-ocr page 1-

BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929

Verzameling tooneel-stukkeri uit de nalatenschap vannbsp;Prof. Dr. J. te V/INKEL

-ocr page 2- -ocr page 3-




in drie Bedrijven met een Tusschenspel,


DÖOR


«ATHÜRITIA f'- . VAN ft.BB®,



I


i.


i !



#'




HAARLEM,

DE ERVEN F. BOllN. 1878.


lil

S'





-ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6-

P E 1! S o N E N.

Eugenie , dichteres nbsp;nbsp;nbsp;j

May , musicienne nbsp;nbsp;nbsp;i Secondantes

Julia , schilderes nbsp;nbsp;nbsp;'

Jeannette '

Mimi nbsp;nbsp;nbsp;|

Marie nbsp;nbsp;nbsp;i Kostmnsjes.

ClIRISTIEN 1 Kee

Hanna Dienstbode.

EERSTE TOONEEL.

Stelt voor de leerkamer. Links Julia voor haar schildersezel, rechte May die een muziekboek doorbladert. Eugenie ivandelt met een bodnbsp;in de hand en gesticuleerend, alsof ze declameerde, heen en iveder. Al^nbsp;het gordijn opgaat klinkt het Koor der kostmeisjes achter de coiilisseit.

-ocr page 7-

VOORWOORD.

in

Slcc/Us op herhaald verzoek van een tal jonge dames, besloot ik tot Uitgave van dit covie die stukje. Welverre van het eenige letterkundigenbsp;^aarde toe te kennen, stipuleer ik, dat het slechts geschreven werd totnbsp;’^^uiiscjtient der Apcldoornsche Fchcia- Vereeniging en gedrukt tot aan-’’^oediging van anderen, om betere producten van dit soort te leveren,nbsp;^'uaraan iverkelijk behoefte bestaat. Voor zoover mijn onderzoek reikte,nbsp;°’gt;-tuioettc ik in onze Tooneel-Bibliotheck geen andere Tooneelstukjesnbsp;dames alléén, danEen les voor vromveneen klein Blijspel

ecu Bedrijf

'i ^‘'^‘’ft IVcl geen nadere verklaring, dat ik mij, als dichteres, op hetzelfde

^'let den toenemenden smaak van onze vrouwelijke jeugd voor lief-^‘‘‘-'bberij-comedies, is het begrijpelijk, dat ieder nietnv voortbrengsel dien aard met groote ingenomenheid door haar begroet zal worden,nbsp;nu »Op Kostschool'' op rijm ter zvereld kwam, is mijzelve eennbsp;^adsel cn zeker zvel het grootste beivijs, dat het geenszins in mijn plannbsp;om deze gebrekkig geborene aan de pers toe te vertrouwen, 't Be-

g ^^‘^ndpunt stel van Eugenie en hoe nederig dit standpunt is, meen ik lt;-^001' Jigi Tusschenspel genoegzaam te hebben aangetoond. Plet Tooneelnbsp;Apollo en de muzen heeft echter zijn aantrekkelijke zijde door denbsp;^°^tumes en de decoratie, die er aan gepaard gaan; vandaar dat iknbsp;ever Eugenie's reputatie van dichteres prijs gaf, dan dit looneel wouldnbsp;^ '’^erieux en toch niets meer dan een Farce zooals het geheel. Slechtsnbsp;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zóódanig zuensclt ik het dan ook een goede ontvangst toe in den

'lt; ^^^elijken kring, overtuigd dal het daar volkomen zal beantwoorden het éénig doel waarvoor het geschreven en later den druk waardignbsp;werd.

CATHARINA F. VAN REES.

-ocr page 8-





• nbsp;nbsp;nbsp;,..,x


.4



f.



gt;.f^t' 'â–  â–  nbsp;nbsp;nbsp;. quot;^




' nbsp;nbsp;nbsp;• y..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-»


-ocr page 9-

Levendig.


jc^—





'é~4-


No. I.


Koor der Kostmeisjes achter de coulissen.



-w—


Wij


dan-sen, wij


zin-gen, wij


roe-pen, hoe-



1^1=



I I


zë—ë-



zëizi^:


a=gï:E




1-


=3


,A A.


Jzzf-tz=hzl


j zee! Wij

'ï8=

4=?=



N N i\


I nbsp;nbsp;nbsp;I

K nbsp;nbsp;nbsp;1/


-f p


wil - len ge-


me - ten


A A A


1—




r quot;ë

I nbsp;nbsp;nbsp;)

1/ /

’t uur van ons con- gé ! La la


t

I

-É-



f p




^c=7=«=3


la la la, la la




“#--


la la la la la


f .ff I la la la la la la, De '


---0-m--0--0.^


I


zi'g—ëi



-•—«—«-



t

f

¦3',


ff

\


-4--i-

1


-ocr page 10-

gt;•


plaats moet thans weêr-


gal-men,Van


~#i----1---2--


on - ze vreug-de


psal-men, Van


-tf—i|—i

sï?ee£==


3=3=


1

stzz


=H.~


vr-.=—tl


pau-ken en trom-—I—


ËIËE


Pt ¦

Want voor


I2_---^^--


SFi

ons dit


SlzEiirr;


stil-te is het


_J— izzz?;


,N


pet - ten, Van


Tri - o’s en Quar-----I----


¦=St:


=t=q


tet - ten,


ËË


-ïC


t

--N—jV-


rust


--

en


Zit


stil-te is het


==1“


—ji


=v


niet,


=i=;p=


Dat men


I I speel-uur


t

biedt.


BEïEZE


iËË


=d=


t

Want voor


rust en =:uquot;


:=l-


niet,


Dat men


ons dit


—I—

-XL


I I speel - uur


__

[—0--

a

«-#—^

1

* 1


Bi

33

¦»=i

-ocr page 11-

-i-ï-i


wend.)

zee !!


N


la la la la la


la la la la la


fschreeu-

la la la la. Hoe-

=£S=J=-.:

-0mr-Z—0-----


P=

fl

I----

öi:

(Julia, glimlachend van haai' arbeid opziende.)

Ter eere van de Directrice zij ’t gezegd Dat niemand hier op school aan boeien wordt gelegd.nbsp;Wat dunkt u, May ?

May, verstrooid.

Yes, no . . Heb niet verstaan

. . yes.... no ! What did you toch vertellen ? Eugenie , verdrietig.

't Is of je ’t doet om mij te kwellen ! Kun je niet zwijgen, May? Na lang en rijp beraadnbsp;Was ik zoo goed op weg en nu mis ik den draad!

Julia.

Laat zich een dichteres zoo spoedig distrayeeren Dan is ze nog niet recht te huis in hooger spheeren.

Mijn muze is goddank wat minder lichtgeraakt,

Ook had ik anders haar zeer zeker reeds verzaakt!

Eugenie.

Van uw talent is mij dit geen belovend teeken,

Die zóó de kunst begrijpt, hoort tot het gild der leeken, Dat wèl, gelijk het heet, de heil’ge kunst vereert.

Maar van die kunst he'aas een recht begrip ontbeert.

Julia, glimlachend.

Mijn wijze Eugenie, wie zal dat hier beslissen?

-ocr page 12-

4

Al werd het ook herhaald door nog een tal van missen, Ik hield het toch in geen geval voor ware munt;

Liefst plaats ik daarom bij dit onderwerp een punt.

Maar .... wat ik u wou vragen en badinage a part,

Wat zullen wij verzinnen voor ’t jaarfeest van Bav'

May.

I do not understand, tell me what is the matter ?

Speak English, Julia, versta you dan much better.

Julia, opstaande.

Nog beter is het maken van een plan Tot viering van een feest dat amuseeren kan.

Als wij daarover eens elkander consulteerden En dan, naar ieders kracht, iets aardigs fabriceerden.

Wij hebben immers alle kunsten hier vereend,

Al blijft ook Nietjes hart voor mijne kunst versteend.

May, haar eeti rmiziekstiik vooj'houdend.

O yes, I think Biethoven’s mjoeziek ....

Julia, haar afiverend.

te verheven !

Eugenie , met geestdrijt.

Shakespeare’s Hamlet !

Julia, lacheyid.

O misère ! ’t zou wat geven ! Neen, ’k zeg in ernst, dat niets mijn afkeer hooger wekt.

Dan ’t vogeltje dat anders zingt dan ’t is gebekt.

Wilt dus den Helicon maar niet te veel genaken,

De meisjes stonden daar wis met beschaamde kaken.

En werden dan ten spot van ’t gansch geëerd publiek Van louter kunst naar ’k vrees, nog erg melancholiek.

Eugenie.

Maar wat hebt gij dan voor ? Dat wou ik wel eens hooren.

Julia.

Ik wou een simpel koor dat niet verscheurt de ooren.

En, om de dichtkunst niet geheel te ignoreeren,

Moog zij u voor dett tekst haar waarde hulp prestoeren ;

Doch zóó dat zij ’t begrip der meisjes niet ontga En, moog’ z’al opwaarts zien, toch nog op aarde sta.

Zou niet een blijspel met muziek het meest bevallen ?

Zoo iets beantwoordt altijd aan den smaak van allen;

Voor ons komt het er dan natuurlijk zeer op aan Dat wij, wat ’t stuk betreft, elkander goed verstaan.

-ocr page 13-

Dear me! where hool you time for us om te stjoediereni De plaan is very good but cannot réjoessieren 1

JaLlA.

Wel, ’k zal dit rustig overlaten aan talenten,

Van wier vrijgevigheid in heerlijke momenten Geen voorbeeld nog de gansche wereld heeft gekend!

terzijde.

Omdat er niemand nog zoo meê heeft rondgevent. tegen EuGENIE.

Gij zorgt dus, Eugenie, voor fraaie redenaties, tegen May.

May, neemt de lier ter hand, ik schilder decoraties.

De meiden helpen meê, de meisjes doen haar best;

En houden wij maar vree dan volgt van zelf de rest.

Nu stemt gij beiden toe ?

Die beide dames zijn wis in haar soort bijzonder,

En doen in ijdelheid niet voor elkander onder !

Ik stel mij van haar geestesvruchten weinig voor ;

Maar geeft het ook niet anders dan een draaglijk koor,

Dat zet toch luister bij aan ’t feestje dat we vieren,

En als ons troepje maar wat zingen kan en gieren Is het tevreden ....

(Een accoord op de piano in 'i nevenvertrek.)

hoor ! ze zijn vol overmoed.

Nu volgt de taaie les en hier komt heel den stoet.

'laar

^'^ornien de kostmeisjes binnenl)

C t Zelfde gezang wordt door de kostmeisjes gezongen. JULIA neemt vorige zitplaats weder m en teekent. Na ’t einde van V gezang

-ocr page 14-

DERDE TOONEEL.

Julia, Mimi, Jeannette, Marie, Christien en Kee.

Jeannette, op Julia tvijzend.

Daar zit ons jufje nu warempel nog te droomen !

Julia, opziende.

Ik heb een aardig schetsje van dit hoofd genomen.

(Zij wijst er opt)

Marie , tegen Julia.

Als ’t daarom was dat u zoo straks niet bij ons kwaamt ? Dan maakt uw ijver mij, ’k erken ’t, met recht beschaamd 1

Mimi.

Mij ook, maar och ik houd nu eenmaal niet van zitten ,

En laat daarom Bavard maar liever op mij vitten.

Hoe is ze thans gemutst ? Ik ken de les maar half;

’t Regint, meen ik, met dien vervelenden Due d’ Alve.

Julia.

Als hij vervelend wordt, ’t ligt niet aan zijn historie,

Maar zeker weer aan uw gebrekkige memorie.

Wij repeteeren nu om uwentwille alleen Nog steeds dezelfde les reeds dagen achtereen.

Mimi, tegen de anderen.

Dan moogt gij allen mij daarvoor wel dankbaar wezen. Want kan men ooit te veel van die geschiednis lezen ?

Ze maakt het glanspunt uit van heel ons volksbestaan ; Beschimpt men Nederland dan halen wij haar aan.

Marie.

Dat heb je knap gezegd, maar om je te verweren Moet je nog meer van onze vrijheidsoorlog leeren.

Mimi.

Onnoodig! ’k sta reeds vast genoeg op dat terrein Als ik maar zing; »al is ons prinsje nog zoo klein!quot;

Dan kan geen warme patriot mij ooit verdenken.

Dat ik geen aandacht aan dit tijdsbestek wou schenken. Zooveel ik weet berust toch alles maar op schijn,

En schenkt ons menigeen slechts water in voor wijn 1

Zij zingt.

-ocr page 15-

Die de schijn maar Di - let - tan - ten,

wil be - a - men, zien wij stre - ven


4%-


-s=a=^-


-al--


ife


--1--4-



-ocr page 16-

:1=:


a tempo


11

i:


3de Couplet.

Daarom wil men reusseeren,

Hoog staan bij het groot publiek,

Dan maar holle phrasen leeren,

Dat is gulden schijn taktiek.

Schreeuwers, kwasten, ijdeltuiten,

Met hun bendé van karnuiten.

Zijn hun vaak bedrieg’lijk licht Enkel aan den schijn verplicht.

(De. schoolbel klinkt. De meisjes grijpen naar haar boeken en snellen keen.)

Mimi tegen Julia.

Juf, spelen wij comedie ? Wij bouwen op uw woord Polst u de secondantes ?

Julia.

Ja, er is hoop.

Mimi.

akkoord!

{allen af.) -

VIERDETOONEEL.

(hlUGENIE komt met de hand tegen het voorhoofd gedrukt peinzend bmneni)

Eugenie.

Vooral, zegt Julia, komt het er maar op aan Dat wij ’t begrip der meisjes niet te boven gaan.

-ocr page 17-

Ik merk het al, ’t is een bezwarende conditie ;

Zoo koud als ijs werkt ze op mijn gloeiende ambitie.

Ik wou mij op de teenen in de lucht verheffen En zou daar zeker dan de rechte stof wel treffen.

Maar ’t proza houdt mij vast, gekortwiekt wordt mijn vlucht; En of ik al mijn hersens plaag, ’t is zonder vrucht.

(Zij laat de hand zakken en slaat de oogen naar boven)

Laat zien.... de titel, ’k moet er ernstig op gaan zinnen , Want zonder titel kan men toch geen stuk beginnen.nbsp;«Minerva’s tooverslot’’ dat klinkt voorwaar niet kwaad.

Dat geeft een tempel en desnoods een vrouwenraad.

(Met ee?i afzuerend handgebaar)

»Te wijs en te geleerd,” hoor ’k Julia al zeggen »Wij zullen met dat thema weinig eer inleggen !”

(Zich bezinnend)

Nu, als ik dan de lucht voor goed maar eens verliet En doopte ’t stuk kortweg; »Een feestje in ’t verschiet.”nbsp;Neen .... neen ! zóó kan ik mijn talent toch niet vergooien ;nbsp;Tot eiken prijs moet ik het anders zien te plooien.

Vooreerst laat ik dus maar den titel in den steek,

En houd mevrouw Bavard een welgemeende preek.

Zóó vang ik aan :

(Zij neemt een theatrale houding aan en reciteert)

»Laat koorgezang en snaren klinken, «Laat trommen slaan, bazuin, trompetten rinkinkinken!”

(Zich bedenkend)

Rinkinkinken ? Die rijm is wel niet extra fijn.

Maar past toch, dunkt me, juist op ’t nederig terrein.

Waar ik mij, sans pardon, bij voorkeur moet bewegen.

Dus, rinkinkinken blijft — al heb ik er wat tegen.

(Re cite er end.)

»Laat al wat adem heeft verkondigen uw roem »0 vrouwe, die ik uit bescheidenheid niet noem.”

(Zich bedenkend)

Dat lukt, de toon is zoo eenvoudig als naïf En klinkt, hoewel bescheiden, toch bijzonder liefnbsp;Maar nu de lucht in.

(Reciteerend)

iiTaq, zooals de zon verkwikkend ’t Aardrijk koestert en der bloemengeur.....”

-ocr page 18-

lO

(Ongeduldig.)

’t Is hier stikkend,

Geen wonder dat ik zoo beneveld ben van brein !

(Zij blijft 07ib erve eglijk staan en denkt na)

VIJFDE TOONEEL.

(May komt neuriënd bimien. Zij houdt een muziekblad in de hand en staart er onafgervend opi)

May sprekend.


Allegro modetato.

I think it ratherly a very nice

at


:i2—


S-


-4-


refrein.



-ocr page 19-

(May blijft met stijve armbeivegingèti voortzinge7i}j Eugenie, recitee^'e^id.

»’t Aardrijk koestert en der bloemengeur . . . bloemengeur. . (Sprekend.')

Wat rijmt daarop ? Verbeur . . . teleur . . . Ah ! . . . plantenkeur! Reciteerend.

»De zon, die ’t aardrijk koestert en der' bloemengeur Verzoet, en ’t voog’lenheir vermeldt in 't plantenkeur,

De maan, die met haar zilver schijnsel.....

-ocr page 20-

12

May zingend. May zeer sentimenteel.

[sprekend)

is de motief


La la la


la la


la


~Séz

dv—


zingend.

¦rfez:


van mij aria.


la


la,


ia


la la,


-Bj-


¦lil


-ü—'


\ ^ 1

-----4-

i=ï=i=»::

la


la


la


tra la r=n^=


zM

-T

(Eugenie geheel vervuld met haar onderwerp., bonst tegen May aan. May krijs^t het op de zenuwen en valt gillend op een stoel neder)

Eugenie angstig.

St! houd u stil!

May kermend.

Ah, shocking, you are stupid . . , dom ! Eugenie, met een poging om haar op te heffen.

Ik zag u immers niet.? ’t Is een malheurtje, May!

May, luider keimtend.

Give mij some woater!

-ocr page 21-

13

Eugenie.

Gekheid , ’t is niet erg !

May de oogen sluitend.

O wee !

Zie niet, voel niet waar ’k ben en heenga. Ah! ga sterven ! Eugenie.

Gil toch zoo hard niet....

May.

Heel van streeke zijn mijn nerven ! Eugenie, schenkt een glas water in e7i houdt het haar voor.nbsp;Daar, drink spoedig !

May drifikt.

Eugenie.

Wordt ’t nu beter ?

May.

Ah ! you schrik mij dood!

As I think.. . you are daar ginder... you gave my that stoot Eugenie , haar arm wrijvend.

Nu, ’k voel dien ook, al kon ik beter mij bedwingen.

May haar oogen afdroogend.

You were not zoo verdiep like me in hooger kringen !

* nbsp;nbsp;nbsp;Eugenie.

Pardon, misschien vloog ik nog hooger, waarde miss.

Ziehier van mijn vermoeden de getuigenis.

Zij houdt May haar schrift .voor.

May opgewekt.

Dear me, already words, nowe I will you laat hooren What song I have composed for de maidenkoren.

Eugenie.

Hoe? Heb je al muziek voordat de tekst er is?

Mijn tijd, dat kan niet gaan, en ’t hoort ook zoo niet, miss!

May.

Make you all what you like, the mjoeziek is geboren ;

Door words laat never zich. een componist verstoren.

-ocr page 22-

14

(Zij ojitneemt EugENIE het sch^'ift en zmgt op dezelfde melodie van straks)

Laat koor - gezang - en - sna - ren klinken,

Laat trom - men slaan, bazuin, trompetten rinkinkinken .. .

Eugenie haar het schrift af nemend.

Met uw permissie, May, dat is geen passend lied!

Hoe fraai ook, met de diepe woorden strookt het niet.

May geraakt.

De aria is good — ontbreekt nog de accoorden ;

You know, die will more spirit geven aan de woorden.

Eugenie geërgerd.

Gij zijt niet weinig met u ingenomen, May.

Maar als ge waant dat uwe melodieën ....

May.

Pray,


You call me inkebeeld, I think you are not less.

Eugenie met mincichting.

Om zulke speldeprikken geeft geen dichteres.

Die boven allen smaad al lang zich voelt verheven En daarvan menig schitt’rend blijk reeds heeft gegeven!

May stijf.

Stop !

Eugenie.

gaarne ; ongelegen komt ook mij dit twisten. Oprecht gezegd, wij doen hier niets dan .tijd verkwisten.nbsp;Maar vóór ik heenga eerst nog dezen wijzen raad.nbsp;Wacht met het maken der muziek tot ’t vers er staat.nbsp;Eerst heeft de dichter ’t woord, dat is een vaste regel,nbsp;Dan drukt de componist op 's dichters taal het zegel.nbsp;Nooit kan men rekenen op echte harmonie,

Wordt niet het woord beheerscher van de melodie.

May.

This absolute bewind kan ik you not vergunnen A clever dichter moet op mjoeziek dichten kunnen.

Eugenie.

Onwaar ; geen dichter schikt zich naar den componist, En als ^e ’t anders denkt dan hëbt g’ u zeer vergist.

May.

Not I, but you die speak van others te regeeren ,

-ocr page 23-

15

I fear het will you daartoe aan talent mankweeren.

Eugenie.

A1 weder scherp ?

May.

No, no! I will but this you zeggen Dat dan de poetry her scepter neer moet leggen,

I do believe for all her nonsense is mjoeziek ;

That makes her tot the migthy Queen van ’t great pubbliek. Allow me that I take your nonsense for exempelnbsp;My melodie gives haar a more verheven stempel!

Eugenie verontzvaardigd.

Dat is voorwaar te veel gevergd van mijn geduld !

’t Zijn fraaie tonen waar ge mijn gedicht in hult!

Ik dank er voor, we kunnen niet veel eer behalen Met er mevrouw Bavard dien dag op te onthalen.

’t Lijkt wel muziek uit een krankzinnigen-gesticht!

May vict ee7i reverence.

Is this your meaning dearest? thank you, zeer verplicht.

Eugenie.

Nu vraag ik u nog eens zeer dringend om te wachten Tot dat ik aan het stuk gewijd heb al mijn krachten.

Een vers te maken op muziek die reeds bestaat.

Zou mij met ijz’ren boeien binden aan den maat.

Dat kunt ge toch niet vergen ?

May stijf.

I like my aria

En wil bij not give it up for your nonsensia !

No. III.

3D TJ O.

May.

Eugenie.

tiyitüto ^ nbsp;nbsp;nbsp;^ N N

fi


May, gij zijt on---J---


draag-’lijk vin-nig 1 Eu-ge-nie, you


-ocr page 24-

DERDE T DONEE L,

Julia, Mimi, Jeannette, Marie, Christien en Kee.

Jeannette, op Julia zuijsend Daar zit ons jufje nu warempel nog te droomen !

Julia, opziende.

Ik heb een aardig schetsje van dit hoofd genomen.

CZij wijst er opt)

Marie , tegen Julia.

y\ls ’t daarom was dat u zoo straks niet bij ons kwaamt ? Dan maakt uw ijver mij, ’k erken ’t, met recht beschaamd!

Mimi.

Mij ook, maar och ik houd nu eenmaal niet van zitten ,

En laat daarom Bavard maar liever op mij vitten.

Hoe is ze thans gemutst ? Ik ken de les maar half;

’t Begint, meen ik, met dien vervelenden Due d’ Alve.

Julia.

Als hij vervelend wordt, ’t ligt niet aan zijn historie,

Maar zeker weer aan uw gebrekkige memorie.

Wij repeteeren nu om uwentwille alleen Nog steeds dezelfde les reeds dagen achtereen.

Mimi, tegen de anderen.

Dan moogt gij allen mij daarvoor wel dankbaar wezen. Want kan men ooit te veel van die geschiednis lezen ?

Ze maakt het glanspunt uit van heel ons volksbestaan ; Beschimpt men Nederland dan halen wij haar aan.

Marie.

Dat heb je knap gezegd, maar om je te verweren Moet je nog meer van onze vrijheidsoorlog leeren.

Mimi.

Onnoodig ! ’k sta reeds vast genoeg op dat terrein Als ik maar zing; »M is ons prinsje nog zoo klein!’

Dan kan geen warme patriot mij ooit verdenken.

Dat ik geen aandacht aan dit tijdsbestek wou schenken. Zooveel ik weet berust toch alles maar op schijn,

En schenkt ons menigeen slechts water in voor wijn I

Zij zingt

-ocr page 25-

Dat hij bij Mi-Naar ge - zag op

ner - va toeft, ’t kunst - ter - rein,

Kan al heel wat En fluks door den

on-zin kra-men, schijn ver - he-ven.


Z0~tz

3i£

---1\----»-—J--

-T* HV nbsp;nbsp;nbsp;-1

• nbsp;nbsp;nbsp;tïnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

--•--J-—#---

---—•-J-

---0—\ié.-^--

Voor dat men zijn Hooi en ze, 0 zoo

dom-heid proeft! fijn, zoo fijn !

f—Jan—d—:

Groo-te en ge-Dich-ters,zan-gers,

leer-de hee-ren phi-lo-lo - gen,

t -J nbsp;nbsp;nbsp;^

--

: 1 -H

! 1

1

r nbsp;nbsp;nbsp;fquot;'

. nbsp;nbsp;nbsp;f-

; i nbsp;nbsp;nbsp;d :

iL nbsp;nbsp;nbsp;3

-1 «!

-m--------

P nbsp;nbsp;nbsp;tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:

rall.

saai:

Pron-ken met ge-Phi-lo-so-fen, cresc.

leen-de vee-ren, the - o - lo-gen,

_d---^--

En ook bij de Al-les wat maar

da-mes... och! klin-kend klinkt.


-4-


zt=


rail.


—pi


5-

-ocr page 26- -ocr page 27-

17

ZESDE TOONEEL.

Julia bitmensnellcnd. Eugenie, May.

Julia.

Stil toch! mevrouw Bavard vraagt wie hier zijn aan ’t twisten.?

Eugenie toornig May aanwijzend.

Dat malle schepsel brengt zoowaar mijn bloed aan ’t gisten.

Julia.

Vertel mij spoedig alles wat hier is gebeurd ?

May de hand naar Eugenie ^litstrekkend.

Dat creatoer .... ze heeft mijn mjoeziek afgekeurd !

Eugenie.

Onwaar, ik heb beweerd, dat men muziek naar woorden Verzint, maar dat geen vers zich schikt naar de accoorden.

MiSY.

I say, mij aria kan niet zoo maar geschrabt;

That is my mjoeziek in het aangezicht geklapt.

Eugenie.

En welken fraaien naam geef jij aan mijn gedichten ? tegen Julia.

’t Is onzin , zegt ze bout! . . .

Julia.

Och , wil toch vrede stichten.

Ik noem het akelig dat dames van fatsoen Elkander om een bagatel den oorlog doen !

Komt, reikt elkander fluks maar weer de vriendschapshand, Dan is de zaak geschikt en goed en wel aan kant.

Eugenie en May reiken elkander de hand.

Eugenie.

Daar . . ! ’k ben niet koppig, May, 'k geef u de zaak gewonnen.

May.

A pity that wc are so mad en onbezonnen,

I will you make the joy to scrab my aria Convinced that it pleases to Polyhymnia.

-ocr page 28-

(Julia , die inüisschcn het schrift en de muziek hoofdschuddend inzag)

Julia glimlachend.

Als ik als rechter hier uw vonnis moet bepalen,

Dan meen ik dat u beiden straf toekomt voor ’t pralen.

Ik doem dus dit gedicht en die muziek tot ’t niet,

{Zij verscheurt schrift en muziek)

En eisch een nieuw gedicht op ’t and’re nieuwe lied.

(Eugenie en May zuchten diep en staren verslagen op haar ver-7iietigden arbeid.

No. IV.

Trio.

nieu-wen moed aan den

gang, aan den gang,aan den

—Jjrrq__n__^__j__;

—---—

—•—*—^—

—;*—s-t;*—

•#-

-i- ^ -

k——t- nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r- ]

-ocr page 29- -ocr page 30-

20




duld te woord,Zal men




t-



cresc.

ze-ker met vrucht inspi-


.S3


p—

cresc.


¦0—Jé



' / ^

ren, Zalmen



!


i=i=s=i



M


zpz



alle drie


itir-



zt;


zqz;^:


r,=i=?=


./¦ '

ze - ker met vrucht inspi-




ree - ren !



dolce ^ .


m


zr=t:znrr-


¦0-

-c^inaiz


ƒ I


gt; I

zisaz


-ife—p-



:h=|i


r


pol - lo, A -


-?=


-é- .

“C5 nbsp;nbsp;nbsp;!

dolce

^—y _

r-c-1—



m—hz



-i»-

pol ¦ lo, O


hoor, on - ze



r^=fc=t:.:


klacht!


=1=1-




=q=:£=


Va der der i

I I i




:teszrifL


-ir-t-


¦f\

O-



-ocr page 31- -ocr page 32- -ocr page 33- -ocr page 34-

roe


men uw


arunst.


8va :


Ifeil


zt—


-S-H


____


. r ^z=zzrgS^^zzzzz=zzrsSgr-tï


^Ë=É'


God


z?—fc


dan


¦ nbsp;nbsp;nbsp;ken u

__

-'-:a-----


3==Ie


zer

±r^


kunst!


8T^a :


--I--!

:------*--



-ocr page 35- -ocr page 36-

“ƒƒ


26

___J_4—

4-«-•—'

lijkt zijn


heer


Aar - de en

-J—J-


he


mei ver


-4--4-


-f.z


•t—Si=Jct


¦ait


isir


—tr-^gr b a


---s-s^-

i ,3-


naam!

-p:


I 1.1 s*- nbsp;nbsp;nbsp;^


-ocr page 37- -ocr page 38-

28


naam!


-i^z


\3ï



Beminden, al genoeg, ik neem uw danklied aan,

Gij hebt uw taak volbracht, gij hebt uw plicht gedaan.

Te roemen in de kunst en voor de kunst te leven Dat is, o muzental, zoo edel als verheven,

Op aarde en op d’olynip bestaat geen mensch, geen God, Die ons niet dankt, niet roemt voor ’t reine kunstgenot.nbsp;Ziet, als ge mij vereert, dat zal uw roem niet minderen ,nbsp;Maar fier is ook Apol op Mnemosyne’s kinderen,

De Toonkunst, als mijn steun en kracht heb ik haar lief, Ook tegen Terpsichore heb ik geen enk’le griefnbsp;En zou ik uit mijn hart de Dichtkunst kunnen weren,

Die zooveel geesten lokt in onze schoone sferen ?

-ocr page 39-

29

In ’t kort, gij zustertal, zoo één van geest met mij ^

Hier is uw eereplaats, hier aan Apollo’s zij !

Verheffing door de kunst zij onze leus, ons wapen,

En hem druk ik den krans van lauw’ren op de slapen Die naar dit doelwit streeft, door eed’len lust bezield ,

En met een dankbaar hart voor onzen troon neêrknielt.

Och, waarom wordt die kunst zoo vaak ontluisterd En blijft de mensch zoo nauw aan ’t stof gekluisterd ?

Ai mij, wat drijft hem voort met toomeloos geweld.

Is 't niet, o schand ! zijn teugellooze zucht naar geld ?

Zijn geest te trekken hier, in deze heilige hoven Js Danaïdenwerk — hij past niet meer hier boven ;

Terug dan met dien geest die zich zoo wijd verkloekt ! . . , . Terug dan in het niet, die geest, hij zij vervloekt! ....

Alle nmzeu schrikken behalve de Toonkimst.

(Eene der muzen zich voor Apollo op de knieen werpend.')

Apollo, niet zoo wreed, laat toch mijn tong u boeien,

Wellicht dat voor de kunst nog millioenen gloeien.

Verjaag den geest die uwe heil’ge macht weêrstaat,

Maar de onschuld straft men niet, dat waar’ geen Godendaad ! Ach , woudt ge een gansch geslacht naar Lucifer verwijzen ?nbsp;Apollo , niet zóó wreed . . . dat is . . . om van te. ijzen I .. .

Een andere muze.

Ook ik smeek ernstig u, trek in dat barre woord.

Dat mij gelijk een pijl de weeke ziel doorboort.

Gij zijt een machtig God, blijf ook in liefde machtig,

Zoo toont ge u groot en goed en tevens waarlijk krachtig.

Een derde muze.

Gevierde, ook mijn stem komt om vergeving smeken;

Der muzen eed’len God zou zich op ’t menschdom wreken ? Te hoog staat hij. Kan wel een mug den leeuw verslaan?nbsp;Bezin u God, verjaag, maar geef den vloek er aan.

De Toonkimst.

Uw woord , Apollo, schijnt mij toe van groot gewicht. Als men ons grieft wordt ’t straffen wel eens plicht.

Uw vloek nochtans klinkt mij wat crimineel in de ooren Daarmeê ging ook van ons prestige wat verloren.

Of men ons eert of niet wat komt er dat op aan ?

Wij staan zóó hoog dat menschenroem ons mag ontgaan. Dus mocht men al op aard de Toonkunst persifleeren.nbsp;Wat nood ? Dat zal mij hier in ’t minste niet gêneeren ,nbsp;Als wansmaak in de kunst op mijne lauw’ren pocht,

Als Offenbach’s muziek mij te verlagen zocht,

Wie is er dan bespot, wie moet men dan beklagen ? Gewis niet ons, o God, maar hen die ons verlagen.

Ik ben mijn kracht bewust en ieder die mij smaadt

-ocr page 40-

30

Of door den geest des tijds verkeerd zich leiden laat,

Stel ik tot straf dat hij mijn edel doel miskent,

En ’t nageslacht nog lacht om zijn vermeend talent.

De Dichtkunst.

Akkoord ; die ons in ’t luchtig wereldkleed wil steken Zal wel sijn roem niet deti onsen doen verbleeken,

Ik acht dus ook dien vloek hier ietwat ongepast,

lachend.

En meen die onder blijft is boven niet tot last.

Apollo.

Zwijg, Dichtkunst, zwijg, de zaak is ernst, wil dus niet spotten. Voor wie trekt gij partij ? Is 't niet voor ijd’le zotten ?

Maar gij, ontken het niet, gij hebt hen toch nog lief Ofschoon ge Apollo dankt wat u verhief.

Ik blijf er bij, ik wil mij op het menschdom wreken.

De Toonkunst.

Ja, van mijn reinen zang ga ik den tooverstaf verbreken 1

Apollo met een afwerende handbeiveging.

’k Verjaag den mensch, hij dwale verder van ons pad Tot hij in ’t eind ons en zich zelf niet meer bevat.

De Toonkunst.

Ja, laat hem tot zijn straf slechts wulpsche lied’ren zingen En voortaan tevergeefs naar hooger klanken dingen !

Eene der muzen.

Zwijg, zuster, zwijg, ’k ben nu uw dreigementen moê.

Sluit voor der menschen feil maar liefst uw oogen toe.

Is ’t niet een zoete plicht, de goeden op te merken En hen door raad en troost in T goede te versterken ?

De Toonkunst.

Neen . . .

Apollo.

Neen, ’k zweer hen af, hoe ’t mij ook kwellen moog. . . .

{Eene zachte muziek laat zich hoor en').

Eene der muzen.

Stil, hoort ge niet die stem ? Er rijst een ziel omhoog.

Apollo, O genaê, wil toch dien geest verschoonen Die tot u roept in nood en in ons rijk wil wonen !

(Eugenie's stem achter de Coulissen).

-ocr page 41- -ocr page 42-

32

-7-F-


pol


pol


lo A- pol - lo schenk m’uwwonder-


reten, f

~-ir-


macht!

r


-rcr-ri


Een muze na V eerste Couplet.

Apollo, O genae, wil toch uw drift betoomen ....

Een andere 7nuze.

Apollo, O genae, och laat hij binnen komen!

Eugenie’S stem achter de coulissen.

2de Couplet van No. 6.

U is de macht op aard gegeven Te zegenen die u vereert,

Gij doet ons naar vereedling streven En wijst niet af die tot u keert. (bis).

De Toonkunst.

Heil mij, ik voel mijn gram voor deze stem bezwijken.

Apollo.

Ook ik voel mij gezind de vredeshand te reiken.

Welnu ....

Eugenie’s stem achter de coulissen.

3de Couplet van No. 6.

U zoekt mijn ziel ja, alle dagen .

Ik roep uw bijstand ieder nacht.

Verstoot mij niet, O hoor mijn klagen Apollo, schenk m’uw wondermacht, (bi.s)

-ocr page 43-

33

Apollo.

Ik voel mij aangedaan ....

De 7oonkunst opgewonden.

Die heeft haar heil gevonden , O dat van al wat leeft wij dit getuigen konden !

Apollo met majesteit.

’k Beveel, ontsluit de poort, en maakt een plaats gereed ; Verstooten wil ik niet, den geest die tot ons treedt.

Herhaling van ’tKoor der muzen Ho. 5.

Hemelsche klanken roemen uw gunst.

Loven en danken , u , God onzer kunst.

Wat ook verander en wat moog’ verkeeren,

Eeuwige schoonheid verlicht deze sferen.

Groot is Apollo en machtig zijn faam ;

Aarde en hemel verheerlijkt zijn naam !

TWEEDE BEDRIJF.

EERSTE TOONEEL.

Eugenie komt in haar schrift lezend binnen.

^Beminden , al genoeg, ik neem u danklied aan.

»Gij hebt uw taak volbracht, gij hebt uw’ plicht gedaan.”

Opziende.

Dit eerste tooneel door een droom ingegeven.

Dat heb ik zoo maar voor de vuist weg geschreven.

Hoe knap toch, ’t is waarlijk een heerlijk gedicht.

Een enkel bezwaar slechts, men vat het niet licht;

’t Gaat diep en ’t gaat hoog, maar verhef ik de vleug’len Dan kan ik het vuur van ’t genie niet beteug’len.

Als nu maar die May er den zin van begrijpt En zich aan geen enkelen wanklank vergrijpt.

En of dan al Julia ons blijft bespotten ,

Dat voorspel is schoon en het stuk zal wel vlotten.

Laat zien dus; ik vond bij Apollo gehoor,

En ben toch den titel niet recht nog op ’t spoor.

Wat kies ik ?

-ocr page 44-

34

[Zich bedenkendi)

Een scherts ? Na dit voorspel ? Geen denken ! Licht kon dit Apol en de muzen weer krenken.

[Zij loopt peinzend heen en weder.)

Als ik eens ....

(Opgewonden.)

O Góon in uw macht zij geloofd, Daar heb ik het stuk en den titel in ’t hoofd!

[Zij snelt naar de dcurt)

Waar zijt ge? May, Julia, zeg, ben je daar?

TWEEDE TOONEEL.

(M^tY en Julia stuiven uit het schoolvertrek) Eugenie.

’t Comedietje, dames, is bijkans al klaar!

May.

De titel!

Julia.

de titel!

Eugenie.

die zal u verrassen

Maar dien reeds verraden . . .ik zal er op passen.

(Julia op het schrift wijzendl)

Kom gekheid! gij hebt reeds een deel op ’t papier, Eugenie.

Dat is slechts het voorspel.

Julia.

Aha!

May.

but I fear

Kan toch niet een voorspel vertoon met een stukje.

-ocr page 45-

35

Dat geeft dan together perhaps wel een krukje. Julia lachend.

Of ook al ons Maytje zich wonderlijk uit,

Ik kom toch met haar tot hetzelfde besluit.

Bedenk eens wat moeten wij lang repeteeren Voordat onze dames van ’t voorspel wat leeren.

Ik raad u bepaald, Eugenie, laat ’t er af

(Eugenie de schouders ophalendl)

Maar Julia, ’t waar voor de meisjes een straf!

(Julia nikt bedenkelijkl)

Geen twijfel I

Eugenie.

Kom roep ze !

(Julia naar buiten roependl)

Nu , meisjes , naar boven ,

Gij moet aan uw speeluur één oogwenk ontrooven.

(Rumoer buiten, daarna de binftenkomst der kostmeisjes.)

DERDE TOONEEL.

Mimi , Jeannette , Christien , Marie. Mimi.

Wat blieft u ? •

Jeannette.

Mijn tijd, is er soms goed bericht? Marie.

Dat ziet men wel aan juffrouw Nietjes’ gezicht 1 Julia théatraal.

Weet, meisjes , gewis tot de lastigste zaken Behoort ook een passenden titel te maken.

Die dit maar begrijpt en gevoelt zooals ik Verstaat ook ’t gewicht van dit kort oogenblik.

-ocr page 46-

36

Mimi schertsend.

Ik ben er, O jufje, zóó diep van doordrongen Dat zie, in mijn oogen reeds tranen ontsprongen.

(Zij pinkt er kwansuis een zveg.)

Verkort, bid ik u , dus dit plechtige uur,

Of zeker gij maakt mij nog meer over stuur.

• May.

I think it much better eerst mjoeziek te maken Voordat the young girls zich bemjoe met de zaken.

Jeannette.

Ik ben nu gekomen en ga niet eer heen Voordat ik den titel van ’t stukje verneem !

Mimi.

De titel!

Marie.

de titel

Jeannette.

We moeten die weten !

Mimi.

Ja, ja, anders kan ik vanmiddag niet eten 1 Eugenie op het schrift wijzend.

Nu, leest dan maar, meisjes, wat hier al reeds staat.

(Mimi neemt het schrift aan, allen dringen naderbij)

Mimi lezend.

„Het bloedbad in Neerland of Alva’s verraad!”

(Allen zien elkander verbaasd aan en barsten dan in lachen uit)

Jeannette.

Een bloedbad!

Marie.

Hoe vreesdij k !

Julia tegen Eugenie.

Die titel moog’ schallen.

Maar denk je, dat die aan Bavard zal bevallen ?

-ocr page 47-

37

Mimi.

Ik hoor ons al schieten !

Marie.

Wel danig verplicht! Jeannette.

Misschien is er dan ook wel een brandje in ’t zicht!

Eugenie.

Geen brandje, maar ’t spant er van heete gevechten, Van roof en van moord, doch in ’t eind zijn de slechtennbsp;Voor goed in den ban en zij krijgen hun deel,

Mij dunkt, dat gebeurt in de wereld niet veel!

Mimi.

Maar ’k vat niet, hoe zult u dat nu combineeren Met ’t plan om mevrouw op dien dag te fêteeren ?

Eugenie.

O dat is een bijzaak ! dat komt wel terecht!

Jeannette.

Ik ben niet gesteld op dat bloedig gevecht.

Julia.

Ik ook niet, vooral niet door dames gegeven!

Eugenie.

Och, meisjes, ’tidée is toch grootsch en verheven.

{Zij zingt?)

No. VII.

Hoe ons

land werd ge-kweld, on-der

amp;-

te


-ocr page 48-

38



_S N N JS__

^ nbsp;nbsp;nbsp;• X Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Al-va vol gram, On - ze ste - den in-nam, Ga ik



-ocr page 49- -ocr page 50- -ocr page 51-

41

May.

No , no , laat zij blijf ....

Mimi.

Heeft miss May iets te vragen ? Eugenie terwijl zij heengaat tegen de meisjes.nbsp;Vanavond bezorg ik je zeker je rol.

Jeannette.

En dan de rollade van miss nog, hoe dol!

VIERDE TOON E EL.

May , Mimi , Jeannette , Marie , Christxene.

May plaatst zich op een stoel en wenkt Mimi naderbij.'

May.

What have you voor stim ? Zing you hoog ?

Mimi spotachtig.

Tusschenbeiden,

Mijn stem, zegt de dokter, kan zeer weinig lijden.

May.

Dan schrijf ik you op , as you like , for the Alt.

Zij wenkt JEANNETTE.

I think your stim hooger ?

Jeannette spotachtig.

Geen stem die bevalt.

Ik heb, zegt de meester, maar vijf dunne noten Die ik er nog wel met geweld uit moet stooten.

May.

Are ’t hooge?

Jeannette. nbsp;nbsp;nbsp;(zingend)

Neen laage ; ut, re, mi, fa, sol. May verbaasd.

How ? you but vijf tonen ?

-ocr page 52-

42

Jeannette.

Ja, juffie !

May.

trés drol.

Zij wenkt Marie.

Maar you zing toch hoog, my dear girl ?

Marie spotachtig.

O neen , laag ,

Want als ik maar eventjes hooger mij waag Dan zing ik zoo valsch ....

May verslagen.

No soprane in de koren!

Dat is nog zoolang ik besta niet keboren !

tegen de meisjes.

Maar kan you perhaps een die zing hooger what ?

Mimi.

U vindt hier geen enkle soprane in de stad.

May ontevreden.

You certainly denkt anders om but zegt zoo.

You make me what wijs — naughty girls — you can go !

CDe kostmeisjes onder elkander giegelend a/.)

VIJFDE TOONEEL.

May.

(Zj zinkt tegen de leuning van haar stoel, strekt de beenen lafig uit en staart in de luchtt)

May.

Shockingly, Alten, die vijf tonen zing En uit de keel ze met moeite nog wring 1nbsp;Heel geen soprane in de stad ? incredible !

Denk zoo , de mjoeziek almost impossible.

(Gerammel van emmers buiten. Daarna Hanna’S steml)

-ocr page 53- -ocr page 54-

44

Hanna.

’k Heb geen tied om veur oe te tellen 1 May,

No, no, ik niet meen zoo, I you what vertellen.

Kom up maar!

Hanna.

’k Mot schrobben !

May.

'k Heb noodig you hier! Hanna.

Mièn neudig ?


May.

Yes, Hanna!

Hanna.

Met alle plazier!

ZESDE TOON EEL.

May. {Hanna in schrobcostuum, met t'okken en armsmouwen ofge-strooki en op klompen.')

Hanna.

Hier ben ’k al.

May.

Moet weet of you noten kan zingen 1 Hanna.

Ik ken ze wel kroaken, pas op, lekkre dingen!

May haar een muziekstuk toonend.-You better begrijpen, I mean van mjoeziek I

Hanna.

Aha, van mjoeziek I neen, die toal bin ’k niet riek !

May.

I zing eerst dan zing you. .. .

-ocr page 55-

45

Hanna.

Mièn tied wat veur fratsen,

Doar zol je ’t dan toch over uut motten platsen!

May haar voorzingend.

La la la, la la la, trala, tra la la !

sprekend.

Now you, open mond, groote stem ....

Hanna zingend.

la la la !

La la la, trala,

(luid lachend) ha ha ha!

Heere mensel

Van ^t lachen za ’k nog motten stikken werense 1 May opgetos;en.

Admirable ! splendid 1 ’t is jammer you stok !

Hanna.

Mien vrieër zek altied, ie zingt as en klok,

Noe dóarop kan ’k oe nog wel anders trakteeren ;

Za ’k nog ens dat liedje van straks goan prambeeren ?

Van ’t Meiske aan ’t zeestrand en heur hartedief ?

Doar droait oe het hart wel van umme, in ’t lief!

May.

No, no I

Hanna.

Noe, dan wi ’k 't marketendsterlied zingen Doar mo j of ie wilt of niet wilt bie goan springen!

{Terwijl ze zingt geejt May teekenen van goedketiring en slaat de maat)

No. IX.

Hanna.

f Rom bom


bom, rom bom


bom, zoo


sloat de


-ocr page 56-

46



han is er han, hoe j’


bie nbsp;nbsp;nbsp;en

ook proat, is een


a 'k um zoo kroanig sol - -


zie,

doat



zt-zzü—.


Dan Met Jo-


maen

han


ik, Mien Jo-niet Jo-


---1/--

han is de han wi ’k al


y----

knapste van laenig ver-

I


gEËEt


-©¦


-e-=


1^-»;


len


ren


----3I--31'—

f Rom bom


boin, rom bom bom, zoo


sloat de


-j-


-ocr page 57-

47

trom ....

afbreken.

In 't schoolvertrek luidt de bel, JULIA aan de detir kloppend.

Julia.

Jou klasse begint!

(May snelt heeti.)

Hanna.

En mien werk blief stoan ! Dat zal met de huusholdster noe er van goan !

't gordijn valt.

DERDE BEDRIJF.

EERSTE TOONEEL.

Mimi, Marie, Jeannette, Christien bezig om hare rollen te Ie er en.

Mimi.

«Vervloekt gespuis, verwenschte ketterzielen !

«Ik zal u met mijn voet vertrappen en vernielen. «Bloed, bloed ! ik snak naar bloednbsp;»Van ’t adderen gebroed.”

Jeannette van haar schrift opziende.

Wie zegt dat, Mie? ’t klinkt zoo moorddadig.

Mimi.

Ja, kind, die taal is Alva waardig !

-ocr page 58-

48

Marie tegen Mimi.

Speel jij voor Alva, lieve tijd !

Nu.... ’t is maar voor de aardigheid !

En wie ben jij Christien ! Ik ben ’t al weêr vergeten.

Christie N.

Voor Kenau Hasselaar, dat dien je toch te weten.

Hoor slechts, dus spreek ’k voor het eerst de vrouwen aan:

Uit het sclu'ift lezend.

»Komt, zusters, ’t zwaard ter hand en wilt den vijand slaan.

»Wij moeten ’t bloedtooneel hier nog een wijl beletten,

»Den Spaanschen beul door Neêrlandsch vrouwenmoed ontzetten. »In onze steden, dorpen, heeft men ons volk gemoord.nbsp;sVan ’t onmeedogend slachten is ach! mijne ziel doorboord,nbsp;»Vertwijfling grijpt mij aan, ik wil mijn volk gaan wrekennbsp;»En O, met eigen hand dat schuim het hart doorsteken!

{gnet verheffing van stem.)

»Valt aan, valt aan! niet langer nu gedraald!

Marie.

Tien, niet zoo luid, of moet dat zoo ?

Christien.

Bepaald !

Met alle klem; Kenau is zeer ontstoken Ze gaat nu heen* en op den vijand poken.

Hoor !

Marie.

Liever niet, leer nu je rol maar zacht,

En als je schreeuwen moet, schreeuw dan vannacht.

Ik leer mij toch al stomp op Willem van Oranje, . . .

Jeannette aan Christien.

Zeg, Tien, hebt jij gedacht aan gele franje ?

Christien.

Och ja!

Jeannette.

’t Is voor, die malle gele broek Waarin ik br ! de gansche menschheid vloek!

't Is al te bar, en ’k durf te wedden dat we eens hooren Mejuffrouw Eugenie heeft haar verstand verloren 1

-ocr page 59-

Ik zal er toch wel niet om liegen.

Ze zei: »ik dacht wel dat ze weêr te hoog zou vliegen ,

»’t Stelt heel wat voor, meent men allicht bij het begin, »Maar als men ’t leest heeft ’t heele stuk geen taal noch zin.

sgt;Die de schijn maar wil beamen »Dat hij bij Apollo toeft,

. nbsp;nbsp;nbsp;»Kan al heel wat onzin kramen

«Voordat men dien onzin proeft !'’

Marie, ik heb ’t al twintigmaal gevraagd,

Wat praat toch wel de Nederlandsche maagd ?

Daar speel jij immers voor heeft juf gezegd ?

Marie ^eeitwend.

Misschien . . .

Mimi.

En wie speelt voor Oranje’s knecht ? Jeannette.

Hoe dwaas, hoe dwaas, we zijn haast alle heeren!

Mimi.

Ach, ach! ik vrees dat zal ons zeer gêneeren!

Marie lezend.

«Mijn moedig volk, ’k beloon uw dapperheid «En schenk mijn zegen op uw kloek beleid,

»De snoode wreedaards zullen u nu duchten »En voor uw snijdend zwaard als lafaards vluchten.

»Laat zegemarschen klinken, hef aan ’t wien Neêrlandsch bloed...

-ocr page 60-

50

Mimi lezend.

sVerwenschte galgenbrokken, ja, Alva is verwoed! CIIRISTIEN lezend.

»Hierheen met speer en zwaard op Haarlem’s wallen »En met bezielden moed den vijand aangevallen.

»Hij wijkt terug, hoera ! wij zijn gered ,

»Kenau, heeft, God zij dank, den storm belet!

TWEEDE TOONEEL.

De vorigen. Kee stuift binnen met ontbloote sabel en een schako op.

{Kce woest met de sabel zwaaiend.)

»Hoe nu is nog de vest niet ingenomen?

»En zou ik, Frederik, vergeefs hier zijn gekomen ?

»Dat is toch, hemel, hel en aard,

»Te erg en Alva’s zoon onwaard! sVoor zóóveel hoon zal ik mij bloedig wrekennbsp;»En nooit, nooit uit mij zelf ’t beleg opbreken.nbsp;sgt;Op ! op ! geen dralen. Fluks de stad bestormd ;

»We hebben om dien zegen al te lang gewormd,

»’k Zal hen die snoodheid spoedig doen berouwen.

Zij bedreigt Marie.

»En moorden ook de kind’ren en de vrouwen 1 Mimi lachend.

Komaan, vermoord de kind’ren en de vrouwen,

Dus nu, nu allen er op in gehouwen !

[Zij grjpt de pook. De andere meisjes maken zich ook van een wapen meester. Geweldig rumoer. Allen vallen Kee aan.)

Mimi schreeuwend.

Bloed,, bloed, ik snak naar bloed !

Christien schreeuwend.

Vrouw Kenau is verwoed.

Marie schreeuwend.

Frederik, toon je moedl

Jeannette schreeuwend.

Bekoeld is reeds zijn gloed !

-ocr page 61-

SI

Mimi schreeuwend. Voor Willem van Oranje !

Frederik zich verwerend. Voor Alva en voor Spanje ! !

DERDE TOONEEL.

De vorigen. Julia, May en Eugenie komen achtereenvolgens binnen. Julia de vechtenden scheidend.

Maar, meisjes zijt ge dol?

Eugenie haar voorbeeld volgend.

Is dat uw rollen leeren ?

Mimi.

Juf, laat mij los ! wij zijn aan ’t repeteeren !

May met de haiiden voor 7 gezicht.

For shame ! you make hier wilde biestenspel!

Mimi.

Dat hoort ook zoo, als Alva voert ’t bevel!

Uit 't schrift reciteerend.

»Bloed , bloed ! gij ketters, zult hier wijken !”

(Zij zverpt Marie het schrift naar -t hoofd.}

Marie.

Mijn oog ! mijn oog ! nu kan ik niet meer kijken !

Mimi.

Dat komt je zeker zeer gelegen, naar ’k wed.

tegen Eugenie.

En om u nu de waarheid maar te zeggen,

U zult met ons wel niet veel eer inleggen ,

Dat bloedbad maakt ons zoo geheel van streek Dat wij u smeeken, laat ’t maar in den steek 1

-ocr page 62-

52

Eugenie verschrikt.

Ónmogelijk ; wij moeten ’t repeteeren,

’t Ontbreekt aan tijd om nog iets nieuws te leeren.

Julia.

Wat dat betreft, weet ik misschien wel raad;

Voor d’Ouverture, May, is ’t niet te laat.

Geef de muziek, wij zullen ’t eens probeeren Of wij die nog van buiten kunnen leeren.

(May zoekt haastig naar 't gevraagde

Jeannette.

Dat vind ik aardig !

Mimi.

Dat zal beter gaan !

Eugenie verdrietig.

Ondankbaar volk, zij geven ’t stuk er aan!

[May deelt de muziek en de instrumenten uit. Gelach, getoet op de trompetjes.)

Hanna buiten.

Rombombom, rombombom.

Zoo sloat de trom !

VIERDE TOON E EL.

De vorigen. Hamia in niarketentstercostuum. Zij slaat de trom.

Hanna.

’k Bin hier besteld. Wat mo’j noe van mien beuren ?

Moar in mien rol dat ze ’k oe van te veuren.

Van buuten laeren as de juffers, ’k baef er van.

Dat mo’j moar waeten, heur, doar doe ’k niet an.

Julia tegen Hanna.

Wij hebben nu alleen je trom maar noodig ;

’t Spreken, Hanna, is ^us overbodig.

Nu, meisjes, neemt uw plaatsen spoedig in,

Miss May geeft reeds het sein tot het begin.

[May tikt herJiaaldelijk met den maatstok, en de kinder ouverture wordt uitgevoerd. Bij het slotaccoord luidt de schoolbel)

-ocr page 63-

—3:;


Allegro Moderato.

I


-f-



trommen,

V

viool.

L-z::3:=:


li


53


kinder fluit.


gt;• i-#- -#• nbsp;nbsp;nbsp;n#-


z^-=:z-—-


1 ËSEt


piano. I


cast'^g-


Hss

?n#- ¦#¦


^-J=J





I



-ocr page 64-


^ ^ ;

¦ t 1......|Z

1

---A /-------

—F—F=^—^

....

#fe - ¦ P ¦

-=^za

f. • f f' -f-f’

t

r ’ j3a

i

f i ¦

'quot;Tj

=i—i—:

F' F t—^--

¦“ nbsp;nbsp;nbsp;p


i:


-(iA-,--


-gzr9=:^ilrr:|z



-j-Q-

-izzi-i-


I— nbsp;nbsp;nbsp;I

iSz:S=zSz




r^zn^E



f ¦ ^

—fcrtn




/

\


Sïi^-


¦^Z


q-qr


i


:—fkZ -1=


ê


-ocr page 65- -ocr page 66- -ocr page 67-

57


Koor ---\—


—I—0-

li*-


-4'


-É-


Z-----


iE^TSl


Der


;=s=7=tz


Lenz ist ge-


kommen, der


Lenz, der


fO


z-ürz


3E^

Lenz,- Habt


---1--1-


ihr es nicht ver- nommen der


---N-ë-


schöne Lenz ist


aiÈ=t


5lE^EEÏ=:


[ da!


Iêè


ïmm


3iSz:(C=;£z=;


--1-


r:i.


n.


itzrt:


dölce


dolce


é ^ £

-----,#—1—


-ocr page 68- -ocr page 69- -ocr page 70- -ocr page 71- -ocr page 72- -ocr page 73-



-ocr page 74-

NiÉ


m.L

lil

• 11


•11.

li


I!av

•»

II

TT»

'U

w -


r

••

I!

ir

’••


VO


'I

ffl



•i...


«i'


.11 1


iii

'ra


Ti


I fill

|TWr««

lLI'l


41'


4ii 4i -i» j


4|iü


I I I I

•li)


.ILIJ

lill

jü.ij

II


JQUJP

-n-T^

iiPi

4^


]^cv I -IQ'I


-P(-P4 Uibi I

44«Éli 4=Wit5.


0.4 Ct. 10^1


-ocr page 75- -ocr page 76- -ocr page 77- -ocr page 78- -ocr page 79- -ocr page 80- -ocr page 81- -ocr page 82- -ocr page 83-

-d-


ra - ken, Met mijn gestoren , Hoorden we


dicht niet kwam op mor - - ren ons pu-


streek ! bliek.


:r=ï“ï;


-g-rgt;

4. tt*


ICil


t-s- nbsp;nbsp;nbsp;^



41

r


=c^:;


Niet

Wilt


—'aitz

—I/-


iedereen tochis’tge-dus den goeden wil


ge - - ven, Te beloonen, Voor-

-----


ZSr(i


b-^.-


:E5EEEb==-l^*-:



is


-4-


-zl^zv-

dre - - ven. Maar too - - nen. Dat


' hoog ook neêr '

ge allen zijt naar wensch voldaan. Dat


fl


:s:zi=i-s:

T—


Z3R


z^z^z


zfzz^i-ipii


-A

z*—»:


zzzEzzzzïiz^s


--#-

•7---


=ZZ3I


-ocr page 84-
74

j

Iteïfeg


viel daarom niet hoog ook neer! Maar ge allen zijt naar wensch voldaan! IJat

nbsp;nbsp;nbsp;N


viel daarom niet hoog ook ge allen zijt naar wensch vol-


¦*¦ fi-#- *


:a=B


#,Si=3=



rdnzz:


Cd'


Ik heb een


daan 1


=:]¦


ifeï:


:=?iz=S:z-i:


ËflÖEEEiEEiEE-

rpsz:---z


(,Het gordijn valt.)


-ocr page 85-

■ ■ •'iffe


tv

''


' -,. '-«?■




■4#’'


'!«


I‘

. â– ^--u *4' ^



: ''^ ;#i'f W /W'

•gt; * ' *»

■• • nbsp;nbsp;nbsp;'^-r gt;.



â– Ji


: - 'p-

w. 4-Z ^

' quot;f • * nbsp;nbsp;nbsp;■'S'MW'- ■■ ■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1^- I



,v


V-.ï


-ocr page 86-