¦
BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929
Verzameling tooneelstukken
uit de nalatenschap van
Prof. Dr. J. te WINKEL
nt
DOOR
BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT
’s GEAVENHAGE, HENRI J. STEMBERG.
-ocr page 8- -ocr page 9-Kamer in het huis van jufvrouw de Vleugel.
EEESTE TOONEEL.
Egbert Kamrad , Machteld.
MACHTBLD.
Mijne moedei' eisoht het, Egbert. Gij weet, dat ik u gaarne mogt lijden , en mij gelukkig zou rekenen altijd met u te zijn.nbsp;Maar zij heeft zich zoo stellig tegen ons huwelijk verklaard ,nbsp;dat ik niet langer bij haar mag aandringen. •
EGBBET.
Uwe moeder is onredelijk. Zij verlangt dat gij nooit trouwen zult. Zij ^moet wèl ongelukkig zijn geweest in haar huwelijk , om dit van hare dochter te vorderen.-
MACHTELD.
Ik weet het niet; maar ik geloof het, want zij spreekt mp nooit van vader. Toch , met u , Egbert, zou ik niet ongelukkig wezen , gelooft gij wel ?
EGBERT.
Twijfelt gij er nog aan ?
MACHTELD.
Helaas ! het kan niet. Laat ons dus verstandig wezen. Ik zal aan u blijven denken. Misschien zal zij eenmaal nog tot
-ocr page 10-andere gedachten komen. Ik zelf heb n dit willen zeggen, opdat gg de volle waarheid weten zoudt, en m ij niet zoudtnbsp;verdenken. Ga nu heen en vergeet mij ....
EGBERT.
ü vergeten nooit. Ik zal wachten al moest het mijn leven lang zpn. Maar neen, dat behoeft niet, niet waar? Ala ggnbsp;meerderjarig zijt, heeft uwe moeder geen magt meer om unbsp;te verbieden mijne vrouw te worden.
MACHTELD.
Maar ook dan zal ik niets doen , wat haar verdriet zou veroorzaken. Daarvoor heb ik haar te lief. Zij heeft , zegtnbsp;zij , overwegende redenen , ik eerbiedig die ; eerbiedig gij zenbsp;ook en vergeet mij. Hier zijn,uwe brieven.... en uw portret .... (Zij overreikt hem eenige papieren door een blaauwnbsp;lint zamengebonden.j ga nu heen , Egbert; het scheiden valtnbsp;mij even zwaar als u. Laat het ons kort maken.
EGBERT.
is alles, alles voor mij verloren!
Ik kan het mij niet voorstellen, Machteld. Ik had mij zooveel goeds en schoons van de toekomst beloofd. En thans
MACniELD.
En voor mij dan ?
EGBERT. (Hij werpt het pakje brieven , dat hij gedachteloos heeft aangenomen , op tafel neder en drukt Machteld in zijne armen.J
Machteld ! mijn eenige , mijn liefste !
ilACHTEEE».
Mijn goede Egbert! . .. . vaarwel, voor altoos ! Spoedig ga heen! Ik zie de familie komen, die deze kamers gehuurdnbsp;heeft.
EGBERT.
maar niet voor altijd, tot betere
Vaarwel dan, Machteld -tijden voor ons aanbreken.
-ocr page 11-MACHTKLD.
anders
Haast u — deze deui' van het kabinetje door ontmoet gij hen.
TWEEDE TOONEEL.
Macldeld , daarna van Eerum , mevrouw van Eerum (beiden in' reisgewaad) en jufvrouw de Vleugel.
MACHÏELD.
Voor altijd ? Neen, ook mijn hart zegt, dat het slechts voor korten tijd zal wezen.
\
VAN EEllUM.
Zoo, zijn dit nu de kamers ?
Jufvr. DE VLEUGEL.
Hier is de zitkamer mijnheer, en daar het kabinetje, en achter is de slaapkamer.
[Muchteld verlaat het tooneel.)
Mevr. VAN eerum.
Het komt mij voor, dat het ameublement veel te wenschen overlaat.
Jufvr. BE VLEUGEL.
Ja mevrouw, wij zijn hier zoo deftig niet ingerigt als bij een referendaris in den Haag.
VAN EERUM.
Wij kunnen ons voor een paar weken wel met wat minder tevreden stellen. Bovendien zullen wij waarschpnlijk meernbsp;op het kasteel van den baron van Herstal zijn dan in dezenbsp;schamele woning.
Jufvr. DE VLEUGEL.
Is u. . . bekend op Vredestein ? nbsp;nbsp;nbsp;'
-ocr page 12-VAN EERÜM.
De baron is mijn oom.
Jufvr. DE VLEUGEL.
Ik wist niet. . .
VAN EEKUM {met een genadig knikje.)
Dat behoeft ook niet, vrouwtje. Wij zullen daarom toch in deze nederige vertrekken wel een paar weken ons verblijfnbsp;kunnen vestigen.
Mevr. VAN eeexjm.
Die platen wensch ik verwijderd te hebben. Dat zijn geene onderwerpen, die men dagelijks voor de oogen wil hebben.nbsp;Er zijn betere dingen, waarop men de aandacht vestigen kan.
Jufvr. ÜE VLEUGEL.
Zeer zeker, mevrouw. Ik heb beneden nog een paar voortellingen uit de Heilige Schrift, maar ik meende, dat fami-ies uit den Haag meer zin hadden voor zulke onderwerpen.
Mevr. VAN eerum.
Daarin bedriegt gij u, jufvrouw, the ligtzinnige tafereelen vallen althans niet in mijn smaak, en het verwondert mijnbsp;zelfs, dat gij ze in uw huis gedoogt.
Jufvr. DE vleugel.
Ik zal zorgen, dat zij veranderd worden, mevrouw.
Mevr. VAN eerum.
Ik zie ook, tot mijne verwondering, dat hier nergens een bijbel ligt.
Jufvr. DE VLEUGEL.
Ik zal er terstond een laten bezorgen, mevrouw. Ik dacht, eene aanzienlijke familie uit den Haag ...
Mevr. VAN eerum.
Ook in den Haag woont de vreeze des Heeren, jufvrouw.
-ocr page 13-VA.N EEiiujtt {die intusschen de kamer en hel uitzigt heeft opgenomen.)
Wij zullen tbans onze appartementen in consideratie en advies nemen. Als wij u noodig hebben, zullen wy schellen.
Mevr. VAN eek om.
Er zijn geene kleine kinderen en geen huisdieren, nietwaar? Ik heb een horreur van huisdieren.
Jufvr. HE VLEUGEL.
Niet anders dan een oude kater en die verlaat ons vertrek niet.
VAN EEROM (met een genadigen blik tot afscheid.) Houd hem dan ook maar daar.
[Jufvrouw de Vleugel af.)
De vorigen, behalve jufvr. de Vleugel.
Mevr. VAN eerum.
Het is hier burgerlijk, zeer burgerlek, Lodewijk.
VAN EEROM.
Ja kind — alle waar naar zijn geld.
Mevr, VAN eerum.
In het logement hadden wij zeker betere appartementen gehad.
VAN EEROM,
Heel wel mogelijk ; ik heb het in ernstige consideratie genomen, maar mijn advies was , dat wij dan ook veel meer geld zouden hebben betaald. Drie gulden vijftig daags pernbsp;hoofd met ons drieën, gedurende drie weken. Dat maaktnbsp;precies twee honderd twintig gulden vijftig cents, behalve denbsp;tooijen en de reiskosten.
-ocr page 14-10
Mevr. VAN .eerum.
Maar wat doet er nu een enkele honderd gulden meer, of minder toe : oom zal u immers helpen.
VAN BERÜM.
Honderd gulden meer of minder ! Kind, je denkt niet aan hetgeen je zegt. Al helpt oom nog zoo ruim, er zal tochnbsp;altijd oude schuld blijven.
Mevr. VAN eerum.
Hoeveel woudt ge hem vragen ?
VAN EERUM.
Ha rijp beraad , ben ik tot de slotsom gekomen , dat ik vijfduizend gulden noodig heb.
Mevr. VAN EERUM.
Waarom vraagt gij er dan geen tien ?
VAN EERUM.
En de rente! Aan leveranciers betaalt men geen rente, maar als ik geld opneem , ben ik die verschuldigd.
Mevr. VAN eeru-M.
Mijn hemel, van Eerum ; ik zou dan geen rente betalen.
VAN EEROM.
Wat? geen rente?
Mevr. VAN eerum.
Het vermogen van oom wordt immers toch eenmaal het onze. Ik begrijp niet, dat gij u over zulke kleinighedennbsp;bekommert. Hovendien , dat huwelijk , dat oom voor Clementine op het oog heeft, zal eene groote verandering te weegnbsp;brengen. Ge kunt later de rente bij uw schoonzoon leenen ,nbsp;want het zal wel eene goede partij wezen.
VAN EEROM.
Ik vertrouw het; maar wie het is, kan ik niet nagaan. Ik heb een van mijn commiezen , die hier bekend is, al eens
-ocr page 15-uitgehoord , maar er woont noch in het dorp , noch in den omtrek eene familie , waaraan ik my gaarne zou parenteren.
Mevr. VAN eeuum.
Laat dat aan oom over. Ik ben zeker dat zijne keus goed zal wezen. De van Herstals mésallieren zich niet, .. althansnbsp;niet in den regel.
Dank je. Het verheugt me intusschen, dat uw oom er de voorkeur aan gegeven heeft, zelf in het geheel niet te huwen.nbsp;Het eenige wat mij leed doet, is dat hij zoo onnatuurlijk oudnbsp;wordt. Vijf en zeventig !
Mevr. VAN EWIDM.
Wij moeten de beschikkingen der Voorzienigheid eerbiedigen , van Eerum , en ons aan hare wijsheid onderwerpen.
VAN J5ERUM.,
Hm ! Ik onderwierp mij wel zoo gaarne aan de erfenis en gij ook. Gij verlangt even goed er naar , als )k, en '’t is tijdnbsp;dat ze Komt. Je toiletten worden met den dag kostbaarder.
Mevr. VAN EEKDM.
Is het mijne schuld, dat alles zoo duur wordt ? (Zich naar den koffer begevende , die op den achtergrond staat.) Wijnbsp;moeten toch onze positie in de maatschappij ophouden. —nbsp;Ik zal maar schoon linnen voor u uitleggen ?
Zeker , ik houd veel van wit linnen ; de reinheid van het gewaad is het zinnebeeld der reinheid van gemoed. . . Hebt genbsp;gezegd dat ze de mand met wijn dadelijk boven brengen.
Mevr. VAN EKliüM.
Natuurlijk. Maar ge zult nu toch nog geen wijn drinken.
VAN EERUM.
Dat weet ge wel beter , maar het is niet noodig, dat men die flesschen zonder etiquette ziet. (Zijne portefeuille uitha-
-ocr page 16-lende.) Ik heb nu bier twee flesscben Sint Estèphe , twee flesseben Cantemerle , twee flesscben Pommiès en twee flesscben .. . neen dat gaat niet; ik kan tocb op onzen gewonen wgnnbsp;geen etiquette van portwijn plakken ? Dat merkt men dadelijk.
Mevr. VAN EEEUM.
Wie zal bet merken ? Ik ben niet voornemens hier dinés te geven.
VAN EEMIM.
Dinés, mijn eigen dinés kosten mij reeds genoeg. Zieeens of mijn orde wel op mijn rok zit.
Mevr. VAN eerüm.
Gij weet, dat dit mijn eerste zorg is.
De vorigen, Clementine.
CLEMENTINE.
O , dat is bier alleraardigst. Een cbalêt! Een butje op de heide! Het verzoent mij al een weinig dat wij niet wezenlijk den Rijn zijn opgegaan.
VAN EEEUM.
Meisjelief, wij zijn den Rijn opgegaan : zonder onwaarheid te spreken, kunt gij zeggen , dat wij een eind den Rijn zijn opgeweest.
CLEMENTINE.
Nu ja , ¦’t is me ook een eind! wij zijn niet eens tot aan de grenzen gekomen. Enfin , ’t is nu eenmaal zoo en ’t isnbsp;bier wezenlijk allerliefst. Achter bet buis , mama, ligt eennbsp;onafzienbaar veld met heliotropen!
VAN EEEUM.
Wat zegt ge ? Een veld met heliotropen ?
CLEMENTINE.
Ja, zie maar papa; hier door het raam; dan hebt gij juist bet gezigt er op.
13
VAN EE BUM. j'een hlik naar buiten werpende.J Kind ! Dat zijn aardappelen in bloei.
CLEMENTINE.
Aardappelen ! zoo ? Zouden de menschen hier zooveel aardappelen eten. Dat valt me tegen. Maar hier is ’t wezenlijk heel aardig. En kijk eens, een pendule. En ze gaat I Hoornbsp;maar !
VAN EERÜM.
Zoudt ge dan meenen , dat eene pendule niet ging ? Een uurwerk is bestemd den tijd aan te w^zen, en zou , stilstaandenbsp;niet aan zijne bestemming beantwoorden.
CLEMENTINE.
Wel, onze pendule loopt al sedert drie jaar niet meer.
VAN EBEUM.
Dat is geheel iets anders. Als men zelf een pendule heeft kan men ze laten loopen of stilstaan naar welbehagen , 'maarnbsp;als men gemeubileerde kamers huurt, dan m o e t de pendulenbsp;gaan.
CLEMENTINE.
O , dat wist ik niet. Zijt ge al aan het uitpakken mama ? Vergeet vooral mijn porte-bouquet niet, ik zou niet gaarne bijnbsp;oom komen, zonder bouquetje. Dat staat zoo erg landelijk.
Mevr. VAN eeeum. [bij den koffer geknield.)
Van Eerum, wil-je je huisjas niet aandoen ? Je jas lijdt zoo.
VAN EEBUM.
Neen kind, maar wel mijn pantoffels, want die nieuwe laarzen knellen me geducht. Je hebt mijn pantoffels toch ingepakt ?
Mevr. VAN berum.
De geborduurde.
-ocr page 18-VAN EERTTM.
De andere niet ? Je weet immers, dat die geborduurde mij te naauw zijn.
Mevr. VAN eb:küm.
Maar, Lodewijk , als je zoo ’s morgens eens buiten komt, dan staan die geborduurde toch veel fatsoenlijker dan die oudenbsp;leêren pantoffels.
VAN EEllUM.
Maar kind , ik kan ze niet aandoen .... [Hij heeft zich reeds op een stoel gezet om zijne laarzen uit te trekken.Jnbsp;Hè , wat knellen mij die laarzen. Ik zie geen kans ze uit tenbsp;trekken. Geef mij den laarzenknecht eens.
Mevr. VAN EERTIM.
Je weet wel, dat die al maanden geleden gebroken is.
VAN BERUM.
Als men dan maar een laarzentrekker heeft.
CLEMENTINE.
Wacht ik zal wel eens schellen. Dan zie ik met een wie ons bedient. [Zij schelt en vindt te gelijk het pakje brievennbsp;op de penanttafel.! Hé wat zou dat wezen ? Dat moet iknbsp;eens bekijken. [Zij gaat er mede bij het raam.)
T)e vorigeh, Machteld.
MACHTEED,
Mevrouw heeft gescheld ?
VAN BEUDM.
Het is u hetzelfde wie gescheld heeft; er i s gescheld. Dat is voldoende. Breng mij een laarzenknecht.
MACHTELD.
Een laarzenkneeht ? Wij hebben geen knecht mijnheer. I k alleen zo.rg voor de bediening.
-ocr page 19-15
VAN EBRUM.
Geen laarzenknecht.. Mijn hemel! men heeft hier zelfs geen laarzenkneoht.!
Mevr. VAN bbkum.
Wij zijn overeengekomen , dat wij bediening zonden heb
ben.
CLEMENTINE.
En melk a discrétion ! Meisje, je moest me eens wat melk brengen.
MACHTEED.
Dadelijk jufvrouw. (Zij wil gaan.)
VAN EEEüM.
En zeg aan de jufvrouw , dat ik een laarzenkneoht verlang. Dat ik nooit zonder laarzenknecht kan zijn.
MACHTEED.
Ik zal het zeggen , mijnheer. (Zij wil gaan.)
Mevr. VAN eerum.
En vraag eens waar die andere schilderijen blijven. Deze zijn mij een ergernis.
MACHTELp.
Ik ben bezig ze schoon te maken. (Zij vjü gaan.)
CLEMENTINE.
En dan moet je eens wat bloemen hier brengen. Ik houd veel van bloemen. Mama , u hebt toch mijn porte-bouquet.
MACHTEED.
Ik heb beneden nog eenige potjes , die zal ik hier neer zetten’ (Zij wil gaan.)
Mevr. VAN eerum.
Het schijnt dat gij zeer veel haast hebt, meisje. Je kunt wel wachten , tot wij u onze orders gegeven hebben.
-ocr page 20-16
MACHTELD.
Ja , mevrouw , vergeef mg , ik ben er niet aan gewoon.
VAN EEEUM.
Niet gewoon om orders te ontvangen. Dan wordt het hoog tijd, dat gij dit leert. Gehoorzaamheid is de grondslag dernbsp;maatschappij. Zonder gehoorzaamheid geen orde, zonder ordenbsp;geen rust, zonder rust geen welvaart of volksgeluk. Onthoudnbsp;dit. Je kunt gaan.
CLEMENTINE.
Maar vergeet de melk nret.
Mevr. VAN eerum.
En de schilderijen.
VAN EERUM.
En de laarzenknecht.
CLEMENTINE
En mijne bloemen.
Mevr. VAN eerum.
En als je weer binnenkomt, dan moet je kloppen. Ik houd er niet van , dat dienstmeisjes zoo maar binnenloopen. Datnbsp;moest je jufvrouw je gezegd hebben. Je bent zeker nog pasnbsp;kort hier.
MACHTEED,
Ik ben do dochter van jufvrouw de Vleugel.
TAN EERUM. [Haar aanziende.)
Zoo, ben jij de dochter. Nu, dat ontheft je volstrekt niet van die vormen, waarop mevrouw van Eerum prijs stelt.nbsp;Hoe heet je ?
M.ACHTELD.
Machteld , mijnheer.
Mevr. VAN eerum.
Machteld ? Dat is een veel te lastige naam om te onthouden, wij'zullen je Mietje noemen. Je kunt gaan. (Machteld af.)
-ocr page 21-17
De vorigen, behalve Machteld.
Mevr. VAN eeeum.
De bediening zal veel te wenschen overlaten. Cleen -meid ! Me dunkt, van Eerum , dat dit toch onder de conditiën begrepen was.
VAN EEEUM.
denk , kind, dat die jufvrouw de Vleugel er even erg mede sukkelt als gij.
Mevr. VAN eerum.
O , dat is heel wat anders. In den Haag z ij n geen goede dienstboden.
CLEMENTINE, [die intusschen het pakje brieven heeft losgemaakt.J
O , mama ! minnebrieven I
VAN EERUM.
Geef dadelijk hier , Clementine ! Dat is geen lectuur voor meisjes van uw leeftijd. Geef die onzedelijke papieren aannbsp;uw vader.
' CLEMENTINE.
Wel zeker niet papa. Ik heb hier volstrekt geen boeken , en deze lectuur vind ik allerinteressantst.
Mevr. VAN eeeum.
Clementientje! doe wat papa van u verlangt.
. CLEMENTINE.
Kom , mama ! gij hebt gezegd , dat wij hierheen zijn gegaan, omdat oom eene partij voor mij op zigt heeft. Dit behoortnbsp;dus tot mijne voorbereidendo studiën.
VAN EEEUM.
Ondeugd !
-ocr page 22-IS
Mevr. VAN beeum.
Kom geef mij die brieven.
CLEMENTINE, (lezende.)
»Lieve Maehteld . ..
Mevr. VAN eeeum.
Dat is de naam van net meisje, dat ons bedient. CLEMENTINE. {vooHlezende)
sHoe innig lief ik u heb , zeide ik u reeds zoo dikwijls.” VAN EEEUM.
Nu ja, nu ja, lees maar niet verder.
Geef die papieren nu hier.
Wij begrijpen het
overige wel.
CLEMENTINE.
Er is een portret bij, papa. Zie eens ! Wel dat is wezenlijk een mooije man. (zij bekijkt een photographie-portretje , dat zij ook aan hare ouders zien laat.) Als oom er nunbsp;nog zóó een voor mij had!
Mevr. VAN EEEUM.
Clementientje! Bedenk dat het de vrijer van de meid is.
CLEMENTINE.
Maar mama, kan ik het helpen , dat hij er goed uitziet. Die Maehteld heeft wel een goede keus. Wat zegt u papa?nbsp;Egbert heet hij, Egbert Kom ... Kam ... Kamrad. Neen ,nbsp;die naam is niet mooi. Als oom mij hem tot man gaf,nbsp;dan zou hij zich eerst moeten laten verdoopen. Egbert gaatnbsp;nog al. . ..
Mevr. VAN EEEUM.
Geef die papieren nu aan papa, ge hebt er al meer van gezien dan noodig is. Zulke vrijaadjes van eene dienstbodenbsp;zijn geene onderwerpen voor eene jonge jufvrouw.
VAN EEEUM.
Zij bederven de onschuld des harten. En het schoonste sieraad der vrouw is hare reinheid en vlekkeloosheid.
-ocr page 23-19
CLEMENTINE.
O wat dat betreft....
(er ivordt geklopt./
Mevr. VAN beeum.
Spoedig , verberg die dingen, ’t Zal het dienstmeisje zijn. Goed dat ik gezegd heb dat zij kloppen moest.
Clementine geeft de papieren schielijk aan van Eerum , die ze verbergt.
VAN EERUM.
gt;
Binnen,
Be vorigen , ¦ Egbert.
EGBERT.
Vergeef me, mijnheer ... Ik meen hier iets verloren te hebben. clementine, (ter zijde tot mevrouw van Eerum.)
Dat is de man van het portretje.
VAN EERUM.
Deze appartementen zijn door ons gehuurd, mijnheer. Met de huiselijke aangelegenheden der eigenares hebben wij nietsnbsp;te maken.
EGBERT.
Ik meende zeker . .. [hij ziet overal rond.) U hebt bier niets gevonden ?
Mevr. VAN EERUM.
Wij zullen het aan de dienstbode zeggen, wanneer deze de kamers opruimt.
EGBERT.
’t Is nog geen half uur geleden, (wedoom rondziende en
-ocr page 24-20
een japon die op tafel ligt, opnemende.) Ik kan het mij niet begrijpen.
VAN lOERUM.
Mijnheer •, wij zijn gewoon slechts personen te ontvangen, die ons zijn voorgesteld of die zaken met o n s te behandelennbsp;hebben. Dus.....
EGBERT.
Ik ben Egbert Kamrad , architect, mjjnheer , en het doel van mijne komst deelde ik u mede.
VAN EBRUM.
Dan geloof ik, dat die zaak is afgehandeld. Zou ik u mogen verzoeken de garderobe mijner dames te laten rusten.
EGBERT.
Aan die papieren hecht ik waarde, mijnheer.
Mevr. VAN eerum.
Als mijnheer hier iets verloren heeft, zal het wel gevonden worden.
EGBERT.
Zoo mevrouw het veroorlooft, dat ik nog even zoek. ...
VAN EERÜM.
Stelt g ij prijs op uwe papieren, mijnheer , i k stel prijs op de vrijheid, waarop ieder in zijn eigen huis regt heeft. Iknbsp;ben de r'feferendaris van Eerum. (spottend.) ü zult het menbsp;ten goede houden , dat ik u ook de dames niet voorstel.
EGBERT.
Ik maak geen aanspraak op die onderscheiding, mijnheer. . . .
VAN EERUM.
Zeer teregt, mijnheer.
Mevr. VAN eerum. (tot van Eerum.)
M o n a m i, wordt het geen tijd dat wij ons gereed maken om naar het kasteel te gaan.
VAN EERUM.
De baron wacht ons.
-ocr page 25-21-
EGBEKT.
Ik vraag u verschooning, zoo ik u gestoord of opgehouden heb. U hebt dus niets gevonden ?
VAN EBEUM.
Mijnheer !
Egbert groet beleefd; van Eerum knikt even met het hoofd;
Mevrouw ziet hem aan; Clementine heeft zich gedurende het gesprek afgewend.
^ nbsp;nbsp;nbsp;ACHTSTE TOONEEL.
De vorigen , behalve Egbert.
VAN EEEÜM.
Daar! Daar hebt gij nu de gevolgen van uwe verwenschte nieuwsgierigheid.
CLEMENTINE.
Maar papa , waarom hebt u maar niet gezegd , dat wij het pakje gevonden hadden en het hadden geopend om te ziennbsp;aan wien het toebehoorde. Er stond geen adres op.
VAN EEEUM.
Waar denkt gij aan ! Aan dien man te zeggen , dat wij die papieren hebben ingezien ! Ik , de referendaris van Eerum ,nbsp;die in mijne betrekking al de waarde van papieren ken! Ennbsp;dan nog zulke papieren. Ónmogelijk!
Mevr. VAN eeeüm.
Wij zullen van avond het pakje onder een of ander meubel leggen en morgen door het meisje laten vinden. '
clementine.
Dat is een goed idéé. Mama, wat bent u toch slim ! Maar Wezenlijk dat jonge menseb ziet er zoo kwaad niet uit.
VAN EEEUM.
Een architect!
-ocr page 26-22
Mevr. VAN eertjm.
De architect Kamrad.
CLEMENTINE.
Ja , zijn naam zou hg moeten veranderen , maar anders ...
VAN EERUM.
Clementine, ik verzoek je niet te sjpotten met eene zaak van dien ernst. Ofschoon oom van Herstal van mij -geen consideratie en advies heeft gevraagd, vertrouw ik dat zijne partijnbsp;in overeenstemming zal wezen met mijne sociale positie.
Mevr. VAN eeiiöm.
Dat zal ze zeer zeker. Kom Clementientje, ga je nu klee-den.
' clementine.
Ik beloof je, mama, dat gij tevreden over mij zijn zult. (neuriet.)
Oui , ce soir je veux être belle...
Verlaat zingend het vertrek-, van Eerum en mevrouw staren haar met trots na.
NEGENDE TOONEBL.
De varigen, zonder Clementine.
VAN EERUM.
Een ideaal van een kind.
Mevr. VAN eerum.
En altijd vol naïeve espièglerien. Lodewijk geef mij wat geld in mijne speelbeurs ; oom zal van avond zijn partijtjenbsp;willen maken.
VAN EERUM.
Geld... ik heb ... ja toch ... daar heb ik nog die goudstukjes , die men niet wilde aannemen.
Mevr. VAN eerum.
O, dat is juist goed, dan kunnen wij die met een wisselen.
-ocr page 27-Een kamer op het kasteel Vredenstein.
EEESTE TOONEEL.
Van Herstal, Egbert.
[op tafel liggen teekeningen.J YAN HEUSTAL.
Dat zullen dus maar voor afgesproken houden, Egbert. Je gevel is eenvoudig en bevallig. Die frontons zijn zeer gelukkig aangebragt en je hebt eer van die vestibule. Maarnbsp;mgn kamer houdt gij in elk geval.
E6BEET.
Ik heb alles er op ingerigt om dat gedeelte te sparen.
VAN HEUSTAL.
Mij dunkt dat Vredenstein wel voldoen zal. Die torentjes vooral doen een ’ goed effect. Dat verhoogt het mid-deneeuwsche karakter. Ik houd van de middeneeuwen.
EGBEET.
Anders
Juist daarom heb ik zulk een gevel ontworpen, zou ik modernen stijl hebben gekozen.
VAN HEKSTAL.
Natuurlijk, dat kwam meer met uwe rigting overeen.
-ocr page 28-24
Maar van het moderne ben ik geen vriend. Ik ben nog een man van den ouden stempel, met zoo wat ouderwetsche idéésnbsp;en vooroordeelen. Dat voel ik zelf; maar daarom laat ik zenbsp;niet los. Al weet een oud man , dat hij niet naar de modenbsp;gekleed is , dan doet hij toch beter den ouden snit van zijnenbsp;kleêren te behouden dan zich als de jongelui uit te dosschen.nbsp;Zoo is het met mijne ideën ook, Egbert. Ze dagteekenennbsp;nog uit de vorige eeuw.
EGBBET.
Ik heb het nog niet opgemerkt, dat gij zoo achterlijk waart , mijnheer.
VAN HERSTAL.
Wij hebben elkaar ook nog te weinig ontmoet. Hoe lang ben je in het buitenland geweest.
EGBERT.
Tien jaar, dank zij uwe mildheid.. .
VAN HERSTAL.
Ja wel , ja wel. Daarvoor vraag ik het niet. En vóór dien tijd op school; toen hadt ge nog geen verstand van die dingen. Maar ik zal je nu het sterkste bewijs geven, dat iknbsp;een ouderwetsch man ben. Ik heb een huwelijk voor je gesloten.
EGBERT, {verschrikt.)
Een huwelijk !
VAN HERSTAL.
Een huwelijk. Schrik maar niet, mijn jongen. Of ben je verloofd ?
EGBERT.
Neen , maar. ...
*
VAN HERSTAL.
Je zoudt verliefd en verloofd kunnen raken, meen je. Je wilt geen meisje huwen tegen uw zin. Juist, juist. Datnbsp;heb ik alles bij mij zelven overlegd.
-ocr page 29-25
EGBERT.
Maar ....
VAN HERSTAL.
Laat nu uwe maren eerst eens rusten en luister naar mij; ik zal je de zaak duidelijk maken. Je weet, dat ik niet onbemiddeld ben.
EGBERT.
Ik beb er menig bewijs van ontvangen.
VAN HERSTAL.
En ik zou je er nog menig ander bewijs van geven willen, maar ik beb er zwak op , dat het fortuin van de van Herstals innbsp;de familie blijft, ’t Is kinderachtig , maar een oud man heeftnbsp;van die kinderachtigheden. En dit is nu een van mijn ouder-wetsche idéés, waarvan ik niet wil afstappen. Ik kan denbsp;gedachte niet verdragen, dat er afstammelingen van de vannbsp;Herstals wezen zullen, die misschien aan de armen zoudennbsp;vervallen. Ja vriend, dat is meer gezien en zelfs van geslachten , die van ouder en hooger adel zijn dan het mijne. Nunbsp;heb ik helaas geen enkelen neef, maar een nicht, de eenigenbsp;dochter van mijn eenigen broeder, die, onder ons gezegd, zijnnbsp;boeltje er door gebragt heeft. Haar komt van regtswege mijnnbsp;vermogen toe. Begrijpt gij het nu ?
EGBERT.
Om u de waarheid te zeggen, volstrekt niet. Intussohen..
VAN HBRSTAL.-
de dag. Die een zeer aardig
meisje , niet leelijk , goed opgevoed. Welnu ; die dochter geef
Maar beste jongen, ’t is zoo duidelijk als nicht is getrouwd en heeft eene dochter ;
ik aan u en op die wijze kan ik zonder mijne familie te be-nadeelen, mijn fortuin doen overgaan , op den zoon van mijn onvergetelijken braven vriend Kamrad, aan wien ik het levennbsp;te danken heb.
EGBERT.
ÊÊk
26
V4.N HERSTAL.
Dat gij mijn nichtje Clementine van Eerum trouwt.
EGBERT.
Van Eerum , den referendaris,.. .
VAN HERSTAL.
Precies , kent gij hem ?
EGBERT.
Ik heb hem ontmoet.
VAN HERSTAL.
En hij is je niet best bevallen, niet waar ? ’t Verwondert mij niet. De man is nog al hooghartig en met zich zelvennbsp;ingenomen. Maar zijne dochter was altijd een aardig meisje.nbsp;Natuurlijk stel ik als voorwaarde dat zij je hebben wil. Wilnbsp;ze niet, dan moet ik de partij wel opgeven , want als eennbsp;vrouw iets wil, dan gebeurt het en als ze niet wil, dan gebeurt het niet. Enfin , je hebt waarschijnlgk ook wel eenigenbsp;ervaringi_op dat gebied opgedaan.
EGBERT.
Als zij dus weigert ?
VAN HERSTAL.
Dan vervalt het heele plan.
EGBERT.
Dat is een gevaarlijk voorstel.
VAN HERSTAL.
Hoe zoo ?
EGBERT.
Ik zou het er naar kunnen maken , dat de familie mij afwees.
VAN HERSTAL.
Zoo’n flinke , knappe jongen als gij , afgewezen worden ?
-ocr page 31-27
dezen middag haar
Ónmogelijk. Ik wed dat, zoo gij nog vraagt, gij van avond verloofd zijt.
EGBBET. {ter zijde.)
weigeren, (luid) u de overtuiging
Dezen middag. Dan ben ik zeker , dat zij Ik zou er de proef van willen nemen omnbsp;te geven van het tegendeel.
VAN HERSTAL.
Ik zal u niet aan uw woord houden, Egbert. In den loop van den dag komen de van Eerums bij mij; zij blijven bijnbsp;me dineren. Wilt gij na het diné mijn nichtje vragen , mijnbsp;is het om ’teven. Ik durf echter wedden, dat gp beter ontvangen zult worden dan gij denkt. Nog van avond halen wijnbsp;de beste flesch uit den kelder om op het welzijn van hetnbsp;verloofde paar uit te drinken.
EGBERT.
En wanneer ik een weigering krijg.
VAN HERSTAL.
Dan bewaren wij haar tot morgen middag om ze op de dwaasheid der menschen te ledigen. Maar wees niet bang ,nbsp;mijn jongen : om van een meisje het jawoord te krijgen , isnbsp;geen kunst. Er blijven er zoovele zitten , alleen omdat zijnbsp;niet gevraagd worden , dat zij, aan wie het ten deel valt eennbsp;huwelijk te kunnen sluiten , zich zelden tweemaal bedenkennbsp;vóór zij neen zeggen.
EGBERT, (ter zijde.)
Ditmaal, zal mijnheer van Herstal zich toch vergissen. De herinnering aan Machteld zal mij wel zoo onbeleefd tegen denbsp;van Eerums maken , dat zij moeten weigeren.
VAN HERSTAL.
Je kunt dan met je jonge vrouw den linker vleugel betrekken. .. Ja, zeg eens Egbert, is dat boeltje daar wel in orde ? Je teekent 20 el aan en ik heb er altijd voor 24 el kleed innbsp;gehad. Me dunkt dat gaat niet.
EGBERT.
Ik heb het herhaaldelijk opgenomen.
-ocr page 32-VAN HERSTAL.
Ik heb het ook herhaaldelijk doen opnemen.
EGBERT.
Ik 'ben zeker van mijne zaak , maar wilt gij j dat ik het nog eens nazie ?
VAN HERSTAL.
Dan zou ik overtuigd zgn.
EGBERT.
Ik ga terstond. {Egbert af.)
Van Herstal alleen.
Beste jongen; en een mooi plan. Die van Berums zijn wel onaangename lui, maar Clementine scheen me altijd een goednbsp;en aardig kind toe en wat haar ontbreekt, zal Egbert wel innbsp;haar verbeteren. Zoo is alles gevonden en op mijn oudennbsp;dag behoef ik niet alleen te zijn en allen om mg zien verdwenen, terwijl ik nu en dan zulke zonderlinge vermaningen krijg.nbsp;Drie en zeventig ! mgn geslacht wordt gewoonlyk ouder, maarnbsp;alles gaat vooruit; misschien zal ook hierin wel vooruitgangnbsp;zijn gekomen en de van Herstals heengaan op vroeger tijd ennbsp;zonder dat hun naam in stand blijft!
’t Is mijn eigen schuld ; waarom ben ik ook niet getrouwd. Nu ben ik niet meer op de jaren om zulke gekheden te doennbsp;en Marie. . . . dwaasheid ! dwaasheid ; laat ik er niet aan denken. Elke dag heeft genoeg aan zich zelven. ’t Is twintignbsp;jaar geleden. Kom oude heer , vermoei je drie en zeventignbsp;jarige hersenen nu niet meer door zulke gedachten. Ik zalnbsp;Marie in mijn testament niet vergeten en wilde zij in mijnnbsp;leven niets van mij aannemen , na mijn dood zal zij het tochnbsp;niet kunnen weigeren. Als ik het aan haar kind vermaaknbsp;is alles gevonden.... Elf uur. De van Eerums zullen nunbsp;weldra komen. Zonderling, ’t zijn mijn eenige bloedverwanten,nbsp;en toch gevoel ik me niet opgeruimd door het voornitzigtnbsp;hen weer te zien. Daar hoor ik wat komen.
-ocr page 33-Laat ze maar binnen, Jozef. Nu zullen we eens zien of die van Eerum nog even mal is gebleven.
Van Herstal, van Eerum, mevr. van Eerum , Clementine.
Mevr. v.\N eekum. {naar van Herstal toesnellende.)
Wat doet het mg goed , lieve oom , u weer te mogen omhelzen.
TAN EERUM.
Waarde oom, het verheugt mg u in zulk eene uitstekende gezondheid weer te zien.
VAN HERSTAL.
¦ Wederkeerig , van Eerum , wederkeerig. Komaan , is dat nu Clementine ? Je bent al weder grooter geworden , meid.nbsp;En ik moet zeggen , dat je slag hebt om toilet te maken.nbsp;Men zou zeggen , neef, dat in den Haag de kleeren geen geldnbsp;kosten .. . Nu, maak maar geen verontschuldigingen. Ik neemnbsp;het je niets kwalijk, want dat mooije toiletje heeft zijn reden!nbsp;Bloos maar niet, mijn kind, je ziet, oom van Herstal vergeetnbsp;zijn nichtjes niet. Er zijn niet veel ooms , die haar zóó bedenken. Wat zegt g ij van mijn plan , van Eerum ?
VAN EERUM.
Ik ben zeer gevoelig voor uwe welwillendheid oom, en vertrouw , dat het huwelijk , dat u voor mijne dochter opnbsp;het oog hebt, hare wenschen en de onze bevredigen zal.
VAN HERSTAL.
Heel mooi gezegd , neef. Heel mooi gezegd. Laten wij er bij gaan zitten.
Mevr. VAN eerum.
Mosen wij ook weten wien oom voor onze dochter bestemd heeft.
-ocr page 34-30
VAN HEHSTAL.
Natuurlijk. Zij zal hem niet trouwen , vóórdat zij en gij hem kent en gekeurd hebt. Maar voor het oogenblik moetnbsp;dat nog eene kleine verrassing wezen. Dat geeft er nog ietsnbsp;romantisch aan, niet waar nichtje. Ja , al is het lang geleden sinds je oom het hof maakte aan de jonge dames , hijnbsp;heeft toch niet vergeten wat er zoo al bij behoort. Ik bennbsp;overtuigd , dat als gij hem hebt ontmoet, gij allen bij u zelfnbsp;zult denken ; d i e moest het wezen. En die zal het dan zijnnbsp;ook.
Mevr. VAN ebeum. {ter zijde tot Clementine.)
Nu begin ik oom te begrijpen. Hij zal de heeren de revue voor u laten passei'en en gij hebt de keus.
CLEMENTINE, (op dezelfde ivijze.)
Die goede oom !... Maar mama, waarom heeft hij mij dan niet geheel en al de keus gelaten ?
Mevr. VAN eeeum.
Scherts van een oud man , kindlief. Op dien leeftijd zijn de menschen dikwijls zeer kinderaohtig.
VAN HERSTAL, {vmi Eerum op de tafel met teekeningen ivijzende.)
Hebt gij verstand van bouwkunde , van Eerum ?
VAN EERUM.
Aan ons departement heeft men kennis van alles, oom. Wij hebben onze commiezen en adjunct commiezen, die daaromtrent van consideratie en advies dienen.
VAN HERSTAL.
Die heb i k niet tot mijn dienst , neef. Ik moet zoo maar op mijn eigen oordeel afgaan en op dat van mijn architect. Menbsp;dunkt dat die architect smaak heeft'. Zie eens.
VAN EERUM.
Hm. Ja. — ’t Is geen kwaad huis , de man schijnt veel aan het teekenen gedaan te hebben. Maar, dat zijn niet altijd
-ocr page 35-31
de beste werklui. Wij hebben klerken , die een magnifique hand schrijven , maar die op het eenvoudigste stuk geen consideratie en advies zouden kunnen geven.
Mevr. VAN eeeom.
Wat heeft u daar oom ?
VAN HERSTAL.
Een plan tot restauratie van Vredenstein.
Mevr. VAN ebeum.
Gaat u bouwen ! . ..
VAN HERSTAL.
Dat is te zeggen, ik laat bouwen en planten ook, nichtje. Het spijt me voor mijn erfgenamen , maar vooreerst heb iknbsp;nog geen plan om heen te gaan.
VAN EER'JM.
Maar, waarde oom! Die gedachte komt niet in ons op.
Mevr. VAN eerum.
Lieve oom , hoe is het mogelijk dat gij zoo iets denkt. Gij zijt nog krachtvol en gezond en vurig hopen wij, dat God unbsp;nog menig jaar moge sparen! Ik verwonder mij alleen overnbsp;uwe bouwplannen, omdat ik meende , dat gij zoo gehecht waartnbsp;aan uw kasteel.
VAN HERSTAL.
Dat ben ik ook , maar mijn gehechtheid gaat niet zóó ver, dat ik in eene ruïne wil wonen. Hier en daar zpn herstellingen onvermijdelijk en mijn architect zal nu den bouwvalnbsp;eens opknappen. Om je de waarheid te zeggen , had ik hemnbsp;ook liever gehouden zoo als hij was, maar ’t kon niet langernbsp;zoo blijven. Kamrad heeft me echter beloofd m ij n kamernbsp;te sparen.
VAN EERÜM.
Kamrad ? Dien naam meen ik meer gehoord te hebben. . .
Dat is de man van dezen morgen.
-ocr page 36-32
VAN EEUUM. [zich hervattend]
O ja, wij hebben aan ons departement een klerk van dien naam.
VAN HEESTAL,
En kent gij dien ?
VAN EEEUM.
Ik weet dat hij bestaat; maar ’t is een burgerman, zeer
burgerlijk, zeer burgerlijk.
CLEMENTINE, (die in een plaahverk op tafel bladert.) Oom , wat prachtige gezichten!
VAN HERSTAL.
Niet waar ? Als ik niet zoo oud was, zou ik zeggen; wij zullen ze zamen nog eens in de werkelijkheid gaan zien. Maarnbsp;zulke dwaasheden moet een oud man niet doen .... al begaatnbsp;hij wel eens andere.
VAN EEUUM.
Oom !
Mevr. VAN eeeum.
Lieve oom !
VAN HERSTAL.
Maar ik zal je een reisgezel geven, Clementine , die je beter zal bevallen dan zoo’n oud man als ik; daar kunt gij dan uwnbsp;huwelijksreisje mede maken.
VAN EEEUM.
Oom is toch altijd even vrolijk.
van HERSTAL.
Zoudt gij dat denken ? Geloof het niet vriend. Ik word oud , en dat bespeur ik het meest aan de sombere buijen, dienbsp;somtijds over mijn gemoed heen drijven. Daarom juist voelnbsp;ik behoefte om mij in een jonger geslacht te doen herlevennbsp;en tracht ik mij afleiding te bezorgen door mijn huis te laten
-ocr page 37-33
restaureren. In een nieuw huis is het of men een nieuw ' leven begint.
VAN EERÜM. [zuchtend.)
Menigeen zou wel eens een nieuw leven beginnen willen.
VAN HEUSTAL.
Bij voorbeeld iemand , wien het finantieel niet voor den wind is gegaan ? Dat was , geloof ik , de voornaamste aanleiding voor uw brief. Uwe zaken zijn niet best in orde, schrijftnbsp;gij me.
Mevr. VAN eerüm. (met een blik op Clementine.)
Lieve oom , zouden wij niet ? .. .
VAN HEESTAL.
Je hebt gelijk; wij kunnen dat beter met ons drieën bepraten.
VIEEDE TOONEEL.
De vorigen, Egbert,
EGBEET.
Ik heb de zaal opgemeten.... pardon. Ik meende dat gij alleen waart, mijnheer.
VAN HERSTAL.
Mijne familie, [hem voorstellende) De architect Kamrad — mijn lijfarchitect. Anderen halen een dokter als ze zich nietnbsp;wel gevoélen ; i k haal mijn architect. Mijnheer de referendaris van Eerum; mevrouw van Eerum; jufvrouw Clementinenbsp;van Eerum. Zie zoo , nu is de kennis gemaakt en kunnennbsp;wij een gezelligen dag door brengen.
De van Eerums en Kamrad groeten elkander hoog en koel.
VAN HERSTAL.
Mijn neef van Eerum heeft juist uwe teekening bewonderd-
3
V
-ocr page 38-34
Hg komt uit den Haag en daar heeft men verstand van bouwen.
KAMEAD.
Ik twijfel er niet aan.
VAN EBBÜif.
Ja, en dit heeft het voor , dat jonge lui daar eerst een jaar of wat werken onder mannen van kennis en ervaring,nbsp;van wie zij consideratie en advies kunnen bekomen.
EGBERT.
Ik geloof, dat ik dien tijd achter den rug heb.
VAN EERUM.
Och mijn beste mijnheer, men meent zoo spoedig een vak te verstaan en juist zij, die gelooven dat zij eene zaak meester zijn, bewijzen daardoor dat zij haar nog niet kennen.
Mevr. VAN eerum,
Hoe heet die timmerman ook weer, van Eerum, wiens huizen laatst in een gestort zijn?,was dat ook niet een jongnbsp;mensch ?
van berüm.
Ik meen van ja, maar zijn naam is mij ontschoten, {tot van Herstal.) Er zijn bij ons zooveel van die menschen, datnbsp;men even spoedig hun naam hoort als verliest.
Mevr. VAN eerum.
In een enkelen nacht is het huis geheel ingestort. Den anderen morgen was er geen steen meer van te zien.
EGBERT.
Dan is het wel diepTgevallen. Ik hoop niet dat dit lot over Vredenstein beschoren is.
VAN EERUM.
Hopen, hopen mijnheer ....
hopen is een slecht cement mijnheer
-ocr page 39-35
EGBERT.
Kamrad.
VAN EERÜM.
Och . hoe k o n ik dien naam ook vergeten !
VAN HERSTAL.
Egbert zal zijne studies eer aandoen. Hij is niet te vergeefs in bet buitenland geweest.
VAN EERUM.
Ik wil niets kwaads zeggen van mijnheers studiën , maar op het stuk van bouwen houd ik hot met onze hollandschenbsp;bouwkundigen. Die verstaan hun vak. Zelfs de keizer vannbsp;Egypte, toen hij het Suez kanaal liet doorboren, heeft aannbsp;onze ingenieurs consideratie en advies gevraagd.
EGBERT.
maar wat de schoone bouwkunde betreft..
De onderkoning van Egypte had gelijk dat hij voor het graven van het Suez kanaal onzen waterstaat raadpleegde ,
VAN EERUM.
Mijnheer , i k ken maar ééne soort van bouwkunde. Elke bouwkunde moet schoon wezen. Wat zegt gij oom ?
VAN HERSTAL.
Dat dit een onderwerp is, waarin de dames minder belang zullen stellen , mijn beste neef. Uw dochter Clementine kijktnbsp;meer naar buiten dan zij naar onze wijsheid hoort. Me dunktnbsp;nichtje , dat gij den tuin wel eens wilt opnemen en mijn architect zal u gaarne geleiden.
Mevr. VAN eeruji.
Ik zal mijne dochter gezelschap houden.
VAN HERSTAL.
Zoo als ge wilt, maar ik zou u anders voorstellen, onze zaken eens te bespreken. Hoe denkt gjj er over, van Eerum ?
-ocr page 40-36
VAN EERÏÏM.
Ik ben volkomen tot uwe orders.
Mevr. VAN eerum {ter zijde.)
Daar moet ik by wezen , van geldzaken begrypt mijn man niets.
VAN HERSTAL.
Welnu jongelui, ga gij dan maar eens wandelen. (t«’ zijde tot Egbert) Nu kunt gij haar leeren kennen. Wees nu maarnbsp;niet te links : denk dat zij mijne erfgename is.
Mevr, VAN eeeum.
Clementine, zult gij oppassen dat gij geene koude vat ? vermoei u vooral niet en denk aan uw hoofdpijn.
CLEMENTINE.
Ik hoop dat zij in de buitenlucht wel over zal gaan, mama.
VAN HERSTAL.
Wel zeker, wel zeker; de buitenlucht is het beste geneesmiddel tegen hoofdpijn.
CLEMENTINE.
Dag mama. (zij kust mevrouw.) Dag papa. {zij kust van Eerum.) Dag oom.
VAN HERSTAL.
Krijg ik niets?
CLEMENTINE.
Wel zeker, oom. (zij kust van Herstal)
VAN HERSTAL.
Ik daeht dat gij ze voor beter gelegenheid bewaardet! Bloos nu maar niet, ga maar spoedig naar buiten.
(Egbert en Clementine af.)
-ocr page 41-37
VIJFDE TOONEEL.
Yan Herstal,' van Eerum , mevrouw van Eerum.
«
VAN HERSTAL.
Een hupsch jong mensch, die Kamrad, vindt gij niet ?
Mevr. VAN eëeüm.
Op mij heeft hij niet zulk een bijzonder gunstigen indruk gemaakt. Ik vind hem burgerlijk, erg burgerlijk.
VAN EERUM.
Hij komt mij tevens voor niet vrij te zijn van zekere verwaandheid. Hoogmoed en eigenwaan zijn de kiem van veler ondergang.
VAN HERSTAL.
Gij kent hem nog niet. Als gij hem beter leert kennen, zult gij zien dat hij een braaf en knap mensch is en ik bennbsp;zeker , dat hij wel in den smaak van Clementine zal vallen.
Mevr. VAN eerum.
Van Clementine ! En u zeidet, dat gij eene partij voor haar hadt.
VAN HERSTAL.
Wel beste nicht, dat is de partij. Ik dacht dat gij het al lang zoudt begrepen hebben.
VAN EERUM. Waarde oom , ik ben referendaris.
VAN HERSTAL,
Dat weet ik , neef.
VAN EERUM.
Mijne maatschappelijke positie veroorlooft dus niet, dat mijne dochter eene mésalliance sluit.
Mevr. VAN eerum.
Ofschoon ik door mijn huwelijk met van Eerum afstand heb gedaan van mijn adellijken titel, blijft Clementine toch denbsp;dochter van eene. geboren freule van Herstal, en is zij de
-ocr page 42-38
kleindochter van den baron van Herstal, kamerheer in buitengewonen dienst en een ..., een timmerman is geen partij voor haar.
VAN HEESTAL.
Een timmerman! Egbert Eamrad een timmerman! Lieve nicht wat verwart gij de betrekkingen. Hij is architect ennbsp;een degelijk braaf man.
VAN EERUM.
In dat opzigt zoudt gij u wel eens kunnen vergissen, oom.^ Die Kamrad is , minst genomen , een los mensch.
VAN HERSTAL.
Neef van Eerum, ik ben boven den leeftijd om mjj driftig te maken, maar wat gij daar zegt is een onwaarheid.
Mevr. VAN EERUM.
Wij hebben bewijzen.
VAN HERSTAL.
En gij kendet den man niet!
VAN EERUM.
Wij hebben het voegzaam geacht hem niet te kennen. Maar nu de zaken zóó staan en gij onze dochter aan dien mannbsp;wondt uithuwen , zie ik mij verpligt u uit den waan te helpen.nbsp;Die Kamrad is een mauvais sujet.
VAN HERSTAL.
Een mauvais sujet, mijn eerzame, ijverige Egbert, die voor niets anders leeft dan voor zijn vak.
VAN EERUM.
Hij maakt amours met een meisje uit het dorp , misschien wel met verscheidene te gelijk.
VAN HERSTAL.
Ónmogelijk! Gij vergist u in den persoon..
VAN EERUM.
Ik heb de bewijzen.
-ocr page 43-39
Mevr. VAN eerum.
De meest overtuigende.
VAN HERSTAL.
Laat ze eens zien.
VAN EERHM.
Ik aekt mij ontslagen van de discretie , die ik anders geneigd zou zijn gevsreest in het oog te houden. Deze brieven getuigen van een verborgen minnenhandel. {Hij maakt hetnbsp;paket los en reikt de brieven aan van Herstal over, het lintnbsp;in de hand houdende.)
VAN HERSTAL, {de brieven gedachteloos openende.)
»Lieve Machteld” .... Machteld ? welke Maehteld ?
VAN EERUM.
De dochter van de vrouw, bij wie wij onze kamers hebben.
Mevr. VAN eerhm.
Ik meen dat zij de Vleugel heet.
VAN HERSTAL, {verschrikt.)
Machteld de Vleugel! En die brieven ,..
Mevr. VAN eerhm.
Zijn door eene hoogere beschikking in onze handen gekomen. Wij danken den goeden God, dat wij daardoor het ongeluknbsp;hebben kunnen voorkomen, dat onze eenige dochter boven hetnbsp;hoofd hing.
VAN HERSTAL, {peinzend.)
Machteld de Vleugel. Ik wist het niet.
VAN EERHM.
Natuurlijk, natuurlijk , in zulke clandestine zaken vraagt men geen consideratie en advies van hen, die ons protégeren.
VAN HERSTAL.
Ik weet niet van Eerum wat ik hiervan denken moet. Ik zou de brieven moeten lezen, maar als het een eerlijke om-
-ocr page 44-40
gang is , dan... dan mag ik er Egbert niet van terughouden.
Mevr. VAN eeiium.
Daar hebt gij volkomen gelijk in , bovendien is zulk een meisje betere partij voor dien Kamrad dan onze dochter.
VAN BEEUM.
Oneindig veel beter. Oneindig veel beter. Het verheugt me , dat ik door mjjn^ beleid u nog tijdig heb kunnen waarschuwen.
VAN HERSTAL.
Mij ook neef; {ter zijde.) Egbert verliefd op Machteld de Vleugel, waarom heeft hij ’t mij niet gezegd ! (luid.) Vannbsp;Eerum ik wil open kaart met u spelen. Kamrad is , zooalsnbsp;gij weet mijn beschermeling. Hij heeft voor mijne kosten gestudeerd en ik beschouwde hem als mijn zoon.,
VAN EERUM. (tot mcvr. van Eerum.)
(Mevrouw van
Kindlief, zoudt gij niet eens gaan zien. Eerum wil heengaan.)
VAN HERSTAL.
Blijf gerust, nicht. Egbert is de zoon van dokter Kamrad’ mijn- jeugdigen geneesheer , die mij dag en nacht oppaste toennbsp;ik de typhus had. Aan zijne zorg heb ik het te danken, datnbsp;ik nog leef, maar hij zelf werd het slagtoffer van zijne edelenbsp;daad. Hij stierf en zijne geheele nalatenschap bestond in eennbsp;kleinen knaap. Hij heeft hem aan mij opgedragen , of lievernbsp;ik heb hem gedwongen zijn zoon aan mij op te dragen ennbsp;voor zijne opvoeding heb ik gezorgd. Zijn aanleg volgende,nbsp;heb ik hem architect doen worden en eenmaal hoop ik , datnbsp;hij mijn erfgenaam zijn zal.
VAN EERUM.
Uw erfgenaam !
Mevr. VAN eerum.
Hij! Kamrad....
VAN herstal,
Ik wil u niet misleiden van Eerum. Ik heb zwak voor
-ocr page 45-41
dien jongen man en ik heb hem mijn vermogen vermaakt. Toen gij mij schreeft dat het u nietgt; zoo voor den vyind gingnbsp;had ik medelijden met u en de gedachte kwelde me , dat dienbsp;erfenis waarojj gij hooptet, u ontgaan zou.
VAN EMEUM.
Waarde oom. . .,
VAN HEESTAL.
Wees openhartig van Eerum ; ik ben óók mensch , en als ik in uw toestand was en een rijken oom had , ik zon ooknbsp;wenschen , dat hij het niet te lang maakte. Schud niet metnbsp;het hoofd; ik geloof u toch niet. Ik heb toen op een middelnbsp;gezonnen om èn de belangen van mijne erfgenamen volgensnbsp;de wet èn die van mijn aangenomen kind te vereenigen , ennbsp;dat middel meende ik gevonden te hebben in een huwelijknbsp;van Egbert met uwe dochter Clementine.
Maar oom , gij hadt ons dit moeten zeggen.
Mevr. VAN eeeüw.
Wie had kunnen vermoeden , dat gij zulke plannen hadt.
Wie had kunnen vermoeden, dat Egbert andere betrekkingen had aangeknoopt ? Luister van Eerum, ik wil opregt met u te werk gaan. Ik heb aan Egbert mijn wensch tenbsp;kennen gegeven , dat hij mijn nichtje zou huwen en hij heeftnbsp;er zich niet tegen verzet. Nu gij mij in kennis hebt gesteldnbsp;met die brieven , verandert de zaak; óf de jongen heeft nietnbsp;durven zeggen , dat hij niet vrij was en dan ben ik voorbarig geweest door hem van dit huwelijk te spreken, óf hijnbsp;heeft, wat ik niet wil gelooven , het hoofd--van een meisjenbsp;op hol gebragt zonder plan om haar te huwen en dan is hij .. .nbsp;dan is hij... Maar neen, hij zal haar huwen, (dri/lig) Iknbsp;zal van hem eisehen dat hij zijn woord gestand doet.
Me dunkt oom , dat hij toch eerst uwe consideratie en advies had behooren te vragen.
-ocr page 46-Mevr. VAN keeum.
Een jong mensch , dat zulke dingen doet zou ik aan zijn lot overlaten. Hij is uwe bescherming onwaardig.
VAN HBESTAL. {peinzend.)
Meent ge ? Egbert en Machteld de Vleugel .. waarom heeft hij mij dit niet gezegd! Ik moet die brieven lezen, van Eerum.nbsp;Eerst dan kunnen wij nader spreken. Houd mij ten goedenbsp;dat ik naar mijne kamer ga. Vóór het diné wil ik wetennbsp;hoe het met die zaak staat. Aan tafel vinden wij elkander.
Van Herstal verlaat in hevige gemoedsbeweging het vertrek.
Van Eerum, mevrouw van Eerum. Mevr. VAN eeeüM.
Daar heb je nu de gevolgen van je onverstandig en ontijdig vertoonen van die brieven.
VAN EERTJM.
Maar heb ik ze dan gevonden ? Heb i k ze gehouden ? Heb ik ze niet alleen en uitsluitend verborgen om onzen goeden naam te redden! onze eer op te houden 1
Mevr. VAN eeeum.
Maar hoe kwam het je in je hoofd om oom die dingen te laten zien! Hij is blind voor dien Kamrad I
VAN EEEUM.
Een ander zou zoo’n heer voor schelm wegjagen en hij ! hij maakt er zijn erfgenaam van ! Goeje God! Hoe kan eennbsp;mensch zulke consideraties hebben en zich zelven zoo’n advies geven i
Mevr, VAN eeeum.
Zwijg toch met je consideraties en adviezen. Laten wij liever een middel bedenken om het dreigend gevaar te bezweren.
-ocr page 47-43
VAN EEEÜM.
Bezweren ? Wat wil je bezweren ? Wil je oom ompraten ?
Mevr. VAN EEEOM.
Dat zou het laatste wezen wat ik beproefde. Oom is de eigenzinnigheid zelf. Wij moeten zien, dat wij den jongennbsp;Kamrad voor onze dochter winnen.
VAN EEEUM.
Wondt gij dan werkelijk toch Clementine aan zoo’n Kamrad geven ?
Mevr. VAN EEUUM.
Maar Bodewijk , heeft oom dan niet duidelijk gezegd , ;dat die architect zijn erfgenaam was en als bij met een andernbsp;huwt , ontgaat ons dat fortuin voor altijd.
VAN EEETJM.
Gij hebt gelijk , kind. Maar laat ons de zaak zoo ernstig niet voorstellen. Als men minnebrieven teruggeeft is dit eennbsp;bewijs, dat de liefdeshistorie uit is. Is het niet zoo ?
Mevr. VAN eeeum.
Daaraan had ik niet gedacht.
VAN EBRUM.
Dus heeft die Kamrad table rase, tabula rasa, schoon schip, gemaakt. De partijen staan weder tegenover elkander alsof er niets gebeurd is. Nu tredert wij op. Ik, denbsp;referendaris van Eerum, gij, de barones van Herstal, wij hebben eene eenige dochter, die onze titels en waardighedennbsp;erft.. . . dat is te zeggen , die ons tot vader en moeder heeft.nbsp;En als dat jonge mensch nu de keuze heeft tusschen eenenbsp;boerendeerne en onze dochter, dan dunkt me, dat hem denbsp;keus niet moeijelijk moet vallen. Die consideratiën in aanmerking genomen , behoeven wij ons niet ongerust te maken.
Mevr. VAN eerum.
Maar dan is er ook geen terstond opzoeken. |
tijd te verliezen. Ik zal hem |
44
VAN EERUM.
Wij moeten alzoo vergeten dat hij architect is.
Mevr. VAN eeeum.
Eene moeder vergeet alles, wanneer het geluk van haar kind op spel staat. Daar is onze Clementine.
1 nbsp;nbsp;nbsp;ZEVENDE TOONEEL.
De vorigen, Clementine.
CLEMENTINE.
Hè mama, wat een corvée 1
VAN EERUM.
Hoe zoo , mijn kind ? Heeft die jeugdige bouwkundige u de schoonheden van Yredenstein doen waarderen.
CLEMENTINE.
Ik heb met hem gewandeld omdat oom het verlangde, maar ^t is eigenlijk wat veel gevergd van een dame om haar metnbsp;zulk een cavalier op te schepen. Hij is nooit op een grootnbsp;bal geweest. Hij weet niets van de modes. Hij vertelt vannbsp;Parijs en Berlijn en Weenen de meest vervelende en on-inte-ressantste dingen. Alsof er mij wat aan gelegen was hoe hetnbsp;Eaadhuis en het Witte Slot is gebouwd.
Mevr. VAN ebrum.
Er waren toch andere onderwerpen te behandelen.
CLEMENTINE.
o , ik beloof u , dat ik er ook andere behandeld heb! Nu mama , als dat de galant was , die oom mij had toegedacht,nbsp;dan weet hij nu precies, hoeveel kans hij heeft.
VAN EEEUM.
Ligtzinnig kind ! De architect Kamrad is inderdaad de man op wien oom zijne keus voor u heeft gevestigd.
¦ CLEMENTINE.
Nu m ij n keus is dan niet op hem gevallen en oom heeft gezegd dat ik kiezen kon.
-ocr page 49-45
Mevr. VAN eertjm.
Clementine, die Kamrad is de eenige erfgenaam van uw oom.
CLEMENTINE.
Hij! En gij dan mama?
Mevr. VAN eerum.
Wij worden gepasseerd.
CLEMENTINE.
Maar dat is infame ! Mag dat zoo maar geschieden papa ? Is er geen wet die zulke dingen verbiedt.
VAN BEEUM.
Helaas neen, lief kind. Als dat het geval was , dan , dan zonden wij wel anders spreken. Oom heeft volkomennbsp;regt om over zijn fortuin te beschikken naar welgevallen ennbsp;hij heeft het voor Kamrad bestemd.
Mevr. VAN eurum.
Er blijft u niets over dan hem te huwen of voor altijd afstand te doen van dat fortuin.
CLEMENTINE.
Zoo , ei — noemt oom dat iemand de vrije keus laten ? Welnu , laat oom dan zijn galant maar houden.
Mevr. VAN ebeum.
En zijn fortuin!
VAN EEEUM.
Minstens een ton of zeven !
CLEMENTINE.
Zeven ton. Is dat veel papa ? Hoeveel rente geeft dat ?
VAN EERUM.
Vijf en dertig duizend gulden.
-ocr page 50-46
CLEMENTINE.
En u hebt zes en twintig.
Mevr. VAN eekum. Zes en twintig honderd.
CLEMENTINE.
Zes en twintig honderd , vijf en dertig duizend.... ik geloof .... Zoudt u niet denken mama , dat men iemand toch eigenlgk niet kan leeren kennen, als men maar een uurtje metnbsp;hem wandelt.
Mevr. VAN eerum.’
Zeker niet kind.
VAN EERUM.
ïen eenemale onmogelijk. Het karakter en de verdiensten van iemand blijken eerst door langen omgang.
CLEMENTINE.
Weet u wat, mama, ik zal toch mijnheer Kamrad eens nader bestuderen. Het zou kunnen zijn , dat ik mij in hemnbsp;bedrogen had.
Mevr. VAN eerum.
Doe dat mijn kind, maar vooral stel uwe studie niet uit. Er zijn anderen , die hem het hof maken.
CLEMENTINE.
Na het diné ga ik weêr met hem wandelen. Dan zijn de heeren altijd openhartiger en gemoedelijker gestemd.
VAN EERUM.
Eerst na een diné leert men de mensehen kennen, [Het scherm valt.)
-ocr page 51-In den tuin van Vredenstein.
EBESTE TOONEEL.
Egbert en Clementine.
CLEMEUTINE.
Vondt gij oom ook niet zeer stil aan tafel. .
EGBERT.
Ja, gewoonlijk is mijnheer van Herstal spraakzamer. Ik denk dat het weerzien van zijne bloedverwanten hem aangedaan heeft.
CLEMENTINE.
Hij houdt ook zoo veel van ons en wij ook niet minder van hem. Alles wat hij wenscht zou ik’ voor hem doen.
EGBERT.
Dat is zeer veel gezegd , juffrouw van Eerum.
CLEMENTINE.
O , niet t e veel. Er is bovendien iets ontzaggelijk gelukkigs in zich op te offeren voor hem, dien wij liefhebben.
EGBERT.
Zeer zeker.
-ocr page 52-48
CLEMENTINE.
Voor u heeren , is dat nog eene andere zaak , maar wij vronwen , zijn van nature bestemd om ons op te ofieren ennbsp;ons toe te wijden aan diegenen , die ons liefhebben.
EGBEBT.
Ook die roeping is schoon .... vindt gg ook niet, dat het kasteel eenige verbetering noodig had ?
CLEMENTINE.
Het was de eerste indruk, dien het op mij maakte, en als het naar uwe plannen gerestaureerd wordt, zal het een imposant effect maken. Ik geloof, dat gij een waar kunstenaarnbsp;zijt, is het niet zoo ?
EGBEBT.
Ik heb slechts met ijver
Ik zou het wenschen te wezen, gestudeerd en veel gezien.
CLEMENTINE. '
Uwe prachtige plannen heb ik bewonderd. Ik verlang erg om ze uitgevoerd te zien. Ik geloof dat ik eiken dag zalnbsp;komen kijken om de vorderingen na te gaan.
EGBEBT.
Gij zijt zeer vriendelijk , maar een huis met stellaadjes er om geeft niet veel te zien.
CLEMENTINE.
Och , het besef dat men vordert, is al genoeg.
EGBERT.
Gelooft gij ?
CLEMENTINE.
Ik zal u het bewijs geven. Als mijnheer Egbert zijn hof maakt aan dames , kan hij ook niet zien dat hij vordert,nbsp;maar het aangenaam bewustzijn er van heeft hij toch.
EGBEBT.
Zoo ver ik weet heb ik nooit het hof aan dames gemaakt, ik kan daar dus moeijelijk over oordeelen.
-ocr page 53-49
CLEMENTINE.
Hoe bescheiden 1 Hebt gij wel eens gehoord van zonden in onwetendheid bedreven , mijnheer Egbert. ... Ik mag u im ^nbsp;mers wel bij uw voornaam noemen ?
BGBEET.
Wel zeker, jufvrouw van Eerum, dien heb ik er voor gekregen.
CLEMENTINE.
En gij noemt mij jufvrouw van Eerum. Zeker vindt gij dus verkeerd, dat ik zoo familiaar ben ? Maar zoo ben ik.nbsp;Ik k a n onmogelijk op een afstand blijven tegenover hen,nbsp;voor wie ik .... achting koester, ’t Is een gebrek in me ,nbsp;maar ik ben vol gebreken.
EGBEKT.
Als de andere niet grooter zijn dan deze , zal het nog al schikken.
CLEMENTINE.
O , ik wenschte dat het waar was ! Maar ik voel dat ik door en door slecht ben. Er moest iemand wezen , die mijnbsp;mijn gebreken onder het oog bragt, dan zou ik beter worden...nbsp;ik zou zoo graag beter worden.
EGBERT.
De wensch daartoe is reeds een eerste stap; de wil de tweede , de daad zal dan van zelf wel volgen , ook zondernbsp;hulp van anderen .... Den Haag is een mooije stad.
CLEMENTINE, (terzijde.)
Die vlieger ging niet op. (luid.) Charmant. Daar moest gij u vestigen. Daar is veel 'e bouwen en papa heeft groeten invloed. Hij zou u aan de eersten van de stad voorstellen.
EGBERT.
Ik zou zooveel beleefdheid van uw papa niet mogen vergen.
4
-ocr page 54-50
CLEMENTINE.
Toch wel. Het is zijn lust en leven om mannen van verdienste voort te helpen. Kom gerust. Wij zouden u als Ta m i de la maison ontvangen. Iemand, wien oom van Herstal zoo genegen is , heeft regt daarop.
egbeut. [naar de bloemen ziende.)
Vooreerst zal ik niet in den Haag kunnen komen. Mijn werk hier eischt mijne tegenwoordigheid .... Wat staan dienbsp;rozen mooi.
CLEMENTINE.
Als zij eenmaal begonnen is , marcheert de zaak van zelve , en een mensch is toch niet uitsluitend en alleen op de wereldnbsp;om huizen te bouwen . . . Waartoe zouden de menschen tochnbsp;wel op de wereld zijn , mijnheer Egbert ?
BGBEUT.
Duizenden jaren lang hebben vele millioenen menschen daarover gedacht en er over getwist, zonder dat zij eens konden worden. Verg niet, dat i k u het antwoord geven zal.
CLEMENTINE.
Maar wat is u w idee dan wel.
EGBEllT.
Om gelukkig te zijn en anderen gelukkig te maken.
CLEMENTINE.
Wat beantwoord ik dan weinig aan mijne bestemming. I k maak niemand gelukkig.
EGBERT.
Dat is moeijelijk te zeggen, jufvrouw van Eerum ; even goed zou de bloem , die in het verborgen groeit kunnen klagennbsp;dat zij niet aan hare bestemming beantwoordt, omdat zij denbsp;natuur tot sieraad moest strekken.
CLEMENTINE, ('ter zijde.)
Ku gaat het beter. Hij begint me al voor een bloem te
-ocr page 55-51
houden, (luid.) Houdt gij cok zooveel van bloemen ? Ik dweep met bloemen ! Ik idolatreer ze , zij zijn de poëzie dernbsp;schepping. Zie daar is zulk een prachtige half ontloken roosnbsp;in het verborgen. Die zou ik wel willen hebben, al was hetnbsp;maar alleen om mij uwe woorden altijd te herinneren.
EGBERT.
Bloemen verwelken te spoedig om herinneringen te zijn. Maar als gij de roos hebben wilt, zal ik zien of ik er bijnbsp;kan.
CLEMENTINE, (alleen op den voorgrond.j
Onbegrijpelijk. De man is zoo stug en koud als een sneeuwpop. Ik doe al mijn best om hem vertrouwelijk te maken en hij blijft op een afstand , die iemand wanhopend zou doennbsp;worden, (tot Egbert die met een roos terug komt.J O ! hoenbsp;prachtig . . . maar ik durf haar niet aannemen.
EGBERT.
Er zijn er zooveel in den tuin, dat die enkele wel gemist kan worden.
CLEMENTINE.
¦ Ja , maar .... als men mij vraagt hoe ik er aan kom ?
EGBERT.
Dan antwoordt gij, dat ik ze geplukt heb.
CLEMENTINE.
O , dat zou ik nooit durven vertellen.
EGBERT.
Welnu , dan zal ik haar daar neerleggen; dan kunt gij zonder onwaarheid te spreken zeggen , dat gij de roos gevonden hebt. [Hij treedt ter zijde en legt de roos op een bank.J
CLEMENTINE, (ter zijde./
Maar dat is op het insolente af. Ik vraag hem die roos als herinnering en hij wil ze mij laten vinden! Maarnbsp;wacht maar , m ij n beurt zal komen als ik mevrouw Kamrad
-ocr page 56-52
ben. (luid.) Daar komt mama , die zal mij zeggen wat ik doen mag. [Zij gaat mevrouw van Eerum te gemoet.J
Egbert alleen , daarna mevrouw van Eerum en Cleïnentine-op den achtergrond.
EGBERT.
Ik geloof waarlijk dat het mij maar één woord behoeft te kosten, om van haar het jawoord te krijgen. Maar ik hebnbsp;liever de weigering van papa en mama- ’t Kind is niet kwaad ;nbsp;wat coquet en sentimenteel, en ... . en in elk geval mijnnbsp;Machteld niet.
Mevr. VAN eerum. [op den achtergrond lot Clementine.)
Heeft hij u gevraagd ?
CLEMENTINE.
’t Is een automaat. Een impossibiliteit. Neemt gij er de-proef maar eens van , mama. I k geef het op. Er blijft mp niets anders over dan in het water te vallen en mij door hemnbsp;te laten redden.
Mevr. VAN eerüm.
Kindlief, wacht er je wel voor, denk aan je zijden japon.. [luid.) Lieve Clémence , ik. geloof dat ik mijn flacon heb laten,nbsp;liggen op de veranda, wilt ge eens gaan zien.
CLEMENTINE.
Ik vlieg mama. (huppelt van het tooneel.I
Mevr. VAN eerum.
Zoo alleen mijnheer Kamrad; gg maakt zeker weder een ontwerp voor eenig gebouw.
EGBERT.
Pardon mevrouw , ik hield uwe dochter gezelschap.
-ocr page 57-53
Mevr. VAN eeuüm.
Dan zult gij u niet verveeld hebben; jongelui vinden zamen saltgd stof tot gesprek.
EGBERT.
o ja, mevrouw, en uwe dochter vooral is zeer onderhoudend.
Mevr. VAN EERUM.
Niet waar ? Zij weet zeer veel; en toch is zij zoo eenvoudig , zoo naief en tevens zoo huiselijk , zoo bezig altijd; wij hebben maar één kind , maar wij beleven zooveel geluk ennbsp;genoegen aan haar, dat wij den goeden God niet dankbaarnbsp;genoeg kunnen zijn voor haar bezit. Hebt gij ook zusters ,nbsp;mijnheer Kamrad?
EGBERT.
Ik ben alleen op de wereld , mevrouw.
Mevr. VAN eerum.
Ach , dat moet al heel treurig wezen ! Geen ouders , geen bloedverwanten! Gij moet maar spoedig trachten een huwelijk te sluiten.
EGBERT.
ïot nog toe, mevrouw, heb ik in mijn vak vergoeding gevonden voor hetgeen ik in dit opzigt miste.
Mevr. VAN EERUM
Dat kan slechts een onbeduidende vergoeding zijn. De Voorzienigheid heeft den mensch geschapen om lief te hebbennbsp;en bemind te worden en die neiging des harten wordt nietnbsp;door de studie der architectuur overwonnen.
EGBERT, (ter zijde.)
Ik begrijp er niets van. Ik geloof zoo waar , dat mama ook avances maakt. In zulk eene stemming zou zij in staatnbsp;zijn , hare toestemming tot een huwelijk te geven.
Mevr. VAN EERUM.
Ik wed , dat gij niet eens naar mij geluisterd hebt; die
-ocr page 58-54
heeren van de kunst zijn altijd zoo afgetrokken en met hunne idealen bezig, dat zij het leven om zich heen vergeten. Wezenlijk , mijn waarde mijnheer Kamrad, het zou goed voor unbsp;zijn , als gij door eenige aardsehe banden aan de wereld dernbsp;werkelijkheid gebonden wierdt.
EGBERT.
O , mevrouw , mijn arbeid is zoo praotisoh , dat ik wel op de aarde blijven moet. Ik bouw altijd huizen op den grondnbsp;en nooit luchtkasteelen.
Mevr. VAN eerüm.
Nu geloof ik , dat ge niet opregt zijt. Zoo’n klein luchtkasteeltje zult gij toch wel eens gebouwd hebben. Bijvoorbeeld ; vooruit te komen , naain te maken.
EGBERT.
Natuurlijk, maar dat is geen luchtkasteel. Dat is een doeK waarnaar ieder kunstenaar streeft.
Mevr. VAN ebrum.
Maar dat zoo weinigen bereiken. Ik heb ondervinding van de wereld , en ik weet, dat de verdienstelijkste mannen onbekend blijven of miskend worden, omdat zij door hunne geboorte op den achtergrond werden geplaatst. Traden zij eenmaal op den voorgrond , dan was hun roem gevestigd.
EGBERT.
Ik erken de waarheid van uwe opmerking.
Mevr. VAN ebrum.
Het middel om op den voorgrond te treden ligt voor de hand : als gij een huwelijk sluit met een meisje van goedennbsp;huize , komt gij van zelf in aanzienlijke familiën.
EGBERT.
Een aanzienlijke familie , mevrouw , zou hare dochter niet aan een timmerman afstaan.
Mevr. VAN ebrum.
Een timmerman ! Mijn lieve mijnheer van Kamrad , wie
-ocr page 59-55
is zoo bekrompen om een architect gelijk te stellen met een timmerman ! O nu begrijp ik u , gij doelt op eene uitdrukking , die mij dezen morgen ontvallen is. Zoodra ik het woordnbsp;had uitgesproken ¦, dacht ik : als mijnheer van Kamrad mijnbsp;nu maar niet verkeerd begrijpt.
EGBERT.
Ik heet maar eenvoudig Kamrad , mevrouw.
Mevr. VAN eerum.
O , ik meende dat u v a n Kamrad heette. Maar zeg, hebt gij niet, toen ik zoo sprak van een timmerman, gemeend...
/
EGBEUT.
Wat zou ik meenen , mevrouw ?
Mevr. VAN eerpm.
Ik weet het zelf,niet, een misverstand ontstaat zoo spoedig en tusschen ons mag geen misverstand bestaan. De vriendennbsp;van mijn waardigen oom , baron van Herstal, zijn ook onzenbsp;vrienden.
EGBERT.
Te veel eer , mevrouw. De baron van Herstal is mijn weldoener , mijn vader , en ik zou onbescheiden wezen , wanneer ik op dien grond mij ook indrong bij zijne familie.
Mevr. VAN EERUM.
Indringen ! Hoe komt gij op het denkbeeld ! Maar daarin erken ik ook weder den man van wezenlijk talent. Warenbsp;grootheid is altijd bescheiden.
T)e vorigen, van Eerum, die langzaam en met onzekeren tred komt aanvoandelen.
Mevr. VAN eerum. [lot haar echtgenoot.)
Verbeeld u eens , van Eerum, mijnheer Egbert meent, dat hij zich bij ons zou indringen.
-ocr page 60-56
VAN EERüM.
Indringen ? {ter zijde.) Ik begrijp niet wat mijne vrouw bedoelt. Ligt het aan haar of aan die bourgogne van oom.nbsp;{luid.) Indringen ? Hi hi hi! Indringen!
Mevr. VAN eerum.
Ik zeide juist, dat hij als vriend van oom van Herstal bij ons in hooge achting stond.
VAN EERUM.
Zeer zeker, zeer zeker, jong mensch. Als aan mijn consideratie en advies iets gehecht wordt, zou ik voorstellen , dat hij maar niet liet bouwen. Bouwen is een dure liefhebberij. Er zijn menschen , die zich ruïneren door bouwen . . .
Mevr. VAN eebvm {hem amistootende.)
Ik ben zeker dat mijnheer Kamrad van meening verschilt en ook u tot andere gedachten zal brengen ; als gij dat puntnbsp;zamen eens behandelt. Als hij bij voorbeeld ons het genoegennbsp;wilde doen morgen familiaar bij ons te komen dineren.
VAN EERUM.
Juistjuist, dat was mijn idéé. Maar ik kan u znlken lekkeren bourgogne niet voorzetten als oom van Herstal. Kapitale kelder , mijnheer. . .. (ter zijde.) Hoe drommel heet denbsp;kerel ook weer. (luid.) Mjjnheer de architect. Kapitale kelder.nbsp;Hebt u dien kelder ook gebouwd?
EGBERT.
Neen , mijnheer , en ik denk dat ik hem ook maar zal laten, zoo als hp is.
VAN EERUM.
Juist, juist, dat zou mijn advies ook wezen. Aan kelders moet men niet komen. Neen daar moet men niet aankomen,nbsp;tenzij in geval van force majeure. Voor force majeure moetnbsp;elke wet wijken. Bij ons aan het Departement... (.ter zijde.)nbsp;Verwensehte bourgogne. Ik begrijp mij zelven niet eens.
Mevr. VAN eerum. {een toornigen blik op haar echtgenoot werpende.)
Gij logeert op het kasteel, mijnheer Kamrad ?
-ocr page 61-57
EGBERT.
Ja mevrouw. Mijnheer van Herstal heeft cle vriendelijkheid gehad een paar kamers voor mij in te rigten. Dat is ooknbsp;gemakkelijker cm het toezigt op het bouwen te houden.
VAN EERUM.
Toezigt, juist, toezigt. Wil je ook rocken mijnheer . . . mijnheer de architect, [ter zijde.) Ik weet waarachtig nietnbsp;meer hoe de man heet. (luid.) Ik heb . . . {hij zoekt naarnbsp;zijn sigarenkoker en laat bij het uithalen van zijne zakkennbsp;het hlaauwe lint vallen.) Beste panatella’s, maar ze zijn nietnbsp;duur. Wat denkt ge dat me die sigaren kosten?
EGBERT.
Ik ben geen kenner.
VAN EBRXIM.
Een architect zou geen verstand van sigaren hebben. Dat behoort bij elkander. Bij ons aan het departement.....
Mevr. VAN eerüm.
Beste van Eerum , zou oom het niet onbeleefd vinden, dat wij hem zoo lang alleen lieten ? ïoe, ga gij hem gezelschapnbsp;houden.
VAN EERUM.
Oom ? Ik denk dat hij slaapt en hij heeft gelijk. Dat mag ik ook wel, zoo’n uiltje knappen na Ket diné. Maar nunbsp;ter zake, mijnheer Kamrad (ter zijde.) Goddank! daar hebnbsp;ik zijn naam . . . (luid.) U zoudt dus wenschen. . .
Mevr. v.xN eerum.
Maar lieve man , vraarom geneert gp u ? mijnbeer Kamrad zal het u niet kwalijk nemen zoo gij een oogenblik rustennbsp;gaat. Gij zijt niet gewoon , een ganschen dag in de luchtnbsp;te zijn.
VAN EERUM.
Zoowel uwe consideratie als advies beaam ik ten volle. Als mijnheer ... mijnheer ... {ter zijde.) Daar ben ik zpn
-ocr page 62-58
naam al weer kwijt, (luid) mijnheer de architect het niet kwalijk neemt, ga ik even . . . enfin , wij begrijpen elkander.
Mevrouw van Eerum beduidt hem dat hij heen zal gaan.
EGBEKT. (ter zijde.)
Als ik hem nu de hand van zijne dochter vraag , is hij in staat om die van zijne vrouw er bij te geven, (luid.) Gijnbsp;hebt gelijk, mijnheer van Eerum. Morgen kunnen wij nadernbsp;spreken.
VAN EEEUM.
O , woudt u mij spreken ? Neen, dan ben ik tot uwe beschikking. Ik houd er van de zaken af te doen.
EGBERT.
Na een diné spreek ik nooit over zaken.
VAN EERUM. (geraakt.)
Mijnheer , u meent toch niet....
EGBERT, (ter zijde.)
Heerlijk, laat hij maar eerst boos worden, (luid) Ik geloof,, mijnheer van Eerum , dat wij aan tafel een goed glas wijnnbsp;gedronken hebben.
VAN EERUM.
U misschien , mijnheer , wat mij betreft. . .
Mevr, VAN EERUM. (ter zijde tot van Eerum.)
Bedwing je toch, (luid) Mijnheer Kamrad heeft gelijk , oom is een gul gastheer en een goed glas wijn ;^maakt de heerennbsp;openhartiger. Juist daarom zou ik er voor zijn, dat wanneernbsp;mijnheer Kamrad iets op het hart heeft, wij dit maar terstondnbsp;behandelen.
VAN EERUM.
.**
Dat is ook mijn consideratie en advies. (Ter zijde tot me~-vrouw van Eerum.) Nu woudt gij mij nog al weg hebben 1’
Mevr. VAN eerum. (ter zijde.)
De Heer heeft het ten goede gekeerd.
-ocr page 63-59
EGBERT, (ter zijde.)
Ik heb mgnheer van Herstal mijn woord gegeven. Wie had gedacht, dat één diné hen zoo veranderen zou. Maar ik zalnbsp;wel zorgen dat zij mij afwijzen.
VAN EKRUM.
Wij zijn bereid u aan te hooren.
EGBERT.
Schrijf het aan het gastvrij onthaal van den heer van Herstal toe , zoo ik misschien wat openhartig ben.
Mevr. VAN eerum.
Wij waarderen de openhartigheid, zoo als wij zei ven steeds trachten openhartig te zijn.
VAN EEBÜM.
Juist, mijn idéé. {Hij raapt gedachteloos het blaauive lint op en windt het om zijne hand.)
EGBERT.
Het is u misschien bekend .... (zijn oog valt op het blaau-we lint dat van Eerum in de hand heeft. Zich eensklaps in de rede vallende op gejaagden toon.) Mijnheer van Eerumnbsp;hoe komt dat lint in uw bezit ?
VAN EERUM. (onthutst.)
Dat lint ? Hè ! Me (ïnnkt. . . dat zal van de blaauwe gordijnen in de achterkamer zijn. Daar hadden wij blaauwe gordijnen , is het niet kind ? Wij maken altijd onze gordijnen met blaauw lint vast.
Mevr. vAi« eerum.
Mijn hemel, mijnheer Kamrad , mijn man raapt het daar juist van den grond. Me dunkt, dat de tuinman beter zalnbsp;weten van waar het komt, dan hij.
EGBBJRT.
En i k verbeeld me,'mevrouw, dat de eenige, die hieromtrent licht zal kunnen verspreiden, mijnheer en .mevrouw van
-ocr page 64-60
Eerum zijn. Vergeef me, dat ik geen oogenblik langer ons gesprek voortzet vóór ik daaromtrent zekerheid heb. (Hij wilnbsp;het tooneel verlaten.)
Mevi'. VAN BERUM.
Maar mijn waarde mijnheer Kamrad, hoe kunnen w ij u eenige opheldering geven ?
EGBERT.
Juist daarom , mevrouw , zal ik ze elders trachten te bekomen. {Egbert af.)
VIJFDE TOONEEL.
Van Eerum , mevr. van Eerum..
VAN EERUM.
Ik begrijp er niets van.
Mevr. VAN EERUM.
Dat heb ik al lang bemerkti Begrijp je dan niet, dat dit lint, het lint was , waarin die brieven waren gesloten ? Begrijp je dan niet, dat gij het hier hebt laten vallen ? Begrijpnbsp;je dan niet, dat hij alles heeft ontdekt en nu naar oom loopt ?nbsp;Zeg, begrijpt ge daar niets van ?
VAN EERUM.
Nu gij het zegt , ja , nu begin ik het te vermoeden. Maar wat drommel! er zijn zoo veel blaauwe linten op de wereld!nbsp;De jongen is mal , om aan zoo iets te denken, op het oogenblik , dat hij de dochter van den referendaris van Eerum tennbsp;huwelijk zou vragen.
Mevr. VAN eerum.
Stel u dat geen oogenblik meer voor. Die pai'tij is voor Clementine verloren en voor ons het uitzigt op de erfenis vannbsp;oom van Herstal.
VAN EERUM.
Hè ? De erfenis van oom ‘i Groote God ! Je vat toch wel .dat ik die noodig heb ? Ik kan zonder die erfenis in de toe-
-ocr page 65-komst niet leven. Ik, met mijn zes en twintig honderd gulden tractement, ik kan in den Haag niet rondkomen zonder krediet en oom zou my zyne erfenis onthouden ? Dat kannbsp;niet, dat mag niet, dat zal niet!
, nbsp;nbsp;nbsp;Mevr. VA.N eeudm.
Toch zal het zoo wezen. Oom heeft het ons duidelijk gezegd , dat hij dien Kamrad tot zijn erfgenaam maken zal. Het eenige middel om zgne nalatenschap op ons te doen overgaan,,nbsp;was het huwelijk van dien architect met Clementine en nu isnbsp;het uitzigt voor altijd verdwenen en onze hoop op dat huwelijk vervlogen.
VAN EERÜM.
Het huwelyk — daar zou ik mg nog over heen kunnen zetten,, maar de erfenis .. neen , dat gedoog ik niet ! Zóó ontneemtnbsp;men iemand maar niet een nalatenschap, die hem wettig toekomt. Wij moeten oom onder curatele laten stellen !
Mevr. VAN EEROM.
En het is uw schuld, dat zijn plan mislukt is. In plaats van dien Kamrad als man en vader ernstig en vertrouwelijknbsp;toe te spreken en te brengen waar gij hem hebben woudt,nbsp;spreekt gij over allerlei dingen , die er niets toe doen en verliest gij nog bovendien dat rampzalige lint.
VAN EEROM.
Dat om die nog rampzaliger brieven was' gewonden. O , waarom , waarom , hebt gij die brieven ook geopend ! Allesnbsp;is de schuld van Clementine!
De vorigen, Clementine.
CLEMENTINE, {op kinderlijken toon.)
Mama hier is uw flacon . .. (rondziende.) Is hij weg ? Waar is hij ? Waarom is hij niet gebleven ?
VAN EERUM.
Omdat hij het lint vond, dat om de brieven was geslagen
-ocr page 66-62
-die g ij hebt geopend. O Clementine ! Clementine ! Gij hebt uwe toekomst en de onze vernietigd !
CLEMENTINE.
U hadt dat lint dan ook maar beter moeten bewaren. Maar enfin ! voor dezen een andere. Ik ben ook volstrekt zco ingenomen niet met het idéé om de vrouw te worden van eennbsp;architect en vooral niet van dezen ! Hij is de type van dennbsp;man , dien ik niet wil hebben. Ik had betere gedachten gehad van oom van Herstal. Minstens een landjonker!
Mevr. VAN eerum.
Maar die architect wordt schatrijk als oom komt te sterven.
CLEMENTINE.
Oom is nog niet dood. Weet-je wat , mama , ik ga een poos bij hem logeren en alles zal dan nog wel in orde komen. Wees maar niet bang, papaatje. Dien oom zal ik welnbsp;temmen. Als hij mij nader leert kennen , weet ik zeker datnbsp;hij dol van mij houden zal.
Mevr. VAN eeiiüm.
Ik heb u altijd wel gezegd , van Eerum , dat eene kostschool goed is voor de vorming van meisjes.
VAN EEEüM.
Offers heeft het mij gekost, maar ik vind thans mijne be-looning.
CLEMENTINE,
Ik beloof het u papa , al moest ik des naods oom zelven
trouwen----en eigenlijk deed ik dat nog liever dan dien inso-
lenten Kamrad. . . . Kamrad I wat een naam. Barones van Herstal van Vredenstein klinkt oneindig veel beter.
Mevr. VAN eerum.
Kom in mijn armen.
VAN EERUM.
Geniaal kind! Eed onze erfenis, ter liefde van uw vader!
Hel scherm valt.
-ocr page 67-De kamer van jufvrouw de Vleugel.
EEESÏE TOONEEL.
Jufvi'. DE VLEUGEL, {de kcttner ojjruimende.)
Als hij die brieven hier heeft laten liggen , moet ik ze toch ook vinden , tenzij die van Eerums ze hebben medegenomen.nbsp;Maar wat zouden zij aan die brieven hebben ? Arm kind, datnbsp;gij ze terug moest geven ! Ach , mij valt het zwaarder nognbsp;dan u, ik zou u zoo gaarne gelukkig zien, maar als Egbertnbsp;het geheim uwer geboorte kent, zou hij u niet tot zijnenbsp;vrouw nemen en dan zoudt gij nog veel ongelukkiger zijn.
TWEEDE TOONEEL.
Jufvrouw de Vleugel, Baron van Hen'stal.
VAN HERSTAL.
Jufvrouw de Vleugel. ..
Jufvr. DE VLEUGEL, [verschrikt.)
Baron van Herstal! Gij hier ? Wat verlangt gij ?
VAN HERSTAL.
Een onderhoud met u.
Jufvr. DE VLEUGEL.
Met mij ? Wat kunt gij mij te zeggen hebben ?
-ocr page 68-64
VAN HERSTAL, {plaats nemende.)
Meer dan gij vermoedt misschien, en het zal ons waarschijnlijk wel eenige oogenblikken bezig houden. Het is eene belangrijke zaak waarover ik u te spreken heb , Marie.
Jufvr. DB VLEUGEL, {ter zijde.)
Marie! Hoe vele jaren is het geleden, sinds ik dien naam van hem niet meer hoorde. Zou hij daarvoor komen? {zichnbsp;half op een stoel nederzettende, luid.) Er is maarééne zaaknbsp;waarover een onderhoud tnsschen ons denkbaar is.
VAN HERSTAL.
Toch niet. Uwe dochter.. .
Jufvr. DB VLEUGEL. Onze dochter , mijnheer van Herstal.
VAN HERSTAL.
Welnu , o n z e dochter , indien gij wilt, en ik noem ze thans zelfs gaarne zoo, want het is over haar dat ik spreken kwam.nbsp;Door een toeval, of hoe gij het noemen wilt, ben ik in hetnbsp;bezit gekomen van eene correspondentie , althans van de helftnbsp;eener correspondentie tnsschen haar en den architect Egbertnbsp;Kamrad. Weet gij van die betrekking af?
Jufvr. DE VLEUGEL.
Ze is mij bekend.
VAN herstal.
Is het een eerlijke omgang van beide zijden ?
Jufvr. DE VLEUGEL.
Het was een eerlijke omgang.
VAN HERSTAL.
Alzoo bemint zij en wordt zg bemind door Egbert Kamrad mijn architect, niet waar ?
Jufvr. DE VLEUGEL.
Vroeger misschien , maar die liefde heeft opgehouden.
-ocr page 69-65
VAN HERSTAL.
misschien. Maar die ver-
Tengevolge, van een misverstand , bindtenis zal wel hersteld worden.
Jufvr. HE VLEUGEL.
Integendeel. Zg blgft ónmogelijk. Bovendien bestaat daarop geen plan.
VAN HERSTAL.
Giij hebt geen fortuin , en Kamrad ook niet. Daarom verzet gij u als een bedachtzame moeder tegen zulk een huwelijk.
Maar gij vergist u; de jonge Kamrad is mijn aangenomen kind en ik ben niet voornemens mijne hand van hem af tenbsp;trekken. Hij heeft zeer goede vooruitzigten en u wil ik het welnbsp;zeggen, ofschoon hij zelf het nog niet weet: hij zal eenmaal mijn erfgenaam zijn.
Jufvr. DE VLEUGEL.
Het geld is geen bezwaar geweest. Egbert Kamrad is zijn vak meester en zon ook zonder uw geld wel door de wereldnbsp;komen.
VAN HERSTAL.
dochter te geven.
Maar dan begrijp ik niet wat u weêrhondt om hem uwe Jufvr. DE VLEUGEL.
Ik herhaal het, dat is m ij n e zaak ... maar neen ; het is uwe zaak ook. Gij, baron van Herstal zijt de ooi’zaak , datnbsp;Machteld niet trouwen kan, noch met Kamrad , noch metnbsp;iemand anders.
VAN HERSTAL.
Ik! Dat weet gij beter, ik heb u meer dan eens te kennen gegeven dat ik altijd bereid was u te gemoet te komen, en als het de bruidschat van uwe dochter gold , zou ik mijnbsp;allerminst onttrokken hebben.
Jufvr. DE VLEUGEL.
De bruidschat mijner dochter ! Een kind, dat den naam
5
-ocr page 70-66
van hare moeder draagt, heeft geen regt om de gade te worden van een aehtenswaardig man.
VAN HEESTAL.
Als die aohtenswaardige man haar ten huwelijk vraagt, zie ik niet in , waarom zij geen regt zou hebben ja te zeggen.nbsp;Juist door dat huwelijk krijgt zij den naam, dien zij mist.. .
Jufvr. DE VLEUGEL.
En verlies ik den mijnen, en daarmede ook de aanspraak op de achting van mijn kind. Tot nog toe, mijnheer vannbsp;Herstal, bleef Machteld's geboorte voor haar verborgen. Zijnbsp;gelooft nog aan een vader, dien zij in haar eerste jeugdnbsp;verloren heeft. Maar wanneer zij een huwelijk sluit, zal denbsp;waarheid aan het licht komen en zoo al Egbert haar nognbsp;tot zijne vrouw zou willen aannemen, wat ik niet alleen nietnbsp;zeker acht maar zeer betwijfel, zou zg zelve zich diep ongelukkig gevoelen en hare moeder nog ongelukkiger. Nu ben iknbsp;gezien en geacht; dan zou mij de kroon van het hoofd worden geroofd en de wereld zou mij nawijzen als de moedernbsp;zonder echtgenoot.
VAN HEESTAL.
De omstandigheden zijn nu eenmaal zoo. Het is uwe eigene schuld. Gij hebt geweigerd , toen ik u in der tijd voorstelde een zeer geschikt man te trouwen, die daartoe bereid was.
Jufvr. DB VLEUGEL.
Om nog verachtelijker te worden dan ik reeds was en liefde en trouw te zweren aan een man , laag genoeg het slagtoffer van een rijken baron te huwen. De man had mij veracht van het oogenblik af, dat hij mij zijne vrouw zou noemen , gelijk ik hem verachten zou , die voor geld de heiligste verbindtenis ontwijdt. Veel heb ik u vergeven , mijnheer vannbsp;Herstal, omdat ik u liefhad, èn om u zelven èn omdat uwnbsp;titel, uw aanzien en uwe weelde mij verblindden, maar dat...nbsp;heb ik u nooit vergeven. Spreek mij eT nimmer meer van.
VAN HBESTAL.
Ik heb de zaak misschien niet zoo ingezien ; in elk geval, het was mijn doel niet u te beleedigeu. Ik wilde slechts goed
-ocr page 71-67
maken , wat ik misdaan had. Neem het doel in aanmerking en vergeef het middel. Maar veroorloof me thans een andernbsp;middel aan te wenden, dat in elk geval veel aannemelijkernbsp;is. Door een braaf en geacht echtgenoot aan uwe dochternbsp;te geven , dien zij nu reeds lief heeft, gelijk hij haar bemint,nbsp;kan ik aan de dochter goed maken wat ik jegens de moedernbsp;misdreven heb, want dit vooral is de reden waarom ik dienbsp;verbindtenis wensch.
Jufvr. DE VLEUGÏJL.
Ik heb u reeds gezegd , wat mij belette mjjn toestemming te geven.
VAN HERSTAL.
En offert gij aan dat denkbeeldige bezwaar het geluk van uw kind op en het geluk van een jong mensch , die ten vollenbsp;verdient eene goede en lieve vrouw te krijgen ? Vergeet unbsp;zelve, Marie , denk om het geluk van die twee, die elkandernbsp;beminnen. Weet gij wat ik voor hen heb gedaan ? Dezennbsp;morgen nog had ik voor Egbert mijn eigen nichtje bestemd ,nbsp;de dochter van den referendaris van Eerum. Door een huwelijk met haar zou hij in de beste kringen der residentienbsp;worden opgenomen. De van Eerums zouden hem gaarne alsnbsp;schoonzoon aannemen , en mijn fortuin zon in mijne familienbsp;blijven. Maar aan dit gansche plan heb ik zelf een eindenbsp;gemaakt. Ik wil Egbert Kamrad aan Machteld geven , hunnbsp;mijn fortuin vermaken; en vóór zij in het bezit daarvan komen , voor hen zorgen alsof zij mijne kinderen waren. Watnbsp;zegt gij daarvan, Marie?
Jufvr. DE VLEUGEL.
Er is één middel, om mij te doen toestemmen.
VAN HERSTAL.
En dat is ?
Jufvr. DB VLEUGEL.
Geef mijn kind den naam van haar vader.
VAN HERSTAL.
Gij weet toch dat adoptie niet geoorloofd is of zoudt gij willen ? ...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
-ocr page 72-68
Jufvr. DE VLBDGEL.
Ja , uignheer van Herstal dat zou ik willen. Maak mij tot uwe echtgenoote.
VAN HERSTAL.
Waar denkt gij aan! Ik op mijn leeftijd , zou de dwaasheid begaan nog een huwelijk te sluiten. Wat zou de wereld zeggen! De van Herstals Ijebben in hunne jeugd zich aan menige onbezonnenheid en menige dwaasheid schuldig gemaakt,nbsp;maar op gevorderden leeftijd waren zij verstandige menschennbsp;en ik wensch niet dat men mij voor kindsch zal houden.
Jufvr. DE VLEUGEL.
Men behoeft niet kindsch te zijn om oud goed te maken wat men jong misdreven heeft. Bovendien , mijne dochter isnbsp;twee en twintig jaar. Grij waart geen knaap meer, baron ,nbsp;toen gij een kind van achttien jaar de zinnen op hol bragtnbsp;door woorden en geschenken waarvan zij nooit had gehoord ennbsp;die zij slechts in hare droomen had gezien.
VAN HERSTAL.
Gij wilt alzoo barones van Herstal worden.
Jufvr. DE VLEUGEL.
Ik wil in. mijne eer worden hersteld en aan mijne dochter den naam geven , waarop zij regt heeft. Vrees niet, manheer van Herstal, dat ik u mijn bijzijn zal opdringen. Dennbsp;dag, nadat ik uwe echtgenoot zal zijn geworden, verlaat iknbsp;voor altijd dit dorp. Gij zult mij niet weêrzien; ik zal zelfsnbsp;den naam niet dragen, waartoe ik dan bevoegd zou wezen..nbsp;De barones van Herstal zal jufvrouw de Vleugel blijven innbsp;eene streek waar men haar niet kent, gescheiden van allennbsp;en alles wat zij heeft liefgehad. Maar zij zal in zich zelvenbsp;het bewustzijn dragen , dat zij niet de moeder is van een onecht kind.
VAN HERSTAL.' {oprijzende)
Jufvr. de Vleugel, uwe voorwaarde is onaannemelijk. Gij hebt mij herinnerd , dat Machteld twee en twintig jaar is ,nbsp;welnu Over een jaar is zij hare eigene meesteres en Egbertnbsp;zal ZOO lang geduld hebben. Wij zullen zien wat sterker bij
-ocr page 73-69
hem weegt, de liefde voor Machteld of dwaas ontzag voor een vooroordeel. Eln wat uwe dochter betreft, vertrouw niet tenbsp;veel dat zij in dezen strijd uwe zijde zal blijven houden.
Jufvr. DE VLEUGEL.
Machteld tegen den zin harer moeder huwen! Ónmogelijk, VAÏf HERSTAL.
Meen dat niet. Zij zal verstandiger zijn dan gij. De liefde is een krachtiger drijfveer dan pligtbesef.
Jufvr. DE VLEUGEL.
Gij dreigt mij met de ongehoorzaamheid van mijn kind, ook dat nog! (heftigl Baron van Herstal! gij zijt een...
. DEEDE TOONEEL.
De vorigen , Egbert.
EGBERT.
Jufvr. de Vleugel. .. {van Herstal ziende) Gij hier baron!
VAN HERSTAL.
Zoo als gij ziet. Ik kwam om uwe zaak te,bepleiten , maar gij zijt zelf getuige met welk een uitslag.
EGBERT.
Ik hoorde jufvrouw de Vleugel zoo heftig spreken en meende dat zg mgne hulp noodig kon hebben. Vergeef mij mijne onbescheidenheid. {Hij ivil heen gaan.)
Jufvr. DE VLEUGEL.
Ik erken uw goeden wil, Kamrad , maar ik meende, dat gij beloofd hadt niet meer in mijn huis te komen.
EGBERT.
«
Die belofte zou ik ook niet geschonden hebben, zoo ik niet licht zocht in eene onbegrijpelijke zaak. Machteld heeft mgnbsp;dezen morgen mijne brieven teruggegeven. Ik heb die laten
-ocr page 74-70
liggen of verloren en nu zie ik in de handen van van Eerum het lint terug, dat er om heen vras geslagen. Hier is het lint —nbsp;ik herkende het terstond, en ik wenschte van u of Machteldnbsp;te vernemen, hoe het in het bezit van van Eerum komt.
VAN HERSTAL.
Ik geloof, dat ik u dat raadsel kan ophelderen. Datzelfde lint had dezen middag mijn neef van Eerum in de handen jnbsp;toen hij mij sprak over uwe genegenheid voor Machteld denbsp;Vleugel. Mijn waarde neef heeft dus die brieven wat mennbsp;noemt... gestolen ! Maar zgn diefstal heeft hem niet veelnbsp;voordeel aangebragt. Juist die mededeeling heeft mij er toenbsp;geleid om , b^uiten uw weten, naar jufvrouw de Vleugel tenbsp;gaan om over u en hare dochter te spreken. Ik wil voornbsp;uw beider toekomst zorgen.
EGBERT, (tot jufvrouiv de Vleugel.)
En ook dat heft uwe bezwaren niet op ?
Jufvr. DB VLEUGEL.
Ook dat is niet voldoende om mgne toestemming te geven. EGBERT.
De reden blijft voor mij nog altijd een geheim ?
Jufvr. DE VLEUGEL.
Ja... maar neen; laat de heer van Herstal ze u mededee-len» Hij kent ze. Als man van eer vraag ik echter uw woord, dat zij ook door u zal worden geheim gehouden.
EGBERT.
Ik beloof u , dat niemand ze van mij zal vernemen.
Jufvr. DE VLEUGEL.
Ook Machteld niet.
EGBERT.
Ook Machteld niet.
Jufvr. DE VLEUGEL.
Oordeel, maar veroordeel niet. . . misschien zal de baron
-ocr page 75-van Herstal den moed hebben de geheele waarheid te zeggen. Vaarwel Egbert, {zij reikt hem de hand en verlaat zonder van Herstal aan te zien het vertrek.)
Egbert, baron van Herstal.
EGBERT.
Eindelijk zal ik dan vernemen , waarom Machtelds moeder mij de hand harer dochter weigert.
VAN HERSTAL.
Zeg mij eerst, waarom gij mij nooit van uwe genegenheid voor haar hebt gesproken. Ik meende dat ik meer aanspraaknbsp;op uw vertrouwen had.
EGBERT.
Zoo lang jufvrouw de Vleugel hare toestemming weigerde, moest mijne betrekking tot Machteld geheim blijven. Waaromnbsp;zou ik u over zulke wenscben spreken , die toch niet verwezenlijkt konden worden?
VAN HERSTAL.
En toen ik u van morgen mijne plannen mededeelde ten opzigte van mijn nichtje Clementine van Eerum, ook toen hebtnbsp;gij met geen enkel woord er over gesproken!
EGBERT.
Omdat dit huwelijk van den kant der ouders zou worden geweigerd. Ten minste, ik geloofde het. De familie van Eerumnbsp;had mij zoo onbeleefd , ja beleedigend ^zelfs behandeld , dat iknbsp;meende op een aanzoek terstond eene weigering te ontvangen.
VAN HERSTAL.
Gg hebt hen er nog niet over gesproken?
EGBERT.
Het viel mij te zwaar , een aanzoek te huichelen, dat niet gemeend was. Ik stelde het uit, wat mij veel moeite kostte,
-ocr page 76-72
omdat zoowel de dochter als de moeder mij duidelijk te kennen gaven, dat zij zulk een aanzoek verwachtten. Waarschijnlijk hadt gg er haar over gesproken.
VAN HEESTAL.
En de vader ?
EGBEET.
Ik geloof dat hij meer aan uw bourgogne dacht.. . Misschien zon ik het beproefd hebben van hem een weigerend antwoord te krijgen , toen ik het lint vond en allereerst daaromtrent licht wilde hebben. Thans weet ik alles. De vannbsp;Eerums hebben mijne brieven gevonden en toen ik vroeg ofnbsp;zij ze hadden , ontkenden zij dit ten stelligste. Zij hebben zenbsp;gelezen , behouden en ze u gegeven.. .. Met zulk eene familienbsp;wensch ik zelfs geen omgang meer te hebben. Maar in dienbsp;brieven staat niets, wat zij , wat gij en wat ieder niet zounbsp;mogen lezen. Toch hecht ik er te veel aan om ze aan dienbsp;van Eerums te laten die ik dubbel veracht nu zg , wetendenbsp;dat ik liefde koesterde voor Machteld, mij tot hun schoonzoonnbsp;en echtgenoot zouden willen maken.
VAN HEKSTAL.
Bedaar, bedaar Egbert. Ik verg ook dat huwelijk niet meer van u. Ik begrijp de omkeering in hun gedrag. Dezen morgen waart gij voor hen de architect Kamrad, vannbsp;middag wisten zij dat gij mijn erfgenaam zoudt wezen.
BGBEET.
Mijnheer van Herstal! Ik uw erfgenaam.
VAN HEESTAL.
Dat waart gij reeds lang. Ik heb dit ook aan jufvrouw de. Vleugel medegedeeld , in de hoop dat daardoor haar bezwaarnbsp;zou weggeruimd zijn. Maar haar bezwaar is van anderennbsp;aard.
BGBEET.
Wat is het dan ?
TAN HERSTAL.
Jufvrouw de Vleugel is nooit gehuwd geweest.
I' ^
li ;
73
EGBEET.
Dus .... heeft Machteld geen vader ? . . . . Maar dat is m ij onverschillig. Ik heb haar lief om haar zelve, om haar reinnbsp;hart, om haar geest, om hare . . .
VAN HERSTAL.
Ja, ja, om alles wat men in een meisje liefheeft , dat men bemint. Jufvrouw de Vleugel weigert echter, omdat dannbsp;haar eigen goede naam zou lijden, wanneer het geheim vannbsp;Machtelds geboorte bekend werd.
EGBERT.
Ik zal haar bewegen ... Ik zal haar beloven, dat wij naar een ander land zullen gaan , waar zij vreemd zal wezen voornbsp;allen.
VAN HERSTAL.
Ik vrees, dat gij evenmin slagen zult als ik. Marie de Vleugel is volhoudend. Zij geeft niet op, wat zij eenmaalnbsp;zich in het hoofd heeft gesteld. Er is maar één voorwaarde ,nbsp;waaronder zij hare toestemming wil geven , en die voorwaardenbsp;is niet te vervullen.
EGBERT.
Welke dan ? indien zij van mij afhangt, zal ze vervuld worden.
VAN HERSTAL.
Zij hangt van u niet af. Jufvrouw de Vleugel wil den vader van haar kind huwen.
EGBERT.
En deze is dood ?
VAN HERSTAL.
Neen.
EGBERT.
Gehuwd ?
-ocr page 78-74
VAN HERSTAL.
Ook niet, maar hij weigert. Hij is te oud om eene dwaasheid te doen.
EGBERT.
Mijnheer van Herstal — die vader zijt gij!
VAN HERSTAL, [ziet hem strak aan en knikt toestemmendj
EGBERT.
(/’MSt)
VAN HERSTAL.
Gij zult erkennen, Egbert, dat men op mijne jaren geen huwelijk meer aangaat. Ik heb Marie de Vleugel lief gehad,nbsp;maar haar tot barones van Herstal te verheffen , dat begrijptnbsp;gij zelf, kan niemand van mij vergen.
EGBERT.
Niet ? waarom niet ?
VAN HERSTAL, {verbaasd.)
Zoudt g ij dan ook meenen, dat ik die vrouw tot de mijne moest maken ?
EGBERT.
Zeer zeker. Daardoor alleen kunt gg herstellen wat gij jegens haar misdreven hebt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- '
VAN HERSTAL. nbsp;nbsp;nbsp;, ^
Maar dat wil ik immers herstellen zoo goed dit in mijn vermogen is. Als Machteld met u, mijn aangenomen zoon ennbsp;erfgenaam , huwt, dan is zij gelukkig en komt zij in het bezitnbsp;van het fortuin, dat zg gekregen zou hebben, indien ik metnbsp;hare moeder ware gehuwd.
EGBERT.
En gelooft gij dan, mijnheer van Herstal, dat ik thans nog Machteld tot mijne vrouw zou willen nemen ? Gelooft
-ocr page 79-75
gy dan , dat ik uw onecht kind zou willen huwen en tevens uwe erfenis aanvaarden ? De wereld zou mij nawijzen ; mijnenbsp;vrienden zouden mij den rug toekeeren , en het verwijt zounbsp;op mij blijven kleven, dat ik ter wille van uw geld uw kindnbsp;zou huwen , dat gij niet erkennen wilt. Neen mijnheer vannbsp;Herstal, ik hen u alles verschuldigd en nooit zal ik kunnennbsp;goedmaken , wat ik aan u te danken heb , maar dit offer kannbsp;en mag ik u niet brengen.
VAN HERSTAL.
Maar vriendje , je geheele offer zou daarin bestaan , dat gij trouwt met het meisje van je keuze.
EGBERT.
Zij is thans de vrouw mijner keuze niet meer. Ik blijf haar beminnen, maar thans is mijn bezwaar nog grooter dannbsp;van Machtelds moeder.
VAN HERSTAL.
Ge zijt een dwaas. Gij verlangt even als jufvrouw de Vleugel eene ongerijmdheid .... of is het mijnheer óók te doen om eene barones te huwen ? Dan vergist gij u, Kamrad. Iknbsp;heb veel voor u gedaan , maar zóóveel ben ik niet voornemens voor u te doen. Wel zeker! Een barones !
EGBERT.
Hoe kunt gij mij daarvan verdenken !
VAN HERSTAL.
Wel zeker verdenk ik u daarvan. Want bene andere reden kan uw besluit niet hebben. Niemand weet dat Machteld mijnnbsp;kind is.
EGBERT.
I k weet het en ik zou mij vernederen in mijne eigen oogen, indien ik door een huwelijk met haar uwe weldaden betaalde.
VAN HERSTAL, (driftig)
Dat is te erg. Ik ben drie en zeventig jaar en ik heb geen lessen te ontvangen van knapen.
-ocr page 80-EGBEUX.
Vei’geef mij....
VAN HKRSTAL.
’t Is uit tusschen ons, mijnheer Kamrad. Van nu af aan , kunt gij mijn architect blijven , maar ik verzoek u niet meernbsp;te vergeten, dat ik de baron van Herstal ben.
EGBERT.
De baron van Herstal kan voor zijn geld vele architecten vinden ; van mijne tegenwoordigheid zal hij geen last meernbsp;hebben.
(hij vertrekl.J VIJFDE ÏOONEEL.
Van Herstal alleen.
van HERSTAL.
Ondankbare dwaas! Dat is dan het loon voor al mijne weldaden. Nog beleedigd te worden bovendien [Hij hijgt.)nbsp;Beleedigd te worden door een knaap , die men heeft opgevoed en groot gehragt en die alles aan ons te danken heeft.nbsp;(Hij hijgt zwaarder.) Ik heb mij driftig gemaakt. Ik voelnbsp;dat het mg ... kwaad heeft gedaan . . . Oude menschen (hijnbsp;blijft steken.) Daar krijg ik weer zoo’n bui. {rondziende.)nbsp;Als ik een glas water had .. . waar heeft die van Eeruin ...nbsp;(hij schelt.) Ik zie nergens een glas. . . Alles wordt. . . duist. . .nbsp;flïij zinkt neder.)
Van Herstal, Èlachteld.
MACHTEED.
Goede God! de baron is ziek. (Zij verlaat hei vertrek en komt met een glas water terug.) Drink eens , baron. [Zijnbsp;buigt zich over hem henen.) Baron ! baron van Herstal! Mijnnbsp;God, zou hij dood wezen ! En moeder is heengegaan! Ik ben
-ocr page 81-77
alleen. .. Als hij eens dood was! Wat deed hij hier ? Waarom moet hij hier komen sterven ? Goddank! hij opent de oogen.nbsp;Wat deert u , mijnheer.
VAN HEESTAL.
Wie. .. wie zijt gij ? ... O ... Machteld. Niets , niets mijn kind. Ik heh mij boos gemaakt. Ik ben wat zenuwachtig.nbsp;Waar is ze .. . waar zijn de anderen ? Ben je alleen ? .. .nbsp;Ja, laat mij nog eens drinken. Oude menschen zijn zoo bestand niet meer tegen heftige aandoeningen. Zoo ; ik wordnbsp;al beter. Als ik maar geen attaque gehad heb. Help mijnbsp;eens opstaan. {Hij staat Qp geholpen door Machteld.) Neen,nbsp;de beenen zijn nog stevig en de armen ook. Daar ben iknbsp;altijd zoo bang voor. Oud te worden is niets , maar gebrekkig. De oude van Herstal, lam of doof of blind ...
MACHTEED.
stel u toch zulke dingen niet voor, mijnheer. Het zal de warmte zijn, die u heeft aangegrepen. Maar hoe komt gjjnbsp;hier alleen ? Wacht gij de familie van Eerum ? Waar kannbsp;ik die vinden ?
VAN HEESTAL.
Neen , neen , geen van Eerums. Laat die maar weg blijven. Laten ze allen maar wegblijven, ’t Is beter zoo. Vertel hetnbsp;maar aan niemand , dat ik me onwel heb gevoeld. Ze zoudennbsp;in staat wezen om te zeggen, dat ik een beroerte had gehad.nbsp;En dat is niet waar. (Hij beproeft weder zijn beenen en armen.) Alles in orde. Alles in orde. Ik had me ook nietnbsp;boos moeten maken.
MACHTELD.
Boos ? op wie ?
VAN HEESTAL.
Op allen , op iedereen , op de gansche eerzuchtige , dwaze, ondankbare wereld. Spreek er mij maar niet meer van. Hetnbsp;is voorbij. Het is uit.
MACHTELD.
Laat ons zamen eens naar buiten gaan. De frissche lucht zal u goed doen.
-ocr page 82-78
VAN HEESTAL.
Nog niet naar bniten. Ga maar eens met my op en neder. Zoo , zoo , dat doet mij goed. Dwaas die ik was , om mijnbsp;dadelijk zoo ongernst te maken. Ik ben nog krachtig, maarnbsp;je arm doet mij toch goed , Machteld. Steun ik niet te zwaarnbsp;op u ?
MACHTEED.
Volstrekt niet, steun gerust, ik denk dat mijn vader op mij steunt.
VAN HEESTAL.
Gij hebt uw vader niet gekend, niet waar ?
MACHTELD.
Neen , die stierf toen ik nog zeer jong was.
VAN HERSTAL.
En je moeder spreekt nooit van hem ?
MACHTELD.
Nooit. Hoe vraagt gij dit zoo ? II hebt hem toch niet gekend ?
VAN HERSTAL.
Ik ? Neen ... volstrekt niet. En al ware het zoo .. . Kom, ik geloof, dat ik nu de wandeling wel kan ondernemen. Iknbsp;dank je voor je hulp, beste meid.
MACHTELD.
Meent gp dan, dat ik u zóó naar het kasteel zou laten gaan ? Ik zal er u brengen — ten minste tot aan het hek. ,
VAN HERSTAL.
En waarom niet geheel ?
MACHTELD.
Omdat... omdat... omdat ik er niet behoor.
-ocr page 83-79
VAN HEESTAL.
Maar, als gij m ij geleidt behoort gij er wel zeker. Wie kan u beter introduceren dan de eigenaar.
MACHTELD.
Mijn positie is niet zóó, dat ik den baron van Herstal kan gezelschap houden.
VAN HERSTAL.
Gekheid, lief kind. Ga gerust mede. Of ben je bang voor het kasteel ?
MACHTELD.
Voor het kasteel niet.
VAN HERSTAL.
Nu dan , voor de bewoners ... O , ik begrijp het al, gij wilt de familie van Eerum niet ontmoeten. Maar die logeertnbsp;hier en ziet gij dus dagelijks.
MACHTELD.
Och , de van Eerums — neen aan hen dacht ik niet.
VAN HERSTAL, {peinzend.)
Dacht gij aan Kamrad ? Gij antwoordt niet. Ik begrijp het, kindlief. Gij ziet er tegen op hem weer te ontmoeten.nbsp;Hij was uw verloofde , niet waar ?
MACHTELD.
Hij was het.
VAN HERSTAL.
En gij zijt gescheiden ?
MACHTELD.
Voor altoos. God alleen weet hoeveel mij dat gekost heeft. Maar ik vertel u dingen, die ik niet vertellen moest. Maarnbsp;gij wist ze waarschijnlijk toch. Egbert zal u wel alles hebben medegedeeld.
-ocr page 84- -ocr page 85-In de salon van van Herstal.
EEESTE TOONEEL.
Van Eerurn , mevromo van Eerum , Clementine , aan de theetafel zittende.
VAN EERUM.
Alles is uitstekend. ‘ Opperbest in orde. Hij gaat heen. Toe Clementine, ik verlang naar een kop thee. [Clementinenbsp;eikt hem zijn kopje over.)
Mevr. VAN serum.
Maar hoe weet ge dan dat hij heengaat ?
VAN EERUM. (zijn thee slorpende.)
Mevr. van Eerum , wanneer men dertig jaar lang aan een departement is geweest en met allerlei personen en zakennbsp;heeft omgegaan , dan leert men menschen en toestanden kennen.
CLEMENTINE.
Maar papa, dit moet u toch gezegd zijn.
VAN EERUM.
Laat het u genoeg wezen , dat i k het n zeg. Die Kamrad is gebrouilleerd met oom. Die brieven, die wij hem deden toekomen , hebben den ouden man doen zien wat voor persoonnbsp;die Kamrad was. Zij hebben twist gehad op vechten af ennbsp;mijnheer de architect pakt nu zijn kolfer om heen te gaan ennbsp;nooit meer terug te komen.
6
-ocr page 86-82
Mevr. VAN e«uum.
Dus — is hij onterfd? Nog wat suiker Clementine. {Clementine geeft suiker.)
VAN BENUM.
Natuurlijk ! Men vermaakt zijn vermogen niet aan iemand, met wien men gebrouilleerd is. — Ik ben zeer tevreden ,nbsp;dat ik dat jonge mensch steeds op een afstand heb gehouden.nbsp;Hij trachtte wel zich bg mij in te dringen , maar de referendaris van Eerum is de man niet om zich door vleijerij tenbsp;laten winnen. Wij hebben onze waardigheid gehandhaafd.
Mevr. VAN beeum.
Ook ik heb hem volstrekt niet gunstig geaecueilleerd.
CLEMENTINE.
Hij zal zich ook niet beroemen kunnen, dat i k hem eenig uitzigt heb gegeven. Zijne bloemen zelfs heb ik niet aangenomen.
VAN EERUM.
Mijn consideratie en advies was terstond , dat wij ons met dat jonge mensch niet moesten inlaten. De papieren, dienbsp;ik in beslag heb genomen, hebben eene heilzame uitwerkingnbsp;gehad. Dank zij mijn doorzigt, hebben wij oom bij tijds gewaarschuwd.
CLEMENTINE.
I k heb de papieren gevonden , papa.
Mevr. VAN eerum.
I k ben de oorzaak , dat wij ze behouden hebben. Zonder mij hadt gij ze weder neêrgelegd.
VAN EERUM.
Volstrekt niet , volstrekt niet. Ik heb terstond al het compromitterende van die brieven begrepen en aan mij hebtnbsp;gij het te danken , dat de zaken dezen keer hebben genomen.nbsp;Geef mij nog een kopje, Clementientje. {Clementine schenktnbsp;hem weder in.)
-ocr page 87-83
Mevr. VAN berum.
Maar dat blauwe lint hebt gij toch niet opzettelijk hem laten zien ?
VAN EEROM.
Zeer zeker; dat lint zeide; jong man , wij kennen u, wij hebben u ontmaskerd. Hij heeft het begrepen , want hij isnbsp;terstond heengegaan. Tegenover zulk een argument was hijnbsp;niet bestand. Men moet zijne inenschen kennen. Ik bennbsp;niet voor niet dertig jaar aan mijn departement geweest.
Mevr. VAN eerüm.
Me dunkt, van Eerum, nu dat jonge menseh weg is, moesten wij aan oom maar voorstellen , om zijne logeerkamer voor onsnbsp;in te rigten. Ik wil mij gaarne een weinig behelpen.
VAN EEROM.
Het komt mij beter voor , dat wij op onze kamers blijven , maar dat Clementientje hier bij oom haar intrek neemt; die kannbsp;dan hier vertoeven zoo lang als zij goed en nooóig oordeelen zal.
CLEMENTINE.
O , ik zal me wel amuseren bij oom. Ik heb een paar aardige rijtuigjes gezien en de environs zijn heel lief....nbsp;Maar hoe oom aan dien Kamrad komt, begrijp ik nog niet.nbsp;Was dat eene partij voor zijn nichtje !
VAN EERUM.
Wij hebben hem nu door onze verstandige maatregelen verwijderd.
Mevr. VAN EERUM.
Maar hij is nog niet weg. Clementine, nog een half kopje, ’t Is heel goede thee.
VAN EERUM.
Hij is zoo goed als weg. Hij wil dezen avond nog afreizen en oom zal zijn testament vernietigen. Daar zal i k voor zorgen.
-ocr page 88-Wij zijp dan de wettige en eenige erfgenamen. Ik verheug mij zeer , dat wij, in plaats van den Eijn op te gaan , aannbsp;de genegenheid voor onze bloedverwanten hebben toegegevennbsp;en bij tijds een dreigend onheil hebben afgewend.
Ik zou toch maar zorgen , Clementientje, dat oom een testament maakt. Men is nooit zeker en als het God behagen mogt den grijsaard tot zich te roepen , is het toch wensche-lijk, dat deze aardsche beslommeringen in orde zijn.
o, heb geen zorg mama. Eer wij veertien dagen verder zijn , ben ik met oom op den besten voet. Nu hij zijne belofte niet nakomt, is hij mij wel eenige schadeloosstellingnbsp;schuldig.
VAN EERUM.
Offers heeft het mij gekost, maar thans zullen wij er de vruchten van plukken. Schenk mij nog eens in meidlief — iknbsp;heb geweldigen dorst. .. neen wacht nog maar even. Iknbsp;hoor oom komen. Zou ik hem iets zeggen over zijne misplaatste genegenheid voor dat jonge mensch ?
Wacht daarmede. Morgen hebben wij nog een dag. Clementine wasch de kopjes spoedig om.
CLEMENTINE.
Ik ben al bezig mama.
-ocr page 89-85
VAN EEKUM
Men moet het gzer smeden terwijl het heet is.
TWEEDE TOONEEL.
De vorigen , van Herstal.
CLEMENTINE.
Gij neemt het niet kwalijk oom, dat ik de honneurs maar heb waargenomen en thee heb gezet. Maar wij hebben op nnbsp;gewacht om te schenken.
VAN HERSTAL.
Heel vriendelijk, nichtje. Ik drink nooit thee.
CLEMENTINE.
Dat is jammer oom ; zij is bijzonder lekker.
VAN HERSTAL.
Hé, hoe weet ge dat ?
VAN EBUÜM.
Aan de geur, oom, aan de geur.
VAN HERSTAL.
Zoo , merkt gp dat aan de geur ?
Mevr. VAN eerum.
O , dadelijk; zoodra de thee is gezet kan men ruiken of zij goed is. Huismoeders hebben daar meer verstand van dannbsp;oude heeren.
VAN EERUM.
Dat heeft dit voortbrengsel der plantenwereld vóór boven het menschelijke karakter. Thee veinst niet, oom.
VAN HERSTAL.
Een mooije eigenschap, neef van Eerum.
-ocr page 90-86
VAN EEllUM.
En in menschelijke karakters kan men zich jaren lang be
driegen.
VAN heustal.
Zoo als gij wel zegt: jaren lang. Hebt gij die ondervinding nu pas opgedaan ?
VAN EEETJM.
Zij wordt eiken dag bij mij verlevendigd. Zelfs beden nog.
VAN HEESÏAL.
Ei , zoo ? Wat meen je ?
VAN EERUM.
Tot mijn leedwezen heb ik vernomen, dat het jonge mensch, hetwelk wij dezen morgen ontmoetten, u schandelijk heeftnbsp;bejegend.
VAN HERSTAL.
Hebt ge dat vernomen. Dan zal het wel zoo wezen. Welke knecht heeft je dat verteld , van Eerum.
VAN eerbm. [onthutst.)
Welke knecht ? . ...
Mevr. VAN EERUM.
Lieve oom, vraag ons niet hoe wij die treurige gebeurtenis vernamen. De steenen vertellen het elkander.
VAN HERSTAL.
Spraakzame steenen.
VAN EERUM.
Tot loon van zooveel weldaden, zooveel ondankbaarheid!
Mevr. VAN eerum.
Het is waarlijk eene beschikking van de Yoorzienigheid dat gij thans juist tot de ontdekking zijt gekomen vóór het te
-ocr page 91-87
laat is. Verbeeld u eens oom dat uw plan van dezen morgen ware doorgegaan!
VAN HERSTAL.
Ik begrijp u niet.
Mevr. VAN eerum {fluisterend tot van Herstal.)
Dat plan voor onze Clementine.
VAN HERSTAL.
Dat had geen kans om door te gaan. Gij wildot hem niet, en hij wilde haar niet.
Mevr. VAN eerum. (fluisterend.)
Laat onze Clementine er toch niets van bespeuren. Het arme kind is nog zoo onschuldig.
VAN HERSTAL.
Houd ze dan zoo.. .. Zeg eens van Eerum , boe kwam je aan die brieven, die ge mij van morgen gegeven hebt ?
VAN EERUM.
Die papieren ?
VAN HERSTAL.
Nu ja , die minnebrieven.
van eerum.
O die minnebrieven , o , waren het minnebrieven ? Ziet u , oom , wij aan ons departement, krijgen zooveel stukken dienbsp;wij zelven niet lezen , maar die wij dan-ter consideratie ennbsp;advies zenden aan onze kommiezen en adjunct-kommiezen.nbsp;Deze zijn meer specialiteiten in de détails van de administratie.nbsp;Dat is zoo de gewoonte aan een departement.
VAN HERSTAL.
Heb je mij dan voor een kommies of een adjunot-kommies gehouden , om op de détails consideratie en advies te geven ?
VAN EERUM.
Ik begrijp uwe bedoeling niet.
-ocr page 92-88
VAN HERSTAL.
Je hebt me een pakje brieven gegeven, brieven van den jongen Kamrad aan Machteld de Vleugel en nu vraag ik, hoenbsp;gij daaraan gekomen zijt ?
Mevr. VAN eerüm.
G-evonden , beste oom , gevonden. Hoe zouden wij er an-der.s aan komen ?
VAN HERSTAL.
En toen hij, die ze verloren had er naar vroeg, wist gij er niets van.
Mevr. VAN eekum.
Hoe konden wij weten , dat h ij ze verloren had. Bovendien oom, zijn die brieven het werktuig in Gods hand geweest omnbsp;Voor u een licht te doen opgaan, dat anders verborgen zounbsp;zijn gebleven.
VAN HERSTAL.
Zeker. Ik ben dan ook regt dankbaar voor dat licht. Zeg eens, van Eerum , doet ge altijd zoo met papieren , die binnennbsp;uw bereik komen ? Ik moet u openhartig zeggen, dat dienbsp;methode me niets bevalt, man.
VAN EERHM.
Ik erken oom , dat het eene zwakheid is ; maar, zoo als mijne vrouw reeds heeft opgemerkt, ze heeft tot een gunstig gevolg geleid en u weêrhouden uwe genegenheid en uwnbsp;fortuin aan een onwaardige te schenken.
VAN HERSTAL.
Dus verlangt gij hem niet tot schoonzoon ?
Mevr. VAN eerüm.
De Hemel beware ons, zulk een mauvais sujet.
CLEMENTINE.
Het was ook maar een scherts van oom, niet waar, oomlief?
-ocr page 93-89
VAN HERSTAL, {langzaam heen en weder wandelend.)
Ja, oom is somtijds heel grappig, heel grappig. Dat komt zoo met de jaren. Nu als gij hem niet tot uw eohtgenootnbsp;en uw vader en moeder hem niet tot schoonzoon verlangen ,nbsp;dan zullen we zien of hij eene andere partij doen kan.
VAN EERUM. (zacht tot mevrouw van Eerum.)
Oom Ifegint zwak van hoofd te worden.
Mevr. VAN eerum. {eveneens fluisterend.)
Ik geloof het niet: er broeit wat.
VAN EERUM. (zacllt.)
Hij zal toch niet ? .. .
Mevr. VAN eerum. {zacht.)
De hemel weet het, maar ik geloof dat het mis loopt.
VAN EERUM.
Laat dat jonge mensch zijne eigene partij maar zoeken. Dat meisje van onze hospita zal misschien nog wel tot inkeer komen.
VAN HERSTAL.
Wel mogelijk.
Mevr. VAN eerum. {lachend.)
Dan kunnen wij hun het fameuse blauwe lint als cadeau de n o c e geven.
VAN HERSTAL.
Heel aardig nicht, heel aardig. Wel zeker , geef hun dat fameuse blauwe lint als cadeau de n o c e. Me dunktnbsp;van Eerum, ge spreekt zoo mooi, gij zoudt er wel eenenbsp;mooije toespraak bij houden.
VAN EERUM. {ter zijde.)
Ik begin waarachtig ook te gelooven, dat het niet zuiver is. Oom wordt al te geestig, {luid.) Is 't uwe gewoontenbsp;niet oom , ’s avonds een partijtje te maken.
-ocr page 94-90
VAN HERSTAL.
Ja neef, als ik geen bezoek krijg.
VAN EEROM.
Het kaartspel levert aan den menschelijken geest eene bron van uitspanning door inspanning op. Wat speelt gij, oom?
VAN HERSTAL.
Ik ? van alles ; zelfs op het ganzenbord.
Mevr. VAN eerom. {lachend.)
Het ganzenbord !
CLEMENTINE, {lachend.)
Dat zegt oom om mij te plagen. Neen oom , zoo’n kind ben ik niet meer , dat weet u zelf wel ! Gij hebt mij vannbsp;morgen nog willen uithuwen.
VAN HERSTAL.
Een mooi spel, van Eerum. Jij bent nog al philosophisch; je zult er al de beteekenis wel van beseffen.
VAN EEROM.
Ik heb er nog niet aan gedacht oom. Ik heb voor zooveel gewichtiger zaken mijn hoofd noodig, dat ik mij met denbsp;philosophie van het ganzenbord nooit heb bezig gehouden.
VAN HERSTAL.
Dat is jammer, neef. Ik wil je op den weg helpen. Als men heel digt bij de pot is, dan doet men wel eens eennbsp;worp , die ons weder een heel eind achteruit zet. Soms welnbsp;op dood en dan speelt men niet meer mede.
VAN EEROM.
Waarlijk ! heel geestig !
VAN HERSTAL.
En waar , neef, heel waar.
De knecht komt binnen en spreekt eenige woorden zacht tot van Herstal.
-ocr page 95-Mevr. VAN eerüm. {zacht.]
Ik word ongerust.
CLEMENTINE, (zacht.)
Ik zal eens beproeven of ik niet wat meer uit oom kan krijgen, {luid.) Beste oom , u spreekt voor mij in raadsels.nbsp;Toe vertel mij eens wat u eigenlijk bedoelt.
VAN HERSTAL.
Bedoelen ? Siet met al. Ik wou een spelletje op het ganzenbord spelen, maar wij zijn met te weinigen. Ik heb er nog een paar bij gevraagd.
De bediende dient den heer Kamrad aan.
VAN EERÜM.
Kamrad ! {tot van Herstal.) Gij zult ons veroorloven, oom, dat wij ons eenige oogenblikken verwijderen. {Hij wenktnbsp;vrouiv en dochter die gereed zijn hem te volgen.)
VAN HEESTAL.
Integendeel, neef; het zal mij hoogst aangenaam wezen , wanneer gij tegenwoordig zijt.
VAN EERÜM. {tot mcvr. van Eerurn.)
Ik wil van geen verzoening weten.
Mevr. VAN EERÜM.
Laat oom hem maar in onze tegenwoordigheid onder handen nemen. Hij heeft op mijne voorspraak niet te rekenen.
CLEMENTINE.
Ik zie hem niet aan.
De vorigen, Egbert {in reisgewaad.)
EGBERT.
Gij hebt verlangd, dat ik vóór mijn vertrek bij u zou komen. Ik heb aan uw verlangen voldaan.
-ocr page 96-92
VAN HBKSTAL.
Daar ben ik u dankbaar voor. Ik wensch nog een kort onderhoud met u te hebben en daar het eene familiezaak betreft , heb ik aan de familie van Eerum verzocht er hg tegenwoordig te wezen. Gij zijt moeijelijk in de keuze uwer vrouwnbsp;en ik wenschte u daarom voor te stellen mijne dochter tenbsp;huwen.
VAN EEKOM.
Mevr. VAN eerüm.
Eene dochter ! Eene dochter !
VAN eerum. {ter zijde.)
Straks komt het nog uit dat hij gehuwd is !
CLEMENTINE, (tot mevrouw van Eerum.)
Zou oom mij als zijne dochter aannemen ?
EGBERT.
Mgnheer van Herstal, hoe moet ik uwe woorden opvatten ?
VAN HERSTAL.
In den eenigen zin, waarin zij opgevat kunnen worden. (tot den bediende die op den achtergrond gewacht heeft) verzoek de dames hier te komen.
VIERDE TOONEEL.
De vorigen , jufvrouw de Vleugel, Machteld.
VAN HERSTAL, (tot de van Eerums.)
Mijnheer Kamrad wenschte eene barones tot gade. Welnu, ik zag geen kans om er hem eene te bezorgen dan door denbsp;moeder van het meisje zijner keuze tot barones te verheffen.nbsp;(jufvrouw de Vleugel voor stéllende) De aanstaande baronesnbsp;van Herstal.
Jufvr. DE VLEUGEL.
Groote God!
-ocr page 97-93
Mevr. VAi^ eerüm. {hits.)
tla , dat kan ik my begrypen dat zy daarvan schrikt.
«I
VAN EERÜM.
Onze hospita !
VAN HERSTAL, (tot Egbert, Machteld tot hem voerende.)
Thans Egbert zult gij de hand van Machteld niet weigeren.
EGBERT, {op zijne knieën zinkende.)
Steeds heb ik n liefgehad als een vader. Thans bewonder ik u als een edel, groot man.
VAN EERUM. {ter zijde.)
Dat laat zich hooren ; nu trouwt hij eene barones — en mijn erfenis ! De erfenis is voor ons verloren.
MACHTELD.
Waak of droom ik ? Wordt de baron van Herstal m y n vader ?
VAN HERSTAL.
Ja , lief kind , van dit oogenblik af moogt gij u mijne dochter noemen. Wij hebben onderweg zoo vertrouweljjk gesproken , dat ik u niet aan uw Egbert mag ontrukken. Hebt elkander lief.
Jufvr. DE VLEUGEL.
Ik wist wel, dat gij hooger stondt dan de. meesten en uw goed hart zou zegepralen.
Jufvrouw de Vleugel, Machteld en Egbert op den achtergrond; de van Eerums en van Herstalnbsp;op den voorgrond.
Mevr. VAN eerüm.
Mijnbeer van Herstal, u zult het ons ten goede houden , dat wij niet langer getuigen blijven van zulke intime gebeurtenissen.
-ocr page 98-94
VAN HERSTAL.
Zoo als gij verkiest nicht, maar ik geloof dat gij nog eene bel,ofle te vervullen hebt.
Mevr. VAN eerüm.
Ik zou niet weten welke.
VAN HERSTAL.
Een cadeau de noce.
VAN EERUM.
Dat kan hij begrijpen ! Ik zal hem nog een huwelijksgeschenk geven !
VAN HERSTAL.
Dat blaauwe lint.
VAN EERUM.
Dat rampzalige blaauwe lint!
VAN HERSTAL,
Het komt hem eerlijk toe, en aan de loyale teiuggave daarvan verbind ik de nakoming van de belofte, die ik unbsp;gedaan heb.
VAN EERUM.
Gij zoudt dus nog ?.
VAN HERSTAL.
U ditmaal uit uwe geldelijke verlegenheid helpen, maar reken er voor de toekomst niet meer op. (eene 'portefeuillenbsp;uit zijn zak halende.) Hoe denkt gij er over van Eerum ?
VAN EERUM.
In ’s Hemels naain. [tot Egbert) Mijnheer . . . mijnheer de architect', een abuis — een klein abuis .... ik heb steedsnbsp;het hoofd zoo vol met gewichtige zaken .... {Hij geeft Egbert het lint.)
EGBERT.
Ik dank u mjjnheer van Eerum. Het lint zal ik als een
-ocr page 99-95
ïeliqiiie bewaren. Het is de oorzaak geweest van mijn geluk.
VAN HEESTAL.
Zie zoo , nu is alles in orde.
Mevr. VAN eesum. {ter zijde.)
Noemt hij dat in orde ! Ik vind volstrekt niet dat alles in orde is. De heele zaak is indigne! Kom.
. nbsp;nbsp;nbsp;VAN EEBUM.
Volgens mijn consideratie en advies , oom. . . .
VAN HEESTAL.
Ik heb nu eens mijn eigen consideratie en mijn eigen advies gevolgd , neef. Maar ik ben je dank schuldig voor je welwillende medewerking en voorlichting.
VAN EEEUM.
Oom is al te goed. Intusschen, dankbaarheid is eene schoone deugd en. . . .
Mevr. VAN eeeüm.
Ofschoon ons aboucheren niet geleid heeft tot het doel door u beoogd en wij als liefhebbende ouders onze dochternbsp;niet mogten dwingen tot eene echtverbindtenis , waartoe zijnbsp;niet genegen was , zijn wij u intusschen erkentelijk voor uwnbsp;goeden wil, oom. {Tot Clementine) Kom Clemence; mijnheer van Eemm !
De beide dames maken eene stijve buiging voor van Herstal en verlaten zonder de andergn tenbsp;groeten het tooneel.
VAN EEEUM. {zijne vrouiv volgende, genadig.)
Vfanneer wij laten bouwen, zullen wij aan onzen jeugdigen vriend denken. Oom ik heb de eer u te salueren. {Hij gaatnbsp;heen, op den achtei-grond blijft hij nog even staan.) Naarnbsp;mijn consideratie en advies ware 'het toch beter geweest alsnbsp;wij die brieven niet hadden gevonden.
-ocr page 100-96
VJJFDE TOONEEL.
De vorigen , behalve de familie van Eerum.
VAN HERSTAL.
Kinderen gij zijt veel aan de familie van Eerum verpligt. Zonder haar had ik uwe genegenheid niet ontdekt, en ooknbsp;ik heb veel aan haar te danken , want ik zou niet goed gemaakt hebben , wat ik thans nog herstellen kan , vóór het tenbsp;laat is.
EGBERT.
Te laat!
VAN HERSTAL.
Ja beste vriend , toen ik dezen namiddag mij zoo zonderling gevoelde, dacht ik dat het wel eens spoedig met mij gedaan kon wezen, en Machteld heeft mij doen beseffen , dat een oud man als ik wèl deed met zich te omringen vannbsp;hen , die hij lief heeft. De van Eerums vlasten op mijn geld,nbsp;gij, hoop ik, op mijne genegenheid.
EGBERT.
Die u nooit zal ontbreken.
Jufvr. DE VLEUGEL.
Ook ik zal u in liefde blijven gedenken. Ik dank u voor hetgeen gij voor mijne dochter wilt doen. Is die wensch vervuld , dan zal ik mijne belofte houden. 6p zult mij nietnbsp;meer weêrzien.
VAN HERSTAL.
Neen Marie , dit verlang ik niet, en ik wensch het ook niet. De barones van Herstal heeft regt op Vredenstein tenbsp;wonen en ik hoop, dat zij er zich niet ongelukkig zal gevoelen. Gij blijft met ons en wij zullen herleven in het geluknbsp;onzer kinderen.
EGBERT.
En wij zullen u liefhebben als onze ouders.
EINDE.
-ocr page 101- -ocr page 102- -ocr page 103-
\ |
f-* |
.^'l 4-., |
WühIP»!' nbsp;nbsp;nbsp;'^'i'.''' |
•■- | |
â– ' | ||
ïf»# V |
•V. |
-4^
lt;s
'te''
ï;.:®
■.é^\