BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929
Verzameling: tooneelstukken
uit de nalatenschap van
Prof. Dr. J. te WINKEL
-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4-’*««1, nbsp;nbsp;nbsp;*i2L^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4
^ ,.£U^ / gt;lt;5/* -=^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;-
yyez^' nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
zXe A^tAJUi. ^cX^ ot^t^Cgt; i, jt« ^0^ Aé^^e^^c
GI01 ^TPV- nbsp;nbsp;nbsp;-Ax- ^^-'amp;,m^
^^^C-£T
£-r nbsp;nbsp;nbsp;*«_^u«*-— -¦%-- ^ ¦-- -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;AA A •*^fAA*yA^
-I
-ocr page 5-X
SAMENSPANNING
EEN
BY WYZE VAN
T E K O N S T A N T ï N O P E L, In de Drukkery van ’t Serail, in Jaar dernbsp;Hegira, amp;c. amp;c. amp;c. amp;c. amp;c. amp;c.nbsp;BJBLIOTHEEK DERnbsp;RIJKSUNIVERSITEITnbsp;UTRECHT.
-ocr page 6-.DE AREND MET TWEE HOOFDEN.
DE WITTE AREND VAN SCYTHIE.
DE ZWARTE AREND VAN POMERELIE. DE LEEUW VAN DE BETUW.
DE DUIF VAN GAULEN.
STOMME PERSOONAADJEN.
DE LUIPAARD VAN ALBION.
DE WITTE AREND VAN SARMATIE.
Het Tooneei it in’t bimenjie van de Finlandfcht Golf.
fc
OU(
. .1-
-ocr page 7-D E
DER
DE AREND MET TWEE HOOFDEN, DE WITTE AREND, VAN SCHYTHIE.
De Witte Arend.
C'^Y zyt dan in onze Landftreeken aangeko-y men, ó ontzaggelykfte en heerfchzuch-tigfte der vliegende Dieren! Gy hebt, zoo men my gezegd; heeft, fnellyk de vruhtbaarïle ge-weften van F.uropa doorvloogen ; ik verwachtenbsp;wel, dat gy my een vriendelyk bezoek zoudtnbsp;komengeeven. Maar watzie ikin uwe klaaawen?
De Arend met Twee Hoofden.
Bemerkt gy niet, dat die Aardkloot, op welken ik ruft, het Zinnebeeld, myner opperheer-fchappy over de Wereld is ?
De Witte Arend.
Heeft men U deeze eer, op uwe rei2en, op-
A 2 nbsp;nbsp;nbsp;ge-
-ocr page 8-gedraagen ? Hebben alle Dieren, zoo Koningen als Koningjens , welken gy bezocht hebt,'ennbsp;van wien gy zoo harteiyk zyt ontvangen, daardoor willen erkennen dat zy van U afhange’yknbsp;en als ^t v/are uwe Leenmannen waren? Öfnbsp;hebt gy dit Zinnebeeld maar ur. Uzelve aangenomen om daardoor aanteduidenuv/egrootiche oogmerken en om uwen hoogmoed te vleijen? Iknbsp;verberg li niet, dat het my argwaan baart.
De Arend met Twee Hooefen.
De Romeinen droegen my, toen ik nog maar een Hoofd had, even als hennen Bercherm-viod;nbsp;in zegenpraal op hunne ftandaarden, ik geleidenbsp;hunne Legioenen, en was het teeken, ondernbsp;het welke zy vergaderden; onder ons geleidenbsp;verwonnen en onderwierpen zy zich, de gan-fche Wereld. Dit is de oorfpong van dit geheimzinnige Zinnebeeld. Na de verdeeling vannbsp;^tRyk had dit doorluchtig Zinnebeeld nietsnbsp;meer dat ontzag baarde, verre van dat ik doornbsp;het bekomen van een dubbeld Hoofd machtigernbsp;zoude zyn geworden; had ik des te minaernbsp;macht; de andere Dieren befpeutden zulks; zynbsp;deeden voordeel met het afneemen myner krachten, en verdeelden myn kyk onder eikander.nbsp;Ik hield niets overig dan den iedelen Titel vannbsp;Opperhoofd der Koningen onder de Ditren; ennbsp;nog heeft men de ftoutheid gehad van my diennbsp;Titel meer dan eens te betwirten; U zeh'cn,nbsp;tel ik onder 't getal der wederfpannigen ennbsp;overweldigers, al was alleen daarom, rn.datnbsp;gy myn’fchoonften Titel U toegeeigend hebt,
De Witte Arend.
Gy beledigd my. Ik ben uw gelyk; ik ben
in
-ocr page 9-C 5 )
in geenen deele genegen uwe opperheerfchap-py te erkennen. Laaten wy als Broeders loeven ; dit is alles ’t geen gy van myne infchik-kelykheid kunt verwachten.
D E Arend met twee Hoofden.
Ik ben te vrede. Wy zouden zelf ons naauw verbinden kunnen; wy zouden ’t Ryk der Wereld onder ons kunnen verdeden en de overigenbsp;Koningjens der Dieren v;eder tot gehoorzaamheid brengen: wy zouden door eene gelukkige eensgezindheid hunne vleugelen kunnennbsp;knotten, en hunne kiaauwen korten , en hennbsp;noodzaaken, hunne af hangclykheid van ons te-erkennen, en indien zy al te veel fpels wildennbsp;rnaaken, zouden wy hen kunnen verfcheuren.nbsp;Ik verberg ’t Uniet, myn waarde Broeder, deze Aarekioet, die my tot een Troon verftrekt,nbsp;doet myn grooten moed te kort hy verwyt my ’tnbsp;geen ik ben, en brengt my onophopdejyk in ’tnbsp;geheugen het bitter herdenken van geen,nbsp;dat ik geweeft ben. Ik zal U de helft van den-zelven afftaan, ik wil met U Tarnen heerfchen,nbsp;en indien gy wilt, zullen wy dra het zinnebeeld, in waarheid veranderen, want ik bennbsp;niet, het geen dat ik behoorde te zyn,
De Witte Arend,
Wat wilde gy dan zyn?
De Arend met twee Hoofden.
Dat geen ’t welk Jupiter op den Olimp is. Even als ’t gezag van dezen zich uitftrekt i/vernbsp;alle de Goden, wilde ik cok, dat het mynenbsp;zich uitftrekte over alle Dieren, die op de asr-de Iceven, maar van dit voor my zoo vleiend
oppergezag bied ik U de helft aan; laaten wy fatnen ia de Wereld heerfchen, en laaten wynbsp;geen Oppervorü: nevens ons dulden.
De Witte Arend.
Het is een Hout ontwerp! zal men zich niet tegen onze willekeurige heerfchappy verzetten?
Da A REND met twee Ho OFDEN.
Wie zoude zulks durven beftaan?
De Witte Arend.
Alle onze Broeders, onze Mededingers, doch, naar rayn gevoelen, hebben gy en ik 'c meeilnbsp;te vreezen voor den zwarten Arend van Po-merelië, deze is een Arend even alswy, zynbeknbsp;en zyne klaauwen zyn, gelyk gy weet, ont-zaggelyk; deze Arend is nog wakker, heeft ei-fchen re doen, en ik houde my verzekerd, datnbsp;hy dezeiven zal doen gelden, indien wy hemnbsp;buiten het Driemanfchap fluiten , indien wy dennbsp;roof van de Vorften, onze Broederen, willennbsp;deelcn, indien wy hem geenbrpk van den koeknbsp;geeven; hy zal de eerlte zyn 'om eenc famen-zweering tegen ons te fmeeden; reeds durft hynbsp;openlyk onze Mededinger zyn; hy zal zich ge-makkelyk aanhangers maaken; hy zal de trom ¦nbsp;pet fteeken, hy zal onraad roepen, alle denbsp;kleine Koningjens zullen zich op zyne zyde be-geeven; hun gemeen belang zal hen tegen onsnbsp;wapenen, en wy zullen de fchande hebben, denbsp;algeraeene ruft vruchteloos te hebben geftoord.nbsp;MifTchien, eilaas! miflehien zullen wy in die wor-fteling de fraaifte der flagpennen onzer vleugelen, en al ons aanzien verliezen,
De
'V
-ocr page 11-De Arend MET TWEE Hoofden.
Ik had niet verwacht zo veel kleinmoedigheid in Ute zullen ontmoeten, dezelve verbaad; my;nbsp;ik meende dat gy meer moeds en een manncly-ker hart bezat. De ftrenghcid der Luchtftreck,nbsp;welke gy bewoont, deed my wakkerheid in. unbsp;vermoeden. Ik meende in U vonken van eennbsp;ftouten en onderneemenden moed te hebben be-fpeurd, ik fpreek openhartig tot U, uwe ge-maatigdheid komt my verdacht voor. De onder-neemingen, welken ik U heb zien werkkellignbsp;maaken, tegen de opperheerfchappy van den*Sar-matijehen Arend, die luillerryke veroveringen,nbsp;welken ik weet, dat gy op k Ryk der Halvenbsp;Maan, in den zin hebt te maaken; de inelle vlucht,nbsp;welke gy genomen hebt, in ’t doorloopen dernbsp;oevers der Ys - Zee ; en de ftoutheid, met welke gy begonnen hebt over de zwarte Zee tenbsp;zweeven , in weerwil der onfluimige winden,nbsp;welke in den dampkring, die haar omringt, heer- 'nbsp;fchen, kondigden my in U roemryker uitgeftrek-ter enU beter voegende oogmerken aan. Hoe!nbsp;zouden onvruchtbaare Woellynen, Zandhoo-pen, hardeRotzenjBoffehen, moeraffigeMeircn,nbsp;onbevaarbaare Rivieren in flaat zyn om uwenbsp;hecrfchzugt te verzadigen! Zoudt gy uw roemnbsp;flellen in ’t nedervellen van zwakke Vyanden,nbsp;die, zoo fnel zy vliegen kunnen , voor U vlieden! Zoudt gy ü tot deze onnutte en gemak-kelyke veroveringen bepaald hebben! Neen,nbsp;gy kunt my niet milleiden, gyhebt onderneemin-gen!van een ganfehverfchilJenden aart in denzin.nbsp;Doch vertrouw niet te veel öp uwe krachten;nbsp;in dien gy zulks alleen mogt onderneemen, zoudtnbsp;gy geftuit kunnen worden, eer gy aan einde
der loopbaan gekomen waart. Wat fchande zoude het voor U zyn, indien gy terugkeerennbsp;jnoeft! Geloof my, laaten wy een gemeen belang hebben, laaten wy ons famen vei binden,nbsp;laaten wy de wet Hellen aan allen, die rnilTchiennbsp;heimelyk bedacht zyn, om dezelve aan ons tenbsp;ftellen. Wy baaren by hen reeds opzien, gee-ven wy hun geen tyd om zich in hunne vreesnbsp;te beveftiRcn , overvallen wy hen, doen wynbsp;ons voordeel fmet de verbyfterdheid, waarinnbsp;zyzyn,deelcn wy, terwyl zy bezig zyn metnbsp;onder elkander te' krakeelen , de opperheer-fchappylder ganfche Wereld onderons beiden.
De Witte Arend.
Kan ik my op uw woord vertrouwen ; want ik hoor overal zeggen, dat gy geen mededingernbsp;duif, ik zelf mag •’er geen dan met ongeduldnbsp;lyden? En ik vrees, ik beken’t, dat onze verbintenis, in’t eind voor den een’ of anderennbsp;van ons, milTchicn voor beiden, verderfelyknbsp;zoude mogen zyn, myn Ryk Heuntzoo als gvnbsp;weet, op een’ niet al te vaften grondflag ; het heeftnbsp;tegenwoordig, ik ftaa zulks roe, luilter, maarnbsp;het heeft nog gebiek aan vaftigheid om ’t zelvenbsp;onwrikbaar en beflendig te maaken, deze bebloede bek en klaauwen verwyten my mynenbsp;overweldiging. Een overweldiger geniet zelden vreedzaamelyk de vrucht van zyn fchelm-ftuk: zeer dikwyls daalt hy van het toppuntnbsp;der heerlykheid', hctwelke hy beklommennbsp;had door misdaad, neder, voor dat hy zichnbsp;op ’t zelve gevcftigd heeft, eene andere misdaad kan hem daar van fchandelyk neder-fioGten.
Be
-ocr page 13-De Arend met twee Hoofden.
Dit is eene reden te meer om U naauw met my te verbinden, ïk kan U onderfteunen ciinbsp;U beveftiqen op den troon, welken gy zoonbsp;rondborftiglyk bekent, overweldigd te hebbe.).nbsp;Ook kom ik opzettelyk van de oevers vannbsp;den Donau om een ftaatkundig gefprek metnbsp;U te hebben.
De Witte Arend.
Wat wilt gy van my hebben? Ik ben zoo machtig niet dan ik fchyn. Ik heb myne krachten nog niet ernftiglyk beoroefd dan tegennbsp;de zwakke en vreezachtige Üuif van Mahomet;nbsp;ik heb dezelve aangegreepen; ik heb haar ee-nige pennen iiitgetrokken, maar oii den oegen-blik, dat ik haar meende te verlcheuren , heeftnbsp;zy zich van myne klaauwen ontflagen, ennbsp;zy heeft nog krachten genoeg overig gehad,nbsp;om wegtevliegen. Ik ben voorneemens haar opnbsp;nieuws te vervolgen en te overvallen, wanneernbsp;ik haar verfcheurd zal hebben, zal ik meernbsp;krachten hebben.
De Arend met twee Hoofden.
Indien ik haar befchermd had, zoo als ik my daar toe piechtiglyk verbonden had, zoudtnbsp;gy haar nooit in uwe klaauwen gekreegen hebben, doch vlei U niet, dat gy haar geheelnbsp;zult inflokken: Ik v/il ’er ook een ftuk vannbsp;hebben en zelfs een goed ftuk. Ik ben ’er zoonbsp;verlekkerd op als gy; ik ben reeds lang voorneemens geweeft om ’er een klein maaltydjennbsp;van te maaken, en ’t ftaat Hechts aan u, of-gy ’er deel aan wilt hebben zy is vet ennbsp;malfch, ik boude my verzekerd, dat zy zeernbsp;lekker en vol fap zal zyn.
A 5 nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 14-Dl Witte Arend,
Gy zyt edelmoedig, Broeder, deze beleefdheid van uwen wegen, vordert eene andere van my, ik ben voorneemens op den een of anderen tyd, eens over’t Paleis, van Peking tenbsp;gaan zweeven, myn’ flag waarteneemen omnbsp;den zeer grooten Tuitten Oliphant te rooven.nbsp;Ik noodig U op den zelven. Dit fraeie Diernbsp;zal ons meer dan een’ dag tot fpyze verflrek-ken, en ons feeil zal des te langer duuren.
De Arend met Twee Hoofden.
Dat is juift geen lekker beetjen , het beeft is wat hard van huid ; maar daar is niet aannbsp;gelegen, rooft het maar, wy zullen hem welnbsp;murw krygen, en hy zal wel taai moeten zyn,nbsp;indien onze bekken en klaauwen hem niet kleinnbsp;zullen kunnen krygen.
De Witte Arend.
Maar ik maak ftaat, dat gy my zult helpen, om dezen loggen klomp opteneemen en wegte-vocren: want inderdaad , de laft zoude al tenbsp;zwaar zyn voor my alleen, gy zult hem bynbsp;den ftaart en ik by den kop vatten.
De Arend met twee Hoofden,
Wy zullen daarvan op eenen anderen tyd fpreeken. Laatcn wy komen tot het geen denbsp;meefte haaft heeft. Laaten wy gemakkelykenbsp;veroveringen maaken, en die meer in onsnbsp;bet eik zyn; laaten wy niet ver gaan zoeken, ’tnbsp;geen wy, om zoo te fpreeken , onder onzenbsp;klaauwen hebben. Beginnen wy met alle onzenbsp;kleine mededingers van Europa te verfcheuren;
bren-
-ocr page 15-brengen wy daar alles in fchrik en yrees; be» vlekken wy dit fchoone en vruchtbaare geweftnbsp;met bloed, onderwerpen wy hetzelve aan onzenbsp;volftrekte en willekeurige machtj dat al wat,nbsp;in dat gedeelte der aarde adem haalt, op ’tnbsp;zien van ons beeve; dat de Zwarte Arend vannbsp;PomercUë, deze trotfche mededinger van mynenbsp;macht er. van de uwe, vliede op onze aannadering,nbsp;of dat hybezwyke onder onze flagen; dat denbsp;iVitte Arend der Sarmaten, wiens vederen wynbsp;reeds uicgeplukt hebben, en die geen krachtnbsp;meer heeft, aan ons cynsbaar worde, in afwachting dat de dood hem zal verlosfen van denbsp;knellende fmerten, welken zyne diepe wonden hem veroorzaaken; dat de oude magerenbsp;en machtelooze Leeuw van de Betuw, ons ziendenbsp;aankomen om hem aantevallen, verre wegnbsp;werpe zyne pylen waar mede hy zich wapendenbsp;waarvan hy zich niet meer bedienen kan,'nbsp;dat hy br idle van fchrik en vrees, en dat hynbsp;zich in den een of .anderen modderigen ennbsp;hinkenden poel van ’t Eiland, hetwelk hynbsp;bewoont gaa nederhorten. Dat vooral denbsp;trotfche Du f van Gaukn verfchrikt, op onzenbsp;aankomft, als eenpyl uit een boog wegvliege,nbsp;en voor altyd verhuize uit een land, waarin zynbsp;zoo trotfehelyk, zoo veele eeuwen achter eennbsp;heerfcht. Dzt de Luipaard van Albion, die denbsp;lafhartigheid gehad heeft zich twee pooten tenbsp;laaten af hou wen, kruipe als een wurm, op’cnbsp;gerucht onzer daaden, en dat hy van zelvenbsp;kome om ons hulde wegens zyne Staaten tenbsp;doeii!
DE WiTTE Arend.
Gy verfchaft ons daar al vry wat bezigheid, Broeder
-ocr page 16-der, ik vrees zelf meer dan wy zullenaf kunnen. Ik gaa U myne zwaarigheden en bekommeringennbsp;voorhouden, met die oprechtheid en openhartigheid, welke U bekend zyn.
De Arend met Twee Hoofden.
Openhartigheid en Oprechtheid, in een ver-fcheurend Dier,,in een’ Arend vooral ! Foei Broeder, praal niet met deugden, die voor onsnbsp;nietgefchikt zyn. Gy fpreektonbetaamelyke taal;nbsp;Eoojzuchtigbeid, Wreedheid zyn de waare eigen-fchappen der Dieren van onze foort. Poogeanbsp;wy niet malkander’ wederzyds te bedriegen:nbsp;laaten wy ons uitgeeveii voor ’t geen dat wynbsp;in der daad zyn, en laaten wy eensgezind te-werkgaan, devi^yl onze belangen een wederzyds goed verftand tusfehen ons beiden vorderen,
De Witte Arend.
Wel nu ! dewyl de woorden Openhartigheid en Oprechtheid niet van uw’ fmaak zyn, zal iknbsp;’er geen gebruik meer van maaken. Zie hiernbsp;myne aanmerkingen op uw ontwerp van alge-meene vernieling; gy meent in uwe reizen hetnbsp;fterke en zwakke der Koningen onze mededingers te hebben opgemerkt: gy verbeeldt U ,nbsp;volgens uwe waarneemingen, die gy op dienbsp;plaatfen gemaakt hebt, ciat zy zwak, onbezonnen,nbsp;en vooral niet op hunne hoede zyn. Maar,nbsp;Broeder, heeft uwe eigenliefde op U niet dezelfde uitwerking, die eene heete koorts op hecnbsp;hoofd van een Dit r , welk zy doet raaskallen ? Het zy zonder U te beledigen gezegd, wantnbsp;dewyl wy hec allergewichtigfte Üuk behandelen,
moe-
-ocr page 17-C 13 )
moeten wy ons van geen zwakke uitdrukkingen bedienen, om al de kracht van onze denkbeelden uirtedrukken.
De Arend met Twee Hoofden.
Het is geen vleijend compliment, maar ik floor my nergens over. De tegenfland tegennbsp;myn wil en begeerten is alleen in flaat mynenbsp;gramfchap te doen ontfteeken; voor ’t overigenbsp;ontveins ik alles; en ik doe myn’ hoogmoednbsp;zwygen. Daarenboven kom ik niet hier, omnbsp;te krakeelen, Gaa voort Broeder.
De Witte Arend.
Ik zou van gevoelen zyn, dat wy behoorden re beginnen met ons den een of den anderen vriend te maaken, al was ’t maar voor een tyd; zoo dat wy hem zouden konnen ver-fcheuren, alswy hem niet meer noodig hadden.nbsp;Ik verberg U niet, dar ik vrees voor eennbsp;verbond tegen ons en indien dit eens door denbsp;uitkomft beveiligd word, gelooft my dat verbond zal ontzaggelyk zyn. De Luipaard vannbsp;Albion, by voorbeeld, welken gy my in zoonbsp;een Hechten toelland affehildert, kan wedernbsp;bekomen, hyis, wel is v/aar, verminkt, dochnbsp;indien hy zich behoorlyk laat oppaffen, konnbsp;hy geneezen ; en indien hy zyne krachten weder bekomt, heb ik alles van zyne gevoeligheid en v/reede wraak te vreezen, is het nietnbsp;voor my, ’t is voor myne kleine jonge Arend-jens, hy zalze in hun nefl komen verfcheuren.
De A rend met Twee Hoofden.
Deze Luipaard certyds zoo geducht en zoo
onder-
-ocr page 18-( 14 )
onderneeraend, doet niet dan een naar gehuil en gekerm over zyne fmerte hooren op dennbsp;oever der Zee, waar hy nedergelegen is, ditnbsp;gebrul is, wel is waar verfchrikkelyk, dochnbsp;het voorQjelt des te beter zyn’ nabyzyndennbsp;dood.
De Witte Arenü.
Gy zoudt kunnen mis hebben, Broeder, hy is nog ontzaggelyk in den zieltoogenden Haatnbsp;waartoe men hem gebracht heeft. Zie eens, bidnbsp;ik U, hoe hy den Leeuw van de Betuiv zyn’nbsp;nabuur, die eertyds zyn vriend en makkernbsp;was, nog doet voor hem vreezen.
De Arend met Twee Hoofden.
Zulks verwondert my niet. Dit oude maa-gcre Dier kan. zich niet meer verroeren: zyne ftemme is, om zoo te fpreeken, verdoofd; hynbsp;kwynt en gaat langzaamer hand naar zyn dood,nbsp;hy fterft van machteloosheid: hy heeft kelfnbsp;niet eens krachts genoeg overig om te klaa-gen: onder een Oranjeboom gelegen, flaaptnbsp;hy geruftelyk onder de fchaduwe van dezennbsp;in een niet zeer voor hem gefchikte luchtftreek,nbsp;verplanten boom. Zyn llaap is de dood hy llaapt;nbsp;de kracht niet hebbende om op te kunnennbsp;ftaan, om zich te gaan verwarmen aan de ver.nbsp;kwikkeade ftraalen der Zon. Deze fchaduwenbsp;word hoe langer hoe doodelyker voor hem; iknbsp;heb hem byna zonder beweeging gezien. Mennbsp;kan hem zonder gevaar beledigen; zyn tyd isnbsp;voorby.
De Witte Arend.
Doch hy is echter nog niet dood, en zoo
in
-ocr page 19-( nbsp;nbsp;nbsp;15 )
lang als *er leeven is, is /er hoop. Behoudens uw beter gevoelen, meen ik, dat het voor onze vcreenigde belangen nuttig isnbsp;den haat en de verbitterdheid dezer twee moedige Dieren, meer en meer tegen elkandernbsp;op te hitfen; hen zelf te helpen om malkan-deren te vernielen, aan het een een beet, aannbsp;het ander een neep met de klaauwen te geeven,nbsp;hen beurteling middelmaatiglyk te onderfteu-ncn, maar vooral te beletten, dat zy zich nietnbsp;met elkander verzoenen.
De Arend met Twee Hoofden.
Zy zullen zich wel hoeden zulks te doen; zy zyn nooit oprechte en goede vrienden geweelt.nbsp;tiQLeeuwh altyddoor den Luipaard bedrogen,nbsp;gewordenjhy is altyd van hem afhangelyk ge weeftnbsp;en deze heeft hem altyd geplaagd en gekweldnbsp;hun valfche vriendfchap heeft hen beide totnbsp;den beklaagelyken ftaat gebracht, in welken gynbsp;ben ziet.
De Witte Arend
Dat kan waar zyn, doen wy— niet te min ons beft om hen tegen malkander optehitfen. Ter-wyl ¦’t krakeel zal duuren, zal ik ftoutelyk overnbsp;de Zeeën gaan zweeven, welker bezittingen zynbsp;overweldigd hebben; ik zal ^er zeer grooteanbsp;buit raaaken. Kom gy over de moera/Ten vannbsp;de zweeven, gyzult de bebouwde landennbsp;van dezelve, naar uw welgevallen verwoeften,nbsp;en weldra zult gy de fchrik van alle Dieren, die daar leeven, worden gy fzult dezel-ven tot uw prooi maaken, en zult hen gemak-kelyk aan uwen wil onderwerpen. Ondertus-fchen zal de oude Lieuiv hun Koning den
geeft geeven , en dewyl liy geen nakcireliiigeft nalaat! zal ’t U gemakkelyk vallen U, voor Opperheer van ^tland te doen erken-éen.
De Arend met twee Hoofden.
Men zal zelf niet eens kunnen zeggen, dat zulks eene overweldiging is; want ik heb daarnbsp;rechten, en ik zal fledhtswederom ncemen, ’tnbsp;geen dat men my onrechtvaatdiglyk ontroofdnbsp;heeft.
De Witte Arend.
Hechten welke nieuwe en ongewoone taal is dat? Gyzeidemy daar zoo even, dat een Arendnbsp;geen eene deugü moeft erkennen; dat hji' zichnbsp;allen door zyneroofzuchttnwrcedheidmoQÜAocanbsp;kennen.
De Arend meT twee Hoofden.
Hcor, Broeder, laaten wyniet vitten. Het onderwerp onzer bycenkomft is al te gewichtignbsp;om ons met beuzelingen optehouden, laaten wynbsp;onzen tyd niet verkwiften reet aanmerkingennbsp;over de woorden en hunne beteekenis te maa-ken. Het woord Recht is rey , ik weet niet hoe,nbsp;ontvallen , Want ik beken U, dat ik niet al tenbsp;wel wcete. wat het beteekent. Dit woord isnbsp;in gebruik en ik bedien iny van ’t zelve; evennbsp;als anderen, ’t zy wel of kwaalyk. Laaten wynbsp;tot ons ontwerp wederkceren. Gy hebt mynbsp;gezegd, dat wy eerft ons beft moeften doen,nbsp;om ons den een of anderen vriend te niaa-ken, welken wy daar na moeften bedriegen.nbsp;Op wien werpt gy het oog?
De
-ocr page 21-De Witte Arend.
De keus is niet moeielyk; op dien van onze Mededingers, welke van onze foort is, en dienbsp;milTchien van ons geflacht afftamt, gy begryptnbsp;my wel, is de Arend van Pömereli'é, dieQnbsp;ik in het oog heb.
De Arend het twee Hoofden.
Die Arend, Btoeder, zal ons fpel baaren hy zal niet gcmaklcelyk tot onze oogmerkennbsp;medewerken, en hyis niet zoo gemakkelyk omnbsp;te bedriegeri , dan gy U verbeeldt. Ik ken hemnbsp;beter dan gy. Geloof my, daar zit een kleinenbsp;wrok by hem tegen U en my, hy heeft dennbsp;toon niet vergeeten, op welken gy te werknbsp;ging in 't laafte gefchil, ^t .welk hy en ik metnbsp;malkander hadden; gy verplichtte ons eén verdrag aantegaan i ’t welk niet zeer naar zyn'nbsp;fmaak was, en ik moet Ü bekennen, dat hecnbsp;nog minder naaf myn’ fmaak was. Doch ik.nbsp;behoudegeen den minllen wrok tegen U; ik vergeef het U van harten. De Arend van Pome~nbsp;reli'ê en zyn bloedverwant, heeft zich ten my-nen kollen groot gemaakt, en hy hoopt zichnbsp;nog grooter te maaken.
De Witte Arend’.
Wy zyn eertyds zeer goede vriendengeweeftj hy heeft, ik weet niet waarom, argwaan opgevat , echter zal *t, zoo ik denk, niet moeie-lyk vallen, hem reden te doen verllaan, ennbsp;daarby is hy op zyne jaaren, de ruil voegtnbsp;hem, te meer omdat hy nooit de aangenaamheden derzelve gefmaakt heeft.
B nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 22-De Arend met twee Hoofden.
Betrouwen wy- daar niet op; hv is loos eö llftig, men moet hem ’tycen of hst ander opoTe-fenom hem te beweegen, dathy zich Itil boude,nbsp;of h.em den een’ of anderen vyand verwekken , om hem aftetrekken en bezigtehouden.
De Witte Arend.
. Wel nu, wat dunkt U, dat wy hem in ons ge-fpan aannamen ?
De Arend met twee Hoofden.
Hebt gy onze laatfte verdeeling niet in ’t geheugen? Hy ftelde ons de wet, wy plukten den Sarmatifchen Arend-, gy hadt de grootfte,nbsp;veeren doch de minfte in waardeV ik had eennbsp;weinig beter veeren dan de uwen; doch hynbsp;nam het dons; waarvan hy zich een zeer. goednbsp;neft heeft gemaakt. Geen maatfchappy meer,nbsp;bid ik u, met een Dier, dat zoo op zyn eigenbelang gezet, zoo volftrekt en zoo onhandelbaar is, Men moet hem kloppen, indien hyzichnbsp;niet wil tevredehouden met een gering deel,nbsp;’t welk wy hem zullen opolFeren, tot dat allesnbsp;geplukt en vcrfcheurd is.
De Witte Arend.
Zulks is dra gezegd.
De Arend met twee Hoofden.
En dra ook gedaan, indien wy ons tegen hem vereenigen.
De Witte Arend.
Hy zal ons de handen vol werks geeven,
indien v/y deze wanhoopige party kiezen. . Ën meent gy bovendien dat hy geen Vrienden zalnbsp;vinden, die tot zyne hulp zullen toevliegen ?
De Arend met twee Hoofden.
Hy zoude het een of ander klein Koningjen in zyne nabuurfchap kunnen vinden, die ftoutnbsp;genoeg was, om zich in ons krakeel te ftee-ken , doch deze kleine Diertjens zouden welnbsp;dra in onze ruime maag ingezwolgen worden.
De Witte Arend.
Gy zytwe! trotfch myn Vriend! En waarom hebt gy niet beginnen, met die kleine Koning-jens opteeeten, die zoo wel uwe als zynenbsp;nabuuren zyn?
De Arend met twee Hoofden.
Dit is ook myn voorneemen, doch ik be-waarze voor een lekker beetjen. Ik zal er eens een fpeetjen van maaicen broeder en knappenzenbsp;op. Wt.1 aan! wel aan broeder: laaten wy innbsp;ernil fpreeken. Het is tyd om grote flagen toe-tebrengenj met wien meent gy, dat wy moeten beginnen ?
De Witte A^rend*
Zie hier een ontwerp; het welk my m hoofd fchiet, my dunkt dat het voorzichtig is ,nbsp;een weinig ver van Europa te beginnen; mis-fchien zullen wy daardoor de waakzaamheidnbsp;onzer Vyanden, de Vorften onze naafte gebuurnbsp;ren bedriegen. Wanneer wy de duif van Mahomet zullen uit oen weg geholpen hebben,nbsp;zullen wy fpoediglyk op ’t midden van Europa
val-
-ocr page 24-vallen ; wy zullen alles wat zich öpdoen zalgt;' met eene verbaazende fiielheid aanvallen, onzenbsp;Vyandeh verbaasd en beteuterd ftaande, zullennbsp;onvoorziens aangegreepen worden, en op dezenbsp;wyze, zullen wy ligt werk hebben.
De Arend met Twee Hoofden
Dit ontwerp ftaat my zeer wel aan, want de fcOute onderneemingen behaagen my zonderling.nbsp;Doch vergun my, dit ik in ’t voorbygaan aan-merke,- dat ik in U eèn vaft befluit belpeure,nbsp;om de arme duif van den grooten Profeet op-leknappen, gy brandt van begeerte om op denbsp;groote Moskee van Konftantinopel te gaan zitten en daar als een Paauw te gaan pronken, oninbsp;U te doen bewonderen, en vervolgens uwncfl:nbsp;in T Serail zelf te gaan maaken.
De Witte Arend.
Ja, Broeder, ik moet U myn zwak belyden, ik bfande van begeerte, omdat Serail van nabynbsp;te bezien, en ^er naar myn v/elgevallen te gebieden; en vooral die foort van Dieren, dienbsp;voorboden van onhéilen uit hetzelve te verbannen, welken n cn gefneedenen noemt. Iknbsp;heb een herken afkeer van die onnutte fchep-felen, de fchandvlek van ^t dierlyk geflacht.
D E Arend met Twee Hoofden.
Doch inden wy zoo ver komen, zoo hoop ik, dat gy my in ’t zelve wel zult willen ontvangen , al was maar voor eenen nacht wantnbsp;wy moeten daar geen lang verblyf houden; indien Wy onze [hoofdonderneeming niet willennbsp;doea mislukken.
T'
C ai )
D E W I TT E A R E N D.
Gy kunt 'er ftaat op maaken, en op alle my-pe erkentenis. Meeuer van ’t Serail zynde, zal ik de eer van zelve ophouden, en gynbsp;zult de gaft zyn, ¦welken ik in ’t zelve met denbsp;grootfle onderfcheiding behandelen zal. Laatnbsp;dit op ray aankomen^
De Arend met twee Hoofden.
Wel nu, hoe moet men het aanleggen om deze verovering te doen, welke U zoo zeer aaa h hart ligt?
De Witte Arend.
^ Opdat de mufelmannifche Duif ons niet ont-gaa, moeten wy haar van twee zyden jaagen; zy moet dan in de klaauwen van cen^ van ons beiden vallen. Het is zeer p.nverfchillig of zy ianbsp;de uwen of in de mynen valt, dewyl'Wy overeengekomen zyn om haar famen opteëeten.
Dp Arend met twee Hoofden.
Dat rpreckt van zelf, wanneer ons ontwerp welzalgeregeld zyn, zullen¦wyeeneAftcvan al-toosduurende maatfehappy maaken en reekenen;nbsp;want wy moeten ons nooit van elkander fchei-den; en vooral nooit elkander b^oorloogea.
De Witte Arend.
Ik hoop ten minftc , dat wy nooit tot dat fchandelyk uiterfte zullen komen. Doch mennbsp;kan voor niets inftaan. Wie weet zelf of onzenbsp;nakomelingen!
? 3 nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 26-( nbsp;nbsp;nbsp;23 )
De ArenD'Met twee Hoofdek.
Wel laaten onze nakomelingen zien hoe sy ’t maaken. Laat het na ons gaan zoo het wille.nbsp;Laaten - wy ons beft doen, om een grootennbsp;mam, een’ grooten roem natelaatqn. Laaten-wy onze Heerfchzucht voldoen, laaten v/y ’tnbsp;vermaak van het tegenwoordige genieten, ennbsp;ons weinig over bet toekomende bekommeren.nbsp;Sterven - wy met den naam van Helden geweeftnbsp;te zyn; neemen wy alle onzen roem met onsnbsp;in het graf;' ’er ligt weinig aangelegen, cf zynbsp;voor onze opvolgers nut zal zyn, op welkenbsp;wyze Wy dien ook verkrygcn, wy zullen in hetnbsp;grooteboek der nagedaofttenis gefchrceveg worden idit is al’t geen waarnaar wy ftaan moeten.
De Witte Arend.
Ja, maar in dat groote Boek zyn twee Tafelen: die op welke gefchreeven ftaan, denbsp;naamender Alexanders, derCefars, derAntoni-nén, der Markus - Aureliuflen, der Trajaanennbsp;enz. en die, welke vertoont de lyft. , .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
De Arend met Twee Hoofden.
’Er ligt my weinig aan gelegen, op welke van deze twee lyften myn naam geplaatft worde ,nbsp;geen afweiding meer, verzoek ik ü! Gaa.nbsp;voort my uw ontwerp van aanval, tegen denbsp;vxeeszachtige Duif van Mahomet optegeeven,
De Witte Arend,
Zie hier hetzelve in twee woorden. Gy zult zoo hoog vliegen als gy zultkunnen, en zachtjensnbsp;boven den Donau zweeven; daarna zult gynbsp;nederkomen volgende dcszelfsloop, ennaauw-
keu-
-ocr page 27-C 23 )
keuriglyk de beide Oevers van dien ftroom be3 waaren', zonder U te ver van Belgrado te verwy-deren, gy zult zelf op de halve Maan, welke totnbsp;een windwyzer dient op den hoogften Torennbsp;der Moskée kunnen gaan zitten. Ik raade uwnbsp;zelf ’er fchildwacht te houden; gy zult dusnbsp;den pas kunnen affnyden aan de Duif,nbsp;die voor my zal vluchten. Ik zal haar jaagennbsp;met dezelve van' de zyde van Tauris aante-tallen en zal haar no'odzaaken de ttreeken dernbsp;Zwarte Zee te verlaaten. Indien zy naar'Aziënbsp;overgaat, is zy bedurven, ik heb daar eencnbsp;heimelyke verftandhouding weeten te bewerkennbsp;en men heeft reeds eens zeer gevaarlyke fa-menzweering tegen haar ontdekt. Wy zullennbsp;haar op deze wyze tusfchen ons beiden zetten.nbsp;Zy zal wel loos zyn; zoo zy ons ontfnapt. ’Ernbsp;blyft voor haar maar een middel overig, om aannbsp;onze klaauwen te ontfnappen, dat is, om in denbsp;armen van haaren waarden Profeet te vliegen,nbsp;maar dan is zy verwonnen, dewyl zy ons denbsp;fchoone en vruchtbaare Geweften, over welken zy federt verfcheiden eeuwen willekeurignbsp;lyk heerfcht, zal afftaan.
De Arend met Twee Hoofden.
Uw ontwerp is verv/onderlyk, het gevalt my buitengemeen wel. Nu is ’t gedaan, gy gaat de maatnbsp;uwer wenfehen en begeerten vervullen , en ik begin de mynen zich te zien vervullen, Zyt ver-Zfker-d van myn’ yver en myne wakkerheid.nbsp;Ik vlei my mét eene oprechte beantwoordingnbsp;van uwe zyde in de ondcrneemingen welken iknbsp;voor myne éigen rekening'zal fmeeden.
De Witte Arend.
Ik zweer U by de Trouw etns Arends^ ds,g ik U mee alle rayne krachten zal byftaan.
De Arend met Twee Hoofden.
Geen eeden, bid ik U, zy zyn niet meer dan plechtigheden, gy hebt ze zelden gehoudennbsp;en ik wil niet voor godvrachtiger doorgaan dannbsp;gy. Maar wat zie ik! Is het mogelyk, zoudenbsp;hy’tzyn! Ja! Ik bedrieg my niet, ik ken hemnbsp;aan zyne fnelle vlucht. Zie eens met welknbsp;eene kracht hy deze wolk klieft; de blikfem ienbsp;niet fnellep dan hy.
De Witte Arend.
Ik geloof waarlyk dat uw gezicht fchemert. Ik zie niets.
De Arend met Twee Hoofden
Neen, Broeder, ik zie zeer duidelyk, ^t is de Arend van Pomerelië die nadert. Zienbsp;daar, daar daalt hy op de kuft der Golf; hynbsp;komt rechtsftrecks naar ons! goede Hemel,nbsp;wat komt hy doen? hy zal de lucht van onze byeenkomft hebben gehad, want het is eennbsp;loos Dier.
De Witte Arend.
Hóe gy ontzet, gy wordt bleek! en gy zei-de daar zoo even, dat men hem moeft kloppen , indien hy moeite maaken wilde; zyne aan-nadering maakt U bevreesd! waar is dan die mannemoed? waarvan gy een’ oogenblik gelee-den, den mond zoo vol hadt.
wm.
(. 15 J
De Arend mht Twee Hoofden
Het is maar eene beweeging van veront-Waarding ! myn hart is ongenaakbaar voor de vrees’.
De Witte Arend.
Hy is ’t inderdaad zelf: wel nu, hy komt zeer recht van pas. Wy zullen hem voörfla-gen doen.
De Arend met Twee Hoofden.
Zeer wel: doch het Is de tyd nog niet om zich aan hem nittelaaten. Laaten wy ten.nbsp;minfte ronzen eerfteni toeleg verbergen, zoonbsp;hy 'er van onderricht ware, zoude hy zynenbsp;eifchen zoo veel te hooger maaken, en om den-zelven ter uitvoering te brengen hebben wynbsp;hem niet noodig. Stil! daar, daar is hy dicht bynbsp;ons : neemen - wy eene vrolyke en vriendelykenbsp;houding aan; maaken-wy van den nood eenenbsp;deugd.
DE AREND MET TWEE HOOFDEN, DE WITTE AREND, DE ZWARTE AREND,
VAN PÜMERELIE.
De Witte Arend.
Ws^ goeden dag. Kameraad! wat zyt gy uit Bw’adem? Begint gy reeds wat van die vlug-
B 5 nbsp;nbsp;nbsp;heid
-ocr page 30-heid en fnelheid te verliezen^ welke U 200 groot een’ roem hebben doen verkrygen, ennbsp;die U eene voornaame plaats in de Hiftorienbsp;der Helden onder de Dieren zullen doen verdienen ?
De Zwarte Arend.
Ik ben niet meer, •’t geen ik voor twintig jaaren was; myne krachten zyn meer of minnbsp;afgenomen; de jaaren neemen ongevoeliglyknbsp;toe, en het dierlyk geftel verlieft allengskensnbsp;deszelfs wakkerheid en kracht. Maar, Jupiternbsp;zy’er voor gedankt, myn geeft heeft geen hetnbsp;minfte gevoel van de vermindering myner li-chaamelyke vermogens! Alle myne fchrander-heid, al myn doorzicht, al myn vooruitzichtnbsp;heb ik behouden; myne greetigheid is dezelfde , en ik ben nog in ftaat myn prooi te verdedigen, tegen de klaauwen en den bek van een’nbsp;aanvaller, dien ’t in den zin mogt komen omnbsp;my denzelven aftezetten.
De Witte Arend.
ik twyfel ’er in geenen deele aan; maar wat dryft U.'naar onze geweften.?
De Zwarte Arend.
Ik weet het riiet; de luft om een klein reis-jen buiten myriêStaaten te doen heeft my eensklaps bevangen ; en gy weet dat myne luften voldaan moeten worden ; ik heb geen vaftnbsp;voorneemen; en ’t geval alleen heeft mynenbsp;vlucht herwaards gericht.
De
11)
-ocr page 31-De Witte Arend.
Gelukkig geval, Maat , hetwelk ons voordeel bezorgt van U te zien. Nu zyn wy juift met ons drien en zouden dus eene 'vergadering kunnen houden; (Hy vervoegt zich tot dennbsp;Arend rnet twee Hoofden' niet waar goedenbsp;Vriend, wat dunkt U ¦’er van.?
De Arend mft twee Hoofden.
Qals ’'verlegen zynde.)
Ik weet niet v^arover wy vergadering zouden houden,
De Zwarte A'RUttD(ppeen’fpQtachtigentoon.')
Wy konden het onderwerp, waarover gy met elkander fpraakt,maar vervolgen; ik meen,nbsp;dat de ftoffe uwer raadpleegingen gewichtig ennbsp;ryk genoeg zoude zyn.
DeWitte Arend.
Geenszins, zweer ik U, wy fpraken ovèr zeer onverfchillige zaaken.
De Zwarte Arend.
Gy kunt my geen rad voor de oogen draaien. Ik heb ibmtyds de gaaf van te raaden, en ik lees uit uwe gedwongen houding, dat ik Unbsp;onverwacht in uw gefprek ben komen Itooren.
De Witte Arend.
de
-ocr page 32-de Arsnd met twee Hoofden my Is komen geeven, is de bloote uitwerking van *t gevalnbsp;geweeft, even als het uwe.
De Zwarte Are^jd, (Jioutetyk.)
Men kan voor my niet mank gaan! Uwe hecrfchzuchtige oogmerken zyn myn bekend;nbsp;en deze groote Arend is hier niet gekomen omnbsp;niets te verrichten. Ik weet dat •’er tuflehen Unbsp;lieden wederom over eene verdeeling, over ee-neftroopery, over eene roovery, in een woordnbsp;gehandeld word. Maar weet; dat ik er mynnbsp;deel van zal hebben, of dat ik uwe voornee-mens dvvarsboonicn zal: gy kunt my dezen keernbsp;zoo min ontbeeren, als gy my kondt ontbeeren,nbsp;wanneer wyfamen en gemeender hmd den Arendnbsp;van Sarmatié van zyne vederen beroofden,
De Arenü MET twee hoofden, (.opeen* meeJJerachiigen toon.)
Gy fpreekt op een’ toon, die in ftaat is om min machtige en min geduchte dieren dannbsp;wy zyn , fchrik aantejaagen; weet dat wynbsp;weinig bevreesd voor U zyn; ei lieve, neemnbsp;’t wat op een’ zachter’ toon; de tyd van uwenbsp;fnoeveryen isvoorby; ik ben in alle myne kracht;nbsp;terg myn’ moed en myne rechtmaatige gevoeligheid tegen U niet; want ik.....
De Witte Arend,
Ach, mag ik U bidden, maakt doch geen krakeel of gefchil! Laaten-wy in vrede leeven; ’er is buit genoeg voor ons drien te maaken, laatennbsp;wr als broeders ea goede nabuuren leeven;
laa-
-ocr page 33-( 29 )
katen wy ofis vereenigen ea laatén wy alle de trotfche dieren doen bceiren, welke de flout-hcid zouden mogen hebben, van ons de op-perheerlchappy overal wat leeft, te betwiften.
Dit is uw gewoone zang; doch de ondervinding heeft my geleerd deze honigzoete en vreedzaame woorden te mistrouwen. Ik hcbnbsp;niet vergeeten.....
De Witte Arend.
Hoe gy beledigt my! gy houdt myne goede trouw verdacht!
De Zwarte Arend.
Uwe goede trouw dat is fraai gezegd leen witte en bygevolg een baftaard-Arend zoude, goedenbsp;trouw hebben ! Ei lieve, Kameraad, laatennbsp;wy ons uitgeeven voor ^t geen wy zyn , laatennbsp;wy malkander’ niet onderling bedriegen; laatennbsp;wy openhartiger zyn dan de menfehen, welkernbsp;deel veinzery, leugen en trouweloosheid is.
De Witte Arend.
Gy zyt in eene kwaade luim , W’aarde Broeder; men ziet wel, dat gy hier opzettelyk gekomen zyt, om met my te krakeelen. Doch bedenk U. wel, de party is niet meer gelyk;nbsp;wy zouden twee tegen een zyn.
De
-ocr page 34-' nbsp;nbsp;nbsp;( 3^ )
De Zwarte Arend.
Uwe bedreigingen roaaken iry niet vervaard; en ik vrees U lieden geenszins, al hoewel gynbsp;vereenigd zyt, ten rninllen zal ik my, zoo gynbsp;my durft aanranden, met zoo veel krachts verdedigen, dat de overwinning U duur zal komennbsp;re liaan, indien zy U al eens gunitig mogtnbsp;weezen.
De Arend met twee Hoofden.
Wy zyn nog zoo ver niet; en •’t zoude een fnood Huk zyn, U op dezen oogenblik aante-randen, Uwe fnoevery doet my medclyden hebben: gaa in vrede ; vervolg uwe reis ; geniet denbsp;ruft, die gy in uwe oude jaaren noodig hebt;nbsp;flaap geruft onder de fchaduwe uwer Laurieren;nbsp;fterf met alle den roem, dien gyin uwefchoonenbsp;dagen behaald hebt; benyd dien niet, welkennbsp;wy op onze beurt behaalen willen; dwarsboom onze oogmerken niet; dit is al ’t geennbsp;dat wy van U begeeren, biyf een ftil aanfehou-Wer van al ft geen gy rondom U zult zien ge-fchieden, en ftel U niet bloot voor ft hartzeernbsp;van in eenen oogenblik de vrucht van dertignbsp;jaaren moeite, zorg en ongeruftheid te verliezen.
De Zwarte Arend.
Gy fpreekt op een’ wat te hoogen toon tegen my: gy behoorde my beter te kennen , uw hoogmoed doet my voor U alleen vreezen. Iknbsp;vrees, dat deze hoogmoed U verdervelyk zalnbsp;zyn. Dit zyn de leflen niet, die ik U gegee-yen heb, laat dit zonder verwyt gezegd zyn;
ik
-ocr page 35-ik heb van U wel iets goeds willen maaken; ’t is CJ bekend, ik meende taamelyk goede neigingen in U te hebben ontdekt, om ray te vleiennbsp;een’ my waardigen voedffcerling van Ü te zullennbsp;maaken! Ik zie,met leedweezen, dat ik mynbsp;bedroegen héb, en dat deze Witte Arend Unbsp;bedurven heeft! Vaart wél, ik verlaat U fmeedcnbsp;zoo veele toeleggen als gy wilt; ik lach’er mede; ik zal wel middel vinden om dezelven tenbsp;verydelen en zelf omze tot Uwe fchande te doennbsp;keeren. Ik vertrek.....
De Witte Arend.
Hoor, befte maatjen,Jk heb ü jeen’voorflagte doen: ik denk dat hy U aanftaan zal?
De Zwarte Arend, (^op eene onverfchütige wyze.')
Zeg fpoediglyk, en vooral zonder omwegen, en zonder veinzery, wat gy te zeggen hebt,nbsp;want ik haat de bedriegers, zoo zeer als denbsp;pochers Qt oog. op dsn Arend met twee Hoofdennbsp;werpende.')
De Witte Arend.
Zie hier ons ontwerp; want het is nutteloos U iets tc verbergen; en ik zoude ü terftondnbsp;de zaak toevertrouwd hebben, indien deze dnb-belhoofdige ’er in had willen bewilligen.
De Zwarte Arend.
Deze dubbelhoofdige zou wel kunnen, . , . ;
Dk
-ocr page 36-C 3* )
De Witte Arend:
, Bedaar, zeg ik U, en hoor my, Gy weet^ dat de Duif van Mahomet......
De Zwarte Arend.
Ja, de Duif van Mahomét maakt U graag,* niet waar, gy wilde dezelve gaarne tuffchcn Unbsp;beiden zetten, en haar opknappen ?
De Witte Arend.
¦ Ten minften wouden wy haar de vecrcb cens ter deeg uitplukken.
De Zwarte AreNd.
Wat zoudt gy met haare veeren doen? Neen gy loert beide op haar, om haar te verfcheu-ren; ^t is een lekker beetjen, ik beken’t, maarnbsp;deze Duifjs vlug; en zy ontfiiapt op dén oö-genblik, dat toen meent haar vaft te hebben,nbsp;gy Weet ^er iets van, niet waar ?
De Witte Arend,
Wy wilden haar flechts eenlge veeren uittrekken, om haaren hoogmoed wat te vernederen. Zy is trotfch!
De Zwarte Arend.
Ik begryp ü; gaa voort.
Da
-ocr page 37-De Witte Arend.
Dit is alles.
De Zwarte Arend.
Het is weinig genoeg, en 't was der moeite niet waardig, daar zoo een groot geheim van tenbsp;maak en; echter verklaar ik U rond uit, dat iknbsp;^er my tegen zal verzetten, zoo gy my geehenbsp;fchadeloosilelling geeft, ik moet ook myn deelnbsp;hebben, als ’t U gelieft, zonder dat neem iknbsp;haar onder myne befcherming, en ik verdedignbsp;haar uit al myne macht.
De Arend met Twee Hoofden.
Gy zult altyd onverzadelyk zyn! In gemoe-de is ’t wel der moeite waardig om over eene zoo geringe zaak te krakeelen! Laat ons geruste! yk langs de beide oevers van den Don aunbsp;jaagen j en jaag van uwe zyde aan den mondnbsp;des Wy^Tels: die ftroom is in uwe nabuur*nbsp;fchap, dezelve is binnen uw bereik, hecrfchnbsp;daar als een willekeurig Heer, wy zullen '’ernbsp;niets tegen zeggen, indien gy van uwe zyde onsnbsp;niet moeit.
De Zwarte Arend.
De fchadeloosilelling, die gy my voorflaat,quot; zoude my eenigszins aanilaan, indien het in uwenbsp;macht ware , my dezelve te betwiften. Maarnbsp;neem cens in acht, zoo ’t U gelieft, dat gynbsp;my niets geeft, dewyl ik volkomen meeller bennbsp;van alle den gfond, dien'gy my aanwyll; wanenbsp;ik denk niet dat de Vilfchen van den WylTel in
de gedachten zullen neemen, om uit de rivier te komen om hunne krachten tegen my te beproeven; die arme dieren zyn zonder befcher-ming en myne klaauwen zouden hen wel dranbsp;verlcheuren, indien zy de onvoorzichtigheidnbsp;hadden van wederfpanningtezyn.
De Witte Arend.
Maar wy zouden hen kunnen verdedigen en onder onze befcherming noemen; en indien ditnbsp;gebeurde, zoudt gy ''er gevoel van hebben kameraad! Doe myn raad, laaten wy eene fchik-king maaken: laat de mufulmannifche Duif aannbsp;ons over, en wy laaten ü alle de dieren, welken gy aan den mond van den Wyflel of in denbsp;moeraffen , omtrent: denzeiven , vangen tnoogt.nbsp;Wy bedingen alleenlyk, dat gy die rivier nietnbsp;te hoog op zult komen, en dat gy den armennbsp;Sarmatifchen Arend met vrede zult laaten, innbsp;de kleine bezittingen, die wy hem uit medely-den overgelaaten hebben; want die arme duivelnbsp;moet toch ook een klein brokjen lands hebben,nbsp;Waarvan hy iets trekken kan om zyn kwynendnbsp;leeven optehouden, tot dat de lyd gekomennbsp;zal zyn, om ons geheel en ai van hem te ontdoen.
De Zwarte Arend.
Onze waarde Broeder, de Arend met twee Boofden, fchynt my niet zeer te vrede te zynnbsp;jnet het uitbod hetwelk gy my daar doet, hetnbsp;¦ fchynt, dat hy alles gaarne voor zich zei vennbsp;zoude willen houden. Vertrouw (J toch nietnbsp;te veel op hem. Fly fineert u honig om dennbsp;mond, omdat hy U nog noodig heeft, maar denbsp;lyd «al eens komen., . . . inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 39-De Arend met twee Hoofden^,
Gy doet verkeerdelyk uw beft om my te ledigen; gy oordeelt kwaa'yk over myn hartjnbsp;myne oprechtheid is zonder vlek en men kaanbsp;my niet verwyten, dat ik myne verbinteniffeanbsp;niet nagekomen ben. Kunt gy zulks ook zeggen?
De Zwarte Arend.
Gy moogt wel op uwe trouw roemen ! Hebt gy de arme kleine diertjens van Sarmatië, die gynbsp;onder uwe befcherming genomen hadt, waaneer zy tegen hunnen Koning opgeftaan _zynde,nbsp;zyne klaauwen zochten te ontduiken, niet ver-laaten, wanneer myn Maat en ik U voorfloe-gen een deel van de goederen des Arendsnbsp;vanSarmatië aan U te geeven? De Duif van Mahomet krachtiglyk door uwen nieuwon vriendnbsp;den witten Arend, die hier tegenwoordig is*nbsp;vervolgd, zoude ons kunnen zeggen,of zy groo-te reden heeft om vergenoegd te zyn over denbsp;trouw, met welke gy de verbintenillen, die gynbsp;met haar aangegaan hadt, nagekomen zyt; gynbsp;ontvingt de aanmerkelyke fommen, die gy vannbsp;haar vorderde voor. den machtigen byftand,nbsp;dien gy haar tegen haaren vyand beloofde, ennbsp;wel verre van tot haare hulp toetevliegen. lietnbsp;gyhaar alleen tegen den Witten Arend vechten,nbsp;en eindigde met haar te dreigen, dat gy tegennbsp;haar op zoudè komen, zoo zy niet ten Ipoedig-fte een verdrag maakte, en indien zy den fchan-delyken vrede niet floot, tot welken zy genoodzaakt Was, meer door iiwe bedreigingen dannbsp;den vervallen toeftand haarer zaaken; want zynbsp;begonden zich te herftellen; en ’t mishaage U
niet, liiynVriend, de nbsp;nbsp;nbsp;Arend! die vreez-ach
tige duif zoude u de handen vol gegeeven hebben, indien men haar had laacen begaan.
De Arenp met twee Hoofden.
Deze bittere verwyten komen niet op my, indien dezelven gegrond zyn, komt de fchandenbsp;op myne overleeden moeder, die toen regeerde. Die goede vrouw regeerde my nog als eennbsp;kleinen jongen, ik was nergens meefter over,nbsp;gelyk gy weet.
De Zwarte Arend.
Zie daar waarlyic een’ fraaien trek van kinder-lykeliefde ïMaarwaaromhebrgy, nadatuwemoeder van goeder gedachtenis van hier wegge-vloogen is, om naar haar welgevallen over de Elizeifche velden te zweeven, en zy U doornbsp;haar vertrek meefter van alles heeft gelaaten,nbsp;geen betering van haar onrechtvaardigheden gedaan? Gy die naar de onftervelykheid ftaat, ennbsp;die om tot dezelve te geraaken, in uwe geduu-lige reizen, Uonder ’tuiterlyke van de grootftenbsp;vriendelykheid, van de naauwkeuiigfte oprechtheid, van de grootfte loffpraaken verdienendenbsp;openhartigheid en rondborftigheid wilt vertoo-nen.
De Witte Arend.
Ei lieve .Vrienden, vaart niet tegen malkander’uit, verfpilt den tyd niet met verwyten, beril^t malkander’ niet onderling. Dit allesnbsp;komt, dunkt my, niet te pas. Hebben wynbsp;ïiiet alle onze zwakheden? Laaten-wy aan de
kleine dieren de zorg overlaaten gm ons gedrag te berifpen, dit is een aangenaam tydverdryfnbsp;voor hen, onmachtig zynde ons ander leed tenbsp;doen, laaten wy hen den zwakken trooü laateanbsp;van zich op onze koften te vermaaken; laate »,nbsp;wy, terwyl zy zich ernftiglyk, met deze betr-zelingen bezighouden, onzen gang gaan, laaten-wy hen t’cnder brengen, laaten wy- hen in af-hangelykheid houden, en laaten wy - hen deanbsp;een’ na den ander’ naar dat wy graag in ’t eetennbsp;zyn, verfcheuren. Ziet daar, zoo my dunkt, hecnbsp;geen dat wy te^ doen hebben. Laaten-wy niet naarnbsp;den roem van rechtvaardig of vroom te zyn Itaan.nbsp;Die deugden hebben niets om ’t lyf, ’t zyn blootenbsp;woorden zonder zin. Laaten-wy rooyen, ver-woeften en genieten, zie daar myne zedekunde.nbsp;Laaten wy ons tegen de andere Koningen dernbsp;Dieren verbinden; laaten-wy ons beft doen omnbsp;hen te vernielen, of ten minfte hen zo ver tenbsp;brengen dat zy ons hulde doen, en ons vree-zen, zie daar myne ftaatkunde.
De Zwarte Arend.
Zie daar ook ganfeh Hechte beginfelen, verwacht niet dat gy my dezelvcn zult zien aannee-men. Neen ik zal myn’ roem niet bevlekken door eene zoo fchandelyke roovery.
De Arend met twee Hoofden.
IVanneer de Duivel oud geworden was, werd by kluizenaar,zogx. men, zyt gy niet in dat geval?
De
-ocr page 42-De Zwarte Arend.
Het is beter laat dan nooit, zegt men ook, en ïk vrees dat gy U nooit in de kloof eener rotsnbsp;zult begeeven, om ’er boete voor de zondennbsp;uwer jeugd te doen. Gy fchynt ray. ....
De Witte Arend,
Daar komt gy weder met verwytcn voor den dag! Het is waarlyk Ichande.
De Zwarte Arend.
Het !s fchande dat menze verdient, zy ont-ceren hem aan wien men dezelven doet, wanneer zy gegrond zyn, en alle de fchande der-zelven komt op hem, dieze doet, wanneer hy zelf beriljaelyk is; dit is zonder twyffel de reden , waarom gyze vreeft. Vaart wel, ik weetnbsp;alles en zal er myn voordeel mede doen. (igt;ynbsp;vertrekt.)
De Witte Arend, volgt, onderhaalt hem, en brengt hem te rug, Geduurende dezen kortennbsp;tujfchentyd wandelt de Arend met twee Hoofden al zwygende en met een verf oord gelaat.
De Witte Arend neemt het woord weder op.
Geen hevigheid, mag ik Ubidden, en vooral geen bitfchè fcheldwoorden. Laaten-wy vreed-zaamelyk onze belangen uitpluizen en laatcn-wy ons beft doen, op de befte wyze mogelyk,nbsp;onze zaaken te fchikken. Ik ben aan U beidennbsp;yerknochtj ik weet, dat ik aan ü beiden verplicht
-ocr page 43-C 39 )
plicht ben. Door uwen byftand zoo machtig als ieder van U beiden in ’c byzonder gewordennbsp;zynde; ben ik in ftaat myn aandeel optebrengennbsp;tot het drievoudig verbond, welk wy moetennbsp;aangaan, en ’t welk voor alle drie even nuttignbsp;is. Laaten-wy dan openhartig te werk gaan ennbsp;laaten-wy niets voor malkander’ verborgen honden. laaten-wy een ontwerp van een bedchadt-génd en verdedigend verbond maaken en laaten-wy de verblntenilTen, die wy de een ten aaii-zien van de anderen zullen aangaan, ter goedernbsp;trouw nakomen,
De Zwarte Arend.
Gy weet niet, wat gy wilt, met dat drievoudig verbond; dit is het middel om ons alle de aU-dere Koningen der dieren op den hals te haaien;nbsp;en ronduit gezegd, wy zyn niet in ftaat om hunnbsp;wederftandtebieden. Ik heb ganfch geen fmaaknbsp;in dat ontwerp en tel niet op my. Ik ftaa opnbsp;het punt van voordeeliger en vafter verbintenis-fen aantegaan, en die, zoo ik hoope,my zullennbsp;beveiligen voor de overweldigingen, die uwnbsp;goede Vriend feder.t lang in den zin heeft. Iknbsp;weet het, hy behoudt een’ wrok op my, ennbsp;nooit zal hy myn oprechte Vriend zyn. Iknbsp;zal my altyd tegen zyne vergrooting verzetten^nbsp;en zal alles in ’t werk ftellen om hem in een*nbsp;ftaat te houden, die my niets van zyne heerfch-zucht doet vreezen. Wat U aangaat, dewyl gynbsp;van myn verbond afgegaan zyt, óm, buiten mynnbsp;weeten, een nieuw met hem te maaken; is denbsp;achting, die ik voor U had, fterk verminderd;nbsp;en ronduit, ik vertrouw niet meer op V dannbsp;op hem.
C ^ nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 44-De Arenp met twee Hoofden.
Ik heb’t U wel gezegd, Maat, deze Arend yerftaat geen reden. Het is een dier dat vannbsp;niets opgekomen is, dat zyne opkomft; aan my-ne voorouders te danken heeft; zyne ondankbaarheid is verfchrikkelyk! hy beeft zich bediend van hunne weldaaden om hen te beroo-ven; hy was hun leenman en hy heeft de ftout-beid zich met my gelykteftellen! Maar ik zalnbsp;¦livel middel vinden om hem te vernederen, ennbsp;bem, zoo hy verdient, te kaftyden.
De Zwarte Arend.
Wy zullen ’er zorg voor draagen ; en die zon-yrr den waard rekent, rekent tweemaal. Indien tnyne voorouders weldaaden van de uwen ontvangen hebben, zulks is gefchied omdat zy de-zelven door uitfteekende dienften hadden vereend, en het is niet fraai dat gy my dit verwyt.
De Witte Arend.
Ik zie wel, dat ik myn’ tyd verfpil; het zal jny niet gelukken U te verzoenen. Dit is eennbsp;weezenlyk ongeluk zoo wel voor den een’ alsnbsp;voor den ander. Wat jammer! wy konden dernbsp;• ganfche wereld de wet ftellenl Alle de anderenbsp;Vorftjens zouden ons cynsbaar worden , en wynbsp;Zouden hun, naar ons welgevallen, de wetnbsp;Voorfchryven.
De Arend met Twee Hoofden.
Wy kunnen dezen ftyfhoofdigen wel mjlTen. peginnen wy met ons tegen hem te vereenigen;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;over-
-ocr page 45-overvallen-wy hem, eer hy tyd heeft om zich in fiaatvan tegenweer te Hellens dat hy onder onze flagen omkome,- en dat hy dndelyk, maar tenbsp;laat, zie, dat eenKoningjen als hy is, al te gelukkig is, wanneer Oppervorften, als wy, hem metnbsp;hunne befcherming wüien vereeren.
De W iTTE Arend.
Het zou trouweloos zyn, dat wy terftond ons bedienden van ’t voordeel, ’t welk wy op hem heb.nbsp;ben, die ftoute Hukken zyn nooit vans myn’ fmaaknbsp;gewteft; zybetaamen der Grootheid, der Edelheids en der Majefteit van eèn^ machtig’ Vorftnbsp;niet. Beproeven-wy liever of wy hem redennbsp;kunnen doen verHaan. Laaten wy hem aantoo-nen, dat zyn belang weezenlyk met onze bCinbsp;langen verknocht is ; laaten wy openhartelyknbsp;met hem fpreeken, en fpreek vooral bedaarde-lyk tegen hem. Men wint niets met hem tenbsp;verbitteren, ik ken hem, men kan hem nietnbsp;ligt bevreesd maaken.
De Arend met twee Hoofden.
Maar het is ook gevaarlyk hem zwakheid te doen blyken.
De Zwarte Arend.
negcaartneid. uyKent noen'teen noen lan en echter behoor det gy my te kennen. Gy knbsp;x-iSid,de witte Arend, gy, zeg ik, houdt my voornbsp;een’zot, die men ligteJyk door bloote ulterly-
C 5 nbsp;nbsp;nbsp;ke
Gy redeneert op uW gemak, Vrienden, over myne inborft, over myne neigingen en over my-negcaartheid. Gykent noch’teen noch’t ander;
ame-
lr/3.nTl^gt;n f -«Tr ]?• n -
-ocr page 46-( 42 )
ke teekenen van oprechtheid bedot; en gy , /f-rf»d met twee Hoofden, houdt my voor een’ blood-aart, wien men de tanden maar heeft te laatea zien, om hem te doen beeven. Wanneer mennbsp;my eens bedroogen heeft, zal men my zeldennbsp;voor de tweede reize bedriegen; ik heb ’t Unbsp;reeds gezegd (^zich naar den witten Arend kee~nbsp;rende') geen verbond meer met U, omdat gy datnbsp;verftnaad hebt, hetwelk wy, eenige jaaren ge-leeden, gemaakt, hadden; my beledigen is mynenbsp;gramfchap ontfteeken, \ is myne eigenliefdenbsp;aanprikkelen, en verre van my bevreesdtemaa-ken, maakt men my ftout en onderneemend.nbsp;Dus (zich naar den Arend met twee Hoofdennbsp;wendende) zyt gy nog niet, daar gy meent tenbsp;zyn. Deze klaauwen en deze bek zyn nog nietnbsp;ganfch en al verflecten; ik bediende my metnbsp;voordeel van dezelven tegen uwe overlcedennbsp;moeder; ik hoop my, onder de befchermingnbsp;van Jupiter, met hetzelfde voordeel Van dezelven tegen U te bedienen, indien gy ray durftnbsp;aanranden. Vaartwel ik hoop U beiden te zullen zien. (^Hy vliegt weg.)
DE AREND MET TWEE HOOFDEN, DE WITTE AREND.
De Witte Arend.
Zie daar ,wat men wint met eene al te groote trotfchheid ! vergun my, dat ik’t U zegge , dit dier is gevaariyk wanneer, hy toornig is,
en
-ocr page 47-en ik ben zeer beducht, dat hy alle onze onder-neemingen kwaalyk zal doen uitvallen, en dat onze heerfchzucht eindelyk onzen val zal ver-oorzaaken.
De Arend met twee Hoofden.
Geen zwakheid. Maat! Wy zullen allen onzen mededingercn de wet ftelien, indien wy eens gezind te werk gaan, onze krachten zyn ont-zaggelyk, en, volgens myn oordeel, moet allesnbsp;voor ons buigen,
De Witte Arend.
Het al te groote vertrouwen op zyne krachten ontaart in onvoorzichtigheid, De voorbeelden van ’t zelve zyn openbaar en menigvuldig. Wat fchande zoude het voor ons zyn, indien wynbsp;tot een^ fpot der overige Dieren wierden, ja zelfnbsp;tot het verachtelykfte Koningjen der heide toe,nbsp;zoude met onze nederlaag'Tpotten, en ik zoudenbsp;geen kracht van geeft genoeg hebben om mynnbsp;ongeluk te overlceven.
De Arend met twee Hoofden.
Een al te groote omzichtigheid is het teekea van eene fchandelyke kleinmoedigheid, die ee-ne groote ziel niet paft. Hoe grooter en me-nigvuldiger de gevaaren zyn, zoo veel te meernbsp;roem is het dezelven teboventekomen. . . .
De Witte Arend.
En ook zoo veel te grooter fchande onder dezelven te bezwyken.
De
-ocr page 48-De Arend met twee Hoofden^
Deze fchande is kortftondig en duurt flechts een'’ oogenblik, en de roem is beften dig, hynbsp;overleeft zelf hem, die denzelven heeft behaald.
De Witte Arend.
Het is genoeg; ik geef my geheel en al aan U over, in weerwil van de droevige voorgevoelens, die zich in 't binnenfte myner Ziel opdoen.nbsp;Ik ben ü ganfch en al toegedaan; ik, heb eenenbsp;geheel byzondere genegenheid voor U, mynenbsp;neiging is onverwinnelyk: wat moeten wy doen?
De Arend met twee Hoofden.
Het eerfte punt is geregeld. Laaten - wy eerft de Byzanty7ifche Duif aantaften. Deze eerftenbsp;krygsverrlchting zal geheel ten uwen behoevenbsp;zyn; ik zal flechts in hocdaanigheid van helpernbsp;dienen. Al \ voornaamfte dezer verovering zalnbsp;voor U zyn; ik zal my vergenoegen met eennbsp;klein gedeelte van haar’ rooft
De Witte Arend.
Gy zyt verplichtend en edelmoedig! Ik voor-Ipel iets goeds van uwe belangeloosheid. Maar aan welk een’ kant, wilt gy na deze veroveringnbsp;de grootfte flagen toebrengen.
De Arend met twee Hóófden.
Wel kunt gy dat niet raaden? Ik wil den ouden Betuuwfchen Leeuw in zyn hol aantallen! Dien overweldiger wilde ik’c geen, dat hy
ge-
-ocr page 49-( 45 )
getoofd heeft eens weder doen geeven. Hy houdt federt twee eeuwen een gedeelte van mynnbsp;erfdeel onder zich; het is tyd, dat hy mynbsp;zelve wedergeeve, en het tydsgewricht Is eennbsp;van de allergunöigften. Ik heb my maar te vertonnen , en te eifchen; hy zal wel tot een verdrag moe een komen; in alle geval, zoo hy nietnbsp;aan de hand wilde komen,zoudt gy ten zynennbsp;aanzien kunnen handelen, als ik voor Ü teanbsp;aanzien van de Mufulmannilchc Duif zoudenbsp;handelen.
Dl Witte Arend,
Dat is wonderbaarlyk wel overlegd! maar ik zie niet, dat ik van zyn' buit kan trekken, ge-lyk gy van dien der Duif doen kunt,
De Arend met twee Hoofden.
Ik zal U van eene andere zyde het deel, hetwelk U van den buit toekoraen zoude, vergoeden.
De Witte Arend.
Op Welk eene wyze?
De Arend met Twee Hoofden.
’Er zyn in Lyfland nog eenige ftreeken, die U v/onuerlyk wel Ivken zouden, en in welkernbsp;bezit ik U zal ftellen. Het Koningjen van Gothic zal ^er zich gemakkelyk van laaten beroo-ven, hy zal geen woord durven kikken, ik ftaanbsp;’er voor in. Daarenboven is dit kleine brokje»nbsp;lands tegenwoordig iets dat niet veel te bedic-den heeft voor hem; gy bezit het grootfte gedeelte in dat fchoone gcweft,door uwe voorzaa-
ten
-ocr page 50-tèn op zyne voorvaders overweldigd, het is by-na geen onrechtvaardigheid neer hem ganfehelyk van de üoftzee te verbannen, en hem naar denbsp;grenzen van de bevrooren Luchdlreek te zenden, om zich daar met zyne Lappen te gaan warmen.
De Witte Arend.
Och, dat zoude niet braaf gedaan zyn! Dit Koningjen is myn Vriend en Bloedverwant; hynbsp;is zoo zacht van aart, zoo ftil, zoo vriendelykinbsp;Neen ik zoude tot die onrechtvaardigheid nietnbsp;kunnen overgaan. Daarby heeft hy my eennbsp;vriendelyk bezoek gegeeven, wy hebben eennbsp;mondgelprek gehad, en ik heb alle reden omnbsp;over zyne gevoelens vergenoegdtezyn.
De Arend met Twee Hoofden.
Ik begryp U, gy wilt my geen verplichting hebben over deze kleine roovery, dewyi gynbsp;meent, dat gy dezelve zonder mynquot; byftand kuntnbsp;verrichten.
De Witte Arend, (inst een geveinfd gelaat.')
%¦ gt;
Ach neen ganfehelyk niet. Doch de onrechtvaardigheid, die in dat iluk llceken zoude, ftaac my tegen de borft.
De Arend met Twee Hoofden.
Zeg liever, dat zyne beurt, om onder uwe klaauwen te vaUen, nog niet gekomen is. Hynbsp;verdient echter niét, dat gy hemlpaart, zynever-
bin-
-ocr page 51-binteniffen met de Duif van Gaulen moeteo hem om meer dan eene reden by U verdacht maaken. Hy is fyner en loozer dannbsp;gy denkt. Neem hem toch naanw in acht, ennbsp;gy zult wel dra zyne oogmerken doorgronden
Db Witte Arend.
Wel, wat kan hy my doen, ik lach met hem, en zyne goede vriendin de Duif-, ik zal hemnbsp;vernielen, als ’i my gelieven zal.
De Arend met twee Hoofden.
En hoe zal het met U gaan, als de Zwarte Arend van Pomerelië hem onder zyne befcher-ming neemt? Zult gy alleen en zonder byftandnbsp;U kunnen wreeken?
De Witte Arend.
Gy houdt dan dien ouden Zwarten Arend wel voor ontzaggelyk! en gy ziet niet, dat hynbsp;reeds half lam is; hebt gy niet opgemerkc, metnbsp;wat eene logheid hy opvloog, wanneer hy onsnbsp;een’ oogenblik gelecden , verliet, hoewel denbsp;gramfe ap hem nieuwe krachten had gegeeven.nbsp;Naauwelyks konde hy opryzen en van dCn grondnbsp;komen.
De Arend met Twee Hoofden,
Gy praatte daar even zoo niet, en gy achtte hem zoo gering niet, dewyl gy alles in ’t werk Helde om hem te winnen, en overtehaa-len tot het aangaan van een verbond met ons!
De
-ocr page 52-C 4 )
De Witte Arend.
w\,
Het is vraar 5 maar ik wilde hem vleien eri Jiem dus in ’c net krygen, Hy kan van zichnbsp;zelven niet veel uitvoereu, ik beken ’t.maar hynbsp;is een onruftige geeft, een kwaadftooker, ennbsp;wraakzuchtige, en ik vrees, dat hy een machtignbsp;verbond tegen ons zal fmeeden; ik wilde dezenbsp;groote zwaarigheid voorkomen , alleenlyk omnbsp;niet verplichttezyn om te vechten, en om aannbsp;alle de Vorften der Dieren, zonder flag of floot,nbsp;de wet te kunnen ftellen. Daarna zouden wynbsp;met hem geleefd hebben, zoo als wy wilden.
De Arend met Tweb Hoofden.
Wondcrlyk wel bedacht! Maar Maatjen ,laaten-wy ons ontwerp van aanval vervolgen, als ’t U gelieft. Laaten-wy het Koningjen van Go-thië daar laaten, fpring roet hem naar uw v/elge-vallen om. Slokt hem zelf op, indien gy wilt,nbsp;zulks raakt my niet. Myne oogmerken zynnbsp;grooter en uitgeftrekter,
De Witte Arend.
Gy fmeedt geen anderen ik Vv'eet het. Verberg my niets, wat hebt gy nog op het hart? De Leeuiv van de Betuw dood ter aarde liggende, zyne bezittingen onder uv/e heerfcliappynbsp;overgegaan zynde, vrepdzaam bezitter van zyne MoeralTen, Meiren, en Zandbergen geworden zynde, zal dan uweheerfchzucht verzadigdnbsp;zyn?
( 49
De Arend met Twee Hoofden {eene diepe zuchtgeevende.')
Neen ganfch niet. Maat’, ganfch niet! Ik beu nog niet half, daar ik weezen wil.
De Witte Arend.
’Er is een oud fpreekwoord; hetwelk zegt* die het laatjls uit de kan ivil hebben^ valt het lidnbsp;op den neus. Draag zorg, Maat, dat dit fpreekwoord in U niet bewaarheid worde. Wat ’ernbsp;ook van zy, floor U niet aan myne ronbor-fligheid , en fpreek vry uit. Indien ik LT dienennbsp;kan, gy weet, dat ik gereed ben, alles te dóennbsp;om myne verknochtheid aan ü te toonen;
De Ar END MET TWEE H o o F D E N.
Ik gaa U myn hart bloot leggen. Die Duif van Qaulen, die U niet veel méér dan my bemint, loopt my in ’c oog, baart my nayver ennbsp;ongenoegen. Ik wenfchtc haar wel eens ondernbsp;myne klaauwen te kunnen krygen; ik verzekernbsp;U , dat ikze zoo plukken zoude, dat zy ’ernbsp;heugenis van zoude hebben. Sedert langennbsp;tyd;heeftdieheerfchzugtigceengedeelte myner er-vcl3’-ke goederen overmeehérd} zy bezit dezel-ven geruftelyk en denkt om niets minder dannbsp;my die terugtegeeven. Ik zie my genoodzaaktnbsp;dezehmn haar mét geweld te ontneemen, endk hebnbsp;U noodig óm dit voorneemen nittevoeren, hetwelk ik cenige jaaren in het hoofd heb gehad.nbsp;D eze lull is nog veel fterker geworden, federtnbsp;dat ik in die zachte en gelukkige luchtltreeknbsp;feizende, gelegenheid heb gehad al haare waarde en aanbelang te leeren kennen,
D nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 54-C 50 gt;
De Witte Arend.
ik moet het bekennen 5 de onderneeming is groot! Maar hoe veele zwaarigheden voorzienbsp;ik niet? Wy zullen met dit vrolyke Duifjennbsp;meer te doen hehbèn, dan met de Duif ds snbsp;Profeets, Ik vrees zeer, dat zy, indien gynbsp;jacht op haar maakt, ü het hoofd zal bieden,nbsp;én U in ’t einde zal doen nedertuimelen. Voornbsp;my , ik ken U niet dan middelmaatigen byfvandnbsp;bieden, Gy weet het, wy kunnen niet vannbsp;vooren en van achter’ jacht cp haar maaken.nbsp;Ik kan Hechts van verre op haar paffen; indiennbsp;gy zoo ver kondet komen van haar den pas afte-fnyden, zoude ’tnog aangaan, ik zoude haar een’nbsp;flag met den vleugel kunnen gceven, zoo zynbsp;haaren weg naar ’t Noorden nam. Maar zynbsp;zoude vaftelyk haar’ weg naar ff Zuiden nee-men, indien gy gelukkig genoeg waart, haarnbsp;tot de vlucht te ncodzaaken; en zoo zy U voornbsp;haar doet vluchten., is al wat ik kan doen, Unbsp;op eene zekere hoogte optewschcen, om U by-telpringen , om haar bevreefdtemaaken, omnbsp;haar te beletten, dat zy Uonderhaale en U nognbsp;cenige veeren uitplr'-’'^
De Arend met Twee Hooeden.
Ik heb zoo veele zwaarigheden niet ingébracht, wanneer gy my verzocht hebt U byte-ftaan tegon den Vogel der waffende maan, my dunkt dat de eene dienfl den anderen vjaardig «r•nbsp;Ik ben ia ftaat om ’er U meer dan een’ te be-wyzen. Is ’t kv/aade geneigdheid van uwenbsp;zyde, is ff vreezachtigheid, vrees of voorzichtigheid?
C 51 )
De Witte Arend.
, Het is voorzichtigheid, maar deze voorzichtigheid heeft tJ alleen fot onderwerp; indien ik U mindér genegen was, zoude ik min open-hartiglyk tegen U fpreekcn.
De Arend met twee Hoofden {^op een Jpotachtigen toon.')
Grooten dank, Maat, op myne beurt, zal ife U met gelyke munt becaalen, Jk zie wel,dat....
De Witte Arend Q/loutetyk.)
Houd my niet verdacht van vreezachtigheid noch van bloodheid, gy weet, ik heb mynenbsp;proef van dapperheid gedaan. Gy wilt dezenbsp;moeielyke en gevaariyke verovering ondernee-men. Daar is mynquot;’ poot ( Hy biedt hem den pootnbsp;aan) ik ben tot uwen dienft, wat my dcswe-gens ook overkomen moge;geef my myne taak,nbsp;ik zweer U, dat ik dezelve, uit al myn vermogen , zal volbrengen.
De Arend met twee Hoofden.
(^met btydfchap,)
Omhels my,allergrootfte Maatjen, kom hier; laat ik ü eens ter deeg kuiTen, (zy trekke-bek^nbsp;ken verfc heiden keeren, even als een Mannet jen ennbsp;ïVyfjen doen.)
-ocr page 56-( 5» )
DE AREND MET TWEE HOOFDEN, DE WITTE AREND, DE LEEUW VAN DE BETUW.
De Leeuw van de Betuw (^op een deftigen en langzaamen tredy houdende den eenen pootnbsp;cm hoog en geheel tot het midden hejlykt.')
Bravo, Bravo! Ik betrap U, inderdaad op het mat. Zo dat gaat wel! izich tot^den Arendnbsp;met twee Hoofden keerende') Het is dan om zulke zaaken te verrichten. Vriend, dat gy Unbsp;200 dikwyls van huis begeeft! Ziedaar dannbsp;de beweegreden van die dolle drift tot de bui-tenlandfche reizen! gy verfpilt uwen tyd niet,nbsp;dunkt my, borft. Hebt gy den vermaardennbsp;Don Qjiiehot de la Manche tot uw voorbeeld genomen? Die dooiende Ridder was een liefhebber!
De Axend met Twee Hoofden. (zyn’ hals uitzeitende.')-
En wie Drommel, zoude gedacht hebben, dat gy zoo dicht by waart, oude man! Ik meende, dat gy voor overige uwer dagen verminktnbsp;Was. Ik meende niet, dat gy de kracht hadt vannbsp;onder den Oranjeboom, die uw hol overfchaduwt,nbsp;opteftaan. Gy draagt uwe lange maanen nognbsp;al niet kwaalyk.
De
-ocr page 57-De L e e o w.
Een Leeuw heeft altyd de eene of de andere toevlucht, het is zelf gevaarlyk hem te beledigen , als hy tot het uiterllc gebracht is. Ik bennbsp;verminkt, gelyk gy ziet; naauwelyks kan iknbsp;op myne bcenen üaan, echter heb ik myne lange reis met vallen en opftaan gedaan , en ik hoopnbsp;ook dus wedertekeeren, ais ik U een wooref-jen in k oor gezegd zal hebben.
De Arend met twee Hoofdeu»
Gy hebt my dan iet te zeggen ?
De Leeuw.
Ja zekerlyk, en daarom volg ik U op dea reuk, want U in uw verblyf, noch ook nergensnbsp;in uwe landen gevonden hebbende, heb ik be-llooten hier by U te komen, dat is, by uwenbsp;Witte yriendin! want ik dacht niet U, op dennbsp;oever der golf en vooral, verfchoon myne llout-heid, vooral in zoo eene verliefde bezigheid,nbsp;aantetrelFen.
De Witte Arend.
Gy ftrykt een verkeert oordeel. Heer Leeuw, gy houdt verkeerdelyk myne deugd en de cer-lykheid van myn’ vriend verdacht; de zuiverftenbsp;vriendfehap deed ons malkander daarvan oa-fchuldige teekenen ge even.
De Leeuw.
Vergeef kmyi in myn’ tyd, deeden wy ’t D 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geen,
-ocr page 58-• ( 54 )
geen, dat gy daar zoo even deedt, om malkander^ teekenen van de fterkfte liefde tc geeven; Ik ben daarmede reeds lang uitgelcheiden; denbsp;ïnode is, zonder twyfel, federc dat ik my metnbsp;geen vryery meer ophoude, veranderd. Maarnbsp;Jaaten - wy van andere zaaken fpreeken.
De Witte Arend.
Ben ik te veel? zoo zal ik Ulieden alleen Jaaten.
De Leeuw.
Neen waarlyk niet; ook zoude deze fnapper U , na myn vertrek , alles vertellen , wat ik hemnbsp;toevertrouwd had, dus is het beft, dat gy kuitnbsp;myn’ eigen mond hoort. Ik zal hem van denbsp;fchande bevryden van onwaarheid te vertellen.
De Arend met twee Hoofden.
Gy droomt, arme oude man, gy droomt, en gy legt het niet kwaalyk aan, om my in uwe partynbsp;overtehaalen^ echter zal ik daarom geen wroknbsp;tegen U zetten.' Wat is ’er van uw’ dienft?
De Leeuw.
Ik bid U my met den Luipaard van Albion te verzoenen, welke uit raazerny en fpyt my een’nbsp;ónrechtvaardigen en v/reeden oorlog aandoet.nbsp;Hy is inderdaad myn Broeder, doch hy zoektnbsp;myn verderf met des te meer verbitterdheid, ennbsp;men mag wel zeggen. dat ’er geen grooier haatnbsp;is dan die van nabeftaanden. Ik ben zoo goedaar-dg, dat ik hem alle zyne rooveryen laat hedry-ven
-ocr page 59-C 55 )
ven, zonder my zelf te houden als of ik my tegen dezelven wilde verzetten; ik vergenoegnbsp;my by hem daarover eenige ligte klachten inte-brjngen; die wreedaart fpot daarmede, en zynnbsp;voordeel met myn verval van krachten doende,nbsp;plunderthy my ongcftraft en beledigt my zwaar-ïyk. Zie daar myn geval en ’t onderwerp my-ner reizc.
De Witte Arend.
Gy verdient waarlyk mededoogen.
De Leeuw, (o/» een'fpotachtigen toon.y
ó Wat fchynt gy my van een’ mededoogenden aarttesyn! Ik vertrouw my niet zeer opnbsp;moet gy weecen; en ik houde U fterk verdacht, dat gy hem in ’t heimelyk my helptnbsp;plunderen, uwe onmaatigc heerlchzucht is dernbsp;ganfche wereld bekend, wy weeten wel, datnbsp;gy ixonderlyk wet in troebel water weet tenbsp;-vijfeben.
De Witte Arend.
Dat is louter lafter, ik heb niet noodig my dieswegens te verdedigen, zoo ik meen. Nietnbsp;waar Broeder izitb tot den Arend met tweenbsp;Hoofden keerende.y
D E Leeuw.
Ja, Ja, vraag het aan myn' makker. Doch dit komt nog niet te pas. Ik vervoeg my aannbsp;U , Heer dubbelde Arend» wat antwoord geeftnbsp;gy my ?
Dis
-ocr page 60-De Arend met twee Hoofden.
Myn antwoord is eenvoudig, daar is ’t: gy behoordet U in ftaatteftellen om de aanvallennbsp;van uwen Broeder afteweeren. Maak. ganfchnbsp;geen ftaat op myne goede dienften. Ik wil ennbsp;moet onzydig blyven. Ik moet orde op myn eigen huizelykc zaaken ftellen. Myne overlce-den Moeder heeft by haar overlyden, alles innbsp;wanorde gelaaten, ik zie uiy genoodzaakt onanbsp;alles in myne Staaten overhooptehaalcn. Nietsnbsp;js ^er naar myn’ zin. De Raaven, die mynenbsp;moeder bovenal beminde, zyn ’er al te machtignbsp;geworden, zy zyn op een verbaazende wyzenbsp;vermenigvuldigd, ik moet, op uw voorbeeld,nbsp;dat geflacht uitroeien, of ten minften dat ge-vaarlyk gebroedfel in de onmogelykheid ftellen.nbsp;van myne voorneemens nadeel toetebrengen.
De Leeuw.
Gy wilt dan op deze wyze ten mynen aanzien de rechten der goede nabuurfchap vervullen ! Gy,nbsp;die U een’ naam gemaakt hebt van rechtvaardigheid, billykheid, oprechtheid, menfchlieven-heid, vriendelykheid enz. enz. enz. Ik zoudenbsp;liever moeten gelooven ,dat de loftuitingen .welken men U overal geeft, te voorbaarig zyn, zoonbsp;waarachtig is ’t, dat men niemand voor zyn’doodnbsp;heilig moet verklaaren.
De Arend met twee Hoofden.
Waarover klaagt gy? ik neem geen party tegen U; doet gelyk als anderen, verdedig U, zoo gy beft kunt. Jeder voor zich zelve, Godnbsp;fj0.or\ allen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D?
-ocr page 61-( 57 )
De Leeuw.
Spot niet met mynen zwakken toeftand; ziet gy niet, dat ik naauwlyks krachten overignbsp;koude! Zie' dezen poot certyds zoo geducht,nbsp;draag ik nü in een’ doek, en de anderen zynnbsp;niet-veel beter, myn ganfche lichaam is vol vannbsp;vergiftigde fteeken; ik kwyn en het leeven zalnbsp;my beginnen ondraagelyk te worden, indiennbsp;ïk geen hulp vinde, die my volftrekt noodzaa-kelyk is.
De Witte Arend.
Wat is ^t dan voor een venynig diertjen, welk U heeft durven tteeken en ü met puiftennbsp;bedekken ?
De Leeuw.
Ach! moet ik ’t U zeggen!eene verachtelyke Wefp fchept vermaakt my dus onophoudelyk tenbsp;kwellen.
De Witte Arend.
Eene IPefp! Het is een zonderling geval? wel waarom verplet gy haar niet ?
E E U V/.
Het is ligt gezegd, zy tall my aan, terwyl ik llaap , en by myne ontwaaking veroorzaakt dennbsp;fleck die zy my gegeeven heeft, hevige fmerten ;nbsp;ik brul fomtyds om haar te verfchrikken, maarnbsp;dit diertjen met vergulden vlerken zet zich opnbsp;den Oranjeboom, die voor myn hot is, en fpotnbsp;net myne fmert en fpyt, het zal my eindelyknbsp;den dood doen.
D 5 nbsp;nbsp;nbsp;Ds
-ocr page 62-C 55 )
De Witte Arend.
Vergun my -, dat ik U zegge, dat gy een önnozele bloed zyt. Deze boozaardge Welpnbsp;zoude lang haare ftoutheid met haare kop betaaldnbsp;hebben, zoo zy met my te doen had.
w.
De L e e u
Zekerlyk zou zy, maar gy hebt een voordeel, ’t welk ik niet heb, gy kunt vliegen en by gevolg overal opkomen. M.aar ik, ken iknbsp;op den Oranjeboom klauteren? En al klauterdenbsp;ik ’er al eens op, als deze Wefp my zag aanko-rzen, zoude zy van den eenen tak op den anderen vliegen , zy zoude zich zelf onder een’ bladnbsp;van dezen hollen boom verftceken: kan ik haarnbsp;overal vervolgen ? Zyn de takken van den boomnbsp;met gcuden appelen fterk genoeg om my tenbsp;draagen, zouden zy niet onder myne pootennbsp;breeken en wat een’ val zoude ik niet doen ?nbsp;Daar ik lomp en zwaar ben, zoude ik nek en beknbsp;aan Hukken vallen.
De Witte Arend.
Zyt gy niet behendiger?
De Leeuw.
Wat zoudt gy doen, indien gy een Leeuw Waart, gelyk ik.
De Witte Arend.
Ik zoude den boom, die hem tot eene toevlucht
-ocr page 63-( 59 )
vlucht ftrekt, uitroeien, ik zoude hem nedef-vellen, en doen verbranden.
De Leeuw,
Het is een eenvoudig middel, ik ben dikwyls geneigd geweeft dit wanhoopig befluit te nee-men, en ik had miffchien wel gedaan , hetzelvenbsp;werkheilig te maaken, toen ik nog krachcs genoeg had om den boom ter aarde te vellen.nbsp;Maar tegenwoordig heeft hy zulke fterke wortelen gefchooten, dat deze arbeid geheel en alnbsp;myne krachten tebovengaat, en daarby is hynbsp;zoo groot, dat hy my miffehien door zyn’ valnbsp;zoude verpletten,
De Witte Arend.
Waarom beveelt gy uwe onderdaanen niet dat zy zelve hem nedervellen ?
De Leeuw.
7jy hebben alle of byna alle eene by uitftek groote liefde voor dien boom, zy hebben zichnbsp;akyd tegen myne befluiten aangekant, en iknbsp;, heb de zwakheid gehad hunnen zin te doen.nbsp;Sommigen fclieppen zelf vermaak hem te be-fproeien.
De Arend met twee Hoofden.
Van waar komt die bygeloovige eerbiedigheid voor dien voor uwe ruft noodlottigen boom.?
De
-ocr page 64-De Leeuw,
«
Het is omdat rayne onderdaanen dien zelve hebben geplant. Eilaas ! toen die vreemde boomnbsp;by ons verplant werd, meende ik, dat hy enkel tot fieraad voor de inkomft van myn holnbsp;zoude ftrekken. Ik dacht zelf, dat hy my-ner grootheid eenigen luifter byzetten zoude.
De Arend met twee Hoofden.
Uwe Hovelingen eeten ’er, zonder twyffel, de vrucht van ?
De Leeuw,
Ja toch, ik laat die geheel voor hen over, ik raak ’er niet aan. In myne jeugd heb ik ’ernbsp;eenige appelen van gegeeten, maar zy veroorzaakten my eene ge vaarlyke onvcrduwelykheid innbsp;de maag; ik ben zelf nooit recht herfteld van denbsp;zwaare ziekte, die uit deze onvcrduwelykheidnbsp;ontftond. Eenigen van myne onderdaanen zyn innbsp;de hevigfte fmerten gcftorven, omdat zy van dienbsp;vrucht gegeeten hadden; en onder dit getal vooral een der getrouwften en die ^t meelt mynennbsp;roem en myne- belangen voprftonden.
De Witte Arend.
Uwe Hovelingen zyn wel weinig aan U verknocht.
De L e je u w.
Dit is het lot van alle Vorlten, en vooral van vervallen en onmachtige Prinfen. Zoodra men
licn niet meer vreeft, laat men hen aan hun zel-ven over, men fpot met de bevelen, die zy gee-ven, en eenigen van hun, die ’t meeft in aanzien zyn, ftellen den Vorft zelfde wet; leeven met hem als met een kind, en bedienen zichnbsp;van zyn-’ naam om naar hun zin te regceren.nbsp;Deze Vorften zyn gelukkig, indien ’er onderstnbsp;getal dezer Hovelingen geen verraader is l
De Witte Arend.
Ik oordeel, dat uw Hof niet vry van dezél-ven is.
Db Arend met tv/ee Hoo'fden.
Ik heb hooren fpreeken van een’ zekeren Wolf, die een van uwe voornaamfte Staatsdie-naaren is. Men zegt dat deze by U den baasnbsp;Ipeelt.
De Leeuw.
Dit is het verdervelykfte gefchenk, dat gy my doen kondet, toen gy hem my overdeedt,nbsp;ik ben bereid om hemU wedertegeevén, als gynbsp;hem hebben wilt.
De Arend met twee Hoofden, ,
Grooten dank. Buur; ik neem niet weder ’t geen ik eens gegeeven heb, het is een flechcnbsp;meubel, ’t welk ik U in geenen dccle beoyde.
De Witte Arend»
Is deze niet een van uwe Staatsdienaaren dié
de-
-ocr page 66-dezen verdervelykcnbcom, op welken datkleiae diertjen vlucht, het ineeft kweekt.
De Leeuw.
Ja, waarlyk! en ^t geen zonderling is, is dat dit vervloekte diertjen, her. eenigijdc op mynbsp;gelaaden heeft en op cenigen myner onderdaa-nen, op welken hy een^ zichtbaaren haat heeft,nbsp;De Wolf ontvangt onophcudelyke liefdebly-ken van hem, komt op hem rullen, zondernbsp;hem in ’t minlle te fteeken.
De Arend met Twee Hoofden.
Zulks is, omdat, dat kleine diertjen dankbaar is. De Wolf kweekt zyn’ begunftigden boom met meer vlyc dan iemand anders; gynbsp;begrypt wel, dat het die geenen, welke hemnbsp;mecib goeddoen, weet te onderkheiden.
De Witte Arend.
Wilt gy, dat ik U een’ goeden raad geeve,' om U ras van hem te ontflaan?
De Leeuw.
Gy zult my oneindiglyk verplichten,
De Witte Arend.
Zie hier. Wanneer gy het kleine diertjen op den baft van den Wolf zult zien zitten, alnbsp;was Zelf op zyn’ kop, zoo wapen ü naetnbsp;een’ goeden ftok, en neem uwe maatregelen
Zoo
-ocr page 67-C 63 )
zoo wel • dat gy hem met eenen flag op lid van den Wolf, op ’c welk gy hem zult ver-neemen, verplet. Al moeft gy zelf den Wolfnbsp;met een doodflaan.
Leeuw.
Die raad zoude eertyds goed geweeft zyn, maar nu komt hy te laat. Monfieur denbsp;is niet meer aan myn Hof, ik heb hem innbsp;zyn Gouvernement gebannen , hy woont innbsp;een Bofch, in de landen onder myne gehoorzaamheid gelegen. De Wefp is des te meernbsp;tegen my vergramt, zy tracht my te fteeken innbsp;de edelfte deelen van ’t lichaam om my desnbsp;te fpoediger van kant te helpen. Gy kunt ünbsp;de boosheid van dat kleine diertjen niet ver-;nbsp;beelden.
DeWitteArend.
Hebt gy onder uwe önderdaanen niet den een’ of anderen vogel, die een vyand der bloe-delooze diertjens is?
D E L E E u w.
Ik h^b ’er zonder tv/yfel verfcheiden; maar ’t fchynt dat alle myne önderdaanen, het metnbsp;malkander eens zyn, om deze Wefp met vre-d-e te laaten. Niet een doet ’er zich op omnbsp;jacht op hem te maaken, men zoude zeggen,'nbsp;dat zyze allen heeft betoverd. Doch fpreeknbsp;daar niet meer van , mag ik U bidden, zegnbsp;my , dewyl U makker my weigert zyne goede dienllen voor my by den Luipaard myn’
vyand
-ocr page 68-vyand te befteeden , wilt gy nieta voor mj doen ?
De W ITTE Arend, (met een vertegen gelaat()
Wy zullen daarom denken. Ik heb medely'-den met U. Ik voel my tot uwe gunft geneigd.
De Leeuw.
Gy geeft my een weinig hoop. Doch ik vrees gt; dat. . . .
De Witte Arend.
Vrees niet ten minfte, dat ik my tegen U verklaar , en gy kunt verzekerd zyn, dat iknbsp;eene naauwkeurige onzydigheid, zal onderhouden, gelyk ook myn Makker.
De Leeuw,
Heel wel: doch dh vordert myne zaaken niet. De Luipaard zal ondertulTchen zyn’ gangnbsp;gaan, en zal my de klaauwen zoo korten, darlnbsp;ik my niet kraauwen kan.
De Witte Arend.
Heeft hy U reeds den oörlog verklaard, beeft hy reeds zyn Mauifeft in ’t licht gegec-ven?
De Leeuw.
In ’t geheel niet, hy acht my niet genoeg.
om
-ocr page 69-om dat te doen, hy handelt my waarlyk als een’ kleinen Jongen.
De Witte Arend.
Wel nu zlc daar een middel. Laatea-Wy een verbond van onzydigheid fluiten, laatennbsp;wy aan den Luipaard van Albion en aan denbsp;Duif van Gaulen verklaaren , dat wy onsnbsp;niet met hun gefchil willen bemoeien, maar datnbsp;wy geduurende hunnen kryg, begeeren te gaannbsp;overal waar ’t ons goeddunkt, zonder doornbsp;den een’ of den ander’ gemoeid te wordennbsp;Laaten-wy, otn meer gewicht en kracht aannbsp;dezen billyken eifch bytezetten, ons zelvennbsp;wapenen, om ons te doen ontzien, en laaten-Wy den eerften, die ons zoude durven aantallen op ’t lyf vallen, met ons te volgen bynbsp;de party, die ons niet wil belemmeren. Watnbsp;gy ’er af. Maat r (ztch naar den Arendnbsp;met twee Hoofden keerende.')
De Arend met Twee Hoofden
Het is een wonderbaarlyk goed middel. Gy hebt verrukkende invallen! Ik wil van de party zyn, en wy zullen nog wel anderen vinden , die met vermaak daarin zullen deel nee-mcn.
De Leeuw.
Het middel is goed voor U lieden, die nóg niets verlooren hebt. xVlaar voor my v/il datnbsp;middel niet veel zeggen 5 ten minlte, zoo gynbsp;L niet wilt verbinden om myn’ Heer den Luipaard te dwingen, dat hy my al ,\vac hy my
L nbsp;nbsp;nbsp;te-
k m
-ocr page 70-lt; 6ö gt;
tegen den inhoud van de verbonden en als een verraader, gelyk hy is, ontnomen heeft, terugnbsp;geeve1
De Witte Arend.
Dit kunnen wy niet doen, maar voor het toekomende kunnen wy U in onze befcherming neemenj en die U zal leed doen^ zal ons leednbsp;dóen.
Dit wil iets zeggen, ik moet my daarmede wel vergenoegen by gebrek van beter? Maarnbsp;kan ik op uwe befcherming wel ftaat maaken?nbsp;zyn uwe aanbiedingen oprecht? Hebt gy geennbsp;vanbeiden eenig inzichtvanbyzonderbelangPZu’Cnbsp;gy my deze onzydigheid , welke gy my aanbiedtnbsp;met oogmerk om my te bevryden van dé verdere flagen, waarmede ik van dien. onverzoenely-ken en vv^reeden Luipaard bedreigd word, nietnbsp;duur doen betaalen?
gt;
D E Arend met twee Hoofden.
Waartoe dient deze voor onze koninglyke eer beledigende aanmerking? Waarom houdt gynbsp;onze trouw verdacht?
De Leeuw.
Ei lieve, fpreeken-wy niet van goede trouw, Wy Vorften zondigen tegen dezelve dikwy-Ier dan de gewoone dieren. En zy zondernbsp;uwe Majefteiten te beledigen gezegd, hebt gy*nbsp;lieden beide nooit tegen dezelve gezondigd?nbsp;Heeft de Witte Arend van Sarinatiê uw nabuur
en
-ocr page 71-en bloedverwant wel reden om de oprechtheid uwer handelingen te pryzen?
Db Witte Arend.
Wat voorbeeld brengt gy daarby! wy baddert buitenmaate groote koften gemaakt om zyrtnbsp;huishouden in ruft te brengen; ik in ’t byzondernbsp;had hem op den troon gezet en beveiligd, waarvan oproerige onderdaanen hem wilden afjaa-gen, was ft niet billyk, dat hy my de koftennbsp;vergoedde; ziende dat zyne fchatkift ledig was.nbsp;en dat he: hem onmogelyk was, my in geld tenbsp;voldoen, heb ik by my zelve opgerekend hoeveel de fchadeloosftellingen, die hy my fchuldignbsp;was, wel beliepen, en ik heb land in betaalingnbsp;genomen. Wat vindt gy daar onrechtvaardigs in?
De Leeuw.
Op deze redeneering zoude nog wel wat te zeggen vallen, maar het is rayne zaak niet om denbsp;zwakheid van dezelve aantewyzen; Ik vraag Unbsp;alleenlyk, of gy na den oorlog eene rekeningnbsp;zult inbrengen, en of gy geen fchadeloosftellin-gcn in geld of iets anders van my zult eifchen?
De Witte Arend.
Uwe bezittingen liggen my zoo gelegen niet dan die van buurman den Sarmaat. Zie daar mynnbsp;antwoord.
De Leeuw.
Dat is waar, maar myn fchatten konden U Wel aanftaani En gy, myn goede nabuur! (.zich tot
E 2 nbsp;nbsp;nbsp;den
-ocr page 72-den Arend met twee Hoofden keerende') gy zeg* ik zult, nooit krakeel tegen my zoeken om my-ne bezitdngenPzultgy nooit eenigen van dezelve vannbsp;uwe gading vinden ?
De Arend met twee Hoofden.
Waarmede houdt gy U nu toch op? Denk om U uit de zwaarigheid te redden,en U te bevry..nbsp;den van de verfchrikkelyke klaauwen van dennbsp;Luipaard. Het is geenszins de tyd om op allenbsp;die kleinigheden te denker. Gy hebt in mynbsp;geene vyandeiyke oogmerken ontdekt,wanneernbsp;ik U eenigen tyd geleeden een bezoek ben komen geeven: zyt dus geruft omtrent my: Iknbsp;heb gaarne dat het U welgaa; en ben genegennbsp;U zoo veel goed te doen als de omftandighe-den, in welken ik my bevinde, en myn belangnbsp;en myn roem ’er niet tegen aangekant zyn.
De Leeuw.
Wel aan, dewyl ’t zoo weezen moet, laat het zoo weezen. Myn tyd om de wet te hellen isnbsp;voorby. Eene kleine Wefp ftelt dezelve by my,nbsp;ik magze dan wel ontvangen van twee Arenden.nbsp;Welaan, Vrienden, ftelt dit verdrag van onz^*nbsp;digheid op: terwyl ik een weinigjen zal gaannbsp;ruften, want ik heb ruft nodig. Ik ben verbaafdnbsp;vermoeid. Myn bloed door de vermoeidheidnbsp;van de reize verhit, maakt myne kleine wonden pynelyker. Deze puiften, die een foortnbsp;van melaatichheid maaken, jeuken onverdraagc-lyk, ik zal eenige verzachting aan dezelven gaannbsp;toebrengen metze wat te lekken. Ik zie hiernbsp;dichtby een hoi aan den voet dezer rots, aannbsp;den oever der Zee. Ik gaa daarnaar toe krui-
pen , tot weerziens toe. Indien ik daar- te lang mogt blyven, zoo laat my waarfchouwen, aisnbsp;gy gereed zult zyn; ik zal ’t verbond van on-zydigheid komen teekenen, en daarna zal iknbsp;naar myn huis keeren , orn ’er de noodige fchik-kingcn tot myne verdediging te maaken.
De Witte Arend.
Gaa, Heer Leeuw? v/y zullen hier uwe zaa-ken, zoo wy beft kunnen Ichikken. Als gy wat zult geruft hebben , zal ik LI wat om ü tenbsp;ververfchen toedienen, het zal flechts een eenvoudig Collation zyn; want ik ben op ’t plattenbsp;land, gelyk gy ziet.
D E Arend met Twee Hoofden, ziet dm verminkten Leeuw met een’ kwaadaartigen ennbsp;vcrachtelyken grimlach aan, hy klapt metnbsp;de wieken als om] hem te dreigen. Hy zegtnbsp;fii liet Jens.
Uwe beurt zal komen, Vriend, en ik zal U wel ter deeg vergoeding doen doen.
DE TWEE ARENDEN ALLEEN.
De Arend met Twee Hoofden
Maar hebt gy wel in goeden ernft aan myn’ er den Leeuw een verbond op den voet eerier gewapende onzydigheid yoorgeflagen?
E T nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 74-Df. Witte Arend.
Meent gy dan, dat ik zoo zot en onbedree-ven ben, *t fcheelt veel, datik daarom voor hem gedacht heb. Maar ik denk met ernft daaropnbsp;voor ons.
De Arend met Twee Hoofden.
Kunt gy zoo veinzen?
De Witte Arend.
Zulks is geen Veinzery, het is Staatkunde. De Arend met Twee Hoofjjen.
En wel van de allerfynfte, naar ik zie! Maar hoe zullen wy ’t aanleggen om ons van dezennbsp;armen laftigen raft re o^ntflaan? Zie daar, daarnbsp;ligt hy hier dicht by zich te kraauwen, dat hetnbsp;hem goed doet, hy zal wederom komen oranbsp;het verbond te fluiten; wat zullen wy hem zeggen j wat voorwcndzel zullen wy hebben omnbsp;hem fchandelyk terugtezenden, zonder eennbsp;verdrag met hem te fluiten ?
De Witte Arend.
Zie daar eene fchoone verlegenheid! ’t is waar-lykweleene zaak om zyne herflenen mede te breeken! en gy die zoo vruchtbaar zyt in uitvindingen, en die zulke wonderbaarlyke fraaienbsp;uitwegen weet te vinden, wanneer gy uw woordnbsp;niet wilt houden, zyt gy niet fchranderder, gaatnbsp;gy zyt nog maar een onbedreeven jongen.
Ds
-ocr page 75-De Arend met Twee Hoofden,
Ik beken U, dat ik niet zien kan, dat wy ons op een fatfoenelyke wyze van hem kunnerïnbsp;ontdoen, , zonder iets ten zynen behoeve te fluiten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.0
De Witte Arend.
En ik wel. Wy zullen hem op zyn gemak laaien llaapen; als wy onze byzondere zaakennbsp;zullen geregeld hebben, zulkn wy.beenennbsp;gaan en laaten hem daar liggen, zoo lahg alfnbsp;hy wil.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ¦ ' j
De Arend met twee Hoofden.
Dit middel is van de eeilykften niet, moet gV bekennen. Wy moeften eené beleefder ver-fchooning vinden en fcheepen hem op eene watnbsp;belchaafder wyze af.
De Witte Arend.
Wy zullen een klein briefjen voor hem ach-terlaaten, waarby wy hem zullen verwittigen, dat onvoorziene zaaken ons beiden hebben genoodzaakt fchielyk en zonder affeheid van hemnbsp;te neemen, te vertrekken en om hem te ver-trooften, zullen wy hem te kennen geeven,nbsp;dat wy zonder verzuim, het Tr. ftaat van on-zydigheid zullen in gereedheid brengen, en datnbsp;wy hem een dubbeld van ’t zelve zullen toezenden, om het te teekenen. Wy zullen eindigen met hem van onze goede vriendfehap tenbsp;verzekeren en hem eenc goede reize wenfehen.
-ocr page 76-i
C 72 )
Db A REND MET Twee Hoofden.
Ja dat is goed, uw inval gevalt my zeer wel. Maar wy moeten ons haalten, om onze zaa-ken aftedoen, uit vreeze, dat de Leeuwnbsp;wakker mogt worden, en al te vroeg weder bynbsp;ons komen , want dan zouden wy verlegen zyn.
De Witte Arend.
' Vrees niet, wy hebben al den tyd, dien wy noodfg hebben, hy heeft ten minften 24 uurennbsp;ruft van noode. Wy hebben hem wat opgebeurd, en ik ben veizeekerd, dat hy tegenwoordig uit al zyne macht fnorkt Die oudenbsp;Leeuw heeft in lang zoo geruft niet geweeft,nbsp;ik heb opgemerkt, dat de hoop in zyn hart herleefde; de fronfels gingen uit zyn oude voorhoofd,nbsp;en hy is wel honderd jaar jonger geworden.
De A REND MET TWEE HoOFDEN (_naar de pf^otken ziende.')
Wat is dat? eene vliegende Wereld!
De Witte Arend,Coo/^ naar de lucht ziende.)
Ik zie niets.
De Arend met twee Hoofden.
Dat Is omdat gy naar den verkeerden kant ziet. Ziet gy niets aan de Zuidzyde? ó wat ee-ine prachtige vertooning! Ik geloof, dat Jupiternbsp;den olitnp in een’ hemelfch - blaauwen wagennbsp;heeft vcrlaaten, en dat hy ons een bezoek komtnbsp;geeven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D e.
-ocr page 77-( 73 )
De Witte Arend. '
Ja waarlyk! ó wat is dat fraai! Maar dat luchtpaleis daalt fchielyk neder; men zoude zeggen, dat het by ons gaat nedervallen. Wat mag hepnbsp;2yn?
De Arend met twee Hoofden.
Ik weet het niet; en ’t geen myne verwondering vermeerdert, is, dat ik wonderlyk wel on-derfcheide’r ivapenjchild met witte Lelien. Welk eene pracht, welk eene groocfcheid ! Het is denbsp;eené of andere Tovergodin, die een’ trek aannbsp;onze verbeelding fpeelt.
De Witte Arend.
Geenszins, het is iets weezenlyks. Ik zie beelten'ffen van weezenlyke dieren, in de Gal-lerye, hangende aan dezen fchitterende kloot.nbsp;Zie, in dezen kleinen hoek, aan de andere zy-de, een Schaap, een’ Haan en een’Eendvogel!
De Arend met twee Hoofden.
Ik zie dit alles onderfcheidenlyk. Ik kan dit wonderlyk ftuk niet begrypen. Zoude Jupiternbsp;ons hebben willen begunftigen en ons iets hebben willen zenden om een aangenaam feed; tenbsp;hebben? Hetgefchenk zoude zyner milddaadig-heid waardig zyn 1
De Witte Arend.
Deze kloot fchynt my van binnen verlicht te
E 5 nbsp;nbsp;nbsp;zyn ;
-ocr page 78-zyn‘, zie dezen rook die als een nevel uit den-zelven opgaat, en die den dampkring verduiftert; gaan-wy wat uit den weg, want dit hemelfchnbsp;konftwerktuig neemt deszelfs keer recht naarnbsp;ons, en gaat voor onze voeten nedcrvallen.
De Arend met twee Hóófden.
Gaan-wy fchlelyk aan e'ene zyde, want het geeft een leelyken flank van zich, het zal nietnbsp;zyn, dat wy gemeend hebben, het zal vtmar-fchynelyk de wagen van Pluto zyn; ik beginnbsp;eene bende van gewapende Duiveltjens te zien,nbsp;Proferpina is milTchien uit de hel weggeloopen,nbsp;en haar Koninglyke Gemaal zoekt haar op denbsp;aarde om haar voor de tweede reize te fchaaken.
De Witte Arend,
Eindelyk is hy op de aarde gekomen. Laa-ten-wy onzen neus floppen, en zien wat het is, ons een weinig ter zyde houdende.
ZES-
-ocr page 79-DE TWEE ARENDEN, DE DUIF VAN GAULEN, GEWAPENDE AAPEN enz.
De Dy 1F (vlug uit den vliegenden wagen vliegende , gevolgd door Ar.pt n, die de poji van lyfvjacbten Ly baar verrichten. De Arendennbsp;naderende')
’Er is edtyd een geluk by 'een ongeluk ! Dewyl ik ’t geluk heb Ulieden hier aantetrciïcn klaagnbsp;ik niet meer, dat ik tegen myri’ wil naar cEezenbsp;koude ftrecken gevoerd ben,
De Arend met twee Hoofden.
Gy vcrrafcht ons aangenaam, maar zeg my, bid ik U, wat is dit voor een’ wagen van eennbsp;ganfeh nieuw maakfel.
De Duif.
Zeer gaarne ik zal ’t U zeggen. Een myneron-dtrdaanen heeft dit werktuig uitgevonden om zich in de hooglte Inchtftreeken opteheften, hynbsp;beweert, dat hy door middel van .zyn luchtwerktuig het eindelyk zoo ver zal kunnen brengen, dat hy eene reize in de maan zal kunnennbsp;doen, deze ontdekking kan, zegt hy, zeernbsp;nut zyn; al was het maar om een’Galanterie handelnbsp;tulTchen de bewoonders der twee dichtst byeennbsp;zynde Dwaalftreren aanceleggen.
-ocr page 80-De Witte Arend.
Dit is een droom eigen aan uwe onderdaa-nen, die oppervlakkig in alles, doch leevendig van geeft en vol van geeftige gedachten zyn.
De Duif.
Het ontwerp is zoo belachelyk niet dan gy U verbeelden zoudt, ik verzeker U, dat wynbsp;tot eene verbaazende hoogte in de lucht zynnbsp;opgeheven; zoodaanig dat wy met onze verre-kykers zeer wel onderfcheidden de bewoondersnbsp;der maan-wereld, bezig met het bebouwennbsp;hunner akkers, en ’t weiden van hun vee opnbsp;den top der hoogfte bergen dier licht wereld.nbsp;Wy hebben zelf omtrent het Noorder Afpuntnbsp;van de wereld eene ruime zee gezien, en dienbsp;ons toefcheen ftil te zyn. Wy hebben ’er kleine fchepen, die zeilden , ontdekt, welke dezelve ¦nbsp;fcheenen te bedekken. Myn eerfte fterrekun-dige heeft my willen bedieden, dat hy onder-fcheidenlyk twee talryke vlooten zag, op eenenbsp;zekere wydte de eene van de andere, en doornbsp;de beweegingen die hy haar zag maaken, heeftnbsp;hy geoordeeld, dat deze twee vlooten malkander’ flag leverden, ’c welk, zoo ’c waar was,nbsp;zoude bewyzen, dat de bewooners der Maannbsp;niet wyzer dan die der aarde zyn.
De Arend met twee Hoofden, (pp een’ Jpotachtigen toon.')
Zonder twyfel, zyn ’er in de Maan ook heerfch-zuchtige Vorften, die alles voor zich willen hebben en niets voor een’ ander overig laaten,
die aaa hunne nabuuren de wet voorfchryvèn willen, en zich boven hen verheffen, zoo veelnbsp;uit verwaandheid als uit weezenlyk belang.
De, Duif, (met een’ fpotachtigen grimlach')
Ik weet niet waar die fteen, welken gy daar werpt zal nedervallen, hy zal zekerlyknbsp;niet hoog genoeg gaan, om in de maan nedcr-tevallen en gy zoudt hem in uwe landen welnbsp;weder kunnen vinden.
De Arend met twee Hoofden.
Gy fchryft my een oogmerk toe, hetwelk ik niet heD, en ik.....
De Witte Arend.
Het is eene boertery, doch de Duif is wat kittelachtig, zy kan geen gekfcheeren vcelen.
$
De Duif.
Hoewel ik zacht en vreedzaam van aart ben, toon ik my ges’oelig over beledigingen, en metnbsp;hulp myner getrouwe en dappere onderdaanennbsp;beledigt men my nooit ftraffeloos. Doch ftce-,nbsp;ken wy daar een Ipel Ly, en fpreekcn wynbsp;over eene andere zaak,
De Witte Arend.
Ik verwonder my over het fraaje maakfel van uw lucht rytuig, doch de vernuftige man,nbsp;die, ontwerp daarvan gemaakt heeft, heeft
. de
-ocr page 82-( 78 )
de verdlenfle der uitvinding niet. Anderen voor hem hebben zoo niet diergeJyke, ten min?nbsp;ften even nuttige en tot het zeilde einde ftrek-kende werktuigen uitgevonden.
F.
De D u I
^ Laat U beter onderrichten, onze kunftenaars zyn geen lieden van zulke gemeene bekwaamheden en die zich vergenoegen flaavelyk denbsp;uitvindingen van andere volken natevoJgen. Denbsp;oude en opgewarmde vindingen van anderennbsp;volken hebben niets aanlokkelyks voor hen.nbsp;Zy zyn zelf uitvinders, en hunne uitvindingennbsp;even als hunne ontdekkingen ftrekken tot nutnbsp;van alle andere geflachten van Dieren, ooknbsp;bevlytigt men zich overal omze narevolgen.
De Witte Arend.
Laat U zelf beter onderrichten. Het aëro-ftatifch kunstwerktuig , en de reizen naar de Maan hebben niets nieuws in zich; en als gynbsp;het tegendeel beweert, het zy zonder U te beledigen gezegd, Mevrouw, geeft gy geen blyknbsp;van eene gioote geleerdheid. Hebt gy nooitnbsp;het vermaarde. Dichtltuk van Ariojh gcleezen?
De Duif.
Het is gefchreeven in eene barbaarfche taal, die ik* niet verftaa.
De Witte Arend.
C 79 )
Nu kom, ik die die taal verftaa, zal u uit dit voortreffelyk werk gaan bewyzen, dat langennbsp;tyd voor dat uw vernuftige gecll in de wereldnbsp;was, de aërottatifche konflwerktuigen bekendnbsp;en van een weezenlyk gebruik waren. Aftolf,nbsp;een vroom Ridder, vriend van Roeland wierdnbsp;van den top eens hoogen bergs van ’t aardfchenbsp;Paradys in een’ vuurigen wagen opgenomen ennbsp;in de Maan gevoerd, hy vond daar ’t geen hynbsp;'er zocht, en zelf ’c geen hy daar niet zocht;nbsp;hy bracht vandaar in een flefchjen, welk hetnbsp;zelve bevatte, al ’t verüand van Roeland ganfchnbsp;en gaaf, hoewel met moeite aan zyn Prinsnbsp;weder. Ditiseene waare beweezen en met denbsp;achtbaarfte getuigenilTen der oudheid geftaafdenbsp;zaak. Laat U dit ftuk van ’t werk van Ariofionbsp;voorleezen en laat het U wel uit leggen , dannbsp;houde ik my verzekerd, dat uw fraai vernuft,nbsp;de zoogenaamde uitvinder van uwen uitmuntenden wagen, zyn’ mond wel zalhouden.
De Duif.
Zegt Ariofio door wat middel Aftolf zyn werktuig beftierde en deszelfs loop richtte?
De Witte Arend.
Neen, hy zegt alleen, dat de Hoveling in de Maan aankwam door middel van zyn’ lucht,nbsp;wagen en dat hy dus weder vandaar kwara-zonder ongeluk,
De Duif.
Dat fpyt my, want ik moet V oprechtelyk
be-
-ocr page 84-bekennen,datwy ,op genade enongenade van’t geval door de lucht zweeven , en dat wy genoodzaakt zyn den weg te volgen die de wind ons voorfchryft. Het is Hechts eene der eerfte uitvindingen die met dit kunftwerktuig zyn ge-fchied. Ik heb eene proef willen neemen vannbsp;deze fchoone uitvinding, doch ik dacht niet,nbsp;dat ik zoo verre van myn Staaten zoude neder-daalen, en om derwaards wedertekeeren moetnbsp;ik wachten, tot dat de wind naar ^t Noordooftnbsp;loopt,
De Witte Arend.
Uw fraai vernuft is dan met zyn luchtwerktuig niet verder gevorderd dan een kind met zyn’ vlieger.
De Duif.
Ik ben geenszins bekommerd over myne te rug reis naar myne Staaten; dewyl ik incogni*nbsp;to door de lucht reizen kan zonder behulp vannbsp;een’ vliegenden wagen, maar deze bende my-ner lyffchutten belemmert my , zy kunnennbsp;niet vliegen, en zy zyn al te zwaar gewapendnbsp;om dien weg te voet afteleggen. Ik zal nochtans befluiten om alleen wedertekeeren, en ditnbsp;myn geleide achtertelaaten j want ik heb zeernbsp;dringende zaaken, die myne tegenwoordigheidnbsp;te huis vorderen. Ik verwacht tydingen uit denbsp;nieuwe wereld.
De Arend met twee Hoofden.
Mag men U vraagen, hce dat uv/e zaaken met den Luipaard van Albion üaan.?
De
-ocr page 85-( Si )
De Duif.
Ik hoop hem te vernederen en tot reden te brengen.
De Arend met twee Hoofden.
Was ’t niet beter, dat gy de zaaken bylei-dec.?
De Duif.
Ja, gewiflelyk, maar dit woeft Dier, wii naar geen byiegging hooren, Hy wil de meester over de geheele wereld fpeelen. Hy verbergt dien eifch zelf niet eens.
De Arend met Twee Hoofden.
Over de ganfche wereld meeftertefpeelen is wat veel, maar doet gy hem zelf geen on-rechtvaardigen oorlog aan? Hebt gy hem zelfnbsp;niet eerft aangetali?
De Duif.
Neen zckerlyk niet. Heeft hy niet eerft aan-getaft, tot in ’t hok vervolgd en vermoord een myner jonge hennen, zynde een geboren onderdaan van my, en die met recht voor ’tnbsp;fchoonftc beeft van haar foort gehouden werd?
De Arend met twee Hoofden.
Al ware dit eens zoo , was dit der moeite Waardig om hem een’ wreeden oorlog aantedoennbsp;«D- den, Luipaard den dood te zweeren?
F nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 86-De Duit»
Deze onderne?ming was eene waare belediging ^ zoo ik dezelve had iaaten voorbygaan, zondernbsp;my daar over gevoelig te toonen, zou de Lui-®nbsp;paard my weder aan boord gekomen zyn, ennbsp;mee my geleefd hebben als hy met zyn’ oudennbsp;makker den Leeuw van de Betuw leeft. Ditnbsp;zal ik nooit van eenig’ Koning der dieren ver-draagen. Ik wil liever Iterven, dan zonder roemnbsp;en eer leeven. Doch gy die van zoo een’nbsp;vreedzaamen aart zyt, wat hebt gy ü met eensnbsp;anders zaaken te bemoeien? by voorbeeld, welke belediging hebt gy van de Duif van Mahogt;nbsp;met ontvangen, om haar ernliiglyk te dreigen,nbsp;dat gy haar den oorlog zult aandoen, indiennbsp;zy aan uwe vriendin, die daar ftaat, niet alnbsp;tocflaat, dat zy onrechtvaardiglyk van haar eifcht?
De Arend met Twee Hoofden.
Ik zoek daar door een’ oorlog tuffehen deze twee nabuuren voortekomen, die den Mululmannbsp;wel duur mogt komen te ftaan, is ’t niet beternbsp;dat hy eenige kleine opofferingen doet, dannbsp;dat hy gevaar loopt van alles te Verliezen ?
De Duif,
Dat is te zeggen, dat indien gylieden U teg^enwoordig roet myne zaaken, die ik met dennbsp;Luipaard uitltaande heb, bemoeidet, en dat gylieden om my tot een verdrag met hem te nood-zaaken, van my eenige kleine opoftefingen ver-derdet, ik dezelvcn zoude moeten doen? Uwenbsp;bemiddeling myn goede vriend, fchynt my een
wei-
-ocr page 87-weinig belangzuchtig te zyn, en ik zal my-wel wachten van dezelven ooit aantcneemen, onder beding van opofferingen te doen.
De Arend met Twee Hóófden.
Gy zyt wel trotfch, zus jen lief! maar men zoude uwen hoogmoed wel eens wat kunnennbsp;vernederen! Men zoude U ook wel eens vergoeding kunnen doen doen. Gy weet dat gynbsp;eenige goederen bezit, die door uwe voorvaderen aan de rayne ontweldigd zyn.
De Duif.
Wy zullen op een’ ander^ tyd over die zaak fprce'ken, Vaartwel, de wind werd gunftig, iknbsp;gaa weder in myn’ luchtwagen zitten , en welnbsp;fchielyk weder naar myne landen trekken. Ik Iaatnbsp;U de plaats vr]^ maakt op uw gemak ftaatkun-dige ontwerpen, v.y zullen ^t oog op U houden, en zyt beide verzekerd, dat, zoo gy zonder den waard rekent, gy tweemaal zult rekenbsp;nen. De Duif vliegt zacht jem, langs de aarde ^nbsp;haare lyffcbutten volgen kaar op een ligten tred ^nbsp;zy klimt weder met haar gevolg op haar* vliegenden wagen en verdwynt uit de oogen der tweenbsp;Arenden, welken zy een weinig ontzet laat.
DE TWEE ARENDEN,
De Witte Arend.
Die Duif komt my voor van geen vreezach-tigen aart te zyn, ik geloof, dat zy eenig ver-I F 3 nbsp;nbsp;nbsp;moQ-
-ocr page 88-moeden aangaande uwe oogmerken heeft, en dat zy reeds haare maatregelen genomen heeft,nbsp;om niet verrafcht te worden.
De Arend met twee Hoofden.
Het is alles maar faoe^xry, verlaat my niet, ^yc gerrouw aan uwe beloften, dat verzoek iknbsp;U. Zy zal op haare beurt onder onze klaau-swen komen, maar ik wil haar niet dan hetlaat-fte aantallen. Ik wil voor alles alle de Ko-ningjens myne groote leenmannen aan mya Ryknbsp;onderwerpen, vervolgens zal ik den oudennbsp;Leeuw van de Betuv.; aantallen ik zal hem zoonbsp;makmaaken, dat hy geen’lufi: zal hebben zich innbsp;eenig buitenlandlch krakeel te lleeken. De Arendnbsp;van Pomerelië zal daarna de eerde dagen my-per rechtvaardige wraak gevoelen; ik zal hemnbsp;vernielen, of ik zal hem ten minden de veerennbsp;zoo wel uitplukken, dat hy in lange jaarennietnbsp;zal kunnen vliegen. Eindelyk van alle die lastige nabuuren ontllagen zynde, zal ik als eennbsp;blikfera op de Duif met zoo eene groote hevigheid vallen , Hat zy gedveengen zal zyn metnbsp;het deel, het welk ik haar wel wi} laaten houden,nbsp;te vernoegen Zie daar in weinige woorden mynnbsp;ganfche ontwerp, het is uitgebreid, het is groot,nbsp;laet betaamt myn’ moed !
De Witte Arend.
Maar door dit middel zult gy oneindiglyk xnachtiger zyn dan ik, en ik vat daar uit reedsnbsp;argwaan pp!
-ocr page 89-De Are.nü met twee Hoofden.
T?ekotnftiOr U' daar niet over. Ik ben voor-rieeniens met 0 alles gemeen te hebben. Wy Zuilen lelde gCAamenlyk regecren; gy zak hetnbsp;üokcn tot u-w erv ik net ¦ vV^eften tot myn deelnbsp;hebben. Indien gy vvlit, zuiieh \vy zclr voortaan in een en k zelfde paleis Iceven en v^y zullen ons door de aangenaamfte en heiliglte banden aan eikanderen verbinden.
De Witte Arend,
Met al tnyn hart. Maar ’c i^ tyd, dat wy fchek den, De oude Leeuw megt ontvvaaken enwynbsp;zoudcn’van 't vermaak verkoken zyn van hemnbsp;dien trek te fpeelen, dien wy bedacht hebben.nbsp;Vaar wel, omheizen wy malkander nog censnbsp;tederlyk. Kusray, myn goede Vrisnd, gaa alles voor onze groote' ondcrneemingca bereiden,nbsp;cn koru U weöer by rny vervoegen aan den kantnbsp;van Byzantium; ik zal ü laatcn waarlchouwen ,nbsp;als het tyd zal zym, dat gy U in die ftreekennbsp;vertoont. Vaar wel ! tot het vermaak van U innbsp;k Serail te zien. Daar belcheide ik U.
De A rend met twee Hoofden.
Ik zweer by de trouw eens Arends, ik zal U altyd getrouw zyn. Vaarwel! HaaRen-v.y ons,nbsp;zie daar komt de Leeuw uit zyn hol. lt;^”2-heizen malkander' en jebeiden op 't zien ’’Jan dainbsp;, die weder naar ben toekomt.
ACHT-
-ocr page 90-De Leeuw, (^ ziende aan alle kanten rond, zy-ne maanen fchuddende en op een langzaatnen tred naderende.')
Waar zyn zy dan P Het is echter hier de plaats, v/aar ik hen gclaaten heb. Hoe ik ooknbsp;aan alle zyden omzie, ik word hen niet ge-waar, zouden zy in etnig bofchjen gegaan zyn,nbsp;om met my te fpotten? Laaten-wy eens zien?nbsp;(^hv zoekt aan alle kanten) Ik vrees, dat zy mynbsp;hier voor den gek laaten blyven hebben. Hetnbsp;zoude juifc niet braaf gedaan zyn. Doch in ernftnbsp;zy zyn vertrokken. Ik ftaa hier voor hun gek,nbsp;ik zie k wel zy hebben zich gefchaamd in mynenbsp;tegenwoordigheid te zeggen, dat zy k met myn*nbsp;wreeden vyand eens waren, gelyk ik wel ver.nbsp;moedde. o Trouweloosheid , o fchelmery ! dusnbsp;met een’ Leeuw den raoedigften en fterkften aller dieren te fpotten! o woede! o wanhoop! Ja.nbsp;ik zal my wreeken , ik zal nog welden’ een’ ofnbsp;anderen machtigen vriend vinden! Maar elendi-ge als ik ben, waar denk ik óp! zal ik my wreeken aan twee geduchte Arenden ,ik die my nietnbsp;kan ontflaan van een klein bloedeloos diertjen,nbsp;dat met myne moedigheid en met myne gram*nbsp;fchap fpot! ik, wicn eene Wefp de wet in mynnbsp;Hof ftek! Groote Jupiter, waartoe ben ik gekomen! welke fchande komt my in myn ouderdom over. (^Hy gaat op den grond liggen, hy rolt
i'i
-ocr page 91-in ’i zand, zyn oogen blinken van een hevig tn fchit^ terend vuur, hy geeft met verontwaardiging diepenbsp;zuchten.^ Neen ik zal niet langer dulden, datnbsp;men my verraade en dat men my de wet ftelle.nbsp;Beeft tronweloozen, wie gy ook zyn moogt!nbsp;buitenlandfche, blnnelandfche vyanden, gyzulcnbsp;wel dra ondervinden, dat men het dapperfte ennbsp;het verfchrikkelykfte aller dieren niet ftraffeloosnbsp;beledigt! Wel aan verzamelen wy alle onzenbsp;krachten; neemen-wy onze toevlucht tot de op-rechtfte en getrduwfte Vriendin, die ons overignbsp;is; de ecnigfte die onzen roem v/reeken, dennbsp;voorfpoed van onzen ftaat verzekeren,en ¦’tgeluknbsp;myner getrouwe onderdaanen bevorderen kan.nbsp;Vertrekken-wy, gaan-wy de Duif van Gaulennbsp;vinden , haar hart is edelmoedig, eilaas! ik hebnbsp;'er duizend zekere bewyzen van; indien zynbsp;fomtyds haare belangen van de myne heeft afgezonderd, zulks is gefchied, omdat ik haarenbsp;vriendfehap niet met trouw beantwoord heb,nbsp;zulks is gefchied omdat ik haare gramfehap opnbsp;den hals gehaald heb ! Het is gedaan, ik gaanbsp;haar de oprechtfte aankleeving zweeren, ik gaanbsp;my onwederroepeiyk aanhaar verbinden: zynbsp;dringt my reeds; zy zoekt my aan om een verbond met haar aantegaan en ik llaa niet langernbsp;in beraad. Al 't geen zy voor my gedaan heeft,nbsp;firekt my tot eene zekere borgtocht, van 'tnbsp;geen zy v^oor my nog zal doen; hpt wcezenlyknbsp;belang van beide Staaten vordert deze ver-eeniging! Het zoude dwaasheid zyn, langer zichnbsp;deswegens te bedenken. Vercrekken-wy en laatnbsp;een goed verbond tuffehen den Leeuw van denbsp;Betuve^r^t Duif van Gaulen alle de ontjver-pen der tegen onsfamengezwcorenvyandenvery-
delen! Laaten de twee heerlchzuchtige en trouwe-
-ocr page 92-( 88 )
( 88 )
97
99
97
97
97
97
welooze Arenden , d/e ’c óp ons gemunt hebben onder onze (lagen omkomen; indieii zy iets tegen ’t eigendom of d-n roem van een van beidennbsp;mogen onderneemen /Je Arend van Pomereli;nbsp;weet ik Vaft, zal verzoeken, in dit verbond tenbsp;mogen treeden! Wel wy zullen hem in ’t zelvenbsp;aanneenien, dan, dan zullen wy hun zelf de wetnbsp;ftellen, die voor hebben dezelve der ganfchenbsp;wcircld te Iteile.i! Maar zie hier een briefjen,nbsp;welk ik niet gezien had, zian-wy wat heczer^t.nbsp;Het behelll zekerlyk het tedere vaarwrel vannbsp;myne goede Vrienden (hy opent het brisjjen ennbsp;teefi overluid.^ „ Wy vcrneernen zoo even, datnbsp;de Luipaard U den oorJog formeeJyk komt tenbsp;verklaaren, het is nitt meer mogeiyk ü in denbsp;gewapende onzydigheid toeteiaaten , dat zoude ons de biliyke wraak van uwen nabuur opnbsp;den hals haaien. Maak vrede met hem, ennbsp;ver^lgens zullen wyU plechtiglyk, onder denbsp;gewapende onzydigen aanneeqaen ! Vaart wel,nbsp;goede reis”, (mrr een toon van verontwaardiging^ dat is te zeggen, darmen my wil byllaannbsp;als ik geen hulp meer noodig heb ! Groottn dank.nbsp;Vrienden, ik zal uwe edelmoedigheid overal bekend maaken. Vertrekken wy eindelyk en verlaa-ten wy die woelte luchtllreeken, komen-wy ^ernbsp;nooit weder dan om de dwingelanden te llraf-fen, die dezelven bewoonen, en om hun dezenbsp;gewichtige les te geeven, dat de booze altyd innbsp;den kuil valt, dien hy gegraaven heejt, omdenoU'nbsp;nozelen daar in te doen vallen.
J
I’-quot;'
»* i
'^ M.vv-i-- nbsp;nbsp;nbsp;■'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:' quot;, '-■■^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' 'W '.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;»r';
s V' nbsp;nbsp;nbsp;quot;
-■nbsp;nbsp;nbsp;•''Vquot;
■1 •■♦'^■, , ',■■.■■.•i®‘,-v ic ‘
â– _; Vfc-
â– quot; â– ' '
â– â– *\ -r â–
f' '• nbsp;nbsp;nbsp;’- C 'viV
•^.,,. â– gt; '^^•• â– ' â–
;. ,. •', nbsp;nbsp;nbsp;' Wigt;% â–
■''''v'••r
*'• :‘%\ \ ‘^. \ ■quot;
M
■^y^•. nbsp;nbsp;nbsp;’ '■'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'j?'. ■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4.
quot; *5 • ï.' *■■■•■'â– ''%-;!*.'â–
4'-
â– x' - nbsp;nbsp;nbsp;' .
^-,-' nbsp;nbsp;nbsp;J- '
£„*• / â–