 250-

912

HET DRIEVOUDIG ROME.

eeuwigen Regters, en voedt tevens de Romeinen met een heilige spijs » 1).

Dit te Rome in zwang zijnde gebruik, werd ook naau'V'

gezet in de overige deelen der katholieke Kerk gehandhaafd. Dezelfde dichter, de H. Eulalia, Spanje's roem , bezingende,nbsp;drukt zich in dezer voege uil:

Sic vcQerarierossa libel, Ossibus altar et impositiim.nbsp;lila Dei sita sub pedibusnbsp;Prospicit baec, populosque suosnbsp;Cariuiue propiliata fovet.

« Zoo dan mogen wij haar gebeente, waarboven ^en altaar is opgcrigt, huldigen, en hetwelk zij-zelve aauschouquot;'hnbsp;als geplaatst zijnde aan de voeten van God. Geroerd, doofnbsp;de lofzangen, te barer eere aangeheven, betoont zijnbsp;den volken, die hare voorspraak inroepen, gunstig S®quot;nbsp;stemd » 9).

of

De Kerk van Africa is ook in dit opzigt de altijd waai' dige mededingster barer zuster en moeder. Haar grool®nbsp;leeraar, de H. Augustinus, legt deze getuigenis over haafnbsp;af. « Gij allen, — dus spreekt hij den geloovigen toenbsp;gij allen, die Carthago kent, weel, dat ter plaatse-zelv®’nbsp;waar, voor Christus naam, het bloed van Cyprianus vergol®^'nbsp;werd, eene iafel aan God is gewijd. Deze tafel wordt ooknbsp;de Tafel van Cyprianus genoemd, niet omdat Cyprianusnbsp;ter maaltijd er aan necrzelte, maar omdat hij daar dennbsp;marteldood stierf, en dewijl hij door zijn sterven deze

bereid heeft, geenszins tot een disch voor zich-zelven

1) Prud, Peiislcph. de S. Hipiwlyl.


9) ld., JI,


ym.


UI.


-ocr page 251-

ALTAARTAFEL OP HET GRAF. 245

er anderen aan te spijzigen, maar om er het II. Offer '^1' te dragen aan God, wien hij zelf geofferd werd » 1).

Eindelijk, hel Ooslen-zelf, of, beier gezegd, de H. Geest *'6efi door den mond van den verheven balling van Paihmos,nbsp;gebruik aangeduid en geheiligd, om, namelijk, denbsp;®®uwige Offeranden te verrigten op der martelaren graf.nbsp;quot; Ik heb — zegt de H. Joannes-— onder het altaar van hetnbsp;'*6melsch Jerusalem de zielen gezien van hen, die om hetnbsp;^oord Gods zijn gedood geworden » 2). Alzoo heeft denbsp;^®i'k op aarde aan de Kerk des hemels die onwrikbare ge-quot;'Oonte ontleend. Achttien eeuwen verleden, droegen denbsp;Pilaren den naam van graf, herinnering, marlelaarsplek,nbsp;'quot;’artelaren-belijdenis, of tafel; en zoo heeten zij in Italië,nbsp;'*'aar vooral te Rome, heden ten dage nog 5).

Van de geheimzinnige reden of oorsprong van dit eerwaar-gebruik vindt men dikwerf door de kerkvaders gewag Iï®'naakt. « Te regt — zegt de H. Gregorius de Groote — wor-de zielen der regtvaardigen onder het'altaar geplaatst, de-quot;''jl hel ligchaam des Heeren zelf daarop geofferd wordt. Nietnbsp;vergeefs roepen de regtvaardigen om wraak over hun bloed',nbsp;plaatse, waar hel bloed van Jesus-Chrislus voor de zondaarsnbsp;'''Ordt vergoten. Het was derhalve gepast, de grafstede dernbsp;quot;’srielaren ter plaalse*zelve te zetten, waar men dagelijks dennbsp;*^°od des Heeren viert; de martelaren te vereenigen met hun

1) Sicut iiostis quicumque Carthagineni nostis, in eodem loco, ubi P''opler noinen Christi sanguis fuius est Cypriani, mensa Deo con-|^*'’acta est. Tarnen mensa dioitiir Cypriani, non qiiia ibi est unquaninbsp;ypriaiius epulatus 1 sed quia ibi est imniolatus; et quia ipsa im-'^olaiione sua pararit liane mensani, non in qua pascat, sive pascafurnbsp;in qua sacrificium Deo, cui et ipse oblatus est, offeratnr. Serm,nbsp;de Di^ersis.

-^pocalyp. c. VI.

¦1) Sepulcrum, incnioriae, martyrium, confessio, mensa.

-ocr page 252-

Hi IIET DRIEVOUDIG ROME.

Hoofd, teneinde de godvrucht op dezelfde plek mogt ver* eerenhen, welke dc dood, voor de eigenste oorzaak ondergaan, in de eigenste zegenpraal vereenigd heeft » 1).

Ten gevolge dezer innige vereeniging van hel hemelsche Slagtoffer met het martelaarschap op aarde, brengt de Kerkinbsp;binnen de ruimte van slechts weinige voeten gronds, bij elkaêr,nbsp;naauwst tezamen, wat op den Almagtige den grootstee invloednbsp;vermag uit te oefenen: want de wraak, welke het martela*nbsp;renbloed roept van uit de diepte hunner grafsteden, eiscblnbsp;ook de Godmensch van den top van zijn kruis, te weten : d®nbsp;zaligheid zijner beulen! Telkens, wanneer dus de katholiek®nbsp;Kerk, in den persoon haars priesters, het altaar bestijg*’nbsp;gelijkt zijaaneene weduwe, die, na het voleindigen van ee®nbsp;grooten en langdurigen krijg, den vorst gaat naderen, m®*'nbsp;de asch barer zonen in de eene hand, en in de andere h®^nbsp;bloed haars echtgenoots, allen roemvol gebleven op het veldnbsp;van eer. Wanneer zij, daarmeê loegerust, den monarchnbsp;toespreken, zeggende: « Ziedaar mijne aanspraken op uW®nbsp;gunst! » — meent gij dan, dal er, in geheel de wereldinbsp;oen koning zou wezen, doof voor der weduwen slem?

God zou dus minder zijn dan een mensch , als hij de Kerk weigerde de gunst, welke zij hem komt vragen, onder h®^nbsp;aanbieden, in onze HH. Mysteriën, van het bloed haars Brui'nbsp;degoms en hel gebeente van haar kroost.

1) Recte sub allari nnimse justorum rcqulesciint, quia sup'^'^ aUare corpus Doniini offertur. Nee iminerito illicjusti vindictani saU'nbsp;guilds postulant, ubi etiam pro peccatoribus Cliristi sanguis effunditar-Convenienter igilur et quasi pro quodam consortio, ibi martyribquot;*nbsp;scpultura decrcta est, ubi mors Domini quolidie celebratnr. Non'*”nbsp;mcrito, inquam, consortio quodam illic occisis tumulus constituituV’nbsp;ubi occisionis Doininicse membra ponuntur, ut quos cum Cbris*quot;nbsp;unius passionis causa devinzerat, unius et loei religio copularet.nbsp;Apud Boldetti, lib. 1, c. VllI, p. 30.

-ocr page 253-

GESCHEIDEN PLAATSEN VOOB MANNEN EN VOOB VBOIIWEN. 245

Wij moeten ons herinneren, dal de zijwanden eveneens

'^^cosolia en gewone tombes hebben. Laat ons nu naauwlel-

^®gt;id ook de overige gedeelten van het gebouw gadeslaan. De

'quot;'erlevering meldt ons, dal in de gewijde zamenkomsten de

**'annen van de vrouwen waren gescheiden. Deze gewoonte,

Constanlijn getrouw opgevolgd, en nog heden ten dage

'o een groot aantal parochiën gebruiklijk, werd tijdens de

''crvolgingen met des te meer strengheid gehandhaafd. De

'^^rklijke voorschriften op dal stuk zijn beslissend-duidelijk 1). k*'

ontstentenis van andere bewijzen, zou eene-enkele een-''Oudige opmerking voldoende zijn, om te doen zien, dat gebruik werkVijk van den beginne des Christendoms af reedsnbsp;zwang is geweest. De hooge voorzigiigheid en teederenbsp;bezorgdheid der Kerk is ons bekend. Wanneer zij dus in harenbsp;basilieken de beide sexen meende te moeten scheiden,nbsp;b'j het verrigten der heilige diensten op licht-klaren dag,nbsp;behoeft men zich dan wel te verwonderen, dat zij die ge-'^oonie ernstiger nog in de bekrompen onderaardsche kerkennbsp;Catacombe gehandhaaft heeft? En dit nu zoo zijnde,nbsp;behoort men in de crypten daarvan ook de sporen aannbsp;irefïen.

Ook

oris

En, werklijk, niet slechts vindt men er afzonderlijke in-uangeri trappen voor de mannen en voor de vrouwen, maar

eene nadere plaalsbeschouwing, gevoegd bij hel door nieègedeelde vaticaansche opschrift, stelt deze zaak bui-allen twijfel: immers, waartoe anders toch gescheidennbsp;*^ogangen , geleidende naar dezelfde kerk, tenzij de man-‘*^0 en vrouwen ook gedurende de godsdienstoefening ge-'*®heiden moesten blijven ?

*^ot is merkwaardig, dat men in de crypten hel hand-

') Const., tib. 11, C. LVll.

-ocr page 254-

24G HET DKIEVOUDIG ROME.

lasllijk bewijs voor dezen regel der kerktucht weêrvindl. catacomben, in ’t algemeen, en die van de H. Helena, ''3'*nbsp;den II. Callixlus, van de H. Agues, en van Prelexlatusnbsp;leveren een groot aantal kerken op met één, twee en som*nbsp;drie cubicula tegenover elkaêr , en wier bovengedeelte uitlooptnbsp;in een langwerpig venster, dat den dag door een algemeennbsp;lichtgat of lantaarn ontvangt, met al de cubicula te gelijlt-Daar namen de mannen en de vrouwen, volgens de dooi'nbsp;de Kerk bepaalde afscheiding, plaats, om er de H. Olfe'quot;'nbsp;ande bij te wonen, het geestlijk onderrigt te ontvangen, o‘'nbsp;den lof der martelaren , op hunne verjaardagen, te zif'nbsp;gen 1). Datzelfde is door pater Marchi alomme opgemerkt»nbsp;en de geleerde archeoloog betoogt, dat deze stanzenbsp;trekken) onverklaarbaar en met alle regels der bouwkunst,nbsp;met de godsdienstige bestemming der crypten zelve in strijdnbsp;zouden wezen, wanneer men er hel zoo even bedoeld®nbsp;gebruik niet aan zou willen hebben toegekend 9).

Doch, dit is nog niet alles. 3Ien weet, dat, in de eerst® kerk, de catechumenen afgezonderde plaatsen hadden, om d®nbsp;voorbereidende lessen voor het Doopsel te ontvangen. Welnu ’nbsp;op zijde van verscheiden onderaardsche kerken, vindt in®“nbsp;zalen met aan het einde twee preèkstoelen, terwijl zich lanï*nbsp;de zijwanden zitplaatsen bevinden; doch, het arcosoU^^^nbsp;treft men er niet aan. Zou het wel moeijelijk vallen, in di®

t) Büldetti, lib. 1, C. IV, p. 13.

2)... Non dee iiiipcdirmi di porlare la inia diiuoslrazione «quot;dquot; varieta dei inonumenti a quel somiiio grado di evidciua di cui ènbsp;ïole; niassiinc dopo che non in uno, nia in tutli i principali nOsU'nbsp;fiiniterj lio veduto la pratica di atlenersi a piccole forme c ad Ui*U*nbsp;di stanza dove Irattasi dei cubicoti o sepolcri delle private fam'gl'*'’nbsp;a forma ed clevazionc piu ampia e a radoppiamento di stanze, do*®nbsp;Irattasi di cripte o chiese. 1’. 161; id. p. 163-3-6-8; 176-7.

-ocr page 255-

Pi

MODEL ONZEK KEREEN , AAN DE CATACOMBEN ONTLEEND. 247

''fit'lrekken de school- of leerzalen der catechumenen te ont-'^ekken ? Preèkstoelen voor een of meer priesters, volgens **^1 wijze voorschrift der Kerk, met het bedoelde onderwijsnbsp;de plaatsen der toehoorders, het gemis van een al-dit alles te zarnen genomen, doelt, wel zeker, op eenenbsp;''^•¦gaderplaats van de zoodanigen, die voorbereid werden,nbsp;het H. Sacrament der wedergeboorte te ontvangen, zon-^er nog het regt te hebben van deel te nemen aan hetnbsp;Offer der Mis 1).

Met groot genoegen hebben wij nu ook den vorm der ®crste christen-lempels naauwkeurig gadegeslagen, en werptnbsp;deze nieuwe bladzijde van het groote boek der catacombennbsp;helder licht, zoowel op de wonderbare getrouwheid dernbsp;Kerk van Rome aan de eerwaardige gebruiken van den vroeg-lijd ^ als op den bouwkundigen vorm onzer kerken,nbsp;^oen haar de vrede geschonken werd, had de gewijde Bruidnbsp;den Godmen.sch niet noodig, om, ter oprigting barernbsp;prachtige kerken, tot ongewijde rnodellèn toevlugt te nemen,nbsp;’^'ï'ar behoefde zij slechts de monumenten hater verborgennbsp;*^3kermat naar builen over te brengen in het volle licht vannbsp;^^en dag; de crypten der catacomben werden de noodzake-'ijke type der basilieken, en dat deze laalsten,zoo in harennbsp;''orni, als in hare hoofddeelen de nederige bedeplaalsen dernbsp;®“lacomben leruggevcn, is een feil, dat den oprnerkzamennbsp;^Eschouwer in 't oog loopend treft.

In de crypten vindt men een hoofdaltaar aan het einde geplaatst; datzelfde is in de basilieken hel geval. In de cryptennbsp;** «hl altaar een martelaars-graf; hel staal een weinig verhevennbsp;^oven den grond , door een traliewerk beschut en met eenenbsp;®leenen of marmeren plaat gedekt, waarop de H. Offerande

I) ld., p. 187.

Dtic,oudig Rome. —IV. Deel.

90

-ocr page 256-

248

HUT DRIEVOCDIG ROME.

gevierd wordt. Al datzelfde is eveneens het geval met het altaar in onze kerken, dat of een geheel ligchaam van eennbsp;martelaar bevat, of wel een lonulus , graf genoemd, waarionbsp;cenige reliquiën worden bewaard. Dikwerf zelfs, heeft rnen,nbsp;om de oorspronklijke wijze van inrigling te beter te bewaren»nbsp;het altaar, in de kerk, onmiddellijk op het graf der martelarennbsp;geplaatst, dal zich in eene onderaardsche crypt bevindt. Innbsp;Italië, maar vooral te Rome, treft men dilzoo aan. Tot voor*nbsp;beeld daarvan zal ik alleen aanhalen de kerk der H. Prisc»nbsp;op den Aventijnschen berg , en Sint-Pieter op hel Vatikaan.

Men was zoodanig gehecht aan het in de kerken bij' behouden der herinnering van de oorspronklijke cubiculO'inbsp;dal men daar, waar geene crypt was, er eene onder het altaar aanlegde, om er het ligchaam eens martelaars innbsp;plaatsen: de kerk der H. Cecilia levert daarvan een merk'nbsp;waardig bewijs op. Hel altaar der catacomben vormt e®'*nbsp;arcosolivm, dat wil zeggen, een monument, onder eeonbsp;booggewelf geplaatst. Hel booggewelf onzer kerken, waai'*nbsp;oiuler de altaren staan is slechts de wcèrspiegeling van hefnbsp;oorspronklijk gewelf in de catacomben. Te Rome, waar d®nbsp;overleveringen naauwgezetter dan elders bewaard worden,nbsp;slaan de meeste altaren der oude basilieken ouder een hena®*

f.

of baldakijn. Die soort van versiering, ook koepel, ciborie ° tabernakel genoemd, herinnert nog meer in het bijzonder,nbsp;door den vorm, aan dien van het aloude oorspronklijk®nbsp;booggewelf.

De sleenen zetel, voor hel altaar uil cn naar het volk g® keerd staande, vanwaar de herder zijne kudde leerende lo®'nbsp;sjirak, is vereeuwigd, eerst in den ouden ambon, ofnbsp;en vervolgens in den hedendaagschen palco of de Iribnquot;®’nbsp;meer al^remeen onder ons met den naam van preèkstoelen b®nbsp;kend. Rondom de crypt loopen, als straalsgewijze , de arco^‘'

-ocr page 257-

MODEL ONZER KERIEN , AAN DE CATACOMBEN ONTLEEND. 949

Riet het hoofdallaar in vorm en bestemming te zaam: ’t zijn ®^eneens grafsteden van marlelaarsen offertafels: ziedaar onzenbsp;*9^fapellen; en deze oorsprong schijnt wel zoodanig onwraakbaarnbsp;^®lser te zijn, dat de architecten der christembasilieken nietnbsp;o®aarzeld hebben, de regels der kunst aan het behoud diernbsp;^^^'waardige herinnering uil de catacomben ten offer te brengen.

al

• Een bezwaar voor de bouwkunst — zegt de heer Raoul Pochette — is dat groot aantal kleine zijkapellen in de kerken,nbsp;Raar gelang ook nog de bijzondere vereering van meerderenbsp;’Martelaren zich vereenigt met die van den hoofdheilige ofnbsp;^a^roon. Dit gebruik, als met de Kerk-zelve, in de catacomben ,nbsp;«eboren, had op de algemeene inrigting der christlijke basi«nbsp;beken een beslissender invloed, dan eenige andere eigenaardig»nbsp;uit den geest-zelven der godsdienst ontleend. Daaruit,nbsp;Matnelijk, ontstaat eene gedurige stoornis der regie lijnen, dienbsp;slechts de hoofdverdietisle der bouwkunst, maar tevensnbsp;de hoofdbeweegreden der indrukken van grootheid uit-'Maken, die er door worden te weeg gebragt 1). »

Hoe juist deze opmerking ook zijn moge, zoo moet men '*'®*^*®rnin de chrislen-bouwkunslenaars toch prijzen over hetnbsp;MR^oImaakle, waarvan men hun een verwijt zou willen doen.

mR*quot;, om zoo te zeggen, de materiële regelen der kunst te |®gt;’onachlzamen, teneinde zoodoende in onze kerken decryptnbsp;’’ Catacomben, waarvan zij slechts de ontwikkeling zijn,nbsp;a'ledig weêr te geven, hebben zij een sprekend bewijs geleverdnbsp;'an tact en van gezond versland: immers, even als het ligchaamnbsp;Mcr de ziel en de ziel niet voor het ligchaam geschapennbsp;gt; de vorm voor hel denkbeeld, en niet hel denkbeeld voornbsp;vorm, de muzijk voorde woorden, en niet de woordennbsp;'cor de muzijk, zoo ook hebben zij begrepen, dat de tempel

Tableau des Catacombes, p. 91,

-ocr page 258-

350 IIET DRIEVOÜDIG ROME.

{jemaakt was voor liet chrislendoiii, met zijne herinnerinffen, zijne grlorie en zijne leer, en niet het christendom voor dennbsp;tempel. Door dezen, alle andere regelen overtreffenden hoofd'nbsp;regel te volgen, heliben zij, onder toevoeging van al,nbsp;kunst en rijkdom daar nog aan konden hijbrengen, in hetnbsp;volle licht gesteld die eerbiedwaardige heiligdommen, waar,nbsp;drie eeuwen lang, de Kerk hare mysteriën verborgen hield,nbsp;en hare kinderen tot den heldhaftigen strijd van het mar*nbsp;telaarschap voorbereidde.

Uit al het voorafgaande blijkt, in tegenstelling van sommige fransche oudheidkundigen beweren, dat de crypl®^nbsp;der catacomben, en niet de heidensche basilieken, aan onze kerken lol model verstrekten 1). Van den eenen kant hebben w'Jnbsp;gezien, dat de onderaardsche crypten onderscheiden vormennbsp;opleveren, als langwerpig, vierkant, rond, zeshoekig enzr.nbsp;Op grond daarvan, mag men aannemen, dat zij niet naarnbsp;de heidensche basilieken gebouwd waren, die onveranderlijknbsp;eene soort van schip vormen, uilloopende in een half-rond.nbsp;Men kan dan ook hetzelfde zeggen van onze kerken, die beurtelings mede alle deze verschillende vormen aannemen. Anderzijds , hebben de lieidenschc basilieken noch onderaardschenbsp;crypten, noch bezijden*uitbouwingen, twee in onze oudenbsp;kerken onvermijdelijke zaken, liet is dus volstrekt niet naarnbsp;aanleiding harer overeenkomst met de ongewijde basilieken,nbsp;dat men deze als haren oorsprong kan beschouwen. Zounbsp;het dan welligt zijn op grond van den naam van basilieken,nbsp;als dien onze kerken met zekere heidensche gebouwen gemeen

1) E certo che quesfe capelleUe scrventlo al iniicri e per»cguitat' cristiani per tenervi te loro adunanze, e celcbrarvi i divini iiiistcrj»nbsp;furono un rozzissimo abbozzo delle chiesc e delle Basiliche, ediCcat®nbsp;dipoi con ianta magrnlGcenza sopra terra, quando la relijjione er'*'nbsp;tiana comincib A godere d’una tranquilla pace. — Botlari, t. 111, p*

-ocr page 259-

MODEL ONZER KERKEN, AAN DE CATACOMBEN ONTLEEND. 251

hebben? Wanneer dit zoo ware, dan zou men in de eerste ®««wen den naam van basiliek op de kerken en kapellen dernbsp;®3lacomben hebben loeffepast gevonden; doch men kent nietnbsp;®eue-enkele toepassing van dien aard in de monumenten vóórnbsp;^^cn tijd van Constantijn. Slechts een- of tweemaal vindt mennbsp;‘^at woord gebezigd, om, niet de onderaardsche crypten, denbsp;«elite typen onzer kerken, maar wel christen-tempels aan tenbsp;'duiden, gebouwd boven den grond \).

Van af dezen vorst, werd die benaming meer algemeen; *^lt;‘ch, in plaats van aan te duiden, dat de christlijke basiliekennbsp;“aar het model der hcidensche basilieken waren gebouwd, werdnbsp;alleen door bevestigd, dat de laatslen in christen-tempels her-’«hapen waren: « Constantijn — zegt Selvaggio — het Evangelie omhelsd hebbende, schonk aan de bisschoppen een grootnbsp;«anial heidensche basilieken, om er gewijde vergaderingen innbsp;^«houden. Vandaar, waarschijnlijk, de naam van basilieken ,nbsp;t algemeen, aan de christen-tempels gegeven 2). • De

1) nbsp;nbsp;nbsp;Het schijnt, alsof dc christenen, tijdens de versolging,nbsp;'*'eesdcn , dien naam ter aanduiding der kerken te bezigen : lt;• üsi-’atiori vocahulu dictas fuisse ah antiqnis ecciesias ipsas, domos Dei etnbsp;'quot;Opia, sanclas Zeno, In Psal. CXXVI, significare videtur his verbis :nbsp;^'‘Dventus quideni eeclesiarum , sine templis, quos ad secretam sacranbsp;’quot;®nlorum religionem sedificiorum septa claudunt, consuetudo nostra,

domum Dei solita est nuncupare, vel templa. »— Bar. Ann. ad , g aug. — Zij bezigden nog andere namen, doch nimmernbsp;van basilieken: « Ecclesia, dominicum, domus columbx, oratb-concilium, coticlliabulum, synodus, martyrium|, memoria,nbsp;’Rcnsa niartyris. »

2) nbsp;nbsp;nbsp;Harum multas Constantinus imperator, christianam religionemnbsp;'¦Rplexus, Episcopis ad sacros in ibi conventus agendos concessit; atquenbsp;b'ne fortastis nomen Basiliese generaliter Ecclesiis datum est: atqui

tia se res habet; prsesertim cam ante Constantini tempora gt;n ullo christiano anctore illud iuvenialur. Antiquit. chriit.nbsp;Ub. 11, c. l , n. 6.

22

-ocr page 260-

9S2 HET HBIEVOCmC ROME.

Kerk nam dien naani aan , óf dewijl daardoor de herinnerinJI Iiarer zegepraal over het heidendom vereeuwigd werd; ófnbsp;dewijl hij doelde op den groeten Koning, — den Koning allernbsp;koningen — aan wien voorlaan deze koninklijke gebouwennbsp;zouden zijn loegewijd; óf, eindelijk, dewijl een belangrijirnbsp;gedeelte van Salome’s tempel daardoor werd herdacht; eo,nbsp;was het goed, te slaven, dat het Evangelie het heidendomnbsp;had verwonnen; in do aanneming van dit woord lag leven*nbsp;dan ook opgesloten, dat de Kerk evenzeer over hel Joden'nbsp;dom had gezegepraald, en daarvoor, bij erfopvolging, in denbsp;plaats getreden was 1).

14 Jannarij.

Catacomben van de HH. Eusebius en Marcellus. — Geschiedenis. Schilderwerk in de catacomben. — Nuttigheid. — Echtheid. quot;nbsp;Het Concilie van Elvira verklaard. — Het gebruik van gewijdnbsp;schilder- en beeldhouwwerk zoo oud als het christendom-*®!^'nbsp;— Schilderwerk in de catacomben uit de tijden der Apostel®®nbsp;en der vervolgingen. — Afscheid van den Appischen weg.

Na in Sint-Jan-van-Lateraan de patronen van Sinl-Pieter e® Sint-Paul, wier reiiqniën men er ter gelegenheid van h®!nbsp;Sint-Hilarius-feest ter vereering uitzet, onze hulde loegebragtnbsp;te hebben, begaven wij ons nogmaals heen naar den Appische®nbsp;weg. Een edel kwartier der groote catacombe van Pretexlato*nbsp;bleef ons nog te bezoeken over, namelijk, de begraafpla®**nbsp;der HH. Eusebius en Marcellus. Op tien minuten afstand*

I) Basilicse prius vocabaufur regiim habitacula , uncle et notncn habent. Nunc tarnen ideo Basilicas divina templa nominantur,nbsp;ibi regi omnium Deo cultus et sacrificia olTeruntur. —Isidor,, Oró/wi.»nbsp;lib. XV. — Non abhorret (amen a phrasi divinae Scripfurss; e*quot;'’nbsp;atrium illud majus templi Salomonis Basilica dicitur. 11. ParahP'tnbsp;c. IV. et VI.; Bar. ^n. ad Martyr., 8 aug.

-ocr page 261-

CATACOMBEN VAN DE IIH. EGSEBIUS EN HARCELLUS. 253

builen de Gapena*poort, vindl de reiziger , in de wijngaarden, ingang dezer catacombe, wier oorsprong van den tijdnbsp;apostelen heugt. Onder Valerianus was zij reeds beroemd,nbsp;^ij weten, dat de christenen er zich in menigte heennbsp;*^®gaven, om aan de gewijde bijeenkomsten deel te nemen,nbsp;er zich te voeden met het eeuwig-leven»schenkend Brood.nbsp;Niemand, echter, bezocht haar aanhoudender dan zekere vronaenbsp;priester, met name Eusebius, en een diaken, Marcellus ge-^^eien, benevens een romeinsch burger, wiens naam Hip*nbsp;PBlylus was. Hun moedige ijver verdiende door uitstekendenbsp;SUnsten beloond te worden, zoowel gedurende hun leven,nbsp;na hunnen dood.

bu

levi

De Voorzienigheid bereidde hun onuitspreeklijke vreugd. ^ Geheimvol geloof en liefde, hoe hebt gij in deze eerbied-’^'aardige onderaardsche gangen Rome en geheel de wereldnbsp;een bovenaardsch leven herschapen! en hoe gelukkig magnbsp;de christen van later, ja, van ajle tijden achten, dalnbsp;met u bekend is geworden, en, onder uwen invloed,nbsp;ziel heeft kunnen gaan versterken aan de bronwellen-*elve van dien oorspronklijken heidenzin 1 Dank hebbe de ge*nbsp;^chiedenis, die er ons eenige voorbeelden van heeft geleverdnbsp;toegelicht. Hooren wij haar-zelve in hare verheven een-'oudigheid verhalen: ¦ Ten jare 259, onder het consulaatnbsp;Valerianus en Acilius, hield Hippolytus, een romeinsch

’’Ber, leerling van Jesus Christus, in de catacomben een van afzondering. Zijne groole wetenschap bragt eenenbsp;Bfoote menigte heidenen naar hem heen, die zich opgaven,nbsp;gedoopt te willen worden. Hippolytus geleidde hen tot voornbsp;voeten van paus Stephanus, teneinde deze hen doopen zou.nbsp;quot; Daar dit nu dikwerf herhaald werd, zoo kwam het ternbsp;°^’'en van Memmius, den prefect der stad, die er aan Valerianusnbsp;van gaf, terwijl Hippolytus, hiervan onderrigt, alles

-ocr page 262-

25^ RET DRIEVOCDIG ROME.

aan paus Stephanus ging verhalen. De welgelukzalige paus, voorziende, dal er eene vervolging stond uit Ie barsten ,nbsp;riep eene groole vergadering van christenen bijeen, en spoordenbsp;allen aan tot geduld, lol moed, en lot ijver voor God. « 1*^nbsp;bid u, — dus voegde hij er bij — zijl vol bezorgdheid,nbsp;niet slechts voor ons en voor de onzen; maar, wanneernbsp;iemand uwer een vriend of een bloedverwant heeft, die nognbsp;heiden is, hij drale niet, hem bij mij te brengen, opdat iknbsp;hem het doopsel geve. • Bij die woorden, werpt Hippolylu*nbsp;zich aan de voelen van den welgelukzaligen paus Stephanus,nbsp;en zegt hem: « Mijn vader, ik heb een neef en eene nicht,nbsp;die nog heidenen zijn, en welke ik-zelf heb opgevoed. Hetnbsp;jongske is ongeveer tien jaren oud, het meisje is dertien-Paulina, hunne moeder, en Adrias, hun vader, zijn ooknbsp;heidenen; nogtans hebben zij, eenige dagen verleden, nujnbsp;die kinderen toegezonden. »

• Toen zeide hem de welgelukzalige : « Wanneer men ze u op nieuw zal zenden, dan boud ze en breng hen bijnbsp;mij, opdat de ouders-zelven komen, en wij gelegenhei‘1nbsp;hebben, om ze allen te zamen te vermanen en op te wekken.quot;nbsp;Twee dagen daarna, kwamen de kinderen bij Hippolylus»nbsp;wien zij eenige spijzen braglen. Hij hield ze toen bij zich inbsp;gaf er Stephanus kennis van, die nu kwam, de kinderennbsp;omhelsde en hen met liefkozingen overlaadde. De ouders,nbsp;lien niet terug ziende komen, kwamen van ongeruslheii^nbsp;toegeloopen. Stephanus sprak hun over de verschrikkingennbsp;van hel laatste oordeel en over het geluk der heiligen, heonbsp;sterk aansporende, om de afgoden te verlaten. Hippoly'n*nbsp;deed hun dezelfde vermaningen. « Ik gevoel geen moed ^nbsp;antwoordde hun Adrias — om mij van mijne goederennbsp;laten berooven, en mijn hoofd over te geven aan den beul. ”nbsp;Paulina, van hare zijde, eene verklaarde vijandin der gods'nbsp;dienst, raadde haren man alles af, en overlaadde HippolT'

-ocr page 263-

258

CATACOMBEN VAN DE HH. EOSEBIDS EN MARCELLOS.

zijnen broeder, met verwijlingen, dal hij hun zulken raad gaf. Daarop gingen zij heen.

” Nu deed de welgelukzalige Slephanus den priester Eusebius en den diaken Marcellus roepen, en zond hen naarnbsp;^drias en Paulina, met verzoek, om in de catacomben terugnbsp;svillen komen, waar Hippolylus zich bevond. Eusebiusnbsp;iïroet hen, zeggende: « Jesu.s-Chrislus wacht u, om u metnbsp;*'ch te doen binnengaan in hel rijk van God. » Paulinanbsp;komt op nieuw legen hem in verzet, en men eindigt metnbsp;kei antwoord uit te stellen tol den volgenden dag. Gedurendenbsp;nacht, bragten chrislen-ouders aan Eusebius, in denbsp;oaiacomben, hun zoontje, dal lam was, om het te doopen.nbsp;Eusebius stortte zijn gebed , doopte het kind, dat gezond werd,nbsp;Ou daarop begon, God te verheerlijken 1). Eusebius droeg denbsp;Offerande op, en allen namen deel aan hel Ligchaam ennbsp;Eloed van den Heer. De bisschep Slephanus, hiervan onder-kwam tot hen, en allen verheugden zich met elkaêr.

• Des ochtends kwamen Adrias en Paulina in de catacom» ken terug. Het wonderwerk van den nacht vernemende, slon-*^00 zij verbaasd, en hun hart werd geroerd, zoodanig, datnbsp;Eich op de kniën wierpen en het doopsel verzochten. Bijnbsp;den aanblik van dit schouwspel, loofde Hippolytus God ennbsp;^oide aan den welgelukzaligen Slephanus: « Vader, spoednbsp;uaet hen te doopen. gt;• De proeftijd, het onderzoek en denbsp;''asten afgeloopen zijnde, doopte hij hen allen, en gaf aannbsp;dun knaap den naam van Neo, en aan het meisje dien vannbsp;^Jaria. Al die nieuw-gedoopten begonnen nu de catacomben

M Benige dagen later gevangen genomen en opgeëischl, om zijn fieloof af te zweren, weerstond de jonge neophiet alle bedreigingennbsp;folteringen met onverwrikten moed, zoodat bij de’ doorluchtigenbsp;'Uartelaar werd, die zijnen naam heeft gegeven aan de beroemdenbsp;'Catacombe der Via del Porto, te weten de H. Pontianus.

-ocr page 264-

256 HET DRIEV0GDI6 ROME.

te bewonen met Hippolylus, den priester Eusebius en den diaken Marcellus. En wat de goederen betreft, welke zij in denbsp;stad bezaten, deze schonken zij aan de armen.

« Het duurde niet lang, of Valerianus droeg van het gebeurde kennis, en deze gaf terstond bevel, om hen opnbsp;te sporen, onder belofte en toezegging van de helft hunnernbsp;goederen aan die hen zou hebben ontdekt. Eene bende vannbsp;zestig soldaten trok te hunner nasporing op weg. Eusebius 5nbsp;Adrias, Hippolytus, Paulina en hunne beide kinderen werdennbsp;gegrepen, in ketenen gelegd en naar het Forum van Trajanusnbsp;heengebragt. Allen ontvingen, na verhoord te zijn, het doodvonnis, doch allen bleven onverwrikt in hel geloof. Marianbsp;en haar broeder werden op de Petra scelerata^ ten aan-schouwe hunner ouders, omgebragt, en hunne lijken opnbsp;strafplaats achtergelaten. Gedurende den nacht, kwamen denbsp;christenen ze weghalen en plaatsten ze in de catacombe,nbsp;die hun tol wieg had verstrekt: dat geschiedde den 8. November. Na verloop van enkele dagen bragten ook hun vader,nbsp;hunne moeder, en de overige martelaren, het offer aan God,nbsp;en werden door een diaken, met name Hippolylus, begravennbsp;in dezelfde catacombe, gelegen op eene mijl afslands vaonbsp;de muren, aan den Appischen weg, en waaraan zij hunnennbsp;naam gaven •gt; 1).

Ik heb , met eenige uitvoerigheid , de geschiedenis hunner marteling verhaald, deels dewijl zij weinig bekend is, n”nbsp;deels , dewijl zij eene der leerrijkste en glorievolsle bladzijdennbsp;dezer catacombe beslaat. Dezelfde begraafplaats brengt ooknbsp;nog een ander feit in herinnering, dat, zeker, voor onzenbsp;jeugd in proza en poëzij voortdurend zou gehuldigd zij^nbsp;gebleven, wanneer hel slechts door een of anderen heidenscheo

1) Bar., Jn ., t. II, an. 2159, n° 8*19.

-ocr page 265-

CESCHIEDENIS. 257

^chr^ver of dichter van Rome of Athene ware geboekt, zoo op alle wijzen, is verheerlijkt geworden de trouw vannbsp;^S^ippina en Germanicus, wiens asch zij naar Italië over-^''3gl; van Artemisia en van Arria, die onwankelbaar gehechtnbsp;*'*even aan hunne echtgenooten, ook zelfs na hunnen dood.nbsp;^'ehier nu mede een voorbeeld van verknochtheid, dochnbsp;•daarom te heldhaftiger en te schooner, dewijl het geheelnbsp;al tol de christen-zeden der eerste eeuwen behoort.nbsp;Negen maanden na den marteldood van Adrtas, vannbsp;Paulina en van hunne kinderen, zag Rome twee edele rei-'¦'Jlsters aankomen, Martha, in Griekenland geboren, ennbsp;Valeria, hare dochter, beide christinnen, en aan Paulinanbsp;'•ainder door de banden des bloeds, dan door die eener innbsp;'^^t geloof diep gewortelde vriend.schap naauw gehecht. Zijnbsp;onderzoek, wat ervan haar is geworden, en vernemen,nbsp;'*ai zij, met geheel haar gezin, de kroon der martelarennbsp;'erwerven mogl. Gelukkige Paulina! —dus roepen zij uit,nbsp;an vragen, waar zij ligt begraven. Men brengt ze naar denbsp;'Catacombe, waar zij zich vestigen en dertien jaren in hetnbsp;Sazelschap der heilige martelaren doorbrengen. De dood komtnbsp;^*aar rfaar ook bezoeken, en zoodoende blijven zij voor altoosnbsp;''nreenigd met hen, wie zij op aarde zoo leeder hebben liefnbsp;Knhad, terwijl hare zalige geesten in den hemel met denbsp;^^•en barer roemvolle bloedverwanten vereenigd zijn 1).

Niet slechts de jaarboeken der geschiedenis vermelden ^at wondervolle leven der eerste christenen; ook, en misschiennbsp;luider s[irekend, staal hun leerrijk voorbeeld in de monu-’quot;criten der eatacomben geboekt. Gisteren hebben wij geziennbsp;; wat de crypten, ten aanzien barer bouworde, opleveren

1) Ihidem diebus ct noctibus vigilantes in oratlonibus pernian-us(jue ad annos (redecitn, reddeiiles in pace spiritum Deo. Sepullse quinto idus decembris. — Bar. An. , t. II, an. 2S9, n° 8-19.

-ocr page 266-

258

HET DRIEVOÜDIG ROME.

tot staving van het toenmalig levendig geloof en de zuivC' heid der destijds heerschende zeden. Het schilderwerk ,nbsp;ze versiert, is niet minder leerrijk, en levert, voorzekerinbsp;eene der belangrijkste bladzijden van het groote boek dernbsp;catacomben op. Ligtelijk, toch, zal men begrijpen de gods*nbsp;dienstige verrukking des reizigers, wanneer hij zich beviod*nbsp;tegenover fresco’s, achttien eeuwen verleden, geschilderdnbsp;door de hand der martelaren en van hunne vrienden,nbsp;in de kwartieren van het onderaardsche Rome, ais in denbsp;koninklijke crypten der f^ia Jppia. Bij het schijnsel dernbsp;toortsen, waarmeê hij is toegerust, kan hij op de wandennbsp;der nederige kapellen de leerstukken, de denkbeelden, denbsp;gewaarwordingen, de gebruiken, met een woord, al denbsp;bijzonderheden lezen van hel te gelijk zoo rampzalige,nbsp;overschoone innige leven der ontluikende Kerk. De hand rannbsp;den kopiist heeft er niets aan veranderd: de oorspronklij*^®nbsp;text ligt hier bloot voor ’toog.

oie‘


Het is een feit, en wel een tweeledig feit, waaraan volstrekt niet zou mogen worden getwijfeld, vopreerst, da^nbsp;de in de catacomben verblijf houdende geloovigen het aannbsp;de godsdienst gewijde gedeelte hunner onderaardsche wooO'nbsp;plaats met schilderwerk versierden, en ten tweede, dat dilnbsp;schilderwerk met de eerste vervolging begint en voortdiinf^

lol Constantijn. Dit schilderwerk nu was nuttig, om

te zeggen, noodzakelijk, terwijl het, daarenboven, zoogebn®' en al in den geest viel van het christendom, dat geennnbsp;wel het zou hebben kunnen verbieden. In de eerste dagequot;nbsp;der Kerk, even als in den aanvangstijd der wereld, had helnbsp;godsdienstig onderwijs alleen bij monde plaats. De gegrondenbsp;vrees van paarlen voor de zwijnen te werpen, met anderenbsp;woorden, om de heilleer aan laster en smaad bloot te stelle^?nbsp;veroorzaakte, dat er een klein maar uitgelezen getal beproefde

-ocr page 267-

SCIlIl-DEnWEnK IN I)E CATACOMBEN. 239

de nog weinig talrijke exemplaren der evangeliën der apostolische brieven streng in handen hielden. Denbsp;«•^schiedenis heeft de roemvolle namen van eene menigtenbsp;quot;'ï'rtelaren geboekt, die den dood ondergingen, dewijl zijnbsp;quot;''^'gerden, de aan hunne zorg ter bewaring toevertrouwdenbsp;''®6ken af te geven. Daaruit blijkt alzoo duidelijk, dat dienbsp;^oeken zich niet in ieders handen bevonden.

Men dreef de schroomvallige voorzigtigheid zoo ver, dat ^®lfs de catechumeen den text der geloofsbelijdenis (hetnbsp;^ymbolum) .slechts acht dagen onder zich had, om ze vannbsp;'^hen Ie leeren , waarna hij vcrpligt was, dien weêr te geven,nbsp;'^•¦st na zijn doopsel werd hij in de geloofsgeheimen inge-^''jd, en men weet, hoe lang het catechumenaat of voorbe-*^®idingsschap moest duren, en welken ouderdom er, innbsp;«ewone tijden, tot het doopsel werd vereischt. Kortom, nietsnbsp;méér bekend, dan het voorgeschreven geheim, dat alsnbsp;ondoordringbare sluijer over een gedeelte der evangelie-'vas geworpen. Wanneer eenige vaders, zoo als Justinusennbsp;^''hillianus, openlijk de christlijke leer voordroegen, werdennbsp;daartoe gedwongen, teneinde den laster der heidenen Ienbsp;'’^Schamen, en vreeslijke stormen, die de Kerk bedreigden,nbsp;Ie weren. Doch ook alleen deze uitzondering gold voornbsp;''Mk geval, terwijl wij zien, dat, nog inden loop der IV. eeuw,nbsp;H. Cyrillus van Jerusalem, zijne leervoordragt in eenenbsp;^sloten vergadering houdt; zelfs de H. Chrysostomus staaktnbsp;quot;erf plotseling zijne rede, om niet te gewagen van zaken,nbsp;'elke de ingewijden-alleen moglen welen.

dit alles volgt, dal hel oorspronkhjk onderrigl ligl-¦* l^on worden vergeten of kwalijk verstaan, en dit gevaar '¦'s te meer te vreezen, dewijl aanvanklijk de vergaderingnbsp;heidenen en, voor ’l meercndecl, uit onbeschaafde men-bestond. Intu.s.schen was nooit een degelijk en krachtig

Romj. _ IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;25

-ocr page 268-

2G0

HET DRIEVOEHIG ROME.

onderwijs noodzakelijker dan loen, als wanneer, namelij'»’ eiken daj, de neophyten konden geroepen worden, oitgt; 5nbsp;voor de reglbanken, verantwoording af te leggen vannbsp;geloof, en om daaraan zelfs willig hel leven ten offer le breO'nbsp;gen. Zóó nu kwamen afbeeldingen, als van-zelf, hel mondequot;nbsp;ling onderrigl wonderbaarlijk te gemoel, als zijnde eene soortnbsp;van schrift, dal ook door de ongelellerden mei gemak koonbsp;gelezen en verslaan worden. Men zal dus begrijpen, ho®nbsp;nuttig, ja, hoe noodzakelijk hel was, de grondleerstukkennbsp;tier nieuwe godsdienst, voor zooverre men die ter algemeenenbsp;kennis kou brengen, door afbeeldingen voor le stellen, nquot;nbsp;daartoe behoorden eenige hoofdtrekken uit het Oude ennbsp;IXieuwc Tcstamenl, die meer bepaald met den toenmalinnnnbsp;toestand der geloovigen in verband stonden 1). Wij zuUnquot;nbsp;morgen zien, dat zij, inde daad, den grondslag uitniakennbsp;der uitgeslrekte galerij, die het versiersel der gewelven nnnbsp;wanden van de onderaardsche kapellen uilmaakt.

Hoezeer dan ook zonder weerspraak nuttig, zoo levefdn» zegt men, hel bezigen van afbeeldingen toch groolc gevai'n*’nbsp;op, waaruit men wil afgeleid zien, dat de ontluikendenbsp;ze niet liad moeten dulden, en, dus voorlredeneretid®»nbsp;komt men tol hel besluit, dal dit schilderwerk niel doornbsp;christenen werd vervaardigd, of minder oud is, dannbsp;wel beweert. Laten wij nu eens nagaan, welke de gevar^quot;nbsp;waren, die van den kant der Joden of van de zijde der H®*’nbsp;denen kwamen.

I) ... Dei rillettcrsi clic iiiagior necetkila aveano que' prind (lelie sagre pilliirc in quelle vencrabili (jruKe iie’ tempi (lelie pV**^nbsp;enzuini, di quetlo ehe avesscro gli aliri de’ «eculi posteriori ; in'p®nbsp;cioccbè facemlo allora ivi capo tutti cidoro , eliedal gcnlilisino passa*'®'nbsp;alla iioslra fede , vi era liisogiio di reriderii (nollo licri insirniti inbsp;larilo eolla voce, quanto aneora colic sagre inimagini. Boldetti, bnbsp;1, c. V, p. 17.

-ocr page 269-

NCTTIGIIEID.


26i


Voor wat de eersten — de Joden —- namelijk, betreft, konden, ja, {jeiT'jerd worden, door de Kerk in weer-spraak te zien mei de wet van Mozes, die alle beeld- ofnbsp;'’Chiiderwerk in het (jodsdienslije strenfrlijk verbiedt. Doch,nbsp;Kerk beoogde niets vuriger, dan te toonen, dal zij innbsp;«®enen deele lol de synagoge behoorde; en predikten denbsp;apostelen niet in alle vergaderingen, dal de oude Wel, voornbsp;baar ceremonieel aanging, had opgehouden Ie beslaan.nbsp;Voor de Wet der Genade plaats Ie maken ? Wal andersnbsp;|*®'eekenl de uitspraak van hel concilie van Jerusalem? eiinbsp;^^vcn Ons dil ook niet duidelijk de brieven van den II. Pan-aan de Galaten en aan do ïtomeinen ? Het was dus genoeg.


'us


dal


da,


•Hen de Joden dienaangaande slechts onderrigtie, teneinde


^'’door hun geweien volkometi gerust te stellen.


En nu van de zijde der Heidenen: konden zij, die, van jeugd af aan, gewoon waren, hunne góden in schilder-^•eeldhouwwerk Ie aanbidden, ook niet evenzeer de afbeel-'^'••Sen huldigen , welke het christendom hun , ter vereering ,nbsp;'^Hfstelde? Ongetwijfeld, zeker, konden zij dat, en misschiennbsp;^®’nden zij er, door overdrijving, zelfs misbruik van hebbennbsp;^•^••nen maken, indien men te dezen opzigte hunne geloofs-^^•ns niet voorziglig had geleid, en hetgeen reeds wasnbsp;••Hschied door hel eerste artikel van hel Symbolum, of denbsp;^*HofsbeIijdenis der apostelen; Ik geloof in één-ée'nig«nnbsp;“• Hel bewijs, dal hel gevaar, waarvan men spreekt,nbsp;^••'nder groot was, dan het schijnt, wordt daardoor geleverd,nbsp;‘Ie heidenen onze vaderen wel van ongodisterij [atheïsmus)nbsp;kunnen beschuldigen I) , maar hen nooit van afgo-hebben belicht.

^eze toelichting, zegt men, is op verre na niet vjoldoendc, *) S(. Jujt , Ajiol. H ; Arnob. Legal., lib, 1, Coritr, Genies.


der


-ocr page 270-

262 HET DRIEVOliDIG R031E.

«ievvijl de oorspronklijkc Kerk het gebruik van afbeeldingen bepaald verboden heeft. Ik antwoord daarop, dal het wel zeernbsp;Ie betreuren is , wanneer men ziet, hoe geinaklijk de partij'nbsp;geest feiten weet te verdraaijen, orn ze te buigen naar eennbsp;of ander geliefkoosd systeem. Men wil spreken in den geestnbsp;van het vermaarde concilie van Elvira 1), waarover de oude ennbsp;nieuwe becidbesirijders zooveel ophef hebben geniaakt. Hez®nbsp;kerkvergadering klimt op tot het jaar 503, en verbiedt,nbsp;de kerkwanden, eenig voorwerp van hulde of aanbiddingnbsp;af te beelden 2). Men gelieve echter wel op te merken, vooreerst, dal dit besluit juist het tegendeel schijnt te bepalnt*nbsp;van wat men hier bewijzen wil. Aangezien de Vaders vannbsp;Elvira het gebruik van afbeeldingen in de kerken meenden t®nbsp;moeten verbieden, zoo blijkt immers daaruit, dal dit gebruiknbsp;(laadwerklijk bestond ? Doch, ten tweede, is deze kerkvergadering niet oecumenisch (algemeen), en drukt dus noch dennbsp;algemeenen geest, noch de algemeene welder Kerk uit. Goednbsp;voor Spanje, waar zij werd gehouden, kon zij echter g*^'nbsp;volglijk zich niet lot de kerken van andere landen uitstrekken inbsp;en minder nog lot de catacomben van Rome. In de derdenbsp;plaals komen de handelingen van dal concilie zeer verdacldnbsp;voor, aangezien zij voor ons bewaard zijn gebleven door kei'nbsp;Iers en zelfs door beeldbestrijders (zconoc/wsfezr), destijdsquot;^nbsp;Spanje zeer groot in getal 5).

1) En niet van IlUberis, zoo als bet de geleerden der silcit en de arelieologen van liet instituut verlaten.

2) Vlacuit picluras esse in Ecclesia non deliere, ne , qiiod cohl'quot;^ et adoratur, in parictibus depingalur. Coiic. Itliber. c. XXX^'1'


3) Piace a' piii gravi padri della cbiesa il lenersi (questo


decreto)


per alTalo fitlizio, e involto fra Ic onesla degli altri d’Elvira per frode degli eretici, a fine di porlarlo con credilo a sedurre


oiera i fijeli »nbsp;ion®


c condurli nel detestabile errorc di repularc illicita la venerazi delle iiuagini. E si appoggia tal persuasione sü ben sodo fondaniaot® ’


-ocr page 271-

26o

ECHTHElü.

Doch , al zou men ook de echlheid en algemeen verbin-'Icnde kracht van dit concilie aannemen, dan nog blijft de ''•'aag^ welke beleekenis de bedoelde canon (uitspraak) eigenlijknbsp;en of onze onderaardschc kapellen daarin zijn belrok-Eerstens worden afbeeldingen, in ’Ialgemeen, niet ver-*^oden, maar enkel, die op de kerkwanden aangebragt werden.nbsp;Derhalve is hiervan uitgezonderd beweegbaar schilderwerk,nbsp;quot;'aarmcé glazen en andere gewijde voorwerpen versierd wer

den .


en welke men in groot getal in de catacomben gevon


den heeft. Vervolgens, bepaalt zich hel besluit bij het ver-'deden van hel afbeelden van voorwerpen, die lol eene of andere ^•oflijke vereering van godsdiensligen aard aanleiding kondennbsp;«reven-, doch, hel laat onaangeroerd hel gebruik van zinnebeelden, of alle andere kunst versieringen, welke men stap voornbsp;“lap in de chrisllijkc begraafplaatsen vindt. Kort en goed , ooknbsp;^'^nder lol al deze uitleggingen, evenmin als tol die van Bel-^''rminus, van den kardinaal Du Perron en van Vasquez 1),nbsp;^jne loevlugl te moeien nemen, komt men wel van-zelf lotnbsp;bel juist begiij) van wat hel concilie bedoelde, door slechtsnbsp;’e letten oj) de omstandigheden van den toenmaligen tijd.

een

De Kerk was lang met rust gelaten en lol verademing gekomen; men had in de verschillende gedeelten van helnbsp;beizeriijk christentempels gebouwd; doch op den oogenblik,nbsp;''“l de vaders van Elvira bij elkander waren, stond er

'tante cke fusscro allora Ie Spagne inundate dagl’ lconocla.vli erelid dl *¦ Vinpia sentenza, di dove pui è scrito il regislro de’ Caiioni, clicqninbsp;lanio irascrivendo. Baltaglini. Istor. universal, di tutti i Concil.,nbsp;—30ü , p. 38. Edit. Venez. , in-fol.

1) Bellarm., 11b. 11, c. IX, Ve Imagin.; Du Perron, Actes de ('ovfe'rence de Fontaiiicbl., 97, 6 ; Varquez, fn Sum. D. Thanut,nbsp;''quot;P- lOS, c. 11.

25

-ocr page 272-

Ï6.4

IIET DIllEVOUDiG ROME.

vreeslijke storm over de Kerk los Ie barsten: Diocleliaan ba*' zijne bloedplakkaten aan de muren van Nicomedië {;el)ecbl-15ij bet vooruitxigl van de slag-lin.fj, die er op banden was ennbsp;de heiliffschennis, welke men zoo straks kon verwachten,nbsp;verboden zij wijslijk , om de kerkwanden met heili'ye zakennbsp;Ie bemalen, die daardoor allereerst aan verjjnizinjfj zoudennbsp;zijn blootsesleld. Hel was oneindi;j veel veiliger, los scbd'nbsp;derwcrk te hebben, oj) bout of ivoor, en dat, in lijd vannbsp;'[evaar, zonder bel minste opzien te baren, kon wordennbsp;wc'fjfenomen cn onttrokken aan der vervolgers oog 1).

« En, werklijk, is bel daardoor, dal de dtjptikan b' gebruik zijn gekomen en, zoomen weel, gebleven, geheelnbsp;de middeleeuwen door, als ceno overlevering dier dagen van

l) Deze terklarinj, door de oordcelkundigsie archeologen aa”' genomen, is door den beroemden Buonarolli in duidelijke bewoo'''nbsp;dingen nedergesebreven, waaraan de geleerde Bottari deïc opmrr'nbsp;kingen , als voorwoord , beeft toegevoegd : « 11 senalore ÏÏdipP®nbsp;Buonarolli fa iina molla bella osservarione al nostro proposilonbsp;occasione di spiegare un ditlico del suo inuseo, adornalo dl saC**nbsp;iriiogini... Crede che tal sorla di diltici non sacre imagininbsp;adoperata per l'iiso slesso, per qiiole si adoperaiio prcsenteniciillt;! **nbsp;lavole dell' allare, sicebè quesie sieno a quclli succedule ; c quin*!'nbsp;avendo nolalo, come l’uso di essi era mollo adilatlato alle nccessda inbsp;che avevano i primi crisliani, a ragionc dclle persecuzioni di inufar*nbsp;spesso i luogbi destinali per Ie sacre adunanze, soggiunge, ricevef*nbsp;da qneslo molla cliiarezza il riferito caiione del C’oncilio lllibcrilana'nbsp;1C Puiebe in queslo carione, come ogniino a consldcrarlo tutlo insiefn*nbsp;pui) ravvisare, si prcscrlve : ciic Ie immagini sacre, veiierale cd adoral**nbsp;dai crisliani, non si dipingano stabllmcnle su i inuri dclle chie»agt;nbsp;come per alcuni si doveva gia fare, a raglone della longa pacegodntanbsp;da’ fideli , c ciö per una prudente economia addattata ai temp*»nbsp;correvario allora dell’ imminente persecuzione di Diocleziano, o*quot;!*nbsp;lornava mollo acconciö di averc Ie sacre immagini in piccoli dilt'®‘nbsp;da polersi in ogni accidenle facilincnte levarsi, cd ascondcrsi. »nbsp;Piotlari, Sculture e Pilture sacre, clc., t. I , p. 106. — Even z»®nbsp;is eok bet gevoelen van Ball.oglini, hc. sup. cit.

-ocr page 273-

263

HET COiVCtLtE VAN EIAIHA VERKLAAR!).

^)i’oevin{j, locn de cliri.slenen, voel voor voet, in hunne 'Schuilplaats achlervol^jd, overal kunsli{j op hout geschilderdenbsp;ssf in ivoor gebeitelde afbeeldingen van den Zaligmaker, vannbsp;H. Maagd en der apostelen rnel zich voerden, en later, tennbsp;gevolge van de door hel fanatismiis der Iconoclasten legennbsp;hen ingeslelde vervolging, bijbehielden. Als een uitvloeisel diernbsp;'Oor de ontluikende Kerk ontstane noodzaaklijkheid, zijn,nbsp;'ydens de renaissance, de met deuren gesloten altaarschil-s^crijen in zwang geraakt, die den vorm van dyptiken liad-'^cn, cn wel van eene aanzienlijke grootte, zoo als men ernbsp;in de kerken van Italië aantrefl. Het verbod der kerk-'Cfgadering van Elvira was derhalve geheel van plaats ennbsp;ctfislandigheid afhanklijk, en zóó is het, zeer zeker, datnbsp;quot;'Cn dit zal hebben te verslaan 1). »

Zelfs al schrijft men het bedoelde concilie meer gezag Cn een grooler omvang van toepassing toe, dan nog is helnbsp;^ckcr, dal daardoor niet de minste invloed op de cala-coinben werd uitgeoefend: immers, de onderaardschenbsp;Cfypten, bij de heidenen onbekend, konden , zonder grootnbsp;hezwaar, vaste schilderwerken ontvangen 2); terwijl wij,nbsp;^''ler dan hel concilie van Elvira werd gehouden, den H. pausnbsp;^cleslinus de muren zijner begraafplaats met gewijde afbeel-*hngen zien versieren o).

En nu blijft nog over de gevolgtrekking, welke men quot;h de voorafgaande bedenking wilde afleiden, namelijk, dat

1) Tuhleau des Catacombes , p. 106.

-) Ciniitcri craiio luoghi per le sleni poco esposli alle persecu-''aiii e per l ió piu sicuramenie polerano azzartlarsi i cristiaiii di dipin-nelle volle e parel! delle cappellctle di cssi, quoi colitur, aut of/oralur. liotlari, Scullure , etc., 1. I, p. 106.

3) S. Ccclestinus Papa proprium soum cccnielcrium picturii de-'®'avil. Epist. Adrian., I, ad Carol,

-ocr page 274-

HET DRIEVOUDIG ROME.

liel schilderwerk der catacomben niet zoo oud is, als wel beweert, of dat hel niet door de christenen zounbsp;wezen. De Protestanten hebben cr een (jrool belangd bij,nbsp;de oudheid dezer monumenten te wraken; immers, wanncd'nbsp;ze echt zijn, dan heeft liet Prolestantismus zijn procc*nbsp;onherroeplijk verloren, cn wel op [jrond zijner eig;en ver*nbsp;klaringr, daar hel immers de zuiverheid van Rome’s kerkled'’nbsp;jjcdnrende de drie eerste eeuwen volkomen beaamt. ^1’nbsp;slreng-redeneerkundige gronden, zou men evenwel die gevolg'nbsp;trekking kunnen verwerpen, aangezien zij, wanneer hdnbsp;beginsel, waarop zij berust, valsch is, zelve ook niet

kan wezen; doch, in ieder geval, aangezien de oudheidkoO'

dige kwestie, waarvan hier sprake is, door van godsdienstig*^*' aard te worden, eene hooge male van belangrijkheid erlangd?nbsp;zal men hel ons, zeker, dank welen, dal wij, met on weder'nbsp;legbare bewijzen, de echtheid der muurschilderingen van on^**nbsp;catacomben slaven.

Van den beginne af aan, was hel christendom met 1'®^ gebruik van gewijde beelden en schilderwerken bekend:nbsp;fresco’s der romeinsche begraafplaatsen, nu, behooren 1***^nbsp;die hooge oudheid. Eusebius, een ooggetuige, verhaalt,nbsp;de wonderdadig van cene bloedvloeijing genezen vrouw hetnbsp;standbeeld van onzen Heer deed vervaardigen. Ziehier denbsp;merkwaardige woorden van dezen geschiedschrijver: «nbsp;wij van Cesarea spreken, kan hel niet ongepast beschouwdnbsp;worden, dal wij een der herinnering waardig feit aan hetnbsp;nageslacht overbrengen. De overlevering berigl ons, dal denbsp;door onzen Zaligmaker van eene bloedvloeijing genezen vrouW,nbsp;uit die stad afkomstig was, waar men ook haar huis zaginbsp;versierd met een gedenkteeken, dat ’s Heeren weldaad 'Onbsp;het geheugen bevTaa.'’de. Bij de deur der woning is, nainelijl^’nbsp;op een voetstuk van steen, een koper beeld geplaatst, S®'

-ocr page 275-

HET GEBRDItt VAN GEWIJD SCHILDER- EN BEELDHOUWWERK. 267

^nield liggende en met opgeheven handen , als in smeekende ^lt;gt;uding, voorgesleld; en daar tegenover, vervaardigd uitnbsp;hetzelfde metaal, het standbeeld van een man, ineen mantelnbsp;«ekleed en de hand uitstrekkende. Men zegt, dat aan zijnenbsp;''eeten eene onbekende plant wast, die, tot den rand desnbsp;‘Mantels opstijgende, de eigenschap bezit van alle soorten vannbsp;h'valen te genezen. Nog voegt men er bij, dat dit beeldnbsp;^'izen Heer voorstel!. Het heeft tot in onzen lijd toe beslaan,nbsp;wij hebben, bij ons bezoek in die stad, het met eigennbsp;°0gen gezien. Nn is het geen wonder, dat de heidenen, uilnbsp;^'’kenilijkheid voor de weldaden, welke zij van onzen Heernbsp;'^'^Ivangen hadden, dergelijke monumenten oprigllen, daarnbsp;quot;'ij-zelven de afbeeldingen der apostelen Petrus en Paulus,nbsp;oölijk mede die van onzen Heer gezien hebben , op paneelnbsp;uascfiilderd, en bewaard gebleven lot in onzen tijd 1). »

Men zal misschien zeggen, dat deze afbeeldingen door de heidenen vervaardigd werden, en dus voor de oudheid vannbsp;hel christlijk schilderwerk geen bewijs opleveren. Doch, ernbsp;bestond een kunstenaar, die wel degelijk in hel Evangelienbsp;^huis behoort, en, onder hel oog der apostclen-zelven, zijnnbsp;^childertalent heeft dienslbaar gemaakt aan hel afbeelden dernbsp;hoogverheven Moeder Gods. Hel is hier de kwestie niet, ofnbsp;‘'o heden ten dage aan den H. Lucas loegcschreven madona’snbsp;quot;orklijk door dien evangelist vervaardigd zijn; alleen is hetnbsp;'lo Vraag, of hij, in de daad, de H. Maagd geschilderd heeft?nbsp;hel Oosten en hel Westen beantwoorden zulks eenslem-met ja, op grond, dat al de oudste monumenten, die

Nee vero mirandum csl, Gentiles a Servatore nostro benefieüs 'Wectoi liEec prsestitisse , cam ct aposloloruin Peiri et Pauli Cliristiquenbsp;psius picta» imagines ad noslram usque memoriam servalas in taliulisnbsp;''quot;fcriinus. Hist. Eccl. , lib. VU , c. XVIH ; lie Sandini , Hut. famil.nbsp;c. XVIII, p. 293-96.

-ocr page 276-

208 HET DRIEVOUDIG ROME.

208 HET DRIEVOUDIG ROME.

tT(\


daarvoor pleiten , en dit feit in allen deele hebben bevesHJ en vereeuwigd. Welke bewijzen toch weet men aan te voeren , om deze even oude als algemeen voor waarheid aangenomen overlevering te be.slrijden, of te willen ontzenuwen l)-^nbsp;« Het is zeker, zegt deH. Ba.silius, dat de gewijde afbeeldingennbsp;van onzen Heer, van de U. Maagd en der apostelen, van dennbsp;beginne af aan geschilderd, uit de eene hand in de anderenbsp;tot ons gekomen zijn 2). »

De Kerk-zelve gebood het maken van gewijde afbeeldingen, teneinde de geloovigen van de dienst der afgoden te verwijderen, en om hen van de Joden te onderscheiden ó)-Ook was het, sedert Terlullianus, algemeen gebruiklijk, de*’nbsp;Verlosser op de kelken als den Goeden Herder voor te stellen 4). Deze, zoo door het onderwerp, als wegens hunnennbsp;ouderdom hoogst-eerwaardige schilderwerken werden, allee-zorgvuldigst bewaard als een wonderlijk-kostbaar boek, datnbsp;de geschiedenis verhaalde van den godlijken Meester en dernbsp;verbreiders van het geloof 5). Het staal dus vast, dal hetnbsp;gebruik van gewijd schilderwerk lot de geboorte van het

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Lanzi, Ilisloire de la Peinture ; Boldclti , Osservaz. , clc.jnbsp;lil). I, c. V, p. 19.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Imagines illoriim lioc enim traclituni a SS. Aposlolis. Orrd-conlr. Julian.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Ne decipiantur satvali ob idola ; sed pingant ex opposite divi'nbsp;nam liiimaiiaque manu faclam , impeniiixlam efllgiem Dei veri aonbsp;Salvatoris nostri Jesu Cliristi , ipsiusque servoriim contra idola rtnbsp;Jiidseos , neqiie errent in idolis, nee similes sint Jud®is. Can. jipost'•nbsp;Conc. Niccen. II, act. I; V. Bar., .iJn. 37, n*. 3.

4) nbsp;nbsp;nbsp;ïertul., De Pudicit. , c. V. et X.

3) Ouacsivit Constantinus : Num alicubi essent tiislorisc illorui'i (Petri et Pauli) ? Mox beatus Sylvester per diaconus adferri quas banbsp;bebat Apostoloram imagines jussit. — S. Adrian. Pap., £’y«slt;.nbsp;Oarol. Magn.

-ocr page 277-

SCHILDERWERK IN DE CATACOMBEN. 2G9

*^liristendom opklimt; en er blijft nu alleen nog maar meer bewijzen overig, dal de fresco’s der catacomben lot dienbsp;booge oudheid behooren.

Het is een bekend feit, dat ieder tijdvak der kunst zijn ®’Senaardig kenmerkenden stijl heeft. Op dien grond bepaaltnbsp;wetenschap dagelijks de vermoedelijke dagleekening vannbsp;bet ontslaan van een gebouw, van eene schilderij, van eennbsp;bandschrift, en zij doel dit door middel van een naauwkeurignbsp;“ödcrzoek der eigenaardigheden, waardoor deze, elk in zijnenbsp;**®oi’l, zich onderscheiden en kenbaar zijn. Dat onderzoeknbsp;'*quot;gt;ge, ineen of ander bijzonder geval, Iwijfelachtig wezen,nbsp;*^och hel wordt onloochenbaar zeker, wanneer het zich bezignbsp;boudt met een volledig plan van monumenten, met een geheelnbsp;bjdvak der geschiedenis van de beeldhouwkunst, der schil-^'erkunsl of van de diplomatiek. En dit even zeker, alsnbsp;eenvoudig middel is geenszins eene nieuwe of bijzonder aannbsp;b^eankrijk eigen ontdekking; het is sinds lang bekend, en innbsp;®be landen maakt de geleerde wereld er gebruik van. Welnbsp;dan, op het schilderwerk der catacomben loegepast,nbsp;het den oorsprong van een groot aantal dier stukkennbsp;'liet de geboorte van het christendom gelijk.

ken

^ V nbsp;nbsp;nbsp;w.jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;---------y nbsp;nbsp;nbsp;----------

bjke jaartelling, toen de schilderkunst in de stad der Ce.sars “og bloeide, ziel men ze echter weldra van lieverlede afne-en, het meer en meer toenemend verval der kunstnbsp;'o'gende, eindelijk, tijdens Constantijn en zijne eerste opvol-niets anders dan meer of min onvolmaakte schetsennbsp;quot;'^'¦den. In al die schilderwerken, zegt de geleerde cn schramnbsp;e Boldelli, is hel evenwel zeer gemakkelijk, door het ver-

Immers, zij vertoonen al de onderscheidende kenmerken heidensche kunst, zoo als de geschiedenis en de gelijk-bjdige monumenten, sarcophagen en fresco's, ons die leeren

nen. Zorgvuldiger behandeld bij den aanvang der chrisl-


-ocr page 278-

270 HET DBIEVOCDIG ROME.

schil van stijl, het verschil van eeuw te onderscheidef'-Men ziet, dat de schoonste bijna allen tot de oudste tijden hehooren, dewijl alsloen de schilder- en beeldhouwkunstnbsp;no{r niet verbasterd waren; en de christen-kuostenaar volgde 5nbsp;natuurlijk, den geest der eeuw.

Daarentegen, die slechter van leekening zijn, duiden volgende tijdperken aan, als waarin, de schilderkunst nietnbsp;alleen, maar, over ’t algemeen, alle kunsten geheel ver-vielen. Ik wil echter niet zeggen, dat de laatstbedoeldennbsp;allen van later dagleekening zijn, dan toen de vervolgingtJOnbsp;plaats grepen. Immers, hoewel in de eerste eeuwennbsp;schilder- en beeldhouwkunst met goed gevolg beoefend werden 1nbsp;'ZOO houden wij hel toch voor meer dan zeker, dal zij niet all'j*^nbsp;onder het penseel of den beitel van eiken kunstenaar de vol'nbsp;maaktheid bereikten, en de werken van die soort moestennbsp;in de catacomben altijd nog minder volmaakt wezen, dewijlnbsp;de bekrompen middelen der geloovigen hun niet veroorloofden,nbsp;de beste meesters te kiezen; wat zeg ik? neen, dewijlnbsp;zich, tot hel vervaardigen van hun schilderwerk, niet vannbsp;heidenen konden bedienen, is het zeer waarschijnlijk, da^nbsp;het meerendeel van hen, die het uitvoerden, oneindig beta*'nbsp;bedreven was in de oefening der christlijke deugden, dannbsp;wel in die der kunst.

Dit is alzoo een afdoend bewijs, dat de beste stukken in de catacomben opklimmen lot der apostelen tijd.nbsp;werklijk,* in de eeuwen na de vervolging, toen de Kerknbsp;vrijheid en rust genoot, hebben de pausen, de keizers en denbsp;geloovigen, niettegenstaande al hun streven, om de geschiktst®nbsp;kunstenaars lol hel versieren der basilieken te erlangen, tochnbsp;niets beters kunnen krijgen, of, liever, zij hebben oneindiffnbsp;veel minder geleverd, dan wat wij in de catacomben overalnbsp;zien. Immers, het is niet waarschijnlijk, dal zij, om open'

-ocr page 279-

SCHILDERWERK IN DE CATACOJIBEN. 271

en irotsche gebouwen op le luisteren, de onbekwaamste oiiervarendsle schilders gebezigd, en, daarentegen, zichnbsp;^'sdiend zullen hebben van de beste lot het versieren vannbsp;'’^rborgen plaatsen en onderaardsche crypten, als waardoornbsp;goed schilderwerk der catacomben uit denzelfden tijd zounbsp;quot;ezen der grove en plompe stukken, welke hunne basiliekennbsp;''pleverden 1).

De studie der vergelijking ten aanzien van den lijd, waarin '^öze christlijke schilderwerken ontstaan zijn , gaal, ook nognbsp;onze dagen, gedurig voort, en, in wéér wil van de moei-J^lijkheid, door het verloop der eeuwen, daaraan inden wegnbsp;5®legd, komt men toch altijd tol het ontdekken der ver-®‘^hillende karakters, welke de onderscheiden tijdperken dernbsp;^quot;Dst opleveren. Zoo dan, om slechts twee voorbeelden aannbsp;halen, wijst pater Marchi, zonder eenige bedenking, hetnbsp;^^gin der 111. eeuw als den oorsprong aan van eene dernbsp;^•^hoonste crypten in de St. Agnes-calacombe 2), terwijl,nbsp;'daarenboven, de bekwaamste romeinsche oudheidvorschersnbsp;'d® meeste schilderwerken van dezelfde begraafplaats te huisnbsp;d*fengen in de laatste jaren der H. eeuw 5).

Er is nog een ander, en misschien zelfs wel een meer d'^Dinerkend bewijs, waaruit men de hooge oudheid van denbsp;Panseelvoortbrengselen der catacomben kan afleiden, de za-

t) Boldetti , lib. I, c. V^, p. 17.

2) nbsp;nbsp;nbsp;P. 18b.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Le dlpinture dci cubicoli iudicati nella ieonogralia generale delnbsp;'Duilero dl S. Agiie»e scavati tutti uu graudissima vicinanza deltanbsp;'“Ostra cblesa , a giiidizio d’uomini che profcssando l’arte del dipingcre

«ono nell’ abbondanza degli anticbi nionumenti dl lluma esercitati ® ‘listiriguere comparativainente 11 opere dell’ arte iiclla serie deglinbsp;''‘'hchi secoli, giudicaDO che piü probabiliuentc agli ultirai annl delnbsp;*®oondo secolo cbe ai primi del terzo quesle dipinture riinontino, —

1, p. 184.

Drievoudig Rome. ¦

Marchi.

24

IV. Deel.

-ocr page 280-

272

HET DRIEVOUDIG ROME.

mensmelting, namelijk, van het christen- met het heidendoto-Het hoofddenkbeeld dezer stukken is aan het Oude of Nieuw^ Testament ontleend, doch het bijwerk gewoonlijk van hei*nbsp;denschen oorsprong en beteekenis. Men bespeurt daarin hetnbsp;gelijktijdig bestaan van twee maatschappijen, de eeue, die,nbsp;pas geboren, uit haar frisch en jeugdig geloof de stof dernbsp;hoofdgedachte van het tafereel put, terwijl de andere, reedsnbsp;ouder van jaren, den vorm en de inkleeding aan de handnbsp;geeft. Dc eerste, nog Ie jong, om zich behoorlijk verstaan*nbsp;baar te kunnen uitdrukken, leent bij de tweede eenige doornbsp;het gebruik geijkte beelden, als tot een kleed, waarin zij,nbsp;doch met eene geheel verschillende beteekenis, hare nieuw®nbsp;begrippen hult. De tweede leent hare grondvormen en har®nbsp;sieraden zoolang, totdat de christlijke kunst-zelve zich eet'nbsp;beeldspraak zou hebben geschapen, en zoodoende hare hulpnbsp;niet meer noodig had.

En lot welk tijdvak nu behoort dat mengsel, of, on» zoo te zeggen, die innige versmelting van heiden- en chris*nbsp;tendom, door het sehilderwerk der catacomben zoo onloochenbaar bewezen ? Is ’t niet het tijdvak der apostelennbsp;dat der vervolgingen ? Kan men eene nog sprekender proevenbsp;verlangen van de hooge oudheid der eerwaardige monumenten,nbsp;w aarmeè wij ons thans bezig houden ?

« Dit bewijs, zegt de heer Raoul Rochelle, wordt al moer en meer tastbaar, naarmate men dieper in het onderzoek der bijzonderheden van dat schilderwerk doordringt,nbsp;Ie beginnen met de stukken der catacombe van den H. CalüX'nbsp;tus, naar tijdrekenkundige orde de oudste, en die ook hetnbsp;grootste aanlal van die soort van christlijke monumenten op*nbsp;levert. De uitvoering er van is over hel algemeen zorgvol*nbsp;diger of minder gebrekkig, de ordonnantie rijker en meernbsp;afgewisseld, hetgeen duidelijk veroorzaakt wordt, dewijl z'J

-ocr page 281-

SCHILDERWERK IN DE CATACOMBEN. 275

blader bij de oudheid slaan, en daardoor dan ook in het ^atnenslel hunner inkleedingf meer zinnebeelden opleveren, uitnbsp;ongewijde oudheid voorlkonislig, ja, zelfs tot geheel ongewijde onderwerpen toe, doch waarvan de toepassing dannbsp;ïïeheel chrisUijk gemaakt werd, eene bijzonderheid, die lotnbsp;een nieuw bewijs kan dienen der allerhoogste oudheid, waartoenbsp;^et schilderwerk dezer catacombe behoort.

« Voor wat de overige begraafplaatsen betreft, zoo ziet ”‘en, dal, naarmate het gebrekkige der uitvoering levensnbsp;'Heer en meer het verval van de kunst aanduidt, even zoonbsp;®ok de inmenging der ongewijde oudheid afneemt, en denbsp;Onderwerpen uitsluitend chrisllijk worden. Er ligt in hel schil-derwerk der catacomben voor den chrislen-oudheidvorschernbsp;olzoo eene tweeledige slof van opmerking en studie, te welen,nbsp;^oe langzamerhand de antike kunst onder de handen dernbsp;ohrislenen wegsterft, en levens hoe gelijktijdig de eerste proe-''on zich beginnen te verloonen dier hemelsche typen, waar-^gt;10 de kunst der renaissance beweging en kleur te gevennbsp;quot;'ist 1). ..

Wij vragen nogmaals , hoe is dat vreemdsoortig verschijnsel *6 verklaren eener godsdienst, die hare opluistering, harenbsp;''ersieringsmiddelen , hare kunst borgt bij eene mededingster,nbsp;quot;'•er denkbeelden, zeden en geloofsbegrippen zij met veerkrachtnbsp;•lestrijdt? Is het niet duidelijk, dat de christenen, die hunnenbsp;ffedaehlen met het penseel wilden uitdrukken, toevlugtnbsp;'gt;K)esten nemen tol door het heidendom geschapen vormen,nbsp;Otti daardoor soortgelijke denkbeelden verstaanbaar in te klee-en dat het hun even onmogelijk was, eene nieuwenbsp;beeldspraak, als eene andere taal dan het Grieksch en Latijnnbsp;te vinden? De eenige verandering, welke zij hunne, naarnbsp;Jl^antiken gevormde kunstvoorslellingen konden doen onder»nbsp;I) Tail, det Cat., p. 102.

-ocr page 282-

274 HET DBIEVOUDIG ROME.

gaan, bestond daarin, dat zij er het een of ander aan toevoegden of van afnamen, al naar gelang zulks door buo geloof noodzakelijk gevorderd werd; even aks zij, bijnbsp;gebruik der in zwang zijnde laai, waarvan zij het geheel®nbsp;woordenboek behielden, zieh vergenoegden enkel met aa®nbsp;sommige uitdrukkingen eene in nieuwen zin veranderde be-leekenis te geven 1).

En in welken tijd nu zag zich hel christendom tet het uiterste gebragt van geene taal, geene schilderkunst, of,nbsp;beter gezegd, in ’t geheel geene kunst meer voor zich t®nbsp;bezitten? Is dat niet, duidelijk en klaar, het tijdperk zijoefnbsp;eerste kinderjaren? De monumenten der catacomben, waafnbsp;men zoovele sporen van het heidendom werdervindi, dagie®'nbsp;kenen dus van het tijdstip der geboorte van de Kerk. Hetnbsp;zou, overigens, tot niets dienen, om over het punt der waf®nbsp;oudheid dier gedenktcekenen hier nog verder uil te weiden,nbsp;aangezien onze thans volgende bezoeken dier grafplaatsennbsp;zelve dat alles nog nader en geheel zullen toelichten. Hetnbsp;wordt tijd, dat wij den Appischen weg verlaten.

Even als de reiziger, die thans de slagvelden van Marengo, van Austerlilz óf van Wagram bezoekt, met gretigen bl'ltnbsp;elke plek gadeslaat, waar een of ander schitterend wapenfeitnbsp;plaats had in die dagen van reusachtigen strijd; even als bijnbsp;met geestdrift den krijgsman huldigt, wiens roem die veldennbsp;verkondigen , zoo ook wij, pelgrims op het schillrender toonednbsp;der groote heldenfeiten van het christendom, alvorens de on'nbsp;sterflijkevaarwel te zeggen, groeten wij haar ennbsp;brengen wij haar hulde in naam, niet slechts van die harennbsp;roem reeds in de oudheid verkondigden, maar ook van hen,nbsp;die, in later tijd, dezen grond onsterflijk gemaakt hebbennbsp;door hun bloed.

1) Raoul Rochelle, Tabl. des Catacombes , p. 98.

-ocr page 283-

AFSCHEID VAN DEN APPISCHEN WEG. 275

Op dit eereveld vielen denzelfden dag vierduizend marte-'sren. Het heidendom, in den persoon van Hadriaan, ver-quot;'onnen door hunnen moed, is verpligt, hun de plaats in te •“uimen, en het verschaarde zwaard lesteken in descheè. Opnbsp;'^ieuw gewet, evenwel, schittert het nogmaals in de handennbsp;'an den vreeslijken Valeriaan^ deze stort evenwel, tot Iweewerfnbsp;om, eindelijk, voor altoos vernietigd te worden bij dennbsp;^'arleslag, door hem toegebragl aan Lucilla, eene weerloozenbsp;htaagd. In plaats van een zwaard, neemt Dioclelianus de bijlnbsp;‘^P, die allereerst dertig krijgslieden uitzijn leger nedervelt,nbsp;quot;'•er lijken de plaats kenteekenen, waar tallooze navolgersnbsp;den vreeslijken kerkvervolger de zege zullen komen beha-zoo wreed en zoo lang hun betwist. Eindelijk, als hetnbsp;zieltogende heidendom zijn laatsten bloedigen slag wil gaannbsp;'everen, zal de Appische weg de doorluchtige martelarennbsp;Setnpronius en Aurelianus den afvalligen Juliaan zien dwingen,nbsp;het vreeslijk.noodlotlig woord op de lippen te nemen,nbsp;'lat door hem in de vlakte van Perzië weldra volledig zalnbsp;quot;'Orden uitgesproken: « Galileër, gij hebt gezegevierd » 1)!nbsp;^ees dan gegroet, gij. Vorst der wegen, gloriepad ennbsp;praalgraf tevens van allen, die hier hebben gezegevierd,nbsp;^ees gegroet, gij, die door God, bij edele bevoorregling,nbsp;Z'jl uitverkoren, om, ten eeuwigen dage te getuigen vannbsp;•lo ijdelheid der oud*romeinsche helden, maar tegelijk vannbsp;'Ion onslerflijken lauwer, die hel hoofd der verwinnaars vannbsp;1*01 christlijk Rome omkransl!

1) Aringhi, llb. lil , c. XXI, p. 289.

24

-ocr page 284-

276

HET DRIEVOUDIG ROME.

JTanuarij.

Catacomben der Via Latina (weg van Latium.) — Catacombe vaH Apronianus. — Geschiedenis. — De H. Eugenia. — Schilder-werk der catacomben, historisch gedeelte. — Adam en Eva-— Caïn en Abel. — Noach. — Verklaring van een ring- ^nbsp;Catacombe der Htl. Gordianus en Epimacluis. — Geschiedenis-

De vrome menigte begaf zich naar den H. Barlholomeus-op-hel-Eïland, waar, in de kerk der Benfratelli, feest van den H. Joannes Galybita werd gevierd. Na de gC'nbsp;wijde overblijfselen van dien groolen martelaar der oolnioe*nbsp;digheid onze hulde loegebragt te hebben, keerden wij opnbsp;onze schreden terug, om een bezoek te gaan afleggen ionbsp;de catacomben der f^ia Latina^ beroemd door den daafnbsp;geleverden strijd der bloedgetuigen des geloofs. Tusschen d®nbsp;onAb Porta Capena Ccelimontana, thans de Sint-SebaS'nbsp;tiaans- en Sint-Jans-poort genoemd, liggen, tegen de hellin!/nbsp;van den Coelius, de Porta Latina en de Latijnsche Weg.nbsp;tijde der keizers stak de Via Ijatina den Valeriaanschen ennbsp;Appischen Weg naar de kroon \). Tusschen twee rijen vannbsp;trotsche grafgestichten door, geleidde zij naar het land tl®*'nbsp;Latijnen, het oude Latium.

Nog heden ten dage vindt men in de wijngaarden, d'® haar omringen, de uitgestrekte Colombari'én der vrijgelaleneonbsp;van Pomponius Hylas en der familie {familia^ dienstboden,nbsp;of hofhouding) van Augustus; doch de tempel der Fortunenbsp;joeminina (vrouwlijke Fortuin), waar Veturia haren zoonnbsp;Goriolanus stuitte, is onder zijne eigen bouwvallen verdwenen-Dat zelfde is het geval met de prachtige villa van Phylh®’nbsp;Domilianus voedster, waar deze moedige vrouw een ge^fnbsp;verleende aan dien onwaardigen vorst. Ofschoon door rijkdom

1) Prseclarlssintffi lunt Vise Appia , Lalina , Valeria. — Slral’quot; lib. V.

-ocr page 285-

CATACOMBEN DER VU-I.ATINA. 277

glorie beschermd, zijn ook deze gestichten te niet gegaan verdwenen, terwijl het bedehuis, dat de plek aanduidt,nbsp;quot;'^ar des Heeren beminde leerling in de kokende olie werdnbsp;geworpen, het wissellol der menschen en het woeden des tijdsnbsp;'duurzaam heeft wcérslaan. Niet verre van de thans geslotennbsp;^orta Latina^ bevindt zich, in het veld , de catacombe vannbsp;^Pronianus.

Waardoor bekwam zij dezen, in de consulsregisters van oude Rome zoo beroemden naam ? De geschiedenis geeftnbsp;daarover geene bepaald-zekere toelichting: wel heeft zij innbsp;^are jaarboeken den naam eens martelaars, tot dat edel ge-*lacht behoorende, aangeteekend; doch zij berigt, dat hij opnbsp;Salarischen Weg den dood vond, zonder evenwel er bijnbsp;^6 voegen, dat hij door zijn graf de catacombe der Vianbsp;verheerlijkt heeft 1). Het is waarschijnlijker, dat dezenbsp;*^aiuilie, die voor het Gemeenebest zooveel bloed veil had,nbsp;ook voor het Evangelie moest stoften, en dat hel mar-’klaarschap of de christendeugd van een harer telgen dezennbsp;*^aam zal hebben vereeuwigd door hem te hechten aan denbsp;katacombe, die ons thans bezig houdt. De dood of de vergt;nbsp;'1‘ensle van dezen Apronianus moet wel beroemd zijn geweest,nbsp;zijnen naam niet te doen uitwisschen en plaats makennbsp;'loor en voor dien der jeugdige heidin, wier graf zooveelnbsp;luister aan dit kwartier van het onderaardsche Rome heeftnbsp;l^ij gezet.

llen 2b. December van het jaar 262, verscheen voorde ''•krschaar van Nicerius, prefect van Rome, eene jonge maagd,nbsp;Eugenia genaamd, de dochter van Philippus, keizerlijk pre-

1) lie II, Martelaar Apronianus was commentariensit, dat wit *'‘Sgen, intendant der gevangenissen , onder Diocletiaan. — Bar. ,nbsp;ud Martyr. , 2 Febr. et 2Ö Mart. ~

-ocr page 286-

‘78

HET DIVIEVOUDIG ROME,

fect in Egypte 1). OTerluigd geworden zijnde, dat zij christin was en een aantal harer gezellinnen lol den maagdelijkcnnbsp;slaat had aangespoord, werd zij veroordeeld, om den mar-teldood Ie sterven. Nadat de wreedheid der beulen van hetnbsp;oude Rome op de standvastigheid der christenheldinnbsp;uilgepul, bragt des scherpreglers zwaard haar den genadeslagnbsp;toe; en, even als de vogel den strik, die hem gespannennbsp;was, ontsnapt, zoo neemt ook hare ziel eene zegepralendenbsp;vlugt ten hemel. Claudia, hare moeder, kwam het lijk hard'nbsp;dochter wegnemen, en begroef het in een harer tuinen aannbsp;den Lalijnschen Weg, ter plaatse, waar Eugenia-zelve «ielnbsp;hare maagdelijke hand een groot aantal martelaars begravennbsp;had 2).

Deze moeder kon zich niet verwijderen van hel graf, dat geheel haren schal bevatte, en toen zij, op zekeren dag»nbsp;er haar gebed met hare tranen kwam vermengen, verscheennbsp;haar Eugenia , en zeide: « Verheug u, mijne moeder! de He®''nbsp;heeft mij de zaligheid des hemels doen smaken; maar,nbsp;gij zult er, en wel op aanstaanden zondag, deel aan konaennbsp;nemen. Beveel mijnen beiden broeders, Avitus en Sergin®»nbsp;dringend aan, dat zij het teeken des kruises getrouw bewa'nbsp;ren, als waardoor zij mede deelgenooten zullen worden aannbsp;ons heil. » De uitkomst staafde de voorspelling. Claodianbsp;stierf, en hare beide zonen, geloofsverkondigers geworden»nbsp;werden, bij hunne moeder en zuster, in de catacombe van

1) nbsp;nbsp;nbsp;Filia Philippi, priefecli aagustalls in Algyplo. —* Barnbsp;188, n'S; et An. 262, n” S6,

2) nbsp;nbsp;nbsp;Non longe ab urbc, in Via quEE Latina appcllatur , in pr**!'®nbsp;ejus proprio, ubi multorum ip«a vepelierat membra. Act. MS,

S. Petri; S. Mar.ce ad Martyr. ; S. Ccecil.

-ocr page 287-

SCHILDERWERK DER CATACOMBEN. 279

^Pronianus begraven. De ligchamen der HH. Eugenia en Claudia verrijken thans de kerk der HH. Apostelen 1).

Hier, even als in de overige catacomben, hadden de •christenen gewijd schilderwerk aangebragt: ongelukkigerwijze,nbsp;bestaat de door de pausen Joannes VII. en den H. Leo 111.nbsp;gerestaureerde basiliek der H. Eugenia niet meer. Echternbsp;C'eroorlooft de herinnering aan dit eerbiedwaardig heiligdomnbsp;'¦'gllijk, dat wij hier den draad der belangrijke studie,nbsp;'^aarmeé wij gisteren aanvingen, weder hervatten.

Behalve het algemeen karakter, — te weten een mengsel chrisllijke denkbeelden met heidensche vormen, — doennbsp;*'ch in het schilderwerk der catacomben twee wèl te onderscheiden deelen voor, namelijk, het tafereel-zelf en hetbij-quot;'crk, of het onderwerp en de opViering er van. Wat nunbsp;betreft de onderwerpen, die uitsluitend christlijk zijn, zijnbsp;'•oi'men, allen te zamen, eene uitgestrekte galerij, waarinnbsp;*^e hoofdfeiten der godsdienstige geschiedenis des menschdoms,nbsp;af de schepping der wereld tot de eeuwigheid toe, voorko-en aan de godvruchtige overweging des beschouwersnbsp;quot;'Orden voorgesteld. In onze oogen is dit hel schoonste leer-gebedenboek, dat aan de neophylen kon worden voorge-bouden, en tevens hel meest-geschikt, om hun gevoelens innbsp;boezemen, overeenstemmende met den treurigen toestand,nbsp;quot;•sarin zij zich bevonden. Vestigen wij, in het voorbijgaan,nbsp;ceii oog op eenige schilderstukken , in dit zoo hoogst-eerbied-quot;'aardig museum geplaatst.

ïn eene der crypten van de catacombe der H. Agnes zijn •cttze eerste ouders op den oogenblik hunner ongehoorzaam-beid geschilderd. Tusschen Adam en Eva staat de verbodennbsp;omkronkeld door de slang. Satan ziel de vrouw aan,

1) Act. MS. Cod. S. Petri; S. Maria ad Martyr. ; S. Cacil. ;

Ub. IV, c. II; Mazzol., t. V, p. 294.

-ocr page 288-

980 HET DRIEVOUDIG ROME,

die hare hand naar de vrucht uilslrekt, om haar te plukken, Ie eten en ze haren eclitgenoot aan te bieden. Eene ander®nbsp;schilderij, op dezelfde begraafplaats, verbeeldt Adam ennbsp;na hunnen val, en trachtende, hunne naaktheid te bedekken-Hetzelfde onderwerp komt zeer dikwijls ook in al de ander®nbsp;catacomben voor. De reden daarvan ligt bij de hand:nbsp;leer der erfzonde is de grondslag van die der verlossing en,nbsp;bijgevolg, van geheel hel christendom. Noodwendig moest denbsp;eerste zorg der Kerk daarin bestaan, dat zij de geloovig®**nbsp;met deze hoofd- of grondwaarheid, welke de heidenen vannbsp;het Oosten en het Westen geheel en al hadden misvormd,nbsp;door en door bekend maakte.

Voeg nu daar nog bij, dat de voorstelling van den z®”' deval niet alleen diende, om het geestelijk geloof te bevesHquot;nbsp;gen, maar tevens ook om daardoor in het hart der eersl®nbsp;christenen indrukken te weeg te brengen, meest geschikUnbsp;om hen in hunne beproevingen te schragen. Het onherroeplij^nbsp;doodvonnis, door den vinger Gods op het voorhoofd van Ada®*nbsp;en van geheel zijne nakomelingschap ingegrift; het boos opz®^nbsp;des satans; de barmhartigheid Gods, tot zelfs in dekaslijdioffnbsp;der schuldigen uitblinkende; de belofte van een Verlosserinbsp;de zekerheid eener algemeene herstelling, die het inenschdomnbsp;méér zou terug geven, dan het verloren had; eindelijk, d®nbsp;toekomstige opstanding: ziedaar de groote leerstukken, di®nbsp;uit hel dogma van den zondeval voortvloeijen, terwijl daarudnbsp;levens, als zoovele praclische gevolgtrekkingen , ontstaan: d®nbsp;verachting van den dood, en de moed voor het martelaarschap’nbsp;het vlieden van gevaarlijke gelegenheden; het vertrouwen ®Pnbsp;de nieuwe Eva, en de ernstige begeerte, om de bekomm®'nbsp;ringen van het tegenwoordige leven te verwisselen tegen d®nbsp;vreugde der eeuwige heerlijkheid.

Een mondeling onderrigt was noodig, om de voorstelhno

-ocr page 289-

CAIN EN ABEL.

bezielen en er al de leerinj uit Ie doen ontspruiten, die Vervolgens door de eigen overweging lol serdere rijpheid werdnbsp;quot;ebragt, De priesters, de bisschoppen, de kerkvaders tradennbsp;*^®rhalve als de welsprekende tolken van het onderaardschenbsp;*buseum op; en, wanneer men de schitterende verklaringennbsp;Terlullianus en der overige kerkvaders ten aanzien dezernbsp;afbeeldingen leest, dan valt het niet moeijelijk, om te be-^vijpen, dat de eerste geloovigen, die gestadig het grootenbsp;boek der catacomben voor oogen hadden, wel grondig geleerdnbsp;®o beproefd deugdzaam moesten zijn i).

Bij hel tafereel van den zondeval onzer eerste ouders, 'f'o de wereld verdeeldheid en dood aanbragt, sloot zich nunbsp;®bereerst aan de afbeelding van den noodlotligen broederstrijd,nbsp;*be er terstond reeds uit voortvloeide, namelijk, tusschennbsp;fquot;0gt;n en Abel, den een boosharlig, den ander schuldeloos,nbsp;moordenaar en het slagtoffer, den gevloekte in levennbsp;dood, tegenover den eeuwig-verheerlijkte, te zamen tweenbsp;verschillende menschen-rassen vormende, wier aanzijn reedsnbsp;Zoovele eeuwen voortduurt, en die hunne afkomst nog steedsnbsp;Onderscheidend staven. De oorsprong van dit tweeledig feitnbsp;quot;'Ordt in een groot aantal crypten door de afbeelding der offerdode van Gain en Abel voor den geest leruggevoerd. Meer innbsp;^ bijzonder zal ik daarvan het bewijs in twee sarcophagen dernbsp;®®*acomben van St. Callixlusen der H. Agnes aanhalen, name-, op de eerste ziet men Gain met een groolen tros druivennbsp;'o de hand, gevolgd door Abel, die een lam op den armnbsp;'f''aagt. Gain, de woeste landbouwer, is slechts half gekleed;nbsp;^bel, (Je meer beschaafde bezigheden van het herdersbedrijfnbsp;oefenende, draagt een mantelkleed, tol half over de beenennbsp;Onder de gedaante van een achtbaren, op een troon

1) Tcrful., De Resurrect, car., c. XLVlll ; S. Aug., lu Ps. ld., Dc Symb., lib lil, c. IV, etc.

-ocr page 290-

382

HET DRIEVÜODIG ROME.

gezeten grijsaard, zegent God het offer van Abel, terwijl hiJ de oogen van Gains offer afwendt 1). Orn het tijdperk, toennbsp;dit voorval plaats had, in herinnering Ie brengen, ziet men,nbsp;als verseholen achter den godlijken troon, Adam en Eva,nbsp;de twee eenige, destijds op aarde aanwezige stervelingen.

Op de sarcophaag in de Sint-Agnes-catacombe z'®*' men, behalve dat alles, ook nog, hoe de voeten des eeuwigen Vaders rusten op een bankje, suppedaneum of scabel'nbsp;lum genoemd, een meubelstuk van weelde, alleen doofnbsp;aanzienlijke personen gebruikt, en dat alzoo hier dient, omnbsp;de hooge majesteit van den Almagtige aan Ie duiden.nbsp;zien, dal de H. Hieronymus aan Euslochius raadt, zich daafnbsp;van, uit zedigheid, niet te bedienen in het openbaar 2).

I\a met de geschiedenis van Adam en Eva het leerstellig onderrigl te hebben aangevangen, werd dit voor de neophyloonbsp;met het verhaal en de toepassing der offeranden van Caïn oquot;nbsp;Abel voorlgezet; en welk een rijkdom van afleiding wisio^'nbsp;hunne onderwijzers hieruit niet te pullen! De catechumeneonbsp;en nieuwe christenen zagen daar voor hunne oogen den oof'nbsp;sprong en het karakter dier heidensche maatschappij, wiofnbsp;gruwlijke vervolging zij te verduren hadden, en die he»,nbsp;ofschoon dan ook onschuldig, ter dood veroordeelde; teven*nbsp;zagen zij daar ook de reinheid van gemoed, hel leveodr?nbsp;geloof, de onschuld, waarmeê zij, telgen van Abel, hunnbsp;leven, hunne goederen, hunne aardsche liefde ten off®*'nbsp;moesten brengen aan God; en dan, in de verte, zie, daarnbsp;aanschouwden zij de belooning hunner grootmoedige zelfvcf'nbsp;loochening en van hunne vreeslijke beproevingen; eindelijk,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Rcspeiit Dominus ad Abel et ad muiiera ejus; ad Cain ver»nbsp;ct ad munera iiVms non respeiil. Gen. , c. IV . 4.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Quando in conventuin fralruin veneris , vel sororum, Imniib*nbsp;sedeas; scubello te censcris indignam. Epist, 22 , ad Euitoch.

-ocr page 291-

CAIN EN ABEL. 283

hen aan le moedigen, toonde men hun in Abel den Pfirsoon-zelven, die hel geloof had gevestigd en voleind,nbsp;onschuldig slagtoffer, dal zich voor de verlossing dernbsp;quot;^reld had overgegeven aan den smaad en den dood van hetnbsp;•'•’uis \).

De krachtige denkbeelden en edele gevoelens, door de ®®rsie twee schilderstukken te weeg gebragl, namen, met hetnbsp;^erde tafereel dezer welsprekende galerij, nog in hooge malenbsp;*^06. Noach, uit den zondvloed gered, was eene al le duidelijkenbsp;''oorspiegeling der ontluikende en door de stormen der ver-''olgitig geteisterde Kerk, om niet een even levendigen alsnbsp;**'oostvollen invloed op den geest der eerste christenen uit lenbsp;^6fenen. De geschiedenis van dien aartsvader komt dan ooknbsp;dikwerf in de talrijke cubicula der catacomben voor.

het

de

Op de begraafplaats der H. Priscilla vindt men, in een gewelfvakken van hel monumentum aroiatum, Noachnbsp;''oorgesteld half builen de ark, de- hand uilslrekkendenbsp;“^^ar de duif, die hem tegemoet snelt, met een olijftak innbsp;*^^0 bek. De voorstelling der ark is zeer merkwaardig, na-^®Iijk, niet langwerpig, als een schip, maar vierkant. Mennbsp;daaruit de onkunde of luim van een ongeoefenden kun-^lenaar kunnen afleiden, wanneer het wondervaartuig, in

meerendeel der schilderijen, en zelfs der beitelwerken van catacomben, niet dien zelfden vorm opleverde. Behalve helnbsp;'•'onurnent, waarvan hier sprake is, zal ik, naar mijn oordeel,nbsp;^unnen volstaan, met aan le wijzen de schoone sarcophaagnbsp;l^ci' begraafplaats van den H. Callixtus, en die door Boltarinbsp;loegelicht 2).

daarom nu heeft de kunst dien onwaarschijnlijken vorm

f) D. Ambr., De Paradis., c. 11 ; Tertul., S. Cypr., De Bono , etc.

2) T. 111. p. 183.

2S

üricToudig Rome. —IV. DceU

-ocr page 292-

284 HET DHIEVOÜDIG ROME.

aangenomen? Door die geheimzinnige ingeving, waarvan z'J Ie allen tijde en alomme verzeld is, geleid, heeft zij in lt;1®nbsp;Ark van Noach het beeld der Kerk gezien; doeh, in de werk*nbsp;lijkheid zag zij iels meer nog, dan in het beeld, te welen,nbsp;het eeuwigdurend standhouden der Kerk; en ziedaar, waaromnbsp;zij het vaartuig, dat daarvan het beeld is, onder een vierkan*nbsp;ten vorm heeft voorgedragen, aangezien het vierkant, overnbsp;welken kant ook omtuimelende, altijd stevig liggen blijft 1).

En welk een vloed van indrukken moest die neophyien niet overmeesteren, wanneer zij, met het oog op de Arknbsp;gevestigd, hunne eerwaardige leeraren hoorden zeggen; « D®nbsp;Ark is, zonder tegenspraak, hel beeld der stad Gods, datnbsp;wil zeggen, van de deze wereld doorreizende Kerk, en di®nbsp;behouden werd door het kruis, waaraan de Middelaar Gods’nbsp;en der menschen is gehecht en verheven geworden, Christu»nbsp;.Tesus, onze Verlosser en Heer. De verschriklijke waterramp,nbsp;waaraan zij is prijsgegeven , verkondigt u de vreeslijke vervolgingen , die ons treffen. In den aartsvader, die de Ark bestuurt,nbsp;en er orde en leven in onderhoudt, moet gij den Heer zien,nbsp;den waren Noach, den regeerder der Kerk, die, door denbsp;genade gesteund, al meer en meer ten hemel streeft, naarmatenbsp;de golven der vervolging hooger en hooger stijgen. Wanneernbsp;niemand, builen Noach en zijne in de Ark besloten famil'®,nbsp;uit den watervloed behouden is gebleven, dan moogt Ï*Jnbsp;daaruit leeren, dat er builen de Kerk voor niemand heilnbsp;Ie vinden. Wat de zijdeur betreft, in de Ark aangebragt,nbsp;doelt voor u op de wonde, in de zijde des Verlossers, wieo*nbsp;ligchaam de deur der Kerk is, wiaaruit ai de Sacramenieo,nbsp;als zoovele genademiddelen, voortvloeijen, die ons vereenigC^nbsp;met Hem.

1) Quadratum enim, quacurnque verteris, firinilcr stat. S. Aug-» Conlr. Faust,, lib. XII, c. XIV.

-ocr page 293-

NOACH. 285

« Wanneer gij naden zondvloed , die het doopsel der oude quot;'ereld was, de duif lot Noach ziet komen met een olijftaknbsp;den bek, dan verkondigt u die bodesse des vredes, dat, nanbsp;^®t doopsel, dat u van de erfsmet heeft gezuiverd, de vredenbsp;Setroffen is tusschen u en God. Toen de vloed voorbij was,nbsp;*^®!ïaf zich Noach, — de stamvader eener nieuwe wereld,nbsp;^®houden inde Ark, welke hij*zelf, ten spijt van de spot-'^'’nij der boozen, gebouwd had, — op den vasten bodem,nbsp;quot;'aarvan hij met zijn gezin bezit nam, zonder meer vreesnbsp;koesteren voor eene herhaling van den watersnood: mennbsp;in al deze omstandigheden, den Heer, het hoofd vannbsp;nieuw volk, behouden in de Kerk, welke Hij, in weêr-'ïil der vervolgingen, slichtte, en die, op het einde der da-als alle beproevingen voorbij zullen wezen, den hemelnbsp;ingaan, met al de zijnen, om dien te bezitten in eeu-''•gheid 1). »

Het tafereel van den zondvloed — dat even groolsch als '¦¦effend beeld der Kerk, in haren tegenwoordigen en toe-*^*^nisligen slaat, ~ is door de chrisllijke kunst menigwerfnbsp;den blik der geloovigen ter beschouwing voorgesteld,nbsp;men vindt het niet alleen in het schilder- en beeldhouwnbsp;'^^¦’k der catacomben, maar ook op vingenen andere voor-quot;'erpen van gewoon gebruik. In het bijzonder moet ik hiernbsp;’'^'¦melden den schoenen ringsteen, door Aringhi aan hel lichtnbsp;5®bragt, en die de hierboven geuite denkbeelden volledignbsp;^^menval, door het vereenigen van de Ark en de Kerk tot éénnbsp;Seheel.

I^eze steen is een onyx van buitengewone schoonheid, slechts weinige strepen groot. In ’t midden ziet men een

ad nbsp;nbsp;nbsp;Ctvit. Dei, lib. XV, c. VI; S. Cypr., Epist.

p nbsp;nbsp;nbsp;; id. Contra Novat. ; Tcrtull. , lib, de Baptism, ; S. Justin.

® ioq. cum Triph. Jad, ciro, finem.

-ocr page 294-

286 HET DniEVOUDIG HOME.

vaartuig, vreeslijk door de golven gezweept; d6 voor en geplaatste roeijers worstelen met kracht tegen de baren in}nbsp;eene bevallige duif rust op den achtersteven en ziet rustig Nnbsp;de beweging toe. Te midden van het dek slaat een enkel®nbsp;mast, met een klein scheepje in den top, en waarop ined®nbsp;eene duif is geplaatst. Op eenige schreden van den voorstevennbsp;verwijderd, wandelt Petrus op de wateren , en steekt de handnbsp;uit naar den Zaligmaker, die met majesteit onbeweeglijk opnbsp;de kokende baren overeind staat. Boven het hoofd van dennbsp;H. Petrus en van onzen Heer leest men de grieksche o”nbsp;latijnsche aanduidingsletters: PET. IHG. Petrus, Jesus-Eindelijk, onder de kiel van het vaartuig, ziet men eennbsp;zeemonster, met gapenden muil, en dat in zijne bewegioSnbsp;smart en woede uitdrukt.

Ongetwijfeld stelt dit schip de Kerk, de onstuimige zee, d® wereld, en vooral de wereld gedurende de eerste vervolging®®’nbsp;voor; de roeijers beteekenen de apostelen, de rustige duif doehnbsp;op den H. Geest, den waren loods der Kerk; het scheeprnbsp;pp den top van den groolen mast beduidt de Ark van Noach’nbsp;liet beeld der Kerk; de ééne mast voor de beide vaartuig®”nbsp;verbeeldt Christus, die, van alle eeuwigheid zijnde, de 8®''^nbsp;steunt en .schraagt, van af den beginne der wereld; de duif’nbsp;als waarnemende, op het scheepje gezeten, beteekent t)®nbsp;duif van Noach, het zinnebeeld van den H. Geest. De H. P®'nbsp;Irus, die zijn vaartuig verlaat, bij het hevigst woeden van de®nbsp;storm en den Heer komt zoeken, is niet anders dan tl®nbsp;Kerk-zelve, die, onder vurige smeekgebeden, hare toevlug^nbsp;tot den godlijken Meester neemt, zoodra zij zich door vree®'nbsp;lijke en talrijke vijanden ziet bestookt. En nu, eindelijk, h®*'nbsp;zeemonster, dat zich daar onder de kiel vertoont, wat zo®nbsp;dit anders zijn dan de vreeslijke Leviathan der H. Schrifhnbsp;de Satan, die alle stormen te voorschijn brengt en gedur'8

-ocr page 295-

CATACOMBEN DER HII. GORDIANCS EN EPIAIACHl'S, 287

’facht, hel schip der Kerk le doen stranden. Doch, geheel wezen driikl het onvermogen dier pogingen en de woedenbsp;wanhoop uil 1). Wij vragen, is er een verstaanbaarder,nbsp;''ollediger, welsprekender boek dan dit eenvoudig steengra-''cersel ?

Hulde doende aan de chrisllijke kunst, die zoo getrouw ^¦are zending volbragl, begaven wij ons naar de catacombennbsp;HH. Gordianus en Epimachus. Gedurende de vervolgingnbsp;'an Julianus den Afvallige, lelde Rome onder zijn pleitbezorgers er een, mei name Gordianus. die hel heidendomnbsp;zoer was toegedaan, weshalve hij de verdediging daarvan,nbsp;’^ogenover een priester, Januarius geheeten, op zich nam,nbsp;^'och door dezen zoo grondig vvederlegd werd, dat hij denbsp;quot;'aarheid , die zich voor zijne oogen vertoonde, moedig erkende, en, met drie-en-vijftig personen van zijn huis, totnbsp;christendom overging. Spoedig daarna moest hij, op denbsp;'o die dagen gewone wijze, zijn geloof bezegelen, en hij beze-ffolde hel ook alzoo — namelijk, met zijn bloed.

Home moest (oen aanschouwen een zijner achlbaarslc burgers, als een lage booswicht, gekneveld, daarna met fol-^örzwepen verbrijzeld en verscheurd, voorts aan den schandpaalnbsp;S^hechl, en, eindelijk, den bijlslag ontvangende, die hemnbsp;*'ci hoofd afscheidde van den romp. En nu overwege mennbsp;quot;'el, dal al die. Nero waardige, wreedheden bevolen werdennbsp;door Apronianus, prefect van Rome, een afstammeling uit hetnbsp;doorluchtig geslacht, waarvan een der leden, helzij als martelaar, hetzij als weldoener, zijnen naam heeft gegeven aannbsp;de catacombe, welke wij zoo even hebben verlaten. In dennbsp;Oachl \an den 10. Mei, 562, namen de christenen het lijknbsp;’'t'n den heiligen martelaar weg, en zetleden het op de be-quot;faafplaats van den H, Epimachus bij. Alexandrië (in Egypte)nbsp;1) Roma subterr., lil). V , c. IX , p. 244.

9:

-ocr page 296-

riET DRIEVOUDIG ROME.

was de schouwplaats geweest, waarop deze nieuwe geloofsheld had gestreden; doch Rome verlangde in moederlijk®*^ naijver, hel lijk te bezitten van haren edelen telg, en zo®nbsp;kwam de doorluchtige geloofsgetuige uil verre streken 'Onbsp;de groote stad der martelaren plaats nemen, toen GordianO*nbsp;zich in de eeuwige rust naast hem voegde , en tevens daa®'nbsp;aan, met hem, den luister schonk van Zijnen naam 1)-Tot de glorie dezer catacombe, wier oorsprong onzekefnbsp;is, moeleu, volgens hel goed-geslaafde gevoelen vanBosiOinbsp;ook nog genoemd en meêgeteld worden de doorluchtig**nbsp;martelaren Sempronius, Olympius, Exuperius en Theodulus inbsp;welke de H. paus Slephanus, door zijne geestelijkheid en ee®nbsp;aantal christenen vergezeld, gedurende den nacht, bij fakkel'nbsp;licht, onder plegtig gezang, voor zoover de ijslijke vervolgiof»nbsp;van Valerianus dit veroorloofde, daar zelf heeft bijgezet 2)-Men mag ook hier nog bij voegen den beroemden geloofsheld Nemesius, die van de hand diens-zelfden oppee*nbsp;herders een eervol graf ontving, Ier plaatse, waar hij zichnbsp;den palm der overwinning had verworven; later werd zij®nbsp;ligchaam, tegelijk met dat der H. Lucilla, zijne dochier)nbsp;overgebragt, en, even als de hier bovengenoemde martelaren tnbsp;in de kerk der H. Maria-la-TVi/om, aan heleinde van betnbsp;Forum, begraven. Daar rusten zij negheden ten dage, e®nbsp;de pelgrim, die ze komt huldigen, kan er tevens de eeuwig®nbsp;vruchtbaarheid der katholieke Kerk bewonderen, wier tempe*nbsp;hier de asch vcreenigl zoowel van hare eerste kinderen, '®

J) Baf., Annot, ad Marttjt,, 10 mai ; Bosio Roma sabterf'^ lil). IV , c. III.

2) Eadcm neiupe node advenier» S. Sleplianos Episcopiis caquot;’ eicricis ct rcligiojis viris, Iiynini* cx more redditis, eorum corporainbsp;hoc c«t sanctorum Sempronii et sociorum , abstulerunt et sepelierun*nbsp;juïla Viam Lafinam, mllliario primo. Ms. Cod. Vat. 4.

-ocr page 297-

CATACOMBEN DEB HU. SIMPUCIIIS EN SERVILIANÜS. 28amp;

marlelperk gevallen, als het niet minder roemvol kroost ''an haren ouderdom. Wij welen reeds, dat in de kerk vannbsp;^anta-Mai'ia-la-Numa hel ligchaam bewaard wordt der H.nbsp;f^rancisca Rornana, de eer harer kunne, de glorie harer eeuw,nbsp;'Ie roem der eeuwige stad.

17 Januarij.

*^atacontiben der Via Latina (vervolg). — Catacomben der HH. Simplicius en Servilianus. — Geschiedenis. — Schilderwerk der catacomben, historisch gedeelte. — Abraham. — In do catacomben vindt men geene kruizen. — Verschillende soorten vannbsp;kruizen. — Jozef. — Mozes. — Vier hoofdtrekken uit zijn levennbsp;dikwerf voorgesteld. — Pharaö. — Do Verbondsark. — Samson.nbsp;— David. — Elias. — Catacombe van den H. Terlullianus. —nbsp;Geschiedenis.

Toen Satan de stamouders des menschdoms in hel verderf *loriie, besmette hij gelijktijdig geheel hun nageslacht metnbsp;helsch vergif. Als verwinnaar van den heer der schepping,nbsp;^'¦'eeg hij ook een noodlolligen invloed op de schepselen,nbsp;'^'iderworpen aan zijn gebied.

Alle volken waren van dit vreeslijk leerstuk even zeer 'doordrongen, als het onloochenbaar vast staal, en ook nietnbsp;^0 wederleggen valt. En vandaar dus overal, waar men-®'ïlien wonen, offeranden, verzoenings- en zuiveringsmiddelen ,nbsp;bezweringen, en wal van dien aard al meer is, te werknbsp;Sosleld, om , zoo mogelijk , de schejtselen Ie onttrekken aannbsp;'don boosaardigen invloed van den vorst der duisternis. Alsnbsp;^'’fhouderesse der waarheid, kon de katholieke Kerk nietnbsp;laten varen een geloofsbegrip, te gewigliger, dewijl hel eennbsp;'d'^'’ grondzuilen is, waarop hel godlijk wereldbestuur rust.nbsp;doder jaar alzoo legt Rome ten aanzien van dat punt harenbsp;•ïoloofsbelijdcnis in hel openbaar af, door de plegtige zege-^’og van hel vee. De feestdag van den H, Anlonius is hiertoe

-ocr page 298-

290

HET DRIEVOUDIG ROME.

verkozen, ongetwijfeld daarom, dewijl de patriarch der woes* lijn schitterend heeft weten te zegevieren over den hcischequot;nbsp;vijand, die zich steeds toelegt op de bezoedeling en hetnbsp;verderf van alle werken Gods. Wat hiervan ook zij, terwijl denbsp;menigte zich deels naar den Esquilijn heen begaf, waar die zegening plaats greep, deels naar de kerken van den H. Antonius-lt;ti-Monli, van de H. Maria-Je?’-iü/traAe/en, van Sint-Jati'nbsp;der-Florentijners ^ en der kloosterlingen van den H. Anto*nbsp;nius-aa?i-lt;S'^. Pieters-kolonnade, om er de vermogende holpnbsp;van den grooten Satan-bezweerdcr in te roepen, hervatten wjnbsp;naar de Fia Latina onzen logt.

Kenc mijl (een kwartieruurs) voorbij de begraafplaats vao rlen 11. Epimachus, bevindt zich de catacombe der HH. Sie™'nbsp;plicius en Servilianus. Zij behoort bij de eerstgenoemdenbsp;gaat door voorde oudste van dat wijk; de oorsprong er vannbsp;dagteekent van Trajanus bewind. Ziehier eenige glanspuntennbsp;uit hare geschiedenis. De bekeering der H. Flavia DomitelDnbsp;had te Rome en aan het keizerlijk hof veel opzien gebaard. Mennbsp;zocht naar de oorzaken, die de jeugdige vorstin hadden kunnennbsp;nopen, om haren rang en al hare levensvooruitziglen opnbsp;offeren aan eenc godsdienst, met den banvloek belegd.

Onder degenen, die zich met dat onderzoek bezig hielden, en met eigen ooren de redenen der jonge martelares gehoord,nbsp;met eigen oogen hare wonderwerken gezien hadden, noeinlnbsp;men de HH. Simplicius en Servilianus, die, nadat ze mednnbsp;bekeerd waren, voor altijd braken melde godsdienst, waaraannbsp;zij vroeger innig waren gehecht. Dientengevolge, opnbsp;vanAnianus, den prefekt der stad, gevangen genomen, I^nnnbsp;echter niets hen in hunne overtuiging doen wankelen, nnnbsp;zij boetten hunne standvastigheid met het hoofd, dat hun doogt;nbsp;beulshanden afgehouwen werd. De christenen maakten zich va^nbsp;hunne lijken meester, en begroeven ze eerbiedig in een tu»’ i

-ocr page 299-

GESCIIIEDEmS. 291

''ie hun toebehoorde, op een half uur afstands van de stad, S^eleg:en aan den Lalijnschen Weg;. De H. Martelaren werdennbsp;''®ar als lot twee heilbronnen, waaruit, eeuwen lang;, eenenbsp;'‘'¦acht voortvloeide, lol genezing; zoo voor hel ligchaam alsnbsp;’'Oer de ziel 1).

Moet men onder de glorievolle namen der bewoners van 'icze catacombe ook niet die van de Hll. Quarlus en Quintusnbsp;'¦^ngschikken, wier ligchamen naar Capua zijn overgebragt?

wel bevindt zich hunne grafstede op eene afzonderlijke P'ek, die aan de bedoelde catacombe grenst? Ten aanzien dezernbsp;‘'övenzaak zijn het de rorneinsche oudheidvorschers met elkan*nbsp;‘'teniet eens 2). Evenwel, de juiste plaats, waar zij begravennbsp;'derden, heette Ad centum aulas , bij de honderd kamers,nbsp;vertrekken, die, naar het oordeel der geleerden, eennbsp;2'’oot gebouw vormden, tot badhuis, of voor de bijeen-'‘O'iisl der leden van een of ander geregtshof, misschien welnbsp;den raad van honderd, bestemd 5). Er is niets vannbsp;'^''ergebleven dan eenige verspreide bouwvallen, in den bo-‘lem bedolven en door de wijngaarden onttrokken aan hetnbsp;De ontdekking dier catacombe is men verschuldigdnbsp;den prelaat Guizzardi, een der eerste wachters van helnbsp;‘‘nderaardsche Rome. De basiliek der heilige martelaren,nbsp;‘'oor paus Adriaan I. hersteld, beslaat niet meer, zoodal hetnbsp;onmogelijk was, er ons onderzoek naar hel oorsprouklijknbsp;Schilderwerk dier gebouwen voort te zeilen, hetwelk wijnbsp;evenwel door middel van andere monumenten konden doen,

Quorum corpora christlani posuerunt in predio eorum Via hatina, milliario «ecundo, in quo loco exhuberat virtus martjritnbsp;usque in prssentem diem. —Ado, In Martyr., die 20 April, vnbsp;) Martyr. Rom. , 20 maii.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Boldetli, lib. 11, c. XVllI; Bosio, lib. IV, c. IV.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Boldetti, lib. II, c. XVIII.

-ocr page 300-

292 HET DRIEVOUDIG ROME.

en wel op hetzelfde chronologische punt, waar wij gisteren dien sludiedraad hebben neérgelegd.

Een dikwerf in de catacomben herhaald tafereel is Abra' hams offerande, eene voorstelling, waaraan de ontluikendenbsp;Kerk, om twee redenen, voorat, waarde hechtte. Eerstensnbsp;drukte de onschuldige Isaac, die evenwel door zijnen vader»nbsp;wiens eenige teêrbeminde zoon hij was, geofferd werd,nbsp;even krachtig als waar, het juiste beeld uit van den christennbsp;der catacomben, dien Isaac der nieuwe wet, niet mindernbsp;dierbaar aan God, en echter, op zijnen last, prijs gegevennbsp;aan den brandstapel en aan het zwaard. Tot welk eene 1^®nbsp;van onuitsprekelijke teederheid, gelatenheid, vertrouwen ennbsp;grootmoedige onderwerping moest het gezigt van dat aartsva*nbsp;derlijk tafereel den nieuw-bekeerden niet strekken, en tegelijl^nbsp;tot welk een levend beeld van hun tegenwoordigen en loekO'nbsp;menden staat. Bovendien was het noodig, om, onder zooveelnbsp;beproevingen, hen moedig te doen staande blijven, dat mennbsp;hun dikwerf God voor oogen stelde, als aller martelaren toonbeeld, vorst, trooster en steun; terwijl intusschen de omstandigheden niet toelieten, Hem af te beelden aan het kruis-

En hiermeê nu zijn wij gekomen aan de oplossing van eeh hoogst merkwaardig punt in de geschiedenis der vroegst®nbsp;christlijke archeologie. Reeds hebben wij gezien, dat nooit,nbsp;of genoegzaam nimmer, het kruis voorkomt, noch op tl®nbsp;grafsteden, noch bij de opschriften, noch op eenig monument der hoogste oudheid van het christendom, namelijkinbsp;het gewone kruis, maar niet dat van Sint-Andreas, en zooveel te minder nog het crucifix. Vanwaar nu, zal men vragen, dit verschijnsel ? Wij zullen trachten, er de verklaringnbsp;van te geven.

Door den H. Paulus-zelven welen wij, dat het kruis den joden eene ergernis en den Grieken eene dwaasheid was.

-ocr page 301-

GESCHIEDENIS. 293

Öet alzoo Ie schilderen of te beitelen in de crypten der ca-'scomben, waar met de neophyten ook de catechumenen, zelfs heidenen en joden, die het Evangelie wenschtennbsp;leeren kennen, te zamen kwamen , zou hoogst onvoorzigtignbsp;ffsvveest zijn. Het gezigt van dit teeken zou de joden geër-S®rd, de Grieken tot spotternij en smaad aangezet, de nognbsp;het christendom min of meer bevooroordeelden aannbsp;wankelen gebragt, en de maar pas in den .schoot dernbsp;Kerk opgenomen nieuwelingen als lol een voedsel gestrektnbsp;'hebben, dat voor een zwakke of kranke veel te krachtignbsp;quot;'35. Het is dus met het oog op hunne zwakheid, dat mennbsp;noch het crucifix, noch zelfs hel kruis in afbeeldingnbsp;Wilde vertonnen 1); immers, het was ook voldoende, dalnbsp;*^'^0 ’t den christenen hoofd en hart inprentte, en, ternbsp;''^’'mijding van alle moeijelijkheden, noch schilderde, nochnbsp;lieitelde, tenzij figuurlijk of in zinrijk bijwerk verborgen ennbsp;gehuld.

Bij de ouden had het kruis vier verschillende vormen, of, *^eler gezegd, er waren vier soorten van kruizen: het een-''oudige kruis, crux simplex, beslaande enkel in een slraf-l^®3l, waaraan de misdadigers met spijkers of touwen bc-t'esiigd werden; het zaamgestelde, crux composita^ was innbsp;soorten verdeeld, te welen het cmx decussa, een kruisnbsp;twee, op het midden vereenigde balken beslaande, innbsp;vorm der X van de Grieken of de X der Latijnen, ennbsp;ons het Sinl-Andries-kruis geheeten, ter herinneringnbsp;“311 den apostel, die daaraan den dood onderging; voortsnbsp;crux commissa^ in de gedaante van de hóófdletter Tnbsp;der Grieken of de T der Latijnen; de derde soort, crux

Bo»io, Roma suht.^ lib, V, c. X; Tertull. Contr. Jadaos^ ‘ ^ i ct uddvt Mardon,^ lib. Hl gt; c. XVIII.

-ocr page 302-

294 HET DHIEVOHDIG HOME.

immissa genoemd, met een dwarsbalk van boven over def' paal, heeft den vorm van ons gewone kruis, aldus f !)•nbsp;Onder de beide laatste vormen vindt men in de hoogste oudheid het kruis niet afgebeeld, en zulks, waarschijnlijk, wegou®nbsp;het moeilijke, om het zoodoende te kunnen verbergen, helge®*’nbsp;met het Sint-Andries-kruis geenszins het geval behoefdenbsp;wezen, daar de oningewijden hierin niets anders zagen daunbsp;dat, waarvoor men het uitgaf, namelijk, de aanduidingsletlofnbsp;van des Heeren aanbidlijken naam; en daarom danookkoin^nbsp;op de oudste monumenten niets zóó algemeen en zóó dikwerfnbsp;voor, als het monogram van Christus dat het dubbelnbsp;voordeel opleverde, van, zonder argwaan te wekken, den naaUgt;nbsp;van het godlijk slagtoffer uit te drukken, en tevens, zondernbsp;eenige hindernis, het werktuig voor te stellen, waaraannbsp;den dood voor ons onderging. Later, toen men het kruis begounbsp;te schilderen, droeg men zorg, hel met parels of rozen 1®nbsp;omringen, en dus, als ’tware, te verbloemen; dit is, quot;'alnbsp;men noemt crux gemmata^ hel parelkruis, zoo algemeen gt;i'nbsp;de monumenten der IV. eeuw, «en zulks (zegt de geleerdenbsp;Boltari) wegens den afschuw, dien dit vroeger zoo smadelijl‘nbsp;en onteerend strafwerktuig den nieuw-bekeerden altijd nognbsp;min of meer inboezemde 2). »

Wat hel crucifix betreft, zoo doen de hierboven aangeveerd® redenen genoegzaam begrijpen, waarom men de verlooniognbsp;er van achterwege liet, dóar, waar soms catechumenen, dd^'nbsp;werf joden en heidenen, maar altijd neophyten, in de ver»nbsp;gaderingen tegenwoordig waren. Hel is zelfs een zeer be'nbsp;twistpunt, of er vóór Constanlijn wel eenig crucifix bestaau

heeft, cn de meest gezaghebbende archeologen vinden er dau

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Grctter, De Cruce, lib. I, e. 1; Lipiiut, De Ctvc^'nbsp;lib, I, c. VI, VII, VIII, IX; Sandini, Hist, famil, sacr., p. ^3®'

2) nbsp;nbsp;nbsp;Sandini, Hist, fam. sacr.^ p. 17K.

-ocr page 303-

JOZEF. 295

geen bezwaar in, om zulks bepaald ontkennend te beslissen i).

Niet minder dan uit Abrahams offerande, putteden de eerste ^lirisleneD ook overvloedig' uit de geschiedenis van Jozef denbsp;l^'^endigstegevoelens van geloof, liefde, hoop, en onderwer-P'Og aan Gods wil. Dit vierde tafereel der groole onderaard-sche galerij sloot zich bij de drie vorige, zelfs als eene naderenbsp;^'^Iwikkeling er van, aan, en paste volkomen bij den toestand,nbsp;quot;'aarin zich de vervolgde geloovigen bevonden. Vandaar dannbsp;dat die voorstelling gedurig in de catacomben wordtnbsp;aangetroffen. Jozef, in zijne beproevingen en verheerlijkingnbsp;l'®l beeld des Zaligmakers, is dit nog veel meer in zijne op»nbsp;standing. Het plegtig overbrengen van zijn gebeente naar hetnbsp;l^sloofde land, om daar bij de aartsvaders te rusten, is eennbsp;®l te levendig beeld van 's menschen terugkeer, op den dagnbsp;der verrijzenis, onder de gelukzaligen, in zijn eigenlijk va-tlarland , dan dal de christenen dit leerstuk , de bron hunnernbsp;deugg, van hunnen moed en van al hunne vertroosting, nietnbsp;*tgt;uden hebben voorgesteld door de kunst: men vindt hetnbsp;ook, indedaad, fraai geschilderd in de crypt der catacomben van den H. Callixlus, en door Aringhi aan het lichtnbsp;Bobragt 2). Met hunne gewone welsprekendheid, gaven denbsp;l^erkvaders hunnen geloovigen de verklaring der roerendenbsp;quot;eschiedenis van Jacobs zoon, in wien zij dan altijd wezennbsp;°P den godlijken Verlosser, op de Kerk, ais zijne eeuwigenbsp;l^'’uid, en op de christenen, als zijn kroost S),

1) nbsp;nbsp;nbsp;..... E quetto, perchè non per anco era diisipato dalla nieote

^‘6li uomini, quantuoqne eonvertili alla fede, 1’orrore , ehe avevauo ® QUcl legno ffia infame e ignominiojo. ScuUiire e Pittur., etc., t. 111,nbsp;P' 173.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Lib. 111, c. XXll , p. 311.

Homil. I in Exod. ;

3) nbsp;nbsp;nbsp;Tertull., lib. Contr. Judceos; Origen.

Aug., lib. Xll, Contr. Faust., etc.

“rievoudig Rome. — IV. Deel. 26

-ocr page 304-

296 HET DRIEVOUDIG ROME.

Na het beleg vanTyrus, trok Alexander naar Jerusalem) vast besloten, om de joden wegens hunne gehechtheid aannbsp;Darius Ie straffen; doch de hoogepriester toonde hemnbsp;geschiedenis zijner veroveringen, lange Ie voren beschrevennbsp;in de profetiën van Daniël. Bij de lezing daarvan, ontwaaktenbsp;de verwinnaar als uit een diepen slaap: hij wordt grootnbsp;en grooter in zijn eigen oog, de toorn maakt bij hem voornbsp;bewondering plaats, en de joden worden voor hem eennbsp;voorwerp van gehechtheid, die nimmer zich meer verloochend heeft. Even zoo, verbeeld ik mij, moesten de gewaarwordingen zijn der eerste christenen, toen men hun tienbsp;geschiedenis loonde hunner roeping, hunner beproevingen ennbsp;van hunne zegepraal, met breede trekken in de geschiedenisnbsp;van hel oude godsvolk geschetst.

Hoe moesten zich hunne denkbeelden verheffen, en hoe gemaklijk moest het hun vallen, de innige en volledige overeenkomst lusschen hun leven en dat van het volk, welk*nbsp;opvolgers zij waren, in Ie zien. De godsdienst werd voor hennbsp;zoodoende een tweeledig boek, aanvangende tegelijk met hetnbsp;ontslaan der wereld, en dat eenerzijds de voorspiegeling eonbsp;anderzijds de verwezenlijking daarvan bevattede; en, even al*nbsp;een schilder, die een portret maalt, onafgebroken het oognbsp;op zijn model gevestigd houdt, zoo ook hield de God vannbsp;alle eeuwigheid, gedurende de vier duizend jaren, dat bijnbsp;zich met het schrijven van dat prachtig werk bezig hield)nbsp;den blik voortdurend geslagen op de werklijkheid der beeldeO)nbsp;welke zijn penseel had voortgebragt; en de christen zegt)nbsp;in verrukking, lot zich-zelven: die werklijkheid is de Kerk)nbsp;die werklijkheid ben ik.

Het volledigste toonbeeld van den godlijken wetgever) .Mozes, moest vooral hem in liefde en bewondering opgetogennbsp;doen slaan; en de kunstenaar der catacomben heeft zich dan

-ocr page 305-

MOZES. 297

bijzonder beijverd, om met dit vijfde tafereel zijne groote ®oderaardsche galerij herhaaldelijk te verrijken. Evenwel,nbsp;groote trekken uit het leven van Mozes vinden hiernbsp;''Oornamelijk eene plaats: zijne reis naar den berg Horeb,nbsp;oot zich met God te onderhouden; het ontvangen der tafelennbsp;'on de wel; het wonder der watervloeijing uil de rots, en,nbsp;O'ndelijk, het manna, dat uil den hemel tot spijze neder-•laalt. Meer dan andere, waren deze groote voorvallen aannbsp;doering en toepassing op den toestand der neophieten rijk.

In een tafereel en in een bas-rclief der catacomben van *^00 H. Callixliis, door Bosio en door Bollari aan het lichtnbsp;ffebragi^ ziet men den wetgever der Hebreërs, met éénennbsp;'oei op een steen, bezig om zich van zijn schoeisel te ont-'^oen. Eene geheimzinnige hand, uit de wolken te voorschijnnbsp;bomende, toont het bevel en de tegenwoordigheid Gods, ennbsp;*Oen meent het woord te hoorcn: « Leg uw schoeisel af,nbsp;quot;ant de grond, dien gij betreedt, is'heilig. » Was hel welnbsp;‘quot;oeilijk, om den neophiet, bij hel gezigt van dat tafereel,nbsp;doen begrijpen, dal de heiligheid voor hem een eerstenbsp;'ereischle was, om ingewijd te kunnen worden in de ge-^oimen des geloofs 1)?

Een monumentum arcuatum der begraafplaats van de Marcellinus en Petrus stelt Mozes voor, daar hij de wetnbsp;Ontvangt. Üe wetgever is slaande afgebeeid, met één armnbsp;°Pgeheven naar eene wolk, waaruit de hand Gods met denbsp;rol der Tien geboden te voorschijn komt. Door Mozes op dienbsp;'vijze

voor te stellen, wilde men aanduiden, dat God de slich-Was van het Oude en van hel Nieuwe Verbond; dat de Eerk en de godsdienst één zijn, terwijl zij, die vermetel

S. Greg, Naz., Orat.W , in Pascha; S. Aug., Sermo XLII, 'tis.

-ocr page 306-

998 HET DRIEVOUDIG ROME.

liet tegendeel beweren, als ketters moeien worden beschouwd 1).

Twee vakken in hetzelfde gewelf stellen ons de eerste christenen voor in het gebed. Ter herinnering aan den G®'nbsp;kruiste, baden zij met de armen uitgeslrekt, daar zij geloof'nbsp;den, voor God zich niet aangenamer te kunnen verlooneoinbsp;dan zóó, als het groole slagtoffer op Calvarië de armen hiel*^nbsp;opgeheven aan het kruis, een eerwaardig gebruik, dat nojnbsp;in onze dagen, geheel de wereld door, overal, door dennbsp;priester aan hel altaar wordt gevolgd. Kunnen, welligt, ooknbsp;de heidenen een duister voorgevoel gehad hebben vannbsp;wijze, waarop eens het H. Offerlam zou bidden, wanneernbsp;zij, in hoogennood, even zóó hunne smeekgebeden tol hunnenbsp;góden rigtten 2) ?

Hoe dit nu ook zij, hier ziel men een christen met u'^' gestrekte armen zijn gebed verriglen. Hij staat, in een mantelnbsp;gewikkeld , waaronder hij een kleed draagt, waarvan de noon*nbsp;wen met een purperen boordsel zijn belegd. In een beneden*nbsp;vak staan twee christinnen , in dezelfde houding, terwijl har*nbsp;kleeding eene groole eenvoudigheid toont. Men vindt daarifnbsp;de raadgevingen der apostelen en de tuchtregels der kerkvaders, beiden, verwezenlijkt 5). Haar sluijer is opgeslagennbsp;ten teeken, dat het maagden zijn, haar aangezigt onbedekt-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Vetus Testemestom Deus conclidit. — S. Aug., Contr.nbsp;Epist. Pelag.f lib. lil, n. 10; Bottari, t. II, p. I7S.

2) ..............Ët pandere palnuas

Ante Dcóm delubra.

Ldceet. , lib. V , V. 1199.

Ipse gubernator (aliens ad sidera palmas.

OïiD., Trist,, lib. I , V. 10.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Nam veras ornatus maxime cbristianorum et cbrislianafO'*’ lt;nbsp;non tantum nullus fucus mendax, verum nc auri quidem, vestis^a®nbsp;pompa, sed mores boni sunt. — S. Aug., Epist. 247.

-ocr page 307-

VIRR IIOOFDTREKKEN Ü1T ZIJN LEVEN. 299

VIRR IIOOFDTREKKEN Ü1T ZIJN LEVEN. 299

in


^0 het openbaar verschenen deze steeds gesluijerd, doch i *^6 vergaderingen der geloovigen ontsluijerden zij zich, bijnbsp;gebed; en het was daardoor, dal zij zich van de weduwennbsp;gehuwde vrouwen onderscheidden 1), die in de kerk ge-®luijerd, zich in het openbaar altijd vertoonden met ontblootnbsp;aClaat.

In hel voorbijgaan zij, tot roem van hel christendom ge-*®gd, dal hel aantal maagden, die zich toewijdden aan den ^6er, te midden eener wereld, waarin keizer Augustus metnbsp;*'™oeiie zes veslalinnen vond, weldra zoo groot werd, dal denbsp;^cidensche sclirijvers er zich luide over beklagen 2). Men zietnbsp;•daaruit, dal onzen hedendaagschen filozofen, in hunne drog-'‘öden tegen het celibaat, niet eens de eer der vinding kannbsp;quot;'Orden toegeschreven. — Zóó nu was hel algemeen gebruik,nbsp;quot;'aarvan alleen, bij buitengewone omstandigheden, gelijk bijnbsp;''Oorbeeld in rouw, soms werd afgeweken. Dus vindt men,nbsp;de catacombe der H. Priscilla, aan het gewelf eener crypt,nbsp;®OQe biddende vrouw afgebeeld, met uitgestrekte armen ennbsp;gelaat met do haren bedekt.

Om op de oorspronklijke gewoonte van in den kruisvorm bidden nog eens terug te komen, wil ik hier doen opmer-dat de protestanten ten onregte beweren, dat zulksnbsp;quot;oiloos is, dewijl God alleen op het hart en de bedoeling acht

1) Door te vorderen, dal de maagden zicli overal gesluijerd zoiideo '®rtoonen , bevestigt Tertulliarius het door ons bedoelde gebruik : « Cerienbsp;'a Ecclesia virgiuitatem suain abscondant, quam extra ecclesiam celant.nbsp;finieant extraiieos, revereantur et fratres: aut constanter audeant etnbsp;'a vicis virgiiies videri, sicut audent in ccclesiis. » De veland.nbsp;c. Xlll.

Et licet quociiaique oculos flexeris, feminas adfatim multas •Pectare cerratas, quibus, si nupsissent per retatcra ter jam uixusnbsp;l'aterat suppelere liberurutn. Amm. Marcel., lib. XIV , c. VI; Bottari,nbsp;‘ 11 , p. 6S , 174.

26

-ocr page 308-

öOO HET DRIEVOUDIG ROME.

geeft, en menalzoo aan eene dergelijke bijgeloovigheid, — eene uitvinding der Kerk van Rome ! — volstrekt niet moetnbsp;hechten; immers, het schilderwerk der catacomben is daar,nbsp;tot een onwraakbaar bewijs der oudheid van dit gebruik,nbsp;dal klaarblijklijk opkliml tot hel tijdperk, waarin, volgensnbsp;de protestanten, de Kerk nog door geene inmengselen ofnbsp;bijzaken, van welken aard ook, was verbasterd of ontsierd.nbsp;Zij kunnen derhalve, zonder rnet zich zelven in tegenspraaknbsp;te komen, hier van geen bijgeloof spreken. En, wal hetnbsp;nuttige er van betreft, wij vragen, of zij te dezen opzigle innbsp;hunne bewering wel méér grond van regt hebben? Immers,nbsp;de kerkvaders, voor wie zij zeggen den hoogsten eerbied tenbsp;koesteren, riepen hun, reeds vijftien eeuwen verleden, luidenbsp;toe, dat niets onnuttig is van wal in ’I hart gevoelens vaonbsp;meerder ootmoed, vertrouwen en rouwmoedigheid kweekt;nbsp;en daartoe behoort hel eerwaardig kerkgebruik, waarvannbsp;hier sprake is 1).

Mozes, op de steenrots slaande, is een derde voorval uil hel leven van den hebreeuwsehen wetgever, door denbsp;eerste christenkunst zeer dikwijls voorgesteld; men vindtnbsp;het in al de catacomben als schilder- of beitelwerk aanwezijf-Volgens de leer van den H. Paulus-zelven, doelt de steenrots,

1) Wat de H. Augustinus er v.in zegt, is te sehoou , om niet aangehaald te worden: « Nam et orantes de memtiris sui corpon*nbsp;faciiint, quod supplicantibus congruit, cum genus flgunt, cura ezlr**nbsp;dunt nianus , vet etiain prosteriiuntur solo, et si quid atiud visibilit^*^nbsp;faciunt. Quamvis eorum invisibitis voluntas, et cordis intentio 0^”

nota sit, nee ille indigeat bis indiciis, ut humanus ei pandatur animus i sed hinc niagis seipsuin excitat homo ad orandum, gemendnmqu^nbsp;humilius , atque ferveotius. Ët ncicio quoinodo, quum hi inotusnbsp;corporis fieri nisi motu aoimi praecedente non possint, eisdemque rursu*nbsp;exterius visibiliter faetis, ille interior invisibitis, qui eos facit, augeatnr-ac per hoe cordis aiFectus, qni, ut fierent ista , prsecessit, quianbsp;snnt, crescit. De Cura gerend, pro Mort., c. v, n. 7.

-ocr page 309-

VIER HOOFBTREKKEIV UIT ZIJN LEVEN. 301

'0 de woestijn, op onzen Heer; de roede, die er op slaat, ''oegen de kerkvaders er bij, is het kruis, de wateren, dienbsp;uit voortvloeijen, zijn de genademiddelen, zoo als hetnbsp;^oopbad en de kracht tot den marteldood, die uit de wondennbsp;''30 den Godmensch ontspruiten, terwijl de geestdrift, waar-'quot;eê de Israëliten het zoo zeer begeerde water opvangen, voornbsp;christenen als eene les kan worden beschouwd 1). Daarenboven , welk eene bron van vertrouwen leverde voor denbsp;'''¦'eed vervolgde, dikwerf van vaderland en goed verstoken,nbsp;geheel uitgeschudde christentgeloovigen, de herinneringnbsp;oiet op aan de treffende bescherming, door God aan zijnnbsp;^olk verleend ? Het nuttige van zulk eene leering verklaart,nbsp;van-zelf, waarom dit tafereel zoo dikwerf werd her-‘¦aald.

Beteekenisvoller en roerender nog, kon het mirakel van ^311 Manna-regen wel niet vergeten worden: immers het goldnbsp;^3or een vasten stelregel der eerste Kerk, dat zonder de Eucharistie het martelaarschap onmogelijk was. Echter, hoenbsp;quot;codzakelijk en onontbeerlijk het Altaargeheim ook wezennbsp;'quot;Offt, toch was het streng verboden, er openlijk voor uitnbsp;komen, en vandaar, dat men het alleen onder zinnebeeldigenbsp;'aekenen voordroeg, zoo ter opleiding van hen, die er nognbsp;C'et meê bekend waren, als tot herrinnering voor die ernbsp;¦¦eeds bij waren ingewijd. Het meest-sprekende beeld voornbsp;*^31 H. Geheim was, voorzeker, het Manna, dal, van dennbsp;hemel gevallen, aller smaak bevredigde en het reizend volk,nbsp;cp zijn langen en moeilijken togt, in den strijd tegen zoovele

t) Sed et fontem baptlsmi nobis atqae martyrii eadcm petra ®»tendit. De latere eoim ejus, cum pcrcussus est, saoguis et aquanbsp;Processit ; quod baptisma et martyrium figuravit. Hier., In Isai,nbsp;®‘ ^LVlll; id., S. duitia, CoUoq. Cum Tryph.; Aug., 5ernt. 29 etnbsp;, De Temp.

-ocr page 310-

302 HET DRIEVOUDIG ROME.

vijandige krachten, die het den wegnaar het beloofde land trachtten te versperren, sterkte, zóó lang, tot dat het den voetnbsp;op den aan zijne vaderen beloofden bodem had gezet, lu eennbsp;der schoone crypten van de catacomben des H., Gallixlus, zietnbsp;men dan ook Mozes, zeven volle korven met manna vertoo-nende, terwijl, in een nevenvak, de Zaligmaker een zekernbsp;aantal, met een kruis gemerkte, brooden geborgen heeft in denbsp;plooijen van zijn kleed. Beeld en verwezenlijking zijn naastnbsp;elkaêr geplaatst, doch altijd bewimpeld, waaruit men ziet,nbsp;dat de christlijke kunst niet duidelijker spreken mogt 1).

Ofschoon dan ook al volkomen zeker van den goeden uitslag der worsteling, welke zij hadden door te slaan tegennbsp;Gesar en de aan zijne bevelen onderworpen wereld, moestennbsp;de geloovigen toch ook het lot hunner vervolgers kennen:nbsp;Farao, met geheel zijn leger in de zee verzwolgen, gaf hoonbsp;daarvan een beeld. Op eene schoone sarcofaag der vaticaao*nbsp;sche Grotten ziet men den egyptischen vorst, door een vierspan getrokken, de golven insnellen, waarboven nog hetnbsp;hoofd van eenige zijner soldaten uilkomt, terwijl Mozes,nbsp;op den tegenover liggenden oever staande, zijnen wonderstafnbsp;zwaait en de verdelging der Egyptenaren gebiedend uil'nbsp;spreekt 2).

Voorlgaande in het volbrengen van haren verheven last, treedt de oorsprouklijke kunst in al de bijzonderheden vaonbsp;het zoo groolsche als moeitevolle leven der ontluikende Kerk,nbsp;en stelt ze allen, onder de edelste beelden, aan hel oognbsp;der neophielen levendig voor: nu eens is helde Verbondsark,nbsp;als eene afspiegeling zoowel van den God, die hen beschermt,nbsp;als van de godlijke Moeder, die hun den Verlosser, 'foo*

1) nbsp;nbsp;nbsp;Botlarl, t. II, p.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bosio, lib. V , c. XVll.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Botlari, t. 1, 170.

-ocr page 311-

FARAO.


SAMSON. - DAVID. — F.I.IAS.


303


quot;'‘en zij strijden, schonk 1); dan weder voert Samson de poorten van Gaza weg, ten sprekend teeken, hoe de Godnbsp;levens de poorten des grafs heeft verbrijzeld, en evennbsp;*oo ook de deuren* van hunnen onderaardschen kerker ver*nbsp;^feken zal 2). Of het is David, strijdende tegen Goliath, ennbsp;'o Welk beeld zij hun godlijk hoofd ontdekken, als de ver-*^olger van Nero, van Domitiaan, van Valeriaan en van zoovelenbsp;ondere reuzen, die hen honen en verdrukken 5); of welnbsp;in een vurigen wagen ten hemel stijgende, en die hunnbsp;*031: « Het brandend geloof is der martelaren zegekar! »nbsp;Vervolgens zijnen mantel aan zijn leerling Elisa toewerpende,nbsp;^oegt deze er bij: « Des Heeren geest is over u, een geestnbsp;liefde, van licht, van voorspelling en van heiligheid , dienbsp;Kerk nimmer verlaten zal 4). »

Wanneer wij de catacombe van den H. Tertullianus willen *‘6zoeken, dan wordt het tijd, dat wij onze studie schorsen,nbsp;ofschoon er nog veel zou gevorderd worden, om ook alleennbsp;de hoofdbladzijden te lezen van de zoo hoog»t-merk-quot;'aardige geschiedenis der oudste christlijke kunst. — Regtsnbsp;^an de ia Latina, vindt men in de wijngaarden en ondernbsp;bouwvallen der heidensche grafgestichten, niet ver van denbsp;begraafplaats van den H. Simplicius, den ingang der cata-*^eabe van den H. Tertullianus, den Tobias der eerste Kerk.

Men was in ’t hevigst der vervolging van Valeriaan, en, ^'oe bedrijvig ook, toch was de godvruchtige ijver der geloo»nbsp;’'•gen niet in staat, om al de slagtoffers te begraven, dienbsp;^en dag door het zwaard der beulen weggemaaid , of door

1) nbsp;nbsp;nbsp;S. Cyrill. Alexand., De Incarnat. Verh., c. X ; S. Ambr.nbsp;^frn. 2S ^ p^g Com. con.

2) nbsp;nbsp;nbsp;S. Aug. Serm. 107; S. Greg., Hom. 21, In Evangel.

3) nbsp;nbsp;nbsp;S. Greg., lib. XXXIV, Moral. in cap, 42 Job.

et

Oper., lib. V, c. XV.

4) nbsp;nbsp;nbsp;S. Max. Taurin., Fest. de SS. Martyr.^ Rupert. , De Trinit.t

-ocr page 312-

304

HET DRIEVOUDIG ROME.

den muil van het roofgedierte werden verscheurd. Een mee' warige heiden is hun in het verzamelen, wegvoeren en ternbsp;aarde bestellen der hier en daar verspreide lijken behulpzaai*’ inbsp;onder anderen, begraaft hij-zelf twaalf priesters van Rome»nbsp;gemarteld niet verre van de Claudiaansche waterleiding,nbsp;den Lalijnschen weg. Die liefdedaad maakte hem de magtig®nbsp;genade waardig van het Evangelie te mogen omhelzen. Doornbsp;den H. paus Slephanus gedoopt, ontving hij, okschoon nog,nbsp;in het witte kleed der catechumenen, de priesterwijding, o”nbsp;zetlede, ten verzoeke van den opperherder, zijn liefderijk)nbsp;maar gevaarvol werk nu ijverig voort.

Twee dagen na zijn doopsel, wordt Terlullianus gevangoo genomen en voor des keizers vierschaar gesleurd. Men eiscbtnbsp;van hem, dat hij de schatten van zijnen meester Olympius z»*nbsp;uitleveren. « Wanneer gij — dus spreekt hij den keizer toenbsp;— de schatten van mijnen meester begeert, dan verlangtg^Jnbsp;het eeuwig leven, hetwelk mijn meester tegen zijne vergank'nbsp;lijke rijkdommen heeft ingewisseld. » Valerianus, hem voornbsp;waanzinnig verklarende, beval, dat men Tertullianus eerstnbsp;stokslagen geven, en hem daarna de zijden met brandend®nbsp;toortsen uitblakeren zou. Na zich in dat gruwlijk schouwsp®^nbsp;verlustigd te hebben, gaf de wreedaard zijn slagtoffer aan eennbsp;magistraatspersoon, met name Saprieius, over. Deze, zU*’nbsp;snooden meester in alleopziglen waardig, deed den marlelaa*quot;nbsp;naar het Mammertijnsche plein heenbrengen, waar men hen'nbsp;op de folterbank spande, de tanden uitbrak en de zenuwennbsp;doorsneed. Na al deze gruwelpijnen te hebben doorgestaan,nbsp;werd Tertullianus onthoofd 1). De H. paus Stephanus trachtte,nbsp;zijn ko.stbaar overschot magtig te worden, en begroef hetnbsp;aan den Latijnschen weg, bij de talrijke martelaren, welk®nbsp;Tertullianus daar zelf ter aarde had besteld.

1) Boldetli, lib. 11 , c. XYllI, p. 363.

-ocr page 313-

505

GESCSIEDEMS.

In 1687, door tie zorg van den prelaat Guizzardi, ont-^ekt, vertoonde de catacombe van Tertullianus niets dan goed gesloten loculi. Deze omstandigheid heeft den twijfel doennbsp;Seboren worden, of de heilige martelaar, wiens ligchaamnbsp;’loor den H. paus Pasqualis I. opgedolven, thans in de kerknbsp;H. Praxeda, met de overblijfselen der twaalf priesters,nbsp;quot;'aarvan wij straks spraken, rust, wel op deze begraafplaatsnbsp;Iiijgezet geworden. Het is evenwel niet moeilijk, alle onzekerheid te dezer zake te doen ophouden; men weet toch,nbsp;de catacombe van den H. Tertullianus naast die van dennbsp;^•Simplicius ligt; niets verhindert alzoo, te vooronderstel-dat de doorluchtige martelaar begraven zal zijn gewordennbsp;«P de grens der laatstgenoemde catacombe, waarvan eennbsp;^quot;'artier zich zal genoemd hebben naar zijnen naam 1).

19 Januarij.

Cat


3combea der Via Lavicana. — Catacomben der HH. Tiburtius, Marcellinus, Petrus en Helena. — Geschiedenis. — Schilderwerk. — Historisch gedeelte. — Job. — De drie jongelingen innbsp;den gloeijenden oven. — Daniël in den leeuwenkuil. — Jonas.nbsp;~ Ezechiël. — Catacomben der HH. Claudius, Nicoslralus,nbsp;^ymphorianus, Castorius, Simplicius en der vier gekroondenbsp;heiligen. — Geschiedenis.

Fia Lavicana., die naar het oude Labicum, thans


voerde, en in het gebergte, tusschen Frascati en ' 1 lag, was , even als de overige romeinsche wegen , metnbsp;^®mpeis en grafsteden omzoomd. Men noemt, onder anderen,nbsp;zoodanig, het Fanum Quietis, den tempel der rust, en het


3ls


praalgraf van keizer Didius. De lijkbus van Alexander Severus zijner moeder Mamea, in dezelfde rigting gevonden, doet


*) bar., Martyr., 4. aug.; id. Ann., t. II, an. 260 , n. 3.

-ocr page 314-

506 HET DRIEVOUDIG ROME.

vermoeden, dat ook zij hun graf aan den Lalijnschen hebben gehad. Wal hiervan zij, op de prachtige monumenleonbsp;der wereldbeheerschers, even als op de puticuli der slavennbsp;en van het geringe volk, zijn de glorierijke grafsteden onzefnbsp;martelaren gevolgd. De eerste catacombe, die zich aan dennbsp;reiziger te Rome, wanneer hij de groote poort {Portanbsp;glore) uitgaat, voordoet, is die der HH. Tiburtius en Maf'nbsp;cellinus. In de acten der martelaren heet zij veelal Adnbsp;Lauros, waarschijnlijk, uithoofde van de twee laurierboO'nbsp;men, geplant op de plek, welke zij beslaat. Vóór de regeringnbsp;van Diocletianus, wordt er geen melding van gemaakt; dochnbsp;in dal tijdvak werd zij onsterflijk door den kampstrijd van dennbsp;H. Tiburtius, die er zijn naam aan schonk.

Tiburtius was een jonge romeinsche senator van doorluch' tige geboorte, en buitengewoon schoon. Zijne oogen werdennbsp;voor het evangelielicht geopend, toen paus Gajus, de vreeS'nbsp;lijke vervolging van Diocletianus ziende naderen, op een z®'’*nbsp;dag, de christenen van Rome, in het huis van Chromatin*’nbsp;den vader van Tiburtius, deed vergaderen, en, naarden gc®®^nbsp;der Kerk, hel in hunne keus gaf, om te vlugten, of,nbsp;hem, te blijven in de stad. Tiburtius verklaart luide, dat h'Jnbsp;den opperherder niet wil verlaten, maar zich gelukkignbsp;achten, zijn leven duizendmaal op te kunnen offeren voor zijnnbsp;Verlosser en Heer. De vergadering gaal uil een, en paus Cajn*nbsp;blijft zich met eenige christenen in het paleis van den keizer'nbsp;zelf verborgen houden, welke zonderlinge schuilplaats zijnbsp;schuldigd zijn aan Castulus, den intendant der Zetes^ die bonnbsp;deze kleine vertrekken, op de bovenverdieping van 's keizer*nbsp;paleis, had ingeruimd 1).

1) Zetarii dicebantur qui praafecti erant zetis: erat quipp®

(at tradit Ptinius, lib. VI, Epist. V.) locus capax unius tecti coO*

duabas sellis, quI velis obductis, etreductis niodo adjiciebatur cabicR^^’-

-ocr page 315-

CATACOMBEN DEB HU. TIBDBTIBS, MABCEILINCS , ENZ. 507

Intusschen kon TiburJius toch niet werkloos blijven; hij de stad in, en wint er velen voorde heilige zaak. Eennbsp;^^Ische broeder, evenwel, met name Torqualus, verraadtnbsp;en doet hem in hechtenis nemen. Voor Fabianiis, dennbsp;Prefect van Rome, gebragt, wordt de jonge senator daar bezworen, door een smaadvollen dood, zijn edelen naam nietnbsp;bezoedelen. Doch Tiburlius zegt: «ó gij, even schranderenbsp;achtbare romeinsche magistraat, meent gij dan, dat iknbsp;**^00 geslacht geen schande zou aandoen en mijn naam nietnbsp;'^oieeren door de ontuchtige Venus, den wulpschen Jupiter,nbsp;bedrieglijken Mercurius en den kindervraat Saturnus alsnbsp;Bodheden te aanbidden ? gt;gt; De magistraal doet, tol antwoordnbsp;deze rede, gloeijende kolen aanbrengen, en zegt: « óf gijnbsp;B^ai blootvoets deze kolen betreden, ófwel ter eere der gódennbsp;wierook op werpen: kies!» En Tiburtius, zonder een woordnbsp;verliezen, ontdoet zich van zijn schoeisel, en zet de voelennbsp;de kolen, die hem niet deren, in het allerminst. « Ziel gijnbsp;zegt hij tol Fabianus — zij zijn, als rozen, frisch ennbsp;Zacht 1). » Fabianus staal op en beveelt, dat men hem naarnbsp;ia Lavicana brengen en daar onthoofden zal. Dit von-ttis werd aan hem den 11. Augustus van hel jaar 286

'ollrokkeo 2).

Tiburlius nu had in zijne familie twee dier heldinnen, Bfilijk er zoovelen voorkwamen in de eerste dagen der ontlui»nbsp;kende Kerk, en die het graf van haren doorluchligen bloed-''^'¦wanl niet konden verlaten; Lucilla en Firmina braglennbsp;•'agen en nachten lang bij de asch van den martelaar door.

a'odo auferebalor, ac proinde portalile quoddam cubicuinm. — Bar, 286, n. 9.

286, n. 22.

2) Bar., ibid,

atieroudig Rome. — IV. Deel

1) .....Videlur quod sopcr flores ro«eos gradior. — Bar,, I. II,

286. n. 29

27

-ocr page 316-

508

HET DRIEVODDIG ROME,

Deze verscheen haar, op zekeren dag, met de heilige Mar' cellinus en Petrus, en verzocht, dat zij bij hem zouden begraven die beide martelaren, aan de Via Corneliana^nbsp;plaatse, Sylva nigra (bet zwarte woud) geheelen, gedood-Den volgenden nacht bragt het rijtuig der H. Lucilla de doornbsp;haar en hare edele zuster opgespoorde lijken, volgens Tiburtiosnbsp;verlangen, naar de f^ia Lavicana ter eeuwige rust. Zietdaarnbsp;het eerste gloriefeit, aan deze catacombe verbonden. Alvoreo*nbsp;ook over de verdere te spreken, is het goed, ten aanzioonbsp;dezer heilige martelaren eene bijzonderheid meê te deeleO)nbsp;welke paus Damasus ons heeft gemeld.

In de geschiedenis der ontluikende Kerk gaan twee ouloO' chenbare zaken steeds met elkander gepaard: de onversehrok'nbsp;ken ijver der christenen, om de lijken der martelaren meestornbsp;te worden, en de uiterste zorg der heidenen, om hen tonbsp;versteken van dezen troost. De beul nu der HH. Marcellinit*nbsp;en Petrus verhaalde aan paus Damasus, toen deze nog kiolt;^nbsp;was, dat hij zijne slagtoffers te midden van het digiste kreO'nbsp;pelliout gesleurd en déór ter dood gebragl had, opdatnbsp;christenen hunne lijken niet zouden kunnen vinden 1). HUnbsp;wist niet, dat de God der martelaren over hen waakte.

t) Haec omnia Damasus, cnm tector esset, et adhnc parvulu* ’ (lidicit ab eo, qui cos deeotiaverat, et postea factus Episcopus,nbsp;corum seputero bis versicutis declaravit:

Marcelline , tuos paritcr, Petre, nosce Iriiimphos :

Percussor retulit Damaso mihi, cura puer essem ,

Hsc sibi carnificem rabidnm mandala dedissc,

Scnlibus in mediis vcstra ut tune colla secaret ,

Ne tumulum vestrum qnisquam cognoscerc posset:

Vos alacres , -vestris nianibus mundasse sepulchra ,

Candidulo occulte postquam jacuistis in antro.

Postea commonitam vestra pietafe Lucillam ,

Hic placuisse inagis sanctissima conderc membra.

Baros. , t. 11, An. 302.

-ocr page 317-

CESCHIEDENIS. 309

Den 18. Augustus, van het jaar 328, werd Constantijns •hoeder, de H. keizerin Helena, naast deze heilige martelarennbsp;^Ogezet, en de catacomben der Fia Lavicana voegt alzoonbsp;*•9 hunne roemvolle namen ook dien dezer doorluchtigenbsp;''oi’stin. Uit liefde tot zijne moeder^ en uit eerbied voornbsp;heilige martelaars^ deed Constantijn op hunne gravennbsp;®erie prachtige basiliek bouwen, waarvan men nog eenigenbsp;•quot;'erblijfsejen ziet, door het volk van Rome Torre Pigna-^^rra geheeten 1), en waarbij thans eene kleine kerk de plaatsnbsp;''30 dat eerwaardig monument vervangt. Ter eere van dennbsp;'^srdinaal Corsini zij hel gezegd, dat men aan zijne bemoei-J'ogen verschuldigd is een gemaklijken toegang tot deze cala-•^onabe, die, zeker, als eene der best bewaarde, gróótsteennbsp;^belangrijkste mag worden beschouwd 2).

Te dezer plaatse, eenmaal getuige van het lijden onzer ''aderen, hervallen wij den draad der studie van het schilder-'^ork, dat hen zoo dikwerf had bemoedigd en vertroost.

der meest-geschikle tafereelen, om hun gelatenheid , •hoed en vertrouwen in te boezemen, was ongetwijfeld denbsp;Seschiedenis van den geduldigen Job. «Welke martelaar isnbsp;^•’» — dus zegt een der welsprekende toelichters en verklaar-'lers van dit onderaardsch museum — met wien Job niet kannbsp;•'Cfgeleken worden ? wat zeg ik ? hoeveel martelaren tegelijknbsp;h'^enaren niet dien heiligen man 3)1» — « Ziedaar (dus voegtnbsp;hen ander er bij), ziedaar, waarom men u, wanneer gij innbsp;droefenis, in tranen of in beproeving zijt, de geschiedenisnbsp;•'30 dien Oosterschen vorst voor oogen houdt 4). » Het hart

1) nbsp;nbsp;nbsp;Pro aniore matris et veoeratione sanctorum. — Anast., Innbsp;Syhest.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Boldetti, lib. II, c. XVIII, p. 863.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Quis enim est martyr, cui bic non potuil mquari, imo mar-•5re8 innumeros bic unus tequat. — Cbrysost., Hom. II, In Job.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Orig., lib. I, In Joh.

-ocr page 318-

310

HET DRIEVODDIG ROME.

van den mensch is zoo gesleld: wilt gij liet troosten, wacht u dan, om het zich te doen spiegelen aan een lagchend tafereel van geluk, maar wijs het veeleer op een looneel vannbsp;droefheid, grooter dan die, waaraan het zelf lijdende is. Ennbsp;mogt het u daarbij gelukken, er een straal van hoop in tenbsp;kunnen laten doorschemeren, zoo zijt zeker, dat gij er lafe*nbsp;nis aan zult hebben toegebragt. Dus nu was het voorbeeldnbsp;van Job.

Na het verloren gaan zijner goederen, het verlies zijner kinderen , de verwijtingen zijner vrouw , de beschuldigingennbsp;zijner vrienden, en de ligchaamlijke smarten, welke hij tenbsp;verduren had — alles zaken, welke de bewoners der catacomben met hem gemeen hadden — kwam toch wéér herstel van welvaart, van rijkdom en gezondheid, al hetwelknbsp;onze vaderen met het oog des geloofs van verre reeds ontdekten in de ophanden en schittrende toekomst der eeuwigheid; en vandaar alzoo, dat zij, van uit het hart der aardenbsp;en als uil hun levend graf, de verheven smartkreet blijJ®nbsp;herhaalden, door den verduldigen , godgelrouwen aartsvadernbsp;aangeheven, zittende op de puinen van zijn verdwenen geluk:nbsp;O Ik weet dat mijn Verlosser leeft, dat mijne beenderennbsp;wederom bevleescht zullen worden, en dat ik Hem met eigennbsp;o ogen zal zien, ik-zelf en niét een ander: die hoop nunbsp;verborgen op den grond van mijn hart, en de hand vannbsp;hen , die mij een graf zullen geven, zal haar met mij begraven in mijn loculus. »

In de catacomben der Fquot;ia Latina vonden wij, in eene crypt, den heiligen oudvader afgebeeld als gezeten opnbsp;hoop asch en gekapt slroo. In de begraafplaats der HH. Mar-cellinus en Petrus vonden wij hem evenzoo voorgesleld. Eeonbsp;ongegordeld kleed bedekt hem naauwlijks het halve lijf; hdnbsp;overige is naakt. De ouden waren gewoon, een bedroefde af

-ocr page 319-

SCHILDERWEBE. 311

beelden zittende, met het hoofd gesteund door de hand. de medaljes van Vespasianus, ter herinnering aan Jerusa»nbsp;'erns verwoesting geslagen, ziet men Judea, in de gedaantenbsp;eener vrouw, onder een palmboom gezeten , met deze woor-*^6n als bijschrift: Judcea capta 1).

En hoe verder men de geschiedenis in komt, des te levendiger stelt ook de christlijke kunst haar voor; en, evennbsp;els de profetiën zich meer en meer ontwikkelen, naarmatenbsp;*lj het groot mysterie naderen, waarin ze allen zijn opgelost,nbsp;*00 ook worden de beelden uil het Oude Verbond voor hetnbsp;®og treffender en duidelijker, naar gelang zij lot de werk»nbsp;l'jkheid overgaan van hel tijdvak der eerste christenheid. Opnbsp;Job volgen de drie knapen in den gloeijenden oven, en aannbsp;beeld ontbreekt reeds niets meer, wat in werklijkheid nietnbsp;''olkomen beslaat.

Drie onschuldige kinderen, wien geene andere misdaad ten laste wordt gelegd, dan de aanbidding van den waren God;nbsp;Oen bijgeloovige en wreede vorst; een vuurkolk, die de vereerders van den Almagtige wacht; een geheel volk van toeschouwers, dorstende naar hun bloed; een wonderwerk, datnbsp;l'en, te midden der vlammen, in ’t leven bewaart; de belij-'lenis van den naam Gods door den vervolger-zelven; ziedaar,nbsp;quot;'el zeker, de geschiedenis van eiken martelaar en van allenbsp;Vervolgingen, in haren afloop en volkomen ontwikkeling. Mennbsp;'*ioel hooren, hoe de kerkvaders en de martelaren den grondnbsp;en de beteekenis verklaren van dat tafereel, hetgeen alommenbsp;*len neophyten voor oogen werd gesteld. « Gods goedheid,nbsp;*egt de H. Cyprianus, heeft u genadig deel willen laten ne-nien aan het lot der drie kinderen, die het beeld zijn vannbsp;®llen, wier leven den Heer geofferd wordt 2). » Vandaar dan

1) Bottari, t. II, p. 107 , 137.

Pueros etiam vobis gloriosü confessione sociavil divina dignatio.

27

-ocr page 320-

312

HET DRIEVOUDIG ROME.

ook liet gebruik, om op de feestdagen der martelaars den lofzang der drie knapen in den gloeijenden oven op te lezen’nbsp;een gebruik, dat door het vierde coneilie van Toledo verplig'nbsp;lend is verklaard.

In eene crypt der catacomben van de H. Agnes, ziet men regls van een arcosolium, de drie kinderen in den ovennbsp;overeind staan, met den saraóa/ww, of Frygisclie muts, npnbsp;het hoofd, een wijd onderkleed, fladderende om het lijf, c'*nbsp;de handen als biddende ten hemel gestrekt. Dit zinrijknbsp;feit vindt men, om zoo Ie zeggen, bij iederen stap, diennbsp;men doet, door de kunst verbeeld. Op hel bedoelde monument is er bijgevoegd het tafereel van Daniël in den leeuwenkuil, en van den goeden herder, met het behouden schaapnbsp;op zijne schouders. Op den kleinen IocmIus leest men hetnbsp;volgende:

ABENTIVS ET MARCU ARENTIAE FILUE CARISSIMAE IN PAGE QUiE VIXIT AN. V. M. VU. D. XVIII.

« Abentius en Marcia aan Abentia, hunne beminde dochter, in vrede, die vijf jaren, zeven maanden en achttien dagen heeft geleefd. »

Het zou moeijelijk vallen, om gelukkiger te vereenignn alle tafereelen van vertroosting, welke hel droevig ouderhartnbsp;slechts verlangen kon. Het fresco schijnt hun toe te roepen:nbsp;n Zonder zonde de beproevingen des levens doorgeworsteldnbsp;zijnde, gelijk de drie kinderen in den vuurgloed, en gelijknbsp;Daniël in den leeuwenkuil, zoo is ook zij, die door u beweendnbsp;wordt, op den drempel der eeuwigheid ontvangen doornbsp;den goeden Herder, die haar vreugdevol heeft opgenomennbsp;in zijnen schoot. » Ik moet hier nog doen opmerken de

— S. Cypr-) Orot. 81. — Tres pneri prslulerunt fignram saiictoruiOi qui corpus smim in persecutionem pro Christ! nomine obtuleranl-S. Isid. j Alltg. in sacr. Script.

-ocr page 321-

318

DANieL IN DEN LEEUWENKUIL.

juistheid, waarmeé de grafschriften den leeftijd van een over» *6dene aanduideu, even als ook den dag van zijnen dood.nbsp;^Wstens eene vertroosting voor de naastbeslaanden, en tennbsp;‘weede een sprekend bewijs voor alle volgende eeuwen , dalnbsp;'®dere ouderdom, van de jeugd af lol de grijsheid toe, belij-•j^nis heeft afgelegd van het geloof; terwijl, in de derdenbsp;P'aals, de dagteekening van het overlijden de gelegenheidnbsp;'herschafte, om ieder jaar zich te vereenigen ter viering vannbsp;'^er martelaren dood. Ziedaar, zoo ik meen, de drie redenennbsp;'huor eene zoo juiste opgave, waarvan ligllijk duizendenbsp;^Oorbeelden zouden aan te voeren zijn.

jk sprak daar zoo even van Daniël in den leeuwenkuil, quot;holk tafereel, niet minder dan het vorige, voor de behoeftenbsp;’jorjeugdige Kerk geschikt, dan ook telkens in de catacombennbsp;'’ordt aangetroffen. Noacb, Job en Daniël schitteren als drienbsp;*onnen van geregligheid in de jaarboeken van het joodschenbsp;''olk 1). Bij (hen eersten glorielilel voegt Daniël nu ook nognbsp;gave der profecij, met den moed van het martelaarschap.

on ambt, fortuin en kleederen beroofd, wordt hij in den

leeuwenkuil geworpen, doch het roofgedierte laat hem onge-•leerd. Hij is zonder voedsel, maar een hem op wonderdadige quot;ijze toegekomen brood houdt hem in het leven, en laat hemnbsp;lijd, om den koning af te wachten, die zijn kerker zalnbsp;'ópenen, hem de vrijheid zal wedergeven en neèr doen zittennbsp;Op de trappen van den troon. Trek voor trek, komt geheelnbsp;*jeze geschiedenis met die des christens in de catacomben,nbsp;jo, met de gansche jeugdige Kerk volkomen overeen, zoonbsp;'u de dagen barer wreede vervolging, als in die van harenbsp;luistervolle verlossing, nadat Constantijn, haar bewonderaarnbsp;zoon geworden, vrede, schallen en eer over haar uil-

I) Si fuerint tres viri isli in medio ejus Noe, Daniel, et Job, P*' justilla fua liberabunt animas snas. Ezech., c. XIV, 14.

-ocr page 322-

ö\i HET DRIEVOUDIG ROME.

stortte: wonderbare verandering en algeheele ommekeer? waaronder in het oog des geloofs enkel de toekomstige op*nbsp;standing moest worden verstaan.

In de catacomben der H. Agnes, even als in die van den H. Callixtus, der H. Priscilla en in al de anderen, wordtnbsp;Daniël voorgesteld staande tusschen twee leeuwen, met d®nbsp;handen en de oogen ten hemel geheven. Hij is geheel naak*?nbsp;hetgeen, als aan het heidendom herinnerende, tevens vo®''nbsp;de hooge oudheid van dit onderaardsche schilderwerk plet*-Diezelfde opmerking is van toepassing op vele andere taf®'nbsp;reelen, en meer bepaald op dat van Jonas, waarmeê wijnbsp;thans een oogenblik zullen bezig houden. De christlijk®nbsp;kunst, in den boezem der oude wereld geboren en in haf®nbsp;school opgevoed, had veel tijd noodig , om zich van de ovefnbsp;leveringen harer kindschheid te ontdoen. Uit haren aarlt;^nbsp;geestelijk, werd zij dit ook in den vorm, zoodra zij tt)tnbsp;zelfbewustheid gekomen was. In de byzantijnsche mosaïkefnbsp;en in de groote fresco’s der ümbrische school ziet men haafnbsp;zoowel in kuischheid van denkbeelden, als in glans van uit'nbsp;drukking zich-zelve volkomen gelijk.

Vertrouwen in hem, die den woedenden oceaan gebiedt? die het bedreigde leven, te midden der gruwelen des doods?nbsp;weet te beschermen; dieaan de verwezenlijking zijner godlijk®nbsp;raadsbesluiten, stormen, leeuwen, zeemonsters, ja, zelfsd®fnbsp;menschen zonde dienstbaar weet te maken; die dreigt,nbsp;te vergeven, die de barmhartigheid drijft tot zelfs, eenig®f'nbsp;mate, de opoffering der heilige eischen zijner geregligb®'*^nbsp;en van den eerbied, aan zijne onfeilbare godspraken verschnl'nbsp;digd; eindelijk, de toekomstige verrijzenis, waarna alles ?nbsp;voor die getrouw bleef, zal wezen vrede en geluk, ziedaafnbsp;de gevoelens en de denkbeelden, die in het gemoed der eerst®nbsp;geloovigen den boventoon moesten voeren, en Jonas wasnbsp;persoonlijke uitdrukking daarvan.

-ocr page 323-

JONAS.

315

Geen wonder aizoo, dat wij dezen profeet, in al de '’erschillende toestanden zijner wonderbare zending, overalnbsp;*'en prijken in de gewelven der onderaardsehe martelaren-®^3d. Een fraai fresco, in de catacomben der H. Agnes, steltnbsp;voor te midden van den storm, terwijl de verschriktenbsp;**etnanning hem in zee werpt. Boven de wateren uit, vertoontnbsp;*'ch de gapende muil van het zeemonster, welks ingewandnbsp;levend graf gaat worden van den pliglvergeten profeet,nbsp;het achtereinde van het schip, ziet men den walvischnbsp;prooi uilwerpen; en, in de verte, op den top eensnbsp;heuvels. Jonas, onderden verdorden wonderboom liggende,nbsp;zijn hoofd met zijne handen tegen de zonnehitte beschut 1).nbsp;Al de besproken onderwerpen , van af den zondeval onzernbsp;^lanaouders , tot op Jonas, den profeet, hebben dit met elkan-gemeen , dat zij het troostrijk leerstuk der opstandingnbsp;Verkondigen, en vandaar reeds eene reden, waarom zij innbsp;catacomben overal te vinden zijn. Doch, al die verspreidenbsp;*^cmmen en klanken komen zich vercenigen in den hoogennbsp;^hchtertoon, waarop Ezechiels mond de profetische orakeltaalnbsp;*^®cl hooren, en waarmeê de eeuwige opstanding der doodennbsp;luide gepredikt wordt, als het hoofdvoorwerp van het geloofnbsp;*1®'' eerste christenen en de onwrikbare grondslag hunnernbsp;hoop.

Hoe sprekend toch is het onderaardsehe Rome, met zijne l^llooze grafsteden, voorgesteld in dat tafereel dier uitgestrektenbsp;vlakte, met beenderen overdekt, doch die, door den ademnbsp;Gods aangeroerd , zich weder vereenigen en tol ligchainen vor-'V'cn, waarin de ziel hare woning herneemt 2). Schijnt hel niet,nbsp;®lsof God in dat visioen den profeet de catacomben toonde,nbsp;den plegtigen dag, dat alle vleesch zal opslaan van uil

1) nbsp;nbsp;nbsp;Bottari, t. lil, Tavoh, 149.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Eiech., c. XXXV, 1.

-ocr page 324-

316

HET DRIEVODDIG ROME.

hel graf? De ontluikende Kerk kon niet nalaten , haren kinderen het grootsche schouwspel voor oogen te stellen van de uilgeslrekle doodenstad, als, in rijke schoven, hel kostbaarnbsp;graan, dat in haren schoot geborgen lag, de eeuwig®nbsp;voorraadschuren des hemels blijde zal worden binnengebragt !)•nbsp;Eene schoone marmeren sarcofaag in de catacomben van hetnbsp;Valicaan, stelt dat tafereel in zijne verschillende schakeringennbsp;voor. De profeet staat met uitgestrekte hand, in bevelende houding, en bij hem slaan twee mannen, terwijl een derdenbsp;nog, zonder beweging of leven , ter aarde ligt. Ter zijiJ®nbsp;ziet men twee hoofden, een dat reeds levend schijnt, n®nbsp;een ander, dat bevleescht begint te worden 2). De adeiUnbsp;Gods schijnt het marmer te bezielen; men meent de beenderen zich te hooren vereenigen, en zelf bij het treffendnbsp;tooneel der algemeene opstanding tegenwoordig te zijn. Ennbsp;dit is nu de laatste bladzijde van het Oude Testament, doornbsp;de oud-chrisllijke schilderkunst weêrgegeven, even als hetnbsp;de laatste bladzijde zal zijn der geschiedenis van het mensch-dom, die door de zaamvergaêrde natiën op aarde gelezeunbsp;zal worden. Na deze indrukwekkende voorrede van het oud'nbsp;testamentsche schilderboek, zal nu morgen gereedelijk denbsp;studie der tafereelen uit de geschiedenis van hel Nieuw®nbsp;Verbond, zich als van-zelf, daarbij aansluiten.

Zetten wij middelerwijl onzen togt langs den Lavicaanscheo Weg voort, en bezoeken wij de catacomben der HH. Claudius, Nicostratus, Symphorianus, Caslorius, Simplicius ®®nbsp;der vier Gekroonde Heiligen. Deze begraafplaats schijnt slechts

1) nbsp;nbsp;nbsp;Ossa sBternitatis semina ; flos enim resurrectionis est immortanbsp;iitas. — S. Aiiibr., De Fide Resurrect. — Famosa est visionbsp;oraniuin Ecclesiaram Cliristi lectione celebrata. —• S. Hier., ¦*nbsp;Ezech., c* XXXVII.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Bottari, t. 1 , 1^7.

-ocr page 325-

517

CATACOMBEN OEB BH. CLAIIBIDS, NICOSTRATUS, ENZ.

glansrijk kwartier van die der H. Helena te zijn. Zij aan denzelfden weg en op denzelfden afstand van Rome.nbsp;Zoodoende dus hebben wij over den oorsprong er van hiernbsp;*'gt;et meer te spreken, maar wel over de geloofshelden, dienbsp;^aar onsterflijk hebben gemaakt.

Ten jare 505, deed Dioelelianus negen«en-veerlig soldaten ''an zijn leger den marteldood ondergaan. Die onverschrokkennbsp;^kampvechters, door het voorbeeld van Callistratus, hunnbsp;•Moedigen hopman, gesterkt, droegen, na herhaalde malennbsp;de vijanden van Rome de zege bevochten te hebben , nunbsp;nok den palm der overwinning weg op de vijanden van hetnbsp;^k'uis. Vervolgens ziet men vier beroemde kunstenaars Clau-''•us, Nicoslratus, Symphorianus en Gastorius, door Simplicius,nbsp;•lien zij bekeerd hebben, gevolgd, in de bloedige schouwplaatsnbsp;''erschijnen: zij hebben geweigerd , hunnen beitel, met hetnbsp;n^aken van afgodsbeelden, te bezoedelen. Door beulshandennbsp;aangegrepen, worden ze door follertangen van een gescheurd,nbsp;an vervolgens, in looden kisten gesloten, den Tiber inge-quot;'nrpen. Een moedige christen , Nicodemus genaamd, vondnbsp;Salegenheid, om hen uit de rivier op te halen, en begroefnbsp;^nnne lijken op drie mijlen afstands van Rome, aan dennbsp;^avicaanschen Weg.

Twee jaren daarna, bragten een legerhoofd van Diocle-hanus leger en een priester , die eenmaal opperherder zou quot;'Orden, gedurende den nacht, vier nieuwe martelaren innbsp;'lezelfde catacombe. Dat legerhoofd was de H. Sebastianus, ennbsp;priester de H. Melchiades, die martelaren waren de viCpnbsp;bekroonde Heiligen , te weten vier moedige krijgslieden Seve-Severianus, Carpophorus en Victorinus, die liever afstandnbsp;''an hunnen rang wilden doen , dan den eed te schenden, diennbsp;op het Evangelie hadden afgelegd 1). Hunne, vóór Escula-

1) Peze heiligen waren in het leger , wat men noemt de cornicu-

-ocr page 326-

318

HET DRIEVOUDIG ROME.

pius standbeeld , aan de honden overgegeven lijken konden, eerst vijf dagen na hunnen marteldood, teregt gebragt ennbsp;begraven worden i). Ziedaar de hoofdgloriepunten dezernbsp;catacombe, die, met de catacombe van den H. Zeno, helnbsp;hoofdkwarlier der krijgsmartelaars kan worden genoemd.

ao JanuarlJ.

Catacomben der Via Lavicaua (vervolg). — Catacombe van den O-Caslulus. — Geschiedenis. — Schilderwerk, historisch gedeelt® (vervolg). — Geboorte onzes Heeren. — Aanbidding der drienbsp;kouingen. — Jesus temidden der leeraren, —door den tl.nbsp;annes gedoopt. — Bijzonderheden betreklijk het Statie-krUis-— Jesus, bekeerende de samaritaansche vrouw; — genezend®nbsp;de vrouw met de bloedvloeijing, — den bliud-geborene, —nbsp;broeden vermenigvuldigende. — Catacombe van den tl. Zoticos-— Geschiedenis.

Onder de regering van Clemens X., spoorde de kanooik Guizzardi, hoofdbewaarder der catacomben, verscheiden gra^'nbsp;plaatsen op, die in de aclen der martelaren vermeld werden.nbsp;Uit de Porta Maggiore komende, vond hij, op eene mij'nbsp;afslands, aan den Lavicaanschen Weg, eene naauwe openio?gt;nbsp;door aarde en struiken bezet, welke hij deed wegruimen,nbsp;waarna hij, tot zijne groote tevredenheid, zich in de catacomlgt;®nbsp;van den H. Caslulus bevond. De gangen waren met vochl'o®nbsp;pouzzolaan-aarde opgevuld, en de grafsteden volkomen on*nbsp;larii, soldaten, dus geheeten naar bet Corniculam , een Eere- of Riddefnbsp;teeUcn , door hen , wegens hunne heldenfeiten , verworven. — B®''- ’nbsp;^nn. ad Martyr., 21 Aiig.

1) Quorum corpora in platea jussit caiiibus jactari , qure jacuerunt dicbus quinque. Tune B. Sebastianus venlt noctu cum Melchiail®nbsp;Episcopo , et collegit corpora , et sepelivit in Via Labicana , milha'''®nbsp;ah urbe Roma plus minus tertio, cum aliis sanctis in arenario.

SS. MM. quat, Coronat. Bosio, lib. IV. cap. X.

-ocr page 327-

CATACOMBEN OER VIA EAVICANA. 519

Scschonden; de opdelving ving nu aan en viel buitengemeen Soed uit. Deze begraafplaats, die gedurende de vervolging vannbsp;^'ocletiaan in gebruik werd gesteld, was nog niet geopendnbsp;geworden. De vochtigheid van den grond maakt hier eenenbsp;'uitzondering, want de catacomben zijn, over het algemeen,nbsp;*®er droog, als in den tufsteen uitgegraven, die het waternbsp;opslorpt, maar niet bij zich houdt.

Deze omstandigheid — het werk der Voorzienigheid — ''®rklaart dan ook, hoe men zich langen lijd in deze onder»nbsp;®3rdsche diepte heeft kunnen ophouden. De catacomben vannbsp;'i®o H. Caslulus, in een bodem van denzelfden aard uilge-'^olven, is alleen vochtig ten gevolge der nabuurschap vannbsp;Claudiaansche waterleiding; en desniettemin was, bij d«nbsp;Opgraving, de aarde zoodanig week, dat het onmogelijk bleeknbsp;*ijn, om de instorting er van te voorkomen, en dusdoendenbsp;bepaalden plattegrond van het terrein te kunnen maken.nbsp;Alleen heeft men gezien, dat de gangen smal zijn en eennbsp;ondoorkomelijken doolhof vormen. Het is niet gewaagd,nbsp;'^^srin Ie zien een nieuwen voorzorgsmaatregel, door de ge-'oovigen, wegens het hevige der vervolging, noodzakelijk

geacht.

Wat hiervan zij, dit gedeelte van het onderaardsche ^orne ia zijnen naam aan Caslulus, een zetarius (paleis»nbsp;'oiendanl) van keizer Diocletianus verschuldigd , en dien wij,nbsp;den H. Tiburtius sprekende, reeds hebben genoemd.nbsp;Welk een schouwspel! Terwijl de vreeslijke vervolger dernbsp;christenen hen, in alle oorden des rijks, in spelonken ennbsp;hosschen, met een woord, overal naspoorde, was een grootnbsp;¦'^ntal hunner, zonder dat hij het wist, in de bovenvertrekkennbsp;zijn paleis-zelf gehuisd! Deze kudde, in het hol van dennbsp;^eeuw verscholen, zou waarschijnlijk aan den moord ontkomennbsp;quot;'ozen, wanneer eenvalsche broeder hen niet verraden had.

friMoudigRsa,. _ iT. D„|. nbsp;nbsp;nbsp;98

-ocr page 328-

520 HET DRIEVOUDIG ROME.

Torquatus, de judas, die Tiburtius in ’t verderf storlte* leverde ook Castulus en zijne gezellen in banden van den beul-Als driewerf den dood schuldig, èn dewijl hij lot 's keizersnbsp;hofhouding behoorde, èn dewijl hij christen was, èn dewij*nbsp;hij den vervolgden eene schuilplaats had verleend in hetnbsp;keizerlijk paleis, werd Castulus ook, tot driemalen toe, upnbsp;de gruwlijkste wijze gefolterd, tot driemalen toe streng verhoord, eindelijk, levend in een diepen kuil geworpen, eonbsp;daarna onder ingeworpen aarde verstikt. Dit had plaats aeonbsp;den Lavicaanschen Weg, op een mijl afslands van Rooiesnbsp;muren, den 26. Maart van het jaar 286 *).

Na de hulde onzer erkenllijkheid aan den christen held? gelijk niet minder aan zijne talrijke gezellen, toegebragt tenbsp;hebben, hervatten wij den draad van onze studie der oud*nbsp;christlijke kunst, en thans wel dddr, waar de werklijkheid begint , en de mysteriën van het Nieuwe Verbond nu de plaats dernbsp;voorspiegeling en der beelden van de Oude Wet komen innemen,nbsp;zóódanig, dat de eerst-bedoelden de laatstgenoemden volmaaktnbsp;verklaren , en het schilderwerk der uitgestrekte onderaardscbenbsp;galerij een volledigen cateehismus, een leerboek, vormt, g®'nbsp;heel voor de behoefte der ontluikende Kerk geschikt.

Even als Adam en Eva zich aan het hoofd van het Oudu Verbond voordoen, zoo vertoont zich onze Heer, de nieuiv®

-) Quia lotu» nullus inveniri poterat locus ad latebram confo' dieodaiu , morabantnr omiies apud Castulum quemdatn christianai® *nbsp;seJarium palatii. Qai Caslulu» ibidem in palatio in snperiori dongt;®nbsp;valde alte comnianebat. Ideo autem haec mansio probabatnr,

et ipse Castulus cum suis omnibus christianissimus erat..... 1*

appensns, tertio cruciatus , addictus estsanctis. In confessione itaqu® Domini perseverans, missus est in foveam, et dimissa est super «o*®nbsp;massa arenaria, et ipse cum palma martjrii migravit ad ChristoH-MS. Codd. Vat. S. Marioe ad Martyr, et Valt.

-ocr page 329-

SCBlLDERWenE. 321

SCBlLDERWenE. 321

Dit


in het Nieuwe aan de spits. Eene menigte schilder-beitelwerken stellen zijne geboorte voor. Op het fries van marmeren sarcofaag, in de valicaansche catacomben , zietnbsp;het godlijk Kind in eene wieg liggen, die den vorm heeftnbsp;eene mand; deluijers, waarin het is gewikkeld, latennbsp;®*leen het hoofd vrij. Achter de wieg bevinden zich de H.nbsp;^aagd en de H. Jozef, eerstgenoemde zittende, en laatstbe-‘^oelde staande voorgesteld met opgeheven hand en de oogennbsp;het kind gevestigd. Aan het voeteneinde van de wiegnbsp;®'aan de os en de ezel, wier adem het godlijk wicht verwarmt.

goed nitgevoerd bas-relief bewijst de hooge oudheid

*ler overlevering van den os en den ezel in de belhlehemsche als ten zinnebeeld, hoe liet groote verlossingswerk zichnbsp;uitstrekken tot de Joden, gekromd , als de ossen, ondernbsp;juk der wet, en tot de heidenen, met het verplettendnbsp;*ondepak der afgodendienst, als de ezels, beladen. Zij, dienbsp;neophyten onderwezen, verzuimden niet, hen, bij denbsp;'belichting van het mysterie, ook op de hooge beteekenis vannbsp;zinnebeeld acht te doen slaan 1).

De geboorte van den Zaligmaker herhaalt zich gestadig , *elfj jg bijzonderheden, welke wij zoo even daarbij aan-'bonden, ook in de aanbidding der wijzen of koningen ? Ditnbsp;'weede onderwerp is een dergenen, die het meest door denbsp;berste christengt;kunstenaars zijn afgebeeld. Het is wel zeer

I) Per bovem intellige illam , qui legis jugo «ubjectu» est ; per **iOoni autenii eum ^ qui simulacrorutn cultus oonstus cit crimioc.nbsp;Ceterum commune ratioois eipertium animalium pabnlura et vitanbsp;fveoumest! Producens, inquit Propheta, fenum jumentit. Quodnbsp;*utem rationa prsditum aoimal vescitur pane; idcirco in prsesepe,nbsp;est animalium ratione vacantium ledes, e coelo delapsus vitanbsp;Panis proponitur, ut et quae a ratione reroota sant animalia, rationisnbsp;'ibo nutriantur, atque ita ratione decorentnr. — S. Greg. Nazian.,nbsp;DeoZ. de Christ. Nativ.

-ocr page 330-

329 HET DBtEVOUniG BOME.

duidelijk, dal de onlluikeude Kerk er groole waarde aa” hechlle, om de neophyten, uit den boezem des heideodooJSnbsp;voortkomslig, onophoudelijk er aan Ie herinneren, dal denbsp;Zaligmaker zoowel voor hen, als voor de Joden geboren was.nbsp;Daarenboven, hel getrouw blijven aan de genade, de moednbsp;der ehristlijke roeping, de aard der door hel godiijk Kindnbsp;gevraagde hulde, de gedragslijn, welke men na de aanbidding^nbsp;er van had te houden, ziedaar zoovele leeringen, uil denbsp;eene en andere omstandigheid af Ie leiden, en, zeker, allennbsp;van een hoog nut en belang.

En ook te dezen opzigle heeft de kunst het Evangelie g®* trouw afgespiegeld: niet alleen stelt zij de drie koningennbsp;voor met hunne verschillende soort van geschenken, nadnbsp;de ster, die hun den weg wijst en boven de verblijfplaa**nbsp;van hel godiijk Kind staan blijft, en met Maria, die harennbsp;zoon in haren arm houdt, en zoo ook met hel door denbsp;overlevering aangeduide getal der edele aanbidders van helnbsp;Vleesch-geworden Woord. Even als men bij des Zaligmakersnbsp;kribbe drie groepen herders telt, zoo zeggen ons al denbsp;monumenten der catacomben, dat er ook drie vorsten tolnbsp;die hooge gunst waren verkoren. De kwestie van hun g®'nbsp;boorteland en van hun koningschap wordt door de kunst,nbsp;even als door de overlevering-zelve, onbeslist gelaten.

In verscheiden bas-reliefs, en meer bepaald in eene goed* bewaarde sarcofaag uil de Valicaansche Grotten, dragennbsp;deze koningen het gewone onderkleed, — de tuniek — meinbsp;een gordel bevestigd, en daarover hel sagum^ eene soe''^nbsp;van mantel, doch die alleen van voor open was. De phrygisehenbsp;muls, dezelfde als die van de jongelingen in den gloeijendennbsp;oven, en de algemeene dragt der oosterlingen, dekt hunnbsp;hel hoofd, doch zóó, dal de ooren vrij blijven; een driehoekige kap loopt van de kruin af in een gebogen punt van

-ocr page 331-

AANDIDDING DER DRIE EOMNeEN. 325

échter néér, en geeft aan dit hoofddeksel den vorm van een **'acedonischen helm, terwijl de kameelen of dromedarissen,nbsp;quot;aarmeê ze gekomen zijn, almede de streek aanduiden, van*nbsp;quot;'aar zij zicli herwaarts hebben begeven. Voor hen, die ernbsp;'woningen in willen zien , zou een bewijs uit hun schoeiselnbsp;onlleenen wezen: immers, zij dragen eenesoort van laars,nbsp;als men wil, een zool met een sok of kous vereenigd,nbsp;waardoor hel been zich even juist als fraai gevormdnbsp;''oordoet, zoo als dit het geval is met het schoeisel dernbsp;''Orsten van de Barbaren, dat in beeldhouwwerk juist zoonbsp;^aorkomt op den zegeboog van Constanlijn, en in het Mu*nbsp;*eum van hel Kapilool 1).

De kribbe des Heeren verkondigde, op welsprekende wijze, 'lan neophylen de vermogende goedheid van het godlijk Kind,nbsp;'^al rond zijne wieg rijken en armen, herders en koningen,nbsp;Joden en Herdenen te zamen had gebragt. En nu hare gewijdenbsp;'aak stelselmatig voortzettende , moest de christlijke kunstnbsp;^at) ook achtervolgens het gehcele leven des Verlossers aan-«cbouwlijk schetsen in beelden, die de eeuwige wijsheid voor-siellen, wanneer zij de wijsheid der werelddeel verstommen,nbsp;^0 zich laat huldigen door de wetenschap van het joodschenbsp;priesterdom; Jesus, in den tempel, te midden der leeraren,nbsp;hel derde tafereel, door haar aan de overweging der ge*nbsp;loovïwen voorgelegd. De volstrekte overgeving in den wil vannbsp;^od, door zich gedwee te laten onderrigten door de schrift»nbsp;geleerden, wien Hij-zelf het hooger licht zijner waarheid,nbsp;hunne verbazing, raeêdeelt en verklaart; ziedaar ruimenbsp;*'r»f, uit dit nieuw mysterie, voor de neophylen, als tennbsp;a'ichtend voorbeeld, ontleend 2).

l) BoUari, t. I, p. 88-149-138-173; t. 111, 23, 24.

Quasi fans sapientite doctoram niedius sedet; sed quasi exem-l*i»v liumilitatis videre priui et inlerrogare doctores, quam instruere

28

-ocr page 332-

HET DRIEVOÜHIC ROME.

1(1 hel gewelf van een cubiculum der catacomben van den H. Callixlus, EÏel men hel godlijk Kind op een verheverfnbsp;zelel, gelijk aan dien der opperherders, geplaalsl; aan zijnenbsp;voelen slaat een soort van kastje, scrinium genaamd, waarinnbsp;zich verscheiden boekdeelen bevinden, als len zinnebeeld defnbsp;evangelische leer. Regts en links ontwaart men schriftgeleerden,nbsp;in bewonderende houding; met uitzondering van twee, zijnnbsp;allen slaande voorgesteld en mei hel oog naar den Verlossernbsp;gewend l). De zetel van den godlijken Meester onderscheidtnbsp;zich door eene rijke parelversiering, zoo ais de christen-kun-slenaars die meermalen gewoon waren aan te wenden, innbsp;navolging der eerste geloovigen, die, uit eerbied voor denbsp;opperherders en de godlijke leer, waarvan deze hel orgaannbsp;waren, met pracht van edelgesteenten den zetel uitrusttennbsp;en omgaven, vanwaar hun het woord der hemelen toege.spro-ken werd.

Fronlc sub adverse gradibus sublime tribunal Tollilur, antisles prxdicat unde Deum 2).

Prudent. Peristeph., Ilymn. XI, v. 225.

Dij de mysteriën van des Heeren verborgen leven, voegden zich nu, als van-zelf, die van zijnen handel en wandel innbsp;het openbaar; en deze zijn met zooveel oordeel gekozen, datnbsp;zij allen den catechumeen of den neophyt leeren, slichtennbsp;en bevestigen in hel geloof, zonder hun den geest te veronl-rusten, of eenig geheim te onlsluijereii, waarvan alleen dennbsp;ingewijden de volledige kennis was vergund. Hel grootenbsp;overgangspunt in des Zaligmakers openbaar leven , zijn Doopsel , wordt overal in de catacomben weêrgevonden. Overbodig

qusrit indoelos. Ne etenim parvuli a icoioribiii erubetcani iUette lt; ct ipgt;e ob setatii humanse congrucritiam ab hominibui auicultare nu»nbsp;cruhuit Deal. — Beda, Jn Evany. Lue. , c. lil.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Bottari, t. II, 16.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Ciampini, Monim. reter. , e. XX.

-ocr page 333-

325

BIJZONDF-nREDEN BETREKLIJK HET STitTlEEREIS.

'* lgt;el, te zeggen , van hoeveel gewigt voor de geloovigen hel Sezigi ^yas van een Sacrament, hun voorslellende, als’l ware’nbsp;deur van uitgang uil de slavernij der zonde, en van ingangnbsp;hel rijk van God. Hel verhevene hunner nieuwe roepingnbsp;de heldenmoed, waarmeê hunne deugden daarop hel zegelnbsp;'•'oesien drukken, was de grondslag van geheel hun onder-en het tafereel des Doopsels herinnerde krachtig ennbsp;'*tid aan aide groote pliglen, hun bij hel aanvaarden vannbsp;kruis des Zaligmakers opgelegd.

Ik zal hier niet herhalen, wat ik reeds over dit onder* quot;'Orp vroeger gezegd heb, bij het toelichten van een fresconbsp;der begraafplaats van den H. Ponlianus, maar mij alleen bepalen bij de opmerking, dat het geparelde en met rozennbsp;“tiringde kruis, in deze catacombe, het vak naast dat vonnbsp;^ea l/eeren Doopsel versierende, op de zijarmen twee bran-dende fakkels vertoont, terwijl van den dwarsbalk de lettersnbsp;®n , aan twee ketentjes, afhangen, uil welk een ennbsp;®Qder valt te besluiten, dat dit een zoogenaamd Statie-kriüsnbsp;'tioei voorstellen, te weten zoo als er aan hel volk werdnbsp;^oorafgedragen, wanneer hel zich, met de geestelijkheid,nbsp;i^’'ocessiesgewijze, naar de Statiën heenbegaf. Als ten leekennbsp;'*’^1 dat het kruis hel licht der wereld, hel aanvangswoordnbsp;de slotletter is van alle dingen, werd de godlijke banier metnbsp;^®l‘kels en melde bedoelde twee zinrijke letters versierd 1).

Het groote wonderwerk, waardoor, volgens de profeten, *'ch (Je Me.ssias zou doen kennen, bestond in de bekeeringnbsp;heidenen en de vereeniging van alle volken, tot éénenbsp;^tidde, in denzelfden stal: de chrisllijke kunst kon niet innbsp;Bebreke blijven, er de verwezenlijking van voor te stellen.nbsp;hebben wij daarvan proeven gezien in de afbeelding der

I) Euieb., J/üt. eccl.f bb. VI, c. Vilt; Ciampini , lUonim. **'*'¦ . t. U, c.Vl; Bottari, t. 1, 200.

-ocr page 334-

326

HET DRIEVOUDIG ROUE.

geboorte en van de aanbidding der wijzen; thans volgt tafereel der bekeering van de samaritaansche vrouw, de g®'nbsp;nezing der aan bloedvloeijing kranke lijderes, van den bli®*^'nbsp;geborene, allen verschillende vormen van hetzelfde gronddeok'nbsp;beeld, welks diepe zin door de kerkvaders verklaard werdnbsp;als in naauw verband te staan met al de zoo even genoemd®nbsp;weldaden, aan ziekenen ellendigen, met de teederste iiefd®nbsp;bewezen door den Heer 1).

De samaritaansche vrouw wordt, in de meeste calaconibeib en meer bepaald in die van den H. Gallixlus en van het Va*nbsp;ticaan, gevonden. De houding dier vrouw, haar — teg®*’nbsp;alle gebruik in — ontbloot hoofd, met een woord, geh®®'nbsp;haar voorkomen duidt de zondares aan, wie de Zaligmakefnbsp;liefderijk toespreekt, terwijl zij aan de bron water put, ®®nbsp;Hij haar te drinken vraagt 2). Het koord van de bron is ronlt;l

1) nbsp;nbsp;nbsp;Ego hanc mulierem Eccleiiam csse pato de gentibus cong’’^'nbsp;gatam , quffi... omnem ignominiam suam adveniente. Cbristi fontc po^'nbsp;gavit et macutai qaas adallerinit tacrilegiis contrazerat fide Salvalarquot;nbsp;abstersit, ac relinquens, victtt iaanem bydriam, priorem palriui”nbsp;ciiltum, UDÏverso orbi Domini nuntiavit adzentum, — S. Anibr-’nbsp;Serm. tn IV Dom, Quadr. — Filia archisyoagogi aignificat popula'quot;nbsp;Judeearnm , propter quera veneratChristiK, qui dixit: Non sum mi»*®*nbsp;nUi ad oves, qu« perierunt domu» Israel, llta vero mulier, qusefiu*®®*nbsp;sangainis patiebatar, Ecclesiam figarat ex gentibus ad quani Christ®*nbsp;per prssentiam non erat missus. Ad illam ibat, illius sanitatem '®'nbsp;tendebat. Heec inlcrcnrrit, tangit fimbriam quasi nescientis, id ast gt;nbsp;sanatur tanquam ab absente. — S. Aug., Serm. 5, de Temp.nbsp;Csecus a nativitate, quem Dominus poilquam unxlt ocnlos, ad pislt;®'nbsp;nam Sitoe inisit lavandum, signiflcat genus humanum a iiatisila*®’nbsp;id est, a primo homine errorura tenebris vennmdatum. Cujus ocolo*

. Dominus de spulo linivit, quia Verbum caro factum est, et lavaf' oculos in piscina jussit, ut baptizatus in Christo acciperet legcranbsp;et crederet in eum. — S. Isid. Hisp., In Joan.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Botlari, t. I, p. 91.

-ocr page 335-

527

JESÜS , BEEEERENDB DE SAMARITAANSCHE VROUW.

rad gewonden, dal door nniddel van eene kruk in beweging quot;'ordt gebragt, terwijl de kruik gelijkt naar die, in Italië,nbsp;den kant van Ferentino, nog in gebruik zijn.

Een sarcofaag, in de kerk van de H. Agnes, op het Na-'ona-piein, geeft eene juiste afbeelding van het genezen der bloedvloeijing lijdende vrouw, geheel en in alle bijzon-^®rheden, overeenkomstig hel verhaal van hel Evangelie; maarnbsp;**^®er nog vindt men op de grafsteden en in hel schilderwerknbsp;cubicula de geschiedenis van den blind-geborene afgebeeld.nbsp;öehalve dealgemeene beleekenis van dit wonderwerk, zoo alsnbsp;dit hier boven reeds hebben aangeduid, wijst het voornbsp;öeo|)hyten, meer bijzonder, op de heilrijke gevolgen, welkenbsp;Doopsel opleverl; en vandaar, dat in de bijeenkomsten,nbsp;^^utinia geheelen, en waar men de catechumenen verkoos,nbsp;merkwaardig voorval uit het Evangelie aan de vergaderingnbsp;quot;'erd voorgelezen.

Dp een bij St. Sebastiaan ontdekt graf ziet men den armen ^^'nde, met zijn staf in de hand, voor den Zaligmakernbsp;®*®an. Zijn ongegord en sleepend kleed maakt hel, onge-^'^nsield, duidelijk, dat hij zieh niet dan met moeite konnbsp;bewegen. Ofschoon als een reeds bejaard man, zoo heeft denbsp;kunstenaar hem toch veel kleiner voorgesteld dan den Heer, innbsp;^'®ns statige houding de hooge majesteit niet alleen, maarnbsp;*®^ens ook de eerbied, dien zij inboezemt, duidelijk kenbaar is.

beeldhouwer gaal hier uit van het bij de Heidenen der uudheid in zwang zijnde gebruik, om, namelijk, de Heldennbsp;Goden , even als de schimmen der afgestorvenen, waarinnbsp;*Uen eene soort van godheid zag, altijd grooter dan de mensch-8®slalie af te beelden: vandaar, wat Eneas zegt, wanneernbsp;spreekt van Creüsa, zijne echtgenoot, die hem was ver*nbsp;*ubenen:

-ocr page 336-

3S8

UET DRIEV0D0I6 HOME.

lafelis simulacrum, atque ipsius umbra Creusae Visa mihi ante ocuios, et nota major imago 1J.

ViBG. JEneid., lib. II, v. 778®)-

De lamme, die genezen en, ?an zijne zonden gereinigt1 2» vrolijk, met zijn noodeloos geworden ziekbed, naar huisnbsp;keert, is niet slechts een sprekend toonbeeld van des Verlossersnbsp;godlijk alvermogen en ontferming, maartegelijk een levendignbsp;beeld der gldrievolle verrijzenis 2). Dit nieuwe tafereel beslaatnbsp;mede in de groole calacombe«galerij eene bijzondere plaats-Op de meeste monumenten vertoont zich des lijders krankbed inbsp;als eene soort van ledekant, met hel hoofd^einde in den voriönbsp;van een scheepssnebbe omgebogen. De sponde rust ófnbsp;vier pooten, óf wel op slechts twee, die van achter zij®nbsp;aangebragt, en heeft een en ander, alzoo, min of meer, he2nbsp;voorkomen van een ziekenstoel, die dan ook zeer g®'nbsp;maklijk door den genezen lamme op zijne schouderen h®®nbsp;worden weggevoerd 5).

Hel wonder der broodvermenigvuldiging is mede een dei hoofdtafereelen, door de christlijke kunst voor het oog dCnbsp;geloovigen ten loon gesteld. Wanneer al de voorgaande ta2nbsp;fereelen daarop doelen, dat de zoon des menschen in ti®nbsp;wereld is gekomen, om het kranke te genezen, en te reddeninbsp;wat verloren ging, zoo geeft dit te kennen, dat Hij , volgen2nbsp;zijne eigen verklaring, de wereld het leven kwam brengen»nbsp;en wel op de overvloed!gste wijs. De kunst volgt hier gelrou’2'nbsp;den ontwikkelingsgang van het Evangelie, dat van tweederleinbsp;broodvermenigvuldiging gewaagt, in de eerste plaats m®2nbsp;garstenbrood, en in de tweede plaats met larwebaksel. P®

1

1) nbsp;nbsp;nbsp;Noodlottig teekcn, toeo Creüia'f (chim mij grootnbsp;Eu kealijk stond voor 't oog!

2

Bottari, t. 11, 84.

2) nbsp;nbsp;nbsp;S. Ambr., In luc., c. V.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Bottari, t. I, 126-145, 163, 183.

-ocr page 337-

529

leeraars, die het onderaardsch museum verklaren en toelichten , blijven dan ook niet in gebreke, om de eerstbedoelde broodvermenigvuldiging uit te leggen als verbeeldende dc toediening van een zwakker voedsel voor den geest dernbsp;Pasbeginnenden, en die van de tweede soort als doelendenbsp;krachtiger spijze, bewaard voor de reeds volwassenen innbsp;doleer des heils. Wat de visschen aangaat, dit.keurgeregtnbsp;quot;'Ijsl op de prediking der hemelsche visschers, waarvan hetnbsp;Evangelie gewaagt i). Eindelijk, de vermenigvuldiging-zelv»nbsp;''00 het stoflijk brood beteekenl regtstreeks de voortdurendenbsp;'orveelvuldiging van het bovenstoflijk manna der godlijkenbsp;Eucharistie.

De vermenigvuldigde brooden zijn bijna altijd met kruis-l'juen overtrokken, bij wijze van een schaakbord, of ook quot;'ol in den vorm van een kruis. Vele oudheidvorschers ziennbsp;daarin reeds de aanduiding van het aanbidlijk Altaarsacrament;nbsp;‘loeh anderen meenen, dat die strepen in het gebruik lagen vannbsp;Eet brood- , taart- en koekgebak {placenta:), zoo der Joden,nbsp;ol* der Grieken en Romeinen, dewijl deze allen nooit eennbsp;bezigden, om het te snijden , maar zich enkel bepaaldennbsp;E'j het breken van het brood. Deze laatste uitlegging, doornbsp;schrijvers dier dagen-zelve gestaafd, sluit de eerste echternbsp;buiten; immers, niets belet, dal de christlijke kunst aannbsp;'ll! heidensch gebruik eene nieuwe beteekenis geschonken

t) Scripium eit io Evaagetiis, qiiod secundo paverit tarbai; led illot, qaot primo pascit, id ett incipientes, bordeaceis paoibus pas-Postea vero, cam jam profecissent in verbo et doctrina , triticeosnbsp;*'• exhibet panes. — Orig., Hom. XII, in Gen., c. XXV. — Dnobusnbsp;piicibus piscatoruro libros , quibus delicatiora bominibut alimentanbsp;^«feruntnr, significari arbitror. Dao aatem pisces sunt, qaia et prse-'*'vatio Cbristi qn® per Apostolos efTulsit evangelica et apostolicanbsp;^vv'ptara resplendet. — S. Cvrill. Alexand., In Joan. lib. IV, fnbsp;1, XVII.

-ocr page 338-

330 HET DRIEVOUDIG ROME.

hebbe, zoo als dat in vele andere omstandigheden mede heef^ plaats gehad 1). Overigens, ziehier hoe deze gemerkte broodei’nbsp;{panes decussati) zich in het schilderwerk der catacomben inbsp;over het algemeen , en meer bijzonder op de begraafplaats®*’nbsp;der H. Lucina en van den H, Callixtus vertoonen 9).



De wandeling langs de Fia Lavicana voorlzetlende» komt men in de Romeinsche Campagna aan het zoogenaain*^®nbsp;Doodendal, op ongeveer zeven mijlen afstands van denbsp;Magiore gelegen; en déar is dan de catacombe van den Ö-Zoticus, welke Beldetti het geluk had, in 171S, op aan«ijnbsp;zing van eenige herders, te ontdekken. De vervolgens gedan®nbsp;opdelvingen leverden het vinden van vele marlelaarsligcb®'nbsp;men op.

Volgens een oud handschrift der Fallicella , werd

H. Zoticus, onder keizer Adriaan, tegelijk met de HH. Am®®'

tius en Hippolytus gemarteld. Er was bevel gegeven, om h®”

levend te verbranden; de met de uitvoering van bel vonnis hela*’®

soldaten bragten de martelaren naar den Lavicaanscben ’

en bonden hen aan palen, waar ze takkenbosschen rondlegd®”

en die in brand staken; maar de vlammen eerbiedigdeo

gewijde slagtoffers, wien geen haar werd verzengd. Om ®®‘’

einde aan de zaak te maken, haalden de woeste krijgsl'®*^®**

uit de bijgelegen wijngaarden knodsen en stokken, waarm®^

* *

zij de martelaren zoo lang op het hoofd sloegen, tot

h6^

onder bezweken. De christenen kwamen hen met eere

1) nbsp;nbsp;nbsp;Bar., Jn., t. 1. an. J58.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Boiio, lib. V, e. IX.

-ocr page 339-

GESCIIIEDEKIS. 551

Sfaven, ter plaatse-zelve van hunnen dood, het veld van ^npreolus geheeten. Na langen lijd de begraafplaats, waar.nbsp;hij zijnen naam gaf, tot luister verstrekt te hebben , werdnbsp;H. Zolicus door den H. paus Pascalis in de basiliek dernbsp;Praxede overgebragt, om voorts vandaar zijne tegenwoor*nbsp;''¦ge rustplaats te gaan innemen , in de kerk van San^Jngelo'^nbsp;^^'Pescheria, waar de Kerk hem den cijns van eer ennbsp;''örtrouwen betaalt, die hem èn door zijnen zegepralendennbsp;®lrijd voor het geloof, èn door zijne maglige beschermingnbsp;^•llijk toekoml 1).

30 JanuariJ.

^®tacomben der Via Tiburtina. — Catacombe van den H. Lauren-tius, of van den H. Cyriaeus. — Geschiedenis. — Schilderwerk der catacomben, historisch gedeelte (vervolg). — Onze Heer,nbsp;die de kinderen zegent, — Lazarus opwekt, — onder bet beeldnbsp;van den goeden Herder, — op een berg gezeten, waarvan viernbsp;atroomeu uitvloeijen, — in den bloei des levens voorgesteld,nbsp;— en als een kruisdragend lam. — Monogram of letterteekennbsp;van Christus. Toelichting dezer zinnebeeldige figuur.

Hel godlijk bloed vloeide op Rome’s altaren ter eere Smyrna’s grooten martelaar, den H. Polycarpus, toennbsp;quot;'j de St. LaurenliuS'poort, eertijds de Porta'Gabiusa ^nbsp;doorgegaan zijnde, bij het graf van een in het Westen nietnbsp;blinder vermaarden martelaar aankwamen. De oude Vianbsp;^^burtina (Tiburtijnsche Weg), waarop wij ons bevinden,nbsp;^'6eft heel wal glansrijks uit de dagen des Heidendoms Ienbsp;''^rhalen: even als al de anderen, spreekt zij met den reizigernbsp;hare historische grafsteden, hare tempels en hare co-'binbariën, waarvan zij in de haar omgevende wijngaardennbsp;akkers de hier en daar verspreide brokstukken aanwijst.

*) Bosio, lib. IV, c. XII.

lgt;'gt;e»ou(lig Rome. — IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;29

-ocr page 340-

352

HET DRIEVOUDIG ROME.

Van Palanles smadelijk mausoleum, door Plinius als eeiic scliandzuil voor den senaat en het keizerschap beschouwd ¦,nbsp;is niets meer over; alleen weet men, dat dit g-rafnbsp;Claudius vrijgelatene, op eene mijl afstands van Romenbsp;verhief 1), Geheel anders, echter, is het gesteld met de graf'nbsp;stede onzer martelaren, en met de plek, waar zij ter eeuwig*^nbsp;ruste zijn neêrgelegd: geheel de wereld kent den naamnbsp;van den H. Laurentius en der H. Cyriaca , wier catacombe 'Onbsp;onsterflijken luister wordt bewaard.

De oorsprong yan dit kwartier , een der uilgestrekisl® van het onderaardsche Rome, klimt op lot het jaar 'nbsp;onder de regering van Valeriaan. Cyriaca , uit een der edels'®nbsp;geslachten van het keizerrijk gesproten , was elf jaren gehuw'inbsp;geweest, toen zij weduwe en christin werd; van toen afnbsp;bragt zij zoowel haren persoon als hare goederen aan de*nbsp;llecren armen ten offer. Ten spijt der hevige vervolging’nbsp;leende zij haar huis op den Mons-Cmlius, om er de geloo'nbsp;vigen te laten vergaderen en de heilige mysteriën te vieren rnbsp;en het was daar, dat de 11. Laurentius, daags vóór zijnequot;nbsp;roemvolien dood, aan de behoeftigen, weduwen en weez®quot;nbsp;(ie schatten der Kerk uitdeelde.

De doorluchtige aartsdiaken werd, na zijnen dood, i»®' groole plegligheid bijgezet in het Campus Ferani^ door denbsp;H. Gy riaca lol begraafplaats der christenen afgestaan, ®quot;nbsp;gelegen aan den Tiburiijnschcn Weg. Zij-zelve kwam, spoedigenbsp;daarna, mede er cene laatste rustplaats innemen. Zonder zieh

1) IViilebis, deinde indigriaberis ; deinde ridebis si legeris , lt;^0°^ nisi legeris, non potes credere. In via Tiburtina intra primiiin'ap'quot;nbsp;dein , proximc annotavi monumcnlum I’allanlis ila inscriptuni : HaW'nbsp;senalus, ob fidem pielalemque erga patrones, ornanienla praetoria decrenbsp;vit, et scsierlimn cenlies quiuquagies, cujus bonore conlenlus fa''-Hpist. ad Monlun.

-ocr page 341-

335

CESCHIEDENIS.

t minst g^elegen te laten liggen, noch aan hare hooge *®hoorte, noch aan haren hoogen ouderdom, beveelt denbsp;^®*zer, dat men de edele vrouw zal gevangen nemen ennbsp;vreeslijksle folteringen doen ondergaan. Men verbrijzeltnbsp;^^'‘ar helligchaam, scheurt er hel vleesch uit, en eindigtnbsp;hare beenderen te vermorselen, bij middel van zwepen,nbsp;‘^6t lood en scherpe punten loegereed. De christenen bemag*nbsp;*'filden haar gewijd lijk, en zetleden bet eerbiedig bij in hetnbsp;quot;'estelijk gedeelte harer catacombe, niet ver van Sint-Lau-'^®*ilius graf I).

Een geheel heerleger van martelaars kwam nu achlervol-plaats nemen in de eerwaardige doodenslad. Ik zal slechts ^'oetnen de IIH. Hippolytus, Ireneus, Abbundius, Juslinus,nbsp;•'yphonia en Cyrilla, wier loculi^ eene reeks van eeuwennbsp;^^quot;g, door onlelbre pelgrimscharen besproeid werden metnbsp;’'arien, bewierookt met gebeden en met rozen gekroond. Naarnbsp;getuigenis van Prudentius, kwam geheel Italië, van heindenbsp;''erre, op gezette lijden, als een breede stroom, naarnbsp;^ezen godsakker heengevloeid, om er de gewijde overblijfselennbsp;vereeren der martelaren, die er van gemaakt hadden eennbsp;^ord van mirakelen en allerlei zegening 2).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Postbsec fecerunt earn plumbatii alque scorpionibus affligi,nbsp;““lae dum Domino reddidit spirlluin. Corpus inartyris sepelieruntnbsp;*'* agro Verano non tonge a corpore B. I.amentii, a parte occiden-

MS. Cod. Vul.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Men hoore, boe Prudeiilius , een ooggetuige, de geestdriftnbsp;“'schrijft

dier eeuwen \aa geloot' in der niarlelareo vermogende aseli. ^ Mogt (ijt tafereel ons bedendaagscli, geheel uiilzenuwd en diepgezon-geslacht van materialisten lot nadenkeu brengen!

Oscula pcrspicuo figunt impressa mctallo,

Balsaiiia dilTundant, iletibus ora rigant,

Drbs augusta suos vomit elTundilque Quiriles,

-ocr page 342-

354

HKT DRIEVOUDIG ROME.

Deze catacombe had ook nog; hel voorregt van aan een der merkwaardigste overwinningen van het Evangelie t®nbsp;lierinneren. Tryphonia en Cyrilla, wier kostbaar gebeentenbsp;zij bewaarde, waren, de eerste de gemalin , en de tweede,nbsp;de dochter van keizer Decius, een der verfoeilijkste vervol*nbsp;gers, welke de ontluikende Kerk te lellen had. Post hunc,nbsp;zegt Laclanlius, exsurgit exsecrabile animal Decius 1). P®nbsp;jeugdige Cyrilla werd, badende in haar bloed, aan de hondennbsp;ter prooi geworpen; doch de heilige priester Juslinus wislnbsp;haar lijk te bemagligen, en begroef dochter en moeder t®nbsp;zamen in agro P'erano^ niet verre van des H. Laurentiu*nbsp;graf 2).

Even als al de anderen, is ook de begraafplaats van tl® H. Cyriaca rijk aan opschriften, gelijk mede aan gevvijtlnbsp;beitel- en -schilderwerk, waarvan het tijd wordt, hier de g®'nbsp;schiedenis wéér te hervatten. Wij hebben de chrisllijke kunstnbsp;verlaten, waar zij onzen Heer, in de woestijn, voorstell,

Una et palricios ambitione pari.

Confundit plebcia plialanx umbonibus sequia Discrimen procerum, prKcipitante tide.

Nee minus Albanis acles se Candida partis Explicat, et longis ducitur ordinibus.

Exsultant fremitus variaruiii hinc inde viarum Indigena, et Piceni plebs et Hetrusca venit.

Concurrit Samnitis atrox habitator et alfae Campanis Capuce, jamque Nolaiius adest.

Quisque sua laetus cum conjuge, dulcibus et cum Pignoribus rapiduin carpere geslit iter.

Vix capiunt patuli populorum gaudia campi ,

Haeret et in magnis densa cobors spatiis.

Angustum tantis illud specus esse catervis Haud dubiuni est, ainpla fauce, licet pateat,

Peristeph. Hymn, de S. Hipp^

1) De Mörtib, persecut.

8) Bosio, lib. IV, c. XVI, n. 4, 8.

-ocr page 343-

OKZE IIEEB, DIE DE KINDEREN ZEGENT.

geloovigc menigte spijzigende , op bovennatuurlijke wijs. Nu S^at zij Hem, altijd weldoende, altijd toeganklijk , onsafbeel-daar Hij de kinderen — die weêrlooze buit van ’t hei-*^endom! — lot zich roept, en hen zegenende inwijdt totnbsp;tie eerstelingen van zijn rijk.

In een cubicuhim der begraafplaats van Apronianus , ziet tt'en den Zone Gods slaande voorgesleld, met een mantelnbsp;Itedekt, de hand uitstrekkende over hel hoofd van een kind,nbsp;'¦''elks gelaat en houding verwondering en onschuld teekenen.nbsp;Het was voor de neophyten niet genoeg, te welen, dat denbsp;Zaligmaker alle mensohen, zonder onderscheid, riep tot hetnbsp;leven der genade en des geloofs; zij moesten ook niet on-Itundig blijven, dal Hij de magt bezat, om hunne ziel uitnbsp;Itet graf der zonde op te wekken en hunne ligchamen uit denbsp;Itanden des doods. En zie, daar vertoont zich , bij elke schrede,nbsp;quot;elke zij in de catacombe zeilen, hel dubbel vertroostendnbsp;quot;quot;yslerie van Lazaru.s, uil den doode gewekt. Ik zal hier nietnbsp;tie eene of andere catacombe noemen, waar zich dat tafereelnbsp;Itevindt, maar liever zeggen, dal het in geen eene gemistnbsp;quot;ordt. De Zaligmaker wordt daarbij slaande voorgesteld , metnbsp;®eoe roede in de hand, waarmeé hij het hoofd aanroert vannbsp;l^azarus, die ingebakerd ligt als een kind in de wieg. De roedenbsp;*ltgt;eli op het alvermogen van den godlijken Mozes 1). Denbsp;quot;indsels, waarin heller wereld komende kind, en evenzeernbsp;grijsaard, die de aarde verlaat, 'gewikkeld wordt, doelennbsp;t^P hel tweeledig leven van den lijd en de eeuwigheid: hetnbsp;Hjdelijke, dat aanvangl melde wieg, om, bij hel klimmennbsp;der jaren, zich te ontwikkelen, het eeuwige, dat begintnbsp;quot;^et het graf, om te ontluiken, ten dage der verrijzenis vannbsp;het vleeseh 2).

1) Bosio, lib. VI, c. XV.

Cunabula sunt panni iDfantise. Sed Joannes Conslanlinopoii.

29

-ocr page 344-

336 HET DRIEVOUDIG ROME.

Even als in de tafereelen van het Oude Verbond, zoo ook nu wederom in die van het Nieuwe, is het altijd de Zalig'nbsp;maker, — de sterkte der martelaren, de verrijzenis en hetnbsp;leven — die daarvan het middelpunt uitmaakt, terwijl Hijnbsp;alomme en altijd aan de neophylen wordt voorgesteld ondernbsp;zijne wezenlijke gedaante, namelijk, als Verlosser der wereld,nbsp;als zielespijs, als herder, als verwinnaar van den dood, zoo*nbsp;danig, dat Hij is de hoeksteen van het gansche gebouw, die,nbsp;zoo als de H. aposlel Paulus zegt, de Synagoge met de Kerk,nbsp;de aarde met den hemel, den tijd met de eeuwigheid ver*nbsp;eenigt. Evenwel, wat de oorspronklijke kunst zich beijvert,nbsp;om overal op den voorgrond te plaatsen, is de liefderijkheidnbsp;van den godlijken Schepper der genadewel: geene crypt, of,nbsp;beter gezegd, geen enkel beitel* of schilderwerk der catacomben, of het verteederd oog ontwaart daarin den Zonenbsp;Gods onder des goeden Herders beeld; en, indedaad , meernbsp;dan alle anderen, schijnt dit onderwerp mij voor de behoeftenbsp;der ontluikende Kerk geschikt, die eiken dag tot zich zagnbsp;naderen óf een leerling van Mozes, — sidderende als eennbsp;slaaf onder het gebod van Sinai, — óf een heidenschen aanbidder van góden , die zich, naar het heette, enkel lietennbsp;bevredigen door bloed; met een woord, allen, Jood of heiden,nbsp;(zooals de H. Paulus zegt) in de ongeregtigheid verzonken,nbsp;en van top tot teen met smadelijke smetten overdekt. Ennbsp;welken gezegenden indruk nu moest op die verschrikte ennbsp;doemwaardige zielen niet maken het gezigt van den God desnbsp;Evangelies, onder de gedaante van een herder, die den te*nbsp;rugkeer van het verloren schaap niet rustig afwacht, maarnbsp;tanm epUcopus scribit Lazarum in tnonumenio canabulis invotutaw-

— Beda, De Orthog., t. I. — Pannis sepulfursB involucrum initiatu»,

sic initio vita: ipsius finis correspondet. — Terlull. , Contra. Maroio-t lib. IV , c. XXI.

-ocr page 345-

OnZE HEER, OP EEN BERG VOORGESTEL». 537

gaat opzoeken, en die, om het de vermoeijenis van den '^rugiogt te sparen, ’t vriendelijk opzijn schouderen legtnbsp;het zegevierend lerugbrengt in de kooi. Kan men zichnbsp;Verwonderen, wanneer, bij het aanschouwen van zooveelnbsp;^barmhartigheid, de heidenen-zelve uitroepen: ó hoe goed isnbsp;'^er christenen God; — en, is bet dan wel vreemd, dat denbsp;christenen, door die godlijke voorbeelden als herschapen,nbsp;hunne broeders, ja, zelfs hunne vijanden overlaadden metnbsp;schat van de teederste liefde, waardoor de heidenennbsp;*'ch, in vervoering, onwillekeurig tot de bekentenis zagennbsp;gedreven: zie, hoe lief zij elkander hebben, en hoe zijnbsp;hereid zijn, om te sterven voor elkaêr!

Om nu aan te toonen, dat deze godlijke liefdegloed, even de zon, geheel de wereld in zijne stralen zou koesteren,nbsp;Cb, alle eeuwen door, aller harten doen ontvlammen voornbsp;het bovenaardsche goed, stelde de christlijke kunst den Za-*'Smaker slaande voor, op een berg, aan wiens voet viernbsp;'^•¦oomen ontspringen, die naar de vier hoofdslreken dernbsp;Wereld heenvloeijen. Dit fraaije denkbeeld vindt men zeernbsp;b^dfwijls in de oorspronklijke fresco’s, even als in de mosaïkennbsp;V. en VI. eeuw, uitgedrukt, terwijl de verklaarders dernbsp;heilleer ook niet in gebreke bleven, om de neophylen, bijnbsp;het verwijzen naar die beeldspraak , te doen opmerken: « datnbsp;godsdienst der waarheid en der liefde, uit den hemel opnbsp;Sarde afgedaald, ook wederom hemelwaarts terug zal keeren,nbsp;alle deelen der wereld weldadig te hebben bezield 1); en

1) Hinc egredientia quatuor Evangelii floraina per anivertum *®Undum regeneratioals evchunt lavacrum. — S. Cypr., Tract, denbsp;-^^lut. pgii^ . Tlieodoret., In Psal. XLIll; S. Eucber., In C. III.

¦ren. __

Quatuor paradiïi fluinina quatuor Evangelistae, qui ab uoo 'onte riiiB, id est. Domino Salvatore inspirati et consona voce geotibus

®anctU lavacrum salutis pr®dicant. — Bed., In Gen. , c. II, cl In


-ocr page 346-

558

HET DRIEVOÜDIG ROME,

dat de godlijke bron, waaruit zij voortvloeit, nimmer zal opdroogen: de stroom der vier paradijsvloeden (vier Evangelisten) loopt nooit of nergens te niet: Jesus Christus isnbsp;eeuwig! » Teneinde nu deze gédachle sprekend uit te drukken, heeft de oudstechrisllijke kunst het zelfs gewaagd, dennbsp;Verlosser, die toen Hij zijne wonderen verriglte, reeds dennbsp;ouderdom van dertig jaren had bereikt, zoowel in schilder-’nbsp;als in beitel- en mosaïkwerk, voor te stellen als een jonge'nbsp;ling, in den eersten bloei des levens, ja, in al de teederstenbsp;schoonheid van de jeugd. Het tafereel werd overigens volmaaktnbsp;goed begrepen en gevoeld. In weêrwil hunner onvolmaaktenbsp;begrippen aangaande het eeuwige, stelden toch de heidenennbsp;dikwerf hunne góden voor onder de gedaante van jonge men-schen, teneinde daardoor hunne onveranderlijkheid uit I®nbsp;drukken. Tot bewijs daarvan strekke de Apollo van Belvedere,nbsp;en verder die menigte van geniewerken, voorkomende op lt;1®nbsp;sarcophagen van Pompeji, of in de fresco’s van het Kapitool-

De christen-kunstenaars bezigden denzelfden vorm, de godheid uit te drukken van Hem , die noch veranderinginbsp;noch zelfs eene schaduw van afwisling kent 1). Zoo noodig»nbsp;zouden zij hetzelfde denkbeeld bij de Joden hebben kunnennbsp;vinden 2). Als een gevolg van hetzelfde beginsel, worden i®nbsp;de catacomben ook de engelen, de heiligen, de aartsvaders,nbsp;zooals Abraham, Noach en Mozes, onder de gedaante

Isai, c. V, — Fluvius qai de loco voluptatis egredifur , est Evan-gelica prffidicatio, quse de Domino Jesu Christo procedit, qui est foquot;* vit». — Innocent, lil.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Apud quem non est Iransmatatio nee vicissitudinis oburabratia-S. Jacob, , c. 1 , 17.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Sed a Deo nunquam senescente, semperque juvciie, oovanbsp;reoentlaqae bona copioie accipiendo discant credere , non esse quiequa»*nbsp;vetui apud Deum, aut omnino praeteritum, sed subslstere absque temnbsp;pore uosceusque, etc. — Phllo., De Sacrific. et Cain.

-ocr page 347-

ONZE HEER, IN DEN BLOEI DES LEVENS VOORGESTEID. 559

jongelingen voorgesteld , als ten teeken der onveranderlijkheid hunner deugd, hunner glorie en van hun eeuwig geluk i). Ondernbsp;Andere monumenten, waarop de Zaligmaker in jongelings-Sedaante voorkomt, zal ik alleen noemen de beroemde sarcofaag van Probus, prefect van het pretorium; de lijkbus dernbsp;Agnes, in hare kerk op bet IVavona-plein, en, eindelijk,nbsp;het arnosolium van eene crypt der catacomben van denbsp;Agnes 2).

Om het groot geheim der godlijke liefde, waardoor ffeheel de wereld moest herschapen en wedergeboren worden ,nbsp;Oog sterker en duidelijker voor te stellen en uit te drukken,nbsp;Schroomde men zelfs niet, om tot heidensche typen zijnenbsp;•oevlugt te nemen. En zoo is het, dat Orpheus , die door zijnnbsp;heflijk snarenspel het woest gedierte des wouds wist te temogen, en destceuenin beweging te brengen, op een volstrektnbsp;ohristlijk monument voorkomt als vertegenwoordigende hetnbsp;quot;'Crk der- wereldbekeering, door den Zaligmaker tot standnbsp;Scbragt. Dit monument is een goed-bewaard gebleven fresconbsp;‘Ier catacomben van den H. Callixtus , door Bosio en Boltarinbsp;'o het licht gegeven, en door Boldetti, naar eene plaats uitnbsp;®lt;isebius, volledig verklaard 5).

Doch, de verlossing der wereld, de verzoening der zon-‘^aren, het winnen des menschdoms voor de waarheid en de ‘Jeugd, en dit in weêrwil van den hardnekkig-woedendennbsp;*‘^genstand der hartstogten, der hel en der keizers, eenenbsp;'aak, waarbij die van Hercules slechts louter kinderspel is,nbsp;'‘^1 welk een prijs zal zij door den godlijken held gekocht

1) nbsp;nbsp;nbsp;Justoram aniaix javeneicunt, vigent, et in ipso setatis florenbsp;•vniper coniiitunt. — D. Cbrys., Hom. X., in Epist. ad Kom.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Boltari, lU, 84; — Bosio, lib. VI, c. XVll.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Bosio, lib. VI, c. XXI; Bottari, t. II, 3 0; Boldetti, lib. I,nbsp;VlI; Euseb. , öe Laud. Constant., lib. XUI, c. XV,

-ocr page 348-

oiO HET DRIEVOUDIG ROME.

worden? Tot den prijs van zijn bloed en van zijn leven! E*’ hier nu ontmoette de chriallijke kunst een hinderpaal, waaiquot;nbsp;over de spreker, bij zijne mondelinjje toelichting, gemaklij^nbsp;heenkomt; immers, de schilder- of beeldhouwer bestendiginbsp;zijn woord in marmer, brons, of kleur, terwijl dat des redenaars verdwijnt met den toon, die bet vergezelt: of, liever, die het uitdrukt; de kunstenaar stelt zijn denkbeeld voornbsp;allen, zonderonderscheid, ten toon, terwijl de prediker zijn®nbsp;toehoorders kan kiezen, en zijn onderrigt wijzigen, verkorten 5nbsp;bewimpelen of ontwikkelen, al naar de behoefte zijner hoorders dit vereischl.

Wanneer dus de bisschop, of de priester, met het onder* ligt der neophyten of der catechumenen belast, eenigermatenbsp;meer of minder vrij, de schriklijke tafereelen van des Heerennbsp;lijden en kruis al kon toelichten voor rnenschen, wien dit treur*nbsp;tooneel eene ergernis of eene dwaasheid was, zoo leverde zulkSinbsp;evenwel, voor den kunstenaar oneindig meer bezwaren op-Doch, desniettemin, moest hij zijne roeping gestand doen,nbsp;en, tol bereiking van ditdoel, nam iiij alzoo , om Joden nochnbsp;heidenen Ie ergeren, zijne loevlugt lol eene beeldspraak, duidelijk genoeg, om zijne gedachten te laten doorspiegelen ennbsp;raden, doch tevens ook genoegzaam bemanteld, omzebuiloonbsp;het licht te houden, dat door de nog al te zwakke oogeonbsp;der neophyten niet kon worden geduld.

En zoo dus stelden zij, om het offer van Calvarië uit lo drukken. Abrahams offerande voor, die de levendigste afspi»^'nbsp;geling daarvan oplevert. Hel hout der offerande, het onschuldig slagtoffer, waarvoor het geheimzinnige, in de dooriieonbsp;verwarde ram in de plaats wordt gesteld , — niets is daarbijnbsp;vergelen, en alles spreekt luide en van^zelf, zóódanig, lt;1^*nbsp;er maar één enkel woord bij noodig was, om de verklaringnbsp;volkomen te maken : de kunst leverde den text, het mondeli»!/

-ocr page 349-

541

ONZE HEER AES KRUISDU AG END LAM VOOUGESTELD.

onderrigt had dien slechts uil te leggen. Het is daaraan dan , dat men de veelvuldige voorstelling van dit onderwerpnbsp;’o onze alleroudste godsdienstige monumenten, ongetwijfeld,nbsp;*3l moeten loeschrijven. Van lieverlede begon de geest zichnbsp;ffönieenzaam te maken met de dwaasheid en de ergernis vannbsp;kruis, en zoo dus kon ook de kunst zich , te dien aanzien,nbsp;*®Ogzamerhand vrijer gaan bewegen.

In den beginne der IV. eeuw, ligt de kunst een hoek den sluijer op , en toont ons hel groote Slagtoffer vannbsp;^^Ivarië, onder de gedaante van een lam, welks hoofd metnbsp;®en kruisvormigen nimbus, of straalkans is omgeven. Laternbsp;*’¦'61 men een half bedekt kruis op den schouder van hetnbsp;lï6dlijk Lam geplaatst. Eindelijk, doet Constantijn, voornbsp;6ersl, hel kruis en zelfs het crucifix vrij en onverholennbsp;Schilderen cn beitelen zóó gelijk het werklijk is. Evenwel meentnbsp;*’'j, hel follerhout met rozen en edelgesteenten te moetennbsp;^'tigeven, teneinde er aan te ontnemen ai het voorkomennbsp;''quot;n smaad 1).

Hetzij nu om deze reden, of wegens de verschijning van **6t gekroonde kruis aan den eersten chrislen-keizer, of wel tennbsp;^ceken, dal men door hel kruis de zege verwerft, zooveel isnbsp;*6ker, dal, van toen af, hel gebruik in zwang kwam, om hetnbsp;^‘®'hg zinnebeeld onzer verlossing voor te stellen als omringdnbsp;eene kroon. Zóó toch komt het in de basilieken dernbsp;eeuw, evenals op keizer-medaljes van datzelfde tijdperk,nbsp;bijv. op die van keizer Zeno en der keizerinnen Eudoxia

1) Bij het beschrijven der valicaansclic urne-van Livia Primi(iv.i, Bottari zicti in deze hewoordio^cn uit: «L’essere ornalo tuttonbsp;' 8*»gt;iiie il salutifero segno della croce è chiaro argomento , che quest’nbsp;uof, fy scolpiia prima del tempo, in cui iinperó il gran Con*nbsp;‘'Anlitio ^ poichè secondo Ensebio (Vit. Const., lib. 1, cap. XXX),nbsp;fu il prima, che introdurrc Tornare in sifatla guisa te croci. »

K 139.

-ocr page 350-

343 HET DRIEVOUDIG ROME.

en Pulcheria ; vooris in de basiliek van Nola, welke de H. PaU' linus zoo fraai heeft beschreven 1). Een spoor van dat oudnbsp;gebruik is ons nog overgebleven in de met een cirkel omgevennbsp;kruizen, welke men op de muren der door bisschoppen gc*nbsp;wijde kerken vindt 2).

Vóór Constanlijn en reeds van af de geboorte der Kerk, had de christlijke kunst het wondervol geheim ontdekt, otnnbsp;voor Ie stellen in één-zelfde figuur, èn het kruis èn dennbsp;naam van hel groote Slagtoffer, dat er voor ons zijn heilignbsp;bloed op vergoten heeft. De eerste twee letters van dennbsp;griekschen naam onzes Heeren laten zich, op elkander geplaatst,nbsp;van-zelf vormen lol een kruis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dat dit geheimzinnig

teeken reeds vóór de verschijning nbsp;nbsp;nbsp;van het Labarum be*

staan heeft, wordt door de fresco’s, de glazen, de opschrif' ten, de lampen en de basreliëfs uit den tijd der aposiele*'nbsp;bewezen; ik zal, uit velen, alleen slechts aanhalen dennbsp;grafsteen van den H. Marius, onder keizer Hadriaan, vannbsp;den H. Alexander, onder Antonius, van paus Gajus, ondernbsp;Diocleliaan, en van den H. Januarius, onder Alexander Seve-rus, als martelaar gestorven.

Daarenboven is voor hen, die de catacomben bezochten, het sprekend bewijs geleverd, dal bovenbedoeld teeken alomnbsp;den catechumenen en neophyten voor oogen gesteld werd,nbsp;waaruit blijkt, dat de kunst het groote Kruismysterie predikte,nbsp;door overal den naam des Zaligmakers te plaatsen in vereeni*

1) nbsp;nbsp;nbsp;Ardaa florifera; crux cingitur orbe coronae,

Et Domini fuso tincta cruore rubet.

Poem. XVIII, in Natal. IX S. Felicit, in frgt;e. Cerne coronatain Domini super atria Cbristinbsp;Stare crucem, duro spondentem ceUa laborinbsp;Vraeinia: tolle crucem qui vis auferre coronain.

ld., ibid.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Pamelius, Liturg., t. I, p. b02.

-ocr page 351-

CATACOMBEN DER VIA-NOMENTANA. 545

5'ng met het gewijde teeken onzer verlossing, het beeld troost, kracht en hoop voor de ontluikende Kerk, ennbsp;^8n leven en zaligheid voor het heelal, met een woord, hetnbsp;^ort begrip en de slotsom van geheel de christenleer. Niet tenbsp;''®''geefs ook werd dat beeld gepredikt door de kunst:nbsp;^crlullianus toch, en nog andere kerkvaders leeren ons, datnbsp;geloovigen volstrekt niets verrigtten, zonder dit aanbidlijknbsp;*®eken op hun voorhoofd te maken , en dien almagtigennbsp;uit te spreken, waarvoor alle kniën zich buigen, innbsp;'^60 hemel, op de aarde, ja, tot in de hel 1).

83 JanuarlJ.

^tacomben der Via-Nomentana. — Catacombe ad Nymphas. — Geschiedenis van den H. Nicomedes. — Geschiedenis.— Schilderwerk, historisch gedeelte (slot). — De H. Maagd, — denbsp;HH. Petrus en Paulus, — de martelaren, — de christenen innbsp;het gebed, — de Agapen. — Catacomben van den H. Alexander. — Geschiedenis. — Catacomben der HH. Primus en Fe-licianus. — Geschiedenis.

Na den onsterflijken schedel van den H. Chrysostomus, de vaticaansche basiliek, waar dat kostbaar overblijfselnbsp;^®den voor de erkentlijke bewondering van het Oosten en hetnbsp;besten was ten toon gesteld, de hulde van onzen diepennbsp;®erbied toegebragt te hebben, gingen wij den Monte-Pincionbsp;en kwamen zoo door de Porta-Pia op den weg, dienbsp;'’aar Nomenium^ de oude stad der Sabijnen, heengeleidde,nbsp;langs wiens zomen zich eenmaal de beroemdste villa’snbsp;iempels vertoonden, zoo als, bijvoorbeeld, op vier mijlennbsp;afstands van Rotne, de villa van Phaon, waar Nero zich-*®l^en ombragt; die van Seneca, wier wijngaarden door Plinius

1) Tertull. De Coron, milit., c. lil.

a»i«ouaig Rome. — IV. Deel.

50

-ocr page 352-

544 HET DUIEVOUDIG HOME.

en Columella verheerlijkt worden 1); die van den dichter Marlialis en van Quintus Ovidius, zijnen vriend. De temp®*nbsp;van Diana, nabij Rome’s muren gelegen, is, boven alnbsp;anderen uit, in de geschiedenis der martelaren vermaard-Van deze heidensche gebouwen zijn, te naauwernood, eenig®nbsp;onkenbare puinen overgebleven; even als al de overige hebbennbsp;zij voor de onverganklijke gedenkteekenen des Christendomsnbsp;plaats gemaakt. Plutarchus spreekt van fonteinen en moeras*nbsp;sen, die den Nomentaanschen Weg omringden; en het op'nbsp;schrift betreklijk een jongkind, dat in die wateren verdrooir»nbsp;leert ons, dat zij door den naam van de IVympAae, of Nymffoo*nbsp;leinen werden aangeduid 2).

Vandaar dan nu ook den naam van catacombe ad Ny^quot; phas, aan de zeer oude begraafplaats, waarover wij thao®nbsp;zullen spreken, gegeven. Men weet niet, wie haar hecf^nbsp;aangelegd; de oudste oorkonden verzekeren, dat de H. apost®*nbsp;Petrus gewoon was, zich er heen te begeven, lot bedieniognbsp;van den H. Doop. Onder anderen zal ik verwijzen naarnbsp;aclen der HH. martelaren Papias en Maurus, die het lev^t*nbsp;lieten onder Diocletiaan en tol luister dezer catacombe verstreknbsp;ken, waar hunne asch werd bijgezet.

den

en

In hel vijfde jaar na het openen der thermen (badstoven)? dal wil zeggen, ten jare 503, deed, op den 29. Januanjnbsp;de prefect Laodicius, op zijnen regterstoel gezeten, innbsp;Circus-Flaminius, twee krijgslieden, met| name Papiasnbsp;Maurus, voor zich brengen en zeide hun; « Ik weet dat g*J

christenen zijt. — Ja, dat zijn wij! antwoordden de martelaa'*'

Ill,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Plin., llb. XIV, c. II; Cotumet., De Re rustica , 1'b-c. UI.

2) nbsp;nbsp;nbsp;E vita Nymphae footaiiae me rapuerunt ,

Eorte mihi è tali gloria morte venit I’arvula quippc alter mihi nondum eflluxcrat 'aonus,nbsp;Roroano genere, sed Philesia nomine.

-ocr page 353-

CATACOMBE AD NÏMPHAS. 545

Laat uwe dwaling varen, en brengt hulde aan de góden ''31 het Rijk. — Dat mogen zij doen, die aan geen eeuwignbsp;'öven gelooven. — Wanneer gij de onsterflijke góden niet wiltnbsp;33nbidden, dan is uw einde nabij; doch doet, wal ik u zeg,nbsp;Uw leven zal geen gevaar loopen. — Brengt gij hun dalnbsp;iffer, g-ij^ en leven zult gij, maar in het eeuwige vuur. »

Bij het vernemen dier rede, beveelt Laodicius, dat men op den grond zal leggen en de slokslraf doen onder-Saan 1). Een hopman nadert, en roert hen even met eennbsp;*''etslaf aan, waarop oogenbliklijk de niet deze tuchtiging be-^3ste soldaten hunne dappere en onschuldige kameraden eennbsp;''’’acht slagen geven zonder getal, terwijl de wreed-gefolterdenbsp;^'artelaren alleen de woorden; « Christus, steun uwe die*nbsp;®aren! » laten hooren 2). Nu gelast de prefect, dat mennbsp;opnemen, aan palen binden en daar met loodzwepennbsp;zoolang het ligchaam verbrijzelen zal, tol dat er de doodnbsp;Tolgti Dit is nu ook weldra het geval, en den volgendennbsp;®3cht komt een heilige priester, Joannes genaamd, hunnenbsp;'')llt;en weghalen en naar den Nomentaanschen Weg in denbsp;*'3tacombe ad Nymphas overbrengen, waar de H. Petrusnbsp;had gedoopt 5).

Of uithoofde barer ligging in een vochtige grond, ófwel gevolge van den inval der barbaren ^ is er thans niets

1) nbsp;nbsp;nbsp;Dit verhaal der inarfelaart-acten komt mot de militaire straf-Ploging der Romeinen volkomen overeen : men weel, dat de stoktuch-'’S'Bg, of bastonnade , en de deoimalie, of het dooden van ëlken tienden

» de twee strafplegingen waren, bij het leger in gebruik. — ^ttlius Rhoding. Lect. anliq. , lib. X, c. V.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Chrinte , adjuva nos «ervos tuos.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Quorum corpora collegit Joannes presbyter noclu et sepelivitnbsp;Via Nomentana , quarto kalend, februarii, ad Nymphas, ubi Petrus

^“Ptizabat. _ Bar., Jn. 303, n. 111.

-ocr page 354-

546 MET DRIEVOUDIG ROME,

van die eerwaardijje begraafplaats meer over; maar Bosio komt mij voor, in tegenoverstelling van Boldelli’s gevoelen ?nbsp;te regt de plaatsing in de nabijheid der stad , en niet op ze*nbsp;of zeven mijlen afstands van Rome, aangeduid te hebben-Immers zou men kunnen aannemen, dat de H. Petrus eenenbsp;plegtigheid, die dagelijks herhaald moest worden, zóóver zounbsp;zijn gaan verrigten, wanneer hij in veel meer nabij gelegennbsp;eataeomben, en wel bepaald in die der H. Priscilla, daartoenbsp;de gelegenheid had 1)?

Regts van de Porta-Pia (Pius-poort), niet ver van Roino* muren, ligt de begraafplaats^ van den H. Nicomedes, waar'nbsp;schijnlijk palende aan de voorgaande en aan die van den H-Ostriano, waarover wij later spreken zullen. De pouzzolaaO'nbsp;groeven, in de wijngaarden, die dit gedeelte der Campagnenbsp;overdekken, geopend, hebben de catacombe van den A’nbsp;Nicomedes dusdanig doen ontaarden, dat men er naauwlijl**nbsp;een spoor meer van ontdekken kan. Zij levert evenwel voornbsp;den christen-reiziger een punt van groole herinnering op»nbsp;te weten door den beroemden martelaar, die er zijn naainnbsp;aan gaf, dewijl zijn stoflijk overblijfsel die gewijdenbsp;vereert. Nicomedes was een priester te Rome, wiens ijr®*’nbsp;zich door niets liet afschrikken of terughouden van hetnbsp;de grootste gevaren opsporen en om zoo te zeggen van oodefnbsp;de klaauwen hunner beulen vveghalen der bloedige christen-lijken, en welke liefdedaad dan ook haar loon niet heeft gemist-

De nieuwe Tobias wordt, op last van Domitianus, g®' vangen genomen en men wil hem dwingen, om aan lt;1®nbsp;góden te ofl^eren: « Ik aanbid, — is’tantwoord — niemand»nbsp;dan den Almaglige, die in de hemelen regeert 2). » Loodzwepe®

1) nbsp;nbsp;nbsp;Bosio, lib. IV, c, XX; Boldetti, lib. II, c. XVll.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Ego non sacrifico nisi Deo omnipolenli, qui regnat in cffllis-Bar., Martyr,, IS sept.

-ocr page 355-

SCHILDERWERK , HISTORISCH GEDEELTE. o47

''erbrijzelen hem nu het ligchaam, tol op het {jebcente toc^ 'ioch zijn door den dood zoo even jjesloten mond zal hetnbsp;''Oor den Golt;l van' alle eeuwigheid terstond zegevierend gaannbsp;^’erhalen: « Ik aanbid niemand, dan den Almagtige, die innbsp;lt;^6 hemelen regeert. » Onderwijl de Koning der martelarennbsp;fijnen moedigen kampvechter kroont, komt een geestelijke,nbsp;‘ï'ei name Justus, .zijn gewijd overschot wegnemen, en gaatnbsp;*'ei begraven in zijnen tuin, niet verre van Rome verwijderd, aannbsp;Nomentaanschen Weg 1). Het ligchaam van den heiligennbsp;priester bleef daar tol onder het bewind van den 11. pausnbsp;^^ascalis rusten, die het deed overbrengen naar de kerk dernbsp;H-Praxede, waar hel zich negheden bevindt.

Naar nog andere catacomben ons heen begevende, zoo ^'ervatten wij er den studiedraad der oude christlijkc kunst, dienbsp;quot;Os gisteren op Golgotha’s kruin in de tegenwoordigheidnbsp;^'ragt van het groot mysterie des levens en des doods, dadrnbsp;''oltrokken door hel bloed en de opstanding des Verlossersnbsp;zijnen overgang in het eeuwige rijk. Dat al liet'bceld-schilderwerk der catacomben eene inleiding is lol dezenbsp;Verheven ontknooping, dat elk tafereel, op zich-zelf eenenbsp;fJiïdeellelijkc onthulling en, als ’iware, cene lettergreepnbsp;^'Inaaakt van dal alomvattend slotwoord: Opstanding, gi.orie-'''^ti-E verrijze.nis door Jesüs Christls; ziedaar eene waarheid,nbsp;*00 door den aard dezer figuren, als door de verklaring gestaafd^nbsp;'velkc de kerklfcraren ervan gaven, wier ondcrrigl de kun-dienaars ontvlamde, en wier gezag een wakend oog hield

1) Corpns vero ejHs in Tibrim prxcipilatnm est; clerrrus .tuIciii ^Ja*dem presbylcri, nomine ct opere Justus, collegit corpus ejus, etnbsp;P^'nit in biroto suo, ct duxit ad hortum tuum , juxi.a muros, Vi.i

N nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F

’“Rientana, ct illic cum sepelivit septimo kal. oclob, MS, Cod. Vult.; “Pod Bosium., lib. IV, c. XXI.

30

-ocr page 356-

348

HET nUIEVOUDIG EOME.

over hun werk i); daarbij komt nu ook nog; de gewone indeeling of regeling der onderwerpen.

Hel gewelf dier crypten is, gewoonlijk, even als de nis* zelve, geschilderd, en elk gewelf is gescheiden in verschil*nbsp;lende vakken, mei tegen elkander overgeslelde onderwerpen ,nbsp;twee aan twee, en getrokken uit hel Oude en Nieuwe Tes*nbsp;lament, behoudens enkele vrij zeldzame uitzonderingen,nbsp;wanneer, namelijk, al de vier lafereelen ontleend zijn ofnbsp;aan hel Evangelie, of aan de oude wel. Deze indeeling vannbsp;nu eens mozaïsche en dan weder chiïstlijkc onderwerpen, 'Onbsp;wier keuze en zamenpassing, zekerlijk, eeue symbolischenbsp;bedoeling heerscht, is algemeen genoeg in de catacombennbsp;aangewend, om er een stelselmatig denkbeeld in te bespeuren,nbsp;eene verheven gedachte, die bij deze wijze van versierennbsp;dec boventoon heeft gevoerd, en welke men eveneens innbsp;zamenslelling der sarcofagen waarneemt, wier beilelwerk,nbsp;over hel algemeen, mede, half en half, lafereelen voorsiehnbsp;uit het Oude en Nieuwe Verbond. En deze kenmerkendenbsp;eigenaardigheid nu, verdient te meer onze opmerkin{J,nbsp;dewijl de grond en oorzaak er van geheel en al berust en

1) Bij de tot dusverre aanj/evoerde liCwijsen, zal ik nog voege** de volgende, alles afdoende zinsnede uit de Constilutwiies j4postoticlt;*‘nbsp;« Piajterea credinius iiisdrbectioiiïb fore vel olgt; ipsani Domini resur-

rectioneni. Ipse eiiiin est qui Lszarij».... rcsuscilavit..... qui Jos**

vivcnteni..... eduxit de ventre celi... qui vaes peenos e furnace Ba*

l)ylonis , et DASiEitn ex ore leonis, is non carehit viribus ad suscila**' duni nos quoque... qui psbalvticbji sanum in pedes statuit... et c**'**nbsp;a nntivitate, quod deficiebat... reddidit, is ipse nos quoque ad vila*”nbsp;revocabit... qui ex Qeistjen pssines et neones fiscibus quibqee bh-*-'*nbsp;viroruiii satiavit... et ex aqda visum confecit... item ex morte sublato*nbsp;vilEB reddidit. » Const. Apost. , lib. IV, c. 7. — Is er iets, lt;!“**nbsp;duidelijker spreekt, dan deze zinsnede, waarin al de verschillK***^®nbsp;tafereelen, die bet meest in de catacomben voorkomen, als tot eeunbsp;denkbeeld zijn gebragt, te weten: de opstanding uit den dood.

-ocr page 357-

SCHILDEaWERK , tllSTORlSCH GEDEELTE. 549

''oorlspruil uit een zamenhang Tan denkbeelden, allen in het Qaauwsle verband en den innigsten zamenhang met het ge-^oofsleerstuk der opstanding uit den dood 1).

Ik wil hier nu nog eens herhalen, wat ik reeds elders heb Sezegd; de Kerk van Rome heeft dat schitterend stelsel dernbsp;chrisilijke kunst willen vereeuwigen en in het volle daglichtnbsp;plaatsen, door in Sint-Jan-van-Lateraan hetzelfde uitgewerktnbsp;''Oor te stellen, waarvan slechts de schels zich in de cata-'^omben bevindt. Op hare beurt hebben de middeleeuwen innbsp;l'are even afwisselende als dichterlijke glas-, beitel-en fresco-quot;erken niets anders gedaan, dan de oorspronklijkc kunst innbsp;'lonzelfden geest voort Ie zetten, die haar van den beginnenbsp;aan gekenmerkt heeft.

Doch, evenmin als het christendom, neemt ook de oude *^hvistlijke kunst met haar groot dichterlijk werk op Galvariënbsp;einde: de zegepraal, door den Verlosser op den doodnbsp;l'ehaald, is geene persoonlijke overwinning; de hemel, diennbsp;in bezit neemt, is niet voor hem-alléén geopend: zijnnbsp;l''gt;omf geldt geheel de menschheid: het is voor haar, datnbsp;het hemelsche Jerusalem heeft ingenomen, om er al denbsp;l'ooge gelukzaligheid van te deelen met zijn , hem getrouw,nbsp;''''Ik. De christlijke kunst zal ons nu gaan voorstellen denbsp;quot;^rste deelgenooten zijner glorie, de eerste vruchten zijnernbsp;''Aflossing, en, als ’tware, de eerstelingen dier algemeenenbsp;l'erschepping of wedergeboorte, waardoor, na langzamerhandnbsp;den loop der eeuwen tot algeheele volledigheid gebragt te zijn,nbsp;quot;P den groolen dag, dien laatste der wereld, het onmetelijknbsp;Scslacht van den nieuwen Adam door zijnen stamvader op dennbsp;l''Oon zal geplaatst worden, dien hij er voor verworven heeft.

Als een getrouwe weêrklank en spiegel van hel geloof, zal j^kunst, die zoo juist de lange worsteling en eindelijke ont-I) Zie Tableau des Catacombes, biz, 114.

-ocr page 358-

350 HET DRIEVOUDIG ROME.

knoopiiig van hel {joiilijk drama wist uit Ie drukken, ons nu ook de {jlorievolle gevoijjen er van lafen zien. üe Moedernbsp;Gods, de apostelen Petrus en Paulus, eenifje martelaren,nbsp;ziedaar, tijdens zij haar onderaardscli museum zamensteldc,nbsp;de oorspronklijke typen der door den Zalifjmaker herschapennbsp;en geheiligde menschheid. Zij heeft deze dan ook overvloedignbsp;aan hel oog vertoond: toen was het strijd en lijden, watnbsp;zij had voor te stellen, doch voortaan zal het wezen zege*nbsp;praal en geluk. Haar penseel en beitel zullen dan nu ook,nbsp;naar gelang harer krachten , zich gaan bewegen op bevallig®*quot;nbsp;en lieflijker wijs.

De heilige Maagd komt zeer dikwijls in hel oudsto christen-schilderwerk voor: in eene der schoonc crypt®**nbsp;van de catacomben der H. Agnes maakt zij het hoofiltafereelnbsp;uil. Te midden der nis boven het arcosolium^ vertoont zichnbsp;de godlijke Moeder, met het Kind-Jesus op haren schoot;nbsp;haar hoofd is versierd met een van vóór opgeslagen sliiij®'' inbsp;die over de schouders nederhangl, en waarvan de plooijeonbsp;op hare armen rusten. Zij heeft een parelsnoer om den hals,nbsp;en een geparelden haarband over hel voorhoofd heengeslagen-

Deze voorstelling is daarom vooral merkwaardig, dewij* zij het kenmerk der hoogste oudheid draagt en ten bewijz®nbsp;strekt, hoe reeds de ontluikende Kerk in de H, Moederrnaag'lnbsp;geloofde. Voorzeker, de Kerkvaders zullen nooit aan dcnbsp;schilders gezegd hebben, dat Maria, het oolmoedigslo allernbsp;wezens, zich tooide met sieraden, zoo als die hier wordennbsp;voorgesleld. Doch, de kunstenaar heeft, om het hoogc denk*nbsp;beeld, door hem ten aanzien der glorie van de Moeder Gods,nbsp;gekoesterd, uit te drukken, haar gedost in al den luister, die dcnbsp;romeinsche vrouwen van zijn tijd onderscheidde, en vooral metnbsp;halssnoeren van parelen en juweel. Wergens elders heeft hij daarvan zijn model kunnen nemen, want de chrislenvrouwcn, 3®**

-ocr page 359-

DE H. MAAGD. — ;DE HH. PETBÜS EN PADLUS, ENZ. 35i

lt;^6 voorschriften der apostelen getrouw, onthielden zich, zoo wij door Glemens van Alexandrië vernemen, streng vannbsp;®llen opschik in edelgesteente of goud 1).

Verder, wat nog belangrijker is, de H. Maagd wordt Moergesteld met de armen uitgeslrekt, als in het gebed.nbsp;AJzoo, naarde meening onzer vaderen, evenals volgens denbsp;®oze, bidt de H. Maagd lot God, en verleent niet uit haar»nbsp;*elve de gunsten , waarom men haar smeekt. De eerbewijzing,nbsp;MMelke wij haar toebrengen, en die haar de eeuw der apostelen reeds heeft toegebragi, is dus geen godlijke, en staatnbsp;*het die van het Opperwezen in geenen deele gelijk. Watnbsp;*uUen de protestanten tegen dit zeventien eeuwen oude monument der godsdienst gevoeglijk kunnen inbrengen ? Ik weetnbsp;^*et niet, maar wel, dat zij, bij eene betere bekendheid metnbsp;Mvat de eerwaardige wieg der ontluikende Kerk oplevert,nbsp;mker het Gatholicismus niet zouden hebben durven beschuUnbsp;*l'gen van afgodendienst 2).

De christlijke kunst is niet minder naauwletlend in de Moorstelling der apostelen Petrus en Paulus, welke zij,nbsp;haar beste vermogen, eensdeels, zoo getrouw, als’tnbsp;maar eenigzins zijn kan, afbeeldt, gelijk de overlevering dienbsp;lgt;eide Prinsen der Kerk wil hebben vertoond; maar anderdeels,nbsp;quot;'ijst zij, als gewijde tolk des geloofs, eiken apostel de plaatsnbsp;welke hij in de katholieke hiërarchie bekleedt, De voor-mng van den H. Petrus boven de overige apostelen, en vannbsp;*'jnen opvolger, den paus, boven de overige bis.schoppen,nbsp;*gt;edaar den hoeksteen der Kerk. Dit hoofd- en grondleerstuk,nbsp;mnder hetwelk er noch eenheid van bewind, noch eenheidnbsp;geloof, noch eenheid van godsdienstoefening zijn zou,

^ nbsp;nbsp;nbsp;1) Padagog., lib. II, c. XII; S. Hier., Epist. Vil: Tertoll.,

® fiabilu tnuliebri,

2) BoUari, t. 111, p. 83, 172-176 , 141, etc.

-ocr page 360-

359 HET DRIEVOCDIG ROME.

kan door den christen-kunslenaar niet over hel hoofd worden gezien. Wanneer zij, die scheuring en ketterij in de Kerk mnbsp;weeg bragten, niet tevreden met deze waarheid, die hunnbsp;doemvonnis meêbrengt, in het Evangelie , in de schriften dernbsp;kerkvaders en in de canons der kerkvergaderingen te vinden,nbsp;zich de moeite hadden gegeven van in de catacomben af tenbsp;stijgen, zouden zij haar daar ongekunsteld door de handnbsp;der martelaren hebben ingegrift gezien op de nederige gedenkstukken der ontluikende Kerk.

Die monumenten zijn vierledig, glazen, schilderijen, beeldhouwwerk en mosaïken. In tijdrekenkundige volgordenbsp;komen de glazen en de schilderijen voorop, én onder dienbsp;tallooze menigte van schilderstukken op glas, in de cataconi'nbsp;ben gevonden , is er niet een, waarop de H. Petrus geplaatstnbsp;staat aan de linkerzijde van den H.Paulus, maar overal neemtnbsp;hij, regls, de eereplaats in. En even zoo is dit metnbsp;fresco’s, met het beeldhouwwerk en met de mosaïken hetnbsp;geval, waarvan sommigen opklimmen tot de wieg der Kerk,nbsp;en anderen hel werk zijn van de IV. eeuw en van lal^fnbsp;tijd. Allen vereeuwigen hetzelfde leerstuk, dat door hen aaonbsp;de middeleeuwen wordt overgedragen, die hel wederom, kUnbsp;eene onafgebroken kunsttraditie hebben doen overgaan lo*nbsp;op onzen tijd. Een gering aantal uitzonderingen, het gevolgnbsp;van eens kunstenaars onoplettendheid of mangel aan ervaring , strekt alleen, om den regel nog meer te bevestigen.

Vanwaar nu, vraagt de geleerde Mamacchi, komt d® gewoonte, om den H. Petrus altijd aan de reglerzijde ennbsp;den H. Paulus aan de linkerzijde af te beelden ? Dit haoginbsp;van geen toeval of luim af, anders toeh zou dit gebruiknbsp;niet zoo algemeen geweest zijn. Dientengevolge moet mennbsp;noodwendig daarin zien eene afspiegeling van het katholiek®nbsp;leerstuk der opperhoofdigheid van den H. Petrus, en een

-ocr page 361-

DE nil. PETRUS EN PAULÜS. 555

'veèrklank van de woorden des godlijken Meesters ; « Gij *'jt Petrus, en op dezen hoeksteen zal ik mijne Kerk bou-quot;'en; weid mijne lammeren en hoed mijne schapen, denbsp;^^udden en de herders 1). »

De beeldtenissen der HH. Petrus en Paulus, bestendig

de glazen der catacomben afgebeeld, leiden ook nog tot ^ene andere opmerking, zij getuigen, namelijk, van de vurigenbsp;liefde en den kinderlijken eerbied der christenen van Romenbsp;^'oor hunne vaders in het geloof; en deze ionig-teedere ge-'^egenheid wordt door de geschiedenis gestaafd 2). Daarenboven,nbsp;blijkt er ten duidelijkste uit, dal de beide apostelen zich tenbsp;Rome bevonden, aangezien hunne afbeelding, met uitsluitingnbsp;^3n die van al hunne gewijde ambtgenooten, alleen en voort-'lurend bij de christenen van Rome in herinnering wordtnbsp;gebragt; en wel verdient het bijzonder opmerking, datnbsp;Rusebius, de groote kerklijke geschiedschrijver der IV. eeuw,nbsp;^ich reeds van die onweêrspreeklijke monumenten bediende,nbsp;^‘0 den logt der beide hoofden van de apostelschaar naarnbsp;Rome, en hun verblijf aldaar, te bewijzen 5). Hoe komt het,nbsp;*lat de protestanten dit alles of niet welen, of, indien zij

1) nbsp;nbsp;nbsp;Cuni igitur majores nostrl hoe gencre monutnentorum, quodnbsp;exteris velustius, Pelrum ad dexteram partem, Panlum ad Ixvam

P^rpetuo exhibuerint, idque non casu, sed consulto fecerint, alioqui “vn tam constans ca consuetudo, neque tam stabilis permansisset; sinbsp;lO'd unquam, illud quidem certe indicarint necesse est, quod sa:penbsp;coinmentariis scriptorum christianorum legerant, esse Petrum nonnbsp;¦'cliquis Apostolis tiiodo, sed ipsi eliam Paulo prafereudum. — Ma-'quot;achi, OnVf. et Antiq. christ., lib. IV, p. 483.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Zoodoende pleit de geschiedenis voor de echtheid van de ge-'l'ukteekencu-der kunst, en, op hare beurt, steunt de kunst, op watnbsp;*1® geschiedenis heeft ontdekt,

3) nbsp;nbsp;nbsp;Et confirmant qiiidem narrationem Petri, Paulique nominenbsp;'''«•gnita monuiuenta, qu® in urbis Rom® coeuieteriis etiamnumnbsp;'buntur. — liib. II, c. XXV, p. 73,

-ocr page 362-

Ó54

HET DRIEVOÜDG ROME.

het weten, dat zij dan de gansche wereld, tegen hun eigen heter welen in, kunnen blijven opdringen, — zoo als zij, zelf*nbsp;heden ten dage nog, altijd in hunne schriften doen — datnbsp;de H. Petrus nimmer te Rome is geweest ?

De godlijke Verlosser had gezegd, dat hij aan zijne gl®' rievolle verrijzenis niet slechts zijne apostelen, maar ook hennbsp;allen deelachlig zou maken, die, door hunne tusschenkomsttnbsp;zouden gelooven aan zijn woord. En zoo nu opende de christ*nbsp;lijke kunst, met het schilderen van eenige roemrijke mar*nbsp;telaars, die lange galerij, wier beeldtenissen, in den looPnbsp;der volgende eeuwen de wanden zouden versieren der basilic*nbsp;ken, zoo van het Oosten als van het Westen, om de nognbsp;strijdende Kerk op hare moeijelijke baan te bemoedigen c®nbsp;te versterken door het tafereel der zegepralende Kerk. In lt;1®nbsp;catacomben vindt men vele martelaars voorgesteld als over*nbsp;winnaars in het gebed.

Even als Maria, hunne Moeder en Koningin, hebben ziJ de armen uilgestrekl, als ten bewijze van twee punten in botnbsp;katholiek leerstelsel, vooreerst, dat de gelukzaligen innbsp;hemel voortgaan, om voor ons de genade af te smeeken»nbsp;welke zij-zelven niet meer behoeven, en ten tweede, dat zij ''oofnbsp;ons geene godheden , maar enkel bemiddelaars zijn, welke wiJnbsp;vereeren, maar geenszins aanbidden. Wanneer, na de vol'nbsp;komen vestiging der Kerk, de kunst er geen bezwaar meernbsp;in maakt, om de heiligen en de martelaren uitsluitend mnbsp;den slaat van zegepraal voor te stellen, dan geschiedt zulk*inbsp;dewijl er, van toen af, bij het vast staan der geloofsleer, g®®®nbsp;gevaar van ergernis voor de zwakken meer bestond. Vooralnbsp;de catacomben der HH. Agnes en Priscilla leveren eene groolenbsp;menigte dier leer» en troostrijke schilderwerken op !)•

1) Boldetti, lib. I, c. V, p. 20.

-ocr page 363-

335

DE MARTELAREN. —- DE CHRISTENEN IN HET GEBED.

Zoo algemeen als de voorstelling is van zegevierende Martelaren, even zeldzaam is die van marteltafereelen, en hetnbsp;Mn zelfs moeilijk vallen, er een stellig-echt voorbeeld vannbsp;®anie wijzen. Het gebruik, om de kampvechters des geloofsnbsp;M midden van hunnen roemvollen, maar vreeslijken, wor-zielstrijd voor te stellen, is van later dagteekening, dan denbsp;•Je eerste proeven van christlijke kunst. Wij zullen daarvannbsp;^e reden opgeven, bij het bespreken van den aard en dennbsp;Seest der schilder- en beitelwerken van de catacomben, innbsp;^6t algemeen 1).

Na het groote werk der Verlossing in zijne voorbereiding eeuwige vruchten te hebben voorgesteld , vertoont ons denbsp;®orspronklijke kunst de middelen, waarvan de Kerk op aardenbsp;bediende, om zelve tot de glorievolle wedergeboorte tenbsp;Seraken, te weten de liefde en het gebed. Die twee wonder-''olle geheimen, waardoor de mensch met God en met zijnenbsp;öaiuurgenooten wordt vereenigd en verbonden, bereiden opnbsp;®3rde voor, water in den schoot der eeuwigheid eenmaalnbsp;^eerlijk zal voltrokken worden, en schitteren dan ook, in allenbsp;z'reken van het onderaardsche Rome, als twee zonnen, wiernbsp;zl‘'alen het verlichten met boveiinatuurlijken glans aan de ge-'quot;'elven der kapellen, op de wanden der cubiaula, gelijk ooknbsp;M de verschillende vakken der sarcofagen, met een woord,nbsp;®’'eral ziet men de eerste christenen voorgesteld in het gebed.

Bij dit godsdienstig belang voegen onze oudste monumen-Mn ook nog een historisch, en wel van bijzonder groot ge-'»gt;gt: namelijk, zoo al niet bevallig, dan ten minste naar '''aarheid stellen zij ons onze vaderen in het geloof voor, juistnbsp;, gelijk zij gekleed en hoe hunne manieren waren, zoo-zelfs bij volkomen gebrek aan geschriften, wij uit het

Ij Bolden:, lib. I, c. V, p. 20.

ïtievoudig Rome.—IV. Deel.

31

-ocr page 364-

356

RET DRIETOUDie ROME.

groote boek der catacomben nog zouden welen, dat de eerste christenen baden met uitgeslrekte armen, gewoonlijk staandenbsp;blootshoofds en de oogen naar den hemel gerigt. Men vindtnbsp;hen alom in deze alles uitdrukkende houding voorgesteld 1)-de tunica en de mantel, hel haar gesneden, de korte baard,nbsp;het romeinsche schoeisel; de sluijer der vrouwen, eenenbsp;groole male van eenvoud en dus bijna geen tooisel of sieradennbsp;in haar toilet, ziedaar, hoe men zich in de gewijde vergaderingen vertoonde, en dus ook in het gebed.

Wat nu betreft de onderlinge liefde, zoo kan men zeggen, dat geheel hun leven daarvan, als onafgebroken, zamenhing-De catacomben strekken daarvan lol een sprekend bewijs-Doch, onder de verschillende pligten, te dien opzigte doornbsp;het Evangelie voorgeschreven , is er een, van welks betrachting de aller-oudsle chrisllijke gedenkteekenen als met bij'nbsp;zondere teederheid doen blijken: ik bedoel de Liefdemalen,nbsp;of Agaten Atv eerste christenheid, die op de meest-sprekendenbsp;wijze het grondleerstuk des Evangelies uitdrukten, te welen,nbsp;een stelsel, dat geheel de wereld van gedaante zou doennbsp;veranderen, namelijk, de verbroedering aller menschen ennbsp;hunne gelijkheid voor God. Ook in dit opzigl beloontnbsp;de kunst een getrouwe weerklank des Evangelies en dernbsp;Vaderen te zijn 2).

Die menigte van geloovigen was slechts één hart en éene ziel. Bij alle volken nu, is het meest*beteekenend blijk vannbsp;vriendschap, een onderling te houden maal. Aan deo-zelfden disch plaats te nemen, hetzelfde brood te eten, drukt,nbsp;naar aller meening, zóóveel uit als zich met elkaêr te stellen op dezelfde lijn, en van hetzelfde leven deelgenoot t®nbsp;wezen; ziedaar, waarvan het heidendom geen begrip had-

lib. VI, c. XXVI.

2) Terlull., A^ol., c. XXXIX.

-ocr page 365-

DB AGAPEt«. 357

^elgaslreerde men, met een uitgelezen vriendental; wel kwa-de bloedverwanten gemeenschaplijk op het graf der bunnen ter maaltijd; doch de kring, waarin men zich be.nbsp;quot;'Oog, omvatte alleen familie en vrienden, en nooit nam er eennbsp;®Iaaf deel aan. Geheel anders waren inlusschen de Jgapennbsp;of liefdemalen der christenen, waarbij al de leden van hetnbsp;^hrisilijk gezin aanzaten, en dat gezin omvatte allen, dienbsp;‘gt;^01 het teeken des geloofs gemerkt waren, zonder onderscheidnbsp;''30 natie, fortuin of stand.

Bij dit eerste punt van verschil kwam nu voorts ook de Oederigheid, de matigheid en de vroomheid, die deze maal-’Üden kenmerkten, terwijl juist al de tegenovergestelde eigenschappen als noodwendig bij de comessaiiones, of zamen-spijzing, der heidenen schenen te behooren. Hooren wijnbsp;'dienaangaande een ooggetuige, die als gast beurtelings aannbsp;^'e verschillende maaltijden deelnam , en hel volgende er vannbsp;*egt: „ Alleen de naan) onzer gastmalen toont reeds aan,nbsp;quot;'at ze zijn. Men noemt ze Jgapen, hetgeen bij de Griekennbsp;beteekent, en hoeveel kosten men daartoe ook maakt,nbsp;quot;dgeven, om wèl te doen, is altijd eene winst. Met dienbsp;spijzen helpen wij de armen, welke wij in geenendeele beschouwen als die tafelschuimers, wier glorie er in bestaat,nbsp;quot;'h hunne vrijheid te verknopen, teneinde, onder duizendnbsp;quot;crnederingen, te kunnen zwelgen aan der heidenen disch.nbsp;^ij voegen ons naar Gods inzigten, die de nederigen bovenalnbsp;quot;crkiest. De beweegreden onzer maaltijden is dus betamelijk,nbsp;zoodoende kan men ligllijk oordeelen, hoe wij ons verdernbsp;Bedragen, daar onze disch steeds door de godsdienst wordtnbsp;Bespreid, weshalve wij er noch laagheid , noch trots toelalen,nbsp;niet gaan aanzitten, dan na alvorens gevoed te zijn doornbsp;cen gebed tot God. Men bezigt niet méér spijs , dan totnbsp;shlling van den honger noodig is, en drinkt zooveel, als

-ocr page 366-

558

HET DHIEVODDIG ROME.

eerzame lieden betaamt. Men verkwikt er zich, zonder uit het oog te verliezen, dat men God moet vereeren ook gedurendenbsp;den nacht; men is met elkaêr in onderhoud, zonder te vergeten, dat God het hoort » 1).

De H.Cyprianus raadde die liefdemalen met nadruk aan, en de Kerk-zelve schatte ze op zoo hoogen prijs, dat eeoenbsp;kerkvergadering den banvloek uilspreekt, over degenen, dienbsp;ze zouden verachten, of er niet mogten willen heengaan 2)-Zóó waar is het, dat die zamenkomslen eene bij uitsteknbsp;maatschaplijke beteekenis hadden, hetgeen misschien nog t®nbsp;duidelijker blijkt uit den naam, aan de verschillende soorle®nbsp;van Jgapen gegeven. In het leven van den geloovige komeonbsp;vele plegtige oogenblikken voor, waarin het hart meer daonbsp;gewoonlijk behoefte gevoelt, om zich, hetzij tot vreugde»nbsp;hetzij tot vertroosting, uit te storten in den boezem van dienbsp;tot het begrip daarvan zijn bekwaam. Eene echtviering, eenenbsp;kerkwijding, de begrafenis van een dierbaren persoon, en denbsp;sterfdag van een martelaar kwamen den eersten chrisleneOnbsp;voor als de geschiktste gelegenheden, om den onderlingequot;nbsp;liefdeband naauwer toe te halen, en vandaar dan ook denbsp;vier verschillende Agapen, betiteld met de namen vaonbsp;connuhiales, dedicatorice, funerales en nalaliticB 5).

Na alzoo, in de vreeze des Heeren, een verbond gevierd te hebben, dat helden aan de Kerk en heiligen aan deunbsp;hemel schenken zou; na, in dankbare vervoering, des Hcerequot;

goedheid te hebben lofgezongen, die zich wel eene nieuw®

1) nbsp;nbsp;nbsp;Jpol, c. XXXIX.

cendam. — Tert., lib. lil. — Si quis dcspicit cos, qui fidelit®^

2) nbsp;nbsp;nbsp;Agapen ct dilectionem fralernam religiose et firniitcr ever-

Agapes , id est convivia , pauperlbus exbibent, et propter hooorein P®* convocant fratres, et nolueriiit coinmunicarc in bnjus modi vocat'®nbsp;nibus • parvi pendens quod geritur, anathema sit. Conc. Gangr., c.

3) Boldetli, lib. 1, c. Xll.

-ocr page 367-

SS9

DE AGAPEN.

'woning had willen verkiezen, waar zijne in ballingschap oiiizwervende kinderen hem hunne nooden en bezwaren kondennbsp;l^omen toeverlrouwen, en zich spijzen met het eeuwig-leven-Jtvfeekend Brood •, na den laatsten pligt vervuld te hebben aannbsp;lt;!en vader, aan eene moeder, of aan een vriend, en wiernbsp;aller deugden hun eenmaal een troost en nu, bij het verscheidennbsp;cn het gemis, stof in overvloed was tot innig verdriet; nadennbsp;God der martelaren dank te hebben toegebragt, zoo voor dennbsp;•noed, dien hij zijne dienaren en dienaressen had geschonken,nbsp;als voor de heldhaftige voorbeelden, waarmeê de kampvechtersnbsp;des geloofs hunnne broeders aanvuurden: na dit alles nunbsp;drukten de ledematen der ontluikende Kerk hunne dankbaarheid, hunne vreugde of hunne smart uil door gezamenlijknbsp;deel te nemen aan een nederig maal, waarvan de meest-ver-öiogenden de kosten droegen, terwijl de liefde er, bij voorbeur, de armen, de weduwen, de weezen, de vrienden vannbsp;God aan de hand heen geleidde en deze plaatste boven aannbsp;dendisch 1). Ziedaar hel roerend tafereel, dat door de kunstnbsp;''Oor hel nageslacht in herinnering moest bewaard worden,nbsp;en die taak heeft zij waardig volbragt.

De jigapen zijn in de catacomben dikwerf voorgesteld, zal daarvoor aanhalen de begraafplaats der H. Agnes ennbsp;''an deHH. Marcellinus en Petrus, door Bottari en Bosio innbsp;het licht gegeven. Aan hel gewelf van het arcosoUum zietnbsp;nien een disch in den vorm van een hoefijzer afgebeeld,nbsp;'daaraan zes gasten, op onze wijze, gezeten zijn, en nietnbsp;aanliggen , gelijk zulks bij de ouden gebruiklijk was. Op den

1) Sutis diebus, mensas faclebant communes , el, peracia synaxi, sacramenturum communionem, inibant convivium, divitibusnbsp;quidem cibos afferenlibus; pauperibus autera, et qui nihil habebant,nbsp;®bam vocalis, et omnibus coinmuniter vescentibus. — D. Cbrys.,nbsp;/ ad Cor. II, Ilomtl. XXVII.

51

-ocr page 368-

560 HET DHIEVOODIG ROME.

disch staan drie schotels; eenigen der aanzittenden brengen de spijzen naar den mond. Vóór de tafel ziet men acht korvennbsp;en twee vaten, waarin zich de voorraad van spijs en dranknbsp;bevindt.

In de catacomben der HH. Marcellinus en Petrus vindt men eene tafel van denzelfden vorm, als de hiervoor bedoelde, zon'nbsp;der dischkleed, even als eene kleinere, die in het half-rond vannbsp;de groote tafel staat. Voor die tweede, op drie pooten staande,nbsp;tafel, ziet men een knaap, in eene met purperen versierselennbsp;afgezelte tunica gekleed, en een groot glas op een voet, bijnbsp;wijze van een kelk, cy«M?lt;s in de hand houdende, waaruitnbsp;hij schijnt geproefd te hebben, of te zullen gaan proeven,nbsp;door, volgens het gebruik der ouden, eenige druppels te gi^'nbsp;ten in het holle van zijne linkerhand. Op den disch ziet mennbsp;twee messen, twee schotels, en, naar het schijnt, een lam,nbsp;dat gereed is, om te worden aangesneden. Aan de anderenbsp;zijde van denzelfden disch staat een groot vat met twee ooren-

Even als in de fresco’s van Pompeji vindt men ook hier, de oudheid voorgesleld aan het oog, en zoodoende verstaannbsp;wij nu wal Varro zeggen wilde door wat hij noemde de cibiUlt;^nbsp;of mensa escaria, eene dientafel, waarop, alvorens mennbsp;den gasten aanbood, de vleezen voorgesneden en de wijnennbsp;gemengd werden; en zoo verklaart het zich ook, waarom ernbsp;op den groeten disch niets te zien is, dan alleen de handnbsp;der gasten, die in de verwachting zijn van spijs en van wijn.nbsp;Hier zijn de aanzittenden vijf in getal, met in hun middennbsp;eene vrouw, herkenbaar aan haar eenvoudig kleed en de opnbsp;de kruin van het hoofd vastgehechte baren. Regts en linksnbsp;van haar, zitten twee mannen, waarvan er een over zijne tuniek een mantel heeft. De beide uiteinden van de tafel zijquot;nbsp;ingenomen door twee vrouwen, in zetelstoelen geplaatst, equot;nbsp;die, ofschoon bij het maal tegenwoordig , er echter geen

-ocr page 369-

DE AGAPEN. 361

•leel aan schijnen te nemen. Boven hare hoofden leest men de twee volgende opschriften:

Irene da calor. nbsp;nbsp;nbsp;Agape misce mi.

idrene, geef warm water.” „Agape, meng mij water in den wgn.”

De grieksche namen Irene en Agape ^ Vrede en Liefde **eieekenende, en waarmeê deze vrouwen worden aangeduid,nbsp;quot;even genoegzaam den aard en de strekking van het gast-‘*iaal te kennen, waarbij zij cene zoo beteekenisvolle bedieningnbsp;'Uitoefenen. De eene is belast met het geven van warm water ,nbsp;de andere met het mengen van wateren wijn^ zoo als datnbsp;i'ij de ouden gebruiklijk was; en zoodoende vertegenwoordigen beiden op de symbolische wijze de Agapen^ eene in»nbsp;*ielliDgj bestemd, om rredeeu Liefde onder de geloovigennbsp;i® onderhouden 1).

De Agapen getuigen luide van de onderlinge liefde onzer ''®deren, geheel het leven door; doch die liefde, onsterflijknbsp;de hoop en het geloof, strekte zich uit tol over het graf;nbsp;onder dit nieuw gezigtspunt moest de kunst haar tochnbsp;dók nog voorstellen, hetwelk zij ten uitvoer bragl door hetnbsp;®fheelden van den grafdelver, dien held der innigste toewij-'^'quot;gsliefde aan de broeders in hunne laatste rust, eene schilderij,nbsp;*^i® veelmalen in de catacomben voorkomt, en, als ’t ware,nbsp;sluitsteen strekt van den kunsttempel, in het onderaardschenbsp;^onae, geopend, tot een volkomen afdruk van het levendignbsp;^®®ld der oorspronklijke Christenkerk.

. nbsp;nbsp;nbsp;1) Zie Tableau des Cat,, p. 142; Botfari, t. U, p. 170; Bojio,

'V, c. XVI, p. 49 ; en lib. VI, c. XXVII, p. 313,

-ocr page 370-

362

HET DRIEVOUDIG ROME.

Alvorens den Nomentaanschen Wej, waar wij morgen zullen wederkomen, voor heden Ie verlaten, moeten wij nognbsp;van twee beroemde catacomben spreken: die van den H-Alexander en die der HH. Primus en Felicianus. De eerslbe*nbsp;doelde, thans vreeslijk in verval, ligt op zeven mijlen afstand*nbsp;van Rome, op een grond, die, ten tijde van Boldetti, toe-behoorde aan het Hospitaal-der-Ongeneeslijken-van-Sint-Jacob.nbsp;In de vorige eeuw was het nog mogelijk, er de ligchaineönbsp;van verscheiden martelaren uit te halen. De oorsprong er vaonbsp;verdient te worden gekend.

Ten jare 132 woonde te Rome, onder het bewind v30 keizer Hadriaan, een hoofdofficier, met name Aurelianus?nbsp;een woedend christenvervolger, ofschoon hij eene van ijvefnbsp;blakende christin tot vrouw had, Severina genaamd. Aure*nbsp;lianus, ter tereglstelling der christenen geroepen, sprak hetnbsp;doodvonnis over den H. paus Alexander en de HH. Eventiu*nbsp;en Theodulus uit. Zonder den toorn van haren echtgenoot tenbsp;vreezen, gaat Severina-zelve de lijken der martelaren op*nbsp;zoeken, en ze in hare villa ter aarde bestellen, op zevennbsp;mijlen afstands van Rome, aan den Nomentaanschen Weg-Een aantal kerklijke personen en christenen waren bijnbsp;begrafenis tegenwoordig. Da vrome vrouw kleedde zich metnbsp;het boetekleed , en verlangde bij het graf te blijven, zoolang ?nbsp;totdat zij van den H. paus Sixtus, den opvolger van AlexaO'nbsp;der, een priester had verkregen, aan deze catacombe verbou*nbsp;den, om er eiken dag de H. Offerande te verrigten opnbsp;martelaren stof 1). Deze gunst werd toegestaan, en talloozenbsp;geslachten waren getuige van een gebruik, dat luide spreektnbsp;van het vertrouwen en de diepe vereering der eerste geloovi*nbsp;gen, waar het gold de roemvolle kampvechters des geloof*-

I) Botio, lib. IV, c. XXI.

-ocr page 371-

365

CATACOMBEN DEB BH. PRIMCS EN FEUCIANUS.

ZoTcn mijlen verder, aan gene zijde der Sint-Alexanders-®3tacombe , is — doch ihans gesloten — die der HH. Primus Feliciaan. Zij beslaat de plaats van wat men oudtijds dennbsp;¦^rcus Nomenlanus noemde. Primus en Felicianus waren tweenbsp;grijsaards, eerwaardiger nog door hunne deugden, dan doornbsp;zilveren haren, die hun den schedel kroonden. Echter, nochnbsp;hun hooge leeftijd, noch hun vrome wandel konde hen beschermen tegen de blinde woede van het heidendom. Tennbsp;Jare303, op last van Diocletianus gevangen genomen, werdennbsp;voor Promotus, den prefect van Nomentum, gevoerd,nbsp;ï^eze vond er, op het voorbeeld zijner ambtgenooten, eennbsp;Slorie in, om nieuwe strafplegingen uit te vinden en denbsp;Oude te verfijnen; de toepassing van dien gruwel had, ondernbsp;s keizers goedkeuring en de toejuiching des volks, het eerstnbsp;deze beide martelaren plaats. Doch weldra maakte desnbsp;scherpregters zwaard aan het bloedig drama een einde, ennbsp;christenen, van eerbied voor de onverschrokken grijsaardsnbsp;'doordrongen, wisten hunne gewijde overblijfselen magtig tenbsp;quot;'Orden, en vierden hunnen dood en hunne uitvaart der-hg dagen lang. Later werd er over hun graf eene basi-d’ck gebouwd; doch. Home meende, dat hun gebeente tenbsp;''Cr buiten het oog der geloovigen lag verwijderd, en Uragt hetnbsp;gewijde overschot van deze hare roemrijke zonen over naarnbsp;'de oude kerk van den H. Stephanus, op Monte^Ccelio , waarnbsp;nog heden ten dage rusten in eer 1).

1) MS. Codd. Lat.Vat. Lat., 4-8-9, Vall, 1; Bosio , lil). IV , XXlll; Bar., An. 303, n. 113.

-ocr page 372-

164 QEt DRIEVOUDIG ROHE.

3S Jannarij.

Calacomben der Via Nomentana (vervolg). — Catacombe van den H. Restitutus. — Geschiedenis. — Catacombe der H. Agnes.nbsp;— Geschiedenis. — Schilderwerk der catacomben; de versieringnbsp;er van. — Blik op het oorspronklijk Symbolismus. — Zinnebeeldige teekenen der eerste christenen: — devisch, — de dolfijn-

De Nomenlaansche Weg wemelde van pelgrims, mannen en vrouwen, Romeinen en vreemdelingen van allerlei ranginbsp;stand en ouderdom. Waar trok die menigte heen ? Naar de basi'nbsp;liek der H. Agnes-builen-de-muren. En waarom heden mééi’nbsp;dan op eiken anderen dag ? Dewijl het heden, 28 JanuariJ inbsp;de verjaardag was der wondervolle verschijning der heilig®nbsp;maagd, wier onsterflijke naam hier ter plaatse dubbel in eerenbsp;wordt bewaard. Aan de oude overleveringen getrouw, kwaïnnbsp;Rome’s volk op het graf der doorluchtige martelares de huid®nbsp;brengen harer dankbaarheid. Te midden door die tallooz®nbsp;schaar heen, gingen wij, zonder er ons op te houden, denbsp;kerk der H. Agnes voorbij, want het doel van omen uitslapnbsp;was de catacombe van den H. Restitutus, op zestien mijle®nbsp;afstands van Rome gelegen, in de nabijheid van een heuvelnbsp;of bergje, Monte Rotonde,^ genaamd, en waar men denbsp;begraafplaats en de crypt vindt, beroemd door het daar ternbsp;aarde bestelde gebeente van den heiligen martelaar, wiensnbsp;roemvolle geschiedenis ik hier met korte woorden verhalen zal-In het jaar 501, kreeg Hermogenianus, prefect van hetnbsp;Pretorium, van Diocletianus en van den .senaat in last, ooanbsp;de christenen te vervolgen. Oogenbliklijk tijgen zijne trawantennbsp;aan het snoode werk, en den 6. Mei brengen zij voor dennbsp;reglerstoel van Hermogenianus, niet ver van den Tilus-boog»nbsp;aan den voet van het Kapilool opgerigl, een moedig christen,nbsp;Restitutus genaamd, en die, ingevolge’s keizers bevelschrift ?

-ocr page 373-

CATACOMBEN VAN DEN H, BESTITÜTUS. 365

S®last zijnde, om aan de góden te offeren, zulks, met be* ’’aden ernst, weigert. De prefect gelast nu, dat men hemnbsp;handen op den rug hinde en het hoofd afsla. Na dezenbsp;®ffafpleging werpen de beulen het lijk ter prooi der honden,nbsp;^ij den zegeboog, niet ver van het amphitheater neêr; dochnbsp;God der martelaren waakt over den onverschrokken krijgs-*baa, wiens gewijd ligchaam, gedurende den nacht, doornbsp;®6oe der aanzienlijkste vrouwen van Rome, met name Justa,nbsp;®Q eenige priesters, benevens verscheiden christenen, werdnbsp;quot;'eggehaald, en naar harewonimg, nabij Aq Meta Sudans ^nbsp;alzoo niet ver van de martelplaals, gevoerd. Zij wikkeltnbsp;^®t in zeer fijn lijnwaad met welriekende kruiden, om hetnbsp;dienzeifden nacht, in haar draagkoets, over te brengennbsp;®®ar den Nomentaanschen Weg.

Niet verre van de catacombe, waar zich de opperherder ^®rschoten hield, maakte het voertuig halt, en Justa gaf nunbsp;*^^0 paus kennis van wat er omging, met verzoek, omnbsp;kostbaar overschot des martelaars grafwaarts te willen doennbsp;'^fgezellen door eenige geestelijke personen, maagden en die*nbsp;•^^fen van den Heer. Tegen het krieken van den dag toog denbsp;®loet op weg, en zoo kwam men aan de villa der onver-^’Chrokken vrouw, op zestien mijlen afstands van Rome, gelegennbsp;den Nomentaanschen Weg. De ter-aarde-bestelling had dennbsp;Mei van het jaar 301 plaats, onder lofgezang en gebeden,nbsp;zeven dagen lang aanhielden, en zulks te midden der woe-^®ndste vervolging van Diocletiaan, op slechts weinige mijlennbsp;afstands van Rome, en in de rigling van het Pretorium, waarnbsp;dwingeland gezeteld was. Intusschen zijn de voorbeeldennbsp;*^®zer onverschrokkenheid in de jaarboeken der ontluikendenbsp;®erk allesbehalve vreemd 1).

gt;) itfs. Codd. Fat. ƒ Bo8io,Ub. IV, c. XXIV ; Bar. ^».301,n. 19,

-ocr page 374-

366

HET DRIEVOUDIG ROME.

Naar St. Agnes teruggekeerd, bleven wij voor haar altaar eene poos in het gebed, om ons vervolgens, in groot gc*nbsp;zelschap, door den wijngaard, links van den Nomentaanschennbsp;Weg, naar hare beroemde catacombe heen te begeven. Drienbsp;jaren na den marteldood van den H. Restitutus, te wetennbsp;den 21. Januarij van het jaar 304, was geheel Rome oog**nbsp;getuige van het verbazendste schouwspel, ooit door haarnbsp;bijgewoond. Een kind, naauwlijks dertien jaren oud, uit eennbsp;edel geslacht gesproten, van betooverende schoonheid, ennbsp;toegerust met al de bevalligheid, die het gevolg is eenernbsp;deugd, zelfs zonder de minste schaduw van eenige smet,nbsp;weigert den zoon van Rome’s prefect hare hand, alleen daaromnbsp;dewijl zij christin is, en zich den Zoon Gods tot Rruidegomnbsp;heeft verkozen. Men ziet haar den jglans eener schittrendenbsp;toekomst versmaden, om hoon, foltering, ja, den dood mnbsp;gemoet te gaan. Onverschrokken tegenover den sidderendennbsp;en van ontroering verbleekten beul, spreekt zij hem moednbsp;in tot het volvoeren van zijn wreeden last. De bijl valt, denbsp;engel is in den hemel. Met hare zuster Emerentiana vormlnbsp;Agnes, als ’t ware, de achterhoede van het groote martelarenleger: haar naam zweeft, van mond tot mond, op aller lippen,nbsp;en, sedert vijftien eeuwen, klinkt zij in eere alle tempelgewelven rond, waar, in de oude of nieuwe wereld,nbsp;christenen vereenigen tot het gebed 1).

Denzelfden dag voerden bare ouders dat maagdelijk ügquot; chaam, kostbaarder dan goud of edelgesteenten, ^naar eennbsp;klein erf, hetwelk zij op vier mijlen afstands van Romenbsp;bezaten, aan den Nomentaanschen Weg. Een groot aantalnbsp;christenen stelde er hoogen prijs op, om de jeugdige ge-

1) Omnium gentium litleris atque linguii pracipue in eccle»i*» Agnes vita laudata est, qu® et ®tatein vicit et tyrannum , et lituluH*nbsp;«astitatis martyrio consecravit. •—S. Uier., De B. Agn,

-ocr page 375-

CATACOMBE DEB H. AGNES. 367

loofsheldin Ie mogen vergezellen naar het graf. Onder hen bevindt zich ook Emerenliana, hare zoogzusler, tot dus verrenbsp;catechumeen. Uil de catacomben komende, werd de vromenbsp;schaar door de heidenen met een hagelbui van steenen over-S'allen, en meerendeels op^de vlugl gedreven: Emerenliana,nbsp;evenwel, houdt met eenigen stand, en verwijt den beulen hunnbsp;godtergend kwaad; doch , badende in haar bloed, stort ook zij,nbsp;ander de wreedste folteringen, den marteldood in de armen,nbsp;en den volgenden nacht wordt haar lijk naast dat van harenbsp;doorluchtige zuster pleglig bijgezet. Sedert dien oogenbliknbsp;schittert deze catacombe in nimmer lanenden glans , en harenbsp;geschiedenis van vijftien eeuwen is enkel een naauw*zaam-gesehakeld verhaal der onafgebroken hulde en algemeenenbsp;'ereering, haar bestendig toegebragt, ook ter dankbarenbsp;erkenning van de hooge wonderdadige gunsten, door dénbsp;lusschenkomst der H. Agnes, op hare voorbede, aan denbsp;geloovigen verleend 1).

Een ander gloriepunt dezer groole catacombe is gelegen ’c het heerlijk-bewaard-gebleven-zijn der kunslmonumenten,nbsp;''^elke zij bevat. Meermalen hadden wij haar bezocht, omnbsp;bet geschiedkundig gedeelte harer oorspronklijke schilder-

beilelwerken na Ie gaan; nu bleef ons nog over, om ''en diezelfde monumenten het zoogenaamde decoratief meernbsp;bepaald in oogenschouw te nemen; en, om dit wèl te begrijpen , moet men zieh herinneren en altijd wel voor oogennbsp;bouden de bron en den grondslag, het in- en uitgangspuntnbsp;''cn alle dingen, zoowel in de orde der kunst, als in dienbsp;'^cr genade en van de natuur.

Te weten: alles is door en om Jesus«Christus daar. Alle eeuwen, alle volken, alle grondstoffen, alle gecstlijke en

1) Act. S. Agn.f apud Bos., lib. V , c. XXV. Bomt. — IV. Dotl.

32

-ocr page 376-

368 HET DRIEVOUDIG ROSIE.

beligchaamde wezens bewegen zich rondom Hem, zoo als de hemellichten rondom de zon. Alles komt of als middel, of elsnbsp;hinderpaal voor in hel groote heldendicht, waarvan hij denbsp;hoofdpersoon uitmaakt. Het eeuwig woord is de Alpha en denbsp;Omega, het begin en het einde van alle dingen, de hoog*nbsp;verheven Verwinnaar der wereld, der zonde en van dennbsp;dood, voor wien alle knie zich moet buigen, in den hemelinbsp;op aarde en in de hel; ziedaar, wat de Kerk, zijn toU^nbsp;en zijne bruid, zonder ophouden predikt door den mond harernbsp;leeraren, door het onderwijs der geschiedenis, door de alles'nbsp;afdoende en onwederlegbare bewijsgronden van hen, die m^nbsp;de laak harer handhaving zijn belast.

Als afspiegeling of weêrklank van het geloof, moest de kunst dezelfde waarheid herhalen, en wij hebben gezien»nbsp;hoe zij Jesus-Christus als den eindbezitter van het heelal verkondigde , en daartoe zich ten nutte maakte alles, wat zU ’nbsp;waar dan ook, aantrof op het gebied van het Ware, h®*nbsp;Goede en het Schoone.

De groote beelden van het Oude Testament doelen allen op Jesus-Christus, en de kunst vat ze op, verklaart ze, e**nbsp;stelt ze tegenover datgeen, wat de Zaligmaker heeft ver-rigt, zóódanig, dal het heelal verbaasd staat over Hem, d*®nbsp;er de ziel en het doel van was, over Hem, die in de oud*nbsp;vaders lijdt en zegepraalt, teneinde het menschdom te ver*nbsp;binden zoo aan zijne bproevingen, als aan de glorie zijne*quot;nbsp;verrijzenis.

De natuur met hare elementen behooren hem toe, even als de meer of min volmaakte vorm, dien de genie van deonbsp;iTiensch er aan heeft gegeven in de werken van kunst. D®nbsp;oorspronklijke kunst bedient zich, Christus ter eere, van hetnbsp;sloflijke en van den schitterenden vorm , door grieksch eo

-ocr page 377-

SCHILDBRVrERK DER CATACOMBEN. 569

•¦omeinsch penseel er aan g^egeven, en maakt daarvan, als ^ware, een prachtig lijstwerk, te midden waarvan zich denbsp;Sloriepunten der christlijke geschiedenis vertoonen in het luis-lervolste licht.

De oude geloofsleer van het Oosten en van het Westen, quot; een verflaauwde nagalm der oorspronklijke waarheid, zijnnbsp;•*gt;ede het eigendom van den Heer. De kunst spoort ze na ennbsp;*amell ze op. Orpheus en de Sibyllen brengen den Verlossernbsp;l^ulde, als van wien zij, om zoo te zeggen, de profeten ennbsp;*^ij overlevering de grondtypen zijn geweest.

De hel-zelve moet het hare toebrengen tolde glorie van 'ien godlijken Held. De overwonnen en vernederde góden, halfgoden en geniën, zullen door de kunst als eenvoudige ver-^•eringsmiddelen, tot meerdere verheerlijking van de magtnbsp;des Verwinnaars, bestemd en gebezigd worden, zoo als eenenbsp;“oafzienbre schaar van achier de zegekar in kluisters volgendenbsp;®laven den glans verhoogde der o ver winnende wereldd wingers,nbsp;hunnen optogt naar hel Kapitool.

Aanvanklijk zal de oorspronklijke kunst, — inde school des heidendoms gevormd, onder Italië’s schoonen hemel ge-Wen en gewoon, om de helden en tafereelen der Mythologienbsp;®oder de behaaglijksle vormen te aanschouwen , — voortgaan,nbsp;aan de uit hunne tempels verjaagde góden altijd nog meernbsp;min bevallige gedaanten te geven; vervolgens zullen denbsp;Volkeren van hel noorden zich met hun stug en sombernbsp;karakter van al die verwonnen helsche magten op dezelfdenbsp;, als waarmeê hun ijzeren vuist de oude wereld hadnbsp;aangegrepen, meester maken, en ze bij den prachlbouwnbsp;hunner kathedralen toepassen, onder de afzigllijkste vormen,nbsp;grijnzende trekken, en in den pijnlijksten en vernede-•quot;cndsten toestand, onderjukt, zoo als ’t behoort, waar het

-ocr page 378-

370 HET DRIEVOUDIG ROME.

vermetele oproerlingen geldt, die, eenmaal en voor altoos^ tot onmagt gekneveld en ten eeuwigen spot zijn geworden vannbsp;het gekristend heelal.

Dit groot beginsel was de poolstar, waarnaar de oof' spronklijke kunst haren gang rigtte. Een christlijk onderwerp^nbsp;bij wijze van toegevoegde versiering, opgeluisterd door na*nbsp;tuurtafereelen, met aan het heidendom ontleende gronddenk*nbsp;beelden of typen vermengd, ziedaar, als in één woord, hetnbsp;karakter van al de schilder- en beitel werken der catacombennbsp;geheel en volkomen uitgedrukt.

Rond de verschillende vakken, waarin het gewelf der crypten of grafvertrekken verdeeld is, slingeren zich bloeio*nbsp;kransen, arabesken, versierselen, aan den tuin of den akkernbsp;ontleend. De grafsteden met bloemen te tooijen, was ondernbsp;de heidenen een algemeen gebruik, en, dewijl daarin nietsnbsp;aanstootlijks of bijgeloovigs gelegen was, zoo hielden ook denbsp;christenen het in stand, ja, hechtten er misschien eene godsdienstige beteekenis aan, bij voorbeeld met de deugd van dennbsp;overledene, of den korten duur van het leven in verband-Hoe dit zij, wij hooren den zanger der martelaren d®nbsp;geloovigen aansporen, om de grafsteden der geloofsheldennbsp;met bloemen te sieren 1). Om de crypten en kerken i»elnbsp;geschilderde of natuurlijke bloemen te tooijen, is een ander inbsp;op zich-zelf, even onschuldig gebruik, en waarvan het doelnbsp;bestaat in de dienslbaarmaking van al het geschapene

I) nbsp;nbsp;nbsp;Nos tecta foTebiinus ossa

Violis et fronde frequenti.

£n elders:

Ista comantibus et follis Muuera virgo puerque date.

PaDO., Cuthem. Uymu. X, 169; Peristeph. , Uyinu. Ill, 201-

-ocr page 379-

TERSiERING DER CATACOMBEN. 371

ïies Scheppers eer door niets ongebruikt te laten , wat maar ^enigermate, in het groot christlijk drama, ter verheerlijkingnbsp;of opluistering er van kan worden bijgebragt.

De vier jaargetijden, met hunne kenmerkende eigenaardigheden, zijn almede een middel, waarvan zich de kunst veelmalen tot opsiering der oorspronklijke monumenten bediende. In een schoon fresco der catacombe van den H. Gallixtus,nbsp;komt de Goede Herder voor, door dit bevallig onderwerpnbsp;Omgeven. De Lente vertoont zich in de gedaante van eennbsp;luchtig gekleed jongeling, die rozen plukt; de Zomer staatnbsp;hem terzijde, onder het beeld van een maaijer, die met zijnnbsp;sikkel koren snijdt, en — wat opmerklijk is — juist tenbsp;Uiidden van den halm, even zoo als Varro zulks beschrijft,nbsp;die daaraan de grondbeteekenis van het woord messi» ennbsp;betere wil toegeschreven hebben, als midden doorsnijdennbsp;beduidende. Regts van den Goeden Herder bevinden zich denbsp;Herfst en Winter, eerstbedoelde onder de gedaante van eennbsp;half gekleed man, met een hoorn van overvloed in de linkerhand, en in de regter een tros druiven; laatstgenoemdenbsp;quot;'ordt vertegenwoordigd door een landman, wiens hoofd ennbsp;lijf warm zijn ingebakerd; hij heeft een spade in de hand,nbsp;on naast hem ziet men een groot vuur branden , alsmede eennbsp;hla'derloozen boom 1).

Aangezien nu de vier jaargetijden zoo oneindig dikwerf 'n de fresco’s en op de sarcophagen voorkomen, zou ik welnbsp;genegen zijn, zulks aan eene christlijke beweegreden toe tenbsp;schrijven: niets toch in de natuur drukt ernstiger en plegtigernbsp;het groote en den eersten christenen zoo dierbaar mysterienbsp;*ler verrijzenis uit. Tertullianus begreep dit innig: in zijne

1) Boltari , t. 11, p. 17.

53

-ocr page 380-

372 HET DRIEVOCDIG ROME.

Apologie, des apostels denkbeeld ontwikkelende, namelijk, dat het onzigtbare ons in hel zigtbaar geschapene verduidelijktnbsp;wordt, roept hij daarbij tot getuige der toekomstige opstandingnbsp;den tijd, met de vier saizoenen, die elkander opvolgen, ofnbsp;liever, die sterven en herleven, zonder iets te verliezen ennbsp;zonder geëindigd te zijn 1). De H. Augustinus en de H. Cyril'nbsp;lus van Jerusalem geven aan dit natuurverschijnsel dezelfdenbsp;beteekenis en trekken dezelfde redeneringen er uit 2).

In een fresco van den H. Ponlianus komen bij een tafereel, mede van den Goeden Herder, de vierjaargetijden als vernbsp;siering of illustratiewerk voor, doch voorgesteld als vier geniën , zoo als de kunst der heidensche oudheid ze bestendignbsp;had afgebeeld. Dit getuigt, eenerzijds, van de zucht, om denbsp;fabel dienstbaar te maken aan de zegepraal van het geloof inbsp;en, aan den anderen kant van de noodzakelijkheid , om , teneinde goed begrepen te worden , zich te moeten bedienennbsp;van zinnebeelden, die geijkt waren door het gebruik. Aannbsp;diezelfde oorzaak moet ook worden toegeschreven het zonnbsp;gedurig aanwenden van allerlei bloemen, tot festoenen op'nbsp;getrost, in korven en vazen geplaatst, of ook wel met innbsp;mandwerk verzamelde vruchten {encarpi) afgewisseld, waaraannbsp;vogels zich vergasten; soms ook is het gebloemte als eennbsp;vrolijk tapijt over den grond van het landschap verspreid.nbsp;Zoowel in het een als in het ander, heeft de christlijke kunstnbsp;natuur en fabelleer, tot haar doel vereenigd, aangewend.nbsp;Tusschenbeiden slaan de bloemvazen op het hoofd vannbsp;Carialiden, of te midden van gevleugelde Victories, met eennbsp;palmtak of eene kroon in de hand; dan weder zijn het kleine,nbsp;naakte en gevleugelde genietjes, die ze dragen, of eene

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tertut., Apol.

2) nbsp;nbsp;nbsp;D. Aiig., Serni. X, de Apost.\ S. Cyril., Catech. XVHD

-ocr page 381-

ZINNEBEELDIGE TEEKENEN DER EERSTE CHRISTENEN. 575

Guirlande voeren van bloemen, met knoppen en lover door-*lrikl, geheel en al op de wijze, zoo als de heideusnhe kunst gedurig voorstelde ten tijde van het eerste ontluiken dernbsp;Kerk. Ik verwijs, voor wat dit betreft, naar de fresco's vannbsp;Kompeji 1).

Een niet minder algemeen ornamentwerk waren de druiventrossen en de korenhalmen, nu eens rond kolommen geslingerd, *00 als bij het graf der H. Constantia , en dan weder met anderenbsp;öjuren vereenigd, gelijk de catacomben der F^ia Lalinanbsp;'Jaarvan voorbeelden opleveren 2). Men zou met het christlijknbsp;®ytnbolismus geheel onbekend moeten wezen , wanneer mennbsp;'laarin niet duidelijk bespeurde het tweeledig beeld , — den wijnnbsp;het brood — waaronder onze vaderen een Mysterie ver-Wgen, dat door hen niet openlijk kon gehuldigd worden,nbsp;*^och hetwelk zij toch gaarne voortdurend aan hun oog zagennbsp;''Oorgesteld. De kundigste archeologen aarzelen dan ook geennbsp;^Ogenblik, om, — almede op grond van de getuigenissennbsp;*ter kerkleeraars — aan die voorstellingen in de catacombennbsp;*tezelfde beteekenis te hechten , welke zij nog hebben in onzenbsp;'‘erken, tot heden ten dage toe 3). Overigens, zijn zij eveneens, naar aanleiding der gelijktijdige getuigenissen, vannbsp;Gevoelen, dat, zoowel in het decorative , als in het historischenbsp;ee dogmatische gedeelte, de beeld- en schilderwerken dernbsp;®ersle christenkunstenaars geheel, of althans nagenoeg vol-Kottien doelden op Jesus-Chrislus, den Heer, zoowel innbsp;onderaardsche Rome, als in de kathedralen der mid-''^leeuwen, ja, in de gansche stoflijke en bovenstoflijke

l) Bottari, t. 111, p. 139, etc. etc.

-) Bottari, t. 11, c. 111. p. 177.

3) Boldelti, lib. 1 , c. Vil, p. 27 , etc.

-ocr page 382-

374

HET DRIEVOUDIG ROME.

scheppingf, de Alpha en de Omefja, hel aanbegin en het eind. Deze gevolgtrekking is, overigens, ook volkomen juis*'nbsp;Hooren wij hoe, ten aanzien van dit gevviglig punt, de H-paus Damasus zich even duidelijk en bepaald, als tegelij*^nbsp;schoon uitdrukt, wanneer hij, de zinnebeeldige figuren dernbsp;catacomben als te zamen vattende, daaruit de volgende toespeling afieidt op onzen Heer :

Spes, via, vita, salus, ratio, sapientia, lumen.

Judex, porta, gigas, rex, gemma, propheta, sacerdos, Messias, Zeboot, Rabbi, sponsus, mediator,

Virga, columna, maaus, petra, filius, Emmanuelque, Yinea, pastor, ovis, pax, radix, vitis, oliva,

Fons, paries, agnus, vitulus, leo, propitiator.

Verbum, homo, rete, lapis, domus, omnia Christus lesus 1).

« Hoop, Wegen Leven, Heil, Licht, Rede en Wijsheid; Deur en Regter, Reus en Koning; Profeet en Priester;nbsp;Messias, Zebaolh; Kolom en Roede, Meester, Bruigom;nbsp;Hand en Middelaar; Rots, Zoon, Emgnanuel en Wijngaard;nbsp;Herder, Lam, Vrede en Wortel; Bron, Olijf en Wingerdrank inbsp;Muur, Schaap, Fontein en Kalf; Leeuw, Toeverlaat o'*nbsp;Woord; Mensch, Rotssteen, Nel en Huis: ja, Jesus Christus)nbsp;dal alles zijt Gij. »

de

Tot het decorative gedeelte kunnen ook gebragl wordeu de zinspelingen , welke de schilder- en beeldhouwwerken do*quot;

f..

de

catacomben zoo veelvuldig opleveren, en die, behalve

uitdrukking der voornaamste geloofsleerstukken ook nog tolken der innigste gewaarwordingen van de eerste christenennbsp;zijn. Even als de Zaligmaker zijne beeldspraak steeds aan helnbsp;gewone leven en , als ’t ware, uit den dagelijkschen omgangnbsp;ontleende, zoo ook nam de eerste christen-kunst, om popula”'

t) Biblioth. vet. pp. carm. XU, t. VIII.

-ocr page 383-

BI.IE OP HET OORSPROnELIJK SYMBOLISMUS. 378

te zijn, hare alleg[oriën, bij voorkeur, uit den voor iedereen Zuidelijken en begrijplijken loop en orde der natuur; en zoonbsp;Zan was. de visch een voorwerp, waaraan in de gewijde beeldspraak eene eerste plaats werd toegewezen, en dat, overal,nbsp;IQ de fresco’s der cubicula, op de sarcophagen, de lampen,nbsp;Ze ringen, de glazen en andere monumenten der catacombennbsp;*e vinden is.

Dit zinnebeeld vertoont zich overigens ook in een dubbel lierkwaardig licht, vertegenwoordigende, namelijk, zoowelnbsp;Ze christenen, als Jesusgt;Christu$gt;zelven, den Verlosser ennbsp;Heer. Aangezien onze vaderen tot het geloof, in de waterennbsp;Zes Doopsels geboren waren, even als de visch, tot het leven,nbsp;'n der golven schoot, zoo duiden zij zich-zelven met den naamnbsp;^an pisciculi (vischjes) aan. « En gelijk de visch — dusnbsp;*eiden hun de uitleggers der godlijke mysteriën — buitennbsp;Welwater niet leven kan, zoo ook kunnen wij het leven dernbsp;Sieoade niet blijven behouden, tenzij we blijven in het waternbsp;Zes Doopsels, waarin wij door Jesus-Christus geboren zijn » i).

«En — dus voegden zij er bij — wanneer gij een kentee-^en wilt hebben, waardoor gij wordt herinnerd, èn aan uwen Oorsprong, èn aan de pliglen, welke gij te betrachten hebt, zoonbsp;Zraag bij u het beeld van een visch, van eene duif, van een schip,nbsp;'an een anker, of van eene lier» 2). Van deze oude en geheimzin-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Sed nogt; pisciculi sccundamnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noslrum Jesutn Cbristum

'a aqua nasciinur , nee aliter qiiam in aqua pernianendo salvi sumus.

Tertull., Dt Baptism., c. I, p. 224; Hier, Epist. XLIIl, Ad Potlot; Cleni. Alexand., lib. 111. Padag., c. XI.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Sint vobit signacula ; coluuiba , piscis, vel navis , quae celernbsp;®Ursu a vento fertur, vel lyra musica, qua usus est Polycrates , velinbsp;aachora, quani insculpebat Seleucus ; et si sit piscans aliquis , me-'a'aerit Apostoli et puerorum, qui ex aqua extrabuotur. — Clem,nbsp;^'e*and. ibid., lib. V , c. 11.

-ocr page 384-

S7G HET DRIEVOUDIG ROME.

nige uitdrukking is dan ook afkomstig het woord Piscina (visch* vijver), waardoor nog heden ten dage de plek wordt aangeduid»nbsp;waar men het doopwater laat wegvloeijen, na de bediening vannbsp;dat Sacrament 1). En wat nu moest men zich bij den naam ennbsp;het gezigtvan den visch herinneren, als van ’t hoogste gewigt?nbsp;de onschuld. De christlijke kunst betoonde zich hier de getrouwenbsp;spiegel en weêrgalm van een oud heerschend denkbeeld, datnbsp;voorts ook door de wijsbegeerte van Pythagoras was geijkt-Die filozoof, namelijk, hield den visch voor het zinnebeeldnbsp;der onschuld, dewijl hij geene tong heeft, om zich te verdedigen, en dat hij nooit zijn element verlaat, om anderenbsp;wèzens aan te vallen. En hierop nu voortredenerende, zoonbsp;verbood hij, volgens zijn zielverhuizingsstelsel, het eten vaUnbsp;visch, uit vrees, dat daardoor edele zielen mogten wordeonbsp;gehinderd en bedroefd 2).

Volgens de getuigenis ook van eenige kerkvaders en meer bepaald van den H, Augustinus, werd, op grond eener oudenbsp;oplevering, de visch beschouwd als het zinnebeeld van Jesos*nbsp;Christus onzen Heer. Het Oosten en het Westen weêrgalnideonbsp;van de orakels der Sybille van Erythrea. Wanneer men oonbsp;de voorletters van eiken dier versregels te zamen voegt, zoonbsp;verkrijgt men daardoor den naam en de groote hoedanig'nbsp;heid van den Zone Gods, gelijk ook het grieksche woord inbsp;dat viseh beteekent. Tot verduidelijking van een en ander»

1) Hic est piscii, qui in baptismate per invocationem fontaliba' undii interitar, ut quae aqua fuerat, a plsce etlam piscina vocitetar-

Cojut piscis nomen secundum appellationem grsecam in ono nomia*

per singulas lilteras turbam sanctorum oominnm continet, nbsp;nbsp;nbsp;qa»'

est latine Jesus Christus , Dei Filius, Salvator. — Opt. Milev. ,

lod-

lib.

Zie : Mamachi, Origin, et Antiq. chriH'

62.

eontr. Parmen., p lib. I, p. 54.

2) Pierius , Hieroglyph., c. XllI

-ocr page 385-

OE VISCH. 377

®etne men, letter voor letter, dit woord uit elkaêr, op deze 'vijze: I, irioov?, oiJesus’, %, ^qkstos, Christus; ¦amp;, ^iov,nbsp;Dei ; V, vióg, Filius ; en (f, (scoxrjQ, Salvator; waardoornbsp;^Izoo ontstaan is de zinsnede: Jesus Christus, Dei Filius,nbsp;Salvator : Jesus Christus, Gods Zoon, de Verlosser 1). Zoo-•^oende had de christen, in dit ééne woord, waarvan de on-*ogewijden de beteekenis volstrekt niet kenden, geheel denbsp;geschiedenis zijner godsdienst, en tevens het kort begrip zijnernbsp;Pligten en van zijne hoop. Metdertijd is hel oorspronklijk zinne»nbsp;^eeld van vorm veranderd, de naam van Jesus trad voor dien vannbsp;Christus in de plaats, en wij vinden in de byzantijnsche mo-“’Siken, op de middeleeuwscheen 7'rr^/zcot (beweeg*nbsp;hare aitaarkassen, uit twee of drie deur-of vleugelstukkennbsp;bestaande), de grieksche hoofdletters IHS , hetgeen beteekentnbsp;Jesus {IH20T2:), en niet, zooals sommige archeologen,nbsp;'o hunne verklaring van het letterteeken des H. Ignatius,nbsp;billen: Jesus Hominum Salvator; Jesus Verlosser dernbsp;®enschen.

Ten slotte, moet ik hier nu ook nog doen opmerken, ^at de eerste christenen bij de bedoelde naamfiguur van dennbsp;Zaligmaker dikwijls nog de letter N voegden, als zijnde denbsp;®®rste van het grieksche woord vixa^ hetgeen beteekentnbsp;'^incii: hij heeft overwonnen. De oude fransche munt was met

schoone leus gestempeld, en de vermaarde Boldetti maakt

1) In quo nomine myttice intelligilur Christui, co quod in hugt; Jai mortalitatis abysms, velut In aqaarum profunditate vivut, hounbsp;**t, sine peccato essc potuit. — S. Aug., Da Ci», Dei, tib. XVllI.

Satiat ex se-ipso in litfore discipulos, et toti oilerens se mundo: , latine piscem sacris Litteris majores interpretati sunt, boe exnbsp;“hyllinis versibus colligentes, quod est, Jesus Christus, Dei Filius,nbsp;Salvator. _ S. Prosp., lib. 11, c. XIX.

-ocr page 386-

378 BET DRIEVOUDIG ROME.

van een door hem in de catacomben van de H. Cyriaca gevonden opschrift gewag, dat allezins waardig is, om hier te worden opgenomen:

1. POSTUMIVS EÜTIIERION. FIDELIS. QVI GRATIA X. SANCTA CONSECVTVS PRIDIE NATALI SVO SEROTINA

S. nbsp;nbsp;nbsp;HORA REDDIT DEDITVM VITE SVE QVI VIXIT.

T. nbsp;nbsp;nbsp;ANNIS SEX ET DEPOSITVS. QVINTO IDVS JVLIAS DIEnbsp;C. JOVIS QVO ET NATVS EST CVJVS ANIMMA.

N. CVM SANCTIS IN PACE FILIO BENEMERENTI

POSTVMl FELICISSIMVS ET LVTKE NIA ET FESTA AVU IPSEIVS

« Poslhumius Kutherion, een geloovig kind, dat, de hciiigmakcnde genade ontvangen hebbende, ’s avonds voor zijnnbsp;geboorleverjaardag het leven aflegde, zes jarenoud, endennbsp;5. Julij werd bijgezet, zijnde op een donderdag, den dagnbsp;zijner geboorte. Zijne ziel is met de Heiligen in vrede. —nbsp;Aan hun veelbelovenden zoon, door Poslhumius Felicissimusnbsp;en Lutkenia, alsmede door zijne grootmoeder, Festa. »

De voorletters der zes regels vormen de grieksche woorden vixa^ piscis vindt: de overwinnende visch, en zijnbsp;verkondigen , dat die overwinning den kleinen engel is 1®nbsp;stade gekomen, waarvan het opschrift spreekt 1).

Van alle visschen komt de dolfijn het meest op de oudste christlijke monumenten voor. En vanwaar die voorkeur? Alle natuurkundigen, zooals Plinius, Arisloteles, Aeiianus,nbsp;Seneca en anderen, kennen aan dezen visch hoedanighedennbsp;toe, die hem door de christenen lot een zinnebeeld bij uitnemendheid moesten doen verkiezen. Zoo roemt mennbsp;de bijzondere teederheid van den dolfijn voor zijne jon-

1) Boldetti, lib. 1, XIV , p. bS..

-ocr page 387-

ÜE DOLFiJX. 379

jfcn, gelijk niet minder zijne vlugheid en zijne kalmte, hij hel woeden van een orkaan. De H. Basilius verzekert,nbsp;dal de dolfijn, wanneer hij zijn kroost in gevaar ziel,nbsp;het roept en eene schuilplaats opent in zijn ingewand 1).nbsp;Voorzeker, een roerend zinnebeeld voor de eerste christenen , die een loevlugtsoord in de catacomben zochten,nbsp;namelijk, in den schoot der aarde, onze eerste moeder,nbsp;en in de ingewanden van den godlijken visch , hunnen vader,nbsp;Jesus-Chrislus.

Voorts ziel men dikwerf, gedurende den storm, troepen van dolfijnen tusschen de golven dartelen, over de opge-fuide baren vlug heen schieten, en kalm blijven te middennbsp;van het loeijen des orkaans. Bragl zulk een beeld den chiis-lenen, die altijd door de stormen der vervolging geteisterdnbsp;werden, nu niet luid-sprekend de pliglen te binnen, welkenbsp;zij-zelven te vervullen hadden, maar tegelijk ook het vertrouwen en de vreugde der martelaren, in ’t hevigste hunner lijden-ssmart, en was hel dus wel wonder, dat zij overalnbsp;t^en dolfijn afbecldden, die hun, bij de aanschouwing , zulkenbsp;nuttige lessen gaf 2) ?

Onder lallooze voorbeelden zal ik er slechts één noemen , namelijk, het oude opschrift der Valicaansche Grotten,nbsp;door Aringhi aan het licht gcbragl 5). Aan de uiteindennbsp;van den grafsteen heeft men twee clkaêr aanziendc dolfijnen, en in de tusschen beiden liggende ruimte staal Ienbsp;lezen ;

1) nbsp;nbsp;nbsp;ücl|)blni cliam reccnics .'idliuc et lencro.s catiilu.s ex aliquanbsp;®auta consternates rursus ventre susciplunt , et coinplectiintur. Hom.nbsp;^11 «n Ilexcem.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Outlari, I. 1, p. 76-7.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Lil). VI, c. XXXIX, p. 336,

-ocr page 388-

580 nbsp;nbsp;nbsp;het DHIEVOEDIG ROME.

BAI,ERIA I.ATOBIA OF. QVE VIX. ANN.

VS XLIl. M. III. I).

XV. FVIT BEDVA ANNVS XII. DEPOSInbsp;TA III. IDVS SEPTF.

RIS IN PACE.

« Valeria Lalobia, arbeidsler, die {feleefil heeft Iwee-eii' veertig jaren, drie maanden en vijftien dagen, was twaalfnbsp;jaren weduwe; bijgezet den 3. September , in vrede. »

Ja, vrede zijn, goede Lalobia ; en vaartwel, voor altoos, gij, catacomben der H. Agnes. Het is tijd, dal wij uit dennbsp;bodem wéér omhoog stijgen, en temgkeeren naar de stad,nbsp;die reeds gehuld begint te worden in de schaduwen van dennbsp;nacht.

-ocr page 389-

CATACOMBEN DER VIA SALAUIA NOOVA. 381

S9 Jannarij.

Catacomben der Via Salaria Nuova. — Catacombe der H. Priscilla. — Geschiedenis. — Schilderwerk der catacomben, decoratief (slot). — Zinnebeelden: — De Os, — de Duif, — het Hert, — de Paauw, — de Haan, — de Boomen, — de Cypres, — de Palmboom , — de Olijf, — de Wijngaard, — denbsp;Kroonen, — het Anker, — de Kandelaar met zeven armen.nbsp;Catacomben van den H. Sylvester, ¦— van de H. Felicitas, ennbsp;van den H. Alexander. — Geschiedenis.

Een aan Frankrijk dierbare Heilige, de beminnenswaardige t*gt;sscho|) van Geneve, Franciscus van Sales, ontving hedennbsp;plegistatige hulde van de moeder aller kerken, en denbsp;ffeloovigen trokken naar de Salesiaansche zusterkloostersnbsp;UmiKa, San-Andrea-r/e/Ze Fratte, Trinita-deUMonti^nbsp;San-Carlo-ai-C’aZïwwrZ in menigte heen. Een zoo schoonnbsp;^«gonnen dag moest met weder andere vrome werken eindigen,nbsp;'¦''elke men alleen te Rome vindt. In de kerk van ’s Heerennbsp;quot;onden [dei-Stigmati] werd de geestlijke oefening lot heili-S'og van het carnaval geopend, en in de kerk der HH. Cos-en Damianus de retraite aangevangen , die den gan-'chen carnavalslijd voortduurt, en eiken avond met hetnbsp;*'ouden van den Kruisweg, in het Colosseum, wordt aange-'^ngen; en, daar wij zeer verlangden, om aan dit godvruch-Cg werk, dat immer een zoo diepen en aangenamen indruknbsp;Achterlaat, deel te nemen, zoo vingen wij reeds vroegtijdignbsp;cnzen togt door het onderaardsche Rome aan, waarvannbsp;•hlmaal de catacomben der Fia Salaria Nuova — vannbsp;'^An nieuwen Salarischen Weg — het doel waren.

Noord-oostwaarts van Rome bevindt zich de Salarischc poort, dus genaamd naar den ouden weg, die vandaar uitnbsp;BtievtutVigRome. — IV, Dect.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;33

-ocr page 390-

382 HET DRIEVOUDIG ROME.

tot in het land der Sabijnen doorliep 1). De Via Salaria was beroemd door hare tempels, aan Hercules, Venus, denbsp;Eer en de Zon gewijd; zij zag de zegevierende Gaulers aanrukken en de Romeinen verdelgen; Hannibal zijne africaanschenbsp;legerbenden aan hare boorden opslaan, niet verder dan drienbsp;mijlen van Rome’s muren af 2); eindelijk, Sylla, aan de spitsnbsp;zijner krijgsbenden den oogcnblik verbeidende, dat zijn vaderland de vrijheid zou komen ten offer brengen aan zij^nbsp;van romeinsch bloed rookend zwaard 3). Zij had, even alsnbsp;al de overige wegen, ook hare smadelijke grafsteden, waaronder , bovenaan, door de geschiedenis brandmerkendnbsp;aangeduid het monument van Licinus, wiens mausolée innbsp;luister al de groote praalgraven van den Appischcn Wegnbsp;te boven streefde; en deze Licinus, nu, was Augustusnbsp;barbier! Varro heeft zulk eene grensloozc buitensporigheidnbsp;in een paar snerpende versregels dus getuchtigd:

Marmoreo tumulo Licinus jacet, ac Cato parvo,

Pompeius nullo: crediinus esse Doos? 1 2')

Met vluggen tred stapten wij die bouwvallen, zoo rijk aan heidensche herinneringen, voorbij, en kwamen vervolgen2nbsp;bij de catacomben der H. Priscilla, op het gebied der hoogstenbsp;chrisllijke oudheid, aan, ter plaatse, waar de H. Petrus,nbsp;tijdens zijn eerste verblijf te Rome , negen jaren na 's Heerennbsp;verrijzenis, aan gene zijde van den Tiber, in het jodeo-kwarlier, afstapte, om er zijn intrek te nemen, allereerst,

1

1) nbsp;nbsp;nbsp;Salaria Via Rodisb est appellala , 'quia per cam Sabini sal ®nbsp;mari dcferebant. — Pomp. et Plin., lib. XXXI, c. 7.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Titiis-Liviui., Decad. Ill, lib. VI.

3) nbsp;nbsp;nbsp;App., De Bel. civ., lib. I.

2

Wie zou, bij ’t marmren graf van Licinus, gelooven ,

Dat er nog Goden zijn? — Pompcjijs heeft er geen,

En Cato slechts een enklen kleinen steen !

-ocr page 391-

CATACOMBE^ DER H. PRISCILLA. 583

*gt;gt;j de familie van een senator, die aan den Esquilijnschen Wg woonde, te weten Punicus en Priscilla, vader ennbsp;hoeder van een zoon, mei name Pudens, wiens echtjjenootnbsp;Sibinilla heette, die vier kinderen hadden, Novalus, Timo-’heus, Praxeda en Pudentiana, allen evenzeer in de geschiedenis der martelaren beroemd 1). Het huis dezer gelukkigenbsp;^bekeerlingen was, gedurende eenigen tijd, de verblijfplaats,nbsp;quot;'aar de galilesche visschcr een gastvrij onderdak genoot,nbsp;ïntusschen ving de vervolging aan te woeden, en reeds be-Itrachtigde lal van christenen de heilbelijdenis met hun bloed.nbsp;Hun stoflijk overschot eerbiedig ter aarde te bestellen, wasnbsp;de vrome zorg, waarmeê, eerst van allen, de moeder vannbsp;den senator Pudens zich moedig belastte 2).

De plaats, waar zij de martelaren begroef, lag twee •'aijlen van de porta Salaria verwijderd, links bij de brugnbsp;quot;an de Teverone, daar, waar zich thans de naar haarnbsp;Senoemde catacombe der H. Priscilla bevindt. Men stijgt ernbsp;^angs verscheiden, binnen den wijngaard verborgen liggende,nbsp;'•¦appen in naar onder. Door de helling van den heuvel en hetnbsp;daar langs afloopend water had deze begraafplaats, meer dannbsp;anderen, te lijden van het vocht, dat daarin, noodwendig,nbsp;quot;rooie stoornis te weeg bragt, zoodat men er ook eennbsp;aantal gangen in aanlreft, die door slib overdolven zijn;nbsp;doch levens heeft zij eene schoone, groole kapel, die, metnbsp;*^'lzondering van het geheel verdwenen schilderwerk, vol-Ij^kt goed bleef bewaard.

t) Bar. , j4n. 42 ; Marlyrol. !C jan. ; Bosio , lib, IV , c. XXVIII. I 2) In de gescliiedenis der ontluikende Kerk komen drie yerschil-^®ade 1’riscilla's yoor. De eerste was eene discipeliii yan den H. Pau-0* ) over haar leve» leze men de Handelingen der Apostelen, hetnbsp;’''H. hoofddeel; — de tweede is die hierboven wordt vermeld;nbsp;de derde leefde onder de rcQering van Diocletian us en van Maxi-abianus.

-ocr page 392-

38i

HET DRIEVODDIG ROME.

Talrijk als de starren aan het uit.spanse!, zijn de gflo' riepunten , welke deze catacombe oplevert, en, om er slechtsnbsp;enkelen van te noemen, zoo werden hier (behalve de doorluchtige leden van Pudens’ senatoriaal geslacht) door de zorgnbsp;der H. Praxede, begraven de H. pausen Marcellus, Sylvester,nbsp;Siricus en Celestinus; de H. priester en martelaar Symitrius,nbsp;met acht-en-twintig deelgenooten in den heiligen worstelstrijd.nbsp;Elke vervolging leverde aan deze vermaarde grafplaats eennbsp;kostbaren oogst van kruishelden op. Die van Septimius Severusnbsp;bragt er twee aan; die van Domitianus bragt er, naar allenbsp;waarschijnlijkheid, het gewijde overschot der H. Flavia,nbsp;eene naauwlijks achttienjarige maagd en martelares, wiernbsp;boven goud te schatten reliquiën, door de zorg van monseigneur Castellani, den bisschop van Porphyrus, werdennbsp;gevonden, en vervolgens geschonken aan de kerk van Nevers,nbsp;welke stad zich evenzeer te verheugen heeft in de heerlijkenbsp;overblijfselen der H. Valentina, eene nog zeer jeugdigenbsp;martelaresse, die, tegelijk met hare zuster, uit de catacombenbsp;der H. Priscilla in het licht werd gebragt. Eindelijk, ondernbsp;Diocletianus, was het aantal der daar Ier ruste gebragienbsp;martelaren ontelbaar.

Tijdens Diocletianus voor de negende en Maximianus voor de achtste maal consul was , werd, op den 26. April vannbsp;het jaar 304, de H. paus Marcellinus, door Claudius, Cy*nbsp;rinus en Antoninus vergezeld , ter strafplaats heengevoerd,nbsp;te midden eener dolzinnige menigte, belust op zijn bloed.nbsp;Met den dood voor oogen, wendde de onverschrokken op'nbsp;perherder zich tot den priester Marcellus, die hem op zonnbsp;volgen, en zeide: « Gehoorzaam nimmer aan de godslasterlijke bevelen van Diocletiaan. » Marcellinus en zijne gezellennbsp;bogen het hoofd onder het zwaard, en, om de christenennbsp;te verschrikken, werd er gelast , dat de lijken der marie-

-ocr page 393-

GESCHIEDENIS. 385

ïaren, tol de onlbindinij toe, in het openbaar zouden blijven ten toon gesteld. Dit duurde zes-en-dertig dagen. In denbsp;duisternis van den nacht gelukte het Marcellus, ze weg tenbsp;Jfunnen halen, en brag^ hij die gewijde ligchamen naar denbsp;Catacombe der H. Priscilla, in een cubiculum clarum, ternbsp;plaatse, waar de H. martelaar Crescentio begraven lag 1).nbsp;Zoo vreeslijk, zegt Daronius, woedde de vervolging, toennbsp;ter tijd, dat Romc-alléén , in één enkele maand, zeventiennbsp;duizend slagloffers lelde 2). Hoeveel er van die heldenschaarnbsp;'Q de catacombe der H. Priscilla zijn ter aarde besteld geworden, is alleen den Hemel bekend.

Na lang de naauwe gangen dezer uitgestrekte grafplaats, deels slaande, deels op handen en voeten, doorkruist tenbsp;hebben, begaven wij ons, vervolgens, naar die van dennbsp;H. Sylvester heen, terwijl ons, ondervvege, de geschiedenisnbsp;der eerste christenheid gedurig bezig hield.

Onder de door onze vaderen gebezigde zinnebeelden komt cok de Os voor, ten leeken der als een slagtoffer gevallennbsp;ttiartelaren voor de glorie van Christus' Naam ; de apostelen ennbsp;de chrisleuen-zelve worden er mede door voorgesleld, die bijnbsp;de verkondiging en naleving van het Evangelie overal hunnennbsp;levensweg, in geween, hebben beploegd, en de voren, waarinnbsp;hel kostbaar zaad strooiden, met hun bloed hebben gedrenkt 3). In de oudste schilderwerken komt dan ook de osnbsp;•¦ceds veelmalen voor; minder, evenwel, in beilelwerk of opnbsp;Voorwerpen van gebakken steen. In hel gewelf eener crypt

1) nbsp;nbsp;nbsp;Anast., In S. Mare.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Quo tcinpure magiia fuit persecutio, ita ot inlra ilt;ieii*em .nbsp;dlt;^cem ct septem millia cbristianoruiii martyrio coronarontiir. Mar-

26 apr.; Ann., t. II, an. 304, n. 23 et seq.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Tauri mei ct altilia occisa suiit..... Christus de figiiratu saiic-

suorum iminolatione dicebat: Iloiocausla meduliala ofieram tibi

®Ves eum bircis. — Cbrys.. Hom. XLl., in cup. XXII Matlh. ~~

35’

-ocr page 394-

386

HET DRIEVOtlDIO HOME.

van den H. Callixtus, als hoofdlafereei, waarschijnlijk, eeif Evangelie-prediker voorslellende, ziet men, aan den eenennbsp;kant, Mozes, met zijn staf de rots slaande, en aan denbsp;andere zijde, Daniël in den leeuwenkuil. Inde benedenhoekennbsp;zijn, tegenover de hoofdfiguur, de os en de duif geschilderd , als luidsprekende zinnebeelden der heilprediking en hoenbsp;de vervolgde christenen haar aanhoorden, even als Daniëlnbsp;en Mozes, vol bekommering, ja, maar levens ook onver-wrikt in hunne hoop 1).

De Duif, waarvan ik , zoo even, sprak, komt overal voor. Op lampen, glazen, grafsleenen , overal inde crypten vindtnbsp;men den zinnebeeldigen vogel, in menigte, verbeeld, als denbsp;boodschapster van waarheid en vrede, en ten vriendlijk teekennbsp;van onschuld, zachtmoedigheid, eenvoud en liefde, zoo alsnbsp;de H. Geest zich, onder hare gedaante, vertoont, en zij alleennbsp;een geheel boek van bespiegeling oplevert, gansch en alnbsp;overeenstemmende met de behoefte der ontluikende Kerk.nbsp;Zelfs is het wel waarschijnlijk, dal de christenen er fitsnnbsp;Zaligmakcr-zclven in aanschouwden, wiens beminlijke volmaaktheid daardoor zoo lieflijk werd uitgedrukl en verbeeld-Vandaar welligt ook hel aloud gebruik, om de H. Eucharistie te bewaren in tabernakels, die gemaakt waren innbsp;vorm van eene duif 2), Op de loculi vertoont zich de fluifnbsp;gewoonlijk met een olijflakje in den bek, en drukt alzoo welnbsp;volkomen naar waarheid uit, hoe de ziel des ehristens, osnbsp;des levens bangen strijd, over winnend wederkeert tot Christus^nbsp;haren Heer.

ïauri et boves, qui o]H*ran(ur Icrram , id est Apostofi ct viri apostobri. de qiiibiis apostolus Paulas scriptum inlerpretatur: Non allijab'S u*nbsp;boei triluranli. — Itlcr., In Isai,, c. XXX. — Quid aliud in fijjura p*^''nbsp;buves, qnain bene opcr,inte.s nccipiiims? S. Greg., In Job., e. A»

1) Bosio, lib. lli, c. XXII, p. 323.

. 2) ld., lib. VI, c. 33.

-ocr page 395-

387

SCHILDERWERK DER CATACOMBEN, DECORATIEF.

Het Hert is eveneens een zinnebeeld , dat in de eerste Cbrislenkunst veelmalen voorkomt, als iiildrukkende hoe denbsp;*iel,in ballingschap door de woestijn der wereld rondzwer-'’ende, hijgt naar de verkwikkende wateren des levens, innbsp;bet land der eeuwige rust; en vandaar dat de bewonersnbsp;der catacomben dat beeld, ook van hunne verbanning ennbsp;uitdrijving, gaarne voor oogen hadden, daar het tegelijknbsp;ben aanspoorde tot waakzaamheid en onderlinge liefde innbsp;Jesus-Christus, hun godlijk voorbeeld en hel heilig voorwerpnbsp;hunner zielezucht 1). Hoe zonden zij eene welsprekender uitdrukking hebben kunnen vinden voor wat het H. Sacramentnbsp;der wedergeboorte betrof? Vandaar dan ook, dal het fraaijenbsp;schilderwerk, in de catacombe van den H. Ponlianus, desnbsp;Verlossers Doop in de Jordaan vuerstellende, tevens ook

1) Cervii» , vetienosorum «erpenfiiim est voral; spinosa (rans-'•¦'•'ndens, cl siiiiinia agililalc praedilus , tiabilarc diligit monies altis-'quot;uos. Huic mcritü comparanlur fideics , qiii diahuluiii vorant, qiiando quot;¦-'quilias ejiis, ad Domini laudciii gluriamque, converlnnt, vitiaquenbsp;bajus saecuti, quasi spinas boiia conversatiune transiliunt ; et babilantnbsp;'a iiiontibus, id est, Apostolis et Propbetis qui sanctis prasdicatioiiibutnbsp;‘ais in boe mundo solida cacuinina esse ineruerunl. — Cassiod., Innbsp;CXlll. — Est aliiid ctiaiii, quod el de eervis dicilur et in cervitnbsp;''¦detur. Quando enim longinquas regionis petunt aut per mare nando,nbsp;quot;at in aginine eundo, alter onus capitis superponit clunibus alteriiis,nbsp;’'•^SUe SC invieem porlant , nee se deserunt, sed propusitum iler pera-Gant. — Bed., In Ps. XLt. — Verus Dei Filius in seiiictipso natu-¦¦ain quam ipse anininntil)us donarit , expressit : Qui in bune ir.unduninbsp;^auquain cervus advcnil, et cuni iiis sc niira simplicilatc jungebat ,nbsp;a quibus ei parabanlur insidise ; 1'crtur cniin bujnsmodi cervorum essenbsp;•“'iplicilas , ut cum bis nonnunquaiii societateni ineant, qui ipsosnbsp;‘asectanlur. Itn ergo Doniinus Judseis doluni sibi aslruentibus misce-alur, et socictatem osculo Judas proditoris aseivit, eujus siniulalioiienbsp;aoesla, usque ad eruei , laqueos, ac rctia passionis accessit. — S. Aiubr.,nbsp;'b- UI. Offic. e. I.

-ocr page 396-

S88 HET DRIEVOUDIG ROME.

een hert vertoont, dat zijn dorst lescht aan de wateren van dien stroom 1).

Ook de Paauw beslaat eene plaats onder de zinnebeeldige voorstellingen der eerste christenkunst. In dien vogel, wiensnbsp;vleesch door de heidensche oudheid voor onverderflijk ennbsp;voor de verblijfplaats der zielen van groote afgestorvenen werdnbsp;gehouden, zagen de christenen een natuurlijk beeld van hetnbsp;liuu dierbaar leerstuk der opstanding van het vleesch. Alsnbsp;een beeld der eeuwige jeugd en van de onvergelijklijkenbsp;schoonheid, waarmeê zij eenmaal omkleed zouden worden,nbsp;plaatsten zij den geheimzinnigen vogel, veelmalen, zoowel innbsp;hun penseelwerk, als in hunne beilelkunst, gelijk ook opnbsp;de graven der overledenen, wier ligchamen eens glorievolnbsp;zouden verrijzen uit de armen des doods 2). Uit velen, zainbsp;ik hier enkel tot staving aanhalen het opschrift door Boldettinbsp;in de grafplaats van Pretextalus gevonden:

^LIA niCTORl NA POSVITnbsp;AVREUanbsp;PR0B«

» Elia Victorina heeft voor Aurelia Proba dezen loculus gesticht 5). »

Regts van hel opschrift ziet men een Lam, het zinnebeeld van der christenen zachtmoedigheid en verwinnend geduld; aan de andere zijde, links, een paauw, het symboolnbsp;der opstanding: hier, het leven met zijn strijd, daar, de

1) nbsp;nbsp;nbsp;Desiderat venire ad Christum, in quo est funs luiuinis, utnbsp;ablutus baptisiiio acclpiat donum reinissionis. — S. Hier., In Ptnbsp;XLl; Boltari, 1.1, p. 199.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Botari, t. II, 121 ; t. I, S2.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Boldetti, lib. 111, c. IV, p. 361.

-ocr page 397-

zinnebeelden: — de haan, — de boomen, enz. 589

herrijzenis met hare glorie. Zou het wel mogeiijk zijn, (Iers chrisilijken worslelkamp en de zegepraal, die er op volgt,nbsp;'u juister en korter begrip te schetsen ?

De Haan maakt mede een deel der zinnebeeldige catacombe-hersieringen uit. Over het algemeen, vindt men hem in de ^rcosolia , gelijk ook op sommige grafsteenen, afgebeeld,nbsp;®ls om er den eersten christenen waakzaamheid Ie prediken ,nbsp;^oowel voor de herders , gelijk ook voor de kudde ,nbsp;beiden, van even groot belang. Nog heden ten dage, wenktnbsp;hij, van af de torenspits onzer kerken , allen toe, om tochnbsp;letten op die-zelfde deugd. Inderdaad, bewonderenswaardignbsp;^ijn die symbolen , wanneer men ze in hunne hooge betee-henis, déér Ier plaatse-zelve, aandachlig beschouwt 1). —nbsp;ik zeide, dat men den haan op de loouli aanlrefl; ofschoonnbsp;nog tallooze anderen bij te voegen waren, mogen tweenbsp;proeven hier voldoende zijn. Boldelti heeft hel volgende opschrift in de catacomben van den H, Gallixtus gevonden ennbsp;•hicêgedeeld:

CONSTAN Tl. IN PACEnbsp;CES0VE

i) Galli nomine designantur praedlealores sancli , qui inter lenebrat prsesentis student venlurani lucem praedicando niintiare. Dicnntnbsp;: Nox praecessit. dies autem appropiiiquavit, abjiciamus ergonbsp;®Pcra tenebraruni. — S. Eueber., Ue Spir. form., c. V, — Est etianinbsp;8“lli cantus suavis In noclibus ; nee solum suavis , sed eliaui utiiis ,nbsp;1'*' quasi bonus cobabitalor et donnieiilem excllal, et solliciluin ad-*quot;0061, et viantem sulalur, processuni iioclis canora significationenbsp;P''olesfans. Hoccanente, lairo suas relinquit insidias. Hoe ipse Lueifernbsp;®*ciia(us oritur ctEluinquc illuminat. Hoe caiientc, Irepidus nautanbsp;Ij'stum deponll. Hoe canenie, deïolus affectu exilil ad prsecanduiii.

postremo, canente, ipsa Eeclesiae Petra eulpam suani diluit. Ipslus v^^tu, spes omnibus redit, segris levalur incomiïsodum, ininuiliir

-ocr page 398-

390

HET DRIEVOUDIG ROME.

« Constantius rust in vrede. » Naast den naam slaat een haan 1). Evenzoo iu een ander opschrift der begraafpl^i^'*nbsp;van de H. Agnes, door Bosio meêgedeeld :

DONATVS ÖVI BIXIT ANNIS XXX.

MENSIS. VI. DIRS XVIII.

DEPOSIONE NONY. KI-. IMIAS QVESQVI IN FACE.

« Donalus, die dertig jaren, zes maanden en achtlied dagen geleefd heeft, werd den negenden Mei hier bijgezet;nbsp;hij rust in vrede. » Men mag het er voor houden, datnbsp;deze twee christenen zich bijzonder door de in het Evangelie zoo zeer aanbevolen deugd van waakzaamheid zullennbsp;hebben onderscheiden, terwijl ook zelfs nog hun graf, doornbsp;zijn zinnebeeldig teeken, blijft voortprediken, na hunnennbsp;dood, de verheven eigenschap, waardoor zij uitblonken ianbsp;hun leven hier beneên 2).

Op een oude sarcophaag, in de vaticaansche catacomben, ziet menden haan op eene kolom geplaatst, gelijk dit, trouwens, in monumenten van lateren tijd zeer dikwijls hetnbsp;geval is. « Hij herinnert, zegt Kasponi, in zijne be.schrijvioJnbsp;van Sint».Jan-van-Lateraan, aan de menschlijke zwakheid,nbsp;waarboven zelfs opperpriesters niet verheven zijn » 5).

Doch, niet alleen het dierenrijk leverde de oude christen-kunst stof voor hare zinnebeelden; ook het plantenrijk, even bevallig als afwislend in zijne voortbrengselen, geeftnbsp;haar ruime hulpmiddelen te harer bevrediging aan de hand.

dolor viilneruiti , febrliini flagraiifi.1 iiiiligatur, revertitur fides lop*'*’ etc. — S. Aiiibr., Hextem.. lib. V, c. XXIV.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Boldetti, lib. U, c. IV, p. 360.

2) nbsp;nbsp;nbsp;r.ib. VI, c. XXXVII , p. 329.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Pontificcs bumanse iiubecillilalis adinoticntur. De Bas. Lai6’• lt;nbsp;lib. 1, c, XIV.

-ocr page 399-

DE CYPRES, DE PALMBOOM, — DE OLIJF.nbsp;59i

öikwerf zijn het alzoo Boomen, die, — als een beeld des Zaligmakers, of van den mensch,in zijn leven, zijnen doodnbsp;zijne opstanding — ter versiering der oudste chrisllijkenbsp;'ï'onumenten, zoowel in schildering, als in beitelwerk, wer-*len aangewend 1); en daaronder bekleedt dan de Cypres welnbsp;eerste plaats. Helaas, het beeld van den dood, door diennbsp;*ioon) verzinlijkt, was, en moest ,uit den aard der zaak, voornbsp;de eerste geloovigen wel wezen een voorwerp van gedurigenbsp;bespiegeling 2). Een grafsteen, door Bosio, in de begraaf*nbsp;plaats van den Appischen Weg gevonden, stelt een cypresnbsp;lusschen twee huizen voor. Die huizen doelen op het mensch-bjk ligchaam , als de door den dood vernietigde woonstede vannbsp;de ziel. De cypres drukt de laalst-bedoelde gedachte uit.nbsp;Overigens komen op de loculi meermalen huizen voor, aksnbsp;lijnde daar juist ook op hunne plaats 3).

Verder zijn de Palm- en de Olijfboom mede als gewijde beeldspraak bij voorkeur door de oude christlijke .schilderkunst gebruikt. Bij het bespreken der martelaren, zullen wijnbsp;de beteekenis van den palmboom leeren kennen; doch watnbsp;®3ngaat de olijf, — welke men telkens op de grafstedennbsp;in de penseelversieringen aanlreft, nu eens alléén, ennbsp;dan weêr met eene duif, die er op rust, of een takjenbsp;van in den bek voert, — zeker, het is niet moeilijk,nbsp;beteekenis te raden van wat er onder dit beeld wordtnbsp;''®rstaan. Als bij overerving, hadden alle oude volken, metnbsp;bet verhaal van den zondvloed, ook tevens de herinneringnbsp;de duif bewaard, die, als eene geheimzinnige hemel-

1) nbsp;nbsp;nbsp;S. Cyril. Hicros., Catech, XVIII; S. Hier., Hom. 111, Janbsp;Orijj., lib. VI, In Epist. ad Rom.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Virgil. JEneid., lib. VI; Herat., Od, V; Ovid., Trist.,nbsp;''quot;g- Xlll, etc.; Bosio, lib. IV, c. XLII.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Bosio, ibid.; et c. XLVII, 3!gt;6-7.

-ocr page 400-

S92 HET DRIEVOUDIG ROME,

bodesse, Noacb, den aartsvader, een olijftak kwam overbren-j'jen, ten leeken van den vrede, die aan de aarde vveêrge-geven was. Vandaar hu, dat, bij alle natiën, de olijf aangemerkt en gebezigd wordt als des vredes lieflijk beeld l)-De christenen schilderden of beitelden, op grond daarvan, olijftakken, telkens als zij de zegepraal der ziel wildennbsp;uitdrukken, en den vrede, dien zij, tot loon barer overwinning, genoot. Dien lieflijken vrede nu, waren zij verschuldigdnbsp;aan den godlijken Meester, ome vrede genaamd 2), ennbsp;wien zij ook nooit verzuimden, daarvan toe te brengen geheelnbsp;den roem. Dit lieflijk denkbeeld wordt bij uitstek roerendnbsp;uitgedrukt door den grafsteen van een jongkind, waarop,nbsp;volgens Bosio, bovenaan dit te lezen staal:

BËNEMERKNTI FILIO CAL.

PVRNIO PARENTES FECERVNT

OVI VIXIT ANN. V. M. VIII.

O. X. DECESSIT IN PACE XIIII. KAL. IVN.

« Voor Calpiirniushun verdienstlijken zoon , hebben zijne ouders dezen loculus gesticht. Hij werd vijf jaren,nbsp;acht maanden en tien dagen oud. Hij toog den veertiendennbsp;Junij weg in vrede. »

Onder het opschrift ziet men eene vaas met twee ooien lot handvalsel, en het letterleeken van den Zaligmaker ernbsp;op. Ter weêrszijde heeft eene duif in den bek een olijftni^,

1) Queinadinoilum post aquas diluvii, quibus iniquilas aotiqa® purgata est, post baptismum, ut ila divcriin , mundi pacern c«l*-’st‘‘nbsp;irae, per columbam lorris adnuntiavit diinissam ex area, et cuinnbsp;reversam; quod signum ctiam apud naliones paci prseteudilur-T-rtul., De Bapt. ; Bosio, lib lY, c. XLIV, p. 348.

Ö) Ipse enim est pax nostra.

-ocr page 401-

DE WIJNGAARD,


DE KROONEN.


595


'daarvan de beide uileinden boven het bedoelde letterleeken ^arnenloopen, in den vorm van eene kroon. Ónmogelijk zounbsp;fiien met meer bevalligheid en onschuld kunnen uitdrukkennbsp;het heil van den jongen Calpurnius, èn de bron, waaruitnbsp;het hem toevloeide. Wat betreft de vaas, met Christus letterleeken, de oudheidkenners zien daarin een beeld van onsnbsp;hgchaam, waarin de heilige Geest, met zijne hemelschenbsp;ffaven van vrede en onsehuld, gezeteld heeft 1),

Maar vooral is het de wingerd, met zijne weelderige takken, zijne frissche bladeren en rijke vruchllrossen, die alsnbsp;''ersieringsmiddel in de aloude christenmonumenlen eene belangrijke plaats inneemt, ten zinnebeeld van den Heer innbsp;*ijn lijden en in het aanbidlijk geheim der Eucharistie;nbsp;doch levens ook van de ontluikende Kerk en van ieder harernbsp;ledematen als onder den druk der symbolische druivenpers verplet 2). Nu eens vindt men haar, rijk met vruchten beladen,nbsp;leslonsgevvijze rond de graflampen geschakeerd; dan wedernbsp;Onder den voet der wijnbouwers vertreden, in bet randwerk,nbsp;dal de arcosolia omgeeft; maar overal voor onze vaderennbsp;P’edikende hel leerstelsel der wedergeboorte uit den martel-^’njd, en tevens, bij het verwijzen naar hunne pligten, hunnbsp;''orstrekkeude tot het lieflijk beeld hunner hoop 5),

Nu ook nog een woord over de kroonen, die, als zinnebeeld der overwinning, veelmalen de grafsteden, de lijk-®leenen en het schilderwerk der catacomben opluisteren. De

1) nbsp;nbsp;nbsp;Habeinus thesaurum isluin in vasis fictilibus, II. ad Cor, ,nbsp;c. IV, 7,

2) nbsp;nbsp;nbsp;S. Hier., In Isai, c. Y ; S. Ang. , In Ps. Vlll; S. Ambr.,

lib. 111, c. Xlll ; S. Hier., In Amos., c. IX; id., In Ps.

^XX\I.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Botfari , t. 1, 108-110-126, etc. etc.; S, Hier. , Inisai.,nbsp;^ i S. Aug., In Ps. Ylll; S. Ambr., Ilexwm., lib. lil, c. Xlll;

® nbsp;nbsp;nbsp;In Amos., c. IX; id., In Ps. CXXVI.

brievoudig Rome. — IV. Peel. nbsp;nbsp;nbsp;34

-ocr page 402-

394 HET DBIEV0UDI6 ROUE.

kroon is gevvoonlijk uit twee door elkaêr gevlochten olijf* takken zaanigesteld, wier punten evenwel blijven gescheiden,nbsp;of ook wel tot een volmaakten cirkelvorm zijn gebogen,nbsp;waarin nu eens een opsclirift , of soms zelfs een beeld vannbsp;den overledene is geplaatst. Ziehier van ieder een voorbeeld ,nbsp;door Bosio meêgedeeld;

MARCIANE PEItlT ANSOnbsp;RVM Pi^VSnbsp;MINTS XllI.

« Narciana stierf ongeveer dertien jaren oud. » opschrift is in een lauwerkrans gevat, en daarnaast ziet mennbsp;een palm.

RESPECTVS QVI VIXIT.

ANNV ET MENSES VllI DORMITnbsp;IN FACE.

« Respectus, die een jaar en acht maanden oud werd, sluimert hier in vrede. » Naast dit opschrift, vindt men, aafnbsp;de eene zijde eene kleine duif, en aan de andere een krans,nbsp;waarin hel borstbeeld van hel engeltje, met de armen idt'nbsp;gestrekt, in de houding van het gebed.

Het anker en de kandelaar met zeven armen zijn zinne* beelden, die mede dikwerf werden gebruikt. Het anker,nbsp;hoop en kracht aanduidende, komt voor op lijksteeneo ennbsp;graflampen, maar voornamelijk op de graven-zelve, aks totnbsp;getuigenis van het troostrijke geloof aan de toekomstig®nbsp;opstanding Uit den dood. Slechts twee voorbeelden zalnbsp;er van aanhalen, en waarvan het eerste, door Mamach*nbsp;meêgedeeld, onschatbare waarde, beiden van zinrijkheidnbsp;en van uitdrukking, heeft: immers, om aan Ie loonen, dat

-ocr page 403-

HET ANKEH. DE KANDELAAR MET ZEVEN ARMEN.nbsp;59 S

^unne slandvasligheid, hunne kracht cn hunne hoop enkel quot;orlelden in den Heer, zoo deden die eerste christenen denbsp;*6ekens dezer verschillende deugden steeds vergezeld gaannbsp;des Meesters godlijken titel en naam. Dus leest mennbsp;den hier bedoelden steen, boven het anker: jhcotc, ennbsp;onder: xreicToc; aan beide zijden ziet men een visch 1).nbsp;Het andere voorbeeld is het reeds aangehaalde opschriftnbsp;heldhaftige heilige martelaresse Faustina. Om haar on-quot;'i'ikbren moed uit te drukken, was men niet tevreden metnbsp;haar graf te schrijven: Firgini fortissimce, maar le-''ens voegde men nog een anker, als het beeld van kracht,nbsp;^3arnevens 2).

Het onderaardsche Rome wordt ook niet weinig opge-'uisterd door den kandelaar met zeven armen, dat verheven *'iinebeeld van den Heer en der zeven gaven, die in Hemnbsp;^rusten en van Hem uilgaan door den heiligen Geest. Denbsp;'sders der Kerk, als verklaarders en aanleggers der eerstenbsp;*^hrisienmonumenten , geven deze uitlegging, als de stellig ennbsp;®^l^én ware, daaraan 5). Zoo hebben wij er, onder anderen,nbsp;gezien op eene fraaije steenen lamp, door Bosio aannbsp;licht gebragt 4).

De afstand tusschen de catacombe van de H. Priscilla de begraafplaats van den H. Sylvester is niet groot: het isnbsp;' Zelfde kwartier der groote martelaarsstad, maar onder tweenbsp;’'erschiliende namen. Naar het voorbeeld zijner voorgangers,nbsp;'*'dde ook de doorluchtige opperherder, die Constantijnnbsp;'‘°Ple, begraven worden bij de vrienden Gods, en zijnen

even als zijn leven, onder hunne magtige bescherming

1) nbsp;nbsp;nbsp;Orig. et Ant. christ,, lib. III, p. 102; et t. I, p. 31.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Boldetti, lib. 11, c. 111, p. 339.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Clem. Alex.Tnd., Strom., lib. V.

Lib. VI, c. XLYl, p. 3a3.

-ocr page 404-

396 HET DRIEVOUDIG ROME.

stellen i). Ofschoon eenige honderden schreden van de uit' gestrekte catacombe der H. Priscilla verwijderd, zoo wordtnbsp;door de oudheidkundigen de beroemde begraafplaats dernbsp;H. Felicilas, der HH. Alexander, Vitalis en Marlialis, dernbsp;zeven maagden en van de HH. Ghrysantes en Daria, tochnbsp;als een daarmeê zamenhangend geheel beschouwd 2); daarenboven is zij, als de plek, waar de zoo straks door mijnbsp;genoemde geloofshelden-marlelaars rusten, eender roemrijk*nbsp;ste onderdeden er van.

Met geen stilzwijgen mag voorbijgegaan worden de edele vrouwe Sancta Felicitas, moeder van zeven voor Christusnbsp;naam gemartelde zonen, en die zelve haar heilig geloofnbsp;bezegelde met haar bloed. Ten jare '175, onder de regeringnbsp;van Marcus«AureIius-Antoninus, door den prefect van Rome,nbsp;Publius, gevangen genomen, werd zij voor dien magistraatnbsp;gebragt, die noch voorkomendheid, noch beloften, nochnbsp;schoone woorden spaarde, om haar tot den afval te bewegen ; Ie vergeefs: Felicitas beantwoordde dat alles, doornbsp;enkel te zeggen: « Hoop niet, Publius, dat laffe vrees ofnbsp;flaauwe toegevendheid Felicilas zal doen vergelen, wat z'jnbsp;haren God verschuldigd is: uwe bedreigingen zijn niet icnbsp;slaat, mij te schokken, evenmin als uwe beloften mij vcrlei'nbsp;den kunnen. » ’s Anderen daags gelastte Publius, dat mennbsp;Felicilas en haren zoon, op hel veld van Mars, voor zijnennbsp;regterstoel brengen zou. Nogmaals werd daar belofte, bedreiging en raadgeving te vergeefs verspild : er viel aannbsp;geen afval van God te denken !

Kene tallooze menigte was getuige van het verhoor, dat zeer lang duurde en door de griffiers der regtbank op*nbsp;gcteekend werd. Doch, daar hel hier personen van hoogen

1) nbsp;nbsp;nbsp;Bosio, 11b. IV, c. XXVlll, p. 9B.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Boldetli, lib. II, c, XVllI, p. S70; Maizolari, t. V, 39l-

-ocr page 405-

CATACOMBE VAN DEN H. ALEXANDER. 597

ran» gold, zoo zond Publius het proces-verbaal aan den keizer, dienu het doodvonnis velde, en de uitvoering daarvan aan vijf reglers toeverlrouwde, met vrijheid, om ernbsp;de martelingen bij te voegen, die hun het meest-gevallignbsp;konden zijn. De oudste harer zonen, met name Januarius,nbsp;werd, met aan zwepen bevestigde looden kogels, doodgeslagen; Felix en Pbilippus bezweken onder den stok; Sil-vanus werd, even als zijne drie jonge broeders, Alexander,nbsp;Vitalis en Marlialis, onthoofd. Het uitvaagsel van al, watnbsp;ooit den reglerstoel bekleedde, verwees, eindelijk, ook denbsp;moeder dier bewonderenswaardige kinderen tot den dood doornbsp;het zwaard: en zoo kwamen allen, langs verschillende wegen , tol dezelfde glorie, hun bij God en voorde menschennbsp;bereid 1).

Bij deze zeven jonge helden scharen zich, lol eeuwigen luister derzelfde catacombe, zeven doorluchtige maagden,nbsp;als roemvolle eerstelingen in Rome’s marlelperk: de HH. Paulina, Donala, Ruslicana, Serolina, Nominanda, Saturnina ennbsp;Hilaria werden daar door hare waardige gezellinnen, denbsp;HH. Praxeda en Pudentiana, bijgezet 2). Wat den H. Chry.nbsp;sanies en de H. Daria betreft, zoo moeten wij hier meldingnbsp;maken van wat er gedenkwaardigs op hun graf heeft plaatsnbsp;gehad, en waardoor zij een bijzonder regt zich hebben ver-'vorven op de godvruchtige herinnering aller christenen, vannbsp;geslachte lot geslacht.

Den 2S. October, namelijk, van het jaar 284, had Nu-fuerianus de HH. Chrysanles en Daria, op ongeveer drie ¦bijlen afslands van Rome, aan de Via Salaria, levend doennbsp;begraven. God nam dat levend offer aan, en verleende de-

1) Eenige schrijvers boeken dit feit op het jaar ISO, onder Aiilo-'’inus.Pius ; wij volgden Baronins, An. 17b, n. 3.

3) Mazzolari, t. Y, p. 392; Bosio, lib. IV, c. 28, p. 9b.

54

-ocr page 406-

598 HET DRIEVOUDIG ROME.

zelfde gunst, dezelfde kracht en dezelfde glorie aan die ef getuigen van waren geweest: immers, het volgende jaar, opnbsp;den herinnerings-dag dezer gruwbre marteling, steeg heimelijk eene ontelbre menigte geloovigen in het helden-grafnbsp;omlaag, om daar het gewijde feest des doods te vieren, ennbsp;de H. Offerande aan God, op te dragen, bij der heilige martelaren stof.

Naauwelijks had Numerianus daarvan kennis gekregen, of hij beval, dat men den ingang der crypt sluiten zou; ennbsp;zoo dan werden al die moedige christenhelden levend verslikt, ja, maar tevens ook de glorie deelachiig der martelaren , wier gedachtenis ieder hunner daar ter plaats-zelmnbsp;in ootmoedige bewondering had vereerd 1).

Dit feit bewijst, zoo als wij reeds aangetoond hebben, dat den vervolgers, ten minste eenige toegangen der catacomben, eindelijk, wel waren bekend.

1) Igitur cüm mutta bencfici.a Deus verflentituis ad eornni sepal-' «ra prseslaret, evenit at die nafali eonjiii inlinila poptili muliitud^nbsp;concurreret, viri siinul ct niulieres, pariter et infante.,, et inniipla^nbsp;pucllaj et jnvenes. Hoe cum fiiisset Nunieriani aurihos intiinatuni,nbsp;jussit at in introitii, quo introierant in crypla, paries levaretnr: qaodnbsp;«uin fuisset impletum, desuper a sabulone super eos nionicm dejeot'nbsp;Omnes ergo pariter, duin coinnianiter sacramenta pcrciperenf, et mar'nbsp;lyrum gloriairi cclebrarent, ipsi quoque ad coronarn marlyrii pertige'nbsp;runt. ylct. SS, Diod. et 3Iart., Cod. Vatic. S, Petr. et ValL,

!0; Bar., 31arttjr., 215 oct., Jn. 284, n, 6.

-ocr page 407-

catacomben der via SALARIA NüOVA. 599

1 E'elgt;ruai'ij.

Catacomben der Via Salaria Nuova. - Catacomben van Novella, — van Ostriauo. — Geschiedenis. — Nog een blik op de oudenbsp;ohristlijke kunst. — Bevestiging der geloofswaarheden.--Catacomben der H. Hilaria en van den H. Thrason. — Geschiedenis.

Terwijl RoKie, naar aanleiding eeoer in 1803 voor eeuwig vernieuwde belofte, vigilie hield, werd er voor de univer-siteit eene lijkdienst verrigt, en daarbij eene gedachtenisiede,nbsp;ter eere van haren stichter, paus Leo X, gehouden, dienbsp;haar in 1303 had opgerigt. Eere zij het volk, dat zich voornbsp;genoten of verkregen weldaden voortdurend dankbaar betoont , en die verheven deugd van edele zielen zagen wijnbsp;levendig verwezenlijkt in de schoone kerk der H. Susanna,nbsp;waar wij langs kwamen op onze wandeling naar den Sala-rischen Weg. Susanna, eene doorluchtige roineinsche maagd,nbsp;onder Diocletianus gemarteld, en door de keizerin Serenanbsp;begraven, is een der gloriepnnlen van de groole ealacombennbsp;der H. Priscilla 1). De begraafplaatsen van Novella en vannbsp;Oslriano moesten ons echter vooraf bezig houden. Eerstgenoemde, volgens alle waarschijnlijkheid, door eene aanzienlijke vrouw, waarnaar zij den naam voert, gesticht, is benoemd geworden, dewijl de H. paus Liberius er de wijknbsp;nadat hij door keizer Constantins uit Rome was gebannen. De heldhaftige opperpriester riep daar, tegen Paasch-®vond, al de katholieken der stad, in zijne onderaardschenbsp;t^aihedraal te zamen, en in menigte stroomde men er heen.nbsp;1^6 duistere gangen der onderstad waren met duizenden fak-l^öls verlicht. Daar verscheen de voorlvlugtige paus op zijnnbsp;'barmeren zetel; naast hem stond Damasus, zijn vicariusnbsp;®tt opvolger, en daarbij de priester Dion'jsius. De roerende

1) Bosio, lib. IV, c. XXIX, p. 98-, Bar., An., t, H, an. 294, *’• 1 ; an. 2915, n. 6.

-ocr page 408-

400

HET DRIEVOUDIG HOME.

woorden, die den opperherder van de gewijde lippen vloeiden wekten een stroom van tranen uit der geloovigen oog.

Na vijftien eeuwen tijdsverloop, zou die treffende rede, in den mond van het opperhoofd der Kerk gelegd, nóg hetnbsp;getrouw tafereel opleveren der rampen, waaronder de bruidnbsp;van Christus voortdurend gaal gebukt: zóó *aar is het, datnbsp;de strijd der dwaling tegen de waarheid van der pausennbsp;wereldlijk gezag, tegen de vrijheid der Kerk, wel van vormnbsp;en taktiek kan veranderen, maar, dat hij in zijn wezennbsp;eeuwig dezelfde blijft 1). Toen de paus zijne rede geëindigdnbsp;had, verzocht de priester Dionysius den H. Vader , dat hij dennbsp;olie zou zegenen, waarna de heilige Doop plegtig werdnbsp;toegediend. Welk een schouwspel leverden toen de catacomben der H. Priscilla op!

Galerijen van middelmatige lengte vereeüigen de begraafplaats van Novella met die van Ostriano, — volgens Onuphrio, Bosio enBoldetli — naar een lid van hel doorTacilu*nbsp;vermelde edel geslacht Oslriana dus geheeten. Gezegde schrijvers melden ook, dat de H. Petrus er heeft gedoopt 2).

Sedert wij het onderaardsche Rome doorkruisten, hebben wij gelegenheid gehad, om op te merken, dal de catacombennbsp;een groot boekwerk zijn, even echt van inhoud, als sierlijknbsp;en welsprekend van vorm; zoo hebben wij er blad voor bladnbsp;van gelezen. Thans is hel lijd, om een onderzoek naar zijnenbsp;bewoners in te stellen; doch, alvorens tol dal hoogst-gewigt'^

11 Dies tribulalionis et angusliae, fratres carissimi, incesseraiit* in quibus navis l’elri, veiitis insurgentibus, perturbata, fanqaaDinbsp;Christo donniente, naufragiiim pertimescit. Nam et piratae undiqo®nbsp;imminent, et inlerdicitur nobis gnbcrnandi facullas, etc. — Zie dienbsp;p-eheele redevoering bij Bosio, lib. IV, c. XXX, p. 101.

2) Bosio, lib. IV, c. XXXI; Boldelti, lib. 11, b71. Pater Slarchi schijnt, blz. 79, deze bewering zijner vermaarde voorgangers eeniger*nbsp;male in twijfel te trekken.

-ocr page 409-

GESCHIEDENIS. 401

punt over te gaan, kan het niet anders dan nuttig zijn, oin eens een oog terug te slaan op de kunst, welker voorl-Ijrengselen wij reeds van naderbij beschouwd hebben, ennbsp;dan vervolgens te zien, wat daaruit te leeren valt.

Hel groote feil, dal alle eeuwen beheerscht, niet slechts utndat hel met«de wereld aanvangt, om, zonder te zullennbsp;ophouden, zich in der eeuwen eeuwigheid te verliezen, maarnbsp;ook dewijl het alle gebeurtenissen en alle schepselen aan-Oekl, zoo als de zon datzelfde doet met al het geslarnte vannbsp;het firmament; dal groote feit, het christendom, (zondernbsp;hetwelk noch de mensch, noch de wereld te verklaren valt),nbsp;'s, zonder de minste tegenspraak , de grondslag, waarop allesnbsp;¦^usl, de slotsom , waarin alles zich oplost; en Jesus Christus ,nbsp;de godlijke stichter er van , is, als eeuwige oorsprong ennbsp;’Heester van hel heelal, heden, wie Hij gisteren was, ennbsp;'u alle toekomst zal wezen 1). Zijne grootsche vertooningnbsp;duistert alle tijdvakken der geschiedenis schiltrend op, terwijl de liefde, die de ziel van zijn wezen uilmaakt, zichnbsp;*0 al zijne werken openbaart. De katholieke Kerk, als belastnbsp;'Het de taak, om aan alle elkaêr opvolgende geslachten datnbsp;Hnveranderlijk schoone beeld voor te stellen en te doennbsp;bennen, bezigde daartoe altijd een tweeledig middel van onderwijs, namelijk, in de eerste plaats, het mondelinge^ ennbsp;daarna dat, wal door afbeelding verkregen wordt.

Bij hare prediking der hemelsche leer , verzuimt zij nooit, “‘H melden H. Paulus, gedurig aan, Ie herhalen, dat hetnbsp;Oude Verbond hel beeld, of de voorspiegeling is van helnbsp;Nieuwe Testament; dat hel jodendom hel christendom ternbsp;''Horbereiding diende, welk laatste in de raosaïsche geschied-'oliën reeds hel lot vindt aangewezen, dat bestemd is voor

1) Quem constituit hsredem universoriim, per quem fecit et *«cula. JUhr., c. 1 , 2.

-ocr page 410-

402

BET DKIEVOTOIG HOME.

de voljeling^en der nieuwe wel; dat alles geschiedde om Jesus-Christus; dat alles Hem vóórverkondigde, Hem vóórverbeeldde, Hem vóórbereidde, zoodat Hij is de ziel, de verwezenlijking,nbsp;het doel der oude, even als van de nieuwe wet; dat Hij denbsp;hoeksteen is, waardoor de twee groote deejen van het ontzettend bouwgevaarte der wereldschepping zedelijk zijn verbonden en tot een eeuwig monument gevormd, welks grondslag aan den eenen kant rust op Sinaï, en aan de anderenbsp;zijde op Calvarië, terwijl zich de tinne er van verheft hoognbsp;in de hemelen-zelf. Van af den H. Paulus lot op den H. Augustinus, en van hem af lot op den H. Leo , en wederom vannbsp;dezen tot Bossuet toe, hebben al de tolken van het godlijknbsp;raadsbesluit ons op die groote chrisllijke eenheid gewezen,nbsp;wier ontwikkeling, in het aardsche paradijs aangevangen ,nbsp;eerst in het paradijs der hemelen zal worden voleind.

Even als Newton de zon geheel het planeetstelsel in hare beweging zag meévoeren; even als de eenvoudigste stervelingnbsp;alle rivieren ziet uilloopen in hare algemeene bedding, deonbsp;groolen oceaan; even zoo heeft de Kerk, — wat trouwensnbsp;de wereldgeschiedenis volledig aantoont — alle gebeurtenissen,nbsp;als 't ware, om de spil zich zien bewegen, die de Verlossing is van hel menschdom door den Heer, en welke allenbsp;gebeurtenissen ook hebben helpen voorbereiden, uilbreidennbsp;en handhaven; zij heeft gezien, — wat trouwens de wetenschap genoegzaam bewijst — dat alle ondergeschikte krachten,nbsp;uit God ontsproten, door Christus tusschenkomst —¦nbsp;door wien er de Schepper van is — wederom lot God we-derkeeren, als lot de eeuwige bronwel en eersten en laalstennbsp;Opperherder der Kerk; zij heeft gezien, dat, wat de profeten voorspelden en alle oude en nieuwe oorkonden bevestigen,nbsp;verwezenlijkt is, namelijk , dat de vijanden van Hem , die,nbsp;Godmensch, de wereld kwam heroveren, zijn verwonnen en

-ocr page 411-

BEVESTIGING DER GELOOFSWAARHEDEN. 405

sis lot een rustbank zijner voelen vernederd geworden; zij heeft den onslerflijken Verwinnaar het door zijn bloed vrijge-hoehle menschdom met zich zien heenvoeren in den eeuwi-8en luister der onsterflijkheid, als deelgenoot zijner glorie,nbsp;lot belooning voor de op aarde vluglig doorgestanenbsp;beproevingen, nu genietende een hemel van heil, onver-'ï'engd en zonder eind. Ziedaar het grootsch tafereel, denbsp;fjeschiedenis der wereld, waarvan de Kerk hel begin, hetnbsp;Hidden en het slot overzien en als met éénen blik doorschouwd heeft.

Wat zij nu zag, dat zegt en herzegt zij op allerlei wijze ®sn ieder kind, hetgeen ter wereld komt, aan eiken jon-Sding, die de levensbaan opgaat, aan alle grijzen , die haarnbsp;aftreden in het graf. Zij zegt het aan Europa’s beschaafdenbsp;''olkeren , aan Oceanië’s ontluikende christenheid, even-eensnbsp;®ls zij hel vóór achttien eeuwen zeide aan de bekeerlingen,nbsp;H de catacomben der heilige stad. En niet alleen met denbsp;pen harer leeraars, door den mond harer predikers, vannbsp;lippen der moeders aan den huislijken haard, is het,nbsp;'^st zij dit heilwoord verkondigt; maar ook in de nu eensnbsp;hinderlijk-eeuvoudige, dan weder hoogst-dichlerlijk-verhevenenbsp;’aal harer gebeden en harer ceremoniën spreekt zij diezelfde waarheden, onafgebroken, uil. Hij, Jesus Christus,nbsp;van alle dingen de Alpha en de Omega, het begin, hetnbsp;’’^l'lden, het einde, en dht leert de Kerk bij baar monde-*Hg onderrigt aan geheel de menschheid, zonder ooit tenbsp;''cranderen, en eindeloos door.

Maar levens leert zij ook datzelfde in het onderwijs, dat haar bij middel van afbeeldingen gegeven wordt. Armnbsp;voorlvluglig, kon de Kerk, in hare eerste ontwikkeling,nbsp;voldoen aan wat haar hart zoo vurig verlangde, na-^®hjk, om hare kinderen te vereenigen, te leeren en'te

-ocr page 412-

404 HET DRIEVOUDIG ROME.

stichten door een lang en gedurig onderhoud; maar daarna kwam haar, ter vervanging van het levend woord, de kunstnbsp;weldadig te gemoet; en, als door hetzelfde beginsel geleid,nbsp;grifte deze aan de gewelven der onderaardsche kapellen, opnbsp;de sarcophagen, lampenen glazen, met een woord, overal,nbsp;waar het pas gaf, al de groote waarheden, die tot lichtnbsp;en tot troost moesten strekken der vervolgde eerste christenheid: ziedaar de oplossing van de vraag, hoe de kunst mnbsp;de catacomben moet worden verstaan. Jesus Christus, denbsp;Heer der wereld en van alle eeuwen, beloofd, voorgespie-geld en voorspeld, vervolgd en in zegepraal, die zijne vol'nbsp;gelingen deelgenoot maakt van zijne glorievolie verrijzenisnbsp;en eeuwige overwinning, nadat ze met Hem geleden hebbennbsp;in den bangsten strijd; — voorts, het Oud en het Nieuwnbsp;Verbond, altijd tegenover elkaêr, als het beeld naast zijnenbsp;verwezenlijking, beschouwd, of gelijk de schaduw bij hetnbsp;licht, den dageraad naast de zon, de rivier in verband metnbsp;den oceaan, waarin zij al hare wateren doet uitstroomen;nbsp;dan Maria, de apostelen, eenige martelaren, gelukzaligenbsp;discipelen van den Heer, roemruchte eerstelingen zijnernbsp;zegepraal, — ziedaar, wat, zoo als wij in het geschiedkundig üverzigl opmerkten, het onveranderlijk en voortdurendnbsp;onderwerp uitmaakt van al wat de eerste christenkunsl metnbsp;penseel of beitel te voorschijn bragt, en hoe de Kerk doornbsp;hare hulp de geloovigen onderwees.

Jesus Christus, de Koning der volken en der gebeurtenissen, is ook die der schepselen, door de zonde vervallen^ en van hunne bestemming afgeweken, als, langen tijd,nbsp;werktuigen geworden zijnde van de ongeregtigheid en dernbsp;afgoderij; zoo dan moet Hij hen terugbrengen tot hun wezenlijk doel, en dat nu heeft de godlijke Middelaar en Heernbsp;van alles, wat op aarde en in den hemel is, niet vergeteo-

-ocr page 413-

BEVESTIGING DER CHRISTLIJKE GELOOFSWAARHEDEN. 403

% hare beurt, evenwel, brengt nu ook de ontluikende chrislenkunst, door hare versiering der oudste monumenten,nbsp;aan den waren God de hulde toe, welke zij, zoovele eeuwennbsp;*ang , aan de vergode hartstogten offerde; en in hare eerstenbsp;oederige proeven, welke de catacomben opleveren, zien wijnbsp;*^6 drie rijken der natuur, het gedierte, aarde, lucht en zee,nbsp;toornen , planten, bloemen en jaargetijden , de rijkste, zoowelnbsp;als de onaanzienlijkste metalen, elk op zijne wijze, den lof ennbsp;^le glorie verheffen van den Godmensch, die de wereld heeftnbsp;’'erlost, en allen.te*zamen prijzen, in beeldspraak, de aan-tidlijke eigensehappen van den Heer en Meester, welke zijnbsp;levens als verpliglende voorbeelden stellen ter regeling vannbsp;fijner leerlingen gedrag; ziedaar de tweede wijze, waarop denbsp;eerste chrislenkunst het onderwijs der Kerk bevorderlijk was.

Doch, ook zelfs de oude vijand van God en der menschen, 'l'e veertig eeuwen lang de schepping in zijne ketenen hieldnbsp;Sekromd, hij, Satan , zal door de Kunst straks mede voor desnbsp;^crwinnaars zegekar gespannen worden, en reeds waagt zij het,nbsp;**choon met nog onvaste hand, daarvoor de kreupele schetsennbsp;leveren, als ten voorbode van wat straks de middeneeuwennbsp;^loor den stouten beitel des beeldhouwers zullen doen uilvoe-*^^0 in die grootsche tempelwanden, waar de booze geesten,

oriderjukle gestalte en met grijnzend gelaat, zich over-'''onnen zullen vertoonen door de eeuwige zegepraal van den ^i^er. Op die wijze nu heeft de oude chrislenkunst de grond-quot;’aarheid uitgedrukt, dat de godlijke Stichter der Kerk, lotnbsp;prijs

voor zijn lijden en strijden, heeft ontvangen een Naam, 'arheven boven alle namen; en waarvoor alle kniën zich zullennbsp;'^U'Seu, in den hemel, op aarde en in de hel.

Eveneens nu als het mondeling onderrigt, alle eeuwen *^°or, stand houdt, gaat ook het beeldfiguurlijk onderwijsnbsp;‘^®armeê in gelijken tred voort, en strekt zich uit van de

aoe^oudig Rome. — IV. Deel. 3S

-ocr page 414-

406 HET DRIEVOUDIG ROME.

catacomben af, door de middeneeuwen heen, tol in Sint' Pieter, te Rome, en Sint-Jan-van»Laleraan; nu eens ondernbsp;den invloed van den slroeven en kracbligen quot;enius der volkennbsp;van het Noorden, waarbij de kunst hel katholiek denkbeeldnbsp;uitdrukt met de ruwheid, die eigen is aan de zeden dernbsp;zonen van Odin en van hen, die op Varus hebben getriomfeerd; dan weder onder aanblazing van den genie, dienbsp;Griekenland en Italië stemt voor de zachtste indrukken vannbsp;hel eeuwige schoon, als waarbij de kunst met hare mosaïkennbsp;en fresco’s, in duizende vormen, de een al bevalliger dannbsp;de ander, de kerken van Assisi, van Rome en van Ravennanbsp;tooit. Doch, is de vorm ook al verschillend, het gronddenkbeeld is daarom toch overal één; en zoo dus is d®nbsp;christlijke kunst, die, even als de fijn geslepen diamant,nbsp;met duizend stralen schittert, tegelijk melde Kerk geboren,nbsp;en de catacomben waren haar wieg en bakermat. Déar moetnbsp;men haar -gaan bestuderen, om haar te begrijpen in hareOnbsp;geest, in hare zending en in de onderwerpen, welke z’jnbsp;opneemt of verwerpt.

Wanneer men haar enkel zou willen beschouwen van sf hel tijdvak der restauratie tol op onze dagen, zoo liep mennbsp;het dubbel gevaar van haar aanspraaklijk te maken voor eenenbsp;menigte van buitensporigheden, ja, belachlijke dwaasheden,nbsp;waaraan zij volstrekt geen schuld heeft, en tevens haar t®nbsp;veroordeelen bij hare grootsche symbolische uiting gedurendenbsp;de middeneeuwen, door de blinde bewonderaars der restauratie niet begrepen, en, gelijk wij thans wel zeggen mogen»nbsp;in hare heerlijke vormen zoo jammerlijk miskend.

Wanneer men, evenw’el, van den anderen kant, niet hooger dan tot aan de middeneeuwen wilde opklimmen, dannbsp;men, daarentegen, een boek lezen, waaraan de eerste blad'nbsp;zijde ontbreekt; men zou een treffend-schoon geheel onbarm'

-ocr page 415-

BEVESTIGING DEB CHRISTLIJKE GELOOFSWAARHEDEN. 407

hartig vaneen rijten, het gevolg voor de oorzaak nemen, de ontwikkeling voor het beginsel, en den manlijken leeftijdnbsp;Voor de jeugd. De kunst in de middeneeuwen is eene dochternbsp;der kunst in de catacomben. Als erfgenaam barer moeder,nbsp;heeft zij hare voetstappen getrouw gevolgd, haren geestnbsp;streng bewaard, doch tegelijk ook den erfschat, gedurignbsp;3an, vergroot en verrijkt. Even als hare moeder, stelt zij,nbsp;onafgebroken, het Oude naast het Nieuwe Testament, om zenbsp;heiden zamen te smelten lot één geheel, en steeds dat alles-öfdoende en alles uitdrukkende woord herhalende: « Jesusnbsp;Christus was gisteren, is heden en zal zijn in alle eeuwigheid; » terwijl zij voorts in de hoofddeelen en sieraden barernbsp;oionumenten immer al het geschapene, op aarde, in dennbsp;hemel, of in de hel voorstelt, hetzij als bevorderend middel,nbsp;hetzij als onmagligen hinderpaal, maar, hoe dan ook, altijdnbsp;‘dienstbaar aan het grootsche heldendicht, waarvan de Zonenbsp;Cods het glanzend middelpunt is.

Het doet mij leed, maar ik moet het zeggen, dat de •’eslauralie, naar het schijnt, even als de scholen, die uitnbsp;haar zijn voorlgesprolen, dit gronddenkbeeld der christlijkenbsp;hunst , zonderling genoeg, geheel hebben vergelen; immers,nbsp;^an den oogenblik af aan, dat zij ten troon is gestegen,nbsp;Oain de tegenoverstelling der beeldspraak des Ouden Ver-honds aan de werklijkheid van het Evangelie in gewijdenbsp;h'insltafereelen meer en meer af; en dit is driewerf te be-J'J'iinieren, eensdeels, dewijl het eene afwijking der kunstnbsp;ab inilio aulem non fuit sic; en anderdeels, omdatnbsp;'daardoor de harmonie wordt verbroken, die altijd tusschennbsp;h®t mondeling en beeldfiguurlijk onderrigt der Kerk bestaannbsp;heeft. De bijbel, door het kind reeds aan moeders kniënnbsp;Selezen, en die hel tot de waarheden van het Evangelienbsp;^Pleiden moet, behoort tegelijk ook, voor oud en jong,

-ocr page 416-

408 HET DHIEVOÜDIG ROME.

voor geheel het christenvolk, op de wanden des tempel» veraanschouwlijkt te zijn gemaakt. Doch ook, in de derdenbsp;plaats, mag men het betreuren, dat de zoo trotsche gangnbsp;van het christendom, van af alle eeuwigheid, daardoor, alsnbsp;’t ware, wordt geknot of afgebroken, en men het zoodoendenbsp;voorstelt als een op zich-zelf staand feit, zonder voorbereidingnbsp;in het verleden, en als op eene ware godsdienst volgende,nbsp;die, op hare beurt, door wederom eene andere zal wordennbsp;vervangen, gelijk dit door enkele wargeesten in onze dagennbsp;wordt beweerd, en wier dwaalbegrip welligl het noodlottignbsp;gevolg is van het verdorven onderrigt, welks gevaarlijkenbsp;strekking wij niet genoeg kunnen betreuren, daar loeh,nbsp;onder den invloed dier nieuwmodische leer, de geloovigen,nbsp;voor driekwart reeds, met zulk een Catechismus, en bijnbsp;gevolg door zulk eene Theologie, het christendom zich nietnbsp;meer hebben leeren voorstellen als aanvangende, tegelijknbsp;met de wereld, in het aardsche Paradijs, staande met dennbsp;eenen voet op Sinaï en met den anderen op Golgotha.

Men ziet, dat in de catacomben, als in een boek, al Je hoofdtrekken uit de geschiedenis van het christendom doornbsp;de hand der kunst staan neêrgeschreven; en terwijl dit, ifnbsp;het algemeen, door de crypten en de sarcophagen wordtnbsp;bewezen, leveren ook het marmer, tegels, glazen en steenen,nbsp;in beeldspraak, het onwraakbaar bewijs op voor de waarheid,nbsp;dal de grondleerslellingen des geloofs daarin zoo levendig'nbsp;duidelijk werden uilgedrukl, als maar eenigermate met denbsp;voorzigtigheid tegenover de bespieders der geloovigen be»nbsp;staanbaar was; terwijl ook nog, daarenboven, de kunst ionbsp;het onderaard.sche Rome de hooge verdienste had van denbsp;godsdienst niet slechts naar de letter^ maar ook naar dennbsp;geest te onderwijzen. Geduld, zachtmoedigheid, liefde ennbsp;onlferrning, ziedaar wat de leer des godlijken Verlosser»

-ocr page 417-

409

BEVESTIGING DER CHRISTEIJKE GELOOFSWAARHEDEN.

I ademt, en ’l zijn die verheven deugden, welke zijne volgelingen moeien betrachten en doen uilblinken in alles, wat ïij doen.

De catacomben nu ademen, zoowel in een geschiedkundig opzigt, als uit het oogpunt van kunst beschouwd, geheelnbsp;en al, den geest, dien wij meenen, thans genoegzaam te hebbennbsp;aangeduid, en waarvan men zich volkomen zal kunnennbsp;overtuigen door een blik te werpen op de onderwerpen,nbsp;die er zich hel meest in voordoen, zoo als: Abel door Caïnnbsp;gedood, Isaac door Abraham geofferd, Daniël in den leeuwenkuil , de drie jongelingen in den gloeijenden oven, welkenbsp;tafereelen op de meest welsprekende wijze prediken denbsp;groote deugden van geduld en zachtmoedigheid, door dennbsp;godlijken Meester zijnen discipels en volgelingen op aardenbsp;''oorgehouden , tot hun eeuwig heil. Voorts Jonas in deunbsp;walvisch of rustende in de sciiaduw van den ziunebeeldigennbsp;l^oorn ; de Zaligmaker-zelf, als de goede Herder voorgesteld,nbsp;of de duif met den olijftak des vredes; ziedaar hoe op denbsp;bevalielijkste en levens roerendsle wijze, onder beeldspraak,nbsp;l^et christenvolk zich de naastenliefde en de ontfermingnbsp;lovend zag ingeprent: immers, onmogelijk toch kan hetnbsp;hoofdgebod: «Bemin God bovenal, en uwen evennaaste alsnbsp;O'zelven» meer levendig in practijk gebragt worden dan 'tnbsp;'o de catacomben geschiedde, waar de jeugdige broedergc-O'eente, met den glans der hemelsche verrukking op hetnbsp;gelaat, te zamen naauw vereenigd, harten, oogen en handennbsp;biddend omhoog hief lol haar godlijk ideaal; waar de vromenbsp;grafdelver voor zijne broeders en zusters in den Heere lief-‘^orijk den loculus groef, en waar de liefdedisch zoowelnbsp;'oor de armen als voor de rijken, zonder aanzien des per-**oons, gulhartig werd gespreid.

Hel is mij aangenaam, dit hoofdpunt ook nog te kunnen

SS

-ocr page 418-

410 HET DRIEVOUDIG ROME.

toelichten en bekrachtigen door het gezag van een geleerd oudheidkundige uit onzen tijd, den heer Raoul Rochette,nbsp;wanneer hij zegt: «De catacomben, lot grafsteden voor denbsp;eerste christenen bestemd, en langen tijd door martelarennbsp;bevolkt, waren gedurende de vervolging, voorzeker, nietnbsp;dan het tooneel van droevige smarte en harde pligtbelrach-ling, maar toch leveren zij, van alle kanten, louter lafe-reelen van evangelischen heldenmoed en lieflijke beeldennbsp;van christlijke gelatenheid, te midden van dien, naar betnbsp;scheen, eindloozen strijd, als: de goede Herder, de wijnoogst,nbsp;liefdemalen, christenen in het gebed, herdergroepeu, symbolische vruchten, bloemen, palnvtakken, kransen, lammeren, herten, duiven, kortom, enkel beelden van liefde,nbsp;onschuld en vreugd. Ik heb elders reeds gezegd , en kannbsp;het nu nog weêr op nieuw verzekeren, dat het kruis, innbsp;(Ie eerste eeuwen, in niet eene enkele begraafplaats gevondennbsp;werd; en ik mag er bijvoegen, dat er lot dusverre zelfsnbsp;nog niet eene voorstelling uit Christus lijdensgeschiedenisnbsp;in is ontdekt. De marteldood zelfs wordt er slechts aan*nbsp;geduid onder tafereelen uit het Oude Testament, als vannbsp;de drie jongelingen in den gloeijeuden oven, Daniël innbsp;leeuwenkuil, Isaac op het offeraltaar, in welke voorstellingennbsp;de christenen van dien lijd, als aan dezelfde smarllijk®nbsp;beproevingen onderworpen, tegelijk een beeld der werk*nbsp;lijkheid, een voorbeeld ter navolging en eene bron zagennbsp;van vertroosting en hoop.

« Te midden der wreedste beproeving en meestal met den dood steeds in ’t gezigt, hielden zich de christenennbsp;enkel bezig met het hun weggelegde hemelsche loon,nbsp;zoo dan zagen zij in de foltering van den martelstrijd zelf’nbsp;enkel maar een zekeren en veiligen weg, om te gerakennbsp;totdat eeuwig heil; en dus, wel verre van zich door smart'

-ocr page 419-

CATACOMBEN DER H. HILARIA EN VAN DEN H. THRASON. 4|{

tafereelen Ie omringen, die doelloos waren, trachtten zij, integendeel, het aardsche lijdenslot onder bemoedigende beeldennbsp;en vrolijke kleuren voor te stellen, met purper en bloemennbsp;getooid; zoo toch vertoont zich inde chrisllijke catacombennbsp;te Rome de wijk des doods. Toch, vooral, een hoofdtreknbsp;moeten wij hier doen uilkomen, die het christendom zoonbsp;bijzonder kenmerkt, en den geest er van tot onsterflijkenbsp;eere verstrekt, namelijk, dat, gedurende een zoo lange ennbsp;vreeslijke vervolging, onder den aanhoudenden indruk vannbsp;louter lijden en smart, de christengemeente, in de catacomben verscholen, of op hel broedergraf biddende geknield ,nbsp;en onafgebroken met de vervulling van droevige en ernstigenbsp;pligten bezig, nogtans in die grafgewelven, te midden vannbsp;zooveel sombers, niet één-enkel merkteeken van rouw heeftnbsp;achtergelaten, geen enkel blijk van wrevel, geen bewijsnbsp;hoegenaamd van wraak; terwijl, daarentegen , alles, watnbsp;zij er ons in monumenten achterliet, louter liefde ademt,nbsp;zachtmoedigheid en kalme onderwerping van gemoed! Iknbsp;zou mij zeer bedriegen, wanneer deze, uit een ernstignbsp;widerzoek van het schilderwerk der catacomben voortsprui-lende en onwederlegbare opmerking, niet het christendomnbsp;zich in een licht deed vertonnen, evenzeer als geheel zijnenbsp;geschiedenis en die zijner monumenten, volkomen geschikt,nbsp;Om er iedereen in eerbied en liefde voor te ontsteken 1). »nbsp;Ziedaar, wat de catacomben hebben gepredikt door middelnbsp;Van de beeldspraak der kunst; en wanneer men nu datnbsp;verheven-schoone en tegelijk zoo eenvoudige boek aandachtignbsp;heeft doorbladerd, zoo moeten er als van-zelf twee gedach-lon in ons oprijzen, als, vooreerst, eene van leedwezen daarover, dal de beeldhouwers, schilders en oudheidvorschersy

Ij Tahl. des Cat., p. 182-183.

-ocr page 420-

HET DRlEVOÜBlO ROME.

gelijk ook vele hedendaagsche zede- en godsdienstschrijvers, of predikanten (hoe verdienstlijk overigens ook) van laternbsp;tijd, maar al te zeer vergaten of verzuimd hebben, dennbsp;waren geest der kunst en der godsdienst te gaan putten aannbsp;de bron der monumenten van de vroegste christenheid, daar,nbsp;waar hel penseel des schilders, even als de veder en denbsp;mond der kerkvaders, overvloeide louter van hemelschennbsp;dauw. En dan voegt zich daarbij, voorts , de vurige wensch ,nbsp;dat, zoowel de kunsten als de zeden, geheel de geestnbsp;des menschdorns, der beschaving, der zarnenleving, metnbsp;een woord, dat de gansche maatschappij dra, met verstandnbsp;en hart, moge wederkeeren lot het albezielend voorbeeldnbsp;onzer vaderen, bij de eerste ontluiking der Kerk.

Onder den indruk dier beide gedachten, begaven wij ons naar de catacomben van de H. Hilaria en van den H. Thrasonnbsp;op weg. Ook die beide nieuwe kwartieren der groole graf*nbsp;plaats der H. Priscilla hebben niet minder glorierijke feitennbsp;te verhalen, zoo als, bij voorbeeld , het eerstgenoemde vannbsp;de twee de merkwaardige geschiedenis in herinnering brengtnbsp;der heilige, wier doorlucIUigen naam er aan gegeven is.

Nog verdartelde zich het oude Rome in hare dolle na-vreugde over de wreede marlelpleging aan den H. Chrysantes en de H. Daria ten uilvoer gelegd, beiden levend op dennbsp;Salarischen Weg begraven, en zie, daar wacht het reedsnbsp;wéér een nieuw bloedig vermaak. Den 5. December vannbsp;het jaar 284 deed Keizer Numerianus, te midden der ijslijkst^nbsp;folteringen, afmaken den tribuun Claudius, zijne twee zonennbsp;.lason en Maurus, benevens nog zeventig, hun hopmannbsp;waardige, soldaten, als beschuldigd van, even gelijk dezeinbsp;aan de onbetwistbare mirakelen geloofd te hebben, door beid®nbsp;bovengenoemde martelaren verrigt. Allen, met uitzonderingnbsp;van Claudius, zijn aan de scherpreglers overgeleverd,

-ocr page 421-

GESCHIEDEHIS. 415

'''ier bijl hun onschuldig hoofd weldra buigt. Maar, wal den tribuun betreft, zijn dood moest, door ijslijkheid, allennbsp;’’oortaan afschrikken, die ooit zijn voorbeeld dachten te volgen,nbsp;öe keizer beveelt, dat men hem, als den onwaardigstennbsp;l^ooswicht, naar den oever van den Tiber heenslepe, eennbsp;2waren steen om den hals binde, en vervolgens in den stroomnbsp;'rerpe. Doch, wal doet middelerwijl Hilaria, de eehtgenootnbsp;moeder der martelaars? Met den moed eener chrisllijkenbsp;''rouw, komt zij de bloedige overblijfsels harer zonen ennbsp;^et zielloos overschot van haren echtgenoot afhalen, en,nbsp;Zonder het haar dreigend lot te vreezen, begraaft zij al dienbsp;dijken in haren tuin, voor de poorten van Rome gelegen,nbsp;®“n den Salarisehen Weg.

bid U

Bij haren zieleschat te leven, als christin voor hen, quot;'elke zij, als gade en moeder, zoo innig lief had, tenbsp;*^gt;dden, ziedaar de troostvolle bezigheid, waarmeêzij zich,nbsp;*^3g en nacht, onledig hield. Numerianus, daarvan onder-geeft last, om haar gevangen te nemen. «Ik heb slechtsnbsp;eene gunst te verzoeken, — zeide de heldhaftige vrouwnbsp;^an de krijgslieden, die haar in hechtenis kwamen nemenrnbsp;' laat mij mijn gebed voleinden • daarna kunt gij doen,nbsp;quot;al gij verkiest. » Het Ligchaam des Heeren nemende, zegtnbsp;met de handen ten hemel geheven: « Heere Jesus-^“ristus, ÓGij, wien ik, van ganscher harte, belijd, ik

vereenig mij met mijne kinderen, die door mij tot

'*'arielaren zijn gebaard. » Zij stortte op hare kniën, en gaf geest. De soldaten ziende, dat zij dood was, lieten haarnbsp;^¦1'' aan hare twee dienstmaagden over, die haar ter aardenbsp;Ratelden, bij haren echtgenoot en bij haar kroost 1).

'^Pe catacombe van den H. Thrason heeft haren oorsprong

I) Bar., Jn. , t. 11, a/ï, 284: MarUn\ 3 decctub. : Bosio, IV , e. XXXII.

-ocr page 422-

4U HET DRIEVOUDIG ROME.

Ie (Janken aan den doorluchtigen christen, wiens naani z'j voert, terwijl zij tevens van zijnen liefdevollen moed getuigt.nbsp;In het jaar 298 deden de keizers Diocletianus en Maximia-nus hunne badstoven aanleggen, waartoe, zeven jaren lang,nbsp;veertig duizend christen-soldaten, nacht en dag, gebezigdnbsp;werden; doch, onbeschrijflijk, ja, ongelooflijk is het, watnbsp;die edele veroordeelden te verduren hadden, bij het verrig*nbsp;ten van dat reuzenwerk. Twee christenen, boezemvrienden;nbsp;met name Maximus en Thrason, besloten, hunnen broederen eenige verkwikking en opbeuring te verschaffen in zooveel leed. Beiden waren zeer rijk. Maximus ontdoet zichnbsp;van alles, wat hij bezit, om het aan Thrason ter beschikkingnbsp;te stellen, die, des nachts, er de rampzalige geloofsge-'nbsp;nooten meê gaat verkwikken, overal, waar zij zich bevinden , in ieder kerkerhol. Daarenboven, nam hij ook oog viernbsp;vertrouwde personen, ijverige christenen, tot hetzelfde doeleinde in den arm, en maakte hen tot de uitdeelers vannbsp;zijn eigen aanzienlijk vermogen, doch, even als hij-zelf)nbsp;verwierven ook dezen zich voor hunne opofferende liefde dennbsp;gewijden palm van’l heilig martelaarschap; terwijl Thrasonnbsp;zijne christlijke zorgen niet alleen beperkte bij de levenden)nbsp;maar die ook vromelijk uitstrekte tot de overleden broedersnbsp;in hun eervol graf; hij was het, die, met den priester Joannes, de stoflijke overblijfsels van den heiligen grijsaardnbsp;Saturninus en van den diaken Sisinius, beiden aan den No*nbsp;mentaanschen Weg gemarteld, eigenhandig ging wegnemennbsp;en zelf ze, op zijn buitengoed, aan de Via Salanlt;^nbsp;begroef, ter plaatse, waar zich nog heden ten dage zijn®nbsp;onsterflijke catacombe bevindt 1).

I) Bar., An. 303, n. 110; Bosio, lib. IV, o. XXXlll.

-ocr page 423-

CATACOMBEN VAN DEN OÜDEN SALARISCHEN WEG. 418

3 felbruartj.

Catacomben van den ouden Salarischen Weg: Via Salaria vecchia. — Catacomben van den Konkommerheuvel. — Geschiedenis.nbsp;— Opschriften der catacomben. — Opschriften op glazen ennbsp;schalen. — De waarheden, die daardoor verkondigd worden.nbsp;— Opschriften der catacomhen.

Voorzeker, geen beter voorbereiding tot het eerbiedig bezoek der catacomben is er, naar wij meenen, denkbaar,nbsp;*ian den dag aan te vangen met den martelaren, naar Rome’snbsp;''room gebruik, onze hulde te gaan brengen op de altaren-¦'^elve, waar zij het schittrend loon verwierven voor hunnennbsp;onbezweken christenmoed en eeuwige trouw aan des Verlossers hemelsche banier. Wij hadden bestendig ons , zooveelnbsp;*^oenlijk, aan deze goede gewoonte gehouden , en bevonden,nbsp;•^at daaruit steeds gewaarwordingen en een licht geborennbsp;quot;'Orden, welke men op geene andere wijze verkrijgt. Zoonbsp;•^os begaven wij on.s, voor heden, naar Santa-Marïa-innbsp;welke eerwaardige basiliek, reeds van den vroe-5en morgen af aan, door tallooze geloovigen werd bezocht,nbsp;^on vierde er het feest van den H. Blasius, bisschep vannbsp;Gebaste, in Armenië, wiens, in deze kerk bewaarde relieken,nbsp;'^ndaag voor de vereering van het volk worden uitgezet,nbsp;'0 het openbaar. De geschiedenis der marteling van dezennbsp;heiligen bisschop vult eene der schittrendste bladzijden innbsp;*^0 jaarboeken der heldenfeiten van het eerste chrislen-''Oorgeslacht.

Reeds schreef men 316, en nog immer ging Licinius 'oort met, in het Oosten, de Kerk te vervolgen, welkenbsp;^onstanlijn, in het Westen, ten keizerstroon verheven had.

den 3. February , deed Agricola, het hoofd der pro-^'Ocie, den bisschop van Sebaste in hechtenis nemen, een ^'''jsaard, driewerf eerwaardig door zijne zilveren haren,

-ocr page 424-

416 HET DRIEVOÜDIG ROME.

door zijn heiligen wandel , en door den roep, die uilging i over zijne wonderkracht. Na eene langdurige geeseling, werdnbsp;hij aan een boom gehangen, waar de beulen hem met ijze*nbsp;ren haken het vleesch uit de zijde rukten; daarna sleeptenbsp;men hem naar den kerker, en vervolgens weêr vandaar,nbsp;om hem te verdrinken in het nabijgelegen meer; doch,nbsp;dewijl hij nog steeds bleef leven , deed Agricola hem hetnbsp;hoofd afhouvven, tegelijk met dat van nog twee andere bloedgetuigen , jeugdige kinderen, die hunnen herder onafscheidelijknbsp;in het geloof getrouw bleven, tot aan den laatslen stoad. Eenig®nbsp;uren vóór deze wreede strafpleging, hadden reeds zeveonbsp;christenvrouwen bet doodvonnis ondergaan, dewijl zij, bijnbsp;de marteling van den heiligen bisschop, eerbiedig warennbsp;toegetreden, om eenige druppelen op te vangen van zijnnbsp;bloed ; daardoor herkend , werden zij aan de beulen over*nbsp;geleverd, die weldra haar leven deden eindigen, onder denbsp;gruwlijkste foltering 1).

En nu begeven wij ons dan naar de catacomben op weg-De herinnering aan zooveel heldenmoed brengt ons in den geest achttien eeuwen terug en, als ’tware, in de tegen'nbsp;woordigheid dier roemruchte kruisbaniervoerders, wier wof'nbsp;stelstrijd de geschiedenis ons, zoo even te voren, voorhield»nbsp;en op wier gewijd overschot wij, daar straks eerst, eerbi^nbsp;dig hebben geknield. — Ofschoon de ongewijde gcschiC'nbsp;denis slechts van ééne /^7a Salaria gewag maakt, onder'nbsp;scheiden de christenschrijvers er toch twee: dc eerst®»nbsp;waarvan wij reeds gesproken hebben, en die bij denbsp;Salaria aanvangt, loopt, over de Teverone-brug, naar hetnbsp;land der Sabijnen heen; terwijl de tweede, van de Porllt;^nbsp;Pinciana uitgaande, links af draait, langs de Via antip^^

1) Bar., An, 316, ri. tö ; id.. Martyr., 3 Felgt;.

-ocr page 425-

VIA SALARIA VECCHIA. 417

heen loopt, en voorbij het Gernoaansch Collegie, naar de catacomben geleidt 1).

De eerste, welke men regts, op anderhalve mijl buiten de muren der stad, nagenoeg tegenover de Villa-Borghese,nbsp;aantreft, is die zoogenaamde van de Komkommerhelling , —-Ofl? clivium cucutneris^ — dus geheeten óf naar den vormnbsp;''an het terrein, óf naar de hier ter plaatse in zoo grootennbsp;overvloed groeijende komkommers. Dit, evenwel, doet ternbsp;*ake weinig af, en voor den christen-reiziger is het alleennbsp;''an belang, om te welen, welke aanspraak deze catacombenbsp;op de herinnering van het nageslacht hebben kan. Wij zullennbsp;ons, om niet te uitvoerig te worden, slechts bij enkele feilennbsp;•Boelen bepalen.

De 1. Maart van het jaar 170 was een ware gloriedag ^oor deze edele wijk van het onderaardsche Rome. Keizernbsp;Claudius, verbitterd door den opgang, dien het Evangelie innbsp;de hooge kringen der maatschappij begon te maken, vaardigde een bevel uit, om, zonder vorm van proces, allechris-lenen te dooden, die gekerkerd waren, of welke men, waórnbsp;ook, binnen de stad, of in de huizen vinden zou. Twce-honderd-zeslig, tot den mijnarbeid veroordeelde christenennbsp;quot;erkten in de steengroeven der F'ia Salaria; men bragtnbsp;hen naar het amphitheater over, waar ze, tot eeuwige schandenbsp;der keurbende, door rorneinsch krijgsvolk, met pijlen werden gedood. Na dien moord, ontstak men een groot vuur,nbsp;otn de lijken der martelaren te verbranden, en zoo doendenbsp;hunne aseh aan de vereering hunner broederen te ontlrek-hen ; doch, eenige moedige christenen, waaronder de geschiedenis Marius en zijn echtgenoote Martha noemt, kwa-•quot;cn met hunne, uit het Oosten naar het graf der Apostelennbsp;heengetogen, zonen, Abufax en Abacus, een gedeelte der

1) Bo.io, lib. IV, c. XXVlll, p. 93.

ï^rieToudig Rome. — IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;36

-ocr page 426-

418 HET DRIEVOUDIG ROME.

stoflijke overblijfsels van den houtstapel weghalen, en begroeven ze ootmoedig en met eere, in de crypt der Salaria^ bij het komkommerveld 1).

Bij eene andere gelegenheid, beval de keizer— na vernomen te hebben, dat een zeker aantal soldaten was gedoopt, — hen, met geheel hel legioen, waartoe zij behoorden, in de lusttuinen van Sallustius bij een te brengen; daar deed men de nieuw-bekeerden uit de gelederen treden, en hen, buiten de muren, op den Salarischen Weg,nbsp;door hunne krijgsmakkers afmaken. Die edelen waren zes*nbsp;en-veerlig in getal. Twee jiriesters, Joannes en Juslinus,nbsp;door eene menigte geloovigen vergezeld, begroeven, op dennbsp;1. November van het jaar 269, hunne lijken bij hel kom-kommerveld 2). Onder Dioclelianus, was dezelfde grafplaatsnbsp;verpligt, hare gangen en loculi uit te breiden, om heinbsp;gebeente van duizend martelaren te kunnen opnemen, alleenbsp;soldaten, met hun doorluchligen aanvoerder, den H. MaX''nbsp;mus, aan despits 5). Ziedaar eenige gloriefeiten, waardoornbsp;zich deze catacombe in de godvruchtige vereering der na'nbsp;komelingschap roemvol aanbeveelt.

Bij hel doorkruisen der verschillende kwartieren van h^i onderaardsche Rome , het tooneel van zooveel bovennatuO''nbsp;lijken heldenmoed, komt, als van-zelf, de vraag voornbsp;geest, welke toch wel de magtige drijfveer kon wezen,nbsp;al deze miljoenen mannen, vrouwen, grijsaards en kinderdbnbsp;— deels in de schaduw van een keizerstroon, deels ond®''nbsp;het dak der armoede, deels in de ergastula (krochtef)nbsp;der slaven geboren, en óf door den invloed eener wulpst^^

1) nbsp;nbsp;nbsp;Et sepclienint co* in crypla V'ia Salaria, ad cliviumnbsp;uici'is. Cod. Lat., V, 8 ; Vali. 1, 5.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Bar., An., t. 11, an. 269, ad fin.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Act. S, Mar cell. Pap.

-ocr page 427-

GESCHIEDENIS. 419

*Jiaalschappij ontzenuwd, óf diep verbasterd door de smakelijkste inishandelinjjen der slavernij — in beweging; bragt, tot zulk eene standvastigheid van overtuiging en handeling wist te verheffen ? Doch, van uit al deze crypten , vannbsp;nit al deze gewelven, van uit al deze grafsteden antwoordtnbsp;slechts ééne-enkele stem op die vraag, en zegt: dat deednbsp;l'et Geloof I

Met welk een edelen trots mag niet de katholieke pel-Srim daar bij voegen: en dat Geloof is het mijne! Ja, kaartoe heeft hij het regt. Immers, reeds hebben wij denbsp;Seschiedenis der godsdienst, wier telgen wij zijn, met breedenbsp;Ifekken, gegrift zien slaan op al de monumenten van dernbsp;•Martelaren stad; en evenzoo zullen wij nu ook nog al denbsp;leerstukken van ons geloof, één-voor-één, te lezen krijgennbsp;*M de vijftien en achttien eeuwen heugende opschriften,nbsp;l’ler bewaard. Ziedaar, wat ons de belangrijke studie dernbsp;•^••lacomben, alsvan-zelf, brengt, zoowel bij de aandachtigenbsp;'•^schouwing van het schilderwerk , als bij de overwegingnbsp;'•ati wat ons uit het letterschrift der catacomben blijkt.

Voor zoover het toen zoo noodzakelijk geheim dit niet '•'•lette, schreef men eik artikel van de chrisllijke geloofs-'•^lljdenis in deze eerwaardige grafplaatsen duidelijk ternbsp;^'•êr. Ik zal mij vooreerst bepalen bij het aanduiden dernbsp;«•¦oole waarheden, als waarop geheel het christendom rust,nbsp;'•ni vervolgens ook te gewagen van die, welke de nieuw-'Ichiers onzer eeuw, met zoo weinig kennis van zaken,nbsp;'•'•bben aangerand.

ke

Bovenaan schittert, als eerste grondwaarheid , het geloof de éénheid Gods, het hoofdkenmerk, waardoor zicli

Bit

ke

'••itluikende Kerk scherp van de heidensche wereld scheidt.

•Jersle geloofsartikel wordt dan ook, als grondwaarheid, ia opschriften opgenomen en uilgedrukt, bij voorbeeld aldus:

-ocr page 428-

HET DRIEVOUDIG ROME.

CASSVS. VITa/^IO OVI VIXIT ANN. 4- Vlll MENSIRVS XInbsp;DIES. X. BENMK. FliJ. FECERVNTnbsp;IN PACI 0»l. IN VNV DRVnbsp;CREDEDIT IN PACE

«Cassius Vitalius, die, vol verdienste, aclit-en-vijftigT jaren, elf maanden en tien da jen oud werd, heeft door zijnenbsp;zonen dit monument, waar hij in vrede rust, verkregen. Hijnbsp;is in hel geloof aan één-éénig God ontslapen. »

Bij het geloofsartikel der éénheid Gods komt voorts de drievuldigheidsleer der godlijke personen, aldus duidelijk ennbsp;krachtig omschreven ;

HIC HEQVIESCIT IN SOPNO PACIS AGEL PERGA ANCILLA CHRISTInbsp;OV^ VISCIT AN PL. M. XVIII.

CREDO DEVM PATREM. CREDO DEVM FILIVM CREDO DM SPIRITVnbsp;SANCTV CREDO 0 NOBISSIMOnbsp;DEI RESVRGAM

B Hier sluimert in vrede Agel Perga, dienstmaagd vau Jesus-Christus, die ongeveer achttien jaren oud werd.nbsp;geloof in God den Vader, ik geloof in God den Zoon,nbsp;geloof in God den H. Geest, ik geloof, dat ik zal verrijzeOinbsp;op den jongsten dag. »

In de opschriften, even als in het schilder- en beeldhou'V' werk, is de Godheid van onzen Heer — de grondslagnbsp;geheel het gebouw des Christendoms, —op duizend verschil'nbsp;lende wijzen uilgedrukt: nu eens door des Zaligmakers eeigt;nbsp;voudig naamteeken, gelijk in het volgende opschrift:

DEO SANC VNl LVCl TECVM PACE

-ocr page 429-

OPSCHRIFTEN DER CATACOMBEN. 421

« Aan Jesus-Chrislus, den heiligen God, het éénig licht: vrede zij met u. »

Dan wederom is ditzelfde teeken door eene kroon om-geveu, len blijk, dat alleen aan God den Verlosser de 6er uitsluitend toekomt, om de zegepalmen uit te reiken.nbsp;Ziehier, hoe dat voorkomt in het opschrift van Alexander,nbsp;den heiligen martelaar;



AAtzANDPO Bese MePCNTl IN HaCE


« Aan Alexander, vol verdienste, in vrede. »

Somwijlen is het des Zaligmakers Naam , met den uit-'¦oep]: in pace, « in vrede: »

PRIMA VIVIS IN GLORIA DEI ET IN PACE DOMIN NOSTRI ^

« Prima, gij leeft in de glorie Gods en in den vrede ''3n Jesus-Christus, onzen Heer. »

PASCASO INNOCEN Tl IN PACE.

« Aan Pascasus, den schuldelooze, in den vrede van Jesus-Christus, a

Elders gaat de aanbidlijke Naam des Verlossers vooraf, Sevolgd dQQ[. d0 Alpha en de Omega, het zinnebeeld vannbsp;^ *gt;egin en einde aller dingen :

36

-ocr page 430-

i29 nbsp;nbsp;nbsp;HL‘T DKIEVOÜDIG UOJIE.

^ ^ G

PATRI ET MATRI lEONI ET MA XIMILIAKETI. LEOPAHDV9. FILlnbsp;VS BBNE. MEREiNTIBVS IS XPOnbsp;SANCTO FECIT. PATER. DEP. VI.

IDVS. JAN

it Aan zijn vader en aan zijne moeder, Leo en Maximi-liaiiela, heeft Leopardus, hun zoon , dit gedenkteeken op-gerigt, als voor zijne in Jesus-Chrislus, den Heilige, verdienstelijke ouders. Zijn vader is den 6. Januarij bijgezet. gt;gt;

Overal is hel de rust en het eeuwig leven in den schoot van den menschgeworden God, om ons deelachtig te makennbsp;aan zijn heil:

REGINA VISAS IN DOMINOnbsp;ZESV.

« Regina, leef in den Heere Jesus. »

VITAI.IANVS -MAGISTER MILITVM QVIESCIT IN DOMINOnbsp;ZESV VIIIl KALnbsp;APRILIS.

« Vitaliauus, officier van het leger, ging hier, den April, in den Heere Jesus, ter rust. »

Niemand kan den eeuwigen vrede des Heeren beërven eo God tot vader hebben, tenzij hij de heilige Kerk als zijo®nbsp;moeder erkenne. Zij nu, die Kerk, die alleen Godskinderennbsp;baart en voedt, zij is de katholieke ; en zóó verstonden h®nbsp;de eerste christenen, wier geloof, op hunne grafsteden

-ocr page 431-

OPSCHRIFTEN DER CATACOMBEN.

gejjrift, reeds van den aanvang af, alle vrijgeeslige nieuwlichters veroordeelt en te schande maakt:

DEPOSITVS HERILA COMES IN PACE FIDEInbsp;CATHOLIC* VII. KALnbsp;AVG, OVI VISIT ANNnbsp;PL. M. L. D. N. SEVERI AVfi.

PRIMO CONS ET

CONSVLATV HERCVLANf V. C.

« Graaf Herila, in, den vrede der katholieke Kerk ont-*lapen en den 7. Augustus begraven, werd ongeveer vijftig jaren oud; als een zeer beroemd man, onder het eerstenbsp;consulaat van Augustus Severus onzen heer, en onder hetnbsp;consulaat van Herculanus. »

De katholieke Kerk is één met Rome, die daarvan het 'Middelpunt uitmaakt, zoodanig , dat het geloof van Romenbsp;het katholieke geloof is, het geloof, dat den eeuwigen vredenbsp;Waarborgt:

EXSVPERANTIA D. XV. KAL. SEPT.

HIC DEPOSITA EST IN PACE ROME Qü*

BIXIT P. M. MENSES III......

» Exsuperantia stierf den IS. September, en werd hier 'c den vrede van Rome bijgezet, ongeveer drie maandennbsp;cud. »

Is Rome het middelpunt van het katholieke geloof, *lan is Petrus, de bisschop van Rome, er de persoonlijkenbsp;uitdrukking van : voor de eerste christenen is de vereeuigingnbsp;‘quot;et de katholieke Kerk , met Rome of den H. Petrus , één-

-ocr page 432-

i‘-2l HET DRIEVOUDIG ROME.

en-hetzclf(Je. Het zou moeijelijk zijn, den voorrang en de onfeilbaarheid van Christus stedehouder en plaatsbekleedernbsp;op aarde plegtiger uit te drukken, dan op de navolfrendenbsp;wijs:

RVTA OMNIBVS SVBDITA ET ATFABI ^IS BIBET IN NOMINE PETRI.

IN PACE.

lt;¦ Ruta, die voor alien vriendelijk en onderworpen was, leeft (rust) in den naain van Petrus, in vrede. ¦gt; Dit is helnbsp;opschrift der grafstede eener martelares, in de catacombennbsp;der H. Priscilla.

Om lot de Kerk te kunnen belmoren, moet men zijo gedoopt. Het opschrift van Poslhumius Eutherion, door onsnbsp;hierboven bedoeld, is voor dit onveranderlijk geloofsleer-sluk een onloochenbaar bewijs. In strijd met het stelsel dernbsp;wederdoopers, dienden de eerste christenen den doop aannbsp;kinderen toe, die in gevaar van sterven verkeerden, ennbsp;hielden dit voor zeer geldig, daar zij den iiaam van^e/oow'nbsp;gen gaven aan hen, die van het H, Doopsel waren voorzien:

D. M. s.

FI.ORENTINVS. FILIO. SVO. APRONIANO FECIT. TITVLVM. BENEMERENTI. QVI. VIXITnbsp;ANNVM. ET. MENSES. NOÏEM. DIES. QVINQVEnbsp;CVM. SOLDVAMATVS. FVISSET. A. MAJOREnbsp;SVA. ET VIDIT. HVNC. MORTI. CONSTITVTV.Mnbsp;ESSE. ET. IVIT. DE SECVLO. VT. FIDELIS. DEnbsp;SECVLO...... RECESSISSET.

« Den groeten God gewijd. — Florenlinus heeft deze grafplaats voor Apronianus, zijn verdiensllijken zoon, opge*nbsp;rigt, die één jaar, negen maanden en vijf dagen oud werd-,

-ocr page 433-

OPSCHRIFTEN OP GLAZEN EN DRINKSCHALEN. 4^5

teeder door zijne overgrootmoeder bemind te zijn geweest. Hij zag hem den dood naderen en deze wereld als geloovigequot;nbsp;'verlaten. »

Bij dezen jeugdigen geloovige van even anderhalf jaar hebben wij ook nog eene neophyte van drie jaren oud tenbsp;''oegen, daar wij weten, dal de naam van neophyte uitsluitendnbsp;gegeven werd aan hen, die waren gedoopt :

FL. JOVINA. OVE, VIXIT.

ANNIS. THIBVS. D. XXXII. DEPOS NEOFITA. IN PAGE, XI. KAL. OCTOB

« Flavia Jovina, die drie jaar en lvvee-en*derlig dagen Oud werd, is als neophyte (bekeerling) den 11. October bijgezet in vrede. »

Hebben de christenen reeds zorgvuldig opgeleekend, dat *ij door den H. Doop kinderen der Kerk waren geworden ,nbsp;houden zij dan hebben kunnen vergelen melding te makennbsp;''an de godlijke spijre, die hun kracht gaf tot hel gewijdenbsp;uiartelaarschap, en van dien wonderdrank, waardoor hunnbsp;geest verrukt werd en in hemelvreugde opgetogen, te middennbsp;der gruwzaamste foliering? Wel is waar, het hun opgelegdenbsp;geheim ten opzigte der H. Eucharistie was streng-verbindendnbsp;On van uiterst noodzakelijk gewigt; maar toch vond hunnenbsp;hiefde een middel, om zich daarover te uiten, zonder denbsp;oiinsle schennis van het geheim. Onder de oudste monu-Oieulen bekleeden de glazen of drinkschalen, hetzij geheel,

bij stukken in de catacomben gevonden, eene voorname plaats. Het meerendeel vertoont, in den bodem of in hetnbsp;''onde, opschriften, waaruit de oudheidvorschers eene duidelijke zinspeling op het H. Liefdemaal afleiden. Ziehier watnbsp;de geleerde pater Secchi daarvan zegt;

“ Men vindt zeer dikwijls op de drinkglazen der catacomben

-ocr page 434-

426 HET ÜRIEVOUDIG ROME.

een soort van dringende aansporing lot het ledigen dier kelken uilgedrukt. De drinkschalen, of glazen, in de grafstedennbsp;der martelaars gevonden, geven die in den bodem Ie lezen,nbsp;en vertoonen ook veelmalen de HH. Apostelen Petrus ennbsp;Paulus alleen, of wel met de beeldtenis der H. Moeder Gods.nbsp;Langen tijd reeds, heb ik, bij het naauwlettend gadeslaannbsp;der opschriften dier drinkbekers of wijnschalen , de mee-ning opgevat, dat zij uitsluitend voor de altaardienst gebezigdnbsp;werden, waarbij de diakenen de H. Eucharistie, onder denbsp;gedaante van wijn, aan de eerste christenen er in uitreikten.nbsp;En, in de daad , al zou men ook de christlijke godsdienst — bijnbsp;voorbeeld spottenderwijze — met de eeredienst van Bacchus,nbsp;en het ingetogen leven onzer vrome vaderen met de losbandige zwelgerij van het heidendom kunnen verwarren, dannbsp;nog ware het mij niet mogelijk, aan de juistheid der doornbsp;mij gekoesterde gedachte, zelfs ééu-enkel oogenblik, tenbsp;twijfelen; en, in weerwil van het groot aantal dier kelkennbsp;met een opschrift, zoo geheel tegen de bekende matigheidnbsp;der christenen, als evenzeer tegen de strenge onthoudingnbsp;der martelaren, indruischeude, zou ik, altijd door, tochnbsp;blijven zeggen en herhalen , dat het, allen zonder uitzondering, gewijde vaten zijn.

« Ziehier eenige dier opschriften ; niE ZHSIE en AVAamp;oiS Drink opdat gij deze goederen [dit heil), deelachtignbsp;moogt worden. Men weet, dat de grieksche kerkvaders denbsp;H. Eucharistie het goed , of de goederen [het heil) noemden.nbsp;Vandaar dan ook deze grieksche toespraak: pie zesis , of welnbsp;ZEZES, voor niE hxeiHE ; drink en gij zult leven, een opschrift, hetwelk deze .soort van kelken zeer dikwijls te lezennbsp;geeft, en dal, met latijnsche letters uitgedrukt, waarschijn'nbsp;lijk, het gevolg is óf van de geheimhouding , welkenbsp;daarbij noodig achtte, of van een overoud] gebruik der Kerk.

-ocr page 435-

OPSCHRIFTEN OP GLAZEN EN DRINKSCHALEN. 427

öe goede grond van ons vermoeden komt nog helderder uil, daar wij de bedoelde grieksche drinkspreuk, fie zeses,nbsp;meermalen met de lalijnsche woorden dignitas amicorumnbsp;''ereenigd vinden, en soms daarbij ook nog lezen: cvmnbsp;t'^is, cvm caris tvis, cvm tvis omnibvs hihe et propina ,nbsp;'daaruit blijkt, dat sommige dezer drinkschalen voor eene ge-heele familie hebben gediend f). Zelfs vermoed ik, dat denbsp;uitdrukking vivas en vivatis, op deze bekers, niet altijdnbsp;''an het werkwoord vivo^ maar veeleer van biho moet wordennbsp;afgeleid, aangezien op andere kelken de woorden bibas ennbsp;bibatis, beter gespeld, voorkomen.

o Hieruit nu vloeijen twee gevolgtrekkingen voort: eerstens, dat deze, hetzij voor de altaardienst, of wel voorde, ondernbsp;de gedaante van wijn, aan de geloovigen uit te reiken H.nbsp;Communie, bestemde bekers, van vóór paus ürbanus I.nbsp;dagleekenen, dat wil zeggen, van vóór het jaar 222 onzernbsp;tijdrekening. Immers, het is zeker, dat de H. paus Zephi-•'•Qus beval, dat zulke schalen voor ’t minst van glas zoudennbsp;'*ezen, terwijl hij het daartoe bezigen van alle geringere stoffennbsp;quot;tldruklijk verbood, en zoodoende zorgde, dat, al was mennbsp;'^ok behoeftig, ja, zelfs arm, toch altijd het welvoeglijkenbsp;daarbij nimmer uit hel oog zou worden verloren 2).

« De tweede gevolgtrekking betreft de glazen vaten, waarin i'et bloed der martelaren bewaard werd. Volgens de getuigenisnbsp;''au Boldelti en van Bianchini heeft men er een groot aantalnbsp;Scvonden, nog met bloed er aan, en die, blijkens hetnbsp;'Opschrift, vroeger tot de bediening der H. Eucharistie haddennbsp;K^strekt; en , dit nu aangenomen zijnde, zou het, in de daad,nbsp;eene verregaande ongerijmdheid wezen, om ze voor reukvaten

1) nbsp;nbsp;nbsp;Büldetli, p. lt;513.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Conc. 'J'ribur., c. XVllI; Üecret. part. Ill , de Consec. dist. l,

'¦ nbsp;nbsp;nbsp;XLV.

-ocr page 436-

428 het drievücdig uosie.

;aan Je willen zien. Integendeel, zij kunnen en moeten lot niets anders dienen, dan om deze onomstootlijke waarheidnbsp;der kerkgeschiedenis nog, als nadere bewijsgronden — bij zoonbsp;ontelbaar vele anderen — te helpen steunen, ja, volkomennbsp;Ie bevestigen » 1).

Welke uitwerking moest voor de christenen de godlijke drank hebben, door de Kerk, hunne heilige Moeder, bereid?nbsp;Zij waren niet onkundig daarvan, maar wisten zeer wel, watnbsp;hun goede Meester gezegd had: « Die mijn vleesch eet ennbsp;mijn bloed drinkt, zal den dood niet sterven, maar ik za*nbsp;hem opwekken in den jongsten dag. » Alzoo waren de onsterflijkheid der ziel en de opstanding des vleesches tweenbsp;leerstukken, welke zij, in hunne liefde, deden zameosmelteonbsp;iriet het geloofsartikel der Godheid van den Heer. De op'nbsp;schriften drukken dat met dezelfde juistheid, als het schilderwerk der catacomben uit.

AVFIDI CABISSIMEnbsp;VIBIS. m Enbsp;TEKNO.

« Waarde Aufidius, gij leeft in eeuwigheid. »

UIOSCORE VIBE IN ETERSO « Leef eeuwig, Dioscorus. «

En die eeuwigheid zal eene eindelooze gelukzaligheid zij'’’

ANTONIA AN IMA DVLCInbsp;S IS PACE T

1) Martyrc de St. Sabiniav ^ jinnal. de Phil- chrét,, 30a j arril 1842.

-ocr page 437-

OPSCimiFTEIf DER CATACOMBEN. nbsp;nbsp;nbsp;4S9

ib( DETS BKFBICERIT

* Anionia, in vrede beminde ziel, God zal u verkwikken. »

JVUiE. AGAPENl. CONJTGI UVL CISSIME QDE VIXIT ANNIS XLVnbsp;M. III. D. lil. VID. ET MECVMnbsp;ANMS III SEPT. LETARIS IN PACE.

« Aan Julia Agapenia, mijn inniggt;geliefde echlgenoole, die vijf-en-veertig jareo, drie maanden en drie dagen oudnbsp;'verd, waarvan zij er een-en-twinlig mei mij vereenigd was.nbsp;Gij verheugt u in den vrede. »

DPE SALONICE ISPIRITVS TVS IN BONV.

« Grafplaats van Salonica: uwe ziel is in heil. »

Het troostrijke denkbeeld, dat zij hunne bloedverwanten '“n vrienden in hel eeuwige vaderland terug zonden vinden,nbsp;Ontging niet aan hun levendig geloof, evenmin als aan denbsp;•eedere liefde van hun gemoed:

VLPIA VIVA SIS CVM FRA TRIBVS TVIS

« CIpia, gij leeft met uwe broeders. »

CRESCENS CVM TVIS

'• Crescentius met de uwen.

^iel alleen de ziel moet de eeuwige rust smaken, ook *^oi ligchaam moet verrijzen en deelen in dat heil.

JVSTVS CVM seis XPO MEDIANTE Rf.SVKGET

Dri '«voudig Rome. — IT. Peel.nbsp;57

-ocr page 438-

450 HET DKIEVOUDIG ROME.

« Justus Eal door Jesus Christus rnel tie Heiüg'e» verrijzen. »

HIC IX PACE REQVIESCIT LAVRENTIA. L. F.

QVE CREDIDIT RESVRRECTIONEM.

« Hier rust in vrede Laurentia, de dochter van Lucius, die in de opstanding geloofd heeft. »

Doch zullen die vrienden, die zoo dierbare bloedverwanten te midden der heraelsche zaligheid, hunne broeders, hunnenbsp;vrienden vergelen, die nog omzwerven daar beneden, in hetnbsp;tranendal? Neen; hel roerend leerstuk van de gemeenschapnbsp;der Heiligen is een kostbaar bestanddeel van het oorspronklijknbsp;geloof:

S,\BBAT1. DVLCIS ANIMA PETE ET BOnbsp;CA PRO FRATRES ETnbsp;sodai.es TVOS

n Sabbalius, dierbare ziel, bid en kom voor uwe broeders en vrienden lusschen-beiden. »

ATTICE SPIRITVS TVS IN BONV ORA PRO PARENnbsp;TIBVS TVIS.

« Atticus, uwe ziel is gelukzalig: ó bid voor uwe bloedverwanten. »

JOVIANE VIBAS IN DEO ET ROG.

« Jovianus, leef in God en bid. »

Wanneer de gelukzaligen in den hemel voor ons bidden, dan is het ook noodig, dat wij hun onze behoefte voordra»

-ocr page 439-

OPSCHKIFTEN DEK CATACOMBEN. 431

gen, en onze toevlugl nemen lol hunne hulp. Zoo geloeven en zoo doen wij ook; eveneens geloofden en deden dat onzenbsp;roemruchle vaderen in hel geloof.

PETRVS ET PANCARA.BOTV PO SVEiNT MARTVRE KELICITATl.

« Petrus en Pancara hebben dit monument opgerigt, als eene gelofte, door hen aan de H. martelares Felicitasnbsp;gedaan. »

En ziehier nu, ten slotte, een uitvoeriger opschrift, dat, door zijnen oorsprong en door zijne hooge oudheid, schit-trend getuigt voor het altijd beslaan hebbend troostrijknbsp;leerstuk, waarvan hier de rede is:

SANCTO AC BEATISSIMO APOSTOEO JOANNI EVANGELIST*

GALLA PLACIDIA AVGVSTA GVM FILIO SVO PLACIDO VALENTINIANOnbsp;AVGV8TO

ET FILIA SVA JVSTA GRATA tlONORIA AVGVSTA

LIBERATIONIS PERICVLO MARIS VOTVM SOLVIT.

« De keizerin Galla Plaeidia heeft, met haren zoon.

I . nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

•keizer Placidus Valentinianns, en met hare dochter, de ®'*erin Jusla Grata Honoria, de belofte vervuld , welke zij,nbsp;'^‘*1 uit een schipbreuk gered te worden, aan den heiligennbsp;welgelukzaligen apostel Sint-Jan-den-Evangelist, heeftnbsp;lindaan. »

Dit zijn, in 'l kort, de leerstukken, welke ons de op* *®lipiften der catacomben te lezen geven; en, zoowel hierin,nbsp;in het schilder- en beeldhouwwerk, hcerscht de volmaakt-

-ocr page 440-

432 HET DRIEVOUDIC ROSIE.

sle harmonie, tegelijk niet eene in den vorm even eenvoudige, als door hel onderwerp hoog verheven uitdrukking van hel katholiek geloof, dat levens hier in al zijne hoofdpuntennbsp;volkomen weêrgegeven wordt. Stel, voor een oogenblik, dalnbsp;het mondeling onderrigt dêr Kerk ooit zou kunnen ophouden;nbsp;dat hel Oude en Nieuwe Testament beiden verloren gingen;nbsp;dat alle leer- en zedeschriften der Godsdienst, ja, zelfs denbsp;geheelo Geloofsbelijdenis, ware verdwenen, — dan nog zoudennbsp;deze schatten in de monumenten van het onderaardschenbsp;Rome worden wedergevonden. Hadden wij dan geen gelijk,nbsp;met te zeggen, dat de catacomben een groot boekwerk uit*nbsp;maken, opgeluislerd door liet penseel of de graveerstift dernbsp;martelaren of van ons oudste christenvoorgeslacht ? en hebbennbsp;wij geen regt, om er nog bij te voegen, dat zij hel kostbaarste en hel eerwaardigste boekwerk zijn, dat ooit u'tnbsp;menschenhanden is te voorschijn gebragl? Gelukkig voornbsp;ons, indien het weinige, wat wij er van hebben loegeliditinbsp;mogt strekken, teneinde velen aan te moedigen, omnbsp;te maken tot een onderwerp van grondige navorschiog ennbsp;ernstige studie, zoo in ai hare deelcn, als in baar groolscbnbsp;geheel.

maart.

Catacomben der Via Salaris Vecchia (slot). — Calacomamp;eu vau Sint-IIerrnes. — Geschiedenis. — Bewoners der catacomb®**nbsp;— allen zijn katholiek; — ouder hen zijn noch beideuen, nochnbsp;joden, noch ketters.

« De liefde tot zijn land is ieder aangeboren, » en he* land van den geest, is de godsdienst. Hoe verre ook verwijderd van den grond, die hem zag geboren worden, overallnbsp;waar hij aan den voet van een altaar nederkniell, gevoeH

-ocr page 441-

CAtACOMBES DËB VtA SAtARIA VECCHIA. 453

hij zich, als Ie midden der zijnen, te huis. Waar zijn schat is, daar rust zijn hart, en die schal is voor alle ware ge*nbsp;loovigen de Eucharistie. In de tegenwoordigheid van de godheid, die alles ziet en hoort, en overal aanwezig is, verdwijnen de afstanden, en worden, naarmate geloof en liefdenbsp;hunne harten inniger doordringt en blaakt, ook de onderlinge verwantschapsbanden naauwer en vaster tusschen hen,nbsp;als broeders, gehecht; terwijl elke aanleiding tot een ver-eenigd, zedeiijk feestgenot de gemeenschaplijke aandoeningennbsp;en gewaarwordingen van hoofd en hart beiden meer ennbsp;meer ontwikkelt , veredelt en verhoogt als tot eene geheimzinnige eenheid, die allen zamensluit in een kring van helnbsp;Zaligst gevoel.

Deze inleiding strekt ten sleutel van wat er in ons gemoed omging op den dag, dat Rome de patronen onzer kathedraal en van ons bisdom , het feest der HH. Cyrus ennbsp;Julilta, in eene Ivarcr kerken vieren zou, en hel ons alzoonbsp;''ergund werd, neór te knielen aan de voelen der bescherm-l^eiligen, door ons in het vaderland met geestdrift vereerd;nbsp;— zoo dan gevoelden wij ook hier , dal de katholiek alommenbsp;•n zijn huisgezin leeft, waar hij voor bloedverwanten ennbsp;''fienden den hemel hel offer des gebeds kan opdragen innbsp;•ien geest der Kerk; en, zeker, wij zouden te midden dernbsp;Sodvruchtigescharen, daar, in dal nederig heiligdom , langernbsp;''erioefd en zoodoende nog meerder teedere zielsgenoegensnbsp;gesmaakt hebben , indien het onderaardsche Rome ons nietnbsp;*01 hel hervallen onzer eerbiedige wandeling dringend hadnbsp;genoopt.

Wij verlieten alzoo hel Forum van Nerva, en kwamen, '^''er Monle-Pincio uitgaande, weldra op de Fia Salaria-^(‘cchia bij de calaconsiben van Sinl-Hermes aan. De ingangnbsp;bevindt zich in een wijngaard, tegenover de villa of builen-

37

-ocr page 442-

HET oniEvoiDf» itanE.

plaals Tan het Gcrmaansch Collc;jie, eu met zesli» lreil»?iï gaat men naar de benedenkerk heen, die, zonder tegenspraak,nbsp;cene der schoonste en eerwaardigste van de cataconrljen is^nbsp;Haar bodem ligt riiet de derde galerij gelijk, waaruit men kannbsp;afleiden, welk een ontzettende arbeid aan hare daarstelliniJnbsp;moet zijn verbonden geweest. Doch wie heeft haar gestichtquot;!nbsp;Wie heeft het uitgeslrekt terrein voor deze begiwafplaats gegeven? Wie was er de aanlegger van? De geschiedenis beantwoordt geen dezer vragen, maar wal zij ons met zekerheidnbsp;staaft, dat is, vooreerst, de hoogc oudheid van dit doorluclilitfnbsp;gedeelte der onderaardsche stad, gelijk, voorts, de namennbsp;der groote martelaren, die er hunnen luister aan schonken.nbsp;Als naar gewoonte, zullen wij die onsterflijke helden hiernbsp;gedenken, en daarbij den worstelstrijd in herinnering bren*nbsp;gen, die door beu met de eeuwige zege werd voleind. Dcnbsp;thans bedoelde catacombe voert beurtelings dc namen vai*nbsp;Sint-Hermes, der H. Basilla en van de HH. Prolus en Hys'nbsp;cinlhus.

Hermes was prefect van Rome onder keizer Adriaaii» Door den H. paus Alexander, met gelieel zijn gezin, bekeerd,nbsp;werd hij, op last van den regter Aureliaiius, gevangen gene*nbsp;men en onthoofd. De H, Theodora, des martelaars zuster,'nbsp;begroef zijn dierbaar overschot iu de catacombe dernbsp;Salaria, om later, zelve als martelares, naast haren gelief'nbsp;den broeder te komen rusten : dit had den 28, Augustusnbsp;van het jaar 132 plaats 1). In het voorbijgaan zij gezegd,nbsp;dal de geschiedenis niet heeft verzuimd , op te leekencn,nbsp;(lat, gedurende eenigen lijd, de kluisters van den H. Petrusnbsp;aan hare vrome bewaring waren toeverlrouwd.

Bcuioj

1) Baron., 132, n. 2; An. ad Martyr. , 28 Aug.; lib. IV, c. XXXiV.

-ocr page 443-

CATACOMBE!» VA» SIST-BBnSfES. 4aS

BasVII», uit een der doorluchtijjsle geslachlen van liet keizerrijk {jesproten, werd door haren eehlgenoot-zelvennbsp;beschuldi[;d, christin te zijn. Den 15. der Galendennbsp;van Junij (20 Mei) in liet jaar 262, verhoorde keizernbsp;Gallienu», op den reglersloel gezeten, Basilia, doch vondnbsp;haar onwankelbaar vast in hel geloof: bet doodvonnis werdnbsp;met het zwaard aan haar voltrokken, maar terstond daarnanbsp;bragten de christenen haar lijk, met grooten eerbied, naarnbsp;Sint-Herines«grafplaats heen.

Tol dusverre alzoo behoorden de nvarlefaren, die aan deze catacombe hunne verschillende namen gaven, lot denbsp;aanzienlijke klasse der maatschappijn doch, in de Kerk ,nbsp;maakt de deugd alle menschen gelijk. Zie, daar nemennbsp;naast Hermes en Basilia twee christenen van geringe afkomstnbsp;plaats, en komen ook hunnen vroeger onbekenden naamnbsp;luislervol bij dien der edele grafbewoners aansluiten. !nnbsp;hel jaar 186, het zevende der regering van Commodu»,nbsp;kreeg Egypte een doorluchtig personaadje, met name Phi-hppus, lol gouverneur. Hij was vergezeld van zijne gemalin,nbsp;Glaudia, en van Eugenia, zijne dochter, de brukl van dennbsp;consul Acilius Glabrio. Zij, die gelegenheid had gehad,nbsp;Cm de talrijke chrislen-bevolking van Alexandrië te leerennbsp;kennen, verlangde lol haar geloof over te gaan. Christinnbsp;geworden, hield zij twee broeders, eveneens christenen, alsnbsp;*^amerheeren, bij zich in dienst. Hunne namen warennbsp;l'rolus en Hyacinthus. Te Rome met hare godvreezendenbsp;*iieeslresse weêrgekeerd, leefden zij daar, jaren lang, in denbsp;ï^eoefening van alle christlijke deugd. Doch, tol hoogernbsp;ouderdom gekomen, werden zij gevangen genomen, en,nbsp;''oor den regler gebragt, aangezocht, om den góden hetnbsp;offer te brengen. Schoon grijs van haren, was echter hunnenbsp;Zielskracht nog jeugdig-slerk, en zachtmoedig, ja, als het

-ocr page 444-

ÜEt DEIEVOUDIG ROMË.

lam, maar inoediquot;, ais leeuwen, weêrslonden beide kloeke kampvechters bedreiging en folterend wee. Eene bloedigenbsp;geeseling ging eerst nog het eindvonnis vooraf; daarnanbsp;legde de scherpregter hun het hoofd voor de voeten t dennbsp;H» September van het jaar 962, onder de regering vannbsp;Gallienus 1).

Door deze glorierijke martelaren, als ’t ware, begeleid, vingen wij onzen togt in de uitgestrekle gangen der Sint-Hermes-catacombe aan. Tot dusverre beoogden wij, bijnbsp;die omwandeling, hoofdzakelijk de nasporing van het ontslaan , der geschiedenis en der sieraden van hel onderaardschenbsp;Rome, nu wenschten wij ons meer bepaald met de bewoner.'»nbsp;er van te gaan bezig houden. Welnu, zonder eenige uitzondering, waren zij allen, even als wij, katholiek, kinderennbsp;derzelfde Kerk, leerlingen van hetzelfde geloof. Hel zij mijnbsp;vergund, hier niet onopgemerkt te mogen laten, dat in ditnbsp;feit zich de heerlijksle harmonie vertoont, door God-zelven,nbsp;met aanbidlijke wijsheid, beschikt.

Even als de Zaligmaker drie dagen doorbragt in eeii nieuw gebeiteld sleenen graf, waar noch vóór, noch na Hemnbsp;ooit gebruik van werd gemaakt; zoo ook sleet de Kerk,nbsp;zijne bruid, de Kerk van Rome, drie eeuwen in een nieu'Vnbsp;gebeiteld steenen graf, vroeger noch later voor iemand ooitnbsp;bestemd; en, even als de uitsluitende bestemming van hetnbsp;Calvariën-graf ten bewijze strekt, dat de daaruit zegepralendnbsp;opgestane Doode de God*mensch was, en niemand andersjnbsp;zoo ook staaft de uitsluitend katholieke bestemming der catacomben, dat het daaruit te voorschijn komende gebeentenbsp;behoort aan de leden der Kerk, of, beter nog gezegd, dalnbsp;hel de Kerk-zelve is, die er, ia den persoon harer kinderen.

I) Bar., ^n, 188, n. 2; 262, n. 66; An, ad Martyr., «epl.; Bo»io, lib. IV, c. XXXIV,

-ocr page 445-

bewoners bek catacomben. 457

uil omhoog-slijgt, om de altaren op aarde te gaan innemen lot den dag der gloricrolle verrijzenis, die haar, in onver-ganklijken luister, met haren godlijken bruidegom vereenigd ,nbsp;ten troon zal doen klimmen, voor alle eeuwigheid.

Thans moeten wij hier nu verder doen opmerken, dal onder de miljoenen van locuti, welke de galerijen, de cm-fgt;icula, de crypten dezer onmeellijke doodenslad opleveren,nbsp;er geen enkele wordt gevonden, waarin een heiden, eennbsp;jood, of een ketter begraven ligt. De overlevering, denbsp;geschiedenis en de kritiek stemmen te dien aanzien volkomennbsp;overeen, om dit gewigtig punt voor goed te bevestigen:

1. De catacomben, de wieg van hel christendom, werden nooit door de begrafenis van eenigen heiden bezoedeld. ^V’anneer men, met pater Marchi, den uitsluitend christlijkennbsp;oorsprong der catacomben aanneemt, dan is tevens ook denbsp;Ongerept-zuivere staal der Martelarenwijk onweêrspreekbaarnbsp;bewezen. Reeds bij het begin van onzen pelgrimstogt,nbsp;hebben wij de alles-afdoende gronden, door den geleerdennbsp;tgt;udheidkundige, tot staving van zijn gevoelen, aangevoerd,nbsp;*Jil«een-gezel, en wij durven gerust vragen, wat daartegennbsp;door bevoegde oordeelaars zou kunnen ingebragt worden 7 Tennbsp;*'nde, evenwel, deze zaak van alle zijden geheel en volkomennbsp;te lichten, willen wij hier dan ook meêdeelen, walnbsp;door Bosio en Boldetti wordt vermoed, namelijk, dat innbsp;Sommige catacomben de boven-galerijen door de heidenennbsp;*'Jn aangelegd. Wij zullen, nogtans, zien, dat dit vermoedennbsp;*0 geen enkel opzigt de zekerheid verzwakt van bel feit,nbsp;quot;'aarover hier sprake is.

Een van twee: of de catacomben waren heidensche Sfafsieden; en, in dal geval, bleven de christenen er strengnbsp;'ati uitgesloten; of de catacomben zijn de begraafplaatsennbsp;eerste christenen; en, in dal geval, werd daar nooit

-ocr page 446-

158

imt ükieVoudig home.

een heidensch lijk op gedulde De alles afdoende kraclil dezer bewijsvoering rust op de onverzoenlijke tweespalt ennbsp;ondenipbare klove, die er lusschen deze beide godsdienstslel*nbsp;seis ligt.

Bij de Romeinen was de grafeigendotn zoo uitsluitend, dat er geen deelgenootschap in vergund werd , tenzij aannbsp;de leden derzelfde familie en aan dezulken, wie daartoe,nbsp;bij bijzondere acte, dezelfde gunst was verleend. Het alge*nbsp;meen karakter der romeinsche grafsteden en colombariën, denbsp;stellige bevelen der stervenden, de schroomvallige zorg, waar-meé in de opschriften is aangeduid èn het graflerrein èn denbsp;naam van hen, die er konden rusten, alsmede de straffennbsp;en bedreigingen, bepaald en uitgesproken tegen hen, dienbsp;vermetel in het bedoelde graf vreemde asch zouden durvennbsp;brengen, — dit alles te zamen bevestigt, zoo nog noodig inbsp;ten volle het overigens nimmer tegengesproken feit. Voortsnbsp;ging het uitsluitend grafeigendoms-begrip ook in een godsdienstig geloofs-beginsel over. « Er ligt — zegt Cicero — onsnbsp;veel aan gelegen, de gedenkteekenen der vaderen te bezitten,nbsp;niet hen dezelfde offeranden, en evenzoo hetzelfde graf» !)•nbsp;Vervolgens voegt hij er bij: « Zóó zeer is het godsdieustbeginselnbsp;met dat der grafsteden één, dal men hel als eene misdaadnbsp;beschouwt, builen zoo heilige plaatsen en van zijn geslachtnbsp;verwijderd te worden begraven » 2). Vandaar dan ook belnbsp;zoo algemeen gebruik, om de asch van die builen hel vaderland waren gestorven, derwaarts over te brengen.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Magnum essc eadem habere monumenta majorum, ilsde'quot;nbsp;uii sacris, sepulcra habere communla. De Offic. , lib. II. — Ta»'nbsp;tam «epulcrorum religionem , ut extra sacra, et gcntem infcrri fa*nbsp;negarent esse. De Legib,

2) nbsp;nbsp;nbsp;Ita ut etiam qui peregre morirentur, illorum corpora, autnbsp;o»sa vel cinerex, in patriam referri consuevisse. Spond. de Ceemeter-,nbsp;lib. U, pars 1, c. IV'.

-ocr page 447-

439

I)E CATACOMBEN ZIJN CITSLCITEND KATHOUEK.

Ziedaar dus , mei hoe groote strengheid de Romeinen, en 2elfs onder de vreeslijkste vloekbedreigingen, niet slechts hunnenbsp;boezemvrienden, maar ook hunne erven uitsloten van hunnbsp;graf: en men zou dan willen vooronderstellen, dal diezelfdenbsp;Romeinen welwillend hunne grafsteden hadden geopend voornbsp;menschen, welke zij haatten, diep verachtten, tot het uiterste toe vervolgden, als booswichten, als meineedigen, ja,nbsp;*tls de laagste ellendelingen, wier naam-alleen reeds hetnbsp;inbegrip van alle snoodheid was? Op die vraag past, meernbsp;*lan ooit of ergens, wat Horalius zeide: Credat Judccusnbsp;¦dpella, al non ego: « de jood Apella, maar niet ik moognbsp;^iat gelooven. »

Doch , al waren nu ook de heidenen zoo sterk er voor geweest, als zij er werklijk tegen waren, om hun graf metnbsp;'ie christenen ledeelen, dan zou men eerst nog, ter gunstenbsp;''an de gemeenschaplijke ler-aarde-beslelling, den weêrzin,nbsp;13, den afschuw der christenen in dat opzigl moeten kunnennbsp;ieochenen, of dien als overwonnen hebben te beschouwen,nbsp;itttusschen was die weêrzin nog veel onverwinlijker dan denbsp;3fkeer der heidenen. Onze chrislen-voorouders waren, tennbsp;'*tinsle, even sterk als de heidenen, aan hunne godsdienstnbsp;gehecht: en door die godsdienst werd hun alle gewijdenbsp;'“tbgang of aanraking met afgodendienaars verboden.

« Welke gemeen-schap — zeide de groote apostel — ^'^staat er tusschen den tempel Gods en de afgoden ? Mennbsp;den kelk des Heeren en den beker der duivelen nietnbsp;®®Rjktijdig drinken » l). Veeleer dan deel te nemen aannbsp;offeranden der heidenen, of zich met hunne bijgeloovig-*'®den en feesten af te geven, verkozen de christenen lieWnbsp;’^''der de afschuwlijkste folteringen te sterven. En zou men

1) l Cor., X; 21.

-ocr page 448-

440

HET DRIETOUDIC ROME.

dan kunnen tneenen, dat die-zelfde christenen, na zich ¦, geheel hun leven lang, zoo streng van alle aanraking ionbsp;het godsdienstige met het heidendom onthouden te hebben,nbsp;bij den dood alle voorschriften hunner godsdienst haddennbsp;vergeten en er in toegestemd, om de gewijde overblijfsel*nbsp;hunner broeders bij te zetten in een bezoedeld graf, otnnbsp;de asch der martelaren met die der aanbidders van dennbsp;duivel te vermengen, en om zich zoodoende te verpliglc**nbsp;tol hel aanroepen der heiligen bij dezelfde grafzerk, waaropnbsp;de heidenen hun gewijd water, hun wierook, hunne bloemennbsp;en offerspijzen kwamen brengen voor hunne broeders in dennbsp;dood? Zulk eene voorstelling van zaken brengt hare eigennbsp;wederlegging mede.

Een Jonge reiziger, die met ons de grafplaats van Sint* Hermes kwam bezoeken, en vooraf deze kwestie, dochnbsp;slechts oppervlakkig had bestudeerd, vraagde ons: «Waaromnbsp;zou men niet kunnen aannemen, dal de bovengalerijen vannbsp;de catacomben oorspronklijk tot begraafplaats voor de heidenennbsp;hebben gediend, en dat de christenen, na er de asch diefnbsp;dooden uil weggeruimd te hebben, ze, na eene behoorlijl^®nbsp;zuivering, tot hun gebruik hebben ingerigt, op dezelfd®nbsp;wijze, zoo als later het Pantheon mede door hen gezuivcf^*nbsp;en in bezit genomen is? » Wij antwoordden daarop,nbsp;eene vooronderstelling zou ongerijmd, en wel in den hoog'nbsp;sten graad ongerijmd wezen, en dit op den navolgeodeonbsp;grond:

tot


4. Ongerijmd is het, te vooronderstellen, dal de bovcf'

galerijen der catacomben oorspronklijk aan de heidenen


begraafplaatsen hebben gediend. Wij hebben gezien, de eigendom der grafsteden een godsdienstig beginselnbsp;romeinsche eeredienst was: elke familie, elke corpora!*®’nbsp;had baar eigen graf, eeu colomharium^ voor ieder and®*^

-ocr page 449-

DE CATACOMBEN ZIJN UITSLCITEND ÏATHOLIEK. 441

lijk streng gesloten. De bovengalerijen der catacomben nu , zoowel als de calacomben-zelve, zijn eene algemeene begraafplaats, waar men personen uit alle familiën en van allenbsp;rangen en standen naast elkander vindt bijgezet 1). Uit dcnbsp;inrigting der boven- en benedengalerijen is het, overigens,nbsp;duidelijk, dat het de bedoeling der aanleggers was, dienbsp;onmctelijke onderaardsche gangen met elkander in onderlingnbsp;verband te brengen; en zoodoende dus sluit het algemeennbsp;karakter der catacomben klaarblijklijk het hier boven ge-ojiperde gevoelen volkomen uit.

3. Ook nog daarom is die vooronderstelling ongerijmd, dewijl de vorm der grafsteden of loculi, even als de aardnbsp;der daarin besloten stoflijke overblijfsels, een handtastlijknbsp;bewijs voor hun uitsluitend christlijke toepassing zijn. Dcnbsp;loculi gelijken noch naar de nissen der colombariën , nochnbsp;naar de urnen der mausoleën. Nergens vindt men er denbsp;openingen bij, die bestemd waren, oin de lijkbus.sen ofnbsp;ollcE er door op te nemen, namelijk, die kleine aardennbsp;Vaten, waarin de asch der dooden besloten was. Integendeel,nbsp;doen zij zich altijd en overal als wezenlijke grafsteden voor ;nbsp;de lengte, breedte en hoogte zijn duidelijk door den geheelennbsp;nmvang der lijken, die er in geborgen moesten worden,nbsp;bepaald. Dus zijn zij dan daarvoor duidelijk bestemd geweest,nbsp;bevatten ook steeds meer of min bewaard gebleven geraamten, maar niihmer asch.

Hel is overigens van algemeene bekendheid, dal, van 'rf hel ontstaan der republiek, het gebruik, om de doodennbsp;*e verbranden, bij de Romeinen algemeen was; terwijlnbsp;Voorts ock nog de geschiedenis en de oorzaken van dat

b. 1, c. XVI, G7

Dri«Toudig Rome. — IV. Deel.

1) Zie Boldetli

3C0~460.

fll lib. ïi , c. IV j 58


-ocr page 450-

44S

HET DRIEVOUDIG ROME.

gebruik genoegzaam zijn geslaafd. Wij vernemen van Ser* vius, dat, ónder de koningen, de dooden in hun eigennbsp;buis begraven werden, of wel, dat men ze, tengevolge eenernbsp;wet van Numa Pompilius, verbrandde i). De grafstedennbsp;werden soms in de wanden of aan den voel der heuvelsnbsp;uitgehouwen. Daaruit ontstond later hel gebruik, om opnbsp;de grafsteden zuilen en pyramiden te plaatsen, of grafstedennbsp;bij wijze van monumenten op te rigtcn, teneinde iedernbsp;de plek zou kennen , waar de overledenen rustten en hunnernbsp;indachtig mogte zijn 2).

Evenwel eene gemeenschaplijke begraafplaats bestond er niet. Om den afgestorvene bij zijne naastbeslaanden lenbsp;doen rusten, bragt men hem, hoe ver dan ook, na zijnnbsp;dood, naar het vaderland heen. Zoo dus vinden wij, vannbsp;de oudste tijden af aan, dat luid-sprekend karakter vannbsp;uitsluiting of van bijzonder eigendom, waardoor de hei'nbsp;densche grafsteden zich van die der christenen onderscheid*nbsp;den, en waardoor, zoo als wij opmerkten, hel uitsluitendnbsp;katholiek gebruik onzer catacomben onwederspreeklijk bevvC'nbsp;zen is 3).

Inlusschen be.speurden de Romeinen, die altijd met de volken van Latium en van Italië in oorlog waren, dat hunne

1) nbsp;nbsp;nbsp;Vinum rogo ne aspergito. — Plin., Hut., iifa. XIV, c.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Dndc natuin est, ut supra cadavera , aut pyrainides fierent»nbsp;ant ingeiilcs coltocarentur columnte. Pro qnatilale personarum fV*nbsp;liebant, scpulcra etlam majora vel minora fiehant. — Serv.,

3) nbsp;nbsp;nbsp;Sciendum est, qiiod apud majores, ubi quis ubicumque fuis'^^nbsp;cxslinctus, ad donium suara referebalur. Serv., Jn V Mveid,nbsp;«lomibus , quas singuti incolebant, in doiiis aut vasculis initionbsp;liebant Itoiiiani; in agria qnisque suis, aut in fundo suburban®'

avito et patrio solo ex seuatus-eonsulto. Cneio Duilio consul*’ Ronise huinari consiieverc. — Al«i. ab Alex. Genial, /lier., lib. ’nbsp;c. 11.

-ocr page 451-

445

UR catacomben zijn uitsluitend eatuoliee.

Tijanden niet aarzelden , om hunne lijken op te graven en de grafsteden zoodoende Ie schenden. Vandaar dat zij ophielden,nbsp;hunne overledenen aan de aarde toe te vertrouwen; en zoodoende werd de gewoonte, om hunne lijken te verbranden ,nbsp;weldra dusdanig algemeen, dat alleen een zeer klein getal,nbsp;als ’t ware de bloem der doorluchtigste familiën van hetnbsp;gerncenebest, hel oorspronklijk gebruik van begraven nognbsp;hleef aanhouden. Cicero lelt er slechts drie, en noemt,nbsp;Onder anderen, het gesIacht-Cornelia, doch dat door Sylla,nbsp;die uit dezen ouden stam was voortgesprolen, tot den algemeen in zwang gekomen regel van verbranden werd gebragt.nbsp;Uil vrees, dal men zijn lijk mogl ontheiligen, gebood hij,nbsp;dal hel zou worden verbrand 1). Nu weel men, dat denbsp;grafsteden dier aanzienlijke geslachten niet in den schootnbsp;der aarde waren verborgen, maar zich langs de grootenbsp;'omeinsche heerwegen, als praalgestichten, vertoonden. Mennbsp;^eet, daarenboven, dal zij uitsluitend voor personen van dennbsp;^elfden rang waren bestemd. Vandaar alzoo op nieuw denbsp;Onmogelijkheid, om ze met onze catacomben te kunnennbsp;'er warren.

Hel in de laatste eeuwen der republiek algemeen geworden uObruik,^ om de dooden te verbranden, hield onder de heigt;nbsp;denen, op weinige uitzonderingen na, tot op den vredenbsp;dor Kerk stand. Bij de redenen, die er oorspronklijk aan-'oidiug toe hadden gegeven, kwamen voorts ook nog, ter

I) Iptuni creinare apud Komano» non fuit vclerii liistituti :

condiehaiitiir..... At pnslqnatn tonginquis bellis obrutos, crui

^ognovere, lutic instiluluin. Et tarnen mullae fatnillaa priicos ser-**»ere ritus, sient in Curnetia neino ante Sjfilam dictatorem traditur ^''^nialu,, Idque vuluisse srerituin taiionein, erulo C. Marii cadaverc.

I/ist., lil). Vil, c. LIV ; Cicer., De Leg., lib. 11. — Cicero |***«mt slechts de faniilie-Cornelia, gelijk ook van Publicola en vannbsp;^abertu,.

-ocr page 452-

¦144 nbsp;nbsp;nbsp;HET DRIEVOUIHG ROME.

f^evesli^ing en uitbreiding er van , de filosoofscbe 1'e-grippen, die destijds in de hoogeie klassen der zamenleving algemeen waren aangenomen, zoo als, volgens Heraclitus,nbsp;hel vuur lol beginsel van alle dingen vaslgesleld, ennbsp;daardoor het verbranden der ligcharnen beschouwd werdnbsp;als een vereerend middel, om ze terug te brengen lot hunnbsp;¦werklijk aanbegin. Anderen beweerden, dal hel vuur, lie^nbsp;aardsche hulsel van den mensch vernietigende, aan de zielnbsp;hare vrijheid teruggaf en haar zoodoende vergunde, omnbsp;vrolijk ten hemel Ie kunnen opstijgen. Wederom anderennbsp;namen aan, dat het vuur den overledene iels onsterflijksnbsp;schonk, terwijl sommigen het er ook voor hielden, dat doornbsp;het vuur alle smet werd weggenomen, en daardoor voornbsp;den ontslapene de vereeniging met het algemeen beginselnbsp;en wezen aller dingen bevorderd werd. Eindelijk, de volgelingen van Pythagoras, die het stelsel der zielsverhuizingnbsp;aankleefden, geloofden, dat het vuur de ziel vlugger en ge*nbsp;scbikler maakte, om van het eene ligchaam in het anderenbsp;over te gaan 'I).

Uit alle deze verschillende filo-soofsche gevoelens hadden de Romeinen eene algemeerie gevolgtrekking afgeleid: e*’nbsp;zoo achtten zij het eene groole eer, om na hunnen doodnbsp;verbrand te worden, en tot een schande en ongeluk , oinnbsp;van de heilzame zuivering der honlmijlvlammen verstokennbsp;te zijn 2),

Teneinde nu ook datzelfde voorregl door de geringer® volksklasse te doen genieten, deed het gouvernement, 1®'’

1) nbsp;nbsp;nbsp;Servius, /Eneid, lib II ; id. lil ; Otid. , Trist. , lil). I , rl'S'nbsp;IV ; Lnotaiit., lib. 11, c. X; Quintilian., Uecltim. X.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Eo tempore, quo igni dart honor mortuis liabebaltir, itlacrob.)nbsp;Solur., lib. VII. — Probriim ingens visum est supremis ignihw*nbsp;caruisse. — Mablll., lier Italic., c. XXU, elc., etc.

-ocr page 453-

445

l)E CATACOMBEN ZIJN OITSLÜJTEND KATHOLIEK.

voorzieninquot; iii de onkosten van den brandstapel, openbare houlinijlcn aanle{jlt;jen, onder den naam van ustrincB piibliccE bekend. Dal waren groole {fevaarlen, uit viernbsp;zware muren zaanigesleld, in den vorm van een parallelogram, waarin men de lijken der armen, zonder praal ofnbsp;eeremonie, maar met eene groo'te hoeveelheid hartsaehtignbsp;hout verbrandde 1). De uslrince vervingen de puticuli vannbsp;den Esquilijnschen berg, zoodat alleen de slaven, die gelijknbsp;gesteld werden met het vee, na hunnen dood door elkaêrnbsp;geworpen werden in diepe putten, als meest overeenkomstignbsp;met hun verachtlijken staat 2).

Bij de christenen, daarentegen, hield het begraven der

-ocr page 454-

446

HET DRIEVOUDIG ROME.

dooden, als eene niet minder aljemeeiie en onwrikbare ge* woonte, daarmeè gelijken tred, en werd, als zoodanig,nbsp;hun door de heidenen als een hunner misdaden aangerekend 1). De Voorzienigheid wilde dal zoo, om, alléén doornbsp;hel onderscheid van begraven, onze eerbiedwaardige grafsteden te kenmerken en Ie waarborgen. Wal nu betreftnbsp;At uitzonderingen^ waarvan ik heb gesproken, deze bepalennbsp;zich enkel bij de kleine kinderen , bij de door Iftt bliksemvuur getroffenen, bij de zelfmoordenaars, en bij de slaven 2).

Kinderen, beneden de veertig dagen oud, werden niet op den brandstapel gebragt, of in hun familiegraf bijgezet,nbsp;maar buiten de stad in bijzonder daartoe bestemde graven,nbsp;sub^rundaria genaamd, bedolven; voor de overigen volgdenbsp;.men het algemeen gebruik 5). Onze builen de stad gelegen begraafplaatsen bevatten dus geen enkel heidensch kind.

Wat aangaat de door den blik.sem getroffenen, of de

1) nbsp;nbsp;nbsp;Enecrantur rogo», et danin.-nit igniuiii scpulturaiii. — Minui-Felix , In Oclav. Verre van zich ilezwcgcni te veroiiliehuliligeii, gS'nbsp;ven de christenen ten antwoord ; « Nee ut credilis uiluni daiiintiuinbsp;sepullurae tinicmus, sed et veterem et iiiclioreni eonsueludineni !gt;gt;'''nbsp;Diandi rrequenlamus. » ld.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Tacilu, duidt, als eene uitzondering, het begraven van Pop'nbsp;pea aan : Corpus non igne abolitum, ut IVomanis mos est. » Annal-lib. XV. — « jEgyplii quoque condientes sepeliunt corpora : Roman'nbsp;»vero inccndunl. » Laert., De Fit. Philos.,\ib. IX, s’« Pyron.

)h de IV. eeuw maakt Maerobius gewag van het afschalTen van dd gebruik : « Licet urendi corpora dcfunctoruni usus nostro steculunbsp;»nullus sit, lectio tarnen docct, etc. »

3) nbsp;nbsp;nbsp;Subgruiidaria antiqui dieehant scpiilcra infanlinin, qui needumnbsp;quadraginta dies implessent, quia hsec busta dici non poteraiit, qoi*nbsp;ossa qu* comburebantur non erant, nee fanta cadaveris imniamta*,nbsp;qua locos lumesceref. ündc Rutilins Geminus Astianacte ait : Mebo»nbsp;sobgrundarium misero quasreres, qoam scpuleram. — Jiib. FirW-Folg., De Controv. Ayror., lib. 1.

-ocr page 455-

UI

UE CATACOMBEN ZIJN OITSLUITEND KATHOLIEK.

zelfmoordenaars, beiden waren in de oojen der Romeinen voorwerpen van verachting;, de eersten, dewijl men hen alsnbsp;vijanden van Jupiter beschouwde, de laalslen, daar mennbsp;hen voor goddeloozen hield 1). Men stelde zich tevredennbsp;met hun de begrafenis te geven, welke men zelfs aan hetnbsp;laagste gedierte niet weigerde, en begroef hen in dennbsp;grond. — Hoe dan nu zou het mogelijk zijn, om tenbsp;gelooven, dat de Romeinen, met zulke denkbeelden bezield,nbsp;de moeite zouden hebben genomen, om zoo kostbare uit1 2nbsp;gestrekte galerijen uit te delven tot eene eervolle grafplaatsnbsp;voor menschen, die door hen als verworpelingen van denbsp;góden en uitvaagsels van hel menschdom werden beschouwd'!nbsp;dat zij voor dezulken zorgvuldig afzonderlijke loculi innbsp;hunne steen- of zandgroeven aangelegd en alzoo geheelnbsp;hunne stad met de lijken dezer snoodaards omringd en, alsnbsp;t ware, ingesleten zouden hebben binnen een kring van louternbsp;ooteering en smaad 7 Neen , de eenig gangbare vooronder»nbsp;«telling is deze, dal zij dergelijkc dooden onverwijld slechtsnbsp;geworpen hebben in de puticuli van den Esquilijnschennbsp;herg of in andere groeven, te kwader naam bekend.

Nu blijven de slaven nog overig; doch dit punt levert tiict het minste bezwaar op, daar wij toch gezien hebben,


1

I) Vao een door den bliksem getroiTene sprekende, zegt Piiniai:

2

Hominem ila exanimatum cremari fat non est; condi terra religio ***t. Lib. II, c. XLIV. » — Over de zelfnioordenaart drukken zichnbsp;^l2ilotlratat en Statius in dezer voege uit: o Sepelierunl Ajacem,nbsp;“Corpus ejut in terram ponentes, cum Calcbat censuisset fas noa etstnbsp;igne comburi, qui te interfecissent. » In Herotcit.

.......Vetat igne rapi, pacemque tepulcri

Impiut ignarit nequicquam roanibut arcet.

Sist., Thebuid., lib. III. (van koning Itleoo sprekende.)

-ocr page 456-

448 HET HRlEVOliHIG ROME.

lt;lal (le {jebruiklijke wijze van begraven dezer ongeiukkigen, zelfs geen oogenblik, hel vermoeden toelaai, dat onzenbsp;catacomben hun ooit lot grafplaats zouden hebben gestrekt.

En zoo is hel dan nu zonneklaar bewezen, dal hel onderaardschc Rome, de Dooden-stad der Heiligen en dernbsp;Martelaren, nimmer door hel aanwezen van ecnig heidenschnbsp;lijk bezoedeld werd. Daardoor du.s vervalt, als van-zeHinbsp;de noodzakelijkheid, om nog hel tweede pnnl der vooronderstelling in nadere overweging te nemen , namelijk : ofnbsp;chrisknen de asch der oude Romeinen uil de catacombennbsp;ook weggeruimd en deze laatsten vervolgens gezuiverd zoudennbsp;hebben, om ze geschikt en dienstbaar te maken voor lumnbsp;gebruik ? Onze vaderen hebben geene heidensche lijken udnbsp;de catacomben weg le nemen gehad, omdat deze er zichnbsp;niet in bevonden, en alzoo hadden zij ze evenmin le zuiveren. Doch, nemen wij eens, voor een oogenblik, hel tweedenbsp;lid dier vooronderstelling aan, dan zijn er nog twee nieuwe^nbsp;beiden even krachtige, bewijsgronden tegen in te brengen,nbsp;die, voor goed, het ongerijmde er van zullen doen uitko-men. Namelijk, in de eerste plaats het volstrekte stilzwijg®quot;nbsp;der geschiedschrijvers. Rome had allerlei soort van beambten, belast met het loezigl over de stralen, de waterleiding®quot;’nbsp;de wegen, de tempels en alle gewijde gebouwen, ond®gt;’nbsp;welke laatste de grafsteden den eersten rang bekleeddequot;-Indien er nu catacomben beslaan, en deze lol begraafquot;nbsp;plaatsen gediend hadden, hoe komt het dan, dat ernbsp;een enkele maal sprake is van beambten, die met hel Iocü'3^nbsp;en het onderhouden daarvan waren belast? Voorzeker’nbsp;de catacomben, op zich-zelve beschouwd, zijn een wonder,nbsp;wat zeg ik? ja, het grootste wonder van de koning'quot;nbsp;der wereld; en, uit dit oogpunt-alléén beschouwd, moest®quot;nbsp;zij hel hoofdvoorwerp der aandaclit van hel gouvernenti®quot;^

-ocr page 457-

1)E CATACOMBEN ZIJN UITSLUITEND KATHOLIEK. 449

uilrnaken. Als grafsteden moesten zij dan een gewijd liarakler hebben, dal de belangstellende zorg der geheelenbsp;stad zou hebben gaande gemaakt; wel nu, daarvan is nielnbsp;de minste schijn, niet het geringste blijk. Titus Livins,nbsp;Varro, Cicero, Pomponius, Plinius, kortom, alle geschiedschrijvers, spreken, om strijd, van Rome’s gebouwen, welkenbsp;zij beschrijven lol in de geringste bijzonderheden toe, ter-'vijl zij met bijzondere zorgvuldigheid ons de verschillendenbsp;wijzen en plaatsen van begraven, zoowel voor de aanzienlijken,nbsp;als voor het volk en voor de slaven doen kennen; dochnbsp;over de catacomben, hetzij enkel als onderaardsche gewelven , hetzij als grafsteden, spreken zij geen enkel woord.nbsp;Derhalve bestonden de catacomben voor hen, ten minstenbsp;als grafsteden, niet.

De tweede bewijsgrond ligt in de dagteekening der opschriften. Wanneer, zoo als men zou willen beweren, de catacomben tot begraafplaats voor de Romeinen der eerstenbsp;lijden hadden gestrekt, dan zou men er, voor ’t minst,nbsp;cenige opschriften uil die dagen moeten vinden ; doch ondernbsp;•Ie duizendmaal-duizend, die tol dusverre in de catacombennbsp;cntdekl zijn, is er géén-enkel, waarvan het jaartal nielnbsp;•lagieekenl van na de geboorte van hel christendom. Alzoonbsp;'s het stellig zeker, dal de catacomben nooit heidenschenbsp;grafsteden zijn geweest 1).

I) Zie Boldetti, lil), 1, c. \1X, p. 77 eii volg.

-ocr page 458-

480

HET DHIEVOUDIG ROME.

IG maart.

De Madona der U. Maria-in-ÏVasteecr*. — Vernieuwd bezoek in de catacombeu van Siiit-Hennes en op de Via-Salaria. — Her-inneriDi;en. — Nooit werd er een Jood of een Ketter in denbsp;catacomben bejjraven. — Drie klassen van bewoners van hetnbsp;onderaardsche Home. —Eenvoudige geloovisjen. — Ongenoemdenbsp;Martelaren. — Martelaren met namen. — Vereering der Martelaren. — Rome doopt de reliquiën niet.

Na afloop van het feest in hel paleis-//asstffu', waarvati ik in mijne beschrijvinjj van het chrisllijk Rome meldingnbsp;heb gemaakt, begaven wij ons op bezoek naar de Madonanbsp;van Sanla-Maria-»w Traslevere. Daarbij stelden wij onsnbsp;hoofdzakelijk len doel, om onze hulde aan de Koningin desnbsp;Hemels te gaan brengen in de eerste kerk, welke de Koninginnbsp;der Wereld haar heeft geslicht; overigens waren wij levensnbsp;ook reglmalig nieuwsgierig, om daarbij een der eerbiedwaardigste gedenkleekenen onzer oudheid eerbiedig Ie kunnennbsp;bewonderen, namelijk, hel vermaarde beeld der H. Maria'nbsp;van-Goederlierenheid, waarvan de overlevering getuigt, datnbsp;de openbare vereering reeds sedert het jaar 224, onder denbsp;regering van den H. paus Callixtus, dagleekenl 1).

Van Traslevere kwamen wij door de Ripelta-straat, over den Pincio, naar de Via-Salaria terug, welke wij reed*nbsp;i avonds te voren hadden bezocht. Ons dreef daarbijnbsp;verlangen, om nogmaals de catacombe van den H. Hernaesnbsp;te gaan bezigligen, en ons anderwerf in de gewijde herinneringen te verlustigen, die daaraan zoo veelvuldig verbondennbsp;zijn. Daar deden zich aan onzen geest, in al hunne glorie,nbsp;voor de namen der HH. martelaren Anlimus, Maximns,nbsp;Bassus, Fabius en zijne gezellen; die van Marcellus, niet

i) Quella Sïcra imagine di Maria lantiiiiiiia della Clemengt;^ lt; eipotta alia publica venerazione fin' dell anno 224 , da S. Cali'tv 1 lt;nbsp;papa e martire. Diurio lacro.


-ocr page 459-

VERNIEUWD BEZOEK IN DE CATACOMBEN VAN SINT-HEBMES. 4S1

vijf-honderd-vijftig chrislen-helden, van Ruffinus en zijne honderd-vijftiij moedige slrijdjjenooten. Te midden dier edelenbsp;lieldenschaar, is hel voor des reizigrers gemoed verkwiklijk ,nbsp;Ie kunnen zeggen: zoon der heilige katholieke Kerk, iknbsp;hevind mij hier als le huis: de groole mannen, die mijnbsp;Omringen, zijn mijne voorouders. De bodem, dien ik betreed , is door hun bloed besproeid, door hunnen moed vereeuwigd en geheiligd door hun graf; zie, dal is de bakermatnbsp;''an mijn geloof, die eerwaardige wieg, nooit door éénnbsp;enkelen heiden bezoedeld of ontwijd. Gisteren hebben wijnbsp;daarvan de volkomen zekerheid reeds verkregen, doch thansnbsp;begeerden wij hel bewijs nog nader le leveren, dal dezenbsp;chrislen-begraafplaats nooit hel lijk van een jood, van eennbsp;ketter of van eenigen sectaris in haren schoot opgenomennbsp;heeft.

11° De volstrekte uitsluiting der joden berust op de ''olgende alles afdoende gronden; namelijk: indien hel gods*nbsp;dienslbeginsel van christenen en heidenen zich streng verzeltedenbsp;'egen hel begraven op dezelfde plek, dan gold dat-zelfdenbsp;begrip evenzeer ten aanzien van hel bijzetlen der volgelingennbsp;'an Mozes in hetzelfde graf, waar de leerlingen van Christusnbsp;'®r ruste gingen. Hoe toch zou men kannen aannemen,nbsp;*^i*l de joden, die eerste en onverzoenlijke vijanden dernbsp;christenen, mei hen in denzelfden bodem zouden hebbennbsp;'''dien rusten, en dezelfde grafstede deelen men hen, wiernbsp;feester zij hadden gekruisigd, en welke zij als afvalligennbsp;beschouwden, ja, als de verdelgers hunner godsdienst, ennbsp;''cq vloek van het uitverkoren volk Gods? Zulk eene voor-cnderslelling vervalt loch reeds van-zelf, of althans zeker,nbsp;quot;'anneer men haar slechts aan hel gezond versland en aan

joodsche halsstarrigheid toetst,

IViel minder levendig was ook van den anderen kant

-ocr page 460-

432 HET DRIEVOUDIG ROME.

iJe afkeer der christenen van de joden, welke zij, te regt beschouwden als een, willens en wetens, blind volk, dat dennbsp;Godinensch had gedood. Alle godsdienstig verkeer met denbsp;hardnekkige aanhangers der in het Nieuwe Verbond opge-losle Oude Wet was hun streng verboden, en zelfs de schij'^nbsp;van eenige gemeensehap met hen zou hun hoogst-gevaariijknbsp;zijn geweest, daar, uil eene vrij algeineene misvatting,nbsp;heidenen, naar hun begrip en in hunne wijze van spreken,nbsp;christenen en joden volmaakt gelijk stelden. Zij nu hieldennbsp;de joden voor een slecht volk, dal, volgens de geluigeni*nbsp;van Tacitus, onrustig was en altijd tot oproer geneigd fj-Vandaar dan ook de herhaalde edicten, waarbij ze uil Ronicnbsp;werden verjaagd. Onze voorvaderen hadden dus , teneinde ziobnbsp;den openbaren haal niet op den hals te, halen, een bijzondernbsp;belang er bij, om elke aanraking met de joden te vermijden,nbsp;als waardoor zij konden beschouwd worden, als met hennbsp;één. Voeg daarbij nu ook nog het innig verzet, dat zichnbsp;bij de christenen, uil innige godsvrucht, tegen hel jodendomnbsp;zoo diep geworteld had, en vrage zich dan een-ieder af,nbsp;of het mogelijk zou geweest zijn, dat die twee volkennbsp;één-zelfile graf vrij en broederlijk met elkaêr hadden gedeeld?

Daarenboven, hadden de joden eene uilgeslrekle eigen begraafplaats, aan gene zijde van den Tiber, niet ver verwijderd van heldoor hen bewoonde wijk. Waarom, alzoo,nbsp;zouilen zij dan nog eene grafstede bij de christenen hel)(»ennbsp;moeten gaan afbedelen ? Intusschen, wat zonneklaar bewijs^’nbsp;dal zij zulks niet gedaan hebben, en dat niemand huniic'’nbsp;te midden van onze vaderen rust, is dit: onder de velenbsp;miljoenen namen, in de catacomben gevonden, bevindt crnbsp;zich niet een van een jood 2).

1) Annul., lib. XV.

2j ttosio, lib. II, c. XXIII , p. 231 eii

ïoljj.

-ocr page 461-

1)K CATACOMBEN ZUN OITSLDITEND KATHOLIEK.

III. Nu nog een woonl over de ketters. Ook zij hadden, evenmin als de heidenen en joden, toegang tot het ondcr-aardsche Rome, en dal wel om dezelfde reden. Wanneernbsp;zij hunne dooden in onze katholieke grafsteden al haddennbsp;willen leraarde bestellen, zoo zouden zij het toch niet hebbennbsp;kunnen doen, en, hadden zij het ook kunnen doen, dannbsp;nog zouden zij hel niet gewild hebben. De innige afkeer,nbsp;ja, afschuw der eerste Kerk van geloofsverzakers is bekend.nbsp;De II. apostel Joannes verbood alle aanraking met hen,nbsp;zelfs dal men hun zou groeten. Op zekeren dag vernam dienbsp;apostel, bij het binnentreden eener openbare badplaats, dalnbsp;de keiler Ebion hem daar was voorgegaan. Hij wendt ziel»nbsp;terstond lol zijne volgelingen, zeggende: « Laat ons onverwijld van hier gaan, uit vrees, dat wij zullen verplet wordennbsp;Onder hel instorten van een huis, dal bezoedeld is door denbsp;tegenwoordigheid van een vijand Gods » f).

De uitspraken en hel voorbeeld van den wèlbcminden apostel waren voor de geloovigen een evangelie. De fl. Poly-Carpus, den ketter Marcion ontmoetende, antwoordde, in ’l snelnbsp;'oorbijgaan, hem, op zijne vraag, of hij hem wel kende'! «Ja,nbsp;Zeer zeker ken ik u als satans eerstgeborene!» Door 's keizersnbsp;'Oagi beschermd, kwam een ariaansche bis.schop in eene stadnbsp;'an Azië, om er de geestelijke bediening te komen uitoefenen :

niet één-enkel inwoner, noch rijke, noch arme, noch hand-quot;eiksman, noch dienstbode, zet een voet in de kerk. De indringer Ijlijfl in zijn ledigen tempel geheel alléén. Hij begeeft ziclinbsp;'taar de badplaats, en men sluit, om hem alléén Ie laten,nbsp;'^c deuren achter hem digt. De menigte, die ook kwamnbsp;Jjaden, wil, ten spijt van den bisschop, die verlangt, datnbsp;zullen binnengelaten worden, toch niet tegelijk met hemnbsp;''aden. Hij vertrekt; doch de geloovigen, die het badwater

1) Epipli,, Hoer., 30.

ï^rieTouilig Romi*. — IV. Deel.

59

-ocr page 462-

434 HET DRIEVOCDIG ROME.

door den keiler voor bezoedeld houden, cischen, dal men het zou lalen wegloopen, alvorens zij, met zuiver water,nbsp;hun bad nemen wilden 1).

Deze voorbeelden — no» mei oneindige andere te vermeerderen — bewijzen ten duidelijkste welk een afschuw de katholieken van scheurmakers hadden, en hoe zorgvuldignbsp;zij elke aanraking rnet hen, niet slechts in geesilijke, maarnbsp;zelfs in wereldsche aangelegenheden, vermeden. Overigen* tnbsp;eeuwen lang werd de kerktucht, door de apostelen ingesleld,nbsp;met de stiplste strengheid gebandbaafl 9), en men weet, datnbsp;ook nu nog, in onze dagen, het ter aarde bestellen van eennbsp;ketter op onze begraafplaatsen door de Kerk, en metnbsp;regt, niet wordt geduld: immers, ongeloof en wangedragnbsp;kunnen onmogelijk aanspraak geven op een graf in den schootnbsp;der gemeente, waartoe de overledene niet wilde gerekendnbsp;zijn. Evenwel, mede op dit punt beboeren wij ons geensi^nbsp;alleen met redeneringen te behelpen, wij hebben lot bewij*nbsp;ook hier bijzondere feilen, en bovendien een bepaald verbod.

Na afloop der vervolging, maakten zich de ketters met geweld van eenige onzer begraafplaatsen in hel Oosten ennbsp;in Afrika meester. Terstond wendden zich twee vromenbsp;kloosterlingen, Eustralus en Hilarion, tolden H. NicephoruSinbsp;patriarch van Constantinopel, en vroegen hem, of het aannbsp;de katholieken geoorloofd was, die grafsteden Ie bezoeken»nbsp;ten einde er te gaan bidden, zoo lang zij waren in heihgquot;'nbsp;schendend bezit. De patriarch antwoordde, dat het g®®**nbsp;katholiek vrij staal, er te komen, tenzij in geval der hoog®*®

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tlieodoret, lib. IV, c. XIV.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Impios, hxreticot non pcenltenlet discludlle et seoiove**nbsp;tldelibus, et Ecclesiam Dei inlerdicite, ut omnibus modi» at*nbsp;declinent, neque ulla cum iis sit sermonis aut prccationii couO»**nbsp;nilas. Const. Jpost,, lib. V, c. XVllI.

-ocr page 463-

DE catacombe:» zus CITSUIITESD KATHOLIEK. 453

noodzakelijkheid, en dan nog maar enkel ter vereering van eene martelaars-reliek 1). De kerkvergadering van Laodiceanbsp;is, inlusschen, nog meer bepaald in hare uitspraak, daarnbsp;zij, namelijk, de katholieken slreng verbiedt, om te gaannbsp;bidden op begraafplaatsen of ergens elders, waar kettersnbsp;hunne grafsteden of die hunner zoogenaamde martelaarsnbsp;hebben. De geloovige, die zich legen dit verbod zou verzeilen, wordt met excommunicalie bedreigd 2).

Men ziel, dat de kerkvoorschriften evenzeer als de afschuw der geloovigen eene ijzeren deur, ja, een stalen muur waren,nbsp;waardoor de ketters builen onze grafsteden gesloten werden.nbsp;Met geweld, wel is waar, konden zij zich in enkele provinciën van het Oosten en van Afrika, van die gewijdenbsp;plaatsen meester maken, doch te Rome volstrekt niet. Tenbsp;Rome was de ketterij nooit in het bezit eener enkele catacombe 3); dewijl zij nooit kon wortelen in een bodem,nbsp;met hel bloed der martelaren gedrenkt, en voorts aan denbsp;onmiddellijke hoede des opvolgers van de H. Petrus toever-trouwd. Daarbij houde men ook nog in hel oog, dat zij ernbsp;zich nooit dan slechts schoorvoetend trachtte te vestigen. Zoonbsp;dan ook zag men , gedurende al de vervolgingen , slechts achtnbsp;llt;elters naar Rome komen; Valentijn, Cerdon, Marcion,

1) nbsp;nbsp;nbsp;De aanclis qui in corpore, an oportcat in eoram cceineterianbsp;gt;n{rredi, illicqne prccari et adorare Dcuni, dum ea a pollutis sacer-

^olibus tenenlur? Non perniiltit Canon, seu regula..... in eoruni

vtBiiieleria introire ; nisi forte ex necessitate ad venerandas solammodo *ancti reliquias intrnitus fiat. — Cotelier, Mon. Grcec,, t. UI, p. 452.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Non concedendiiin in cceiiicleria, vel quse martyria bseretico-''uni diciintiir, catliolicos oralionis gratia, et petendse curationis intrare :

et qui ierint, si sunt fideles, inconimunicabiies factos, ad poe-’''•enliam usque ad aliqiiod tempus redigi. Concil. Laodic,, can. IX.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Non peró inai iii Roma n'eberro il possesso, o l'uso di alcuno.nbsp;Boldetti , lib. 1, c. XX, p. 89.

-ocr page 464-

436 HET DHIEVOUDIG ROJIR.

Florinus, Blaslus Theodolus, Praxeas cii Pioclus. Door de rtisllooze zorg van de opperpriesters der Kerk onldekt, werdennbsp;zij oniniddellijk verdreven. — Op grond nu van dil alles,nbsp;kan, dunkt mij, bij den onparlijdigcn beoordeelaar, geennbsp;redelijke twijfel meer overblijven, dal ketters hunne doodennbsp;ooit in onze catacomben zouden hebben mogen begraven ,nbsp;zelfs al hadden zij het gewild.

Echter laten wij een slap verder gaan en, voor een oogenblik, die mogelijkheid aannemen. Na afloop der vervolgingen, kwam er, inde daad, eene groote menigte vannbsp;Donatisten, Arianen en Novalianen naar Rome heen.nbsp;Alles wat men van hun, ofschoon kortstondig, verblijfnbsp;aldaar weet, is, dat zij zich met geweld van de kerk dernbsp;H.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Subiirra meester maakten, eenige katholieke

monumenten beschadigden , en verscheiden galerijen in de catacomben vernielden. Dat zij er ook hunne begraafplaatsnbsp;van zouden gemaakt hebben, blijkt echter in geenen deele,nbsp;wat zeg ik ? neen, het is zeker , dat zij dadraan nooit hebbennbsp;gbdacht. Het stilzwijgen der geschiedenis op dat punt 'Snbsp;eene stellige getuigenis van hel hoogste gewigt. De haatnbsp;dezer sektarissen tegenover de katholieken overtrof, zoonbsp;mogelijk, den afschuw, dien zij, op hunne beurt, dennbsp;geloovigen inboezemden.

Aan de uitdrukking van dien algemeenen afkeer, ja? haat, gaven zij met alle te hunner dienste staande middelennbsp;lucht; een haat, dien zij hel geloof loedroegen der katholieken, wier onvermoeide vervolgers zij waren, na hunnenbsp;zijde verlaten Ie hebben; een haal legen hunne personen,nbsp;welke zij uilschuddeden, hoonden, uil hunne huizen verjoegennbsp;en uil hunne ambtsbedieningen en waardigheden zetleden ; eennbsp;haat legen hunne bijeenkomsten, die door heu als vergaderplaatsen van satan werden beschouwd; een haat tegen hunne

-ocr page 465-

4S7

DE CATACOJinEN ZUN EITSLLITEND KATHOLIEK.

kerken en {jewijde monumenten, welke zij onwaardig sclion-lt;len, en geheel of gedeeltelijk vernielden, met de woede van een kanibalenstoel 1).

En hoe nu zou men dan kunnen vooronderstellen, dat diezelfde menschen, wier afschuw van de katholieken gelijknbsp;stond met'dien van de pest, op eenmaal hunne dweepziekenbsp;natuur uitgeschud en de asch hunner bloedverwanten ennbsp;vrienden vermengd zouden hebben met die der verfoeidenbsp;geloovigen ? Hoe te vooronderstellen, dat de katholiekenbsp;Kerk, te midden der grafsteden dier verworpelingen, harenbsp;gewijde bijeenkomsten zou hebben blijven houden, en helnbsp;hemelsch offer voortdurend zou hebben opgedragen ternbsp;plaatse, waar het gebeente rustte van hen, die door ketterschenbsp;leerstellingen zich van haar hadden afgescheurd? Intusschennbsp;vergaderde zij overal, geheel het onderaardsche Rome door,nbsp;en zulks vele eeuwen lang, toen zij — zoo als de protestanten hel uitdrukken — nog door geene dwaling wasnbsp;lgt;csmet; wel nu, toen zelfs is er van het zuiveren dernbsp;catacomben volstrekt geen sprake geweest; zoodal daaruitnbsp;Valt af te leiden en aan te nemen, dal zij ze altijd heeftnbsp;aangemerkl als de onbezoedelde grafsteden van haar kroost.nbsp;Ilerhalve is of werd in het onderaardsche Rome nimmernbsp;cen heiden, een jood of een ketter ten grave gebragt.

Ziedaar de slotsom , waartoe eene ernstige en naauwge-^ciie beschouwing dezer gewigtige aangelegenheid als van-

1) Vciiislii rallidi, venislis irati membra lanianics Erclesise,.. iedibus suis mullos fecisds cxlorres , cum conducia manu venirn-tvs, Basilicas irivasistis... Et cum attare defenderent niaconi catholic!,nbsp;t^gulis plurimi cruentali suni, duo occisi... cl quad vobis Icic vide-facinus immane commissum est, ut omnia sacrosancla supranbsp;‘•leinorali Episcopi veslri violarent, usserunt Eucliaristiam canihusnbsp;^andi, etc. — Opl. Hilev., lib. II.

39

-ocr page 466-

458 HET DRIEVOUDIG ROME.

2elf henen leidt; en ook Mabillon drukt slechts op waardige wijze het oordeel en de eindbeslissing der ware wetenschapnbsp;en van de scherpste kritiek uil, wanneer hij, als het resultaatnbsp;zijner langdurige studiën, deze verzekering aflegl: « Al denbsp;dooden der catacomben zijn uitsluitend katholieken » !)•

En nu dan zeker zijnde, dat wij in hel onderaardsche Rome ons te midden der onzen bevinden, zoo wordt helnbsp;tijd dat wij een weinig meer van nabij kennis maken nietnbsp;onze voorouderen, wier werk, wier woonstede en levensnbsp;wier laatste rustplaats zij was. De graven der onmelelijkenbsp;doodenslad bevatten de gewone geloovigen, de ongenoemdenbsp;martelaren^ en de met name aangeduide btoedgetuigeiinbsp;van den Heer,

Eene menigte loculi^ overigens in den besten slaat bewaard gebleven, vertoonen niet de minste aanduidingnbsp;betreklijk, dat er een heilige of een martelaar in beslotennbsp;ligt. Het eenige wat men er van weet, is, dat daar eennbsp;kind der Kerk rust. Behalve de hier boven reeds aangevoerdenbsp;algemeene bewijsgronden daarvoor, komt er dikwerf ooknbsp;nog een bijzondere troostvolle bekrachtiging van bij doornbsp;hel eenvoudige, maar alles afdoende grafschrift: mahcia.'IAnbsp;IN pace; theodorvs is pace enzv. enzv.: « Marciana in vrede;nbsp;ïheodorus in vrede enzv. » Mogelijk is hel, dat dezenbsp;overledenen heiligen, of zelfs wel martelaren zijn; doch,nbsp;dewijl er geen bepaald bewijs voor beslaat, zoo laat denbsp;grafdelver hunne loculi onaangeroerd, en nooit maakt denbsp;Kerk van hun gebeente gebruik, om dat aan hare kinderen

1) Nullos porro alios quain uliristianos in bis coemeteriis hinnf' los 1'uisse, fidein facit mutuum fideles inter ac paganos (met tneefnbsp;grond kan men er bijvoegen Judceot et hareticos) odium, muluOVnbsp;horror, quorum neutri mortuos suos aliis consepeliri passuri fuiss*®*'nbsp;Episti Ëttseb. Rom., n. l. edit, 2.

-ocr page 467-

ONGENOEMDE MARTELAREN. 459

Ier vereering over Ie geven 1). Ziedaar dan nu de eerste soort van dooden en grafsteden, welke de catacomben op-leveren.

De tweede soort bevat de ongenoemde martelaren. Sommige grafsteden verloonen de onwraakbare aanduiding,nbsp;dat er een martelaar in rust, doch wiens naam daarbij nietnbsp;wordt vermeld. Is het dus al zeker, dat hier een geloofsheldnbsp;sluimert, die de heilbelijdenis bezegelde met zijn bloed,nbsp;ja, den dood er voor inging, zoo kent toch God-alléénnbsp;maar den naam diens martelaars, den tijd, de plaats ennbsp;al de omstandigheden, wanneer, waar en hoedanig dienbsp;bloedbelijdenis zich heeft vertoond; de wereld zal eerst innbsp;hel jongste gerigt welen, dal daar een ongenoemde martelaarnbsp;de opstanding heeft verbeid. Teneinde hem nu reeds denbsp;hulde te doen wedervaren, waarop hij regtmalige aanspraaknbsp;maken mag, brengt de Kerk zijn slof uit het graf naar denbsp;altaren over 2). Blijkens de oudste monumenten der chris-lenheid, zoo in de catacomben te Rome, als elders, zijnnbsp;er eene menigte martelaren, wier naam onbekend is gebleven.nbsp;Belialve, dat dit feit zeer natuurlijk is en wel als van-zelfnbsp;spreekt, wordt het echter ook nog daarenboven dagelijks,nbsp;sis 't ware, door de gedurige ervaring bevestigd en geslaafd.

De dichter der martelaren, Prudenlius, spreekt van een Aantal spraaklooze grafsteden, die alleen vermelden, hoeveel

-ocr page 468-

460

HET OniEVOUDlG HOME.

helden daar sluimeren, zonder hunne namen Ie noemen, die enkel in hel boek der eeuwigheid opgeleekend slaan 1)-In de oude Marlyrologiën van Rome en van den II. Hieronymus is niets algerneener dan deze of soorlgelijke zinsnede;nbsp;Tq Rome^ honderd-vijftig martelaren^ wier namen by

God %yn bekend^ en die in de catacombe van.....

bijgezet. Diezelfde uitdrukking komt telkens in de Jcten der martelai'en voor 9). Kik jaar brengt de schop vannbsp;den grafdelver nieuwe grafsteden van ongenoemde martelarennbsp;aan hel licht, wier aanwezen hel zegel op de geluigooisnbsp;der geschiedenis drukt. Hel zou bezwaarlijk zijn, ze allennbsp;Ie tellen, die sedert Bosio zijn ontdekt.

Doch, zal men liglelijk vragen, hoe loch komt hel, dal de eerste christenen, die zoo naijverig waren, om alle*nbsp;wat lol de martelaren betrekking had, in vrome herinneringnbsp;te behouden., zoo dikwerf verzuimden, hunne namen aan t®nbsp;teekenen ? Die vraag lost zich van-zelve op, wanneer mennbsp;daarbij slechts een oogenblik aan de bezwaren denkt, waarnieênbsp;die eerste tijden der Kerk te worstelen hebben gehad.nbsp;Vooreerst, waren de slagloffers der bloedige vervolging som*nbsp;zoo talrijk, dal hel wel volstrekt onmogelijk mogt genoemdnbsp;worden, den naain van ieder in het bijzonder te weten-Hoe, bij voorbeeld, zou men dien hebben kunnen kennennbsp;van elk der zes-duizend soldaten, uitmakende het Ihebaansche

1) nbsp;nbsp;nbsp;Sunt et mulla tarnen lacita» claudentia tumbalt;

Marmora, quse «olum signiflcaiit numeruin.

Quanta viruni jaceaiit congestis corpora acerrts Nossc licet, quorum nomina iiulla legas.

Sexagiiita illic dcfotsas inplc sub iina Beliquiai inemini me didieisse houiinumnbsp;Quorum (olus habct comperta vocabula Cbristut.

Peristeph., hyie. D-

2) nbsp;nbsp;nbsp;Boldetliy lib. l, c. XXll, 107 ; Bosio, t, II, passim.

-ocr page 469-

ONGENOEMDE MARTELAnEN. 461

legioen ? van de vier-duizend martelaren lenzelfden dage in de vlammen omgekomen, op den Appiaansehen weg? vannbsp;de tien-duizend, Ie zamen met den H. Zeno, hunnen opperbevelhebber, bij de Salviaansche wateren omgebragt? vannbsp;zoovele anderen, uit de verschillende kerkers, gelijktijdig,nbsp;naar het Amphitheater heen gesleept, en bij honderden, innbsp;Weinige uren,' door het wild gedierte verscheurd ? Mennbsp;begrijpt, dat dit onmogelijk is. De H. Gregorius van Toursnbsp;inag ook hier als de ware geschiedschrijver van zulke,nbsp;Veel meer te Rome dan elders in het rijk in zwang zijndenbsp;slagtlafereelen gelden, wanneer hij, sprekende over denbsp;martelaren van Lyon, het volgende zegt: « De slagting wasnbsp;*00 groot, dat de straten'overplast waren van het christen-bloed, en hebben wij derhalve ook onmogelijk het aantalnbsp;of den naam der slagtoffers kunnen te weten komen » 1).

Voorts, gebeurde het dikwijls, dat de keizers, de proconsuls, meteen woord, de regters de christenen beletteden Oiet slechts de acten, maar zelfs den naam der martelarennbsp;Oh te teekenen. Hunne wijze van regtspleging was in zulknbsp;«oval zeer eenvoudig en hunner wreedheid volkomen waardig;

vonnisten, namelijk, de voor hunne vierschaar gebragte beschuldigden, in H groot en zonder daarbij eenig beginselnbsp;'**0 regt of vorm van justitie in acht te nemen: in stede vannbsp;te verhooren of hun de gelegenheid tot verdediging Ienbsp;'¦Oven, veroordeelden zij hen eenvoudig maar, in massa, ternbsp;Cod. Kan het zoodoende wel verwondering baren, datnbsp;'*'on onder zulk een oneindig aantal martelaren er zoovelennbsp;wier naam verloren is gegaan 2) ?

1) üt per plaleas flumitia correrent de sanguine cliristiano ^ ¦'utn nee numeruin, nee nomina colligerc poluitnus, — Hist,nbsp;tib. 1 , c. XXIX.

2) Quasi turnultuose, acervatim et nulla observala juris formula, yriuin consumntarunt..... Quid mlrum, si in tanta martyrum,

quot;'art

-ocr page 470-

402 HET DRIEVOUDIG ROME.

Wat nu deden de christenen toen ter tijd? Met levensgevaar brafjten zij de lijken der slawloffers naar de catacomben, waar zij hun de gewone begrafenis gaven, en, bij de onmogelijkheid, om hunnen naam op den lonulusiQ plaatsen,nbsp;gaven zij er het kenleeken van den martelaar aan. Zoodoendenbsp;nu verzekerden zij, voor zooveel zij konden , èn de glorienbsp;der bloedgetuigen, èn de stichting der geloovigen, aH®nbsp;eeuwen door 1). Van den beginne af aan , hield de Kerk datnbsp;getrouw in het oog, en vereerde met bijzondere zorg zoowelnbsp;de ongenoemde martelaren der catacomben, als de bloedgetuigen , wier naam voor de volgende eeuwen in gewijdenbsp;herinnering werd bewaard 2).

Evenwel gedoogt de H. Stoel niet, dat men aan ongenoemde martelaren, of zelfs aan bloedgetuigen , wier naam , ja, is bekend, doch wier levensgeschiedenis geheel in ^nbsp;verborgen ligt, eene eer bewijze zoo als, bij voorbeeld , aaonbsp;de apostelen , of aan de heiligen , wier roemvolle acteo zichnbsp;in ons bezit bevinden 3). En vanwaar dat kenmerkend onder-et prope innumera multiludine, qaocl mulli «ine ulla inucript'*»'*nbsp;fiicrint ? — D. Ruinart, Admonit, in Euseb., Narrat, de Pertecut-Dioclet., p, 316 ; iel., Praf. in Act. Martyrum, p, 17.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Quorom nomina pia chrislianorum manus atsequi non pate-r.it, eoruiiidem sepnlcra marlyrii signis preenotabant , et trenerandanbsp;eorumdem pignora infra cocmelerialea speluneas, ne merilo culta de*quot;nbsp;lituerentur, cottdita ditigenti gtadio posleris coniiiiendahant.

»io, lib. III, c. XXII.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Anaslasius ïcgt, in bet Leven van Paus Sergius II. : BCD'”nbsp;salti» raullis (martyribus) quorum nomina Deo soli sunt cognita,nbsp;nutrosqiie sub sacro altari collocavit. » — En bet concilie van Roine,nbsp;onder paus Gelasius, den Heilige: lt;¦ Nos tarnen cum praedicia Ec'nbsp;aclesia omnes martyres, el eoruni agones, qni Deo inagi» qn®'*'nbsp;*bominibus noli sunt, Omni devotione seneramur. n l Part. distinct-

16, Can. Ill de Rom. Eccles.

3) Bolden;, lib. I, c. XXV, p. 109.

-ocr page 471-

VERKERING DER MARTELAREN. 46a

scheid ? Aangezien de gelegenheid zich er loc aanbiedt, wit ik er dus hier over spreken, teneinde den nevel te doennbsp;opklaren , welken de onwetendheid , of wel de kwade trouwnbsp;te dien aanzien over Romes gedrag zou kunnen of willennbsp;verspreiden. Aan te nemen, dat dit onderscheid het gevolgnbsp;kon wezen van eenigen twijfel, door de Kerk met betrekkingnbsp;tot de echtheid der reliquiën van de catacomben gekoesterd,nbsp;zou eene grove dwaling zijn; immers, indien dit het gevalnbsp;ware, zoo vond men ze, zeker, door haar op niet één-enkelnbsp;altaar geplaatst, en aldaar, ter openbare hulde der geloovigen ,nbsp;of ook anders wel aan de bijzondere vereering der godvruchtige bezitters er van overgegeven. Het bedoelde verbodnbsp;strekt alleen ten bewijze van de hooge wijsheid en billijkheid onzer gemeenschaplijke moeder.

Immers, zelfs in het hemelsch Jerusalem genieten niet allen dezelfde glorie; en zou dal dan ook niet evenzeer innbsp;het aardsch Jerusalem het geval moeten zijn ? De Kerknbsp;heeft kinderen, wier leven , deugden, werken en heldenslrijdnbsp;de trots van haar gemoed uilmaken en levens de bewondering van het heelal: hun komt de plegtigsle hulde van allennbsp;toe. Dan heeft zij er ook anderen , gelijk het meerendeelnbsp;der martelaren van de catacomben, wier moed en heiligheidnbsp;misschien niet minder bewonderenswaardig waren; doch ,nbsp;de omstandigheden hebben al dal licht onder de korenmaatnbsp;verborgen gehouden, zoodat alleen verbeelding en rede innbsp;Slaat zijn, om, met moeite en bij gevolgtrekking, ze te doennbsp;schitteren voor de oogen des geloofs: hun komt eene mindernbsp;plegiige hulde dan de vorigen toe. En ziedaar dan nu denbsp;®enige beweegreden ten deze van het gedrag der heiligenbsp;Kerk, Overigens begrijpt men ligt, dal onze martelaren,nbsp;door hier op aarde van zekere eerbewijzingen te zijn ver-®loken, daarom evenmin iels verliezen van hunne ver-

-ocr page 472-

464

HET DRIEVOUDIG ROME.

dienste, en, bijgevolg in ’l minst niet van hunne glorie bij God 1).

Als een gevolg van hel hiervoorafgaanile, moge nu ook deze niet minder billijke bepaling wel in het oog gehoudennbsp;worden. De heilige Kerk verbiedt, namelijk, van aan ongenoemde martelaren uil de catacomben de namen der apostelen, der martelaren, of van bekende heiligen ie geven:nbsp;deze maatregel heeft ten doel, alle onaangename vergissingennbsp;Ie voorkomen, en zoodoende de geloovigen te vrijwaren voornbsp;het verwarren der relieken bij voorbeeld van een-anderennbsp;H. Petrus, of H. Stephanus, en die te verceren als waren zenbsp;van hel hoofd der apostelen, of van den eersten martelaar.nbsp;Home doopt ook tiooit eene reliek ; integendeel zij verbiedtnbsp;dit in bepaalden en uitdrukkelijken vorm. Inlusschcn mogennbsp;deze eerbiedwaardige overblijfselen toch niet onopgemerkt ennbsp;onaangeduid blijven, ais reliquiën van geloofshelden , dio bunnbsp;bloed en leven ten beste gaven voor de heilige zaak ''^nnbsp;God. De godsvrucht der geloovigen begeerde dat zelfs, ennbsp;daartoe was, méér dan iels anders, een naarn geschikt inbsp;-moral, wanneer die lerens mei nadnik herinnerde aan eenenbsp;of andere scliitlerende deugd. Van den beginne af aan, heeftnbsp;de meesleresse der Kerken het middel welen te vinden en

heul

toe Ie passen, dal tegelijk aan de eischen der striktste waar

i) ttc nbsp;nbsp;nbsp;der j»e\vijde Itilus Conjjrejjalie . onder verscldt-

lendc dagtcckenlngni in 1600 en IG62, alsook ï.-m die der Reüqo'f''' in 1630 en 1691, verbieden de 11. Mis en liet Officie Ie lezen voornbsp;ai.-irlelaren, ni de catacomben gevonden, tenzij bij een daartoenbsp;bepaald verleend verlof. ~ Ziebier den inbond van een dezer besI'U'nbsp;ten, gedagteekend 1/ Aprd 16601nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« Sacra Congregalio (Ritaand

orespondil ; Non posse recilari officium de sanctis illis, de qaiba* iiiudb-i h.-ibetnr mentio in lUariifrotogio lloinajio ^ vel non constat vienbsp;videnlifatc eoruinmet corpornin sanctornin, de qnibns menliooeianbsp;«facit idem Martypologiuni. « _ Zle Roldelli, Hb. UI , e. .\X, p-

-ocr page 473-

ROME DOOPT DE RELIOÜtES NIET. 463

en aan de vrome begeerte van der geloovigen gemoed volkomen beantwoordde.

Aan de naamlooze martelaren der catacomben geeft zij nooit een bepaalden eigen naam , en bijgevolg doopt zij hennbsp;niet, maar vergenoegt zich met hen aan te duiden doornbsp;eene of andere onderscheiding of algemeene benaming, dienbsp;eiken heilige past. Zoo, bijvoorbeeld, zijn de volgende: Justus, Caodidus, Deodatus, Victor, Felix, Fortunatus, Piusnbsp;en andere dergelijken meer 1). Immers, al de heiligennbsp;bezaten de eigenschappen, door deze benamingen uitgedrukt,nbsp;en, zeker, kon men, zonder de minste zweem van onwaarheid,nbsp;ze zóó noemen 1). Door die algemeene namen drukt mennbsp;enkel hunne deugden, hunne zegepraal, hunne belooning ennbsp;de onsterflijke kroon uit, welke God hun heeft geschonkennbsp;ten prijs van den moed, waarmeê zij den naam van Jesus-Christus beleden hebben , onder het storten van hun bloed 2).nbsp;Overigens, wat de Kerk heden ten dage doet, dat deed zijnbsp;alle eeuwen door 3). Hare bestendige leus is dat schoonenbsp;woord van den H. Ambrosius: « Ik geef hun geen naam,nbsp;dewijl God er hun reeds een gegeven heeft ; het voorregt

1

De nbsp;nbsp;nbsp;de Oprefjle, de Godgewijde, de Verwin-

naar, de Gelukkige, de Bevoorregle, de Vrome eiii.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Hoe uiodu eerlissiriil sunt (1’raelali) quod non iiientiiintur, nequenbsp;deuipiuiil ; cuin oiiincs sancti sint verc fellcet , rere fortunati et anbsp;Deodati, etc. — Baldel, Theol. moral., t. Jl, disput. XVI.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Auluia est de noiuinibus quae sanctorum martyruin reliquiisnbsp;tere impununlur, cum nullibi. apparent quo nomine appellarenlurnbsp;et S. Congregatio dixit : In decretis ; staluerat eiiim fel. record.nbsp;Clemens Papa IX ea sula nomina adhiberi, quse omnium sanctorumnbsp;eunimunia sunt, alque appellativa ; omnes euiiu et Jusli et Candidinbsp;et Adeodali et Viclores, cIc., rocari merito possunt. Decret. S. C.nbsp;^ndiil. et Reliq. 23 janii 1670.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Boldettl, lib. l, c. XXlll, IIO.

i'rievoutlig Rofoe. — IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;40

-ocr page 474-

46G HET DRIEVOUDIG ROME.

der heiligen is, dat zij hunnen naatn verkrijgen van God-zeif » 1).

Eindelijk, de herhaling van dezelfde namen veroorzaakt niet de geringste gevaarlijke verwarring. Even als twee ennbsp;drie personen door denzelfden naam kunnen aangeduidnbsp;worden, zoo bestaat er niet het minste bezwaar, dat ooknbsp;verschillende heiligen allen ouder de benaming derzelfdenbsp;deugd kunnen worden vereerd; ja zelfs verbreidt die herhalingnbsp;van namen de hulde der heilige martelaren in bijzonderenbsp;mate onder het volk; een voordeel, dal ten minsle innbsp;dien graad niet zou verkregen worden, indien het geheelenbsp;lijk van een martelaar altijd, of zonder, of met één-en-denzelfden naam doorging. Door dat stoflijk overblijfselnbsp;onder verschillende benamingen bij gedeelten te verspreiden,nbsp;verveelvuldigt men, volgens de schoone uifdrukking van dennbsp;H. Paulinus, de zaden van het eeuwige leven 2).

Eveneens als het heilige der heiligen onder elk gedeelte, hoe klein ook, der gewijde hostie zich gcheel»en-al bevindt,nbsp;zoo ook ligt de kracht des martelaars in het geringste over-blijfsel van zijn sloflijk hulsel besloten o).

Tlians, daar wij de eerste twee soorten van grafsteden

1) nbsp;nbsp;nbsp;Noi) nos nomen eis iroponimiis, quia jam a Deo noinco ac-cepcruiit, llabent boe merila sanctorum, ut a Deo nomen accipiaquot;*-Ju Luc., lib, 11, c. 1.

2) nbsp;nbsp;nbsp;. . . . Mulliplicat populis mternae semina vilse.

Nutal. IX S. Felicis.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Seclls itaque eoruiu corporlbiis, Integra tarnen vis ct gratianbsp;perseverat, (enuesque ac taiitill® reüqui® foli parem babent. quot;nbsp;Tbeodoret, De Curat. Grwear. Jiffect. , lib. VIII , de Martyrib. —nbsp;Vortiüiieiu reliquiarum suiiipsiiuus el nihil non minus possidere con-fidimus, dunt totos quadraginla in suis favillls boiiorantes amptectinJur'nbsp;Itaque pars ipsa, quant iiteniimus, pleniiudo est. — S. Gamlent-,nbsp;Ep. Brix. , Serm. dedio. Basil. SS. 40 Martyr. ; Bihliolh. PP- , *• quot; '

-ocr page 475-

MARTELAREN MET NAMEN. 467

kennen , die het onderaardschc Rome vervullen, te weten , die der eenvoudi8:e christenen en die der ongenoemde martelaren , zoo moeten wij nog met een woord gewagen vannbsp;de graven der martelaren , met een eigen naam , die denbsp;derde soort uilmaken, en welke men zoo noemt, dewijl denbsp;naam er op vermeld slaat, dikwerf geheel alleen en zondernbsp;eenige nadere aanduiding hetzij van des martelaars naam ,nbsp;hetzij van de omstandigheden , die zijn leven of zijn doodnbsp;hebben gekenmerkt. Haastig met een of ander puntig werktuig, op den steen, het marmer of den tegel ingegrift,nbsp;zoo blijkt daaruit, ja, dat de lijd niet gunstig was, dat denbsp;middelen ontbraken, of dal de grafdelver het niet beter verslond , maar tevens toch altijd , welken bewonderenswaardigennbsp;ijver de christenen aan den dag legden, waar het een ontslapen martelaar gold: na aan den geloofsheld, door hetnbsp;plaatsen van een bloedvaasje of het ingrifïelen van eennbsp;palmteeken, de voortdurende hulde van alle toekomstigenbsp;christen-geslachten gewaarborgd te hebben, was hun eerstenbsp;zorg, om zijn naam aan de nakomelingschap over te dragen.nbsp;Zijn ouderdom, zijne hoedanigheden, de dagteekening vannbsp;zijnen dood, de wijze, waarop hij als martelaar stierf, zijnnbsp;slechts bijkomende omstandigheden van ondergeschikten aard,nbsp;die alleen vermeld worden, wanneer daartoe de tijd nochnbsp;de middelen ontbreken. Ziehier daarvan eenige voorbeelden:

— .

SAVINA

ASCENTIVS

-ocr page 476-

468 HET DRIEVOCDIG ROME.

DEP. FliVCTVOSES V. NONAS OCTOBRES

« Frucluosa is hier den S October bijg;ezet. »

M. VIRISSIMCS

OVI VIXIT ANNOS UI. QVESQVET IN PACE

« Marcus Verissimus, die S2 jaren oud werd, ruste in vrede. •gt;

Deze voorbeelden zijn voldoende, om een denkbeeld van de grafsteden der eigenlijk-gezegde martelaren te geven.nbsp;Morgen zullen wij onderzoeken, op welke wijze de geloo-vigen trachtten, den naam hunner broeders te welen tenbsp;komen. Vervolgens moeten wij dan ook nog de zekerheidnbsp;der teekens van het martelaarschap navorschen , in de daad,nbsp;eene der schoonste kwestiën der christelijke archeologie.

17 JtSaart.

De H. Jozef van Arimalhia. — Catacomben der Via Flaininia. ^ Catacomben van den H. Valentijn of van Sint-Juliiis. — Geschicquot;nbsp;denis. — Middelen, waardoor de christenen den naam dernbsp;martelaren ontdekten. — Kcnteekenen van het martelaarschap-— De palmtak, het hoofdkeuteeken.

Onder zijne reliekschatten bezit Sint-Pieler te Rome ook een arm van den H. Jozef van Arimathia. Men vierde hedennbsp;hel feest van den edelen onderhoofd man, die den konioSnbsp;der martelaren in zijne grafstede opnam. Te midden eenernbsp;ontelbare menigte, gingen ook wij, eerbiedig onze hul^®

-ocr page 477-

469

DE H. JOZEF VAN ARIMATillA.

toebrengen aan dien arm, heldhaftiger dan die van al de veroveraars cn lielieerschers dor wereld. Vriéndelijk lachtenbsp;ons de gedachte toe, dal de iiefde, de moed en de vroomlieidnbsp;van den Iiciligcn Israëliet ten opzigie van onzen Heer, dennbsp;onver.schrokken grafdelvers der catacomben tot voorbeeldnbsp;strekte, hun, wier werk wij in de uitgcslrckte gangen vannbsp;het onderaardsclte Rome op nieuw gingen bewonderen.nbsp;Deze omstandigheid is een bewijs te meer, dat de grafstedennbsp;der eerste christenen van Rome zich geheel naar die vannbsp;den Calvarieberg heblten gevormd. Hel sloeg tien ure, toennbsp;wij hel Volks'plein — la Pia%za del Popolo — overtrok»nbsp;ken, cn eenige oogenblikken later bevonden wij ons op dennbsp;Flaminiaansciten Weg, waarvan wij de oude catacombennbsp;wenschten te leeren kennen. Ook hier, even als overal elders,nbsp;vergezelt een oneindig aantal herinneringen den pelgrim tolnbsp;op de gewijde plek-zelve, waar hij zijne godvruchtige na-sporingen verlangt te doen.

De eerste is die van den consul Gajus Flaminius, den aanlegger van dezen zoo vermaard gew'orden en naar hemnbsp;genoemden weg, waar hij»zelf langs trok, om Hannibal tenbsp;gaan bevechten, zonder echter er ooit meer wéér te keeren;nbsp;hij vond, met een deel van zijn leger, den ondergang aannbsp;de oevers van hel Trasirncensciie meer. Later zette een andernbsp;lid dier doorluchtige familie, de consul Flaminius, ver winnaar van Liguric, de werkzaamheden aan dezen weg voort,nbsp;door cr breede zerksleenen over Iteen te doen leggen, totnbsp;bij Rimini toe 1).

Eene tweede herinnering is die van Nero. Toen Rome ais met een digi gruwelfloers was oveiTogen, en de schand-keizer zich aan ieders blik wilde onttrekken, sloop hij hier,nbsp;niet ver van Pontc-Molle, als een spooksel rond, om , zoo

1) Sext. Pomp.; ct Slral)., til). V.

40

-ocr page 478-

470

HET DBIEVODDIG ROME.

als de groote geschiedschrijver zich uildrukt, afleiding le zoeken in ver/naken, die de maan deden verbleeken 1). Denbsp;Ponle-Molle^ waar rnen nu weldra over komt, brengt nognbsp;altijd de afscliuwelijke offerande voor den geest terug,nbsp;waarvan zij langen lijd de sciiouwplaats was, als daar , iedernbsp;jaar, door de priesters van Saturnus een mensehenleven aannbsp;de Tiber-golven ter prooi geworpen werd 2). Links en regtsnbsp;vertoonden zich daar mausoleën en villa’s van vrijgelatenennbsp;en schouwspelers van vorsten en vorstinnen, terwijl de vorm-looze bouwvallen dier paleizen ook hier wederom op nieuwnbsp;hel nietige verkondigen van alles, wat menschlijke grootheid of rijkdom heel 5).

Doch na al die vernietigde ijdelheid daagt nu voor ons oog de onsterflijke luister der martelaren in vollen glans,nbsp;en daaronder, in de eerste plaats, de naatn van hem, naarnbsp;wien do door ons te bezoeken catacombe wordt genoemd.nbsp;De chrislen-vervolging onder Claudius was ten top gestegen,nbsp;en de geloovigen hielden zich, sedert twee maanden, indenbsp;grafsteden, en meer bepaald in rle catacomben der yia'nbsp;uiureliana, met den H. Callixtus, sehuil, toen hel den keizernbsp;gelukte, om den priester Valenlijn te doen gevangen nemen,nbsp;die, met ketenen beladen, aan den regler Calpurnius overgC'nbsp;leverd wordt. Deze evenwel belast zijn ambtgenoot Aslericus tneinbsp;de taak, om den gevangene lot de dienst der góden terugnbsp;brengen, Aslericus gehoorzaamt, doch al zijne pogingen zijonbsp;vruchteloos. Op zekeren dag nadert de sinds lang van hel gczig^

1) nbsp;nbsp;nbsp;l’ons Miivius in eo tempore Celebris nocturnis illecebris erat;nbsp;vcntUabalque illuc Nero, quo aolutiut urbem extra lasciviret.nbsp;Tacit., Ilist.f lib, III.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Suet., Inst. Btv., lib. I, c., de Fals. Relig.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Tit.-Liv., Iltst., lib. XV , c. uit.; Suet. , In Gallt. , c. H gt;nbsp;Uartial., lib. II, Epig, 11, et lib. VI, Epig. XXI.

-ocr page 479-

CATACOMBEN VAN DEN U. VALENTIJN. 471

beroofde dochter van Aslericus den gevangene, die haar het licht wedergeeft. De dankbare vader stort daarop, diep geroerd,nbsp;zijn heiligen gevangene te voel, met de bede, om door hemnbsp;gedoopt te mogen worden: hij, zijne echtgenoole, zijne dochter»nbsp;geheel zijn gezin neemt het Evangelie aan, doch ook allennbsp;bezegelen, als marlelaren, in de golven van den Tiber, denbsp;heilleer des geloofs met hunnen laalslen snik. Naeenjaar,nbsp;in de grootste foltering, gekerkerd te zijn gebleven, wordtnbsp;Valenlijn naar den Flaminiaanschen Weg heen gesleurd, ennbsp;hem het eerwaardig hoofd voor de voeten gelegd. Dit hadnbsp;den 14 February van hel jaar 270 plaats 1). Eene romeinschenbsp;dame, met name Sabinella, begroef den edelen martelaar,nbsp;ter plaalse-zelve, waar hij den dood had ondergaan.

Deze omstandigheid duidt aan, dat de catacombe van Sint-Valentijn, in hel midden der III. eeuw, of misschiennbsp;nog vroeger ontstaan is. Wal hiervan zij, zooveel slaatnbsp;vast, dal de H. paus Julius een prachtige basiliek deednbsp;bouwen op het graf van den martelaar, en welk kerkgebouw, meer zelfs dan anderen, langen tijd het bijzondernbsp;doelwit en vereenigingspunt was der plegtige processie dernbsp;geestelijkheid van Rome, op Sl. Marcus-dag; heden ten dage,nbsp;evenwel, is er niets dan een bouwval meer van over. De ingangnbsp;van het kerkhof ligt op eene halve mijl van de Volkspoort,nbsp;de Poria del popolo^ verwijderd, links van de daarnbsp;nabij zijnde Ponle-Molle. De opgehoople aardgrond maaktnbsp;den toegang zeer moeijelijk.

Onder de voorwerpen, die de catacomben van den H. Valenlijn versieren, moet ik de volgende fresco’s vermelden , als hoogst*nbsp;merkwaardig voorde geschiedenis der kunst. In de krommingnbsp;''an den boog, die zich over het graf van een zeer jongnbsp;liind kruist, ziet men de H. Maagd, zittende, met hel

I) Bar. An,, t. 11, on. 207, n. 8.

-ocr page 480-

UET DniEVOED)G HOME.

kind-Jesus op iiaren school, cn niet, zoo ais anders , op haren arm. Reeds meermalen heliben wij gelegenheid geliad,nbsp;de doginalischo beteckenis le doen nilkomen van deze voorstelling, die vooralin de fresco's en mosaïken na de kerkvergadering van Ephese voorkomt. Hel hoofd van denbsp;H. Blaagd is hier, even als dat van den Zaligmaker, roet eennbsp;cirkel-glorie omgeven, terwijl een sluijer haar langs denbsp;wangen hangt, en alleen het gelaat zigll)aar doel wezen.nbsp;Regis en links leest men hel volgende opschrift, waarvannbsp;de spellingen zamenslelling van na de dagen der kerkvervolgingnbsp;dagleekcnen. Er slaat, van boven en van onder, aldus;nbsp;.«CA ciGENETüix: sanrAa Dei Genifrix.

Een tweede schilderwerk der zelfde crypt, cn dat met het vorige van gelijke dagleckcning schijnt le wezen, steltnbsp;den Zaligmaker voor aan het kruis, cn wel een lalijnschnbsp;kruis, cn het opschrift, als naar gewoonte, doch niet dwars,nbsp;maar regtslandig er boven geplaatst, met de woorden : Jesvs ,nbsp;rex Jvdceorvm. De Verlosser staat, om zoo te zeggen, metnbsp;uitgesirckle armen, cn de voelen digi naast elkaèr op eennbsp;klos geplaatst, die suppedaneum genoemd w’or(it. Hierbijnbsp;vallen vooral twee aanmerkingen te maken, namelijk, dalnbsp;onze Heer met vier en niet met diic nagels aan het kruisnbsp;is gehecht-, voorts, dal hij in een overkleed is gewikkeld,nbsp;dat hem tot op de voelen neêrhangt. Hel bestek laat hiefnbsp;iirij niet toe, om over de hijzonderheden uit tc weiden , maarnbsp;ik moet dienaangaande verwijzen naar wal daarover doofnbsp;geachte oudheidvorschers en kunstenaars belangrijksnbsp;gezegd \). Maar eene andere, .sinds lang reeds, begeerdenbsp;en meer met onze beschouwingen in verband slaande kwestienbsp;vorderde al onze aandacht; le weten:

Hoe geraakten de eerste christenen met den naam ij Zie Sandiiii, Uist, famil, tacr,, c. XV.

-ocr page 481-

GESCHIEDENIS. 475

marlelaren bekend ? Wanneer men bedenkl, hoe talloos veie geloovigen soms gelijktijdig geslagtofferd werden, en hoenbsp;meestal de heidenen onze voorouders verhinderden hunnenbsp;geloofsbroeders te naderen; als men nagaat, hoe moeijelijknbsp;het viel al de gevangenen te kennen, die in eene stad zoonbsp;uilgestrekt als Rome, overal verspreid waren, en dikwerfnbsp;uit ver verwijderde oorden werden aangebragt, dan magnbsp;men zich te regt daarover verwonderen, niet dat er zoovelenbsp;ongenoemde martelaren worden gevonden, maar veeleer, datnbsp;dit aantal nog niet veel grooter is. Evenwel bleven er voornbsp;onze vaderen nog verscheiden middelen over, om den naamnbsp;te welen te komen van de helden, die in den glorievollennbsp;strijd bezweken, en zoodoende zich een geheiligd regt verzekerden op de altijddurende hulde der Kerk. In de eerste plaatsnbsp;komt daarbij de vurige ijver der geloovigen en de grootenbsp;bezorgdheid der opperherders in aanmerking.

Naauwelijks toch had zich de mare verspreid, dat een der broeders was gevangen genomen voor het geloof, ofnbsp;mannen en vrouwen, jongenen ouden , met een woord allen ,nbsp;zonder onderscheid, snelden naar den kerker heen, om hemnbsp;te bezoeken, te troosten, te bemoedigen, zijne kluisters tenbsp;kussen , en zich aan te bevelen in zijn gebed. Zij begeleiddennbsp;hem naar de vierschaar, vingen met eerbied en liefdenbsp;zijne woorden op, en volgden hem tot op de plaats desnbsp;geregts. Een ongewijd schrijver der tweede eeuw, Lucianus,nbsp;verhaalt wat hij-zelf heeft gezien. Sprekende over den be-vuchten Peregrinus, die zich voor een christen uitgaf, zegtnbsp;hij het navolgende: « Gij zult, reeds van af den vroegennbsp;fttorgen, naar den kerker hebben zien heen snellen, nietnbsp;slechts oude vrouwen, weduwen en kinderen, maar ooknbsp;ftiannen van den eersten rang, door kracht van geld be-'vogen zij de cipiers, en verwierven zij zich den toegang to

-ocr page 482-

HET DRIEVOUDIG ROME.

den bedrieger, om hem te troosten en den nacht met hem door te waken » 1).

Wat nu te Rome geschiedde, dal had ook overal elders plaats. Wie kent niet de bewonderenswaardige christenliefde,nbsp;die zich bij de eerstelingen der Kerk openbaarde voor denbsp;heilige martelaren, in het Oosten en in het Westen, tenbsp;Lyon en te Vienne? Ja, die ijver ging zelfs zóó ver, dat denbsp;bisschoppen zich verpligt achtten er matigend tusschen beidennbsp;te komen, ten einde de vervolgers nog niet meer te verbitteren 9). Onsterflijk als het christendom-zelf, die er denbsp;bron van was, is die geest van liefde, alle eeuwen door, innbsp;stand gebleven, zoo ook dat zij in duizende van roerendenbsp;trekken zich, gedurende de groote fransche staatsomwenteling , even treffend heeft geuit; en ziet nog niet onze lijd ,nbsp;in Cochinchina en Tonking, eiken dag, de christenen zichnbsp;naar de gevangenissen heen spoeden , om er de broedersnbsp;te gaan vertroosten in hunne boeijen voor het geloof?

Doch, onafhanklijk van dien dagelijkschen omgang met de gevangenen, kenden de meeste christenen , vooral die vannbsp;Rome, elkander niet reeds vooraf? Weel men niet, dat zijnbsp;dikwerf in kleine vergaderingen zamenkwamen ? dat zij epnbsp;reis trokken, met brieven van hunne bisschoppen voorzien ?nbsp;dat zij één van ziel en zin en heldhaftig ooggetuigennbsp;waren van de strafpleging, waaraan hunne broeders tennbsp;offer werden gebragt? Zoo dan, alles te zamen genomen,nbsp;was het den christen van alle landen niet moeilijk, de namennbsp;der martelaren te kennen, en die te vermelden op hun graf.

In de zorg der opperherders vinden wij een tweede middel, om de namen van Rome’s martelaren te kennen, en tevensnbsp;daarvoor een nieuweren waarborg van echtheid gesteld. D®

1) nbsp;nbsp;nbsp;Dialog, de Morie Peregriiii, n. XII.

2) nbsp;nbsp;nbsp;S. Cypr., Epist. V , edit. Oxon,

-ocr page 483-

475

KENMERK VAN DEN NAAM DER MARTELAREN.

H. Clemens, de derde opvolger van den H. Petrus, verdeelde de stad in zeven wijken, en plaatste in ieder een notaris,nbsp;iemand, die kundig, vlug, braaf en, als zoodanig, belastnbsp;was met alles op te zamelen en aan te teekenen, wat betrekking had tot de martelaren van zijn kwartier 1). In 238nbsp;vestigde de H. paus Fabianus in ieder wijk een diaken, metnbsp;een subdiaken en een notaris onder zich, wien het was opgedragen, om de handelingen in schrift te brengen, van al de mar*nbsp;telaren, die stierven in het hun aangewezen gedeelte der stad.

De volgende opperherders zetteden met de uiterste zorg het werk hunner voorgangers voort, en wilden zelfs, dat denbsp;diakenen, subdiakenen en notarissen getrouw zouden op-teekenen alles, wat er in hunne kerken plaats greep 2).nbsp;Kon er wel een zekerder middel beslaan , om met juistheidnbsp;èn den naam, èu de handelingen der martelaren van nabijnbsp;te kennen ? Waarom, helaas, moest die schat van oorspronk-lijke bescheiden bijna geheel verloren gaan? Van al denbsp;rampen, waarmeê de godlooze Diocletiaan de Kerk teisterde,nbsp;is de vernietiging dier onschatbare archiven, welligt denbsp;grootste, en wel zeker de onherstelbaarsle: de lage christen-beul deed al die bescheiden in het openbaar verbranden 3).nbsp;Desniettemin, kon men er toch nog genoeg van redden, omnbsp;daaruit den grond te leggen voor de Martyrologiën van Rome.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Hic fecit sepfem regiones dividi Notariis fidelibns Ecclesiffi,nbsp;lt;)ui gesta martyrum soUicile et curiose unusquisque per regionemnbsp;“uani perquirerenl. — Lib. De Rom. Pont^., in Cleiii.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Hic regiones divisit Diaeonibus et fecit septein subdiaconos quinbsp;*vpteiii Notariis iuniiinerent, qui gesfa niartyrutn in integrum colli-gerent. — ld., In Fabian. — Hic gesta inartyruiii diligenter a no-'ariis exquisivit et in ecclesia reeoiididit. — ld. , In Anter. ; ct Innbsp;'^’*lio Pp.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Euseb., Hist., lib. Vlll, c. 11 et lil. — Bar., De Marty-

, c. 111.

-ocr page 484-

476 HET DRIEVOUDIG ROME.

In het voorbijgaan moet ik zeggen, dat ook in de overige Kerken van de wereld niet minder naauwletlend werd toe-gezien op het bewaren der namen en het aanteekenen dernbsp;daden van hen, die de waarheid van het christendom heldhaftig bezegelden met hun bloed. In Afrika, zien wij, tennbsp;tijde van den H. Cyprianus , den diaken Pontius dezelfdenbsp;bediening waarnemen der notarissen en wijk-diakenen vannbsp;Rome; Smyrna, Vienne en Lyon hebben ons bewonderens-waardige blijken van denzelfden ijver achtergelaten. Hetnbsp;Oosten en het Westen looneu ons, hoe de christenen voornbsp;goud zich de toestemming wisten te verwerven, om kopijennbsp;te nemen van de verhooren hunner broeders, in de registersnbsp;der reglbanken opgeleekend; en van daar de proconsulairenbsp;acten , die een der kostbaarste monumenten uitmaken van denbsp;aloude christen-Kerk I). Ziedaar dan nu, in ’t kort, betnbsp;volledigste antwoord op de hoogst-gcwiglige vraag, hoenbsp;onze vaderen lol de kennis der namen van de martelarennbsp;gekomen zijn.

En nu dan gaan wij tot de beantwoording dier tweede, niet minder schoone vraag over , te weten ; Welk zeker teekennbsp;bestaal er voor het graf van een martelaar? Ter zijdenbsp;van een groot aantal loculi, vindt men eene bloedvaas,nbsp;builen het graf geplaatst, en wel in een kleine ingehaktenbsp;opening van den wand der galerij, door middel van eennbsp;ligle kalklaag overdekt, die, aanvanklijk, door het verschilnbsp;van kleur, sterk afstak bij de grijsachtige tint van den tufsteennbsp;der calacombe-zelve. Andere loculi zijn aangeduid door eennbsp;palmtak, als in der haast op de kalk ingegrift, die dennbsp;grafsteen overdekt, of ook soms wel in dien steen meer be-

1) Bar., De Martyrol., c. I; id. An., f. 11, an. 238, a. 2 IjÜSIO, lib. 1. c. X\X.

-ocr page 485-

KENTEEKENEN VAN HET MABTElAARSCIfAP. 477

paaid uilgehouwen. Eindelijk, vindt men er ook nog, die zoowel door de blocdvaas, als door den palmtak wordennbsp;gekenmerkt. Gaan wij nu na, wat er met dit tweeledignbsp;leeken, den palmtak en de bloedvaas, wordt aangeduid.

Verplaatsen wij ons alzoo een oogenblik op het standpunt der eerste christenen, in de calaeomben opgesloten en vannbsp;alle hulpmiddelen verstoken, die noodzakelijk vereischtnbsp;werden, om in hel breede op te teekenen , ai wal er van denbsp;martelaren te zeggen viel. leder oogenblik brengt men uitnbsp;het Amphitheater, uit den Cireus, uit de Nauniachiën, uitnbsp;alle kwartieren van Rome bloedige en verminkte lijken aan.nbsp;Zij worden, onverwijld, in de haastig geopende loculi geborgen, en deze in der ijl gesloten, gelijk zulks noodig wasnbsp;voor de gezondheiil der levenden, en in verband met denbsp;verbazende snelheid der beulen in het vermenigvuldigen hunnernbsp;slagtoffers.

Intusschen wordt er eene zeer groote waarde gehecht aan het bewaren der gedachtenis van de martelaren, ennbsp;vandaar, dat men hun graf met een bijzonder rnerkteekennbsp;aanduidl, hetzij voor ons-zelven, hetzij ter herinnering voornbsp;hel nageslacht, wie degenen waren, die, onder zoo velenbsp;millioenen dooden, als hier in deze lijkenstad liggen begraven,nbsp;hun bloed plengden voor het geloof, en den palm der overwinning wegdroegen ; met een woord, zij wier hoogverhevennbsp;moed en heldendeugd niet slechts de eerbiedige hulde dernbsp;wereld, maar, wal meer en alles zegt, de schitlrende kroonnbsp;des hemels verdiende. Teneinde nu, op de eenvoudigste,nbsp;volledigste, duurzaamste en onwraakbaarste wijze daarvannbsp;getuigenis te geven, geloof ik niet, dal er, na rijp-ernstignbsp;lieraad , iets beiers hiervoor zou zijn aan te wenden , dan watnbsp;hier volgen zal;

Om ons-zelven , en tevens ook anderen, te herinneren, dat I^fiivoudig Rome. — IV. Oeel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;41

-ocr page 486-

478 HET DBIEVOUDIG ROME.

een geloovije zijn bloed voor het geloof gestort, en den zegepalm uit den zwaarsten kampstrijd weggedragen heeft, valt er wel niets gepasters te doen, dan bij zijn graf een vaasjenbsp;te plaatsen, met zijn bloed er in, of op zijn lijkgesteentenbsp;een palmtak in te griffen , bij alle volken het zinnebeeld vannbsp;zegepraal. Deze tsvee luid en duidelijk sprekende kenleekenennbsp;verklaren en verduidelijken, als 'l ware, elkander tot hetzelfdenbsp;doel en in éénen geest. Immers, indien de christenheld zoodanignbsp;den marteldood is ingegaan, dal er een gedeelte van zijnnbsp;bloed bij kon worden bewaard, dan kon dit strekken totnbsp;hel daarmeê vullen der bedoelde vaas; doch werd hij, bijnbsp;voorbeeld, aan de vlammen prijs gegeven, of verdronken,nbsp;kortom, wanneer hij zonder bloedvergietiug stierf, was er dannbsp;wel een beter middel denkbaar, dan het graf van den martelaar te teekenen met het zinnebeeld van de zegepraal ?

Zoo dan drukt hel bloed en de palmtak ieder voor zich hetzelfde denkbeeld uit, en beiden spreken , sehoon op verschillende wijze, ieder voor zich, lot den grafbezoekernbsp;hetzelfde woord : hier rust een martelaar.

Doch die zinnebeeldige teekenen dienden tevens ook, om, bij de herinnering, tegelijk de godsvrucht aller toekomstigenbsp;geslachten op te wekken; en daarom moeten zij dan ooknbsp;geplaatst worden van builen aan het graf, teneinde denbsp;vrome pelgrim met zijne lamp slechts de loculi dezer somberenbsp;grafgewelven behoeft toe te lichten , om terstond, met zekerheid , te weten , voor welke soort van grafstede hij zich be*nbsp;vindt, en of hij daar moge neêrknielen en er het geurignbsp;offer brengen van zijn ootmoedig gebed.

Alzoo dan zal geene andere grafstede — schoon hoe dierbaar altoos — de alleen voor de martelaren bepaaldenbsp;zegeteekenen toonen, en blijven deze dus hel uitsluitend kenmerk , dat er een kruisheld onder rust, die de banier des

-ocr page 487-

479

KENTEEKENEM VAN HET MARTELAARSCHAP.

geloofs mei zijn bloed, of althans mei zijn leven, bezegeld heeft.

Wal het gewoon gezond versland voor een ieder aan de hand geeft, werd derhalve letterlijk door de eerste christenennbsp;in acht genomen. Vooreerst hechtten zij er eene buitengemeennbsp;groote waarde aan, om de nagedachtenis der martelarennbsp;onuitwischbaar te bewaren, en niet slechts uit het beginselnbsp;van onderlinge liefde, maar ook uit godsvrucht hielden zijnbsp;zich streng en altoos daaraan vast. De eerbiedige liefde dernbsp;geloovigen ten opzigte der martelaren gaat alle verbeeldingnbsp;te boven. Hen in den kerker te bezoeken, zich met hennbsp;te onderhouden, hen te troosten, hunne ketenen te kussen,nbsp;zich in hunne gebeden aan te bevelen, zie, dat alles wasnbsp;voor al de broeders, mannen, vrouwen, kinderen, jongelingen, grijsaards, rijken en armen, priesters en leeken, eennbsp;zoo gebiedende pligt, door het hart hun voorgeschreven,nbsp;dat zij, om daaraan te voldoen, voor geen gevaar, hoe genaamd, voor geen offer, hoe groot ook, ooit terugdeinsden.

Wat zeg ik? noch de bespotting der menigte, noch de bedreiging der overheden, noch de mishandeling der beulen ,nbsp;noch de, dikwerf maar al te zeer gegronde, vrees vannbsp;slagtoffer te zullen worden, in stede van toeschouwer tenbsp;kunnen blijven, — met een woord niets ter wereld —nbsp;kon hen beletten, hunne broeders ter strafplaats heen tenbsp;vergezellen, en elke bladzijde der vroegste kerkgeschiedenisnbsp;leverde van die heldhaftige liefde meer dan één roerendennbsp;Irek 1). Hel is een, als de zon .schitterend, feit, en hetgeennbsp;alleen door liet christendom kon voortgebragt worden, dat,nbsp;namelijk, de H. Maria, de overige heilige vrouwen en denbsp;'Velbeminde leerling des Zaligmakers, die heldhaftige getui-

l) Zie, onder anderen, Mamachi, De’ Coslumi de' primitivi ^’'uliani, t. 11), c. 1., p. 27.

-ocr page 488-

480 HET DBlEVOUniG ROME.

{jen van den dood des Marlelarenkonings, van den beginne af aan, Ie Jerusalem, te Rome, te Smyrna, Ie Carthago,nbsp;Ie Lyon en te Autun, kortom overal, geheele scharen vannbsp;onverschrokken navolgers hebben geteld.

De godsdienst heeft die heldhaftige en eerbiedige liefdes-uitdrukking vereeuwigd. Immers, door de apostelen van den godlijken Meester wisten de christenen, dat de bandnbsp;van liefde, die hen met de martelaren vereenigde, met dennbsp;dood niet verbroken werd; integendeel, zij zagen in eikennbsp;verwinnaar een magtigen vriend bij God, en, daarenboven,nbsp;een voorbeeld en steun in de beproevingen, die voor hennbsp;konden zijn bewaard. En zoo dan, door de kracht-schen-kende herinnering aan hunnen moed, maar tevens doornbsp;hunne zwakheid te versterken bij middel van der martelarennbsp;vermogende gebeden voor Gods troon, zóó trotseerden zijnbsp;alle gevaren, door zich, gestadig aan, te vereenigen op dernbsp;martelaren graf. Daar, onder de vurigste smeekgebeden,nbsp;len hoogen hemel opgezonden, daar dronken zij dat kostbaar bloed, waardoor de rnensch boven zich-zelven verhevennbsp;en verheerlijkt wordt; en, uil die dubbelvoudige kracht dernbsp;Eucharistie en van het Gebed, pulleden zij de sterkte, om,nbsp;op hunne beurt, het moordschavot Ie bestijgen, of af lonbsp;dalen in het bloedig leeuwenperk 1), Vandaar nu valt helnbsp;ligllijk te begrijpen, dat en waarom zij zoo uiterst zorgvuldignbsp;met onwraakbaar-zekere kenleekenen de hoog-vereerde grafsteden onderscheidend aanduidden van hen, die hun bloednbsp;en leven verwinnend ten offer braglen onder de banier vannbsp;het Kruis.

in

Die kenleekenen zijn de palmtak en de bloedvaas. Bij alle volken was de palm onveranderlijk hel zinnebeeld dernbsp;overwinning: in den oorlog, bij de Olympische spelennbsp;1) Mainachi, ibid., c. IV,; Boldclli, lib. I; Aringhi, hb.

-ocr page 489-

KENTEEKENEN VAN HET MARTELAARSCHAP. 481

de wedrennen van den Circus, op het redenaarsgestoelte of in de pleitzaal, de zegepraal mogt al of niet met bloednbsp;gekocht zijn, immer was de palm daarvan het zinnebeeldnbsp;en de prijs 1).

Wanneer, evenwel, dit gebruik minder algemeen geweest ware, zou het iioglans voldoende zijn, om het inzigt dernbsp;christenen te dien aanzien te begrijpen en te regivaardigen,nbsp;door te weten, dal, bij Romeinen en joden, de palm hetnbsp;onveranderlijk teeken was der zegepraal. De geschiedenis,nbsp;hel schilder- en beeldhouwwerk, even als de medaljes vannbsp;het konings-volk, vertoonen ons steeds en overal den palmtaknbsp;als het beeld der overwinning. Op een gedenkpenning vannbsp;Augnslus, ziet men, lusschen het hoofd van Julius Cmsar ennbsp;Oclavianus, een palmtak, ter aanduiding van de overwinningnbsp;door eerstgenoemde , in Egypte, behaald. Onder de medaljesnbsp;van Vespasianus telt men er vier, die een geheelen palmboomnbsp;voorstellen, ter vereeuwiging van de herinnering der grootenbsp;victorie door dien vorst en door zijn zoon Tilus op de jodennbsp;bevochten. De opschriften victoria avgvsti, JvOiEA captanbsp;laten te dien aanzien niet den minsten twijfel over. Dienbsp;van Seplimius-Severus, van Caracalla, der Anlonijnen, vannbsp;Gallianus, van Probus, van Carus en van Conslanlijn leverennbsp;hetzelfde zinnebeeld der overwinning op.

1) ViiCtores utique cancii ubique locoram palmain manu prx-fernnt. — Pausan., In Arcadia , lib. VHI ; Plutarch,, Sympos. , tib. VHI) qusBst. IV. — Bij de spelen, plaatste men een palmtaknbsp;op eene tafel, als het doel en de belooning van de zegepraal:nbsp;« Palmara in medio stadii loco eminentiore, in mensa spectandamnbsp;“proponebant; » vandaar, dat Virgilius zegt:

Seu quis olympiac» mirutur prsemia palmae.

Georg. III.

Te Rome hechtte men een palmtak aan de woning van den pleitbezorger, die zijn client van den dood had weten vrij te doen

41

-ocr page 490-

482

IIËT DRIEVOUDIG ROiME.

Dit is echter nog niet alles; dat de palmtak het zinnebeeld was der overwinning, blijkt, onder anderen, ten duidelijkstenbsp;daaruit, dat het omstorten van een palmboom aan den voetnbsp;van een standbeeld van Jupiter Capitolinus, gedurende dennbsp;oorlog tegen Perseus, de nederlaag van dien vorst buitennbsp;allen twijfel stelde; terwijl, integendeel, vijf jaren later,nbsp;onder de consuls Messala en Cassius, hel ontwortelen vannbsp;den zinnebeeldigen palmboom door een orkaan, met dezelfdenbsp;zekerheid aan een nakend onheil der Republiek geloovennbsp;deed 1). Buitendien kon men te Rome het teeken vannbsp;groole overwinningen op niets anders toepassen, daar denbsp;olijf slechts werd toegestaan aan hem, die de hulde dernbsp;zegepraal ten deele viel. Kortom, de bcteekenis van dennbsp;palmtak was tot bij de geringste volksklasse toe volkomennbsp;en grondig bekend 2).

spreken, u Palronorum iii Urbe doniibus paliiire apponebantur bonoriv »ergo, quoniaiii civcs in judicio capitali servassent. » — Vandaarnbsp;deze verzen van Lucanus ;

..... Slcnt et sine sanguinis baustu

Mitia legitimo sub judice bella inovere.

Hue quoque servati contingit gluria eivis,

Allaque victrices intexunt tiniiiia palmo;.

Arboribus aliis laudabilior palma omnis certaminis est corona , ct victorire inonunientuin habet ramum virescenleiii. — Liban,

Jinarr. Elog. Palmce.

In cerlaniinibus, palmam signum esse placuit vieiorise. — Aul.^ Gel., Noct.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lib. 111, c. IV.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Plin., lib, XVll, c. XXV,

2) nbsp;nbsp;nbsp;Oleaj honorem roinana majestas magnum prxbuit, turnia*nbsp;equitum idibus juliis ex ea coronando ; item minoribus triuinpln*nbsp;ovanles. — 1’lin., lib. XV', c. IV. — Vicloriae denim» in paltnanbsp;significatuin , ex nmnmis , picluris, sculpturisque omnibus univers*nbsp;jam plebecul® inanifestum est. Eaque elocutio tolies usurpata Cic^-roni: Docto oratori palma danda est; in quadrigis, qui palmamnbsp;primus accepcrit, etc. — Pier. Valerian., lib. V, Hieroglyphic-

-ocr page 491-

lENtEEKËNEN VAS HET MARTEtAARSCHAP. 485

£d nu dan vraa^ ik: konden de christenen van Rome Vvel een zekerder, meer alnremeen begfrepen en, als 'l ware,nbsp;heiliger zinnebeeld dan den palmtak bezigen, om de grootenbsp;zegepraal der martelaren uil te drukken en voor te stellen ?nbsp;!s hel wel geoorloofd, zich ten aanzien hunner meening innbsp;dat opzigt te vergissen? Zouden wij, in hunne plaats, welnbsp;anders geliandeld hebben, of nog heden anders handelennbsp;dan zij ?

Gaan wij nu verder en nemen wij voor een oogenblik eens aan, dat noch de Grieken, noch de Romeinen, nochnbsp;de andere volken der oudheid den palmtak ten teeken dernbsp;overwinning ooit gebezigd hadden, dan nog zou het voor denbsp;eerste geloovigen, om er een op de grafstede der martelarennbsp;te beitelen, voldoende geweest zijn, te welen, dal de H.nbsp;Geesl-zelf er de beteekenis der overwinning aan had gehecht.nbsp;Vroom en godsdienstig als zij waren, beschouwden zij hetnbsp;als hun eersten pligt, om zich in al hun schilder* en beeldhouwwerk , evenzeer als in hunne zinnebeeldige teekenen,nbsp;in hunne taal gelijk in hunne zeden, streng te houden aannbsp;wat de gewijde bladen hun voorhielden; daarvan strekt denbsp;geschiedenis hunner huishouding en betrekking tot het open»nbsp;baar leven, beiden, gelijk niet minder elk kunslmonumentnbsp;der catacomben, ten sprekend en duizendmaal herhaald bewijs.nbsp;Wel nu dan, overal, waar in de H. Schrift van den palmnbsp;gesproken is, wordt er de overwinning zinnebeeldig doornbsp;aangeduid; ik zal dit met slechts enkele voorbeelden staven.

De Heer schrijft aan de reglers de regels voor, welke zij bij het proces-voeren zullen hebben te volgen, en beveelt,nbsp;dat zij de overwinnende partij een palmtak in de handnbsp;'boelen geven 1). Ter erkenning van de door Judas en

1) Si fucrit caasa inter aliquos, et inlerpellaverint judicei, quem Javtnm esie pertpezerint, illi jattitiae patuiacn dabunt. Deut., c. XXV, 1.

-ocr page 492-

A8i HET DBIEVOÜDIG HOME.

Simon de Machabeër op de heidenen behaalde overwinninj, kwam het volk hun huldigend mei palmtakken in de handnbsp;te gemoet i). Op al de deelen van den tempel le Jerusalemnbsp;waren palmtakken gebeiteld, en zoowel de joodsche als denbsp;christen uitleggers daarvan stemmen overeen, dat hiermeênbsp;de belooning werd aangeduid, toegezegd aan den regtvaar-dige, die als verwinnaar uit den strijd des levens optredennbsp;zou 2). Eindelijk, de H. apostel Joannes leerde de christenen het gebruik van dit zinnebeeldig teeken, door denbsp;martelaren voor te stellen, als, met palmtakken in de hand ,nbsp;staande rond den troon van het Lam 5).

Ook komt in de acten der Martelaren, in de oudste monumenten, en in de schriften der kerkvaders niets zoonbsp;algemeen voor, als de uitdrukking: de martelaarspalm,nbsp;den marielaarspalm verwerven, den martelaarspalmnbsp;deelachtig worden enzv. 4).

Wanneer, derhalve, de christenen een palmtak op eene grafstede griften, waren zij volkomen zeker en gerust vannbsp;begrepen te zullen worden, dat zij daarmeê het graf vannbsp;een martelaar hadden aangeduid. Nu is dan de vraag nognbsp;maar, of zij dit zinnebeeldig teeken werklijk hebben gebezigd ? en of de Kerk den palmtak als het onwraakbaar beeldnbsp;van het martelaarschap heeft erkend en nog erkent? Ziedaar de twee punten, welke wij thans hebben te onderzoeken.

Dat de eerste geloovigen zich van den palmtak bedienden,

1) nbsp;nbsp;nbsp;I Machab., XllI, 81 et 11 Mach. XIV, 4.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Phil, allegor. leg., lib. 11; Cornel, a Lapid. , Jn Etech. ,nbsp;c. XLl.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Slante» aole thronum et in conspcctu Agni, ainicli stol”nbsp;albis et palmae in manibus eoram, Apos., c. Vil, 9.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Boldetti, lib. I, c. XLIII.

-ocr page 493-

DE PALMTAK, HET HOOFDKENTEEKEN. 485

om hel martelaarschap uit te drukken, wordt daardoor bewezen, dal zij het niet, zonder onderscheid, op al denbsp;loculi van hel onderaardsche Rome hebben gfeplaalst, ja,nbsp;dat zelfs het aanlal der daarmeê geleekende betreklijk zeernbsp;beperkt is. Wanneer echter de palmtak niets anders dan denbsp;onbloedige overwinning der regtvaardigen in den gewonennbsp;levensstrijd zou beteekend hebben, zoo had men dit teekennbsp;ook op eene menigte grafsteden moeten aantreffen, die ernbsp;geen opleveren, of op andere volstrekt niet vinden , die ernbsp;thans zegevierend door zijn aangeduid. Zoo, bij voorbeeld,nbsp;zou het nooit hebben dienen voor te komen op de grafstedennbsp;van jonge kinderen, en daarentegen altijd moeten gevondennbsp;worden op de tallooze loculi der volwassenen, te welen, vannbsp;onze heldhaftige voorvaderen , die het volmaakte toonbeeldnbsp;waren van alle deugd. Hoe komt het dan nogtans, dat denbsp;palmtak meermalen gevonden wordt op hel graf van kinderen,nbsp;die, uithoofde hunner jeugd, nog onbekwaam geacht kunnennbsp;worden lot des levens moeilijken strijd ? En hoe komt het,nbsp;dat ontelbre loculi^ die het stof bevatten van bejaarde ge-loovigen, er niet meê zijn gesierd, en geen ander blijk vannbsp;den vromen levenswandel en hel zalig afsterven der ontslapenen opleveren, dan deze twee woorden: in pace.,nbsp;« in vrede » ?

Zouden dan, denkt men, de bloedverwanten en vrienden dier bewonderenswaardige christenen, zoo volijverig-trouwnbsp;'o hel uitdrukken hunner teederste gevoelens van liefde ennbsp;*elfs door den dood onverbreekbre aanhanklijkheid, waarnbsp;het geldt de vereering hunner dierbare overledenen, zouden

1 vragen wij , willekeurig verzuimd hebben, de grafsteden hunner ontslapen broeders of zusters, te looijen met hetnbsp;^6eken van overwinning en triomf? Wie toch zou hen hebbennbsp;kunnen beletten, dien pligt van liefde, ja, zelfs van regt-

-ocr page 494-

i86 HET DRIEVOÜDIG ROME.

vaardigheid te vervullen? Daartoe immers waren slechts eenige minuten tijds en enkel een stuk puntig ijzer of hout,nbsp;een potscherf, voldoende geweest: hoe arm men ze zich ooknbsp;voorsten, zoo zalmen evenwel niet kunnen aannemen, datnbsp;hun die geringe hulpmiddelen en wel bijna altoos zullennbsp;ontbroken hebben. En toch in weêrwil van dat alles, en bijnbsp;al ’t gemak, dal er bestond, om het te doen, hebben zijnbsp;het evenwel niet gedaan, en daaruit mag men dus metnbsp;grond afleiden , dat in hunne oogen de palmtak niet eennbsp;algemeen geldend en dus op elk toepasselijk zinnebeeld was,nbsp;maar wel het teeken voor eene nog hoogere orde van overwinningen dan de zege alleen van den geest: namelijk, hetnbsp;zinnebeeld eener, als ’l ware, handtastlijke victorie ; de zegepraalnbsp;bij uitnemendheid, met een woord, de triomf van hel martelaarschap 1).

Een tweede bewijs sluit zich ook nog krachtig bij het voor-' gaande aan. De doorluchtige wachter der catacomben, Boldetti, heeft opgemerkt, dat de palm het meest voorkomt in de nabijnbsp;den Tiber gelegen grafsteden. Deze bijzonderheid, waarvan denbsp;archeologische wetenschap geene verklaring weet te geven,nbsp;verklaart zieh van-zelf, door aan te nemen, dat de palm hetnbsp;uilsluitend-kenmerkend teeken van den martelaar is; terwijlnbsp;het verder wel zeer gemaklijk te begrijpen valt, dat denbsp;christenen de lijken hunner in den Tiber verdronken broeders

I) Dnnque è diiopo alFermare chc presso di loro la paltna dino-fasse altra cosa molto maggiorc, e piü eccellente, che la sola viltoria spirituale ed interna; e che per queslo motliro si astenesseronbsp;effigiarvela , senza lasciarsi indurre o dall’ alTezione del «angae, vnbsp;dalle leggi d’una eccedente aoiicizia a concederla a chi perfettanieot*nbsp;non se l'avea ineritata con la sicurezza di vera elTetliva e reale vit-loria esterna per mezzo del consuniato martirio. — Boldetti, lib. 1 •nbsp;e. XLVIII , p. 260.

-ocr page 495-

DE PALMTAK, HET HOOFDKENTEEHEH, 487

(—en de geschiedenis zegt ons, dal dit getal groot was—) naar de naastbijgelegen catacombe ter ruste zullen hebbennbsp;gebragt. Hunne grafsteden konden echter door het bloed-vaasje niet worden aangeduid, omdat er bij hunnen doodnbsp;geen bloed vergoten was; en vandaar, ongetwijfeld, denbsp;veelvuldige palrnleekenen , die in de hier bedoelde galerijennbsp;voorkomen 1).

Een laatste bewijs voldingl het betoog. Grafsteden, die blijkens het opschrift, zeker van martelaren zijn, hebbennbsp;geen ander onderscheidingsleeken dan den palmtak. Ziehiernbsp;er eenigen :

MAHCELLA ET CHKISTI MAHTYflES CCCCCL.

•gt; Marcellus en vijf-honderd-vijflig martelaren van Christus. »

aVFFINUS ET CHRISTI MARTYRES CL. MARTYRES CHRISTI

« Ruffinus en honderd-vijftig martelaren van Christus, Martelaren van Christus. »

1) Boldelli, Hb. 1, c. XLIV , p. 33b.

-ocr page 496-

488 HET DRIEVOUDIG ROME.

« Hier rust in vrede Gordianus, snelbode van Gallië, met geheel zijn gezin, omgebragt voor het geloof. Zij rusten innbsp;vrede. Theophila, hunne dienstmaagd, heeft deze grafstedenbsp;verordend. »

Dit in vreemdsoortige letters uitgedrukle grafschrift is uit de catacomben der H. Agnes afkomstig.

Daardoor alleen is en blijft het bewezen, dat de palmtak, naar de meening der eerste christenen, het kenmerkend teeken van den martelaar was. Derhalve, waéi’nbsp;men dit ook aantreft, overal duidt het dezelfde zaak aan,nbsp;anders toch zou het ophouden een zinnebeeldig teeken mnbsp;wezen. Ziedaar het antwoord op deze eerste vraag: te weten,nbsp;hebben de christenen den palmtak gebezigd tot een merk-teeken voor het martelaarschap? Nu blijft de tweede vraagnbsp;nog ter beantwoording over, namelijk ; heeft de Kerk dennbsp;palmtak altijd erkend als het onwraakbaar zinnebeeld ^nnbsp;merkteeken van het martelaarschap?

Van het schilder-en beeldhouwwerk sprekende, hebben wij bewezen, dat de kunst een boek was, eene taal, waarvannbsp;de Kerk zich , van den beginne af aan, bediende, om harenbsp;kinderen in de waarheden des geloofs te onderwijzen.nbsp;onderwijs nu werd, intusschen, evenmin als hel mondeiinSinbsp;onderrigt aan de willekeur van iedereen , of aan het sp®*

-ocr page 497-

BE PALMTAK, HET HOOFDKENTEEKEN. 489

(Ier verbeelding overgelalen. Hel geheel der oorspronküjke inonumenlen bewijst, dal één-en-helzclfde denkbeeld daarbijnbsp;voorop slaat, en, als ’t ware, er hel wezen, de ziel vannbsp;uilmaakt, zóó zelfs, dal rnen er zelfs wel eens een verwijtnbsp;van heeft gemaakt, alsof zulk ecne gedurige en onveranderlijk dezelfde reeks van eenerlei vormen en zinnebeeldennbsp;iels ongepast ware. Indien dit verwijt, uil het oogpunt vannbsp;kunst, al grond mogl hebben, dan evenwel ligt daarin tochnbsp;tegelijk hel onwraakbaar bewijs voor het door ons aangevoerde feit.

Eene dergelijke overeenstemming, of liever eene zoodanige gelijkvormigheid van grondgedachte en beeldspraak, bij zulkenbsp;gedurige afwisselingen opvolging van verschillendekunslenaar-s,nbsp;schilders en beeldhouwers, zonder eenige ervaring, en dal welnbsp;vele eeuwen lang , en die, met niet de minste onderlinge kennisnbsp;of verstandhouding , in de uilgesirekte catacomben arbeidden ,nbsp;doet onwederlegbaar blijken, dal er een vast stelsel wasnbsp;van bepaald aangenomen symbolen, die door een onwrikbaarnbsp;beginsel werden gehandhaafd en geijkt. Diezelfde gelijkvormigheid houdt ook al de volgende eeuwen door stand. Dientengevolge heeft dan ook de Trenlschc kerkvergadering nietsnbsp;anders gedaan, dan het beslaande en alzoo van-zelf gewettigde gebruik, ten aanzien der beeldende kunst in het godsdienstige, tot vasten regel in dezer voege voor goed Ie bestendigen :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« In overeenstemming met hel gebruik der

katholieke en apostolische Kerk, uit de eerste eeuwen afkoiii-alig, en in verband met de overlevering der heilige vaders, en de besluiten der conciliën, beveelt de heilige Synode aannbsp;alle bisschoppen, de geloovigen zorgvuldig te onderwijzennbsp;ten opzigte van het wettig gebruik der beelden; en, opdatnbsp;dit alles met de meeste naauwleltendheid worde in acht genomen, zoo verbiedt hel aan allen en een-iegelijk in eenige

Drievoudig Eome. — IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;42

-ocr page 498-

490 UET DRIEVOUDIG ROME.

kerk, of welke gewijde plaats ook, een ongewoon beeld te plaatsen, tenzij het door den bisschop mogt zijn goedgekeurd 1). »

En wal nu meer bijzonder den palmtak betreft, zoo leert ons de gewijde overlevering, dat deze steeds werd gebezigdnbsp;ten leeken van hel martelaarschap. Tol mijn groot leedwezen,nbsp;kan ik hier niet de ontelbare getuigenissen aanlialen, doornbsp;de heilige kerkleeraars betreffende dit onwraakbaar feit af-gciegd 2). Het zij voldoende, dienaangaande den H. Gregoriusnbsp;den Groole te hooren. De geleerde opperherder toont aan,nbsp;dat de oorsprong van den palmtak in den hemel te vindennbsp;is, en geheel hel verschil ten deze tusschen de Kerk opnbsp;aarde cn de Kerk daar boven enkel daarin beslaat , dat denbsp;eerste dat overwinnaarsleeken op den grafsteen des martelaarsnbsp;ingi’ift, terwijl de laatste het hem in de hand geeft. « Watnbsp;is de beleekenis van den palmtak ? vraagt de doorluchtigenbsp;kerkleeraar, cn hij antwoordt: Wat anders dan de prijs dernbsp;zege? Vandaar, dat men er de verwinnaars meê tooit; ennbsp;vandaar ook, dat er van hen , die den ouden vijand verdelgdnbsp;hebben, en, in de vreugde van het vaderland, als overwinnaars optreden, geschreven slaat: zij hebben palmtakken innbsp;hunne hand 3). »

1) nbsp;nbsp;nbsp;Hsec ut tidebus observentur , statuit sancla Synodus , neniio'nbsp;lieere ullo in loco, vel ecclesia, etiani quomodolibet excinpta , insob'nbsp;tam poncre vel ponendnm curare imaginem , nisi algt; Episcopo apprO'nbsp;bata fuerit. Sess. XV, de Pargnt.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Men zie deze inlichtingen in Boldetti, lib. I, c. Xhligt;nbsp;XEIII, etc.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Quid per palnias? nisi prsemia victoriao designantur. Ip**nbsp;«[ucque dari vincentibus solcnt. Unde de his quoque qui in certa'nbsp;mine marijrii antiquum boslem vicerunt, et jam victores in patnanbsp;gaudebant, scriplum est: Et palmas in manibus eorum, Homü, XVIhnbsp;in Ezech.

-ocr page 499-

1)K PALMTAK, HET HOOFOKENTEEKEW. 491

Bij de schrifllijke bewijzen belrekkelijk dit punt voefje men nu voorts, als, zoo mojelijk nog luider sprekend, wat,nbsp;in den loop der eeuwen, de opperherders-zelve te dien aanzien hebben verrigt. De H. Pascalis deed drie-en-twintig honderd martelaren uil de catacomben naar de kerk der H. Praxedenbsp;overbrengen ; en welk teeken bezigde hij, orn aan het nageslacht de bloedige zegepraal van al deze geloofshelden tenbsp;herinneren? Twee prachtige palmtakken, in inosaïk gewerkt,nbsp;werden, op zijn last, boven hunne nieuwe grafsteden innbsp;deze basiliek geplaatst. De H, Felix 111 bezigde, ter aanduidingnbsp;van hetzelfde feit, hetzelfde zinnebeeld, in de kerk der HH.nbsp;Cosmas en Damianus; Anastasius IV, in de kerk van dennbsp;H.Venantius, bij Sint-Jan-van-Lateraan ; Innocenlius II, innbsp;de H. Maria in-Trastevere (aan gene zijde van den Tiber);nbsp;Honorius III, in de basiliek van den H. Paulus extra»murosnbsp;(builen de muren der stad).

En nu ten slotte, ziehier de woorden van den groolslen geleerde zijner eeuw ; zij drukken, als ineen kort begrip, geheelnbsp;de zinnebeeldige geschiedenis van alle christen tijden, op denbsp;meesl-volrnaakle wijze uil. «De heiligen — zegt Bellarrninus—¦nbsp;zijn altijd met de kenteekenen der deugd , der magl of vannbsp;hel lijden voorgesteld, De H, Petrus met de sleutels, denbsp;H. Laurenlius met zijn rooster enzv.; de martelaren met palmtakken , alle heiligen met de kroon. Die zinnebeelden zijn ,nbsp;om zoo te zeggen, een kort begrip der daden en martelingennbsp;tfan hen, die door ons moeten worden vereerd 1). »

1) Sancli «emper cum intigni virtutis, vel passionis, vel po-testatis piiiguntur; Pcli'us cum clavibiis, Laurenlius cum craticula, etc. , inarlyres omnes cum palmis, sancli omnes cum diadeinate ; exnbsp;^uibus signis, scii instrumenlis , docemur quasi per compendium quidnbsp;dli, quos colimus, egcrint, quidve passi sunt, De Eccles. triumph.,nbsp;*'lgt;. II , c. X.

-ocr page 500-

492 HET DRIEVOUDIG HOME,

Evenzeer als nu de kerkvergadering; van Trente heeft be • slendigd het eeuwigdurend gezag en het onafgebroken scherpenbsp;toezigt der Kerk met betrekkmg tol hel figuurlijk uitdrukkennbsp;van wat lol het katholieke leerstellige behoort, zoo heeft ooknbsp;de H. Stoel niets anders gedaan, dan de katholieke overleveringnbsp;ten aanzien der beleekenis van den palmtak vast te stellen,nbsp;door, namelijk, te verklaren, dat daarmeé zeer bepaald ennbsp;geheel voldoende hel martelaarschap wordt aangeduid. Ziehiernbsp;wat het merkwaardig kerkbesluit letterlijk zegt; «Wanneernbsp;er sprake is van de teekenen, waardoor men de ware vannbsp;de valsche reliquiën der martelaars kan kennen en onderscheiden, zoo heeft de gewijde congregatie, na een rijp onderzoek van de zaak, verklaard, dal de palmtak en de bloed-vaas als onwraakbare kenmerken van het martelaarschap beschouwd moeten worden; terwijl het onderzoek der overigenbsp;teekenen tot later lijd wordt verschoven 4). » Dit alles-afdoend besluit heeft te allen tijde gediend, en strekt nognbsp;heden lol regel.

Hoogst tevreden, ja, gelukkig door het ontdekken dor onwrikbare grondslagen, waarop de Kerk zich geplaatstnbsp;heeft, zoowel ten aanzien der heilige reliquiën, als in allenbsp;andere aangelegenheden des geloofs, traden wij tegen hetnbsp;vallen van den avond de Porta del-popolo wederom binnen,nbsp;doch met het vaste voornemen, om haar den volgendennbsp;ochtend wcêr uit te gaan, ter bestudering van de bloed-vaas, als het tweede onderseheidings- en aanduidingsteekennbsp;van der martelaren graf.

1) Cum de nolis disceptarelar , cx qnibus verse sanctorum maf' (yrom reliquise a falsis el dubiis dignosci possint : eadem S. Con’nbsp;gregatio, re diligentius cxaiiiinala, censiiil patinain , et vas illornD*nbsp;aangtiinc tinclum , pro signis cerlissimis habenda csse ; aliorum ver*nbsp;signoram examen in aliud tempus rejecit. Dal. Kom., die X aprib*

leea.

-ocr page 501-

CATACOMBEN DER VIA FLAMISIA. 493

19 manrt.

Catacomben der Via Flaminia (vervolg). — Catacombe derH. Theodora. — De bloodvaas, hel tweede kenteeken van ’t martelaarschap. — IJver der christenen van alle lijden, om het , bloed der martelaren te bezitten.

Na den lieilig^en trap (scalasan(a) beslefjen en onzen eerbied aan hel afbeeldsel des Zaliffmakers, dat daar bewaardnbsp;en heden ten toon {fesleld wordt, bewezen te hebben, keerdennbsp;wij naar de Via~Flaminia lern'j. Even als al de anderen,nbsp;was ook zij mei bloed gedrenkt. Met den H. Valentijn ver-eeuigen zich daar de roemrijke martelaren Abbondius, denbsp;priester, en de H. Abbondantius, de diaken. Den 16 September van het jaar 303 was de Fia-Flaminia^ de Milvius-hiug, en de zich over tien mijlen uitslrekkende vlakten metnbsp;eene ontelbre volksmenigte als overdekt. En waartoe dal?nbsp;Er stond haar een bloedig schouwspel te waehlen. Zie, daarnbsp;nadert langzaam, te midden der bundelbijldragers, een tweetalnbsp;evangelie-bedienaars, met ketenen beladen, en reeds door denbsp;wreedste pijnbank-m.arlelingen geheel naar het ligchaam uit-geput. Zij gaan ten dood : Dioclelianus had hel vonnis overnbsp;beiden uitgesproken. Plotseling stijgt er een kreet van huiverende verbazing onder de scharen op: er schijnt een wonderwerk, of wel looverij plaats te grijpen. Wat is er dannbsp;toch geschied ? Marcius, een telg van een der doorluchligslenbsp;romeinsche geslachten, treedt de heilige martelaren te ge-lïioet. Hij is doordrongen van geloof aan de wonderkrachtnbsp;der onschuld en vraagt, of de veroordeelden zijn zoon, hemnbsp;door den dood ontrukt, ook tot het leven terug kunnennbsp;brengen? Zijne bede wordt verhoord: de jongeling wordt dennbsp;rader levend weèrgegeven. De erkenilijkheid heeft beidennbsp;tot christen gemaakt. De keizer, van een en ander onderrigi,nbsp;beveelt, dat de nieuw-bekeerden in hetzelfde vonnis der ten

42

-ocr page 502-

m HET DRIEVOUDIG ROME.

(lood verweZfen bloed^eliiijfen zullen worden opgenomen. Zoo dan treden er dus vier, in stede van twee, de strafplegingnbsp;tegemoet, en onlvangen zij allen Ie zarnen den palm dernbsp;overwinning. Den volgenden nacht komt eene romeinsciienbsp;dame van edelen huize, Theodora, met hare dienaren, denbsp;lijken der gewijde slagtoffers in haar rijtuig wegvoeren naarnbsp;een harer landgoederen, op acht-en-twinlig mijlen afstandsnbsp;van Rome gelegen; daar werden ze in welriekende kruidennbsp;eerbiedig ter ruste gelegd 1).

Wij waren voornemens de catacombe van de H. Theodora te gaan bezoeken, doch de verre afstand hield ons daarvannbsp;terug. Ik zal derhalve alleen maar zeggen, dat deze beroemdenbsp;grafplaats gelegen is tegenover de Mons-Soracte, vermaardnbsp;door den H. Sylvester tot wijkplaats te hebben gestrekt. Zijnbsp;is cirkelvormig, met twee rijen gangen , en bevat nog eenigenbsp;oorspronklijke monumenten , onder anderen hel opschrift dernbsp;H. Theodora, die zelve in het graf der martelaren is bijgezet,nbsp;In de catacombe van den H. Valenlijn wcêrgekeerd , hieldennbsp;wij ons daar bezig met de kwestie der bloedvaas, als hel onderscheidend kenmerk van het martelaarschap. De monumenten, welke wij reeds gezien hadden, en hier wederomnbsp;te zien kregen, zetten beiden onze navorsching het helderstenbsp;licht bij. Wanneer men, bij een onderzoek van zaken, doornbsp;hel zien der daarbij betrokken voorwerpen in staat gesteldnbsp;wordt, om ze, als ’l ware, handtasllijk te kunnen beoordee-len , dan, zeker, wordt de nasporing daardoor niet slechtsnbsp;aangenaam en gemakkelijk gemaakt, maar levens ook denbsp;goede uitslag er van nagenoeg vooraf reeds verzekerd.

INaast een groot aantal loculi, bevindt zich, zoo als wgt;j

1) B.ar,, t. Uy jdn. 303, n. 113; MaizaUiri, t. V, 426 ; .éot. SS. jibund. et Aband., apud Boiio, lib, iV, c. XL.

-ocr page 503-

DE BLOEDVAAS, TWEEDE KENTEEKEM VAN T MARTELAARSCHAP. 495

reeds opmerkten, eene kleine opening in den tufsteen aangebragt, en die een bloedvaasje beval, Nu zullen wij tenbsp;bewijzen hebben 1° dat dit vaasje geen Iranenflesch, ennbsp;evenmin een reukvat is; 9° dal het daar ter aanduiding vannbsp;een marlelaars-graf is geplaatst.

De heidenen vereerden hunne dooden, bloedverwanten en vrienden met overvloedige tranen; envreezende, dal welliglnbsp;hunne eigen droefheid er niet genoeg zou storten, betaaldennbsp;ze ook nog vrouwen, om, weenende, meê daarin zoo veelnbsp;mogelijk te helpen voorzien. Die vrouwen droegen den naamnbsp;van prajicce: zij rukten zich de haren uil, sloegen zich opnbsp;de borst, krabden zich het gelaat open, en galmden treurgezangen , om daarmeê zelve lot tranen te worden geroerd 1).nbsp;Soms nu werden deze tranen, tegelijk met die der bloedverwanten en vrienden, vereenigd in lange, smalle glazennbsp;flessclien, welke men bij de asch der overledenen in de lijkbusnbsp;sloot. Vandaar dan ook de zoo dikwerf op de heidenschenbsp;grafsteden herhaalde uitdrukking: ztj hebben hem met tranennbsp;bijgezet %). Naar den grond van dit gebruik zoekende, vindtnbsp;men dien in de onbekendheid der heidenen met het vertroostend leerstuk der opstanding van het Evangelie. Doordrongen van het begrip , dat de ligcharnen hunner vriendennbsp;voor altoos vergingen, zoo stonden zij er op, om zich daarover ontroostbaar te toonen, en daartoe strekte dan ooknbsp;hel voor eeuwig zamenbrengen hunner tranen met de aschnbsp;van hen , welke de dood hen had ontrukt.

Niels van dien aard had er ouder de christenen plaats, y^ij beschreiden ongetwijfeld den dood hunner broeders; maar

1) nbsp;nbsp;nbsp;Cicer., De Legib., lib. II.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Prins urna cam odoribus et lacryniis, quse vitreo vaicnlonbsp;gt;njectge esscat, ossa cum cineribas claodebantur : uiide base verba :nbsp;^nm lacryniis posuêre. — Gruler., De Jure JUan., lib. I, c. XXVII.

-ocr page 504-

496 HET HUlEVOllDIG HOME.

zij weenden niet ais zij, die geene hope hebben. Evenmin hebben zij ooil het gebruik van Iranenflesschen gekend: denbsp;geschiedenis, de overlevering, even als alle monumenten,nbsp;bewaren te dien aanzien een volkomen stilzwijgen, dat denbsp;kracht van een bepaald bewijs verkrijgt, wanneer er sprakenbsp;is van menschen, die den dood beschouwden als een slaap,nbsp;en de scheiding als een afzijn van slechts weinige dagen.nbsp;Overigens werden de tranenfleschjes, altijd binnen in denbsp;monumenten geplaatst; en wat nu hebben de miljoenen vannbsp;loculi, tot heden toe geopend, te dien aanzien in de cata-eomben opgeleverd? Niet het minste spoor van iels, watnbsp;daarnaar zweemt. Dientengevolge is het voor hen, dienbsp;«enigermate met de begrafenisplegiigheden der ouden bekendnbsp;zijn, klaar bewezen, dal de vaten, die bij de grafsteden innbsp;bel onderaardsche Rome gevonden werden, geen tranen-flesschen zijn geweest 1).

Doch, is hel nu ook even zeker, dat hel geene reukvaten waren? Ziedaar eene vraag, welke wij nu zullen hebben te beantwoorden. Hel gebruik van reukwerk bij lijk-plegtigheden klimt lot de hoogste oudheid op. Men vindtnbsp;het bij de Egyptenaren, van wie de Hebreërs het schijnennbsp;te hebben overgenomen 2). Uit Egypte kwam het naarnbsp;Griekenland, en vandaar naar Italië 5). Reeds in den beginne der republiek bewijst eene wet der Twaalf-Tafelen hetnbsp;beslaan er van, door te verbieden van reukwerk te bezigennbsp;bij het begraven van een slaaf 4). In den schoonsten lij^lnbsp;van hel keizerrijk, wierp men op de brandstapels der cesai's

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Boldetli, lib. I, c. XXXIV,

2) nbsp;nbsp;nbsp;Gen., c. Ij.

3) nbsp;nbsp;nbsp;IMato, In Phoedon.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Ul servilis iiiictura omniRqae circumpotatio tollalur,nbsp;Tarquinii corpus bona feiiiina iavit et unxil.

Essios, jlpud Serv,{ jEneid., lib. IV-

-ocr page 505-

DEBLOEDVAAS, TWEEDE KESTEEKEN VAU’t MARTELAARSCHAP. 497

en van de aanzienlij ke Romeinen eene zeer groote hoeveelheid reukwerk, of om den overledene daarineê te vereeren, ofnbsp;om de snelle werking van hel vuur Ie bevorderen, of welnbsp;om alle onaangename geuren weg Ie nemen 1).

De christenen volgden dit gebruik, rloch gewijzigd naar hel voorbeeld, hun door de helden van den Calvarieberg tennbsp;aanzien van den godlijken Meester gegeven , en even als dezennbsp;hel ligchaafii des Heercn in een lijkkleed met reukkruideunbsp;wikkelden 2), zoo begroeven ook zij de lijken hunnernbsp;broeders, en vooral der martelaren, in lijnwaad , met wel~nbsp;riekende kruiden cr bij. Deze wijze van begraven wordl opnbsp;elke bladzijde onzer oorspronklijke monumenten vermeld 5).

En wal nu aangaal hel plaatsen van vaten met reukwerk, binnen of builen de grafsteden, zoo weel men, dat een dergelijk gebruik bij heidenen noch christenen ooit was bekend.nbsp;In weêrwil van hel, vele eeuwen lang, opdelven en ontdekkennbsp;van lallooze grafsteden, moet de eerste vaas van die soort ,nbsp;in de urnen der mausoieën geplaatst, in de ollae der co-lombariën, of in de loculi der catacomben nog gevondennbsp;worden 4). Maar vond men er dan geen, die, buiten denbsp;monumenten geplaatst, lot komforen dienden, waarop men

1) nbsp;nbsp;nbsp;......... Congcsia creinanlur.

Tliurea dona, dapes, fuso craleres olivo.

ViKRiiiDs, JEneid.lib. VI.

Lecta ossa vino ct lade perfusa, siccataqiie, aromalibas et odoribns commiita in iirnani repontbant. — Spond., De Ccemeler. ^nbsp;bb, I , pars 111, c. lil.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Acceperunl ergo corpus Jesu et ligaverunt iltiid linteis eumnbsp;ttroinalibiis , sicut mos est Judteis sepellre. Joan., c. XX.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Buldelti, lib. 1, c. XXXIV. p. 174 en volgg.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Clie di tali ungucnti, probinii ed oduri si collocassero inbsp;vasi o denlro, o fuor de’ se|gt;olci , finora non è slalo possibile rin.nbsp;venirlo in veruno dcgli antori, cbc traltano de’ rnnerali degli antichinbsp;* spccialnicnie di Ruina, ld., id. p. !7B. — « Wal betreft de vasen,

-ocr page 506-

498


HET DRIEVODOIG HOME.

reukwerk bratuldc, Ier eere der overledenen, op den verjaardag van liiinnen dood? Het staal vast, dat er bij de heidenschonbsp;grafsteden geen gevonden werden, en zeker is het tevens,nbsp;lt;lat dergelijke vaten nooit in onze catacomben voorkomen ,nbsp;tenzij ter bewaring van bloed. Ziehier daarvoor liet bewijs.

Dit vaatw'erk is gemeenlijk van glas, enkele malen van gebakken steen, soms ook nog wel eens van brons. Ligtlijknbsp;kan men begrijpen, dat de eersl-bedoelde soort niet konnbsp;dienen, om er reukwerk in te branden, dewijl toch één-enkelenbsp;vuurkool ze terstond zou hebben doen s|)ringen. Evenminnbsp;kan ook de tweede of derde soort tot dat einde gediendnbsp;hebben. Immers, konden zij ook al den vuurgloed doorstaan,nbsp;dan zou men door de engte van den hals er toch geennbsp;brandstof hebben kunnen in brengen. Een oog, op die vazennbsp;geslagen, zal terstond doen zien, hoe ongerijmd het is, zenbsp;voor reukwerkkomforen te willen houden.

die sums bij de heidensebe grafsteden gcïondcn worden, zoo is li«t ïoorcerst bekend, dat zij cr altijd binnen en nooit builen staan,nbsp;terwijl de bloedvaasjes der niarlelaren immer buiten en nimniefnbsp;binnen hunne loculi geplaatst zijn. Voorts is cr een ernstige twijl'^inbsp;gerezen nopens de bestemming der in de beidcnschc grafsteden g*nbsp;Tonden vaten, namelijk, of zg voor reukwerk dienden, gelijk eeiiig®nbsp;nieuwere oudheidvorsebers na Schreniii en l’aciaudi beweerd hebben ,nbsp;dan wel of bet Iranenficssehen waren, zoo als ChitTlet, Kirniann,nbsp;Smith en andere schrijvers vermoeden. Doch, welk gebruik dan oUnbsp;k al van die vaten gemaakt werd, zoowel het een als het aniltf

-ocr page 507-

DE BLOEDVAAS, TWEEDE EENTEEKEN VAN ’t MARTELAARSCHAP. 499

De crvarinlt;j leerl, dal ze er ook werkelijk nooit voor hebben gediend. De catacomben zijn vol van lampen in gebakken steen, tol verlichling der gangen bestemd, en,nbsp;alhoewel ze sedert vijftien of achttien eeuwen niet meernbsp;gebrand hebben, zoo vindt men daarvan toch nog altijdnbsp;sporen van vuur. De sterk-ingezwarte bek getuigt van dennbsp;rook, die daar langs walmde; wij bezitten er verscheidene,nbsp;die, in ons bijzijn, in de catacomben van de H. Priscillanbsp;zijn vergaderd, en hel onloochenbaar kenmerk dragen vannbsp;hel gebruik, dal er oorspronklijk van werd gemaakt. Wanneernbsp;dus de vaten, waarvan hier sprake is, ooit brandstoffen haddennbsp;ingehouden, zoo zou men er, immers, eenig sjjoor van vuurnbsp;in moeten ontdekken, of zelfs wel eenig overblijfsel vannbsp;kolen, tusschen de aarde, waarmeê sommige meer of min zijnnbsp;gevuld. Doch, hel naauwkeurigst en duizendwerf herhaaldenbsp;onderzoek heeft tot niet de geringste ontdekking geleid vannbsp;iels, wal naar vuur, overschot van kolen of naar eenigenbsp;verkoolde zelfstandigheid zweemt: derhalve hebben ze nochnbsp;lol komforen noch tot reukvaten gediend.

Bij deze sloflijke bewijzen voegt zich nog een zwaarwiglig overtuigings-middel, dal voor den pelgrim der catacomben,nbsp;zeker al de anderen overbodig maakt, en uil den aard-zelven

is evenzeer inct den .lard van de jrr.ifslcden der martelaars in strijd. Kenerzijds toch, liecft de Kerk nooit voor liel liclenheil der iiiarlelareiinbsp;guljedcn, en ook nooit hunnen dood beweend, daar dit strijdig »ounbsp;geweest zijn met de glorie der martelaren en van God ; men vindt geennbsp;traan ingedrukt op tuin graf. Van den anderen kant zou de Kerk , alsnbsp;»ij hen door vazen met reukwaren of welriekende wateren , die de heidenen aan de góden der Sehimmen of andere helsche gndlicdeii toewijdden, vereerd liad, aan de martelaren eene aan die arschuwclijke af.nbsp;goderij ontleende eer hevvczen lielihen, legen welke zij nugtans door denbsp;verduurde folteringen en hun dood ten plegtigslc geprotesteerd hadden.nbsp;— l*. Sccchi, Bl ieven over het martelaarichop van den IL Sabwianut,

-ocr page 508-

300 HET DBIEVOODIG HOME.

«Ier plaats voorlkomslig is: met het oojj, namelijk, op lt;lie ontleraarcisclie holen, waar te naauwernood voor ile ademhaling^ genoeg^zame lucht voorhanden is, en tegelijk die kleinenbsp;kapellen gadeslaande, waar hel aatdioudend verblijf van eennbsp;zeker aantal personen, gevoegd bij den walm van talloozenbsp;lampen, den dampkring bederft en schadelijk maakt, —nbsp;zou men diidr nog durven denken aan het plaatsen vannbsp;komforen, met een kolenvuur er in, waarop uren lang,nbsp;achtereen, wierook en reukwerk zou hebben liggen branden?nbsp;De gedachte alleen aan zulk een verblijf is reeds voldoende,nbsp;om iemand te doen stikken.

Ook de geschiedenis, die zoo getrouw melding maakt èn van de lichtoffers , door de opperpriesters op de grafstedennbsp;der martelaren gebragl, èn van de verschillende reukwerken ,nbsp;door de christenen bij hel Ier aarde bestellen hunnernbsp;broeders aangewend, spreekt met geen enkel woord vannbsp;specerijen, te hunner ecre, in zoogenaamde reukvaten go-brand 1). De glazen, aarden of bronzen vaten, bij de locuhnbsp;der martelaren geplaatst, zijn noch tranenflcsschen, noe.l'nbsp;brand- , noch reukvazen: ziedaar iels, dal zeker is. Waornbsp;wal zijn ze dan? Dit nu zullen wij trachten, thans toonbsp;te lichten.

De geschiedenis, de overlevering, de wetenschap, Kerk antwoorden eenstemmig op die vraag; die vaten bevatten hel bloed der martelaren. Ik beken met geestdrift,nbsp;dat het voor den katholieken pelgrim der catacomben oeonbsp;streelend voorregl is, zich, door de eischen van zijn on»nbsp;derwerp genoodzaakt te zien, om zijnen broeders een doo

1) iisdeiiiquc instiluli» (iisposuit , ut in coeinclerils circiiinquari poilit Rotoa: In die iiatuliliornrii egrum {niiirlyrnni) luminarinnbsp;ligiliai facienda* el oblationcs de palriarclilo per oblationariuiii depv^nbsp;tiirriilur ad cetebrandas iiilisas, eic.— Anasla». , In Grey., Ut»

-ocr page 509-

SOI

IJVER DER CHRISTENEN VAN ALEE TIJDEN.

schittrendste bladzijden te mo{jen aanvvijzen in de jaarboeken der ontluikende Kerk.

In den persoon der Galilesche visschers trad het chris* tendom ’t groole Rome binnen, om er Jupiter op het Ka-pilool te komen onllroonen, en met het heidendom eennbsp;strijd aan te gaan op leven en dood. Hel uur van den reuzenkampstrijd heeft geslagen; de leeuwen en de tijgersnbsp;loeijen in het amphitheater. De Palatinus, de Quirinalis,nbsp;de Janiculus, de zeven heuvelen, het Forum , zijn alsnbsp;overdekt met allerlei straf- en foltertuig: het bloed dernbsp;christenen stroomt, als met beken, onder de klaauwen ennbsp;het gebit der wilde dieren , of onder den moordbijl dernbsp;lictoren, drie eeuwen lang, en bij millioenen zonder lal.

Él

De koningin der wereld is getuige eener drievoudige verrukking: die der keizers, der magistraten en der beulennbsp;in hunne wreedheid ; die der martelaren in hunne folieringennbsp;en in hunnen dood ; die der broeders van de slagloffers innbsp;hunne liefde en verecring voor het oog van God.

Ziel gij daar die schaar van raadsheeren, van romeinsche ridders, van edelvrouwen, jonge meisjes, vrouwen en mannen uit de volksklasse, slaande aan de deuren van hel Colosseum , aan den ingang van hel Forum , aan den voel vannbsp;het schavot. Ten spijl der beulen, der regters en der soldaten , moedigen zij mei slem en gebaren de veroordeeldennbsp;te midden hunner folteringen luide aan; en als nu hel bloednbsp;der slagloffers uil de gapende wonden stroomt, door hetnbsp;moordend staal of den woeslen muil van panthers of hyenennbsp;bij pla.ssen vergoten ; — of, eindelijk, als de weldadigenbsp;dood aan hun gruwlijk lijden een einde heeft gemaakt —nbsp;zoo zie, hoe geheel die menigte hel worstelperk als bestormtnbsp;en overrompelt, hoe zij dc folterbanken en de schavottennbsp;kloekmoedig durft bestijgen, om in spons en lijnwaad het

Drievoudige Home. — IV. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;43

-ocr page 510-

502 HET DRIEVOUDIG ROME.

bloed op Ie vangen, waarmeê de aarde lol oververzadiging loe is gedrenkt; en daarna de verminkte lijken der dierbarenbsp;slagloffers eerbiedig wegvoert, om ze in onbekende grafspelonken ter ruste te bergen, waar ze voor altoos aan het oognbsp;hunner beulen zijn ontrukt 1). Ziedaar het in de oogen dernbsp;wereld vreemde, maar in die des geloofs hoog-verhevennbsp;schouwspel, waarvan Rome en Carthago, Lyon en Smyrna,nbsp;hel Oosten en het Westen, eiken dag getuigen waren, drienbsp;eeuwen lang.

Jammer slechts, dat mijn bestek het aanvoeren van slechts een klein aantal voorbeelden toelaal. Even als Jerusalem denbsp;heilige Moeder Gods en Maria Magdalena moedig, tegenovernbsp;hel kruis op den Kalvarieberg had zien stand houden, terwijlnbsp;de bloedige Offerande door den Verlosser der wereld werdnbsp;voltrokken, zoo zag ook Rome, gedurende de vreeslijkslenbsp;christen-vervolging, bestendig aan den voet van bet moordschavot twee heldinnen, jonge en edele maagden, dochtersnbsp;van Pudeiis, den senator, om daar, met onvermoeiden ijver,nbsp;hel kostbaar bloed der martelaren, als ’I ware, op te vangen:nbsp;Praxede en Pudenliana worden door de oudste monumentennbsp;aangeduid als de roemrijke bewaarsters van het bloed en dernbsp;gew ijde overblijfsels van drie duizend slagtoffersder romeinschenbsp;christen-rnoordenaars. Eere, onsterflijke eere zij de kunstnbsp;daarvoor loegebragl, dat zij die beide onovertroffen vrouwennbsp;ons in eene afbeelding heeft bewaard, die ze voorstelt biJnbsp;hel moedig volbrengen van dien roerenden liefdepligt 2).

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tanti faciebant sacras iiiarlyriitn reliqiiia*, ut sudoris,nbsp;possent, jTultas baurirent, et slillas sai);lt;uiigt;is eliam perjeclilore vi-dente , alqiie exerto gladio minilanie, qualibet arte subriperent, atq»*nbsp;recuitdercnl. — Baron., An, 261 , n. 34.

2) nbsp;nbsp;nbsp;In de kerk der H. Fraxede, ziet men ha.ir bezig niet ïf**nbsp;bloedige spons boven een pul uil te drukken. Het bezigen van spon*®’’nbsp;tot bet opncaien van bet martelaarsbloed , gelijk dal op de oudste

-ocr page 511-

IJVER OER CHRISTENEN VAN ALI.E TIJDEN. 503

Onder Valerianus, werd Hippolytus, de roem van Rome, door wilde paarden, langs een pad van doornen en ruwenbsp;sleenen, rondgesleurd en van een gereten. Bloedig Bggeiinbsp;zijne verbrijzelde ledematen over den weg verspreid, terwijlnbsp;bovendien nog negentien martelaren met hem op de gruwlijkstenbsp;wijze worden vermoord. Doch naauw nog is de bloedigenbsp;strafpleging aangevangen, of christenen van allerlei leeftijdnbsp;en van beider kunne, snellen toe, om de gewijde overblijfselsnbsp;hunner zoo wreed*mishandelde geloofsgenoolen te bemag-tigen; handen en voeten, armen en schouders, hoofden ennbsp;rompen voeren zij van het bloedig schouwtooneel mede,nbsp;terwijl anderen met linnen en sponzen lot den laatslen druppelnbsp;opvangen van hunner broederen kostbaar bloed i).

Wien bleef de heldenmoed onbekend der doorluchtige matronen Priscilla, Cyriaca, Lucina, Marcella, Justa ennbsp;Theodora, die roemvolle vrouwenschaar, wier onverschrokkenheid, drie eeuwen lang, het groote Rome verbaasde, ennbsp;als de zuiverste afspiegeling kan beschouwd worden van watnbsp;’s Heeren Moeder en de overige heilige vrouwen op Kalvariënbsp;ten voorbeeld stelden voor hare zusters, alle tijden door?nbsp;.Maar wat velen niet weten, is dit, dat de heilige ijver voor

monumenten wordt aangeduid, is ten overvloede ook nog bevestigd door het vinden van dergelijke bloedsponzen, in een groot aantalnbsp;Vazen zelve bewaard. — Zie Boldetti, lib. !, c, XXXI, p. 149-1150.nbsp;]) Itle caput niveuin coiiiplectitur, ac reverendamnbsp;Canitieni inolli coiifovet in gremio.

Hic bumeros, truncasque inanus et braebia et ulnas.

Et genua , et cruruni fragmina nuda legil. ralliolis eliaiii bihulse siccanfur arenx,

Ne quis in inrecto pulvcre ros maneat.

Si quis et in sentibus rccalcnti adspergine sanguis insidet, bunc oinnem spongia pressa rapit.

Pbïdekt. , Hym. H.

-ocr page 512-

50^

HET DRIEVOUDIG ROME.

de martelaren, en de vrome begeerten, om hun bloed en hunne kostbare overblijfselen te bezitten, onbeperkt heerschtennbsp;in het hart eener keizerin, en van welk eene vorstin? Vannbsp;de gemalin-zelve des vreeslijksten vervolgers, dien de Kerknbsp;ooit heeft gehad; ik bedoel de H. Serena, de gade vannbsp;het monster Diocletiaan.

Susanna , eene jonge maagd, de bloem van den romeinschen adel, onderging, op bevel des dwingelands, den gruwlijkstennbsp;dood. Den volgenden nacht, verliet de keizerin in stiltenbsp;het paleis, om, terwijl de tijger sliep , met eigen hand ,nbsp;het lijk der kruisheldin weg te nemen, en het bloed op tenbsp;vangen in den sluijer, die haar dekt. Gelukkiger met dezennbsp;schat, dan haar gemaal met al zijne veroveringen, sluitnbsp;zij het dierbaar overschot in eene zilveren kist, welke zijnbsp;naar het paleis doet voeren, om daarbij, nacht en dag, allenbsp;vrije oogenblikkeo, ter sluip hare gebeden te gaan storten,nbsp;en zich in den geest bezig te houden met hare gezaligdenbsp;vriendin 1).

Te Carthago zien wij den H. Cyprianus ter marteling opgaan, terwijl talrijke christenen zijne schreden moedignbsp;volgen. Onder het oog der regters en der beulen spreidennbsp;zij lijnwaad over den grond, om er hel bloed van den door-luchtigen martelaar in op te vangen 9).

Nicomedië is van hetzelfde schouwspel getuige. Op bevel van Diocletiaan, zijn drie en-twintig martelaren, met dennbsp;niet minder te Rome, dan in het Oosten, beroemden

Ij Serena augusta cum gaudio noctu reniens, collegit corpus sanclae inartyris, et sangiiinein ejus illic l'usuni suo relaiiiine extcrsit,nbsp;posuilque in capsa argenlea paiatio #uo, ubi diu noctuque furli***nbsp;vlcibus orare non cessabaf. Act. S. Susan., apud Sur., 11 aug.

2) Fralres vero flentes linleamina et oraria ante eum ponebant, lie sanclus cruor defluens absorberelur a terra. Act. S. Cyp. , apudnbsp;lluinarl.

-ocr page 513-

IJVER DER CHRISTENEN VAN ALLE TIJDEN. 505

H.Adriaan aan de spits, verwezen lol het rad. Het bloed gudst tot beken van hunne verbrijzelde en ver.scheurde ledematennbsp;neêr, doch wordt door Adriaans waardige echtgenoot, denbsp;H. Nathalia , en door vele rnel haar innig bevriende vrouwennbsp;moedig en liefdevol, opgevangen als een boven alles haarnbsp;dierbare schal, dien zij rneévoeren in lijnwaad en kostbarenbsp;doeken , ja , zelfs in haar halsgewaad. Doch , méér nog dannbsp;dat: daar zij de kleederen der beulen met hel bloed dernbsp;martelaren bespat zien, zoo geven die edele matronen hunnbsp;gaarne goud, paarlen en rijke tooisieraden ten beste, innbsp;ruiling voor dat bloedig gewaad 1).

Slaan wij nu nog het oog naar Armenië heen, waar, even als elders in de wereld, de wreede bevelen van keizernbsp;Diocletiaan aan onze broeders in Christus, bloedig ten uitvoer worden gelegd. De stad Sebasle ziet haren eerbiedwaar-digen bisschep, den H. Blasius, naar de strafplaats gesleurdnbsp;Te midden van de tallooze schaar, die den doorluchtigennbsp;martelaar volgt, onderscheidt rnen zeven heldinnen, dienbsp;zorgvuldig met eerbied al de druppels opvangen, die uitnbsp;zijne wonden leken, en, even als hunne broeders en zusler.snbsp;van het Oosten en van het Westen, teekenen zij haar lig-chaam met dat kostbaar bloed 3).

Verheven getuigenis der hooge achting en van den diepen eerbied, het bloed der martelaren toegedragen I Even als onze

1) nbsp;nbsp;nbsp;Suscipieiites sanguine») sanctorum in lintcarninibns, et purpura , qui stillabat de eorum corporibus ; alias vero in sinu suo sus-cipientes abscondebant, et veslimenta quaeslionariorum, quae erantnbsp;'anguine infusa sanctorum marlyruin, clarissimae feminae compara-verunt multo auro vel gemmis et ornamcntis pretiosis. MSS. Cod.nbsp;a* iS. Mar. Transtyber, p. IS.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Sepleni beatissimae niuliercs timentes Deutn sequebantur eum,nbsp;auscipienles gutlas sanguinis, quae ab eo cadebaut, et se ipsas unge-bant. Act. S. Bias., apud Bolland, 3 febr.

43

-ocr page 514-

306

HET DHIEVOUDIG ROME.

heldhaftig;e voorvaderen, na de communie, zich de vingers ia den offerkelk bevochtigden , en vervolgens hunne oogen ennbsp;ooren met het aanhidlijk bloed van den Koning der martelaren, als’t ware, zalfden, evenzoo stelden zij zich, door dienbsp;bloedige zalving, met des Verlossers glorierijke navolgers innbsp;innige gemeenschap, hetzij om zich met hunne onverschrokkenheid of hunofferlijden te vereenzelvigen, hetzij, om daaruitnbsp;op hunne beurt kracht en moed te putten, wanneer ook zijnbsp;zouden mogen geroepen worden tot den heiligen strijd 1).

Wie geneigd mogt wezen, om die verheven voorbeelden van geloof en onwrikbare volharding in twijfel te trekken,nbsp;omdat hij er zich geen begrip van vormen kan, ik zou henonbsp;in de eerste plaats zeggen: verklaar mij den moed dernbsp;martelaren, en ik zal u den moed der christenen verklaren.

Was er minder heidenzin noodig voor de eersten, oni vrijwillig te midden der wreedste folteringen, hun bloed,nbsp;lol den laatslen druppel toe, te plengen, dan voorde laalsten,nbsp;om die op te vangen? En, in de tweede plaats, voeg ik ernbsp;bij, dat die verheven onverschrokkenheid, (hoe onverklaarbaarnbsp;zij u ook al moge toeschijnen), echter een gedurig herhaaldnbsp;feit is, alle eeuwen door, in alle oorden der wereld, en datnbsp;zich zelfs nu nog, heden ten dage, aan ieders oog vertoont.nbsp;Ook daarvan zal ik hier, als lot bevestiging, slechts enkelenbsp;voorbeelden aanhalen.

Toen, in 1127, de gelukzalige Karei, graaf van Vlaanderen, gemarteld werd, ijlde een lallooze schaar van mannen

1) Sancta Natalia extergebat sangulnem beali Adrlani, et peroo' gebat ei eo corpus suurn. Siiprd. — Cam te veiierando unxissentnbsp;illiut sanguine, tanquain ungiienlo pretioso, consequenter ad inottet»nbsp;conlenderunt. Jet. S. Jretce, apud Sur,, 24 oct. — Martyrii semol*'nbsp;liane accensa (matrona) citissime accurreos, marlyrit ipiius Arel^nbsp;cruore ic Cliumqae pernoxit. id., etc., etc., etc.

-ocr page 515-

IJVER DER CURISTENES VAN ALLE TIJDEN. 807

en vrouwen, grijsaards en kinderen, naar de plaats waar zijn kostbaar bloed vergoten werd, ten einde het daar eerbiedig in lijnwaad op te nemen; ja, zelfs bezigden zij ijzerennbsp;werktuigen, om de druppels van de steenen los te maken,nbsp;waaraan zij zaten gekleefd 1).

Op de stem van den H. Franciscus Xaverius, komt Japan tot bekeering, en weldra slaat ook daar het vuur der vervolging in laaijen branil. Zes-en-twintig martelaren worden.nbsp;Iegelijk, op de kruin van een berg, aan het kruis genageld.nbsp;Wachters en beulen scharen zich tot een digten drom rondnbsp;de slagloffers, zoodanig, dat verwonding en dood de vermoedelijke gevolgen zullen zijn voor hen, die het zoudennbsp;wagen, om er door heen te willen dringen. Ijdele vreesnbsp;en schrikverlooning! Even als hunne oudere broeders vannbsp;het Westen, trotseren ook de jonge christenen van hetnbsp;Oosten het dreigend gevaar, en met liefde en eerbied zietnbsp;men hen het bloed der kruishelden opvangen, dat hun dierbaarder is dan edelgesteente, purper, zijde en goud 2).

En nu, eindelijk, als om den ongeloovigslen-zelven voor altoos den mond te sluiten, zij hier nog bijgebragt, wat,nbsp;te midden der XIX'*” eeuw-zelve, de schroomvallige bekeerlingen van Cochinchina ons te aanschouwen geven, daar zij,nbsp;plotseling door een ongekendeu moed bezield, trek voornbsp;trek hetzelfde beeld vertoonen, wat de christenen der cata-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Videres itaque continuo innumerabiles promiscui sexus diverssenbsp;etalis, viros et niulieres certatim undique occurrentei , sangnineoinbsp;ejus linteis extergere et ferranientis etiam de pavimento abradere. —nbsp;.Apud Bolland, 3 inarlii.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Licuit cernere circumstantium christianorum ardorera , qui pernbsp;medios satellites , fustuario eoruni neglecto , ad cruces accurreotes,nbsp;alii • ut sudaria sua martyruin sanguine iuibuerent ; alii, ut exnbsp;veslium limbo aliquid detraherent; alii, ut reliquiaruni loco atiodnbsp;«liquid auferrent. — Apud Bolland, febr., p. 761, u. 100,

-ocr page 516-

Ö08

RET DRIEVOUDIG ROME.

comben aan de wereld hebben voorgesleld. Den 20. September , 1857, werd, op lasl van Minh-Mêhn, een onzer heldhafligslenbsp;zendelingen in stukken gehouwen. Cornay’s strafplaats wordtnbsp;door drie honderd soldaten ingesloten; de inenigle van heidenen in ’l ronde is ontelbaar. Het dreigend zwaard desnbsp;doods zweeft boven alle christen-hoofden. Zou zich éénnbsp;geloovige hier, op die plek, durven vertoonen? En zie,nbsp;daar nadert toch het zwakste, het schroomvalligste, watnbsp;zich ter wereld voordoet, eene oude dienstmaagd en eenenbsp;kloosterlinge. De twee heldinnen voeren elk een mal metnbsp;zich, om er het bloed van den martelaar in op te vangen;nbsp;ja, zij durven zelfs de hier en daar verspreide ledematen,nbsp;het lillend vleesch van des Heeren bloedgetuige weg tenbsp;nemen. Nu ziet men ook nog meerdere christenen zichnbsp;bij haar aansluiten, en, dewijl eene andere geestelijke zuster,nbsp;die om linnen naar de naburige christenen was afgezonden,nbsp;wal lang uilblijfl, zoo doopt men al hel voor de hand komende,nbsp;zakdoeken, papier, en vooral de kleedingslukken des martelaars in zijn dierbaar bloed. Op dit gegeven teeken, sneltnbsp;eene digte schaar van christenen toe, om mede eenige druppelsnbsp;van het kosllijk bloed, dat hier vergoten werd, rnagtig tenbsp;worden, ja, men drukt ze zelfs uit het wreed verscheurdenbsp;vleesch, of delft den bodem op, waar ’t het meest met stroo-men vergoten was 1).

De vurige begeerte der christenen, om hel bloed der martelaren op te vangen, is alzoo bewezen, een van de oudstenbsp;tijden her lot de jongste dagen toe bewezen feit te zijn.nbsp;Morgen zullen wij trachten, de oorzaak van dit in de geschie*nbsp;denis eenig feil op te sporen.

1) yinnal. de la Prop. de la Pot, n. 63, p, 254 en volgg.

-ocr page 517-

fiEHOOR BIJ DE» PAUS. 50S

19 IMaari.

Gehoor bij den Paus. — IJ ver der christenen van alle tijden. — De bloedvazen, hij de loculi der catacomben geplaatst, zijnnbsp;noch Iraueuflesschen, — noch reukvaten, — maar bloedvazen.nbsp;— Dat bloed is martelarenbloed. — De bloedvaas is het onfeilbaar teeken van het martelaarschap. — Brief van den heernbsp;llaoul-Rochette.

Een tweede gehoor bij den paus deed ons het bezoeken der catacomben uitstellen. De boven allen lof verheven opper*nbsp;priester bekrachtigde eigenhandig de vrij talrijke verzoekschriften, welke ik Zijne Heiligheid had aangeboden, ondernbsp;anderen ook de Indulgenties, door mij voor onderscheidennbsp;personen gevraagd. Dit wil niet beleekenen, zoo als zekernbsp;reiziger (die ook met eene dergelijke gunst door de tusschen»nbsp;komst van den penitencier van Frankrijk was bevoorregtnbsp;geworden), het wenschte le doen voorkomen, dat hij hadnbsp;bekomen kwijtschelding voor zijne zonden, en voor dienbsp;zijner familie^ tot in het derde geslacht! Uit liet Vaticaannbsp;gekomen, hervatte ik, in de Minerva-bibliolheek, den draadnbsp;der schoone kwestie, gisteren in de catacomben van dennbsp;11. Valentijn aangevangen.

Wij hebben gezien, dat de christenen, ten spijt der folterbanken van het oude Rome, met verachting der kruispalen van Japan, en in weêrwil der galgschavolten van Co-chinchina, stoutmoedig het bloed hunner wreed vermoordenbsp;broederen opvingen. En vanwaar ontleende die doodsverachting haren grond I)? Welke waarde kon dat bloednbsp;voor hen hebben? Wat wilden zij er meê doen? Om,

1) Men noemt er versctielden , die het slagtoffer weiden van hunnen moed. Ik zal alleen melding maken van de zeven vrouwen ,nbsp;die den H. Blasius naar de niartel|)laals volgden : eene maagd metnbsp;name Paula, die wegens het opvangen van het bloed der jeugdige

-ocr page 518-

Slo HET DRIEVOUDIG ROME.

ia (Ie katholieken van alle lijden en van alle landen, dien bovennaluurlijken moed te kunnen verklaren, moet men,nbsp;om verstandig te oordeelen, daarvoor geen anderen grondnbsp;willen zoeken, dan de bron der genade, waaruit zij dezelfdenbsp;onverschrokkenheid puiteden, die hunne geloofsverwantennbsp;vrolijk den brandstapel en de schavotten deden betreden , ofnbsp;met vreugde afstijgen in het bloedig leeuwenperk.

Doch waartoe dien heldenmoed betoond in hel opvangen van der martelaren bloed? Was dat den dood waardig, dienbsp;er meermalen voor werd gekocht? O ja, en zelfs meer dannbsp;den dood: immers, de christenen zagen toen, — even alsnbsp;nu nog, en gelijk hel immer blijven zal, — in de martelarennbsp;de voortzetters van hel groote Kalvarie-offer, de mede-ver*nbsp;lossers der wereld, de stichters der Kerk, hare eeuwigenbsp;steunpilaren en haar onverwelkbre kroon 1). En wal nu maaktnbsp;den adel van het martelaarschap uit, zoo niet hel bloed,nbsp;dal leeken der belijdenis en der verlossing, die waarborgnbsp;van den triomf!

Ziedaar, waarom, als ’l ware, geheel de wereld er meê besproeid moest worden, en Rome, de toekomstige hoofdstadnbsp;der Heiligheid, lot in hare grondvesten, er meê moest worden gedrenkt; en ziedaar levens dan ook, waarom, vooralnbsp;iiiarlelaren Claudius, Hypatiiis, Paulus en Dionysius, haar bloed metnbsp;hel hunne had verbeurd. — « Comprehensa, virgis ciBsa est, et mnbsp;ignem conjecta; sed liberata, demum et ipsa eodera loco, nbi Lu*nbsp;cillianus crucifixus fuerat, decollata est. — Apud Bolland, S juni'.

Ij Sanguine mundata ut Ecclesia sanguine coepit,

Sanguine succrevit, sanguine finis erit.

X. Gruter, in Polyant, noviss. Tit. Martyr-

Adiinpleo ea quio dcsuiit, passionum Cbristi in carne mea. Coloss-, 1, 24.

Plantarerunt Ëcclesiani sanguine suo. Brep, Bom., 111 noct-} Com. Mposi,

-ocr page 519-

IJVEU DER CHRISTENEN VAN ALLE TIJDEN. SM

hare kinderen, zich zoo zeer moesten beijveren, om het op te vangen, en er zoo vurig naar streefden, om hel te bewaren in liefde en in eer. Aan hunnen moed is Rome hetnbsp;verschuldigd, dat er de onvergelijkbre roem van verkondigdnbsp;kan worden, tot ’s werelds jongsten dag. Als de moeder vannbsp;vele miljoenen martelaren, neemt zij de eerste plaats in hetnbsp;teeder hart haars godlijken Bruidegoms in, en heeft zij zichnbsp;onwederspreeklijk de eerste aanspraak verworven op de eerbiedige hulde van het heelal; als meestresse der waarheid,nbsp;mag zij, zonder vrees van miskenning, met het oog op dienbsp;bloedige merkteekenen geslagen, voor zich de kinderlijkenbsp;onderwerping en verootmoediging eischen van een volkomennbsp;en onwrikbaar geloof; dat offer toch kan het hoogste verstand haar, zonder zwakheid, brengen, die hulde kan alleennbsp;een verwaten dwaas haar weigeren 1).

Alzoo, na het Bloed des Heeren is er geen kostbaarder dan dal der martelaars: ziedaar dus ook de eerste reden,nbsp;waardoor de heldhaftige ijver der christenen, om het tenbsp;hcmagtigen, wordt gebillijkt en verklaard. De goedheid God*nbsp;ten aanzien der kloekmoedige helden-strijders voor zijne glorie,nbsp;levert er ons een tweeden grond voor op. « Wie mij beleden

I) lla una Roina inactandis Clirisli ovibas generale quasi ina-celluiii erat. In ea aot iinpcralores aut prxfecli urbis perpctuam cbristlanorum carniGcinam exercebant. Nee usqoatn (errarum ebrit-tianus sanguis uberius eiTusus est, quain in una urbe Roma. —-Stapleton, De Magnitvd. Rom. Ecctes., c. quot;Vl. — Terra ejus coloratanbsp;est sanguine marlyrura et conteita ossibus sanctorum. — S. Brigit.,nbsp;!lb. lil.

Sancta es, sanctorum pretioso sanguine Ronia,

Nune, nunc justa meis reverenlia coinpetit annis,

Nunc mcrito dicor venerabilis et caput orbis, ........sanctorum sanguine tincta.

PBiiDr.KT., lib. II, Contr. Symmach-

-ocr page 520-

512 HET DRIEVOCDIG ROME.

zal hebben voor de menschen — zegt de Koning der martelaren — hem zal ik verheerlijken voor mijnen Vader en voor de engelen » 1). Christu.s heeft ook deze zijne belofle opnbsp;^chiltrende wijze verwezenlijkt; en, terwijl door alle volkennbsp;het geheele ligchaam werd bewaard, of anderen, hetzij denbsp;asch, hetzij ’t hart hunner overledenen, maar nimmer hetnbsp;bloed der dooden in eere hielden, zoo heeft Hij, de God-menseh, den christenen het denkbeeld ingegeven, om, vóórnbsp;alles, als de kostbaarste reliek, het bloed der martelaren opnbsp;te vangen 2). Dat hebben de christenen van alle lauden,nbsp;maar, in het bijzonder, die van Rome gedaan.

Zij plaatsten dan dal dierbaar overschot hunner broederen, in kleine vaasjes van glas, aarde of brons, builen hun graf,nbsp;waar men die altijd vindt, soms nog met vloeijend en roodnbsp;bloed er in, of ook wel gestold en aan deels heel gebleven,nbsp;deels gebroken wanden der kruikjes gekleefd 3). Alle twijfelnbsp;betreffende dit punt wordt derhalve door deze feiten weg'nbsp;genomen.

Vooreerst, als het bloed rood van kleur is gebleven, kan men dan nog zeggen, het is geen bloed? En is het gestold,nbsp;zoo bestaat er geen scheikundige, of hij kent het middel,nbsp;om zich volkomen te overtuigen, dal hel bloed is, en quot;'C*nbsp;van een niensch; ja, men gaal thans — naar beweerd wordt

t) XII, 8.

2) nbsp;nbsp;nbsp;ITi nuiiia naiione, che io sappia , fu co»(iime di scrbarc quot;nbsp;saiigue, fuori de' primi cristiani, clie usaroiio questa notabilc dislinï'O'’'nbsp;a’ ntarliri per alta disposiiione del cielo, percbe voleiidolu iioi , dop®nbsp;tanti secoli, ravvisar polessiitio iti esso il lemc della caUolic.i eristiananbsp;religioae, giusta il dello di Terlulliano : Semen est santjuis, etc.nbsp;Maïïolari , l. V, p. XI.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Boldelli , lib. l, c. XXVm en XXIX. — Op vele vaa»j®*nbsp;leest ineii self* : Au, Sung. {Sunejuis , bloed.) ld., ibid. , c. XXXVlH-

-ocr page 521-

515

IJVER DER CHRISTENEN VAN ALLE TIJDEN.

— mei de wetenschap zelfs zoo ver, dat het bloed van mannen en vrouwen naauwkeurig; kan worden onderscheiden.nbsp;Wal daarvan nu ook zij, zoo veel is zeker, dat, ik weetnbsp;niet hoe dikwerf reeds, proeven zijn genomen met wat er innbsp;deze grafkruikjes, veel of weinig, gestold of niet, donker*nbsp;bruin of rood, was overgebleven, en altijd bleek het, te zijnnbsp;bloed. Ik zal, tol bewijs daarvan, slechts de getuigenisnbsp;aanvoeren van iemand, die ten deze wel hel meeste geloofnbsp;verdient.

Leibnitz, protestant, wijsgeer en geleerde van den eersten rang, bevond zieh te Rome, waar hij gelegenheid had, omnbsp;kennis te maken met den beroemden prelaat Fabretli, dienbsp;met hel opzigt over de catacomben was belast. Daar hetnbsp;gesprek op de bloed vaasjes der martelaren kwam, gaf Fabretlinbsp;aan Leibnitz een stuk van zulk een vaasje, en zeide hem,nbsp;dal er de sporen van bloed nog duidelijk aan te onderscheidennbsp;waren. De geleerde natuurkundige nam het met zich, omnbsp;er een ernstig onderzoek op te bewerkstelligen, zoodanig,nbsp;dat er voor hem te dien aanzien niet de minste twijfel over*nbsp;blijven kon. Hooren wij, wat hij-zelf belreklijk den uitslagnbsp;zijner nasporing heeft geboekt: « Ik heb het door mij uitnbsp;de catacombe van Callixlus meègenomen stuk van het glazennbsp;vaasje, waaraan zich eene roodachlige kleur vertoonde,nbsp;uaauwlellend onderzocht, teneinde met juistheid te welen tenbsp;komen, of — zoo als thans de natuurkundigen het uitdrukken — die kleur in het rijk der dieren of der delfstoffennbsp;te huis behoorde. Daartoe meende ik te kunnen gebruikennbsp;eene oplossing van sal ammoniaque met gewoon water,nbsp;teneinde te beproeven, of ik daarmeê een weinig van hetnbsp;glas zou mogen loskrijgen en vloeibaar maken. Dit geluktenbsp;Hiij terstond, en, boven alle verwachting, goed. Dientengevolge heb ik met grond gemeend, dal de bedoelde slof

IncTOudig Uoipe. — IV. Deel.

-ocr page 522-

SU HET DRIEVOUDIG ROME.

SU HET DRIEVOUDIG ROME.

eerder bloedaardig was, dan dierlijk of aardachlig. Deze toch, als van invrelender natuur zijnde, zou, quot;edurende een zoonbsp;jjroot tijdsverloop, oneindig dieper in het glas doorgedrongen,nbsp;en stellig niet zoo snel voor eene eenvoudige bevochtigingnbsp;geweken zijn, enzv. d), »

En waarom nu hebben de christenen het bloed der martelaren in buiten de grafsteden geplaatste vaasjes bewaard? Blijkbaar alleen daarom, dewijl zij zoodoende de vaderlijkenbsp;bedoelingen van den godlijken Meester lot volkomen verwezenlijking hielpen brengen, door, namelijk, den bloedgetuigennbsp;de glorie te verschaffen, die hun reeds in dit leven wasnbsp;toegezegd. De bloedvaas is een roemrijk teekcn, het luidsprekend en onloochenbaar bewijs eener luislervolle geloofsbelijdenis, en dat alzoo geplaatst werd buiten de loculus^nbsp;teneinde voor alle volgende geslachten, — die van de viernbsp;hoeken der wereld zouden komen, om de wonderen van hetnbsp;onderaardsche Rome eerbiedig gade te slaan, — luide tenbsp;getuigen, dat daar een kruisheld rust: en die verwachtingnbsp;is niet ijdel gebleven. Na de vrome stichters en de volijverigenbsp;bewoners der catacomben, heeft de groole marlelarenstad,nbsp;beurtelings, opperpriesters, koningen, bisschoppen en geloo-vigen van alle eeuwen, met miljoenen, zien komen neder*

1) Frustum pbialsB vilreie ex coemeterio Callixti allatuni rubi-diue tinclum exatninavi non nibil, ut t'acilius discerni posset cujus ea generis esset, et utram, ut pbysici bodie loqiiuiilor, eï regnonbsp;animali, an potius minerali esset profecta. Et venit mibi in inenteu'nbsp;uii solutione salis amnioniaci, ut vucant, in aqua cominuni alfentare.nbsp;uti ejus ope aliquid e vitro separari, atque elui posset. ld veronbsp;subito, et supra spem successit. Indeque nata nobis nierito saspif®nbsp;eise sanguineam potius materiam, quam terrestrem, seu minerale®’nbsp;quse vi corrosiva prsedita, tanto tempore altius in vitrum fortassenbsp;descendisset, nee lixivio tam subito cessisset, etc. — Apud FabretU »nbsp;Inseripi. antiq,, c. Vlll.

-ocr page 523-

DE BLOEDVAAS, ZEKER KENTEEKEN VAN ’t JIAUTEIAARSCHAP. 818

knielen bij dat overkostbaar bloed. Wie. schetst de hulde, waarvan het steeds was, nogr is en altijd blijven zal het eerwaardig voorwerp, hetzij in ’t duister der gewijde crypten-zelve, hetzij op de schillrende altaren onzer basilieken, innbsp;iniddag-helderen dag ? Wie vermeldt de vrome tranen, welkenbsp;het deed stroomen, de godgevallige gevoelens en denkbeelden,nbsp;die er door geboren werden? met een woord, wie vermagnbsp;de glorie uit te druWlt;cn, die den martelaren ten deele vielnbsp;door dal bloed, waarmeê de doorluchtige, de heilige pleknbsp;werd aangeduid, waar hun gebeente rust?

En, in de daad, de oorspronklijke aclen der martelaren, de getuigenis der kerkvaders, de geschiedenis der in de catacomben bewerkstelligde opgravingen, met een woord, geheelnbsp;de overlevering, en daarbij deze door het gezag der Kerknbsp;geslaafd, dit alles te zamen, bewijst ons, zonder grondnbsp;voor de minste tegenspraak, wat de bedoeling der eerstenbsp;christenen ten deze is geweest, en dat de bloedvaas, bij eennbsp;loculus in het onderaardsche Rome geplaatst, altijd als hetnbsp;ontwijfelbaar teeken is aangemerkt, dat daar een martelaarnbsp;ten grave werd gebragt.

Ik zal hel niet ondernemen, om hier op te sommen, wat de aclen der martelaren ons, met roerenden eenvoud,nbsp;raeêdeelen ten aanzien der verhooren, van den dood en denbsp;ter-aarde-bestelling der helden des geloofs. Daartoe zou iknbsp;moeten herhalen een en ander, wat reeds boven werd meê-gedeeld ; voorts diende ik dan Boldelti te laten spreken vannbsp;af het XXVI lot het XXXIX hoofdstuk van zijn eerste boek,nbsp;dat wil zeggen, zeven-en-lachlig bladzijden in folio; dannbsp;behoorde daar nog bijgevoegd te worden het eindeloos talnbsp;van getuigenissen, in de aclen, door de Bollandisten uitgegeven , verspreid; daarenboven zou men moeten afschrijven de aclen van het martelen, door den H. Cy-

-ocr page 524-

S16

HET DRlEVOnmG ROME.

prianus ondergaan, en welke Don Ruinart ons heeft meê-gedeeld; behalve ook nog die der martelaren van Ostia, door De Maistre, van de H. Cecilia, door Laderchi, en velenbsp;anderen meer. Men moge hieruit opmaken, of er wel één-éénig historisch punt is, door een grooter aantal geloof-*nbsp;waardige bescheiden gesteund en gestaafd 1).

Wat nu de kerkvaders betreft, zoo zien wi] vooreerst, dat, reeds zeer kort na de vervolgingvin, de H. Hilarius innbsp;het algemeen zeide: « Overal heeft men het bloed der gelukzalige martelaren opgevangen en hun eerwaardig gebeentenbsp;legt dagelijks getuigenis af 9). •gt; Vervolgens deelt hij,nbsp;namelijk, de wonderen mede, die plaats grepen op dernbsp;martelaren graf.

Prudenlius, die zijne poëzy in het jaar 405 onzer tijdrekening uitgaf, bewondert den moed der geloovigen in het opvangen van het bloed hunner broeders, en zegt bepaald-stellig, dat zij daarrneê ten doel hadden, om aan het nageslacht een luidsprekend bewijs achter te laten van hunnennbsp;heldhaftigen offerdood. Reeds hebben wij hem die bedoelingnbsp;hooren uilen bij het bezingen van SinUHippolytus zegC'nbsp;praal; ziehier wat hij er van zegt in zijn lofgezang, dennbsp;H. Vincentius gewijd : Daar snelt van uit de stad de schaarnbsp;der geloovigen aan; zij omringen hel verscheurde ligchaatn ,nbsp;dezen, om het op zachte kruiden néér Ie strekken, genen,nbsp;om er de bloedende wonden van te sluiten. De een kust denbsp;vele gleuven, door de ijzeren follerhaketi langs geheel denbsp;oppervlakte van het lijk ingerelen; de ander deinst zelfsnbsp;niet terug, van zijne lippen met des heiligen martelaars

1) nbsp;nbsp;nbsp;P. Secchi, Lettres sur Ie Martyre de saint Sabinian.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Sanclut ubiquc beatorum marlyruin Kangiiis exceplu» etl,nbsp;veneranda o»sa quotidle teitimonio »unt. Contr. Const, imp., c. VlDrnbsp;t. II, S67.

-ocr page 525-

DE BLOEDVAAS, ZEKER KENTEEKEN VAN T MARTELAARSCHAP. SI7

bloedwonde te bevochtigen. De meeslen doopen lijnwaad in het vergoten bloed, of dat nog uildruppelt, om dit meé tenbsp;nemen en bij zich te bewaren als eene bron van genade ennbsp;van deugd voor hun kroost i). gt;gt;

De H. Augustinus , die dat zelfde feit verhaalt, geeft het nog breedvoeriger op: « Men ziet vervolgens de toegestroomdenbsp;menigte het verscheurde lijk omgeven , de wonden eerbiedignbsp;kussen en ze met naauwlettende bewondering gadeslaan; terwijl zij overigens met linnen het bloed des martelaars meé-voeren, als eene voor de nakomelingschap eerwaardige ennbsp;schuttende reliek 2). »

Na den H. Augustinus volgen de HH. Ambrosius en Gau-dentius, bisschop van Brescia. De eerste, sprekende over de gelukkige ontdekking van het graf en der stoflijke overblijfselsnbsp;der beide martelaren, Vilalis en Agricola, drukt zich innbsp;dezer voege uit: « Wij hebben er hun voorliet geloof ge-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Colre toto ex oppido

Turbaiii fiiletem cerncrcs,

Mollire prseriiiliim torum ,

Siccare cruda vutnera.

llle ungutaruni duplices Sulcos percrrat oscalis ;

Hic purpuranteiii corporii Gaudet cruoreni lainbere.

Plerique vesteni linleam,

Stillanlc tingiiiit sanguine Teslaiiien ut sacrum suisnbsp;Doini reservent posteris.

Peristepk., hymn. V, 333.

Vidcrcs circumstantium frcquentiam sanctv vestigia rerlatim deosculando prolaiiibcrc, vulnera totius laceri corporis pia curiositatenbsp;palpare, sanguinein linteis cxcipcre sacra vencrutionc posteris profu-*«rum. — Apud Ruinart.

u

-ocr page 526-

818

HËT DRIEVOUDIG ROME.

stortebloed gevonden, of liever het bloed van hun triomf 1).quot; Verder, bij het ontdekken der ligchamen van de IIII. Gervasiusnbsp;en Prolasius, bevestigt hij evenzeer, dat hij er het bloednbsp;bij heeft gevonden, als het teeken van hun marteldood :nbsp;n Ik heb alles gevonden, wat men, bij zulk eene ontdekking, slechts wenschen kon, de volledige geraamten en veelnbsp;bloed 2). »

Doch, om ons wel en volkomen te overtuigen, dat dit bloed werkelijk bij de marteling opgevangen werd, lioorenbsp;men den H. Gaudentius, die tijdens deze ontdekking leefde:nbsp;« Voor weinigejaren hebben wij gezien, hoe de gelukzaligenbsp;martelaren Gervasius, Prolasius en Naza'rrus hunne sloflijkenbsp;overblijfselen door den heiligen priester Ambrosius, in denbsp;stad Milaan, hebben laten ontdekken. Wij bezitten hun bloed ,nbsp;besloten in eene vaas; vragen wij dus niets méér, wantnbsp;wij hebben het bloed ^ dat van hun lijden tot getuigenisnbsp;strekt 5). »

Hel zon niet moeijelijk zijn, om deze bewijzen nog veelvuldig uit te breiden; doch wij willen ons liever nu nog eens bij de catacomben-zelve bepalen, teneinde, door eenig^'nbsp;plaatslijke aanduidingen, te bevestigen, dal de bloedvaasnbsp;niets anders kan wezen dan een teeken van hel martelaarschap. Deze vaasjes, — die er dikwerf zeer armelijk uitzien,nbsp;cn dus volstrekt onbestaanbaar zijn met het denkbeeld vannbsp;reukwerk of geurige balsemstofïen, — worden altijd inden

1) nbsp;nbsp;nbsp;Collegimu» «anguinem Irliiinphalem. Exhort, ad Virg.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Inveni «igna convenientia, oisa omnia integral et plurimoe*nbsp;«anguini*, Epist., Ilb. VII, epist. LIV.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Haheinos Gervaaium, l’rotasluni alqne Nazarium bealijn'io*nbsp;marlyre», qui se ante paiicos anno» apud urbem Mediolanensem sanctonbsp;sacerdoti Ambrosio revelare dignati sunt. Qaoruin «angiiinem leneniu»nbsp;gjpso colleetum, nibil nmpliiis rcqnirentet ; tenemu» eniin languinet»

qoi (ezlis est pasiionis. Ser, in Ihdicut. Bas. SS. 40 Martyr.

-ocr page 527-

DR BLOEUVAAS, ZEKER KENTBEKEN TAN T MARTELAARSCHAP. 519

tufsteen, buiten het graf, bevestigd gevonden , en men treft ze alleen in de loculi der martelaren aan.

Het bewijs daarvoor is: 1° dat men ze heeft aangetrofferi bij een groot aantal grafsteden , die, zeker, van martelarennbsp;zijn. Die bloedvazen hebben dus overal dezelfde beteekenis,nbsp;anders toch zouden ze geen kenmerk meer zijn. Zoo dannbsp;werd het lijk van den H. Primilivns, op wiens grafsteen mennbsp;dit inschrift las: « post. multas, angüstias. fortissimos, martyr. »nbsp;levens met de vaas, die zijn kostbaar bloed bevatte, gevonden. Dat zelfde feit had ook plaats in 1725 , toen men ,nbsp;onder hel lioofdaltaar der basiliek van den II. Clemens, hetnbsp;lijk van Flavius Clemens, een consulair persoon en christenmartelaar, vond. De grafsteen vermeldt den martelaars-tilel,nbsp;en het binnenste van den loculus bevatte het fleschje metnbsp;zijn bloed. Een ander oud opschrift duidt eveneens aan , datnbsp;onder hel altaar van den H. Felix op den Avenlijnschen berg,nbsp;hel bloed van den H. martelaar Bonifacius in zijne vaa*nbsp;wordt bewaard 1). Een engel, die den H. bisschep Sabinusnbsp;verscheen, om hem het lijk van den H. martelaar Antoninusnbsp;aan te wijzen , wees hem daartoe op de bloedvaas, die bijnbsp;den kloekmoedigen belijder stond geplaatst 2).

Er ^ou geen einde aan komen , wanneer men al de feilen van dien zelfden aard wilde opsommen , welke de geschiedenisnbsp;der catacomben oplevert. Wij zullen dus ten slotte enkel nognbsp;maar zeggen, dat bij al deze stellige bewijzen nu nog denbsp;schrifllijke verklaringen zich aansluiten. De eerste chistenennbsp;hadden soms, — schoon noodeloos, maar in dit geval,nbsp;voor ons de hoogst-belangrijke gewoonte, om op de kalkstof.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Lnpi, Epitaph. Ser. Martyr, XXXII.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Cum capite abtciito «rceum quoque ejus «angtiinc plenumnbsp;•n totiinonium. — S. Anion., pan 11, c. XIV, lil. 15.

-ocr page 528-

820 HET DBIEVOUBIG ROME.

waarmeê de kleine vaasjes ing^emetseld waren, hel woord sANGüis, aldus verkort sa Ie griffelen. Zoo schreef men s*nbsp;sATvami voor sangeis satvrivini ; of ook wel sang. , waaruitnbsp;niets anders dan sanguis 1) te lezen is. Immers wilde men daar-^’oor het woord sanctus aangeduid hebben, zoo zou dit eenenbsp;groole onbekendheid met de oudste christlijke monumentennbsp;openbaren, dewijl toch nimmer die titel met den naam dernbsp;martelaren verbonden is.

Het bewijs daarvoor is: 2quot; dat de bloedvaas zich nooit bevindt in de gangen der catacomben, die , na den tijd dernbsp;vervolgingen, voor de geloovigen geopend zijn. De scherpzinnigste navorscher van hel onderaardsche Rome, Boldelli,nbsp;geeft ons jn deze bewoordingen de slotsom zijner langdurigenbsp;ervaring op: «In 1716, onderzocht ik de catacomben van denbsp;H. Agnes. Toen ik door mijne gravers het werk der opdelvingnbsp;had doen beginnen, ving men tegelijk den arbeid in verscheiden gangen aan, die, van den bodem af tot in hel gewelfnbsp;toe, met aarde waren gevuld. Wij vonden tot twaalf ioculhnbsp;de een boven den ander, en allen met broksteenen of marmerplaten digi gemaakt. Verscheiden er van waren met griekschenbsp;en lalijnsche opschriften voorzien; doch in geen enkele konnbsp;ik eene bloedvaas of een palmtak vinden, hel kenmerkendnbsp;teeken van ’t martelaarschap.

« Ik ging verder, om mij volkomen te overtuigen, of er niet van binnen in de loculi eene bloedvaas kon zijn geplaatst, zoo als dit soms het geval wel is 2); en zoo deednbsp;ik, onder mijn oog, op één-enkelen dag, ongeveer honderd

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Rosio, lib. 111, c, XXV; Boldelli, lil), l, c. XXXlX;nbsp;Mamaehi, Origin, et Antiq., etc., t. 1, p. 462.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Coïue alcuna volta c succeduto rilrovarvela. -— Deze uilzea-dcring bewijst Ie meer, en met iiadrok, dat bet een vaste regelnbsp;was, bet niarlelaarsteekcn buiten aan den loculus te plaatsen.

-ocr page 529-

m BLOEDVAAS, ZEKER KENTEEKER VAN T MARTEUARSCHAF.

dier jrafsleden openen ; doch, het was mij niet mogelijk, er eenig martelaarsleeken in te ontdekken. En zoo dus verzekerde ik er mij van, dat dit gedeelte der catacomben lol helnbsp;tijdvak van na de vervolging behoorde: de geschiedenis heeftnbsp;mijn oordeel bevestigd, door mij te leeren, dat werklijk dit gedeelte der begraafplaats van de H. Agnes van Constantijns regering dagleekenl, ja, zelfs van den naast daaraan volgenden lijd.

« Uil dit gewiglig feit, waarvan ik ooggetuige was, leidde ik eene luidsprekende hoogst-belangrijke gevolgtrekking af.nbsp;Indien de eerste christenen, die zoo na aan de vervolgingnbsp;grensden, zich dusdanig naauwgezet onthielden van eenenbsp;dergelijke menigte grafsteden met den palmtak of de bloed-vaas te kenmerken, wat zij trouwens zoo gemaklijk haddennbsp;kunnen doen, is dit dan niet een doorslaand bewijs, dat denbsp;met die kenleekenen aangeduide graven de lijken van geloofshelden bevallen, wier bloed voor Christus heeft gestroomd ,nbsp;en die in een roetnvollen kampstrijd de palm der onsterflijkheid hebben behaald. Indien zulke kenleekenen niet hetnbsp;zinnebeeld van l martelaarschap waren, waarom zouden dannbsp;de christenen ze ook niet op de grafsteden hunner vriendennbsp;en bloedverwanten hebben geplaatst ? Als zonen en broedersnbsp;der martelaren, en levendeinden lijd der vervolging, warennbsp;zij immers niet minder godvruchtig dan hunne vaderen, metnbsp;wie zij hadden geleefd; zij kenden hunne zeden en gebruikennbsp;door en door; daarenboven, gaf derust, waarin zij leefden,nbsp;hun al de vrijheid, om, met het meeste gemak, hunnennbsp;dierbaren overledenen alle blijken van liefde en leederheid tenbsp;geven. Zij plaatsten op het graf hunner dooden inschriften,nbsp;steen-en marmer-plalen, en zouden zij er dan geen palm-fwijgen en bloedvazen bijgevoegd hebben, wanneer dat dub-^elvormig kenleeken lot geene andere aanduiding dan van liefdenbsp;erkenllijkheid had gestrekt ? En evenwel, hebben zij dit

-ocr page 530-

822 HET DRIEVOUDIG ROME.

noojt gedaan! wat valt daaruit af te leiden? ongetwijfeld niets anders, dan dat, in hunne oogen, de palmtak en denbsp;bloedvaas uitsluitend het kenteeken waren van het martelaarschap 1). »

Na zoo grondige bewijzen, en na zoo veel onwraakbare getuigenissen, zou men de handtastlijke waarheid-zelve moetennbsp;willen loochenen, om aan die eerste christenen het martelaarschap te betwisten, wier grafsteden met de daartoenbsp;uitsluitend behoorende kenteekenen zijn toegerust. Zulk eenenbsp;dwaasheid, echter, late men over voorben, die misschiennbsp;nooit heidensche grafsteden zagen, en daar zij nimmer eenenbsp;grondige studie van grieksche, etruscische en romeinschenbsp;begraafplaatsen maakten, nog veel minder in staat of bevoegdnbsp;zijn, om over onze catacomben te oordeelen. Daarentegen,nbsp;zullen echte geleerden , die dezen naam wezenlijk verdienen,nbsp;steeds eenstemmig moeten erkennen, dat de Kerk, door denbsp;bloedvaas als het ontwijfelbaar kenmerk van ’t martelaarschapnbsp;aan te nemen, zich ook daarin de getrouwe tolk der rede,nbsp;der geschiedenis, der wetenschap en der standvastige overlevering van achttien eeuwen betoont te zijn 2).

Dat was het, wat de geleerdste en tevens de zedigsl® man der eeuw van Lodewijk XIV, Mabillon, deed 3). D^tnbsp;was het, wat een onzer meest-vereerde landgenooten, de heernbsp;Raoul-Rochelte, blijvend secretaris der academie van schoonenbsp;kunsten, lid van de academie der opschriften enzv., eenigenbsp;maanden vóór onze komst te Rome, gedaan heeft. Zijn,nbsp;sedert dat tijdstip in de dagbladen van Frankrijk en Hal'®

1} Boldelti, llb. 1, c. 11 , p. 8.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Zie hier vóór het hesluit van den II. Stoel, hij liet hcsprekeiinbsp;van den palmtak aangehaald. — Zie ook Boldelti, lib. 1, c. XXX inbsp;p. 14S; en c. XXXI, p. 154.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Ejusinodi ampullas sanguine tinctas, martjrum sacrarumnbsp;reliquiaruni certissima indicia esse. Episf. ad Euseb., 2 edit., 49-

-ocr page 531-

DE BLOEDVAAS, ZEKER KENTEEKEN VAN T MARTELAARSCHAP. S35

openbaar gemaakte brief strekt dien beroemden oudheid* kundige tot de grootste eer: want daaruit blijkt, behalvenbsp;zijne regtschapenheid, tevens zijne waarheidsliefde en zijnnbsp;onbegrensden eerbied voor het gezag der Kerk I).

1) Ziehier dien brief, aan den geleerden pater-jeiuit Seccbi gerigl.

Parijs, den 6 Augustus, 1841.

« Eerwaarde Pater,

« Ecne bevriende band stelt mij in bet bezit van uwe Perhandelintj over de chrisütjke Oudheidkunde, uitgegeven ter gelegenheid van betnbsp;ontdekken der stoflijke overblijfsels van den U. martelaar Sabinianus,nbsp;en ik kan niet nalaten, u kennis te doen dragen van de hoogenbsp;belangstelling, waarmee ik dit nieuwe voortbrengsel uwer geleerdenbsp;pen ontvangen en gelezen heb. Daarenboven beslaat er voor mij nognbsp;eene andere reden, om u deze mededeeling te doen, en die u mislt;nbsp;schien onvoegzaam zou kunnen ioescbijnen, wanneer daarin nietnbsp;tegelijk de zucht lag opgesloten, om aan uwen geleerden arbeidnbsp;buide te doen; ik wenschte, namelijk, een misslag Ie herstellen,nbsp;dien ik beging, en waarop gij te regt hebt gewezen. Er is namelijknbsp;hier sprake van de glazen vaas, bij wijze van Iranenfleschje, buitennbsp;aan de grafnis bevestigd en, in de ebrisilijke catacomben, als betnbsp;onloochenbaar leeken van bet graf eens martelaars beschouwd. Iknbsp;moet gulweg bekennen, bij het betwijfelen van dit christlijk-oudheld-kundig punt, niet genoegzaam de omstandigheden nagegaan en overwogen te hebben, die met het aanbrengen der bedoelde vaas gewoonlijk in naauw verband staan, en volstrekt geene betrekkingnbsp;kunnen hebben met de reukvaten , welke men binnen in de grafstede,nbsp;en, bijgevolg, in de nis, of loculus, aantreft. Deze onderscheiding-alleen, naar behooren gewaardeerd, zou voldoende zijn geweest, omnbsp;de misvatting te verhoeden, waartoe ik gekomen ben, terwijl denbsp;getuigenissen der kerkgeschiedenis ten aanzien van het gebruik, bijnbsp;de christenen in zwang, om, namelijk, door alle in hunne magtnbsp;staande middelen, het bloed der martelaren op ie vangen en tenbsp;bewaren, mijn twijfel op dat punt volkomen had moeten doen ophouden, vooral na de nieuwe onwraakbare aanhalingen, die tbansnbsp;^ok nog tot nader bewijs door u daarbij zijn gevoegd.

« Tbans, eerwaarde Pater, nu ik dit alles naauwlettend heb

-ocr page 532-

BET imiEVOUDIG ROME.

3S maart.

Het martninarschap is voor de canonisatie (heiliaverklarins:) voldoende. — ïoezigt over de catacomben. — Het le-voorscbijn-breugen van twee inarielaars-lijken uit de catacomben der H. Priscilla. — Zorg, voor de reliquiën aedragen. — Heiligheidnbsp;der catacomben. — Het aantal martelaren der Kerk in ’I algemeen, en van Home in hel bijzonder, (.\anleekening.) —nbsp;Vaarwel aan de catacomben en aan Rome.

Eene groole vreugde, of, zeg ik liever, een belangrijk voorval, was voor ons heden bespaard: wij zouden tegenwoordig zijn bij het te-voorschijn-brengen van twee martelaars-lijken uit de catacomben der H. Priscilla. Doch, alvorensnbsp;deze zoo belangrijke gebeurtenis, tijdens ons bezoek in hetnbsp;onderaardsche Rome, te verhalen, is hel noodig, hier eerstnbsp;gelezen, bestaat er te dezen opzigte niet de minste twijfel meer i*nbsp;Hiijn geest: ik slem geheel en al, zonder de minste terughouding,nbsp;niet uwe denkbeelden in; en bet is, oni u deze gulle bekentenis 1®nbsp;doen en daardoor mijne begane fout te herstellen, dat ik de pen hebnbsp;•pgevat, meer nog, dan oni u de ijdele voldoening te verschaffennbsp;van door mij de kennis en de scherpzinnigheid te hooren prijzen,nbsp;die in geheel uwe geleerde « Ferhandeliny o liecrschen. Na dezenbsp;verklaring, die, mijnerzijds, zeker, volmaakt vrijwillig is, — o*’quot;nbsp;schoon, na wat ik, op hlz. 12, als op mij toepaslijk achtte, hetnbsp;spreken mij eenigennate noodzakelijk toescliijnt — zoo zult gij «nbsp;•erwaardc Pater , mij wel vergunnen , u Ic zeggen, dat ik reeds eenenbsp;oordeelvelling bad teruggenomen, die mij, ten aanzien barer gegrondheid, steeds zeer in twijfel liet; iniiiiers, ziehier, hoe ik mij»nbsp;biz. 2SÖ der oorsproiiklijkc uitgave van mijn Tableau des Catacombet,nbsp;in 1837 , te Parijs uitgegeven, uitdriiktc : « De geschilderde gla*®quot;nbsp;Dvazen staan voorop bij de voorwerpen der christlijke oudheid, welk*nbsp;»men in de catacooiben heeft gevonden. Zonder te spreken van d*nbsp;xaieeslal met den naam van tranenfleschjes bestempelde vazen, *“nbsp;»die, volgens het algemeen gevoelen der romeinsche oudheidkund'quot;nbsp;tol bet bewaren van martelaarsbloed dienden, weshalve de»«

-ocr page 533-

BET MARTELAAnSCHAP IS VOOR DE CANONISATIE VOLDOENDE. 52S

de juisie gevolglrekkinlt;j van wal uit al hel vroeger gezegde voorlvloeil , op te maken en vast Ie stellen. Twee feilen zijnnbsp;onwederlegliaar bewezen: de uiterste zorg, welke de opperpriesters besteed hebben, om de acien der martelaren Ienbsp;krijgen , en de blakende ijver der geloovigen in hel bezoekennbsp;der bloedgetuigen, tijdens zij gekerkerd waren, alsmede innbsp;het hen vergezellen naar de strafplaats, waar zij hun kostbaarnbsp;bloed opvingen. En wat nu vloeit uit dil tweeledig feit voort?nbsp;of, met andere woorden : wat had er na den dood der slagl-offers plaats? Op wiens gezag werden de leekenen van helnbsp;martelaarschap bij het graf der bloedgetuigen geplaatst?nbsp;Hoe weten wij met zekerheid, dat er bij deze plaatsing nochnbsp;aan bedrog, noch aan vergissing viel te denken, en dal denbsp;palmtak en de bloedvaas, op zich-zelven, en zonder dat ernbsp;iidau ook , onder den naaiii «an ampolla di sangue (bloedvazen], een zoonbsp;»groot gewigt verkregen belibeii, zijn er ook nog anderen, enz. »nbsp;a Ik bragtduz, zonder ceoige legenbedenking, hel gebruik ternbsp;tprake, wat men gewoon is, aan de hier bedoelde vazen toe tenbsp;schrijven; en, dien ten gevolge, onthield ik mij dan ook, omnbsp;daarover uil te weiden, even als over andere voorwerpen dernbsp;ehrisilijke oudheid, wier aanwending nreer of min reglstreeks metnbsp;eenlg ongewijd gebruik kon zamenhangen, doch waartoe de ampollanbsp;di sangue, als werklijk en indedaad van gewijde toepassing zijnde,nbsp;niet in het minste verband slaat. Zoodanig dus was toen reeds mijnnbsp;gevoelen, maar het vorderde altijd nog eene nadere en grondigenbsp;bevestiging, na lijp beraad met mij-zelven ; daartoe, evenwel, bennbsp;ik thans, eerwaarde Pater, door uwe overtuigende voorlichting ge-bragt, en ik acht mij derhalve verpligi, om daarvan openlijk denbsp;getuigenis af te leggen, door, namelijk, u deze verklaring toe tenbsp;‘enden, waarmeê gij vrij moogt handelen, zoo als bet a meest-gepastnbsp;toeschijnen zal.

o Verschoon, eerwaarde Pater, de vrijheid, welke ik mij veroorloofd hel), (e nemen, en aanvaard welwillend de betuiging van den eerbied, waarmeê ik teeken enzv.

a Rsodl Rocatrre. »

Ortcvooitig Rome. — IT.Deel. nbsp;nbsp;nbsp;45

-ocr page 534-

826 HET DRIEVOCDIG HOME.

eeuiff wonderwerk bijkwam, voldoende zijn, om op zulk een plek de asch eens marlelaars godsdienstig te vereeren ? Doornbsp;deze verschillende vraagpunten met enkel daadzaken te beantwoorden , zal de wijsheid der Kerk in haar bewonderens-waardig karakter zich wederom, als in alles, glanzend vertonnen j terwijl wij daarbij ruimschoots over de maar al tenbsp;weinig bekende schatten onzer eerbiedwaardige oudheid zullennbsp;hebben te beschikken.

Zoodra dan de christenen ,* die van de marteling hunner broeders onverschrokken getuigen waren, het vergoten bloednbsp;met doeken en sponzen hadden opgenomen, zoo drukten zijnbsp;het in kleine glazen, aarden of andere vaten, die goed diginbsp;van slof waren, zorgvuldig uil. Volgens de oudste gedenkstukken kennen wij hen zelfs als voerende de verminktenbsp;lijken of ledematen der slagtoffers met zich mede, om zenbsp;met eigen hand te begraven, of aan de grafdelvers op te dragen , teneinde die dierbare overblijfsels in de loculi der cala-comben ter aarde te bestellen. Met het lijk van den martelaar bragten zij tevens ook de vaas aan, die zijn bloed bevatte; of, wanneer hij op eene onbloedige wijze het levennbsp;verloor, dan voegden zij er een getrouw verslag bij van denbsp;wijze , waarop de marteling was geschied. Geen der gangennbsp;van hel onderaardsche Rome, die niet duizend co nogmaalsnbsp;duizendwerf dal zelfde feil, bij herhaling, staaft.

Intussclien blijft de vraag, of de christenen, alleen daardoor, dewijl zij van den dood eens broeders getuigen waren, op eigen gezag, op zijn graf de teekenen mogten plaatsen,nbsp;dal hij als martelaar gestorven was? Voorzeker, neen;nbsp;eene handeling vorderde de kerklijke lusschenkomst, wantnbsp;sloot de heiligverklaring van den overledene in 1); en lO

1) Honor trlbalus roarlyribus in Ecclesia prioiitiva... pars qo® dam religiunis fuil, et quin cultum religiosum involverlt, oibil

-ocr page 535-

BET MARTELAABSCHAP IS VOOR DE CANOMSATIE VOLDOENDE. 327

Eulk eene aangelegenheid is alleen het gezag der Kerk bevoegd. Alvorens dus de bloedvaas bij het graf geplaatst werd , of men een palmtak op den lijksteen ingrifle, moest mennbsp;daarover met hel kerklijk gezag te rade gaan; en dal dit ooknbsp;geschiedde, hiervoor zou zelfs het gezond versland pleilen,nbsp;al wierd door onwraakbare getuigen het feil niet volkomennbsp;geslaafd.

De ijver der bisschoppen van Azië, van Africa, van het Oosten en van hel Westen, om de anten der martelarennbsp;maglig te worden, is algemeen bekend: getuige de geschiedenis van Eusebius, de brieven der herken vannbsp;ienne en van Smyrna, de levensgeschiedenis van dennbsp;ff. Cypriaan, door zijn diaken Pontius te boek gesteld 1).nbsp;Men mag het er voor houden, dat die ijver op nieuw ontgloeide, toen de H. paus Fabianus, in het jaar 238, aannbsp;al zijne mede-bisschoppen beval, dat zij die kostbare gedenkstukken toch met de grootste zorg zouden verzamelen 2).nbsp;Overigens waren in dit, als in alles, de opperpriesters vannbsp;Rome de eersten, om hei voorbeeld te geven. Wij zagennbsp;den H. Clemens, in de verschillende wijken van Rome, no-

dubitandam. — Bini , Dissert. II, de Litter. Encycl., c. Ill, apiid Bened. XIV., de Beatif., c. III.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Teslatur moribus jam rcccpiam fuisse, ut non solum nobigt;nbsp;lium, sed etiam pleheiorum martyria adnotarentur: « Ut cum ma-jorei noitri plebeiis et catecbuinenis martyrium consecutit tantumnbsp;bonorii pro martyrii Ipaiut veneratione dederunt , ut de paisionibusnbsp;eorum niulta, aiit prope dixerim pene cuncta conicripserint, ut adnbsp;nosiram quoque notitiam, qui nondum nati fueramus, pcrvenirent.» —nbsp;N. 1, apud Bened. XIV., ubi supra.

2) nbsp;nbsp;nbsp;In «ua prima epiilola decretal! epitcopoi admonet, ut collec-tioni Actuum marlyrum invigilent ; quad etiam vos omnes agerenbsp;nionemui; et deinde prscipit : et ideo fidelissimis hsec negotia com-tnitti prascipimu», ne aliqua in eis illuiio ineeniatur. — Apud Be-»ied. XIV., ibid.

-ocr page 536-

528

HET DRIEVOUDIG ROME.

tarissen aanstellen, die bepaald belast waren mei hel zorg* vuldig opsporen en verzamelen van zelfs de geringste bijzonderheden, lol het uiteinde der martelaren betrekking hebbendenbsp;lo het jaar 237, zien wij den II. paus Anterus zich liever ternbsp;dood laten brengen , dan die eerwaardige aclen over te geven,nbsp;waarvan Rome, sedert zijne oplreding de verzameling bezat !)•nbsp;En waaruit sproot die algemeene bezorgdheid nu voort ? I»nbsp;het niet duidelijk, dat eene zoo groole onizigiigheid en zoovele nasporingen alleen ten doel hadden, om de ware martelaren te lecren kennen, en om de minder bevoegde niaglnbsp;toe te lichten, bij hel oordeel, dal door haar daarover werdnbsp;opgemaakl ? Raadpleegt men te dien aanzien de geschiedenis,nbsp;dan antwoordt zij daarop loesleminender wijs. In sommige gedeelten der chrislen-wereld waren hel alleen de bisschoppen ennbsp;de synode, in andere de primalen, die beslisten, of er eennbsp;Heilige méér aan de geloovigen ter vereering gegeven wordennbsp;zou 2). Vóór deze beslissing was het niemand geoorloofd, een

1) nbsp;nbsp;nbsp;Acta niartyruni qua: a nolariis excipi et icriptls Gdelilernbsp;mandari Clenieng jnsserat, al) üidciii ddigentcr exqniiivit, ac nenbsp;interirent, neve ai) elhnicit corrumperenlur, ii) Ecclesiae (abularionbsp;voluit reponi, Quamobrei)) a Maximo praefccto ad mortem datus est.nbsp;— Eiiseb., lib. VI; Bar., An. 238; Saiidiiii , Wit. Pantif., p. 34 ;nbsp;Bened. XIV, ubi tupra.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Bellar., De sancl. Bcatif., lib. 1, c. Vilt; Lupus, Innbsp;Tfotts ad IV, Coucil. Rom., t. lil, p. 863; Suarez, In Pfotis adnbsp;S. Lini Oper.f p. 70S; Du Saussay, In Apol. Theolog. pro lancl.nbsp;Cultu, p. 32; ad ealcem Martyr, yallioan. — De geleerde bisschapnbsp;drukt ziel) iii dezer voege uit: Veruni ex selectiori veneraiidse auti-quitatis penu, qtiin et exquisitiori Patrum testiinonio, boe jus nonnbsp;ita passim credilum, sed majuribus prrelatis duntaxat coiicessun*nbsp;fuisse, cerio liquidius apparet. Moris eiiim erat ut cuni aliqui*nbsp;martyrio occubuisset, rem geslam scriberet Ëpiscopus, sub cuiusnbsp;ditioue boe accidissei, ad Primalum Episcopuin a quo mature ad*nbsp;bibitis in concilium Episcopii, an inter niartyres is esset recipiendus,

-ocr page 537-

HET MARTELAARSCHAP JS VOOR DB CAN0:Y1SATIB VOLDOENDE. 399

martelaar godsdienstig (e vereeren, en, bij gevolg, zijn graf te versieren met de leekenen van den triomf. Te diennbsp;aanzien hebben wij eene alles afdoende getuigenis, hierinnbsp;namelijk, dal Lucilla, eene zeer vermogende dame, doornbsp;den aartsdiaken Cecilius verrast werd Oj) den oogenblik,nbsp;dat zij, vóór de Communie , hel gebeente kuste van een doornbsp;het gezag der Kerk , als ’t ware, nog niet geijkten martelaar.nbsp;De diaken berispte haar zeer ernstig, en, in hare verbolgenheid daarover, scheidde zij zich van de gemeente aff).

Ziedaar den onveranderlijken kerkregel, door de verschillende christen-gemeenten, zoowel in het Oosten, als in het Westen, bestendig in acht genomen. En zou dannbsp;Rome daarin een anderen weg zijn gevolgd ? Zou de moedernbsp;en meesteresse aller kerkgemeenten zoo wijze voorschriftennbsp;in den wind geslagen en aan de geloovigen-zelven een heilignbsp;regt prijs gegeven hebben, dat alleen aan het oppergezagnbsp;loebehooren kan? Om ten aanzien van dit punt nog maarnbsp;deceraebatur. — De 11. Augustinas beveiligt dit gevoelen, In Brt-viculo Collatiouum cam Donatistis Call, lit, c. XIII. De acten dernbsp;martelaren aanduidende, die naar bet Primaat overgebragt moeitennbsp;worden, zegt hij: « Recilarunt eliam reicripla Secundi Tingitani adnbsp;eunidem Meniurium p.vci(ice data, ubi et ipie narravit in Numidianbsp;perieeutorci quid egerint, et qiii eoniprchenti, et mulla mala pasiinbsp;et graviisiniii tuppliciii excruciati et occiii lunt , eosque honorandoanbsp;pro inarlyrii lui nierito cominendavit, tandem eot non tradidiiie Scrip*nbsp;tnrai lanclai. »

1] Cum correptionem archidiaconi Cseciliani ferre non poiiet, qus ante ipirilualem cibum et potum oi neicio cujni martyrii, linbsp;tarnen martyrii libere dicebatur, et cum prxponeret oi neicio cujuinbsp;hominii morlui, etii martyrit, $eA nondum vindicatie correpta cumnbsp;eonfiiiione irala receiiit. — Opt. Milev., lib 1, Adv. Parmen. —nbsp;Vindicatoi ergo volebant martyrei, id eit ab Episcopii agnitoi etnbsp;approbatoi. — Mabill,, Proef, in Secttl. P., Ordin. S. Bened.; Be-Bedict. XIV., De Beatif., c. 11.

45

-ocr page 538-

530

HET CnlEVOÜDIG ROME.

een schaduw van twijfel te kunnen overhouden, zou men moeien vooronderstellen, dat de pausen der eerste drienbsp;eeuwen, noch versland, noch vroomheid, noch {jodsdiensl-ijver bezaten. Inlusschen weet heel de wereld, dat al hunnenbsp;woorden louter wijsheid ademden , en dal hun leven evennbsp;belli,7 was, als hun dood een toonbeeld van heldendeaijd.

Welnu dan, zij vestigden te Rome, van den beginne af aan, een ligchaam van notarissen, die, in verband metnbsp;de wijkdiakenen en de onder-diakenen, belast waren met betnbsp;zorgvuldig en naauwletlend inwinnen van alle mogelijkenbsp;narigten, de martelaren betreffende; en later zien wij hen-zelven liever onder de gruwlijksle follerin,gen sterven , dannbsp;die kostbare en eerwaardige bescheiden aan hunne vervolgersnbsp;Jif te willen slaan. En vanwaar nu zooveel en zoo groole zorgnbsp;daarvoor? Is hel niet klaar en duidelijk, dat te Rome,nbsp;zoowel als elders, in de andere gemeenten , die nas|)oringeunbsp;enkel ten doel hadden , om hel leven der martelaren bekendnbsp;le maken, en teneinde te slaven, dal zij gestorven warennbsp;voor bet geloof? Wanneer alzoo, in al de gemeenten van hetnbsp;Oosten en Westen, alle die narigten te zamen de processtukken uitmaakten, waarover het kerklijk opper,gezag de eindbeslissing had uit te spreken, moet men dan niet aannemen,nbsp;dal zij te Rome dezelfde strekking hadden ? En nu wetennbsp;wij, dal het leeken, v.aarineê Rome de martelaren onderscheidde, dal wil zeggen, ze hunnen broederen ter godvruchtigenbsp;vereering voorslelde, bestond in hel plaatsen van eene bloed vaasnbsp;bij hun graf. Dat was de einduitslag van alle in.gewonneonbsp;narigten, van alle voorzorg, van ai hel onderzoek, zoonbsp;naauwletlend, door de pausen ingesleld. En nu zou mennbsp;wel hebben aangenomen, dat die-zelfde pausen, zorgloosnbsp;en pliglvergeten, aan de willekeur van elk en een-iegelijknbsp;zouden hebben prijs gegeven het regt van bij de grafsteden ,

-ocr page 539-

TOEZIGT OVER DE CATACOMBEN. 851

naar eigen goedvinden, het gewettigd teeken Ie plaatsen van het heilig martelaarschap ? Waar zou zulk een onzinnbsp;heenleiden ?

Doch, er is meer: zou zulk eene handelwijze niet geheel de hiërarchische orde van zaken onderstboven heblgt;en gekeerd ?nbsp;zou, zoodoende, niet het herdersambt op de kudde zijnnbsp;overgebragl ? zou, op die wijze, niet, in het openbaar ,nbsp;het geloof en het vertrouwen in de martelaren volkomennbsp;lijn onderenijnd ? Terwijl al de bisschoppen der wereld zoonbsp;groote voorzorgs-maatregelen zouden genomen hebben, omnbsp;zich nopens de echtheid van het martelaarscliap volkomennbsp;Ie vergewissen, en voorts voor zich-alléén liet regt behielden, om in zulk eene gewigtige zaak uitspraak te doen,nbsp;onder streng verbod van eenige vereering hoegenaamd , zoonbsp;lang zij niet hadden beslist, — zouden dan de opperhoofdennbsp;en toonbeelden van alle bisschoppen hel oordeel over diezelfde aangelegenheid aan het goedvinden hebben prijsnbsp;gegeven van den grooten hoop ? Is er iets dolzinnigers uilnbsp;te denken? Zou dat niet reeds de tijdgenooten roekeloosnbsp;hebben blootgesteld aan grove misvattingen en hen in grootnbsp;gevaar gebragl hebben , om , door hel huldigen en vereerennbsp;van onwaardige personen en voorwerpen, terug te vallen innbsp;de dwaalleer, voor wier uitroeijing zij den dood haddennbsp;ondergaan ? En zou, zoo doende, niet tevens geheel denbsp;nakomelingschap, ten minste stoflijk , aan diezelfde gruwlijkenbsp;dwaling ten offer zijn gebragt ? En zóó iels zouden de stedehouders van Christus gedaan hebben ? Ik vraag u, is datnbsp;vereenigbaar te achten met de heiligheid van hun ambt?

Wegens hel plegen van zulk een gruwel zouden zij, overigens, ook nog te minder verschoonbaar wezen, daarnbsp;het voor hen nog oneindig gemaklijker was, dan voor denbsp;overige bisschoppen, om die heilige verpligling van hu»

-ocr page 540-

352 BET DBIEVOOmC BOMB.

herdersambt na te komen: immers, er behoefde enkel bewezen en gestaafd te worden, dat de ter dood gebragte in het geloof, ten einde toe, kloekmoedig had volhard. Om ditnbsp;te bevestigen, waren slechts weinige oogenblikken noodig.nbsp;De afgevaardigden van het paiislijkoppergezag, de priesters,nbsp;de diakenen , de subdiakenen, de notarissen , de grafdelvers,nbsp;de bewaarders der catacomben, — zoo te regt cubimlariinbsp;[kamerheeren der martelaren] genoemd — bevonden zich,nbsp;gedurende de vervolgingen, altijd in de verschillende wijkennbsp;van hel onderaardsche Rome, waar beurtelings ook denbsp;pausen-zelve, lange jaren hebben gewoond i).

Welnu, men bevindt zich in de hitte der vervolging : er vallen slagloffers in menigte; de geloovigen hebben hunnenbsp;kostbare overblijfselen zien te bemagligen en die, ondernbsp;beschutting van het nachtlijk duister, naar de catacombennbsp;heengebragt. « Wie brengt gij daar aan ? vraagt de paus ,nbsp;of zelf, of een zijner vertegenwoordigers. — Het is eennbsp;onzer broeders, zoo antwoordt men. — Hoe weel gij dal?nbsp;T-. Wij hebben hem in den kerker bezocht, hem voor denbsp;vierschaar gevolgd, hem vergezeld lol aan den voet vannbsp;hel schavot. — Hebt gij hem hooren veroordeelen ? —- Wijnbsp;hebben zijn vonnis gehoord: hij is veroordeeld, omdat hijnbsp;christen was. — Hoe is hij gestorven ? — Hij heeft tot dennbsp;einde toe volhard, en voor het geloof den dood ondergaan:nbsp;ziehier eene vaas met zijn bloed. » Zoodanig nu is, opnbsp;meerdere bijzonderheden na, die door de notarissen , denbsp;diakenen of diakonessen worden opgegeven, in korte trekken,nbsp;de verklaring, welke men te dezer zake vindt afgelegd.

I) Zie Bar., nbsp;nbsp;nbsp;van af A°. 60 tot Aquot;. 306 ; Siindlni ,

Pontif.; Bdsio, zou dikwerf in de Geschiedenit der Catacomben enzv-aangehaald.

-ocr page 541-

TOEZIGT OVEB DE CATACOMBEN. 355

Dat alles geschiedde in hel openbaar; de getuigen zijn talrijk en onwraakbaar ; eensdeels hebben zij, ter verkrijgingnbsp;der zekerheid van hel door hen vermelde feil, hun levennbsp;gewaagd; en anderdeels brengen zij, als lol een handtasllijknbsp;bewijs der waarheid er van, de bloedvaas, Ier staving mede.nbsp;Wal schijn zou er nu toc'i wel kunnen bestaan, dal zij zichnbsp;schuldig hadden willen maken aan een heiligschennend bedrog, zij, die misschien den volgenden dag reeds, op hunnenbsp;beurt, eveneens, als martelaren voor de vierschaar van dennbsp;Opperregler zouden moeten verschijnen ? En, zoo zij datnbsp;gewild hadden, zouden zij hel dan nog hebben kunnen doen ?nbsp;Zou, onder zoovele stemmen, er zich geen enkele ter onl-maskering van de leugen hebben verheven ? Neen , veeleernbsp;mogen wij aannemen, dal nooit eenige getuigenis innbsp;plegliger oogenblik en omstandigheden , of door onbe-risplijker getuigen is afgelegd. Door de tweeledige verklaring, zoo der geluigen, als der bloedvaas, is hel feitnbsp;der marteling gewaarborgd: hel gezag der Kerk spreektnbsp;er voorts de bevestiging van uil. Mei hel verwinnend teekennbsp;bestempeld, zal nu voorlaan het graf van den chrislen-heldnbsp;hel allaar der Offerande wezen, en hij-zelf hel voorwerpnbsp;der godsdienstige vereering zijner broeders, lol aan dennbsp;jongslet! dag 1).

Uit deze wijze van behandeling, — door hel gezond verstand tevens aangeduid, en evenzeer door de algemeene

1) Ideirco Eccletlaram antiitilea magna seaiper solertia sum-moque studio caveruiit, iie cui religiotaiii litinc culluni decernerent, qui suo reipsa iiierito tiiaclandus lioc lioiiorc dignus non essel, cjusquenbsp;rei gratia invigilarunt, ut ex cerlis iiidiciii inerita uniuseujusque di-judicarent et causam martyrii vitamque martyris penitus innolesccrent,nbsp;'—Bini, Dissert. II, de Litter, Enclvc,, c. lil; apud Bcncd. XIV,nbsp;De Beatif., c. lil.

-ocr page 542-

S3i HET DRIEVOCDJG ROME.

kerktucht en de oorspronklijke monumenten geslaafd 5 — vloeit dus van zelf voort, dat nooit eene bloedvaasnbsp;willekeurig bij eenigen loculus der catacomben geplaatstnbsp;werd; dat alleen het wettig gezag tot de plaatsing van ditnbsp;wettelijk bewijs magtigde, met andere woorden, dat denbsp;Kerk van Rome, even als de gemeenten van Azië en vannbsp;Africa, — de paus en de bisschoppen beiden evenzeer —nbsp;van den beginne af aan, het daadwerklijke kerkgezag uitoefenden , om hare kinderen te canoniseren , en welkenbsp;bevoegdheid in geenen deele aan de gewone geioovigennbsp;vrijgelaten bleef.

Vandaar nu eene tweede gevolgtrekking. Als steunende op alle soorten van geologische , archeologische en historischenbsp;gronden, hebben wij gezegd, dat de catacomben van uitsluitend christlijken oorsprong zijn; en, verder, betoogdennbsp;wij, dat zij nooit tot begraafplaats van heidenen, joden,nbsp;en afvalligen hebben gediend, zoodanig, dat er enkel katholieken in werden bijgezet.

Doch, zelfs toestemmende den half-christlijken en half-heidenschen oorsprong der catacomben; en, daarenboven, aannemende, dat de eerwaardige martelaren-stad door denbsp;bijmenging van enkele heidenen of afvalligen zou kunnennbsp;zijn ontheiligd geworden, ook dan nog blijft het on weder-legbaar bewezen, dat de gewijde reliquiën , waarmeê Romenbsp;hare basilieken en de tempels der geheele wereld verrijkt,nbsp;voor volkomen echt moeten worden gehouden. De palmtaknbsp;en de bloedvaas, op uitsluitend gezag der opperherders,nbsp;naast zekere grafsteden geplaatst, blijven er bestendig al*nbsp;onwraakbare getuigen en gedenkteekenen der waarheid by?nbsp;dat déar een martelaar rust; en alléén het gewijd ge*nbsp;beente, waaraan hel een of ander dier onbetwijfelbarenbsp;kenleekenen gehecht is, wordt aan de godvruchtige ver-

-ocr page 543-

533

Al'THENTlËKE TEEEENEN VAN DEN «ARTELAAR.

eerinj der geloovigen voorgesleld. Ziedaar dan nu een dier duizende wegen, waar langs men zich geleid voelt,nbsp;om van Rome Ie zeggen, wal Baco in het algemeen betreklijk de Godsdienst zeide: « Een weinig wetenschap verwijdert er ons van, maar véél wetenschap brengt er onsnbsp;weder toe terug. »

In den loop van dit welenschapiijk onderzoek heb ik doen uilkomen, dat de heiligverklaring der bloedgetuigen vannbsp;het christendom geen ander bezwaar opleverde, dan alleennbsp;het volledig bewijs vast te stellen, dat zij werklijk den marteldood hadden ondergaan. Hierbij zijn echter eenige toelichtingen van hel uiterste belang. Naarmate de echtheid dernbsp;eerwaardige reliquiën van het onderaardsche Rome te zekerder bevestigd moet worden, zoo blinkt daardoor dan ooknbsp;de diepe wijsheid van den H. Stoel te helderder uit. Hetnbsp;martelaarschap ligt in den heldenmoed der liefde geworteld;nbsp;het is een doopsel in ’t bloed, dat alle zonden uilwischt,nbsp;en hem, die het ontvangt, onmiddelijk deelgenoot der eeuwigenbsp;heerlijkheid maakt: ziedaar, wal, op dat punt, alle eeuwennbsp;door , de onveranderlijke leer der katholieke Kerk is geweest.nbsp;Van af hun laalsten snik, heeft zij altijd de martelarennbsp;aangeroepen, maar nooit voor hen gebeden. Door voor hennbsp;nog te bidden, zou zij gemeend hebben, dat hun, zoowelnbsp;als God-zelven, een hoon zou zijn aangedaan I).

lt;* Ongetwijfeld, — dus gaat Benedictus XIV. voort — wanneer wij de monumenten der eerste Kerk naauwleltendnbsp;gadeslaan, en zelfs als wij die van eene minder-oude dag-leekening raadplegen, dan zal het niet moeilijk zijn, om tenbsp;ontdekken, dat men, ten aanzien der martelaren , zich nietnbsp;slechts met hun sterven, als zoodanig, en met de oorzaak

1) Injariam facit maityri, qui orat pro co. — S. Gjp., dd Martyr.

-ocr page 544-

856 riET DRIEVOUDIG ROME.

daarvan, — bijgevolg met hun heilig afsterven — heeft bezig gehouden, maar ook nog, daarenboven , met de deugden,nbsp;waarvan hun leven het bijzonder toonbeeld was geweest. Echternbsp;valt daaruit niet af te leiden, dat dit laalst-bedoeldonderzoek,nbsp;bij het behandelen der kwestie eener heiligverklaring , voornbsp;den martelaar noodig was, al.sof zijn heldhaftig sterven nietnbsp;alleen voldoende geweest ware, om hem, die voor Jesusnbsp;Christus, als bloedgetuige, stierf, de gloriekroon te doennbsp;verwerven, maar dat hij, bovendien, ook nog, gedurendenbsp;zijn leven, door alle ehristen-deugden moest hebben uiige»nbsp;munt 1). »

Na een gpoot aantal voorbeelden te hebben aangehaald , ten bewijze, dal de Kerk daarin standvastig op dezelfde wijzenbsp;te werk ging, voert de geleerde opperherder de volgendenbsp;woorden aan van Bellarminus, welke hij lot de zijne maakt,nbsp;te weten: » Wanneer het slechts vast .slaat, dat iemandnbsp;waarlijk martelaar is, aarzelt de Kerk niet in ’t minst,nbsp;om hem onder de gelukzaligen en heiligen te rangschikken ,nbsp;zelfs al ware hij, vóór zijn martelaarschap, in allennbsp;deele een misdadiger geweest. Voorwaar , de beloftenbsp;des lleeren is van algemeene strekking en toepassing:

1) Si antiquiora Ëcclesis inonunienla percurrainus alque etiam gt;i ad iionnulla non adeü antiqua iiiaoum adiiioveamus, diilicile pro»nbsp;fecto noii erit reperire, actuiii fuitse in causis niarlyriim non lolooinbsp;de martyrio et cauia martyrii, et sic de pretiosa eoruin inorie; sednbsp;etiain de sirtulibus , quibus, duin rixerant, flornerunt: absque eo quodnbsp;hinc inferatur necessitas in virtules ipsas inquirendi in omnibus etnbsp;singulis inartyrum causis ; ila ut pro marlyre declarando inininicnbsp;sufUciat mors pro Christo constanter recepta ; sed praeterea necesse sitfnbsp;nt ante passionem martyr in virtutibus tbeologicis se consuetudinenbsp;exercuerit. De Beatif,, etc., lib. I, c. XXIX, in-fol., edit*nbsp;Venet., 1788.

-ocr page 545-

S37

WAT WORDT ER VOOR DE CANONISATIE VERE15CHI.

«AI wie mij beleden 2al hebben voor de menschen, ik zal hem verheerlijken voor mijnen Vader 1). »

Alzoo zijn, voor de martelaren, de zoogenaamde Iheo-logale, of christen-hoofd-deugden nooit tot hunne heiligverklaring eene onvermijdeUjk-gevorderde noodzakelijkheid geweest. Dal-zelfde geldt eveneens de wonderwerken.

« Wat over de christen-hoofd-deugden gezegd is, voegt Benedictus XIV. er bij, betreft mede de mirakelen. De oudenbsp;monumenten getuigen wel, dat daarop, bij de heiligverklaring , acht werd geslagen, maar geenszins, dat zij daartoenbsp;een noodzakelijk vereischte of voorwaarde waren 2). •gt; Denbsp;onwrikbare leer der Kerk ten aanzien van dit punt wordtnbsp;vervolgens, inde toepassing, met eene menigte voorbeeldennbsp;gestaafd. Ten slotte voert de groote paus de schoonenbsp;woorden aan van den H. Eulogius, aartsbisschop van Toledo,nbsp;zelf een martelaar, die zegevierend de dwaling bestrijdt vannbsp;hen, die meenen, dat er wonderwerken noodig zijn , ternbsp;heiligverklaring der heldhaftige bloedgetuigen des geloofs 3).

Wat, van den beginne af aan, de regel en de wetgeving der Kerk waren, dat zijn ze nog, tot op den huidigen oogenblik toe. Zij kan de martelaren heilig verklaren, zon.nbsp;der uitwendige teekenen van de christen hoofd-deugden, en

1) Dummodo conslet, aliqaem es»e vere marlyrem, Ecclesia non dubitat euro inter sanclos et beatos nuinerare, etiamsi ante inartyriumnbsp;maltis ilagiliU coopertus. Proinissio eoim Domini generalis est, Matth.nbsp;X, XXXII: Omnis q«i confitebitur me coram hominibus, confilehornbsp;et ego eam coram Patre meo. Dt Indulg., lib. I, c. il, n. 9, pars 4.

S) Qure dicta sunt de virtutibus in caasis marlyram, dici etiam possnnt de signis et miracalis; boe est de eis in antiquis Ecolesisenbsp;monumentU babitam fnisse ratiooem, cum d* martyrio agebatur et ejusnbsp;vindicatione absque eo, quod bioc inferri possit «orum necessiias, utnbsp;qui» pro martyre coleretur. — ld., ibid.

3) Boldetti, lib. 1, c. XXV, p. 122.

igt;«ievoodig Eoae. IT. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;46nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘

-ocr page 546-

S58 HET DRIEVOUDIG ROME.

zonder eenig wonderwerk. Sedert het pontificaat van ürba-nus Vin,, week zij evenwel van dien lt;jrondregel af, zonder dat men daarom hieruit mag besluiten, alsof zij hare vorigenbsp;gedragslijn te dien aanzien zou wraken , en thans voor onmisbaar achten, wat zij, gedurende zoovele eeuwen, slechts alsnbsp;eene bijzaak had beschouwd. Dit toch is volstrekt niet lietnbsp;geval i); maar pleit, integendeel, alleen voor de bewonderenswaardige wijsheid, die haar kenmerkend onderscheidt.

Hooren wij haar-zelve daaromtrent hare gedachte uitdrukken : V Ongetwijfeld heb ik het regt, om onder het getal der heiligen te plaatsen mijne kinderen, die voor dennbsp;naam van Jesus Christus heldhaftig den dood hebben ondergaan : hunne kloekmoedige getuigenis, bezegeld met hunnbsp;bloed, is voldoende, om hun eeuwig heil te verzekeren.nbsp;Wèl-bewezen mirakelen, door hunne lusschenkomst te weegnbsp;gebragt, zetten, voorzeker, hunne heiligheid een nieuwennbsp;luister bij. Die uiterlijke bewijzen sluiten zelfs de vermetelstenbsp;verguizers en miskenners der Kerk voor goed den mond.nbsp;Immers, eenerzijds, is de heiligverklaring van een martelaarnbsp;geen noodzakelijk iels, en ik kan er mij van onthouden,nbsp;zonder aan een mijner pligten in t minst te kort te doen;nbsp;terwijl, van den anderen kant, keilers en booswichten,nbsp;Ibaus lalrijker dan ooit te voren, gestadig gereed zijn, omnbsp;mijne daden te berispen, en mij te beschuldigen van bijgeloof en bedrog, inde hoop, dal zij mij hel vertrouwen eunbsp;den eerbied der geloovigen daardoor zullen weten te onlrooven.

1) Serie» Liec tiioiiumcntorum osteodit quod, licct imnquaiu cdi-liim l'uerit generale decretum de necessitate miraculoruni in causi» niarlyruni pro obtinciida liealilicalione aut e.monizatione; nunqna'**nbsp;taincn forinali» kealificationis el canonizutionis hoiiores inarlyribo*nbsp;indultos fuisseaSede Apostolica, nisi ad approbationeiii inarlyriinbsp;cola accessissent. — Bened. XIV, ibid., c. XXX, u. 9.

-ocr page 547-

559

OPDELVING VAN TWEE MAaTELAARS-LIJEEN.

Doch, ter voorkoming^ dier ramp, zal ik voorlaan, bij hel proces der heiligverklaring;, bewijzen vorderen, waarvannbsp;gelukkiger eeuwen dan de onze noch de noodzakelijkheid ,nbsp;noch de aanwending hebben gekend 1). gt;gt;

Overigens zijn er toch ook nog bewijzen van versche dagleekening, dat de H. Stoel zijn oud regl in geenennbsp;deele heeft laten varen, en dat zij zich volstrekt nietnbsp;verpligt acht, om in ieder geval toe te geven aan en zichnbsp;te schikken naar de dwingelandige eischen van het hedennbsp;daagschc ongeloof. Ik zal, te dien aanzien, onder velen,nbsp;alleen maar wijzen op de thans aanhangige kwestie dernbsp;martelaren van G iina en Cochinchina. Dit toch is, teijdeze,nbsp;zeker, genoeg.

Middelerwijl was het lijd geworden , om ons naar de catacomben heen te begeven. Wij namen den logt derwaartsnbsp;aan, onder geleide van de hier voorafgaande nasporingen,nbsp;die ons gemoed met eerbied voor de Kerk hadden vervuldnbsp;en de echtheid der heilige reliqniën volkomen overtuigendnbsp;waarborgden. Monseigneur Gaslellani, met het toevoorzigtnbsp;over de catacomben belast, had de beleefdheid , ons kennis

I).....Tulioreiii estc leHienliain qusB nilraeiila exposcit, cur

eril reeedenduiii ab opiiiioiie lutiur» in cania non neces«aria, sect arbilraria , hoe est qnse non debet ex necessitate a Ruiiiuno Puntillcenbsp;deliiiiri obloqnenlibus puiissiiiium hxreticis adversus noslroruiii mar-tyruiii caiioiiizatiuiies. iiuslrisque catbolicis p.assini adbarlantibiis, atnbsp;ad eas prdced.nliir , servalis servandis, adbibitaque quacurnque diligentia,

nec (ilia pr;elermissa, quae ecrtiliidini judicii conducere possint.....

llinirne culpanda, qiun polius iiiaxiiiie comiiiendanda est Ecclesite Roiiiaiiie consncltido, (|iia! ereseeiile hoiniiiuni iiialitia, ad obstruenduiiinbsp;08 loqiieiiliniii iniqua , in rc lanti inonienti nova indnxit experiinenta,nbsp;quae antiquioribus tempanlius cliaritate plenis, et nialllia vacuis usunbsp;non erant, — Id, , ibid.

-ocr page 548-

340 HET DRIEVOUDIG ROME.

te geven, dat er heden eene plegtige opdelving van heiligen-overblijfsels zou plaats hebben, waartoe de voorlreflijke bisschop ons welwillend ter bijwoning uitnoodigde. Tegennbsp;10 ure reden wij, met drie koetsen, van het paleis Conti af.nbsp;In de voorste koets zaten de prinsen van Spanje, zonen vannbsp;Don Carlos; wij namen in de twee overige plaats. Eennbsp;vierde rijtuig kwam later aan ; daarin was gezeten de jongenbsp;broeder van den koniiig van Napels, die zijne opvoedingnbsp;aa» de academie der edelen ontving. Wij trokken de Salaria-poort uit, en kwamen, na een vrij moeilijken logt, altijdnbsp;door wijngaarden heen, eindelijk, bij den ingang der catacomben van de H. Priscilla aan.

Doch, waarom bevond de waardige bisschop zich daar, en hoe kwam hij te weten, dat er een martelaars-grafnbsp;was ontdekt? De aigemeene bewaring der catacomben isnbsp;aan den kardinaal-vicaris toevertrouwd. De sakristij-prelaatnbsp;van het apostolisch paleis is zijn eerste onder-beambte, ennbsp;meer bijzonder met het toevoorzigl en de beschermingnbsp;van bet onderaardsche Rome belast. Onder diens ordersnbsp;staan wederom verscheiden geestelijken, Gedeputeerden dernbsp;Catacomben genoemd. Deze duiden de begraafplaatsen aan,nbsp;waar de opdelvingcH moeten geschieden ; zij leiden en bewakennbsp;de werkzaamheden der grafdelvers, die twintig of dertignbsp;in getal zijn, allen mannen van ervaring en trouw. Het Unbsp;hun, even als ieder ander, onder straffe van excommunicatie,nbsp;verboden, een voorwerp aan te raken, of iels, hoegenaamd,nbsp;uit de catacomben meê te nemen. Hun arbeid, een vroomnbsp;werk zijnde, wordt uit de kas der huwelijks-dispensatienbsp;penningen betaald.

Wanneer zij bij hel opgraven der galerijen een loculus ontdekken, waarvan zij vermoeden, dat hel een marle-laars-graf kan zijn, zoo geven zij daarvan aan den bij-

-ocr page 549-

OPDELVING VAN TWEE MABTELAARS LIJKEN. 541

zonderen gedeputeerde der catacombe kennis, die zich dan ook terstond naar de aangeduide plaats heen begeeft, het graf uiterst zorgvuldig onderzoekt, en zichnbsp;overtuigt, dat alles volkomen in zijn geheel en onaangeroerdnbsp;is gebleven; vooral verzekert hij zich, of de noodige ken-teekenen van hel martelaars-graf aanwezig zijn, waarna,nbsp;op hunne beurt, ook de kardinaaUvicaris en de bisschop-sacrislijn worden gewaarschuwd , die den dag bepalen,nbsp;waarop men hel graf te openen heeft. Met erkenllijkheidnbsp;zij hel hier gezegd, dal zij immer zoo goed zijn, eenigenbsp;vreemdelingen , die zich te Rome bevinden , daarvan te doennbsp;onderrigten. De H. Stoel laat nimmer eene gelegenheidnbsp;voorbij gaan, die geschikt is, om aan de wereld te loonen,nbsp;hoe uiterst omzigtig en voorzigtig hij te werk gaat bij hetnbsp;opdelven en erkenuen der reliquiën, door de Kerk aan denbsp;geloovigen ter vereeiing voorgesleld.

Vandaar, dat wij dan ook reeds aan den ingang der Sinte-PriscilIa-begraafplaats den prelaat«sacrislijn aanwezignbsp;vonden. Ons bevoorregl gezelschap bestond uit vijftien personen , met inbegrip van den gedeputeerde der catacomben,nbsp;van den bisschop van Porphyra en van pater Marchi. Met brandende toortsen en een voorraad van kaarsen, om zoo noodig,nbsp;ontstoken te kunnen worden , gingen wij lot op vijftig voelnbsp;beneden den beganen grond naar omlaag. Daér bevindt zich denbsp;oorspronklijke kerk^ welke ik elders heb beschreven, eenenbsp;der grootste en schoonste crypten, welke ik in hel onder-aardsche Rome heb ontmoet. Zij is van romeinsche klinker-steenen gebouwd, in den vorm eener basiliek. Het lichtnbsp;valt er in door ééne-enkele vierkante opening, die, bijwijzenbsp;van koepel, met hel bovenliggend veld in verliand is gebragt.

Wij volgden nu de voetstappen der grafdelvers, die ons in de lage en kronkelende gangen voorgingen, waarbij wij

46

-ocr page 550-

842 HET DRIEVOUDIG ROME.

meermalen , op handen en voelen , door hel eeuwenheujfend slijk moesten voortkruipen, helgeen daar veroorzaakt werdnbsp;door hel gedurige inlekken van water, dal de catacombennbsp;der H. Priscilla vrij wal beschadigd heeft. Na een langnbsp;omdolen in dil lastig labyrinth, kwamen wij aan eene plek ,nbsp;waar de galerij een weinig hooger wordt, en toelaat, om,nbsp;zoo al niet geheel overeind, toch niet volkomen gekromd ,nbsp;te kunnen blijven slaan. De grafdelver, die met zijne toorts,nbsp;den stoet voorafging, stond plotseling nu stil en riep onsnbsp;daarbij toe : » Ecco ! » — Ziedaar t — daar is de loculusnbsp;van den martelaar. Ieder onzer bleef onbeweeglijk staan opnbsp;de plek , waar hij zich bevond; alleen monseigneur desacris-tijn trad eerbiedig naar de begraafplaats heen.

Bij hel licht van zijne fakkel, slaat hij langzaam en naauwkeurig al de deelen van den loculus gade, vooral dennbsp;lijksleen , de bezegeling of sluiting , en vergewist zich meernbsp;bijzonder, of ook de bloedvaas ter plaatse aanwezig zou kunnennbsp;zijn. Na afloop van dit hoogst zorgvuldig en naauwlellendnbsp;onderzoek, wenkt hij een der grafdelvers, dienu, met zijnenbsp;toorts in de eene, en een ijzeren koevoelje in de anderenbsp;hand, loelreedt, teneinde een bepaald onderzoek naar denbsp;bloedvaas Ie doen. De werkman klopt met de punt van zijnnbsp;ijzer zachlkens tegen den wand der galerij, aan de beidenbsp;einden van den loculus ; daardoor worden, bij hel afschilferen van den muur, twee wille kalkplekken zigtbaar, dienbsp;verder duidelijk aanduiden de plaats, waar men moet doorbeitelen , om weldra de opening te vinden van de nis, waarinnbsp;twee bloedvazen slaan geplaatst.

Bij het gezigl dier eerwaardige kenleekenen van een mar-telaren-graf, trilde eene heilige huivering door al onze leden, en, na lang , in stillen eerbied, gebukt gestaan te hebbennbsp;onder het laag gewelf der galerij, stortten wij thans allen,

-ocr page 551-

OPDELVING VAN TWEE MARTELAARS'LIJEEN. S4S

met gevouwen handen, op de kniën in ootmoed neder, terwijl priesters en leeken, nederige pelgrims en vorstentelgen,nbsp;tezamen, als éénstemmig, de gewijde psalmen en treffendenbsp;gebeden aanvingen, die voor de indrukwekkende plegligheidnbsp;der ontdekking van zulk eene heilige grafstede zijn bepaald.nbsp;De glorie der martelaren te verheffen, de Kerk geluk tenbsp;wenschen, die ze voortbragt en weérgevonden heeft, Godnbsp;te zegenen, die hun kracht tot den strijd en de kroon dernbsp;overwinning schonk , ziedaar, wat er door deze gebeden wordtnbsp;uitgedrukt 1).

Middelerwijl bevonden zich de beide fleschjes, half met gestold bloed gevuld, in handen van den sacristijn. Hij hadnbsp;ze bij het toortslicht naauwkeurig gadegeslagen, en, evennbsp;als wij, ook de bloedvlekken, die aan het ledige gedeeltenbsp;der vaasjes gekleefd was , waargenomen. Twee grafdelversnbsp;namen, vervolgens, op last van den bisschop, den grafsteennbsp;weg, die digt en sterk gesloten bleek, zoodat hij, onder hetnbsp;open wrikken, in het midden scheurde. De gespleten stukkennbsp;werden naauwkeurig weggenomen en te zamen aan den gedeputeerde der catacombe ter beschikking gesteld. Gelijktijdignbsp;had een andere priester, door den hoogwaardigen sacristijnnbsp;daartoe geroepen, twee lange houten kisten bij het geopendenbsp;graf geplaatst, teneinde het gebeente der marlelaren daarinnbsp;op te nemen: ik zeg, der martelaren , want de loculusnbsp;was een ótsomum, en bevatte dus twee lijken. De marlelaren

1) Doioine Jeau Cliriate, rex gloriotiitiiiie martjrum, leqae eonfitentium corona, qoi dispositione mirabili lacra corpora tuorumnbsp;niilitum, qoi pro tua fide ac luo nooiine tanguinem aoum profuderont,nbsp;in boe loco per lancloa Angeiot toot coitodire dignalut es, illosquenbsp;orbii bujus tuse dileclEe Jeroialem circa moros constitoisti custodes,nbsp;etc. — £x Preoib, recitand. tn recogn, et extract, corp. SS. MM. exnbsp;loculis in cameter.

-ocr page 552-

544

BET DRIEVOUDIG ROME.

lagen op den rug, naast elkander; vleesch, spieren en gewrichtsbanden waren verleerd; alleen de beenderen vertoonden zich in hun geheel, niet uitzondering van die doornbsp;den muil der roofdieren, of door de foltertuigen der beulennbsp;gewelddadig waren verbrijzeld. De priester, die met de be-handeling van dit kostbaar overschot belast was, moest zenbsp;met groote voorzigtigheid opnemen , dewijl ze door de vochtigheid sterk waren aangedaan. Elk ligcliaain werd afzonnbsp;derlijk neêrgelegd in zijne kist, en hel bijbehoorend bloed-vaasje daaraan loegevoegd.

Nadat Mgr. de sacrislijn, zondereen enkel oogenblik de opening van den loculus verlaten te hebben , die plegligenbsp;en naauwlettende handeling had ten einde zien brengen,nbsp;sloot hij zelf de beide kisten en verzegelde ze op drie verschillende plaatsen met zijn cachet. Even als de ark dernbsp;woestijn, op de schouders der leviten van Israël gedragen,nbsp;ging hel kostbaar heiligdom de daarachter eerbiedig volgendenbsp;karavaan vooraf aan de spits, terwijl deze hare gebedennbsp;en lofzangen lot bij den ingang der catacombe voorlzelle.nbsp;Daar nam de sacrislijn de aangelegde zegels van de kistennbsp;weg, en opende ze weder, om het gebeente te luchten ennbsp;te stevigen. Aan de kleine tafel gezeten, waarop de heiligenbsp;reliquiën waren geplaatst, maakte hij van het gebeurde eennbsp;allernaauwkeurigsl proces-verbaal op, terwijl pater Marchinbsp;ons den grafsteen bezigligen liet. Daarna ging men lol de ontcijfering van het opschrift over, dat den naam der martelarennbsp;vermeldde en de dagteekening van hunnen dood. De eerstenbsp;heette Eeliodorus; de naam van den tweede was onduidelijknbsp;gegraveerd , yen kon zoodoende niet dadelijk gelezen worden,nbsp;dal met hel jaartal wel het geval was, te weten: Aquot; 200,nbsp;waaruit bleek , dat deze geloofshelden in de groote vervolgingnbsp;van Seplinius-Severus den marteldood hadden ondergaan.

-ocr page 553-

OPDELVING VAN TWEE MARTELAARS-LIJEEN. 545

Hel proces-verbaal werd luid op voorgelezen, door de getuigen geleekend, met het cachet van den sacrislijnnbsp;bezegeld, en vervolgens in eene der kisten weggelegd. Denbsp;wéér gesloten en verzegelde kisten werden nu, even als denbsp;eerste maal, met den steen, in het rijtuig geplaatst vannbsp;den sacristijn, die een en ander naar de algeineene bewaarplaats heenbragt, welke men, om zoo te zeggen , alsnbsp;het hoofdkwartier der uit de catacomben te voorschijn ge-bragte martelaars beschouwen kan. Daar verbeiden die heldennbsp;en heldinnen van het eerste christen-geloof de bevelen vannbsp;Christus stedehouder, om naar de verschillende deelen dernbsp;wereld te gaan overbrengen den drievoudigen steun hunnernbsp;tegenwoordigheid, van hun voorbeeld en van hun gebed.nbsp;Bij iedere afreize teekenl men in de openbare registers dennbsp;naam op van den martelaar, met den naam van den persoon ,nbsp;hel bisdom , de stad en de kerk , die er meê bevoorregtnbsp;wordt. Zoo doende kan men, wanneer het waarmerkendnbsp;geleide-bewijs mogt verloren raken, toch altijd wéér eennbsp;dergelijk op nieuw bekomen; terwijl het overigens niet behoeft gezegd te worden , dat dit alles geheel gratis geschiedt.

Ziedaar een beknopt overzigt van de wijze, waarop Rome ten aanzien der catacomben, in haar toevoorzigt daarover,nbsp;te werk gaat, zoo met betrekking lol hel herkennen dernbsp;martelaren, als met hel oog op de bewaring en uitreikingnbsp;hunner reliquiën ; en wij vragen, vol vertrouwen, of helnbsp;ongeloof, hel sophismus en het ligtzinnig oordeel der wereldnbsp;daartegen , met grond, wel het geringste bezwaar of verwijt zou welen in te brengen ? Elk onpartijdig en onbevooroordeeld mensch beantwoorde vrijmoedig die vraag : wij duchtennbsp;er de uitspraak niet van.

-ocr page 554-

5(6 BET DRIETODDIG ROME.

En ZOO dan nu slejjen wij ons rijtuigf weder in, na noquot; een laatslen blik op de catacomben geworpen te hebben ,nbsp;een blik van weemoed, als van den reiziger, die zich ,nbsp;welligl voor altoos, verwijdert van de dierbare plek, waarnbsp;zijne wieg eenmaal was geplaatst. Op dien oogenblik daagdenbsp;het onderaardsche Rome, de groote rnartelaren-stad, wederomnbsp;in haar geheel voor onze verbeelding op, met al die herinneringen aan een heldenmoed, waarvan zij zoo oververvuld is ,nbsp;en die den eerbied en de liefde voor de Kerk opvoeren lotnbsp;den hoogsten top.

Herinneringen van kracht, door hare inrigting en bouw, die het buitengewoonste werkstuk oplevert, dat alleen doornbsp;het geloof kon verwezenlijkt worden , en wat ’s menschennbsp;oog nergens elders ooit heeft aanschouwd, noch in Egyptesnbsp;pyramiden, noch in Babylons of Ninive’s wondergevaarten ,nbsp;evenmin in het groot rioolwerk van Tarquinius, als in dennbsp;reuzenbouw van het Colosseum, ja, zelfs niet inden hoofdzetel der Cesars, met zijne onmetelijke uitgestrektheid ennbsp;zijn fabelachtig paleizental.

Herinneringen van leedere bezorgdheid , gedurende de eerste drie eeuwen van het ontstaan der Kerk , als wanneernbsp;de moeder der christen-volken , daar, stap voor stap, —¦nbsp;terwijl zij inde plooijen van haar bloedig kleed het geloof, denbsp;vrijheid, de ware verlichting en echte beschaving der wereldnbsp;veilig bewaart,—de hemelsctie vertroosting en de hope dernbsp;onsterflijkheid aan de menschheid toebedeelt, als waarvoornbsp;zij ze op Calvarië’s heuveltop zegenvol had ontvangen. Innbsp;die eerbiedwaardige spelonken ziel men haar beurtelings , metnbsp;uilgestrekte handen , neêrgeknield, en de oogen ten hemelnbsp;naar haren godlijken Bruidegom heengeslagen , en voor harenbsp;kinderen afsmeekende óf het einde van den strijd , óf denbsp;zegepraal op verwoede beulen en verscheurend gedierte, in hel

-ocr page 555-

ONDERSCHEIDEN HERINNERINGEN.

afgrijslijk Colosseum; — dan weder, omhoog gerezen , en mei liedeesde hand op de wanden der cubicula of op denbsp;grafsteden harer heldhaftige zonen en dochleren de gewijdenbsp;loer afmalende of ingritfende , waarvoor zij den dood on-verschrokken hebben getart. Zoo dan sloot zij gelijktijdig denbsp;ketterij den verwaten mond, en schonk aan ’l versie nageslacht hel onwraakbaar kenmerk van der marlelaren-graf.

Herinneringen van onbaatzuchtige opoffering en zelfverloochening , als getuigen van een leven , geheel aan ontbering gewijd : armelijke meubelen, lampen van grof aardewerk,nbsp;maar bij wier licht hare nederigheid en de luister harernbsp;mirakelen te helderder uilschillerden , boven den alvermo-genden trots der Nero's en Diocleliauen, waarop zij de overwinning in 'l eind heeft behaald.

Herinneringen der hoogste liefde, ons luide toesprekende uil die beleekenisvolle zinnebeelen en roerende bij- en op-schriflen, uit die kleine glazen kelken, die getuigen warennbsp;van de broederlijke gastmalen en onschuldige feeslvereenigin-geii, waarbij die heilige en volmaakte gelijkheid heerschte vannbsp;alle menschen, door de Kerk lol stand gebragt, toen nognbsp;hel rorneinsche keizerrijk met ijzeren hand eene barbaarschenbsp;afscheiding streng bleef handhaven lusschen den rijke ennbsp;den arme, tusschen den vrije en den slaaf.

Herinneringen van moed en heiligheid, uitgedrukt door die kinderlijke fresco’s, die eerwaardige crypten, die eenvoudige grafsteden , digt op elkaêr geschoven in die engenbsp;straten, met gewijd gebeente als omzoomd, en, tot in dennbsp;diepsten bodem toe , met het kostbaarst bloed gedrenkt; ja,nbsp;waar van alle kanten ons een geur van helden-heiligheid om-wascml, die de ziele zalft en baar doel leven als in ’s hemelsnbsp;voorportaal 1).

t) In uiuado inulla loca sunt, ubi corpora sanctornm requiea-

-ocr page 556-

548

HET DRIEVOUDIG HOME.

Herinneringen des geloofs, waarbij het hart zich verlustigt in een kring van overal elders geheel ongekend heilgenot, en de geest, met verrukking, diep geroerd , dienbsp;tallooze scharen gadeslaat van belijders en bloedgetuigen ,nbsp;christenen van beide kunne en van allerlei rang en standnbsp;en ouderdom, die, ieder voor zich, de katholieke geloofsbelijdenis bezegelden met hun laatsten zucht, luidende:nbsp;« Credo ! gt;.» Ja, ik geloof. In weêrklank op dat plegtig,nbsp;en meer dan twee miljoen muien hier herhaald woord 1),nbsp;eunt; sed non similia buie loeo (Calacaiubit), Nam si saoeti nume-rarentiir quorum corpora hie fuerunt reposita , vix crederetur. Ideonbsp;licut bomo iofirmus ex bono odore et cibo reficilur, sic hominesnbsp;venientes ad bunc locum mente sincere recreantur spiriliialiter, etnbsp;recipiunt veram peccatorum remissionem unusquisque juxta vilainnbsp;suam et fideni. — S. Briglt., |ib. IV, c. 107.

1) Hoe groot was het eindcijfer der martelaren gedurende de eerste drie eeuwen der Kerk? De oplossing van dat vraagstuk gaatnbsp;de grenzen eener gewone boeknanteekening verre te builen. Ik talnbsp;enkel maar zeggen, dat, volgens de getuigenis van den H. Chry-sQstomus, van den H. Augustinus, van den H. Hieronymus, vannbsp;Eusebius, van al de kerkvaders en van al de gesebiedsebrijvers, lietnbsp;aantal martelaren even groot als onberekenbaar is. Wanneer zij ernbsp;van spreken, zoo bedienen zij zich van de meest-algemeene uitdrukkingen, zoodat men de vrijheid behoudt, om hel cijfer uit te breiden,nbsp;zoo ver men dit verkiest. Zij passen op de martelaren, het roenirijkenbsp;kroost van den waren Abraham, de godlijke woorden toe, die dennbsp;ouden aartsvader zijne tallooze nakomelingschap verkondigen: a Be-nedicam tibi et multiplicubo semen luum sicut stellas coeli, et velutnbsp;arenam, quae est in litlore maris. Gtn., XXII, 15.»

V Quis coeli stellas enumeret, roept de H. Theodorus uit, ac dif' fusam ad maris littus arrenam ? Tot sunt martyres per orbem , qu'nbsp;adversariam poicstatem fide vicerunt, procinctique ad tyrannicasnbsp;«cies, in ignem, gladium, feras, terrores omnes tetenderunt, quinbsp;supplicia ducereut pro delieiis, obtruncatiooem pro voluptale. »

S. Theod. Stboit* , Serm. X, in omnet SS, Martyr.

-ocr page 557-

549

onderscheiden herinneringen.

kan de pelgrim der calacomben zich niet onthouden van, luiderstemme, Ie antwoorden, metal de kracht eeuer voor

De H. Gregoriu» gaat voort: « Toluin mandam, fralres, aspiclte, uiartyribus pleoas est. Jam pene tot qui videamus noasutnus, qaotnbsp;veritatis testes liabemus. Deo ergo nuir.erabiles, per arenam multi,nbsp;plieati sant, quia quanti sint , a nobis comprehendi non possunt. »nbsp;Homil. XXVil , in Evaug.

« 1’ossibile non est, zegt Eusebius, numero comprehendi quanti quotidie pene per singulas quasque nrbes, et provincias raartyrcsnbsp;etCciebantur. » Hist., lib. VlU, c. IV,

B Hac tempeslate, voegt de U. Sulpitius Severus er bij, oranis fere sacro iiiarlyrum cruore orbis infectus est, quippe certatira glo-riosa in certamina ruebantur, » Hist., lib. II.

Zoo drukken zich de kerkvaders te dezer zake uit, op eene wijze ,

die bet nageslacht, ten aanzien der waarheid, volkomen inlicht. _

Grondige navorschingen zijn er gedaan, om, desniettegenstaande, bet aantal martelaren, door al de kerkvaders als onberekenbaar voorgesteld, toch tot een hetrcklijk vast cijfer te brengen. Baroniut, t. 11,nbsp;an. 303; en JVot. ad Martyrol., c. V en VII; Fulvius Cordulus ,nbsp;In Notis ad passiones SS. Getuit, Amautii, enz.; Arias, Ad Imit.nbsp;Christi, llb. Ill, e. XXXH ad XXXVl; Gcnebrard, In Psalm.nbsp;LXXVlll; Ferraris, Bibliolh. Art. Martyr,; Bernini, Hist. om.nbsp;Hceres., c. XIV, seecul. 111, p. 206; Mainacbi, Orig. et Antig.,nbsp;t. I, p. 476; Bosio, Ram. subter. , lib. 111, p. 289 ; Mazzolari ,nbsp;Vie Sucre, f. V, p. 83, 284 ; Boldctti , Osservaz. sopra i Ciinitcri,nbsp;enz., lib. 1, c. XXV^U , en cene menigte anderen meer, brengen,nbsp;op grond van oorspronklijke itionunieotea , bet cijfer der martelarennbsp;van de geheele Kerk , gedurende de eerste drie eeuwen, tot bovevnbsp;UB EBP BiLJOES. « Adbibito taiiien, » (zegt de geleerde pater Florèsnbsp;in zijn groot JVerk over de Martelaars), « diligenti studio in sacrisnbsp;evolvendis annalibus , et inarlyrum aelis , quorum m.ajor pars depcriit,nbsp;aut ezarata in tabulis eeclesiastieis non fuit, illud es prubatis aiic-toribus deduco : In Ecczesfa nonEBAiii undf.ciji bsbtïrum aniiOKZS ,nbsp;ET EO pEEBES; ita ut quolibet anni die, si In omnes distribuautur,nbsp;coll possint plus quam triginta marlyrum millia. »

II Sic putat et coniputat Genebrardus ex aliis in Psal. LXXVlll. 4. Magna, inquit, copia martyrum , qute tanta , ut aliqui iti singulasnbsp;UrieToudig Rome, — IV. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;47

-ocr page 558-

S80

HET BRIEVODDIG HOME.

alloos onwrikbare ovcrtuiginff «les {^jcnioeds: « Credo! » — ook ik, ja, ook ik geloof, — Hel ongeloof boezemt bcninbsp;anni dies numerent triginta millia martyrnm. Sic noiler Franeiseuinbsp;Ariai, vir pielale et eriiditione magnus, ... rem lotam dcducensnbsp;per lingula ixnula , provinciat et persecutiones , ostendit adeo esienbsp;immentum marlyrum numeruni , ut in linguli» (otiui anni diebutnbsp;potiimus nas honorare inarlyres lanquam tali die coelis coronalosnbsp;usque ad triginta millia. Cui exislimationi inulli applaiidunt , et jurenbsp;merito. a De Inclijtu jigon. Martyrii, lil». IV, c. III, p. I.

Wal de martelaars der stad Rome betreft, wij rinden , ter aanduiding van hun cijfer, dezelfde algemeenheid van uitdrukking, zoo bij de kerkvaders, als bij de ehristen-geschiedsebrijvers toegepast.nbsp;De 11. Andreas, van Crela , zegt: « Vidi mulierem ebriam de sanguine sanctorum et de sanguine martyrum Jesii. » Apoc., c. XVII, 6.nbsp;Hanc nicretrieem, quidam veterem Romam designari piitant. Etnbsp;quideni numerum martyrum, et sanguinis modum, qui a Neronisnbsp;tempore in Rnmana nrbe et ditione effiisiis est usque ad llincletianum,nbsp;quis enumcrare valeal 7 » Comm, in j4poc., c. Lil en LUI,

De H. Leo voert dezelfde taal : « Duo isla prsclara divini gcr-minis seuiiita (Petrus cl Pauliis) in qiiantam soholem germinarint , . heatoriim millia martyrum protestantiir, qui apostolicorum remolinbsp;triumphorum , urbem nostram , purpuratis et lange laleqiic rutilan-libus pnpulis amhierunt, et quasi ex multarnm honore gemmarum ,nbsp;conserio iine diademale coronariint. » Ser. in Nnt. App.

De H. Rrigitta , wie het vergund werd, op hovennatnorlijke wijze , in de geheimen zoo van het verleden als der toekomst te lezen,nbsp;uil zich daarover, in gelijken zin, als de H. Leo, aldus: «Si men-siirares Icrram centum pedum in longitudine cl lolidem in latiludine,nbsp;el semiuares earn plenani puris granis Irilici , ila compresse, quodnbsp;non esset dislantia inter graniim ei granum , nisi quasi artieulusnbsp;digili uniuB , quodlibet vero granum darel fructiim ecntiiplum ,nbsp;adhuc essenl plures marlyres et confessores Romae , a tempore illonbsp;quo Petrus venit Romam cum humililale, iisqueqiio Celestiniis dis-cessil. » lab. III , c. XXVII. — Zij vergelijkt vervolgens Rome bijnbsp;een veld van honderd voet lang, op eene breedte van honderd voet,nbsp;digt met rozelaren beplant , en nu voegt zij er hij : « Si horii omne»nbsp;de toto riiundo conjuocti essent Romo; , cerie Roma csset seque magnz

-ocr page 559-

SSI

ONUERSCUEIDEN HERINNERINGEN.

medelijden in , en die allijd oj) nieuw herhaalde lwislvoerinlt;j over den {jodlijken oorsprong des Christendoms is in zijnenbsp;oogen een hoon, eene dwaasheid en levens een doodlijknbsp;gevaar.

De aaublik-alleen dier groole marlelaren-slad was voldoende, om onuilwischbaar in zijn hart Ie griffen ennbsp;onophoudelijk op zijne lippen Ie doen zweven het diepzinnignbsp;en edel woord van een der kerkvaders , die daar zegt: « Mennbsp;wele het wel: slrijdvoering over de waarheid eener godsdienst , welke wij door de met hun bloed onderschrevennbsp;de niarljribus. Ruaas vero luiit mailyrea rubicund! sangulnit suinbsp;citutione.» ld.

Stapleton voegt er bij : « llu uua Itoiiia iiiautandis Cbristi ovibuv generale quaii inacelluin eral. In ca aut iiiiper.itorcs , aiit preefectinbsp;urbii perpetuaiii cbrlslianoruiii caruificinam exercebaiit. Nee ii«quaiunbsp;terrarum orbli cbriatiunus sanguis uberius elTusus est, quaiii in unanbsp;utbe lloiiia. » De Maijiiit. Rom. Ecct. , c, VI.

Dezelfde vulliarding en zaakkennis , die uit de bewoordingen der kerkvaders bet algemeen bedrag der martelaren van geheel de Kerknbsp;getracht beeft op te maken, is ook aangewend voor wat betreft betnbsp;getal der martelaars van Uomc-alléén , en daaruit is , op grond dernbsp;uorspronklijke monunienlen, Ie Rome aanwezig , bet cijfer vannbsp;twee-eii-een-balf miljoen martelaars vasigesteld , zoodanig, dat zij ,nbsp;eiken dag van bel jaar, bet feest van zeven duizend barer kinderennbsp;vieren kun. u Cbe molliplicati ascendono a piü di due inillioni enbsp;mezzo di sanli martiri. u —Bernini, Hist, Om. Har., I. 1, c. XIV,nbsp;De II. Brigilla , lib. Ill, c. XXVll. Ferraris , jlrt. Martyr, Florès,nbsp;De iiic/y. Agon. Martyr., p. 320, enz., enz. — Men moge alzoonbsp;met een der hierboven vermelde auteurs, Ie regt, uitroepen :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« ö

God , welk een drom van getuigen hebt gij zaamgebragt , om ons aan Ie vuren lot den strijd ! £u boe toch kunnen de mensebeu zichnbsp;dan nu nog laten bezwaren en mecvocren met de logen en de ijdelheid ?nbsp;O Gij , die ons geschapen hebt, ontferm D over ons , die door U zijnnbsp;gekocht ten' prijs van zulk eene zee van bloed ! jgt; « Qui plasmastinbsp;nos, miserere nostri , quos pretioio sanguine redemisti ! »

-ocr page 560-

532 HET DBIEVOUÜIG HOME.

getuigenis van tallooze getuigen zien bevestigd, is eene zeer hachlijke zaak. Ja, zeer gewaagd is het, om, na dcnbsp;getuigenis der apostelen, na het folterlijden der martelaren,nbsp;nog te willen redetwisten óverhel geloof der eeuwen, alsof

hel pas gisteren geboren was..... Aanbidlijke wijsheid Gods,

die, terwijl zij het geloof door den heldenslrijd der bloedgetuigen bevestigt, het lijden der vaderen doet strekken tot opkweeking van hun kroost. Hen beproefde God, om onsnbsp;te leeren; hen verbrijzelde Hij, om ons te vermeesteren ; innbsp;hunne gruwbre folteringen legde Hij den grondslag van onsnbsp;geloof en den prikkel voor onze deugd 1). »

Dank, ó God, duizend maal dank, dat gij mij geleid hebt naar die leerrijkste en meest-heiligende oorden dernbsp;wereld. Gij, pelgrims der versie toekomst, ó gij-allen, mijnenbsp;broeders, naoogt ook gij, op uwe beurt, u hier kotnennbsp;laven aan die altijd rijk vloeijendc bronnen des geloofs ennbsp;der liefde uil onzer eerste vaderen tijd, om er kracht tenbsp;puiten lot het aangaan en volhoudcu van dien vreeslijkennbsp;strijd, die den reeds meer en meer aannaderenden jongstennbsp;dag zal verkondigen en voorafgaan, bij den overgang desnbsp;lijds in alle eeuwigheid!

En gij, heilige Kerk van Rome, die dc meer dan achttien eeuwen oude dooden-stad, de rustplaats uwer onverwonnen

1) Noverimut quia non sine niagno discrimine dc rcllgionis veri-tate disputamus, quam iantorum sanguine confirmatani videmus. Magni periculi res, si post Prophelarum oracuia , post Apostolorumnbsp;testimonia, post Martyrum vulnera , veterem fidem quasi novellaio

discutere prsesumas..... Quanta circa nos Dei nostri. sollicitudo ,

dum nobis fidem veram duro agone martyrum commendat, affl'C-tionem pr®cedenlium, instructioneni efiicit posterorum. lllos examinat ut not erudiat; illos content ut not acquirat, eorum cruciatus iiostros

vult essc profcctns. Serm. de SS. Martijr.

-ocr page 561-

VAAnWEL AAN BE CATACOMBEN EN AAN BOME. 335

helden en bloedgeluijjen, als eene teedeie moeder, onder uwe heilije vleu;;elen beschermt en bewaakt, ook jij,nbsp;wees gezegend, duizend maal!

Gedoog, dat een vergelen zoon, de minste uwer telgen, ter uitdrukking zijner onuitwischbare erkenllijkheid , en omnbsp;11 de innig-verknochle liefde, welke hij u toedraagt, innbsp;woorden te schetsen, daartoe de hartetaal bezige van eennbsp;zijner broeders, die tegelijk was een der sieraden van uwennbsp;doorluchtiger! senaat, en daarltij de verkondiger uwer glorie,nbsp;maar ook de levende getuige van de heiligheid, die onveranderlijk in u leeft: « Meestresse der wetenschappen en dernbsp;zeden, ó Rome, gij. Stad bij uitnemendheid, de dankbaarheid maakt het mij ten pligt, van u te zeggen , wat Gregoriusnbsp;van Nazianze over Athene heeft geuit: Gevaarlijk welligtnbsp;voor sommigen, wier geest ten kwade gestemd was, zoonbsp;zijt gij voor mij, integendeel, immer, eene schatkamer vAnnbsp;de kostbaarste gesteenten, eene bron van geneugten, vannbsp;licht en van allerlei voordeel geweest; en, indien ik nietnbsp;rijker ben geworden aan wetenschap en deugd, of als ik nietnbsp;welsprekender geweest ben , in het boekstaven van uwen lof,nbsp;ó dan was dat geenszins uwe schuld , maar enkel de mijne 1). »

1) Miiii ccrie de TJrbe illud liceat baud ingrato fateri , quod de Albeuis Gregorius Naziaiizeous ailiriiiat, uiiuiruin Roiiia ipsa, etsinbsp;aliquibus furlasse perniciosa fuerit, mibi certe geniiuea, oiiinique ex

parte beata atqiie proficua semper exstitit..... Sedula inagisira

inorum existcus ac iitterarum ; ut placie intelligain , quod minus iii utrisque profeceriiii faculfatibus , inibi cedere culp-e, uod Urbi, Card.nbsp;Baron., In FitUf c, II, p. 4.

47’

-ocr page 562-

7

'Sriv.,:;

'*;'v ;Vf' ï

V!b‘;‘ii 1' !;:lt; nbsp;nbsp;nbsp;, ‘fhi'J’l

lt;• '

'i - nbsp;nbsp;nbsp;J'iL:

1 nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦

¦!'-!«!gt; nbsp;nbsp;nbsp;ïV' •«¦ !(!ti i.!;? '''¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

; tii'), ( nbsp;nbsp;nbsp;'

'i‘;S

.‘/l! !: '.'i- . hr'i'll'-r'i’.jrï'Mi:'.! ;¦(!

; nbsp;nbsp;nbsp;i' i-ïv ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;

'’('•f;. ..T’n'O:

.'¦ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r-.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ -v.

.iCï nbsp;nbsp;nbsp;,,

«-«?** ¦?»amp; l,!5lgt;W='!nüiiS .

A;, :


-ocr page 563-

INHOUD

VAN HKT

VIERDE DEEL.

14 nbsp;nbsp;nbsp;December. De calacomben, of het onderaardsche Rome. Alge

meen overzigl. Namen eu ligging. Aantal der verschillende kwartieren. Waarom zij zich langs de romeinsche heirbanennbsp;bevonden. Vorm en omvang der catacomben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BIz. 1

15 nbsp;nbsp;nbsp;December. Oorsprong der catacomben. Gevoelen van Bosio en

van Boldelti. Gevoelen van pater Marchi. Historische bewezen voor den uilsluitend-christlijken oorsprong der catacomben.nbsp;Natuurkundige bewijzen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Blz. 13

December. Algemeen karakter der catacomben. De grafdelvers. Geschiedenis der calacomben. Catacombe van Sinl-Pieler.nbsp;Oorsprong er van. Luister er van.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Blz. 31

20 nbsp;nbsp;nbsp;December. De grafdelvers. Eene afbeelding er van. Indruk.

Gebed. Vaticaansche catacombe. Haar oorsprong, hare glorie. Het lijkgewaad der martelaren. Foltertuig. Vereering dernbsp;geloovigen. De christlijke wereld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Blz. 43

21 nbsp;nbsp;nbsp;December. Geschiedenis der catacomben, sedert haar ontstaan

tot aan de XVI. eeuw. Vrome zucht der christenen om in de catacomben te rusten. Opschriften. Drie opmerkingen tennbsp;aanzien der opschriften. Het begraven in de catacomben nanbsp;de vervolgingen. Overbrenging van de asch der martelarennbsp;naar de kerken. Het begraven in de kerken. Geschiedenisnbsp;en beschrijving van de catacomben der Via Aureliana. Be-

-ocr page 564-

INHOUD.

tiraafplaals van den H. Calepodus, — den II. Julius, — eu dor HU. Procus en .Martiauus.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DIz. 68

22 nbsp;nbsp;nbsp;December. Geschiedenis der calacoiuben van af de XV'I. eeuw

lol op onzen tijd. lieuwig gedenkwaardige heropening. De li. Philippus Nereus. Ilosio. Poldetti. Maraugoui. d’Agiucourt.nbsp;Kedeuen voor de versperring der galerijen of gangen, lle-dendaagsche iiasporingen. Via Corneiiana. Calacoiubeu dernbsp;Via del Porto, — van den H. Pontianus,— van Generosa adnbsp;Sextum Philippi, — van den H. paus Julius.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BIz. 8.5

23 nbsp;nbsp;nbsp;December. De catacomben der Via d’Ostia. Tweeledige be

stemming der catacomben. Verschillende namen. Oorsproiil?-lijke tucht. Verblijf der christenen in de catacomben gedurende den vrede, eu gedurende de vervolgingen. Waarom verscheiden ingangen. Redenen voor den vorm der galerijen.nbsp;Graven met twee en met drie lijken. Cataconibeti der 11. Lu-ciua, — van den H. Thimotheus, — der HH. Felix, Adauctusnbsp;eu Coraodilla, — van den H. Cyriacus.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BIz. 104

2 nbsp;nbsp;nbsp;Januarij. Catacomben der Via Ardeatina. Opschriften der graf

steden. Onderscheidende kenmerken der chrisllijke opschriften. Kortheid, eenvoud. Zameuhaug. Het woord Depositus. Toespraken. Catacomben der HH. Nereus en Achilleus. Triomfnbsp;der H. Flavia. Catacomben van den H. Damasus en dernbsp;HH. Marcus en Marcelliuus. Geschiedenis hunner marteling.nbsp;Hun antwoord. De H. paus Damasus.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BG. 125

3 nbsp;nbsp;nbsp;Januarij. Catacomben der Via Ardeatina (vervolg). Nieuwe studie

der opschriften. Namen, die er worden aaugetroffeu. Toewijding aan de Schimgodou. De leesteckens. De dagteekening der opschriften. Catacomben der H. Balbiua eu van dennbsp;II. paus Marcus. Geschiedenis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BIz. 146

5 nbsp;nbsp;nbsp;Januarij. Catacomben der Via Appia. Lampen. Ligging. Twee

ledige bestemming. Stof. Vorm. Zinnebeeldige leekeuen. Catacombe van den H. Callixtus. Oorsprong. Ontdekkingennbsp;van Bosio. Openbaar gedeelte der begraafplaats van dennbsp;H. Callixtus. Herinnering aan de H. Cecilia, — aan dennbsp;H. Philippus Nereus, den .Mozes der XVl. eeuw. Geheimnbsp;gedeelte der begraafplaats van den H. Callixtus. Nieuwe glorienbsp;van den H. Philippus Nereus. Bosio eu Barouius. BIz. 166

6 nbsp;nbsp;nbsp;Januarij. Zegening van het water voor de zieken. Herhaald

-ocr page 565-

bezoek in de catacomben van den H. Callixlus. De CiiMculai Cubiculuin clarum. Oudheid der CuMcula. Woorden van dennbsp;H. Hiëronymus. Drie soorten van Cubieula, Oorsprong. Zorgnbsp;en eerbied der Kerk voor de CuMcula. Orde der CuUcularia.nbsp;Bezoek in de catacomben van den II, Callixtus. Glorierijkenbsp;herinneringen betreffende de vervolgingen, de pausen en denbsp;martelaars.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hlz. 183

8 Januari], Catacomben van den 11. Zephirinus, — van de II. Cecilia, — van den II. Sixtus. Geschiedenis. Boog-monument, Arcosolium of Monumentum arcuatum. Oorsprona. Bijzonderheden betrekljjk de Kerk van Rome, in ‘251. Opschriftnbsp;en oorsprong der crypten en der kerken. Hare godsdienstigenbsp;bestemming. Geschiedkundige bewijsgronden. Oudheidkundige bewijsgronden, .\ltaar. Bisschops-zetel. Presbyterium.nbsp;Biechtstoelen. Wijwatersvaten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J}|z. 199

12 nbsp;nbsp;nbsp;Januari]. De 11. martelares Tatiana. Waarom werden de mar

telaars voor hel roofgedierte geworpen? Catacombe der Via Appia (vervolg). Catacombe van Prelextatus. Omvang. Oorsprong. Een blik op haren luister. Opschrift van paus Da-masus. Bezoek in de catacombe. De reden van de kleintenbsp;der onderaardsche kerken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rlz. 220

13 nbsp;nbsp;nbsp;Januari]. Catacomben der Via Appia (vervolg). De glorie der

Kerk in de catacomben. De catacomben der 11. Solera. Geschiedenis. Architectonische vorm der onderaardsche kerken. Vestibule. Het graf in den achtergrond. Transenuen of afsluitingen. Altaartafel op het graf. Grafsteden ter zijden.nbsp;Gescheiden plaatsen voor de mannen en voor de vrouwen.nbsp;De school der catechumenen. Mode! onzer kerken, aan denbsp;catacomben en niet aan de heidensche basilieken ontleend.

Blz. 235

l i Januari]. Catacomben van de 1111. Eusebius en Marcellus. Geschiedenis. Schilderwerk in de catacomben. Nuttigheid. Echtheid. Hel Concilie van Elvira verklaard. Hel gebruik van gewijd schilder- en beeldhouwwerk zoo oud als het christen-dom-zelf. Schilderwerk in de catacomben uit do lijden dernbsp;apostelen en der vervolgingen. Afscheid van den Appischennbsp;weg.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Blz. ‘252

15 Januari]. Catacomben der Via Latina (weg van Latiurn). Ca-

-ocr page 566-

£•38 nbsp;nbsp;nbsp;INIIOI'D.

tacoiube vaa Aprouiauus. Gcschiedeais. De tL Eugeuia. Schilderwerk der catacomben, historisch gedeelte. Adam eiinbsp;Eva. Caïn en Abel. Noach. Verklaring van een ring. Catacomben der HH. Gordianus en Epimachus. Geschiedenis.

BIz. 276

17 Januarij. Catacomben der Via Lalina (vervolg). Catacomben der HII. Simplicimus en Serviliauus. Geschiedenis. Schilderwerk der catacomben, historisch gedeelte. Abraham. Innbsp;de catacomben vindt men geene kruizen. Verschillende soortennbsp;van kruizen. Jozef. Mozes. Vier hoofdtrekken uit zijn leven,nbsp;dikwerf voorgesteld. Pharaö. De Verbondsark. Samson. David.nbsp;Elias. Catacombe van den H. Terlullianus. Geschiedenis.

BIz. 289

19 nbsp;nbsp;nbsp;Januarij. Catacomben der Via Lavicana. Catacomben der

HH. Tiburtius, Marccllinus, Petrus en Helena. Geschiedenis. Schilderwerk, historisch gedeelte. Job. De drie jongelingennbsp;in den gloeijenden oven. Daniël in den leeuwenkuil. Jonas.nbsp;Ezechiël. Catacomben der HH. Claudius, Nicostratus, Syin-phorianus, Castorius, Simplicius en der vier gekroonde Heiligen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Geschiedenis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BIz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3U5

20 nbsp;nbsp;nbsp;Januarij. Catacomben der Via Lavicana (vervolg). Catacombe

van den H. Castulus. Geschiedenis. Schilderwerk, historisch gedeelte (vervolg). Geboorte onzes Heercu. Aanbidding dernbsp;drie kouiugen. Jesus te midden der leeraren, — door dennbsp;H. Joannes gedoopt. Bijzonderheden bctrekljjk het Stalie-kruis.nbsp;Jesus, bekeerende de saraaritaansche vrouw; — genezendenbsp;de vrouw met de bloedvloeijing, — den blind-geborene, —nbsp;de broodeu vermenigvuldigende. Catacombe van den H. Zo-ticus.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Geschiedenis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BIz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;318

26 Januarij. nbsp;nbsp;nbsp;Catacomben der Via Tiburtiua. Catacombe vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den

H. Laurentius, of van den H. Cyriacus. Geschiedenis. Schilderwerk der catacomben, historisch gedeelte (vervolg). Onze lieer, die de kinderen zegent,— Lazarus opgewekt, — oudernbsp;het beeld van den goeden Herder, — op een berg gezeten,nbsp;waarvan vier stroomen uitvloeijen, — in den bloei des levensnbsp;voorgesteld, — en als een kruisdragend lam. Monogram ofnbsp;lelterteeken van Christus. Toelichting dezer zinnebeeldigenbsp;figuur.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BIz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;331

-ocr page 567-

miIOliD. nbsp;nbsp;nbsp;ÖDl»

‘27 Januarij. Catacomben der Via Nomentana. Catacombe ad Nym~ phas. Geschiedenis van den H. Nicoraedes. Geschiedenis,nbsp;Schilderwerk, historisch gedeelte (slot). De H. Maagd, — denbsp;HH. Petrus en Paulus,— de martelaren, — de christenen innbsp;het gebed, —de Agapen. Catacomben van den H. Alexander.nbsp;Gesebiedenis, Catacomben der HH. Primus en Felicianus.nbsp;Geschiedanis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BIz. 34(1

Januarij. Catacomben der Via Nomentana (vervolg). Catacombe van den H. Restitutns. Geschiedenis. Catacombe der H. Agnes.nbsp;Geschiedenis. Schilderwerk der catacomben; de versiering ernbsp;van. Blik op het oorspronklijk Symbolismus. Zinnebeetdigenbsp;leekenen der eerste christenen: — de visch, — de dolfijn.

Blz. 3C4

‘29 Januarij, Catacomben der Fio talaria Nuova. Catacombe der H. Priscilla. Geschiedenis. Schilderwerk der catacomben,nbsp;decoratief (slot). 'Zinnebeelden: — De Os. — de Duif, —hetnbsp;Hert, — de Paauw, — de Haan, — de Boomen, — de Cypres, — de Palmboom, — do Olijf, — de Wijngaard, — denbsp;Kroonen, — het Anker, — de Kandelaar met zeven armen.nbsp;Catacomben van den H. Sylvester,— van de H-Felicitas, ennbsp;van den H. Alexander. Geschiedenis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Blz. 381

1 Fehruarij. Catacomben der Via Salaria Nuova. Catacomben van Novella, — van Ostriapo. Geschiedenis. Nog een blik op denbsp;oude chrisllijke kunst. Bevestiging der geloofswaarheden.nbsp;Catacomben der H. Hilaria en van den H. Thrason. Geschiedenis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;399

3 Fdruarij. Catacomben van den ouden Salarischen weg: Via Salaria vecchia. Catacomben van den Konkommerheuvel.nbsp;Geschiedenis. Opschriftennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;catacomben. Opschriftennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op

glazen en schalen. De waarheden, die daardoor verkondigd worden. Opschriftennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;catacomben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;41S

IS Maart. Catacomben der Via Salaria ^ecchia (slot). Catacomben van Sint-Hermes. Geschiedenis, Bewoners der catacomben;nbsp;— allen zijn katholiek; — onder hen zijn noch heidenen, nochnbsp;joden, noch ketters.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Blz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;432

10 Maart. De Madona der H. Marls-in-Trastevcre. Vernieuwd bezoek in de catacomben van Sint-Hermes en op de Fio-Salaria. Herinneringen. Nimmer werd er een jood of een

-ocr page 568-

SGO

ISHOl'I).

ketter iu de catacombeu begraven. Drie klassen van bewoners van het onderaardsche Rome. Eenvoudige geloovigen. Ongenoemde martelaren. Martelaren met namen. Vereering dernbsp;martelaren. Rome doopt de reliquiëu niet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BIz. 430

17 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. De H. Jozef van Arimathia. Catacomben der Via Fla-

niinia. Catacomben van den H. Valentijn of van Sint-Julius. Geschiedenis. Middelen, waardoor do christenen den naamnbsp;der martelaren ontdekten. Kenteekenen van het martelaarschap. De palmtak, het hoofdkeuteeken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Blz. 468

18 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Catacomben der Via Flaminia (vervolg). Catacombe der

H. Theodora. De bloedvaas, het tweede kenteekeu van ’t martelaarschap. IJ ver der christenen van alle tijden, om hetnbsp;bloed der martelaren te bezitten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Blz. 498

19 nbsp;nbsp;nbsp;Maart. Gehoor bij den paus. IJver der christenen van alle

tijden. De bloedvazen, bij de loculi der catacomben geplaatst, zijn noch trauenflesschen, — noch reukvaten, — maar bloedvazen. Dat bloed is martelarenbloed. De bloedvaas is hetnbsp;onfeilbaar teeken van het martelaarschap. Brief van den heernbsp;Raoul-Rochetle.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Blz. 309

•28 Maart. Het martelaarschap is voor de canonisatie (heiligverklaring) voldoende. Toezigt over de catacomben. Het tevoorschijn brengen van twee martelaars-lijken uit de catacomben der H. Priscilla. Zorg, voor de reliquiën gedragen. Heiligheid der catacomben. Het aantal martelaren der Kerknbsp;in ‘t algemeen, en van Rome in het bijzonder. (Aanleeke-ning.) Vaarwel aan de catacomben en aan Rome. Blz. 524

-ocr page 569- -ocr page 570-

a


-ocr page 571- -ocr page 572-