-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3-

es^c^


f‘AV3gt;’000‘0

tVn'O'O’OO^

b'AO’O’O’O’O

k‘i^’0i3gt;öO’O

‘•^•“‘'--‘¦--‘‘-rt'Oy

tAöOöi*«-^

1 • ZL *J2a * JZ * ^ * wZ.

-ocr page 4- -ocr page 5-

Te A M S T E L D A Mi

0y IZiAAK Duim, Boekverkoopery béZuIdeö het Stadhuis j

¦ dlBLlOTHEEK DER

RIJKSUNIVERSITEIT

UTRECHT.

-ocr page 6-

r

¦. -‘jsis-:

.


k-Ü


'- I'S


röt ¦


V'A'*'-*-.t

^ ¦' /. C -J ?

V V .'•- c. ¦

1. nbsp;nbsp;nbsp;- «lt;- lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(•#- s V ,'.

-ocr page 7-

PRIVILEGIE.

De Statên van Holland dn Weftviiefland doen tewèten : alzo Ons te kennen is gegeven by de Regenten van het Wees- en-Oude Marmenhuys der Stad Amfterdam , en in die qualiiey-ten te lameu Eygenaats, mitsgaders Regenten validen Schouwburgnbsp;aldaar, dat zy Supplianten eenige ]aarenhadden gejoüilTeettvan ^nbsp;Oftroy of Privilegie by hen van Ons op den ay. May geob.nbsp;tineert, waar by Wy aan hun Supplianten goedguuftelyk haddennbsp;geaccordeert, engeoftroyeert, om, geduurende den lyd van vyf*nbsp;tien doen eerft agter een volgende jaaren , de Werken, die [tennbsp;dienfte van het Toneel reets waren gedrukt, en van tydtot tydnbsp;nog verderin het lichtgebtagt,en tenToneelegevoertzoudenmogen werden, alleen te mogen drukken, doen drukken, uyrgeevennbsp;énde vetkoopen, en bevonden dat de Jaaren ,by ’tvoorfz. Oftroynbsp;ofPrivilegie genoemt, op den 27. May 1743 .ftondenteexpireerenjnbsp;ende dewyle zy Supplianten ten meeftendienftevandenSchouburg,nbsp;waar van hunne relpedive Godshuyzen onder andere mede moetennbsp;worden gefuftenteert, de voorgenoemde Werken,zoo van Treur-Ipellen, Blyfpellen, Klugten, als anders, die reets gedrukt, en tennbsp;Toneele gevoert waren,of in toekomende gedrukt, en ten Toneelenbsp;gevoertzouden mogenwerden ,gaernealleen, gelyk voorheen, zou-denblyven drukken,doen drukken.uytgevenen verkopen,teneyndenbsp;dezelve Werken doorhet nadrukken van andere haar Luyfl:er,fo innbsp;taal,als in lpelkonft,nietmogte komen te vetliefen,en dewyle lülitnbsp;haat Supplianten na de expiratie van’t bovengemelte OEtioy, nietnbsp;gepetmiiteert was, zoo keerdenzy Supplianten haartotOns, re-verentelykverzoekende , dat WyaanhunSuppliantenin kwaliteytennbsp;vooriz. geliefden te verkenen prolongatie vanhet voorfz. Oftroynbsp;ofPrivilegie, om de voorfz. Werken , zovan Tteurlpellen, Bly.nbsp;fpelleu, Klugten, als anders, reets gemaakt, en ten Toneele gevoert, ofalsnog in het ligt te brengen, entenToneeletevoeren,nbsp;den tyd vanVyftien eetftkomende, enagtetcenvolgendeJaaren,al.nbsp;leen te mogen drukken, en Verkopen,of te doendrukken,en ver-kopen, met verbod aan alle andereopfeckere hoogePeene by Ontnbsp;daar regens te ftatueeren, SOO IS 't, dat Wy, de Saake, en’tnbsp;Voorfz. verzoek oveigemetkt hebbende, ende gencegeuweezende

A a nbsp;nbsp;nbsp;t eï

-ocr page 8-

ter bede van de Suj)plianten uyt Onze regte wetenfchap,Souveraine Magt ende Aiitliotueyt, de felvc Supplianten gcconfentccit, geac-cordeett, eii geoctiojceiinebben, conlentceicn, accoideeieu, cnnbsp;oftioyeeren hen by deezen.dat Zy .geduurendedentydvan Vjf-tien eetft agtereenvolgcnde Jaaren, de vooiiz. Werken, zo vannbsp;Treutfpellen, Bly fpellen. Kluchten, als anders, reeds gemaakt, en tennbsp;Toneele gevoeit.of als noch m het licht tebreiigen.en tenToneele tenbsp;voeren, in diervoegen,alszulx by de Suppliantenisverzogt, en hiernbsp;vooren uytgcdrukt ftaat, binnen den voorfz Onzen Landen alleennbsp;zullen mogen drucken, doen dtucken , uytgeven ende verkopen,nbsp;verbiedende daaromme allen endeeenen ygelyken dezelve Werken ,nbsp;in ’tgehecl, ofte ten deeleteDiuckefl naar teDrukken, tcdoeilnbsp;Naardrucken, te Verhandelen, of teVerkopen, ofte eidersNaarge.nbsp;tirukt, binnen den felven Onzen Landen tebtengen, uyt te geven,nbsp;of te Verhandelen en Verkopen , op Verbeurre van alle de nage-drukte, iiigebragte , verhandelde ofte verkogte Exemplaren , endenbsp;een boete van drie duylend guldens daaienbcveu te verbeuien , tenbsp;appliceeien een deide part voor den Officier, diedeCalange doennbsp;zal. eeu derdepart voorden Armen der plaatzcndaar het Calus vooinbsp;vallen zal,ende het tefteerende derdepart voor de Supplianten, ende dit t’elkens zoo meenigmaal, als dezelve zullen werden agtet-haalt, alles in dien vetftande ,dat Wy de Supplianten met dezenou-zenOfttoye alleen willendegtatificeeien totvethoedinge van hunnenbsp;fchade door het Nadtucken van de voorfz. Werken,daar doorinnbsp;geenigen deele verllaan , den innehouden van dienteautorifeeten,nbsp;ofte te Advouëren,ende veel min dezelvcondcronzeptotexie,ende belcherminge, eenig meerder Credit, aanzien ofte reputatie tenbsp;geeven, nemaat de Supplianten in cas daar inne ietsonbehoorlykinbsp;zoude infiuëten , alle het zelve tot hunne Lallen zullen gehoudennbsp;weezen te verantwoorden, totdien eyndewel exptefl'elykbegeerende,nbsp;datby aldien zy dezen onzenOftioye voor dezelve Werken zullen willen ftellen,daar van geenegeafabreviecideoftegecontiahectde meiitienbsp;zullenmogenmakeh,nemaar gehoudenwezen,hetzelveOaroy in ’tnbsp;geheel,en zonder eenigeomiffie daarvoor tedrucken.of tedoen drucken,ende daizy gehouden zuUenzyii,een Exemplaar van de voorlz.nbsp;wetken,op GrOotPapiet,gebonden enwel geconditioneeit te brengennbsp;inde Bibliotheek van onze Univerliteyt te Leyden,binnen dentyd vannbsp;zes wecken,na dat zy Supplianten de zelve Wetken zullen beboer beginnen uyttegeeven.opcen boete van zeshondett guldens,na expiratie detvoor(z.zesWeken,bydeSupplianten teverbeuren tenbehoev*nbsp;van de Ncderduytfe Armen van de plaats alwaar deSupplianten wonen i voorts op peene van met ’er daad vetfteeken te zyn van hetnbsp;efteéi van dezen Ofttoye. Dat ook deSupplianten Ichoon by hetnbsp;ingaan van dit Oftroy een Exemplaar gelevett hebbende aan denbsp;vooriz. Onfe Bibliothcék,byzooveitezy geduutende dentyd van ditnbsp;Oftroy defelve Werken zouden willen herdrucken met eenige ob-fetvatiëii, Noten, Veranderingen .'eorreftiëh , vermeerderingen ,nbsp;of anders, hoe genaarat, of ook in een ander formaat, gehouden zullen zyn wederom een andet Exemplaar van de zelve Wer,nbsp;ken, GeconJitioncert als vooxen, te brengen inde voorlz, Biblio.

theek

-ocr page 9-

öeek, binnen defelvetyd, en op deboete en penaliteyt, als voren; Ende ten eynde de Supplianten van dezen OnzenConfente gt; endenbsp;Oftioyemogen genieten, als naatbehooren,Latten wy aHen endenbsp;eenen ygelyken , dien het aangaan mag, dat zy de Supplianten vannbsp;den inhoude van dezen doen , laten , ende gedogen , luftelijk,nbsp;vtedelijk, ende volkomentlijk genieten endegebruyken, cesfeiendenbsp;illle belet ter contiatie. Gegeveninden Hage, onderonzen Gtoteunbsp;zegde hier aan doen hangen op den zesden Decembet.in’t [au onzesnbsp;Heete ende zaligmakers ecu duy fend zeven hondeit tweeë nveeitig.

J. H.V. Waflenaar.

OndeiftondjTetOidonnantievaiideStatcn, wasgetekent

WILLEM BUYS.

Lager Hond,

Aan de Supplianten zyn, nevens ditOftroy.ter handgedeltby ExtraftAuthenticq.haarEd.Gr.Mog.Relblutien van denzS.Juny,nbsp;1715, en 30. April, 1728, teneinde om zig daarnateieguleeren.

De Regenten van het WEEs-en Oude Mannenhuis hebben in hunne voorfz qualiteic, het Recht der bovenftaande Privilegie,alleen voor den tegenwoordi-gen druk, vanHÜT FRANEKER STUDENTEN-L.^EVEU,Kluehtfpel, vergund aan Izaak Duim,

-ocr page 10-

VERTOONERS.

Ernst, Fader van Karel.

Anna, Moeder van Karel.

Karel, een Student, Zoon van Ernft en Anna» Heintje, Knecht van Ernji.

Griet, Meid van Ernji.

J o o s T, Knecht van een Neef van Karel.

B 0 u W E, Hof jet van Karel.

-ocr page 11-

HET

Pag.^i

FRANEKER

STUDENTENLEEVEN.

KLVCHTSTEL.

li-

EERSTE TOONEEL.

Anna, Griet.

GAn N A.

Riet, 2al het lukken ? zuljegaan, of zulje blyven ? Wel ’c is bedroeft, dat men eeuwig met de Meiden moe:nbsp;kyven!

Griet. Van binnen.

Juffrouw, ik kom.

Anna.

Juffrouw, ikkom! Dat het nou al een kwartier uurs, ja langer noch geduurt.

Een menfch fchrikt, dat men ze eens om een bootfchap Huurt,

Zulk een geftel hebbenze. Komje noch niet, Zozalikje ftraks haaien!

Griet. Van binnen.

Juffrouw, ikkom.

Anna.

Daar fpeeld de droes meê. Dat is nou meer als vyftig maaien.

Wilje niet gaan, zo zegt het ? Hoe hebje ’t in ’t zin ? Griet, Van binnen.

Juffrouw, ik kom, Juffrouw, ik kom. Juffrouw,ik kom.’

A 4 nbsp;nbsp;nbsp;An-

-ocr page 12-

HETFRANEKER

Anna.

Daar vaart de pokken in.

Ik zie, jy wilt by my niet kotnen, ik kom ftrak by jou.

* nbsp;nbsp;nbsp;Schaamje jou niet, dat jy me zo lang laat wachten ?

Wathebje daarmee voor? kleuter! wat zyn jou gedachten?

Griet.

Ik roep ommers Juffrouw ik kom. Heb jy dat niet gehoord ?

Anna.

JaAfchgat, ik heb *t gehoord. Maar wat baat dat roepen ? jy gaat ondertuffehen niet voort.

Griet.

Ik doe maar een fchoone Boezelaar aan, en wou myn Kap wat verzetten.

Anna.

Zo Zyn de Meiden, als men *Êr om een bootfehap zal ftuuren , moetenze’er eerft een half uur paleeren,nbsp;al zoudenzer de bootfehap mee verletten.

Jy Kap zetten! Kladdeuni! zoumen niet meenen, dat jy de zindelykfte Meid waard van de heele ftad ?

Ondertuffehen ben jy, gely k als al die pronkepinkjes, een

Morskefoe injehart, enhebt naueen heele tad aanjegat.

'Als men ze by de ftraat ziet gaan, zou de waereld wel meenen ^

Dat’et Fuikjes waaren, ondertuffehen zynze vanondren beklontert, en de flenters hangen by de beenen.

Jylui geeftjegeld aan Kantjes, Strikken, en zulke vod-dery.

En je hebt nau een Hemd aan ’t lyf. Maar ik zou lang praaten, eer ik dat verandert kreeg. Ga na ’t Pakhuis , zegt myn Man, dat ik gereed ben, en zegt 'er by.

Dat onze Student van Franeker t’huis is gekomen.

Maar flatter onderwegen niet, komt ras weêr, of je moogt fchroomen.

Griet.

Juffrouw, ik zal vliegen, enbenzodadelykweêrhier.

TWEE-

* nbsp;nbsp;nbsp;Griet komt vf het Teontel.

-ocr page 13-

STUDENTENLEEVËN. 9 TWEEDE TOONEEL.nbsp;Anna, Karel, Heintje.

Karel.

BLoed,Heintje, wyleeven als kleine Koningjes, wy denken om geenftudeeren, maar maaken alle dagen goede fier.

Holla! ik zie Mama, ik moet van toon veranderen.

Die Iludie.....

Anna.

Zoon, en Heintje, hoe hebje ’t zo druk met malkandren?

Karel.

Mama, ik verhaal Heintje, hoe pleizierig dat de fiudie is , hoe ik myn uureii verdeel.

Hy beklaagt hem, dat hy maar een knecht is. Want die ftudie is zo eêl.

Ha ! die ftudie! *

Heintje.

Juffrouw ik luifter roet verwondering, na’tgeenik van je Zoon de Student, zo geleerdelyk hoor zeggen.

’t Is niet te begrypen, zo als hy de edele ftudie weet uit te leggen.

Ik heb 'er zulken luft toe, ik bender als op verzot.

Ik beklaag my met reden, van het onrechtvaardig lot, Dat myn ouders my ontroofde, toen ik in’t vyfdeSchoolnbsp;was,om dat ik toen niet meê voort kon ftudeeren •

Ik zou met vreugde my in de ftudie, daar jou Zoon van gefproken heeft, laaten promoveeren.nbsp;ó! ’tis zo vermaaklyk, zo aangenaam, zofchoon...nbsp;Anna.

Jefpreekter zo fmaaklykvan, en hebt’et nooit bezocht.

A y nbsp;nbsp;nbsp;Hein-

Zo dikmaalf ah Karei va» de fiudie fpreekt, wyfi Heintje f de bandnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mond brengende ^ hoe men drinkt.

-ocr page 14-

lo HETFRANEKER Heintje.

Wat fmaak moet dan jou Zoon

Daar wel in gehad hebben , heb ik ’er zulken luft toe; door het hoorcn verhaalen ?

Karel.

Ja, Heintje, ’t is ongemeen. Het vermaak van delludic is nier af te maaien.

Ann Ai

Ik verheug my, dat ikje zo genegen tot de ftudie vind. Jou Papa zal het gaerne hooren, maar weeft voorzigtig,nbsp;myn kind.

Studeer ook niet al te veel, daar zyn ’er mal geworden, datze der herflentjes te veel werk hebben gegeven.nbsp;Neem het niet te hart op, myn Zoon.

Karel.

Ha! de edele ftudie is myn leven. Anna.

Met maaten, met maaten.

Heintje. Tegen Karei Een pints roemer is een goede maat.’

Anna.

Zeker ik bender in begaan. Heintje, je moet hem dat al te veel ftudeeren, af ziennbsp;te raan.

Heintje.

¦Juffrouw daar heb jy gelyk in, dat is nodigj want gaat hy voort met zo fterk te ftudeeren,

Het zou hem op konnen breeken.

Anna.

Je moftje tuffchen beiden wat diverteeren. Alsje iet hebben wilt, en Papa het niet toe begeerd te ftaan,nbsp;Schryf het Mama dan maar, ik zal’tje bezorgen, gelyknbsp;ik tot noch toe heb gedaan.

Karel.

Ik bedank Mama.

Anna.

Heb jy al ontbeeten ?

Ka-

-ocr page 15-

STUDENTENLEEVElSr. u

Karel.

Keetij Mama, ik ben noch nuchteren.

Heintje, tej^ea Karei.

Dan rekenje dac mutsje Brandewyn niet ? Anna.

Armen bloed! heb jy noch niet gegeeten Onze Tafel is al opgenomen, achter ftaat een gebraadenbsp;Hoen,

'tls te middag warm geweeli, daar kun jy jou maaltyd meê doen.

Ik zal ’t de Keukenmeid belaften, ’k Moet met Papa om een bootfchap gaan.

Karel.

Ik bedank Mama.

DERDE TOONEEL.

Heintje, Karel.

J nbsp;nbsp;nbsp;Heintje.

Ou Mama is bekommert voor te veel ftudeeren. Karel.

Die zorg is onnut Heintje, want gelyk ikje gezegt heb, ik kan wel zweeren,

Dat ik, in 'c gantfche jaar, dat ik te Franeker geweeft heb, naauwlyks in een boek heb gezien.

In het eerft, mag ik zo een reis acht, of tien, in het Col-Jegie zyn geweeft.

Heintje.

Wat doeje den heelen dag?

Karel.

Banketeeren,

Eeteni Drinken, Fatoetiën, Piketten,Tiktakken, Ver-keeren;

En al zulke exercitiën, die de Studenten gewoon zyn te doen.

Hein-

-ocr page 16-

12 HET FRANEKER Heintje.

Maar, dat doeje niet altyd ? immers , dat kan ik niet vermoên.

Karel.

Neen', toch niet.

Heintje.

Wat doeje dan meer ?

Karel.

Vechten, kratfcn, offlaapen. Daar hebje de heele ftudie.

Heintje.

Je bent fyne knaapen;

Maar vreesje niet voor Papa.?

Karel.

Vreesde ik daar niet voor, ik zou noch fchoonder dreunen zingen , en anderenbsp;gangetjes gaan.

Ik kom nu bier om by jou te onderftaan....

Maar de droes, daar is hy.

VIERDE TOONEEL;

Ernst, Karel, Griet gaat naar hinnen.

PK ARE Li Apa, ik,....

Ernst.

Al weer t’huis ? wat is dat nou te zeggen ?

't Heeft de naam , datmen te Franeker om te ftudceten zal leggen,

En men is altyd c’Amfterdam.

Karel.

Papa, het is Vacantiei Ernst.

My dunkt jou lui Vacantie duurt maar Van den eerften January, tot den laatften December,nbsp;dat is het heele jaar.

De

-ocr page 17-

STUDENTENLEEVEN. ij

De Ouders moeten Kamers, en alles voor hetheelejaar ginter betaalen.

En de Jonkers zyn alle blaauw maandagen t’huis, en beelden ’er wel in , dat men ze luftig behoorde tenbsp;onthaalen;

De heelen dag loopcnze by de ftraat, met de degen op het gat:

Die luyje bengels zyn noch groots inder Wapens, en byna te hovaardig, dat

Ze een boodfchap voor de Ouders doen , of een brief zouden Copiëren;

’t Is ftrak; ik ben nou een Student, ’t zou fchande zyn, Ben jy lui Studenten, zo moetje ftudeeren.

Ik zou het niet langer zo verftaan

’t Is pas acht wecken geleden , dat jyder na toe bent gegaan,

En al weer t’huis ? Ik meende , dat de Vaeantie cerft tegens de Hondsdagen zou beginnen ,

Hebje me zo niet gezeid ? wanneer zal men zo doende tot zyn promotie raaken , om zyn onderhoud tcnbsp;winnen ?

Karel.

’t Is een extraordinare Vaeantie,

Ernst.

Ordinaar, of extraordinaar, jy lui vordert ondertuflehen nier.

Ik zeg noch eens, dat my al dat gevacantie verdriet.

’t Gaat niet aan, beter gezeid als gezweegen.

Waar komt deze Vaeantie van daan?

Karel.

De ProfeCfor heeft een zwaare overval gekregen.

Ernst.

Waar is jou Neef, jouContubernaal.

Karel.

Die is meê gekomen.’

Ernst,

-ocr page 18-

,4. HETFRANEKER Ernst.

’t ïs wel, ga maar heen.

Flus zal ik jou nader fpreeken.

VYFDE TOONEEL:

Ernst, Anna, Heintje.

Ernst.

lAma, willenwe gaan?

Anna.

Ik ben te vreên ,

Als *£ je belieft Papa, maar wilje jou Zioon eeril niet eens ipreeken ?

Ernst.

Ik heb hem gefprooken , en met eenen luftig doorgc' ftreeken.

Die Bengel is alcyd hier.

Anna.

Ja wel Hartje, ik weet niet watje bedryft?

Je doet zonden, datje zo een fchiklyk Jongman bekyft.

Hy ftudeert eer te veel, als te weinig j Heintje zouje kunnen zeggen,

Hoe vol dat zyn harflens van de ftudie leggen j

Ik weet niet hoe hy het al kan verdraagenin zyn hoofd,

Hy is zo naerftig , en zo verftandig , dat ik het myn dagen niet had gelooft j

Als hy hem maar niet mal ftudeert : ik bender al heel in verlegen,

Daar zynder genoeg , die ’er een krankzinnigheid van hebben gekreegen.

Die ftudie leit my zo zwaar op ’t hart.

Ernst.

Myn lieve Mama , weeft daar niet eens bekommert voor, het ftudeeren gaat by de Studenten heden-Maagj zo niet aan,

• nbsp;nbsp;nbsp;Dat

-ocr page 19-

’t is hoog

STUDENTENLEEVEN. Dat men daar voor hoeft te vreexen, Maarnbsp;tyd, ze zullen wachten, laat ons gaan.nbsp;Heintje, fluit de deur.

ZESDE TOONEEL.

Heintje , Karel.

ZK A R E L.

Ynze weg?

Heintje.

ja, maarjemoogtvreezen, Zoje Papa het ontdekt. Bloed! hoe heeft hyjou deGra-matica geleezen.

Karel,

Heintje, ik bender zo bang veur, dat ik van angit nau weet wat ik doe.

Ik vrees, dat Papa van alles onderrecht is.

Heintje.

Maar hoe?

Op wat wyz’? van wie?

Karel.

Ik zakje zeggen,

De Hofpes, daar Neef Lichtmis, ik , en meer andere Studenten t’huis leggen,

Is op ons gebeeten , wy hebben hem bedrogen, uirge-ftreeken, en misleid.

Al myn vrees is, dat die ons een lelyke trek bereid.

Hy was van huis, men zocht het voor ons te verbergen, maar vergeefs. Zo ras wy dit hadden vernomen,nbsp;Befloten wy op ’t fpoedigfte over te komen.

'kGeloof dat hy in deze ftad is, ’k zal’t aanftonds hooien van Lichtharts knecht, die ik ieder oogenblik verwacht.

Hy is’er na gaan verneemen, opeen plaats daardeFra-nekers logecren.

Hei NTjE.

Jy hebt het al heel ver gebragt.

Datje

-ocr page 20-

,6 nbsp;nbsp;nbsp;HETFRANEKER

Datje byje Mama zo wel ftaat.

Karel.

Dat moet ik jou dank wcete»;

Heintje ik zal ’c je zo beloonen.

H E ï N f j B.

Dat werd gemeenlyk, als de dienft

gedaan is, vergeeten.

Karel.

Ik xweer dat ik het je vergelden zal.

Heintje.

Maat hoe kwam je aan ’t geld, daarjc dat altemaal va» hebt konnen doen?

Ik weet wel datje Mama je veel toefteekt, maar dat kan daar niet aan helpen , op wat fatfoennbsp;Kryg je ’t ?

Karel.

Ik zakje vertellen.’

We koopen fomtyds, twintig, dertig, ja veertig gulden aan Boeken, die we op de reekening laaten ftellen j

Die Boeken verkoopen we voort weer by een andere Boekverkoper Contant, voor wat minder. Al mynnbsp;goed, de Gordynen van myn Bed, zelf al myn De-kens, op één na, zyn verkocht.

H E I N TJ E.

Hoe hcbje dan deeze koude winter deur gebrogt ?

Karel.

Heel wel. Als ik koud wierd, kreeg ik een pakket met reekeningen voor den dag, die ik fchuldig ben aannbsp;de Waarden, Kaatsbaan-, Pok-meefters, Pafteibak-kers,Wynkopers,enz, ik leizeop myn Bed, die maak*nbsp;te me zo bang, dat ik aanftonds begon tezweeten;

Ja tienmaal meer, of ik een halve fchelling Driakelhad gegeeten,

Spyc Apceekers zweetdrankjes.

Maar zou het niet veel beter zyn, datje naerftig ftudeer-de, om totje promotie te geraaken?

K

-ocr page 21-

STUDENTENLEEVEN. nbsp;nbsp;nbsp;17

Karel. nbsp;nbsp;nbsp;Wel neen.

AU ik nou al Dokter was, wat zou ’t dan wezen ? van twintig is ’er nau één,

Die in praktyk raakt. En ftel, ik raak’eralinj dan mofl: ik aüe dagen aan myn ooren,

Het krochen, en fteenen van de Besjes, en van de Zie* ken hooren.

Ik hou meer van vreugden, als verdriet:

Kermen, en klaagen te hooren, gelykt my niet.

Daar heb ik geen lull toe. Ik wil veel liever een Roe* mer ouwe Rinfe Wyn, als Hinkende pis bekyken.

En onder de neus hebben. Zó dat het Doktoorén my niet zou gelyken.

Heintje.

Word Advokaa'.

Karel.

Daar ben ik te Confcientieus toe ; veele van dat volk winnen de kolt met valsheid en bedrog.

Zynder niet, die pro, en contra advifeercn ? ik zou ze je nochnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ren ?

Wel konnen noemen. Maar waarom zou ik toch ftudee-

MynVader heeft meergeld als ik me Iceven kan verteeren.

Hy is oud, ja al te oud. Want ik reken dat hy al in het myne zit. Ik ben een eenig zoontje.

Heintje.

’t Is wel inpertinent dat hy noch niet llerft.

Zend hem een proteft t’huys.

Karel.

Als iemand tot myn jaaren komt en myn humeur heeft,’ is ’t nootzaaklyk dat hy dikwils wat erft.

Daar zyn ook zo veel Advokaaten, datmcn der de kak* huizen mee zou bedekken.

Wat zietmen ’er alle dagen ? Enalsmen al gepromoveert moftwerden, ’tzyngrootegekken

Die veel daarom ftudeeren j want alsmen een Profeflbr op fommige Academiën de handen maar fmeert,

Je wérdt, en noch wel fnmma mm lande gepromoveert.

B nbsp;nbsp;nbsp;Maat


-ocr page 22-

IS HET FPvANEKER Maar wat helpt toch het protnoveeren ? hoe veelc zietnbsp;men der met kakhielen loopen:

Diederbulwel om een twintig gulden'jaarna wéér zouden willen verknopen;

Want ze winnender niet een duit mee.

Joost roept van buiten, Hem! hem I Karel.

Doet op, ’t zal Jooft zyn, ik hoor het aan zyn Hem. De affpraak was, dat hy dit teeken zou doen.

ZEVENDE TOONEEL. Karel, Heintje, Joost. ^

Joost. fT

Xj.Em! hem!

Karel.

Jooft, hoe hebje ’t gevonden ?

Joost.

Myn Heer,het kan niet dimmer,’k vrees dat ’et zal honden. Karel.

Is de Hofpes in de ftad ?

Joost.

Noch arger.

Karel.

Hoe kan het arger zyn ? Joost.

Wel tienmaal arger!

Karel.

Helpme uit de pyn.

J o o STi

Hy is in de ftad, en zal byje Papa zo dadelyk komen. Ik heb ’t uit de mond van de Waardin vernomen.nbsp;Karel.

Zo heeft hy Papa noch niet gefprooken?

Joost.

Neen.'

Karel.

Weet jy’t wel? nbsp;nbsp;nbsp;Joost.

-ocr page 23-

STUDENTENLEEVENi 19

Joost.

Ia.

Heintje.

Maar mag ik der vaft op gaan ? Joost.

Ja, ja, ja, ja, jaj zeg ikje tienmaal, weeft te vreên. Karel.

Och Heintje! hoe ftel ik het! je kend Papi, hoe zal ik het klaaren ?

Ik weet myn leeven geen raad, hy zal hem zulke ftaaltjes openbaaren!

Heintje.

Wat flag van een Vent is het, fnedig, of bot? Karel.

Hy gaat veel met Amfterdamfche Schippers om , daar door fpreekr hy, gelyk wy. Hy weet zyn woord rede-ly k wel te doen, maar ’t is anders een Ezel, een zot.nbsp;Hy heeft hier in Holland, noch in Amfterdam, nooit meernbsp;geweeft. Men kan hem wys maaken wat men wil.nbsp;Heintje.

Laat my dan maar begaan, ik zal hem een rad voor de oogen draeijen,

Zo hy komt eer jou Papa t’huis is.

Karel.

Wat zulje doen ?

H E I N TJ E.

Die naad zal ik wel naijen; Griet is arg, zy heeft in den Haag by een groot Heernbsp;gediend, zy moetme helpen, Jooft ook , ik wonnbsp;dat hy maar kwam.

Ik zal 't hem heugen doen, dat hy geweeft is t’Amfterdam.' Karel.

Zieje kans Heintje ?

Heintje.

Ja, je moet Griet, jou Mamaas kleeren aan laaten trekken;

ik zal voor jou Papa fpeelen. Indien Jooft zyn reden dan maar zo weet te bedekken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;£1 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dat

-ocr page 24-

20 HET FRANEKER Dat hy ’t niet merkt, zal de bui, die jou dreigt, plci-fierig overdryven.

K A R E I-,

De vont is goed, ik wou dat ik hem al zag; want hy moet weg zyn eer Papa weer t’huis komt.

Heintje. If^ord gefcheld. Daar is hy, verbruid het maar niet, door je gelach.nbsp;Paft datje gaauw beht, daar zal’t heele Werk aan hangen.nbsp;J ooft laat hem in, maar houd hem op, tot ik verkleed ben.nbsp;Karel,

Repje. Ik ben in vreeze, en verlangen. Joost.

Ik zal hem zo onthaalen, dat hy noit weer na dit huis om zal zien.

ACHTSTE T O O N E E L. Joost, Bouwe.

Bou WE.


Oond mynHeer Ernft hier? verexcufeer my. Zie, ik ben hier noit geweeft, ik ben in Amfterdara niet bekent.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Joost.

Ja hier woond myn Heer Ernft. Aan jou weezen zou rk wel zeggen, dat jy een Franeker bent.

BoU.we. •

Dat ben ik.

Joost. Geeft hem een klap. Zyt dan hertelyk Welkom uit den naam van myn Heer.nbsp;Bouwe.

Wel kaerel benje bezeten?

Joost.

Vrind, jy lykt de manieren van myn Heer niet te weeten. Bouwe.

Wat heb ik met zyn manieren te doen, gy flaatme das het kraakt.

Joost.

Ik ben ten hoogftcn verheugd,dat ik zo deftig heb geraakt.

B OU'

-ocr page 25-

STUDENTENLEEVEN. a Bouwe.

Ik niet. ’tZyn verbrutfte parten, dat gyin fchyn van tft groeten,

My üaat. nbsp;nbsp;nbsp;Joost.

’t Is de gewoonte van myn Heer, en zyn huis-genooten, de vreemdelingen met alle eerbiedigheid te ontmoeten.

Myn Heer zou *t kwalyk neemen, zo ik jou niet na be« hooren had gerefpedleerc.

Bouwe.

Ik lach met dat refpedeeren, ik hou niet van zo te werden geëerd.

Roepje Heer, ik moet hem fpreeken.

Joost.

Daar komt Juffrouw,zulje’tdieniet konnen zeggen?

NEGENDE TOONEEL. Griet, Joost, Bouwe.

] nbsp;nbsp;nbsp;Bouwe.

A. Juffrouw, ik hadje wel een zaak uit te lejgen.

Griet, ee» Japonfe r»k mh hebhendt. Wat ben jy voor een kaerel?

Bouwe.

Ik ben Bouwe Jarigs van Franeker, Hofpes van uw zoon.

Griet.

Ben jy Bouwe Jarigs van Franeker, Hofpes van myn zoon J dan moet ik met jou fpreeken op een andere toon.nbsp;Excufeert my,dat ik jou zo fors toe heb gegraauwt. Pag ie,nbsp;onthaal die vrind na behooren,

Doet hem dubbelde eer aan.

Bouwe.

Dat behoeft niet, ik bedankje; Griet.

Bewyft hem dubbeld refped, of verwacht myn ongena en looren.

B 3 nbsp;nbsp;nbsp;Joost;

-ocr page 26-

HETFRANEKER

Joost, geeft hem aaeh een klap. Zyt nochmaals wellekom, myn Heer,

Bou WE.

ó Bloed! ó bloed 1

Wat duiker doeje ?

Joost.

Hy is verwelkomt.

Griet.

Goed.

Introduceer hem ter Audiëntie.

BouwË.

Ik hou daar niet van. ’t Zyn drommelfe grillen.

Wie het zyn leeven van zulke dingen gehoord. Griet.

Jou behoorlyke eer, en refpedt..,.

B o u w E.

Ik zegje noch eens, dat ik die eer liever zou miflen willen. Griet.

Geenfins Heer Bouwen, vergeef het my, myn goede vrind, Zou ik de Hofpes van myn kind,

Niet na hehooren onthaalen?

Bouwe.

Zeker, ik kan niet tegens die Complimenten, myn hoofd begint ’er af te maaien.

Wy ‘iat niet gewent. Ik ben maar een burgerlyk man. Griet.

W^l om datjy’t zoernftig verzoekt, ftaikhettoe, maar onder Conditie, datje dan

Jou daar na niet beklaagd,dat jou geen eer genoeg is bewee-zen. nbsp;nbsp;nbsp;Bouwe.

Juffrouw, gy hoeft daar voor niet te vreezen.

Ik bedank u meer, of ik het genoot. My is al te veel Eer, en Complimenten gefchied.nbsp;fk verklaar u, dat het my voor lang al verdriet.nbsp;Griet.

yfd nu, wat is de bootfchap ?

B.o o-

-ocr page 27-

studentenleeven; 23

B o U W E.

Uw Zoon.... maar ik durf het kwaalyk openbaaren. Griet.

Spreek maar vry.Het zy,wac het xy,wilc het my verklaaren. Bou we.

Uw Zoon heeft een jaar by me gewoond , en ,hy heeft me noch niet een duit verfchoten geld noch Kamerhuur gegeeven, ik bid ...

Joost.

Hoe! jy fpreekt ftaande, wat is dit?

Geen menfch mag tegen onze Juffrouw anders als knielende fpreeken.

Buigje kniën, of ik zalze met ffokflagen breeken.

B OU w E.

*t Is hier een drommels huishouden. Nou, om ’er af te raaken. juffrouw hebt gy ’t wel verftaan,

Wat ik verzoek.?

Griet.

Zegt het myn man, daar komt hy aan. TIENDE TOONEEL.

Griet, Heintje, Eea JaponJe rok aa» hebbtnde^ Joost, Bouwe.

Hg R I E T.

Artje, zie daar de Hofpes van onze zoon.' Heintje.

Is hy al verwelkomt na behooren? Bouwe.

Ja myn Heer, zeker , ik heb meer eer genoten als ik verdiend heb.

Heintje.

De tyd is dan eindelyk gebooren, Dat ik de Hofpes van myn zoon in myne armen verwel»nbsp;lekomen mag.

® Gelukkige uur 1 ö aangenaamen dag!

B 4. nbsp;nbsp;nbsp;Bou*

-ocr page 28-

¦*4. HETFRANEKER

BpUWE.

Myn Heer, laat los, laat los, ik fmoor! gy drukt me aan fierden.

Heintje.

Zyt hertelyk wellekom.

Bouwe.

Laatme toch een weinig aafem fcheppen, ik kan ’c niet herden,

Heintje.

Ga zitten, myn Heer. Jooft, geeft noch een ftpel; IVJyn huishouding is groot, verveelt jou ook ’tgewoel.nbsp;Zo zullen wy in een andere kamer gaan.

Bouwe.

Neen, ik zal u maar in ’t kort verhaalen. Waarom ik hier ben gekomen. De Ouders hooren me-nigmaalen

Nietgaernedefouten van deKindersj maar van myn Heer Heb ik andere gedachten.

Heintje.

Myn vrind, ik begeer.

Dat jy de waarheid zegt. Studeert myn zoon naerftig? Bouw Ei

Ja, al te naerftig,

Heintje.

Dat is my lief.

Bouwe.

Maar datje me wel verftaat, 't is niet jn de boeken. Heintje.

Waar in dan?

Bouwe,

In de Kaatsbaanen, Hoerhuizen, Trokken, Troeven, Siesfinken in de hoeken.nbsp;Heintje.

JSo, kan hy dat ?

Bouwe.

Ja wonderlyk. Glazen uitfmyten , Kloppers afdraijen, en Schellen fteelen kan hy ook.

Ze

-ocr page 29-

STUDENTENLEEVEN. 25

Ze zetten het Vaatje op de Tafel, en fcheyden niet voor dat het uit is, dan loopenze 's nachts langs de ftraa»nbsp;ten, hy ranft deVrouwluy aan, zetzeaf, endoetzenbsp;vlugten, als voor een fpook.

Zo Studentje te fpeelen, de lui af te zetten, en te kraflen, is zyn dagelyks werkj ’tisnietoratebefchryven.

Wat een baldaadigheid, dat die moetwillige Meslieurtjes op de Academiën bedryven.

Ik kan geen huis met hem houden, daar by, heeft hy me noch niet een duic aan geld

Gegeven. Hoewel ik weet, dat gy het hem al toe hebt geteld.

De Profeflbrs betaalen zy ook niet. De Boekverkoopera rekeningen zyn vol valfche praktyken-

De Ouders hier t’Arofterdam, meenen dat die dingen zyn, gelykze gelyken,

En ’c is ’er ver van daan. Ze maaken met de Boekver-koopers een Accoord,

Die gevender een deel Contant geld, ik heb het zelf gezien, en gehoord:

En men zet dan Boeken op de rekening, die nooit' voor hun zyn gebonden,

En zo werd de reekening na de Vader gezonden.

Om kort te gaan , myn Heer, en u niet langer op te houden, daar hebt gy brieven , één in ’t Franfch,nbsp;en één in ’t Latyn,

Ze komen van een Profeflbr, en van een ander Heer, ilc weet wel dat den inhoud u niet aangenaam zal zyn.

Maar....i

Heintje.

Kan jy Latyn ?

Bouwe.

Neen.

Heintje.

Franfch ?

Bouwe.

Neen.

6 5 nbsp;nbsp;nbsp;Heik.

-ocr page 30-

25 HETFRANEKER

Heintje, ziet in de Brief.

Wel Kaerel, fcheerje de gek met my, hoe is het gelegen ?

Altyd, in de Latynfche Brief werd myn Zoon geprei-.. Bou WE.

Leeft hem eens ter degen. Heintje.

Of ik hem ééns, of duizendmaal lees, zie, daar ftaat;

nehalo, dat is te zeggen, een fchikkelyk knecht.

En daar ftaat; nequam^ en daar, ebriofus^ deze woorden recht.

En naaukeurigovergezet, beteekenenzo veel, a!s nuch-teren, vroom, met goede zeden.

En daar ftaat, Dignus patibulo, dat is te zeggen, waard een hooge plaats te bekleeden.

Bouw E.

Ik bidje, datje de Franfche Brief dan eens ziet.

Heintje. Ziet in de Brief. Die getuigd het zelfde, dat hy naerftig ttudeert.

B OUWE.

Studeert hy naerftig! dan verfta ik het me niet. Maar het kan niet weczen.

Heintje.

Daar ftaat, un filou. Dat beteikent kloek in het ftudeeren.

En daar, je kont het zien, un traitre, unCoquin , un bougre^ un deboché. Dat is, die al de Studenten tenbsp;boven gaat in ’c leeren.

Unfauvage, un ivrongne. Dat is,nuchteren,en bequaam. Wel vrind, die brieven zyn my tenhoogftenaangenaam»nbsp;Bou WE.

Ja wel, al watze van hem fchryven is gelogen.

Heintje.

Wat meende jy datze fchreeven?

Boüwe.

Ze hebben me bedrogen. Zy klaagden noch meer over hem, ais ik. Ze zeggen,

dat

-ocr page 31-

STUDENTENLEEVEN. 27 idat hy het heele Collegie ontftichte , zy hebben mynbsp;zelve aangepord

Dat ik hier na toe zou gaan. Jawel, hoedattnenuitge-ftreeken word!

Zyn datProfeflbrs? Wel, hoe komt dat fchryven over een met de woorden,

Die wy voor myn vertrek van haar hoorden ?

Hein tje.

Maar Kaerel, in ernft, kunje geen Franfch, noch Latyn ?

Bou WE.

Neen, zeker niet.

Heintje.

Ik kan het zo veel te beter. Bejiia, Dan ben j‘y ook niet waerd, Hofpes van zo veel geleerde Studenten te zyn.

Quid afiuo ? vous calangeer ? Jy zo te fpreeken

Van Studioji doéii ? Men behoorde jou de beenen te breeken.

Het RefpeSium perfonarum, hebjy, in de vierde graad geledeerc.

Je vous payerai, iougre, datje myn Zoon zo hebt ge-fchandalizeert.

Bou WE.

Myn Heer. t..

H E I N T J E.

He ! que de my» Heeren'i ....

Je vous jure, fatal! ik zalje zo dadelyk de rug laaten fmeeren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Griet.

Nou Hartje, vergeeft het hem dezemaal.

Heintje.

Per intercede Vin myneGemalinne pardonneer ikje. Zy is Caufe movet, dat ik het niet op jou verhaal.

He J nbsp;nbsp;nbsp;B o u w E.

Myn Heer...,

Heintje.

Paft my zo dadelyk uit de ftad te retireeren,

Zyt verzekerd, zo ik je weer rencontreer, dat ikje zal anatomizeeren.

ELF-

-ocr page 32-

aS

HET FRANEKER

ELFDE TOONEEL:

Bouwe, Joost.

B o u w E.

LYn....

Joost.

Zwyg kort, en ga voort. Je komt ’er gelukkig af. Had JufFruuw niet voorje gefprooken, jy waard al tot kaf.nbsp;Bouwe.

Gelukkig af! ik heb de huit vol flagen, én geen geld gekreegen, en zou ik zo moeten vertrekken ?nbsp;Joost.

Ja, ten zy gy lull hebt, om je noch dicht af te zien dekken.' Bouwe.

Ik sa, maar ik ben in een ftad van recht.

JOOST.

Jy myn Heer dreigen! Kaerel, weetje wel W'atje zegt? Maar ik hoor iemand aan de deur, dat zal de Broer zynnbsp;van myn Heer, het is hem half in de harlTenen ge-flagen.

Nou meugje denken, dat de beenen jou niet uit dit huis zullen draagen.

Bouwe.

Waarom? watfchceld hem?

Joost.

Hy beeld hem in, dat dit zyn huis isj en noch veel andere zotterny.

Tegens ons is hy wel, je zoud zeggen, hy is wys; maar wy Zyn hem gewent. Al die geenFranfch kan, wil hy vet;nbsp;moorden.

Kunje zo niet tien, twintig woorden?

Bouwe.

Neen. Hoeftelik’t?

Joost.

Daar fchietme wat in.

tlouje Hom. ik zal wel zien hoe ik het begin!

TWAALF,

-ocr page 33-

^Ag , tnyn Heer.

Ernst.

Wel Jooft ? wat komje zeggen ? Wat is dit voor een man ?

Anna.

Papa, ik zal myn Kapers eens af gaan leggen.

dertiende TOONEEL.

Ernst, Joost, Bouwe.

IJ o o s T, trekt Ernfl ter zydeM.

S een Franfchman. Myn Heer zend hem, dat jy hem een weinigje byzeiten zoud,

Hy heeft hem ook wat gegeeven. Hy heeft een Vader, die is oud.

STUDENTENLEEV EN. 29

TWAALFDE TOONEEL. *Ernst, Anna, Joost, Bouwe.nbsp;Joost.

't

Ernst.

MavJteKfy d'oH tieme vmx?

Joost, ftil tegen Bouwe.

,, Merkt hy, datjy ’t niet kond fpreeken,

,, Hy zalje de hals en beenen breeken.

Ernst.

Parlé. Hy moet befchaamt zyn. Parle' Francheman. Jooft, hy antwoord niet, miflehien dat hy niet wel hoo-ren kan.

Monjieur, d'ouviennevous. Parié \ hoe, heeft hy het niet in ’t zin.

Quoi ! voHS, vous moejue de mot! hy houd de mond toe, hoe ik begin.

Que Diable.,.,

Joost, tegen Bouwe,

„ Daar komt het hem weer aan.

Ernst.

* £r»yï o^end de deur van binnen.

-ocr page 34-

30 HETFRANEKER Ernst.

Ou eji vojlre langue t

’cis een Bedrieger, men behoorden de gemaakte Land» loopers te hangen.

Joost, fege» Bouwe,

„Heb ik je het niet geieid?

Ernst.

Par Ié, parlé, udiesiti Bouwe.

Mom..,,

Ernst.

Parlé,

Bouwe.

M om,,.

R NST,

Ha I que de Mom, Mom ? Joost,

My n Heer, ik had het je vergeecen te zeggen, hy is ftomi Ernst.

Hoe weetje dat hy ftom is ? daar fchuild dikwils bedrog onder.

Joost;

Neen toch niet, want hy heeft het me zelve geleid. Ernst.

Dat hy ftom is ?

Joost.

Ja.

Ernst;

Indien hy ftom is, hoe heeft hy*t jou dan konnen zeggen ?

Neen, neen j bier moet wat anders achter leggen;

VEERTIENDE TOONEEL.

Anna,Ernst,Griet, Heintje ,Bouwe, Joost.

JA N N A, van binnen^

Ou vod, jou guit!

Ernst.

-ocr page 35-

STÜDENTENLEEVEN. 51 Ernst.

Mama, wat is 'er te doen ? Anna.

Dat is een guit, dat is een fetfoen!

Ter goeder uur zyn wy t’huis gekomen.

Hy het jou , en zy myn kleeren genomen,

Gelyk je ziet. ’k Loof datze Commeditje fpeelcn. ’k Zal beur leeren.

Ernst.

Daar moet iet fchuilen. Wat doeje met deze kleeren? Griet,

Myn Heer, vergeeft ons....

Bou WE^

Hoe, zyt gy hier de Heer Ernst.

Ja. Ben jy niet ftom ?

Wat doeje hier ?

Bouwe.

Wat zyn die twee dan ?

Ernst,

Myn Knecht, en myn Meid.

Bouwe,

Is ’t waar?

Heintje en Griet.

Bouwe.’

Wel myn Heer, ik heet u dan wellekom. Ernst.

In myn eigen Huis ?

Bouwe.

Ja. Ze hebben me zo gebruid, en haar voor de Heer, en de Juffrouw uirgegeeven.

Ik kom hier van Franeker, om u ’t ongebonden leven Van uw Zoon Karei, daar ik de Hofpes van ben, tenbsp;doen verftaan.

Uit deze twee brieven zulje 't Zien, Guit ik zal u be« taaien voor uw flaan,

E R N S Tv

-ocr page 36-

34 'T FRANEKER STUDENTENLEEVEN.

Ernst, de Brief geUeten hebbende^ Vrind ik blyf dankbaar, en zalje beloonen.

Maar die vagebond en pry zal ik toonen,

Hoe men zulk volk ftraft. Ga me achter, ik zalje doen zien voorjeoogen,

Hoe men een Zoon moet kaftyden, die zyn Ouders zo fehandelyk heeft bedrogen.

Tege» Jio/l,

Ik zal ook maaken, dat jou Heer jou niet zal laaten on-geftrafc.

Bou WE.

Nou ftaat men en kykt.

Anna.

Papa, ik bid..,.

Ernst.

Spreekt me niet voor hem, daar moet raad zyn in ver-fchaft.

VYFTIENDE TOONEELJ

Ernst, Anna, Bouwe, Joost, Heintje, Griet, Karel,

P' nbsp;nbsp;nbsp;Karel, iuielefide,

Apa, ik weet ik heb misdreeven,

Ik bid wil my die fout vergeeven,

’c Zal nooit na deeze weer gefchiên»

Ernst.'

Daar zal ik ook wel in voorzien;

’k Zal jou die parten wel beletten.

En jou van daag noch in een Apotheekers of Barbiers winkel zetten.

En zo jy dan de alderminfte fout weer begaat,

Smyt ik jou op een Ooft-indifch Schip, en zend je weg voor Soldaat.

E I N DE’

-ocr page 37- -ocr page 38-

r^ÖVOOOO^

^ igt;élt; igt;iti nbsp;nbsp;nbsp;Tjw^ _f^i iAi *

AO.O.O.O.O*AfJ

Jt

W ^ nbsp;nbsp;nbsp;^ ?? « ?? _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

•#AO.OAO^ wOOOOO^

^oooooo^

ipgt;pgt;p^000,

j.t

AAAA

-ocr page 39- -ocr page 40-