I '
*.V gt;
.-„.,'1' â–
=i.\
-ocr page 7- -ocr page 8- -ocr page 9-D E
o P
T R E V R S P E L.
DOOR
WILLEM HAVERKORN, den jongen.
=*i
?v?r
k'amp;A.V.A .^c
Te a M 3 T e L D a M,
' J. HELDERS, Boekdrukker in de Nes.
Met Privilegie. nbsp;nbsp;nbsp;o
BIBLIOTHEEK DER j rijksuniversiteitnbsp;UTRECHT.
-ocr page 10- -ocr page 11-«i.'
JDe aanjlag des Hertogs mn anjou op Antwerpen en de voornaamjle Steden in brac ank, dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van Louwmaand 1583. voorgevallen, is
eene der gewigtigjle gebeurtenisfen in deezen Staat, onder eenen tacbentig Jaarigen oorlog tegen Spanje,nbsp;die onze aandacht verdient. Myne voornaamjle zorgnbsp;in my van dat voorval te dienen, tot het bewerkennbsp;des Tr'eurfpels, is geweest om , de waarheid der ge-febiedenis bewaarende,den Leezer een aaneen gefc bake ldnbsp;denkbeeld van ’s Lands tpejland in dat baglyk tydsge-wriebt te geeven; in hoe verre ik bier in gejlaagd bennbsp;kan de Leezer in de gefebiedboeken van den Jcbraii'nbsp;deren Hütoriefchryver p, c. hooft nafpooren,nbsp;voornamelyk in bet achtiende en in bet begin van betnbsp;negentiende Boek, waar na men tiiynen Dichteriykennbsp;arbeid zal kunnen recht doen: wegens bet famenjlellennbsp;van dit Treurfpel valt my dus niets meer te berichtennbsp;aan den onërvaarenen in ’s Lands Gefchiedenis, dannbsp;eenige weinige ophelderingen, wegens de Caractersnbsp;myner Perfonaadjen, te geeven. Ligt dat men beden~nbsp;king maakt over de bejiuitloosheid van A N J o o we~nbsp;gens de overompeling der Steden van krab and,nbsp;of wel dat ik hem een te gunstig denkbeeld over denbsp;Leer der hugenoot e betrekking tot de ver-'ivolging dier Leer, doe hebben; doch wat zyne tejluii-
1 nbsp;nbsp;nbsp;Imr-
-ocr page 12-loosheid aangaat^ men gelieve aan te merken, dat ii Hertog van hvjov^die door zynen Broeder H e N lu Knbsp;en de Koningin ELizaBETH zkb in zyn hoop innbsp;alles vond te leur gefield, niet ligt tot een’ aanfiagnbsp;•was over te haaien, door voelkers uitvoering by voornbsp;.altoos zyn’ roem bevlekte en zich zelven in het uitter-Jle verderf fiorte ; indien men met den bovengemeldennbsp;gefcbiedfibryver daar over te raade gaat, zal mennbsp;bevinden dat an jou, na dat zyne vrinden hem biernbsp;dikwerf over hadden aangeweest, hier toe niet dannbsp;door de flerke drangredenen van den Heer van F e r-VAQ.UES was over te baaien, die b'em verweet alnbsp;te lydelyk te zyn wegens het verkorten van zyne eer,nbsp;den roem van zyne geboorte, en den dienst dien bynbsp;het Land had beweezen, gepaard met bet aanfpannennbsp;tegens ’t heilig geloof der Roowfcbe Kerk, en meernbsp;andere voorwendfels, door welke reden by eindelyknbsp;ANJoü overbaalde; voorts is bet zeker dat de Hertog , hoe zeer dees aanfiag op de Steden van b r a e a n dnbsp;voor altoos zyn’ naam bevlekt, een vyand was vannbsp;vervolging omtrent het fiuk van den Godsdienst, waarnbsp;van by bewysbaare blyken gegeeven heeft toen hy denbsp;heillooze last van Vorst Karel den Negenden, metnbsp;betrekking tot de Paryfche bruiloft, ten boogfien vervloekt beeft, gelyk ook dat ANjoü een doorzichtignbsp;org bad omtrent iet nadeel, dat de verdeeldleid in alle
i%i'2 j
-ocr page 13-twisten ’i'an den Godsdienst in alle Landen baart, waar van by, altoos, zo terbereikingzyner Staatzucb-tige oogmerken als anderzins, den grootjien ajkeernbsp;betoond beeft; Wat den prins van oranje betreft , dat ik zyn vertrouwen iw ah JoO niet te flerknbsp;heb afgefcbedst, beroep ik my weder op den aangeb aaiden gefcbiedfcbryver, die van den Prins dit getuig'e-nis geeft; dat de Worst,wanneer de Maarfchalk vannbsp;BIRON nevens den Heer van i’lessis marlinbsp;bem eenige dagen, eer dat de aanflag op Antwerpennbsp;voorviel, daar van onderhield; zulks ongaarne boorennbsp;wilde , en zich niet anders konde inbeelden, toennbsp;ANTWERPEN door A N J O ü wierd in genomen, dannbsp;dat die beweegihg „ by geval” moest verwekt weezen ^nbsp;verder dat hy, op bet bolwerk komende, riep, „ fchktnbsp;„ niet, Burgers, fchiet niet, het is misvcrftand:”‘tjoortïnbsp;beflidt de gefcbiedfcbryver hooft, na de getuigenisnbsp;van den Kardinaal eentivogho wederlegd isnbsp;hebben , zyn bericht met deeze woorden; ,, dat denbsp;Prins andere mcening zou gehad hebben, Dryd metnbsp;5, alle waarfchyniykheid;” En het verzoek dat dinbsp;Heer van Sf. A l o e g o n c E, die daar meede, volgensnbsp;hooft, weinig dank by de Staaten inleide, aan ge~nbsp;melde Staaten, om meerder opening van zaaken voornbsp;AN JOU, eenige dagen te voor en deed, bewysttennbsp;overvloede dat dees febrandere Staatsman den Hertognbsp;* 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nies
-ocr page 14-VOORBERICHT.
rdet wantrowwde, noch iets van de zaak, eer zy openbaar gebleeken voas, had ontdekt, De voornaamjle werandering die ik de Htftorie in dit Treurfpel doenbsp;ondergaan, vind plaats in denjterfdag van cuAii-jr.oTTE DE BOURBON. Zoiidcr my op Dicbterlykenbsp;vrybeid te beroepen, welke ter myner verantwoordingnbsp;genoeg zou zyn , zal ik alleen aanmerken , dat denbsp;groote bekommering voor ’s Prinfen heven, na dat denbsp;fnoode toeleg daar op ctan j a o r E g u j, mislukt was,nbsp;baar ten grave gejleept beeft door een zivaarenbsp;koorts, dis baaren oirfprong aan dat godloos verraainbsp;verfchuldigd was: en daar by kan ik dit nog voegen, datnbsp;tny toefcbeen dat baar Godvruchtige Redenen en loffe-lyk gedrag , door de voornaamjle gefcbiedfchryversnbsp;altoos boog geroemd, my ruime Jlof tot herzaanibeid innbsp;het behandelen van dit Treurfpel konden opleveren,nbsp;Eene zaak van aanbelang blyft myover ie melden; veelennbsp;myner Leezers, die bet werk van den Heer beadfoudnbsp;geleezen hebben , zal het vreemd voorkomen dat iknbsp;uENRI DE BOURBON als Broeder van char,nbsp;jeo tte' de; bourbon in dit Treurfpel doe werken, daar dis gefchisdfcbryver, in den aanflag van
ANJOU Op ANTWERPEN, hem CHARLOTTES
Schoonvader noemt, en fcboon my, in bet famerflellen van een Treurfpel, die verandering vry zouftaan,nbsp;ts. ik daar m^sde met vrucht kon werken om de
la::s-
-ocr page 15-VOORBERICHT.
bartitocbtm Jlerker gaande ie maaken, oordeel ik bet niet onnut hier by te wegen , dat de Heer denbsp;BEADFORD bier in grootelings beeft mis getast, ver-mids de Heer de THou,mes alleen aantoont dat denbsp;Broeder, en niet de Fader van charlottenbsp;DE BOURBON,f131 den aanjlag op Antwerpennbsp;aldaar geweest is, maar daar boven bewyst dat denbsp;rader,den quot;2 September 15S2, te champegnienbsp;in ïOüRÉNE overheden is; voorts verdient denbsp;Heer de thod hier in bet greotfie geloof, als die zynnbsp;werk beeft ingericbt naar de fchriften van den Heernbsp;van PLEssis marei, welke niet Jlechts ten tydenbsp;van Prins willem geleefd beeft, maar ook des-felfs vrind en raadsman geweest is, zodanig dat by,nbsp;op zyn vertrek naar Frankryk fiaande, acht dagennbsp;voor den aanflag van ANjooop an tw erpe n,nbsp;Prins voor ’s Hertogs laagen beeft gewaarfcbuuwd.nbsp;Wegens bet famenjlellen van dit Treurfpel valt my dusnbsp;niets meerder te berichten dan in ’t algemeen aan te merken , dat bet zyn inzicht heeft tot leerzaamheid innbsp;’s Lands gefchiedenisfen, met betrekking tot dezedekernbsp;der liefde en verdraagfaambeid in bet fluk van dennbsp;Godsdienst. Dat ik bier in onpartydig ben te werknbsp;gegaan, verwacht ik dat de befcbeiden Leezer mynbsp;gaarne zal toejlemmen, verniids al het geene dat iknbsp;met opzicht tot de Roomfcbe kerk gezegd heb, rust cp
de
-ocr page 16-amp; berichten der verfiandigfie en hraajjle Roomfché fchryvers , te7i aanzien van de bloedige vervolgingnbsp;der H ü G E N o o T E N, voornamelyk onder de regeeringnbsp;van KMiEC. den Negenden, en katharina denbsp;SI E n I c I s, aangefpoord door het Huis van g o i z enbsp;en bet Hof van some, ten tydevan gregoriusnbsp;den 13lt;!“, tot op HENRiJt,den Broeder van A n ] o u;nbsp;voelke fchryvers getuigen dat de hugenoot ENnbsp;bun rampen minder te vayten hadden aan de leer dernbsp;berk dan aart bet heilloos woeden der Geestelyken,nbsp;die op alle tyden de uitwerkers van moordery en twee~nbsp;iragt geweest zyn; voorts vermeen ik, voornamelyknbsp;in den Hertog van monpensier , dtddelyk tenbsp;hebben voor gefield, dat by, een Roomschgezinde zyn^nbsp;de, toonde een braaf Christen te zyn, wiens oprechtnbsp;gevoelen was, dat de Roomfcbe leer, Jnood door denbsp;Geestlykbeid misbruikt, den meiiscb geen vrybeid gafnbsp;om de band aan moordery noch euveldaaden tegens dennbsp;STAAT oj de HUGENooTEN te leenen; en immersnbsp;'is dit eene algemeene waarheid, die, wel getoetst,nbsp;zich alom aanpryst, dat de geSpenhaarde Godsdienstnbsp;geen vrybeid aan den menseb tot bloedflorting of ge-weetensdwang geeven kan, vermids dezelve als dannbsp;onvolmaakter zoude zyn dan bet flaauwe licht dernbsp;reden, H welk nooit een bewys van vrybeid beeft op-¦geliverd om zynen medemenseb, wegens verfcbillende
jbelt;«
-ocr page 17-VQOR BE RidHT.
iegrippen omtrent den Godsdienst, ten koste 'oan zyn bloed te vervolgen. Mogt liefde en verdraagfaambeidnbsp;de harten der menfcbenmeer en meer inneemen en ons disnbsp;ongelukkige tyden mn vervolging doen vergeeten, dienbsp;het nagejlacht zulk een verfchriklyk denkbeeld hebben na-gelaaten l Eensgezindheid, by bet oefenen van deugd ennbsp;Godsvrucht,gepaard met eene nyvre vlyt ter befcbermingnbsp;van onzen gezegenden koophandel, bevestige, tot in ’tnbsp;laatfle nagejlacht, den glorie en de voelvaart van ont'nbsp;dierbaar Vaderland l
WILLEM VAN NASSAU, Prins van Oranje, Stadhouder van Holland en Zeeland.
Charlotte DE BOURBONj Echtgenoote van den
Prins.
FRAN9OIS DE VALOIS, Hertog van Anjou, Alenpn,
Braband en Lotryk, Graaf van Vlaanderen enz.
MARIA VAN NASSAU, Dochter van den Prins, verwekt uit het huwelyk met zyne eerjle Gemalin, Anna vannbsp;Egmmid.
AUTUR VAN COSSE, Bisfchop van Conjianfe, Groot
Aalmoesfenier des Hertogs van Anjou.
HENRI DE BOURBON, Hertog van Monpenfier, Broeder van Charlotte de Bourbon.
SCHOONHOVEN, Burgemeester van Antwerpen en Colonel der Burgery.
riETER VILLER S, Predikant en Raadsman van den
Prins.
WILLEM VAN HAUTEMER, Heef van FeTvaques, Z JV T G E N D E.
van den Prins.
EDELEN en L YFWA CHTEN^
GEVOLG van Burgeren.
IDELENen nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..
gt; des Hertogs van Anjott. .yfwachtenS
El L-'
GEES TEL YKEN van Si. Michiels Klooster.
Het TOONEEL is te ANTWERPEN enverheeldi in het eerjle en vyfde Bedryf, een kamer en in hetnbsp;tweede en derde Bedryf een Gallery in het hofnbsp;van den Prins, en in het vierde Bedryf denbsp;kerk van Sgt;. Mithiels Klooster.
D E
AANSLAG o p
EERSTE BEDRYF.
EERSTE T 0 ö N E E L.
CHARLOTTE, MARIA.
charlotte.
Anjou^ onrustige aart fterkt my in myn vermoeden.
Hy, die zyn krygsvolk naar deez’ legerwal doet fpoeden Smeed heimlyk een ontwerp tot nadeel van den Staat.nbsp;Schoon onbewust van welk een list hy zwanger gaatnbsp;Ducht elk een legerhoofd, volleerd in hooffcheftreeken,nbsp;De heerschzucht van zyn ziel is dikwerf mygeblcefcen.nbsp;lïoe billyk vreest myn hart voor 't hOöfd vaii myn Gemaal Inbsp;MA Rf a.
Ach! gy verzwaa:vt myn leed doör zulk een droèvö tatil, Eu maakt door uvven angst uw deerlyk lot tè kwaader.nbsp;Anjou ftryd voor den Staat en hy bemint myn’ Vader.nbsp;Zy worden beiden van het krygsvolk aangebeên.
Prins Willems zorg fteltzichmct’sHériogs hulp tcvreên.
A nbsp;nbsp;nbsp;Dee-i
-ocr page 20-Dees Vorftentot behoud van Neêrland aangedreeven , Doèii 5panjes Opperheer op zynen rykstroon beeven.nbsp;Verwin de droeve zorg, die uw gemoed bezwaart.nbsp;CHARLOTTE.
Ilun beider inzicht is vaB een’ verfcheiden’ aart. j^Ivn Gaê zoektneêrlands volk weer in zyn recht te flellennbsp;En los te maaken van de boeiens die het knellen,nbsp;Tervvyl Anjou alleen naar magt en grootheid haakt,
In hoop dat hy tot Graaf van Holland word gemaakt. Een trotfche durft zich ligt een Kout ontwerp vermeeteti.’nbsp;MARIA.
De S’taatcn Züllén nooit myns Vaders dienst vergeeten. Elk weet wat hy te Ghendt voor Holland heeft beftaannbsp;In ’t nut bevredigen, met lïrabaiid aangegaan,
1\let Utrecht, Vlaanderen, Douai en Henegouwen,
Die op des Frinfcii hulp'en kloek beleid vertrouwen , Met Namen, Mechelen, ürchies en Valenchyn,
En andre Steden, die uw Gaê geneegen zyn. ’t'Gemytcrd Utrecht, dat zyn’ Bisfcliop heeft verKooten ,nbsp;Draagt glorie op ’t verbond, in zynen wal gefloten.
En dcez’ vcramp;niging, zo fchrander uitgedacht,
Slaakt Hollands Staat geducht by ’t laatKe nagedacht. De band van Eendracht heeft een onbepaald vermogen.nbsp;Zy weert die Voi^en die door een vermetel poogennbsp;De vryhcid drukken door een koninglyk gezag.
Zy dwingt daSpaanfehe magt welhaast tot een verdrag Om met dit dapper volk een vrcêverbond te trelFen.nbsp;CHARLOTTE.
Uw rCvien is te zwak om my van vrees te ontheffen.
ê Neen,
-ocr page 21-TRÊURSPEL. 2
ö Neen, myn Dochter, ’k ben dit yde! vleien moe.
's Lands Staaten zyn verdeeld en ik mistrouw Anjou. Hy beeft een’ aandag, die bedekt blyft, voorgenomen.nbsp;Eerlang zal ’s Hertogs magt gainsch Neerland overftrod^nbsp;men.
TWEEDE TOONEEL.
WILLEM, charlotte, MARIA. CHARLOTTE.
Myn dierbaare echtgenoot!
MARIA.
Myn Vadëi!
WILLEM, tegen Charlotte.
Hoe, Mevrouw,*
Wat vreugd dat ’k ii zo vroeg in deeze zaalaanfchouvv! Dit onverwacht geval ftrekt my een heuglyk teeken.
Het vrolyk morgenlicht begint naauw door te breeken öf gy vergunt aan my ’t geluk van u te zien.
’t Dacht niet dat dit vermaak my heden zou gefchiên. Ach; mogt uw Gaê met uw herdclling zich haast vleien.nbsp;CHARLOTTE.
Helaas! bet uur genaakt dat my van u Zal fcheien.
De zwakheid, diemy drukt, neemt daaglyks de overhand; Jk bid nogcans dat gy uw’ bittrcn rouw verbant.nbsp;Vertrouw op ’s Hemels gunst, die ons wou faêm verbinden,nbsp;Schoon ik de rust zoek, ach! ik kan die nergens vinden.nbsp;Dw lyfsgevaar gaat uw Charlotte op ’t wreedst aan ’t hart.
W IL-
-ocr page 22-WILLEM.
U Heeds bevreesd te zien baart my een bittre fmarL Ik moet uw’ toetend, gy den mynen niet beklaagen,nbsp;CHARLOTTE.
Betrouw Anjou niet meer; hy legt u heimlyk laagen. Antwerpen is vervuld van wantrouw, vrees en fchrik,nbsp;Des Hertogs krygsvolk muit op yder ogenblik.
Myn echtgenoot,zult gy nooit voor uw leeven vreezen? WILLEM.
Die yder weldoet kan niet ongelukkig weezen.
Ons leeven is bepaald door ’s Hemels wys beduit.
En door geen’ toeval word de levensloop geftuit.
Hy, die dit wys befeft, leert onbefchroomd te leeven; Anjou heeft my geen reên tot achterdocht gegeeven.
Zyn toeleg op deez’ Staat, door ’tangftigvoikverfpreid. Die by u ingang vind, is vol onzekerheid.
Wyl my geen ’t minst bewys van ontrouw is gebleeken, Durf ik die lastering ten vollen tegenfpreeken.
CHARLOTTE.
Gy weet al ’t geen Biron getrouw u deed verftaan.
En hy heeft u verzocht den Hertog gaê te flaan.
Men kan fomtyds te veel op imands woord vertrouwen, Anjou kan in ’t bewind des Lands u niet aanfchouvven.nbsp;Hy i* op Holland en op Utrecht zeer misnoegd,
Ja haat den Zeeuwfchen Staat om de eer u toegevoegd. Zyn hcerschzucht, die alleen een trotfche ziel kan flreelen.nbsp;Misgunt u de eer, den roem des krygs met hem te deelen.nbsp;Hy, die zich het bewind van Nederland belooft.
Zoekt ligt de heerfcüappv, ten kosten van uw hoofd.
WIL.
-ocr page 23-WILLEM.
Hy zal deez’ Houten flap zo roekeloos niet waagon; Hier in vóórziet hy klaar dat nooit zyn list zal llaagen.nbsp;Zyne inzicht in de zaak des Lands, waar’ naar hy haakt,nbsp;Is hem een doolhof, daar hy nimme.r uitgeraakt.
Hy heeft grootmoedig ons zyn byftand aangeboden. Verbonden aan den Staat heeft hy myn’ raad van noden.nbsp;Hy heeft het diepst van zyn geheimen my verklaard.nbsp;Zyn vrindfchap bleek my klaar, die my geen wantrouwnbsp;CHARLOTTE.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(baart.
Dat gy den Hugenoot befchermt mishaagt zyne oogen. Wat heeft de Godsdienst niet een onbepaald vermoogen,nbsp;Indien de Geestlykheid, arglistig , fiyf van hoofd,
]n fchyn voor’t heil der kerk, de menfchen liefde dooft, En door een vuigen aart, wraakgierig aangedreeven,nbsp;Voor ’t Horten van uw bloed belooft een zalig leevcn'.nbsp;Hoe heilloos heeft die list op Jauregui gewerkt .
Hem in het dingen naar uw dierbaar hoofd geHerkt;
Hy ging verheugd ter dood,van fchrik noch angst bevangen. Verwachtend door’t Geloof een martelkroon teontfangen.nbsp;In hem bleek u de haat van Henriks list te klaar,
Om niet bedagt te zyn, myn Gade ! op uw gevaar.
Wat zal niet Spanje, wat niet Rome hem beloven.
Zo hy door Moordenaars van ’t licht a kan beroven. Ligtfchenktde trotrchePhIips,zo fiiood een daad ten loon.nbsp;Aan hem de Ryksprinces der Castiljaanfche kroon.
WILLEM,
Uw yver doolt van ’t fpoor en kan roem ontëeren. Anjou zal nooit een loon voor Vorstlyk bloed bcgecren.
A 3 nbsp;nbsp;nbsp;Eene
-ocr page 24-Eene euveldaad zo laf, zo vol afgryslykheên,
Vind nergens plaats,Vorftin,dan hy het waifc gemeen,
• t Welk zich fomtyds uit nood daar toe laat overreden. Hy heeft in Frankryk voor den Hugenoot geftreeden,
En fchold Vorst Kareis last in dien gevloekten nacht. Toen zo veel Christenen moorddadig zyn gedacht.
Een’ nacht die Coligni te deerelyk deed fneeven.
Met nog veel duizend aan ’t geweld ten prooi gegeeven. Een daad door Media's Vorst P^arel aangeraên,
En die tot ’s Konings fchand’ voor eeuwig zal befiaan.
’i Ontwerp van Jauregui, om Spanje op my te wreeken, Sproot nimmer uit Anjou; het is my klaar gebleeken
Dat wreede Phlips een’ fchat heeft voor myn’ moord beloofd.
Zyn dwinglandy zoekt fieun in ’t vallen van myn hoofd. Het heeft Castilje nooit aan list of haat ontbroken.
Cy weet wat aanflag eens te Brugge wierd bedoken, Toen Alen9on met my zich in die Stad onthield,
En nevens my fchier door Salféda was ontzield,
Door Panna omgekocht tot dit doemwaardig poogen. Maar ’s Hemels voorzorg kon het Horten niet gedoogennbsp;Van ons doorluchtig bloed door die onwaarde hand:nbsp;Dus blykt dat Spanje voor Anjou ook ftrikken fpanr.
Van Koniiig Phlips moet zich Oranje ’t meest beklagen. CHARbOTTE.
Vorst Henrik heeft nogtans zich van Anjou ontflaagen Wyl hy den wrevlen aart zyns Broeders niet vertrouwt.nbsp;Atornay lieeft u voorlang des Hertogs aart ontvouwd.nbsp;Dces braave Hugenoot, uit edel bloed gefprooten,
Bleef altoos uit den raad van Alcn9on gellooten.
Al wie niet yvrig voor de Roomfche Kerklocr }gt;!cir. Z-ond hy uit deeze Stad, met veel omzichtigheid.
Kaar Frankryk af, om hier hem tot geen’ last teflrekkea. Kunt gy zyn inzicht uit die voorzorg niet ontdekken?nbsp;Daar elk zyn trouw verdenkt, weêrfpreekt gy ons ailccti,nbsp;WILLEM.
¦Uw verr’ gaande achterdocht fteunde-op gegronde reêii.. Indien Anjou iets goeds van dit ontwerp kon hoopen.nbsp;Maar wat gevaar heeft hy by d’aanflag niet te loopeir?nbsp;Zo hem de Staat mistrouwt, is ’t met zyn magtgedaan.nbsp;De Koning.Ioos van aart, wist zich van hem te ontdaan.nbsp;Anjoii Zag aan het Hof van Frankryk hulp noch vrinden ,nbsp;En , toen hyzich door d’echt aan England dacht te binden ,nbsp;Door fchrandre Elizabeth zyn hoop te ieur gcfteld.
De raad heeft haar ’c gevaar van zulk een min voorfpcld. Heerscbzuchtig, gtootsch van ziel, geboren tot regeeren,nbsp;Staakt zy een huwlyk, dat haar ftaatzucht zou vernecren.nbsp;Hem blyfc niets over dan te hoopen dat deez’ Staat,
Zyn troLivven dienst ten loon, met gunst hem overland. CHARLOTTE.
Des Hemels goedheid wille u lang in ’t leeven fpaaren t DERDE TOONEEL.nbsp;WILLEM, CHARLOTTE , VILLERS, MARIA.nbsp;VILLERS.
ïk kom een groot geheim, -ó Vor,st! u openbaaren.
Des Hertogs leger wierd in ’t Iieimelyk, deez’ nacht,
¦Qp nieuws vermeerderd met een ttiftyke oorlogsmagc.
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;Doe-
-ocr page 26-Ueeze onverwachte kotnst baart billyk misvertrouwen, ï^an hy zyn krygsvolk niet behoorlyk onderhouên,
Door onderfland van geld, gelyk by heeft verklaard, Waarom dees bange Stad met meerder volks bezwaard ?nbsp;Hy weet wat achterdocht hier heerscht by de Overheden.nbsp;De burger heeft den last des oorlogs lang geleeden,
En is den dartlen aart yan ’s Hertogs krygsvolk moè. Schoonhoven en van Aalst mistrouwen ’t faêm Anjou.nbsp;Hy doe geen meerder volk naar deeze muuren komen,nbsp;Dat ligt gantschNeêrland met deez’Stad zou overftroomen.nbsp;De krygsraad vreest met recht dat hy van deezen wal.nbsp;Voor ’t fchuldig oorlogsloon, zich haast verzeekren zal.
WILLEM. nbsp;nbsp;nbsp;^
ITy heeft dit volk van doen om Spanjes magt tekeeren.
CHARLOTTE.
De Hertog zoekt gewis Antwerpen te overheeren!
Ach ! vind de vrees nooit plaats in 't Vorllelyk gemoed ? VILLERS.
Schoon ik geen wantrouw in myn hart ooit heb gevoed , Een heimelyke fchroom beheerscht nogtans myn zinnen,nbsp;Dien ik, hoe ’k hem beftrye, onmooglyk kan verwinnen.nbsp;Hy wil dat zich myn hart, 6 Vorst! aan u verklaar,
En vry myn meening uit by quot;t groeiend ftaats gevaar.
Gy weet wat Henrik aaiden Staat heeft voorgedraagen. En hoe hem ’t erfrecht op dit Land is afgeflagen,nbsp;Wanneer de Hertog ons door ’t fierflot word ontroofd.nbsp;De Kouing had zich reeds de heerfchappy beloofdnbsp;Van deez’ verdrukten Staat, dat alles zou beflechten;nbsp;En hoopte Neerland aan dc Franfche kroon te hechten.
Nu hem die hoop mislukt,vergaat hem de oorlogslast. En al zyn wrok op Spanje is te eenemaal gebluscht.nbsp;Hyzend geen krygsvolk meer, om niet beducht te wcezeunbsp;Voor ’s Hertogs wederkomst, die zich ligt koh doet) vree-Hy weigert aan zyn heir vereischtenonderftandnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;k^en.
En drukt met al dien last het zuchtend Nederland,
Dat geen meer byfiand van zyn grootheid heeft te wachten, Anjou, hoe hoog uw gunst dit legerhoofd moogeachten.nbsp;Vind zich gedwongen door Vorst Henriks valsch bedaan ,nbsp;Hoe zeer 't zyn Hoogheid krenkt, zyn eeden te verraên.
Des Hertogs krygsvolk zweert zyns Veldheers fchuldne ftraffen.
’t Eischt billyk oorlogsloot] of’t wil zich wraak Ver/chaffen Op ’s Konings broeder, die het listig heeft misleid.nbsp;Anjou vind zich in ’t naauw door deeze omftandigheid.nbsp;Van alle hulp ontbloot zal by een’ aanllag waagen.nbsp;Dien dees verleegen Staat zich deerlyk kan beklaagen.nbsp;Voeg hier de ftaatzucht van het trotfcbe Rome by.
Dat volk by volk verdrukt door list en dwinglandy;
Dat voor een Vorstlyk hoofd den moorder durft belootien;
Dat Koningen verheft en fchandlyk duift onttroonen; Dat de euveldaaden flyft uit zucht voor’t blinkend goud;nbsp;Dat Priesters, fnood van ziel, zyne outers toevertrouwt;nbsp;Dat door een heilloos tal van Inquifitie raadennbsp;Zich in het dierbaar bloed der Christenen gaat baaden,nbsp;De Hugenooten moord door de allerfellle pyn,
Die (net de Roomfchen’t kroost eens zelfden Vaders zyn. Die zulk een wreed geweid nooit Rranooskan vergeeven,nbsp;IMaar voor wiens hoogst gericht zy cenmaai zullen beeven tnbsp;A 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vrees,
-ocr page 28-Vrees,vrees den fnooden raad van Romes geestlykheid, Die Alengon door list van zynen pligc verleid ,
In hoop dat Nederland, verllaafd aan haar belangen,
Op nieuw van ’t Vaticaan de wetten zal ontfangen.
De leer des Hugenoors ftrekt Rome een ergernis.
De Paus,in woede om dat zyn Blixem krachtloos is. Zal list, beloften noch gevlei noch dreigen fpaaren.
Zo zich Anjou ten dienst zyns oogmerks wil verklaaren. Voorkom uw ongeval en geef myn’ raad gehoor.nbsp;WILLEM.
Uw zorg voor myn behoud rukt u te verr’ van ’t fpoor, Durf AIen9on, 'k beken ’t, niet gantsch onfchuldignbsp;houên.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Waar ’k zal nogtans zyn deugd zo fchendignooit mistrou-Dat hy, als de oorzaak van ons aller ongeval.
Dit lang verdrukte volk zo fchelms verraaden zal.
Zo valsch van hart heb ik hem nimmer ondervonden. Hy heeft zich op het naauwst aan Neêrlands lot verbonden.nbsp;En aan den Staat vertoond een brief van Henriks hand.nbsp;Die zich, op ’tKonings woord, aan ons belang verpand.nbsp;Men moet meer achting voor eensVorsten woord betoenen.nbsp;Wiens waardigheid en kroon ’t ons nimmer past tehoonen.nbsp;CHARLOTTE.
Kan ’t zyn dat ge in dit febrift zoveel vertroywen fielt? Wat heil Prins Willem zich uit deezen brief voorfpelt.nbsp;Vorst Henrik heeft Anjou wel meer door list bedrogen.nbsp;Dy vreest zyns Broeders magt en ha»t zyn groot vermogennbsp;En invloed op zyn’ Staat, door hem met fpyt befchouwd.nbsp;’t Is zeldzaam dat die Vorst verbonden onderhoud,
Hoe
-ocr page 29-treurspel, t5
Hop dier bezworen, ais zy zyn belang weêifpieckeii. WILLEM.
Schoon niy geen wantrouw in Anjou ooit is gebiceken, ’k Mistrouw Vorst Henriks last,dieaphterdenken baart.nbsp;Hy is gevaarlyk, die arglistig is van aart.
Ik moet Anjou nogtans M^at iny bezwaart niet toonen.
Durf op geen bloot vennoên desKonings broeder hoor,eo^ Wyl onze vrees tot nu op ydle gronden rust.
Eet vuur van tweedragt word bezwaarlyk uitgebluscht. »k Zoek geen meer Vyanden my op den hals te haaien.nbsp;Met Frankryks hulp zal ik op Spanje zegcpraalen,nbsp;ïndien Anjou uit fpyt Oranjes zy’ verlaat.
Zie ik geen redding tot behoud van deezen Staat.
Op Englands byftand kan ’k nooit veilig my vertrouwen. Die landzaat,ongewoon verbonden te onderhouën.
Haat Neêrlands welvaarten belaagt zyn koopvaardy.
Zyn hulp is fpaarzaam en zyn vrindfchap veiuzery.
Hy, die van d’Oceaan alleen wil meester blyven. Tracht andre mogendheên de wetten voor te Ibhryn'^n.nbsp;Ziet daar de bronnen van een eindloos ftaatsgefchii.nbsp;Waar aan geen Ryksmonarch zich onderwerpen u ih
Rampzalig Nederland , waard’ voorworp vanmynpm. gen!
Hoe gaarne zag ik u aan Spanjes dwang onttoógen! Wat lyd iT.yn droeve ziel om u al bittre pyn!
Ach, mogt de hoogde magt u eens genadig zyn !
Laat ons, bedaard van geest, ons onheiI niet vermeeren • Een Ichandclyke vrees zou Willems roem onttieren.nbsp;Indien des Henogs volk op deezeu Staoï dmft ivoên.
Zal
-ocr page 30-Zal ligt de Hoogfte magt voor Neêrland wondren doen. Schoonhoven nadert ons; gy moet uw vrees bedekken,nbsp;Qf voor een oogenblik uit deze zaal vertrekken .;
Best dat ik hem alleen myn inzicht openbaar.
Laat ons een wyl alleen.
Op het uitkomen van Schoonhoven, vertrekken Charlotte, Maria en Fillers, door een der zaal deuren in hetnbsp;naafie vertrek.
WILLEM., SCHOONHOVEN.
SCHOONHOVEN.
Antwerpen loopt gevaar!
Anjou heamp;fc zekerlyk een’ aanllag voorgenomen.
Een vreemd gezantfchap, by Cosfédeez’nacht gekomen , Heeft hy in zyn vertrek bedekt gehoor vergund.
Bedenk of gy, 6 Vorst! zyn woord vertrouwen kunt. Zy zyn vertrokken eer het licht begon te dagen.
En hebben voorts den weg naar Vlaandren ingeflagen.
’t Is alles ons verdacht; men is op middlen uit,
Waar door ’t verderf der Stad gelukkig word gefluit. WILLEM.
Zou AIen9on zo fnood Oranjes vrindfchap loonen?
SCI! OONHOVEN.
Zyn drift beflond van Aalst voor myn gezicht te hooneo. Dien trouwen Burgerheer heeft hy uit haat onteerd,nbsp;Wyl hy tot veiligheid van Stad en volk begeert.
Om
-ocr page 31-Om ’t aGhterdenken uit der burgren hart te bannen, Dat men de ketenen der ftraaten vroeg doet fpannen,nbsp;Op dat de ftedeling, van zyne zorg bewust.
Bewaakt by dubbelt licht, des nachts beveiligd rust. Des Hertogs krygsvolk richt veel ongebondenthedennbsp;In deeze vesting aan en elk toont zich te onvreeden.
De raad begeert dat hy, uit deez’ beroerden wal,
Ker de avond weêrkeert met zyn volk vertrekken zal. WILLEM.
Deeze onberaaden drift maakt my op’t hoogst verlegen 1 ’t Voegt ons den last des raads bedachtzaam te overwegen ,nbsp;Op dat geen overhaast beduit ons onheil baar’.
En hier den nood verhaaste in ’t naadrend Staats gevaar. Schoon ik op vasten grond uw vrees niet kan weêrfpreeken.nbsp;Ik zou op ’t minst verwyt Anjou in toorn ontfteeken.
Zo lang men twyflen kan aan ’t onderfleld verraad,
Is ’t nodig dat men hem in ’t heimlyk gade flaat.
Indien gy te onbedacht des Hertogs naani durft boonen,. Zal Frankryk, te onzer ftraf.zich des gevoelig toonen.nbsp;De Staaten hebben hem 's Lands zaaken toavertrouwd,nbsp;En deeze keur heeft hen tot heden niet berouwd.
Phlips vreeze een’ vyand die deSpaanfche magrkan deerenï Met Frankryks hulp kan ik dien dwingeland braveeren.nbsp;Zo Spanje tweedracht in ons leger doet ontdaan,
Is ’t met de vryheid uit en met ons land gedaan.
Laat ons ’t gevaarlyk woêndertweedrachtrechtbefeffen. En ‘t leed verhoeden dat den gantfchen Staat zou treffen;
SCHOONHOVEN.
Ik vrees foor ’t loc der 5tad; wy ftaan, ii? deezjcn nood,
Vofit
-ocr page 32-Voor de eerlle woede van des Heriogs krygsvoik bloot;
¦\Vat durft in ’t muiten zich een krygsknecht niet ver-meeten ?
VVy hebben Spanjes wrok noch dwinglandy vergeeten, Wanneer dees bange S‘ad tot tweemaal aan ’t geweldnbsp;Des woesten legerknaaps verwoed wierd bloot gefield*nbsp;Hoe gruwzaam was hun drift in dit onzalig poogen.
’t Herdenken aan dit leed perst traanen uit myn oogen. Ik zag eene echtgenoote in *s egaas armen doón,
Kn vond een Moeder die, beroofd van haaren Zoon,
Met hem de fteun verloor van haar elendig leeven.
Dc zuigling wierd ten prooi aan lans en zwaard gegeeven; Men fchond de tedre maagd, en in dien overmoednbsp;Wierd Spanjes ftaal beverwd met dierbaar burgerbloed.nbsp;Anjou zal in deez^ muur voorzeker byfland vinden.
Een deel doldriftige en verblinde rooinsebgezinden ^yn door de Gcestlykheid baldadig opgeruid.
Waar dweepzucht ingang vind heeft trouw en vrindfehap WILLEM.
'k Zal zien of ik meer lichts van d’aanOag kan ontdekken; Men zoek den Hertog van zyn opzet af te trekken.
Myn Broeder Monpenller, wiens trouw ik hoog waardeer, Voert nevens hem ’t gezag, en is een man van eer,nbsp;Oprecht van hart en nooit gewoon voor my te veinzen.nbsp;Anjou verdenkt zyn deugd noch heelt hem zyn gepeinzen,nbsp;die geen kwaad vermoed van naadrend ongeval,nbsp;Heeft my beloofd dat hy ons niets verbergen zal,
Indien de Hertog mogt tot zulk een uiterst koomen;
Wil voor.dc veiligheid van decze Stad niet fchroomer-
Ver-
-ocr page 33-Verwin uw' vrees, die uit te groot een wantrouw fpruit. Geen mensch beklaagt zich die voorzichtig iets beduit.nbsp;SCHOONHOVEN.
Op dat Anjous verblyf ons tot geen vrees zal Urekken, Moet hy zyn krygsmagt uit dees muuren doen vertrekken,nbsp;’t Word tyd de Spaaniche magtenPar.Tia’thoofdtebiên.nbsp;Hy doe dat legerhoofd den moed der Franfchen zien.nbsp;Antwerpen fchrooint zyn list en durft hem niet vertrouwen,nbsp;Hy heeft twee maanden zich in deezen wal onthouên,nbsp;En al de burgery veel overlast gedaan.
Uw Broeder nadert ons; wil u met hem beraên.
]k fpocd my naar van Aalst en zal,ö Vorst! verwachten Wat gy tot heil der Stad zult nut en raadzaam achten.
V Y F D E T O O N E E L.
’t Mistrouwen in Anjou groeit daaglyks meer en meer. Ik, die myn’ broeder ken, zyn vrindfcbap hoog waardeer,nbsp;Verwacht van Monpenfier, in deeze omllandigheden,nbsp;Dat hy zyn vlyt voor ’t heil van NeÊiIand zal befteden.nbsp;MONPENSIER.
Des Hcrtogs oogmerk blyft tot nog my onbekend.
’k Heb vruchteloos myn zorg en yver aangewend Om in het listig hart vaTi Alen9on te dringen.
Veel hovelingen, die geftaag zyn zyde omringen ,i Zyn vleiers in hun hart en ray met recht verdacht.
En heeft verfïerking voor zyn legermagt bekomen.
Ik blyf beducht dat hy iets kwaads heeft voorgenomen ^ Schoon ik onzeker blyf van ’t dreigend ongevai.nbsp;w IL L E ai.
Men ducht dat hy zich van deez’ vest verzeekren zal. De Hemel wil dien Ilag tot Neêrlands heil verhoeden!nbsp;MONPENSIER.
ik durf die trouwloosheid niet van Anjou vermoeden, Hoewel zyn krygsvolk veel gebrek in ’t leger lyd.
Zyn deugd word fnood belaagt door ’t woeden van de nyd. De Hertog zal zo laf zyn glorie nooit verraaden,
Om in het fchuldloos bloed der burgren zich te baaden. ’kWeet dat hy hcimlyk naar denFranfchen rykstroon dingt.nbsp;Ligt dat hy onverwacht zyn’ broeder (loutibefpringt.
Hy, die in Henriks plaats als Koning wil regeeren , Zoekt ligt met flerkcr magt naar Frankryk weêr te keeren,nbsp;Om van zyn broeder zich, zo ’t mooglyk is, te ontdaan.nbsp;De Koningin, Anjou in ’t heimlyk toegedaan,
Haat Henriks dartlen aart en ongebonden leeven.
Dees vleit den Hugenoot door hem de hoop te geeven Op Godsdienst vryheid en ontdag van allen dwang;nbsp;Kiet uit genegenheid maar deehts uit daatsbelang.
Hy won door vrindlykheid en veinzen hun vertrouwen, Wyl ze als befchermer van hunn’ Godsdienst hem befchou-Maar hy verkloekt hen door een fchandclyke iist.^quot;'*^'’’nbsp;Rampzalig Frankryk! nu ten prooi van broeder twisr.nbsp;Wat moest gy fints een Jaar al bitter leeds verduuren.nbsp;Hoe wreed zult gy op nieuws den krygsorkaanbezuuren!nbsp;Voorzie een’ burgerkryg, die u vernielen zal.
17
Stel vry uw hai't gerust en vrees geen ongeval;
Ik durf myn leeven voor uw veiliglieid verpanden.
De vrindfchap bind ons iTaam met onverbreekbre ban-Myn krygsvolk,trouvv van aart, beroemd door heldendaên» Zal, zo ’t de nood verëisclit, u trouw ten dienste ftaan.nbsp;Schoon my myn Godsdienst voor de roomfche leer doetnbsp;blaaken,
Ik zal de liefde voor myn* Broeder nooit verzaaken. Myn kerk, die voor de deugd en menfchenliefde pleitinbsp;Word fchandelyk onteerd doorgt;ist derGeestlykheid,
Die fnood in ’t fchuldloos bloed der Christnen zich wil baa-Hun heerschzucht is de bron van duizend euveldaaden.
ZESDE TOONEEL.
WILLEM, CHARLOTTE, MONPENSIER.
CHARLOTTE, mst drift uitkomende.' nbsp;nbsp;nbsp;¦
.^en fransman heef:, vermomd, aan d’overfle der wacht i By ’t nadren van den dag, voor li deez’ brief gebragt.nbsp;En hem gebeden ü voor uw verderf te hoeden.
Hy was belast met drift naar uw verblyf te fpoeden. Ach! open hem terllond en zie wie u verraad,
Opdat ge in tyds ontdekt wat ons te duchten Haat.
WILLEM, terwyl hy de brief opent. nbsp;nbsp;nbsp;'
Schep moed en wil voor’t hoofd van uw’ Gemaal niet vree-CHARLOTTE, de ontroering van Willem ziende, die in diepe gedachten ftaat, na dat hy de briefnbsp;geleezen heeft.
Ach! meld Charlotte of zy geen zorg met reden voed.
MONPENSIER, tegen Willem.
Gy fehynt geheel ontroerd, wat ramp verbaast u w’ moed ? Dingt Parmaas list op nieuw naar ’t leeven van Oranje?nbsp;Belaagt de Hertog u ? of is ’t een brief uit Spanje,
Dat Phlips een iiwaarder flag voor Neerland hocftbereid ? Spreek, gy verzwaart ons leed dqor uw ftilzwygendheid!
WILLEM, met een gemaakte genist heid.
Ik vreesdé een’ groóter ramp die ons ffond op te komen. ¦Wil voor' het lèeven van uw ’echtgenoot niet fchroomen.nbsp;DeéZ’ brief flik in dit uur myn zorg en al myn pyn.
’k Za'I, eer dan gy vermoed, myn leed te boven zyn.^ CHARLOTTE, den Prins den brief •willende ontrukken.nbsp;Uw blydlchap'is geveinsd ; gy moet aan my verklaaren ...
WILL E IW , haar vfeêrhoüdends.
Laat af: ’t geheim daar van zou flcclits uw leed verzwaaren. Ik ken Charlotte, die, te angstvallig van gemoed.
Uit enkel fchyn gevaar, de grootfle wantrouw voed'.
Dit zwak is eigen aan den aarr der teêrfte vrouwen.
Die kleene zaakeu niet te groot een zorg befchouwcir. CHARLOTTE.
Prins Willem vreest voor my? Adoodelyk verdriet!' Verdient uwe echtgenoote al uw vertrouvyen niet?
Zy zocht uw Vorstiyk hoofd voorSpanjes w'raak te hoeden. Zy is uw lotgenoote in voor en tegenfpoeden.
6 Myn Gemaal! ik bid dat gy me uw leed verkliarii.
En door ftilzwygendheid myn onheil niet verzwaart.
De onzekerheid van ’clot baart droefheid, wanhoop, kwelling,:
%
-ocr page 37-Zy vüec! in ’t vreezend hart denaarfcerouwvoorfpelling, Zy is voor uw Charlotte een doodelyke firaf.
Ach! zie uwe cchtgenootG, op d’oevér van het Graf, Aan droefheid, ziekte, pyn en angst ten prooigcgeeven.nbsp;Schenk haar deez’ laatften troost, in dit onzalig ieeven,nbsp;Dat zy, die u altoos zo teder heeft bemind,
Ook in uw ziel dit liur ’t gewenscht vertrouwen vind En in uw’ tcgenfpoed met u ’t gevaar moog’ deeleii.
Dit laatfle gunstbewys kan haare liefde flreeien.
Zy fmeekt het aan uw kniên en valt voor u te voet,
Mi't nadruk.
’t Is ligt de laatfle beè die u uw Gade doet,
WILLE ;V1.
Hou op! dit grievend woord perst traanen uit myne oogen! Nooit wierd myn ziel zo (lerk dan opdeez’flond bewoo-Ach ' matig uwe druk en wreede onfteltenis ,
En tref my ’t hart nooit weêr daar ’t zo gevoelig is!
Gy hebt des Hertogs Woên noch krygsvolk niet te vreezefl. Het muit om ’t oorlogsloon ; ’t zal haast bevredigd vveezen.nbsp;’fc Wil met uw’ Broeder my hier verder in beraên.
Laat ons alleen; ik kan niets meer a doen vèriïaan. charlotte.
’k Zoek door geen’ tegendand uw braaf gemoed te boonerr. Wyl gy het zo begeert, ’k zal my gehoorzaam looncn;
t
’kVerwacht van uwe min, wat ramp ons ’t lot bereid’, Dat gy uwe echtgenoot door woorden niet misleid.
Z Ë-
-ocr page 38-40 DÉ AANSLAG GP ANTWERPEN^ ZEVENDE TO O NEE L.nbsp;WILLEiyi, MONPENSIER,
WILLEM.
Zo geooit, myn Kroeder ! hebt gedeeld in al mynTinartejf En gy t-le neiging kent van ’t vaderlyke harte,
’t Gelieffte voorwerp van de teêrfte huwlyks min,
De hoop en fteun van een .rampzalig huisgezin,
De lust vanNeêrlands volk, dat op myn hulpblyft hoopeili^ Zo ooit hun lot u kon tot onzen bylland noopen,
Lees dan , hoe fnood Anjou my door zyn list belaagt. ’^kHeb van ’t vertrouwen in uw deugd my nooit beklaagd.
MONPENSIER, kest.
,»Doorluchte Prins ' u ftaat het wreedfte lot te fchroomen.
Anjou heeft deezen dag een’ aanflag voorgenomen, „Die, zo des Hemels gunst het tydig niet verhoed,
„ Antwerpen fmooren zal in dierbaar burgerbloed.
„ Myn lyfsgevaar dwingt my myn’naam bedekt te hou’en: „ Gy moet uw v.rinden, zelfs geen’ bloedverwant, vertrou-„ Gelukkig word de Stad door dit bericht bevryd.^quot;'*^''*nbsp;„’k Bezweer u heilig, Vorst! dat gy omzichtig zyt.”
Ik kan, door dit gefchrift, van gramfehap naauw bedaaren l Zou AleiKjons bevel aan ons dit onheil baaren ?
6 Neen, dit gaat te ver; ’k verfoei dit valsch bericht. Schoon hy heerschzuchtig is , hy mint nogtanszyn’ pügt!nbsp;WILLEM,
Dees onverwachte Ilag gaat al myn’ ramp te boven.
-ocr page 39-MONPENSIER.
/
Het is een naamloos fcbrift; dus moet gy’tnietgelooven. Dit ’s flrydig met uwe eer, in deez’ bedorven tydnbsp;ïs de onfchuld menigmaal het offer van de Nyd.
Het valt niet moeilyk.door bedekt een brief te fchryven. Een’ onbefprooken’ held een fchandvlek aan te wryven.nbsp;Het is een Jaage ziel, die zulk een list verzint •,
Maar hy ’s nog dwaazer, daar de logen ingang vind. WILLEM.
Wyl my geen ontrouw in den Hertog is gebleeken, Vind ik geen reden om u meer te wederlpreeken.
Dit fchrift.’k ontveins het niet, vermeert nogtans myn zorg, Antwerpen loopt gevaar.
MONPENSIER.
’k Blyf voor de Stad u borg.
’k Verpand voor haar behoud myn vryheid, ja myn leeven! WILLEM.
IJc zal Schoonhoven van dit voorval kennis geeven; Voorts zal ik met Villers my op de zaak beraên..
Beveel u raiddlerwyl den Hertog gaê te flaaii,
Einde van hei eerjle Bedryf,
EERSTE TOONEEL.
ANJOU, FERVAQUES.
FERVAQUES,
Ik zag ons krygsvolk nooit iri eedler yver blaakeii.
Elk zoekt uw vrindfchap, doorzyn’ moed,zich waard’ t?. Zie eindelyk den dag, naar zo veel ongeval, Cn^^^keH.nbsp;Dat Neêrland u als Vorst gedwee erkennen zal.
Den hoon, ons aangedaan,voegt u op ’t flrengst te vvreeken, De haat voor uw gezag is duidlyk u gebleeken,
Toen ’t muitend graauw, dat zich nooit regelt naar zyn’ Pp gistren ii braveerde in ’t Vorstlyk aangezicht.
Wei haast zult gy het eind van uw verdriet aanfchouwen. ANJOU.
Ik vrees nogtans dat my dees aanllag zal berouwen. Schoort alles my gelukt, ’t ftrekt my tot weinig eet
(ken.
Dat ik, door laf verraad, op Neêrland triomfeer!
’k Schaam my dit moedig volk verraadliugsieonderdruk-Myn ontrouw flort deez’ Staat in duizend ongelukken. De fchande volgt my na tot in het duister graf.
’4 Geweeten, dat my knaagt, (Irekt my alreê tot flraf. FERVAqUES.
’Jc Dacht nimmer dat myn raad uw Hoogheid zou mishaa-Gy moogt u biliyk van der Staaten last beklaagen,
Daar ge, in uw magt bepaald,zo fnood bedroegen zyt. ^at loon ontfing uw moed voor al uw zorg en vlyt
Dan
-ocr page 41-Can titels, daar men flechts uw Hoogheid meê laat pronken,
Terwyl Oranje alleen met ainzien word befchonken. Men toont, tot op deez’ dag, dat gy niet word vertrouwt,nbsp;Naardien men ’t minst geheim van ’tLand u niet ontvouwd,nbsp;De Prins bedoelt alleen zyn eigen Staats belangen.
Zyt gy gebooren om van hem de wet te ontfangen; Gy, die u in den rang der eedlc Vorflen telt,
Daar bloeiend Lelieryk alleen zyn hoop in fielt?
Gy zult,in ’* Broeders plaats, haast Frankryks troon betree-Die Vorst, een lafle (laaf van ongebondenheden, Cdcn. Reikt u den Scepter toe,daar hy reeds fpoedhaar’tgraf,nbsp;De Gaulen waapnen zich alreê tot Henriks firaf.
Gy moet dit bang gewest aan uwen rykstroon hechten. En Spanje, afgunfiig op uw mogendheid, bevechten.nbsp;Dat Engeland den hoon, u aangedaan, vergoe’.
En 't Christenryk u als befchermer hulde doe.
ANJOU.
Gy zoekt door vleiery myn deugd in flaap te wiegen. Moet ik dit fehuldloos volk zo fchandelyk bedriegen,nbsp;Dat zo veel ongevals van Spanje heeft geleên?
Het won, om zyne trouw, Anjous genegenbeên.
Pblips deed het onrecht; ik moet Romcs heerschzucht F ER VALUES.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cdoemen.
Neen, ik kan Neêrlands volk niet gantsch onfchuldig noemen.
De Spaanfche Koning deed met onrecht door geweld Een fchatting eifchen, die te hoog was ingefield.
B 4 nbsp;nbsp;nbsp;pen’
-ocr page 42-S4 AANSLAG OP ANTWERPEN;
Een’ Godsdienst voor te flnan, in fch}’!! van vrygeweeten * Die Romes Kerkleer hoont, zyn outerdienst verfmaad,nbsp;En de achtbrcPriesterfchaar met oneer overlaad,
Door Beeldenfiormery de Roomlche Kerken plondert, Zich met d.en roofi.verrykt, niets heiligs uitgezonderd.nbsp;Waar aan het woedend graauw zyn’ haat niet heeft betoond ;
Zulk volk verdient niet dat eenKoning’tooit verfchoont. Dit ’s heiligfchendery, die hy moet wraak verfclviffen ,nbsp;En die zjm waardigheid hem dwingt op’tftrengst te ftraf-ANjou.
Uw yver voor de Kerk heeft uw gemoed misleid.
Volks oproer was de fchuld alleen der Geestlykheid. Die blindlings haar gelooft word ligt door haar bedrogen.nbsp;Det ftoflyk deel heeft op ’t onftoflyk geen vermogen.nbsp;Hy, die door pyniging naar een belydnis trachtnbsp;Die uit het hart niet fpruit, ziet dat een hooger magtnbsp;Den fierveling verfterkt in zyn rampzalig lyden.
Herroep i]echtsbyu zclv’ die naare en duistre tyden Van ’t eerfte Christendom, toen ’t Heidensch bygeloof.nbsp;Door minder licht beftraald, voor ’s. Martlaars fmeekennbsp;De Vaders onzer leer eiendig om deed komen, (doof.
Wat hielp het dat hun woón der Christnen bloed deed üroomen ?
Hun menigte groeide aan en wiesch van uur tot uur,
In fpyt van byl, en llrop, en rpiets,en zwaard en vuur. De Hemel kan alleen des llcrvlings hart verlichten.
Nooit zal de Hugenoot, fchoon hy vervolgd word , zwichten.
quot;VVie voor zyn Godsdienst pleit ontziet geen Jyfsgevaar.
..........¦ nbsp;nbsp;nbsp;¦'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'¦ 'tBe,
25
’t Bewys van ’t geen ik zeg, bleek in hun voorbeeld klaar, ’t Staatkundig oog veracht der Priestren looze ftreeken ,nbsp;Die,om hun groot gezag, het vuur van haat ontfteeken.nbsp;De Geestlykbeid zaait twist zo dra zy ’t oirbaar vind.nbsp;Zo lang als Frankryk door die dwaaling word verblindnbsp;Zal ’t licht der waarheid nooit den onderdaan befchynen.nbsp;’tZal in zyn ingewand , om zyn vervolgzucht, kwynen jnbsp;Terwyi gantsch Nederland, dat zulk een woên belacht»nbsp;In voorfpoed bloeien zal by ’t laatile nageflacht.nbsp;fervaques.
’t Lust met den Hertog my in geen verfcbil te treeden. ’k Voorzag dit antwoord niet in deze omflandigheden.nbsp;Maar dacht dat u uw pligt aan Romes Kerk verbond,nbsp;Jin dat ge om haar gezag deez’ ftryd u onderwond.
Zo gy haar zy’ verlaat zult gy uw keur beklaagen.
¦’k Zie anders ’t Veldheerfchap eerlang u opgedraagen, Daar Rome ’t heil der Kerk in uwe handen fielt,
En ’t geestlyk heir vertrouwt aan een’ kloekmoedig’ held, Die aan het fiere Euroope eerlang de wet zal geeven.
Als Rome u zegent zal u ’t krygslot nooit weêrllree-ven.
Geef door uw dapperheid in ’t prilst der Jaaren blyk. Dat gy de heerfchappy verdient vap.’t Franfche ryk.
Schoon de aanflag op deez Stad uw Hoogheid fchynt te. ontëeren,
Die fchand verkeert in roem als gy moogt triomfeeren. Men buigt zich voor u peêr, elk valt voor u te voet,
En roemt, in ’t ftof geknield, des overwinnaars moed. ANJOU.
Uw eedle fierheid flreelt me en echter moet ik vreezen, 3 jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- Dat
-ocr page 44-Dat de aanflag op decz Stad voor my zal doodlykweezen. Dy kent Rcclicfaucault, Laval, Villac, Pallier,
Cadet, Turenne, Amiens, Bosfu en Monpenfier.
Hun ftrenge deugd verbied me op hunne hulp te bouwen. Zy zullen ’t woord van eer Oranje heilig houên,
Myn opzet doemen en my nooit ten diende fiaan. Hetkrygsvolk, dat hem mint, zal nooit zyn’ pMgt verraên.nbsp;Maar zich op ’t aHernaauwst aan hun belang verbinden.
Wat baat me uw grcotsch befiuit, ontbloot van geld en vrinden ?
Zö Motipenficr dit uur my niet ten diende Haat,
Vóórzie ik ’i kwaad gevolg van uw’ gegeeven’ raad.
Ik word in myn gemoed geduurig ongeruster.
Hy acht Oranjes deugd, Charlotte eert hy als Zuster. Zy, Gade van den Prins, is voor zyn hoofd hem borg.nbsp;FERVAQUES.
Geen’ Vorst, als u betaamt zo fcbandelyk een zorg.
Gy weet dat Monpenfier zyn Vader heeft gezworen. Dat hy altoos getrouw des Bisfehops raad zou hooren.nbsp;Gosfé zw'oer uw belang getrouw ten dienst te fiaan,
En de eedle Monpenfier zal nimmer u verraên.
De Bisrchop,ftout van taal, zoekt Romes Kerk te wreeken. Men durft de Geestlykheid,uit eerbied,njet weêrfpreeken.nbsp;En als het Staat of Kerk, belang of godsdienst raakt.nbsp;Gebruikt zy fluks den ban, die haar ontzaglyk maakt.
• *
tweede tooneel.
ANIOU, COSSE’, FERVAQUES.
C O S S E’,
’kHeb uit een brief van Rome een biyde maar vernomen 5 Zyn Heiligheid, bereid uw' vi'eiifchen voor te komen.nbsp;En altoos op ’t belang van Staat en Kerk bedacht.nbsp;Erkent uw Hoogheids deugd en gunt aan u de inagtnbsp;Dat gy op Nederland een’ aanflag vry moogt waagen.nbsp;Hy heeft van de eed, die gy den Staat zwoert.uontdaa-En ftclt het wreeken van zyne eer in uwe handnbsp;Hy eischt Oranjes dood ! die pest van Nederlandnbsp;]s enkel oorzaak van ontelfare moeilykheden;
Gregorius Helt zich met Willems dood te vreeden.
Hy haat Elizabeth en mint u als zyn’ zoon,
Ja’ plaatst uw Hoogheid haast op Englands fleren trooiv D«Paus , die Koning Phlips de wet heeft voorgefchreeven.nbsp;Zal met des Y'orflen telg u in den echt doen leeven.
Zy is voor u gefchikt en Spanje zal voortaan ,
Zo gy deez’ StaM herwint, uw’ roem ten dienlle liaan.
¦ nbsp;nbsp;nbsp;ANJOU.
Hoe zeer zyn Heiligheid by Phlips zich wil doen vreezen, De Spaanfche Koning zal hem niet gehoorzaam weezen.nbsp;Hy volgt zyns Vaders aart, en Kareis vrindiykheidnbsp;Heeft menigmaal den Paus door looze reên misleid.nbsp;Beloften, fchoon verfierd, zyn dikwils ydle zaaken.nbsp;Men doet voorzichtig van geen (laat daarop te maaken.nbsp;’¦i Heb uit Elizabeth eu haar gedrag geleerd,
-ocr page 46-t ,
Dat vergezochte hulp veeltyds in rook verkeert.
fervaques.
Wilt gy uw legermagt nog meer gebreks doen lyden? Het brand van yver om voor uw belang te firyden.
Het krygsvolk middlerwyl verkrygt noch rust noch loon.
Mistrouwen in den Paus llrekt zyn gezag tot hoon; Op zyn beloften kan een Vorst zich vry verhaten.
Het franfche volk, in dienst der NederlandfcheStaaten , Valt u voorzeker toe, zo gy den aanflag waagt.
Nooit wierddes Prinfen hoofd met meerder vrucht belaagd. Door traag belluit zult ge ti in grooter onheil domplen.nbsp;Gy gaaft reeds last Dixmuide en Bruggen te overromplen.nbsp;Die Steden hoonden u met d’ergeriykften blaam.nbsp;Duinkerken en Oftende en Denremonde, tTaêm
Verheerd door ’s krygsvolks moed, zyn ligt reeds in uvy handen;
En gy, vreest gy deez Stad Iloutmoedig aan te randen? ’k Had die lafhartigheid nooit in Anjou verwacht.
COSSE’. nbsp;nbsp;nbsp;*
Gy zyt by de Overheid der Stad alreê verdacht. Schoonhoven gaf bevel de Poorten toe te fluiten.
En geen der burgren mag op deezen dag naar buiten De monflering van ’t heir aanfehouwen in het veld.nbsp;ANJOU.
Hoe! word myn waardigheid ten fpot voor’t voikgefteldl Vermeetele Overheid ! ik zal deez’ dag u toonennbsp;Dat ik niet ftralfeloos me in myn gezag laat hoonen.nbsp;Dees last rechtvaardige ons in d’aanflag, zo die faalt!nbsp;ï?Iaar, zo de zege door myn krygsvolk word behaald,
Zal
-ocr page 47-Zal ik op de Overheid op ’t ftrengsc my wraak verrchaffen, Om met den dood den hoon, my aangedaan, te flraffen.nbsp;Tegen Fervaques.
]k zal, tot eer myns naams.uw wraak ten dienüeflaan. Schoonhoven, die my tergt, zal nooit zyn ftrafontgaan.nbsp;Ik geef u last, myn vrind, deez’ vesting aan te randen.nbsp;Gy ziet, eer de avond valt, de Stad in uwe handen’.nbsp;Tegen Cosfé.
BefchermtBourbon den Prins, dan zal,naar allen fchyn,' Het triomfeeren voor ons krygsvolk moeilyk zyn.
Draag zorg dien jongen held voor ons belang tewinnen.
Sreng hem zyns Vaders trouw voor ’t heil der Kerk te-' binnen.
Spaar dreigen noch gevlei; en zo zyn trotsch gemoed. Ondanks uw voorfpraak, voor Oranje liefde voed,
Zai zyn hardnekkigheid het met zyn leeven boeten.
’k Hoop by vanAalst den Prins dit oogenblik te ontmoetenl Ik zal hem toonen, in ’t befchermen van myne eer.
Dat ik ’t ontzag voor myn vermogen hoog waardeer'.'
DERDE TOONEEL.
COSSE’, FERVAQUES.
ÏERVAQUES.
^t Bevel van de Overheid komt ons dit uur te Pade. Antwerpen vreest roet recht des Hertogs ongenade.nbsp;Zyne eer en ’t heil des volks verpligt hent in dit uur.nbsp;Dat hy zich meester maak van deez gedreigde muur.nbsp;Wilt gy myn’ trouwen dienst niet te eenemaalvergeeten,
- Gv
-ocr page 48-Gy ziet hoe ’k van myn’ pligr my moetjigheb gekweetcn; Des Hertogs traag bcOuit Rrekt my tot biitre fmart.
'tBelang derRoomfche Kerk gaat myop’tnaauwfteaan’t cos SE’.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(hart.
6 la, doorliichte vrind, Cosfé zal u haast toonen^
Dat liy uw trouwe hulp naar waarde kan beloonen.
7,yn Heiligheid, door my van alles onderricht,
Zal weetcn hoe getrouw ge u kweet van uwen pligt.
’t Kun nooit des Bisfchops roem of zyn gezag ontëeren. Dat hyjin ’t geesilyk kleed, ook lust heeft tot regeereu.nbsp;Verwacht van ’s Pausfen gunst dat hy, op mynen raad^nbsp;U haast verhoogen zal tot eedler rang en ftaat.
Des Hertogs leed voegt u op ’t allcrftrengstte wreeken: ’k Zie, Monpenfier genaakt; Iaat my alleen hem fpreeken.'nbsp;’k Zal ’t oogmerk van zyn hart zorgvuldig gadeflaan.nbsp;Uy bcev’, zo by den Prins gdtrouw blyft toegedaan!
VIERDE T O O N E E L.
COSSE’, IMONPENSIER,
COSSI
Antwerpen houd op uw gedrag het oog genaagen.
Elk hoopt dat Monpenfier zich loflyk zal gedraagen En toonen Neêrlands volk,dat ’sHertogs roem belaagt.nbsp;Dat hy, niet tot zyn fpot, zyn Vorstlyk leeven waagt.nbsp;Geen held laat ftraffeloos zyn glorie zich ontfteelen!nbsp;lyrONPENSlER.
Zoude ik myn’ pligt verraên en in de fchande deelen Om Neêrlands veegenStaat, dieSpanjes dwingland tarti
t)oor ontrouw en verraad te fleeken naar het hart ?
Eer ftortte ’s Hemels toorn op my alle ongelukken,
Eer ik dit heidenvolk lafhartig zal verdrukken, (acht^ Schoon ik des Bisfchops woord en trouw onfchendbaarnbsp;Gy blyft by my,myn Heerl niet zonder reen verdacht.nbsp;De Hertog,die my fchuuwt.zal haast myn’ moed aanfchou-c o s s E’.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(well
Zyn Hoogheid zal aan u een groot geheim ontvouwen. Gehoorzaam al h'et geen u Aleiigo'n gebied,
En floor u aan uw eed noch uw beloften niet.
Ons leed te wrecken moet alleen uw’ moed bekooreh. Het was uws Vaders beê dat gy myn’raad zoud hooren.nbsp;EXe held, dien ik altoos om zyne deugd waardeer,-Heeft flervend my gcbeên te waaken voor uwe eer.
Wil aan het Roomsch Geloof zyn tempels wedergeeven, Waar uit de Hugenoot het fchandlyk heeft verdrecven.nbsp;Stry voor ’t belang der Kerk; hier door, ó jonge held!nbsp;Zult gy door ’t waereldrond uw glorie zien vermeld.nbsp;MONPENSIEK.
Ik moet een voorflel zo verachtelyk vervloeken.
Zou ik in Neêrlands ramp myn heil en grootheid zoeken? Wat fnoode trouwloosheid ! ik vloek uw’ valfchen raad.nbsp;Vond gy rrry ooit bekwaam tot zulk een'e euveldaad?
]k bood myn’ bylland aan ’s lands Staaten.laan Oranje, Uit haat tot Koning Phlips en ’t overheerfchenJ Spanje.nbsp;Zoude ik, door fchelmsch bedrog en uwen raad gevleid,nbsp;Het leed verzwaaren van een volk dat gy misleid ?
Wilt gy dat ik u dien, verklaar uw oogmerk nader.
COS-
-ocr page 50-De Godsdienst, de eer uvvs naams verpügten utegader. En ’c leed van ’t Franfche volk, ’c welk, wrevelig ge-(hoond,
Hier van gebrék vergaat, daar’t zich trouwhartig toont, ’k wórd in in^n reên gefioord en zie den Prins genaakeri.nbsp;’k Zal al wat nodig is deez’ dag u kenbaar maaken.
VYFDE TOONEEL.
WILLEM, MONl'ENSiER.
WILLEM.
(jy zucht l.-.^k bid dat ge my daar van de reden meld. Antwerpen is door my in veiligheid gefield.
De burger is getrouw om op zyn post te pasfen;
Dus kan de Hertog ons niet onverwacht verrasfen.
Cosfé Tcheen onvernoegd, cn zyn vergramd gelaat Toont my, tot myne fmart, dat hy u hevig haat.
Van die vervvydring kan ik de oorzaak niet bevroeden. MONPENSIER.
Zyn reden wekt in my een doodelyk vermoeden.
\Vy worden beiden door des Btsfehops list misleid,
•En door verflerde reên, op ’s Hertogs last,gevleid.
De Bisfehop wygert my geheimen te openbaaren Aan hem alleen bekend ; men zal de Stad niet fpaaren.nbsp;Hy is voor Romes leer een driftige yveraar.
Zyn dweepzieke aart flort ons in ’t uiterfte gevaar.
Zo zich Anjou vermeet naar zynen raad te hooren.
Mea zorg de bron van ’t kwaad behendig op te fpooren.
*l:Word in myn wintrouvv, zo ik hoop, welhaast verligt, WILLEM.
Jk ben voor uwe zorg, myn Broeder, hoogst verpligt, Anjou, öp de Overheid der Stad in toorn ontfleeken.nbsp;Dreigt op Schoonhoven zyu’ geleeden hoon te wreekenjnbsp;tly haat dien Burgerheer en wyt aan hem alleennbsp;Den hoon, hem aangedaan door ’t onbefuisd gemeen.nbsp;Dat, los van tong, niet weet waar ’t fpreeken moet of zvvy-Het durft hem opentlyk van fnood verraad betygen.^o*'’quot;'
’t Meld dat hy, uit gebrek, van deez’ beroerden wal j Eer de avondflond genaakt, zich flout verzeekren zal.nbsp;MON PENS IER.
’s Volks taal is ydelheid; gy hebt geenszins te vreezCn lt; Daar wy Anjou befpiên, dat hy zo dwaas zat vveezcnnbsp;Antwerpen te verraên; de muur word wel bewaakt,nbsp;Terwyl elk burger zich tot weêrlland vaardig maakt.
Gy kunt der Burgren zorg de Stad gerust vertrouwen.
De Hertog wil deez’ dag de monftering aanfchouwen Van ’t franfche leger, en heeft vrindlyk u gebcênnbsp;Met hem naar ’t veld te gaan. Begeef u der waards heen ¦'nbsp;Ligt zal men nader blyk van ’t geen men vreest ontdekken.nbsp;WILLEM.
Men verg my niet ttiet hem naar buiten te vertrekken.
^k Wil in ’t onzekre van ’t geval niet derwaards gaan, Verzel Anjou; zo kunt gy alles gade flaan.
Myn ongeval zou ’tLand ’t verfchriklykst onheil bnareil De oproerigheid des volks zal door myn zorg bedaaremnbsp;Dat Monpeiïlier hier in Oranjes beê voldoe.
WONPENSIER,
Ik billyk uw beüiiit!
WILLEM.
Men nacJert.... ’t is Anjou! ZESDE T O O N E E L.nbsp;ANJOU, WILLEM, MONPENSIER.
ANJOÜ.
ïk kan op myn gemoed niet meer die magt verfcrygeö Dat ik lafhartig, in myn eer gehoond, zal zwygen!
]s dit myn trouwe dienst en dapperheid ten loon ? Betaalt men my myn deugd metondank.fmaadenhoon!nbsp;Hoe! zoekt men ’t hef des volks my op het lyf te fchenden ?nbsp;In ’b flrergde jaargety verduurt myn heir de elendennbsp;Van ’s oorlogs ongenaê, daar ’t van gebrek vergaat.nbsp;Wie is ’t die my beticht van ontrouw en verraad?
Misbruikte ik ooit 's volks gunst, misbruikte ik myn vermogen ,
Of heb ik de Overheid der Stad door list bedrogen? rioe, durft men zonder rang of waardigheid te ontzien,nbsp;Myn edellieden in hun kamers ftout befpiên,
En hen ais vyanden van deezen Staat aanfehouwen ? W'ie heeft my zulk een’ hoon, tot mynen fpyt, gebroiuvcn?nbsp;Of zyn de burgers door Prins Willem omgekocht!
Ben ik niet door den Staat tot byfland aangezocht Om Neêrlands ondergang, met Frankryks hulp, te weeren^nbsp;En Spanjes zegepraal in Ichand te doen verkeeren?nbsp;ScJcIeede niet Dohain de plaats als afgezant'
Van furius verzeld, toen ik me in Engeland
Van ’t Hof zag aaligebeên, om my om hulp te fmeeken ?
]k toonde my bereid om over zee te fteeken,
Verlaatende een Vorftin, van wie ’k my zag gevleid, Schoon zy, ondanks haar woord, my fchandlyk heeft mis*nbsp;ik wierd in Vlisfingen en Middelburg ontfangennbsp;Van Espinoi en u, en zwoer de Staatsbelangennbsp;Van dit bedrukt Gewest zorgvuldig gaê te Haan,
Om tot myn dood het recht van Neêrland voor te Haan. Antwerpen fmeekte my, ik zou zyn’ wal befchermen.nbsp;Het volk onifing my hier verheugd met opene armen.
*k Zag my van de Overheid verwelkomd en geëerd.
Wat geest van tweedracht heeft die trouw in haat vet*, keerd ?
Ik zie myn krygsvoik,door gebrek aan voed fel, fneeveïii Geen braaf Soldaat is hier beveiligd voor zyn leeven.nbsp;Men hitst den Landman op;die luistert naar geen reëii.nbsp;Myn leeten loopt gevaar by ’t woedende gemeen,
Dat ongellraft my hoont als dol en uitgelaaten.
Voegt hier de fmaadreên by die my door Brabands Staaten» Tot overmaat van fpyt, zo grievend zyn gedaan ;
Wat hoon heeft Aldegonde om my niet ondergaan,
Wyl hy met myn verzoek zich vrincilj'k had belaaden Om meerder onderftand, die Spanjes magt kon fchadeiiinbsp;’k Ban door Castiljes goud nooit eerloos omgekocht.nbsp;Indien ik ben verdacht, waarom myn hulp gezocht?nbsp;WILLEM.
Maar wat verwyt my Joor den Staat wierd toegevoegd, ]k toonde, voor elks oog, my nimmer zo misnoegd.
IDe burgers mogen zieh by de Overheid beklaagen ;
En heeft de Landman uw Soldaatcn doodgeflaagen, Schryft dit aan 't krygsvollc toe om hun losbandigheê».nbsp;De franfehe krygsmagt is vrypostig, in ’t gemeennbsp;Wellustig, driftig en bemind by fchoone vrouwen,
Daar zy luinn’ meesten tyd zich zorgloos by onthou’ea. Hun.weeldrigheid heeft al de vi/etten overheerd. •
V»'at Moeder, die haar telg niet fèhandlyk ziet onteerd ^ Of niet haar’ zoon verliest door zyn losbandig leeven,
’t Welk aa.n ’t verleiden van uw volk word toegefchreeven? Jk zw'yg van grooterkwaad dat de Overheid verpligtnbsp;Dat zy, tot veiligheid der Stad, de ftraat verligtnbsp;Jn ’t vroegsx van d’hvondhond , om verder leed te weeren:nbsp;’s Lands Staaten zochten nooit u voorbedacht te ontberen.nbsp;Men heeft van Neêrlands zaak u opening gedaan.
Zo ver het met uw’ pligt en grootheid kon beilaan.
Dees Landtiart zal naar eisch,,geloof ipy, u beloonen. En voor uw trouwe hulp zich nooit ondankbaar toonen.nbsp;Doch w'at den hoon betreft aan u door ’t volk gefchied,nbsp;Ken held, die edel denkt, bekreunt hun taai zich niet.nbsp;'t Gemeen is tvankelbaar, oplopend, fiug van zinnen.nbsp;En best door minzaamheid voor ons belang te winnen,nbsp;ANJOU.
ken.
OmKeèrlandsch volk te hoen voor’l. gruwzaamst ongeluk, WeêrRond ik Spanjes magt, als ’t eerfle mcesterHuknbsp;Waardoor ’k myn dapperheid alom beroemd wt u-maaken.nbsp;’k Zocht tot myn voordeel rooit voor deczen Staat te waa»
S7
*'k Heb,door myn heldendeugd,aanNeêrlands volk getoond Wat fiere moed het hart van Alen9on bewoont.
•’kHeb voorMaubuge enBinsch de zege weg gedraagon, In 't oog van Kameryk het Spaanfche heir gellaagen,nbsp;Toen Parmas legermagt, bevreesd my ’thooid te bicn,nbsp;Naar Valenchyn vertok, om inyne wraak te ontvlien ;
’c Kalleel van Kambrefis viel haast in myne handen.
Dus toonde ik dag aan dag myn zucht tot deeze landen. De Spanjaard vlied voor ’t heir, dat Alen^on gebied.
Zo Frankryk u begeeft, is Neèrlands hoop te niet. Farnéfe heeft dit Land in ’t uiterst wee gedompeld.
Hy heeft reeds Valkenburg en Daalhem overrompeld.
Limburg, Helmond en Wéért weêrflond vergeefs zyn kragc,
En ’t ftreng gefiraft Maastricht viel mede in zynemagt. Daar ouderdom en jeugd geflacht wierd door den zwaarde.nbsp;’t Beklemde Doornikzwichte,en’tmoedige Audenaardenbsp;Ontfing Farnéfes heir, wyl ’t voor zyn magt bezweek.nbsp;Nynhoven viel voor hem, met Likerk.c en Gaasbeek jnbsp;Jk (zwyg wat Aiva en Requéfens heeft genomen.
Eerlang zal SpanjesmagtgantschNeêrlandaverfiroomen, Zo dra het franfche heir uit deeze velden trektnbsp;Ziet gy de Schelde met de Spaanfche magt bedekt.
Dan zal deez’ trotfehe Stad ,tnet zyn bemuurde wallen. Met Ghendt en Brusfel in des vyands handen vallen.
Zie daar het heerlyk lot, dat u te wachten ftaat.
’z Vermeetle volk, dat n%y met oneer overlaad.
Zal,doch te fpaê, Anjou om troost en byfiand fmcekeii. ’k Ontlla my van den eed om Neèrlands leed te trrecken!
C 3 nbsp;nbsp;nbsp;WIL-
-ocr page 56-WILLEM.
llc heb den Staal, niet min dan gy, veel dienst gedaan. Maar nimmer was myn ziel vervuld met zulk een’ waannbsp;Dat ik, zo trotsch van aart, op myne hulp zou roemen.nbsp;Zo ’k al myn dienden voor deez’Landen op zou noemen,nbsp;Sints ik de magt weêrftond van Spanjes wreed geweld.nbsp;Ligt fioegt gy naauw geloof aan’tgeen u wierd gemeld,nbsp;Granvelle, ’t Opperhoofd der Inquifitie raaden,
Zocht, doorzyn’ dollen haat, zich in myn bloed tebaaden: Ons beider vrindfchap is door zyn geweld verkoeld.
'k Heb de vervolgzucht van dien Kardinaal gevoeld , Toen ik metEgmond en met Hoorne.op ’t naauwst verbon-’t Beruchte fmeekfchrift heb der Landvoogdes gezonden ,nbsp;Na dat my Koning Phlips zyn vrindfchap had ontzegd.nbsp;De haat der Vorften word bezwaarlyk bygelegd.
Wat moest de Hugenoot al bittren ramp verduuren!
Wat leed ik angst en pyn om al die martelvuuren ,
Om Spanjes kneevlary, die ’k altoos heb veracht.
Door Phlips geëischt, maar door Granvelles list bedacht! ’k Moest kindren , echtgenoote en al myn vrinden derven,nbsp;Als balling ’s Lands gedoemd rampzalig ommezwerven;nbsp;Ik trok naar ’t Duitfche ryk, daar Maximiliaannbsp;Myn zaaken aan het Hof van Spanje voor zou liaan;nbsp;Maar Koning Phlips, op my te fel in toorn ontdeeken,nbsp;Verachte ’s Keizers bede en zwoer den hoon te wreekennbsp;Door my hem aangedaan, als fchender van myn eed.
’k Verkropte in 'tFranfche ryk myn onverdraaglyk leed. Ik bragt een heir te veld, dat deerlyk wierd gellaagen.nbsp;En nooit bezweek myn’ moed. in de allerfelll^ plaagcn:
Ik
-ocr page 57-Ik heb de Geestlykheid, door heersclizucht opfreruid, Met minzaamheid verzoend; hun felie twist geftuit.
Al te onbedacht ontdaan uit wreevie kerkgefchilien.
’t Valt niet gemakkelyk die yveraars te dillen,
Die onverzetlyk en oplopend zyn van hoofd,
’k Heb Mechlen, Loven en Niveile aan Spanje ontroofd. Schoonhoven viel my toe met Nieuwpoort en Tertonlcn.nbsp;Eerlang wierd Ncêrlands zaak geheel my aanbevolen,nbsp;Myn zorg vermeerderde en myn leed nam daaglyks toe.nbsp;Te veel verdrukking maakt een’menseh het leeven moe.nbsp;Gedenkt daar by dat ik, van moordenaars omgeeven.nbsp;DoorJauregui byna beroofd was van het leeven;
En ’t heeft den Hemel door zyn dierbre gunst behaagd Dat my Salfédaas list heeft vruchteloos belaagd.
De dankbaare aart des Volks is my altoos gebleeken.
En ’t voegt met eerbied u van Neêrlands volk te fpreeken. Schoon Holland tegen Spanje uw byftand nodig heeft,
Het zwichte nooit voor Phlips, zo lang Oranje leeft. Requéfens had dit Land byna in zyn vermogen.
Maar naauw Helde ik dit volk zyn flaverny voor de oogen, Of’k vond deez’ beldenfchaar zo onvertfaagd als groot.nbsp;Die eer, door hulp des vloeds ,’t verderf des Lands beüoocnbsp;Dan naar bevelen van Castiljes kroon te hooren.nbsp;’t’Bataaffche volk is trouw, heldhaftig, vrygebooren lnbsp;Het beeft altoos het juk der dwinglandy gehaat,
En'’t zal nooit zwichten, fchooti Anjou het Jaf verraad! MONPENSIER.
Ik bid u laat die twist, uw beiden fehaadlyk, vaaren;
quot;¦t Zy Monp-eafier vergund zyn meenin g te openbaaren.
C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Tf-
-ocr page 58-l'egen ^njou.
Zie hier den ramp vervuld dien ik u heb voorzegd.
En al ’t vermoeden dat men u ten laste legt.
De ramp des oorlogs maakt het zuchtend volk verbolgen. Indien,op Parrnaas vlugt, Eindhovens val moet volgen.nbsp;Verhaast uws volks vertrek, dat twjst en tvvcedragt baart;nbsp;Dus neemt gy de onrust weg, die de Overheid bezwaart.nbsp;Men heeft op ’t vrindlykst u daar dikwerf om gebeeden;nbsp;Verdenk de deugd niet van Antwerpens Overhedennbsp;Om haaren last, aan u ter kwaader trouw gemeld.
Gemeen word door hun zorg het best te vreên gefield. 0,)S krygsvolk, los van aart, is dikwils uitgelaaten.nbsp;JMcn hou de ketens vry gefloten langs de ftraaten!
’t Gefchied uit wyze zorg, en op dezelfde wys quot;VVord de oproer van het Volk weêrhoudcn in Parys.nbsp;Geen onbezonnen taal moet uwen geest verftooren.nbsp;Jndien uwe eer en die uws liams u kan bekooren,
IJou Neêrland uw belofte en weer zyn ongeval. Voorkom een dwaaling die te laat u rouwen zal.nbsp;Verzoen u met Oranje, uw vrindfehap dubbel waardig,nbsp;En toon u als voorheen tot Hollands byliand vaardig.nbsp;WILLEM.
Belet dat Spanje met deez’ twist zich voordeel doe.
’k Bied u myn vrindfehap aan; verzoenen vye ons, Anjou.
’t Voegt ons ’t gefchil, om ’t volk van Nederland, te fiaa-kcn.
Wil als tot nu getrouw voor ’s Lands behoudniswaaken. Ik fla voor ’t heil des Staats myn’ rang en glorie af.
Ais i!^ ’s volks recht herltel, daal ik vernoegd in’t graf,
A?{.
-ocr page 59-ANJOU.
Uw deugd verwondert my 1 zo vrindelyk een re^n Verwint de felle drift van myne oplopendheden.
Omhels my, dappre PrinsI en ftel uw hart gerust.
Het vuur van gramfchap is ten eenemaal gebluscht. Konijlaaten wy ons t’zaam voor 't oog van 't heir vertoonen^..nbsp;WILLEM.
Gy moet my van deez’ pligt,voor doezen dag, verfchooncn. ’t Onftuimig weSr, in dit ongunflig jaar faifoen,nbsp;Verhindert my dat ik uw beê niet kan voldoen.
De fchrik.fints Jauregui mykwetfte, trofmyn krachten. En na die ziekte moet ik my voorzichtig wachten.
Ook is der burgren hart geheel met vrees vervuld.
Dat gy Antwerpen op deez’ dag vermeestren zult.
..len zal, zo ik hier blyf, geen ongeval vermoeden.
A N J o u, op eene vrindelyke doch fcherpe wyze.
Men is u veel verpligt, gy moogt de Stad behoeden. Met uw befcherming toont zich de Overheid voldaan.nbsp;Myn heir kan tot verderf der Stad dus niets bedaan.
Jk zal u van uw vrees door myn bevel ontheffen.
Op eene vertrouwende doch trotfche wyze.
Doe middlerwyl dit volk zyn waar belang befcfFen. Maak dat men deachterdocht.zo fchaadlyk voor myne eer.nbsp;Zo hoonend voor myn volk, door nutte voorzorg keer;nbsp;Hier door zult gy Anjou tot hulp des Staats verpligten,
Myn’ moed zal haast den ramp van Neêrlands volk verlichten.
Vorst Henrik, zal myn heir van meerder magt voorzien; Pus vind ik my verftcrkt om Spanje ’t hoofd te biên,
C 5 nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 60-En Parmaas legermagt by Doornik aan te randen.
’k Zi^toonen welk een liefde ik draag tot deze Landen. Myn hart, dat u bemint, bedriegt u door geen’ fchyn.nbsp;Als ’t volk gemonfterd is, zal ik weêr by u zyn.
Tegen Monpenjier.
Kom , volg me ik moet aan u myn verdren last vcrklaarcn. M0NPENSIER, tegen Willem, ziende Charlottenbsp;en Maria door een der zy deuren van de zaal binnen komen, terwyl hy door de andre met Anjonnbsp;vertrekt.
Vertroost myn Zuster, door dit nieuws haar te openbaare« ZEVENDE TOONEEL.
WILLEM, CHARLOTTE, MARIA. WILLEM.
Verban den argwaan nu uit uw gemoed, Mevrouw. Anjou gaf my terftond verzeekring van zyn trouw.
Uw Broeder Monpenfier, naar waarde nooit gepreezen. Verzoende ons beider twist, te hoog in top gereezen.
’t Volk heeft door overmoed des Hertogs magt gehoond.
Hy heeft, bedaard van geest, der burgren fchuld ver-fchoond,
En aan den Staat op nieuw zyn hulpen trouw gezwoorca. CHARLOTTE.
Villers zal u terftond het tegendeel doen hooren.
Des Heitogs krygsvolk roemt dat nog op doezen dag
Anjou bekleed zal zyn met Vorftelyk gezag.
ik fmeck u geen geloof aan ’s He.-t-ogs woord te geeven,
Marj'
-ocr page 61-Waar zorg te draagen voor ’t behouden van uw Iceven. Hoe yslyk is uw lot, myn dierbaare echtgenoot!
Ach, zal ik u deez’ dag zien leevren aan de dood,'
De Hemel wil dien flag in zyne gunst verhoetlen. WILLEM.
Gy moet die trouwloosheid nooit van Anjou vermoede® Ik bid dat gy de vrees uit uw gemoed verband;
Al ’t geen men u verhaalt is louter misverfland.
Men hoont het franfche volk, dit maakt hunn’ haat ver woe-]k zal Villers gaan zien; myn Dochter! troost uw Moeder. ^
achtste tooneel.
CHARLOTTE, MARIA.
CHARLOTTE.
eW reede onzekerheid, die me al myn rust ontrooft! Wat ramp, wat doods gevaar hangt my weSrover’t hoofd!nbsp;Wat Staatsörcaan zal 't Land een droever onheil baaren !nbsp;Myn echtgenoot! moest ik met u door’t hiiwlykpaaren.nbsp;Om deelgenoote van uw deerlyk lot tezyn.
En fteeds te deelen in uw onverdraagbre pyn ?
Wat ftraf, 6 Hemel! heeft uw gramfehap my gezworen , Van myne bruiloft af, van dat ik wierd gebooren tnbsp;En waar is ’t einde van myn vreelelyk verdriet ?
Sints ik myn Moeder, door myns Vaders dwang, verliet Is my de wreedheid van het lot altyd geblecken.
6 Klooster van fouarre, in afgelegen fireeken
^aii de eenzaamheid geweid, hoe droevig was die ftond
Toen
-ocr page 62-Toen 'k door gewetensdwang my in uw kreits bevond, 'Toen ik een Moeder, al den wellust van myn leeven,nbsp;Myneaffcheid fchuldig bleef,haar eeuwig moest begeeven.nbsp;En door myns Vaders wil naar ’t Klooster vvierd gefleurd,nbsp;Waar ik ruim dertien Jaar myn onheil heb betreurd.
I4iet dat een grootfche pracht myn hart ooit wist te ontvonken ,
Om in niyns Vaders Hof in ryk gewaad te pronken,; ]Neen, ’t fchaadlyk vleien, dat des llervlingsdeugd belaagtnbsp;Verflrekt myn ziel een walg, heeft eeuwig my mishaagd.
Maar, wreed door ’s Pfiésters hand, zo fnood als onbe-bezonnen,
Aan ’t Outaar toegewyd; gehoond door dartle Nonnen, Wier hoogfle zielvermaak alleen de wellust is.
Vond ik in dat verblyf fleeds Ilof tot ergernis;
Daar ik,fchoon van ’t gewoel der Wacreld gantschont-flaagen,
Nooit Gode een zuivre ziel eerbiedig op kon draagen.
’t Gelukte aan myne vlyt, naar eindloos bang gezucht. Dat ik, naar ’tPaltfisch Hof, myn’kerker ben ontvlucht;nbsp;Daar ik me in beter ftaat, aan cedler dienst geheiligd.nbsp;Van Rome zag bevryd, door Fredriks moed beveiligd.nbsp;Toen ik my door den echt aan ’s Prinfen lot verbond.nbsp;Wat leed beftormde ons fints dien heugelyken ftond!nbsp;Hoe eindloos was het wee dat onze harten griefde,
In fpyt der huwlyksmin en wederzydfche liefde!
Gy zult nooit 6’panjcs haat. noch Romes dwang ontgaan, ?-o ge u door ’sHertogs list, myn Willem! ziet verraên.nbsp;lt;j Myn Gemaal! wat Ilag Haat my van ’t lot te vreezen.nbsp;‘k Zal haast, van u beroofd, een d: oeve Wediiw weezen,
Eu-
-ocr page 63-En met myn teder kroost.... wat zeg ik! ydle reên'. Ligt wyze ik u den weg naar grooter zaligheên,
Als ik, verlost van de Aard, de rust der ziel zal fmaaken. Hoe bly, u Hemel! zou 'k myn fterfuur zien genaaken!nbsp;Ach! dat de Hoogile magt myn fchreiende oogen floot,.nbsp;Zo wierd myn ramp bepaald door een gewenschte dood Tnbsp;MARIA.
Myn Moeder! welk een finart, hoe doet uw taal my beeven,! Kunt gy myn’ Vader en uw teder kroost begeeven,
Uw dierbaar huisgezin , wel eer uw hoogde vreugd? Uw Godsvrucht toon’ hen ’tpad der onbevlekte deugd.nbsp;quot;Wilt gy dat uw Marie in rouw niet zal verfmooren.nbsp;Laat nooit die wreede taal haar uit uw’ mond weer hooren,nbsp;Myn Vader, op het hoogst met Ncêrlands lot begaan,nbsp;Verpligt tl hem getrouw in ’t lyden by te liaan.
De Hemel, die voor ’t hoofd van uw’ Gemaal bjyft waa-ken,
Wil, beider deugd ten loon, uw leevenroemryk maaken l Berust op ’s Hoogden hulp en wacht zyn byftand af.nbsp;CHARLOTTE.
Myn leeven loopt ten eind’ j ’k da op den boord van ’t graf. Sints Jauregui,ten dienst van ’tecdenfchendendSpanje,nbsp;Myn Ega had gekwetst, waar door byna Oranjenbsp;Het levenslicht verloor, by elk voor dood geacht.nbsp;Gevoelde ik dagelyks vermindering van kragtnbsp;Door hevigheid der koorts», tot nog my bygebleevcn.nbsp;Die ’t lot bcpaalen zal van myn elendig Icevcn.
Myn Dochter! uwe deugd vertroost my in myifpyn. Als ik 2sl door de dood-van u ïcfcheidea zyn,
-ocr page 64-Beveel ik voor myn kroost u teder zorg te draagen.
’k Vind in uw’ eedlen aart een ongemeen behaagen.
Uw jaaren fchikken u tot fchrander huisbeleid.
Gun roy deez’ laattlen troost, waarmeê myn hartzieh vJcitj Dat ge allen yver aan myn kindren zult bewyzen.
Om haar het fchoon der deugd op ’t minzaamllc aan te pryzen.
Leer hen menschlievend zyn en doe hen vroeg verdaan Wat wondren ’sHoogften hulp voorNeêrland heeft gedaan;nbsp;Hoe hy de Spaanfche magt, die zyn geduld misbruikte,nbsp;Door Water, Vuur en Pest in haar vermogen fnuikte;nbsp;Hoe hy ’t Hervprmd geloof befchermde te aller uur,
In fpyt van Phlips geweld en ’t foltrend martelvuur.
De Hemel zal uw deugd met zynen zeegen kroonen.
Haar ly de hand vattende, met 72adr.uk. (^toonen ? Gy fchreit! ach, troost myn hart,zult ge u gehoorzaamnbsp;•MARIA, op eenen •weemoedigen toon. reên..
*’k Belooft u!...’k min u teêr!... myn Moeder, ach! die
CHARLOTTE.
Uw hart aanvaart myn’ wensch;verberg uw droef geween. Ontfang op myne beê des Hemels dierbren zegen.
„ De Algoedheid, die my hoort, blyve u altoos genegen ! „ Haar hulp verlaate u nooit in voor en tegenfpoed,
„Zy fpaare uw’ Vader, u en al het Vorstlyk bloed, „Om (leeds tot ’siHoogden lofen’t heil des Lands te lee-’k Zal, na dit oogenblik, gerust deeze aard begeeven.nbsp;Betreur myn lot niet (meer; laat ons uw’ Vader ziennbsp;Om hem door nutten raad, zo ’t zyn kan, hulp te blên.
DER.
Einde vm het tvtttds Bedryf.
-ocr page 65-treurspel. 42
ANJOU, MONPENSIER.
ANJOU.
Verraeetle Monpenfierl’k dorst nooit van u verwachten Dat gy zo fchandlyk myn bevelen zoud verachten!
Het fmart my dat ik u myn’ last niet heb verbloemd.
Ja, Neerland is door my, ’k beken ’t, ter ftraf gedoemd. Kunt gy al ’t ongelyk, my aangedaan, vergeeten,nbsp;Daar’k voor dit trouwloos volk my moedig heb gekweeten?-Het raakt myne eer en die myns legers ook met één.nbsp;De naam der franfchen is veracht by ’t algemeen,
De zege door ons volk, behaald op ’t moedig Spanje, Word door de nyd verdooft; men pryst alleen Oranj»nbsp;Als de eenige oorzaak, die dit veege Land behoed.nbsp;Dien hoon te dulden is niet eigen aan ’t gemoednbsp;Van braave helden en van Vorftelyke looten,
Die uit het heerlyk bloed der franfchen zyn gefprooteni De laagUe Gauler, van wat rang of bloed hy zy.
Heeft grooter zucht tot roem en meerder moeds dan gy t MUNPENSIER.
Nooit wierd een euveldaad met meerder fchand beUeeken,
De ontfteltnis boeit myn tong; zy wil maar kan naauw fpreeken.
b ’t mooglyk dat een held, de roem van Frankryks Stait, Waar op het Sera Euroope alleen zyne oogsn Haat,
Zin
-ocr page 66-Zyn’ eed en pligt vergeet, ja, door zyn drift verbolgen,(
'' Niet Vleest de fchande en fchrik die’tmisdryfzullen vol-gen.
Waar is der Vorsten deugd, waar geld hun woord van eer ?
Verwin uvv’ toorn en hoor me, in ’s Hemels naam, myn Heer.
’t Voegt u de burgers te befchermen ; ftil hun klagten. Ge omhelst Oranje en gy beraamt om hem te Aagten lnbsp;Ik hoor gantsch Nederland u fchelden voor verraêr.nbsp;Bedrieger, valfchen fchelm, en Prinfen moordenaar.
De naam der franrchen,on1 hun deugd en trouw gcpreszch, Zal ’tgantfche Christenryk hier na eenaffchrik weezcn ;nbsp;Terwyl ge in uw gemoed, met angst en fchrik vervuld.nbsp;Zo eereloos een daad altoos betreuren zult.
Zo gy den Staat verraad, hebt ge al uw’ roem verloeren. ANJOU,
Ondankbre,die my hoont l’t verveelt meuaan te hooren, Ik weet waarom Oranje in u een’ fchutsheer vind.
Het is uws Zusters echt, die u aan hem verbind.
Gy offert aan deez’ trouw uw glorie, ja uw leeven ;
Wil voor des Prinfen lot noch voor zyn draf niet beeven. Weet dat ik nimmer heb naar Wülems val getragt.nbsp;Waar dat ik zyne deugd en vrindfehap waarlyk acht.
’t Zal me aan geen middlen tot zyn veiligheid oncbrceken; Waar ’k wil opBrabant en deez’Stad me op’t ftrengde wree-Antwerpens Overheid heeft my tot fpyt vervoerd. Citen.nbsp;Zy heeft myne eer gehoond, zy heeft myn volk beroerd,nbsp;’k Zal op Schoonhoven en vanAalst my wraak verfchaffeu;nbsp;Die opperhoofden van der burgren oproer flraffen.
ü R S P E L.
43
Dank vry Anjou, dathy uw dwaaling grootsch verfchoonr, Dat hy zich minzaam draagt, daar ge u ondankbaar toont.nbsp;MONPENSIER,
’kBen doorVorst Henriks last tot Neêrlands hulp gekomen,
Niet dat ik fchuldloos bloed verraadlings zou doen ftroo-rten
Ten diende van Anjou of Koning Phlips, myn Heer.
]k ftry voor Neêrlands recht, hier in del ik myne eer» En tot dien prys durf ik u nog myn hulp beloven.
Zou ik myn braaf gedacht van allen glans beroven,
My laf bezoedlen met zo fchandelyk een daad.
Die my met oneer, ja met laster overtaad ?
Ik deed inFrankryks dienst elk van myn’ lofgewaagen, En nooit heb ik my laf voor ’s Konings roem gcdraagcn.nbsp;Maar ’k zal niet dulden, in zo eereloos een zaak,
Dat ooit myn krygsvolk zich zal waapnen tot uw wraak. Uw’ eerden vyand zult ge in Monpenfier ontmoeten:nbsp;Al zou ik met myn hoofd myn doute wygring boeten.nbsp;Ik merk hoe gy my haat, maar ’k heb myn oordeel vry.nbsp;¦quot;k Heb nooit het woên ge vreest def wreevle hofparty.nbsp;Acht gy my ’t licht onwaard’, gy kunt my daadlyk Aagten.nbsp;ANJOU.
Het fniart Anjou dat hy zich fmaadlyk ziet verachten, MONPENSIER.
Het is nog tyd, ö Vorst! dat gy uwe eer bewaart.
Ik heb myn meening u deeds ongeveinsd verklaard.
Ik ben oprecht van hart, en ’t moet u nooit berouwen Dat gy het grootst geheim aan my dorst toevertrouwen.nbsp;Ik zal nooit dulden dat uw Hoogheid word gehoond.
D nbsp;nbsp;nbsp;Maar
-ocr page 68-IMaar waarom voor den Staat uw klagten niet vertoond? ]:agt word u onderfland van geld en volk geboden.nbsp;iWen heeft nu meer dan ooit uw trouwe hulp van noden.nbsp;Joints Panna .Doornik won, ducht elk zyn heldendaên,nbsp;Eu vreest de list van dien geveinsden itaaljaan : (^geden.nbsp;Dit volkis deugdzaam, trouw,, godsdienflig, braaf vannbsp;Het neemt zyn’pligt in acht, 't volbrengt getrouwzynenbsp;eeden.
’tStrektKoningPhlips tot fchand’ dat hy het wreed befiryd. En ’c is onwinbaar, wyl ’t zyn’ ramp geduldig lyd.
Uw liefde, in haat verkeerd,, perst traanen uit myneoogen. Zie niy met Neêrlands lot tot in de ziel bewogen.
Ik fineck u aan uw kniên, befeberm dcez’ hangen Staat. ]k overleef het niet zo gy uw’ pligt verraad!
ANJ0 17. nbsp;nbsp;nbsp;^,,en.
Myn toorn verliest zym kracht, door uwrondborflig fpree* Ik zweer u dat ik nooit my op den Staat zal wreeken.
Men heeft door kwaaden raad myn gramlchap aange* fpüord.
quot;k Bemerk myn dwaaling, nu ‘k uw reden heb gehoord. Gy wint op nieuws, myn vrind, myn achting en vertrou-MONPENSIER, twyfelmoedig.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cwen.
Is. 't mooglyk! zou myn taal uw drift u doen berouwen i Dees fchielyke ommekeer baart ligt verandering.
A N J o U, verjloord.
Vertrouw myn woord en acht myne eeden niet gering' rvl ONPENS IER.
Vergeef myn vrees!... ik ben van blydfehap opgenomen.
ANJOU, MONPENSiER, FERVAQUEI
FERVAQUES, tégên Anjou.
Jarnac, dit oogenblik uit Brugge hier gekomen,
Wenscht u te ipreeken.
ANJOU.
• nbsp;nbsp;nbsp;Hoe! wat of deez’ komst beduid:
Tegen Monpenjier.
I Berust in myn hefluit. nbsp;nbsp;nbsp;(zen.
Van ’t geen myn’ mond u zwoer kunt gy verzekerd wee-
MONPENSIER, FERVAQUES. FERVAQUES.
W”at felle fpyt, myn Heer, is uit uwquot;oog te leezèn?
’tSchynt dat ge een vyandfchap tot my inwendig draagt»
Die daaglyks groeit en die Fervaques hoogst misbaagc.
Ik kan de reên daar van onmogelyk bevroeden.
Wat moet myn vrees uit uwe afkerigheid vermoeden? MONPENSIER.
Als een heerschzuchtig Vorst door vleiers word misleid, Staat zyn beflier ten doel der fnoodfle fpoorlooshcid jnbsp;Zulks is dit oogenblik my in Anjou gebleeken. *nbsp;fErvaqües.
‘Wariröm die fchailipre reên my fmaadlyk toegevoegd ? Gaf ik u ftof dat gy u billyk toont misnoegd? . ften!nbsp;Kan Manpeniler myn’dienst voor’c Franfche ryk vergee-Heb ik my van myn’pligt niet, als ’t betaamt, gekweeten ?nbsp;• MONPENSIER. '
Gy zyt by my verdacht,’k»ontveins dit niet.tnyh Heer. Jk hield u voor myn’ vrind en voor een’ jnan van eer.nbsp;Die nooit zyn’ dierbren pligt of eeden had gefchonden.nbsp;Maar ’k heb u valsch van hart en zonder trouw gevondemnbsp;Een’ vleier, die zyn Vorst misleid door valfchen raad.nbsp;Heeft Monpenfier altoos tot in zyn ziel gehaat.nbsp;fervaques.
Wat hoon zal myne deugd van uwe drift ontmoeres! ‘ Een ander buiten u zou ’t met zyn leeven boeten,nbsp;Wierd ik zo fel door hem als thans door u gehoond.nbsp;Waar in heb ik voor ’t ryk my ooit ontrouw getoond!
MONPENSIER.
Gy zocht den Hertog van Oranjes zy’ te trekken.
Die fnoode daad zal u altoos tot fchand’ verftrckken. Had myn ftandvaste trouw zyn opzet niet weêrllaan,nbsp;Anjou had fchandclyk zyn heldendeugd verraên.
Hy zou,door ii misleid,zyn’ roem en deugd' verkorten, En ’t zuchtend Nederland in grooter rampen Horten.nbsp;FERVAQÜF.S.
De roem des Hertogs, die my trouw ter harte gaat, Een trouw, die’t hef van ’t volk uit overmoed verfmaad.nbsp;Heeft in myn heldenhart eene eedle drift ontfteeken.
Ik heb Anjou gebeèn ons ongelyk te wreeken.
Myn ra.ad berouwt my niet en ’tHrekt uw’naam tot fchand’.
Dat ge alle zucht tot eer uit uw gemoed verbant.
’k Lach met uw’ feilen toorn, zo hoog in topgereezen. Gy zyt ivyn Veldheer niet!
M O N P E N s IE R, Op syn Degen wyzende.
’k Zal echter my doen vreczen. Ik zal u ftraffen, wyl ge ons door uvy list misleid.
VIERDE TÜONEEL.
GOSSE’, MONPENSIER, FERVAQUEI,
C O s S e’ , tegen Monpenfier.
Vermeetle! vaar niet voort, ontzie myn waardigheid! Hoe, wilt gy, voor myn oog, door ’t ftaal uw tvVist bellech-ten ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;('vechten?
Wórd niet uw zwaard genoeg met bloed beverwd in ’c Zoekt gy een voorwerp, dat ge aan ons uw’ moed betoont,nbsp;Welhaast wyze ik aan u....
MONPENSIER. ,
Men heeft myne eer gehoond.
’t Waar best uit een gefchil, dat ons raakt, u te onthou’en. c o s s e’.
’k Vermag.als Bis (chop, nooit een tweegevecht te aanfchoii-Vergeet gy wie ik ben, wat ampt dat ik bekleed Dat gy de wet der kerk baidaadig overtreed ?
Gy moet, door ’s Vaders last, u naar myn’ raad gewennen, MONPENSIER, tegen Cosjé.
’k Eerbiedig uw gezag!
Tegen Fervaques, dreigender vyze.
\ÏF-
-ocr page 72-VYFDE TOONEEL.
CPSSE’, FERVAQUES^
COS5E’.
J: bid u meld aan my waar uit deez’ twist ontftaat. FERVAQUES.
Hy heeft des Hertogs last uit overmoed verfmaad.
Anjou kon hem tot hulp der franfchen niet bewegen.
Hy blyft, door ’t huwelyk, Oranjes zy’ genegen.
De Hertog, vrezende voor grooter ongeval ,
Zwoer Monpenfier dat hy zyn oogmerk ftaaken zal.
Zyn ftoute wygring heeft myn’ moed ter neêrgellaagen. cos SE*.
Zou zyn hardnekkigheid des Hertogs last vertraagen ? Die lafheid kwetst onze eer met d’ergerlykften blaam.
FERVAQUES.
Vrees voor die zwakheid nooit, die ik my billyk fchaam. Schoon Monpenfier veracht Anjous bevel te hooren ,
De Hertog heeft nogtans den val der Stad gezworen.
ÏJy heeft die wygering zich van den Graaf voorfpeld,
En door verfierde reên zyn zorg te vreên gefield,
Op dat ons Monpenfier niet in ’t ontwerp zou fiuiten.
Zo dra Anjou zich met zyn volk begeeft naar buiten. Zal ’t gantfche heir, door moed des Hertogs aangefpoord rnbsp;Terfiond vermeesteren de Roode en Kipdorppoort,nbsp;M’.aar zyne legermagt veré'enigd door zal trekken.
’t Gekerm van Rochepot zal tot een teken firekken, Wanneer hy voorgeeft door zyn Paard te zyn bezeerd,
Dat
-ocr page 73-Dat fJ’aanOag op de Stad geen iiitftel meer begeert.
Door dit vertoeven hoopt then Vaandels in te Wiiclnen, Rondom den wal verfprcid in ondcrfcheiden nachten.
Dus trekt het heir byëen en lyd geen hindernis.
Als nu de Graaf roept dat 7yn been gebroken is,
En ’t roer gelost word, tot een teken ^t heir gegeeven. Zal ’s Heriogs legermagt decz’ muuren biimen Ilreeven ,nbsp;En rteeken ’t eerfte huis naby de poort in brand;
Zo krygt de vrees in ’t hart der burgren de overhand,
Die, door de Stad vcrflrooid, geen’ weêiTtand kunnen bieden.
De wachters zullen haast voor ’t woon der honden vlieden, En gcevt^n Poort en Slot gewillig in ’s volks magt.
Het grof gefchut der vest zal, daar men ’t nootiig acht.
Om ’t krygsvülk inzyu vaart kloekmoedig te onderfchraa-gon,
Zjch Stad waards wenden, oih een fchrikin’t hart te jangen Der burgren, die tot hulp van poort en vesting fpoêii.nbsp;De ryke buit der Stad zal ’s krygsvolks last vergoên ,
Dat zich,door’t muitend graauw, op ’t fmaadlykst zag ont-ëeren.
Ik roem uwe eedle trouw en onvortlaagden aart. Gyvormt een flout ontwerp,een’krygsheId dubbeld waard’.nbsp;En maakt den (lam beroemd waar uit gyzytgefprooten.nbsp;YVat noodlot is den Prins, door ’s Hertogs last, bellooien ?nbsp;Gy weer wat !iy tot dienst der ketters heeft befiSan.nbsp;FT'RVAOUES.
D 4 nbsp;nbsp;nbsp;'^ 0
-ocr page 74-Zo üout een gyzelaar is Alengon veel waardig.
C OSSE’.
Het volk, in ’t Klooster, is aircê ten optocht vaardig. Gy kunt met deeze magt Prins Willem weêrftand biên,
’kZal hen, voor ’t laatst, den pligt voor Romes Kerk doen zien.
Hun liefde voor ’t geloof zal hunnen moed vermeeren, FER VA QUES,
’k Zal, met dier helden hulp, voorzeker triömfeeren. Nooit fmeede ik een ontwerp met meer voorzichtigheid,nbsp;c o s s E’.
De Hemel kroone uw deugd en zegene uw’ beleid. ZESDE TOONEEL.
ANJO ü, COSSE’, FERVAQUES.
ANJOU.
O nzeckre krygskans! ach! zult gy my eeuwig plaagen 1 Kunt gy myn’voorfpoed en myn’glorie niet verdraagen?nbsp;Wat ftaat mjm pooging, door uw’ wuften aart, my duur.nbsp;'t Spant alles t’zaêm tot myn verdelging in dit uur.
’t Schynt dat de Hemel, op myn magt in toorn ontfleeken, Wyn ondergang bepaalt om Neêrlands ramp tewreeken.nbsp;Doemwaarde pooging! 6 afgryfelyk verdriet!
Myn vrinden, al myn vreugd is te eenemaal tot niet. FERVAQUES.
“Wat zegt gy l
COSSE’.
Hoe, myn Heer!...
AN-
-ocr page 75-57
ANJOU.
Ik heb niets meer te hoopen. Op Brugge is zonder vrucht onze aanllag afgeloopen.
De Hoofdbailluw van Gryze,in 't ftryden onvertfaagd. Heeft Rebours en Valette en de Espies ftout verjaagd.nbsp;Duinkerken is de magt myns krygsvoiks vóórgekomen.nbsp;]n Nieuwpoort en Oucnde is my ’t gezag benomen.nbsp;Fougére is in zyn vlucht verrast en achterhaald.
2ie daar ’t geluk eens (Iryds.zo fchoon my afgcniaald. Dien ’k met rayn vryheid en ligt met de dood zal boeten!nbsp;COSSE’.
’t Vermeestren dezer Stad zal al uw’ ramp verzoeten. Verwin de ontroering die uw flout gemoed ontdclt,
Zyt gy verzekerd van al ’t geen u is gemeld ?
ANJQU,
Rebours heeft my jarnac op ’t fpoedigst toegezonden.
Ik heb dien wakkren held altoos getrouw bevonden^ Wy 1 by, oprecht van aart, zyn’ pligt nooit heeft verzaakt.nbsp;Hy heeft, met hulp zyns volks, van Schelden afgemaakt.nbsp;Die van der Steden lot deez Stad moest kennis geeven.nbsp;FERVAQUES.
Ily heeft tot ons behoud eqn braave daad bedreeven , Die zekerlyk verdient dat gy hem mild beloont.
’t Is tyd dat gy doet zien wat moed uw hart bewoont. Valt u deez Stad ten buit, dan hebt gy niet te vreezennbsp;Of gy zult in het kort van Brabant meester weezen.
De hoop op ryken buit heeft ’s krygsvoiks hart vervuld, ’k Verzeker ii dat gy hier triümfeeren zult.
Gy ziet my fneuvlen of ik zal uw onheil wreeken.
D 5 nbsp;nbsp;nbsp;Het
-ocr page 76-Het heir, door u geleid, zal 't aan geen’ moed ontbrecken. ’t Erkent den dappren aart van Frankryks legerhoofd.nbsp;Het reikhalst naar den buit, door my aan hen beloofd.nbsp;ANJOü.
Welaan, ik zal het volk in haast flrydvaardig maaken. Gy moet, op myn bevel, nogtans het plundreii ftaakeu.nbsp;Zo ’t volk, door dwinglandy, van ons afkeerig word.nbsp;Voorzie ’k den afgrond, daar dit misdryf ons In ftort.nbsp;Men poog,door heusch onthaal,der burgren hart te winnen,nbsp;En onze heerfehappy moet zonder dwang beginnen.
Ik ben voor Monpenfier, niet zonder reen, bevreesd, COS SE’.
Ik zal, door heusch onthaal, haast werken op zyn’ geest. Men zoek door veinzery hem in de Stad te hou’eu,
Zo kan hy u in ’t heir geen verder onheil brouwen.
Zyn volk weet buiten hem niet wat hier isgefchied;
’t Zal luistren naar al 't geen uw Hoogheid hen gebied, En uw bevel, als waar ’t het zyne, waarlyk achten.
Ja, door u aangefpoord, getrouw uw’ wil betrachten : Het volk in ’t Klooster, door myn vlyt byëen vergaêrd,nbsp;Gehoorzaamt myn geboön en toont zich onvervaardnbsp;Om van ’t belang der kerk en ’t uw nooit af tefcheiden.nbsp;Zy laaten zich gedwee door my als Bisfehop leiden.
Elk eert myn waardigheid; ’k zal naar de kerk my fpoên Om met hen, voor den llryd, een’ Outaardiènst te doen,nbsp;En hen, door kracht van reên, tot hunnen pligi te maanen.nbsp;Hun driftige yver zal ii ’t fpoor ter zege haanen.nbsp;ANJOU.
Stoutmoedig Bisfehop! ’k prys zo loffclyk een daad.
i ’e
-ocr page 77-De Hemel fta u by; gaat, niyne vrinden, gaat,
’kZal, tot myn uiterst uur, uw trouwe hulp waardeeren^ Als gy me in zegepraal naar deeze Stad ziet keercn,
Zult gy de blyken zien van myne erkentenis.
Verhaast uw fchreên wyl uw ontwerp noodzaaklyk is-. COSSE’.
Ik zie Prins Willems Gade en Dochter herwaards komen; ANJOU.
'fc Zal haar doen zien dat zy geen onheil heeft te fchroomen, ZEVENDE TOQNEEL.
ANJQUgt; CHARLOTTE,MARIA.
ANJOU,
Wquot;at gunftig oogenblik, waarin ’t geiyk my fchenkt Van u te zien, Mevrouw ! Daar elk myn deugd verdenktnbsp;Vleid zich Anjou dat u geen dwaaling zal verblinden,nbsp;Die nooit by de Overheid behoorde plaats te vinden.
Gy weet wat vrindfchap dat myn hart Oranje draagt. Die zich’t vertrouwen op myn woord nooit heeft beklaagd,nbsp;Gy die hem teêr bemint, fterk hem in dat vermoeden.nbsp;Ik kan ’s volks haat tot my onmoogelyk bevroeden,nbsp;Noch waar die vrees voor my of voor myn volk uit fprujt.nbsp;Ik bid,Vorftin, ik bid dat gy den laster fluit.
Het kwetst myne eer; men heeft myn heir in toorn ontfto-En had ik ’t niet belet, het had zich reeds gewpoken Op de Overheid der Stad en op de burgcry.
Dat uw Gemaal,, kan ’t zyn, by’t volk myn voorfpraak zy. Zyn komst in ’t franfehe heir zou al die twist bepaalcn.
c H h R-
-ocr page 78-CHARLOTTE.
Ik kan myn Gaê tot dit belluit niet overhaaien.
Door Jauregui zyt gy in dit gevaar geftort.
A N JOU.
Die 'fchelm heeft fchandelyk zyn’ roem en deugd verkort, En aller Franfchen naam een fchandvlek aangewreeven,nbsp;Waar door my elk mistrouwt; fchoon ’k nooit iets heb mis-Dat aan de burgers reên tot aditerdenken gaf. (‘^teevennbsp;Myn hart heeft zich verheugd in des verraaders ftraf.nbsp;Vaar wel, ik fpoê naar ’t heir en zal wel haast u tooneii,nbsp;Wat eedle deugden ’t hart van Alengon bewoonen,
Dat by grootmoedig al zyn ongelyk vergeet,
En nooit de bronaêr zoekt te flraflen van zyn leed.
ACHTSTE TOONEEL.
CHARLOTTE, MARIA.
CHARLOTTE.
Zaagt gy de ontroering niet in zyn verwilderd weezen! De fchuld, in ’t hart gefmoord, was uit zyn oog te leezen.nbsp;Hoe beeft myn hart voor u, 6 dierbaare echtgenoot inbsp;De vrees voor uw gevaar is wreeder dan de dood.nbsp;cy, die in ’t hevigst woên ons nimmer hebt begeeven,nbsp;SpaarHemeÜfpaar myn’Gaê,totNeêr}andsbei],in ’tleeven.nbsp;Laat toch zyn levensdraad niet eer zyn afgefneên.
Voor hy dit moedig volk geheel heeft vrygellreên,
En Nederland verlost van T zielendwingend Spanje;
Op dat het nagedacht verbreid hoe trouw Oranje,
Door hooger hand befiierd, Castiljes magt tot fpyt,
Dit
-ocr page 79-Dit volk* van’tSpaanfchejuk, grootmoedig heeft bevryd. MARIA.
De Hemel, die altoos getrouw heeft zorg gedraagcn Voor’t hoofd myns Vaders, zal, naar zyn alwysbehaagen.nbsp;Kooit dulden dat Anjou des Prinfen leeftyd kort.
Het Land wierd door kyn dood in eindloos wee geftort. Dfe Hertog zwoer u nooit op Willems hoofd te woeden.nbsp;Villers Helde u gerust; elk zal dén Prins behoeden,nbsp;^hoonhoven, die uw Gaê getrouw is toegedaan.
Zal Alcntjon in ’t heir omzichtig gadeflaan. (^keeren, Schoon ’s Hertogs volk vereend naar decze muur mogenbsp;Het zat de Kipdorppoort zo ligt niet overheeren;
De braave Vierendeel heeft die getrouw bezet.
Des Hertogs oogmerk word door zo veel zorg verlet, En Nasfau zal Anjou in zynen togt verzeilen,
In fchyn van pligt bewys, om u gerust te ftellen; Terwyl MichaultJaPailIcenThas getrouw deez’muur.nbsp;Uit last van de Overheid, bewaaken op dit uur,nbsp;CHARLOTTE.
’t Zyn al geen vrinden die voor ’toog zich deugdzaam too-Gy moet de angstvalligheid van mynen geest verfchoonen. ’k Ducht dat een eedgefpan, verborgen in deez’ wal.nbsp;Zoons Anjou verraad, zich openbaaren zal.
Als ons zyn heir hefpringt van binnen en van buiten. Kan nooit de burgery des krygsvolks woede fluiten.
De Hertog, die voor ’t oog zich onbefproken toont. Heeft veele vrinden van Oranjes zy getixtond.
Zy zullen zekerlyk zich voor Anjou verklaaren.
6 Ha-»
-ocr page 80-ê Hemel! geef my moed in deeze omilandigheên,
En ftel, door uwe hulp, myn zuchtend hart te vreên.
NEGENDE TOONEEL.
WILLEM, CHARLOTTE, MARIA.
WILLEM.
Myne echtgenoot! wat ’s dit ? ik zie uw traarten vloeien f. En met dat dierbaar vocht uw aangezicht befproeien ?nbsp;Anjou, die met zyn volk uit deeze muuren reed,
Geeft my geen ftof tot vrees voor eenig nadrend leed. Uw Broeder Monpenfier, verknocht aan myn belangen.nbsp;Begaf zich naar Cosfé; ’k zal haast bericht ontfangennbsp;Hoe Alcneon zich by het heir gedraagen heeft.
Bedwing den angst, waar doorgy voor uw Willem beeft. Betrouw aan ‘s Hoogflen hulp en my en deeze landen.nbsp;Myn leevcn en myn dood, 't (laat all’ in zyne handen,nbsp;Hy rekt myn dagen tot behoud van deezen Staat,
Voor wiens geluk myn haft gewillig ’t keven laat. CHARLOTTE.
Cy hebt Anjou, zo hy u ongetrouw mogt weczen,
Veel meer dan KoningPhlipsof’sPausfen haat te vreezen. Zo dra gy ’s Hertogs heir vind tegen u gekant,
Word gy, door de overmagt zynskrygsvolks, overmand. Ik heb Fervaques hier by Alenqon vernomen.
Zyn wrevelig gelaat doet my voor onheil fchroomen. Cosfé w^as toornig en in zyn vergramd gezichtnbsp;Bleek my de fchuld van ’t hart dat (Iruikcltinzyn’pligt-Ligt zal des Bisfchops list ons’t vreeslyksc onheil brouwen.
L.
Myn Broeder Monpenfier kunt gy geenszins betrouwen Myn Vader heeft Cosfé, om zyn geftrengen aartnbsp;En yver voor de kerk, die tw'ist en tweedragt baart,.
By ’t nadren van de dood , myn’ Broeder aanbevolen.
WyJ hy hem wenscht te zien ligt hier iets kwaads verhoo* Hoe billyk vreest uw Gaê voor u,6 mynGemaallnbsp;Vergeef uwe echtgenoot deeze ongeveinsde taal.
Ach! niogt myn zorg in tyds uw ongeval verhoeden. WILtEM.
De Hemel zorgt voor my in al myn tegenfpoeden.
Als ik elks trouw verdenk, die my zyn byftand bied. Word my het leeven een onlydelyk verdriet.
Gy moet de deugden van uw Broeder hooger achten; é Hy volgt zyn’ Vader, maar voed edeler gedachten.
Gosfé blyft hem verdacht, fchoon hy hem ftreelt en vleit. Hy heeft, door ronde taal, des Hertogs toorn weêrleid-Om ’t ongelyk.hem hier, gelyk hy waant-, weêrvaaren,nbsp;En bragt zyn fier gemoed door reden tot bedaaren,
Hy heeft ons ’t zaêm verzoend 1 Gewis' dees dag, Me-vrouw.
Zal ’t eind bepaalen, zo ik wenscb, van uwen rouw. TIENDE TOONEEL.nbsp;WILLEM, CHARLOTTE, VILLERS, MARIA.
VILLERS,
Des Hertogs krygsvolk heeft een nieuwe blykgegeeven Hoe zwaar ’t den burger drukt door zyn armoedig leevcai.nbsp;De wreevle Möntpeituis, ontziei;d,e gevaar,
Heef:
-ocr page 82-Heeft zich begeeven naar een’ ryken wisfelaar,
Van wien by door geweld een gvoote fom dorst vraagen. Men heeft den fchelmgeftraftendaadlykdoodgenaagen.nbsp;Maar ’t geen, 6 Vorst! het meest Villcrs ontroering baart,nbsp;fs, dat hy dervende zyn moorders heeft verklaardnbsp;Dat haast,door’s Hertogslast,.een’aanfl3guitzal brceken.nbsp;Die zyn verhaaste dood en Alengon zal wreeken.
Ligt had hy meer bekend, voor by zyne oogeii floot, Maar ’s wisflaars felle haat verhaastte zyne dood.nbsp;CHARLOTT E.
Kunt gy Anjous verraad nog meer in iwyffel trekken ? WILLEM,
Hy zal nooit fchandelyk den roem zyns dams bevlekken. Vergeef my dat niyn hart voor 's Hertogsonfchuld pleit.nbsp;Geloof geen laster,die een booswicht dervend fpreid.
De vrees voor Alengon rust op een bloot vermoeden.
Ik kan ’t geheim van al die wantrouw niet bevroeden.
¦ nbsp;nbsp;nbsp;VILLERS.
Cy weet wat achting u het volk van Neêrland draagf; Dit heeft Anjou, ó Vorst! geloof my, lang niishaagd.nbsp;Hy’s valsch en zoekt door list u in den flaap te wiegeoknbsp;Zyn minzaame aart zal ii, vertrouwt gy dien, bedriegch.nbsp;Indien de Hemel in zyn gunst het kwaad niet weert.nbsp;Staat ons re duchten dat de Hertog triomfeert.
Maar welk gerucht!
WILLEM.
Vrees niet, ik zie Schoonhoven komen» .CHARLOTTE.
Zyn komst verbaast my!
E L F,
-ocr page 83-elfde TOONEEL.
WILLEM, charlotte, schoonhoven, VILLERS, At ARIA, Gevolg van Biirgnn, met denbsp;Degens in de hand.
WILLEM, tegen Schoonhoven.
Hoe! wat ramp ftaat ons te fchroomcn? Keert gy alreê te rug? wat is ’er omgegaan!
Ik bid tl, fpreek, myn vrind?
SCHOONHOVEN.
’t Is met deez’ Stad gedaan t Des IJertogs heir zal zich naar deeze muuren wenden,nbsp;VILLERS.
MARIA.
CHARLOTTE.
Myn dlerbaare echtgenoot!’k raak u voor eeuwig kwy*tt WILLEM, tegen Charlotte,
Ik bid ,in ’s Hemelsnaam, dat gy geduldig zyt. (^weczen Mistrouw de Algoedheid niet; wat ook myn lot nioognbsp;’k Berust in haar bedier: Haar fchikking zy gepreczen.nbsp;Tegen Schoonhoven.
Waar liet gy ’t heir, dat zich naar deeze vest begeeft? SCHOONHOVEN.
Ifc zal u melden hoe ’t zich toegedraagen heeft.
De Hertog , eindelyk op ’c moedig ros gedeegen ,
Wierd door het volk begroet; by fchynt huiurouw gene-j nbsp;nbsp;nbsp;Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;H 5'
-ocr page 84-Hy wenkt het minzaam toe, en ’t Vorftelyk gelaat Verbergt den moordlust, daar het hart van zwanger gaat rnbsp;Doch veele burgeren, beducht voor ’s Hertogs laagen,nbsp;Vermids zy ’t grootfte deel zyns volks gewapend zagennbsp;En ftyf in ’t harnas, door een overrok bedekt.nbsp;Mistrouwen die klecdy, die billyk vrees verwekt.
Men mompelt; „ Men kan dus Antwerpen overromplen „En ’t heir deez’ bange vest in’tvreeslykRe onheil dom-plen:
„Ziet toe, 6 Burgers! dat gy voor de muuren waak^.*quot;' Anjou, die nevens ons de KTpdorppoort genaakt.
Geeft aan zyn krygsvolk last zich by de brug te onthou’en, Om in die tyd den Graaf Laval zyn last te ontvouwen.nbsp;Die met Rochefaucault Anjou alleen verzelt.
Hy heeft zyn fuood befluit die Graaven t’zaêm gemeld. Zyn oogmerk is de Stad op ’t ipoedigst te overheeren,nbsp;En met zyn gantfche heir naar deeze vest te keeren.nbsp;Welhaast ftroomtindeez’ wa! der burgren dierbaar bloed,nbsp;Indien des Hemels hulp, in ’c Rryden, 't niet verhoed.nbsp;WILLE M.
Rochefaucault, Laval, getrouwfle myner vrinden!
Is’t mooglyk.Iaat gy u door ’s Hertogs list verblinden? Op wien vertrouw ik my, nu gy myn zy’ verlaat!nbsp;Spreek ,• wie ontdekte aan u dit zorgeiyk verraad ?
De haat des volks zoekt ligt der franfehen roem te dooven. SCHOONHOVEN.
Indien gy nog, 6 Prins ! myn reên niet kunt geloven, Gy word welhaast door my tot uwe fmart verlicht:
’k Beo, door dier Graaven trouw, van alies onderricht.
TREÜRSPEL. 6f
Anjou blyft aan de poort op meerder byftand wachten. Ky wacht vyf Vaandels in, om met verfterkte krachtennbsp;Ons te ovcrmeestren als zyn krygsmagt is verëend.
’k Bid dat gy in het eind myn bed gehoor verleend.
Ik ben,door’sHoogflen gi^ist.deflagtingvoorgekonierl-, En heb in haast den weg naar uw verblyf genomen»
In hoop dat uwe hulp my moedig by zal liaan.
*t Js tyd om Alongon vereend te keer re gaan.
Gy moet des Hertogs trouw uit uw gemoed verbannen. Ik heb de ketens van de Kipdorpüraat djen Tpannen.
De burger, op myn last, vóórziet zich van geweer.
Op dat men de overmoed van ’t woedend krygs volk koer’. Laat ons, ’t is meer dan tyd, des Hertogs magc vveèr-C il A R L O T T E.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cdreeven»
Waar gaat gy ?... ach! ntyn Gaê'. behoe uw vorstiyk leeven'. Verlaat ge in zulk een ftaat uw fchreiend huisgezin,nbsp;tlw dierbaar kroost en uw geliefde Gemalin ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Wie zal ons voor het woèiï van ’tnadrend krygsvolk dek» En, buiten uwe hulp, tot een befchermcr ftrekken ?nbsp;Een heimelyke vrees, die ik niet kan ontvliew,nbsp;Voorfpelt my dat ik u nooit levend weSr zal zien.
zal
I'Ioor uw Charlotte, in zo veel leed, voor’t laatllekia.-ïgen i Algoedc Hemel ! fchept ge in myn verdriet behaagen?nbsp;Vind de onlchuld nimmer troost, na zo veel ongeneugcnbsp;En ftormen van ’t geval, op ’t pad der zuivre deugd'nbsp;Den moed, dien 'k altoos hield, heb ik geheel verlooren:nbsp;Maar neen, ik voel de vreugd in myne ziel herboorea.nbsp;’k Verlaat voor eedlcr wyk welhaast dit traanendal,nbsp;Daar ik, voor ’s Hoogflen troon, vtfheugd aanlcljouwennbsp;E anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;£egt;i
-ocr page 86-Een Moeder, die, zo teêr met my, haar fpruit, bewogen.... Wat zie ik. Hemel! zy vertoont zich aan myn oogen,nbsp;En in haar rechter hand rykt zy me een’ palmtak toe!
Zy lacht my miniyk aan en toont-zich bly te moe.
Zyt welkom zaalge ziel! 6 M^der, my zo waardig! Verbind ge u aan myn lot?gy vind uw Dochter vaardig;nbsp;Kom, vat my in uw arm, ik ben ter dood bereid.
Ik reikhals naar ’t genot der blyde onfterflykheid.
Zy valt in onmagt op den grond neder.
WILLEM ,. terwyl Fillers en Maria haar oprechten en in een armjioel neder zetten.
6 Yslyk oogenblik! de fmart verbeert haar zinnen.
Laat my door moed dcez’ ftryd, ó Hemel! overwinnen! SCHOONHOVEN.
’t Behóud der Stad, ó Vorst! word in uw hand gefteld. ’t Is meer dan tyd dat ge ons in dit gevaar verzelt.nbsp;Indien uw trouwe hulp de burgery zal baaten.
WILLEM.
Gy allen beeft! kan ik myne Echtgenoot verhaten, Terwyl wy met den angst des doods haar worftlen zien gt;nbsp;Myn vrinden, welk een ramp!
SCHOONHOVEN.
Het moet nogtans gefchiên. ’t Behoud der veege Stad moet alles óverwegen.
Uw bittre toeftand maakt ons aller hart verlcegen.
WILLEM, met de uiterjie ontroering, tegen Maria.
’k Betrouw uw Moeder aan uw tedre zorg, myn kind. Tegen Fillers.
En gy, vertroost mjn Gaó, getrouwe boezemvrind.
Ligt
-ocr page 87-69
Ligt vind gy door ’t gebed voor ’s Hemels troon genade. Ik ga ten ftryd!
MARIA, haar Vader omhelzende,
6 Smart!
WILLEM, eenige treedon van Charlotte af doende j keert weder te rug en omhelst haar met aandoening.
Vaar eeuwig wel, mjn Gade! TWAALFDE TOONEEL.nbsp;CHARLOTTE, VILLERS, MARIA.
MARIA.
ö V^reefelyke dag! hoe is myn hart bekneld!
Zie hier den ramp vervuld, dien gy ons hebt vóorlpeld. Ligt zal myns Vaders bloed in deeze muuren flrooinen.nbsp;Charlotte teder omarmende.
’t Schynt dat de zwaare fchrik haar krachten heeft beno-Ik ben myn Moeder kwyt! nbsp;nbsp;nbsp;Onen.
VILLERS.
Verban uw bittre fmart.
Betoon dat gy getroost de wreedUe rampen tart.
Uw tedre Moeder heeft deeze aard nog niet beg'eeven.
MARIA.
6 Vreugd, haar kracht herleeft!
CHARLOTTE, langzaam bykomende.
Waar is myn Gaê gebleeven ? Gy beiden zyt ontroerd! waar is de Prins gegaan ?nbsp;Waarom, myn Kind, zyt gy zo hevig aangedaan?
E 3 nbsp;nbsp;nbsp;VIL-
-ocr page 88- -ocr page 89-EERSTE TOONEEL.
COSSE’, FER VA QUES.
By het openen van 't Tooneel hoort men het Orgel fpeelen, dat door een aangenaam mnzyk van Inflrumenten vervatt-gen word, onder welk geluit de Bisfchop, gevolgd vannbsp;• eenige Priesters, ten voorfchyn treed; Het volk, datnbsp;zich, gewapend, in de Kerk gefehaard vertoont, aannbsp;welks Hoofd Fervaques zich bevind , welke opnbsp;des Bisfchops komst knielt, volgt hier in zynnbsp;voorbeeld.
COSSE’.
Befchermers van ’t Geloof! doorluchte fiervelingent Van welk een heldenfchaar ziet zich Cosfé omringen!nbsp;De Hemel, die door my tot u, zyn dienaars, fpreekt,nbsp;Eischt dat gy ’sHertogs hoon en Romes kerkleer wreekt.nbsp;Ryst op, en wilt de reên uws Bisfchops .verder hooien:nbsp;’t Is noodloos voor de kerk uw’ yver aan te fpooren.nbsp;Gregorius erkent dat gy zyn’ roem bemint,
’t Gevlamp;ekte ketterdom , door dwaalingen verblind, Gevaarlyk voor de ziel, doet Romea'zetel beeven !
't Vervolgt der Vaadren leer door heerschzucht aange-dreeven.
't Heeft uw geloofsgenoot door dwinglandy belaagd En uit zyn tempels als een balling ftoiit verjaagd.
E 4 nbsp;nbsp;nbsp;Die
-ocr page 90-Die fchittrende outers, die wy met ontzag befchouwen. Die beelden, ryk van goud, zyn fchandlyk neêrgehouwennbsp;En door ’t Kalvynsch gebroed veroverd of vernield.nbsp;Wiens moedig hart word van geen heiige drift bezieldnbsp;Om ’t onvervalst geloof, dat \ve opentlyk belyden,
V'an dwang te ontflaan en voor de waare leer te ftryden ? ’k Zie dat uw aangezicht van eedle gramfchap gloeit.
En dat myn llerke (lem aan myn belang ti boeit,
De Hugenoot, die ’t hart ai langzaam wil hervormen, Is Hechts op roof bedacht; durft kerk by kerk beftormen, _nbsp;En zo de Hemel, die der Vorsten hart gebied,
Ons niet verdedigt, keert der Vaadren leer tot niet.
Wat zeg ik !zou uw deugd des ketters woên bezuuren ? Neen, Romes kerkleer zal ’c geweld der hel verdtiuren!nbsp;Ze is op een rots gebouwd, en wie hier tegen druistnbsp;Of Hout zyn wapens wend, v, ord door haar kracht vergruisd,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Uw Bisfehop kent uw* moed, voor geen gevaarbezwee-Uw trouw, ö Helden i is me in ’t fier Parys geblecken , Toen Medicis, geducht, den fnooden Hugenoot,
Die de achtbre kerkleer hoont, geftraft heeft met de dood! Antwerpen is gedoemd; de firafbaare Overhedennbsp;Van deez’ gevloekte Stad,die W'oord en eed veitreeden,nbsp;Verfmaaden Romes leer, voorheen door hen geacht.
De burger volgt hen na en hoont de Hemelmagti Die Hemel eischt deez’ dag het leeven van Oranje.
Die vyand van den Paus en van het moedig Spanje JIcoft alle liefde voor de Roomfehe kerk verdoofd.nbsp;Ontzie zyn leeven niet, zyn bloed zy op myn hoofd!
Ik
-ocr page 91-7'
Ik zal op deeze plaats u allen weêr verwachten;
U zeegnen als de kerk gered is door uw krachten. Komt heiden ! waardig kroost van Frankryks Opperheer,nbsp;Toont andermaal uw’ moed en ftryd voor’sHertogseer;nbsp;Wil met deez’Priesterfchaar een wyl deez’plaats begeeven.nbsp;Die voor zyn’ Godsdienst fterft verdient het zalig leeven.
¦ Hst volk trekt, achter de Priesters, in order van het Taoneel.
W E E D E T O O N E E L.
COSSE’, FER VAQUES.
FER VAQUES.
Het volk beeft voor iiw ftem; ’t oert u als ’s Hemels COSSE’.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ctolk.
’t Ontzag ecns Bisfchops (Irekt ten teugel voor het volk. Het woest gemeen,ten dienst van onze magtgebooren,nbsp;Hoe ruw van aart, durft nooit de Ceestlykbeid verftooreii.nbsp;’tVolgt blindlings ons bevel,’t vreest minzynOverheidnbsp;Dan ’sPriesters dreigen,die ’t door looze treeken vleit.nbsp;Maar waar toeft Monpenller ? zou hy iets onderwinden....nbsp;FERV'AQUES.
Hy zal op deeze plaats zich daadlyk laaten vinden.
’k Ducht dat gy vruchtloos van zyn’ pligt hem onderhoud , Wyl hy desPriestcrs magt met minder fchroom befchouwt,nbsp;C O s S E’.
Laat deeze zaak aan my; ik heb reeds zorg gedraagen, Dat hy des Hertogs magt niet roekloos kan belaagen.nbsp;Zo hy Cosfé ontzegt zyn wraak ten dienst te flaan,
E 5 nbsp;nbsp;nbsp;Zlal
-ocr page 92-Zal ik op deeze plaats hem doen in ketens (laan.
En hem bevvaaren tot de ftryd is afgeloopen.
Ifc blyf nogtans, myn vrind, op zynen byftand hoopen, Wyl hymynvootrchriftvoJgt.dathynooitheeftverrmaad.nbsp;Zyn Vader, altoos de eer geroemd van Frankryks Staat,nbsp;Sints hy Charlotte door zyn’ yver heeft verloeren ,
Kon, tot zyn dood, den haat voor ’s ketters leer niet fmoo-ren.
*k Verwacht dat Monpenfier, door myne list gevleid. Als fchikte Henrik hem tot de eerde waardigheidnbsp;Die in zyn Staateu is, zich willig zal vernceren.
Een jong en moedig hart ziet graag zyn krygsdeugd eeren. De hoogmoed, in de ziel lints onze jeugd geprent.
Die fchaars de kragt van ’t bloed of die der vrindfehap kent,
Doet liefde, trouw en deugd uit ’s dervlings harte wyken! Hy voed,het oorlogsvuur in duizend koningryken,nbsp;Geteiftcrd door dien gloed, door vrind en broeder-twistnbsp;Ten prooi aan woede, haat, geweid, bedrog en list.
't Zal u op deczen dag, tot uw verwondring, toonen, Hoe kundig ’k Monpenfier den Prins wist aftetroonen;nbsp;En dat de Geesllykheid, gevreesd om haar gezag.
Zelfs op ’t hardnekkigst hart, door kunstnary vermag Al ’t geen haar inzicht dient; zyn hulp in ons veel waardig!nbsp;FERVAQUES.
Zo ras gy ’t nodig vind, is ’t volk ter optocht vaardig. De Kronenburger poort, door Merestein bewaakt.nbsp;Waar door de ruitery het veiligst binnen raakt.
Zal ik,met ’s krygsvolks hulp, voor Alenconontfluiten.
Dus
-ocr page 93-Dus tracht de burgery vergeefs uw niagt te ftuiten.
Daar ’t moedig heir decz’ muur belaagt aan allen kan^. Ais ’t donderend gefchut op hen in aantogt brand.
Zult gy der burgren moed in lafheid zien verkeeren.
Gy zult de Iclyvaan in deezen wal zien eeren Voor dat gy ’t zonnelicht in ’t west ziet ondergaan.nbsp;Deez’ dag zal dceze Stad op bloed en traanen Haan.nbsp;c o s s E’.
Uw moed ontfonkt myn hart ;’kzie Monpenfier genaaken.
Gy moet, daar ik hem fpreek, uw krygsmagt vaardig maaken.
Verfchynaan’t hoofd van’tvolkterdond voor myn gezicht. Zo dra ik ’t u gebied; vermaan hen tot hunn’ pligt.
DERDE TOONEEIi.
COSSE’, MONPENSIER..
MONPENSIER.
Om welke reên, myn Heer, hebt gy my hier ontboden? Indien gy mynen raad of bydand hebt van nodennbsp;In zaaken van gewicht, ben 'k tot uw dienst bereid.nbsp;Doch zo 1’ervaques u door ontrouw heeft misleidnbsp;Alsöf ik door myn Raai hem dong naar ’t eerloos leevenjnbsp;Duld dat ’k myn onfchuld mag aan u te kennen geeven.nbsp;Zyn trotsheid heeft voorlang myn fier gemoed getergd,nbsp;’k Bemerk dat my Anjou ’t geheim zyns harts verbergt.nbsp;Ik kan zyn woord noch zyn beloften niet vertrouwen.nbsp;Hy zal,door fpyd vervoerd,deez’Staat zyn eed niet hou’en,nbsp;Fervaques heefezyn hart tot ontrouw aangefpoord.
Gy kent de heerschzucht,die zyn moedig hart bekoort; Behoed der franfehen eer door een roemruchtig poogen.nbsp;cos SE’.
Verdenk den Hertog niet,’ gy vind u zelfs bedrogen.
’t Ondankbaar Nederland , dat fchaars zyn woord vervult, Onthak in Alengon den fpyt en ’t ongeduld.
Men durft de leer der kerk, wie kTin dien hoon verdraagen ? Waar voor de Hertog fprak,op ’t fchandelykstbelaagen.nbsp;Men duld geen vryheid van Geweeten, welkeen fmaad!nbsp;Gy ziet hoe ’t Ketterdom den Roomfehen godsdienst haat!nbsp;MONPENSIER.
Des Hertogs cisch rust op te vergezochte gronden.
De Staat heeft door geen eed zich aan Anjou verbonden Dat hy de Roonifchc leer vrywillig toe zal Haan.
Ook heeft Anjou dit Land geen’ dienst genoeg gedaan, Om nieuwe wetten aan den landaart op te dringen.
Hy heeft zich aangeboón vrywillig by te fpringen Tot hulp van deczen Staat, dien hy onfchuldig acht.
’t Bedisfen van ’s Lands recht is niet in zyne magt.
Ik doem de dwaaling en den dwang van’tvry geweeten. Maar is u de overmoed van onze kerk vergeeten ?
Die martelvuuren, door geen traanenvloed gefluit,
Maar dae aan 8ag verzwaard door ’t Trentfche kerksbe-fluit! nbsp;nbsp;nbsp;*
Gy moet, indien ik dwaal, my dit ten goede hou’en; Ik doem dc kerk, die koel het moorden kan aanfehouwen,nbsp;Wiens hoógfte zielvermaak het bloedvergieten is;
Die firafbre dwaaling is myn hart eene ergernis.
77
COSSE’.
Vreest gy door zulk eentaal geen’Bisfchop te mishaagen^ Die ’c fcheldcn op zyn leer niet ftraftoos mag verdraagen ?nbsp;Vergeet gy wat uw mond heeft aan die kerk beloofd.
En dat uw Zuster ons arglistig is ontroofd ?
Die, welk een fniart voormy dat ik ’t u moet doen hooren! Als vyandin dier kerk voor eeuwig gaat vcrlooren!
De vvaare Godsdienst is onfchatbaar voor ’t gemoed.
’t Gezag der kerk word door der Vorften magt behoed. Het zwaard, door hooger hand hen indevuistgegeeven,nbsp;Verfchrikt de vyanden d!e Romens kerk weêrftreeven. lt;nbsp;’t Is in iiws Kfiiings naam al wat gy hier verricht.
En Hy is rekenfehap aan hooger magt verpligt.
Die fommigen verkoos met waardigheên te kroonen.
’t Voegt, voor uw wettig Vorst, gehoorzaam u te toonen. Gy ztvoer aan Rome uw trouw, ’t verdedigen dier leernbsp;Moet uw belang zyn in ’t bevordren van uwe eer:nbsp;Indien gy W'enscht verheugd na uwedoodteontwaaken.nbsp;En namaals ’t zoet genot der reinfte vreugd tefmaaken.nbsp;Ontheven van verdriet, van pyniging en finart.
Moet gy, op mynen raad, met een genegen hart U voor de leer der kerk, die gy belyd , verklaaren.nbsp;Men moet voor ’t eeuwig hcil’t verganklyk laatcn vaaren.nbsp;Een Dwaalgeest, die niet weet van w'at geloof hy is,
Is ’s Hoogften gunst onwaard’ en hem eene ergernis. Vermeeile ftervling.die uw’ Godsdienst hebt vergeeten!nbsp;Vrees, in het uur des doods, de wroeging van ’t geweeten 1nbsp;Monpenfier by de hand vattende, die vreeslyk ontroerd is.nbsp;Een traanent loed, myn Zoon lontipringt uw moedig oog*
Ligt dat u ’s Hemels magt ter myner gunst bewoog,
Om voor de Roomfche )eer dit oogenblik te Itryden. Spreek, zou uw gulle taal des Bisfchopshart verblyden !nbsp;ö Held ! myn hart zo waard’, lints *t opgaan uwer jeugd ,nbsp;Die ik altoos beftierde op ’t pad der eedle deugd.
Ach! heb ik, tot inyn troost, u tydig weêrgevonden. Op ’t oogenblik dat ge u had tegens ons verbonden ?nbsp;Tcrkwik uw’ Bisfchop door deez’ heugelyke taal,
En zeg ,, Tot ’s Koningsroem ontbloote ik ’t heldenftaal! „ ’k Zal myn’ Geloofsgenoot de vryheid wedergeevennbsp;„Van zyncn Godsdienst, of door ’s keuers handen fiiee-MONPENSIER.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cven!’
0
Wat hoor ik! in wat plaats is Monpenfier gevoerd ? Myn leden boeven en myn zinnen zyn beroerd. ^^cn !nbsp;Gy, Hemel, die me altoos uw voorfehrifc hebt zien vtec-Is ’t mooglyk dat de Mensch zo boos van hart kan w'eezen,nbsp;Dat hy, in uwe gunst door woord en geest verlicht,nbsp;Zo ver kan dwaalen, in ’c betrachten van zyn’ pligt,nbsp;Om, onbevreesd voor u, met yders vloek belaaden ,nbsp;Zich in’tonfchuidig bloed zyns medemensch te baaden!nbsp;Onzalig Mytervoogd, voor recht en vrindfehap doof!nbsp;Wreedaardig dienaar van ons heilig kerkgeloof!
Zonde ik, door u gevleid, iny naar uw’ raad gedraagen ? Schiep ooit de Hoogde magt in menfcbenbloed behaagen ?nbsp;Indien de Roomfche leer, waar in ’k ben opgebragt,nbsp;Die iK van hart belyd en die ik heilig acht,
My noopen moet dat ik my ’t moorden zal gewennen, Beken ik u ronduit de gronden niet te kennennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\
\'an eenen Godsdienst dien ’k zo yvrig heb beleen.
De
-ocr page 97-De Christen leer heeft niets met moordery gemeen.
Zo ik des Hemels gunst door zulk een woên moet winnen , Dan zweer ik dat ik nooit de Hoogfte magt kan minnen.
Maar neen, zy is volmaakt,menschlievend, vreedfaam, goed,
En eischt het ftorten nooit van fchuldloosmenfchenbloed.
De hoofdfomvandeWet aêmt deugd en menfchenliefdc:
Schoon my dwaaling van Charlottes Godsdiensi griefde.
En ik met fmart befchouw haar droevig ongeval,
’k Ben niet zo ver dat ik haar nog verdoemen zal.
Ik laat aan Hooger magt haar eeuwig heil bevolen.
Het lot der menfchen is voor 'sflervlingsoogverhooleny De oneindige Opperheer behoud aan zich het recht.nbsp;Dat hy des Bervlings lot voor de eeuwigheid beflecht.nbsp;Uw liefdeloos gedrag doet my van affchrik yzen !
Maar gy zoekt my vergeefs ’t vervolgen aan te pryzen Van ’t korts hervormd geloof, dat billyk wederltreeftnbsp;De troifche Geestlykheid , die ongebonden leeft;
Waar aan niets anders in deeze eeuw is bygebleeven, , Dan een heerschzuchtige aart en een wellustig leeven.
’t Is niet de leer der kerk, die ik veracht, ó neen. Maar ’t is de dwaaling van zyn Priestren in ’t gemeen.nbsp;Alen zocht in vroeger eeuw de gruwlen voor te komen
Van ’t blinde heidendom, dat ’s menfchen bloed deed ftroo men
Ten zoen desAfgods,die,befpat met’smartlaarsbloed^ De dwaaling ons deed zien van hun verblind gemoed.nbsp;Hos! zal die zelve kerk, die zo veel leeds moest lydeit
In
-ocr page 98-In de eerfte Christen eeuw,’t Hervormd geloof beftryden Door vuur door ftaal en drop , vervreemd van medely ?nbsp;Zult gy door foltering ’c volk winnen op uw zy?
Gy zult den glans der kerk, door uw geweld , verdooven. Wie zal, na zulk een blyk van ontrouw, ons gelooven ?nbsp;Wat eed is heilig, zo Anjou zyn* pligt vergeet,
En ’t zuchtend Neêrland dort in ’t allery^ykst leed!
Ecus Bisfchops hart weet van geen vrindfchap of ontfermen !
Maar ’k zal deez’ bangen Staat tot myne dood befchermen! co SS ir.
Vermeetle! vaar vry voort: verkort uw deugd en eer. Doem myne gramfchap en verfinaad uwe Opperheer!
Gy zult meer tegenftand dan gy verwacht ontmoeten , En ’t haatlykst wanbedryf ligt met uw leeven boeten.
'k Zie andrc helden, reeds beroemd daor dappre daén, Naar hooger waardigheid en ’sPaufon vrindfchap Haan.nbsp;Die aan den luister van des Konings kroon gedenken,
Zal Henrik, mild van aart, voor ’s Hertogs hulp befchcn-ken ;
Terwyl gy, doch te laat, des Vorden vrindfchap zoekt, Die uw hardnekkigheid, tot Neêrlands hulp, vervloekt.nbsp;Gy zult Rochefaucault, den braafdcn uwer vrinden,
En held Laval bereid tot ’s Hertogs bydand vinden.
Zy gaaven my hun woord; ja, gy zult, binnen ’t uur, Hen overwinnaars zien in deez’ gedreigden muur!nbsp;MONPENSIER.
.Staat my zo wreed een dag van ’tdrenge lot te vreezen!
P E L,
COSSE’.
Dien Rome, volg myn’ raad ,gy zult gelukkig weezen. MONPENSIEU.,
Ik vloek uw heilloos woên ; ’k zal deez’ verraaden wal Getroinv befchermen voor het dreigend ongeval.
Hy,die myn onfchuld ziet, zal riiy tot hulp verllrekken. COSSE’.
Anjou is reeds bereid deez’ muuréh in te trekken.
Roep vry de Hoogde magt tot uw befcherming aan.
Eer gy deez’ plaats verlaat is ’t met de Stad gedaan.
Gy zweert, voor’sPrinfen hoofd , uwleeven op te zetten j Maar waant gy niet dat ik uw Oogmerk kan beletten? ¦nbsp;Gy zyt in myne magt!
BIONPENSIER.
Wat zegt gy ? Welke reen!
Belaagt gy myhe trouw? M'aar wil dit eindlyk heen!
’k Vlieg tot behoud der Stad en zal myn’ pligt betrachten;
* nbsp;nbsp;nbsp;COSSE’.
Trouwlooze! ’t is të Iaat; treed toe, waar zyt gy? wachten!
VIERDE TOONEEL.
COSSE’, fervaq^ues, monpensier. Gevolg van Soldaat en, die met onthloote Degens en met gelaaden Roersnbsp;te voorfchyn komen.
MONPENSIER, de hand aan zyn’ Degen flaandé, Vermeetle, beef! ,
COSSE’, tegen Fervaques,
Tree toe, ontruk hem zyn geweer!
i»
-ocr page 100-MONPENSIER, tegen ’t volk zich verweerende, word door Fervaques gevangen genomen.
Het flaal myn vuist ontrukt! verfchriklyke ommekeer! ó Hemel! Ipaar den Prins.
F E R V A Q^n ES, tegen Cosfé.
Het teken is gegeeven,
Waarop des Hertogs magt naar deezen wal komt llreeven. ’k Zal, met dit moedig volk, my tot zyn byfland fpoên.
C o s S E*, tegen de Oeestelyken.
Verzelt den Graaf en wilt voorts aan uw' pligt vo]doen.( Brengt hem in zekerheid.
M o N P E N s I E R, tegen Cosfé.
Ik zal uw woên niet vreezen. De Prins, die my bemint, zal myn verlosièr weezen;nbsp;Of zo ik fterven moet, ’k ben met myn lot voldaan.
Zo ’k u, verraader! voor myn dood mag zien vergaan. De Geestelyken brengen Monpenjter gevangen weg,
F E H V A Q^u E s, tegen Cosfé,
Het volk haakt na den (Iryd ; het lot toont zich genegen.-c O'S s e’ , tegen ’r volk.
öCbristen belden I komt, ontfangt uws Bisfchopszegen!... Maar, Hemel! wat gerucht! ik vrees voor een verraad.nbsp;FERVAQUES.
Het is de Prins, ó fpyt! myn byftand is te laat!
VYFDE TOONEEL.
WILLEM, cosse’, ferva^ues, Gevolg van Édelen, Soldaaten en gewapende Burgers, die metnbsp;ontbloote Degens en gelanden Roers te voor-fchyn komen,
WILLEM, tegen Fervaques, die syn krygsvolk achter zich g^chaard houd, zo dat de Prins de anderenbsp;zy van 't Tooneel behoud. '*
Gy moet dit oogenbÜk u aan my overgeeven! ' FERVAQUES.
Éerzult gc, op deeze plaats, my voor uw oog zien fneevedl COSSE’, tegen eenige roomfche Burgers, die tot hulp vannbsp;den Prins zyn aahgetogen.
Wat zie ik, Hemel! hoe, vermeetle burgerfchaar!
Gy die uw Bisfehop vreest, u buigt voor ’t roomsch altaar ^ Durft ge, op Oranjes raad , u tegens my verbinden?
’t Is voor ’t belang der kerk, al w'at we ons onderwinden.
Vrees, vrees den ban dien'kvoer, indien uwrazerny.
. WILLEM.
Veracht de trouw niet van Antwerpens burgery.
Gy zyn hun Bisfehop niet; gy zyt een ftadsverraader,’ Die ’t ongeluk bewerkt van hen en my te gader.
Die UW’ belangen in des Hertogs vrindfebap fielt,
En uw’ geloofsgenoot ten prooi geeft aan ’t geweld Van een’ verwoeden hoop baldaadige Soldaaten.
Hy, die onze onfchuld ziet, zal nimmer ons verlaaten.'
F 2 nbsp;nbsp;nbsp;Myfl
-ocr page 102-Tegen de roomfche Burgers en syn verder Gevolg,
Myn vrinden, volgt dit uur 't geen u uw pligt gebied, En ftoort u aan den vloek eens trotfchen Bisfchops niet.nbsp;Uw Godsdienst zal u niet voor ’s vyandswoên verfchöo-
Cnen.
Gy zwoert deez’ Stad uw trouw, wiltu gehoorzaam too-Behoed uw dierbaar kroost voor ’s vyands overmoed. Het is des Burgers pligt dat hy zyn Stad behoed.
Tegen Fervaques.
Zo gy u overgeeft zult gy genaê verwerven.
F E R V A 0,0 E S, tegen TVillem.
Verwacht die lafheid nooit, ’k wil liever ’t leeven dervent Tegen zyn Gevolg.
Spitsbroeders! die my zwoert trouwhartig by te flaan, Door uw*quot; geloofsgenoot zo laf, zo fchelms verraên,nbsp;Daar gy hem vryheid van geweeten wenscht te geevcn!nbsp;Komt, wapent u met moed en doet de ondankbre fneeven !nbsp;Valt aan!
WILLEM, tegen zyn Gevolg.
Vol voert uw’ pligt.
C O S S E’, zich hegeevende op den voorgrond van ’t Tooneel, terwyl het krygsvolk op elkandren êanvalt, onder aanvoering van Willem en Fervaques , die voor den Prins ein-delyk zwicht, terwyl een gedeelte van zyn volk vlucht,nbsp;dat door Willems volk vervolgt word, waarSp Cosjé ennbsp;Fervaques door Oranje worden gevangengenomen.
ö Vreeslyke oppermagt!
Gy, die de boosheid ftraft van ’t nienfchelyk gellacht. Die nooit uw kerk verlaat in ’c midden der gevaaren,
Ver-
-ocr page 103-Verlos dit moedig volk en firyd voor onze altaaren!
Kom , blikfem voor myn oog dit vloekgefpan ter neêr WILLEM, tegen Cosjé.
De Hemel hoort u niet, ondankbre, ik triomfeer! Doemwaardige oorzaak van het bloed dat wy vergieten!nbsp;Gy ziet het voor uw oog by gantfche ftroomen vlieten.nbsp;Zie hier de vrucht van een’ onzaalgen overmoed.
Uit dwepery ontdaan , die haat en tweedracht voed.
IVyzende op het gefiienveld volk,
C o S S E’.
Gy kunt onmogelyk des Hertogs magt verwinnen. Welhaast verlost hy ons uit deez’ gevloekten wal.
Daar alles tot uw draf zich t’zaêra verëenen zal. Vermeetle Schutsheer van de leer der Hugenooten!
En nooit zult gy de wraak van Romeof Spanje ontgaan, Schoon gy u in het hart van Holland raogt bevinden.
’tVolk,ziende uw ontrouw,zal zichtegensuverbinden. Een andre Jauregui, door Panna omgekocht,
Wy! Koning Phlips niets tot uw’ val iaat onbezocht,
Om dat gy, fchelmsch van hart,uweeeden hebtgefchon-den ,
F 3 nbsp;nbsp;nbsp;Be»
-ocr page 104-Befchik vry van myn lot, myn hart voelt geen berouvy. ’kBlyf, tot myn uiterfle uur,deroomfchekierk getrouw'.nbsp;WILLEM.
’s Lands Staatcn zullen u een billyk loon vcrfchaffen. En naar de grootheid van uwe euveldaad u ftraffcn.
Tegen den Hoofdman der lyfwacht en.
Men breng hen beiden weg.
FERVAQUES.
ó Onvcrdraagbre fpyt 1 cos SE’, tegen Fervaques.
Gelukkig is de mensch die oin zyn’ Godsdienst lydl De Hoofdman der Lyfwacluen, met zy?i Gevolg, brengt^nbsp;hen beiden weg, terwyl een gedeelte van ’t krygs-volk by Willem hlyft.
-ocr page 105-ZEVENDE TOONEEL.
WILLEM, SCHOONHOVEN, oan ’t Hoofd van eenige Burgers, die met ontbloot e Degens in de hajid uit komen inbsp;Gevolg van Edelen, Burgers en Soldaaten i de Burgemeester komt, met zyn Gevolg, de deur uit daar Mon^nbsp;penjier door de Geestelyken is uitgebragt.
WILLE M.
Wat tyding brengt ge my ? Spreek, is de Stad verlost van ’s vyands razerny!
SCHOONHOVEN.
U w Broéder heeft door my zyn vryheid weer bekomen , Die hem Cosfé benam.
WlLLEAl,
Wat zegt gy!...
SCHOON HO VEN.
Wil niet (èhroomen ;
Hy vloekt des Bisfchops woên en gaat ons rustig voor Aan ’c hoofd van menig held, dien hy tot hulp verkoornbsp;Uit myn gevolg, 6 Vorst! om ’s Hertogs magt te keeren ;nbsp;Qie wy, doch vruchteloos, van deeze wallen weeren.nbsp;De Roode en Keizerspoort zyn beiden in zyn magt.
’t Gefchut viel in zyn hand : vergeefs heb ik getracht Zyn benden ’t hoofd te biên: Hy woed als uitgelaaten.nbsp;Hy heeft de Wyngaards brug bezet met zyn Soldaaten.nbsp;Het Franfche krygsvolk, dat zyn drift den teugel viertnbsp;Toont dat het bovenal door wellust ‘word beftierd'.
Hoe
I
Hoe diep deelt deeze Stad in ’s Hemels ongenade!
w 11- L E M, tegen Schoonhoven.
De dartele aart van ¦’t volk komt ons dit uur te ftade. ’t Is noodig dat men zich van hun verzuim bedien.
Tegen Schoonhoven en het volk.
|Comt, laaten wy vereend den vyand weêrftand biên.
Einde van het vierde Bedryf,
I
MARIA, VILLERS.
VILLERS,
Ik fmeek, bepaal uw vrees; uw wanhoop doet my beeven! Ligt zal uws Vaders moed ’t gevaar te boven ftreeven.nbsp;’k Beklaag uw’ bittren rouw, rampfpoedige Vorftin!nbsp;Hoe treft uw Moeders dood het gantfche hofgezin!
¦ Men zoekt den Prins vergeefs ;myn pooging mogt niets baaten,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ftraaten,
De krygsknecht rukt vast voort langs burgwal, markten De burger gaat getroost des Hertogs magt te keer.
Wat wapens voeren kan rukt aan in ’t krygsgeweer.
De nyvere aart des volks zal deze Stad behoeden.
Elk zoekt trouwhartig zich tot ’s naasten hulp te fpoeden, Terwyl Schoonbovens moed gevaar noch dood ontziet.nbsp;Vertrouw op ’s Hoogden gunst en maatig uw verdriet.nbsp;MARIA.
Hoe zucht myn droeve ziel, 6 Moeder! om uw derven. Ligt zal ik nevens u myn’ dierbran Vader derven.nbsp;Afgryslyk oogenblik ! bartgrievend fcheiden, ach !
Waar vond men in één uur verfchrikkelyker dag!
Wierd eenig huisgezin in wreeder ramp gedompeld ? Terwyl des Hertogs magt Antwerpen overrompelt,*
Derf ik een Moeder, die ’k zo teder heb bemind. Onzeker of ik ooit myn Vader leevend vind,
P 5 nbsp;nbsp;nbsp;, Staat
-ocr page 108-Staat al het Hof ten prooi aan ’s vyandsdeerlvk woeden! Ach, Hbniel! fpaar den Prins en wil de Stad behoeden.nbsp;VILLERS.
’k Beklaag, niet min dan gy, uws Vaders ongeval, Maar ’k ben verzekerd dat Anjou hem fpaaren zal.
Zo hy»door ’s Hentogs volk, in’t flryden word gevangen Is ’s Prinfen hegtnis nut voor Alengons belangen.
De algoede Hémel keere, op deez’ bedroefden dag, Tot heil van Nederland, dien doodelyken flag.
Berust in ‘s Hoogden hulp; laat ons geen’vyandvreezen. ’t Betrouwen op zyn zorg zal hem behaaglyk weezen.nbsp;Ligt draft hy in dit uur, ten kenmerk van zyn magt,nbsp;plet volk van Aien^on, dat trots zyn gunst veracht.
Die ’s Hemels hulp mistrouwt heeft voor zyn draf te bee-MARIA. nbsp;nbsp;nbsp;even!
Myn Vader zal vergeefs des Hertogs magt weêrdreeven. De burgery der Stad, met ’s Prinien lot begaan,
Zoekt vruchtloos in den nood hem yvrig by te daan! Hmi pooging is tezwakom’skrygsvoiks woen tekeeren.
(ecren,
VILLERS,
?t Is ’s vyands domheid niet die hem zyn’ moed dwingt te Maar ’t is de Hoogde magt die ons zyn trouw betoont,nbsp;gn die des dryders arm met de overwinning kroont.
Die twyfelt aan zyn gunst zal hy rrooit bydand bieden. Doorzyne hulp zal haast des Hertogs krygsmagt vlieden.nbsp;Hy. die des vyands heir in ’t woeden paaien delt,
Is nog der helden derkte in ’t bloedig oorlogsveld.
^at ons, ons leed getroost, voorzyuen troon gebogen...,
T R E U R S P E L.
tweede T o o iN’ e e. L.
fC«OONHOVEN, MARIA, VTLLERS, Gevolg van gewapende Burgers.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Antwerpen is verlost door ’s burgers moedig poogen!.., Maar hoe! elk is ontroerd!
Verfchrikkelyke dag!
VIL L E R S , tege?i Schoonhoven.
Vorst Willems Gade is dood I
Gerechte Hemel! ach!
Myns Vaders rampfpoed viel als lood op ‘t angdig harte, Der troostelooze Vrouwe, in haar onlydbre fmarte.
Een valsch gerucht, verfpreid van’s Prinfen droeve dood, Deed, by haar zwakheid, haar bczwyken in dien nood.nbsp;VILLERS.
Zy, heeft dit oogenblik den veegen geest gegeeven,
En leeft in beter plaats van ramp en finart ontheeven. Benyden wy geenzints een flcrflot zo volmaakt.
Hy, die voor ’t Hemelsch heil het aardfche goed verzaakt, Heeft ecdler zielsvermaak na zyne dood te wachten.nbsp;Gelukkig die als Zy hunn’ grootften pligt betraclfteii:
Ik bid, vervolg uw leên, en doe ons kort verdaan Door welk een hulp wy ’t woên des Hertogszyn omgaan.
SCHOON-
-ocr page 110-SCHOONHOVEN.
Het heir van Alenijon hadnaauwdeez muurbefprongen. Of vj’ierd,door ’s Prinfen moed, met onze hulp,gedwongennbsp;Ons daadlyk ’t hoofd te biên; elk onzer was een held!nbsp;Zy, waanend ’t grootfte deel der Stad in hun geweld,nbsp;Doen , door een felle kreet, hun haatlyk oogmerk hooren.nbsp;Men fchrceuwt „ lang leev’ de mis! Antwerpen is ver-
„ Sla dood! fla dood! en fpaar noch geus noch roomschge-,, f ly fterv’ die voor’t behoud der Stad iets onderwind!” ’t Volk (laat aan ’t plunderen; hier geldt gefchrei nochnbsp;fmeeken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fteeken,
Men dreigt in ’t hart der Stad terftond den brand te ont-En op de burgery als vyanden te woên ,
Zo men den buit verbergt om ’t gretig hart te voên. Nooit zag ik ’t Spaanfche heir in feller W'oede uitfpatten.nbsp;Des krygsvolks dartelheid , gepaaid met goud noch fchat-Op maagden roof verhy: als ze uitgelaaten is,
Wekt in der burgren hart een naare ontrteitenis.
Zy zien, maar veel te fpaê, des Hertogs fnoodö iaagen. Des vyands heir, te vroeg aan ’t plunderen geflaagen,nbsp;Befpeurt het groot verzuim, waar door hen de aanllag mist,nbsp;Terwyl der burgren moed het lot der Stad beflist.
Nooit zaagt ge een heidenvolk zo onvoorbeeldlyk ftryden ; Zy toonen zich getroost de wreedfte dood te lyden.
En wyken onvertfaagd den vyand niet één voet.
De Vrouwen, welk een blyk van nooit gehoorden moed! Vermeesteren gefchut en fieepen ’t naar de muuren.nbsp;Zo groot een tegenweer kan ’t krygsvolk niet verduuren
Der
-ocr page 111-Der vyandelyke magt, belaagd aan allen kant.
De dappre burgery krygc eindlyk de overhand En volgt des Hertogs heir, de muuren uitgevlooden.
De ftraaten, opgehoopt met ftervende en met dooden. Betoenen ’t groot verlies dat ’s vyands leger leed,
Daar oud en jong,daar elk van zynen pligt zich kweet, Des Hertogs ruitery, de muur eerst ingereeden.
Word uit het zaal geligt en van het ros vertreeden.
Het fieekt zyn maanen op en brult gelyk een Leeuw;
'tErkent gebit,noch toom,noch ’skrygsvolks woest ge. . fchreeuw.
Maar rental hollend voort langs markten gragt en Ilraatert.
Den Voetknecht, die zich op zyn krachten blyfe ver-laaten.
Door vuur en fiaal begroet, ontvalt het krygsgeweer. Niet min ftort op hun hoofd een vloed van huisraad neer,nbsp;Van tafels, banken, hout, tapyten, kusfens, ftoelen,nbsp;Schüdryen, fteenen, lood, en door dit vreeslyk woelennbsp;Verdringt het volk elkaêr, om zyn gevaar te ontgaan.nbsp;In die verwarring groeit der burgren krygsmoed aannbsp;En word verwinnaar in zyn fel beftookte wallen.
Daar duizend door ’t geweer langs markt en firaaten vallen. Door knotfen, fpietfen, roers en fabels afgemaakt.
Elk roemt des Hemels gunst, die onze Stad bewaakt; Zyn goedheid heeft dit uur ons wonder'begenadigd,
En ’t heilig recht zyns volks door zyne hulp verdadigd. Dat ieder dankbaar hart altoos zyn trouw vermeld’!nbsp;VILLERS.
MA-
-ocr page 112-MARIA.
Waar blyft myn Vader, ach! wat mag hem wederhou’en Dat by nog niet verfchynt?
SCHOONHOVEN.
Gy zult hem haast aanfehouwen. By troost de burgcry, die ’s Hertogs iist betreurt.
Ach, viel zyne eedle ziel min zwaarder ramp te beurt! Hoe diep zal deeze Stad in ’s Prinfen onheil deeien!nbsp;MARIA.
Niets kan de droeve wond inyns dierbren Vaders heeleii.
Charlottes deugden, die hy nooit vergeeten zal----
’k Vrees , by zyn wederkomst, voor zwaarder ongeval;
DERDE TOONEEL.
WILLEM, SCHOONHOVEN, MARIA, VILLERS. Gevolg van Edeleti, Burgers en Soldaaten.
WILLEM, tegen Marias
’t Gelukte aan onzen moed den vyand te overheeren. Oy ziet me in zegepraal, myn Dochter! wederkeeren;'nbsp;Hoe zal uw Moeder om myn voorfpoed zyn verblyd....nbsp;Maar hoe! wat is de reên dat gy zo treurig zyt?
Ach! dat geen nieuwe ramp ’t geieeden leed vergroote!.... Tegen Vilkrs'.
Ontlast my van myn zorg,rpreek,vvaar’smyneEchtgenoote? VILLERS.
Zy leeft,bevryd van ramp, waar zy geen vyand vreest. Verzamel al uw’ moed,... uw ega is geweest.
VfILi
-ocr page 113-TREÜRSP EL.
WIL L K M, in de armen van Schoonhoven vallende. Gerechte Hemel! ach, wat doet uw mond my hooren!nbsp;SCH OONHOVEN.
Rampzalig held! wat fmart is u van ’t lot befchoorent Hoe deert me uw ongeluk!
MARIA.
’k Voorzag dit ongevaj.
Ik vrees dat hy zyn’ ramp niet overleevén zal.
Myn dierbre Vader, ach!
WILLEM.
Beminlykfte aller Vrouwen!
Is my deez’ vreugd ontzegd uleevend weêr te aanfchou-^ 6 Bitter affcheid ! ó Afgryfelyk verdriet!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Wen?
Hoe yslyk was de Hond, waarin ik u verliet!
Maar nooit had ik gedacht dat, in myn tegenfpoeden,-Des Hemels (trenge toorn op my zó fel zou woeden. Beklaaglyk voorwerp van een’ al te droeven echt,
Aan welk verbond nooit vreugde of voorfpoed was gehecht!
Ik zal, naar deezen dag,niet lang uw dood beweenen,* Maar ’t altoos duister graf zal my met u verëenen.nbsp;VILLERS.
Dank eerder ’s Hemels gunst, die u dit uur verlost Uit uwes vyands hand* wat pyn baar dood u kost,nbsp;Schik u, uw lot getroost, naar ’s Hemels welbehaagerj.nbsp;Een held aêmt altoos moed in de allerwreedfteplaagen;nbsp;Dit hebt gy ons betoond in al uw' voorig leed.
Ik heb myn’ raad aan u nooit vruchteloos hefteed. -Een’ held, die ’t Land befcherrat, den fchrik der Castil-
liaanen,
Voegt
-ocr page 114-Voegt een gevoelig hart, maar nimmer zwakke traanem De Hemel, die ze u fchonk, beproeft dit uur uw deugd.nbsp;Wat niensch leeft op deezeaard,bevrydvanongeneugc?nbsp;’t Betaamt een deugdzaam hart zyn rampfpoed te overwin-wiLLEM.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(nen.
Als ik haar Godsvrucht, aart en deugd my breng te binnen, Haar liefde voor myn kroost, haar teder minnend hart,nbsp;Baart my haar droeve dood eene onverdraagbre fmart.
Ik heb den troost myns harts, in al myn leed, verlooren!
VIERDE TOONEEL.
WILLEM, MONPENSIER, SCHOONHOVEN, MARIA, VILLERS, Gevolg van Edelen,nbsp;Burgers en Soldaaten.
Cren?
WILLEM, tegen Monpenfier.
Wv.1 r
eet gy wat nieuwe ramp, myn Broeder, me is befchoo-MONPENSIER.
6Ja,quot;k heb, tot myn fmart, myn Zusters dood verftaan!
SCHOONHOVEN, tegen Monpenfier»
Meld ons, kan ’t zyn, hoe’t is met’s Hertogs heir vergaan. Waar zoekt zich ’t vluchtend volk van AIen9on te bergen ?nbsp;MONPENSIER,
’t Is veel, in zo veel fmart, my dit verhaal te vergen, Nogtans,hoe flerk het lot deez’ dag op my mag woên.nbsp;Zo veel ’t my mooglyk is, zal ik uw beê voldoen.
Anjou heeft, met zyn volk, naar Berghem zich begeeven. Veel helden fneuvelden, wier dood my ’t hart doet beeven.
De
-ocr page 115-93
De dappre Beauvillers, ]a Landere en la Tour,
Blanchart enSaisfeval, du Pont, BriMac, Valcour,
Argi en Rosfignal zyn droevig omgekomen.
Ik vond langs markt en ftraat het bloed des krygsvolks ftroomen;
Geen veldllag heeft Anjou ooit zo veel volks gekost. Gelukkig is de Stad, door ’s burgers moed, verlost.
De Kipdorppoort, waar uit het leger is gevloden.
Toen ’s Hertogs magt bezweek, is opgeboopt met doo-den
Of flervende, gekwetst in d’algemeenen nood.
Die kermend fmeeken om ’t verhaasten van hun dood. Het groot getal belet aan ons de Poort te fluiten.
De Brug is opgehaald om verder kwaad te liuitcu-.
’k Begaf van daar terftond my naar de Vesting heen, Waar 't heir van Aienoon niet minder heeft geleên.
*k Zag duizende, ongefchikt tot zwemmen, daar verdrinken,
Terwyl dat andren door ’t gewigt der wapens zinken. Het dondrend fchietgeweer, dat daar zyn werking doet,nbsp;Ontzielt ’er veelen, die verdrinken in den vloed.
’tGetrap van ’t zwemmend Paard doet menig’krygsman fneeven,
Die van de muur het ros had in de vest gedreeven. Ruim vyfiien hondert van des Hertogs legermagtnbsp;Zyn krygsgevangen en op ’t flot by een gebragt,nbsp;Vervloekende Alencon als de oorzaak hunner plaagen^nbsp;Terwyl dat andren ’t lot befchreien van hun maagen.nbsp;Dank vry de Hoogde magt, die u heeft bygeflaan.nbsp;ï.’aoit moet zyn .dierhre gunst uit’£ volks geheugen gaani
-ocr page 116-WILLEM.
Ach! waar myn huisgezin min wreederrampbefchooren! Wet welk een vreugd zoud gy myn overwinning hooien,
ö Dierbre Gemalin, die, voor myn dood bevreesd,
My aJtoos hebt vertroost met een’ bedaarden geest!
Hoe fmartiyk valt myn ziel deez’ rampfpoed teoverwin-Tegen Maria. nbsp;nbsp;nbsp;(nen.
freng altoos haare deugd en Godsvrucht u te binnen! Beftier myn huisgezin, verkwik my door uw reên.
Uw byzyn troost myn hart in al myn tegenheên.
Tegen Schoonhoven.
Grootmoedig Burgerheer! elk moet uw deugden roemen. Het laatfte nagedacht zal u met eerbied noemen,
Terwyl deez’ dankbre Stad altoos uw’ moed erkent.
’t Is tyd dat me een gezant na ’t volkryk Brugge zend.
Dat ’s Hertogs magt verjoeg; men doe gantsch Braband weeten,
Hoe ieder Hoofdftad van haar’ pligtzich heeft gekweeten: Dat Alen9ons verraad hem fchandlyk is mislukt, ,nbsp;En Ncérland aan het woên des vyands blyft ontrukt.
Tegen Monpenfier. nbsp;nbsp;nbsp;^
’t Voegt u voor ’t franfehe volk trouwhartig zorg te draa* Dat ongelukkig deelt in, 's oorlogs wreede plaagen.
Het is door’s Hertogs list en vleiery verblind:
Dewyl men overal ’t gekwetde volk verbind,
Weêrhoud de Burgery die zulks wil tegenfpreeken.
’t Voe-^t ons des Vcldheers fchukl niet op zyn Ijeir te wree-kcn.
-ocr page 117-9$
Tegen Schoonhoven.
pat elk den Hemel pryz’ voor zulk een groot gelukl Daar ik in eenzaamheid, tot mindring van myn’ druk,nbsp;Het droef verlies betreur van een geliefde Gade.
Ligt vind ik, in myn leed, voor ’s Hemels troon genade. Dat my de Hoogde magt bewaake in zo veel fmart!
De Godsdienst derkt den geest en zy vertroost het hart.
De pecommitteerden tot de zaakcn van den Schoinv. burg hebben, volgens Oöroy door de Heeren Siaatennbsp;van Holland en Wesrvriesland,, den sden November,nbsp;1772. aan hen verleend , het recht van deze Privilegie , alleen voor den tegenwoordigen Druk vannbsp;DE AANSLAG OP ANT WERPEN; Treurfpel^nbsp;vergund aan Jan tl elders.
In Amfieldem, den ^den Octcier, 17S0.
Geene Exemplaaren zullen voor Echt gehouden worden, dan die, door een’ der Hceren Gecomitteerdea ondsriekend zjn.
É