RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
VOORWOORD.......................... pag. VII en VIII.
l.ANGS nE AMSTEKDAMSCHE GRACHTEN.............. pag. nbsp;nbsp;nbsp;I
I.ANGS DEN RIJN................................ „ nbsp;nbsp;nbsp;25
DOOR ZWITSERLAND............. „ nbsp;nbsp;nbsp;49
IN OUER-WALLIS.................................. „ nbsp;nbsp;nbsp;75
OP DEN RIFFELIiERG.............................. 85
REISGEZELLEN.................................... „ nbsp;nbsp;nbsp;95
een LEZI.NG in HET HOTEL........................ „ nbsp;nbsp;nbsp;104
liLOE.MEN VAN DE ALPEN.......................... *1^
EEN IDEALE RUSTPLAATS.......................... » nbsp;nbsp;nbsp;gt;^4
DE GEMMI...................................... gt;gt; nbsp;nbsp;nbsp;'36
WATERVALLEN EN ............................... » nbsp;nbsp;nbsp;*44
IN ’T OBERLAND................................. » nbsp;nbsp;nbsp;*57
TE MÜRREN......................... 166
NAAR ITALIË.................................... „ nbsp;nbsp;nbsp;I76
GENUA.......................................... „ nbsp;nbsp;nbsp;183
PALEIZEN EN TUINEN............................. „ nbsp;nbsp;nbsp;I93
DE MIDDELLANDSCHE ZEE.......................... ,, nbsp;nbsp;nbsp;204
LANGS DE RIVIERA............................... ,, nbsp;nbsp;nbsp;212
IN DE ZON..................................... gt;gt; nbsp;nbsp;nbsp;225
01’ WEG NAAR ROME............................. „ nbsp;nbsp;nbsp;235
-ocr page 10-VI nbsp;nbsp;nbsp;INHOUD,
ROME........................................... pag. 245
DE KERKEN VAN ROME........................... „ nbsp;nbsp;nbsp;255
DE INTOCHT DES KEIZERS IN KO.ME................. „ nbsp;nbsp;nbsp;265
or HET VATIKAAN............................... „ nbsp;nbsp;nbsp;275
IN HET VELD VAN CENTO-CELl.E............,...... „ nbsp;nbsp;nbsp;29I
EEN FEEST OP HET KAPITOOI,....................' . nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;303
HET OUDE ROME................................. „ nbsp;nbsp;nbsp;3II
DE STER VAN ITALIÈ............................. „ nbsp;nbsp;nbsp;33I
DE ROMEINSCHE QÜAESTIE......................... „ nbsp;nbsp;nbsp;342
IN DE CATACOMBEN............................... » nbsp;nbsp;nbsp;357
AFSCHEID VAN ROME.................... „ nbsp;nbsp;nbsp;3^2
OP DE TERUGREIS............................... „ nbsp;nbsp;nbsp;39^
-ocr page 11-Van Amsterdam naar Rome wensch ik met u te reizen. Brieven, op verschillende tijdstippen geschrevennbsp;en in Gids en Handelsblad opgenomen, heb iknbsp;met anderen hier bijeengevoegd.
De snelheid, waarmede wij tegenwoordig reizen, laat de tegenstellingen in de natuur, de volksgewoontennbsp;en kunst der verschillende landen scherper uitkomennbsp;dan raogelijk was in den tijd der langzame overgangen.
Nu is de eene indruk nog levendig als men den andere verkrijgt. Dus dient elk land als achtergrondnbsp;en tegenstelling voor het volgende, dat daardoor beter uitkomt.
Eerst een kijkje daarom langs Holland’s kalme stroomen en over
„De trage vaart, de geelgebloemde weide, liet wuivend wilgengroen
En ’t zeil, dat in 't verschiet zijn breede banen spreidde.”
-ocr page 12-VIII
VOORWOORD.
We beginnen met een wandeling door Amsterdam, de stad der vele torens, de kern der oude Republiek,nbsp;de stad van Rembrandt, Hooft en Vondel en van pa-leizenbouwende patriciërs, waarheen de westenwind vannbsp;zee door het kanaal van Holland aan rookwimpel ennbsp;vlag den weg weer wijst.
Van het vlakke land met de stille donkere vaarten ^n gladde rivieren klimmen we op langs den snelnbsp;stroomenden Rijn naar de Alpen tot de bronnen, vannbsp;waar de woeste bergstroomen nederschuimen en vallen.
Dan dalen wij af naar Italië, naar de Riviera, naar Genua en de bouwvallen en kerken van Rome.
Van den duinkant, waar in de donkere maanden de langgerekte klacht weergalmt van de loodkleurigenbsp;Noordzee, die door een grauwen winterhemel is gedrukt, gaan wij naar de blauwe zee, zonder getij,nbsp;waarlangs oranjes en citroenen stralen in de zon.
-ocr page 13-Wat is het leven op straat in een groote stad toch vermakelijk, vooral in Amsterdam, waar wij uit onzenbsp;zijkamers niet alleen rijtuigen en voorbijgangers, maar,nbsp;tusschen de boomen door, schepen in de gracht zien!nbsp;Langs den stillen waterweg glijden de zolderschuitennbsp;met koffie en suiker; aan den wal vastgemeerd liggennbsp;turfschip en beurtman. Wat heb ik vaak in mijnnbsp;kinderjaren, met den neus platgedrukt tegen een ruit,nbsp;vol innige belangstelling het huiselijk leven aan boordnbsp;gadegeslagen. Welke kleine knaap is niet soms naijverig geweest op den jongen van den schipper, alsnbsp;hij les kreeg van vader in het glad en vlug rollennbsp;van den zwabber tusschen hand en arm. Welk eennbsp;stralenden, dichten krans van droppels — een water-vuurwerk van glinsterende vonken — wist de schippper,nbsp;alsof het niets was, en zonder de korte pijp van
I
-ocr page 14-LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN.
tusschen de tanden weg te nemen, boven het dek te laten spatten in het zonlicht! Wie, die op een onzernbsp;statige, ouderwetsche grachten werd grootgebracht,nbsp;herinnert zich niet op eenigen Zondagmorgen in denbsp;lente of zomer den schipper eerst zijn schuit en dannbsp;zichzelf te hebben zien opknappen! Hij begint metnbsp;het dek te overstroomen met water uit de gracht.nbsp;Keer op keer daalt de puts, en hoort men hetnbsp;plassen op het hout. Met den zwabber worden allenbsp;hoekjes terdege schoongemaakt, en telkens straalt denbsp;zon van watervonken; de luiken van het ruim wordennbsp;mooi haaks geschikt; de leege manden en kisten in eennbsp;hoek opgestapeld, en dan begint de schipper op het deknbsp;aan zijn eigen toilet. Geen wonder dat zijn gelaatnbsp;zoo rood en frisch glanzend u straks tegenstraalt!nbsp;Eerst worden gezicht, handen en armen dik metnbsp;groene zeep ingesmeerd; dan buigt hij zich over eennbsp;emmer grachtwater en begint hij zich in te wrijven,nbsp;tot men het goedige gelaat, met de oogen dicht ennbsp;de lippen stijf opeengedrukt, één en al schuimnbsp;ziet. Vervolgens gaat het gelaat keer op keer in dennbsp;emmer en, terwijl het er nat als een poedel uit opkomt, wordt een wit en blauw geruite handdoek gegrepen, en verdwijnt hij omlaag, om dra in schoonenbsp;hemdsmouwen, met zijn zondagssche pet of hoednbsp;weer boven te komen.
-ocr page 15-LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN.
Nu wordt de vlag geheschen en het karpetje voor de trap gelegd. Op onze driekleur is de Hollandschenbsp;schipper machtig gesteld... Hij behoort niet tot hen,nbsp;die brullen en loeien als ze van »het dierbaar vaderland» hooren spreken. Onlangs liep ik langs het IJ,nbsp;en van de tien beurtschepen hadden acht voor ofnbsp;achter op de groenen roerpen de oude driekleurnbsp;geschilderd .... een houten vlag, welke men nooitnbsp;kan neerhalen, maar die het schip helpt sturen.
Nog zie ik voor mij het bleekgroene uiteinde van het watervat op het dek van een turfschip, dat vaaknbsp;voor ons huis lag. Daarop stond met door zon ennbsp;Zuiderzeewater verbleekte letters:
„Zie nooit laag op een ander neèr,
Want een ander kijkt dan op u ook weer,
Want wat men slecht aan een ander ziet Op een schuit, ziet men van zijn eigen niet.”
Er is iets onafltankelijks en hortends in maat en gedachtengang, wat in herinnering brengt, dat hetnbsp;korte schip met den ronden boeg soms door de stoo-tende golfjes van de ondiepe Zuiderzee ongelijkmatignbsp;bewogen wordt, doch de bedoeling is bestbegrijpelijknbsp;en de moraal even nuttig als die in de verzen vannbsp;vader Cats.
-ocr page 16-LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN.
Met het drinkwater uit dat vat wordt zuiniger omgegaan dan met het grachtwater, waarmede den ge-heelen dag geplast wordt. Daar komt de vrouw van den schipper naar boven! Ze heeft een gehaaktenbsp;witte muts op, onbevallig en leelijk, maar kraakhelder.nbsp;Ze draagt een kind op den arm en een ketel, die gevuld moet, in de hand. Wat heb ik mij dikwijlsnbsp;verbaasd over de handigheid, waarmee ze op hetnbsp;dek komt, zonder zich of het kind te stooten tegennbsp;het deksel van de groene doos, die toegang totnbsp;de kajuit geeft. Bij goed weder is dat dekselnbsp;weggeschoven, en krijgt men een kijkje op de trap,nbsp;die, steil als een ladder, naar beneden voert, onmiddellijk in het zeer kleine vertrek, dat keuken, zit- ennbsp;slaapkamer te gelijk is. Er staan banken langs dennbsp;wand, bij een tafel en het kookkacheltje. Vlak ondernbsp;het kleine rampje één stoel, de troon van de vrouw,nbsp;de moeder. Er is een bedstee, waarin men niet rechtnbsp;liggen kan, en daaronder een lade, waarin de kinderen slapen.
Onze keukenmeid was een schippersdochter. Vaak kwamen wij aan boord als haar vader van Frieslandnbsp;terug was; dan kregen wij balletjes en hompjes, dofnbsp;wit met een glinsterend rood kringetje er om, uit Sneek.nbsp;Onder de niet verwezenlijkte idealen mijner jeugd behoort dat van eens in zulk eene lade te mogen slapen!
-ocr page 17-LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN. nbsp;nbsp;nbsp;5
Er was steeds groote vriendschap tusschen de bewoners van ons huis, dat altijd zoo roerloos stond, en het huisgezin aan boord van het avontuurlijkenbsp;schip, dat telkens verdween, en dat we dan met gejuich uit de kinderkamer ’s morgens steeds weer verwelkomden, als we de kleine jongens van den schipper met appelronde wangen, roodgekleurd door de fris-sche, vochtige lucht der Zuiderzee, op het dek aannbsp;de touwen zagen trekken. Zulke kloeke, stoere, ronde,nbsp;eerlijke mannen als de vader en groote broeders vannbsp;Rika waren! Er w as iets ouderwets hartelijks ennbsp;ongedwongens in de wijze, waarop mijn moeder en denbsp;schippersvrouw elkander groetten. Is er ergens ternbsp;wereld iets zoo eigenaardigs als dat komen en gaannbsp;van een schippersgezin, dat telkens weer de schuitnbsp;vastmeert in de gracht voor het groote, breede hee-renhuis. De standen worden dus toteengebracht,nbsp;want men moet ten laatste wel kennis maken en elkander kleine diensten bewijzen. Zoo heeft de vrouwnbsp;van den schipper eens een kleinen knaap van mijnenbsp;kennis, die bang was voor den tandmeester, op dennbsp;Zaterdagmiddag, dat hij de tanden kwam inspecteeren,nbsp;in het vooronder gestopt. Ze veegde met haar bontnbsp;voorschoot zich de tranen van het vriendelijk gelaat,nbsp;zooals ze lachte, toen hij zwart van turfmolm voornbsp;den dag kwam, zoodra het coupeetje van den ouden
-ocr page 18-LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN.
Dentz wegreed. Ze greep den zwabber — die altijd bij de hand ligt, om als mat te dienen wanneer iemandnbsp;op dek komt —¦ en veegde daarmede de schoenennbsp;van den jongen held af, terwijl de schipper zijnroodennbsp;zakdoek uit zijn pet haalde om hem af te slaan,nbsp;en de kindermeid intusschen tegen het venster tiktenbsp;met haar vingerhoed, dat het een lust was !
Die pet van den schipper was steeds een voorwerp van bewondering voor ons. Hij borg al zijn papierennbsp;in den bol, zoodat hij de pet slechts afnam, wanneer eennbsp;ontvangbewijs werd afgegeven of een rekening uitgehaald. De roode zakdoek werd door hern boven op de papieren ingepropt, de pet weer opgezet en nu werd denbsp;knaap over de loopplank geleid naar huis, waar hijnbsp;niet feestelijk werd ontvangen ! Dit ontsnappen uitnbsp;huis is voor een schipperskind moeielijker. Als denbsp;kinderen nog jong zijn, worden ze vaak aan ’t een ofnbsp;ander op dek vastgebonden.
De lading van het schip, dat nu en dan turf bracht, om op andere tijden als beurtman dienst te doen,nbsp;bracht ons, toen we Robinson Crusoë begonnennbsp;te lezen, dikwijls in verrukking. Indien dat schip eensnbsp;strandde, en wij het mochten leeghalen op een vlot!nbsp;De lading bestond vaak uit planken, risten aaneengeregen klompen, kisten tabak, suikerbrooden, heldernbsp;gele pakjes spijkers, hammen cn een menigte vaten
-ocr page 19-LANGS DE AMSTERDAilSCHE GRACHTEN. nbsp;nbsp;nbsp;7
en tonnen. Een vat stroop konden wij altijd herkennen aan een troep gelukkige straatjongens, die er aannbsp;stonden te likken, den vinger telkens naar den mondnbsp;brengend, totdat de schipper met zijn zware stem hennbsp;verschrikte en wegjoeg. Dan vlogen ze heen, om dranbsp;terug te komen, evenals de vogels in de buurt, wanneer er in het voorjaar groote zakken veeren werdennbsp;geladen. De brutale, vroolijk tjilpende musschennbsp;kwamen in zwermen op zulk een zak nederdalen. Zóonbsp;buitengewoon vlug wisten ze met korte rukken aannbsp;de kleine uitstekende puntjes te trekken, dat ze somsnbsp;zelfs vrij lange veeren uit de zakken haalden voornbsp;hun nestjes. En dan ging het over de huizen naarnbsp;de daken en de tuinen.
Die herinneringen kwamen alle vanmorgen bij mij op, toen ik met een van mijn jongens de stad inging.nbsp;Hij was op weg naar school, en ik moest aanloopennbsp;bij een beurtschipper, wien ik wat te zeggen had.
Daar waren we op den Binnen-Amstel bij het beurtschip : Op Hoop van Zegen. „Kom jongen, je hebt nog juist den tijd. Ga met mij naar omlaag!”nbsp;De schipper vroeg ons namelijk even beneden tenbsp;komen. „Ik kan het nog vanouds, ik zal het je welnbsp;voordoen,” zeide ik tot mijn zoon, toen het deksel werdnbsp;opgeslagen. Op den rand der opening legde ik denbsp;beide handen, waarop ik steunde terwijl ik met opge-
-ocr page 20-8 LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN.
trokken beenen boven de opening zweefde.... langzaam en voorzichtig liet ik ze zakken, tot ze een der treden pakten van het smalle trapje.... ik kende denbsp;theorie nog volkomen, maar de practijk liet iets tenbsp;wenschen... en, eer ik het wist, zat ik in de kajuit,—nbsp;maar op den grond!
—„ Dat deed u al te vlug, vader,” zeide mijn zoon met de vrijmoedigheid van de tweede helft der 19denbsp;eeuw, toen hij, minder juist in theorie maar beter innbsp;practijk, mij gevolgd was.
— nbsp;nbsp;nbsp;„’t Is dan ook zeker 35 jaar geleden sinds ik innbsp;een beurtschip nederdaalde,” zeide ik. „Vergeet niet,nbsp;ik behoor tot het geslacht, dat nog op de Haarlem,nbsp;mermeer gevaren heeft.”
— nbsp;nbsp;nbsp;„Wel Heeremijntijd! mijnheer,” zeide de knappenbsp;schippersvrouw, mij aankijkende alsof ik iemand uitnbsp;de voorwereld was. Ik was er niets op gesteld als eennbsp;antiquiteit te worden aangestaard, zoodat ik poogdenbsp;het gesprek op den tegenwoordigen tijd te brengen.nbsp;Maar dit ging zoo gemakkelijk niet! Als men een gelukkige jeugd gehad heeft, denkt men er telkens aan.nbsp;En hier bracht mij alles mijn jonge jaren in gedachten, mijn eerste ervaringen en de stem van mijn vadernbsp;als hij zeide: „jou weergaasche jongen, waar heb je nunbsp;weer gezeten!” En dan al die veranderingen! Zelfsnbsp;in de beurtschepen toont zich de vooruitgang. Deze
-ocr page 21-LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN. nbsp;nbsp;nbsp;9
kajuit zag er nieuwerwetsch uit, vergeleken bij die, welke ik mij herinnerde, al scheen hij mij nog oneindig kleiner toe dan ik dacht te weten. De wanden,nbsp;dat wil zeggen de deuren der talrijke kasten en kastjes,,nbsp;zijn van blank notehout met bruin afgezet, dat glomnbsp;als een spiegel. Wel twintig net geschuurde koperennbsp;knopjes, om kleederen aan op te hangen ! Kasten zijn ernbsp;onder de bank langs den wand. Het kleine fornuisje,nbsp;in den hoek van ’t vertrek, schitterde me toe. Dochnbsp;ik zag niet meer de Friesche klok, — die soms dennbsp;tijd wees, als de slinger niet door het schommelennbsp;van het schip de maat kwijt was geraakt — maarnbsp;een driftig tikkend Amerikaansch klokje; op dennbsp;schoorsteenmantel een paar vaasjes, stevig tegen omvallen bevestigd; links en rechts twee popperige glazenkastjes, waarin het porselein en het glaswerk tenbsp;pronk staan, door doeken beveiligd, als het schipnbsp;slingert. Glimmende oleographieën van den koning ennbsp;de koningin hingen op een kastdeur. In de vierkantenbsp;ruimten voor de kleine vensters stonden, bij de mini-atuur-neteldoeksche gordijntjes tegen een wit hekje,,nbsp;een paar vazen met schelgekleurde kunstbloemen.
— »Nu, ik kan wel zien, dat er, zooals de Friezen zeggen, »frouleu” aan boord zijn, en dat een vrouwelijk oog en vrouwelijke hand hier alles ordenen,”nbsp;zeide ik, vol bewondering voor het keurig binnenhuisje.
-ocr page 22-lO nbsp;nbsp;nbsp;LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN.
tot de jonge schippersvrouw. Het koffiegoed stond op tafel, maar zij zat bij het fornuis en schreide tranennbsp;met tuiten, en ik schreide ook spoedig mede, omdatnbsp;ze . . . uien zat te schillen. Met dikke tranen in hetnbsp;•oog zeide ik: »vvat is het hier gezellig! In bed liggendnbsp;kan men gemakkelijk, zonder op te staan, het fornuisnbsp;aanmaken, het theegoed uit de kastjes halen, theenbsp;zetten, alles gereed maken en den oudsten jongen,nbsp;als hij wat lastig is, om zijn ooren komen.”
— »roei, mijnheer, nu is u ondeugend!” zeide de schippersvrouw, die nog pas een half jaar getrouwdnbsp;is. ’t Was dan ook juist een nestje voor zulk eennbsp;jong paartje!
»Op Hoop van Zegen is een mooie naam voor het schip van een jonggehuwd paar,” zeide iknbsp;bij ’t afscheid nemen.
De schipper lachte: »Nou, dat ’s een goeje,” en 'hielp mij met een ijzeren knuist over de gladde plank,nbsp;'daar mijn buiteling van straks hem blijkbaar niet veelnbsp;vertrouwen geschonken had in mijn vlugheid.
Hoe begint men zijn volk en geschiedenis te begrijpen, als men de schippers onzer binnenwateren leert kennen, van hun leven en ervaring hoort, hen aannbsp;•het werk ziet!
Wij Nederlanders ontkenen — gelijk Simon Stijl
-ocr page 23-LAXGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN. nbsp;nbsp;nbsp;II
ZOO kernachtig opmerkte — aan de voorwerpen, die ons van jongs af aan omringen, vele denkbeelden ennbsp;uitdrukkingen. Ons land, doorsneden van wateren, rivieren, grachten en kanalen, die het middel van gemeenschap zijn tusschen steden en dorpen, krioelt vannbsp;kleine vaartuigen, waarop de boeren en burgers zelvenbsp;schippers zijn. Geen handelaar, geen landbouwer, dienbsp;niet van loeven en laveeren weet.... wat hoop geeft datnbsp;de radicalen het hier nooit zullen winnen. Geen hofjes-juffrouw, die niet beseft hoe moeielijk het is tegennbsp;stroom en wind op te roeien.... gelijk dweepersnbsp;weldra ondervinden mogen, tot heil van’t vaderland!nbsp;Geen schoolmeester, die niet weet dat men soms overnbsp;den anderen boeg moet wenden. Geen werkman, dienbsp;niet voelt dat tucht aan boord, gehoorzaamheid aannbsp;de bevelen van den schipper, onontbeerlijk zijn, alsnbsp;men het schip in den rechten koers wil houden, ennbsp;het maar niet lichtzinnig, zonder man aan ’t roer, opnbsp;Gods genade wil laten drijven, .... wat elke socialist begrijpen moge, eer ’t hem in de ooren wordt gedonderd wen ’t eene noodschot volgt op ’t ander!
Deze opmerkingen richtte ik al voortwandelend, doch in meer huiselijke taal, tot mijn zoon, die ernbsp;«chter buitengewoon weinig gehoor aan schonk. Alnbsp;zijn aandacht was gewijd aan een dertigtal meeuwen,nbsp;die, met hun roode pootjes onder het lijf opgetrokken,
-ocr page 24-12 nbsp;nbsp;nbsp;LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN.
over de grachten zweefden. Dit deed mij eigenlijk genoegen, want ik kan het niet verdragen, dat mennbsp;wat schoon en aantrekkelijk is niet opmerkt, enkelnbsp;omdat men het dagelijks ziet.
Een groote zwarte hond liep langs den wal heen en weer, kwispelend met zijn staart en begeerig,nbsp;loerend naar de meeuwen, gelijk een jager naar eennbsp;van goud stralenden fazant. Een klein keffertje rendenbsp;als bezeten op een turfschip heen en weder, terwijlnbsp;de schipper zijn hoofd even buiten de kajuit hield ennbsp;riep; »tst! tst! kippen! kippen!” Een bonte kraainbsp;zat, als een aanspreker in den lichten rouw, op eennbsp;tak, die over de gracht hing, te mijmeren over denbsp;reden van het bestaan van roofzieke meeuwen ennbsp;keffende honden.
Daar zwierden de meeuwen langs de kraai naar het brood, dat een dienstmeisje — den boezelaar overnbsp;het hoofd geslagen, en met korten, snellen stap uitnbsp;een huis aansnellend — in de gracht wierp. Kijknbsp;zoo n meeuw eens bevallig nederstrijken; de sneeuwwitte, waaiervormige staart wordt ook juist als eennbsp;waaier gevouwen en dichtgeslagen, als zij, dalende,nbsp;de roode pootjes uitstrekt, wanneer de spitse, grijzenbsp;vleugels met zwart-bruinen rand geheel den staart bedekken, die, als een wit rokje, slechts even er ondernbsp;zichtbaar is.
-ocr page 25-LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN. 13
Hoeveel dichterlijker, treffender symbool voor het Noordsch Venetië, dat aan de zee zijn kracht tenbsp;danken heeft, zijn die zwevende meeuwen, welke onsnbsp;’s winters hier bezoeken, de vrije natuur voor onzenbsp;huizen brengend en leven, frischheid, schoonheid gevendnbsp;aan de grachten, dan de tamme duiven, die in ’tnbsp;sluimerend Venetië aan de Adriatische Zee, op ’t St.-Marcusplein zwermen. Ze worden daar op lusteloozenbsp;wijze gevoed door heeren en dames met Baedekersnbsp;en Murrays onder den arm, die in hun reisgids lazennbsp;dat men de duiven bewonderen moet, doch die denbsp;zeepoëzie der grachten, onze witte meeuwen, nietnbsp;opmerken.
O ! zelfs in een groote stad is er nog zooveel natuur, vooral in de onze, die van de wilde zee dus dikwijls vrienden over krijgt.
In stad mag men de vogels gelukkig niet behandelen als vliegende schietschijven, en, door ervaring geleerd,nbsp;wantrouwen ze er den mensch minder dan op het land,nbsp;zoodat zelfs kraaien blijven zitten als men nadert.nbsp;Dit maakt dat men hier vaak beter gewoontennbsp;en vlucht kan gadeslaan dan in de bosschen. Innbsp;wonderen gelooven past iemand niet, wiens jongensnbsp;de Hoogere Burgerschool bezoeken, maar er zijn tochnbsp;eenige wonderen, waarin ik geloof, omdat ik ze zie.nbsp;Ik weet het, maar begrijp het niet, dat een breed-
-ocr page 26-14
LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN.
takkig eikenbosch in een enkelen eikel sluimert .. dat een zware arend in dunne lucht roerloos stil blijftnbsp;hangen of zonder vleugels te verroeren voortschiet metnbsp;pijlsnelle vaart. .. dat een leeuwerik als een vuurpijlnbsp;opstijgt. De moedigste, schoonste dieren der wereldnbsp;zijn de vogels, de zingende, reizende, trekkende, nesten-bouwende vreugde der bosschen ... de machtige luchtbewoners, op wier breeden vleugelslag de godsdienstigenbsp;kunst beslag legde voor de engelen, gelijk ze die dernbsp;nachtelijke vleermuizen den duivelen gaf. In de middeleeuwen' had men de vogels, de levende vogels,nbsp;trouwens lief.
De middeleeuwsche dichters omringden het hoofd van den God der liefde, als hij den reidans aanvoertnbsp;in s den tuin van de Roos,” met levende kleine vogels:
„II était tout couvert d’oiseaux De rossignols et de papegauxnbsp;De calendre et de mesangel,
II semblait que ce fut une angle Oui fuz tout droit venuz du ciel.”
Van levende vogels gesproken: is er wel een, die op zoo boeiende wijze verbijstert, wanneer ge poogtnbsp;te beseffen hoe vliegen mogelijk is, als dat levendige,nbsp;ondoorzichtige stukje lucht, de zwaluw, de vogel vannbsp;den terugkeer, der tehuiskomst, die, lichter dan de
-ocr page 27-LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN. 15’
wind, zweeft, wendt, keert, draait, langs het water scheert, met draaiende vleiigelwending opschiet en dienbsp;zoo’n vlottend, drijvend, duikend luchtvisioen is, datnbsp;zijne pooten ongeschikt zijn, het slanke lichaam op dennbsp;grond te dragen ? Als wij roeien, vinden de riemen'nbsp;houvast in het dichte water, en met lichte beweging,nbsp;het scherp naar voren, heeft de terugslag door ijle luchtnbsp;plaats. Toch vorderen wij slechts langzaam! Maar denbsp;vleugels der vogels reppen zich heen en weder in dezelfde ijle lucht; de beweegkracht naar voren wordtnbsp;echter niet verlamd door de beweegkracht achterwaarts,nbsp;en den sneltrein voorbij vliegt de zwaluw langs denbsp;weide!
Die zwevende luchtveder, welke soms dronken schijnt van licht en lucht, van ruimte en vrijheid, is tevens denbsp;vogel der schaduwrijke portieken van Italië; ze wiegeltnbsp;als ze slaapt niet in een doorzichtig nest op populierenkruinen, neen, ze maakt een helderdonker hutje vannbsp;klei, waar ze juist in past, in een schoorsteen .... innbsp;zwarte hoeken rust ze uit van lucht en ruimte !
Niet anders doen de zeelui, visschers, schippers, die over wilde wateren, in vrije ruimte en stralend licht,nbsp;hun schip de vleugelen reppen laten.
Het nestje van den beurtschipper, zooeven gezien, brengt het kleine zwaluwnest in herinnering; elk, die-het kleine zeenest mocht aanschouwen, waarin ofh-
-ocr page 28-i6
LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN.
eieren en matrozen van De Barents schuilden, wanneer ze niet op dek de zeilen spreidden om op de vleugelen van den wind naar de zee van de midder-nachtszon te vliegen, begrijpt hoe zeilschepen nabootsingen zijn van vogels. Ach, dat die meeuwenvluchtnbsp;naar Holland’s Ijszee is geknot!. . .
Gedachten gaan nog sneller dan vogels!
Wat kost het mij een tijd te vertellen wat bij mij opkwam toen ik langs de grachten liep en ik mijnbsp;verheugde in al het schoons dat ik zag.
Tot dat schoone behoorden in de eerste plaats de karren met groente, die voor de huizen stonden ofnbsp;tegen de sluizen werden opgeduwd en getrokken.
Groentekarren leveren weldadige kleurschakeeringen in stad,gedurende den grauwen winter, zoowel wanneernbsp;de zwarte takken langs de gracht enkel kille droppelsnbsp;dragen, als wanneer ’t kristallen loof van sneeuw ennbsp;ijzel u aan de twijgen het zomerloof in ’t wit nabootst.nbsp;Welk een feest van kleur, als de zon, gelijk nu, schijntnbsp;op de roode kolen, die niet rood zijn, maar wiernbsp;koninklijk purper u toegloeit, en op de krullendenbsp;boerenkool. Het rood van Tyrus straalt van dennbsp;beetwortel, de ros-purperen aderen van welks lofnbsp;aan de voorjaarsbladeren der pioenplant denkennbsp;doen. Kleine blaadjes van teeder, zacht lentegroennbsp;liggen achter op het uitstekend plaiikje van de kar.
-ocr page 29-LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN. 17
Wortelen, bellefleuren, roomwitte prljen met sierlijken kwast, de keur en de kleur der tuinen, geel, rood,nbsp;warmbruin, groen, bieden ons die oogverkwikkers vannbsp;den winterdag.
Even onverwacht en heerlijk werd door die kar ons oog verheugd als de reuk gestreeld werd toen we,nbsp;van de hooge, glibberige sluis behoedzaam dalend,nbsp;eensklaps op den hoek der straat verwelkomd werdennbsp;door den lieflijken, aromatischen specerijengeur vannbsp;koffie, die gebrand wordt. De schele jongen met hetnbsp;grauwe voorschoot en de blauwe hemdsmouwen, dienbsp;de zwarte ijzeren trommel ronddraait en daarin denbsp;heilige boon van troost en verkwikking roostert, is denbsp;koorknaap van oud-Amsterdam, die wierook zwaaitnbsp;ter eer van Insulinde, dat Amsterdam tot rijken peetoom en zeer trouwen handelsvriend moog blijven,nbsp;gelijk de groote zee der stad tot moeder zijn zal totnbsp;het einde.
Wij liepen met bochtjes langs de gracht om de wolken stof, welke dienstmeisjes uit tapijten en karpetten sloegen en uit matten klopten, onder den windnbsp;te houden. Ik heb Dust and Disease van prof.nbsp;Tyndall gelezen, en zie tegenwoordig overal bacillennbsp;en bacteriën, wat het leven zeer veraangenaamt!
Een statig en diep donderend geluid geeft het groote,
2
-ocr page 30-i8 LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN.
gestreepte karpet, dat door twee dienstmeisjes, wier lachend, frisch rood gelaat door de zon werd beschenen, uitgeslagen werd.
Boum! boum ! doch slechts weinig stof blonk in het licht. Welk een allerliefst tooneel is het, zoo’n bevallignbsp;deerntje met open mond, zoodat men de twee rijennbsp;witte tanden ziet (want den mond openen zij altijd,nbsp;in plaats van, zooals de mannen doen, bij inspanning de tanden op elkaar te zetten), het slanke figuurtjenbsp;achterover gebogen aan het uitslaan te zien, met denbsp;goedige, gerimpelde oude schoonmaakster tegenover haar.nbsp;Het is een nieuwe prent van Past and Future! Welkenbsp;schoone lijnen! hoe bevallig en harmonisch! Ik vind'nbsp;velen onzer Amsterdamsche dienstmeisjes allerbetoove-rendst in haar zedige .katoenen jurken en nette mutsjes,nbsp;met heur eerlijke lachende oogen en blinkende rosenbsp;gezichten, —het blinken komt van zeep en doet aannbsp;schoonmaaktijd en voorjaar denken.
Ze zien er een boel liever uit dan enkele opgeschikte jongejuffrouwen, met hooge hakken, hooge hoeden, onevenredige strikken en wibbelende kunst-staarten.
Nu we hier in Amsterdam zulk een hoopvolle, beloftenrijke schaar van jonge kunstenaren krijgen,nbsp;wier smaak wordt gelouterd en die degelijk teeke-nen leeren door het voorbeeld van een Stang, het
-ocr page 31-LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN. 19
voorbeeld en de lessen van een Allebé, wilde ik dat een hunner de poëzie onzer grachten eens aandurfde.nbsp;Wie geeft ons, in plaats van een breiend, slaperignbsp;vrouwtje bij een donkere kast in een schemerachtigenbsp;kamer, kleur en jeugd en schoonheid in het vollenbsp;zonlicht! Laat het schoone, zedige, jonge dienstmeisje,nbsp;met de armen uitgestrekt, ’t gelaat naar achteren gebogen, ons uit de lijst te gemoet treden, gelijk menignbsp;schip van Ifeemskerck van Beest met volle zeilen denbsp;zaal instevent.
O jonge schilders, waarom.... maar ik werd in mijn overdenkingen gestoord door een herinneringnbsp;aan den krachtigen tijd toen de groote schilderschoolnbsp;van Holland bloeide.
Met groote gouden letters staat boven op den gevel van een huis aan de overzij van de Keizersgracht:
IN T DERDE VREDEJAER.
Een dichtstuk in drie woorden! Eensklaps verplaatst het ons in het Amsterdam der Republiek!
De vrede is gesloten, de bange strijd ten einde, de vlag van ’t zegerijk gemeenebest wappert van admiraalschip en turfschip, van kogge en brik, van al denbsp;roodbruine kerktorens, die te midden der groene weidenbsp;of versierde steden zicli in de stille wateren weer-
-ocr page 32-¦i
¦i
20
LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN.
spiegelen. Wie juicht niet als hij ziet hoe de hulk van staat, s herwaarts en derwaarts geschopt van denbsp;worstelende winden, eindelijk uit zoo grouwzaam een’nbsp;zee, in deeze haven van tijdelijke zaligheit, niet zoonbsp;zeer gevoert, als geworpen, schijnt.” Deze beeldspraaknbsp;kenschetst den geschiedschrijver van ’t volk van waterland, die dus het bestand verwelkomde.
Maar nu is ’t geen bestand ! De vrede is gesloten ! ’t Is reeds het derde vredejaar! Engeland en Frankrijk zijn teruggeslagen, en de juichende burgers, gerust en hoopvol, bebouwen met statig huis aan huis denbsp;dubbele cirkelbocht der wijde grachten van Leidsche-straat tot Amstel.
De kloeke zeevaarders, de avontuurlijke handelaren, tehuis gekomen na den strijd:
„En met den schat der Morgenlanden, Vergeefs verbeid op Spaansche stranden,nbsp;Zeeghaftig hier teruggekeerd.”
hebben na den oorlog met de drie machtige Philip-pen, koningen van Spanje, nu ook tegen Frankrijk en Engeland, te water en te land, de vrijheid vannbsp;vaderland, handel en godsdienst verdedigd, en bouwennbsp;thans de nieuwe stad.
Mr. Pieter Schaep, een der schepenen van Amsterdam, die zijn marmeren zetel in het nieuwe Stadhuis
-ocr page 33-LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN.
had, bewoonde dit gebouw, dat bij zijn dood in 1685 reeds bekend stond als sin ’t derde Vredejaer.”
Welk een treffende naam ! Zulke opschriften, natuur en kunst, heden en verleden, maken dat men nooitnbsp;alleen kan loopen langs onze grachten. Van alle zijdennbsp;toch worden ons gedachten en herinneringen in hetnbsp;oor gefluisterd.
Telkens ziet men wat schoons. Kijk, daar rijst de Westertoren! Daar straalt de keizerskroon boven dennbsp;hoogen toren, die ons zoo opbeurend en bezielendnbsp;het hart omhoog voert.
O, die torens van ons vlakke land, hoe toonen ze den godsdienstzin, de aspiratie naar het hoogste vannbsp;ons volk.
Die kerken, hoe verschillen ze van de stralende, fonkelende tempels van het Zuiden, wier wandennbsp;schitteren van mozaïek en gloeiende verven, vannbsp;marmeren cherubs en van gouden lichten.
De eenvoudige eeredienst in de oude Amsterdam-sche kerken, die door het protestantisme zijn hervormd, brengt in herinnering hoe een andere renaissance als ginds in Italië, in het Noorden van Europa, de machtigste beweegkracht is geweest voor kloekenbsp;volken, groot door vrijheidsliefde en heldenmoed.
De renaissance in ’t Zuiden ontleent kracht, bezieling, kunstzin aan de oude Grieken en Romeinen,
-ocr page 34-2 2 nbsp;nbsp;nbsp;LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN.
en elke kerk van Rome zal ons dien invloed toonen. Doch Hollands volk en taal hebben voor een grootnbsp;deel van hun geloof, hun kracht, karakter, eenvoudnbsp;dank te zeggen aan de Hebreeuwsche renaissance,nbsp;aan den Bijbel.
Holland werd, evenals Engeland in de helft der zestiende eeuw, het volk van één boek. Men las nognbsp;weinig, er waren geen dichters, geschiedenis- en romanschrijvers, die het oor van het volk boeiden, wantnbsp;Romeinsche en Grieksche letterkunde verliezen te veelnbsp;in vertaling. Toen werd de Bijbel aan het volk gegeven. Zijn poëzie, zijn beteekenis, zijn woordennbsp;hadden nog niet door gewoonte, doordien men ernbsp;van de jeugd aan gewend is, kracht en schoonheidnbsp;verloren. Een onbeschrijfelijke geestdrift maakte ziclinbsp;van het volk meester.
Psalmen, oorlogsliederen, levensbeschrijvingen, geschiedenis, de machtige stem der profeten, de liefdevolle stem van bergrede en gelijkenissen, de reizen van Paulus, de visioenen der openbaring, — ziet, als eennbsp;stroom van poëzie en godsdienst sleepte de bijbeltaal het gansche volk mede. Het was de renaissance,nbsp;nu niet van Grieksche maar van Hebreeuwschenbsp;letterkunde, en een die een veel diepere hervormingnbsp;veroorzaakte. Klassieke schrijvers verliezen doornbsp;vertaling bekoorlijkheid van taal en half hun kracht.
-ocr page 35-doch de Bijbel leent zich tot vertolking en vertaling als geen ander boek en maakt en vormt de taal,nbsp;waarin hij wordt overgezet. De Bijbel gaf kracht ennbsp;poëzie aan het Hollandsch.
De Hollandsche en Engelsche Bijbel zijn nu nog de schoonste monumenten van het proza der beide pro-testantsche volken.
Schier alles heeft ons Hollandsch volk te danken aan de dichters en denkers van Israël, die den eenvoudigste zelfs de klassieke letterkunde van het Oostennbsp;deden bestudeeren, daar oud en jong den Bijbel nietnbsp;zoozeer lazen, als wel zich met den Bijbel ganschnbsp;doordrongen. Die gespierde taal, die wonderschoonenbsp;beeldspraak, die kernachtige eenvoud hebben hetnbsp;proza en poëzie van ons volk geadeld, kracht gegeven.
Het is goed ons dit te herinneren, nu wij op weg gaan naar Italië, waar wij, in plaats van den een-voudigen eeredienst in sobere, witgepleisterde kerkennbsp;bij te wonen, de zilveren wierookvaten zullen ziennbsp;zwaaien in stralende tempels, half kerk •—'^half museum, waarover een geheel andere renaissance juweelennbsp;van kunst en natuur heeft uitgestrooid.
Van den Westertoren naar den koepel van St.-Pieter is de overgang groot. Doch beide getuigen van eennbsp;zelfde heilige aandrift in de harten der beschaafde volken.
-ocr page 36-ipl
ipl
24
LANGS DE AMSTERDAMSCHE GRACHTEN.
Ik zeg het den ouden dichter na; »Gelijk jonge vogels hun bek openen voor voedsel, zoo hongerennbsp;alle menschen naar de Goden.” In alle godsdienstennbsp;hoort men het kreunen der geesten om het onbegrijpelijke te begrijpen.... het onuitsprekelijke te zeggen.
Dit getuigen met ernstige wijding de roode kerktorens der groene vlakte aan zee.
Dit zingt met lyrischen gloed straks de Dom van Keulen.
Dit jubelen later met vroolijke geestdrift de van goud stralende tempels van Rome.
-ocr page 37-LANGS DEN RIJN.
De harde metaalklank, rommelend en ratelend, van zware wagenwielen, die ijzeren platen dreunen doen,nbsp;schrikte de sluimerende en lezende reizigers op. Wenbsp;reden in den trein over de spoorwegbrug van Keulen.nbsp;Uitkijkend, zag ik het bliksemen van de door elkander dwarrelende, glinsterend witte vierkanten van hetnbsp;breede traliewerk links en rechts, waartusschen iknbsp;stoombooten, stukjes blinkende rivier en, op denbsp;brug naast ons, karren en marcheerende soldaten zagnbsp;bewegen, ’t Was een duizeligmakend, vaak genoten,nbsp;maar steeds opnieuw vreugdewekkend schouwspel.
Want groot is voor mij de bekoorlijkheid van het Rijnland, ’t Is altijd weer een opwekkend genoegennbsp;over de ijzeren brug van Keulen dat land in te rijdennbsp;en er aan te denken, hoe men straks langs Rolands-
-ocr page 38-2 0 LANGS DEN RIJN.
•eek en Lorelei, tusschen heuvels en groene valleien, naar het Zuiden zal glijden.
Links lag het Hotel du Nord.... en rechts •omhoog flonkerde met rooden gloed een der gekleurdenbsp;boogvensters van den Dom, in zonnelicht, dat doornbsp;bet heiligdom heen naar buiten straalde.
Door de fonkelende kleur aangetrokken, gingen wij over het plein, welks straatsteenen schel verlichtnbsp;waren, naar de oude kathedraal, sdas in Eintrachtnbsp;und Ausdauer erstrebte Werk des Brudersinns allernbsp;Deutschen, zu Gottes Ehre und zum Ruhme desnbsp;Vaterlandes vollendet”.
De schemering, de plechtige stilte gaf rust aan oog •en oor. Het was of een koele hand op een koortsignbsp;voorhoofd werd gelegd. Gladgestreken werden denbsp;rimpels, door zenuwachtige spanning gegroefd. Tenbsp;midden van verandering, hartstocht, eindeloos strevennbsp;•en worden..... de genezende rust, de heilige, gedul
dige kalmte van het goddelijk: »Ik Ben”. De stilte, ¦de blijvende massieve kracht der kathedralen doetnbsp;aan den eeuwigen vrede denken, aan hernieuwing innbsp;rust. sHij geeft aan zijn geliefden slaap”. »Komtnbsp;herwaarts tot mij allen, die vermoeid en belast zljt,nbsp;on ik zal u rust geven,” klinkt uit de diepten vannbsp;het hooge, stille heiligdom den zwaarbeproefde toe,nbsp;die, uit de rumoerige, stoffige, blinkende straat bin-
-ocr page 39-LANGS DEN RIJN. 27
nengetreden, het zware, donkerlederen voorhangsel achter zich vallen laat.
Op het verre altaar brandden lichten.... een bel weerklonk. . . . eenige geknielde gedaanten zag ik innbsp;de schemering rechts, bij de graven van martelarennbsp;en heiligen, met het hoofd in de handen, voorovergebogen .... diepe orgelklanken rolden even door denbsp;gewelven, die van ’tgeluid weergalmden.... en toennbsp;was alles weer stil als in een eenzaam woud.
Een beambte in rood gewaad, met een mantel, die over de hielen sleepte, ging over de grijze zerkennbsp;tusschen de grijze pilaren door.
Hoe slank, doch hoe krachtig tevens, schijnen die steenenbundels van gekoppelde zware en dunnenbsp;pijlers! Ver boven ons staan op machtige consolesnbsp;levensgroote steenen beelden tegen de hoofdpilarennbsp;aan. . . . een laan van heiligen, die daar in de hoogtenbsp;als schildwachten den opgang tot het koor bewaken,nbsp;en boven hunne hoofden strekken de kolommen zich,nbsp;¦door band noch beeld gebroken, glad omhoog. Metnbsp;het hoofd achterover geworpen, volgt men de steilenbsp;vaart, waarmede de pijlenbundels opstijgen tot de innbsp;steenen plooien, telkens met een roset opgeheven gewelven, tusschen wier schaduwrijke plooien de spitsen der boogvensters zich verschuilen. De ontelbarenbsp;lijnen, die aan alle zijden opschieten, stijgen voort
-ocr page 40-28 LANGS DEN RIJN.
langs het lijstwerk van het gewelf, omhoog! omhoog!
W ij zaten neder in een der donkerbruine eike-houten banken, op welker gebeelhouwde lessenaars een gevleugelde gedaante met bokspooten op een guitaarnbsp;tokkelde, terwijl hij met ondeugend gelaat om zichnbsp;staarde. Daarnaast drie monsters, apen met vlerken,nbsp;wijd uitstaande, slap neerhangende ooren en de gedaante van een gans, die ons scheel aankeken.
Doch een gloed van reine, heilige kleur trekt weer de aandacht naar omhoog. Daar rechts straalt vannbsp;blauw vuur het gewaad van Maria 5 we zien op naarnbsp;illa benedicta Mater Unigeniti van gewijde kunst en traditie, en ’t is of we de diepe muzieknbsp;van ’tStabat Mater dolorosa hooren. Denbsp;purperen mantel van Joseph van Arimathea is doorschijnend amethist in het zonlicht, terwijl het groennbsp;en rood van drie Evangelisten ons het oog nog meernbsp;doen ophefifen, dat verder wordt aangetrokken door eennbsp;gouden kruis, dat nog veel hooger flonkert en bovennbsp;hetwelk de donkere roos gloeit in het spitsboogvenster,nbsp;dat de kleur van ondergaande zonnen tusschen denbsp;gewelven strooit. Kleur als deze reinigt als vuur !
We verlieten het heiligdom met eerbiedig zwijgen. Heilig ontzag had die machtige geloofsopenbaring, dienbsp;onbedwingbare uiting van aanbidding, dat gebed, die
-ocr page 41-LANGS DEN RIJN- 29
lierzang in steen en kleur van ’t Germaansche ras bij ons gewekt. We hadden de troostende kracht dernbsp;schoonheid gevoeld en het was ons alsof wij in eennbsp;andere eeuw, in een onnatuurlijk licht traden, toennbsp;wij weer op straat kwamen. Wij kunnen onze handnbsp;niet leggen op een dichtstuk, symphonic en kathedraal,nbsp;maar dichtstuk, symphonic en kathedraal leggen somsnbsp;de hand op ons, als wij ontvankelijk, »sonnenhaft”nbsp;en voor een oogenblik de eer der wijding waardig zijn.
Welk een ouverture komt daar aan het uiteinde van de lage landen den strandbewoner in de stemming brengen en voorbereiden op den oever van dennbsp;wereldstroom, waarlangs men opgaand, rijzend, klimmend, langs heuvels, bergwoud, rotsen tot de hemelreiken-de Alpen stijgt, van waar men zal uitzien op het landnbsp;der zon en der kleuren, op Italië met zijn olijfbosschen,nbsp;en het goud in ’t groen zijner oranjeboomen langsnbsp;de blauwe zee !
De Dom van Keulen is het voorhof van die machtige kerk, de kathedraal der aarde, waarheen men opklimt langs den Rijn, tusschen steeds hooger en hoo-ger rijzende heuvels en bergen.
Aan het strand van woeste, noordelijke zeeën, in de duistere diepten van dichte eikenwouden, waar-
-ocr page 42-3° LANGS DEN RIJN.
over wolken jagen en dikwijls dichte nevel-hangt, heeft onder een ernstig volk de godsdienst, die vannbsp;Italië over de Alpen tot hen kwam, het gevoel vannbsp;aanbidding gewekt, dat deze hooge pijlers op deednbsp;stijgen.
De heuvels van den Rijn spiegelden zich niet herfsttinten van goudbrons en rood in het water, en deze schoone, gloeiende kleuren hielden ons gezelschap totnbsp;de overzijde der Alpen. De avondwind kwamnbsp;op; we hoorden het ruischen der rivier, het zachtenbsp;plassende trekken van het water langs steenen glooiing en tusschen biezen en duizenden grashalmen door.nbsp;Het geluid van den stroom, die steeds langs de zelfdenbsp;oevers al de eeuwen door zijn water murmelen doetnbsp;en spoelen, klinkt als gezang veraf, een echo uit verleden tijden. Daar rijst de Wolkenburg, ginds denbsp;Drachenfels, een donkere, steile rots met kloeke lijnen,nbsp;en, midden in den Rijn, het vroegere klooster Nonnen-werth, waaruit een vesperzang, door jonge stemmennbsp;aangeheven, opstijgt, ons Hillegonda’s klagend liednbsp;in herinnering brengend, dat eens van daar naarnbsp;Roland’s toren opsteeg.
Het was een stille avond. Het werd duister en plechtig klonk het ruischen van het water, dat alsnbsp;zachte muziek de herinneringen begeleidde uit de oude
-ocr page 43-LANGS DEN RIJN. 31
dagen, toen de wereld jong was. O! blijf ons bij,, zoetgeurende poëzie uit vroeger tijd:
Mondbeglanzte Zaubernacht,
Die den Sinn gefangen halt,
Wundervolle Mürchenwelt,
Steig anf in der alten Pracht.
»Gelijk een bloem is ons kortstondig leven”, zingt men daar in de gindsche kerk, doch is een stroomnbsp;geen trouwer beeld van het leven van de menschheid'nbsp;op deze aarde ? De rivier stroomt de eeuwen door,nbsp;wel altijd nieuw, doch steeds dezelfde, nu glanzend inde zon tusschen de zomervelden, dan donker grauw,nbsp;waar ze door groote steden stroomt en wrakken,nbsp;lijken medevoert naar zee.
sSole sitting by the shores of old romance”, bewonderde ik nog steeds de »castled crags”, die Byron’s phantasie eens wekten, en aanschouwde iknbsp;met de oogen van Longfellow’s Hyperion de dorpen,nbsp;die zich nestelen in de plooien der druivenheuvelsnbsp;van den Rijn, den ouden ronden toren van Ander-nach, en de snelle zeilboot, die met uitgespreide vleugels den ruischenden stroom afdrijft.
Men bewondert den Rijn niet meer gelijk weleer, toen men niet zoo snel en ver reisde als men tegenwoordig doet. Wanneer de reiswagen, door vier post-
-ocr page 44-LANGS DEN RIJN.
paarden getrokken, wier bellen vroolijk klonken, in ’t avonduur langs burgten en langö heuvels San-Goarnbsp;binnenreed, kreeg men andere indnikken dan in dennbsp;warmen trein of op het dek der overvolle boot,nbsp;waarop men uren lang elkander zit aan te staren.
Die drijvende hotels, de groote, hooge Ameri-kaansche stoombooten, die passend zijn voor een in de lengte uitgerekt meer als de Mississippi, zijn hiernbsp;hinderlijk onevenredig; ze maken den Rijn des zomersnbsp;tot een dwerg en verkleinen het landschap, zooals denbsp;¦overgroote spoorwegbruggen eveneens doen.
Doch in het najaar varen enkel nog de slanke, lichtgroene booten, die in harmonie zijn met Europa’snbsp;•edelen stroom.
Zeer treffend schoon kan een rivier zijn, evenals een kunstwerk, ook al is ze niet op Amerikaanschenbsp;schaal onoverzienbaar. De sHeilige Kapel”, hoenbsp;klein ook, is een edeler werk dan de grove Eiffel-toren, die in de hoofdstad der beschaving thans metnbsp;ijzeren bouten en klinknagels, echt fabriekswerk, allesnbsp;drukkend en verpletterend, wordt saamgehamerd. Mijnbsp;is de Rijn oneindig schooner dan de eentonige lengtenbsp;en zware macht der Mississippi!
Iets minder schilderachtig is de Rijn tegenwoordig dan in mijn jeugd. Hij is niet zoo breed meer alsnbsp;vroeger; met dijken heeft men zijne oevers bevestigd.
-ocr page 45-LANGS DEN RIJN. 33
met keerdammen zijn bedding verbeterd; losliggende rotsblokken werden uit zijne diepten verwijderd, enkelenbsp;kronkels afgesneden en de stroom meer bevaarbaarnbsp;gemaakt. Doch men rooft geen poëzie aan eennbsp;rivier, die in haar bochten de schoonheidslijn zoonbsp;trouw bewaart, doordien men bootslieden in staatnbsp;stelt, door het Bingerloch den toren van bisschopnbsp;Hatto langs te varen, zonder met de muts voor oogennbsp;•een schietgebed te prevelen. »Ze hebben een ijzerennbsp;ketting langs het stroombed gespannen, in de nu nietnbsp;langer geheimzinnige diepten, waar de Nibelungennbsp;met haar gouden keten verdwenen”, hoorde ik klagen.nbsp;Neen, ze zijn niet verdwenen, ze blijven leven in denbsp;muziek, waarvan de Rijn het metrum aangaf; zenbsp;blijven het Rijngoud geven aan ’t hart en de verbeelding van eiken kunstenaar, eiken dichter, van ieder dienbsp;liefheeft, en den ouden stroom op ouderwetschenbsp;wijze weer bevaart en kennen leert; die de zijdalennbsp;doorwandelt in voorjaar, zomer, najaar, winter; dienbsp;het hartelijk, gezellig, vroolijk volksleven der trouwenbsp;Rijnlanders medeleeft.
Wat was het een geluk weer heuvels te zien, die in gebeeldhouwd relief donkere lijnen tegen zonsopgangen en avondhemel teekenen. De vlakte heeft enkelnbsp;kerktorens, die met scherpen omtrek tegen een ver-
3
-ocr page 46-34 LANGS DEN RIJN.
lichten achtergrond uitkomen; doch wie tusschen de bergen woont, heeft overal schoone, ronde, golvendenbsp;bochten van heuvels en krachtige, gespierde, opwaartsnbsp;stijgende lijnen van rotsen. Aldaar grijpt nien hetnbsp;eerst naar het potlood, gelijk in het laagland naarnbsp;’t penseel. Zoodra ik bergen zie, aanschouw ik eertnbsp;landschap voor krachtige mannen en voor een kunstenaarshand, die wis en zeker en zonder aarzeling weetnbsp;te teekenen. Lessing, de Düsseldorfer, laat ons innbsp;het Eiffeldal, dat we, den Rijn opvarend, rechts ternbsp;zijde hadden, de bergen zien, zoodat een geoloog denbsp;lagen tellen kan en ons de bewijzen aanduidt vannbsp;vulkanische kracht en van den invloed zoo van waternbsp;als van lucht.
In een bergland, waar men teekenaar wordt geboren, te midden van scherpaangeduide lijnen en gebeeldhouwde omtrekken, kan ’t impressionisme in de kunst niet half zoo veel nadeel doen, als in hetnbsp;groene vlakland van de coloristen, waar het geheimnbsp;der kleuren reeds geraden wordt als men nog pasnbsp;leert loopen; waar men drie vierden van de heiligenbsp;gaaf der kunstenaars van machtige voorvaders erft,nbsp;dus rijk bij de geboorte zijnde. Maar ’t overige vierdenbsp;van het geschenk der góden kan men alleen doornbsp;ijzeren vlijt, door noeste studie, door rusteloos werken zoo met krijt als potlood zich verwerven. Men
-ocr page 47-LANGS DEN RIJN. 35
valt zoo gemakkelijk op de zijde, waarnaar men overhelt. Impressionisme in ’t kleurenland te brengen, is of men boter invoert naar een land, dat overvloeitnbsp;van melk. Geen plassen verf, geen zwarte en wittenbsp;vlekken maken zelfs in nevelland een koe. Een koenbsp;heeft ribben, schonken, ferme lijnen. Een koe heeftnbsp;pooten en kan loopen en heeft groote kracht. Innbsp;’t land der teekenaars trekt zij den zwaren ploeg doornbsp;roode klei van glooiende akkers, en onze Roelofs laatnbsp;het Hollandsche vee ook loopen, grazen, leven. Zijnenbsp;koeien zijn geen plassen zwart en wit in ’t groen.
'I'lisschen de bergen zijn alleen de groote meesters coloristen, en op de vlakte ziet alleen ’t genie nietnbsp;enkel kleur maar omtrek. Ziet eens hoe de etsnaaldnbsp;van een Rembrandt de fijne lijnen van het Hollandschnbsp;landschap in schoon relief, en toch zoo waar, zelfsnbsp;op de weiden uit doet komen! Het is een vreugdenbsp;die onafgebroken lijn te volgen langs molenwieken,nbsp;langs de flauwe welving van een dijk, langs hoogennbsp;boomtop, 't lage dak, den wijden horizon.
Heeft de vlakte dus haar lijnen, de bergen kennen daarentegen ook kleur en mist. Die geven vooral innbsp;het morgenuur zoo groote schoonheid aan den Rijn.nbsp;Zilverachtige sluiers drijven dan in nevelachtige onbestemdheid langs de bergen en vullen de zijdalennbsp;met een wit, ondoorzichtig, schier tastbaar licht.
-ocr page 48-DE ZIJDALEN VAN DEN RIJN.
Vaak heb ik in mijn jeugd, in de vacantiedagen met den ransel op den rug, gewandeld langs die kleine rivieren,nbsp;welke den Rijn van alle zijden nieuwe kracht toevoeren.
De muziek van stroomend water leert men in die dalen kennen.
Als een waterlaan slingert de stroom zich tusschen grijze steenen muren, met overhangende struiken wildenbsp;rozen, langs gras en varens op de rotsen. Glad voorwaarts vloeiend en zich zachtkens buigend naar eigennbsp;zoeten wil, glijdt de rivier onder hooge boomen door,nbsp;met koele weerspiegeling van het groen der bladeren,nbsp;die in het water worden verdubbeld met speelschenbsp;wijzigingen van vorm en kleur. Het schijnt een fris-sche tooverachtige onder-watergroei van het bosch,nbsp;een kristallen droom van het woud.
Aan het in rotskristal saamgedrongen licht doet de in het vloeibare juweel saamgeperste zonneglansnbsp;mij denken. De diepte, zoo kristalrein en toch donker, opent ons kijkjes in het tooverland, dat Alicenbsp;op haar tocht naar ’t rijk achter den spiegel kortnbsp;geleden heeft ontdekt.
Fluweelen, zonnige luipaardshuiden spreidt het zonlicht, tusschen de bladeren door, over den stroom, die.
-ocr page 49-37
LANGS DEN RIJN.
tusschen bosschen glijdend, het landschap glad weerspiegelt in zijn donker vlak.
Het is alsof de rivier in de bosschen, waardoor ze slingert, roof pleegt. Hier is het water zilverwit alsnbsp;glinsterende berkenstammen; ginds is het lichtbruinnbsp;als voorjaarsbeuken in het zonlicht; iets verder smaragdgroen als jonge lindebladeren. ... doch vindt ge ’tnbsp;niet het heerlijkst, waar het gouden brons met zonlicht is doorgloeid ? Dat is juist de kleur van eennbsp;glanzende kastanje, die uit zijn groenen prikkelbastnbsp;in ’t najaar rolt.
Met een bocht om den heuvelkling, stroomt de rivier onder de bruine beuken uit, die donkere gypsiesnbsp;met de glanzende oogen onder de boomen; zij teekentnbsp;eene witte 'dwarslijn schitterend lichtschuim overnbsp;eene rij uitstekende steenen, rimpelende en met kleinenbsp;golven, die met zilver getopt zijn, als sprong er eennbsp;forel omhoog, — en dus, zacht over gladde keien vloeiend,nbsp;murmelend tegen het gras aan de oevers, waartusschennbsp;het water trekt en dwarrelt, komt ze eensklaps metnbsp;een sprong, langs stelle helling, in het volle lichtnbsp;der zon.
Allegro! juichte ons hart. Fonteinen van den ochtend, die van het oosten komen, met het jonge morgenlicht doordrongen, spatten in parelen tegen lichtbruine rotsen. Met versnelden spoed stort de rivier
-ocr page 50-38 LANGS DEN RIJN.
zich over een paar ronde steenen, die met zwart-roode roestvlekken zijn verweerd en over wier top ze eennbsp;dunnen, spiegelenden, snel voortschietenden watersluiernbsp;spreidt, om aan de benedenzijde der donkere steenennbsp;weer uit de schaduw in het licht op te spuiten en tenbsp;springen, borrelende met trillend wit schuim en geelbruine bellen fonkelend water.
Het rechterdeel van den stroom stort zich als een molenbeek onstuimig naar beneden, doch de grootenbsp;massa zwaait links omlaag met wilden spoed ennbsp;spreidt zich als een waaier in de breedte uit, metnbsp;ondiepe cascades, die over steenen en rotsen, murmelend en zingend, voortschieten.
Hoe wispelturig en ongedwongen danst en valt het water naar eigen vrijen wil! Hier huppelt en springtnbsp;het; daar werpt het zich ter zijde, terwijl het kleinenbsp;gladde draaikolken vormt, waar het wielt en cirkeltnbsp;om steenen en over ondiepten; ginds buigt het spiegelend en effen met zachte aarzeling even terug, alsnbsp;keek het om naar de bergen, als verlangde het naarnbsp;zijn oorsprong, vol vrees voor den breeden stroom daarnbsp;ginds, die naar de ruwe, bittere, onbekende zee voert.
Doch een rots biedt tegenstand en met stormend water vliegt de snelle stroom tegen het beletsel op.nbsp;Vporuit, vooruit! roepen de aandringende golven nunbsp;ook hier.
-ocr page 51-LANGS DEN RIJN. 39
Duizenden kleine fonteinen van fonkelend wit water spuiten op; dikke kristallen droppelen spatten alsnbsp;watervonken uiteen; hier bootst het gekarnde waternbsp;het korrelig sneeuwijs na, en naar alle zijden springtnbsp;het voort in wilden kadans, in jubelenden overmoed.nbsp;Als schaatsrijders over glad ijs, vliegen de golftoppennbsp;her- en derwaarts; de zon schijnt op dat flonkerendnbsp;diamantenfeest van het dansende water; alles straaltnbsp;en schittert van zonnegoud.
Eene andere bocht.....en ’t spreidend water sluit
zich weer aaneen om donker, kalm en diep opnieuw zacht voort te glijden door een dal van stille weiden,nbsp;waar het met koel gekabbel en geplas langs frisch-groene oevers spoelt.
Waterbanen van doorschijnend vochtig groen wuiven als linten met den stroom mede in de donkere kristallen poelen, die metalen spiegels der begroeide heuvelen,nbsp;welke, met een trillend landschap in de heldere diepte,nbsp;schier zwart glanzen in de schaduw der sparren.
Lange slierten groen wier, met gele stengels en pluimen van zacht en plooibaar water-naaldhout, overdekt met bloesems, als van wilde aardbeien, bewegen zichnbsp;even onder de oppervlakte, — kronkelenden alen nietnbsp;ongelijk. Zij blijven op dezelfde plaats, doch gaan doornbsp;den stroom heen en weder met regelmatigen polsslagnbsp;als groene slingers van een altijd loopende vvaterklok.
-ocr page 52-40 LANGS DEN RIJN.
Hoe vele regelen uit Duitsclie dichters, liederen van Körner en van Heine komen in de gedachten, terwijl mennbsp;luistert naar de muziek van het stroomend water. Denbsp;Rijn houdt steeds dien toon aan en is vol stroommu-ziek, ook in ons Holland. Wellicht is de orgelklanknbsp;enkel wat dieper en wat statiger, door de nabijheidnbsp;van de groote zee. Hoe vol verscheidenheid isnbsp;die machtige zang der wateren! Het luidste hoornbsp;ik hier een ruischen, dat veraf klinkt, maar dichtbijnbsp;wordt het borrelend geluid gehoord van bellen tusschennbsp;’t oeverriet, ’t kristallen spatten van het water. Datnbsp;zachte plassen en dat ruischend stroomen klinken mijnbsp;in ’t oor als een wiegelied voor een pasgeboren kunstenaar of dichter, die met den rhytmus der natuur gewiegeld wordt tot kinderdroomen.
Op de heuvelen aanschouwden wij het frisch-groene mos onder de dennen, die geur geven aan den wind,nbsp;welke de toppen met muzikalen cadans bewoog. Hetnbsp;landschap van den Rijn is liefelijk en harmonisch, hetnbsp;wint in aantrekkelijkheid bij elk nieuw bezoek, wanneer men slechts niet snel voorbij ijlt, maar over dennbsp;stroom glijdt, de zijdalen bewandelt, vele hoogten be-stijgt, en dus tevens Duitsche kunst en Duitsche poëzienbsp;waardeeren leert.
Ik ken onvergetelijke bergwandelingen bij Eppstein
-ocr page 53-41
LANGS DEN RIJN.
en Königstein, trippelend dalende beekjes, die door groene paradijzen van varens droppelen. Is er ietsnbsp;zoo koel en frisch en groen als menige varenkloof innbsp;den Taunus, waar, in het schaduwrijke ondergewelfnbsp;van het bergwoud, uit gele bladeren en grijze rotsnbsp;de hooge, breede pluimen dcrveelvormige varens volnbsp;glans en groen licht opschieten en wuivend nederhangennbsp;in geurenden zomerovervloed, terwijl iets verder op denbsp;zonnige weide klaprozen stralen uit het gras ?
Zulk tooverplekje in ’t bosch zie ik voor mijn oogen terwijl ik schrijf.
’k Zat op een omgehouwen dennestam te rusten.^ De frissche lach van jonge kinderen klonk van vernbsp;mij toe. Tusschen de hooge stammen en het donkernbsp;loof viel ’t licht op een klein feeën-dansperk, groennbsp;door varens, hoog gras en welige blauwbessenstruiken.nbsp;Het was alsof groen licht door een hoog kerkvensternbsp;op den grond neêrdaalde. Het frissche, reine, stralende groen van die kleine vrije plek, te midden dernbsp;hooge hoornen, waartusschen men hier en daar hetnbsp;hemelblauw kon zien, was treffend door schoonheidnbsp;van kleur en diepte van licht.
Op dit feeën-dansperk, te midden van de dichte pluimen der wuivende varens, was het alsof kleurnbsp;en licht Haydn’s serenade voor strijkinstrumentennbsp;speelden, dat zingende, goddelijke snarenlied, dien
-ocr page 54-4 2 LANGS DEN RIJN.
zwevenden, teederen, spelenden zang, zoo eenvoudig schoon als de zonnige glimlach der jonge geliefde!
Geen bloedrood of kopergeel.... geen trommelslag of schetterende fanfare. .. neen, enkel een donkergroene violoncellenzang, die de stemming aangaf, ennbsp;het hemelsche zonnige blauw van het lied der violen,nbsp;dat de melodie jubelde en het oog deed schitteren vannbsp;jonge vreugde.
O ! de zachte hoorns van elfenland roepen nog steeds de berggeesten bijeen, tusschen de heuvels van dennbsp;Taunus, van wier glooiing men tusschen hooge hoornen steeds uitkijkt naar een lichtglans in de diepte...nbsp;naar een zilveren lint daar in de verte. . . Ziet gijnbsp;’t?... daar is de Rijn!
DE STROOMGOD VAN DEN RIJN.
Men leert den Rijn slechts langzaam kennen. Als men in een roeiboot door den stroom wordt medege-usleept of, langs den oever boomend, tegen den drangnbsp;van water poogt op te werken, begrijpt men eerstnbsp;de ontzagwekkende en ontembare macht onder zich,nbsp;het onweerstaanbare van den stroom, die wervelendnbsp;en dwarrelend, met kleine draaikolken en als olie krinkelend op de oppervlakte, tegen de oevers zuigt ennbsp;trekt en voortglijdt naar de zee.
-ocr page 55-LANGS DEN RUN- 43
Ik vroeg mijn dochtertje, toen ze voor ’t eerst op de rivier was; »ben je wel ooit op den Rijn geweest ?”nbsp;en ’t antwoord luidde: sik had den Rijn nog nooit levendnbsp;gezien, — enkel op de kaart!” Kinderen hebben somsnbsp;opmerkingen, die groote menschen niet bedenken zouden.
Ja, die stroom leeft! De Rijn heefteenepersoonlijkheid, gelijk geen andere rivier ter wereld, ’t Is een harmonische verschijning, want traditie, geschiedenis,nbsp;volksleven, kunst en natuur vormen een geheel; er isnbsp;eenheid in de verscheidenheid hunner getuigenis.
Als ik den stroomgod van den altijd jongen Rijn, die steeds dezelfde is, maar toch telkens weer vernieuwdnbsp;wordt, beelden moest, dan zou geen grijsaard met eennbsp;langen baard, verwarde haren en een streng gelaatnbsp;gebogen zitten bij een grauwe urn, die droevig leegnbsp;loopt, maar een jonge man zou van de bergen tot onsnbsp;dalen, met het edele uiterlijk, dat afstamming toontnbsp;van tallooze geslachten gezonde, krachtige, beschaafdenbsp;en vrome voorouders, die in frissche lucht zijn opgegroeid, tusschen bergen, kathedralen en kunstschatten,nbsp;¦en zijn lippen zouden trillen van teedere volkslegendennbsp;en ’t jubelend lied.
Zijn gelaat zou zijn als dat van den dichterlijken koning uit het tooverpaleis aan het Sternberger meernbsp;in het Beiersch hooggebergte, maar met Beethovensnbsp;voorhoofdsspanning.
-ocr page 56-44 LANGS DEN RIJN.
Met de hand boven de oogen het licht schuttend, zou hij uitkijken in het verschiet naar de groote zee. Denbsp;jonge, hoopvolle, krachtige man zou zoo harmonischnbsp;schoon zijn als riviermuziek en levenslustig als denbsp;voorjaarszon op bloeiende druivenheuvels, maar hijnbsp;zou een zwaard, het oude zwaard van Karei dennbsp;Groote, het schild der kruisridders, den vederbos dernbsp;helden uit den vrijheidsoorlog dragen.
Want het is een volk van krijgslieden, dat de oevers van den Rijn bewoont. Links en rechts blinken telkens geweren in het zonlicht.
Uit de mijnen van het Rijngebergte wordt het ijzer getorst naar groote fabrieken. »Welke doode longennbsp;heb ik oorlog zien aanblazen ?” vroeg Odin, als bedelaar verkleed, eens aan den Noorschen koning Hudrik,nbsp;die alle raadsels op kon lossen.
sDe blaasbalg van den wapensmid, die zwaarden smeedt!” was ’t antwoord. Die blaasbalgen zijn innbsp;het Rijnland steeds aan ’t werk.
Duitschland, dat tusschen het naar roem dorstende, van gestel rustelooze Frankrijk ligt, en het sombere,nbsp;ondermijnde, maar dreigende en geduchte rijk, datnbsp;over zwermen voetvolk en Kozakken kan beschikken,nbsp;blijft het ijzer van den Rijn steeds nog tot zwaardennbsp;smeden. Moge het krachtig blijven en vereend. . . . eennbsp;hooger, breeder borstweer tegen een nieuwe volksver-
-ocr page 57-LANGS DEN RIJN. 45
huizing kan het beschaafde Europa zich niet wenschen.
Te Koblenz en op Ehrenbreitstein straalde het links en rechts van het rood der uniformen, en militairenbsp;muziek weerklonk op de zonnige Rijnkade. Dat wasnbsp;medesleepend spelen! De Duitsche trompetters gavennbsp;iets oorlogszuchtigs, iets gedisciplineerd onstuimigsnbsp;aan hun jubelend spel, dat muzikanten in zwarte jassen hun niet nadoen. Ze speelden een wals van Strauss,nbsp;alsof zij, onder begeleiding er van, de hoogten vannbsp;Spichern opstormden. Om dien wals goed te dansennbsp;zou men sporen moeten dragen, een sabel op de maatnbsp;doen klinken en een ijzeren kruis aan het zwart-wittenbsp;lint laten zwaaien van het knoopsgat!
Wegingen verder den Rijn op naar Zwitserland en naar Italië, waarheen de derde keizer uit het huis der Ho-henzollern ook dra op weg zou gaan, om den koningnbsp;van ’t vereende Italië en den paus te begroeten.
De oude brug over de Moezel. . . de vestingen op den heuvel.. . de vierkante torens, met klimop begroeid,nbsp;in de opening der zij dalen... de kruisbeelden aannbsp;den weg, die verdorde kransen droegen... de ruinesnbsp;en kerken... de kleurrijke Rijnhavens, — ze sprakennbsp;tot ons van het verleden. Den stroom opvarend, leeftnbsp;men de groote, onafgebroken, samenhangende geschiedenis mede van een ras, dat slechts langzaam van
-ocr page 58-46 LANGS DEN RIJN.
eeuw tot eeuw zich wijzigt, getrouw aan de oude historische beginselen en idealen. Die liefde voor denbsp;oude feodale vormen, onder welke in statige krachtnbsp;het volk als een eikenwoud groeide, begrijpt men aannbsp;den Rijn, en dus leert men beseffen hoe het Duitschenbsp;volk die schilderachtige tegenstrijdigheid toont vannbsp;geleerdheid en naïeveteit, van wetenschappelijke liefdenbsp;voor vrijheid en ijzeren militaire tucht. Diep in ’t verleden heeft dat volk zijn breedspreidend wortelennetnbsp;geklemd. Moge het de vrijheid voeden!
Dat groote nationale Epische gedicht, de Rijn, doet met zijn statige, harmonische beweging tusschen denbsp;altijd wisselende oevers de kracht van ’t volk waar-deeren.
Hier rijst een gedenkteeken voor den ouden Germaan, die met de scherpte van zijn zwaard de borstweer van Romeinsche schilden heeft doorkloofd, en die, na een geheelen dag vijandige helden met het staalnbsp;te hebben neergehouwen, hier aan den oever is bezweken.
Op gindsche heuveltoppen vlamden op de Meiavonden van vorige eeuwen de yuren op, die het voorjaar in Rijnland verwelkomden.
Keer op keer hebben de oevers, links en rechts, dagen achtereen gedaverd van den hoefslag der paarden,nbsp;van rollende kanonnen en van den rythmischen stap dernbsp;duizenden, die met ongeschoren gelaat, mét moede.
-ocr page 59-LANGS DEN RIJN. AT
maar gloeiende oogen, in gehavende uniform, de tot flarden geschoten vlaggen volgden en met geforceerdenbsp;marschen voorwaarts snelden om als laatste reservenbsp;den Rijn te verdedigen.
Hoe wint de Rijn voortdurend macht op de verbeelding, naarmate de achtereenvolgende jaren, geschiedenis makend, den stroom gelijk, steeds voortspoedden. Overal staan getuigen. Germania’s beeld, dat gindsnbsp;op het Niederwald de keizerskroon hoog opheft tegennbsp;’t hemelsblauw, vertolkt den moed van hen, die streunbsp;und fest» den Rijn tot wacht verstrekten.
Groot is de bekoorlijkheid, de pathos van het ontastbare en onvergankelijke in het Rijnlandschap, de poëzie der herinnering. Hoe verliest de rivier opnbsp;eenmaal haar muziek, hoe zijn de rotsen koud en dor,nbsp;als men zich voorstelt, dat wij het water klieven vannbsp;een ongenoemden stroom in Rusland of in ’t westennbsp;van Amerika!
Dus begeleid door de muziek van ’t verleden, door de herinneringen van traditie en poëzie, gaat mennbsp;steeds hooger en hooger op naar de Alpen, tot welke men, als door eene oude Gothische poort, doornbsp;Keulen’s kathedraal den toegang krijgt. . . . naar dienbsp;Alpen, welke door den luchtbouw der doorzichtigenbsp;torens te Keulen ons reeds werden voorgespiegeld.nbsp;Men gaat langs den Rijn, tot waar de breede, groene
-ocr page 60-48 LANGS DEN RIJN.
Stroom, glad door zijn snelheid, te midden van wit schuim, half mist, half water, bij Lauffen over dennbsp;rotswand welft, met een doorschijnenden boog vannbsp;dik kristal, dat, stralend van groen vuur, te middennbsp;van opstijgende wolken watervonken, met donderendnbsp;gerommel nederplompt.
Hier zien wij ’t eerst van verre de ijswereld ginds omhoog, de bleeke sneeuwtoppen, waar onze stroomnbsp;geboren wordt. En aan de andere zijde van dienbsp;bergen ligt de zonnige vlakte van ’t land der kleuren,nbsp;wier gloed ons reeds toeflonkerde uit die donkerenbsp;roos, boven het gouden kruis en het spitsboogvenster,nbsp;die de kleur van de Italiaansche zon door de gewelven strooide.
-ocr page 61-Welk een gelukkig gevoel, wakker te worden in Zwitserland! Men opent de ramen; de zoete, fijnenbsp;lucht stroomt binnen; het geruisch van den stroomnbsp;stijgt op uit de diepte, en men ziet de hooge, wittenbsp;bergen weder voor zich.
Het grootste genot bijna, dat eene schoone bergstreek ons verschaffen kan, is dat van het wederzien! Als men door lang verblijf de bergen goed en vannbsp;nabij heeft leeren kennen, door ze dag aan dag ondernbsp;allerlei licht te aanschouwen, verkrijgen ze een persoonlijkheid. Een berg wordt iemand. Een bergketennbsp;wordt een gezelschap onzer meerderen.
Ik ken onder dat verheven gezelschap koninginnen met hermelijnen mantels; krachtige,breedgeschouderde,
4
-ocr page 62-so DOOR ZWITSERLAND.
witgehelmde krijgslieden met blinkend borstkuras; priesters en heiligen met ascetische trekken en eennbsp;stralenkrans om het omhoog ziende, bleeke gelaat, datnbsp;ons doet gelooven en hopen.
Men wordt hoog gestemd, als men weder voor een oogenblik verwijlen mag aan den voet van die heiligen en priesters der aarde en tot hun beminde ennbsp;vereerde trekken mag opzien.
Doch om dat genot van ’t wederzien geheel te smaken, moet men hen van nabij hebben leerennbsp;kennen.
Den verhevensten en diepsten indruk maken de hooge bergen, als men ze aanschouwt van een over-zichtspunt in hun onmiddellijke nabijheid, dat hoognbsp;genoeg ligt om zoowel van de hoogte als.van denbsp;diepte een begrip te geven. »Zulk een overzichtspuntnbsp;halverwege geeft meer genot dan iets dat men vannbsp;de toppen der Urgebirgsriesen aanschouwt,” zegt,nbsp;na lange ervaring, Whymper, de eerste beklimmernbsp;van den Matterhorn. Zelfs van het Hochgipfel-Panorama ligt de waarde niet in het vergezicht,nbsp;maar in middengrond en voorgrond.
Men heeft de opgaande lijn, die naar de stralende schouders en sneeuwtoppen in lichtende klaarheidnbsp;leidt; men heeft de dalende lijn, die naar den grauwen afgrond vol schrik en ontzetting voert. De afgrond
-ocr page 63-DOOR ZWITSERLAND. 51
heeft ook zijn poezie. Het diepe dal, donker als een graf, waarin door de steile ravijnen donderend ennbsp;krakend de sneeuwvallen en steenregens storten, doetnbsp;de verheerlijkte, stralend witte gedaanten omhoognbsp;te fierder en machtiger opstijgen.
Er zijn drie van die overzichtspunten, welke ik meer dan eens bezocht heb: de Aeggischhorn; denbsp;Riffel bij Zermatt en Mürren.
Wij zijn hier in het hart van de Alpenwereld.
Van den Aeggischhorn (9034 voet hoog) ziet men den reusachtigenAletsch-Gletscher, die als een groote bevroren bergstroom van de rotsen der Jungfrau nederdaalt.nbsp;Men is omringd door de hoogste Alpen van Zwitserland. Op het oogenblik stroomt het gouden en pur-jjeren licht van den oostelijken hemel over denbsp;sneeuwtoppen en gletschers. Het is een volmaaktenbsp;morgen, en er is gezondheid in de lucht en hoop opnbsp;de bergen.
Gisteren hebben wij de wereld van leven en schoonheid vervangen door de wereld van dood en schoonheid. Kale rotsen, hier en daar slechts met wat gras en mos en Alpenrozen begroeid, namen langzamer-
-ocr page 64-52 DOOR ZWITSERLAND.
hand de plaats in van de dennenwouden, door welke zich de steile bergweg slingert, die van Viesch innbsp;Ober-Wallis naar den Aeggischhorn voert. Wij hadden des morgens, van Hospenthal uit, de Furcanbsp;bestegen, en waren van daar met rijtuig over dennbsp;nieuwgebouwden straatweg, die met zeven reusachtigenbsp;slingerbochten tot den Rhone-Gletscher voert, naar dennbsp;Grimsel gereden. Door het Rhonedal voerde de w'egnbsp;nu naar Viesch in Ober-Wallis. Hier stonden rijpaarden gereed, welke wij beurt voor beurt bestijgennbsp;zouden.
Ontzettend steil slingert zich de weg omhoog tus-schen de dichte dennenwouden, die het onderste gedeelte van den Aeggischhorn bedekken. Soms hadden wij de heerlijkste kijkjes op den Weisshorn, de edelste en schoonste aller Zwitsersche Alpen. Zijnbsp;wordt niet door andere bergen gedeeltelijk aan hetnbsp;oog onttrokken, maar de groote sneeuwpyramide isnbsp;overal zichtbaar; gloeiende in de laatste stralennbsp;van den avond, tintelende en fonkelende met kleurennbsp;en tinten, om welke te beschrijven de menschelijkenbsp;taal geene woorden heeft, verrukte zij ons oog doornbsp;de roerende teederheid harer aanbiddelijke schoonheid.
Onwillekeurig kwam een vers van Victor Hugo mij in de gedachte:
-ocr page 65-DOOR ZWITSERLAND. 53
„Et, chaque soir, tandis que l’ombre en bas Tassiège,
Le soleil, ruisselant en lave sur sa neige,
Change en cratêre le glacier,”
want naarmate de zon dieper achter de bergen wegzonk en de duisternis zich over de aarde uitspreidde, scheen het alsof de zon al hare stralen, al haar gloednbsp;vereenigde, en die uitstortte op dien enkelen bergtop,nbsp;wiens sneeuw- en ijsvelden in vloeiend vuur veranderd werden.
Dat de ernstige stemming, in welke dat grootsche tooneel ons bracht, niet lang aanhield, was alleen tenbsp;danken aan het verwonderlijke paard dat ik besteeg,nbsp;toen ik, vermoeid van het lange klimmen, een oogen-blikje wenschte adem te halen. Wij konden nietnbsp;nederzitten op den weg, want onze gids was er opnbsp;gesteld, dat wij onophoudelijk zouden doormarcheeren,nbsp;daar wij, eer het geheel donker was, het Hotel-Jungfrau,nbsp;dat twee duizend voet onder den top gelegen is, bereiken moesten.
Ik ging dus in het dameszadel zitten en poogde zoo goed dit ging mijn evenwicht te houden, hetgeennbsp;weldra veel moeielijker werd door de proefnemingen,nbsp;welke ik mij uit een strikt wetenschappelijk oogpuntnbsp;gedrongen gevoelde op het paard te nemen.
-ocr page 66-54 DOOR ZWITSERLAND.
Een verwonderlijke eigenaardigheid van dit dier toch was de ongewone langzaamheid, waarmede zijnenbsp;zenuwen een gevoel van pijn van verwijderde gedeelten van zijn lichaam naar zijn brein telegrapheer-den. Gaf men het paard met een takje een slag omnbsp;het iets sneller te doen loopen, dan toonde het gedurende 15 seconden niet de minste aandoening, totdat zijn hersens den schok ten laatste gevoelden. Dannbsp;vlogen plotseling de achterste pooten omhoog en vloognbsp;ik op zijn nek.
Wie kan de schaterbuien van het aanstekelijkste lachen beschrijven, welke dit zeldzame natuurverschijnsel bij ons opwekte? Het paard deed mij denken aan een persoon uit één van kapitein Marryat'snbsp;romans, die zoo ontzettend lang noodig had om eennbsp;grap te begrijpen, dat zij altijd eerst tien minuten, nadatnbsp;de anecdote verteld was, in lachen uitbarstte. Hetnbsp;gebeurde dikwijls, dat het gesprek intusschen tot denbsp;allerneteligste onderwerpen was overgegaan, dat eennbsp;conservatieve minister b. v. zijn radicale regeerings-beginselen verklaarde, dat een afgescheiden dominé zijnnbsp;gronden aanvoerde tegen de vaccinatie en ziet, dannbsp;barstte dat ongelukkige, langzaam gevoelende wezennbsp;juist in de onwederstaanbaarste lachbui uit, en datnbsp;alles was de schuld van de grappige anecdote vannbsp;tien minuten geleden, die de conservatieve minister en
-ocr page 67-DOOR ZWITSERLAND. 55
de orthodoxe predikant reeds sinds lang vergeten waren.
De onverwachte gelijkenis tusschen mijn paard en de heldin van Marryat — wier naam wij vergetennbsp;waren en dus gemakshalve maar juffrouw Marryatnbsp;noemden — was een bron van lachen zonder einde.
Men gaf het paard een slag; doodbedaard wandelt het voort, het schijnt niets gevoeld te hebben, doch plotseling werpt juffrouw Marryat de achterstenbsp;pooten omhoog en hang ik aan hare manen, bijnanbsp;onmachtig om mij vast te houden van het lachen.
Niets is moeielijker te geven dan een philosophic van het lachen. Doet men als kinderen en breektnbsp;men het stuk speelgoed, dat ons bekoord heeft, dannbsp;blijft er niets van over, en sde aardigheid is er af’.nbsp;Men kan echter, geloof ik, als waarheid aannemen,nbsp;dat beschaafde menschen slechts hartelijk lachen doornbsp;den invloed der verbeelding, terwijl vulgaire personennbsp;in de eerste plaats een slachtoffer noodig hebben.nbsp;Hoe lacht een boerenkinkel, zijn heupen vasthoudendenbsp;van vroolijkheid, als hij zijn vriend den stoel ondernbsp;het lichaam heeft weggehaald, zoodat hij met eennbsp;smak, met de beenen in de lucht, achterover in hetnbsp;zand valt! Wat geeft een idioot of een mismaaktnbsp;mensch een stof tot lachen aan een straatjongen, hetnbsp;ongevoeligste, hardhartigste wezen dat er in de wereld schijnt te bestaan.
-ocr page 68-56 DOOR ZWITSERLAND.
Beschaafde lieden hebben echter niet als middel-eeuwsche koningen een nar, of als iQde-eeuwsche straatjongens een idioot noodig om te lachen, dochnbsp;hun verbeelding is de onuitputtelijke bron voor alnbsp;hun vroolijkheid. Een onverwachte gelijkenis treftnbsp;hen, een dwaas, grotesk beeld rijst voor hun oog op,nbsp;en hoe meer moeite men doet om het dwaze denkbeeld te verbannen, hoe onwederstaanbaarder denbsp;lachbui ons overmeestert.
De gelijkenis tusschen ons paard en juffrouw Mar-ryat — een gelijkenis, welke wij zelfs meenden i te zien als het paard den goedigen kop naar ons omkeerde, als wilde het zeggen sik begrijp nog nietsnbsp;van de grap» — was werkelijk komiek in de hoogste mate.
Trouwens, men lacht gemakkelijk, wanneer men over de hooge bergen reist!
Hoe vroolijk opgewekt en luchthartig maakt de heerlijke Alpenlucht ons! Men ademt zoo gemakkelijk,nbsp;het lichaam weegt zoo luttel, alles is zoo nieuw ennbsp;frisch en bezielend, dat men in het kleinste voorvalnbsp;zelfs stoffe te over voor vroolijkheid en genot vindt.nbsp;De stemming, in welke de hooge bergen ons brengen,nbsp;is zoo gezond en goed. Er is zedelijke kracht in denbsp;zuurstof en ozon der Alpen, zooals er onzedelijkheidnbsp;is in de moerassige steden.
-ocr page 69-DOOR ZWITSERLAND. 57
De berglucht sterkt de spieren, geeft moed en levenslust en zendt het bloed in een zuiverder, warmer stroom naar het hart, dat het tot frisch en krachtig gevoelennbsp;dwingt.
Stimulanten, prikkelende dranken zijn hier geheel onnoodig, zoodat iemand, die zich in de Alpen aannbsp;sterken drank te buiten gaat, in mijn oog een veelnbsp;schuldiger wezen is dan de man, die onmatig is innbsp;een Noordhollandschen polder, vijf voet onder denbsp;oppervlakte van de zee.
Een goede stelling voor een debating-club ware de volgende; »Dronkenschap kan niet met dezelfdenbsp;gestrengheid veroordeeld worden in een land waarnbsp;gemiddeld 50 duim regenwater ’s jaars valt, als innbsp;een land waar de gemiddelde val van regen slechtsnbsp;20 duim bedraagt. De verleiding, om zich aan sterken drank te buiten te gaan, vermindert in dezelfdenbsp;rede als het aantal meters, welke een land boven denbsp;zee ligt, toeneemt.”
Opmerkelijk is het dan ook, hoe matig de gidsen en koetsiers zijn, met wie men hier te doen heeft; ennbsp;hun onthouding versterkt mij in mijne overtuiging,,nbsp;dat geen vergelijking, welke de statistiek maakt vannbsp;de matigheid, welke in verschillende landen heerscht,nbsp;de minste waarde heeft, tenzij men die late voorafgaan door een nauwgezette studie van den gemiddel-
-ocr page 70-¦58 DOOR ZWITSERLAND.
den barometer- en tlierraometerstancl in zulk een land.
Herbert Spencer, de Engelsclie wijsgeer, wiens boek over de kinderopvoeding bij ons het meest bekendnbsp;is, heeft gezegd, dat het een zedelijke plicht is,nbsp;aandacht te schenken aan zijne gezondheid; en hijnbsp;heeft groot gelijk.
Zoodra het niet langer een genoegen is te gevoelen dat men leeft en bestaat, zoodra eenvoudige vermakennbsp;niet meer gewaardeerd worden, elke domheid en elkenbsp;onhandigheid onzer medem.enschen ons onverdragelijknbsp;«chijnt en ons dagelijksch werk ons tegenstaat, zijnnbsp;wij niet gezond en hebben wij rust noodig.
Men kan niet straffeloos dag aan dag zijn brein gebruiken en met zijne hersens werken, zonder datnbsp;men ten laatste, in lusteloosheid en afgematheid, zichnbsp;met de hand op het hart afvraagt waartoe het eigenlijk dient te leven.
Is het zoo ver met ons gekomen, dan hebben wij rust en afwisseling noodig en van alle mogelijke geneesmiddelen is een reis in de hooge Alpen de onwaardeerbaarste.
Komt tot de bergen Zwitserlands, tot die heerlijkekathe-dralen der aarde, gij allen, die naar verademing dorst, die er naar snakt u aan het alledaagsche te onttrekken,nbsp;•en die, al kost het u te huis ook eenige ontberingen,
-ocr page 71-daartoe den tijd en liet geld kunt vinden. Verjongd, vernieuwd en verfrisclit zult gij wederkeeren, en zoonbsp;ge u nog geblaseerd en vermoeid voelt, na een wandeltocht van veertien dagen door het Berner Oberlandnbsp;of het Engadine, dan is uw kwaal ongeneeslijk.
Natuur is de engelenladder, welke Jacob, liggende op een rotssteen, in zijn droom zag, en die aarde ennbsp;hemel verbindt.
Ware levenslust bestaat voor niemand,
gelijk de Amerikaansche dichter zegt.
Het is echter niet voor iedereen gemakkelijk te begrijpen, dat geestesarbeid ten minste even vermoeiend -is als handenarbeid. Behalve de demagogen, die hetnbsp;dwaze denkbeeld verspreiden, dat een metselaar, eennbsp;•timmerman en een suikerbakker werklieden, doch eennbsp;professor, een dokter, een journalist en een reedernbsp;geen werklieden zijn, bestaan er onder de handwerkslieden zelve velen, die zich niet kunnen voorstellen,nbsp;dat er een andere arbeid bestaat dan handenarbeid.nbsp;Eenige jaren geleden de Gothardstrasse overgaande,nbsp;poogde ik onzen koetsier duidelijk te maken, dat er een
-ocr page 72-6o DOOR ZWITSERLAND.
geestesarbeid bestaat, even uitputtend en vermoeiend als handenwerk. Hij begreep er niets van, en verklaarde, dat zijn winterarbeid, het rijden van vrachtkarren met koopmansgoederen tot op den top van dertnbsp;St.-Gothard, oneindig zwaarder was dan het bezoeken van honderd zieken of het schrijven van eennbsp;menigte boeken.
Hij achtte mijne poging om rust en verademing te zoeken in een reis, dan ook het overtuigendste bewijs,nbsp;dat mijn dagelijksch werk niet vermoeiend was. »Als.nbsp;ik moe ben,” zeide hij, „ga ik in het hooi liggennbsp;slapen, en niet reizen, en als gij vermoeid waart, zoudtnbsp;gij dat ook doen!”
Het bewijs voor het beweren van mijn vriend den koetsier, dat men op reis geen volmaakte rust kannbsp;vinden, was hij vriendelijk genoeg zelf te geven. Iknbsp;had gehoopt gedurende mijn vacantie geen woordnbsp;politiek te hooren, doch ik had buiten den waardnbsp;of, beter gezegd, buiten den koetsier gerekend.
Plotseling begon hij te razen en te schelden op de Pruisen. Ellendiger, afschuwelijker kerels waren ernbsp;op de aarde niet te vinden. Telkens met de zweepnbsp;klappende, als hij zijnen woorden grooteren nadruknbsp;wilde geven, schimpte hij op de meest toomelooze wijzenbsp;op die dit- en datsche Pruisen. Voorbeeldeloos was.nbsp;het zooals zij die arme Franschen verslagen en ge-
i
-ocr page 73-DOOR ZWITSERLAND. 6i
negerd hadden. Hij vloekte en schold op veel amusanter wijze dan de meeste Prusso-phobische dagbladen, en deed het met veel grooter afwisseling dan zij. Tennbsp;laatste vroeg ik hem, waarom hij zoo gebeten was op'nbsp;de Pruisen, en of hij een ooggetuige was geweest vannbsp;de barbaarsche mishandelingen, welke de Franschenbsp;krijgsgevangenen, naar zijn zeggen, zouden hebbennbsp;moeten lijden van die bloeddorstige Duitschers. Neen,nbsp;dat niet.... en ten laatste kwam het hooge woord er uit.nbsp;Die ellendige Pruisen hadden, hij wist niet hoeveel,nbsp;millioenen gegeven voor den aanleg van den St.-Go-thardspoorweg — en hij klapte wel tienmaal met denbsp;zweep om aan te duiden hoe onbegrensd groot hetnbsp;aantal millioenen was, dat die koetsier-hatende Bismarck, tot ondergang van alle Lohn-Kutschersnbsp;van den St.-Gothard, tot den aanleg van den nood-lottigen spoorweg gegeven had.
DE BEKORING DER BERGEN.
Gisteren klommen wij tot den top van den Aeggisch-horn langs een weg, die gedurende een half uur door de sneeuw voert. Zelfs rondom ons hotel ligt zenbsp;nog in groote hoopen, ofschoon de warmte tusschennbsp;lo en 4 uur hier bijzonder groot is. Na het ontbijtnbsp;en vóór het eten hebben wij dan ook steeds leven-
-ocr page 74-02 DOOR ZWITSERLAND.
dige schermutselingen, met sneeuwballen voor kogels, en daar de lucht warm is, blijft men bevrijd vannbsp;dat onaangename, tintelende, gloeiende gevoel in denbsp;handen, dat des winters in Holland het werpen metnbsp;sneeuwballen vergezelt en volgt.
De hoogste top van den Aeggischhorn (9649 voet hoog) bereikten wij na 1V2 uur klimmen. De wegnbsp;is volmaakt veilig voor hen, die niet aan duizelingennbsp;onderhevig ?ijn, en de moeite van het klimmen wordtnbsp;rijkelijk beloond door het verrukkelijk schouwspel,nbsp;dat men van den top geniet. Deze top. van dennbsp;Aeggischhorn bestaat uit een hoop losse, opeengestapelde rotsbokken en steenen ter hoogte van een paarnbsp;honderd voet.
Hij schijnt aan te duiden dat er vroeger een hooger top bestond, welke verbrijzeld en vernietigd, in elkander gevallen is. De tegenwoordige top toont op indrukwekkende wijze aan hoe de natuur haar eigennbsp;werk vernietigt. Zij bouwt op en zij breekt af. Zijnbsp;heft de bergen op door vulkanische werking, door vuurnbsp;en damp. Zij brokkelt ze af en sloopt ze langzaamnbsp;door vorst en ijs en bliksemstralen. Dus zoekt denbsp;natuur door eindelooze veranderingen en omwentelingen naar de onbereikbare rust. Het is een troostnbsp;voor ons, liberalen, dat er al geen minder conservatieve kracht te bedenken is dan die van moeder natuur!
-ocr page 75-DOOR ZWITSERLAND. 6j
Heerlijk is het panorama, dat zich van den top voor onze oogen ontrolt. Vlak onder zijn voeten ziet mennbsp;den grootste der gletschers van Europa, den Aletsch-gletscher, die van de Jungfrau nederdaalt en welkenbsp;men ziet nederstorten door de opening tusschennbsp;den Faulberg en den Dreieck-horn, waarna hij zichnbsp;met een grootsche bocht rond den Aeggischhornnbsp;slingert. Over den gletscher leidt de weg naar denbsp;Jungfrau en naar den Finsteraarhorn, en sinds wij in'nbsp;dit hotel zijn, gingen reeds vele expedities van hiernbsp;naar den top van de Jungfrau.
Een Amerikaansche dame van middelbaren leeftijd, miss Brevort, en haar neef beklommen achtereenvolgens den Silberhorn en de Jungfrau, en sliepen desnbsp;nachts in de open lucht of in een hutje, ii.ooo voetnbsp;hoog. Ik laat hier volgen wat zij zelve heden in hetnbsp;vreemdelingenboek schreef:
Miss Brevort, New-York, U. S. A. and W. B. A. Coolidge (her nephew).
On the 17th we left little Scheideck and ascended Silberhorn encamping that night in the SilberlUcke.
On th 18th. we ascended the Jungfrau, bivouacking on the Trugbergrocks intending to ascend the M ö n c h next day.nbsp;On the 19th. a storm made us descend to the Faulberg, abandoning all thoughts of the M ö n c h.”
-ocr page 76-64 DOOR ZWITSERLAND.
De Storm, van welken miss Brevort spreekt, deed zich hier in al zijne kracht gevoelen. Tallooze bliksemstralen doorkliefden de lucht, en de ratelende donderslagen werden door de hooge bergen rondom totnbsp;in het oneindige herhaald.
Dikke wolken lagen onder ons, en toen de storm wegdreef en de krachtige noordenwind de nevelennbsp;verjoeg, konden wij weder het dal 5000 voet onder onsnbsp;zien. Een merkwaardig verschijnsel, waarvan iknbsp;geen verklaring weet, was, dat toen het laatste wolkjenbsp;over de tegenover ons liggende bergen gedreven werd,nbsp;het zich in regen ontlastte waarbij de millioenen re-gendroppelen in zoovele kleine regenbogen veranderdnbsp;werden. Het was als werd een hoorn van overvloed,nbsp;vol van de schitterendste juweelen en diamanten, overnbsp;de violette bergen van Italië, op welke wij het uitzicht hebben, uitgestort. Het duurde slechts een tweetalnbsp;minuten, doch het was onbeschrijfelijk schoon.
Wij zijn trouwens gelukkig genoeg om niet al te gelukkig met het weder te zijn. Voor een enkelennbsp;dag een bewolkten hemel en wat regen en wind tenbsp;hebben, is als afwisseling verre van onaangenaam.nbsp;De effen blauwe hemel doet de hoogste sneeuwgebergtennbsp;schoon uitkomen, doch het schilderachtige van hetnbsp;landschap wordt oneindig verhoogd door de weerga-looze lichtwerkingen van de zon, die soms door de
-ocr page 77-DOOR ZWITSERLAND. 65
wolken breekt; door de rollende nevelsluiers en misten, welke in de meest phantastische vormen van der bergen zijden nederhangen of in de dalen onder onzenbsp;voeten de dorpen aan ons oog onttrekken.
Bell Alp is op een vijftal uren gaans van den Aeggishhorn gelegen, en het uitzicht, dat men ernbsp;geniet, is nog schooner. Men is dicht bij den Aletsch-gletscher en heeft Monte-Leone en de Walliser Alpennbsp;oogenschijnlijk vlak voor zich. .De Simplon-Strassenbsp;kronkelt zich in de diepte, en de witte huizen vannbsp;het vriendelijke stadje Brieg worden drie duizend voetnbsp;onder ons door de morgenzon beschenen.
Wij hadden hier weder een heerlijke morgenwandeling over de hooge Alpenweiden, en dronken melk in een der Senhütten.
Aanbiddelijk is het, hoe op zulk een vroegen zomermorgen in de Alpen al de stemmen der natuur hetzelfde lied der vreugde zingen. Rotsen, bloemen, wolken, watervallen, ’t loeiende vee en de opgetogennbsp;mensch vormen één vroolijk gezelschap, en met eennbsp;wilde ontembare geestdrift voor de hoogten wordt denbsp;reiziger bezield, die in de rotsen niets ziet wat levenloos is, niets wat afschrikt, doch die, door denbsp;harmonie in de natuur overmeesterd, slechts één begeerte voelt, namelijk om dieper door te dringen innbsp;die geheimzinnige Alpenwereld, die zulk een nameloos
5
-ocr page 78-66
DOOR ZWITSERLAND.
genoegen geeft aan hem, die slechts hare grenzen overschrijdt.
Het is begrijpelijk dat velen het doen van toch-in ’t hooggebergte afkeuren, doch niettemin is het zoo natuurlijk, wanneer men zelf in de Alpennbsp;is, dat krachtige personen, voor wie het woordnbsp;duizeling niet bestaat en die koelbloedig en kalmnbsp;zijn, de verleiding onwederstaanbaar vinden omnbsp;eenige der citadellen van de Alpen te bestormen.
Ik kan het niet van mijn hart verkrijgen, hen op welke gronden ook te veroordeelen, en ik acht hetnbsp;een geluk voor de Engelschen, dat de zucht naarnbsp;avonturen, welke een volk groot maakt, nog op verrenbsp;na niet bij hen is uitgedoofd.
Het zijn trouwens niet alleen de Engelschen, die deze zucht, dit verlangen om de hooge bergen te beklimmen, gevoelen; ook de voorzichtige Duitschersnbsp;gevoelen in hooge mate »den Reiz” — zooals zijnbsp;zich uitdrukken — zich van hen meester maken, omnbsp;met de ijsbijl in handen de eeuwige bastions en bolwerken der Alpen te beklimmen.
Ik heb een zeker sojarigen Duitschen professor gesproken, die verklaarde geen rust of geluk te kunnen vinden, eer hij de Jungfrau bestegen had. De opgewondenheid, welke de hooge Alpen soms verwekken, hadnbsp;hem overmeesterd, en hij had reeds de noodige af-
I
-ocr page 79-DOOR ZWITSERLAND. 67
spraken gemaakt met een paar der beste gidsen van het Oberland om den tocht te ondernemen.
Ik zal niet licht de bonhomie vergeten, waarmede hij mij antwoordde, toen ik der verleiding niet kon wederstaan hem de volgende, algemeen bekendenbsp;regelen van Göthe in herinnering te brengen:
„Vergebens werden ungebundene Geister Nach der Vollendung reiner Höhe streben,
In der Beschrftnkung zeigt sich erst der Meister;
Und das Gesetz niir kann uns Freiheit geben.”
Het was juist om »das Gesetz”, om die natuurwetten te bestudeeren, welke aan die hoogten het aanzijn hebben geschonken, dat hij van een hoognbsp;standpunt de bergketen der Berner-Alpen overziennbsp;wilde. ïL’esprit comprend ce que Ie corps domine”,nbsp;verklaarde hij, ik weet niet welken Franschen schrijver aanhalende, en de eerbied en het ontzag, waarmede hij van de gewaarwordingen sprak, welke hetnbsp;schouwspel der aarde, van de bergen gezien, op hemnbsp;maakte, zouden iedereen overtuigd hebben, dat denbsp;goede professor niet tot de »ungebundene Geister” behoorde.
3Hei! es ist ein prachtiges Wandern über den knarrenden Schnee in belebender Morgenfrische ?”
-ocr page 80-zeide hij met zulk een overtuiging, dat ik bijna stok en hoed gehaald had om met hem mede te gaan!
Op den top van den Bel-Alphorn of Aeggish-horn — welke bergen men ten minste twee- of driemalen bestijgen moet om een goed denkbeeld te verkrijgen van de hooge Alpenwereld, bij morgenen avondzon — zal iedereen indrukken ontvangen,nbsp;die onuitwischbaar zijn, en die hem verhinderen ooitnbsp;in te stemmen in het koor van afkeuring, dat velennbsp;aanheffen, wanneer men van de kloeke leden dernbsp;Engelsche en Zwitsersche Alpenclubs spreekt.
Nederblikkende van den Aeggishhorn op den grooten Aletsch-Gletscher, ontwaart men diep onder zich denbsp;blauwe Marjelen-See, waarin reusachtige ijsschotsennbsp;drijven, en ziet men de Matterhorn, Mischabel ennbsp;Weisshorn hunne besneeuwde kruinen in de donkerblauwe lucht opheffen.
sDichtung und Statistik stehen leider auf gespanntem Fuss’’ zegt de Trompeternbsp;von Sackingen, maar soms helpen een paar cijfersnbsp;de verbeelding toch. Wil men b. v. beseffen welk eennbsp;geduchte ijsstroom de Aletsch-Gletscher is, dan krijgtnbsp;men er eenig denkbeeld van als de professor uitrekent, dat, wanneer men hem in stukken zou houwen,nbsp;elk zoo groot als het reusachtig hotel Jungfraublicknbsp;in Interlaken, deze aaneengesloten blokken den even-
-ocr page 81-DOOR ZWITSERLAND. 69
aar met een onafgebroken ijsgordel zouden omringen.
De harmonie van bergen gelijkt op die van klassieke muziek. Wie de muziek het best kent, geniet er hetnbsp;meest van.
Er zijn twee soorten van geloof, een levend geloof en een dood geloof. Als een sterrekundige mij hetnbsp;aantal millioenen mijlen mededeelt, die het zonlichtnbsp;noodig heeft om de aarde te bereiken, dan geloof iknbsp;hem, maar ik zie, ik voel niet wat die afstand betee-kent. Een honderd millioen mijlen meer of mindernbsp;maakt geen indruk op mij.
Als iemand de Alpen voor het eerst ziet, aanschouwt hij niet dezelfde hooge bergen als ik bewonder, en iknbsp;op mijn beurt zie weder veel kleiner en zwakker gevaarten dan prof. Tyndall of Whymper of Leslienbsp;Stephen, de overwinnaars van tallooze bergtoppen, dienbsp;hun vriend en vijand tevens van nabij hebben leerennbsp;kennen en hem nu bijna afgodischen eerbied toedragen.
Leslie Stephen maakt het duidelijk wat de oorzaak is van dit verschil in het zien. Slechts zij, die denbsp;Alpen beklommen hebben, begrijpen wat elk onderdeelnbsp;der bergen beteekent. Op den Aeggischhorn vroeg eennbsp;bejaarde dame hem om elf uur ’s ochtends, of hij metnbsp;haar naar het Jungfraujoch wilde wandelen en ofnbsp;hij vooral dadelijk wilde gaan, om bijtijds voor dennbsp;luncheon terug te zijn. De afstand is een dagreis
-ocr page 82-70 DOOR ZWITSERLAND.
van twaalf uur voor sterke, geoefende bergklimmers! Zij, die de bergen enkel uit de verte kennen, vragen,nbsp;als ze een ijsklip van een honderd voet op het uiteinde van een der overhangende gletschers van denbsp;Jungfrau zien, of de sneeuw daar wel drie voet diepnbsp;zou zijn! De rotsen van de Grands Mulets — in eennbsp;wier plooien het chalet ligt voor hen, die ’s ochtendsnbsp;den Montblanc op willen — worden zeer vaak aangezien voor een gezelschap reizigers, dat aan hetnbsp;klimmen is over de sneeuw!
Als men op de Wengern-Alp staat, ziet men tus-schen Mönch en Eiger een ronde witte glooiing, niet ongelijk in vorm en oogenschijnlijke grootte aan dennbsp;rug van een van sir Edward Landseer’s leeuwen opnbsp;het Trafalgarplein te loonden. De onervaren reizigernbsp;aanschouwt, terwijl hij zijn kop koffie drinkt buitennbsp;het hotel, de bevallige witte ronding van sneeuw metnbsp;de dunne zachte lijnen, die aan de schaduw op eennbsp;kopergravure doen denken.
Hij is niet zoo onervaren als ge denkt en weet zeer goed, dat het een groote sneeuwbank is, door dennbsp;laatsten storm wel honderd voet hoog opgezweept.nbsp;Als ge hem die groote zwarte rotstanden wijst, dienbsp;uit den top naar voren bijten, en vertelt dat het eennbsp;gids is, zal hij zeggen, dat de man op dien afstandnbsp;zeer klein gelijkt. Doch de bergbestijger weet, dat het
-ocr page 83-een machtige rib van zware rotsen is, met sneeuw bedekt en bij de duizend voet hoog. Hij herinnertnbsp;zich wat de scherpe, steile glooiing van die duizendnbsp;voet beteekent; hoe hij geduldig, onverdroten, zesnbsp;uren lang over die sneeuw gezwoegd en geploegdnbsp;heeft; hoe de gids, wien al de eer der bergbestijgingnbsp;toekwam, al dien tijd door treden gehouwen heeftnbsp;in het harde, blauwe ijs onder de sneeuw, terwijl denbsp;ijssplinters sisten en langs de bevroren sneeuw in dennbsp;diepen afgrond gleden.
De kleine zwarte knobbeltjes op den rand zijn voor hem weer de groote, onbeklimbare rotsen, die aannbsp;de tegenovergestelde zijde steil en met woeste vormennbsp;afdalen tot een gletscher, duizenden voeten lager.
De dunne streep, als van een graveernaald, is een kloof in het ijs van dertig voet breedte. Die anderenbsp;streep is de lawinenweg, waarlangs ontelbare sneeuwen ijsvallen gegleden en gestort zijn van de grootenbsp;sneeuwvelden omhoog.
De orgeltrapper maakt de muziek niet, en ik, die dus de groote symphonisten van de Alpen sprekennbsp;laat, trapte slechts diep onder hen in hun schaduw.nbsp;Maar toch heb ik juist genoeg geklommen om denbsp;betoovering te begrijpen van, het H o c h A1 p i n u s-mus, gelijk met een sportwoord de jonge school der
-ocr page 84-72 DOOR ZWITSERLAND.
Duitsche bergbestijgers de bezieling der hoogten noemt.
Hoe vurig verlang ik, dat er woorden waren om iets van het verhevene en ideale der Alpen te schetsen, dus van eene hoogte van ongeveer tienduizendnbsp;voet gezien. Alle reizigers, welke ik sprak, die dennbsp;Montblanc, de Jungfrau enz. bestegen hebben — ennbsp;twee hunner waren met ons op den Aeggischhorn —nbsp;verzekeren dat men de Alpen het schoonste van dezenbsp;hoogte ziet.
Schitterend van kleuren, volmaakt van vormen, onbeschrijfelijk schoon door uitdrukking, hoe zal ik het zeggen, door karakter, dwingt de Alpenwereld ons totnbsp;bewonderen en beminnen. De bergen geven eennbsp;denkbeeld van het oneindige, grooter dan denbsp;zee ons dat geeft. Staande op de hooge rotsennbsp;van de wilde westkust van Ierland, ziet men denbsp;oogenschijnlijk oneindige vlakte van den grooten At-lantischen Oceaan; doch dit oneindige wordt door denbsp;verbeelding begrensd. Men weet, dat, na een zekernbsp;aantal mijlen, de kust van Labrador verrijst. Volgtnbsp;men daarentegen de lijnen van dien slanken sneeuwberg, den Weisshorn, dan gaat men al hooger ennbsp;en hooger de duisternis van den nacht, die als eennbsp;zware schaduw, een donkeren sluier tusschen ons ennbsp;de starren uitspreidt, houdt ons hier niet terug;nbsp;wij kunnen de roode stralen der ondergaande zon
-ocr page 85-DOOR ZWITSERLAND. 75
volgen; wij verlaten de duizelingwekkende hoogte.
Hoe hooger wij gaan, hoe oneindiger de ruimte wordt; die straal der avondzon voert ons in de eeuwige ruimte en in verbeelding dwalende tusschen Orionnbsp;en Melkweg, zweven wij het oneindige licht nader.nbsp;Wij voelen de eeuwigheid als het ware, en onwillekeurig komen de woorden van den psalmist ons innbsp;de gedachten ; »Eer de gebergten geboren waren, ja,nbsp;van Eeuwigheid zijt gij, God.”
De menschelijke geest behoeft eenig stoffelijk voorwerp als uitgangspunt, eer hij pogen kan met een grootsche vlucht der verbeelding het oneindigenbsp;en onveranderlijke te begrijpen. Wij hebben hetnbsp;beginsel noodig eer wij ons in het onbegrensdenbsp;kunnen begeven; wij kunnen niet buiten hetnbsp;tegenwoordige, wanneer wij ons het toekomstige willen voorstellen. Het uitspansel, dat zich boven onzenbsp;hoofden welft, is te onbegrensd en ontastbaar, ennbsp;geeft ons geen maatstaf om groote afstanden te begrijpen ; doch de bergen vormen als het ware eene verbinding, tusschen aarde en hemel, en strekken onzernbsp;verbeelding ten leiddraad.
„Daar op die Ijergen is de dichter, hooggezeten In konings eer en recht;
Daar schakelt hij het lied, dat als een gouden keten D’aarde a.an den hemel hecht.”
-ocr page 86-74 DOOR ZWIÏSERI-AND.
gelijk de Nederlandsche dichter Schaepmann zingt in zijn lied, aan Lamartine gewijd.
Welk een onwaardeerbare reisgezellen zijn de dichters ! Het zou, alleen met het oog op een Zwitsersche reis, der moeite waard zijn het geheugen te oefenennbsp;en verzen van buiten te leeren. Wanneer men overweldigd wordt door de gevoelens, welke de grootschenbsp;Alpenwereld op ons maakt, is het een ontspanningnbsp;voor de hooggestemde zenuwen, indien wij in ietsnbsp;anders dan in uitdrukkingen als shoe goddelijk! hoenbsp;schoon !” ons gevoelen lucht kunnen geven. Ik wildenbsp;dat ik kon zingen, al ware het alleen om op eennbsp;Alpentop te kunnen jubelen en er het Hallelujah-koornbsp;van Handel mij zelven in herinnering te brengen.nbsp;Doch onze weldoeners, de dichters, strekken tot tolknbsp;aan ieder, en verzen van geliefde dichters komennbsp;vanzelve in ons geheugen. De twee regels:
„To stand upon some lofty mountaintop,
And feel the spirit stretch into the view”
geven b. v. de volmaakte uitdrukking onzer eerste gewaarwording, wanneer een ontzaglijk Alpenpanoramanbsp;.zich voor onze blikken ontrolt.
-ocr page 87-IN OB ER-WALLIS.
Door het droefgeestig kanton Ober-Wallis, langs de jonge Rhone, die zich met onstuimige kracht een wegnbsp;baant tusschen steile bergen en rotsen door, zijn wijnbsp;gekomen te Zermatt aan den voet van de Mont Rosanbsp;en den Matterhorn. Wij zijn in dalen geweest, welkenbsp;zoo eng van alle zijden door de hooge gebergtennbsp;waren ingesloten, dat wij, opziende langs de murennbsp;van rots en ijs, onwillekeurig dachten aan Sind-bad den reiziger en aan het dal der diamanten,nbsp;uit hetwelk alleen de machtige Rock-Vogel hemnbsp;redden kon.
Ober-Wallis is bevolkt door het leelijkste ras men-schen, dat ik ooit gezien heb. Kleine misvormde mannen ¦en vrouwen, met onbegrijpelijk oude, gerimpelde gezichten, ziet men in groot aantal. Zeer velen hebben
-ocr page 88-76 IN OBER-WALLIS.
die afzichtelijke kropgezwellen, welke naar het schijnt door geen kleedingstuk te bedekken zijn, en zelfs zij,nbsp;die welgevormd zijn, hebben een dom, onaangenaamnbsp;uiterlijk.
Wanneer men deze lieden vergelijkt met de knappe, verstandige, breedgeschouderde inwoners van de kantons Uri en Bern, begrijpt men dat er twee meeningennbsp;kunnen bestaan aangaande den invloed der bergennbsp;op hunne bewoners.
Ruskin verklaart, dat de bergen niet alleen den plicht te vervullen hebben aan de rivieren het aanzijn te schenken en de atmosfeer te zuiveren, maarnbsp;dat zij de grootere zending hebben, den menschelijkennbsp;geest te adelen, te verheffen en aan het alledaagschenbsp;te onttrekken.
Buckle daarentegen beweert, dat de bergen het verstand der raenschen onderdrukken en als het warenbsp;verpletteren; dat de ontzaglijke natuurkrachten vannbsp;lawinen, aardbevingen en stortvloeden den menschelijken geest verhinderen, zich in vrijheid en zondernbsp;vrees te ontwikkelen, waaruit hij onder anderen hetnbsp;bijgeloof en de onwetendheid der Tyrolers verklaart.
Voor beide opvattingen is veel te zeggen. Indien ik den indruk naga, welken verschillende gedeelten vannbsp;Zwitserland herhaaldelijk op mij maakten, dan bennbsp;ik het eens met Ruskin aan den oever der Zwitsersche
-ocr page 89-IN OBER-WALLIS. 77
meren, met een breeden horizon voor mij, en de hooge gebergten in het verschiet. Aan het Meernbsp;van Genève en aan het Meer van Zurich is het levennbsp;een genot. Het liefelijke en het grootsche verbindennbsp;zich in heerlijke harmonie. De natuur brengt onsnbsp;in een opgetogen stemming, doch overweldigt onsnbsp;niet. Zij voert onze gedachten omhoog in het oneindige, doch doet ons intusschen niet vreezen voornbsp;¦ons leven.
Met Buckle werd ik het echter eens in de donkere dalen van Ober-Wallis, waar de bergen elkander over onsnbsp;hoofd bijna ontmoetten, zooals in het Val Tremola en innbsp;het Reussdal bij de Teuffelsbrücke. Hier is de evenredigheid tusschen het liefelijke en het grootsche verbroken of, beter gezegd, datgene wat grootsch zounbsp;zijn, zoo het met liefelijkheid gepaard ging, wordt nunbsp;alleen ontzettend en verschrikkelijk. De zon beschijntnbsp;slechts enkele uren de nauwe dalen. Tallooze houtennbsp;kruisen aan den weg, spreken van de slachtoffers dernbsp;voorjaarslawinen, die hier den dood vonden. Linksnbsp;en rechts van den woesten bergstroom, zijn weidennbsp;en velden met granietblokken overdekt, en dus onbruikbaar gemaakt. Opeengestapelde rotsen en lossenbsp;steenen getuigen van een aardbeving, die het dalnbsp;verwoest heeft, en overal treft het ons hoe weinig denbsp;grond hier oplevert voor het levensonderhoud der
1
-ocr page 90-78 IN OBER-WALUS.
inwoners. Hoe moeielijk het leven dan ook is van de Zwitsers dezer duistere dalen, weet ieder die metnbsp;hen gesproken heeft. Wanneer ik hun van Hollandnbsp;verhaalde, met zijn vette \veiden, zijn breede vlakten,nbsp;zijn betrekkelijk korten winter, waar aardbevingennbsp;noch lawinen het land verwoesten, en men zekernbsp;minder van overstroomingen lijdt dan men in denbsp;hoogdalen van Zwitserland doet, dan klaarden hunnenbsp;gezichten, op en zeiden zij: »dat moet een goed ennbsp;heerlijk land zijn om in te leven!”
»Le paradis des gens est lil oii ils ne sont pas,” is te recht opgemerkt!
In de enge dalen heeft men te weinig licht. Groote warmte en koude wisselen elkander af, en het uiterlijk der inwoners toont aan, hoezeer de lichamelijkenbsp;en verstandelijke ontwikkeling van den mensch hierdoor wordt tegengegaan.
Beklimt men de hooge bergen, dan zal men eveneens soms Buckle, dan weder Ruskin gelijknbsp;geven.
Het verhevene der bergen hangt voor den bergbe-stijger bijna geheel af van het evenwicht, tusschen de natuurkrachten en de mogelijkheid van den mensch omnbsp;ze te braveeren. Schijnt de natuurkracht te zwak, —nbsp;zoóals vaak bij ons in Nederland — dan maakt ze te weinig indruk; blijkt ze ons te sterk, dan wordt het ver-
-ocr page 91-IN OBER-WALLIS. 79
hevene verschrikkelijk. Staat men aan de kust der zee, en zweept de noordwestenstorm de baren met woedendenbsp;kracht op Hollands duinen los, dan zeggen wij:nbsp;»hoe heerlijk! hoe verheven!” Doch zijn wij in zulknbsp;een storm zelf op zee, in een schip, dat masten ennbsp;roer verloren heeft, en dat rechtstreeks naar de Noor-derhaaks wordt voortgezweept, dan roepen wij niet: »hoenbsp;verheven! hoe groot zijn de werken Gods!” maar wel:nbsp;»hoe verschrikkelijk! God zij onzer ziele genadig!”
De bovenaardsche schoonheid der Alpentoppen, gloeiende in het avondrood, gekust door de laatstenbsp;stralen der heerlijke zon van Italië, wordt niet gevoeld door den reiziger, die, verdwaald tusschen denbsp;ijzeren rotsen van den Matterhorn, niets dan doods-bleeke sneeuw en dreigende ijsvelden ziet.
Ruskin en Buckle, poëzie en proza, hebben dus beiden gelijk. In de dalen van Ober-Wallis zucht ik ;
„O ! Hollands blonde duinen !
U blijft mijn hart verpand.”
Doch zittende onder de oranjeboomen van Vevay of in den tuin van B aur au L a c, zing ik een andernbsp;lied, het liedje van verlangen, dat onze brave voorvaders liever de wieg dan het graf van den Rijnnbsp;verkozen hadden tot woonplaats.
-ocr page 92-8o IN OBER-WALLIS.
Deze zeer verschillende invloed, welken gedeelten van Zwitserland op ons oefenen, komt ook duidelijk uit in denbsp;volkssagen der onderscheidene kantons. De verhoudingnbsp;tusschen de menschen en de natuur is de oorsprong nietnbsp;alleen van de godsdiensten der volken, maar ook van hunnbsp;sagen en legenden. In liefelijke en schoone oordennbsp;werden de natuurmachten tot góden en heroën verheven; in plaatsen, waar de natuur schrik en ontzetting wekt, misvormden dweepzieke lieden harenbsp;krachten tot booze geesten, dwergen, reuzen ennbsp;duivels. Men denke slechts aan al de »Teuffels-brücken, Teufelssteine, Teufelsmauern, Teufelskan-zeln”, enz., in de sombere dalen.
Op een dier Teufelskanzeln in een woest, ijzig dal, zwart als de nacht, zie ik in mijn gedachtennbsp;zeker theologisch staatsman optreden, terwijl hijnbsp;tot vreeze des duivels de volgelingen opwekt. Iknbsp;schreef de taal van dezen Nederiandschen staatsmannbsp;woordelijk over.
»Het kan niet goed gaan in den lande voordat er weer vrees voor de hel en den duivel heerscht. Eennbsp;geheel andere geest zal door onzen kring waaien alsnbsp;er weer siddering door uwe zielen vaart.
»Dan zullen wij weer, evenals onze vaderen, blijde en verrukt leeren uitzien naar dien dag des gerichts
-ocr page 93-IN OBER-WALLIS. 8l
€n der wrake, waarin de Heere, de rechtvaardige Rechter, zijne en mijne vijanden zal verdoen.”
Dat is echte dreigtaal voor de dompige, zwarte •dalen, zonder licht en lucht van Ober-Wallis.
Hoe kan een Christen verrukt uitzien naar den dag der Wrake, waarin zijn vijanden door den Heernbsp;zullen » V e r d a a n” worden ?
Een legende, welke daarentegen het volk waardig is van de zonnige bergen, die altijd God’s weldoendennbsp;licht blauwen hemel aanschouwen, is de volgende;
sEr was eens een kleine oude vrouw, die in de eene hand een kruik droeg, overvloeiende van water,nbsp;en in de andere een test vol gloeiend vuur.
^Waarheen gaat ge, mijn goede, oude vrouw ?
»Ik ga het paradijs verbranden en de vlammen der hel blusschen, opdat ik vóór mijn dood mijnnbsp;Vader in den Hemel beminnen moge, zonder angstnbsp;voor helsche straf of hoop op belooning, enkel ternbsp;wille van Zijn groote, heilige goedheid, die dezenbsp;schoone aarde heeft geschapen, ons een gewetennbsp;schonk en een hart, dat liefheeft.”
Het eenige boek van Zwitsersche mythen en sagen dat ik ken, is getiteld; »Naturmythen” van dennbsp;Zwitserschen geleerde Rochholz, en toen ik het las,nbsp;schreef ik deze woorden van de inleiding over, alsnbsp;bijzonder treffend;
6
-ocr page 94-82 IN OBER-WALLIS.
sWir zeigen hier die Schweizerische Sagenbildung als bedingt dutch den geologischen Bau des Gebirgesnbsp;und den Gang seiner Gewasser. Der unverganglichenbsp;Realismus, den die Mythe auf diesen Felsenhohen,nbsp;in diesen Hochwaldern, an diesen Sturzbachen gewinnt,nbsp;is das Naturwahre selbst.”
Naar dit belangwekkende boek verwijs ik iedereen, die, vóór hij zijne Zwitsersche reis begint, eenigenbsp;kennis bekomen wil van het land- en volkskarakter.nbsp;Geen betere leidslieden zijn denkbaar dan de onbekende dichters der naïeve volksromancen, en daaromnbsp;vooral betreur ik het, dat men in Zwitserland nognbsp;betrekkelijk zoo weinig gedaan heeft om de trouwhartige en naïeve volksromancen en sagen op tenbsp;vangen uit den mond van het volk.
Deze sagen blijven toch niet haar oorspronkelijken vorm behouden, doch worden langzamerhand veranderd en gewijzigd; in de katholieke kantons werktnbsp;de geestelijkheid daartoe mede. Aan elke sagenbsp;moet een clericale mouw worden gepast, en aannbsp;elke romance een priesterlijk refrein worden toegevoegd. Het aanschouwelijkst komt dit uit in denbsp;bekende sage der Teufelsbrücke in het Reussdal. Denbsp;duivel meldde zich aan als ingenieur en bouwde eennbsp;brug op de gevaarlijkste plaats, op voorwaarde datnbsp;het eerste wezen, dat de brug overging, hem tot loon
-ocr page 95-IM OBER-WALLIS. 83
gegeven zou worden. Volgens het oorspronkelijk verhaal zonden de slimme inwoners van Uri een hond de brug over en bedrogen aldus den duivel.
De volksfantasie maakte weldra van den hond een geit, zeggende: dat de woedende duivel het dier bij zijn staartnbsp;greep en hem den staart van het lichaam trok, sindsnbsp;welken tijd al de geiten zulke korte staarten hebben.
Doch de oude baker Saartje en de grootmoeder, die den kinderen het sprookje vertelden, wilden, volgens de gewoonte van welwillende menschen, eennbsp;moraal aan het verhaal toevoegen, want ze achtten denbsp;zedelijke strekking der fabel verkeerd. Men moetnbsp;zoete kinderen leeren, dat men niemand bedriegennbsp;mag, al was die iemand ook de duivel in eigen persoon.nbsp;Fluks verandert »de oude Saartje” den hond dan ook innbsp;een oud vrouwtje, dat nader komende, den duivelnbsp;een jGrüss Gott” toeriep, waarop de ongelukkigenbsp;satan zoo verschrikte, dat hij in den afgrond sprong....nbsp;waaruit men hem nu in Nederland weder poogt opnbsp;te trekken om den lieden svrees» aan te jagen!
Doch nu koro.en de priesters op de planken. Het oude vrouwtje vindt in hun oogen geen genade, ennbsp;onmiddellijk veranderen zij den hond in een bisschop.nbsp;Het was eigenlijk de Christen apostel en bisschopnbsp;Gotthard, die een kruisteeken maakte en aldus dennbsp;prins der onderwereld overwon! •
-ocr page 96-84 IN OBER-WALLIS.
Men ziet het, de naïeve volkssage wordt langzamerhand een droge kerklegende, en ik voor mij, blijf onbepaald geloof hechten aan de oorspronkelijke sage.nbsp;Ik zie den jankenden hond, die in ijlende vaart overnbsp;de brug rent. Ik zie de hoorns en het grijnzendenbsp;gelaat van den teleurgestelden duivel over de brugnbsp;uitkijken en ik zie mijn breedgeschouderde vrienden vannbsp;Uri zich de heupen vasthouden van het lachen, omdatnbsp;zij den duivel zulk een aardige poets gebakken hebben. Ik kan zelfs het oude moedertje met haar een.nbsp;voudige »Grüss Gott” Satan zien verschrikken, alsnbsp;deze in zijn woede de pasgebouwde brug weer vernietigen wil; doch wat mijn fantasie volstrekt weigertnbsp;te zien, is de zich kruisende bisschop met zijn stoenbsp;priesters.
-ocr page 97-Gisterenavond waren al de reizigers, die zich even buiten de deur van het hotel op de Riffel waagden,nbsp;onzichtbaar voor elkander, in dit opzicht gelijk aan denbsp;ridders van Ariosto, die door den tooverstaf van Merlinnbsp;waren aangeraakt. Nevelen en wolken omringden hetnbsp;huis, dat men na vijf pas uit het oog verloor.
Hedennacht wekte de gids ons een uur voor zonsopgang en gingen we, door een lantaarn verlicht, op reis. Het vroor, doch er was niet de minste wind, en geennbsp;wolkje viel ergens te bespeuren. Nog niet ver warennbsp;wij van het hotel, of de ontzettende pyramide van dennbsp;Matterhorn, welke oogenschijnlijk op een geweerschotnbsp;afstands van ons lag, werd door de eerste stralen van ,nbsp;de morgenzon rozenrood gekleurd. Dra straalde denbsp;zon op al de geweldige sneeuwgebergten rondom ons.nbsp;D e n t - B 1 a n c h e, R o t h - H o r n , W e i s s -H o r n
-ocr page 98-86 OP DEN RIFFELBERG.
en Mischabel-Hörner straalden met de tee-derste kleuren, welke denkbaar zijn, en de groote glet-schers fonkelden met den gloed van gesmolten goud.
Omhoog voerde onze weg tot de Görner-grat, welke wij, langs het gemakkelijkst mogelijke pad, in anderhalfnbsp;uur bereikten. Wij waren 10,290 voet boven denbsp;oppervlakte der zee, dubbel zoo hoog als de Rigi, innbsp;de onmiddellijke nabijheid van de geheele Mont-Rosa-bergketen, op een uur afstands van Italië. T er linkerzijde verheft zich de Cima di Jazzi, dan komt denbsp;groote Mont-Rosa, een bergketen op zichzelve,nbsp;met al hare toppen. Men behoorde eiken berg eennbsp;naam te geven, welke aanduidt van waar ze dennbsp;heerlijksten indruk maakt. De Italiaansche naamnbsp;van deze meest majesteitvolle der Alpen kan er aannbsp;herinneren, dat zij de berg der Itabaansche vlakte is.nbsp;Uit Lombardije aanschouwd, is er geen hooger, over-winnender souverein dan zij. Ieder, die als ik, Ruskin’snbsp;Modern Painters uit het diepst van mijn hart bewonder, zal zich de houtsnede herinneren, die dennbsp;onvergetelijken omtrek van de Monte Rosa afbeeldt.nbsp;Rechts van haar, dalen geweldige gletschers neder,nbsp;die zich in de breedte uitstrekken, totdat zij de schoonenbsp;Lysskamm of Silberb ast, een der hoogste bergennbsp;in Zwitserland, raken. Iets verder heffen de Tweelin-
-ocr page 99-gen, Castor en Pol lux, de koepel vormige volmaakte sneeuwtopnen omhoog, en verrijst de Breithorn. Denbsp;meest ontzagwekkende berg van geheel Europa, denbsp;geduchte Matterhorn, die zich aan geen enkelennbsp;berg aansluit, maar steil en eenzaam uit de gletschersnbsp;omhoog stijgt, treft nu ons oog en onze verbeelding.nbsp;Onbuigzame kracht, verpletterende trots worden doornbsp;dezen zwarten reus der Alpen vertegenwoordigd. Zoonbsp;loodrecht zijn de ijzerharde zijden van den Matterhorn,nbsp;dat sneeuw noch ijs zich op die granietrotsen hechtennbsp;kan. Slechts hier en daar is een weinig sneeuw tenbsp;zien. Niets trekt het oog van zijn duizelingwekkende
hoogte, van zijn grimmige majesteit af.
Geen grooter contrast is denkbaar dan tusschen dezen woesten hemeltergenden reus der Alpen, en denbsp;liefelijke Weisshorn, die heerlijke koningin der doornbsp;het morgenrood gekuste sneeuw-Alpen, die iets verdernbsp;rechts haar fonkelenden diadeem van eeuwig ijs innbsp;den blauwen hemel omhoog heft.
Links van de Monte-Rosa daalt de Görner-Glet-scher neder.
De Görner-Gletscher gelijkt niets op den Aletsch-Gletscher, welke wij van den Aegisch-horn zagen. De Aletsch stroomt als een der breede groote rivierennbsp;der nieuwe wereld, met een machtigen bevroren golfslag, omlaag, tusschen reusachtige bergen, van welke
-ocr page 100-88 OP DEÏ^ RIFFELBERG.
slechts een enkele door den voet der menschen gedrukt is. Het is een bevroren bergstroom, een reusachtige ijsrivier. De Corner-Gletscher daarentegen doet door zijn grootte, breedte en onnauwkeurig begrensde oevers aan een meer denken, dat gevoed wordtnbsp;door eenige bergstroomen, die, van de Alpentoppennbsp;dalende, hem blauwe ijsschotsen zonder tal toevoeren.
Wat kan ik meer zeggen om u het verheven too-neel te schetsen, dat zich in het vroege morgenuur op onzen hoogen bergtop links en rechts van onsnbsp;uitspreidde ?
Men vergeet de wereld om zich en zijn eigen bestaan, wanneer men dus wordt toegelaten tot de geheimnisvolle sneeuw- en ijswoestijnen der hooge Alpenwereld, waar de stroomen van Europa geborennbsp;worden. Zonsopgang of zonsondergang zijn noodig omnbsp;die ijsgevaarten het eenige ontbrekende te geven,nbsp;zonder hetwelk de indruk, welken zij maken, te overweldigend en pijnlijk zijn zou. De eerste stralen dernbsp;zon geven aan die Alpen liefelijkheid en aantrekkelijkheid. De onbegrijpelijke teederheid der zachte rose-roode tinten, hier in geel, ginds in paars overvloeiende, ontneemt aan de dreigende rotsen en grimmigenbsp;ijsspitsen haar wreedheid en adelt ze.
-ocr page 101-OP DEN RIFFELBERG.
Einsame Ilaüpte!
Glanzen erhellt,
Und Aurora berührt sie Mit den ewigen Strahlen,
Als die ragenden Gipfel der Welt.
Bijzonder schoon zijn eenige wolken boven de bergtoppen.
Men zou een boek kunnen schrijven over de heerlijkheid der wolken, die de verbeelding ontwikkelen en-onzen hemel soms met wonderschoone figuren bevolken, waarmede het licht speelt en dartelt, of welke bijnbsp;zonsondergang in purperen eilanden van weergalooze-schoonheid herschapen worden.
Zonsondergangen toch hebben wij in ons land zoo-schoon, als men die ergens kent, en zonsopgangen ook, gelijk wellicht deze of gene u melden kan. Zeer weinigen schijnen dit echter bij ondervinding te weten, gelijknbsp;mij een paar jaar geleden bleek op den Rigi-top. Daarnbsp;is het nu eens gewoonte om de zon te zien opgaan,nbsp;en daar er geen zaak in de wereld is, waar wij Nederlanders zulk een innig ontzag voor hebben, als voornbsp;een goede, oude, vervelende gewoonte, stonden ooknbsp;vele Hollanders blauw van de koude met bibberendenbsp;lippen op de rotsen en keken met al de macht hunnernbsp;slaperige oogen, der opgaande zon, die zij toch welnbsp;eens meer hadden kunnen zien, vlak in het groote
-ocr page 102-90 OP DEN RIFFELBERG.
roode aangezicht, in plaats van de uitwerking te bespieden van de eerste stralen op de verwijderde Alpen.
Na op den top een paar uur vertoefd te hebben, daalden wij weder naar het Rififel-Hotel, dat het hoogst gelegennbsp;. huis van geheel Europa is. Men komt er van Zermattnbsp;te paard, langs goed onderhouden bergpaden, en iknbsp;kan het mijnen landgenooten, die met de Alpen bekendnbsp;willen worden, niet genoeg tot verblijfplaats voornbsp;eenige dagen aanbevelen. Het is waar, de lucht isnbsp;¦er fijn, daar men meer dan 8000 voet hoog is, denbsp;nachten zijn er vrij koud, en een sneewstorm is er,nbsp;zelfs in Juli of Augustus, geen zeldzaamheid, dochnbsp;zonder het minste gevaar te loopen, wordt men ernbsp;vertrouwd gemaakt met tooneelen, zoo grootsch alsnbsp;eenige welke onze aarde oplevert.
Des middags bereikten wij den Görner-Gletscher en legden wij een groot vuur aan op de rotsen, die hemnbsp;begrenzen. De zon straalde met groote kracht ennbsp;maakte het zeer warm. Wij koelden den wijn ennbsp;boter, welke wij medegebracht hadden, tusschen denbsp;doorzichtige ijsschotsen van den Gletscher, en roosterdennbsp;het brood in de vlammen vair groote struiken, welkenbsp;wij daartoe ontworteld hadden.
De avond, die op den verrukkelijken morgen volgde, was bijna nog schooner.
Het was na den eten. Wij dwaalden langs de met
-ocr page 103-OP DEN RIFFELBERG. 91
^ras begroeide hoogten rondom het hotel, en ontdekten een plaats, twintig minuten gaans hooger, waar men bijna hetzelfde uitzicht heeft als van den top van dennbsp;Görner-Grat. Een amphiteater van hooge bergen slootnbsp;ons in; langzaam daalde de zon, en een hoorbarenbsp;stilte omgaf ons. Niemand sprak; men had al zijnnbsp;aandacht gevestigd op de hoogaltaren onzer wereld,nbsp;die door de laatste stralen der zon thans beschenennbsp;werden.
Uit de vallei kwam het verwijderd rommelend gedonder van den Vispbach, en het klingelen der bellen van de kudde diep beneden, die van de Alpenweidennbsp;huiswaarts keerde, deed zich somtijds hooren.
De duisternis nam toe in de dalen, doch van een steeds dieper rood gloeiden de bergtoppen; purperennbsp;en gouden vlammen schenen de rotsen te verteren, ennbsp;nameloos schoone kleuren en tinten gaven leven aannbsp;de glinsterende gletschers. Ten laatste verbleektennbsp;de sneeuwtoppen en verdween de zon, doch toen haarnbsp;gloed de Monte-Rosa-bergketen reeds verlaten had,nbsp;was de Bietschhorn, welke aan de andere zijde vannbsp;de Rhone, tegenover de opening van het St.-Nico-laasdal zich verheft, nog met het zachtste, teederstenbsp;paars getint.
Er was geen zweem van wind; de natuur scheen in de diepste stilte en vrede te rusten en te bidden.
-ocr page 104-92 OP DEX RIFFELBERG.
De onbewegelijke rooskleurige wolkjes, welke hoog in (Ie lucht boven den Matterhorn hingen, beantwoorddennbsp;op de volmaaktste wijze aan de schoone regelen vannbsp;Shelley, die ze met broedende tortelduiven vergelijkt r
„And when sunset may breathe,
From the lit sea beneath
Its ardours of rest and of love,
And the crimson pall Of eve may fall
From the depth of heaven above,
With wings folded I rest.
On mine airy nest.
As still as a brooding dove.”
Denkbeelden van rust en liefdevolle kalmte werdeui door de onbewegelijke avondwolkjes opgewekt.
Het was, juist gelijk Shelley zingt, als zeiden zij;
’k Rust, de vleugelen op zij,
In mijn nest hoog en vrij.
Zoo stil als een tortel die broedt.
Eindelijk was er geen spoor van het zonnelicht meer te zien op wolken of bergen. Langzamerhandnbsp;werden de sterren zichtbaar en soms was het als rusttennbsp;zij op den top der bergen.
Boven den sneeuwdom der Mischabel-Hörner fon-
-ocr page 105-OP DEN RIFFELEERG. 93
kelden ’s nachts achtereen al de sterren van Orion, totdat het vlammende zwaard van het schoone gesterntenbsp;ten laatste geheel in stille pracht zichtbaar was.
Hooger in den Hemel scheen de maan — bijna drievierden vol — en hare stralen werden, wanneernbsp;zij op de sneeuwtoppen en ijspyramides vielen, innbsp;zilveren glans teruggekaatst, terwijl andere bergennbsp;doodsbleek en vaal wit bleven. Doch ook dezen ontvingen, naarmate onze aarde verder ronddraaide, hunnbsp;deel der onbeschrijfelijke glorie. Zoodra de maan denbsp;zooeven nog bijna onopgemerkte sneeuwtoppen ennbsp;gletschers aanraakte, glansden zij vol tooverachtigenbsp;pracht met een zilverwit licht. Zij fonkelden niet,nbsp;maar straalden, hoog boven de woningen der men-
schen, kalm en ernstig, met een bovenaardsche schoonheid, welke ontzag wekte in onze harten.
Ziet, wij hebben den nacht niet half genoeg lief. We luisteren te zelden naar de machtige nocturnesnbsp;der natuur. We trekken een veel te scherpe lijn tus-schen dag en nacht, als ware de dag alleen goed voornbsp;de menschen. Het is als besefte men niet, dat geheelnbsp;andere gedachten door de starren worden opgewektnbsp;als door de zon, en dat de mensch onvolmaakt blijft,nbsp;tenzij hij zich door nacht en dag gelijkelijk onderwijzen laten.
Terwijl de vroolijke morgen, met het licht op de
-ocr page 106-94 OP DEN RIFFELI3ERG.
weiden en hooibergen, met het loeien der koeien en het kirren der duiven, het allegro is, moet de avondnbsp;met zijn starren, met zijn Melkweg, zijn Orion,- zijnnbsp;Groote Beer en zijn gouden planeten het penserosonbsp;zijn voor onze ziel.
-ocr page 107-REISGEZELLEN.
Heden sneeuwde het, zooals ik het nog nooit zag en voelde sneeuwen. Een mist van sneeuw was opnbsp;den Riffel nedergedaald, die een Mont-blanc was toennbsp;we buiten de deur van ’t hotel traden, en het wittenbsp;zaagsel ons om de ooren en in de oogen vloog. Denbsp;sneeuw kwam van beneden, van boven, van alle zijden.nbsp;Men was er geen vijf minuten in of men was een marmeren beeld, een gekleed marmeren beeld, gelijk. Eennbsp;Amerikaansch meisje, dat echter ook buiten de sneeuwnbsp;een beeldje is, stelde voor een sneeuwpop te maken,nbsp;»want het was onmogelijk te gaan wandelen in erger dannbsp;duisternis tusschen afgronden van vierduizend voetnbsp;diep,” gelijk haar vader opmerkte, waarop zij antwoordde, dat ze om een vijfhonderd voet meer ofnbsp;minder niet gaf als ze eens aan ’t vallen was.
’t Was een opmerking, die duizelig maakte.
-ocr page 108--96 REISGEZFXLEN.
Nu begonnen wij aan ’t maken van een sneeuwpop.
Eerst belegden we voetstampende, de armen over elkander slaande, handen wrijvende, een meetingnbsp;in de sneeuw.
Wat zou de pop voorstellen ?
’t Was een ideale vergadering! Niemand kon lang spreken, want was de mond te lang open, dannbsp;kauwde men dra op een sneeuwbal.
Een advokaat met een mond als een brievenbus, tlie op wijsgeerige gronden het een of andere onbe-teekenend voorstel deed, sprak weldra met gesmoordenbsp;stem en werd geheel onhoorbaar. Als met zooveelnbsp;wit papier, vulde de weldoende sneeuw langzamerhandnbsp;die altijd open brievenbus.
De lieve A merikaansche, die pas uit het Zuiden omhoog was gekomen, dacht dat de marnieren góden vannbsp;Vatikaan en Kapitool heerlijk zouden stralen in wittenbsp;sneeuw, als straks de zon doorkwam.
Wij waren het met haar eens, en besloten dus met algemeene stemmen, dat er een Grieksch beeld zounbsp;worden gemaakt.
Er is toch iets bekoorlijks in ’t algemeen stemrecht! Men heeft gezamenlijk maar voor iets te stemmen ennbsp;het land is voortreffelijk geregeerd, het beeld verrijstnbsp;in onsterfelijke schoonheid.
Ons stemrecht was waarschijnlijk niet algemeen
-ocr page 109-REISGEZELLEN. 97
genoeg; we hadden den staljongen vergeten. Daarom lukte het, ondanks onze verpletterende meerderheidnbsp;van stemmen, niet aan onze onervaren handen zoonbsp;goed te beeldhouwen als de aristocratische minderheid van beeldhouwers op de eene of andere wijzenbsp;vermag te doen.
We beperkten ons dus ten laatste tot het maken van een vormelooze gedaante, met een bol gezicht,nbsp;twee kiezelsteenen als oogen, en een ietwat wibbe-lenden opgeplakten neus. Een hoed op ’t hoofd en eennbsp;afgebroken pijp in den mond, toonden aan ieder, datnbsp;we een man hadden afgebeeld.
De sneeuw hield aan, en we werden gedwongen voor het overige van den dag ons heil binnenshuisnbsp;te zoeken.
Als men nu geen aangename reisgezellen heeft, vraagt men zich op zulk een dag wellicht wel eensnbsp;af, wat toch eigenlijk het nut van reizen is. Ik hebnbsp;•dienaangaande een gevestigde overtuiging, en het isnbsp;lang niet gemakkelijk dit zoo maar dadelijk over allesnbsp;te hebben, gelijk toch door het publiek van eennbsp;journalist gevorderd wordt.
Johnson heeft gelijk als hij zegt, dat het reizen, waarheen men ook ga, zijn groote voordeelen heeft.nbsp;»Bezoekt een reiziger landen, die boven zijn vaderland uitmunten, dan kan hij leeren hoe zijn eigen
7
-ocr page 110-98 REISGEZELLEN.
land verbeterd kan worden; en indien zijn fortuin hem leidt naar slechter landen, zoo kan hij zijnnbsp;eigen land leeren waardeeren.”
Vervolgens is het reizen zoo heilzaam, omdat het ons zelfbedwang leert; omdat het ons kleine onaangenaamheden, gebrek aan comfort, met lijdzaamheidnbsp;leert verdragen; en vooral omdat het zooveel totnbsp;onze zelfkennis bijdraagt. Op reis, ver van huis,nbsp;wordt men niet gesteund door voortdurenden arbeid,nbsp;door den invloed der openbare meening en doornbsp;onze dagelijksch gewoonten, welke velen de deugdnbsp;gemakkelijk maken; doch men staat op zich zelven.nbsp;Voortdurende opwinding en een reeks van genoegens zijn gevaarlijk voor het humeur van menigeen,nbsp;die zich in den draaimolen van het dagelijksche levennbsp;nog al iets op zijn kalm en onverstoorbaar zelfbedwang laat voorstaan.
Men kent zich zelven niet, zoolang men niet gereisd heeft, en wat meer is, men kent zijn beste vrienden niet, zoolang men niet met hen op reisnbsp;geweest is. Laat iedere optimist, iedereen die gaarnenbsp;het beste denkt van zijne vrienden, die hij voor halvenbsp;engelen aan ziet, deze proef niet nemen, doch laat hij,nbsp;die de waarheid weten wil, met een angstig hart denbsp;proef slechts wagen. Zoo men in zijn engagementstijd gedwongen ware, een reis met zijn meisje te
-ocr page 111-REISGEZEI.LEN. 99
ondernemen per Rijnspoor, dan wed ik, dat al de ergernis, gewekt door het eindeloos opvorderen dernbsp;kaartjes door wantrouwende jonge inspecteurs, dienbsp;ieder voor een oplichter aanzien en om de 5 minutennbsp;komen onderzoeken of men de spoorwegkaartjes somsnbsp;heeft ingeslikt of verkwanseld, te Zevenaar zulk eennbsp;verbazende uitwerking op het humeur van menigennbsp;Romeo en Julia zou hebben, dat Romeo per sneltrein,nbsp;Julia per bommeltrein, naar huis zou terugkeeren. Opnbsp;deze wijze zou menig rampzalig huwelijk vermedennbsp;worden, en de gelukkige bachelor, nog bij tijdsnbsp;wijs geworden, zou met volle recht de controleursnbsp;van den Rijnspoorweg steeds met dankbaarheid aanschouwen.
Ik heb op deze reis reeds drie of viermalen een paar reismakkers ontmoet, van wie men verzekerennbsp;kan, dat zij als wijzer doch droefgeestiger mannennbsp;naar hun vaderland zullen wederkeeren. Een huwelijk,nbsp;zonder wittebroodsdagen, gesloten met iemand, die mennbsp;niet liefheeft, doch vrij genegen is, omdat men elkander eenige malen met genoegen in de wereld ontmoetnbsp;heeft, dit en niets anders is het verbond, hetwelk mennbsp;voor bepaalden tijd sluit met zijn reiscompagnon.nbsp;Trouw zweert men elkander op den Baedeker ; mennbsp;belooft elkander ter zijde te zullen staan in zonneschijn en regen, totdat het uur der scheiding geslagen
-ocr page 112-REISGEZELLEN.
zal zijn; eenzelfden Hendschel raadpleegt men; eenzelfde kamer ziet meestal beider ledikanten naast elkander staan; aan de tablé d’hote zit men steedsnbsp;zij aan zij, en in spoorwegwagens, zonder tal, raaktnbsp;men steeds dezelfde knieën aan, en kijkt men gapendenbsp;voortdurend in hetzelfde gezicht, dat men langzamerhand van buiten kent.
Doch niet alleen het gslaat van zijn reisgenoot, maar al zijn eigenaardigheden, al zijn gewoonten, alnbsp;zijn ijdelheden, al zijn grappen en anecdotes leert mennbsp;langzamerhand van buiten. Gesteld dat uw compagnonnbsp;door den neus snuffelt, of dikwijls vrij luide niest, ofnbsp;de gewoonte heeft verzen te reciteeren, of opera-aria’snbsp;te neuriën, of studentenliedjes te fluiten, gelooft gijnbsp;dan dat gij uw vriend niet langzamerhand zultnbsp;gaan haten, en zult gaan wenschen dat hij zatnbsp;op den trein naar Zevenaar.? Men is wel eens ongeduldig; warmte en honger maken ons wel eens kriegel, en men heeft dus wel eens een standje metnbsp;zijn naaste. Doch op reis is men gedwongen, standjenbsp;of geen standje, voortdurend aan elkanders zijde tenbsp;blijven, te zamen de natuur te bewonderen ennbsp;samen te spreken, hetgeen dubbel lastig is, wanneernbsp;uw reiscompagnon sentimenteel is, en tusschen denbsp;bergen alleen over hoogverheven onderwerpen, spreken wil.
-ocr page 113-REISGEZELLEN. lOI
En het onverdragelijkst van alles is, wanneer men een rusteloozen, spoedig ontevreden, slecht gehumeurdennbsp;vriend, die des nachts snurkt, altijd bijna te laat aannbsp;den trein komt, nooit voor de koffers zorgen wil, ennbsp;steeds standjes heeft met de kellners, aan een table-d’hote, met goed succes het hof ziet maken aan hetnbsp;mooie Amerikaansche meisje, naast hetwelk hij alleennbsp;zit, omdat hij u op ongemanierde wijze op zijde ge-stooten heeft, juist toen gij die mooie plaats hadnbsp;willen innemen; en gij hem dan dezelfde aardighedennbsp;hoort verkoopen, die gij hem reeds aan 23 tables-d’hote aan zijn buren hoordet vertellen!
Verstandige lieden moeten, voor zij zamen op reis gaan, elkanders beenen meten. Iedereen heeft in zijnnbsp;beenen twee slingers, welke het tempo van het gaannbsp;aangeven; lange beenen, langzaam tempo; korte beenennbsp;snel tempo. Indien recruten soms niet goed pasnbsp;houden, is het de scTluld van het ongelijke slingeren.nbsp;Nu kunnen honderden zich wel langzamerhand tenbsp;zamen een gelijke pas aanwennen, maar als iemandnbsp;met lange beenen, gedurende vele dagen moet loopennbsp;naast de driftige, korte hittenpasjes van een Shetlandernbsp;onder de menschen, wordt hij wel eens tuureluurs.
Het been van den volwassene maakt per minuut 40 tot 55 dubbele slingeringen, en een veertiger isnbsp;geen postuur voor een vijf en vijftiger.
-ocr page 114-REISGEZELLEN.
Hier heeft men dus reeds een lichamelijke rede voor de i n c o m p a t i b i 1 i t é d’ h u m e u r, welke tweenbsp;lieden, die samen moeten gaan, elkander doet haten.'
De twee reiscompagnons, die ik nu reeds eenige malen ontmoet heb, boezemen mij het innigste, hartelijkste medelijden in.
Ik kon mij hun lijden en zieleleed voorstellen, als ik telkens duidelijker zag, lioe die twee ongelukkige reisgenooten elkander een doodelijken haatnbsp;toedroegen. Zij wisselden geen woord met elkander ; star en strak keken zij voor zich uit, en eennbsp;diep weemoedige glimlach maakte hun gelaatstrekkennbsp;nog treuriger, toen zij ons vroolijk lachen hoorden.nbsp;Men kon het hen aanzien, dat zij zich niet voornbsp;konden stellen, hoe reiscompagnons te zamen ooitnbsp;gelukkig konden zijn. Den laatsten keer zagen wij hennbsp;boven op de Gemmi. Zij kwamen van Kandersteg ennbsp;maakten zich gereed naar I.eukerbad af te dalen.nbsp;Ik ijsde als ik aan de afgronden dacht, en mij voorstelde, dat de gedachte in hun hoofd kon komen,nbsp;hoe een enkele wanhopende stoot met de puntigenbsp;Alpenstok, hen kon bevrijden van het wezen, aannbsp;hetwelk zij geketend waren, gelijk Mazeppa op hetnbsp;wilde paard der Ukraine, met hetwelk hij die onaangename reis moest maken.
Het reizen oefent dus in zelfkennis, en in kennis
-ocr page 115-REISGEZELLEN. 103
van zijn vrienden; maar het doet nog meer. Indien men niet geheel onwetend is betreffende de geschiedenis,nbsp;de kunst en het karakter van het land, dat men gaatnbsp;bezoeken, zullen honderde zaken ons treffen, zoodatnbsp;wij met vermeerderde kennis en verruimden bliknbsp;wederkeeren. Men leert, dat de menschen overal veelnbsp;op elkander gelijken, in ieder land dezelfde foutennbsp;en zwakheden hebben, hetgeen tot verdraagzaamheidnbsp;stemt; en dat men met de Hollandsche taal alleennbsp;niet ver komt, hetgeen eveneens een ontdekking vannbsp;eenig gewicht is.
-ocr page 116-Na den sneeuwdag hadden wij met eenige Amerikanen en Engelschen een gezelligen avond in de groote zaal van het hotel.
Onder een toevallig vereenigd gezelschap van mannen en vrouwen, die, uit Oost en West toegesneld naar de hooge bergen, elkander voor een paar dagennbsp;ontmoeten, om dra weer uiteen te gaan, kan hetnbsp;soms vermakelijker toegaan dan op een familiedag.nbsp;Men vindt elkander frisch en oorspronkelijk, misschiennbsp;wel omdat de een den ander nog maar weinig kent.nbsp;Ieder geeft zijn beste anecdoten en doet zich van denbsp;beminnelijkste zijde voor. Vaak wint men dus vrienden voor het geheele leven.
lt;k
Een Amerikaansch bankier, die vlug goochelen kon, wat hem wellicht soms te pas komt, had messennbsp;doorgeslikt en op andere manieren zich aangenaam
-ocr page 117-EEN LEZING IN HET HOTEL. 105-
gemaakt. Met veel goeden wil had een tenger En-gelsch meisje! sRös’lein, Rös’lein Rös’lein roth, Rös’lein auf der Heide” gezongen,nbsp;fluisterende en met bijna onhoorbare stem, watnbsp;ook veel genoegen gedaan had. Ieder moest dusnbsp;iets tot de vreugde bijdragen. Ik wist echter niets tenbsp;bedenken. Ik goochel niet. Als ik zong, zou mennbsp;mij ook een onhoorbare stem toewenschen. Toennbsp;vertelde een reisgezellin, die geen genade kende, datnbsp;ik wel eens een lezing had gehouden.
Nu was dat juist iets voor de Amerikanen, die dadelijk uitmaakten, dat niets zoo gemakkelijk wasnbsp;als het houden van een lezing, indien men het maarnbsp;eens gedaan had. De eerste keer was het alleen raoeielijk.
Toen men Voltaire vroeg of hij geloofde dat Saint Denis, zijn hoofd in de handen dragend, niet alleennbsp;tot de poort, maar geheel naar Versailles geloopennbsp;had, antwoordde hij: »c e n’ e s t q u e Ie premiernbsp;pas qui coute.’’ Doch aan vele Nutsredenaarsnbsp;kost de twintigste pas, met hun lezing in de handen,nbsp;nog even veel als de eerste, en ik veroordeelde daaromnbsp;dat lichtvaardig spreken over een lezing, alsof hetnbsp;iets zeer gemakkelijks was.
-Ok
Men kan over allerlei zeer moeielijke plichten soms luchtig een oordeel vellen alsof ieder ze maar zoodadelijk zou kunnen vervullen.
-ocr page 118-io6 EEN LEZING IN HET HOTEL.
Zoo had ik juist op de Riffel een jong Amerikaansch ¦meisje in het bijzijn van haar geestige, ongehuwdenbsp;tante lachend liooren zeggen, dat ze van plan wasnbsp;-een oude vrijster te worden.
Toen kreeg ze eenige gouden waarheden ter over-¦denking!
Tante zeide: — »Je praat er lief over met je: »Ik word een nuttige, gezellige oude vrijster!” Ik zounbsp;liever zeggen: ik word een millionair en kunstenaar!nbsp;Hoor eens, kind, zekere kracht van karakter, zelfvertrouwen, moed, onafhankelijkheid zijn onontbeerlijknbsp;voor wie eene gezellige oude vrijster wil worden. Ernbsp;zijn zwakke, afhankelijke vrouwen, die alleen geschiktnbsp;zijn voor het huwelijk, daar ze voor iemand bangnbsp;moeten zijn, anders zakken ze ineen als klimop, dienbsp;niet met spijkers en bindmat wordt opgebonden.”
Ik begon mijn lezing met dit antwoord mede te ¦deelen, als een gerechte straf voor nicht en tantenbsp;beiden, die mij tot spreken hadden gedwongen, ennbsp;¦als een staaltje van de aardige gezegden, vol humor,nbsp;welke men soms van Amerikanen hoort.
Op een spoorweg in de Staten maakte ik eens kennis met een landbouwer, die er zeer boersch uitzag. Toen ik hem vroeg of in Illinois de meeste mannennbsp;klein of groot van stuk waren, antwoordde hij mij leukweg: jdat hij een neef had, die zoo lang was, dat
-ocr page 119-EEN LEZING IN HET HOTEL. 107
hij altijd een ladder moest gaan halen als hij zich wilde scheren”.
Dit werd zoo kalm als iets, dat vanzelf sprak, gezegd, dat ik nuchter genoeg was een oogenblik na te •denken, hoe of dat mogelijk was!
In den trein was een conducteur, die een nieuwe, fraaie uniformpet op had. Hij werd een weinig innbsp;het ootje genomen door een paar vroolijke passagiers,nbsp;wegens zijn glimmend nieuw hoofddeksel. Eindelijknbsp;wendde hij zich tot den eenvoudig uitzienden landbouwer en vroeg: »Ziet u nu wel wat geks in dienbsp;pet?” — »Neen vriend, alleen het hoofd!” was hetnbsp;•onverwachte antwoord.
Nu zouden wij zulk een antwoord alleen geestig noemen, doch in Amerika acht men dergelijke gezegden humoristisch.
Wij Hollanders waardeeren over het algemeen zekere geestige, leuke opmerkingen, die men gewoon is droogkomiek te noemen, omdat men ze droog weg, als ietsnbsp;•dat vanzelf spreekt, en met onvertrokken gelaat vertelt. Amerikaansche humor is eveneens droog-komiek.nbsp;Doch hij is buitensporiger, dwazer, overdrevener dannbsp;het soort, dat in Holland inheemsch is.
De Amerikanen zijn een godsdienstig volk, doch ze zien er geen bezwaar in, hun humor op den preekstoelnbsp;te brengen. Op hoogst familiare wijze spreken ze
-ocr page 120-io8
EEN LEZING IN HET HOTEL.
over heilige onderwerpen. Ze acliten het volstrekt niet oneerbiedig, maar hun vertrouwelijkheid schijntnbsp;profaan aan hem, die ze voor het eerst opmerkt.
Het volgend voorbeeld is kenschetsend, doch aan Amerikanen behoef ik niet te verzekeren dat geennbsp;profaniteit in de verste verte bedoeld werd en datnbsp;met even grooten ernst gesproken als geluisterd werd.
Een van mijn vrienden was onder het gehoor van den weleerwaarden heer Dow.
Hij nam als tekst de woorden van Paulus: »Ik kan alle dingen doen !”
De predikant las den tekst voor.... dacht even na.... nam zijn bril af en legde dien op den opennbsp;bijbel en zeide langzaam, doch met luider stem : sNeennbsp;Paulus ! dezen keer hebt gij u bij uitzondering eens-vergist. Ik wed vijf dollars dat ge dit niet kunt ennbsp;hier is mijn geld !”
Hij haalde zijn portefeuille uit, nam een biljet van vijf dollars en legde dat op den bijbel.
Nu zette hij zijn bril weer op en las langzaam verder: sdoor de genade van onzen Heer!”^nbsp;»Ah, Paulus!” riep hij uit, »dat verandert de zaak!”nbsp;en zijn vijf dollars terugnemende, zeide hij plechtig:nbsp;sik trek mijn weddenschap in !”
Wij zouden den predikant, die zich dus aanstelde,.
een hansworst genoemd hebben en wellicht veront-
-ocr page 121-EEN LEZING IN HET HOTEL. 109
waardigd de kerk zijn uitgeloopen; maar in Amerika knikten de oude dames elkander toe en fluisterden;nbsp;shoe treffend!”
Elk volk heeft dus zijn eigen opvatting van humor, en het nut van reizen is o. a. dat men dit leert kennen in de verschillende landen.
Dus hoorde ik eens den grooten Amerikaanschen humorist Artemus Ward.
Er had juist in zijn huis een heugelijke gebeurtenis plaats gehad. Die gebeurtenis nam hij dien avond tot onderwerp van zijn lezing en hij verhaaldenbsp;op de volgende manier, wat hem twee dagen geledennbsp;geschied was;
Mijne heeren! Ik ben erg gelukkig! Mijn huis is vol vreugde I Ik ben vannacht twee keer opgestaan om eens goed te kunnen uitlachen. Soms denknbsp;ik ; is het een droom ? Maar als ik de twee lievenbsp;schepseltjes, met hun roode domme kindergezichtjes,nbsp;in hun twee wiegen zie liggen, en hoor hoe ze gillennbsp;en schreeuwen, dan weet ik dat het een heerlijkenbsp;werkelijkheid — dat'het twee heerlijke werkelijkhedennbsp;zijn, en dan ben ik eerst opgewonden en vervolgensnbsp;slaperig van geluk.
Ik had van de week een lezing gehouden te Washington, en was met mijn cahier onder den armnbsp;op weg naar huis. Ik had die lezing in alle groote
-ocr page 122-EEN LEZING IN HET HOTEL.
Steden van Amerika gehouden, en o, menschen! zoo-als die lezing mij verveelde. Daarom houd ik vandaag een andere.
Nu zijn lezingen ook vervelende dingen. Een honden- en apenspel is veel aardiger. In een krant, die je voor een dubbeltje koopt, lees je meer nieuws ennbsp;belangrijks dan je hoort gedurende een lezing, dienbsp;hoopen zilver kost! ’t Zijn domme dingen ! En denbsp;arme vent, die leest, is ook niet voor zijn pleizier uit!nbsp;’t Is een hondenbaantje ! Zegt hij iets, dat men .nlnbsp;weet, dan gapen ze en worden ze kwaad. Zegt hijnbsp;iets, wat men niet weet, dan worden ze ook kwaadnbsp;en noemen ze hem een pedanten kwast!
Eens vertelde ik hun op een lezing iets dat ze behoorden te weten, doch dat ze zich niet herinnerden, en toen werden ze erg kwaad.
Niemand luisterde naar mij op de lezing, ieder snurkte. Toen werd ik welsprekend en riep : Wordtnbsp;wakker! Hier spreekt een arme kerel tot je, dienbsp;maar een half hemd op zijn rug heeft, en je luistertnbsp;niet!... . en ik snikte !
Den volgenden dag vraagt een deputatie dames gehoor bij mij. Het was een deftige krans van ongehuwdenbsp;vrouwen, die kleederen maakten voor hulpbehoevenden.
ïWe houden veel, zooveel van letterkunde als van weldadigheid,” zeiden ze. »We willen niet dulden
-ocr page 123-EEN LEZING IN HET HOTEL.
dat een spreker, een letterkundige als gij, maar — met permissie gezegd — een half hemd op den rug draagt.nbsp;Hier hebt ge 24 overhemden.” En ze bogen ennbsp;glimlachten.
Ik glimlachte en boog ook. » Dat zijn mooie hemden! heele mooie hemden !” zeide ik.
»Dank! Dank! Doch ook van deze hemden draag
ik slechts de helft op mijn rug...... want ik draag,
de andere helft op mijn borst!”
xMonster!” snikten en gilden ze, maar ik was met mijn 24 hemden reeds op weg naar het station.
Te Nashville, hier een uur van daan, waar ik woon, stapte ik uit den trein en ik liep met mijn koffertjenbsp;snel naar huis, toen ik in een straat, niet ver vannbsp;mijn woning, Willem Stokes, den barbier, tegenkwam.
«Mijnheer Ward,” zegt hij, «daar is heel wat te doen bij u aan huis!”
Ik zeg; «Willem,” zeg ik, «wat bedoel je?”
«Hemel!” zegt hij, «daar is me wat te doen hoor;’ en hij lachte dat hem de tranen over zijn gelaat liepen,
«Willem,” zeg ik, «ik houd niet van een onwijzen barbier. Dat is veel te gevaarlijk! Spreek! Wat isnbsp;er geschied?”
Maar hij was gaan zitten op een stoep en lachte, totdat hij zwart in zijn gezicht was. Eindelijk giltnbsp;hij; «tweelingen!”
-ocr page 124-Ik rilde, ik sprong op en ge kunt er een eed op doen dat ik het gras niet onder mijn voeten lietnbsp;groeien. Ik liep hard en werd gevolgd door eennbsp;enthousiasten troep van mijn jeugdige medeburgers, dienbsp;gilden van sympathie en riepen: shoerah! voor dennbsp;ouden Ward! Hij strekt onzer stad tot eer!
Ik vond mijn huis vol menschen. Daar hadt je mevrouw Baxter met haar drie volwassen dochters,nbsp;de vrouw van den advocaat Berkens, de zuster vannbsp;den schoolmeester, de dienstboden van de buren, dennbsp;dokter, den dominé enz. enz.
Twee bakers zaten elk in een armstoel voor het vuur, omringd door belangstellende vrouwen. Zijnbsp;warmden allerlei flanellen voor het vuur, en dronkennbsp;telkens een slokje warme grok, omdat zij zoo geschriktnbsp;waren. Wel twaalf vrouwen liepen de trappen op ennbsp;neder met jurkjes, luiers, vuurmanden, ketels warmnbsp;water, flesschen spiritus, lappen flanel en kopjes kandeel;nbsp;’t was een grootsch schouwspel! Ik geraakte buitennbsp;mijzelven. Ik greep mijn twee loops jachtgeweer....
»Lieve hemel! wat scheelt den man” riep tante Tabethy. sO heilige Mozes! houd den ongelukkigenbsp;vast! Neef, neef, wat scheeltje?”
^Tweelingen!” antwoordde ik.
»Ik weet het,” zeide ze, en ze wierp bedeesd haar boezelaar over haar lief, doch bejaard gelaat.
-ocr page 125-EEN LEZING IN HET HOTEL. ”3
sWel, DAT scheelt me!’’ zeide ik. jHang je geweer gauw op, jou ouwe gek!” riep ze.nbsp;sNeen,’’ zeide ik. s’t Is een nationale feestdag!”nbsp;zei ik. »’t Is een eer voor de stad!” zei ik. »Wenbsp;hebben burgers noodig!” zei ik. »Ik ga naar denbsp;schuur en daar ga ik een nationaal saluut vuren!”nbsp;en meteen sprong ik de trappen omlaag en begonnbsp;in den tuin links en rechts te schieten, totdat eindelijknbsp;de apotheker en de barbier mij met geweld weer innbsp;huis brachten.
Ik was ook geschrikt en nam een grokje. Zij waren eveneens geschrikt en namen er twee. »Schriktnbsp;niet weer,” zei ik. »De flesch is bijna leeg.”
Aan den haard maakten ze plaats voor me. De dokter nam met de tang een stuk gloeiende kool ...nbsp;stak zijn pijp aan en zei:
„’t Is me een merkwaardige gebeurtenis!”
Zijn twee merkwaardige gebeurtenissen!” antwoordde ik, en ze wegen samen achttien pond, zegt de dikste van de twee bakers, en die moet het weten.”
»’t Is een volmaakte coup d’état!” roept de schoolmeester uit.
jIo vivat! lo vivat! nostrorum sanitas!” antwoord ik, om te toonen dat ik ook Fransch ken, al ben iknbsp;geen schoolmeester.
»Het is een philipine voor een menscheneter!” zegt
8
-ocr page 126-II4 EEN LEZING IN HET HOTEL.nbsp;i
Brown, de redacteur van den Herald van Nashville, die grappig wilde zijn.
sZet dat in je Allerlei, als je durft!” roep ik. sAls je het doet, dan adverteer ik nooit weer bij je.”
Hij zweeg.
sHoe grappig!” giegelde Suzanne Fletschet, en ze lachtte zoo, dat de glazen rinkinkten.
»Wel, wat mij aangaat”, zeide Jeane Marie Smith, die de onaangenaamste oude vrijster van heel Midden-Amerika is, »ik begrijp niets van je vroolijkheid.nbsp;Jullie bent een hoop gekken.”
Ik zeg: sjuffrouw Jeane Marie, zijt gij moeder ?”
sNeen 1” zeide ze.
ï Welnu, ge zult er nooit een worden !”
Ze ging weg.
Toen zeide de schoolmeester; sVrienden, we zijn Amerikanen, we vormen hier feitelijk een meeting,nbsp;die samen kwam uit belangstelling in de openbare zaak;nbsp;en ik stel voor, dat mijnheer Ward een motie doe,nbsp;waarover we kunnen stemmen.”
Ik stond op.
ïMijne heeren, ik dank u voor uw vertrouwen. Ik stel aan de vergadering de volgende motie voor:
»Aangezien twee gebeurtenissen hebben plaats gehad in dit huis, die tweelingen zijn, en tot de mannelijkenbsp;sekte behooren, daar ze jongens zijn, stel ik voor dat
-ocr page 127-EEN LEZING IN HET HOTEL. IIS
de vergadering de volgende besluiten goedkeure:
ïBesloien: dat dank schuldig is aan de buren, die de beleefdheid bewezen hebben aan de dubbele gebeurtenis.
sBesloten; dat ik met geheel mijn hart de bemanning van brandspuit K. No. 17 dank zeg, die aan kwam rijden, toen ze al de menschen binnennbsp;zagen stormen, denkende dat er brand was in mijnnbsp;huis en die, toen ze hoorde wat geschied was, onzelfzuchtig besloot om niet te spuiten.
sBesloten: dat ik uit den grond van mijn ziel de liedertafel Zanglust en ’t orkest Blaaslust vannbsp;Baldinsville bedank, dat ze hun plan hebben opgegeven om mij vanavond een serenade te brengen,nbsp;om te toonen dat zij mij dankbaar zijn, daar Amerika burgers noodig heeft.
«Besloten; dat ik iedereen dank zeg, die mij in de eerste dagen te eten vraagt, want tehuis krijg iknbsp;in zulk een tijd alleen koud vleesch en dat is onvoldoende voor mij in zulke zenuwachtige dagen.”
Met algemeene stemmen nam de meeting de voorstellen aan.
Hiermede nam zoowel de lezing in Amerika als die in het Zwitsersch hotel een einde.
Ik houd veel van tegenstellingen, en het is als of men de oude wereld beter begrijpt en waardeert als men haarnbsp;vergelijkt met de nieuwe, met Amerika en zijn humor.
-ocr page 128-BLOEMEN VAN DE AI,PEN.
Over de hoogten, boven het Riffel-hotel gaande, heb ik hedenmorgen een aantal bloemen geplukt, geheelnbsp;gelijk aan die, welke gedurende den langen zomer innbsp;de Arctische gewesten tusschen rotsen en sneeuwnbsp;bloeien.
' Op mijn schrijftafel heb ik steeds een presse papier staan, die onder zijn kristal bloemen uitnbsp;Novazembla bewaart, mij door Laurens Kolemansnbsp;Beynen van den eersten tocht op de Barents medegebracht.
Welk een liefelijke herinnering was het, toen ik voor het eerst in de hoogte de bloemen uit het Noorden aan trof, welke hij in de breedte vond! Wat hijnbsp;plukte, na vier weken in de breedte gezeild te hebbennbsp;door mist en ijs, vond ik na een heerlijke bergwandeling van vier uren!
-ocr page 129-I17
BLOEMEN VAN DE ALPEN.
Het verschil tusschen penvoerders, die slechts over de Barentstochten mochten schrijven en de mannennbsp;van de daad, die met den kleinen schoener zeenbsp;kozen, wordt hierdoor als het ware in beeld gebracht.
In den gelukkigen tijd, toen we nog geld bijeen wisten te brengen voor de tochten naar de Ijszee,nbsp;ben ik namelijk de orgeltrapper geweest van de jongenbsp;geleerden, zeeofficieren en matrozen, die met zulknbsp;een liefde voor wetenschap, zeevaart en koene tochten, schoone, oud-Hollandsche muziek in het Noordennbsp;deden weer klinken.
De orgeltrapper heeft veel van de kunstenaars geleerd. Hij heeft nog steeds dezelfde hartelijke waar-deering voor hun mannelijk streven en eenvoudige toewijding aan hun wetenschap of hun vak.
Daarom was het vinden van bloemen uit Spitsbergen en Jan Mayen-eiland, tusschen de sneeuw van de Alpen, een heerlijke herinnering aan een jongennbsp;ridder der zee, dien ieder, die hem kende, met onveranderlijke liefde herdenkt.
Daar waren bloemen van de sneeuw-flora zoo als hij ze medebracht uit het Noorden, Ranunkels ennbsp;Saxifraga en Cruciferen.
Ik dacht aan den professor uit Duitsch Zwitserland, dien ik den vorigen dag ontmoet had en die mij ge-
-ocr page 130-118 BLOEMEN VAN DE ALPEN.
zegd had; »ik vraag den bloemeii de geschiedenis der aarde.” Hij had mij medegedeeld, hoe de sneeuvv-streek van Zwitserland 155 Blüthenpflanzen met denbsp;Archische gewesten gemeen heeft, b.v. 36 met Spitsbergen en 48 met Nova-Zenibla.
Toen de gletschers en het ijs uit het laagland verdwenen, bleven de Alpen, als eilanden van ijs, de Poolherinneringen van Europa bewaren in de ruikersnbsp;van planten, die jaarlijks herbloeien, de eeuwen door.
Rousseau heeft reeds in de Nouvelle Héloise opgemerkt; quatre heures d’ascension représentent è.nbsp;peu prés un voyage de la Mediterrannée au Pole”, ennbsp;dus trekt men in Zwitserland door allerlei klimaten.nbsp;De flora van Italië is aan onzen voet, die van denbsp;eeuwige sneeuw, boven onze hoofden. Mij verteldennbsp;die bloemen een deel van mijn eigen levensgeschiedenis.nbsp;Mogen ze later als ik oud geworden ben, mij eennbsp;tweede reeks Barentstochten in herinnering brengen,nbsp;want nu de zaken herleven en er weer geld los komt,nbsp;moeten de Barentstochten hervat, tot eer van hetnbsp;vaderland en ten nutte der Koninklijke Marine.
De lucht hier op de hoogten, is vol atmospherisch salvolatile en is opwekkender dan champagne.nbsp;Moge mijn toost weerklank vinden in de lage landennbsp;aan Zee.
Oud-Commandanten van de Barents, kapitein-
-ocr page 131-BLOEMEN VAN DE ALPEN. II9
luitenants-ter-zee, de Bruyne, H. van Broekhuyzen, Dale en Hoffman, u breng ik, van deze zoo gemakkelijk door mij bestegen hoogte, mijn eerbiedigen groet.
Wij hebben hier op de hoogte vier jonge geleerden ontmoet, die mij aan de jonge geleerden van denbsp;Barentstochten herinnerden, door hun ernstig strevennbsp;naar kennis.
Het waren vier reisgezellen, die in de hartelijkste verhouding met elkander leefden, wat wellicht veroorzaakt werd doordien ieder steeds zijn eigen wegnbsp;ging en zij elkander slechts nu en dan, op afgesprokennbsp;punten, ontmoetten.
Elk had een doel bij zijn bergtochten.
De een onderzocht de lucht, om te zien hoeveel mikroskopische organismen de berglucht bevat: »Iknbsp;vind hier geen bacteriën,” zeide hij tot mij, terwijlnbsp;hij handig met zijn mes de jus naar zijne lippennbsp;bracht, wat doet gissen tot welk volk hij behoorde....nbsp;»De mikroben ontwikkelen zich niet gemakkelijk. Denbsp;ijle lucht heeft misschien geen voldoende draagkrachtnbsp;om ze lang te laten zweven en drijven.”
Er was een naturalist bij, die op de vuile moranen der gletschers steeds de aandacht vestigde, als op denbsp;eenige waarheid, die hem belang inboezemde.
De derde bestudeerde die Romer straszen in
-ocr page 132-BLOEMEN VAN DE ALPEN.
de Alpen en wist mij, die op weg naar Rome was, een allerbelangrijkst voorproefje te geven van wat mijnbsp;daar tusschen de oude bouwvallen wachtte.
Hij had de Via Claudia uit het Etschdal naar het Inn-dal gevolgd en van daar over den Arlbergnbsp;in het Rijndal.
Hij wist te verhalen, hoe de weg over de Bernardin door de Romeinen gebouwd was, van Chur langs dennbsp;rechteroever van den Rijn over Vogelsang (o, liefelijke naam uit Holland’s graventijd!) naar Razünsnbsp;am Hinter-Rhein. Hij had overblijfsels gezien vannbsp;de Via Strata, een zesvoet breeden weg, in het Dür-ren-wald. Op de Julier had hij stukken gevonden vannbsp;Romeinsche zuilen, waaronder munten lagen vannbsp;Caligula, Nero, Vespasianus en Marcus Aurelius.
Het is een geluk dus kennis te maken met degelijke, ernstige jonge mannen, die met zulk een toewijding zich aan hun vak overgeven. De jonge geleerden van de Barents, die nederig en geduldig hun kennis vermeerderen, hadden mij dat zeer krachtige, eerbiedwaardige deel der jonge mannen van onzen tijdnbsp;leeren waardeeren, evenals onze voortreffelijke, genialenbsp;schilder Apol, die enkel uit liefde voor zijn penseel,nbsp;om sneeuw en ijs te bestudeeren, een moeielijkennbsp;tocht naar de Barentszee mededeed.
Er zijn toch nog heel wat flinke mannen in onze
-ocr page 133-BLOEMEN VAN DE ALPEN. 12 I
omgeving. Opent de oogen slechts, gij klagende pessimisten, en gij zult hen zien. Als gij gelooft, dat ze er niet zijn, ligt dat voornamelijk aan de onvoldoendenbsp;vorming uwer wat oude oogen, die enkel zien watnbsp;ver af is.
De vierde geleerde had een specialiteit, waarvan ik nooit gehoord had.
Hij onderzocht overal de uitwerking van bliksemstralen op rotsen. Gelijk men in de Transvaal naar diamanten of goudkorrels zoekt, spoorde hij de Wir-kungen der Blitzschlagen auf Gestein. Hijnbsp;loofde van zijn zuur bespaarde geld premies uit aannbsp;gidsen, om, als ze stark braun verglaste Stellennbsp;(dit was geloof ik wat hij zeide) in de rotsen dernbsp;bergtoppen vonden, die uit te houwen en hem tenbsp;brengen. Uit een kleine lederen tas haalde hij eenigenbsp;donkere glastranen Hij noemde ze grünschwarznbsp;angeschmolzener Glas-tropfen en hij hadnbsp;ze gevonden op een bergtop van s Hornblendeschiefer”.
Ik heb eenige van die fulgurieten in mijn hand gehad, en zou mij Zeus den Donderaar te rijk gevondert hebben, indien ik ze zelf gevonden had.
sGeef een halssnoer van die zwarte bliksemparelen aan uw blonde geliefde aan den Rijn” zeide ik.nbsp;»Schooner gift bestaat er niet voor de bruid van eennbsp;moedigen natuuronderzoeker!”
-ocr page 134-BLOEMEN VAN DE ALPEN.
»Ik heb de schoonste reeds gezonden aan het Poly t e c h n i c u m, waar ik studeerde,” was zijn antwoord.
Hier was nu weer het onderscheid tusschen poëzie •en proza, zegt de een of ander.
Mis! Het proza was, als men even nadenkt, poëtischer dan mijn inval. Doch niettemin zou ik gaarne zulk een snoer van zwarte bliksemparelen (ik bennbsp;verliefd op dit woord) om een hals, om een schoonennbsp;hals, vastmaken.
jEn wat bewijzen die fulgurieten nu?” vroeg de specialiteit in slijkrivieren.
j Onder anderen dat de bliksem bijna enkel de hoogste punten raakt. Op twee of drie meter ondernbsp;¦den top zoek ik er steeds vergeefs na.
»Mijn leermeester heeft eens onder zulk eenhoogen top geschuild, terwijl donderwolken er over streken.nbsp;Uit de rots vloeide de electriciteit omhoog. Als hijnbsp;de stalen ijsbijl even omhooghief, knetterden de vonken er uit. Het was alsof men dicht bij zijn oorennbsp;een stuk leder hard vaneenscheurde. Hoe hooger hijnbsp;de bijl hield, des te woester sprongen de vonken. Dochnbsp;toen hij de bijl naast zich nederlegde, zweeg het staal.”
Ik ben overtuigd, dat dit »zwijgend staal” een treffend beeld zou zijn voor menig redenaar. Op het oogenblik kon ik het echter niet gebruiken, daar iknbsp;nadacht hoe angstig ik geweest zou zijn met zulk
-ocr page 135-BLOEMEN VAN DE ALPEN.
een van den bliksem knetterende bijl in mijn hand.
Voorwaar mijn jonge geleerde! het is vaak heldenwerk een vaan of symbool omhoog te houden.
’t Is zeker veiliger en gemakkelijker met slappe hand lt;ie strijdakse der wetenschap ongebruikt naast zichnbsp;in het stof te laten liggen.
Maar dan zwijgt het staal.
Zij, die de Barentstochten steeds bestreden, omdat ze gevaarlijk zouden zijn, laten de oude enterbijlnbsp;der Hollandsche zeelieden liever ongebruikt in het stofnbsp;liggen.
Doch nu zwijgt ook het staal dat eens vonken van bezieling spreidde.
-ocr page 136-EEN IDEALE RUSTPLAATS.
De schoone dagen op de Riffel zijn voorbij. We vertrekken, telkens omziende naar dit heerlijk oord opnbsp;den hoogen berg.
Als troost hebben wij echter een ideaal dorp gevonden, bestemd voor lieden, die gelukkig en rustig in vrede en verdraagzaamheid leven willen!
Het was op onzen terugtocht van de hooge bergen boven Zermatt naar het Berner Oberland, dat wijnbsp;deze plaats der gelukzaligen aantroffen. Doch eerstnbsp;moet ik nog melden hoe wij deze vondst deden ennbsp;op welke wijze wij dit oord bereikten, waar de goudennbsp;eeuw heerscht of weldra heerschen zal.
Van Zermatt gingen wij door het Nicolaïthal en Wallis naar meer bewoonde streken. Wallis maakte op mijnbsp;denzelfden droefgeestigen indruk als den eersten keer.
Van geen gedeelte van Zwitserland is het zoo waar als-
-ocr page 137-EEN IDEALE RUSTPLAATS. 125
van Obegt;'-Wallis, dat het land schoon is voor de reizigers, doch het tegendeel voor de inwoners. Men trekt dorpen door, waar de donkere, vuilbruine gevels der naarnbsp;elkander toehellende huizen elkander bijna aanraken;nbsp;men gaat over hobbelige wegen van ruwe steenen,nbsp;die niemand aaneengevoegd heeft, en is steeds in denbsp;schaduw van hooge bergen en dreigende rotsen.
Bij de dorpen is de grond vertrappeld door het vee, en de doorweekte vuile aarde rondom de huizennbsp;wekt geen grooteren afkeer dan de onverzorgde tuinen, waar onkruid en mesthoopen de plaats innemen,nbsp;voor groenten en bloemen bestemd. Al het houtwerknbsp;der huizen is bruin en vaalzwart geworden door dennbsp;rook, en dit zal niemand verwonderen, die een dernbsp;huizen binnentreedt en om zich kijkt. De kamersnbsp;zijn klein en duister, want het vuile glas der zeernbsp;kleine vensters laat weinig licht door, en de schoorsteen is zoo slecht gemaakt, dat rook de kamernbsp;vult. Een der huizen trad ik binnen. »De nachtennbsp;zijn lang”, zeide de vrouw, die in de kamer aannbsp;het werk was, even opkijkende toen ik haar ietsnbsp;vroeg; sde nachten zijn lang, want de zon laat denbsp;dalen spoedig in het duister,” en ik werd getroffennbsp;door de uitdrukking van geduld, welke het weinignbsp;aantrekkelijk gelaat der vrouw had, toen zij dit zeide
Dit is nu een der chalets, welke wij voor onze
-ocr page 138-120 EEN IDEALE RUSTPI.AATS.
étagères in het klein, in wit dennenhout nagemaakt, medebrengen, dacht ik, toen ik het sombere huis innbsp;oogenschouw nam. Welk een sentimenteele onzinnbsp;wordt er niet soms over die Zwitsersche chalets gesproken, en hoe weinig wordt er gedacht aan hetnbsp;harde, ongelukkige leven van de verwaarloosde bewonersnbsp;dier dompige, duistere hutten ! Ja, de omgeving isnbsp;schoon! de natuur in het eenzaam dal is verrukkelijk! Welven zich niet links en rechts de groene Alpenweiden omhoog.? Spreiden zware kastanje- ennbsp;noteboomen hun breede takken niet uit naast hetnbsp;huis ? Ziet! wilde bloemen zonder tal fonkelen alsnbsp;kleine starren van goud en zilver op de donkerenbsp;rotsen, thans zoo schoon door de avondzon beschenen. De lucht is geurig en kristalheldere bergstroomennbsp;zonder tal vallen met een zoet welluidend ruischen langsnbsp;de rotsen in het dal.
Voorwaar, het is een aardsch paradijs.... voorben die voorbijtrekken, en welgevoed, opgeruimd van harte,nbsp;die vallei te voet of te paard doorreizen en haar dusnbsp;maar een oogenblik zien, onder een gunstig licht ennbsp;in de beste omstandigheden.
Doch de bevolking kan met den zwaarsten handenarbeid ternauwernood een karig levensonderhoud winnen, dat bijna geheel uit zwart hard brood ennbsp;melk bestaat. De landbouwer heeft met de grootste
É
-ocr page 139-EEN IDEALE RUSTPLAATS. 127
moeielijkheden te kampen Die schoone Alpenweiden zijn veelal bijna onbereikbaar, en de jonge mannennbsp;en vrouwen, die men des avonds doodmoede terugnbsp;ziet komen, met een langwerpige mand met hooi ofnbsp;gras op den rug, hebben den geheelen dag tegen denbsp;steile bergen moeten opklauteren om hier en daarnbsp;het gras te snijden. Ze zijn gelukkig wanneer zijnbsp;des avonds de geheele mand gevuld tehuis kunnennbsp;brengen. De akker, welke door een tiental jarennbsp;van aanhoudenden arbeid eindelijk vruchtbaar is geworden, wordt soms binnen een enkel uur door vallende steenen of rotsen onbruikbaar gemaakt. Wanneer men hier en daar op een steile rots, midden innbsp;een onstuimigen bergstroom, een aardappelenveld, vannbsp;misschien acht vierkante ellen, ziet, en er over nadenkt hoe de aarde daarheen gebracht is moetennbsp;worden, en welk een arbeid en inspanning het kostnbsp;dus een handvol aardappelen te telen, dan begrijptnbsp;men wat het zeggen wil, zijn levensonderhoud tenbsp;winnen in de donkere dalen van Ober-Wallis.
Wallis heeft een eigenaardige schoonheid, welke zeer aantrekkelijk is, en ik begrijp zeer wel, hoenbsp;Goethe tot tweemalen toe met zeer korte dagreizennbsp;dit kanton der hooge bergen en afgelegen dalennbsp;doortrok, om van al dit schoon te genieten. Hetnbsp;lijden der ongelukkige, leelijke, onwetende bevolking,
-ocr page 140-128 EEN IDEALE RUSTPLAATS.
•die, door het gebrek aan frissche lucht in de diepe dalen, misvormd van lichaam is, stemde mij echter tenbsp;droefgeestig, om de schoonheid der natuur voldoende te waardeeren.
Een jonge man van Wallis vertelde mij op den weg naar Vispach, terwijl hij mijn paard bij dennbsp;teugel voerde, iets van het leven der bevolking. Hijnbsp;had een zware vracht te dragen, en daar ik moedenbsp;was van het rijden, stelde ik hem voor mijn paardnbsp;als lastdier te gebruiken en met mij voort te wandelen.nbsp;Zulk een vreugdeloos moeielijk leven als dit verdientnbsp;den naam van leven niet! De kinderen zien er nietnbsp;ongunstig uit, doch men aanschouwt geen mannetje ofnbsp;vrouwtje boven de tien jaren met een jong gezicht.nbsp;Het zijn allen diakoniemannetjes en oude-vrouwtjesnbsp;van tien tot vijftig jaren.
Op vele plaatsen langs den weg verrijzen zwarte kruisen, waartegen een bleek beeld gespijkerd is, metnbsp;nedergebogen hoofd, aan hetwelk de eenvoudige kunstenaar een trek van oneindig smartelijk lichaamslijdennbsp;gegeven heeft.
Het zijn de Christusbeelden, voor welke de katholieke bevolking van Ober-Wallis •—• Protestanten zijn er niet — nederknielt. Men ziet de vrouwen, gebedennbsp;prevelende, voor de kruisen nedergebogen 5 men zietnbsp;mannen en vrouwen de flauw verlichte schuren, welke
-ocr page 141-EEN IDEALE RUSTPLAATS. 129
tot kerken dienen, binnentreden, en ik groette met onwillekeurigen eerbied den ernstigen bejaarden priester, die de twee ruwgehouwen treden van het kleinenbsp;bedehuis langzaam opging.
Ik had mij zelven verplaatst in den toestand dier onwetende, ongelukkige bevolking, en het deed mijnbsp;goed te denken dat de godsdienst, troostend en opbeurend, deze donkere dalen binnentrad, en met hoop opnbsp;beter leven de zwakke vrouwen sterkte.
Toen Vispach te paard bereikt was, bracht een rijtuig ons naar Leukerbad (Bains de L o u è c h e) aan den voet van den Gemmi-Pas.
Het plaatsje, dat bijna geheel uit hotels bestaat, ligt tusschen hemelhooge rotswanden in. De Danken-horn, de Trübeln, de Gemmi, de Plattenhörner en denbsp;Mainghorn sluiten het zoo eng in, dat, midden in dennbsp;zomer, de zon reeds te vijf uren het dal verlaat.nbsp;Heete bronnen, van 37 tot 40 graden Reaumur,nbsp;(Salinische Gypsthermen) geven het water,nbsp;waaraan vele honderden lijders jaarlijks verzachtingnbsp;van hun smart of genezing komen vragen. Het zwavelzure kalkwater wordt, na eenigszins afgekoeld tenbsp;zijn, binnenshuis gebracht in kleine vijvers of bassins,nbsp;ivaarin de patiënten afdalen. Daar zij niet mindernbsp;dan vier uren achtereen in dit onwelriekende lauwe
9
-ocr page 142-130 EEN IDEALE RUSTPLAATS.
water moeten blijven, heeft men gezelschapsbaden ingevoerd, om te verhinderen dat de patiënt, juist alsnbsp;hij genezen is van zijn kwaal, van verveling sterve.
Mannen, vrouwen, jonge meisjes en kinderen, dalen, in zwarte badmantels gehuld, in het troebele waternbsp;neder. Kleine houten tafeltjes drijven op den onwelrie-kenden plas en dragen een karaf water, een glas, eennbsp;paar dagbladen, een zakdoek, enz. De badende personen spelen zamen domino of kaart en houdennbsp;levendige conversatie met elkander, terwijl het hoofdnbsp;en de armen, die boven het zwavelzure kalkwater uitsteken, knikken en gesticuleeren met een hevigheid,nbsp;welke men begrijpen kan, als men weet dat het veelalnbsp;Franschen en Italianen zijn, die deze baden gebruiken.
Welnu, dit Leukerbad, in het diepe dal gelegen, dit oord der onwelriekende baden, der zieken en invaliden,nbsp;is het ideale dorp, van hetwelk ik in den aanvangnbsp;sprak. Hier kan men gelukkig en rustig in vrede ennbsp;verdraagzaamheid leven, hier is de verblijfplaats dernbsp;gelukzaligen, want de Bade-Polizei heeft aan denbsp;wanden het volgend bevel aangeplakt; het is ten
STRENGSTE WIJZE VERBODEN OOIT IN DE GEZELSCHAPSBADEN OVER THEOLOGIE TE SPREKEN.
O, oord door de góden geliefd, ideale rustplaats in de Zwitsersche Alpen! Hoe liefelijk zal voortaan uwnbsp;naam mij in de ooren klinken. Geen theologie! Geen
-ocr page 143-EEN IDEALE RUSTPLAATS. I31
getwist en gekijf over zaken, waarvan geen sterfelijk wezen het allerminste weet of begrijpt! geen orthodoxe, gemoedelijke, onverdraagzame haarkloverij !nbsp;Geen moderne, philosophische, humanistische, rationalistische variaties op het oude thema! Geen doleeren-den ! Geen theologische staatkunde. Geen theologie!nbsp;geen theologie!
Het is niet om te gelooven, zoo heerlijk als de mare klinkt.
Is het wonder, dat de menschen in Leukerbad genezen ? Het water heeft met die genezing niet het allerminste te maken ; neen, het is de gedwongen theologische onthouding, welke tot panacé dient; het isnbsp;de lange vasten, gedurende welke men elke clericalenbsp;spijs van zich stooten moet, aan geen dogma denkennbsp;mag, geen priester of katechiseermeester mag aankijken,nbsp;geen enkel uur van onchristelijke woede slijten mag innbsp;het vervloeken en verdoemen van andere onwetendenbsp;schepsels, die bijgeloovig en onverdraagzaam zijn opnbsp;andere punten als wij.
Men moet een ander mensch worden in Leukerbad; men moet het gelukzalige oord als een godsdiens-tiger, gezonder, edeler mensch verlaten, dan men hetnbsp;is binnengetreden ; doch o! hoe moeielijk valt het,nbsp;aanvankelijk zich aan dat zoete geluk te wennen.nbsp;Men heeft tijd noodig eer men den ouden theolo-
-ocr page 144-gischen Adam dit zelf.
Men moet weten, dat reizigers verlof hebben de gezelschapsbaden binnen te treden, mits zij, zooalsnbsp;de ideale politiecommissaris voorschrijft, zich gedragen als bevonden zij zich in een salon. liefelijke,nbsp;donkere, dampige zaal, onwelriekend oord, waar lauwenbsp;waterdampen de brilglazen van den binnentredendenbsp;beslaan, hoe beleedigt men u, door u met een salonnbsp;te vergelijken! Hij had moeten zeggen; »men wordtnbsp;verzocht zich te gedragen als bevond men zich innbsp;het Paradijs!”
Met den hoed in handen en in eerbiedige houding, trad ik de gewijde plaats binnen. »Geen theologie”nbsp;sgeen theologie” zeide ik binnensmonds, en ik keeknbsp;met bewondering en naijver de gelukkige lijders in hunnbsp;donkere mantels aan, die de van opgetogenheid stralende gezichten — meest met uitslag overdekt — uitnbsp;het troebele, grauwe water omhoogstaken.
Er waren echter een paar jonge dames, die er niet zoo gelukkig uitzagen, als ik dit gaarne verlangd zounbsp;hebben. De arme meisjes waren waarschijnlijk pasnbsp;aangekomen, en het scheen haar veel te kosten,nbsp;haar geliefden biechtvader of haar innig beminden dominé — ik kon terwijl zij in het bad warennbsp;niet zien of zij roomsch of calvinistisch waren —
-ocr page 145-EEN IDEALE RUSTPLAATS. 133
niet te kunnen bespreken en geen overgevoelige geloofsconfidenties in elkanders ooren te kunnennbsp;fluisteren.
De eene nam haar zakdoek van het drijvende houten tafeltje af en het blonde kopje boog zich een weinignbsp;naar voren. Weent zij wellicht, vroeg ik mijzelvennbsp;af, omdat zij haar theologisch opwindingsmiddeltje,nbsp;haar clericaal bittertje mist ? Neen, zij niesde tot driemalen toe. God zegen je! wel bekome het je, dachtnbsp;ik. Gij zult er aan wennen mijn kind en zonder theologie wel spoedig beter worden.
Helaas! ik had bijna de rust verstoord in dat arcadische, onschuldige oord, waar liefdevolle menschen zich baden. Ik zag een Hollander; later dan ik hadnbsp;hij ons land verlaten, en ik vroeg hem natuurlijk watnbsp;nieuws er in Amsterdam was. sHebben Standaardnbsp;en Tijd goede artikelen gehad!” vraag ik in mijne belangstelling voor de journalistiek. Maar, gerechte hemel,nbsp;hoe akelig schrok ik. Een ontzettend geplas in het troebele water trok mijne aandacht. Ik zie een woedendnbsp;vuurrood gelaat mij aanstaren, ik zie twee breedenbsp;handen, langs welke het zwavelzure kalkwater droopnbsp;naar mij uitstrekken, en ik hoor met een donderendenbsp;stem uitroepen; »De Standaard is geen staatkundig maar een theologisch blad. Politie! politie! werpnbsp;den kerel de deur uit.”
-ocr page 146-134 EEN IDEALE RUSTPLAATS.
De gelukzalige had gelijk. Ik had gezondigd! Ik was als een slang dit paradijs binnengegleden en iknbsp;verliet het oord der gelukzaligen, om aan al die badende brave menschen geen aanstoot te geven metnbsp;mijn theologie. Hoe moeielijk is het om slechte gewoonten af te leeren. Ik was zoo verschrikt doornbsp;mijn onvoorzichtigheid, dat ik mijn Hollander nietnbsp;eens naar den uitslag der laatste verkiezingen in Nederland durfde vragen. Ik was bevreesd dat men innbsp;dit oord der onschuld eens meenen mocht, dat denbsp;theologie ook daar eenigszins bij betrokken was geweest ........vooral in Noord-Brabant en op ’t Cal
vinistisch platteland. Maar ik had een verontschuldiging. AVaar ter wereld is er zulk een onzinnige theologisch-politieke toestand als bij ons ? AA^aar poogtnbsp;men braven burgers en boeren diets te maken, dat wienbsp;de eer van God bevorderen wil partij moet kiezennbsp;voor de anti-revolutionairen; dat alle christenen, zichnbsp;als schapen ter rechterzijde moeten laten drijven;nbsp;doch dat de geheele linkerzijde uit ongeloovige bokkennbsp;bestaat. Nergens verbindt men het geloof aan hetnbsp;lidmaatschap van een staatkundige partij, welke hetnbsp;geheele land poogt te regeeren. Ik had, tengevolge vannbsp;dit onchristelijk theologisch-politiek geknoei, echter gezondigd. Ik verliet de zaal, na met een weemoedi-gen, berouwhebbenden blik, den zwemmenden geluk-
-ocr page 147-EEN IDEALE RUSTPLAATS. 135
zaligen vergeving te hebben gebeden, en ik boog als een Muzelman dit voor het Oosten doet, van waar hijnbsp;zijn heil verwacht, voor het opschrift op den muur:nbsp;»Het is ten strengste verboden alhier over theologienbsp;te spreken!”
-ocr page 148-Voltaire zegt ergens, met de hem eigen stoutmoedigheid en lichtzinnigheid, dat de onmogelijkheid om een nieuw zintuig te bekomen, het beste blijkt uit denbsp;volstrekte onmogelijkheid, welke men gevoelt, om zichnbsp;een begrip te vormen van het doel en het nut vannbsp;zulk een nieuw zintuig. sWij kunnen zien, hooren,nbsp;gevoelen, proeven en ruiken”, zeide hij, sen geennbsp;zesde zin is denkbaar.” Dit is bout gesproken! Iknbsp;kan mij nog wel vier zinnen denken, welke dennbsp;mensch helaas ontbreken, en één daarvan zou ons gisteren reeds voortreffelijk te stade gekomen zou zijn.
Hoe noemt men het bewonderenswaardig vermogen van de duif, om zich te oriënteeren en om onfeilbaar als een.....als één..... — maar neen, laat
ons aan het zalige Leukerbad denken, dat wij gisteren
-ocr page 149-DE GEMMI. 137
verlieten, en niet over theologie spreken — en om onfeilbaar als een kompas zich te spoeden naar hetnbsp;nest harer jongen?
Hoe noemt men de geheimzinnige stem, welke de zwaluw waarschuwt, dat de droeve, donkere dagennbsp;vóór Kerstmis aanstaande zijn, en welke haar nooptnbsp;om bijtijds naar zuidelijker streken de vleugelen tenbsp;reppen ?
Hoe noemt men de heelkundige, aangeboren kennis van mijn hond, die, als hij ziek is, heilzame kruiden, voortreffelijke geneesmiddelen weet op tenbsp;snuffelen tusschen de paardenbloemen en madeliefjes ?
Hoe noemt men eindelijk de weerkundige wetenschap der kikvorschen, die kwakende weten te melden of het mooi weer zal zijn of niet, en die bijna evenveel kennis schijnen te hebben van het weder alsnbsp;het Metereologisch Instituut?
Men noemt dit alles instinct, doch onze verstandige kinderen zullen, wanneer zij eenmaal de hoogerenbsp;burgerschool verlaten hebben en in alles even bewonderenswaardig geleerd zijn, wel inzien, dat hetnbsp;een ruwe onbeschaafde wijze van spreken is, omnbsp;deze verwonderlijke natuurkrachten zoo maar met eennbsp;algemeenheid »instinct” te noemen. Onze knappenbsp;kinderen, onze geniale kleinkinderen, onze bovennatuurlijk geleerde achterkleinkinderen zullen inzien, dat
-ocr page 150-1^8 DE GEMMI.
men hier te doen heeft met vier zinnen en dat wel met vier zinnen, welke de mensch, in zijn voortdurende ontwikkeling van aap tot Engel, eindelijk deelachtig zal worden, tot schade van barometers, almanakken en metereologische instituten.
Ach! ware onze ontwikkeling slechts eenige stadia verder geweest, dan had ik eergisteren, met mijnnbsp;geërfden kikvorschenzin kunnen weten, dat het gisterennbsp;de heetste dag van het jaar zou geweest zijn. Dannbsp;had ik er niet alles op ingericht om te elf uren innbsp;den morgen Leukerbad te verlaten en de Gemmi overnbsp;te trekken.
Helaas ! ik was onzinnig genoeg dit besluit te nemen. Des morgens zagen wij nog even de gelukzaligen, —nbsp;van wier deugdzaam leven ik u vertelde — in hunnbsp;lauwe, grauwe, dampende baden, waarin zij van 8 totnbsp;12 uren dominospelen en gelukkig zijn, en om elf urennbsp;verlieten wij het Eden en stegen de Gemmi op.
Stel eens het geval dat men ti, o geliefde lezer, voor een loodrechten muur van meer dan tweeduizendnbsp;voet hoog bracht, en zeide: s Mijnheer, daar moet gijnbsp;overheen!” dan zoudt gij, vrees ik, niet kunnen nalaten met eenige drift te antwoorden: »Loop naar
de.....!” Welnu, mijnheer! juist dezelfde opwelling
had ik — want ook schrijvers zijn maar menschen; .— en toen mijn gids mij mededeelde, dat hij van
-ocr page 151-DE GEMMI. 139
mij verwachtte, dat ik dien steilen rotswand, waarop geen pad te onderkennen was, zou overtrekken, antwoordde ik hem met een hartigen Duitschen vloek.nbsp;De zeldzame rijkdom der Duitsche taal in beteekenis-volle vloeken maakte mij deze opluchting, niettegenstaande mijne geringe taalkennis, zeer geniakkelijk.nbsp;Maar vloeken helpt in deze wereld al ontzaglijk weinig, en zoo ik hiervan alle matrozen, koffiehuisloopers,nbsp;sjouwerlieden en jongeheeren op sociëteiten overtuigen kon, dan had ik niet vergeefs geleefd. Iknbsp;vloekte dus...., maar ging. De zon scheen met alnbsp;lt;le oosterste kracht, die in dit Eden paste, en zeldennbsp;ben ik zoo geroosterd en gebraden. Toen ik vlaknbsp;tegen den van hitte stralenden rotswand stond, zagnbsp;ik het pad, dat ons omhoog zou voeren, nog niet.nbsp;Een eigenaardigheid van dit pad is, dat men het nooitnbsp;ziet, maar toch vindt, in dit opzicht gelijk aan hetgeennbsp;de toekomst is voor de profeten. Zij zien haar nooit,nbsp;maar vinden haar toch----volgens de uitleggers.
Ach Hemel! wat is de mensch! Pas vijf minuten uit Leukerbad, en daar hebben we de theologie waarachtig al weer!
Wel de weg, dien men niet ziet, maar toch vindt, verdient dat men een oogenblik voor hem stilstaat,nbsp;want hij is bewonderenswaard. Men heeft in de loodrechte rots een soort wan gleuf gekorven, die zes of
-ocr page 152-14° DE GEMMI.
acht voet hoog en vier voet breed is, en die ons zig-zagsgewijze, men kan onmogelijk in de verte zien hoe,, naar boven geleidt. De weg is volmaakt veilig, dochnbsp;op de meeste plaatsen allervermoeiendst steil, en als-men de eene verdieping voor, de andere verdiepingnbsp;na, opklimt met een onbarmhartige middagzon bovennbsp;het hoofd, die, na uw rechterzijde geroosterd te hebben,nbsp;bij de volgende wending van weg, uw linkerzijde-braden gaat, dan gevoelt men soms in zijn uitputtingnbsp;een onbehoorlijke verleiding om in den diepen afgrondnbsp;te springen, en dus in het Paradijs Leukerbad verademing te zoeken. Zoolang men deze verleiding,nbsp;echter wederstaat, is, zooals ik zeide, de weg volmaaktnbsp;veilig. Men heeft door kruit den weg in de rots-zelve uitgehold, en hier en daar zijn op de plaatsen,nbsp;waar de duizelende diepte ter zijde wellicht al tenbsp;aantrekkelijk zou kunnen blijken, leuningen aangebracht.
Men bewandelt het pad met een gevoel van volkomengerustheid en zekerheid, doch men zucht niettemin herhaaldelijk als men naar adem hijgt, doordien de weg al steiler en steiler wordt. Simmler, een Zwitser, die-een vervelend boek over Zwitserland geschreven heeft,nbsp;zegt dan ook dat het woord G e m m i van het latijn-sche woord g e m i t u s (gezucht, gekreun) af komt 1
Nog merkwaardiger is wat Alexander Dumas verhaalt van de Gemmi. ïlij zegt dat hij zoo aller-
-ocr page 153-DE GEMMI. 141
ontzettendquot;.*; bang was toen hij de Gemmi overtrok, dat zijn tanden begonnen te klapperen en te kletteren-Om dit te beletten, stopte hij zijn zakdoek in dennbsp;mond, en toen hij eindelijk aan het einde van zijnnbsp;tocht was, ontdekte hij dat hij zijn zakdoek doornbsp;en door gebeten had, als ware die met een scheermesnbsp;doorgesneden.
Deze gebeurtenis pleit ten eerste voor de goede tanden van Dumas en ten tweede voor zijn moed.nbsp;Alleen een moedig man schaamt zich niet te verklaren,nbsp;dat hij soms bang geweest is. Wel, ik wil mijn moednbsp;toonen door dezelfde bekentenis. Ook ik ben bang,
ontzettend bang geweest......, dat ik nooit boven
zou komen. De zon was zoo onbarmhartig warm, zij zengde mijn rug op zulk een theologische wijze, datnbsp;ik mij bijna verplaatst wenschte in de schouwburgzalen, waar men tooneelvborstellingen moet bijwonennbsp;of naar muziek moet luisteren. Waarom zijn ongeventileerde, snikheete zalen toch altijd noodig, alsnbsp;men voor zijn genoegen uitgaat ?
Mijn wensch, mijn wanhopende wensch, werd gelukkig niet verhoord, en ten laatste kwam ik boven. Hier lag sneeuw, hier woei een koele wind, en hadnbsp;men een verrukkelijk uitzicht op de eeuwige ijsbergen,nbsp;welke Wallis van Piëmont en Savoye scheiden. Denbsp;koningin der Alpen, de W e i s s h o r n , de edelste.
-ocr page 154-142 DE GEMMI.
heerlijkste aller bergen, zag ik nu voor het laatst evenals de Mischabel-hörner.
Men ziet van hier een geheel panorama van sneeuwwitte Alpentoppen, van welke men echter vrij ver verwijderd is. Zij deden mij op dien afstand denkennbsp;aan engelen en cherubijnen in witte gewaden. Totnbsp;groote ontzetting van mijn gids, die mij op eentonige wijze hunne namen catalogiseerde, begon iknbsp;opeens te declameeren, met dien trillenden declamatietoon, ons Hollanders helaas al te eigen:
„En gij gewiekte stoet onnoosle cherubijnen,
In ’t golvend hichtazuur een talloos oeverzand.’’
De heer Alberdingk Thijm, die deze regelen schreef, is zich wellicht niet bewust, hoe zeer zij toepasselijknbsp;zijn op de sneeuwbergen, dus van een grooten afstandnbsp;gezien. Ik zag:
„De blonde maagden, in de gouden aureool,
Waar ’t lelieblank gelaat uit opschouwt naar den hoogen. Geknield, de handen saam, de ziele diepbewogen,
Maar zedig, roerloos schier, in zelfvergetenheid.”
Na een laatsten groet aan die edele jonkvrouwen der hooge bergen, in hare witte gewaden, gebrachtnbsp;te hebben, zetten wij onzen weg voort. Langs de
-ocr page 155-DE GEMMI. 143
Daubensee. een meer, dat bijna 7000 voet hoog gelegen is, en zich aan de andere zijde van den bergpas der Gemmi uitstrekt, wandelden wij naar Schwa-renbach. Het meer is gevuld met een troebel wit water, en wordt gevoed door den Lammeren-gletscher.nbsp;Oogenschijnlijk voert geen rivier of beek het water weg,nbsp;en daar het meer toch altijd slechts even vol blijft,nbsp;noemde men het langen tijd het wonderdadige meer.nbsp;Doch ten laatste heeft men ontdekt, dat het doornbsp;onderaardsche kanalen het overtollige water afvoert,nbsp;en een paar uur gaans lager, op den weg naar Kan-dersteg, ziet men midden uit de doode kale rotsen,nbsp;uit een cirkelvormige opening, een geweldigen bergstroom naar voren spuiten, als had de staf van Mo-zes den rotswand aangeraakt. Deze stroom voert hetnbsp;water van de Daubensee in het dal.
Langs een allerliefelijksten weg, door dennenbosschen langs bloeiende struiken en wuivende varens, gingennbsp;wij omlaag tot Kan'dersteg, van waar een rijtuig onsnbsp;door het Berner-Oberland naar Interlaken bracht.
5»
-ocr page 156-Ware ik dichter, dan zong ik een hymne ter eer van de godheid der Alpen, die leven en schoonheidnbsp;geeft aan de kale bergen en doode rotsen. Zij geeft eennbsp;stem aan de eenzame dalen, schenkt aan de machtigenbsp;gletschers het aanzijn, tempert het felle zonlichtnbsp;door de dunne uchtendnevels, en vormt de purperennbsp;avondwolken, die, als de rook van altaren, schijnennbsp;op te stijgen uit de stralende, fonkelende bergtoppen. Ware ik dichter, dan zong ik een hymne ternbsp;eer van het water.
-ocr page 157-WATERVALLEN EN MEREN. 145
Des hemels gebaard;
’t Stijgt naar den hemel,
Het stort weêr ter aard,
Eeuwig verwislend In riistlooze vaart.
Het sgeestenkoor boven ’de wateren” zingt terecht van dat seeuwig verwisselen in rustelooze vaart” vannbsp;het water, want dit is zijn grootste bekoorlijkheid.nbsp;Wij weten niet in welke zijner gedaanteverwisselingennbsp;wij het wel het meest liefhebben. Is het, wanneer hetnbsp;uit duizend bronnen opwelt en zich tot beken vormt,nbsp;die schuimend, borrelend en vroolijk over de keiennbsp;bruisend, nederstorten in het duister dal ? Zijn hetnbsp;de blauwe Zwitsersche meren, de onstuimige berg-stroomen, de heldere rivieren, die ons het meest bekoren, of gevoelen wij grooter bewondering voor denbsp;machtige gletschers, de onmetelijke sneeuwvelden, ofnbsp;de ontzagwekkende watervallen? De keuze is moeie-lijk. De groote verscheidenheid van het Zwitserschenbsp;landschap is in de eerste plaats te danken aan denbsp;duizenderlei vormen, waarin het water zich vertoont.nbsp;Men neme bijvoorbeeld de watervallen. Zou men nietnbsp;denken dat dezen allen eenigszins op elkander gelijken moeten ? Is het niet bewonderenswaard hoe zijnbsp;daarentegen bijna allen een verschillend karakter hebben? Een Duitsch schrijver heeft de Reichenbach
-ocr page 158-146 WATERVALLEN EN MEREN.
vergeleken bij een wilde, onregelmatige ode; de Giesr' b a c h bij een episch gedicht; de H a n d e c k bij eennbsp;verheven hymne, en de Staubbach bij een toover-vertelling.
De Staubbach is de minst oorspronkelijke van allen, want er zijn wel honderd watervallen die opnbsp;haar gelijken; en toch hoe liefelijk en aantrekkelijknbsp;is zij.
Stroomt van de steilte De straal naar beneên,nbsp;Dan stuift hij lieflijk,nbsp;In welkende golvennbsp;Over de vlaktenbsp;Der berghelling heen:nbsp;Blank als een spiegelnbsp;Verlaat hij de rots,nbsp;Danst hij ter dieptenbsp;Met vroolijk geklots.
Göthe heeft in deze regelen de Staubbach naar het leven geschetst. De kristalheldere stroom stort vannbsp;de steile rotsen negenhonderd voet naar beneden; denbsp;¦wind speelt en dartelt met de millioenen droppelen,nbsp;die schitteren en tintelen in den zonneschijn; hij buigtnbsp;den breeden straal van vonkelend waterstof in eennbsp;bevalliger boog; de rotsen worden met zilver omrandnbsp;en, als geslepen glas, schitteren de gladde steenen,.
-ocr page 159-WATERVALLEN EN MEREN. 147
waarlangs met een welluidend ruisen het water plassend nedervalt.
Men kan eenigszins een denkbeeld geven van die liefelijke tooververtelling, de Staubbach, den be-valligen waterval, geliefd door de feeën; doch hoenbsp;zal men de verheven hymnie van den Handeck-valnbsp;vertalen; op welke wijze kan men zijn overweldigendenbsp;majesteit doen gevoelen ? Met een dof, donderend ge-druisch, stort zich de onstuimige, machtige A are in eennbsp;donkere, diepe bergkloof. Rommelend weerkaatsen denbsp;echo’s diep in de duistere spelonken, diep in de ingewanden der aarde, het bulderend gedruisch van dennbsp;stroom die, met toomelooze woede, zich te pletternbsp;werpt op de dreigende zwarte granietblokken omlaag.nbsp;De zilveren Aerlenbach werpt zich in denzelfdennbsp;geheimzinnigen afgrond; en als zij midden in denbsp;duistere kloof de breede wateren van den onweder-staanbaren Aare ontmoet, dan bruist en schuimt ennbsp;borrelt zij omhoog; zij vormt kolken en maalstroo-men van worstelende golven, die met telkens toenemende snelheid nedervallen, totdat zij in de dichtenbsp;duisternis van den verschrikkelijken afgrond verdwijnen.
Ik kan uren doorbrengen op de rotsen, om een machtigen waterval te aanschouwen, te bestudeerennbsp;en te verzinken in de droomerijen, waartoe het een-
-ocr page 160-148 WATERVALLEN EN MEREN.
tonig geluid der nederstortende waterstroomen ons onwillekeurig verleidt. Het is mij lief, den breeden,nbsp;groenen stroom zich met een snelheid, welke hemnbsp;glad doet schijnen als gepolijst staal, te zien welvennbsp;over den top der rots. Met een breede, doorschijnendenbsp;boog van dik kristal, stralende als groen vuur, schietnbsp;de onbedwingbare rivier naar voren, om zich op tenbsp;lossen in tallooze stroomen, om neder te ploffen opnbsp;de rotsen, om met een tinteling als van vuurvonkennbsp;en brillanten in een regen van millioenen droppelennbsp;neder te vallen, terwijl in een lichtgroenen straal doornbsp;het witte schuim heen der opstijgende wolken gedeelte, als een vallende ster nederschieten in dennbsp;kokenden borrelenden vloed omlaag.
En hoe wonderschoon is die wilde stroomversnelling, die cascade zonder einde, welke door alle dalen van het Alpenland de bergstroomen afvoert naar denbsp;rivier, waarmede ze zich vereenigen voor het slotnbsp;Lauffen in ’t gezicht komt.
Door Hasslithal, langs Gotthard-weg en Via Mala schieten onstuimig woest de wilde golven van gletscher-beek en pasgesmolten sneeuw, waaruit de breede ko-ningsstroom in blauwe meren wordt geboren, ’t Isnbsp;geen muziek van stroomend water, die ons wiegelt.. .nbsp;neen, ’t is onmogelijk schier ’t opbruisende geluidnbsp;stilzittend aan te hooren. Het dwingt ons op te sprin-
-ocr page 161-WATERVALLEN EN MEREN. 149
gen, doet het hart onrustig kloppen, vooruit! vooruit! ’t Geelgrijze, troebele water met wit schuim bedekt,nbsp;vliegt over druipenden granietsteen naar omlaag; ’tnbsp;kaatst niets terug van rots en hemel; ’t heeft daarvoornbsp;nu geen tijd: vooruit! vooruit! De golven krullennbsp;achterwaarts, als hielden zij, gelijk bergbewoners, dienbsp;snel bergafgaan, met ronden rug op al te steile hellingnbsp;zich terug; maar ’t water is in veel te dolle haast omnbsp;lang dus te aarzelen, het werpt en stort zich neer;nbsp;’t is geen rivier, het is een mijlenlange waterval;nbsp;met ademlooze snelheid bruist het voort naar ’t meer.nbsp;Men hoort niets dan den bergstroom in de kloof; allenbsp;geluiden overstemt het rommelend dof geraas der wateren, en ontzagwekkend rolt die woeste klank metnbsp;het witte schuim der golven meê.... stroomdondernbsp;is het van den jongen Rijn.
Dat Zwitserland zoo weinig kunstenaars en dichters vormt, schijnt mij natuurlijk. Een wilde stroom, tusschen steile bergen als deze, vormt soldaten, berg-geuzen, vrijheidshelden, maar zonder rust en horizonsnbsp;en droomen bloesemt de kunst niet in de ziel. Neen,nbsp;Duitschland’s beeken, Holland’s stroomen, die indennbsp;Rijn hun wateren glijden doen, zijn betere voedstersnbsp;van de muzen.
Doch de geduchte bergen wekken godsdienstzin, vroomheid en mysticisme.
-ocr page 162-15° WATERVALLEN EN MEREN.
Zwitsers en Tirolers werden door de groote natuurmachten der ontzagwekkende bergen gekweekt tot godsdienstzin, gelijk Hollanders en Engelschen doornbsp;de ruwe Noordzeestormen.
De zee maakt godsdienstig. Nood leert bidden. Theologische twistvragen hebben geen invloed, als de hooge golven dreigen en de woeste stormwind giert, maarnbsp;Godsvereering wordt sterk, het gevoel van afhankelijkheid van den Schepper van hemel en aarde doordringt het gemoed.
Dit voelen bergbewoners in hun lange nachten, in hun afzondering. Ze gevoelen hun zwakheid, hun afhankelijkheid. Beschaving en weelde verminderen datnbsp;gevoel, verjagen het. Men kan ’s avonds niet uitgaan ofnbsp;men wandelt door veilige, verlichte straten, die dennbsp;hemel afsluiten. Men ziet en gevoelt geen groote,nbsp;onwederstaanbare macht. Als het stormt hoopt mennbsp;enkel dat de schoorsteen niet rooken zal. Doch innbsp;eenzaamheid, in gevaar spreken de opvoeders van dennbsp;mensch, de groote hemelmachten, tot ons.
Op de bergen, tusschen hooge golven denkt en gevoelt men anders als in een winkelstraat of koffiehuis.
Gebed is een adspiratie, die het gevolg is van inspiratie. Ge wordt bezield met een innigheid van verlangen naar aanbidding; het zaad van ’t geloof kiemde in unbsp;en dringt naar buiten. Gebeden zijn bloesems.
-ocr page 163-WATERVALLEN EN MEREN. 151
Daarom dankt men, aan zee en bergen, de leeraars en profeten, die de ziel optrekken door hun licht ennbsp;haar dus verhinderen te verslappen.
En zegt men, dat de bergen eenzelvig maken, dat ze ’t wereldburgerschap afbreuk doen, provincialisme ennbsp;zelfzucht kvveeken, dan denke men dat we aan hetnbsp;geestelijk provincialisme tusschen de bergen van Galileanbsp;de psalmen en aan het nationale egoïsme de profetennbsp;danken.
Zij, die het hooggebergte kennen, weten te verhalen van den ongekunstelden godsdienstzin der herdersnbsp;die daar dwalen.
Eugène Rambert, de Zwitsersche schrijver, was door een driedaagschen zomerstorm, die de hoogten in dikkennbsp;nevel hulde, gedwongen al dien tijd door te brengennbsp;in een Sennehut op de Alpen. Ze lag niet ver vannbsp;de hooge, wilde Urirothstock, een der reuzen die de Zwitsersche vlakte bewaken, en welke men uit Brunnen ziet.
Twee herders en een knaap bewoonden de hut, die omgeven was door tal van watervallen, door welkenbsp;een meer in ’t hoog gebergte, als het door regen gezwollen was, zich lucht gaf.
Eiken avond ging de knaap op den berg een kwartier lang zingen. De kudde was wegens het slechte wedernbsp;in de kooi gesloten; de regen plastte, doch boven hetnbsp;geluid der watervallen klonk zijn jonge stem. Er
-ocr page 164-152
WATERVALLEN EN MEREN.
was geen kerk op de bergen, en de knaap zong de vesper.
ïDit is de gewoonte van het land in al de chalets van den Urirothstock” zeide de vader. De knaapnbsp;zong het lied van het Woord, naar de eerste regelsnbsp;van het Evangelie van Johannes:
5gt;In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God en het woord was God. Dit was in dennbsp;beginne bij God.”
* Wanneer de wind gunstig is, hoor ik den herder van den Oberalp aan de andere zijde der zeven watervallen” zeide hij. sHoor ik hem niet, dan hoort hijnbsp;mij, dat hangt af van den wind. Maar heden hoorennbsp;wij elkander niet. Er is te veel water. De beekennbsp;maken te veel geraas.” En tevens verhief hij zijn jongenbsp;stem weer en wekte met zijn vesperlied de echosnbsp;tusschen de eenzame bergen.
Dit is de stem der bergbewoners, welke door de muziek van ’t stroomend water begeleid wordt.
Niet alleen de bergstroomen, maar ook de meren van Zwitserland blijven onvergetelijk.
Een dag, op het meer van Genève doorgebracht, komt mij in herinnering.
Wij hadden reeds menig keer het schoone watervlak bevaren, dat wij hadden liefgekregen en leeren bewon
-ocr page 165-WATERVALLEN EN MEREN. 153
deren als het schoonste aller Zwitsersche meren. Waar ter wereld ^aet men een kleur als dat van het meernbsp;van Genève? Waar ter wereld weerspiegelt het waternbsp;zulk een reeks van verrukkelijke landschappen, grootschenbsp;bergen, liefelijke heuvelen, aanvallige stadjes als denbsp;blauwe golven van het meer Leman dit doen ? Hetnbsp;landschap in het water is nog zachter en teederdernbsp;getint dan het landschap op de oevers; de violettenbsp;bergen van Savoye, die zich in het stralend kristalnbsp;van het breede meer weerspiegelen, schijnen een be-valliger ronding, een volmaakter vorm te ontvangen.
Bewonderend en genietend, gleden wij langs dorpen en steden, elke van wier namen met een gedicht gelijknbsp;staat. Wij zagen voor ons uit:
,,de groote schimmen zweven» Langs ’t wijdberoemde meir, van Vrijheid, van Genie,“
wij dachten aan al de groote mannen, die dit meer onsterfelijk hebben gemaakt in de geschiedenis dernbsp;menschheid, en wij gevoelden hoe de groote mannennbsp;van ons geslacht slechts met den tooverstaf vannbsp;hun genie een plaats behoeven aan te raken, om dienbsp;voor eeuwig gewijden grond te maken. Poogt mennbsp;zich voor een oogenblik voor te stellen, dat die heerlijke bergen, die heuvelen en die breede watervlakte
-ocr page 166-¦154 WATERVALLEN EN MEREN.
gelegen zijn in het westen van Amerika; dat men niet -op het meer van Genève, maar op een nieuwontdektnbsp;meer in de back-woods der nieuwe wereld is, dannbsp;schijnt het leven die bergen en rotsen eensklaps tenbsp;verlaten. De koninklijke stem der verbeelding zwijgt;nbsp;het licht en de glorie van vervlogen eeuwen wijkennbsp;van die lachende oevers; de lijdende, strijdende men-schengeslachten, de nobele ridders voor vrijheid vannbsp;geweten en denken, de mannen van genie, die nognbsp;in onze oogen de witte huizen der tallooze dorpen ennbsp;steden langs het meer bevolken, zinken weer neder innbsp;¦den schoot der aarde; Clarens, Chillon, Vevey en Mon-treux moeten de welluidende namen, die ons alsnbsp;zoete muziek in de ooren klinken, prijs geven.
Er zijn schooner zaken dan bergen en heuvelen, dan rivieren en meren, en dat zijn de gedachten en daden van zelfopofferende genieën, van de moedigenbsp;ridders van ’t vrije geweten, van de heroën en martelaars van ons menschengeslacht.
Toen de boot het donkere kasteel van Chillon, dat ^Inferno in paradis o” naderde, gevoelde iedernbsp;-onzer dat de daden van groote mannen onsterfelijknbsp;zijn, en dat hun voorbeeld het vruchtbare zaad is vannbsp;¦duizend heldendaden. Wij hebben de sombere gewelven bezocht, waar Bonivard, een van de ontelbarenbsp;martelaars der vrijheid, lange jaren heeft doorgebracht,
-ocr page 167-WATERVALLEN EN MEREN. 155
geketend aan een pilaar, waaromheen de rots, welke den bodem der gevangenis uitmaakt, gesleten is doornbsp;den ijzeren ketting, en welken de ongelukkige gevangene met zich sleepte als hij om zijn pilaar heenstapte.
Het is goed voor ons, kinderen van het vrije Holland, die de vrijheid genieten, zooals verkwisters dit het geërfde goed der nijvere voorgeslachten doen, ennbsp;die de kostelijke erfenis onzer doorluchtige vaderen,nbsp;voor welke wij gestreden noch geleden hebben, opnbsp;verre na niet genoeg waardeeren; het is goed voor ons,nbsp;¦om plaatsen als het kasteel van Chillon te bezoeken,nbsp;waar de martelaars der gewetensvrijheid duizend doo-den geleden hebben, met een heerlijken moed.
Zeven byzantijnsche zuilen dragen het gewelf in den quot;kerker van Bonivard. Door smalle luchtgaten in eennbsp;diepen rotswand, op welken het kasteel gebouwd is,nbsp;glijdt een weifelend mat, onzeker licht naar binnen;nbsp;en de duisternis van een graf heerscht in de verstenbsp;diepten des kerkers, waar men niets hoort dan hetnbsp;eentonig geklots der golven van het meer tegen denbsp;muren van het kasteel. Het droevige, bleeke licht levertnbsp;¦een voortdurenden strijd met de duisternis; geheimzinnig en vreemd vallen de schaduwen der breedenbsp;zuilen op den rotsachtigen bodem.
Waaraan heeft de martelaar gedurende die lange jaren gedacht, vraagt men zich af, als men met gebo-
-ocr page 168-156 WATERVALLEN EN MEREN.
gen hoofd den indruk der schreden van den gevangene in de rots aanschouwt ? En terwijl men zich in zijne plaats denkt, ontvangt men eene inspiratie vannbsp;vrijheidsliefde en onafhankelijkheid en bidt men, datnbsp;men in bange tijden, ter wille der vrijheid, den moednbsp;zou toonen van Bonivard. »Toen,” zegt de eenvoudigenbsp;kroniek, »de mannen van Bern hem ten laatste konden bevrijden en Chillon genomen was, stroomde hetnbsp;volk de gevangenis binnen, sll était prés denbsp;midi. On se hate, on fait rouler les ver-rous des portesbasses, onentreal’en-vie: Bonivard vit il? — II respire. On senbsp;précipite vers lui. »Bonivard, tu es libre!”nbsp;— Et Genève? — L’est auss i.””
Dat »Et Genève?” van den vaderlander bracht mij de tranen in de oogen, toen ik het oude verhaal weernbsp;overlas.
In een ernstige stemming aanvaardden wij den terugtocht naar Ouchy, van waar wij per stoomboot verder naar Genève stoomden. Het schoone weder was veranderd. Dikke wolken daalden langs de zijden dernbsp;bergen neder, en een koude wind zweepte het waternbsp;tot hooge golven op. Weldra verloren wij Ghillon uitnbsp;het oog; doch wij namen de herinnering aan het sombere kasteel in onze liarten mede.
-ocr page 169-'^!-m
'^!-m
- fe
IN ’T OBERLAND. '
Hier zijn wij weder in de zoogenaamde beschaafde wereld. Aangenaam vonden wij dit volstrekt niet. Ten eerste regent het altijd te Interlaken; tennbsp;tweede is het verre van vermakelijk niets te zien alsnbsp;opgeschikte menschen, die heen en weder wandelen,nbsp;en als eene onafzienbare reeks omnibussen, wiernbsp;eenige taak het is zonder ophouden den geheelennbsp;dag langs de hotels heen en weder te rijden; tennbsp;derde worden Interlaken en het geheele Oberland voornamelijk bezocht door aanzienlijke, deftige,nbsp;bejaarde lieden, squi ignorent les grandesnbsp;ivresses du voyage, en redoutant lesnbsp;grandes lassitudes” en deze deftige lui zijnnbsp;soms geen prettige menschen om op reis, aan opennbsp;tafels enz. te ontmoeten.
Neen, nieuwe kennissen, nieuwe vrienden doet men
-ocr page 170-158 IN ’T oberland.
op reis alleen op in de afgelegen dalen, op de Riffel, den Aeggishhorn en Bell-Alp en overal, waar de deftige lieden niet komen. Moede van een lange dagreis,nbsp;verbroedert men zich aan het souper; men drinktnbsp;een flesch Zwitsersche champagne te zamen en klinktnbsp;op de kennismaking; men denkt er niet aan, datnbsp;ons toilet wel eenigszins van weer en wind geledennbsp;heeft, doch men lacht, met de ellebogen op tafel;nbsp;men plaagt elkander, men wordt, eer men het weet,nbsp;goede vrienden; men maakt te zamen nieuwe plannen, men werpt elkander met sneeuwballen, als mennbsp;nog even buiten de deur een luchtje gaat scheppen, ennbsp;als men elkander den volgenden morgen ontmoet, schijntnbsp;men oude vrienden. Men is te zamen opgewekt, vroolijknbsp;en gelukkig, en die, op zulke bergen jonge Engelschennbsp;ontmoetende, na een verblijf van twee dagen, durftnbsp;beweren, dat zij vervelend, stijf en droog zijn, is zelfnbsp;een houten Klaas, kent geen Engelsch of is eennbsp;van die ongelukkige Jocrisses, die het altijd slechtnbsp;treffen met het weder, het huwelijk en hun gezondheid.
In de hoop, dat niemand dit tegenspreken zal, ga ik over tot een andere grief tegen het Bernernbsp;Oberland, welke mij vooral treft wanneer ik dit Meccanbsp;en Medina der reizigers in Zwitserland — gelijknbsp;Berlepsch het noemt — vergelijk met de andere gedeelten van Zwitserland.
-ocr page 171-IN T OBERLAND. 159'
Ik ben een gewoon burgermensch en geniet gaarne onopgemerkt en op de eenvoudigste wijze van mijnnbsp;leven. Doch wanneer men in het Oberland reist, toontnbsp;ieder u op de onaangenaamste manier, dat hij unbsp;voor een lord, een Kofhe-prins of een Spoor-wegkoning houdt. Nauwelijks doet men eenige stappen op den weg, die door het Lauterbrunnendal naarnbsp;Grindelvvald leidt, of kanonnen melden van alle zijden aan de echo’s uw nadering —¦ het schot 50 anbsp;30 centimes — Zwitsersche Alpenhoornblazers bespieden u van verre en blazen u het welkom toe, doornbsp;rauwe tonen te lokken uit hun ontzaglijk, dennenhouten instrument, welks uiteinde op vijf voet af-stands van hen rust op de rotsen, die echter metnbsp;orgelklanken antwoorden.
Overal zijn hekken aangebracht, met geen ander doel dan om aan jonge kinderen de gelegenheid tenbsp;geven ze met pijnlijke gedienstigheid voor u te openen.
Bij een der hekken stonden twee dikke knapen, die met hunne schrille stemmen het God save the Queen begonnen te zingen, toen zij onsnbsp;zagen aankomen. De ongelukkige kleine republikeinen ^zj-gen ons voor Engelschen aan, en speculeerden dus reeds vroeg op de gehechtheid dernbsp;lieden aan hun vorstenhuis. Daar ik dit exploitee-ren uit eigenbelang van de nationale liefde voor eea
-ocr page 172-i6o IN ’ï OBERLAND.
vorstenhuis niet frisch vind, gaf ik den twee dikken republikeinen geen cent.
„But while we say : God save the King”,
We won’t forget the people,
Deuriede ik, toen ik verder wandelde, mij het geestige liedje van Burns herinnerende.
Gelukkig blijft het exploiteeren van de loyauteit van een volk, ter wille van eigen belang, zelden ongestraft.
Misleid door het Engelsch-spreken van een naderend gezelschap, waren de twee republikeintjes weder hetnbsp;»God save the Queen’’ begonnen te schreeuwen, toennbsp;zij alleronaangenaamst verrast werden door een lichtenbsp;kastijding. Het was een gezelschap Amerikanen, datnbsp;door de vleiers voor Engelschen was aangezien,nbsp;en de gemaakte woede der Yankees was grappignbsp;groot, toen zij dus voor onderdanen van koninginnbsp;Victoria werden gehouden. lYou miserablenbsp;little flunkey’s (lakeien) donderde de oudeheernbsp;van ’t gezelschap, een goedig uitziende man, die mijnbsp;aan Pickwick denken deed, zijn stok ophefifende, ennbsp;de Amerikaansche republikein joeg met zijn stok dennbsp;Zwitserschen republikeinen een ergen schrik op hetnbsp;lijf, doch hij deed ze in het geheel geen pijn.
Nauwelijks waren wij eenige schreden verder ge-
-ocr page 173-gaan, of links en rechts daalden oude vrouwen, jonge meisjes, groote en kleine jongens de bergen af, ons bloemen aanbiedende. Nog iets verder, en gesneden houtennbsp;vouwbeenen, fluitjes, slalepels en vorken, naaldenkokersnbsp;en Zwitsersche huisjes werden ons te koop aangeboden.
Dit alles, let wel, op den schoonen weg, die van Grindelwald over de kleine Scheideck naar de Wen-gern-Alp voert! Om de vijf minuten werd ons melknbsp;aangeboden; om de tien minuten stond een rustieknbsp;buffet gereed, waar men kirsch-wasser, schnaps, slechtnbsp;bier en nog slechter wijn bekomen kon; om de vijftien minuten stonden bordjes met bestoven room ennbsp;aardbeziën gereed.
Staat men een oogenblik stil om adem te scheppen of om het werkelijk verrukkelijke uitzicht te bewonderen,nbsp;dan hoort men dadelijk een klagende bedelaarsstem,nbsp;die verzoekt of gij de echo niet eens hooren wilt;nbsp;gij ziet Alpen-hoornblazers de wangen bolzetten, ennbsp;zwaargebouwde republikeinen misvormde kanonnetjesnbsp;afvuren en met de lont zwaaien. Kinderen wuivennbsp;met bloemruikers; oude vrouwen neigen ; jonge meisjesnbsp;bieden u wijn en melk aan; en dit is alles ter uwernbsp;eer! Het was mij als zongen zij in koor: shiernbsp;komt de trekvogel aan, laat ons strikken spannen,nbsp;laat ons de geweren laden, laat ons hem plukken,nbsp;plukken, plukken.”
-ocr page 174-102 JN ï OBERLAND.
sik heb kinderen tehuis,” zeide ik: »Ik ben arm en het schikt mij niet, voor al dat buskruit tenbsp;betalen, doch daar komt een groot gezelschap Duit-schers aan, die houden veel van schieten,” en meteennbsp;wandelden wij voort. Ik had goed geraden. Wij warennbsp;nog geen twee minuten gaans verder, of daar knaldennbsp;de schoten; de echo's weerkaatsten het geluid vannbsp;alle zijden, en het was mij alsof ik van alle zijdennbsp;hoorde roepen: geef! geef! geld! geld! Wij erkendennbsp;allen met een zucht, dat het Berner-Oberland onverdragelijk wordt en dat de menschen overal de natuurnbsp;pogen te bederven.
Laat mij ieder, die het rustig bewonderen wil, den raad geven Interlaken slechts door te trekken ennbsp;op de Wengern-Alp te overnachten. De Wengern-Alp,nbsp;dunkt mij, is met en naast den Faulhorn en Mtirren, hetnbsp;schoonste punt van het geheele Oberland. Nergens kannbsp;men de Jungfrau zoo verrukkelijk in al hare schoonheidnbsp;zien. Is het een schoone avond, gelijk wij hier gisterennbsp;troffen, dan heeft mende kans het Alpenglühen tenbsp;zien,en de Silberhorn, de Jungfrau, de Mönchnbsp;en de Eiger te zien gloeien met eenbovenaardschennbsp;vuurgloed, welke gij nog lange dagen later meent tenbsp;zien, wanneer gij voor een oogenblik de oogen sluit.
De Jungfrau schijnt slechts op een steenworp afstands te liggen, en zooals zij opstijgt uit het don-
-ocr page 175-IN T OBERLAND. 163
kere Triimnileten-Thal waarin men telkens de avalanches vallen det, de cascaden van ijs, die langs hare onmetelijk breede zijden nederstorten, is zij eennbsp;der schoonste en heerlijkste bergen, welke men ergensnbsp;op aarde zien kan.
De meeste reizigers trekken op den heeten middag de Wengern Alp over en gaan onmiddellijk wedernbsp;verder, met die verbazende haast, welke voor de meestenbsp;lieden het reizen zoo bederft. Zjj missen daardoornbsp;het uitzicht op de Jungfrau bij het vallen van dennbsp;avond, dat bijna het verhevenste, goddelijkste tooneelnbsp;is, wat men in Zwitserland genieten kan
Ik voor mij verkies het uitzicht, dat men op een paar Alpenreuzen heeft, in wier onmiddellijke nabijheid men zich bevindt, altijd verreweg boven hetnbsp;uitzicht, dat men van bergen als de Rigi, de Piz-Languard, de Gemmi-Pas, enz., enz., heeft, waarnbsp;men een jpanorama” voor zich ziet en honderd wittenbsp;bergtoppen aan den gezichteinder rondom zich tellennbsp;mag. Ik kan mij voorstellen dat er lieden zijn, voornbsp;wier verbeelding het denkbeeld een weêrgalooze verrukking heeft, dat zij dus honderd Alpen tegelijk zien;nbsp;dat het kleine witte hoekje of puntje heelemaalnbsp;rechts de M o n t Blanc is; dat die zwarte puntnbsp;daar in de verte de Matterhorn is; dat denbsp;Monte Ros a, als men lang en aandachtig tuurt, daar
-ocr page 176-104 IN T OBERLAND.
aan de andere zijde van de Finster Aar horn verrijst, of dat, als zij het niet is, het toch zeker eennbsp;andere hooge berg is.
De onmiddellijke nabijheid van een grootsch glet-scher- en rotsenamphitheater, met de witte spitsen er boven, die in het lichtblauwe aether omhoogschieten,nbsp;maakt dieper indruk dan tallooze reeksen witte bergtoppen veraf, die als blinkende zagen, met de scherpenbsp;tanden omhoog tegen den gezichteinder liggen.
Zulke scherpgeteekende witte omtrekken in den verren achtergrond, geven de bekoorlijkheid van ietsnbsp;geheimzinnigs en verafs aan een landschap in denbsp;Jura of in het Schwarzwald; doch in Zwitserlandnbsp;moet men in de stemming komen, welke de hoogstenbsp;bergen alleen kunnen geven. Dan moet men omgeven zijn door de reuzen der Alpen wereld; mennbsp;moet uit de afgronden de wolken zien opstijgen; mennbsp;moet het eigenaardig gerommel hooren, aan verwijderde donderslagen niet ongelijk, dat uit het ijsdalnbsp;weerklinkt, waarin de sneeuw- en ijsvallen storten,nbsp;die, van verre gezien, slechts even een zilveren sluiernbsp;tegen de donkere bastions der rotsen schijnen te spreiden.
Wat mij aangaat, ik verklaar in voortdurenden opstand tegen mijn gids-boek te zijn; ik heb eennbsp;afkeer van de geprezen panorama’s gekregen. Dochnbsp;wat ik schoon vind, is een uitzicht, gelijk men
-ocr page 177-IN ’T OBERLAND. 165
van den Wengern-Alp heeft. Het dal ligt aan onze voeten en wij hebben een schoonen voorgrond van-weiden en denneboomen. Een lichte mist hangt innbsp;het Trümletendal, en de edele berg heft zich vol majesteit, met zijn groote gletschers en sneeuwvelden, uitnbsp;diepe, ijzingwekkende afgronden omhoog.
Wij hebben geen gids-boek, geen panoramakaart noodig; wij kunnen ongestoord den heerlijken bergnbsp;aanstaren, ons verzadigen met zijne schoonheid ennbsp;hem in stilte bewonderen. Een panorama onthoudtnbsp;men nooit, de Jungfrau, de Monte Rosa, de Matterhorn of de Weisshorn, van nabij gezien, vergeetnbsp;men nooit.
-ocr page 178-Een ander overzichtspunt der hooge Alpen, halverwege hemel en aarde, nog schooner dan de Wengern-Alp, is Mürren. Wie, voordat hij naar Indië gaat, op weg naar Genua, een machtigen, een onvergete-lijken indruk der Alpen wil medenemen, als een altijdnbsp;frissche, koele herinnering, in T land der zon, aan denbsp;sneeuwbergen en de wit-blauwe ijsstroomen, neme eennbsp;paar dagen, om van Lucern uit, dat arendsnest, hoognbsp;boven de Staubbach in ’t Lauterbrunnendal, te bezoeken. De nieuwe spoorweg over den Brünig brengtnbsp;den reiziger nu snel van Lucern over Meiringen naarnbsp;Interlaken. Van daar per rijtuig naar Lauterbrunnen,nbsp;en dan omhoog te voet of te paard naar Mürren.
Daar heeft men vóór zich een halfrond van hooge sneeuwpieken, gedragen door zware, zwarte rotswanden,nbsp;bastions van graniet, die steil nedervallen, totdat diep
-ocr page 179-TE MURREN. 167
onder ons de glooiing aan dennenbosschen plaats biedt om zich te wortelen.
Onder het hotel te Mürren, schuin overhellende boven den afgrond van duizende voeten diep, staannbsp;een paar lijsterbessenboomen, die de Engelschen juisternbsp;bergesschen noemen. De takken zijn dichtbeladennbsp;met dikke trossen roode bessen, die gloeipunten vormen : vonken rood tegen de schitterende gletschersnbsp;van den achtergrond.
Hoe groot is het verschil van indruk dien de witte hoogten in ’t lichte blauw maken en de grauwe,nbsp;nevelige diepte, vlak onder ons, tusschen onzen bergnbsp;en de zwarte Mönch, in welke diepte ik, zelfs na eennbsp;week, nooit, zonder de lippen op elkander te klemmen,nbsp;durfde kijken.
Ik heb eens gelezen van de met sneeuw bedekte Sierra de la Summa Paz, en ik gaf wat alsnbsp;ik dien naam had mogen bedenken voor deze wittenbsp;bergreeks aan de overzijde van den afgrond. O! denbsp;reinheid, de heldere, lichtende, vredevolle schoonheidnbsp;dier toppen, die in bovenaardsche kalmte en stiltenbsp;omhoogrijzen in de kristallen luchtzee, welke denbsp;werelden vereenigt.
Te Interlaken, van de noordzijde der Alpen, ziet men de Jungfrau van verre als een met ijs bekleedenbsp;stralende gestalte, wier edele vormen doen begrijpen
i68 TE MURREN.
waarom men haar den koninginnenaam gaf. Doch van de Schilthorn boven Miirren gezien, is haar westkant bijna zonder sneeuw. Overweldigend is de ontzagwekkende majesteit van zijne geweldige rotsenbastions, die als reuzentorens dikribbig op elkandernbsp;gestapeld zijn. Op hun zwarte schouders dragen dezenbsp;cyclopenmuren de zilverglanzende sneeuw- en ijspyra-mides van Jungfrau en Silberhorn. Drie kale, naaktenbsp;rotskammen spreiden zich waaiervormig van den topnbsp;omlaag, en een van deze vormt den noordelijkennbsp;wand van het geduchte Roththal.
Men heeft dus te Miirren een der poorten van het groote ijsgebied van de Zwitsersche Alpen voor zich,nbsp;met Mönch, Jungfrau en Silberhorn ter linkerzijde,nbsp;en Gletscherhorn, Ebenefluh, Mittaghorn, Grosshorn,nbsp;Breithorn, Gspaltenhorn en tal van anderen, in onafgebroken witte reeks, rechts.
Uit dat Roththal, waarvan men uit Miirren rechts de geduchte opening kan zien, hoog boven het Lauter-brunnendal, klinken des nachts soms wonder geluiden,nbsp;een eigenaardig gerommel, als van donder tusschennbsp;de bergen, van welke geen bergjager of geleerdenbsp;den oorsprong kent. Gelijk de Blocksberg in Duitsch-land is het Roththal de plaats, niet alleen waar denbsp;heksen bijeenkomen, maar het is ook die, waar de vannbsp;eeuwige rust beroofde zielen weeklagende ronddolen.
-ocr page 181-TE MURREN. 169
Woester oord dan dit is er wellicht op aarde niet. Tysschen de steile rotsmuren en gevaarlijke ravijnennbsp;dondert en kraakt het in de seracs van het Roth-thal,nbsp;zoodra de zon haar kracht doet gevoelen en als cascadesnbsp;storten de ijslawines van de overhangende gletschersnbsp;dan omlaag.
Ik heb twee keer met bergbeklimmers gesproken, die door het Roth-thal de Jungfrau bestegen en,nbsp;teruggekeerd in de Clubhütte, bij den ingang vannbsp;het ijsdal overnacht hebben. Ze vertelden mij, hoe ze,nbsp;van daar uit, de vroolijke lichten konden zien, diepnbsp;onder zich van de hotels van het hooge Mürren aannbsp;de overzijde van het Lauterbrunnendal, en hoe ’t onmogelijk is zich grooter verlatenheid in afschuwelijkernbsp;nachtwoestijn van sneeuw en rots en afgronden voornbsp;te stellen, dan die waarin ze bibberend van de koudenbsp;nederlagen. Vlak bij hen lachtte de beschaafde wereld,nbsp;die, terwijl de muziek speelde, de sterren boven de Jungfrau bewonderde, doch van welke vroolijke wereldnbsp;schier onpeilbare afgronden hen scheidden. Ze warennbsp;voor ons in ’t hotel onzichtbaar en door ons onbereikbaar, als lagen ze in de poolzee op hulp tenbsp;wachten.
Het maakt duizelig, wanneer men hen hoort vertellen van hun tochten, hun geduldig, voorzichtig, moedignbsp;klimmen, hand over hand, langs reusachtige cyclopen-
-ocr page 182-170 TE MURREK.
muren, bergmassas, dikgeribde fondamenten van donker, mijlendiep graniet, glad ijs en verblindende sneeuw-Een hunner was een photograaf en ging met zijnnbsp;camera de hoogste bergen op. Als ik naar hem luisterde,nbsp;besefte ik, hoe de hartstocht voor de bergen, dienbsp;schier mystiek is in vele naturen, zich meester maaktnbsp;van ’t gansche wezen van kloeke mannen. De aantrekkingskracht van de onbeklommen piek maaktnbsp;rusteloos; de dorstende begeerte naar verre, onbereiktenbsp;hoogten wordt op de reeds beklommen bergen hetnbsp;meest gevoeld.
Toen hij van zijn laatste tocht vertelde, kon ik hem in gedachten volgen daar ik Roththal en Jungfrau voornbsp;mij had.
De polsslag versnelt. Onder hen lucht en de glimmende schijn van water diep beneden.
Ze hebben achter zich de reine, teedere schoonheid der Alpenweiden, die als een koningsmantel van dernbsp;bergen schouders hangen. Ze gaan langs bergmeren,nbsp;ingesloten door zwarte rotswanden, en waarop ijsbergen drijven als sneeuwwitte meeuwen op de blauwenbsp;zee .... over een golvende sneeuwvlakte, waarbovennbsp;de lucht in ’t brandend zonlicht trilt.... over denbsp;breede, witte phantastische ijsstroomen,.... doornbsp;sneeuwravijnen.... door een doolhof van blauwe,nbsp;diepe kloven die in de névé zijn gescheurd .... De
I
-ocr page 183-TE MURREN. 171
doffe donder der bergstroomen, die van alle zijden naar den Rijn dalen, rijst uit de diepten tot hen; zenbsp;hooren rotsblokken nederploffen; ze luisteren naar denbsp;riistelooze hagelbui van steenen, die van de verbrokkelende spitsen in den afgrond storten. Hier uit hetnbsp;sneeuwveld, stijgt de wildernis van rots en ijs dernbsp;woeste pieken en gesplinterde obelisken omhoog, denbsp;wereld van leven en schoonheid en daarboven die vannbsp;dood en schoonheid. De langzame, onregelmatige vernieling der bergen door de natuurkrachten heeft dezenbsp;breede steenmassa’s in de wildste vormen van gothischenbsp;torens en spitsen geslagen en gehouwen.
De bergbeklimmers werken zich omhoog als de koene moedige bouwmeesters der luchtige torenspitsennbsp;van Keulen’s Kathedraal; ze gevoelen de toovermachtnbsp;van ’t oneindige. Immer hooger is hun leuze.
Woestgevormde, schuinstaande ijstorens, phantas-tische vormen van rots en sneeuw dreigen van den kalen, stellen rotswand te storten, terwijl zij overnbsp;reusachtige, steenharde bouwvallen van lawinen, waarinnbsp;de ijsbijl treden houwt, omhoog stijgen.
Witgloeiend, met schel licht alles overstroomend, straalt de zon op het laatste sneeuwveld.
Hoe fonkelt de ijswand! Slank, luchtig, scherp van snede als een scheermes heft zich de lange, dunne wignbsp;van ijs, welke den top vormt, in het blauwe aether
-ocr page 184-172 TE MURREN.
omhoog. Tegen dit gladde loodrechte lemmer van ijs opklouterend, houwt de eerste gids, zich in evenwichtnbsp;houdend, rustig en kalm treden, en, met de peilloozenbsp;diepte rechts, links en achter zich, stijgen de meteennbsp;touw aan elkander gebonden klimmers langzaam ennbsp;zeker naar boven.
Het toppunt is zoo smal, dat met bijlen het doorzichtig ijs moet worden weggeslagen om plaats te maken voor den driepoot van de donkere kamer, dienbsp;losgegespt wordt van den rug van een der dragers.nbsp;In het ijs worden gaten geslagen, waarin zorgvuldignbsp;enkele platen worden gelegd, daar in acht pho-tographieën het geheele xRundsicht” genomen zalnbsp;worden.
En als ze dan, teruggekeerd in de vlakte, de lichtbeelden afdrukten, geven ze op winteravonden aan honderden, die de steden nooit verlaten kunnen, eennbsp;denkbeeld van de -Zwitsersche Alpen.
Diep lag de sneeuw reeds over den berg, waarop Mürren nestelt, toen wij vertrokken. De vriendelijkenbsp;eigenaar van het Grand Hotel Mürren stelde eennbsp;slede tot onze beschikking, die ons naar beneden zounbsp;brengen. Zwaartekracht is de beweegkracht die denbsp;slede doet dalen. Een man vóór en een man achter
-ocr page 185-TE MlIRREN. 173
houden de vaart in bedwang en sturen. Wie van sterke emoties houdt, glijde, hosse, bonse, springe dusnbsp;een paar duizend voet omlaag. Het was allerverma-kelijkst.... maar ik dankte den hemel toen ik ondernbsp;bij de Staubbach weder op mijn voeten stond!
Het laatste uitzicht van Mürren, toen we met de slede in de diepte minder gleden dan vielen, wasnbsp;ontzagwekkend en onvergetelijk. Ik zag twee nevelsnbsp;rechts en links onder den sneeuwtop van de Ebenefluh,nbsp;welke stralende in de zon de twee machtige vleugelennbsp;van den lichtenden genius der bergen schenen, eernbsp;deze verder omhoog het licht invloog.
Nooit schijnen de bergen zoo hoog, als wanneer men tusschen de jagende wolken door, hier en daarnbsp;de scherpe lijnen der sneeuwhellingen ziet, die zichnbsp;dan in het oneindige schijnen te verlengen. De Alpennbsp;waren, terwijl we daalden, telkens in dichte wolkennbsp;gehuld die, hier en daar door den wind gescheurd,nbsp;de zonnestralen lieten doorbreken, zoodat wij doornbsp;de nevels henen verlichte sneeuwvelden en gletschersnbsp;zagen.
Toen wij, in het dal gekomen, wegreden naar het zuiden, waar Italië ons scheen toe te wenken, kekennbsp;wij omhoog in een blauwen hemel, en zagen wij hetnbsp;vuur van witte rozen gloeien op de toppen der Zwit-sersche bergen, een transfiguratie boven de wolken.
-ocr page 186-174 TE MURREN.
De aarde werd al donkerder en zwarter, het licht op de meren was gebluscht; de vonken in denbsp;diepte zag men niet meer. Purperzwart waren denbsp;dalen. De zware grondslagen der bergen verloren zichnbsp;in de grauwe diepte. De nacht daalde niet op aardenbsp;neer, maar men zag hem uit de aarde opstijgen. Alsnbsp;een zwarte mist kroop de donkere schaduw van terrasnbsp;tot klip. Langzaam daalde de zon en steeg de duisternis. De witte toppen werden pyramiden van massiefnbsp;vuur, met een waas van stralend licht omgeven. Denbsp;bovenaardsche liefelijkheid dier gloeiende spitsen wasnbsp;als die van een hemelsche stad. Het visioen versmolt. . .. totdat slechts een dunne, scherp gelijndenbsp;streep rood vuur boven de duisternis straalde. Allesnbsp;werd grijs, toen ook die fonkelende draad van lichtnbsp;was opgelost; maar de westelijke hemel nam een purperen kleur aan, met streepen van amber en oranje.nbsp;Er was geen wind. In diepe stilte aanbad de natuur.nbsp;Hoog in de lucht, boven de bergtoppen, hangen eenigenbsp;parelkleurige avondwolkjes, en gedachten van rust ennbsp;liefelijke kalmte werden door hen gewekt.
Daar werden ze door de laatste stralen met karmozijn en goud overvloeid. De luchtvederen straalden en fonkelden in hooge lucht. Onze aarde hield, zoolangnbsp;zij kon, de kleuren van haar gebieder omhoog.
Het zware lederen voorhangsel valt; de deuren
-ocr page 187- -ocr page 188-NAAR ITALIË.
De nieuwe overland-weg naar de haven, waar de Suëzboot in de Middellandsche zee op de reizigersnbsp;naar Indië wacht, is oneindig schooner dan de vi oegerenbsp;naar Marseille!
Langs den Rijn voert de spoorwagen ons naar Luzern; we rijden langs het meer van Uri naarnbsp;Flüelen en dan dwars door en over de Alpen naarnbsp;de Italiaansche meren, naar Lugano, Maggiore ennbsp;Como, die in liefelijke schoonheid alle meren dernbsp;wereld overtreffen.
De spoorwegreis door de Alpen is zoo belangwekkend mogelijk. Ik heb te voet en met rijtuig vaak den weg over den St.-Gothard afgelegd, doch, uitnbsp;den spoorwagen gezien, trof mij de grootsche natuurnbsp;zeker niet minder dan vroeger. De reuzen-handelswegnbsp;van Nederland en Duitschland naar Italië is zulk
-ocr page 189-NAAR ITALIË. 177
een machtig werk, de geheele baan over en door de bergen is zoo oud Romeinsch door stoutheid, fierheidnbsp;en kracht, dat dv spoorwegbaan in harmonie is metnbsp;het geduchte landschap. Langzaam kruipt de treinnbsp;tegen de hoogte op, en men heeft gelegenheid te over,nbsp;¦de dalen en afgronden, het verschiet en den ruischendennbsp;stroom in de diepte gade te slaan.
Tusschen Luzern en Lugano, aan de andere zijde ¦der Alpen, is de spoorweg 200 kilometer lang. Meernbsp;dan een vijfde van dezen weg loopt in tunnels doornbsp;¦de bergen. Als een kurketrekker wervelt de spoorwegnbsp;telkens omhoog in het binnenste der bergen om dus,nbsp;geheel beschermd voor sneeuwvallen, snel en veilig tenbsp;stijgen. De tunnels maken cirkels in den duisterennbsp;nacht binnen de aarde. Zoo slingert de baan overnbsp;stoute bruggen, die diepe afgronden onder zich hebben,nbsp;over en door het groote gebergte van den St.-Gothard,nbsp;dat het midden vormt van de lange, halfronde bergketen, welke Lombardije omspant. Van de vier zijdennbsp;stroomen en springen en storten de vier grootstenbsp;rivieren der Alpen omlaag. De Rijn vliet naar hetnbsp;oosten; de Rhone naar het westen; de Reuss naarnbsp;het noorden en de Ticino naar het zuiden.
Als men in twintig minuten den grooten tunnel doorstoomt, die uit het noorden ons in ’t zuiderland
-ocr page 190-178 NAAR ITALIË.
brengt, is het belangwekkend na te gaan, waar men zich op ’t oogenblik bevindt. In den tunnel heerschtnbsp;natuurlijk .zwarte nacht. Daarom zijn van kilometernbsp;tot kilometer groote heldere lampen aangebracht, dusnbsp;veertien in den 15 kilometer langen tunnel. Bij denbsp;tweede lamp is men S92 voet onder den woestennbsp;waterval van den Reuss bij de Duivelsbrug. Driemalennbsp;gaat men diep onder den kronkelenden Reuss door. Bijnbsp;het vijfde licht is men 3372 voet onder het hoogenbsp;Felsenthal. Bij de zesde lamp stoomt men door hetnbsp;gebergte, 4614 voet onder den St.-Anna-gletscher. Bijnbsp;de achtste lamp is men in het midden van den tunnel,nbsp;5862 voet onder den Ka stelhorn-grat. Hier heeftnbsp;de tunnel dus de sterkste drukking te wederstaan,nbsp;doch men is er volkomen veilig, wegens de cohesie dernbsp;bergen en de gemetselde bogen.
'Toen ik door den tunnel reed, herdacht ik een bezoek, met twee vrienden uit Amsterdam, nu vijftien jaar geleden aan den tunnel gebracht, welken denbsp;kwame ingenieur Favre toen bezig was te boren. Nietnbsp;licht zullen wij dien tocht door den donkeren spelonknbsp;vergeten. We droegen lantaarns, en als we door hetnbsp;water plasten, waartegen de planken niet beschermden, zagen wij een geglim van licht tegen de vochtige muren. Soms hoorden wij een donderend rollennbsp;van wagens; dan drongen wij ons tegen den natten
-ocr page 191-NAAR ITALIË. 179
muur en rakelings gleed een lange trein wagens voorbij, die den uitgeboorden steen wegbrachten. Aan hetnbsp;uiteinde zagen wij de door luchtpersing in beweging gebrachte boor- of, beter gezegd, stootmachines aan hetnbsp;werk. De lucht was buiten den tunnel door de kracht vannbsp;den vallenden Reuss saamgeperst. Door lange pijpennbsp;aangevoerd, laat ze de beitels van de boormachine,nbsp;alsof ze bezeten waren, van twee tot driehonderd keer innbsp;de minuut tegen het graniet stooten. We zagen de viernbsp;beitels van de eene machine (er waren er zes) i n éénnbsp;minuut vier centimeters doordringen. Als de gatennbsp;vier voet diep waren, waartoe twee of drie uur noodignbsp;was, kwamen de Feuerwerker, die dynamietpatro-nen in de gaten stopten, waarna een lederen gordijnnbsp;in den tunnel werd gehangen en men van verre denbsp;(lynamiet liet ontploffen.
Ik heb geen levendige herinnering van die ontploffingen. Doch ik kan mij nog geheel voorstellen hoe in dien donkeren mijngang de treinen ons voorbijsnorden; en hoe heerlijk zoet de lucht was, toen wijnbsp;uit de diepten van den berg weder op de groenenbsp;weide bij den ruischenden stroom uitkwamen.
Thans gleed ik met een glansrijk verlichten wagen, in een minuut of wat, door dienzelfden tunnel naarnbsp;Italië, dank zij den kapitalisten, die den reuzen-han-delsweg aandurfden, en dank zij het genie, den moed
-ocr page 192-i8o NAAR ITALIË.
en der volharding van Favre en zijn duizenden onder-hoorigen, van welke 187 man, evenals hij zelf, het leven verloren bij den bouw.
Nu zijn wij den tunnel door. De vensters worden geopend. De heerlijke Italiaansche lucht vult onzenbsp;longen en verheugd en verlangend kijken wij om ons.
Voorwaar, wie op den weg naar Indië nog iets zien wil van Europa’s schoone natuur of, terugkeerend uit Java,nbsp;reikhalst naar kunst en den bloesem der beschaving,nbsp;vindt, tusschen Amsterdam en Genua, al wat zijnnbsp;oog en hart en verbeelding wenschen kunnen.
Van ’t noorden komend, nog onder den indruk van de ontzagwekkende Zwitsersche Alpenwereld, vindt hijnbsp;aan ’t Lago Maggiore een anderen hemel en een andere aarde dan die, welke hij aan de andere zijde vannbsp;den tunnel, een paar uur geleden, achter zich liet.
Hoe treft ons de liefelijke kleur van den blauwen kristallen najaarshemel, waartegen bergen, licht gepoederd met nachtsneeuw, uitkomen.
Het lichtgeel der maïs, het warme geel der larixen en het vuurrood van bladeren en bessen doen goednbsp;aan ’t oog, te midden van de grijze rotsen. Ondernbsp;ons ligt de groote vlakte van Lcmbardije, als uitgespreid om zooveel mogelijk zonnelicht op te vangen.nbsp;Opaalkleurige nevels zweven in de verte, en de zon
-ocr page 193-NAAR ITALIË. ï8l
brandt, terwijl wij omlaag glijden, tusschen groen-gou-den wouden van kastanjeboomen, van welker uitgespreide takken de rijpe, zware vruchten hier en daar nederkletteren.
Op terrassen tegen de bergen groeit de wijnrank, zich slingerende over traliewerk dat op pilaren vannbsp;graniet rust en pergola genoemd wordt. Hangendenbsp;tuinen vol oranjeboomen, hooge steenen trappen, waarnbsp;langs vazen op pilaren staan; fonteinen te middennbsp;van tuinen vol gloeiende kleur; hooge booggangen ennbsp;portieken, die langs de hulzen zich uitstrekken; grijzenbsp;slanke Lombardijsche klokkentorens, die uit de gloeiendenbsp;velden verrijzen.
Uit den trein ziet men in het verschiet en in de nabijheid zachtgroene bergen, bespikkeld door zwartnbsp;donkere cypressen, die door een kronkelende lijn vannbsp;inhammen en bochten zijn gescheiden van het doorschijnend hemelkleurige water, waarin ze zich verdubbelen. Hier en daar glanst het watervlak als gesmolten zilver. Men ziet de Italiaansche meren, als waren zenbsp;juweelen uit de zon gevallen te midden der rotsen,nbsp;fonkelen in de middagzon. De kunst van Lombardijenbsp;verrijkte eeuwen geleden het zomer-landschap mettal-looze kerken en paleizen.
Telkens ziet men op de meren groote roeibooten, met een koepelvormige zonnetent van wit- of oranjedoek
i82 NAAR ITALIË.
langzaam over het blauwe water glijden. De vrouwen in de boot dragen heldergekleurde halsdoeken en eennbsp;zwartkanten sluier met zilveren naalden vastgestoken.
Nu naderen wij Milaan. We hebben twee uur tijds om de wit marmeren kathedraal te zien met haarnbsp;fonkelende vensters en met de omhoog wijzende palmen van tallooze heiligen en engelen. Doch hetnbsp;duister valt, en de trein naar Genua vertrekt weldra.nbsp;Op het perron staan mannen met hoofdkussens, innbsp;nette wit linnen sloopen, dié men voor een frank tenbsp;huur kan krijgen. sCuscini!” »Cuscini!” roepen ze, en toen ik plaats nam in den sneltrein naarnbsp;Rome, die over Genua en Pisa gaat, nam ik zulknbsp;een c u s c i n o mede, met behulp waarvan de viernbsp;uur tusschen Milaan en Genua voor mij een droomnbsp;gelijk waren. Want ik werd eerst wakker door hetnbsp;electrische licht van ’t station, en’ging toen snel tenbsp;middernacht, onder de scherpe schaduw van hetnbsp;standbeeld van Columbus door, naar mijn hotel.
-ocr page 195-GENUA.
Zooeven kom ik terug van een tocht in een stoom-barkas door de haven van Genua. De Prinses Marie, van de Stoomvaartmaatschappij Nederland, lag met de Italiaansche vlag in top op eennbsp;voortreffelijke plaats van de haven, aan de Pontenbsp;Féderico Guglielmo vlak bij het spoorwegstation.nbsp;De kapitein-ter-zee Francisco Ruggiero, Capitano delnbsp;Porte di Genova, deelde mij mede dat deze de aangewezen plaats der booten van de Nederlandnbsp;zoude blijven. Zoowel hij, als de directeur der douanenbsp;en de directeur van het postwezen vertelden mij, datnbsp;de regeering de Maatschappij aan hunne goede zorgennbsp;had aanbevolen, en dat ieder te Genua even verheugd was, dat de keus van de groote Nederlandschenbsp;Stoomvaartmaatschappij op Genua gevallen was. Ditnbsp;bleek ook uit de toosten, welke door al de officieele
-ocr page 196-184 GENUA.
personen gebracht werden op het dejeuner of m i d-d a gmaal, dat op het Italiaansche etensuur van 12 heden gegeven werd aan boord van de Prinsesnbsp;Marie.
t)
Treffend vooral waren de woorden van den heer Stefano Castagnola, sindaco of burgemeester vannbsp;Genua, die minister van marine, minister van koophandel en minister van openbare werken geweest is,nbsp;in drie verschillende liberale ministeries, en op wiensnbsp;initiatief de Regeering »der zoo gunstig bekendenbsp;Stoomvaartmaatschappij Nederland,” gelijk hij haarnbsp;noemde, het subsidie gaf. De heer Castagnola spraknbsp;met groote warmte over de handelsbelangen vannbsp;zijn land en wees op het voorbeeld van Nederland,nbsp;het land van vrijen handel, dat voor vrijheidnbsp;op zee en land geleden en gestreden had en dat, denbsp;zee bevarende, koloniseerende en zijne jonge mannennbsp;naar Oost en West uitzendende, blijken gaf van altijdnbsp;jonge geestkracht.
'b'
O, dat Italiaansch, het is muziek! Wanneer een beroemd redenaar als de heer Castagnola het spreekt, komt elk woord tot zijn recht; als gebeeldhouwd staat elkenbsp;zin voor u, en toch gaat de uitspraak zoo vloeiend,nbsp;terwijl de a’s en de o’s zoo welluidend klinken.
Wij weten zelve best, hoeveel en hoe weinig wij van de lofspraak van den heer Castagnola en van die
-ocr page 197-GENUA. 185,
van den president van de Kamer van Koophandel, die ongeveer hetzelfde zeide, verdienen. Doch het deednbsp;toch goed die woorden te hooren, waarmede dat aanzienlijke gezelschap van een zestigtal Italianen zoonbsp;hartelijk instemde.
We hooren in eigen land zoo vaak onverdiende blaam van ons volk, waaraan men al zijn fouten zoo felnbsp;toerekent, dat het ons een hart onder den riem steektnbsp;als wij van Italianen hooren, dat zij in ons nog velenbsp;deugden en krachten der voorvaderen waardeeren.nbsp;Het zijn slechts toosten, zal men zeggen, doch graafnbsp;Casimiro di Rovasenda, de onderprefect, die in hetnbsp;Fransch de aanwezige Hollanders met evenveel taktnbsp;als klem toesprak, zeide, dat Italië het niet bij woorden liet. Door daden had het getoond en zou het blijven toonen, dat het er hoogen prijs op stelde met hetnbsp;krachtige kleine Holland en zijn groote kolonies telkens meer bekend en bevriend te worden.
Elen der aanwezige Hollanders bracht in herinnering hoe in den toren van het prachtige oude paleis dernbsp;doges de groote klok hangt, welke Hun Edelmogen-den de Staten- van Holland aan Genua ten geschenkenbsp;hadden gezonden door admiraal De Ruyter.
We zagen dien toren, waarin de Hollandsche klok de uren telt voor Genua, van verre, toen na afloopnbsp;van den lunch de burgemeester een aantal Italiaansche
186 GENUA.
genoodigden en mij in eene stoombarkas medenam om •ons de haven van Genua te wijzen.
Er was vrij wat wind en de boot danste over de golven van die Middellandsche Zee, van wier heerlijkenbsp;schoonheid men nooit genoeg kan zeggen.
De haven, op kosten van den markies Deferrari, hertog dl Galliera, aangelegd, die daartoe twintig mil.nbsp;lioen franken gaf, en die met subsidies der Regeering innbsp;¦de laatste jaren aanzienlijk werd uitgebreid, is ruim,nbsp;diep en veilig. Links en rechts verrijzen nieuwe gebouwen voor handel en ‘scheepvaart, doch het gemeentebestuur weet, dat de volmaaktheid nog nietnbsp;bereikt is, zeide de burgemeester.
Hoe heerlijk kan men uit zee de ligging der stad zien tegen het voorgebergte der Apenijnen. Die vannbsp;Napels is niet schooner, maar deze is trotscher ennbsp;fierder.
Genua is een amphitheater van paleizen en huizen, in verdiepingen aangebracht tegen de hooge steilenbsp;kust, welke boven de straten der stad een krans vannbsp;villa’s en tuinen toont, en deze worden op hun beurtnbsp;weder overschaduwd door een lijn van vestingen, wiernbsp;gekanteelde lijnen scherp tegen den blauwen hemel uitkomen. Rechts strekken zich de Apenijnen uit, ennbsp;men ziet de Riviera en de blauwe zee.
Daar de stad dus tusschen de zee en de steile kust
-ocr page 199-GENUA. 187
is saamgedrongen, stijgen de tegen elkander geperste huizen hooger dan elders ter wereld naar boven. Iknbsp;heb er van acht en tien verdiepingen gezien, die echternbsp;niet hooger waren dan de paleizen, welke er maarnbsp;twee of drie hebben.
Doch men moet dan ook de grondverdieping der palazzo’s zien, met hun reuzentrappen en met vestibules,nbsp;waarin een kerk zou kunnen schuilen. De portiekennbsp;zijn reusachtig en vol majesteit.
Belangwekkend is het, om, gelijk wij zooeven deden, toen we van de haven naar het stadhuis liepen, doornbsp;de Via N u o v a te gaan, waar de paleizen schoudernbsp;aan schouder staan. Door de hooge openstaandenbsp;•deuren ziet men de vestibule, die eindigt in een hofnbsp;of plaats, welke tot achtergrond een waterval langsnbsp;rotsen of een fontein tusschen bloemen heeft. Denbsp;burgemeester vertelde een en ander van menige oudenbsp;familie, aan welke de paleizen behoorden, en roerendenbsp;¦of ontzettende herinneringen uit de middeleeuwennbsp;werden dus gewekt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Wie, als afscheid aan het vlakke land van Holland, nog eens klimmen wil, voor hij naar Indië gaat, kannbsp;in Genua genieten.
Met den schoonen tuin te Buitenzorg in het oog, wil men b. v. den botanischen tuin van Genua even
i88 GENUA.
gaan zien. Deze strekt zich uit achter het paleis der Universiteit en ter hoogte slechts van de tweede verdieping van dit oude paleis. Doch wij gaan tweehonderd treden omhoog en vinden dan, dat de tuinennbsp;op trapsgewijze hooger en hooger strekkende terrassennbsp;zijn aangelegd.
Op en neer gaat elke wandeling. Gisteren heb ik mij moe gewandeld in de oude stad, die onbeschrijfelijknbsp;schilderachtig is.
Wie van een doolhof houdt, kan er dwalen in de nauwe, kronkelende, zwarte straten, tusschen de donkere,nbsp;torenhooge overhangende gevels. Welke sombere on-frissche, ongezonde woningen !
Wanneer men in Italië zijn verwondering uitdrukt over die grauwe, smalle en benauwde straten, hoortnbsp;men steeds, dat de middaghitte doet verlangen naarnbsp;schaduw en smalle^ stegen onontbeerlijk maakt.nbsp;Dit gezegd hebbende, bouwt de Italiaan toch in alnbsp;zijn steden het nieuwe gedeelte met breede straten,,nbsp;waardoor de lucht en het licht des hemels vrij spelnbsp;hebben, en waar men ruimer ademt.
Door de smalle straten der oude stad op of neergaande, troffen allerlei beelden uit het zuidelijk volksleven mijn oog.
Vanmorgen ging ik langs een reeks van paleizen met hooge marmeren trappen. Al de treden wareigt;
-ocr page 201-GENUA. 189
met zaagsel netjes bestrooid tegen het uitglijden.
In de straat, zonder voetvveg, drukte ik mijzelf bijna plat tegen een hoog, trotsch paleis om een troep ruiterij op muilezels, met twee officieren te paard aannbsp;gt;t hoofd, te laten voorbijgaan. Ik heb ontzag voor denbsp;achterpooten van muilezels.
Achter deze soldaten op muilezels reed een lange vroolijke jonge wijngaardenier uit de omstreken opnbsp;een kleinen grijzen ezel; ’s mans voeten raakten dennbsp;grond. Boven het pikzwarte haar droeg hij kranignbsp;een vilten hoed, versierd met een paar kleine, geelgroene citroenen en glansend-groene citroenbladeren.nbsp;Lachend sloeg hij op militaire wijze aan, als de voorbijgangers hem spottend wat toeriepen; in ’tdonker, bronzen gelaat glinsterden zijn witte tanden. Hij dreef tweenbsp;groote muilezels, met roode kwasten tusschen de oogen,nbsp;voor zich uit, beladen met manden uit houtspaandersnbsp;gevlochten en vol druiven. Hij zwaaide met zijn hoednbsp;en zong luid een paar woorden, waarop uit een kleinenbsp;trattoria of kroeg een man, vrouw en kinderen, tenbsp;voorschijn sprongen en hem lachend en juichendnbsp;antwoordden. Hij stapte van het ezeltje af of, beternbsp;gezegd, liet het grauwtje tusschen zijn beenen uitnbsp;wegloopen, en nu werden de druiven afgeladen.
Terwijl de cavalerie op muilezels in de verte ver-¦dween, bleef ik toekijken. Een kleine wijnpers werd
-ocr page 202-in het nauwe straatje op de breede vlakke steenen gezet. De druiven werden er onder geworpen en denbsp;jonge man hielp den kroeghouder, die enkel gekleednbsp;was in broek en opengeslagen hemd, en zijn dikkenbsp;vrouw, die een oranjedoek om het kroesig haar hadnbsp;geknoopt, de houten schroef te draaien. Weldra gutstenbsp;het paarsche vocht in een klein vat, en dus maaktenbsp;de tapper zijn eigen wijn op straat voor zijn huis!
Een groote dunne flesch met stroo omwonden en met een paar wingertbladeren als kurk, werd voornbsp;den dag gehaald, en man, vrouw en kinderen dronken met den ezeldrijver wijn van verleden jaar. Zenbsp;wenkten mij, en ik dronk voor een dubbeltje mede!
Een wit tafellaken werd op het tafeltje gelegd; maar zoo vroolijk vertelde de jonge ezeldrijver, datnbsp;man en vrouw trilden van het lachen en wijn stortten op het tafellaken. Zulke paarse vlekken I Nunbsp;begreep ik hoe oude dichters van de wijnkleurigenbsp;zee konden spreken. Het Italiaansche druivensap isnbsp;purper! De tapper, die met bloote armen de wijnpersnbsp;behandeld had, was paars tot zijn schouders. Zenbsp;waren allen zoo vroolijk, dat ik medelachte »van dennbsp;weeromstuit”, zooals wij, als kinderen, zeiden, wantnbsp;mijn beetje Italiaansch schoot tekort. Ik begreepnbsp;geen woord van hetgeen ze zeiden. Doch ik hadnbsp;reeds daarom best kunnen lachen, dat ik in een smal,
-ocr page 203-GENUA. I91
donker straatje, tussclien liuizen van zes verdiepingen, welke elkander omhoog bijna raakten, op den openbaren weg, om elf uur ’s ochtends, paarsen wijn zatnbsp;te drinken, naast een dikke dame, met een oranje-doek om het hoofd. Dit trof mij echter eerst later.nbsp;Alles was zoo natuurlijk en eenvoudig geschied, alsnbsp;sprak het vanzelf.
Zooals de Italianen van pronk, van sieraden en kleuren houden!
De fout der prachtige paleizen is hun overdaad van weelderige, overtollige ornamenten en verguldsel.nbsp;Zoo de bouwtrant, zoo het volk. Ik ben vanmorgennbsp;geschoren door een barbier met een roode muts opnbsp;het zwarte krulhaar. Hij droeg een gelen halsdoeknbsp;met grooten strik. Aan zijn vingers droeg hij zes ofnbsp;zeven ringen van eerlijk glanzend koper en van blinkend gepoetst dik pleet. Ze bootsten geen goud ofnbsp;zilver na, maar ze gaven metaalglans aan de vingersnbsp;en weerkaatsten het licht. De werklieden, die stroo-hoeden dragen, hebben er gebloemde veelkleurigenbsp;linten om. Langs de haven hingen tapijten en roodenbsp;doeken over balkons en ballustrades. Van de mannen, die daar aan ’t lossen en laden waren, zoudennbsp;velen ideale modellen voor schilders en beeldhouwersnbsp;zijn. Ze werken met de borst bloot en met naakte
-ocr page 204- -ocr page 205-PALEIZEN EN TUINEN.
Men kan te Genua op allerlei wijzen genieten, want kunst en natuur bieden om strijd haar schoonste gaven.
Bijna uitsluitend aanschouwt men de architectuur van de renaissance ; de trotsche, hooge paleizen toonennbsp;nog veel van de pracht en den hoogmoed der edelen.nbsp;De paleizen zijn niet zoo bevallig, zoo liefelijk als dienbsp;van Venetië, maar ze geven een nog grooter denkbeeld van macht en heerlijkheid. Torenhoog, metnbsp;gebeeldhouwde gevels, met pilaren en standbeelden ennbsp;hooge, getraliede vensters, met deuren als kerkpoorten,nbsp;reeksen van zalen met gewelfde zolderingen, overversierd, maar telkens geadeld door hooge kunst, zijn denbsp;woningen van den adel van Genua de meest trotschenbsp;en minst huiselijke of gezellige verblijven, welke mennbsp;zich kan voorstellen.
13
-ocr page 206-194
PALEIZEN EN TUINEN.
Doch voor den reiziger zijn ze onwaardeerbaar als tastbare stukken geschiedenis.
Laat ik van een dier paleizen iets vertellen. Het Palazzo Rosso is het erfelijk huis der familienbsp;Brignole-Sale. De hertog Di Galliera — die aannbsp;Genua twintig millioen schonk — was gehuwd met denbsp;laatste markiezin Brignole-Sale, en zij heeft dit paleisnbsp;aan de stad geschonken, benevens vier millioen voornbsp;de oprichting van het prachtige gasthuis, dat nu bijnanbsp;gereed is. Ik dacht, toen ik dit heden zag, aan dr.nbsp;Berns en zijn edele vrouw, wien ik van verre zulknbsp;een huis voor hunne zieken toewenschte! Ik was intus-schen blijde te kunnen vertellen hoe Amsterdam ooknbsp;burgers bezit, die uit eigen eervol gewonnen geld eennbsp;ton voor zulk ziekenhuis over hebben. Ik vertelde ditnbsp;gisteren aan het dejeuner en een e v v i v a! werd doornbsp;de Italianen aangeheven ter eere van den burger vannbsp;Amsterdam, die zulk een voortreffelijk voorbeeld gaf.
Dit Palazzo Rosso toont, hoe het erfelijk fortuin van een machtig adellijk geslacht, dat de kunst liefnbsp;heeft, langzamerhand van een woning een museumnbsp;maakt.
Door een voorkamer (antisale) treedt men de reeks van tien hooge zalen binnen, die genoemd werdennbsp;naar de voorstellingen, waarmede de zolderingen beschilderd zijn. Daar leert men eenige geslachten der
-ocr page 207-PALEIZEN EN TUINEN. 195
Brignolle-Sales kennen, door Titiaan en Van Dijck geschilderd.
Van Dijck heeft een paar jaar te Genua gewoond. In alle paleizen vindt men portretten van zijn meesterhand.
Mij troffen onder allen die, welke hij geschilderd heeft van den markies Antoine Jules Brignole-Salenbsp;en zijn vrouw Aouline Adorna. Hij zit op een vuri-gen schimmel en wuift vroolijk met zijn gevederdennbsp;hoed. Zij kijkt hem ernstig, maar teeder aan van denbsp;tegenovergestelde zijde. Het lieve, frissche jonge gelaatnbsp;met het golvend, bruine haar en met duizenden afzonderlijk krullende haartjes langs het voorhoofd en denbsp;slapen, is omlijst door een hoogen, kanten kraag. Hetnbsp;is een jong, liefhebbend, schoon paar menschen, datnbsp;de eeuwen dqor elkander in dat oude paleis teedernbsp;aanziet. Er is voor een schilder al geen dankbaardernbsp;stoffe dan een jong, schoon, liefhebbend paar.
Onder de andere schilderstukken ziet men enkele doges uit de familie Brignolle-Sale in al hun waardigheid en trots.
Er is een portret van den prins van Oranje door Van Dijck en een van Philips II door Titiaan. Philips II heeft een zeer dun, lichtbruin snorretje, eennbsp;mond met dikke lippen, groote holten onder de oogennbsp;en een benauwd, benepen, bloede gezicht.
-ocr page 208-PALEIZEX EN TUINEN.
Doch dit alles zijn slechts aanduidingen. Het is de atmosfeer, het geheel, alles te zamen, dat ons eeuwennbsp;terugverplaatst als men zulk een paleis bezoekt.
Van het paleis ging ik naar de hoofdkerk.
De D u o m o is hier en daar prachtig door mozaïek, fresco’s en versiering, doch in en uitwendig triomfeert, helaas! de horizontale lijn. Zoowel langs dennbsp;gevel als langs de muren van binnen loopen strookennbsp;zwart en wit marmer evenwijdig met den grond, en voornbsp;ons, die aan de adspireerende gothiek, met de zichnbsp;ten hemel strekkende lijnen, gewend zijn, schijnt dezenbsp;eindelooze, aardsche dwarsstreep in strijd met onzenbsp;opvatting van godsdienst. Ze is van de aarde aardsch.
Hier in de kerk zag ik weer wat mij overal hindert in Antwerpen zoowel als in Genua, namelijk de ongevoeligheid der aesthetische voor de godsdienstige bezoekers der kerk.
Met de hoeden het licht van de oogen werend; met Baedeker of parepluie naar boven wijzend; metnbsp;den duim ronde lijnen in de lucht trekkend om opnbsp;eenig gedeelte van schilderij of beeld aandacht tenbsp;vestigen, staan de dilettanten in de kerk. Sommigennbsp;spreken met de hoofden bijeen over den ongelukkigennbsp;toestand, waarin de schilderij zich bevindt, of overnbsp;het min of meer voldoende van het invallend licht.
-ocr page 209-PALEIZEN EN TUINEN. 197
Achter hen op bidstoelen geknield of eerbiedig met gebogen hoofd staande, bidden de vroomen bijnbsp;wat de kunstkenners bekijken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Tusschen de elleboogen en armen der gebarennia-kende dilettanten door, kan de oude man, die gebeden prevelend voorovergebogen op een stoel zit, terwijl hij met de armen op de uitgespreide knieën rust, nunbsp;en dan een oogenblik het gelaat zien van de Mater-dolorosa, wier zielesmart het hart doorvlijmt.
In het gebedenboek lezende, met de lippen de woorden volgend, bidden ze geduldig en zien zondernbsp;toorn de onverschilligen langs hen heen en weder gaan.
Ze zijn er aan gewend, en wellicht hindert het hen niet. Maar de aesthetische kerkbezoekers mochten doornbsp;hun houding in de kerk-museum wel een weinig meernbsp;toonen te begrijpen dat dit voor anderen de kerk-heiligdom is.
Vanmorgen vroeg heb ik — ronduit gezegd — meer genot gesmaakt dan een van de paleizen ofnbsp;musea of de kathedraal mij geven kon.
De natuur trekt mij steeds nog meer aan dan schilderkunst of beeldhouwkunst, en daardoor is eennbsp;rit door de omstreken van Genua en een bezoek aannbsp;den wondertuin van de villa Pallavicini (een uur pernbsp;rijtuig van de stad) iets onvergetelijks.
-ocr page 210-ig8
PALEIZEN EN TUINEN.
Die tuin hangt over de golven van de Middelland-sche Zee. Hij heeft tot onmiddellijken achtergrond de Apenijnen, die schouder aan schouder, heuvelreeks nanbsp;heuvelreeks, als uit den tuin verrijzen. Door diepe,nbsp;lange, kronkelende grotten komt men, te midden vannbsp;palmen en oranjeboomen, plotseling aan stroomendnbsp;water, dat vijftig voet boven de zee door den tuinnbsp;stroomt, en van waar men kijkjes heeft, dienbsp;weergaloos schoon zijn. De kleur der zee, vannbsp;die hoogte gezien, was heden juist die van een pau-wenborst gelijk. Het satijnig glanzende groen smoltnbsp;samen met het gloeiendste blauw. Ik liep onder palmen, cocospalmen en sagopalmen door, die hier dennbsp;winterstorm trotseeren en overleven. Ik ging langsnbsp;suikerriet, langs de langwerpige, smalle bladeren vannbsp;wuivende bruine en witte bamboes, langs aloës, dracaenas van twintig voet, magnolias, kurkeiken, altijdnbsp;groene eiken, boomgaarden van camellias en rozen ;nbsp;langs eucalyptussen als beuken.
Doch als steeds trokken de oranje- en citroenboo-men mij het meest aan.
Wie den oranjeboom slechts kent in tobben met ijzeren randen en handvatsels, kent slechts de spokennbsp;en schimmen van dezen boom van het zuiden. Zenbsp;brengen geen vrucht voort en gaan op ’t einde van dennbsp;zomer droefgeestig op rijen in een lauw tuinhuis staan.
-ocr page 211-PALEIZEN EN TUINEN. 199
Door een donkere poort keek ik vanmorgen in een zonnigen tuin, die tegen de glooiing der bergen lag.nbsp;Daar stonden de oranjeboomen van de Middellandschenbsp;Zee twintig voet hoog met donker groene, glanzendenbsp;bladeren, waarin de gouden vruchten nestelen als vogels der zon. De harmonie der kleuren moet ieder,nbsp;die oogen heeft, hier tot een colorist maken. De stralende kleur der oranje is in de meest volkomen harmonie, d. i. in de meest weldadige tegenstelling metnbsp;het zeer donkere groen der bladeren.
Denkt daarbij het gloeiende purper der zee beneden, het lichtend blauw van den hemel omhoog — en het dahin! dahin! klinkt van uw lippen.
Des middags heb ik een kort bezoek gebracht aan de heerlijke haven van Spezzia, waarin al de oorlogsvloo-ten van Europa te gelijk een veilige reede zoudennbsp;kunnen vinden.
Hier aan de baai van Spezzia woonde Shelley, in de donkere schaduw der noteboomen en der nu omgehouwen dennen, nadat hij Pisa in 1822 verlatennbsp;had. Hier schreef hij de meeste zijner gedichten, ennbsp;in zijn klein zeiljacht de Ariel leed hij in dezenbsp;wateren schipbreuk; daar kwam de leeuwerikzangnbsp;van den bezielden dichter tot een einde, en sloegnbsp;het edele »cor cordium” voor het laatst.
Wij zagen langs de kust een stoomboot gaan, de
-ocr page 212-PALEIZEN EN TUINEN.
Alleanza del Golfo, welke er uitzag als elke andere stoomboot, doch door een Amerikaan in onsnbsp;rijtuig begroet werd met een shalloh! there is thenbsp;wonder of the world.”
Hij had verleden maand Augustus te San Terenzio het afloopen van dit »wonder der wereld” bijgewoond, datnbsp;hij zoo noemde,»omdat coöperatie wonderen verricht.”
Nu waren wij nog niet veel verder, en een paar Engelschen, met lange baarden en leelijke grijze reis-petten op, staarden met opgeheven wenkbrauwen evennbsp;den gladgeschoren Amerikaan aan, die, niettegenstaande zwarte jas en hoogen zijden hoed, aan een oudennbsp;Romein deed denken met zijn scherp geteekend profiel.
»Why is this thus, and why is this thusness?” vroeg ik hem, waarop de Engelschen ook mij verwonderd aanstaarden.
De Amerikaan lachte: »Zoo, mijnheer, ge kent Artemus Ward, onzen Amerikaanschen humorist, merknbsp;ik. Wel, ik zal u vertellen why is this thusness.
Ik ben verleden maand Augustus te San Terenzio de
gast geweest van de werklieden, die deze boot op eigen kosten gebouwd hebben. De redenaar, die bij hetnbsp;afloopen ’t woord voerde, haalde de woorden aan vannbsp;Mazzini, den afgod van de meerderheid der werkliedennbsp;hier, sdat elk wonder verricht kan worden door saam-verbonden zielen.”
PALEIZEN EN TUINEN.
Het was de derde stoomboot, welke de coöperatieve vereeniging van werklieden met eigen gespaard kapitaalnbsp;had gebouwd. Ze waren tegengewerkt door de socialistennbsp;en communisten, van welke zij als Mazzinisten nietsnbsp;willen w eten, doch ze hadden roemrijk gezegepraaldnbsp;over de tegenwerking der wangunstige roet-in-het-eten-werpers.
Een jaar of wat geleden hadden vijf werklieden de mogelijkheid besproken, uit eigen spaarpenningennbsp;een stoomboot te bouwen, welke de arbeiders dagelijksnbsp;van en naar hun werk aan het arsenaal of de lood-smelterij te Spezzia zou kunnen brengen. Eindelijknbsp;werden 50,000 franks bijeengespaard en de Unienbsp;der werklieden liep drie jaar geleden van stapel.nbsp;Voor een derde minder vracht vervoerde ze de werklieden; ook zij, die niet aan de coöperatie medededen,nbsp;begunstigden de onderneming, en van de winsten zijnnbsp;nu twee stoomschepen bijgebouwd, terwijl met hetnbsp;vierde schip van de vloot der werklieden een beginnbsp;is gemaakt. Van de regeering krijgen ze 500 franknbsp;per maand voor het vervoer der invalide matrozen ennbsp;mariniers van en naar het hospitaal te Porto Venere.
Langs de kust bestaan nog andere coöperatieve vereenigingen en maatschappijen van onderling hulpbetoon, die voortreffelijk werken, bijv. een coöperatieve ijzersmelterij te Voltri, en een bouw vereeniging
-ocr page 214-202 PALEIZEN EN TUINEN.
202 PALEIZEN EN TUINEN.
de grootste van alle ma
te San Pier d’Arena, die terieele zegeningen, een goede gezonde woning, beschikbaar stelt voor de werklieden. Ze betalen 25nbsp;franken per maand, totdat 5000 franken gestort zijn,nbsp;waarna de woning hun eigendom wordt.
Bij het dejeuner aan boord van de P r i 11 s e s M a r i e was ook de radicale werkman-afgevaardigde van Liguria tegenwoordig. Hij achtte een bezoek aan Sannbsp;Pier d’Arena zeer noodzakelijk voor een ieder, die dennbsp;Italiaanschen werkman wil leeren kennen. »Hier viertnbsp;coöperatie een van haar overwinningen!” zeide hij.
De groote voorstander van coöperatie in Engeland, de zeer beminnelijke en achtingswaarde radicaal Georgenbsp;Jakob Holyoake, een Engelschman, wiens lof ik achtnbsp;jaar geleden in het Westen van Amerika hoorde verkondigen, heeft ook aan de westkust van Italië zijnnbsp;bewonderaars. Mijn Amerikaansche reisgenoot, metnbsp;het Romeinsche Imperatorsgelaat, vertelde mij, dat hijnbsp;de volgende omschrijving van coöperatie van Georgenbsp;Holyoake, in ’t Italiaansch, keurig in drukletters gebeeldhouwd, op den wand van een der werkplaatsennbsp;had gezien.
Ik schreef de aanhaling over uit zijn zakboekje.
sCooperation is profit- sharing; it con sists in giving to the purchaser at the storenbsp;and to the workman in the workshop an
.11
-ocr page 215-PALEIZEN EN TUINEN. 203
equitable share of the profit produced by his custom or by his labour. Cooperationnbsp;expects from each person the best servicenbsp;he is able to render, under the conditionnbsp;of rewarding him according to what henbsp;does” i).
Indien communisme of socialisme zulke eerlijke coöperatie als deze wilde, zou het een eerbiedwaardignbsp;ideaal hebben!
i) „Coöperatie is winstverdeeling; haar wezenöestaat daarin, dat zij den kooper in den winkel en den werkman in de werkplaats een billijk deel geeft in de winst, die voortvloeit uitzijnnbsp;inkoopen of uit zijn werk. Coöperatie vordert van ieder denbsp;beste diensten, die hij in staat is te verschaffen en geeft hemnbsp;daarvoor loon naar zijn arbeid.”
-ocr page 216-DE MIDDELLANDSCHE ZEE.
Daar zie ik haar weder, die aanbiddelijke kust van Italië i), waarlangs ik op verschillende tijden gevarennbsp;heb van Napels tot Marseille toe, doch die voor mijnbsp;het toppunt harer idyllische schoonheid bereikt tusschennbsp;Cannes en Carrara.
Beschut door de Zee-Alpen en Appenijnen, strekt ze daar langs de blauwe zee dien halven cirkel uit, welkenbsp;den veelkleurigen boog van Iris niet ongelijk is, wantnbsp;evenals deze »is zij geboren uit zonnegloren en eennbsp;zucht van de ziedende zee.”
Daar is ze weder die liefelijke, donkerblauwe Mid-dellandsche Zee, en de woorden, waarmede ik haar begroette, toen ik haar voor ’t eerste mocht aanschouwen
i) De schoonste gedeelten van de kust van Italië zijn, dunkt mij, de wegen van Nice naar Mentone, van Genua naar Sestrinbsp;Levante, van Castellamare naar Sorrento en van Viatri naar Amalfi.
DE MIDDELLANDSCHE ZEE. 205
komen mij in de gedachte. De oude voorgebergten, wier historische namen ons als muziek in de oorennbsp;klinken, zien we van verre, sluimerende in de zon. Mennbsp;leeft in verbeelding in het verleden, als men gedragennbsp;wordt door de wateren van de heilige zee der beschaving.
Aan het strand dezer zee welden de fonteinen der Hebreeuwen, aan wier wateren de menschheid, denbsp;eeuwen door, haar geestelijken dorst gelescht heeft;nbsp;Nausicaa, de schoone koningsdochter, speelde in denbsp;jeugd der wereld met haar vriendinnen aan de oeversnbsp;dezer blauwe wateren, over welke Ulysses tot haarnbsp;kwam; in deze zee spiegelden zich de standbeeldennbsp;en tempels der Grieken, zoowel als de paleizen vannbsp;Tiberius en de villa’s van Cicero en Horatius; dezenbsp;zee droeg de galeien van Rome en Karthago, de vlootnbsp;der Kruisvaarders, en zoowel het admiraalschip vannbsp;De Ruyter, met het lijk van Holland’s Bestevaer aannbsp;boord, als het vaartuig, waarop Paulus schipbreuk leed.
Het is alsof de blauwe hemel zich zoovele eeuwen in de zee weerspiegeld heeft, dat tot in het hart dernbsp;diepe wateren het gloeiende blauw is doorgedrongen.
De lichte huivering, welke over de ongerimpelde zee door den zachten wind gewekt wordt, maakt haarnbsp;nog blauwer. Gelijk Guy de Macysassant zegt: »lanbsp;Grande Bleue est h peine ridée par un souffle imperceptible qui la rendait plus bleue
-ocr page 218-2o6 DE MIDDELLANDSCHE ZEE.
encore,en faisant courir sur sa chair d’azur Ie frisson léger des étoffes moirées.”
Hier en daar, dicht aan zee, nestelen zich villa’s in kleine zonnige hoeken van inhammen en baaien,nbsp;leunend tegen de reusachtige bergen, die hoofd bovennbsp;hoofd zich achter hen verheffen, als om een blik tenbsp;kunnen werpen op hemel en aarde, op het lichtenbsp;blauw van den gezichtseinder en het donker purpernbsp;der als satijn glanzende zee.
De kust strekt zich met lage heuvels, wier roode en grijze steen telkens tusschen het groen uitkomt, langsnbsp;het gladde weerlichtende water. De heuvels wordennbsp;hooger en hooger en smelten saam met grijze ennbsp;violette bergen, waarover wolkschaduwen drijven. Zenbsp;zijn de schaduwen van smalle dunne wolken, die gelijknbsp;lange vliegerstaarten over zee zich uitspreiden, alsnbsp;om het wegstervend ochtendwindje te vangen.
Vlak bij de kust zweven witte vogels over de donkerblauwe zee.
Geheel in het verschiet, waar de voorgebergten de scherpte van omtrek verhoogen, ziet men een stadnbsp;van witte huizen, zoo schril verlicht, zoo stralend datnbsp;ze nabij schijnt, al zijn de huizen niet te onderkennen.
Nog verder ziet men Italiaansche dorpen, die op witte vrouwen gelijken, knielende aan den voet der bergen,nbsp;waarop oude kasteelen of kerken zich verheffen. Doch
-ocr page 219-DE MIDDELLANDSCHE ZEE. 207
aanschouwt men ze van nabij, dan ziet men hoe veel schooner ze zijn, dan scherpschijnend wit zenbsp;maken kan. De huizen zijn bleek rood, dof geel ennbsp;licht bruin- allerlei zachte tinten en kleuren zijn gemengd, die het zonlicht vasthouden en er zich medenbsp;doorgloeien in plaats van het te weerkaatsen.
Op zee kijken deze zonnige huizen uit door de bestoven groenen spleten, van wier zonneblinden, de lotos-etersnbsp;der Riviera, na hun siesta het blauw zien glinsteren.
Hoe fonkelen de roeispanen der booten, die over dat spiegelend water glijden, in het middaguur vannbsp;allesovervloeiend wit licht.
Aan den oever ligt een open boot vol oranjes en citroenen, die als metaal gloeien: een lading vannbsp;nieuw goud.
Ginds komen de witte of roode driehoeken der zeilen van de visschersschuiten uit tegen zee en lucht.nbsp;Uit tal van openstaande vensters stroomen muziek ennbsp;zang. Het is alsof een feest, dat nimmer eindigt,nbsp;hier aan de Riviera wordt gevierd. Ik ga onder denbsp;hooge palmen van Bordighera door; ik dool bijnbsp;Monaco onder de boomen van een oostersch paradijs.nbsp;Ik ben omringd door groote vijgenboomen, amandelen peperboomen; oleanders, bamboes, magnolias ennbsp;cocospalmen. Wat is de ficus uit Nieuw-Holland hiernbsp;een boom ! De dikke stam verdeelt zich in drie tak-
2o8 DE MIDDELLANDSCHE ZEE.
ken, en nog wat hooger in vier anderen, die allen kleinen hoornen gelijk zijn. De bladeren hebben eennbsp;groen dat den hemel, die er tusschen door kijkt, dubbelnbsp;schoon doet schijnen. De palmen van Californiënbsp;hebben uitgerafelde witte draden aan de gespletennbsp;waaierbladen hangen. Eenige palmen hebben stammen, die op reusachtige verdroogde ananassen gelijken,nbsp;terwijl anderen doen denken aan een zwaren, in denbsp;lengte uitgetrokken sparrenappel.
Ik zie d r a c a e n a’s zoo groot als palmen; de lange dunne stammen zijn versierd met een helmbosnbsp;van lange bladen, die als pluimen orabuigen....nbsp;colocaria’s, die bladen hebben, welke tot hartennbsp;kunnen dienen voor groene menschen van tweehonderd voet.... araucaria’s, die het fijne groen dernbsp;spreidende takken opwaartsheffen.
Hier en daar hoort men het zachte droppelen van water tusschen mos en varens en hoog, witgepluimd riet.
En als men in dezen tuin van Armida, hoog boven de zee, verder gaat, dan ziet men groteske plantennbsp;met reusachtige bladeren als dieren der voorwereld langsnbsp;de rotsen schuifelen en kronkelen. Met knoestige wor-telbochten en stekels wringen ze zich omhoog. De agaves zijn de veelvormige octopussen van het land. Cactussen schijnen met een blauwachtige metaalglans.
Phormiums, Myrten en Yuccas trekken links en
-ocr page 221-DE MIDDELLANDSCHE ZEE. 209
Techts door hun verschillend groen het oog, evenals de olijf, die onder de hoornen is wat de opaal is ondernbsp;de juweelen. Overal spreiden in de zon bloeiendenbsp;planten en hoornen met vruchten de takken uit, tegennbsp;den lichtblauwen hemel.
Welk een oord om te beminnen, om gelukkig te zijn en te genieten van het schoone leven aan de zijdenbsp;van haar, die men lief heeft, want: sCe qui résuménbsp;nette vie: c’est Ie désir d’une voix berceuse et d’unnbsp;sourire consolateur.”
Boven dat groene paradijs en die steden vol bloemen, heffen hooge bergen de kale ronde kruinen op, gebarsten, geblakerde, verdroogde, gespleten toppennbsp;van grauwe steen, zonder grassprietje of mos, die ernbsp;zoo oud uitzien als de bergen van de maan.
En dan diep onder die kale rotsen welke uit het paradijs van witte en roode bloemen opschieten, denbsp;heilige blauwe zee!
Dit is de zee, waaruit Venus eens verrees, die de kunst der Grieken bezielde, en aan wier verledennbsp;men herinnerd wordt te Porto Venere, het stadje metnbsp;de grijze muren en de lange witte straat, waarheennbsp;men van Spezzia in een paar uur rijdt of vaart, ennbsp;de muren van wier woonhuizen opstijgen uit de rots,nbsp;die vijftig voet boven het water hangt.
De wind, die van ’t Carrara gebergte komt, ritselt
14
-ocr page 222-DE MIDDELLANDSCHE ZEE.
door de kastanjeboomen, die nog al hun bladeren van groen, geel en goud droegen en die uit de dichtenbsp;bergwouden afdalen tot de kleine inhammetjes, waarnbsp;de open schuiten der visschers voor anker liggen.
Als men uit zee landwaarts ziet, aanschouwt men, boven de lichte strepen van een dunne wolkenreeks,nbsp;een paar witte Alpen-toppen. Ik wist niet dat denbsp;Appenijnen, die den achtergrond der golf van Genuanbsp;vormen, zoo hoog waren, maar schitterend in de zonnbsp;zag ik toch de sneeuwkristallen fonkelen, ’t Was.
sneeuw, die nimmer smelt! ’t Was marmersneeuw, ’t was wit en glansend marmer van Carrara’s omhoognbsp;schietende pieken, thans bekroond met wouden, wiernbsp;herfsttinten het stralend wit deden uitkomen; ’t warennbsp;bergen waarin tallooze helden en godinnen sluimeren,nbsp;totdat de kunstenaar hen ten leven opwekt, en waaruitnbsp;weleer de heiligen en profeten verrezen, die ginds innbsp;Rome onsterfelijker schoonheid toonen dan de bleekenbsp;stervelingen, die ze bewonderend aangapen.
Het is uit dit phantastisch iuchteiland van de Carrara-bergen, hetwelk uit de vlakte van Toscanenbsp;verrijst, dat zich met zachte welving die halve boognbsp;van Iris ombuigt, welke te Cannes eindigt en Corsikanbsp;tot middelpunt bezit.
Van alle zijden is in ’t ver verschiet dit toover-eiland soms te zien, want het lijkt meer op een visioen.
! 1
-ocr page 223-DE MIDDEU.ANDSCHE ZEE.
DE MIDDEU.ANDSCHE ZEE.
een droom dan op een eiland, dat zijn hooge toppen uit zee verrijzen doet. Hier bij Carrara ziet men Corsika het best des avonds, maar uit Mentone aanschouwt men de donkere lijn der bergen het duidelijkst afgeteekend tegen het goud en gloeiend roodnbsp;en geel van de opgaande zon.
-ocr page 224-LANGS DE RIVIERA.
Ik hoop dat het een grauwe, grijze, natte, rauwe Winterdag is als ge dit leest, mijn waarde lezer.nbsp;Want zulk een donkere achtergrond alleen kan hetnbsp;mij mogelijk maken om door tegenstelling u eenignbsp;denkbeeld te geven van dit land der zon en der kleuren,nbsp;van zomerwarmte en geurende bloesems.
Die bloesems hebben heel wat op hun rekening!
Hoe kan een Hollander, aan storm en mist ontvloden, wêerstand bieden aan oranjebloesems en witte rozen ? Hoe kan hij zich weerhouden er enkele tenbsp;plukken ? Ik ten minste kon het niet.... en het gevolgnbsp;was ontzettend, wat weder een nieuw bewijs is, datnbsp;stelen onbehoorlijk is!
Ik was een weinig verdwaald op de bergen bij Mentone .... Ik klom over een kleinen grijzen muur,nbsp;om den kortsten weg naar beneden te vinden, en zie
-ocr page 225-LANGS DE RIVIERA. 213
mij plotseling te midden van een boomgaard van bloeiende oranjes en citroenen, terwijl wilde rozennbsp;in dartelen overmoed van alle zijde den muur beklommen en er over heen tuurden.
Ik plukte er een paar rozen en oranjebloesems en ging verder, doch moest aan ’t andere eind van dennbsp;boomgaard weer een brokkeligen grijzen muur over,nbsp;om mijn pad omlaag terug te vinden. Nauwelijksnbsp;klom ik er over heen, of ik sta pal voor een gendarme, die mij beleefd, doch gestreng verzoekt hemnbsp;te volgen, daar de eigenaar sinds lang last had vannbsp;de jongens uit de buurt!
*Hij wist niet dat heeren ook mede deden” zeide mijn begeleider vrij leuk, terwijl hij mij met het linkernbsp;oog even begluurde.
ï Hebt gij er tegen, eerst even met mij bij den eigenaar aan te loopen ?” vroeg ik. »We gaan er heen!” was het antwoord. Ik bood hem een cigarette aan;nbsp;na eenig aarzelen plaatste hij de kleine, tengerenbsp;cigarette onder zijn zwaren snor, en op gestrengenbsp;doch waardeerende wijze, rookte hij mijn turkschenbsp;tabak, terwijl we tusschen de grijze muren en bloeiende boomen onder den blauwen hemel voortwandelden.nbsp;Hij was een mooi man, die gendarme, en hoe goednbsp;paste zijn sierlijk uniform bij de schoone natuur,nbsp;welke hij bewaakte!
-ocr page 226-2 14 LANGS DE RIVIERA.
Een maarschalksteek stond hem dwars boven het hoofd. Ze was met zilver galon omboord en versierdnbsp;met een roode kokarde. Hij droeg een blauw lakenschnbsp;uniform, met schitterend roode voering, die nu en dannbsp;even te zien kwam; een licht blauwe broek en aannbsp;een schitterend lichtgeel ceintuur een lange sabel. Overnbsp;zijn breede borst kruiste zich een bruin lederen riem,nbsp;waaraan in een glansend bruin lederen omslag eennbsp;revolver hing. Zilverwitte knobbelepauletten maaktennbsp;zijn schouders nog breeder, en driedubbele zilveren nes.nbsp;tels — gelijk ’s konings adjudanten die bij ons dragen, —nbsp;gaven nog meer waardigheid aan zijn voorkomen.
Vlekkeloos witte handschoenen had hij aan en het eerst wat ik deed was mijn oranje-bloesems even innbsp;den mond te nemen, en ook een paar handschoenennbsp;aan te doen.
Men moet der wet steeds ontzag toonen! Zoo daalden we tusschen de olijfboomen en langs de oranjeboè-schen omlaag en kwamen voor het huis van dennbsp;eigenaar, die op zijn terras na het déjeuner een kopnbsp;koffie zat te drinken. Hij zag er vriendelijk en gelukkig uit, omringd door een groot fransch gezin vannbsp;drie kinderen.
Ik vertelde hem hoe ik verdwaald was, over zijn muren gegaan was en een paar oranjebloesems geannexeerd had, om toen in hechtenis te worden ge-
-ocr page 227-LANGS DE RIVIERA. 215
nomen door den onomkoopbaren maarschalk, dien hij daar geplaatst had. Hij lachte hartelijk, ik kreeg eennbsp;kopje koffie, en de politiemaarschalk een glaasjenbsp;cognac, dat hij met dezelfde wellevende gestrengheidnbsp;onder zijn zwaren snor verdwijnen deed. Toen iknbsp;wegging, kwam de oudste van ’t gezin, een mager,nbsp;tenger meisje, met groote zwarte oogen, blozende vannbsp;verlegenheid, mij een ruiker takken vol groene bladeren en citroen- en oranjebloesems brengen, welkenbsp;ik met beide handen moest omvatten.
Zoo dwaalde ik van het zonnige terras omlaag, terwijl de gendarme mij begeleidde, om mij den koristen weg tewijzen, want te Mentone wachtte mij een rijtuig om me langs de Riviera di Ponente naarnbsp;Nice te brengen. Ik was blijde, dat ik geen kennissennbsp;in de buurt had, die mij konden ontmoeten!
Die groote bouquet was de geestige wraak van den franschman! Een man, die den middelbaren leeftijdnbsp;nadert en, met een reusachtige bouquet oranjebloesems in de hand, als een bedeesde bruid aan de zijdenbsp;van een politieagent in gala costuum wandelt, maaktnbsp;een zot figuur, en ik vertel mijn ongeval dan ook alleen maar tot leering van de jeugd.
Niettegenstaande oranjebloesems en kop koffie werd de diefstal toch gestraft. Kinderen, ontziet de bloemennbsp;in het Vondelpark!
tt*.
216
LANGS DE RIVIERA.
Ik nam afscheid van mijn geleider en drukte hem in den witten handschoen een geldstuk, dat hij metnbsp;dezelfde wellevende gestrengheid aannam; ik wuifdenbsp;hem met mijn bouquet vaarwel toe uit het rijtuig ennbsp;ik lachte, gelijk ik sinds lang niet gelachen had.
Maar wie zou ook niet lachen en om alles vroolijk en gelukkig zijn onder dien blauwen hemel, in die
zon, langs die zee!
De twee schimmels voor het lichte rijtuigje renden meer dan ze draafden, en zoo ging het berg op, bergnbsp;af naar Nice. Nu met een zwenk de bergen in, dienbsp;overdekt waren met olijfboomen, wier zilverachtignbsp;groen de hoogte blinken deed, clan linksom vlak tegen zee en hemel in, langs glansende voren omgespitte roode klei; langs grijze muren, overdekt metnbsp;bloemen; langs oranjeboomen en citroenbosschen volnbsp;vruchten en bloesems.
Soms boog een tak met gouden vruchten zich over de muren op de heuvelhelling, en dan kwamen denbsp;appelen gloeiend uit tegen de zonnige indigo-blauwenbsp;zee. We gingen langs de klassieke pijnboomen, wiernbsp;regenschermvorm het Italië der groote kunstenaarsnbsp;in herinnering riep; cypressen, wier vorm aan populieren denken doet, en die overdekt waren metnbsp;dennenappels, omzoomden den weg iets verder.nbsp;Daar gingen we langs Roquebrune, een dorp
-ocr page 229-LANGS DE RIVIERA. 217
lichtbruin geroosterd door de Zuiderzon; zijn dofgele huizen nestelen zich tegen de steile grijze rots, boven wier struiken hemelsblauwe bloemen wiegelen.nbsp;Nu kwamen we een paar bruine Italianen tegen, metnbsp;bruine stroohoeden boven het bronskleurig gelaat, datnbsp;schier geheel met een dikken krullenden zwarten baardnbsp;bedekt is. Ze liepen in hun hemdsmouwen, het hemdnbsp;was achteloos opengeslagen, vanvoren meer bronsnbsp;toonende. Ze droegen de jas aan een knoestigen stoknbsp;over den schouder en liepen snel voort over dennbsp;witten, stoffigen weg.
Daar in de diepte beneden, over de groote blauwe zee, zeilden tal van schepen naar de zijde van Genua.
Een schoener — die op de Barents geleek — zeilde naar den kant, waar Corsica’s bergen nu ennbsp;dan van Mentone te zien zijn en bij eiken draai vannbsp;den weg, als we weer op zee en hemel aanrenden,nbsp;zag ik den schoener steeds nog maar op dezelfdenbsp;plaats, want er was schier geen wind.
Plotseling zie ik Monaco en de tuinen en torens van Monte Carlo’s gouden speelhuis in de diepte.nbsp;O! Weg vol eindelooze verrassingen, die nu langsnbsp;palmen- en oranjebosschen leidt, om dan door dennenen olijfwouden te voeren, die ons de witte steden vannbsp;Frankrijk en Italië en het strand van de blauwe zeenbsp;in de diepte toont.
-ocr page 230-LANGS DE RIVIERA.
O! Weg, die langs muren leidt, vol rozen en bloesems, langs viiiirroode struiken en boomen, voorbij warme rotswanden, waar langs nu nog de zwaluwennbsp;-de in de zonnestralen dansende insecten najagen, —nbsp;ge gaat in schoonheid alles te boven, wat kunstenaarsnbsp;¦en dichters van u gezegd hebben.
Men gevoelt zich weer zoo jong en denkt aan het wonderschoone verleden, aan de kunstenaars, profeten en heiligen, die aan die blauwe zee en diennbsp;zonnigen hemel een deel van hun geestdrift en bezieling ontleenden.
lichtgrijze bergketenen verheffen zich rechts, met telkens donkerder en liooger stijgende bergen achter zich, en iets verder, ja, daar steken de Zeealpennbsp;¦hunne toppen omhoog!
O ! God, wat is uw wereld schoon ! trilt van de lippen, eer men ’t weet.
En altijd door, ging het pijlsnel over de bergen en door de dalen. De warme lucht was vol zoete geuren,nbsp;¦en alles wat mën zag vol licht en kleur.
Nu gingen we de bergen in en ’t was alles groen, groen. Het groen van sparren en hulsten en hoogenbsp;dennen gaf rust aan ’t oog. Maar neen, de oogen kunnen later rusten, want hier is weer het zeeblauw waar-;aan men geen weerstand bieden kan en waarvoornbsp;men geen oogen genoegen heeft. Daar teekenen licht-
LANGS DE RIVIERA. 219
grijze en violette heuvels en klippen weer een stout silhouet van bergen tegen de donkere zee, en zietnbsp;men een eindelooze kustlijn, die zich in die zee uitstrekt en eep landkaart vormt van Europa’s zuidergrens.
Als slapende zeemonsters, ziet men de schiereilan-den zich koesteren in de blauwe zee, die hier en daar van licht gloeit. Ze hebben slangvormige armen naarnbsp;de zijde van Italië uitgestrekt.
Tegen den berg heffen zich terrassen boven terrassen als een reuzentrap, die den arbeid van eeuwen vertegenwoordigt, daar ze met spade en houweel veroverd is op de rots en meer kost dan paleizen, ennbsp;waarop grijze verweerde steenen en verbrokkelde kalknbsp;¦de aarde vormen, die druiven en oranjes gloed geeft.
Hier zijn twee telegraaflijnen, die als herfstdraden glinsteren, over de diepte gespannen, van berg totnbsp;berg; ze trekken een schaduwlijntje tegen de zee.nbsp;Dezelfde reuzen, die de trappen vormden, wierpen elkander dien draad zeker toe!
En steeds ging het pijlsnel drie uur de heuvelen op en af.
Kinderen, die blootsvoets tegen de bergen opliepen, keken met hun groote donkere oogen ’t rijtuig na.nbsp;Vrouwen met roode doeken om het hoofd geknoopt,nbsp;waarboven een platte witte stroohoed, met zwart fluweelnbsp;omboord, in evenwicht stond, bieden bloemen, vijgen
-ocr page 232-LANGS LIE RIVIERA.
en druiven te koop, maar we zijn ze in een oogwenk voorbij. Daar zijn de sneeuwtoppen weer, en tegennbsp;een olijvenboom is een bordje gespijkerd, waarop staat:
Terrain k vendre!
O! Monte Christo, bij wiens donkergrijs Chateau d’If ik eens naar ’t droef verhaal van moedige schipbreukelingen luisterde, vermocht gij mij slechts eens opte-sluiten in ’t zwart cachot met den abt, die met millioe-nen speelde! Welk een plaats voor een lachende wittenbsp;villa, in ’t groen verscholen, om daar tusschen Alpennbsp;en blauwe zee, tusschen dennen en olijven, tusschennbsp;gletschers en palmen, zijn kinderen het Noorden ennbsp;het Zuiden tegelijk te doen waardeereii, terwijl ontelbare witte rozen de lucht doorgeuren, en de zwaluwennbsp;langs de palmboomen over zee naar ’t Zuiden trekken.
Daar is Nice in de diepte! Een lichtblauwe rook trekt, als een mistsluier door de zon beschenen, overnbsp;de donkere dennenbosschen links van de stad.
De paarden gaan sneller dan ooit omlaag over den witten kalkachtigen stoffigen weg, die heet is van de zon.
Alles blinkt, alles geurt, alles kleurt, alles spreekt van jeugd en schoonheid; ik werp er het potlood bijnbsp;neder, want ’t is dwaasheid naar trekken te zoekennbsp;om dit paradijs te schetsen, en terwijl het rijtuignbsp;verder rijdt, zet ik mij neder even boven Nice, ondernbsp;een groenen vijgeboom, om al die schoonheid te
-ocr page 233-LANGS DE RIVIERA.
In schaduw van den vijgenlioom Is ’t frisch om uit te rusten;
’k Zie ’t landschap van een zomerdroom,
In schaduw van den vijgenboom;
’k Hoor ’truischen van den blauwen stroom,
Langs violette kusten.
In schaduw van den vijgenboom Is ’t frisch om uit te rusten.
De oranjebloesems geuren zoet,
En zacht de witte rozen ;
De vrucht straalt goud door zonnegloed,
De oranjebloesems geuren zoet;
Ik droom van liefde en heldenmoed,
’k Zie poezele wangen blozen...
De oranjebloesems geuren zoet En zacht de witte rozen.
Op ’t wittte marmer straalt de zon,
’k Zie faunen in de velden.
Waar zijn Athene en Parthenon?
Op ’t witte marmer straalt de zon.
Op blauwe zee, olijf en bron;
Halfgoden zijn mijn helden... !
Op ’t witte marmer straalt de zon,
’k Zie faunen in de velden.
-ocr page 234-LANGS DE RIVIERA.
’t Olijfgroen glinstert zilvergrijs En doet de bergen Irlinken;
„Vergeeft! hebt lief! dit is mijn eisch!”
’t Olijfgroen glinstert zilvergrijs,
’k Herzie ’t verloren paradijs!
’k Moet op mijn knieCm zinken!
’t Olijfgroen glinstert zilvergrijs En doet d’olijfberg blinken.
De palmboom spreidt zijn varens uit, Waartusschen ’t zeeblauw flonkert;
Daar nadert David’s koningsspruit !
De palmboom spreidt zijn varens uit! Wuift, wuift met palmen, jubelt luid...nbsp;Maar wat... ? wordt de aard verdonkerd?nbsp;De palmboom spreidt zijn varens uitnbsp;Waartusschen ’t zeeblauw flonkert!
O! blauwe zee, o ! heiige zee Wat zaagt ge een duizendtallennbsp;Van helden, van uw verste reê,
O ! blauwe zee! o! heiige zee,
Voortsnellen naar uw heil’ge steê,
Om wreed gewond te vallen !
O! blauwe zee ! o ! heiige zee,
W'at zaagt ge een duizendtallen!
„Op, ridders ! ’t Christenrijk begon,
„De halvemaan zal vallen!
„Heft hoog ons kruis, ’t ^traal’ in de zon!' „Op, ridders! ’t Christenrijk begon.
-ocr page 235-LANGS DE RIVIERA. 223
Vooruit!” roept Godfried van Bouillon,
„Op, naar die hooge wallen 1
„Op, ridders! ’t Christenrijk begon,
De halvemaan zal vallen!”
’k Zag in haar steen gewaad geknield God’s oude kathedralen!
Wijl ’t orgel ’t hoog gewelf bezielt,
Zag ’k eens, in ’t marnier kleed geknield, De Maagd, die ’t Kind ten hemel hield,nbsp;Omkransd door zonnestralen. ..
’k Zag, in haar steen gewaad geknield, Gods oude kathedralen I
Wat wordt in t Zuicl mijn oog gewaar. Dat ’k bleek, van geestdrift sidder ?
Der vlag van Holland dreigt gevaar?
Wat wordt in ’t Zuid mijn oog gewaar ? Vooruit springt Holland’s Bestevaêr...nbsp;Daar valt ’s lands grijze ridder !
Wat wordt in ’t Zuid mijn oog gewaar! Dat ’kbleek van geestdrift sidder?
O! gouden eeuw van Holland’s jeugd. Vol licht en kunst en leven.
Vol hoop, geloof en burgerdeugd;
O! gouden eeuw van Holland’s jeugd,
Vol kleur en gloed en levensvreugd.
Waar is uw zon gebleven?
O! gouden eeuw van Holland’s jeugd, Vol licht en kunst en leven!
-ocr page 236-LANGS DE RIVIERA.
„Nog altijd is de wereld jong!” Vertellen lachend de oogennbsp;Van ’t meisje, dat aan d’arm zich drongnbsp;(Nog altijd is de wereld jong!)
Van hem, voor wien haar harte zong, „Met wien ze steeg ten hoogen.
„Nog altijd is de wereld jong I” Vertellen lachende oogen.
Nog altijd is de wereld schoon I Wie liefheeft moet gelooven!
De Vader heft nog voor zijn Zoon (Nog altijd is de wereld schoon !)
Kunst, Vaderland en Eer ten troon, Wijst ’t jonge hart naar boven!
God lof I de wereld is nog schoon!
Wie liefheeft moet gelooven!
-ocr page 237-IN DE ZON.
Wie zou hier niet gelukkig zijn ? zeide ik heden tot een Engelschman, met wien ik den vorigen dag kennisnbsp;gemaakt had, en die ’s morgens vroeg een wandelingnbsp;met me maakte over de bergen.
Zijn antwoord was treffend :
»Men moet zeer gelukkig zijn om de schoonheid van een zomeravond aan de Italiaansche meren, ennbsp;van een ochtend als deze aan de Middellandschenbsp;Zee te kunnen verdragen. Wat ik nu zie, hoor ennbsp;gewaar werd, schroeft mijn hart samen, als ik denknbsp;aan mijn lieveling, die dit alles zoo genoot en nunbsp;hier onder de zoden rust!’’
Ja, als men gelukkig is, vergeet men zoo licht hen die lijden, al de zieken, zwakken en vermoeiden vannbsp;het leven, die aan eene reine tintelende lucht ennbsp;zonnewarmte verlichting van smart of genezing kwamen
15
-ocr page 238-220 IN DE ZON.
vragen en van welke velen in 3gt;der cypressen stille gaarde” rusten.
Voor zwakke kinderen en ouden van dagen, wier levenskracht verzwakt is, schijnt het hier vooral hetnbsp;heiloord te zijn, waar ze gemakkelijk ademhalen ennbsp;herleven, terwijl ze bijna den geheelen dag in denbsp;zonnige lucht zijn en de groote koude ontgaan vannbsp;den Noordschen winter, die het bloed naar binnen,nbsp;naar hart en longen drijft.
Wanneer de zieken en zwakken hun dierbaren bij zich hebben, moet het hun goed zijn, doch het isnbsp;hier te schoon, te lieflijk, om alleen te zijn. Men heeftnbsp;een trouwen, teederen handdruk noodig, om moed ennbsp;hoop te houden, als al het schoone van aarde ennbsp;hemel zich aan onze voeten uitspreidt, en het eindenbsp;van het jonge leven met den gouden horizon tochnbsp;zoo nabij schijnt. — En hoe schoon het hier is aannbsp;den voet der Zeealpen, aan de oevers der Middel-landsche Zee, is niet te schetsen, te beschrijven.
Muziek alleen zou er indirect een denkbeeld van, kunnen geven. Het is een symphonic van blauwnbsp;waarin men leeft en ademhaalt. Mij komen telkensnbsp;een paar regelen in gedachten van den grooten kunstenaar en dichter W. W. Story, den Amerikaanschennbsp;beeldhouwer, die te Rome woont;
-ocr page 239-IX DE ZON. nbsp;nbsp;nbsp;227
So couloi's live in Sound, — the trumpet blows If scarlet, and theflute its tender blue.
(De kleur leeft in ’t geluid. De hoorn trompet scharlaken en de fluit blaast teeder blauw).
De kunstenaar gevoelde, welke zoete melodie er door dat hemelsblauw en zeeblauw worden gezongen.
Door een lange rij van tunnels, geboord door de bergen aan zee, nadert men de lustoorden van denbsp;Riviera.
Nu en dan slechts komt men even in ’t licht, en dan stroomt het blauw van lucht en zee door denbsp;open vensters het rijtuig binnen.
’t Was mij, of er een dwarsfluit door de bergen was gelegd, waarvan de openingen der tunnels denbsp;toetsen waren, die het zoete, s blauwe” fluitgeluidnbsp;van zee en hemel deden weerklinken in het donkerenbsp;rijtuig, en ik neuriede zachtkens :
Een laan van tunnels leidt naar ’t Zuid,
— Een dwarsfluit door uw klippen —
En ’k hoor het blauw geluid der fluit,
(Een laan van tunnels leidt naar 't Zuid)
Wen telkens ’t licht een toets ontsluit,
De fluit zet aan zijn lippen.
Een laan van tunnels leidt naar ’t Zuid,
Een dwarsfluit door uw klippen.
-ocr page 240-228
IN DE ZON.
’t Is wel een bewijs, dat ik ver van mijn gewoon verblijf zit te schrijven, dat ik dus dien onzin over blauw geluid durf te rijmen — alsof geluid blauw kon zijn,nbsp;Mijnheer! Doch het is mij, waar ik thans zit,nbsp;alsof Amsterdam aan het andere einde der wereldnbsp;ligt en ik schrijf er maar op los alsof ik enkel aan deze omgeving van bergèn, zee en bloemennbsp;heb te denken, waar Story’s denkbeeld zoo natuurlijknbsp;schijnt als wel mogelijk is. Laat mij u daarom évennbsp;een denkbeeld pogen te geven, waar ik zit.
Aan den oever van de zee tusschen de pahnboomen en de zacht murmelende golven, verheffen zich enkelenbsp;badinrichtingen. Ze zijn van zonneblinden gemaakt.nbsp;Een wit en blauv.' getralied houten zonneblind ligtnbsp;horizontaal op vier dunne staken van blauw en wit,nbsp;en aan den kant van de zon beschaduwen anderenbsp;loodrechte blinden de zijde. Hobbelstoelen en langenbsp;leuningstoelen noodigen uit tot rusten en luieren.
Ik had vruchteloos naar schaduw gezocht. De zon was zoo brandend heet dat ik tevergeefs gepoogd hadnbsp;te lezen vlak aan zee, en toen ik een dier badtentennbsp;voorbijging, zag ik een dikke, oude badvrouw in rosenbsp;flanel zoo gezellig en gelukkig in haar armstoel zitten,nbsp;terwijl ze een cigarette rookte, kijkende naar de hee-ren en kinderen die rondzwommen, dat ik vroeg of iknbsp;wat mocht uitrusten, ofschoon ik niet in zee wilde gaan.
-ocr page 241-IN DE ZON. 229
j Zeker, zeer zeker, neem een stoel, zeide ze met een statig gebaar, doch zonder op te staan. —
En nu ging ik zitten in een hobbelstoel met een grijslinnen hoes overdekt. Dus met mijn rug geleundnbsp;tegen het blauw en wit traliewerk, waaraan badmantels,nbsp;coquette badcostumes en mutsen hangen, zit ik thans innbsp;de schaduw, met de bergen links en de blauwe zee rechts.nbsp;De badvrouw is een type, leelijk maar schilderachtig.
Het dolce far niente wordt door haar verpersoonlijkt •— gelijk ik ’t nooit aanschouwde — zoo als ze daar schommelt, met de oogen halfdicht een cigarette rookende.
Wat spijt het mij, dat ik niet teekenen kan! Op de bovenlip en aan de hoeken van den mond zie iknbsp;iets, dat meer dan een schaduw is van sune petitenbsp;moustache brune”; het gelaat is brons van Barbédienne,nbsp;haar kleed rose en belachelijk met onmogelijke plooiennbsp;kronkels.
Doch zij weet te leven en te genieten. Links, vlak bij haar staat een bakje voor het geld van de baders, rechtsnbsp;heeft ze een glas suikerwater, een doos lucifers en eennbsp;paar cigaretten. Een Engelsch heer komt binnen ennbsp;verlangt een der onbewegelijke badkoetsjes, drie voetnbsp;omlaag. Ze blijft rustig door schommelen, knikt evennbsp;met het hoofd en roept: Maxence!
Daar rijst links van me — ik kon hem juist door
-ocr page 242-230 IN DE ZON.
de reten der blinde zien — een man omhoog, die voorover, blootshoofds, had liggen te slapen in denbsp;brandende zon, op een der banken aan de promenade, onder een palmboom, die hem geen schaduwnbsp;gaf, daar de schaduw juist voorbij hem viel.
Hij rekt zich uit, springt omlaag en helpt den En-gelschen heer.
Ze gaan het trapje af; de bad vrouw werpt een frank in het wit metalen bakje, wiegelt door ennbsp;steekt een andere cigarette op — welke ik haarnbsp;aanbiedt. Evidemment, c’est une femme intelligente!
Ik stond op en wandelde naar de zijde van Nice’s haven. Het aantal kinderen ziende, dat in den winter vannbsp;het leven aan zee geniet, richtte ik mij onwillekeurignbsp;in gedachten tot mijn jongens, om hun iets van hetnbsp;vroolijke, zonnige leven hier in het Zuiden te vertellen.
Toen ik vanmorgen om acht uur uitging, waren er reeds een zestal jongens aan het hengelen in zee.nbsp;Drie er van waren bruine Italiaansche jongens, innbsp;lompen gekleed, en naast hen stonden een drietalnbsp;Engelsche jongens van tien tot dertien jaar, met denbsp;bloote beenen in zee.... beenen van marmer, naastnbsp;beenen van brons.
Op de steenen van het strand, die muzikaal rui-schen als de golfjes er over heen glijden en er tusschen door murmelen, stonden een paar tinnen bakjes met
-ocr page 243-IN' DE ZON. 231
aas, waaruit telkens nieuw aas genomen werd uit schelpen, die met een steen geopend werden, wantnbsp;de knapen hadden onophoudelijk beet aan de tweenbsp;haken, waarvan de lijn voorzien was, doch alleen denbsp;Italiaansche jongens haalden nu en dan kleine schitterende, kleurige, kronkelende vischjes omhoog, dienbsp;op stekelbaarsjes in ’t paarlemoer geleken.
De hengel moest handig en vlug worden opgewipt. De visschen zogen meer aan het dikke aas dan zenbsp;er in beten, en ze vielen er vaak af, als de hengel naar boven werd geslagen. Tot twee keer vingnbsp;een der Italiaansche knapen de vallende visch opnbsp;met zijn linkerhand, die flitste terwijl hij in zee vooruitsprong, om het gladde, kronkelende diertje te grijpen.nbsp;Hoe fonkelden zijn oogen, hoe straalden de witte tanden als hij zijn vangst den anderen wees, en welknbsp;onverstaanbaar Italiaansch sprak hij in korte adem-looze zinnetjes.
Toen ik naderhand naar de liaven ging, zag ik tal van volwassen mannen hengelen naar dezelfde kleine visschen. Een heer met een opgerold bruin koord in denbsp;hand, ging langs de zee, en wierp het koord, met eennbsp;zwaar lood aan ’t einde, zoo ver hij kon uit ennbsp;dan haalde hij het langzamerhand op, het om denbsp;linker hand in losse bochten opwindend, en steedsnbsp;met den rechter wijsvinger voelende of hij beet had.
-ocr page 244-232 IN DE ZON.
Een menigte zeelieden en visschers speelden een balspel.
Ze hadden ieder drie kleine kegelballen, welke ze over den grond rolden, terwijl ze elkanders bal poogdennbsp;te raken.
Zulk een Italiaansch gepraat, getwist en gelach! Een oude man zat op den schelwitten zeemuur naarnbsp;het. spel te kijken. Hij had een roode muts op, dienbsp;met een lange vierkante tuit voorover boog. Hij besliste over onzekere worpen en was levendiger dan denbsp;jongste, ’t Was precies het koor uit Mass an ie 11 o.
Doch ik ging verder en zocht het lievelingsplekje op dat ik mij den eersten morgen ontdekt had. Zoonbsp;ge ooit te Nice komt — en ’t is waard om jarennbsp;lang te werken en te sparen met het doel om eensnbsp;naar ’t Zuiden te gaan — zoek dan dat plekje voornbsp;u zelven op.
Ge kunt het niet missen. Een huishooge grijze rots, die loodrecht uit zee oprijst, raak ik, nu iknbsp;schrijf, telkens met mijn rechterelleboog aan. Ik zitnbsp;in een groef van de rots met mijn rug tegen denbsp;warme steen. Mijn voeten bungelen boven de zee, dienbsp;vlak er onder tegen de rots breekt.
Een klein eindje in zee strekt een groote ronde rots, met zeewier begroeid, de kruin even boven denbsp;golven, die er onophoudelijk over plassen en omheennbsp;woelen, en lichtgroene, van licht tintelende, van groen
-ocr page 245-IN DE ZON. 233
vuur gloeiende watervalletjes er overheen doen spatten. Soms vormen ze voor een oogenblik een stil meertjenbsp;boven in de holte van de rots, maar onmiddellijknbsp;welft een kleine schuimende golf er overheen, ennbsp;gaat het water weer wiegelen en dansen en fonkelen.nbsp;De zonnestralen vallen vlak langs de hooge rots,nbsp;waartegen ik leun, links van mij in zee. Hetnbsp;water, dat over kiezelzand ruischt en zingt, is daarnbsp;in het zonnelicht helder, licht groen, en zoo doorschijnend, dat men de witte blinkende steenen ennbsp;het wuivende, glinsterende zeewier ziet. Langzamerhand gaat dat lichte groen dn donkergroen en datnbsp;weder in blauw, donker, stralend, indigo-blauw over.
Overal zie ik zeilen. Drie schoeners stevenen de haven in. Het strand loopt in terrassen omhoog ennbsp;eindigt in heuvels, en deze in bergen, in Alpen. Denbsp;hooge bergen, vlak onder vier zware sterke bastions,nbsp;waar de Rivièra zich uitstrekt, beschermen dit smallenbsp;strookje grond langs zee tegen Noorden- en Oostenwind en maken het hier zuidelijker en warmer dannbsp;te Napels.
De Noordenwind, die boven over de Alpen woedt, raakt de zee ver van het strand en geeselt haar metnbsp;koude vlagen in toorn, terwijl ze hier aan het strandnbsp;straalt en lacht, terwijl enkel de deining van stormennbsp;in de verte getuigt.
-ocr page 246-234 IN DE ZON.
De witte, gepolijste kalksteen van havenmuur en vuurtoren, glanst in de zon als het marmer op Almanbsp;Tadema’s schilderijen. Hoe begrijpt men hier in ’tnbsp;zuiden zoowel Alma Tadema, als zijn liefde voornbsp;zonlicht, blauwe zee en wit marmer, zijn hartstochtnbsp;voor den tijd toen de wereld jong was. O! de muziek vannbsp;de zeegolven in de rotsspelonk rechts, waaruit de wittenbsp;steen wordt opgehaald! Ik ben vroeg op geweest....nbsp;heb veel gewandeld.... het licht en de warmte doennbsp;de oogen dichtvallen.... de rots, waartegen ik leun,nbsp;is glad en warm.... ik hoor de muziek der golvennbsp;en een verward geluid van stemmen omhoog....nbsp;mijn aanteekenboekje, waarin ik schrijf, ontglijdtnbsp;me.... ik ben in slaap.
-ocr page 247-OP WEG NAAR ROME.
Van Cannes naar Carara zijn we langs de geheele bocht der Middellandsche Zee weder teruggegaan, ennbsp;den tweeden keer scheen ons die gordel der schoonheid langs de zuidkust nog schooner dan toen wijnbsp;het eerst er langs trokken.
Tusschen de kale rotsen en pieken, welke zich boven het paradijs van groene palmen en roodenbsp;bloemen verheffen, zagen wij nu grauwe, grijze dorpen en bouwvallen van kasteden, welke we vroegernbsp;niet hadden opgemerkt. Eeuwen geleden zijn ze gebouwd als toevluchtsoorden, waarheen de geheele bevolking van de zonnige tuinen langs de kust vloodnbsp;als van de wachttoren de zeilen der Moorsche zee-roovers aan den gezichtseinder gezien werden. Hoenbsp;kort is dat nog geleden. Onze koetsier had een oom,nbsp;die voor tien jaar nog te Mentone leefde en in
-ocr page 248-236 OP WEG NAAR ROME.
zijn jeugd door de Mooren gevangen is genomen, vele jaren als slaaf in Afrika sleet. In de volkstaalnbsp;langs de Riviera zijn 'nog tal van Arabische woorden in gebruik. Men denkt aan Max Müller, dienbsp;door woordenboeken ons de geschiedenis der aardenbsp;laat vertellen.
Doch als men langs de bloemenkust der blauwe zee gaat, begrijpt men niet dat de Mooren ooit weernbsp;teruggingen.
Van Carara gingen we langs Pisa naar Florence.
Welk een land is dit Italië! Denkt eens aanVenetië, wanneer men bij zonsondergang van het Lido innbsp;een zwarte gondel de zeestad nadert, als men lichtpaarse koepels en klokketorens ziet afgeteekendnbsp;tegen het oranje van den westelijken hemel en mennbsp;dra zachtkens glijdt tusschen de gebeeldhouwde gevelsnbsp;der oude paleizen door, terwijl muziek de lucht vervult in het donkere labyrint der waterstraten, dienbsp;hier en daar zijn overspannen door lichte bruggennbsp;waarover wandelaars gaan, die tusschen de paleizennbsp;weer verdwijnen.
Denkt aan de reeks van steden langs de kust van (lenua tot Napels: aan dat Rome hetwelk ons gindsnbsp;wacht met haar achtergrond van heuvels, die in gebroken
-ocr page 249-OP WEG NAAR ROME. 237
lijn van Tivoli tot Albano zich uitstrekken.....en nu
verrijst Florence voor ons op uit de vallei van den Arno.
Wanneer men naar het Zuiden uitkijkt uit een der vensters langs den Lung’ Arno, ziet men de stad vannbsp;San Miniato tot den toren op den heuvel van Arcetri,nbsp;van waar Galilei de'sterren aanschouwde; men ziet vannbsp;het Pitti-paleis en Brunnellechis grootschen koepel totnbsp;de heuvels van Bellosguarde en Monte Oliveto, waar innbsp;de open ampanile de groote klok heen- en weder-zwaait, wier geluid door de Appenijnen wordt weerkaatst. Ik geloof niet dat er een andere stad in denbsp;wereld is, welke bij haar bewonderaars zulk een liefdenbsp;wekt als Florence. In de stad van Giotto’s klokketorennbsp;kan men dag aan dag omgaan, zonder dat ooit hetnbsp;oog gewond wordt door iets leelijks. Het is de stadnbsp;der harmonie en der kunst. In geen andere stadnbsp;behalve te Athene is er ooit zulk een samenvloeiingnbsp;geweest van kunstschoon en intellectueele grootheid.nbsp;Het is een geluk slechts een enkelen dag in Florencenbsp;te slijten, en wat men er opmerkt geeft in de winteravonden nieuwe waarde aan de lezing van dat schoonenbsp;geschiedenisboek ; The Commonwealth of Florence”, dat T. Adolphes Trollope, nu twintig jaarnbsp;geleden schreef.
-ocr page 250-238 OP WEG NAAR ROME.
Steeds verder Zuidwaarts gingen wij voort naar Rome, doch eer wij weder op den sneltrein plaats namen,nbsp;reden wij in een open rijtuig naar de heuvels. Somsnbsp;hebben wij kijkjes, tusschen de populieren door, opnbsp;weidegras, waarin nog enkele madeliefjes schitteren..nbsp;en schilderijen uit de Renaissance, den voorgrond ennbsp;den achtergrond van menig schilderij van Botticellinbsp;worden dus weer voor het oog getooverd.
Wat hij bewonderde zien wij nog. De aarde blijf*-altijd jong. Dus brengen Florence en haar omgeving ons steeds terug naar de maand April der Nieuwenbsp;Geschiedenis, naar de 15 de eeuw en al haar voor-jaarsglorie.
Behalve de lieden, die in Italië wonen, heeft men het grooter aantal van hen, die in Italië denken ennbsp;droomen en leven.
Voor hen is er muziek reeds in den naam van menige stad en straat. Is er iets zoo koels, dat dennbsp;ochtenddauw op frissche rozen zoo zacht ons tegennbsp;de gesloten oogleden drukt, als het enkele woord vannbsp;Vallombrosa ? Men houdt nu de oogen dicht omnbsp;het groen visioen der schaduwrijke heuvelen vannbsp;Vallombrosa zoo lang men kan te zien.
Daar, in de bosschen van de heuvelklingen, die tegen de Appenijnen leunen, ontvlucht men in den zomernbsp;Florence’s heete zon.
-ocr page 251-OP WEG NAAR ROME. 239
In den neveligen afstand kan men de schaduw zien van de torens en koepels van Florence en doornbsp;het dal van den Arno slingert langs wijngaarden ennbsp;door olijvenwouden het zilveren waterlint.
Maar het schoonst van alles zijn de kastanjewou-den langs de helling, waaronder men in licht en schaduw, uren lang als door een bosch in het Westennbsp;gaan kan. De najaarsbladeren zijn van goud; vlokkennbsp;van amber zweven over het groene mos.
De zonnige herfstdag spreidt een zegening van kleuren van gloeiende tinten door de stille takkennbsp;omlaag.
En terwijl men door dat wonderwoud der Appe-nijnen gaat, komt weer de dichter uiting geven aan het gevoel, dat ieder overmeestert. Men denkt aannbsp;de vergelijking door Milton van de ontelbare legioenennbsp;der engelenscharen met de herfstbladeren uit het woudnbsp;van Vallombrosa, en men herhaalt in gedachten denbsp;regels van den edelen zanger, die eens door het oudenbsp;woud getrokken is, toen hij aan Gallilei een bezoeknbsp;ging brengen.
Hij zag later de legioenen engelen
„Who lay entranced,
Thick as autumnal leaves that Strow the brooks In Vallombrosa, ere where Etrurian shadesnbsp;High overanched embower.”
-ocr page 252-24° OP WEG NAAR ROME.
Verzen als deze zijn muziek wier echo nooit verflauwt.
Het is een genoegen tusschen de akkers, wijngaarden en bosschen van Italië door te gaan.
In Toscane is de landbouw bijna niet veranderd sinds Virgilius het werk van den ploeger beschreef.
¦ Nog altijd gaat de boer de wouden in en zoekt een eik, om die te houwen in ’t ouderwetsch fatsoen ennbsp;er het handvat van te maken, de s t e g o 1 a ofnbsp;s t a n g a, die acht voet lang is. Ooren, o r e c c h i,nbsp;worden nog altijd de zijbladen genoemd, die de aardenbsp;raken, en het hout wordt in de ruime schoorsteenennbsp;van de boerderij, met rook doortrokken en dus verduurzaamd.
De saja” of dorschvloer wordt nog steeds van potte-bakkersklei saamgestampt en dan hard en effen gerold of geslagen. De boer kiest nog als voorheen één voor één de beste boonen en grootste zaden uit,nbsp;om daaraan den oogst van ’t volgend jaar te vragen.
Nog altijd brengen de witte ossen, welker wijduit-eenstaande horens, gladde huid en zachte donkere oogen maken, dat ze niets op ’t Hollandsch vee gelijken,nbsp;de druiven van den wijngaard. Ze trekken langzaamnbsp;de zware, logge kar, die scharlakenrood geverfd is,nbsp;naar de tinaja, de plaats waar de tini of vatennbsp;opeengestapeld zijn. De druiven worden in houten
-ocr page 253-OP WEG NAAR ROME. 241
tobbes gestort, op de schouders der mannen geplaatst en op een drafje gebracht naar groote open vaten,nbsp;waarin de boeren met bloote beenen stampen en dansen en springen, den geheelen nacht en morgen door.
Dan gaan de druiven onder de wijnpers, wier houten schroef gedraaid wordt als ’t windas op een schip, ennbsp;wordt dus in het groot gedaan wat ik in de straat vannbsp;Genua in het klein zag doen. Veel druivensap wordtnbsp;verspild en het schijnt een ruwe manier. Doch denbsp;Chianti uit Florence’s omstreken is heerlijke wijn.
Ik deed al mijn kennis op van mijn Amerikaanschen reisgezel, die de grootste belangstelling toonde in denbsp;ouderwetsche bewerking van den grond. Hij gaf mijnbsp;telkens het denkbeeld van een rusteloos stampendnbsp;Amerikaansch maai- en dorsch werk tuig te midden vannbsp;•ouderwetsche sikkels en vlegels, en de Italiaanschenbsp;landouwen en heuvels wonnen in schilderachtigheidnbsp;door de gedachte!
Hij scheen echter met groote zorgvuldigheid alles te hebben nagegaan, om te zien of hij nog wat leerennbsp;kon. s Goede middelen van bebouwing zijn veel,nbsp;maar goede grond is meer’’, zeide hij. Het is juistnbsp;gelijk met kinderen het geval is. Volmaakt hetnbsp;onderwijs. Uitstekend! Maar zorgt eerst voorfrissche,nbsp;gezonde kinderen, met heldere oogen, goede hartennbsp;en knappe koppen. Dat is het voornaamste!
16
-ocr page 254-242 OP WEG NAAR ROME.
Wat is dat Italië een rijk land, en hoe vruchtbaar bleef de grond!
»Zelfs als de stammen zijn omgehakt, het is wonderlijk om te zeggen, spruit de wortel van den olijfboom uit het dorre hout”, zong de oude latijnschenbsp;dichter. Nog steeds worden omgehouwen hoornennbsp;in stukken gezaagd, die, onder de aarde bedolven,nbsp;aan nieuwe boomen het aanzijn schenken.
Mijn reisgezel beweerde dat het zaaien van olijfpitten wel zoo goede gevolgen zou hebben. De Italiaanschenbsp;olijvenboer, wien hij dat ook gezegd heeft, schijntnbsp;hem niet beleefd geantwoord te hebben. Hij wildenbsp;mij de juiste bewoordingen niet mededeelen, doch hetnbsp;kwam hier op neer dat de oude Italiaan den oudennbsp;weg, door de vaderen bewandeld, voor beter verklaardenbsp;dan een onbereden Amerikaansche weg.
De bijenkorven worden nog altijd gemaakt van uitgeholde wilgenstammen, voor welker uiteinden planken gespijkerd zijn.
Toch zijn de nieuwe korven tienmaal beter, klaagde de Yankee. Weiden zijn er niet in Toscane. Het veenbsp;wordt gevoederd in stallen en het krijgt zelfs boombladeren. Het geeft bijna geen melk, en de voortreffelijke koeien, die jaar aan jaar van de Zwitserschenbsp;bergen naar de Italiaansche vlakte geleid worden, ont-
-ocr page 255-OP WEG NAAR ROME. 243
aarden er spoedig door de ongewone levenswijze, die enkel voor trekossen dienstig is.
Van het leven der landbouwers weet ik alleen wat uit Ouida’s romans, doch ik hoorde dat Italië innbsp;G. Verga een schrijver heeft, die Auerbach evenaart.nbsp;Mij werden door eene Italiaansche, die met ons in dennbsp;trein zat, twee van zijn boeken warm aanbevolen,nbsp;namelijk: Vita dei Campi en I Malavoglia.
Op de lange spoorwegreizen kan men vaak nieuwe kennissen maken en veel uit hun aangename gesprekken leeren.
Een voortreffelijken raad dankte ik een der reis-genooten.
Wie tusschen Florence en Rome een dag kan geven aan Siena, wordt beloond door een visioen uit hetnbsp;middeleeuwsch Italië. Door een donkere poort komtnbsp;men in de groote piazza van Siena, die, in den kraternbsp;van een ouden vulkaan gebouwd, omlaag welft naarnbsp;het Palazzo in het midden, uit welks dak een slankenbsp;toren opwaarts groeit, die boven de reusachtige huizennbsp;opstijgt en een wonder van schoonheid is.
Nog meer wordt hij beloond, zoo hij uit de vlakte 'van Umbria opstijgt naar de heuvelstad Perugia, dienbsp;door de geheimzinnige Etruscers werd gegrondvest ennbsp;van wier hooge wallen en kerktorens men zuidwaarts
-ocr page 256-244
OP WEG NAAR ROME.
den Cirkel der Appenijnen aanschouwt, met Siena in het Westen tot den nu besneeuwden top van Montenbsp;Catria, op welks helling Dante zulke droevige maanden sleet.
Achter de heuvelen spreidt zich het meer Thrasy-mene, en door de vlakte doolt de Tiber.
Wie de wondere tegenstellingen van de Renaissance wil waardeeren, leze in dit met rotsen omlijste stuknbsp;Middeleeuwen het boeiend boek van John Addingtonnbsp;Symonds, en het zal hem zijn alsof hij zijn handnbsp;legt op dat woeste, vreemde, schoone verleden. Hetnbsp;dramatisch Italië van voorheen zal hij aanschouwen,nbsp;tot hij er wellicht angstig van wordt.
Van Perugia gingen vve zonder oponthoud door tot het groote einddoel der reis, dat ons aantrok, gelijknbsp;de magnetische berg uit de Arabische nachten ditnbsp;schepen deed.
-ocr page 257-»Ecco Roma!” was weleer de uitroep,waarmede de Vetturino van een der heuvels op de campagna,nbsp;zijn zweep uitstekende, den reizigers op de diligencenbsp;in de verte de eeuwige stad wees.
Niet minder trof mij echter de uitroep : »There is Rome!” van den Engelschman, met wien ik in dennbsp;sneltrein zat. Het hoofd uit het raampje stekend, zagnbsp;ik, boven het hooge, bevallige, blauw, groene riet, datnbsp;rechts van den weg golfde, den koepel van St.-Pieternbsp;stralen in de ochtendzon.
Weldra reden wij langs een ijzeren brug over een stroom, zoo geel als de Mississippi. »Dit is de Tiber!nbsp;en hier zijn wij in Rome!”
Eerst naar het Hotel du Quirinal en dan een vriendenraad gevolgd, waarvan ik de juistheid leerdenbsp;waardeeren.
-ocr page 258-246 ROME 1
Laat ieder, die voor het eerst te Rome komt, mijn voorbeeld volgen en beginnen met zich in een rijtuignbsp;te laten brengen naar het Pincio, den heuvel der tuinen.
Van het terras ziet men Rome aan zijn voeten uitgespreid en aanschouwt men die koepels en kerken en paleizen, met welke men dra vertrouwd zal worden.
Westwaarts aan de andere zijde van den Tiber herkent men uit de oude prenten van Rome hetnbsp;kasteel San Angelo, dat reusachtig graf van keizernbsp;Hadrianus. Het is beroofd, evenals elk monument van ’t oude Rome, van ’t Parisch marmer,nbsp;dat het eens omkleedde. Van het mausoleum maaktenbsp;men in de Middeleeuwen een vesting, en in 573nbsp;wierp het garnizoen, door de barbaren belegerd,nbsp;al de verrukkelijke standbeelden, welke de kroonlijstnbsp;versierden, op de hoofden der belegeraars. Belisariusnbsp;verdedigde de graf-vesting tegen de- Gothen, die haarnbsp;innamen. Een der pausen ontnam het graf het brons,nbsp;dat over was gebleven. Paus Gregorius de Groote,nbsp;uitgetrokken om de pest te stuiten, zag boven hetnbsp;gebouw een engel, die zijn zwaard opstak. De pestnbsp;hield op te woeden, en het kasteel ontving zijn naamnbsp;van San Angelo.
Dus zou ik lang herinneringen kunnen opwekken, want de geschiedenis van het kasteel San Angelo isnbsp;de geschiedenis van het Rome der Middeleeuwen.
-ocr page 259-247
ROME !
Rechts van het kasteel zien we den dom van St.-Pieter oprijz':!!. Zijn grootsche lijnen waardeert men vannbsp;hier beter dan in de laagte, waar de onevenredigenbsp;gevel den koepel te veel aan het oog onttrekt.
En achter de stad strekt zich de Campagne uit. Ik zie purperen heuvelen met Soracte in het blauwendnbsp;verschiet en dan nog verder zilverachtig geglinster,nbsp;dat wellicht een zinsbedrog is, doch dat- de zee bijnbsp;Ostia kan zijn.
Een liefelijke tuin vol heerlijke palmen, hoornen en bloemen, met een der vele Egyptische obelisken vannbsp;Rome in ’t midden, bedekt het Pincio en is de verzamelplaats van de honderden, die hier eiken namiddag tenbsp;voet of in rijtuigen naar de muziek komen luisteren.
Op dezen schoonen heuvel had Lucullus zijn villa, welke later aan Valerius Asiaticus behoorde, wien zenbsp;het leven kostte. Want Messalina liet hem ter doodnbsp;brengen, om zich van zijn paleis en bloementuinnbsp;meester te kunnen maken.
Dus begint men zijn bezoek aan Rome met het aanschouwen van de macht en heerlijkheid der stadnbsp;van den top van een berg en met een herinneringnbsp;aan den wreeden keizerstijd.
Doch een aangename indruk verdrijft deze herinnering, als men de kerk Trinita de Monti binnengaat, waar de Fransche nonnen de benedictie zingen-
-ocr page 260-248 ROME!
Nauwelijks hoort men de zachte stemmen, of eensklaps komt voor de gedachten hoe Mendelssohn in zijn aantrekkelijke brieven uit Italië aan zijn zusternbsp;schreef, dat hij genoten had van het zingen dernbsp;nonnen en haar een Ave Maria had toegezonden,nbsp;dat hij voor haar gecomponeerd had.
Een weinig dalende, komt men aan de Villa Medici, welke op de helling van het Pincio voor kardinaalnbsp;Montepulciano gebouwd werd. Het is of men eennbsp;ouden vriend ontmoet! Hoe dikwijls heeft men nietnbsp;afgebeeld gezien het uitzicht van de poort der villa,nbsp;welke nu als Academie dient voor de jonge Franschenbsp;kunstenaars. De rij lage zwartdonkere ilexen, welkenbsp;nooit hun loof verliezen, dient als lijst van een zonnignbsp;schilderij van Rome met St.-Pieter in ’t verschiet,nbsp;welks koepel half op aarde, half in den hemel is.
mannen, vrouwen en
jonge
die als modellen hun dienst aanbieden, een tentoonstelling van levende beelden innbsp;de open lucht.
Als men nu van de Piazza di Spagna langs al de winkels met antiquiteiten en photographieën.
Van de Villa Medici of van de kerk Trinita de Monti daalt men langs een zeer hooge en breedenbsp;trappenreeks tot de Piazza di Spagna, het middelpunt van het vreemdelingenverkeer. Langs de tredennbsp;van die trap staannbsp;meisjes gegroepeerd.
-ocr page 261-ROME! 249
rechts gaat naar de Piazza del Popolo, dan vindt men de beste plaats om zich, eens voornbsp;goed, in Rome te oriënteeren.
Het plein mondt uit op de oude porta Flaminia, door welke men de overheerlijke tuinen van de Villanbsp;Borghese bereikt, het heerlijkste bosch-park, waarmedenbsp;stad of land ooit gezegend werd. Tevens kan mennbsp;van hier opgaan naar het Pincio.
Midden op het plein staat een roodgranieten Egyptische obelisk, die zelfs in Rome een der oudstenbsp;voorwerpen is. De Israëlieten trokken er langs opnbsp;den weg naar de woestijn.
Kijkt men naar de zijde der stad, dan ziet men drie straten, waaiersgewijze zich uitstrekken uit hetnbsp;plein.
De ruimte tusschen de straten wordt ingenomen door tweeling-kerken, twee koepelkerken, volkomennbsp;aan elkander gelijk, door kardinaal Gastaldi gebouwd,
De straat links is de Babuino en leidt langs de Piazza di Spagna naar het Quirinaal.
De middelste straat is het Corso, welke rechtstreeks naar het Kapitool en Forum voert en naar het Col-losseum daar achter.
De rechter straat is de Via Ripetta en brengt ons naar den Tiber, naar het kasteel San Angelo en naarnbsp;St.-Pieter en het Vatikaan.
-ocr page 262-250
ROMe!
Als men op deze piazza zijn wandelingen begint, is men spoedig tehuis in Rome.
En nu een wensch aan die zijn wandelingen begint.
Moge de eerste teleurstelling, die niet uit kan blijven, slechts kort duren.
Veel is anders, onaanzienlijker, enger dan men zich had voorgesteld. Het forum is kleiner, het kapitoolnbsp;is lager dan het forum en het kapitool uit onzenbsp;jonkheid.
Wacht maar! Blijft links en rechts uw schreden richten, blijft zien en opmerken. Na een dag of tweenbsp;komt wellicht in een hoek der stad, door Badeker nietnbsp;genoemd, voor een ouden muur, waaruit langs eennbsp;marmeren buste een lijsterbessenboom opschiet of bijnbsp;een bouwval, waarvan ge nooit hoordet, eensklapsnbsp;het bewustzijn bij u op: »maar dat is Rome.” Dannbsp;gevoelt ge langzamerhand de warmte zich geheel vannbsp;u meester maken. Dan begint ge met nieuwe, metnbsp;verjongde oogen de heerlijke oude stad te zien. Dannbsp;spaart ge u zelf geen moeite, geen studie om te begrijpen, te bewonderen, te keren.
Ik heb eens een ouden deun uit de kinderjaren, welken mijn moeder zong, door een orgel hooren spelen op een voorjaarsmorgen in een zonnige stille straat.
-ocr page 263-ROME! 251
Een aandoening, niet ongelijk aan die toen ondervonden, gevoelde ik telkens weer in Rome. ’t Is of ¦er allerlei herinneringen ontwaken, die gesluimerdnbsp;hebben in mijn hoofd, sinds ik een knaap was.
»Le plaisir s’attendrit pour se fondre en bonheur”, zeg ik met Sully Prud’homme, en die reeks vannbsp;zachte emoties maken te zamen een gelukkigen dag.
Men heeft hier, zoowel als tehuis, zijn ochtendstemming en zijn avondstemming, maar de ochtendstemming, als men, genezen en verfrischt door slaap, helder ziet en juister denkt dan anders, houdt hier langer aan.
Ik ondervind waarschijnlijk een aesthetische magnetisatie; ik word geëllectriseerd en verjongd door zooveel, dat schoon wist te blijven de eeuwen door.nbsp;Men mocht het havenen, verminken, onder de aardenbsp;bedelven .... toch is het nog bezielend. Er is ietsnbsp;onsterfelijks, dat van geen vergaan weet, in de wonderen van marmer hier.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Al onze pogingen, al onze bedrijvigheid veronderstellen dat wij de hoop hebben een doel te bereiken. Het voorbeeld van hen, die dwars door de barbaarschenbsp;wereld heen, hun doel bereikten en nu nog totnbsp;voorbeelden strekken en schoonheidszin kweeken, isnbsp;een beweegkracht. Dat is het, wat geloof ik ons zoonbsp;verfrischt en opwekt. Dit heeft zulk een invloed opnbsp;kunstenaarszielen, dat ik er hier een paar ontmoette.
-ocr page 264-252 ROME !
die verklaren de Christelijke jaartelling te willen verwerpen, om weer bij Olympiaden te gaan tellen... wat tevens aangenaam zou zijn aan onze sportsmen!'
Doch ze mogen Grieksche hoofden hebben, hurt harten zijn Christelijk en ik maak mij niet ongerust.nbsp;Het is trouwens te begrijpen, dat het dagelijksch aanschouwen van het Grieksche wonder, de typen vannbsp;eeuwige schoonheid in volmaakten vorm, hun metnbsp;een soort van godsdienstige emotie van de oudheidnbsp;spreken doet.
Wanneer men hier omgaat, begint, eer men het weet, de mythologie, die poëzie van onbekend gebleven dichters, uit het marmer tot ons te spreken.nbsp;Er is een mysterie van schoonheid in een beeld als-dat van den Apollo van het Vatikaan, dat als eenenbsp;openbaring ons treft, hoe vaak men ook het beeldnbsp;van dien goddelijken jonkman gezien moge hebbennbsp;in gravure en photographic.
Er bestaat een kunst om te leven, zegt Edmond Scherer ergens, gelijk er een kunst om te slapen is..
Ieder, die ooit slapeloosheid kende, bestudeerde vanzelf die kunst.
Om in te slapen, tracht men zijn gedachten te be-heerschen, hinderlijke denkbeelden te verwijderen, pijnlijke herinneringen het spoor bijster te maken,,
-ocr page 265-ROME! 253
ongerustheid te misleiden door opzettelijk aangenamer ondertv'rpen voor zijn gedachtengang te kiezen.
Wat men doet komt hier op neder: men vraagt aan de hersens de kracht, om het werk der hersensnbsp;tot rust te brengen.
Dergelijke listigheid en handigheid en wilskracht moet men eveneens gebruiken, zoo men de kunst om tenbsp;leven wil beoefenen. De ziel, die her- en derwaartsnbsp;wordt getrokken door onoplosbare raadselen, dienbsp;door pijnlijke denkbeelden soms wordt gekweld,nbsp;welke alle geluk verstoren, moet men hier bevredigen,nbsp;tot rust brengen door haar zachtkens, vriendelijk ennbsp;geleidelijk naar andere onderwerpen te lokken. »Altijdnbsp;opmerken, altijd denken, altijd leeren, — daarop berustnbsp;onze deelneming aan het leven,” gelijk ik onlangs las.
Voor hen, die de kunst om te leven willen beoefenen, biedt Rome meerdere liefelijke zijpaadjes en belangwekkende doolhoven aan, om de ziel af te trekken van het onoplosbare, dan wellicht eenig land of stadnbsp;kan bieden.
Men kan niet diep over eenig raadsel van kerk of godsdienst nadenken of, eer men den bodem ondernbsp;de voeten verliest, nadert Apollo u door de langenbsp;laan van marmeren góden, welke laan de eeuwen doornbsp;zich schijnt uit te strekken. En als men ook hiernbsp;geen blijvenden vrede vindt, klinkt Pergolese’s muziek
-ocr page 266-254 ROME !
door oude basilieken. Wanneer men de kerk verlaat, die boven de oude bouwallen verrijst, klimt men opnbsp;naar den schoonen heuvel der tuinen, naar Janiculumnbsp;of Pincio, van waar men de stad en het heerlijkstnbsp;wat menschenkunst en kracht ooit samenbracht, overziet, en dan tevens iets aanschouwt, nog goddelijkernbsp;en heiliger dan dit, de heerlijkheid der schepping ennbsp;Gods groote zon.
-ocr page 267-DE KERKEN VAN ROME.
Een visioen van tempels, kerken, basilieken, van hooge koepels, statige grijze campanilles zie ik voornbsp;mij, nu ik, bij kaarslicht neergezeten, in de donkerenbsp;diepte van mijn groote gewelfde Romeinsche kamernbsp;kijk, nadenkende, hoe ik aan mijn lezers het best eennbsp;flauw begrip kan geven van al den gloed der kleurrijke, van goud stralende kerken, welke ik in de laatste dagen in Rome heb bezocht.
Ze alle te beschrijven ?... ’t zou mij te moeielijk zijn en zeker ook den meesten dra vervelen. Evennbsp;sluit ik mijn oogen dus... en nu zal ik u zeggen watnbsp;mij de herinnering weer voor de verbeelding toovertnbsp;en welken indruk alles saamgenomen op mij achterliet.
Ik zie voor mij het reusachtige, machtige, hooge katholieke Pantheon, de St.-Pieter. De gladde, glanzende, ingelegde marmeren vloer schijnt eindeloos als
-ocr page 268-256 DE KERKEN VAN ROME.
de vlakte in ons land; de koepel rijst hoog als een berg boven ons hoofd; alles is groot en grootsch:nbsp;de standbeelden zijn ontzagwekkende reuzen; denbsp;duiven op de wij waterbakken zijn grooter dan arenden; de menschen, hier en daar verspreid, zijn alsnbsp;zwarte mieren tusschen ’t hooge, witte marmer. Allesnbsp;straalt van licht, van pracht, van rijkdom. Isnbsp;het een tempel, of een museum, of een paleis ?nbsp;Men voelt zich niet geneigd neder te knielen, als innbsp;de Ciothische kathedralen van Frankrijk en Engeland,nbsp;waar de opwaartsstijgende lijnen der pilarenbundelsnbsp;•en puntbogen het oog omhoogvoeren in de purper-zwarte schemering der gewelven; doch men wordtnbsp;hoog gestemd door alles wat de mensch vermag. Hoenbsp;groot is zijn kunstvaardigheid ! Hoe weet hij marmer te beeldhouwen, muren op te trekken en koepelsnbsp;te spannen!
Hoe licht is het in de kerk! Geen gekleurd glas tempert de stralen der zon; alles schittert en glanst;nbsp;•er is een soort van aristocratische trots in de wefeldenbsp;en overdaad der versieringen en symbolen. Hoenbsp;machtig is de mensch en de kunst der menschen!
Weder zie ik St.-Pieter voor mij, na tal van tempels en kerken aanschouwd te hebben. Het Gothisch •oog is de adspireerende bouworde nu wat afgewend
*
-ocr page 269-DE KERKEN VAN ROME. 257
en ziet hoe het genie der Italianen voor-ouderlijke kunst met horizontale lijnen en koepels pracht nietnbsp;alleen, maar plechtigheid en ernst weet uit te drukken. Het denkbeeld van het oneindige is in kerk nanbsp;kerk bij mij gewekt door die breede uitspansels, gedekt door luchtige, hooge koepels, die naast elkandernbsp;boven elkander, altaren, graven en eindelijk de ge-heele kerk omspannen.
Ik zie nu tal van hooge kerken op de bouwvallen van oude tempels der Romeinen verrijzen. Ik aanschouw de hooge bronzen poorten van meer dan éénenbsp;kerk; de Porta Santa, welke slechts een viertalnbsp;keeren in elke eeuw door den Paus zelven plechtignbsp;geopend wordt.
Ik zie engelen, die uit de hemelen van amber en goud der nissen nederdalen, in zwevende groene gewaden, welke door den wind der aarde zachtkensnbsp;worden bewogen; ze wuiven met palmen der victorienbsp;boven liefelijke Italiaansche landschappen, welke mennbsp;tusschen zwarte randen of bruine pilaren even tenbsp;zien krijgt.
Ik zie donkere nissen en gewelven, waaruit de kleuren der groote schilderijen schemerachtig opdoemennbsp;achter bouquetten van vuur, drijvende gloedpuntennbsp;van licht in kristallen vazen of in zilveren hanglampen, gouden en zilveren vonken, die als zaad zijn
17
-ocr page 270-258 DE KERKEN VAN ROME.
uitgestrooid bij de altaren en wier gestadige gloed het flikkerlicht der kaarsen overtreft.
Ik zie mozaïeken, juweelen van kleur, vruchten en bloemen en duiven naast apostelen en profeten; mozaïeken van het nieuwe Jeruzalem, waarin de phoenix,nbsp;de vogel der eeuwigheid, straalt tusschen engelen metnbsp;tweesnijdende zwaarden; fresco’s en schilderijen vannbsp;jonge engelen, in volle kracht van frissche jeugd, innbsp;donkergroen gewaad, met lange gouden lokken ternbsp;zijden van een edel, schoon gelaat.
Altijd overwinnen de kinderen van het licht op de wanden der kerken; en magere, bleeke, naakte duivelen, met nagels als klauwen, met ooren steil ennbsp;spits, met vleermuisvlerken op den gebogen rug, ennbsp;oogen gloeiende van wanhoop en haat, liggen gekromdnbsp;ternedergeslagen onder de overwinnende voeten vannbsp;heiligen en engelen, die hen even aanroeren.
Ik kijk omhoog en zie gewelven van’t ultramarijnblauw, door de Italiaansche schilders geliefd, gepoederd met gouden starren.
Het licht, dat, door roode gordijnen verzacht, in hooge nissen boven ’t altaar straalt op kleurig mozaïek, door gouden achtergrond omflonkerd, wordt belnbsp;weerkaatst door van goud glanzende orgels aan weerszijden van ’t altaar, die de geheele kerk vullen metnbsp;een zachten donder van koraalmuziek.
-ocr page 271-DE KERKEN VAN ROME. 259
Ik zie drie dubbele lanen van reusachtige heiligen en profeten, wier boven ’t ruim uitgestoken handen zwaarden en kruisen omhooghouden, tusschen gladnbsp;glanzende dorische kolommen uit tempels van Jupiternbsp;en Diana, welke nu de middeleeuwsche basiliekennbsp;steunen. Ik aanschouw weer de balkons van wit ennbsp;goud, die hoog in ’t schip van menige kerk naar vorennbsp;springen uit de marmeren muren.
Torenhooge baldacchinos, tabernakels met kolommen van porfier, om welke gouden klimopranken zich strengelen, rijzen ten hemel boven vloeren van veel-kleurigen steen, vol karmozijnen en purperen tinten,nbsp;waarboven het wit en goud van hooge kerkwandennbsp;stralend uitkomt.
Vlakke, horizontale zolderingen, gepaneeld en met gebeeldhouwde vakken en randen, stralen van hetnbsp;eerste goud, dat Spanje uit Amerika ontving, en datnbsp;Ferdinand en Isabella aan paus Alexander VI toezonden. Ik zie bronzen kolommen, gevuld met heiligenbsp;aarde uit Palestina; pilaren, die gescheurd werdennbsp;door de aardbeving der kruisiging; pilaren, wit ennbsp;grijs en donker en perzikkleurig en geelgeaderd.
Ik bewonder weer de ondiepe reliefs in zachten witten steen tegen blauwen achtergrond; groepen zingende kinderen met opgeheven handen en omhoogziende hoofdjes; edele, blonde madonna’s in blauw
-ocr page 272-2 00 DE KERKEN VAN ROME.
gewaad, die teeder glimlachen in donkere nissen; engelen, die uit pilaren te voorschijn zweven; ornamenten, die tegen de wanden opstijgen en zich overnbsp;de gewelven verspreiden : arabesken ; familiewapens ;nbsp;symbolen ; tiaras en sleutels; portretten in medaillons;nbsp;dooreengevlochten letters; zwart marmeren cherubims,nbsp;die gouden lichten dragen; groen bazalt, graniet, onyx,nbsp;porfier, albast, lapislazuli en donker brons.... goudnbsp;en kleuren en gloed, waarheen men ook ziet!
Elke vierkante voet, zoo van den grond als van de wanden en de gewelven der kerken en basilieken, isnbsp;vol leven en opgewektheid.
Ik heb kerken gezien, die toch geen enkel gekleurd venster bezaten, welke mij aanvankelijk schenen gevuld te zijn met een doorschijnenden nevel van zachtenbsp;tinten en glanzend goudstof.
In ’t godsdienstig schemerdonker van de kapellen der Italiaansche kerken, blijven enkele schilderstukkennbsp;nagenoeg onzichtbaar, totdat een binnendringendenbsp;zonnestraal voor ons ontdekker speelt; van andere isnbsp;soms slechts een enkel, als van goud lichtend heiligen-hoofd of de van diepe kleur gloeiende slip van eennbsp;profetenmantel te zien,
De herinneringen, welke men van sommige kerken ’s morgens vroeg medeneemt, is een droom van regenboogkleuren en engelenkopjes.
-ocr page 273-DE KERKEN VAN ROME. 261
Op elk uur van den dag wordt het zonnelicht opgevangen door stralende koepels ; door middagramennbsp;en door vensters van zonsopgang en van zonsondergang. Het eene schilderij is het schoonst bij morgenlicht, het andere kan men slechts waardeeren bijnbsp;het dalen van de zon. Dus wordt een uurwerk gevormd,nbsp;niet van bloemen, maar van kunstwerken, die achtereenvolgens in de kerken ontbloesemen in het zonnelicht.
’t Is elf uur... De ernstige kinderoogen van den bambino kijken mij aan uit het halfdonker, tusschennbsp;de zuilen,
’t Is twaalf uur . . Het liefdevolle gelaat der Madonna straalt mij zegenend toe uit het hooge gewelf!
Kerkdienaars, gladgeschoren, ’t hoofd gebogen, in lang gewaad, gaan langzaam, slepend loopend, onsnbsp;voor, met een dunne waskaars in de hand. Voortdurend drupt de kaars op ’t marmer, daar ze, met denbsp;vlam omlaag, dicht bij den grond gehouden wordt,nbsp;om de treden te toonen, die naar sombere krochtennbsp;en gewelven leiden, waar in het donker marmerennbsp;heiligen, met kinderen op de knieën, de eeuwen doornbsp;tegen de wanden of bij graven zitten; waar marmeren pausen bij de graven knielen, doch waar ooknbsp;glimlachende bambinos in nissen van goud door hetnbsp;kaarslicht zichtbaar worden. De kleine vlam wordt
-ocr page 274-262
DE KERKEN' VAN ROME.
achter paneelen van albast gehouden, die ons dan doorschijnend toegloeien met veelkleurige aderen; ennbsp;als men uit het duister der gewelven weder omhoogkomt in die kerken, stralende van licht, pracht ennbsp;schitterende kleuren, erkent de hardste protestant zelfs,nbsp;dat in elk geval in de donkere krochten, welke schiernbsp;niemand ziet, niet voor uiterlijk vertoon juweelen,nbsp;zoo der kunst als der natuur, bijeengebracht zijn.nbsp;Die overdaad van al wat kostbaar is, wat straalt,nbsp;wat kleur heeft en wat door vorm ons boeit,nbsp;bewijst zeker vaak dat in die kerken duizendennbsp;vromen hun offeranden der aanbidding brachten, doornbsp;wat ze ’t schoonste en rijkste vonden op deze aarde,nbsp;eerbiedig neer te leggen op de treden der altaren.
Welke liefelijke visioenen van schoonheid, jeugd en aanbidding heffen de groote kunstenaars, in die krochten zoowel als bij de altaren en in de kapellen, voornbsp;ons omhoog.
Elk die, als Amiël, de dichterlijke Zwitser, niet in het locaal mirakel, maar in het universeele wondernbsp;gelooft, wordt toch door die visioenen van reine, tee-dere geestelijke schoonheid versterkt in zijn vertrouwen en adspiratie.
Alles, wat men schoons en edels ziet, helpt de verbeelding, die zich het onzienlijke voor wil stellen. De
-ocr page 275-DE KERKEN VAN ROME. 263
zachte lach van een frisch kindergelaat, waarvan de jeugd ‘n vollen bloesem ons toegeurt, geeft bijstand,nbsp;zoowel als de zee en de bergen, als de sterrenhemelnbsp;en de kunst.
Het hoogste denkbeeld, dat men zich kan vormen van den Oorsprong aller dingen, moet zeker het meestnbsp;ware zijn.
De ceremoniëndienst der roomsche tempelbouwers, die God belichamen in een kerk, voert duizenden,nbsp;evenmin als mij, op tot het heilige, maar schijnt hetnbsp;heilige te doen afdalen tot den mensch; ze poogt denbsp;tegenwoordigheid Gods onder zinnelijk bereik te brengen. Hoe tracht de kerk elk te overtuigen, dat hetnbsp;gehoorzaam aanvaarden van wat zij leert geloof is,nbsp;en hoe poogt ze allen te vereenigen onder de zegenende, vrijsprekende macht, waarover zij alleen alsnbsp;uitdeelster der goddelijke genade beschikt, dus aanvullende wat aan het geloof alleen, zonder werken ennbsp;zonder genade, ontbreekt.
Men wordt met eerbied vervuld voor de katholieke kerk, voor haar leidende hoofdgedachte en de volkomen consequentie waarmede ze die toepast. Welkeennbsp;tuchtmeester voor onmondigen! Welk een mensch-kundig inzicht: eerst het zinnelijke... dan het geestelijke! Hoe wordt de godsdienstige stemming vannbsp;kinderlijke gemoederen gewekt door het beroep van
-ocr page 276-264 DE KERKEN VAN ROME.
wat men ziet en hoort en tast op verbeelding en gevoel ! Dit alles doet in Rome’s kerken ons als een droom der jonkheid droomen. En als wij ontwakennbsp;uit de verdoovende bekoring, behouden wij een herinnering over aan de kunst en hare wijding; aannbsp;symbolen, wier denkbeeldige krachten en machten onsnbsp;niet roeren, doch wier geest en wier bedoeling onsnbsp;treffen. Want alles schijnt mij verkieslijk boven hetnbsp;godsdienstloos en troosteloos rondkrabbelen over denbsp;aarde van hen, wier zedelijkheid geen eeuwigen grondnbsp;heeft en die niet gelooven aan de zegepraal van hetnbsp;goede en heilige.
Ik heb de tempels en basilieken van Rome pogen te begrijpen, en nu ik zoovele gezien heb, schijnt eennbsp;heerlijk woord van Augustinus in letters van goudnbsp;gebeeldhouwd te zijn op die hemelzoekende kerken;
sGij hebt, o God! 'ons hart geschapen dat het U zoekt, daarom is het onrustig in ons binnenste totdatnbsp;het rust vindt in U!”
-ocr page 277-DE INTOCHT DES KEIZERS IN ROME.
Gisteravond was ik in gezelschap van een aantal Italiaansche officieren, die met zuidelijke courtoisienbsp;mij over hun land een en ander mededeelden en zelfsnbsp;even aanroerden welke idealen der toekomst zij voornbsp;’t Italia Unita aan den noordelijken horizon zagennbsp;oprijzen.
Zoo buitengewoon vriendelijk is hier ieder voor mij, en de mededeeling dat ik Hollander ben schijntnbsp;zulk een aanbeveling, dat ik geneigd ben met Blan-dinet van Labiche uit te roepen; sMon Dieu! quenbsp;les hommes sont bons!”
Een der officieren, van Frankrijk sprekende, maakte gewag van „Ie superbe état d’anarchie’’nbsp;waarin „de zoogenaamde Republiek” verkeerde. Iknbsp;vond de uitdrukking kenschetsend! Uit veel wat ik
-ocr page 278-206 DE INTOCHT DES KEIZERS IN ROME.
hoorde kreeg ik den indruk, dat de Franschen de Italianen sinds lang moeten gesard en beleedigd hebben op een wijze, waarvan ons in Holland tot nunbsp;toe weinig ter oore kwam. Mij schijnt, dat de offi-cieuse Italiaansche couranten een weinig schuld hebben aan die opwinding; het is alsof ze het volknbsp;wennen wilden aan het denkbeeld, dat voor het heilnbsp;of behoud van het vaderland vroeg of laat een oorlognbsp;met Frankrijk onontbeerlijk zal zijn. Zelfs een eerwaardige pater, die mij gisteren een kerk wees,nbsp;vroeg mij, of men in het buitenland niet dacht, datnbsp;Frankrijk volstrekt een tweede harde les noodig had.nbsp;Vooral van die zijde verwonderde mij de opmerking.
Voor Frankrijk schijnt het mij een ontzettend iets, dat het dus tegenwoordig vijanden wekt door al zijnnbsp;daden en woorden.
Ik heb een hoog denkbeeld gekregen van den Itali-aanschen soldaat en officier door al wat ik van hen zag; hun houding, hun tucht, hun exerceeren, hunnbsp;mannelijk, flink voorkomen.
Onder de officieren is, zeer begrijpelijk, de jonge keizer, die heden Rome zou binnenrijden, zeer populair! Militairen waardeeren, meer dan menig burgernbsp;wellicht doet, de wijze waarop hij na den dood vannbsp;zijn vader zich het eerst uitsluitend tot zijn soldatennbsp;wendde.
-ocr page 279-DE INTOCHT DES KEIZERS IN ROME. 267
Als een stoot op een krijgstrompet, klonk die eerste dagorder:
„Wij behooren bij elkander, ik en het leger. Wij zijn voor elkander geboren en zoo willen wij ook ten allen tijde éénnbsp;blijven, hetzij Gods wil ons vrede ot oorlog brenge. Gij zultnbsp;mij nu trouw zweren. Ik beloof er steeds aan te zullen denken, dat de oogen mijner voorvaderen op mij gericht zijn ennbsp;dat ik hun eenmaal rekenschap zal moeten geven van dennbsp;roem en de eer van ons leger.”
Een der Italiaansche officieren had die woorden, uit een Italiaansche courant geknipt, in zijne portefeuille en las ze nog eens voor.
De echte Hohenzollern-taal van den jongen keizer maakte dus evenzeer op de Italianen indruk als zenbsp;dat natuurlijk deed op het militaire instinct dernbsp;Pruisen, die schier uitsluitend aan het leger de grootheid van hun land danken.
Toen die woorden in’t resoneerend Italiaansch werden voorgelezen, was het mij, als trok een triomfeerend leger met schetterende krijgsmuziek en wapperendenbsp;vanen langs de standbeelden van den Grootennbsp;Keurvorst, van Frederik den Groote en van Wilhelm I.
Zij, die taal als deze begrijpen willen, doen wel, nog eens de geschiedenis te lezen van die merkwaardige dynastie der Hohenzollern, welke Pruisen gehamerd en gesmeed heeft tot een Staat.
-ocr page 280-De ‘ levensbeschrijver van Friedrich Wilhelm, den vader van Frederik den Groote, getuigt van hem:nbsp;sDoor een wijs instinct geleid, had Friedrich V/ilhelmnbsp;begrepen, dat in Pruisen alles gericht moest wordennbsp;op en naar zijn leger...dat zijn leger het hart ennbsp;het merg was, de Staat de boom zijnde, van welkennbsp;alle takken en bladeren tot plicht hadden, elk naarnbsp;eigen aard, voedzaam en productief te zijn ten voor-deele van het leger”.
Alle Hohenzollerns hebben dat voorbeeld gevolgd. Friedrich Wilhelm III heeft geduldig en onverdrotennbsp;aan het leger zijn krachten gewijd, en Wilhelm Inbsp;heeft, door met geestkracht, onvermoeid, dwars tegennbsp;den wil van zijn parlement hetzelfde te doen en zijnnbsp;leger te organiseeren, dit ten slotte laten triomfeerennbsp;te Königgratz en Sédan.
Intusschen gaat een eenvoudigen, vredelievenden huisvader een rilling langs het ruggemerg, als hij zijnnbsp;medeburgers dus hoort beschrijven als bladeren, dienbsp;het hart en het merg van den Staat, het leger,nbsp;moeten voeden!
Toen ik die woorden uit de levensbeschiijving gisteren in het Fransch in herinnering bracht, applau-diseerden de Italiaansche officieren.
Ik ben niet optimist genoeg, dit aangenaam te vinden. Doch ik ga niet preeken en doe liever gelijk
-ocr page 281-DE INTOCHT DES KEIZERS IN ROME. 269
de Engelsche geestelijke, die zijn preek tehuis had laten liggen, waarop hij kalmweg het gebedenboeknbsp;opnam en zeide:
And now brethren let us pray!
I
Het voorgaande had ik vanmorgen geschreven. . . . en nu is het avond en ben ik door al die fanfaresnbsp;en krijgsmuziek, door al die evviva’s en al dat jubelennbsp;in een zoo krijgshaftige stemming gekomen, dat iknbsp;onwillekeurig schrijf op de maat van de militairenbsp;muziek, die daar ginds voor het Quirinaal de Italianennbsp;dol maakt van geestdrift.
O, Jupiter Capitolinus! (ik vloek hier in Rome enkel met klassieke aanroepingen!) O, Jupiter Capitolinus! watnbsp;zijn degelijke lieden, die niet aan symbolen hechten,nbsp;toch driedubbele ezels!
Alles was heden symbolisch .... ieder sprak, acteerde met symbolen ter eere van symbolen, en er ging letterlijk een stroom, een golf van bezieling ennbsp;geestdrift over de groote stad, AVat het volk bedoeldenbsp;was dit: »leve het vaderland! leve de toekomst vannbsp;het groote, machtige Italiaansche rijk, de evenknienbsp;van de grooten der aarde!”
Dit en dit alleen beteekent die machtige beweging. En voor vaderlandsliefde heb ik zulk een innige ver-eering, ik vind haar zulk een groote beweegkracht
-ocr page 282-270 DE INTOCHT DES KEIZERS IN ROME.
voor een volk, dat niet in het alledaagsche, in het platte en lage wil ondergaan, dat ik zoo straks eennbsp;geheel ander inzicht dan gisteravond kreeg op dennbsp;triomftocht van den Duitschen imperator.
Het jubelfeest vol licht, muziek en kleur begon vanmorgen vroeg reeds.
I3e straten waren om acht uur gevuld met een dicht gedrang van menschen, die de versieringen aldaar bewonderden. De weg van het station langsnbsp;de Via Nazionale tot het Quirinaal was afgezetnbsp;door hooge masten met wapperende wimpels, die elknbsp;den naam van een der Italiaansche steden droegen,nbsp;met het omlauwerd wapenbord halverhoogte. Overnbsp;de balkons zijn overal roode kleeden, met goud doorwerkte stoffen, kleurrijke tapijten gehangen. De vlaggen zijn om de stokken glad vastgebonden om hetnbsp;uitzicht niet te beletten. De altijd groene eike-, laurier-,nbsp;palm- en oranjeboomen hebben bladeren en takkennbsp;moeten afstaan, opdat de Romeinsche burgers metnbsp;symbolen van victorie en macht den jongen imperatornbsp;mogen toejuichen en het welkom toewuiven.
AVE caesar!
staat in glanzend groene bladeren op menig paleis van Rome, en Ave Caesar voert meer dan eennbsp;hoofdartikel tot opschrift.
-ocr page 283-DE INTOCHT DES KEIZERS IN ROME. 271
S. P. Q. R.
Die vier magische letters prijken reusachtige groot overal in de stad boven een proclamatie van dennbsp;markies Guiccioli, syndico van Rome, aan de burgers.
,,Cittadini! De levendige en diepe indruk,'op uw gemoederen gemaakt door het eerste bericht van de blijde tijding, datnbsp;quot;Wilhelm II, keizer van Duitschland, in Rome zou komen, isnbsp;een zekere waarborg, dat de vriend en getrouwe bondgenootnbsp;van onzen koning en van het Italiaansche volk door u outnbsp;vangen zal worden op een wijze, uwen doorluchtigen gast ennbsp;der grootheid van Rome waardig.
sDe grootheid van Rome!” Gij hadt, waarde lezers, eens moeten hooren, hoe hier en daar in de grootenbsp;groepen, die voor de proclamatie geschaard waren,nbsp;de een of ander een gedeelte er van met flikkerende,nbsp;donkere oogen en bijna woeste gebaren voorlas, ennbsp;hoe die woorden: »d e grootheid van Rome”nbsp;rolden uit de Romeinsche monden 1
Bij de ontvangst van den keizer aan het station, waartoe ik was uitgenoodigd, stond ik naast een lidnbsp;van het Italiaansche parlement. Hij had het grootstenbsp;genoegen in de geestdrift van het volk, »maar het isnbsp;niet voor den Tedesco, den Duitscher, maar voor hetnbsp;denkbeeld vaderland, dat al de oogen zoo lichten,”nbsp;zeide hij. sin 1859 heb ik te Milaan de Franschen,
-ocr page 284-273 DE INTOCHT DES KEIZERS IN ROME.
ZOO mogelijk, nog waimer hooren toejuichen. Maar
wij, Italianen, hebben goede staatslieden, kundige, slimme, wijze, voorziende staatslieden; zij zijn nietnbsp;sentimenteel maar practisch; zij scharen zich ’t liefstnbsp;aan de zijde van de sterke regimenten. En weet genbsp;wat al dit gejuich beteekent ? De eenheid van Italië,nbsp;met Rome als hoofdstad, op papier erkend door denbsp;mogendheden wordt nu gehuldigd, bezegeld door hetnbsp;bezoek van den machtigsten vorst van Europa, dat isnbsp;het!”.....en boum! boum ! daar donderde het geschut een welkom; het was vier uur en een locomotief metnbsp;vlaggen en tropeeën versierd, ratelde het station binnen.
Commandementen kletterden langs de rijen der soldaten .... de geweren werden gepresenteerd....nbsp;de muziek hief het Duitsche volkslied aan, en nunbsp;zag men niets als een gezwerm van uniformen, grootkruisen en bandelieren, helmen met uitgespreide arends-vleugelen en wuivende vederbossen.
Koning en Keizer omhelzen elkander, volgens koninklijk gebruik; de Koning presenteert den prins van Napels, de hertogen van Aosta en Genua en ministernbsp;Crispi; de Keizer presenteert zijn broeder prins Hendrik (die een aangenaam voorkomen heeft) en graafnbsp;Herbert von Bismarck.
De zee van goud en zilver, scharlaken en blauw, die het station vult, komt in rust; aan het gejuich
-ocr page 285-DE INTOCHT DES KEIZERS IN ROME. 273
•en gesalueer wordt een einde gemaakt; de muziek schatert en juicht, en tusschen de nu zwijgende menigte door geleidt de Koning den Keizer naar hetnbsp;rijtuig, een blauwe open landauer met twee bruinenbsp;paarden, de gepoederde lakeien in korte broek ennbsp;scharlaken roode livrei.
Nu klinkt het gejubel buiten het station. Overal hoeden en fladderende zakdoeken en omhoogstekendenbsp;armen; een zee van gezichten. De Keizer groet nunbsp;en dan door even twee vingers ter hoogte van zijnnbsp;voorhoofd te brengen. De Koning groet natuurlijknbsp;niet; de hulde komt zijn gast toe. Doch bij hetnbsp;rijden naar het station was hij met warmte toegejuicht en hartelijk en vriendelijk had hij links ennbsp;rechts gegroet door met het Italiaansche militairenbsp;saluut de hand boven de oogen te houden, als om dienbsp;tegen het zonlicht te beschaduwen. Het is de derdenbsp;keer dat ik den Koning zie, en steeds maakt hij eennbsp;aangenamen indruk; flink, mannelijk en grootmoedig zeggen, dunkt mij, houding en uitdrukking.
Een dubbele rij militairen, soldaten zoowel als officieren in oorlogstenue, met den ransel op den rug, maakt glinsterende hagen, waartusschen de stoet vannbsp;tien rijtuigen en de blinkende ruiterij in den stap
voorttrekt. O! dichte veelkleurige menigte in de
18
-f
274 DE INTOCHT DES KEIZERS IN ROME.
breede Via Nazionale, op de balkons en de daken, nooit zal ik u vergeten! Geheel Italië had zijn kinderen gezonden. Mij troffen vooral hier en daar denbsp;contadini, de landlieden van de campagna Romananbsp;met hun rood-brons gelaat en verwonderde oogen.nbsp;Het is een regenboog links en rechts van rood, blauw,nbsp;geel en groen; een galerij van Italiaanscheportretten,nbsp;van het paleis Aldobrandini tot het halfrond voornbsp;het paleis der Termini.
En dan die lange bloemenguirlandes van schoone Italiaansche vrouwen langs de balkons der huizen ennbsp;paleizen! Hadden de standbeelden leven gekregen fnbsp;Maar daar buigen vrouwen uit de fresco’s het bevallige hoofdje! Ginds zijn de modellen, die voor denbsp;diepgeboezemde, machtige Juno’s geposeerd hebben.nbsp;Welke oogen! welk leven en licht op die donker gekroonde gelaatstrekken.
Het regende bloemen, lauwerbladeren en papieren vlaggetjes op het rijtuig van den Keizer; de hoorn-muziek schaterde het uit langs de onafzienbare rijen
Ave
der militairen; de evviva’s weerklonken. Caesar!
-ocr page 287-OP HET VATIKAAN.
Ik schrijf deze regelen op het Vatikaan, waar ik, dank zij der welwillendheid van den maggiordomenbsp;van Z. H. den paus, mgr. Macchi, heden toegangnbsp;verkreeg om de ontvangst bij te wonen, den Duitschennbsp;keizer bereid.
In het gebruikelijke toilet (rok, witte das en zwarte handschoenen) was ik reeds om halfelf op het Vatikaan, ofschoon de keizer pas om halftwee zou komen.nbsp;Doch het gedrang in de nauwe straten aan weerszijdennbsp;van den Tiber was zooeven reeds zoo groot, dat iknbsp;bij het halfuur noodig had, om van het kasteel Sannbsp;Angelo de Port one di Bronzo ter rechterzijdenbsp;van de basiliek van St.-Pieter te bereiken. De luitenant van de Zwitsersche lijfwacht des Pausen gaf mij,nbsp;_pp het zien van het eigenhandig briefje van mgr.nbsp;Macchi, een der soldaten van de lijfwacht mede, die
-ocr page 288-276 OP HET VATIKAAN.
mij den weg wees naar de Loggia van Rafaël, waar tien of twaalf dames en heeren met mij aanvankelijknbsp;zouden wachten totdat wij in de zalen werden toegelaten.
St.-Pieter en de musea waren heden voor het publiek gesloten, en de Italiaansche troepen hadden het geheele plein voor de hoofdkerk der wereld afgezet.nbsp;Slechts zeer weinig belangstellenden waren toegelatennbsp;op het plein, in vergelijking waarmede alle anderenbsp;pleinen, welke ik ooit zag, bijna tooneeldecoratiënnbsp;schijnen. Ontzagwekkend is zijn eenvoud en schoonheid. Zijn met standbeelde gekroonde zuilengangennbsp;sluiten zich aan bij de vleugels van St.-Pieter; in hetnbsp;midden strooien de twee hooge fonteinen — uit allenbsp;prenten der kerk bekend — de droppelen van haarnbsp;wuivende waterpluimen om zich heen.
Welk een plaats om te wacliten is ons gegeven!
Een van de bussolanti van den Paus — die, geheel in karmozijn gekleed, in de bussola Z. H.nbsp;dragen — opende voor ons een paar der hooge vensters van de galerij en bracht stoelen. Boven onsnbsp;hoofd spant zich de boog, waarin de fresco’s vannbsp;Rafaël schitteren: de schepping van het Licht, vannbsp;het Droge Land, van Zon en Maan en van de Dieren.
Uitziende door het venster, hebben wij onder ons het plein en links ’t kasteel van San Angelo, ter-
-ocr page 289-OP HET VATIKAAN. 277
wijl Rome met haar koepels en campanili zich aan weerszijden van den Tiber uitspreidt.
Achter het kasteel zien wij een bosch, boven hetwelk de breedtakkige kronen der Italiaansche pijnboo-men uitsteken. Als achtergrond rijzen de paarse en grijsbruine Sabijnsche bergen. De hoogste zijn geheelnbsp;met sneeuw bedekt en schitteren in de zon, ondernbsp;den heerlijken blauwen hemel, dien wij heden wedernbsp;genieten.
Rechts achter de stad zijn de Albaansche bergen tegen het lichte hemelblauw geteekend als een camee vannbsp;smaragd en amethist, met de zachte ronding vannbsp;andere heuvelen in ’t verschiet.
Elke kracht van gevoel en verbeelding wordt gewekt door het machtig panorama van Rome, tusschen denbsp;oude gebergten, welker namen als muziek klinken,nbsp;aan de voeten van St.-Pieter, aan de oevers van dennbsp;gelen Tiber. Die groote ruimte, hier en daar slechtsnbsp;begrensd door lijnen van uitnemende schoonheid,nbsp;met lieflijke landschappen, tusschen tempels en kerken, is grootsch door eigen machtige breedte ennbsp;vorm en kleur, maar boven alles door menschelijknbsp;pathos, door de herinnering aan al wat hier geleden,nbsp;gehoopt, geloofd en gepoogd is. Ieder, die hiernbsp;komt, doorleeft een paar bladzijden van zijn eigennbsp;volksgeschiedenis. Geen historieboek haalt bij Rome;.
-ocr page 290-278
OP HET VATIKAAN.
geen dichtstuk, geen 'symphonie zoo aangrijpend!
De boog, voor welks open venster ik sta, terwijl ik dit schrijf, is een gedeelte van drie geheel met glasnbsp;afgesloten (vroeger open) zuilengangen, welke bovennbsp;een hooge portiek den hof van het Vatikaan omringen.nbsp;De muren zijn lichtgeel: de pilaren van wit en grijsnbsp;marmer. Rechts is de uitgang, van waar de rijtuigennbsp;het plein van St.-Pieter bereiken. Daar tegenover isnbsp;een klok, waaronder een open gaanderij met roodenbsp;stoelen, en in de portiek een fontein.
De kamers van den Paus zijn vlak tegenover ons, aan de andere zijde van den hof, welke door Rafael’snbsp;Loggia halverwege omspannen wordt. We zien doornbsp;de twee gekleurde boogvensters van de particulierenbsp;kapel en in de vertrekken daarnaast.
Onder die vertrekken beschut een glazen afdak de marmeren trappen, die er uic den hof heen leiden.nbsp;Een groenbronzen lamp is bij elke verdieping bovennbsp;den ingang geplaatst.
Tegenover den toegang tot de Sixtijnsche kapel is de S a 1 a Regia en de prachtige Sala Ducal e,nbsp;waar de Keizer ontvangen zal worden. De kamers,nbsp;waarin Z. H. woont, zijn gemeubeld met den grootstennbsp;¦eenvoud: enkel het strikt noodige. De Paus eet altijdnbsp;alleen, doch twee keer per dag komen familieledennbsp;van paus Leo XIII hem bezoeken. sLa sainte
-ocr page 291-OP HET VATIKAAN. 279
familie” worden ze soms — niet in spot — genoemd. De neef vran den Paus, graaf Camillo Pecci, is luitenantnbsp;van de garde der edelen en staat op liet oogenbliknbsp;in den hof te midden der edellieden, wier helmennbsp;flikkeren en glanzen.
Straks, als de Keizer de troonzaal binnentreedt, zal de Paus uit zijn vertrekken hem te gemoet gaan ennbsp;hem leiden naar de kleine kamer, waar Z. H. meestentijds vertoeft. Daarheen zal niemand hen mogennbsp;volgen, zelfs niet prins Hendrik, ’s Keizers broeder.
Dit alles wordt mij medegedeeld door een paar Romeinsche dames, die met innige liefde en vereeringnbsp;van den Paus spreken. »Le Saint Père est trésnbsp;faible; il est si maigre, si chétif, comme sinbsp;un souffle va 1’emporter” (De Heilige Vader isnbsp;zeer zwak; hij is zóó mager en tenger, alsof een ademtocht hem zou kunnen wegblazen), zeide de oudstenbsp;der dames; sdoch zijn oogen hebben nog steeds diezelfde liefde volle en bezielde uitdrukking. Ik geloof nietnbsp;dat het mogelijk is zich een vaderlijker en teederdernbsp;gelaat voor te stellen.”
Z. H. is Ie beau ideal van den paus-priester, wordt mij verteld. Hij is in groote tegenstelling metnbsp;zijn voorganger, die vroolijk en geestig was en gaarnenbsp;lachte. Van paus Pius IX werden mij tal van anec-doten medegedeeld ten bewijze van zijn vrijgevigheid.
-ocr page 292-28o OP HET VATIKAAN.
en van zijn af keer van huichelaars, dien hij fijn doch scherp wist te toonen dat hij hen doorzag. Nietteminnbsp;liep de vroegere paus geheel aan den leiband defnbsp;Jezuïeten, terwijl paus Leo voor zichzelf denkt ennbsp;weet wat hij wil. Paus Leo moet oneindig veel geleerder en wetenschappelijker zijn dan zijn voorganger. Onbuigzaam is hij, evenals deze, waar het denbsp;rechten van de kerk betreft, doch hij is meer de Ita-liaansche staatsman en poogt onnoodige ergernis tenbsp;vermijden door zachter woorden te kiezen en zijnnbsp;ijzeren hand met een fluweelen handschoen te kleeden.
’s Morgens zeer vroeg staat de Paus op, zoowel des winters als zomers. In de kapel naast zijn kamer, draagtnbsp;hij dan de mis op, waartoe hij 25 minuten noodig heeft.nbsp;Dan leest Z. H. de brieven, terwijl hij een kop koffienbsp;zonder melk gebruikt. Om tien uur — nadat hij aannbsp;twee secretarissen de brieven ter beantwoording heeftnbsp;gegeven — neemt de Paus zijn eerste ontbijt, dat altijdnbsp;bestaat uit twee eieren, wat vruchten en twee glazennbsp;witten wijn. (Evenals de Koning, drinkt Z. H. Itali-aanschen wijn). Van elf tot halfeen komt een dernbsp;kardinaals met Z. H. spreken. Dan volgen de audiënties,nbsp;die nooit langer duren dan tot twee uur.
De Paus gaat vervolgens naar zijn studeerkamer en bijna zonder uitzondering werkt hij aan de wijsgeerigenbsp;geschiedenis der pausen, waarin de overeenstemming
-ocr page 293-281
OP HET VATIKAAN.
zal bewezen worden tusschen de ware wijsbegeerte en de achtereenvolgende bijdragen tot theologie, welkenbsp;de pausen door woorden of geschriften gegeven hebben.nbsp;Als Z. H. een paar uren gewerkt heeft, gaat hij geregeld eenigen tijd wandelen in de tuinen van hetnbsp;Vatikaan. Enkele van de hoogere geestelijken van hetnbsp;hof vergezellen den Paus, en steeds worden de ernstigste en degelijkste gesprekken gevoerd.
.»Ze zijn soms wel wat te geleerd voor enkelen”,, zeide de dame, die mij dit alles vertelde, met eennbsp;bijna onmerkbaren glimlach. »De Paus weet zooveelnbsp;meer dan de meesten om hem.”
De Paus is niet alleen bezig met dit wijsgeerig-historisch boek, maar schrijft ook tal van kleine dichtstukken in het Latijn en Italiaansch. Het volgendenbsp;is een Latijnsch vers, gewijd aan de kunst der pho-tografen.
Ars p h o t ogr aph i c a.
Expressa solis speculo Nitens imago, quam benenbsp;Frontis clecus, vim lumimimnbsp;Refers et oris gratiam.
O niira virtus ingeni Novumqiie monstrum ! Imaginemnbsp;Naturae Apelles aemulusnbsp;Non pulchriorem pingeret.
-ocr page 294-.282 OP HET VATIKAAN.
Katholieke photografen behoorden deze regelen met ¦de Hollandsche vertaling er bij op den wand vannbsp;hun werkplaats in gouden letters te doen vonkelen,nbsp;met het onderschrift; Gioachino Pecci (Leo XIII).
Ik vertel dit alles, omdat menigeen belangstelt in zelfs kleine bijzonderheden uit het dagelijksch levennbsp;van zulk een machtig souverein als de paus niet alleennbsp;gebleven is, maar, dunkt mij, meer en meer gewordennbsp;is, sinds Z. H. niet langer verantwoordelijk is voornbsp;de onzindelijke straten van Rome, de nachtpolitienbsp;en tal van zaken van gemeentebestuur, voor wier meernbsp;of minder goede bezorging men het hoofd der ontzaglijke geestelijke macht van de katholieke kerk nunbsp;niet langer aansprakelijk stelt.
Ik zit naast een bejaarde dame met een schoon •eerwaardig uiterlijk. Zij draagt een ordekleed; eennbsp;groot Grieksch kruis aan een gouden ketting en eennbsp;witte kap, die nauw om het hoofd sluit.
Zij is de prinses Nathalie Schakovskoy, uit Moskou naar Rome gekomen om een bezoek te brengen aannbsp;baar dochter, die hier gehuwd is en met haar doornbsp;mgr. Macchi was genoodigd. De prinses verhaalt onsnbsp;hoe zij na den dood van haar echtgenoot op eigennbsp;kosten een gasthuis voor krankzinnigen en een weeshuis voor hun kinderen in Moskou heeft opgericht ennbsp;¦dit zelve bestuurt. Aan het hoofd van 150 liefdezus-
-ocr page 295-OP HET VATIKAAN. 283
ters heeft prinses Nathalie de gewonden verpleegd in den oorlog met Turkije. Wat zij te Plewna doorleefdnbsp;heeft, is onbeschrijfelijk! Ze heeft nu drie maandennbsp;verlof genomen en intusschen bestuurt haar plaatsvervangster, die sinds twintig jaren haar rechterhandnbsp;is, de inrichting.
Het zacht geduld en het zwijgend zelfbedwang der liefdezuster werpen een weldoend, hoopvol licht, eennbsp;teedere kleur tegen den zwarten achtergrond van lijden, angst en dood!
Onder Rafael’s fresco »de schepping van het licht”, kon geen verhaal gedaan worden zoo passend ennbsp;stichtend als de eenvoudige, ernstige mededeeling vannbsp;iets uit hare levenservaring door het eerwaardig hoofdnbsp;•der Communauté des Soeurs de Chariténbsp;O u t o 1 i m o i a P e t c c h o 1 i te Moskou!
Éen der Romeinsche dames, bracht, naar aanleiding er van, de treffende levensgeschiedenis in herinnering vannbsp;•de heilige Katharina van Siena, die de ideale liefdezusternbsp;•der kerk is, de troosteres, verpleegster en hoopgeefsternbsp;¦onder de door pest getroffen ongelukkigen, en wiernbsp;invloed op de machtigen der aarde, die zij verzoendenbsp;¦en tot vrede noopte met haar »p ace! pace! e nonnbsp;piü guerra!” mij wonderdadiger schijnt dan ietsnbsp;•dat de legende van haar verhaalt. Zij was het merkwaardigste voorbeeld, dat ik ken, van wat volstrekte
-ocr page 296-Toen ik dit opmerkte, verklaarde een der Romein-sche dames haar verwondering, dat een protestant ooit van Katharina van Siena gehoord had! Ik geloofnbsp;dat wij allen, van verschillende kerken, richtingen ennbsp;overtuigingen, vaak schrikbeelden van elkander maken.nbsp;De meesten onzer gevoelen meer waardeering en eerbied voor andersdenkenden, dan men ons toeschrijft.
Daar klinkt een kanonschot, en een witte rookwolk verspreidt zich uit het kasteel van San Angelo bovennbsp;den Tiber.
’t Is het kanonschot dat eiken dag om 12 uur gelost wordt. Al de klokken van het groote Rome onder ons zenden haar metaalklank door de open venstersnbsp;der Loggia, jGenoeg gepraat!” zegt prinses Nathalie,nbsp;met een zachten glimlach haar verhaal eindigend,nbsp;5we moeten zien wat er gebeurt. Wat zijn dat voornbsp;rijtuigen r”
Het zijn rijtuigen van den Paus; alle coupé’s met twee zwarte paarden bespannen, die kerkvorsten en
-ocr page 297-OP HET VATÏKAAN. 285
kamerheeren van Z. H. naar het Vatikaan brengen. In rood of puper gewaad zijn ze gekleed. Als ze uit’nbsp;stijgen, neemt de koetsier den hoed af en buigt diep.nbsp;De officieren van de Zwitsersche garde, van de gardes palatins (de paleiswacht) en van de gardenbsp;der edelen salueeren.
In den hof onder ons hebben de soldaten van den Paus zich opgesteld. Links staan honderd van denbsp;gardes palatins in groot tenue, dat, gelijk de Romein-sche dames vertellen, evenals al de andere uniformennbsp;geheel nieuw is, om den keizer te eeren. Het uniformnbsp;is blauw met violet, gouden epauletten en een lagenbsp;schako. Een vaandrig draagt de geel-witte pauselijkenbsp;vlag, waarmede straks de Duitsche keizer begroet zalnbsp;worden.
Tegenover ons, langs de marmeren trappen, die opvoeren naar de pauselijke vertrekken, staan de Zwitsers geschaard in hun kleurig gestreept uniform vannbsp;geel, zwart en rood, met de hooge hellebaarden aannbsp;hun zijde op den grond gesteund. Rechts staan denbsp;edelen in groepen.
»Ah! voila les grands de la cour, qui sont restés fidèles au pape!” roept een der dames.nbsp;»Ils ont préférés Rome, capitale du monde,nbsp;a Rome capital d’un petit pays.” Ik hoordenbsp;namen van Colonna, Orsini, Borghese en Raspiglioni.
-ocr page 298-286 OP HET VATIKAAN.
Ze zijn gekleed in ’t costuum van Hendrik II van Frankrijk. Zwart fluweel, met korte broek, zwartenbsp;sjerp, degen aan de zijde, witte, opstaande, geplooidenbsp;kraag, gouden ketting om den hals en zwarten barret.
Op de roode stoelen onder de klok, tegenover den ingang, nemen de vrouwen van den pauselijken adelnbsp;plaats, les dames noires, die tot de zoogenaamdenbsp;Societü, nera beliooren. Heden is er echter menigeen onder, die kleuren draagt.
Nu en dan krijgen de genoodigden in onze galerij een bezoek van een der kardinalen. Mgr. Marcellanbsp;Mazzeriente, een van de camerieri secretinbsp;van Z. H., biedt bonbons du Vatican aannbsp;de dames naast mij. Ik ontving er eenige voornbsp;mijn kinderen.
De bonbons zijn wit en een soort van geïdealiseerde gebrande amandels.
Toen mgr. Cassetta, de aalmoezenier van den Paus, bij ons binnenkwam, gingen alle katholieke heerennbsp;en dames hem te gemoet, maakten een kniebuigingnbsp;en kustten zijn hand. Mgr. Pifferi en mgr. Sinistrinbsp;kwamen eveneens even kijken. Langzamerhand werdnbsp;onze loggia vol. De genoodigden, die in de anderenbsp;zalen waren, hadden de overtuiging gekregen, dat mennbsp;hier het beste uitzicht had.
Ook op het zacht glooiende dak boven den ingang
-ocr page 299-OP HET VATIKAAN. 287-
tot den hof aan de zijde van ’t plein van St.-Pieter waren eenige der in het Vatikaan wonende priesters-en beambten verzameld. Onder hen waren enkelenbsp;Dominikanen met de witte kap en witte mouwen,,nbsp;uitkomende onder het zwarte gewaad, en met dennbsp;breeden zwarten hoed op het hoofd. Er was iets-zeer eigenaardigs in, de breede gestalten, die hetnbsp;kleed van deze zoo geduchte orde droegen, zich snelnbsp;te zien bewegen over het gladde dak, in hun nieuwsgierigheid om de naderende rijtuigen van den Keizernbsp;te aanschouwen; want als rollende donder veraf, verkondigde de machtige volksstem van Rome; sdenbsp;Keizer komt”. Plotseling groote stilte! Twee pikeurs in kleurig costuum voorop. Dan een berlinernbsp;met vierspan, door twee jockey’s gemengd. Denbsp;portieren voeren het wapen der Hohenzollern, «en-Gott istmituns staat op het rijtuig’’ — fluistertnbsp;een stem achter mij.
De Keizer stapt uit, nadat mgr. Ruspoli, de grootmeester, het portier geopend heeft. De gardes salueeren, en met de pauselijke vlag wordt gebogen. De jongenbsp;keizer ziet er groot en fier uit in zijn prachtig witnbsp;uniform der kurassiers met den zilveren helm, waarboven de keizerlijke arend met uitgespreide vleugelennbsp;prijkt. Z. M. drukt een paar mgrs. de hand en^nbsp;spreekt met enkelen uit de wacht der edelen.
-ocr page 300-288 OP HET VAÏIKAAN.
Nu gaat liij de trappen op. . . . en, zoodra hij het Vatikaan binnentreedt, neemt hij zijn helm af, »Ah!nbsp;que c’est bien! que c’est bien!’’ roepen denbsp;dames als uit één mond.
De Paus treedt den Keizer te gemoet en gaat met hem in zijn eigen vertrek.
De deur sluit zich.
Terwijl wij in de zaal naast die, waar de Keizer ontvangen werd, wachtten, kregen wij den raad onsnbsp;met geduld te wapenen, daar men algemeen vannbsp;meening was, dat het onderhoud wel een anderhalfnbsp;uur zou duren.
De deur zou zeker zoo spoedig niet weder opengaan. Z. H. herinnerde zich langdurige en aangename gesprekken, weleer met den kroonprins van Duitschlandnbsp;— ’s Keizers vader — gehouden, en hoopte uitvoerignbsp;aan den jongen Caesar mede te deelen, wat hij vannbsp;den tegenwoordigen toestand dacht, en wat hij hooptenbsp;van den Keizer, die zoovele katholieke onderdanen heeft.
Doch geen twintig minuten had het onderhoud geduurd, toen de deur haastig geopend werd. Denbsp;Keizer riep zijn broeder Heinrich binnen om hem aan .nbsp;Z. H. voor te stellen. Even daarna traden Paus ennbsp;Keizer de kamer uit, en het geheele gevolg werd aan
-ocr page 301-OP HET VATIKLAAN. 289
Z. H. voorgesteld, die met een vriendelijken glimlach op het fijnbesneden gelaat tot ieder een paar woordennbsp;zeide.
De Keizer keek onbewegelijk voor zich uit en, na afscheid genomen te hebben van den Paus, verklaarde Z. M. onmiddellijk de beeldhouwwerken van het Vati-kaan en de St.-Pieterskerk te willen zien. sZ. M. isnbsp;dus niet voornemens, gelijk eerst het plan was, terugnbsp;te komen voor een tweede bezoek,” fluisterde mennbsp;elkander in het oor.
De gelaatstrekken van de trouwe volgelingen van den Paus betrokken.
We hadden nog twee uur te wachten eer wij het Vatikaan konden verlaten, welks toegangen,nbsp;evenals de bruggen over den Tiber, geheel doornbsp;de Italiaansche troepen bezet waren, en eer wijnbsp;vertrokken, werd algemeen verhaald dat de Keizer dennbsp;Paus zeer kortaf behandeld had. Twee keer had denbsp;Paus de quaestie van het wereldlijk gezag ter sprakenbsp;gebracht. Den eersten keer had de Keizer als antwoordnbsp;den Paus herinnerd aan het ontzaglijk overwicht vannbsp;geestelijk boven wereldlijk gezag. sWaar beide innbsp;strijd komen, overwint het eerste altijd” moet hij gezegd hebben.
Vervolgens had Z. H. het godsdienstige vraagstuk in Duitschland behandeld en, opmerkend welke ernstige
19
-ocr page 302-290 OP HET VATIKAAN.
aandacht de Keizer aan zijn woorden schonk, was de Paus teruggekeerd tot de Romeinsche quaestie. Denbsp;Keizer had zich voorgenomen dit brandend vraagstuknbsp;niet aan te roeren, en, niet als diplomaten hoffelijknbsp;kunnende of willende schermen met ontwijkende woorden, was Z. M. plotseling opgestaan om zijn broedernbsp;prins Heinrich te roepen. Dus had hij kortaf eennbsp;einde aan het onderhoud gebracht. ^
Zij, die dit vertelden, konden, geloof ik, weten wat geschied was. Alles, wat ik later hoorde of las overnbsp;het onderhoud, bevestigt, dunkt mij, de juistheid dernbsp;mededeeling.
Wat ieder zien kon was dat vele, straks nog zoo vriendelijke en glimlachende gelaatstrekken, bewolktnbsp;en strak waren geworden. Men was bitter teleurgesteld,nbsp;nadat de deur zoo spoedig weder was opengegaan.
-ocr page 303-IN HET VELD VAN CENTO-CELLE.
Het bezoek van den Duitschen keizer te Rome had een dubbele beteekenis.
Op de duidelijkste wijze moest aangetoond worden, dat er voor de Duitsche regeering »geen Romeinschenbsp;quaestie” bestaat. Rome moest daarom openlijk erkend worden als R o m a i n t a n g i b i 1 e, als denbsp;hoofdstad van Italië. Aan de geheele wereld, maarnbsp;vooral aan de centrumpartij in Duitschland en aannbsp;den Oostenrijkschen bondgenoot moest bewezen worden, hoe volkomen ijdel de hoop op Duitschland’snbsp;steun is, waarmede een gedeelte der pausgezindennbsp;zich, vreemd genoeg, vleide. De jonge keizer, dienbsp;Karei den Groote’s troon beklimt, denkt aan nietsnbsp;zoo weinig als aan de meest bekende daad van Kareinbsp;den Groote.
Ten tweede moest aan koning Humbert de gelegen-
-ocr page 304-292 IN HET VELD VAN CËNTO-CELLE.
heid geschonken worden aan den Duitschen Keizer — die op end’op militair is en een leger kan beoordeelen,nbsp;als misschien niemand in Europa — te toonen, overnbsp;welke krijgsmacht de Italiaansche bondgenoot beschikt.
In het oog der Italianen zelven was de wapenschouwing het brandpunt van het bezoek des jongen keizers.
Italië vormt een krachtig deel der Duitsche verschansingen tegen Frankrijk. Het is een hoog bolwerk met 500,000 man bezet. »We zullen den officieren van het eerste leger der wereld eens toonen hoe wij allen — officieren zoowel als soldaten — innbsp;de laatste jaren gewerkt hebben.”
Dit was het denkbeeld, dat de Italiaansche militairen bezielde en zelfs door de lage standen van dat merkwaardige Italiaansche volk volkomen begrepennbsp;werd. Ik hoorde hiervan tal van staaltjes.
De Keizer zelf wenschte bijzonder een juist denkbeeld te verkrijgen van de militaire macht van zijn bondgenooten.
De officieren in zijn gevolg bezochten de kampen buiten de stad, waar een paar dagen lang de troepennbsp;gelegerd waren, die de revue zouden bij wonen, en dennbsp;morgen na zijn aankomst te Rome was Z. M. reedsnbsp;bij het aanbreken van den dag op en liet zijn' rijpaard,nbsp;dat hij uit Berlijn had medegebracht, opzadelen om,nbsp;begeleid door een enkelen aide-de-camp, naar het veld
-ocr page 305-IN HET VELD VAN CENTO-CELLE. 293
IN HET VELD VAN CENTO-CELLE. 293
den
van Cento-celle buiten Rome te rijden, waar volgenden dag de revue zou plaats hebben.
Een der Italiaansche kamerheeren had onmiddellijk koning Humbert gewaarschuwd, die, voordat de Keizernbsp;vertrok, zelf hem kwam vragen of hij Z. M. zou vergezellen of een escorte zou geven.
sNeen, hartelijk dank”, heeft de Keizer geantwoord, sik ga te voet en te paard liever alleen het exercitieveld over, dan verkrijg ik veel beter een denkbeeldnbsp;van wat den troepen morgen te doen staat en watnbsp;van hen gevraagd wordt.”
Is deze anecdote, voor welker waarheid mijn berichtgever instaat, niet een bewijs met welkedegelijkheid en wilskracht de jonge Duitsche keizer zijn plicht als militair opvat en vervult?
Ik heb den Keizer herhaaldelijk in Rome gezien. Nog slechts anderhalf uur nadat Z. M. zijn intochtnbsp;gedaan had, kwamen twee heeren in burgerkleedingnbsp;in het Hotel du Quirinal. Zij vroegen naarnbsp;H. K. H. de hertogin van Saksen-Meiningen.
sH. K. H. rust een weinig. Ze is vermoeid door het bijwonen van den intocht.”
sWijs mij den weg naar haar kamer,” was het antwoord. De portier deed wat hem gelast werd.nbsp;De stem klonk als van iemand, die er aan gewoonnbsp;was, gehoorzaamd te worden. Eerst een paar minu-
-ocr page 306-294 IN HET VELD VAN CENXO-CELLE.
ten later vernam hij, dat de twee heeren de Keizer en zijn broeder Heinrich waren, die hun oudste zuster kwamen opzoeken. Prins Heinrich ging naarnbsp;binnen en de Keizer bleef heen en weder loopen.
Toen ik den volgenden dag in het Colosseum was, kwam de Keizer met eenige heeren van zijn gevolg,nbsp;den machtigen bouwval van het Rome der keizersnbsp;juist ook zien. Op het feest op het Kapitool zag iknbsp;Z. M. van zeer nabij en kon ik zijne trekken bestu-deeren, gelijk hij zelf het die van de busten dernbsp;Romeinsche keizers deed, wier krachtig geteekendenbsp;trekken in het electrisch licht zoo duidelijk uitkwamen.
Men weet over het algemeen nog zoo weinig van den jongen Keizer af; de macht, waarover hij beschiktnbsp;en zijn invloed op het geluk in de toekomst vannbsp;Europa zijn zoo weergaloos groot, dat ik den indruknbsp;wensch weer te geven, dien zijn houding en uitdrukking op mij maakten.
Waar men zoo weinig weet is elke kleinigheid van waarde, en daarom deel ik die mede.
De Keizer geeft mij den indruk van iemand, die eenigszins zenuwachtig en bedeesd van aard is ennbsp;militaire stijfheid als een harnas draagt. Het eerst,nbsp;het meest, het laatst wordt men getroffen doornbsp;de uitdrukking van wilskracht op het niet forschenbsp;gelaat en wezen van den jongen imperator. Hij is
-ocr page 307-IN HET VELD VAN CENTO-CELLE. 295
begonnen met macht over zichzelf te winnen en na deze verovering moet elke andere betrekkelijk gemakkelijk zijn. De dichtgesloten lippen, de koele blik,nbsp;de onderdrukking van elk kenteeken, dat misnoegennbsp;of bewondering uitdrukt, schijnen mij alle bewijzennbsp;van een voortdurend geoefend zelfbedwang. Zijnenbsp;militaire stijfheid schijnt mij geen natuur. Ze isnbsp;een harnas, dat hij draagt. Ik verneem dat de hee-ren van zijn onmiddellijke omgeving zich steeds innbsp;acht moeten nemen niet te familiaar te worden, omdat de Keizer met hen, die hij goed kent, zoo rechtnbsp;vertrouwelijk omgaat. Dit is dunkt mij, niet innbsp;strijd met wat zijn fijnbesneden gelaat getuigt vannbsp;een onverzettelijken wil, en met wat zijn manierennbsp;in het openbaar toonen.
Europa heeft te doen met een Duitsch keizer met onverwinlijken wil, die zijn natuur zoozeer onder denbsp;duim heeft, dat hij zich koel en onbeweeglijk weet tenbsp;toonen, zelfs wanneer hij het tegenovergestelde is.
Indien iets de Italianen tegen den machtigen bondgenoot, die in Italië’s hoofdstad kwam, even had kunnen innemen, dan was het zeker die militaire stijfheid geweest. Toen de Keizer, na zijn intocht door de straten, vol van het opgewonden volk, op het balkon vannbsp;het paleis des Konings kwam en er geen einde kwamnbsp;aan het geestdriftvol gejuich, antwoordde hij slechts
-ocr page 308-296 IN HET VELD VAN CENTO-CELLE.
door een paar keer als het ware automatisch, twee vingers ter hoogte van zijn rechter wenkbrauw tenbsp;brengen. Zelfs een Duitscher, die achter mij stond,nbsp;en wiens geestdrift voor den Keizer zich een half uurnbsp;lang op de meest onmiskenbare wijze getoond had,nbsp;vond dit wat al te koel. »Maar open uw armen dannbsp;toch, alsof ge Rome wildet omhelzen.... druk dennbsp;Koning de hand.... doe wat om te toonen dat genbsp;het hart van het volk begrijpt!” stotterde de enthousiaste Duitscher achter mij. De Keizer bleef bewegingloos .... bracht het militaire saluut.... maaktenbsp;rechtsomkeert en ging in het paleis terug.
Natuurlijk ontstemde dit de menigte wel wat. Maar het Italiaansche volk begreep de reden van die stijfheid, geloof ik, zeer goed. Ik vernam den volgendennbsp;dag van eene Italiaansche dame, hoe ze eennbsp;vrouw uit de menigte had hooren zeggen: »hij isnbsp;jong; het is moeielijk een Keizer te zijn, op elk vannbsp;wiens bewegingen en woorden gelet wordt. Hij isnbsp;wijs en geeft zichzelf niet.”
Ik ben het met die Romeinsche eens. Ik geloof, dat die militaire stijfheid berekend is en dat de jongenbsp;Keizer een wil heeft, die misschien van buigen, maarnbsp;nooit van breken zal weten. Hij is een man.
Waarom die uitweiding? Ten eerste om mijn indruk
-ocr page 309-IN HET VELD VAN CENTO-CELLE. 297
van dien merkwaardigen jongen Caesar mede te dee-len; ten tweede omdat de eenige keer, dat de Keizer iets van zijn stijflieid verloor, was toen de Italiaan-sche veldartillerie, de lichte cavalerie en de bersaglierinbsp;voorbij waren gerend in stormpas.
Ik heb nooit zulk een prachtig militair schouwspel aanschouwd.
Natuurlijk bracht de lijst wel iets toe tot de bekoring van het schilderstuk.
Welk een exercitieveld toch!
Een groote vlakte bedekt met de geurige planten van de Campagna Romana. Hier en daar een pijnboom en een donkere cypres. De lange reeks halfgebroken bogen, die het water naar het Rome dernbsp;keizers brachten, verliest zich ter linkerzijde in hetnbsp;verschiet; in den achtergrond Soracte, nu zonder sneeuw.nbsp;Rechts strekken zich de Sabijnsche bergen uit, en de wittenbsp;steden in het verschiet van Frascati tot Genzano, terwijl de hooge koepel van St.-Pieter schijnt te zwevennbsp;boven Rome, dat men niet ziet, doch dat een uurnbsp;gaans van ons ligt.
Ik was gelukkig reeds vroeg op, omdat ik s’ nachts niet had kunnen slapen. Van éen uur af had ik voortdurend troepen hooren marcheeren en om zes uur zatnbsp;ik reeds in het rijtuig, dat mij naar het exercitieveldnbsp;zou brengen. De heer AVestenberg, Z. Ms. gevolmach-
-ocr page 310-2g8 IN HET VELD VAN CENTO-CELLE.
tigd minister, was zoo vriendelijk geweest mij te waarschuwen vooral vroeg te gaan. Had ik dat niet gedaan, dan was er geen mogelijkheid geweest iets te zien.nbsp;Reeds om zes uur ging het stapvoets naar het exercitieveld, waar om acht uur twee duizend rijtuigennbsp;bijeen waren. In vijf dubbele rij kwamen zeker nognbsp;2000 andere aan, van welke de meeste geen plaatsnbsp;en toegang meer vonden.
Toen ik aankwam, waren al de plaatsen, waarvoor ik toegang had, reeds ingenomen. Door de groote vriendelijkheid van een mij onbekend gebleven Italiaanschnbsp;heer, die vernam, dat ik Hollander was, kreeg ik eennbsp;plaats te midden der volksvertegenwoordigers.
Om tien uur kwam de Koningin in het paviljoen, met rood fluweel behangen, rechts van waar ik stond.nbsp;Om halfelf kwam de Keizer te paard en in zijn schitterend wit uniform. De zon straalde op zijn hoogennbsp;helm met de uitgespreide zilveren arendsvleugelen. Denbsp;Keizer bereed een prachtig zwart paard en scheen mijnbsp;een volmaakt ruiter toe. Naast hem reed de Koningnbsp;van Italië, die op een geheel andere — meer En-gelsche — wijze te paard zit. Volgens onze opvattingnbsp;is de houding te paard van den Keizer en die vannbsp;zijn schitterend gevolg meer echt militair.
De militaire muziek weerklinkt over de geheele vlakte. Eerst beginnen de trompetten met een soort
-ocr page 311-van eentonig, telkens herhaald getoeter, een réveil, waarvan ik nooit het gelijke hoorde, ’t Klinkt vervelend, pijnigt het oor, maar is toch opwindend.nbsp;Toen het Duitsche volkslied en de Italiaanschenbsp;koningsmarsch, en heerlijk golfde de muziek over onsnbsp;heen, terwijl Keizer en Koning naar de tribune dernbsp;Koningin reden om H. M. te begroeten.
Nu gingen ze stapvoets aan het hoofd van het bataljon generaals en aides-de-camp langs de uitgestrekte gelederen. De officieren salueerden; de troepen presenteerden het geweer; met de vlaggen werdnbsp;gebogen en achtereenvolgens klonk de koningsmarschnbsp;bij elk regiment, dat geïnspecteerd werd.
Nadat Keizer en Koning dus langs de 32,000 man gereden hadden, kwamen zij in galop, aan het hoofdnbsp;goud en zilver glansde, over de vlakte naar de tribunenbsp;der Koningin, aan de linkerzijde' waarvan zij plaatsnbsp;namen, de Keizer iets vóór al de anderen.
Het defileeren der troepen begon; de infanterie in bataljons en in gesloten kolonne; de artillerie in batterijen ; de ruiterij in regimenten.
Eerst kwamen de carabiniers, dan het voetvolk; vervolgens de vestingartillerie, de genie, de bergar-tillerie met de lichte kanonnen door muilezels gedragen, de troepen der Alpen, de bersaglieri met hun
-ocr page 312-300 IN HET VELD VAN CENTO-CELLE.
hoeden met vederen schuin op het hoofd en in ge-strekten stormpas; de veldartillerie, de rijdende artillerie en de lichte cavalerie allen in galop.
Het was een prachtig schouwspel en al was ik vreemdeling, toch voelde ik iets van de opwinding,nbsp;de vaderlandslievende geestdrift der groote menigtenbsp;om mij heen.
Want ieder zag en gevoelde, dat de troepen zich buitengewoon goed voordeden.
Ik zag b. V. de veldartillerie en de rijdende artillerie in wilden galop tegen een zandigen heuvel oprennen en omzwenken op een kort bevel, en men zou een liniaal telkens hebben kunnen houden langsnbsp;de achterhoeven der paarden.
»Wat moeten onze mannen gewerkt hebben, sinds drie j'aar!” hoorde ik links en rechts opmerken.
Toen de bersaglieri, zonder vermoeienis te toonen, met hun flinke, open, door de zon verbrande gelaatstrekken, in stormpas voorbijdraafden, ging er eennbsp;huivering over die groote menigte; ieder keek dennbsp;Keizer aan, en toen deze zich impulsief omwendde,nbsp;zijn rechterhand den Koning eerst op den schouder legde en toen hartelijk zijn hand drukte omnbsp;hem geluk te wenschen, ontsprong er letterlijk eennbsp;onbedwingbaar gejuich van evviva’s uit de aanzienlijkenbsp;verzameling om mij heen. Men drukte elkander de
-ocr page 313-en weldra fluisterde men elkander toe, dat de Keizer gezegd had: »welke bondgenooten!”
Ik heb sinds van een paar oud-officieren, die verslaggevers van Duitsche dagbladen waren, vernomen dat volgens het oordeel der Duitsche militairen denbsp;houding, de orde, de tucht en het marcheeren vannbsp;het Italiaansche leger voortreffelijk waren. »Het zijnnbsp;ware soldaten die het eerst na de Pruisen genoemdnbsp;mogen worden.” Deze opmerking verdient aandacht,nbsp;want ik geloof, dat voor Italië nieuwe worstelingen ennbsp;meer opofferingen onvermijdelijk zijn, eer het oudenbsp;volk dat het jonge rijk bewoont, dit krachtig en onaantastbaar als een der grootste mogendheden, zijnnbsp;vaste plaats in Europa ziet innemen.
De grootste moeielijkheid voor het land is de vijandschap van de Roomsche kerk. Een tweede bezwaar is ’s lands’ zeer onvoldoende grensregeling aan denbsp;zijde, zoo van Oostenrijk als van Frankrijk.
Daarom moeten de ontzaglijke kosten der krijgstoerusting worden gedragen, en intusschen kristalliseeren opnieuw tot een geheel de elementen uit het betrekkelijk barbaarsche en gedemoraliseerde Zuiden met denbsp;krachtige, werkzame, ordelievende mannen van Lom-bardije en ’t geheele Noorden. Het leger brengt dennbsp;bond van staten, — velen van welke als zeventigjarige grijsaards nu nog naar school moeten gezonden
-ocr page 314-302 IN HET VELD VAN CENTO-CELLE.
worden — tot een. In het leger wordt tucht en besef der ware eenheid geleerd.
Op den Italiaanschen soldaat mag zijn land, geloof ik, trotsch zijn. Niets is onbillijker dan steeds aannbsp;den slag van Custozza te herinneren, als bewijs van hetnbsp;tegendeel. De Italiaansche soldaten en officierennbsp;hebben werkelijk geen reden om zich over dien heldhaftig verloren slag te schamen, die door zeer grootenbsp;fouten in de taktiek van den opperbevelhebber zulknbsp;een ongunstigen afloop had. Een leger, dat in eennbsp;koppigen aanval een zesde van zijn aantal verliest ennbsp;dan in goede orde terugtrekt, is geen leger, waaraannbsp;men gebrek aan moed en tucht verwijten mag.
Sinds dien tijd is het leger bovendien hervormd en verbeterd, en de Italiaansche officieren maken eennbsp;voortreffelijken indruk. De soldaten, man voor man,nbsp;schijnen mij gezonder en flinker toe dan de Fransche.nbsp;Doch wellicht waren de 33.000 man op het veld vannbsp;Cento-Celle alleen keurtroepen.
-ocr page 315-Het was feest op het Kapitool. ’s Morgens waren de legioenen voorbij den Caesar getrokken, nu wasnbsp;deze de gast van den Senaat en het volk van Rome.
Standbeelden, die, na duizend jaren begraven te zijn geweest, diep in koude, vochtige aarde verborgen, eerst onlangs opgedolven werden uit den Pala-tijnschen heuvel, en nu het onbewolkte voorhoofdnbsp;opheffen tusschen de sarcophagen met haar bas-reliefsnbsp;der open gaanderijen, moeten, omschitterd door elec-trisch licht, gedacht hebben dat Jupiter van zijn bliksems een fonkelend speeltuig gemaakt had.
De ontvangst des Keizers had plaats op de plek, waar Brutus het volk toesprak na den moord vannbsp;Julius Caesar, wiens bustes in de Uffizi te Florencenbsp;en hier lessen in de geschiedenis zijn. Dat is hetnbsp;aangezicht van een wereldgebieder, welk een voorhoofd.
-ocr page 316-304
EEN FEEST OP HET KAPITOOL.
welke kalme, ernstige lijnen! Ziet eens den dichtgesloten mond, de zware wenkbrauwen, de krachtige wil en zelfbedwang, waarvan alle trekken getuigen,nbsp;het rustig gevoel van eige.n meerderheid, dat hetnbsp;schoone, fijn besneden mannelijke gelaat uitdrukt.
Midden op het plein van het Kapitool, tusschen de gebouwen door Michel Angelo ontworpen, staat hetnbsp;standbeeld van Marcus Aurelius. Hier, als overalnbsp;elders in Rome, treft het werk der beeldhouwers mij veelnbsp;meer dan dat van welken schilder ook. Zulk eennbsp;standbeeld is een opvoeding in kunst voor een volk.nbsp;Daar zit de keizer, het schoonste karakter in de geschiedenis van Rome, wiens opmerkingen en gedachten nu nog troost en hoop geven aan elk, die zwaknbsp;en licht ontmoedigd is en wiens dagboek bewijst, datnbsp;in elke eeuw hooge, edele christelijke naturen hebbennbsp;geleefd en gedacht. Hij zit op een machtig, zwaarnbsp;paard, dat trappelt om voorwaarts te gaan. Hij zitnbsp;een weinig voorovergebogen; de rechterhand is uitgestoken, want hij spreekt het volk toe en geeft eennbsp;bevel, dat allen tot zegen zal zijn. ’t Electrisch lichtnbsp;deed den idealen keizer hooger, edeler, idealer uitblinken dan ooit, toen keizer Wilhelm II, in open rijtuig,nbsp;tegen den heuvel opkwam en ontvangen werd doornbsp;den burgemeester van Rome, aan de trappen vannbsp;’t Kapitool.
-ocr page 317-EEN FEEST OP HET KAPITOOL.
Hoog Steigerden links en rechts de reusachtige marmeren pp.arden welke door Castor en Pollux, de dioscuren, met forsche hand bedwongen en verhinderdnbsp;worden voort te gaan. Ze kunnen den Keizer herinneren aan Berlijn, waar men ze heeft nagebootst ennbsp;waar men hen met een geestigheid, Pasquino waardig, genoemd heeft: Beforderte Rückschritt ennbsp;¦Gehemmte Fort-schritt.
’t Was elf uur en de groote klok van Viterbo, in den toren van het Kapitool, die enkel souvereinen ennbsp;het carnaval inluidt, slingerde met schokken, haarnbsp;zwaren klank over Rome’s zeven heuvelen en de omliggende vlakte. Een dicht samengedrongen menigte,nbsp;stond aan den voet van het Kapitool, van het terrasnbsp;der Ara Coeli tot de Piazza di Vinezia opeengehoopt,nbsp;en haar geruisch deed aan een opkomenden stormnbsp;¦op zee denken.
De Keizer ging de heilige bakermat van Rome’s vrijheid en van zijn roemrijkste tradities aanschouwen.nbsp;De marmeren en bronzen beelden en bustes kwamennbsp;uit tegen donker fluweel, tegen oud tapijtwerk. Ro-meinsche keizers keken gebiedend ons toe uit bosschennbsp;van groen en bloemen. De fresco’s, omschitterd ennbsp;doordrongen door stroonien electrisch licht, waren helderder en kleurrijker dan overdag, bij ’t getemperdnbsp;licht onder de colonnades en hooge vertrekken.
-ocr page 318-3o6 EEN FEEST OP HET KAPITOOL.
Ieder was in groot toilet, en men kon niet alleen de bustes bewonderen van Romeinsche imperators uitnbsp;het grijs verleden, maar ook die van Romeinsche vrouwen en meisjes uit het levende, feestvierende heden.
Twee vrouwen waren onder allen, zonder vleierij, de koninginnen der vrouwen van Rome. Koningin Mar-guerita en prinses Laetitia, de dochter van prins Napoleon, die onlangs met haar oom, den hertog vannbsp;Aosta, gehuwd is.
De Koningin, in witte zijde met diamanten bestrooid, het lieve, schoone, glimlachende, zachtblozende gelaat gekroond met een diadeem, dien ze draagt »et parnbsp;droit de coiiquête et par droit de naissance” is eennbsp;koningin uit het land der tooverfeeën. Als ze lacht,nbsp;begrijpt men van waar al de parelen en diamantennbsp;haar overstroomd hebben.
Vrij rad, en ’t bekoorlijk hoofd telkens een weinig buigende, spreekt ze met den Keizer, die in huzarenuniform aair haar zijde loopt, steeds luistert en nunbsp;en dan even links of rechts ziet.
Achteraan komt de Koning van Italië met zijn nicht en schoonzuster prinses Laetitia. De Koning isnbsp;in generaalsuniform. Hij heeft een goed, mannelijknbsp;gelaat, met ernstige, gestrenge en toch vriendelijkenbsp;uitdrukking. Aan zijne zijde gaat de jonge schoonenbsp;hertogin, die door alle Italiaansche heeren als een
-ocr page 319-EEN FEEST OP HET KAPITOOL. 3°7
Venus geëerd wordt, doch wier gelaat als trotsch, minaci'tend, onverschillig door de vrouwen scherp ge-critiseerd wordt. Wellicht bewijst het laatste dat zenbsp;schoon is, en dat is ze werkelijk. Het dikke, zwarte,nbsp;opgerolde haar wordt door een flonkerende kroon gedekt, die niet zoo schittert als haar oogen, welke ze,nbsp;jong als ze is, kalm over de menigte buigende heerennbsp;en neigende vrouwen laat gaan. Haar gewaad had satijnachtige weerspiegelingen van blauw en rood. Ik weetnbsp;niet juist meer wat de kleur was; de stralende schouders, de Juno-buste, het jonge, fiere, schoone gelaatnbsp;trokken te veel de bewonderende aandacht. Ze is eennbsp;prachtige vrouw! Ze is een ware Bonaparte en brengtnbsp;het Caesars gelaat van haar vader in herinnering.nbsp;Doch links en rechts van den Romeinschen neus isnbsp;een trek, die mij, als ik kamerheer was, den Olympi-schen góden zou doen smeeken, liever de beminnelijke,nbsp;teeder-majesteitvolle koningin in ’t wit, die ginds denbsp;muziekzaal binnentreedt, te mogen dienen, dan haarnbsp;jonge, fiere schoonzuster, die in elk opzicht aan Junonbsp;herinnert.
Weder werden tot den Keizer door zeer radicale ministers en vertegenwoordigers der burgerij woordennbsp;gericht, niet te schoon en krachtig voor een redder dernbsp;menschheid, die haar tot hooger peil bracht, die vredestichter en beschermer der kunsten was.
-ocr page 320-3o8 EEN FEEST OP HET KAPITOOL.
Uitkijkend uit de geopende vensters der muziekzaal, waar men geen genade scheen te kennen voor al dienbsp;bloote halsen, aanschouwde ik het beeld van Marcusnbsp;Aurelius, en kwam mij de schoone beeltenis in gedachten van Keizer Friedrich, die eens een Duitschenbsp;Marcus Aurelius beloofde te worden. Ik dacht aannbsp;hem, te midden van al die symbolen van de machtnbsp;eens keizers.
AVaarheen ik ook keek, overal symbolen, die gevoelens moeten uitdrukken, waarvoor men niet gemakkelijk woorden vindt. Te midden van al die symbolen, ging de jonge Keizer over het Kapitool, zelf een symbool, en dat wel van het Romeinsche keizers-schap. Die keizerskroon, welke het huis Habsburgnbsp;vallen liet, doordien het nooit rechtvaardig was jegens de overwonnenen en nooit als verheven scheidsrechter van koningen, boven de verleiding van zichzelf te vergrooten, verheven bleek, is te. Versaillesnbsp;op het hoofd gedrukt van den ouden keizer. De aanvoerders van het Duitsche leger en het Duitsche volknbsp;hieven den overwinnaar op het schild. »Ik ware liever koning van Pruisen gebleven”, zeide de oudenbsp;vorst, de zevende in opvolging van den kleinen keurvorst der zandige vlakte, in het noordoosten van Duitsch-land.
’t Is nu achttien jaar geleden sinds de Koning,
-ocr page 321-EEN FEEST OP HET KAPITOOL. 309
die zijn land als een kamp organiseerde, tegen zijn zin Duitsch Keizer werd, en nu kwam de derde imperator van het huis der Hohenzollerns als in triomftocht op het Kapitool der Eeuwige Stad.
Hem van verre zwijgend en koud door de zalen ziende gaan, wensch ik; Moge hij het Duitsche volknbsp;geven wat dit diep in zijn hart van den opvolger vannbsp;Frederik Barbarossa verwacht, en mogen de Hohenzollerns, als keizers, breeder sympathie en dieper inzicht toonen voor de vele vermogens van een volk,nbsp;die moeten aangemoedigd worden, dan de Hohenzollerns als koningen bewezen.
Terwijl ’t geheele liberale, vrijheidlievende Italiaan-sche volk thans met palmen en banieren den jongen Keizer, die geheel en al kleinzoon is, groet, wil iknbsp;met diepen eerbied in gedachte een krans der huldenbsp;leggen op de tombe van den tweeden Keizer, metnbsp;wien zoo groote verwachtingen en hoop op bloesemsnbsp;en vruchten der vrijheid ten grave daalden.
Ik vraag aan het hooge Kapitool, daaronder mij, een krans van vrijheidsliefde en oud Romeinschenbsp;burgerdeugd en leg dien neder, als herinnering aannbsp;een man, die als zoon, als echtgenoot en vader eennbsp;lichtend voorbeeld was... . aan een held, die voornbsp;zijn vaderland het zwaard steeds roemrijk voerde,nbsp;maar die de overwonnenen spaarde waar hij kon, en
-ocr page 322- -ocr page 323-Aan het gasthuis van San Spririto alhier, is een vondelingenhuis verbonden. Meer dan drieduizendnbsp;kinderen per jaar worden er aangenomen, verzorgdnbsp;of ter verpleging uitbesteed. De persoon, die eennbsp;kind wil te vondeling leggen, trekt aan een bel, ennbsp;een klein ijzeren wiegje draait voor de opening indenbsp;deur, waardoor het kind wordt gestoken. Er is eennbsp;tweede opening, waardoor men ’t kind in ’t wiegjenbsp;zien kan. Waarom? Omdat de vrouwen uit de provincie, die zich aanmelden om zulk een kind te verzorgen, in de verleiding zouden zijn, alleen ternbsp;wille van het geld een kind te nemen, waarvoor zenbsp;geen teederheid gevoelen. Zij kunnen nu het kindjenbsp;op hun gemak aanschouwen en zien of het s i m-patico is! Zoo niet! kunnen ze weggaan, zondernbsp;zich aan te melden.
-ocr page 324-312 HET OUDE ROME.
Mij is dit gebruik zeer simpatico. Het toont hoe die knappe, wijze Italianen het moeielijkst gedeelte der wereldkennis hebben veroverd, dat ze denbsp;vrouw en haar groot hart begrijpen.
Schrijvers, die hun geschriften te vondeling leggen, zouden, eer ze die in den gapenden ijzeren mond dernbsp;brievenbussen werpen, ook wel eens willen 'weten,nbsp;of die vondelingen simpatico zijn aan hen, dienbsp;ze daar ginds opnemen. Het is zulk een geluk zichnbsp;voor te stellen, dat men aan vrienden schrijft, en iknbsp;stel mij maar voor, dat ik dit doe, daar ik andersnbsp;niet vertrouwelijk met u praten kan.
Ik wensch namelijk verantwoording af te leggen, hoe ik Rome zie en wat ik zie.
Rome wordt bezocht door' een talrijke klasse van degelijke reizigers, die alles willen zien en hooren watnbsp;te zien en te hooren is in de groote stad. Ik ken eennbsp;paar van die degelijke burgers een weinig en als iknbsp;ga ontbijten, kijk ik altijd even om het hoekje vannbsp;de deur of die schoolmeesters al weg zijn. Andersnbsp;blijf ik liever nog wat langer nuchter, want zoo’nnbsp;catechisatie op de leege maag is zwaar te verdragen.
Zijt ge hier geweest? Hebt ge dat gezien,—wordt met groote gestrengheid gevraagd.
Toch heb ik een soort van hoopvolle overtuiging, dat ze alles zien, behalve het voornaamste.
-ocr page 325-HET OUDE ROME. 3IS
Zij zien de stad per wijk, stelselmatig, bijna huis aan huis, al deden ze een collecte voor de diakonie.nbsp;Nu stelle men zich even de geestesvermoeidheid voornbsp;van telkens met zijn geheugen en verbeelding de ge-heele geschiedladder op en neer te moeten gaan,nbsp;tusschen Romulus en koning Humbert. Ze gaan varrnbsp;Etruscische overblijfselen onmiddellijk naar overversierde kerken der Jezuïeten; van een Romeinsch badnbsp;naar een Renaissance-paleis; van marmeren gódennbsp;naar geschilderde heiligen en martelaren.
De verwarring, waarin ’t vermoeide hoofd dus komt, moet zelfs voor den redacteur van een Conversations lexicon onverdragelijk zijn. Wie in weinignbsp;tijd een diepen indruk van Rome ontvangen wil, zienbsp;slechts weinig van de wonderen der stad, doch zoekenbsp;ze volgens zekere historische volgorde en ga ze dannbsp;meer dan eens zien.
Aan een Duitsch geleerde, met wien ik op den spoorweg kennis maakte, dank ik dit plan de campagne bij mijn belegering van dat Rome, waarvannbsp;ik een deel poog te vermeesteren. Hij is een hoogstnbsp;belangwekkend man, doch waarschijnlijk wat zwaarnbsp;op de hand in het dagelijksch leven. Indien men eennbsp;objectieven man wil hebben, dan heeft men in hem eennbsp;objectieven man! Het was leerzaam met hem hetnbsp;museum van het Kapitool te zien en een paar straten
-ocr page 326-.314 HET OUDE ROME.
te doorloopen; doch ’t was zeer vermoeiend ook. De menschen, de straat, het zonlicht zag hij niet, maarnbsp;Tiij holde voort totdat hij voor het object stond, waarmede hij zich ging vereenzelvigen. Hij vergat zijnnbsp;omgeving, zijn eeuw, zijn tenger vrouwtje, dat zichnbsp;verveelde, neen, maar verveelde! Hij werd een vaasnbsp;:als hij een vaas beoordeelde, een stoffig manuscriptnbsp;als hij over een manuscript heenboog, en hij werdnbsp;zeker een zak meel als hij ooit over zoo iets modernsnbsp;als de graanrechten dacht.
Volgens zijn plan heb ik gehandeld. Ik heb eerst •eenige kerken, paleizen en musea, die van de middeleeuwen spreken, van den tijd dat de macht des pausennbsp;langzamerhand haar toppunt bereikte, bezocht, om eennbsp;weinig doordrongen te worden van den geest van hetnbsp;pauselijk Rome, opdat ik dus de beteekenis van denbsp;ontmoeting van den Duitschen keizer en den Pausnbsp;beter zou kunnen begrijpen.
Sinds eenige dagen bezoek ik de bouwvallen en de musea en de paleizen, waar standbeelden en bustennbsp;getuigen van Rome’s macht en grootheid, om, als iknbsp;daar beseft heb, hoe wondergroot en rijk en machtignbsp;het Romeinsche rijk was, te eindigen met een bezoeknbsp;aan de catacomben; aan het nederige Rome ondernbsp;•de aarde, dat het Rome boven de aarde overwon.
Aan de hand van Gaston Boissier poog ik het
-ocr page 327-HET OUDE ROME. 315
Rome der Republiek en der Keizers te leeren kennen. De Fransche geschiedschrijver Ampère, die zijn boeknbsp;betitelde: De Romeinsche geschiedenis innbsp;Rome onderwezen, had een voortreffelijk denk-Ijeeld. Dat verleden, hetwelk zoo onbestemd en nevelachtig scheen, wordt door ons aangeraakt; we leven hetnbsp;leven der wereldbedwingers mede. Wij leeren gedurendenbsp;«nkele dagen met hen mede te denken en te gevoelen.
Toen ik naar Rome ging, zeide de burgemeester van Genua tot mij: »poog vooral Rome met uwnbsp;verbeelding te zien”, en ofschoon dit moeilijk scheennbsp;in de eerste dagen, is het nu in de tweede week ofnbsp;Tiet vanzelf gaat. Er is zooveel overgebleven van hetnbsp;geraamte, dat men het lichaam langzamerhand ziet.
Er is een merkwaardig graf ontdekt in Rome, waarop staat: »De beenderen van Aurelia, denbsp;slavin van Livia, die voor haar hondjenbsp;zorgde”. Het is alsof men Livia, de vrouw vannbsp;keizer Augustus, voor zich ziet, die dus de slavin ternbsp;wille van het schoothondje herdenkt. Zulke hulp voornbsp;•de verbeelding treft men overal en telkens aan.
Ik denk steeds aan die slaven van ’t oude Rome, als ik die machtige cyclopenmuren zie, welke menschen-handen hebben opgericht, niet terugdeinzende voornbsp;een taak, die de ontzettendste onzer stoomwerktuigennbsp;zou doen dreunen en waggelen op zijn grondslagen.
-ocr page 328-3i6 HET OUDE ROME.
De krijgsgevangenen, naar Rome gebracht om den triomftocht der zegepralende veldoversten glans bij tenbsp;zetten, moesten die paleizen der Caesars, het Colosseumnbsp;en het bad van Caracalla oprichten, die muren bouwennbsp;van zeven meter dikte van opeengestapelde blokkennbsp;steen, welke met aardbevingen spotten en door eigennbsp;zwaarte en breedte zonder steun overeind blijven.nbsp;Het waren eveneens de slaven, de gevangenen. Joden,nbsp;Christenen, Germanen, Galliërs, die in ’t amphitheaternbsp;tot tijdverdrijf der gevleide menigte van nietsdoenersnbsp;met wilde beesten of vechters van beroep moestennbsp;worstelen, om zieltogende den Caesar te mogen groeten.
Men krijgt een toornigen afkeer van de wreede, harde Romeinen uit het keizerrijk, als men opmerktnbsp;hoe ze zonder genade of medelijden hun gevangenennbsp;en slaven hebben misbruikt, als waren ze baksteenennbsp;of kalk.
Doch in het Forum en op het Kapitool begint merr eerst het bewonderenswaardig volk te eeren als onzenbsp;weldoener.
Machtig in de wapenen, krachtig in ’t regeeren, groot in de wet, was het oude Rome de kern vannbsp;een rijk, waaraan geheel de wereld een groote schredenbsp;van haar ontwikkeling dankt. Ze leverde ’t staatkundig voedsel, waarop het moderne Europa grooten-deels nog teert.
-ocr page 329-Wat is begrijpelijker dan dat de grootheid van het Rome ' an Republiek en Keizerrijk den Italianen nunbsp;nog tot beweegkracht strekt, een ideaal voor oogennbsp;toovert! Want de Romeinen vormden krachtig georganiseerde rijken; ze beschaafden de barbaren; zenbsp;hieven de wet omhoog. Wil men weten wat voornbsp;mannen ze waren, dan vergelijke men hun vruchtbaar gezag met de verschroeiende overheersching vannbsp;de Turken, die wel veroveren kunnen, maar dan blijven plunderen en onderdrukken en satrapieën vormen,nbsp;die alles verzwakken en demoraliseeren in hun midden.
Rome muntte uit door organisatie en tucht. Zij heeft geen Hectors en Achillessen, die door persoonlijke kracht uitmuntten, maar zij heeft tot hare voor-naamsten helden, bevelhebbers, die hun manschappennbsp;gemeenschappelijk bewegingen wisten te doen uitvoeren, en die tucht wisten te doen zegepralen.
De Romein, die zijn zoon terecht laat staan omdat hij een overwinning behaalt tegen zijn bevel in, toontnbsp;het geheim van Rome’s kracht en grootheid: tucht,nbsp;militaire organisatie.
Toen de militaire deugden der oude Republiek vervlogen en verdwenen waren, bleef er een gecentraliseerd, krachtig bestuur over buiten Rome, en innbsp;de groote stad een voorbedacht stelsel om demos,nbsp;om de bevolking te vermaken en te demoraliseeren.
-ocr page 330-3i8 HET OUDE ROME.
Men vermaakte de leegloopers met moorden in het Colosseum, met gevechten en wedrennen in het Circus;nbsp;men gaf hun paleizen om zich te baden, die allesnbsp;overtroffen wat de weelderigste verbeelding zich konnbsp;voorstellen.
Door de bouwvallen van het bad van Caracalla ben ik meer getroffen dan door iets in ’t oude Rome,nbsp;In het Forum wordt, te midden der omgevallen kolommen, die als ontwortelde marmeren hoornen dernbsp;oudheid hier en ginds nederliggen, te veel studie ennbsp;onderzoek geëischt, dan dat men een krachtigen, on-middellijken, onverwachten indruk zou krijgen. Dochnbsp;het bad van Caracalla! Het is een provincie vannbsp;steen, die voorzien werd van water door de Antonischenbsp;aquaduct, welke meren aanvoerde! Ze bevatten 1600nbsp;marmeren zetels, waar de baders en zwemmers kondennbsp;uitrusten of toekijken.
Wat er nu van over is, gelijkt op de bouwvallen van een stad. Gewelven, koepelspanningen en halvenbsp;bogen, waaronder paleizen zouden kunnen schuilen;nbsp;reusachtige ronde zalen, waar nog een deel van eennbsp;ingelegde marmeren vloer is overgebleven; verdiepingnbsp;boven verdieping met wijde openingen, waardoor mennbsp;de campagne ziet en diepe, zwarte afgronden, dienbsp;ik weet niet waarheen voeren. Paleis voor Volksvlijtnbsp;en Paleis op den Dam zouden te zamen kunnen
-ocr page 331-319'
HET OUDE ROME.
walsen over die bouwvallen, zonder buiten de perken te gaan.
Men had er albasten bassins voor eenige honderden zwemmers te gelijk, met marmer omzoomde meren van lauw water, de aromatische dampbaden.nbsp;De vloer was van mozaïek; de hooge zolderingennbsp;waren al fresco beschilderd; de muren waren ingelegdnbsp;met goud en ivoor. Er waren tuinen en gaanderijennbsp;vol standbeelden; tempels en portieken, een muziekzaal, een bibliotheek. Een woud van marmeren^nbsp;pilaren steunde het schitterende dak. Eenige dernbsp;schoonste kunstwerken in de musea, de Hercules,,nbsp;de Elora werden in [533 in de bouwvallen gevonden en eerst naar het paleis-Farnese vervoerd.nbsp;Van het marmer der wanden heeft men geheele paleizen gebouwd.
En het bad van Caracalla, dat voor de geheele burgerij openstond, was niet het eenige. Men zietnbsp;nog de ruïnes der baden van Nero, Titus, Diocletia-nus en Constantijn.
Als men van de paleizen van Augustus, Tiberius en Caligula op den Palantijnschen heuvel komt, gaatnbsp;nien langs de Via Sacra, onder den triomfboog vannbsp;Titus door naar Kapitool en Eorum.
De boog van Titus schijnt mij het schoonste en
-ocr page 332-.320 HET OUDE ROME.
meest belangwekkende overblijfsel van het Rome der Caesars.
De senaat heeft hem laten oprichten in herinnering aan de inneming van Jeruzalem. Het is een stuknbsp;bijbelsche geschiedenis in steen. Binnen in den boognbsp;zijn bas-reliefs gebeeldhouwd, die, ofschoon geschon-¦den, toch nog duidelijk toonen wat ze voorstellen.nbsp;Men ziet de gescheurde muren van den tempel, tenbsp;midden der uitslaande vlammen. In triomftocht gaatnbsp;Titus op de zegekar, met vier paarden bespannen; hijnbsp;is met lauweren bekroond, en de priesters en anderenbsp;gevangenen van Israël gaan in ketenen achter hemnbsp;aan. De overwinnaars dragen de tafels der toon-brooden en de heilige kandelaars met zeven armen.
De marmeren vlam dier gouden kandelaars heeft nu achttien eeuwen in dien trotschèn triomfboog om.nbsp;hooggewezen, en intusschen is den vervolgden kin-'deren Israels door keizers en pausen niets gespaard,nbsp;wat hen de vernedering van den val van Jeruzalemnbsp;dieper zou kunnen doen gevoelen.
Wanneer de pausen in optocht naar de groote baseliek van het Lateraan gingen, hielden ze steedsnbsp;-Stil bij den triomfboog van Titus, en moest een joodnbsp;een exemplaar van de boeken van Mozes geknieldnbsp;aan den paus aanbieden en tevens den nederigstennbsp;eed van trouw en aanhankelijkheid afleggen.
-ocr page 333-HET OUDE ROME. 321
Het tot eer van paus Pius IX, dat hij aan dit vernederend, schandelijk comediespel een einde gemaaktnbsp;heeft. Voor het eerst werd dus in deze eeuw die he-leediging aan de kinderen van Israël bij den boognbsp;van den vernieler van Jeruzalem bespaard.
Op tal van plaatsen is men in Rome bezig aan den grond de geschiedenis van het verledene te vragen. Sinds Rome weder Italië’s hoofdstad werd, isnbsp;zeer veel gedaan om de schuld der dankbaarheid dernbsp;regeering aan de oudheid te betalen, door zorg tenbsp;dragen voor haar overblijfselen. Aan de oude herinneringen toch van ’t machtige Rome, Italië’s middenpunt, dankte de regeering veel van die geestdrift,nbsp;waarin Rome’s bevolking zelve deelde, en die de stadnbsp;van Forum, Kapitool en Senaat als hoofdstad eischte.
In Rome is veel bewaard gebleven en houdt de grond nog veel verborgen, omdat Rome door de handnbsp;der menschen aanhoudend en telkens weder, bij gedeelten het lot van Pompei onderging. Wanneer mennbsp;opnieuw ging bouwen, werd met aarde, zand en steen,nbsp;datgene wat reeds bestond, bedolven, en op ’t oudenbsp;gebouw rees het nieuwe. Bij ons breken wij eerst af;nbsp;doch in Rome worden de dalen tusschen de heuvelennbsp;langzamerhand opgevuld; de eene stad verrees bovennbsp;de andere. Men kan hier tal van bewijzen vinden bij
-ocr page 334-322 HET OUDE ROME.
de hoogstmerkwaardige opdelvingen op den Palatijn-schen heuvel, waar men onder de paleizen der Caesars de oude muren van Romulus, van het Roma Quadrata, gevonden heeft.
Doch een bezoek aan de kérk van St.-Clemente treft nog meer.
Ik was er hedenmorgen en werd door een mageren, bevenden kerkdienaar, die de koorts had, rondgeleid.nbsp;Ze verrijst tusschen het Colosseum en het Lateraannbsp;en toont de oude primitieve kerkbouw van Rome.nbsp;De kerk is gewijd aan Clemens, den medearbeidernbsp;van Paulus en derden bisschep van Rome. Ze werdnbsp;gedeeltelijk in de gde, gedeeltelijk in de 12de eeuwnbsp;gebouwd, en de pilaren, die het lage dak steunen,nbsp;zijn alle ontleend aan heidensche tempels. Vanbuitennbsp;gelijkt de oude kerk op een schuur, vanbinnen isnbsp;ze even belangwekkend als schoon.
De oude kerk!... maar die basiliek der 12deeeuw is een moderne parasiet op een vroegere kerk!
Een lersch abt, pater Mullooby, die in 1880 overleed, ontdekte in 1857 dat er onder die kerk een andere was. Met zeldzame volharding heeft hij trotsnbsp;allen tegenstand jaren lang gewerkt aan zijn onder-aardsche ontdekking, dank waaraan ik heden doornbsp;mijn bevenden begeleider, met een waskaars in handen,nbsp;w'erd voorgegaan, toen wij uit de sacristijn nederdaaldennbsp;naar de oude kerk.
-ocr page 335-HET OUDE ROME. 323
Langs de trap toonden de wanden hier een halven marmeren godenkop, (mij scheen ’t een Jupiter te zijn),nbsp;ginds stukken van pilaren en kapiteelen. Iets verdernbsp;een steenen beeld van Petrus, die een lam op de schouders draagt en daaronder Petrus, pastor bonus.
Zoo komt men in de nieuvvopgegraven lagere kerk, waar het natuurlijk stikdonker is. Prachtige marmerennbsp;pilaren, half door de grondslagen der bovenste kerknbsp;ingesloten, glanzen in het licht der kaars onsnbsp;in gaven toestand tegen. Langs de wanden eennbsp;aantal fresco’s, enkele zeer schoon. Een kruisiging,nbsp;een hemelvaart, een huwelijksfeest te Cana, de begrafenis van St. Cyril, met paus Nicolaas I voor aannbsp;den optocht, ’tis een kerk zoo mogelijk nog belangwekkender dan de bovenste.
De lersche abt gaf den moed nog niet op. Hij bleef peilen en graven, en eerst in 1867 vond hij eennbsp;nauwe gang en een steile trap, welke bracht naar eennbsp;Romeinschen tempel en het huis van een Romeinschnbsp;burger. De bouworde en de steenen toonen, dat zenbsp;uit den tijd der Republiek waren. En onder dezenbsp;gebouwen werden bogen en muren in tufsteen gevonden, die uit den tijd der koningen zijn. Dan gaatnbsp;men van trap tot trap dieper den grond in langs denbsp;Romtinsche geschiedenis.
De onderste gebouwen zag ik niet; ze waren vol
-ocr page 336-324 HET OUDE ROME.
water, wat mij de koorts van den kerkdienaar verklaart.
Wellicht geeft dit bezoek aan de kerk van St.-Clemens mijn lezers evenals mij een duidelijk inzicht, hoe Rome gegroeid is, en hoe er nog telkens uit dennbsp;grond nieuwe schatten worden opgedolven.
Wie, zooals Lynkeus, de oude held der Argonau-ten den grond met zijne oogen doorboren kon, zou hier in de donkere diepten onder den beganen grondnbsp;nog de oude góden en godinnen in marmerwittennbsp;slaap zien rusten. Grieksche vazen, bas-reliefs opnbsp;steenen graven, de erfenis van weergalooze kunst uitnbsp;Griekenland; onsterfelijke dichtstukken, die den tijde-lijken slaap der eeuwen slapen, de wijze woordennbsp;van de denkers uit den voortijd, een torso, welks zwarenbsp;spieren van volmaakte mannelijke kracht getuigden,nbsp;gladde, ronde marmeren vrouwenarmen van een godin,nbsp;die de bevallige teederheid der vrouw aan de ontzagwekkende schoonheid der eeuwigen paart, — alles,nbsp;alles ligt hier nog eenige meters onder den beganennbsp;grond, die rijker is dan de mijnen van Zuid-Afrika.
Rome is een wonderstad, de machtige getuige der tijden, die niet meer zijn.
Al mijn stelselmatig zien en al wat ik gelezen heb vóór ik hierheenging, helpen alles niets, nu ik 'metnbsp;het hoofd op de handen denk en denk, hoe ik toch
-ocr page 337-HET OUDE ROME. 325
mijn vrienden in Holland eenig denkbeeld van de groote stad kan geven.
O, Rome van de droomen onzer jeugd en van de beeldengalerij uit boeken die wij lazen, hoe voelt mennbsp;hier het grootsche en moedige van menschelijke krachtnbsp;en wil .... en hoe al hun kunstwerken en machtigenbsp;reuzenbogen verstuiven als asch en witte stof! Ik kennbsp;niets opwekkender en niets droefgeestiger dan dezenbsp;groote stad.
Hier vindt men de gidsen, die ons door de blinde wereld leiden; de plechtige oogen van de antiekenbsp;beelden leerden Goethe te zien, en de geheele katholieke wereld vindt hier haar leidsman en herder.nbsp;Ieder onzer kan hier steun en leering vinden; dochnbsp;het zoeken er naar is uitputtend en vermoeiend, ennbsp;’t hoofd bonst na den dag vol inspanning en emotie.
Rome is de grootste tegenstelling van het alledaag-sche welke bestaat; eene week te Rome kan, dunkt mij, genezen van de verveling van een half leven,nbsp;doorgebracht in het regelmatige, burgerlijk fatsoenlijkenbsp;bestaan van een zindelijke provinciestad.
De stad gaat op en neer, is belachelijk vuil en verwaarloosd, en streelt plotseling het oog met tuinen vol standbeelden en bloemen, hoog in de lucht, bovennbsp;antieke muren; een straat vol licht en winkels, geweldnbsp;en geschreeuw eindigt in een zijstraat, die op zulk een
-ocr page 338-326 HET OUDE ROME.
wilde phantasie in water als de fontein van Trevi uitkomt, welke ’s avonds het tooverachtigste, aangrijpendste beeldhouwwerk vol watermuziek toont, dat de stoutste droomer zou kunnen droomen.
Ge hebt u een voorstelling gemaakt van de standbeelden binnens- en buitensmuurs, welke gij zien zoudt. Maar ge hadt er niet voldoende aan gedacht, dat zenbsp;stukgeslagen en weer aan elkander gepast zijn; datnbsp;ze een paar duizend jaar in den vochtigen grond begraven zijn geweest; dat hellebaarden, aksen, strijdbijlen en sabels er op bot gehouwen zijn ; dat er geennbsp;ras en geen godsdienst in Europa bestaat, of het heeftnbsp;jonge barbarenkrachten, op straatjongenswijze, geoefend door die kunstwerken te schenden en te vernielen.nbsp;Het marmer hier was den barbaren als de ivoren ringnbsp;aan zuigelingen. Ze leerden er op bijten! Die armenbsp;marmeren góden, met hun litteekens, hun wondennbsp;en hun verweerd uiterlijk, zijn niet de gladde góden,nbsp;welke ge ti hadt voorgesteld; maar het lijden heeftnbsp;hen geadeld en een geschiedenis gegeven; zij zijnnbsp;tienmaal roerender, opwekkender, veredelender dannbsp;toen ze geboren werden. Gelijk die standbeelden isnbsp;geheel Rome! Nooit kunnen zijn wonden genezennbsp;w'orden; nooit kan het weer het Rome van vóór denbsp;barbaren worden. Het kan evenmin weer de tijd vannbsp;Michel Angelo zien herleven als dien van de geheim-
-ocr page 339-HET OUDE ROME. 327
zinnige Etrusken, maar ik wensch noch den tijd der vvreede Romeinen terug, die martelden en bloed ver.nbsp;goten in hun amphitheater, als ze een aangenamen dagnbsp;wilden doorbrengen, noch dien van Leo X en de vervolgers van Joden en Protestanten. Door het lijdennbsp;der steeds worstelende, adspireerende menschheid isnbsp;Rome in elk geval de meest oorspronkelijke, levenwekkende en bezielende stad der wereld geworden. Lieden,nbsp;die bang zijn voor den ouderdom, zullen wel doen,nbsp;terwijl ze nog frisch kunnen denken en gevoelen, eennbsp;paar maanden in Rome te gaan doorbrengen. Zenbsp;zullen er twee dingen door winnen. Ge wordt hier, eernbsp;gij het weet, een wijsgeer, die het leven neemt gelijknbsp;het is en ’t onmogelijke niet wenscht, zoo machtig zijnnbsp;de lessen van ’t vergankelijke van alles op aarde, datnbsp;Rome leert. Ge zult een voorraad van herinneringen,nbsp;gedachten, emoties enz. verzamelen, op welke ge zultnbsp;kunnen teren het geheele leven lang. Voor het eerstnbsp;heb ik echter geleerden niet benijd. Zoo men met evennbsp;diepe als veelzijdige kennis van ’t verleden hier komt,nbsp;moet het telkens pijnlijk zijn, zooals men her- ennbsp;derwaarts getrokken wordt door oudheid en renaissance; door de graven der pausen, de tempels ennbsp;openbare gebouwen van republiek en keizerrijk; doornbsp;kunst en traditie; door geschiedenis in steen en brons.nbsp;Ik vind dat het een gewoon burger hier reeds be-
-ocr page 340-328 HET OUDE ROME.
nauwd genoeg gemaakt wordt, als hij van het bad van Caracalla naar de St.-Maria del Popolo gaat ennbsp;het Forum, het Kapitool, den Palatijnschen heuvel,nbsp;de Catacomben en het paleis der Caesars voorbijkomt.
Welk een voortreffelijke opleiding zou elk jong-mensch ontvangen, indien de opvoeder dit doel steeds voor oogen mocht hebben: s ik wil u in staat stellennbsp;Rome te genieten en te begrijpen, als het geluk unbsp;eens mocht te beurt vallen, daar te komen.”
Intusschen kan iedere jonge man en vrouw eigen opvoeding ter hand nemen, wanneer de ware tijd omnbsp;kennis te winnen door eigen nadenken en werk begint, na het achttiende jaar. Eenige kernachtigenbsp;boeken vol pit, goed doorgewerkt in dien tijd, makennbsp;dat men ’t geheele leven lang belang stelt in eennbsp;menigte van zaken. Men wordt op deze wijze nietnbsp;geleerd, maar beschaafd.
Laat de jongelieden toch enkele van de groote standaardwerken der letterkunde lezen, terwijl zij ernbsp;den tijd en frischheid voor hebben. Ze blijven dannbsp;onvergetelijk ’t geheele leven door. Later vragen innbsp;de rusturen tusschen ’t bedrijvig, gejaagd dagelijkschnbsp;werk, maand-, week- en dagschriften zooveel tijd ennbsp;verlangt dat vermoeide hoofd zoo vaak naar denbsp;anodine, de Lethe-bron van romanlectuur, die rustnbsp;geeft en doet vergeten, dat de meerderheid de groote
-ocr page 341-HET OUDE ROME. 329
Standaardwerken niet meer ter handen neemt, nadat men 25 jaar is.
Doch heeft men ze in zijn jeugd gelezen, dan blijft de geur ons altijd bij ; dan zijn wij als de vaas vannbsp;Horatius, waarin eens rozenolie was gedruppeld. Sindsnbsp;lang had ik niet meer aan Gibbon’s Decline andnbsp;Fall gedacht, doch bladzijden uit dat groote werknbsp;komen mij nu telkens in herinnering. De barbaren, dienbsp;Italië binnenstormden, Wandaal en Hun en Goth springen weer uit dat oude foliant van ’s vaders boekenkast tenbsp;voorschijn, en ik begrijp weer iets van dien vreemden tijd,nbsp;toen de grondslagen der moderne wereld gelegd werden,nbsp;en ’t christendom over het heidendom zoo roemrijknbsp;zegepraalde. Hoe smartte mij in de jonge jaren bijnbsp;’t lezen van Gibbon’s machtige taal de vernedering
van de groote stad der keizers......en nu ben ik
in de eeuwige stad, zeer getroost over de vernedering van die bloeddorstige, wreede, groote Romeinen, ennbsp;zat ik vanmorgen op de bouwvallen van het oudenbsp;Rome het werk te lezen van Gaston Boissier, denbsp;l’Académie Frangaise. De vriend in Amsterdam,nbsp;die mij den op ervaring gegronden raad gaf de Promenades Archéologiques te lezen te midden dernbsp;bouwvallen, gaf mij gouden raad. Denkt nu niet datnbsp;het eenigszins aanstellerig of pedant of ik weet niet watnbsp;is, dit te doen. Een vreemdeling, die met Ter Gouw’s
-ocr page 342-33° HET OUDE ROME.
boeken onder den arm, ging zitten op onzen droef-geestigen bouwval de Willemspoort, zou last hebben van onze jeugdige, alom bekende barbaren; doch innbsp;het Forum of Colosseum kan men gerust op eennbsp;omgevallen pilaar of leunende tegen den boog vannbsp;Titus, uren lang in de schaduw of den zonneschijnnbsp;zitten te lezen. Mijn Duitsche geleerde zat er heden;nbsp;hij had een soort van geel paardendek met roodenbsp;strepen medegebracht, op een gedeelte waarvan hijnbsp;zat en terwijl hij het andere einde over de schoudersnbsp;geslagen had. Ik ging aan zijn zijde zitten, luisterdenbsp;en dankte den beminnelijken geleerde na een uurnbsp;voor een duidelijk begrip van hetgeen het Forum wasnbsp;in Rome's gouden eeuwen.
-ocr page 343-DE STER VAN ITALIË.
»De Minister van Binnenlandse he Zaken en de Burgemeester van Romenbsp;hebben de eer, u uit te noodigen denbsp;verlichting van hetColosseum,hetFo-rum en de bouwvallen te komen zien”.
Lie genoodigden, die, met deze kaart gewapend, bijtijds van huis gingen en door het gedrang hunnbsp;weg vonden, zagen van den Palatijnschen heuvel dennbsp;brand van Rome voor een keizer herhaald.
Deze heuvel is de kern der oude stad. Ik zat op de opgedolven muren van het Roma quadrata.nbsp;Ze werd weleer de berg der tempels en paleizen ennbsp;de machtige bouwvallen van het paleis der Caesarsnbsp;komen door de uitgravingen dag aan dag meer aannbsp;het licht. Overal waren houten pilaren geplaatst met
-ocr page 344-332 DE STER VAN ITALIË.
bronzen bekers op den top, die binnen de onoverdekte muren van de bibliotheek en eetzalen van Augustus,nbsp;van Tiberius en Caligula bengaalsch vuur zouden doennbsp;ontvlammen en walmen.
Op dit hoogste punt van den Palatijnschen heuvel, tegenover den tempel van den Vrede, was de hoogenbsp;tribune voor den Keizer opgericht, met die voor denbsp;genoodigden er onder. Electrisch licht liet de V i anbsp;Sacra onder den boog van Titus door en het geheelenbsp;Forum schitteren als in zonneschijn. Elke steen, elkenbsp;boog en pilaar was duidelijk te onderscheiden, ooknbsp;met het ongewapend oog. Soms vlamden de vurennbsp;op, en scheen het Colosseum verteerd te worden doornbsp;den rooden gloed van een ontzaglijken brand. Denbsp;dikke gekleurde rookwolken sloegen uit de bogen.nbsp;Dan weder was de boog van Septimius Severusnbsp;blauw r'erlicht en zag men het bas-relief van ’s keizers intocht in Babylon, terwijl spookachtig de anderenbsp;bouwvallen achter de rostra van Julius Caesar opdoemden.
Duizenden zwermende vuurpijlen en vuurkogels rezen nu en dan als pluimen van knetterend vuur uit denbsp;bouwvallen, en boven het Kapitool schitterde de reusachtige ster van Italië, rijzende uit het oude Rome.
Zooals het volk
voor wien deze sbrand van
-ocr page 345-Rome” eigenlijk het eenige feest was tijdens het bezoek des Keizers — die opkomende ster van Italië toejuichte!
Het is dat vaste geloof en vertrouwen der natie in de nieuwe, groote toekomst, welke Italië tegemoet gaat,nbsp;welke mij zoo treffen.
Ik geloof dat de Keizer terecht een plaats tegenover den tempel van den Vrede was aangewezen en datnbsp;zijn bezoek aan Rome tot doel heeft voorloopig dennbsp;vrede te bevestigen door aan Frankrijk te toonen,nbsp;hoe eendrachtig de unie der rijken is, die het tegenover zich heeft.
Doch niettemin is het zeker, dat de groote oorlog der volken niet op den duur verhinderd kan worden.nbsp;Rusland zal, zoodra het de gelegenheid ziet, zijn havennbsp;pogen te verkrijgen; Frankrijk zal den oorlog dernbsp;wrake verklaren, wanneer het gereed meent te zijn —nbsp;en het is daarom van belang te weten waarom Duitsch-land op geen bondgenoot zoo zeker kan rekenen alsnbsp;op Italië; waarom dit rijk de vijand van Frankrijknbsp;is en dat wel een zeer krachtige en gevaarlijkenbsp;vijand.
Om dit duidelijk te maken, gelijk het mij gemaakt werd^ zal ik samentrekken in enkele regels, wat ik in vele gesprekken hoorde en wat ik o. a. innbsp;de schoolboeken zag.
-ocr page 346-334 DE STER VAN ITALIË.
Een van de noodlottigste erfenissen, welke Napoleon III aan Frankrijk heeft achtergelaten, is het Ita-liaansche graafschap Nice, dat honderden jaren aan Italië behoord heeft, en dat hij geannexeerd heeft omnbsp;zich dus te laten betalen voor zijn hulp tegen Oostenrijk, alsof hij huurtroepen geleverd had.
Straatsburg en Elzas waren eens Duitsch en werden pas Fransch onder Lodewijk XIV, doch de annexatienbsp;van een deel van Savoye en Italië door Napoleon IIInbsp;was door niets gewettigd en dezelfde Franschen, dienbsp;lauwerkransen om het beeld van Straatsburg op denbsp;Place de la Concorde hangen, noemen de Italianen «ondankbaar” en «onredelijk” als zij weigeren die annexatie te vergeven.
Indien men, welk Italiaansch leerboek van aardrijkskunde men ook wil, ter hand neemt, zal men zien, dat sinds twintig jaar op al de hoogere en lagerenbsp;scholen van het land onderwezen wordt, dat Corsicanbsp;en Nice Italiaansch grondgebied zijn en tot Italiënbsp;behooren.
Men neme b. v. deFlementidiGeografia van prof. Bini, voor de gymnasia, de technische scholen en de militaire academie.
Van het boek verscheen de achtste editie en het is samengesteld secondo i program! ministerali.
Pag. 143. «Grenzen van Italië. De Var, een
-ocr page 347-DE STER VAN ITALIË. 335
rivier, welke in de Zee-Alpen ontspringt, vormt de natuurlijke grens tusschen Italië en Frankrijk.”
Pag. 146. «Frankrijk heeft bezittingen, kolonies in de vijf werelddeelen.
sin Europa bezit Frankrijk het graafschap Nice en het eiland Corsica,
, sin Afrika, Algerië, Sénègal enz.”
Het boek «volgens het programma des ministers samengesteld”, verwijst de leerlingen'— die de afdee-ling Frankrijk bestudeeren en van Corsica en Nicenbsp;iets willen weten — naar de afdeeling Italië. Daarnbsp;lezen zij:
»Het eiland Corsica werd in 1769 tot een deel van Frankrijk verklaard. In 1793 gaf het zich aandeEn-gelschen over en werd in 1795 hernomen door denbsp;Franschen, in wier macht het nu nog is. (Sotto Ienbsp;quale anche attualmente si trova).”
Behalve het boek van prof. Bini, is het Leerboek van prof. Louis Schiaparelli, hoogleeraar te Turijn,nbsp;in gebruik. Het heeft nu zijn i6den druk gezjen ennbsp;werd bekroond door het Paedagogisch Congres vannbsp;Italië. In dit boek zijn Nice en Corsica geen Fran-sche koloniën, maar ze vormen een deel van Italië.
§ 196. Italië heeft een aantal havens enreedenvan allerlei soort. Onder de havens noemen wij die vannbsp;Nice, Genua, Livorno enz.
-ocr page 348-336 DE STER VAN ITALIË.
»Onder de militaire havens van Italië noemen wij die van Villa franca, Spezzia enz.”
Ik stip slechts aan. Wie er meer van weten wil, leze het belangwekkende boek van Auguste Bracketnbsp;en zijn brief aan »a 1 mi so gall o signor Crispi.” '
Italië’s grootc- dichter Alfieri heeft den toon het eerst aangegeven, waarin na hem gedicht, gesprokennbsp;en geschreven wordt over Frankrijk.
In twee woorden aangeduid, bestaat het ideaal der Italianen hierin, dat Italië het Duitschland der La-tijnsche volken worde en Frankrijk hun Oostenrijk.nbsp;»Wij Italianen”, zeggen ze, «hebben Napoleon Inbsp;en Gambetta aan de Franschen gegeven, maar zelfsnbsp;deze twee begaafde Italianen waren niet in staatnbsp;het verval en de demoralisatie van de Keltischenbsp;Franschen tegen te houden”. Leopardi’s uitval tegennbsp;»la Francia scelerata et nera” wordt in herinnering gebracht, zoowel als Mazzini’s af keer van «hetnbsp;lichtzinnige, aanmatigende Fransche volk”.
De Italianen gelooven dat hun ster opgaat en die
de Franschen ondergaat. Ze zeggen, dat volgens de Fransche critiek Zola’s beschrijving van den hebzuchtigen, onzedelijken Franschen landbouwer
ruw, maar ivaar is; dat een volk als dat van Parijs opstand en oproer maakte onder de kanonnen
DE STER VAN ITALIË. 337
der Duitschers en niet weet wat vaderlandsliefde is; dat de gelieele geschiedenis van Frankrijk sinds honderd jaar toont, dat het volk de ware eenheid nietnbsp;kent, dat geen deel er van iets wil opofferen van zijnnbsp;voorliefde voor eenige dynastie of regeeringsvorm, ternbsp;wille van het gemeenschappelijk ideaal. Wij scharennbsp;ons trouw en loyaal om het huis van Savoye, al zijnnbsp;velen van ons republikeinen van harte; wij meenennbsp;dat een regeeringsvorm weinig beteekent, maar datnbsp;het er op aan komt welke mannen ons aanvoeren ennbsp;regeeren; de dienst in het leger maakt ons tot eennbsp;volk van broederen, en ’t is ondenkbaar dat wij eennbsp;Boulanger zouden inhalen om verlost te worden vannbsp;een radicaal-socialistisch ministerie als het verdeeldenbsp;Frankrijk nu heeft.”
Dit en veel meer gelijk dit hoorde ik telkens. De bedroevende toestand van het ongelukkige Frankrijk,nbsp;dat tot les van Europa door de radicalen tot dennbsp;ondergang geleid wordt, versterkt dus de Italiaanschenbsp;aspiraties.
Het Italiaansche volk heeft tot leus tegenwoordig Signor Carini’s woord: sVictor-Emanuel heeft hetnbsp;binn enlandsch Italië gemaakt; koning Humbertnbsp;zal het buitenlandsch Italië maken”.
Een enkele terugblik zal ons er aan herinneren hoe
-ocr page 350-338 DE STER YAN ITALIË.
die wijze, staatkundige Italianen sinds jaren en jaren de herleving van hun vaderland als groote Staat voorbereiden.
De enkele woorden, die dit zonder eenige toevoeging doen, vond ik met blauw aangehaald in een opengeslagen Leven van Cavour, dat ik inkeek, toen iknbsp;te Rome eenige minuten moest wachten bij een parlementslid, dat mij welwillend eenige inlichtingennbsp;beloofd had. Met zijn vergunning schreef ik de woorden over. Ze strekken geheel tot eer van Italië, dochnbsp;toonen tevens het ideaal van het rijk.
Toen Engeland den Krimoorlog begon, verzocht dat rijk — hetwelk zich destijds nog als Europeeschenbsp;mogendheid gelden deed, wat het door zijn onevenredig klein leger eigenlijk toen al reeds niet meer vermocht — aan Piëmont het troepen te leveren. Denbsp;kosten der expeditip zou Engeland dragen. Niet anders toch leverden Duitsche vorsten weleer hun onderdanen om voor Engeland de Amerikanen te bevechten!
De minister Daborraida gaf op dit voorstel in 1854 het volgende schoone en wijze antwoord:
„Le gouvernement Sarde ne pourrait en ancune circonstance faire un prêt de soldats; notre armée est composée de citoyens.nbsp;désignés par le sort, auxquels on ne peut demander le sacriKcenbsp;de leur vie que pour le service du pays; par conséquent unenbsp;partie quelconque de notre armée ne saurait être mise aux
DE STER VAN ITALIË. 339
gages d'une puissance quelconque. Nos troupes ne peuvent prendre part i la guerre d’Orient qu’en qualité de troupesnbsp;alliées; il est pourcela indispensable qu’un traité d’alliancenbsp;offensive et défensive soit signé entre les puissancesnbsp;occidentales et la Sardaigne.
Ce traité dolt être de nature Él sauvegarder les intéréts nia-tériels et moraux du roi et du pays; il faut que Ie gouvernement puisse démontrer i la nation que les sacrifices qu’il lui impose sont amplement rachetés par les avantages qu’il luinbsp;procure.
Le cabinet s’empresse a déclarer qu’il n’entend pas formuler dans le traité des avantages matériels, qui donneraient toujoursnbsp;4 l’accord l'apparence d’une vente du meilleur sang de sesnbsp;conciloyens; ce qu’il est de son devoir d’obtenir, c’est uiienbsp;preuve évidente de la considération dont il jouit auprès desnbsp;deux grandes puissances; ce qu’il ne peut sacrifier, c’est sanbsp;dignité, son honneur, son avenir.”
Mannelijke woorden vol wijsheid waren dit. Sardinië verkreeg wat het wenschte. Het noorden van Italië won langzamerhand die erkenning, dien steun,nbsp;welke de eenheid van Italië de vrucht heeft latennbsp;zijn van de vrijheidsliefde, den hartstocht voor hetnbsp;vaderland, het geërfde wijze staatsmans instinct vannbsp;het Italiaansche volk.
Begrijpt men nu niet duidelijk de geestdrift bij de revue voor het Italiaansche leger, dat zoo gewerkt
-ocr page 352-34° DE STER VAN ITALIË.
en gestudeerd heeft ? — de hartstochtelijke toejuichingen waarmede de strenge, door-en-door militaire Caesar uit Duitschland begroet werd?
De Franschen zeggen, dat de Italianen niet dankbaar zijn 5 maar in hun zelfverblinding vergeten de Franschen, dat zij op onedelmoedige wijze zich metnbsp;land en ingezetenen hebben laten betalen voor denbsp;hulptroepen tegen Oostenrijk.
Hun belanglooze steun gelijkt veel op sde gastvrijheid”, welke Parijs toont aan de vreemdelingen, door welke de stad bestaat en die er een dure hotelrekening te betalen hebben!
»Ondankbaar, — wij?” vragen de Italianen. Maar vergeten wij dan wat de Pruisische overwinningen innbsp;Bohemen voor ons gedaan hebben, toen het krachtignbsp;optreden van aartshertog Albrecht ons in Piëmont innbsp;gevaar bracht?
Vergeten wij dat de Duitsche overwinning in 1870 Victor Emanuel de gouden gelegenheid gaf de Ita-liaansche troepen te laten verwelkomen door hetnbsp;Romeinsche volk en dus aan Italië zijn hoofdstad tenbsp;geven ?
Vergeten wij, dat, als een nieuwe oorlog uitbrak en Frankrijk ongelukkig won, het de eerste daad dernbsp;Franschen zou zijn, den Paus te Rome weder eennbsp;aardsch koninkrijk te geven en hem daar tegen het
-ocr page 353-DE STER VAN ITALIË. 341
Italiaansche volk te handhaven, door een leger van atheïsten en Afrikanen?
Deze laatste opmerking is scherp, maar juist en treffend. Ze wijst met de punt van de naald op hetnbsp;feit, dat geen der regeeringen van katholieke natiesnbsp;voor den Paus het zwaard ontblooten wil. Dat alleennbsp;de Fransche republikeinen, die godsdienst haten ennbsp;de katholieke kerk vervolgen, den Paus als koningnbsp;willen herstellen, enkel om een groot en machtig volk,nbsp;waarvan ze afgunstig zijn, te splitsen en te vernederen.
Is het werkelijk voor de macht des Pausen over de geesten en de gemoederen noodig, dat de Fran-schen te Rome een garnizoen hebben, en dat hunnbsp;bajonetten in plaats van die van Italië, den hooge-priester der Katholieke kerk beschermen ?
Wij vragen dit met grooten ernst en omdat we het zoo diep betreuren zouden, indien ook van de Neder-landsche Katholieken enkelen gingen helpen in dienbsp;beweging, welke in enkele landen ver van Rome nunbsp;gewekt wordt, om weer zouaven en geld voor eennbsp;kruistocht tot be vrijding van Rome aan te brengen.nbsp;Het denkbeeld alsof een leger vrijwilligers, zondernbsp;hulp der Fransche Republiek, dat vermogen zou,nbsp;schijnt mij zoo hersenschimmig mogelijk.
-ocr page 354-DE ROMEINSCHE QUAESTIE.
Dank zij eenigen introductiebrieven en ten gevolge van kennismaking in vroeger jaren te Carlsbad ennbsp;in Zwitserland met eenige Italiaansche familiën, bennbsp;ik een paar keer uit dineeren geweest bij pausgezindennbsp;en bij patriotten uit kringen, die den toon aangeven.
Uit alles blijkt dat het een onheil is dus twee hoven binnen dezelfde muren te hebben. Er heerschtnbsp;een voortdurende doffe verbittering, een halfonder-drukte spanning en gejaagdheid, wanneer men nietnbsp;zeker weet wien men voor zich heeft, of als men welnbsp;vermoedt dat er eenige van die lieden tegenwoordig zijn,nbsp;die een Hollandsch adspirant-pausje »halven” noemt.
Ik behoor min of meer zelf tot die s hal ven.” Men versta mij echter wel. Ik ben van hart en ziel ennbsp;uit mijn diepste overtuiging anti-clericaal. Ik vindnbsp;niets noodlottiger voor godsdienst en zoo ondermijnend
-ocr page 355-DE R0MEIN3CHE QUAESTIE. 343
voor den Staat als iets dat op een theocratie gelijkt. Noch door den bijbel — eigendunkelijk verklaard doornbsp;eigengerechtigde bijbeluitleggers — noch door dennbsp;priester moet de groote maatschappij, de Staat, wordennbsp;bestuurd. sGeef Caesar wat Caesars en Cod watnbsp;Codes is.”
Doch men kan anti-clericaal zijn op zijn Hollandsch en dus een geweldigen afkeer hebben van het ploertige,nbsp;ruwe, ongevoelige, anti-godsdienstige, anti-clericalismenbsp;van vele Franschen en Italianen. Men kan en behoort anti-clericaal te zijn, met diepen eerbied in hetnbsp;hart voor godsdienst en zijn waardige en onzelfzuchtige dienaren, en ik ben dus telkens seen halve” innbsp;Italië en Frankrijk (helaas! een enkelen keer ook innbsp;Holland) wanneer ik dooreen zie warren twee geheelnbsp;afzonderlijke zaken: godsdienst en clericalisme.
Nu trekt bovendien ieder mensch, die edelmoedig is of het ten minste poogt te zijn, onwillekeurig partijnbsp;voor den verdrukte, den zwakke, en on tegensprekelijknbsp;en zeker is dat de pauselijke partij in Italië.
Ik heb mijn licht voornamelijk opgestoken bij een paar pausgezinde families en op gezag van wat iknbsp;hoorde, zeg ik met diepen ernst tot Hollandschenbsp;Katholieken, die, ver van Rome, licht zouden kunnennbsp;gelooven dat de Paus over een eenigszins aanzienlijke schaar aanhangers in Italië beschikt, dat dit
-ocr page 356-344 DE ROMEINSCHE QUAESTIE.
niet zoo is. Ik sprak in den brief, dien ik op het Vatikaan schreef, toen wij wachtten op de komst desnbsp;Keizers, van sde zwarte sociëteit’’ der edelen, die dennbsp;Paus getrouw bleven en liever Rome hoofdstad dernbsp;wereld dan Rome hoofdstad van een klein land zien.nbsp;Doch mag ik u mededeelen, hoe ik uit den mond vannbsp;enkele vrouwen, die tot dien kring behooren, vernam,nbsp;dat de meeste mannen één voor één overgaan tot denbsp;partij van koning Umberto! De hertog, die het erkendenbsp;hoofd der pauselijke families is, zag zijn drie zoonsnbsp;allen officier worden! Hij zelf vlagt nu op de nationale feestdagen en maakt dit goed door op kerkelijkenbsp;feestdagen met kaarsen en bloemen eveneens sympathie te betuigen svoor een andere orde van denkbeelden”.
Maar waarom moet dit »een andere orde van denkbeelden” blijven ? Zeker blijft ze dit niet, als het denkbeeld, om weer een miniatuur pauselijken Staatnbsp;te vormen, eens is opgegeven.
De Koning en de Koningin vermijden alles, wat aanstoot kan geven aan het Vatikaan; dit erkennennbsp;zelfs de families, wier dames nog niet aan ’t hof willen komen. Nederig en zonder veel vertoon leeft hetnbsp;koninklijk paar. De Koning heeft langzamerhand alnbsp;de schulden van zijn vader betaald en heeft daaromnbsp;zijn hofhouding op een eenvoudiger wijze ingericht
-ocr page 357-DE ROMEINSCHE QUAESTIE. 345
dan b. v. Napoleon III dit deed. Z. M. is daarbij zeer vaderlandslievend; alles moet Italiaansch zijn,nbsp;zelfs de wijnen aan tafel.
De Koning is algemeen geacht. Nooit vergeet Italië zijn ridderlijke, nobele houding gedurende denbsp;cholera in Napels, toen hij een volk, dat half doodnbsp;was uit angst en paniek, door een heldhaftig voorbeeld van kalmte en doodsverachting te geven, weernbsp;in ’t spoor bracht. De Koningin is bemind wegensnbsp;haar innerlijk en uiterlijk. Zij is innig Katholiek,nbsp;zeer kerkelijk en wenscht niets liever dan een verzoening, dan een modus vivendi met den H. Vader,nbsp;in vriendschap en eerbied gesloten.
Ik hoorde den lof van Koning en Koningin uit den mond der pauselijken — en beschaafde patriotten ofnbsp;liberalen spraken met grooten eerbied van den Paus.nbsp;Dit zijn, dunkt mij, reeds twee groote stappen totnbsp;den vrede.
Het is mij een raadsel, hoe iemand den tijd kan terugwenschen dat Italië eene onbestemde aardrijkskundige uitdrukking was maar geen rijk, toen hetnbsp;kwijnde en verwelkte onder de Bourbons, Oosten-rijksche onderkoningen, clericaal despotisme, de dwingelandij der inquisitie. Carbonari en Sanfedisti.
Van de Italiaansche katholieken wil de overgroote
-ocr page 358-346 DE ROMEINSCHE QUAESTIE.
meerderheid geen herleving van den kerkelijken staat, en indien de katholieken buiten Italië dien toch onontbeerlijk achten, zullen ze dien ook buiten Italiënbsp;moeten vestigen.
Er zijn toch slechts drie middelen om aan de tegenwoordige gespannen houding tusschen Vatikaan en Quirinaal een einde te maken.
1. nbsp;nbsp;nbsp;Italië doet afstand van zijn hoofdstad, hetzijnbsp;vrijwillig, hetzij gedwongen door Fransche republikeinen of pauselijke zouaven, en vestigt in ’t middennbsp;van het rijk een kerkelijken Staat.
2. nbsp;nbsp;nbsp;De Paus verzoent zich met het Italiaanschenbsp;volk en blijft zonder eigen leger het hoofd der katholieken van de geheele wereld.
3. nbsp;nbsp;nbsp;De Paus verlaat Rome en volgt het voorbeeldnbsp;van meer dan een voorganger door in ballingschapnbsp;te gaan.
Niets is zoo ruw en onwijs, als de schouders op te halen over den moeielijken toestand, waarin denbsp;Paus verkeert.
Het is onmogelijk, zonder sympathie de pogingen te aanschouwen, welke de geleerde en liefdevolle Pausnbsp;Leo XIII, die met hart en ziel Italiaan is, gedaannbsp;heeft om een knoop te ontwarren, die, volgens denbsp;meening van velen zijner raadgevers, doorgehaktnbsp;moet worden.
-ocr page 359-DE ROMEINSCHE QUAESTIE. 347
De pausen zijn sinds Karei den Groote souvereinen geweest. Wanneer zij zich verzoenen met het volknbsp;en de regeering van Italië, blijft hun prestige hunnbsp;zeker bij; doch dit neemt niet weg, dat ze dan toch feitelijk burger of onderdaan worden in het meest democratische koninkrijk der aarde, waar de volkswilnbsp;de wet stelt. Een honderd of twee honderd jaarnbsp;vooruitziende, kan ieder zich voorstellen in welkenbsp;moeielijkheden het pausdom zou kunnen geraken.
Toch schijnt het vormen van een nieuwen Kerke-lijken Staat, tegen den wil der Romeinen, gesteund door Fransche republikeinen, te midden van hetnbsp;democratische, vereende Italië, eenvoudig ondenkbaar.
Er is een krachtige partij in het clericale Rome, die de onmogelijkheid daarvan ook inziet en die daaromnbsp;sinds lang den Paus aanspoort Rome te verlaten ennbsp;in ballingschap te gaan. In Rome meende menigeen,nbsp;dat het bezoek van den Keizer en de krasse woorden,nbsp;waarin hij en graaf von Bismarck elke aspiratie naarnbsp;tijdelijk gezag veroordeeld hebben, dit vertrek uitnbsp;Italië verhaasten zouden.
De groote vraag was: waarheen ? Een eiland zou de beste haven van veiligheid aanbieden ?
Doch welk Europeesch eiland is beschikbaar? en wie moet het afstaan ?
De ultramontaansche partij, die haar grootste kracht
-ocr page 360-348 DE RO.MEINSCHE QUAESTIE.
vindt buiten Italië en die in Engeland, België enz. haar voornaamste leiders vindt, is de strijdvoerende,nbsp;martiale partij in het Rome der Pausen. Zij wil bijnbsp;de aanstaande verwikkelingen in Europa een krachtigenbsp;positie innemen en zich laten gelden. Zij is machtig,nbsp;doch ze is veel machtiger buiten Rome dan in Rome,nbsp;gelijk kardinaal Manning ontdekt heeft. En dit isnbsp;vooral het geval onder den tegenwoordigen Paus,nbsp;wiens ideaal was, toen hij onder toejuiching vannbsp;geheel Italië den pauselijken troon besteeg, de vredestichter te zijn, die de wereldsche mogendheden verzoenen zou met den stoel van Petrus.
Om dit wel te beseffen is het belangrijk zich te herinneren, wat voorafgegaan is aan de verkiezingnbsp;van paus Leo XIII.
In het begin van 1878 was koning Victor Emanuel gestorven.
De dood van den eerlijken, oprechten vaderlander, die geleden, gestreden, overwonnen had ter wille vannbsp;zijn volk, had een ontzaglijken indruk gemaakt.
De liefde, loyauteit en dankbaarheid van het geheele Italiaansche volk, toonden zich met overweldigendenbsp;innigheid en kracht.
Aan vrijdenkers en materialisten behoefde het zwijgen niet te worden opgelegd, ze verdwenen alsnbsp;een onbeteekenend groepje in die groote golvende
-ocr page 361-DE ROMEINSCHE QUAESTIE. 349
menschenmenigte, die in alle steden en dorpen van het groote land de kerken met de Italiaansche driekleur versierde en naar de kathedralen optrok om eennbsp;lijkdienst bij te wonen ter herdenking van den heldnbsp;van ’t vrije land.
Kort daarop kwam de dood van Pius IX; en het ontzaglijk verschil tusschen de houding van het geheelenbsp;volk bij dit sterfgeval en bij dat van koning Victornbsp;Emanuel opende de oogen van vele ijverige, eerlijkenbsp;Katholieken.
De ongekunstelde, algemeene smart van het volk over ’sKonings dood was als een tweede plebisciet.nbsp;Het toonde door zijn eerbied en dankbaarheid zoonbsp;duidelijk hoe diep de groote beginselen van vrije re-geering en nationale eenheid geworteld waren in hetnbsp;hart van het volk, dat ook op het Vatikaan vele diepnbsp;betreurden, dat het Italiaansche volk niet dergelijknbsp;bewijs van liefde en smart kon geven bij den doodnbsp;van een paus, die lang geleden zich één had gevoeldnbsp;met de aspiraties van zijn volk.
De kracht van de openbare meening in dit opzicht heeft zich wellicht zelden zoo krachtig doen gevoelennbsp;bij de verkiezing van een paus.
Kardinaal Joachim Pecci was het geleerdste lid van het Heilig College, geëerd wegens zijn karakternbsp;en overtuiging. Van geen anderen kardinaal had
-ocr page 362-55° DE ROSIEINSCHE QUAESTIE.
Antonelli zulk een afkeer als van hem. Stelselmatig werd hij van Rome verwijderd gehouden, en toennbsp;hij een jaar vóór den dood van Pius IX tot kardinaal-camarlingo gekozen werd, dacht men algemeen datnbsp;dit geschiedde omdat, volgens de traditie van hetnbsp;Heilig College, de kardinaal-camarlingo niet onder denbsp;candidaten voor de driedubbele kroon gerekend wordt.
Toch werd hij gekozen. Bij de eerste stemming ontving hij zooveel steun, dat met bewonderingswaardignbsp;zelfbedwang de tegenstanders het hoofd bogen, omnbsp;niet door een voortgezette oppositie bekend te makennbsp;dat er verdeeldheid was onder de regeerders der kerk.
In Italië werd de overwinning van kardinaal Pecci als een nederlaag der ultramontanen en als eennbsp;nationale zegepraal begroet. De Romeinsche Curianbsp;is volbloed Italiaansch. Niemand weet dit beternbsp;dan de kardinalen buiten Italië, die, hoe geleerd ennbsp;ijverig en hoog van karakter, telkens bespeuren, datnbsp;hun invloed gering is, vergeleken bij dien der Itali-aansche collega’s, die altijd in Rome verblijf houden.nbsp;De Romeinsche Curia is door en door Italiaansch,nbsp;en de meening, de overtuiging, de geestdrift van hetnbsp;Italiaansche volk hebben onwillekeurig invloed opnbsp;haar. Een Nederlander, Paus Adriaan van Utrecht,nbsp;was de laatste buitenlander, die ooit den pauselijkennbsp;stoel besteeg. De tegenwoordige Paus. die van moeders-
DË ROMEINSCHE QUAESTIE. 351
zijde afstamt van beroemde Italiaansche patriotten, heeft zijn vaderland innig lief.
Menigeen, die hem kent en zich zijn woorden en daden als bisschop van Perugia herinnert, verzekertnbsp;dit. Het vertrek des Pausen uit Italië zou voor datnbsp;land een slag, een vernedering zijn. Voor een vredestichter, die gehoopt had de Kerk, in betrekking vannbsp;vriendschap en vrede te brengen, met alle beschaafdenbsp;Staten, zou het gaan in ballingschap een zware beslissing zijn. Want die beslissing zou meer op eennbsp;oorlogsverklaring dan op het wuiven der vredepalmennbsp;gelijken.
Toch gelooft menigeen in Rome, dat hiertoe het voornemen bestaat.
»Het gaan in tijdelijke ballingschap bewijst volstrekt niet dat wij van onze rechten afstand doen,” hoordenbsp;ik zeggen. En de geschiedenis toont dit zeker.
De gezamenlijke pausen hebben meer dan een derde van hun regeeringstijd in ballingschap doorgebracht!
Van de achtste eeuw af, dus gedurende elf eeuwen, zijn de pausen, als wereldlijke souvereinen, telkens ennbsp;telkens weder genoodzaakt geworden, soms zelfs zeernbsp;lang, den troon van het Christelijk Rome leeg tenbsp;laten staan en te dolen over de aarde of te verblijvennbsp;op een afstand van de Heilige Stad.
-ocr page 364-352
DE ROMEINSCHE QUAESTIE.
Wij vragen liefst aan een Katholiek schrijver zulk een overzicht van de geschiedenis der Pausen,nbsp;en nemen dus als leiddraad de historische schets,nbsp;welke monseigneur James Laird Patterson in 1874nbsp;voorlas in de Academia van den Katholiekennbsp;godsdienst.
Indien wij de geschiedenis nagaan van vijftig pausen van St. Gregorius II tot Sylvester It (1000), vinden wij, dat een voortdurend verblijf te Rome de uitzondering in plaats van den regel was. Wanneernbsp;wij verder die geschiedenis door de elfde eeuw volgen,nbsp;blijft ze ongeveer dezelfde. Van het jaar 1130 tot hetnbsp;einde van de 12de eeuw, werden de twaalf pausen,nbsp;die van Innocentius II tot Innocentius III regeerden,nbsp;bijna nooit te Rome gevonden. Innocentius II leefdenbsp;van hen allen het langst in Rome, maar toch brachtnbsp;hij er slechts zeven jaren door van zijn dertienjarigenbsp;regeering, daar hij telkens weder verjaagd werd doornbsp;politieke tegenstanders.
Het roemrijk bestuur van den Grooten Innocentius opent de 13de eeuw met een bijna onafgebroken verblijf in Rome van achttien jaar. Maar deze achttiennbsp;jaren vertegenwoordigen meer dan de helft van hetnbsp;verblijf te Rome van al de volgende pausen, gedurendenbsp;deze eeuw.
De volgende eeuw opent met de tragedie van Bo-nifacius VIII.
-ocr page 365-DE ROMEINSCHE QUAESTIE. 353
Zijn opvolger kwam nooit te Rome! Na een lang en verdeeld conclave werd te Perugia Clementius Vnbsp;verkozen en, evenals zijn vijf opvolgers, leefde deze alsnbsp;balling uit Rome te Avignon.
Dit brengt ons tot het jaar 1378. Gedurende 72 jaren zagen de Romeinen den Paus gedurende nognbsp;geen vier jaar in hun midden, en dat in de personen vannbsp;Urbanus V en Gregorius XI. Dan komt de verdeeldheid in het pausdom, welke 40 jaren duurde en eerstnbsp;beëindigd werd door de verkiezing van Martinus V.nbsp;Ook gedurende dien tijd was Rome door haar wettigennbsp;herder verlaten.
De regeering van Martinus V beloofde, ofschoon hij de stad vaak te verlaten had, een tijdperk vannbsp;•orde en rust; maar zijn opvolger Eugenius IV moestnbsp;van de zestien jaren zijner regeering er tien slijten,nbsp;dolende van plaats tot plaats.
Nicolaas V was in staat in Rome te leven, maar zijn laatste jaren werden bedreigd en verbitterd doornbsp;herhaalde oproeren en door een bijna gelukte samenzwering om hem en al de kardinalen bij het opdragennbsp;van de mis te dooden. Jaren lang waagde hij zichnbsp;¦dus zelden in de stad.
Gedurende de volgende eeuw, d. i. van de helft der 15de tot de helft der i6de eeuw, werd de pauselijkenbsp;stoel bezet door een aantal pausen, die nooit uit Rome
23
-ocr page 366-354 DE ROMEINSCHE QUAESTIE.
verdreven werden, behalve eens, toen de langste en schrikkelijkste, belegering en bestorming van Romenbsp;door Karei V in 1527 plaats hadden, welke Clemen-tius III de stad deden ontvluchten, nadat hij zevennbsp;maanden in het kasteel San Angelo bij het Vaticaannbsp;belegerd was geworden.
Van dien tijd af bleven de pausen ongestoord in Rome, doch in 1798 werd Rome tot republiek uitge-uitgeroepen en moest de Sojarige paus over de Alpennbsp;vluchten naar Valence, waar hij in 1799 overleed.
Het begin van onze eeuw vond dus den pauselij-ken stoel ledig en het heilige college verjaagd en vluchtend. Het was eerst in December r8oo dat 34nbsp;van de 45 kardinalen bijeengebracht konden wordennbsp;op het eiland San Georgio te Venetië, op Oostenrijksnbsp;grondgebied dus. Het duurde vier maanden eer zijnbsp;Paus Pius VII verkozen, die den 24Sten Novembernbsp;1801 bezit nam van zijn zetel in de Basiliek van hetnbsp;Lateraan. In 1804 verliet de Paus Rome om deel tenbsp;nemen aan de vrij vernederende plechtigheid van denbsp;kroning van Napoleon I te Parijs. Eerst in Mei 1805.nbsp;kon de Paus naar Rome wederkeeren. Van dien tijdnbsp;af was Z. H. voortdurend in strijd met den Keizer,nbsp;die eindigde met hem gevangen te nemen en het college der kardinalen uiteen te drijven. Deze vervolgingnbsp;duurde vijf jaar, totdat de keizer op Elba werd ge-
-ocr page 367-DE ROMEINSCHE QUAESTIE. 355
vangen gezet. Nauwelijks was deze weder in Frankrijk geland, of de Paus verliet Rome opnieuw. De valnbsp;van Murat volgde en daarop de slag van Waterloo,nbsp;waarop Paus Pius VII te Rome het Quirinaal betrok.
Paus Pius IX ontvluchtte Rome in 1848 uit vrees dat zijn onderdanen hem naar het leven stonden, ennbsp;zocht veiligheid te Napels.
Zijn ballingschap duurde tot April 1850. Het einde van het aardsche koninkrijk der Pausen kwam toennbsp;de Italiaansche troepen den zosten September 1870nbsp;door de bevolking van Rome verwelkomd werden,nbsp;na de pauselijke zouaven verslagen te hebben.
Sedert de hervorming hebben de Pausen gedurende de i6de, 17de en i8de eeuw ongestoord in Romenbsp;kunnen leven, omdat de wereldmacht verplaatst wasnbsp;en de protestantsche rijken den Paus ongemoeid lieten; doch zelfs met inbegrip van dezen voor de Pausen zoo riistigen tijd heeft de afwezigheid der Pausennbsp;uit Rome gedurende 11 Va eeuw van wereldlijke sou-vereiniteit niet minder dan vier honderd jaarbedragen!
Honderd vijf-en-twintig Pausen zijn uit hun stad gebannen geweest, terwijl dooreengenomen elk dezernbsp;Pausen van een regeering van ó'/a jaar drie jaar ennbsp;drie maanden in ballingschap doorbracht.
Paus Leo XIII is een wijs en geleerd opperhoofd
-ocr page 368-356 DE ROMEINSCHE QUAESTIE.
der Kerk. Z. H. is omringd door buitengewoon kundige raadgevers, die gedreven worden door hartelijke liefde voor hun kerk. Het ware dwaas en inpertinentnbsp;hun raad te geven.
Doch als ik den indruk weergeef, dien de geschiedenis der pausen en het bezoek aan de graven der pausennbsp;te Rome aan de hand van den geleerden Gregoroviusnbsp;op mij achterliet, dan is het deze: dat het wereldlijknbsp;gezag der pausen zijn geestelijk gezag meer nadeelnbsp;dan voordeel gebracht heeft. Zou het niet de bestenbsp;oplossing zijn van den bitteren strijd, die weder onvermijdelijk is, indien ’s pausen onafhankelijkheid doornbsp;alle mogendheden van Europa gezamenlijk gewaarborgd werd?
-ocr page 369-IN DE CATACOMBEN.
Van het Colosseum, het reusachtig gedenkteeken van de macht, rijkdom en wreedheid der Caesers, bennbsp;ik naar de Catacomben gegaan, het nog reusachtigernbsp;gedenkteeken van den moed, de volharding ennbsp;geloofskracht der eerste Christenen. Uit de bouwvallennbsp;van het Rome der keizers, ben ik gedaald naar hetnbsp;Rome onder den grond, dat het Rome boven dennbsp;grond overwon.
Het Colosseum, oorspronkelijk het Flavisch amphitheater genoemd, werd, na de verovering van Jerusalem, door Vespasianus gebouwd. Tusschen de tien ennbsp;twintigduizend Joodsche gevangenen arbeidden er aannbsp;voor de keizers, gelijk hun voorouders aan de pyramidennbsp;van Egypte hebben moeten werken voor de Pharao’s!nbsp;Vier verdiepingen hoog rijst het nog op aan de eenenbsp;zijde. Meer dan honderdduizend toeschouwers vonden
-ocr page 370-358 IN DE CATACOMBEN.
er zitpaatsen. De talrijke gaten in de twee meter dikke muren bevatten eens de ijzeren ankers ennbsp;doken, waarmede het marmeren omkleedsel dernbsp;muren was vastgehecht. In de middeleeuwen was ijzernbsp;zoo kostbaar, dat men het nam waar men het maarnbsp;krijgen kon. In de 4de eeuw werd het geheelenbsp;Colosseum eenvoudig als een steengroeve gebruikt.nbsp;Vier van de grootste paleizen, die van Farnese,nbsp;Barberini, Venezia en de Canallaria werden gebouwdnbsp;van steen en inarmer, die uit het oude Amphitheaternbsp;waren losgebroken. Er werd een kalkoven in ’t middennbsp;opgericht om van het kostbare marmer kalk te branden!
Er is in gehouwen en geplunderd wat er te hakken
en te stelen was.....Toch staat de machtige bouwval
nog overeind; de reusachtige vierkante blokken steen bleven op elkander gestapeld, en men kan uren langnbsp;er tusschen rondgaan en bestudeeren hoe men allesnbsp;had ingericht, om den Romeinschen burgers eennbsp;aangenamen dag te bezorgen! Men ziet de kelders,nbsp;waar de gevangenen opgesloten werden tot ze hetnbsp;circus werden ingejaagd; de zwarte holen, waarinnbsp;soms vierhonderd leeuwen werden uitgehongerd ennbsp;gesard, totdat men de bronzen deuren opende en zijnbsp;dol van woede te midden der menigte van veroordeeldennbsp;sprongen. Een aquaduct van de heuvels stelde innbsp;staat het geheele circus onder water te zetten, om er
-ocr page 371-IN DE CATACOMBEN. 359
zeegevechten te doen plaats hebben, waarbij van de schepc.T het bloed stroomde en gudste! Soms blevennbsp;de Romeinsche mannen en vrouwen drie dagen ennbsp;nachten achtereen het ontzettend schouwspel gadeslaan!nbsp;Het werd geopend door Titus met een feest, datnbsp;honderd dagen duurde! Als men omhoogklimt ennbsp;het door de hooge muren ingesloten veld overziet,nbsp;terwijl men door de open bogen de heerlijkste uitzichtennbsp;heeft over den Aventijnschen heuvel, het Kapitool, denbsp;Campagna en de bergen in ’t verschiet, moet mennbsp;pogen zich voor te stellen, hoe honderdduizend mannennbsp;en vrouwen het vulden, die schreeuwden, juichten,nbsp;dreigden, terwijl vijfduizend wilde beesten ten slottenbsp;gedood werden en van tienduizend gevangenen slechtsnbsp;een enkele het leven er afbracht. Dat was het Romenbsp;der keizers, waarvan men een afkeer vol haat krijgt,nbsp;als men hier de steenen aanraakt, die getuigen hoenbsp;het grootste genot van dat machtige, rijke volk bestondnbsp;in anderen te zien lijden en in doodsangst te ziennbsp;sterven.
Vierhonderd jaar lang is er in dit circus der verschrikking gestreden door gehuurde zwaardvechters...nbsp;zijn krijgsgevangenen uit het Noorden en uit Afrika,nbsp;zijn Joden en Christenen hier den wilden beesten ten
prooi gegeven..... heeft men er christenmartelaren
met teer bestreken en dan als flambouwen doen
-ocr page 372-360 IN DE CATACOMBEN.
branden of hen als levendige schijven voor de boogschutters gebruikt. En intusschen zaten duizenden in dicht gedrang op de banken, juichende en jubelende,nbsp;en zelfs de Vestaalsche maagden vroegen geen genadenbsp;voor de overwonnenen!
In de vijfde eeuw kwam er een einde aan de verschrikking. Een monnik uit het Oosten, Tele-machus, was zoo ontzet en verontwaardigd, datnbsp;hij van den hoogen muur, welke de toeschouwers beschermde, midden in het circus sprong en het volknbsp;bezwoer het hemeltergend schouwspel niet langer tenbsp;dulden. Hij werd door het gemeen, dat hij van hunnbsp;kermisvreugde wilde berooven, ter dood gesteenigd....nbsp;maar nooit werd er weder in de spelen bloed vergoten, want de godsdienst, in wiens naam Telemachusnbsp;sprak en waarvoor hij stierf, had kracht gewonnennbsp;en telde zijn aanhangers bij duizenden.
Hoe geschiedde dit ?
Laat ons naar de Catacomben gaan en door aanraking en betasting der graven langs de onderaard-sche gangen, waar de eindelooze nacht heerscht, gevoelen en beseffen, hoe die gezegende overwinning behaald werd.
Van het Colosseum gaan wij langs het bad van Caracalla en het graf der Scipio’s onder den triomf-
-ocr page 373-IN DE CATACOMBEN. 361
boog van Drusns door over de Via Appia (de »regina viaruin”) naar de porta San Sebastian o, de oudenbsp;Porta Appia, gevormd door twee halfronde torens,nbsp;die een doorgang vormen in den muur van Aurelius.
Tusschen grijze muren gaat de met groote steenen-ruwgeplaveide weg, tot eindelijk het uitzicht over de Campagna links en rechts vrij wordt, en men eennbsp;lage deur in een met boomen overschaduwden bouwval bereikt. Hier is de ingang der Catacomben vannbsp;St. Calixtus. Ik kom op een plein, waar donkerenbsp;cypressen zich verheffen, tusschen welke ik iets verdernbsp;den ronden toren zie van het graf van Cecilia Metella,nbsp;Een paar minuten gaans verder rijst een klooster dernbsp;Trappisten. Een der monniken van daar zal mijnnbsp;begeleider zijn.
Twee monniken naderen, die in het Fransch mij aanspreken. Op mijn verzoek, of ik niet met eennbsp;gezelschap, maar alleen de catacomben mag zien,nbsp;daar ik aanteekeningen wilde maken, antwoorddennbsp;ze allervriendelijkst en hartelijkst: ze zouden hunnbsp;best doen. Zij vertelden mij, terwijl we wachtten,nbsp;veel over het ontstaan der Catacomben en hoe dezenbsp;niet alleen de graven bevatten der eerste christenen,nbsp;maar hun tot toevluchtsoord en tot beschutting tegeigt;nbsp;vervolging waren.
De eerste christenen hechtten veel waarde aan de
-ocr page 374-302 IN DE CATACOMBEN.
begrafenis. Zij dachten aan »het graf in eene rots gehouwen, waarin nog nooit iemand gelegd was”nbsp;waarin Josef van Arimathea het lichaam des Heerennbsp;»in een fijn lijnwaad gewonden” nederlegde.
Hun geloof aan de lichamelijke opstanding schreef hun bovendien voor, den doode, in afwachting dernbsp;•ontwaking uit het stof, een eervolle rustplaats te vei-zekeren.
In de hymne, voor den begrafenisdienst door een •der kerkvaders gedicht, komen deze schoone regels voor:
s Aarde ontvang en bewaar in uw moederlijken schoot het stoffelijk overschot, dat wij u toevertrouwen.nbsp;Het was de verblijfplaats van een ziel door dennbsp;Schepper van al wat is geschapen. Daarin woondenbsp;een ziel, vervuld met de wijsheid die van Christus is.nbsp;Bedek dit lichaam, dat wij aan uw boezem neder-leggen. De dag komt dat Hij, die het geschapen heeft,nbsp;van u het werk zijner handen terug zal vorderen.”
Vandaar die teedere en moedige zorg voor de lt;looden.
Tijdens de vervolging door Decius, schreven de •christenen van Rome aan de broeders in Carthago,nbsp;dat er geen machtiger plicht was dan die van begrafenis te geven aan martelaren en andere Christenen. De eigendommen der kerk moesten daartoenbsp;gebruikt worden, en St. Ambrosius verklaarde zelfs
-ocr page 375-•dat voor de teraardebestelling der getrouwen men het recht had het heilige vaatwerk te smelten en tenbsp;verkoopen.
In den loop van het gesprek vertelde ik, dat ik Hollander was.
De oudste monnik keek den jongere met een glimlach aan, en deze, de rechterhand uitstekende, drukt de linker trouwhartig op mijn schouder en zegt: sWel,nbsp;heer! het is mij een vreugde iemand uit het vaderland te zien; nu zal ik voor u zorgen, daar kunt gijnbsp;¦op aan; wij gaan samen de Catacomben zien.”
Al de vreemdelingen waren weg. De lange, dunne kaars aanstekende en mij er ook een gevende, metnbsp;nog eenige der c e r i n i in voorraad, ging pater Piusnbsp;mij voor. Hij is uit Noord-Brabant en woont reedsnbsp;.zes jaren in Rome, waar hij tot priester gewijd werd,nbsp;en nu als een der Trappisten, door den Paus daartoenbsp;aangewezen, het machtigste monument der christelijkenbsp;kerk moet toonen en verklaren. Hij had den naamnbsp;Pius aangenomen met goedkeuring van zijn meerderen en zijn kennis van Fransch en Duitsch maaktenbsp;•dat hij vaak de aangewezen gids was, die nederig ennbsp;eenvoudig dit onzichtbare Rome moest laten getuigennbsp;van die geestelijke kracht der eerste christenen, welkenbsp;ten slotte zegepraalde.
-ocr page 376-IN' DE catacomben.
Laat ieder Hollander, die ernstig en eerbiedig de Catacomben wil bezoeken, vragen of pater Pius hemnbsp;begeleiden mag. ’t Zal niet licht geweigerd wordennbsp;en men heeft dan het groote voorrecht ingelicht tenbsp;worden door een man, wiens eenvoud en klaarblijkelijk innige, oprechte overtuiging ieder zeker even hartelijk voor hem zullen innemen, als ze dit mij deden.nbsp;Hij heeft niets van een dweeper, maar toont in zijnnbsp;taal en opmerkingen een kinderlijk, vriendelijk gemoednbsp;en veel kennis. Komende uit het luidruchtige, kleurrijke, opgewonden, feestvierende Rome boven dennbsp;grond, werd ik zeer getroffen door dien broeder uitnbsp;Nederland, met zijn ernstig, vriendelijk gelaat, die aannbsp;gestrenge tucht, gehoorzaamheid, zelfverzaking, vredenbsp;en rust vraagt en die ze daarbij vindt.
als laden, drie of vier boven
Pater Pius ging mij voor, de steile trap af, en na twintig treden te zijn omlaag gegaan, waren wij innbsp;het duister, in de Catacomben, in den onderaardschennbsp;doolhof van de stad van ’t geloof. Een smalle, gewelfde gang, waarin men juist overeind kan gaan,nbsp;had links en rechts ontelbare vertakkingen. Niet innbsp;steen, maar in een korrelachtige bruine aarde (eennbsp;mengsel van iufa en zand, bekend als pozzolanaynbsp;zijn de catacomben geboord. Links en rechts nietsnbsp;graven. Ze zijn
horizontaal uitgehouwen in de wanden.
-ocr page 377-IN DE CATACOMBEN. 365
waarlangs men gaat. Die langwerpige graven, links en rechts van de eindelooze gangen, kan men het bestenbsp;vergelijken bij de slaapplaatsen in een stoomboot, allenbsp;met het hoofd naar de gang gekeerd. Slaapplaatsennbsp;voor den eeuwigen slaap in onafgebroken reeks. Denbsp;doode, enkel in windselen, werd door de nauwe openingnbsp;geschoven en een marmeren steen of een dunne laagnbsp;van baksteen sloot die. Als men met de hand tastend den weg zoekt, daar het zwakke schijnsel dernbsp;kaars vooral aanvankelijk niet voldoende is, voeltnbsp;men voortdurend de aarde en de marmeren, rechtnbsp;overeind staande sluitsteenen der graven in de wanden. Soms is er geen steen en grijpt de hand in eennbsp;ledig graf! De steen is verwijderd of uitgevallen, ennbsp;pater Pius, zijn kaars omhoog houdende, toont nu ennbsp;dan een uitgestrekt geraamte, doch bijna altijd enkelnbsp;een weinig wit-grijze asch, alles wat na 15 eeuwen isnbsp;overgebleven van de christenen, die aldaar begravennbsp;werden.
Nu rechts dan links, gingen wij, soms omlaag naar een tweede of derde verdieping der galerij, steeds langsnbsp;open of dichte graven, gedolven in de poreuse aardenbsp;die de lijken, zonder eenig zintuig te kwetsen of denbsp;gezondheid der vervolgden te benadeelen als stof tot stofnbsp;deed wederkeeren. Soms kwamen wij bij een grootnbsp;graf met een gewelf er boven uitgebouwd. Hier rusten
-ocr page 378-366 IN DE CATACOMBEN.
de martelaren, die voor ’t geloof het leven hadden gelaten, hetzij verscheurd door klauwen en tanden,nbsp;als de duizenden riepen: Christianos ad leones!nbsp;of gemarteld, onthoofd of gekruisigd door beulen. Denbsp;graven der martelaren dienden tot altaren aan de levenden. »Het gewelf werd ruim genoeg gemaakt om dennbsp;priester te veroorloven bij het offer der mis de handen omhoog te heffen”, zeide pater Pius. Een kleinenbsp;lamp van aardewerk was bij die graven aangebracht,nbsp;en rechts er van, nog door de aarde omklemd, zagnbsp;ik de kleine glazen fleschjes, de ampullae, waarinnbsp;het bloed der martelaren bewaard werd door de vervolgden.
Steeds verder en verder in de aarde, door een tastbare duisternis, gingen wij in doodelijke stilte verder, en het licht onzer beide kaarsen bleef altijd doornbsp;een doolhof van gaanderijen vol graven toonen. Nunbsp;en dan een breede trap, uit den eersten tijd toen denbsp;christenen nog met rust werden gelaten, doch die volnbsp;geworpen en aan ’t oog boven den grond onttrokkennbsp;werd, zoodra de vervolgingen begonnen. Enkele smallenbsp;verborgen trappen mondden hier en daar in oudenbsp;steengroeven van de Campagna uit en ik zag in verbeelding de christenen des avonds de poorten uitsluipen, om te verdwijnen in de aarde door de hunnbsp;alleen bekende openingen, ten einde bij de altaren der
-ocr page 379-IN DÉ CATACOMBEN. 367
heiligengraven de broeders in Christus te ontmoeten^ want de eerste kerk vond in deze onderaardsche stadnbsp;haar middelpunt.
Hier hebben wij het onloochenbare getuigenis van de eerste eeuwen der christenheid. Geen monument ofnbsp;boek kan er mede vergeleken worden. De catacombennbsp;hebben enkele gaanderijen met graven, die openlijk uitkomen op de Via-Appia. Ze zijn uit den tijdnbsp;dat men de christenen duldde. Maar ze hebbennbsp;bovendien haar duistere, verborgen ingangen ennbsp;kronkelende dwaalgangen, die al dieper en dieper denbsp;aarde ingaan en die naar de kleine kapellen leiden,,nbsp;waar de getrouwen bijeenkwamen, en waar men dennbsp;steenen zetel nog vindt van den priester, die de brieven voorlas, welke de vervolgde broeders elkander totnbsp;troost en geloofsversterking zonden.
Vaak drongen de soldaten des keizers van vele zijden de catacomben binnen, ieder nederhouwende,nbsp;dien ze vonden. Menige inscriptie houdt de herinnering hieraan levend. Eens zelfs metselden ze de toegangen dicht van een onderaardsche kapel, waar denbsp;getrouwen bijeen waren om bij het graf van een martelaar te bidden, en in de duisternis lieten ze hen dennbsp;hongerdood sterven.
Paus Damatius, die de catacomben liet herstellen, wilde niet dat iemand de gewijde plaats zou aanroe-
-ocr page 380-368 IN DE CATACOMBEN.
ren. Hij liet een opening houwen in den wand en :sloot die met een venster, waardoor men eeuwen langnbsp;de geraamten der geloovigen kon zien liggen in denbsp;houding, waarin ze waren, toen de dood hen kwamnbsp;bevrijden.
— »Hoe lang zijn al die gaanderijen?” vroeg ik, tervvijl wij met de kaars in handen altijd verder ennbsp;¦dieper doordrongen.
--- »Zoolang als Italië lang is. Vijftien militaire heirwegen strekken zich van het M i 11 i a r i u m a u-reum in het Forum uit, naar alle deelen van hetnbsp;onmetelijke rijk. Langs deze vijftien wegen is ondernbsp;den grond het netwerk, het labyrint van de engenbsp;-straten der onderaardsche stad gegraven. In drie ofnbsp;vier verdiepingen strekken ze zich boven elkander uit.nbsp;Hun gezamenlijke lengte bedraagt negenhonderd kilometers, en al deze gangen of overdekte straten gaannbsp;links en rechts tusschen muren, waarin meer dan zesnbsp;millioen graven zijn.
Men heeft vaak getwijfeld aan de mededeeling der kerkvaders, dat er zoo vele christenen waren in Romenbsp;tijdens de Keizers, doch hier is het bewijs.
Het onzichtbare Rome zou het zichtbare hebben kunnen inzwelgen. De opschriften en teekenen toonen,nbsp;'dat enkel christenen hier begraven zijn en na de aller-
-ocr page 381-IN DE CATACOMBEN. 369
eerste eeuwen werd niemand er meer aan de aarde toevertrouwd. Nadat Constantijn, ten troon gezeten innbsp;het forum van Trajanus, den christelijken godsdienstnbsp;tot den godsdienst der wereld uitriep, werden denbsp;christenen in en bij de kerken begraven.
— nbsp;nbsp;nbsp;Zijt ge nooit bang hier te verdwalen, pater Pius ?
— nbsp;nbsp;nbsp;Neen, we hebben den plattegrond der onder-aardsche stad niet alleen in ons bezit, maar ook innbsp;het hoofd. Al gingen onze kaarsen uit, toch zou iknbsp;den uitweg vinden. Zoo wij ooit weer vervolgd werden,nbsp;zouden de Catacomben nog dienst kunnen doen. Alsnbsp;ik vijf minuten voorsprong had, vond koning Hum-bertus mij niet, al had hij 40,000 soldaten achter zich.
Terwijl wij een oogenblik rustten, en pater Pius een nieuwe kaars opstak, schreef ik de volgende regels:
sik vind deze Catacomben zoo machtig en oneindig als de zee. Men voelt er zich niet bevreesd als in eennbsp;mijn, doch de onderaardsche gangen zijn plechtig ennbsp;oneindig roerend”.
Men doorleeft er den heldentijd der roemrijke eerste Christenen.
Als ik poog te ontcijferen wat ik al voortgaande in het duister der nauwe gangen nu en dan met potlood opteekende, is het mij alsof ik ze weer aanschouw.
Hier is een mijner eerste opteekeningen: sde gan-
24
-ocr page 382-37° IN DE CATACOMBEN.
gen zijn twee tot vier voet breed”. Begrijpt men wat dit zeggen wil ? Ik begrijp het na het boek vannbsp;den heer De Rossi en dat van Gaston Boissier gelezen te hebben, wat ik deed, vóórdat ik de Catacombennbsp;betrad. Zonder voorbereiding heeft men er even weinignbsp;of evenveel aan als een onvoorbereide aan Beethoven’snbsp;symphonieën. Een gedeelte der machtige schoonheidnbsp;begrijpt zelfs een kind. Die nauwe gangen, in ’tnbsp;oneindige honderden mijlen voortgezet, zijn een dernbsp;vele bewijzen, dat de catacomben geen oude steengroeven zijn, waarin de christenen gevlucht waren.nbsp;Ze zijn trouwens niet in steen, maar in kruimelige,,nbsp;korrelige aarde gebouwd; en welk werkman zou bovendien onzinnig genoeg zijn, nauwe gangen, die elkandernbsp;rechthoekig snijden, te graven en uren ver kleinenbsp;stukjes materiaal — dat niet eens bouwmateriaal is —nbsp;te kruien door de duisternis, in plaats van een steengroeve te exploiteeren, gelijk wij het aan het eindenbsp;van de Brouwersvaart de duinen doen, die Amsterdamnbsp;het gezonde, reine, goudgele zand leveren, als nieuwenbsp;bodem op het drassig veen.
Evenmin als men konijnengangen in het duin maakt om zand te halen, groeven de practische Romeinennbsp;nauwe, enge doolgangen in de dikke, zwarte duisternisnbsp;om de korrelige bruine aard, de puzzolane, te verkrijgen.
-ocr page 383-IN DE CATACOMBEN. 371
Aan één man is het te danken, dat dit alles thans duidelijk is en dat geen wetenschappelijk man, naarnbsp;het schijnt, de nieuwe ontdekkingen tegenspreekt. ..nbsp;aan den heer De Rossi, die zijn geheele leven metnbsp;onuitputtelijk geduld en heerlijke volharding en kennisnbsp;aan de Catecomben gewijd heeft. Hier ging de wetenschap opbouwend, niet afbrekend te werk! Het doetnbsp;goed te lezen, hoe Gaston Boissier, van de Académienbsp;Francaise, nederig en waardeerend hulde brengtnbsp;aan De Rossi, voor zijn even wetenschappelijk alsnbsp;eerbiedig levenswerk. Want De Rossi heeft den verwonderlijken arbeid der geboren wordende christenheid opnieuw ontdekt, gelijk Columbus Amerika ontdekte. Drijfhout en zeewier uit boeken en manuscriptennbsp;toonden ook hem den weg!
Weet men wel — ik wist het niet — dat sinds de negende eeuw de kennis van het bestaan zelfs vannbsp;het onderaardsche, onzichtbare Rome verloren wasnbsp;gegaan ? Dat vele geleerden handelden, gelijk enkelenbsp;geleerden te allen tijde deden, namelijk niet te geloo-ven in iets, alleen omdat het onzichtbaar was voornbsp;hun oogen. In 1578 werden de Catacomben doornbsp;een toeval weer gevonden, doch pas in onze eeuw isnbsp;hare beteekenis door De Rossi weer ontdekt, zijn zenbsp;begrepen en doorgrond. Zijn werk La Roma sot-teranea Cristiana, van 1864 tot 1878 uitgegeven,
-ocr page 384-372 IN DE CATACOMBEN.
is mij alleen uit een Engelsch uittreksel door North-cote bekend. Het is een werk van liefde en studie, een wetenschappelijk poëem.
Ik verwijs naar die werken allen, wien ik iets kan mêdedeelen van mijn eerbied, béwondering ennbsp;geestdrift, mijn innig gevoel van liefde, zou iknbsp;het bijna noemen, voor dat onderaardsche Rome,nbsp;dat ik aan de hand van pater Pius mocht aanschouwen. ’t Gevoel is niet verdampt; ik voel het heden,nbsp;zoo mogelijk nog krachtiger dan in den aanvang.nbsp;De Catacomben zijn een school des levens; eene lesnbsp;der geschiedenis en der traditie; het meest hoopvolle,nbsp;moedgevende De profundis, dat ooit verbijsterdennbsp;lieden in een onharmonische wereld vertrouwen kannbsp;geven. Ze geven de overtuiging aan ieder, die eerlijknbsp;en oprecht gelooft en poogt, niet wat hij gelooven ennbsp;pogen wil, maar wat hij kan, dat hij de zijde dernbsp;engelen gekozen heeft. . . en dat de eerste christenennbsp;het christendom beter begrepen dan hun opvolgers.
Mij schijnt de stilte der Catacomben vol stemmen uit den heldentijd der christenen. In het duisternbsp;maakt het geglim der kaarsen telkens gebeeldhouwdenbsp;zinnebeelden en fresco’s op de gewelven zichtbaar.nbsp;De machteloosheid van ruw geweld over den moednbsp;van overtuigde geloovigen prediken deze Catacomben,nbsp;zoowel als de kerken der Hugenoten, in alle oorden
-ocr page 385-IN DE CATACOMBEN. 375
der wereld. Mij trof het denkbeeld hier, hoe de nakomelingen der vervolgden eens even woest ennbsp;wreed op hun beurt vervolgers werden. Men zounbsp;alle christenen, die voor vervolger willen spelen, metnbsp;water en brood een week moeten opsluiten in dezenbsp;onderaardsche stad der christelijke liefde. Wat zijnnbsp;al-die schitterende van goud stralende kerken, ondernbsp;den blauwen hemel, daar eenige meters boven onsnbsp;op aarde, vergeleken bij dit heilige, zwarte doolhof!
In de bovenste gangen vindt men cubcula of cellen, eenige van welke licht en lucht ontvangennbsp;door een kokervormige opening, die in de Campagnanbsp;uitkomt. Ze zijn vaak met eenvoudige fresco’s ver-sierd, die van hoop en onsterfelijkheid getuigen.
In het duister werkte hier de kunstenaar onder de eerste christenen. Bij het flikkerlicht der oliepittennbsp;van kleine lampen van gebakken aarde, schilderdennbsp;ze hier hun voorstellingen van het eeuwige en goddelijke, die nog nooit anders dan bij kaarslicht ofnbsp;lamplicht gezien zijn.
Boven mijn hoofd op het gewelf, zag ik een afbeelding van Christus, in een medaillon, door duiven van den Heiligen Geest omringd. Over den linkernbsp;schouder hangt de slip van een mantel. Het gelaatnbsp;is ernstig en zachtmoedig; het haar, in ’t middennbsp;gescheiden, valt in krullende lokken over de schou-
-ocr page 386-374 IN DE CATACOMBEN.
ders; een man van dertig jaren, met oogen zoo tee-der, zoo zacht! Ik vind deze beeltenis dichterlijker, eerwaardiger, dan die der Rafaels boven den grond.
Doch er zijn nog treffender afbeeldingen van den Christus Consolator, door de eerste Christenen metnbsp;snel penseel geschilderd boven de graven.
Overal in de Catecomben vinden wij den Heiland voorgesteld als de goede Herder. Hij steunt opnbsp;zijn staf te midden der kudde of speelt op een herdersfluit, naar welker muziek de wilde beesten deemoedig kruipend komen luisteren. In fresco is denbsp;Goede Herder afgebeeld op de gewelven van de graven der martelaren, gebeeldhouwd of gegriffeld in denbsp;steenen, die de graven sluiten. Geen allegorie, geennbsp;beeldspraak is troostrijker en schooner, want somsnbsp;wordt de Verlosser afgebeeld, niet een lam, maarnbsp;een bok dragende naar de groene weiden aan zeernbsp;stille wateren van het paradijs.
Er zijn kerkvaders geweest, die deze voorstellingen der eenvoudig-vrome vervolgde christenen veroordeeldnbsp;hebben. De bokken behooren ter linkerzijde ondernbsp;de veroordeelden; de lammeren ter rechterzijde ondernbsp;de uitverkorenen! Enkel de lammeren mogen gered!nbsp;Vooral Tertullianus was toornig.... doch de eerstenbsp;christenen wisten het waarschijnlijk beter dan kerkvaders en calvinisten!
-ocr page 387-IN DE CATACOMBEN. 375
Wat heeft de pas overleden dichter Matthew Arnold deze Uefelijke voorstelling van den Christus-Consola-tor, die verlorenen redt, welke de eerste christenen totnbsp;troost en opbeuring schilderden op de gewelven, innbsp;wier nacht ze vluchtten, schoon wedergegeven in eennbsp;achttal regelen. Ze luiden dus;
, „He saves the sheep — the goats he doth not save”; So spake the fierce Tevtullian.
But she sigh’d —
The infant Church! of love she felt the tide Stream on her from her Lord’s yet recent grave,
And than she smil’d and in the Catacombs,
With eye suffused, but heart inspired true,
She her Good Shepherd’s hasty image drew....
And on His shoulders not a lamb, but kid! l)
C. A. T. de volgende
l) Uit Hoorn werd mij door dr. vertaling dezer regelen toegezonden:
De schapen redt Hij — sprak Tertulliaan,
Gestreng en strak, geen bokken.... Maar zij zucht, De jonge Kerk! ’t Getij der liefde stroomtnbsp;Haar toe uit ’s Heeren pas gedolven graf.
Dan glimlacht ze; in de Catacomben schetst Zij ’t oog bewolkt, maar met bezielden geestnbsp;Des Goeden Herders los ontworpen beeld.
Een bokjen op zijn schouders — niet het lam.
-ocr page 388-376 IN DE CATACOMBEN.
Deze echo uit de Catacomben kan bij ons goed doen, nu de nieuwe Calvinisten, die Jacobijnen vannbsp;het protestantisme, juist in dezen tijd met hun eigengerechtigheid en geestelijken trots den godsdienstnbsp;ondermijnen in de goede harten van nadenkendenbsp;jongelieden.
Voor katholiek en protestant stijgt uit de Catacomben de liefdevolle stem onzer gemeenschappelijke voorouders. De opschriften en fresco’s der zerkennbsp;en muren in de donkere gaanderijen zijn de stemnbsp;der graven, die nu nog getuigt.
Tot in de derde eeuw werden al de opschriften in het Grieksch geschreven. Dan komt de overgang vannbsp;de taal, waarvan de kerk zich sinds haar oorsprongnbsp;had bediend, tot de levende taal. Maar de overgangnbsp;kost moeite, en men schrijft een tijd lang de latijnschenbsp;woorden met grieksche letters. Soms mengt men denbsp;talen dooreen als in het opschrift boven een graf,nbsp;waarin een vrouw rust: »Julia Claudiane innbsp;pace et irene.”
De grafschriften zijn kort. Slechts de namen van den gestorvene en een korte uitroep als; »Vrede zijnbsp;met u,” of: sSlaap in Christus!” of: jRustnbsp;met den Heer!”
Het geloof in de waarde der gebeden van zalige overledenen voor de levenden toont zich in de derde
-ocr page 389-IN DE CATACOMBEN. 377'
eeuw. De heer de Rossi vond boven ’t graf vaneen jong meisje, dat men als een heilige eerde, het opschrift: »Bid God voor Phoebe en voornbsp;haar man.”
Langzamerhand werden de opschriften iets minder eenvoudig. Men schreef op het graf van een jong:nbsp;meisje, dat ze »eene onschuldige ziel” of seen duivenbsp;zonder arglist” geweest was. Men noemde een mannbsp;szeer heilig” of »onvergelijkelijk”.
Uit de fresco’s, welke men op en bij de graven schilderde, blijkt dat men begon met symbolen tenbsp;ontleenen aan oude kunstwerken. Hier wordt denbsp;Heiland herhaaldelijk voorgesteld als Orpheus, dienbsp;door zijn muziek dieren en rotsen aantrekt, maarnbsp;enkel een kudde schapen en geiten komt luisteren.nbsp;De overgang tot het beeld van den Goeden Herdernbsp;begint zich dus te toonen.
Telkens wordt op de muurschilderingen Noach voorgesteld uit de ark, zich naar voren buigende'omnbsp;op de uitgestoken hand de duif te ontvangen, dienbsp;hem het gewenschte takje bracht.
Dat was een allegorische voorstelling van den christen, die op het einde van zijn levensreize, denbsp;blijde boodschap verneemt dat hij gered is van denbsp;gevaren der aarde. Wat dit bewijst is, dat nu ennbsp;dan de overledene zelf als Noach wordt voorgestehL
-ocr page 390-.378 IN DE CATACOMBEN.
In plaats van den aartsvader, steekt een vrouw of jonge man het hoofd uit de ark.
Aandoénlijk zijn de bewijzen van liefde en hoop, ¦die ’t graf te sterk waren.
Dus staat geschreven aan den ingang van een gang bij het graf eener jonge vrouw; »Sofronia, leef!”nbsp;.(Sofronia, vivas). Na bij het graf geknield tenbsp;hebben en met nieuwe hoop bezield te zijn, is denbsp;echtgenoot vertrokken, en bij den uitgang schreef dezelfde hand; »Sofronia, mijn lieve Sofronia, gij zultnbsp;leven in God, ja, gij zult leven.” (Sofronia dul-eis, semper vives Deo; Sofronia vives.”
sKleine kinderen”, heb ik aangeteekend in mijn •opschrijfboekje. Ik schreef de woorden neder met eennbsp;gevoel, dat ieder, die lieve, dierbare, kleine kinderennbsp;heeft, begrijpt. Daar gaapten ze in de bruine aardenbsp;der wanden, die korte, smalle graven, waar de kinderen der vervolgden, waar de kleine christenen begraven zijn, en boven een er van stond met bevendenbsp;hand gegrift in de aarde, die de letters bewaarde;nbsp;»mij n hart”.
Nu, terwijl ik schrijf, gevoel ik weder dezelfde aandoening, als toen ik dit las. Men ziet de armenbsp;moeder, een twintig minuten gaans door die zwartenbsp;gangen het lijkje dragen en te midden der groote
-ocr page 391-IN DE CATACOMBEN, 379
gemeente van de getrouwen, aan de aarde toevertrouwen. sMijn hart!” Men wordt een kind gelijk, als men die woorden leest, en men dat kleine grafje ofnbsp;laadje in de muren ziet en het hoopje witte asch,nbsp;•dat er nog in ligt: zuivere, droge, witte asch, dienbsp;verstuift voor een ademtocht!
ï Zalig zijn die jong in den Heer sterven”, zeide pater Pius, de asch met zijn vingers aanroerend.
Dat kleine kindergraf, zoo diep in de donkere aarde, heeft mij nog meer getroffen dan eenig grafnbsp;der martelaren.
Wat mij ook trof was, dat ik onder al die voorstellingen in de duistere gewelven, welke martelaren en vervolgden teekenden of schilderden, niet e'én enkele voorstelling gezien heb van het lijden, van dennbsp;marteldood, van de lichamelijke pijnen van Christus.nbsp;Ik geloof dat ik de reden begrijp. Zij, die daar innbsp;den nacht leefden, uit trouw aan hun geloof, wistennbsp;door ervaring dat er een erger lijden dan lichamelijknbsp;lijden is. Voor ons, zenuwachtige, zwakke lieden, isnbsp;lichamelijk lijden iets verschrikkelijks; niemand, dienbsp;het ooit ondervond, kan er zonder benauwdheid overnbsp;spreken; er lichtzinnig van te gewagen zou waanzinnbsp;zijn. Maar er is iets ergers dan lichamelijk lijden, d. i.nbsp;zielelijden, d. i. het lijden van het hart. Mijn protes
-ocr page 392-380
IN DE CATACOMBEN.
tantenhart deed het goed, dat de mannen en vrouwen uit den heldentijd der christenen niet de aandachtnbsp;vestigden op dat lichamelijk lijden, dat zoovele duizenden als helden verdragen hebben. Er is in denbsp;Catacomben geen enkel voorval uit de geschiedenisnbsp;van Christus afgebeeld, tusschen het oordeel van Pi-latus en de opstanding! Ue middeleeuwen, die devotienbsp;wilden wekken met hun zenuwschokkende afbeeldingen, die ons oog letterlijk pijn doen, toonden daardoor geen hooge bezieling! Ik verkies de kunst ennbsp;het geloof der donkere Catacomben.
Ik ben diep getroffen geworden door het heerlijk getuigenis der Catacomben. Laat een schrijver en eennbsp;kunstenaar, die tijd tot hun beschikking hebben, eens-de Catacomben gaan beschrijven en afbeelden voornbsp;ons goede Hollandsche volk, dat, hoe ook beschimptnbsp;door ultra’s van wederzijden, toch altijd zijn geloovig,nbsp;idealistisch hart behoudt.
De heldhaftige nederigheid, de stille, kalme, hoopvolle moed en ’t niet dweepzieke en onverdraagzame,, maar frissche en kerngezonde geloof der eerste christenen zullen dan velen tot steun zijn en hen vroolijknbsp;en gelukkig maken.
Ik heb er veel geleerd, wat ik nooit vergeten zal. Pater Pius was mij op mijn tocht door den nacht
IN DE CATACOMBEN. 381
een even kundige als liefdevolle gids. Ik begrijp hem niet, maar waardeer en acht hem van harte, na alnbsp;wat ik van hem hoorde en leerde.
Hij noodigde mij uit met hem mede te gaan naar het klooster en het middagmaal met hem te gebruiken,nbsp;en toen ik afscheid nam van den ernstigen, zacht-moedigen jongen man, die zulk een moeielijk en hardnbsp;leven gekozen had, vroeg ik hem; sWel, broeder, zijtnbsp;gij het eens met het woord van Thomas a Kempis;nbsp;Cella continuata dulcescit?”
Op mijn ietwat ondoordachte vraag antwoordde hij eerst niet. Toen nam hij mijn rechterhand tusschennbsp;zijn beide handen en zeide met een ernstigen glimlach:nbsp;sik weet niet of allen het zeggen kunnen. Ik kan,nbsp;God lof, getuigen van ganscher harte: ja, de cel wordtnbsp;mij telkens liever door langer verblijf.”
Dit woord van een jongen man, die in elk opzicht tehuis was in de oude wereld der eerste christenennbsp;ïja, de cel wordt hem zoet, die volhardt”, was hetnbsp;afscheid, dat mij toeklonk uit de Catacomben.
-ocr page 394-AFSCHEID VAN ROME.
Vanavond nam ik afscheid van Rome, na het Colosseum nog even te hebben bezocht, door de bijna volle maan verlicht.
Scherp afgebakend, als door electrisch licht, was de schaduw, welke ik wierp in het groote kampperknbsp;tusschen de bouwvallige reuzenmuren. Ik was er geheel alleen, behalve een paar vledermuizen, die in denbsp;donkere zwarte bogen en spelonken rechts en linksnbsp;al piepend heen en weder zwierden. Zulk een bezoeknbsp;aan ’t slagveld der martelaren dient in gezelschap tenbsp;worden gedaan.
Ik vond het meer schrikwekkend dan aangenaam. Schimmen en geesten schenen uit de onderaardschenbsp;gewelven te rijzen, en de schimmen van dien tijd zijn
-ocr page 395-AFSCHEID VAN ROME. 383
breeder en zwaarder en hooger dan wij in levenden lijve zijn.
Toen nog even naar de fontein van Trevi.
Waarom voor ’t laatst nog naar de fontein van Trevi ?
Omdat de traditie beweert, dat de reiziger, die bij 't vertrek uit Rome een afscheidsdronk neemt van datnbsp;water, dat door onderaardsche aquaducten doornbsp;Agrippa uit de heuvels werd aangevoerd, eens terugnbsp;zal keeren naar Rome, hoe groot de bezwaren ooknbsp;zijn mogen, en hoe onwaarschijnlijk ’t ook schijne.
Een dronk dus van dat onstuimige, woest-sprin-gende water, dat langs rotsen en uit nissen en langs den gevel van een groot paleis en uit de neusgatennbsp;van zeemonsters te voorschijn schiet, een dronk vannbsp;’t water, dat in den maneschijn fonkelt.... tot we-derziens !
Deze traditie is poëtisch en kenschetst Rome. Want stroomend-watermiiziek vergezelt ons door de grootenbsp;stad, waarheen wij ons ook richten. Overal schuimtnbsp;en borrelt en droppelt het water der fonteinen ennbsp;cascades en bronnen.
In den tuin van de villa Celimontana borrelt nog de bron van Egeria, waar Numa Pompilius zijn geheimzinnige samenkomsten had met de nimf, die hemnbsp;bezielde. Geen plein is er zonder twee of drie fon-
-ocr page 396-3^4 AFSCm:iD VAN ROME.
teinen, en in de Via Nazionale is de hoog ópschietende fontein aan het einde van de straat zelfs een bron van schitterend licht, want electrisch wordt zenbsp;beschenen, zoodat men in den nacht haar zilverennbsp;pluim en fonkelende watervederen tegen den donkeren hemel ziet uitkomen.
Vanmiddag heb ik een uur of vier doorgebracht in lt;le Cainpagna Romana. Ik was de Via Appia opgegaan, langs het graf van Caecilia Metella en was toennbsp;links van den weg tusschen de kleine accaciaboomennbsp;door, aan welker takken de lange zwartbruine vruchtenhulsen slingerden, aan het dwalen gegaan over dienbsp;wonderschoone vlakte. Zij, die onze heide leelijk vin-¦den, zouden de Campagna wellicht ook niet bewonderen; doch zij heeft boven de bloeiende heide voor,nbsp;dat ze, terwijl ze even gloeiend van kleur is als deze,nbsp;in een niet verwijderd verschiet bergen met klassiekenbsp;namen heeft, heuvels groen en grijs en violet, waar--over zwarte wolkschaduwen dreven en in wier plooiennbsp;witte dorpen en steden schitterden.
Dicht bij mij was een dier lange aquaducten, die over een reeks triomfbogen de meren naar Romenbsp;brachten.
De Campagna was bedekt met gele, paarse en lichtroode bloemen. De kruisemunt was in vollen
-ocr page 397-AFSCHEID VAN ROME. 385
bloei: roode en zwarte bessen hingen aan allerlei struiken. Ik had in een paar minuten een grooten bouquet bijeen, die nu mijn koffer geurig maakt.
Dus strekt de Campagna zich uit tot de Middel-landsche Zee ginds in ’t verschiet.
Ik heb in deze weken in ’t noorden en midden van Italië veel schoone natuurtafereelen gezien.
De ernst en zachte melancholie der olijvenwouden trof mij weder even diep als vroeger. Een zilvergrijze stemming zou ik het gevoel, dat ze wekken,nbsp;willen noemen, in tegenoverstelling van de roodpur-peren stemming, welke vaardig over ons wordt, waarnbsp;•de zonnige heuvelen de lucht zelve muzikaal laat lachen.
De olijfboomen zijn knoestig en knobbelig met gewrongen bast als oude appelboomen. Ze torschennbsp;op holle stammen, afgebrokkeld als de oude pilarennbsp;in bouwvallen, een spreidend woud van buigendenbsp;takken. Door die dorre, droge knoesten stroomt gladnbsp;en zegenend evenwel de gouden olie van het zuiden.nbsp;Olijvenolie en wijn zijn dus de ware offeranden aannbsp;Apollo, den zonnegod, want ’t is een dagelijkschnbsp;mirakel van de levenwekkende kracht der zon, datnbsp;zij uit dorre stronken en steenen, in maanden zondernbsp;regen, weldoende gouden olie en parelenden vreugde-wijn weet te wekken.
25
-ocr page 398-Soms gaat men langs kweekerijen van slanke dunne olijvenboomen, die als gevederd rietgras zwaaien ennbsp;wuiven en in een zacht geglans van zilver tot ons buigen als de wind met hen speelt.
Zou men ’t zeer verwonderlijk achten indien een faun met sluipende voeten naderde en, tusschen denbsp;ineengestrengelde wingerdbladeren, bloode glimlachend,nbsp;met zachte oogen u aankeek ? Men zou een dorischnbsp;gebed met gloed willen kunnen zeggen om tusschennbsp;de boomen uit, Pan te doen verschijnen en met zijnnbsp;volgelingen te doen dansen in ’t maanlicht.
Er is voor mij in ’t Italiaansche landschap iets zeer buitengewoons, iets dat op niets anders gelijkt. Denbsp;schoonheid van Italië geeft geen rust en kalmte alsnbsp;die van de Zwitsersche bergen. Ze wekt een verlangen naar iets nog schooners; naar een nog diepernbsp;aandoening; een nog inniger band met aarde en hemel.nbsp;Ik weet het gevoel niet anders uit te drukken dan innbsp;deze woorden:
Kunstenaars, die deze bekoring, welke prikkelt en als het ware onleschbaren dorst geeft, zeker nog meernbsp;gevoelen, moeten soms tot wanhoop gevoerd wordennbsp;als de hand zoo machteloss blijkt om datgene weernbsp;te geven waarnaar de ziel verlangt.
Men gevoelt zich zoo gelukkig, vaak zelfs zoo op-
-ocr page 399-AFSCHEID VAN ROME. 387
gewonden gelukkig dat men in Italië is, dat men Toscane of de Campagna doortrekt en in Rome omgaat, dat het vreemd klinkt, als ik verklaar, hoe eennbsp;soort van weemoed telkens en telkens weder het over-heerschende gevoel is.
Ze gelijkt op de aandoening, die diepe muziek soms wekt. Is Italië onzer aller moeder, en brengt haarnbsp;glimlach en haar aanraking de oude tranen voor dennbsp;dag, die daar sinds de jeugd gesluimerd hebben.?nbsp;Wensch ik den vroegeren tijd terug? — Neen, honderdmaal neen. Alleen de tijd der eerste Christenen,nbsp;toen zonder twijfel geloofd en met onverwinbrennbsp;moed geleden en volhard werd, schijnt mij schoonernbsp;en gelukkiger dan onze tijd. En toch doet Italië vannbsp;een verloren paradijs droomen, en wekt het land-schap hier en daar zoeten weemoed. Mij kwamennbsp;reeds herhaaldelijk de volgende heerlijke regels vannbsp;Tennyson in herinnering;
„Tsars from the depth of some divine despair Rise in the heart, and gather to the eyesnbsp;In looking on the happy autumn fields,
-And thinking of the days that are no more.’’
Zij, die gevoeld hebben, wat Tennyson hier aanduidt, zullen wellicht mijn rondtasten in het duister
-ocr page 400-388 AFSCHEID VAN ROME.
niet geheel onbegrijpelijk vinden. Ik heb beloofd mijn indrukken weder te geven en doe het. Ben ik onbegrijpelijk of schijn ik overdreven, dan denke mennbsp;vergoelijkend: ’t zijn eerste indrukken, vluchtig neergeschreven.
Doch ook wat men niet volkomen kan uitdrukken mag men aanstippen. Boileau had ongelijk metnbsp;schrijvers te verbieden ooit anders dan volkomennbsp;duidelijk en »clairement” zich te uiten. Er zijnnbsp;gevoelens en aandoeningen, die men onduidelijk moetnbsp;wedergeven, daar men ze zou misvormen door eennbsp;te duidelijke en glimmende netheid van uitdrukkingnbsp;en omschrijving.
Het onbeschrijfelijke en onuitsprekelijke heeft in de muziek een uiting, doch die geen musicus is, moetnbsp;toch in woorden voor de verbeelding der lezers eennbsp;gezichteinder trachten te openen.
Van muziek sprekende, komt mij in gedachte hoe het denken aan muziek mij vaak tot opwekking isnbsp;geweest, als ik vooral onder de beeldhouwwerken —nbsp;die mij nog meer dan de schilderijen boeiden — er aannbsp;dacht hoe hoog het kunstgevoel en de kunstvaardigheid geweest zijn in langvervlogen eeuwen.
Als dit denkbeeld mij nederdrukte sprak ik mijzelf moed in door te zeggen: Maar ook wij leven in
-ocr page 401-AFSCHEID VAN ROME. 389
een tijdperk van machtig scheppend genie. Na den bloeitijd der Grieksche kunst, na de herleving innbsp;Italië, wordt, waarschijnlijk in ’t vervolg, het eerst genoemd onze eeuw van Mozart, Beethoven, Schumann,nbsp;Wagner en Brahms. Wederom is kunst in volkomennbsp;sympathie met de natuur en is ze de noodzakelijkenbsp;uiting van gedachten en gevoelens, die anders verwelken zouden, omdat ze geen lucht kregen. En denbsp;nageslachten zullen deze eeuw van Pericles der muzieknbsp;in al hare kracht en majesteit steeds kunnen medeleven, want muziek is de eenige, volstrekt onvernietigbare kunstvorm. Een dichter spreekt slechts in éénnbsp;taal. ... en talen sterven. Schilderijen en standbeeldennbsp;worden vernield, verbrand, vergruizeld. Doch de drukpers heeft de gedachten en gevoelens der genieën vannbsp;onze Renaissance over de aarde verspreid en onvergankelijk gemaakt.
Mijn bezoek aan Italië zal de muziek in het vervolg weer meer tot mij laten zeggen dan tot nu. Men vindt in muziek wat men er in brengt. Zij toovertnbsp;beelden en schilderijen en landschappen voor onzenbsp;oogen, als de violen zingen. Wie in Italië geweest is,nbsp;ziet het land der zon en der kleuren weder terug opnbsp;de avonden van kamermuziek. Joachim is de Michelnbsp;Angelo, die de muren laat verdwijnen en uit de heu-
-ocr page 402-390
AFSCHEID VAN ROME.
veis van Carara aan de blauwe zee halfgoden voor ons doet oprijzen. Beethoven brengt ons terug in denbsp;Sixtijnsche kapel en dwingt ons op te zien naar datnbsp;hooge gewelf, waar de Almachtige scheiding maaktnbsp;tusschen het licht en de duisternis.
En als wij weder op een concert van Toonkunst hooren het
Stabat Mater dolorosa Juxta crucem lacrymosanbsp;Dum pendebat filius.
zien wij hooge kerken met heilige madonna’s der vroege Italiaansche kunst weer oprijzen uit de bouwvallen der oude tempels van Rome.
En nu is ’t uur van scheiden daar.
Ik heb een wensch tot besluit. Dezen zomer hoorde ik in Kopenhagen het volgende ware verhaal.
Toen de kisten met de kunstwerken van Thorwaldsen werden uitgepakt in het museum van Kopenhagen,nbsp;werd het gras en hooi, waarin ze waren gewikkeld,nbsp;op den grond geworpen.
In het volgend voorjaar ontsprongen vijf-en-twintig nieuwe soorten van planten uit de Campagna Romananbsp;in en bij Kopenhagen, eenige van welke ik zag en
-ocr page 403-AFSCHEID VAN ROME. 391
die dus nog altijd de herinnering groen houden van Denemarken’s grooten beeldhouwer.
Zoo vruchtbaar is alles, wat van Italië komt.
Mogen de ruikers Romeinsch gras en hooi, welke ik hier voor u heb saamgebonden, iets van dienbsp;vruchtbaarheid hebben, opdat in vele Hollandschenbsp;harten en hoofden het verlangen kieme ook Rome,nbsp;ook Italië te gaan zien, als het voorjaar weder in hetnbsp;land is.
Voor onze jonge kunstenaars vooral is het een heerlijke school.
Vorm en kleur streelen het oog; gedachten en gevoelens smeeken om uiting; de antieke wereld neemt zelfs den vluchtigsten bezoeker in haar zegenende bescherming.
-ocr page 404-OP DE TERUGREIS.
Rome verdwijnt in het verschiet. Nog even uitgekeken uit den trein. In het warme donker van den Italiaanschen Octobernacht sluimert de stad daarnbsp;ginds in diepe stilte. De vallende bladeren der boomen,nbsp;waarlangs de trein snort, zweven niet, maar droppelen,nbsp;zachtkens op den grond; ze weerlichten soms innbsp;’t vallen als ze ’t maanlicht opvangen.
Achter het reusachtige hooge riet, dat links van' den weg zijn donkere pluimen heft, verdwijnt denbsp;koepel van St.-Pieter; zooeven blonk ze nog in hetnbsp;maanlicht, als een zilveren kroon, boven het onzichtbare Rome. Nu is alles verdwenen en is Rome slechtsnbsp;een herinnering.
Gaat het velen als mij ? Ik vind dat men snelvliegend in een spoorwagen zoo gemakkelijk mijmert, peinst en denkt. Er is iets in de beweging, dat op-
OP DE TERUGREIS.
393
at
wekt; iets in de rust, dat visioenen en droomen en herinneringen aantrekt.
Het IS mij, alsof ik de laatste weken weer doorleef.
Mijn bezoek aan Rome doet mij zoo levendig beseffen, waarom kunstenaars geëerd moeten worden als de hoogsten en edelsten van een volk. Zij zijn denbsp;bergtoppen, die het licht behouden als alles onder hennbsp;in zwarten nacht verdwenen is! Uitziende over hetnbsp;moeras van het donkere deel der middeleeuwen, zounbsp;ons oog zich verliezen in dichten ondoordringbarennbsp;mist, indien niet de kunstwerken der oudheid, indiennbsp;geen marmeren beelden, stralende van het zonlichtnbsp;van Hellas, door den nevel ons toegloeiden. Men zounbsp;smachtend, dorstend, maar tevergeefs zoeken naarnbsp;Griekenland’s gouden eeuw, naar de oogsten van hetnbsp;Grieksche zaad in Italië’s grond verkregen, indiennbsp;geen bas-reliefs en bouwvallen, fragmenten van kunstnbsp;op triomfbogen en grijze, gescheurde muren, manuscripten, munten en opschriften, beelden onder dennbsp;grond bedolven en busten op de graven het zonlichtnbsp;van menschelijke genie in bevoorrechte tijden haddennbsp;gevangen gehouden en bewaakt. Neen, de volken,nbsp;door kunst geadeld, sterven niet!
Wij weten uit de oude Arthur-romans hoe het zoeken naar den Heiligen Graal eens ridders vormde
-ocr page 406-394
OP DE TERUGREIS.
en helden kweekte. Dus heeft ook het zoeken naaiden Heiligen Graal der oude kunst zooveel cpnieuw doen geboren worden, wat eens verloren scheen en dood.nbsp;Men begrijpt de Renaissance door een bezoek aan Italië misschien nog beter dan door het degelijk boek vannbsp;Burckhardt, dan door het dichterlijk boek van Synionds
Wie met aandacht het geleerde boek van Burckhardt gelezen heeft (het bondigste Duitsche betoog dat ik ooit las, schoon vermoeiend door technisch-wijsgeerige termen en misbruik van dat vervelendenbsp;objectief en subjectief), moet een denkbeeldnbsp;gekregen hebben, zooals het Italië van de 14de ennbsp;15de eeuw zich voordoet aan een geleerd schrijver.
Doch wie meer vreugde schept en levendiger indrukken krijgt door een dramatisch schrijver, die zelf kunstenaar is en in de kunst van den tijd, dien hij beschrijft, letterlijk leeft en adem haalt, neme de geschiedenis dernbsp;Renaissance van Symonds ter hand. Ze is vol levennbsp;en kleur als een schilderij uit de Venetiaansche school!
Indien men deze werken gelezen heeft, komt echter het ware begrip voor menigeen wellicht eerst in Italië zelf.
Wanneer men sphinx of pyramide lang aanschouwt, bekruipt ons trage droomzucht. Men staart in denbsp;onbekende verte rond; de lange lijnen der gevaartennbsp;volgende, doolt men verder af van alles, wat men
395
OP DE TERUGREIS.
tasten en begrijpen kan en ’t oog verdwaalt in de woestijn der eeuwen.
Doch met wedergeboorte, voorjaarsgevoel, herleving zegent de oude vruchtbare grond van I.atium eennbsp;ieder, die, naar het volmaakte handentastend, dennbsp;Heiligen Graal der oude kunst komt zoeken in Rome,nbsp;Napels en Toscane.
De machtige Renaissance dankt haar naam aan de wedergeboorte van het vermogen om denbsp;volmaaktheid van eenige vormen der oude kunstnbsp;te waardeeren. Dit herleefde oog bezielde honderden met een overwinnelijken hartstocht en geduldnbsp;om die schoonheid weder te bereiken. De kunstenaarsnbsp;werden oorspronkelijk, niet met voorbedachten rade,nbsp;maar omdat ze Italianen waren meteen ander geloofnbsp;en ervaring dan de Grieksche meesters, die ze volgden.
Poogt gerust groote meesters na te bootsen, zegt de gezonde, krachtige, jonge Renaissance tot de ziekelijke, oude jongemannetjes, die oorspronkelijk willennbsp;zijn, met woedend opzet en venijnig voorbedachtennbsp;rade, en die liever vuil en profaan zijn, dan nietnbsp;ruw-oorspronkelijk en .spiksplinter nieuw.
In Griekenland leeft nog de legende, dat, toen zekere Turksch pacha, die steenen noodig had, buskruit aanbracht onder de zuilen van den tempel van den Ol3mipi-schen Zeus, een gedempte klacht door den tempel ruischte.
-ocr page 408-396 OP DE TERUGREIS.
Die spookachtige jammerklacht weergalmde des daags en des nachts tusschen de overblijvende pilarennbsp;en beelden der oudheid in de ooren van onze weldoeners der renaissance. Zij hebben voor ons gered en behouden, wat nu aan de achtereenvolgendenbsp;geslachten tot licht, muziek en leven blijft.
Wat heeft Italië een vormende macht geoefend op tal van dichters en kunstenaars uit Noord-Europa.nbsp;Geen dichter van naam bijna of men wordt liier aannbsp;hem herinnerd.
Verleden winter las ik Goethe’s Italienische R e i s e nog eens, omdat ik in een Engelsch dagbladnbsp;de opmerking had gevonden, dat het dit jaar juistnbsp;een eeuw geleden is, dat Goethe uit Italië terugkeerdenbsp;naar Weimar, waar hij in Juni 1788 aankwam, nanbsp;een afwezigheid van twee jaar.
sik reken als een tweeden, geboortedag, als een ware nieuwe geboorte, den dag, dat ik Rome binnentrad,” schreef hij. Hij haalt met instemming Winckel-mann’s woord aan: »In Rome hebben wij, geloof ik,nbsp;de hoogeschool van de geheele wereld, en ik ben ernbsp;ook in gereinigd en beproefd.”
In zijn Italienische Reise zien wij hoe hij door al het schoone en oorspronkelijke, dat hij zag, werdnbsp;opgewekt tot nieuw leven en nieuwe gedachten, en hoe hijnbsp;er vrede en kalmte vond. Hij werd aanvankelijk over-
-ocr page 409-OP DE terugreis. 397
weldigd door de grootheid van Rome. »Kan een mensch zichzelven ooit vatbaar maken voor alles watnbsp;hem hier edels en groots en beschaafds omringt ?’’nbsp;vroeg hij zichzelven af. Naarmate hij Rome meernbsp;bestudeerde en beter leerde kennen, gaf de eeuwigenbsp;stad hem het denkbeeld van de zee, die al dieper ennbsp;dieper wordt, naarmate men verder van land gaat.nbsp;Doch de kalmte en de olympische rust kwamen tennbsp;slotte na lange studie; hij begreep de waarde vannbsp;alles wat hij zag en vond zich in volkomen harmonienbsp;met de gezonde, volmaakte oude kunst, die zichzelvenbsp;wetten stelde, welke ze niet overschreed, zoodat gedachte en vorm in evenwicht waren en bleven.
De gedachten dwalen af van Goethe. Uitziende door de vensters op het voorbijvliegend landschap,nbsp;dat in het heldere maanlicht glinstert en blinkt, isnbsp;het mij alsof van tusschen de donkere pyramiden dernbsp;cypressen een jong dichter, van licht stralende ennbsp;jubelende, een leeuwerik gelijk, opstijgt boven datnbsp;Italië, hetwelk hij zoo liefhad en dat hem' bezielde.
Wij zijn nu ver van de majesteit en het koninklijk zelfbedwang van Goethe. We denken aan Shelley,nbsp;den homo desideriorum, gelijk de redacteur vannbsp;den Spectator hem eens noemde, den dichter, altijdnbsp;verlangend, handen uitstrekkend, dorstend naar ideale
-ocr page 410-398 OP DE TERUGREIS.
schoonheid, naar het onbereikbare, naar een vreugd, die voorbij is of een extase, die geen stoffelijk wezennbsp;doorleven kan, maar tevens een kind van het licht,nbsp;van de natuur, een lyrisch zanger, die omhoogvoertnbsp;naar de wereld der geesten.
Een stem in de lucht zingt evenals in zijn Prometheus Unbound — dat machtige lyrische gedicht —
Child of light! thy limbs are burning
Through the vest which seems to hide them,
As the radiant lines of morning
Through the clouds, ere they divide them,
And this atmosphere divinest
Shrouds thee wheresoe’ er thou shinest.
Een grijze vlakte. In het verre verschiet de Mid-dellandsche Zee. Een dichte dauw bedekt wollig en schuifelend den grond en lijkt in het maanlicht eennbsp;wolk, zooals men die aanschouwt, als men van Mür-ren of den Rifïel er op neder ziet.
))Het is de Maremma,” zegt een der reizigers. »Laat ons het venster geheel sluiten. Eerst in Novembernbsp;keeren de bewoners hier terug. We sporen door hetnbsp;land der koorts.”
In Maremma! Eensklaps komt dat verwonder-
-ocr page 411-OP DE TERUGREIS. 399
lijke, bizarre genie, hetwelk zich zelf Ouicla noemt, mij weder in gedachten, gelijk het dit deed toen iknbsp;door Toscane ging of in Rome wandelde. Haar liefdenbsp;voor Italië is zoo groot, haar sympathie met het armenbsp;volk zoo machtig en waar, dat ze in enkele harernbsp;Italiaansche idyllen, als Signa of In Maremma,nbsp;ons trillen doet van medelijden, ons medesleept doornbsp;haar hartstocht, ons iets begrijpen doet van het zonderlinge, wettelooze, wilde leven van onterfden ennbsp;verdrukten in het zonnige land, waar de armoede zoonbsp;groot en de bureaucratie zoo drukkend kan zijn. Zenbsp;sleept ons mede, niettegenstaande haar voorbeeldeloosnbsp;gebrek aan zelfcritiek en zelfbedwang. Fantastisch,nbsp;overdreven, onmogelijk, woest en zinnelijk.... ze isnbsp;het alles om beurten of te gelijk; maar niettemin isnbsp;ze eene artiste, eene ware kunstenares. Te middennbsp;van de watervallen van gouden diamanten en goudennbsp;sequynen, die ze over haar onmogelijke helden ennbsp;heldinnen uitstort, komt ze telkens zelve even te voorschijn als eene kunstenares, verwant aan Monte Christonbsp;en afstammende van Sheherazade, maar geadeld doornbsp;een hartstocht, een artistieke intuïtie, die ons mede-sleepen en soms, zelfs tegen beter weten in, dwingennbsp;haar hartelijk toe te juichen!
Reeds den eersten dag, dat ik te Rome was, ging ik naar de Ponte Sisto, waar Ariadne’s oude vriend
-ocr page 412-400 OP DE TERUGREIS.
werkte en droomde bij de fontein, wier twee strooinen elkander kruisten als sabels en helder straalden tegennbsp;de donkere, vochtige met mos begroeide steenen.
Helaas! de fontein was weggebroken, want nieuwe gebouwen worden in het oude Trastevere opgericht.nbsp;Maar de lucht, de gebouwen, de standbeelden en denbsp;Tiber spraken nog altijd gelijk ze tot Ariadne spraken, en ik begreep iets van het gevoel, dat Ouidanbsp;haar meesterwerk deed dichten.
Want haar Ariadne is een meesterwerk, dat wel de kalmte mist der oude kunst, maar toch met de oudenbsp;heiden sche bezieling, met aanbidding voor schoonheidnbsp;van vorm doortrokken is.
Deze echo’s uit Rome hielden in den trein bij mij de herinnering levendig aan dat Mekka der beschaafdenbsp;wereld, welks hooge heilige koepel ik in de schemeringnbsp;pas in het zilveren maanlicht had zien verdwijnennbsp;achter de hooge buigende rietvelden ter zijden vannbsp;den spoorweg.
Mogen die echo’s mij lang bijblijven. Want de echo’s van Rome zijn als die, welke in de dalen vannbsp;de hemelzoekende Zwitsersche Alpen gewekt wordennbsp;door den houten waldhoorn des herders. Ze ontlokkennbsp;harmonie, zoete klanken, orgelmuziek, zelfs aan kalenbsp;rotswanden.
-ocr page 413- -ocr page 414- -ocr page 415-