11
11
VAN
IJi HET KEDERlAEDSeil BEWERKT
W. G. NIEWENKAMP.
-I3^4
AMSTEEDAM,
A. T! a S T N (L 1889. ,
-ocr page 4-afc.' ■ -•
I
Voor het eerst vertoond 6 Februari 1889 in het Grand-Thtre, A. v. LIER, en waarin de heer L. J. VELTMAN de titelrol vervulde.
-ocr page 6-;tï ■ ■*
^ 'i' • nbsp;nbsp;nbsp;'■'' ”* ■■r''
- ‘f
1
•, i' '• *:
’-t-M'- '
i‘~
‘ -■a '
•■ Tf-.lj •!*' -iS ■ :€•:
]
•.vlt;r
V ■\'
DRAMA IN ZEVEN TAFEREELEN
IN HET NEDERLANDSCH BEWERKT
W. G. NIEUWENKAMP.
AMSTERDAM,
A. RSSING.
1889.
BIBLIOTHEEK DER rijksuniversiteitnbsp;UTRECHT.
-ocr page 8-SNELPEK8PUUK VAN H. C. A. THIEME, TE NUMEOKN.
-ocr page 9-Moe schoon het drama: De Rechter van Zalamea van Calderon DE LA Barca ook zij, voor het hedendaagsch tooneel was een omwerkingnbsp;noodzakelijk. De Duitsche dichter en dramaturg : A. Wilbrandt heeft dienbsp;met het gunstigste gevolg volbracht. Daarom is in deze bewerking, behalvenbsp;het raadplegen van andere vertalingen, voornamelijk de tooneelinrichtingnbsp;van A. Wilbrandt gevolgd.
W. G. N[E:UWENIlt;.A!VIP.
Haarlem 31 Januari 1889,
-ocr page 10- -ocr page 11- -ocr page 12-PHILIPS DE TWEEDE, Koning van Spanje. DON LOPE DE P'rOUERA, Generaal.
DON ALVARO DE ATAYDE, Kapitein. PEDRO CRESPO, een rijke boer.
zijne kinderen.
JUAN,
ISABEL,
INES, zijne nicht.
DON MENDO, een arm, edelman.
NUNO, zijn bediende.
Een Sergeant.
REBOLLEDO, een soldaat.
CPIISPA, marketentster.
Een schrijver aan de Rechtbank.
Gevolg des Konings, Soldaten, Boeren.
Eenzame, bergachtige en boschrijke streek. Links op de7i achter gr 07id leidt een tweemaal zich kronkelende weg naarnbsp;rechts den heuvel op. Links op den voor grond een dichtnbsp;bosschage.
Tromgeroffel achter het tooneeh dat van lieverlede naderkomt. Een troep soldaten, op marsch, komt met verbroken gelederen langzaamnbsp;en vermoeid, met de vlag om den stok gebonden, onder tromgeroffel, links aan den voorgrond, op. Onder den troep bevinden zichnbsp;Rebolledo en de marketentster Chispa, eenige jongens, dienbsp;bagage dragen en een pater.
Reboi.ledo, staat stil om uit te blazen en zich leet voorhoofd te drogen : ook de anderen blijvennbsp;staan. Het geroffel zwijgt.
De duivel zal hem halen, die ons zoo
Van de eene plek naar de andre laat marcheeren
In en stuk door.
-ocr page 14-Eenige Soldaten.
Dat zal hij!
Rebolledo.
Zijn wij dan
Zigeuners, die het land doortrekken? Steeds Het vaandel in de plooien voor ons uit,
En dan die trommel....
Eerste Soldaat.
Pruttel jij alweer ?
Rebolledo.
Die eindlijk zwijgt en uit beleefdheid ons Gehoorvlies wel voor bersten wil bewaren.
Tweede Soldaat.
Wees toch zoo knorrig niet: de ellenden van Zoon marsch vergeet men bij een goed kwartier.
Rebolledo.
Een goed kwartier 1 maar als k op weg krepeer ?
En ook, al kom ik goed en wel in t dorp.
Wie zegt u, dat men ons kwartier verleent ?
Ik hoor al hoe de burgemeester tot Den hoofdman zegt: Wanneer gij verder trekt,nbsp;sGeef ik het noodge graag. Dan heet het eerst;nbsp;Onmooglijk, Heer 1 de troepen zijn halfdood,
Maar als de burgemeester geld laat zien.
Dan is het eind van t lied : Er kwam bevel Hier niet te blijven, en dus: voorwaarts, marsch 1nbsp;Maar heden God vergeef me 1 Kom ik hedennbsp;In Zalamea en, uit ijver ofnbsp;Gedienstigheid, wil men ons verder zenden.
Dan trekt gij zonder mij. Want onder ons Gezegd t zou niet voor de eerste maal zijn innbsp;Mijn leven, dat ik deserteer.
-ocr page 15-Eerste Soldaat.
En ook
Zou t niet voor de eerste maal zijn, dat een arme Soldaat den kop er bij verloor, vooral niet,
Als, zooals heden, de oude ons commandeert.
Don Lope de Figueroa, wijd vermaard Als onversaagd soldaat, maar tevens alsnbsp;Een eerste vloeker en een bulderbast.
Die er geen duit om geven zou, als hij Zijn besten vriend ter galg verwijzen moest.
Rkeolledo.
Welnu, wat dunkt u van dat alles, mannen ?
Ik doe wat ik zooven heb gezegd.
Tweede Soldaat.
k Zou er voor
Mij zelf niet veel aan hechten, maar voor haar,
Die zoo van plek tot plek....
Chispa, die ondertusschen op een rotsblok op den voorgrond zat uit te rusten.
Ach, Rebolledo,
Maak, als t u blieft, u niet bezorgd voor mij.
Gij weet dat mij geen klein gerucht vervaart En gij met die bezorgdheid mij beleedigt.
Ik nam hier dienst om al de lasten en Vermoeienissen die hij met zich brengt.
Met moed en eere te doorstaan. Ware ik
Een vrouw geweest, die graag zich liet vertroetleii,
k Was wel in dienst gebleven bij den schout.
Waar ik een leven had van vroolijk Fransje
Toch kwam ik hier om uwentwille alleen;
Dus ik herhaal t: geen vrees, geen zorg voor mij.
-ocr page 16-Rebolledo, omhelst haar.
Gij zijt en blijft het pronkjuweel der vrouwen!
Tweede Soldaat.
Daar is geen twijfel aan. Vivat voor Chispa !
Rebolledo.
Vivat nog eens ! Vivat ten derde maal,
Als ze ons t vervelend eeuwig doormarcheeren,
Bergop, bergaf, steeds wil verzoeten door Een lustig lied, uit volle borst gezongen.
Chispa, kastanjetten te voorschijn halende.
De kastanjetten hebben deisch gehoord En treden voor.
Rebolledo.
Ik stel mij weerpartij :
Gij, kameraden, spreekt het vonnis uit.
Eerste Soldaat, lachend.
t Is goed, wij luistren!
Chispa, zingt 7net begeleiding der kastanjetten.
Titiriti, hoort mijn lied;
Schooner wijsjen kent gij niet.
Rebolledo, zingt.
Titiriti, vrienden, wie Hoorde ooit fraaier melodie?
Chispa.
Naar het slagveld trekt de vendrig En de kapitein naar zee.
Rebolledo.
Laat, wie lust heeft, Mooren dooden,
k Doe aan t bloedig werk niet mee.
Chispa.
Kneedt het deeg en stookt den oven.
Dat steeds brood in voorraad is.
-ocr page 17-Rebolledo.
Plukt het hoen en draait het braadspit, Lainsvleesch is me een ergernis.
De soldaten lachen en herhalen dan zingend de vier laatste regels.
Eerste Soldaat, vooraan., boven rechts. Halt 1 Het spijt mij haast,
Nu zulk een vroolijk lied den raarsch geleidde.
Dat wij den toren zien; geen twijfel aan :
Wij hebben hier ons doel bereikt.
Rebolledo, ook boven, naar den rechterkant wijzende.
En dat.
Zou Zalamea zijn ?
Chispa, insgelijks naar den rechterkant wijzende.
De toren zegt het.
(Tot den eersten soldaatj t Behoeft je niet te spijten, dat ons zingennbsp;Gestoord wordt: als het je pleizier kan doen.
Zal k later duizend liedjens voor je zingen.
Van enkele vrouwen zegt men, dat zij nooit Zijn uitgehuild; ik mag wel van mij zelfnbsp;Getuigen, dat ik nooit ben uitgezongen.
Rebolledo.
t Is hier een goede plek om halt te houden.
Tot de sergeant ons straks berichten komt.
Dat we in gelid den intocht zullen doen.
Eerste Soldaat, wijst naar beneden, ter linkerzijde.
Daar komt hij en met hem de kapitein.
-ocr page 18-DE VORIGEN, KAPITEIN DON Alvaro en de SERGEANT, beneden van de litikerzijde optredende.
Alvaro, tot de soldaten.^ die boven staan. Soldaten! k breng u allen goede tijding:
Wij gaan niet verder; in het dorp zal men Ons inkwartieren, tot don Lope metnbsp;De troepen komt, die in Lerena bleven.
t Commando luidt, hier te vertoeven, tot Het gansche regiment voltallig is;
Wij hebben dus een dag of twee van rust.
Reblledo,
Goed nieuws, voorwaar!
De Soldaten.
Leve onze kapitein!
Alvaro.
Voor elk van u is reeds kwartier besteld:
In t dorp krijgt ieder daadlijk zijn billet.
Rebolledo, opgeruimd.
Marsch!
Chispa, onder het gaan.
Het zal mij benieuwen, kameraden,
Of t lied daar straks naar waarheid heeft gezegd:
[Zingende.)
Plukt het hoen en draait het braadspit,
Lamsvleesch is me een ergernis.
Onder tromgeroffel en algemeen gezang verdwijnen zij langs den rechterkant. Een poos hoort men de trommel, steeds doffer, tot denbsp;klank zwijgt.
Alvaro, nog beneden.
Sergeant, hebt gij reeds mijn billet ?
-ocr page 19-Sergeant, heeft intusschen op den voor-grond zijne papieren geschikt.
Om u
Te dienen, kapitein!
Alvaro.
En waar is mijn
Kwartier ?
Sergeant.
Ten huize van den rijksten boer,
Maar die wanneer men waarheid heeft gesproken
Zoo trotsch is, dat men schaars zijn weerga vindt;
Een, die zijn grijzen kop verheft, als waar Hij de Erfprins van Leon.,
Alvaro.
Nu .. . rijke boer
En domme trots ... die twee gaan dikwijls saam.
Sergeant.
Zijn huis geldt voor het beste van heel t dorp,
Schoon, als ik u de waarheid zeggen zal.
Ik daarom t niet voor u heb uitgekozen.
Maar wl, omdat geen vrouw in Zalamea Zoo schoon moet wezen, als de dochter vannbsp;Dien rijken boer.
Alvaro.
Laat zij zoo schoon, laat zij Zoo trotsch zijn als zij wil. . . toch blijft zij metnbsp;Dat alles een boerin met ruwe bandennbsp;En plompe voeten.
Sergeant.
't Is toch niet onaardig
Uit tijdverdrijf geen sprake van verliefdheid 1
Te keuvlen met zoon boerendeerne, die Op alles wat men zegt, geen draaglijk antwoordnbsp;Kan geven!
-ocr page 20-Alvaro.
Zoo iets gaf mij waarlijk nooit,
Zoolang ik leef, een oogenblik genot:
Vind ik een vrouw niet geestig en beschaafd Dan is t voor mij geen vrouw.
Sergeant.
Voor mij, kapitein,
Is elke vrouw die ik ontmoet.. . een vrouw.
Maar laat ons nu naar t dorp gaan, als ge t goedvindt.
Zij treden den heuvel op.
Alvaro, boven gekomen, ztet naar de rechterzijde en lacht
Ziet gij daar ginds dien zonderlingen ruiter,
Die stap voor stap naar Zalamea rijdt ?
Twee magre knapen volgen hem te voet.
Sergeant, lachend.
En deze weer gevolgd door twee karkassen Van honden ____
Alvaro.
Maar het magerst is het paard.
Sergeant.
Als t niet de ruiter is, het levend beeld Van Don Quichot, beschreven door Cervantes.
Alvaro, lachend.
Een prachtig span!
Sergeant.
Kaptein, t is meer dan tijd.
Alvaro.
Breng mijn bagage daadlijk bij den boer En laat mij weten, als ik komen kan.
Gij vindt mij bij de hoofdwacht.
Beiden vertrekken langs den rechterkant.
-ocr page 21-Straat in Zalamea. Ter rechter- en ter linkerzijde huizen. Rechts op den voorgrond een hoekhuis van eene verdieping met parterre-vensters {hoog van den grond) die aannbsp;den hoek bijna tot elkaar komen, het houten traliewerknbsp;ervoor, kan afzonderlijk geopend worden. Onder de vensters een steenen bank. Een torenklok achter het tooneelnbsp;slaat drie slagen.
Don Mendo en Nuno treden langs den achtergrond ter linkerzijde op. Beiden zien er mager en uitgehongerd uit.
Mendo.
Hoe gaat het met den schimmel ?
Nuno keertquot; zich om en ziet naar de linkerzijde.
Heer, die gaat niet,
Die staat; t beest kan geen poot verzetten meer.
Mendo, zonder op het antwoord gelet te hebben.
Hebt gij den knaap gelast, wat met hem heen En weer te loopen?
-ocr page 22-Nuno.
Nu, dat voedsel zal Hem smaken, Heer!
Mendo.
Niets frischt een paard meer op. Nuno.
k Denk dat wat gerst het beter op zou frisschen.
Mendo.
En dat de honden losgelaten worden,
Hebt gij dat ook gezegd ?
Nuno, knikt.
Het zal hen lijken.
Maar of t den slager veel pleizier zal doen ! ?
Mendo.
Al wl. De torenklok heeft drie geslagen...
(Met deftigheid in zijn zakken tastende.)
En dus .,. handschoenen aan ... en ja . .. daar is Mijn tandenstoker .,.
Nuno.
Heer, uw tandenstoker ...
Heeft u dien noodig?
Mendo, stijf en deftig.
Als er iemand zich
Vermat te denken, dat ik heden geen Faisanten op mijn tafel had ... dan is die mannbsp;Een leugenaar tot in zijn denken toe .. .
(De hand aan den degen slaande.)
En zal k wat waarheid hem te slikken geven.
Nuno.
Zou het niet beter zijn, als u voor mij,
Uw knecht, iets had te slikken ?
Mendo.
Zottepraat!. ..
Zou t waar zijn, dat hier inkwartiering is ?
-ocr page 23-Nuno.
Ja, Heer!
Mendo.
k Beklaag dan wel de boeren, die Met zulke gasten opgescheept zijn.
Nuno.
Die
Er niet mee opgescheept zijn, moet men eer Beklagen.
Mendo.
En wie zijn dat ?
Nuno.
De edellieden.
En t is verstandig, dat men nooit soldaten In inkwartiering zendt bij edellieden.
Mendo.
Waarom ?
Nuno.
Omdat zij vast van honger zouden sterven.
Mendo, dreigt Nuno te slaan, deze treedt terug.
Zacht rust de ziele van mijn Heer en Vader,
Die mij zijn adelbrief heeft nagelaten :
Dien brief in goud en kleuren afgezet,
De glorie en het voorrecht van mijn huis.
Nuno, voor zich.
Och, had die vader nog wat ander goud -Ook nagelaten 1
Mendo.
Schoon, als ik het wel heb En als ik u de waarheid zeggen zal,
Heb ik mijn vader niet veel dank te weten.
Dat ik als edelman geboren ben;
-ocr page 24-12
Want nooit had mijn geboorte hern verblijd,
Waar niet die vader edelman geweest.
Nno, ongeloovig.
Is u daar wel zoo zeker van ?
Mendo.
Dat ben ik.
Ga zelf maar na : t kind dat geboren wordt,
Is, om t zoo uit te drukken, het produkt,
De quintessence van t voedsel, dat Zijne ouders aten.
Nuno.
Aten dan uwe ouders ?
Nu, d i e gewoonte heeft u niet gerfd.
Mendo.
Het voedsel dus, dat de ouders tot zich nemen Wordt omgezet in vleesch en bloed bij t kind.
Als nu mijn vader uien had gegeten Zooals een boer, dan had de gore luchtnbsp;Zich daadlijk aan mij meegedeeld en waar knbsp;Van schaamte en spijt voor mijn gebooit, gestorven.
Nuno.
Nu zie ik, Heer! het spreekwoord heeft gelijk.
Mendo.
Welk spreekwoord ?
Nuno.
Honger scherpt den geest!
Mendo, hem opnieuw dreigende.
Heb ik
Dan honger, vlegel ?
Nuno.
Word niet boos, mijnheer!
Als u geen honger heeft, dan kn dit toch 't Geval wel wezen, want de klok sloeg drie!
-ocr page 25-13
Mendo.
En zou ik daarom honger moeten hebben ?
Daglooners mogen honger hebben wij Zijn niet gesneden uit hetzelfde hout:
Een edelman heeft geen behoefte aan eten.
Nuno.
Ware ik ook edelman!
Mendo.
Genoeg daarvan.
{op verliefden toon.)
Zooals ge weet, staan wij hier voor het huis Van Isabel.
Nuno.
Als u haar zoo getrouw,
Zoo hartlijk liefheeft, waarom doet u bij Haar vader dan geen aanzoek om haar hand ?
Zoon huwlijk kwam u alle twee te stade :
Gij, Heer, hadt te eten en zijn nakroost zou Van adel zijn.
Mendo.
Houd op, wat bazel jij ?
Denk jij dat geld mij zoo verlagen kon,
Dat ik de schoonzoon van zoon burgerman Wou zijn ?
Nuno.
Maar als u dan geen huwlijk wilt.
Waarom toont ge u dan zoo verzot op t kind ?
Mendo, genadig glimlachende. Wat heeft een huwelijk hier mee te maken ?
Kan men niet zonder dat ?.... Maar ga eens zien,
Of zij er is ?
Nuno, aarzelende.
k Ben bang dat Pedro Crespo
Mij zien zal.
-ocr page 26-14
Mendo.
Wie zou zich verstouten durven,
Mijn dienstknecht ooit een haartjen leed te doen ?...
Doe wat uw Heer beveelt.
Nuno.
t Is goed ; ik spreek Zijn woord, schoon ik zijn brood niet eet.
Hij stapt op de bank en kijkt door het venster.
Mendo.
Die kerel
Lijkt wel een wandlend spreekwoord.
Nuno, springt van de bank, komt terug, fluisterende.
Een drinkgeld, Heer! want Pedro Crespos dochter Treedt naar het raam met Ines, hare nicht.
Mendo, fluisterende.
Zeg liever: in het oosten rijst de zon,
Met diamanten wonderrijk gekroond,
Ten tweeden male op d eigen dag omhoog!
DE VOR1GEN. IsABEL en Ines treden m het huis aan de rechterzijde aan de tralievensters.
Ines, het eene venster openende.
Kom lieve nicht, wacht niet te lang: de troepen Doen straks hun intocht: neen, dat moet u zien.
Isabel, halfluid
Ik wil mij niet vertonnen aan het raam Zoolang die man daar ginds op straat blijft staan.
Gij weet niet, Ines, hoe die dwaas mij ergert.
Ines, evenzoo.
Hij is er op verzot u t hof te maken.
-ocr page 27-15
Isabel,
Waar ik niet grootsch op ben.
Ines.
Daarom behoeft
Het u niet te ergren zou ik meenen,
Isabel.
Niet ?
Wat moet k dan doen ?
Ines.
Er braaf den spot mee drijven.
Isabel.
Met iets, dat mij zoolang reeds heeft verveeld ?
Mendo, naar het raam tredende, waarachter Isabel staat.
Ik wil bezweren bij mijn riddereer
En heilig is die eed! dat nog de zon Niet opging tot op dezen oogenblik:
Geen wonder ook, wanneer uw rozengloed Een tweeden dageraad te voorschijn roept!
Isabel.
Hoe dikwijls reeds, don Mendo, zeide ik u.
Dat al uw liefdeseeden, al de dwaasheid.
Die dag aan dag u voor ons huis bedrijft.
Aan mij ten eenenmale zijn verspild ?
Mendo.
Als schoone vrouwen wisten, hoe haar schoon Door gramschap en verachting wordt verhoogd.
Nooit zouden ze een blanketsel kiezen, dan Het rood des toorns. Schoon zijt gij, bij mijn ziel!
Zeg mij nog duizend, duizend booze woorden.
Isabel.
Wanneer het zeggen mij niet baat, don Mendo,
Dan kan alleen de booze daad mij helpen.
Ga, Ines, van het venster; werp mijnheer
-ocr page 28-i6
Het raam dicht voor zijn neus.
Zij treedt terug en verdwijnt Ines.
Neme Amor u
In zijne hoede, Ridder! waar gij doolt!
Zij werpt het venster dicht en verdwijnt.
Mendo, gedwongen glimlachende. Een schoone vrouw doet wat zij goed vindt, Nuno.
Nuno.
Helaas, zoo gaat het de armen hier op aarde!
Don Mendo, Nuno, Pedro Crespo, daarna Juan Crespo.
Pedro Crespo, aan de linkerzijde van den achtergrond optredende.nbsp;Dat ik dan nooit mijn woning naadren kan.
Of k moet dien opgeblazen kalen jonker Op wacht zien staan.
Nuno, niet op zjn gemak.^jluisterende. Heer, Pedro Crespo komt!
Mendo, fluisterende.
Dat is een valsche boer, laat ons hier heen gaan.
Naar de rechterzijde tredende.
JUAN, aan de rechterzijde optredende en het huis langs gaande, ternbsp;zijde.
Vind ik dan altijd dien scharminkel daar.
Met hoed en handschoen.
Nuno, onthutst, fluisterende.
Heer, daar is zijn zoon !
-ocr page 29-I?
Mendo, evenzeer onthutst^ doch zich spoedig hersiellende, fluisterende.
Stil, maak je maar niet ongerust!
(^Luidi)
Ik wensch
U goeden avond, Pedro Crespo.
Crespo, koel.
Goeden avond.
Don Mendo en Nuno treden langs den achtergrond ter linkerzijde af.
Crespo, hen naoogende, voor zich. Die gek wordt onbescheiden. Het wordt tijd.
Dat k hem eens duchtig onderhanden neem.
JuAN, voor zich.
Die krijgt met mij te doen.
(Luidl)
Waar waart gij, vader ?
Crespo, plaats nemende op de steenen bank voor zijn huis.
Ik deed een wandling door mijn korenakkers.
Het was een lust om ze aan te zien, die schoven.
Die, vriendelijk beschenen door de zon.
Van verre blonken als gedegen goud.
t Gedorschte werd gewand ; het koeltjen op Het schepbord spelend, blies het kostlijk koornnbsp;Naar onderen en deed het kaf verstuiven.
(Met beteekenis gUmlachende.j Steeds moet het lichte wijken voor het zwaardre.
God geve dat geen storm of regenvlaag Mijn oogst verwoest, maar dra mijn zolders ondernbsp;Het wicht van t koren buigen! En wat heeftnbsp;Mijn zoon gedaan ?
JUAN.
Ik? Ja, ik weet niet, hoe
2
-ocr page 30-Ik t u zal zeggen, zonder dat ge boos wordt.
Ik heb van middag tweemaal mijn geluk Beproefd bij t balspel... en. .. tweemaal verloren.
Crkspo, na eene korte pauze.
Als gij betaald hebt... t zij!
JAN, aarzelende.
Betaald ? Nog niet ;
Ik had geen geld meer, vader en ik zou U wel verzoeken willen ...
Crespo, opstaande.
Luister, voor
Gij verder gaat. Vrmijd twee dingn steeds.
Vooreerst: beloof nooit iets, wat gij niet vast En zeker kunt volbrengen, en ten tweede ;
Verspeel nooit meer dan wat uw beurs bevat,
Opdat niet met uw geld uw goede naam Met-een te kort schiet.
JuAN, zich buigende^ met bevalligen humor.
k Neem den goeden raad Mijns vaders met verschuldigde eerbied aannbsp;En geef, uit dankbaarheid, hem deze in ruil:
Geef nooit of nimmer hem een goeden raad,
Die geld van noode heeft.
Crespo, lachende.
Dats leer om leer.
-ocr page 31-19
Crespo, Juan, de Sergeant.
Sergeant, hoven aan de linkerzijde optredende ; hij draagt eennbsp;mantelzak.
Woont Pedro Crespo hier ?
Crespo, knikt vriendelijk.
Wat wilt ge van hem ?
Sergeant.
k Moet in zijn woning de bagage brengen Van don Alvaro de Ataijde,
Kaptein der Compagnie, die hedenavond Te Zalamea inkwartiering krijgt.
Crespo.
Ik weet genoeg. God en mijn Koning met Zijne officieren staat mijn huis en havenbsp;Ten dienste en onderwijl men zijn vertreknbsp;In orde maakt,
iJVijst den sergeant zijn huis) breng zijn bagage dar.
En boodschap zijn genade uw kapitein,
Dat hij kan komen, als het hem behaagt En wat ik heb tot zijn beschikking is.
Sergeant.
Ras zal hij hier zijn.
Hij treedt het huis binnen, komt terstond zonder mantelzak terug en verwijdert zich langs den achtergrond ter linkerzijde.
JAN.
Dat een man, zoo rijk Als gij, de lasten van zoon inkwartieringnbsp;Zich steeds getroosten wil!
-ocr page 32-Crespo, de schouders ophalende.
Hoe kan ik mij
Daarvan ontslaan ?
JUAN.
Wel, koop u-zelf een brief
Van adeldom.
Crespo.
Ik ? Lieve deugd ! Kent gij Hier iemant, die niet weet dat ik, ofschoonnbsp;Van eerlijke afkomst, maar een dorper ben ?
Zeer zeker: neen! Wat geeft mij dan zoon brief Dien k van den Koning koop, als hij het bloednbsp;Mij niet verkoopen kan ? Zal ik in t oognbsp;Van anderen een greintjen beter zijn ?
Het mocht wat! Weet je wat de waereld dan Zou zeggen? Dat mijn adel vijf-, zes duizendnbsp;Realen waard is, dat is geld, geen eer:
En eer is niet te koop. Laat ik t u met Een lang versleten voorbeeld duidlijk maken:
Een man was kaalkop heel zijn leven lang.
En koopt ten laatste zich een pruik. Is hij In t oog van andren nu geen kaalkop meer ?
Zoo goed als vroeger. Wie hem aanziet, zegt;
Wat staat dien ouden man de pruik toch goed.
Wat geeft t bedekken van zijn kale kruin.
Als ieder weet, dat hij die heeft ?
JAN.
Wat t geeft ?
Het weert den spot en het beschermt den schedel.
Bij zonneschijn of koude of feilen wind.
Crespo.
Van eer, die nagemaakt is, houd ik niet.
Mijn vaadren waren boeren, al te gaar,
Mijn zonen zullen boeren zijn, als zij.
Ga nu uw zuster voor mij roepen.
-ocr page 33-Juan.
Zie juist haar komen.
Ik
Crespo, Juan, Isabel en Ines, uit het huis t7-edende.
Crespo, tot Isabel,
Luister, Isabel :
De Koning, onze Heer, wien God behoede.
Vertrekt naar Lisbon, om zich daar de kroon Als wettig Heer des lands op t hoofd te zetten.
En daarom is het krijgsvolk onder weg In zulk een aantal, dat mn uit Vlaandren zelfsnbsp;Het oude regiment terugriep, ondernbsp;Don Lope de Figuera, die den naamnbsp;Van Spanjes oorlogsgod terecht verdient.
Men geeft soldaten bij ons in kwartier En k acht het noodig, dat zij u niet zien.
Begeef u dus terstond ,. .
(Naar boven wijzendei) naar t klein vertrek
Daar boven, dat ik vroeger in gebruik had.
Isabel.
Dat s juist, wat ik u kwam verzoeken, vader.
Wanneer ik hier beneden bleef, had ik Vast duizend dwaze praatjens aan te hooren.
Wij beide zullen boven blijven: Ines
En ik, zoodat geen mensch iets van ons merkt,
(Glimlachende.)
En zelfs de zon niet.
Crespo.
God behoede u beiden!
-ocr page 34-Maar gij blijft hier, Juan, ge ontvangt de gasten. Terwijl ik in het dorp mij ga voorziennbsp;Van een en ander, wat ons nog ontbreekt,
Om hen naar eisch te onthalen.
Vertrekt langs den achtergrond ter linkerzijde. Isabel.
Ines, kom.
Ines.
Ik kom.
(Half voor zich, zorgeloos-vroolijk.)
Maar dwaasheid waar t een meisje schuil Te willen houden als zij zelf t niet wil.
Treedt met Isabel het huis binnen.
Juan, don Alvaro, de Sergeant verschijnt op den achtergrond links.
Sergeant.
Dit is het huis. Heer!
Alvaro.
Haal de rest van mijn
Bagage van de wacht.
Sergeant, fluisterende.
Vergun mij, dat
Ik eerst het meisjen in t vizier ga nemen.
Hij treedt het huis binnen.
Juan.
Wij heeten. Heer, u welkom in ons huis En achten ons vereerd, dat wij een mannbsp;Van uw geboorte en rang, gastvrijheid ihogennbsp;Betoonen.
{Ter zij del)
-ocr page 35-23
Weik een schittrend rijk gewaad !
Ach, hoe benijd ik hem zoon uniform.
Alvaro.
t Verheugt mij u te zien.
JUAN.
Wil ons goedgunstig Vergeven, als het een of ander mochtnbsp;Ontbreken. Hoe mijn vader wenschen zou,
Dat hij voor heden een paleis bewoonde !
Hij ging naar t dorp om t geen benoodigd is Voor d avonddisch zich aan te schaffen, iknbsp;Doe onderwijl uw kamer naar ons bestnbsp;Vermogen in gereedheid brengen.
Alvaro.
k Acht
Mij aan uw zorg en goedheid wel verplicht.
JUAN.
Steeds zal ik tot uw dienst zijn, edel Heer.
Hij treedt het huis binnen en ontmoet den Sergeant, die juist naar buiten treedt.
Alvaro, lachende.
Welnu, sergeant, zaagt gij de boerendeerne ?
Sergeant.
De satan haal me ! Ik zocht in kluis en keuken.
Maar nergens heb ik schijn van haar gezien.
Alvaro.
Vast heeft de boerenkinkel haar verstopt.
Sergeant.
Zoo is t: een dienstmeid die ik tegenkwam En ondervroeg, heeft me alles meegedeeld :
Daar boven houdt haar vader haar verborgen,
Zoolang wij hier in huis zijn, moet zij op Haar kamer blijven hij vertrouwt ons niet.
1
-ocr page 36-24
Alvaro.
Wat is dat boerenvolk toch achterdochtig!
Had ik haar hier gezien, ik had mij niet Om haar bekommerd. Maar omdat haar de oudenbsp;Heeft opgesloten, prikkelt dit mij juist,
Om in haar hoog verblijf haar op te zoeken.
Sergeant.
Maar hoe dit aan te leggen, zonder argwaan Te wekken ?
Alvaro.
Daar k den oude plagen wil.
Moet ik er iets op vinden....
{JVa een oogenhlik te hebben nagedacht)
Juist: zoo zal
Het lukken...
{Tot den Sergeant)
Gij.. .
Sergeant.
Welnu ?
Alvaro.
Gij houdt u, of., (Hij ziet Rebolledo komen.)
Maar neen, die knaap is driester en gevatter.
En beter voor die rol geschikt, dan gij.
Alvaro, de Sergeant, Rebolledo, Chispa, verschijnen op den voorgrond ter rechterzijde.
Rebolledo, ter zijde tot Chispa.
Ik waag het met den kapitein te spreken;
Blijf hier en wacht.
{Naar voren tredende; Chispa blijft, tegen het huis geleund, staan) Ik smeek u needrig. Heer...
-ocr page 37-25
Alvaro, op aanmoedigenden toon. Voor Rebolledo doe ik wat ik kan ;
Ik acht zijn moed, zijn goed humeur bevalt mij.
Sergeant.
Een ferm soldaat!
Alvaro.
En wat verlangt ge, knaap ?
Rebolledo.
Heer, al het geld dat ik bezat, bezit En ooit bezitten zal, is naar de maan.
Voor t heden, voor t verleden, voor De toekomst ben ik een verloren man.
Als uw Genade mij nu steunen wilde En tot vergoeding voor mijn zwaar verliesnbsp;De vendrig mij....
(yHij aarzelt voort te gaan.)
Alvaro.
Welnu ?
Rebolledo.
Verlof mocht geven.
Dat ik te mijner bate met een paar Van mijne makkers een comediestukjennbsp;Vertoonen mocht... ik zal de rol vervullennbsp;Van Bolichero... 'k ben een man van eer.
Alvaro.
Uw wensch is billijk en wordt toegestaan.
Chispa, ter zijde.
De kapitein lacht vriendlijk ik vervul De rol van Bolichera!
Rebolledo.
Edel Heer, ontvang
Mijn warmen dank...
Alvaro.
En nu een woord met u.
{Met he7n meer naar de linkerzijde tredende, fluisterende^)
-ocr page 38-20
Gij kunt uw hulp mij leenen bij een list Die van een twijfel mij ontheffen zal,
Rebolledo.
Hoe kan ik u van dienst zijn ?
Alvaro.
Luister maar:
Ik zou een kijkjen willen nemen in t vertrek Daar boven, waar zich iemand, dien ik zoek,
Zooals ik moet vermoeden, heeft verscholen.
* nbsp;nbsp;nbsp;Rebolledo.
Waarom gaat u niet rechtstreeks er op af?
Alvaro, naar zijne woorden zoekende. Ik zou niet zonder schijn van reden innbsp;De kamer willen komen, k Houd mij dus.
Alsof ik fel op u vertorend was.
Gij neemt de vlucht in huis en snelt de trap op . .
Ik trek verwoed den degen ... in uw angst Stormt gij de kamer binnen ... trapt desnoodsnbsp;De deur in.. en zoo vind ik wien ik zoek.
Rebolledo.
k Geloof dat ik u goed begrepen heb.
(Plotseling de stem verheffende, driftig)
Wel lieve Heer 1 De gunst, waarom ik smeek,
Gaaft ge ongevraagd een lafbek, een schavuit.
En als een man van eer er om verzoekt.
Krijgt hij een weigring.
Chispa, die tot hiertoe niet verstaan had, wat gesproken werd,nbsp;thans verschrikt, ter zijde.nbsp;Is hij dol geworden ?
Alvaro.
Spreekt ge op dien toon tot mij ?
Rebolledo.
Hoe kan ik anders.
-ocr page 39-27
Als k in mijn recht ben ?
Alvaro.
Zwijg, ik duld geen woord meer! Wees dankbaar dat gij vrij komt zonder straf!
Rebolledo.
U is mijn meerdre en daarom moet ik zwijgen,
Stond ik met u in rang gelijk .. .
Alvaro, de hand aan den degen slaande.
Welnu ?
Wat zoudt gij dan ?
Chispa, toesnellende.
Kaptein, om s Hemels wil!
Rebolledo, vervolgende.
Dan zou ik u wel anders leeren spreken !
Alvaro, den degen trekkende.
Die woorden, knaap, zult gij mij duur betalen!
Rebolledo, op Alvaro's sjerp wijzende. Uit eerbied voor uw sjerp ontwijk ik u!
Alvaro.
Te laat! Uw ure heeft geslagen!
Rebolledo snelt het huis binnen. Alvaro wil hem nasnellen ; de sergeant houdt, voor den schijn, hem nog tegen.
Sergeant.
Heer!
Houd op!
Chispa.
Heer, hoor mij I Hoor mij 1 Sergeant.
Spaar hem. Heer!
Alvaro rukt zich los en snelt Rebolledo na. De sergeant volgt.
Chispa,
Help, hemel! k Zal geen Bolichera zijn I Help I
-ocr page 40-CmsPA^ Crespo, Juan.
Crespo, van den achtergrond ter linkerzijde optredende.
Wat is hier te doen ?
Juan, van achter het huis rechts te voorschijn tredende.
Wie riep hier hulp 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Chispa.
De kapitein trok tegen een soldaat Den degen. . deze vlood de trap op, doornbsp;Den kapitein gevolgd ,..
Crespo.
O ramp ! mijn degen !
Hem na!
Hj snelt het huis binnen.
Juan, hem volgende.
Al onze voorzorg is om niet!
Hij treedt haastig het huis bmnen. Chispa volgt hem.
-ocr page 41-Bovenkamer in Crespo's woning. Deuren ier rechterzijde en in het midden. Links een raam. Eeii tafel met twee stoelen.
Ines, treedt ter rechterzijde op en sluipt naar het venster om steels-gewijs naar buiten te zien. Isabel volgt haar op den voet door dezelfde deur. Daarna Rebolledo, Alvaro en de Sergeant.
Isabel.
Wat ben je weer geducht nieuwsgierig... Ga Toch van het raam .. .
{Luisterendel)
Wat hoor ik ? Luister.
De deur op den achtergrond wordt met geweld geopend. Rebolledo stormt binnen.
Rebolledo, als verward en buiten adetn.
Dames,
Waar elke tempel steeds een vrijplaats was,
Moge Amors tempel m ij ter vrijplaats zijn!
-ocr page 42-3
Isabel.
Voor wien gingt ge op de vlucht?
Ines.
Hoe komt gij hier ?
Isabel.
Wie zoekt, wie v.olgt u ?
Alvaro, door den Sergeant gevolgd, treedt door de midde7ideur.
Alvaro.
Ik, die dezen schurk Zal dooden ! En wanneer hij meenen mocht...
Isabel, tusschen Alvaro en Rebolledo tredende.
Heer, ga niet verder!
(Op vriendelijk smeekenden toonl)
Heer, om mijnentwil,
Bij wie hij schuilplaats zoekt. Een edelman Is immers steeds vol eerbied voor de vrouwen,
Al waar t alleen, omdat zij vrouwen zijn :
Dat is voor mannen van uw rang genoeg.
Alvaro, haar verrast en vol bewondering aanziende. Na een oogen-blik van stilte.
Geen andre schuilplaats had hem voor mijn toorn Beschermd : uw schoonheid is zijn redster. Haarnbsp;Ter liefde alleen zal ik zijn leven sparen.
(Hij steekt den degen in de scheede. Eenigszins opgewonden.) Maar denk er aan: het waar niet welgedaan.
Dat wie een moord belet, er zelf een zou Begaan...
Isabel, vriendelijk, doch 7net waardigheid.
Wanneer uw goedheid, edel Heer!
Ons zoo aan u verplicht, laat ons zoo ras Niet boeten voor de vrijheid, die ik nam.
-ocr page 43-31
Ik smeekte u t leven van dien man te sparen,
Maar niet, dat ik de schuld betalen zou.
{Nijgende^
Hoezeer ik immer dankbaar u zal zijn.
Alvaro, na eene korte pauze. Uw schoonheid, jonkvrouw, schittert niet alleen,
Uw geest is, als uw schoonheid, ongemeen.
En beide vormen, zoo gepaard als hier.
Een rijk verbond.
Hij vat hare hand en kust die.
II.
DE VORIGEN, Crespo en JUAN (beiden met getrokken degen) en Chispa treden op door de deur op den achtergrond.
Crespo, blijft verwoyiderd bij de deur staan.
Wat zie ik, kapitein?
Ik vreesde, dat ge een manslag hier begingt En vind ...
(Aarzelende.)
Isabel, verlegen terugtredende, terzijde.
De hemel sta mij bij!
Crespo.
En vind
U bezig, t hof te maken aan een raeisjen.
(Met onderdrukte achterdochti)
Gij zijt een eedle ridder, zonder twijfel.
Dat gij zoo ras uw gramschap kunt bedwingen!
Alvaro,
Wien zijn geboorte plichten oplegt, moet
-ocr page 44-32
Die ook vervullen: slechts uit achting was t Voor deze dame, zoo k mijn toorn weerhield.
Crespo.
Dit is mijn dochter Isabel, mijn Heer 1 Een boerenmeisje slechts, geen dame.
JuAN, zich op de lippen bijtende. God!
Dat alles was een doorgestoken spel.
pLuid )
Vergeef mij, kapitein! Als u gewild had,
Had u gezien, hoezeer mijn goede vader Zich moeite geeft om u van dienst te zijn.
U had hem dezen hoon besparen moeten.
Crespo, ziende dat Alvaro zich driftig maakt, tusschen hem en fuannbsp;tredende.
Wie geeft u t recht, hier zoo te spreken, knaap ?
Wat is er hier voor hoon geschied ? Wanneer De kapitein beleedigd wordt, zou hijnbsp;Dan zijn beleediger niet mogen straffen ?
(Tot Alvaro.)
Mijn dochter, Heer! is u wel zeer verplicht.
Dat gij om haar een leven hebt gespaard,
En ik, dat gij haar achting hebt betoond.
Alvaro.
Zoo is het. Heer! Niets anders is geschied.
[Tot Juan.)
Let in t vervolg wat beter op uw woorden.
Juan, halsstarrig.
Ik heb het wel gezien!
Crespo.
Wat bazelt gij ?
Alvaro, tot Crespo.
Wijl gij er bij zijt, wil k den knaap niet meer Kastijden.
-ocr page 45-33
Crespo, geprikkeld en met moeite zich heheerschende.
Kapitein, een oogenblik!
Ik mag mijn zoon behandlen, naar ik wil:
Gij niet.
JUAN.
En ik verdraag het van mijn vader.
Maar ook van niemand anders!
Alvaro.
Hoe, gij wilt... nbsp;nbsp;nbsp;^
JUAN.
Het leven liever dan mijne eer verliezen!
Alvaro.
Wat heeft een boer voor eer?
JUAN.
Dezelfde als gij!
Er zouden geene offcieren zijn, als er Geen boeren waren!
Alvaro.
Dat verdraag ik niet!
Zijn degen trekkende.
Crespo, snel zich voor Juan plaatsende. Ik ben er ook nog. Heer! Vergeet dat niet.
Hij trekt ook zijn degen.
Rebolledo.
Hier zullen slagen vallen, sapperment!
Chispa, naar het raam snellende en naar buiten roepende.
Help! Help!
Rebolledo, Don Lope op den drempel ziende, snel en fluisterendenbsp;tot Alvaro, die op Cresponbsp;toesnelt.
Pas op ! Don Lope!
-ocr page 46-34
DE VORIGEN, DON LoPE, hi Schitterende generaalsuniform met den Commandostaf. Eenige officieren op den achtergrond. Soldaten zietnbsp;men in den gang, met de ruggen naar de deur.
Lope.
Wat is dat ?
et eerste, dat ik bij mijn komst ontwaar,
Moet twist en doodslag zijn ?
Alvaro, ter zijde.
Hoe ongelegen komt
Don Lope de Figuera 1
Crespo, ter zijde met een blik op Juan. Hoe die knaap
Zich toch door niemant uit het veld laat slaan 1
Lope.
Spreekt op! Wat is hier voorgevallen ? Spreekt!
Of bij mijn ziel! k werp man en vrouw en kind,
De heele santekraam het venster uit.
Is t niet genoeg, dat ik de trap ben op-Gestrompeld met die duldelooze pijn In t been, dat alle duivels mogen halen Inbsp;En zou men nu voor mij verbergen willen.
Wat hier gebeurd is ?
Crespo.
Niets, Heer, werklijk niets!
Lope, tot Alvaro.
Spreek! Zeg de waarheid !
Alvaro.
_ nbsp;nbsp;nbsp;Nu dan. Generaal:
k Ben hier in inkwartiering, een soldaat. ..
Aarzelt voort te gaan.
-ocr page 47-35
Lope.
Spreek !
Alvaro, vervolgende.
Maakte zoo mijn gramschap gaande, dat Ik tegen hem den degen trok ; hij sneldenbsp;De trap op, stoof hier binnen ... ik, die hemnbsp;Was nageloopen, kwam zoodoende hier,
Waar k deze meisjens vond .. . hun vader en Hun broeder ... of wie ze anders mogen zijn,
Gevoelden door mijn hier-zijn zich beleedigd.
Lope.
Ik zie dat ik te rechter ure kwam ;
Aan allen doe ik recht geschieden. Wie Was de soldaat, die zijn kaptein er toenbsp;Gedwongen heeft, dat hij zijn degen trok ?
Rebolledo, ter zijde.
Moet ik voor allen het gelag betalen ?
Isabel.
Hij is het, die hier vluchtend binnenkwam.
Lope.
Dan moet hij tweemaal wippen !
Rebolledo, stotterende.
Wip . .. wat zal men
Mij doen. Heer?
Lope.
Wippen !
Hij wendt zich tot een zijner officieren en spreekt met hem. Rebolledo.
Neen, dat is te veel!
Alvaro, ter zijde tot Rebolledo. Zwijg, zwijg, in s Hemels naara I Ik zal wel zorgen.
Dat u de straf wordt kwijtgescholden, ik. . . nbsp;nbsp;nbsp;.
Rebolledo, fluisterende.
Wat, ik zou zwijgen ? Ik zou toestaan, dat
-ocr page 48-36
Zij de armen mij verdraaien als een handsvol.
{Luid.)
Heer, de kaptein beval mij, mij te houden Alsof ik hem beleedigde om een redennbsp;Te hebben, hier in dit vertrek te komen.
Beweging van Crespo en de zijnen.
Crespo, tot don Lope.
U ziet het. Heer 1 t Recht was aan onzen kant.
Lope.
Gij zult toch niet beweren t Recht te hebben.
Het heele dorp in rep en roer te brengen ?
(Hij treedt naar het venster en roept naar buiteni) Tamboer! Roer fluks de trommel! Dat zich denbsp;Soldaten allen naar de wacht begeven.
En niemant, wie ook, zich van daar verwijder
Voor middernacht. Wie t waagt, dien wacht de strop!
(Terugkomende.)
En om in eens aan allen strijd een einde Te maken en een ieder recht te doen,
(Tot Alvaro.)
Zoekt ge elders uw kwartier. In deze woning Is mijn kwartier, zoolang tot ik vertreknbsp;Naar Guadaloupe, waar de Koning zichnbsp;Bevindt.
Alvaro.
Uw wil is mij een heilge wet.
Hij vertrekt met de soldaten en Chispa door de middendeur.
Crespo, tot de zijnen.
En gij gaat dien kant!
Juan. Isabel en Ines verwjderen zich door de deur rechts. Onderwijl heeft zich buiten tromgeroffel doen hoor en, eerst dichtbij dan verder af.
-ocr page 49-37
Crespo, don Lope.
Crespo.
Heer, hoe dank ik u
Van gantscher harte, dat ge door uw komst Mij zeker voor een groote ramp bewaard hebt.
Lope, aan de tafel plaats nemende. U voor een groote ramp bewaard ? Hoe meentnbsp;Ge dat ?
Crespo, een oogenblik wachtende op eeii uitnoodiging om ook tenbsp;gaan zitten.
Wel, als ik hem gedood had, die Mijne eer belaagde.
Lope.
Sakkerloot! En weet Ge niet, dat hij kaptein is ?
Crespo, voor don Lope heentredende e7i rechts van hem plaats ne-tjiende.
Sakkerloot!
Al was hij generaal.. . kwam hij mijne eer Te na ... ik stak hem dood !
Lope, hem een oogetiblik verwonderd aanziende., geprikkeld.
En wie den minsten
Van mijn soldaten slechts een haartjen van Zijn rok dorst krenken bij mijn zaligheid,-Ophangen liet ik hem !
Crespo.
En wie een stroobreed Mijne eer te na kwam ... bij mijn zaligheid,
Wie hij mocht zijn ... ophangen liet ik hem !
-ocr page 50-38
Lope, hem opnieuw verwonderd aanziende.
Maar, weet gij niet, dat gij als boer verplicht zijt,
Dit kruis te dragen ?
Crespo.
Met mijn have en goed,
Ja, maar niet met mijne eer. Mijn Koning mag Beschikken over al mijn goed, mijn leven;
Maar de eer is t eigendom der ziel: de ziel Kent niets en niemant boven zich dan God.
Lope.
k Geloof, dat gij gelijk hebt, sakkerloot!
(pstaande.)
Crespo, opstaande.
Ja sakkerloot I En ik heb vaak gelijk.
Lope als boven na een oogenblik v are stilzwijgen.
Ik ben vermoeid en dit verwenschte been,
(Met een beweging van pijn.)
Dat mij de duivel gaf, heeft rust van noode.
Crespo.
En wie zou u beletten, rust te nemen ?
(Naar beneden wijzende.)
Mij heeft de duivel ginds een bed gegeven,.
Dat bed is tot uw dienst.
Lope.
En heeft de duivel
Het opgemaakt gegeven ?
* Crespo.
Lope.
Dan wil ik
Er graag gebruik van maken.. ik heb, voor Den donder slaap!
-ocr page 51-39
Crespo.
Wel, slaap dan, voor den donder LoPE, ter zijde.
Wat een onhandelbare boer., die vloekt Zoo goed als ik!
Crespo, ter zijde.
Een ijzervreter, die
Don Lope! Ik denk dat wij elkaar wel nooit Verstaan.
Lope, bij de deur.
Kom, sakkerloot!
Crkspo, met eene buiging. Ga, sakkerloot!
-ocr page 52-In Zalamea. Het tooneel is in tween- links eene van den achtergrond naar voren afloopende straat: geheel vooraannbsp;op den hoek een eenigsH?is vooruitspringende kapel met denbsp;eeuwige-lamp; rechts de kleine tuin achter Crespo's hms,nbsp;door een manshoogen muur van de straat gescheiden. In dennbsp;tuin heestergewas en een tafel met eenige stoelen-, op de7inbsp;achtergrond de achtergevel van Crespos huis, zvaartegennbsp;wijngaardranken. Men neemt aan, dat de voorzijde va7inbsp;dit huis hooger ligt, aan een straat, die het hooger liggendenbsp;deel der zichtbare straat snijdt-, waar de straten elkandernbsp;kruisen, vormt het huis den hoek. Eene ten deele zichtbarenbsp;wenteltrap geleidt uit het huis door een open deur naar dennbsp;lager liggenden tuin. Eene tweede (gesloten') deur bevindt zichnbsp;vooraan in den tuinmuur en geeft toegang tot de straat.
Don Mendo en Nuno verschijnen links op den achtergrond en hopen de straat af naar voren.
Mendo, nog boven.
Van wien weet gij dat alles ?
-ocr page 53-41
Nuno.
Van Ginesa,
De dienstmeid der schoone Isabel: ik heb Haar uitgehoord.
Mendo.
En dus werd de kaptein,
Na dat krakeel in Pedro Crespos huis.
Op Isabel in ernst verliefd ? Zoo, zoo.'
Nuno, naar den achtergrond rechts wijzende.
En hoe verliefd! Hij wijkt niet van haar deur,
En zendt haar d eenen minnebrief na d ander.
Zoon satansche soldaat is zijn vertrouwling En tevens liefdebob.
Mendo, opgewonden, dreigetide.
Houd op ! Houd op !
Dat is vergift te veel, dan dat de ziel 't Op eens verduwen zou!
Nuno.
Vooral, als in
De maag niets is, dat weerstand bieden kan.
Mendo, toornig.
Wees eens toch ernstig!
Nuno.
Mocht het kortswijl zijn !
Mendo.
En zij wat gaf zij hem ten antwoord ?
Nuno.
Wat
Zij u ten antwoord gaf. Die Isabel Is zulk een schittrende godin,
{Spottende.)
dat t stof
Der aard heur hemel niet bewolken mag.
-ocr page 54-42
Mendo, hem een oo7'vijg gevende.
De hemel zegen u!
Nuno.
En u met kiespijn!
Twee tanden sloegt u daar aan stukken maar Daarin heeft u gelijk wat zou k met alnbsp;Die tanden doen ? Daar komt de kapitein.
Mendo, fluisterende.
Was t niet om de eer van Isabel te sparen.
Ik doodde hem!
Nuno, ter zijde.
Zeg liever ; was t niet om Mijn eigen i k te sparen.
Mendo,
Hier verberg
Ik mij en luister. Kom.
Zij plaatsen zich voor de kleine kapel geheel op denvoorgro7id links: beiden slechts even zichtbaar.
de vorigen, Alvaro, de Sergeant, Rebolledo, treden op den achtergrond rechts, achter Crespo's huis tevoorschijn. Het wordtnbsp;donker.
Alvaro, nog op den achtergrond.
Dit felle vuur
Is liefde ja, maar trots ook, toorn en woede En razernij !
Rebolledo, langzaam de straat afkomende.
Hoe jammer, dat u ooit Die mooie boerendeerne moest ontmoeten,
Als t u dus kwelling baart.
1
-ocr page 55-43
Alvaro.
Wat heeft de dienstmeid
Gezegd ?
Rebolledo, pas op de helft der straat. Kunt u het antwoord niet vermoeden ?
Zij vervolgen hu7i gesprek fluisterende.
Mendo, fluisterende tot Nuno.
Het moet geschin ! De duisternis valt in ;
Terwijl ik nadenk hoe het aan te leggen,
Gaat gij mijn wapens halen.
Nuno, fluisterende.
Wapens, Heer ?
Heeft u nog andre wapens, dap.die boven Uw huisdeur in den muur gemetseld zijn?
Mendo.
k Geloof wel, dat...
(Trotsch.)
mijn wapenkamer iets Bevatten zal, dat daartoe dienen kan.
{Met moesten blik op den kapitein')
Daar is de vijand 'k wil gewapend zijn!
Nuno.
Goed ! Kom dan. Heer !
Beiden verwijderen zich la?igs den voorgrond Imks.
Alvaro, met de anderen naar den voorgrond tredende.
Dat zulk een boerendeerne Zoo hoofsch ons weerstand biedt 1 Dat zij voor onsnbsp;Geen enkel vriendlijk woord ten beste heeft.
Sergeant.
Zij hecht zich niet aan iemant zooals u.
Werd door een boer haar zoo het hof gemaakt.
Zij zou zoo preutsch niet zijn. Maar Heer, uw klacht Komt ook te vroeg. Wanneer u morgen reeds
-ocr page 56-Alvaro, heeft plaats genomen op een kleine steenen bank op dennbsp;hoek der kapel.
Op enen dag verrijst n daalt de zon.
Op enen dag stort heel een rijk in puin,
Op enen dag beslist een veldslag over Nerlaag of zegepraal, op enen dagnbsp;Woont stilte en stormgebruis op d oceaan,
Op enen dag wordt ook de mensch geboren En sterft de mensch. Zoo kan op enen dagnbsp;Mijn liefde t al doorleven : licht en schaduw,
Geluk en ramp, neerlaag of verwinning,
Windstilte en storragehuil en dood en leven 1 Wanneer op enen dag haar toovermachtnbsp;Mij in zoon poel van jammer storten deed.
Waarom kon niet diezelfde toovermacht Mij voeren tot de hoogste zaligheid ?
Of zou t geluk zoo traag ontluiken, waar De smart zoo wonder snel ontstaat en groeit ?
Sergeant.
Hoe is u dus geheel en al in vuur,
Terwijl u ns slechts t meisjen heeft gezien 1
Alvaro.
En is dat niet voldoende ? Op eens groeit uit De vonk de rosse vlam, op eens gaapt voornbsp;Uw voeten een vulkaan, die sulfer braakt;
Op eens : daar schiet de bliksem en vernielt Wat op zijn pad hij vindt; op eens verspreidtnbsp;Een vuurmond schrik en jammer in het rond
Is t wonder dan, dat ook mijn liefde op eens Verzengt, verplet, vernielt, verwoest en doodt?
Sergeant.
Heeft u niet eens gezegd, dat een boerin
-ocr page 57-45
Nooit schoon kan zijn ?
Alvaro.
Dat was mijn ongeluk !
Wie zich t gevaar bewust is dat hem dreigt,
Grijpt naar het wapen en blijft ongedeerd .. .
Hij, die zich veilig waant, loopt steeds gevaar,
Want onverhoeds treft hem zijn noodlot, k Dacht Dat ik een boerendeerne zou ontmoeten.
En een Godin verscheen mij 1 In mijn eigen Lichtzinnigheid moet ik ten ondergaan.
(pstaande)
Neen, nooit zoolang ik leef, zag ik een schoonheid Volmaakt als deze 1 Wee mij! Rebolledo,
Wat deed ik niet om haar nog eens te zien 1
Rebolledo, die intusschen geleund stond tegen den tuinmuur^ op dennbsp;voorgrond.
Heer, een soldaat van uwe compagnie Zingt als een lier en Chispa zijn verloofdenbsp;Heeft vast wel duizend liedjens in het hoofd.
Als we eens een serenade met muziek
Haar brachten, dan zou u haar zeker zien
En mooglijk zeer waarschijnlijk zelfs haar spreken.
Alvaro.
Don Lope is daar in inkwartiering : k zou Zijn nachtrust liefst niet storen.
Rebolledo.
Heer, don Lope..
Kan toch niet slapen door zijn pijn in t been.
En bovendien, wanneer het hem verdriet Krijg ik de schuld, niet u, als ge u ten minstenbsp;Wat achteraf houdt.
Alvaro.
Toch, in elk geval
-ocr page 58-46
Blijft het gewaagd maar duldloos is mijn lijden! Komt allen als het nacht is, hier dan samen,
Maar niemant mag vermoeden, dat ik hier De hand in t spel hebt... Komt!
{Loopt de straat op naar boven.)
Ach Isabel!
Ach, wist ge wat ik lijd om uwentwille!
Allen vertrekken op de helft der straat.^ links.
Don Lope, Crespo.
Heldere zuidelijke maneschijn., reeds sedert eenige oogenblikken.
Crespo, nog achter het tooneel.
t Is buiten koeler dan in huis: dekt voor Mijn Heer don Lope een tafel in den tuin.
{Komt met don Lope de wenteltrap af, in den tuin)
Hier zullen u de spijzen beter smaken :
Die hitte van Augustus is vaak drukkend.
Maar veel vergoeden ons zijn koele nachten.
Lope.
Een weeldrig plekje, een lustoord inderdaad!
Crespo.
Dit tuintje is t lievlingsplekje van mijn dochter.
Neem plaats. Heer I t Koeltje ritslend door het loover.
Zingt allerlei opwekkende muziek,
Terwijl het beekjen met welluidend klotsen De maat slaat bij de akkoorden.
{Glimlachende)
k Moet u wel
Mijn spijt betuigen, dat slechts instrumenten Hier hun muziek doen hooren en geen zangersnbsp;Hun stemmen paren ; mijne zangers zijn
-ocr page 59-47
De vogels, maar die willen in den nacht Niet zingen en hen dwingen kan ik niet.
Maar k bid u. Heer! neem plaats en als ge kunt,
Vergeet uw felle pijnen voor een poos.
Lope, plaats nemende.
Dat kan ik niet! Ik kan ze niet vergeten !
God sta mij bij!
Crespo, zachtmoedig.
Daar zeg ik : amen! op.
Lope.
De hemel wapen mij met lijdzaamheid !
Ga zitten, Crespo.
Crespo,
Dank u: k sta hier goed.
Lope,
Ga zitten.
Crespo,
Als u t mij vergunt, zal ik Het doen, maar enkel, omdat u het wenscht.
Hij neemt plaats.
Lope, na hem met verwondering te hebben aangezien.
Weet gij wat door het hoofd mij speelt ? Dat gistren He drift geheel u van uw stuk gebracht had,
Crespo, het hoofd schuddende.
Heer, niets en niemant brengt mij van mijn stuk.
Lope.
Hoe kwam het dan, dat gistren, zonder dat
Ik tot u zei: neem plaats I gij aanstonds plaats naarat
Hn aan mijn rechterhand nog wel?
Crespo.
Omdat
1 e t gezegd had, dat ik plaats zou nemen ;
-ocr page 60-48
Omdat u t nu zegt, blijf ik gaarne staan.
k Ben jegens elk beleefd, die mij beleefdheid Betoont.
Lope.
Maar zeg wat deed u gistren dan Zoo lasteren en vloeken ? Heden zijtnbsp;Gij zoo bezadigd, vriendlijk en bescheiden.
Crespo.
Ik antwoord ieder in denzelfden toon Waarin hij spreekt tot mij: zo doe ik steeds.
Zoo deed ik gistren tegenover u.
D^t is mijn politiek : tot hem die vloekt Te vloeken en met hem die bidt, te bidden.
k Leef alles mee en ga er zoo in op.
Dat ik den ganschen nacht niet slapen kon.
Omdat ik aan uw been dacht; ik stond op Met pijn in beide beenen, want, omdatnbsp;Ik niet wist of het rechter of het linkernbsp;U zr deedt, had ik pijn in alle twee.
Ik bid u, zeg mij toch, waar schuilt het kwaad ?
Lope.
Maar heb ik dan geen recht van klagen, als Sinds dertig jaar van onverpoosden dienst,
Bij winterkou of feilen zonnebrand Ik niet geweten heb, geen uur zelfs niet.
Wat t zeggen wil, gansch vrij te zijn van pijn ?
Crespo.
Schenke u de Heer geduld!
Lope, van pijn het gezicht vertrekkende.
Mij ? En waartoe ?
Wat geeft geduld ?
Crespo.
Schenke u de Heer dan geen
Geduld.
-ocr page 61-Lope.
Ja, weg er mee! Dat duizend duivels Er mee ter helle varen!
Crespo.
Amen ! zeg k.
En doen zij t niet, dan komt dat daar vandaan,
Dat duivels nooit iets doen, wat goed mag heeten.
Lope, ah boven.
Crespo.
Wees hem en mij nabij !
Lope.
de vorigen, Juan en twee bedienden brengen een gedekte tafel; de wijn is aanwezig, maar de spijzen ontbreken nog.
Juan.
Hier is de tafel.
^^yft gedurende hetgeen nu volgt nadat de tafel op den voorgrond tusschen don Lope en Crespo is nedergezet en de bedienden zich weer verwijderd hebben in de nabijheid staan, don Lopenbsp;met eerbied en bewondering gadeslaande.
Lope.
Waar blijven mijn bedienden ?
Crespo, schijnbaar zonder eenige bedoeling.
Heer, ik heb
Bevolen en ik hoop dat ik het mocht
4
-ocr page 62-5
Dat zij hier niet bedienen, noch u in
Mijn huis den minsten dienst verleenen zullen ;
Toch vlei ik mij, dat niets u zal ontbreken.
Lope.
Hm! Zondt gij mijn bedienden weg, doe mij Dan n genoegen: laat uw dochter komennbsp;Om aan te zitten aan den disch.
Crespo, tot Juan die inschenkt. Juan,
Roep uwe zuster!
Juan treedt in huis.
Lope.
Mijn ondraaglijk lijden Weert iedere verdenking ver van mij.
Crespo.
Al waart gij. Heer! zoo weinig lijdend als Ik u van harte toewensch, toch zoude iknbsp;U nooit verdenken; grieven zou het mij.
Wanneer u denkt, dat ik daarvoor beducht ben.
Zond ik mijn dochter weg, dan deed ik dit Opdat zij hier geen onbetaamlijk woordnbsp;Zou hooren : waar elk die de wapens voertnbsp;Als gij mijn dochter zelf zou de eerste zijn,
Om hem met vreugd te dienen, waar zij kon.
Opstaande om de komenden te gemoet te gaan. Lope, ter zijde.
Hoe uitgeslapen! of hoe wijs en hoe Voorzichtig !
-ocr page 63-51
V.
Don Lope, Crespo, Juan, Isabel, Ines uit het huis komende.
Isabel.
Wat heeft vader mij te zeggen?
Crespo.
Mijnheer don Lope doet u de eer aan, u Te laten roepen. gt;
Isabel, ireedt naar voren en nijgt. Tot uw dienst, mijnheer!
Lope.
Neen, neen, ik ben uw dienaar.
[Ter zijde)
Hoe beschaafd,
Hoe schoon!
{Luid.)
k Verzoek u plaats te nemen.
Isabel.
Heer!
t Zou beter voegen, dat wij beiden u Bedienden bij den maaltijd.
Lope, met eene afwijzende beweging. Neen, neem plaats.
Crespo.
Neem plaats ; doe wat mijnheer don Lope zegt.
Isabel.
Waar u beveelt, past mij gehoorzaamheid.
-ocr page 64-52
DE VORIGEN, Alvaro, het gelaat in den mantel verborgen. De SERGEANT, Rebolledo, Chispa en eenige soldaten komen vannbsp;den achtergrond links, gaan langzaam en fluisterende verder, totnbsp;zij achter Crespo's huis meerendeels verdwijnen, Rebolledo ennbsp;Chispa blijven zichtbaar benevens een soldaat, die. evenals Rebolledo, op een gitaar preludieert,
LOPE, drinkt, luisterende.
Wat hoor ik, Crespo?
Crespo, nog geheel gerust.
t Zijn soldaten, die Den tijd zich korten door muziek en zang.
Lope, drinkende.
Wat zal men zeggen ? Hun afmattend leven Zou inderdaad geen leven mogen heeten.
Als ze af en toe zich niet ontspannen mochten ;
Men moet die dingen door de vingers zien.
JuAN, vooraan bij don Lope staande en hem 7veer inschenkende.
t Is toch een heerlijk leven 1
Lope, hem verrast en vol belangstelling aanziende.
Zoudt ge er lust
Toe voelen?
JUAN.
Zeker zou k, als uw genade Me in haar bescherming nam.
Eerste Soldaat, onzichtbaar achter het huis.
Hier stnan wij goed.
-ocr page 65-Rebolledo, zichtbaar^ boven.
Een lied voor Isabel! Indien zij slaapt Zal deze steen haar wel ontwaken doen.
Men hoort een steen tegen het raam vliegen. Die in den tuin zijn, luisteren en gevoelen een onrust, die de een voor den andernbsp;zoekt te verbergen. Isabel staat op, doch gaat weer zitten.
Crespo, ter zijde, vertoornd.
Muziek voor zeker iemants raam! Geduld!
Rebolledo, zingt bij de gitaar. Rosmarijn draagt schoone bloemen,
Isabel, o liefste mijn !
Heden zijn het blauwe bloemen,
En morgen zullen zij honig zijn.
Lope, ter zijde.
Muziek 1 Het zij zoo ! Maar met steenen gooien
Is onbeschaamd !.. En zulk een potpouri
Hier voor mijn nachtkwartier ! Maar k zal om haar
En Pedro Crespo doen, als merkte ik niets.
(Luid, schijtibaar niets vermoedende en glimlachende.)
Het volkje is dartel!
Crespo, houdt zich evenzoo.
Jonge knapen!
(Ter zijde.)
Liet
Ik t om don Lope niet ik zou hun toonen...
Ju AN, zeer opgewonden, ter zijde.
Als ik het schild maar even weg mocht nemen.
Dat in don Lopes kamer hangt.
Hij wil in huis sluipen.
Crespo, bemerkt het en springt op, luid.
Juan !
Waar ga je heen ?
-ocr page 66-54
Juan.
k Ga de gerechten halen 1 Crespo.
Dat zullen de bedienden doen, blijf hier!
Hij gaat weer zitten.
Rebolledo, zingt.
Ontwaak, schoone Isabel, ontwaak !
Isabel, pstaande, ter zijde. Waarmee heb ik dat alles toch verdiend?
Lope, haastig opstaande.
Het is waarachtig niet om uit te staan !
Vervloekt!
Hij werpt de tafel om.
Crespo.
Vervloekt! Ja, ja, dat is het zeker!
Hij werpt zijn stoel om.
Lope, ter zijde.
Ik ging te ver!
(jP,ich herstellende, luid)
Zeg zelf; is t niet vervloekt.
Dat mij die pijn geen oogenblik verlaat ?
Crespo, die zich ook hersteld heeft.
Ja, dat bedoelde ik ook.
Lope.
k Dacht, dat ge iets anders Bedoeldet, toen ge daar uw stoel zoo omsmeet.. .
Crespo.
U wierp de tafel om... ik vond zoo gauw
Niets anders dan den stoel, dien k om kon gooien...
{Ter zijde)
Nu t masker voor!
-ocr page 67-55
Lope, ter zijde.
Was ik maar ginds op straat.
{Zichtbaar een uitweg zoekende., luidi)
Goed zoo!
{Tot Juan, die de tafel weer op haar plaat.'; gezet heefti)
Ik zal niet eten. Gaat naar bed.
Crespo.
Zooals u goed vindt.
Lope.*
Wel te rusten, kindlief!
Isabel.
God neme u in Zijn hoede!
Lope, ter zijde.
Ligt mijn kamer Niet naast de deur, die uitkomt op de straat.
En hangt mijn schild niet bij mijn bed ?
Crespo, ter zijde, met een blik naar de deur in den tuinmuur.nbsp;Daar is
Een uitgang; k heb een degen nog!
Lope.
Slaapt wel.
Crespo.
Slaap wel. Heer!
{Ter zij de.^
k Sluit mijn deur van buiten af.
Lope, ter zijde.
k Zal wachten, tot dat alles stil in huis is.
Isabel, ter zijde.
Hoe slecht verbergen beiden, wat hen kwelt.
Ines, ter zijde.
Hoe speelt hier de een komedie voor den ander.
Juan sluipt naar de deur in den tuinmuur; Crespo, evenals don Lope reeds bij de huisdeur, bemerkt dit.
-ocr page 68-Crespo.
Hei daar, Juan!
Juan.
Ja, vader!
Crespo.
Je vergist je:
Daar binnen is je bed! In huis, ga slapen!
Op zijn gebiedenden wenk gaaji Juan, Isabel en Ines in huis. Don Lope is vooruitgegaan., Crespo volgt. Alvaro, de Sergeant en denbsp;Soldaten treden allen weer te voorschijn en komen langzaam denbsp;straat af, naar be7ieden. De 7naati gaat achter wolken schuil.
Rebolledo, die vooruitgegaan is, plaatst zich bij de deur.
Hier staan wq beter : t was ddar wel wat windrig!
Chispa, naast hem staande.
En mag ik nu beginnen ?
Rebolledo.
Zeker moogt ge!
Chispa.
Dan ben ik in mijn element.
Alvaro, die met de anderen halverwege de straat blijft staan. Wanneer
De juffer t raam maar even opendeed !
Sergeant.
Ons hooren doet zij toch!
Hy treedt naar den voorgrond, naar Rebolledo en Chispa.
-ocr page 69-57
Alvaro, de Sergeant, Rebolledo, Chispa, Soldaten, don Mendo {met schild en degen) en Nuno treden langs deti voorgrotid links,nbsp;weer op. Later Crespo en don Lope.
Mendo, door de kapel, voor de anderen onzichtbaar.
Kunt gij goed zien,
Wat er gebeurt?
Nuno, neemt plaats op het bankjen en gluurt voorzichtig om den hoeknbsp;fluisterende.
Neen, zien niet, h o o r e n wel.
Mendo.
O hemel 1 wie kan zoo iets uitstaan ?
Nuno.
Mendo.
iial Isabel het venster opendoen ?
Nuno.
Dat zal ze wel!
Mendo.
Dat zal ze niet, schavuit!
Nuno, bedeesd.
Dan zal ze t niet.
Chispa, zingt bij de gitaar.
Eens gebeurde t, dat Sampayo,
Grootste schelm uit heel Castilin En een eerste ruziezoeker.
Als de dag begon te vallen.
Onverwacht Chillene ontmoette.
-ocr page 70-t:
I.
I
[
Toen zij in de dorpstaveerne Zat te pooien met haar Carlo.
(Don Lope met schild en degen, treedt achter het huis rechts te voorschijn. Crespo ook gewapend, kotnt onbemerkt in den tuin terug en sluipt tot bij de deur in den tuinmuur i)
Deze, die in elk gevecht steeds,
Als een bliksem wist te treffen,
Trok het staal en gaf Sampayo Rechts en links, geduchte houwen.
Crespo, door de deur in de straat tredende.
Op deze wijs misschien!
Houwt naar Rebolledo, Chispa en den Sergeant.
Lope, toesnellende.
Zoo deed hij vast! Onthoudt dat!
Valt de anderen, op den achtergrond, aan.
Rebolledo.
Hel en duivel 1
Chispa.
Vlucht! Vlucht!
Crespo, de vluchtenden tusschen de coulissen links voor zich uitdrijvende, wordt don Mendo en Nuno gewaar.
Zijn er nog meer ?
(Hij slaat toe)
Pakt aan! Pakt aan! Nuno, een kreet slakende.
Daar gaan mijn laatste tanden! Heer, waar zijt gij ?
Mendo, die voor Crespo de vlucht heeft genomen, reeds achternbsp;het tooneel.
59
{Meer verwijderd^
Hierheen! Hierheen!
Nuno snelt de straat op en verdwijnt langs de linkerzijde. Intus-schen heeft don Lope de soldaten waaronder ook den vermom^ den Alvaro halverwege de straat voortgedreven. Zij verwijderen zich ook langs den linkerkant. Hij komt terug^ terwijlnbsp;Crespo weer op den voorgrond links, optreedt.
Lope, Crespo ziende, zonder hem te herkennen.
Weg zijn ze! Een enkle heeft het veld behouden:
Daar staat hij !
Crespo, evenzoo.
Die daar is ook stellig een
Lope.
Ook hij zal ongeteekend niet Ontsnappen!
Crespo, zijn degen ophejfende.
k Zal ook hem een lesje geven !
Lope, op hem toesnellende, luid.
Voort, zoek je makkers op !
Crespo.
Doe jij dat zelf l
Het zal jou beter afgaan!
{Zij vechten.)
Lope, na een oogenblik, ter zijde. Alle duivels,
Die kaerel kent de kunst 1
Crespo, ter zijde.
Die heeft het vechten
6o
DON Lope, Crespo, Juan, met een degen, treedt op den achtergrond achter het huis te voorschijn.
Ju AN, ter zijde.
Geef de hemel,
Dat ik hem vind!
(Luid.)
Hier ben ik! Vader! Vader!
Snelt naar den voorgrond, Crespo te hulp. Lope.
Wat ? Is dat Pedro Crespo ?
Crespo.
Ja, hij zelf!
Zijt gij don Lope ?
Lope,
Ja, ik ben don Lope.
Hebt gij mij niet gezegd, dat gij naar bed gingt?
Wie duivel voert u hier?
Crespo.
Met uw verlof!
Dezelfde duivel, die u hier gebracht heeft.
Lope.
De hoon trof mij... niet u !
Crespo.
Welnu, dan kwam ik Bij dat gepeupel u gezelschap houden.
-ocr page 73-DE voRiGEN, Alvaro, de Sergeant, Soldaten.
Eerste Soldaat, nog achter het tooneel op den achtergrond links.
Slaat al die boeren dood !
Alvaro, evenzoo.
Bedenkt toch, mannen ! ..
De soldaten verschijnen halverwege de straat en konten naar den voorgrond. Alvaro volgt., hen terughoudende.
Lope, met donderende stem.
Waarheen zoo haastig ? Halt!
(De soldaten hjven bedremmeld staan; enkelen treden terugj
Wat mag dat dolle
Rumoer beduiden ?
Alvaro, met moeite zich herstellende. De soldaten, die
Uit tijdverdrijf wat zongen, kregen twist ...
Ik wou den vre herstellen . ..
Lope,
Don Alvaro I
Wees overtuigd, dat ik u heb begrepen.
En daar de tweedracht hier teruggekeerd is.
Wil k erger dingen voor het minst voorkomen :
Nog heden nacht verlaat gij Zalamea Met uwe Compagnie, nog in dit uur ;
Dan is het uit, en ik verzeker u
Dat het in vre geschiedt, of bij den Hemel!
Met blooten degen handhaaf ik t gezag.
Alvaro.
k Heb uw bevel gehoord : de troepen gaan Terstond op marsch.
-ocr page 74-Lope.
Ik zelf trek aanstonds verder.
{Zich tot Crespo wendendei)
De nacht is frisch en slapen kan ik niet.
{Tot Alvaroi)
Laat tot den aftocht trommlen !
Alvaro buigt, spreekt dan fluisterende met een der soldaten, waarop al de soldaten zich langs verschillende zijden verwijderen ; alleennbsp;de Sergeant blijft met Alvaro achter. Ondertusschen zegt
Lope, tot Crespo en Juan, dien hij met schier teedere vriendelijkheid. aanziet.
Gaat met mij!
Geen mensch ter waereld zal een haar u krenken.
Crespo verzoekt hem door gebaren de deur in den tuinmuur door te gaan. Don Lope treedt met Juan. dien hij bij- de hand neemt,nbsp;door den tuin in huis. Crespo sluit de deur en volgt hem.
Crespo, ter zijde.
Een ijzervreter, die don Lope! Toch Geloof ik, dat we elkander wel verstaan.
Alvaro, de Sergeant. De maan is weer zichtbaar.
Alvaro, vertoornd.
Dat mooie boerenkind kost mij den kop nog!
{Met een diepe zucht.)
Sergeant, begeef op staanden voet u met De gansche Compagnie op marsch ! Ik zalnbsp;U vergezellen, doch een eindweegs slechts.
Ik moet terug naar hier. Nog eens wil ik
-ocr page 75-63
Beproeven, of, geholpen door Ginesa,
Die ik heb omgekocht, mij het geluk Beschoren is, het lieve kind te spreken.
Sergeant.
Als u het wil, ga dan in geen geval Alleen, maar neem een sterk geleide mee :..
Met boeren moet men op zijn hoede zijn.
Alvaro.
Ik weet het ; kies gij zelf de mannen uit.
Die met mij zullen gaan.
Sergeant.
Het zal geschieden.
Maar als, bij toeval, ook don Lope weer Zou keeren en u vond .. ,
Alvaro.
Wees daar niet bang voor. Don Lope trekt, gij hebt het zelf gehoord,
In allerijl naar Guadaloupe en zoekt Den Koning op. Ga dus en denk er aan.
Dat het mijn leven geldt.
In de verte hoort men dof tromgeroffel.
de yorigen, Rebolledo, op den achtergrond rechts, als uit het huis komende, treedt haastig nader.
Rebolledo.
Een drinkgeld. Heer!
Alvaro,
Wat brengt gij goeds?
-ocr page 76-64
Rerolledo.
Een vijand heeft u niet raeer
Te vreezen.
Alvaro.
En wie mag dat zijn ? Laat hooren ! Rebolledo.
Die knaap, u weet wel: Pedro Crespos zoon,
Die door don Lope is aangezocht, om dienst Te nemen, Pedro Crespo keurt het goed.
De knaap voelt zich den koning nu te rijk En is al bezig met zich uit te rusten ;
Half nog een boer, half een der onzen reeds.
Dus staat ons de oude alleen nog in den weg.
Alvaro, opgewonden.
Naar wensch gaat alles. Houdt de dienstmaagd woord, En maakt zij, dat ik Isabel kan spreken. . .
Rebolledo.
Wees daar verzekerd van.
Herhaald tromgeroffel.
ALV.'tRO.
Dan ga ik heen.
Maar ras, schoone Isabel, keer ik terug.
Voort nu! Laat daadlijk tot den aftocht blazen,
Tot weerziens, gij I Gij beiden zult mij weer Naar hier geleiden.
Rebolledo.
Tot uw dienst, als immer I Allen ver7uijderen zich langs de linkerzijde.
-ocr page 77-Don Lope, in reisgewaad, Crespo, Juan, 7net den degen en als soldaat uitgedost, treden uit het huis in den tuin.
Lope.
Voor veel heb ik u dank te weten, Crespo!
Maar dat ge uw zoon mij meegeeft als soldaat,
Daarvoor ben ik u boven alles dankbaar.
Crespo.
Hij zal uw dienaar zijn.
Lope.
Hij zal mijn vriend zijn.
Hij heeft mijn hart gewonnen door zijn moed,
Zijn open oog, zijn liefde voor de wapens.
JUAN.
Ik zal mij immer wijden aan uw dienst;
U toonen, dat mijn doel en streven is :
Gehoorzaam u te zijn in alle dingen.
Crespo.
Doch dit verzoek ik u : vergeef hem, waar Hij falen mocht, want in de boerenschool,
Waar schoffel, vlegel, spade en zeis en ploeg De beste boeken zijn, daar was t hem nietnbsp;Gegund te leeren, wat in hoofscher kringennbsp;Strookt met den goeden toon en fijner zeden.
Lope, hem glimlachende de hand drukkende.
Dat s ook te leeren. Maar k moet gaan 1
JUAN.
Ik haal
Dw draagkoets hier.
5
-ocr page 78-66
Lope, naar de linkerzijde wijzende. Men breng die naar de hoofdwacht.
Juan opent de deur in den muur en laat die open. Hij steekt de straat over en vertrekt langs den voorgrond links.
Don Lope, Crespo, Isabel en Ines treden uit het huis in den tuin.
Isabel.
Is t wel van u, dat ge ons verlaten wilt.
Heer! voor gij hen, die u zoozeer vereeren,
Vaarwel gezegd hebt ?
Lope.
Wees er zeker van.
Dat k Zalamea niet verlaten had,
Voor ik uw hand gekust en u verzocht had.
Dat gij een vrijheid raij vergeven zoudt,
Die wel vergiffenis behoeft, want slechts
Het hart alleen geeft waarde aan een geschenk.
Dit kruis, hoezeer bezet met diamanten,
Komt arm en waardeloos in uwe hand.
Toch smeek ik u ; draag t op uw borst als een Herinnering aan mij.
Isabel.
Het spijt mij, Heerl
Dat ge ons met zulk een zeldzaam rijk geschenk Betalen wilt, voor t geen wij gastvrij gaven :
Wij zijn uw schuldnaars voor de ontvangen eer.
Lope.
Beschouw t niet zo.
-ocr page 79-6?
(Met warmte?)
Het is de hulde van
Een goeden vriend.
Isabel, glimlachende.
En als zoodanig neem Ik t dankbaar aan. k Beveel aan uwe zorgnbsp;Mijn broeder, wien t geluk beschoren is,
Als dienaar u te mogen vergezellen,
Lqpe.
k Herhaal het: heb voor hem in t minst geen zorg:
Hij gaat met m ij, mijn kind.
Men verneemt opnieuw geroffel in de verte.
de vorigen, Juan, langs den voorgrond links terugkomende.
JAN.
De draagkoets wacht.
Lore.
Moog God u steeds nabij zijn.
Crespo.
Hij behoede u 1
Lope, hem uit den tuin in de straat geleidende, aangedaan.
M^'jn beste Pedro Crespo!
Crespo, evenzoo.
Heer don Lope!
Hijn dappre Generaal!
Lope.
Wie had gezegd.
Toen gistren wij elkaar voor t eerst ontmoetten Hat voor altoos, wij vrienden zouden zijn!
-ocr page 80-68
Crespo.
Dat had ik u gezegd, wanneer ik toen Geweten had ... dat u .. .
Lope.
Dat ik ... zeg op!
Crespo.
Een driftkop is, met zulk een hart van goud.
Lope, hartelijk lachende.
Gods zegen, Pedro Crespo 1
Crespo.
Hij zij nit u !
Don Lope vertrekt langs den voorgrond links. Crespo keert tot de zijnen terug.
Crespo.
Terwijl don Lope naar de hoofdwacht gaat,
Hoor in het bijzijn van uw nicht, uw zuster.
Wat ik u zeggen zal, Juan. Dank zij Den hemel, is uw afkomst zonder smet,
Maar niettemin zijt gij een boerenzoon ;
Het eerste zeg ik u, opdat gij steeds
Uw eigenwaarde moogt gevoelen en
Met al uw kracht naar Hooger streven zult;
En t tweede, opdat geen trots ten val u leid.
Wees steeds beleefd en in het geven gul.
Want hoed en beurs bezorgen ons go-vrienden.
En al het goud uit Indians tresoren
En t diepst der zee, is niet zo hoog te schatten.
Als bij de menschen zich bemind te weten.
Spreek nooit van vrouwen kwaad: zelfs de geringste Heeft aanspraak op uw achting, en het zijnnbsp;De vrouwen, die het leven ons verzoeten.
Trek nooit den degen om een beuzeling ;
Wel honderdmaal, wanneer ik in de stad
-ocr page 81-69
De mannen in het vechten zich zag oefnen,
Zei k tot mij zelf; d,t is de school niet, waar t Op aankomt, niet op welke wijs men vechtnbsp;Is hoofdzaak, dit moet allereerst men weten,
Waarvoor, wanneer men t zwaard gebruiken mag.
Met dit voor oogen, met het geld, dat ik U meegeef op uw tocht, opdat ge, waarnbsp;Gij toeven zult, u goed zult kunnen kleedennbsp;En met don Lopes schutse en mijnen zegen.
Hoop ik dat God mij t voorrecht doe beleven,
U eens in hoogen rang geplaatst te zien.
Vaarwel, mijn zoon! ... Het spreken maakt mij week.
JUAN.
Ik zal uw woorden grifflen in mijn hart.
Zoolang ik leef, zal ik ze daar bewaren.
Geef mij uw hand en gij, omhels mij, zuster!
Mijnheer don Lope is reeds op weg ; ik moet Hem spoedig volgen.
Isabel, Jtian omarmende.
Mochten u mijne armen
Weerhouden...
JUAN, Ines omarmende.
Ines, lieve nicht, vaarwel I
Ines, met moeite hare tranen bedwingende.
Ik kan niet spreken: de oogen laten aan He stem geen recht weervaren. Vaar... vaarwel!
Crespo.
Ga nu, mijn zoon ! Hoe langer ik u zie,
Hoe dieper k voel, wat mij uw heengaan kost.
Gedraag u steeds zooals ik u gezegd heb.
JUAN,
Behoede God u allen!
-ocr page 82-70
Crespo.
Hij geleide u!
Juan treedt door de deur in den tuinmuur de straat oigt;er en vertrekt langs den voorgrond, links.
Isabel, schreiende.
U laat hem gaan; o vader, gij zijt wreed 1
Crespo, ter zijde.
Nu ik hem niet meer zie, voel k mij verruimd.
Wat werd er hier van hem ? Zijn leven lang Een lediglooper, een onnutte knaap.
Laat hij maar heengaan en zijn Koning dienen.
[Ter zijde)
De jongen maakt mij week ; k ontken het niet,
Al tracht ik mij ook nog zoo groot te houden.
Isabel.
Laat ons in huis gaan, vader!
Ines.
Laat ons liever
Tot de soldaten zijn vertrokken, nog Een weinig van de frissche lucht genieten.
{Dweepende)
De maan schijnt helder.
Crespo, blikt door de geopende deur vorschend naar buiten. Voornbsp;zich.
t Zou me in huis ook te eng zijn.
Als ik van hier aan t einde van het dorp Den witten landweg zie, dan is het mij,
Als zag ik op dien landweg, mijn Juan.
{Luid)
Breng hier een stoel, hier wil ik liefst gaan zitten.
-ocr page 83-71
Ines brengt een stoel. Crespo gaat op eenigen afstand van de deur zitten^ zoadat hij naar buiten kan zien. Isabel neemtnbsp;verder ter rechterzijde plaats, Ines meer op den achtergrond.
Isabel, na een oogenblik van stilte, als om iets te willen zeggen.
Ik heb van middag in het dorp gehoord,
Dat morgen vroeg een nieuwe rechter en Een nieuwe vroedschap zal gekozen worden.
Crespo, met een hoofdknik. Dat doet men ieder jaar, om dezen tijd.
Hij verzinkt in gepeins.
Crespo, Isabel, Ines, Alvaro, de Sergeant, Rebolledo, Sol-D.4TEN, allen het gelaat in den mantel verbergende, treden aan den achtergrond ter linkerzijde op.
Alvaro, nog aan het einde der straat, fluisterende.
Zacht, zacht wat, Rebolledo! Geef Ginesa nu het teeken : zij moet weten.
Dat ik gekomen ben.
Rebolledo, knikt toestemmende.
Ik klauter over
Den muur ...
{Hij loopt de straat af en wenkt don Alvaro, die met den Sergeant nader treedt; fluisterende.')
Maar wat zie ik, Heer! De deur Is open... ik zie menschen in den tuin...
-ocr page 84-72
Sergeant, fluisterende.
En als de maneschijn mij niet bedriegt,
Is die daar, Isabel.
Alvaro.
Zij is het ja I
t Licht tuigt het niet zoo duidlijk, als mijn hart.
(Pfgewonden dtn Sergeant bij den arm grijpende.) Te goeder ure zijn wij hier gekomen ;
Als wij thands zonder dralen, alles wagen,
Zie ik mijn wensch vervuld.
Sergeant, onthutst.
Zoo t mij vergund is.
Heer 1 u een raad te geven ...
Alvaro.
Neen I Sergeant.
Dan zwijg ik;
Doe wat u wenscht te doen.
Alvaro.
Ik zal het wagen
En voer de maagd langs dezen weg van hier.
Gij trekt den degen en belet elk, mij Te volgen.
Sergeant.
Allen zijn wi] tot uw dienst Hij wenkt de soldaten, die behoedzaam nader treden.nbsp;Alvaro.
Als alles afgedaan is, komen we op Den berg te zamen, aan de linkerhandnbsp;Wanneer men van den dorpsweg komt.
{JVaar de deur in den tuinmuur wijzendej
Ik ga
Voor op.
-ocr page 85-73
Crespo, uit zijn gepeins ontwakende. Me dunkt, het wordt nu koel genoeg:
{Opstaande.)
Laat ons naar huis gaan.
Alvaro, fluisterende.
Op uw post nu, mannen!
Hy treedt zn den tuin, de soldaten volgen. Alvaro snelt tot Isabel en grijpt haar; de anderen grijpen Crespo en Ines.nbsp;Isabel.
Heer! Wat is dat ? Verrader!
Alvaro.
Dat is woede
En razernij der liefde.
Hij draagt haar heen.
Isabel, reeds in de straat.
Gij, verrader!
Help, vader!
Crespo, die beproeft zich los te wringen.
Laffe schurken!
Isabel.
Vader! Vader!
Alvaro verwijdert zich met haar langs de linkerzijde.
Ines, die zich heeft losgerukt.
Help! Help!
Zij snelt het huis binnen, door een soldaat gevolgd.
Crespo.
Gij wist, verraders, dat Ik ongewapend was ! Vervloekte schurken 1
Rebolledo, met de anderen hem vasthoudende.
Houd u bedaard, als gij den dood niet zoekt!
-ocr page 86-74
Ines, komt met een degen in de hand, uit het huis aangesneld.
Hier is een degen !
Crespo, zich losrukkende.
Nog bijtijds!
{Hij treedt achteruit en neemt den degen aan.)
Gij roovers,
Geeft mij mijn kind terug! Bevrijden zal Ik haar ... of sterven !
Drijft Rebolledo voor zich uit, de straat op.
Sergeant, nog in den tuin.
Al uw pogen is Om niet: wij zijn te sterk!
Terwijl Crespo met Reholledo vecht, vallen anderen hem in den rug aan. Een der aanvallers slingert hij tegen den grond,nbsp;dan sleuren zij hem zelf ter aarde.
Crespo.
God sta mij bij!
De grond, dien ik betreed, wordt mij ontrouw.
Rebolledo.
Geeft hem den doodsteek!
Sergeant.
Neen, voert hem van hier Naar t woud; gebonden moog hij achterblijven.
Dan kan hij uiemant naricht van ons geven!
{Men snoert Crespo de handen op den rug vast.)
Voort 1
{Met een blik op Ines, die intusschen door den uit het huis teruggekomen soldaat gegrepen, in onmacht nederligt.)
Laat de deerne liggen, waar zij ligt.
Isabel, uit de verte.
O Vader ! Vader !
-ocr page 87- -ocr page 88-Eefizame, bergachtige streek, als in het eerste bedrijf. Links op den voorgrond dicht kreupelhout.
Isabel, treedt ter linkerzijde op met bleek, beschreid gelaat en loshangend haar, nu eens als waanzinnig, dan weer als in toorn rondblikkende. Crespo, eerst voor den toeschouwer onzichtbaar.
Ochtendschemering.
Isabel, zich op het rotsblok op den
voorgrond rechts nederwer-
pende.
O word het nooit weer dag! Nooit weer verheff Het gouden oog des daags zich voor mijn blikken.nbsp;Opdat k mijn jammer niet te dieper voel.
Gij heerlijkste aller sterren, toef nog langer In t koele schuim der zee! O, laat voor ditmaalnbsp;De schuwe nacht zijn heerschappij verlengen!nbsp;Waarom ook zoudt gij opgaan, om een schandenbsp;Te aanschouwen, zo gevloekt, zo goddeloos.
I
-ocr page 89-Dat al wat schande heet, verzinkt bij deze ?
Maar t schijnt mij toe, dat gij hardvochtig zijt!
Terwijl ik schreiend smeek : verschijn nog niet!
Rijst boven gindschen berg uw gouden schijf.
Wee, wee mij! Wreed vervolgd en voortgedreven Door naamlooze angst en folterende pijn.
Verschijnt ge als deelgenoote in t helsch complot En staart mij grimmig aan !.. Wat zal ik doen ?
Waarheen zal ik mij keeren ? Doolt mijn voet Naar huis terug. .. wat jammer breng ik overnbsp;Mijn armen vader, wiens geluk en weeldenbsp;Het was, zich in het licht te spieglen vannbsp;Mijne eer, thans wreed bezoedeld voor altoos.
En keer ik niet naar huis, om hem te sparen En voor zijn toorn beducht, dan werk ik zelfnbsp;Den laster in de hand, dan zal men zeggen.
Dat ik meeplichtig aan mijn schande was.
Wat, wat te doen, mijn God !
Crespo onzichtbaar, begint te kreunen, als uit zijne verdooving of sluimering ontwakende. Isabel luistert verschrikt.
Wie spreekt daar ?
Crespo, afgemat, nauwelijks verstaanbaar.
Keert
Terug en doodt mij! Doodt me uit deerenis !
Of is het deernis een rampzalig leven Te sparen ?
Isabel.
Welk een stem, zoo zwak en nauw Verstaanbaar!
Crespo.
Doodt mij, als uw hart Voor deernis vatbaar is !
Isabel.
O Heer des Hemels 1-
78
Nog een roept om den dood ? Nog een is zoo Rampzalig, dat het leven hem benauwt
{Zij treedt naar het kreupelhout, waaruit Crespo's stem kwam en buigt de takken van elkander. Men ziet Crespo rugwaartsnbsp;met de armen aan een stam gehondenl)
O God, wat zie ik ?
Zj staat als versteend.
Crespo.
Wie gij zijn moogt, gij . ..
Help, hemel! Wie is dat ?
Isabel.
De handen op
Den rug en vastgesnoerd...
Crespo, Isabel aanstarende.
In diepe ellende.
En met een stem, die harten breken zou...
Isabel.
Staat daar mijn vader !
Crespo.
Zie ik u, mijn dochter!
Isabel.
O vader!
Crespo.
O mijn kind, mijn Isabel 1 Kom, snijd de koorden los!
Isabel.
Ik durf het niet.
Want had ik van uw banden u bevrijd,
Dan waagde ik t niet meer, vader, u mijn jammer Te ontdekken, mijne ellende u te bekennen.
Stondt gij daar voor mij, met de handen vrij.
En zonder eer, uw gramschap zou mij dooden.
Neen, vr ge vrij zijt... hoor mijn droevig lot.
Zj werpt zich op de knien.
-ocr page 91-Crespo, afgemat.
Houd op I Houd op ! Geen woord meer! Daar Zijn jammren, zonder woorden toch verstaan.
Isabel.
Toch moet ge t hooren, moet ik alles zeggen;
Ginds in het woudgebergte, vlak bij t dorp,
Maar woest en eenzaam, lag ik hulpeloos En zinneloos ... en dubbel zinneloos,
Toen uwe droeve stem, die tot mij doordrong,
Van verre stierf; eerst voortgedragen door
Den wind, dan onverstaanbaar gansch... geen stem meer.
Een doffe klank slechts . .. slechts een echo van
Een onbestemd geluid .. . toen weggestorven 1
En die verrader don Alvaro, als
Hij zag, dat hij door niemant werd gevolgd.
Die mij beschermen kon ... de maan zelfs borg In donkre wolken haar geleenden glans...
Zocht toen met valsche woorden, zijne liefde
Te verontschuldigen... O gruwel! Ruwe
Beleedging liefde noemen, met geweld
Een hart bestormen ; zonder wederliefde
De zege te begeeren... O hoe vurig
Bezwoer ik hem, hoe bitter schreide ik, soms
Van woede en dan weer in den diepsten ootmoed .. .
Maar alles vruchtloos ... Niet met woorden kan ik Het zeggen, vader! Laat ik mijn gelaatnbsp;Bedekken, laat mijn wanhoop tranen storten.
En laat in woede ik mij de borst verscheuren!
Zij stort ter aarde.
Crespo.
O wrake ! wrake !'
Isabel,
Ach, broeder! Waar ik u Toch niet ontvloden, hadt ge mij gedood.
Dan lag ik thands niet snikkende in het stof! '
-ocr page 92-8o
Crespo.
Uw broeder, zegt gij ?... Zijt ge hem ontvlucht ?...
Wat moet ik meer nog hooren ?
Isabel, zich half oprichtende. Uit de ellende
Nauw half ontwaakt... O waar ik nooit ontwaakt! ...
Zie k door het kreupelhout mijn broeder naadren.
Hij weer op weg naar t dorp.. . zoo scheen het mij, Schoon ik niet weet, waarom . .. verneem van verrenbsp;Een angstgeschrei... hij snelt ter hulpe en vindtnbsp;Den woesteling en mij.. . van woede spraakloos.
Trekt hij den degen, dien hij kreeg van u.
Alvaro trekt z ij n kling en treedt hem tegen ...
Zij vechten... ach ! en sidderend van schaamte En schande en vreezend, dat mijn broeder mijnbsp;Zal schuldig wanen en zal dooden, vluchtnbsp;Ik dieper t woud in, half mijn zinnen meester.
Ik zie nog, dat de kapitein gewond wordt En valt en dat soldaten, aangesneldnbsp;Om hem te wreken, op Juan zich werpen ;
t Gelukt hem vrij te komen en hij vlucht. ,.
Men laat hem vluchten ... zij beproeven hulp Te bieden en zij nemen hun kaptein . ..
Zoo kwam het mij ten minste voor... op de armen En dragen hem naar t dorp ... en verder snel ik.nbsp;Verblind, verward, een duldlooze angst ten prooi.
En zonder licht en leidsman en verstand,
De bergen op en af en heen en weer,
Langs rots en dal en struiken, tot ik hier Aan uwe voeten neergekromd, u, vaderlnbsp;Vr gij mij doodt, mijn jammer heb gebiecht.
{pstaande.)
Nu ge alles hebt gehoord, hef nu als rechter Den staf en dood me! k Strik de koorden los.
{Zij doet dit.)
-ocr page 93-8i
Ik ben uw eerloos kind, gij, gij zijt vrij.
O, laat mijn dood een dood zijn, u ter eere,
Opdat men zeggen kan : opdat uwe eer Bleef zonder smet, hebt gij uw kind gedood.
{Zij knielt voor Crespol)
Crespo, zich langzamn van den schok herstellende.
Sta op en kniel niet langer, Isabel!
{Haar opheffendel)
Wanneer er zulke rampen niet geschiedden,
Dan was de droefheid nutloos en t geluk Des menschen zonder waarde en beide moetennbsp;Zich diep en machtig groeven in de borst.
Kom, Isabel !
{Klankloos.)
Gaan wij terstond naar huis ;
Mijn jongen dreigt gevaar, voor alles moet Ik weten, waar hij is, en zorgen hemnbsp;In veiligheid te brengen.
Isabel, ier zijde.
Heiige hemel!
Is dat berusting! heerlijk en verheven.
Of wel... vermomming ?
Crespo.
Kom, mijn dochter, kom!
{Hij vat kaar bij de hand en treedt langzaam naar den heuvel. Hij staart zwijgend voor zich, bl'jft dan staan en laat hare hand los. Ter zijde.)
Als don Alvaros wond zoo ernstig is,
Oat hij noodzaaklijk naar het dorp terug moest,
Dan waar het beter, dat die wond zijn dood werd,
Opdat voor duizend wonden hij gespaard bleef...
Niet rusten zal mijn woede, vr hij dood is!
6
-ocr page 94-82
{Ziet Isabels angstigen blik, die vorschend op hem gericht is ; zijn gelaat neemt eene kalmere, zachtere uitdrukking aan)nbsp;Kom, kom, mijn dochter! laten wij naar huis gaan.
Zij gaati verder.
DE voRiGEN, De Gerechtsschrijver, verschijnt boven ter rechterzijde.
De Schrijver, verheugd, maar als buiten adem.
, Heer Crespo 1 Pedro Crespo 1 Heer, een drinkgeld !
Hij snelt haastig de7i heuvel af.
Crespo.
Een drinkgeld ? En waarom dat ?
De Schrijver.
Laat ik eerst
Op adem komen, Heer 1... Uw nicht... ik zocht Maar vond u niet te huis... uw nicht heeft mijnbsp;Gezegd, dat ik u ergens hier zou vinden.
Zij schreide ... ik vlieg ... en vind u ...
Crespo.
Altijd schreien
Die vrouwen !... En wat is er. Spreek I De Schrijver.
Zooeven
Heeft de gemeenteraad tot Rechter u Benoemd. En bij t aanvaarden van uw ambt,
Vindt gij twee groote zaken, rechter Crespo 1
Vooreerst; nog heden... en is t heden niet, nbsp;nbsp;nbsp;t
Dan zeker morgen ... komt de Koning hier.
Voorts, zegt men, dat daar straks in allerijl
' nbsp;nbsp;nbsp;83
En in t geheim, soldaten hun kaptein Naar t dorp gedragen hebben; t is dezelfdenbsp;Die met zijn compagnie hier gistren lagnbsp;In inkwartiering: hij werd zwaar gewond.
Wie hem gewond heeft, wil hij niet verklappen.
Maar k zou toch meenen.. .
(Gewichtig.') dat die zaak wel van
Belang mag heeten!
Hij gaat op een rotsblok zitten en veegt zich het zweet van voorhoofd en hals.
Crespo, voor zich.
O mijn God! Terwijl Ik peins op wrake, maakt de rechterstafnbsp;Op eens mij tot den meester van mijn eer.
Hoe kan ik mij onttrekken aan de wet Wanneer ik mij tot Rechter zie benoemd.
Opdat niet anderen de wet verkrachten ?...
Maar een geval als dit, heeft overleg En tijd van noode.
(Luid.)
Ik acht mij wel verplicht A.an ieder, die mij zulk eene eer bewees.
De Schrijver.
Kom op t gemeentehuis en heeft u daar
Bezit genomen van den rechterstaf,
Dan kunt ge een nader onderzoek gelasten.
Treedt vooruit den heuvel op.
\
Crespo.
Kom, gaan wij.
(Tot Isabel, die zoodra de gerechtsschrijver optrad, zich afgewend heeft, dan aandachtig luisterde en eindelijk op den voorgrond bij het kreupelhout zich op de knien wierp.)
-ocr page 96-84
Gij gaat mee: gij gaat naar huis En blijft daar wachten,
{Met gedempte stem.) totdat ik, uw vader,
U laat ontbieden op t gemeentehuis ;
Er zijn slechts twintig schreden tusschen ons.
{Als Isabel spreken wil, vat hij hare hand.) Mijn kind, uw vader is thands Rechter; weesnbsp;Verzekerd dat u recht geschieden zal.
Zij treden den heuvel op.
-ocr page 97-Vertrek eener boerenhoeve in Zalamea. Op den achtergrond en ter linkerzijde een deur.
Alvaro, den rechterarfii in een doek, treedt door de deur links; hem vergezelt de Sergeant.
Alvaro, gemelijk.
Waarom bracht gij mij naar het dorp terug,
Daar deze wond toch waarlijk niets beduidt?
Sergeant.
Wie wist dat, voor men haar verbonden had ?
Alvaro.
Maar dat is nu gebeurd: bedenk nu wel,
Dat men zijn leven om een wond niet in De waagschaal stelt.
Sergeant.
Zou t beter wezen, als U dood gebloed was ?
Alvaro.
Daarvoor is gezorgd.
Thands langer toeven zou onzinnig zijn.
-ocr page 98-. 86
Vertrekken wij, aleer t bekend is, dat Wij hier zijn ! Waar zijn de andren ?
Sergeant, naar den achtergrond wij-ze?ide.
Ginds!
Alvaro.
Laten
We ons haasten; als de boeren weten, dat Ik hier ben, loopt het vast op vechten uit.
DE VORIGEN, Rebolledo, door de middendeur tredende Rebolledo, ontzet.
Zooeven is t gerecht hier aangekomen.
Alvaro, een oogenblik evenzeer onthutst. Wat heeft het dorpsgerecht met mij te maken ?
Rebolledo.
Ik zeg alleen, dat t hier gekomen is.
Alvaro, zich herstellende.
Nu des te beter! Weet men dat ik hier ben.
Dan heb ik niets te vreezen van het volk.
In t ergst geval moet nog het dorpsgerecht Mij aan den krijgsraad overleveren.
En dan ... hoe ernstig men de zaak ook acht...
Ben ik mijn leven zeker.
Rebolledo.
Stellig heeft
De boer u aangeklaagd.
Alvaro.
Dat heeft hij zeker !
-ocr page 99-87
De Vorigen, Crespo, de Gerechtsschrijver en Boeren mef pieken en buksen gewapend, treden door de middendeur. Cresponbsp;heeft den rechterstaf in de hand.
Crespo, op den drempel, naar buiten sprekende.
Bezet de deuren alle! Geen soldaat
Mag t huis verlaten; wie beproeft te vluchten,
Dien slaat gij dood.
Alvaro, driftig.
Durft gij zo hier bevelen ?
{Crespo wendt zich om, Alvaro herkent hem en schrikt. Ter zijde.)
Maar hoe, wat zie ik ?
Crespo.
En waarom niet? Mag t Gerecht niet zonder oorlof binnenkomen ?
Alvaro, zich met moeite herstellende. k Zou echter meenen, dat het dorpsgerecht,
Wanneer gij Rechter zijt sinds gistren .. .
{Trotse hl)
in
Geen opzicht iets met mij te maken heeft.
Crespo.
Heer, blijf bedaard. Een zaak slechts voert, met uw Verlof, mij hier; het is noodzakelijk, datnbsp;Ik u alleen spreek.
Alvaro, tot den Sergeant en Rebolledo.
Laat ons dan alleen.
Crespo, tot de boeren.
Gij ook, verwijdert u! nbsp;nbsp;nbsp;
(Fluisterende tot den gerechtsschrijver.)
Maar de soldaten
-ocr page 100-88
Bewaakt gij goed.
De Schrijver, fluisterende.
Vertrouw gerust op ons.
Hy volgt de soldaten door de deur links, de boeren verwijderen zich door de midde?ideur.
Don Alvaro, Crespo.
Crespo.
Heb k van mijn waardigheid gebruik gemaakt
Om u tot luisteren te dwingen.. thands
Leg ik den staf ter zijde om slechts als mensch,
Als mensch-alleen, te zeggen, wat mij kwelt.
{Den staf nederleggende.)
Wij zijn hier met ons beiden, don Alvaro,
Laat ons dus onbewimpeld spreken, zonder Dat de gevoelens, opgesloten in
(Met diepe, onderdrukte smart eene hand op de borst leggende.)
Dees cel, de deur van t zwijgen los doen springen.
Ik ben een man van plicht en van geweten.
Bij mijns-gelijken steeds in eer en aanzien:
De raad en de oudsten van het dorp, betoonen
Mij achting : ik ben rijk gezegend, wat
Mijn have en goed betreft: in heel den omtrek,
Vindt gij geen boer, aanzienlijker dan ik.
Mijn dochter werd .. ik mag dit vrij getuigen,
In eerbaarheid en vroomheid opgevoed :
Zoo was haar moeder ook.. God heeft haar ziel!
Dat dit de waarheid is, bewijst u. Heer!
Dat ik zoo rijk ben en dat niemant iets Op mij te zeggen heeft; dat ik een man
-ocr page 101-89
Des vredes ben en niemant mij beschimpt,
Dat alles in een dorp, zoo klein als dit,
Waar elk de fouten en gebreken van Zijn buurman kent.. en gaav de hemel, datnbsp;t Bij kennen bleef!..
{Met inspanning^
Of mijne dochter schoon is.
Uw hartstocht geve u daar het antwoord op,
Hoezeer ik zelf met heete tranen dit Betreuren moet.. het was mijn ongeluk.
{Na eenige oogenblikken van stilzwijgen.) Wij menschen mogen bij ons leed, niet vannbsp;Den tijd-alleen genezing wachten, neen.
Wij moeten t onze doen, om t af te wenden.
Maar schoon ik nu zoo openlijk een schande Kon wreken... mijne schande delgen, zounbsp;Slechts wrake zijn, geen redding, en elk middelnbsp;Bepeinzend, vind ik slechts een enkel, datnbsp;M ij uitkomst geeft en u niet schaden kan,
Dit middel is: gij neemt te dezer ure Mijn have en goed, al t mijne, zonder datnbsp;Voor mij en voor mijn zoon, die op zijn kniennbsp;U om vergiffenis zal smeeken, zelfsnbsp;Een penning overblijft. Als bedelaars.
Zoo t wezen moet, vervolgen we onzen weg,
Als gij mijn dochter weer herstelt in de eer Die haar ontstolen is. Uwe eer zal t nietnbsp;Tot schande zijn, want wat uw kinderennbsp;Verliezen mochten, omdat zg ook mijnnbsp;Kleinkindren zijn, wordt dubbel hen vergoed.
Omdat zij kindren van uw bloed zijn.
(Voor Alvaro knielendei)
Hier,
Aan uwe voeten, op mijn knien smeek ik Met tranen in mijne oogen en mijn stem..
-ocr page 102-90
En wat verlang ik ? Dit: hergeef naij de eer Die mij door u ontstolen is, en schoonnbsp;Ik onrecht leed door u, niet ?gij door mij,
Buig ik mij toch in deemoed voor u neer.
(^0/ afwijzende beweging van Alvaro richt Crespo zich hooger op; dreigende.)
Bedenk, dat ik kan nemen, wat ik vraag,
Maar t als een gunst van u ontvangen wil.
Alvaro.
Ten einde is mijn geduld ! Gij oude dwaas En zwetser! Dank den Hemel, dat ik niet.
Om t geen ik van uw zoon verduren moest,
Met deze hand u dood; als ik u spaar,
Weet er de schoonheid van uw dochter dank voor.
Zoo gij uwe eer wilt wreken met de wapens Vrees ik u niet.. zoo gij t als Rechter wilt,
Weet, dat ge als Rechter over mij geen macht hebt.
Crespo.
En hebt gij dan geen deernis met mijn tranen ?
Alvaro.
De tranen van een grijsaard en een vrouw Vertrouw ik niet.
Crespo.
En voor zoo diep een smart Hebt gij geen troost ?
Alvaro.
Wat troost begeert gij nog Dan dezen, dat ik u het leven laat ?
Crespo.
k Smeek u geknield: geef mij mijne eer terug!
Alvaro.
Genoeg gekald!
-ocr page 103-91
Crespo.
Bedenk; ik ben de Rechter
Van Zalamea !
Alvaro.
Over mij is u
Geen macht gegeven. Aan uw handen zal De krijgsraad mij ontrukken.
Crespo.
En is dit
Uw laatste woord?
Alvaro.
Mijn laatste, grijze dwaas.
Crespo.
Is er geene uitkomst ?
Alvaro.
Zwijgen is voor u
De beste.
Crespo.
En anders geene ?
Alvaro.
Neen.
Crespo.
Dan zweer ik.
Bij God daarboven! vreeslijk zult gij boeten !
{Hij staat op, neemt den rechterstaf en treedt naar de middendeur, die hij openti)
Heidaar!
-ocr page 104-92
DE VORIGEN, GEWAPENDE BoEREN, treden door de middendeur. Een Boer, nog buiten.
Mijnheer!
Alvaro, ter zijde.
Wat willen al die boeren!
Een Boer, met andere boeren binnentredende.
Het spijt ons, Heer! doch een soldaat is straks Ontsnapt, maar de andre twee zijn achter slotnbsp;En grendel.
Crespo.
Goed.
Een Boer.
En wat beveelt gij, Heer?
Crespo.
Neemt dezen officier in hechtenis!
Alvaro.
Gij zijt krankzinnig! lemant van mijn rang,
In dienst des Konings, laat zich niet door u In hechtnis nemen!
nbsp;nbsp;nbsp;Crespo.
Niet ? Wij zullen zien 1 Hier komt ge niet vandaan, tenzij gevangen.
Of dood.
Alvaro.
Weet wel: ik sta nog levend voor u i Crespo.
Ben ik een doode Rechter, bij geval?
Geef u gevangen !
-ocr page 105-93
Alvaro, op zijn gewonden armwijzende.
k Kan tnij niet verdeedgen:
Ik ben in uwe macht. De Koning zal Van deze schennis hooren 1
Crespo.
En van de andre I
Hij is niet ver van hier. Ons beiden zal Hij hooren. Geef uw degen !
Alvaro.
k Wraak uw recht.
Crespo.
Mijn recht daartoe ? Als k u gevangen neem ?
Hij neemt hem zijn degen af.
Alvaro.
Behandel met respekt. ..
Crespo.
Natuurlijk, Heer!
(Tot de boeren.')
Brengt, met respekt, hem naar t gemeentehuis,
Slaat met respekt, hem daadlijk in de boeien.
En let wel op, draagt goed er zorg voor, met Respekt, dat hij geen woord, met wien ook wisselt.
Vervolgens neem ik de andren in verhoor.
En met respekt!
(Tot Alvaro.)
En als de wet het ons Vergunt, dan laat ik; onder ons gezegd.
Met al t respekt, verschuldigd aan uw rang.
Ik zweer t bij God! u hangen aan de galg!
Allen ve? trekken door de middendeur.
-ocr page 106-Straat in Zalaniea. Op den achtergrond het gemeentehuis. Eeltige treden geleiden naar een uitgestrekt bordes voor de
groote
dubbele deur in het midden.
JuAN, daarna Isabel en Ines.
JuAN, treedt behoedzaam ter linkerzijde op; hij ziet naar alle zijden rond, dan naar buiten het too-neel, rechts.
De straat is leeg; ons huis schijnt uitgestorven!
Waar heeft de schaamtelooze zich verscholen ?
Ik zocht haar rusteloos, met woede in t hart Den ganschen omtrek door, maar vruchteloos ...
Ik waag me in huis, ik wil mijn vader zien,
Hem zeggen wat er voorgevallen is ...
Hij moet mij raden, wat mij nog te doen staat.
Om God! mijn leven en mijne eer te redden 1
Hij treedt omzichtig tiaar de rechterzijde.
-ocr page 107-95
Ines, met Isabel, die geheel in gepeins 7! er zonken is, uit het gemeente-huis tredende.
Keer tot u zelf. Wie zo zich overgeeft Aan hartzeer en verdriet, die leeft niet, neen,
Die doet zich-zelf den dood aan.
Isabel, zich langzaam naar de rechterzijde wendende.
En wie zegt u
Dat ik nog leven wil?
JuAN, luisterende.
Die stem!...
{Zich om^uendendei)
Wee mij!
Is dat niet Isabel? Nu, bij den Hemel,
Waarom geaarzeld nog?
Hij trekt den degen en nadert haar.
Ines, tusschen broeder en zuster tredende.
Juan!
Isabel.
Mijn broeder!
Wat wilt gij doen?
Juan.
Den smaad, de schande wreken,
Die gij ons aandeedt....
Isabel.
Broeder, hoor mij aan ...
Juan.
Neen, gij moet sterven!
-ocr page 108-96
DE VORIGEN, Crespo, met den rechterstaf. De Gerechtsschrijver, Gewapende boeren komen uit het gemeentehuis. De boeren plaatsen zich ter weerszijden van de?i ingang, op het bordes.
Crespo.
Wat is hier te doen ?
JUAN.
Hier is een smaad te wreken en een schanddaad Te straffen .. . hier...
Crespo.
Bedaar! bedaar. Hoe durft Gij zelf u hier vertoonen...
JUAN, den staf ziende.
Hoe, wat zie ik ?
Crespo.
Voor mij, den Rechter, gij, die dezen nacht In t woud een officier gewond hebt ?
Ju AN.
k Deed
In open strijd dit, om uw eer te redden:
Op weg naar huis, waarheen ik door don Lope Gezonden was, om iets, wat hij vergat...
Crespo.
Al wel... Heidaar I Neemt ook dien knaap in hechtnis I
De gerechtsschrijver en twee boeren treden nader.
JUAN.
O vader! hoe gestreng behandelt gij Uw zoon!
Crespo.
Ik had mijn vader zoo gestreng Behandeld, als t had moeten zijn.
-ocr page 109-97
(Ter zijde.')
k Bescherm
Zijn leven zo,
(Ernstig, maar met een glimlacht) en zeggen zal de waereld :
Ziedaar een wonder van rechtvaardigheid !
Joan.
Maar hoor dan toch, waarom ik mijne zuster . . .
Crespo.
Ik weet het. Maar dat ik het weet als vader,
Is niet genoeg: als Rechter ook moet ik Het weten en naar recht het onderzoeken.
En tot mij uit de stukken blijkt, hoever Uw schuld gaat, houd ik u in hechtenis.
JUAN.
Wie kan, begrijpe u! De eer wordt u ontroofd En hem, die haar herstellen wil, sluit ge innbsp;Den kerker,
(Op Isabel wijzende i)
haar, die ze u ontstolen heeft.
Neemt ge in bescherming.
Crespo, wenkt den gerechtsschrijver om Juan heen te leiden ennbsp;geeft hem dan denr echter staf.nbsp;Neem mijn staf: gaat!
De gerechtsschrijver met Juan en twee boeren treden het getneentehuis binnen. Crespo haalt een papier uit zijn zak. Totnbsp;Isabel.
Gij
Gaat binnen daar, om de aanklacht te onderteeknen,
Zooeven bij de rechtbank ingeaiend.
Isabel.
Eerst wildet gij mijn schande diep verhullen,
En thands geeft gij ze aan t oog der waereld prijs ?
7
-ocr page 110-98
Crespo.
k Had voor ons beide eene andere voldoening Gehoopt, en nu die hoop eene ijdle bleek,
Blijft mij niet anders over.
Op zijn wenk treden Isabel (inet de aanklacht) en Ines het gemeentehuis binnen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Wil in deze
Het goedschiks niet... dan zal het kwaadschiks gaan.
Crespo, don Lope, Soldaten, eerst achter het tooneel.
Lope, nog buiten het tooneel.
Halt 1 Halt hier!
Crespo, naar de rechterzijde ziende. Wat beteekent dat? Soldaten?
Wie gaat daar naar mijn huis?
{Luid)
Heidaar, wie zoekt mij ?
Lope, ter rechterzijde optredende met eenige soldaten, die bij de coulisse blijven staan.
Ik ben t, mijn beste Crespo 1 Halverwege Teruggekeerd ... er toe gedwongen doornbsp;Een ergerlijk schandaal... wilde ik bij niemantnbsp;Afstappen, dan bij u, mijn beste vriend!
Crespo, bij don Lopes verschijnen getroffen, dan zich herstellende.
God zegen u! Veel eer betoont ge mijl
Lope.
Uw zoon, die mij vooruitging, heb ik niet Teruggezien.
-ocr page 111-99
Crespo.
U zal de reden hooren.
Maar laat mij eerst vernemen, wat u hier Terug voert... gansch ontdaan ziet gij er uit.
Lope.
Eene onbeschaamdheid, die geen voorbeeld heeft,
De grootste dolheid, die ooit werd begaan !...
Ik ging mijns weegs, toen plotsling een soldaat Hard aangeloopen komt en mij bericht. ..
Ik stik van woede als ik er goed aan denk 1
Crespo.
Ga voort. Heer!
Lope.
mij bericht, dat hier zoon kaerel, Zoon rechter van t jaar nul, de stoutheid had.
Een officier in hechtenis te nemen ...
En, sakkerloot! den heelen morgen heeft Mij dat vervloekte been niet zoo gemarteldnbsp;Als nu, wijl t mij belette vroeger hiernbsp;Te wezen om dien hondsvot af te straffen !
Ik zal den prengel laten ranslen tot Hij dood is 1
Crespo.
Dan is vast uw komst vergeefs ;
Want ik geloof niet, dat die rechter zich Zal laten ranslen.
Lope.
Of hij t laat of niet,
t Kan mij niet schelen : ransel zal hij hebben.
Crespo.
Ik kan het niet gelooven. Weet gij, Heer,
Waarom men hem gevangen nam?
Lope.
Dat weet
-ocr page 112-Ik niet, maar wat de reden is : ik heb Hier recht te spreken en ik zal het doen.
Als t noodig blijft, doe ik den kop hem voor De voeten leggen... zie me daar voor aan !
Crespo.
U weet misschien niet, Heer 1 wat in een dorp Een Rechter is ?
Lope.
Wat is het anders, dan Zoon lummel van een boer ?
Crespo.
Het is een boer,
Maar heeft die t in zijn harden kop gezet Den schuldige aan de galg te laten hangen.
Dan voert hij t uit!
Lope, raadt hoe de zaak staaf, ziet hem toornig aan.
Dan voert hij het niet uit 1 En als je zien wilt, of hij t doet of niet.
Zeg dan, waar ik hem vinden kan.
Crespo.
Hij is
Niet ver van hier.
De rechter ?
Ik.
Het al gedacht!
Lope.
Laat hooren : wie is hier Crespo.
Lope.
Wel voor den Satan! k Heb Crespo.
En t is zoo, voor den Satan !
Welnu, een man, een man!
Crespo.
Een woord, een w oord! Lope.
Ik zal, wien gij gevangen houdt, bevrijden.
En deze schennis straffen.
Crespo.
Voor hetgeen
Hij heeft misdaan, blijft hij in hechtenis !
Lope.
Weet gij, dat hij des Konings officier is.
En ik zijn rechter ben ?
Crespo.
En weet gij, dat
Hij uit mijn huis mijn dochter heeft ontvoerd ?
Lope.
Weet gij, dat ik in dezen recht zal spreken ?
Crespo.
W'eet gij, dat hij mijne eer gestolen heeft ?
Lope.
Weet gij, hoe hoog ik boven u geplaatst benr
Crespo.
Weet gij, dat k op mijn knien hem gesmeekt heb : Herstel mij in mijne eer... maar vruchteloos!
Lope.
Ik sta u borg, dat hij voldoening geeft!
Crespo.
k Roep nooit een ander, waar k mij-zeif kan helpen!
Lope.
Mijn hoofd er op; hij wordt mij uitgeleverd 1
-ocr page 114-102
Crespo.
t Verbaal is reeds gevorderd tot een uitspraak.
Lope.
Wat is dat, een verbaal ?
Crespo.
Dat is een bundel
Papieren, goed gerangschikt, die de zaak Met alles, wat er bij behoort, vermeldt.
Lope.
k Wil toegang tot den kerker.
Crespo, naar het gemeentehuis wijzende.
Ik belet
Het niet, maar raad u toch: wees op uw hoede !
Ik heb bevolen, elk die nadertreedt Te ontvangen met een kogel!
De boeren leggen de buksen aan.
Lope.
k Lach daarmee !
Maar k wil in dezen niet den waaghals spelen.
Heidaar !
{De aanvoerder der soldaten, die ter rechterzijde op eenigen afstand staan, treedt voor.)
Dat zich de compagnien allen.
Die geinkwartierd hier lagen en op matsch zijn,
In stormpas herwaarts spoeden, in gesloten Gelederen, en voorts met scherp geladennbsp;Kanonnen, met de lonten op het zundgat...
Een Tweede Soldaat, haastig voortredende. De troepen wachtten dit bevel niet af:
Want toen zij hoorden, wat hier plaats greep, maakten Zij rechtsomkeert reeds. Heer !
Naar buiten wijzende, rechts en ter linkerzijde.
-ocr page 115-103
Lope.
Nu zal bet blijken.
Of hij wordt uitgeleverd, ja of neen !
Hij wendt zich naar de rechterzijde en spreekt met den aativoerder.
Crespo, ter zijde.
Nu zal geschieden, wat geschieden moet!
Hij treedt het gemeentehuis binnen. Don Lope wenkt met zijn commandostaf eerst naar de rechter- dan naar de linkerzijde.nbsp;Achter het tooneel hoort men tromgeroffel. Soldaten met aanvoerders rukken van beide zijden aan, dicht aaneengesloten, dochnbsp;niet ver uit de coulissen, zoodat men veronderstellen kan dat hetnbsp;grootste gedeelte van den troep zich achter het tooneel bevindt.nbsp;De gerechtsschrijver treedt uit het gemeentehuis en voegt zichnbsp;bij de boeren.
Don Lope, de Gerechtsschrijver, Soldaten, Boeren. Daarna Crespo, met nog meer boeren.
Lope, wenkt, het geroffel zwijgt. Dat is het huis, soldaten I waar de hoofdmannbsp;Gevangen zit! Wanneer hij niet terstondnbsp;Ons uitgeleverd wordt, dan legt gij aannbsp;En schiet het huis tot puin; als uit het dorpnbsp;Verzet komt, legt gij t heele nest in de asch !
De Schrijver.
Al schieten uw soldaten 't huis tot puin :
De kapitein herkrijgt zijn vrijheid niet!
Eerste Soldaat.
Ter dood met al dat boerenvolk !
Crespo treedt met gewapende boeren uit het gemeentehuis ; zij plaatsen zich bij de anderen op het bordes.
-ocr page 116-104
Crespo.
Ter dood
Met ons ? Is t anders niet ?
Lope.
Zij hebben hulp
Gekregen. Op, buksschieters voor!
(Uit de troepen ter rechtei-- en ter linkerzijde treden de met buk sen gewapende soldaten naar voren en leggen op de boeren aan.)
Voorwaarts !
DE voRiGEN. De Koning, met gevolg van de linkerzijde optredende. Een lange fanfare klinkt, voor de Koning optreedt; allen heisteren aandachtig ; de aanval wrdt gestaakt.
Lope, laat den commandostaf zinken.
De Koning!
De Koning is opgetreden. De soldaten, die het meest in zijne nabijheid staan, wijken eerbiedig terug; allen laten de wapensnbsp;zinken. Plotseling diepe stilte.
De Koning.
Wat beteeknt dat ? Word ik Hier zb ontvangen ?
Lope.
Sire, een ongehoord
Schandaal heeft daar zooeven plaats gehad.
En als uw Majesteit haar komst niet had Vervroegd... zeer zeker had zij t gansche dorpnbsp;In rook en vlam gezien!
De Koning.
Wat viel hier voor?
-ocr page 117-1S
Lope.
Een Rechter nam een officier in hechtnis,.
En als ik eisch, dat men hem uit zal leevren,
Wordt dit geweigerd!
De Koning.
Wie is hier de Rechter ?
Crespo, bescheiden en bedaard voortredende.
Ik, Sire.
De Koning.
En wat rechtvaardigt uwe daad ?
Crespo, een omslag met papieren te voorschijn halende en den Koning overhandigende.
Ziehier t verbaal, waarin zijn doodschuld klaar Bewezen wordt: ontvoering door geweldnbsp;Van een jong meisjen en onteering opnbsp;Een afgelegen plaats, dan weigring vannbsp;Een huwlijk met dit meisjen, schoon de vadernbsp;Den schuldige op de knien daarom bad.
Lope.
Hij is de Rechter en de vader tevens.
Crespo, kalm en waardig, doch met een droevigen klank in zijne ste}n.
Dat doet hier niets ter zake. Heer! Wanneer Een vreemde kwam en hier een aanklacht deed.
Zou ik geen recht dan spreken naar de wet?
Gewis. En zou ik voor mijn eigen kind Niet doen, wat ik voor ieder ander deed ?
Ik nam mijn zoon gevangen, die zich aan Dienzelfden man vergreep... ik mocht dus ooknbsp;Mijn dochter hooren en bescherming bieden.
-ocr page 118-io6
{Op het verbaal wijzende, dat de Koning inziet.)
Men onderzoek, of het proces gevoerd werd Naar recht en billijkheid, of men kan zeggen,
Dat t iets bevat, wat onrecht heeten mag.
Of en getuige soms werd omgekocht.
Of meer geschreven staat, dan ik hier zeide.
En als men t vindt... dan neem men vrij mijn leven!
De Koning, eenige oogenblikken in de papieren bladerende, dan Crespo vorschend en getroffen aanziende.
Uw uitspraak is rechtvaardig, maar het staat Niet in uw hand, het vonnis uit te voeren.
Een andre vierschaar word gespannen; lever Dus den gevangene uit.
Crespo.
Dat kan niet meer 1
Wijl in dit dorp slechts ene rechtbank is.
Voltrekt zij zelf elk vonnis, dat zij velt:
Voltrokken is ook dit.
De Koning.
Wat zegt gij daar ?
Crespo.
Als, Sire, U geen geloof slaat aan mijn woorden,
Zoo wend uwe oogen en aanschouw de waarheid.
{Op Crespos wenk opent de gerechtsschrijver de deuren van het gemeentehuis; in het voorportaal ziet men den kapitein,nbsp;achterover tegen den mtiur op den grond liggen, boven he7nnbsp;aa7i een zware kram, hangt een afgesneden strop.)
Dat is de kapitein !
De Koning.
Gij hebt u dit
Vermeten durven?
Op een wenk van den Koning worden de deuren gesloten.
-ocr page 119-107
Crespo,
Sire! t Vonnis was
Rechtvaardig.. wat uw eigen woorden zijn,
Dus kan ook dit geen onrecht zijn.
De Koning.
t Voltrekken
Van t vonnis, dit kwam mijn gerechtshof toe.
Crespo.
Sire, al uw rechters, al uw hoven zijn Een enig lichaam, maar het lichaam heeftnbsp;Veel handen, en wat doet het tot de zaak,
Of deze hand een mensch ter dood brengt, dien Een andre hand misschien had moeten dood en ?
En wat beduidt een dwaling in het kleine.
Wanneer men recht heeft in het groote ?
, nbsp;nbsp;nbsp;De Koning, hem een oogenblik verbaasd
en met bewondering aanziende.
Maar. .
Ofschoon het toch te laat is.. waarom liet Gij hem, als edelman en officier,
Dan niet onthoofden?
Crespo.
De edellieden leiden In onze streek zoon onberisplijk leven,
Dat onze beul t onthoofden nooit geleerd heef Ook is dit iets, wat niemant aanging, dannbsp;Den doode alleen ... heeft deze geen bezwaarnbsp;Gemaakt.. dan gaat het andren weinig aan.
De Koning, een vluchtigen glimlach ver -bergende, dan langzaam tot don Lope tredende.
Don Lope, dat is nu gebeurd. De doodstraf Is hier rechtvaardig toegepast..
-ocr page 120-io8
(Met belangstelling Crespo aanziendei) en wie
In t groote recht deed, mag in t kleine dwalen.
Dat nu in allerijl de troepen zich
Op marsch begeven : t komt mij raadzaam voor,
Zoo ras het raooglijk is, in Portugal Te zijn.
(Tot Crespo.)
En u benoem ik voor uw leven Tot Rechter hier in Zalamea!
Crespo, knielende en de hand des Konings kussende.
Sirel
Hoe dankbaar moet rechtvaardigheid U zijn Voor zooveel eer.
De Koning groet allen, den hoed af nemende en vertrekt 7net gevolg langs de rechterzijde. Don Lope wenkt. Tromgeroffelnbsp;rechts en links. De soldaten vertrekken langs beide zijden.
Lope.
Breng ook den Hemel dank,
Dat zo te rechter uur de Koning kwam.
Crespo.
Al waar hij niet gekomen, deze zaak Was juist gegaan, zooals zij nu gegaan is!
Lope,
Maar waar het niet veel beter toch geweest.
Dat gij hem uitgeleverd hadt aan mij.
Opdat ik had getracht de schande van Uw dochter af te wenden ?
Crespo.
Heer, zij zal
In t klooster gaan; zij heeft een Bruidegom Gekozen, die niet let op rang of stand.
-ocr page 121-log
Lope,
Maar de andren, die gij opsloot, levert gij Mij toch wel uit 1
(Crespo knikt en wenkt den gerechtsschrijver; deze gaat in huis.)
Uw zoon ook, mijn soldaat Mag niet gevangen blijven.
Crespo .
Heer, mijn zoon Had straf verdiend, omdat hij zich verstouttenbsp;De hand te heffen tegen zijn kaptein;
Want schoon de plicht der eere er hem toe dreef. . .
Wat hij gedaan heeft, is niet welgedaan.
Lope, na eetiige oogenblikken van stilzwijgen.
Goed, goed zoo, Pedro Crespo ! .. . Geef me uw hand 1 Hij drukt Crespo de hand en omhelst hetn.
De gordijn valt
-ocr page 122- -ocr page 123- -ocr page 124-SOPHOKLES, Philoktetes. Treurspel naar het Grieksch. Metrisch overgebracht door Mr. S. J. Rau . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...... 0.70
WILLIAM SHAKESPEARE, Hamlet. Treurspel. Vertaling van
Dr. L. A. J. Brgersdijk............. i.
WILLIAM SHAKESPEARE, Macbeth. Treurspel. Vertaling van Dr. L. A. J. Brgersdijk.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Uitverkocht.)
ERNEST LEGOUV, Medea. Treurspel. Metrisch overgebracht
door Jan C. de Vos.............../ 0.90
JOS ECHEGARAY, Galeotto. Drama naar Paul Lindaus
bewerking, uit het Spaansch door J. H. Rssing...../ O.75
JOAQUIN ESTEBANEZ, Yorick. Drama in drie bedrijven,
naar het Spaansch door Emile rantzen........f 0.90
HENRIK IBSEN, Nora. Vertaald door Henric.l. Voorrede van
Dr. S. J. Warren, Rector van het Gymnasium te Dordrecht . f l.
HENRIK IBSEN, Een vijand des Volks. Tooneelspel in vijf
bedrijven, uit het Noorsch door IDA Donker......f 1.50
ALEXANDER L. KIELAND, Op de terugreis. Uit het Noorsch
door Irma..................f 0.40
LO GRAAF TOLSTO, De macht der Duisternis. Tooneelspel in vijf bedrijven, vertaling van A. IsiNG Jr......f l.
LESSING, Minna von Barnhelm. Blijspel in vijf bedrijven,
uit het Duitsch vertaald door C. M. Hugenin......f \.
M. B. MENDES DA COSTA, Zijn Model. Oorspronkelijk tooneelspel in vier bedrijven.............1.
M. B. MPINDES DA COSTA, Thuisgebleven. Oorspronkelijk
tooneelspel in n bedrijf............./ 0.40
D. M. MAALDRINK, Herodes. Hist. Drama in 4 bedrijven . 1.40
Gebonden f 1.90
D. M. MAALDRINK, Jan Masseur. Oorspronkelijk tooneelspel f i.
Mr, P. BROOSHOOFT, Lina Blond. Oorspronkelijk blijspel in
n bedrijf..................1.
Mr. P;'BROOSHOOFT, Zijn meisje komt uit. Indisch tooneelspel, J drie bedrijven. nbsp;nbsp;nbsp;(Uitverkocht.')
FREDERIK van EEDEN, Het Poortje of de duivel in
Kruimelberg. Blijspel in vijf bedrijven........ 1.25
FREDERIK VAN EEDEN, Het Sonnet. Blijspel in drie bedrijven 0.85
FREDERIK VAN EEDEN, Frans Hals. Hist, anachronistisch
blijspel in drie bedrijven.............. 0.80
Ter perse:
HENRIK IBSEN, De Vrouw der Zee.
SNELPEKSDIIUK VAN II. C. A. TIIIEJIE TE NIJMEGEN.
-ocr page 125- -ocr page 126-