-ocr page 1-

BIBLIOTHEEK DER RUKSUNIVERSITEH� . TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929

Verzameling: tooneelstukken

alt de nalatenschap van

Prof, Dr, J. te WINKEL

No.i5li

-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

LAMORAAL, GRAAF VAN EGMOND.

Historisch Drama in Vier Bedrijven,

door H. C. SOHARPF.

Personent

Lamoraal, Graaf van Egmond.

Montmorency, Graaf van Hoorn.

Don Alvarez, Hertog van Alba.

Willem, Prins van Oranje.

M. Rithoven, Bisschop van Yperen.

Don Ferdinand de Toledo.

Lamoraal, Jonker van Egmond.

Francois, Kamerdienaar van Egmond.

De Fransche Gezant.

Sanchez d�Avila, Hoofdman der Spaansche lijfwacht. Raden, Wachten enz.

KSilRSTl!: RKURUP.

EERSTE TOONEEL.

LAMORAAL, jonker van Egmond. fran^ois, kamerdienaar.

Het tooneel verbeeldt eene kamer te Willebroek, in Maart 1567. Jonker Lamoraal van Egmond zit in eene kronyk tenbsp;bladeren. Franqois is bezig eenige werkzaamheden in hetnbsp;vertrek te verrigten.

JONKER.

Francois! hebt ge in uw jeugd ook �s lands kronijk gelezen? �t Moet anders, dunkt mij, toch wel regt verdrietig wezennbsp;Dat gij niet weten kunt wat ons 't geschiedboek meldt;

Wat wordt toch menig daad van dapperheid verteld,

-ocr page 6-

24

Die ras vergeten is � wordt zij niet opgesclireven; � Want ieder heldenstuk, op �t veld van eer bedreven,

Zou door het nageslacht niet dankbaar zijn herdacht.

Had geen historieblad het onder �t oog gebragt.

FRANQOIS.

Neen, Jonker! �k heb mij nooit die kunst zien onderrigten ;

Mij toefden, reeds als knaap en jong�ling, andre pligten Dan die ge aan uwe jeugd en stand verbonden ziet;

Het krijgmansleven duldt de stille studie niet.

En ook, ik was tot klerk of priester niet geboren ;

Een and�re werkkring zag ik mij, reeds jong, beschoren.

Ik heb Graaf Jan reeds vroeg gevolgd op �t oorlogsveld.

JONKER.

O ja! ik weet, Fran9ois, gij waart een dapper held,

�k Heb vader menigwerf uw kloekheid hooren prijzen.

PRANQOIS.

Maar wie, � wie zou geen moed en dapperheid bewijzen Als hij door zulk een man ten strijd wordt voorgegaan ?

JONKER.

Zeg! zou wat vader deed ook eens beschreven staan Met onuitwischbaar schrift, in �t boek van �s lands historie?nbsp;PRANgo�s,

Voorzeker! wie, als hij, won roemrijker victorie Dan die van Sint Quentin ? Maar o! als ik 't verhaalnbsp;U deed van eiken strijd, van elke zegepraal.

Van eiken kamp, waarin zijn hoofd met eerlauwrieren.

Zijn zwaard zich met den krans der zege mogt versieren.

Gij hoordet zeker meer, dan ooit kronijk beschreef.

JONKER.

O, doe mij dat verhaal! Zie, hoe �k verlangend beef Van enkel ongeduld, om door zijn dadn te leeren,

Hoe dat men de overmagt kan door beleid braveren,

En hoe, door dapperheid, zoo wel als door verstand.

Men zich de liefde wint van Vorst en Vaderland.

PRANgOIS.

Welaan, �k voldoe uw wensch ! Ik zal u niet verhalen Waarheen ik met Graaf Jan, of met uw oom moest dwalen;nbsp;Hoe ons de heete zon van Afrika bescheen; �

De ellende, bij �t beleg van �t snood Algiers gele�n; �

-ocr page 7-

25

Helaas! door overmaat van zulk een tal van rampen, Waarme� mijn brave Heer bij dag en nacht moest kampen,nbsp;Was dra zijn ligchaamskraoht ten eind� toe uitgeput;

Geen rust verkwikte meer, � geen heulsap deed meer nut.

In Karthagena�s vest, � aan �t ziekbed vastgekluisterd, (Vergeef mij dat een traan van smart mijn oog verduistert)nbsp;Deed hij zijn laatsten wil mij, stervend�, nog verstaan.

�t Was droef, maar troostvol toch, den kranke gS.� te staan. En zorgvol aan zijn spond� te bidden en te waken.

Tot ik zijn� laatsten zucht, zijn doodsnik hoorde slaken.

Toen bragt ik, naar zijn� wensch, met een verscheurd gemoed Uw vader zijn vaarwel, zijn� laatsten broedergroet.

JONKER.

En bleeft ge uw trouwe dienst toen aan mijn� vader wijden? FRANgOlS.

Ja, Jonker! ja. Goddank! ik kon mij dra verblijden Dat ik in Lamoraal een meester vinden mogt.

Aan wien �k niet minder dan aan Karei ben verknocht. Ofschoon nog jong, wist hij terstond mijn hart te winnen ;

Ik leerde niet alleen hem achten � ook beminnen;

�k Was fier op zulk een Heer! o! hadt gij hem gezien.

Toen hij den Keizer, �t eerst als Graaf, kwam hulde bi�n ! Geen schooner jongeling was toen aan �t hof te vinden;

Hoe wist hij door zijn stem, elk aan zijn taal te binden!

En, werd bij ridderspel gestre�n om roem en eer.

Hij kwam van elk Tournooi altijd gelauwerd weer.

JONKER.

Hoe haak ik naar den stond, waarin ook ik zal toonen Dat Egmond�s ridderdeugd niet vreemd is aan zijn� zonen;nbsp;Hoe vurig wenscht mijn hart naar dien, zoo schoonen dag.nbsp;Dat ik, voor �t eerst, een lans bp �t steekspel breken mag !nbsp;FRAN901S.

O ja, �t moet heerlijk zijn, als winnaar we�r te keeren Uit steekspel of Tournooi; doch �s vijands magt trotserennbsp;Op �t bloedig oorlogsveld, is schooner taak voorwaar!

Uw vader won als held zijn lauw�ren, hier en daar.

Nog staat zij voor mijn� geest, die reis zoo vol gevaren Op 's Keizers wil volbragt, ter fnuiking der Barbaren;

Hoe heeft de vijand toen zijn leven vaak belaagd! �

-ocr page 8-

26

Hij � hoe de nood ook klom, � hij bleef steeds onversaagd; Geen bulderende orkaan kon schrik in �t hart hem voeren,nbsp;Geen Moorsche ruit�rendrom, zijn heldenziel ontroeren.

En, �t zij hem noodwe�r dreigde, of�t woeste krggsgeschal. Gelijk een� rots in zee, stond hij onwrikbaar pak

JONKER.

God! doe mij op hem gelijken,

Als ook mij �t gevaar eens wacht;

Moet in nood mijn moed ook blijken,

Doe mij wank�len noch bezwijken,

Sterk, o sterk mij door Uw kracht!

Laat mij �t steeds der wereld toonen.

Dat zijn geest mijn ziel ontgloeit;

Dat in elk van Egmonds zonen Moed en dapperheid blijft wonen,

�t Heldenbloed hun �t hart doorvloeit!

Laat het nimmer mij vergeten,

Waar het vuur des krijgs ook brand�.

Dat, wie met een rein geweten Van zgn� pligt zich heeft gekweten.

Veilig wandelt aan Uw hand.

PKANgOIS.

Blijf, edel Jongeling! altijd op God vertrouwen.

Op Hem, als op een rots, in nood en onspoed bouwen ; Zijn welgevallen toch is eind�loos meerder waardnbsp;Dan al de lof en eer der grooten dezer aard'.

En toch! hoog sloeg mij �t hart van dankbaar welgevallen, Toen ik uit Kareis hand, in Utrechts grijze wallen.

Uw vader zag beloond en vorstelijk vereerd,

Door�t lam van �t Gulden vlies, zoo vurig steeds begeerd. O! zoo het noodig waar� zijn moed nog meer te wekken,nbsp;Niets, zeker! had hiertoe geschikter kunnen strekken;nbsp;Getuige wat zijn arm bij Metz al wond�ren deed !nbsp;Amiens, getuig ook gij, wie ooit z�� dapper streed.

Maar bovenal getuig, gij schoonste dag der dagen. Waarop hij Frankrijks heir zoo roemvol heeft verslagen !nbsp;Wat ooit bij �t nageslacht met eer genoemd zal zijn.

-ocr page 9-

27

�t Is Egmonds zegepraal, bij �t magtig Sint Quintin.�

Wat dapp�reii ridderstoet zag men zich ddar vereenen!

Wat aantal Ed�len, tuk op roem, in�t veld verschenen! Savoijens Hertog zelf, aan �t hoofd dier heldenschaar!nbsp;Oranje�s] Prins streed hier, en Aarschots Hertog daar.

Met Megen, Mansveld, Hoorn en Barlaymont te gader,

En van die dapp�ren was �t meest dapper nog.... Uw vader ! Want zeker was de kans ten nadeel ons geweest.

Had hij niet door beleid, met geestdrift, onbevreesd Den vijand stout verkloekt en onversaagd besprongen.nbsp;Nogheugtmij, hoe met kracht, wij ruiters, voorwaarts drongen,nbsp;Hij, altijd aan de spits, hij, altijd aan het hoofd !....

Hoe menig vijand zag van �t leven zich beroofd.

Of als gevangen man met keet�nen zich beladen!

Hoe velen, die gewond, om hulp en bijstand baden.

Maar hulploos vielen, aan een� schrikb�ren dood ten buit!

Wij dreven �t Fransch gespuis als larnm�ren voor ons uit.

En weldra zag men niets, wadr zich ook de oogen wendden. Dan �t veld bedekt m�t do�n en overwonnen benden.nbsp;Rampzaal�ger dag dan deez�, trof schaars het Frausche heer;nbsp;Tienduizend keerden nooit van �t bloedig slagveld we�r.

Hoe menig Edelman deelde in het lot dier dapp�ren !

Hoe menig vederbos, die straks nog fier mogt wapp�ren,

Lag met dien, die hem droeg, vertreden in het stof!

En wie verdient met regt hiervoor den hoogsten lof? Savoijens Hertog moog� op deez� victorie roemen.

Als opperveldheer zelf zich d�overwinnaar noemen,

De schandelijkste nijd knaagt vruchtloos aan de faam.

Die luid aan de aard bazuint den roem van Egmonds naam!

JONKEK.

Hoe stroomt, bij dat verhaal, mij�t bloed van trots door de aders! En ik, � ik ben de zoon diens edelst� aller vaders! �nbsp;Neen! �t is geen wreed bedrog, geen droombeeld, �t is geen schijn,nbsp;Ik zelf, � ik ben de zoon des heids van St. Quintin!

FRANCOIS.

Ook Greveliugen kan zijn� dapperheid vermelden!

O, zoo in later tijd, de landman daar de velden In vrede we�r beploegt, de sikkel drijft door �t graan,

Of, van een hoogen duin, zijn oog zal strandwaarts slaan,

-ocr page 10-

28

Dan zal ligt Egmonds schim voor zijn verbeelding rijzen, En �t dankbaar nageslacht zijn heidenglorie prijzen;

Maar, ligt ook wijdt dat oog een� traan van deerenis Aan �t veel en dapper bloed, dat daar vergoten is.

Ja! Frankrijk leerde toen den Nederlander achten.

Dat fier, krijgshaftig land, steeds stout op eigen� krachten, Steeds prat op glorie, aan verwinnen �t meest gewend,nbsp;Werd nu metNe�rlands moed en heldendeugd bekend.nbsp;Zag �t zijn banieren, buit en waap�nen zich ontrooven ,

Men hoorde uws vaders naam door Galli�rs zelfs loven. En Filips, Spanjes vorst, zag aan zijn kbningskroonnbsp;Een diamant te meer, gehecht door Ne�rlands zoon. �

O, �t dankbaarjvaderland dat roem draagt op zijn helden. Zal Egmonds dapp�re dafin aan �t nageslacht vermelden;nbsp;Bezingen zal de Bard, op deugd en grootheid fier.

Zijn moed, beleid en trouw, bij �t ruischen van zijn lier.

JONKER.

Mogt ook mij dat heil eens wachten.

Dat gij, dierbaar vaderland!

Mij, (het slagzwaard in de hand)

Wijdend� aan uw heil, mijn krachten.

Mij, de spruit van Egmonds bloed,

Teldet bij uw ridderstoet!

�k Zou met jong�lingsvuur de schreden, Ne�rland! van uw heldenschaar.

Bij het barnen van �t gevaar.

Vrolijk trachten na te treden!

Sloeg ook zelfs mijn laatste stond,

Strijdend voor uw vrijen grond.

TWEEDE TOONEEL.

DE VORIGEN, EGMOND, (opkomende onder het uilspreken van hel laatste couplet, dal hij onbemerkt aanhoort.).

EGMOND (voorwaarts tredende met geestdrift.)

Zoon! vergeet door heel uw leven Nooit dat pas gesproken woord;

-ocr page 11-

29

Als een heilig rein akkoord,

Dat slechts ruisoht in hooger dreven,

Drong uw taal, zoo hemelzoet,

In myn vaderlijk gemoed.

Ja! blijf steeds uw land vereeren Als �t u dierbaarst� oord op aard�;

Acht het ieder offer waard�

Dat zijn luister kan verme�ren.

Niets dat meer den held ontbrandt.

Dan de liefde tot zijn land.

Maar welk een roemrijk feit deed z�� uw boezem gloren, Dat gij die mannentaal, schoon jong�ling nog, deedt hooren ?nbsp;Heeft VELDENA.\ES kronijk u zoo in vuur gebragt?

JONKER.

Neen, vader! Niet de dato van �t roemrijk voorgeslacht Ontvonkten in mijn hart die geestdrift, lang verscholen;

�k Behoef in d�ouden tijd niet angstig om te dolen Ter sporing, van een feit dat mij de borst ontgloeit;

Deez� eeuw, waarin ik leef, houdt meer mijn geest geboeid; �tis schoon om trotsch te zijn op de eer van vroeger tijden �nbsp;Ik kan oneindig meer in �t heden mij verblijden.

Want welke gloriedato er vroeger zijn geschied.

Een slag gelijk aan die van Grevelingen niet.

BGMOND.

Gij vleijer! � Zeker heeft Fran9ois zijn krijgmansleven, Als oude soudenier, weer geestdriftvol beschreven.

En daarbij, wat zijn heer pligtmatigs heeft verrigt.

Met bloemen rijk versierd, tot wond�ren omgedicht.

Nu, �t zij zoo!.... Gij Pran9ois ! zult aanstonds hier geleiden Dat edel vriendenpaar, wier komst ik mag verbeiden.

(Glimlagchend)

Zij zullen zeker u bekend en dierbaar zijn.

Gij zaagt Oranje en Hoorn toch ook bij Sint Quintin. (Bevelend)

Welnu! gij gaat hun komst in �t voorvertrek verwachten 1 �

(Franqois af.)

En gij, mijn lieve zoon! zeg, zwerven uw gedachten Nog altijd in den kamp en �t bloedig strijdperk rond?

-ocr page 12-

30

JONKER.

Ja vader! o, zoo we�r de koning �t noodig vond

Zyn dapp�ren tot �s lands eer in �s vpands land te voeren,

Dan!....

EGMOND,

Jongen! 'k wenschte als gij we�r 't pantser vast te snoeren, liet blanke krijgsrapier te hangen aan mijn zij;

We�r, even als voorheen, aan �t hoofd der heidenrij.

Een lauwerblad te meer voor �s konings kroon te plukken; Maar, sints zijn soudeniers den landzaat zelv� verdrukkennbsp;En hier Granvelles wil.... doch zwijgen is het best.

Ligt wordt de duisternis we�r helder nog in �t lest;

Dus, zoon! houd moed met mij; roept Flips me op nieuw te wapen. Dan zult ge aan mijne zijde uw� eerste lauw�ren rapen, �nbsp;Doch, wordt hier ooit soldaat een werktuig slechts van wraak.nbsp;Wij beiden sparen dan ons bloed voor schooner zaak!

Ga nu, mijn Lamoraal! mijn vrienden treden nader.

Breng moeder, met mijn groet, deez� kus van uwen vader.

(Egmond omhelst zijnen zoon, deze vertrekt)

DERDE TOONEEL.

EGMOND (all��n.)

(Zijn zoon met vaderlijk welbehagen naziende.)

�k Mag fier zijn op het kroost, dat mij de Hemel schonk! O! zoo der zonen moed nog niet door daden blonk.

Men wijte �t aan hun jeugd; maar zeker! als hun pligten Hen roepen tot den strijd zij zullen die verrigten,

Zij zullen toonen, welk een bloed hun �t hart doorstroomt; �t Gevaar trotseren, �s vijands benden, onbeschroomd.nbsp;Heldhaftig tegentre�n en voor �s lands regten strijden.nbsp;Terwijl mijn dochterkens een elk de ziel verblijden.

Die in hun lief gelaat het beeld der moeder vindt. Sabina! dierbre vrouw, zoo teederlijk bemind!

Hoe dank ik aan uw trouw een reeks van zaligheden! Hoe bloemrijk was mijn pad, aan uwe zij betreden.

Door uwe reine min gezuiverd en ontdaan

Van doornen, die uw oog bij �t roosje soms zag staan.

Hoe vaak, als mij �s lands dienst aan uwe borst ontrukte.

-ocr page 13-

31

En ik de scheidens kus u op de lippen drukte,

Was �t in myn angstig brein of �k nooit u weer zou zien; Maar als uw lieve mond, mij �t irwelkom,� aan kwam bi�n,nbsp;Hoe spoedig was gevaar en moeite dan vergeten;

Hoe menig zalig uur, weer onderling gesleten.

Verzoette mij �t gemis van vreugde en van genot!

Sabina! �k dank aan u een heilrijk levenslot,

Aan u den vadertrots, waarop �k mij mag beroemen!

�k Heb elfmaal: fiVadcr!� mij zoet staam�lend liooren noemen; 'k Heb elfmaal door uw trouw do vadervreugd gesmaakt.nbsp;O! zoo �k genieten mogt, waarnaar mijn harte haakt.

Het loon, dat jaren dienst mij vurig doet begeeren,

't Zou zijn, dat Nederland die diensten kon ontberen.

Dat rust en eendragt vorst en volk we�r �t za�,m verbond, En voorspoeds heldre zon we�r hoog ten hemel stond;nbsp;Dat orde en vrijheid keerde aan Bato's hoil�ge stranden ;nbsp;Geen dwing�landij meer �tvuur der tweedragt deed ontbranden.nbsp;Maar dat de levenstijd, die nog Gods gunst mij liet,

In uw nabijheid vlood. �� Wat hemelschoon verschiet Zou dan uw Egmond nog aan uwen boezem smaken.

Zijn aanzijn op deez� aard� tot eng�len heil volmaken!

VIEEDE TOONEEL.

Graaf egmond. Prins willem van okanje. Graaf

VAN HOORNE.

WILLEM.

Wordt ge in uw mijmerij door ons soms wreed verstoord? egmond.

O neen! ofschoon somtijds mij de eenzaamheid bekoort. Toch liever is het mij, den vriend aan �t hart te drukken.nbsp;Die mij door zoete kout aan �t mijm�ren komt ontrukken.nbsp;Zijt welkom! �k heb alreeds uw komst met smart verbeid.nbsp;HOORNE, (lagchend.)

Dacht mijn vriend Egmond soms aan �s konings vriend�lijkheid. Hem onlangs in Madrid zoo ruimschoots nog bewezen?nbsp;WILLEM, fernstig.J

Een diiiv�leu vricud�lijkheid! oneindig meer te vreezen.

-ocr page 14-

32

Dan dat hij openbaar zijn meening had getoond.

Waant nimmer dat Filips 't in een vasal verschoont,

Dat die zijn gunsteling durft hoonen en bespotten;

Die kap, die �t kenmerk is van narren en van zotten, Waarm�e uws dienaars kleed een tijdlang was getooid.nbsp;Vergeet Granveile niet, � Vergeeft de Koning nooit.

EGMOND.

�k Kan waar zijn, dat die scherts Granvelles gramschap wekte. Daar ze in het oog des volks hem niet tot eer verstrekte;nbsp;De bundel pijlen, die �t symbool der eendragt is.

Verdreef bij Margareeth geheel haar ergernis.

WILLEM.

�t Is moog�Iijk bij Marg�reeth, maar nimmer bij den koning; Want schoon �t al waar kon zijn, voorzeker! de vertooningnbsp;Van haat en afkeer, die men rondom blijken lietnbsp;Voor �s kardinaals gedrag, vergeet hij zeker niet;

En bovenal ons, Egmond, zal hij nooit vergeven

Den brief, eerbiedig maar met klem en kracht geschreven.

Waardoor �t vertrek diens mans, noodwendig werd verhaast.

HOORNE.

Ook mij heeft dat vertrek, hoezeer gewenscht, verbaasd;

�k Dacht nimmer, dat het hoofd van Flips zich zou doen buigen; Maar met Oranje moet ik m�e mijn vrees betuigen.

Dat hg in later tgd, die hoop, dien brief, dat al,

God weet het, op wat wijzM aan ons vergelden zal.

EGMOND.

Gij denkt u Flips te zwart; �t mistrouwen blindt u de oogen; Wel vond ik zelfs mij wreed door �t jongst bevel bedrogen.nbsp;Dat strenger nog voortaan de bloedraad rigten zou;

Ja �k ondervond bijna een pijnlijk naberouw.

Dat ik door hoflijkheid en gunst mij liet verkloeken : Maar is de schuld daarvan alleen bij Flips te zoeken?nbsp;Heeft niet de Roomsche leer� voor hem het meest waardij?nbsp;Haat hij, uit vromen zin, niet elke ketterij ?

En ziet hij tot zijn smart niet gansche muiterbenden De tempels plund�ren, 't heiligst rooven, beelden schenden?nbsp;Ook mij grieft zulk een hoon! ...

WILLEM.

Wie draagt daarvan do schuld ?

-ocr page 15-

33

Het lang geteisterd volk heeft reeds zoo lang geduld;

De vlam, die binnen smeult, slaat toch in�t eind naar buiten;

Die beeldenstormerij was best in tijds te stuiten

Door meer toegeeflijkheid, meer zachtheid en verstand ;

�t Geweten en �t geloof legt men zoo noode aan band. Ofschoon �k, zoowel als gij, die sehanddaan blijf verfoeijcn.

HOORNE.

Men slaat het ligchaam wel, maar niet de ziel in boeijen;

De strengheid van Filips en �t inquisitievuur Verbitterden 't gemoed van velen op den duur.

WILLEM.

En wanneer zal die wrok en tyrannij nog enden ?

Dra komt Alvarez zelf met nieuwe legerbenden Tot steuning van �t gezag des konings in dit oord;

Dan wordt de laatste stem der menschlijkheid versmoord, Dan zal het moordschavot en�t zwaard meer bloed doen vlieten,nbsp;Dan �t bloedigst oorlogsveld nog immer zag vergieten.

O! waarom nog in tijds dat onheil niet gekeerd?

EGMOND.

�k Weet, Willem! wat door u reeds vroeger werd begeerd. Maar ik kan in de vrees, die u beklemt, niet deelen;

Waarom dan eer en goed en alles te verspelen?

Bedenk! wat ik bezit laat ik in �s vijands hand.

WILLEM.

Geen oflter zij te zwaar voor �t heil van �t vaderland!

� nbsp;nbsp;nbsp;EGMOND.

Het vaderland heeft mij altijd bereid gevonden.

Maar �k ben door eed en pligt ook aan mijn vorst gebonden.

WILLEM.

O! wantrouw toch een vorst, die zelf zijne eeden breekt,

En bloedig elk verzet of tegenkanting wreekt.

HOORNE, (spottend.)

Herrinner u, mijn vriend! d�Alava�s vriend'lijk schrijven.

Dat noopt ons zeker niet in Nederland te blijven;

Op u. Oranje en mij, daalt wis dan �t wraakzwaard neer!

WILLEM.

Welaan dan! bieden wij den Spanjaard tegenweer!

Als wij gezamenlijk voor Neerlands welzijn waken.

Dan mag een legerschaar ons dierbaar erf genaken;

-ocr page 16-

34

Elk burger staat gewis ons met zijn moed ter zij,

En dra is �t Neerlandsch volk verlost van slavernij!

EGMOND.

Ik kan des konings zaak niet roekeloos verlaten.

WILLEM.

Helaas! ik zie te klaar, geen reden kan hier baten; .

Gij rekent al te vast op �s konings goede trouw:

Wel los is uwe hoop, meer vast uw naberouw.

Gij Egmond zult ten briig voor 'tSpaansohe heir verstrekken, Waarover zij gerust in Neerland kunnen trekken.

Maar die hun hand verderft, als zij daar binnen zijn.

EGMOND.

�t Is mooglijk! maar gij Prins! gij vreest te veel den schijn. Doch.... staken wij �t gesprek, dat ons niet zal vereenen.

WILLEM.

'k Zal, Egmond! ver van hier, u en dit land beweenen, Tot dat een beter tijd aan d�oosterkimme daagt.

En gunstiger mijn plan voor Ne�rlands vrijheid slaagt.

Ja! van dit oogenblik zweert Willem van Oranje,

Tot redding van dit land, een eeuw�gen haat aan Spanje ! Geen rust zij meer zijn deel, schoon ook zijn kracht bezwijkt.nbsp;Voor weer de vrijheidszon aan Ne�rlands hemel prijkt!

En nu, vaarwel mijn vriend! ligt blijft het lot ons scheiden!

EGMOND.

Ik blijf, mijn vorst getrouw, dat lot gerust verbeiden. Beklagend, dat ge u zelf van rang en goed berooft.nbsp;(Spottend.)

�Vaarwel, Prins zonder land!�

WILLEM (hoogst ernstig.)

�Vaarwel, Graaf zonder hoofd!�

Einde van hel eerste Bedrijf.

-ocr page 17-

35

TWKKUl!: BKDRIJV'.

Het tooneel is te Brussel ten huize van den Graaf van Kuilenburg, na eenen maaltyd, gegeven door Don Ferdinand van Toledo, zoon des Hertogs van Alba.

(Op den 8sten of 9den September 1567)

EEKSTE TOONEEL.

DE HERTOG VAN ALBA.

�k Zie dra �t gevormde plan gelukken,

De kerker wacht reeds op zijn� buit!

Hoe lang 'k mpn wraak moest onderdrukken, Het veinzen heeft, Goddank! haast uit!

Kon Egmond waarlijk dan gelooven,

Dat Alba ooit den vijand spaart,

Die hem den eerkroon tracht te rooven!

Hem imme/s meer dan �t leven waard?

Kon Egmond wanen, dat mijn glorie De zijne naast zich dulden kon?

Of dat zijn roemrijke victorie Meteen mijne eerzucht overwon?

Laat and�ren vrij den lof bezingen Der daden, door zijn� moed geschied;

Dien dollen strijd bij Grevelingen,

Verleen ik mijn� bewond�ring niet!

Niet min heeft mij in wrok ontstoken Die eernaam: rfHeld van Sint Quintin�

Neen! voor ik bloedig ben gewroken.

Kan nooit de vreugd� mijn deel meer zijn ! Die wraak, ik wil haar spoedig smaken!

De lauw�ren rukken van dat hoofd,

Dat reeds te lang zich trotsch durft maken Op roem, aan Spanje�s naam ontroofd!

Hoe zou mijn ziel van wellust juichen.

Zag ik, vernietigd door mijn magt.

Oranje me� voor �t moordstaal buigen.

-ocr page 18-

36

Dat Hoorne en Egmonds hals reeds wacht.

Ja! is dat drietal eens gevallen!

En buigt we�r Ne�rland voor mijn staal,

Dan zal de faam mijn naam doen schallen Met eer door �t grootsch Escuriaal!

Maar, waar d�Avila toeft? Ik had hem hier bescheiden Om �t plan van wraak en straf nog nader te bereiden.

Is Casembroot gevat, van Stralen in mijn magt,

Dan zal mijn vriendenpaar voorzeker, ongedacht,

Den tgd erlangen nieuwe plannen uit te broeden.

Om Ne�rland voor geweld en tyrannij te hoeden.

Zoo immers klinkt de taal dier vaderlandsche schaar.

Die, waar de vorst beveelt, steeds schreeuwt van bang gevaar Voor �t schenden van hun regt, �t verkorten van oktrooijen,nbsp;Waardoor ze in �t hart des volks het zaad der tweedragt strooijen?nbsp;Ik ken den waren grond nogtans van dat gedrag ;

Zij haken voor zich zelv� naar grootheid en gezag,

Ten koste van den vorst, wiens heerschappij zij haten.

�t Is lagohens waard gewis! � hun woelen zal niet baten Zoo lang een Alba leeft en voor zijn Koning waakt;

�t Is lang genoeg gemard � daar dient een eind gemaakt Aan al die rebellie. � Ik zal het bloed bij stroomennbsp;'t Schavot doen kleuren, ik zal allen om doen komennbsp;Die 't waagden �s konings wil zoo schand�lijk te weerstaan.nbsp;Of, plunderziek, de hand aan �t heiligst zelfs te slaan.nbsp;Neen! �t Inquisitievuur zal nergens feller branden.

Dan in de om ketterij gevloekte Nederlanden!

Geen mart�ling zij te straf! geen pijniging te wreed.

Tot boeting van hetgeen hier �t bandloos volk misdeed. Ter eer� der Moederkerk, zoo snood en laf geschonden.nbsp;Kan niets te strengbedacht, � wordt niets te zwaar gevonden ;nbsp;Zoo lang ��n enkle Geus, ��n ketter nog bestaat.

Rust Alba�s wraakzwaard niet, ter delging van dat kwaad.

TWEEDE TOONEEL.

ALBA. SANCHEZ D�AVILA.

ALBA.

Mijn hopman, wees gegroet! wat nieuws doet gij mij hooren; Is mijn bevel voldaan?

-ocr page 19-

37

D AVILA.

Ja, Hertog! wat te voren U noodig scheen geschied, is stiptelijk volvoerd;

Vooral scheen Casembroot op �t allerfelst� ontroerd,

ALBA.

Geen wonder, zoo zijn borst van schrik werd za3,mgenepen. Voorzeker is voor hem �t gevaar reeds klaar gebleken.nbsp;Waarin ��n enkel woord zijn� meester voeren kan;

Maar mij verheugt het zeer! �t bezit toch van dien man. Kan niet dan nuttig zijn om iedre zaak te ontdekken.

Die tot het groote doel ten voordeel moet verstrekken; Hij toch was Egmonds vriend, meer dan hij dienaar is.nbsp;d�avila.

O ja! zijn wetenschap verschaft u licht gewis,

In menig duister punt, dat thans nog blijft verholen, Indien hij waarheid meldt; maar, doet te meer soms dolen,nbsp;Als, in �t belang zijns heers, hij zwijgt, � of u misleidt.

ALBA.

Zoo hij slechts weet wat lot hem dan zal zijn bereid,

{grijnslagchend)

Hij beul en pijnbank ziet O! �k zou my zeer bedriegen

Als hij �t nog wagen dorst, mij, Alba! voor te liegen. Maar werd Van Stralen ook gevat en hier gebragt?nbsp;d�avila.

Nog juist ter regter tijd ; schoon waarlijk, ongedacht.

Daar �t bijkans hem gelukte aan onze hand te ontsnappen. Zijn lust scheen bijster klein, naar Brussel me� te stappen.nbsp;En, was zijn listig plan niet ongemerkt beloerd.

Wij zagen, door de vlugt, reeds ver hem weggevoerd.

ALBA.

Zorg dat men allerstrengst� voortaan dien man be wake. Opdat geen dwaze hoop zich meester van hem make.

Dat hij door vuige list mijn� toorn ontvlieden kan.

En nu, d�Avila! hoor: Als waardig Edelman,

Schonk ik in menig zaak all��n aan u vertrouwen ;

Ik wil ook in deez� stond op uw gehechtheid bouwen;

Gg kent den bitt�ren haat, die mij het hart verteert.

Gij weet, hoe �k Egmonds val reeds jaren heb begeerd;

Gij zaagt het, hoe de roem zijn slapen siert met luister.

-ocr page 20-

38

Zoodat mgn� heldendeugd schier wegzinkt in het duister Bij �t noemen van zijn da^n ; hij God! geen Spaansch soldaatnbsp;Vergeeft den vreemdeling, ook Egmond niet, dien smaad;

En �k � het allerminst, kan mededingers dulden ! nbsp;nbsp;nbsp;-

De grieven, die zoo lang mij reeds de ziel vervulden,

Zij worden dra gewischt........

d�avila.

� nbsp;nbsp;nbsp;En wat beveelt gij mij.

Waardoor ik u ter hulpe, in uwe plannen zij?

Gij weet, met hart en ziel ben �k aan uw dienst verbonden.

ALBA.

�k Verwacht zoo straks den raad, waar �k reeds om heb gezonden; �k Heb daar Hoogstraten, Hoorne en Egmond dan bijeen,

(Spottend.)

En laaf mij voor het laatst, aan hunn� hoogwijze reen. (Bevelend.)

Geen hunner toch mag ooit in vrijheid we�r vertrekken. d�avila (verschrikt.)

Mijn Hertog! zou die stap den haat niet vreeslijk wekken

Van elk in Neerland, die.......

ALBA (gestreng.)

Volbreng wat ik gebied! �

Of waant gij, dat ik vrees voor �t geen misschien geschiedt. Als �t laag gepeupel weet, dat dra die hoofden vallen !nbsp;{driftig.)

Waarop hun hoop berust? Als zelfs in deze wallen Het oproervuur ontvlamt; � als heel de kett�renstoetnbsp;Mij dreigend tegengvimt, � Geen voet! geen enk�len voetnbsp;Zal Alba rugwaarts tre�n!

d�avila, (nederig.)

�k Zal steeds uw wil betrachten.

ALBA.

Welaan! zoo blijf daar ginds op mijn bevelen wachten :

Als �k u het teeken geef, hebbe Egraonds vrijheid uit. d�avila.

Zoo als gij wilt, geschied�, � �k gehoorzaam uw besluit.

-ocr page 21-

39

DERDE TOONEEL.

DE VOEIGEN, DON FERDINAND DE TOLEDO.

DON FERDINAND, haastig opkomende tot alra.

�k Heb uw bevel volbragt! Geen muis kan meer ontvlieden,

�k Heb, ongemerkt, een tal soldaten doen ontbieden En door bet buis verspreid; � de deuren zgn bezet;nbsp;Waarheen de vogel zweeft hij vliegt thans in ons net.

alba.

De Graaf van Hoorne zij uw waakzaamheid bevolen',

Ik zelf, ik koel mijn haat, reeds al te lang verholen.

Aan Egmond in persoon-, �k wil zien, hoe zulk een held, Als hem de kerker wacht, tot in de ziel ontstelt; �

�k Wil zien, hoe zulk een hoofd � zoo trotsch omhoog gedragen. Zich buigt, als 't zich den nek in boeijen voelt geslagen;nbsp;�k Wil baden in �t genot dat mij de wraak verleent.

Als Egmond ondervindt hoe �t ernstig is gemeend. Wanneer ik vriendlijkheid zal toonen aan rebellen!

DON FERDINAND.

�k Zou van deez� stond af aan, mij, Vader! niet meer kwellen, Door zooveel ijverzucht, als u de borst verteert;

Gij ziet uw wensch voldaan, in al wat gij begeert;

Gij moogt op �s Konings gunst in ruime mate bogen,

Uw magt stijgt dag bij dag; � een elk ziet u naar de oogen Die zich een loopbaan wensoht in 't leger of in raad;nbsp;Wel wordt uw heil benijd, maar toch, waar gij thans staat.nbsp;Kan niemand wie �t ook zij u smart of onheil brouwen ;nbsp;En zij, wier voorspoedszon ge een tijdlang moest aanschouwen.nbsp;Wier glans een korte wijl verbitterde uw gemoed,

Zy vallen vroeg of spade u nederig te voet.

ALBA. *

Ja! bukken zullen zij! � ik zal het nooit gedoogen Dat and�ren, nevens mij, op krijgsmansglorie bogen!

�k Beschouw den roem en de eer, door wie �t ook zij behaald. Als schand�lijk mij ontroofd! � mij! � die steeds zegepraaltnbsp;Waar zich mijn veldheersstaf op �t oorlogsveld mag zwaaijen;nbsp;Ook hier zal �t muit�renrot als kaf voor wind verwaaijen.nbsp;Als �t eerst van allen hun, wier naam �s volks moed ontbrandt,nbsp;Het loon op 't moordschavot verbeidt door �s beulen hand.

2

-ocr page 22-

40

Ziet eerst �t misdadig volk zijn hoofden dus ontzielei ,

�t Zal dan lafhartig, aan mijn voeten riederknielen,

En smeeken om gen^; �t zal voor mijn� ijzren w''

Zich buigen in het stof, ootmoedig zijn, en stil. � d'Avila! doe den raad zich herwaarts thans begeven!

ftTAvila buigend af.J FERDINAND.

Waartoe nog langer tijd in schijn hun vriend gebleven? Waarom ook thans geen eind� aan �t veinzen reeds gemaakt ?,

AREA.

�k Wil weten of hun hart de pligt zoo ver verzaakt.

Dat zij zelfs in den raad het staatsbelang verraden.

Ligt dat zij meerder schuld nog, sprekend, op zich laden. Die hun, in later tijd, op �t zeerst bezwaren kan.

FERDINAND.

o neen! geloof dat niet! geen hunner is de man,

Die door een enkel woord zijn� geest zal openbaren;

Zij kennen veel te goed de duizende gevaren.

Waar onbedachtzaamheid hen ras in storten zou;

Al broedt hun hart verraad, hun lippen zweren trouw.

ALBA.

Welnu, ligt doet hun raad ons oog nog iets ontdekken. Dat nog tot eenig nut in deze zaak zou strekken;

Wij toonen dan voor �t laatst ons vriendelijk in schijn. Opdat daarna de slag te treffender zal zijn.

VIERDE TOONEEL.

De Hertog van alba. Doy. Ferdinand de toeedo. egmond. iiooRNE, en andere leden van den raad. d�aviea.

De Raadslieden flaatsen zich aan eene groote tafel waarop kaarten en plannen.d'Avila bij de deur van hetnbsp;vertrek.

ALBA, den raad rondziende.

Niet allen, op wier raad en wijze reen ik bouwde.

Wier doorzigt en verstand ik dikwerf meer vertrouwde Dan eigen wetenschap, voldeden aan mijn be�;

-ocr page 23-

41

{Zich tot d'Avila wendende.quot;)

'k Mis d�edelen Lalaiii, Hoogstratens heer! �

d�avila

� nbsp;nbsp;nbsp;Wel me�

Had naar uw wil die graaf zich heden hier bevonden,

Zoo niet een ongeval aan 't ziekbed hem gebonden En wreed verliinderd had, �t volvoeren van zijn pligt . . .

ALBA tot PEllDINAND.

Wat spijt! �t kon tegelijk zoo heerlijk zijn verrigt!

Het loon voor ware trouw, dat d� and�ren straks mag beiden. Werd ook Hoogstratens deel. {tot de overigen)

Doch heeren! voor wij scheidden Van �t gulle vriendenmaal, dat u Fernando bood,

Heb ik een oogenblik u herwaarts nog genood,

Ten einde tot �s lands heil uw oordeel in te roepen.

Gij weet, des konings wil is, niet alleen door troepen Met meerder kracht en klem, de rust, die in dit oordnbsp;Zoo vaak reeds, op het snoodst en schand�lijkst werd gestoord.nbsp;Te doen herstellen, maar hij wil vooral die steden.

Waar zijn gezag en wet zoo schaamt�loos werd vertreden, Doen straffen, op een wijz�, die voortaan toonen zal,

Welh loon de muitzucht wacht; �k zal daarom Antwerps wal Ten zuiden van die stad, tot aan den grond doen sloopen;nbsp;En ligt bij Kronenburgh die vest dus bloot en open:

Wij bouwen een kasteel, dat rondom alles dwingt.

Dat niet denzelfden toon als zijn gebieders zingt.

EGMOND.

Wordt niet het regt dier stad door zulk een plan geschonden ? Haar praevilegies........

ALBA.

Wat? Wie voelt zich nog gebonden, Door �t geen in vroeger tijd een ander heerscher schonk ?

EGMOND.

Geloof mij, s konings zaak, zoo die door trouw steeds blonk. Door zachtheid werd gekend, geen wraakzucht mogt bedoelen.nbsp;Behoefde voor als nog, althans naar mijn gevoelen.

Zoo veel gestrengheid niet. � Het volk van Nederland Buigt gaarne in ootmoed neer, bestuurd door zachte hand,nbsp;En Flips kan op dat volk zijn vol vertrouwen stellen.

-ocr page 24-

42

FEEDINAND.

Vertrouwen op dit volk? Vertrouwen op rebellen?

Neen, Egmondl �s konings zaak waar� zeker slecht betracht,

Werd niet door magt en kracht hier 'elk tot pligt gebragt. Wiens ziel ooit vuig verraad, wiens hart ooit muitzuchtteelde.

EUMOND.

Hij kent den volksaard niet, die immer zich verbeeldde,

Dat strenge heerschappij den Nederlander dwingt;

Neen! wie hier zacht regeert, ziet steeds zyn troon omringd Door burgers, die van trouw, van liefde en eerbied blaken;

Maar, zoo dat zelfde volk zijn regten ziet verzaken.

Zijn vrijheid ziet belaagd, dan........

ALBA.

Pleegt het muiterij, �

En dient dus streng gestraft! Men noem� het tirannij: Mennoem�het,zoomenwil,�slands vrijhe�n snood verdrukken.

Voor Flips en voor mijn�magt, zal�t Ne�rlandsch volk zich bukken, Wg vreezen voor dien haat van laffe boeren niet!

HOOENE.

Voorzeker schiept ge u zelf een rustiger verschiet.

Zoo �t u behagen kon naar Egmonds raad te hand�len.

ABBA.

Maar daarin juist, mijn vriend! wil �k zelf mijn pad bewand�len. �t Is daarvoor minder ook dat ik uw raad begeer; �

Gij weet, de koning zond, als oppermagtig Heer,

Mij, tot herstel van orde en rust naar deze landen,

De wijz� waarop het vuur, dat muitzucht deed ontbranden.

Het best gebluscht zal zijn, werd te Madrid beraamd;

De koning heeft dat plan ten volle reeds beaamd, �

Wat dus mijn oor verwacht uit uwen mond te hooren,

Is niet of door geweld zich de oproervlam laat smoren.

Dan wel door vriend�lijkheid, � maar �t is, dat uw verstand Zich scherpe, op al wat strekt tot dekking van het land ;

Tot krachtsontwikkeling, van vesten en van steden.

Opdat niet zonder nut de vijand zij bestreden,

Die �t immer wagen durft een roofziek oog te slaan.

Naar �s konings erfgebied!

ESMOND.

En zal dan nu voortaan

-ocr page 25-

43

De pligt des vaads niet zijn: voor �s lands belang te waken, Ook waar �t iets anders geldt dan enkel oorlogszaken?

�k Betwijfel zeer of dit des konings meening is.

�t Gaf zeker nieuwe stof-tot meerder ergenis;

Maar, Flips zal door dien smaad zijn staatsraad niet bedroeven. ALBA, (vleyend.)

Wanneer des konings dienst uw wijsheid zal behoeven,

In zaken buiten krijg, van even groot belang.

Wij bouwen op uw raad. �

(d^ Avila fluistert hem iets in 't oor.J Doch, heeren! ik ontvang

Daar tijding, die mij noopt, voor heden af te breken. Graaf Egraond! U, wiens trouw zoo vaak reeds is gebleken,nbsp;Wiens doorzigt en beleid zoo dikwerf werd beproefd,

IJ smeek ik, dat go een wijl� met mij hier nog vertoeft.

FEBDINANB.

En u, graaf Hoorne! zal �k in m jn vertrek geleiden,, Daar �k zaken van gewigt, � belangrijk voor ons bei en,nbsp;Nog g^aarn� bespreken zou, voor gij mij thans verliet.nbsp;HOOUNE.

�t Is eer dat ik u volg�, waarheen �tuw wensch gebiedt.

Don Fernando en de graaf van Hoorne verlaten de zaal door eene zijdeurde overige raadsleden vertrekken doornbsp;den hoofdingang.

VIJFDE TOONEEL.

ALBA. De graaf van egmond. d�avila.

ALBA,

Die tijdens het vertrekken der raadsleden is blijven zitten, terivjl Egmond aan het einde der tafel staat, rjst op; zich totnbsp;d'Avila wendende op strengen toon:nbsp;d�Avila! doe uw pligt, en neem den graaf gevangen.

EGMOXD, (verbaasd.)

Gevangen? mij? waartoe?

ALBA.

Dewijl wij zulks verlangen,

-ocr page 26-

44

Leg af uw zijd�geweer!

EGMOND, (zyn degen aan de borst drukkende.)

Vaarwel! inyn dierbaar staal, Getuige van myu trouw en menig zegepraal,

Getuige van mijn moed, waar �k voor �s lands heil mogt strijdeu! IIoo vaak mogt door uw hulp mijn hand den vorst verbliiden.nbsp;Met lauvv�ren in den strijd op �s vijands heir behaald!

ALBA.

Rebel! gij ziet weldra u voor dien trouw betaald!

EGMOND, zijn zwaard aan d'Av�la overgevende totAlba. Lafhartig durft gij mij, gevangen man, nog honen?

�k Dacht, dat oen ed�ler ziel mogt in uw binnenst wonen. Helaas ! �k bedroog mij wreed!

ALBA.

O! spaar dien hoogen toon,

De straf, die ras u beidt, is muitzuchts billijk loon,

En wacht den gaiischen stoet dier vloekbare onverlaten,

Op wier geveinsden trouw de vorst zich moest verlaten, Maai- uit wier daden sprak : verraad en trouwloosheid.nbsp;EGMOND.

Zoo �k ooit mijn vorst verried, zij mij de dood bereid!

[Af met d'Avila.)

ZESDE TOONEEL.

ALBA, {alleen.)

Die vangst is zeker groot! doch, baat zij wel aan Spanje Zoolang de hoofdrobel, als Willem van Oranje,

Het wraakzwaard stout trotseert ? O ! voerde ook hem het lot, Eens door mijn� eigen hand op �t bloedig schandschavot!nbsp;Viel daar des Zwijgers hoofd, als ketter en verrader.

Dan juichte �t Vatikaan en �t Escuriaal te gader!

Dan eerst, als �t zwaard dos bculs gedoopt is in zijn bloed. Dan eerst is Alva�s wraak, is Alva�s haat geboet!

Einde van het tweede bedrijf.

-ocr page 27-

45

ItaCKUK

EERSTE T O O N E E L.

Het tooned is te Brussel in de gevangenis in den nacht van den 4'��quot; op den 5^�� JuniJ 15�8.

Egmbdnd, op eene bank gezeten, met do hand onder het hoofd als uit diepe gepeinzen ontwakende:

Zal �k vvelliaast dan mijn noodlot wotcn?

Zo� �t vonnis eind�lijk zijn bepaald?

W�l hebt gij sedirik�lijk lang gedraald!

W'�l wreed mijn ziel van oen gereten En in ouwislieid rondgesleurd,

O, Alba ! cind'loos bange dagen,

Heb ik mijn vrijheid reeds betreurd!

Hoeft di-a thans �t reddingsuiir geslagen?....

Verbeidt mijn gade en kroost mij wc�r?....

Zal �k hen welhaast aan �t harte prangen?

Of zinkt mijn hoofd, naar uw verlangen,

In �t kort, misschien, op 't moordblok neer?

O Flips! wordt dat dan ligt beloouing Voor jaren dien.st, voorjaren trouw?

Voerde ik da�rom een lieve vrouw,

Een dierbre gade u in uw woning?

Heb ik dddrom mijn bloed gewaagd.

Mijn leven voor u, prijs gegeven,

Zoo vaak uwm eere werd belaagd,

En tegen u het zwaard geheven?

Of daarom, nood en dood getart.

Om nu, in duist�re kcrkerholcn.

Als suoode booswicht rond te dolen All��n, met mijne ellende en smart?

Mijn God! reeds negen bange maanden,

Zie �k van mijn vrijheid mij beroofd!

-ocr page 28-

46

Zou �t voormaals immer zijn geloofd,

Dat moed en trouw den weg slechts baanden Tot kerker, � moog�lijk tot schavot?

Zou pligtsbetrachting niets meer baten ? Verwacht der deugd hetzelfde lot,

Als �t vuigst gedrag dier onverlaten,.

Die, spottend� met gezag en wet,

Den Koning noch hun God vereeren,

Maar, al wat heilig is braveren.

Tot eens de straf hun kop verplet? nbsp;nbsp;nbsp;�

Neen! neen ! de Koning zal niet dulden.

Dat iemand dus zijn dienaars hoont!

Eens door zijn liefde en gunst beloond.

Die ijvrig steeds hun pligt vervulden;

Zelfs Alba, hoe zijn haat ook wi�s,

Kan nimmer aan die laagheid denken,

Om ridders van het Gulden vlies In �t heiligst van hun regt te krenken!

Ach! ijd�le vrees beknelt mijn borst.

Ik heb geen wraak, geen kwaad te duchten, Hoe lang �k nog hoop�loos bier moet zuchten,

'k Verlaat gerust mij op mijn vorst!

Maar waartoe dan uit gindschen kerker.

Op nieuw naar Brussel mij gebragt ?

Was daar te Gent misschien de nacht

Niet zwart genoeg? � Is �t hier soms sterker!

En vreest men heim�lijk voor verraad?

Ach! 'k zag mij streng genoeg bewaken!

Maar ook, wie schuld�loos is aan �t kwaad. Zal immers niet naar vrijheid haken ,

Die hem in �s braven oog onteert?

Hoe fel de lust er naar ontbrande.

Gekocht voor onuitwisb�re schande,

Wordt zij door Egtnond niet begeerd! �

Neen! wat ik hoopvol blijf begeeren,

�tis voor myn dierbaar vaderland.

-ocr page 29-

47

Nog eens, het slagzwaard in de hand,

Als overwinnaar weer te keeren;

Of, strijdend', tot mijn� laatsten stond,

Dien roem, die eer mij te verwerven.

Voor 't heil van mijn geboortegrond,

De vrjheid van mijn land, te sterven.

Hoe haakt mijn ziel naar zulk een lot!

Maar, moet mijn hoofd als offer vallen,

Dan zal mijn dood het uit doen schallen: t(De held sterft vrij, ook op 't schavot.�

{Men hoort buiten eenig gerucht als of een slot geopend wordt?)

K�mt men op nieuw mijn rust, mpne eenzaamheid verstoren? Zal weer, als gist�ren nacht, men mij �t bevel doen hooren:nbsp;�ifRijs op, rijs, Egmond, op! uw vonnis wordt geveld!�

Ach! waarom wreed en boos mij langer nog gekweld!

TWEEDE TOONEEL.

EGMOND. FBANQOIS.

Francois {in eenen mantel gewikkeld, treedt behoedzaam door eene geheime deur, de gevangenis binnen?)

Stil, Egmond! zijt bedaard! misschien zal �t nog gelukken,

Uw dierbaar Neerlandsch hoofd den Spaanschen beul te ontrukken. Herkent ge uw dienaar niet ?

{Hy werpt zijnen mantel af en valt op eene knie voor Egmond neder?)

egmond.

Fran9ois! mijn trouwe vrind!

Wat ongewacht geluk, dat ik n wedervind!

O God! die vreugde is groot! kom stort u aan dit harte.

Reeds al te lang verscheurd door bange zielesmarte!

{Zy omhelzen elkander?)

PRANQOis, {opstaande?)

Mijn Meester! ja, Goddank J mijn pogen werd beloond.

Ach! werd door de uitkomst dat nu gansch en al bekroond;

-ocr page 30-

48

Mogt ik van uit dit hol de vrijheid u doen smaken.

Iloe streng de Spaanschc wachts deez� muren ook bewaken ! Mijn list, bedriegt hun kracht, bedriegt hun waakzaamheid....nbsp;Dus, ijlings tot de vlugt, mijn meester! U bereid!

Decz mantel.......

EGMamp;ND.

Hoe Francois! Hoe, zoudt gij waarlijk denken Dat ik, op zulk een wijz� do vrijheid mij wil schenken?

Dat ik lafhartig mij zou redden door de vlugt?

�k Heb negen maanden lang in bocijen reed.s gezucht,

En �k haak naar 't oogenblik, die boeijen te zien slaken,

�t Zij mij do vrijheid zelv�, of �t moordstaal vrij zal maken ; Maar vlieden? Neen! dat nooit!

FRANQOIS.

Mijn meester! toef toch niet!

Gij stort uw dierbre ga, uw kroost in �t bangst verdriet,

Zoo go u nog steeds verbeeldt, dat ge ooit zult zegepralen Of op uwe onschuld bouwt; � Wil langer toch niet dralen.nbsp;Maar vliedt des roofdiersnest, waar slechts de moord u beidt!

Nog is het niet te spa!........

EGMOND..

Hoe lang reeds �t lot mij scheidt Van mijn� beminde vrouw, �� mij afscheurt van mijn spruiten,nbsp;�k Wil toch met schand� bedekt, niet tot de vlugt besluiten.

�k Zie dra mijn lieve ga, mijn dierbre panden weer.

Ontdaan van eiken smet, maar nooit gekreukt in de eer. FKAxgo�s.

Geheel het vaderland houdt in decz� bange dagen,

In decz� zoo veegen tijd, op u het oog geslagen.

Gij redt niet slechts u zelv�, � gj redt de hoop van �t land.

EGMOND.

Geen redder vraagt mijn volk in hem, wiens eigen� schand� Op�t voorhoofd staat gegrift! Neen �k wil mjn boei niet breken,nbsp;Voor �k door des regtors mond mijn onschuld uit hoor spreken.nbsp;Maar zeg mij toch, Francois! hoe drongt gij tot mj door,nbsp;Hoe vondt, door wacht bij wacht, uw trouw hot regte spoor?

FRANCOIS.

'k Had reeds in Gent beproefd, uw kcrkercel te nadren,

M aar zag mijn doel ontdekt door een dier aartsverrad�ren,

-ocr page 31-

49

Wier vuige ziel door goud voor alles is te koop!

Vernietigd vras mijn plan! verijdeld al mijn hoop!

Men ging van toen af aan nog strenger u bewaken;

�k Gaf toch den moed niet op, in �t eind uw boei te slaken,

En dwaalde nacht en dag in d�omti-ek van �t kasteel, Beglurend� wal en muur en toren en rondeel.

Of soms door �t spiedend oog de kans zich liet ontdekken Om �t middel tot de vlugt mijn� meester te verstrekken.nbsp;Helaas! �t was al om niet! � Maar zie! op eenmaal vielnbsp;Een held�rc zonnestraal in mijn bedrukte ziel;

De maar�: oRas zal het hoofd van Hoorn en Egmond vallen; (fEen Spaansche ruit�rendrom voert hen naar Brussels wallen,�nbsp;Viel ijskoud in het hart van elk wie Ne�rlandsch denkt.nbsp;Terwijl die zelfde maar�juist mij weer hope schenkt.

Een vriend, een krijgsgezel uit lang vervlogen dagen,

Is hier �t verplegen der gevang�nen opgedragen ;

Zijn hart bloedt als het mijn� bij uw rampzalig lot;

Wel gaarn� ontscheurden we u aan beul en moordschavot;

O! �k smeek u, draal dus niet. � Laat mij uw boeijen breken. En zij dit heilloos oord, � dit land door ons ontweken!

U wacht aan �t vreemde strand, wat liefde of trouw ooit bood. Hier, � toeft u haat en wraak, verguizing en � de dood.

EGMOND.

Mij toeft hier billijkheid; geen regter kan �t gehengen.

Dat Alba schuld�loos bloed door beulenhand zou plengen , En vlieden?.... �t wees op schuld! � Heb dank dus, oude vriend!nbsp;Voor zoo veel trouw, waarmee gij steeds mij hebt gediend.

O ! voort Gods vaderwil, me cens weder mij naar-mijn woning, De opregtste crkent�lijkheid zij �tloon dier trouwbetooning.�^nbsp;(4/ew hoort dauren openen en met sleutels rammelen.')nbsp;PKUNgo�s.

Maar, Hemel! �k hoor gerucht! Nog is het tijd! Beslis! �

EGMOND.

Ik wacht het noodlot af, dat mij beschoren is. �

[Franqois af, door de geheime deur.)

-ocr page 32-

50

DERDE TOONEEL.

MARTINUS UITHOVEN, BISSCHOP VAN YPKREN. � EGMOND.

E�MOND, Opstaande en den Bisschop hij diens binnentreden te gemoet gaande.

Eerwaarde Vader! gij, gij overschrijdt den drempel Van deez� gevangenis, in �t iniddernacht�lyk uur?

Die voet, die meer zich wendt naar den gewijden tempel Voert uwe schreden thans tot binnen �s kerkers muur?

Wees welkom, dienaar Gods ! wees mij ten vredebode ! Verkondiger van heil, waarnaar mijn ziele smacht�

Helaas' sinds langen tijd verblijdde mij zoo noode Een straal van zoete hoop, in �t duister van mijn nacht.

Wees driewerf welkom, mij! wat ook uw mond zal melden. Wat geest de boodschap a�mt, die mij beschoren zij;

Bij d�onrust, twijfeling en smart, die mij hier kwelden. Klinkt ligt uw troostrijk woord als hemelmelodij!

RITHOVEN.

O, neen! geen zoete troost mag thans mgn mond doen hooren, Een zware, droeve pligt, ziet gg door mij vervuld!

Zeg, Egmond! blijft de hoop nog in uw boezem gloren? Deukt ge immer, dat gij vrij, van hier vertrekken zult?

Die hoop, mijn vriend! verdwijnn�! Verijdeld zijn uw wenschen Naar gunstige ommekeer, van uw rampzalig lot!

Verwacht geen� deerenis. � Wacht geen gena van menschen. Sla de oogen hemelwaarts! Wacht slechts gena ... bij God!

EGMOND.

Moest, dan de laatste vonk van stille hoop verdooven? � En welk een vonnis heeft mijn regter mij bereid?

RITHOVEN.

Mijn Egmond! �t hoofd omhoog, �t verbrijzeld hart naar boven. Welhaast verruilt gij de aard� voor de eindlooze eeuwigheid!nbsp;EGMOND.

Zal �k dra de laatste teug des lijdensbekers drinken? Wanneer ontvangt mijn trouw, uit beulenhand, haar loon?

RITHOVEN.

Mijn zoon!____ v��r nog de zon met middaggloed zal blinken.

Verschijnt nw vrije ziel voor �s Almagts vadertroon! �

-ocr page 33-

51

EGMOND.

Reeds nu?____ Zou Alba dan zich zelfs niet doen verbidden

Tot uitstel, zoo uw mond, die be� hem hooren liet ? EITHOVEN.

Ach, Egmond! welke re�n �k reeds vroeger bragt in �t midden,

Hoe �k voor u smeeken mogt,____ Helaas! �t was al om niet!

Hoor! nimmer, nimmer nog heb ik de knie gebogen Voor andren Heer, dan Hem, die 't gansch heelal regeert.nbsp;Maar, met uw treurig lot, diep in de ziel bewogen,

Heb ik tot in het stof voor Alba my verne�rd. �

Ik ben, als voor mijn God � dien man te voet gezonken, �k Heb nederknielend hem gebeden om gena!

Het antwoord, dat mij trotsch is in het oor geklonken Was: mDoc wat ik gebied, uw smeeken is te sp^.��

EGMOND.

O! zij het niet te spade als hij zijn God en Vader Eens om genade smeekt, in de ure van den dood!

EITHOVEN.

Deez� be� voor �s vijands heil brengt u Gods liefde nader, Die �t (iheb uw vijand lief,� den Christenen gebood.

En nu, lees zelf, mijn zoon! welk lot u staat te w'achten. Welk vonnis, �t bloedgerigt, heeft over u geveld!

Gods vaderliefde sterke in �t lijdensuur uw krachten.

En doe gelaten �t hoofd n bukken voor �t geweld!

Denk hoe de Heiland leed, in schijn door �t regt veroordeeld, Hoe Hij geduldig droeg, wat God te dragen gaf!

Zijn zoendood heeft ook u, u zondig mensch, bevoordeeld; Toeve u zijn heerlijkheid aan gindsche zij van �t graf!

Hij geeft hem het geschreven vonnis over,

EGMOND leest het vonnis, na eenige oogenllikken peinzens. Maar toch! �tis schrikk�lijk wreed, door beulenhand te sterven.nbsp;Te wachten, door �t bevel zijns konings, �t gruwzaamst lot!nbsp;Voor jaren lange trouw, niets anders te verwervennbsp;Dan ondank, schande en dood, op �t eerloos moordschavot.nbsp;Nog zweer ik, aan de grens geplaatst van �t aardsche leven.nbsp;Dat nooit mijn hart in zich ��n opzet heeft gebrouwd.nbsp;Waarvan �k niet aan myn� vorst nog rekenschap durf geven.

-ocr page 34-

52

Geen denkbeeld van vevvaad heeft ooit mijn ziel berouwd. Waardoor toch zie �k mij thans deez� droeven staat beschoren?nbsp;Vergreep ik ino aan mijn pligt in mijne onwetendheid?nbsp;Zon dan des Konings oor niet naar mijn smeeken hooien,nbsp;Werd hem mijne argloosheid als nog ten toon gespreid?

RITHOVEN.

Helaas! ik vrees, mijn zoon! dat niets hier meer kan baton! Pi�ps herroept hot oens geslagen vonnis nooit!

Maar ook! zal Alba�s wrok zich ooit verbidden laten ?

Hij gunt zich zelfs geen rust voor �t wraakplan is voltooid!

EGMOND.

Maar, zoo �t al waarheid zij, dat ik mijn pligt verzaakte. Waarom hcersclizuohtig dan de billijkheid verkracht?nbsp;Waarom het vuig bedrijf, dat mij strafschuldig maakte,nbsp;Niet voor den rigterstoel van �t Gulden Vlies gebragt ?

Is onder zijn bestier geen aad�lijk regt meer heilig?

Wordt zelfs zijn slavenjuk den ridder opgelegd ?

Maar ach! hoe vraag ik nog? Wie, wie is verder veilig, Daar, waar des pleiters hulp ter vierschaar wordt ontzegd ?

RITHOVEN.

Verbitter u 't gemoed niet nutt�loos meer door grieven, Die zelfs des Keizers magt u niet herstellen kan;

Draag met geduld uw kruis, zooals �t God zal believen. En blijf tot �s levens end�, mijn Egmond 1 held en man !

EGMOND.

O! �k heb zoo menigmaal bij �t dond�ren der kartouwen. Bij �t bliksemen van �t staal, gevaar en dood getart,

En altijd bleef mijn� ziel op Gods ontferming bouwen.

En nooit ontzonk de moed, �t vertrouwen aan mijn hart; Maar, had mij in dat uur het lood uit �s vijands trompen,nbsp;�t Vijandelijke zwaard den levensdraad verscheurd,

�k Was door een weduw, ja! maar rijk en onbekrompen, Door kroost, wel vaderloos, maar niet verarmd, betreurd.nbsp;En thans! Als straks mijn hoofd van�tligchaam zich ziet scheidennbsp;Is armoede en .ellond het deel van vrouw en kind!

Wie zorgt dan voor mijn kroost en voor mijn Ega beiden ? Zoo vurig, zoo opregt, zoo innig steeds bemind ?

-ocr page 35-

53

RITHOVEN.

Hij, zonder wiens gebod geen hoofdhaar zich ziet krenkeii,

Hij, die het kleinst insect, het nietigst wormpje voedt,

Iiy, Egmond! die elk� mensch, wat hij behoeft, w'gt; schenken,

Is �t, die bij �t bangst gevaar, uw gade en kroost behoedt.

EGMOND.

Dank, Vader! voor dien troost! Maar toch, ik zal het wagen.

Aan �s Konings monschlijkbeid, mijn kind�ren en mijn vrouw Met klem en nadruk, schoon in ootmoed, op te dragen :

Zoo plukken zij misschien de vruchten mijner trouw.

RITHOVEN.

Dat is uw dure pligt als echtgenoot en vader.

Maar, slijt uw� laatsten tijd niet slechts in aardsche zorg :

Peins op uw zielenheil en de eeuwigheid te gader;

Kies, in het stervensuur, den Heiland u ten borg!

EGMOND.

�t Is moeilijk, hart en ziel, gehecht aan dierbre panden, t� Ontscheuren aan deez� aard�, die zooveel schoons ons biedt.

RITHOVEN.

Het zalig zoet van �t oord, waar ge eenmaal wenscht te landen,

Is eind�loos meerder waard�, dan wat men hier geniet.

EGMOND.

Maar �t valt zoo schrik�lijk zwaar door �t zwaard des beuls te sneven! �k Gevoel, hoe diep die smaad den wrok me in �t harte plant.

RITHOVEN.

De Christus stierf aan �t kruis! En Hij.... Hij heeft vergeven! Verdoof ook gij de vlam, die in uw boezem brandt. �

Denk, dat uw be� vaak luidt; nVergeef mij mijne schulden, rrZoo als ik die vei-geef, hem, die mij snood misdeed.�

grievend leed.

't stil gebed kracht voor uw

Volg �t Godlijk voorbeeld na! Leer �s vijands boosheid dulden En zoek in

EGMOND.

Neen! �k zal voor uw vermaan baldadig �t oor niet sluiten ! 'k Zal bidden aan mijn God vergilf�nis en gen�;

�k Werp uit mijn zondig hart en haat en afkeer bUitcn, En �k sla mijn smeekend oog naar �t kruis op Golgotha.

-ocr page 36-

54

RITHOVEN.

Ja! zoek uw kracht In �s onspoeds nachtnbsp;Bp Hem, die �t al regeert!

�t Misdadig hart,

Vervuld met smart,

In �t stof voor God vern�erd;

Geen ngd noch haat.

Geen wensch naar kwaad Woont iu des Christens ziel;

Die wreekt zich niet.

Welk bang verdriet Hem ook ten deele viel.

Maar stijgt de nood.

En grimt de dood

Op �t onverwachts hem aan;

Hij slaat het oog,

Tot God omhoog

Tot wien hij dra zal gaan!

Hij denkt aan Hem,

Wiens liefdestem De zondaars tot zich riep;

Hun tot gena,

Op Golgotha,

Aan �t hout des vloeks, ontsliep!

Hij werpt den last Hem opgetast.

Zijn zorg en angst en kruis, Op Hem, wiens leednbsp;Zijn schuld voldeed!....

Hem voert, in �s Vaders huis.

Dat, Egmond! is de troost, dien Godsdienst u kan geven! Houd aan dat anker vast, hoe fel de noodstorm woed�.nbsp;Dan zal, in 't uur des doods, Gods heilgeest u omzweven

-ocr page 37-

55

Dan vindt gg kalme rust, in uw geschokt gemoed!

En nu! vaarwel mijn zoon! Ook Hoorne moet het weten, Hoe ras zijn levenseind� hem hier op aard verbeidt;

Heb ik mij van dien last, die droeve taak, gekweten. Dan keer ik we�r, en toef tot dat de dood ons scheidt.

VIERDE TOONEEL.

ESMOND, {alleen.)

Ziedaar de laatste vonk van zoete hoop verdwenen;

Mijn heldre voorspoedszon! wel hebt gij kort geschenen! Wel spoedig is uw glans, uw middaggloed gedoofd!nbsp;Sabina! hartsvriendin! straks ziet ge u wreed beroofdnbsp;Van hem, die u ten steun, ten stut moest zijn in �t leven;nbsp;Dra zal het weduwkleed uw ranke leest omgeven.

En weent uw min�lijk oog een� tranenvloed van rouw! Sabina! Hemelsch beeld van ongekrenkte trouw.

Het heil, het rein geluk, dat ons onze echtstaat baarde, Was mooglijk veel te groot, te zalig voor deez� aarde.nbsp;Kan ongestoord genot ter waereld niet bestaan?

Helaas! hoe zwart en bang grimt u de toekomst aan! Voldoet het Alba niet uw echtvriend te doen sterven.nbsp;Moet ook zijn wreed bevel u ei;f en goed doen derven ?nbsp;Wel duister is het lot dat u, Sabina! beidt; �

Maar neen! God droogt den traan,door weeuw en wees geschreid. Hij wil en zal in nood de droeven niet begeven.

Maar w�l hun eenzaam pad door Seraphs doen omzweven. Wier bovenaardsche magt voor ramp en smart hen hoedt.nbsp;Tot ook hun levensreis op aard� ten einde spoedt.

Dan zal het wederzien in �t zalig oord ddar boven.

Door ongekend genot hun zielenwee verdoven;

Dan scheidt ons helsch geweld noch beul, schavot noch zwaard. Maar zien wij de Eng�lenvreugd voor eeuwig, ons bewaard.

{Door de geheime deur treden Jonker lamoraal en FRANCOIS ongemerkt binnen.Zoodra eg-MOND zynen zoon ziet;)

Mijn God! zou �t moog�lijk zijn? Wart niet de vreugd mgn zinnen?

S

-ocr page 38-

56

Trekt daar geen Hemelgeest mijn somb�ren kerker binnen? Zijt gj �t, beminde zoon! mjn dierb�ro Lamoraal ?

JONKER.

De Hemel zj gedankt! �k hoor, Vader! weer uw taal!

'k Mag we�r een warmen kus u op de lippen drukken.

(Zij omhelzen elkander teederlyk.)

EOMOND.

Hoe kan dit wederzien mijn droeve ziel verrukken!

Mijn liev�ling! zooveel heil had ik niet meer verwacht Wien dank ik dat geluk, zoo groot en ongedacht?

(De jonker wijst op Franqois, die achteraf is blijven staan.) Hoe kon ik vragen! Wie dan deze kon �t bedenken.

Mij nog deez� vadervreugd, voor dat ik sterf, te schenken.

(Franqois treedt nader.)

Heb dank. Getrouwe! voor dat innig liefdebljk,

Het laatst dat gij vermoogt!.... Mijn zoon, als ik bezwijk. Zie dan in dezen man geen dienaar, maar een rader.

Die voor uw welzjn waakt, als boezemvriend, als vader; Pran9ois! beschouw mjn zoon niet enkel als uw heer!nbsp;Maar wees hem steun en gids op �t pad van deugd en eer.nbsp;FEAN901S.

Mijn meester! �k zal zoolang deez� oude en eerijke oogen Het daglicht kunnen zien, mjn krachten zulks vei-mogen.nbsp;Niet wank�len in mjn trouw voor Egmonds oud geslacht.nbsp;Waarvoor �k zoo vaak mijn bloed ten otfer heb gebragt.nbsp;O! waar �t aan mj vergund den laatsten drup te plengen.nbsp;Om daardoor nog den draad zijns levens te verlengen,

�k Beklom met bljde ziel voor hem het moordschavot! Gj, die de harten kent, Gj weet het, groote God!

Hoe gaarne ik folterpjn en mart�ling zou verdragen,

Had met mjn stervensuur zjn vrjheidsstond ge.slagen!

JONKER.

Ach Vader! �t is dan waar, u wacht zoo wreed een dood? Maar zulk een droeve slag was immers al te groot?

Wie zou het wagen zulk een schanddaad te bedrjven? Zoo helsch een gruwel kon niet ongewroken blijven!

Neen! neen ! geen mensch op aard zal 't heilloos stuk bestaan, Geen lage beulenknecht aan u de handen slaan.

Of �t u beminnend volk zal hem den kop vergruizen.

-ocr page 39-

57

Die �t zich vermeten durft, zoo diep u te verguizen.

Toch haat het Ne�rlandsch hart reeds Spanjes tirannij,

Ja! vloekt het slavenjuk van dwang en dwinglandij ;

En ik____, ofschoon nog jong, nog bijna knaap te heeten.

Ik zal dien gruw�bren moord, o Vader! nooit vergeten ! Ik zweer den Kastiliaan, voor wien �k in afschuw blaak.nbsp;Als eenmaal Hannibal den Romer, eeuwig wraak!

BGMOND.

Maar Hannibal, mijn zoon! was Heiden; wraak te zw'eren Zal n de liefdeleer des Christendoms niet leeren;

Neen! reiner zij de gloed, die u de borst ontbrandt.

Strijd voor het regt des volks, uit liefde voor uw land ! Laat geestdrift in uw hart voor Ne�rlands welzijn gloren:nbsp;Dat dierbaar plekje gronds � waarop gij werdt geboren,nbsp;Is meer dan �t leven waard! � Ja! breek de slavenboei.nbsp;Waarin �t den nek thans kromt, en, dien �k als gij verfoei!nbsp;Spaar goed noch bloed, opdat de vrijheid triomferenbsp;En welvaart, nevens orde en wet, hier wederkeere !

Maar, Liefde tot uw land! schenk� daartoe moed en kracht. Door wraak wordt slechts verraad en misdaad voortgchragt.

JONKER.

�k Zal voor de eer van Ne�rland strijden.

Vader! zoo als gij het deedt;

�k Doe in uwe hand den eed,

Dat zoo lang mijn volk moet lijden,

Onder �t wee van boei en band.

Ik �t mijn arm, mijn bloed verpand!

EGMOND.

Moog�, o God! die kamp gelukken Tegen dwang en tirannij!

Maak mijn dierbaar Ne�rland vrij Van de ketens, die het drukken!

Zegen daartoe elke hand.

Die zich wijdt aan �t vaderland.

Einde van het derde Bedrijf.

-ocr page 40-

58

VIERUK BKURUr,

EERSTE TOONEEL.

Het tooneel is in een vertrek op het Broodhuis te Brussel, heihende door een raam uitzigt op het schavot, ternbsp;marktplaats opgerigt, 5 JuniJ 1568.

FERDINAND DE TOLEDO.

Ja, �k zal, ten laatsten maal, voor hem een poging wagen; Wel koester ik geen hoop naar wensch te zullen slagen,nbsp;Maar �k wil niet, dat mpn hart mij ooit betichten kannbsp;Dat m��r geschied kon zijn tot redding van dien man.nbsp;Neen, Egmond! �k zal voor u zelfs vaders toorn niet duchten.nbsp;Uw oogst is schraal genoeg; wel nietig zijn de vruchtennbsp;Door u voor dapperheid, in �s konings dienst, geplukt!nbsp;Hoe vaak heeft vroeger mij uw ridderdeugd verrukt,

Maar hoe deed ijverzucht ook soms mijn boezem jagen. Als ik door uwen arm de zege weg zag dragen.

Of dddr, waar uw banier in �t strijdperk werd ontplooid. Altijd uw heidenzwaard met lauw�ren zag getooid.

�k Misgunde u zooveel roem, maar kon u nimmer haten; Ik meende, ik zag in u nog een van die soldaten.

Wier stoute krijgsmansgeest gansch Rome heeft bezield. Toen voor zijn Caesar�s staf de waereld lag geknield.nbsp;Mijn ridderlijk gemoed voelde eerbied voor die daden;

En zijt ge thans met schuld, met �s konings haat beladen. Met me�lij voelt mijn ziel zoo innig zich vervuld.

Dat gij door �t zwaard des beuls niet eerder sterven zult Voor ik mijn� vader nog gesmeekt heb om erbarmen.

O! voerde ik door mijn be� u in uws ega�s armen.

Wat zalig schoonen stond� was dan voor mij bereid!.... Maar ik vergat daar Flips en zijn koudhartigheid!

Al zijt gij, vader! streng, ja wreed in strafbetooning.

Nog zijt gij �t niet genoeg in de oogen van den Koning.

-ocr page 41-

59

TWEEDE TOONEEL.

DE BISSCHOP KITHOVEN, DON FERDINAND DE TOLEDO. RITHOVBN.

�k Veiblg mij dat ik u, Don Ferdinand! ontmoet;

�k Weet hoe voor �t ongeluk uw ziel steeds deernis voedt; Hoe diep �t uw boezem grieft als ge and�ren moet zien lijden,nbsp;Ja! hoe �t uw edel hart het vurigst� mag verblijdennbsp;Wanneer de traan der smart wordt door uw hand gedroogd.nbsp;Gij mogt zoo menigwerf bij 't goed�, door u beoogd,

Des hemels hulp en steun en bijstand u zien schenken.

Dat zeker mijne be� ter hulpe u niet zal krenken.

DON FERDINAND.

Doe, Vader! mij die be�, voor wie 't ook zij, verstaan.

En waar mijn hulp het kan daar worde uw wensch voldaan.

KITHOVEN.

�t Is Egmonds treurig lot, dat mij uw hulp doet smccken;

O! was zijn rein gemoed aan u als mij gebleken.

Voorzeker knieldet gij met mij voor Alba neer.

DON FERDINAND.

En, zoo �t u was bekend, hoe vurig ik begeer Dat edel heldenhoofd den beul te zien ontscheuren,

Hoe smartvol ik den dood van Egmond zal betreuren.

Gij wist, hoe eiiid�loos diep �t bewustzijn rnij bedroeft.

Dat niets meer baten zal, door wie dan ook beproefd.

KITHOVEN.

Mijn herderambt gebiedt voor �t schuld�loos lam te waken.

DON FERDINAND.

Stond mij �t gebieden vrij, gij zaagt zijn boeijen slaken.

Ook schoon wat hij misdreef, voor �t regt strafschuldig bleek.

KITHOVEN.

'k Betwijfel dat hij ooit van �t pad der eere week;

Ik heb zijn ziel doorgrond, maar niets daarin gevonden Waardoor zijn trouw aan wet of koning werd geschonden.

DON FERDINAND.

Welaan! mijn vader naakt: voldoen we aan eer en pligt!

-ocr page 42-

60

DERDE TOONEEL.

DE VOKIGEN, ALBA, DE PRANSCHE GEZANT.

ALBA, {tot den Gezant.)

Gij raadt toegevendheid? Maar schijnt u dan �t berigt Van Nassaus stout bestaan zoo nietig? Zyn in �t Noordennbsp;Diens legerbenden niet geschaard aan d� Eemser boorden ?nbsp;Zet niet het oproervuur gansch Friesland reeds in brand ?nbsp;Vindt Lodewyk geen hulp in Drenthe en Gelderland?

Is Groningen ons trouw?

DE GEZANT.

Maar zult gij d� opstand keeren Door wrevel, haat en wrok nog eind�loos'te verm�eren?

Gij weet hoe �t Ne�rlandsch volk bijzonder Egmond mint

En �t zeker in zijn� dood een nieuwe reden vindt

Om zich van �t Spaansch gezag te ontslaan en vrij te maken.

ALBA.

Welligt zou zulk verzet aan enk�len bijster smaken,

Maar Alba voelt zijn hart niet ligt gekweld door vrees.

DB GEZANT.

Staatkundig schijnt hij �t wijst, die zachtheid steeds bewees, Zoo lang te streng gedrag zijn zaak te veel kon schaden.

ALBA.

Ik kan op deze zaak mij langer niet beraden ;

�k Volbreng mijns Konings wil; � maar ook, zoo �k langer toef. Ontroof ik mij van hulp, die �k elders meer behoef.

�k Onttrek mijn legermagt drie duizend rappe knechten.

Die nutter diensten doen, zoo zij voor Spanje vechten,

Dan waken dat den beul zijn prooi niet worde ontroofd.

Neen! Is de levensvonk van Egmond uitgedoofd En Hoorne me� ontzield, dan zal niet ��n het wagennbsp;Om voor het oproervuur meer brandstof aan te dragen;nbsp;Want, krachtiger bewijs verlangt men zeker nietnbsp;Dat hier voortaan mijn wet geen vorsten zelfs ontziet;

Maar dat, wie ketterij of muitzucht durft te plegen.

Hij zij dan graaf of boer, hetzelfde lot bejegen�.

DE GEZAN�r.

Niet altijd is het goed dat men te straf regeert.

-ocr page 43-

61

ALBA.

Het vonnis moet geveld, zoo als de wet dat leert.

DE GEZANT.

Men kan regtvaardig zyn, maar zicli voor wreedheid hoeden.

DON FERDINAND.

Ja, Vader! �k smeek u me�, dat gij nog moogt bevroeden Iloe, schoon ook billijkheid in deze zaak u leidt,

De haat van tijdgenoot en nazaat u verbeidt.

't Geslacht van Toledo, dat steeds zich mogt beroemen Op �t geen men edel, goed en ridderlijk mag noemen.nbsp;Ontvalt door wreedheid ligt een paerel aan zijn kroon.

ALBA.

Uw vrees voor d�ouden roem van ons geslacht is schoon! Maar �k wil van tijdgenoot en nazaat �t oordeel tarten.nbsp;RITHOVEN.

Zoo, Hertog! onschuld slechts zich huisvestte in de harten Van hen, wie �t zwaard des beuls of mutsaard dra verwacht.nbsp;En zoo die schuld�loosheid u werd aan �t licht gebragt.nbsp;Zou dan ook u vergeefs gena zijn afgebeden ?

ALBA.

Eerwaarde vader! schaars wordt schuld opregt beleden! Maar, doelt uw vraag misschien opEgmonds sohuldloosheidV

RITHOVEN.

Ja! nog een luttel tijd, en hij wordt he�ngcleid

Ter plaatse waar uw wil den braven zal doen sneven.

O! mogt uw menschlijkheid als nog het kwaad vergeven. Waarvan de laster hem boosaardig heeft beticht.

ALBA.

Hoe! zijn geen gruweldaan genoeg door hem verrigt? Heeft hij het oud geloof gehandhaafd naar beboeren?

Of heeft de kerk den dood niet aan een elk boschooren. Die ketterij bedrijft en ongewroken duldt?

RITHOVEN.

Maar steeds bleef Egmonds ziel door �t waar geloof vervuld.

ALBA.

Ik deed u, bisschep! niet uit Yp�ren herwaarts komen, Opdat omtrent deez� zaak uw oordeel werd vernomen ;nbsp;Een meer bevoegde magt beeft noodig thans beschouwdnbsp;Dat Egmond sneven zal; u werd de taak vertrouwd,

-ocr page 44-

62

Den schuldigen, eer hij op �t schandschavot zal sterven, De laatste hulp en troost der kerk te doen verwerven.nbsp;EITHOVEN.

Aan �t geen myn pligt gebood werd naar ik meen voldaan. Maar, aan den rand des grafs een sterv�ling ga te slaan,

�t Verborgenst� van zijn hart tot op den boom te peilen, En dan hem onbevlekt te zien van schuld en feilen,nbsp;Waarme� de nijd en haat hem schaamt�loos heeft bezwaard ;nbsp;Te weten, dat zijn arm, indien hij werd gespaard.

Zoo nuttig nog voor land en vorst zou kunnen wezen.

Dat noopt mij, zelfs uw wrok, o hertog! niet te vreezen, Maar u, een mensch als hij, te drukken op 't gemoed,nbsp;Hoe �t zeker schreit om wraak, plengt gg dat schuldloos bloed.

ALBA.

Deez� al te stoute taal kan �k langer niet verdragen. EITHOVEN.

Gelijk een moeder voor haar wicht zou 't uiterst� wagen. Wanneer men van haar borst den liev�ling scheuren kwam;nbsp;Zoo als de herder strijdt voor �t wreedbesprongen lam.nbsp;Om �t aan der wolven muil en klaauw te gaan ontrooven,nbsp;Zoo vindt de dienaar Gods en kracht en moed daar boven,nbsp;Om niet te sidd�ren voor dor menschen toorn en wraak,nbsp;Wanneer zign mond bepleit der onschuld heil�ge zaak.

ALBA.

Genoeg! mijn wil staat vast, die laat zich niet verzetten � Ik zal den geuzenkop door 't zwaard des beuls verpletten.

(In woede af.)

VIERDE TOO NE EL.

DE VOEI6EN, zonder alba.

Don FEEDINAND.

Gij hebt met mannenmoed uw priesterpligt voldaan!

EITHOVEN.

Ik heb de onnoozelhcid ten eind� toe voorgestaan, �

�k Zal bij zijn� laatsten togt mijn� Egmond niet begeven.

(af.)

-ocr page 45-

63

VIJFDE TOONEEL.

Don FERDINAND. De Fransche gezant.

DE GEZANT.

De roem, die de eeuwen tart, zal Egmonds naam doen leven Zoolang men dapperheid en moed vereeren zal.

Don FERDINAND.

Mi), grieft de dood diens heids, door �t strafzwaard, bovenal; Zoo hi) zich al vergreep, naar �t oordeel van den konirig,nbsp;Zijn vroeg�re dienst en trouw gaf aanspraak op belooning,nbsp;Van and�ren aard gewis, dan thans hem is bewaard.

DB GEZANT.

Hoezeer de lelievaan, door �t woeden van zijn zwaard Meermaal de schande trof, in �t stof te moeten buigen,nbsp;Kan Frankrijk om zijn� val slechts dcerenis betuigen;

Het eert de ridderdeugd, ook die zijn vijand tooit.

Don FERDINAND.

Een hart, dat klopt voor de eer, vergeet zijn daden nooit.

ZESDE TOONEEL.

EGMOND. RiTHOVBN. Don FERDINAND, de Frunsche GEZANT. Wachten.

EGMOND, {opkomende ziet door het venster het opgerigl schavot.)

Een huiv�ring grijpt mij aan! Ziedaar de plaats bereid Waarop het laatst tooneel mijns levens af zal spelen.

Het heil der liefde en al �t genot, dat mij mogt streelcn, Als ik mijn dierbaar kroost zag dart�len aan mijn zij;

Der vriendschaps zoet verkeer,� �t is alles dra voorbij.... Als 't leven ons ontzinkt, blijkt alles ijdelheid! �

Wat baat ons eer en roem, bij �t nad�ren van het graf? Wat gloriekrans, behaald bij �t barnen der gevaren?

De lauw�ren sieren slechts een korte wijl de haren.

Dan is hun glans verdord; � En, �t zij het wisslend lot Ons sneven doet op troon, op slagveld of schavot,

Wij leggen eerst den tooi van aardschen luister af.

-ocr page 46-

64

Waar dan de ziel naar smacht, als naar het hoogste goed; Het is; de Hemelvreugd van �t zalig land daar boven,nbsp;Waar de Eng�len, om den troon der Alraagt, blij Hem loven,nbsp;Die aan het zondig hart, dat op zijn� liefde bouwt,

Een heilgenot belooft, op aarde nooit aanschouwd,

En eens op Golgotha gekocht door eigen bloed.

EI�I-IOVEN.

Heil u, dat zulk een taal uw boezem lucht mag geven! Zoo wordt het sterven u geen bang en angstig sneven,nbsp;Maar overgang tot heil, op aarde nooit gekend.

Don FERDINAND.

En v��r uw veege voet ter strafplaats heen zich wendt. Moet ik schoon Kastiliaan u, Ne�rlands held! betuigennbsp;Dat ik vol eerbied mij blijf voor uw grootheid buigen.nbsp;Ja! werd voorheen uw roem door mij op�t hoogst begeerd,nbsp;Thans heeft uw heldenziel ook �t sterven mij geleerd.

EOMOND.

�t Is zoet, van Alba�s zoon dat vriend�Iijk woord te hooren.

FERDINAND.

Uw mann�lijke inborst zou uw vijand zelfs bekoren, Hoeveel te meer dan mij, die nooit u haten kon.

EGMOND.

Het was de zwaarste strijd, waar �k immer in verwon. Mijn hart van �t schoon der aard�, van �t leven los te rukken,

{op Rithoven wijzende.')

Maar, door decz� vriend geleid, mogt mij die kamp gelukken, En, zoo �k van Alba nooit dan hardheid ondervond.

Ik dank hem, dat hij mij deez� zielenherder zond.

De weg, dien deez� mij wees, wil �k tot aan �t eind� betreden.

RITHOVEN.

Gij hebt uw levenskamp kloekmoedig afgestreden.

Gods hulp blgv� u ter zij in �t worst�len met den dood.

EGMOND.

Zijn trouw wijkt zeker niet bij �t stijgen van den nood! O, mogt ook �t Ne�rlandsch volk die waarheid nooit vergeten !nbsp;Hoe diep de ziel zich voelt door smart van ��n gereten,nbsp;Hoe zwaar het juk moog� zijn, dat God te torschen geeft,nbsp;Hoe angstig �t kloppend hart bij druk en onspood beeft,nbsp;Hij geeft ons kracht naar kruis; en, �t magtigste aller rijken

-ocr page 47-

65

Moet, zonder hulp van Hem, als 't mast�Ioos schip bezweken ; Maar, hoe de noodstorm giert, hoe fel de orkaan soms woed�.

Zijn� stem. Zijn wil gebiedt,.... En____ �tredloo.st� is behoed.�

En nu!.... Vaart allen wel!�k sterf met een rein geweten,

�k Heb nimmer eed noch pligt aan vorst of volk vergeten; �k Beveel daarom gerust mijn� ziel in �s vaders hand,

En smeek, tot op �t schavot, om heil voor �t vaderland.

(Egmond en Uithoven met de wachten af.)

ZEVENDE TOONEEL.

De Graaf van hoorne. Don Ferdinand, de gezant. Benige oogenblikken heerscht er e�ne diepe stilte. De Fran-sche gezant ziet door het venster naar hetgeen op het schavotnbsp;voorvalt.Intiisschen wordt de Graaf van Hoorne tusschen denbsp;wachten opgehragt.

De Fransche gezant.

Daar valt het heldenhoofd, dat Frankrijk vaak deed beven.

HOORNE.

Zijn schuldelooze ziel is de oorsprong weer gegeven!

Dc kluisters zijn vernield, waar helschc tirannij Hem snood in hield omklemd ; � thans is mijn Egmond vrij !nbsp;Don FERDINAND.

Hij heeft d�onwelk�bren roem vol luister zich verworven Met ridderlijken moed, als held te zgn gestorven.

HOORNE.

Waar ook de ware held zijn laatsten adem geeft.

Daar sterft hij groot van ziel, zoo als hij hoeft geleefd.

Don FERDINAND.

Ook u is dra, helaas! dat treurig lot be.schoroii.

HOORNE.

Dan is ons leven wel, doch nooit onze oer verloren, .Maar, op den Spaaiischen kop, die Jaclit met eed en eer.nbsp;Daalt, in der braven oog, all��n de schande ne�r.

-ocr page 48-

66

�k Zie me als u, het lot verbeiden,

Egmond! dat der beulen zwaard,

Mij zal �t hoofd van �t ligchaam scheiden En myn ziel ontscheurt aan de aard.

Ja! �k zie dra de ketens breken,

Aangesmeed door helsch verraad! �

Zal ons �t Ne�rlandsch volk niet wreken? Duldt het strafloos al dat kwaad ?

Neen! ofschoon ons bloed moet vlocijcn,

In ons heiligst regt verkort.

Als de vrijheid mag herbloegen,

Is het nutt�loos niet gestort.

Wil dus met uw hulp niet wykeri.

Bij den nood van �t vaderland;

Doe de vrijheidszon weer prijken.

Vader! aan dit heilig strand!

Moet mijn bloed het moordblok kleuren.

Als een prooi van dwing�landij,

�t Moog� mijn dierbaar volk ontscheuren Aan het juk der slavernij!

�t Sterke, Nederland! uw krachten Als gij eens uw boeijen slaakt.

En met moed den stond blijft wachten Dat het vuur der vrijheid blaakt.

Vrijheid in geloof en denken,

Onafhank'lijk volksbestaan.

Wil dat, God! aan Neerland schenken.

Of doe �t land, als wij, vergaan!

(Hoorne af niet de wachten.')

-ocr page 49-

67

ACHTSTE TOONEEL.

De hertog van alba. Don Ferdinand, de gezant.

De hertog Van alba, {met triomferend gelaat.) Volvoerd is mijn bevel! � De hoofden zijn gevallennbsp;Van �t vuige kett�renpaar! � Die snoodsten der vasallen,nbsp;Die Flips voorheen bijna zooveel vertrouwde als mij,nbsp;Verwekken in mijn hart geen vrees of jalouzg.

Geen angst noch afgunst meer! �Verwinnend mag ik juichen Dat ik hun fleren nek, voor �t beulenzwaard zag buigen.

O! zoo, na hunnen val, ��n wensch mijn hart bezielt,

�tis, Ne�rlands volk! dat gij voor mij ter nederknielt,

Mij, �t stof der voeten kust, gedwe� u zult gedragen,

Zoo als 't aan Spanje�s vorst, � zoo als �t mg zal behagen; Maar, steekt het geuzengraauw toch d�oproerstandaard op,nbsp;Dan plette �t staal des beuls ook hen den vloekb�ren kop.

DE GEZANT.

De Nederlander moog door dwang uw boeijen dulden,

De nijd en haat, die lang hem reeds het hart vervulden. Slaan ligt, bij meer geweld, in laaije vlammen uit.

DON FERDINAND, (naar luiten wijzende.)

Ziet! wat dat woest misbaar, die volkshoop d��r beduidt?

De vonk van rebellie schijnt fel genoeg te gloren.

ALBA (in drift).

Ga! wil den oproergloed in zijn geboorte smoren;

Verdelg het dol gespuis door kracht van vuur en zwaard.

DON FERDINAND.

Ik straf wie zich verzet. �

AL VA.

Geen muiter blijv� gespaard.

(Don Ferdinand haastig qf.)

NEGENDE TOONEEL.

ALBA. DE GEZANT.

Zij slaan door het venster gade , hetgeen op het marktveld voorvalt.

ALBA.

�t Is niet vergeefs gezorgd. Zoo men geen kracht liet blijken,

-ocr page 50-

68

Mijn knechten zouden dra voor de overraagt bezwijken. Ruim twintig vendels zgn geschaard rondom �t schavot.

DE GEZAXT.

Toch ziet gij zelf, hoe �t volk met al uw benden spot; Toch treedt het stout vooruit, om hen terug te dringen.nbsp;Die �t naast het schouwtooneel der droeve straf omringen.nbsp;Zie, hoe �t elkaar betwist, elk drupje dierbaar bloednbsp;Dat van die schandplaats leekt. Die trouw schokt mij �t gemoed!nbsp;Voorwaar! wie zoo veel liefde, als Egmond, mogt verwerven.....

ALBA.

Kon slechts gevaarlijk zijn en moest noodwendig sterven. Maar zie! daar drijft mijn zoon dat laf en laag gemeennbsp;Reeds, met zijn musketiers, als kind�ren voor zich heen!

�t Is als een schapendrift, wier herder �t is ontnomen En dwalend� door de hei, den wolf niet kan ontkomen.

TIENDE TOONEEL,

DE VORIOEN.

FRANQOis, {door wachten binnen gevoerd.)

EEN DER WACHTEN.

Deez� man heeft. Hertog! �t volk verleid tot muiterij. FRANqoIS.

Neen, dienaar van �t geweld! Het volk kiest zelf de zij Van hem, die Egmonds dood in Spanjaards bloed wil wreken,nbsp;�t Zal, van dit oogenblik, de helsche kluisters breken.nbsp;Waarin de dwing�landij �t baldadig heeft gesmeed;

Het is tot elk verzet, tot eiken kamp gereed!

Al doet het beulenzwaard er duizenden nog vallen,

De zaak van �t vaderland vindt nieuwe duizendtallen.

Die haken naar den stond� van dien gewenschten strijd. Waaraan hun arm, hun kracht, hun leven is gewijd.

ALBA.

Wie durft zoo stout een taal in mijn nabpheid spreken? Is nog niet klaar genoeg, mijn strengheid u gebleken?nbsp;Wie waagt het Alba�s toorn, vermeet�le! te we�rstaan ?

-ocr page 51-

69

FRANCOIS.

Dat volk, dat lang genoeg in banden zich liet slaan,

Dat lang genoeg den nek zich onder �t juk zag krommen Van Spanjes tirannij; � dat, hertog! door uw drommen,nbsp;Uw legerbenden zich van vrijheid zag beroofd,

Heeft thans in �t bang gemoed de dwaze vrees gedoofd! Green angst zal Bato�s kroost voortaan de ziel beknellen.nbsp;Maar �t zal de borst van moed en geestdrift voelen zwellen.nbsp;Als �t Spanjes gruwelda^n, gepleegd op Ne�rlands grond,nbsp;Verdiende straf bereidt; � zoo wordt de bange stond.nbsp;Waarin men �t zuilenpaar der vrijheid durfde sloopen,

Het uur waarin ons volk we�f mag op redding hopen; Zoo wordt het edel bloed, gestort bij Egmonds val,

Eens �t zaad, waaruit de boom der vrijheid kiemen zal.

ALBA.

� zal die vrijheidszon, voorzeker! nooit verkwikken. FRAN901S.

�k Zal fier, als Egmond deed, den dood in 't aanschijn blikken. Die zeker naar uw wil, wel spoedig mij verbeidt.

ALBA, (verbaasd.)

Die onverschrokken moed, die elk ten toon hier spreidt En die noch voor geweld, voor kracht noch magt wil bukken.nbsp;Kon ligt het helsche plan van afval doen gelukken.

Zoo niet des konings zaak werd door mijn' arm gestut.

(Alha af.)

FKAN901S.

Maar 't volk van Nederland wordt door Gods arm beschut.

Sluit, in onbeperkt vertrouwen.

Met dien Vorst een hecht verbond, Ne�rland! en uw dierb�re grondnbsp;Zal de vrijheid weer aanschouwen;

�t Ziet, hoe diep in �t stof verne�rd, Hoe verdrukt door 's vgands benden,nbsp;Toch het dreigend onheil wenden,

Als Gods almagt �t heeft begeerd. �

-ocr page 52-

70

Zie! reeds wappert in het Noorden Nassauws krijgsbanier u voor:

Geef, mijn volk! der stem gehoor,

Die u oproept naar die oorden.

Waar Oranjes heidenzwaard Vrijheid zal doen zegepralen.

Neerland ! wil niet langer dralen.

Wordt die gulden vrijheid waard. �

(Eene schrede vooruit tredende tegen het auditorium.)

Nakroost! zaagt ge uw vad�ren vallen Door het zwaard der dwing�landij.nbsp;Denk, hun sneven maakte u vrij!nbsp;Laat alom hun lof dan schallen,

Meld hoe �t edel voorgeslacht,

OlTrend goed en bloed, den zegen Van de vrijheid heeft verkregen,

Die zoo blijde u tegenlacht. �

Wacht u onspoed of verblijden.

Draagt eendragtig lief en leed.

Zoo als �t eens uw voorzaat deed Onder bitter kruis en lijden;

Ja! hoe duister soms de nacht Zich aan Neerland moog� vertonnen.nbsp;Zoo hier eendragt slechts blijft wonen.nbsp;Steunt Gods liefde u door zijn kracht.

-ocr page 53- -ocr page 54-

De Serie van dramatische werken verschgnt in afleveringen die op onbepaalde tijden worden uitgegeven. Elk dramatisch werknbsp;zal in ��n aflevering compleet zijn.

De gelieele jaargang zal een deel van minstens 8 vellen druks beslaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

De prgs van eiken jaargang is Twee Gulden.

Aan Rederijkers of letterkundige gezelschappen, die zeven of meer exemplaren bestellen, wordt elk exemplaar berekend tegen d�nnbsp;gnlden vyftig cents.

De uitgever dezes heeft mede uitgegeven en algemeen verkrijgbaar

gesteld;

Dramatisclie fragmenten, Keur van uitgegeven en onuitgegeven tooneelpo�zy. Met een in kleuren gedrukt omslag. Prgs / 1.50

Deze liuiidel �)evat veertien fragmenten van verschillende uitgebreidheid, die elk een op zieh zelf staand geheel vormen, geschikt ter opvoering in de kamers.

H. J. Schimmel, dramatische werken: Twee Tudors, Joan Woutersz., Gondebald, Giovanni di Prooida, Oranje en Nederland, Lodewyk de Elfde, Napoleon Bonaparte, de val van hetnbsp;directoire.

Elk dezer stukken is afzonderlijk verkrijgbaar.

H. J. Schimmel, verspreide gedichten, met eene staalgravure naar Cu. Rochussen, in groen linnen prachtband, verguld opnbsp;sne�...................� 2.50

N. Donker, Het hemd is nader dan de rok.....o 0.25

W. 3. Hofdijk, een fantazy uit de werkelijkheid ...� 0.50 E. J. Potgieter, het uurwerk van het metalen bruis. . n 0.20

VERBETERING.

In de eerste aflevering, blz. 12 reg. 11 v. o. staat: in den Haag lees: hier.

Gedrukt bij P. B. van Ef

?tA.WliTTELMEIJ.R

MM in �n Pmi

Kerkstraat 51, b.d.lGidschestra�!

Advertentie-BtirGaii

-ocr page 55- -ocr page 56-