-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6- -ocr page 7- -ocr page 8-


-ocr page 9-

EENE

REIS NAAR ROME.

B. H. K.

oOo

Met 5 Platen in kleurendruk en een Platte-Grond van Rome.

;d£VT

UTRECHT

- nbsp;nbsp;nbsp;L. THOM A .^SSHnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

LEIDEN, nbsp;nbsp;nbsp;V - . '

J. W. VAN LEEUWEN.

1864.

r,, ...r.. im«/eRSITEIT te utrecht

llllllilill

2188 7207

-ocr page 10- -ocr page 11-

INHOUD.

I.

Frankrijk.........

5.

II.

De Middellandsche Zee.....

30.

III.

CiviTA Vecchia. ......

43.

IV.

Petrus en Paulus in Rome . nbsp;nbsp;nbsp;.

• . »

55.

V.

Vervolg.........

. . ®

106.

VI.

Het Colosseum.......

141.

VII.

Basilieken.........

164.

VIII.

Vlaamsche Stichtingen.....

186.

IX.

Voorname Kerken......

195.

X.

De S'*' September......

221.

XI.

Een Zondag in Rome.....

241.

XII.

Maria-Geboorte.......

266,

XIII.

Armen en Ongelukkigen ....

284.

xrv.

Katacombe van S. Gallistus. . nbsp;nbsp;nbsp;.

. . »

306.

«§X#£gt;

-ocr page 12- -ocr page 13-

1

FRA^^KRIJK.

Op den 15 Augustus verlieten wij liet Vaderland, en aanvaardden de belangrijke reis naar de hoofdstad der Christenwereld, naar het Heilige Rome. Dat einddoel van mijn reisnbsp;was mij gestadig voor oogen, mijne gedachten bleven op datnbsp;ééne punt gerigt, en wat ik op mijnen togt ontmoette, vondnbsp;meestal zijn waarde daarin, dat het mij aan iets daarmedenbsp;overeenkomstigs te Rome herinnerde. Zag ik eene rivier, dannbsp;dacht ik aan den Tiber, naderde ik eenen berg, dan kwamennbsp;mij de zeven heuvelen der Stad voor de oogen, en waarnbsp;prachtige Kathedralen gebiedend mijne bewondering eischten,nbsp;was ik willig die te geven, maar de koningin der kerken,nbsp;de St. Pieter, kwam ten laatste eene grootere bewonderingnbsp;vragen.

Ik moet bekennen dat door zulk eenen toestand, als waarin ik mij op weg naar Rome bevond, vele zaken niet met dienbsp;belangstelling bezocht, met die juistheid gewaardeerd werden,nbsp;waarop zij anders met alle regt mogten aanspraak maken.nbsp;Gelijk de glans der sterren verflaauwt bij het naderen vannbsp;den dageraad, zoo verloren ook mijne ontmoetingen veel

1

-ocr page 14-

0

( 6 )

van hare kracht en beteekenis, toen Rome aan het einde van mijn togt zich in haar glorie ging vertonnen. Het was dannbsp;ook slechts in het voorbijgaan, dat ik eenige hoofdplaatsennbsp;van Frankrijk aandeed, om des te meer tijd te winnen voornbsp;mijn verblijf te Rome; en bij mijn lezer een zelfde belangnbsp;voor de Heilige Stad onderstellende, wil ik hem spoedignbsp;derwaarts voeren, slechts hier en daar in Frankrijk een kortnbsp;oponthoud van zijn geduld vorderende.

Mijne eerste kennismaking met dit land had plaats te Valenciennes, ecne grensstad , waar zich het bureau dernbsp;douanen bevindt. Het was in den nacht van den 15 opnbsp;den 16 Augustus; en daar er zeer toevallig bijna geennbsp;bagaadje te visiteren was, kon men des te meer tijd en zorgnbsp;aan de mijne besteden. Een twaalftal oogen waren op mijnenbsp;beide koffers gevestigd, en ik zou zeker den dans niet ontsprongen zijn, zoo ik contreband had willen invoeren. Iknbsp;wenschte mijzelven geluk dat ik, hoe spijtig het voor mijnbsp;ook geweest was, in Amsterdam een afwijzend antwoord hadnbsp;gegeven, toen men mij verzocht een revolver en kogelgieternbsp;voor een zouaaf van het Pauselijk leger mede te nemen.nbsp;Nergens werd mijne bagaadje met zooveel naauwkeurigheidnbsp;doorzocht als te Valenciennes, en velerlei omstandighedennbsp;zullen daartoe hebben zamengewerkt. Tot de voorzorgsmaatregelen, door den Keizer ter gelegenheid der wapenschouwing op den Napoleonsdag genomen, zal zeker ooknbsp;het strenge toezigt behoord hebben over de reizigers, welkenbsp;zich omstreeks dien tijd aan de grenzen zouden vertonnen.nbsp;Doch wat meer is: het eerste stuk, hetwelk den douanennbsp;bij het visiteren in handen viel, was eeno beschrijving vannbsp;Italië in het Duitsch. Daar zij geen Duitsch verstondennbsp;legden zij het- werkje ter zijde, ofschoon toch de titel metnbsp;het woord Italië reeds kwade vermoedens had opgewekt.nbsp;Met meer gretigheid namen zij inzage van een Fransch werkje

-ocr page 15-

( )

over Rome; en nogmaals een boek qjenende was het wederom over Italië. Die verdachte voorwerpen gingen van hand totnbsp;hand, en moesten van ieder in het bijzonder den toets dernbsp;kritiek doorstaan. Ik schepte er vermaak in te zien hoe zijnbsp;beurtelings op mij en mijne boeken eenen doordringendennbsp;blik sloegen, en den inwendigen strijd over mijn persoonnbsp;niet konden oplossen; totdat eindelijk één hunner door zijnenbsp;verbazende verbeeldingskracht geholpen, zich vermat mij tenbsp;vragen of ik een Italiaan was. Het ware antwoord op dienbsp;vraag bragt eene zigtbare kalmte op zijn gelaat, en verminderde tevens de scherpte des onderzoeks bij de overigen,nbsp;welke juist bezig waren van een dertigtal brieven de adressennbsp;te lezen. Na nog een enkelen vlugtigen blik vergunde mennbsp;mij de koffers te sluiten, en ik stapte, zonder van de Franschenbsp;galanterie hoog te kunnen opgeven, den trein in, en legdenbsp;mij ter ruste tot dat ik bij mijne aankomst te Parijs, desnbsp;morgens om 5 ure, uit den slaap werd opgewekt.

De straten waren ledig, en de Parijzenaars nog niet uitgerust van het vermoeijend feestviei-en, hetwelk tot diep in den nacht had voortgeduurd. De overblijfselen der prachtigenbsp;illuminatie op de Champs Elysées gaven ons een begrip vannbsp;het treffend schouwspel, hetwelk Parijs weinige uren tenbsp;voren had opgeleverd. Hiér en daar flikkerde nog in eennbsp;veelkleurigen lampion het licht, dat, ter eere van den Keizernbsp;ontstoken, thans den laatsten strijd des levens streed, ennbsp;den laatsten lichtstraal uitschietende, stervende nog dennbsp;roem dés groeten Keizers verkondigde.

Tallooze vreemdelingen waren naar Parijs gekomen, om de grootsche wapenschouwing en de daarop volgende volksfeesten bij te wonen; en daar het te laat was gewordennbsp;om te vertrekken, waren de hotels nog zoo opgevuld, datnbsp;wij nergens eene plaats konden vinden. Men verwees onsnbsp;van de eene straat naar de andere, overal klopten wij te

¦2

-ocr page 16-

( « )

vergeefs aan, en moesten , na half Par^s bij ochtendschemering te hebben doorgereden, ons ten laatste in het Hotel de Tours troosten met de belofte, dat er over een halfnbsp;uur voor ons eene hamer zou open komen. Wij gaven dennbsp;voerman, die zeker aan de feesten had deelgenomen, en innbsp;zijne liefde tot den Keizer ettelijke malen op diens gezondheidnbsp;scheen gedronken te hebben, op Hollandsche wijze eene fooi,nbsp;hopende dat hij veilig de plaats zijner bestemming mogtnbsp;bereiken, daar hij, toen nog onder den indruk van den vorigennbsp;avond, en door den drank bedwelmd, zeer bezwaarlijk dennbsp;weg wist te vinden.

Ik had ondertusschen reeds al rijdende een kijkje in Parijs genomen; en het kwam mij voor, dat er een groot aantalnbsp;grappenmakers in woonden. Geen burger, of hij had metnbsp;verbazende letters op den muur van zijn huis geplakt ofnbsp;geschilderd alles wat er in zijn vak te voren kwam. Alleideinbsp;soorten en alle grootte van letters zijn op den muur vertegenwoordigd : de eene regel ligt op zijn buik, de anderenbsp;op zijn rug, weer andere schijnen don muur uit te vallennbsp;of wijken naar binnen; daarenboven zijn alle kleuren ennbsp;tusschentinten op de liinderlijkste wijze aangebragt; hetnbsp;begint u al spoedig zoozeer te schemeren, dat gij geen enkelnbsp;biljet meer opmerkt, terwijl de kleuren tot ééne boutenbsp;mengeling zaïnenloopen, en uwe oogen zich onwillekeurignbsp;afwenden, om in den eentoonigen vorm van honderdduizendnbsp;straatsteeneu eenige afleiding te zoeken. Hoezeer ik mijnbsp;met de monsterachtige aanplakbiljetten nooit geheel hebnbsp;kunnen verzoenen, werd tocli veel van den onan.ngenamennbsp;indruk weggenomen, toen ik midden op den dag de stratennbsp;gevuld zag met Parijzenaars, die, als waren zij in eennbsp;toesta2id vaii voortdurende opgewondenheid , met driftigennbsp;tred naar alle kanten heenliepen.

Om zooveel mogelijk het bezienswaardigc der stad te

-ocr page 17-

( 9 )

bezoeken, reden wij des morgens reeds vroeg uit, en bleven op weg totdat bet daglicht ons begeven bad. Ouvergetelijknbsp;blijft mij de prachtige Place de la Concorde, met de aangrenzende tuinen van het Louvre en de Champs Elysées.nbsp;Geen wonder dat hier het geliefkoosde punt is, waar bijnbsp;voorkeur de groote volksfeesten gehouden worden: al zijnnbsp;nok de herinneringen dier plaats wreed en beschamend, denbsp;Parijzenaar is te ligtzinnig om daardoor eenige stoornis innbsp;'üijne vreugde te ondervinden. Weleer stond er de guillotinenbsp;en het bloed van den ongelukkigen bodewijk heeft er gestroomd; doch thans verheft er zich eene prachtige fontein,nbsp;die uit tallooze monden een rijken overvloed van water uitgiet,nbsp;om zoo mogelijk de bloedvlekken van den koningsmoord uitnbsp;te wisschen.

De bonte menigte, zich voortspoedende langs de boulevard, levert den vreemdeling een gezigt, dat hij nergens eldersnbsp;zal aantrelfen: vele natiiin, velerlei kleeding ontmoeten daarnbsp;elkander, een heirleger van omnibussen en fiacres rijdtnbsp;gestadig heen en weder; alles haast zich, en bij het gezigtnbsp;dier gejaagdheid kan men zich eenigermate de ontembaarheidnbsp;en verwoedheid der Parijsche revolutie verklaren, daar hetnbsp;volk zelfs in zijn dagelijksch leven alle kalmte mist. Nietnbsp;slechts langs de boulevard, maar in alle straten en op allenbsp;pleinen is hetzelfde zenuwleven zigtbaar, en duurt tot diepnbsp;in den nacht voort.

-Ms wij tegen het vallen van den avond, na bijna den ganschen dag onverpoosd van het eene punt naar het anderenbsp;de stad in verschillende rigtingen te hebben doorgereden,nbsp;eene wandeling maakten door de volkrijkste straten, dannbsp;ontlokten de vreemdsoortigste menschenmodellen, wclhe, wijnbsp;op den weg ontmoetten, ons menige vrolijke scherts, die ,nbsp;eenigen tijd volgehouden, meestal op zeer ernstige beschouwingen uitliep. Was het verfijnde materialisme, hetwelk wij

-ocr page 18-

( 10 )

overal gewaar werden, reeds eeue aanleiding tot die ernstige stemming, veel meer en in hooge mate droeg daartoe denbsp;liartstogtelijke liefde voor liet tooueel bij, die wij ondernbsp;de volksklasse waarnamen. Mannen en vrouwen verdrongennbsp;elkander vóór den Schouwburg, om voor den penning,nbsp;door handenarbeid gewonnen, het verderfelijke voedsel vannbsp;lage hartstogten te koopen. Al wie ook maar oppervlakkignbsp;heeft nagegaan welke soort van stukken er in dezen tijd tenbsp;Parijs worden opgevoei'd, kan zich niet weerhouden eennbsp;volk te beklagen, welks geringe klas, op het tooneel als verslingerd , in de hooge school des zinnelijken levens ter leeringnbsp;gaat.

Doch wij willen niet eenzijdig wezen. Zijn de Franschen une nation propagandiste ten kwade, wij werden overtuigd dat zijnbsp;het evenzeer ten goede zijn, toen wij, na in de Notre Damenbsp;de H. Mis te hebben gelezen, de wegen der vromen nagingen, en hunne vurige godsvrucht in verschillende kerken,nbsp;bewonderden. In de Notre Dame des Victoires, het lieve-lingsoord van de vereerders der H. Maagd, waren talloozenbsp;marmeren steenen met opschriften in den muur gezet, alsnbsp;bewijzen van dankbaarheid voor de weldaden, welke doornbsp;hare voorspraak den geloovigen geschonken waren. Met dienbsp;vereering der H. Maagd gaat ook eene andere gepaard.nbsp;Wanneer men de kerk inkomt, heeft men ter regterzijde eennbsp;bronzen standbeeld van den H. Petrus, gelijk aan dat hetwelknbsp;men in de St. Pieter te Rome ontmoet. Velen rigtten bijnbsp;het inti’eden der kerk hunne schreden aanstonds naar ditnbsp;beeld, en kusten den voet er van, als een blijk van liun geloofnbsp;aan het opperpriesterschap van den H. Petrus en zijnenbsp;opvolgers.

Vóórdat ik Parijs verliet, rigtte ik mijne laatste schreden, naar het Paleis van den Senaat, waar een sierlijk gekostumeerde gids ons rondleidde, die, even als alle dergelijke be-

-ocr page 19-

ambten, zonder eeiiige stembuiging, als een schooljongen die zijn les prompt kent, van alles de uoodige inlichtingennbsp;gaf. Toen wij evenwel in de kamer van den Senaat kwamen,nbsp;verdween die eentoonigheid, eii ik werd overtuigd dat denbsp;2nan den geest dos onderscheids niet geheel en al miste.nbsp;Op aandoenlijke wijze, met den hoed in de hand, wees hijnbsp;ons den lessenaar, waaraan Prins Napoleon »zijne weêrga-«looze redevoering had uitgesproken, welke door heel En-»ropa weérklonkcn, en de bewondering van alle geestennbsp;«getrokken had.” Ik schaamde mij over die schaamteloosheid,nbsp;en had zoo gaarne een woordje er aan toegevoegd; dochnbsp;ik herinnerde mij dat de deur van de prison in Frankrijknbsp;zoo gemakkelijk opengaat, en het lèse majesté nog al innbsp;uitgebreiden zin wordt toegepast. Ik zweeg, daar ik lievernbsp;naar Rome dan naar de prison ging. Een ander heer vannbsp;het gezelschap dacht er evenwel anders over, en veroorloofde zich de aanmerking, dat hij de kennisgeving van dennbsp;man in kostuum onder protest vernomen had. Toen kwamnbsp;reeds een woord van adhaesie mij op de lippen, doch opnbsp;hetzelfde oogenblik stond wederom het spook der keizerlijkenbsp;geweldenarij voor mijnen geest, en weerhield mij: in mijnnbsp;achterdocht ging ik zelfs zoover dat ik dien heer voor eennbsp;spion aanzag, welken ik nog meer moest wantrouwen dannbsp;den gids zelven. Mijne achterdocht is misschien te ver gegaan,nbsp;ofschoon ik, Parijs verlatende, mij niet beklaagde, dennbsp;Veiligstel! weg gekozen te hebben.

Den 19quot; Augustus namen wij aan het station plaats tot aan Dijou. Parijs was spoedig uit het gezigt, eii Frankrijknbsp;Vertoonde zich in zijne natuurlijke armoede, het vreeselijknbsp;gevolg eener onregtvaardige centralisatie, die alle welvaartnbsp;en schatten naar één punt henenvoert, terwijl de anderenbsp;plaatsen zich met het gezigt der glorie van het troetelkind

-ocr page 20-

( -12 )

moeten te vrede stellen en den keizer applaudisseren , wanneer zij als middelen mogen strekken om het weelderige Parijs te doen schitteren.

Daar wij niet veel bezienswaardigs op weg ontmoetten, viel onze aandacht herhaalde malen op het vreemdsoortignbsp;gezelschap, dat nevens en over 'öns zat. Het bestond uitnbsp;vier sprakelooze wezens, ééne dame en drie heeren. Zijnbsp;hadden in twee uren tijds nog geen woord met elkandernbsp;gewisseld, en de reden hiervan was duidelijk. De dame zatnbsp;naast ons aan het raam, terwijl de drie heeren de overzijdenbsp;ter hunner dispositie genomen, en er zich zoo non-chalantnbsp;nedergevlijd hadden, dat de bank, voor zes personen in-gerigt, voor hen in breedte en diepte nog veel te wenschennbsp;overliet. Zooals met bereisde personen meestal het geval is,nbsp;sloegen zij op niemand acht, en deden allerlei pogingennbsp;om den slaap te vatten, zich nu eens regts dan wedernbsp;links wendende, allerlei vreemde stuiptrekkingen met handennbsp;en voeten makende, die zij wel vijf en twintigmaal eensklapsnbsp;regtuit staken, en kort daarop even snel weder introkken.nbsp;Na lang martelen was het hun eindelijk gelukt in slaapnbsp;te komen. Toen was hunne houding zoo sierlijk, dat wijnbsp;hen »de drie gratiën ” noemden, en over onze reisgenootennbsp;geen andere klagt hadden uit te brengen, dan dat hunnenbsp;ademhaling bijna voortdurend belemmerd scheen, en wijnbsp;menigmaal vier locomotieven te gelijk hoorden. Mevrouw hadnbsp;middelerwijl eene kleine versnapering gebruikt, bestaandenbsp;uit twee peren, een china’s appel en eene halve flesch ale.

Aan het station van Tonnerre riep de Conducteur »dix minutes d’arrêt,” en de vier reizigers stormden alsnbsp;razenden den trein uit, en aten alles wat hun in de restauratie werd voorgezet. Daarna stapten de Heeren dennbsp;wagen in om weer te gaan slapen, terwijl onze buurvrouwnbsp;haar dessert nuttigde, van tijd tot tijd een kostbare flacon

-ocr page 21-

( 13 )

uit Laar reistascL haalde , heel haar aangezigt met de punt van den zakdoek afwiesch , en den wagen met de aangenaamstenbsp;geuren vervulde.

Ofschoon wij van onze reisgezellen niet den minsten overlast leden, werd het gezigt der drie slapende menschen ten laatste toch ietwat eentoonig, en vernamen wij tot onsnbsp;groot genoegen, dat wij Dijon bereikt hadden. Met veel om-zigtigheid, ten einde den heeren in hunne diepe rust geennbsp;stoornis te veroorzaken, schikten wij ons reisgerief, ennbsp;stapten weldra, na een koelen groet met de mevrouw tenbsp;hebben gewisseld, aan de plaats onzer bestemming af.

Voornemens zijnde ditmaal zelf ons hotel op te sporen, begaven wij ons op weg en ontmoetten even vóór de stadnbsp;een grooten triomfboog zonder eenig ornement; eene poortnbsp;ten minste kon het niet zijn, want hij stond geheel op zichnbsp;zelf, bijna op het midden van een groot plein. Met letters,nbsp;een voet groot, stond er op geschreven ; »La mendicité estnbsp;«défendue dans cette ville,” (De bedelarij is in deze stadnbsp;verboden). Dit gaf in het eerst een grootsch idéé van denbsp;stad, die ik als zóó welvarend en in zóó bloeijèndennbsp;toestand beschouwde, dat de armen er geene dringende be-lioeften gevoelden, en derhalve ook niet mogten bedelen.nbsp;Drie kleine schoenpoetsers lagen zich tegen de basementennbsp;van den triomfboog in de zon te koesteren; in hunne vuilenbsp;gezigten waren de menschelijke gelaatstrekken ter naauwer-nood kenbaar; kinderen, die er zoo verarmd en verwaarloosdnbsp;uitzagen, dat ik op mijne reis nergens zulke ongelukkigenbsp;Wezens heb aangetroffen. Dit gezigt niet alleen, maar ooknbsp;eene nadere kennismaking met de stad, dong veel af op dennbsp;goeden dunk, welken ik van die plaats had opgevat, ennbsp;overtuigde mij , dat ik mij in de beteekenis der aankondigingnbsp;zeer bedrogen had.

Er lag welligt eenige ijdelheid en grootspraak in , het

1.

-ocr page 22-

( )

verbod met zoo j2;rootc letters den vreemdeling aan te kondigen , aan den ingang van het arme Dijon, hoezeer dan ook de maatregel op zich zelven geene afkeuring verdient.nbsp;Is het den behoeftige een troost, wanneer hij zijne ellendenbsp;aan anderen mag blootleggen , door zijne klagten medelijdennbsp;opwekken , en daarin het middel vindt ter leniging zijnernbsp;rampen, de onbeperkte bedelarij daarentegen voert totnbsp;werkeloosheid en grooter verarming. Daarom moeten zij ,nbsp;die waarlijk arm zijn, het om anderen misgelden, en wordennbsp;veroordeeld om in het duister te verkwijnen.

Het opschrift op den triomfboog had ons gesprek tot allerlei onderwerpen gebragt, en den tijd zeer verkort,nbsp;dien wij noodig hadden, om een hotel te bereiken. Wijnbsp;stapten op goed geluk af een groot gebouw binnen, dat naarnbsp;het uiterlijke te rekenen, ons eene deftige ontvangst beloofde.nbsp;Doch helaas, hoe vonden wij ons bedrogen; wij stondennbsp;in een oud klooster, dat op onhandige wijze in een logement veranderd was, en in jaren geen verfkwast, ik zounbsp;bijna zeggen geen stoffer of boender had zien hanteren. Denbsp;Hollandsche zindelijkheid verdwijnt naarmate men zuidelijkernbsp;komt, en ik verschrikte bij de gedachte, dat wij nog veelnbsp;zuidelijker moesten reizen, en de vuilheid op de plaats onzernbsp;eindbestemming dan zeker tot zoo schrikbarende hoogtenbsp;moest stijgen, dat wij het er niet zouden kunnen uithouden.nbsp;De ondervinding echter leerde, dat wij in Dijon het toppuntnbsp;reeds bereikt hadden.

Vóórdat wij ons ter ruste begaven, deden wij eerst een scherp onderzoek in de reten en hoeken van ons ledekant,nbsp;om te zien of de aanwending van insecten-podder noodignbsp;was, en gingen, na de meest gunstige resultaten te hebbennbsp;verkregen, met de grootste gerustheid, den nacht in.

De buitengewone bedrijvigheid, welke reeds zeer vroeg in den morgen in het hotel heerschte, wekte ons vóór het

-ocr page 23-

( 15)

bepaalde uur; dit was mij niettemin welkom, daar wij vroegtijdig moesten vertrekken en derhalve nog dennbsp;tijd konden vinden, om een bezoek te brengen in denbsp;verschillende kerken. Hiei-aan is de stad zóó rijk, dat ernbsp;thans drie, in den sierlijken gothischen stijl gebouwd, totnbsp;pakhuizen dienen. Hoezeer de overige kerken groot genoegnbsp;en voldoende zijn voor de bewoners, maakten de in bergplaatsen herschapen kerken op mij een treurigen indruk. Waarnbsp;vroeger de heilige zangen door de gewelven klonken, ennbsp;tallooze geloovigen voor den troon des Allerhoogsten in aanbidding nederknielden, lagen thans in de grootste wanordenbsp;kisteii, kasten en karren door elkander, terwijl langs dennbsp;muur meel- en korenzakken waren op elkander gestapeld,nbsp;en aan de vroeger zoo heerlijk gekleurde welfsels talloozenbsp;spinraggen zich hadden vastgezet.

Hoe werd die bittere teleurstelling vergoed, toen ik de hoofdkerk St. Michel bezocht. Bij den ingang reeds trof mijnbsp;het heerlijk gezang eener lijkmis, welke juist was aangevangen. Voor één der zijkapellen stond eene baar, waarom velenbsp;waskaarsen flikkerden, en een groote menigte voor de rustnbsp;van de ziel des overledenen bad. Het moet een deugdzaamnbsp;huisvader geweest zijn; want zijne weenende kinderen badennbsp;uit den grond des harten. Zeker ook was hij een weldoenernbsp;der armen; want deze waren in grooten getale opgekomennbsp;en het was aan hen te zien, dat zij veel in den overledenenbsp;verloren hadden. Doch er heerschte niet enkel droefheidnbsp;over het tijdelijke verlies, maar tevens de blijdschap dernbsp;hoop, waartoe zij door vele treffende middelen werdennbsp;opgewekt. Wanneer de kinderen het oog lieten vallennbsp;op de lijkbaar en het zwarte doodskleed dat er over hing,nbsp;dan braken hunne harten, die te vergeefs hunnen vadernbsp;op aarde zochten; maar hoe spoedig verdwenen dan wedernbsp;de tranen, wanneer zij een blik sloegen op het H. Offer

-ocr page 24-

‘tr


( 16 )

van verzoening, waar God hiinno zuchten hoorde en hun een lieerlijk wederzien toezegde. Het gescliilderd venster,nbsp;hetwelk hoog boven het altaar uitstak, herinnerde hen aannbsp;de verrijzenis, waarnaar hunne harten zoo zeer haakten. Innbsp;de roos van het raam zagen zij de verrijzenis onzes Heeren,nbsp;daaronder aan de eene zijde de toepasselijke gebeurtenissennbsp;van het O. Y., als Jonas, komende uit den walvisch, Noaehnbsp;uit den zondvloed gered, de drie jongelingen ongedeerd uitnbsp;den vurigen oven tredende; aan de andere zijde afbeeldingennbsp;uit het Nieuw Verbond, als de opwekking van Lazarus,nbsp;van den jongeling van Naïm, en van het dochtertje vannbsp;Jaïrus. Dit alles wees hen op de blijde verrijzenis, denbsp;eenige ware vertroosting, die den overblijvenden in hunnenbsp;droefheid kon geschonken worden, en eenen zoeten balsemnbsp;goot in hunne diep gewonde harten. Toen de talrijke processie naar het kerkhof trok, sloot ik er mij bij aan, dochnbsp;kon helaas, de begrafenis niet meer bijwonen, daar het uurnbsp;van vertrek naderde en mij dringend huiswaarts riep.

Een uur later waren wij weder op weg naar Lvon, waar wij, na vele bekoorlijke gezigten ontmoet te hebben, in dennbsp;namiddag aankwamen. Lyon, half op de vlakte en half opnbsp;het gebergte gebouwd, met twee rivieren de Tlliöne en denbsp;Saone doorsneden, met schoon gebouwde bruggen, welke denbsp;beide deelen verbinden, met iiitgestrekte pleinen, fraaijenbsp;standbeelden, prachtige gebouwen en sierlijke fonteinen, —nbsp;Lyon, het Rome der Galliërs, eene bij uitnemendheid schoonenbsp;stad, levert de treffendste en bekoorlijkste gezigtspunten op,nbsp;en was voor ons, ofschoon slechts dóórtrekkende reizigers,nbsp;het bezoek .van anderhalven dag overwaardig. De grootenbsp;schatten, Avelke men in de laatste jaren aan de verfraaijingnbsp;der stad heeft ten koste gelegd, hebben haar tot eenenbsp;schoonheid verheven, welke bij die van Parijs niet ver ach-

-ocr page 25-

( 17 )

terblijft, en haar eene eereplaats onder de schoone steden van Europa geschonken heeft..

Wat vorstelijk aanzien heeft het aartsbisschoppelijk Paleis, op den hoek van de Quai de FArcbevêché en de Rue denbsp;1’Archevèché, uitziende op de Rhone en grenzende aan denbsp;oude Metropool, die, om haren weelderigen bouw en overheerlijke fresco’s, mij tot een veelmalen hei'haald bezoek getrokken heeft.

Het hooge gedeelte der stad is op zeer steile bergen gebouwd , en geeft op vele punten een ver uitzigt over de stad en heel den omtrek. Op een der hoogste punten bevindtnbsp;zich de Krochtkapel van den H. Ireneus.' In het zeker vertrouwen , dat ik mij in den weg niet zou vergissen, klomnbsp;ik op, de bovengenoemde Kapel tot het einddoel van mijnenbsp;wandeling stellende. Na een half uur dwalens moest iknbsp;echter naar de benedenstad terug, om langs een anderennbsp;Weg weder op te stijgen. Kort daarna klopte ik bij dennbsp;koster aan, en eene oude vrouw, met een brandende lantaarn in de eene hand en een grooten sleutelbos in de andere,nbsp;ging voor mij uit, om mij toegang tot het heiligdom te verschaffen. Bij het afstijgen van den langen trap, %*iel mijne man-dacht op een opschrift van den volgenden inhoud ; »In 1562,nbsp;hebben de Calvinisten, toen zij de stad bemagtigd hadden,nbsp;de kerk, welke zich ^^¦oeger hier ter plaatse bevond, geheelnbsp;Vernield en ook deze onderaardsche kerk niet gespaard,nbsp;maar het heilige daarin onteerd en de beenderen der martelaren Epipodius, Ireneus en Alexander met allerlei dierenbeenderen vermengd.” I)ie vereenigde beenderen bevondennbsp;zich aan de zuidzijde der Krocht, en eene altijd brandendenbsp;kaars legt er de getuigenis af, dat de oneer, aan de heiligenbsp;overblijfselen aangedaan, voor de stedelingen een prikkel isnbsp;tot hooger vereering. Wie kan het Protestantsche fanatismenbsp;Verklaren, dat altijd in woede uitvaart tegen de vereering

-ocr page 26-

( ^8 )

van de overblijfselen der Heiligen, en niettemin in bijge-loovigheid zoo diep is afgedaald, dat het zijn eerbied voor de overblijfselen van Luther tot vergoding heeft opgevoerd.nbsp;Langen tijd na Luthers dood toonde men te Eisleben hetnbsp;ledekant, waarin de oproerige monnik, door de wroegingnbsp;des gewetens gefolterd, zijne rustelooze nachten doorbragt,nbsp;alsmede de tafel, waaraan hij zat, om het werk zijnernbsp;trouweloosheid aan de wereld als een bitter erfdeel na tenbsp;laten. Vele pelgrims trokken derwaarts om die kostbarenbsp;overblijfselen aan te raken, en de verdwaalde vromen verzuimden niet een splinter van het ledekant te bemagtigen,nbsp;als een onfeilbaar middel tegen hoofdpijn, waaraan de Protestanten toen zeker veel moeten geleden hebben. Mijnenbsp;leidsvrouw maakte wel deze vergelijking niet, maar spraknbsp;toch met eene heilige verontwaardiging over de onteerendenbsp;handelwijze der toenmalige beheerschers van Lyon , ennbsp;haar woorden hadden nog geen eind, toen wij verdernbsp;gaande aan de plaats kwamen, waar de tweede Bisschopnbsp;van Lyon, de H. Ireneus, was gemarteld en begraven. Innbsp;een put daarneven werd zijn ligchaam en dat van velenbsp;andere martelaren geworpen. Ter zijde is nog de kapelnbsp;der Catechumenen en penitenten aanwezig , later hetnbsp;verblijf van vele heilige maagden, die er lange jarennbsp;woonden in onafgebroken vereering der heilige begraafplaatsen. Een Engelschman, welke middelerwijl was binnennbsp;gekomen, vroeg onmiddelijk naar het oud Romeinsch mo-zaïk, hetwelk nog in de Krocht gevonden wordt, en gingnbsp;toen natuurlijk weder naar buiten, daar het andere voo^nbsp;hem van te weinig belang geacht werd. Een oud wijwatersvatnbsp;in den grond gemetseld, trok mijn laatste aandacht. Toennbsp;ik wederom in de vrije lucht gekomen was, om een tweedenbsp;Krocht, in de nabijheid gelegen, tc bezoeken, naderdenbsp;mij eene vrouw, niet ontdaan van de teekenen eener ver-

-ocr page 27-

( 19 )

fijnde beschaving, zeggende, dat ik in de onderaardsche kapel zeer voorzigtig moest zijn; vele menschen hadden ernbsp;eene verkoudheid opgedaan, daar het er zeer koel was.nbsp;Zij zelve durfde er daarom niet in afdalen. Zij heeft zekernbsp;later mijne keurigheid niet hoog geroemd, daar ik haarnbsp;antwoordde dat ik Noorman was, en aan de koude meer gewoon, van mijnen kant niet kon begrijpen, hoe zij het opnbsp;den berg, bij drukkende hitte, in de krachtige stralen vannbsp;de zon kon uithouden, en liever verkoos alhier te wordennbsp;gebraden, dan de verkwikking eener weldadige koelte tenbsp;zoeken. En toen zij nogmaals herhaald had, dat zij o ! zoonbsp;bang voor verkoudheid was, en daarom, hoe dikwijls zijnbsp;ook in Lyon vertoefde, nog nooit de Krocht had durvennbsp;binnen gaan , dat er voor het gestel niets verderfelijker wasnbsp;dan de kou, dat het bijna altijd een wissen dood ten gevolgenbsp;had en dergelijke fraaijigheden meer, meende ik mij vannbsp;haar te moeten afmaken, daar er anders geen einde aan haarnbsp;gesprek zou gekomen zijn. Hierin slaagde ik zeer gelukkig,nbsp;ofschoon het middel juist niet zeer hoffelijk mag genoemdnbsp;worden. Eenigen, zoo luidde ongeveer mijne aanmerking,nbsp;verwarmen hunne koude harten op de graven der martelaren,nbsp;en blijven er nimmer koel. Ik groette en vertrok.

De tweede onderaardsche Kapel had reeds van het begin der 2' eeuw, in de tijden der vervolging, tot een toevlugts-oord voor de Christenen gediend, en bevat een zeer oudnbsp;steenen Christusbeeld, waarop de verwoesting des tijds zoonbsp;diepe en breede sporen heeft achtergelaten, dat de herstelling niet meer mogelijk is.

Toen ik mij huiswaarts begaf, stond er niemand meer op den top des bergs. Ik ging langs de «Rue de St. Epipode,nbsp;»Rue de St. Irenée, Rue de St. Alexandre,» de drie heiligen,nbsp;waaraan de Krocht mij herinnerd had, den berg af, verheugdnbsp;over de kostbare ontdekkingen, welke ik gedaan had.

-ocr page 28-

{ 20 )

AI wandelende stipte ik een en ander in mijn reisboekje aan, en had daardoor het ongeluk bij een der bruggen vannbsp;de Rhone op eene tros‘druiven te trappen, welke ondernbsp;toezigt van een arm meisje met nog andere fruitsoorten tenbsp;koop lagen. Als Hollander verschrikte ik, en dacht bij mijnbsp;zei ven, dat loopt zonder schelden of razen niet af, en kannbsp;wel, wat men bij ons een standje noemt, ten gevolgenbsp;hebben. Ik tastte dadelijk in mijn zak, en bood het meisjenbsp;eene ruime vergoeding; maar hoe arm zij ook ware, zijnbsp;weigerde onverwogen, en wilde niets aannemen , zeggende,nbsp;dat het maar een ongeluk was. Voor zooveel edelmoedigheidnbsp;wilde ik niet onderdoen en legde het geld aan hare zijdenbsp;neder; maar ook dit baatte niet; zij schoof het weg; en toennbsp;ik het geld achterlatende, voortging, kwam zij mij haastignbsp;met twee schoone druiventrossen achteraan, mij biddendenbsp;die aan te nemen. Ik kon dit niet weigeren en nam ze medenbsp;naar huis. Nooit heb ik zulke straatkinderen meer aangetroffen.

Den volgenden dag waren wij reeds vroegtijdig op weg naar Marseille: de schoonste togt welken wij tot heden toenbsp;gemaakt hadden. De trein loopt door een allerbekoorlijkstenbsp;landstreek; ontzaggelijke kale rotsen worden er door vruchtrijke en schilderachtige dalen afgewisseld, waar schoonenbsp;meanders, meloenen , druiven, persiken, appelen en perennbsp;in grooten overvloed en weelderige ontwikkeling zich onophoudelijk aan uwe oogen vertoonen. Ten einde u het genotnbsp;meer te doen smaken en te verhoogen, schiet de treinnbsp;menigmalen in tunnels onder de bergen door, om u uit een(nbsp;stikdonkeren nacht eensklaps wederom in vollen dag tenbsp;voeren, waar de heerlijke natuurtooneelen met al hunnenbsp;verscheidenheden uwe verrukking telkens een nieuw ennbsp;hooger leven geven. De dorpen, aan den voet der bergen gelegen, hadden meestal op een der hellingen een

-ocr page 29-

( 21 )

groot Mariabeeld geplaatst, waarvan sommige de handeti uitstrekten over de bewoners , welke de Moedermaagd totnbsp;hunne bijzondere beschermster verkozen hadden. Vooralnbsp;heeft dat van Avignon, hetwelk geheel verguld hoog bovennbsp;het oude paleis der Pausen uitsteekt, alsmede dat van Tainnbsp;en van Orange, eene voormalige bezitting der Prinsen vannbsp;Nassau, mijne bijzondere opmerking getrokken.

Deze streek hoe bekoorlijk ook en afwisselend in natuurschoon, scheen voor een onzer reisgenooten niets aantrekkelijks te hebben, ten minste hij gewaardigde zich geen enkelnbsp;maal, om naar buiten te zien. Ik was bang voor hem,nbsp;want hij droeg als ornement aan zijne horlogiekelting behalvenbsp;een doodshoofd, regthoek, driehoek en troffel eene Orsini-bom, en las de verslagen der Parijsche politie (Mémoires denbsp;Canler), als wilde hij zich door die lectuur op alle mogelijkenbsp;gevallen voorbereiden. Eene afzigtelijke huidziekte had zijnnbsp;halve aangezigt geschonden en liep tot beneden zijne halsboorden, zonder nog de grenzen te vertoonen. Op wat wijzenbsp;wij dit vernamen ben ik vergeten, maar voor weinige dagennbsp;bevond hij zich nog in Engeland, kwam nu regt uit België,nbsp;en ging naar Turijn. Op zijn reiskoffertje las ik een adelijkennbsp;titel, doch de naam was niet leesbaar, en de ridderordenbsp;Welke hij droeg was mij onbekend. Gelukkig dat hij nietnbsp;in mijn hart kon lezen, wat gevoelens ik jegens hem koesterde;nbsp;hij zou, dunkt mij , in staat geweest zijn om mij tot eennbsp;duël uit te dagen, waartoe ik nog minder te bewegen bennbsp;dan Prins Napoleon.

Zonder slag of stoot kwamen wij te Marseille aan, waar ons bij Mevr. S. een gul en vriendelijk onthaal wachtte.nbsp;Dicnzelfden middag ging ik naar de Kapel van Notre Damenbsp;de la Garde, eene bijzondere bedevaartplaats voor denbsp;zeelieden, die, voordat zij in zee steken, in deze kapelnbsp;een gelukkige reis afsmeeken. Het trof mij, dat juist twee

-ocr page 30-

( 22 )

matrozen den berg afkwamen, toen ik mijn eerste bezoek aldaar bragt. Van boven tot onder waren de wanden dernbsp;kapel met schilderijtjes, opschriften , beelden en allerlei kostbaarheden bezet, als zoovele gedenkteekenen van de magtigenbsp;voorspraak en liefdevolle bescherming der H. Maagd. Denbsp;bouw der prachtige nieuwe, welke over de kapel wordtnbsp;opgetrokken, en van binnen uit enikel rood en wit marmernbsp;zal bestaan, was een goed eind gevorderd, en de zijmurennbsp;reikten reeds boven het dak der kapel uit. Midden op denbsp;helling van den heuvel staat een marmeren kolom, een monoliet;nbsp;daarop prijkt de buste vau Napoleon I., die Frankrijknbsp;inziende, een welgevallig oog slaat op het verlossingswerk,nbsp;hetwelk door hem zelven aangevangen, thans met zoo goedennbsp;uitslag door zijn beminden neef wordt voortgezet. Den volgenden morgen maakten wij eene wandeling door de stad,nbsp;en zochten bij voorkeur de wijken, waar zich de winkelhuizennbsp;bevonden, allen met een soort van luifels voorzien, welke,nbsp;met veelkleurige kleeden behangen, de stad een zeer bedrijvignbsp;aanzien gaven, terwijl de overige gedeelten der.stad veelnbsp;naar uitgestorven wijken geleken, daar alle huizen geslotennbsp;waren, alsof zich overal een doode bevond.

Op twee verschillende plaatsen hoorde ik dien dag over Piëmontezen spreken, welke bij de bewoners in een kwaadnbsp;daglicht staan, en in hun oog tot het slechtste gepeupel dernbsp;wereld belmoren. Er was een bende Piëmontesche roovers,nbsp;zoo luidde het gerucht, op Marseille in aantogt; en inderdaad,nbsp;de goede bewoners van Marseille waren allen op hunnenbsp;villa’s bezig om den roovers het overklimmen der mrtrennbsp;onmogelijk te maken, door er groote en scherpe stukkennbsp;glas op aan te brengen. Ik was zeer verwonderd over dezenbsp;tijding, daar ik dacht dat al de Franschen, de daden vannbsp;hunnen keizer bewonderende, zoo booze gedachten van denbsp;Piëmontezen niet hadden. Zoo de bewoners van Marseille eene

-ocr page 31-

( 23 )

uitzondering op den regel maken, acht ik er hen des te hooger om. Op de beurs werd het berigt in omloop gebragt, en iknbsp;vernam het uit de eerste hand, daar ik mij ter beurze hadnbsp;begeven met het doel om de veelsoortige menschen en kostumen,nbsp;waaronder vooral de Grieken en Turken, gade te slaan. Ofnbsp;de gevreesde roovers later gekomen zijn, weet ik niet; iknbsp;geloof neen, want de gelukzoekers trekken liever naar Napels,nbsp;dat nog niet geheel is uitgeplunderd, en waar de kloostergoederen nog niet allen verbeurd verklaard zijn.

Even als bij ons de eerste Mei , zoo is in Marseille de feestdag van den Aartsengel Michael groote verhuisdag. Overalnbsp;leest men, «a louer a St. Michel.» De H. Michael is de patroonnbsp;der reizigers. Zouden de inwoners bij voorkeur ondei’ bescherming van dien Heilige naar een andere en gelukkiger woningnbsp;willen vertrekken ? Ik haal dit niet aan als een staaltje, hoenbsp;bij die bewoners katholieke gebruiken blijven heerschen;nbsp;maar het volgende mag als bewijs van hunne uitstekendenbsp;godsvrucht gewaardeerd worden.

De 24 Augustus van het jaar 1862 zal, in de kerkelijke geschiedenis van Marseille, zonder twijfel als een treffendenbsp;feestdag zijn aangeteekend. Bij gelegenheid van den jaardagnbsp;zijner wijding, wilde de Bisschep Mgr. Cruice, zijn dioceesnbsp;aan het onbevlekte Hart der H. Maagd toewijden, en zijnenbsp;geheele kudde in het groote en beroemde broederschap vannbsp;Onze-Lieve-Vrouw van overwinning, welke meer clan vijftiennbsp;millioen leden telt, inlijven.

Op dien dag zag marseille binnen hare muren Mgr. Pacy, den Bisschop van Algiers, Mgr. Francesco Pretagna, die, daarnbsp;hij der kerk niet ontrouw wilde worden, uit het koningrijknbsp;Napels verbannen was, Mgr. O’Dounor, Bisschop van Pitsburgnbsp;uit Noord-America, en Mgr. Semeria, Vicarius Apostolicusnbsp;van Ceylon. Deze vier prelaten vertegenwoordigden derhalvenbsp;vier verschillende werelddeelen. Om half vijf bevonden zij

-ocr page 32-

( 24 )

zich reeds in de kerk van den H. Joseph. In liiin midden erkende men den Bisschep van Marseille aan de schoonheidnbsp;zijns gewaads, aan zijnen middeleeiiwschen met kostbarenbsp;edelsteenen omzetten mijter en zijnen in denzelfden stijlnbsp;beAverkten staf, tenvijl de Bisschop v’an Algiers, een Africaannbsp;van geboorte, door den schoonen witten baard, welke laagnbsp;over zijn borst' afhing, reeds van verre in het oog viel. Omnbsp;hen heen schaarde zich het eerwaardig kapittel, de geestelijkheid uit de stad, vele priesters uit het diocees, denbsp;Lazaristen, de pas aangekomen Dominikanen, de Kapucijnen,nbsp;allen in hun kloosterkleed, en talrijke Congregatiën en broederschappen. De militaire overheid had een uitgelezen korpsnbsp;van muziekanten en een behoorlijk getal soldaten ter beschikking van den Bisschop gesteld, en droeg daardoor, zoowelnbsp;ter bewaring der orde als tot verhooging der feestelijkheid,nbsp;veel bij. Oiii vijf ure zette de processie zich, onder begeleiding van eene onafzienbare volksmenigte in beweging. Opnbsp;het oogenblik waarop de Bisschoppen de kerk uittraden, vingnbsp;te gelijk een onbeschrijfelijk concert aan. De stad dreundenbsp;onder de zware slagen der kanonnen, waarmede zich hetnbsp;gelui der klokken vereenigde; de echo’s werden talloozenbsp;malen in alle rigtingen herhaald; en daaronder mengden zichnbsp;de stemmen van al degenen welke de processie vormden:nbsp;tien duizend stemmen ter regter en tien duizend ter linkernbsp;zijde, die eerst het Magnificat en vervolgens vele schoonenbsp;Marialiederen zongen. Het wapengekletter der artillerie ennbsp;cavallerie, welke op alle punten de processie verzelde, innbsp;plaats van het gezang te storen, schonk er iets indrukwekkendsnbsp;aan. Meer dan vijftig duizend menschen bewogen zich langsnbsp;den weg, met uitzondering van al diegenen, welke op denbsp;verschillende punten van den heuvel te voren hadden postnbsp;gevat, om uit de hoogte een des te vrijer en prachtigernbsp;uitzigt over den togt te genieten. Ik benijdde hun die

-ocr page 33-

( 25 )

plaats niet, daar ik meende dat niemand een scliooner punt had kunnen uitkiezen dan dat, hetwelk door de belangstellendenbsp;bemiddeling van Mevr. S. ons was te beurt gevallen. Doornbsp;het raam aan onze linkerzijde konden wij reeds van verrenbsp;de Bisschoppen in vol kerkelijk ornaat zien naderen, ennbsp;regt vóór ons hadden wij de Cours de Bonaparte, waarnbsp;de stoet zich breeder ontwikkelde en tot aan haar eindbestemming , de Notre Dame de la Garde, onzen nieuwsgierigennbsp;blik niet kon begeven. Hoe troostvol was het voor eennbsp;katholiek hai-t, die ontelbare hoofden, met zigtbare en levendigenbsp;uitdrukking van eerbied en,geloof, te zien buigen onder denbsp;hand des Herders, wiens zegen telkens de bede herhaalde;nbsp;«Onbevlekt Hart van Maria, neem deze mijne kinderen aannbsp;ik wijd hen allen aan u toe.» Waar hij zegenend voorbijnbsp;trok, daar bogen zich ook alle kniën, en het was als zagennbsp;wij eene breede golf, die telkens verder ging en bij dennbsp;heuvel niet gebroken w’erd, maar tot aan den top langzaamnbsp;voortrolde. Met het gezigt alleen niet te vreden, verliet iknbsp;de plaats waar ik mij bevond, om mij onder de menigtenbsp;te begeven, zoo mogelijk langs een omweg de processie voornbsp;te komen, en op den heuvel een geschikt plekje te vinden.nbsp;Dit alles gelukte, hoezeer het mij , in het digte gedrang,nbsp;menigen stoot kostte. De Bisschoppen waren reeds in mijnenbsp;nabijheid en het ging van mond tot mond. «Voila l'évêque,»nbsp;en daarna hoorde ik de namen der andere Bisschoppen telkensnbsp;herhalen: De eerwaardige balling van Castellamare werdnbsp;door niemand vergeten, en toen hij voorbijging, hoordenbsp;ih van allen uit één mond zijn naam noemen, als wildennbsp;zij hem hunne deelneming met zijn ongeluk openbaren. Opnbsp;den top voor de Notre-Dame was een altaar opgeslagen en,nbsp;daar aangekomen knielden de Bisschoppen neder om hetnbsp;diocees van Marseille aan de H. Maagd aan te bevelen.nbsp;Daarna werd liet Allerheiligste uitgesteld, en honderd duizend

-ocr page 34-

( 26 )

geloovigen lagen in aanbidding op den heuvel. Na een overheerlijk gezang van tallooze stemmen met eene krachtigenbsp;begeleiding van muziekinstrumenten, werd de feestelijkheidnbsp;gesloten. De Bisschoppen gaven tegelijk den zegen en daarnanbsp;ging er een oorverdoovend gejuich onder de menigte op. Ondernbsp;dat gejuich hoorde men bij afwisseling ; Vive la Sainte Vierge !nbsp;Vive Pie IX! Vive Notre Evêque ! Vive Mgr. Pretagna! Dezenbsp;laatste roep werd niet het minst herhaald, en moet dennbsp;vromen prelaat, die om zijn moedige trouw en heilig geweten ,nbsp;op aarde het dierbaarst had verloren, een onbeschrijfelijkenbsp;troost in zijne droefheid geweest zijn.

Doe was ik door dit alles overtuigd dat het licht hetwelk Lazarus, de eerste Apostel en Bisschop van Marseille aannbsp;die kusten gebragt had, nog de helderste stralen uitgoot.nbsp;Haal ik slechts hiermede eene traditie aan, de Bollandistennbsp;verdedigen haar op kritische gronden en met onpartijdigheid. Lazarus, door den Zaligmaker van den dood opgewekt,nbsp;strekte tot onomstootelijke getuigenis van de Godheid desnbsp;Hecren, en was daarom, na de Verrijzenis, een doorn innbsp;het oog der Joden, die, ten uiterste verbitterd, eindelijknbsp;besloten hem en zijne familie van kant te maken, en zelfsnbsp;zijn naam onder de levenden uit te wisschen. Lazarus, zijnenbsp;beide zusters Maria en Martha, alsmede Marcella en Maximinus,nbsp;welke laatste tot de twee en zeventig leerlingen behoorde,nbsp;werden, in een half vergaan en zeer verouderd scheepje,nbsp;zonder roer, zonder mast, zonder levensbehoeften, van walnbsp;gestooten, om den dood in de golven te vinden; doch doornbsp;Gods voorzienigheid werden zij door de zee heengevoerdnbsp;naar de kusten van Provence, alwaar Lazarus en de zijnennbsp;te Marseille ongedeerd aan wal stapten en het licht desnbsp;Evangelies verspreidden.

Nog dienzelfden dag vonden wij gelegenheid ons naar het t Prado», eene schoone wandelplaats, te begeven, waar het

-ocr page 35-

( 27 )

grootste aantal feestelingen evenzeer zijne schreden gerigt had. Aan «de Retraite» toefden wij eenigen tijd, ennbsp;verlustigden ons in het gezigt der Middellandsclie Zee, dienbsp;hare wateren tegen de zware rotsblokheii der kusten opstuwde.nbsp;^Vij keerden zeer laat huiswaarts, terwijl de dag stof genoegnbsp;had geleverd, om ons gesprek altijd levendig te houden.

Den volgenden dag zouden wij scheep gaan naar Civita Vecchia.

Reeds vroeg in den morgen trokken vele patrouilles dooide straten , terwijl de trommelslagers , welke hen vergezelden, mij deden ontwaken en een langere rust onmogelijk maakten.nbsp;De knecht van het Hotel meldde mij, dat er troepen werdennbsp;ingescheept voor de expeditie van Mexico. Mijn militairenbsp;hart is niet groot, en ik beklaagde de arme drommels,nbsp;die naar de luimen van den Keizer als slaven hun levennbsp;moesten wagen, om, zoo het heette, anderen van allerleinbsp;soort van slavernij te verlossen. Op weg zijnde naar denbsp;plaats, waar de troepen zich verzamelden, vernam ik, datnbsp;zij niet naar Mexico maar naar Rome bestemd waren, ennbsp;de eerepost van gevangenbewaarders gingen vervullen, ’t Wasnbsp;een akelig gezigt; heel een leger van cipiers met bloedroodenbsp;broeken. Zij werden reeds omstreeks twee ure des middagsnbsp;mgescheept op de «Thahor», een boot, welke aan denbsp;Messageries Imperiales behoor de, en eerst des avonds omnbsp;half tien zou afvaren met vele passagiers, tot welke ooknbsp;Wij moesten belmoren. Of wij ons met zulk een militairenbsp;gezelschap moesten geluk wenschen, konden wij toen nognbsp;niet uitmaken; eenerzijds zouden zij ons menige aangenamenbsp;afleiding bezorgen, en ons schetsen leveren uit het Franschenbsp;militaire leven; anderzijds bekroop ons eenige vrees omtrentnbsp;de hebbelijkheden die men in het dagelijksch leven nergens ontmoet, en gelukkig slechts inheeiiiscb zijn in eenenbsp;kazerne, waarin de Thahor zou herschapen worden. Groot

-ocr page 36-

( 28 )

echter was die vrees niet, daar wij met Frausehe soldaten te doen hadden, die, bij vergelijking met andere natiën,nbsp;onder menig opzigt, aan hunne zijde de gunstigste resultaten bezitten.

lu Frankrijk, een militairen staat, laten de ouders hunne zonen gewillig naar het leger trekken, en ook al kondennbsp;zij hen vrijkoopen, zouden zij daartoe niet gemakkelijknbsp;overgaan; dit heeft ten gevolge dat niet slechts de arme ennbsp;lage klas der maatschappij als gemeen soldaat in dienstnbsp;treedt, maar ook de burgerzonen en vele aanzienlijkennbsp;onder de gewone troepen gevonden worden; terwijl daarentegen bij menig ander volk, het soldaat worden geenszinsnbsp;in zoo hooge eere staat als in Frankrijk, en niet slechtsnbsp;de gegoede burgers de dienst ontwijken, maar zelfs denbsp;nederige burgerklas voor de dienst vaak zooveel schrik heeft,nbsp;dat zij de laatste penningen bij elkander brengen, om hai’enbsp;zonen van den krijgspligt vrij te koopen. Hierbij neme mennbsp;bovendien in aanmerking, dat over het algemeen de oppervlakkige Franschman zeer op uiterlijke vormen ziet, terwijlnbsp;andere volken', die in degelijkheid hoven de Franschen dennbsp;voorkeur verdienen, en meer gewoon zijn om alles naarnbsp;innei'lijke gehalte te waarderen, juist daardoor, wanneernbsp;zij ontaarden, tot een ander uiterste, de verwaarloozing dernbsp;uiterlijke vormen, overslaan. Deze bedenkingen, welke iknbsp;reeds vooraf maakte, hadden op mij zooveel invloed, datnbsp;ik daardoor gerust gesteld werd, eu vol verlangen wasnbsp;om te weten, of ik mij in mijne meening bedrogen had.

Om negen ure des avonds moesten wij op de bont zijn, eu namen om acht ure aan het bureau der Messageriesnbsp;Imperiales vier plaatsen, daar Mevr. S. en haar zoon denbsp;reis mede maakten. Onze bagaadje bleef aan de zorg dernbsp;expeditie aanbevolen. Om negen ure kwam de omnibus aannbsp;de haven aan, en wij stapten aan boord.

-ocr page 37-

( 29 )

Het was te donkei’ om op hoogte van onze togtgenooten te komen, bovendien liepen allen dooreen: scheepsvolk ennbsp;passagiers, alles was in de weer, en niemand scheen er toenbsp;te kunnen besluiten om een stand- of zitplaats in te nemen.nbsp;Van de soldaten zagen wij geen spoor; zij bevonden zich opnbsp;de punt van het schip, en stonden zeker digt opeen gedrongen , om voor de aankomende reizigers des te meer ruimtenbsp;te laten.

-ocr page 38-

DE MIDDELLAl^DSCHE ZEE.

Het uur der afvaart was genaderd , kabels en kettingen werden losgeslagen, en de boot zette zich in bexveging;nbsp;van wederzijde werd er een laatste groet gewisseld, en toennbsp;de stemmen zwegen , bleef het wuiven der zakdoeken nognbsp;een geruimen tijd aanhouden. Het slepen der touwen langsnbsp;stuur- en bakboord, het onophoudelijk roepen van den scheepskapitein , wiens bevel tot driemalen toe door anderen werdnbsp;herhaald, de eerste beleefdheidsgroeten die de togtgenootennbsp;elkander onderling gaven , het heen en weder loopen vannbsp;enkele matrozen, die zich, al wringende, met moeite , eennbsp;weg over het volle dek baanden, — dit alles gaf aan de afreis eene indrukwekkende levendigheid. Te midden van datnbsp;gewoel zag ik eenen Franschen Priester nederknielen met hetnbsp;gelaat naar de Notre Dame gekeerd, om van de «Ster_dernbsp;Zee» eene gelukkige reis af te bidden.

De Notre Dame was dien avond, ik weet niet waarom, zeer prachtig geïllumineerd, en de rots, waarop de kapelnbsp;stond, leverde daardoor uit zee een schouwspel, waarvannbsp;wij onze oogen niet konden afwenden.

-ocr page 39-

Het duurde zeer lang voordat wij de havenwerken voorbij waren en het onafgebroken roepen des Kapiteins ophield ,nbsp;tot teeken dienende dat wij in volle zee waren.

Het was een zeer bekoorlijke avond; de sterren flikkerden niet een scherp licht aan den donkerblaauwen zuidelijkennbsp;hemel, geen windje bewoog zich in de lucht, en de wateren der zee lagen zoo stil, dat de beweging van het vaartuig ter naauwernood merkbaar was. Voor de eerste maalnbsp;in mijn leven ondervond ik, hoe de zee, in haar verhevennbsp;eenvoud, op geheel eigenaardige wijze, de ontzaggelijkenbsp;majesteit Gods verkondigt, en het menschelijk hart tot eerbiednbsp;en aanbidding voert. Meer dan vijfhonderd menschen bevonden zich op het dek ; doch er heerschte onder hen eenenbsp;zoo diepe stilte , dat zij naar eene vergadering van geloovigennbsp;geleken, die in den tempel tot het gebed waren zamenge-komen. Velen lagen met de armen geleund op de boordennbsp;van het schip, en staarden bewegingloos in het onmetelijkenbsp;ruim der zee; anderen liepen langzaam , met schijnbaar afgemeten tred, op het dek heen en weder, nog anderennbsp;zaten sprakeloos , met opgeheven oog, zich nu eens naar dezenbsp;dan naar gene zijde wendende, als wilden zij heel hetnbsp;starrenheir tellen en den verren gezigteinder meten. Waarnbsp;inenschelijke stemmen spraken , geschiedde dit al fluisterende;nbsp;want zij waren bevreesd de grootsehe taal van hemel ennbsp;zee te onderbreken.

Van waar toch deze zoo algemeene ernst, onder al de reis-genooten f

Zoo overprikkeld kan het menschelijk hari niet wezen, of het blijft altijd gevoelig voor het [indrukwekkende dernbsp;schepping; hierop maken zelfs de vrijmetselaars , de carbonarinbsp;en andere goddeloozcn, diej zich misschien aan boord bevon-den, geene uitzondering; de bewondering van het natuurschoonnbsp;ïs een hunner hoofddeugden , maar helaas , zij blijven bij

-ocr page 40-

( 32 )

tlïe bewondering staan , en klimmen niet op tot den Schepper, den Oorsprong van al het geschapene.

Omstreeks middernacht werd de ernstige stilte onderbroken, en de meesten gingen naar beneden om zich ter ruste tenbsp;begeven. De soldaten spreidden hunne dekens langs denbsp;verschansingen, strekten hunne voeten over de breedte vannbsp;het schip uit, en velen hunner ontstaken in ’t verborgennbsp;een kort pijpje , hetwelk zij zorgvuldig onder hunne reisdeken verborgen hielden , uit vrees dat zij ontdekt’, en alsnbsp;overtreders der krijgswet zouden gestraft worden. Tot omstreeks twee ure bleven wij op het dek. Ik deed de rondenbsp;over het geheele schip , bleef een oogcnblik bij de machinenbsp;staan, waarboven onophoudelijk een man ter bewaking heennbsp;en weder liep, en begaf mij ter ruste na een goeden nachtnbsp;te hebben gewenscht aan een paar soldaten, welke nognbsp;wakker waren, en sprookjes vertelden.

II! I

Na eene korte rust ging ik den volgenden ochtend om zes ure weder naar boven , om mijn morgengebed te ver-rigten. Tot mijne groote verwondering waren al de soldatennbsp;reeds bij de hand , druk bezig met «kienen ». Zij waren zoonbsp;vrolijk en luidruchtig, dat zij al mijne aandacht trokken, ennbsp;ik mij weldra in hun midden bevond , eene beste gelegenheid aantreffende, om mij thans te vergewissen van den goedennbsp;dunk, welken ik in het algemeen van den Fransclien soldaatnbsp;had opgevat. Zij zaten bij troepjes van 10 tot 20 bij elkander,nbsp;en in hun midden bevonden zich de oproepers, waartoenbsp;zij de vrolijkste en geestigste kameraden schenen gekozen tenbsp;hebhen. Een «witte boon» ging rond om van elkeen voornbsp;iedere kaart een oentime te ontvangen, en legde daarna hetnbsp;zakje bij den oproeper neder. Allen hadden een broodkorstnbsp;in de hand, en beten telkens een stukje er van af, datnbsp;tot glaasje moest dienen , en op de afgeroepen nommers dernbsp;kaart gezet werd. Tot mijne groote verwondering werd ik

-ocr page 41-

( 33 )

gewaar, wat rijke symboliek in de verschillende getallen lag opgesloten. Geen nummer werd er afgeroepen, of denbsp;hoofdman wist er een versje of bon-mot aan toe té voegen:nbsp;eene gevaarlijke oefening, die alligt aanleiding tot onaardigenbsp;bijvoegsels geven kan. Het moet echter tot lof der Franscheunbsp;gezegd worden, dat ik geen enkel dubbelzinnig gezegde hebnbsp;kunnen opvangen , en de bijvoegsels zoo geestig en kernachtig waren, dat ik , niet dan met moeite , na twee urennbsp;toevens, hun gezelschap kon verlaten.

Allengs kwamen de reizigers op het dek, om te zien waf verschillende voorwerpen den togt medemaakten, alsmede oninbsp;onderlinge kennismakingen aan te gaan, daar het des avondsnbsp;te voren daartoe te donker was. Bijna allen rigtten hunnenbsp;eerste schreden naar de punt van het schip, welk gedeeltenbsp;door de militairen zoo bezet wms, dat zelfs heel de verschansing met roode kleeden behangen scheen. Tot de militairenbsp;bagagie behoorden nog twee paarden, waarvan één zeezieknbsp;scheen te wezen, als ook een groote goed gedresseerde hond,nbsp;die, tot zijn mateloos ongeluk, niet één. maar wel honderdnbsp;meesters had, bij elk hunner zeker tweemaal daags moestnbsp;opzitten en kunstjes maken , en meer slaag dan eten kreeg.nbsp;Hij was juist bezig zich tot een nieuw kunststuk te bekwamen , en moest voordat hij te Civita Vecchia aankwam ,nbsp;tegen den mast op zijn kop kunnen staan. Behalve dezenbsp;oefening, werd hij nog aanhoudend als boodschappenloopernbsp;gebruikt: nu eens moest hij een zakje van den een naarnbsp;den ander overbrengen, dan weder een pijpje apporteren,nbsp;soms sleepte hij met een grooten reisdeken over het dek,nbsp;en had hiertoe al zijne krachtsinspanning noodig; en toen hijnbsp;eens, bij het apporteren van een buisje, de mouw langs dennbsp;grond had laten slepen, kreeg hij bij zijne aankomst stokslagen, en moest een kw’artier lang straf exei’ceren. Het isnbsp;een hard lot regimentshond te wezen!

-ocr page 42-

Minder beklage ns waardig was de toestand van eeneii leelijken aap, die mede tot liet regiment behoorde, en het geluk hadnbsp;slechts zes meesters te bezitten. ïot zijn dagelijksch werknbsp;behoorde, dat hij des morgens de snorren en bakkebaardennbsp;zijner heeren moest ontwarren en gladstrijken : hij sprongnbsp;van den schoot des eenen op dien des anderen , werd , nanbsp;volbragte taak, door ieder hunner teeder omhelsd, en sprongnbsp;vervolgens in zijn hok. Somtijds inogt hij vechten met dennbsp;hond, en kreeg, na behaalde overwinning, allerlei lekkernijen,nbsp;terwijl zijn vijand blijde was , wanneer hij niets kreeg ennbsp;zonder schoppen mogt afdruipen. De aap gelijkt het meestnbsp;op den menseh, daaraan is het welligt toe te schrijven , datnbsp;hij door zijne heeren zoo liefderijk behandeld werd, alsnbsp;ware hij hun evenmenseh.

'1

Op het hok van den aap stond een jonge papegaai, aan eenen onderofficier toebehoorende , en door dezen geoefendnbsp;in het stamelen der twee woorden : « chacot! coquin!» Hetnbsp;beest scheen, even als ik, er een grooten-hekel aan te hebben,nbsp;dat de wereld zoo vol soldaten was. Geen militair kon aannbsp;de kooi verschijnen of bij werd uitgescholden voor «coquin!»nbsp;en daarvan was zelfs zijn naïve leermeester niet verschoond, dienbsp;bij voorkeur dat woord het eerst aan zijnen leerling geleerd had.

Dat deze verschillende dieren ons menige aangeïiame verpoo-zing gaven en de eentooniglieid, welke eene zeereis gemeenlijk veroorzaakt, onderbraken, laat zich ligtelijk begrijpen. Dennbsp;eersten morgen evenwel bleven zij bijna onopgemerkt, daarnbsp;ieder bezig, was zich over menig reiziger de begeerde inlichtingen te verschaffen.

Het oversclioone weder had allen naar boven gelokt, en daar het reeds elf ure was geslagen , mogt men rekenen dat het gezelschap voltallig was. Het bestond voor het gi'ootste gedeelte uitnbsp;Franschen en Italianen; hierbij kwamen slechts twee zonen vannbsp;Albion, die nergens gemist worden, eenige Duitschers en een Pool.

-ocr page 43-

( 33 )

Wij waren dien ochtend druk bezig, onze meeniugcri uitende, over verschillende personen, die in onze nabijheidnbsp;zaten of voorbij kwamen; ditzelfde deden ook anderen omtrentnbsp;ons, en onze Hollandsche gezigten trokken misschien meernbsp;aandacht dan al de overige. Aan mijne zijde staken drienbsp;personen de hoofden bij elkander, kennelijk met het doel,nbsp;om zoo mogelijk onderling uit te maken, tot welke natie wijnbsp;konden behooren; één hunner stond op, draaide een paarnbsp;malen om ons heen, en waagde het eindelijk mij aan tenbsp;spreken. Daar ik de reden van zijne komst vermoöflde, lietnbsp;ik hem niet lang in het onzekere, en ontving, tot belooning,nbsp;allerlei opgaven omtrent hem zelven, zijn gezelschap, hunnenbsp;reis enz.

Middelerwijl was het middag geworden; wij meenden reeds oppervlakkig met allen te hebben kennis gemaakt, toen onverwacht een nieuw w'ezen zich op het dek vertoonde, dienbsp;de algemeene aandacht tot zich trok; maar juist geen gunstigenbsp;beoordeeling onderging. Hier en daar zag ik grimlagchen ,nbsp;terwijl anderen een schuinschen blik op de nieuw'eling wderpen,nbsp;aan wie de vele teekeuen van misnoegen onmogelijk kunnennbsp;ontgaan zijn. Het was eene vrouw die, zoo niet in dennbsp;winter, toch zeker reeds in de herfst van haar leven w’as;nbsp;maar daarbij al het air van een lentebloem trachtte aan tenbsp;nemen. Ofschoon de verwoestende tijd reeds ontelbare rimpels op haar voorhoofd had geteekend, en de rij der tandennbsp;niet meer gesloten was, had de natuur, in hare ontferming,nbsp;voor die behaagzieke en ijdele vrouw het hoofdhaar in over-vloedigen rijkdom ongeschonden bewaard; dat zij zich hiervannbsp;bewust was, bleek uit het hooge kapsel, dat, met eennbsp;rooden band doorvlochten, de getuigenis aflegde van eenenbsp;schaamtelooze aanmatiging. Mijn kwade dunk omtrent haarnbsp;onderging geeiie gunstige wending, toen ik van Mevr. S. vernam , dat zij, zonder hare legerstede te verlaten, met een

-ocr page 44-

( 36 )

grooteii spiegel vóór zich, langen tijd aan haar toilet verspild had, terwijl zij zicli ondershands een kop koffij en eennbsp;beschuit had laten aanbrengen. Reeds bij hare eerste verschijning zeiden wij tot elkander «het lijkt wel een actrice;»nbsp;en ik ben later niet van meening veranderd. Met theatralennbsp;tred ging zij alle aanwezigen rond, zag elkeen brutaal in hetnbsp;aangezigt, en koos toen den aap tot haar gezelschap, dienbsp;zeker meer op haar dan op de overigen geleek, doch in haarnbsp;een lastige speelnoot vond. Zij schepte er een bijzondernbsp;vermaak in, het arme dier zonder ophouden te plagen: troknbsp;hem aan de ooren, sloeg met een parasol op zijn kop,nbsp;deed haar best bosjes haar uit zijn huid te trekken, tildenbsp;hem somtijds aan het einde van zijnen staart in de hoogte;nbsp;en wanneer hij alsdan zijne tanden vertoonde, en een angstignbsp;geluid deed hooren, deed zij even zoo, en schaterde in eennbsp;uitbundig gelach uit, te gelijk rondziende of zij geen deel-genooten vond in hare groote vreugde. Doch niemandnbsp;bemoeide zich met haar, en wmar zij somtijds een gespreknbsp;wilde aanknoopen, werd zij zeer koel beantwoord, en konnbsp;aanstonds begrijpen, dat zij niet welkom was.

Aan het dine had zij de hoofdplaats ingenomen, en voerde het hoogste woord. Ik hoorde haar zeggen dat zij uit eennbsp;land kwam, waar de muziek en schoone kunsten bloeiden,nbsp;doch de politiek daarentegen zeer op den achtergrond wasnbsp;geschoven. Zij zocht er hare glorie in, juist over die onderwerpen te spreken, waarover eene wijze vrouw in het openbaarnbsp;zwijgt, en was zeker van meening, dat eene geaffecteerdenbsp;savante, hoe oppervlakkig dan ook, op eene onvoorwaardelijkenbsp;bewondering rekenen mogt. Zonder van iemand eenig antwoord te ontvangen , sprak zij met lof over Garibaldi, en hetnbsp;zou mij niet bevreemden, wanneer ook zij tot de onderteeke-naars van het dames-adres behoorde.

Een afkeurend woord, over geestelijken gesproken, wekte

-ocr page 45-

( 37 )

cenigen wrevel. Dc stilte werd onderbroken door een jeugdig Italiaan van zeer aanzienlijke familie, die den moednbsp;bad, haar, op de beleefdst mogelijke wijze, te kennen tenbsp;geven, dat hij in haar gevoelen niet kou deelen. Een vree-selijke stormvlaag volgde van hare zijde; zij gaf duizendnbsp;Woorden voor één, eii speelde hare afschuwelijke rol zoonbsp;meesterlijk, dat haar vijand geheel onthutst en verslagennbsp;Was. Zij had een te edele tegenpartij, die tegen denbsp;grove wapenen, waarvan zij zich in hare laagheid bediende,nbsp;niet bestand was. Hij ontving o. a, de onheusche bemerking , dat hij, nog geen veertig jaren oud en derhalvenbsp;zonder ondervinding, moest zwijgen tegenover haar, dienbsp;bijna geheel Europa doorreisd, en als vi'ouw van ondervindingnbsp;u-1 de natiën onderling vergeleken en beoordeeld had. Hetnbsp;verwonderde mij, dat niemand den toegeworpen handschoennbsp;opnam, en, des noods grofheid tegenover grofheid stellende,nbsp;den strijd met zulk eene verwaande ijdeltuit waagde. Opnbsp;de gezigten stond aller verontwaardiging te lezen, en tochnbsp;bleef zij ongestraft; het is waar wat het spreekwoord zegt:nbsp;'I de brutalen bezitten de halve wereld.» Zeker zoude iknbsp;mij niet hebben kunnen weerhouden, hadde ik niet aan hetnbsp;einde der tafel gezeten; gelukkig misschien, want ik wasnbsp;zoo verstoord, dat ik in mijne verontwaardiging welligt tenbsp;'er zou gegaan zijn, en, met voorbijzien der vormen, totnbsp;Je scherpste uitdrukkingen mijn toevlugt genomen hebben.

zelve, welligt bevreesd voor een nieuwen aanval, stond eensklaps op, hield het verwaande hoofd al schuddendenbsp;achterover, en vertrok met een valschen lach op het gelaat.nbsp;Nooit is mij een mensch ondragelijker voorgekomen, dannbsp;deze virago, die, toen zij afwezig was, als uit één mondnbsp;Joor allen gelaakt en verafschuwd werd. Ik begaf mij totnbsp;den verslagen Italiaan, om hem te danken voor den moed ,nbsp;Waarmede hij haar had aangevallen, maar waardooi' hij

2.

-ocr page 46-

lielaas het slagtoffer geworden was \an een verachtelijke vrouw, met wie hij den strijd toch moeijelijk alleen hadnbsp;kunnen volhouden, daar hij de Fransche taal niet gemakkelijk sprak noch genoegzaam meester was; terwijl daarentegennbsp;de actrice op hare wijze een zeker meesterschap over denbsp;taal voerde. Verzekerd van den weusch van eenige welden-kenden, die zich door haar openbaar gesprek bcleedigdnbsp;achtten, nam ik mij voor, den volgenden morgen aan hetnbsp;dejeuné den strijd te hervatten, zonder eenc uitdaging vannbsp;hare zijde af te wachten. Na onze afspraak gemaakt tenbsp;hebben, gingen wij naar het dek, om ieder bij zijn gezelschapnbsp;zijn hart over den hoon ons aangedaan uit te storten.

Dit ondei'houd werd afgebroken door een gestommel, hetwelk op de punt van het schip plaats had, en met luide woorden gepaard ging. Ik wendde mij naar die zijde, ennbsp;werd gewaar dat twee soldaten hevigcn twist hadden, ennbsp;dreigden elkander overhoop te steken of over boord te werpen. Hunne vuisten werden reeds opgeheveu, en hun kw'uad-aardig uiterlijk liet een ernstig gevecht verwachten, waartegennbsp;de goede raad der kameraden niets scheen te vermogen. Innbsp;allerijl waarschuwde ik een der otticieron, die oumiddelijknbsp;met de meeste kalmte naderde, lu plaats van vijf en twintignbsp;tdoeken, en even zoovele bedreigingen met provoost, straf-bataillon, kogel of kruiwageustraf, vernam ik van den onder-oilicier geen enkel woord. Hij plaatste zich tusschen de beidenbsp;partijen, keerde hen met het gelaat naar een andere zijde,nbsp;likte hen zeer goedaardig een paar maal op den schouder,,nbsp;en de soldaten waren als gehoorzame kiudei'en, die naar denbsp;wijze lessen van luinneu vader luisterden ; zij verwijderdennbsp;zich van elkander, kozen tegenovergestelde punten, mengdennbsp;zich onder hunne makkers, en alles was vergeten. Aan wiennbsp;de meeste eer van dezen goeden afloop toekomt, zal moeijelijknbsp;beslist kunnen worden. Zeker iag er het bewijs in van der.

-ocr page 47-

( 39 )

eerbied des Franschen soldaats jegens zijne overheid, maar van den anderen kant heeft mij de waardige houding vannbsp;den onderofficier, en de zachte en liefdevolle wijze, waaropnbsp;hij zijne onderhoorigen behandelde, eene diepe achting jegensnbsp;hem ingeboezemd. Kort daarna vond ik gelegenheid met hemnbsp;In gesprek te komen, natuurlijk over niets anders redekavelende dan over de voortreffelijke eigenschappen van den Franschen militair, die door den onderofficier zelven tot zoo verbazende hoogte werd verhèveii, dat ik somtijds meende overnbsp;bovennatuurlijke wezens te hooren spreken. Ging dat egoïsmenbsp;wmt te ver, zijn oordeel over andere natiën scheen mij regt-vaardig toe. Onder hen roemde hij vooral de Oostenrijkersnbsp;als geoefende en dappere soldaten, die zich in den laatstennbsp;Italiaanschen krijg , welken ook hij had medegemaakt, als eennbsp;geduchten vijand der Franschen getoond hadden. Hij dreefnbsp;zijn eerlijkheid zelfs zoover, dat hij, zonder voorbehoud,nbsp;toegaf, dat het verraad in groote mate had bijgedragen totnbsp;de schitterende overwinningen, welke zij aan hunne zijdenbsp;behaald hadden.

Eenige uren later nam een zeker heer, die reeds te voren mijne bijzondere oplettendheid getrokken had, onverwachtnbsp;plaats aan mijne zijde, en sloeg als een geleerd astrono-miesch navorscher, een zeer belangstellenden blik naar dennbsp;schoenen sterrenhemel. Hij was reeds bejaard, en ware hijnbsp;Hollander gew'eest, ik zou hem voor eenen rentenier gehoudennbsp;hebben. Op zijn verzoek gaf ik hem mijnen kijker, daarnbsp;hij meende de staartster te ontdekken, welke onlangs doornbsp;de dagbladen was aangekondigd. De man tuurde met gewapend oog, maar scheen niets te kunnen vinden; eindelijknbsp;stak hij zijn hand regt naar boven, toonde mij eene sternbsp;in de nabijheid van den «Grooten Beer», en zeide dat.nbsp;Volgens de opgaven, de aangewezen ster de ware was. Toennbsp;ik hem de aanmerking maakte, dat er hoegenaamd geen

-ocr page 48-

( 40 )

staart aan te erkennen was, ontving ik tot wederwoord, dat zulks niet ter zake afdeed : staart of geen staart, denbsp;ster was niettemin een staartster. Ik geloof, als hij er eennbsp;staart had kunnen aanbinden, hij zou het zeker niet hebbennbsp;nagelaten, al ware het maar om mij dan te kunnen overtuigen, dat hij geen ongelijk gehad had. Ik bedankte hemnbsp;vriendelijk voor zijne astronomische lessen, zag nog eenmaalnbsp;te vergeefs naar de staartster op, en nam afscheid van mijnennbsp;vreemdsoortigen buurman.

Langen tijd voeren wij langs het eiland Corsica, en bevonden ons in de nabijheid van Elba, de gevangenis van Keizer Napoleon, toen de opkomende maan ons een verrassend tafereel leverde. Zij bevond zich achter een dernbsp;eilanden, en zoodra een gedeelte zich boven de rotsennbsp;vertoonde, meenden wij een vuurspuwenden berg te zien;nbsp;het was als een helle gloed, die zich boven den krater vertoonde, en een schitterend licht over de oppervlakte dernbsp;zee verspreidde. De vuurklomp nam telkens in grootte toe,nbsp;en stond ten laatste als een ronde schijf van buitengewonennbsp;omvang en vurigen gloed voor onze oogen. Het helderenbsp;maanlicht tintelde in de breede streep, welke het schipnbsp;in zijn vaart achterliet, en waarin ontelbare visschen schenennbsp;te dartelen. Het schoone uitzigt over de zee, door dat lichtnbsp;veroorzaakt, hield velen tot diep in den nacht op het dek.nbsp;Een wonderbare melancolie greep mij aan, toen later allennbsp;zich verwijderd hadden, en ik alleen heen en weder staptenbsp;tiisschen de rijen der soldaten, welke zich wecter langs denbsp;boorden van het schip hadden nedergelegd. Onder mijnenbsp;voeten de slapende menschen, vóór en rondom mij de onmetelijke oceaan, en boven mijn hoofd de sterrenhemel;nbsp;daarbij de stomme stuurman aan zijn rad, en de bewakernbsp;der werktuigen gestadig heen en weder gaande; de zwarenbsp;arbeid der machine, en het onophoudelijk en doffe zuchten

-ocr page 49-

( 41 )

vail de stoompijp ; liet was mij alles vreemd en wonderbaar, en de zee met haar grootsclie natuur trof mij toen meernbsp;dan ooit eenig ander tafereel, hetwelk ik op liet vaste landnbsp;mogt aanschouwen. Hoe gaarne ik nog in de open luchtnbsp;vertoefd had, werd ik evenwel door een onweerstaanbarennbsp;slaap overvallen, en genoot een ongestoorde rust tot aan den

Een gestommel op alle punten van het schip deed mij ontwaken; ik hoorde vele stappen op het dek heen ennbsp;Weder gaan; alles scheen in beweging behalve de machine.nbsp;Wij waren reeds in de haven van Civita Vecchia. De vaartnbsp;Was zoo gelukkig geweest, dat wij den overtogt in twee ennbsp;dertig uren gemaakt hadden. Door deze vroegtijdige aankomst werd ons voorgenomen plan verijdeld, en misten wijnbsp;alle gelegenheid tot den aanval, waartitn wij des avonds tenbsp;Voren besloten hadden.

Haastig kleedde ik mij, ten einde het oog te kunnen houden over mijn bagaadje, en een der sloeproeijers aan te klampen ,nbsp;die met hunne vaartuigjes langs stuur- en bakboordzijde lagen,nbsp;en bestemd waren, om luenschen en goederen naar wal tenbsp;brengen. De boot bleef, ik weet niet waarom, op ongeveernbsp;10 minuten ^fstands, van de kade verwijderd. De goederennbsp;waren op het dek gebragt, en tot het vertrek gereed; niemand evenwel mogt de boot verlaten, zonder vooraf, van dennbsp;Commissaris van Policie, daartoe eene schriftelijke vergunningnbsp;ontvangen te hebben. Aan wal gestapt, spoedde elk zichnbsp;naar het kantoor der douanen, en had ik het ongeluk mijnnbsp;handkoffertje te vergeten, hetwelk op de kade, die met eenenbsp;menigte lazaroni bezet was, zonder eenige bewaking wasnbsp;'achtergebleven. Ik keerde in allerijl terug, het ergste weelende ; doch, ofschoon middelerwijl wel twintig minutennbsp;waren verkopen, vond ik het verlorene op dezelfde plaatsnbsp;onaangevoerd terug waar ik het had verlaten, en het ongun-

-ocr page 50-

( 4“2 )

stig oordeel, hetwelk de meeste schrijvers over de llomeinsche Lazzaroiii vellen, werd door deze ondervinding voor mijnbsp;aanmerkelijk gematigd. Aan het bureau teruggekeerd, wasnbsp;juist de beurt der visitatie aan mij, en ik opende alles.nbsp;De ambtenaren mijn brevier ziende, vroegen; nvous-êtesnbsp;prêtre. Monsieur?» en achtten, op mijn bevestigend antwoord,nbsp;het visiteren onnoodig. Zij verzochten mij mijne koffers tenbsp;sluiten, plombeerden ze, en wij vertrokken, zeer voldaannbsp;over deze katholieke beleefdheid, naar het station, om plaatsnbsp;te nemen naar Rome. Er was juist een trein vertrokken; wijnbsp;waren dus genoodzaakt tot elf ure te wachten, en haddennbsp;om aan eeue wandeling door

-ocr page 51-

III.

CIYITA YECCHIA.

Dc aanblik van litt scliooiie bekoorlijke Italië, hetwelk voor ons open lag, en zijne rijke gaven der natuur zoonbsp;inildelijk aanboolt;l, deed ons reeds bij deze eerste ontmoetingnbsp;den lof bezingen van den bevoorrcgten grond , waarop wijnbsp;het geluk hadden onze voetstappen te drukken. Vegetatienbsp;en luchtgesteldheid herinnerde ons, dat wij in een gansclinbsp;ander land waren, dan wij tot nu toe gezien hadden. Vannbsp;de menigvuldige planteji, welke den heiachtigen grond bedekten, kende ik er geene, behalve de aloë, welke bijnbsp;büschjes langs den weg wast, en den dikbladerigen Cactus,nbsp;van een buitengewone grootte, gelijk wij die bij ons nietnbsp;aantreflën. .

De gansche weg, van de poort der stad tot aan het station, was met Fransche soldaten bezet, die mij deden denken aannbsp;een zwerm sprinkhanen , welke op een vreemden akker warennbsp;neergevallen. Zij waren met hun verblijf in Italië zoo inge-nomen, dat zij hunne vreugde niet konden bedwingen, en,nbsp;uit volle borst, het eene lied na het andere uitzongen.nbsp;Afgescheiden van de overigen hadden zich zeven onder een

-ocr page 52-

( 44 )

praclitigeii palmboom gelegerd, alwaar zij een kuil in den grond groeven, en vuur ontstaken om eene pas geplukte kip,nbsp;(waar zij die gekocht hadden, weet ik niet,) zoo goed denbsp;weinige middelen hun dit mogelijk maakten, te bereiden, tennbsp;einde eene versnapering te hebben gedurende hun oponthoud.

Onze wandeling voortzettende, ontmoetten wij eenen koopman , die een handwagen, met druiven volgeladen,nbsp;voortdreef, en zich haastig begaf naar de plaats waar denbsp;Franschen gezeten waren. Eerst had hij zijne waar in hetnbsp;Italiaansch aangeprezen, maar zoodra viel zijn stem nietnbsp;onder het bereik der Franschen, of hij begon met een wonderlijke krachtsontwikkeling, in erbarmelijk Fransch, uit alnbsp;zijn niagt te roepen. Zelf scheen hij ingenomen met hetnbsp;vreemdsoortig dialect, hetwelk hij vertegenwoordigde; wantnbsp;achter eiken roep, viel hij uit in een schaterend gelach,nbsp;hetwelk hij niet dan met moeite kon onderdrukken. Naau-welijks hadden de militairen hem in liet oog, of zij liepennbsp;met drift naar hem heen, en in een oogenblik groeide hetnbsp;aantal koopers zoo zeer aan, dat de koopman ook met denbsp;meeste handigheid en inspanning aan de tallooze aanvragennbsp;Ónmogelijk kon voldoen. In het eerst wilde hij niet andersnbsp;dan bij het gewigt verknopen; maar zij maakten het hemnbsp;zoo lastig, dat hij zijn plan moest laten varen. Want terwijlnbsp;hij bezig was te wegen, greep een elk naar de schoonstenbsp;tros, en spoedig hingen er wel vijf en twintig trossen voornbsp;zijne oogen te zweven, zoodat hem alle gezigt op de schalennbsp;ontnomen was. Toen ging het hij schatting; in een oogenblik was de wagen ledig en de koopman zóó uitgelaten, datnbsp;hij riep: «leve de Franschen!» en in galop huiswaarts reed.

Civita Vecchia levert overigens voor den reiziger weinig bezienswaardig op, of men moest een haven sclioon vinden,nbsp;aan welker beide zijden eentoonige kazernen en versterkingennbsp;ten dienste der Fransclien zijn aangelegd.

-ocr page 53-

Een bijna algemeene klagt ging onder de reizigers op, wegens de vele formaliteiten waaraan men onderworpen was.nbsp;Behalve de bagaadje eischte ook de verzorging van de paspoorten vele oplettendheid.

Voordat wij te Marseille plaats namen aan de Messageries Impériales, moesten wij eerst onze paspoorten afgeven, welkenbsp;wij bij onze aankomst te Civita Vecchia aan het havenbureaunbsp;konden terughalen, om ze dan wederom aan het station vannbsp;den spoorweg in te ruilen voor een biljet, waarop de ver-pligting stond uitgedrukt, dat wij ons, vier-en-twintig urennbsp;na de aankomst te Rome, aan het bureau der Policie aldaarnbsp;moesten vertoond hebben. Ik moet bekennen, de last, dienbsp;den vreemdeling hierdoor veroorzaakt wordt, is groot, ennbsp;ik wenschte niets liever dan dat de paspoort-verordeningennbsp;aanmerkelijk werden vereenvoudigd; doch hoe omslagtig ennbsp;moeijelijk ook, zij strekken tot bewijs van de groote zorg,nbsp;waarmede de H, Vader de deugnieten uit zijn rijk trachtnbsp;te weren, die ea‘ onrust en zedeloosheid onder zijne bemindenbsp;ondej’danen komen verspreiden. Ik nam de vrijheid om eennbsp;ontevreden Engelschman op te merken, dat de goeden hetnbsp;om de kwaden moesten misgelden, en de schuld niet zoozeernbsp;aan het Pauselijk Gouvernement moest geweten worden, maarnbsp;veeleer aan dat van Piëmont e2i misschien andei-e Staten, (iknbsp;Bedoelde hiermede vooral Engeland) die hunne agenten innbsp;de Heilige Stad bezoldigden, om door goud en lasterlijkenbsp;Woorden de ligt gevoelige onderdanen tegen hun gouvernement op te ruijen. Dat ik hierdoor mijn ultramontaan-schen geest verried, was voldoende, om een kort en norschnbsp;antwoord te ontvangen, waarmede ik mij evenwel niet stilzwijgend liet afschepen, maar op eene soort van bekentenisnbsp;Bleef aandringen, die ik vooraf w’ist niet te zullen bekomen,nbsp;mij tevreden stellende, zoo ik zonder goed- of afkeui-ingnbsp;mijne meening mogt openbaren. De Engelschman schonk mij

-ocr page 54-

( 46 )

die vergunning, hoorde mij met het grootste geduld aan, en gaf ten laatste de noodzakelijkheid voor bijzondere maatregelen toe, maar kon niet begrijpen dat zij zoo ver moestennbsp;worden uitgestrekt, en met hetzelfde goede gevolg niet aanmerkelijk konden vereenvoudigd worden. Ik zeide dat iknbsp;het evenmin begreep, en er daarom geen veroordeeling overnbsp;koude uitspreken. Scheidende waren wij het onderling overnbsp;dit punt zoo goed mogelijk eens.

Aan het station teruggekeerd viel mijn oog op den palmboom ; maar ik zocht te vergeefs naar de sierlijke takken, die zij even te voren naar alle zijden uitspreidde. De soldaten hadden ze voor hun gebraad zoo overvloedig gebezigd,nbsp;dat, met het vuur van zooveel takken, ongetwijfeld voor eennbsp;grooten maaltijd een overvloedig haardvuur had kunnen woi--den aangelegd. Zoo spelen de Frauschen met de palmtakken,nbsp;de symbolen der overwinning, welke zij in Italië plukken.nbsp;Tot brandstof dienen zij voor gebraad. Wie weet of aan denbsp;Italiaaiische palzntakken niet een edeler toewijding aan dennbsp;adelaar, den kelzeiiijken vogel, zal te beurt vallen.

De weg van Civita Vecchia naar Rome voert door eene onbebouwde streek, de Gampagua Roinana. Eentoonig isnbsp;het uitzigt over de uitgestrekte heivelden, die slechts hiernbsp;CU daar met een boom bezet zijn, en wier heuvelachtigenbsp;grond soms een diep inzigt geeft in de ruïnen eener oudenbsp;waterleiding, of in verlaten grotten, die u doen denken aannbsp;dc spelonken der Egyptische kluizenaars. Regts vertooueunbsp;zich op vejTe afstanden van elkander eeuige versterkingen,nbsp;welke op de kust der Tyrrheensche Zee zijn opgetrokken.nbsp;Geen meuschelijk wezen vertoont zich aan uw oog, en zelfsnbsp;de vogelen des hemels schijnen dat ongunstig oord te ontvlieden. Zware bulfels alleen zoeken in de ruwe plantennbsp;hun voedsel, eii maken het uitzigt nog onvriendelijker ennbsp;woester. — Waarom nog langer ontveinsd? Het bestuur des

-ocr page 55-

( 47 )

Kerkelijken Staats is het voorwerp van tallooze verwijten. Uie armoede van den grond, die woestenij rondom de heiligenbsp;stad, welke Chateaubriand vergelijkt met de «inania regna»nbsp;van de H. Schrift, die verwoestende koortsen, welke de velden ontvolken, zijn het niet even zoo vele onomstootelijkenbsp;bewijzen voor de werkeloosheid van het bestuur, dat zichnbsp;niet bekommerd over het lot der onderdanen en bij de alge-meene beschaving der wereld magteloos blijft? Waarom,nbsp;onder de hooge bescherming eener zoo weldadige natuur alsnbsp;die van Italië, niet den grond ontgonnen en dc bronnennbsp;van welvaart geopend, die den armen bewoners een eerstennbsp;rang zou doen innemen onder de bloeijendste natiën vannbsp;het beschaafde Europa? Waarom die tallooze lazaroni, dienbsp;in een « dolce far niente» hun leven slijten, niet tot werkzame landlieden, tot welvarende leden der maatschappij gevormd ? Dit staat in de magt van het gouvernement, zoo hetnbsp;slechts den eersten stap zet, door op eigen kosten de bebouwing aan te vangen, en door vrijgevige bescherming, zijnenbsp;onderdanen tot de voortzetting dier belangrijke ondernemingnbsp;aan te prikkelen. Zoo redeneren de oppervlakkige materialisten in hunne onnadenkende voortvarendheid , en met dienbsp;bittere beschuldiging achten zij hun pleit gewonnen, zondernbsp;ooren te hebben voor de regtmatige verdedigers van hetnbsp;Pauselijk bestuur, dat stelselmatig tegengesproken en gelasterd wordt. Immers vraagt men hen naar de oorzaak dernbsp;verlatenheid en ziekten, welke in de Campagna llomananbsp;heerschen, dan wacht men te vergeefs op antwoord; wantnbsp;Velen weten het niet en willen het ook niet weten, anderennbsp;Weten het, maar vreezen in hunne lafhartigheid voor allesnbsp;Wat op verren afstand naar «Ultramontaansch» gelijkt, ennbsp;¦’Preken liever over den Turk dan over den Paus. Denbsp;thans immer veld winnende revolutie, die te veel bloetlnbsp;heeft doen stroomen om nog liefde te bezitten, en te lang

-ocr page 56-

( 48 )

reeds in duistere holen woont om het daglicht te kunnen verdragen; de revolutie, die niet slechts de harten maarnbsp;ook liet verstand bedorven heeft, wier leus is en blijft: haatnbsp;en vloek , moet wel in woede ontvlammen tegen den Vertegenwoordiger der w'aarheid en der liefde, tegen den Stedehouder van Jesus Christus , de rots waartegen alle revo-lutionuairen het hoofd te pletter loopen.

De verlatene en woeste toestand der Gampagna bestond reeds voor meer dan twee duizend jaren, en ofschoon wijnbsp;er omstreeks vijf eeuwen vóór Christus eene talrijke bevolkingnbsp;aantreffen, toch klimt de faam over de doodende luchtge-gesteldheid van Rome en hare omstreken tot de stichting dernbsp;stad op. Romulus, zoo verhaalt Cicero, koos tot zijnnbsp;verblijf een gezonde plek te midden eener verpestende streek:nbsp;«locum in regione pestilenta salubrem. »

Die eenzame velden welke Rome omgeven zijn de overblijfselen der «latifundia », de onmetelijke grondbezittingen, welke de aanzienlijke Romeinen zich allengs door overweldiging en knevelarij verworven hadden, en waarvan Pliniusnbsp;zegt; « Latifundia perdidere Italiam ». Sedert den tijd dernbsp;Gracchusseu verdwenen de kleine grondbezitters en kolonisten ,nbsp;om plaats te maken voor ongelukkige slaven, terwijl denbsp;bebouwde landen door uitgestrekte weiden vervangen werden.nbsp;Het graan werd uit Sicilië en Egypte aangevoerd, en opnbsp;den Ager Romanus zag men niet dan tallooze dwalende kuddennbsp;onder de bewmking van eenen slaaf, die zijne ketenen moestnbsp;voortslepen. De ontvolking zal zeker veel hebben tiijgedragen,nbsp;om den toen reeds ongezonden grond nog verderfelijker tenbsp;maken; doch daarin alleen ligt niet de verklaring der verlatenheid. Ten allen tijde heeft men den Ager Romanusnbsp;gedurende eenige maanden des jaars ontvlugt. Horatiusnbsp;verbergt zijn vrees voor het land niet, hetwelk hij gedurendenbsp;het heete jaargetij ontwijkt, bevreesd dat hij er den dood

-ocr page 57-

( 49 )

zal vinden. Het is de tijd, in dier voege schrijft hij aan Mecaenas, waarop de bode des doods verschijnt, waaropnbsp;de vaders en moeders beven, waarop het gedruisch vannbsp;het Forum en de bedrijvigheid aan het hof ons herinnerennbsp;dat de koortsen woeden en de testamenten geopend worden:nbsp;«adducit febres et testamenta resignat». Te voren reedsnbsp;had Titus Livius den grond rondom Rome dor en besmettelijk genoemd; « pestilenti atque arido circa Urbem solo»;nbsp;en ten tijde der Romeinsche Keizers werd de lucht, welkenbsp;men in de stad zelve inademde, verpestend genoemd : « ui-bisnbsp;infamis aër». Zoo in het bestuur des Lands eene voornamenbsp;oorzaak te vinden is, dan komt het verwijt geenszins opnbsp;het Christelijk, maar op het heidensche en republikeinschenbsp;Rome, dat door de materialisten zoo zeer bewmnderd ennbsp;ten hemel verheven wordt. Het is waar ; het zag er in denbsp;niiddeneeuwen niet beter uit, daar in 1360, ofschoon denbsp;bevolking van Rome slechts zeventien duizend zielen telde,nbsp;heel de Agro Romano geene voortbrengselen genoeg opleverde ,nbsp;om in de behoefte der hoofdstad te voorzien; doch de velenbsp;oorlogen en vijandelijkheden der adelijken oefenden toenmaalsnbsp;een allernadeeligsten invloed op den akkerbouw uit.

Wat bittere klagten uitte Petrus Damianus in de tiende eeuw', wanneer hij , sprekende van de schadelijke dampennbsp;welke er uit den grond opstijgen, uitroept:

Rome, hetwelk de menschen verslindt, buigt de trotsche hoofden der krachtigste mannen.

Rome, vruchtbaar aan koortsen, is rijk aan doodelijke vruchten.

Aan Rome is de geesel der koorts met onverbreekbaren band verbonden (1).

Maar sedert de terugkomst der Pausen uit Avignon zien

(1) Roma , vorax bomiDum , domat ardua colla virorum , Roma , ferax febrium, necis est uberrima frugum ,nbsp;Romae febres stabili sunt jure fiUeles.

-ocr page 58-

( 50 )

wij een gelieelen ommelieer. Ondei’ Paus Paulus IV leverde de akkerbouw een zoo grooten overvloed, dat niet slechtsnbsp;de hoofdstad met zestig duizend inwoners van rijken voorraad voorzien was, maar bovendien nog 200,000 hektolitersnbsp;graan kon woi'dcn uitgevoerd. Daar de malaria evenwelnbsp;een blijkende vijand was, en jaarlijks vele slagtoffers eischte,nbsp;kon het pauselijk bestuur niet dan met groote inspanningnbsp;den lust voor landbouw levendig houden, en hiertoe heeftnbsp;het als een voorbeeld voor andere Staten al het mogelijkenbsp;aangewend. De hooge premiën, voor de bebouwing desnbsp;gronds toegezegd, konden slechts weinige bewoners naarnbsp;dien heilloozen bodem lokken. Pius Vit breidde die premiënnbsp;zoo ver uit, dat hij voor eiken voet gronds, welke met geboomte beplant werd, vijf bajocchi (I2'/2 cent), voor eikennbsp;nieuw gegraven put 32 scudi (80 gulden) en voor elk huis eenenbsp;premie van 278 scudi (ongeveer 700 gulden) uitloofde. Hijnbsp;drong er op aan, dat de huizen digt bij elkander zoudennbsp;gebouwd worden, beloofde kerken en pastorijen, schonknbsp;zelfs huwelijksgiften aan de jonge dochters, die met denbsp;landlieden zouden huwen, cn vergat derhalve niets wat denbsp;bevolkingen, met het vooruitzigt op zoovele voordeelen, naaide omliggende landen voeren kon. Een vreeselijke gebeurtenis evenwel schrikte de volken af: eenige Duitsche huisgezinnen kwamen zich, door de zorg der familie Matteï, tennbsp;Westen van Rome nederzetten; doch eer een jaar verloopennbsp;was, had men reeds allen zien ten grave dragdn.

Wanneer wij dit alles in aanmerking nemen, moeten wij ons verwonderen over de groote welvaart in den Romeinschennbsp;Staat, welke bij Frankrijk zeer gunstig afsteekt; de verhouding der bevolkingen is als 4 tot 3, en de Romeinschenbsp;Staat voert jaarlijks een aanzienlijke som aan levensmiddelennbsp;uit. ’t Is onverklaarbaar dat vele Fransche schrijvers in dennbsp;Agro Romano eene aanleiding vinden, om den H. Vader te

-ocr page 59-

( SI )

lasteren. Wat heeft Pius niet al gedaan om den landbouw te doen bloeden. De berigten, die de Rayneval in zijnnbsp;officieel rapport aan het Fransclie Gouvernement, ons daaromtrent heeft bekend gemaakt, zijn als het ware een aaneengeschakelde lofrede op do vaderlijke bemoeijingen vannbsp;liet Hoofd des Kerkelijken Staats. En misten wij al dezenbsp;en de tallooze andere geenszins verdachte getuigen, de dadennbsp;spreken nog. Door het edict van 1849 heeft de II. Vadernbsp;de weilanden van servituten trachten te bevrijden, door gedurende 15 jaren eene jaarlijksche premie voor boomplantingen uit te loven. Hij heeft eene nieuwe leerschool voornbsp;den landbouw gesticht. Op de Vigna Pia, waar hij meernbsp;dan honderd Weezen op zijne eigene kosten door de broedersnbsp;der vereeniging van het H. Kruis laat opvoeden, heeft hijnbsp;de kundigste mannen aangesteld, om de arme Romeinen innbsp;den akkerbouw en de landhuishoudkunde te onderwijzen;nbsp;hij heeft vergaderingen opgerigt om over de verbetering dernbsp;Voortbrengselen te beraadslagen. Van 1850 tot 1858 werdennbsp;cr in de Campagna 1,828,274 boomen geplant, waarvoornbsp;de premiën de som van 144,859 scudi (ongeveer ƒ370,000)nbsp;beliepen.

Hoe verschillend evenwel vertoont zich , tegen het einde van het heete jaargetijde , die heillooze streek aan onzenbsp;®ogen, als na den regentijd in weinige dagen de krachtige natuur een tweede lente heeft aangevoerd, en de dorrenbsp;Weide met een frisch groen bekleed. Tallooze herders hebbennbsp;zich, als op een gastvrijen grond, in zoo grooten getalenbsp;nedergezet, dat het Hoofd der Kerk het noodig geacht heeft,nbsp;priesters heen te zenden, welke op vele punten dernbsp;Hampagna en op vastgestelde uren het H. Misoffer opdragen,nbsp;®n hunne geestelijke zorgen aan het heil dier zwervendenbsp;herders toewijden. Hoe liefelijk wordt het beeld der Cam-Pagna wanneer wij haar beschouwen met een oog, zoo als

-ocr page 60-

( 52 )

Lacordaire en vele andere groote mannen. Die eenzaamheid, welke naar de H. Stad voert en haar van alle kanten omringt, maakt haar nog grootscher en beminnelijker. Romenbsp;met zijne tallooze koepels is één tempel, in de eenzaamheidnbsp;der woestijn gelegen , tot gebed en heilige overwegingnbsp;bestemd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Te Palo is het voornaamste station, hetwelk men op den weg van Civita Vecchia naar Rome aandoet. De reiswagen,nbsp;eene soort van diligence, welke uit de naburige dorpennbsp;verwacht werd, en de reizigers uit den omtrek moestnbsp;aanvoeren, was nog niet aangekomen, zoodat de vijf minuten oponthoud, op het spoorbriefje aangegeven, tot achtnbsp;aangroeiden. Groot was de ergernis van een zeer jongnbsp;en modern heer, welke naar de mathematische wetten dernbsp;negentiende eeuw opgevoed, geenszins vrede kon hebbennbsp;met eene daad van te ver gedreven filantropie, die in zijnnbsp;oog een duidelijk blijk was voor de achterlijkheid van hetnbsp;Pauselijk Gouvernement. Drie minuten te laat in Rome,nbsp;zoo ten minste de trein den verloren tijd niet herwon, drienbsp;minuten later aan tafel, drie minuten later gaan slapen;nbsp;kortom eene algeheele stoornis en verwarring in zijne dag- ennbsp;nachtorde. O tempora, o mores!

Toen de trein zou vertrekken, werden wij even beleefd als deftig uitgenoodigd wederom in te stappen, geheel andersnbsp;dan dit in Frankrijk plaats heeft, waar de conducteurnbsp;e entrez!» roept, onmiddelijk daarop de portiers der wagensnbsp;driftig toeslaan, en met zijn fluitje het teeken geeft dat allesnbsp;in orde is, al loopen ook enkele liefhebbers van het buffetnbsp;gevaar van te moeten achterblijven. Een eerst verzoek scheennbsp;echter te Palo niet voldoende; de reizigers maakten nog nietnbsp;veel haast. Rijzonden scheen een troepje Franschen er vermaak in te hebben den Conducteur tot een driemaa[ herhaaldnbsp;verzoek te nopen. Wie zou hun die uitspanning misgunnen?

-ocr page 61-

( )

Zij worden in hun vaderland altijd zoo militairement behandeld , wat wonder, dat zij nu eens naar keus en luim hunne persoonlijke vrijheid onder den italiaanschen hemel laten gelden.nbsp;Üe vrijheid is zoo zoet, en die haar mist, misbruikt haar bijnbsp;de eerste gelegenheid.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Keeds op verren afstand zagen wij uit naar den koepel der Sl. Pieter. Telkens benamen kleine heuvels ons het vrije uitzigt,nbsp;en verhoogden ons ongeduld, daar wij als om strijd naar dennbsp;horizont uitzagen, om het eerst de St. Pieter te begroeten.

«Salut St. Pierre !» zoo klonk het gelijktijdig uit veler mond : de grootsche koepel werd zigtbaar, en in korten tijdnbsp;was zij voor ons oog van tallooze andere koepeldaken ennbsp;torens omringd.

De trein hield buiten Rome stil, en een rijtuig voerde ons onder een zware regenbui van het station naar de stad.nbsp;Jammer, dat het weder zoo slecht was, en wij bovendien,nbsp;de Porta Pancrazio binnenrijdende, onzen eersten weg dooide onaanzienlijkste wijken van Rome moesten nemen. Hoeveelnbsp;indrukwekkender ware ons het eerste gezigt der stad geweest , zoo wij haar bij schoon weder waren binnengegaannbsp;door de Porta del Popolo, waar het prachtige plein van diennbsp;uaam en het Corso der stad een luisterrijk aanzien schenken.

Zoo het gezigt van Rome een krachtigeu iudruk maakt op het gemoed zoowel van den wijsgeer en oudlieidkundigenbsp;als van den vurigen kunstenaar met zijne levendige en vruchtbare verbeelding, wat moet het dan niet wezen voor dennbsp;pelgrim, die Rome immer waardeert als de hoofdstad dernbsp;Wereld, Caput orbis. Zij is hem de zetel dier onvergankelijke Kerk, die de uatiëii met de glorie Gods heeft overdekt, gelijk de wateren der zee de afgronden overdekken;nbsp;eu die, magtiger dan de Republiek en de Cesars, gedurendenbsp;nclittien eeuwen het gebied handhaaft, hetwelk zij over hetnbsp;aardrijk heeft verkregen. Laten anderen, met voorbijzien dor

-ocr page 62-

( 54 )

heiligdommen, zich verlustigen in het lieideiische Rome; dat zij zich verdiepen in gissingen over de plaatsen, waar denbsp;góden van den Olympus hunne altaren hadden, en aan denbsp;laagste hartstogten openbare huldiging gebragt werd; zijnbsp;mogen zuchten over de verwo^ting van hun Jerusalem, ennbsp;in hunne klaagliederen nog een laatste eere brengen aan denbsp;Goden van één dag, die niet eens de Cloaca Maxima vannbsp;Tarquinius inogten overleven. Hij, die in de oude overblijfselen iets anders ziet dan de oorspronkelijke bestemmingnbsp;der bouwmeesters, die de ruïnen der oude grootheid beschouwt als zoovele getuigenissen van de allesverwinnendenbsp;en goddelijke kracht der Kerk, en ze hoogschat voor zoovernbsp;zij aan de geschiedenis van de beschaving en heiliging dernbsp;menschen zijn verbonden; hij, die in de Romeinsche magtnbsp;slechts een kolos ziet, welke de aarde onder zijn wigt verpletterde , hij zeker zal, een blik van medelijden op het Forumnbsp;werpende, met ïasso uitroepen : « o Rome, het zijn niet denbsp;kolommen, de triumfbogen, de badstoven , welke ik in Unbsp;zoek, maar het bloed dat voor Christus vergoten werd, ennbsp;de beenderen, welke in dezen gewijdeii grond rusten.»

Aan het christelijk Rome, aan hare gewijde gedenkteekenen, aan hare heilige relieken onze eerbiedige bewondering en hulde.

O edel Rome, beheerscheres der wereld,

De uitstekendste onder alle steden,

U brengen wij onzen groet!

Ü zegenen wij, wees gegroet in eeuwigheid!

O Roma nobilis, orbis et domina,

Cunctarum urbium excellentissima,

Salutem dicimus tibi! per omnia Fe benedicimus, salve, per secula !

{Hymms Christ.)

-ocr page 63-

IV.

PETRU8 EN PAÜLUS IN ROME.

De hoofdstad der Katholieke wereld, vangt hare geschiedenis aan met den H. Petrus. Door hem werd het Kruis naar het nieuw Jerusalem overgeplant en op den Vaticaanschennbsp;berg verheven ; de armen naar het heidendom uitstrekkende,nbsp;bevochtigde hij den dorren en levenloozen grond met zijnnbsp;vruchtbaar bloed, het zaad van tallooze Christenen. ,

Met het Apostoliesch leven van den H. Petrus is dat van Paulus op het innigst verbonden. Beiden werden zij om denbsp;prediking des geloofs gevat, in een zelfde gevangenis bewaakt,nbsp;te gelijk als misdadigers door de straten van Rome gesleurd,nbsp;te gelijk gegeeseld, en op hetzelfde oogenblik stroomde beidernbsp;bloed. Overal treft men hen als elkanders trouwe gezellennbsp;aan, en een zelfde graf dekt hun heilig gebeente, in dennbsp;dood zelfs niet gescheiden.

Met vreugde herinner ik mij de gelukkige oogenblikken, toen ik de gedenkteekenen bezocht, door het levendig geloofnbsp;der eerste Christenen zoo zorgvuldig bewaard, toen ik denbsp;woningen binnenging, waar eenmaal Petrus en Paulus gastvrijheid gen(^en, toen ik de wegen bewandelde, welke zij

-ocr page 64-

( S6 )

betreden liebbeii, en hun voetspoor volgde van bet eene einde der stad tot het andei’e.

Het is niet mogelijk met zekerheid aan te geven, op welk punt Petrus voor de eerste maal Rome is binneiigekomen.nbsp;Zoo hij van Napels, hetwelk imftier de gedachtenis van zijnnbsp;verblijf aldaar bewaard heeft, over zee reisde, dan moestnbsp;hij te Ostia binnenloopen, en langs den gewonen weg aannbsp;de Porta Ostiensis uitkomen, aan de Zuid-Oostzijde dernbsp;stad, ongeveer waar thans de Porta S. Paolo staat. Dochnbsp;eene oude overlevering meldt ons, dat hij, door storm overvallen en naar de kusten van Toscane gevoerd, in de stadnbsp;Pisa eenigen tijd heeft doorgebragt. Van hier kon hij wederomnbsp;zoowel den land- als den zeeweg kiezen. In het eerste gevalnbsp;is het waarschijnlijk, dat hij den Aureliaanschen weg heeftnbsp;genomen; deze voerde regt naar de stad, en kwam aan dennbsp;berg .Taniciüus uit. Koos hij evenwel de zeereis, dan wasnbsp;Ostia wederom de havenplaats, waar hij aan wal stapte, ennbsp;de poort, aan den weg van Ostia gelegen, de poort zijnernbsp;intrede in Rome. Deze laatste veronderstelling schijnt denbsp;voorkeur te verdienen boven vele andere, en het is daarom ,nbsp;dat ik de Porta S. Paola tot punt van uitgang voor mijne verderenbsp;bezoeken genomen heb.

Van het Minerva-plein ging ik over het Kapitool en het Forum Romanum, en kreeg, de ruinen der keizerlijke paleizen voorbij zijnde , de poort weldra in het gezigt. Oorspronkelijk werd zij Porta Trigemina, d. i. Poort der Drielingen ,nbsp;genoemd; want alhier trokken de drie Horatiussen ten strijde,nbsp;en werd één hunner, de nederlaag der Ouriatiussen a.ankon-digende, als overwinnaar door de Romeinen ingehaald. Eennbsp;Wijder tijding bragt de H. Petrus, toen hij de liefdemagt vannbsp;het Kruis en de zegepraal van het Christelijk Rome '“kwamnbsp;verkondigen. Naar het gevoelen van Eusebius en den H.

-ocr page 65-

( 37 )

Hieronymus, had de intrede van Petrus plaats iu het tweede jaar van Claudius, den achttienden .lanuarij, denzelfden dag., waaropnbsp;de Kerk het feest van den Stoel van Petrus heeft vastgesteld.

Mij binnen de poort op eene bank nederzettende, overwoog ik de blijde geheimen in de zending des Apostels opgesloten;nbsp;hoe hij, een Galilesche visscher, in een arm en versletennbsp;reisgewaad, zonder eenige bezitting, zonder geld of wapenen,nbsp;ter kruistogt ging naar het ontzaggelijk Rome, waar allenbsp;aardsche grootheid en magt als in één punt waren vereenigd,nbsp;waar Jupiter van het Kapitool en de Cesar van een onmetelijknbsp;rijk hunne troonen hadden opgeslagen. Naar mate Petrusnbsp;digter l)ij de Stad kwam, rezen tempels en paleizen de eennbsp;na den ander op, en kreeg Rome telkens meer het grootsehnbsp;aanzien van de hoofdstad der wereld. Wel zal hij op denbsp;Via Ostiensis zijn gebed verdubbeld, zijne goddelijke zendingnbsp;overdacht, en de zw'aarte dier taak gewogen hebben; dochnbsp;vrees kende hij niet, gelijk Paus Leo zegt; grooter was zijnenbsp;standvastigheid, dan toen hij over de zee liep. Het geheimzinnig Pinkstervuur gloeide in zijn binnenste; te Jerusalem had hij reeds gepredikt en om Christus’ wil de boeijennbsp;gedragen. Met onwankelbaren moed , met onbeperkt vertrouwen , trad hij de poort binnen, w^etende dat hij denbsp;steenrots was, w™rop Christus zijne Kerk bouwde, ennbsp;waartegen de poorten der hel niet zouden vermogen.

Een der Kerkvadm-s schetst ons deze gebeurtenis in dra-matischen vorm, en stelt zich voor, dalt;^^ ëen heiden uit de stad, den Apostel te gemoet gaande, het volgend onderhoudnbsp;met hem aanvangt:

He heiden. — Vreemdeling, mag ik weten w,at u naar Rome voert ? Misschien ben ik in staat n eenige di('itst tenbsp;bewijzen.

Petrus. — Ik kom er den onbekenden God verkondigen , en zijne eeredienst stellen in de plaats van die der duivelen.

-ocr page 66-

( 88 )

De heiden. — Komaan! dat is iets nieuws, en ik zal straks een groot genoegen smaken, wanneer ik, wandelendenbsp;op het Forum, dit aan mijne vrienden zal kunnen verhalen.nbsp;Laat ons een weinig spreken, zoo gij wilt: zeg mij eerst,nbsp;waar komt gij van daan? wat is uw vaderland?

Petrus. — Ik behoor tot die menschen, welke door u worden veracht en verafschuwd, en uit Rome verjaagd zijn;nbsp;doch men heeft hun vergund terug te keeren. Naar mennbsp;mij verhaald heeft, wonen mijne landslieden niet ver vannbsp;hier, langs den Tiber. Ik ben een Jood.

De heiden. — Maar welligt zijt gij een aanzienlijk persoon in uwe natie?

Petrus. — Zie, ginds liggen arme visschers aan den oever der rivier; ik oefen hetzelfde bedrijf uit. Een groot deelnbsp;van mijn leven heb ik doorgebragt met visschen te vangennbsp;in een meer van mijn vaderland, en mijne netten te vervaardigen en te herstellen , ten einde mijn dagelijksch brood tenbsp;kunnen winnen. Ik bezit noch goud noch zilver.

De heiden. — En sedert gij uw bedrijf verliet, hebt gij u zonder twijfel op de studie der wetenschappen toegelegd,nbsp;de scholen der wijsgeeren en redenaars bezocht; gij rekentnbsp;op uwe welsprekendheid?

Petrus. — Ik ben een man zonder wetenschap.

De heiden. — Tot nog toe, bespeur ik niets, dat het welslagen uwer onderneming verzekert; de eeredienst van uwen onbekenden God moet uit zich zelve al zeer aantrekkelijknbsp;wezen, indien zij alle soort van aan hoveling kan ontberen ?

Petrus. — De God, dien ik predik, stierf den schande-lijksten dood op een Kruis, tusschen twee moordenaars.

De heiden. — En wat komt gij ons dan van dezen zoo vreemden God melden?

Petrus. — Eene leer, die den hoogmoedigen en vfeesche-lijken menschen dwaasheid toeschijnt, en al de schanddaden

-ocr page 67-

( 89

Veroordeelt, waaraan deze stad hare tempels heeft toegewijd.

De heiden. — Hoe! eerst wilt gij die godsdienst in Rome vestigen, en waar dan?

Petrus. — Over heel de wereld.

De heiden. — En voor hoelang?

Petrus. — Voor alle eeuwen.

De heiden. — Bij Jupiter! Die onderneming heeft moeije-lijkheden in, en noodzakelijk zult gij moeten beginnen met u magtige beschermers te zoeken, om niet bij uw'e eerstenbsp;poging te worden wederhouden; telt gij de Gesars, de rijken,nbsp;de wijsgeeren onder uwe vrienden?

Petrus. — Den rijken kom ik melden, dat zij zich van hunne schatten moeten los maken; den wijsgeeren, dat zijnbsp;hun verstand aan het geloof moeten onderwierpenden Cesars,nbsp;dat ik hun het opperpriesterschap ontneem.

De heiden. — Maar gij begrijpt toch, dat, in plaats van gunstig jegens u gestemd te worden, zij zich tegen u ennbsp;uw'e leerlingen, zoo gij die hebt, zullen verzetten ? Wat zultnbsp;gijlieden dan doen?

Petrus. — Dan zullen wij sterven.

De heiden. — inderdaad, dit komt mij nog het meest waarschijnlijk voor van al hetgeen gij mij verhaald hebt.nbsp;Vreemdeling, ik ben u dankbaar; gij hebt mij een grootnbsp;genoegen gedaan. Maar voor het oogenblik genoeg; ik zalnbsp;u een anderen keer hooren. Vaarwel. — Arme dwaas!nbsp;Het is jammer, want hij schijnt een regtschapen man tenbsp;w-ezen.

Deze zamenspraak, hoezeer niet historiesch waar, schetst met scherpe trekken het bovennatuurlijke, in de zending desnbsp;Apostels opgesloten, en schonk mij in de poort menig treffend punt van overweging. Ik w'erd evenwel telkens gestoord,nbsp;nu eens door voetgangers, dan w'eder door rijtuigen ofnbsp;vrachtkarren, maar vooral door de soldaten, die hier op

-ocr page 68-

( 60 )

wacht stonden. Van het eerste oogenblik af hadden zij mijne opmerkzaamheid getrokken; want de poort zelve was nognbsp;niet in het gezigt, toen de roode kleur der Fransche uniformnbsp;zich i'eeds uit de verte aan mijn oog vertoonde. Het strektnbsp;wel is waar ten bewijze, hoe ver de belangstelling en dankbaarheid van den oudsten Zoon der Kerk zich uitstrekt jegensnbsp;den H. Vader, aan wien hij zoovele weldaden, ja zelfs zijnnbsp;leven te danken heeft; maar, van den anderen kant, magnbsp;men er tevens uit afleiden, in hoe hoogc mate do bescherming van den Kerkdijken Staat door de revolutie is noodzakelijk gemaakt. Ik kan het niet ontveinzen: deze ontmoetingnbsp;bragt bij mij eeuen onaangenamen indruk te weeg.

Na eene korte poos toevens ging ik de poort uit, cn zag aanstonds aan mijne regterzijde het kerkhof der Protestanten.-Het is treffend, dat de v ijanden der Kerk hunne laatstenbsp;rustplaats hebben digt onder de muren der H. Stad, cn bijnbsp;de Zegepoort van Petrus.

Nieuwsgierig naar de opschriften der graven, ging ik eenige stappen langs den muur voort, en meenende aan dennbsp;ingang van het kerkhof te wezen, werd ik eensklaps doornbsp;eeuen Franschen soldaat weerhouden, met bevel van terug tenbsp;keeren. Ik gehoorzaamde onmiddelijk, hoezeer ik niet begreep , waarom de dooden zoo ongenaakbaar waren, en denbsp;Fransche bescherming zich ook tot de kerkhoven uitstrekte.nbsp;Een voorbijganger loste mij het raadsel op; tegen het kerkhofnbsp;lag een kruidhuis, en daar ik een verkeerden ingang hadnbsp;gekozen, werd ik zoo militairement afgewezen. Ik liet toennbsp;mijn onderzoek naar de opschriften varen, daar ik den toegangnbsp;tot de begraafplaats niet dan langs eenen omweg bereiken kon.

Een eenzame weg leidt van de Porta S. Paolo naar het Colosseum. De ontzaggelijke overblijfselen der oude keizerlijkenbsp;paleizen trekken uwe aandacht, en de reuzenarbeid van het

-ocr page 69-

( 61 )

Rome der heidenen vraagt niet te vergeefs uwe bewondering. Zware muren, die vele eeuwen door aan allerlei verwoestingnbsp;weerstand boden , rijzen nog hoog boven den grond. Doch dienbsp;vreeselijke gevaarten staan daar eenzaam en verlaten. Warennbsp;zij woeger met kostbaarheden behangen, en waardig om magtigenbsp;en als Goden vereerde keizers te herbergen, thans van allenbsp;pracht ontdaan, mogen zij niet eens de hutten der armennbsp;overschaduwen. Weergalmde er de lucht van feesttoonen bijnbsp;de weelderige gastmalen van het hof, de doodsche stilte, dienbsp;in den omtrek heerscht, wordt slechts onderbroken door reizigers en hunne gidsen.

Indrukwekkender nog is het Colosseum, de koningin der ruïnen , de martelplaats van honderd duizend Christenen.

.\ltijd voortgaande door het oude Rome, waar elke voet gronds mij aan heidensche gebeurtenissen herinnerde, naderdenbsp;ik den berg Esquilino, en bevond mij in den ouden Vicusnbsp;Patricius, de wijk der aanzienlijken. Vele invloedrijke Patriciërs, de schouwburg van Flora, de tempel van Diana, denbsp;afschuwelijke instellingen, aan het leven der weelderige Romeinen verbonden, kwamen beurtelings mij voor den geest.nbsp;De eereboog van den vergoden Gallienus staat nog overeind,nbsp;maar de overige gedenkteekenen treuriger gedachtenis zijn allennbsp;spoorloos verdwenen, en het Christendom herinnert hier aannbsp;vele heiligen, die eene voorname plaats innemen in de geschiedenis der eerste kerk, en den ouden Vicus Patricius tot de wijknbsp;der aanzienlijke Christenen verheven hebben. Waar thans denbsp;kerk van de H. Pudentiana staat, ontmoeten wij Petrus, Paulus,nbsp;Marcus , Justinus , Lucina, Pancratius en vele andere heiligen.

Petrus begaf zich bij zijne aankomst te Rome waarschijnlijk het eerst naar Trastevere, ' de woonplaats der Joden; dochnbsp;niet lang daarna nam hij zijn intrek bij den Senator Pudens,

(1) Het Btadsgedeelte aan gene zyde van Oen Tiber.

-ocr page 70-

in den Vicns Patricius. Die verblijfplaats was den overigen bekeerlingen bekend; alten hadden er vrijen toegang, en kondennbsp;om de groote levendigheid , welke rondom de woningen dennbsp;voorname Romeinen heerschte, onopgemerkt binnenkomen.

Wat de opperzaal te .Jeruzalem voor de Apostelen was, werd het huis van Pudens voor de eerste Christenen te Rome.nbsp;De plaatsbekleeder van Jesus Christus vierde er de heiligenbsp;geheimen, zat er de vergaderingen der Christenen voor, zalfdenbsp;er zijne opvolgers, en het is aan God alleen bekend, watnbsp;woorden er zijn ge,sproken, wat lofzangen er oprezen, toennbsp;later de H. Paulus, in het Senatoriale huis den H. Petrusnbsp;kwam bezoeken. loudens en zijn gezin mogten hierbij tegenwoordig wezen. Dagelijks zagen zij Petrus het H. Misoffernbsp;opdragen, en smaakten eene ongekende vreugde, wanneer zijnbsp;uit zijne handen het H. Ligchaam des Heeren ontvingen,nbsp;fievoorregt huisgezin! gelukkige getuigen van zoo heilige gebeurtenissen ! Is het wonder dat in zulk eenen kring de hoogstenbsp;deugden beoefend, de edelste liefdewerken verrigt werden, ennbsp;geloofshelden uit het geslacht van Pudens te voorschijn traden.

De overlevering heeft die gedenkwaardige plek bewaard, en de schoone kerk S. Pudentiana verheft er zich als waardignbsp;gedenkteeken ter eere des Apostels.

De H. Pudentiana, volgens eenigen de dochter van Pudens zelven, doch ongetwijfeld tot het geslacht des Senators be-hoorende, was een dier maagden, welke zich het lot dernbsp;vervolgde Christenen op bijzondere wijze aantrokken. Als op denbsp;dagen der bitterste wreedheden, de bloeddorst des keizersnbsp;velen liet slagtofferen, was zij al biiWende en met tranen innbsp;de oogen getuige van hun bitter lijden, en de plaats dernbsp;marteling kennende, ging zij met hare zuster Praxedes, desnbsp;nachts en in het geheim, naar het renperk en de tujnen desnbsp;keizers , om het bloed der Christenen in sponsen op te vangen.

Met die kostbare relikwie keerden zij huiswaarts, persten

-ocr page 71-

(Ie sponsen uit, verzamelden het bloed in een put, tin trokken dan weder uit, om dien heiligen schat telkens te vermeerderen.nbsp;Op gevaar af van ontdekt en zelf gemarteld te worden,nbsp;voerden zij vaak groote overblijfselen van de ligchanien dernbsp;martelaren door de donkere straten van Rome. Bijna drienbsp;duizend bloedgetuigen hebben zij , deels in hare woning, deelsnbsp;op het kerkhof van Priscilla begraven.

Die eerstgenoemde begraafplaats, waarin de beenderen nog niet allen zijn vergaan, ligt in één der zijbeuken; de put,nbsp;waarin zij het bloed lieten druppelen, bevindt zich in hetnbsp;midden der kerk, en prijkt met een fraai beeld, de H. Pu-dentiana voorstellende, op het oogenblik dat zij met beidenbsp;handen eene gevulde spons uitperst. Het gevvelf, door twaalfnbsp;fraaije marmeren kolommen gedragen, is met schilderingennbsp;van Pomarancio bezet; en de schilderij boven het hoofdaltaar,nbsp;de patrones der kerk vertoonende, is het werk van Nocchi,nbsp;die mede de afbeeldingen van Novatus en Timotheus heeftnbsp;vervaardigd. De kapel van Gaëtani, rijk aan keurig marmer,nbsp;bevat een grooten schat van kunstwerken; het gewelf is geheelnbsp;verguld en met inozaikwerk ingelegd, en de wanden prijkennbsp;met twee praalgraven en vele standbeelden.

De aloude mozaïken in het koor, een gedeelte van liet altaar, waaraan Petrus de H. Mis heeft opgedragen, ennbsp;vele bloedsponsen, welke de kerk nog bezit, maken voornbsp;haar een kostbaren schat uit.

Zoo lang Petrus bij den Senator woonde, bepaalde hij zijn werkkring niet enkel tot Rome en de kerken van het Oosten;nbsp;maar ook het Westen mogt al spoedig de rijke vruchten zijnernbsp;herderlijke zorgen genieten. Allerwege zond hij predikersnbsp;henen, en koos vooral die punten uit, welke ter spoedigenbsp;verbreiding van het geloof de geschiktste gelegenheid aanbo-lt;len. Het is daarom dat hij vooral op Trier, de hoofdplaatsnbsp;van het toenmalig Gallië, zijne aandacht vestigde, en, nog

-ocr page 72-

( Ö4 )

vóór het jaar 30, Eueharius, Valei’ius en Materuus, maiineu van groote deugd en vurigen ijver, ter prediking derwaarts ïond.

Met de zending dezer apostelen en de vestiging van het bisdom van Trier is eene zeer opmerkenswaardige gebeurtenis verbonden, die waarschijnlijk in het huis van Pudensnbsp;haren oorsprong heeft. Toen zij namelijk op hunne reisnbsp;eenige dagen in een dorpje van den Elzas verbleven , werdnbsp;Maternus door eene hevige ziekte overvallen, en stierf. Troosteloos over dit verlies, keerden de beide anderen naar Romenbsp;terug, om aan Petrus de droevige tijding te melden, en eenennbsp;nieuwen plaatsvervanger te vragen. Petrus voldeed niet aannbsp;huzi verlangen, maar gaf zijnen staf aan Eueharius, om daarmede Maternus tot het leven op te wekken. In den Elzasnbsp;teruggekeerd, lieten zij het ligchaam, dat reeds veertig dagennbsp;in het graf gelegen had, opdelven. Eueharius vervolgens, dennbsp;staf van Petrus op het lijk nederleggende, wekte, in dennbsp;naam van Jesus Christus en onder voorbede van den H. Petrus,nbsp;Materuus weder lot het leven op. Onderweg predikende,nbsp;reisden zij tot Trier, en bestegen aldaar na elkander den .bis-schoppelijkeu zetel.

Vraagt men den opvolgers van Petrus, waarom zij in Rome geenen staf dragen , zij zullen, even als Innocentius lil, u antwoorden : «De bisschop van Rome draagt daarom geenennbsp;Bherdersstaf, wijl de H. Apostel Petrus den zijne geschonkennbsp;»heeft aan Eueharius, den eersten bisschop van Trier, welkennbsp;»hij te gelijk met Valerius en Maternus uitzond, om hetnbsp;»Evangelie aan het Duitsclie volk te verkondigen. Maternus,nbsp;i)die door den staf van den H. Petrus van den dood was op-»gewekt, volgde hem (Eueharius) in de bisschoppelijke waar ¦nbsp;»digheid op. De kerk van Trier bewaart tot heden toe dezennbsp;Bstaf met grooten eerbied.» * En vraagt gij verder,.of zij

(1) Jimoc, UI. De Snero Altüxis Myfeterio. Ltp. 1, BI.

-ocr page 73-

( 6o )

nooit en nergens ter wereld eenen staf voeren, dan is hun antwoord ; slechts dan, wanneer wij in Trier de godsdienstoefeningen verrigten. En inderdaad, Paus Eugenius III, innbsp;de domkerk te Trier pontificerende, droeg eenen herdersstafnbsp;in zijne regterhand. ‘

Nog verhaalt men van dezen Maternus, dat hij de zoon was der weduwe van Nairn, en derhalve tweemaal van dennbsp;dood is opgestaan; dat hij eindelijk te Trier gestorven is, opnbsp;eenen Zondag, onder de H. Mis, en wel na het zingen ofnbsp;lezen van het Evangelie, waarin de opwekking van den jongeling van Nairn verhaald wordt.

Zoo zouden de kerken van het Noorden ten laatste veel aan de tranen eener weduwe moeten danken.

Volgens de Gesta Trevir. werd Eucharius reeds in het jaar oO bisschop van Trier. Zijne zending en den staf van Petrusnbsp;heeft hij derhalve zeer waarschijnlijk in het huis van Pudensnbsp;ontvangen, en sedert zag men te Rome nimmermeer een stafnbsp;in ’s pausen hand.

Zoo het huis van Senator Pudens in den brand van Nero door de vlammen verteerd werd, of bij het bouwen van hetnbsp;gouden huis des keizers is afgebroken , de voortdurende overlevering , de opschriften der kerk, de put en de begraafplaatsnbsp;zijn even zoovele bewijzen, dat de oude kerk St. Pastor opnbsp;denzelfden grond gebouwd is, waarop de H. Petrus eenmaalnbsp;leefde, en zijne hooge kerkelijke magt uitoefende. Welkenbsp;geloovige zou in dit heiligdom niet tot bidden gestemd worden,nbsp;en zijne kniën buigen bij de aanschouwing en vereering dernbsp;kostbare relikwiën ? Wij mogten evenwel ons bezoek nietnbsp;eindigen, zonder dat onze godsdienstige stemming door eene

(1) De hevige aanval, welken deze aloude overlevering van vele zijden heeft moeten verduren , is door P. J. Schreiber, in zyne histoviesch-kritische verhandeling over het bisdom van Trier, met kracht afgeweerd, en de geloofwaardigheid der overlevering op goedenbsp;gronden gestaafd.

-ocr page 74-

{ lt;5« )

treurige ondervinding geschokt werd. Gelijk bijna overal, troffen wij ook hier een nieuwsgierigen Engelschnian, die ernbsp;goed ititzag, en naar het uiterlijk te oordeelen, een materialistnbsp;kon wezen. Wat zocht hij in de kerk van de H. Pudentiana?nbsp;Toen men hem het altaar van den H. Petrus, den bloedputnbsp;en de begraafplaats der martelaren aanwees, ging hij dienbsp;treffende gedenkteekenen met een spottenden glimlach voorbij.nbsp;Sloot hij zijne oogen voor het heilige, voor het stoffelijkenbsp;toonde hij eene overdrevene belangstelling. Het ongewapendnbsp;oog was niet voldoende; zijn keurige gouden lorgnet werdnbsp;uitgehaald, en hij tuurde op een stuk steen, als ware het eennbsp;weefsel, waarin hij scheering en inslag wilde ontdekken. Metnbsp;eene tergende koelheid ging hij ons voorbij, en bewoog zichnbsp;op die geheiligde plek zoo onverschillig en oneerbiedig, datnbsp;wij er niet aan konden twijfelen, of hij behoorde tot de voorstanders van eene zoogenaamde vrije kerk in een vrijen staat.

Al spoedig was het ongeloof van dezen Brit vergeten; want een weinig later bevonden wij ons. in de kerk van denbsp;H. Praxedes, de zuster van Pudentiana.

Het zij mij vergund een oogenblik in dit heiligdom te toeven; hoezeer het niet onder de monumenten van den H. Petrusnbsp;gerekend wordt. De H. Praxedes is met hare zuster Pudentiana zoo onafscheidelijk vereenigd, en de kerk, door Pius lnbsp;gebouwd en welligt nog tijdens het leven dier maagd naarnbsp;haar genoemd, bevat zooveel bezienswaardigs, dat wij haarnbsp;moeijelijk konden voorbijgaan. Paschalis, welke later denbsp;St. Praxedes herbouwde, schonk er rijke geschenken aan,nbsp;en begroef er eene groote menigte martelaren rondom het grafnbsp;der edele dochter van Pudens. Aan den ingang vraagt mennbsp;uwen h oogen eerbied voor de ligchamen van 2300 martelaren;nbsp;eenigen zijn bekend, van de overigen weet God alleen denbsp;namen, zooals het opschrift luidt:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«Quorum nomina scit

Omnipotens». In den grond ziet men nog eene uifgraving,

-ocr page 75-

( «7)

waarin de H. Praxedes de overblijfselen van vele bloedgetuigen verzameld heeft.

Een zeer voortreffelijk mozaïkwerk, door Paschalis geschonken, stelt het hemelsch Jerusalem voor, werwaarts tallooze pelgrims, met geschenken in de handen, hunne schi’eden rigten.nbsp;In het midden der stad verschijnt de Verlosser, gekroondnbsp;wordende door eene hand. die uit de wolken reikt. Aannbsp;zijne regterhand staat Paulus, met eene witte tuniek aan,nbsp;dan volgt Praxedes, gekleed in een kostbaar gewaad, metnbsp;zwaar borduurwerk gestikt en bezet met edelsteenen; eindelijknbsp;Paus Paschalis, die een vierkanten lichtkrans om het hoofdnbsp;heeft, en de afbeelding der kerk vertoont. Aan de linkerhand des Verlossers bevindt zich de H. Petrus, de H. Pu-dentiana aan den Heer voorstellende; verder ziet men nognbsp;den palmboom en den feniks.

Het verwmndere ons niet Petrus ter linkerzijde aan te treffen , gelijk in de kunstwerken van dien tijd immer het geval is.nbsp;De Mozaïsten, bijna allen van Constantinopel gekomen, behielden de gewoonte der Grieken, en beschouwden de linkerzijde, waar het hart ligt, als de voornaamste.

De kolommen, die het baldakijn van het hoogaltaar dragen, zijn van porphyr; de overige van graniet. In een fraaijenbsp;kapel, waarvan de muren rondom met mozaïken bezet zijn,nbsp;bewaart men den marmeren paal, waaraan de Zaligmakernbsp;bij zijne bloedige geeseling gebonden was. Het is vooral uitnbsp;eerbied voor deze onschatbare relikwie, dat de H. Carolusnbsp;Borromeus zoo veel aan de herstelling en verfraaijing der kerknbsp;heeft ten koste gelegd.

Op het Corso ligt de gevangenis van den H. Paulus.

In het tweede jaar der regering van Keizer Nero kwam de H. Paulus, onder bewaking van Julius, den hoofdmannbsp;der keizerlijke krijgsbende, naar Rome, wijl hij zich ter

-ocr page 76-

( 68 )

zijner verdediging op den Keizer beroepen had. De tijding zijner aannadering verwekte te Rome eene groote vreugdenbsp;onder de Christenen. Te Forum Appii, eene stad omstreeksnbsp;acht mijlen van Rome verwijderd, snelden zij hem reeds tenbsp;gemoet. Deze blijken van christelijke liefde vervulde hetnbsp;hart van den H. Paulus met de blijdste verwachtingen voornbsp;de Kerk van Christus. Hij dankte God, toen hij die Ro-meinsche geloovigen zag, en greep moed. * Het eervol geleidenbsp;trok met hem langs de Via Appia, den Koninklijken Weg,nbsp;naar de stad, en bleef hem tot uan zijne gevangenis vergezellen , welke u nog getoond wordt op het Corso, onder denbsp;prachtige Kerk der H. Maagd-in-Via-lata.

Doven den trap, welke naar den kerker voert, stonden de woorden uit de Handelingen der Apostelen: «Cum venissemusnbsp;Romam , permissum est Paulo manere sibimet com custodientenbsp;se milite» d. i. Als wij nu naar Rome gekomen waren, werdnbsp;aan Paulus vergund, op zich zelven te wonen, met dennbsp;krijgsknecht, die hem bewaakte.

De deur werd geopend; wij daalden langs den steenen trap naar het oude thans onderaardsche verblijf des Apostelsnbsp;af, en bevonden ons weldra onder sombere gewelven, dooiden tijd zwart geworden, en op Romeinsche wijze van grootenbsp;brokken travertijn • opgebouwd. Hier had de moedige gevangene van Jesus Christus, in ketenen geklonken en door eennbsp;krijgsknecht bewaakt, twee volle jaren doorgebragt. De zwarenbsp;keten, door hem om Christus wille gedragen, hangt nognbsp;aan dezelfde kolom, waaraan hij volgens de overlevering innbsp;deze woning gebonden was, en waarin door het vindingrijknbsp;vernuft der Christenen deze woorden gegrift zijn; «Sednbsp;verbum Dei non est alligatum» , Maar het Woord Gods isnbsp;niet geketend. * Wij lazen dit opschrift niet dan fhet de

(1) Hand. der Ap, XXVIU, 16. (-2) il Timoih. U. y.

-ocr page 77-

( 69 )

grootste aaiidoeiiiiig. Wat drukte beter Paulus’ grootheid van ziel, zijne hooge deugd, zijne vurige liefde tot God , zijnennbsp;waarlijk apostolischen ijver uit, dan deze woorden, door hemnbsp;zelven, als gevangene, aan Timotheus geschreven. Dat hijnbsp;geketend was, vertroostte hem, daar hij uit liefde tot zijnnbsp;goddelijken Meester gaarne wilde lijden, maar zoo hij nietnbsp;had mogen prediken , zon zijne gevangenis hem zwaar gevallennbsp;zijn ; daarom bragt hij , van vreugde overstelpt, aan Timotheusnbsp;deze blijde tijding: ik ben geboeid, maar het woord Gods isnbsp;niet geketend. Ook al is het onzeker en zelfs zeer onwaarschijnlijk , dat de tweede brief van Timotheus onder dezenbsp;gewelven is geschreven, die wooi-den vinden hier toch eenenbsp;treffende toepassing.

Paulus verdedigde zich voor Nero, en kreeg, ofschoon als gevangene altijd bewaakt, volkomen vrijheid, om wie hijnbsp;w’ilde bij zich te ontvangen, en aan allen het geloof tenbsp;verkondigen.

De handelingen der Apostelen verhalen ons vrij uitvoerig, wat er, kort na Paulus’ aankomst, in dezen kerker geschiednbsp;is. «Na drie dagen», zoo lezen wij daar, «riep hij denbsp;voornaamste der Joden bij zich »; dus ook hier, gelijk overalnbsp;en altoos, eenen aanvang makendé met Israël. Zij gaven aannbsp;zijne uitnoodiging gevolg, en wnren vol verlangen, om overnbsp;de sekte der Christenen, zooals zij hen noemden, te hoorennbsp;spreken. Later kw'amen zij, op eenen vastgestelden dag,nbsp;met vele andere Israëlieten terug, om de prediking van Paulusnbsp;eii de verdediging van de leer der Christenen bij te wonen.nbsp;Doch terwijl sommigen geloofden , bleven anderen ongeloovig;nbsp;en deze kon hij niet bewmgen, noch door den drang zijnernbsp;bewijzen, noch door zijne liefderijke vermaningen, noch doornbsp;zijne smeekingen; zelfs niet door zijne ketenen, W'aarmedenbsp;hij om de hope Israels gebonden was, en die de meestnbsp;krachtige en welsprekende getuigenis w'aren van hetgeen hij

-ocr page 78-

( 70 )

huil omtrent den Messias verkondigde. Als een billijk verwijt voegde hij den verstokten de woorden van den Profeet Isaïasnbsp;toe : 9 Ga tot dit volk, en spreek tot hen ; Met het gehoornbsp;zult gij hooren, en geenszins verstaan; en ziende zult gijnbsp;zien, en geenszins bemerken. Want het hart dezes volks isnbsp;verstokt geworden, en met de ooren hebben zij zwaarlijk gehoord , en hunne oogen hebben zij toegesloten, opdat zij nietnbsp;welligt met de oogen zien, en met de ooren hooren, en metnbsp;het hart verstaan, en zich bekeeren mogten, en ik hen ge-neze.» *

Maar ook deze bittere verwijten konden niet baten; daarom zond Paulus hen met eene heilige verontwaardiging weg, zeggende ; «het zij u dan bekend dat deze Zaligheid Gods totnbsp;de heidenen gezonden is; en zij zullen hooren». ^

Ongelukkig Israël, ook toen hebt gij uwe ure niet gekend '.

Nu bepaalde Paulus zich niet meer bij de Joden, maar ontving allen, die tot hem kwamen. » Heidenen, Grieken, Romeinen en Barbaren, stroomden naar hem henen, schaarden zich om den prediker, werden den Heere geloovig, en doornbsp;den H. Doop in het Godsrijk ingelijfd. Wat moeten die hoordersnbsp;ondervonden hebben, als Paulus , in heiligen ijver ontstoken ,nbsp;in het vuur zijner rede de armen uitstrekte, en het geluidnbsp;der ketenen met zijne taal zamenstemde. Konden de murennbsp;spreken, zij zouden tallooze wonderen vermelden, welke innbsp;die onvergetelijke uren plaats hadden.

!|:l

Een oude lofzang, vroeger op het feest van den H. Paulus in de kerk St. Maria-in-Via-lata gezongen, en nog aldaar innbsp;de archieven voorhanden, meldt ons, dat Linus, Cletus ennbsp;Clemens, de drie eerste opvolgers van den H. Petrus, als-

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Hand. der Ap. XXVIII. 26. 27.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Hand. XXVIII. 28.

(3) nbsp;nbsp;nbsp;Hand. XXVIII. 30.

-ocr page 79-

( )

mede Timotheus en Novatus, zonen van Pudens, zich bij den kring der geloovigen hebben aangesloten, om Paulus tenbsp;hooren. *

Paulus , prediker der waarheid ,

Woonde met zijn leerlingen Hier te zamen, en verrijktenbsp;Deze plaats met veel genade,

Later heeft hij bovendien nbsp;nbsp;nbsp;gt;

Haar vereerd met vlietend water.

Linus, Cletus en ook Clemens,

Timotheus en Novatus,

Hier met blijdschap ingekomen,

Werden leerlingen van Paulus.

Groote scharen liepen zamen.

En zij werden Paulus’ kroon.

Wij mogen er niet aan twijfelen, of de H. Petrus, die tot heden toe volkomen vrij was, zal den H. Paulus, dien hijnbsp;in zijnen tweeden brief «charissimus» d. i. « welbeminde »nbsp;noemt, meermalen in de gevangenis bezocht hebben. Slechtsnbsp;het geloof kan achterhalen, de liefde gevoelen, welke gebedennbsp;er alsdan gestort, welke gedachten gewisseld, welke plannennbsp;ontworpen werden, en in wat blijde verrukking de heilige

(,1) Pauius doctor veritatis Una cum discipulis,

Habitavit et ditavit Locum maguis gratüs,

Quem ipsum post honoravit Aquis affluentibus.

Linus , Clemens atque Cletus,

Timotheus et Novatus,

Kecipit hos locus laetos,

Pauli fit (liscipnlatus.

Concurrebat omuis coetus,

Pauli fit aöornatup.

JTymniis in Landthtf'.

-ocr page 80-

( ”2)

Apostelen gerankten , wanneer zij over de tallooze vrnchten van bekeering spraken, en de glorievollc toekomst der kerknbsp;Gods overwogen.

Gelukkig, Martialis, de bewaker van Paiilus; hij was van dit alles getuige, en heeft in den kerker de bevrijding zijnernbsp;ziel gevonden. Was Paulus zijn gevangene, weldra werd hijnbsp;de gevangene van Paulus. Hij omhelsde de leer van Jesusnbsp;Christus, en een treffend gedenkteeken verkondigt reeds gedurende achttien eeuwen zijne intrede in de ware Kerk. Toennbsp;hij namelijk door den H. Paulus tot het H. Sacrament desnbsp;Doopsels was voorbereid, ontstond er door een wonder vannbsp;Gods barmhartigheid, op het gebed des Apostels, eene heldere bron , met welker water hij en vele bekeerlingen gedooptnbsp;werden. De bron bevindt zich ter linkerzijde, wordt slechtsnbsp;met het feest van den H. Paulus geopend, en levert alsdannbsp;voor de bewoners der stad overvloedig drinkwater, zondernbsp;dat men kan bespeuren, dat er uit geput is.

Even als Petrus, strekte ook Paulus zijne zorgen tot de geloovigen van andere kerken uit, en hoe hij door deze werdnbsp;bemind , blijkt uit de gebeurtenissen , welke in den kerkernbsp;plaats grepen.

Epaphroditus, bisscbop van Philippi, kwam van verre om hem te bezoeken, en hem eene som gelds uit naam zijnernbsp;minnende bekeerlingen aan te bieden. Reeds tweemalen haddennbsp;zij den H. Paulus geldelijken onderstand toegezonden, nunbsp;vooral konden zij hem niet vergeten, nu hij in Rome gevangennbsp;was. Paulus, door deze uitstekende blijken van gehechtheidnbsp;en liefde getroffen, geeft Epaphroditus, bij diens terugkeernbsp;naar Macedonië , eenen brief mede , waarin hij de Philippiërsnbsp;dank zegt voor hunne liefdegaven, hen tevens tot eensgezindheid en een heilig leven aanmanende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;w

Hoe aandoénlijk is het, hier ter plaatse, de geschiedenis van Onesimns te lezen. -Deze arme slaaf, van zijnen meester

-ocr page 81-

( 73 )

Pliilemon weggevlugt, reist naar Home en wordt door eene bijzondere bestiering Gods tot den H. Paulus gevoerd, liefderijk ontvangen, in het geloof onderwezen, en door hetnbsp;H. Doopsel tot kind der Kerk aangenomen. Om de wet dernbsp;regtvaardigheid stiptelijk te vervullen, zond Paulus den nieuwnbsp;bekeerde, hoe gaarne hij hem ook bij zich gehouden had,nbsp;naar Philemon terug. Doch daar Ünesimus niet naar zijnennbsp;meester kon terugkeeren, zonder als weggeloopen slaaf aannbsp;de zwaarste straffen bloot te staan, gaf Paulus, met zijn lotnbsp;begaan, hem eenen brief voor Philemon mede, wmarin hijnbsp;dezen bij zijne ketenen smeekt, den armen en bekeerdennbsp;Onesimus niet te straften, maar liefderijk te ontvangen, ennbsp;als zijn eigen kind te behandelen. In dezen bi'ief, met denbsp;grootste bescheidenheid en hartelijkheid geschreven, vereenigtnbsp;Paulus met zijne Apostolische waardigheid eene edele vrijmoedigheid. Eerst roemt hij het geloof van Philemon, ennbsp;inzonderheid zijne onbeperkte liefdadigheid, waarin alle ge-loovigen rijkelijk deelden, en waarvan de mare tot hemnbsp;gekomen was. Met dezen vleijenden aanhef Philemon gunstignbsp;gestemd en voor zich ingenomen hebbende, komt hij tot hetnbsp;hoofddoel van zijn schrijven. Zijne woorden luiden aldus;nbsp;«Hoezeer het mij geenszins aan vrijmoedigheid in Christusnbsp;»ontbreekt om u te bevelen, hetgeen betamelijk is, verzoeknbsp;»ik veeleer om der liefde wil.. . ik Paulus, een oud man,nbsp;»en nu ook een gevangene van Jesus Christus. Ik bid unbsp;»voor mijnen zoon Onesimus, die mij in mijne banden geborennbsp;»is. Te voren (namelijk toen hij nog heiden was) was hijnbsp;»u van weinig nut, maar nu (Christen geworden) zal hij,nbsp;«zoowel u als mij, nuttig wezen. Ik zend hem u weder.nbsp;»Erf* gij, neem hem aan in gunst, als eenen, dien ik teedernbsp;igt; liefheb. Houd gij nu mij voor eenen vriend, neem dan hem aannbsp;»als mij. En zoo hij u iets heeft te kort gedaan, of schuldignbsp;»is, reken het mij aan. Ik Paulus schrijf het met mijne eigene

-ocr page 82-

• liaiid, ik zal het vergoeden, om u niet te zeggen, dat gij «mij bovendien u zelven schuldig zijt. Ja broeder! bewijsnbsp;)*mij deze dienst in den Heer, verheug het binnenste mijnernbsp;»ziel. Ik schreef u, vertrouwende dat gij er gehoor aan gevennbsp;»zult, wetende dat gij doen zult zelfs meer dan ik zeg.»

Wat teedere belangstelling van den grooten Apostel voor een nietigen slaaf! Hij toont zich hier een vader der armen,nbsp;een troost van bedroefden; zelf vervolgd en gevangen, trektnbsp;hij zich nog het lot van eenen ongelukkige aan, en helpt,nbsp;zooveel hij vermag, diens rampen verzachten. Hoe dankbaarnbsp;zal Onesimus geweest zijn voor zoovele onverdiende weldaden;nbsp;en hoe droevig was het oogenblik, toen hij, in dezen kerker,nbsp;van Paulus afscheid nam, om met christelijke trouw zijnnbsp;vorigen meester te gaan dienen!

De brief aan de inwoners van Golosse is mede te dezer plaatse geschreven. De Apostel, vernomen hebbende , dat ernbsp;valsche profeten onder de Christenen dier stad waren opgestaan, kon niet nalaten hen dringend te waarschuwen voornbsp;die bedriegelijke leeraars. De overbrenger dezes briefs wasnbsp;niet slechts Tychicus, maar ook Onesimus, welligt opzettelijknbsp;aangesteld met het doel, om zijne gunstige ontvangst bijnbsp;Philemon, die te Golosse woonde, des te meer te verzekeren.nbsp;Zoo Onesimus behalve den bijzonderen brief, aan Philemonnbsp;gerigt, ook nog eenen algemeenen voor de Colossers mede-bragt, zou daaruit allerduidelijkst blijken', dat hij bij Paulusnbsp;in zeer groot aanzien stond.

Korten tijd daarna, en omstreeks het einde zijner gevangenschap, schreef Paulus zijnen brief aan de Ephesiërs, om ook hen voor de valsche predikers en dier verderfelijke dwalingen te behoeden, en hen aan te manen zich moedig tenbsp;houden in de verdrukkingen, daar zij een zWhren strijdnbsp;tegen geestelijke vijanden te voeren hadden. Paulus vraagtnbsp;dien Christenen ten laatste, dat zij voor hem zullen bidden.

-ocr page 83-

( 75 )

opdat hij zich voor het geloof nimmer schame, maar met geopenden mond in vrijmoedigheid het Evangelie verkondigennbsp;moge. De onverschrokken Paulus derhalve, die niet geschroomd had op den Areopagus de leer van Jesus Christusnbsp;te verkondigen, die voor den wreeden 'Nero durfde sprekennbsp;over den God der Christenen, die als loon voor zijne moedigenbsp;prediking gevangen en gebonden was, hij vraagt nog dat denbsp;Christenen voor hem om vrijmoedigheid zullen bidden, ennbsp;levert hierdoor een treffend voorbeeld van nederigheid. Kendenbsp;zijn vertrouwen op God geene grenzen, zijne eigene zwakheidnbsp;bleef hij immer mistrouwen.

Bij het ovemegen der tallooze werken van geloof en Apos-tolischen ijver, gedurende twee jaren alhier door Paulus ver-rigt, konden wij ook den Evangelist Lucas niet vergeten, die te Rome geene andere woning verkoos, dan de gevangenis des Apostels. Ook hij werkte ijverig mede aan denbsp;uitbreiding van het Christendom, en voltooide onder de oogeiinbsp;van Paulus de Handelingen der Apostelen.

Het kon niet anders of de grond, waarop Paulus langen tijd leefde, en de grootste mannen van de eerste eeuw dernbsp;Kerk hunne voetstappen gezet hadden, moest onafgebroken innbsp;hooge eere blijven. De tegenwoordige Kerk, door Paus Sergiusnbsp;boven de gevangenis gebouwd, werd door den ijver dernbsp;Christenen met rijke schatten begiftigd, en is nog als gedenk-teeken voor den Apostel hare eereplaats waardig.

Wij verlaten het Corso, en gaan naar het Forum Romanum. Aan het einde dezer markt ligt, te midden der schoonstenbsp;ruïnen, eene sierlijk gebouwde Kerk, oorspronkelijk Marianbsp;IS'uova, doch later Petrus en Paulus genoemd, en thans aannbsp;St. Francisca Romana toegewijd. Hier gedenken wij denbsp;wonderlijke vlugt van Simon den Toovenaar, en het krachtignbsp;gebed van Petrus en Paulus.

-ocr page 84-

( 'ti )

Deze Simon van Samaria, om zijne tooverijen bij het volk in groot aanzien geklommen, werd door de prediking vannbsp;den H. Fhilippus getrolFen, en liet zich doopen. Doch toennbsp;kort daarop Petrns en Joannes aan de geloovigen van Samarianbsp;het H. Vormsel toedienden, en het ontvangen des H. Geestesnbsp;ook met zigtbare wonderteekenen gepaard ging, werd Simonnbsp;naijverig op de magt der Apostelen. Hij was een grootnbsp;toovenaar, maar zulke werken had hij nimmer kunnen ver-rigten. Daarom bood hij den Apostelen eene som gelds aan,nbsp;zeggende: lt;iGeeft ook mij deze magt, dat een iegelijk wiennbsp;ik de handen opleg, den Heiligen Geest ontvange.» ‘ Petrusnbsp;verontwaardigd, bestrafte hem; want het Goddelijke voor geldnbsp;veil te achten, is het verlagen en ontwijden. «Uw geld,nbsp;zoo sprak Petrus, zij met u ten verderve, omdat gij gemeendnbsp;hebt, dat de gave Gods voor geld te krijgen is, . . . doenbsp;boete over deze uwe boosheid, of u misschien deze gedachtenbsp;uws harten vergeven worde; want ik zie dat gij zijt in denbsp;gal der bitterheid en in den band der ongeregtigheid.»

Van dit oogenblik af dagteekent de onverzoenlijke haat,' waarmede Simon den H. Petrus en het Christendom vervolgde.nbsp;Uit wraak over de scherpe verwijtingen des Apostels, verlietnbsp;hij Samaria, en reisde naar die landen, waar nog niet wasnbsp;gepredikt, ten einde de volken door zijne toovenarijen voornbsp;zich te winnen, zijne kettersche leer onder hen te verspreiden , en hen minder toegankelijk te maken voor het lichtnbsp;des geloofs.

Na aldus vele provinciën bezocht en eene groote menigte tot ketterij gebragt te hebben, kwam hij onder keizer Claudiusnbsp;naar Rome. Hier wist hij zicli at spoedig een grooten aanhang te verwerven; zelfs in het paleis des Keizers vwerd hijnbsp;met hooge onderscheiding behandeld. Eindelijk bragt hij

(1) Hand. der Ajiost. VUL. ly.

-ocr page 85-

( 77 )

het door zijne tooverkunst zoo ver, dat men hem voor eenen God hield, en de Romeinsche Senaat te zijner eere eennbsp;metalen standbeeld liet oprigten , met de woorden : «Simoni,nbsp;Deo Sancto: Aan Simon, den Heiligen God.» Het werd geplaatst op het eiland St. Bartholomeo in den Tiber; talloozenbsp;offers werden er bij geslagt, en kostbare reukwerken gebrand.

Petrus derhalve in Rome komende, vond in den Toovenaar een geduchten vijand, en werd door dezen met des te meernbsp;haat vervolgd, naar mate hij de Romeinen dringender tegennbsp;de ketterij van Simon waarschuwde. Toen eindelijk ooknbsp;Paulus zijne prediking bij die van Petrus voegde en hetnbsp;aantal Christenen met verbazende snelheid aangroeide , beslootnbsp;Simon, door een openbaar wonder de magt der Apostelennbsp;te fnuiken, en hunne leer voor goed ten onder te brengen.nbsp;In zijne vermetelheid kondigde hij het volk aan, dat hij,nbsp;op het Forum Romanum, vóór het paleis des keizers, tennbsp;hemel zou opvaren, ten bewijze dat hij eene goddelijke krachtnbsp;bezat. Op het vastgestelde uur was Simon ter aangewezennbsp;plaatse; Keizer Nero zat op een troon vóór zijn paleis , omnbsp;het wonderwerk te aanschouwen, en het Forum Romanumnbsp;was met nieuwsgierigen bezet.

De toovenaar vloog werkelijk in de hoogte.

Maar ook Petrus en Paulus waren tegenwoordig, zij baden dat het God mogt behagen door een teeken den hoogmoed ennbsp;de vermetelheid van Simon te beschamen. En zie, op hunnbsp;gebed viel de toovenaar uit de lucht, en kwam te regt voornbsp;den keizerlijken troon, waarvan de treden met bloed bespatnbsp;werden. In den val brak hij zijne beide beenen, en stierfnbsp;kort daarop.

- ' Volgens vele oude schrijvers is deze overwinning der Apostelen de voornaamste oorzaak van hunne gevangenschap en dood geweest.

De steen, waarop de Apostelen bij deze gebeurtenis geknield

-ocr page 86-

( '8 )

hebben, werd in de S' eeuw te Rome met eerbied bewaard, en ligt thans in St. Francisca Romana op zijne oorspronkelijke plaats.

Het belendend klooster, de woonplaats van Torquato Tasso, strekt sedert eenigen tijd grootendeels tot garnizoen voor hetnbsp;bezettingsleger, en in de kerk zelve had, toen ik haar opnbsp;eenen zondag bezocht, eene militaire Mis plaats. Juist opnbsp;het oogenblik der H. Consecratie trad ik binnen. Hoe heerlijk,nbsp;dat wapengekletter! als de Heer der heerscharen op hetnbsp;Altaar afdaalt! En dan die soldaten, zij schenen mij eenenbsp;keurbende toe. Uit eigen beweging vervulden zij hunnennbsp;godsdienstigen pligt; want de generaal heeft het mishoorennbsp;voor de bezetting niet verbindend gemaakt.

Het graf van de H. Francisca Romana, vóór het hoogaltaar, is uit kostbaar marmer en verguld brons zamengesteld. Nognbsp;bezit de kerk het praalgraf van Paus Gregorius XI, die dennbsp;opperherderlijken zetel wederom naar Rome verplaatste, nadatnbsp;hij twee en zeventig jaren te Avignon was gevestigd geweest;nbsp;een bas-relief stelt zijnen feestelijken terugkeer voor.

Zoo de H. Agnes in het jaar 304 op het Forum gemarteld is, dan moet het in de digte nabijheid dezer kerk hebbennbsp;plaats gehad. Vele andere heiligen werden hierheen gevoerd,nbsp;om aan de afgoden te offeren, en ontvingen, als loon voornbsp;hunne standvastige deugd, de kroon der martelaren.

De dag was reeds ver gevorderd toen wij ons hotel verlieten , om den Aventijnschen berg te bereiken, welke een deel van het oude Rome uitmaakt. Van een groot aantalnbsp;gebouwen uit den tijd der Romeinen en het prachtige graf-teeken, ter eere van Remus opgerigt, zijn geene sporen meernbsp;te vinden. Slechts de overblijfselen van den grooten Circus,nbsp;die dreigen welhaast om te vallen, en de welsp^^ekendenbsp;muurbrokken aan de zijde van den Palatijnschen berg, ontmoeten wij op onzen moeijelijken en oneffen weg.

-ocr page 87-

( 79 )

De kleine kerk van de H. Prisca ligt eenzaam; zij alleen kent noch ouderdom noch verwoesting, en heeft alles omnbsp;zich henen zien wegvallen. Telkens hernieuwd, hersteld ennbsp;met geschenken begiftigd, kwam zij bij het klimmen harernbsp;jaren met frisscher jeugdige schoonheid te voorschijn, terwijlnbsp;de trotsche bouwwerken harer omgeving meer en meer vervielen en eindelijk verdwenen.

Langs een trap in de kerk klommen wij af, en bevonden ons voor de tweede maal in het huis eener christelijke familie ,nbsp;bij wie de H. Petrus gulle gastvrijheid genoten had. Het isnbsp;de woning der vrome echtgenooten Aquila en Priscilla ennbsp;hunne heilige dochter Prisca. (') Een oud opschrift herinnertnbsp;aan den onvermoeiden ijver des Apostels, gedurende denbsp;oogenblikken, welke hij in dit huis heeft doorgebragt, om ernbsp;het Evangelie te prediken en de heilige geheimen te vieren.nbsp;Zijn arbeid door God gezegend , droeg rijke vruchten; op zijnnbsp;woord werden vele ongeloovigeti bekeerd, en door het Sacramentnbsp;des Doopsels in den schoot der Kerkgevoerd. In het middennbsp;der woning wmrdt nog de plaats getoond waar het altaar vannbsp;Petrus gestaan heeft, en tegen den muur bevindt zich de doopvont van de II. Prisca, welke door Petrus zelven gedoopt werd.

Worden Aquila en Priscilla om hunne deugden in de II. Schrift geprezen, noemt Paulus hen «mijne medehelpers»,nbsp;en voegt hij er zelfs bij «dat zij hun eigen leven voor hetnbsp;zijne in de waagschaal stelden», van het kind' dier heiligenbsp;ouders, wordt met niet minder lof in de geschiedenis der Korknbsp;melding gemaakt. Aan de eerste genade, in het H. Doopselnbsp;ontvangen, is zij tot haren dood toe, niettegenstaande allenbsp;vervolging en pijnen, onwrikbaar getrouw gebleven. Nognbsp;een kind van dertien jaren oud, werd zij op last van keizernbsp;Claudius naar den tempel van Apollo gevoerd, om den hei-

(1) Zie Gouroerie I, 57.

-ocr page 88-

( «o )

deiisclieii afgoden te offeren. Standvastig was haar geloof; zij weigerde en verafschuwde de dienst der góden. De regternbsp;liet haar geeselen, en in een engen kerker opsluiten, omnbsp;haar later nogmaals voor de regtbank te roepen en harenbsp;deugd te beproeven. Doch ook toen baatte noch vleijen nochnbsp;bedreigen noch straf. De keizer in woede ontstoken, lietnbsp;kokende olie over haar gelaat en hoofd gieten, en beval haaiden volgenden dag ter prooi voor de wilde beesten te werpen.

Nu toonde God op zigtbare wijze hoe behagelijk die teedere maagd in zijne oogen was; want de leeuw die haar moestnbsp;verscheuren , naderde met eerbied, en legde zich aan harenbsp;voeten neder. Dit schouwspel echter, in plaats van denbsp;wreedheid der beulen te verzachten, vermeerderde hunnennbsp;haat jegens de jeugdige heldin der Christenen. Zij werdnbsp;aan de kwellingen des vuurs en van den honger blootgesteld,nbsp;daarna door de Porta Ostiensis gevoerd, en op drie mijlennbsp;afstands van Rome door het zwaard gedood.

Zij wordt vereerd als de eerste martelares van het Westen. Eeue jeugdige Romeinsche maagd, mogt derhalve die langenbsp;rij van martelaressen openen, welke voor het geloof haarnbsp;bloed en leven ten offer bragten.

Terwijl ik aldus den heldenmoed' van de H. Prisca had overwogen en bewonderd, en op de plaats, waar de H.nbsp;Petrus haar tot zoo hooge deugd opvoerde, hare magtigenbsp;bescherming en voorbede had ingeroepen, was middelerwijlnbsp;de avond gevallen, en bevond ik mij, bij het uittreden dernbsp;kerk, op eenen eenzamen en duisteren weg. Zonder te worden gestoord in de overweging van hetgeen ik dien dagnbsp;mogt zien liooren en ondervinden, keerde ik huiswaarts.

Ik moet bekennen in mijne argeloosheid geen oogenblik gedacht te hebben aan de onveiligheid der eenzame straten vannbsp;Rome, waarvan vele moderne schrijvers, zich minder grondendenbsp;op feiten dan wel op vermoedens, zoo breedvoerig gewagen.

I

-ocr page 89-

( 81 )

Rome is geenszins het liemelsch Jerusalem, door bovennatuurlijke wezens bewoond. Het ligtbewegelijk en vurig karakter der Italianen, als volk eener zuidelijke streek, de gloeijendenbsp;hemel, die het bloed in de aderen doet koken, voert hen,nbsp;wanneer zij eenmaal den weg des kwaads inslaan, alligt totnbsp;een uiterste, waartoe Noordsche volken minder gemakkelijknbsp;komen. Rome bovendien, is bijna voor de helft onbewoond,nbsp;en de eenzame wegen in dat gedeelte bieden derhalve eenenbsp;goede gelegenheid tot roof en andere misdaden. En dari;nbsp;de tijden zijn woelig en boos; door een vreemd gouvernement , zooals nog onlangs met bewijzen is gestaafd, wordennbsp;brandstichters en moordenaars in Rome rijkelijk bezoldigd.nbsp;Dit alles overw'egende, moeten wij de vrees billijken, welkenbsp;vele reizigers overvalt, wanneer zij in het Oude Rome denbsp;overblijfselen der heidensche paleizen en tempels bezoeken;nbsp;en mij mag men welligt gelukkig noemen, dat ik, des avondsnbsp;wandelende tusschen de ruïnen, bij maanlicht zoo betoove-rend, nooit ben aangevallen, geen dolk of moordenaar ontmoet heb. Zoo wij evenwel, al deze beschouwingen daarlatende , ons op het gebied der feiten begeven, en de lijst dernbsp;misdaden, welke jaarlijks in Rome plaats grijpen, vergelijkennbsp;met die van andere even bevolkte steden van het beschaafdenbsp;Europa, dan steekt de hoofdstad der Christenen zóó gunstignbsp;bij allen af, dat wij niet kunnen begrijpen, hoe zoo velen,nbsp;wij zouden bijna zeggen tegen beter weten in, hiiar voorstellen als één groot moordhol.

Zoo vinden wij het onverklaarbaar, dat de schrijver van een onlangs ten onzent verschenen werkje, in de kamer vannbsp;zijn Hotel in doodsangst geraakte, enkel en alleen omdat hijnbsp;zich voorstelde, hoe zijne buren, aan de overzijde der straat,nbsp;een ladder in zijn raam konden steken, hem vermoorden,nbsp;zijn bagaadje met zijn lijk over de ladder slepen, en hemnbsp;sporeloos doen verdwijnen. Hij bevond zich in een hagche-

-ocr page 90-

( 82

lijken toestand, toen hij ondervond, dat zijn raam niet kon worden gesloten, en hij derhalve zonder voorzorgen te kunnen nemen, en zonder tegenweer reddeloos zou verloren zijn.nbsp;Waartoe kan eene levendige verbeelding niet al gerakennbsp;onder den dngewonen Italiaanscheir hemel! Veel medelijdennbsp;behoeven wij evenwel met onzen landgenoot niet te hebben;nbsp;want zijn angst was slechts oogenblikkelijk, en het geschoktnbsp;zenuwgestel kwam zeer gemakkelijk tot bedaren. Hoe doodeenvoudig ; hij dacht maar even aan het avondrood, dat hijnbsp;eenige uren te voren op den berg Pincio had aanschouwd,nbsp;alsmede aan de trouw des Almagtigeu, die hem uit zoo veelnbsp;nooden redde, en ziet, hij sliep als eene roos.

Ook heb ik des nachts geen geluid vernomen, gelijk aan de weeklagt, welke , kort vóór de verwoesting van Jerusalem,nbsp;op de muren dier stad gehoord is, noch het weegeschrei,nbsp;waarvan Plutarchus spreekt, en dat bij Cnidus opsteeg, metnbsp;de woorden; «de groote Pan is gestorven.» Hoe wonderbaarnbsp;ook, de bovenaangehaalde schrijver heeft, gewis niet zondernbsp;behulp eener meer dan levendige verbeelding, in zijn geoefend oor dit alles opgevangen, en is daarom misschien benijdenswaardig. Mogt ik des avonds eenig geluid vernemen,nbsp;dan was het meestal de bekoorlijke stem van een der stedelingen , die trotsch op zijn gezang, de schoonste liederennbsp;deed hooren, en ze met zooveel waar kunstgevoel uitvoerde,nbsp;dat ik er niet door beangstigd, maar integendeel verruktnbsp;werd. Zoo deze Romein in sommige andere - steden vannbsp;Europa kwam, hij zou misschien van de uitheemsche nachtgeluiden verschrikt worden, en onderscheidde hij al niet denbsp;woorden: « de groote Pan is gestorven», veel kwetsendernbsp;taal zou hij welligt vernemen, of lievei- hij moest dikwijlsnbsp;zijne ooren sluiten voor de walgelijke geluiden en de schaam-telooze liedjes, waarvan noch de compositie noch de uitvoering iets aantrekkelijks heeft, en de tekst voor de lage

-ocr page 91-

( 83 )

liartstogten moet aanvullen, wat er schoons voor het edel kunstgevoel ontbreekt.

Waarom toch hij de Romeinen alles van de donkere zijde beschouwd? Zij zijn wel is waar niet van ligtzinnigheid ennbsp;misdaden Vrij te pleiten, maar mogen toch ook, zoowel naarnbsp;ligchaam als naar ziel, op adeldom roemen. In de beschuldigingen , welke men hun ten laste legt, ligt somtijds hunnenbsp;glorie en daarentegen de grootste schande der schaamteloozenbsp;beschuldigers opgesloten. Of is het geene onbeschaamdheid,nbsp;wanneer zekere F. Pecht, (‘) den Romeinen hunne hoogenbsp;zedelijkheid tct een verwijt maakt, en zich zelven vergetendnbsp;of veeleer boosaardig klaagt over de bekrompene zorgvuldigheid, waarmede de ouders hunne kinderen en inzonderheidnbsp;hunne dochters opvoeden ? Wat graaf Rossi aan zijne lasteraars zeide, mogen de bewoners van Rome dezen schrijvernbsp;toevoegen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«Tout Ie monde sait qu’il y a des louanges qui

offensent et des blames qui honorent.»

Wanneer’wij in aanmerking nemen dat Rome eene stad is, vol christelijke en heidensche herinneringen, dat zij daaromnbsp;allerlei soort van reizigers jaarlijks bij duizendtallen tot zichnbsp;trekt, dat de kloosters met vreemde soldaten zijn opgevuld,nbsp;dan mogen wij gerustelijk vragen, welke stad kan, bij eennbsp;zoo oBgunstigen invloed en bewerking van buiten, op hetnbsp;bezit van zoovele deugden roemen?

Des anderen daags onze ontdekkingsreis voortzettende, gingen wij vroegtijdig naar den voet van het Kapitool, omnbsp;in den onderaardschen kerker, waarin Petrus en Paulusnbsp;hunne laatste levensdagen hadden doorgebragt en zich totnbsp;den dood voorbereidden, het H. Misoffer op te dragen, ’t annbsp;het Kapitool afklimmende naar het Forum Romanum hadden

(3) Sechs Moiiate in Rom. Leipzig 16.quot;9.

-ocr page 92-

( 84 )

wij aa» onze regter zijde den boog van Septimus Severus, en links de Mamertijnsclie gevangenis, in dezelfde rots gehouwen W'aarboven zich weleer de tempel van Jupiter verhief.nbsp;Gelijk Titus Livius zegt, liet de vierde koning van Romenbsp;haar bouwen ter verschrikking der toenemende boosheid. (')nbsp;Een trap van vijf en twintig treden voerde ons naar dezennbsp;donkeren en vochtigen kerker, die oorspronkelijk geen anderen in- of uitgang had dan eene opening in het gewelf. Denbsp;veroordeelden werden aan een touw dat over de borst ennbsp;onder de armen doorging, in dit akelig verblijf des doodsnbsp;nedergelaten. In die opening is thans een ijzeren traliewerknbsp;aangebragt. De sporen van een klein venster, waardoor denbsp;gevangenen een weinig levenslucht en eene enkele straal vannbsp;het verkwikkend daglicht mogten binnenlaten, zijn nog innbsp;den muur ter regterzijde zigtbaar. Ofschoon deze plaatsnbsp;somtijds een groot getal van ongelukkigen moest opnemen,nbsp;was zij s'lechts vier en twintig voeten lang, achttien breednbsp;en dertien hoog. Toen zij, na gedurende meer dan zesnbsp;eeuwen den Romeinen tot staatsgevangenis verstrekt te hebben , eindelijk door ouderdom dreigde in te storten, hebben,nbsp;in het jaar 21 na Chr., de beide Consuls C. Vibius PLufmusnbsp;en M. Coccejus Nerva, wier namen wij nog op den muurnbsp;lazen, het vervallen gebouw wederom hersteld, zoodat ondernbsp;het wreede keizerrijk in dezelfde rots, waar tot heden toenbsp;slechts het gekerm der wanhopigeu was vernomen, voortaannbsp;het gebed, het zuchten en weenen van onschuldige Christenen kon ten hemel stijgen.

Onder dezen kerker ligt een andere , nog vochtiger, nog donkerder, door nog enger muren omsloten , en door Serviusnbsp;Tullius voor de ter dood veroordeelde gevangenen bestemd.

(1) Career ad terrorem e.xcrefcceutis audaciai, media uibe, imniinens foro aedificatur., Tit. Liv. Lib, I, e. 33.

-ocr page 93-

( BS )

Van dit gedeelte schrijft Sallustius: «er is eene plaats in de gevangenis, welke Tullianum heet; muren en gewelven vannbsp;steen; een stik donker hol, vol stank, verschrikkelijk omnbsp;te zien.» Geraakt men er thans langs een steenen trap, ooknbsp;hier was weleer geen andere toegang, dan een gat in hetnbsp;gewelf, hetwelk regtstandig onder dat der bovenste gevangenis gelegen was. De veroordeelden derhalve werden aannbsp;eene lange koorde door den eersten kerker heen n'aar dennbsp;tweeden afgelaten, om daar te sterven of er te worden uitgevoerd, ten einde elders een wreeden dood te ondergaan.nbsp;Velen bezweken hier door den honger, of werden geworgd,nbsp;anderen vernamen er de schrikkelijke tijding dat zij van denbsp;Tarpeïsche rots zouden worden afgeworpen, of met een steennbsp;aan den hals hun dood in den Tiber vinden; wederom anderen werden er uitgevoerd, om in de algemeene spelen hunnbsp;bloed tot vermaak der feestelingen te vergieten. De gevangenen daarboven konden door het loonde gat die treur-tooneelen gadeslaan, en het noodgeschrei der stervendennbsp;vernemen. Akelige verblijven, waar het den bezoeker bangnbsp;om het hart wordt, bij het overwegen van zoovele rampzaligenbsp;herinneringen. In het jaar 106 v. Chr. voerde Marius dennbsp;koning der Numidiërs, den listigen Jugurtha, met zich innbsp;den zegetogt mede. Op het Forum en aan den Clivus Capi-tolinus gekomen, werd .Tugurtha van de Zegekar losgemaakt,nbsp;en in het Tullianum (de onderste gevangenis) geworpen;nbsp;eenige zijner beulen, zegt Plutarchus, trokken hem de klee-deren uit, andere sneden hem een oor af, terwijl allennbsp;onderling twistten over het bezit van zijn kostbaar schild.nbsp;Toen de ongelukkige koning, van zijne kleederen ontdaan,nbsp;mishandeld en gewond, dezen vochtigen killen kerker binnentrad, riep hij al vloekend uit: «bij Herculus, wat is uwnbsp;bad koud.» Zes dagen later stierf hij den hongerdood.

De medepligtigeu van Catilina werden hier, op eisch van

4.

-ocr page 94-

( 86 )

den welsprekeuden Cicero , geworgd. Aristobulus en Tigranes zijn er gedood na den zegetogt van Pompejus; Simon, zoonnbsp;van Jonas en hoofd der Joden, stierf er op bevel van Titus,nbsp;eene menigte Senatoren en adelijke vrouwen op bevel vannbsp;den afschuwelijken Tiberius, die daarna hunne lijken overnbsp;het Forum liet wegslepen en in de rivier werpen.

Wat evenwel het getal der slagtoffers onberekenbaar groot maakt, is de gewoonte der oude Romeinen, om een gedeeltenbsp;der overwonnenen en hunne aanvoerders, aan de kar vannbsp;den in zegepraal rondtrekkenden overwinnaar gebonden, nanbsp;den triomftogt in dezen kerker te vermoorden. Hierop slaatnbsp;het noodlottige woord »actum est» (het is volbragt), hetwelknbsp;op het Kapitool weerklonk, en waarop de overwinnaar dennbsp;tempel van Jupiter verliet. Zóó was het lot der dapperenbsp;strijders, der legerhoofden en koningen, wier eenige misdaadnbsp;daarin bestond, dat zij hunne vrijheid en hun vaderlandnbsp;tegen de heerschzucht van den alles annexerenden Gesarnbsp;hadden verdedigd.

Doch te lang reeds heb ik U aan het heidendom herinnerd.

Onze vaderen in het geloof, en aan hun hoofd de Apostelen Petrus en Paulus , hebben ons deze afzigtelijke plaats tot een dierbaar aandenken nagelaten.

Zie, in dien benedensten kerker naast het altaar, aan de Evangelie-zijde, staat de kolom, waaraan de Apostelen gebonden waren, en daarvóór de heldere bron, die uit de rotsnbsp;opwelt en op het gebed van Petrus ontsprong, toen hijnbsp;Proces en Martinianus , en vele soldaten het H. Sacramentnbsp;des Doopsels wilde toedienen. Ook toont men u den steen,nbsp;waarop het hoofd van Petrus meermalen rustte, en waarinnbsp;zijne gelaatstrekken gedrukt staan.

Wie, die de overschoone «Fabiola» heeft gelezen, zou zich niet de zielroerende gebeurtenis te binnen brengen,nbsp;welke in den nacht vóór de marteling des H. Pancratius

-ocr page 95-

( 87 )

alhier plaats greep. De gevangenen moesten den volgenden dag naar het Colosseum worden gevoerd, en hadden zichnbsp;voorbereid tot het ontvangen van het Allerheiligste Sacramentnbsp;des Altaars, hetwelk hen tot den laatsten strijd moest versterken. Tarcisius, een heilig jongeling, droeg het op zijnenbsp;borst naar de gevangenen heen; doch werd onder weg doornbsp;heidenen aangevallen. Daar hij het Heilige niet in hunnenbsp;handen wilde overgeven, doodden zij hem. De waker op hetnbsp;Kapitool riep middernacht, en nog zaten de gevangenen alnbsp;biddende, het onderpand hunner toekomstige heerlijkheid afnbsp;te wachten. Hoe smartelijk voor'hen, toen de hoop allengsnbsp;verflaauwde, en zij op de komst des Heeren niet meer konden rekenen. Van de wereld verlangden zij geene troost;nbsp;maar dat zij van het onuitsprekelijk geluk der H. Communienbsp;verstoken waren , en hunne ligchamen door de beesten zoudennbsp;verscheurd worden , zonder dat Jesus hen naar de strafplaatsnbsp;verzelde, dit deed hen tranen van droefheid en liefdevolnbsp;verlangen weenen. Wel behoorde Lucianus, een priester,nbsp;onder de medegevangenen ; doch deze grijsaard lag achterovernbsp;op den grond uitgestrekt, met de leden pijnlijk gerekt innbsp;de Catasta of Stok. Opstaan kon hij niet en zijne armennbsp;waren bewegingloos: hoe zou hij het H. Misoffer opdragen?

Doch in dezen uitersten nood zelf brandende van verlangen, en vol medelijden met de te leur gestelde -martelaren, ver-rigtte hij op buitengewone wijze, wat hij volgens de andersnbsp;vastgestelde regelen der kerk niet kon volbrengen.

Drie linnen kleeden werden uitgestrekt over zijne borst, het altaar, waarop een diaken het offerbrood nederlegde ennbsp;den kelk vasthield. Het hoofd van den grijzen priester werdnbsp;ondersteund, en een weinig opgebeurd, wanneer hij de voorge-schrevene gebeden der Opoffering en Consecratie uitsprak, ennbsp;toen het H. Offer geëindigd was, ontvingen Pancratius en denbsp;anderen met dankbare tranen het H. Ligchaam des Heeren.

-ocr page 96-

( 88 )

Kon de teerspijze voor martelaren ooit waardiger bereid worden!

Weinige dagen later werd de H. Agnes in de Mamertijn-sche gevangenis geworpen. Als voorbereiding tot haar bruiloftsfeest met het Lam, met Wien zij hare vereeniging van eeuwigdurende liefde in haar bloed bezegelen zou, had zijnbsp;een wit en vlekkeloos bruidsgewaad aangetrokken, en zat,nbsp;in het midden van dat duister kerkerhol, door het eenzaamnbsp;licht eener lamp beschenen, haren goddelijken Bruidegomnbsp;af te wachten.

Eerbiedwaardig verblijf! wat meldt gij ons groote geheimen van geloof en van liefde!

Doch keeren wij tot de heiligen Petrus en Paulus terug, die, als voorbeeld voor tallooze anderen, in de nachtelijkenbsp;duisternis dezes kerkers hunne laatste levensdagen doorbrag-teu, en, met den dood voor oogen, nog werkten aan denbsp;verbreiding van het geloof en het zieleheil der Christenen.nbsp;Paulus, de onvermoeide Apostel, heeft waarschijnlijk alhiernbsp;zijnen tweeden brief aan Timotheus geschreven, waarin hijnbsp;dezen dringend vermaant omtrent alle kerkelijke verpligtingen,nbsp;en met een laatst vaarwel eindigt. God, zoo schrijft hij,nbsp;heeft ons niet den'geest der vreesachtigheid mmr der krachtnbsp;en der liefde gegeven. Schaam u derhalve niet over hetnbsp;getuigenis onzes fleeren, noch over mij, zijnen gevangene,nbsp;maar neem deel aan de verdrukkingen voor het Evangelie,nbsp;naar de kracht Gods die ons heeft zalig gemaakt.... Gij dan,nbsp;mijn Zoon, word meer en meer versterkt in de genade, dienbsp;in Christus Jesus is.... verdraag moeite en leed, als eennbsp;moedig krijgsknecht van Jesus Christus.... ik moet nu lijdennbsp;tot de boeijen tce, als ware ik een misdadiger, maar hetnbsp;Woord Gods is niet gebonden. Ik betuig voor God en Jesus

-ocr page 97-

( 89 )

Christus, die de levenden en dooden zal oordeelen ... verkondig het woord, dring aan tijdig en ontijdig, berisp, smeek,nbsp;bestraf met alle geduld en onderwijzing. Want er zal eennbsp;tijd komen, dat zij de ware leer niet zullen onderhouden,nbsp;maar zich leeraars zullen verzamelen naar hunne lusten ,nbsp;die hunne ooren zullen streelen, terwijl zij van de waarheidnbsp;hun gehoor zulten afwenden en tot verdichtselen zich begeven.nbsp;Gij derhalve waak, geef u moeite in alles, doe het werk vannbsp;een evangelist, vervul uw ambt.... de tijd mijner ontbindingnbsp;is aanstaande. Ik heb een goeden strijd gestreden, mijn loopnbsp;voleind, het geloof bewaard.

Wij zien iii dezen brief veeleer de taal van een overwinnaar dan van eenen gevangene.

Ook Petrus schreef hier zijnen laatsten groet. Ik acht mij verpligt, zoo luiden zijne woorden, zoolang ik in deze tentnbsp;ben (zoolang ik leef) u door vermaningen op te wekken;nbsp;wetende dat ik weldra mijne tent zal verlaten, gelijk ooknbsp;onze Heer Jesus Christus mij geopenbaard heeft. Mijne welbeminden.... wacht en verlangt de komst van den dag desnbsp;Heeren.... Wij hopen, volgens zijne belofte, nieuwe hemelennbsp;en eene nieuwe aarde, waarin geregtigheid woont.

Bij het lezen der afscheidsgroeten kunnen wij ons eeir begrip vormen van den onverschrokken heldenmoed, waarmedenbsp;de Apostelen den dood onder de oogen durfden zien, en van denbsp;onbeschrijfelijke kracht hunner prediking, wanneer zij, omringdnbsp;van vele hoorderen, over de verachting der tijdelijke rampennbsp;en de openbare belijdenis des geloofs spraken. Waar ternbsp;plaatse ook zal God meer leven en kracht aan hunne woordennbsp;geschonken hebben, dan onder de rots van het Kapitool,nbsp;waarboven de hoogste godheid der heidenen zijnen tempel had?nbsp;Zij moesten die rots ondermijnen en den tempel doen instorten.

Zal, tijdens het verblijf der Apostelen, de toeloop der Christenen naar den kerker groot geweest zijn, na de be-

-ocr page 98-

( 90 )

keeping der gevangenbewaarders, die voortaan den toegang vergemakkelijkten, groeide het aantal meer en meer aan.

Wat de oversten van Ephese te Milete deden, toen Paulus-van hen wegging en zij zijn aangezigt niet meer zien zouden, datzelfde deden de Christenen, wanneer zij de Apostelennbsp;hoorden spreken van hunnen naderenden dood. Dan kondennbsp;zij de teekenen van droefheid niet verbergen, en storttennbsp;tranen om het onherstelbaar verlies, dat zij zouden lijden.nbsp;Die geloovigen gingen zelfs in hunne liefde tot den H. Petrasnbsp;zoo ver, dat zij hem aanraadden en smeekten de gevangenisnbsp;te ontvlugten, en zich aan den marteldood te onttrekken;nbsp;als Vader en Opperherder moest hij onder hen blijven ver-keeren, en hun geluk, hunne troost uitmaken in de vervolgingen , die zij om het geloof te verduren hadden. Petrus,nbsp;Gods beschikking niet kennende, en voor het onophoudelijknbsp;en dringend bidden der Christenen bezwijkende, gaf eindelijknbsp;aan hun vurig verlangen toe.

Toen de nacht was gevallen, en Rome zich in diepe rust bevond, verliet de Prins der Apostelen zijne gevangenis,nbsp;trok over het Forum, en vlugtte langs den Appischen wegnbsp;Rome uit. Slechts eenige schreden is hij van de stadnbsp;verwijderd, en zie , daar nadert iemand met een kruis opnbsp;zijne schouders. Petrus vol ontsteltenis, herkent in diennbsp;kruisdrager zijnen goddelijken Meester, en roept Hem toe:nbsp;«Heer, waar gaat gij henen?» Domine, quo vadis? en hetnbsp;antwoord luidde: «Ik keer naar Calvarië weder, om mij opnbsp;nieuw te laten kruisigen!»

Petrus begreep die liefderijke vermaning. Zijn Verlosser was aan het kruis gestorven, zou hij nu den dood ontvlugten , en zich beter achten dan zijn Meester ? Neen ! Aanstondsnbsp;keert hij naar de gevangenis terug, om in het lijden aannbsp;den Heer gelijkvormig te worden.

-ocr page 99-

( 91 )

Een eind weegs buiten Rome, aan de linkerzijde van den Appischen Weg, ontmoet men eene kleine kapel Hier heeftnbsp;de verschijning plaats gehad. De Zaligmaker, zoo verhaaltnbsp;men te Rome, heeft gestaan, waar zich nu het vierkantnbsp;hekje in de kapel bevindt, en de indrukselen zijner voetennbsp;achtergelaten in eenen steen, die in de St. Sebastiaan bewaard wordt. Die, welke op de plaats der verschijning ligt,nbsp;is slechts nagemaakt. De kapel wordt genoemd; Dominenbsp;quo vadis? Heer, ivaar gaat Gij henen?

Negen maanden hadden de Apostelen in de Mamertijnsche gevangenis doorgebragt, toen zij eindelijk de tijding ontvingen , dat keizer Nero bevolen had, hen ter dood te brengen.nbsp;Toen ging het lang venvachte, het gelukkige uur slaan.nbsp;De dagen van voorbereiding tot het sterven waren dagen volnbsp;vreugde en heilige verrukking; hunne lofzangen stegen uitnbsp;¦de diepte der aarde op, en drongen tot den Hemel door,nbsp;om hunne naderende overwinning aan te kondigen. (’)

Op den 29“ Junij, in het 13“ van Nero’s regering, verzamelden zich vele bewoners van Rome op het Forum Roma-num, aan den voet van het Kapitool, om de twee voorname predikers van den God der Christenen op te wachten ennbsp;naar de strafplaats te vergezellen. De gevangenis gaat open ,nbsp;en onder de bespotting en het gejuich der menigte, tredennbsp;de heilige mannen, als misdadigers geketend, te voorschijn.nbsp;Zij staan op de helling, hoog boven het volk uit; over hetnbsp;Forum ziende, ontmoeten zij eene woelende menigte, zichnbsp;verblijdende in hun ongeluk.

Op den top van het Kapitool verheft zich de prachtige

(1) Bij raadsbesluit was goedgekeurd, de voltrekkiüg van de straf der veroordeelden tot den tienden dag uit te stellen. Cf. Suetoiiiut. De vita ïiberii Neronis Cesaris.

-ocr page 100-

( 92 )

tempel der Opperste Godheid, en op diezelfde rots vertoo-nen zich de onverzoenlijke vervolgers der góden. Wie zal de verbittering der dweepzieke Romeinen schetsen, toen zijnbsp;in één blik Jupiter en diens vijanden aanschouwden?

Rome behandelde zijne weldoeners, gelijk eenmaal het ondankbaar Jerusalem zijnen Verlosser!

Negen maanden hebben de Apostelen in eenen stikdonkeren nacht doorgebragt, en de sporen van het lijden zijn op hunnbsp;gelaat zigtbaar. Thans mogen zij het verkwikkend daglichtnbsp;genieten; maar het is hun laatste levenslicht. En toch geennbsp;klagten of verwijtingen rijzen bij hen op. Zij loven God,nbsp;en bidden voor hunne vijanden. Onbeschrijfelijk is hunnenbsp;troost, als zij onder het volk, hier en daar, bekeerlingennbsp;opmerken. Wie weet, hoevelen er misschien een weinignbsp;verder stonden, om des te vrijer eenen traan van medelijdennbsp;te kunnen storten.

De togt der Apostelen vangt aan; zij klimmen het Kapitool af, en worden nMr de overzijde van het Forum gevoerd;nbsp;want volgens het algemeen gebruik der Romeinen, moetennbsp;zij in het Gomitium worden gegeeseld, vóór dat zij de strafnbsp;des doods mogen ondergaan. (‘) De Apostelen, van welkenbsp;Paulus acht en zestig en Petrus nog meer jaren telde, ofschoon onder de slagen niet bezweken, gelijk menigmaalnbsp;gebeurde, konden door afmatting en bloedverlies hunne vernbsp;verwijderde strafplaatsen niet dan met de grootste inspanningnbsp;bereiken.

Eerst gaan zij van het Gomitium naar den Gircus Maximus. Hier bevinden zij zich in de wijk der armen, waar de meestenbsp;bekeerlingen woonden. Zij telden wel vele aanzienlijken

(1) De beide geeaelpaleu staan thans aan een der altaren inde S. Maria-in^Traspontina.

-ocr page 101-

( 93 )

onder liunne aanhangers , ja zelfs bloedverwanten des keizers ; doch onder de armen had hunne prediking de talrijkstenbsp;vruchten voortgebragt. Menig huisgezin knielde daar neder.nbsp;De Apostelen hadden hen geleerd voor de martelaren tenbsp;bidden, voor wie zou hun gebed vuriger zijn dan voornbsp;hunne bisschoppen, die zij deerlijk mishandeld zagen voorbijtrekken. Kort was die laatste blik der armen; want denbsp;Apostelen moesten immer voort, en sloegen den weg in,nbsp;W'elke naar de wijk Egeria voerde.

De kerk, welke wij daar thans aantreffen, draagt den vreemden naam van Cliiesa della Fascüwla d. i. Kerk van hetnbsp;Sti'ookje. Petrus zou hier een strookje van de doeken verloren hebben, waarmede zijne wonden omwikkeld waren.

Wij begrijpen niet waarom de beulen dezen voor Petrus zoo verren omweg gekozen hebben. Zoo niet louter moedwilnbsp;de eenige verklaring is, dan kunnen wij in de bewonersnbsp;der wijk eene aanleiding vinden. De oude vallei Egerianbsp;strekte soms, ten tijde der keizers, den ongelukkigen ennbsp;vervolgden Joden tot eene wijkplaats. Ilun eenig huisraad,nbsp;zegt Juvenalis, bestond in een w'einig sti'oo voor hunnenbsp;legerstede. Geene bescherming hoegenaamd werd hun vannbsp;¦wege den Staat geschonken, en tot dc schaduw der boomennbsp;toe moesten zij voor geld koopen. Petrus zal dan langsnbsp;dezen omweg gevoerd zijn, opdat de gehate Joden getuigennbsp;zouden wezen van de vernedering en den smaad.van hunnennbsp;landgenoot. Of lag de reden misschien daarin, dat denbsp;Apostelen, te zamen vereenigd, elkanders schande en stralfennbsp;moesten vermeerderen, en het gezigt der twee voornaamstenbsp;predikers den Christenen tot grooter afschrik zou strekken,nbsp;voor de nieuwe leer die zij omhelsd hadden ? Hoe het zij,nbsp;de martelaren blijven te zamen, en gaan de stad uit langsnbsp;de Via Ostiensis, waar Petrus haar voor de eerste maalnbsp;was binnengekomen.

-ocr page 102-

( Ö4 )

Zij hebben hunnen Apostolischen arbeid volbragt, de nieuwe hoofdstad der Christenwereld gesticht, en gaan alsnbsp;overwinnaren des geloofs hunne prediking met den marteldood bezegelen. Troont Jupiter nog op den top van hetnbsp;Kapitool, heerscht in de gewelven van het keizerlijk paleisnbsp;het gejuich der wellustige vreugdefeesten, het heidenschnbsp;Home is toch diep in zijne grondvesten geschokt, en weldranbsp;zal de stad der keizers, door tallooze straten ondermijnd,nbsp;een vorst zien te voorschijn treden, die met onweerstaanbarenbsp;magt den Cesar zal verdringen, en zijn gebied uitstrekkennbsp;tot aan de uiterste grenzen der aarde. De lange rij diernbsp;vorsten is reeds met Petrus geopend, en zal onafgebrokennbsp;tot het einde der wereld voortduren.

Hoe zullen de beide Apostelen zich op hunnen togt naar de strafplaats over de toekomstige glorie der Kerk hebbennbsp;verblijd, en hoevele redenen hadden zij aan den avond vannbsp;hun leven God te danken voor de rijke vruchten, waarmedenbsp;Hij hunne zending gezegend had. Met het oog vooral opnbsp;het loon dat hun daarvoor was weggelegd, moedigden zijnbsp;elkander aan, tot het liefdevol omhelzen van den wreedennbsp;dood.

Zoo trokken zij voort, tot dat het oogenblik was aangebroken, waarop zij moesten scheiden, elkanders opbeurende woorden niet meer hooren, elkanders aanschijn niet meernbsp;aanschouwen mogten.

Eene nederige kapel op tien minuten afstands van de stad, is opgetrokken op dezelfde plaats, waar dit aandoénlijk too-neel plaats greep, In een marmeren bas-relief boven dennbsp;ingang staan de beide geloofsverkondigers, elkander bij hunnbsp;afscheid omhelzende. Het opschrift, dat van de eerste Christentijden dagteekent, bevat den zin der woorden, welke denbsp;geloovigen meenden, dat'de Apostelen elkander zouden hebben toegesproken.

-ocr page 103-

( 95 )

In questo luogo si separarono S. Pietro Et S. Pavolo andando al martirio et dissenbsp;Pavolo a Pietro

La pace sia con teco fundamenfo De la chiesa e Pastore di tvttinbsp;li agnelli di Christonbsp;et Pietro a Payolonbsp;Va in pace predicatore de buoninbsp;et guida dé la salute de giustinbsp;dat is:

Hier scheidde men den H. Petrus en den H. Paulus gaande naar de plaats der marteling.

En Paulus zeide tot Petrus:

De vrede zij met U, grondslag der Kerk, en herder van alnbsp;de schapen van Christus.

Petrus (zeide) tot Paulus:

Ga in vrede prediker van het goede en gids van het heil der regtvaardigen.

Ofschoon er in deze regelen niet' van gemeld wordt, spreekt echter de legende van eene gebeurtenis, mede aannbsp;deze Kapel verbonden. Paulus ontmoette hier Plautilla, eennbsp;zijner bekeerlingen, en vroeg haren sluijer, ten einde dien,nbsp;bij het ondergaan der doodstraf, naar Romeinsch gebruiknbsp;om zijn hoofd te wikkelen, te gelijk belovende, haar hetnbsp;geleende zelf te zullen teruggeven. Die geloovige vrouwnbsp;achtte zich gelukkig deze geringe liefdedienst aan den H.nbsp;Paulus te mogen bewijzen. Den volgenden nacht verscheennbsp;haar de Apostel, om zijne belofte te vervullen.

ligt het dal ad Aquas Een verre afstand voor

Ongeveer een half uur van hier Salvias, de strafplaats van Paulus.

-ocr page 104-

( 96 )

een grijsaard van bijna zeventig jaren oud. Eerst houdt de Apostel nog de Via Ostiensis, dan slaat hij links om. Aannbsp;de heuvelen van Aquae Salviae gekomen, loopt het volknbsp;vooruit, op de hoogten eene goede standplaats kiezende,nbsp;ten einde den stervenden Paulus des te beter te kunnennbsp;gadeslaan. Ook Nero (') wil zich in het schouwspel verlustigen , en neemt zijnen zetel in. De lictoren geven hetnbsp;teeken, de beulen maken de toebereidselen des doods, ennbsp;Paulus, met den sluijer van Plautilla om het hoofd, wordtnbsp;aan een marmeren kolom gebonden. Terwijl hij nog bidt,nbsp;heft de beul het zwaard omhoog, en Paulus heeft de kroonnbsp;der martelaren gewonnen.

De dag, waarop wij de voetstappen des Apostels volgende, deze heilige plaatsen bezochten, heeft om velerlei omstandigheden een onuitwischbaren indruk bij ons nagelaten. Ternbsp;naauwer nood waren wij de Porta S. Paolo uit, of eensklapsnbsp;werd de lucht betrokken. De wolken drongen digt op elkander , en zoo ver de gezigteinder strekte , was nergens hetnbsp;schoone blaauw van den Italiaanschen hemel zigtbaar. Wijnbsp;wilden den voorgenomen togt niet opgeven, ofschoon denbsp;voerman ons voorspelde, dat er een zwaar onweder zounbsp;losbreken.

Al spoedig ondervonden wij, dat hij zich in zijne meening niet had bedrogen. Geen vijf minuten waren er verloopen,nbsp;of het water viel reeds bij stroomen van den hemel; denbsp;gansche weg was in een meer herschapen, en wij kondennbsp;ons tegen het water, dat van alle kanten in het rijtuig drong,nbsp;onmogelijk beschutten. Doch het ergste moest nog komen.nbsp;Toen wij de helling van een lagen heuvel opreden, braknbsp;het onweder los. De donderslagen waren zoo verschrikkelijk.

(1) Het schijnt, volgens den H. Paus Clemens, dat Nero by den dood van Pauluat tegenwoordig was.

-ocr page 105-

( 97 )

dat niemand onzer zijne ontsteltenis en zijn schrik kon verbergen. Zij volgden kort op elkander, werden in hunne volste kracht eensklaps gebroken, eii tusschen licht en slagnbsp;was geen oogenblik tusschenruimte. Niet minder groot scheennbsp;de angst van den voerman, met diep gebogen hoofd biddende,nbsp;en een kruis slaande bij eiken bliksemstraal, die uit denbsp;wolken schoot. Aan onze linkerzijde zagen wij een paardnbsp;dood op het veld liggen, ons een bewijs, dat wij in hetnbsp;bereik des onweders vielen, en in groot gevaar verkeerden.

Gelukkig dat het even spoedig ophield als het ontstaan was , en de hemel wederom was öpgehelderd, toen wij ter plaatsenbsp;onzer bestemming aankwamen.

Drie kerken lagen vóór ons: links die van St. Vincentius-en-Anastasius, regts S. Maria scala-caeli, en in het midden, doch een weinig achterwaarts, de kerk van den H. Paulns-tre-fontane.

De eerstgenoemde kerk, in eenvoudigen Romaanschen stijl gebouwd, en in drie beuken afgedeeld, bekleedde vroeger,nbsp;om hare rijke bezittingen eene eerste plaats onder de heiligdommen van Rome. Karei de Groote heeft er steden, kastee-len en andere eigendommen aan geschonken; doch dat allesnbsp;verloren hebbende, bleef haar eenig sieraad de twaalf Apostelen, fresco’s naar teekeningen van Raphael vervaardigd.

Zoowel het Oosten als het Westen is er op waardige wijze vertegenwoordigd: het eerste door het graf van den H.nbsp;Anastasius, in Persië onder Chosroês gemarteld, het tweedenbsp;door dat van den H. Vincentius, martelaar van Spanje.

Het aangrenzend klooster, het verblijf van den H. Rer-nardus, was geheel onbewoond, daar de schadelijke luchtgesteldheid de kloosterlingen eenige maanden van. het jaar naar de stad doet vertrekken.

-ocr page 106-

( 98 )

Een paar stappen slechts, en wij waren in S. Maria-Scala - Caeli, gebouwd boven de Catacombe van Zeno, het graf van tien duizend martelaren. .

Van waar dat groot aantal Christen helden?

De geschiedenis der Romeinsche keizers geeft ons het antwoord. Diocletianus, zijne weelderige voorgangers innbsp;verkwisting willende overtreffen, liet op den berg Esquilinusnbsp;uitgebreide en prachtige thermen (badstoven) bouwen, ennbsp;veroordeelde de Christen soldaten om dien reuzenbouw tenbsp;voltrekken. Zeven jaren hadden zij gewerkt, en velen warennbsp;onder den zwaren arbeid bezweken. De overigen werdennbsp;naar Aquae Salviae gevoerd, en allen omgebragt. De roemrijke dood dier helden staat vermeld aan den ingang dernbsp;Catacombe.

Hier rusten de ligchamen

Van den H. Martelaar Zeno, den tribuun ,

En van zijne Krijgsgezellen ,

Tien duizend

Twee honderd en drie. (‘)

De heilige overblijfselen dier moedige krijgers strekken tot eene eerewacht des Apostels op de plaats zijner marteling.

Kerk en Catacombe, als eene heilige beêvaarlplaats onder de Christenen vereerd, werden door den zoo nabij wonendennbsp;H. Bernardus bij voorkeur uitgekozen tot het gebed en hetnbsp;opdragen der H. Mis. Hier had het wonder plaats waarvannbsp;wij in zijne levensgeschiedenis lezen. Eenmaal namelijk,

(1) Hic requiescunt corpora S. Martyris Zenonis tribuninbsp;et Sociornm militiimnbsp;(lecem milliuninbsp;ducentorum triura.

-ocr page 107-

( 99 )

toen de abt van Clairveaux aan het altaar het Misoffer opdroeg, zag men eene wonderbare ladder verschijnen, die van de aarde tot den hemel reikte, en met tal van engelennbsp;bezet was. Naar dit wonder draagt de kerk haren naam;nbsp;Scala-Caeli d. i. Ladder des Hemels.

De S. Paulus-tre-fontane was het hoofd- en einddoel van onzen togt. Wij kusten de kolom waaraan Paulus gebondennbsp;werd, knielden op de plaats zijner onthoofding neder, overwogen zijnen marteldood en de wonderen waarmede hetnbsp;sterven des Apostels gepaard ging.

Longinus , Austus en Megistus, allen behoorende tot het geleide, dat den H. Apostel naar de strafplaats voerde,nbsp;werden bekeerd, en stierven drie dagen later als martelaren.nbsp;Toen het hoofd van den H. Paulus onder het zwaard neder-viel, druppelde, volgens de legende, niet bloed maar melknbsp;uit de wonden ; op de plaats waar het den grond raakte,nbsp;ontstond eensklaps eene heldere bron, en toen het zich vervolgens verhief en een trede verder viel, had ook hier hetzelfde wonder plaats , dat eindelijk ten derden male herhaaldnbsp;werd. De drie bronnen, waarboven de altaren der kerknbsp;gebouwd zijn, verschillen onderling van temperatuur.

Zoo bevestigde God de prediking van den H. Paulus door een blijvend wonder.

De edele Lucina heeft het ligchaam van den H. Paulus op haar eigen erve , niet ver van de Porta S. Paolo, begraven.

Des avonds in het hotel nog sprekende over den kerker van Petrus, de onthoofding van Paulus, en het ontzettendnbsp;onweder, nam een jeugdige Fransche priester, even te vorennbsp;van de Mamertijnsche gevangenis teruggekeerd, de vrijheidnbsp;zich in ons gesprek te mengen, en toonde ons eene grootenbsp;flesch, gevuld met water uit de wonderbare bron van den

-ocr page 108-

{ 100 )

H. Petrus. Het was, zeide hij, een geschenk, voor zijne zuster, die weldra moeder hoopte te worden, en hem, bijnbsp;zijn vertrek, allerdringendst had gebeden, niet naar Frankrijknbsp;terug te keeren, zonder haar dit kostbaar aandenken medenbsp;te brengen; want haar eersteling zou Petrus heeten en metnbsp;het water uit de bron van Petrus gedoopt worden. Men konnbsp;het den priester aanzien, dat hij zich nu reeds verblijddenbsp;in het vooruitzigt der vreugdevolle ontvangst, welke hem bijnbsp;zijne zuster wachtte.

Met de meeste belangstelling hoorden wij hem aan, toen hij ons zeer uitvoerige inlichtingen gaf omtrent de oudenbsp;dame, die hem vergezelde, en het doel, waarmede zij denbsp;H. Stad bezocht. Zij behoorde niet tot zijne familie, maarnbsp;woonde, op zijne geboorteplaats, en had, om hare hoogenbsp;jaren en zwakke ligchaamskrachten, onder zijn geleide ennbsp;bescherming, de verre reis naar Rome ondernomen. Ofschoonnbsp;ruim tachtig jaren oud, had zij met brandend verlangennbsp;naar eene geschikte gelegenheid gewacht. Den H. Vader tenbsp;zien was het toppunt harer wenschen. Dat verlangen wasnbsp;nog sterker geworden, toen zij vernomen had, hoe de Vadernbsp;der geloovigen gehoond en vervolgd werd, en, van zijnenbsp;regtmatige bezittingen beroofd, de ondersteuning zijner trouwenbsp;kinderen had ingeroepen.

De gelegenheid bood zich aan, toen déze priester naar Rome ging, en haar verzoek liefderijk inwilligde. Doch nunbsp;ook wilde zij niet met ledige handen voor den H. Vadernbsp;verschijnen , en voerde met zich naar Rome de aanzienlijkenbsp;opbrengst van alles wat zij bezat, slechts zooveel voor zichnbsp;behoudende, dat zij in soberheid hare korte levensdagennbsp;kon doorbrengen. Hoe steeg onze eerbied, toen wij'“ bet edelnbsp;doel van hare komst in de H. Stad vernamen. Ik herinnerdenbsp;mij met vreugde, dat ik haar den vorigen dag eene geringenbsp;dienst had aangeboden , en wenschte van nu af haar eenenbsp;grootere te mogen bewijzen.

-ocr page 109-

( 101 )

Twee dagen later reed zij naar het Vatikaan, volgens voorschrift in het zwart gekleed, en met een zwarten sluijernbsp;op het hoofd. Toen zij het rijtuig instapte, blonk eennbsp;traan van vreugde en aandoening in haar oog. Het rijtuignbsp;verdw’een, en in den geest volgde ik haar na.

Wat ontmoeting! deze vrouw aan de voeten van Pius!

Den dag daaraanvolgend vertrok zij wederom naar Frankrijk. Haar laatste wensch was vervuld, en op aarde niets meer verlangende, mogt zij den grijzen Simeon nazeggen;nbsp;laat nu. Heer, uwe dienares in vrede gaan!

Vroeg in den morgen begaf ik mij naar Montorió, de plaats waar Petrus gekruist werd. Hij behoorde tot de Israëlieten,nbsp;en moest in de Jodenwijk, toenmaals in Trastevere (’) gelegen ,nbsp;de doodstraf ondergaan.

De Franciscanen, die het voorregt genieten de bewaarders te zijn van het H. Graf des Verlossers te Jerusalem, bezitten,nbsp;op de binnenplaats van hun klooster te Rome , den grond,nbsp;waarop het Kruis van den H. Petrus verheven werd. (2)nbsp;Langs eene zeer steile helling klom ik den berg Janiculusnbsp;op, en klopte aan het klooster aan, voornemens de H. Misnbsp;te lezen bij den kuil van het kruis. Een stokoude grijsaardnbsp;opende de deur, en bood zich aanstonds als misdienaar aan.nbsp;Op de boven vermelde binnenplaats van het klooster staatnbsp;een kleine ronde tempel, naar de teekening van Bramantenbsp;gebouw'd, en van buiten prijkende met zestien kolommen vannbsp;grijs graniet. Het gebouw bevat twee kapellen, één bovennbsp;en één onder den grond; naar deze laatste voert een marmeren trap, aan den buitenmuur aangebragt. De afgeleefde

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Dat deel van Uome, hetwelk aan gene zijde van den Tiber ligt.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Cf, Baroniua, Pancirole, Martinelli en Porzio, Zij die bevveren dat Petrus opnbsp;het Vatikaan is gemarteld, zijn: Mallio, Comestere, Biondo, Affaranno. Paiivinio ennbsp;Anastasias, de bibliothecaris.

5

-ocr page 110-

( 402 )

kloosterling ging met het misboek en de ampullen vooruit, op elke trede eene wijl adem scheppende. In de onderaard-sche kapel gekomen, knielde hij neder, legde beide handennbsp;op den grond en boog het hoofd tot op den rand des kuilsnbsp;neder. De oude van dagen, wiens ligchaam onder den lastnbsp;des ouderdoms gebogen ging, wiens tred reeds wankelendenbsp;was, kon deze daad van eerbied niet dan met de meestenbsp;inspanning verrigten.

Bij het onstoken waslicht zag ik de groote gele letters van het opschrift, hetwelk heel den omtrek des muurs inneemt: Tu esnbsp;Petrus et super liane Petram aedificabo Ecclesiam meam: Gij zijtnbsp;Petrus en op deze Steenrots zal ik mijne Kerk bouwen. Eenenbsp;altijd brandende lamp hangt in den kuil, de plaats der kruisiging. Hier werd des Heeren voorspelling aan Petrus vervuld;nbsp;«als gij oud zijt geworden, zult gij uwe handen uitstrekken,nbsp;en een ander zal u gorden, en geleiden waarheen gij niet wilt.» (‘)nbsp;De Vatikaansche berg (^) is het Calvarië van het nieuw Jerusalem. De Zaligmaker werd verheven aan een kruis,nbsp;opdat allen van zijn dood zouden getuigen wezen, ook zijnnbsp;plaatsbekleeder sterft aan een kruis, en op eene hoogte,nbsp;waar hij door de gansche stad kan gezien worden. Augustinus en Ambrosius vermelden dat Petras, zich onwaardignbsp;achtende om even als zijn ¦ Meester te worden verheven,nbsp;indigniim se vociferans ut Dominum exaltari, op eigen verzoek met het hoofd naar beneden aan het kruis werd vastgehecht. Zoo stierf hij, God lovende, omringd van zijnenbsp;beulen, van eenige leerlingen en heilige vrouwen, die gekomen waren om op het gezigt zijner marteling, hun geloof tenbsp;versterken, hunne liefde te vermeerderen, en na zijngn doodnbsp;zich van zijn ligchaam meester te maken.

(\J Joes. XXI, 18.

(2) De Jiiiiiculus m.jakte een deel van (ien Vatikaaiischeu berg uit.

-ocr page 111-

103 )

Men verhaalt, dat Basilissa en Anastasia uit den kring des volks vooruit traden, om het bloed des Apostels in sponsennbsp;op te vangen, maar dat de beulen toeschoten, en beidennbsp;onthoofdden aan den voet van het kruis. (‘)

De sterfdag der Apostelen was een dag van rouw in het Christelijk Rome, niet slechts in de hutten der armen, maarnbsp;ook in het paleis des keizers, waar menig bekeerling woonde.

Des avonds zag men vele mannen en vrouwen bij de tuinen van Nero; in stille, diepe overweging gingen zij voort ennbsp;verdwenen in de verborgèn grotten van het Vatikaan, waarnbsp;het ligchaam van den H. Petrus met grooten eerbied in hetnbsp;graf gelegd werd.

Vóór ik de kapel der kruisiging verliet, schepte de oude Pater een weinig zand uit den kuil, en reikte het mij overnbsp;met de bijvoeging, dat het een kostbaar aandenken was.nbsp;Na veel lof over Ferdinand IV, koning van Spanje, dennbsp;stichter der kapel vernomen te hebben, ging ik onder zijnnbsp;geleide naar buiten.

De Janiculus levert een schoon gezigt over de stad. Links vertoont zich de St. Pieter; vóór u en ter regter zijde rijzennbsp;het Kapitool, het Pantheon, het Colosseum, en de grootschenbsp;ruïnen van het oude Rome statig in de hoogte; de Tibernbsp;stroomt aan uwe voeten, en onbelemmerd reikt uw oog overnbsp;de zeven heuvelen en de verre omstreken. Lang zou ik mijnbsp;in dit allerbekoorlijkst uitzigt verlustigd hebben, hadde nietnbsp;de kloosterling mij uitgenoodigd kerk en klooster te bezigti-gen. Zijne vriendelijkheid en bereidvaardigheid werden doornbsp;eene bijzondere omstandigheid nog aanmerkelijk vermeerderd.

Herhaalde malen had ik bij mij zelven gedacht; zoo de afbeeldingen getrouw zijn, moeten de gelaatstrekken van den

^1) Volgens anderen werden zij gedood, omdat zj het ligchaani van Petrus hadden Weggehaald en begraven,

-ocr page 112-

H. Petrus wel eene groote gelijkenis met die van mijnen leidsman gehad hebben. En nu waagde ik het deze geheimenbsp;opmerking bekend te maken. Met zigtbaar welgevallen werdnbsp;zij vernomen, en was hem, zoo als hij zeide, reeds zeernbsp;dikwijls door anderen gemaakt. Meer dan te voren met mijnbsp;ingenomen, bood hij een snuifje aan, werd telkens spraakzamer, en bragt al spoedig het gesprek op de verwoestingennbsp;der laatste revolutie, waarin de kerk en het klooster zooveelnbsp;hadden geleden. In zijne heilige verontwaardiging toondenbsp;hij eene krachtige geestdrift, zoo als men die zeldzaam bijnbsp;eenen zoo ver gevorderden leeftijd zal aantrelfen.

In de omwenteling van 1849, zeide hij, diende kerk en klooster tot kazerne voor den afschuwelijken Garibaldi ennbsp;diens woeste bende; alles werd vernield, zelfs van den kostbaren marmeren vloer bleef geen enkele steen heel. Hijnbsp;achtte het onnoodig op te merken, dat zij de kostbaarhedennbsp;geroofd, en later niets teruggegeven hadden. Op den 29quot;nbsp;Junij, den feestdag der Apostelen Petrus en Paulus, bestormden de Franschen de vijandelijke verschansing, ennbsp;trokken, des avonds , onder begunstiging van de schitterendenbsp;verlichting der St. Pieter, zegevierend den berg op. Gelukkig, dat de kapel van Petrus, in dien strijd, ongeschondennbsp;aan de onteerende handen der baldadige Garibaldisten isnbsp;ontkomen; er viel niets buit te maken, daarom heeft zijnbsp;hunne aandacht niet getrokken.

Onder dit verhaal kon hij zijne tranen ter naauwernood bedwingen, en met regt was hij den Franschen zeer dankbaarnbsp;voor hunne toenmalige overwinning.

De belegering aan deze zijde der stad scheen*^ hij met naauwlettendheid te hebben gade geslagen; dag en uur ennbsp;tal van bijzonderheden wist hij aan te geven. Dit belangrijknbsp;onderhoud duurde, tot dat de regel van het klooster hemnbsp;aan zijne bezigheden riep. Met een vriendelijken groet,

-ocr page 113- -ocr page 114-

V.

VERVOLG.

Ik had nu de gedenkteekenen van het leven der Apostelen , voor zoover Rome die nog kan aanwijzen, allen bezocht. De geschiedenis der Heiligen echter wordt met hunnen dood niet gesloten, maar voortgezet aan hunne graven, ennbsp;op de plaatsen waar hunne overblijfselen geëerd worden.

Gaan wij dan eerst naar S. Pietro in Vincoli, de kerk van Petrus-in-Banden, niet ver van het Colosseum verwijderd.nbsp;Zij is gebouwd op den berg Esquilinus, waar weleer Mecenas,nbsp;Horatius en de aanzienlijken uit den tijd van Augustus woonden; op den Vicus Sceleratus, waar Tullia hare verschriktenbsp;paarden over het bloedig ligchaam van haren vader dreef,nbsp;en de veroordeelden, vóór dat zij naar het Colosseum gevoerdnbsp;werden, hun doodvonnis vmrnamen.

Aan de ketenen van den H. Petrus heeft deze kerk haren oorsprong te danken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

De H. Schrift verhaalt ons : «Als Herodes hem wilde voor-brengen , sliep Petrus in deiTzelfden nacht tusschen twee krijgsknechten , geboeid met twee ketenen; en wachters voor de deur bewaakten den kerker. En ziet, er stond een Engel

-ocr page 115-

107

(les Heeren en een licht weerstraalde in den kerker: en hij , Petrus in de zijde aanstootende, wekte hem en sprak :nbsp;Sta haastig op ! En de ketenen vielen van zijne handen af.»

Dit wonder had plaats te Jerusalem, en de ketenen bleven daar vooiiaan een voorwerp van vrome vereering.

Eudocia, gemalin van keizer Theodosius, had beloofd eene bedevaart naar het H. Land te ondernemen, zoo het huwelijknbsp;van hare dochter Eudoxia met den Westerschen keizer Valen-tinianus III gelukkig tot stand zou komen. Dien wensch vervuld ziende, voldeed zij aan hare belofte, en begiftigde denbsp;heilige plaatsen met rijke geschenken. Jerusalem, dat vooralnbsp;de bewijzen barer keizerlijke mildheid ondervonden had, boodnbsp;haar uit dankbaarheid de beide ketenen van Petrus aan. Denbsp;keizerin zond de ééne naar Constantinopel, en de andere naarnbsp;Rome aan hare dochter, die kort daarop het geschenk innbsp;handen stelde van Paus Leo den Groote.

Te Rome werd destijds ook de keten bewmard, waarmede Petrus, op last van Nero, in die stad gebonden was. Langennbsp;tijd verborgen, werd zij eindelijk in het jaar 132 door Bal-bina teruggevonden, en geraakte later in het bezit van denbsp;H. Theodora, de zuster van den II. Hermes. Na haren doodnbsp;werd de keten in de kerk der Mamertijnsche gevangenis opgehangen.

Toen nu keizerin Eudoxia de keten van Jerusalem aan Leo aanbood, liet hij ook die van Rome bij zich brengen, om zenbsp;onderling te vergelijken. En zie, de afzonderlijke ketenen sprongen voor hunne oogen op wonderbare wijze in elkander, werdennbsp;een geheel en konden niet meer gescheiden w’orden. Dit wondernbsp;deed de vereering dezer, relikwie tot het hoogste stijgen, (uinbsp;bewoog de keizerin Eudoxia, om eene afzonderlijke kerk alsnbsp;bewaarplaats der vereenigde ketenen te bouwen. In 442 wasnbsp;de Eudoxiaansche Basiliek voltooid en de wonderbare boeijennbsp;berusten er tot op dezen dag.

-ocr page 116-

( 108 )

Op den 1quot; Augustus, het feest van Petrus’Banden, worden zij in het openbaar vereerd, en zonder schriftelijke vergunningnbsp;van Kardinaal d’Andrea, op de overige tijden des jaars nietnbsp;vertoond.

Bovendien is San-Pietro-in-Vincoli om hare schatten en hare geschiedenis een der schoonste en merkwaardigste basiliekennbsp;van Borne. Vier-en-twintig Dorische kolommen van Griekschnbsp;marmer, vormen de drie beuken , en twee van graniet steunen,nbsp;den grooten boog. Onder de menigvuldige kunstgewrochten,nbsp;die wij hier aantreffen, munt de wereldberoemde Mozes vannbsp;Michel Angelo uit, het meesterstuk der moderne beeldhouwkunst.

En nu, wat meldt ons de geschiedenis te dezer plaatse ?

Het schijnt dat de Bomeinen, in tijden van nood en verdrukking, gewoon waren naar deze kerk hunne bedevaart te rigten. Waar ook baden zij vuriger om bevrijding vannbsp;de knellende banden des onheils, dan bij de ketenen, waarvan weleer hun Apostel door den Engel verlost werd? Wijnbsp;zien daarom zoowel leeken als geestelijkheid alhier vergaderd,nbsp;toen, in het jaar 8S5, Benedictus III met geweld uit zijnnbsp;paleis van Lateranen was verdreven, en de yerheffiing vannbsp;den onwettigen paus Anastasius door de keizerlijke magt ondersteund werd. Soldaten omsingelden de kerk, om met het zwaardnbsp;in de vuist de erkenning van Anastasius af te dwingen. Dochnbsp;de moedige geestelijkheid liet zich niet verschrikken, en hetnbsp;volk bleef onbewegelijk; als uit één mond klonk het: «Geefnbsp;ons onzen heiligen Benedictus weder! Nooit, nooit zullennbsp;wij Anastasius als Paus eerbiedigen ! » Gelukkig dat^ de bedreigingen niet tot daden oversloegen, en de gezanten desnbsp;keizers, door deze eenparige en onverzettelijke weigering ontmoedigd , en ziende dat langer aanhouden niet zou baten,nbsp;aanstonds de verheffing van Benedictus III goedkeurden.

Een geheel ander aanzien had de S. Pietro, toen in het

-ocr page 117-

( 109

jaar 1057 Kardinaal Fredericus met algemeene stemmen tot Paus werd verkoren, en de gewelven met vreugdetoonennbsp;gevuld werden.

Nog meer geestdrift, nog meer blijdschap heerschte er, toen in het jaar 1073 een zelfde plegtigheid binnen dezenbsp;muren werd herhaald, en de H. Gregorius Vil tot Paus uitgeroepen.

Doch bovenal is ons de onvergetelijke herinnering dierbaar, aan de vaderlijke goedheid van den thans regerenden Pausnbsp;verbonden. Pins IX, ter naauwernood den Opperpriesterlijken Zetel beklommen, sloeg eenen blik van medelijden opnbsp;de talrijke en onervaren jeugd, die zich door bedriegelijkenbsp;vleijerijen tot staatkundige misdrijven had laten veiwoeren,nbsp;en in den kerker zuchtte. Wij reiken hun de hand toe,nbsp;zeide hij , en bieden den vrede des harten aan die verdwaaldenbsp;kinderen, zoo zij zich opregt rouwmoedig toonen. Van denbsp;zestien honderd weigerde slechts één de noodige verklaringnbsp;af te leggen, en zich door zijn eerewoord voor de toekomstnbsp;te verbinden; toch liet de H. Vader hem vrij. Al de overigen beloofden als goede en trouwe burgers nooit iets tegennbsp;den Staat te ondernemen; velen bevestigden hunne woordennbsp;met eenen duren eed, en Galletti zwoer zelfs bij zijn eigennbsp;leven en bij dat zijner kinderen.

Uitgelaten van \Teugde en onder het zingen van lofzangen ter eere van Pius, trokken de verloste gevangenen, van eenenbsp;juichende menigte omringd, naar San-Pietro-in-Vincoli, omnbsp;den dag hunner bevrijding op godsdienstige wijze te vieren.

Daar, bij de ketenen, die eenmaal op de verschijning des Engels van Petrus’ handen afvielen, gedachten zij de onuitsprekelijke weldaad van Pius, die als een Engel des Hemels onverwacht hunne boeijen geslaakt, en den kerker ontsloten had.nbsp;Op plegtige wijze naderden zij allen tot de H. Tafel des Heeren,nbsp;om God tot getuige te roepen van de opregtheid hunner harten.

5.

-ocr page 118-

( 110 )

Wie had, bij het zien van zulk aandoénlijk schouwspel, nog kunnen denken, dat zeer velen, ja de meesten hun gegevennbsp;woord zoo schandelijk zouden breken. Diezelfde mannen, dienbsp;in het openbaar hunne misdrijven verfoeiden , die tegen geenenbsp;verklaringen van welken aard ook opzagen, en zwoeren bij alnbsp;wat heilig was, die , met den eed van trouw nog op de lippen ,nbsp;den God der waarheid tot getuige en regter inriepen — diezelfde mannen , hebben weinige uren later het vuur der revolutienbsp;op de krachtigste wijze aangewakkerd en zich aan de onverzoen •nbsp;lijkste vijanden van Pius aangesloten.

De geestdrift door de liefdedaad des Pausen opgewekt, (') droeg het kenmerk van overwinning, terwijl men nergens eenigenbsp;sporen van berouw kon opmerken. De begenadigden werdennbsp;helden, wier namen men verheerlijkte, en overal vasthechtte :nbsp;aan paleizen en aan kerken; op doeken stonden zij gedrukt,nbsp;en in lofzangen werden zij bezongen.

Bij het huldebetoon aan de buste van Pius IX verbonden zich smaadwoorden tegen Gregorius XVI. De waardigheids-bekleeders van het vorig staatsbestuur, werden als zamen-zweerders aan de openbare wraak aangewezen. Wanneer hetnbsp;rijtuig van Pius onder de eerebogen doorging, dan werd aannbsp;de prelaten van zijn gevolg de doortogt geweigerd. Nog datzelfde jaar durfde men den kreet aanhelfen : Leve Pius IXnbsp;alléén! Om derhalve, even als ten tijde van Bodewijk XVI,nbsp;den vorst zelven des te zekerder te trelfen, werden eerst zijnenbsp;getrouwen aangevallen. Bij dit alles speelden de ontslagenennbsp;eene voorname rol, en toen Pius genoodzaakt werd te vlugten ,

(1) Die geestdrift voor Pius, werd door de revolutie tot eene zoo verbazende hoogte opgevosrd, dat de pauselijke kleuren zich niet alleen in kleeding en huisraad vertoonden , maar zelfs in het brood en andere eetwaren op onschadelijke wyze werden aangebragt,nbsp;en men zich met geeuen maaltijd te vreden stelde, zoo niet eijercu eene eereplaats ondernbsp;de verschillende geregten innamenj de pauselijke kleuren, geel en wit, moesten nietnbsp;slechts overal gezien, maar ook gegeten worden.

-ocr page 119-

( UI )

waren zij het wederom, die in de eerste rijen der verraders werden aangetrofièn. Die verregaande ondankbaarheid, innbsp;plaats van den stralenkrans van Pius te verduisteren, doetnbsp;hem veeleer in grooter luister schitteren, en de lof, hemnbsp;ter eere in San-Pietro-in-VincoU gezongen, stijgt naar denbsp;mate der ondankbaarheid, waarmede zijne liefdedaad werdnbsp;beloond.

Nu rest ons nog een bezoek aan het klooster der kerk, alwaar de jonge Mortara, door de Reguliere Kanunniken vannbsp;St. Jan van Lateranen wordt opgevoed, en in hunne schoolnbsp;onderw'ezen. Hij is omstreeks twaalf jaren oud, draagt eenenbsp;lange wdtte toga en een steek van dezelfde kleur, ziet er zeernbsp;opgeruimd en schrander uit en heeft eene overschoone stem.

Mag ik hier even de zooveel bew'ogen Mortara-zaak aanstippen?

Het is volgens de wetten des Kerkdijken Staats den Joden uitdrukkelijk verboden Christen dienstmaagden in huur tenbsp;nemen. Moi-tara , in Bologna woonachtig, had deze wet overtreden , toen een zijner kinderen, Edgard, door een hevigenbsp;ziekte werd aangetast en in doodsgevaar verkeerde. De Katholieke dienstmaagd, die geloofde aan de waarheid der woorden ;nbsp;«Voorwaar, voorwaar ik zeg u, tenzij gij niet herboren zijtnbsp;uit het wmter en den H. Geest, kunt gij het Rijk Gods nietnbsp;ingaan,» doopte het stervende kind. Doch de ziekte verminderde , en Edgard was eenigen tijd daarna volkomen hersteld.nbsp;Nu wms hij Christen, en moest volgens ’s lands wet als Christen wmrden opgevoed.

Hadden de ouders dezen pligt willen vervullen, het zou hun toegestaan zijn het kind bij zich te houden, zoo als in hetnbsp;jaar 1842 geschied is; doch zij w'eigerden hardnekkig, ennbsp;daarom werd de jonge Edgard naar Rome gevoerd en door dennbsp;Paus in bescherming genomen, totdat hij, ouder geworden,nbsp;naar vrije keuze zal kunnen handelen.

Bijna dagelijks maakt hij eene wandeling in of buiten de

-ocr page 120-

( m )

stad, zonder dat men ooit iets waarneemt van de ongunstige stemming, waarmede de Mortara - kwestie bijna overal innbsp;Europa is ontvangen. Als de zonen, die den troost hunnernbsp;ouders uitmaken of tot steun eener arme weduwe verstrekken,nbsp;in de kracht van hun leven door eenen heerschzuchtigennbsp;vorst ten oorlog worden opgeroepen, om in een vreemd landnbsp;bij duizendtallen te sterven, dan zijn de monden verstomdnbsp;en de harten gevoelloos; maar als een Christen door dennbsp;Paus aan het gevaar des ongeloofs wordt onttrokken, en opnbsp;Christelijke wijze opgevoed, dan gaan de monden open, dannbsp;is de onmenschelijkheid zoo groot, dan is de stem des bloedsnbsp;zoo gewelddadig onderdrukt, dat heel de wereld in tranennbsp;schijnt weg te smelten. Een karaktertrek van het modernnbsp;fdantropiesch liberalisme!

Over Mortara sprekende, doorwandelden wij het klooster. Aan de Zuidzijde gekomen, konden wij het oog niet afhouden van het heerlijk panorama der oude stad. Vertoont denbsp;Pulatijnsche berg met al zijne ruïnen zich het schilderachtigst in den tuin der Passionisten bij de Kerk van den H.nbsp;Joannes en Paulus, het Colosseum heeft welligt nergens eennbsp;zoo grootsch aanzien, als aan de zijde van S. Pietro-in-Vincoli.

Op dit bezoek, volgde dien dag eene reeks van teleur-stellingém; want aan de Collegiën, welke wij voornemens wmren op onzen weg aan te doen, kwamen wij zeer ongelegen. Het was omstreeks één ure, de tijd, waarop denbsp;Romeinen, zoowel volwassenen als kinderen, hun slaapjenbsp;houden.

Niet wetende dat deze gewoonte zoo algemeen was, begaven wij ons naar de Piazza di Spagna, om in een plaatwinkel eenige bestellingen te doen. Maar ook hier was de deurnbsp;gesloten; en ofschoon wij zooveel geraas mogelijk maakten,

-ocr page 121-

( «3 )

zij werd niet geopend. Wel stak de winkelier, nog half in den dut zijn hoofd buiten het raam, om te zien wie zichnbsp;op dit ongelegen uur mogt aanmelden, maar hij verdweennbsp;dadelijk weder, en liet ons staan. Vreemder hadden wijnbsp;het nooit ondervonden. .Des morgens in zijnen winkel platennbsp;uitzoekende, beloofden wij hem in den loop des daags eenenbsp;aanzienlijke partij te zullen koopen. Hij scheen toen met denbsp;commissie zeer ingenomen, recommandeerde zich allerdringendst , en niettegenstaande dit alles gewaardigde hij zichnbsp;niet om te openen.

Wij waren over de voorname handelwijze van den niet zeer belangstellenden winkelier, in het geheel niet te vreden, ennbsp;begaven ons naar de Via-della-Fontanella.

Tweemalen gingen wij die straat op en neder; maar nergens zagen wij eenen winkel.

Aan eenen voorbijganger inlichtingen vragende, vernamen wij, dat de bedoelde winkel niet in het benedenste maarnbsp;bovenste gedeelte van een huis moest gezocht worden, en welnbsp;au cinquième, op de vijfde verdieping, of liever, naar het onsnbsp;toescheen, op het dak, welks eene helft met kamers wasnbsp;bebouwd, terwijl de andere tot lustwarande strekte, metnbsp;bloemen en beelden rijkelijk overladen.

Hoezeer niet onbekend met de gewoonte der aanzienlijke Romeinen , die namelijk, de frissche lucht en den vrijen hemelnbsp;beminnende, bij voorkeur op eene hooge verdieping wonen,nbsp;schertsten wij evenwel met den zonderlingen koopman , wijlnbsp;hij niet slechts zijne woonvertrekken, maar ook winkel ennbsp;magazijn in de lucht had getimmerd.

Na lang kloppen ging de deur open. De heer des huizes was wederom niet te spreken; daarom echter behoefden wijnbsp;niet onverrigter zake terug te koeren; want zijn bediendenbsp;scheen een zeer geschikt mensch te wezen, met wien wij ge-makkelijk koopklaar konden raken. Om toch vooral onnoo-

-ocr page 122-

( iU )

dige moeite te voorkomen , vroeg hij ons vooraf met de meeste naauwkenrigheid en herhaalde malen naar de grootte dernbsp;platen, welke wij verlangden, en bovendien den prijs, diennbsp;wij ongeveer wilden besteden. Begeerden wij andere modellen , dan vertoonde hij slechts een enkel exemplaar, en vroegnbsp;ons op nieuw naar prijs en formaat. Neen ! Zoo het tot denbsp;goede eigenschappen van een winkelier behoort, tegen geenenbsp;moeite, hoe groot ook, op te zien, en voor eene kleinigheidnbsp;heel zijn magazijn het onderste boven te halen, dan zijn denbsp;Romeinen, met uitzondering misschien van diegenen, welkenbsp;op het Corso en de Via dei Condotti wonen, volstrekt nietnbsp;op de hoogte. Werden er te Rome slechts weinig rijke winkeliers gevonden , het zou mij niet bevreemden, daar zij zichnbsp;onbezorgd toonen, wanneer het hun tijdelijk belang geldt.nbsp;Verkoopen of niet, en derhalve geld winnen of niet, hetnbsp;schijnt bij hen om het even te wezen. Zonder het verlangdenbsp;artikel op eenige wijze aan te bevelen, leggen zij het voor unbsp;neder, en in plaats van met angstige spanning den^uitslag afnbsp;te wachten, gaan zij kalm met hunne vorige bezigheid voort,nbsp;zich verder over u in het minste niet bekommerende. Gaatnbsp;de koop niet door, onverschillig hooren zij die tijding aan,nbsp;en laten u zeer beleefdelijk de deur uit.

Wie van het standpunt der negentiende eeuw wil oordee-len, schreef vóór een paar jaar een der voortretfelijkste Duit-sche tijdschriften, (‘) zal veel afkeurenswaard vinden, vooral hij , die in stoffelijk belang de hoogste welvaart zoekt. « Romenbsp;is de stad der ziel, de priesterlijke tempelstad, het verblijfnbsp;des vredes. Hier nemen alle stoffelijke belangen eerten ondergeschikten rang in , en menigmaal is er niet eens geschiktheid en talent voorhanden, om in het materiële de gewenschtenbsp;volkomenheid te bereiken.»

(1) Historiscli-poiitisclie Blatter, 1 O.’tober lP(j2.

-ocr page 123-

( 115

Op deze teleurstellingen in collegiën en winkels volgden nog vele andere; het scheen, alsof dien dag alles moest tenbsp;zamen loopen om onze pogingen en verwachtingen te verijdelen.

Vernomen hebbende dat de Koning van Napels met zijn hof een rijtoei-tje zou maken, begaven wij ons naar hetnbsp;Quirinaal, vol verlangen om den edelen vorst te zien. Nanbsp;veel haspelen met de Zwitsersche garde, kregen wij toegangnbsp;tot de binnenplaats; wij zagen de geheele koninklijke familienbsp;in verschillende equipages plaats nemen, maar de Koningnbsp;zelf vertoonde zich slechts even aan den ingang van hetnbsp;paleis, zoodat wij hem ter naauwernood hadden erkend, ennbsp;niet eens gelegenheid vonden voor eenen eerbiedigen groet.

Van hier mij begevende naar het klooster der Liguoristen, in de nabijheid van Maria Maggiore, raakte ik het spoornbsp;bijster, en kwam aan den stadsmuur te regt. De bereidvaardigheid eeniger knapen inroepende, wier getal gaandenbsp;weg tot vijf en twuntig klom, werd ik door dit W'oelig ennbsp;luidruchtig geleide tot aan de kloosterpoort vergezeld, waarnbsp;het mij geene geringe moeite kostte, om van hen te wordennbsp;ontslagen, wijl ieder gaarne een bajocco (halve stuiver) alsnbsp;loon voor bewezen diensten wenschte te ontvangen.

Ik meldde mij bij de Z. E. Paters aan, hopende tevens den beroemden Overbeck te ontmoeten, die gemeenlijk in hetnbsp;klooster zijn verblijf houdt.

De spreekkamer had een Hollandsch aanzien; zeer eenvoudig en kraakzindelijk. Vier platen in mahoniehouten lijsten hingennbsp;aan de wdtte wanden; één daarvan verbeeldde de fraaije L.nbsp;Vrouwe Kerk op de Keizersgracht te Amsterdam. De Liguoristennbsp;roemden er op, een zoo schoon gebouw in de hoofdstad van onsnbsp;vaderland te bezitten. Bij vergelijking zou hunne kloosterkerk,nbsp;de eenige die in Rome den Gothischen bouwtrant vertegenwoordigt, het moeten verliezen, al is zij ook schoon gepoly-

-ocr page 124-

( il6 )

ciiromeerd, al prijkt ook het hoogaltaar met keurige fresco’s, naar de teekening van Overbeck.

Ook hier eene misrekening ! De geniale Katholieke kunstenaar , de groote meester der Dusseldorpsche school, was juist afwezig, en bragt eenigen tijd op een buitenverblijf bij Frascatinbsp;door.

Overbeck, onder den vromen invloed der Romeinen reeds vóór lang bekeerd, heeft sedert Rome niet meer verlaten, tietnbsp;was zijne geestelijke geboortestad, op haren grond wilde hijnbsp;leven en sterven. Wat de H. Bernardus van zijne eenzaamheidnbsp;te Glairvaux zeide, getuigt de groote schilder van Rome :nbsp;«hier is de lucht zuiverder, de hemel meer geopend, Godnbsp;gemeenzamer.»

Met Overbeck komen ons te gelijk vele voorname bekeerlingen onzer eeuw in het geheugen, die in de geschiedenis van Romenbsp;met groote eer vermeld staan, en hunne liefde tot de H. Stadnbsp;met woord en daad hebben verkondigd.

Terwijl Docter Newman de Propaganda bewoonde, en later zich in het klooster van S. Croce in Gerusalemme tot het priesterschap voorbereidde , zwoer de dichter Werner het ongeloofnbsp;af, en 'deed de Joux van Genève zijn pelgrimaadje naar denbsp;H. Stad, welke hij reeds vóór zijne bekeering bemind, en innbsp;een voortreffelijk werk hoog verheven had. De geleerde Haller,nbsp;Katholiek in den grond van zijn hart, en om het geloof genoodzaakt eene eervolle en winstgevende betrekking nedernbsp;te leggen, reisde naar de hoofdstad des Christendoms, om ernbsp;te hidden aan de graven der Apostelen. Ook Hurter, de beroemde geschiedschrijver verliet zijn vaderland en fortuii\, legdenbsp;in een der kerken van de Stad de belijdenis des geloofs af,nbsp;en had bij zijnen Doop Overbeck tot peter.

Zelfs Protestantsche prinsen , die eerstgeborenen van de ketterij der zestiende eeuw, zagen wij om Rome hunne rijkdommen en hunne familie verlaten.

-ocr page 125-

( nquot;? )

De hertog Adolf Frederik Yan Mecklemburg-Schwerin en zijne zuster, de echtgenoot van den prins van Denemarken,nbsp;zochten in de tempels der Heilige Stad de zielevreugd, dienbsp;het hofleven hun nimmer aanbood.

De prinses van Denemarken vestigde er zich, stierf er in 1840, en liet de herinnering van vele deugden na.

Eene Duitsche prinses , de hertogin van Solms-Bareuth woonde te Tivoli, omhelsde het ware geloof, en stichtte eennbsp;hospitaal, eene inrigting voor weezen en openbare scholen.

Digt bij S. Jan van Lateranen, op de helling van den Caelius en bij de waterleiding van Glaudius, ligt eene overheerlijke villa,nbsp;alwaar, op het voorbeeld van vele anderen, eene doorluchtenbsp;prinses, vlugtende voor de Russische onverdraagzaamheid,nbsp;haar verblijf koos, en de dwaling van Photius verzaakte.nbsp;Het is de Yilla Wolkonksky.

De Propaganda herinnert aan den geleerden rabbijn Drake; en een weinig verder ligt de Kerk van St. Andrea delle Fratte ,nbsp;waar ons de wonderbare bekeering van een jeugdig Israëlietnbsp;vermeld wordt.

Op den 20” Januarij 1842 was de St. Andreas met rouwfloers behangen, om de uitvaart van de la Ferronays te vieren.

Toen deze graaf, een voorbeeld van deugd op zijn uiterste lag, naderde Baron de Bussière zijn sterfbed, en vroeg hemnbsp;te bidden voor eenen hem onbekenden jongeling. De aanbe-volene, een vurig Israëliet, niet minder aan de wereld dannbsp;aan zijne secte gehecht, was voornemens eene lange reis tenbsp;aanvaarden, en bij zijne terugkomst in het huwelijk te treden.nbsp;Hoezeer een onverzoenlijke vijand van het Katholicisme, datnbsp;hem eenen broeder had ontnomen, droeg hij, wel niet metnbsp;de edelste bedoeling, gedurende zijn verblijf in Rome, eenenbsp;medaille van de H. Maagd. En zie, een dier onvoorzienenbsp;omstandigheden, waaraan de menschen den naam van toeval

-ocr page 126-

. ( 118 )

plegen te geven, voerde hem naar de St. Andrea delle Pratte. Eensklaps verdween de kerk uit zijne oogen. Vóór de kapelnbsp;ter linkerzijde viel hij op zijne kniën, en geraakte in vervoering. Men hoorde hem zeggen: O! wat heeft die heer voornbsp;mij gebeden! En zijne medaille toonende, riep hij uit: Iknbsp;\eb Haar gezien, ik heb Haar gezien! Zij heeft niet gesproken, maar ik heb alles begrepen!

Tien dagen daarna, werd Alphonsus Maria Ratisbonne in de kerk Gesu gedoopt. Zijne voorbereiding duurde kort;nbsp;want hij had alles begrepen.

Lucina eene aanzienlijke Romeinsche vrouw, wonende op een landgoed niet ver van de strafplaats van Paulus, wistnbsp;het heilig ligchaam des Apostels in haar bezit te krijgen,nbsp;en na alvorens in haren tuin een graf te hebben gedolven,nbsp;legde zij er de kostbare relikwie neder.

Daarboven verrees de prachtige Rasiliek van den H. Paulus, in eene eenzame, gansch onbewoonde streek.

Toen in het jaar 1823 een felle brand heel den tempel in de asch gelegd,. en eenen rijken schat van kostbaarhedennbsp;jammerlijk vernietigd had, werd aanstonds de herbouw metnbsp;den meesten ijver begonnen, en alles aangewend, om dennbsp;ouden luister van het graf des Apostels te herstellen.

De groote boog , een kostbaar mozaïkwerk uit de vijfde eeuw, Christus voorstellende met de vier en twintig wijzennbsp;der Apocalyps, is gelukkig aan den brand ontkomen, ennbsp;heeft zijne eereplaats in de hernieuwde Rasiliek behouden.

Hooger en hooger stijgt de bewondering bij het nagaan van al de rijkdommen op dit ééne punt vereenigd.

Ofschoon van buiten slechts gedeeltelijk voltooid, bezit zij reeds de Oostelijke facade met eene portiek, door 14 kolom-

-ocr page 127-

( 119 )

men van aderig Grieksch marmer gedragen. Ook aan den hoogen kloktoren met reusachtige afmetingen achter de tribunenbsp;gebouwd, is de laatste hand gelegd. Ijverig werkte mennbsp;aan de hoofdfacade, naar het Noorden gekeerd. Deze zalnbsp;bij hare voltooijing met mozaïken prijken, voorstellende dennbsp;Verlosser, de Apostelen en de groote Profeten, Jsaïas, Jere-mias, Ezechiël en Daniël; aldus beteekenende het onwankelbaar gebouw der Kerk, opgetrokken op de grondslagen dernbsp;Apostelen en Profeten. Van de zeven poorten zullen drie innbsp;het middenschip, de andere in de vier zijbeuken voeren.nbsp;Volgens het oorspronkelijk bouwplan, zal ook aan deze zijdenbsp;eene kolossale portiek den toegang tot de Basiliek verschaffen,nbsp;en het uiterlijk aanzien van den hoofdgevel aanmerkelijknbsp;verhoogen.

Van binnen heeft de kerk eene lengte van 400 voet. Door eene poort, aan de zijde van het belendend klooster,nbsp;traden wij in het hooge en breede dwarsschip; vloer ennbsp;muren zijn met ontelbare marmersoorten belegd, waarondernbsp;het Carrariesch en violetkleurig geenszins het minst vertegenwoordigd is. De reeks der 36 groote fresco’s , voorstellingennbsp;uit het leven van Paulus , begint aan de regterzijde , looptnbsp;door het middenschip voort, en eindigt wederom in hetnbsp;transept, ter linkerzijde.

De 1' muurschilderij stelt den H. Paulus voor, als mede-pligtig aan de steeniging van Stephanus. Hierbij sluiten zich de overige in deze volgorde aan : — 2. Paulus’ bekeering. —nbsp;3. Zijn bezoek bij Ananias. — 4. Ananias schenkt den IJ.nbsp;Paulus het gezigt weder, en doopt hem. — 5. Paulus,nbsp;predikende in de synagogen. — 6. Door den zorg zijnernbsp;leerlingen wordt hij langs den muur van Damascus nederge-laten. — 7. Hij wordt door Barnabas aan de Apostelennbsp;voorgesteld. — 8. In de kerk te Antiochië worden aan Paulusnbsp;en Barnabas de handen opgelegd. — 9. Paulus voor den

-ocr page 128-

( 120 )

Proconsul Sergius, op het oogenblik dat de toovenaar Elymas blind wordt. — 10. Paulus en Barnabas verontwaardigd overnbsp;het goddelijk eerbetoon, hun door het volk van Lystra aangeboden. — 11. De Joden sleuren Paulus buiten de poortnbsp;van Lystra. — 12. De verschijning, welke Paulus te Troasnbsp;had. — 13. De waarzeggende dienstmaagd door Paulusnbsp;van den duivel verlost. — 14. Paulus en Silas op last dernbsp;hoofdmannen te Philippi gegeeseld. — 15. De bevrijding vannbsp;Paulus en Silas uit den kerker te Philippi, en de daaropnbsp;gevolgde bekeering van den gevangenbewaarder en diensnbsp;huis. — 16. Paulus, predikende op den Areopagus tenbsp;Athene. — 17. Paulus te Corinthe bij Aquila en Priscilla. —

18. nbsp;nbsp;nbsp;Paulus laat te Ephese slechte boeken verbranden. —

19. nbsp;nbsp;nbsp;Paulus wekt te Troas Eutychus van den dood op. —

20. nbsp;nbsp;nbsp;Paulus vermaant de Bisschoppen en Priesters van Ephese,,nbsp;om over de Kerk te waken. — 21. De profeet Agabus voorspelt de gevangenneming van Paulus. — 22. Paulus, sprekende tot de Priesters van Jerusalem. — 23. Hij wordt doornbsp;het opgeruide volk uit den tempel gedreven. — 24. Paulus,nbsp;te Jerusalem geboeid naar de legerplaats gevoerd. — 25.nbsp;Paulus, zich Romeinsch burger verklarende, ontkomt aan denbsp;geeseling. — 26. De Zaligmaker verschijnt aan Paulus, innbsp;de gevangenis der legerplaats. — 27. Paulus voor den landvoogd Felix te Caesarea. — 28. Paulus, bij Creta doornbsp;storm overvallen, voorspelt dat allen zullen behouden blijven.nbsp;— 29. Paulus op Malta; hij schudt de adder van zijne handnbsp;af.-— 30. Hij geneest den vader van Publius, dei\ Eerstenbsp;van het eiland Malta. — 31. De Romeinen komen den H.nbsp;Paulus op den Appischen weg te gemoet. — 32. Paulusnbsp;predikende in zijn verblijf te Rome (onder de kerk St. Marianbsp;in Yia lata.) — 33. De Apostel tot den derden Hemel opgenomen. — 34. Proces en Martinianus, de bewakers dernbsp;Mamertijnsche gevangenis, worden gedoopt. — 35. Petrus

-ocr page 129-

{ 121 )

en Paulus elkander omhelzende op hunnen lijdenstogt. — 36. De marteldood van Paulus.

Al deze kunstwerken heeft Plus IX op eigen kosten laten vervaardigen.

Aan de beide einden van het transept staan twee groote altaren, rijk aan verguld metaal, zeldzaam malachiet-agaatnbsp;en Oostersch albast. In het midden verheft zich het antiekenbsp;pauselijke hoogaltaar, gelukkig grooteudeels aan de verwoesting van den brand ontkomen, en gebleven op de oorspronkelijke plek, boven het graf der Apostelen. In de tribunenbsp;ziet men den pauselijken zetel, met verguld beeldwerk ingelegd , en daarboven eene schilderij, voorstellende den H.nbsp;Paulus door engelen ten Hemel gedragen. De oude mozaïkennbsp;aan den boog en in het gewelLzijn mede uit den brandnbsp;gered.

Geen geloovige verlaat het transept zonder een oogen-blik te hebben gebeden voor het wonderbare Crucifix, waarvan Jesus Christus menigmaal tot de H. Brigitta heeftnbsp;gesproken.

Vervolgens in het ruim tredende, raakt men opgetogen bij den eersten aanblik van de breede afmetingen, de pracht ennbsp;de schoone architectonische harmonie van het geheel. Denbsp;gansche vloer is even kostbaar als die van het dwarsschip:nbsp;tachtig zware kolommen van grijs graniet, met witte marmeren kapiteelen en basementen, rijzen uit den grond op, ennbsp;in de muurvlakken daarboven ziet men de voortzetting dernbsp;tafereelen uit het leven van Paulus. Het vergulde gewelf,nbsp;in verschillende velden afgedeeld, vertoont in het middennbsp;het wapen van Pius IX, die den 10quot; December 18S4 denbsp;hernieuwde Basiliek inwijdde.

Ter voltooijing van dit uitstekend monument der Christelijke kunst, zullen al de afbeeldingen der Pausen, van den H. Petrus af, in den muur worden ingezet; velen daarvan.

-ocr page 130-

( 422 )

ik meen 75, hebben reeds de plaats barer bestemming ingenomen. Elk portret kost 500 scudi, d. i. ruim 4250 gulden. In het Vatikaan , waar zich de ateliers der mozaïsten bevinden , wordt dagelijks aan de voltooijing dezer waarlijk vorstelijke onderneming gearbeid. (*)

Vorstelijke personen hebben bijgedragen om het graf van den Prediker der Volken op te luisteren.

De vier kostbare albasten kolommen van het baldakijn-altaar, alsmede die, welke aan weerszijde van den hoofdingang staan, zijn een geschenk van Mehemed-Ali, den onderkoning van Egypte.

Nikolaas I, keizer der Russen, heeft door eene gift van zeldzaam malachiet de beide altaren van het transept innbsp;hooge waarde verheven.

De twee kolommen (monoliethen), aan den ingang der groote nis, moeten strekken om van de mildheid en dennbsp;vromen zin van Victor Emmanuel te getuigen. Radde hij dienbsp;kolommen aangeboden na zijnen Italiaanschen rooftogt, wijnbsp;zouden er de bestemming niet van gekend hebben, twijfelende of het een geschenk ware ter eere van Paulus’ heilignbsp;ligchaam' of wel van zijn zwaard.

Onder het Hoogaltaar in de Confessie zijn de halve lig-chamen van Petrus en Paulus begraven. Hunne rustplaats

(1) Mozaïken, kunstwerken uit kleine stukjes steen vervaardigd, dienden in de oude kerken meestal tot schilderijen. Geen stipje verf wordt er toe gebezigd, maar denbsp;steentjes zelve maken de kleuren uit. Om ons een bewijs te leveren, hoe onbegrijpelijknbsp;ver de kunstenaars het te Rome in deze kunst gebragt hebben, toonde men ons eenenbsp;H. Maagd met eenen doorschynenden sluyer voor het aangezigt, en het wa,s ons onmogelijk zelfs op één voet afstands te‘onderscheiden of het schilder- dan wel mozaïkwerknbsp;was. Dat zelfde ondervonden vier Duitsche Schilders, die met ons de werkplaatsen vannbsp;het Vatikaan bezochten, en een fruitstukje in de hand nemende, onmogelijk uit hunnen twijfel konden geraken, zoo zij het niet digt onder de oogen hielden. Zoo kunstignbsp;weten de Mozaïsten met steen de fijnste kleurschakeringen en tusschentinten aan tenbsp;brengen»

-ocr page 131-

( 123 )

draagt het opschrift: Mihi vivere Christus est, et mori lucrum : Voor mij is het leven Christus, en sterven een gewin. (lt;)

Vele heiligen en martelaren, onder welke ook de H. Timotheus, liggen rondom de Confessie begraven.

Deze plek stond in de eerste Christen tijden reeds in hooge eere. Haar te bezoeken was het vurig verlangen van dennbsp;H. Chiysostomus; de grooten der aarde kwamen er als nederige pelgrims bidden, en het heeft God behaagd, er talloozenbsp;wonderen te verrigten.

Onder de vervolging van keizer Diocletianus, den 6“ Julij van het jaar 286, lag de H. Tranquilinus hier in gebednbsp;verzonken; doch de heidenen , dit ziende , steenigden hem,nbsp;en hij werd een martelaar van het graf van Paulus.

Zoo groot was de eerbiedige vrees voor de ligchamen der Apostelen, dat de pausen ze niet eens durfden aanraken.nbsp;Toen Justinianus, neef van Justiuus I, te Constantinopelnbsp;eene kerk wilde bouwen ter eere van Petrus en Paulus, ennbsp;in het jaar 319 om eene relikwie der Apostelen verzocht,nbsp;gaven de gezanten van Paus Hormisdas een weigerend antwoord ; doch daar de gewoonte bestond om doeken op hetnbsp;graf neder te leggen, en deze als relikwiën te vereeren,nbsp;zond de Paus er één naar Justinianus, die door dit geschenknbsp;te vreden gesteld, den Paus zijn grootsten dank betuigde.

De H. Gregorius 1 verhaalt dat er zoovele mirakelen en verschrikkelijke teekenen plaats hadden in de kerken, waaide ligchamen der Apostelen rustten , dat men ze niet dannbsp;bevend naderde, om te bidden. Onder zijn opperherderlijknbsp;bestuur werden zij , die aan het graf eenige veranderingennbsp;wilden brengen, zigtbaar door God gestraft.

Tot aan Hendrik VHI waren de koningen van Engeland de beschermheeren der Basiliek. Wanneer gij het aangren-

(1) Pbil. I. 21.

-ocr page 132-

124 )

zend klooster bezoekt, vooral om de beroemde kolonnade en de .zeldzame antiquiteiten te bezigtigen, vergeet dan nietnbsp;een oog te slaan op het wapenschild der Benediktijnen vannbsp;den H. Paulus; gij zult er de sporen van het oude protectoraat der Engelsche koningen nog in opmerken.

Toen de Christenen uit het Oosten den dood der Apostelen vernamen, vertrokken eenige hunner naar Rome. Zij meendennbsp;regt te hebben op de heilige ligchamen, en wilden ze metnbsp;zich medevoeren. De graven ontsloten hebbende haalden zijnbsp;den kostbaren schat weg, en verlieten de stad. Doch opnbsp;twee mijlen afstand door een vreeselijk onweder overvallen,nbsp;werd hun het verder gaan onmogelijk gemaakt. Middelerwijlnbsp;was die tijding onder de Christenen van Rome verspreidnbsp;geworden; zij ijlden de stad uit, om de Oosterlingen tenbsp;achterhalen, en werden gelukkig in hun vorig bezit hersteld.nbsp;Zij begroeven toen de Apostelen, zoo verhalen de H. Gregorius en vele anderen , in de Catacombe onder de Basilieknbsp;van St. Sebastianus.

Welligt heeft Constantijn om deze reden alhier eene Basiliek gebouwd; zooniet, dan geschiedde het uit eerbied voor het graf van den H. Sebastiaan. De kerk is gelegen buitennbsp;Rome, aan den Appischen weg, en vertoont niet het uiterlijknbsp;aanzien, hetwelk zij als één der zeven Basilieken zou doennbsp;verwachten. Echter prijkt de portiek met zes kolommennbsp;van graniet.

In een der kapellen ter regterzijde wordt de ware steen van Domine-quo-vadis bewaard; daar tegenover staat hetnbsp;altaar van den Patroon der kerk, met een overschoon marmer beeld. Het was eene gelukkige vinding van den kunstenaar, den H. Sebastianus voor te stellen op het oogenblik.

-ocr page 133-

( 125 )

dat hij, met pijlen doorboord, nederzonk. Bij het zien van dit kunstgewrocht, werd ik met mijne gedachte naar dennbsp;Palatijnschen berg, en binnen de ruïnen der keizerlijke paleizen, welke ik nog pas had verlaten, teruggevoerd.

De poort van het paleis aan de Via Sacra, vlak over den boog van Titus, binnengaande, leidt de oude voorhof unbsp;naar eene prachtige hal, waarvan de ligging nog met juistheid wordt aangegeven. Sla vervolgens links om, en vóórnbsp;u bevond zich weleer de met boomen, bloemen en struikgewas beplante hof, aan Adonis toegewijd. Nog een weinignbsp;verder aan de linkerzijde voortgaande, betreedt gij de woningnbsp;van Sebastianus, den tribuun of hoofdman der keizerlijkenbsp;lijfwacht. Waar thans de kapel staat, werd de Christennbsp;krijgsman aan een boom gebonden, om voor de Afrikaanschenbsp;boogschutters tot mikpunt te dienen. Met groote behendigheidnbsp;werden de pijlen afgeschoten: geen enkele miste, maar ooknbsp;geen enkele trof de levensdeelen; want deze moesten op lastnbsp;des keizers zorgvuldig gespaard worden, opdat de martelaarnbsp;niet sterven, maar door pijn gefolterd in onmagt gerakennbsp;zou, en later nieuwe wreedheden aan hem konden gepleegdnbsp;worden. Getrouw volbragten zij het wreed bevel, totdatnbsp;Sebastiaan van smarten scheen te bezwijken. De laaghartigenbsp;keizer liet uit diepe verachting en haat jegens de Christenen,nbsp;het ligchaam in de Cloaca Maxima, het groote riool der stad,nbsp;werpen, waar het zou vergaan zijn, zoo niet de edele Lucina,nbsp;in eene verschijning door den martelaar zelven onderrigt,nbsp;het in stilte hadde weggehaald, om het op den Appischennbsp;weg in de Catacombe te begraven.

Op vele gewijde plaatsen, maar vooral in deze kerk dacht ik aan de voortreffelijke Fabiola van den geleerden Kardinaalnbsp;Wiseman, die in de geschiedenis der Catacomben den Christen held Sebastiaan met meestertrekken heeft geschilderd.

Wij traden hier voor het eerst eene Catacombe binnen.

6

-ocr page 134-

( 126 )

Met eene fakkel in de hand daalden wij al lager en lager, langzaam en zwijgend, als waren wij vervolgde Christenen,nbsp;die in het hart der aarde een toevlugtsoord zochten tegennbsp;de wreedheid des keizers.

In deze gewijde rustplaats, in dit rijk der martelaren, wordt het hart van teedere aandoeningen overstelpt, denbsp;verbeelding levendiger en nimmer uitgeput. Blijde en droevige tooneelen dringen zich beurtelings aan uwen geest op,nbsp;en wisselen elkander met onbegrijpelijke snelheid af. Nunbsp;eens herinnert gij u eene processie, en daarbij den Paus,nbsp;van zijne geestelijken en geloovigen omringd; dan weder zietnbsp;gij eene lijkstatie onder de sombere gewelven voorttrekken;nbsp;soms meent gij de blijde toonen te hooren, die in zielsverrukking opstegen , wanneer martelaren den palm der overwinning behaald hadden; dan weder toonen van medelijden,nbsp;het ernstig bidden en zuchten, als de dag der heidenschenbsp;spelen aanbrak en Christenen in het strijdperk moesten treden.nbsp;Nog droeviger waren die toonen, zoo soms een held bezweek,nbsp;en door folteringen verschrikt den valschen góden geofferdnbsp;had. Wat blijdschap heerschte er, als de vervolging eindigde;nbsp;wat schrik en ontsteltenis, als de tijding vernomen werd,nbsp;dat de beulen aan den ingang stonden of een verrader heimelijk de Catacombe was binnengeslopen.

Armen en rijken, ja zelfs eene keizerin en hare dochter hebben hier in leed en vreugde gedeeld. Diocletianus vervolgde bij dag de Christenen, en zijne echtgenoot Prisca ennbsp;zijne dochter Valeria baden des nachts in de begraafplaats vannbsp;Sebastiaan. Schoon is het verhaal ons door Chateaubriand (‘)nbsp;beschreven.

«Eens, zoo spreekt daar Eudorus, was ik de fontein Egeria gaan bezoeken. De nacht overviel mij; om den Ap-

(1) Les Martyrs. L. v.

-ocr page 135-

( 127 )

pischen weg te bereiken, rigtte ik mij naar de grafstede van Cecilia Metella, een meesterstuk van grootheid en smaak.nbsp;Gaande over de verlatene velden, bemerkte ik vele personen,nbsp;die zich in de duisternis voortbewogen, en allen op hetzelfde punt stil houdende, eensklaps verdwenen. Door nieuwsgierigheid gedreven, trad ik vooruit, en ging stoutmoedignbsp;den spelonk binnen, waarin de geheimzinnige wezens warennbsp;verdwenen. Ik zag lange onderaardsche gangen, ter naau-wernood verlicht door eenige lampen, bij verre afstandennbsp;opgehangen. De muren der sombere galerijen waren bezetnbsp;met eene driedubbele rij van graven, de eene boven de andere.nbsp;Het doodsche lamplicht schemerende op de muren en wegkwijnend langs de graven, verwekte eene akelige bewegingnbsp;op die eeuwig onbewegelijke voorwerpen. Vergeefs zoek iknbsp;met gespannen oor eenige toonen op te vangen, maar iknbsp;verneem niets dan het kloppen van mijn hart in de doodelijkenbsp;stilte dezer plaatsen. Ik wilde terugkeeren maar het was tenbsp;laat; ik sloeg een verkeerden weg in, en in plaats van hetnbsp;doolhof te verlaten, trad ik er dieper in. Nieuwe wegennbsp;kruisen elkander aan alle zijden, en vermeerderen mijne ontsteltenis elk oogenblik. Hoe meer ik mij moeite geef omnbsp;den weg te vinden, des te verder dwaal ik af; somtijds ganbsp;ik langzaam, somtijds met snelheid, en alsdan meende ik,nbsp;door een uitwerksel der echo’s, die het geluid mijner schreden herhaalden, dat een ander in snelle vaart achter mijnbsp;aankwam.

Zoo dwaalde ik langen tijd; mijne krachten waren bijna uitgeput; ik zette mij neder op eenen eenzamen kruiswegnbsp;van de stad der dooden en sloeg angstig het oog op hetnbsp;licht der lampen, die bijna waren uitgedoofd. Eensklapsnbsp;stijgt eene harmonie, gelijk aan het verwijderd koor vannbsp;hemelsche Geesten, uit de diepte van het kerkhof op; dienbsp;goddelijke klanken stierven weg en herleefden keer op keer.

-ocr page 136-

( 128 )

en zich uitbreidende door de tallooze onderaardsclie wegen, schenen zij nog welluidender te worden.

Ik sta op, spoed mij naar de plaats waar die bekoorlijke zangen worden aangeheven, en ontdek eene verlichte zaal.nbsp;Aan een met bloemen getooid graf viert Marcellinus hetnbsp;geheim der Christenen; jeugdige maagden , met witte slui-jers bedekt, zongen aan den voet van het altaar; een ontelbare schaar was bij het offer tegenwoordig. Ik herkende denbsp;Catacomben! (*) Een mengeling van schaamte , van berouw,nbsp;van verrukking, overmeestert mijne ziel. Eene nieuwe verrassing! Ik zie de keizerin en hare dochter, (2) geknieldnbsp;te midden der menigte. Nooit heeft een sterfelijk oog zulknbsp;een schouwspel ontmoet, nooit werd God op een waardigernbsp;wijze aanbeden, nooit toonde hij meer openlijk zijne grootheid. O magt der Christelijke godsdienst, die de echtgenootnbsp;van een Romeinschen keizer beweegt des nachts heimelijknbsp;haar paleis te verlaten, om Jesus Christus te zoeken aan hetnbsp;altaar van eenen nederigen martelaar, tusschen grafstedennbsp;en veroordeelde of verachte Christenen. Terwijl ik mij overgeef aan deze overwegingen word ik door een diaken opgemerkt ; hij kent mij niet en verdenkt mij; hij nadert dennbsp;Opperpriester, fluistert eenige woorden, en geeft een teeken.nbsp;Eensklaps houden de gezangen op, de lampen schijnen nietnbsp;meer, en het heerlijk schouwtooneel is verdwenen. In dennbsp;.stroom van het heilig volk medegevoerd, bevind ik mij aannbsp;den ingang der Catacomben.»

Men behoeft niet zeer gevoelig te wezen voor indrukken, om bij het intreden eener Catacombe tot diepen ernst ennbsp;eerbied gestemd te worden. En toch, het is nog niet langnbsp;geleden, toen de heiligschennis tot hier doordrong. De stad

(1) nbsp;nbsp;nbsp;De Catacombe van S. Sebastiaan.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Prisca en Valeria.

-ocr page 137-

{ 129 )

der martelaren, de tijdelijke begraafplaats der Apostelen, scheen in de revolutie van het jaar 1849 geene eerbiedigingnbsp;te vorderen. De bedorven zonen der negentiende eeuwnbsp;schroomden niet voor uiterste tegenstellingen, en haddennbsp;moeds genoeg het heilige tot mikpunt hunner boosheid tenbsp;kiezen. Daarom voerden zij het spel der onteering en bespotting tot in de graven toe.

Nog heerlijker dan het graf van Paulus is dat van Petrus. Het heilig gebeente rust in eene kostbaarder krypta, ondernbsp;een prachtiger Hoogaltaar, en wordt bekroond door eennbsp;wonderwerk, den koepel van Michel Angelo.

Het was billijk, de kerk waarin de eerste Opperpriester rustte moest de eerste der wereld worden. De St Pieternbsp;te Rome is de nieuwe tempel in het nieuw Jerusalem.

Vóór alles hadden wij bij onze aankomst aanstonds een bezoek alhier gebragt, om het graf der Apostelen te vereeren.

Ofschoon mijn bestek niet toelaat eene eenigzins voldoende beschrijving van de Basiliek te leveren, kan ik evenwel denbsp;monumentale geschiedenis van het leven der Apostelen nietnbsp;eindigen met voorbijgaan van het grootste eereteeken ternbsp;hunner nagedachtenis opgerigt; een eereteeken, dat nietnbsp;slechts van den godvruchtigen pelgrim, maar zelfs van dennbsp;ongeloovige, nooit te vergeefs eene bewondering gevraagdnbsp;heeft.

Hoe dikwijls ik ook de kolossale Basiliek en hare prachtige voorpleinen naderde, altijd was het gezigt nieuw, en trofnbsp;mij telkens in hooger mate.

De trotsche Dorische kolonnade, drie zuilengangen vormende, omvleugelt het groote plein aan beide zijden, -en schenkt het een eigenaardig schilderachtig aanzien. De hon-

-ocr page 138-

( 130 )

derd en veertig standbeelden op de kroonlijst dezer kolon-nade, elk van elf en een half voet hoogte, de Egyptische obelisk, alsmede de beide altijd ruischende fonteinen, dienbsp;hare breede stralen hoog en krachtig opschieten, verheffennbsp;het St. Pietersplein tot het schoonste der wereld. Daarnbsp;achter rijst de Basiliek, van hare grootheid bewust, statignbsp;ten hemel.

De St. Pieter, hoe ontzaggelijk groot, hoe verheven ook, heeft iets vriendelijks en beminnelijks, dat u uitnoodigt ennbsp;met onweerstaanbaren drang aantrekt; uw tred wordt verhaast, en gij zoudt bijna den obelisk voorbijgaan, zondernbsp;hem eene welverdiende aandacht te wijden.

Deze pronknaald, door Caligula uit Egypte medegevoerd, strekte later tot sieraad in Nero’s tuinen, op het Vatikaannbsp;aangelegd. Zij beschrijft haren levensloop bij eeuwen, ennbsp;heeft vele geslachten aan haren voet zien op- en ondergaan.nbsp;Zij heeft de feesttoonen van het hof des keizers, en hetnbsp;gekerm van duizende martelaren vernomen. Zij heeft denbsp;ingens multitudo, (‘) de ontelbare menigte van Christenen,nbsp;door Nero’s tuinen zien rondslepen, verscheuren en kruisigen,nbsp;en zoo de dag te kort was, den wellustigen en bloeddorsti-gen keizer des nachts zien rennen door de lanen, waarnbsp;Christenen, met beestenhuiden bekleed en met pek bestreken,nbsp;tot ontstoken fakkels dienden, en hun vreeselijk gekerm alsnbsp;eene zoete melodie klonk in de ooren van den wreedaard.

Waar weleer de tuinen van Nero lagen, is de St. Pieter en aangrenzende gebouwen opgetrokken, terwijl van denbsp;grootheid des keizers zelfs geene sporen meer overig zijn.nbsp;De pronknaald alleen heeft het hoofd uit de puinhopen wetennbsp;op te heffen, en rondom haar henen eene nieuwe wereld ennbsp;nieuwe volken zien verrijzen. Doch neen! Niet alles is haar

()) Tacitus.

-ocr page 139-

( 131 )

vreemd, niet al het oude is vergaan. Zij herkent nog de grot van het Vatikaan en het thans verheerlijkt graf vannbsp;den H. Petrus. Immer nog ziet zij de «ontzaggelijke menigte»nbsp;van Christenen aan haren voet, doch nu niet als ongelukkigenbsp;veroordeelden, maar schreijende van vreugde en zielsverrukking, wanneer zij bij duizenden en duizenden nederknielen,nbsp;om den zegen van den Opperpriester te ontvangen. Bovennbsp;aan de spits staat nog gegriffeld; Divo Caesaju ; Aan den god-DELijKEN Caesar ; doch dit strekt slechts om van de, nietigheidnbsp;des keizers te getuigen; want op haar toppunt draagt zij eennbsp;stuk van het ware Kruis, en op het voetstuk verkondigt zijnbsp;de heerschappij van Christus met de woorden; Christusnbsp;viNciT, Christus regnat, Christus imperat: Christus overwint , Christus regeert , Christus voert het oppergebied.nbsp;Die woorden worden door den godvruchtigen voorbijgangernbsp;herhaald, terwijl hij het hoofd ontbloot ter eere der relikwie,nbsp;door Sixtus V op den grijzen obelisk verheven.

Veel heeft het ingehad, den steenen kolos uit één stuk, den eenigen obelisk, die in Rome nog overeind stond, uitnbsp;zijn voetstel te ligten, neder te laten, en vervolgens naarnbsp;het middenpunt van het plein over te voeren. De beroemdenbsp;bouwkundige Fontana, op den 10“ September van het jaarnbsp;1S86 dit stoute waagstuk ondernemende, bezigde daartoe 800nbsp;werklieden en ISO paarden. Doodstil, onbewegelijk en innbsp;angstige verwachting stond het volk rondom, toen het vree-selijk gevaarte, 963,S37 ponden zwaar, op veertig katrol-touwen gedragen, de trotsche kruin in de lucht hief, omnbsp;op zijn vorig voetstuk plaats te nemen. Op strenge straffennbsp;was het aan een ieder verboden gedurende de oprigtingnbsp;een enkel woord te spreken. Doch op eenmaal komt denbsp;kreet uit het volk: Water op de touwen ! Die verboden roepnbsp;redde eene onderneming, waaraan ruim 390,000 gulden wasnbsp;te koste gelegd. De touwen, onder de zware dragt ver-

-ocr page 140-

( 132 )

slapt, kregen, Yochtig gemaakt en gekrompen zijnde, de juiste door den architect berekende maat terug.

De overtreder der wet ontving tot belooning voor zich en zijne nakomelingen, ten eeuwigen dage, het uitsluitend regt,nbsp;om op Palmzondag de palmtakken aan de stad, en dagelijksnbsp;melk en boter aan het Vatikaan te leveren. Ruim twee ennbsp;een halve eeuw zijn verloopen zonder eenige inbreuk op ditnbsp;eens verkregen regt.

Aan de Basiliek gekomen, gingen wij de breede trappen op, vroeger slechts kruipende beklommen, in navolging vannbsp;Karei den Groote, die op zijne kniën de portiek naderde,nbsp;waar Paus Adrianus I hem op wachtte. Vooraf had de facadenbsp;ons om hare groote afmetingen niet getroffen, doch van nabijnbsp;en in het bijzonder beschouwd, kreeg alles een kolossaal ennbsp;reusachtig aanzien. Wij hadden niet vermoed, dat de voorgevel 150 voet hoog en 372 voet breed was, dat de lengtenbsp;der 8 kolommen en pilasters, die de groote voorhal of portiek omsluiten Od'/s, en de doorsnede S'/a voet bedroeg,nbsp;dat de portiek zelve OT’/g voet hoogte had, en de standnbsp;beelden op de balustrade, Christus, Maria en de Apostelen,nbsp;elk 19 voet groot waren.

Constantijn, die in 324 de St. Pieter stiehtte, en in zijnen heiligen ijver zelf twaalf manden met aarde naar de plaatsnbsp;bragt, waar de kerk moest gebouwd worden, heeft eennbsp;prachtig marmer standbeeld in de eene zijde der portiek,nbsp;terwijl dat van Karei den Groote zich aan de andere zijdenbsp;bevindt.

Altijd zijn de bronzen deuren geopend; ik trad binnen, en de eerste indruk had mij overmeesterd. Op het gezigtnbsp;van het onmetelijk ruim, 622 voet lang, 461 breed, ennbsp;onder den koepel 413 voet hoog, werd ik evenwel niet ternbsp;neder gedrukt, noch mijn adem beklemd. De grond, dien

-ocr page 141-

{ 133 )

ik betrad, is het eigendom van al de zonen der Kerk, en deze gevoelen er zich gelukkig als kinderen in het huis hunsnbsp;vaders. Van wat verre oorden zij ook komen, hier vindennbsp;zij herinneringen van hunnen geboortegrond, en lezen aannbsp;het graf van Petrus eene voorname bladzijde uit de geschiedenis van hun vaderland.

Ook voor onzen bodem ontsprong de bron der beschaving onder de heilige gewelven der Vatikaansche Basiliek.

Willibrordus vertrok in de maand October van het jadr 696 naar de Hoofdstad der Christenheid, met veiligheids-brieven en rijke geschenken van Pepijn aan den H. Sergius I,nbsp;en kwam er den 22quot; November aan, op den feestdag dernbsp;H. Gaecilia. Vier dagen te voren, zoo verhaalt Alcuinus,nbsp;was de Paus door eene openbaring van de komst des geloofsverkondigers onderrigt, en gelast geworden hem tot Aartsbisschop te wijden; niets mogt hem worden geweigerd vannbsp;hetgeen hij in het belang van het heilig dienstwerk zounbsp;verzoeken. De Paus ontving hem met groote vreugde, vernam den goeden uitslag van den arbeid des heiligen, ennbsp;wijdde hem zoo niet op dien zelfden dan op den volgendennbsp;dag tot Aartsbisschop der Vriezen. Deze wijding had plaatsnbsp;in het openbaar, in de Basiliek van den H. Petrus, naarnbsp;Apostoliesch gebruik met groote plegtigheid. Vriesland, hetnbsp;tegenwoordig Nederland, ontving derhalve aan het graf vannbsp;Petrus door de oplegging der handen, van den H. Vadernbsp;zelven eenen Aartsbisschop, eenen Apostel.

De H. Bonifacius, die zijnen Apostolischen arbeid niet slechts tot Duitschland bepaalde, maar ook tot ons vaderlandnbsp;uitstrekte , heeft, even als de H. Willibrordus, zijne bisschopswijding in de St. Pieter ontvangen. Naar Rome geroepen, om rekenschap van zijne Apostolische werken af tenbsp;leggen, begaf hij zich met blijdschap derwaarts. De Paus

6.

-ocr page 142-

( 134 )

ontbood hom in de St. Pieter t-n wijdde hem Bisschop op het feest van den H. Andreas. Zijn Engelsche naam Wilfridnbsp;werd veranderd in dien van Bonifacius. Nadat de wijdingnbsp;voltrokken was, legde hij op het graf van Petrus een geschrift,nbsp;dat op de volgende wijze eindigde: Ik Bonifacius, het heilignbsp;ambt van Bisschop niet waardig, heb dit papier, hetwelknbsp;mijnen eed van getrouwheid behelst, met eigen hand geschreven , en het nederleggende op het eerbiedwaardig ligchaamnbsp;van den II. Petrus, beloof ik voor God, mijnen getuige ennbsp;mijnen regter, dat ik de^en eed zal bewaren. Ongeschondennbsp;heeft hij dien eed gehouden; en zijne plegtige belofte vervulde hij ten einde toe, toen hij bij Dokkum al predikendenbsp;en vermanende zijn bloed voor het geloof stortte.

Wat de St. Pieter voor ons is, datzelfde vinden in meerdere of mindere mate alle Katholieken in dit monument van de geschiedenis der Christelijke wereld. Daarom ook werd zijnbsp;met schatten overladen, en in pracht boven alle kerken verheven.

De wetenschap en kunst, de rijkdommen der natuur, de edelste werken van den menschelijken geest zijn hier tenbsp;zamen vereenigd, en het hart, dat al die kunstwerken bezielt, is het graf van den H. Petrus, alsmede de grootenbsp;schaar van martelaren, die er eene eerewacht vormen voornbsp;den eersten Opperpriester. Rondom den Apostel rusten 24nbsp;heilige Pausen, de martelaars Proces en Martinianus, weleernbsp;de bewakers des Apostels in de Mamertijnsche gevangenis,nbsp;de Apostelen Judas en Simon, de heilige Leo, voor wiannbsp;Attila bezweek, Gregorius van Nazianze, Chrysostomus, ennbsp;daarenboven vele martelaren uit de eerste vervolging, dienbsp;misschien door Petrus zelven aldaar zijn begraven.

Geen beter oogenblik had ik voor mijn bezoek kunnen kiezen. De zon goot een breeden lichtstroom uit over denbsp;vergulde kolommen en het verguld baldakijn van het Hoogaltaar , en een gouden gloed werd naar alle kanten weerkaatst.

-ocr page 143-

( 135 )

Negen en tachtig vergulde lampen branden dag en nacht bij het prachtig tabernakel, hetwelk, 186,000 pond zwaarnbsp;, en 197 voet hoog, alleen aan werkloon en verguldsel opnbsp;eene ¦waarde van 250,000 gulden geschat wordt. De ontzaggelijke koepel, als eene gloriekroon boven het verheerlijktnbsp;graf der Apostelen gespannen, rust op vier zw'are kolommen,nbsp;elk 206 voet in omvang.

Vol beteekenis zijn de vele biechtstoelen rondom de rustplaats van dengenen, die de Sleutels van het Rijk der Hemelen ontving. In elk wordt eene verschillende taal gesproken , en de rij afgaande lazen wij ook het woord ; Hollandsch. Sedert het vertrek uit ons vaderland, hadden wij niets innbsp;onze moedertaal vernomen; hier waren wij W'ederom geenenbsp;vreemdelingen. Bij het graf van Petrus wordt het Pinksterfeest op treffende wijze voortgezet; daar worden alle talennbsp;verstaan, alle talen gesproken; daar gaan de verzuchtingennbsp;der vromen over in uitingen van verrukking; daar komt eennbsp;straal van hoop het dorre hart des zondaars verkwikken.nbsp;Wie ook, hij kan de wonden zijner ziel openbaren en vrijspraak ontvangen; tranen van berouw en W'eldra tranen vannbsp;dankbaarheid en vreugde bevochtigen den grond.

Regts van het altaar staat het bronzen beeld van den H. Petrus, volgens sommigen gegoten uit het metaal van dennbsp;Jupiter Capitolinus. De Romeinen kussen den voet, en rakennbsp;dien met hun voorhoofd aan, aldus hart en geest toewijdende aan de uitspraken van het Hoofd der Kerk.

In de groote apsis bevindt zich de Stoel van Petrus, door vier Kerkvaders gedragen. Waarschijnlijk is deze zetel vannbsp;dén Senator Pudens afkomstig, en den Apostel ten gebruikenbsp;gegeven, wanneer hij de vergaderingen der Christenen voorzat, en de waarheden des geloofs verkondigde. Dit gevoelen,nbsp;op de eeuwenoude traditie gegrond, w'ordt- daarenboven be-

-ocr page 144-

( 136 )

vestigd zoowel door den vorm des Stoels als door de ornementen die er op zijn aangebragt.

Bevreesd dat dit overblijfsel van Petrus eenige schade mogt lijden en ten laatste vergaan, indien het telkens vannbsp;plaats verwisseld en bij de godsdienstoefeningen gebruiktnbsp;werd, liet Paus Alexander Vil het op eene vaste plaatsnbsp;vestigen, en rondom met brons bedekken. Voordat evenwelnbsp;dit plan werd ten uitvoer gebragt, moest de zetel naauw-keurig worden opgemeten en beschreven. Eene afzonderlijkenbsp;commissie, daartoe aangesteld, heeft ons o. a. de volgendenbsp;opgaven nagelaten.

Van voren is de breedte 4 Romeinsche palmi (0,864 Ned. el) en de hoogte S'/a palmi (0,766 Ned. el); de zijden zijn eennbsp;weinig breeder dan S'/a palmi (0,54 Ned. el); de geheelenbsp;hoogte, de rug er bij gerekend doch zonder het driehoekignbsp;sieraad op den rand, bedraagt 6 palmi (1,296 Ned. el).nbsp;De stoel is uit hout vervaardigd, met colonnetten en boogjesnbsp;voorzien. Achttien ivoren graveersels, de werken van Hercules voorstellende en met kleine ornementen van fijn goudnbsp;omzet, nemen de geheele breedte der voorzijde in. Bovendien ziet men rondom vele ivoren figuren in half verhevennbsp;beeldwerk. Het geheel is met de uiterste naauwkeurigheidnbsp;afgewerkt, en verraadt eenen zeer bedreven kunstenaar.

De ijzeren ringen aan beide zijden strekken ten bewijze dat hij tot draagzetel, sella gestatoria, heeft gediend , zooalsnbsp;slechts de aanzienlijke Romeinen, sedert den tijd van Claudius , bezaten.

Daar wij nergens het spoor eener Christelijke bestemming ontdekken, moeten wij hieruit opmaken, dat hij, oorspronkelijk tot profaan gebruik vervaardigd, later door een voornaam persoon aan den H. Petrus tot zetel is aangeboden.nbsp;En aan wien anders kunnen wij hierbij denken dan aan dennbsp;Senator Pudens, bij wien Petrus heeft gewoond, geleerd en

-ocr page 145-

( ^37 )

de H. Sacramenten toegediend. Dat de Christenen de hei-densche afbeeldingen niet weggenomen, en met andere verwisseld hebben, wordt welligt genoegzaam daardoor verklaard, dat zij uit eerbied voor den H. Petrus, zijnen zetel ongeschonden in denzelfden staat wilden bewaren, waarin hijnbsp;dien zelf gebruikt had. Iets anders zou het geweest zijn,nbsp;hadde het graveerwerk louter zedelooze voorstellingen bevat;nbsp;maar de groote daden van Hercules, hoezeer ook tot denbsp;Mythologie der heidenen beboerende, konden door hen gespaard blijven, te meer daar soms Christelijke afbeeldingennbsp;aan de heidensche ontleend werden. Welligt vonden zij zelfsnbsp;in het onderwerp eene schoone toespeling op de wondermagtnbsp;des Apostels.

Paus Alexander VII, eenmaal besloten hebbende den zetel vast te hechten, had daartoe geen geschikter punt kunnennbsp;aanwijzen. Waar anders moest hij gevestigd worden dan opnbsp;den Vatikaanschen berg?

Het Vatikaan immers ontleent zijnen naam aan het woord Vaticiiiium, dat Waarzegging beteekent; want de heidenennbsp;kwamen alhier het orakel van Apollo raadplegen, om tenbsp;weten wat de góden over hun lot beslist hadden. Die heidensche stem spreekt niet meer, en van alle oorden komennbsp;de geloovigen het heilig orakel raadplegen op het godgewijdenbsp;Vatikaan, waar de verkondiger der waarheid woont, en denbsp;H. Geest spreekt door den mond des Opperpriesters.

Onzen gang in de zijbeuken en bijzondere kapellen voortzettende , ontmoetten wij overal nieuwe schatten en kostbaarheden. Honderd kolommen van heidensche tempels steunen de reusachtige Basiliek. Elf andere, uit den grooten Jeru-salemschen tempel afkomstig, versieren de altaren; die,nbsp;welke in de Kapel der Piëta staat, is dezelfde waartegennbsp;de Zaligmaker rustte, toen Hij de schriftgeleerden en pha-riseën verbaasde over zijne wijsheid en antwoorden. Van

-ocr page 146-

( 138 )

de 44 altaren, rijk aan verschillende kunstwerken, prijken de meeste met eene buitengewone groote schilderij in mozaïk,nbsp;elk ter waarde van 7S,000 gulden. Behalve de Piëta vannbsp;Michel Angelo en de praalgraven, door Canova, Bernini ennbsp;Thorwaldsen gebeiteld, treffen wij eene menigte andere meesterstukken aan, waarvan de waarde niet te berekenen is. Denbsp;Basiliek is één kunstgewrocht van den vloer tot in het gewelf.

Wat onnoemelijke schatten zij gekost heeft, dient men af te meten naar het groot aantal pausen en bouwmeesters, ennbsp;het langdurig tijdperk van drie en een halve eeuw, aan dennbsp;bouw besteed. Yolgens Carolus Fontana beliepen de onkostennbsp;in het jaar 1693 reeds 125,725^,B0(b gulden. Daarenbovennbsp;heeft de nieuwe Sacristie vijf millioen, de kolonnade vier ennbsp;een half millioen, het plaveijen des pleins omtrent vijfmaalnbsp;honderd duizend franken gekost. Kerk en plein bevatten tenbsp;zamen 748 kolommen en 389 standbeelden.

Al wat overigens de Scherpe Kritiek heeft opgeworpen tegen den zoogenaamden Jesuiten-stijl is op de St. Pieternbsp;toegepast, terwijl zij zich van de overige monumenten dernbsp;Renaissance in niets anders onderscheidt dan in het reusachtigenbsp;barer constructie. Zeer uiteenloopend zijn de beoordeelingen,nbsp;die wij bij verschillende schrijvers lezen: de een verwerpt dit,nbsp;de ander dat; deze keurt alles goed, gene alles af. Zelfsnbsp;wordt door zeker beroemden bouwkundige de St. Pieter vergeleken bij het Pandemonium, dat bij Milton door Satannbsp;gebouwd werd. Onze boven reeds vermelde landgenoot,nbsp;slechts als dilettant zijn oordeel uitsprekende, is met dennbsp;bouw zeer ingenomen, doch haalt daarvoor een motief aan,nbsp;dat zeker niemand onzer verwachten of ooit raden zou. «Innbsp;«de St. Pieter,» zoo luiden zijne eigene woorden, «komt eennbsp;«echt Evangelische eenvoud uit. Men zou waarlijk niet zeg-«gen dat het een gewrocht was, uit het hart van het Katho-«licisme voortgesproten; dan het waren verlichte, met Evan-

-ocr page 147-

139 )

igelischen zin doortrokkene

geesten, die het ontwierpen.»

Risum teneatis, amici!

Zonder de palen mijner bevoegdheid te overschrijden, en een oordeel over den bouwtrant uit te spreken, komt het mijnbsp;toch als eene ware schoonheid voor, dat in het grondplannbsp;van de Hoofdkerk der Katholieke wereld, de drie vóórnaamstenbsp;bouwvormen der kerkelijke traditie tot een geheel vereenigdnbsp;zijn. De eerste grondslagen waren die der oud-christelijkenbsp;Basilica; Michel Angelo hervatte den bouw, gaf aan de kerknbsp;den vorm van het Grieksche Kruis, en deed daarboven dennbsp;koepel verrijzen; ten laatste werd het werk door Carlo Madernonbsp;voortgezet, die het grondplan voltooijende, het Latijnschenbsp;Kruis beschreef. Zoo ontdekken wij derhalve de grondtrekkennbsp;van de Basilica, van den Griekschen of Byzantijnschen cen-traalbouw en van den Ghristelijken romaanschen stijl, vereenigd in het voornaamste heiligdom der Katholieke Kerk, dienbsp;de vrije werking van den menschelijken geest eerbiedigt ennbsp;huldigt, en zich al zijne kunstvoortbrengselen ten nutte maakt.

Met de St. Pieter sluit de reeks der Apostolische gebouwen.

De Verlosser, ofschoon Hij zijner Kerk de vervolging als erfdeel achterliet, heeft in Zijne ontferming deze troostrijkenbsp;en opwekkende getuigenissen van hare Apostoliciteit doornllenbsp;eeuwen heen bewaard. Reeds onder het pausschap van Zephy-rinus (') schreef zeker priester Gajus aan Proculus, het hoofdnbsp;van de sekte der Gataphrygiërs : «TFöt mij betreft ik kan de ze-geteekenen der Apostelen toonen. Want wilt gij z^e zien, ga dannbsp;naar het Vatikaan en naar de Via Ostia; gij zult er de gedenk-teekmm vinden van diegenen, welke deze Kerk gesticht hebben.n V)

(1) nbsp;nbsp;nbsp;ZephyriuBs regeerde van 202 tot 219,

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Ego Vero Apostolorura trophea possum ostendere. Nam sive in Vaticanum sivenbsp;^ Ostienaem Viam pergere libet, occurrent tibi trophea eorum, qui Eccleaiam illaninbsp;fundaveruut. Eusebius Hist. Eccl. Lib II. Cap. 24.

-ocr page 148-

( 140 )

Alle eeuwen hebben die woorden van Gajus herhaald, en nog wijzen wij naar het Vatikaan en de Via Ostia, zoo wijnbsp;ons op de Apostoliciteit der Kerk willen beroemen. Zoo aldaarnbsp;de kolossale gewrochten der afgodische kunst in puin vervielen , stak niemand de hand uit, om ze uit het niet wederomnbsp;op te heffen; de werken van het Christendom daarentegennbsp;wisten aan allerlei stormen het hoofd te bieden, en zoo zijnbsp;tijdelijk bezweken, dan was het slechts, om aanstonds wedernbsp;luisterrijker op te staan.

Petrus en Paulus , door het heidendom vervolgd, vernederd en gemarteld, beheerschen op hunne beurt datzelfde heidendom ; ja, het strekt hun tot een voetstuk, waarop zij des tenbsp;hooger verheven worden. Op de kolommen van Trajanusnbsp;en Antoninus, twee der schoonste werken der oude kunst,nbsp;en de verkondigers tevens van de grootheid der Romeinschenbsp;keizers, hebben de standbeelden van Petrus en Paulus, dienbsp;der Cesars vervangen.

-ocr page 149- -ocr page 150- -ocr page 151-

VI.

HET COLOSSEUM.

Geen schooner ruïne ter wereld dan het Colosseum !

Nog een reuzengevaarte, hoezeer het reeds voor drie groote paleizen de bouwstoffen heeft geleverd, en daardoor aan denbsp;eene zijde van een gedeelte der muren is beroofd geworden.nbsp;De halve buitenmuur was toereikend voor de groote steenmassa’s, tot het bouwen van de Cancellaria Vecchia, hetnbsp;Palazzo Farnese en Palazzo Barberini gebezigd.

De eerste grondslagen werden onder Vespasianus gelegd; doch de voortzetting en voltooijing had plaats onder Titus,nbsp;na diens roemrijken terugkeer uit Judea.

Titus had, als middel van de wrekende geregtigheid Gods, de stad Jerusalem verwoest, en, zooals voorspeld was, dennbsp;eenen steen niet op den ander gelaten. Terugkeerende voerdenbsp;hij, behalve de bondkist, den kandelaar met zeven armen ennbsp;vele andere schatten des tempels, nog bovendien twaalf duizendnbsp;Joden als gevangenen met zich mede. Na de viering zijnernbsp;luisterrijke intrede in Rome, gaf hij bevel om het Colosseumnbsp;met groeten spoed en onverpoosde inspanning te voltooijen.nbsp;De twaalf duizend Israëlieten moesten dat plan ten uitvoer

-ocr page 152-

( 142 )

brengen, en bezweken allen onder den zwaren arbeid. De triomfboog, welke bij het Colosseum staat en tot herinneringnbsp;van Jerusalems verwoesting, ter eere van Titus, na diensnbsp;dood werd opgerigt, vertoont nog in half verheven beeldwerknbsp;de bondkist des tempels, alsmede den kandelaar met zevennbsp;armen. De Joden, zoo zeide men mij, gaan nimmer ondernbsp;den boog door, om die pijnlijke herinneringen aan de verwoesting des tempels niet te aanschouwen.

Zoo zijn dan het Colosseum en de eereboog van Titus twee schrikwekkende verkondigers van Gods wraak over de ongelukkige kinderen van Israël.

Wat den bouwmeester van het Colosseum betreft, zijn wij tot heden toe in het onzekere gebleven. Het is zeer bevreemdend , dat de Latijnsche schrijvers, die gewoon zijn dennbsp;bouwmeesters der groote werken een uitbundigen lof toe tenbsp;zwaaijen, nergens eenig gewag maken van den architect vannbsp;het Colosseum. Dat diep en algemeen stilzwijgen, hetwelknbsp;als toevallige omstandigheid moeijelijk te verklaren is ennbsp;veeleer op eenen zeer berekenden toeleg wijst, strekt daardoornbsp;ter bevestiging der overlevering, welke nog onder de Romeinen voortleeft, en volgens welke de bouwmeester, laternbsp;tot het Christendom bekeerd, in zijn eigen kunstgewrochtnbsp;den dood der martelaren zou gestorven zijn.

Een grafsteen, opgegraven bij de kerk van de H. Agnes op den Nomentaanschen weg, en thans berustende in de onder-aardsche kapel van S. Martina op het Forum, draagt een inschrift, waarvan de vertaling hierop neêrkomt: (')

(1) SIC PREMIA SERVAS VESPASIANE DIRE PREMIATVS ES MORÏE GAVDEKII lETAREnbsp;CIVITAS VBI GLORIE TVE AVTORInbsp;PROMISIT ISTE DAT KRISTVS OMNIA Tllilnbsp;QVl ALIVD FARAVIT TEATRV IN CELO.

'J


-ocr page 153-

( 143 )

Zóó VERGELDT GIJ , VVREEDE VeSPASIANGS !

Verheug u, Gaudentius, dat gij met den dood zijt beloond;

WANT W'AT DE STAD (Rome) ü TER EERE SLECHTS BELOOFDE,

DAT ALLES WORDT ü MET DER DAAD GESCHONKEN DOOR ClIRISTUS , DIE EENE ANDERE SCHOUWPLAATS IN DEN HeMEL BEREID HEEFT.

Hieruit maakt men op dat Gaudentius, de bouwmeester van het Colosseum, tot het geloof bekeerd, op last van Vespa-sianus is ter dood gebragt.

Zou hierin niet tevens de verklaring gelegen zijn van het stilzwijgen der Latijnsche schrijvers, die uit haat tegen hetnbsp;Christendom van den lof des Christelijken bouwmeesters nietnbsp;wilden gewagen, en zelfs weigerden zijnen naam te vermelden?

Hoe het zij, de overlevering blijft ons dierbaar.

Toen het gebouw voltrokken was, schenen de bewoners van Rome als uitgelaten van vreugde; want zij waren grootenbsp;minnaars van de schouwspelen, waartoe het Colosseum ofnbsp;Amphitheater bij uitnemendheid geschikt was. Amphithea-tersgewijze gebouwd, schonk het aan ieder een onbelemmerdnbsp;gezigt op de schouwspelen; het was daarenboven zoo ontzaggelijk groot, dat het eene zitplaats verschafte aan zeven ennbsp;tachtig duizend menschen, en eene bevolking van honderdnbsp;duizend toeschouwers bevatten kon.

De schitterende feesten der inwijding duurden ruim honderd dagen; men hield er jagtpartijen en andere spelen, waarbijnbsp;vijf duizend wilde beesten, meestal uit Afrika aangevoerd,nbsp;en twee duizend zwaardvechters het leven verloren.

Niet zonder reden was voortaan het Colosseum het geliefkoosde punt van zamenkomst, gedurende de dagen waarop Rome zijne volksfeesten vierde. Dan daalde de menigte metnbsp;geestdrift van de omliggende heuvelen naar beneden, ennbsp;verdween onder de tallooze bogen, die tot ingangen verstrekten, en aan alle zijden van het gebouw waren aangebragt.

-ocr page 154-

( 144 )

Niemand evenwel waagde het een der vier hoofdpoorten binnen te gaan; want de groote ingang, aan de Westzijdenbsp;gelegen, en naar het Forum gekeerd, was bestemd voor denbsp;zwaardvechters; door dien van het Oosten werden de werktuigen, voor de spelen benoodigd, naar binnen gevoerd,nbsp;terwijl die van het Noorden gemeenschap had met het paleisnbsp;des Keizers, en tot hoofdingang diende voor den hofstoet,nbsp;welke mede aan de zijde des Palatijnschen bergs eene grootenbsp;poort ter beschikking had.

De Arena , de vlakke grond in het midden van het gebouw, dienende tot strijdperk van menschen en dieren, had eennbsp;langwerpig ronde gedaante, evenals het Colosseum zelf, ennbsp;werd omsloten door een zeer dikken muur van ongeveer tiennbsp;voet hoog, dien men Podium noemde, en waarin de gemetseldenbsp;beestenhokken thans nog allen zigtbaar zijn.

Een altaar van Jupiter stond in het midden der Arena.

Op het Podium bevond zich, in het midden der lange Noordzijde, de prachtige zetel van den keizer, alsmede denbsp;eereplaatsen voor het hof, de Senatoren en de Vestaalschenbsp;maagden met de Virgo Vestalis Maxima aan haar hoofd.nbsp;Stond er nog een buitengewone zetel, deze was bestemd voornbsp;den rijken Patriciër, welke de spelen gaf, en uit zijn eigennbsp;vermogen betaalde. Om tegen de woede der leeuwen ennbsp;tijgers beveiligd te zijn, had men op den muur een hoptennbsp;kolonnade aangebragt en een net van sterke koorden tusschennbsp;het paalwerk zamengeknoopt. Daarenboven stond op den randnbsp;een zwaar ijzeren traliewerk; en was dit alles nog niet toereikend , dan plaatste men er waterbakken bij, om de dieren,nbsp;die in woede het Podium wilden bespringen, te verschrikken;nbsp;dit geschiedde vooral wanneer er olifanten in het strijdperknbsp;moesten verschijnen.

Boven het Podium volgden de zitplaatsen der aanzienlijken , en nog hooger bevonden zich de rijen van het volk. Die

-ocr page 155-

( 14o

dlaatsen waren niet anders dan ondoorbroken steenen trappen in de geheele rondte, en dienden niet slechts tot zitplaats,nbsp;maar elke rij verstrekte tevens tot voetbank voor de eerstvolgende hoogere rij. Slechts de aanzienlijken zaten op kussens , terwijl het volk, • evenals bij de Grieken op de steenennbsp;trappen geene bedekking noodig had. Van daar het geestigenbsp;gezegde van Aristippus, die, toen hij ondervraagd werdnbsp;waartoe de wetenschap en goede opvoeding dienstig was,nbsp;antwoordde; ten minste daartoe, dat in de schouwplaats denbsp;eene steen niet op den anderen zitte.

Boven de zitplaatsen volgde een zeer breede omloop, de standplaats voor de vrouwen en lage volksklasse. Hiernbsp;achter stak nog de buitenmuur van het Colosseum hoog uit,nbsp;en bevatte een doorloopenden overwelfden gang, Porticusnbsp;genoemd, waarin de zwakken en kinderen, alsmede de soldaten , die de zeilen over het Colosseum moesten uitspannen ,nbsp;zich ophielden, en het vrije uitzigt genoten niet slechts naarnbsp;de Arena, maar ook over de honderd duizend toeschouwers,nbsp;die als eene digtgesloten menigte rondom op de muren zaten.

Hoe heerlijk moet dat uitzigt geweest zijn, wanneer er eene groote jagtpartij werd gehouden; want alsdan was denbsp;grond tot aan den rand van het Podium met aarde opgevnldnbsp;en zwaar geboomte beplant. De Arena was in een woudnbsp;herschapen en de menigte verlustigde zich in de schaduwennbsp;der hoornen. Daar de hokken eenigermate bedekt waren,nbsp;sprongen de wilde dieren als uit onderaardsche holen tenbsp;voorschijn , en maakten daardoor het schouwspel des te verrassender. Jammer! deze prachtige aanleg duurt slechts kort,nbsp;want verandering is bij het volk altijd verbetering; het kannbsp;niet tweemaal hetzelfde zien.

Den volgenden dag is dan ook het woud verdwenen , en in de Arena heeft een zonderling tooneelspel plaats. Eennbsp;groote olifant met goud, edelsteenen en veelkleurige kleeden

-ocr page 156-

( 146 )

behangen, treedt de poort binnen en wordt door vele andere opgesierde olifanten gevolgd; eenige loopen de trappen opnbsp;en doen eene wandeling op den bovensten omloop; anderenbsp;dansen de Arena rond; ten laatste nemen allen plaats aannbsp;eene lange tafel om hun middagmaal te gebruiken, en hebben daarna hunne taak volbragt. Maar ter naauwernood zijnnbsp;zij verdwenen of ziet daar komt een beer met eenen langennbsp;tabbaard aan; hij blijft in het midden der Arena staan,nbsp;wendt zijn kop naar den zetel des keizers, maakt eenigenbsp;bewegingen met de voorpooten, en na aldus een pleitendennbsp;advokaat te hebben nagebootst, vertrekt hij met statigen tred.nbsp;Een andere beer, uitgedoscht als eene aanzienlijke Romein-sche vrouw, met kostbare hals- en armbanden, danst eenigenbsp;malen op en neder, neemt vervolgens plaats in eenen draagstoel en wordt weggevoerd. De koning der dieren komt hetnbsp;laatst; zijne klaauwen zijn met gouden punten voorzien, ennbsp;een zware kostbare keten hangt om zijnen hals; hij maaktnbsp;geene kunsten, daarvoor is hij te aanzienlijk, maar wandeltnbsp;slechts voorbij en verdwijnt.

Het volk schept wel vermaak in deze bedaarde vertoonin-gen , maar ziet toch liever hevige en bloedige tooneelen.

Hun verlangen wordt voldaan; allerlei soorten van dieren, als olifanten, leeuwen , buffels, tijgers , beeren, luipaarden,nbsp;verschijnen te gelijk voor hunne oogen. De dieren zijn woedend ; want pijlen of gloeijende ijzeren punten steken innbsp;hun vleesch. Ontzettend is het geloei der buffels; de leeuwen en ^tijgers,'die met eene vlam op den rug van pijnnbsp;het podium bespringen, of in hunne vaart tegen elkandernbsp;oploopen, geven een levendig schouwspel, en doen doornbsp;hun gebrul de lucht in den verren omtrek weêrgalmen. Ditnbsp;gezigt behaagt het volk uitermate ; er heerscht eene grootenbsp;levendigheid onder de toeschouwers, die juichen , in de handennbsp;klappen en op alle mogelijke wijzen de dieren aanvuren.

-ocr page 157-

( 147 )

Nog hooger evenwel stijgt de vreugd, nog grooter is het genot des volks, wanneer niet slechts beesten- maar ooknbsp;menschenbloed vergoten wordt. Den dag te voren zijn velenbsp;werklieden in de Arena ijverig bezig; zij maken een getimmerte in den vorm van een scheepje , aan alle zijden metnbsp;deuren voorzien. Op den dag van het feest is het met verschillende dieren opgevuld, en als het uur voor de spelennbsp;gaat slaan, worden vele slaven in de Arena gebragt ennbsp;rondom het schip geschaard. Zij zien verwilderd uit, sidderen van angst en schrik, wringen zich de handen ennbsp;trekken van wanhoop de haren uit het hoofd.

De bazuinen geven het teeken; alle deuren van het timmerwerk gaan te gelijk open; de beesten springen te voorschijn en verscheuren elkander of de ongelukkige slagtoffers, welke aan hunne wmede zijn prijs gegeven.

De keuze der afwisselende vertooningen is nog niet uitgeput ; want de Romeinen , die er zich op beroemen zoowel te land als te zee roemrijke daden verrigt te hebben, willennbsp;van tijd tot tijd eene voorstelling van zeegevechten aanschouwen , waarvan zij zooveel en zoo dikwijls gehoord hebben.nbsp;Eenige schepen met talrijke bemanning zijn slagvaardig; zijnbsp;liggen nog op droog, doch de waterleiding wordt geopend,nbsp;en in een oogenblik staat de Arena tot aan den rand van hetnbsp;Podium vol water, dat door de breede kanalen, welke nognbsp;in wezen zijn, met geweld naar binnen stroomt. Rondom hetnbsp;meer staat eene gesloten rij van soldaten, met scherp wapentuig voorzien, om al degenen die hun leven willen reddennbsp;en naar den kant zwemmen, aanstonds te doorsteken. Opnbsp;een gegeven teeken vangt de strijd aan; de schepen naderennbsp;elkander, en er heeft een vreeselijk bloedbad plaats, dat nietnbsp;eindigt voor dat de overwonnenen allen zijn afgemaakt.

Geen gevecht echter wordt met meer graagte aanschouwd, dun dat der gladiatoren of zwaardvechters. Eenige dagen te

-ocr page 158-

( 148 )

voren kan men het den Romeinen aanzien, dat Iiun eene groote verlustiging te wachten staat. Ver in den omtreknbsp;hebben boden de tijding van het gevecht verspreid. Ditmaalnbsp;zal het feest zóó belangrijk wezen, dat ieder er zijne bezigheden naar inrigt, ten einde het te kunnen bijwonen. Opnbsp;het Forum is een groot bord aan eenen paal gespijkerd; ernbsp;staat te lezen, dat ruim drie honderd zwaardvechters in hetnbsp;strijdperk zullen treden, en onder deze zich mannen bevindennbsp;van buitengewone gespierdheid en kracht. Om het den belangstellenden duidelijk te maken, zijn de afbeeldingen diernbsp;athleten aan het bord gehecht, en hunne namen in hetnbsp;bijzonder vermeld. Die namen gaan van mond tot mond ennbsp;worden duizendmalen herhaald. De verwachting is zóó hoognbsp;gespannen en de geestdrift zóó levendig, dat te middernachtnbsp;reeds velen zich naar het Colosseum begeven, om eene goedenbsp;plaats uit te kiezen en aldaar te overnachten, opdat dienbsp;plek niet door anderen worde ingenomen. Zij slapen welnbsp;niet gerust, daar het akelig geluid der leeuwen en tijgersnbsp;in de hokken van het Podium hen telkens met schrik doetnbsp;ontwaken; doch tegen dat ongerief weegt het voordeel vannbsp;den volgenden dag vele malen op. Dat bovendien hunnenbsp;voorzorg noodzakelijk was, blijkt al spoedig. De zon is ternbsp;naauwernood aan den horizont of de beste plaatsen zijn ingenomen , en weldra wordt het aantal toeschouwers bij lt; duizenden geteld. De wacht van soldaten, belast om voor alsnog aan een ieder den toegang te belettten, vermogen nietsnbsp;meer tegen den hevigen aandrang des opgewonden volks,nbsp;dat reeds lang is doorgebroken, en bij groote massa’s denbsp;poorten binnenstroomt.

Weinige uren later zijn de werklieden ijverig bezig, ten einde de Arena in gereedheid te brengen en met eene laagnbsp;wit marmerzand te overdekken; want de speten zullen weldranbsp;beginnen, en de strijders zijn al op weg.

-ocr page 159-

( 149 )

Èen gejuich op het Forum kondigt hunne aankomst aan; het geluid neemt telkens toe, en wordt oorverdoovend alsnbsp;de stoet door den eereboog van Titus trekt, en, de Metanbsp;Sudans voorbij gaande, aan de groote poort van het Colosseum nadert. De toeschouwers, vol verwachting , zien reikhalzend naar den ingang, waardoor de helden binnenkomen.nbsp;Zware gespierde mannen, vroegere aanvoerdei’s van eenennbsp;overwonnen vijand, gaan voorop, en steken door hunnenbsp;reuzengestalten hoog boven de anderen uit. Hunne afbeeldingen op het Forum zijn getrouw, want aanstonds wordennbsp;zij herkend en toegejuicht. Een lange sleep volgt achteraan,nbsp;waaronder slaven , veroordeelde misdadigers, overwonnene soldaten, en bovendien eenige vrijwilligers, die, om het volknbsp;te vermaken, hun leven gaan wagen, en rekenende op hunnenbsp;behendigheid, zich zeker wanen van de eer der overwinning.

Eerst houden allen een spiegelgevecht om hunne tegenstanders te meten en de leden tot den strijd te bekwamen. Zijn de wapenen onschadelijk, stroomt er geen druppelnbsp;bloeds en bekomt niemand eenig letsel, toch wijken velenbsp;ongeoefende!! en zwakken voor den behendigen en krachtigennbsp;stoot eens vijands, die gewoon is de wapens te hanteren.nbsp;Eenigen worden zelfs in het zand geworpen, en het volknbsp;voorspelt reeds wie overwinnaar worden zal.

De Keizer laat zich nu niet langer wachten. De kussens worden op het Podium aangebragt; de keizerlijke hofstoet ennbsp;de rijksgrooten, alsmede de Vestaalsche maagden komen hetnbsp;groote portaal binnen, en nemen hunne zetels in. Het spiegelgevecht wordt gestaakt, en het onschadelijk wapentuig voornbsp;scherpe zwaarden verwisseld.

Er heerscht eenige oogenblikken eene doodelijke stilte, want het feest moet met eene godsdienstige handeling geopend ennbsp;aan Jupiter worden toegewijd. Op het altaar dier godheidnbsp;Wordt een mensch geslagtofferd. Daarop naderen de strijders

7

-ocr page 160-

150 )

tot dezi troou des keizers met den groet: Gaesau , mokituri te SAi.uTAST ! Gesar , zu die gaax sterven groeten u.

Nu is alles gereed; de Vestaalsche maagden, die teedere priesteressen, geven het teeken ; de bazuinen bij den zetelnbsp;des keizers worden gestoken, en de strijd vangt aan ondernbsp;een daverend gejuich, dat van alle kanten opstijgt.

Geweldig is het eerste treffen; twee en twee vallen zij aan en stooten met verbazende kracht de schilden tegen elkander.nbsp;Maar het schijnt in het eerst dat aller krachten volkomennbsp;gelijk staan. Met wat vaart de strijders ook op elkandernbsp;inloopen, niemand heeft zooveel overmagt, dat hij zijnenbsp;tegenpartij het evenwigt doet verliezen , of een voet grondsnbsp;vmn hem wint. Daarop toch leggen allen het aan ; wantnbsp;het wordt door de toeschouwei's als het begin der overwinning gewaardeerd en toegejuicht.

Ongelukkig hij, wien een der reuzen als vijand is toegewezen ; aller oogen zijn op hem gevestigd; hij worstelt met bovennienschelijke inspanning. Zeer behendig weet hij ineni-gen houw en steek te ontwijken, doch waar het op lig-chaaraskrachten aankomt, gevoelt hij zijne minderheid ennbsp;AVacht bijna wanhopig den telkens herhaalden en geweldigennbsp;aanloop af. Ten laatste moet hij voor de onweêrstaanbarenbsp;krachtsontwikkeling van zijnen vreeselijken vijand wijken, ennbsp;dreigt neder te storten. De reus neemt die gelegenheid waah ennbsp;brengt hem met het zwaard eene diepe wonde toe. Hoe uaret !nbsp;DAT IS RAAK! uH IS GETROEEEN! ZOO roepen de toeschouwersnbsp;vol vreugde, en met hunne stemmen vereenigt zich het eerstenbsp;gekerm eens stervenden De gewonde ligt in het zand , ennbsp;een breede bloedstroom verwt den grond. Hij werpt zijnenbsp;wapens weg, krimpt van smart inéén , en slaat een smeekenden blik op den keizer om het behoud van zijn leven.nbsp;Maar diens beslissing wordt door het volk voorkomen. Denbsp;smeekeling verdient niet langer te leven: hij heeft geen

-ocr page 161-

( lol )

moed genoeg om zich ter dood toe te verdedigen en zonder vrees zijne ontbloote borst tot den laatsten steek vrijwillignbsp;aan te bieden; hij is een lafaard, een misdadige, het levennbsp;onwaardig. Heel de menigte steekt den duim in de hoogtenbsp;tot teeken dat hij moet sterven, en de keizer is immernbsp;gewillig genoeg om zich aan de eischen des volks te onderwerpen. Het hart des gewonden wordt doorstoken, eennbsp;akelige gil verkondigt zijnen dood , en het lijk wordt metnbsp;ijzeren haken onder den muur gesleept en in het nabijge-gelen Spoliarilm geworpen , nadat het van het laatste stuknbsp;kleed ontdaan is : de buit van de dienaren der Arena.

Middelerwijl is de roep hoc habet herhaald, en een tweede gewonde ligt op den grond. Gelukkig echter dat hij isnbsp;nedergestort voor de zetels der Vestaalsche maagden, wantnbsp;zij bezitten, even als de keizer, magt over leven en dood.nbsp;Hij wendt de oogen naar die priesteressen , A'an hare atou-welijke en maagdelijke teederheid medelijden en genadenbsp;hopende; maar helaas! ook zij noemen hem een lafaardnbsp;en steken de duimen op. Zij zijn zelfs met ééne doodelijkenbsp;Avonde niet te vreden. De overwinnaar wringt ten laatstenbsp;zijne hand in de diepe gaten, waardoor het zAvaard is heengedrongen , besproeit zich zelf met het warme bloed , • ennbsp;droogt de handen aan zijne haren af. Het lijk Avordt binnengehaald , en daar het bloed niet genoegzaam in den grondnbsp;dringt, vertonnen zich jongelingen in één der lage poortennbsp;om nieuAV zand op die plek te werpen, ten einde den overigen strijders het vaststaan niet onmogelijk Avorde.

HoeA'elen er ook sterven, de Arena blijft altijd geAmld; telkens treden nieuAve zwaardvechters te voorschijn, die, opdat zij vuriger zouden aanvallen, met zweepslagen Avordennbsp;binnengedrcA'cn.

Eén der reuzen heeft reeds tien mannen afgemaakt, en strijdt, ofschoon met Avonden overdekt en door bloedverlies

-ocr page 162-

( 152 )

bijna uitgeput, met zooveel hardnekkigheid, dat hij de grootste bewondering verdient en meer dan al de overige tenbsp;zamen wordt toegejuicht. Doch ook hij valt eindelijk neder.nbsp;Liggend verdedigt hij zich met de wapens in de hand. Aannbsp;zijne ontrefbare borst is nog geen druppel bloeds ontsprongen; maar de wonden, die zijne overige ligchaamsdeelennbsp;bedekken, zijn ontelbaar, en hebben zijne krachten zoozeernbsp;uitgeput, dat hij zich niet meer overeind kan rigten, en innbsp;den ongelijken strijd ontwijfelbaar zal bezwijken. Het gevoelnbsp;dat zijne reuzenkracht is gebroken, en een niets beduidendenbsp;vijand hem kan moorden, verdubbelt den gloed in zijn binnenste en brengt het schuim hem op de lippen; hij knarsetandt van spijt en woede. Genade wil hij niet; maar stervennbsp;met het zwaard in zijne vuist!

Met geestdrift hebben de toeschouwers zijne worsteling gadegeslagen; en nu, bezorgd voor zijn leven, houden zijnbsp;de duimen naar beneden, als een teeken dat hij moet gespaard worden. Zulk een held immers mag niet sterven;nbsp;wie weet of hij van zijne wonden niet kan worden genezen,nbsp;om bij eene volgende feestviering nogmaals in de Arena tenbsp;verschijnen. Hij wordt opgerigt en weggedragen; niet doornbsp;de Porta Sandapilaria of Libüinalis, voor de lijken bestemd,nbsp;maar door de Porta Sanavivaria, waardoor de ligtgewondennbsp;gevoerd werden.

De oogen der menigte zijn nog niet moede van het wreede schouwspel. De brandende zon kan hun niet schaden; wantnbsp;een groot purper kleed, met gouden sterren bezet, in hetnbsp;midden prijkende met eene kostbare, keurig gestikte afbeelding des keizers, wordt over de geheele lengte en breedtenbsp;van het Colosseum uitgespannen. Alles is met een zachtennbsp;purpergloed gekleurd. Ter verkwikking werpen vele fonteinen met fijne stralen welriekende wateren naar alle zijdennbsp;henen, en vervullen de lucht met de aangenaamste geuren.

-ocr page 163-

( 153 )

Zóó kunnen de feestvierende Romeinen den gelieelen dag het schouwspel blijven genieten. Wie ook zou er aan denkennbsp;huiswaarts te keeren, daar met elk uur de strijd in denbsp;Arena belangwekkender wordt.

Aan het hoc habet komt geen einde. Een tiental strijders valt soms gelijktijdig neder. Het bloed heeft reeds zoonbsp;overvloedig gestroomd, dat de grond het niet meer kannbsp;verzwelgen, en de knapen onophoudelijk aan alle kantennbsp;nieuw zand moeten werpen. Doch hoe meer bloed er vergotennbsp;wordt, des te hooger stijgt de vreugde; en zoo niet denbsp;keizer eenen wapenstilstand verlangde, het volk zou er nietnbsp;aan denken, al duurde het gevecht ook onverpoosd tot laatnbsp;in den avond voort. Op ’s keizers last evenwel worden denbsp;strijdenden voor een oogenblik verwijderd. Het breede kanaalnbsp;gaat open, en in korten tijd is de Arena tot aan den randnbsp;van het Podium met helder water gevuld.

Het volk vindt gelegenheid om den dood van velen te overdenken, den lof der roemrijke helden luide te verkondigen, en hunne harten uit te storten over de schande dernbsp;verachtelijke bloodaards.

Slechts kort duurt de verademing, den afgematten zwaardvechters geschonken. Het water te doen wegloopen en de Arena met nieuw zand te bedekken is het werk van een oogenblik.

Al de overgeblevene strijders worden te gelijk opgevoerd. Door de vele slagtoffers die zij hebben zien vallen, tot eenenbsp;soort van razernij gebragt, en zich bewust dat zij het volknbsp;het laatste schouwspel geven, zijn zij ontembaar en vallennbsp;als bloeddorstige tijgers op elkander aan. Er sneven zoovelennbsp;dat de strijd tot bittere teleurstelling der menigte vóór zonondergang zal geëindigd zijn. Doch de keizer zulks voorziende, beveelt dat men nog eenige slaven en gevangenennbsp;hale, om op geheel bijzondere wijze het feest van den dagnbsp;Ie sluiten.

-ocr page 164-

( lo4 )

Middelerwijl zijn de strijders gevallen; slechts enkele hebben als overwinnaars het leven behouden, den palmtak uit ’s keizers hand ontvangen , of eene uitgeloofde prijs verdiend.

Nu treden de pas aangekomen slaven en gevangenen te voorschijn. Van bijna al hunne kleedercn ontdaan, naderennbsp;zij al bevende den troon des keizers, en stamelen uit beklemdenbsp;borst: Cesar, wij die gaan sterven groeten u! Hun lot is verschrikkelijker dan dat der zwaardvechters; want waren dezenbsp;gewapend en in kamp met menschen, zij zijn weerloos ennbsp;ter prooi aan wild' gedierte. Het gebrul der tijgers ennbsp;leeuwen, die op den reuk van het bloed, waarmede denbsp;grond doorweekt is, als getergden tegen de deuren dernbsp;hokken oploopen, strekt tot eene wreede verkondiging vannbsp;hun doodvonnis.

Een wenk van de Vestaalsche maagden, en de dieren schieten regt op hunne prooi aan; de ongelukkigen vlugtennbsp;in wanhoop naar alle kanten heen; doch den dood kunnennbsp;zij niet ontgaan. Het gekerm der stervenden, het gehuil dernbsp;dieren en het gejuich der menigte vervult de lucht, en innbsp;een oogenblik zijn alle slagtoffers gevallen.

Nu vangt de onderlinge strijd der dieren aan, en weldra blijven ook van hen slechts een paar overwinnaars over, die,nbsp;van bloed verzadigd, eindelijk bespeuren dat zij ziclji innbsp;tegenwoordigheid eener tallooze menigte bevinden. Zij ziennbsp;naar de toeschouwers op, en schamen zich over humje wreedheid en bloeddorst. Druipstaartend trekken zij naar het hok,nbsp;en ter sluiks eene bebloede prooi medeslepende, zoeken zijnbsp;de duisternis en verdwijnen onder het Podium.

Het feest is geëindigd. Dronken van vreugde stroomt het volk de tallooze poorten uit, en in een ommezien is hetnbsp;Colosseum ledig. De roemrijke dag wordt in de geschied-rollen van den Romeinschen Staat, als eene merkwaardigheidnbsp;opgeteekend.

-ocr page 165-

( loo )

Barbaarsch heidendom! Zoo riep ik uit, toen ik dit alles had overwogen, en gezeten was op het Podium, waar vroeger de zetel des keizers moet gestaan hebben. Ik gruwdenbsp;bij de overdenking van zoo onverzadigbaren bloeddorst, metnbsp;zooveel helsche vreugde gepaard, in een tijd waarin denbsp;beschaving der Romeinen haar hoogste punt bereikt had.

Mijn oog rigtte zich naar het Kruis, het Zegeteeken der V^erlossing, opgerigt in het midden der Arena, en op denbsp;plaats van het altaar van Jupiter. Vóór de hokken dernbsp;beesten zag ik de veertien voorstellingen van den Kruisweg.

Neen , geen verontwaardiging, geen huivering greep mij aan, bij het zien dezer schijnbare tegenstrijdigheden. Hetnbsp;Colosseum, was niet ten allen tijde het strijdperk van hetnbsp;goddelooze heidendom. Honderd duizend martelaren hebbennbsp;op dienzelfden grond de overwdnning van het Kruis doornbsp;hunnen dood bezegeld, en de aarde met hun bloed doorweektnbsp;en geheiligd. Geen wonder, dat het Kruis, het eenig wapen,nbsp;waarmede die onverschrokken helden streden , als eene heiligenbsp;trofee het midtlelpunt der Arena uitmaakt, en den geloovigenbsp;eerbied en liefde jegens het Colosseum inboezemt. Heiligenbsp;Schouwplaats! waarboven tallooze engelen zweefden om getuigen te wezen van de brandende liefde der martelaren ennbsp;hun den palm der overwdnning toe te reiken. Kostbaarnbsp;heiligdom der Kerk! waar het bloed der geloofsgetuigen,nbsp;het zaad der Christenen, zoo overvloedig is vergoten!

Vele helden des geloofs kwamen mij hier voor den geest; doch in de eerste plaats de H. Ignatius van ANTiocmë.

Deze eerbiedwaardige grijsaard, leerling van den H. Petrus en den H. Joannes Evangelist, was om zijne hooge deugdnbsp;door de Apostelen op den bisschoppelijken Zetel van Antiochiënbsp;verheven. Als verdediger van het Christendom werd hij opnbsp;last van keizer Trajanus, in boeijen geklonken, en naar Rome

-ocr page 166-

{ 156 )

gevoerd , om iu het Colosseum door de beesten te worden verscheurd. Aandoénlijk is het, in de Acla Martymm tenbsp;lezen, met wat vreugde hij zijne ketenen ontving, en ze alsnbsp;eereteekenen te Sinj^rna aan Polycarpus vertoonde, die,nbsp;tijdens het leven der Apostelen, zijn medeleerling geweestnbsp;was. Met heiligen ijver verkondigde hij op zijne reis denbsp;waarheden des geloofs, overal de Kerk van Antiochië in hetnbsp;gebed der geloovigeii aanbevelende. Ofschoon grijsaard wildenbsp;hij te Puteoli aan wal stappen, om verder den weg te voetnbsp;af te leggen, aldus Paulus navolgende, die denzelfden wegnbsp;bewandelde, toen hij naar Rome trok. Een zware stormnbsp;echter belet het schip binnen te loopen, en Ignatius, in denbsp;nabijheid van Rome landende, wordt door zijne tien bewakersnbsp;met drang voortgedreven; want het is reeds 20 December,nbsp;en de Saturnaliën (') zijn bijna geëindigd. In Rome gekomen,nbsp;wordt het bevelschrift van Trajanus aan den Stadvoogd getoond, en deze laat den H. Ignatius onmiddelijk naar hetnbsp;Colosseum voeren. Geen gelukkiger tijding kon den heiligenbsp;geworden; met brandend verlangen had hij naar de kroonnbsp;der marteling uitgezien, en niets vreesde hij meer dan haarnbsp;te verliezen. Ja, wij kunnen begrijpen hoe overstelpt vannbsp;vreugde zijn hart toen moet geweest zijn., wanneer wij dennbsp;brief lezen, dien hij, op zijne reis naar Rome, aan denbsp;Christenen aldaar had vooruit gezonden, en waarin hij^ iunbsp;eenc taal, die de heiligen alleen kunnen spreken, de Romeinen smeekt zijnen marteldood niet te verhinderen, noch omnbsp;het behoud van zijn leven te vragen. «Ik ga voor den Heernbsp;sterven, zoo schreef hij, indien gij zulks niet belet. Laat unbsp;toch niet vervoeren door een valsch mededoogen voor mij.nbsp;Duldt dat ik het voedsel der dieren worde, opdat ik mij innbsp;God verheuge. Ik ben de tarwe Gods; ik moet door de

tl) Deze feesten begonnen den 17 December, en duurden vijf d'igen.

-ocr page 167-

( IS'? )

tanden der leeuwen worden gemalen, om het brood van Jesus Christus te worden. Streelt veeleer de dieren, opdat,nbsp;zij mij tot graf verstrekken, en niets van mijn ligchaamnbsp;overlaten. Dan eerst zal ik de ware leerling van Jesusnbsp;Christus zijn, wanneer de wereld mijn ligchaam niet meernbsp;ziet. Bidt den Heer voor mij, dat ik voor God een waardignbsp;offer worde. . . Ik verlang reeds naar de wilde dieren, dienbsp;voor mij zijn bestemd. Ik wensch ze woedend te zien, ennbsp;zal ze aanhitsen, opdat zij mij des te spoediger verslinden,nbsp;en mij niet geschiede , gelijk anderen overkwam, welke zijnbsp;niet durfde aanvallen. Willen zij niet, dan zal ik hennbsp;dwingen. Vergeeft het mij; ik weet wat mij dienstig is. . .nbsp;Zigtbare en onzigtbare dingen zijn mij onverschillig, wanneernbsp;ik slechts met Jesus vereenigd ben. Ik haak slechts naarnbsp;Hem, die voor ons gestorven en verrezen is. Nog eens,nbsp;verhindert mij niet, om tot het leven over te gaaji, daarnbsp;Jesus Christus het leven der geloovigen is. Geeft mij nietnbsp;aan de wereld terug, daar ik bij God wil zijn. . . . Gelooftnbsp;wat ik u bij mijn leven schrijf, terwijl ik verlang te sterven.nbsp;Mijne liefde is voor mij gekruist; er gloeit in mij geennbsp;stoffelijk vuur, maar eene bron des levens, die mij inwendignbsp;zegt: «Ga tot den Vkder.» Ik verheug mij geenszins innbsp;bederfelijke spijzen, of in de genoegens van dit leven; iknbsp;verlang het brood van God, dat het Vleesch van Jesusnbsp;Christus is; zijn Bloed, dat de onvergankelijke liefde is,nbsp;begeer ik te drinken. Ik wensch niet meer onder de raen-schen te leven, en de vervulling mijner begeerte hangt vannbsp;u af. Wanneer ik zal mogen lijden, houd ik het er voor,nbsp;'lat gij mij bemint; wordt het lijden mij ontzegd, dan zal iknbsp;aiij als een voorwerp van uwmn haat beschouwen. Denktnbsp;ook ill uwe gebeden aan de kerk van Syrië, die God voornbsp;tot herder bezit; ik, die als een onwaardige, als denbsp;geringste van allen, als een misboorling ben, schaam mij

o.

-ocr page 168-

158

ouder Lare ledematen gerekend te worden; maar door Gods barmhartigheid zal ik iets zijn, wanneer ik tot Hem magnbsp;naderen.»

Deze verheven taal van eenen grijzen bisschop, die gedurende veertig jaren den Zetel van Autiochië had bekleed, schetst ons wat er in zijn binnenste omging, toen hij naarnbsp;het Colosseum werd gevoerd, en het toppunt zijner hemel-sche verlangens bereikt had.

Zijn vurig gebed bleef bij God niet onverhoord. Toen hij voor het oog des Romeinschen volks, dat bij digte drommennbsp;haastig was toegestroomd, in de Arena werd gevoerd, vielnbsp;hij op zijne kniën, en herhaalde nogmaals de woorden:nbsp;ik ben de tarwe des Heeren, en moet tmschen de tanden dernbsp;wilde dieren gemalen worden, om gezuiverd en het brood vannbsp;Jesus Christus te ivorden. Hij sprak nog, toen twee leeuwennbsp;woedend op hem aanvielen, en zijn ligchaam in een oogen-blik verslonden, slechts een gedeelte van zijn gebeente alsnbsp;eene kostbare relikwie aan de tallooze Christenen overlatende,nbsp;die, gelijk zij zelf geschreven hebben, met tranen in denbsp;oogen het hartvei’scheurend tooneel aanschouwden.

Ware slechts de H. Ignatius in het Colosseum gemarteld, zijn bloed zou reeds de vlekken van het heidendom hebbennbsp;weggenomen; doch zoowel vóór als na hem is het getal dernbsp;martelaren zóó groot, dat men ze niet kan optellen, maarnbsp;slechts schatten, en .alsdan tot het verbazende getal vannbsp;honderd duizend opklimt.

Menigmaal heeft het God behaagt groote wonderen in het Colosseum te verrigten. De H. Prisca , eene teedere maagd,nbsp;bleef ongedeerd , toen een uitgehongerde leeuw tegen haarnbsp;werd losgelaten. De H. Martina boezemde het dier, datnbsp;haar moest verscheuren zooveel eerbied in , dat het haarnbsp;niet slechts spaarde , maar zelfs op zijne kniën nederviel.

-ocr page 169-

( 15!) i

Doch met tie eerstelingen der bloedgetuigen en de overwinning van het Christendom is de geschiedenis der ruïne niet gesloten. In de elfde eeuw was zij in een forteresnbsp;herschapen, en behoorde aan de familie Frangipani. In 1093nbsp;zocht Paus Urbanus II, uit het Paleis van Lateranen verjaagd,nbsp;er eene wijkplaats. En terwijl hij er woonde, kwam Petrusnbsp;tie Kluizenaar van Jerusalem, om zich aan zijne voeten tenbsp;werpen, klagende over de heerschappij van het ongeloof ennbsp;tie oneer, die het H. Graf werd aangedaan. De paus ontving hem in zijne ruïne , en zond hem ter prediking vannbsp;den eersten kruistogt uit.

De laatste martelaar van het Colosseum, bezit er een eervol gedenkteeken zijner hooge deugden.

Beiioit-Joseph Labre, een landman van Artois, levende in den tijd van Voltaire, toen de goddeloosheid, de weelde,nbsp;de wellust en de hoogmoed des verstands in de wereldnbsp;zegevierde, verliet het huis zijns vaders, om vrijwillig innbsp;de vreeselijkste armoede de heilige plaatsen van Frankrijk,nbsp;Spanje en Italië te bezoeken. De gelukzalige pelgrim, doornbsp;zijne volkomene armoede de wereld overwinnende, koos alsnbsp;wijkplaats en geliefkoosd verblijf het Colosseum, waarin zoovele martelaren gestreden en de wereld overwonnen hadden.nbsp;Wanneer hij des nachts niet bad, sliep hij op den naaktennbsp;grond in eene der poorten. Die poort is eene kapel geworden ;nbsp;een heiligdom in een heiligdom; en Pius IX heeft den martelaar der armoede en Christelijke nederigheid dat schoonenbsp;aandenken geschonken.

Xog ééne herinnering, hoe bitter zij ook wezen moge!

De revolutie, die, zoo het mogelijk is, de heiligdommen uitkiest als de plaats harer schandelijke zameukomsten,nbsp;heeft helaas! ook in onze dagen de koningin der Chri.stelijkenbsp;ruïnen ontheiligd. Men hield gastmalen in de Arena, om

-ocr page 170-

( 160 )

den jaardag der stichting van Rome te vieren. De inwoners kwamen er te zamen, om de volksredenaars te hooren, die,nbsp;met het driekleurig kruis op de borst, de afstammelingennbsp;van het volk-koning tegen Oostenrijk te wapen riepen; mennbsp;schaamde zich niet om tegen een Katholiek volk den wapenkreet der Kruisvaarders van Clermont te herhalen; Dicu Ienbsp;veilt! God ivil het!

Het is 23 Maart 1848. Het Colosseum heeft zijn levendig aanzien hernomen, als ware het in de dagen der zwaardvechters en martelaars. Het gelaat der vergaderden is naarnbsp;den preekstoel gekeerd, die aan de Noordzijde staat, en waarop eiken Vrijdag eene overweging van het lijden des Hoerennbsp;wordt gehouden. Een monnik beklimt dien kansel; men zietnbsp;aanstonds aan de onbeschaamdheid van zijn gelaat, aan zijnennbsp;woesten blik, aan de gejaagdheid waarmede hij spreekt,nbsp;dat het niet de nederige kloosterling van den H. Benedictusnbsp;is, gekomen om het lijden des Verlossers te overdenken.nbsp;Neen! het is Gavazzi, een trouwelooze, uit het kloosternbsp;weggevlugt. «Broeders! zoo roept hij, de dag der be vrij dingnbsp;is daar! Het uur van den heiligen Kruistogt is geslagen !nbsp;God wil het! Te wapen! Hij die zou weigeren te strijdennbsp;of te sterven voor de onafhankelijkheid van Italië, is nietnbsp;waardig afstammeling te zijn van de beheerschers der wereld.nbsp;De bruid, die haar verloofde nog in hare armen omslotennbsp;houdt en weigert hem voor Italië op te offeren, zij is nietnbsp;waardig Romein te heeten en kinderen aan het vaderland te

schenken..... Romeinen! uwe voorouders hebben de wereld

verwonnen, wilt gij hunner waardig zijn? — Ja, ja roept lie opgewondene menigte, — en de monnik hervat: zie dezenbsp;steenmassa, ziet deze stijlen en zuilen , ziet deze oude ruïnen;nbsp;het zijn even zoovele tafelen, welke het vaderland u aanbiedt,nbsp;om de namen der dapperen te vereeuwigen. Eu nu Romeinen,nbsp;voorwaarts! Onder het gewelf des- hemels, die ons zijne

-ocr page 171-

( 161 )

schitterende stralen schenkt, in de tegenwoordigheid van God, die ons ziet en in onze harten leest, vóór dit geheimzinnignbsp;Kruis, het zinnebeeld der vrijheid , op dezen grond , geheiligdnbsp;door het bloed der martelaren, zweren wij allen in Romenbsp;niet weder te keeren, tenzij wdj den laatsten Barbaar zullennbsp;hebben afgemaakt.»

Na Gavazzi volgen anderen. De opgewondenheid stijgt telkens hooger. Het volk ten uiterste opgezweept, stormt hetnbsp;Colosseum uit, om de daad der revolutie te gaan vervullen.nbsp;Doch wij volgen hen niet verder na, en willen van de akeligenbsp;tooneelen op het Plein van het Quirinaal geen getuigen zijn.

Buiten en in den omtrek der ruïne zijn nog enkele gedenk-teekenen op te sporen, die tot hare geschiedenis behooren.

Aan de Noordzijde , waar de buitenmuur in zijn geheel bewaard is, zijn de nummers der bogen nog zigtbaar. Tus-schen nummer XXXVIII en XXXIX ligt de groote ingangnbsp;des keizers; men bespeurt nog eenige overblijfselen vannbsp;de marmeren platen, waarmede poort en voorhal bedektnbsp;waren. De ontzaggelijke muur, bestaande uit vier rijennbsp;welf bogen boven elkander, vertoont zich hier in zijne oorspronkelijke grootsche gedaante. De onderste arkade is innbsp;Dorischeii stijl, de oudste eenvoudigste en krachtigste dernbsp;Grieksche bouwvormen. Daarboven volgt de Jonische, ligternbsp;en sierlijker. De derde en vierde arkade veel rijziger dan denbsp;andere, prijkt met al den rijkdom des Corinthischen bouw-trants. Die mengeling van vorm, zoo juist ter barer plaatsenbsp;aangebragt, maakt eene betooverende uitwerking , en doetnbsp;den trotschen muui' voor het oog veel hooger stijgen, dannbsp;hij werkelijk is.

Aan de Oostzijde ligt de straat, die naar de Basiliek van St. Jan van Lateranen voert. Wij gaan er in , niet om denbsp;plaats op te sporen, waar men de zweepen, voor de spelen

-ocr page 172-

16“2 )

bestemd, verkocht: deze bijzonderheid kan onze belangstelling niet wekken; maar in het midden ligt de oude en eerbiedwaardige Kerk van den H. Clemens, waar de weinigenbsp;relieken die de leeuwen van het ligchaam des H. Ignatiusnbsp;overlieten, bewaard worden. Ook rust hier het heilig gebeentenbsp;van Gjrillus, den Apostel der Slavische volken. De veree-nigde Grieken derhalve die in Rusland onder het juk dernbsp;vervolging zuchten, en de Polen, die thans als martelarennbsp;des geloofs den ongelijken en bloedigen strijd tegen hetnbsp;wapengeweld des ongeloofs met leeuwenmoed volhouden,nbsp;beiden vinden in de kerk van den H. Clemens de dierbaarstenbsp;herinneringen. De eersten in den Griekschen Bisschop Ignatius;nbsp;de laatsten in den II. Cyrillus, wiens graf bij gelegenheidnbsp;der belangrijke opgravingen, met de meeste zorg wordtnbsp;opgespoord. Terwijl Rusland het laatste licht des geloofs innbsp;het Katholieke Polen tracht uit te doven, is Rome ijverignbsp;werkzaam, ten einde het ligchaam te vinden van hem, dienbsp;bestemd werd om het eerste licht onder de ongelukkigenbsp;volken te verspreiden.

Doch zetten wij den ommegang rond het Colosseum voort.

Ziet, zoowel des daags als bij nacht staan er vreemde soldaten aan de poorten, ofschoon de oude ruïne geheetnbsp;verlaten is, en geene schatten bevat, die kunnen wordennbsp;weggeroofd. Die mannen echter jagen ons geene vrees Élan,nbsp;maar boezemen ons veeleer vertrouwen in. Het is niet denbsp;lijfwacht van eenen goddelijken Cesar, die voornemens isnbsp;volksspelen te komen geven. Zij zijn de eerewacht van dennbsp;oudsten Zoon der Kerk, en staan daar, om het heiligdomnbsp;van nog oudere zonen te bewaken en voor ontheiliging tenbsp;Ijehoeden.

Aan de Zuidzijde gaan wij eenige stappen achterwaarts, en kloppen aan het klooster van den H. Joannes en.Paulus.nbsp;Men laat ons door den tangen kloostergang naar den tuin

-ocr page 173-

( i63 )

gaan, en daar dalen wij langs vele trappen al dieper en dieper in den gi’ond, totdat wij zware steenen muren ennbsp;gewelven ontmoeten. Wij staan in liet Vivaiuu.m, de bewaarplaats der wilde dieren. De breede onderaardsdie gang,nbsp;waardoor de beesten naai' het Colosseum wei'den gedreven,nbsp;is gedeeltelijk ingevallen; wij durven er ons zonder gids nietnbsp;in wagen, en keeren terug naar de Westzijde der ruïne,nbsp;waar weleer het monsterachtig groote standbeeld, de 110 voetnbsp;hooge Kolos van Nero, gestaan heeft. De fundamenten liggennbsp;nog in den grond; maar zij zouden te zwak zijn om eenennbsp;nieuwen kolos te dragen. Op het vervallen voetstuk van dennbsp;eersten keizer der vervolging, genoot ik het schoone uitzigtnbsp;op de eereboog van den eersten keizer der verlossing, gebouwd over den Via TiiiuMPUALfs. Kunstenaars zijn bezig omnbsp;dat prachtige gedenkteeken van Gonstantijn in zijn oudennbsp;luister te herstellen. Pius IX heeft die herstelling bevolen,nbsp;als of hij voor de Kerk eene nieuwe overwinning wachtte.nbsp;Wij vertrouwen met hem, en herinneren ons de treffendenbsp;woorden, welke hij op Kersnacht in de St. Jan van Lateranennbsp;heeft gesproken. Zijne handen naar de Arena der martelarennbsp;uitstrekkende, zeide hij: «Dit Amphitheater, dit Colosseum,nbsp;weinige schreden van hier verwijderd, was in de eerstenbsp;eeuwen der Kerk als eene kelk, die het bloed der martelarennbsp;opving; het is heden de beker, waarin onze tranen vallen.nbsp;Dat bloed, die tranen schreijen ten hemel; zij zullen hetnbsp;hart Gods ter gunste zijner Kerk bewegen.»

Wij vertrouwen met hem; want de Bisschoppen uit alle oorden der wereld hebben nog onlangs in het Colosseum omnbsp;de overwinning en verheffing der H. Kerk gebeden.

Alle heilige Maagden en Martelaren van het Colosseum, bidt voor ons.

-ocr page 174-

VII.

BASILIEKEN.

Er leeft een oud spreekwoord; zooveel dagen in het jaar, zooveel kerken in Rome; een niet overdreven gezegde, daarnbsp;het aantal omstreeks 400 beloopt. Geen wonder dus, dat,nbsp;waarheen men zich ook wende, bijna altijd een koepelnbsp;of voorgevel, soms zelfs eene gansche kerkengroep in het oognbsp;valt. Wie ook maar vlugtig de stad heeft doorloopen, hij zalnbsp;moeten bekennen ; Rome is eene ware tempelstad.

Al die heiligdommen te bezoeken, gedurende den korten tijd van drie of vier weken, achten' wij een niet te vervullennbsp;taak. Mogt al het plan uitvoerbaar wezen, men zou gevaarnbsp;oopen het belangrijkste over het hoofd te zien, en zich tennbsp;laatste moeten beklagen, veel bezocht en weinig genoten tenbsp;hebben. Daarom had ik slechts de voornaamste in mijnenbsp;dagorde opgenomen.

Na de Basilieken dacht ik in de eerste plaats aan onze nationale stichtingen en vooral aan de kerk dell' Anima.nbsp;Deze blijft ons immer dierbaar, al zijn de banden, die ernbsp;ons mede vereenigen, door verloop van tijd en bijzonderenbsp;omstandigheden wat wijder losgesnoerd, al worden wdj ook

-ocr page 175-

( 163 )

door eene groote en te Rome talrijk vei-tegenwoordigde natie eene schrede achterwaarts gedrongen , en door het vorstelijk Protectoraat des Oostenrijkschen keizers welligt te zeer overschaduwd.

Eindelijk verdienen de prachtige hoofdkerken der voornaamste geestelijke orden, alsmede die oude gedenkteekenen, welke van de allereerste eeuwen dagteekenende, om hunne eerbiedwaardigheid schatten en herinneringen op onze belangstelling aanspraak maken , eene bijzondere vermelding.

Een wonder was oorzaak van de stichting der Basiliek MAuLv MAGGiOKS, op dcn berg Esquilino.

Joannes Patricins en zijne echtgenoot, kinderloos blijvende , besloten hun aanzienlijk vermogen aan een liefdewerk ternbsp;eere der H. Maagd-toe te wijden, dagelijks biddende datnbsp;God hun mogt te kennen geven op wat wijze zij dit voornemen moesten ten uitvoer leggen. Hun gebed vond verhooring.nbsp;In den nacht van den 3quot; Augustus 352 werd de kruin vannbsp;'den Esquilijnschen berg met sneeuw overdekt; een wonderbaar verschijnsel in het heete jaargetijde. In dienzelfdennbsp;nacht vertoonde zich de II. Maagd zoowel aan Patricius alsnbsp;als aan den toenmaals regerendeu Paus Liberius, en desnbsp;morgens begaven zij zich beiden naar den Esquilino, alwaarnbsp;eene groote hoeveelheid sneeuw de plek en den omtrek dernbsp;toekomstige kerk duidelijk aanwees. Aanstonds werden denbsp;grondslagen gelegd, en de Basiliek, uit de rijke bezittingennbsp;van boveugenoemden Joannes Patricius opgetrokken, ontvingnbsp;den naam van Maiua ter Sneeuw , welke later omdat zij denbsp;voornaamste Maria-kerk der wereld was, in dien van Marianbsp;Maggiore d. i. DE Groote is veranderd geworden.

De doorluchtige Romeinsche familie Patrizzi, van wier weldadigheid Rome thans nog zoovele blijken ontvangt, kan

-ocr page 176-

( 160 i

den hoogen Ouderdom van haar aanzienlijk geslacht tot aan den stichter van Maria Maggiore nawijzen.

De witte marmeren zuil op het voorplein, de eenig overgeblevene uit den ouden Gonstantijnschen tempel van het Forum, dient tot voetstuk aan een bronzen Mariabeeld. Hetnbsp;andere monument, aan den ingang van het plein werd innbsp;het jaar 1S9S door Paus Clemens VIII als eene gedachtenisnbsp;der bekeering van Hendrik IV opgerigt, ten einde tevensnbsp;den koningen tot waarschuwing en aanmaning te strekken,nbsp;om de leer der Kerk trouw te blijven, en haren bloei metnbsp;woord en daad te bevorderen.

Hoezeer de voorgevel in schoonheid bij dien van St. Jan van Lateranen achterblijft, geven evenwel de twee portiekennbsp;boven elkander, de dubbele kolommenrij, waarvan de eenenbsp;Joniesch de andere Doriesch, de kroonlijst met diepe profielen,nbsp;de Attica met kolossale standbeelden, uit travertij n gehouwen,nbsp;de hooge, antieke kloktoi’en en de twee zware koepeldaken,nbsp;aan het geheel een sierlijk en trotsch aanzien. (*) Het bronzennbsp;standbeeld in de onderste voorhalle, zijnde Philips van Spanje,nbsp;in het kostuum vau den Romeinschen Imperator, werd doornbsp;de kerk dien vorst ter eere opgerigt, uit dankbaarheid voornbsp;het jaarlijksch geschenk van 4000 goudstukken.

De middenpoort binnengaande, ziet gij twee lange reeksen van zware Jonische kolommen, te zamen 42 in getal en dllennbsp;van wit marmer, voortloopende tot voorbij het hoogaltaar ennbsp;eindigende in de groote nis. Zij zijn de eenige overblijfselennbsp;van de oorspronkelijke 'bouwstoffen der kerk, en afkomstignbsp;uit den heidenschen tempel der godin Juno. De muurvakkennbsp;boven den architraaf worden door mozaïken ingenomen, die,

(1) Veel werd oiis van den indruk weggenomen; want over de balustrade waar de Paus eenmaal ’sjaars den zegen geeft, biug de roode militaire broek van een warennbsp;Sans-culot in de zon te droegen.

-ocr page 177-

in het jaar 434 vervaardigd, om haren hoogen ouderdom tot de zeldzaamste kunstwerken behooren. Boveu deze mozaïkennbsp;volgt eene rij van fresco’s, zoodat de geheele muur aannbsp;weerszijde met tafereeleii is bedekt.

Het kostbaar vergulde gewelf, in verdiepte velden gedeeld, herinnert niet slechts aan de ontdekking van America, maarnbsp;verkondigt tevens de vorstelijke mildheid van Ferdinand ennbsp;Isabella van Spanje. Daar het eerste schip , hetwelk Columbusnbsp;uit de Nieuwe Wereld naar Europa voerde en met eenenbsp;aanzienlijke goudwaarde bevracht was, den naam van Marianbsp;droeg, zond het Katholieke Spanje dien gouden schat naarnbsp;Rome, om er de voornaamste Maria-kerk mede te versieren.

Het hoogaltaar staat in den middenbeuk op zich zelf; vier Corinthische kolommen met gouden palmen omslingerd dragennbsp;het baldakijn, waarvan de vier groote engelen op de hoekennbsp;door den beroemden Bracci uit wit marmer zijn gebeiteld.nbsp;Behalve de vloer met blinkend en glad marmer ingelegd, denbsp;tribune met al hare fresco’s en bas-reliefs, verdient vooral denbsp;om zijne kunstwaarde zoo hoog geroemde triomfboog^ in 434nbsp;door Paus Sixtus Hl ten geschenke gegeven, eene bijzonderenbsp;aandacht. Dit monument geheel met mozaïkwerk bezet, dientnbsp;om de veroordeeling van Néstorius te vereeuwigen, die aannbsp;de H. Maagd haar kroon wilde ontnemen en het Goddelijknbsp;Moederschap betwisten.

Hoezeer de zijkapellen , elk in het bijzonder in pracht aan het geheel geevenredigd zijn, bekleedt echter die van de familienbsp;Borghese de eerste plaats. Zij is gebouwd in den vorm vannbsp;een Grieksch kruis, en met een koepeldak voorzien. Nergensnbsp;ziet men eene plek, die niet met meesterstukken van kunstnbsp;is ingenomen of met de zeldzaamste marmersoorten bedekt.nbsp;Wij ontmoeten er beeldwerk van Bernini en schilderingennbsp;van het penseel van Guido Reni. De gegroefde kolommennbsp;aan het altaar der H. Maagd zijn van Oostersch jaspis met

-ocr page 178-

{ '168

verschillend gekleurde aderen en inlegsels van verguld koper; de kroonlijst, gedeeltelijk met agaatsteen bedekt, dient totnbsp;voetstuk aan vijf bronzen vergulde engelen. De gansche koepelnbsp;en al de booggewelven tusschen de pilaren zijn met fresco’snbsp;van verschillende meesters bedekt. Wie zal de verbazendenbsp;rijkdom der familie Borghese schatten, die zulk eene kapelnbsp;als bijzonder eigendom bezit. En toch hadde de kapel geenenbsp;andere kostbaarheden dan de, zoo even vermelde, de reizigersnbsp;zouden zich over haar niet zoo zeer bekommeren, daar zijnbsp;iets dergelijks op honderd andere plaatsen der stad ontmoeten. De schilderij boven het Maria-altaar trekt hen herwaarts;nbsp;want zij bevat eene afbeelding van de H. Maagd, door dennbsp;H. Evangelist Lucas vervaardigd, en geheel omzet met diamanten en andere edelsteenen. Sedert de eerste eeuwen werdnbsp;dit beeld zoo algemeen vereerd, dat in het jaar 596, toennbsp;een vreeselijke pest de treurigste verwoestingen aanrigtte, denbsp;II. Paus Gregorius het als middel bezigde, om in dien uitersten nood Gods barmhartigheid in te roepen. Op paaschdagnbsp;begaf hij zich, van de geestelijkheid en het volk omringd,nbsp;naar de Maria Maggiore, en nam de afbeelding in zijne handen , om haar naar de S. Pieter over te voeren. Doch aannbsp;het kasteel S. Angelo gekomen, hoorde het volk een stemnbsp;uit den Hemel, roepende: Regina Caeli laetare. Alleluja!nbsp;Qiiia, quem meruistiportare, AllelujaResurrexit sicut dixit,nbsp;Alleluja! d. i. Koningin des Hemels, verblijd u, Alleluja!nbsp;Want dien gij verdiend hebt te dragen. Alleluja! Is verrezennbsp;gelijk Hij gezegd heeftAlleluja! Aanstonds op redding vertrouwende , en doordrongen van eene teedere liefde jegensnbsp;de H. Maagd, beantwoordde het volk die hemelsche stem, ennbsp;liet er op volgen: Oui pro nobis Deum, AUleluja! d. i. Ridnbsp;God voor ons, A lleluja! en op datzelfde oogenblik hield doornbsp;de gansche stad de pest op.

Doch de Basiliek bezit nog eerbiedwaardiger relieken. De

-ocr page 179-

( 169 )

Kribbe, waarin het Goddelijk Kind in de stal van Bethlehem nederlag, het stroo waarop Hij rustte, de doeken waarmedenbsp;de H. Maagd Hem bedekte, worden onder het gouden gewelfnbsp;bewaard, en trekken op Kersnacht niet slechts de stedelingen , maar ook de omwonende herders naar den Esquilino,nbsp;om het geheim der Geboorte met zooveel kinderlijken eenvoudnbsp;en liefde te vieren, dat men te vergeefs bij andere volkennbsp;iets dergelijks zoeken zal. Vier weken te voren vangen innbsp;Rome de toebereidselen voor het feest aan; en op den eersten Zondag van den Advent staan de bergbewoners dernbsp;Abruzzen met hunne doedelzakken en dwarsfluiten reeds tenbsp;spelen voor de beelden van O. L. Vrouw op de pleinen, voornbsp;de huizen en in de winkels. Gansch Rome weêrgalmt vannbsp;het gezang der Piferari; want zoo wmrden zij naar een hunnernbsp;instrumenten genoemd. Een schoon hooggekleurd vest valtnbsp;meer dan anders in het oog, daar de korte ruige mantel,nbsp;dien zij met artistische zorgeloosheid hebben oingeslagen,nbsp;niet verder dan tot de schouders reikt. Onder hunne zwartenbsp;breedgerande hoeden, die in eene stompe punt uitloopen ennbsp;met nieuw'e linten omwonden zijn, hangen dikke en langenbsp;haarlokken tot op den mantel. De sandalen weten zij metnbsp;kleurige banden, die kruislings tot aan de kniën gaan, opnbsp;smaakvolle wijze vast te hechten. Schoon is het om te zien,nbsp;hoe die afstammelingen der oude Pelasgers, met hunne mannelijke en krachtige houding, hun door de zon verbrand ge‘nbsp;laat en zwaren baard, den hoed onder den arm stekende,nbsp;voor een heilig beeld nederknielen, om een lied te zingennbsp;vol dankbaarheid voor de Verlossing, vol teedere liefde ennbsp;verheffiing. Hun overoude Pastoraal, den Romeinen bekend,nbsp;luidt aldus ;

Gij daalt van de sterren neder, o Koning des Hemels! en komt in een spelonk , verkleumd van-koude. Goddelijk Kind, iknbsp;zie uwe leden rillen. O ! wat kost het ü veel, mij te beminnen.

-ocr page 180-

Gij, die de Schepper van alles zijt, hebt noch kleedereu noch vuur. Uwe koude doet mij branden, en uwe armoedenbsp;ontvlamt mij; want zoo Gij arm zijt geworden, het was uitnbsp;liefde tot mij.

Gij daalt af uit den schoot uws Vaders, om op een weinig stroo te lijden. Teedere genegenheid van uw hart! Wat graad van vernedering! Voor wie zooveel smarten ?nbsp;Immers voor mij.

Zoo Gij wildet lijden, kondet Gij ten minste uwe tranen en zuchten sparen. Maar neen ! ik begrijp ü, minnaar vannbsp;mijne ziel; Gij weent uit liefde, niet uit smart.

Gij slaapt, heilig Kind, maar uw hart waakt. Waaraan denkt het toch, zeg het mij, schoon en zuiver lam ? —nbsp;O liefde! Ik hoor ü zeggen; aan het sterven voor u.

Sterven voor mij! O God! wien zou ik nog buiten ü beminnen? Maria, mijne hoop! Verstoot mij niet, zoo iknbsp;uw dierbaar Kind weinig bemin ; stel mv hart in de plaatsnbsp;van het mijne, en bemin Hem ook voor mij. Amen.

Is de Kersnacht daar, dan levert de Maria Maggiore het bewijs hoe het godsdienstig hart der Romeinen zich hechtnbsp;aan oude oorspronkelijke gebruiken. Sabijnsche landliedennbsp;stellen de herders van Bethlehem voor, en liggen in denbsp;zijbeuken te slapen. Als de groote klok der St. Pieter hetnbsp;uur van middernacht aankondigt, spoeden zich eenige iif hetnbsp;wit gekleede knapen, om, even als de Engelen op de veldennbsp;van Bethlehem deden, de herders te wekken , en met vreugdenbsp;de Geboorte des Verlossers aan te kondigen. De landliedennbsp;ontwaken, brengen eerbied en hulde aan de H. Kribbe, ennbsp;dragen onder het zingen van een heerlijk lied de kostbarenbsp;relikwie naar het Hoogaltaar, waar de plegtige nachtmisnbsp;wordt opgedragen.

Het was vooral om de Kribbe van Bethlehem, dat zoovele heiligen de Maria Maggiore tot bedeplaats uitkozen. De

-ocr page 181-

( i'-l )

H. Ilenricus heeft er meermalen met de keizerin S. Kuuegonde eenen ganschen nacht in gebed en overweging doorgebragt;nbsp;een voorbeeld, later door den H. Carolus Borromeus nagevolgd.

Louis Veuillot beschouwt deze Basiliek als de kerk zijner dierbaarste herinneringen, wijl hij er op vier en twintignbsp;jarigen leeftijd zijne eerste H. Communie vierde.

Gewaag ik nu nog een woord van het afgodiesch heidendom, het is om de glorie' der Moedermaagd des te schittender te doennbsp;uitkomen.

De Esquilijnsche heuvel droeg vroeger op zijne kruin den tempel der godin Juno. Juno was in de Romeinsche eere-dienst de Koningin des hemels; zij werd in die hooge waardigheid met Jupiter Rex op gelijke wijze vereerd, en voerde dennbsp;titel van Regina. God zelf heeft ter beschaming van het heidendom en ter verheerlijking zijner H. Moeder, diezelfde plaatsnbsp;aangewezen voor den tempel van de ware Koningin des Hemels.

Digt bij den Oostelijken muur van Rome ligt de St. Jan Van Lateuanen , de moeder en het hoofd aller Kerken,nbsp;beroemd om haren stichter, hare oude doopkapel en hetnbsp;aangrenzend paleis, hetwelk gedurende tien eeuwen dennbsp;Pausen tot woning ver.strekte, en waarin vele Conciliënnbsp;¦«mrden gehouden.

Keizer Constantijn legerde zich in het jaar 312 met slechts veertig .duizend man aan de Ponte Molle, alwaar Maxentiusnbsp;met eene ontzaggelijke krijgsmagt van 160,000 soldaten tegenover hem stond. Op den vooravond van den beslissendennbsp;veldslag zag Constantijn een kruis' in de lucht met hetnbsp;omschrift: In hoe signo vinces: Door dit teeken zult gij over-

-ocr page 182-

( I'S )

winnen. Hij sloeg zijnen veel magtiger vijand op de vlugt, en de poorten van Rome gingen open, om voor het eerstnbsp;in het openbaar den zegetogt des Kruises te vieren. Mennbsp;rigtte eenen prachtigen triomfboog op, riep daartoe allenbsp;kunstenaars te zamen, en beroofde zelfs den boog van Trajanusnbsp;van zijne bas-reliefs, ten einde ze op het eereteeken van dennbsp;overwinnaar vast te hechten. Het opschrift, door de Senatoren gekozen, luidde : Aan den Bevrijder der Stad, den Stichternbsp;des Vredes. Die heidensche mannen waren profeten zondernbsp;dat zij het zelf wisten. Eerst later konden zij de waarheidnbsp;hunner voorspelling ten volle inzien ; toen namelijk Constantijnnbsp;den gebannen Paus naar Rome riep, eene kostbare Doopkapelnbsp;liet bouwen, en op feestelijke wijze zijne intrede in de warenbsp;Kerk vierde. Constantijn was in waarheid de Stichter desnbsp;Vredes, daar hij met keizerlijke magt de Kerk beschermdenbsp;en uitbreidde, wier eerste groet is: Vrede op aarde dennbsp;menschen van goeden wil.

Zijne mildheid kende geene grenzen. Naast de Doopkapel liet hij de Rasiliek van St. Jan van Lateranen bouwen, ennbsp;beschonk haar zoo rijkelijk met allerlei schatten, dat zij metnbsp;regt den naam van Gouden Basiliek verkreeg. De voorgevel,nbsp;naar het Oosten gekeerd, prijkte met eene Parisch marmerennbsp;portiek, welke in haar gewelf den Verlosser der Wereld innbsp;mozaïk vertoonde.

Do Moeder der Kerken stond altijd open en had geene deuren. Die er troost in ellende, verheffing in gebed zocht,nbsp;schoof den ligten voorhang van een der vijf poorten weg,nbsp;en stond in het heiligdom, omringd van meer dan tachtignbsp;kolommen, allen van groen marmer en behangen met honderd en tien zilveren lampen. Het hoogaltaar, door Pausnbsp;Sylvester uit de Catacomben overgebragt, hetzelfde waaraannbsp;de H. Petrus het H. Misoffer had opgedragen, werd met eennbsp;kostbaar baldakyn bekroond, en omringd van vier engelen,

-ocr page 183-

( 173 )

de twaalf Apostelen en Jesus in hun midden, op eenen troon gezeten. Beelden en baldakyn waren van louter zilver. Uitnbsp;het fijnsche goud had men het Tabernakel vervaardigd, ennbsp;de lampen, die er brandden, verteerden niet dan kostbarenbsp;nardus-olie. Vóór het Hoogaltaar stond het kanunniken-koornbsp;met omheining en stallen van Pariesch marmer; het liep uitnbsp;in de groote apsis, de zetelplaats des pausen. Van den trapnbsp;die naar den troon voerde is de onderste trede ongeschondennbsp;bewaard; de vier afbeeldingen waarmede zij is ingelegd,nbsp;een slang, een basiliscus, een leeuw en een draak, herinneren aan de woorden van den Profeet: Over de slang ennbsp;den basiliscus zult gij gaan, en den leeuw en den draak vertreden. De muren eindelijk waren met schilderingen bezet,nbsp;waarvan het overschoon en verheven beeld des Verlossersnbsp;nog in de tribune zigtbaar is. Om ons een denkbeeld tenbsp;vormen van de schatten, waarmede de kerk reeds van dennbsp;aanvang haars bestaans af door Constantijn alleen begiftigdnbsp;werd, dienen wij de overoude kronijk, onder den naam vannbsp;Liber Pontilicalis bekend, ter hand te nemen. tConstantinusnbsp;Augustus, zoo lezen wij daar, bouwde de Lateraanschenbsp;Basiliek en beschonk haar te gelijk met edelsteenen, sieradennbsp;en gouden en zilveren vaten. Hij bekleedde het koor metnbsp;zuiver goud en dekte het bovenste gedeelte met geslagennbsp;zilver; in het midden plaatste hij het beeld des Zaligmakers,nbsp;zittende op eenen vijf voet Imogen zetel en 120 pond wegende ; insgelijks de twaalf Apostelen, ieder 90 pond zwaarnbsp;en met kroonen versierd; het geheel was van onvervalschtnbsp;zilver. In de apsis tegenover het presbyterium stelde hij eennbsp;tweede beeld van den Heiland, 160 pond zilver bevattendenbsp;en gezeten op eenen troon, door vier zilveren engelen om-ringd, die elk 105 pond wmgen en schitterende karbonkelsnbsp;in de oogen droegen ; een luchter {pharus) hangende in denbsp;tribune van het presbyterium (fastigium) met 50 gouden

8

-ocr page 184-

( 1^4 )

dolphijnen, 25 pond zwaar; 4 gouden kroonen, elk van 15 pond. Het gewelf der Basiliek was over de lengte en breedtenbsp;met 500 pond gouden platen belegd. Daarenboven schonknbsp;Constantijn 7 zilveren altaren, elk van 200 pond, 7 goudennbsp;en 13 zilveren patenen, 30 pond het stuk, 7 gouden Com-inunie-kelken {scyphos), ieder van 10 pond, één van metaalnbsp;in corallo en aan alle zijden met smaragden en in goudnbsp;gevatte hiacinten versierd, 20 pond en 3 oneen zwaar; 20nbsp;zilveren kelken, ieder van 15 pond’; 2 kannen van het fijnstenbsp;goud, elk van 50 pond, en twintig zilveren van 10 pond;nbsp;bovendien 40 kleinere gouden kelken. Voor het altaar stondnbsp;een tweede lucliter {(arum cantharum) met 80 dolphijnen ennbsp;aan goud 30 pond zwaar; een zilveren kandelaar van 50nbsp;pond met 120 dolphijnen; 40 andere zilveren lampen in hetnbsp;ruim der kerk '[{in gremio eccl.), 40 in de regter en 30 innbsp;de linker zijbeuk; 50 zilveren kandelaars in de middenbeuk,nbsp;elk 20 pond zwaar; 3 groote vaten van zilver, elk van 300nbsp;pond; 7 koperen kandelaars van dezelfde zwaarte en bestemdnbsp;voor de altaren : zij waren 10 voet hoog en met even zooveelnbsp;zilveren medaillons versierd, waarop de afbeeldingen dernbsp;pi’ofeten stonden.»

De gouden Basiliek, de eigenlijke Metropool van den Bisschep van Bome, stelde op bijzondere wijze de kerk ^ des Hemels voor; daarom luidden hare klokken immer op feeste-lijken toon. Het Agnus Dei in de H. Mis werd er nietnbsp;gesloten met het gebed: Dona nobis pacem. Geef ons den vrede ,nbsp;daar in den hemel eene eeuwige vreugde woont.

Bij den rijken schat der Basiliek voegde Constantijn nog dien der keizerlijke Doopkapel, waarin de basalten vont metnbsp;zilveren platen, te zamen 3000 pond zwaar, bedekt was.nbsp;Behalve 7 zilveren herten , die het doopwater in het grootenbsp;bekken wierpen, bevatte zij een lam van massief goud ennbsp;twee zilveren beelden, 5 voet hoog, het een den Zaligmaker,

-ocr page 185-

( 173 )

het ander den H. Joannes voorstellende. Een porphyren kolom droeg de zware gouden vaas, waarin op het Paasch-feest 200 ponden kostbare balsem en specerijen gebrandnbsp;werden.

Zoek al die kostbaarheden niet meer, noch in de Basiliek noch in de Doopkapel; de Barbaren hebben er zich vertoond,nbsp;en goud, zilver en edelsteenen medegevoerd.

Doch werd de kerk soms verlaten, van hare schatten beroofd , door aardbeving, brand en plundering geteisterd, braken de poorten der hel tegen haar los, zoodat de goudennbsp;Basiliek grootendeels in puin verkeerde, immer stond zijnbsp;weder op. Trotsch op haren hoogen oorsprong, verkondigtnbsp;zij nog in den voorgevel, dat zij de Moeder der kerken is,nbsp;en handhaaft hare oude glorie veeleer door haren naam,nbsp;hare waardigheid en geschiedenis, dan door al de schatten,nbsp;waarmede keizers en volken haar getooid hebben.

Vóór ik de menigmaal hernieuwde Basiliek binnenging, sloeg ik eenen blik op de verschillende monumenten, dienbsp;het kerkplein omringen; en daar eene brandende hitte mijnbsp;gebood de schaduw te zoeken, zette ik mij neder aan dennbsp;voet van den ouden obelisk, den grootsten van Rome, uitnbsp;het weelderig Thebe herkomstig. Aan mijne regter zijde lagnbsp;het oorspronkelijke Baptisterium of Doopkapel; het staat vannbsp;de kerk afgezonderd en', bewaart nog de doopvont des keizers.nbsp;Op zaturdag vóór Paschen worden er de Turksche, Joodschenbsp;en andere bekeerlingen op plegtige MÜjze gedoopt. Vóór mijnbsp;zag ik het Paleis van Lateranen , met de kerk verbonden;nbsp;het dankt zijnen naam aan Plautius Lateranus, die door Neronbsp;werd omgebragt. Aan de overzijde van het plein staat eennbsp;groot stuk muur, een overblijfsel van het Triclinium, hetwelk Leo III liet bouwen, om er Karei den Groote in tenbsp;ontvangen.

-ocr page 186-

1

( 176 )

Het moderne gebouw daarnaast bevat de Scala Sancta. Deze marmeren trap van acht en twintig treden stond vroeger in het Pretorium van Pilatus en werd door den Zaligmaker na zijne bloedige geeseling beklommen , toen Hij aan hetnbsp;volk zou worden voorgesteld. Uit eerbied voor het lijden desnbsp;Heeren moet ieder den trap kruipend beklimmen. Zelfs dennbsp;werklieden werd dit voorschrift gegeven, toen zij het heilignbsp;gedenkteeken opsloegen. Daarom begonnen zij, eerst met denbsp;bovenste, en eindigden met het leggen der onderste ‘trede.nbsp;Ter trouwe naleving dezer vrome instelling staat immer eennbsp;pauselijke wacht aan den ingang. Vier Engelschen blijkbaarnbsp;uit hun ver eiland gekomen , niet zoozeer om met ijdelenbsp;nieuwsgierigheid de heidensche overblijfselen op te sporen,nbsp;maar vooral om in het Christelijk Rome voedsel voor hunnbsp;geloof en hunne liefde te vinden, kropen op onder het stortennbsp;van vurige gebeden, en bleven op elke trede een oogenbliknbsp;in overweging neêrgebogen. De toevloed der geloovigen ,nbsp;begeerig om deze godvruchtige oefening te verrigten, isnbsp;altijd zoo groot geweest, dat de marmeren treden reedsnbsp;aanmerkelijk begonnen uit te slijten, en Clemens XII, eenenbsp;algeheele vernietiging vreezende, zich genoodzaakt zag zenbsp;met planken te beleggen, Avelke sedert dien tijd verscheidenenbsp;malen zijn hernieuwd geworden. De bovenste trede is ongedekt gelaten, en op eene andere wijst men u eene plek,nbsp;nog geteekend door het Bloed des Verlossers.

Aantrekkelijk is het. plein van Lateranen, hoezeer ook gelegen in eene eenzame wijk van het oude Rome, en omringd van ruïnen. Wij ontmoeten er Nero en Pilatus, Con-stantijn en Karei den Groote , het Pretorium van Jerusalemnbsp;en het Paleis van den Opperpriester der Kerk.

De Basiliek zelve heeft eenen trotschen en rijzigen voorgevel , na dien der St. Pieter de schoonste in Rome. Zware

-ocr page 187-

( 1“^ )

pijlers loepen van den grond tot aan de hooge kroonlijst, waarboven nog eene balustrade en tien reusachtige standbeelden uitsteken; zij vormen de vijf poorten der portiek ennbsp;even zoovele balcons daarboven.

Een bronzen deur, naar men zegt afkomstig van de Kei-densche liasüica Emiliana, voert in het middenschip, dat eene lengte van 384 en eene breedte van 54 voet beslaat.nbsp;Tusschen de arkaden staan de beroemde marmeren standbeelden der Apostelen, door de grootste meesters uit dennbsp;tijd van Clemens XI vervaardigd. Het behoeft niet gezegdnbsp;dat de hoofdkerk van den Bisschep van Rome, hoezeer ooknbsp;het grootste gedeelte harer bezittingen geroofd werden, nog.nbsp;door den luister dien zij ten toon spreidt, haren hoogen titelnbsp;handhaaft. Men bezoeke slechts de kapellen der Prinsennbsp;Torlonia en Corsini, met al haar beeldwerk en hare prachtigenbsp;marmers, het tabernakel der Sacramentskapel, schitterendnbsp;van edelgesteente. Onder de zeldzaamste marmersoorten, uitnbsp;Oostersche en Afrikaansche groeven opgedolven, ontmoet mennbsp;in het dwarsschip twee 27 voet hooge kolommen van antieknbsp;geel, de schoonste der wereld. Zoodanige verscheidenheidnbsp;van kunstgewrochten, zooveel prachts hier bijeen, maaktnbsp;het ons zeer moeijelijk, om, ter vermijding van wijdloopig-heid, eene karakteriserende keuze te doen.

In het midden van het transept- staat het Hoogaltaar, hetzelfde, waaraan de H. Petrus het onbloedig Offer heeft opgedragen. In het baldakijn worden, behalve de Staf vannbsp;Aiiron, de hoofden van de II. Petrus en Paulus bewaard.nbsp;Aan dit altaar en onder de oogen der Apostelen hebben innbsp;Rome de priesterwijdingen plaats.

Overigens bezitten kerk en klooster eenen hoogst zeldzamen schat van heilige overblijfselen. De tafel waaraan Jesus innbsp;de Opperzaal te Jerusalem het H. Sacrament des Altaarsnbsp;instelde. Het schijnt dat de tand des tijds haar als getuige-

-ocr page 188-

( 178 )

nis der goddelijke liefde heeft gespaard en geëerbiedigd, zoo gaaf zoo ongeschonden is zij na alle eeuwen gebleven.

Zoodra gij de binnenplaats van het klooster opgaat, ontmoet gij eerst eenen grooten steen van rood graniet, waarop de soldaten onder het Kruis hun akelig spel dreven en hetnbsp;lot wierpen over het kleed des Zaligmakers. Een paar stappennbsp;verder staan twee halve kolommen tegen den muur, met hetnbsp;opschrift: Petrae scissae sunt; De steenrotsen scheurden.nbsp;Deze kolom is herkomstig uit den tempel van Jerusalem, ennbsp;scheurde bij den dood des Verlossers over hare geheelenbsp;lengte midden door. Daarnaast bevindt zich eene marmerennbsp;plaat, rustende op twee pilaren, de juiste lengte des Zaligmakers aangevende. Eindelijk een marmeren altaar, waardoor de H. Hostie op wonderbare wijze is heengedrongen.nbsp;Midden op deze plaats ligt de put van het klooster; denbsp;steenen rand is dezelfde, waarop de Zaligmaker zich nederzette, toen Hij de Cananesche vrouw wachtte.

Toen wij de Basiliek wederom binnengingen, om haar aan de zijde van het dwarsschip te verlaten, bemerkten wij,nbsp;hoog in het gewelf, het oude vaandel van Jan Sobiesky,nbsp;die in den Slag van Weenen de overwinning op het Islamis-mus bevocht, en dit vaandel als zegeteeken naar Rome zond.

Eene bijzonderheid aan het altaar van Petrus had vooral mijne aandacht getrokken-, en mijne nieuwsgierigheid opgewekt. Op het fraaije hek, waarmede het omsloten is, stondnbsp;het wapenbord van Frankrijk. Mij herinnerende dat de vorsten van dat rijk kanunniken zijn van St. Jan van Lateranen,nbsp;vroeg ik den kloosterbroeder, die ons rondleidde, hoe hetnbsp;thans met dat voorregt gesteld was, en of de Franschenbsp;gezant nog immer bij het koor der kanunniken verscheen.nbsp;Doch een schouder-ophalen was het antwoord. En toen iknbsp;voor de tweede maal te vergeefs dezelfde vraag had voorgesteld, scheen hij een weinig ontevreden, en deed als of hij

-ocr page 189-

mij niet begreep; zoodat ik genoodzaakt werd een verder onderzoek op te geven.

De keizer echter heeft meermalen getoond, hoe hoog hij dien voornoemden titel schat, en met regt. Immers, het isnbsp;eene schoone gedachte, dat in de Basiliek van den Ghriste-lijken Gonstantijn, den Stichter des Vredes, eene eereplaatsnbsp;wordt ingeruimd aan een anderen Ghristelijken keizer, die zichnbsp;evenzeer een Vredestichter noemt en tot leus voert; l'Empirenbsp;c'est la j)aix. Ik weet het, niet weinigen worden er gevonden, die den Franschen monarch liever met Gesar Augustusnbsp;willen vergeleken zien. Want, zoo zeggen zij, ook deze wasnbsp;een stichter van vrede; doch op hetzelfde oogenblik waaropnbsp;hij den Janus-tempel sloot, trok hij zijne troepen te zamen, ennbsp;stelde, tot persoonlijke veiligheid, eene sterke lijfwacht aan.nbsp;Het hooge Staatsbestuur reeds in handen hebbende, liet hij,nbsp;vol eerbied voor zijn volk, alle oude instellingen bestaan;nbsp;doch senaat, consuls , praetors , aedilen , volkstribunen, allennbsp;waren van hunne magt beroofd, en de Gesar, hoezeer hijnbsp;zich ook als republikeinsch vorst voordeed, bleef factieschnbsp;een despoot. Velen gaan nog verder in de doorzetting dezernbsp;vergelijking; het is hunne aandacht niet ontgaan, dat denbsp;monarch zich zoo gaarne Gesar hoort noemen, en op denbsp;nieuwe munt van het rijk zijn hoofd alreeds met eenennbsp;lauwerkrans gesierd is. Tegen dezulken valt niet te pleiten,nbsp;zij geven in den strijd toch nimmer kamp, ook al maaktnbsp;men de bemerking, dat niet slechts Gesar, maar ook Ghar-lemagne den keizer welluidend in de ooren klinkt, en hijnbsp;inderdaad reeds meermalen als een nieuwe Karei de Grootenbsp;is begroet geworden.

Toen Gonstantijn de heerschappij der wereld had gewon-

-ocr page 190-

( 180 )

nen, en vooral in Rome door veelvuldige schenkingen zijn levendig geloof openbaarde, vestigde zijne vrome moedernbsp;Helena de oogen op het Heilige Land. De hooge ouderdomnbsp;van tachtig jaren, en de gevaren eener verre en moeijelijkenbsp;reis , zoowel te land als te zee, konden haar niet afschrikken,nbsp;om eenen pelgrimstogt naar die gewijde oorden te ondernemen.nbsp;Inzonderheid mogt Jerusalem zich in hare komst verheugen,nbsp;en de weldaden harer keizerlijke weldadigheid ondervinden.nbsp;Al aanstonds gaf zij last den tempel der afschuwelijke godinnbsp;Venus, door Adrianus op den Calvarieberg opgerigt, omvernbsp;te werpen. Het is bekend hoe men, de grondslagen omhalende , eenige lijdenswerktuigen en drie kruisen in den grondnbsp;ontdekte, en dat het God behaagde door een wonder tenbsp;openbaren , welk der drie door het lijden en den dood desnbsp;Ileei'en was geheiligd. Helena verdeelde het ware Kruis innbsp;drie stukken; het eerste liet zij in Jerusalem achter, hetnbsp;tweede werd naar Constantinopel gezonden, en voor hetnbsp;derde liet zij in Rome een afzonderlijk heiligdom bouwen.nbsp;Dit is de oorsprong der Basilica di St. Cuoce i.n Gerüsalemme :nbsp;Basiliek van het H. 'Kuüis in Jerusale.v. Zij beslaat niet slechtsnbsp;de plaats der Ilorti Variant, bezoedeld door de gruw'elen vannbsp;Heliogabalus, maar ook den grond van het paleis, waarinnbsp;Alexander Severus woonde, en hetwelk later aan Helena totnbsp;verblijf verstrekte. In haar eigen huis derhalve liet zijUietnbsp;heiligdom bouwen, hierdoor haren zoon navolgende, dienbsp;eveneens zijn paleis in eenen tempel had herschapen. Dochnbsp;hierbij werd hare godsvrucht niet beperkt; zij wilde hetnbsp;teeken der Verlossing niet scheiden van den grond, waarinnbsp;het had gestaan en waarin het bloed des Heeren was afgevloeid. Daarom liet zij op de kruin van Calvarië aardenbsp;uitdelven, ten einde er de grondslagen der voor het Kruisnbsp;bestemde kapel mede te bedekken. Thans ligt zij onder dennbsp;grond, en een trap aan de zijde der tribune leidt’er heen.

-ocr page 191-

Hoezeer men ter bewaring van het H. Kruis een veiliger plaats heeft uitgekozen, is de aarde in de kapel onaangeroerd gebleven , en bewondert men nog de anti eke fresco’s en mozaïkennbsp;aan welfsel en wanden. Aan het altaar mogen slechts de Pausnbsp;en de Kardinaal-titularis der Basiliek de H. Mis opdragen.

Een derde, hoogst belangrijke relikwie werd door Helena aan S. Croce in Gerusalemme geschonken: het opschrift desnbsp;Krüises. Doch dit kostbaar overblijfsel van ’s Heeren lijdennbsp;was verloren geraakt, zonder dat iemand wist of vermoedennbsp;kon waar het gebleven was, of wie het bad verborgen. Mennbsp;vreesde met regt, dat het, misschien in eene zilveren ofnbsp;gouden kas gesloten, door de hebzuchtige barbaren zounbsp;geroofd en voor altijd aan den eerbied der Christenen zounbsp;onttrokken zijn. Doch op den 1“ Februarij van het jaar 1492nbsp;mogt Rome het hervinden van dit lang verloren kleinoodnbsp;luisterrijk vieren. Toen namelijk op last van Kardinaal Mendoza eenige werklieden bezig waren met het herstellen vannbsp;den triomfboog, ontdekten zij onverwacht eene marmerennbsp;plaat, achter eene laag kalk verborgen en stevig in dennbsp;muur vastgemetseld. Den steen er uitnemende, lazen zij opnbsp;de binnenzijde: Titiilus Criicis, Titel van het Kruis. Diepernbsp;in den muur stond een looden kistje met drie zegels voorzien , en waarop met duidelijke letters gegriffeld stond:nbsp;Ecce Lignum Crucis, Zie het Hout des Kruises. Het werdnbsp;geopend en bevatte eene vermolmde houten plank, ruim éénnbsp;voet lang en negen duim breed. Niet slecht^ de grootenbsp;letters, maar zelfs de roode kleur waarmede zij overstrekennbsp;waren, liet zich nog zeer duidelijk onderscheiden.

Van het driedubbele opschrift heeft het Hebreeuwsch slechts weinige sporen behouden.

Naar Joodsche schrijfwijze leest men het Grieksch en Latijn van de regter naar de linker hand, welligt omdat de makernbsp;een Hebreër was, of, wut anderen even waarschijnlijk voor-

8.

-ocr page 192-

{ 182 )

komt, opdat de Joden, in die talen niet genoeg bedreven, ze gemakkelijker zouden lezen, zoo men hunne eigenaardigenbsp;schrijfwijze bleef behouden. De ongelijke grootte der verschillende letters en het op- en nedergaan der regels verraadtnbsp;den ruwen werkman; welligt moest het in groote overijlingnbsp;worden vervaardigd, daar de dood des Verlossers geen uitstelnbsp;mogt lijden, en na het uitspreken van het vonnis de kruisiging onmiddelijk voltrokken werd.

Naar mijne gissing zal er ongeveer een derde deel aan de plank ontbreken. Jesus van Nazareth Konixg — deze lettersnbsp;zijn behouden; doch het vervolg: der Joden — ontbreekt geheelnbsp;en al. Hoe treffend! De naam der Joden is van het opschriftnbsp;weggevallen! Het bevoorregt Israël verloor zijnen Koning opnbsp;hetzelfde oogenblik, waarop het spottend Hem erkende ennbsp;aankondigde; en voortaan hebben niet alleen zij, maar allennbsp;en inzonderheid de Christenen Hem tot Koning ontvangen,nbsp;terwijl door de overwinning van het Kruis dat verhevennbsp;koningschap alom is bevestigd.

De toegang tot de kapel der relieken ligt binnen het klooster en wordt slechts ontsloten voor diegenen, welke daartoe eenenbsp;schriftelijke vergunning van een der Kardinalen hebben bekomen.

De kloosterbroeder toonde groeten eerbied. Na eenige waskaarsen te hebben ontstoken, opende hij de kostbare kasnbsp;en stelde de relikwiën uit. Toen bad hij aan het altaar eennbsp;voorgeschreven gebed, en liet ons vervolgens de heiligenbsp;overblijfselen vereeren. 'Twee lange doornen van de doorne-kroon, waarop men nog zeer llaauwe trekken van het Goddelijk Bloed meent te ontdekken, één der nagelen van hetnbsp;H. Kruis, bijna heel de dwarsbalk van dat des goedennbsp;moordenaars en een gedeelte van den sluijer der Moeder Godsnbsp;verheffen deze kapel tot een der belangrijkste heiligdopimennbsp;van Rome.

-ocr page 193-

( 183 )

Hoezeer de S. Croce in Gerusalemme in kunstschatten bij de boven vermelde Basilieken niet kan worden vergeleken,nbsp;schenken evenwel de middenbeuk, door acht dikke zuilennbsp;van Egyptiesch graniet gevormd, de tribune met hare fresco-tafereelen van Pinturicchio, de opgraving van het H. Kruisnbsp;voorstellende, alsmede het groote gewelf, rijk aan veelkleurignbsp;schilderwerk van Giaquinto, haar een trotsch en prachtignbsp;aanzien. Overschoon is daarenboven het koraal-marmer ennbsp;de antieke basalten urn van het hoogaltaar.

Onverwacht door den Prior uitgenoodigd, bezigtigden wij het klooster, de overblijfselen der Horti Variani en het Am-phitheatrum Castrense. Vertrekkende, waren wij in hetnbsp;bezit van al de afbeeldingen der relikwiën en een naauw-keurig namaaksel van den nagel des Kruises.

Buiten de muren van Rome werd omstreeks het jaar 330 door Constantijn eene Basiliek gebouwd op het graf van dennbsp;H. Laurentiiis , aan wien later nog zes andere kerken binnennbsp;de stad werden toegewijd, In de S. Lorenzo-in-Lucinanbsp;bewaart men het rooster, terwijl in de S. Lorenzo-in-Panis-perna, alwaar de martelaar den dood onderging, de vuurovennbsp;nog aanwezig is.

Gyriaca, eene aanzienlijke weduwe, in wier huis de H. Laurentius op den dag vóór zijne marteling nog brood aannbsp;de armen uitreikte (’), bezat daarenboven een landgoednbsp;buiten de stad. Daar ontving zij de overblijfselen van dennbsp;heilige, en begroef ze in een krypta. Kort daarop zelf denbsp;kroon der martelie gewonnen hebbende, werd zij in hetzelfdenbsp;graf bijgezet. De pelgrims kwamen al aanstonds in zoo

(1) Op den berg Caelius, waar thans de S. Maria-in-Dominica ligt.

-ocr page 194-

( j84 )

grooten getale derwaarts, dat, gelijk Priidentius zegt, de wijde ingang {ampla faiice) de menigte niet kon verzwelgen.

Pins IX laat aan de eerbiedwaardige Basiliek veel te koste leggen. Zij werd van binnen geheel gerestaureerd en stondnbsp;van voren tot achter zoo vol met steigers, dat wij er nietnbsp;zonder gevaar intraden. Onze moed werd evenwel niet beloond. De 22 Jonische kolommen van graniet, de Bj^zantijn-sche muurschilderingen, de keurig ingelegde bodem vannbsp;porphyr en serpentin {Opus Alcxandrinum), de beide ambo’s ,nbsp;de 12 gegroefde Corinthische kolommen der tribune, altaarnbsp;en tabernakel, bisschopsstoel en koorbanken, — alles wasnbsp;met planken en paalwerk bedekt. Waar het getimmerde eennbsp;vrij doorzigt gaf, ontmoetten wij niet anders dan grovenbsp;kleeden, ter bescherming der muurschilderingen opgehangen;nbsp;zoodat wij ons moesten vergenoegen, in ons reisboek denbsp;beschrijving der Basiliek te lezen.

Des te meer tijd besteedden wij op het aangrenzend kerkhof, de groote algemeene begraafplaats der stad. De veertien Statiën van den Kruisweg, die de graven omringen, zijn opnbsp;last van Pius IX aldaar opgerigt, opdat de geloovigen, bijnbsp;de overweging van het Lijden, Gods barmhartigheid over denbsp;afgestorvenen, die er rusten, op krachtdadige wijze zoudennbsp;inroepen.

De aanleg moge kostbaar wezen, het eerste gedeelte evenwel kan, mijns bescheiden bedunkens, op geene schoonheid aanspraak maken; de vierkante marmeren deksels op denbsp;graven, zeer regelmatig op rij gelegd, maken het aanziennbsp;eentoonig en doodsch. Geheel anders vertoont zich de tweedenbsp;afdeeling , met boomen en prachtige lijkgesteenten bezet.

Het is opmerkelijk dat over het algemeen de monumenten onzer begraafplaatsen zoo geheel verschillend zijn van die dernbsp;Katholieke, Zuidelijke landen. Zelden ziet men daartreiirwil-ligen of ander geboomte met afhangende takken; geene

-ocr page 195-

( ]8o )

gevleugelde zandloopers, uilen, omgekeerde toortsen, urnen, geknakte boomstammen of andere heidensche voorstellingen;nbsp;zelfs geene huilende engeltjes, geraamten of doodshoofden;nbsp;die teekenen herinneren slechts aan geleden verlies en aannbsp;de droefheid der nablijvende bloedverwanten en vrienden,nbsp;zonder tevens de blijdschap der hoop op een beter leven uitnbsp;te drukken. Daarentegen zijn er de kerkhoven veelal metnbsp;hooge cypressen omzet, en alles wijst er heen op de Veri’ij-zenis des Vleesches en het Rijk der Hemelen, hetwelk dennbsp;afgestorvenen hiernamaals wacht. Op de pronkgraven is denbsp;palmtak niet vergeten; bijna overal ontmoet men kunstigenbsp;fresco’s of ander schilderwerk: 's Heeren Verrijzenis of denbsp;opwekking van Lazarus of andere dergelijke tafereelen, aannbsp;de H. Schrift ontleend.

De rijen hoog opstrevende populieren, op vele oude kerkhoven in ons vaderland overgebleven, herinneren mij immer aan de veel statiger cj^pressen , die in het Zuiden niet slechtsnbsp;tot grenslinie verstrekken, maar ook hier en daar op denbsp;bijzondere graven oprijzen.

Het merkwaardige op het kerkhof van St. Laurentius gaf ons eene hoezeer geringe vergoeding voor de geheel onverwachte teleurstelling, die wij in de Basiliek hadden ondervonden.

-ocr page 196-

VIII.

VLAAMSCHE STICHTINGEN.

lu de nabijheid der Piazza Navona ontmoeten wij de rijke stiehting dell’ Anima, welker oorsprong tot de A'eertiendenbsp;eeuw opklimt, en uitsluitend aan de milde weldadigheid onzernbsp;Katholieke voorouders moet worden dank geweten.

Omstreeks het jaar 1400 schonken Vlaamsche echtelingen van Dordrecht, met namen Joannes en Cathab/na de Pethonbsp;(van den Steen) , tot vrome doeleinden, drie huizen ter plaatsenbsp;waar thans de Maria dell’ Anima staat. (‘) Het middelste werdnbsp;in eene kerk veranderd, de beide andere tot herberging wannbsp;Duitsche en Vlaamsche pelgrims ingerigt. Onder welken titelnbsp;de Duitschers zich zoo spoedig met de oorspronkelijke stichtersnbsp;niet slechts aansloten nmar zelfs op gelijke lijn plaatsten isnbsp;ons onbekend, doch kan uit de talrijke nog voorhandennbsp;archieven welligt duidelijk worden nagewezen. De giften,nbsp;volgens Vasi reeds in het begin der vijftiende eeuw doornbsp;Duitschers aan de Anima geschonken, moeten al zeer beduidend geweest zijn, zoo zij hun een gelijke aanspraak met

^1) lUtratto di Roma al Card. Antonio Barberiuo, a 1638 p. 259.

-ocr page 197-

( 187 )

de oorspronkelijke grondleggers verzekerd hebben. Hoe het zij; toen men later de kerk vergrootte door er de beidenbsp;huizen bij aan te trekken, en haar een uiterlijk aanziennbsp;schonk, waardoor zij onder de toenmalige nieuwe kerkennbsp;der stad eene eerste plaats bekleedde, — toen zeker kwamennbsp;de Duitschers met regt in aanmerking, wijl zij door veeljarigenbsp;en aanzienlijke schenkingen den herbouw hadden mogelijknbsp;gemaakt. Op den 28 November van het jaar 1510 had denbsp;feestelijke inwijding plaats. Of evenwel het opschrift bovennbsp;den hoofdingang, waarin de eer van dezen herbouw uitsluitend aan de Duitsche natie wordt toegekend, zonder eenigenbsp;vermelding hoegenaamd van de Vlamingen, ten volle tenbsp;beamen is, mogen wij wel betwijfelen.

Voor Paus Adrianus VI van Utrecht, een der voornaamste weldoeners der Anima, heeft men een praalgraf ter regternbsp;zijde van het hoofdaltaar opgerigt; aan de andere zijde ziel,nbsp;men dat van den Graaf van Kleef, hetwelk door den Vlamingernbsp;Gillis de Riviere is gebeiteld. Vervolgens het ruim der Kerknbsp;intredende, ontmoet men aan de beide eerste kolommen tweenbsp;andere pronkgraven; in het eerste rust het stoffelijk overblijfsel van V. Eynde, een Antwerpenaar, in het andere ,nbsp;dat van Adriaan (Uryburg?) uit Alkmaar. Deze kunststukkennbsp;zijn door Fiammingo vervaardigd.

lu de eerste kapel ter linkerzijde bezit Lucas Holstein eene fraaije graftombe. In de tweede heeft Michiel Coxis schoonenbsp;fresco-tafereelen uit het leven van de II. Barbara geschilderd;nbsp;die der volgende kapel zijn van Jean Miel uit Antwerpen.nbsp;Ook het kostbaar monument van Kardinaal Andreas vannbsp;Oostenrijk, naast den grooten ingang, is een kunstgewrochtnbsp;van den \laamschen beeldhouwer Gillis de Riviere.

Na den herbouw vinden wij van het aangrenzend Hospitium , als alleen voor Nederdidtschers {Germania inferiore of bassa)nbsp;bestemd, gewag gemaakt. Theodorus Hiem, geboortig uit

-ocr page 198-

( ^88 )

Paderborn en Kanunnik van Maastricht, zoo meldt de boven aangeliaalde beschrijving, schonk aan de stichting zevennbsp;huizen van groote waarde en legde het Hospitium aan,nbsp;hetwelk nog voor de Nederbuitschers d. i. voor de bewoners van Braband , Holeand , Zeeland en Gelderland dient,nbsp;en ofschoon een groot deel dier landen thans in de dwalingnbsp;Van het Calvinisme verzonken ligt, worden de bewonersnbsp;toch als kranke zonen der Roomsche Kerk beschouwd, ennbsp;ter genezing niet slechts hunner ligchamen, maar ook vannbsp;hunne zielen in het Hospitium opgenomen.

In de latere geschiedenis worden wij door onze Germaan-sche naburen, en wel voornamelijk door de onderdanen van den Duitschen Keizerstaat, telkens meer overstemd, hoezeernbsp;de grafsteenen , schilderijen en, naar men mij verzekerdnbsp;heeft, ook het archief der kerk tot getuigenis verstrekken,nbsp;dat wij zelfs na de hervorming door veelvuldige schenkingennbsp;tot het onderhoud en den Imogen bloei het onze rijkelijknbsp;hebben bijgedragen. Even zeker mogen wij het er voor houden,nbsp;dat de Duitsche natie door onafgebroken bemoeijing en ijverigenbsp;belangstelling, gepaard met geldelijke offers, naast ons opnbsp;deir Anima als nationaal gedenkteekcn mogen aanspraak maken.nbsp;Hadden zij het pand niet zoo duurzaam bewaakt en door denbsp;hunnen bezet gehouden, welligt zou, in de vele revolution,nbsp;waarvan Rome het slagtoffer werd, de gansche instelling metnbsp;ai wat zij bezat ten gronde zijn gerigt. Maar daarom ooknbsp;kwamen wij op den achtergrond. Toen bij de invoering dernbsp;hervorming en lange jaren daarna de Katholieke bezittingennbsp;in ons vaderland verloren raakten en in de handen der protestanten overgingen, toen de druk der godsdienstvervolgingen ons onder zijn wigt deed verzuchten, toen wij opnbsp;eigen grond niet dan ter sluiks een verborgen tempel kondennbsp;binnengaan, — toen hebben wij welligt aan hef kostbaarnbsp;kleinood, hetwelk wij te Rome in eigendom bezaten, niet

-ocr page 199-

( 189 )

genoegzaam de hand kunnen houden, en misten wij daaren-boven de noodige geestkracht, om ons goed regt te handhaven en den boventoon te blijven voeren tegenover de vooruittredende en telkens veld winnende aanspraken eener grootenbsp;Katholieke natie, die immer in Rome talrijke vertegenwoordigers telde, en een krachtdadigen steun vond in de bescherming van haren keizer.

Eenen tijd lang, in het begin dezer eeuw, was de Anima geheel en al van hare oorspronkelijke bestemming vervreemd.nbsp;Het protectoraat van den Duitschen Keizerstaat sloot de overigenbsp;Duitschers en de Vlamingen uit, en schonk daarentegen denbsp;voordeelen aan Italiaansch - Oostenrijksche onderdanen. Ditnbsp;verwekte natuurlijk ontevredenheid en verbittering; men steldenbsp;in Rome eene uitgebreide promemoria op, gerigt aan allenbsp;Duitsche bisschoppen, die tevens dringend werden uitgenoo-digd, zich zoowel tot den II. Stoel als het Keizerlijk Hof tenbsp;wenden om eene Kanonieke Visitatie der Anima. De keizernbsp;willigde het verzoek aanstonds in; de Visitatie had plaats ennbsp;leverde de verwachte resultaten. Het nieuw ontworpen Statuut werd den keizer voorgelegd en den 15“ Maart 1859nbsp;door Zijne Heiligheid met eene breve bekrachtigd. Als hoofdbepaling is vooraan gezet, dat de instelling zuiver kerkelijk isnbsp;en ten voordeele van Duitsche Katholieken, waarbij evenwel de Delgen en Hollanders , wier moedertaal de Vlaamschenbsp;is, niet zijn uitgesloten. Z. M. de Keizer van Oostenrijk isnbsp;beschermheer, en de kerkelijke jurisdictie berust in de handennbsp;van eenen door den Paus aangestelden Kardinaal. Een Duitsche rector, door den keizer voorgesteld en door den Pausnbsp;benoemd, staat aan het hoofd van het gesticht: tegenwoordignbsp;is het Mgr. Gaszner, een Tyroler. De kapellaans komen uitnbsp;verschillende tot den Duitschen Rond behoorende bisdommen ennbsp;worden op aanbeveling hunner Risschoppen door den Kardinaalnbsp;benoemd. Onder hen tretfen wij ook eenen Nederlander aan.

-ocr page 200-

( 190 )

Uit dit weinige, hetwelk ik over de Anima heb kunnen nasporen, blijkt derhalve dat door het tegenwoordig bestuurnbsp;onze regtmatige aanspraak niet over het hoofd is gezien,nbsp;en dat de arme pelgrim, die uit ons vaderland trekt om denbsp;heilige plaatsen te bezoeken, aldaar op eene kostelooze opnamenbsp;en verpleging mag rekenen.

Zeer opmerkenswaardig is het, dat bij alle nog bestaande Duitsche instellingen, de Vlamingen, zoo niet als eerstenbsp;stichters, dan toch als ijverige bevorderaars voorkomen.

Campu Santo , eene voornaamste bezitting, waaraan vele andere ondergeschikt zijn, strekt om die reden ook voor onsnbsp;tot Hospitium. Van de overige voordeelen evenwel kunnennbsp;wij slechts genieten voor zoover wij in de bijzondere schenkingen uitdrukkelijk worden vermeld. Campo Santo ligt digtnbsp;bij de St. Pieter, aan de zijde der Sacristie. De Vlamingen,nbsp;die voorheen in Rome talrijk waren, en zich vooral opnbsp;beeldhouw- en schilderkunst toelegden, hebben de kerk metnbsp;vele schilderijen verrijkt, waarvan echter de kostbaarste doornbsp;de Franschen zijn geroofd en naar Parijs overgebragt. Totnbsp;Campo Santo behoort tevens het aangrenzend kerkhof, gt;eennbsp;der schoonste van Rome. Aan het groot verlangen dernbsp;Christenen om digt bij het graf der Apostelen te rusten,nbsp;heeft het zijn ontstaan je danken.

Het verwondert ons niet, dat zij het als een uitstekend voorregt beschouwden, bij het heilig gebeente van Petrus ennbsp;Paulus te worden begraven.

Hoe wonderlijk het ook schijne, wij worden op dit kerkhof herinnerd aan de volgende woorden van den H. Evangelistnbsp;Matthaeus: «Judas nu, die hem verraden had, ziende datnbsp;hij veroordeeld was, bragt, door berouw gedreven, de dertig

-ocr page 201-

(.191 )

zilverlingen aan de overpriesters en oudsten terug, en zeide: ik heb gezondigd, regtvaardig bloed verradende. Maar zijnbsp;zeiden: wat raakt het ons! Gij moogt toezien. En hij wierpnbsp;de zilverlingen in den tempel, en vertrok, en henengaande,nbsp;heeft hij zich met eenen strop verhangen. Maar de Overpriesters namen de zilverlingen, en zeiden: het is niet geoorloofd die in de offerkist te werpen; want het is bloedgeld.nbsp;En na gehouden raad, kochten zij daarvoor den akker vannbsp;eenen pottebakker tot begraafplaats der vreemdelingen. Daaromnbsp;wordt die akker Haceldama dat is, Bloedakker geheeten,nbsp;tot op den huldigen dag.» (‘)

De geschiedenis nu meldt dat Keizerin Helena aarde van Haceldama naar Rome liet overbrengen, ten einde op hetnbsp;Vatikaan eene begraafplaats aan te leggen voor vreemdenbsp;reizigers of pelgrims, die in Rome geen eigen graf bezaten.nbsp;Langen tijd is die gewoonte in de _H. Stad bewaard, nunbsp;evenwel wordt dit voorregt slechts aan Duitschers en Vlamingen geschonken, gelijk het opschrift boven de hoofdpoortnbsp;luidt: CoEHETERiuM Teutonüm et Flandr. d. i. Kerkhof dernbsp;Duitschers en Vlamingen. Reeds velen onzer voorouders rustennbsp;in de aarde van Haceldama, en wachten den jongsten dagnbsp;onder de schaduwen der St. Pieter.

Aan Gregorius XIII heeft de Broederschap van Campo Santo vele voorregten en geschenken te danken. De dagelijkschenbsp;spijziging van dertien vreemdelingen welke anders in hetnbsp;Vatikaan plaats had, mogt voortaan in het Hospitium wordennbsp;gehouden, en ten gevolge daarvan liet de Paus op eigenenbsp;kosten in het pelgrimshuis eene groote eetzaal in gereedheidnbsp;brengen.

Onder Sixtus V daarentegen had de Stichting het verlies

(1) Matthaens XXVII. 3- 8.

-ocr page 202-

Van een gedeelte barer ou'de


bezittingen


te betreuren. Om


den Obelisk van Nero neder te laten en naar bet middenpunt van bet Pietersplein te vervoeren, moest bet groote pelgrimshuis tot den grond toe worden afgebroken. Daar de strengenbsp;Sixtus de vergunning weigerde om bet gebouw op dezelfdenbsp;plaats weder op te trekken, vond bij bevigen tegenstand ennbsp;welligt onbescheiden verzet bij de stijfhoofdige Germanennbsp;[colla testa dura), die , op schadeloosstelling aandringende,nbsp;hem dagelijks met verzoekschriften lastig vielen, en nimmernbsp;den moed opgaven, boe dikwijls zij ook door het afkeurennbsp;der gedane voorstellen hunne pogingen zagen mislukken ennbsp;genoodzaakt werden onverrigter zake van het Vatikaan terugnbsp;te keeren. Hebben zij bij zoodanig hardnekkig volhoudennbsp;welligt eenige baat mogen vinden, van algeheele schadevergoeding zien wij nergens gewag gemaakt. Met het oog opnbsp;de geledene verliezen schonk later Paulus V hun het regtnbsp;om op het feest der Onbevlekte Ontvangenis van Maria eennbsp;misdadiger uit den kerker te mogen verlossen; eenvoorregt,nbsp;dat niet slechts groote moeijelijkheden deed ontstaan, daarnbsp;bij het naderen van den feestdag de broederschap met smeekschriften als bestormd werd, maar bovendien aanleiding gafnbsp;tot groote misbruiken en bittere klagten, wanneer behalvenbsp;smeekbrieven ook aanzienlijke sommen als losgeld wq-dennbsp;aangeboden en daardoor een gevangene werd vrijgekocht,nbsp;die bij het volk als een doortrapte booswicht bekend stondnbsp;en het minst van allen genade verdiende. SlecWs kort mogtnbsp;de broederschap zich in het bezit van dit privilegie verheugen,nbsp;daar de Paus, gehoor gevende aan de regtmatige klagtennbsp;des volks, zich weldra genoodzaakt zag het wederom in tenbsp;trekken.

Onder Pius VI eindelijk, toen de groote en prachtige Sacristie der St. Pieter zou worden aangelegd, moest Camponbsp;Santo voor de tweede maal een deel zijner grondbezittingen

-ocr page 203-

( 193 )

afstaan; maar nu met eene onbekrompene vergoeding, die hen in staat stelde om niet slechts de kerk te verfraaijen,nbsp;maar daarenboven de beide Hospitiums voor mannen ennbsp;vrouwen, benevens eene woning voor de geestelijkheid ennbsp;het Oratorium geheel nieuw op te bouwen.

Dat de Stichting sedert dien tijd in bloeijenden welstand verkeerde, bewijzen niet slechts de kostbare gouden en zilveren sieraden, welke zij bezat, maar ook de menigvuldigenbsp;feestelijkheden en gastmalen, die de leden der broederschapnbsp;onderling vierden, en waarbij de grenzen der matigheid welnbsp;wat ver waren uitgebreid, daar men in Rome zeide, dat denbsp;Germaansche broeders nooit zonder roode neuzen uit Camponbsp;Santo kwamen.

In het archief van Campo Santo berusten nog vele stukken omtrent eene vereeniging, waarvan de oorsprong ongetwijfeldnbsp;diep in de Middeneeuwen moet gezocht worden, ofschoon denbsp;oudste nog bestaande redactie harer statuten slechts tot hetnbsp;jaar 1602 opklimt. Het is de Duitsch -Vlaamsche Broederschap DER Schoenmakers. Zij bezat eene kapel in de kerknbsp;S. Maria Novella, en volgens de statuten waren de ledennbsp;verpligt het Roomsche Hof overal te volgen. Ingeval derhalvenbsp;de Paus genoodzaakt werd voor zijne vijanden te vlugten,nbsp;moesten zoowel meesters als gezellen Rome verlaten en hunnenbsp;kapel vestigen bij den nieuwen zetel des Pausen. Zij w'arennbsp;verpligt eiken maandag gezamenlijk de H. Mis bij te w'onen.nbsp;Waarschijnlijk was deze dag gekozen, om het bij de Duit-schers zoo geliefkoosde Montar/-machen te verhinderen, eennbsp;gebruik, dat onder hen nog niet is verouderd, zelfs nietnbsp;wanneer zij zich in een vreemd land hebben gevestigd.nbsp;Des zondags vergaderden zij op eene plaats, die Bank of

-ocr page 204-

( 194 )

Kasse genoemd werd, alwaar elk twee quadrini moest offeren, ten einde daarmede de zieke en* arme leden der broederschapnbsp;te gemoet te komen. Aan de Bank werd bovendien regtnbsp;gesproken tusschen meesters en gezellen ; beiden bragten hunnenbsp;belangen in, en waren verpligt oogenblikkelijk te zwijgen,nbsp;zoo de voorzitter het hun gebood. Over het algemeen moestnbsp;elk geschil eerst aan de Bank worden blootgelegd, en aannbsp;het oordeel der broederschap onderworpen, voor dat mennbsp;zich tot’ eenig tribunaal mogt wenden. Al wie tegen dezenbsp;bepaling handelde, werd van de broederschap vervallen verklaard ; de uitoefening van zijn handwerk werd hem metnbsp;toestemming der pauselijke regering ontzegd, en hij wasnbsp;derhalve genoodzaakt de stad te verlaten. Op den dag vannbsp;St. Grispinus en Grispinianus hielden zij een luisterrijk feest.

Uit de middelen dezer stichting ontvangen nog de Schoen-makersgezellen eene ofschoon geringe ondersteuning van het bestuur in Gampo Santo.

Van de Broederschap der Schrijnwerkers, die in het begin der zeventiende eeuw haren hoogsten bloei bereikte, is thansnbsp;niets meer overig. Zij heeft zich met Gampo Santo verbonden, en verloor allengs hare zelfstandigheid.

Hoe gering ook, dierbaar blijven ons de vrome stichtingen, door onze voorvaderen in de hoofdstad der wereld gevestigd.

-ocr page 205-

IX.

YOORNAME KERKEN.

Op de Piazza della Minerva, het voorplein van de Maria-kerk der Dominikanen, werd in vroegere tijden eene indrukwekkende plegtigheid voltrokken, welke alle bewoners derwaarts lokte. De Broederschap der Annextiatie , in de Maria SopRA Minerva gpestigd, vierde jaarlijks op den 2S Maartnbsp;op luisterrijke wijze haar Patroonfeest, en schonk alsdan eenennbsp;rijken bruidschat aan 400 arme jonge dochters, die door eennbsp;onbesproken en voorbeeldig leven deze eervolle onderscheiding verdiend hadden. De Paus kwam, van zijne Kardinalen en den Romeinschen adel omringd, te paard naarnbsp;het Minerva-plein, waar de 400 bruiden, allen op gelijkenbsp;wijze gekleed en in rijen geschaard, reikhalzend zijne komstnbsp;te gemoet zagen. Benige onder haar waren met een bijzondernbsp;onderscheidingsteeken versierd en droegen eene kroon opnbsp;het hoofd; het waren maagden, die den stillen en eeuwigennbsp;vrede van het kloosterleven boven de zoo spoedig verwelkende bloemen van het leven der wereld verkozen hadden.nbsp;De Paus beklom de trappen der kerk en gaf den verloofdennbsp;een wit sargien bruidskleed, een florijn voor pantoffels, en

-ocr page 206-

( 196 )

nog daarenboven 60 scudi d. i. ruim ISO gulden. De ge-kroonden ontvingen eene dubbele som, want de bezittingen der kloosters schenken rente voor de armen. Zag men opnbsp;dit oogenblik de toeschouwers rond, vooraan ontmoette mennbsp;eene talrijke schaar van jongelingen, die, trotsch op hunnenbsp;bruiden, met opgeheven hoofd en fiere houding de plegtigenbsp;uitreiking gadesloegen; een traan ontsprong hun oog, wanneer de verloofden als belooning voor onschuld en deugd hetnbsp;witte kleed uit ’s Pausen hand ontvingen.

Gingen vervolgens de deuren der kerk open, dan sloegen alle, Romeinsche maagden volgens algemeen gebruik eenennbsp;sluijer om het hoofd en volgden den Paus tot vóór het altaar,nbsp;waar zij eenige oogenblikken later tot de H. Communie naderden. Ten laatste strekte de Paus zijne handen over haarnbsp;uit en bad Gods zegen af over den toekomstigen levensstaat,nbsp;dien zij zouden intreden.

Nog is die eerbiedwaardige Broederschap in wezen, en hoezeer de wereldplaag der revolutie hare rijkdommen groo-tendeels vernietigde, bedragen de huwelijksgiften nog ruimnbsp;7S gulden; in plaats van het bruidskleed, hetwelk niet meernbsp;op plegtige wijze wordt uitgereikt, ontvangen de verloofdennbsp;drie scudi (7'/j gulden), en voor den aankoop van pantoffelsnbsp;60 bajocchi (dertig stuivers). Aan de kloostermaagden daarentegen worden ISO gulden geschonken.

Wie zal ontkennen dat de ondersteuning en bescha'ming der bruiden, als eene onberekenbare weldaad, onder denbsp;edelste liefdewerken moet gerangschikt worden? De armoedenbsp;voert, helaas, zoo gemakkelijk tot kwaad ; en wijl het dennbsp;behoeftigen soms niet eens mogelijk is om in de eerste uitgaven van het huishouden te voorzien, wordt menig ge-wenscht en gelukkig huwelijk jaren lang verschoven of geheelnbsp;verijdeld. Daarom heeft niet slechts de Broederschap dernbsp;Annuntiatie, maar ook het Pauselijk Gouvernement zich altijd

-ocr page 207-

( 197 )

het lot der arme bruiden aangetrokken; en aanzienlijk is het aantal huwelijken, die nog jaarlijks op kosten en doornbsp;ondersteuning van den Staat worden gesloten.

Rekent men dat van de 1200 jaarlijksche giften een derde deel aan kloostermaagden wordt uitgereikt, dan blijven ernbsp;nog 800 huwelijksgiften over voor bruiden, op welke denbsp;Staat als op deugdzame huismoeders voor de toekomst magnbsp;rekenen. Want de geldelijke ondersteuning wordt niet onverschillig uitgedeeld aan elk die er om vraagt, maar slechtsnbsp;aan zoodanige Romeinsche dochters, die van haar onbesproken gedrag de meest voldoende bewijzen kunnen aangaven.nbsp;Niet aanstonds bij hare aanmelding maar eerst drie jarennbsp;later komen zij in aanmerking; gedurende dien tijd heeftnbsp;men gelegenheid om tot de overtuiging te komen, dat zijnbsp;door een deugdzaam leven den bruidschat waardig zijn, ennbsp;de Staat uit de toekomstige huisgezinnen goede burgers kannbsp;verwachten.

In de moderne Staten is dit verheven liefdewerk onbekend. Wel heeft zeker land in de vorige eeuw dotatiën gegeven;nbsp;doch niet aan maagden, maar aan filles-mères, niet om denbsp;onschuld te behoeden, maar om de schaamteloosheid tot denbsp;verste grenzen uit te breiden en door de belooning der misdaad het zedelijk gevoel geheel en al uit te dooven.

Ofschoon de plegtige feestviering op het Minerva-plein heeft opgehouden, worden toch de bevoorregte bruiden genoegzaam in het openbaar bekend gemaakt. Bij sommigenbsp;kerkelijke ceremoniën verschijnen zij in een afzonderlijknbsp;kostuum. De kloostermaagden dragen nog eene kroon , haarnbsp;gelaat is ten halve bedekt, en de sluijer met honderdennbsp;spelden op het hoofd vastgehecht, De kroon en de bedekking des gelaats beteekenen dat zij hare maagdelijkheid dennbsp;Heer hebben toegewijd en van de wereld geene liefde vragen , terwijl de tallooze spelden het geestelijk wapentuig

9

-ocr page 208-

( 198 )

eiken aanval

tegen

verbeelden , waardoor hare onschuld wordt verdedigd.

Treden wij thans de Maria-Kerk binnen.

Achter den zeer nederigen voorgevel zou men het groot en overschoon binnenste niet verwachten, dat, onder leidingnbsp;van den Dominikaan Girolamo Bianchedi nog onlangs gerestaureerd en met groote keurigheid afgewerkt, behalve talrijkenbsp;fresco’s en beeldwerken overal de schoonste architectonischenbsp;ornementen bevat.

De geheele grond is met marmer gevloerd, doch de ko-lomifien zijn daarmede slechts gedeeltelijk belegd. De spitsbogen der arkaden zoowel in de drie beuken als in transept en koor, alsmede de bont gekleurde arabesken en goudennbsp;versieringen der welfbanden, herinneren aan den Gothischennbsp;bouwtrant. In het welfsel van het middenschip ziet men denbsp;Apostelen en Evangelisten, in het dwarsschip de voornaamstenbsp;Latijnsche en Grieksche kerkvaders, alsmede een groot aantalnbsp;Heiligen en Zaligen van de Orde der Dominikanen.

Van de twaalf kapellen langs de zijbeuken behoort er één aan de Broederschap der Annuntiatie. Een prachtig altaarstuk , op gouden grond geschilderd, stelt de Boodschap vannbsp;Maria voor. Terwijl Zij aan drie in het wit gekleede bruidennbsp;een huwelijksgeschenk aanbiedt, daalt de Engel Gabriël uitnbsp;den Hemel, om Haar het Goddelijk Moederschap ^n tenbsp;kondigen.

Tusschen de 20 aanzienlijke praalgraven, ontmoet men nog vele andere die slechts met borstbeelden of bas-reliefs prijken.nbsp;Behalve het hoogaltaar dat, uit verguld metaal zamengesteld,nbsp;het graf der H. Catharina van' Siëna omslmt, bezit hetnbsp;transept twee wereldberoemde Christus-beelden, het een vannbsp;Ie Giotto, het ander van Michel Angelo.

Nog dierbaarder zijn den Dominikanen de verheven kunstwerken van Fra Angelico, den talentvollen kloosterling der

-ocr page 209-

( m )

Minerva, die zoowel om zijne geniale voortbrengselen als om hooge deugd door de kunstenaren van zijnen tijd bewonderdnbsp;en te Rome algemeen geëerd en bemind was. Nooit nam hijnbsp;het penseel ter hand zonder vooraf te hebben gebeden; nooitnbsp;schilderde hij den Verlosser aan het Kruis zonder dat tranennbsp;over zijne wangen vielen. Uit nederigheid den Aartsbis-sclioppelijken Zetel van Florence en het priorschap van zijnnbsp;klooster geweigerd^ hebbende, werd hij te midden zijnernbsp;werkzaamheden door Paus Nicolaus Y naar Rome ontboden,nbsp;om een der kapellen van het Vatikaan met schilderingen tenbsp;verrijken. Zijn atelier was een nederige cel in het kleosternbsp;van Minerva. Als een trek van zijnen eenvoud verhaalt men,nbsp;dat hij, op het Vatikaan ten maaltijd iiitgenoodigd, weigerdenbsp;vleeschspijzen te eten, daar de prior hem van den kloosterregel niet had ontslagen; hij dacht niet aan de disciplinairenbsp;oppermagt des pausen.

Het gi-afmonument, hem ter eere in de Minerva-kerk op-gerigt, kan echter in schoonheid bij de praalgraven van Leo X, Clemens VIII en Paulus IV niet vergeleken worden.

Daar het klooster zeer geschikt in het midden en de gezondste wijk der stad ligt, hebben de Paters een grootnbsp;gedeelte aan de Fransche bezetting moeten afstaan, en kunnen zij, zoolang vreemde troepen zich in Rome ophouden,nbsp;veilig op inkw'artiering staat maken. In de portalen hoortnbsp;men de verslagen van het Corps de Garde; in de grootenbsp;zalen, met den wapenstok versierd, staan de geweren langsnbsp;den wand; overal wordt getrommeld en gecommandeerd; innbsp;menige cel heeft het vloeken het gebed vervangen, en in denbsp;klasse der philosophie heerschen de schermmeesters, die ernbsp;les geven in de wijsbegeerte van het zwaard. Of de Patersnbsp;zich zelven geluk zouden wenschen bij het vertrek van ditnbsp;vreemd gezelschap, durf ik niet beslissen, hoezeer ik meer-

-ocr page 210-

malen getuigen was , dat zij aan de poort op het Miner?a-plein vei'pligt waren halt te houden, totdat de militaire kloosterlingen, die er in langgerekte houding bivakeerden, hun eenennbsp;tr-eer afgemeten doortogt geschonken hadden.

Zou men vreemd opzien wegens deze vcreeniging van klooster en kazerne, men bedenke wat verheven doel, denbsp;bescherming des Kerkelijken Staats, daarmede beoogd wordt,nbsp;en dat het vreedzame Home, tot de huisvesting van krijgsvolk geenszins ingerigt, bij gebrek aan kazernen tot dennbsp;afstand zijner heiligdommen wordt genoodzaakt.

Zou de oude Romeinen van deze vereeniging konden getuigen zijn, zij zouden zeker hunne hooge tevredenheid niet verbergen. Immers, waar nu het klooster ligt, liet weleernbsp;Pompejus de Groote den prachtigen tempel bouwen ter eerenbsp;van Minerva, die niet alleen de godin der wijsheid, maarnbsp;ook de patrones der overwinnaren was; haar zetel wordtnbsp;thans ingenomen door de geleerde geestelijke orde der Domi-nikanen, en door de krijgszuchtige soldaten van den Gesar,nbsp;den grootsten overwinnaar van dezen tijd.

In het klooster bevindt zich de beroemde Biblioteca Casa-NATENSE, aan gedrukte werken de rijkste van Rome, en een geschenk van den Kardinaal Casanate. Zij bevat behalve eenenbsp;uitgebreide verzameling van oude uitgaven, kostbare handschriften en fraaije gravuren, werken over wetenschap, letterennbsp;en kunsten in alle talen. Het cijfer der boekdoelen, de kleinenbsp;mengelwerkjes niet medegerekend, beloopt 120,000.

In de laatste revolutie heeft het Convent schitterende blijken van deugd en edele onverschrokkenheid geleverd, en daaromnbsp;een dierbaar offer aan de overweldigers moeten brengen.

De Pastoor der Minerva, een heilig kloosterling, werd met veertien andere priesters naar de Katacombe van St. Callistusnbsp;gevoerd, en onder het commando van Zambianchi ter doodnbsp;gebragt.

-ocr page 211-

( 201 )

Is de Minerva ongetwijfeld de aanzienlijkste bezitting der Dominikanen, in ouderdom en herinneringen wordt zij echternbsp;overtroffen door het klooster en de kerk van S. Sabina ,nbsp;gelegen op de kruin van den Aventijnschen berg, tegenovernbsp;de beroemde Tiber-brug waar Horatius Codes met leeuwenmoed zich tegen den vijand verdedigde.

De kerk van de H. Sabina dagteekent van het jaar 423; onder Paus Eugenius 11 werd zij in het jaar 824 bijna geheelnbsp;hernieuwd en zeer prachtig opgebouwd. Het plaveisel behoortnbsp;nog tot hare eerste stichting; doch de overoude mozaïkennbsp;zijn met der tijd verdwenen en deels door nieuwe kunstwerken vervangen. Hoezeer ook menigmaal veranderd, heeft zijnbsp;nog immer meer dan de overige even oude kerken van Rome,nbsp;haren oorspronkelijken vorm bewaard. Twee en twintignbsp;wonderfraaije zuilen met Attische voetstukken , Corinthischenbsp;kapiteelen en slanke gegroefde schachten, deelen het ruim innbsp;drie beuken, die door het dwarsschip heen in eene halfronde apsis uitloopen.

In het klooster der S. Sabina, door den H. Dominicus opgerigt, bezochten wij de cel waarin de Stichter der Ordenbsp;leefde en stierf, de kapel waarin hij bad en met dennbsp;H. Franciscus overnachtte.

Vervolgens den tuin rondwandelende, plukten wij een takje van den overouden oranjeboom, door den H. Dominicusnbsp;zelven daar ter plaatse geplant, en tot heden toe in zeernbsp;goeden staat gehouden.

Het bevreemdde ons dat de kloosterbroeder, die bij het heengaan ons opmerkzaam maakte dat Pater Lacordaire in denbsp;S. Sabina zijn noviciaat had gehouden, zich niet te gelijknbsp;vele andere groote mannen herinnerde, die de Orde totnbsp;sieraad verstrekken, en wier deugd en geleerdheid in denbsp;geschiedrollen van het klooster met roem vermeld staan.nbsp;Immers, hij had ons aan de kloosterpoort kunnen te binnen

-ocr page 212-

( 202 )

brengen, hoe daar eenmaal de moeder van den H. Thomas van Aqnine te vergeefs had aangeklopt, om al biddende ennbsp;smeekende met moederlijke teederheid baren zoon te bewegen,nbsp;in de wereld, die hem zooveel schoons beloofde, terug tenbsp;keeren. Hij had ons kunnen herinneren, wat drie eeuwennbsp;later met eenen armen pelgrim was voorgevallen, die, doornbsp;eene verre reis van vermoeijenis uitgeput en door hongernbsp;vermagerd, den berg Aventinus beklom en het kloosternbsp;naderde. Een pelgrim, wiens kleeding zoo onaanzienlijk ennbsp;versleten uitzag, dat de Prior van het klooster, hem voornbsp;een gelukzoeker houdende en meenende dat hij aan hetnbsp;Pauselijk Hof zijn fortuin kwam beproeven, den vreemdelingnbsp;al schertsend toesprak en vroeg:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«wat zoekt gij hier mijn

vriend ? Komt gij zien of het College der Kardinalen genegen is u Paus te maken?»

ïlk kom, zoo luidde het antwoord, wijl de belangen der Kerk mij herwaarts roepen, en zal weggaan zoodra ik mijnenbsp;taak volbragt heb; tot zoolang vraag ik U huisvesting en eennbsp;weinig hooi voor mijn muilezel.» De Prior mogt hem geenenbsp;opname weigeren en wees hem eene cel aan naast die vannbsp;den H. Dominicus. Zestien jaren later, op den 7quot; Januarynbsp;1566, werd die arme en miskende pelgrim op den Pauselij-ken troon verheven en Pius V genoemd.

De kerk il gesu , op het plein van dien naam gelegen en behoorende aan de Orde der Jesuiten, bleef, hoe dikwerfnbsp;ook beroofd en geplunderd, de stormen der verwoestingnbsp;trotseren en vertoont achter eene prachtige facade eene inwendige grootheid, waaraan zooveel schatten zijn te kostenbsp;gelegd, dat zij, de Basilieken uitgezonderd, voor de rijkstenbsp;kerk der stad gehouden wordt. Kardinaal Alexander Farnese

-ocr page 213-

( 203 )

liet haar in het jaar 1575 volgens teekeiiing van den beroemden Vignola bouwen, wiens leerling echter den ondernomen arbeid voortzette, den koepel voltooide en den voorgevel metnbsp;twee rijen pilasters versierde. In de Gesu ziet men dennbsp;Jesuitenstijl in zijnen hoogsten bloei, met al dc pracht dernbsp;verwen, verguldingen en stukadoorwerken, met beelden ennbsp;schilderijen, edele steensoorten en kostbare metalen. Hetnbsp;geheel is trotsch en indrukwekkend. Niet slechts de tribunenbsp;en de koepel, maar ook het groote gewelf is met heerlijkenbsp;fresco’s getooid. De kapel van den H. Ignatius munt echternbsp;boven alles uit. Onder een kostbaar met edelsteenen versierdnbsp;altaar, welks kolommen met lapis-lazzuli en verguld bronsnbsp;zijn ingelegd, rust het stoffelijk overblijfsel van den grootennbsp;Stichter der Orde. In de schoone marmeren groep , door Ludo-visi gebeeldhouwd, komt een wereldbol voor van boven genoemden lapis-lazzuli uit één stuk , het grootste der wereld ennbsp;van onschatbare waarde.

Het belendend klooster, gedeeltelijk door de Fransche bezetting ingenomen, strekt tot woonplaats aan den Generaal der Orde. De kamer waarin de H. Ignatius leefde en stierf,nbsp;en vele treffende gebeurtenissen plaats grepen, is in eenenbsp;fraaije kapel veranderd. De H. Aloysius legde er zijne beloftenbsp;af; ditzelfde deed Stanislaus Kostka in de tegenwoordigheidnbsp;van Franciscus de Borgia; Carolus Borromeus las er zijnenbsp;tweede H. Mis, Franciscus van Sales droeg er menigmaal denbsp;heilige geheimen op, en Philippus Neri onderhield er zichnbsp;over het heil der zielen. Van al deze groote Heiligen hangennbsp;manuscripten als ware sieraden aan den wand, terwijl ondernbsp;de vele overblijfselen nog een groote parasol wordt bewaard,nbsp;waarvan de H. Franciscus zich bediende, toen hij bij dennbsp;vorst van Japan werd toegelaten.

-ocr page 214-

( 204 )

Het strekt den Jesuiten tot lof, dat zij in den tijd der revolutie tot de eersten behooren, die door het oproer wordennbsp;bestreden. Hoezeer de Kerk, op eene rots gevestigd, watnbsp;haar bestaan betreft geenszins van het bestaan der Geestelijkenbsp;Orden afliankelijk is , strekken de Jesuiten evenwel tot krachtige steunpilaren en worden daarom tot mikpunt gekozen doornbsp;diegenen, welke het op den ondergang der Kerk aanleggen.

Ook in de laatste omwenteling ontvingen zij daarvan de sterkste bewijzen.

Toen, op den 21 Maart 1848, een verwoede bende het Oostenrijksch Wapen voor het paleis des gezants had weggebroken en verbrand, moesten de Jesuiten het verder misgelden. Op de muren der Kerk stond te lezen: Een huisnbsp;TE HUUR. Doch de onverschrokken abbé de Mcrode schootnbsp;er op toe, noemde de daders lafaards, en waagde het tenbsp;midden der opgewonden menigte het biljet af te scheuren.nbsp;Den volgenden dag kwam het volk met bijlen en pektoortsennbsp;gewapend in grooter woede opzetten; en terwijl eenigen hetnbsp;Miserere of De profunris zongen, wierpen anderen den kloosterlingen allerlei ruwe woorden en scheldnamen naar het hoofd.nbsp;Ofschoon echter de woestaards bij tijds tot bedaren gebragtnbsp;en grooter gruwelen voorkomen werden, achtten de Jesuitennbsp;het raadzaam een veilig heenkomen te zoeken door zich naarnbsp;verschillende kanten te verspreiden, en vonden o. a. bij dennbsp;edelen Lord Clifford eene liefdevolle bescherming. Dit allesnbsp;echter mag men niets beduidend noemen bij de groote rampen,nbsp;waarmede zij in Junij van datzelfde jaar getroffen werden,nbsp;toen de overwonnen Romeinen, van Vicenza terugkomende,nbsp;in de Gesu hun hoofdkwartier vestigden, en de voorwerpennbsp;van waarde, welke onder hun bereik vielen, voor altijdnbsp;verdwenen.

Mogen Jesuiten en Dominikanen welligt op grooter rijkdom

-ocr page 215-

( 205 )

en meerdere uitgebreidheid van bezittingen roemen, de Francis-kanen zijn onder andere opzigten niet minder benijdenswaardig.

Op de uiterste spits van het Kapitool, waar vroeger de trotsche tempel van Jupiter heel Home beheerschte, bezittennbsp;zij kerk en klooster, en wonen derhalve op de grenslinie dernbsp;Oude en Nieuwe Stad.

De rots, die hen hoog in de lucht verheft, verbergt tevens in haar binnenste de diepe onderaardsche Mamertijnsche Gevangenis , W'aar Petrus en Paulus hunne laatste levensdagennbsp;doorbragten. Onder hunne voeten zien zij het Forum Roma-num met al de puinhoopen der lieidensche grootheid, terwijlnbsp;aan de andere zijde een onbelemmerd uitzigt hunne blikkennbsp;over de heuvelen en ontelbare koepeldaken heenvoert, en hunnbsp;de St. Pieter in hare verhevene en statige pracht te aanschouwen geeft.

Hoe menigwerf moeten de kloosterlingen op het Kapitool in vervoering geraken, wanneer zij, in de stille uren vannbsp;overdenking de w'egen van Gods Voorzienigheid nagaande,nbsp;beseffen en gevoelen dat hunne kerk en hun klooster, datnbsp;zij zelven luid sprekende getuigen zijn dier Goddelijke bestiering, die de tijdelijke verheffing der valsche góden heeftnbsp;toegelaten, om op de bouwvallen hunner tempels de altarennbsp;van den waren God op te rigten.

Het Kapitool was een magtwoord bij de Romeinen. Jupiter, BE Opperste Godheid , Deus Optihus Maximus , zetelde er.nbsp;Niet slechts de bloei des Staats in vredestijd, maar ook denbsp;overwinningen en de uitbreiding van het Romeinsche grondgebied werden aan zijne Goddelijke bescherming en almagtnbsp;toegeschreven. Vóór den strijd bragt men hem offers, en denbsp;triomf, later door den veldheer gehouden, bestond niet slechtsnbsp;in eene militaire vertooning, maar strekte tevens tot eenenbsp;wezenlijk godsdienstige handeling, tot een feest van dankbaarheid voor den goddelijken bijstand van Jupiter.

9.

-ocr page 216-

( 20G )

De Tempel op het Kapitool was daarom het hoofd- en einddoel van den luisterrijken zegetogt des overwinnaars.

Men kan zich de blijde opgewektheid en luidruchtigheid bij zulk eene viering, vooral wanneer de veldheer bij hetnbsp;volk in aanzien stond, niet levendig genoeg verbeelden.nbsp;Niets was streelender voor den hoogmoed der Romeinen,nbsp;dan de veroveringen op andere volken behaald en de verrenbsp;uitbreiding van den ontzaggelijken Staat door eenen luisterrijken optogt te gedenken. Geen kosten bleven gespaard,nbsp;en wie in Rome tot de aanzienlijken behoorde, moest totnbsp;verhooging van het feest het zijne bijbrengen. De weg, opnbsp;vele punten met eerebogen bezet, ving aan bij de Portanbsp;Triumphalis, in de nabijheid van het tegenwoordig kasteelnbsp;St. Angelo, voerde vervolgens door het Campo Marzo naarnbsp;den grooten Circus, en van daar over de Via Sacra en hetnbsp;Forum naar het Kapitool.

Vooraan gingen de Senatoren en bazuinblazers; daarachter de offerdieren voor het altaar van Jupiter bestemd. Dannbsp;volgden de wagens met afbeeldingen van verwonnene steden,nbsp;vol geladen met goud en zilver, met wapens en vazen ennbsp;allerlei op den vijand buit gemaakte kostbaarheden; bovenopnbsp;lagen de kroonen, die steden en volken den overwinnaarnbsp;hadden aangeboden. Achter deze wagens zag men de gevangene koningen en vorsten met hunne familie, alsmede eennbsp;gedeelte van het overwonnen leger; zij liepen allen, denbsp;handen op den rug gebonden, vóór de zegekar des veldheers.nbsp;Deze, rijdende in een vergulden wagen met vier wittenbsp;paarden bespannen, droeg eenen elpenbeenen staf in de eenenbsp;en een palmtak in de andere hand. Men had zijn aangezigtnbsp;rood geverwd en een -lauwerkrans om zijne slapen gewonden.nbsp;Daarenboven werd een andere krans van goud en zilvernbsp;boven zijn hoofd zwevend gehouden. Over de tuniek, metnbsp;palmtakken en andere overwinningsteekenen geborduurd,

-ocr page 217-

( 207 )

hiiig eene kostbare purperen toga met gouden figuren bezet. Fijne reukwerken rondom den wagen gebrand, omringdennbsp;den veldheer bestendig met de aangenaamste geuren, ennbsp;hulden het span in doorzigtige wolken. De bloedverwantennbsp;van den gevierden feesteling volgden achter de goudennbsp;zegekar, en door eene afdeeling van het overwinnend legernbsp;werd de trein gesloten.

Zonder oponthoud toog de stoet voort tot aan het Kapilool, alwaar de ongelukkige koningen mot hunne familie en veldoversten in de Mamertijnsche gevangenis werden vermoord,nbsp;terwijl de overwinnaar van den wagen stapte, soms kruipend de trappen des Tempels beklom, in aanbidding hetnbsp;beeld van Jupiter naderde, en in diens schoot een goudennbsp;palmtak nederlegde, tot teeken dat hij aan den bijstand dernbsp;Opperste Godheid zijn krijgsgeluk te danken had. Waren denbsp;offers geslagt, dan wachtte men slechts het vreeselijk berigt:nbsp;Actum est , Het is volbkagt , de aankondiging dat de overwonnenen den dood hadden ondergaan , en straks begonnennbsp;bij de portiek des Tempels de luidruchtige feesten, waarbijnbsp;weelde en wéllust voorzaten, en verkwistende maaltijdennbsp;gehouden werden, die tot laat in den avond duurden.

Niet zonder reden zouden wij vermoeden, dat de vernietiging van Jupiters tempel, den metropool van het heelal, het middenpunt der Romeinscbe magt, eenen vreeselijkennbsp;schok moest veroorzaakt hebben , gelijk de verwoesting vannbsp;den Tempel te Jerusalem. De nog overgebleven heidenennbsp;moesten tot den laatsten steen toe, als een Gode toegewijdnbsp;kleinood geëerd en geëerbiedigd, en op den bouwval getreurdnbsp;hebben, gelijk de Joden nog treuren aan den ouden muurnbsp;van Salomons tempel. Maar neen! Het afsclmwelijk heidendom mogt zijnen val niet eens beweeneu, zoo als het volknbsp;der oude Godsregering.

7'oen met het aanzien en de magt van Rome ook de

-ocr page 218-

( 208 )

godsdienstige gezindheid verminderde, werd de tempel van het Kapitool allengs verlaten. De Barbaren roofden kostbaarheden en standbeelden weg, en voerden zelfs de marmersnbsp;der portiek met zich mede. De bronzen Jupiter, die, omnbsp;zijne zwaarte onvervoerbaar, tot het laatste toe zijn zetel hadnbsp;behouden, werd eindelijk omgehaald en versmolten; hetnbsp;bezoedeld metaal, in het vuur gelouterd, nam eene nieuwenbsp;gedaante aan, en kreeg een nieuwen zetel in de Vatikaanschenbsp;Basiliek; het is de bronzen St. Pieter, een beeld vol Christelijkenbsp;waardigheid en majesteit. Kale muren bleven eindelijk over,nbsp;die, hoezeer ook op eene rots gebouwd, spoedig waggeldennbsp;en zonder dat een geweldige hand ze aanraakten van zelfnbsp;instortten en verdwenen, terwijl het tijdstip dier verdwijningnbsp;immer verborgen bleef.

Nu ving op den ouden bouwval een nieuwe arbeid aan; wat onder puin bedolven lag, werd opgegraven; welhaastnbsp;stonden drie oude marmeren zuilen overeind (‘), en de overigenbsp;die in de rij ontbraken werden uit de ruïnen des Palatijn-schen bergs en andere bouwvallen aangevuld. In het middenschip is de derde aan uw linkerhand afkomstig uit eennbsp;der slaapvertrekken van het keizerlijk paleis; aan haren voetnbsp;hébben Nero en Tiberius hunne wreedheden en razernijennbsp;vertoond. Zij draagt het opschrift: a cubiculo augdstorum.

Toen later de kloosterlingen in bezit geraakten van de marmerbrokken uit den tempel van Romulus op het Quirinaal,nbsp;stelden zij daaruit eenen grooten trap van i 24 treden zamen,nbsp;die van den voet des Kapitools tot aan de kerk reikt en aannbsp;den onaanzienlijken voorgevel een prachtigen opgang schenkt.

Ofschoon het gebouw, voltooid zijnde, oorspronkelijk aan de H. Maagd werd toegewijd, hebben latere eeuwen het dennbsp;naam van Ara Caeli d. i. Altaar des Hemels gegeven, ter

(1) De Zuilen in den tempel van Jupiter waren, volgens Plutarchus , van marmer.

-ocr page 219-

( 209 )

gedachtenis eener zeer oude overlevering , die wij hier niet stilzwijgend kunnen voorbijgaan.

Op het tijdstip namelijk toen Virgilius de komst eener maagd aankondigde, wier kind de gouden eeuw zou hernieuwen , toen heel de wereld in de verwachting van eenennbsp;redder verkeerde, raadpleegde Keizer Augustus het orakel,nbsp;om te vernemen wie na hem de meester der wereld zounbsp;worden. Tot zijne groote bevreemding en ontsteltenis ontvingnbsp;hij het volgend antwoord; God zelf, de Gebieder der Goden,nbsp;beveelt mij voor Hem mijne plaats te ruimen en naar denbsp;treurige onderwereld terug te keeren. Verwijder u derhalvenbsp;van mijne altaren, en vraag mij geen orakels meer. (’)

Aan deze overlevering wordt eene nog merkwaardiger gebeurtenis verbonden.

De Moedermaagd, met eenen hemelschen glans omgeven, haar Heilig Kind op de armen dragende, zou aan Keizernbsp;Augustus zelven zijn verschenen, die, door dit gezigt ge-troflèn, voortaan weigerde den titel van God te voeren, ennbsp;op het Kapitool, ter plaatse waar hij de verschijning geziennbsp;had, een altaar liet vestigen met het opschrift: Ar.\ Primo-gemti Dei , Altaar van den Eerstgeborene Gods.

Dit antiek gedenkteeken, waaraan de kerk haren naam ontleent, staat aan de linkerzijde van het dwarsschip ondernbsp;eenen fraaijen koepel, door kolommen van Oostersch albastnbsp;gedragen. Op de voorzijde van het oude altaar ziet men innbsp;ruw snijwerk Keizer Augustus, aan de H. Maagd eene kroonnbsp;aanbiedende.

Bij deze kapel, op het breede en hooge muurvlak van het transept, zijn de Martelaars van Japan alfresco geschilderd.

ir?


(1) Me puer Ilebraeus divos Deus ipse gubernaus, Cedere sede jubet tristemque redire sub Orcum,nbsp;Aris ergo dehinc tacitus absceditc nostvis,...

-ocr page 220-

( 210 )

De beide ambo’s, kansels ter voorlezing van Ejnstel en Evangelie bestemd, worden.om keurige bewerking en fijnenbsp;mozaïkfiguren voor de schoonste der wereld gehouden.

De Ar.v Caeli , in den trant der oude basilieken met platte zoldering gedekt, bevat behalve vele kostbare antiquiteiten,nbsp;de voornaamste meesterstukken van Pinturicchio. De 22nbsp;kolommen in het ruim zijn bijna allen verschillend; de eennbsp;mist het kapiteel, de ander het basement, eene donkere staatnbsp;tegenover eene lichtere, eene Jonische naast eene Corinthische,nbsp;en wat de ongelijkheid der dikten betreft, deze valt aanstonds in het oog.

Van sierlijkheid mag men bij eene zoo onregelmatige za-inenstelling niet spreken. Doch wie zou er de hand aan slaan? Wie zou ze durven omverhalen, om nieuwe, al waren hetnbsp;dan ook Corinthische met prachtige kapiteelen , in hare plaatsnbsp;te stellen? Die overblijfselen der afgoden, uit verschillendenbsp;tempels en paleizen hierheen gevoerd, waar spreken zij luidernbsp;de dwaze verheffing hunner oude meesters uit dan rondomnbsp;het altaar van den waren God?

Het verwondert ons niet, dat Gibbon, gelijk hij zelf verzekert, de Ara Caeli bezoekende en al mijmerende gezeten te midden der ruïnen van het Kapitool, terwijl de kloosterlingen vespers zongen in den tempel van Jupiter, voor denbsp;eerste maal het plan vormde om den ondergang van hetnbsp;Romeinsche Rijk te beschrijven. Wat ommekeer inderdaad,nbsp;vrome lofzangen te hooren in plaats van de kreten der slaven , het monnikskleed te zien in plaats van het staal desnbsp;offeraars.

En nu een woord over het vergulde plafond, hetwelk ons eene wereldgebeurtenis te binnen brengt, voor het Christendom nog gewigtiger, dan die waaraan de Maria Maggiorenbsp;hare gouden bedekking te danken heeft.

-ocr page 221-

( 211 )

Toen namelijk Pius V den Pauselijken Zetel had bestegen, lieerschte er groote verslagenheid onder de Christelijke vorstennbsp;en volken, daar de zegevierende wapenen der Muzelmannennbsp;alom angst en schrik verspreidden. De Middellandsche Zeenbsp;werd door hen beheerscht en onveilig gemaakt, en harenbsp;kusten waren reeds twintig maal door het zwaard ontvolkt.nbsp;Hooger en hooger steeg de nood, toen Malta zelfs, hetnbsp;laatste bolwerk der Christenen , in handen der Turken wasnbsp;gevallen, die geheel Europa door geweld dreigden te vermeesteren. Pius V riep in dezen hagchelijken toestand denbsp;vorsten tot eenen vereenigden kruistogt óp, ten einde gezamenlijk den vijand een krachtdadigen weerstand te bieden.nbsp;Die stem vond gehoor; eene verbazende legermagt trok uit,nbsp;en behaalde weldra in den Slag van Lepante eene schitterende en geheel beslissende overwinning.

Maücus A-monius Colonna, de gezagvoerder der pauselijke galeijen, bij zijnen terugkeer luisterrijk gehuldigd, hieldnbsp;eenen triomftogt naar het Kapitool op de wijze der oudenbsp;Romeinen. Den 24 December van het jaar 1571 langs dennbsp;Appischen weg de stad binnenkomende, werd hij aan denbsp;poort St. Sebastiaan door de Conservatoren en de hoofdennbsp;der verschillende stadswijken verwelkomd, waarop vervolgensnbsp;de togt zich in beweging zette. Eerst zag men de kostbaarheden op de Turken buit gemaakt, dan de krijgsgevangenen ,nbsp;en onder deze trokken de kinderen van Ali Pacha de meestenbsp;aandacht. Daarachter eene groote massa volks en vele soldaten , vervolgens de rijk uitgedoschte Patilciërs te paard,nbsp;en eindelijk Colonna met het verwonnen vaandel der Turk-sche vloot.

Eenige dagen later, op den 13 Januarij, toen men de blijde overwinning op godsdienstige wijze vierde, en de leden vannbsp;den Romeinschen Senaat in Ara Caeli vergaderd waren, werdnbsp;de gouden schat, op de Muzelmannen behaald, den kloos-

-ocr page 222-

( 212 )

terlingen ten geschenke aangeboden, om er het plafond der kerk mede te vergulden.

Aan Pans Pius V vooral had men de overwinning te danken: aan zijne werkzaamheid, aan zijnen invloed, aan zijn gebed.nbsp;Op den 7 October in het Vatikaan van eenige prelaten omringd,nbsp;wenkte hij met den vinger, gebood stilte , stond eensklaps op,nbsp;opende het venster, en scheen een oogenhlik in diepe beschouwing verzonken. Gelaat en houding toekenden hevigenbsp;aandoening. Gaat! zoo riep hij uit, en dankt God in zijnennbsp;tempel, ivant ons leger behaalt de overwinning. Toen knieldenbsp;hij neder, en tranen vloeiden langs zijne wangen.

Dit geschiedde des namiddags om vijf ure, en op dien eigen stond dreunden, op honderd uren afstands, de laatstenbsp;kanonschoten van den Slag van Lepanto.

De Ara Caeli bezit als voorwerp van bijzondere vereering een mirakuleus beeldje van het Goddelijk Kind, ii. Savtissimonbsp;Bambino.

Wanneer een zieke zijn laatste einde voelt naderen, wordt hem het ziekbed dragelijk en de strijd verligt, zoo hij dennbsp;Bambino aan zijne legerstede ziet. Aan niemand wordt dienbsp;gunst geweigerd, en zoo bestaat er geen huisje in Rome,nbsp;dat niet eenmaal het voorregt genoten heeft den Bambino tenbsp;ontvangen ter verkwikking en opbeuring der stervenden.

Op Driekoningen - feest wordt het met een rijk gewaad omhangen, naar Italiaansche wijze met zijden linten en allerleinbsp;kostbaarheden opgesierd, en midden in de kerk geplaatst,nbsp;waar de Romeinen in groot getal eene vreemde plegtigheidnbsp;bijwonen. Niet priesters maar kleine kinderen komen alsdannbsp;prediken en den lof des pasgeboren Verlossers verkondigen.nbsp;Er ligt iets bekoorlijks en liefelijks in die onzekere en teederenbsp;geluiden der onschuld en onnoozelheid, iets bevalligs in denbsp;gebaarden der kleinen, die, van vele priesters en geloovigen

-ocr page 223-

( 213 )

omringd, vrijmoedig en eenvoudig hunne rede voordragen, met den Latijnschen tekst voorop en den Hemel aan het eind.nbsp;Op het gelaat der moeders staat de vreugd te lezen, vimn-neer zij door den bijval der hoorders hare zorgen en moeitenbsp;bekroond zien; doch onbeschrijfelijk is haar angst, zoo hetnbsp;kind, hoe zorgelijk ook voorbereid, hoe langdurig ook geoefend , op het gezigt der priesters ontstelt, al stamelendenbsp;aanvangt, en door vrees overmeesterd ten laatste geheel bezwijkt en geen woord meer kan uitbrengen, terwijl er nietsnbsp;anders overblijft dan de welsprekendheid der tranen.

Wie in deze kinderlijke ceremonie geen behagen kan vinden , behoeft slechts weinige schreden te doen om de Propaganda te bereiken, alwaar op Driekoningen de kweekelingen uit de meest verwijderde oorden der wereld, ieder in zijnenbsp;moedertaal, eene toepasselijke redevoering houden. Men hoortnbsp;er Turksch, Grieksch , Chineesch , Chaldeeuwsch, Syriesch,nbsp;Arabiesch, alsmede verschillende talen en tongvallen uitnbsp;Oceanië. Blanken, bruinen, koperrooden en zwarten, metnbsp;verschillende wijzigingen van kleur, wisselen elkander opnbsp;het spreekgestoelte af, terwijl de reeks meestal door dienbsp;leerlingen wordt gesloten, wier taal en- uiterlijke gestalte dennbsp;hoorders het meest belangwekkend en vreemdsoortig moetennbsp;voorkomen. Zoo was nog den vorigen keer de laatste spreekbeurt aan een paar jongelingen geschonken , die, in Australiënbsp;van menscheneters geboren , niettegenstaande hunne zonderlinge keelgeluiden, door sierlijke en talentvolle voordragtnbsp;den levendigsten bijval inoogstten.

Op Driekoningen derhalve leggen de Propaganda en de Ara Caeli getuigenis af, dat Rome om zijne grootsche pleg-tigheden niet minder onze bewondei'ing verdient, dan omnbsp;zijn kinderlijken eenvoud.

De Franciskanen van Ara Caeli bezitten eene uitmuntende

-ocr page 224-

( 214 )

boekerij, die tot de ¦voornaamste van Rome behoort. Overigens zijn zij genoodzaakt zich thans in hun klooster een weinig te behelpen, daar zij een goed deel ter inkwartieringnbsp;voor de Franschen hebben moeten inruimen. Doch in plaatsnbsp;van te klagen , gaven zij hunne hooge tevredenheid te kennennbsp;over de menigvuldige blijken van geloof en zedelijkheid,nbsp;vooral bij die soldaten, welke nog pas in dienst getredennbsp;en van het platte land geboortig waren. Toen ik de binnenplaats overging, lagen er juist vijf tegen den kloostermuur;nbsp;vier hunner waren bezig met kaartspelen, terwijl de vijfdenbsp;al rockende met de grootste aandacht een hoofdstuk uitnbsp;Thomas a Kempis las; dit boek strekte hem zeker tot uit-spanningslectuur, anders zou hij, dunkt mij , den pijp welnbsp;hebben ter zijde gelegd.

Het klooster uittredende, begaven wij ons naar het Paleis der Senatoren en het beroemde Muzeum, alwaar een zeldzame schat van antieke kunstwerken bewaard wordt.

Het oude Kapitool der Romeinen is met der tijd geheel van aanzien veranderd, en de archaeologen kunnen het omtrent de ligging der vervallene heidensche gebouwen onderlingnbsp;niet eens worden. De muren die het rondom insloten, alsmede de sterke burgt op de Zuid-Westelijke punt, alwaar denbsp;Galliërs, bij overrompeling het Kapitool bestormende, doornbsp;de heilige ganzen van Juno werden verraden, zijn verdwenen,nbsp;en de Tarpeïsche rots, waarvan men de ter dood veroordeelde misdadigers in den afgrond nederstortte, vertoontnbsp;niet meer die huiveringwekkende diepte van weleer. De trapnbsp;echter, die door den zegevierenden veldheer werd betredennbsp;wanneer hij den tempel van Jupiter naderde , is nog in wezennbsp;en loopt uit op het Forum bij de Mamertijnsche gevangenis.

-ocr page 225-

( 215 )

Gaat men van liier dwars over het Forum naar de ruïnen der Curia, dan ontmoet men een kleinen doch zeer merk-waardigen ronden tempel aan den H. Tiieodorus toegewijd.

Het verhaal zegt dat Romulus en Remus, de eerste grondleggers der stad, kort na hunne geboorte op last van Amu-lius in den Tiber moesten verdronken worden. Daar echter de rivier toen buiten hare oevei-s was getreden en mennbsp;geene gelegenheid vond de bedding te bereiken, wérden denbsp;tweelingen in een bak of korf op het overstroomde land gezetnbsp;en bleven bij het afvloeijen van het water op het droogenbsp;liggen, ter plaatse, welke thans door de kerk van den H.nbsp;Theodorus wordt ingenomen. Daar zouden de kinderen eeni-gen tijd door eene wolvin gezoogd zijn, totdat de herdernbsp;Faustulus hen vond, tot zich nam en door zijne vrouw lietnbsp;opvoeden. Later bouwden de Romeinen op deze zelfde pleknbsp;den beroemden tempel van Vesta, waar de maagdelijke priesteressen dier godin woonden, het heilig vuur onderhieldennbsp;en het Palladium bewaarden.

De St. Theodorus in de achtste eeuw gesticht, doch later geheel herbouwd , heeft als overblijfsel barer oorspronkelijkenbsp;stichting de kostbare mozaïk in de tribune behouden en behoort overigens tot de eenvoudigste en nederigste kerkennbsp;van Rome. Het voorplein, met een groot ijzeren hek afgesloten, schijnt in de week voor vreemdelingen niet toegankelijk;nbsp;meermalen moest ik onverrigter zake terugkeeren, daar niemand in de nabijheid het hek voor mij kon openen. Toennbsp;wij eindelijk op eenen zondag binnentraden, stond in hetnbsp;midden der kerk het lijk van eenen priester in kerkelijknbsp;gew'aad en ter begrafenis gereed. De hitte der laatste dagennbsp;had de ontbinding aanmerkelijk bevorderd, het gelaat misvormd , bijna onkenbaar gemaakt en met de akeligste kleurennbsp;bedekt, terwijl de bedorven lucht welke wij inademden ons

-ocr page 226-

( 216 )

noode deed besluiten om de stille plegtigheid der begrafenis af te wachten.

Nu wij de voornaamste kerken der geestelijke orden hebben nagegaan, rest ons nog een enkel woord over die, welke vannbsp;de eerste Christen tijden af, niettegenstaande de hevigstenbsp;vervolgingen hare •Oorspronkelijke plaats mogten behouden.

Daar het gedurende de twee eerste eeuwen den Christenen onmogelijk was in het heidensch Rome openbare kerken tenbsp;stichten, woonden zij in het geheim de godsdienstoefeningennbsp;bij, hetzij in de Katacomben, hetzij in bedehuizen, die hetnbsp;uiterlijk aanzien van kerken misten en soms onder den grondnbsp;verborgen lagen. Toen evenwel tegen het einde der tweedenbsp;eeuw de vervolgingen van tijd tot tijd onderbroken werden,nbsp;en het aantal bekeeringen bij de aanzienlijken op verbazendenbsp;wijze toenam, schepten zij moed en begonnen met den meestennbsp;ijver te bouwen. Origines meldt ons dat tijdens de vervolgingnbsp;van keizer Maximinus, in het jaar 236, vele basilieken verbrand werden, die nog kort geleden door vrijwillige offersnbsp;der geloovigen waren opgetrokken en van Paus Urbanus Inbsp;elk een zilveren patexa ten geschenke hadden ontvangen.

De alleroudste thans nog bestaande kerk, aan gene zijde des Tibers gelegen, is de Maria in Trastevere , door dennbsp;heiligen Paus Callistus in het jaar 224 gesticht op de plaatsnbsp;der vorige Taberna Meritoria. Toen dit gebouw, bestemdnbsp;A'oor de invaliden van het Romeinsche leger, in puin viel,nbsp;stelden de Christenen alles in het werk , om deze voor hennbsp;zoo bijzonder dierbare 'plek in bezit te krijgen; want in dennbsp;nacht toen de Zaligmaker geboren werd had alhier een grootnbsp;wonder plaats gegrepen, waarvan niet slechts Cassius, eennbsp;heidensche geschiedschrijver uit de derde eeuw, maar ook

-ocr page 227-

Eusebius, de H. Prosper en vele andere gewijde schrijvers melding maken. Een oliebron, zoo luidt het wonderverhaal,nbsp;welde hier in den nacht der Geboorte eensklaps uit dennbsp;grond op, vloeide den volgenden dag onophoudelijk en zoonbsp;overtollig voort, dat de oliestroom den Tiber bereikte, ennbsp;zich met het water der rivier vermengde.

Deze gebeurtenis, in het openbaar voorgevallen en door de heidenen zelfs bevestigd, spoorde de Christenen aan omnbsp;al het mogelijke aan te wenden, ten einde op dien gewijdennbsp;grond een tempel te stichten. Doch eenige Romeinsche herbergiers , die er hunne herbergen wilden bouwen, boden eennbsp;geduchten tegenweer en wendden zich ten laatste tot dennbsp;keizer met het dringend verzoek om de Christenen te verwijderen. Tegen alle verwachting ontvingen zij een weigerendnbsp;antwoord. Veel liever, zoo sprak Alexander Severus , wilnbsp;ik dat God te dier plaatse vereerd worde, op wat wijze ook,nbsp;dan dat zij in handen home van herbergiers. De Christenennbsp;derhalve, het pleit gewonnen hebbende en door den keizernbsp;in hun bezit bevestigd, stichtten hunne eerste openbare kerknbsp;en wijdden haar toe aan de Geboorte des Verlossers , zoonbsp;als haar oorspronkelijke titel luidde.

Wanneer men deze oude en eerbiedwaardige basiliek nadert en het voorplein betreedt, wordt men aanstonds getroffennbsp;door de kolossale en prachtige mozaïk-schilderij, welke hetnbsp;groote muurvlak over de geheele breedte van den voorgevelnbsp;inneemt, en in het jaar \ 136 op kosten van Paus Innocen-tius II werd vervaardigd. Het stelt de Moedermaagd voor,nbsp;omringd van de vijf wijze en vijf dwaze maagden, die,nbsp;zonderling genoeg, allen een lichtkrans of heiligensohijn omnbsp;het hoofd dragen, en daardoor aanleiding gaven, dat denbsp;archaeologen, die zich de oplossing van het raadsel ten taaknbsp;hadden gesteld, tot de vreemdsoortigste verklaringen ennbsp;gissingen hunne toevlugt moesten nemen.

-ocr page 228-

( 218 )

Te Rome evenwel verhaalde men mij het volgende.

Toen de mozaïst zijn kunstwerk zou aanvangen, koos hij tien Romeinsche maagden als modellen. Doch er ontstondnbsp;een hevige strijd zoodra zij hare bestemming vernamen : iedernbsp;wilde eene wijze, geen barer eene dwaze maagd voorstellen.nbsp;De kunstenaar, voorziende dat zij den ouderlingen twistnbsp;nimmer zouden bijleggen, deed eindelijk een voorstel waardoor de Romeinsche dochters bevredigd werden. Hij beloofdenbsp;namelijk allen zonder onderscheid als heiligen te zullen afbeelden en trok derhalve den lichtkrans , het teeken vannbsp;heiligheid, om het hoofd zoowel der dwaze als der wijzenbsp;maagden. Of echter deze verklaring de ware is laat ik aannbsp;de beslissing der belangstellende navorschers over.

Behalve deze mozaïk-schilderij heeft de facade eene oude portiek door vier kolommen gesteund en rondom bezet metnbsp;zeer belangrijke opschriften en marmeren steenen, voor hetnbsp;grootste gedeelte uit de Katacomben opgegraven. Het inwendige , welks buitengewone pracht met de eerbiedwaardigheidnbsp;der kerk in overeenstemming is, bevat 23 zware deelsnbsp;Jonische deels Corinthische kolommen van gevlekt graniet.nbsp;Daar de Jonische kapiteelen de beelden der beide afgodennbsp;Isis en Serapis dragen , valt het niet te betwijfelen of zijnbsp;zijn van den eenen of anderen heidenschen tempel afkomstig.nbsp;Het plaveisel bestaat, even als dat der andere oude kerkennbsp;uit Opus Alexasdiunum , een zamenstelsel van brokken porphyrnbsp;en fijne marmersoorten. In het midden van het plafond,nbsp;rijk aan gouden ornementen, ziet men pe Hemelvaart , eennbsp;meesterstuk van Domenichino, hetwelk met de kunstigenbsp;mozaiken der tribune van onberekenbare waarde geachtnbsp;wordt. Bij het hoogaltaar, welks baldakijn op porphyrennbsp;kolommen rust, ontsprong de boven vermelde bron; denbsp;juiste plaats wordt door het opschrift; Foss Olei d. i.nbsp;Oliebron aangeduid, en tusschen het beeldhouwwerk staan


-ocr page 229-

( 219 )

vele regelen in marmer gebeiteld, betrekking hebbende op het wonder.

Naast de Maria in Trastevere woonde hare stichter, de H. Paus Callistus, in het huis van een Romeinschen soldaat,nbsp;die hem tijdens de vervolging van Alexander Severus eennbsp;toevlugtsoord en bescherming aanbood. Doch de Paus ontdekt zijnde, werd met een steen aan den hals in eene putnbsp;geworjmn , die nog aanwezig is en waarboven men de kerknbsp;des heiligen opbouwde.

Niet ver van hier ligt de kerk van den H. Pancratics aan de poort van dienzelfden naam, en voltooid onder Pausnbsp;Felix I omstreeks het jaar 272. De onverschrokken jongeling,nbsp;pas 14 jaren oud, ontving de kroon der martelaren in denbsp;onderaardsche kapel, van waar een sombere en kronkelendenbsp;trap naar de Katacombe van Calepodius voert. Veel heeft denbsp;kerk geleden, toen in het jaar 1849 Garibaldi liaar persoonlijk met zijne ruwe bende tegen den aanval der Franschennbsp;verdedigde.

Van het laatst der derde eeuw dagteekent de kerk der H. SuzANNA op het Quirinaal. Deze edele maagd, uit eenenbsp;zeer aanzienlijke Romeinsche familie geboren en ten huwelijknbsp;gevraagd door Maximianus Augustus, weigerde hare handnbsp;aan dien onverzoenlijken vervolger der Christenen en moestnbsp;hare weigering met den dood bekoopen. Diocletianus zondnbsp;zijne beulen af, om de H. Suzanna heimelijk in hare woningnbsp;om te brengen. Dien zelfden dag droeg de H. Paus Gajus,nbsp;oom van Suzanna, het Misoffer op in de kamer, waarvannbsp;de grond nog met het bloed der martelares was bevochtigd.

Hoogst merkwaardig is de kerk S. Maria in Cosmedin ,

-ocr page 230-

( 220 )

bij de Tiberbrug Ponte Rotto gelegen en gevestigd op de oude ruïnen van den heidenschen Tempel der Küischheid.

In de derde eeuw bezaten de Christenen hier een bedehuis , hetwelk de Romeinen hun echter ontnamen en tot eenenbsp;Grieksche school voor wetenschappen inrigtten, alwaar Augustinus , nog heiden zijnde, zijne voorlezingen hield ennbsp;door zijne geleerdheid en welsprekendheid heel Rome totnbsp;zich trok. Later zochten de vervolgde Christenen van hetnbsp;Oosten er een toevlugtsoord en bouwden er eene kerk die omnbsp;haren rijkdom den titel van Cosmedih d. i. de prachtigenbsp;ontving. Hoezeer zij om haren Byzantijnschen kloktoren, omnbsp;plaveisel, kolommen , ambo’s en tribune, den oorspronkelijkennbsp;titel nog handhaaft, kunnen al deze schatten niet halen bijnbsp;de fraaije zeer oude schilderij , welke boven het Hoogaltaarnbsp;hangt en door Grieksche vlugtelingen naar Rome is overgebragt.nbsp;Zij bevat de afbeelding der H. Maagd met het opschrift;nbsp;OeoToxos atincKQamp;evog d. i. Moeder Gods , altijd maagd , ennbsp;strekt derhalve ten bewijze dat de kerkelijke leer van hetnbsp;Goddelijk Moederschap der H. Maagd in den tijd der eerstenbsp;Christenen haren oorsprong neemt.

Ik spoed ten einde en breek dit artikel niet dan met groote moeite af; want ware ik door mijn kort bestek niocnbsp;binnen enge grenzen beperkt, er zou aan dit uitgebreidnbsp;onderwerp geen einde komen, daar zich telkens nieuwenbsp;tempels, der vermelding overwaardig, met kracht aan mijnbsp;opdringen.

-ocr page 231-

X.

DE 2de SEPTEMBER.

Onvergetelijk blijft mij immer de 2 September van het jaar 1862, een volle dag, een der gelukkigste van mijn leven.

Toen in den vroegen morgenstond nog zeer weinigen de trappen der St. Pieter beklommen hadden, lazen wij de H.nbsp;Mis in de Katacombe van het Vatikaan, op het graf vannbsp;Petrus en Paulus. Waarom zou ik verbergen wat ik hiernbsp;ondervond, waarom zou ik verzwijgen wat duizend anderennbsp;zoo gaarne luide verkondigden? Al de herinnering, al denbsp;teedere gewaarwordingen en aandoeningen, die mij bij mijnnbsp;eerste bezoek aan de graven vervulden, herleefden krachtigernbsp;dan te voren en ontgloeiden op nieuw mijn hart, toen ik ,nbsp;in dit bezielend middenpunt van het ontzaggelijk heiligdom,nbsp;het altaar naderde waaronder het gebeente der Apostelennbsp;rust, omringd van vele pausen en tallooze martelaren.

In gedachte naar de, eerste eeuw der Kerk teruggevoerd, overwoog ik hoe de Vatikaansche grotten, om hare besmettelijke lucht door de heidenen ontweken (‘), den Christenen

(1) Tacitas zegt: iafamibus Vaticauis locis, afzigteiijke oorden van het Vatikaan.

10

-ocr page 232-

( 222 )

tot des te veiliger schuilplaats strekten , hoe digt deze ook grensde aan de renbaan des keizers. Onopgemerkt binnengekomen , zetten zij zich aan de voeten van Petrus neder,nbsp;die er, volgens de Acta. van St. Maktialis , meermalen aannbsp;eene overgroote menigte volks het vroord Gods verkondigde.nbsp;Wie zal melden wat er in hunne harten omging, wanneernbsp;zij des nachts de jammerkreten hoorden misschien van bloedverwanten of vrienden, die in de nabij gelegen tuinen vannbsp;Nero ter dood toe gefolterd werden; wie de tooneelen schetsen , die er voorvielen, wanneer eenige uren later de zwarte ,nbsp;half verbrande lijken alhier heimelijk binnengebragt, door denbsp;schreijende menigte ontvangen en door Petrus zelven tennbsp;grave gelegd werden ?

Hooger nog steeg de eerbied voor deze grotten, toen zij behalve de grafsteden der eerste bloedgetuigen ook die vannbsp;den eersten Opperpriester bevatten, en Paus Anacletus er eennbsp;Obatorium of verborgen tempel stichtte. Doch ruim tweenbsp;eeuwen later trad door de bekeering van Constantijn hetnbsp;Cdu’istendom onbeschroomd in het openbaar te voorschijn,nbsp;en op het Vatikaan greep eene gebeurtenis plaats, Wijder ennbsp;plegtiger dan ooit te voren. Een digte menigte drong doornbsp;de PouTA Triumphalis en naderde tusschen de tallooze praalgraven , die overal in den omtrek waren opgerigt. Zij gingennbsp;niet slechts den obelisk en de renbaan van Nero, maar ooknbsp;de tempels van Mars en Apollo voorbij, en trokken voort totnbsp;bij den ingang eener krypta, aan den voet eens onbewoondennbsp;heuvels. Daar schaarden zij zich in twee rijen, een breedennbsp;doortogt schenkende aan eene processie van eerbiedwaardigenbsp;mannen, wier kleederen en sieraden nog nimmer onder dennbsp;blooten hemel van Rome geschitterd hadden, wier luide ennbsp;krachtige zangen voor de eerste maal door de echo’s dernbsp;heuvelen herhaald werden. Het was Paus Sylvester van eennbsp;groot aantal bisschoppen, heel de geestelijkheid en het ge-

-ocr page 233-

( 223 )

loovige volk omringd. Eensklaps verschijnt Keizer Constantijn. Hij heeft zijn diadeem afgelegd, en zich nederbuigende metnbsp;het aangezigt ter aarde, belijdt hij, in de tegenwoordigheidnbsp;van zijn volk, dat hij gedwaald en gezondigd heeft, dat hij,nbsp;schuldig aan de vervolging der heiligen, niet waardig is dennbsp;grond te betreden waarin hunne ligchamen rusten. Hij spraknbsp;met luider stemme, met groote verzuchtingen en een zoo-danigen overvloed van bittere tranen, dat zijn purper gewaadnbsp;en de onderscheid!ngsteekenen zijner keizerlijke majesteitnbsp;er mede bevochtigd werden. Daarop ontdeed hij zich vannbsp;zijnen mantel, nam een houweel en opende den grond;nbsp;vervolgens droeg hij ter eere der Apostelen twaalf mandennbsp;met aarde aan, en wierp ze in de opening, de plek waar denbsp;eerste steen der nieuwe Vatikaansche Basiliek moest gelegdnbsp;worden. Deze daad van boetvaardigheid stilde zijne wroegingen ; en het zuchten van zijn rouwmoedig hart w'erd aanstondsnbsp;overstemd door de lofzangen die uit het volk Gods opgingen; lofzangen , die aan het graf van Petrus immer herhaald werdennbsp;en voortduurden, van eeuw tot eeuw, tot op onze dagen toe.

Terwijl de grondslagen der Basiliek gelegd werden, bleef het Oratorium van Anacletus en het Apostelgraf zorgvuldignbsp;gespaard. Op last des keizers evenwel sloot men het heilignbsp;ligchaam van Petrus in eene dubbelb vierkante kist, denbsp;binnenste van zilver, de buitenste van verguld brons en metnbsp;zeer eenvoudige graveersels bezet, zoo als die op vele oudenbsp;graven gevonden worden. Boven het graf plaatste hij eennbsp;kostbaar kruis van het fijnste goud, ISO pond zwaar. Sindsnbsp;bleef dit monument immer onaangeroerd, hoezeer het Oratorium in vorm en versiering menige verandering onderging.nbsp;Zoo werd ten tijde van Karei den Groote de vloer dernbsp;Confessie geheel met gouden platen bedekt en met eenenbsp;massief zilveren balustrade versierd.

-ocr page 234-

( 224

Toen de Basiliek van Constantijn, na twaalf eeuwen bestaan te hebben, voor een nog prachtiger tempel, den grootstennbsp;der wereld moest plaats maken, werd de oude Katacombenbsp;in vier kapellen afgedeeld, waarvan die der Confessie denbsp;voornaamste is, omdat haar altaar zich bevindt tusschen datnbsp;der Basiliek en tusschen het graf van Petrus. Zij heeft dennbsp;vorm van een Grieksch kruis en bevat de' twee oude beeld-tenissen der Apostelen, op zilver geschilderd, alsook 24nbsp;bronzen bas-reliefs met de merkwaardigste voorstellingen uitnbsp;hun leven.

Behalve de praalgraven van vele pausen die hier rusten, ontmoet men dat van Keizer Otto II, van Charlotte, koninginnbsp;van Jerusalem en Cyprus, van Jacobus III, Koning vannbsp;Engeland. Standbeelden, half verheven beeldwerk, mozaïken ,nbsp;schilderingen, opschriften, kostbare overblijfsels der oudenbsp;Basiliek, verhoogen het belangwekkende en eerbiedwaardigenbsp;der Vatikaansche Katacombe.

In de trotsche Sacristie teruggekeerd, wierpen wij eenen vlugtigen blik door de zalen, allen ruim genoeg om totnbsp;tempels te kunnen dienen. Men toonde ons vervolgens,nbsp;behalve vele andere relikwien, de lans, waarmede de zijdenbsp;des Zaligmakers werd doorboord, en onder de prachtigenbsp;kerkgewaden den Byzantijnschen mantel van Karei den Groote.

Daar wij voornemens waren den koepel te beklimmen en eenige oogenblikken op den gids moesten wachten, namennbsp;wij deze gelegenheid te baat om in een afzonderlijk daartoenbsp;bestemd vertrek der Sacristie ons ontbijt te gebruiken metnbsp;een glas mischio, bestaande uit koffy en chocolade dooréénnbsp;gemengd, den geliefkoosden drank der Romeinen.

Moeijelijk zal men zich een begrip kunnen vormen van de ware grootte der Basiliek, zoo men zich niet de moeite geeft

-ocr page 235-

het dak en den koepel te bestijgen. Van binnen zijn de afmetingen der voorwerpen zoo juist met elkander in verhouding , dat het eene niet boven het andere uitsteekt en mennbsp;op het oog alles kleiner schat dan het werkelijk is. Op eenennbsp;afstand van twee kolommen heb ik mij meermalen in mijnenbsp;schatting voor de helft bedrogen, en moest de waarheidnbsp;erkennen van het gezegde : alles is er kolossaal, niets schijntnbsp;er groot.

Wat echter het bovenste deel en vooral den koepel betreft, kunnen wij die woorden geenszins bij stemmen.

De spiraalvormige trap, welke naar het dak voert, heeft eene zoo flaauwe schuinte dat men het stijgen naauwelijksnbsp;gewaar wordt en in de vrije lucht gekomen, verwonderdnbsp;staat over de verbazende hoogte die men bereikt heeft. Bijnbsp;belangrijke reparatiën worden muilezels met zware vrachtennbsp;beladen langs dezen trap zeer gemakkelijk naar boven gedreven. Op het dak zelf hebben omstreeks 300 werkliedennbsp;hunne woningen; zij stellen er eene groote eer in op denbsp;St. Pieter te zijn geboren, te leven en te sterven, en sprekennbsp;op zoo hoogdrayenden toon over hunne omwandelingen langsnbsp;de balustrade en koepels, over de pleinen en straten vannbsp;hun verheven verblijf, dat men in twijfel geraakt of zij denbsp;geheele stad dan wel het enkele dak bedoelen. Door hennbsp;geschieden de gewone werkzaamheden, die tot onderhoudnbsp;der Basiliek noodig zijn en eene jaarlijksche uitgave vannbsp;30,000 scudi of 75,000 gulden vorderen.

Het was voor de geestkracht van den zeven en tachtigja-rigen Michel Angelo bewaard den ontzaggelijken koepel der St. Pieter te ontwej’pen en het Pantheon in de lucht tenbsp;zetten. Na 15 jaren zonder eenige geldelijke belooning aannbsp;den SI. Pietersbouw te hebben gearbeid, weigerde hij nogmaals het jaargeld, hetwelk hem voor den koepel werdnbsp;toegelegd en liet dus, hoezeer hij zelf de voltooijing niet

-ocr page 236-

( 226 )

inogt beleven, dit uitstekend gewrocht als een verheven gedenkstuk zoowel van zijne kunst als van zijne edelmoedigheid achter.

De trommel, het onderste, regtstandige gedeelte, bevat 32 Corinthische pilasters, tusschen welke 16 vensters het vrijenbsp;daglicht tot het pauselijk hoogaltaar binnenlaten.

Een paar trappen slechts en wij bevonden ons op eenen omloop, aan de binnenzijde des muurs, uitzigt gevende innbsp;het onmetelijk ruim der Basiliek. Boven onze hoofden haddennbsp;wij den 153 voet hoogen koepel, regt vóór ons eenen bijnanbsp;gelijken afstand, en in de huiveringwekkende diepte ondernbsp;onze voeten schenen de geloovigen, die bij het graf vannbsp;Petrus baden, zwarte stippen op den witten marmeren vloer.

Met letters, ruim vijf voet groot, staan op het fries boven de vier hoofdpijlers de woorden van het Evangelie:

Tu. ES. PETRUS. ET. SUPER. HANC. PETRAM. AEDIFICABO. ECCLE-SIAM. MEAM. ET. TIBI. DABO. CLAVES. REG.NI. COELORUM.

Gij zijt petrus en op deze steenrots zal ik mijne kerk

BOUWEN , EN IK ZAL U DE SLEUTELS GEVEN VAN HET RIJK DER HEMELEN.

In het gewelf, geheel met verguld stukadoorwerk en prachtige mozaïken bezet, ontmoet men de afbeeldingen vannbsp;den Zaligmaker, de H. Maagd, de Apostelen en de Evangelisten, terwijl in het toppunt God de Vader zetelt.

Van dezen omloop af wordt het klimmen een weinig moeije-lijker. De ontzaggelijke dubbele muur, binnen welken de trappen naar den top voeren, heeft eene dikte van 22 voetTnbsp;Eindelijk komt men door eenen regtstandigen cilinder in dennbsp;metalen bol of appel. Hier Avas de hitte ondragelijk, daarnbsp;de stralen der zon al hunne krachten op den bol uitoefendennbsp;en deze geene andere openingen had dan kleine kijkgaatjes ,nbsp;niet voldoende om den brandenden gloed van het metaalnbsp;door te laten. Zestien personen kunnen er te gelijk in

-ocr page 237-

( 227 )

v?orden opgenomen. Mist men hier het heerlijk uitzigt over de stad, de omloop boven de lantaarn vergoedt alles.

Heel Rome en al de heuvelen uit den omtrek liggeii vóór u, terwijl het gezigt slechts begrensd wordt door de breede linienbsp;der bergketen, die van het Noorden naar het Zuidwestennbsp;loopt. In het Noordwesten reikt nog een tak der Apennijnennbsp;tot aan de vlakte der Campagna; dan volgt telkens westelijker de lange rij deels met sneeuw bedekte Sabijnschenbsp;bergen, de Monte Serone, de Leeuw met zilveren manen;nbsp;in schitterenden zonnegloed liggen Tivoli, Frascati, Gastelnbsp;Gandolfo op de hoogten. Eenzaam en ernstig rust de roodkleurige Campagna tusschen de Stad en het gebergte; hiernbsp;en daar onderbreekt eene waterleiding met hare eenvormigenbsp;en toch schilderachtige bogen de onmetelijke heide, terwijlnbsp;uw oog, de Via Appia volgende, van tijd tot tijd eenenbsp;pyramide of oude grafruïne ontmoet, waarmede weleer dezenbsp;koninklijke weg aan beide zijden bezet was. Waar de Tibernbsp;met zijne korte kronkelingen de Ponte Molle nadert en denbsp;voorposten der H. Stad beginnen, verdwijnt de onbebouwdenbsp;vlakte; wijngaarden, tuinen, paleizen en tempels rijzen uitnbsp;den grond op, en aan het statige woud der Villa Borghesenbsp;sluiten zich de sierlijke lanen der Monte Pincio aan. Tot bijnbsp;de Porta Pia is het eene aaneenschakeling van wijngaardennbsp;en ruïnen, die uitloopen in het oude Rome, alwaar denbsp;thermen, de paleizen, het Colosseum en al de trotsche overblijfselen van het heidendom, op dien zonnigen morgen, bijnbsp;een hemel vol klaarheid en glans , aan het uitzigt eenennbsp;betooverenden rijkdom gaven.

Op den koepel zei ven ontdekt men hier en daar ijzeren banden en punten, dienende om de 4400 olielampen ennbsp;ongeveer 800 pekfakkelen te dj’agen, die driemaal ’sjaars,nbsp;bij gelegenheid der schitterende illuminatie , heel den koepel,nbsp;van het dak tot den appel, in lichterlaaijen gloed zetten.

-ocr page 238-

( 228 )

Niettegenstaande het zigtbaar ongeduld van onzen leidsman, %velke op dien ochtend reeds voor den tweeden keer denbsp;luchtreis had moeten ondernemen en niets aantrekkelijks meernbsp;op den koepel ontmoette, verbleven wij een geruimen tijdnbsp;boven de lantaarn en ontvingen eindelijk een levendig teekennbsp;Van tevredenheid, toen wij het voornemen te kennen gavennbsp;om af te klimmen.

Had deze togt ons eenige inspanning gekost, een veel vermoeijender en afmattender oefening volgde, toen wij denbsp;muzeums van het Vatikaan binnengingen. Dit onmetelijknbsp;gebouw, strekkende tot paleis, bibliotheek en kunstverzameling, bevat 11,000 kamers, en men kan hieruit eenigermatenbsp;nagaan wat omvattende ruimte door het geheel wordt ingenomen. Zoowel de oude als nieuwe kunst heeft er harenbsp;meesterstuklcen zaamgebragt; men ziet er den Torso en dennbsp;Laocoön , de penseelwerken van Raphael en Michel Angelo;nbsp;het is eene wereld van edele kunstgewrochten, waarvan denbsp;opgave alleen een geheel boekdeel beslaan zou. Hoezeer iknbsp;over deze schatten niet in bijzonderheden kan uitweiden,nbsp;mag ik toch de twee apartementen, die uitsluitend doornbsp;kunstwerken uit ons vaderland worden ingenomen, nietnbsp;onopgemerkt voorbijgaan. Aan beide zijden der Galerianbsp;Geographica hangen keurig gestikte borduursels, die op lastnbsp;van Leo X in de Nederlanden zijn vervaardigd, en dienennbsp;moesten om bij plegtige gelegenheden de wanden der Sixtijn-sche kapel te bekleeden. Raphael ontving voor de tifen gekleurde cartons, welke hij in de jaren ISIS en IS16 naarnbsp;ons vaderland afzond en thans in het koninklijk slot Hamp-toncourt bij Londen bewaard worden , de aanzienlijke somnbsp;van 737 scudi en 80 bajocchi (ƒ1844,SO).

Het moet ons niet verwonderen, dat de eer A'an dergelijke bestellingen aan onze voorouders te beurt viel. Reeds in de

-ocr page 239-

( 229 )

9' eeuw was de borduurkunst alhier op een belangrijken trap van ontwikkeling geklommen , en het beroemde stikwerk,nbsp;het heerlijk uitgevoerde behangsel uit de legertent vannbsp;Karei den Stoute, thans in de antieke kunstverzameling vannbsp;Bern berustend, draagt duidelijke sporen van Nederduitschenbsp;afkomst. Volgens Ernst Förstner (') zijn de voortreffelijkstenbsp;Middeneeuwsehe borduurwerken, waar men ze ook mogenbsp;aantreffen, uit de Nederlanden afkomstig; en Franz Bocknbsp;noemt bepaaldelijk Haarlem, als eene stad, om harenbsp;uitnemende stikkerijen boven alle andere steden verheven (-).

Wat aangaat de tapijten van Raphaël, zóó worden de Yatikaansehe borduursels genoemd, behoeft voor hen , dienbsp;eenige kennis van dit vrouwelijk handwerk bezitten, niet tenbsp;worden vermeld , dat al de figuren, van de hoofdtafereelennbsp;zoowel als van het bij werk, met den langen steek zijn uitgevoerd en de vervaardigsters het geheel met zware gouddradennbsp;doorstikt hebben. De voorstellingen uit de Handelingen dernbsp;Apostelen zijn ontwijfelbaar naar Raphaëls cartons bewerkt,nbsp;de overige, uit de Evangeliën, door Bernard van Orleij ennbsp;andere Nederlanders ontworpen.

Bij de plundering van Home door de troepen van Karei V, werden al deze tapijten ontvoerd , doch in het jaar 15S3nbsp;door den Connetable Montmoreney den H. Stoel teruggegeven;nbsp;zij hadden eehter door den roof veel geleden, en van oennbsp;der voornaamste keerde slechts de helft terug. Floezeer overigens de oorspronkelijke kleurenpracht veel heeft verloren,nbsp;behooren zij wat compositie en uitvoering betreft tot de

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Denkmale deutscher Bildnerei und Malerei. 51 Lieferung,

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Als waardig gedenkteeken diens ouden roems en om een denkbeeld te geven , opnbsp;welke wyze vroeger onze edelvrouwen en kloostermaagden de borduurnaald hanteerden,nbsp;wijzen wy op het prachtig officie van Z. D. Hoogw, den Bisschop van Haarlem , op denbsp;niet minder prachtige koorkap der St. ïhomaskerk aldaar, en op de aanzieulyke collectienbsp;van antieke kasuifels en andere paramenten bij Z, D. H. Mgr. Schaapman te Utrecht.

10.

-ocr page 240-

( 230 )

merkwaardigste stukken uit den bloeitijd der Christelijke kunst.

Vóór wij het Vatikaansche labyrinth uittraden, lieten wij, daar er dien dag geen algemeene toegang verleend werd,nbsp;de Bibliotheek ontsluiten; doch geen moeds genoeg bezittendenbsp;pm al de zalen te doorloopen, vergenoegden wij ons met denbsp;inzage van eenige belangrijke boekwerken en manuscripten,nbsp;onder welke laatste ook die van Luther; men toonde onsnbsp;het boek der zeven Sacramenten van Hendrik VIII, alsmedenbsp;diens eigenhandige minnebrieven aan Anna Boleyn.

Vermoeid van al het slenderen langs schilderijen, standbeelden en antiquiteiten, keerden wij naar het hotel terug, om vervolgens ter ontspanning een uitstapje te doen naarnbsp;een der Romeinsche villa’s. Doch te huis komende trad denbsp;portier ons haastig te gemoet, eenen brief overhandigende,nbsp;waarin wij nog dienzelfden ochtend ter audiëntie op hetnbsp;Vatikaan werden uitgenoodigd. Een misverstand w'as oorzaaknbsp;dat deze tijding, die wij den vorigen dag reeds haddennbsp;moeten ontvangen, zoo laat aan het hotel was aangekomen.nbsp;Met wat innige vreugde wij het verblijdend berigt ook vernamen , de vrees dat wij te laat zouden komen , ontstelde ons.nbsp;Gelukkig echter dat wij te voren een en ander in gereedheidnbsp;gebragt hadden, en nog een half uur ter onzer beschikkingnbsp;nemende, het ontbrekende gemakkelijk konden aanvullen.

Met al onze overhaasting kwamen wij nog veel te vroeg.

De Kardinaal de Mérode had reeds vroeg met ' Z. HT. een langdurig onderhoud gehad, en thans was de audiëntienbsp;van Kardinaal d’Andrea nog niet afgeloopen. Bovendiennbsp;bevonden zich in de w'achtkamer een nieuw benoemde Bis-schop van Indië, twee Generaals van geestelijke orden ennbsp;vier Belgische priesters, die allen ons moesten voorgaan,nbsp;en van welke de laatstgenoemden reeds uren gewacht hadden.

-ocr page 241-

( 231 )

De vele kostumen in de verschillende zalen gaven ons eene welkome afleiding in onzen gespannen toestand. Aan dennbsp;ingang stond de trouwe Zwitsersche garde met blankge-schuurde speren en kleurige uniform; van binnen, behalvenbsp;vele waardigheden wier bestemming mij onbekend was, tweenbsp;Romeinsche prinsen in Spaansch kostuum van zwart fluweel,nbsp;met breede witte kraag en sierlijke mantelet; dan tweenbsp;adelijke jongelingen uit de Pauselijke lijfwacht, de blinkendenbsp;sabel op schouder, en daarenboven een groot getal prelatennbsp;in paarsch gewaad: eene vorstelijke omgeving, zoo als geennbsp;ander monarch bezit.

Het was een gelukkig tijdstip des levens, toen wij omstreeks één ure door Mgr. Pacca de audiëntie-zaal wmrden binnengeleid en ons vervolgens geheel alleen in de tegenwoordigheid van Pius bevonden. Zoodra wdj zijne handnbsp;gekust en den Pauselijken Zegen ontvangen hadden, rigttenbsp;hij ons aanstonds op en deed ons door zijne alle beschrijvingnbsp;te boven gaande minzaamheid in die eerste oogenblikkennbsp;vergeten, dat wij aan den troon stonden van den magtigstennbsp;koning der aarde, van den verhevenste der stervelingen.

Met zigtbaar welgevallen en een vriendelijken lach op het gelaat hoorde hij ons aan, toen wij hem onzen diepstennbsp;eerbied en innigste liefde betuigden , en onze deelneming tenbsp;kennen gaven in het lijden, hetwelk hij in deze dagen vannbsp;beproeving te verduren had. Wat voldoening voor het hartnbsp;des priesters, persoonlijk dergelijke gevoelens aan Pius tenbsp;mogen openbaren, en vervolgens uit diens mond een woordnbsp;van dankzegging daarvoor te vernemen! Toen Pastoor F.nbsp;zijne eenvoudige en treffende toespraak geëindigd had,nbsp;schonk de H. Vader eerst zijn zegen aan onzen Hoogwaar-digen Bisschop Mgr. Wilmer, aan de Seminariën, aan onzenbsp;bloedverwanten, en aan eenige vrienden die ons in het bij-

-ocr page 242-

( 232 )

zonder dierbaar waren. Daarna ondervroeg hy ons met de meeste belangstelling over den toestand der Kerk in onsnbsp;vaderland, en gaf tevens de ondubbelzinnigste blijken zijnernbsp;hooge tevredenheid over de liefde jegens den II. Stoel,nbsp;waarvan ook Holland in den laatsten tijd treffende bewijzennbsp;geleverd had; het was o. a. den H. Vader niet onbekendnbsp;dat Overveen een deel der opbrengst van zijnen bloeijendennbsp;handel voor den St. Pieters-penning had afgezonderd.

Met warme bewondering en geestdrift hoorden wij hem aan , toen hij met heilige verontwaardiging over de verregaandenbsp;verdrukking der Kerk sprak. Hoezeer hij daarover zijnenbsp;droefheid niet kon verbergen, kwam toch geen enkel tcekeiinbsp;van verbittering op zijn gelaat, maar wel schemerde zijn medelijden door jegens hen, die zich aan de Kerk vergrepennbsp;en zoovele heiligschennissen voltrokken hadden. Hij spaardenbsp;hunne namen; want, zeide hij, het zijn nog mijne bemindenbsp;kinderen, om wier bekeering ik dagelijks bid. Zij, in diernbsp;voege ging hij voort, hebben mijn hart gewond, maar Godnbsp;schenkt mij van den anderen kant zoo ontelbare blijkennbsp;van trouw en gehechtheid aan den H. Stoel, dat ik nietnbsp;weet hoe daarvoor den Hemel mijne dankbaarheid te betuigen.

Bewonderenswaardig was zijne majesteit, toen hij gewaagde van het onomstootelijk gebouw der Kerk en de ongenaakbaarheid van zijnen troon, waartegen een geweldig pogen nietnbsp;vermogt en alle aanvallen verijdeld werden. Met het oog opnbsp;zijne vorstelijke en hoogepriesterlijke waardigheid, ïn hetnbsp;volle bewustzijn van zijne bovennatuurlijke kracht, gepaardnbsp;aan oprcgte ootmoedigheid, sprak hij niet op den toon eensnbsp;verslagenen, maar voerde de fiere taal van eenen overwinnaar, van een onafhankelijk monarch in zijne grijze Zetelstad.nbsp;Tot getuigenis van zijn onbevlekt geweten legde hij de handnbsp;op het hart, en wij hoorden hem zeggen, wat welligt geen

-ocr page 243-

( 233 )

vorst ter wereld hem zou durven nazeggen: Je suis sur de faire la volonté de Dieu !

Nu volgde een woord over de toekomst der Kerk. Plus, de hardnekkigheid zijner vervolgers nagaande, kon de mogelijkheid eener tweede vlugt uit Rome niet ontkennen, dochnbsp;voegde er bij: En Dieu fai mis ma confiance, et je nenbsp;crains pas!

Pius die weet en ondervonden heeft, dat de Kerk aan een dier planten gelijkt, welker groeikracht zich in den storm beternbsp;dan anders ontwikkelt, dat zij na den tijd der verdrukkingnbsp;met nieuwe kracht en frischheid te voorschijn treedt; Pius,nbsp;die, wijzende op het Kruisbeeld, aan den vertegenwoordigernbsp;van den magtigsten vorst der aarde zeide: Onze Goddelijkenbsp;Verlosser heeft nooit iemand bedrogen! — moet wel met eennbsp;onbegrensd vertrouwen op de overwinnende toekomst dei'nbsp;Kerk bezield wezen. Het is ook daaraan alleen toe te schrijvennbsp;dat de vervolging, die hem treft, geen enkel spoor bij hemnbsp;achterlaat. Zijn hoofd was niet gebogen onder den last dernbsp;vele droevige zorgen. Op zijn gelaat stonden niet die pijnlijke trekken van. verdrukking en zielesmart, die zich andersnbsp;bij den hoogen ouderdom zoo ligtelijk vertoonen. Integendeel,nbsp;zijne houding was vol fierheid, als ware zijn leven eenenbsp;aaneenschakeling van overwinningen. Zijne vonkelende oogennbsp;drongen door tot onze ziel en getuigden van cene geestkracht,nbsp;die, door alle verwikkelingen en hinderpalen heen, onweerstaanbaar naar haar einddoel streeft.

Je ne crains pas! En waarom ook zou Pius vreezen? Hij heeft gedurende zijn leven de herhaalde afwisseling van verdrukking en verheffing beleefd. Hij zag Pius VII in ballingschap voeren door eenen keizer die bijna heel Europa aannbsp;zijne zegekar had gebonden; maar ook, hij was getuigenbsp;van den luisterrijken terugkeer des Pausen, terwijl de gewel-ilenaar in ballingschap stierf. Zijn de tijden thans misschien

-ocr page 244-

( 234 )

nog boozer dan toen, is het kwaad zich meer van zijne kracht bewust, bezit het meer middelen in den stoffelijkennbsp;vooruitgang onzer eeuw, treedt het zelfs op als regthebbend,—nbsp;Pius vreest niet; want van den anderen kant heeft zich denbsp;innige verknochtheid van bisschoppen, priesters en geloovigennbsp;aan den H. Stoel eenpariger en krachtiger dan ooit te vorennbsp;uitgesproken. Waarom zou Pius vreezen, die met zijn gebednbsp;meer vermag dan een magtig vorst met al zijn wapentuig;nbsp;die, door God geroepen, op een eeuwenouden troon zetelt,nbsp;terwijl de nieuwe troon van zijnen vervolger door de revolutie is opgeslagen, met de revolutie staat en met haarnbsp;vallen zal.

Ongeveer een half uur hadden wij bij den H. Vader vertoefd, toen wij bespeurden dat het oogenblik gekomen was, om onze papieren, waarin wij eenige gunsten verzochten,nbsp;te laten teekenen. Wat wij vroegen werd ons welwillendnbsp;toegestaan en eene kleine scherts volgde. Het photographieschnbsp;portret namelijk, waarop Z. H. tot aandenken eenige woorden zou -schrijven, was zeer donker uitgevallen. De plaatnbsp;ontrollende riep Pius aanstonds uit: Comment! Unpapenoir!nbsp;on a oublié ma robe blanche!

Tot onderschrift koos hij den tekst: Dominns N J. C- dirigat vos, sanctificet, regat et giibernet. d. i. Onze Heer J. C.nbsp;geleide, heilige, beheersche en besture u. — een zegewensch des tenbsp;dierbaarder, omdat hij ons door den H. Vader werd toegebeden.

Eindelijk verzocht hij ons een oogenblik te wachten, ging met vasten tred, met ongekunstelde, statige houding vóórnbsp;ons heen naar zijn kabinet, en keerde spoedig terug, onsnbsp;als gedachtenis der audiëntie eene zilveren medaille dernbsp;Japansche Martelaren aanbiedende. Wij knielden neder,nbsp;ontvingen nog eens zijn opperpriesterlijken zegen en verlietennbsp;vol vreugde de audiëntie-zaal.

Onze te voren reeds hoog gespannen verwachting was nog

-ocr page 245-

( 235 )

verre overtreffen. De majesteit van Pius is groot, zijne grootheid vol eenvoud, zijn eenvoud beminnelijk!

Huiswaarts gekeerd zijnde, alwaar onze reisgenooten met vurig verlangen onze komst hadden te gemoet gezien, moestennbsp;wij natuurlijk een uitgebreid verslag geven van alles wat onsnbsp;was wedervaren , en spraken wij in de eerste uren over nietsnbsp;anders dan over de audiëntie.

Het voorgenomen uitstapje naar de Villa werd voor de tweede maal door eene aangename verrassing tot later uitgesteld, daar zich onverwachts een oude vriend bij mij aanmeldde, naar wiens adres ik te vergeefs gezocht had. Voornbsp;eenige jaren had ik hem op de Pius-Verein te Keulen alsnbsp;een jongeling vol ondernemingszucht leeren kennen.

Het was eene blijde ontmoeting. Wij verhaalden hem wat geluk ons dien dag te beurt viel, en ontvingen van zijne zijdenbsp;de schets van zijn waarlijk avontuurlijk leven.

Nadat hij aan verschillende scholen zijne studiën zeer gelukkig volbragt had, begaf hij zich naar Parijs om als zendeling voor buitenlandsche missiën te worden voorbereid. Zoodra echter vernam hij niet dat de H. Vader ter verdedigingnbsp;van zijnen Staat strijders verlangde, of hij bood zich voornbsp;dat edel doel aan en werd bij de troepen van Lamouicièkenbsp;ingelijfd. Kort daarop vond men hem onder de dappere ennbsp;edele schaar, die Pimodan omringde en zich met wanhopigenbsp;kans door den verraderlijken vijand heensloeg. Hij wist dennbsp;moord te ontkomen, hoezeer hij zich in de digte nabijheidnbsp;van PiMODAN bevond, toen deze doodelijk gewond werd. Nanbsp;zich dapper gedragen te hebben bij het beleg van Ancona,nbsp;vroeg hij zijn ontslag als Pauselijk Zoeaaf, om den Koningnbsp;van Napels zijne diensten aan te bieden. Daar woonde hij

-ocr page 246-

( 236 ) nbsp;nbsp;nbsp;•

het beleg van Gaeta bij en wist zich na den val van Frans It bij de reactionnairen in het gebergte aan te sluiten. Levendignbsp;schetste hij ons de onversaagdheid dier enkele dapperen, die,nbsp;trouw aan hunnen wettigen koning, hardnekkig den overweldiger het hoofd boden. Bij de vele schermutselingen waaraannbsp;hij zelf had deel genomen, stonden altijd Fransche soldatennbsp;den Piemontczen ter zijde. Hadden de eerstgenoemden, zoonbsp;meende hij, niet altijd en overal geheime hulp geboden, denbsp;reactionnairen zouden eene magt zijn geweest, waartegennbsp;de soldaten van Victor Emmanuel het onmogelijk hadden kunnen uithouden.

Op eene treurige wijze eindigde hij deze laatste militaire loopbaan. Twaalf Spanjaarden , op Italiaansche kust geland omnbsp;zich bij de reactionnairen te voegen, moesten onder zijn geleidenbsp;naar het legerkamp gevoerd worden; doch bijna ter bestemdenbsp;plaatse gekomen, werd hem in een der bergpassen de wegnbsp;door Fransche soldaten afgesneden. Hij en zijne manschappen , vermoedende dat zij aan de Piëmontezen zouden wordennbsp;uitgeleverd, wachtten een wissen dood; doch hij dankte hetnbsp;aan de benioeijing van den koning van Napels, bij wien hijnbsp;in groot aanzien stond, dat de Fransche generaal hem nanbsp;eenige maanden gevangenschap oogluikend vrijliet.

Behalve een ridderorde van Frans 11 prijkte ook het eerc-kruis van Castellidardo op zijne borst, en als bewijs van imitengewone onderscheiding was de rand daarvan geëmailleerd. Uit eenen brief, die de reactionnairen hem den voriggnnbsp;dag hadden toegezonden, bleek dat hunne magt gebroken ennbsp;hunne gelederen aanmerkelijk gedund waren. Hoezeer ooknbsp;onvermogend tegen een groot leger, bleven zij bij bendennbsp;van 200 man en daar beneden op verschillende punten gelegerd, ten einde den vijand onophoudelijk te verontrusten,nbsp;totdat betere tijden hen zouden in staat stellen aanvallender-wijze te handelen.

-ocr page 247-

( 237 )

Het verhaal van een zoodanigen levensloop, al schijnt hij ons, stationnairen Hollanders, wat avontuurlijk toe , boeidenbsp;echter al onze aandacht; en begeerig om zijn vriendschappelijk gezelschap te blijven genieten, noodigden wij hem uit,nbsp;ons naar de Villa Doria Pamfili te vergezellen.

Wij namen onzen weg langs de Cancellaria, waar de edele Rossi als slagtoffer van zijnen heiligen ijver door dennbsp;verraderlijken dolk eens revolutionnairen sluipmoordenaarsnbsp;omgebragt, en in het jaar i 849 het pauselijk wapen voor hetnbsp;eerst aan de juichende menigte vertoond werd. Een weinignbsp;verder kwamen wij aan het Theater van Pompejus, waarnbsp;Caesar door Brutus is vermoord.

Van hier reden wij naar het eiland St. Bartolomeo, midden in den Tiber gelegen en aan weerszijde met een brug aannbsp;den oever verbonden. Hier stond onder de Romeinschenbsp;Republiek het heilig verblijf der slang van Epidaurus, denbsp;tempel van Aesculaap, w^aar de zieken goddelijke geneeskracht zochten en raadpleegden over de middelen die zij totnbsp;herstel moesten aanwenden. Onder keizer Tiberius bevondnbsp;zich hier eene bewaarplaats voor slaven, die veroordeeldnbsp;waren om bij de eerstvolgende gelegenheid in de openbarenbsp;spelen te sterven; later werden er ook de Christenen metnbsp;diezelfde bestemming gevangen gehouden. Bovendien bevattenbsp;dit eiland in den tijd der Apostelen het groote standbeeldnbsp;van Simon Magus met het opschrift: Simoni Deo Sancto ,nbsp;Aan Simon , den heiligen God. In de kerk St. Bartholomeus,nbsp;op de grondslagen van den tempel van Aesculaap gebouwd,nbsp;ziet men nog brokken uit het oud plaveisel van marmer ennbsp;porphyr., alsmede eenige kolommen van graniet, overblijfselsnbsp;van den heidenschen tempel.

Zender verder oponthoud bereikten wij de Villa Pamfili Aan den ingang vertoonden zich de teekenen der verwoesting,

-ocr page 248-

( 238 )

niet door den tand des tijds maar door eene geweldige hand daar aangerigt. Hoezeer de Fransclien in het jaar 1849nbsp;hunne krijgsoperatiën tegen Garibaldi aanvangende, alles in hetnbsp;werk stelden om het lustoord te sparen , waren zij evenwelnbsp;genoodzaakt vele groepen van hoornen om te kappen ennbsp;enkele gebouwen naar den grond te halen. Doch het sierlijkenbsp;en prachtige paleis bleef ongedeerd en verheft nog zijnenbsp;trotsche muren boven het geboomte.

Wie zich een denkbeeld wil vormen van den onbedorven en fijnen smaak der Romeinen, hij begeve zich naar hunnenbsp;villa’s.

Breede trappen, met standbeelden en planten bezet, schenken aan hunne paleizen een vorstelijk aanzien, en bij al den overvloed wordt toch het kleingeestige zorgvuldig vermeden.nbsp;Zij beminnen de zware eiken, trotsche cypressen, sierlijkenbsp;palmen, en hebben groote zuidelijke planten en heerlijkenbsp;bloemen op alle punten aangebragt. Het geruisch van hetnbsp;geboomte alleen is hun niet welluidend genoeg; tal vannbsp;watervallen, die in breede stroomen nederstorten en in dennbsp;val zes- of zevenmaal worden gebroken, stemmen er medenbsp;zamen. Nergens geschoren lanen, nergens eene vereenigingnbsp;van perken die onderling een mathematiesch figuur vormen.nbsp;Der natuur wordt geen geweld aangedaan; zij behoudt haarnbsp;eigen spel en leven.

Hoe verrukkelijk schoon is het bosch van hooge pijnboo-men, hetwelk zich achter het paleis tot ver in de Gampagna uitstrekt, en hier en daar opene vakken, min of meernbsp;heuvelige, met heide bewassen woudpleinen bevat. Hier,nbsp;in de diepe schaduwen, en op eene rustbank gezeten, hoorden wij de watervallen ruischen, de vogelen zingen, en vannbsp;den zoeten geur der bloemen omringd, wachtten wij dennbsp;avond af op het bekoorlijk feest, hetwelk natuur en kunstnbsp;hier bestendig met elkander vieren.

-ocr page 249-

( 239 )

Een wit marmer monument, in den vorm eens tempels met een kunstig bewerkt Mariabeeld er in, stond aan onzenbsp;zijde. De Romein, bij wien de godsdienst in het dagelijkschnbsp;leven, ja tot in de vermaken is doorgedrongen, schroomtnbsp;niet zijn lusthof met eene Madonna te sieren. Doch dit Beeldnbsp;zeide ons meer; het staat op de plaats alwaar in de laatstenbsp;revolutie vele Franschen het leven verloren. Het voetstuknbsp;geeft een treffend gebed te lézen;

Ave.

ViP.GO. Deipara. Mundi. Regina.

Et. Popelorum. Miserata. Calamitates.

Patrocinio. Tüo.

Pacis. Aüctrix. Cunctis. Adesto. dat is: gt;

Wees gegroet

Maagd , die God geraard hebt , Koningin der wereld ,

O.NTFERM ü OVER DE RAMPEN DER A’OLKEN ,

En wees , MET UWE BESCHERMING,

O Schenkster des vredes, allen nabij.

Reeds ving de schemering aan, en, gelijk onder den zuidelijken hemel immer het geval is, korte oogenblikken daarna was het zonlicht geheel verdwenen .

Nu schonk de maan een nieuw, geheel eigenaardig en too verachtig leven. Nog witter is het marmer, nog donkerdernbsp;en menigvuldiger zijn de schaduwen. De architectonischenbsp;lijnen van het paleis spreken sterker en teekenen zich kantigernbsp;tegen den zwarten achtergrond, door het woud gevormd.nbsp;De stralen der fonteinen schijnen van zilver, en scheller isnbsp;het geklater van den vallenden stroom. Terwijl het gedruischnbsp;van het volksleven in de stad met de duisternis eindigde,nbsp;bleef op de Villa een eeuwigdurend leven heerschen.

-ocr page 250- -ocr page 251-

XI.

EEN ZONDAG m ROME.

Eiken morgen en altijd op hetzelfde uur kwam een der kloosterlingen van Ara Gaeli over het Plein van Minerva,nbsp;om voor zijne medebroeders, die zich vrijwillig tot strengenbsp;armoede hadden verbonden, en hunne belofte met stiptenbsp;getrouwheid onderhielden, aan de huizen der weldadigenbsp;stedelingen de dagelijksche mondbehoeften op te halen. Eennbsp;teenen korfje hing aan zijnen arm; met eene groote snuifdoos in de hand, stond hij immer gereed om behalve zijnennbsp;groet tevens eene kleine versnapering aan te bieden. Dat hijnbsp;vele vrienden bezat, hieraan viel niet te twijfelen; het doornbsp;menigvuldig gebruik reeds verlamde dekseltje bleef steeds innbsp;beweging; telkens moest de bereidvaardige Franciskaan dennbsp;vastgedrukten voorraad met schudden los en ter aanbiedingnbsp;geschikt maken. Een winkelier in de Via di Santa Chiaranbsp;werd nooit vergeten; was hij op den gestelden tijd vóór denbsp;deur van zijn huis bezig met het afstofPen zijner winkelgoe-deren, dan kon hij er vast op rekenen, dat Broeder Francesco zich reeds in de buurt bevond en hem weldra met eennbsp;bezoek zou vereeren. Bij de ontmoeting was natuurlijk het

-ocr page 252-

( 242 )

eerste werk snuiven, en de goede winkelier bragt dan de volgende vijf minuten door met te plukken aan zijn groetennbsp;snorbaard, om de overblijfselen van het poeder er uit tenbsp;verwijderen. Na vervolgens een poosje gepraat te hebben,nbsp;stapten beiden naar binnen; de kloosterling ontving in zijnnbsp;mandje wat brood, kaas of andere eetwaren en vertrok metnbsp;een hart vol dankbaarheid. Dan ging hij naar den slagternbsp;aan de overzijde; wat moeijelijk te verknopen was of bijnbsp;drukkende hitte niet langer voor bederf kon worden bewaard ,nbsp;strekte menig zwakken kloosterling tot eene goede versterking.nbsp;Soms kwam nog de vrouw des huizes naar voren om er eennbsp;paar bajocchi bij te voegen.

Op het marktplein der Rotosda is hij bij iedereen bekend. God zegene u. Broeder! zoo luidt de algemeene groet. Hiernbsp;hoort hij eiken dag zooveel nieuws dat hij geen stap verdernbsp;behoeft te gaan om te vernemen wat er in de laatste 24 urennbsp;aan de uiterste hoeken der stad is voorgevallen. Bovendiennbsp;worden de grootste geheimen hem zonder de minste achterhoudendheid toevertrouwd, en menig marktkramer ziet desnbsp;morgens reikhalzend uit naar het gelukkig oogenblik, waaropnbsp;hij aan Broeder Francesco zijn hart zal kunnen uitstorten.

Mijne dochter, — zoo spreekt de een, — heeft zich bij DE Broederschap der Annuntiatie aangemeld; bid dat zij voornbsp;eene dotatie in aanmerking kome; het goede kind, zij heeftnbsp;het duizendmaal verdiend!

Broeder! — zoo roept een ander hem toe, — het is van daag Sint Clemens, mijn Patroon; kies maar uit: een stuknbsp;gekookten varkenskop, kaas, aardappelen of polenta, alnbsp;naar het u belieft.

Middelerwijl komt iemand hem ter zijde en fluistert hem in het oor: — morgen trekt de loterij; de Madonna gevenbsp;dat ik een goeden prijs krijge; de helft is voor de Bambinonbsp;van Ara Caeli.

il


-ocr page 253-

( 243 )

Do.nna Guilu; eene bejaarde, praatzieke fruitverkoopster, die den halven morgen haar stellaadje in den steek laat,nbsp;om met de buren te keuvelen , kan haar beurt niet eensnbsp;afwachten en loopt al klagend hem te gemoet. — Ochnbsp;Broeder! schrijf toch eens een request voor mij aan den H.nbsp;Vader. Mijn zoon is door de gendarmen gevat, toen hij eennbsp;zijner kameraden in drift een slag op het hoofd toebragt;nbsp;ik heb zelf ook geschreven, zoodra ik het hoorde, maar datnbsp;zal misschien niet baten, want het is nu al voor de achtstenbsp;maal dat de policie hem om zijn oploopendheid gevat heeft.nbsp;Schrijf gij eens; dat zal veel helpen; gij moet het den H.nbsp;Vader eens goed beduiden, dat het louter driftigheid vannbsp;den jongen is, anders niets dan driftigheid; maar dat hijnbsp;nijdig wordt als ze hem sarren om zijn lange ooren; en datnbsp;hebben ze den laatsten keer ook nog gedaan. — Geduldignbsp;moet de kloosterling alles aanhooren en beloven aan haarnbsp;verzoek te zullen voldoen.

Is hij de markt rond geweest, dan keert hij, van het noodige voorzien, gemeenlijk langs den koristen weg naarnbsp;het Kapitool terug.

Zóó gaat het den eenen dag na den ander; de bewoners worden het weldoen niet moede, en de broodkorf komtnbsp;nimmer ongevuld in het klooster terug.

Wat echter van de dagelijksche mondbehoeften overblijft, behoort den armen; en zoo gij tegen den avond in de stratennbsp;der stad hier en daar de behoeftigen, vooral kinderen, aannbsp;een kloosterpoort ziet wachten, blijf dan even staan: denbsp;portier komt te voorschijn om brood en andere spijzen uitnbsp;te deelen.

Tot de dagelijksche omgeving van ons hotel behoorde een deftig schoenlapper, met een grooten baard en zorgvuldignbsp;opgekapt hoofdhaar, die in de week gewoon wns zijn werk-

-ocr page 254-

( 244 )

tafeltje vroeg naar buiten te brengen, en, zich voor zijn nederig bedrijf geenszins schamende, in het openbaar zijnnbsp;lapwerk verrigtte. Ik herinner mij nog levendig wat vreemdenbsp;ontmoeting een abbé te beurt viel, die, den schoenlappernbsp;willende begunstigen, hem ging vragen of hij des avondsnbsp;zijne schoenen aan het hotel wilde halen, om ze den volgenden morgen klaar terug te brengen.

De werkman in het Fransch niet genoeg bedreven en meenende dat hij de bestelling dadelijk moest ten uitvoernbsp;leggen, trok, zonder dat de abbé zulks vermoedde, dennbsp;schoen uit, gelastte zijn dochtertje, die op een laag bankjenbsp;naast hem zat, onmiddelijk hare plaats voor den vreemdennbsp;priester in te ruimen, en spreidde vervolgens tot rustpuntnbsp;voor diens voet een zakdoek over de straatsteenen uit.nbsp;Tegensporreling baatte niet, want in een ommezien was denbsp;zool opgesneden; en zóó zat dan de abbé in het openbaar,nbsp;midden op den dag, op een der drukste punten van denbsp;stad, niet zonder groote verlegenheid het einde der reparatienbsp;met smachtend ongeduld af te wachten. De schoenlappernbsp;ging evenwel handig voort, vroeg een gering loon, en scheennbsp;aan het eind zeer verheugd over zijne bereidvaardigheid ennbsp;de groote dienst, den abbé bewezen.

Behalve deze lapper strekten ook de kleine schoenpoetsers, die zich rondom het hotel gelegerd hadden, veelal tot,onderwerp van ons gesprek, wanneer wij rustig aan het vensternbsp;zaten, om het volksleven op het plein gade te slaan. Hetnbsp;waren jongens van ongeveer 10 jaren oud, vrolijk en levendignbsp;van aard. De schoenenbak had den vorm van een lessenaar,nbsp;was altijd gesloten en hing aan esn breeden riem over hunnenbsp;schouders. Wanneer zij niet poetsten, waren zij bijna altijdnbsp;onderling druk aan het redeneren, dansten soms om hunnenbsp;bakken heen of speelden met vreemdsoortige kaarten, die

-ocr page 255-

( 245 )

door menigvuldige, niet al te keurige behandeling hare natuurlijke kleur en gedaante reeds voor lang verloren hadden.nbsp;Hoe arm ook, door hunne dartelheid geleken zij veeleer opnbsp;kinderen van weelde; en mogt men ook gerustclijk onderstellen dat zij weinig werk van hun toilet maakten en somsnbsp;een ochtend oversloegen, toch droegen zij niet die pijnlijkenbsp;trekken, welke anders de druk der armoede op gelaat ennbsp;houding der verarmde kinderen onmogelijk kan verbergen.

Alsof dit eenigen invloed op hunne poetskunst zou uitoefenen, bevalen zij zich in verschillende talen aan, aldus de koetsiers naiipende, die, al naar het te pas kwam, dcnbsp;vreemdelingen in het Fransch, Duitsch of Engelsch toespraken , doch hiermede eene ware aanbeveling gaven, daar zijnbsp;alsdan te gelijk tot gidsen konden dienen. Wat echter dezenbsp;koetsiers betreft, kan men zich op hunne aanbeveling moeije-lijk verlaten; zij hebben daarmede soms alles gezegd wat zijnbsp;weten, en te laat komt men tot de treurige ondervindingnbsp;dat de Franschman slechts drie Fransche woorden spreekt,nbsp;genoeg om met zijné huurders aan het rijden te komen, dienbsp;alleen met Italiaansch en wat Latijn in de rammelende fiacrenbsp;een moeijelijk onderhoud kunnen aanknoopen, en weldranbsp;door al te groote inspanning genoodzaakt zijn den man geheelnbsp;met rust te laten. Zijt gij op die wijze bedrogen, denk nietnbsp;dat uwe teleurstelling bij den koetsier zwaar weegt, en laatnbsp;niet eens uwe ontevredenheid blijken, want dan lacht hij unbsp;hartelijk uit over uwe onnoozelheid, en geeft zijne verwondering te kennen, hoe gij u op een paar Fransche woordennbsp;zonder eenige proefneming hebt kunnen verlaten. Als eenenbsp;kleine vergoeding blijft hij het eerste kwartier onophoudelijknbsp;met de zweep kletsen en wijst van tijd tot tijd met levendigenbsp;gebaren een openbaar gebouw' aan , welks uiterlijk zoo zigt-baar de inwendige bestemming verraadt, dat zijne uitleggingnbsp;geheel overbodig is.

H

-ocr page 256-

“24(i

De Romeinsche koetsiers, een zeer eigenaardig volk, zijn net gekleed, doen zich fatsoenlijk voor en schijnen het onderling zoo volkomen eens te wezen dat de een den andernbsp;niet voorkomt, maar elk zijne beurt afwacht. Zij rigtennbsp;volgens eene te voren gemaakte afspraak hun tarief in, ennbsp;recommanderen zich daarom niet zoozeer wegens billijke prijs ,nbsp;dan wel om persoonlijke eigenschappen of om die van paardnbsp;en rijtuig.

Menigmaal zagen wij met groote nieuwsgierigheid den afloop der levendige onderhandelingen, welke onder ons raam plaats vonden.

Op zondag had echter het Minerva-pleiii een geheel ander aanzien; Broeder Francesco kwam niet voorbij; want zijnenbsp;weldoeners hadden den vorigen dag hunne giften verdubbeld,nbsp;zoodat de voorraad tot maandag strekken kon; de kleinenbsp;schoenpoetsers, hoezeer zij welligt een groot daggeld kondennbsp;verdienen, waren niet te vinden, evenmin de schoenlappernbsp;en vele voorbijgangers , die zich anders geregeld vertoonden.

Daarentegen veroorzaakte de kerk van Maria Sopra Minerva eene nieuwe levendigheid, daar de geloovigeu zonder opho u-den in- en uitgingen.

Dat de kerken des zondags niet allen gevuld zijn, wordt slechts door kwaadwilligen den Romeinen ten verwijt toegevoegd. Immers, hoe zou dit mogelijk wezen? Van de 400nbsp;zijn slechts weinige voldoende om de gansche bevolking gelijktijdig te bevatten; aan tallooze altaren duren de HH.nbsp;Missen van den vroegen morgen tot aan den middag voort,nbsp;zoodat de bewoners, aan geen vast uur gebonden, elk oogen-blik gelegenheid vinden om hunne kerkelijke verpligtingennbsp;te vervullen. Dit in aanmerking nemende dient men zichnbsp;veeleer over den grooten en gestadigen toeloop te verwonderen.

Rome moet wel op ongeloofelijke wijze in godsvrucht heb-

Él


-ocr page 257-

( 247 )

ben toegenomen, zoo de revolutionnaire bladen van 1848 waarheid verkondigden met te beweren , dat de inwonersnbsp;niet meer in God geloofden, dat zij rijp voor evangelieprediking , ontvankelijk voor de moderne begrippen waren,nbsp;en eene schitterende toekomst te gemoet traden. Die schrijvers , zoo zij ooit aan hunne eigene woorden hebben geloofnbsp;geslagen, zouden zich ten minste nu in de stellige verwachting, waarmede zij zich gevleid hebben, bitter bedrogennbsp;vinden.

Des morgens de H. Mis te hooren en aan het altaar den zegen Gods over hunnen dagelijkschen arbeid af te .smeeken,nbsp;is bij de bewoners eene bijna algemeene gewoonte, waarvannbsp;evenwel de reizigers, die zich ter verlustiging in de stadnbsp;ophouden, in den regel geen getuigen zijn; de vroege morgenstond bezit voor dezulken niet veel aantrekkelijks.

Om overigens, volgens Maguire , den vromen ziu der llomeinen naar waarde te schatten, wone men met hen denbsp;Quarant’ Ore, het gebed van veertig uren, bij.

Toen wij, op weg zijnde naar de St. Louis des Francais, waar des zondags gemeenlijk eene plegtige militaire Misnbsp;plaats heeft, in de nabijheid van het Pantheon kwamen,nbsp;ontmoetten wij eenen groeten toeloop van volk, zich begevende naar de kerk der Quarant’ Ore.

Niet dan met moeite kon ik naar binnen dringen, zoo stroomde het af en aan. Van den ingang tot het hoogaltaarnbsp;waren de wanden met Iluweelen en zijden draperiën behangen, die het daglicht aan alle kanten afsloten en daardoornbsp;den luister van het altaar niet weinig verhoogden. Waskaarsen zonder tal flikkerden rondom het Allerheiligste , ennbsp;van den glorietroon Gods breidde zich een breede lichtstroomnbsp;over de biddende geloovigen uit, in wier eerbiedige houdingnbsp;de teekenen eener diepe, innige godsvrucht niet verborgennbsp;bleven.

-ocr page 258-

( “248 )

De instelling der Qcarant’ Ore dagteekent van liet jaar 1S60, werd al spoedig zeer algemeen verbreid, en heeftnbsp;sedert niet opgelioudeft te bestaan.

Op den eersten Zondag van den Ad^'ent, stelt de Paus, na de Pontificale Mis in de Sixtijnsche kapel te hebbennbsp;gevierd, het Allerheiligste in de Paulijnsche kapel uit, alwaarnbsp;het tot Dingsdag morgen van geloovigen wordt omringd.nbsp;\^an daar gaat het naar de Basiliek van St. Jan van Lateranennbsp;over; vervolgens naar de overige parochie-kerken, en eindeijknbsp;naar die, welke door den Cardinaal-Vicaris tot deze eer zijnnbsp;bestemd. Zoo duurt het onafgebroken het geheele jaar door,nbsp;en wordt op alle punten der stad gevierd. Ter naauwernoodnbsp;is het feest in de eene kerk gesloten, of door het gelui dernbsp;klokken wordt Jesus’ verschijning in eene andere aangekon-digd. De broederschap van het H. Sacrament zorgt dat ernbsp;nimmer vereerders ontbreken, en waakt des nachts in naamnbsp;der gansche stad. Des avonds om negen ure worden zij,nbsp;minstens vier in getal, door eenen priester afgehaald, ennbsp;vier uren later wederom door anderen vervangen. Op elknbsp;uur van den nacht luidt men de klok dér kerk, ten eindenbsp;den eerbied in de tegenwoordigheid van het H. Sacramentnbsp;te hernieuwen en te verhoogen.

Ge PEUPI.E EST ÉTONNANT POUR SA Foi! Zegt Lacordaipe in een zijner brieven aan Mad. Swetchine.

Zoolang mogelijk toefde ik in de zoo even vermelde kerk, en begaf mij daarop naar de St. Louis, waarvan bij mijnenbsp;intrede reeds drie vierde deel door Fransche soldaten wasnbsp;ingenomen. Zij stonden; want zitplaatsen waren niet aanwezig. De Romeinen, die het zich over het algemeen in denbsp;kerk niet zeer gemakkelijk maken, noch er tegen opzien,nbsp;om op ongedekte vloersteenen hunne kniën te buigen, kunnen de vaste zitplaatsen ontberen; ik herinner mij niet zenbsp;ergens ontmoet te hebben. Slechts hier en daar staan stoelen,

-ocr page 259-

( “249

voor de eerstkomenden beschikbaar. In de St. Louis waren zij allen reeds ingenomen; zoodat wij genoodzaakt warennbsp;ons aan de gewoonte der groote menigte te onderwerpen,nbsp;en, hoe vermoeid ook door de vele en lange wegen, welkenbsp;wij dien morgen reeds hadden afgelegd, ons met eene beperkte staanplaats achter in de kerk te vergenoegen.

Men had ons verkeerd onderrigt; want hoezeer ook vele militairen de H. Mis bijwoonden, w'aren de muzikanten dernbsp;bezetting naar eene andere kerk getrokken.

De St. Loeis bevat vele praalgraven en schilderstukken van beroemde meesters, alsmede een prachtig monument,nbsp;opgerigt ter eere der dappere Fransche soldaten, die innbsp;1849 onder de muren van Rome het leven verloren. Hetnbsp;opschrift luidt:

Avk soldats Francais morts sous les murs de Rome b.n MDCCCXLIX. Leurs frèhes d’armes du corps expéditio.nnairf.

DE LA MÉDITERRANÉE.

UnE MESSE QUOTIDIENNE POUR LE REPOS DE LEURS AMES A ÉTÉ PO.NDÉE DANS LETTE ÉGI.ISE PAR LE SOUVERAIN PONTIFE PlF, IX.

Prions pour eu.\.

Honneur et Patrië.

De edele heldenschaar van Gastel Fidardo rust in de kapel der H. Maagd. Op hun graf leest men:

A LA MÉ-MOUiE DE GeORGES DE PiMODAN QUl , PRODIGUE DE SA NOBLE VIE , TOMBA HERoIqUEMENT , POUR LA CAUSE DE l’EglISE ,nbsp;a C.VSTEL Fidardo.

Xaar buiten getreden, verwonderden wij ons ovei' den grooten drom, die door de Via di Ripetta naar den bergnbsp;Piiieio wandelde. De lionte menigle in zondagsclien tooi,

-ocr page 260-

( 250 j

lie groote versclieideolieid eii sterk sprekende kleuren hunner kleederdragten, schonk der straten een allervrolijkst ennbsp;schilderachtig aanzien. Bij het sierlijke] nationale kostuumnbsp;van het landvolk uit den omtrek en de lagere klasse der stad,nbsp;steken de deftige Romeirien, als vertegenwoordigers dernbsp;Parijsche mode niet zeer gunstig af. Het hoogroode, rijknbsp;met goud gestikte kleed der Albaansche vrouwen, wiernbsp;ravenzwart haar, met purpere handen doorvlochten, tot eenenbsp;kroon is zamengestrengeld; de sneeuwwitte sluijer der fruitvrouwen van de Piazza Navona, op het hoofd vierkantnbsp;gevouwen èn in breede plooijen langs de schouders afhangende : onder dien sluijer de eenigzins bruine aangezigteunbsp;van streng ovalen vorm, met krachtige profielen; de Tras-teverijnen in kleurige kleedij , het lijf geregen in een groen,nbsp;rood of hemelsblaauw corset, met gele linten bevestigd; denbsp;patriarchale dragt, de Calabrische hoed en kleine mantelnbsp;van den landman uit Frascati, die te paard gezeten ennbsp;stapvoets rijdende, zijn langen wandelstok met ongedwongenheid voortbeweegt; de schaapherders eindelijk, niet mindernbsp;passend in deze schoone schilderij; — dit alles te zaniennbsp;vereenigd ziende in een volk, hetw'elk op schoonheid magnbsp;roemen en bij groote bew^egclijkheid immer eene houdingnbsp;vol fierheid weet te bewaren, begrijpen wij dat Raphael ennbsp;Michel Angelo nergens elders hunne bewonderenswaardigenbsp;typen hebben gezocht dan te Rome zelve.

Wat maakt de dorre koude Engelschman onder die zorge-loozen eene wondervreemde vertooning. Dat hij hier een sterk contrast veroorzaakt, kan ónmogelijk zijne aandachtnbsp;ontgaan; eir toch, te midden der vreugde, schijnt hij zelfnbsp;niet tot vreugde te worden gestemd; zijne gelaatstrelikeu tennbsp;minste blijven even stroef en onbewegelijk als te voren. Innbsp;zijn nationalen trots en even nationale zelfvergoding wraaktnbsp;hij wat niet met eigen landaard strookt; als diepdenker en

-ocr page 261-

( ‘¦2M

man van hoogeu ernst, kan liij geen vrede nemen met die oppervlakkige, kinderachtig vrolijke Romeinen.

Wat echter de laatsten over hem denken is evenmin in vleitaal uit te drukken. Niet met verachting maar met jne-delijden zien zij hem aan, en rekenen hem zijne dorheid nietnbsp;als schuldig toe. Buiten en behalve de godsdienstige hebbennbsp;ook natuurlijke oorzaken daartoe zamengewerkt; de koude heeftnbsp;zijne teedere ledematen reeds vroegtijdig doordrongen en aannbsp;het bloed eene geringe levenswarmte gelaten. In hunne oogennbsp;is hij kwijnende van zijne prilste jeugd tot aan zijn ouderdom.

Wie van beiden in zijne beoordeeling het meest overdrijft, mogen anderen beslissen.

In het midden der Via di Ripetta verlieten wij de bonte menigte en traden binnen bij den gezant der Nederlanden,nbsp;den Graaf Du Chastel, die om zijne deugden en voorfreflelijkenbsp;hoedanigheden de hooge onderscheiding geniet tot de bijzondere vrienden van Z. H. te behooren. Met de meeste voorkomendheid toonde hij zich aanstonds bereid tot al de dienst-betooning, waartoe zijne hooge betrekking hem in staat stelde;nbsp;en eenige dagen later aan zijne vriéndelijke en vereerendenbsp;nitnoodiging gevolg gevende, hernieuwden wij onze visitenbsp;en hadden met hem een belangrijk onderhoud over den oogen-blikkelijken toestand des Kerkelijken Staats. Naar zijne mee-ning was negen tiende der bevolking met hart en ziel aannbsp;Pius gehecht; de overigen, meestal bedorven lieden, en ondernbsp;deze vele Piëmontezen, werden door vreemde bezoldiging innbsp;hunne ontevredenheid gesterkt. Wij vernamen daarenbovennbsp;lt;le verklaring waarom de vreemdelingen bij hunne aankomstnbsp;te Civita Vecchia en te Rome aan zoovele formaliteiten ondei-worpeu waren; sedert ons verblijf in de H. Stad had mennbsp;namelijk meer dan twintig i’eizigers aangehouden, die metnbsp;valsche paspoorten voorzien Rome wilden binnenkomen; wie

-ocr page 262-

2ö2 )

weet hoevelen van hen tot de revoiutiounaire propaganda behoorden , vooruit afgezonden om toebereidselen te makennbsp;tot de luisterrijke ontvangst van Garibaldi, die toen juistnbsp;naar Rome in aantogt was.

Terwijl wij spraken, arriveerde er eene telegi^aphisehe dépêche; zij behelsde; Garibaldi is te Aspromonte gewond.nbsp;Na ons deze tijding, die bijna overal als eene wereldgebeurtenisnbsp;is ontvangen, met de grootste koelheid te hebben medegedeeld , legde de Graaf het papier ter zijde, zonder verder eennbsp;woord over dat onderwerp te spreken; welligt was men tenbsp;Rome vooraf gerust gesteld, en verwittigd dat de onberadennbsp;volksman in zijne wilde vaart zou gestuit worden.

Tusschen de W'oning des gezets en do bouwvallen van het oude Mausoleum van Augustus , ligt eene vierkante binnenplaats, die, rondom door verschillende huisgezinnen bewoond, een staaltje levert van de eenvoudige huishoudelijkenbsp;industrie dier bewoners. In een der hoeken bevindt zichnbsp;eene fontein tot ondeiding gebruik. Daar het echter omslagtignbsp;en moeijelijk zou wezen, het water telkens beneden te halennbsp;en langs de trappen naar de bovenverdiepingen op te sjouwen, hebben zij daarvoor een allergemakkelijkst middel uitgevonden. Ijzeren kettingjes loopen uit de ramen naar denbsp;fontein; boven aan elke ketting hangt een emmer, die metnbsp;een lang touuv binnen het raam is vastgehecht. Hebben , zijnbsp;versch water noodig, dan laten zij de emmers langs denbsp;kettingen afglijden tot onder de fontein , en halen ze gevuldnbsp;langs denzelfden weg wederom naar boven. Soms hangen ernbsp;wel tien emmers te gelijk te zweven, en het is niet raadzaam alsdan op do binnenplaats een luchtje te scheppen;nbsp;men zou er zonder stortbad moeijelijk afkomeu.

Van het zoo even vermelde Mausoleum zijn de overblijfselen niet zóó belangrijk meer, dat men zich een waar begrip van

-ocr page 263-

( )

lt;le ontzaggelijke grootte en oorspronkelijke pracht zou kunnen vormen, indieu niet Strabo ons eene uitvoerige beschrijvingnbsp;over dit bouwstuk badde nagelaten. Augustus liet het bouwennbsp;in het jaar 27 vóór Chr. en bestemde het tot een praalgrafnbsp;voor hem en zijne familie. De hooge en dikke muur dernbsp;onderste verdieping, met witte marmeren platen belegd ,nbsp;was van boven met planten en hoog geboomte bezet; innbsp;dezen muur waren de grafkamers, waarvan nog duidelijkenbsp;sporen overig zijn. Op den bovensten muur stond het kolossale bronzen standbeeld van Augustus. De ingang, naar hetnbsp;Zuiden gekeerd, prijkte met twee trotsche obelisken van roodnbsp;graniet, en achter het gebouw strekte zich het bosch metnbsp;bekoorlijke wandelwegen uit; te midden van dit woud zagnbsp;men de houtmijt, waarop ae lijken verbrand werden. Behalvenbsp;.\ugustus werden er achtervolgens vele andere aanzienlijkenbsp;personen begraven: Agrippa, Octavia, zuster van Augu.stns,nbsp;Drusus, Germauicus en Nerva, de laatste der keizers.

Zonder gids traden wij iji de Via dei Po.ntifici Nquot;. 57, het gebouw binnen, en geen sterveling ontmoetende, namennbsp;wij de vrijheid alle deuren te openen en alle gangen tenbsp;doorloopen; telkens echter raakten wij verdwaald en sloegennbsp;nu eens regts dan weder links om, totdat wij eindelijk opnbsp;het tooneel eener sehouwbui’g te regt kwamen , alwaar, zoonbsp;het scheen, een paar artisten hunne rollen repeteerden.nbsp;Wij deden alsof wij hen niet opmerkten en Imgaven ons naai-het amphitheater. Gelukkig dat wij eindelijk eene oude vrouwnbsp;aantrolFen, die’ ons verder rondleidde, hier en daar eennbsp;grafkamer opende en ons weder naar de deur voerde; Avijnbsp;zouden anders moeijelijk het doolhof zijn uitgekomen.

Wie in Augustus en September als vreemdeling Home bezoekt, dient ook des Zondag.s een kijkje te nemen op denbsp;Piazza Navona , een der sierlijkgt;te pleinen van do gansche

!i.

-ocr page 264-

( Td4 )

siad en beroemd om den grooten overvloed en de frischheid' der wateren. Het heeft eenen langwerpig i’onden vorm,nbsp;waarvan de langste doorsnede door vier fonteinen onderbroken wordt. Een der grootste is de ïiuton , aldus genaamilnbsp;naar het beeld v'an den Zeegod in het midden van het bekken; de dolphijn in zijne armen spuwt het water in dennbsp;vorm van een waaijer door muil en neusgaten uit. De voornaamste echter is die der VierVloedem, een beeldhouwwerknbsp;van Berninus, en zijn meesterstuk in dat ^enn. Binnen hetnbsp;marmeren bekken van 219 voeten omvang, verheft zich eenenbsp;zware rotsaan vier zijden doorboord en eene spelonk vormende waaruit aan het eene einde een paard, aan het anderenbsp;een leeuw te voorschijn springt. Op de vier hoeken der rotsnbsp;zitten vier reusachtige standbeelden, voorstellingen van denbsp;voornaamste rivieren der wereld; de Donau voor Europa,nbsp;de Ganges voor Azië, de Plata voor America, en de Nijlnbsp;voor Africa. Een obelisk van rood graniet en met hierogly-phen beschreven, rust op het midden der rots. Uit achtnbsp;breede monden valt het water met groot gedruisch in hetnbsp;bekken.

Gedurende de maand Augustus en in het begin van September worden op Zaturdag avond, de waterloopen verstopt, zoodat de bekkens weldra overvloeijen , en het plein in eennbsp;meer herschapen wordt.

Den volgenden morgen heeft er een zonderling volksfeest plaats. Fiacres, équipages en andere voertuigen komen vannbsp;alle kanten naar het plein en maken een rijtoertje in hetnbsp;meer; aldus wordt het rijtuig op gemakkelijke wijze schoonnbsp;en genieten tevens de paarden een verkwikkend bad. Hieronder mengen zich vele ezels, waarop kleine waaghalzennbsp;acrobatische voorstellingen geven. Niet zelden houden zijnbsp;een spiegelgevecht, en rijden op elkander in, vol verwachtingnbsp;wie hunner uit het zadel zal geligt, en genoodzaakt worden.

-ocr page 265-

( 255 )

om onder luid schateren en handgeklap, al druipende tus-schen het volk te verdwijnen. Een muziekkorps vermeerdert de geestdrift en gewaagdheid der strijders , alsmede de levendige deelneming der nieuwsgierigen die langs de huizen, opnbsp;de balkons of aan de vensters den afloop gadeslaan.

Op andere dagen strekt het plein tot groenmarkt; de houten stellaadjes met zeildoek overspannen zijn het bijzondere eigendom der ervaren koopvrouwen, die met regt bijnbsp;de Parijsche dames du kal vergeleken woi-den. Het kost veelnbsp;tot die waardigheid op te klimmen, en wie haar eenmaalnbsp;bekomt, verwisselt te gelijk zijn waren naam, voor eene nietnbsp;altijd vleijende spotbenaming. Zij heet voortaan: de Roode,nbsp;de Bruine, de Kers; iedereen kent de Vink, die altijd goedenbsp;citroenen iii voorraad heeft, de wilde Kastanje, eene ongemakkelijke jufvrouw, die haar vollen eisch wil hebben ennbsp;noch op hare erwten noch op de artisjokken een halve bajoknbsp;laat afdingen, de Turkin bij de trappen der S. Agnes metnbsp;hare krachtige en geurige cichorei.

De bijnamen der mannen vinden soms in uiterlijke gestalte soms in het karakter, hunne verklaring, die door dennbsp;vreemdeling niet is op te lossen. Waarom b. v. wordt denbsp;man bij het theater Kabeljaauw genoemd? Vraag het zijnenbsp;ambtgenooten; welligt kan niemand anders egn voldoendnbsp;antwoord geven. Duidelijker is het, waarom zijn zwaarlijvigenbsp;buurman, die rustig in een grooten stoel blijft zitten, en voornbsp;geen kooper ooit opstaat, den naam van Beer draagt; dienbsp;andere, met zijn al te langwerpig hoofd ziet aanstonds op,nbsp;wanneer hij het woord Koinkommer hoort.

De Bacaiu.m of oPKOOPEits zijn evenwel ile voornaamste personnaadjes der groenmarkt. Wanneer de boeren de voort-lirengselen hunner velden en tuinen ter markt voeren , zijnnbsp;zij verpligt hunne groenten aan niemand anders d.an aan ile

-ocr page 266-

KAG.viuM in het grout te verkoopeu: deze liiatsten leveren ze wederom vooi' een matige winst in het klein aan de marktkramers.

Met groote plegtigheid wordt de uagauino , een monarch onder de zijnen', tot die hooge waardigheid verheven.

Op den vooraf bepaalden dag stroomt het volk naar de Piazza Navuxa ; allen kunnen den feesteling van nabij beschouwen , want twee groote, gespierde mannen dragen hemnbsp;in triomf het plein rond. Bij de groote fontein gekomen,nbsp;klimmen zij op den rand van het bekken , houden met hunnenbsp;sterke vuisten den kandidaat hoog boven hunne hoofden uit,nbsp;en laten hem vervolgens in het w'ater nedcrploffen. Totnbsp;driemalen toe wordt deze zonderlinge plegtigheid onder eennbsp;oorverdoovend juichen herhaald. Druipend nat en half zieknbsp;wordt hij naar de stoep der S. Agnes-kerk gevoerd, alwaaj’nbsp;de Senaat van het plein zich rondom den overwinnaar schaartnbsp;om hunne gelukwenschen aan te bieden. Een hunner spreektnbsp;hem ongeveer op de volgende wijze aan: «iDe zeer edele ennbsp;hoogmogende marktkramers , de bagarini, de fruitvrouwen ,nbsp;en al degenen, die het zeldzame voorregt genieten eenenbsp;standplaats op de Piazza Navona te bezitten, begroeten unbsp;heden als hunnen medeburger; zij waarborgen u de handhaving der op heden verkregene regten , en schenken u dennbsp;voortreffeli^en en zoetklinkenden naam van Raap. Gij allennbsp;derhalve die reeds in het register onzer maatschappij 'alsnbsp;burgers zijt ingeschreven, zult den nieuw gekozen bagarinonbsp;niet meer Meesïeu Ghecoiuus, maar Raap noemen, zoowelnbsp;bij koop als verkoop, zoowel in vrede als in oorlog.» Leak

Ka

is de algemeene roep.

Daarop volgt de investituur. Allerlei marktwaren worden hem ten geschenke aangeboden: een bos rapen, een kabuis-kool, cichorei, kastanjes , noten , erwten , appelen , perennbsp;en ander fruit. Zooveel hij kan stopt hij alles in zijne

-ocr page 267-

( SoT )

zakken, en met lt;lio vracLt beladen wordt de ceremonie met de inbezitneming van het plein besloten. Twee stentorstemmen roepen uit al hunne magt: de Raap gaat bezit nemennbsp;van zijn rijk; maakt plaats voor Zijne Majesteit!

De arme Sire zit op de bovenste trede van den kerktrap; men trekt hem bij de beenen naar beneden tot op het plein.nbsp;Nu ontbreekt er niets meer aan zijne waardigheid. Met eennbsp;glimlach bedankt hij de andere magistraten, en slaat eennbsp;oog van welgevallen over de Piazza Navona, zijn nieuwnbsp;koningrijk.

In eene nabijgelege n herberg , waar het welbekende est , EST, EST! te lezen staat, wordt de groote dag geëindigd.

Ware er gedurende de weinige dagen, welke ik in Rome doorbragt, een bagurino-feest gevierd, ik zou gewis tot denbsp;toeschouwers hebben behoord.

De republiek der Piazza Navona is als het ware een kleine staat op zich zelf; hare ledematen zijn zoo aanéén gesloten,nbsp;dat zij elkanders regten handhaven; en voor het onregt dennbsp;eenen gepleegd ,¦ door allen gezamenlijk voldoening geëischtnbsp;wordt. Dat zij overigens in het verkoopen zeer bedrevennbsp;zijn, kunt gij vooral aan de kraampjes of stellaadjes dernbsp;groenvrouwen en fruit verkoopsters gewaar worden. Zij wetennbsp;door hare behendigheid en praterij de eerst onwillige dienstmaagd allengs te bevredigen. De uitgekozen artikelen wordennbsp;telkens voor andere verwisseld; voor appelen komt groente,nbsp;voor groente komen peren in de plaats; uit alle mandjes ennbsp;hakjes wordt wat uitgehaakl, zoodat de dienstmaagd, die ernbsp;geen oog meer op kan houden , tot eene bijna onberekendenbsp;sehatting van het geheel overgaat, en meeneude dat de laatste stapel aanmerkelijk heter is dan de eerste, den koopnbsp;eindelijk toeslaat.

Komt broeder Fj'ancesco van Ara Coeli over de maikt, hij behoeft niemand iets te vragen; van zelt gaan zij naar hom

-ocr page 268-

( 258 )

lieen, eji nooit verlaat hij het plein zonder dat de groenten over den rand des korfs hangen.

Het mismaakte beeld van Pasqüi.no , slechts een paar sclij-e-den van de Piazza Navotia verwijderd, moet menig geestig woord aan de marktkramers te danken hebben.

Mijne wandeling was nog nigt geëindigd. In Trastevere moest ik eene familie bezoeken , in wier bijzondere vriendschap men mij had aanbevolen. Het oude theater van Pom-pejus voorbij zijnde, sloeg ik links om, den weg in naar hetnbsp;Ghetto of üe Jodenwijk. Het groote hek waarmede vroegernbsp;deze wijk des nachts werd afgesloten is thans verdwenen;nbsp;doch hoezeer de Israëlieten overal naar vrije keuze hunnenbsp;woningen mogen vestigen waar zij willen; maken slechtsnbsp;weinige van die vrijheid gebruik; zij beminnen het zameuzijnnbsp;en onderling verkeer, en geven den voorkeur aan een gemeenschappelijke hoezeer dan ook afgelegen wijk, boven eennbsp;aanzienlijke!- gedeelte der stad , waar zij van Christenen om-i’ingd zijn. Binnen de geopende deuren zag men ze naaijennbsp;en ander werk verrigten. Zij bezitten een eigen fontein metnbsp;het omschrift ; Pkodrietas Socieïatis Iskaelitae , Eiüendojinbsp;DEii IsiiAëtiETiscuE Gemeente. Op deze bezitting gaan zij groot,nbsp;en waarderen haar hoog, wanneer zij in de geschiedenisnbsp;liunnev voorvaderen lezen wat kostbaar kleinood eene helderenbsp;waterbron in dezer oogen was.

In de kei-k aan het einde van het Ghetto, wordt alle weken eenmaal ter bekeeriug der Israëlieten gepredikt; in den voorgevel is een heerlijke fresco geschilderd; de Zaligmaker aannbsp;het Kruis, en daaronder de woorden: Tota die expandinbsp;maims rneas ad populiim nun credeutem et coniradicentem.nbsp;d. i. Den ganseken dag heb Ik mijne handen uitgebreid totnbsp;een ongeloovig en tegensprekend volk. (')

(1) Paulus ad Ron». X, 21.

-ocr page 269-

( m )

Heilige minuien later bevond iJi mij op de Piazza m !Sa.\ Halisto , van een zeer talrijke familie omringd. Een vrolijkenbsp;grijsaard en zijne niet minder vrolijke echtgenoot hadden denbsp;canapé ingeuomen; om hen heen zat hun talrijk huisgezin,nbsp;alsmede zes of zeven kleinkinderen. Mijne priesterlijke kleedingnbsp;veroorzaakte eene lange ceremonie; op de gebruikelijke wijzenbsp;der Italianen kusten zij mij de hand , en verschikten allennbsp;hunne stoelen ten einde mij de eereplauts in te ruimen.

Limonade en gebak liet zich niet lang wachten, en bij deze welkome versnapering, strekte eene extraordinaire sigaar,nbsp;zoo als zij die noemden, tot toespijs.

Wat wondervreemde stukken hoorde ik toen over Olanda (Holland) verhalen. Volgens eene oude afbeelding, welkenbsp;langen tijd in Rome tot uithangbord voor eene herberg moetnbsp;gediend hebben, bestaat bijna ons gaiische vaderland uitnbsp;poelen en uitgestrekte moerassen, vol kikvorschen. Tennbsp;gevolge daarvan w'audeleu de bewonei's, in plaats van opnbsp;den vasten grond, meestal op bruggen of planken, en ver-keeren in gedurig gevaar van te zullen verdrinken. In hetnbsp;hooge riet aan den waterkant de bewegingen der kikvorschennbsp;na te gaan, behoort tot hunne aangenaamste uitspanningen.nbsp;IJenkt men er thans zoo dwaas niet meer over, zeer scheefnbsp;en gebrekkig blijft immer de voorstelling, die men zich innbsp;den vreemde veelal van ons vaderland vormt.

Op tallooze vragen naar best vermogen geantwoord hebbende , moest ik, eindelijk aan hun dringend verlangen voldoende , eenige zinnen in het Hollandsch wedergeven. Zij luisterden met open mond, en gaven, hoe bescheiden ooknbsp;in hunne uitdrukkingen, eene niet zeer vleijende beoordee-ling , toen zij mij zeiden, dat om de welluidendheid hunnenbsp;moedertaal den voorrang boven de mijne verdiende.

•Met het grootste gemak en een zeker enthusiasme, waartoe Romeinen zoo ligtelijk geraken, werd het ondeihoud voort-

-ocr page 270-

260 )

gozet; velen uit het gezelschap spraken h'i'ansch, en den inauuen was daarenboven de Latijnsche taal niet geheel vreemd.

Over politiek viel met hen niet te redeneren. Wel wisten zij met hevige aandoening hunne verontwaardiging uit tenbsp;drukken over den Italiaanschen rooftogt, die aan vele vorsten

zijner Staten

de kroon en aan Pius het grootste gedeelte

kostte; maar wat de thans nog bestaande verwikkelingen betrof, toonden zij niet de minste bezorgheid. Pius zoudenbsp;de geroofde Staten wel weder terugkrijgen, om de eenvoudige reden, dat onregtvaardig verkregen goed deri eigenaarnbsp;moet worden w'edergegeven. Zij schenen er dus niet op tenbsp;rekenen, dat de politici wel eens van de gewone wetten dernbsp;zedeleer afwijken. Onder dit opzigt vond ik mij in mijnenbsp;verwachting geheel bedrogen.

De Romeinen, zoo meende ik , zouden, om ,de dreigende liouding van Piëmont en de veelzijdige toejuiching. Garibaldinbsp;te beurt gevallen, als in doodsangst verkeeren, dagelijksnbsp;eenen geweldigen en algeheelen ommekeer van zaken verwachtende. Komk of de dood! waar had dat woord grooternbsp;schok moeten veroorzaken , dan onder hen ? Wanneer had hetnbsp;den bewoners meer schrik moeten aanjagen, dan op hetnbsp;oogenblik, waarop Garibaldi met zijne bende naar de H. Stadnbsp;In aantogt W'as? En toch zij leefden onbekommerd en in denbsp;meeste kalmte voort, niets kwaads vermoedende.

Over het algemeen bemoeijen de Romeinen zich zeer-weinig met politieke aangelegenheden. De gestadige en overtolligenbsp;lectuur der dagbladen, die zoovele ontevredenen maakt eigt;nbsp;de zwakke hoofden der groote menigte in den war brengt,nbsp;bej)erkt zich in Rome tot zeer enge grenzen. Veel e(;hternbsp;zullen zij daarbij niet verliezen. Immers wat baat al hetnbsp;geschrijf voor de massa des volks, die, ten halve en eenzijdig ingelicht, daarenboven de noodige bekwaamheid mist,nbsp;om een juist ooj'deel over den staat van zaken te vellen?

-ocr page 271-

( “2ül j

Wat kan het baten, in koflijhuizen en herbergen, in spoorwagens en trekschuiten, over het toekomstig lot der volkeren te redeneren, en zulks met eene verzekerdheid, alsof mennbsp;in de geheimen der groote gouvernementele kabinetten warenbsp;ingelijfd?

liet spreekt van zelf dat het onderwerp over de politiek spoedig werd afgebroken. Om de vurige liefde, die zij dennbsp;H. Vader toedroegen , vernamen zij met belangstelling allesnbsp;wat mij bij gelegenheid der audiëntie was wedervaren , ennbsp;schenen mij dit uitstekend voorregt te benijden. Niet dan nanbsp;eenige inspanning kunnen de inwoners het geluk eener audiëntie genieten, tei'wijl daarentegen de vreemdelingen ernbsp;zeer gemakkelijk toe geraken. Plus IX kan de vele duizendtallen , jaarlijks van vei-re komende om hem te zien, onmogelijk afwijzen, en heeft daarom voor de inwoners dennbsp;toegang een weinig moeten bemoeijelijken, daar deze tochnbsp;menigmaal gelegenheid vinden hem in het openbaar te ziennbsp;en te hooren, en zijnen opperherderlijken zegen te ontvangen.

Gedurende de 'korte oogenblikken , welke ik in dezen vriendenkring doorbragt, werden mij allerlei goede diensten met de meeste bereidvaardigheid aangeboden.

Zoo stelde een der heeren zich ter beschikking als misdienaar gedurende mijn verblijf in de stad. Daar ik evenw'el nu deze dan gene kerk verkoos en ook het uur voorafnbsp;moeijelijk kon bepalen , maakte ik slechts een enkel maalnbsp;van het vereerend aanbod gebruik, en zag dan tevens bijnanbsp;de gansche familie aan het altaar tegenwoordig. Zij badennbsp;na de Mis het gebed voor den Paus luid mede, en wachttennbsp;mij vervolgens in de Sacristie op, om mij te groeten, ennbsp;een gelukkigen dag toe te w'enschen.

-Met wederzijdsclie betuigingen van dankbaarheid namen wij afscheid, oi, van dc beide oudste zonen vergezeld

-ocr page 272-

( 26“2 )

keerde ik huiswaarts. Onder weg voerden zij mij naar het Hospitium dei Peulegrixi e Co.nvalescenti , waar ik door eennbsp;hunner vrienden, met het toezigt over deze inrigting belast,nbsp;werd rondgeleid. Eerst kwamen wij in dat gedeelte waarnbsp;zich de Go.nvalescesti bevonden. De zieken, in het gasthuisnbsp;verpleegd, en aan de beterhand gekomen, worden vervolgensnbsp;naar dit gesticht overgevoerd, ten einde, door versterkendenbsp;spijzen en alles wat tot het herwinnen hunner krachten kannbsp;medewerken, tot een volkomen herstel te geraken. Kunnennbsp;zij eindelijk het Hospitium verlaten, dan worden zij nietnbsp;ledig weggezonden, maar ontvangen behalve kleeding, ooknbsp;datgene wat noodig is, om in hunne eerste behoeften tenbsp;voorzien. In dit opzigt derhalve is Rome wederom eennbsp;voorbeeld van weldadigheid. Hoe onvolkomen is dikwijlsnbsp;het herstel dergenen, die de gasthuizen verlaten. Is denbsp;ziekte geweken, de krachten zijn daarom nog niet herwonnen ,nbsp;en de ongelukkigen, soms van broodwinning en alles be.nbsp;roofd, door armoede niet in staat, om de ligchamelijkenbsp;verzwakking te boven te komen, vallen bij herhaling in denbsp;ziekte terug, en blijven langen tijd de bewoners der gast'nbsp;huizen.

In een der krebben lag een jongeling, naar mijne gissing ongeveer zeventien jaren oud. Een priester had hem uit denbsp;Abruzzen naar Rome medegevoerd. Hij wenkte mij , ennbsp;verzocht of ik voor zijne ouders wilde bidden. Hoe onver*nbsp;.staanbaar hij ook sprak, kon ik toch uit zijne woorden opmaken , dat zijne moeder gedood was, wijl zij den reaction-nairen onderstand verleende, en zijn vader in eenen bloedigennbsp;strijd het leven had verloren.

Het liefdegesticht in het andere gedeelte van het Hospitium verdient niet minder onze aandacht. Daar worden de vreemdelingen opgenomen, die in Rome geene huisvesting kunnen

-ocr page 273-

( 263 j

bekomen. De bewoners van den omtrek mogen er slechts twee of drie dagen, andere vreemdelingen iets langer verblijven, en genieten eene liefderijke verzorging en overvloednbsp;van spijs en drank.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘

Op Witten Donderdag ziet men hier de Kardinalen afstappen , om den armen vreemdelingen de voeten te wassehen.

De meest bezochte wandelplaats, waar des Zondags bij afwisseling door Pauselijke en Fransche militairen muziekstukken worden uitgevoerd, is de Pincio , een heuvel bij denbsp;Porta del Popolo. Op de Piazza di Spagna zouden wij denbsp;hoogte bestijgen langs den beroemden trap, die met regtnbsp;onder de grootste sieraden van Rome wordt gerangschikt.nbsp;Op de uiterste punt staat een obelisk , uit de tuinen vannbsp;Sallustius opgegraven; daar achter verheft zich de kerk ennbsp;het klooster der Fransche Zusters van het H. Hart.

Op de Piazza di Spagna ziet men behalve eene prachtige ¦fontein, de nieuw e Zmi. dek Omievi.ekte O-ntvajiGems , bijnbsp;gelegenheid der dogma-verklaring door Pius IX aldaar opge-rigt. De marmeren schacht, op het Campo Marzo uit dennbsp;grond opgedolven, verheft het gegoten bronzen beeld hoognbsp;in de lucht, terwijl boven het voetstuk de vier profeten,nbsp;welke in het Oud Verbond den lof der IJ. Maagd verkondigdnbsp;hebben, in marmer zijn gehouw-en, en op het voetetuk zelfnbsp;in kunstige bas-reliefs het leerstuk des geloofs, de droomnbsp;van den H. Joseph, de Boodschap en de Krooning der H.nbsp;Maagd in den Hemel, zijn voorgesteld. De Zuil staat regtnbsp;voor de hoofdpoort der Propaganda. liet was eene schoonenbsp;gedachte juist daar het cci'eteckeu te verheffen. Immers,nbsp;op welke plaats vinden de woorden der H. Schrift; bf.aïam

ME DICE.NÏ OMNES GENERATIONES , ALLE GESLACHTEN ZULLEN Ml.1

ZALIG NOEMEN, sclioonei’ toepassing, waar worden zij meer

-ocr page 274-

( 264 )

bewaarheid dan in de Propaganda, alM'aar jongelingen uit alle natiën tot het priesterschap worden voorbereid?

Wij beklommen vervolgens den Pincio en begaven ons in de rigting van de Piazza del Popolo. Op dezen grond, doornbsp;aankoop eigendom van Frankrijk geworden, vestigde Lode-wijk XIV, in het jaar 1666, de Académie des Beaux-arts.nbsp;Zij bestaat uit eenen directeur en vele studenten , gekozennbsp;uit diegenen, welke aan de School der Schoone Kunsten tenbsp;Parijs den eersten prijs hebben behaald en ter aanmoedigingnbsp;en belooning naar Rome worden gezonden, om zich aldaarnbsp;op de hoogeschool der kunsten verder te volmaken. Hoe hetnbsp;komt dat de verslagen dier Académie niet eervoller voornbsp;Frankrijk zijn, is moeijelijk te verklaren.

De openbare wandelwegen, rondom de Académie aangelegd, zijn de schoonste van Home. De Pincio, weleer door Nero in een lustoord herschapen, en daarom door de oudenbsp;schrijvers de Beug der Tuinen genoemd, heeft door dennbsp;nieuwen aanleg zijnen vorigen roem herkregen. Schaduwrijkenbsp;lanen, eene groote verscheidenheid van boomen, hooge'nbsp;planten en geurige bloemen , daartusschen een oude obelisknbsp;en vele marmeren standbeelden , — deze mengeling vannbsp;kunst en natuurschoon schenkt het geheel een verrukkelijknbsp;aanzien. Uw oog reikt over heel de stad tot aan het gebergte,nbsp;en ontmoet den voorgevel der St. Pieter in zijne volle hreedfe.nbsp;Aan den voet des bergs breidt zich de prachtige Villanbsp;Borghese uit, eveneens voor het publiek geopend, en metnbsp;eene ontelbare menigte bezet.

Deze beide lusthoven lokken niet slechts het mindere volk, de burgers en vreemdelingen, maar ook den adel des Zondags herwaarts, zoodat de reeks van prachtige équipages,nbsp;die aanhoudend af- en aanrijden onafzienbaar is. Ik had nietnbsp;verwacht, dat Rome zooveel rijkdom en weelde kon ten toonnbsp;spreiden.

-ocr page 275-

( 265 )

Het genot dier oogenblikken werd verhoogd door eene uitgelezen en keurig uitgevoerde muziek. Slechts nu en dannbsp;ging er, door het geraas der rijtuigen, eenen toon verloren ;nbsp;maar het volk, anders zoo luidruchtig in zijne vreugde, hetnbsp;was gedurende de uitvoering doodstil, luisterde met de meestenbsp;aandacht, en veroorzaakte niet de minste stoornis. En tochnbsp;hun aantal werd bij duizenden geteld. Te Rome is het ede!nbsp;gevoel voor kunst tot in de lage klasse doorgedrongen.

Tegen het vallen van den avond trokken velen huiswaarts, en toen de bedeklok klepte, waren de trappen, die naar denbsp;Piazza del Popolo voeren, met eenen zoo digten drom bezet,nbsp;dat men nergens eene opening ontwaarde , en de geslotennbsp;massa stap'voor stap naar het plein afdaalde.

Terwijl het grootste gedeelte in het Corso verdween , bleven wij nog eenige oogenblikken op den Pincio toeven.

De zon was achter de St. Pieter weggezonken. Kort duurden de laatste stralen die op de tallooïe koepeldaken speelden , en snel viel het duister over de stad. Een verrukkend avondrood kleurde den horizont, en hulde het Westen in eennbsp;gouden gloed. Wat wonder kleurenspel op het gebergte!nbsp;In de dalen duisternis, tegen de hellingen grijs, blaauw,nbsp;rood en tallooze tinten, op de toppen een helle vuurgloed,nbsp;als waren die hooge punten allen monden van vulkanen.

Gelukkig Italië, dat zulke tafereelen te aanschouwen geeft!

-ocr page 276-

XII.

MARIA-GEBOORÏE.

Niet altijd valt_ den vreemdeling het geluk te beurt den Pauselijkeu Stoet in plegtigen optogt te zien trekken door denbsp;straten van Rome. De 8' September, zijnde de Feestdagnbsp;van Maria-Geboorte, is één der weinige daartoe vastgesteldenbsp;dagen. In het Pantheon, digt bij ons hotel gelegen, lazennbsp;wij de H. Mis, en begaven ons kort daarop naar die puntennbsp;waar de Paus zou doorkomen , om te zien op wat wijze denbsp;Romeinen hunnen Opperherder in hun midden zouden ontvangen en verwelkomen. De straten waren met zand ennbsp;groene takken bedekt, en aan bijna elk huis stöïid metnbsp;groote letters te lezen: Viva Pio IX, Postuice e Re ! d. inbsp;Leve Pius IX, Opperpriester en Koning ! De muren warennbsp;hier en daar met draperiën behangen, of prijkten met denbsp;beeldtenis en het wapen des Pausen. Aan de vensters zatennbsp;reeds vele toeschouAvers „ op wier gelaat eene feestelijkenbsp;blijdschap te lezen stond. Geen balkon, of het was metnbsp;eene keur van planten en bloemen bezet. In de Via ninbsp;Ripetta heerschte de meeste drukte; van wederzijde stondnbsp;het volk geschaard, om zijnen beminden Vorst in te wacbten

-ocr page 277- -ocr page 278- -ocr page 279-

( 2«7 )

en naar de Puzza dei. Popolo te vergezellen, alwaar hij, van zijne Kardinalen omringd, in de Kerk van Maria del Popolonbsp;het Hoogfeest zou vieren.

t il

Toen het korps der Pauselijke muzikanten, en de vreemd en kleurig gekostumeerde Garde der Zwitsers voorbijgingen,nbsp;begaven wij ons naar het Plein, waar wij nog tijd ennbsp;gelegenheid vonden, om 'de merkwaardigste monumenten nanbsp;te gaan.

He plek door de Maria del Popolo ingenomen, herinnert aan de twee grootste vervolgers , rvelke ooit tegen de Kerknbsp;van Cdiristus zijn opgestaan. De een was een heiden ennbsp;heette Nero ; de ander, een Christen, ja een kloosterling:nbsp;zijn naam is Ldther.

De heidensche keizer, hoezeer tot godheid verheven , duchtte eenen volksopstand, en benam zich zelf het leven. Zijnnbsp;afschuwelijk ligchaam werd verbrand, en de asch, in eenenbsp;lijkbus opgeAmngen, aan de Via Flaminia op den Berg dernbsp;Tiiinen (den Pincio) begraven. Eeuwen later, toen van Neronbsp;slechts de herinneringen zijner wreedheden waren overge-lileven, had een trotsche boom zijne breede takken over hetnbsp;graf uitgespreid, en zijne zware wortels om de urne heennbsp;geslingerd. Ontelbare raven, zoo verhaalt men, in diennbsp;boom nestelende, maakten de nabij liggende plaatsen zoonbsp;onveilig, dat de omwoners besloten hem te vellen. Dc bijl,nbsp;aan den wortel gelegd, stuitte op de urne van Nero’s asch.nbsp;.Men verspreidde die laatste overblijfselen in de lucht, en omnbsp;deze heillooze plek van de smetten des heidendoms te zuiveren , bouwde Paus_ Paschalis II de Maria-Kerk, die wdj ernbsp;thans, hoezeer ook gerestaureerd en herbouwd nog aantreften.

Op het graf van Nero heeft Luther gewoond. twee jarcii lang!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

-ocr page 280-

( ^208 )

Nadat de kloosterling van den H. Augustinus, zondergeld of goed, slechts levende van de weldaden der kloosters,nbsp;welke hij op weg aandeed, eene lange reis van vier honderdnbsp;mijlen had afgelegd, en als arme en afgematte pelgrim denbsp;H. Stad was binnengegaan, nam hij zijnen intrek in hetnbsp;klooster der Augustijnen naast de Maria del Popolo.

Wat er thans van zijne cel is geworden zal ik niet vermelden ; hare onaanzienlijke bestemming evenwel strekt tot eene ondubbelzinnige afkeuring en verfoeijing van zijne leernbsp;en zijn leven.

Toen hij in Rome kwam, scheen hij met blakenden ijver voor het Katholicisme bezield; zijne nachtwaken bragt hij innbsp;ernstige overwegingen door, en zijne verbeelding, door denbsp;afzondering in de vrome stilte van zijn klooster tot hoogernbsp;sfeer gevoerd, ontmoette geen andere voorstellingen dan dienbsp;van armoede en apostelschap. Wat wist hij ook van hetnbsp;leven? Wat had hij gezien in de wereld? De arme hutnbsp;van zijnen vader, die hem aanS^oorde in de vreeze desnbsp;Heeren te wandelen, de naauwe straten van Wittenberg,nbsp;de bibliotheek van Erfurth , en het nederig verblijf der medelijdende weduwe Cotta van Eisenach, die hem opnam,nbsp;toen hij bedelde, en met zijne schoone stem onder haarnbsp;venster zong: Heilige Maria , des delgrims Ster !

De godsdienst had zich aan hem nog op geen andere wijze geopenbaard dan door verstervingen en het betoog der godgeleerde stellingen; maar de pocsie, de schoone kunsten,nbsp;de verheven voortbrengselen van al de menschelijke vermogens, hij kende ze niet, en verachtte ze als louter ijdelheid.nbsp;Alles bevreemdde hem te Roftie , niets wekte zijne bewondering.nbsp;Hij, een arme, streng opgevoede scholier, die dikwijls,nbsp;gedurende zijne kindscliheid, op eeuen kouden steen zijnnbsp;hoofd had ter ruste gelegd, hij ziet tempels geheel van marmer,nbsp;kolommen van albast, reusachtige obelisken van graniet,

-ocr page 281-

( 269 )

schuimende fonteinen, bekoorlijke villa’s met geurige bloemen, breede watervallen en tal van standbeelden. Wil hij bidden?nbsp;De kerk, welke hij binnengaat, schijnt hem eene wereldnbsp;vol ijdelheid, waar diamanten op het altaar schitteren, goudnbsp;aan het gewelf, marmer aan de kolommen , mozaïk in denbsp;kapellen ; in zijn vaderland daarentegen bestaat al het sieraadnbsp;der landelijke tempels in eenige rozen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;desnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zondags door

eene vrome hand op nbsp;nbsp;nbsp;het altaar gebragt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vermoeid?

Langs den weg staat niet eene nederige houten bank, maar een antieke zetel van albast, nog pas uit den grond opgedolven.nbsp;Zoekt hij een heiligenbeeld ? Zijn oog ontmoet tevens heiden-sche fantasiën. Olympische godheden, Apollo, Mars, Jupiter,nbsp;waaraan duizend kunstenaars arbeiden.

Koud en stom blijft hij bij al de wonderen der kunst, ter eere Gods in denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kerken zamengebragt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dan: niet

meer de Katacombe, nbsp;nbsp;nbsp;maar het Vatikaannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;woonplaats

des pausen. Luther, die den H. Petrus slechts als pelgrim kent, ziet in diens opvolger een kcning vol majesteit. Luther,nbsp;wiens strenge Germaansche geest te Rome het ideaal vannbsp;ernst zoekt, merkt den Imogen ernst, die er heerscht, niet op,nbsp;en keurt het spel des levens af. Teleurgesteld verlaat hijnbsp;de stad, in zijnen onverzettelijken halsstarrigen geest de kiemnbsp;des verderfs ontwikkelende, welke hij als erfenis van Nero’snbsp;graf naar [zijn vaderland medevoert.

Droevige gebeurtenissen , die ons geschokt gemoed met diepen rouw vervullen, en der Kerk met onberekenbare rampen getroffen hebben!

Maar daarentegen , hoe troostvol, hoe zielsverheffend is het, te' dier plaatse op eene schitterende wijze de Geboorte tenbsp;zien vieren van Haar, die den kop der helsche slang kwamnbsp;Verpletten!

En nu een enkel woord over de kunstwerken, die het

12

-ocr page 282-

( 270 )

plein omringen. De stadspoort inkomende , hebt gij aanstonds aan uwe linkerzijde de Maria-Kerk en het klooster; regt tegenover u ziet gij den obelisk en het Corso, op welksnbsp;beide hoeken twee gelijkvormige kerken met koepeldakennbsp;oprijzen. De straat regts van het Corso is de Via di Ripetta.nbsp;Verder gaande aan de linkerzijde, ontmoet gij de bewonderenswaardige kunstwerken, tegen den Piucio aangelegd. Denbsp;kolossale marmeren groep boven de fontein, verbeeldt Romenbsp;tusschen den Tiber en den Anio. Aan de overzijde staatnbsp;Neptunus tusschen twee Tritons. De vier voetstukken opnbsp;de hoeken van het plein dragen de afbeeldingen der viernbsp;jaargetijden.

Trotsch verheft zich in het midden de overoude obelisk van Sesostris den Groote, oorspronkelijk aan de Zon toegewijd, en te Heliopolis, eene stad in Neder - Egypte, vóórnbsp;den Tempel der Zon opgerigt. Na den slag van Actium ennbsp;de verovering van Egypte, voerde Augustus het gevaartenbsp;naar Rome, plaatste het in den Circus Maximus, en wijddenbsp;het nogmaals toe aan de Zon. Sixtus V eindelijk liet in hetnbsp;jaar 1587 de in drie stukken gebroken pronknaald op denbsp;Piazza del Popolo oprigten, en wijdde haar voor de derdenbsp;maal aan de Zon , maar nu aan de Zon der Geregtigheid.nbsp;Het opschrift, duidende op de Maria-Kerk, spreekt in eenvoudige en verheven taal die hooger heilige toewijding Uit;nbsp;Heerlijker en blijder rus ik op vóór den heiligen tempelnbsp;VAN Haar , uit wier maagdelijken schoot , onder de regeringnbsp;VAN Augustus , de Zon der Geregtigheid is opgegaan. (')

De vier leeuwen aan de hoeken van het voetstuk, allen fonteinen, waren ter naauwernood zigtbaar, zoo digt stondnbsp;het volk er omheen. (®)

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Ante sacham illiüs aedem, aügustioe la etioeque surgo,

CUJUS EX TITEEO VlEGlNALI, AUG. IMPEKANTE , SOL JUSIITIAE EXORTÜS EST.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Paus Leo XII schonk aan de stad tw'aalf leeuwen, waartoe deze vier behooreii.

-ocr page 283-

( 271 )

Eensklaps geraakte het gansche Plein in beweging. In allen haast zocht ik een veilig heenkomen, en vreezende datnbsp;iets van den optogt mij zou ontgaan, drong ik voort tot dennbsp;trap der Maria-Kerk,, waar ik op de bovenste trede mijnenbsp;plaats aan eenen policie-beambte ter bewaring had toevertrouwd. Hoezeer die overijling ook overbodig ware, wenschtenbsp;ik er mij zelven toch geluk mede; want een weinig later, ennbsp;ik had dit punt niet meer kunnen bereiken. De algemeenenbsp;beweging was door de verschijning der Fransche Infanterienbsp;en Cavallerie veroorzaakt, die zooveel van het Plein kwamennbsp;afzetten als tot doortogt voor den Pauselijken Stoet noodignbsp;was. Zich in twee rijen te scharen van de Yia di Ripetta,nbsp;waaruit de Paus moest aankomen, tot aan het klooster dernbsp;Augustijnen, was het werk van een oogenblik. Het paardenvolk werd hier en daar bij troepen geposteerd; het muziekkorps der Fransch^ stond bij de Via di Ripetta, het Pauselijkenbsp;bij de Porta del Popolo. Geen beter gezigtspunt, dunkt mij,nbsp;kon er op het gansche Plein worden uitgekozen , dan hetwelknbsp;ik op de bovenste trede van den kerktrap had ingenomen.nbsp;Over alle hoofden heen en regt in de Via di Ripetta inziende,nbsp;was ik in staat zoowel van verre als van nabij den lijfstoetnbsp;gade te slaan, zonder dat er iets aan mijn oog ontgaan kon.^

Zijne Heiligheid was in aantogt, en het gejuich der menigte werd hoe langer hoe meer hoorbaar. De blinkende uniformnbsp;der edelwacht tintelde reeds in de heldere morgenzon. Innbsp;hun midden reed de pauselijke koets, waarboven een vergulde engel de driedubbele kroon verheven houdt. Onbewegelijk en stil bleef de groote volksmassa op het Plein. Zelfsnbsp;toen de kruisdrager, die op eenen witten muilezel gezeten,

het driedubbele kruis

voor

den Paus uit draagt, alsmede

een deel der edelwacht hen reeds was voorbijgegaan, hadden zij nog de stilte niet onderbroken. Maar zoodra vertoonde zich de H. Vader niet aan den ingang, of van weerszijde

-ocr page 284-

( 272 )

weerklonk eene overheerlijke muziek; het commando en wapengekletter der militairen stemde er mede zamen, en innbsp;een oogenblik lagen alle Franschen geknield op het Plein,nbsp;om vol eerbied en hulde het Hoofd der Kerk tusschen hunnenbsp;rijen te laten doortrekken. Oorverdoovend waren de luidenbsp;vreugdekreten, die te gelijk uit duizend harten opstegen;nbsp;het was een aanhoudend roepen van Yiva il S. Padre sostro !nbsp;Viva Pio IX, Pontifice e Re !

De wuivende doeken maakten de hoofden der menigte bijna onzigtbaar ; tallooze vlaggen, uit hun midden opgestoken,nbsp;gaven het Viva Pio IX! te lezen. Van nabij en uit de vertenbsp;werden bloemen en eerekransen toegeworpen , en het volk,nbsp;van alle kanten aanstroomende, bleef tot de poort van hetnbsp;klooster den H. Vader in geestdrift omringen. Vrome moedersnbsp;zag ik hare kinderen omhoog heffen, die met gevouwennbsp;handjes den zegen vroegen, dan een kruis maakten en opnbsp;hunne eigenaardige, lieftallige wijze den H. Vader begroetten.nbsp;Wat is er aandoenlijker dan Pius IX te midden zijner minnende kinderen, wier liefde zoo groot is, dat zij niet in dennbsp;boezem kan worden bedwongen , maar zich lucht moet gevennbsp;in vervoering!

Met een gemoed, van blijde verrukking vervuld, sloeg ik het alles gade, en kon mijne tranen niet langer verbergen,nbsp;toen ik de Franschen zag nederknielen, toen ik de juichendenbsp;feesttoonen hoorde, toen mijn oog de zegenende hand en hetnbsp;beminnelijk gelaat van Pius ontmoette.

Ter naauwernood was zijne Heiligheid in de kloosterpoort, verdwenen, of ik bevond mij in de kerk.

De heerlijke kunstwerken van Hannibal Garacci, Pintu-ricchio, Gontucci en anderen, waren bijna allen verborgen achter zw'are fluweelen en zijden draperiën, waarmede mennbsp;de wanden der kerk behangen had.

-ocr page 285-

( 273 )

Weldra verscheen de Paus op zijnen draagzetel; de beide waaijers van paauwveeren aan zijne zijden maakten eenennbsp;plegtigen indruk. Boven aller hoofden ^opgeheven en voornbsp;een ieder zigtbaar, bad hij met gevouwen handen; verheven,nbsp;heilig, schier henielsch is het gelaat van den biddenden Pius.

Aan de kapel van het Allerheiligste gekomen, verliet hij den zetel en knielde neder, terwijl mannen, vrouwen ennbsp;kinderen zich digt aan zijne zijden schaarden, hem in hetnbsp;gebed vergezelden en nu en dan den boord van zijn zilverla-kenschen mantel kusten.

Eenige oogenblikken daarna ging hij tusschen de rijen der edelwacht en der Zwitsersche Garde naar den Pauselijkennbsp;troon, waar de Prinsen Colonna en Orsini hem reeds wachtten, terwijl al de Kardinalen in hun plegtig gewaad dennbsp;troon omringden.

Het koor der Sixtijnsche Kapel zong eene Mis van Palestrina ; de overheerlijke compositie en keurige uitvoering nagaande, wist ik niet wat van beiden het meest te bewonderen.

Met de grootste. voorkomendheid werden wuj door een officier van de adelijke lijfwacht niet slechts tegen het gedrangnbsp;in bescherming genomen, maar zelfs door zijne bemiddelingnbsp;in staat gesteld eene zitplaats in te nemen, regt tegenovernbsp;den Paus, zoodat onze oogen als van zelf en telkens op dennbsp;!I. Yader gevestigd waren.

In de Maria del Popolo, de plaats der treurige nagedachtenis van Nero en Luther, die de poorten der hel tegen de Kerk hebben losgebroken, zag ik den eeuwenouden Pauselijken troon opgeslagen, en Pius zetelen in zijn opperpriesterlijk gewaad, omringd van zijne Kardinalen. Gods woordnbsp;is waarachtig : de poorten dek hel zullen tegen haar niet

VERMOGEN.

-ocr page 286-

( 274 )

Toen de plegtigheid ten einde liep, was het Plein groo-tendeels ingenomen door de prachtige équipages der Kardinalen, met vergulde kroonlijst en kostbare bekleeding; op de koppen der paarden staan roode pluimen; de koetsiersnbsp;en lakkeijen dragen eene zeer kleurige en van elkandernbsp;verschillende liverei.

Bij het verschijnen van Pius was de opgewondenheid even groot als weinige oogenblikken te voren , en met den Pauselij-ken stoet verdween het volk al juichende in de Via di Ripetta.

Ik kan aan de Piazza del Popolo niet denken, of al wat ik er op dien feestdag zag, al wat ik er hoorde, al wat iknbsp;er gevoelde, komt mij met telkens hernieuwd leven voor dennbsp;geest, en ik smaak dan weder het blijde tooneel van Piusnbsp;onder zijne kinderen.

Dat Louis Veuillot aan dit Plein eene vreeselijke toekomst voorzegt, is ons eene des te treuriger gedachte, naar matenbsp;wij redenen vinden, om aan de vervulling zijner voorspellingnbsp;te hechten, en eene bange toekomst voor Rome te vreezen.nbsp;Is nog de maat van Gods geregtigheid niet vol gemeten,nbsp;moet de H. Stad nog hagchelijker tijden zien geboren worden,nbsp;dan wij thans beleven, het Plein del Popolo met het aangrenzend moderne Corso zal, als naar gewoonte, tot pijntnbsp;van uitgang vérstrekken voor de gruwelen der modernenbsp;boosheid. Die bestemming kreeg het in de revolutie-jarennbsp;1848 en 1849.

Wij huiveren, de teederste gevoelens onzer godsvrucht worden diep geschokt bij het herdenken der tooneelen, dienbsp;er toen plaats grepen.

Herinnert u den 21 Maart 1848.

Een opgewonden menigte verbrijzelt het wapenschild van den Oostenrijkschen keizer, laadt de stukken op een stokoudnbsp;paard, en trekt daarmede in woest getier naar de Piazza

-ocr page 287-

( 275 )

del Popolo. Het volk juicht toe, niet begrijpende waartoe die onteering voeren moet, terwijl de bevoegde autoriteit,nbsp;hetzij uit besef van onmagt, hetzij omdat zij niet verwittigdnbsp;was, werkeloos blijft.

Een ezeldrijver, de uitgelaten bende te gemoet gaande, wordt aangehouden, en aanstonds laat eene stem zich hooren:nbsp;«Broeders! het wapen van het verraderlijk Oostenrijk is nietnbsp;waardig door een édel dier te worden gedragen; het moetnbsp;over den grond en door den modder gesleept; een ezel moetnbsp;het voeren naar de strafplaats !»

Bravo ! is het antwoord. De stukken, aan den staart van den ezel gebonden, komen op het plein aan, waar denbsp;brandstapel reeds is opgerigt en ontstoken. Onder scheldennbsp;en dreigen tegen Oostenrijk, dronken van vreugde , dansendenbsp;en springende , ziet het volk de laatste sporen der Oosten-rijksche adelaars in de vlammen verdwijnen. De ezel eindelijk,nbsp;bezoedeld door den last dien hij heeft gedragen , moet ooknbsp;aan het vuur worden prijs gegeven. Men voert het armenbsp;dier reeds naar den brandstapel, en het zou een slagtoffernbsp;zijn geworden, hadde zijn behoeftige meester het niet alsnbsp;een echt Italiaan geprezen en dringend bevestigd, dat hetnbsp;ongetwijfeld; Leve Italib! Weg met Oostenrijk! zou roepen,nbsp;zoo God het de edele gave der taal geschonken had.

In hetzelfde jaar hielden de Soldaten van Vicenza, die uitgetrokken waren om zoo mogelijk heel Oostenrijk te verdelgen , doch kort daarna als vlugtelingen terugkwamen,nbsp;aan de Porta del Popolo hunne intrede in de stad. Bij hetnbsp;naderen van den vijand, waren zij in allerijl al sidderendnbsp;en bevend naar hunne haardsteden gevlugt. Die lafaards!nbsp;zij schaamden zich niet om met lauw^eren bekranst, als overwinnaren eenen plegtigen optogt te vieren langs het Corso,nbsp;waarover de dappere Romeinen na luisterrijke overwinningennbsp;hunne triomftogten hadden gehouden.

-ocr page 288-

( 276 )

Het was het Plein del Popolo, waar de biechtstoelen der kerken tot eene baricade werden opeengestapeld, en na metnbsp;duivelsche spotternij tot heiligschennende voorstellingen tenbsp;hebben gediend, door het vuur verteerd werden.

Het was wederom op het Plein del Popolo, dat, den 7 January 1849, de godtergende processie zich schaarde,nbsp;waarvan wij het niet wagen de gruwelen in het geheugennbsp;terug te roepen.

Gods goedheid beware de stad, welker grond door het bloed der martelaren is gedrenkt en geheiligd. Doch breektnbsp;een nieuwe verdelgingsoorlog uit, dan zal Veuillot’s voorspelling worden bewaarheid, en het Corso, met de Piazzanbsp;del Popolo aan de eene en het Kapitool aan de andere zijde,nbsp;tot algemeene stookplaats streklcen, om de hartstogten aannbsp;te vuren en de booze aanslagen tegen het Vatikaan tenbsp;smeden.

Doch laten wij deze treurige gedachten varen, en stellen wij ons het plein voor, wanneer het op ’s Pausen jaardag ofnbsp;bij andere blijde feestvieringen tot eene openbare schouwplaatsnbsp;voor volksspelen is ingerigt.

Terwijl alsdan op verschillende punten der stad mastklim-men en andere vermakelijkheden plaats grijpen, trekken de meeste nieuwsgierigen naar de Piazza del Popolo, om getuigennbsp;te wezen van het zoogenaamde Gatta cieca (blinde kat), eennbsp;spel, zeer gebruikelijk in het Zuiden van Frankrijk, en aldaarnbsp;bekend onder den naam van Cruche cassée. Een kruik waarinnbsp;de prijs verborgen is, hangt aan den hoek van het Corso.nbsp;Dit punt te vinden valt den mededinger niet gemakkelijk,nbsp;daar hij op eenigen afstand geblind moet 'aankomen. Wordtnbsp;de kruik getroffen en stuk geslagen, dan valt de prijs er uit,


-ocr page 289-

( 277 )

en de overwinnaar ontvangt daarenboven eene vereerende toejuiching.

Soms ook krijgen te gelijk vele knapen bij den obelisk een blinddoek voor de oogen, en wie hunner het eerst dennbsp;ingang van het Corso bereikt, heeft den uitgeloofden prijsnbsp;verdiend. Zij hebben elk in het bijzonder hunne handlangers, die met vooraf bepaalde teekens de rigting naar hetnbsp;Corso trachten duidelijk te maken; voor den eenen wordtnbsp;gefloten, voor den ander gesist, voor een derde in de handennbsp;geklapt. Het ontbreekt hierbij niet aan valsche seinen, waardoor menigeen misleid en op het dwaalspoor gebragt wordt.nbsp;Dit niet alleen, maar ook het geroep en geraas des volksnbsp;maakt het den blinde onmogelijk zijne vrienden van zijnenbsp;vijanden te onderscheiden, en ijdel zijn de bepaalde voorzorgen en afspraken.

Het Plein del Popolo en vooral het Corso zijn mede het tooneel des Carnavals, een zeer luidruchtig en eigenaardignbsp;feest waaraan meestal ontelbare nieuwsgierige vreemdelingennbsp;deel nemen. Raadplegen wij de verschillende getuigenissennbsp;omtrent deze vierdagen, dan vernemen wij eene bijna eenparige lofrede op de onberispelijke gedragingen der Romeinen,nbsp;die zelfs bij de grootste opgewondenheid en uitgelatenheidnbsp;hunne vreugde naauwgezet binnen de grenzen der deugdnbsp;weten te beperken.

Op het Corso, de langste straat van Rome, in een regte linie voortloopende van de Piazza del Popolo tot aan hetnbsp;Kapitool, heerscht bij dergelijke gelegenheden immer denbsp;grootste levendigheid. Het wordt zoowel over dag als desnbsp;avonds door wandelaars druk bezocht; men vindt er nieu-werwetsche trottoirs, schitterend verlichte winkelhuizen ,nbsp;prachtige cafe’s, en alles is er d la mode de Paris ingerigt.nbsp;Het oude Campo Marzo en het klassieke Rome worden hier

12.

-ocr page 290-

( 278 )

aanstonds vergeten. Even als op de Boulevards te Parijs staan de stoelen en tafels der café’s op de trottoirs; de bezoekers gebruiken frissche likeur, limonade of ijs met fijnnbsp;gebak, een niet genoeg te waarderen verkwikking, wanneernbsp;men zich den ganschen dag in de gloeijende zon heeft bewogen. Wees echter op uw hoede, en kies de Café’s dernbsp;Partie noire, zoo als de politici de klerikale partij noemen,nbsp;anders zoudt gij in gevaar verkeeren van met een bezoldigdnbsp;Piëmontees of Garbonaro in aanraking te komen.

Het feest van Maria-Geboorte is met de ochtendviering niet geëindigd, vooral niet bij de bewoners van Rome, die zichnbsp;door eerbied jegens de H. Maagd zoo gunstig onderscheiden,nbsp;en Haar wel eens den titel geven van Koningin des Ro-

MEINSCHEN VOLKS.

Wondervreemd klinkt ons de klagt in de ooren, dat de Romeinen wel eenen Koning hebben, maar daarentegen al denbsp;voordeelen derven, aan het bezit eener Koningin verbonden.nbsp;Om welke redenen worden de Romeinen al niet beklaagd!nbsp;Is de koning het hoofd, in dier voege spreekt men, denbsp;koningin is het hart van het Staatsbestuur. Wordt de vorstnbsp;vertoornd, en blijft hij onverbiddelijk in zijne gestrengheid,nbsp;de vorstin, de voorspraak der onderdanen, tracht zija hartnbsp;te verteederen, de stormen af te weren, en stroomen vannbsp;weldaden over de ongelukkigen te. doen afvloeijen.

Frankrijk levert u dat zoete schouwspel in zijne beminnelijke Eügénie. Moet er een oorlog aanvangen, de keizerin treurt om het bloed dat zal vergoten worden. Moeten denbsp;vrome instellingen worden opgeheven, omdat zij in haren tenbsp;ver gaanden ijver den Staat tot ondergang zouden voeren,nbsp;het is wederom de keizerin, die door een medelijdendennbsp;blik zoeten balsem stort in de ongeneeselijke wonden dernbsp;slagtoffers. Wordt er een dwangmiddel aangewend tegen

-ocr page 291-

( 279 )

hen, die de beteekenis der woorden niet kennende, door onhandigheid, door oude en orthodoxe begrippen , de menigtenbsp;op een dwaalspoor brengen, dan kondigen alle bladen gelijktijdig aan, dat de vreugde van het keizerlijk gelaat vannbsp;Eugénie is verdwenen, dat zij in kwijnenden toestand verkeert uit louter deelneming in den treurigen ondergang dernbsp;reddeloozen. Men weet ten laatste niet meer, wie het meestenbsp;te beklagen , de teedere keizerin of de getroffene onderdanen.nbsp;Kan zij at de ramp niet afweren, voor wien in ketenennbsp;wordt gekluisterd blijft het immer een onwaardeerbare troost,nbsp;den meewarigen blik eener diep medelijdende keizerin tenbsp;ontmoeten.

Het is waar, van dien kostbaren schat, van zoodanig voor de Franschen misschien onwaardeerbaar geluk zijn de Romeinen verstoken; maar daarom schijnen zij op bijzonderenbsp;wijze de Komngix des Hemels tot de hunne te hebben verkoren , te meer nog daar Pius IX Haar met nieuwen luisternbsp;heeft omgeven, de kracht harer voorspraak onder eenennbsp;nieuwen titel vermeerderd, haren zetel hooger opgeheven.nbsp;De naam der Madonna ligt den Romein zoo natuurlijk op denbsp;lippen , dat hij dien bij hevige gemoedsbewegingen of dreigende gevaren aanstonds uitspreekt. Haar beeldtenis staatnbsp;in het midden of op de hoeken der straten ; elke werkplaats,nbsp;elke winkel, elk magazijn heeft Haar eene eereplaats ingeruimd. Zij prijkt in marmer en brons, in zilver en goud;nbsp;haar troon is van alle hoogten, van de nederige console totnbsp;de grootsche eerezuil op de Piazza di Spagna.

Men telt 1421 Madonna’s buiten aan de huizen en in het openbaar langs de straten; minstens evenveel ontmoeten wijnbsp;er in de kerken, kapellen en bijzondere woningen. Duizendnbsp;lichten worden eiken avond ter harer eere in de H. Stadnbsp;ontstoken.

In deze openbare, algemeen verspreide en hoog opge-

-ocr page 292-

( 280 )

voerde vereering ligt de aanleiding^ der vreemde en talrijke verdichtselen, die men van de Italianen in het algemeen ennbsp;van de Romeinen in het bijzonder op dit punt weet aan tenbsp;voeren. Zou het waar zijn, dat roovers en moordenaarsnbsp;eerst bidden vóór het beeld der Madonna om een gelukkignbsp;slagen van hunne helsche plannen ? — dat zij op zaturdag, alsnbsp;zijnde toegewijd aan de H. Maagd, hun goddeloos bedrijfnbsp;staken, om het te verwisselen met gebed en goede werken?nbsp;Achten wij deze vraag der beantwoording niet waard, zekernbsp;toch is het, dat men soms eerbied jegens de H. Maagdnbsp;aantreft bij ellendigen , die met verzuim van alle godsdienstigenbsp;pligten tot openbare zondaars zijn vervallen. De laatste straalnbsp;van licht in hunnen duisteren geest, het laatste overblijfselnbsp;hunner godsdienstige gevoelens is zeer dikwijls voor Haar,nbsp;welke zij van kindsbeen af hebben leeren eeren en liefhebben.

Met eene algemeene verlichting werd het feest van O. L. Vrouw-Geboorte gesloten. De doorschijnende lampions vertoonden bijna allen de afbeelding der H. Maagd, volgens eennbsp;der groote Italiaansche meesters; het Hotel de la Minervenbsp;onderscheidde zich op eene eervolle wijze. Op het Corso,nbsp;waar eene zee van licht aan beide zijden zoo ver men .-ziennbsp;kon voortliep, was de drukte veel grooter dan naar gewoonte.

Ook in de wijken der armen werd een verschuldigd offer gebragt. Zoo behoeftig kon niemand wezen, of was hijnbsp;anders gewoon slechts ééne kaars te ontsteken, nu branddennbsp;er twee of drie enlt; somtijds meer.

De beelden, die als bijzonder eigendom der bewoners hier en daar aan de huizen stonden, waren met rijkernbsp;kleeding omhangen, met goud en edel gesteente bezet ennbsp;op eene schitterende wijze verlicht. De ouders dragen opnbsp;hun ’ sterfbed de zorg voor het beeld aan hunne kinderen

-ocr page 293-

( 281 )

over, en schenken soms een legaat, waaruit de kosten van versiering en verlichting moeten worden bestreden.

In elke wijk schijnen de bewoners de schoonste Madonna als punt van vereeniging uit te kiezen, om er den avondnbsp;in onderling gezelschap op aangename wijze door te brengen.nbsp;Sommigen nemen hunne muziek-instrumenten mede en gevennbsp;alsdan een concert, dat wel niet altijd even harmonieus is,nbsp;maar toch, in aanmerking genomen dat het door de nederigenbsp;volksklasse wordt uitgevoerd, eene dubbele goedkeuring verdient. Spelen zij een algemeen bekend Maria-lied, dan vallennbsp;alle omstanders te gelijk in en zingen uit volle borst dennbsp;lofzang mede.

Door wat vreemdsoortige vertooningen evenwel muziek en zang van tijd tot tijd wordt afgewisseld, ondervonden wij innbsp;een der straten nabij het Pantheon, waar nieuwsgierigennbsp;den doortogt zoo digt bezet hielden, dat het ter naauwernoodnbsp;mogelijk was er door te dringen. In de omliggende huizennbsp;waren alle vensters van boven tot onder gevuld met toeschouwers, in gespannen verwachting uitziende naar beneden,nbsp;waar een honderdtal kleine knapen toebereidselen tot eenenbsp;gratis-voorstelling maakte.

Twee groote manden, met scheur- en pakpapier en allerlei ligtelijk ontbrandende stoffen gevuld, sleepten zij naar hetnbsp;midden der straat. Één daarvan werd omgekeerd en uitgeschud , en straks stond de groote papierberg vóór de Madonnanbsp;in lichtelaaije vlam. Beurtelings deden zij een greep in denbsp;tweede mand, ontstaken het papier aan den grooten brandstapel, en wierpen het vervolgens in de hoogte, zoodat denbsp;vonken naar alle zijden heenvlogen.

De ruwe voorraad, spoedig verteerd zijnde, werd aanstonds door een ander soort van vuurwerk vervangen, hetwelknbsp;groote gelijkenis met het onze had. Voetzoekers, hoog opgeslingerd langs de bezette vensters van het huis, moesten

-ocr page 294- -ocr page 295- -ocr page 296-

bij het nederkomen juist vóór de Madonna uit elkander slaan. Eene moeijelijke oefening; want bijna allen sprongen bovennbsp;of onder het beeld los. Gebeurde het echter, dat eene vastenbsp;hand en naauwkeurige berekening niet faalden, dan ging ernbsp;een gejuich op, en de dartele knapen sprongen om dennbsp;kunstenaar heen.

Terwijl de meesten zich hiermede bezig hielden, trokken sommigen naar een eenigzins afgelegen plekje, om aldaar ópnbsp;eigen wijze hun vuurwerk af te steken. Een onverschrokkennbsp;waaghals, naar zijne kleeding te oordeelen een herdersknaapnbsp;uit den omtrek, laat zich door zijne kameraden een voetzoeker tusschen het groene lint van zijn Calabrischen hoednbsp;steken, trekt vervolgens den breeden rand stijf over zijnenbsp;ooren en wacht zoo den uitslag af. Uitgelaten om dei,nbsp;goeden afloop en aangezet door de bewondering zijner vrienden , zal hij nog stouter stuk wagen, niet met een eenvou-digen voetzoeker maar met een zevenklapper, ten minstenbsp;daar geleek het naar. Het vuurtuig wordt aan een touwtjenbsp;op de spits van zijn hoed vastgemaakt, de rand gaat wederomnbsp;over zijne ooren en hij staat onbewegelijk als een paal.nbsp;Het kruid ontbrandt, de vonken verspreiden zich over zijnenbsp;kleederen, en de kort op elkander volgende slagen doennbsp;den zevenklapper naar alle kanten over den hoed springen.nbsp;Zoodra is de laatste slag niet voorbij, of de knaap rukt zichnbsp;den hoed van het hoofd, terwijl zijne handlangers toeschieten , om het vuur van zijne kleederen te verwijderen. Denbsp;brandgaten in hoed en wambuis werden vervolgens naauw-keurig opgeteld; hoe hooger het aantal klom des te hoogernbsp;steeg ook de blijdschap van den eigenaar. Hadde de ligt-zinnige en balddadige knaap zich voorgesteld hoe zijne oudersnbsp;bij het tellen dier gaten zouden te moede wezen en watnbsp;kastijding hem daarvoor misschien wachtte, hij zou zijnenbsp;vreugde wel een weinig gematigd hebben.

-ocr page 297-

( 283 )

Daar wij op dit feest, bijna al de straten der stad bezoekende , overal de grootste orde zagen heersclien, konden wij geenszins vermoeden, dat wij later in een der dagbladennbsp;zouden gewaar worden, wat vreeselijke gebeurtenis dien dagnbsp;te Rome had plaats gegrepen, zonder dat ons daaromtrentnbsp;het minste was ter oore gekomen. Op onze terugreis namelijk , ik meen in Zwitserland, viel ons een Fransch blad innbsp;handen, het volgend belangrijk nieuws bevattende: «Wijnbsp;vernemen dat er te Rome, den 8quot; September, des namiddagsnbsp;omstreeks drie ure, eene talrijke en oproerige zamenscholingnbsp;op het Minerva-plein heeft plaats gehad. Het volk nam eenenbsp;dreigende houding aan en riep: Weg met den Paus! Levenbsp;Victor Emmanuel! enz.»

Ons dagboek opslaande, konden wij zonder eenigen twijfel nawijzen, dat wij op dien zelfden dag en op dat zelfde uurnbsp;aan ons venster in het hotel zaten en alles gadesloegen,nbsp;wat op het boven vermelde plein omging. Maar van hetnbsp;oproer hadden wij — niets gezien.

-ocr page 298-

XIII.

ARMEN EN ONGELUKKIGEN.

Zoo men bij onderlinge vergelijking der verschillende volken een onderzoek wil instellen omtrent den gelukkigen toestand van het eene boven het andere , dan dient niet denbsp;weelde en overdaad der adelijken, noch de welvaart dernbsp;rijken, maar het lot van armen en ongelukkigen tot maatstafnbsp;te worden genomen. De burgerklasse en alwie onbekrompennbsp;met tijdelijke goederen zijn bedeeld, kunnen overal de voor-deelen der industriële ontwikkeling en in zekere mate denbsp;genoegens des aardschen levens genieten; bij hen dèrhafvenbsp;is in den regel het kenmerkend onderscheid der min of meernbsp;gelukkige natiën niet te vinden. Neen, daarvoor wende mennbsp;het oog naar de behoeftigen; waar hun lot dragelijk gemaakt,nbsp;hun leed verzacht, hun goed regt tegenover de aanmatigingnbsp;van anderen gehandhaafd wordt, daar mag men vrijelijk hetnbsp;gansche volk gezegend noemen; zijn daarentegen de armennbsp;verlaten en verstoeten, worden zij veroordeeld om zondernbsp;ondersteuning alleen en in het verborgen hunne rampen tenbsp;verduren, of vinden zij slechts geringe bescherming, spreeknbsp;dan niet van den benijdenswaardigen toestand der bevolking.

-ocr page 299-

Zonder den troost der godsdienst, den hoogsten schat der armen, te doen gelden, wil ik slechts kortelijk de voornaamstenbsp;bronnen aanslippen , waaruit de onderstand der hulpbehoevenden te Rome voortspruit, en overigens aan het oordeelnbsp;van den lezer overlaten in hoever de Romeinen boven anderenbsp;stedelingen zijn bevoorregt.

Over het algemeen hebben de bewoners van Zuidelijke landen, waar de minder strenge winter slechts kort duurt,nbsp;en de oogst twee- soms driemaal herhaald wordt, veel innbsp;hun voordeel boven andere, die in de Noordelijke strekennbsp;wonen, waar een bar getijde het grootste gedeelte van hetnbsp;jaar inneemt en de nijpende koude niet slechts den hongernbsp;pijrilijker maakt, maar bovendien meer en dringender behoeften met zich voert. Het is juist met het oog op diennbsp;hooger klimmenden nood dat in ons vaderland, hetwelk metnbsp;regt om zijne weldadigheid geprezen wordt, gedurende dennbsp;winter vele bronnen van ondersteuning worden geopend, dienbsp;evenwel des zomers gesloten blijven, wijl alsdan de behoeftennbsp;minder groot, de ontberingen dragelijker zijn.

Tegen dit voorregt der Zuidelijke volken staat, zegt mén, menig gevoelig nadeel over. Zoo zijn sommige artikelen,nbsp;als melk, boter enz., die bij ons tot de dagelijksche benoo-digdheden worden gerekend , bij de Romeinen zeer schaarsch ;nbsp;doch hierbij moeten wij niet uit het oog verliezen, dat zijnbsp;onder den gloeijenden hemel onze degelijke, voedzame ennbsp;krachtige spijzen gemakkelijker kunnen ontberen en meernbsp;behoefte gevoelen aan verfrisschende levensmiddelen, die ernbsp;in overvloed voorhanden zijn. Bovendien bezitten zij op hunnenbsp;beurt producten, die elders niet of ten minste niet in zoonbsp;goede kwaliteit gevonden worden ; de olie o. a. is er zoonbsp;zuiver en fijn van smaak dat wij menigmaal onmogelijknbsp;konden onderscheiden of de geregteu hiermede dan wel metnbsp;boter waren toebereid.

-ocr page 300-

( 28G )

Wat het vleesch betreft, behoeven wij bij ons niet tot den laagsten trap der armoede af te dalen, om tot de overtuigingnbsp;te komen dat deze spijs tot de zeldzaamheden der behoefti-gen behoort.

De Romeinen zijn daarvan niet zoo algemeen verstoken; zij gebruiken wel geen malsch rundvleesch , maar de minderenbsp;soorten, waaronder vooral schapen- en geitenvleesch, zijnnbsp;laag in prijs en zeer smakelijk. Het vee graast in de Cam-pagna of op het gebergte, en weet de fijnste kruiden uit tenbsp;zoeken, waarvan de geur zich aan het vleesch mededeelt.

Daarbij is de landwijn te Rome een zeer overvloedige en uiterst goedkoope volksdrank; hoezeer de hoedanigheid bijnbsp;die der Fransche wijnen ver achterstaat, strekt dit gewasnbsp;den armen dagelijks tot eene aangename, heilzame verkwikking , en, in geval van ziekten, tot versterkend geneesmiddel tevens.

Al de gaven eener milddadige natuur zijn evenwel niet toereikend om de gebreken der ongelukkigen aan te vullen;nbsp;ook te Rome is er nog veel voor de beoefening der Christelijke naasteliefde overgebleven.

Om de ondersteuning der armen geregeld en algemeen te maken, heeft men te Rome eene Hoofdcomjiissie vannbsp;Onderstand gevormd, die met de leiding der openbarenbsp;weldadigheidsgestichten en de uitdeeling der inkomsten voornbsp;de geheele Stad belast is. Onder hare leden telt zij eennbsp;Kardinaal-president, den Schatmeester der Apostolische kamer,nbsp;en den Aalmoezenier des Pausen. Twmalf Romeinen, deelsnbsp;uit de prelaten deels uit den adelstand gekozen en door dennbsp;Paus voor den tijd van zes jaren aangesteld, waken voornbsp;eene billijke verdeeling der gelden. De stad heeft twaalf

-ocr page 301-

( 287 )

armen-wijken , die wederom uit verscheidene afdeelingen bestaan; aan elk dezer onderafdeelingen is een geneesheernbsp;en een heelkundige toegevoegd. Al deze personen verrigtennbsp;hunne werken van liefdadigheid geheel kosteloos. Die waarlijk arm is, behoeft zich slechts aan te melden; zoo zijnenbsp;armoede blijkt, wordt hem oogenblikkelijke ondersteuning,nbsp;en naar omstandigheden eene maandelijksche halfjarige ofnbsp;soms langduriger verzorging aangeboden, waartoe niet slechtsnbsp;geld, maar kleederen , beddegoed en arbeidersgereedschappennbsp;belmoren. Deze artikelen evenwel worden in het asylum vannbsp;S. Maria degli Angeli vervaardigd en mogen nimmer vervreemd worden; de wet bedreigt den kooper met confiscatienbsp;van het gekochte en eenige dagen gevangenisstraf.

Het grootste gebrek evenwel wordt niet altijd door dezulken geleden, die zich bij de algemeene Commissie onbeschroomdnbsp;als hulpbehoevend durven aangeven en in het openbaar alsnbsp;zoodanig bekend staan. Hoezeer armoede in het beschaafdenbsp;Europa nergens, en bij godsdienstige volken het allerminstnbsp;als misdaad of schande wordt aangezien, bevinden zich, innbsp;Rome zoowel als overal elders, geheime of huiszittende armen,nbsp;die zich om hunne tijdelijke ellende voor het oog hunnernbsp;medemenschen schamen en liever stil in kommer voortleven,nbsp;dan anderen met hunne benarde omstandigheden bekend maken.nbsp;Ook voor hen bestaan afzonderlijke instellingen, en de Christelijke liefde wijdt dezen ongelukkigen hare buitengewonenbsp;liefdevolle zorgen. Het aartsbroederschap der twaalf Apostelen heeft zich hun lot aangetrokken en komt hen zoovernbsp;zulks mogelijk is, op geheime wijze te gemoet. Liggen zijnbsp;op het ziekbed, dokter en geneesmiddelen worden hun kosteloos toegezonden; hebben zij' zaken voor de regtbank tenbsp;bepleiten, advokaten staan ter hunner dienste, terwijl denbsp;broederschap zich voor alle onkosten aansprakelijk stelt. Aan

-ocr page 302-

( 288 )

geld noch brood noch kleederen behoeft het hun ook maar een enkelen dag te ontbreken; en al dat hulpbetoon blijftnbsp;als een diep geheim voor de wereld verborgen.

De liefdadigheid der Romeinen gaat zoo ver, dat zij zich zelfs tot de adelijken uitstrekt, die aan lager wal geraaktnbsp;en in bekrompene omstandigheden verkeerende, van de Cok-GKEGATio Urbana ecne maandelijksche som gelds kunnen bekomen.

De Congregatio der Goddelijke Barmhartigheid , eene instelling van gelijken aard als de Congregatio Urba.na , beijvert zich vooral voor de achtbare familiën, die zonder schuld innbsp;oogenblikkelijken nood geraken. Vier leden der Congregatienbsp;worden belast om den bedroefden het benoodigde geld ternbsp;hand te stellen, zonder dat zij over de hun toevertrouwdenbsp;som rekenschap behoeven af te leggen of de naam der gereddenbsp;familie op de lijst der uitgaven wordt ingevuld. Dikwijlsnbsp;ontvangen in het ongeluk gedompelde huisvaders onverwachtenbsp;redding, en kunnen niemand anders dan de Goddelijkenbsp;Voorzienigheid daarvoor hunnen innigsten dank betuigen;nbsp;een onbekende meldt zich des avonds aan, hij reikt eennbsp;gesloten pakje over, en verdwijnt onmiddelijk.

Met regt draagt deze vereeniging den veel beteekenenden titel van Congregatie der Goddelijke Barhhartigheid.

Hebben de voornoemde instellingen vooral het oog op de stedelingen gerigt, er bestaat ook eene Broederschap uitsluitend bestemd voor de vreemdelingen, die , noch rijk nochnbsp;geheel van middelen ontbloot, liever verkiezen tegen geringnbsp;loon in eene nederige herberg of huurwoning hun intrek tenbsp;nemen, in plaats van zich bij de openbare gestichten tenbsp;vervoegen om er kosteloos te worden opgenomen en verzorgd.

In den regel hebben de zoodanigen geen onderstand noo-

-ocr page 303-

dig; doch mogt liet gebeuren dat zij, onverhoeds door ziekte of andere rampen overvallen, onkosten te maken haddennbsp;boven hunne berekening, dan staat de Broederschap dellanbsp;Perseverasza hun ter zijde, om het ontbrekende aan tenbsp;vullen en alle hulp te bieden, die zij billijk mogen verwachten.nbsp;Zoo zij sterven draagt de vereeniging zorg voor de begrafenisnbsp;en de leden zijn verpligt de treurige plegtigheden bij tenbsp;wonen.

Behalve deze en tallooze andere instellingen, die om hare rijke, eeuwenoude en telkens toenemende fondsen jaarlijksnbsp;groote sommen aan de behoeftigen verstrekken, is daarenboven de private weldadigheid in Rome tot een bewonderenswaardig hoogen trap gestegen. Wat ik hieromtrent bij dennbsp;Directeur van het Hospitium degli Pebegrini vernam, strektnbsp;tot een duidelijk bewijs, dat de gegoede en aanzienlijkenbsp;Romeinen het zich tot eene eer rekenen aan arme pelgrimsnbsp;eenige diensten te mogen bewijzen. En geen wonder! Innbsp;welke plaats moet het medelijden met de armen grooter wezennbsp;dan in de Heilige Stad, waar de vrijwillige armoede als eennbsp;verheven deugd door duizenden beoefend wordt; waar velenbsp;mannen uit de nederige klasse, door hun heilig leven ennbsp;hunne uitstekende bekwaamheden tot hooge waardighedennbsp;opgeklommen, met het bestuur der openbare gestichten vannbsp;weldadigheid belast zijn; waar de troon menigmaal doornbsp;een arme beklommen werd en de vorst altijd het eerstenbsp;voorbeeld van weldadigheid geeft? De Paus immers wordtnbsp;bijna overal van zijnen aalmoezenier vergezeld; maakt hijnbsp;eene wandeling op den berg Pincio , achter hem aan treedtnbsp;een priester met eene goed gevulde beurs, aalmoezen uitdee-lende, zoolang de voorraad strekt.

De pausen beminnen en eerbiedigen de armen in zoo hooge mate, dat zij hun zelfs de voeten wasschen en zich niet

-ocr page 304-

( 290 )

schamen hen aan tafel te dienen. De munt van het Rijk wordt gedeeltelijk geslagen met het oog op de armen; mennbsp;wijde slechts zijne aandacht aan de treffende omschriften opnbsp;het kleine kopergeld, sedert de regering van Julius II; dienbsp;geringe penningen, voor aalmoezen het meest geschikt, gevennbsp;de volgende spreuken te lezen;

— Geef mij aan de armen. — Strek uwe hand tot de armen uit. — Tot voedsel der armen. — Hoop der behoef-tigen. — De regtvaardige bemint den ongelukkige. — Geefnbsp;en u zal gegeven worden. — Gelukkig de armen. — Ongelukkig zij die verzadigd zijn. — Spijs den hongerige. —nbsp;God bemint den blijmoedigen gever. — Geef, opdat het u nietnbsp;verderfelijk zij. — Het is beter te geven dan te ontvangen. —nbsp;Wie is arm? De gierigaard. — De armen hebt gij altijd bij u.

Dergelijke spreuken die den burgers en rijken dagelijks onder de oogen komen strekken tot eene voortdurende prediking, tot eene aanmaning om de armen wel te doen ennbsp;aan de vergankelijke goederen dezer wereld niet te hechten.nbsp;Dit alles hebben de behoeftigen aan de pausen te danken.nbsp;En wanneer wij de ongeloofelijke sommen optellen, welkenbsp;de tegenwoordige Paus voor zijne ongelukkige onderdanennbsp;besteed heeft, dan worden wij overtuigd dat de _beoefeningnbsp;dier deugd niet vermindert, maar zelfs pp ongeloofelijke wijzenbsp;heeft toegenomen.

Ofschoon het jaarlijksch inkomen des Pausen slechts 4200 scudi of 10,S00 gulden bedraagt, heeft Pius IX sedert zijnenbsp;troonsbestijging ongeveer vijf millioen gulden aan vrome ennbsp;liefdadige instellingen geschonken.

Het vreeselijk geval dat een mensch van honger sterft is in de H. Stad en den ganschen Kerkdijken Staat nog nooitnbsp;voorgekomen, en de Romeinen staan verbaasd wanneer zijnbsp;vernemen dat zulk een ramp in het rijke Engeland tot denbsp;dagelijksche gebeurtenissen wordt gerekend.

-ocr page 305-

( 291 )

Wil men tegen Rome iets inbrengen, men zou het misschien zijne al te groote liefdadigheid kunnen verwijten, waarop de werkeloozen zich te gemakkelijk verlaten, ennbsp;waaraan het welligt moet worden toegeschreven, dat in denbsp;laatste jaren het aantal Piëmontezen onder de lagere volksklasse zoo verbazend heeft toegenomen.

Om echter de armoede zooveel mogelijk te weren en de vlijtige bewoners te gemoet te komen, worden telkens nieuwenbsp;werken aangelegd en oude hersteld; de uitgravingen op hetnbsp;Forum, den Palatijnschen berg en vele andere punten, hetnbsp;onderhouden der antieke monumenten, de nooit eindigendenbsp;reparatiën aan basilieken, kerken en paleizen, het verbeterennbsp;der wegen en verfraaijen der stad, de noodzakelijke verrig-tingen aan openbare kunstgewrochten, eerebogen, zuilen,nbsp;beeldengroepen, fonteinen enz. — al deze buitengewone werken , die jaarlijks in Rome op de lijst van het stedelijk budgetnbsp;voorkomen, verschaffen handenarbeid aan een talrijk personeel,nbsp;dat er niet tegen opziet om in het zweet des aanschijns hetnbsp;dagelijksch brood te winnen.

Immer blijft evenwel de klagt bestaan over de groote massa lazzaroni, die zich in en rondom Rome ophouden en doornbsp;menig schrijver met de vreeselijkste misdaden betigt worden.nbsp;Jlaar wie kan er zich over verwonderen, dat in de hoofdstadnbsp;der wereld, waar het gansche jaar door duizende vreemdelingen af- en aanstroomen en soms honderd duizend te gelijknbsp;binnen de muren worden geherbergd, zich vele kaailoopers,nbsp;lediggangers en pakkendragers ophouden? En zijn er te veel,nbsp;wie zal het noodige aantal in verhouding tot den toevloednbsp;der reizigers bepalen ?

Van het beweren dat zij dagelijks de schrikverwekkendste gruwelen plegen, mogen wij gerustelijk ietwat afdingen;nbsp;niets anders kan ik hieromtrent melden, dan dat ik hen

-ocr page 306-

( 292 )

zooveel mogelijk heb ontweken, en voor de enkele malen dat ik met hen in aanraking kwam, persoonlijk, misschien zeernbsp;toevallig, niets afkeurenswaards heb ondervonden. Zij doennbsp;wat 'men bij dergelijke lieden overal ontmoet: knnnen zijnbsp;voor een sjouwtje drie paoli krijgen, dan laten zij zich nietnbsp;met twee afschepen, en zien zij kans om er vier te krijgen,nbsp;dan zijn zij wederom met drie niet tevreden.

Wat overigens de sjouwerlieden in andere landen zijn, behoeft niet gezegd; men verwacht bij hen geen hoogennbsp;graad van beschaving en ontwikkeling, en daarom belmorennbsp;zij gemeenlijk niet tot diegenen, op welke de reizigers eennbsp;onbepaald vertrouwen stellen.

Daar de Romeinsche lazzaroni weinig behoeften hebben en op hunne wijze zeer gemakkelijk aan de kost geraken, stellennbsp;zij hun slenderleven boven een geregelden arbeid, en verkiezen hunnen onafhankelijken, hunnen zorg- en lastvrijennbsp;toestand niet voor een minder benijdenswaardigen te verwisselen. Men hoort wel eens op verwijtenden toon zeggen:nbsp;waarom het fabriekwezen niet tot de hoogst mogelijke uitbreiding en ontwikkeling opgevoerd ? Tal van lazzaroni zoudennbsp;nijvere werklieden wezen. — Doc^ daargelaten of de fabriekennbsp;voor de verbetering der lage klasse bevorderlijk-zijn-, watnbsp;misschien de meesten niet zullen bijstemmen, de Romeinschenbsp;lazzarone zou er zeker niet veel bij winnen. Thans behoeftnbsp;hij maar zeer weinig te verdienen, en heeft overvloed vannbsp;brood en wijn ; hij neemt zijn maaltijd onder een schaduw'-rijken boom, rust daar, en zingt of bespeelt zijn instrumentnbsp;al naar het hem lust. Zou hij zulk een lot voor het fabriek-leven verwisselen, zijne vrijheid en zijnen bekoorlijken hemelnbsp;vaarwel zeggen, en zich zelven veroordeelen om van dennbsp;ochtend tot den avond in eene stikkende lucht eenen hemnbsp;ondragelijken arbeid te verrigten? Mogt hij al door hetnbsp;vooruitzigt op hoog loon verlokt een proef wagen, waarschijnlijk zou het daarbij blijven.

-ocr page 307-

( 293 )

?viet, dat wij het dolce far niente willen prijzen of goedkeuren ; maar de moderne philanthropen , die gewoonlijk met voorbijzien der geestelijke belangen, zich alleen voor ligcha-melijke en stoffelijke ellende aantrekkelijk toonen, behoevennbsp;de lazzaroni niet te beklagen, die veel gelukkiger zijn dannbsp;de slaafsche fabriekwerkers van het hoog geroemde Engeland.

Zij kennen geen personele belasting, noch al die vreemdsoortige titels onder welke andere volken tot groote opbrengsten worden verpligt. Zij begrijpen niet hoe deuren en vensters daarbij tot maatstaf kunnen strekken, alsof hetnbsp;daglicht eene gave ware door den Staat geschonken. Het isnbsp;waar, ook in het Gebied des Pausen zijn gedurende de laatstenbsp;40 jaren de belastingen meer dan verdubbeld, en Rome mag ernbsp;derhalve op roemen dat, het in den vooruitgang van ganschnbsp;Europa deelt; doch zoo wij bij vergelijking gewaar wordennbsp;dat de lasten der pauselijke onderdanen altijd ver benedennbsp;die van andere natiën blijven, dat b. v. de Romein gemiddeld slechts 10, een Franschman daarentegen 22 guldennbsp;jaarlijks aan zijn gouvernement te betalen heeft, dan mogennbsp;wij met Grassiat zeggen : «Ie sens commun a Ie droit- denbsp;demander, qu’on ne verse pas des larmes ridicules sur unenbsp;nation mieux partagée que toute autre.»

Niet alleen de armoede op zich zelve, maar ook de droevige gevolgen die zij na zich sleept, verdienen ons medelijden, en hebben te Rome afzonderlijke instellingen in het levennbsp;geroepen.

Zoo b. V. is het voor de behoeftigen een hard lot, het ongelijk hun door anderen toegebragt lijdelijk te moetennbsp;ondergaan, zonder de middelen te bezitten waardoor zij zichnbsp;regt kunnen verschaffen; een meedoogenlooze rijkaard dom-

13

-ocr page 308-

( 294 )

pelt hen soms straffeloos in de diepste ellende, en daar zij de kosten van het pleitgeding niet kunnen aanbrengen, blijftnbsp;dikwijls de regtbank voor hen gesloten.

De offerwillige naastenliefde reikt hun de behulpzame hand.

Reeds in de 6° eeuw stelde de H. Gregorius de Groote zeven armen-verdedigers aan, en de liturgie heeft ons denbsp;treffende woorden bewaard, waarmede deze advokaten opnbsp;plegtige wijze hunne aanstelling verkregen. — «De zaak dernbsp;armen, zoo sprak de Paus hen toe, is de zaak der Kerknbsp;Gods; ontvangt dan uwe zending met het vaste besluit omnbsp;uw ambt ijverig te vervullen en in niets u te laten weder-houden van de verdediging der ongelukkigen.....»

Om deze instelling te doen voortleven hebben de pausen haar tot een Broederschap verheven onder het patronaat vannbsp;den H. Ivo, die als regtsgeleerde zijn leven aan de verdediging der armen heeft toegewijd.

De Broederschap bepaalt zich niet slechts tot de Romeinen of Katholieken, maar toont zich even hulpvaardig voor denbsp;vreemdelingen, van wat godsdienst zij ook mogen wezen.nbsp;Wanneer zij aan den Kardinaal-protector hunne zaak hebbennbsp;bloot gelegd, en behalve hun onvermogen ook hun goed regtnbsp;blijkt, dan behoeven zij zich verder over niets te bekommeren;nbsp;alles wordt in wettigen vorm voor de regtbank behandeld;nbsp;de advokaten pleiten kosteloos, en de uitgaven die overigensnbsp;uit het proces ontstaan, worden door de Broederschap betaald.

Wat het onderwijs der geringe klas aangaat, vinden wij welligt nergens meer bezorgdheid dan in Rome. Het zijnbsp;genoeg hier slechts aan te stippen, dat behalve de talrijkenbsp;collegiën, ambachtscholen en inrigtingen voor Ijoogere wetenschappen , op de verschillende punten der stad te zamen 383nbsp;scholen zijn opgerigt, en op de meeste kosteloos onderwijsnbsp;wordt gegeven.

-ocr page 309-

( 295 )

Reeds in een vorig artikel lieb ik over de dotatie der arme bruiden gesproken, een edel liefdewerk, waardoor veelnbsp;kwaad voorkomen en de deugd openbaar beloond en gehuldigd wordt; het gezamenlijk bedrag dier giften beloopt jaarlijks de aanzienlijke som van 120,000 gulden.

Ten einde de behoeftigen in staat te stellen om van tijd tot tijd en vooral bij gelegenheid van het Carnaval of anderenbsp;algemeene feestelijkheden, de gaven der natuur en de genoegens des levens wat ruimer dan anders te genieten,nbsp;heeft men een groot pandhuis opgerigt, dat den naam draagtnbsp;van Monte de piëta. Men ontvangt voor het verpande voorwerp slechts het twee derde van de waarde, welke echternbsp;niet hooger mag wezen dan 125 gulden. Het pand blijftnbsp;het eigendom des inbrengers. Heeft deze het binnen 7 ofnbsp;8 maanden tegen betaling der uitgeschoten som niet teruggehaald , dan wordt het openbaar verkocht, en in geval denbsp;opbrengst het twee derde der waarde te boven gaat, ontvangt de vorige bezitter dit overschot terug, zoodat hijnbsp;geene beduidende schade op zijn pand kan beloopen.

Niet minder belangwekkend achten wij de algemeene Spaarkas, die tweemaal ’sjaars de rente uitkeert, en totnbsp;krachtig middel verstrekt om den behoeftige door spaarzaamheid allengs tot beteren staat te brengen.

Om dit doel te bereiken en het den arme zoo gemakkelijk inogelijk te maken, kan men zelfs de geringe som van eennbsp;enkele paolo (25 centen) inbrengen. Uit de verslagen dernbsp;Spaarkas blijkt de toenemende welvaart des volks, daar innbsp;1856 de som der inlagen 80,000 scudi meer bedroeg dan innbsp;het vorige jaar, en in 1860 de gezamenlijke inleg der laatstenbsp;twintig jaren ruim vier millioen scudi d. i. tien millioennbsp;gulden beliep.

-ocr page 310-

Dat weduwen en weezen, die niet alleen arm maar daarenboven weerloos zijn, overvloediger ondersteuning en krachtiger bescherming genieten, zal wel door niemand worden betwijfeld. Het uitstekend voorregt der weezen bestaat daarin ,nbsp;dat zij worden opgeleid tot alle handwerken, kunsten ennbsp;wetenschappen, waartoe zij bekwaamheid aan den dag leggen,nbsp;en dat zij tevens bij hun vei’trek uit het weeshuis, behalvenbsp;de gewone uitrusting, eene som gelds ontvangen, gemeenlijknbsp;niet beneden 100 scudi of 2o0 gulden: voor een armenbsp;inderdaad een klein vermogen.

Nu rest ons nog een woord over de verpleging der zieken, de verzorging der vondelingen en de belangstelling voornbsp;ongelukkige gevangenen.

Het hospitaal SAN SPIRITO, digt bij de St. Pieter gele

gen

, is het grootste en aanzienlijkste van Rome.

Toen ik de hoofdpoort van dit ontzaggelijk gebouw binnenging, stond ik aanstonds voor een zeer prachtig altaar. Aan beide zijden breiden zich de lange breede en hoogenbsp;vleugels van het gebouw uit, zoodat de zieken uit hunnenbsp;legerstede op het altaar kunnen zien en dagelijks de H. Misnbsp;bij wonen.

v. Monsieur Vabbé, notre hópital grandiose vous étonneh) zoo sprak een der liefdezusters mij aan, toen ik verbaasdnbsp;over den grootschen aanleg, een blik naar de ruime zalennbsp;sloeg, en den indruk van dit gezigt niet kon verbergen.nbsp;Zij toonde zich dadelijk bereid mij in het Hospitaal rond tenbsp;leiden, doch moest de uitvoering daarvan eenige oogenblikkennbsp;vertragen, daar zich op dat oogenblik onverwacht een ziekenbsp;ter verpleging aanmeldde. Zonder vooraf van zijne komstnbsp;eenige kennisgeving te hebben gedaan, werd hij liefderijk

-ocr page 311-

( 297 )

opgenomen; men vroeg noch naar godsdienst noch naar woonplaats, en zijne legerstede was ter naauwernood innbsp;gereedheid of een der geneesheeren , die in het Hospitaalnbsp;hunne woning hebben, stond bij hem om de noodige middelennbsp;voor te schrijven. Nooit komt hier een zieke te vergeefs omnbsp;hulp vragen ; zelfs wanneer er hevige besmettelijke ziektennbsp;heerschen, houdt het Hospitaal voldoende plaatsruimte over.nbsp;Ofschoon het gemiddeld getal 800 bedraagt, kunnen er evenwel 2000 lijders ter verpleging te gelijk worden opgenomen.

Het beddegoed is zeer rein en al het overige zoo zindelijk, dat er zelfs voor de keurige Hollanders niets te wenschennbsp;zou overblijven. Daar de gewelven hoog en de lokalennbsp;ontzaggelijk groot zijn, blijft de lucht zuiver en frisch , ennbsp;gij vergeet dat 800 zieken u omringen.

Aan het Hospitaal is behalve de uitgebreide apotheek, een anatomiesch muzeum verbonden; een ander gedeelte van hetnbsp;gebouw is tot ziekenhuis voor militairen ingerigt.

Daarenboven bevat San Spirito een wereldberoemd Vo^sde-

LIXGSHUIS.

Velen worden er gevonden, die niet dan met de strengste afkeuring over dergelijke instellingen spreken en ze slechtsnbsp;als middelen beschouwen om het kwaad te bevorderen, daarnbsp;de vrucht van een zondig leven gemakkelijk verborgen ennbsp;met zoo teedere zorg opgekweekt wordt, dat daaromtrentnbsp;voor de moederliefde niet de minste bezorgdheid meer over-blijft, en de gevallene derhalve, in plaats van door denbsp;droevige en beschamende gevolgen van het kwaad te wordennbsp;afgeschrikt, daarin des te geruster kan blijven volharden.nbsp;Dezulken evenwel stellen slechts de schaduwzijde op dennbsp;voorgrónd en vergeten wat er goeds in de instelling gelegennbsp;is; zij bedenken niet dat het eene kwaad dikwijls het andei’enbsp;en de vreeselijkste misdaden ten gevolge heeft, die, zij

-ocr page 312-

{ 298 )

kunnen zulks niet ontkennen, door dergelijke gestichten menigmaal worden voorkomen.

Bovendien berekent men dat een derde der vondelingen van arme en noodlijdende of ook van liefdelooze oudersnbsp;afstammen, die om verschillende redenen zich voor immernbsp;of slechts tijdelijk van hunne kinderen wenschen te ontdoen.

Hoe dikwijls komt niet het geval te voren, dat het huisgezin in verhouding tot de dagelijksche verdiensten, aanmerkelijk toeneemt, en de ouders zich gelukkig rekenen, wanneer zij een kind naar San Spirito kunnen zenden, waar het betere verzorging geniet, dan zij het zelf verstrekken kunnen ?nbsp;In dit geval hangen zij het kind een medaille of kaartje omnbsp;den hals of bevestigen een kenteeken aan de doeken, hetwelk alles zorgvuldig in het hospitaal-register wordt aange-teekend, zoodat de vondelingen later door hunne oudersnbsp;kunnen worden herkend en teruggevorderd.

Soms ook is een kind van zijne geboorte af misvormd, ziekelijk of van zwakke ligchaamsgesteldheid, zoodat er geennbsp;vooruitzigt bestaat dat het in de arme hut der ouders zalnbsp;opleven; in het Hospitaal daarentegen waar de voornaamstenbsp;geneesheeren werkzaam zijn, heeft het zwakke wicht denbsp;meeste kans op genezing.

Of denken wij ons een vader, die, hoe verblijd ook met het bezit eens nakomelings, echter dat kostbaar geschenli totnbsp;bitter duren prijs heeft moeten koopen; zijne beminde echtgenoot zag hij ten grave dragen, en nu, ten einde raad,nbsp;brengt hij, hoe noode ook, het moederlooze kind naar Sannbsp;Spirito, waar hij weet dat zusters van liefde het zullennbsp;koesteren en opkweeken. Een briefje tusschen de doekennbsp;gestoken vermeldt de ware oorzaak, waarom hij zijn kindnbsp;naar San Spirito heeft gevoerd, en strekt tevens om laternbsp;zijn wettig vaderschap te bewijzen. Dan is zijn hart gerust;nbsp;want als aan onbekende vondelingen een heilige liefde wordt

-ocr page 313-

gewijd, W^at teedere bezorgdheid mag hij dan voor zijn wettig kind niet verwachten. Zijn vaderliefde maakt dezenbsp;tegenstelling, die echter in werkelijkheid niet bestaat; wantnbsp;alle kinderen worden zonder onderscheid met dezelfde, cl. i.nbsp;de grootste liefde, ontvangen en behandeld.

Het vondelingshuis bestaat uit drie zalen, waarvan één voor de zieken is bestemd. Tot het bezorgen en voeden dernbsp;kleinen, wier getal in den regel niet meer dan 60 bedraagt,nbsp;heeft men ongeveer een gelijk getal vrouwen aangesteld, dienbsp;onder toezigt der liefdezusters staan en slechts op aanbevelingnbsp;van hunnen pastoor en geneesheer, en na overlegging dernbsp;geboorte- en doodakte van hun eigen kind, worden aangenomen; zoo verkrijgt men niet slechts zekerheid omtrentnbsp;hare deugd en goede gezondheid, maar voorkomt men tevensnbsp;het geval dat eene moeder op kosten van het gesticht haarnbsp;eigen kind zou opvoedeil.

De vondelingen blijven in San Spirito slechts zeer korten tijd, en worden vervolgens tegen een jaarlijksehe som bijnbsp;deugdzame huismoeders op het land tot verdere opvoedingnbsp;besteed. De knapen gaan van deze pleegmoeders naar hetnbsp;Weeshuis S. Maria deli.a Providenza , in de stad Viterbo,nbsp;om zich aldaar in eenig handwerk naar eigen keuze tenbsp;bekwamen, of worden, zoo dit voor de uitoefening van hunnbsp;toekomstig bedrijf noodig of nuttig mogt wezen, bij burgersnbsp;besteed; in elk geval echter blijven zij tot een en twintignbsp;jarigen leeftijd ten laste van Sa.\ Spirito.

De meisjes komen van hunne pleegouders naar het vondelingshuis terug, alwaar zij in eene bijzondere daartoe bestemde afdeeling, Conservatorium genaamd, in vrouwelijke handwerken en alles wat tot het huishouden behoort, wordennbsp;onderwezen; haar getal bedraagt gemiddeld zes honderd, ennbsp;wanneer zij het Conservatorium verlaten, ontvangen zij 100nbsp;scudi of 250 gulden. Blijven zij evenw'el, wat zeldzaam

-ocr page 314-

( 300 )

gebeurt, bij hare pleegouders wonen, dan staan zij niettemin onder streng toezigt van het vondelingshuis; aan hare opvoeding mag niets ontbreken, en in geval zij huwen of hetnbsp;kloosterleven verkiezen, ontvangen zij slechts 20 scudi of SOnbsp;gulden. Daar zij echter, zorgvuldig opgevoed, meestal doornbsp;onbesproken gedrag voor eene bruidsgift in aanmerking komen , kunnen zij bij de intrede van het huwelijk op 230nbsp;gulden rekenen.

Dezelfde redenen die tegen San Spikito worden aangevoerd, doet men ook gelden voor het Hospitaal van St. Rochus ,nbsp;waar zondaressen gesluijerd kunnen binnenkomen en verblijven, en geen enkele naam in het register wordt opge-teekend.

Ook hier mogen wij vragen: zou het nut dier instelling niet vele malen tegen een mogelijk misbruik opwegen, ooknbsp;al willen wij dit laatste tot zekere hoogte erkennen? Menignbsp;kind zal het behoud des levens aan het hospitaal of vondelingshuis moeten danken.

Bij alle maatregelen die er genomen, bij alle menschelijke middelen die aangewend worden , blijft het steeds onmogelijknbsp;de ondeugd geheel en al te weren. Zoo ver is men immersnbsp;reeds gevorderd, dat huizen die geene andere bestemmingnbsp;hebben dan de misdaad, openlijk als noodzakelijk kwaadnbsp;worden geduld en erkend. Rome duldt ze niet; kan het denbsp;ondeugd niet vernietigen, het wil door officiële erkenningnbsp;of toelating de schuld niet op zich laden van op eenige wijzenbsp;tot het kwaad te hebben bijgedragen. Niettemin blijft hetnbsp;de ongelukkigen beschermen en voor zwaarder val behoeden.

De geestelijke zorg, die in alle hospitalen en zeker niet het minst in St. Rochus aan de zieken gewijd wordt, is dikwijlsnbsp;oorzaak dat het gepleegde kwmad wordt verfoeid en beweend,nbsp;dat te gelijk met de genezing des ligchaams ook die der ziel

-ocr page 315-

( 301 )

gepaard gaat, en menig zondaar, in de deugd gesterkt, het hospitaal verlaat om in zijii volgend leven asm andei’en totnbsp;voorbeeld te strekken.

Behalve de reeds genoemde telt Rome niet minder dan 22 gasthuizen, waarvan evenwel de meeste voor eene afzonderlijke soort van zieken zijn ingerigt. Zoo dient het gasthuisnbsp;van San Gallicano uitsluitend voor de zoodanigen, die metnbsp;afzigtelijke huidziekten behebt, een zeer eigenaardige behandeling behoeven; de kinderen, die dikwijls lang soms zelfsnbsp;een geheel jaar in het gasthuis verblijven , vinden er allesnbsp;wat tot hunne genezing en opvoeding, tot hunne godsdienstigenbsp;en wetenschappelijke vorming vereischt wordt; badinrigting,nbsp;speelplein en schoollokalen zijn er door het Pauselijk gouvernement op onbeki’ompene schaal aangelegd.

Evenmin zijn San Giacomo in Augusta en St. Giovanni di Calabita zonder onderscheid voor alle lijders toegankelijk;nbsp;alleen hevige en besmettelijke ziekten worden er genezen.nbsp;Van de liefdadige werken, welke hier dagelijks door denbsp;kloosterlingen worden uitgeoefend, zijn slechts weinigen getuigen, daar ieder uit vreeze voor besmetting die huizennbsp;ontwijkt, of in geval dringende redenen het vorderen,' huiverend binnengaat om zich zoo spoedig mogelijk wederom tenbsp;verwijderen. Bewonderenswaardig is daarom het voorbeeldnbsp;dier heilige mannen, die altijd, van dag tot dag , van jaarnbsp;tot jaar, zich onverschrokken in het gevaar begeven, nietsnbsp;hooren dan een pijnlijk klagen, niets zien dan de akeligstenbsp;ellende, en echter de dure pligten , waaraan zij ter willenbsp;Gods hun leven hebben toegewijd, met telkens hernieuwdennbsp;ijver en eene vurige liefde vervullen, zooals men van loontrekkende dienaars nooit verwachten kan.

Uit de verschillende hospitalen der stad gaan de nog

13.

-ocr page 316-

( 302 )

zwakke patiënten, hoezeer ran hunne kwalen genezen, naar het Hospitium dei Gonvalescenti over, om door versterkendenbsp;middelen in krachten toe te nemen; dit overgaan staat evenwel aan hunne vrije keuze, en zoo zij meenen te huis middelen tot algeheel herstel te bezitten, of zich tot den arbeidnbsp;bekwaam achten, kunnen zij van het hospitaal regtstreeksnbsp;naar de hunnen terugkeeren.

Voor doofstommen, oude mannen en vrouwen, blinden, krankzinnigen, ook voor de ongelukkigen , die in verleidingnbsp;verkeeren en aan de gevaren der wereld moeten onttrokkennbsp;worden, staan de gestichten in Rome dagelijks open. Wijnbsp;gaan ze evenwel zonder verdere vermelding voorbij, om eennbsp;laatste woord te wijden aan de ongelukkigste der menschen,nbsp;aan de misdadigers die in den kerker zuchten.

Het strekt tot eer van een vorst, tot roem van een land, wanneer op de gevangenen, hoezeer hunne daden ook afschuw verdienen, met een oog van medelijden wordt neder-gezien.

Het is prijselijk dat de moderne philanthropie aan dit doel hare teederste zorgen besteedt, zoo ten minste de afkeer vannbsp;het kwaad daarmede niet wordt weggenomen of verminderd;nbsp;iets waarvoor wij met regt mogen vreezen zoo menigwerfnbsp;wij het woord «onwetendheid» ontmoeten waar wij lievernbsp;«misdaad» zouden lezen. Dikwijls ook bepaalt zich dienbsp;belangstelling tot een overdreven prachtig gebouw, tot eenenbsp;kunstige en kostbare zamenstelling van kalk en steen, terwijlnbsp;de zorg voor het geestelijk welzijn der bewoners veel tenbsp;wenschen overlaat.

Onder het bestuur van Pius zijn de gevangenissen van den Kerkelijken Staat aanmerkelijk verbeterd, vergroot of her-

-ocr page 317-

( 303 )

bouwd, en met de schatten die hieraan te koste gelegd worden, gaan de middelen, die tot zedelijke verbetering dernbsp;ongelukkige misdadigers strekken, hand aan hand.

¦Soms ontmoeten de priesters en liefdezusters, die er eene uiterst moeijelijke bediening verrigten, de grootste ondankbaarheid; maar menigwerf ook genieten zij de troostrijkenbsp;voldoening groote zondaren of zondaressen tot boetvaardigheidnbsp;te brengen, en hunne zielen te redden.

Nergens ter wmreld is het petitie-regt zoo uitgebreid als te Rome; elke gevangene mag vrij zijn smeekschrift naar dennbsp;Paus zenden, en weet dat het nooit ongelezen wordt ter zijdenbsp;gelegd. Wanneer Zijne Heiligheid uitrijdt is de nobelgardenbsp;die hem vergezelt met de ontvangst der rekwesten belast,nbsp;en aldus vindt menig veroordeelde, die niet met boos overlegnbsp;maar in oogenblikkelijke opgewondenheid eene kleine overtreding heeft begaan, gelegenheid om zijne vrijheid te herkrijgen. Volgens Maguire worden langs dezen weg, doornbsp;het vorstelijk prerogatief der genade, jaarlijks honderdennbsp;gevangenen bevrijd.

Over de aartsbroederschap van S. Giovanni decollato deelt Morichini ons zeer belangwekkende bijzonderheden mede.

Zij dagteekent van den 8 Mei 1488 en heeft zich toegewijd aan de edele taak, om de ter dood veroordeelde misdadigersnbsp;in hunne laatste uren bij te staan.

Benige menschlievende Florentijners, welke zich toenmaals in Rome ophielden, bemerkten met droefheid, dat het dennbsp;veroordeelden in de laatste oogenblikken van hun leven menigmaal aan deelneming en troost ontbrak. Zij stichttennbsp;daarom eene vereeniging, die in het eerst de Broedeiischapnbsp;della Misericordia , later echter naar den patroon hunner kerknbsp;S. Giovanni decollato genoemd werd. Paus Innocentius VIII

-ocr page 318-

( 304 )

schonk hnn eene plek gronds aan den voet van het Kapitool, alwaar zij de Kerk van den H. Joannes den Dooper bouwden;nbsp;te gelijk verkregen zij het regt om de lijken der veroordeeldennbsp;op dien grond te begraven.

Slechts Florentijners van geboorte of hunne nakomelingen tot in het derde geslacht worden als leden in de vereenigingnbsp;opgenomen.

Op den dag vóór de teregtstelling worden de bewoners der stad door eene openbare aankondiging van de treurigenbsp;gebeurtenis onderrigt, en uitgenoodigd te bidden voor eennbsp;gelukkig sterfuur des veroordeelden.

Laat in den avond begeven de priesters en broeders der vereeniging zich gezamenlijk naar de Kerk van S. Giovanninbsp;DEI Fiorentini , welke digt bij de nieuwe gevangenis ligt.nbsp;Daar bidden zij voor de ziel des gevangenen en vragen Godsnbsp;bijstand in de vervulling van hun treurig ambt. Vervolgensnbsp;gaan zij bij paren en zwijgend naar de gevangenis, terwijlnbsp;eenige broeders lantaarnen vooruit dragen. Bij het intredennbsp;van het Conforteria , de eerste afdeeling der gevangenis,nbsp;trekken zij een rouwgewaad aan, waarmede zij zoowel voornbsp;den gevangene als later in het openbaar verschijnen. Iedernbsp;heeft zijne bijzondere taak te vervullen: twee moeten het opnbsp;zich nemen den veroordeelde te troosten; een ander zal ,bijnbsp;de godsdienstoefeningen het werk eens kosters verrigten;nbsp;een vierde wederom teekent naauwkeurig alles aan wat ernbsp;dien nacht voorvalt, en deze annalen worden zorgvuldig innbsp;het archief der vereeniging bewatird.

Omstreeks middernacht halen de gevangen-bewaarders den ongelukkige uit zijne cel, om hem naar de kapel te voeren.nbsp;Vóór hij daar biimentreedt, hoort hij eerst in wettigen vormnbsp;de verkondiging van het doodvonnis. Dan wordt hij aan denbsp;beide «troosters» overgegeven, die nem omhelzen, hem hetnbsp;crucifix en het beeld der smartvolle Moedermaagd toonen en

-ocr page 319-

( 305 )

alle troost inspreken, die godsdienst en naasteliefde in een zoo schrikkelijk oogenblik aanbieden. In de kapel bereidtnbsp;hij zich tot het ontvangen der heilige Sacramenten voor, ennbsp;in de Mis, die twee uren vóór zonnenopgang gelezen wordt,nbsp;naderen al de leden te gelijk met den veroordeelde tot denbsp;tafel des Heeren. lienigen tijd daarna, scharen zij zich innbsp;processie voor de poort der gevangenis, terwijl sommige dennbsp;gevangene ondersteunen in het afklimmen der trappen. Zijnnbsp;oog valt het eerst op het beeld der H. Maagd, hij knieltnbsp;neder en roept nog eens hare voorspraak in; dan ontmoetnbsp;hij, boven de poort, welke hij voor de laatste maal uittreedt,nbsp;den Verlosser aan het Kruis; ook hier buigt hij zich rouwmoedig neder, en smeekt vergeving voor zijn kwaad. Metnbsp;moeite bestijgt hij de kar die hem naar de strafplaats voerennbsp;moet; zijne a troosters» plaatsen zich neven hem en blijvennbsp;hem tot zijnen laatsten ademtogt ter zijde, om hem woordennbsp;van aanmoediging toe te spreken. De togt zet zich in beweging. Vooruit dragen eenige broeders een groot kruisnbsp;en gele waskaarsen; daarop volgen de overige leden ennbsp;priesters en eindelijk de kar der gevangenis. Aan de geregts-plaats gekomen, voert men den veroordeelde in eene metnbsp;zwart laken behangene kamer, waar hij zijne laatste gebedennbsp;stort. Is het uur gekomen, dan bindt de scherpregter hemnbsp;een blinddoek voor de oogen en legt zijn hoofd op het blok.nbsp;De laatste troostwoorden zijner liefdevolle geleiders dringennbsp;in zijn oor, de gevangene spreekt den heiligen naam Jesusnbsp;uit, bidt God om genade, — het zwaard des beuls valtnbsp;neder, en de aardsche geregtigheid is voldaan.

De broeders nemen het lijk op, leggen het op eene baar, dragen het naar hunne Kerk en zorgen voor een plegtigenbsp;begrafenis.

Langen tijd wordt er voor de ziel des afgestorvenen gebeden.

-ocr page 320-

XIV.

KATACOMBE YAl^ S. CALLISTUS.

Diep in den grond waarop de Eeuwige Stad rust, ligt een ander Rome, het verblijf der eerste Christenen, denbsp;katacomben.

Hoevelen wij er ook binnengingen en hoeveel gedenkwaardigs zich daar ook overal aan ons opdrong, willen wij ons slechts tot eene enkele beperken en van deze, de voornaamstenbsp;en uitgebreidste, eene bijzondere vermelding maken.

De Katacombe vaiv S. Callistus is de eenige die immer gesloten blijft en slechts bij bepaalde vergunning, van,dennbsp;Kardinaal-Vicaris voor den vreemdeling wordt geopend; wantnbsp;de uitgravingeu, - die men er op ’s Pausen last met denbsp;grootste zorg en omzigtigheid onverpoosd voortzet, zoudennbsp;bij het ontdekken van den eenen of anderen belangrijkennbsp;schat, door den toevloed der nieuwsgierige volksmenigte alligtnbsp;eenige stoornis lijden, terwijl nu, wanneer zoodanig geruchtnbsp;zich onder de Christenen verbreidt, de toegang blijft afgesloten en alles onbelemmerd in den strengsten vorm kannbsp;plaats grijpen.

Op het vrij-biljet des Kardinaals, ons bij de eerste aan-

-ocr page 321-

( 307 )

vrage onmiddelijk verleend, stond bovendien het adres van den gids, dien hij ter onzer beschikking stelde, en op wiennbsp;wij ons derhalve veilig konden verlaten ; op officiële wijzenbsp;als Katacombe - gids aangesteld, zou hij niets belangrijksnbsp;zonder aanwijzing voorbijgaan en ongetwijfeld naauwkeurignbsp;weten, welke gedeelten gerustelijk konden bezocht, welkenbsp;andere daarentegen als gevaarlijk moesten vermeden worden,nbsp;daar in niet bevestigde of gesteunde gangen immer vreesnbsp;voor onverwachte instorting overblijft.

Een pauselijk zoeaaf, met de Italiaansche taal goed bekend en bovendien geen vreemdeling in de katacomben, kwamnbsp;des ochtends met verlof uit Marino om ons bij deze gelegenheid zijne bereidvaardige vriendschapsdiensten aan te bieden.

Alhoewel wij voornemens waren zonder eenig oponthoud de stad uit te rijden naar de Basiliek van S. Sebastiaan, innbsp;welker nabijheid zich de ingang der katacombe bevindt,nbsp;werden wij, wat menigeen in Rome overkomt, van tijd totnbsp;tijd door nieuwsgierigheid genoopt af te stappen, om hetgeennbsp;vroeger aan onze aandacht ontging of wegens tijdsgebreknbsp;niet in onze dagorde kon worden opgenomen, met vlugtigennbsp;blik in oogenschouw te nemen. Zóó geschiedde het al aanstonds op de Piazza Barberini, waar wij den gids moestennbsp;af halen, die naar het scheen op onze komst niet bedacht,nbsp;eenige minuten ter voorbereiding vorderde, en ons daardoornbsp;gelegenheid schonk, dien tusschentijd op het wondervreemdenbsp;Kerkhof der Capccwkers door te brengen.

Deze begraafplaats bestond uit verscheidene kapellen, vol ornementen van doodsbeenderen; men had die zonderlingenbsp;versiersels zoowel in het gewelf als op de wanden vastgehecht ; geen vakje dat niet met sterren, rosetten af arabeskennbsp;van menschenbeenderen zoo digt mogelijk belegd was; zelfsnbsp;de lampen die er brandden waren uit de overblijfselen dernbsp;aldaar begravenen zaamgesteld. Monniken in kloostergewaad

-ocr page 322-

( 308 )

lagen, met het hoofd op den arm geleund, in de groote nissen; van sommigen, ofschoon bijna twee eeuwen aan denbsp;lucht blootgesteld, was het vleesch op de aangezigten nognbsp;in zoo goeden staat bewaard, dat zij, dunkt me, doornbsp;hunne tijdgenooten nog gemakkelijk zouden herkend worden.

De ornementatie aan gewelf en muren kon mij evenwel niet behagen; ik vond het gemeenzame spel met de beenderennbsp;der dooden wat al te ver gedreven. — Daarom had ik geenenbsp;redenen van klagen, toen de spoedige verschijning van onzennbsp;leidsman ons gebood verder te gaan.

Vervolgens van de noodige fakkels voorzien reden wij naar de poort S. Sebastiano. Daar viel ons oog op de vroegernbsp;zoo prachtige graven der Scipio’s, waarvan thans niet dannbsp;ruwe onderaardsche holen overig zijn. De Colümbaria evenwel daarneven schenen bijna ongeschonden; in de talloozenbsp;nissen dier aanzienlijke grafkamers stonden nog lijkbussennbsp;met asch gevuld. Het grafschrift, boven den ingang in dennbsp;muur vastgemetseld en van een oud lijkgesteente afkomstig,nbsp;trof ons om den heidenschen hoogmoed en de onbegrijpelijkenbsp;zelfvergoding, die er zich zoo onbeschaamd in uitsprak:

Ne TAiVGITE , o MORTALES ! ET REVERERE MANES DEOS !

Raakt niet .aan , o stervelingen , en eerbiedigt de goddelijke

SCHIMMEN !

Hoeveel eenvoudiger en aandoenlijker zijn daarentegen de eerste Christelijke grafschriften in de katacomben!

Hier, bij de vervallene monumenten der Scipio’s, bevonden wij ons op de beroemde heerbaan der Romeinen, op de Vianbsp;Appia , die om haar kostbaar plaveisel, en den rijkdom dernbsp;aan weerszijde opgerigte eereteekenen, den titel van Koninklijken Weg met regt verdiende.

De Romeinen, om hunnen praktischen zin als de voornaamste natie der oude wereld erkend, bouwden hunne

-ocr page 323-

( 309 )

prachtige grafsteden langs de groote openbare wegen en bij voorkeur aan de Vu Appia , die daarom later weleens denbsp;Weg dep. Graven genoemd werd. Op die wijze hield mennbsp;de zucht naar grootheid en roem onder het volk-koningnbsp;levendig, daar het op zijne wandelingen overal de eeretee-kenen aanschouwde, die ter vereeuwiging van den roem dernbsp;voorvaderen waren opgerigt.

Wat van die oude grootheid nog over is, ligt bijna geheel onder den grond bedolven of mist de noodzakelijke kenmerkennbsp;waardoor het met bepaaldheid aan deze of gene historischenbsp;herinnering kan verbonden worden. De Appische Poort ,nbsp;thans PoRTA S. Sebastiano heeft echter haar trotsch aanziennbsp;behouden; de oorspronkelijke marmeren bedekking van hetnbsp;onderste gedeelte is tot heden toe gespaard, en hare beidenbsp;wachttorens staan nog bijna ongeschonden in den Aureliaan-schen muur.

Tot de stadspoorten behoorende, wordt zij dag en nacht door de Franschen bewaakt, die er hunnen eenmaal aanvaardennbsp;pligt met stipte naauwkeurigheid vervullen.

Toen wij aankwamen schoot de wacht op ons toe, greep het paard bij de teugels en verbood ons den doortogt, terwijl niemand anders dan de pauselijke zoeaaf de bedoelingnbsp;dier militaire handelwijze kende.

Votre billet? riep de soldaat hem toe.

De zoeaaf haalde hierop een zeer gekreukt, tien- of twaalfmaal toegevouwen papiertje voor den dag en wierp het op onvriendelijke wijze den schildwacht toe, die het ter goedkeuring naar den officier bragt en vervolgens verlof gaf doornbsp;te rijden.

Wat moet dit alles toch beteekenen? vroeg ik den zoeaaf, die niet geneigd scheen uit eigen beweging eenige verklaringnbsp;te geven en zich zóó verontwaardigd toonde, dat wij er nietnbsp;aan twijfelden of de schildwacht moest hem eene grovenbsp;beleediging hebben aangedaan.

-ocr page 324-

( 310 )

Och, die Franschen , was zijn antwoord, zij spelen overal den baas, bemoeijen zich met zaken, die ver buiten hunnenbsp;bevoegdheid liggen, en matigen zich onbeschaamd regtennbsp;aan, die hun onder geen titel hoegenaamd toekomen. Daarnbsp;wij in ’s Pausen dienst zijn, staan wij geenszins onder denbsp;bevelen van Graaf de Montebello. En toch, wanneer denbsp;generaal voorschriften aan het bezettingsleger geeft, houdtnbsp;hij ook ons daardoor gebonden, zoodat wij, slechts eennbsp;enkelen dag met verlof naar Rome komende, ons lijdelijknbsp;aan allerlei hinderlijke formaliteiten moeten onderwerpen.nbsp;Dezen morgen nog heb ik bij den Franschen commandantnbsp;vergunning moeten vragen om de stad te verlaten, en ditnbsp;bewijs werd zoo even door den schildwacht gevorderd, toennbsp;hij ons in ’t eerst den doortogt ontzegde. De menigvuldigenbsp;aanhoudende en dringende klagten namelijk, omtrent denbsp;verwoestingen door de Fransche soldatetl in de nabijgelegenenbsp;wijngaarden aangerigt, hebben den generaal tot dezen strengennbsp;maatregel doen besluiten. Wie zal dit verbod misprijzen,nbsp;daar de wijngaarden geheel openliggen en de militairen,nbsp;vlugtende voor de ondragelijke hitte der stad, soms troeps-gewijze de poort uittrokken, om in de druiventrossen eenenbsp;aangename verkwikking te zoeken? Maar dit bevel ook uitnbsp;te streklien tot ons, die in Marino, op ongeveer vier urennbsp;afstands van Rome, gelegerd zijn, en volgens eigene verordeningen vrijelijk kunnen gaan waar wij verkiezen, dat isnbsp;willekeur, dat is ondragelijk! Zoo dikwijls wij met denbsp;vreemde bezetting in aanraking komen, hebben wij hatelijkenbsp;schimpscheuten te verduren, en daarin alleen ligt de oorzaaknbsp;waarom wij de H. Stad hebben moeten ruimen. Reeds driemaal heeft men gepoogd ons garnizoen naar Rome te verplaatsen , maar de dag onzer aankomst was nog niet voorbijnbsp;of er hadden reeds vele schermutselingen met de spottendenbsp;en jaloersche Franschen plaats gegrepen, zoodat Mgr. de

-ocr page 325-

( 311 )

Mérode zich wederom genoodzaakt zag ons spoedig weg te zenden, en alsdan telkens den vaderlijken raad medegaf;nbsp;past toch op dat gij niet in de handen der Franschen valt!

De verstoorde zoeaaf, hoezeer hij voor zijn hart ruime verligting en voldoening vond in de uiting zijner verontwaardiging, was ter naauwernood tot gewone kalmte teruggekeerd toen wij eenige minuten later aan den ingang dernbsp;Katacombe van S. Gallistus stil hielden.

Vóór wij evenwel in de diepte afdalen , achten wij het niet ongepast eenige vermelding te maken omtrent oorsprong , bestemming en uitgebreidheid der Katacomben in het

ALGEMEEN.

De oude Basilieken van Rome dagteekenen slechts uit den tijd van Constantijn, toen de Kerk als het ware uit dennbsp;grond te voorschijn trad, om van de hoofdstad der Cesarsnbsp;bezit te nemen en in hunne plaats de nieuwe wereldheerschappij te aanvaarden; doch het onderaardsche Rome vormtnbsp;het archief van de vroegste tijden des Christendoms en ontrolt ons de annalen der Kerk gedurende de jaren harernbsp;bloedige vervolging. Deze verborgene stad strekt zich vannbsp;de muren van Rome tot ver in den omtrek uit, en harenbsp;verschillende afdeelingen zijn naar de namen van beroemdenbsp;heiligen genoemd. Zij is een onmetelijk labyrinth gelijk,nbsp;met duizende straten en gangen doorbeden; hare kruiswegen, krypta’s en kerken bevatten de relieken der eerstenbsp;belijders en martelaars , en strekten tot vergaderplaats vannbsp;de leerlingen der Apostelen. In de wanden der lange stikdonkere gangen zijn van den grond tot aan het gewelf denbsp;langwerpige nissen boven elkander uitgehouwen, waarin,nbsp;aan de zijde der martelaren, wien men soms als oude krijgs-

-ocr page 326-

( 312

helden de wapenen in het graf heeft medegegeven, de eerste Christenen van allen rang , stand en leeftijd rusten.

In de kapellen, ter viering der goddelijke geheimen bestemd , vindt men nog de gewijde vaten bij het heilig Misoffer gebruikt, en zelfs de lampen die de schreden dernbsp;geloovigen door de duistere galerijen moesten geleiden.

De nieuwgeborene Kerk heeft hier hare eerste en teederste levensjaren in kommer en lijden doorgebragt; in de diepenbsp;holen zocht zij beveiliging tegen de Woede harer beulen.nbsp;Hier vloden de maagden heen, om zich in de duisternis aannbsp;het oog eener heidensche liefde te onttrekken en aan hetnbsp;altaar den Goddelijken Bruidegom harer zielen te zoeken.nbsp;Hier vierden de geloovigen hunne Agapen of liefde-maaltijdennbsp;als teeken van broederlijke eendragt en vereeniging; hiernbsp;hoorden zij het onderrigt der priesters, hier, gesterkt doornbsp;de H. Eucharistie en aangemoedigd door de onverschrokkennbsp;deugd der openbare belijders , bereidden zij zich voor totnbsp;dood en foltering; hier eindelijk, in dezen dooden-akker,nbsp;werd hun stoffelijk overschot ter ruste gelegd, hetzij eennbsp;natuurlijke dood hetzij de martelie hun verdienstelijk levennbsp;had geëindigd.

Dat de katacombe tot deze en tot geene andere bestemming door de eerste Christenen zelven zijn aangelegd, daarvoornbsp;bezitten wij de onomstootelijkste bewijzen, hoezeer nog somsnbsp;de ongeloovige kritiek het waagt dien onwaardeerbaren schatnbsp;als uitsluitend eigendom aan de Kerk geheel of gedeeltelijknbsp;te betwisten.

Den doode op een brandstapel te leggen en door het vuur te doen vergaan, naar toenmalig voorheerschend gebruik dernbsp;Romeinen, weerstreefde de hooge achting en den innigennbsp;eerbied, welken de Christenen den geloovig afgestorvenennbsp;toedroegen. Hunne ligchamen tempels van den H. Geest,

I

-ocr page 327-

( 313 )

in de H. Communie tot Jesus’ woonstede verheven, moesten in lijnwaad gewikkeld en met geurige specerijen gebalsemd,nbsp;even als de vrome mannen van het Oud Verbond, ongeschonden in den schoot der aarde worden ter ruste gelegd, omnbsp;er den jongsten dag en de verrijzenis des vleesches af tenbsp;wachten; hun verheven toonbeeld, de Goddelijke Verlosser,nbsp;op Wien zij immer het oog gevestigd hielden, had die wijzenbsp;van begraven boven elke andere verkozen.

In de uitvoering van dit plan ontmoetten zij evenwel bijna onoverkomelijke hinderpalen; als vervolgden en veroordeeldennbsp;mogten zij er niet op rekenen, dat de Romeiinsche Staat hunnbsp;een geschikt oord zou aan wij zen of toestaan; integendeel,nbsp;de eigenaardige wijze van begraven moest voor de heidenennbsp;als een diep geheim verborgen blijven, daar zij in dit ken-teeken des Christendoms gedurige aanleiding tot vervolgingnbsp;zouden vinden. Er bleef hun derhalve niets anders overnbsp;dan het voorbeeld der ongelukkige Joden te volgen; namelijk, den grond te openen en daar hunne lijken heimelijknbsp;bij te zetten; zij konden dan tevens aan het graf hunnernbsp;geliefden gaan bidden zonder als Christenen ontdekt te worden.

Het valt niet te ontkennen dat, ofschoon het verbranden der dooden onder de Romeinen algemeen was, op dezennbsp;regel enkele uitzonderingen voorkomen; doch niets geeft regtnbsp;om te beweren dat de heidenen om die reden de katacombennbsp;hebben aangelegd, welke dan later in Christelijke begraafplaatsen zouden veranderd zijn.

Volgens Pliniüs trof men die uitzondering bij de aanzienlijke familiën uiterst zeldzaam aan; maar deze hebben zeker de katacomben niet laten uitdelven. Welke reden bestondnbsp;er om hunne lijken zoo diep in den grond te verbergen?nbsp;De openbare straatwegen immers, waar het volk hunne aanzienlijke praalgraven kon bewonderen, verdienden den voorrang boven afgelegen of verborgene holen.

-ocr page 328-

( 314 )

Tweedens maakt men uit eenige plaatsen van Juvenalis en Plinius op, dat pasgeborenen en door den bliksem getroffenennbsp;niet verbrand, maar in de aarde gelegd werden, en meentnbsp;men ook hierin een argument te bezitten voor den heiden-schen oorsprong der katacomben. Doch behalve dat hetnbsp;uitliouwen der ontzaggelijk diepe loopgraven immer onverklaarbaar blijft, zou uit de boven aangehaalde schrijversnbsp;noodzakelijk volgen, dat de graven bijna allen het gebeentenbsp;van kinderen en slechts enkele dat van volwassenen moestennbsp;bevatten; iets wat door de bevinding duizendmaal wordtnbsp;gelogenstraft.

Wat eindelijk het groot aantal armen en slaven betreft die, onvermogend om de kosten eens houtmijts te betalen,nbsp;na hunnen dood niet verbrand werden, weet men met zekerheid, dat zij van hunne kleederen ontdaan bij den Bergnbsp;Esqüilino in groote kuilen, onder de namen van püticulaenbsp;of puTicuLi bekend, op en door elkander werden nederge-worpen, tot grooten weerzin der naburige bewoners, dienbsp;meermalen over den ondragelijken stank en het afschuwelijknbsp;gezigt dier tallooze ongedekte en half vergane lijken de bitterste klagten uitten.

Ongegrond blijft het derhalve den aanleg der katacomben aan de heidenen toe te schrijven; te meer daar geen 'dernbsp;Romeinsche geschiedschrijvers van die uitgebreide begraafplaatsen gewag maakt, en er geen enkel opschrift of voorwerp ooit in gevonden is , dat op heidensche afkomst doeltnbsp;of ten bewijze kan strekken dat zij vóór Christus’ geboortenbsp;zijn aangelegd.

Volgens eene andere even onhoudbare theorie zouden de katacomben tot gemeenschappelijk gebruik, zoowel voor heidenen als voor Christenen, verstrekt hebben; ten bewijzenbsp;dienen de steenen met heidensche inschriften hier en daarnbsp;aan de graven ontdekt.

-ocr page 329-

( 31o )

Reeds vooraf zal iedereen het onwaarschijnlijk vinden dat de heidenen, die met diepen afkeer jegens de Christenennbsp;bezield waren, die hen als eene uit bet verdrukte Jodendomnbsp;voortgesprotene secte beschouwden en als vijanden van hetnbsp;gansche menschelijk geslacht vervolgden, iets dergelijks zouden geduld hebben; elke familie had haar eigen Mausoleumnbsp;en de Romeinen hielden het voor eene onteering ondernbsp;vreemden te worden begraven. Hoe zouden zij dan hunnenbsp;GODDELIJKE MANEN dooE do digto nabijheid eener in hun oognbsp;afschuwelijke secte onteeren? Hoe zouden zij aan de Christenen , die zij overal en altijd te vuur en te zwaard vervolgden en soms bij honderden te gelijk meedoogenloos om-bragten, het voorregt eener gemeenschappelijke begraafplaatsnbsp;geschonken hebben?

Evenmin mogen wij aannemen dat de eerste geloovigen der Kerk hiertoe vrijwillig hunne goedkeuring zouden verleend hebben. Naar het voorbeeld der Patriarchen van hetnbsp;O. V. waren zij er op bedacht, hunne rustplaats -onder hunnbsp;eigen volk te kiezen. Het gemeenschappelijk geloof, en denbsp;daaruit voortvloeijende onderlinge liefde, gevoed en verhoogdnbsp;door dezelfde tijdelijke rampen, de gemeenschap der Heiligen,nbsp;waartoe ook de in den Heer ontslapenen behoorden, veroorzaakten bij hen een onafscheidelijken band in leven en innbsp;sterven; de Christen moest bij den Christen rusten en innbsp;een gemeenschappelijk oord de opstanding wachten; de ge-loofsgenooten verlangden niets liever dan aan de zijde eensnbsp;martelaars te worden begraven, om onder zijne hoede dennbsp;Regter te gemoet te gaan; «want, zoo zegt de H, Maximus,nbsp;wij vereenigen onze ligchamen met de beenderen der Heiligen,nbsp;opdat, terwijl de duivel hen vreest, ons de helsche strafnbsp;niet schade, terwijl Christus hen verlicht en verheerlijkt,nbsp;van ons de duisternissen worden verdreven, Laten wij derhalve , door onze rustplaats bij de heilige martelaren te

-ocr page 330-

{ 316 )

kiezen , de helsche duisternissen ontwijken, en door hunne verdiensten onze zielen der zaligheid deelachtig maken.»

Met hoe grooten ijver de Christenen voor de heiligheid hunner rustplaatsen waakten, blijkt uit het scherpe verwijt,nbsp;hetwelk de H. Cyprianus eenen ketterschen bisschep toevoegt,nbsp;die zijne geloovigen bij ongewijde graven te midden vannbsp;vreemdelingen beaard had.

Aan den eerbied voor hunne afgestorvenen paarden zij den diepsten afkeer van het afgodiesch heidendom en weigerdennbsp;te rusten in eene plaats, die onophoudelijk door de eere-dienst der manen bezoedeld werd.

Wij mogen met Mabillon zeggen : waar Christenen rusten worden geene heidenen gevonden, en omgekeerd waar heidenen begraven liggen, behoeft men geene Christelijke overblijfsels te zoeken. Bevatten derhalve de katacomben denbsp;graven der eerste geloovigen, dan ligt daarin het bewijs datnbsp;zij ook uitsluitend den Christenen toebehooren.

Aangaande de grafsteenen met heidensche inschriften, die werkelijk hier en daar worden aangetrolfen, vinden wij o. a.nbsp;bij den beroemden oudheidkundige. Graaf de Rossi, eenenbsp;allezius voldoende verklaring.

Daar namelijk de katacomben niet slechts tot kerkhoven, maar menigwerf gedurende langen tijd tot gestadig verblijfnbsp;van velen en tot algemeene vergaderplaatsen dienden, moestnbsp;men de meest mogelijke voorzorgen in acht nemen, ten eindenbsp;de ontbinding der tallooze lijken geene verderfelijke luchtnbsp;in de gangen en kapellen verspreidde, daar de gemeenschapnbsp;met de buitenlucht bijna geheel was afgesneden. De nissennbsp;of graven moesten derhalve met steenen hermetiesch wordennbsp;gesloten. Doch van waar kon men in tijden van vervolging,nbsp;wanneer soms honderden martelaren te gelijk moesten wordennbsp;bijgezet, de groote massa van benoodigde steenen bekomen?nbsp;In dien dringenden nood zocht men ze, waar men ze maar

-ocr page 331-

( 317 )

vinden kon: langs den stadsmuur, bij verlatene heidensche grafsteden, bij vervallen huizen en tempels, zonder acht tenbsp;slaan op de teekenen waarmede zij voorzien waren. Zóónbsp;geraakten ook heidensche inschriften in de katacomben, waarvan echter het grootste aantal niet de minste betrekking opnbsp;overledenen hebben. Zeer opmerkenswaardig is het, dat alnbsp;die opschriften zich aan de binnenzijde der graven bevinden,nbsp;dat de letters altijd het onderste boven staan en de regelsnbsp;meestal van beneden naar boven of van boven naar benedennbsp;gelezen worden.

De FOSSORES (gravers) hebben dus die heidensehe teekenen zorgvuldig verborgen , en graveerden op de buitenzijde dennbsp;PALMTAK of het Christelijk opschrift: in pace, enz.

De meeste dier steenen zijn naar de Muzeums overgebragt: in S. Callistus hebben wij er slechts één aangetrofifen.

Volgens eene andere door gewigtige autoriteit gesteunde meeniug zijn de katacomben niets anders dan oude uitgegra-vene zand- of steengroeven. In de 17' eeuw door Bosionbsp;opgezet en door Aringhi, Boldetti en Bottari aangenomen,nbsp;verkreeg dit gevoelen bij allen een gereeden toegang. Doch bijnbsp;latere naauwkeurige navorschingen omtrent den aanleg en denbsp;aardlagen der katacomben, heeft men den roem dier reusachtige ondernemingen den. Christenen moeten toekennen.

De oude Romeinen bezaten tweederlei groeven; uit de eene haalden zij eene soort van tufsteen, een materiaal van onberekenbaar nut bij het aanleggen van groote gebouwen; uitnbsp;de andere werd het bekende püzzolano gegraven, zijnde roodnbsp;vulkaniesch zand, zeer los en fijn, vooral dienstig tot hetnbsp;A’ervaardigen van het zoogenaamde Romeinsciie cement. Maarnbsp;noch in deze steen- noch in de zandlagen treft men katacombennbsp;aan. Behalve die van S. Pontianus aan gene zijde des Tibers,nbsp;en van S. Jclius aan de Via Flaminia, die in aangeslijkten

14

-ocr page 332-

( 318 )

grond liggen, vindt men de katacomben slechts daar, waaide aardlaag uit eene kluitachtige zelfstandigheid bestaat, gelijkende op vastgepakte puzzolaiio en het midden vormendenbsp;tusschen den lossen zandgrond en den eigenlijken tufsteen.

Waarom de Christenen juist die plekken hebben uitgekozen , is ligtelijk te begrijpen. De uitgravingen in den harden tufsteen zouden driemaal meer tijd, moeite en kosten gevorderd hebben, terwijl in het mulle puzzolajio onmogelijk verscheidene verdiepingen konden aangebragt, noch de grafsteenen digt genoeg gesloten worden. De klontige aardlaagnbsp;daarentegen om hare weekheid gemakkelijk te bewerken,nbsp;bezat echter voldoende vastigheid om alle vrees voor hetnbsp;instorten der uitgegravene gewelven weg te nemen ; wijl zijnbsp;daarenboven geene waarde had en derhalve onbezocht bleef,nbsp;konden de Christenen er zich des te veiliger in verbergen.

De Romeinen hadden deze brokkelige kluiten wel kunnen fijn stampen om zóó pozzolaxo te wdnnen; maar waarom zounbsp;men een moeijelijken en kostbaren arbeid aanvaard hebben,nbsp;om diep in den grond een materiaal te vinden, dat men innbsp;overvloedige hoeveelheid, in de nabijheid der stad, op allenbsp;heuvelen, zonder vreemde vermenging en bijna aan de oppervlakte verkrijgen kon?

Eindelijk zijn de ingangen en wegen der steen- en zandgroeven niet smaller dan 10, dikwijls zelfs 20 voet breed, ten einde de uitgegravene voorraad met lastdieren, karren ennbsp;wagens te kunnen wegvoeren; zij bevatten niet anders dannbsp;vormlooze holen en de vloer stijgt of daalt al naar de gesteldheid van den grond en het belang der gravers. Dit zijnnbsp;even zoovele karakterizerende teekenen van onderscheid tusschen zandgroeven en katacomben, daar de laatste slechtsnbsp;naauwe ingangen, 3 voet smalle wegen, regelmatige stratennbsp;en kapellen, regtstandige muren en effen bodem bevatten.

Het valt echter niet te betwijfelen dat de groeven of

-ocr page 333-

( 319 )

ARENARIA soms tot punt van uitgang bij het aanleggen eener katacombe gekozen werden; bij die van S. Agnes springt ditnbsp;aanstonds in het oog; maar daar ook is het verschil tusschennbsp;de heidensche en Christelijke uitgravingen allerduidelijkst.

De nabijheid eener zandgroeve was zelfs voor de Christenen hoogst wenschelijk, wijl zij dan eene geschikte gelegenheidnbsp;hadden, om de groote massa uitgegraven aarde er heimelijknbsp;neder te werpen.

Van minder belang achten wij de op werping omtrent de ligging der katacomben. De Christenen, zegt men, zoudennbsp;zich wel bij ééne en dezelfde begraafplaats bepaald hebben,nbsp;of ten minste niet aan alle zijden der stad afzonderlijkenbsp;hebben aangelegd.

Met meer regt geldt, dunkt mij, dit argument tegen den heidenschen oorsprong. Waarom namelijk zouden de Romeinen rondom de stad groeven gemaakt hebben, daar zij hetnbsp;ruzzoLANO overal in overtollige quantiteit aantrolfen? Voordenbsp;vervolgde geloovigen daarentegen, die hunne afgestorvenennbsp;in het geheim moesten ten grave dragen, was het noodza-kelijk zonder langen omweg eene Christelijke rustplaats tenbsp;kunnen bereiken. Hoe b. v. zouden zij, die aan de Vianbsp;Flamima woonden, hunne dooden begraven zonder groot gevaar van ontdekt te worden, indien zij de gansche stad doornbsp;moesten om aan de Via Appia bij de Katacombe van S. Cal-i.isTi’s te komen?

Eindelijk meent men , op grond der ontzaggelijke uitgestrektheid, de katacomben als eene heidensche onderneming te moeten aanzien; de verbazende uitgravingen, die inderdaadnbsp;den naam van reuzenarbeid verdienen, liggen ver boven hetnbsp;bereik eener kleine, arme, onderdrukte gemeente, als dienbsp;der Christenen.

-ocr page 334-

( 320 )

Wij geven toe dat die werken , ook al hadde de Romein-scHE Staat ze laten aanleggen, reusaclitig mogen genoemd worden. Volgens den geleerden oudheidkundige, Paternbsp;Marchi , zijn in de katacomben niet zninder dan zes millioennbsp;afzonderlijke graven gehouwen, terwijl de gezamenlijke lengtenbsp;der onderaardsche gangen ruim 230 uren gaans bedraagt.nbsp;Men neme evenwel in aanmerking dat het uitgraven, ofschoonnbsp;in den Apostolischen tijd begonnen, tot aan de 3' eeuw'nbsp;werd voortgezet; dus omstreeks 100 jaar nadat Constantijnnbsp;aan de Kerk den vrede verzekerd had. In dit laatste tijdperk behoefde men ongetwijfeld begraafplaatsen van groetennbsp;omvang, en zullen derhalve de katacomben eene aanmerkelijke uitbreiding hebben bekomen. Maar ook in de voorgaandenbsp;eeuwen vermeerderde het aantal geloovigen van geslacht totnbsp;geslacht met eene onbegi’ijpelijke snelheid, die zoowel voornbsp;de Christelijke apologeten een beweegreden van dankbarenbsp;vreugde als voor de heidensche redenaars en geschiedschrijvers oorzaak tot bittere klagten was.

Men zeide van de Christenen reeds in de vroegste tijden, dat zij , «ofschoon eerst gisteren geboren, reeds alle steden,nbsp;dorpen en eilanden vervulden», lt;i dat hun aantal op het veldnbsp;zoowel als in de raadzalen zich vermeerderde, en dat zijnbsp;bereids tot in den Senaat en het paleis waren dóórgedrongen», zoodat «den heidenen Jiiets dan hunne theaters ennbsp;tempels overbleef», ja zelfs, «dat in elke stad de inwonersnbsp;meerendeels de Christelijke godsdienst beleden ».

Het is onmogelijk, maar ook onnoodig de juistheid dezer algemeene uitdrukkingen door statistieke berekeningen tenbsp;staven; de heidensche schrijvers leveren op dit punt geenenbsp;verdachte getuigenissen; het enkele feit, dat het Christendomnbsp;na Constantijns bekeering zonder eenige moeite tot staatsreligie kon worden verheven bij een volk, welks leven ennbsp;bestaan zoo innig met het godendom verknocht was, bewijst

-ocr page 335-

( 321 )

genoegzaam dat de boven aangehaalde plaatsen niet zonder kennis van den waren toestand des Christendoms geschreven zijn.

Na deze bemerkingen omtrent oorsprong, uitgebreidheid en bestemming der katacomben in het algemeen, treden wijnbsp;die van S. Callistus binnen.

Wij klimmen den langen trap af, en staan aan een der ingangen.

De vele Latijnsche en Grieksche opschriften rondom aan de wanden zijn waarschijnlijk van godvruchtige pelgrims uitnbsp;de derde, vierde of vijfde eeuw herkomstig, en behelzen denbsp;aanroeping der heiligen, wier graven zij kwamen vereeren ,nbsp;of soms een gebed voor de zielen om wier wille zij hunnenbsp;pelgrimsreis ondernomen hadden: — Sancte Suste , heiligenbsp;Sixtus , (die in deze Katacombe den marteldood onderging), —nbsp;quot;Qi] tv Itfco , HIJ (zij) lea’e in God, — EXccqiiv tig nvtiuvnbsp;f^fTt, WEEST Elaphis GEDACHTIG. Soms zijn Grieksche woordennbsp;met Latijnsche vermengd, als; BIB AS EN QESl, dat gijnbsp;LEVET IN God, — vivat in Q'to), dat hu (zij) lea'e in God.

Hier, aan den ingang, zooveel mogelijk onder steenen, geboomte of struiken verborgen, hield weleer, gedurendenbsp;de godsdienstoefeningen of andere gevaarlijke oogenblikken,nbsp;de bewaker der Katacombe met ontstoken fakkel de wacht, omnbsp;het onheilige te weren en den geloovige, die zulks behoefde,nbsp;te regt te wijzen.

Met wat scherpen blik zal hij iedereen hebben gadegeslagen , telkens vol vrees dat er een huichelaar of verrader zou biunensluipen, om na verkenning de beulen naar de vergaderplaats der Christenen te roepen. Was soms de ingangnbsp;den heidenen bekend geworden en waagden deze het te

-ocr page 336-

( 322 )

naderen, dan doofde hij aanstonds zijn fakkel uit, liep de gangen door, nam de lampen af, die als wegwijzers aan denbsp;hoeken hingen en kwam zóó van zelf ter plaatse waar denbsp;geloovigen zich bevonden, die met grooten schrik de onheilspellende tijding vernamen, zich eensklaps naar alle puntennbsp;verspreidden, in de lagere verdiepingen afdaalden en innbsp;hunne schuilhoeken verbleven, tot zij de blijde boodschapnbsp;vernamen, dat de beulen, voor hun eigen leven bevreesd,nbsp;en de zachtmoedigheid der Christenen niet kennende, alsnbsp;naar gewoonte onverrigter zake van den ingang waren weggetrokken. De vervolgers waagden het menigwerf al bevendenbsp;eenige schreden in den eersten gang te zetten, maar verdernbsp;voort te dringen, hiertoe ontzonk hun meestal de moed; dienbsp;diepe, uitgebreide, onbekende, stikdonkere holen joegennbsp;hun angst en schrik aan; wie weet, welke moordtuigen ernbsp;heimelijk verborgen lagen, afgronden misschien of vreemdnbsp;gedierte!

Wij zijn geen rattenvangers! zoo luidde soms het wrevelig antwoord des Romeinschen soldaats, wanneer de hoofdmannbsp;hem op strengen toon gebood niet langer te talmen maarnbsp;onverwijld af te klimmen, en de ellendigen in hunne loopgraven op te sporen.

Wel zag men dagelijks, dat de Christenen zich als lammeren ter slagtplaats lieten voeren, en in onbeschrijfelijke vreugde On zielsverrukking den marteldood ondergingen;nbsp;maar in hunne onderaardsche holen bedreven zij de afschuwelijkste misdaden; daar hielden zij geheime maaltijden ennbsp;aten dan levend en met meel bestrooid menschenvleesch. (’)

(1) Deze beschuldiging werd inderdaad tegen de eerste Christenen ingebragt, en wijst op de Katholieke kerkleer omtrent het II. Avondmaal, waarin *a Heeren Goddelijknbsp;Vleesch onder de gedaante van brood genuttigd wordt. De heidenen, die, ofschoon iunbsp;de godsdienstige geheimen niet ingelijfd, welligt een half woord vernomen of een enkelnbsp;teekcn opgemerkt hadden, meenden hunne beschuldiging in boven vermelden vorm hetnbsp;best te kunnen zamenvattsn.

-ocr page 337-

( 323 )

Wie zou zich moedwillig in de grotten begeven van dat

SCHUILEND EN LICHTSCHUW VOLK , LATEBIiOSA ET LÜCIFÜGA NATIO ,

en zich blootstellen om in de handen van menscheneters te vallen? En dan; w'at hadden vroegere nasporingen opgeleverd? Hoogst zeldzaam beantwoordde de uitslag aan denbsp;groote verwachting, die men te voren koesterde. De bespieders waren ter naauwernood afgezonden of de Christenennbsp;droegen er kennis van en maakten zich bij tijds uit de voeten;nbsp;in de Katacombe was geen sterfelijk wezen meer te vinden,nbsp;en toch de walm der pas uitgedoofde fakkels duidde genoegzaam aan, dat nog even te voren het volk daar in grootennbsp;getale vereenigd was. Het had zich gered door verborgenenbsp;openingen, die soms in eigene tuinen of woningen van aanzienlijke bekeerlingen uitkwamen. — Areae non sint ! Mennbsp;sLuiTE DE Kerkhoven ! dit bevel der heidensche wreedheidnbsp;vergezelde daarom, bij de kerkvervolging der tweede eeuw,nbsp;immer de verkondiging van het keizerlijk edikt, en op straffenbsp;des doods was het verboden eene katacombe binnen te gaan.

Dan vooral verkeerden de bewakers in gestadig levensgevaar; want overal in den omtrek liepen heidensche verspieders rond, om de verschillende toegangen te leeren kennen, ten einde de Christenen aldaar in te wachten, op heeternbsp;daad te betrappen en den onverbiddelijken regter over tenbsp;leveren. In zulke dringende tijden evenwel kon de Katacombenbsp;VAN S. Callistus veiliger dan andere bezocht worden, en denbsp;bewaker bleef daar bijna altijd op zijne post. Op de Via Appianbsp;heerschte immer de grootste bedrijvigheid en eene talrijkenbsp;volksmenigte liep gestadig af en aan; de Christenen, dienbsp;zich onder hen mengden, ontgingen het waakzaam oog dernbsp;Romeinen, en zagen uit naar een gunstig oogenblik, waaropnbsp;zij gelegenheid vonden om achter de praalgraven in dennbsp;grond te verdwijnen. Een tijd lang, toen de H. Lucinanbsp;een landgoed aan den Appisciien Weg bezat en daar waar-

-ocr page 338-

( 324 )

schijnlijk een gang naar de Katacombe van S. Sebastiancs en van S. Gallistüs had laten graven, waren de Christenennbsp;meer dan ooit tegen ontdeldiing gewaarborgd en behoefdennbsp;zij niet eens de nachtelijke duisternis af te wachten, zoo alsnbsp;op andere punten der stad vereischt werd, waar de toegangennbsp;minder verborgen lagen.

Gebeurde het evenwel dat een der openingen door de heidenen ontdekt werd, dan nam men de noodige maatregelen, om de geloovigen tijdig daarvan te verwittigen. Verkleedenbsp;bedelaars stonden op vast bepaalde punten hier en daar langsnbsp;den Appisciien Weg ; zij deden alsof zij eene aalmoes vroegennbsp;en meldden den Christenen waar het gevaar dreigde en langsnbsp;welken weg zij de Katacombe moesten binnengaan.

Wij vinden hiervan een treffend bewijs in de Akten der H. Caecilia.

Toen namelijk deze H. Maagd haren tot het geloof bekeerden echtgenoot Valerianus naar Paus Urbanüs zond, die toen innbsp;DE Katacombe van S. C.allistus verscholen was, zeide zij hem ;nbsp;«Ga naar den derden mijlsteen van den Appisciien Weg ;nbsp;gij zult er bedelaars vinden, die aan de voorbijgangers eennbsp;aalmoes vragen. Voor hen heb ik immer zorg gedragen, ennbsp;zij kennen mijn geheim zeer goed. Wanneer gij hen zultnbsp;ontmoet hebben, geef hun dan den zegen en zeg hun ;nbsp;Caecilia heeft mij tot u gezonden, opdat gij mij naar dennbsp;heiligen grijsaard Uubanus zoudt voeren; zij heeft mij metnbsp;eene geheime zending voor hem belast.»

Niettegenstaande al deze voorzorgen wisten de Romeinen een paar maal onverhoeds den wachter te overvallen, ennbsp;rigtten alsdan een vreeselijk bloedbad aan in de kapellen,nbsp;waar de paus met zijne priesters en geloovigen vergaderd was.

Eene schrikkelijke gebeurtenis van gelijken aard viel er voor in het jaar 283, onder de vervolging van keizer Nume-rianus. Toen men namelijk eene christenschare , die de gra-

-ocr page 339-

( 32S )

xea der martelaren Chrysanthus en Dari.v wilde bezoeken, eene onderaardsche krypta aan den Salarischen straatwegnbsp;zag binnengaan, beval de heidensclie keizer den ingang aanstonds met zandhoopen en steenen te verstoppen, om ze allennbsp;levend te begraven. Na het tijdvak der vervolging werdnbsp;die Katacombe geopend, en men vond, gelijk de H. Gregoriusnbsp;VAN Tours zegt, niet slechts de overblijfselen der geloovigen,nbsp;die zoo gruwzaam aan den hongerdood waren overgeleverd,nbsp;maar ook de zilveren vaten (urcei argentei), welke zij metnbsp;zich hadden medegevoerd , om het H. Offer op te dragen.

Het merkwaardigste punt der Katacombe van S. Callistus ligt digt bij den ingang; een paar stappen slechts, en mennbsp;bevindt zich in de zoogenaamde Camera papalis of pauselijkenbsp;GRAFKAMER. Alles wat wij in deze en de overige kapellennbsp;ontmoeten, is eerst binnen kort aan het licht gebragt, daarnbsp;DE Katacombe , met bijzondere ondersteuning van Pius IX,nbsp;door den onvermoeiden archaeoloog, Graaf de Rossi, in hetnbsp;jaar 1852 ontdekt werd.

De Camera Papalis lag van boven tot onder met aarde opgevuld, en eerst toen men deze had weggeruimd, ont-W'aarde men de hoogst belangrijke ontdekking; men vondnbsp;er namelijk al de grafschriften der heilige pausen, die hiernbsp;in de derde eeuw werden ter ruste gelegd: Pontianus 230,nbsp;Antherus 233, Fabianus 236, Lucius I. 251, Stephanus 1.nbsp;252, Si.xnjs 257, Dionysius 259, Felix I. 269, Eutychianusnbsp;275 en Gajus 283.

Een marmeren plaat, door Paus Damasus in de 4® eeuw vervaardigd en onlangs door de Rossi op nieuw uit 124nbsp;stukken zamengevoegd, wordt op hare oorspronkelijke plaatsnbsp;bewaard en vermeldt het groot aantal heiligen, wier graven

14.

-ocr page 340-

( 326 )

in deze kapel zijn uitgehouwen : jongelingen en grijsaards, priesters en maagden, Grieken en Latijnen. Na deze opsomming voegt de Paus in zijn heilige eenvoudigheid en diepenbsp;nederigheid er de treffende woorden aan toe: «ik zelf wenschtenbsp;zoo gaarne bij de assche der heiligen te rusten, maar achttenbsp;mij daartoe niet waardig s.

De sporen van het altaar alsmede van de marmeren platen , waarmede de wanden vroeger belegd waren, zijn nog duidelijk zigtbaar. Het lüminare ('), dat lucht en licht naar denbsp;kapel voerde, strekt ten bewijze dat deze plaats weleer bijnbsp;de Christenen in groot aanzien stond.

Een poort in den regter zijmuur verleent toegang tot eene tweede kapel, de begraafplaats van de beroemdste der Ro-meinsche maagden, de H. Gaecili.v.

De schoone en belangwekkende legende dier heilige, heeft, wat de hoofdzaken betreft, bij alle nieuwe onderzoekingennbsp;den toets der kritiek ongeschonden kunnen doorstaan.

Zij stamde uit een edel en rijk geslacht, en werd, nog zeer jong zijnde, door hare ouders verloofd aan den jeugdigennbsp;Patriciër Valeriasus , die wel beminnelijk en van edele inborst,nbsp;maar helaas, heiden was.

Ofschoon in het geheim als kuische maagd door. eene gelofte aan de dienst des Heeren gewijd, onderwierp zijnbsp;zich aan den uitdrukkelijken wil harer ouders, en werd doornbsp;Valerianus op feestelijke wijze binnen diens woning gevoerd.nbsp;Daar evenwel maakte zij hem het geheim kenbaar, en ver-klaarde^dat een Engel Gods steeds over haar waakte en haarnbsp;zou beschermen tegen hem, die het waagde haar te naderen.nbsp;Valerianus wilde die gelofte eerbiedigen, mits hij den Engelnbsp;Gods mogt aanschouwen. Caecilia antwoordde, dat eerst in

(1) Een vierkante koker, in het gewelf aaugebragt en naar boven voortloopende tot aan de oppervlakte der aarde.

-ocr page 341-

( 327 )

het H. Doopsel zijne oogen door de genade Gods moesten worden geopend. Zij bad hem langs den Appische.n Weg denbsp;stad te verlaten, en voort te gaan totdat hij bedelaars zounbsp;ontmoeten, die aalmoezen vroegen. Dezen moest hij zeggennbsp;dat Caecilia hem naar den heiligen grijsaard had gezonden.nbsp;Valeriasus volgde hare aanwijzing en kwam bij den toenma-ligen paus, de.n H. Urbaaus , die hem onderrigtte en nog innbsp;denzelfden nacht doopte.

Bij zijnen terugkeer, zoo verhaalt de legende, vond hij de H. Caecilia biddende in hare kamer; de Engel Gods daaldenbsp;neder en kroonde hen beiden met witte en roode bloemen,nbsp;de leliën der kuiscliheid en de rozen der martelie. Vervolgensnbsp;trad Tiburtiüs , broeder van Valeriamjs , bij hen binnen, ennbsp;vol verwondering over den aangenamen geur der bloemen,nbsp;wier bloeitijd reeds verstreken was, omhelsde hij het geloofnbsp;der Christenen ,• en liet zich door Paus Urbanus in de Kata-combe vav S. Callistus doopen.

Caecilia , Valerianüs en ïiburtius leefden daarna vereenigd in hetzelfde paleis, op dezelfde plaats waar nu de Kerk dernbsp;H. Caecilia staat. Zij bekeerden velen, en hunne weldadigheid kende geene grenzen. Dit maakte hen ten laatste totnbsp;voorwerp der algemeene gesprekken onder het volk, ennbsp;spoedig werden zij als Christenen aangeklaagd.

De Prefect Almachius liet Valeriasus en Tibürtius ontbieden en beval hun den góden te offeren. Zij weigerden standvastig en stierven den marteldood.

Caecilia leefde nog; en Almachius, bevreesd dat hare deugd, hare adel en rijkdom, maar vooral de grenzelooze liefdadigheid, w'aardoor zij zich bij de armen had bemind gemaakt,nbsp;een opstand onder het volk zou verwekken, indien hij innbsp;het openbaar geweld gebruikte, sloeg om zijn doel te bereiken eenen anderen weg in, welke in Rome niet ongewoonnbsp;was, wanneer men de aanzienlijken in stilte wilde ter dood

-ocr page 342-

( 328 )

brengen. De beulen traden het paleis van Caecilia binnen, en hadden bevel ontvangen de onschuldige maagd in harenbsp;badkamer door buitengewone verhitting te verstikken. Doornbsp;een wonder echter bleef zij ongedeerd, en Almachius , innbsp;woede ontstoken, gaf last haar te onthoofden. De beul sloegnbsp;driemaal toe, doch kon het hoofd niet afhouwen, en de wetnbsp;verbood een vierden slag te geven. Toen bad Gaecilia totnbsp;God om nog drie dagen levens, ten einde de overgave vannbsp;haar paleis en hare overige bezittingen aan de Kerk op wettigenbsp;wijze te kunnen verrigten. Haar gebed vond verhooring; opnbsp;den derden dag legde zij zich zacht tot den slaap neder, ennbsp;Paus Urbanus begroef haar in de Katacombe van S. Callistus ,nbsp;in eene kapel «digt bij zijne ambtgenooten, bij de bisschoppennbsp;en martelaren».

De eigenaardige en belangrijke geschiedenis der ontdekking van dit graf laten wij hier volgen.

Dat de rustplaats der H. Gaecilia zich in de Katacombe VAN S. Gallistüs bevond, bleef ten allen tijde onder denbsp;Ghristenen bekend; doch men meende dat die Katacombenbsp;dezelfde was, welke onder de Kerk van S. Sebastianus ligt,nbsp;vijf minuten verder op den Appischen Weg. Daarom Jietnbsp;een Fransche bisschep in het begin der 15' eeuw aldaar eennbsp;opschrift tot aandenken aan de H. Gaecilia vervaardigen, ennbsp;sedert hield men die plek zonder eenigen twijfel voor denbsp;ware begraafplaats der heilige. Doch zoodra had Graaf denbsp;Rossi de vroeger vermelde Gamera Pap.alis niet ontdekt, of hijnbsp;hield zich overtuigd dat het graf van Gaecilia in de nabijheidnbsp;moest liggen; want de Akten der marteling bevatten in duidelijke bewoordingen het berigt, dat Paus Urbanus haar digtnbsp;bij zijne ambtgenooten (Pausen) had ter ruste gelegd. Ditnbsp;gevoelen werd nog bevestigd door de oude IriNERARiëN uitnbsp;het begin der 7' eeuw, en door de bijzondere omstandigheden.

-ocr page 343-

( 329 )

die het visioen van Paus Pasciulis omtrent het graf van S. Caecilia verzelden.

Het uitgraven begon: aan de wanden van het luminare , dat vol aarde lag en het eerst moest worden ontruimd,nbsp;kwamen al aanstonds de afbeeldingen van Poeicamus, Sebas-TiAxus en Gyrixus te voorschijn. Nu was men zeker op wegnbsp;naar het graf van Caecilia ; want in de IrixERARiëx werdnbsp;vermeld, dat Policamus, Sebastiaxus en Cyrinus met de H.nbsp;Caecilia in een zelfde kapel rustten.

Vol verlangen naar den uitslag, liet Pius IX het uitgraven met den meesten spoed voortzetten, en kort daarna ontdektenbsp;men de afbeelding eener jonge vrouw in rijke kleeding,nbsp;met armbanden en halssieraden getooid, als eene bruid vannbsp;aanzienlijke Romeinsche familie. Dit beeld ziende, kon mennbsp;aan niemand anders denken dan aan de H. Caecilia , dienbsp;eene bruid was. en bruid bleef tot het einde van haar leven.

Een weinig dieper op denzelfden muur ontwaarde men de verhevene figuur eens pausen in opperpriesterlijk gewaad, ennbsp;daarbij den naam: URBANUS.

Het graf van de edelste der Romeinsche maagden wordt er derhalve thans met ontwijfelbare zekerheid aangewezen.nbsp;Haar heilig gebeente rust evenwel niet meer in de Katacombe;nbsp;het werd in het begin der 9' eeuw door Paus Paschalis naarnbsp;de Kerk van S. Caecilia in Trastevere overgevoerd, waarnbsp;een overschoon marmerbeeld hare rustplaats aanduidt en nognbsp;de prachtige fresco’s harer badstove worden bewonderd.

De eerste gangen, die wij na ons bezoek aan de Camera P.APALis en de kapel der H. Caecilia betraden, gaven onsnbsp;aanstonds een duidelijk begrip van de gansche gesteldheidnbsp;der overige deelen. De smalte der wegen maakt het naastnbsp;elkander gaan onmogelijk, terwijl de hoogte 5, 6 of 7 voetnbsp;bedraagt, en de regtstandige zijwanden in eene llaauwe

-ocr page 344-

( 330 )

welving uitloopen. Aan weerszijde zagen wij de deels ge-* slotene deels geopende graven in den muur uitgehouwen,nbsp;soms zeven boven elkander.

Reeds vroeger hebben wij aangestipt dat onze Christelijke voorouders, voor zoover de omstandigheid zulks gedoogde,nbsp;het graf des Verlossers tot voorbeeld namen. Hij werd,nbsp;gelijk de H. Schrift zegt, in een nieuw graf gelegd, dat innbsp;eene rots was gehouwen, en waarin te voren niemand gelegdnbsp;was. Deze eigenschappen mogen wij op de nissen dernbsp;Katacombe toepassen, die in steengrond gegraven en eenmaalnbsp;gesloten zijnde, nimmermeer werden geopend om het gebeentenbsp;te verwijderen en de ontruimde plek tot het ontvangen vannbsp;andere ligchamen in gereedheid te brengen.

Het gewone graf, Locus of Loculus genaamd, van zeer eenvoudigen horizontalen vorm, was niet dieper dan denbsp;omvang van het menschelijk ligchaam vorderde, terwijl denbsp;breedte in evenredigheid stond met de lengte van het lijk.nbsp;Geen enkele voet ruimte bleef ongebruikt en de ligchamennbsp;sloten als het ware in de nissen. Op die wijze werd allenbsp;overbodige moeite en arbeid zorgvuldig vermeden; want hoenbsp;minder aarde men uitgroef des te minder had men ooknbsp;later w'eg te voeren. De voorzijde was met eene smalle lijstnbsp;of rand voorzien, waarin de tegels of marmersteenen metnbsp;eene soort van kalk stevig werden vastgemetseld.

De ruimere graven heeten bisomum , tiusomum en qüadrisomum naar gelang zij twee, drie of vier lijken bevatten ; zij hebbennbsp;eene langwerpig vierkante gedaante, en verschillen derhalvenbsp;eenigzins van de gewone loculi, die meestal aan het hoofdeinde iets dieper zijn dan aan het voeteneinde.

De lijken liggen naast elkander en het hoofd des eenen aan de voeten des anderen; verschillen zij echter onderlingnbsp;aanmerkelijk in grootte, dan hield men zich niet meer aan

-ocr page 345-

( 331 )

den gewonen vorm, maar rigtte alles in naar de afmetingen der ligchamen. Hier b. v. ligt eene moeder met haar zuigeling begraven, ginder een vader met zijn zoon, misschiennbsp;op één oogenblik als martelaren gestorven; de achterzijde,nbsp;waar de kinderen liggen, is veel smaller dan de voorzijde,nbsp;waar de moeder en de vader, in volle lengte uitgestrekt,nbsp;met hoofd en voeten bijna de wanden raken.

In de S. Callistüs ontmoetten wij vele dergelijke graven, soms nog met het wit gebeente der eeuwenoude Christenen er in.

Eindelijk had men, behalve de evenvermelde rustplaatsen, de Arcosolia (‘), die op kosten van aanzienlijke familiënnbsp;afzonderlijk moesten gegraven wmrden. Het zijn hooge nissen,nbsp;van boven in een rondboog eindigende ; het onderste gedeeltenbsp;diende tot grafstede, terwijl het gewelf open bleef. Nietnbsp;zelden rustte daarenboven het ligchaam in een prachtig gebeitelde sarcophaag, zoo als er thans nog twee in de S.nbsp;Callistüs staan, die om de gaafheid van het kunstig beeldwerknbsp;en den ongeschonden staat der ligchamen onze innige bewondering wekten. Zij zijn tegen de al te groote vrijheid der onbescheiden bezoekers, die met het gezigt alleen niet te vreden,nbsp;alles moeten aanroeren en betasten , voor verdere vernietigingnbsp;zooveel mogelijk gewaarborgd, en met kristal en dun ijzernbsp;vlechtwerk gedekt. De eene bevatte het ligchaam eener maagdnbsp;of vrouw; men kon er het menschelijk gelaat nog duidelijknbsp;in erkennen, en hoezeer zij de ijdelheid der wereld niet zalnbsp;bemind hebben , hing nog het hoofdhaar in dikke breedenbsp;lokken langs hare schouderen af. Het kostbaar gewaad,nbsp;waarmede zij vóór honderden Jaren bekleed werd, reiktnbsp;nog van den hals tot de voeten, en vertoont nog hier en daar

(1) Deze Arcosolia verwarre meu niet met dk, welke in de kapellen ter eere der •Martelaren werden aangelegd.

-ocr page 346-

332 )

de figuren van het borduurwerk. Deze bijzonderheden herinneren aan eene andere gewoonte der eerste Christenen ^ waardoor tevens hun verlangen om de gelijkvormigheid metnbsp;den Verlosser te bewaren, op nieuw wordt bevestigd. Vóórnbsp;de graflegging namelijk wikkelden zij hunne afgestorvenen innbsp;linnen doeken of bekleedden hen soms met kostbare stoffen.

Ook bestond het gebruik om de ligchamen der geloovigen met bladeren en bloemen te bestrooijen, en met myrrhe ofnbsp;andere welriekende vochten te besprengen.

Wanneer de heidenen den Christenen hunne ernstige en ongezellige inborst verweten, daar zij hunne hoofden nietnbsp;met bloemen bekransten noch hunne ligchamen zalfden, dannbsp;antwoordden de oude apologeten, dat zij dergelijke versieringen en eerbewijzen voor hen bewaarden, die ter eeuwigenbsp;rust waren ingegaan, en dat uit Saba meer kostbare specerijennbsp;werden verzonden voor de begrafenis der Christenen dannbsp;voor de reukoffers der heidensche góden. (‘).

Hoezeer men tegenwoordig in de katacomben van dit gebruik geene bewijzen meer vindt, hebben niettemin Bosio en anderen, die de onderaardsche verblijven in minder verwoesten staat aantroffen, in verscheidene graven vazen ontdekt,nbsp;die een sterken aromatischen reuk verspreidden.

Wat deze kostbare wijze van begraven aangaat, werden ongetwijfeld zoow'el voor armen als voor rijken de benoodigdenbsp;uitgaven gezamenlijk door de Christelijke gemeente bestreden.nbsp;De gegoeden evenwel rekenden zich tot de betaling dernbsp;gansche begrafeniskosten verpligt, en dien ten gevolge vindtnbsp;men in de katacomben tallooze inschriften, die getuigen datnbsp;een echtgenoot voor zijne gade, een vader voor zijn kind ofnbsp;omgekeerd, zusters voor elkander, voogden voor hunne

(1) Si Arabie queruntur, sciant Sabaci, pluris et carioris suaa merces Christiania sepelieadis profligari, quam diis fumigandis. Tertull. apolog. adv. geut.

-ocr page 347-

( 333 )

pupillen, vondelingen voor hunne pleegouders, een graf hebben aangelegd en bekostigd.

Dikwijls kochten zij den locolus tijdens hun leven, wanneer zij er prijs op stelden om naast een bepaalden martelaar, bloedverwant of vriend te rusten, en gegronde vrees koesterden dat die plek weldra door andere ligchamen zoudenbsp;worden ingenomen. Op enkele grafsteenen staat zulks uitdrukkelijk vermeld met de opgave tevens van den koopprijsnbsp;en den naam des gravers. Uit één dezer inschriften blijktnbsp;dat men voor een gewonen locllus '/^ solidus betaalde, datnbsp;is ongeveer 11 gulden: te dier tijde een niet geringe som,nbsp;doch welligt zoo hoog gesteld met het oog op de fossores,nbsp;die menigen arme kosteloos begroeven en toch in het onderhoud van hun huisgezin moesten voorzien.

Hier en daar treft men in de katacomben cubicula of grafkamers aan, het uitsluitend eigendom eener familie, dienbsp;daar in al de vfanden hare eigene graven had.

Het is een kenmerkende eigenschap in de katacomben dat de i.ociJLi of nissen der rijken van die der armen ondernbsp;geen opzigt kunnen onderscheiden worden; alleen de gravennbsp;der martelaren dragen bijzondere en dan nog zeer eenvoudigenbsp;teekenen : een palmtak op den marmeren sluitsteen gegriffeld,nbsp;en daar naast een fleschje met het bloed van den geloofsgetuige, die er begraven ligt. Plaatsten de heidenen een fleschjenbsp;met tranen bij het graf der geliefden, omdat zij slechtsnbsp;treurden om het onherstelbaar verlies, de palmtak en hetnbsp;bloedvaasje in de Katacombe herinnert aan den blijden palmnbsp;der overwinning, welke de martelaren door het vergietennbsp;van hun bloed behaald hebben. Die eenvoudige eereteekenen,nbsp;welke wij in groeten getale op onzen togt door de Katacombenbsp;aantrofifen, spraken luider tot ons hart dan al de oude overblijfsels der grootsche praalgraven van het heidendom.

Waar wij onze schreden ook zetten, aan alle kanten om-

-ocr page 348-

( 334 )

ringden ons de gewijde graven in deze stad der dooden, waarin meer dan honderd duizend martelaren rusten en drienbsp;pausen zelfs, S. Stephanus, S, Sixtus IL en S. Gajus, alsnbsp;bloedgetuigen onder het zwaard der vervolging vielen, «Onbsp;ongelukkige tijden! zoo luidt een der alhier opgegravenenbsp;inschriften, waarop wij zelfs in de spelonken, te midden dernbsp;offers en gebeden, geene veilige schuilplaats vinden kunnen.nbsp;Wat is er ongelukkiger dan het leven, maar ook wat is ernbsp;bitterder dan de dood, indien men niet eens door vriend ofnbsp;bloedverwant kan worden begraven s.

Dieper de Katacombe ingaande stonden wij onverwacht voor eene galerij , die geheel met aarde verstopt was , zondernbsp;dat er evenwel eene instorting had plaats gehad. Welligtnbsp;had men dezen weg in allerijl gevuld, om den naderendennbsp;vijanden den doortogt af te snijden; of misschien was zijnbsp;oorspronkelijk als bergplaats voor de uitgegravene aardmassanbsp;aangelegd. Zoo niet; wie weet of hagchelijke omstandighedennbsp;dien maatregel niet dringend gevorderd hadden. Als bijnbsp;gelegenheid van openbare volksfeesten de Christenen totnbsp;vermaak der menigten geslagt werden, en men soms ternbsp;beaarding vele lijken te gelijk binnenbragt, die, om denbsp;besmetting der lucht te voorkomen, onmiddelijk in de nissennbsp;gelegd en afgesloten moesten worden, dan ontbrak er tijdnbsp;om den uitgehouwen voorraad ver weg te voeren en wierpnbsp;men dien voorloopig in een nabij gelegen gang, welke alsnbsp;doortogt niet noodzakelijk was.

Nadat de Katacombe-gids ons de verschillende soorten van graven had aangewezen, voerde hij ons naar een pas ontdekten en nog half onder den grond bedolven steen, die,nbsp;met den palmtak en een bloedfleschje voorzien, noodzakelijknbsp;het graf eens martelaars aanduidde.

Bij de ontdekking des steens waren aanstonds de uitgra-

-ocr page 349-

( 335 )

vingen gestaakt, en zouden binnen kort in tegenwoordigheid der geestelijkheid weder worden voortgezet, daar men denbsp;bijzonderheden, waarmede het werk gepaard gaat, gemeenlijk op de plaats zelve aanteekent.

Een weinig verder lagen verscheidene kapellen bij elkander, nog ouder dan de Camera Papalis , en uitsluitend ingerigtnbsp;tot viering der goddelijke geheimen, of tot onderrigting dernbsp;geloovigen.

Veel merkwaardigs, als de marmeren pauselijke zetels, de stoelen in de hoeken, door velen voor biechtstoelen gehouden ,nbsp;de steenen banken langs den muur, het arcosolium enz.nbsp;zonder verdere vermelding voorbijgaande , bepalen wij onsnbsp;slechts bij de voornaamste muurschilderingen, die in bijnanbsp;elke kapel voorkomen en de troostrijke getuigenis leverennbsp;dat de leer der Sacramenten van de Aposteltijden af ongeschonden is bewaard gebleven.

De Kapel van het H. Sacrament! riep de gids ons toe, en wij traden binnen.

De hoofdfiguren zoowel hier als in de naastbijgelegene kapellen stonden nog ongeschonden en met frissche kleurennbsp;aan de wanden :

dquot;. Mozes, slaande op de steenrots.

Squot;. Een visscher, zijn visch uit het water ophalende.

3quot;. Een man, die doopt.

4“. Zeven mannen, aan eene tafel gezeten, brood en visch

5°. Eene andere tafel met visch en brood.

6°. De lamme van het Evangelie , het bed op zijne schouders wegdragende.

Het eerste beeld, waar Mozes op de rots slaat en den kinderen Israels in de woestijn water verschaft, beschouwenbsp;men als eene symbolische voorstelling der genade, welke ons

-ocr page 350-

( 336 )

door Christus in het Sacrament des Doopsels wordt medegedeeld. De rots is Christus (1 Cor. X. 4), welke, gelijk de H. Hieronymus zegt, stroomen waters uitgiet en ons denbsp;bron van het doopsel opent.

Het tweede beeld, dat des visschers herinnert ons het woord des Heeren tot Petrus gesproken : voortaan zult gijnbsp;menschen vangen (Luc. V. 10). «Wij zijn visschers, zegtnbsp;Tertulliaan, in het water geboren en door de uitwerkselennbsp;van het water gered.»

Het derde beeld, zich aansluitende aan de beide eerste, stelt de handeling zelve voor, daar de een den ander waternbsp;over het hoofd stort.

Wij hebben derhalve in deze drie afbeeldingen eerst eene gebeurtenis uit het Oud Verbond, profetiesch met betrekkingnbsp;tot het H. Doopsel; vervolgens eene gewone menschelijkenbsp;handeling, hare aanleiding hebbende in het N. Verbond ennbsp;evenzeer het Doopsel aanduidende; eindelijk de toedieningnbsp;zelve van dit Sacrament.

Niet minder duidelijk wordt de leer van het H. Altaargeheim in de beide volgende voorstellingen verkondigd, in aanmerking genomen de groote omzigtigheid waarmede fljennbsp;de Goddelijke waarheden voor de oningewijden vêrborgennbsp;hield. Vooral mogten de heidenen niets van de godsdienstigenbsp;geheimen ontdekken, want zij zouden met het heilige spottennbsp;en de altaren komen onteeren. Daarom had men woordennbsp;en beelden gekozen die voor hen volstrekt onverstaanbaar,nbsp;doch den Christenen duidelijk waren. Bijna overal waar mennbsp;het Grieksche woord IXamp;T2! (viscn) of ook wel de afbeelding van een visch aantrof, werd hierdoor Christus zelfnbsp;aangeduid. De titel namelijk des Zaligmakers luidde:

l7](iovg (Jesus). XQiaro; (Christus). Qiov (Gods). Tiog (Zoon). XmvTjo (Verlosser).

-ocr page 351-

( 337 )

Stelt men nu de eerste letters dezer woorden in volgorde naast elkander, dan verkrijgt men- JX0T2, een andernbsp;Griekscti woord, hetwelk VISCH beteekent.

De heiden kon derhalve onmogelijk begrijpen dat er met het woord IXQTi: of met de afbeelding van een visch denbsp;Verlosser der wereld bedoeld werd. De Christenen daarentegen , de voorstelling van een maaltijd ziende, waarbij eennbsp;VISCH tot SPIJZE verstrekte, wisten zeer goed, dat zulks opnbsp;het H. Sacrament des Altaars duidde, waarin Jesus Christusnbsp;ons als eene spijze wordt gegeven, terwijl de heidenen bijnbsp;deze telkens terngkeerende voorstelling zich in allerlei dwazenbsp;gissingen verdiepten, zonder ooit den sleutel van het diepnbsp;verborgen geheim te vinden.

De Zaligmaker is het brood , dat uit den hemel is nedergedaald; vindt men derhalve visch en brood bij elkander, zoo vormen beiden eene zeer passende mystisehe voorstellingnbsp;van het Allerheiligste Sacrament; daar het brood de uiterlijkenbsp;gedaante, de visch de innerlijke en verborgene wezenheidnbsp;aanduidt.

Een weinig dieper in de Katacombe, niet ver van het graf des H. Cornelius , zagen wij een visch met eenen broodkorfnbsp;op den rug; in dien korf echter bevond zich niet alleen broodnbsp;maar noch daarenboven eene flesch wijn. De korf met broodnbsp;en de flesch met wijn stellen al datgene voor, wat hetnbsp;sterfelijk oog in het aanbiddelijk Sacrament waarneemt, terwijl de levende er onder liggende viscii eenigermate denbsp;uitdrukking is der Katholieke waarheid met betrekking totnbsp;de werkelijke ofschoon verborgene tegenwoordigheid vannbsp;Jesus Christus.

Het bovengenoemde beeld in de Sacramentskapel, eenen maaltijd voorstellende waarvan brood en visch de eenige spijzenbsp;is, hoe duidelijk wijst het op den goddelijken maaltijd, waarbijnbsp;Jesus Christus zelf onder broodsgedaante genuttigd wordt!

-ocr page 352-

( 338 )

Twee wonderen, die onder verscliillend opzigt eene aanduiding van het Allerheiligste Sacrament bevatten, werden mede, nu eens op de muren der kapellen, dan weder opnbsp;sarcophagen of met goud geëmailleerde glazen, door de toenmalige kunstenaars voorgesteld: de wonderbare spijzigingnbsp;namelijk der groote schare' met weinige brooden en visschen,nbsp;waarin de christelijke schrijvers eene type van het H. Avondmaal zien, en de verandering van water in wijn op de bruiloftnbsp;te Cana , waarvan de H. Ctrillus , doelende op het H. Sacrament des Altaars, zegt: «Daar Hij eens water veranderdenbsp;in wijn, welke aan bloed verwant is, waarom zullen wij Hemnbsp;niet gelooven als Hij wijn in bloed verandert?»

De zesde figuur, de lamme met het bed op zijne schouders, vereischt eene grootere aandacht. Om de ware beteekenisnbsp;van het wonder zelf der genezing, en dien ten gevolge denbsp;verklaring der muurschildering na te sporen, dient men tenbsp;letten op de bijzondere omstandigheid , waarmede het wondernbsp;gepaard ging en de uitdrukkelijke woorden, bij die gelegenheid door den Zaligmaker gesproken.

« Het geschiedde op een der dagen , zoo verhaalt de H. Lucas, dat Hij (Jesus) nederzat en leerde, Er zaten ook phariseënnbsp;en leeraars der wet, die uit alle vlekken van Galilea en Judea,nbsp;en uit Jerusalem gekomen waren. En de kracht des Heerennbsp;was er, om hen te genezen. En ziet, mannen droegen opnbsp;een bed eeneu mensch, die verlamd was; en zij zochten diennbsp;binnen te brengen en voor Hem te stellen. En daar zij, uitnbsp;hoofde der schare, niet vonden, langs waar zij hem zoudennbsp;binnen brengen, klommen zij op het dak, en lieten hem , metnbsp;het bed door de tigchelen neder in het midden, voor Jesus.nbsp;En Hij, ziende hun geloof, sprak : Mensch, inve zondennbsp;worden u vergeven? En de schriftgeleerden en phariseënnbsp;begonnen te denken, zeggende; Wie is hij, die godslaste-

-ocr page 353-

( 339 )

ringen spreekt? Wie kan zonden vergeven, dan God alleen? Doch als Jesus hunne gedachte ontwaarde, nam Hij hetnbsp;woord, en sprak tot hen: wat overdenkt gij in uwe harten?nbsp;Wat is ligter te zeggen: uwe zonden worden u vergeven,nbsp;of te zeggen: sta op en wandel ? Maar opdat gij weten moogt,nbsp;dat de Zoon des menscben magt heeft op aarde, zonden tenbsp;vergeven, sprak Hij tot den verlamde; Ik zeg u, sta op,nbsp;neem uw bed op, en ga naar uw huis! En dadelijk stondnbsp;hij op voor hunne oogen, nam het bed op, waarop hijnbsp;gelegen had, en ging naar zijn buis, God verheerlijkende.»

Eerst dus ontving de lamme van bet Evangelie genezing van de kwalen zijner ziel: Mensch uwe zonden worden unbsp;vergeven! — en als bewijs dat Jesus tot die vrijsprekingnbsp;goddelijke magt bezat, verloste Hij tevens den lamme vannbsp;zijne ligchamelijke gebreken.

Brengen wij ’s Heeren woorden in verband met die welke Hij sprak, toen Hij die zelfde magt aan de Apostelen mededeelde, dan kunnen wij aan bet telkens terugkeerende beeldnbsp;des verlamden geene andere beduidems toekennen, dan datnbsp;het den geloovige in de Katacombe moest herinneren aan denbsp;priesterlijke magt, om op aarde de zonden te vergeven innbsp;het H. Sacrament der Biecht.

Ter bevestiging van dit gevoelen wijst men in de Katacombe VAN den H. Hermes eene muurschildering aan , waarop nietnbsp;alleen de lamme voorkomt met bet bed op zijne schouders,nbsp;maar daarenboven een priester staat afgebeeld, met opgehevennbsp;hand de absolutie gevende aan een rouwmoedigen boeteling,nbsp;die in gebogene houding aan zijne zijde nederknielt.

Het bed, hetwelk de lamme na zijne genezing huiswaarts droeg, zou den Christen herinneren aan de boetpleging,nbsp;welke na de vergiffenis der zonden den biechteling wordtnbsp;opgelegd.

-ocr page 354-

( 340 )

Hoe treffend zijn niet die overblijfselen van de allereerste tijden der Katholieke Kerk! Hoe krachtig spreken zij tot denbsp;zwakken van geloof; hoe zielsverheffend en aandoénlijk totnbsp;hen, die in het geloof een hooger leven putten!

De afbeeldingen in de katacomben zijn niet enkel versieringen naar willekeur door den kunstenaar aangebragt, maar dienden vooral om de Christenen aan de leerstukken ennbsp;geheimen der Kerk te herinneren, en hen daarin op aanschouwelijke en zeer geschikte wijze te onderrigten. Zijnbsp;gingen de muurschilderingen der Katacombe langs en vondennbsp;er eene bijna volledige Catechismus, die in duidelijke afbeeldingen voorgesteld hun hart dieper trof, dan wanneernbsp;zij de godsdienstige waarheden in een boek lazen.

In het voorbijgaan wierpen wij een blik in de andere kapellen , waar wij dezelfde tafereelen geheel of gedeeltelijk aantroffen, en kwamen vervolgens bij het graf van den H.nbsp;EusEmcs. waar nogmaals vele kapellen naast en tegenovernbsp;elkander lagen.

Volgens de oude discipline der Kerk moesten gedurende de godsdienstoefeningen de beide geslachten afzonderlijkenbsp;plaatsen bezitten; van daar dat men op vele punten aannbsp;weerszijde van den gang kapellen aantreft; echter zóó, datnbsp;de openingen regt tegenover elkander liggen, en de vrouwennbsp;derhalve zeer gemakkelijk op het altaar in de mannenkapelnbsp;kojiden zien. Bij het graf van Eusebuis schijnt daarenbovennbsp;de Katacombe zelve twee afzonderlijke uitgangen gehad tenbsp;hebben, zoodat mannen en vrouwen, zoowel bij dag als desnbsp;nachts in tegenovergestelde rigting de Katacombe kondennbsp;binnenkomen en verlaten. Ook in die eerste tijden, toen denbsp;Christenen in hooge deugd uitschitterden, toen zij hun bloed

-ocr page 355-

en leven uit liefde tot God met vreugde offerden, kwam men de mensctielijke broosheid te gemoet en bleef men immernbsp;’s Heeren woord indachtig : de geest is wel gewillig, maarnbsp;het vleesch is zwak.

Op eenigen afstand van het graf van Eusebius bevindt zich de onlangs uitgegravene kapel, waarin de H. Cornelius,nbsp;martelaar van Civita Vecchia, werd begraven. Naast hetnbsp;beeld van den H. Cornelius staat dat van den H. Cyprianus,nbsp;in bisschoppelijk gewaad. Nog ziet men er het steenen blok,nbsp;waarop vroeger eene groote olie-vaas dag en nacht brandde;nbsp;de pelgrims die de overblijfselen des Heiligen kwamen ver-eeren, putten een weinig olie en namen het als relikwienbsp;naar huis mede; een gebruik, vroeger algemeen, en thansnbsp;nog dagelijks op te merken bij de Madonna in de Kerknbsp;S. Agostino. In de domkerk te Mo.nza bewaart men nog eennbsp;perkementrol, waarop onder andere relikwiën, welke de II.nbsp;Gregorius aan de Lombardische koningin Theodelinda zond,nbsp;ook olie van den H. Cornelius (Ex oleo S. Cornelii) voorkomt,nbsp;welke uit deze kapel afkomstig is.

Aan de zijde van den II. Cornelius had de H. Paus Sixtus zijne rustplaats; hij viel op deze plek zelve als martelaarnbsp;onder het zwaard der Romeinsche soldaten.

Het geliefkoosde beeld des Goeden Herders , zoo als Jesus zich zelveu noemde, komt in bijna elke kapel en op verschillende wijze voor. Soms staat Hij alleen met het verlorennbsp;schaap op zijne schouders ; dan weder ziet men het schaapnbsp;aan zijne zijde.

Wondervreemd evenwel kwam het ons voor, dat enkele malen de bok ter regter en het schaap ter linker zijde vannbsp;den Herder geplaatst was, daar wij veeleer het schaap regtsnbsp;den bok links zouden verwachten. Doch in aanmerking genoio

-ocr page 356-

( 342

men dat deze voorstelling op de ketterij der eerste tijden doelde, dan vinden wij het beeld treffend gekozen. Denbsp;Montanisten namelijk leerden dat sommige zware zonden,nbsp;als overspel, doodslag enz., nooit konden vergeven wmrden,nbsp;wat boetvaardigheid de zondaar ook mogt plegen. Dezenbsp;kettersche leer, die zelfs onder de Christenen geen geringennbsp;aanhang vond, moest op alle wijzen door leer en afbeeldingen krachtdadig worden bestreden en uitgeroeid. De boknbsp;staat daarom aan de regter zijde om te toonen met watnbsp;liefde de ongelukkige zondaar door Jesus, den Goeden Herder,nbsp;werd aangenomen, even als de Verloren Zoon, voor wien,nbsp;volgens de parabel, de Vader des huisgezins een gastmaalnbsp;aanlegde, terwijl de oudere zoon, die nooit het vaderlijknbsp;huis had verlaten, voor dien oogenblik in de schaduw

eenvoudige

gesteld werd. De Christenen leerden uit deze

voorstelling, dat er meer vreugde in den Hemel heerschte over één boetvaardigen zondaar dan over negen en negentignbsp;regtvaardigen.

Bovendien treft men bij den Goeden Herder de afbeelding eens Apostels, die zich beijvert andere schapen tot dennbsp;schaapstal te voeren. Één schaap wendt zich tot den Apostel;nbsp;een ander keert hem den rug toe; een derde staat metnbsp;uitgerekten hals in aandachtige houding; een vierde eindelijknbsp;kiest den middenweg; het keert zich wel niet af, maar blijftnbsp;toch koud en onverschillig voor de stem des Apostels, ennbsp;graast naar het schijnt op eene goede weide. Hoe duidelijknbsp;zien wij hier de verschillende gezindheden afgebeeld, waarmede de Christenen de verkondiging van Gods woord hooren ;nbsp;eenigen luisteren reikhalzend en volgen de stem des Heeren;nbsp;anderen, veelal zij die met de goederen der wereld verrijktnbsp;zijn, kunnen zich van het.aardsche niet losmaken, en zijnnbsp;gelijk aan het schaap dat op de vette weide graast en onverschillig blijft voor het roepen des Apostels.

-ocr page 357-

( 343 )

Eindelijk ziet men op dezelfde schilderij een regen of dauw, welke zeer overvloedig op de aandachtige schapennbsp;nedervalt, -maar slechts spaarzaam over het onverschillige,nbsp;terwijl het schaap, hetwelk den Apostel den rug toekeert,nbsp;geheel droog blijft. Moet niet elk hier eene toespeling ziennbsp;op den verkwikkenden dauw der Goddelijke genade ?

Behalve de Goede Herder komen vooral die afbeeldingen voor, welke het duidelijkst de leer der Verrijzenis en denbsp;bevrijding van de banden des doods verkondigen.

JoN.\s, na drie dagen uit de walviscli verlost, was type van den Zaligmaker, die na drie dagen uit het graf opstoud,nbsp;en dit beeld moest de Christenen leercn dat ook hunne lig-chamen eenmaal zouden verrijzen.

Danibl in den leeuwenkuil, de drie jongelingen in den gloeijenden oven, Lazarls uit het graf komende, — dit allesnbsp;wees op de toekomstige Verrijzenis, op de verlossing uit denbsp;tijdelijke rampen, die in de dagen der vervolging zoo talrijknbsp;en bitter waren. De feniks en de paauw , waardoor men denbsp;onsterfelijkheid afbeeldde, paljien en olijfboomen , het loonnbsp;der overwinnaars beteekenende, versieren de muren dernbsp;meeste kapellen.

In de Katacojibe van S. Callistes troffen wij nergens een treurtooneel, nergens de voorstelling der martelingen die denbsp;eerste geloovigen verduurd hadden; en als van zelf rijst hiernbsp;de vraag op; waarom schilderden de Christenen niet tevensnbsp;het lijden hunner broeders, zusters of vrienden af, die zijnbsp;voor het geloof den marteldood hadden zien sterven? Ditnbsp;immers zou hen sterken in den vreeselijken strijd; het zounbsp;den zwakke aanmoedigen om het voorbeeld dier geloofsheldennbsp;te volgen, en het verlangen naar de schitterende kroon dernbsp;martelaren verlevendigen.

Doch aan dergelijke opwekkingen en aanmoedigingen ont-

-ocr page 358-

( 344 )

brak het den Christenen geen enkei oogenblik; het was geenszins noodig de treurtooneelen, die zij dagelijks in Rome zelve voor oogen hadden, hun in de katacomben, waar zij verademing en zielevreugd kwamen zoeken, op nieuw in hetnbsp;geheugen terug te voeren.

Heel hun leven was eene aaneenschakeling van rampen, eene onafgebrokene marteling; en duizend onvermijdelijkenbsp;gelegenheden boden zich van zelf aan, waarin zij te kiezennbsp;hadden tusschen een rampzaligen dood en de verzaking desnbsp;geloofs.

Zij waren, zegt Tep.tulliaan , door het heidendom als met een net omvlochten.

Aan openbare staatsambten viel als Christen niet te denken , en de krijgsdienst zelfs moest, om de herhaalde en plegtigenbsp;eeden bij den genius des keizers bezworen, door hen wordennbsp;ontweken. In het burgerlijk jaar Amlgde het eene heidenschenbsp;feest op het andere; en op zulke dagen zich aan de openbarenbsp;viering te onttrekken, beschouwde men als aanduiding eenernbsp;Christelijke gezindheid. Elk handwerk of beroep stond vannbsp;verre of van nabij met afgodische gebruiken in betrekking,nbsp;zoodat een heiden , die tot het Christendom overging, mejiig-werf zijn bedrijf moest staken en zijne oude omgeving vaarwelnbsp;zeggen; maar ook dit maakte hem wederom bij zijne bekenden verdacht.

De familie- en vriendschapsbetrekkingen stelden hen telkens in het grootste gevaar om afgoderij te plegen en hun geloofnbsp;te verzaken. Niet slechts de geboorte- en hmvelijkspleg-tigheden , maar ook en in hooge mate de afschuwelijke gebruiken der begrafenis waren even zooveel strikken voor hetnbsp;eenvoudig geloof der Christenen. Men noodigde hen alsdannbsp;uit om deel te nemen aan het offer der góden, en zoo zijnbsp;weigerden te komen, lagen zij aanstonds onder de zwaarstenbsp;verdenking en konden er op rekenen dat voortaan, hunne

-ocr page 359-

( 34o )

namen op de lijst van de aanhangers der nieuwe sekte zou* den voorkomen.

Eene menigte heidensche spreekwijzen, als Pro dii immortales ! EU DE onsterfelijke GODEN! — Me Hercule ! Bij Hercules ! —nbsp;Per Jovem ! Bu Jupiter! — kwamen in de dagelijksche gesprekken elk oogenblik te voren, en het bestendig ontwijkennbsp;dier gebruikelijke uitroepen wekte reeds de achterdocht dernbsp;ongeloovigen op.

Ongelukkig degenen, die op eenige wijze van een heiden-schen meester afhankelijk waren; ongelukkig vooral de Christelijke slavin, die zoo zij haar geweten onbevlekt wildenbsp;bewaren, een wissen dood te gemoet ging.

Wat angsten en benaauwdheden onze Katholieke voorouders verduurd hebben in de tijden der rampzalige vervolgingen,nbsp;toen in bijna alle straten der stad het bloed der martelarennbsp;stroomde, daarvan kunnen wij ons slechts een flaauw denkbeeld vormen. Het dagelijksch slagten der Christenen, wiennbsp;de Stoïcynsche M.vrcus Aurelius nog ten veruvijt nageeft,nbsp;dat zij zoo onverschrokken, zoo blijmoedig en in zoo grootennbsp;getale den marteldood omhelsden, voorspelde den nog nietnbsp;ontdekten geloovigen het; ijselijk lot, dat ook hen eenmaalnbsp;wachtte. Wanneer zij het Colosseum zagen, dan kwamennbsp;hun de tranen in de oogen; want zij hadden er zoovelenbsp;vrienden en bloedverwanten, misschien een vader of moedernbsp;door de beesten zien verscheuren. Gingen zij over het Forumnbsp;Ro,ma.n'um of langs de tuinen des keizers, dan werden hunnenbsp;harten van droefheid overstelpt, een onbeschrijfelijke weemoedigheid greep hen aan, en voerde den zwakken mensch bijna totnbsp;moedeloosheid. De pijnlijke onzekerheid waarin zij zelvennbsp;verkeerden, en de vrees van ontdekt te zullen w'orden,nbsp;veroorzaakten een gestadig lijden en schonken hun geennbsp;oogenblik rust.

Een enkel veilig oord bezaten zij nog, en dit w-as de

-ocr page 360-

( 346 )

ONDERAAtiDScuE Katacombe. Daar Avercl hun verademing geschonken ; daar gaven en ontvingen zij den vredeskus; daar vonden zij hunne priesters; daar zagen zij den Paus op zijnennbsp;troon, daar mogten zij luide lofzangen zingen en smaaktennbsp;er onder den grond eene hemelsche vreugde, die zij ondernbsp;den vrijen en bekoorlijken hemel nooit genieten konden.

Die vreugde mogt dan ook in de Katacombe door niets gestoord worden; daarom overal opwekking, overal palmen olijftakken, overal de voorstelling der verrijzenis en toekomstige heerlijkheid, het loon dat hen na dit rampzalignbsp;leven zou ten deel vallen.

Reeds langen tijd hadden wij in de eerste verdieping der Katacombe vertoefd en stegen langs eenen trap naar de tweedenbsp;af. Ook hief wederom de bekende graven, vier of vijf, somsnbsp;zeven boven elkander, honderden wegen die elkander kruisen ,nbsp;korte opschriften, nissen voor lampen en bloedvaasjes. Zoonbsp;ging het voort in de diepte , totdat wij langs een zachte hellingnbsp;in de derde en eindelijk in de vierde verdieping afklommen.nbsp;Deze beide laatste verschillen aanmerkelijk van de twee bovenste , daar er geene kapellen worden gevonden en hetnbsp;gewelf zoo laag, is dat men niet dan in gebogen houdingnbsp;den weg kan voortzetten.

Hier worden ons de Woorden van den H. Hierokïml'S in het geheugen geroepen (Coment. in Ezech. 40. S, vv.):nbsp;»Tijdens ik mij als knaap te Rome ophield om in de kunstennbsp;en wetenschappen te worden onderwezen , ging ik gewoonlijknbsp;des Zondags met mijne vrienden de graven der Apostelen ennbsp;martelaren bezoeken, en trad' de katacombe binnen, waarnbsp;diep in de aarde gegravene gangen aan beide zijden metnbsp;lijken zijn gevuld. Die verblijven zijn zoo donker, dat daarnbsp;bijna het woord des profeets in vervulling gaat: descendant

IN INFERNUM VIVENTES, LEVEND DALEN ZIJ NAAR DE ONDERWERELD

-ocr page 361-

( 347 )

AF. (Ps. LIY. 16.) Spaarzaam vermindert het flaauwe door eene smalle opening nedervallend licht den schrik der duisternis. Slechts langzaam traden wij voort, en van eennbsp;stikdonkeren nacht omgeven dachten wij aan de woordennbsp;van ViHGK.as;

a De akelige omgeving, te geUjk met de doodsche stilte zelve, doet de gemoederen ijzen.» (')

Kil en vochtig was het in dezen engen en lagen dooden-akker, waar ik mijnen togt in de Katacombe eindigde. Niet zondernbsp;koortsachtige aandoening verlieten wij de onderaardsche stad,nbsp;om in de heete zonnestralen verkwikking te zoeken. Na aannbsp;den uitgang de voorbede der Maagden en Martelaren vannbsp;S. Callistus te hebben ingeroepen, traden wij naar buitennbsp;en kwamen in een wijngaard uit, eenige schreden van dennbsp;Appischen Weg verwijderd.

(1) A.en. II. 755.

EINDE.

-ocr page 362-

Bladz, 8 reg. 13 v. b. staat mij.


gt;3 nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;33


7 V. o.


91

164

235


11 9 „ „

1 V. b.


33 nbsp;nbsp;nbsp;33nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;33


nieuwe,

hunne heilige dochter,

het kind dier heilige ouders,

130, oopen,nbsp;overtreffen,


LEES mij gelijk anderen. „ nieuwe kerk.

de heilige.


de H. Pkisca. 13' jaar.nbsp;loopen.nbsp;overtroffen.


-ocr page 363- -ocr page 364- -ocr page 365-

Merkwaardige plaatsen, aangegeven op het plan van Rome.

1 nbsp;nbsp;nbsp;Piasza della Minerva.

2 nbsp;nbsp;nbsp;Triomf boog van Constantijn

3 nbsp;nbsp;nbsp;S. Pudentiaua.

4 nbsp;nbsp;nbsp;S. Ptaxedes.

5 nbsp;nbsp;nbsp;S- Maria in Via lata.

6 nbsp;nbsp;nbsp;Het Kapitool.

7 nbsp;nbsp;nbsp;Ara Caeli:

8 nbsp;nbsp;nbsp;Mamertijnsche Gevangenis.

9 nbsp;nbsp;nbsp;Het Forum Homanum,

10 nbsp;nbsp;nbsp;S. Prancisca Eomana.

11 nbsp;nbsp;nbsp;S.Prisca.

12 nbsp;nbsp;nbsp;Circus Maximus.

13 nbsp;nbsp;nbsp;Kerk della Fasciuola.

14 nbsp;nbsp;nbsp;S. Pietro in Montorio.

15 nbsp;nbsp;nbsp;S. Pietro in Vincoli.

16 nbsp;nbsp;nbsp;Piazza di Spagna.

17 nbsp;nbsp;nbsp;De S. Pieter.

18 nbsp;nbsp;nbsp;Het Colosseum.

19 nbsp;nbsp;nbsp;Kolos van Hero.

20 nbsp;nbsp;nbsp;S. Clemens.

21 nbsp;nbsp;nbsp;SS. Joannes en Paulus.

22 nbsp;nbsp;nbsp;S. Maria Maggiore.

23 nbsp;nbsp;nbsp;S. Jan van Lateranen.

S. Maria in Trastevere.

S. Caecilia.

Het Quirinaal.

S. Susanna.

S. Maria del Popolo. Euïnen der keizerlijke Paleizen.

Het gouden Huis van Nero. Ponte S. Angelo.nbsp;Overblijfselen van den Ponsnbsp;Triumphalis.

Ponte Sisto.

Ponte Fabrizio.

Ponte Cesto.

Eiland S. Bartolomeo. Ponte Rotte of di S. Maria.nbsp;Overblijfselen van Ponte Su-blicio.

Hospitaal S. Spirito.

Graf der Scipio’s,

Heuvelen.

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

52

24

Scala Santa

A

Moate Pinoio.

25

S. Crooe in Gerusalemme

B

It

Viminale.

26

S. Sabina. , ,i

C

Quirinale.

27

11 Gesu. ¦

D

Esquilino.

28

Collegium Bomanum.

E

Celio.

29

S. Maria dell’ Anima.

P

Aventio.

30

Oampo Santo.

G

II

Palatino

31

S. Louis des Franijais

H

Capitolino

32

Mausoleum van Augustus.

I

II

Giauicolo.

33

Piazza Navoua.

L

If

Vatlcano.

34 nbsp;nbsp;nbsp;Het Ghetto

35 nbsp;nbsp;nbsp;Hospitium dei Pellegrini e

Convalescenti.



-ocr page 366-



-ocr page 367- -ocr page 368-

il

-ocr page 369- -ocr page 370-