BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929
Verzameling tooneelstukken
uit de nalatenschap van
ProtDr.J. te WINKEL
Het onderwerp van dit Stukje, in 't Franic'i getpeld ilt;Es Trois Ferm IERS, is, volgens een bericht vannbsp;den Heer M o n v e l , vóór deszelfs uitgaave geplaatst, eennbsp;geval dat wezenlek in Neder-Cretagné is gebeurd, ennbsp;waardig algemeen lekend te worden gelyk alles wat totnbsp;eer firekt van V nicnschdom. Daar de [maak voor denbsp;Tooneeljlukken met Zang fmts weinig jaaren by ons zonbsp;fterk is toegenoincn, en daaraan door onze Acteurs ennbsp;Actrices boven vei-wachting met lof word voldaan, heeftnbsp;het my verwonderd dat dit Blyfpel mg niet op ons Too-iieel te voorfchyn is gekomen, daar het, z-clfs buiten dennbsp;zang, door deszelfs eenvoudigheid en aandoenlyke toonee-len , recht fchyt'.t te hebben cp de goedkeuring van allenbsp;weldenkende Aanfehouwers. In dat vertrouwen heb ik hetnbsp;verkozen om ook myne krachten in dat vak eens te beproeven. Hoe ik gefaagd ben in de muzykjltikjes en innbsp;het overbrengen Van het natuurlyk fransch profa in ne
der-
-ocr page 12- -ocr page 13-De GecommïKeerden tot de zaakenvan denSckouw-bi)r,g hebben , volgens Oftrooi door Haar Ed. Grooc Mog. de Heercn Staaten van Holland en Westvriesland»nbsp;den sdenNovember, 1772. aan hen verleend, het rechtnbsp;van deeze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigennbsp;Druk van DE DRIE LANDBOUWERS,nbsp;vergund aan j. helders en a. mars.
Amfleldam, den 5. Juny 1787.
Geene Exemplaaren zullen voor echt erkend worden, dan die door één’ der Heeren Gecommitteerdennbsp;ondeiteekend zyn.
ifAi-^ ^
-ocr page 14- -ocr page 15-LOUISE, aL'een.
Ho
komt tiit haa-r [laapvertrek, en gaat zacht jet het venster openen ^ en, na daaruit gezien te hebben jnbsp;zegt zy:
loe! ’t is nog naauwlyks dag.. .’k Öen in de klok bedro^ ’t Was reeds agt uuren, naar ik dacht. (^gen;nbsp;Louis, gyzytliet, die den flaap my dryfeuitdeoogen..;
’k fleb hem-allcén gezien den gantfehen nacht, (wen ’k Ileb niets gezien dan hem... Ik meende hem teaanfehou-Aau ’t voeteind van myn bed. -.. Hy riep my tóe: „hem!nbsp;hem!
„Lóuisje! Nichtje lief! ontwaak; hoor naar myn demi „Van daag verlooft men ons: wy zullen morgen trouwen :nbsp;„ ja,morgenvroegword gymynVróuw,ik Word u\vMan„”nbsp;En dan trok hy my zacht byd'arm, én zei; „iióé ’kah
-ocr page 16-„Men zo lang flaapen ?..Och ,hoe klopte my het harte! ’k VVierd wakker, heel ontroerd: ’k flak hem de handnbsp;toe... maar
Hoe ik ook rond zag, tot myn fmarte,
’k Wierd nergens myn’ Louis gewaar.
Het was een droom: Louis was niet te vinden. Zie daar nochtans hoe ik deez’nacht en ook den nachtnbsp;Van gistren,ja dien van een maand heb doorgebragt.nbsp;Ochl’kziehetweijdie Knaap en’t flaapen zyn geenvrindeu.nbsp;En, zo hy zegt, is dit nog niemendalnbsp;lïy ’t geen het na ons trouwden weezen zal.
Moet met geduld tot morgen wachten.
Jn morgens dat‘s een fclioone dag.
Maar vruchtloos flyp ik myn gedachten Op ’t geen het trouwen weezen mag.
’t Is, zegt men, gantscli^iets aórs dan ’t minnen. Maakt dan ’t Contraft zoo’n onderfcheid ?
Myn liefde zal ’er nog by winnen ,
Indien myn hart my niet misleid.
Zegt myn Louis my: Vreugd myns levens!
’k Zal je eemvig minnen; ’k min je teCr: Ontvalt my, als vanzelven, tevens:
Louis, ’k bemin jou even zeer.
Ily zweert my: ’k Zal je nooit verlaaten.
Ln hy fpreekt waar all’ wat hy zeit.
Keen; nooit zal myn Louis my Iiaaten, Intlieu myn hart my niet misleid.
Wat
Wat reden heb ik om te vrcezen?
’k Neem tot inyn’ Man inyn’ Minnaar aan» ’k Zal nooit van hem te ontTcde weezen:
De min heeft zelf de keus gedaan»
Wy minnen ongeveinsd elkandren.
Ik word door ’t zoetst geluk gevleid |
En dat geluk zal nooit veraiidren,
Jndien myn Uaii iny niet misleid.
I.OUISE, BABET.
BABEÏ.
Loe! jy al op? Wel, Zuster,
Je fopt me: ’k had van daag het juist ’er op gezet Om de eerde van het huis te weezen uit het bed.nbsp;LOUISE.
Och, zo je op’t trouwen ftond, je zoud veel ongeruster En korter flaapcn.
BABET.
’k Zal myn beurt ook krygen; ’k doe AH’ wat ik kan om groot te worden: alle dagennbsp;Noemt ieder niy een kind: ziedaar, dat ben ik moénbsp;En Iran het langer niet verdraagen.
ATaar als ik eens getrouwd zal weezen, za! Papa Me niet meer zeggen voor en na:
A a nbsp;nbsp;nbsp;j)?Avyg,
-ocr page 18-„ Zwyg, Kleuter;want je bent een kind: ik wil geen praatenj 5, Je weetniet watje zeit”. Zeg, Zuslief, zou hy wel?nbsp;LOUISE.
Neen, vast niet; dan zal hy ’t wel laaten* Hy zou niet durven.
BABET.
En diin zei
Men alles wat ilt zeg of doe niet meer bedillen.
Want, buiten jou, volgt hier geen menschmyn wil. LOUISE.
Ja maar
Ook dikwils is je wil niet reedlyk: is ’t niet waar? BABET.
Dat kan wel weezen... maar, wat of ik ook moog’ willen, My n Man durft me echter n ooit, gelyk het hier gefchied,nbsp;Toegraauwen: ^t zal niet zyu: ik wil het: k wil het niet.nbsp;Doe dit: laat dat... Ik zal naar myn hoofd doen en laaten;nbsp;En ’t zal ’er deur, hoe hy daartegen ook moog’praaten.nbsp;Zeg, Zuster, is ’t zo niet?
LOUISE.
Naar hem het hoofd zal Kaan.
BABET.
6! Altyd wel. Ik heb van dien kant niets te vreezen» LOUISE.
Hoe weet je ’t.?
BABET.
Ken ik hem dan niet van nu af aan ?
LÜU«
-ocr page 19-B L T a F E L. nbsp;nbsp;nbsp;5
LOUISE.
Ho! ho! wat nieuws! Gy kenthemdieuwManzalweezen? BABET.
Ei I of ik daarmeê wachten zou Tot op den dag van onze trouw!
LOUISE.
Maar hoe is ’t mogelyk dat niets ons is gebleken ? BABET.
• Geen mensch is in ’t geheim dan hy en ik. Wyfpreeken Er niemand van. Nu ben je omtrent ’er ook in, ennbsp;’k Zal je alles zeggen, wyl ik wel verzekerd bennbsp;Dat jy me lief hebt en me niet zult willen kwellen.
En dat je ook aan Papa noch aan Mama geen WOOrd Zult zeggen van het geen je hoort.
LOUISE.
Maar eindlyk moet men hen ook dat geheim vertellen.
BABET.
Voorzeker. Zo ik trouw met Blaile, moeten zy Het toeftaan.
LOUISE, iioe ! ’t is Blaife ?
BABET.
-ocr page 20-BABE T.
Dat's des te beter... Was !iy twintig, zou liy dau Wel wachten tot den tyd dat ik hem trouwen kan?nbsp;Maar nil het zo is, kyk, nu moet hy, om te paaren,nbsp;Zo wel als ik, geduld gebruiken.
BOUISE.
babet.
Ik vcrgelyk hem met I.ouis^
Die akyd denkt gelyk Loiüie.
Genoeg is ’t dat ik iets verkieze.
Dat Blaife ftraks het ook vei'kiez’.
Als twee elkaar opreclit beminnen,
Js het zoet eens te zyii van zinnen.
Louis ziet niets clan jontallddn:
’t Schytit alles hem van jou tc iprcckcn; Van al de Meisjes in dees llrecken.
Ziet Blaife niy en anders geen.
Ais twee clkaêr oprecht beminnen,
Is 'het zoet pens te zyn van zinnen.
Wanneer men eons in ’t jongrpnl kust j Dan zai Louis jou nooit vooiby gaan;
Zo ziet men Ehiife ook liuks by my gaan t föo ’k weiger \ niet zo veel ’t hem lust.
B L r S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;7
Als twee elkaór oprecht beminnen,
Is het zoet cens te zyn van zinnen.
LOUISE.
Wat andre blyken heb je van zyn liefde?
BABET.
Blyken ?
Hoor; als geen mensch ons kan bekyken,
Dan geef ik hem myn hand... hy zoent ze, en zoent ze Hy drukt ze uit al zyn magt, en doet me toch geen zeer.nbsp;Wanneer ik onder ’t groen der lindennbsp;Met andre meisjes fpeel, weet hy me altoos te vinden.
Ik dans altyd,.. altyd met Blaife... ’k Weet niet hoe Het toekomt: ’t lykt altyd ons-beidcr beurt te weezen;
En beiden worden we nooit moê.
Hoe dikwils, Zus, heb jy myn bloemen niet geprezen! „Wat mooije roos cn anjelier, Babetbnbsp;„Hoe zacht van kleur, hoe frisch is deeze violet!nbsp;„Waar ken je toch altyd die mooije ruikers krygen”?nbsp;Van Blaife... ’k Heb hiervan tot nu toe willen zwygen.nbsp;’t Groeit alles in zyn’tuin:daar kweekt hy ze aanvoor my;nbsp;En, zeit hy, fints hy dat voormydoet, groeijenzynbsp;Veel fchocner dan voorheen.
LOUISE.
Welnu, ’k zeg daar niets tegen, ’t Is tusfehen my en myn’ Louis net zo gelegen.
’t Moet zyn dat Blaife en hy clkacr gelyken.
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;BA«
-ocr page 22-BABET,
Of
Y.a clkf ér gelyken!... Om die reden Heb ik dien Knaap zo lief en beu zo wel te vreden.
Maar evenwel, Louife, één zaak nog geeft iny ftof-Tot denken, en ik weet ze toch niet uit te leggen.
Dat maalt me nacht en dag in ’t hoofd.
LOUISE.
Wat is dat?
BABET.
(')! Jy zulthct me wel zeggen , Hewyl je nu reeds bent verloofd.
, BABET.
Wat is ’t toch dat wy trouwen Iieeten ? LOUISE.
Ik weet ’er niet meer van dan gy.
BABET.
Waarom wcêrhoud men zich, voor my?. LOUISE.
Zo ook weérhield men zich voor my. BABET.
Hoe, jy zond ’er niets van wceten ?
Foei, Zus ! Foei, Zus ! je weet het: zeg het vry. LOUISE.
Neen, neen, ó neen ; niet meer dan gy. Neen, neen ; niet meer dan gy.
BA.
B A B E T.
Neen, dat is enkel veinzery.
LOUISE.
Neen, neen; niet meer dan gy,
B A B E T,
Neen, dat is enkel veinzery.
LOUISE.
Neen, neen; niet meer dan gy.
Ik weet dat Mama by haar trouwen.. •
BABET.
Gy weet dat Mama by haar trouwen ?...
LOUISE.
Heeft gebeefd ;
^fa , Babet, toen heeft gebeefd.
BABET.
Toen heeft gebeefd?...
Wat of het dan toch in zich heeft ?
LOUISE.
Wat oogenblik, waarin men beeft.
En ’t geen men mint ons vrees kan brouwen ?
BABET.
En ’t geen men mint ons vrees kan brouwen ï Och! och ! Zus, dat is toovery.
LOUISE.
Ja, ja. Zus, ik denk het als gy.
BABET. nbsp;nbsp;nbsp;LOUISE.
0^1 ochl Zus, da. is toovery. Ja, ja. Zus, ik denk het als gy.. Te fa amen.
Het is toovery,
BABET.
•Wen zegt de naam van Minnaar meerder Dan Echtgenoot het hart voldoet.
LOUISE.
Ja, ’t woordje Minnaar is wel zoet;
' nbsp;nbsp;nbsp;BABET.
Ja, wel zoet;
LOUISE.
Ja, veel teerder.
BABE T.
Wat is ’t toch dat wy trouwen heeten ?
LOUISE.
BABET.
Hoe 1 jy zond ’er niets van weeten,
Foei, Zas ! je jokt: ’t is veinzery.
LOUISE.
Och neen 5 ik kan ’er niets van weeten,
Myn lieve Zus, niet meer dan gy.
BABET. nbsp;nbsp;nbsp;LOUISE.
Neen, dat is enkel veinzery. Neen, neen, niet meer dan gy,
BABET.
’k Ileb dikwils dit gevraagd aan Blaife; maar hy weet’er Zo weinig van als ik... Nu , Zus jy weet ’et beter....nbsp;Toe, zeg ’t me,
LOUISE.
Heb geduld totdat ik ben getrouwd.
II
I(c kau niet randen... en ’t maakt me ook misnoegd... BABET.
Jy zoud
Het nooit nog aan Louis gevraagd...
LOUISE.
Ja, wel ter degen;
Maar al het antwoord dat ik hierop heb gekregen,
Is lagchen, zoenen— en dan zeithy, met geftreel; „ Zo ras wy zyn getrouwd, dan zal jy ’er zo veelnbsp;„ Van weeten als ikzelfquot;.
BABET.
Geduld dan. Je trouwt morgen; Dan zal je ’t weeten, en dan hou je ’t niet verborgennbsp;Voor my: niet waar, Louife ?... Ik wou dat ik ’t al wist.
BERDE T O O N E E L.
LOUISE, BABET, LOUIS.
LOUIS, zacht aan de deur kloppende.
ïs ni
s niemand op in huis.?
LOUISE.
Daar is Louis: hy is ’t.
Zy gaat hem opendoen.
BABET.
My dunkt hy heeft niet veel geruster Noch meer geflaapcn dan uiyn Zuster.nbsp;LOUIS.
Den jy ’t die’k zie, Louife? Och, wat vermaak voormy!
’tis
-ocr page 26-’t Is me altyd nieuw: het maakt my altoos even bly, BABET.
Goê morgen, Neefje lief!
' nbsp;nbsp;nbsp;LOUIS.
Goê morgen , van ’s gelyken. Louife.
Wel nou, je zeit me niets; hoe 11a je zo te kyken? LOUISE.
’k Zie je aan.
LOUIS.
JMaar’k hoor je ook graag iets zeggen, ’k Zie je ook aan, ’k Zie... dat ik’c mooille zie dat me ooit heeft aangedaan.nbsp;LOUISE.
Louis! ’t is morgen dan ?
LOUIS.
Ja; op den dag na deezen , (zen. En vroeg zelfs: waar’ ’t van daag, dan zou’t nog beter wce-BABET.
Weet jy wel. Neef, dat de arme meid Den gantfchen nacht niet heeft geflaapen ?
LOUIS.
LOUISE.
Ja, wel is ’t waar; maar’t heeft me niet verdroten., ILvaar joch wel,
LOUIS,
Zie daar, ’k heb ook geen oog gefloten.
En
-ocr page 27-En’k ben toch lustig... Kyk eens hoe my de oogen ftaan. LOUISE.
Wat fchittren zy!
LOUIS.
Och, dat komt daarvandaan, Dat ze in de jouwe zien dat ik, inyn üitgeleezen.
Wel zo wat de oorzaak van die flaaploosheid kon weezen.
LOUISE.
Zji hebben ’t niet heel mis... Maar zeg me eens, is Men altyd zo den dag vóór ’t trouwen?
LOUIS.
Ja gewis;
Ten minsten in het Dorp , omdat ze daar niet trouwen Dan... zie je?... omdat ze bei veel van elkander houênnbsp;Alleen uit liefde: en dat is ’t waare... maarnbsp;’t Is, zegt men ,‘in de Stad heel anders: daags te vooren,nbsp;De trouwdag,’sandreiidaags,’tis’tzelfde,’tBruiloftspaarnbsp;Is zeer bedaard, omdat ze elkandren niet Verkooren;
ja zich pas kennen als ze faamen gaan naar bed.
Ook vind men wel op al die Bruilofts mooije kleeren, Veel eeten, dansfen en viooleu, maar geen pret.
LOUISE. nbsp;nbsp;nbsp;(zweeren.,.
Geen pret!... Op de onze zal wel pret zyn; ’k wil ’t je Niet waar, Louis ?... En toch was ik, niet lang ge-leên,
Kog wel bedroefd ; en ’k was het lang.
LOU-
-ocr page 28-LOUIS.
Niet zonder réén.
It ben je Keef, en mogt, zo zei men, naar de wetten. Je Man niet worden.
LOUISE.
Ochik zou Jou nooit gegeeven zyn tot Vrouw,
Waar’ jy, om ’t huwlyk voort te zetten,
Niet naar Parys gegaan, om onzen goeden Heef Van ’t Dorp, dien braaven Man, te fmeeken...
LOUIS.
Zeg niets meer,.,
Ontroert me maar... Mjniheer Belval!,.. Och met wat goedheid
Ontfinghy my!... Watishy lief!. .Voorhem is’t zoetheid Elkeen van dienst te zyn. Ik had hem pas verteldnbsp;Hoe ik om ons geval door droefheid was bekneld.nbsp;Of aanftonds zei hy zo... „Myn Vriend, wees niet verlegennbsp;„Maarwelgetroost... daar isnograad... ’k ben jou genegen..nbsp;„ Ik neem’t op my. Ik zal ’er over fchryven naar”...
Waar zei hy ook?.,, naar...naar. heel ver wegten ziedaar Hy heeft gefchreven en het antwoord ons gezonden,nbsp;Met een dik pak, waarin men heeft gevondennbsp;’tVerloffchrift om.. .flet wei, heel duidlyk ieders naam}nbsp;Louife met Louis Desvignes, en te faamnbsp;Den ovtden Mathnryns Kindskindren,
Den Landman van Mynheer den Graaf BcIval,
Te trouwea... dies ons niets kan hindren.
En morgen ’t Dorp ons huwlyk vieren zal. BABET, tegen Louife.
Wat ben ik bly dat ik geen neeffchap heb te vreezeii Met Blaife f... Al dat gebrui zal daii niet noodig vveezen,nbsp;LOUIS.
WatzcitBabet?
BABET.
Niets, niets.
LOUISE.
Dat onze Grootpapa
Niet raeé te bruiloft komt, fpyt jou dat niet?
LOUIS.
Wel ja.
Dat zal aan ons geluk ontbreeken; maar zyn jaaren Zyn al te hoog om zulk een’ togt te doen. Wy fpaareanbsp;Ons-allen dat vermaak totdat wy zyn getrouwd;
Dan gaan wy met uwe Ouders hem verrasfen. LOUISE.
Komt Pieter-Oom niet meê?
LOUIS.
Myn Vader? zonder fout. BABET.
En ik dan ?
LOUIS.
Kn jy ook, Babct,- dat zou wel pasfen. Kindskindi'en,Kiudren...[Kindskindskindren zyii’crniet
Tot
-ocr page 30-i€ DE DRIE LANDBOUWERS,
Tot nu loe , maar me dunkt, ik zie ze alin’tverlcliiet.] Wees maar gerust; wy zullen met ons-allennbsp;' Hem gaan omhelzen, en alsliy ’t het minst verwacht,nbsp;Den goeijen Man met blydfchap overvallen.
Wat vreugd voor hem , alshy zyn gantsch Gefiacht Rondom zich zien zal! Hoe zal hy ons kusfeu, ftreelen!
Wat vergenoegen! Hy kent my niet meer, zo waar; Het is zes jaar geleên dat hy my hier zag fpeelen:
’k Was toen een kind: ’k ben nu een man. jiAUET, gaat naar V venfteren komt te rug als in 'tnbsp;geheim tegen Louife zeggen:
’k Zie Blaife daar»
Spreek toch van niets, Zus! ’k Ga wat uit het venstef leggen.
tegen Louife.
Wat mag die malle Meid toch zeggen.? LOUISE.
Ik zal’et jou vertellen.
LOUIS.
Goed.
Maar geef me nou eens ftil een zoentje» LOUISE, hem omhelzende.
Paar.
LOUIS.
Wat zoet!
Tosn ik voor ’t eerst het daglicht zag,
?weefde jy .ray ’c 'eerst voor de oogen.
Myn oog ging open voor den dag,
IVIyn hart voor ’t liedyk minvermogen.
Wat kunnen wc op 't herdenken roemen Van onze kindsheid, lieve Bniid Inbsp;’k Gaf naauvviyks kcnnciyk geluid,
Of wist Lüuifes naam te noemen.
’k Vroeg aan myzelv’ wat my deerde Toen ’k blaakte doör bet minnevuur;nbsp;lin ik verkoos jou van liet uurnbsp;Dat ik het eerst beminnen leerde.
DOUISE.
ik ook. Wv zyn'gewis lt;!e een voor den aér geboren ;
Want, als je weet, van jongsiifaan.
Als een van ons iets had gedaan,
Moest die, die ’t deed, altyd van de ander hooren: Ik docht ’er om; ’t was ookroynmeening; ’kwilalsjy.nbsp;BABET, aan ’/ venster, tegen Biaife fpreekende.nbsp;Kom vóór den eeten hier;
LOUIS, tegen Lonife.
Wien of die kleine Pry
Daar by ’er heeft?
(iy gaat zachtjes over de fchaiiders van Babet kyken , zonder dat zj het bemerkt.,
B nbsp;nbsp;nbsp;BA-
-ocr page 32-BABET, mg aan V venster tegen Blaife fpreekcnie.
Je kent je ’er op verlasten ,
Dat als je ’er bent, men niet zal eeten zonder jou; Dan eet je met ons.,, en dan zounbsp;Je naast me zitten, en we zullen faamen praaten.
Ah verwonderd en zonder om te zien.
Waar ga je heen?., zeg... Blaife!... ó Blaife!... Blaife is gevlucht toen hy Louis zag: Babet, zeernbsp;misnoegd, keert zich eindclyk om, en ziet Louis.nbsp;LOUIS, lagchende , tegen Babet.
Hoor, Babet!
BABET.
• Ja, maar... praat jylui faam... heb ik je datbelet? Kyk hy reis!... Hy komt als een vogelenverfchrikkernbsp;Daar ftaan, en hy verjaagt myn’ Blaife...
LOUIS.
Wel de nikker I
Jou flirame Bleid, nou weet ik wie Jou al die ruikers geeft, en waarom jy in ’t fpreekennbsp;Sints eengen tyd zo preutsch wilt fchynen... Selleweken!nbsp;’k Maak Blaife eeu compliment, zo ras ik hem maar zie.nbsp;LOUISE.
Ze hebben zonder erg elkander lief, die Kindren. Louis, je moet’er in hun gul vermaak niet hiiidretu
LOU-
-ocr page 33-LOUIS.
Js kent me dr.n niet ?... Hoor, Babet!
V7ees niet bevreesd: gaa jy vry voort in’nninnen , Daar ’s niet natuurlyker: ’t verheugt ons harten zinnen.nbsp;Blaife is een hupfe knaap , zyn Vader ryk: ’t is netnbsp;Het geen je iykt. Laat maar de jaaren komen,
’k Zal voor je Joen all’ wat ik kan.
’k Beloof’t je: jy behoeft voor niets te fchrooinen. E ABET.
Och, lieve Zuster! dat ’s een man!
Dat ’s eerst een hart... ’t Is als ik zei daareven, De beste van het Dorp ... ó ! Biaife - alléénnbsp;Denkt ook zo.
JACQUES, ALIX, LOUISE, B ABET, LOUIS. ,
JACQUES, tegen Alix, in 't uUkomen.
Wo, , fchoon jy me geen gelyk woud geeven, Hy is het toch. Ik ken zyn ftem wel, zo ik meen.
ALIX.
’t Is nog 20 vroeg.
Lonife en Babet loopsn naar haare Moeder en omhelzen haar tedcrhjk. Jacquet omhelst haar beiden ook, ennbsp;geeft een teeken aan Loitife op Louis w^zende, 't geennbsp;haar een uieiiiig befthaamd maakt,
B a nbsp;nbsp;nbsp;JAC-
-ocr page 34-JACQUES.
Ja, maar Verliefden flaapeii Niet lang: niet waar, Louis?
LOUIS.
, nbsp;nbsp;nbsp;Zo is ’t met ons gofchapen.
Je hebt ’et recht. Oom.
JACQUES.
Oom!., jouw Oom?., neen, gantsch niet. Vrind! Ik ben je Vader; want je trouwt me liefde kind...
Babet, jy bent ’et ook___’k bemin je bei te gader.
Tegen Louis.
Je bent me Schoonzoon en me Zoon: noem jy me Vader, LOUIS, hem ook omhelzende,
Myn Vader!
/ nbsp;nbsp;nbsp;ALIX.
/ En wat ik dan ?... Ben ik niets ? ... Ben jy MynMan niet.? Is jouw Broer deBroér ook niet van my?nbsp;Is hy myn Neef niet en myn Schoonzoon door zyn trouwen ?
En dan myn Zoon?... Zou ik dan mindcrvanhemhoaên? LOUIS, haar mede omhelzende.
Och neen. Mama!... Papa!.. Babet!.. Louife!.. ik heb jou allen lief.
JACQUES.
Dat ’s net
Als ’thoort...Maar’t is vandaag dat onze Heerzal komen. Vandaag vernieuwen wy de liuurceels als voorheen.
Van-
-ocr page 35-Vandaag, Louife, is ’t dat wy hebben voorgenomen Je huwelykscontraél te tecknen... en,zo ’kmeen,
Js ’c morgen dat...
LOUIS, fpringende van vreugd.
Men ons zal trouwen.
JACQUES.
En Broer Pieter,
Waar is Iiy toch?
AL IX.
Te bed, zou ’k wedden... Dat ’s ’t geval Een’ Zoon tehebben dien men uittrouwt; want men ziet’ernbsp;Niet eens naar om. Men zorgt voor niemendal.nbsp;Geen toeflel, luijennand noch duizend kleinigheden.nbsp;Waaraan geen einde is... Ook houd hy zich flH en lui.nbsp;En ik, ’tisnu meer dan een maand geleden.
Dat ik aan ’t naaijen ben, en werk om al den brui Gereed te krygen... Nu , het zal niet lang meer duuren..nbsp;Hy flaapt, en fints decz’ morgen vóór drie uuren,nbsp;Ben ik al op de been... ’k Denk hieraan.. .daaraan.,nbsp;hier
Een fyneha’sdoek , daarhandfehoenen, mooijeblocmen..
De zyde kousfen cn de mutsjes naar den zwier...
Het voorfchoot, ’tkcurslyf.., ja, het is niet op te noemen.. Men zou ’er gek van worden... En, ziedaarnbsp;Een Kleutertje, dat over een paar jaarnbsp;Den zelfden weg zal gaan... Dan is’t alwéér van voorennbsp;Af aan.
B 3 nbsp;nbsp;nbsp;Ba-
-ocr page 36-B A B E T.
Hoor, Moederlief, maak jy inanr fpoedig dst |e af komt.
ALIX,
Ja... men moet zich haas-ten , naar ik vat, JACQUES.
Kom, lieve Vrouw, je moet je niet verftooren.
’k Beken je hebt ’et drok,.. maar wy,
We hebben onze beurt gehad: nu moeten zy Ilun beurt ook hebben. Heugt je ons trouwen w^el, ennbsp;wat ’er
ALIX,
Zou ’t roy niet heugen?.. Wel, wat drommel, jouw praat
Zou het fchier lyken , inderdar.d ,
Dat wy getrouwd zyu in den tyd van ilenriquatter. Louifc is zestien jaar: ik telde één jaartje meernbsp;Toen ik myn’ naani verruilde met den jouwen.
Ze is ’t eerde kind: één jaar pas na ons trouwen Kwam zy ter waercld; en dus is ’t nu ongeveernbsp;Zo zeventien jaardatweals man en vrouwfaam leeven.
Tel daar nu by den tyd dien ’k meisje ben gebleven,
’t Maakt all’ en al!’ maar vier cn dertig jaar.
En als men op die jaaren de memori Alreeds verloren had, dan waar’
Het waarlyk wel een droevige histori.
ACgt;
-ocr page 37-JACQUES.
Wel. feldrement! Ik zeg ’t niet om gekyf Te hebben... Hoor, jebenteen goed flag vaa een Wyf,nbsp;Wat driftig, maar je hart is goed; je bent in waardenbsp;Zo goed nog als een aêre; en dat ’s de zaaknbsp;Waarom ik met zo veel vermaaknbsp;Den dag herdenk, waarop ik met je paarde.
De goede Landheer deezer ftrecken Was zelf’er by, die braave Heer Belval;
Hy, die voor ons, als ’t is gebleken.
Als Vader altoos zorgen zal.
My dunkt dat my nog klinkt in de ooren Van onze klokken ’t bom, bara, bom ,
Bom, bam, bom, bam, bom, bam, bam, bom. V/at lieten zy zich vrolyk liooren !
En toen een liedje op blyden toon, nbsp;nbsp;nbsp;*
Dyn, dyn , dyn, dyn, dyn, dyn, dyn, djn, dyn, op blyden toon , Op blyden toon.
Een vrolyk liedje, op blyden to»n.
Wat was dat fchoon I
En daarna, en daarna, te faam aan ’t dansfen, te faam aan ’t zingen» Rondom den grooten lindeboom.
Wat was dat fchoon 1 Wat blyde toon 1
Wat dceden wy de Vrouwtjes fpringcn !
Wat dronk men vvyn! Wat at men room.
Rondom den grooten lindeboom 1
B 4 nbsp;nbsp;nbsp;Wat
-ocr page 38-Wat droiilien \xy by ’t clansfen, ïingcn !
Wat dcedcii wy de Vronwijcs 1'priiigeii 1 W'at blyde toon!
W^at was dat fchoon : Wat wSs dat fclioon l My dunkt dat niy...
LOUISE.
ü! Morgen zullen we ook zo dansfen.
LOUIS.
Lieve Mcidl
Wees daar verzekerd van... Nooit grootervrdlykheid... E A B E T.
Daar is inyii Oom.
*
JACQUES, ALIX, PIERRE, LOUISE, BABET, LOUIS.
PIERRE.
\v el ja; hier ben ik... lellewekent Je fiaat hier allemaal te kaeklen , en jc laatnbsp;My netjes in de pekel ftceken.
Je voert niets uit; en inderdaad Komt al de moeite op my.
ALIX.
quot;Wat komt ons al te vooren! Ply praat van moeite!...VVel dat ’s fchoon. ..Dat niagik boo-ren.
-ocr page 39-B L T S P B L. nbsp;nbsp;nbsp;25
K’u beeft hy’t all’ gedaan!... Zeg wie maakte alles klaar Voor’t hnwlyk?... maakyd , ruikers, ftrikken?...nbsp;Wie bragt al ’t geen de Bruid moet hebben by malkaêr'?..nbsp;Och ! waar’ geen Alix hier om alles wel te fchikken,
Dan waarc ’er nooit een Paar zo wondcrlyk getrouwd. PIERRE.
Wie ging by den Notaris en den Schout.?
AVic is de Speellui op gaan zoeken ?
Wie riep al ’t Boerenvolk byëen Zo wel van ’t Dorp als van rondom, uit alle hoeken ?...
Dat beet je moeite en zorg, zo ’k meen.
Maar moeten \vy denlleer van’tDorp niet welkom heeten? Of’t Bruiloft is of niet, datmoet nochtans gefchicn.nbsp;Hy komt vandaag... en eer de klok flaat tien.
Men moet hem te gemoet gaan ... welteweeten. En hem een welkomstgroet van gantfeher harte biên.nbsp;’lis onze pligt: niets moet daarin ons hindren.
IMynhecr Belval!... Wat zou die allerbeste Heer, Die ons zo lief heeft ais zyn eigen kindren,nbsp;Welzeggen, zo hy voor de laan, en zelfs nog eer.nbsp;Geen’ mensch vond om vivat! te roepen .?...Bygantsch vy-ven!
Dat zou ons eer doen , en een fchoon bewys zyn van Ons-aller liefde en trouw voor zulk een’ braaven Man!nbsp;JACQUES.
Wat drommel! benjehierommetelkaêrtekyven.?
Heor, beiden heb je’tdrok en heel veel werk gedaan,
B 5 nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 40-En ik-alléén doe niets en Iaat jelui begaan ;
Maar ik ben de oudfte, Broér! jy moet je wakker kwyten. En ik moetrusten... Vreugd, bylo! enbraafplaifier!nbsp;Ik ben niet knorrig, maar ’k w il ook dat niemand hiernbsp;Zal knorren.
PIERRTi.
Knorren!... Ik ?... Dat zou me waarlyk fpyten. Ik antwoord Zuster maar, die me alles op een’ toonnbsp;Van vriendelykheid zegt, zo als zy is gewoon. '
ALIX9 opeen vertoornde wyzem
He !... Wat moet men licoren ?
’k Wil fpreeken net zo als iU kan.
Wel nn ?... Wa: is ’t ?... Kwetst ket je ooren ?
’k Wil fpreeken, ik... ja; zwyg ttil!
Ik wil...
’t Staat jon niet aan: dat fp5't me, maar Het my beletten? dat niet, Vaérl
’k Wil fpreeken net zo als ik kan.
’k Wil fpreeken, fpreeken ja, goó Man t Ik wil...
Ja, ja, ik wil; zwyg ftil!
Ja, ja, ik wil bet doen, ik wü...
Op myn jaaren,
Zou jy de wet iny ftellen ? Neen.
Op myn jaaren!
Laat dat vaaren.
’k Een wys genoeg en fpreek nooit zonder réén.
L. |
a? |
Ik waet net waar men zwj'gen moet of praaten.
En nooit hangt inyn tong los in de keel.
’k Doe niets wat beter is te laaten.
Ik weet wel waar men niet moet praaten,
’k Spreek ahyd wel; en nooit fpreek ik te veel.
Zo dat ik fpreeken zal, nog fpreek^n zal in’t oogenblik Van myn’ laatften fnik;
Nog (preeken zal by inyn' laarften fnik,
Tot myn’ laatflen fnik.
PIERRE.
Wel, fpreek dan, fpreek dan!
ALIX.
En nu wil ik niet meer fpreeken. Nu wil ik zwygen.
JACQUES.
Was Vaderhier, hoe ras waar’ jealle bei te vreén!
ALIX.
Jouw Vader!... ó ! Dat is ’er een Diebeterisdan jy ... Wat’s't jammer dat zynjaareiinbsp;llem nu beletten hier te zyn,
Daar zyn Kindskindren faainen paaren!
Die oude goede Mathuryn!
’k Wed, Piet, dat als hy uit de brieven heeft geleezen Van jou en van inyn’ Man, dat nu in ’t kortnbsp;Douis, zyn Kleinzoon, zyn Louifes Man zalweezen,nbsp;Hy twintig jaaren jonger word.
Hat zal hem goed doen 5 want, het loopeu uitgezonderd,
Is hy nog frisch. Hyzeime, nu niet lang geleén.
Dat hy geboren is in’t jaar zeventienhonderd
En tien. Ook is’t een Man die veelzag, en meteen Veel ondervinding beeft. geen wildzang als jy-alleigt;»nbsp;Die alles doet in ’t wild, den tyd verkwist met kallen,
Hy draait nfet om, ’t is evenveel Met welk een’ wind , gelyk de weerhaan op ’t kasteel.nbsp;Hy fpreekten weet waarom... Jy, Jacques, noch jy Pietefjnbsp;Noch jy Louife , noch Louis, noch jylJabet,
Al leef je honderd jaar, zo zei je nooit een fieter Naar hem en my geiyken.
JACQUES.
Gefproken als’t behoort; dat fteunt op vaste gronden!-Dat is een Vrouw, zo als’er nergens word gevonden ;
Een kop van klink,vol geest; eenVrouvv die nedcneertl... ¦ Maar zeg, wat zei je ons toch?
ALIX.
Ja , ’k wecthet wel t jy fchcen; Den gek ’er mee, als me eens ter zaak wil redeneeren.nbsp;Ook fpreek ik nooit, maar denk alleen...
Te get! Bah et, die glimlagchl.
Waar lagch jy om?...Gaa aanllonds heen!., Kyk of ik binnen ben... Ik zal jou Nufje leerennbsp;Te lagchen als ik fpreek.
BABET.
ALIXi
-ocr page 43-Hoe f niet te hoorcn
Naar ’t geen ik zeg?... Gaa heen!... ik zal je... JACQUES.
Gaa, Babet!
Het zal wel overgaan: nu moet jebernietverftooren. ZESDE T O O N B E L.
JACQUES, ALIX, PIERRE, LOUISE, LOUIS.
JACQUES, tegen Pierre.
.^Nu, Broer, me dunkt het is haast tyd de marsch te Baant IJ-j haalt een groot zilver Zakhorhgic uit,
’t Is reeds half negen.
LOUIS.
My komt niet vóór tienen aan, Misfehien wel laater... ’k Denk dat wy om negen uurennbsp;Vertrekken moeten... Jy komt meé, LouUe ?
LOUISE. nbsp;nbsp;nbsp;®
Zo ’t met den wil is van Mama.
ALIX.
Me dunkt het hoort zo.. .Wel, heb ik dan zulke kuuren^ Dat ik de jeugd vermaak beletten zou?
Daarby, Mynheer Belval...
JACQUES.
Maar, hoor eens, lieve Vrouwl ’k Heb
-ocr page 44-’k Heb iets in ’t hoofd, dat jon voorzeker zal behangen , En dat ik Pieter zeggen moet.
PIERRE.
Wat is dat?
JACQUES.
’k Wou den Landheer vraagen Of hy, uit vriendfehap, wel zo goednbsp;Wou weezen van zyn’ naam te teeknennbsp;Op ’t huvvelykscoiuraa van onze Kindren... Zeg,nbsp;Wat dunkt je ’er van ?
PIERRE.
Wy moeten ’t doen.
LOUIS.
Datwaare onseen grooteeer, zou’kreeknen. Hy zal ’t niet weigeren : hy is zo goed 1nbsp;LOUISE.
Zo mild!
° nbsp;nbsp;nbsp;ALIX.
Hy, ’t weigren?...’t Heeft geen’ nood..Ik wedall’ wat je wilt,
Dat hy het graag zal doen... Zyn Vader deed voordeezen Dat ook by onze trouw: ’t zal nu het zelfde weezen.
MATHURYN, JACQUES, ALIX, PIERRE, LOUISE, LOUIS, BABET, GUILLOT,
Een Knecht.
MATHURYN, onderfleiind door den Knecht en doop Guillot, die met ftropkousfen en als een Reiziger ge^knbsp;kleed is.
Dag , KindrenGoeden dag!
JACQUES en PIERRE.
Hoe,jy , Papa! jy hier? LOUISE.
jy komt ons zien? ... zo verr’? ...
BABET;
Wie had dat durven hoopen ? LOUIS.
ALIX.
Wat doe jy onsplaifier!
Wees welkom!
Zy fpreekeri allen te gefyk en omringen den ouden Man, doen hem nederzitten, omhelzen en liefkoozen hetmnbsp;Ily weet niet wien V eerst te antwoorden, 'en otiunbsp;helst hen beurtelings^ weenencle van vreugd.
® nbsp;nbsp;nbsp;MATHURYN.
Kinderen! je kostine niet verwachten....
Daar ben ik evenwel... Dat’s buiten jouw gedachten.,, HoevaarjealAlix..? en jy Jacques..? en Cadet? ...
JACQUES, PIERRE en ALIX.
Heel wel, Papa!
MATHIJRYN.
Kom hier, Louifelief! Babet!
Komt, zoent me eens allebei... nog eens... Warentig,beiden Zyn ’t mooije bakkesjes... Ze zien ’er zeer wel uit.
Wat zyn ’t al groote en knappe Meiden!...
Maar zeg, waar is Louis ? Ik heb dien kleinen guit In zesjaar niet gezien.
LOUIS.
Hier ben ik , oude Vader!
• nbsp;nbsp;nbsp;MATHURYN.
Die groote Jongen!... Hy Louis?...Kom hier, myn Kind! Omhels me... Wel, ik kyk myn oogen blind.
Wie zou hem kennen.?... Hy was pas zo hoog... Kom nader Dat ik je reis bekyk... Hoor, Jacques , dat’s een kwantnbsp;Die welgemaakt is, frisch van wezen...
Hoe meer ik hem bcfchouw... Ja, ’t is de zelfde trant... Jy Pieter, kende my toen’k jonger was voordoezen...nbsp;Zeg, vind jy ook niet dat hy zo iets heeft van my?
’k Geloof dat hy me lykt.
PIERRE.
Ja; ’tis jouwfchildery. MATHURYN, met vergenoegdheid,
’k Bedroog me dan niet.
C nbsp;nbsp;nbsp;JAC,
-ocr page 48-JACQUES.
Maar, Papa! komjyjekhidreii Nog op jouw jaaren zien ? Wat goedheid! ’t Is te veel.nbsp;MATHURYN.
Hoe! op mynjaaren ? ...Wel wat zouden dicmy hindren?
Wanneer men, zo als ik, nog zyn verfland geheel Bezit, en vrolyk en gezond is als te vooren,
Dan is men altyd jong.
ALIX.
Neen; alsjehemwilthooren,
Is ’t of men honderd jaar reeds oud was. Sprak liy niet Zo even nog my van inyn jaaren ?
Is’t niet eenvoudig, en wien zou ’t verwondring baaren, Dat, ismen geen zottin, het geen men hoort en ziet.nbsp;Ons heugt? Menfpreekt; men kan’er overredeneeren.nbsp;Nu, dat’s genoeg voor zulke wyze Heeren,
Om ons te handelen als oude praatmoêrs.
AIATHURYN.
Braaf,
Myne Alix! braaf! Je hebt,als eertyds, nogdegaaf Van flekelig te zyn en fclioon wat af te leggen.
JACQUES, ó! Fraayer dag aan dag.
PIERRE.
Neen; dat moet jy niet zeggen,
Zy is verbeterd; wantzy praat nog veel; ’t is waar; Doch boos te worden doet zy maarnbsp;Vyf, zesmaal ieder dag.
ALIX.
-ocr page 49-alix.
Ei, lirocr!... jy ben’er eentje,,.. Èn ,zo ik’t zeggen wou,’k beloof je,’k zou geen kleentje...
jACQUESi nbsp;nbsp;nbsp;(anders van.
Ocli! zeg toch niets...Vreugd! vreugd! Spreek nergens Zie daar Papa !... dien goeden iVtaq !...nbsp;Plet lyktme een droom jou hier te aanfehouwen;
M ATHU RYNi
Iloe , flapperloot!... myn bei Kindskiudren trouweiij Myn Petekind gaat met Louis een huwlyk aan,
En zouik niet te bruiloft gaan?
Waare ik zo vlug nog als voordoezen,
Ik waar’te voet gekomen; en, zo ’k meen.
Zou ik niet lui in ’t dansfon weezeii.
Maar nu ben ik te fleclit ter been;
En daarom zei ik aan Guillot: „Guillot,’tis iiiorgeii ,,Dat zy daar ginder trouwen ... Wel ,
„’kWed niemand my daar wachten zei.
„’k Wil hen'verrasfen; jy moet zorgen j,t)at voor het wagentje, dat laatst Mynheer Belvalnbsp;„Gelaaten heeft in onze ftal,nbsp;sffwee beste paarden, die jy uit het land zult haaien,nbsp;„Gefpanneu worden. i. Gaa, toe, ras”!
Hy deed het zonder lang te draaien ,¦
Zodat het heele fpul fluks in gereedheid was.
Ik klom op ’t rytuig..ien de jongenj Toen als een wind op dikke trUl gefpróngèri ..»
C i nbsp;nbsp;nbsp;Eli
-ocr page 50-En toen de zweep ’er op... vooruit de weg!..
En ziet bier ben ik.
LOUIS.
Wel ik zeg
Dat ons geluk niet waar’ volkomen .
Had jy die reis niet aangenomen.
LOUISE.
Och! nu ontbreekt ’er niemendal
Aan onze vreugd.
babet.
MATHURYN.
Komt hy vandaag.?
ALIX.
Wel heden!
Weet jy dat niet?... Vandaag!. ..We zyn zowel te vreden. Zo bly... zo bly... Al ’t Dorp is in de weer.
Och wy zyn zo verheugd van onzen goeden Heer Belval eeiis weêr te zien... Hy is ons-aller vader...
JACQUES. nbsp;nbsp;nbsp;(nader
Hoor, Vrouw, ik hoor je graag; maar morgen zei je’t Vertellen ; want het zal wat lang zyn, naar ik gis.nbsp;En ’k loof dat het niet ver van negen urnen is.nbsp;ALIX.
Nu, morgen dan... ’t Is wel,
MA*
-ocr page 51-MATHURYN.
Ja, Alix, laat dat blyven... Maar, Kindren, jy gaat om den Heer Belval op wepnbsp;Te ontmoeten.,. Ik heb hem zo liefalsjy; en’k zegnbsp;Dat ik het ook graag doen zou... maar gantsch vyven,nbsp;De wagen heeft my zo vermoeid, dat ik bynanbsp;Me niet Itan roeren ; en ’t kasteel is verr’.
JACQUES.
Papa!
Dan draagen wy je... In onze kindfche dagen ,
Heb je in jouw armen ons, zo veel we zyn, gevat;
Nu is’t iiietineer dan billyk, dat Je ook op jouw beurt in de onzen word gedraagen.nbsp;LOUIS.
Dat gaat my aan: ’k ben jong en flerk.
Ikza'je draagen: ’k neem’t opmy.
PIERRE.
Neen; al te gader Wy willen ook ons part van dat vermaaklyk werk,nbsp;LOUISE.
’k Zal meé doen.
ALIX.
En ik ook.
BABET.
Ik ook. allen.
Die goede Vader i C 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Die
-ocr page 52-Die lieve Man!
MATHURVN,
Och ! Kindrcnlief! je dosE Van vreugd my vvcenen.
matuur VN, JACQUES, ALIN, PIERRE,
LOUISE, LOUIS, BARET, BLAISE, euiLLOT, Een Knecht.
eest gegroet.
Goê morgen, Buuren ! met malkander.
De kamerdienaar van den Landheer is ’er al.
’k Heb hem gefproken.
JACQUES.
Wie.?... Mynheer Comtois?... BLAISE,
Geen ander,
Hy zei zo dat Mynheer Bclval Hier binnen ’t uur zal zyn met nog een’ Heer.
,, d^//.
„ Goê morgen ,
,, Babet!
B ABE T, Sionder zich te beweegen noch Blaife Men let op ons.
JAC-
-ocr page 53-JACQUES.
' nbsp;nbsp;nbsp;Verfarust! We moeten zorgen
Dat hy ons niet verrasf’.
„ Je moet maaken
» Dat Blaife blyv’, Louis!
LOUIS, nbsp;nbsp;nbsp;'
Nu, ’k hoop als onze zaaken Verricht zyn, hier, zo als we by elkaérnbsp;2yn, faamen te eeten.
MA-
MAXHUR VN.
Louis.
BLAISE, fprhigende van vreugd.
tlERRE.
Ach. wat vermaak! Wy zullen dan Dien biaaven Man,
Den goeden Landlieer gaan ontmoeten.
O Blvde hoop, die ons verheugt!
Ach, wat vermaak I Ach, welk een Vreugd!
VVy zullen hem met eerbied groeten.
Ach, wat \einiaakl Acb , welk een vreugd 1 PIERRE.
Wy maaken hem geen compliment.
Wy lagchen roet die hoofiche ftieeken.
By ons is ’t vleijen niei bekend.
Als ’t hart fpreekt kan men keurlyk fpreeken. nbsp;nbsp;nbsp;U ,
Ons offer neemt gewis hem in:
*t Is zin'vre vrieiidichap, gul verlangen, liy zal het, even hly van zin
AU
Als wy ’t hem biên ook heusdi ontfangen ;
Als wy ’t hom biSn, als wy ’t hem bién te faam, ook heuseb Ontfangen.
Hy komt vandaag, die goede, braave Man.
LOUIS.
Myn Lief, myn Lief, op morgen trouwen wy:
Te faanieu,
Wa: kan onze vreugd, onze vreugd evenaaren?
't Is morgen dan ? ’t Is morgen dan ï
Ja, morgen, Lief! word ik je Ma«.
LOUISE.
Wat al geluk verzelt...
Ach , wat vermaak !..,
Als hy daar is, zal ik hem zien: dan zeg ik voort,
Dan zeg ik voort. ¦. Oy fpreekt geen woord Om my te hooren.Jnbsp;Ik weet niet welnbsp;Hoe 'k zeggen zei.
Ik weet niet wel, ik weet niet wel, hoe ’k zeggen zei.
Ik weet niet wel hoe ’k zeggen zei.
Maar ’t zal wel gaan Als ’k hem zie (laan:
?t Zal teêr zyn en hem vast bekooren.
Ja, ’t zal wel gaan wc- -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C5
-ocr page 56-Als ’k Jiein zie ftaan:
Zal teêr zyn en hem vast bekooren.
MATHURYN.
Ik voel geen kou’, die d’ouderdom Altoos verzelt: myn hart is warm en teder.
’k Herleef; ik zie myn Kindren wederom.
Vreugd geeft my myn jongkheid weder.
’k Herleef; ik zie myn Kindren wederom.
B ABET.
Ach, wat vermaak! ’k Zal onzen goeden Heer (En Blaife ontmoeten,)
Hier begroeten.»
’k Bemin zo teêr Dien goeden Heer,
(En Blaife, al myn behaagen,)
Dat dit myn lust, myn vreugd zal zyn voor al myn dage», BLAISE.
Of ik ook luidkeels roepen za!
Vivat Heer Belvall (En myn Baber) Myn zinnennbsp;Zyn voor hem, (voor Babet),
Zyn voor hem, Cvoor Babet)
Geheel vervoerd tot teder minnen.
*
Ja, ’k zai Babet altoos beminnen.
CHOOR.
Ach, wat vermaak !...,
Einde des Eerfien Bedryfs.
Louis en Blaife zitten te eeten; de plaats van Jacques is
%
«pen tusfchen Mathuryn en Pierre.
^ nbsp;nbsp;nbsp;MATHURYN.
Wel nu, toen ’k zei dat ik niets had verloren Van ra’appetyt, fprak ik toen waar?
’k Eet nog zo ftnaaklyk als te vooren;
En, dunkt my, ik bewys het klaar. PIERRE.
Ja toch ; zo Jacques ook niet gaauw komt, mag hy vreezen
Dat al het eeten op zal weezen,
MATHURYN.
’k Wou niet beginnen eerhy t’huis was: maar wie zon Beletten kunnen ’t geen een Vrouwnbsp;In ’t hoofd heeft ?
ALIX.
’k Zeg het nog eens, felleweken! ’t Is op zyn’ last... Toen hem Mynheer Bel val
Zei;
-ocr page 58-Zei : „ Jaques, kom eens met me : ik moet je „Ipreeken”,
Was ik daarby... ’t'Was voor de ftal.
Ik luisterde... want, kyk, men moet toch alles weeten. En Jacques zei me: „Vrouw, gaa jy maar weernbsp;„Naar huis, en maak vast een begin met eeten.
„Doe net of ik ’er by was; want Mynheer ,,Zal my niet lang ophouwen , naar gedachten.
,,Ih haal je wel weêr in, hoe verr’ jy ook vooruit „Mogt weezen , en dus is ’t onnoodig my te wachten”.
Dat zei hy.. . ’k Heb het wel onthouwen..en, verbruid? Als ik zeg, dat moet zyn, dan moog je vry geloovennbsp;Dat ik ’t met reden zeg, en dat ik...
MATHURYN,
Alix, eet.
Je bord word koud... Maar waar is toch Babetgeftoven.? LOUIS, tegen Louife.
Dat ’s waar. Zy is hier niet. Waar is je Zusje?
LOUISE.
Ik weet
ALIX.
Die wilde Meid!.. Waar mag ze Weêr weezen? ...Ze is toch weêrgekomen; want iknbsp;zag ze
Met Blaife hand aan hand... Babet!... En dat juist net Op ’t oogenblik dat elk aan tafel gaat... Babet?...
Ge-
-ocr page 59-B L r S P E L. 45
Gemeenlyk houd men toch van eeten op die jaaren... Babet!.. Dat is zo jong, zo los, zo onërvaaren..nbsp;Dat weet niet wat men doet... Babet!
TWEEDE TO O NE E L.
ALIX, MATHURYN, PIERRE, LOUISE, LOUIS, BLAISE, BABEÏ.
BABET.
' nbsp;nbsp;nbsp;’k Ben hier, Mama!
ALIX.
Waar blyf je, Kleuter ?
BABET.
’k heb het goed van Grootpapa Byëeu genomen uit den wagen.
En naar de kamer, daar hy flaapen zal, gedraagen. MATHURYN.
Wel, Kind, het was niet noodig dat Je zo veel moeite naamt: dat hadnbsp;Guillot wel kunnen doen na ’t eeten.
Kom , ’k zal je dienen.. de arme Meid!
Wat heeft dat al oplettendheid !
Bahet gaat leunen op den floel die voor Jacques open is gebleven,
ALIX.
Mejuffertje, je dient te weeten Dat dit de plaats is van je Vader,
BA.
-ocr page 60-B ABET.
’k Weet het wel 5
Mama; geloof ook niet dat ik die neeiiieu zei. BLAISE.
Juffrouw Babet, hier is een plaats.
LOUIS, flil tegen Louife,
„Verftaan ze élkandren ?
BABET, fiil tegen Blaife, zender hem aan te zien, en zich naait hem aan tafelplaatfende.
„Zo ik aan tafel waar’ gekomen met al de andren, „Dan had ik mooglyk niet naast jou gezeten.”nbsp;BLAISE,/// tegen Babet, en zonder haar aan te zien.
sjjn 7
„Ik merkte wel dat je ons met voordacht had verlaaten.” ALIX.
Babet, men zit hier niet aan tafel om te praaten...
Eerst eeten... Babbel ik.?... je zult je beurt daarna Wel krygen.... Nu dan om weêr tot de zaak te komen....nbsp;Heb ik gelyk, of heb ik mis ?
’klleb, dunkt me, iets by Mynheer Belval vernomen... Ik weet niet wat, dat hem niet eigen is.
Hy fcheen me niet zo vrolyk als voordeezen. ,* Daar was iets droevigs in zyii wezen.
MATIIUK-YN.
Ik huilde reeds van vreugd toen ’k zyn cabriolet Maar zag, eu heb niet op zyn aangezicht gelet.
B L Y S P Ë L. 47
LOUIS.
Wel, kon hy zelf zyn treanen wel weérhouwen ?
INTaar ’t was van vreugde; en ’t is natuurlyk dac Hy bly was van zyn Kindren weêr te aanfchouwen.nbsp;En Tante heeft dat blyk van vtiendfchap opgevatnbsp;Voor droeflieid.
ALIX.
Des te beter... des te beter;
Want ik heb hem zo lief, dien braaven Man.... Ik weet’er Geen een die hem gelykt.... Op zyn gezondheid!nbsp;MATHURYN.
Goed!
Dat ’s wel bedacht... iets dat men niet vergeeten moet. Op zyn gezondheid dan!
Blaife op, klinkt met allen, en het met Bahet doende geeven zy elkander een teeken van verjiandhouding,nbsp;allen.
Gezondheid en lang leven!
MATHURYN, op Blaife lettende, en't glasneêrzettende. Zo ’k wel heb is in ’t kort die Knaap geen onbedrevennbsp;Noch drooge Lobbes.
BLAISE, flil tegen Babet.
„ ’k Zal ’t je toonen: loof me vry, babet, ftil met een glimlagch,
„We zullen zien.
MATHURYN.
Nu, in royn jonge jaaren
Wierd
-ocr page 62-Wierd altyd, als we aan tafe! waren,
Eens vrolyk uit de borst gezongen. Zullen wy Geen grapje hebben?
Hy zingt.
Laire la, laire lan laire, laire la, laire lan laire.
Kyk, voordeezen
Behoefde ’er nooit iets meer te weezen, Of alles deunde reeds.
BLAISE.
Wel, Vader Mathuryn,
Ik ken een liedje, en, zo het my vergund magzyn, 2al ik het zingen.... Maar... ik kan ’t alleen niet zingen...nbsp;Babet, jy kent et ook...Wil jy me helpen?
EABET.
Wel;
Ben ik een Meisje om jou in nood nietby te fpringen ?
Ik zal beginnen, en, doe ik ’t niet goed, dan zei Jy me onderrichten.
BLAISE.
ól Babetje kan niets Hecht doen. En in het zingen zal al wie haar hoort, haar recht doen,
BABET.
Colette zei laatst aan Colyn:
Zeg tne eens; wat doet me zuchten, vreezen?
’t Is als een vuur, een zoete pyn.
£i, weet je niet wat dat raoog’ weezen?
tMs
-ocr page 63-Als ik je zie...
BLAISE. Wie, my ?nbsp;BABET.
Ja, jöü.
BLAISE.
49
My?
babe Ti
Jou;
Dan ben ik ftom, Colyn, als ik wil fpreeken. BLAISE.
H«e ! blyf je ftom Colette, als jy wilt fpreeken?
Ik voel het zelfde ook, by myn trouw! BLAISEnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BABET.
Ben daarom toch jou niet ont- ’k Ben daarom ook jou niet ontweken. nbsp;nbsp;nbsp;weken.
BABET.
Ik ben bevreesd f’k heb mooglyk mis,)
Bat ons eeq Toovenaar wil plaagcn.
BLAISE.
't Is liefde, zo ’k my niet vergis;
; nbsp;nbsp;nbsp;BABET.
Dat ’s ligt de bal niet mis gellagen,
BLAISE.
Wat zeg je ’er van ?
BABET.
Wie, ik?
. nbsp;nbsp;nbsp;BLAISE;
gt;»iy;
50
BABET.
Ik?
BLAISE.
BABET.
Colyii, 't kan, dunkt me, niets dan zoetheid kweeken. BLAISE.
Wel, kan het, dunkt jou, niets dan zoetheid kweeken? Zulk een vermaak is ’t ook voor iny,
BLAISE nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BABET.
Dat het me llreelt daarvan te Het ftreelt my ook daarvan te fpteekcn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fpreeken.
BLAISE.
’t Was ’t eerst gevoel der teedre min Dat beider hart in onrust zette.
By ’t onderzoek, als eens van zin.
Vroeg fteeds Colyn weür aan Colette :
Wat zeg je ’er van ?
Wie, ik?
BLAISE.
Ja, jy.
Ik?
BLAISE.
BABET.
Wel, Colyn, by, het voorwerp dat ons griefde.... BLAISE.
Colette, by het voorwerp dat ons griefde....
BA-
-ocr page 65-51
K A H E T.
Ilecfc Jei.ïc kwaal veel züctcrny.
BABET nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BLAISE,
Nog zoeter is ’r voldoen der Nog zoeter is ’t voldoen der liefde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•‘cWe-
MAT H tj R Y N.
Dat klein Babetje!.. lioe lief zong ze!... en opeen* trant...
Men zou wel zeggen.... Nu!.. Babet, pas op dien kwant:
Ily keek jou aan met een paar oogen...
AI-IX.
Ja, de eenc deugt niet meer dan de aêr. PIERRE.
Maar ’t gryntje min, Papa ?... Je bent bedrogen Indieu je denkt ons dat te ontfutflen.
mathuryn.
Ja, dat’s waar.
ALLEN.
J.!, ’t gryneje min dat moet ’er weezen ! mathuryn.
t Is wel; ’k zal't zingen, maar in chorus als voordeezen. ALIX.
Ja, ja, in chorus, dat is goed,
Terwyi men nog naar Jacques wachten moet.
-ocr page 66-Zonder een klein gryntje min Streelt nergens iets ons hart en zin.
Zonder min verdwynt al ’t fclioonj Dat alles fpreid ten toon.
Zonder een...
M ATHURYN.
De Min regeert. Zy fiert de landerj'en Met bloenitjes in het bly fatzoen.
Zy leert alleen de vlugge vogels vryen En ’t nestje maaken in liet groen.
Zonder een ...
MATHURVl^.
De Min regeert. Zy leid de jeugd by paareti Op ’t gras ten dans, die vreugde voed.
Zy is ’t alleen, die , op de vyftien jaaren,
Het hart der Meisjes zuchten doet.
C II O O li.
Zonder een...
M ATHURYN.
De Min regeert. Zy kan ’t genoegen fchenken.
Ze is ’t zoet, het leven van de jeugd Zelfs d’ouderdoin geeft zy, door bly berdenken.nbsp;Nog menig oogenblik vol vreugd.
Zonder een...
MA-
-ocr page 67-53
MATHURYN
Kom, laat ons nu gezondheid wenfchen Aan onze jonge lidn ! Ze is goed voor alle menfchen,nbsp;Maar als men trouwt vooral.
ALLEN.
Op hun gezondheid!
M ATHURYN.
Ho! daar’s Jacques juist. Hyzal
’cNumeêdoen,
JACQUES, ALIX, MATHURYN, PIERRE, LOUISE, BABET, LOUIS, BLAISE,
MATHURYN,
Dat heet eerst gemaklyk iemand wachten, ’t Glaasje in de hand, gelyk je ziet.
ALIX.
Kom,Jacques, neemjeplaats. Jehebttoch,naargedach-Goede appetyt? nbsp;nbsp;nbsp;(ten,
JACQUES.
Cantsch niet.
’k Heb dorst noch honger.
MATHURYN, zyn'fioelachteruit fchuivende. Hoe i
jp IE R R E , van tafel opflaande. Wat is’er toch gefchied ?
D 3 nbsp;nbsp;nbsp;ALIX.
-ocr page 68-A LIX, cff/r opfiaande, pel-jk x-y allen doen.
Och, Man!
r.óuiSE.
Wat ben je bleek , Papa!
LOUIS.
Lieve Oom! laathooreii.,. BLAISE.
Ei, Jacqiies-Buur, wat is’t?
B AB.ET.
Papa!
MATUURYN.
Och! lieve Zoon! fpreekop...
JACQUES.
Och ! aües is verloren.
Ik ben bedroefd; en jy zult allen ock wel dra Zo vveezen... Onze Meer...
MATHUPvYN en ALIX.
Wel nu?
J A C Q U Jè S.
, nbsp;nbsp;nbsp;(R-h ! lieve Vrinden !
Mynheer Belval. . .dien Man , dien \vy zo teérbeniinden,, _Dien branven Landheer zyn wy kwyc.
]a , hy verlaat ons voor altyd.
allen.
Verlaat ons!
JACQUES.
Hy verkoopt zyn Hcerlykhcden
Die hier gelegen zyn.,. en’tis alreeds gefchied.
De Heer die by hem was, is Kooper.
De Knechts neemen de tafel v/eg^ MATHUayN.
Om wat reden
Verkoopt hy al zyn Goedren ?
JACQUES.
’k Weet het niet.
Je weet, ik ben, op zyn begeeren.
Met hem alleen op ’t flot gegaan.
Toen hy me had ter zy’ genomen , fprak hy me aan,
En zei me : „Jacques-Vrind , nu jy me wéér ziet keeren, ,,Denk jy gewis dat ik hier kom om , als voorheen,nbsp;„De huur te fluiten van de boerderyen... Neen,nbsp;«Het is zoniet... ’k Heb heel iets anders voorgenomen...nbsp;j,’k Verkoop dit Landgoed en het ander hier naby jnbsp;„En daarom ben ik hier gekomen.
„Wymoeten feheiden, Vrind!”... En tevens drukte hy Myn hand en keek iny aan, geheel bewogen,nbsp;Maar vast zag hy me niet; want bei zyne oogennbsp;Die waren vol van traanen , fchoon hy dienbsp;Verbergen wou... Ik kon niet fpreeken... zie,nbsp;Het hart wierd my zo klein... ’t fcheen me alles zo tenbsp;jaagen,
’k Borst eindlyk uit in traanen, en Mynheer Dit ziende, huilde toen nog meer,nbsp;heeft zyne armen toen my om den hals geflagen.
D 4 nbsp;nbsp;nbsp;Die
-ocr page 70-Die bif.ave Man wou nog iets zeggen , maar een ziichE Was ’t air :.. en firaks is hy me ontvlucht.
’k Ben heen gegaan , en wist niet waar naai^ toe , vaq fmarte...
En ziet, hier ben ik, met de wmnhoop in het harte, TSiet anders dan of W'y ’t verlies betreurden vannbsp;Papa, tieez’ lieven , ons zo dierbreii ouden Man.
M A T H U R Y N.
Zyn Goederen verknopen!... Dit doet vreezen Dat in Parys iets kwaa'ds voor hem gebeurd zal weezen...nbsp;Ja, eenig ongeluk heeft hem getroiien.
ALÏX.
Wis.
Papa heeft groot gelyk : ’t is klaar dat het zo is.
JACQUES.
Mynheer Belval zal hier, naar ’k heb vernomen. Zo aanftonds met Mynheer den Graaf... Dalville komen.nbsp;Ily wil hem deeze Boerderynbsp;Met al het geen’er bybchoort doen zien... Vrouw, jynbsp;Zult met hen gaan en alles laaten kyken;
Ik kan ’t niet doen,.. ik zou bezwyken.
’t Doet my te zeer zo fchoon een Goed te zien Gefield in handen van een’ Heer, die ook misfchiennbsp;Een heel hups Man kan zyn,.. maar toch een ander.nbsp;Dan die, dien wy van zyn geboorte af met elkandernbsp;Gekend... Och! ’c fcheek te veel.
EOU-
-ocr page 71-. Dat ik hen daar zie komen,.. Ja,
Het is Mynheer. Belval en nog een ander by hem.
Tegen Jacques.
Maar zou ’t nietmooglyk zyn te weeten waarom wy hem Verliezen moeten , en waarom zo onverwachtnbsp;• Op ’t oogenblik, dat niemand ’er aan dacht?...nbsp;Medunktwemoesten’taan MynheerBelval eens vraagen:nbsp;Ligt worden wy niet afgeflagen ?
MATHURYN,
Hy heeft gelyk... dat dient gedaan.
PIERRE,
Hy moet het zeggen; ja!
LOUIS.
We zullen hem zo fmeeken. ALIX.
ó ! Laat iny maar begaan...
’k Beloof je, ik zal hem wel doen fpreeken. BABET.
paar zyn zy.
LOUIS, tegen Louife.
Och! hoe is myn hart bekneld! LOUISE, tegen Louis.
Hou moed!
fier.
-ocr page 72-EELVAL, DE GRAAF. ALIX, JACQUES, MATHURYN, PIERRE, LOUIS,nbsp;BLAISE, BABET.
BELVAL.
ag, waarde Kiudren, dag, myii Vrienden; weesi
ALLEN.
gegroet. Mynheer!
SE GRAAF.
Wel, Vriend Belval, ik wil jezweeren. Die Meisjes zyn bekooriyk.
BELVAL.
En
Ook deugdzaam... Dag, Loiiisje, ik ben Verheugd dac ik u mag filiciteerennbsp;AlsEruid: gy zult gelukkig zyn, inynKind;
En gy verdient her. Uw Louis , dien gy bemint,
Is braaf... een goede Zoon ; dus hebt gy niet te vreczen Dat hy ook geen goed Man zou weezen.nbsp;LOUISE en LOUIS.
Mynheer!
BELVAL.
Mynheer Dalviile, in uw genegenheid Jjcveel ik hen...zo wel als deeze lieve Meid,nbsp;MynPcecekind...’tWord ook haast tyd haar uit te trouwen.
Te~
-ocr page 73-L.
Tegen Babct.
Babet, ’k verzeker u dat ik myn woord zal houcn.
’k Zal uwgekik bevordren; ’k heb’t beloofd.
Ik neem die zorg op ray; en ik zal nimmer lyéa
Dat dat genoegen my door iemand worde ontroofd. Tegen Jacques en zyn Huisgezin.
’k Verkoop dit Landgoed wel en deeze Boerderyen , Maar niet het recht om altoos , als weleer,
Uw Vkiend te blyven.
BABET, •weenende en haar traanen 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;willende weérltouden.
Och, Mynheer!
H'^e hebben je zo lief... en zo we jou verliezen .'..
Behou ie Landgoed... Zoekt Mynheer naar een Kasteel, Hier in den omtrek zyn ’er waarlyk nogzo veelnbsp;Die hy kan koopen, dat hy maar heeft uit te kiezen.
En waarom heeft hy dan juist zin in ’t jouwe-alléén ?
DE GRAAF.
Dat arme Kind!
BELVAL.
Gy weent, Babetlief ? Wees te vreén. Tegen den Graaf.
De Kindren heb ik zien ter waereld komen,
En de Ouders zagen my toen ik ter waereld kwam.
Mathuryn ziende en hem met tederheid omarmende.
Myn goede Mathuryii! zyt gy daarf Oude Stam!
MAquot;*
-ocr page 74-MATHURYN.
Och ja, Mynheer! ... ’k Ben meê geweest ... Toen ’k door de hoornen
Uafzag fiappen, weende ik...maar ’t was van vermaak.. Ik wist niet dat iny, na die vreugdetraaneu, andrennbsp;Ontrollen zouden om zoo’n onverwachte zaak ,
Die Mathuryns geluk in rouw zal doen verandven. BELVAL.
Myn Vriend, myn goede Vriend, ei, troost u... Wees bedaard!
Tegen Jacques en de anderen.
Mynheer de Graaf is ai uw liefde en achting waard’, Hy mint oprechte Hén en trekt ook tot zich de achtingnbsp;Van uUe braaven... Hy zal boven uw verwachtingnbsp;Zo met u handlen , dat...
Tegen Mafhuryn, die nog weent.
Ei, troost u, Mathuryn!
DE GRAAF.
Myn Vriend, wat vreugd voor u zo teêr bemind te zynf ALIX.
Bemind! .. Mynheer, hoe hups jy ook ons komt te vooreu,
Doe vry all’ wat je wilt, ’t is moeite en tyd verloren. Nooit word je ons toch zo lief als deeze braave Man.,nbsp;Dat ’s iets dat niet gebeuren kan,
BELVAE,
Zacht, Alix!
DE
-ocr page 75-51
DE GRAAF.
Neen , myn Vriend , haar taal kan my bekoom Die gulle eenvoudigheid ftrekt u en hen tot eer. (ren.nbsp;Tegen Jacques en de anderen.
Voor’t minst zuit gy fny niet beletten al myn poogen In ’t werk te fteüen, om, is’t mooglyk, langs hoe meelnbsp;Uw Vriendfehap waard’te zyn.
BEL VAL.
Ik word te fterk bewogen,
Kom , laat ons gaan.
Tegen Jacquet.
Mynheer wil deeze Boerdery Van binnen zien. Wilt ge ons geleiden ?
LOUIS, tegen Jacquet,
Wees zo vry
En vraag hem of wy hem alleen eens fpreeken kunnen.
JACQUES, tegen den Heer Beival. Mynheer, zo gy zo goed woud zyn en ons vergunnen...nbsp;LOUIS.
Een oógenblik gehoor, Mynheer, zo’tkangefchiên, mathurvn.
Myn Dochter en haar Kindren zouwen intusfehen aan Mynheer het alles laaten zien.
Hy zal, gelyk wy vast vertrouwen.
Niet kwalyk iieemen dat wy onzen Landheer nog Een woordje zeggen.
BEL*
-ocr page 76-belval.
Wat begeert gy. Vrienden?
LOUIS.
Och!
Slaa ons verzoek niet af,
ALIX.
In waarheid.
Dat waar’ confientiewerk..,.
Tegeti (Jen Graaf.
’k Verzoek excuus, Mynheer! Tegen den Heer Belval.
We hebben jou zo lief... en ’t is ons zulk een naarheid Datje ons verlaaten zond... We vinden jou nooit weer...nbsp;Tegen den Graaf.
Mynheer weet ook wel wat het is een’ mensch te minnen. Tegen den Heer Belval.
Zie daar, wy-allen zien jou aan met hart en zinnen Als onzen Vader.
DE GRAAF.
’t Is hier all’ goedhartig.
Tegen den lieer Belval,
Vrind!
Ik voeg my aan hun zy’. Zy vraagen Dat gy hen hooren zult, ’t geen ik zeer billyk vind.nbsp;Wel, hoor hen; laat u dit behaagen.
’k Verzoek het u.
BEL-
-ocr page 77-rgt; E L V A L.
Verfchoon my dan Dat ik u niet verzeilen kan,nbsp;JACQUES, t-egcn Alix.
Vrouw, breng Mynheer dan rond.
Tegen den Graaf.
Zy zal ’t u alles zeggen.
Zy weet, zo goed als ik, al ’t werk u uit te leggen. LOUIS.
Louife lief, gaa met je Moeder.
LOUISE.
Och!...
Zy wys( hem op den Heer Betval, ah hem dien tederlyi aanbevcelende.
LOUIS.
’k Verfta je.
MATHURYN.
Blaife, gaa met haar. Eabetje, gaa
Jy ook meê.
ALlX, van den een' naar den ander gaande. Nu; doe toch je best.... Broêr Pieter, Ipreekheinnbsp;Terdegeuals’tbehoort... Myn lieve Jacques! fmeek hem!.,.nbsp;Wat zou ’k je zoenen zo hy bleef!...nbsp;Papa, hy ftelt in jou vertrouwen....
Och: dat we hem toch mogten houênl..? Louis, jy bent zoo'n baas in ’t fpreeken; geef
De zaak niet op, maar breng ’t hem aan de zinnens Tegen den Qraaf.
Mynheer, ik ga je voor;i’k wys u^en weg naar binneiis Kom, kleine Meid; kom, myn Lonife...
Den Heer Bdval de handen kusfende.
Mag ik de eer....
Och I wat verdriet!
_ Tegen den Graaf.
’k Verzoek je wel excuus. Mynheer!
Zy gaan binnen.
VT FD È T O O N E E L.
aJELVAt, MATHURYN, JACQUES, PIERRE, LOUIS.
BELVAL.
Wel , Kinderen, wat wilt gy!
JACQUES.
Dat ge nog zult weezeti i-Iet geen gy altoos waart voordoezen;
Dat ge op dit uur ons niet als uwe Landliên, maar Ais uwe Vrinden zult befchouwen: ja voorwaar.
Uw Vrinden: gy hebt zelf ons dat gezegd.
MATHURYN.
I5y vrindeti
Js achterhoudendbeidjZo’t recht gaat, nooit te vinden. PIERRE.
Verzwygt men ooit hen iets?
LOU.i
-ocr page 79-'65
LOUIS.
Mynheer Belval,
Het is uw goedheid, die ons recht geeft zo te fpreeken.
Wyt het uzelv’ zo hier misfchien geheel.en al He fchuldige eerbied voor de vriendfchap is geweken.nbsp;Gy zyt zo goed, zo heusch. ..Wy zagen nooit inunbsp;Een’Meester, maar altoos een’Vader...’t Koine u nunbsp;Niet vreemd voor zo we u durven vraageiinbsp;Waarom ge uw Landgoed aan een ander af wilt liaan.nbsp;’tZyn Kinderen, die om ’t verlieseens Vadersklaagen.nbsp;En die, terwyl ze op hem hun fchreijende oogen Haan,nbsp;Hem zeggen: „Waarom toch verlaat ge ons?zie onswee-MATHURYN,JACQUES en PIERRE. (lieil!”nbsp;Mynheer, waarom verlaat gy ons.?
BEI.VAL.
Myn Kindren, ’k moetl ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;MATHURYN.
Ik weet zeer we\dat gy, waarheenen Ge ook gaan mogt, overal het zoetnbsp;, Van veel gelukkigen te maakeiinbsp;En vau gezegend en bemind te kyri zult fmaakcn*.nbsp;Maar evenwel, inen zag u daarnbsp;Niet in de wieg... Men heeft gecii veertig jaiirnbsp;Zich aan uw weldacn leeren wennen.
Men zal u nergens, zo als wy u kennen, kennen. Noch zo beminnen; dat ’s gewis.
En liefde dan voor liefde, moet men denken Hat ge ons de voorkeur w'el zult fcHcnken,'nbsp;Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wyl
-ocr page 80-Wyl de onze de oudfte in datum is.
BELVAL.
Wel, Vrienden, zond cy ooit gclooven Dat ik, indien ’t niet tvaar’door dwang,nbsp;Myzelv’ zou van een Goed beroovennbsp;Zo dierbaar voor myn hart als nut voor myn belang?nbsp;Maar kent noodzaakiykheid wel wetten?nbsp;PIERRE.
Noodzaakiykheid?... Wel gy zyt immers ryk. BELVAL.
Ik was het.
LOUIS.
Hoe! Mynheer.?
MATHURYNi
Och! geefonsnogeenblylc Van uwe goedheid; en wil ons toch niet belettennbsp;Nog meer te vraagen... Zie niet wie hier fpreeken;nbsp;Ik bidde u, zie ons hart-ailéen... (neen,nbsp;Wat noodzaakt u?.. Laat ons dat hooren.nbsp;BELVAL.
Ik heb een zwaar proces verloren.
Hierdoor is myn fortuin geheel ter neer gellort.
’k Moet zorgen voor het welzyn van myn Kindren: En, tracht ik ’t naar hunn’ ftaat te doen, fchiet ik tenbsp;En moet den mynen llcrk vermindren, (kort.nbsp;En maaken van myn beste Goedren geld. (non.nbsp;’k Heb een klein Landgoed in Jjourgonje, daar’kga woo-
Hei
-ocr page 81-tiet onverwacht gemis van honderd duizend krooneii Schryft my die vóór... Zie daar de reden u gemeld.nbsp;Het grieft luy ’t harte, maar ik kan het nietveraudren.nbsp;LOUIS, 7ia eeing ft Hz.vjgsn , en mei tmdruk.
Het Landgoed in Buurgonje, maar geen andren Moe: gy verkoopen.... Zo dit niet genoeg is... hoor...nbsp;Pierre, Jacquet, en Meithur'^jn aanziende, als willendenbsp;zeggen; het oviige is onze zaak.
Papa!.. Oom!... Grootpapa!
JACQUES, han crJtelzende.
Louis!...
MATIIURYN.
Hy komt ons vóór.
PIERR.E.
Ja, alles, alles. ..’k Zou ’t zelfs metrayn leven boeten. MATIIURYN, JACQUES, eil PIERRE.nbsp;Mynheer!
BELVAL. nbsp;nbsp;nbsp;(het niet.
Myn Vrienden! Wat’s uw doel toch ? ’k Weet
LOUIS.
u komt al ons geld: wy leggen ’t aan uw voeten. MATIIURYN.
Nooit word het met meer vrucht gebruikt dan nu gefchied.
JACQUES.
Ons geld, ons goed en dat van onze Vrouwen kinderen ... gy j^unt het all’ voor ’t uwe houdn-
Ü nbsp;nbsp;nbsp;iviA»
-ocr page 82-MATHURYN, PIERRE en LOUIS.
Ja, ailes, alles.
BELVALi.
Ach! ik haal naauw’ adem.... Dit Is zonder voorbeeld... Ach ! myn waarde Kindren !nbsp;’k bid...
LOUIS.
Wel, zyn we uw Kindren, wees Jan onze Vader...Kindren Bezitten niets: al ’t geen zy hebben komt hem toe,nbsp;Die hen het leven gaf. Niets kan dat recht vermindreHinbsp;BELV AL.
Wat voorftel doet gy myP... Wel hoe!
Ik, my verryken met het uwe, zuur verkregen?
JACQUES.
Wy zyn ’t aan u verfchuldigd,
EELVAL.
’t Is de zegen
En vrucht uws arbeids;
MATHURY Nt
Wy zyn allen niemendal Dan door het Stamhuis van Belval.
Onze Ouders hebben het gediend twee honderd jaaren. Door de uwen zyn zy ryk geworden; ennbsp;Uw Vader is ’t, die my gemaakt heeft dien ik ben;nbsp;Hy rustte niet vóórdat wy hier de grootfte waren.
Gy Zorgde voor myn Kindren ; en geen één,
Of hy heeft deel gehad aan uw weldaadigheén.
Gy waart gelukkig, en woud elk gelukkig maken; Wel nu, dat voorbeeld volgen wy.
Wy doen, ’t is onze beurt, een van de beste zaaken, Gy deed ’er reeds zo veel... Wel, feldrement! benynbsp;Ons deeze niet. Mynheer!
BEL VAL.
Wat vergt ge my ?.. Door uw goedhartigheid word gy van’tfpoor gedreven.nbsp;Zoude ik my ’t geen ge in zestig jaar, in ’t zweetnbsp;Uws aanfchyns hebt vergaêrd, toeëignen.? ... Zo iknbsp;’t deed,
Myn waarde Mathuryn! waar zoud ge toch van leeven? mathuryn.
ó! Zy zyn jong: geen zwaarigheidl Zy zullen my den kost tvelgeeven.
En gy verlaat ons niet.
BELVAL.
Ge ontroert me.
. nbsp;nbsp;nbsp;LOUIS.
’t Is gezeid,
Mynheer; wy blyven in uw’ dienst gelyk te vooren. ^y zyn alsof wy tot uw Huisgezin behooren.
Zo ’t Landgoed overgaat aan eenen andren Heer, Dan, dunkt ons, leeven we in ons eigen land niet meer.nbsp;Wy zyn gegoed, dat weet ge, cn meer dan ’t voegtnbsp;aan Boeren.
Wy zullen uw verlies vergoên ten naasten by;
E 3
-ocr page 84-7,0 DE DPvIE LAKDCOUWEllS,
En, komt ’er iets te kort, wy hebben Vrinden ... C-y Kimt zeker zyn dat niemand, wie ’t ook zy ,
’t Zal weeten, noch daarvan ooit reppen zalofroeren.
Wy hebben geen belooning noodig, dan ’t Vermaak dat we in ’t voldoen van onzepligten vinden.nbsp;En in al ’t geen dat uw geluk bevordren kan.nbsp;ALLEN.
Och! weiger ’t niet, Mynheer!
BELVAL.
Myn Vrinden!,.waare Vrinden?. Ja de eenigften die ’k nog beliou in tegenfpoed!
’k Gevoel de waarde van het geen gy voormy doet; Maar ik kan niet voldoen aan uw begeeren...nbsp;Ik moet uw weldaên weigren... nietnbsp;Dat ik my door die aan te neemen zoude ontëeren...nbsp;Neen; zo ik deugd heb, ’k vind ze in’t geen rny hiernbsp;gcfchied.
Wy liaan als mensch gelyk.... Maar ’t geen Ik heb van noo-En zo gulhartig my door u word aangeboden, (den Is een te groote fom— ’k Ben in te flccht een’ Haat...nbsp;JACQUES.
Zo gy die fchuid niet kunt voldoen, dan is ’t om ’t even.
Neem, neem het toch maar aan... ’t Zy vroeg of laat. Uw nagedacht zal ’t aan hot onze wodergecvtn.
De denkwys van uw Zoonen zal Als cie uwe zyn... ons hart zai heel en alnbsp;In de onzen overgaan.
PIER-
-ocr page 85-71
pif.rre.
Voldoe aan onze wenfchen!
BKLVAL.
kan,., ik kan niet meer... de traanen.. • Ach! watinen-Wat menfclien zyt gy toch? fchen... LOUIS.
Goê liên.
Die recht de waarde van een’ goeden Meester zien. JACQUES, PIERRE en LOUIS, zich aan zynnbsp;voeten werpende.
Voldoe aan onze beê!... We omhelzen uwe knien.
Mathuryn, mede knielende, doch met moeite endoor Jacques ondcrfieupd.
Och! geef u over*, geef u over... heb meêdoogen Met inyne gryzc kruin.... Alwéér een blyde dagnbsp;Voor d’armen Mathuryn, dien hy u danken mag.
’t Zal ligt de laat 'te zyn dat hy zich voor uwe oogen... •BEL VAL, Mathuryn , dien hy wil doen opftaan, dochnbsp;die geknield wil hlyvcn, omhelzende,
Staa op, myn Vader!.. Goede Man!... Staat op, myn Kindren!.. VVaare Vrinden!
E4
BELVAL, MATHURYN, JACQUES, JPIERRE, EOUlS,DE GR.AAF, ALIX, LOUISE,nbsp;BABET, BLAISE.
DE GRAAF.
at zie ik ?... Wat vertooning!.. BELVAL.
Kan
Men ergens eedler zielen vinden ?,
Wat aandrang!.. ’t harte breekt me ’er van. Gy ziet weldoeners aan de voetennbsp;Van hem, dien zy , hoe hy ’t ook af moog’ Haan ,nbsp;Verpligien willen... Graaf! die Landlicn bieden me aannbsp;Al ’t hunne , om ’t droef verval van myn fortuin te boeten.nbsp;ALJX, LOUISE,BABET en BLAISE, z-kh ook mnnbsp;zquot;jn voeten werpende.
ILyf onze Landheer!... blyf, blyf by ons!
TE GRAAF.
Hoe! ’t verval
Van uw fortuin! Heeft dat zo veel geleden Door uw proces, dat dit verlies u krenken zal?
’x Is uit noodzaaklykheid dat gy me uw liecrlykhedcn Verkoopen wilt?... £n dit verzweegt ge my?nbsp;Belval! dit’s een belediging, die gynbsp;Niet kunt afwisfcheii, dan door, zonder tegenfpreeken,
’t Geen
-ocr page 87-73
’t Geen ik bezit met my te deelen. Houd uw Goed. 3\'u is my ’t voordeel van myn’ rykdom eerst gebleken.nbsp;Nu ik daarmeê den ramp van mynen Vriend verzoet.
BELVAL. ¦
ÏJ’Alville!.. ach!
LOUIS, tegen den Graaf.
Och ! Mynheer ! laat ons toch dat genoegen Van onzen Landheer dienst te doen.
JACQUES.
Hy gaf gehoor
PIERRE.
I-Iy zou naar onzen wensch zich voegen.
ALLE DE LANDLIEDEN, geknield.
Och! wyzynvóór,Mynheer! ... Och! wyzynvóór.
MATHURYN.
De voorkeur komt ons toe... Hoe menigvuldig
Zyn luve weldaén niet!____Wy zyn u alles fchuldig.
Die fchuld betaaleu wy.
BELVAL, hem omhelzende.
Wel nu, ’k neem alles aan Wat gy voor my kunt doen, zo verr’’t in uvvbeftaannbsp;U niet kan hinderen, ’k Zal ’t even bly ontfangennbsp;Ais gy’t my aanbied, ’t Geen ’er aan ontbreeken zal,nbsp;D’Alvüle, is uwe zaak. En in dit vreemd geval,
In ’t welk, van allen kant, de vriendfehap myn belangen Ter harte neemt, is zy het, die my wéérnbsp;Gelukkig raaaken zal.
E s nbsp;nbsp;nbsp;AL-
-ocr page 88-alle de landlieden, de handen van Belval en den Graaf bcnrtcUv.gs kusfende.
Och ! Vaderiief!... Jlynlicer!... DE GRAAF.
Myn waarde Vriend!
ALIX.
Ku beu ik ryk voor al inyn leven. MA ÏHUR YN.
Nooit heeft de Memel my een’ blyder dag gegeeven. Tegen den Graaf.
’k Ben niet verwonderd dat gy zulk een vriend zyt van Mynheer Bcival: die braave Mannbsp;Is uwer, en gy zyt hem waardig.
DE GRAAI'.
Vrinden ,
Gy hebt tot Landheer my geweigerd; en met reên. Maar ’k dank ti echter: gy hebt roy doen ondervindennbsp;Dat wie verdient bemind te zyn, ook geennbsp;Oprechte Vrienden zal ontbeeren.
BELVAL.
Vriend Jacques, morgen, als ik naar de Stad zal koeren. Zult gy med komen: ’k zal met unbsp;Kaar myn’ Notaris gaan, en de Ade ftellen laaten...nbsp;JACQUES.
Een Afle?
LOUIS.
Een Afte?... .neen.
MA-
-ocr page 89-B L T S P E L. 75
MATHURYN.
' nbsp;nbsp;nbsp;Neen, geen gefchrift: hoe nu?
Een Man als gy?...xiw woord!.,. Waartoe zou de Aéle baaten ?
BELVAI..
Zeer wel, myn goede Mathuryn;
’Jc Zal doen het geen by die gevallen moet gefchieden, ’t Is niet om u noch my; maar alle inenfchen zyiinbsp;Niet van een’ zelfden aart.
PIERRE.
Mynheer, die morgen zich verbinden door de trouw:
Om hen geluk te brengen, zou Uw teekning op ’t Contraft hen veel verderen.
De naam van een’ braaf Man, als gy, (trekt wis Tot zegen voor eene echtverbindtenis,
BELVAL.
Zou ’k weigren het Contrafl te teeknen Van uw’ Louis met Jacques Kind?
Ik zal het ray tot veel genoegen reeknen,
En ’k nood myzelv’ te bruiloft met myn’ Vrind.
BASET.
Mynheer, zo ik aanftaande jaar mogt trouwen.
Zult gy dan dansfen als wy onze bruiloft houên? ALIX.
Maar kyk die wildzang eens 1
BEL.
-ocr page 90-BELVAL.
Ja wel, Babetje, vast. Tegen Alix,
Hoor, Moeder Alix: zy bereikt haast veertien jaaren 5 En ’k heb bemerkt dat dat jong Knaapje al op haar vlast.
Zo ’er geen reden tegen waren ,
En hy zich wel gedraagt, zo zouden wy.... BLAISE.
Mynheer,
Wat my belangt, ’k verlang niets meer.
ALIX.
Zo word het zekerlyk door ons niet afgeflagen. bel VAL.
Komt, Vrinden!' gaan naar ’t Kasteel. Men vier’ deez’ blyden dag, waarop ik u zo veel.
Ja alles ben verpligt, den fchoonllen van inyn leven, En wiens geheugenis daar * altoos blyft gefchreven.j
* I/y legt de hand op 't hart,
Wat
-ocr page 91-Wat zyt gy goed! Ik ween, maar ’t is van vreugd.
Voor zulk een’ Landheer, ryk in deugd,
Blyft liefde in ons gemoed fteeds woonen.
DE GRAAF.
Weg, droefheid, weg,verdriet; Weg, droefheid, weg,verdriet;
viied heenen ! nbsp;nbsp;nbsp;vlied heenen.
Wy zyn te wel in onzen ithik. Gy blyft: wat zyn zy in hunn’
fchik I
Gy hebt meêdoogen met ons Gy hebt meêdoogen met hun weenen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weenen.
Dy blyft: wat heuglyk oogen- Uw heil vermeên dit oogen-blik I nbsp;nbsp;nbsp;blik.
BEI-VAL,.
Uw weldaên llrekken my tot glori.
’k Zie hier wat waare vriendfehap is.
de graaf.
Die daad verdient in ’s Lands Histori Te pronken tot gedachtenis.
BEL VAL.
Myn heil is thans niet af te meeten.
DE GRAAF,
U naar te volgen is myn doel.
de graaf. nbsp;nbsp;nbsp;belval.
Ik zal dit voorval nooit vergee- Ik zal die weldaad nooit vergee-ten, nbsp;nbsp;nbsp;teiij
Te faamen.
Noch ’t ftreelend zoet dat ik gevoel.
Gy zult my nooit uvv liefde onttrekken.
' BLAI.
-ocr page 92- -ocr page 93- -ocr page 94- -ocr page 95- -ocr page 96-