gt; x..^
quot;'•-V' •••• •-• nbsp;nbsp;nbsp;, . ' '
tï
!
■••CJ!.:
â– :r^
. ■V. •_. .
- â– â– ! A â– *
S'
• '. •.'-
V^VfV ^ nbsp;nbsp;nbsp;....
, - -r' nbsp;nbsp;nbsp;^ \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;â–
r
i
•iA. '
BocuUUa
te geven door hot Gtenootschap:
Op ZATFRDAG 14 JANUARI e. k.. des avonds te T'/a nre.
'TSlijspel in vijf bedrijven.
üit het Hoogduitsch van l’Arronge door J. II. RöSSING. PERSONEN:
Leopold Gnesinyer., Juwelier.....do Heer van Lonkiiuijzen.
J«Ne, zijne Dochter........Mej. Meekburg.
Max van Roden,.haar man.....de Hoor van Deutekom.
Ferdinand Klaus, Doktor...... „ nbsp;nbsp;nbsp;A. N. J. Fabius.
J/rtric, zijne Vrouw, Zuster van Onesinger nbsp;nbsp;nbsp;Mej. 11. de Roeper.
Emma, hunne Dochter....... „ Crooy.
Paul Gentel, Student.......do Hoor Collette.
Marianne, Huishoudster hij Cnosinger . Mej. J. de Kokelaar Ropwens.
Lubowski, Koetsier bij Klaus .... do Heer J. Dudok van Heel.
Von Schlinger.......... „ Kanneman.
Anna............. Mej. C. DE Kokelaar Bouwens.
Belirman............ * nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
Colmer, ¦! nbsp;nbsp;nbsp;........de Heer Prdyt.
_ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Boeren
Jacob, nbsp;nbsp;nbsp;fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;........ *****
Een Keukenmeid nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*****
Het nbsp;nbsp;nbsp;stuk speoltnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in Duitse iland.
Stuoiinlrukkerlj Loinan, Kirberger A vaii Ivesreien, Auntoidaii».
'S *
'yU.i'.quot;
-ocr page 5- -ocr page 6-Aan de Artistèn der Vereen iging: TiHet Nederlandsck Tooneel.quot;
Een enkel welgemeend woord van dank aan de artistèn der vereeniging «Het Nederlandsch Tooneel” voor de uitstekendenbsp;wijze, waarop zij Dokter Klaus ten tooneele hebben gebracht,nbsp;raag aan de uitgave dezer vertaling niet ontbreken.
Hoe groot de levensvatbaarheid van het stuk ook zij, zonder hun voortreffelijke créaties, ware het niet tot zijn rechtnbsp;gekomen en zou het aantal voorstellingen de veertig niet hebben overschreden.
Wilde ik de namen der artistèn noemen die tot dit succès hebben bijdragen, ik zou niet één overslaan, vooral niet vannbsp;hen, die de ondergeschikte rollen met een niet genoeg tenbsp;roemen nauwgezetheid hebben vervuld.
De rol van Emma is door de ziekte van Mej. Tonia Poolman, twintig maal met groote toewijding door Mej. Annanbsp;Sablairolles gespeeld.
Het stuk werd door den Heer L. A. J. Kettman, toenmaals regisseur der vereeniging, met veel talent »in elkander gezet.”nbsp;Hem evenzeer mijn dank.
Voor aller vriendelijke samenwerking blijf ik mij ook in het vervolg aanbevelen.
DE VERTALER.
Amsterdam,
2 April 1880.
-ocr page 8-Leopold Geibsinge», juwelier.....de Hr. Spoor.
JuLiE, zijn dochter........¦ • nbsp;nbsp;nbsp;v. Biene.
Max von Loden, haar man......de llr. Tourniaire.
Peedinand Klaus, dokter...... » nbsp;nbsp;nbsp;Morin.
Maeie, zijn vrouw, zuster van Geiesingee. Mw. b, Slnijters.
' nbsp;nbsp;nbsp;1 Mej.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T. Poolman.
Emma hun dochter
I nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A. Sablatrolles.
Paul Geestel, student........de Hr. J. C. de Vos.
Maeianne huishoudster bij Geiesingee. . Mw. Stoelz. u.
Lubowski, koetsier I nbsp;nbsp;nbsp;. de Hr. Jacques de Boer.
j bij dokter Klaus
Augusta, dienstmaagd- ’ nbsp;nbsp;nbsp;. Mej. Bmndte.
-Mevrouw von Sohlingen......Mw. nbsp;nbsp;nbsp;Vos-Valois.
Anna. . nbsp;nbsp;nbsp;- -.*—r—. .'. j'i.i ''¦* i . . . Mej. Bourette. C' ¦ ¦
Behemann............de Hr. TVensma. gt;7
Colmar,! nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Plas. \f--vrit
} boeren........ , nbsp;nbsp;nbsp;'
Jacob, J nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ Meijer.
Een Kameniee,...... Mw. nbsp;nbsp;nbsp;Kotting. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v'
Een Linnenmeid..........Mej. nbsp;nbsp;nbsp;Rujfa.
Een Keukenmeid, nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v. Veen. ,
Een Werkmeid, nbsp;nbsp;nbsp;1.....'...'/ nbsp;nbsp;nbsp;Denis.
Een Koetsier, nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Hr. v. OUeffen, Jr.
EERSTE BEDRIJF.
amp;n hamer bij Griesinger. Middendeur en twee zijdeuren. Rechts op den voorgrond: een venster, links een schoorsteen. Aan den linkerkant: sofa, tafel en stoelen. Rechts een ontbijttafel met stoelen.
NB. Rechts en links is van de zijde van ’t publiek.
Een Kamenier, een Keuken-, Werk, en Linnenmeid, een Koetsier.
De Kamenier, ’t Ziet er hier vreemd uit... {Verder alles om zich heen opnemend.) Niet royaal... erg burgerlijk...nbsp;Zeker menschen van kom-op... Waar ze hier een kameniernbsp;voor noodig hebben, begrijp ik niet!
De Linnenmeid. Grut, mensch!... weet je niet bij wien je bent? (De kamenier schudt verwonderd van neen.) Bijnbsp;den schatrijken meneer Griesinger... hij doet een juweliers-affaire... een ouwerwetsche, degelijke winkel!... van ouwernbsp;tot ouwer.,. Hij zit er warmpjes in en kan er in de ruimtenbsp;rijkelui’s dienstboden op na houden.
De vorigen, Marianne, Griesinger (van rechts.) Marianne. Daar is ons volkje.
Griesinger.1) Mooi zoo, mooi zool Goed opgepast! Jelui weten immers bij wie jelui in dienst komt?
Kamenier. Bij u, dacht ik.
Eeu oude vriéndelijke heer met grijs haar.
-ocr page 10-DOKTSB KLAUS.
Gries inger. Neen; bij mijn dochter, de Barones von Boden. Zij heeft een huwlijksreisje naar Italië gemaakt. Twee maanden is zij weggebleven. Zij is pas gisteren t’huis gekomen,nbsp;’t Komt er nu maar op aan.....
Marianne. M’nheer Griesinger, wat kan dat die men-schen schelen ?
Griesinger. Och! ... Ik heb van jelui allemaal heele goeje getuigen gekregen. Je bent braaf, knap en eerlijk, ennbsp;ziet er nog al aardig uit. Het is nu maar de vraag, of denbsp;barones, mijn dochter, er ook zoo over denkt. Weet je watnbsp;jelui nu moest doen. Komt na den eten allemaal nog eensnbsp;terug, hè? Hoe laat eten we, Marianne?
Marianne. Hoe laat? Wel, om twaalf uur, zoo als altijd. Wij houden de oude Duitsche gewoonte in eere.
Kamenier, voornaam lachende. Om twaalf uur! .. . dan drinkt u koffie.
Griesinger. Natuurlijk. Marianne, dat is immers koffietijd.
Kamenier. De barones dineert zeker nooit vóór vijf uur.
Griesinger. Hél Marianne, hoor je dat? De groote lui eten ’s avonds eerst hun middageten.
Linnenmeid. Wij moeten dus van avond tusschen zes of zeven uur terugkomen.
Griesinger. Van avond tusschen zes en zevenen. (Be dienstboden maken op hun manier een buiging en zeggen denbsp;een na den ander een woord tot afscheid.)
Marianne. M’nheer Griesinger, wat gaat u beginnen? Om vijf uur eten? Wil u ons heele huishouden in de war gooien?
Griesinger. Dat moeten we doen, Marianne, om onzen stand op te houden.
-ocr page 11-I
4
\
~ms——quot;—
DOKTEK KLAUS.
Marianne. Malligheid! ons huishouden is sinds jaar en dag burgerlijk en eenvoudig geweest en dat kunnen we opnbsp;onzen ouden niet veranderen. Wij leven in Duitschland ennbsp;niet in Frankrijk.
Griesinger. Maar mijn dochter, de barones...
Marianne. Och wat! Juflrouw Julie weet niet beter of het hoort zoo. En als zij of haar man het nu anders hebbennbsp;wil, dan kunnen zij dat in hun eigen huis doen. Bij ons blijftnbsp;het bij het oude.
Griesinger. Je hebt toch zelf gehoord wat de dienstboden zeiden.
Marianne. Och!... Wil u uw dochter met al die prinsen en prinsessen opschepen ? ... . Zijn dat dienstboden ?
Griesinger, Ja., maar jij weet ook niet, hoe het in de groote wereld toe gaat !nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Marianne..... Maar des te beter hoe het hoort
It-
in den deftigen burgerstand, en ook dat een man als u beter had gedaan, als hij zijn kind met een man uit haarnbsp;stand had laten trouwen, in plaats het den eersten den bestennbsp;windbuil, zoo ’n Franschen monsieur, in de armen te werpen,nbsp;alleen om als een ijdeltuit om de vijf minuten te kunnennbsp;zeggen: baronesse von Boden, mijne dochter!., mijn dochter,nbsp;barones von Boden ... en barones von Boden, mijn dochter!
Griesinger. Marianne, je bent te oud en je hebt me te lang en te trouw gediend om niet wat van je door de vingersnbsp;te zien, maar ik moet je toch verzoeken in het vervolg metnbsp;wat meer eerbied over mijn schoonzoon te spreken.
Marianne. Dan moesten wij niet weten, wie uw schoonzoon is. Het is een heel aardig en vriendelijk heertje, dat moet ik zeggen, vol complimentjes voor de dames. U kannbsp;heel veel parade met hem maken, als u maar trouw zijnnbsp;schulden betaalt.
-ocr page 14-DOKTER KLAUS.
Griesinger. Dat is onbeschaamd van je, mij zoo iets te durven zeggen.
Marianne. Onbeschaamd! Dat laat ik mij zoo maar niet aanleunen, mijnheer.
Griesinger, ziet naar links. Spreek niet zoo hard. Mijn dochter slaapt misschien nog en je geschreeuw zou haarnbsp;wakker maken.
Marianne. Dat zou waarachtig wel schande wezen, als ze om negen uur nog in haar bed lag. Dat was ze vroegernbsp;niet gewoon.
Griesinger. Hoe zou jij nou weten, hoe lang iemand slaapt, die getrouwd is? Jij bent een ouwe vrijster.
Marianne. Een vrijster! — Ja, mijnheer Griesinger, een ouwe vrijster, dat ben ik! maar een ouwe vrijster met Godnbsp;en met eere. Wie weet ot uw dochter niet nog eens jaloerschnbsp;op mij zal zijn, dat ik mij van een man nooit iets heb laten'
welgevallen, ook zelfs van u niet.....verstaat u dat,
m’nheer Griesinger?
Griesinger. Mensch, schreeuw zoo niet! {met gedempte stem.') Ik verwijt je niet, dat je een oude vrijster bent, maarnbsp;wel, dat je zooveel op mijn schoonzoon hebt aan te merken.
Marianne, ook met gedempte stem. Wel, dat doet iedereen.
Griesinger. Wie is iedereen, wie?
Marianne. Wie? Om iemand te noemen... Dokter Klaus, uw zwager, ... die heeft het u ook vierkant in uw gezicht gezegd.
Griesinger. Mijn zwager, nou ja! mijn zwager is een lompe buffel, die op iedereen wat aan te merken heeft.
Marianne. Een menschenkenner, die heel scherp ziet.
Griesinger. Een egoïst, ... voor zijn vrouw en kinderen...
1
een tiran.
Marianne. Uw zuster is toch gelukkig met dien tiran.
-ocr page 15-Èk
DOKTER KLAUS. nbsp;nbsp;nbsp;7
Grie singei’. Omdat zij goed en zachtzinnig is zoo als ik. Zoo zijn al de Griesingers,
Marianne. Van m’n zachtzinnigheid zou ik maar zw...
Griesinger. Zoo? Ben ik niet zachtzinnig? Ben ik niet langmoedig? Verdraag ik niet met engelengeduld je lastertaal?
Marianne, ook heftig, maar zacht. M’nheer Griesinger, met eere zijn mijn haren grijs geworden, maar....
Griesinger, haar in de rede vallende. De rest weet ik al. Als jij begint met: «met eere zijn mijn haren grijs geworden,’’ dan is het end altijd: ik verlaat uw huis, waar ondanknbsp;het loon is van trouwe dienst. Dat heb je me nu al bijnanbsp;dertig jaren verteld.
Marianne. Dezen keer doe ik het. Liever ga ik naar een besjeshuis, dan dit langer te verdragen.
Griesinger. Daar hou je ’t niet uit. Als jij mij niet meer uit mijn humeur kunt maken, en den heelen dag op eennbsp;stoel en een warme stoof moet zitten, ga je dood.
Marianne, luid en geërgerd. Goeden morgen, m’nheer Griesinger! (wil gaan.)
VIERDE TOONEEL.
De vorigen, Julie (van links.)
Julia, in een eenvoudig oehtendkleedje met een koket mutsje op. Morgen, vS,!
Griesinger. Morgen, Julie! (Hij geeft haar een zoen.)
Julie, geeft Marianne de hand. Hé, Marianne, wat heb je een kleur!
Marianne. Een kleur? Wel neen... ik ben wat opgezet... het was in de keuken zoo warm.
Griesinger, zeer vriendelijk. Marianne, wil je zoo vriendelijk zijn om het ontbijt te brengen.
Marianne, insgelijks vriendelijk. Met plezier meneer Griesinger, met plezier. (Af door de middendeur.)
-ocr page 18-ö nbsp;nbsp;nbsp;DOKTE» KLADS.
Julie, Griesinger.
Julie, lachend. Wat is u en Marianne lief tegen elkaar. Zeker woorden gehad?
Griesinger. Wel neen... —Hoe heeft mijn jong vrouwtje geslapen ?
Julie. O, heerlijk... Ik ben erg blij, dat ik weer t’huis ben.
Griesinger. Ja? Dat doet me plezier. Het viel mij hard genoeg, dat je twee maanden weg was; ik was liever metnbsp;jelui meê op reis gegaan, als ik niet bang was geweest, dat...
Julie. Dat uw zaken er onder zouden lijden?
Griesinger. Juist. Dat is de eenige reden waarom ik niet meê ben gegaan. Maar... blijven wij nu altijd bij elkaar?
Julie. Zeker, vadertje.
Griesinger. Je man slaapt zeker nog?
Julie. Neen; maar... onder ons gezegd... Max is een beetje ijdel, hij heeft veel tijd voor zijn toilet noodig.
Griesinger. Laat hem stil zijn gang gaan. Ik heb in geen heelen tijd zoo rustig met je kunnen praten. En je bentnbsp;gelukkig niet waar, Julie ?
Julie. O, zóó gelukkig! Ik hoop, dat het altijd zoo mag blijven.
Griesinger. Dat zal het. Maak je daar niet bezorgd over. Ik heb in mijn leven zooveel treurigs ondervonden, dat onzenbsp;Lieve Heer mij nog wel zoo lang bij je zal laten tot ik jenbsp;volkomen gelukkig zie. Ik heb je moeder op haar sterfbednbsp;beloofd daarvoor te zullen zorgen. Na den dood van de goejenbsp;vrouw was jij de eenige band, die mij aan het leven hechtte. Toennbsp;ik haar naar haar laatste rustplaats bracht, op hetzelfdenbsp;kerkhof waar zoo kort te voren je twee zusjes waren begraven, ontzonk mij al mijn moed en troosteloos verliet iknbsp;die droeve plek. Maar toen ik t’huis kwam en jij op denbsp;armen van Marianne mij zoo vriendelijk toelachte en je kleine
-ocr page 19- -ocr page 20-BOKTBB KLAUS. 9
handjes naar mij uitstak... troostte mij dat en herinnerde mij aan mijne belofte. Nacht en dag heb ik voor je geluk gewerkt.nbsp;De goeje God zegende mijn arbeid. Ik hoefde het je aannbsp;niets te laten ontbreken. En als ook ik eenmaal mijn hoofdnbsp;neêrleg, kan ik dat met gerustheid doen, want ik heb je eennbsp;onbezorgde toekomst verzekerd. En nu mogen de menscbennbsp;zeggen, dat ik al te goed voor je ben ... laat ze dat doen!..nbsp;van al de edelgesteenten, die in mijn buis zijn, ben jij hetnbsp;kostbaarste .. jij bent mijn alles., mijn ziel., mijn leven.,nbsp;het evenbeeld yan je moeder.
ijL'Vk.
Julie, omarmonde. Lieve, beste vader 1
Griesinger. Basta! Laten we elkaar niet sentimenteel maken, en eens over je toekomst praten. Ik heb bij hetnbsp;park een lief huis voor je gehuurd; het is ruim en metnbsp;smaak ingericht.. ik hoop dat het je zal bevallen.
Julie, En we zouden naar ons landgoed gaan.
Griesinger. Naar welk landgoed?
Julie. Wel, naar dat van Max. Hij wil er zelf zijn oog over laten gaan.
Griesinger, ter zijde. O, jou leugenaarster! {luid) Zoo wil je man dat ?
Julie. Natuurlijk. En u zal me heel veel pleizier doen, als u zorgt, dat Max bij zijn plan blijft. Een man mag nietnbsp;leêg loopen ; hij moet bezigheid hebben.
Griesinger. Dat is goed in den zomer... maar’s winters... wat zal je ’swinters op een afgelegen landgoed uitvoeren?
Julie, s’Winters is het buiten ook heel mooi, en werk is er in ieder jaargetij. En het is goed dat de arbeiders dennbsp;landheer zien. Het oog van den meester maakt het paard vet.
Griesinger. Laat hij hun dan zijn fotografie sturen dat is net zoo goed. In ieder geval, van den winter blijf jelui nognbsp;hier. Dienstboden heb ik al voor je gehuurd. Je moet alleen
-ocr page 22-10
DOKTEB KLAUS.
maar zien of ze je bevallen: een keukenmeid, een werkmeid, een linnenmeid, een kamenier, een koetsier...
Julie. Haha! Dat meent u immers niet. Of gelooft u wezenlijk, dat ik mij mijn leven door zoo’n regiment dienstboden zal laten vergallen?
Griesinger. Je moet toch je stand ophouden en een staat voeren als een barones.
Julie, lachend. Ook als barones zal ik mijn best doen een praktische huisvrouw te worden en mijn man niet tot onnoo-dige uitgaven dwingen. Wie weet of het hem wel schikt ernbsp;zooveel dienstboden op na te houden ! U weet toch niet zoonbsp;precies hoeveel hij ’sjaars te verteren heeft!
Griesinger, snel. Heel goed.
Julie, En al kon hij het, dan is het mijn plicht hem zuinigheid te leeren.
De vorigen, Marianne door de middendeur.
Marianne. Hier is het ontbijt. (Zij zet een blad met het ontbijt op de tafel links.)
Julie. Mijn ijdel mannetje is nog niet hier., wacht maar. fAf, naar links.)
Griesinger, terstond tegen Marianne, Julie wil zooveel ¦dienstboden niet hebben.
Marianne. Dat heb ik dadelijk wel gedacht. Griesinger. Marianne!
Marianne. He?
Griesinger. Pas op, dat je met mijn dochter geen woord spreekt over...
Marianne. Waarover?
-ocr page 23- -ocr page 24- -ocr page 25-DOKTER KLAUS. 11
Griesinger. Wel, ... over die malle praatjes, die je me daar even van haar man vertelde. Er is niets van aan.nbsp;{Marianne af, door de middendeur.)
Griesinger, Julie, Max.
Julie, met\Max van links. Daar is mijn Adonis.
Max, in élégant morgentoilet, maar niet ploertig. Bonjour, papa. Ik hoor, dat u met het ontbijt op mij zit te wachten,..nbsp;het zou mij spijten als u van honger uit uw humeur was geraakt.
Griesinger. Stel je gerust. Ik heb al drie uur geleden ontbeten; ik kom je nu wat gezelschap houden.
Max. Charmant! Laten we intusschen gaan zitten. {Alle drie gaan zitten. Julie op de sofa, Griesinger links, Maxnbsp;rechts ter zijde.)
Julie, Max bedienende. Zoo laat als van daag mogen we niet meer opstaan, mannetje... dat mag in een ordelijk huishouden niet gebeuren.
Griesinger. Nu! nu! ik dacht, dat kon jelui net doen zoo' als het ’t gemakkelijkst was.
Max. Hoor je, mijn engel, je vader meent ook...
Julie. Vader heeft niet het minste begrip van een huishouden; daarom laat hij het zijne aan Marianne over, en daar doet hij heel verstandig aan. En zoo moet jij je metnbsp;het mijne niet bemoeien.
Max. Ben ik niet zoo gedwee als een lammetje en zoo gehoorzaam als een kind ? Omdat jij het wou, ben ik niet langer in Napels gebleven. Wat was het heerlijk om daar te ontbijten onder de schaduwrijke boomen der villa nazionale!
Julie. Zeker, lieve Max, maar mij dunkt, dat, nu we twee maanden in een zalig niets-doen hebben doorgebracht ennbsp;je heel veel geld voor ons plezier hebt uitgegeven, we...
-ocr page 26-12
DOKTER KLAUS.
Max, lachend, O, als men zulk een goejen schoonpapa heeftOnder de tafel trapt Griesinger Max op zijnvoetfnbsp;zóó, dat het publiek het zien kan.
Max, onder de tafel kijkend. Hé?
Julie. Ik weet best, dat vadertje niets gezeid zou hebben, als wij langer waren weggebleven, maar ik weet ook, dat hij ’tnbsp;niet graag gezien had. En van mij zou het niet lief zijnnbsp;geweest, als ik je koninklijke mildheid langer had goedgevonden.
Max. Daar hoefde je anders je hoofd niet meê te breken.^ Papa heeft mij voor ons vertrek ge...
[Wederom geeft Griesinger Max een trap op zijn voet.)
Max. Hé? (Kijkt onder de tafel.) Wat is dat toch ? Houdt u er tegenwoordig een hond op na?
Griesinger. Hoe vraag je dat?
Max. Het is net of ik telkens een hond aan mijn voeten voel.
Julie. Och, ventje, dat ben ik geweest. Deed het zeer?
Max, haar hand kussende. Hoe kan jouw pantoffel zeer doen, lieve?
Julie. Wanneer zal je met je komplimentjes eens ophouden?
Max. Als jij ophoudt minder lief te zijn.
Griesinger. Niet waar, mijn Julie is allerliefst? Maar dat zijn al de Griesinger’s. Je kunt niet gelooven, kinderen,nbsp;hoe heerlijk ik het vind, jelui zoo gelukkig en tevreden bij-elkander te zien. Daarom hoop ik ook, dat mijn lievelingnbsp;niet haar zin zal doordrijven en mijn plannen voor de toekomst in de war brengen.
Max. Wat heeft u dan wel voor plannen, papa?
Julie. Verbeeld je, Max, vader wil, dat wij in een groot huis bij het park gaan wonen, en mij een heel regiment dienstboden op mijn dak sturen.
-ocr page 27- -ocr page 28- -ocr page 29-DOKTER KLAUS 13
Griesinger. Och! ik wil, dat j«lui een woning hebt, overeenkomstig je stand, opdat er niets aan je geluknbsp;ontbreekt.
Max. En daar heb je wat op aan te merken!
Griesinger. Jij vindt het dus goed?
Max. Ik? Hoe kunt u het nog vragen ! Uw plan is uitstekend. Ik zal trachten het even uitstekend uit te voeren.
Griesinger. Zoo mag ik het hooren.
Julie, verbaasd. Maar Max, hoe zal het dan met je landgoed gaan?
Max. Mijn hoogste goed ben jij.
Julie, hem afwerend. Neem er geen loopje mee? Je wilt zelf je met alles gaan bemoeien ... dan moeten we tochnbsp;buiten wonen.
rj
Griesinger. Kindlief, dat kan men maar zoo niet in oenen doen. Er is vooruit heel veel in orde te maken.
Max, snel. Zeker, en daar is tijd voor noodig; daarom «moesten wij vooreerst papa ’s aanbod aannemen.
Julie. Wij hoeven het op ons landgoed niet overdreven prachtig in te richten. Ons huis zal er wel zóó uitzien, datnbsp;het aan mijn bescheiden wenschen voldoet. Ik wil niet, datnbsp;u voor praal en pracht meer zult uitgeven.
Max. Mijn engel, je bent op een dwaalweg en begrijpt volstrekt niet wat je goede vader bedoelt. Hij wil ook...
(Nu geeft Griesinger Max een flinken trap op zijn voet.)
Au! {Julie schertsend dreigend) Nu doe je me zeer.
Julie, mismoedig. Ik heb volstrekt niet op je voet getrapt; ik wou dat je de zaak wat ernstiger opnam. Je kunt toch je landgoed niet laten verwaarloozen.
Max. Neen dat in geen geval.
Griesinger, Je hebt toch een rentmeester.
-ocr page 30-14
DOKTEB KLAUS.
M ax. o, een uitstekend rentmeester!
Griesinger. Nu, die kan zich er nog wel een paar maanden langer mee bemoeien.
Max. Of hij dat kan! Geen kwestie !
Griesinger. Als hij dan op gezette tijden de opbrengsten overmaakt. . .
Max. De opbrengsten., dat is pleizieriger. Papa, u is een geldman; ik wed, dat als de bewuste opzichter niet goednbsp;voor de opbrengsten zorgt, u dan de man is, die .. {Griesingernbsp;geeft hem weer een trap op zijn voet.) Au! Nu,... of jij ofnbsp;vader mij trapt, is mij hetzelfde .. ik ga opstappen, {hijnbsp;staat op en hinkt aan een zij.)
Julie. Ik merk wel, dat de heeren het met elkander eens zijn, maar zoo geef ik mij niet gewonnen. Ik blijf er qpnbsp;staan, dat Max zijn belofte en zijn plicht als grondbezitternbsp;vervult.
Griesinger. En wij blijven bij onze plannen, voor het wonen in stad, niet waar, Max?
Max. Zeker, wij blijven elkander houw en trouw.
J u 1 i e. Dan roep ik het oordeel van een onpartijdigen, derde in.
Griesinger. Wie zal de scheidsrechter zijn?
Julie. Oom, de dokter.
Griesinger, opstaande. Wat, mijn zwager?
Julie. Ja! Het verwondert me erg, dat niemand van Oom nog hier is geweest. Weten ze bij oom Klaus, dat wijnbsp;gisteren zijn t’ huis gekomen ?
Stand: Julie, Griesinger, Max.
Griesinger. Ik kon het hem niet zeggen.
Julie, verbaasd. Hoe meent u dat?
-ocr page 31-15
DOKTEK KLiUS.
Grie singer. Wel, je oom heeft zich niet als vriend tegenover ons gedragen. Je kent zijn ruwe en onbehouwen manieren; hij kan zoo scherp en spotachtig zijn. Jij en je man hebben ook geen genade bij hem gevonden.
Max. Wij?
Julie. Maar vadertje, u zal hem verkeerd begrepen hebben.
Griesinger. O neen, het ging te ver, en ik laat mij als vader niet alles gezeggen. Als het hem een doorn innbsp;zijn oog is, dat zijn dochter nog geen man heeft, dan is datnbsp;voor hem geen reden om mijn schoonzoon in een slecht daglicht te stellen.
Max. Mij? ... Oho, ik zal dokter Klaus een toontje lager leeren zingen.
Julie. Doe het niet, Max. Je weet nog niet, dat vader voor ons al te goed is; bij zijn liefde komt een beetje ijdelheid en die is licht gekwetst.
Griesinger. Heel goed. Als je mij niet gelooven wil, vraag er dan Marianne maar naar, die heeft alles gehoordnbsp;wat.... [zich bedenkende.) Neen, neen, Marianne moet jenbsp;niets vragen. Haar kan je niet gelooven ; die begrijpt allesnbsp;verkeerd. Zij wordt oud en brommig.
Julie. Aha, u werkt u in het nauw.
Griesinger. Om oom Klaus . . volstrekt niet! Hij heeft mij beleedigigd en zal zich nooit meer met mijn familiezakennbsp;bemoeien.
Julie, ü weet, dat ik heel veel van oom Klaus houd. Hij is wel een beetje scherp in zijn oordeel, maar hij zalnbsp;nooit iets zeggen, wat hij niet verantwoorden kan. U heeftnbsp;hem dus zeker niet goed begrepen, of...
Griesinger. Of wat?
-ocr page 32-IG
DOKTBK KLAUS,
ACHTSTE TOONEEL.
De vorigen, Marianne
Marianne. M’nheer, er is iemand om u te spreken. (Zij gaat naar de tafel links.)
Griesinger. Ik kom.
Marianne. Kan ik den theeboêl meenemen?
Julie. Goed Marianne!
Griesinger, zacht tot Max. Max, ik moet je even spreken... maar alleen.
Max. Met genoegen. „
Griesinger. Ik kom dadelijk weer hier.
Max tot Julie. Ik ga mij aankleeden om te wandelen. Wat aijn jou plannen?
Julie. Ik heb nog tijd. Laat ik je niet storen.
NEGENDE TOONEEL.
Julie, Marianne.
Marianne heeft den theeboel in elkaar gezet en wil daarmee weggaan.
Julie. Marianne!
Mar ianne, staan blijvende. Hm?
Julie. Hoe bevalt je mijn man?
Maria nne, na een poos, terwijl zij Julie verstrooid aanziet. Heel goed! (Wil weer weg.)
Julie. Met dat antwoord kom jij er niet af.
Marianne. Ik heb geen tijd, mevrouw de ba... ik moet naar de keuken.
Julie. Dan ga ik met je meê.
Marianne. Dat past niet voor u.
-ocr page 33- -ocr page 34- -ocr page 35-DOKTEB KLA.US. 17
Julie. Blijf jij dan hier. Kom bij mij zitten.
'i
i
Marianne. Dat past ook niet. U is niet meer juffrouw Julie, maar mevrouw de barones.
Julie, neemt haar het theeblad uit de handen en zet het wéér neer. Wil je je wel eens stil houden ? Ik ben nognbsp;dezelfde Julie, die jij — toen ik jong was — in slaap hebtnbsp;gezongen, die jij hebt groot gebracht en die jouw oudnbsp;brommerig gezicht heel mooi vindt, omdat je altijd zoo goednbsp;en lief voor haar geweest bent. Kom hier naast mij zitten.nbsp;(^Marianne weigert.) Ik wil het. (Zij trekt Marianne naastnbsp;zich, op de sofa.) Hoe bevalt je mijn man ?
Marianne, eenigszins verlegen. Hij is een heel knap en beleefd heertje.
Julie. Is dat alles goeds, wat je van mijn man kunt zeggen ?
Marianne. Ja, maar ik ken den baron ook nog zoo niet.
Julie. Je hebt hem toch dikwijls genoeg gezien, toen ik met hem verkeerde.
Marianne. Gezien, ja! Meer niet.
Julie. En heb je nooit iets van of over hem gehoord?
Marianne. Ik spreek nooit iemand. Ik leef zoo in me zelf voort. En ik houd niet van praten.
Julie, na een kleine poos. Kwam oom, toen wij op reis waren, dikwijls bij vader?
Marianne. Ja., ik geloof., zoo nu en dan.
Julie. Het komt me voor, dat er wat tusschen hen is voorgevallen.
Marianne, Ik zou niet weten wat.
Julie. Hebben zij met elkander geen onaangenaamheden gehad ? (Kleine rustpoos.)
Marianne. Neen.
3
-ocr page 36-18 DOKTER KLAUS.
Julie. Marianne, je hebt zoo oud als je bent zeker nog nooit gelogen,
Marianne, schrikt op. Ik? Neen, waarachtig niet.
Julie. Ik kan het aan je merken. Je zit op de pijnbank, want je bent nu bezig met liegen.
Marianne, opstaande. Mevrouw de barones ...
Julie, die ook opstaat. Laat dat barones er maar af en spreek liever met me als met je pleegkind, dat jij in je eenvoudigheid en met je eerlijk hart een afkeer hebt ingeprent vannbsp;leugen en huichelarij. Spreek met me, eerlijk en oprecht, zoonbsp;als we van je gewoon zijn en waardoor je de ouwe getrouwenbsp;vriendin van onze familie bent geworden. Geloof je, dat hetnbsp;zoo makkelijk is te liegen ? Je tong kan je dwingen onwaarheid te zeggen, je oogen, (haar kin opheffende) goed oudje [nbsp;leeren het liegen niet meer.
Marianne, verlegen. Wat moet ik dan zeggen?
Julie. Wat heeft oom van mijn man verteld? Je was er bij; vader heeft je zelf als getuige genoemd.
Marianne. Kijk nu ereis aan .... hij-zelf! En hij heeft mij verboden er ooit een woord van te reppen.
Julie. Dus?...
Marianne. Och, juffrouw, het is niet der moeite waard er zooveel water over vuil te maken. Als uw man u hartelijknbsp;lief heeft en niet at te veel leeft als een groot heer.. , .
Julie. Heeft mijn man schulden?
Marianne. Zijn grootste schuld is, dat hij, toen hij met u voor het altaar stond, op alles »ja” heeft geantwoord;nbsp;maar .... als hij zijn belofte houdt, dan zou ik met mijn dommenbsp;verstand zeggen, u kunt gerust voor het andere op uw vadernbsp;rekenen.
Julie. O neen! Nu blijf ik volhouden dat we naar zijn landgoed gaan.
-ocr page 37- -ocr page 38- -ocr page 39-19
DOKTER KLAUS.
Marianne. Daarover is juist de twist ontstaan. Uw oom, de dokter, meende, dat uw vader niet voorzichtig genoegnbsp;was geweest en vooraf te weinig informaties had genomen.nbsp;Hij zei ook, dat uw man... verexcuseer me... mijnheer denbsp;haron wil ik zeggen, niet was de rijke grondbezitter vonnbsp;Boden... maar een Jan zonder land... en zoo hebben zenbsp;nog heel veel over en weêr gesproken, wat mij te hoog ging.nbsp;Het eene woord haalde het andere uit, en zij zijn kwaad vannbsp;elkander gegaan. Ik hoop, dat u kans ziet, dat ze weernbsp;goed met mekaar worden.
Julie, wendt zich naar links. Dat hoop ik ook. Ik dank je, Marianne.
Marianne. Mag ik nu u vragen, of het waar is, dat we hier in huis gaan leven als graven en baronnen?
Julie. Je bedoelt?...
Marianne. Dat wij eerst ’s middags om vijf uur gaan eten ? M’nheer Griesinger gelooft, dat u het al zoo gewend is.
Julie. Mijn eigen huishouden zal ik naar mijn gewoonte en gemak inrichten, en ik wil niet, dat hier in huis, waarnbsp;wij nu gasten zijn, van de gewoonte van mijn vader wordtnbsp;afgeweken. Daar kun je je aan houden. Goeden morgen!nbsp;(links af.)
Marianne, daarna Griesinger.
Marianne. Een flink en vast karakter! Ik ben voor haar niet bang... al is die mijnheer de baron, nog zoo’n grootenbsp;sinjeur. Haar haan zal koning kraaien. Als zij eenmaal watnbsp;wil, dan is hij niet tegen haar opgewassen.
Griesinger, door het midden op. Ben je nog hier, Marianne ?
2*
-ocr page 40-20
DOKTEK KLAUS.
M arianne. Ja; ik wacht op u om u te zeggen, dat, als u denkt juffrouw Julie wat op de mouw te kunnen spelden,nbsp;u het mis heeft. Als ze één woord weet, begrijpt zenbsp;alles of houdt niet op, voordat ze het rechte van de zaaknbsp;weet. En als een mensch vermoedens heeft, dan is dat ergernbsp;dan de zuivere waarheid. En nu nog iets. Als u anderennbsp;verbiedt te praten, dan moet u zelf eerst leeren zwijgen. Denbsp;gevaarlijkste ouwe vrouw is .... een oude man. Goejennbsp;morgen, m’nheer Griesinger! {af door de middendeur,)nbsp;Griesinger. Die heeft haar gemoed aan mij gekoeld!nbsp;Julie vermoedt het een en ander? Het wordt dus meer dannbsp;tijd, dat ik met schoonzoon de zaak in orde maak.
Griesinger, Max. (J/'/uv,. nbsp;nbsp;nbsp;ï
Max. Papa, hier ben ik!
Griesinger vnjst naar rechts. Kom hier naast me zitten, Max ; we moeten een belangrijke zaak regelen.
Ma X. Ik zit.
Griesinger, gaat ook zitten. Zoo als je weet hebben wij elkander den vorigen zomer op reis leeren kennen. Het duurdenbsp;niet lang of je vroeg me om de hand van mijn dochter. Jenbsp;zei mij, dat je Julie innig lief had. Ik meende op te merken,nbsp;dat Julie jou ook niet geheel onverschillig was, en daar denbsp;titel van barones mij aanlachte, heb ik het je niet heel lastignbsp;gemaakt, maar je wenschen voorkomen. En zoo ben je nunbsp;al sinds twee maanden mijn schoonzoon.
Max. Heb ik u niet honderd maal verzekerd, hoe dankbaar ik u ben.
Griesinger. Gezegd, ja... toonen moet je het nog.
Max. Welke bewijzen verlangt u?
Griesinger. Daar komen we dadelijk aan. Voordat ik mijn jawoord gaf, heb ik natuurlijk inlichtingen omtrent jenbsp;ingewonnen.
-ocr page 41-t
VA'
\k
DOKTER KLADS. 21
Max. Ha!
Griesinger, Je kunt dat niet anders dan billijken.
Max. Van uw standpunt... natuurlijk.
Griesinger. Men zei mij, helaas ! niet overal de waarheid.
Max. Dat is jammer. Als u mij een woord van uw plan had gezegd, zou ik u personen genoemd hebben, die u goednbsp;zouden onderricht hebben.
Griesinger. Zeer vriendelijk van je.
Max. Niet in ’t minst.
Griesinger. Overal hoorde ik, datje nog al een vroolijk heertje was, die vrij wat aan kon.
Max. Zoo? Maar hoe lang is dat geleden? Ik herinner het mij zelf niet meer.
Griesinger. Dat je heel veel w erk maakte van de vrouwen.
Max, verontschuldigend. Studies op ’t vrouwelijk gemoed!
Griesinger. Dat je een slecht boekhouder was en de waarde van het geld niet kende.
Max. Ik hield geen boek, dat is waar. Boekhouden is de bedriegelijkste uitvinding. Daar wordt men eer arm dannbsp;rijk van.
Griesinger. Dat je echter een open, eerlijk karakter hadt en gul van aard was... Kortom, algemeen verzekerde mennbsp;mij dat je, zoo als men zegt... een fideele vent was, die watnbsp;laag neerzag op het aardsche slijk.
Max. Een fideele vent? dank je {geeft hem de hand.)
U zal het ondervinden. Ik ken mij zelf het hest.
Griesinger. Deze inlichtingen toetste ik aan me genegenheid voor je, en het oordeel viel in jouw voordeel uit... en ik geloof, dat ik voor mijn dochter een goeje keus heb gedaan.
-ocr page 44-23
DOKTER KLAU3.
Max. Dat wil nbsp;nbsp;nbsp;iknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hopen papa!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;U isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een menschenkenner,
een Diogenes, ja meer. U vondt wat u nbsp;nbsp;nbsp;zocht, — hij niet. D'w
lantaarn was het helder verstand, dat u uit de oogen straalt. Ik waardeer u even hoog, als u mij.
Griesinger. nbsp;nbsp;nbsp;Jenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;herinnert Jenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zekernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nog wel, dat we op
den ochtend van nbsp;nbsp;nbsp;jenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;trouwen metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Julienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;over je. reis spraken.
Ik stelde je, om het vergevorderde seizoen, Italië voor. Je was het met mij eens, doch scheen tegen de groote kostennbsp;op te zien. Ik kon natuurlijk niet verlangen dat je een reisnbsp;zou doen, die je financiële krachten te boven ging. Daaromnbsp;waagde ik je een couvert aan te bieden met eenige bank-billetten, die je wel wou aannemen.
Max. Ik was u die beleefdheid schuldig, papa,
Griesinger. Tot zoo lang ging alles naar wensch. Maar een paar dagen, nadat je vertrokken was, kreeg ik een bezoeknbsp;van mijn zwager.
Max. Van dokter Klaus?
4
Griesinger. Van hem. Hij verweet mij, dat ik als vader te lichtgeloovig en te zorgeloos was geweest, dat ik niet begrepen had, wie je was en hoe je in schalden stak, dat iknbsp;zelfs niet gemerkt had, hoe jij je schuldenaars tot zwijgennbsp;hadt gebracht door hen te paaien met je rijk huwelijk ennbsp;het geld, dat ik mijn dochter zou meêgeven.
Max. U heeft dokter Klaus toch met verontwaardiging het gat van de deur gewezen?
Griesinger. Ik geloof het wel.. Later bedacht ik, dat mijn zwager er de man niet naar was om met dergelijkenbsp;praatjes bij mij aan boord te komen .. ik deed dus op nieuwnbsp;onderzoek naar je.
Max. Ha!
Griesinger. En nu was ik gelukkiger. (haalt een pakket voor den dag).
Max. Wat zijn dat voor kostbare dokumenten.
Griesinger. Verschillende papieren, die met het kant-
-ocr page 45- -ocr page 46-y-
â– KV-
O
7
-ocr page 47-DOKTER KLAUS. 23
schrift van je schuldenaars : sin dank ontfangen en voldaan” : ^ zijn voorzien. Hoe ver dit register op volledigheid aanspraaknbsp;maken kan, weet ik niet.
Max, verlegen. Hm, hm! . . ü begrijpt, dat ik dat niet mag aannemen.
Griesinger. Ik verzoek het je toch.
Max. U weet te goed dat, ik u.. uit dankbaarheid., geen verzoek mag weigeren. (He papieren bij zich stekend.)
In ieder geval houd ik mij het recht van restitutie voor.
Griesinger. Dat pleizier wil ik je niet ontnemen. Laat ons verder spreken.
Max. U heeft dus nog meer op het hart.
Griesinger. Neen. Je hebt mijn dochter beloofd naar je landgoed te gaan en daar zelf het opzicht over te gaannbsp;voeren.
Max. Och God ja.. Julie schijnt zoo verzot op het buitenleven.
Griesinger. Naar het landgoed, dat nog wel je familienaam draagt, maar waarop je zoo ’n hooge hypotheek hebt, dat er zelfs geen dakpan van, je eigendom is.
Max. Dat heeft ü zeker ook weêr van dokter Klaus?
Griesinger. Hij heeft het me wel het eerst verteld.
Max. En toen heeft u op nieuw ... hier en daar onderzoek naar mij gedaan ?
Griesinger. Ja!
Max. Papa., ik mag u het verwijt niet sparen. . u is wat al te nieuwsgierig.
Griesinger. Vindt je? Geloof je niet, dat je wijzer gedaan hadt, als je voor je trouwen bij mij gekomen was en mij gezegd hadt: Mijnheer Griesinger, ik heb je dochternbsp;onuitsprekelijk lief, doch ik mag niet met haar trouwennbsp;zonder u gezegd te hebben, hoe het met mij staat; mijn
-ocr page 48-24 DOKTER KLAUS.
geld heb ik opgemaakt, en heb zelfs een aanzienlijke som noodig om mijn schulden te betalen.
Max. Vindt u dat dit op zulk een oogenblik raadzaam zou geweest zijn?
Griesinger. Naar mijn opvatting zou een openhartige bekentenis je niet tot nadeel, maar wel tot voordeel hebbennbsp;gestrekt.
Max. Ik zal er in ’t vervolg om denken. Een mensch is nooit te oud om te leeren.
Griesinger. Je hebt intusschen de voorkeur gegeven, dat mijn nieuwsgierigheid, zoo als jij het noemt, mij omtrentnbsp;jou goed op de hoogte zou brengen, en daaraan is nu nietsnbsp;meer te veranderen. Ik heb je slechts één vraag te doen,nbsp;en daar moet je mij uit den grond van je hart op antwoorden.nbsp;Heb je Julie waarachtig lief?
Max. Ik aanbid haar.
Griesinger. Beloof je me eerlijk je belofte: mijn dochter gelukkig te maken, — te zullen nakomen.
Max. Dat zweer ik u, bij al wat me heilig is.
Griesinger. Dat niet. Geef mij er je hand op.
Max. Graag, {geeft hem er een hand op.)
Griesinger, met waardigheid en gevoel. Max! het eenige doel van geheel mijn leven is het geluk van mijn kind. Jenbsp;zult het nooit kunnen verantwoorden als je deze hoop beschaamt. Mijn kind gelukkig te maken is, alles wat ik vannbsp;je verlang. En in ruil daarvoor is al het mijne het jouwe.nbsp;{Max schudt hem geroerd en krachtig de hand.)
Griesinger. Deze handdruk bezegelt je gelofte, datje mijn kind, mijn Julie oprecht blijft liefhebben en dat je haarnbsp;nooit verdriet zult aandoen... Je antwoordt niet?
Max, zijn tranen bedwingende, met aandoening en gestokte stem. Dat beloof ik u !
-ocr page 49- -ocr page 50-O
o
25
DOKTBK KLAUS.
Griesinger, breidt zijn armen uit. Max!
Max, op zijn schouder leunend. Vader! ik ben geen kerel, als ik mijn belofte niet houd I U is voor mij zoo.....(stokt.)
Griesinger, lachend. Laten we er niet meer over spreken, maar zorgen, dat Julie er niets van merkt en er nooit achter komt, dat je al wat je bezat, hebt opgemaakt; zij is eergierig en het zou haar leed doen, als zij merkte, dat je haar bedrogen hadt.
Max. Laat mij begaan, ik zal haar zeggen . . .
Griesinger, zijn hand op zijn mond. St. I daar is zij.
la
De V o r i g e n, Julie.
Julie, gekleed om uit te gaan, van ftnhsv^
Max. Ben je van plan uit te gaan, mijn schat?
Julie. Ja!
Max. Waar na toe ?
Julie. Naar oom Klaus.
Griesinger. Dat zou ik niet doen, Julie! Je zult begrijpen .,. nadat... wat ik je gezegd heb . . .
Max. Papa heeft gelijk, lieve, ik geloof ook, dat het beter is, als je niet naar oom gaat.
Juli e. Ik geloof, dat het beter is, wel naar hem toe te gaan.
Max. Waarom zou je dat nu doen?
Julie. Om je oom te vragen, waar je landgoed ligt.
Max en Griesinger. Aan oom? (terwijl Julie door de middendeur weggaat en Max en Griesinger elkander verbaasdnbsp;aankijken, valt het scherm.)
-ocr page 52-26
DOKTEE KLAUS.
TWEEDE BEDRUP.
Een kci/mer bij dokter Klam met twee midden- en twee zijdeuren, en een venster rechts. De middendeur links is voor de algemeens opkomst; die van rechts leidt naar Emma's kamer. Tusschen beidennbsp;deuren, een sofa tegen den muur. Rechts en links tafel met stoelen enz.nbsp;Links ter zijde een kapspiegel. Een gaskroon; op de tafels kandelaars met brandende kaarsen.
EERSTE TOONEEL.
Marie, Emma, Julie,
Marie, in een donkerkleurig zijden kleed, aan de tafel links-, daarop een kleine toiletspiegel, een coiffure, handschoenen, enz, Emma, in licht balkleed, zit aan de tafel rechtsnbsp;omringd door allerlei balbenoodigdheden. Onder de volgendenbsp;tooneelen voltooien de dames haar toilet. Julie helpt haarnbsp;daarbij.
Emma. Hè! ik ben zoo schrikkelijk zenuwachtig., mijn handen beven .. ik kan mijn sleep niet vast krijgen.
Julie. Wacht, ik zal je helpen, {maakt iets aan Emma’s kleed in orde.)
Emma, terwijl Julie dit doet. Het is ook geen wonder, hè, Julie? Het is mijn eerste bal. Het is een gebeurtenisnbsp;van gewicht.
Julie. Dat zou ik denken.
Marie Het heeft ook heel wat voeten in de aard gehad, eer' vader goed vond dat je er heen ging. Hij houdt nietsnbsp;van uitgaan.
Julie. Dat is natuurlijk. Hij heeft het over dag ook zoo druk en is altijd zóó ingespannen, dat hij ’s avonds welnbsp;rust noodig heeft.
Marie. Als hij zich die maar gunde. Pas heeft hij ge-
-ocr page 53-O
DOKTER KLAÜS. 27
geten of hij zit weer voor zijn schrijftafel, of helpt Frans aan zijn Latijn of Grieksch. En er gaat geen nacht voorbijnbsp;•of hij wordt opgescheld. Er mag schellen wie wil, hij staatnbsp;op en gaat naar den patiënt, die hulp noodig heeft; dat gebeurt soms twee, drie maal in één nacht. Dat ondermijntnbsp;het sterkste gestel.
Julie. Ja, de praktijk van een dokter is niet alles. Maar tante, is u er niet heel erg trotsch op, dat u zulk eennbsp;man heeft?
Marie. O, zeker. Als het huislijk leven er maar niet zoo onder leed. Klaus leeft meer voor zijn patiënten dan voornbsp;ons. Je moogt van geluk spreken, dat je met een man getrouwd bent, die door zijn geld onafhankelijk is en al zijnnbsp;tijd aan zich heeft.
Julie. Misschien. Toch hoop ik, dat mijn man iets om handen zal nemen, waardoor zijn kennis hem te pas zal komen.
Marie. Het beroep van mijn man en zijn stipte plichtsvervulling kost mij menig offer. Je hebt het van daag zelf kunnen zien. Je komt van daag al twee maal te vergeefsnbsp;hier om hem te spreken. Pas was hij t’huis of hij werdnbsp;weer uitgehaald.
Emma. Papa kan nu ieder oogenbJik komen. Hij moet zich immers nog verkleeden ?
Marie. Is Lubowski t’huis?
Emma. Ja, papa heeft een huurrijtuig genomen.
Marie. Vraag hem dan waar papa naar toe is; hij heeft de boodschap aangenomen.
Emma, gaat naar de middendeur en roept. Lubowski!
TWEEDE TOONEEL.
De vorigen, Lubowski.
Lubowski, in koetsiérs-livrei. door de middendeur op. Mevrouw roept?
-ocr page 56-28 DOKTER KLAUS.
Marie. Lubowski, weet je ook waar de dokter naar toe is ?
Lubowski. Naar de Königstrasse, naar juffrouw Sternberg — als ik ’r zoo ereisies noemen mag.
Marie. Dan kan hij niet lang meer uitblijven.
Lubow.ski, zijn hoofd schuddende. Dat zou ik niet durven zeggen .. de dokter heeft pas verbum digitalis voorgeschreven, en volgens de diagnose van de keukenmeid schijnt het een acute contractie van ’t hart te zijn.
Julie, lachende. Ben je ook een soort dokter?
Lubowski. Wat zal ik u zeggen? Als men zoo vijftien jaar met den dokter samen gewerkt heeft, zou het al heelnbsp;misederabel wezen, als men niet de parlementaire gronden —nbsp;als ik ze zoo ereisies noemen zal — er in had gepompt.
Marie. Lubowski, ik heb niets meer voor je.
Lubowski. Met uw permissie, mevrouw, ik heb vergeten u te zeggen, dat mevrouw Niedermeijer, die boven ons opnbsp;de tweede verdieping een kostschool houdt, een boodschapnbsp;heeft gestuurd om te vragen, of het u niet hindert als ze vannbsp;avond boven een beetje dansen. Een van de meisjes is — omnbsp;het zoo ereisies te zeggen — van daag jarig.
Marie. Mijn man heeft in het huurcontract iedere bui tengewone drukte na tien uur verboden . . . van avond zounbsp;het... wij zijn toch niet t’huis ... zeg maar. ..
Lubowski. Ja, mevrouw, als ik het zoo ereisies zeggen mag, ik had ook al bij mijn eigen zelvers gedacht, dat u hetnbsp;voor deze keer wel kon toestaan.
Marie. Zeg dan, dat ik er ditmaal, bij uitzondering, niets tegen heb.
Lubowski. Ik zal er voor zorgen. Heeft mevrouw nog iets, als ik zoo astrantig mag wezen,... boodschappen ?
Marie. Neen, voor ’t oogenblik niet. Als je boven bent geweest, kom dan hier om de kroon aan te steken, dan kun-
-ocr page 57- -ocr page 58-].-
DOKTEB KLAUS. 29
nen we in den groeten kapspiegel zien of er iets aan ons toilet ontbreekt.
Lubowski. Zonder mankeeren. {door de middendeur af .)
De vorigen. Daarna Lubowski; later dokter Klaus.
Julie. Een rare snaak, die vriend Lubowski, met zijn geleerdheid, en zijn «als ik het zoo ereis zeggen mag.”
Marie. Mijn man heeft heel veel met hem op.
Emma. Ik hoor papa., dat is zijn stap.
Marie. Ja, hij is het.
Klaus, door het midden op. Emma gaat hem te gemoet. Ooejen avond, (geeft Emma een pakje). Daar, neem aan,nbsp;als je blieft.
Emma. Wat is dat?
Klaus. Warme appelbollen .. eet er een paar van. Op die vervelende bals wordt het altijd nachtwerk. Om een ofnbsp;twee uur gaat men pas aan tafel. Jelui moogt wel wat voortmaken met toilet: het is op slag van achten. {Snel af naarnbsp;-iinks.)
Marie. Ferdinand!., (tot Julie) Merk je het nu; hij heeft je niet eens gezien. Ik zal dadelijk....
Julie. Doe geen moeite, tante, ik ga zelf naar hem toe; ik ben niet bang om hem in zijn allerheiligste op te zoeken.
Klaus, die terugkomt. Heeft Frans zijn t’huiswerk af?
Marie. Natuurlijk.
Klaus. Is Elise al naar bed?
Marie. Lieve hemel, Ferdinand, zie je dan niet, dat Julie hier is.
Klaus. O ja., de barones.
-ocr page 60-30 DOKÏER KL-AUS.
Julie. Goejen avond, oompje! Wij zijn gisteren avond van onze reis t’huis gekomen. Ik ben van daag al voor dennbsp;tweeden keer hier om u te spreken. Heeft u tien minutennbsp;voor mij?
Klaus. Ja, als je met mij spreken wilt, onder de hand dat ik mij voor het bal wat opknap... .
Marie. Maar Ferdinand 1...
Klaus. O, je denkt zeker, dat' het niet past? Nu, zij kan achter de kastdeur gaan staan. Zij is een getrouwde vrouw.
Marie schudt af keer end het hoofd. Ferdinand! ..
Klaus, tot Julie. Kom liever morgen terug.
Julie. Neen, neen, ik ga liever achter de kastdeur staan.
Klaus. Goed! (tot Marie.) Waar is Frans?
Marie. Naar de Haverlandjes.
Klaus. Je hebt hem toch goed op het hart gedrukt, dat hij zorgen zou precies te negen uur t’huis te zijn.
Marie. Hij zal niet later komen.
Klaus. Van daag kan ik er geen oog op houden. Dat komt van die wanorde in het huishouden, als men ’s nachtsnbsp;op een bal als een tol in de rondte moet draaien, in plaats....
Emma. Papa, als u al zoo bromt vóór u op het bal is, dan bederft u al mijn plezier en blijf ik veel liever t’huis.
Klaus. Het is al uit. Zorg, dat ik niet op je hoef te-wachten. Julie, ga je meê ? {rechts af met Julie.)
Marie, Emma.
Emma. Papa is van daag weêr niets opgeruimd.
Marie. Waarschijnlijk heeft hij patiënten die gevaarlijk liggen; misschien heeft hij iets onaangenaams gehad.
-ocr page 61- -ocr page 62- -ocr page 63-DOKTER KL^US. 31
Emma. Daarom kan hij t’huis toch wel opgeruimd zijn.
Marie. De mannen moeten wat hen hindert toch op den een of ander wreken ! En daar zij tegenover vreemden gaarnenbsp;den goeien man uithangen, zijn zij t’huis bij hun vrouw uitnbsp;hun humeur.
Emma. Dat is toch zoo niet als het hoort, mama.
Marie. Zou je denken? Het is altijd en overal zoo geweest — ik geloof sedert de uitvinding van den bliksemafleider.
Emma. Dan weet ik wel, dat als ik eens trouw . . .
Marie. Eer het zoo ver is, moeten de sterrekundigen nog eerst eenige vuurspuwende bergen op de maan ontdekken;nbsp;misschien spuwt er wel een wonderexemplaar voor je uit. ..nbsp;Och, steek die bloem even in mijn haar. (Emma doet eennbsp;bloem in Marie's haar.)
Marie, Heb je al een appelbol gegeten?
Emma. Wel neen, mama, ik heb geen trek.
Marie. Zij zijn heel lekker. Papa heeft ze expres voor ons meêgebracht.
Emma. Ik kan toch nu geen appelbollen eten. Ik zou mijn handen smerig maken.
Marie. Emma, wees niet weer eigenzinnig. Papa wil het nu eenmaal, en als je het niet doet, maak je hem boos. Geefnbsp;me den zak. {Emma reikt Marie het pakje over.)
Marie neemt een appelbol en eet dien op. Zoo, nu zal jij ook eten.
De vorigen, Lubowski.
Lubowski, door de middendeur, met een trap en een waslicht. Nu de kroon aansteken, mevrouw?
Marie. Goed. Heb je al gevraagd, Lubowski, hoe het kwam, dat het gas gisteren zoo slecht brandde?
-ocr page 64-32
DOKTER KLA.US.
Lubowski, terwijl hij de kroon aandoet. Om u te dienen mevrouw. De majoor hier naast is gisteren met zijn gas ooknbsp;twee of driemaal uitgegaan. Het leit aan den portier.
Marie. Hoe kwam dat?
Lubowski. Dokter zei gisteren al toen hij uitreed: Jongens, Striegel, het zal gaan vriezen, ik zou wat spiritusnbsp;in den meter doen. Maar hij giet den spiritus liever doornbsp;zijn keel. De dokter is veel te goed voor dien kerel. Hetnbsp;loopt met dien man nog slecht af; hij ziet al muizen dansen,nbsp;en als dat zoo voortgaat, krijgt hij spoedig het deliriumnbsp;sikspens, als ik het zoo ereisies noemen zal.
Marie. Ei, ei! Is Striegel aan den drank!
Lubowski. U kan gerust zeggen, mevrouw moet me niet kwalijk nemen, — hij zuipt, als ik het met permissie zoo ereisiesnbsp;zeggen mag.
{Emma wenkt Lubowski, wijst eerst op de deur rechts, dan op het peperhuis met appelbollen, en tracht hem te beduidennbsp;dat hij die moet opeten, maar den vinger op den mondnbsp;leggend, zwijgen moet.
Lubowski kijkt Emma eerst verbluft aan, schijnt haar dan te begrijpen, knikt lachend met zijn hoofd, tast in het peperhuis, haalt er twee appelbollen te gelijk uit en verwijdertnbsp;zich dan, de trap medenemend, door de middendeur.
De vorigen zonder Lubowski, daarna Augusta en Klaus.
Marie. Heb je een appelbol gegeten?
Emma. Wel twee, mama.
Marie. Mooi zoo! Je ziet, met een beetje goejen wil gaat alles, {gaat voor den grooten spiegel staan.)
^ V q I nbsp;nbsp;nbsp;Mevrouw, Elise wil geen honig op
v
•V
♦ C^'}rv\
-ocr page 66- -ocr page 67-33
DOKTER KLAUS.
haar boterhammetje, zooals dokter mij verzocht heeft, maar boter. Zij huilt.
Klaus, zwarte broek, wit vest, en in hemdsmouwen, van rechts. Wie huilt er?
Marie, Och, Lize.
Klaus. Waarom?
Marie. Zij is ondeugend. Zij wil geen honig op haar boterhammetje, {wil gaan.)
Klaus. Ik kom bij haar. Zij heeft misschien haar maag bedorven. Ik heb je al zoo dikwijls gezegd, lieve Marie, datnbsp;je den kinderen niet zooveel snoeperijtjes moest geven.
Marie. Klaus!... je geeft ze meer dan ik.
Klaus. Lieve Marie, dat staat aan mij om te beoordeelen.' Als het kind de koorts heeft, ga ik in geen geval uit. Rekennbsp;daar op. {Snél af naar links. Augusta volgt hem.)
ZEVENDE TOONEEL. Marie, Emma, daarna Klaus,
Marie, een zucht slakend, voor zich ziende, Ach; ...dat ongelukkige bal!
Emma, treurig. We zullen wel t’huis moeten blijven, mama.
Marie. Hoe heb ik ’t nu met je? Lise scheelt niets. Waar blijft Julie?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A
Emma, naar de deur voohts mende, die open is blijven staan. Zij is weg.
Marie. Weg? Zonder ons goejen-dag te zeggen?
Emma. Zij zal het spreekkamertje uitgegaan zijn. KlauB, van üM. Het is gelukkig niets.
Marie. Dat wist ik wel. Hoe kan je je ook zoo driftig
3
-ocr page 68-34
DOKTER KLAOS.
maken, Ferdinand? Je patiënten prijzen altijd je bedaardheid en thuis maak je je over niets ongerust en benauwd.
Klaus. Marie, ik dacht, dat we over dit onderwerp al dikwijls genoeg hadden gesproken ; van daag ben ik er volstrektnbsp;niet toe gestemd.
Emma. Papa, weet u, dat Julie weg is?
Klaus. Ja, ze heeft mij verzocht jelui voor haar te groeten.
Emma. Waarom is ze zoo in eens weggegaan ?
Klaus. Dat heb ik haar gevraagd, om jelui niet langer op te houden; anders kwamen jelui nooit met je toilet klaar.
Marie. Lieve hemel! we zijn het al lang.
Klaus tot Emma. Laat me je voet eens zien.
Emma tilt lachend haar kleed een weinig op. Als u blieft.
Klaus. Dacht ik het niet! Met die vodden aan je voeten wil je uitgaan?
Emma. Natuurlijk ... balschoentjes . .. wat moest ik anders aantrekken ?
Klaus. Flinke leeren laarzen, zoo als mama,
Emma. Daarmee kan ik toch niet dansen.
Klaus. Zóó ga je niet over straat, (üoep?;)Lubowski!.. Je bent zeker van plan een ziekte óp je hals te halen. . metnbsp;deze kou zoo’n laag japonnetje . . half bloote voeten.. .
Marie. Wij gaan immers rijden, Ferdinand!
Klaus. Neem me niet kwalijk, lieve Marie, als ik er niet voor zorg, wie zal het dan doen ? ... Lubowski!
De vorigen, Lubowski.
Lubowski, door de middendeur, komt kauwend met vollen mond op. Heeft u geroepen, dokter?
-ocr page 69- -ocr page 70- -ocr page 71-DOK-TEU KLAUS. 35
Klaus. Wat spreek je raar! Heb je kiespijn?
Lubowski, smakkend. Vraag excuus., het is een obstructie .. een simpultus.. als ik het zoo ereisies noemen zal.
Klaus. Domkop! Wil je wel je neus niet in mijn boeken steken. Krijg mijn vilten pantoffels.
Lubo wski. Dadelijk, dokter, {af naar rechts.)
Klaus tot Emma. Die kan je over je balschoentjes aandoen ; dan kan je voor mijn part die dingen wel aanhouden.
Emma, verdrietig. Papa, de menschen zullen ons uitlachen.
Klaus. Ik wil, dat je de vilten pantoffels aandoet. Begrepen ?
Marie. Ja, ja, zij zal ze aandoen. Wil ik je rok halen?
Klaus. Dank je. Zorg maar voor je zelf.
Lubowski, met een paar groote vilten pantoffels van rechts. Hier zijn de pantoffels.
Klaus. Voor de jonge juffrouw.
Lubowski. Voor de jonge juffrouw? Eén pantoffel is voor haai' pedes apostulorum, als ik ze zoo ereisies noemennbsp;zal, groot genoeg.
Klaus. Hou je aanmerkingen voor je.. Het is half negen .. ga-inbpanucn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—4-,
Lubowski. Best, dokter, (a/.)
NEGENDE TOONEEL.
De vorigen, zonder Lubowski,
Klaus. Doet je mantels om en trekt je handschoenen aan, dan hoeven de paarden niet te wachten.
Emma. Papa, ik kan m’ handschoenen nu nog niet aandoen, dan worden ze vuil.
Klaus. Meen je, dat ik van zins ben om een kwartier
3*
-ocr page 72-36
DOKTER KLAUS.
in een kouwe vestibule, rnet open deuren, en waar het tocht om de tering te krijgen, te staan wachten, tot je je handschoenen aan hebt? Neen, beste meid, voor dat genot bedank ik. Je trekt hier je handschoenen aan.
Emma, pruilend. Dat is onmogelijk. Ik kan met geen vuile handschoenen in de zaal komen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, •
Klaus. Daar kan je voor zorgen {roept naar links) Augusta !
Marie gaat naar Emma, zacht. Je moet er niet om huilen. Wees wat inschikkelijk; Papa wordt anders boos.
De vorigen, ¦jWg.Ui.jjt'ai
A-u-gu-s-ta, van links.
Heeft u om me geroepen, dokter ?
Klaus. Ja, breng de mantels voor de dames en naar Lubowski, en zeg hem,- dat hij je uit het pak, dat iknbsp;iiem gisteren gegeven heb, twee paar handschoenen geeft.
Augusta. Best, dokter, (af door het midden.)
Klaus. Die handschoenen zijn groot genoeg om over je anderen heen te doen ; dan blijven de andere schoon.
Emma, huilend. Papa!..
Klaus. Ik wil, dat je doet wat ik zeg — ik hoop, datje me begrijpt, (af naar rechts.)
Emma. Ik doe het niet, papa. Ik blijf veel liever t’huis dan dat ik mij als een vogelverschrikker toetakel.
Marie, haar handschoenen aantrekkende. Wees niet zoo kinderachtig. Het is maar voor ’n paar minuten in het rijtuig.nbsp;Papa heeft gelijk; in de vestibules tocht het altijd vreeslijk,nbsp;en men kan er licht een kou opdoen. En vergeet vooral niet,nbsp;dat het voor papa heel wat is om met je naar het bal tenbsp;gaan. Hij heeft niet eens zijn middagtukje kunnen doen.nbsp;Weer dus verstandig en doe je handschoenen aan. Ik ga nognbsp;even naar Lise zien. (Af naar links.)
-ocr page 73- -ocr page 74- -ocr page 75-DOKTEB KLAUS. 37
Emma alleen.
Emma. Papa heeft altijd zulke zonderlinge denkbeelden. Ik wed, dat niet één dame t’huis haar handschoenen aannbsp;doet. Van dat bal is al mijn plezier af — en daarvoor hebben we ons muziekavondje ook nog opgeofferd — de eenigenbsp;avond van de week, dat het t’huis wat vroolijk is. Julie isnbsp;drie jaar ouder dan ik en al getrouwd. Papa behandelt mijnbsp;nog altijd als een klein kind. En mama geeft Papa gelijk,nbsp;alsof het zoo hoorde. Als ik ooit een man krijg, dan doenbsp;ik dat zeker niet.
De vorigen, Marie, daarna Augus-ta en dan Klaus.
Mar ie van imks. Zie zoo, Lise is naar bed. Ben je klaar?
Emma. Dadelijk, mama.
l
A uguata, met de mantels en kappen en twee paar groote boomwollen handschoenen door de piiddendeur op, Doennbsp;de dames de mantels al om'?
Marie. Ja, dan kun je me helpen. nbsp;nbsp;nbsp;^ f- ^
Klaus, in rok, zijn hoed op, bezig zijn overjas aan te doen, van rec/i^s.Jmbowski is voor.nbsp;lij!
Marie. Zoo als je ziet. Op de minuut af zijn we klaar.
Klaus. Slaapt Li ze?
Marie. Zij ligt ten minste in bed. ^ nbsp;nbsp;nbsp;,
Klaus. Heb je wat gegeten?
Marie. Ja, do appelbollen. Ze waren overheerlijk !—Xugusta, berg die over zijn in het bufïet.-'f ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; , ,
¦Augusta. Ja, mevrouw, {heeft eerst Marie en daarna Emma haar mantel omgedaan.)
Klaus. Heb je de handschoeneri\^^ Lubowsk^rTeêgebracht^
-ocr page 76-'i
38
DOKTER KLAUS,
Jfrrgwfta,, Hier zijn ze.
Marie, een paar nemende, lachend. Die zal ik zonder veel moeite aankrijgen.
Klaus. Het is in ieder geval practisch. (Neemt Augusta het andere paar af. Tot Emma. Ik zal je helpen. (doelt; JEmwianbsp;haastig de handschoenen aan.) Je hebt de groote vilten pantoffels nog niet aan. A«@««ta, help de juffrouw de pantoffels
If i'Vr /«• '
i T
aandoen. nbsp;nbsp;nbsp;^
i.hrV^'
-JLug^re-ta. lachend. Die pantoffels daar?
Klaus. Ja, die pantoffels daai’! (En wordt gescheld.) Ml a II't A. Et 'wuidt gocchold. Zal ili oorat opendoen ?nbsp;, fe'laUiS,.Naiti*m]iijlb~(j4'npnAlt;w'tluoi- de middendeur- af.)nbsp;Marie.^Ik hoop, dat we geen bezoek krijgen,
Klaus. Wie zou het zijn? Het muziekavondje is afgezegd. Waarschijnlijk is het Frans. (Knielt neder om Emma denbsp;pantoffels aan te doen.) Je voet, stijfhoofdig juffertje.
Emma. Ik kan in die pantoffels niet loopen.
Klaus. Dat verbeeldt je je. (Staat op.) Hé! zoo’n bal, dat is me een genot! Nu, misschien kan ik een partijtjenbsp;whist spelen.
. -Augusta, door de middendeur. Dokter!
Marie, onrustig. Toch geen boodschap?
A-H-gtrstar Ja ; mevrouw Liebig van den Steinweg vraagt of u even aan kunt komen, het kleintje is zoo naar, hetnbsp;heeft hard de koorts en klaagt over...
Klaus. Zeg, dat ik dadelijk kom.
Marie. Ga je er heen?
Klaus. Natuurlijk. Hoe kan je dat nog vragen? Ik ben misschien spoedig terug. Blijf zoo kant en klaar op me zittennbsp;wachten, dan rijd ik even naar mevrouw Liebig. (Augustanbsp;volgt Klaus.)
DOKTEK KLAUS. 39
Marie, Emma. (Beiden kijken elkaar aan.)
Emma, haar tranen bedwingende. Mama!
Marie, haar schouders ophalendc. Ja, Emma, dat brengt het leven van een dokter meê. (Pauze.)
Emma. Papa had best hier een receptje kunnen schrijven.
Marie. Misschien... wie weet... daar hebben wij geen verstand van. (Pauze.)
Emma. Het bal is gedaan vóór wij komen.
Marie. Kom, kom! papa zal zich wel haasten. (Pauze.)
Emma, met een zucht. Ach! (gaat rechts zitten.)
Marie, zucht ook. Ach! (gaat ter linkerzijde zitten. Beiden strekken de handen met de groote handschoenen uit. Kleine pauze.)
Emma. Als men Iaat op een bal komt, is het moeielijk iemand te vinden, die nog niet voor den een of anderen dansnbsp;geëngageerd is.
Marie. Maak je daar niet ongerust over. Je zult niet overblijven.
Emma. Het zou ook al te treurig zijn. Ik heb mij van mijn eerste bal zooveel voorgesteld... (Pauze.) Zou het kind,nbsp;waar papa bij geroepen is, erg ziek zijn? Wat dunkt u, mama?
Marie. Hoe kan ik dat weten?
Emma. Zijn koorts en ijlen gevaarlijke symptomen?
Marie. Ik weet het niet.
Emma. Wat zeit u weinig. Scheelt er iets aan?
Marie. Ik ben wat overspannen; de rust doet mij goed.
Emma. Mij niet. Ik ben niets op mijn gemak, ü zal zien, dat wij te laat komen. (Er wordt gescheld). Er wordt gescheld,nbsp;dat zal papa zijn.
-ocr page 80-40 DOKTER KLAUS.
/
Marie. Niet onmogelijk.
Emma, angstig. Als ’t maar niet weer een boodschap is. Marie. Dat moeten wij afwachten.
De vorigen, Augusta.
A.ugii sta, door de middendeur. Mevrouw!
Marie. Wel?
-Au-gttsta. Mijnheer Gerstel, de student, is er. Zijn vioolkist heeft hij bij zich.
Marie. Mijnheer weet immers, dat wij van avond niet t’huis zijn.
Emma. Nu toch wel, mama.
Marie. Toevallig... ja. Papa heeft zeker vergeten om hem een boodschap te sturen.
A.ugusta. Meneer belet geven?
Marie. Zeker. Zeg dat ’t ons spijt, maar ...
Emma. Laten we dat niet doen, mama. Als we met m’nheer Gerstel zitten te praten, valt de tijd minder lang.
Marie. We moeten ook nog excuus maken voor laatst. Vraag of mijnheer binnen wil komen. (^Augusta af door hetnbsp;midden.)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
-
Marie, Emma, dan Gerstel.
Emma. Dan blijven we ten minste in een opgewekte stemming tot papa komt. Ik geloof mama, dat u moeite heeft om ook niet in slaap te vallen. U ziet er zoo moê uit.
Marie. Het is eigenlijk lastig, dat m’nheer Gerstel er is.
-ocr page 81- -ocr page 82- -ocr page 83-DOKTER KLATTS. 41
Emma. Met m’nheer Gerstel hoeven we zooveel complimenten niet te maken. (Er wordt geklopt.)
Marie. Binnen!
Gerstel, In gekleede jas. Zijn handschoenen houdt hij gedurende het geheele gesprek aan. Door de middendeur op.nbsp;Goê’n avond, dames! Ik vraag u wel excuus als ik ongelegennbsp;kom, maar ik dacht dat, daar het van daag Donderdag was... .
Marie. Mijn man had op zich genomen u te laten weten, dat ons muziekavondje niet door kan gaan, omdat we omnbsp;Emma naar het Philologenbal zouden gaan. Hij schijnt hetnbsp;vergetgn te hebben.
Gerstel. Ik weet er ten minste niets van. Ik vraag u nogmaals excuus en zal u niet verder storen.
Marie. O neen, m’nheer Gerstel, blijf. Zooals u ziet, zijn we klaar... mijn man is onverwacht uitgehaald. Gaat unbsp;niet zitten?
Gerstel. Ik vrees heusch, dat ik derangeer.
Emma, die reeds toen Gerstel binnenkwam, de pantoffels en de groote handschoenen uitgedaan heeft. Neen, wezenlijk niet.
Gerstel. Dan zal ik zoo vrij zijn een oogenblik van uw aangenaam gezelschap te proflteeren. (Hij neemt tusschen denbsp;dames plaats.) Het is zeker uw eerste bal van dezen wünter,nbsp;mejuffrouw.
Emma. Zelfs het eerste van mijn leven, en ik ben er erg gelukkig meê?
Gerstel. Zeker, het is ook heel plezierig.
Emma. Is u een liefhebber van dansen?
Gerstel. Niet zoo bizonder. En ik heb er te weinig tijd voor; zooals u weet ben ik druk met mijn dissertatienbsp;bezig. Op de avonden die ik vrij heb, maak ik gaarnenbsp;muziek. Ik had voor van avond de Kreuzersonate meê-gebracht.
Emma. Ja, het is heel jammer, dat wij om het bal ons avondje missen. Kan u misschien Zondagmiddag?
-ocr page 84-42 DOKTE» KLAUS.
Gerst el. Zeer gaarne, als uw mama ’t goed vindt.
Emma. Daar zal mama niets tegen hebben, niet waar, mama?
Marie, met moeite haar slaap bedwingende. Hé!., wat. . ja wel!
Emma. Mijnheer Gerstel vraagt of u er iets tegen heeft, als wij Zondagmiddag muziek maken.
Marie. Neen, niets . . als papa het ook goedvindt.
Emma tot Gerstel. Als papa t’huis komt, zal ik het hem dadelijk vragen.
Gerstel. Uw papa schijnt niet makkelijk.
Emma. Niet bizonder.. mama ook niet.
Gerstel. Uw mama zou men het niet aanzien. Haar uiterlijk is zacht en vriendelijk; zij oordeelt altijd zeer voorzichtig .. ik heb dat dikwijls tot mijn blijdschap ondervonden.
Emma. Zoo, zoo, mijnheer, maakt u mama komplimentjes.
Gerstel. Ik zou niet durven...
Emma. Wat zegt u er van, mama?
Marie, half slapende. Hé?
Gerstel, opstaande.
Emma, hem wijzende om weer te gaan zitten. Volstrekt niet, blijft u zitten. Mama is wat moê?
Gerstel. Dan is het beter, dat ik wegga.
Emma. Wij kunnen zachter praten. Of verveelt het u met mij alleen te keuvelen?
Gerstel, half luid. Hoe kunt u dat denken, mejulfrouw .. integendeel...
Emma, ook zacht. Integendeel? U keuvelt dus graag met mij?
Gerstel. Wie niet? Een zoo...
Emma. Waarom houdt u in eens op? U wou mij zeker ook iets vleiends zeggen en denkt over iets beters na.
-ocr page 85- -ocr page 86- -ocr page 87-DOKTEK KLAUS. 43
Gerst el. Iets beters, zeker, want ik wilde de waarheid zeggen.
Emma. Een komplimentje is dus een leugen?
Gerst el. Dat niet. Maar het is altijd verdacht, en ook den schijn daarvan, wil ik niet op mij laden, want. .
Emma. U blijft weer steken, mijnheer.
Gerstel, verlegen. Het is ook zoo moeielijk, mejuffrouw, om een begin te vinden ... en uw moeder hier maakt mijnbsp;heelemaal in de war.
Emma. ü heeft van haar niets te vreezen. Mama slaapt vast. Ziet u maar. Zij heeft altijd die akelige handschoenennbsp;aan. Die zal ik haar uittrekken.
Gerstel, haar tegenhoudende. Doe dat als je blieft niet. Uw mama zou wakker worden.
Emma.# U wil dus in ’t geheim met mij spreken?
Gerstel. Heel graag! En zoo makkelijk vinden we zulk een gunstige gelegenheid niet meer.
Emma. U maakt me heusch nieuwsgierig.
Gerstel, nog zachter, nader hij haar komende. Verleden Donderdag had ik met uw vader een ernstig gesprek: wijnbsp;spraken over trouwen.
Emma, ook wat nader komende, zacht. Zoo, daar ben ik nieuwsgierig naar.
Gerstel. Uw papa heeft geen hooge gedachte van de trouwlustige jongelui van dezen tijd.
Emma. Waarom niet?
Gerstel. Hij gelooft, dat ze te veel op het geld zien en dat ze een meisje niet nemen uit liefde, maar om wat zenbsp;meêbrengt.
Emma. Er zullen toch wel uitzonderingen zijn.
Gerstel. Dat zei ik ook, en ik vroeg uw vader, wat hij van een jong mensch verlangde, die een meisje wil vragen.
-ocr page 88-44
DOKTEE KLAUS.
Emma. Daar had u gelijk in. Wat antwoordde hij u?
Gerstel. Dat ik hem dat vragen mocht, als ik gepromoveerd was.
Emma. Hoe lang duurt dat nog?
Gerstel. Een paar maanden.
Emma. En vraagt u het dan weer?
Gerstel. Als u er niets tegen heeft... Zeker!
Emma. Waarom als ik er niet tegen heb? Waarom?
Gerstel. Mejulfrouw, ik kan toch niet, zonder dat u het weet en wil, bij üw vader om uw hand vragen.
Emma, zeer hard. Om mijn h. . .
Gerstel, op haar slapende moeder wijzende. Pst! Emma, zucht. Om mijn... u wil om mijn hand vragen ?nbsp;Gerstel. Heeft u dat da.i niet begrepen, mejuffrouw?nbsp;Emma, ongekunsteld. Neen!
Gerstel. Dat is ongelukkig.
Emma. Ongelukkig ?
Gerstel. Ja, voor mij. Want hoe zal ik den moed vinden om te erkennen, dat uw lieve onschuldige oogen mij be-tooveren, dat uw stem mijn hart doet kloppen, dat uw handdruk mijn bloed sneller doet vloeien,.... met een woord, dat ik u onuitsprekelijk liefheb?
Emma, op schrikkende. U heeft mij. ...
Gerstel, op Marie wijzende, smeekende. Pst!
Emma, zeer zacht. U is op mij verliefd?
Gerstel. Ik heb den moed niet om het u te zeggen. Emma, lachend. En u heeft het al gedaan!
Gerstel. Is u er niet boos om?
Emma. Boos? Daar heb ik immers geen reden voor. Gerstel. U vindt het dus goed, dat ik beken, dat ik u
-ocr page 89- -ocr page 90- -ocr page 91-DOKTER KLAUS. 45
liefheb, en om uw hand vraag? Ik ben u dus ook niet onverschillig.
Emma. Al sinds lang mocht ik u graag lijden, maar dat is nog geen liefde. Wel geloof ik, dat wat er nog aan ontbreekt spoedig zal komen,... het is mij zelfs alsof ik daartoenbsp;reeds op weg ben.
Gerstel. U heeft mij dus ook lief?
Emma. Ik zal er mijn best voor doen.
Gerstel, zeer luid. Lieve Emm...!
Emma, op Marie wijzende. Pst!
Gerstel, zacht. Lieve Emma!... (Jiij neemt haar hand en kust die herhaaldélijk.)
Emma. Waaraan heeft u gemerkt, dat u verliefd op mij was?
Gerstel. Het eerst aan mijn gejaagdheid, als ik bij u was.
Emma. Dat ben ik ook geweest. En toen?
Gerstel. Aan het melancholiek gevoel als ik niet bij u was.
Emma. Daar zal ik morgen op letten. Ik geloof, dat ik morgen ook melancholiek ben.
G e r s t el. Toen begreep ik, dat de voortdurende gedachte aan u de oorzaak van mijn gejaagdheid en treurigheid was,nbsp;en van dat oogenblik verdween uw beeld niet uit mijn gedachte.nbsp;Steeds zon ik op een middel om u te zien en in uw nabijheid te zijn. Ach, hoe vaak heb ik ’s nachts voor dit huisnbsp;gestaan en uren lang naar uw venster gekeken! Gisterennbsp;nacht is u eerst om over twaalven naar bed gegaan, niet waar?
Emma. Hoe weet u dat?
Gerstel. Het licht op uw kamer brandde nog zoo laat.
Emma. En daaruit maakt u op dat... dat u mij lief heeft?
Gerstel. Neem de proef met mij.
Emma. Hoe?
Gerstel. Als u een man kiest, neem dan mij.
-ocr page 92-46
DOKTER KLAUS.
Emma. Daar zal ik eens over nadenken.
Gerstel. Je bent een engel.
Emma. Pst.! Niet zoo hard. Gaat u nu heen ! Het schijnt, dat mama wakker wordt, en ik zou voor geen geld van denbsp;wereld willen, dat zij iets merkte.
Gerstel. Geef mij iets meê, dat mij doet hopen,
Emma. Wat dan?
Gerstel, dicht hij haar komende, zacht. Een zoen.
Emma, afwijzend. O neen!
Gerstel, smeekende. Toei ... toe!...
Emma. St. niet nbsp;nbsp;nbsp;... Bij de deur, op mijn voor
hoofd, zonder l^(én^ te maken.
-Zonder leven te maken. (Beiden gaan op hun te^)/0nnaar de deur.)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j
Emma. En nu... goênacht! nbsp;nbsp;nbsp;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;1
Gerstel. Goejen nacht... (hij kust haar op haar imfA: en sluipt dan op zijn toonen weg.)
Emma blijft onbewegelijk staan, met haar oogen naar den grond.
De vorigen zonder Gerstel.
Emma, na een kleine pauze, kijkt naar de deur en werpt hem een kus na — zacht. Goejen nacht!.. Hij heet Paul..nbsp;dat weet ik.. een mooie naam. Goejen nacht, Paul! (opnbsp;haar toonen naar voren komende.) Hij overviel me zoo plotseling. Hoe had ik dat kunnen droomen?.. Wat klopt mijnnbsp;hart! Wat gloeien mijn wangen! Mama verroert zich w«êr.nbsp;Als ze maar niets aan mij merkt. (Doet voile en mantel weêrnbsp;om en gaat op den stoel zitten, waarop zij gezeten heeft.)
Marie, ontwakende. Hé? Wat zeg je, Emma? (wrijft haar~ oogen.) Waar is mijnheer Gerstel?
-ocr page 93- -ocr page 94-; :
S '
dl
-ocr page 95-47
DOKTEK KLAUS.
Emma. O, die is al lang weg.
Marie. Waarover hebben jelui gepraat?
Emma. Over muziek, anders nergens over. Marie. Heb ik lang geslapen?
Emma. Niet zoo heel lang,
Marie.
Emma.
Hoe akelig! En papa is nog niet terug? Ik geloof, dat ik zijn rijtuig hoor.nbsp;Marie. Het is zeker al heel laat.
Emma. Och, dat is niets.
De vorigen, Klaus (door de middendeur.)
Klaus. Zie zoo! daar ben ik weêr! Ik heb jelui lang laten wachten.. het spijt me.. het was me onmogelijk eerdernbsp;te komen.
Marie. Hoe laat is het dan?
Klaus. Het is juist tien uur geslagen. Het is te laat om nog naar het bal te gaan.
Emma. Dat geloof ik ook.
Klaus. Ik heb daarom maar laten uitspannen.
Marie. Maar Ferdinand, Emma heeft op dat bal zóó gehoopt.
Emma. Dat is niets, mama. U is toch ook zoo moé,dan ga ik op een anderen tijd.
Klaus. Heel verstandig, Emma! (door de deur roepend.) Wij blijven t’huis. Laat Lubowski de kroon komen uitdoen.
Marie, half luid tot Klaus. Ferdinand, wij zijn toch verplicht Emma in de wereld te brengen ; zij moet kennis maken met jongelui. Hoe zal er anders ooit iemand om haar komen ?
Klaus, ook half luid. Marie, je weet dat ik van die op-
-ocr page 96-48
DOKTEE KLAUS,.
dringerij niet hou, en het is nu te laat om er verder over te praten, (luid) Nacht, Emma!
Emma. Nacht papa! Nacht mama!
Marie. Arm kind, ik heb medelijden met je. Je hadtje zoo veel van dat bal voorgesteld.
Emma. O, ik ben toch tevreden.
Klaus, ongeduldig. Nu....? zullen we gaan of niet?
Marie. Ja, ja, ik kom al.
Klaus. Emma, je mag niet weer in bed lezen. Doe dadelijk het licht uit en ga slapen. Goejen nacht! ((raat Mane naar de deur links)
Men hoort op de piano spelen en het geruisch van dansende paren.
Klaus. Wat is dat boven voor ’n spektakel?
Marie. Och, mevrouw Niedermeijer heeft laten vragen, of zij een poosje mocht dansen; ik geloof, dat er iemand bij hennbsp;jarig is, en daar ik dacht, dat wij toch niet t’huis waren,nbsp;heb ik gezegd van ja.
Klaus. Een mooi pleizier!
Marie. We kunnen een boodschap naar boven sturen en laten vragen of zij ophouden.
Klaus. Neen, als jij «ja” hebt gezegd, dan niet. Je kunt je toch niet belachelijk maken; ’t lijkt wel of ze den heelennbsp;boêl afbreken. Dat zal een mooi nachtje worden, (af naarnbsp;links. Marie volgt hem.)
Emma. Mij zal het niet hinderen. Ik zal toch niet gauw in slaap komen.. ik ben zoo zenuwachtig, (af.)
Lubowski, daarna Emma.
Lubowski, met de trap door de middendeur op. Nou, nou, houdt dat lawaai daar boven nooit op. Voort komt de kroon
-ocr page 97- -ocr page 98- -ocr page 99-49
DOKTEK KLAUS.
nog naar beneden. Het zal mij benieuwen, of dat den dokter lang bevallen zal. (Doet de kroon uit en dan de andere lichten op een na, dat hij laat branden. Het tooneel is half donker.)
Emma, uit haar kamer, om zich heen ziende. Pst! Lubowski!
Lubowski. Wat blieft u, juffrouw?
Emma. Je bent immers alleen?
Lubowski. Moederziel alleen, met mijn gedachten, als ik ze zoo ereisies noemen zal.
Emma. Ik ben zoo zenuwachtig, dat het lang duren zal eer ik in slaap kom.
Lubowski. Geen wonder met zoo’n heidenach leven!
Emma. Lubowski, is het waar wat ik gehoord heb?... W'il je gaan trouwen?
Lubowski. Ik? Wie maakt u dat wijs?
Emma. Je zult toch wel eindelijk eens een vrouw nemen.
Lubowski. Een vrouw., nooit, juffrouw! Als ik trouw, dan wil ik liever, als ik het zoo ereisies noemen mag, eennbsp;meisje nemen.
Emma. Je hebt toch verkeering?
Lubowski. Voor ’t moment niet.
Emma. Je bent dus verliefd geweest?
Lubowski. Te dikwijls., en gloeiend!
Emma. Was je niet gejaagd als je bij je meisje was?
Lubowski. Als m’nheer en mevrouw maar niet in de buurt waren... anders was ik zoo bang als een juffershondje.
Emma. En als je niet bij haar was, was je zeker neerslachtig, en wou je wel zoo naar haar toevliegen?
Lubowski. Niets zekerders dan dat. Dat is nu juistement, ais ik het met permissie zoo ereisies noemen mag, de liefde.
Emma. Zoo? Dat doet me plezier. Heb je wel eens’snachts voor het venster van je meisje staan wachten tot zij haarnbsp;licht uitdeed?
1
-ocr page 100-50 DOKTBE KLAUS.
Lubowski. Neen, zoo gek ben ik nooit geweest.
Emma. Ik geloof, dat het toch dikwijls genoeg gebeurt.
Lubowski. Het kan zijn, maar dat is dan de Paroxismus in den hoogsten graad, als ik het zoo ereisies noemen mag.
Emma. O, dat doet me plezier, dat doet me heel veel plezier. {Wals uit Faust.) Hoor eens, wat vroolijke wals zenbsp;boven spelen. Lubowski, kan je dansen?
Lubowski. Ik ben een eerste danser, als ik me zoo ereisies noemen mag.
Emma. Dat wil ik dadelijk zien. Kom hier.
Lubowski. Ik... met u dansen! hier... Met uw verlof, dat past me niet.
Emma. Och kom! Ik ben zoo opgewonden en ik had van daag zoo giaag gedanst. Kom, eventjes maar. (De melodie vannbsp;de wals zingend, danst zij met Lubowski.)
De vorigen, Klaus, in slaapjapon, een licht in de hand van links.
Klaus. Lubowski!
Emma. Nacht, papa! {vliegt snel in haar kamer.)
Klaus, onder het weggaan, zijn hoofd schuddend. Schaam je, ouwe zondaar!
Lubowski. Wel te rusten, dokter! {Hij doet het laatste licht uit. Het tooneel is geheel donker.) Het scherm valt.
-ocr page 101-51
DOK-TEK KLA.US.
DERDE BEDRIJF.
Speelt bij Oriesinger. Een kamer naast de salon. Korte decoratie. In den achtermuur twee deuren. De linker leidt naar de kamer, waarnbsp;muziek gemaakt wordt, de rechter naar de eetzaal. Algemeene ingangnbsp;aan de rechterzij. Op den voorgrond aan heide kanten tafels en stoelen.
Klaus, Marianne.
Marianne. Komt u niet naar de muziek luisteren, dokter?
Klaus. Wie speelt er?
Marianne. Een jongmensch met lange beenen, lange vingers en lange blonde haren. Hij is heel mager. Hij is juist aan den gang. ’t Gezelschap vindt het heel mooi, de ouwenbsp;heer goddelijk. Hij schuift op zijn stoel heen en weêr, ennbsp;draait met zijn oogen, alsof hij in den zevenden hemel is.
Klaus, lachend. Zoo, is mijn zwager tegenwoordig een liefhebber van muziek?
M arianne. M’nheer Griesinger heeft tegenwoordigpleizierin alles, hij neemt les bij zijn schoonzoon. Ik was zoo blij, dokter,nbsp;toen ik u hier weêr over den vloer zag, ik dacht al: zie zoo,nbsp;die zal wel maken, dat het hier weêr net zoo wordt als vroeger. Maar het schijnt, dat u hier ook zooveel als niets tenbsp;zeggen heeft.
Klaus Gaat het hier dan zoo raar toe?
Marianne. Naar mijn domme verstand heel raar. Waarvoor ’s avonds al die visites? Waarom moeten wij minstens één keer in de week een hoop raenschen te eten geven, die somsnbsp;niemand hier in huis kent.
Klaus. Vroeger zag je niet op tegen koken en braden.
Marianne. Ik koken en braden? Dat mag ik niet meer. Dat doet nu zoo’n Fransche monsieur, een kok uit dat god-
4»
-ocr page 104-5-J DOKIEK KLAUS.
delooze Parijs, een zoogenaamde chef — ja, al die rare namen kan ik niet uitspreken,
Klaus, Het eten moet toch heel lekker zijn?
Marianne. Zoo? Ik heb ’t nooit geproefd. Ik heb ’t niet op die Fransche liflafjes.
Klaus. Dat is dom van je, Marianne. Ik heb heel veel eerbied voor je kookkunst, maar je zou misschien nog wel wat kunnen leeren.
Marianne. Ik? Van zoo’n Franschen giftmenger? Neen, mijnheer de dokter. Mijn haren zijn met eere grijs geworden,nbsp;en eei- ik dat zou doen...
De vorigen, Griesinger {door het midden
van links op.)
Griesinger. Ga je liever naar een hofje.
Marianne, énergiek. Ja, en dat zal ik doen ook.
Griesinger. Ik zal je niet tegenhouden. Als je nu nog maar zoo vriendelijk bent om in de zaal de thee te presenteeren.
Marianne. Jawel, thee, punch, wijn,., het een is nog niet op of het andere moet komen . . ’t lijkt wel een koffiehuis. {brommend af door het midden rechls.)
Griesinger. Goê’n avond, Klaus. Je vrouw was al bang, dat je niet zou komen. Ga je niet in de salon? Je zult jenbsp;goed amuseeren ,. n’ uitgelezen gezelschap . . muzikale voor-di’achten .. de jonge Sturmfelder heeft daar net zoo gespeeld.nbsp;Je kent hem wel, ’t is die beroemde virtuoos, die bekendenbsp;componist. Hij is een vriend van mijn schoonzoon, den baron.nbsp;Hij komt iedere week bij ons. Je neemt me niet kwalijk.. iknbsp;moet gaan zien of er voor den champagne ijs genoeg in denbsp;koelvaten is. {Snel af naar rechts.)
Klaus, ’tis wat te zeggen! Griesinger op zijn ouwen dag een wereldsch man! De ideeën van den baron schijnen hemnbsp;beter te bevallen dan die van zijn dochter.
-ocr page 105- -ocr page 106-nOKTKR KT.AUS. 53
Klaus, Julie {door het midden links.)
Julie. Goejen avond, oom! U komt laat.
Klaus. Ik was bijna in ’tgeheel niet gekomen .. ik kan zelfs ieder oogenblik gehaald worden.
Julie. Hoe jammer! Hebt ge u niet voor van avond vrij kunnen maken?
Klaus. Je bedoelt, of ik niet mijn patiënten had kunnen verbieden, van avond ziek te zijn.
Julie. Neem me niet kwalijk, ’t Was een domme vraag ¦van me, oompje.
Klaus, Geneer je niet, daar ben ik aan gewoon.
J u i i e. Van mij toch niet. U weet hoe ’n hoogen dunk ik •van uw beroep heb. Als mijn man zijn leven werkzaam doorbracht en ernstige plichten te vervullen had, zou ik nietsnbsp;liever doen dan met hem werken cn hem helpen waar ik kon, ennbsp;er graag al die bals voor cadeau geven, waarvoor wij tegenwoordig alleen schijnen te leven. En wij zijn nog zoo jong!
Klaus. Daar kan ik niets anders op antwoorden dan dat je geen recht hebt om te klagen. Niemand heeft je gedwongen om dien baron te trouwen, ’t Is je eigen vrije keus. Jenbsp;had je niet door zucht naar grootheid moeten laten verblinden. Je had in je stand moeten blijven. Toen je trouwdenbsp;had je kunnen weten, dat die baron wel iemand was om eennbsp;pleiziervaart mee te maken, maar niet de stuurman, die hetnbsp;ranke huikje op de onstuimige levenszee voor klippen en gevaren kon behoeden.
Julie. Wat moet ik dan doen?
Klaus. Je op kleiner vaarwater wagen en je verheugen in de groene lachende natuur, die je omringt.
Julie, Ik moet dus een leven zonder innerlijke bevrediging leiden?
Klaus. Dat zeg jelui vrouwen allen., de Eva-natuur verlangt naar het verbodene.
-ocr page 108-54
DOKÏJSR KLAUS.
Julie. Als we dus geen vrede hebben met de platte alle-daagschheid, noemt u dat verboden vrucht voor ons? Ik dacht, dat, als onze ontwikkeling ons aanspraak gaf qp eennbsp;hoogere plaats in de wereld, wij die niet mochten weigeren, alsnbsp;ze ons werd aangeboden. U zal me toegeven dat dit consequentis.
Klaus. Bij vrouwen geloof ik aan geen consequentie. Eigenzinnigheid . . dat is wat anders. Niemand is consequent,nbsp;die geen meester is van zijn willen en doen. Het is onmogelijk consequent te handelen, zonder logisch te denken.
Julie, Ik kan dus niet logisch denken?!
Klaus. Neen!... Je bent met een baron getrouwd. Daar maak ik je geen vei'wijt van. Waarom zou de dochter van een juwelier niet met een baron mogen trouwen? Maar... Je uitverkorene isnbsp;iemand zonder nagedachte, die schulden-maken als een voorrecht van zijn stand, en betalen als een plebeïsche verplichting beschouwt.
Julie. Dat heb ik niet geweten.
Klaus. Onbekendheid met de wet scheldt niemand vrij van straf. Nadat je uit je eerste liefdesdroornen was ontwaakt,nbsp;volgde als na iederen droom een toestand van lusteloosheid,nbsp;die alles eentoonig vindt; en daarom wil-je dat je charmantenbsp;flaneur door gezette werkzaamheid je het geluk hergeeft, datnbsp;je verloren hebt. Neen, lieve Julie, een nietsdoener verandertnbsp;niet in een tooverslag in een werkzaam mensch.
Julie. Dat volstrekt niet. Maar men mag toch wel bij iederen man het voor uitgemaakt houden en aannemen, dat hij lust heeft in werken en arbeiden.
Klaus. O neen! Opvoeding vormt den mensch. Zelfkennis en wilskracht kunnen soms aanvullen, waar die in onze jeugdnbsp;te kort schoot. Je hebt alzoo onrecht, meer van je man te verlangen dan hij je beloofd heeft. Je bent wat je hoopte: barones,
Julie. O, ik kan dat woord niet hooren; ik ben niet ijdel.
Klaus. Dat beteekent dat je je-zelf wilt bedriegen.
Julie. Neen; ik ben met mijn man getrouwd omdat ik hem lief had.
-ocr page 109- -ocr page 110- -ocr page 111-DOKTER KLAUS. 5,5
Klaus. En wat heeft die liefde gehoopt? Toch niet dat wat je van hem verlangt, want dat is nooit in hem geweest. Datnbsp;echter, waar je liefde op viel, is je gebleven. Dus?
Julie. Uw oordeel is hard.
Klaus. Ik bewijs je slechts wat logisch is.— Maar nu wil ik mijn vrouw wel even zien. want ik ben eigenlijk alleen omnbsp;haar hier gekomen. — Zijn de zwarigheden opgelost, waarovernbsp;je gisteren me je nood klaagde? — Doch daar spreken wij morgen t’ huis bij je over. Kijk nu wat vroolijker, want je ziet ernbsp;niet uit als de dochter van den gelukkigen gastheer.
De vorigen, mevrouw von Schlingen.
•ÜAS. ji04»-w von Schlingen, uit het midden links Klaus te gemoet komende. Ha, dokter Klaus! Dat is een zeldzaamnbsp;geluk, daar moeten wij van profiteeren. Reeds lang wou iknbsp;u^wagen, hoe . ..
Klaïis. MfivrvY'i \^ziet er weêr goed uit. Ik wensch u ^^C(Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een-goedea-avond. {hij wil gaan.)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
' nbsp;nbsp;nbsp;''on Schlingen O neen, zoo komt u niet van
•f nbsp;nbsp;nbsp;mij af. Ik zie er goed uit, zegtu? Het is onmogelijk ;... of het
’’ nbsp;nbsp;nbsp;komt dat ik geéchauffeerd ben, want ik heb weêr ontzachlijk
veel last van mijn zenuwachtige aandoeningen. Waarom zie ik u zoo zelden? Wij hadden toch afgesproken, dat u mealsnbsp;j,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dokter nu en dan een bezoek zou brengen. Herinnert ge u
j nbsp;nbsp;nbsp;dat niet meer?
I nbsp;nbsp;nbsp;Klaus. Zoo goed als den dag van gisteren. Ik herinner mij
I nbsp;nbsp;nbsp;ook, dat wij aan het einde van onze afspraak overeenkwamen,
1 nbsp;nbsp;nbsp;dat u mij bij de verwisseling des jaars al mijn recepten tegen
één ander, dat overal gangbaar is, zoudt inwisselen. Het is na dien tijd al dikwijls nieuwjaar geweest, en ik wacht nognbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat ge u aan uw afspraak houdt.
Mevrouw von Schlingen, verlegen. Heusch? Het is mogelijk, met mijn zenuwachtig gestel...
-ocr page 112-56
DOKTEB KLAUS
Klaus, droog. Ik heb innig medelijden met uw- kwalen. Ongelukkig is het mij onmogelijk, mij honoris causa aan denbsp;lijdende menschheid te wijden. Ik wensch u nogmaals- eennbsp;goeden avond.
De vorigen zonder Klaus, daarna Griesinger en Max.
Mevrouw von Schlingen, tot Julie^^Je_go^er'tióm is altijd een beetje pikant, menJtaii-^veEzeggénonbeleefd; maar hetnbsp;is een^juiarp-rtólctér en hij mag bij iedereen een potje breken.
Julie, die intusschen rechts heeft zitten nadenken Het spijt me zeer, maar ik heb niet gehoord, waarover u het had.
,M evjwT-cr von Schlingen. Niet? Des te beter! Griesinger en Max, arm in arm, uit de middendeur rechts.
Max. Pai’ole d’honneur, papa, zoo als u het hier opnieuw ingericht heeft, doet alles uw smaak de grootste eer aan. Ennbsp;de hooi-n van overvloed, die op het buffet is uitgestort....
M(.¦ vro u w von Schlingen, met minachting. Het kouwe
Max. Ja, Mes^uw! Een koud buffet, maar...,
, M e V i-nj] w von Schlingen, begrijpende dat zij een dwaasheid heeft gezegd, en dan metvoornaamheid.Zoo, een koud buffet.
Max. Ja, maar... de uitgezochtste spijzen,. .
Griesinger. En men heeft het voordeel ad libitum te kunnen eten, Als het gesprek niet wil vlotten, gaat mennbsp;naar het buffet. Het breekt de verveling.
M P V n u-iv von Schlingen. U maakt me nieuwsgierig.
Max, t'agr nbsp;nbsp;nbsp;ilt n mijn ni-im hinflpn ?
Griesinger, gaat rechts naast Julie zitten. Scheelt je wat, Julie? Je bent niet opgeruimd... iedereen merkt het op.
Julie, verstrooid. Zoo ?
Griesinger. Is het gezelschap niet erg naar je zin?
Julie. O neen!
-ocr page 113- -ocr page 114- -ocr page 115-J10KTER KLAUS. 57
Griesingei’. Waarom praat je dan ook niet een woordje meê? Ik geef dit avondje alleen om jou.
Julie. Het spijt me, papa, maar het is me onmogelijk u er voor te bedanken.
Griesinger. Dank begeer ik niet. Als jij opgeruimd bent en je amuseert, ben ik tevreden. (Zij spreken zacht met elkander.)
A'te-vr-o uw von Schlingen, tot Max. U heeft zoo even mijn doc^riêr^aan een jongmensch voorgesteld.
Max. Aan een van mijn vrienden.
Mlt;i V 1’ ü u-w von Schlingen. Wie is het?
Max. .M’nheer Gerstel, student in de rechten.
M.«w-r^nr-w von Schlingen. Von Gerstel?
Max. Zonder von\
Mevrouw von Schlingen. Dan is hij zeker rijk?
Max. Volstrekt niet.
Me V1' o o w von Schlingen. Dat is jammer.
Max. Ja!
Griesinger. Max.
Max. Papa?
Hriesinger. Je vrouw wou dat jij bij haar kwam.
Julie, opstaande. Niet waar, Max.
Mevrouw von Schlingen nbsp;nbsp;nbsp;Saaa_gêaec;;»l«-je
Griesinger. Mag^ik^de^er- hebben—u naar de eetzaal te geleiB
MeYj»-öuw voIr~'S.ghlingen. Altijd de voorkomendheid
Griesinger, half zacht tot Max. Julie is verdrietig. nbsp;nbsp;nbsp;.y ,
Max. Dat is ze bijna altijd. /
Griesinger. Dat is toch niet goed. Mijn kind moet vroo-lijk en gelukkig zijn. Daar moet jij voor zorgen; jij hebt
n.nvi gM Imitt hnnu-ifrmr de mid/fTnnitan’ gf.)
-ocr page 116-DOKTER KLAUS.
Max, Julie.
Max. Scheelt er iets aan?
Julie. Neen!
Max. Vader dacht, dat je wat neerslachtig was.
Julie. Vader is altijd zeer bezorgd voor mij.
Max. Bedoel je, dat ik het niet ben?
Julie. Volstrekt niet.
Max. Je hebt ook ongelijk, want je zult me moeten toegeven, dat je bijna altijd uit je humeur bent en je nooit wilt zeggen waarom. En waarvoor zal men vragen, als mennbsp;nooit antwoord krijgt ?
Julie. Ik maak jou er toch geen verwijt van.
Max. Vader wèl.
Julie. Dat moet je hem niet kwalijk nemen: hij zou mij zoo graag gelukkig zien.
Max. Ik dan niet? Heb ik te weinig voor je over? Doe ik niet altijd moeite om je verstrooiing en afleiding tfrnbsp;verschaffen ?
Julie. Te veel. Zóóveel, dat je geen tijd hebt om over ernstiger bezigheid na te denken.
Max. Nu kom je weer op je stokpaardje! Wat moet ik dan doen? Bij een advokaat akten kopieeren ? Steenen kruien? Opnbsp;den hoek van een straat gaan staan, met een pet op metnbsp;een koperen plaat, om boodschappen te doen, glazen te was-schen of iemand den weg te wijzen ? Ik ben vroolijk van aardjnbsp;zonder pleizier kan ik niet leven.
Julie. Een mensch is toch niet voor zijn pleizier op de wereld.
Max. Dat is nog de vraag! In ieder geval is het pi ettiger zich te amuseeren dan...
Julie, met een zucht. Jij hebt gelijk, geef mij je arm.
-ocr page 117- -ocr page 118- -ocr page 119-DOKTEE KLAUS. 59
Max. Waar wil je naar toe?
Ju lie. Ik wil je niet langer aan het gezelschap onttrekken. Max. Eh bien! Als wij t’huis zijn, kunnen we in een teedernbsp;tête-a-tête er verder lang en breed over praten ... niet waar ?nbsp;(hij wil haar omarmen.)
Julie, afwerend. Toe, als je blieft niet... hier zijn we niet t’huis.
Max. Wat zou dat? Een kus prsenuraerando!
De vorigen, Emma, daarna Gerstel.
Emma, door de middendeur op. Neem me niet kwalijk als ik stoor; ik dacht dat hier niemand was.
Julie. Zoek je de eenzaamheid?
Emma. Een oogenblik, het is binnen zoo warm.
Julie. We maken plaats voor je. {Tot Max.) Max! {legt haar arm in de zijne.)
Max, tot Julie. Ben je niet meer uit je humeur?
Julie, Ik zal alles doen om me ook te atnuseeren.
Max. Bravo! Goed begonnen is half gewonnen.
Gerstel, snel door de middendeur op, links. Pardon als ik u stoor, ik dacht. ..
Max. Zoekt u ook de eenzaamheid?
Gerstel. Volstrekt niet, ik. ..
Max. ü zoekt uw dame?
Gerstel. Mijn dame?
Max. Ja, uw dame, Juffrouw Clementine. U is niet bizon-der galant, mijnheer Gerstel!
Gerstel. Juffrouw Clementine amuseert zich bij het buffet meer dan bij mij. Zij vereert het al voor de derde maal metnbsp;een bezoek.
-ocr page 120-60 DOKTER KLAUS.
Max, Zoo? Maar., ik wil u niet ophouden. Ik mag haar niet te lang aan uw ridderdiensten onttrekken.
af met Julie door de middendeur rechts.
Gerstel, Emma.
G e r s t e 1, na een kleine pauze. Mej uffrouw!
Emma. Wat blieft u?
Gerstel. U zei, dat het u in de zaal te warm was. ü wou naar de zijkamer.
Emma. U ziet, dat ik het gedaan heb.
Gerstel. Zeker, en dat is voor mij een uitnoodiging, of meer .. . een verlof,. .
Emma. Om mij te mogen volgen? Ik vind het niet zooals het hoort, dat ge uw dame om mij in den steek laat. Wienbsp;moet haar nu bedienen?
G e r s t e 1, ./ac/ïSMci. Maar Emma...
Emma. Mejuffrouw, als je blieft!
Gerstel. Maar mejuffrouw, die jonge dame...
Emma, spottend. Jong? haha!
Gerstel. Hoe kan ik dat ook weten? Ik ben van daag voor het eerst aan juffrouw Clementine von Schlingen voorgesteld.
Emma. Des te vreemder, dat u al zoo vertrouwelijk is.
Gerstel, Vertrouwelijk? Wij hebben elkander niets meer dan eenige beleefdheden gezegd.
Emma. En ze ziet u zoo smachtend aan!...
Gerstel. Daar heb ik niets van gemerkt. U schijnt jaloersch.
Emma. Jaloersch? Nu dwingt u me te zeggen, dat u volstrekt geen recht heeft u voor mijn uitverkorene te houden, in wien ik meer belang stel dan in iemand anders.
-ocr page 121-I
t
L
Gerst el. Dat is uw schuld. Waarom wil u niet, dat ik met uw vader spreek?
Emma. Mijn vader heeft ü immers zelf gezegd, dat u eerst door uw staats-examen moest zijn.
Gerst el. Maar u heeft mij toch toegestaan u mijn liefde te betuigen, u te dienen als de uitverkorene van mijn hart,
Emma. nbsp;nbsp;nbsp;Noemtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u dat mij dienen alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitverkorene van
uw hart!, nbsp;nbsp;nbsp;. als unbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een andere dame hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maakt.
Gerstel. Zoo scheen het. Ik zal me voor den schijn hoeden.
Emma. U spreekt dus verder geen woord meer met die dame.
Gerstel. Dat zou toch onbeleefd zijn.
Emma. Vindt u? Adieu! (wil weggaan.)
Gerstel. Maar lieve Emma. . .
Emma- Ik ben uw lieve Emma niet.
Gerstel. Dat weet ik beter.
Emma. nbsp;nbsp;nbsp;Zoo? Dat zullen we zien. Iknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u slechts toegestaan mijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lief tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben, als u deedtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;watnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ik wou. Als de
vrouw niet haar eigen wil heeft, dan is zij de slaaf van de luimen van haar man en vliegt het geluk ’t venster uitdatnbsp;weet ik bij ondervinding.
Gerstel, lachend. U?
Emma. Nu, uit voorbeelden..........dat doet er ook
niet toe. Ik weet, dat het zoo is, en ik heb mij vast voorge-men, nooit met een man te trouwen, die niet alles doet wat ik wil. Gaat u nu als je blieft weêr naar uw sentiraenteelenbsp;schoone en val mij niet met uw liefdesdéclaraties lastig, waarvan ik toch geen woord geloof, . .. hoort u, geen woord I
Gerstel, lachend. Ook als ik geen woord meer tot juffrouw von Schiingen zeg?
Emma. Dat kunt u toch niet van u verkrijgen.
Gerstel. Ik zal mijn best doen.
Emma. Meent u dat?
-ocr page 124-«2 DOKTEE KLAUS.
«2 DOKTEE KLAUS.
Gerstel. Ernstig. Mag ik u dan weer mijn lieve Emma noemen?
Emma. Dan. . dan noem ik u mijn lieve Paul.
Gerstel. Emma! (wil haar omarmen.)
Emma, dit ontwijkend. Als je blieft niet. Hoe durft u het doen, hier in een vreemd huis, waar ieder oogenblik iemandnbsp;ons kan overvallen. Ik ga deze deur uit .. {wijst naar denbsp;deu^m het midden.Jmés) en u die. {rechts.) Toe! Beidennbsp;gaan tot^aan het midden.)
Gerstel, aan de deur. Emma! nbsp;nbsp;nbsp;’ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~
Emma. Paul! {loopt snel w^^oor de middendeur H^jts.)
Gerstel etf. door de middendeur rechts.
lulie, mevrouw von Schlingen.
iulie komt gmaagd door de middendeur rechts op.
Mevrouw vonSSchlingen, haar volgend. Lieve vriendin, begrijp me als je bl\eft niet verkeerd. Als ik gezegd heb, datnbsp;het weinig gescheeld\heeft, of uw man was met mijn dochternbsp;•Clementine getrouw'd,\dan heb ik daarom nog van geennbsp;ernstige bedoelingen geswoken.
Julie. Zeker niet, zekerNniet. Hoe men er ook over denke .. de zaak is zeer natuurlijk . .\^zulk een verstandige dame alsnbsp;mejuffrouw uw dochter. .
Mevrouw von Schlingen. tiet is niet te ontkennen, dat mijn dochter niet van geest ontbloot is, maar wat meernbsp;is.. op haar afkomst valt niets aanN^e merken, en als denbsp;goeje Max een vrouw uit zijn stand had genomen, dan...
Julie. Mijn hemel, wie heeft hem dat beW?
Mevrouw von Schlingen. Lieve vriendik, u begint te spotten.. . Iedereen weet. . wij maken er geen gblmim van ..nbsp;dat het vermogen der familie von Schlingen niet^izondernbsp;groot is; zoo wist iedereen dat baron von Boden vóór zijn
-ocr page 125-L-
v/zzftz^.
z zz '
¦-'L
'/ZZZyZ
CZy
Z^-
L-y^
Zt
CZZZ^Z'ZZ
-TT
-y^
'^Zy
Z^. nbsp;nbsp;nbsp;'Z-ZZZ/igt;Zy^Z c
'Z'Zt
^ e-zzzizt.y'zz- -, (Z^y
'ZZ-''Zic7 ZiyZT^ Zz/ ^ Y'3
'//U
'z^€t
zzzzzzzz
'zzz.
yAizz zz
Azic/^ zizi 11
Z^€ Cz^z» ZyfyZi^yzzC-
Z^zzzzzi
y^zt izzózz^ ^'^Zi.ZZZZ'Z-ZZ-Z
yZZzz
'Z^^'Z^ZZZZTZ^ y^-
Yzc
yyZzz-LzZiZt zz^zyiaa
yZyyzZ ZZy/e-,
iZc zyz zT'ze L'
zz zzy''''Z'Z'irz P'zr^ z^zyzzzzzczz^ zZ^zzizYA
e..
zZrzz
'ZZyt-' ''Zzz-^lZ'i^^ZZ VZZtylzYZz-'-^ 'Zyzzzzzz-y^zt.zi yp^eZz-tZ z^elt;Yzzzyy z^
''éy^ ezzzz
Z^Y'zcyzYz'yzz.yé.z^zz^' ^yy^ZZiz^z .z^/y^Z ^yztyz'zy^-c,yz’i yzzlt;ztze-{zlt;'Z^. y^zz.
¦y^zéz ^ Y-'t^z^zzz^ ¦zZ'zzz^^zzzz. c^y^yzY ZZzzZ ¦^zzz-Y'-Zc^' €^y t zzy^zz rzilzzz-z^z'zzzyz^-ztyy^. ^y^zzYzYzizz'-Y^Yz Yzz 1. /zzzzzezztz -zé y/P^y,
Yyz/zzz4.zz c /é il^YiZZZZ y^YziyZzézzzzy Ycy^Z yyiPziZL -.yzzyzyzy^z^ .
j:
•.'■J
DOKTER KLADS. 63
huwelijlK ook allesbehalve gefortuneerd was. Om er weêr boven op te komen en zijn stand op te houden, moest hij wel naarnbsp;een rijke vimuw omzien. Het is dus niet te verwonderen, datnbsp;het lieve goudvischje ons den lieven leeuwerik ontstal.
Julie. Mewouw, u vergeet dat men niet alles zeggen kan.
Mevrouw «on Schlingen. Waarom niet? Onze materialistische tijd\keurt een huwelijk beneden zijn stand niet meer af; verschil\yan godsdienst ziet men zelfs over het hoofd.nbsp;Men vindt het doM natuurlijk, dat de eenige dochter vannbsp;een rijken koopman W zooals uw vader is — een adellijkennbsp;naam trouwt. Ik spVeek nu niet eens van uw persoonlijkenbsp;goede hoedanigheden, leder kent die te over. Wij allennbsp;vinden het zelfs zeer gelualdg, dat Max zulk een goede keusnbsp;heeft gedaan. .. ü is niet boos op mij, dat ik openhartig metnbsp;u sprak over de teleurgesteldh. verwachtingen van mijn Clementine? Van een moeder, die nht wel meent met haar kinderen, moet u het zelfs natuurlijk viqden. — Zouden wij nietnbsp;weêr naar de zaal gaan; wij mogen h^ gezelschap niet langer alleen laten.
Julie. Ik verzoek u mij een oogenblik téNpxcuseeren.
Mevrouw von Schlingen. U is immers hi^tboos op mij?
Julie. Wel neen.
Mevrouw von Schlingen. Dan ben ik gerust. Tbt straks •dan! (o/ door het midden links.)
Julie, daarna Griesinger, een Bediende. ^ nbsp;nbsp;nbsp;j )
Ju lie.) Dat is nieT'üTt' tmstaai^Zulke onbeschaamdheden moet ik mij in mijn gp^'lit^alan-zeSgè'n! En ik kan er nietsnbsp;tegen in brengen, want y^j heeft gelijk, maar al te zeernbsp;gelijk!
Griesinger, opgewonden, een servet in zijn hand, uit de middendeur rechts, tot een hem volgenden bediende. Zet den
-ocr page 130-64 DOKTER KLAUS.
champagne hier neer. (luijst op een tafel rechts.) Ik wil op mijn gemak nog een glaasje drinken. (Be bediende zet eennbsp;koelvat met een flesch champagne en een glas op de bewustenbsp;tafel en gaat dan weer door de middendeur weg.)
Griesinger. De champagne heeft me nog nooit zoo heerlijk gesmaakt als van daag. [Julie ziende.) Hé, Julie! zit je weêr te pruilen? Iedereen lacht en is opgeruimd., een bi-zonder aangenaam gezelschap — ik ben ook best in mijnnbsp;nopjes en de wijn smaakt mij goddelijk, goddelijk ! (drinkt)nbsp;En jij? Waarom lach je niet?
Julie. Het huilen staat me nader.
Griesinger. Julie, weêr zoo ’n treurige bui? Ik weet waarachtig niet, hoe ik het met je heb? Wees toch blij, datnbsp;je zoo gelukkig bent.
Julie. Gelukkig? Hoe ’t mij ook spijt, dat ik u verdriet moet aandoen, ik ben verplicht u te zeggen, dat gij u vergist als ge denkt, dat ik gelukkig ben. Ik ben ongelukkig,nbsp;diep ongelukkig!
Griesinger, verschrikt. Ongelukkig) (metaandoening.)'M.i)n eenig kind ongelukkig? Waarom? Heb ik niet voor je gedaannbsp;wat ik kon? Heb ik je niet den besten man gegeven, een mannbsp;van hoogen stand, om zijn naara en geboorte door ieder benijd.
Julie. Dat is het juist. Mijn man is mijn ongeluk.
Griesinger. Je man?
Julie. Mijn keus was te overijld, te onbedacht. Ik zie het thans maar al te duidelijk in. U had die in plaats vannbsp;goed- moeten afkeuren
Griesinger. Verwijt je mij dat?
Julie. Had u mij niet den spot en smaad kunnen besparen, waarmeê men mij overlaadt? De inenschen zeggen niet, dat u mij een man naar mijn keus heeft gegeven, maar datnbsp;u voor mij een man heeft gekocht.
Griesinger. Oho!., zegt men dat?
Julie. En is het niet zoo? Gelooft u, dat ik niet weet.
-ocr page 131- -ocr page 132- -ocr page 133-DOKTER KLADS. -55
dat al de weelde, waarin ik mij baad, met uw geld betaald is?,., dat uw geld al die vreemde menschen hier bij elkandernbsp;brengt, menschen voor wie ik tegen mijn zin de honneursnbsp;als gastvrouw moet waarnemen? Voor mijn man is het werken een last; zijn eenig levensdoel is genot. Hij zou nooitnbsp;met mij getrouwd zijn, als ik niet zoo ’n rijken vader had.nbsp;Ik was het middel voor zijn doel. In dit bewustzijn voort tenbsp;leven is mij onmogelijk! Ik smeek u er een eind aan temaken, want er moet een eind aan komen. (Julie toil gaan.)
Griesinger. Julie, kind, wat ga je doen?
Julie. Weg van hierl Ik kan voor uw gasten niet langer een lachend gezicht toonen en het gevoel van vernederingnbsp;onderdrukken, dat mij mijn ongeluk doet beseffen. Mijn levennbsp;is verwoest. (Rechts af.)
Griesinger, Julie! Julie!... (bedroefd.) Mijn kind, mijn eenig kind ongelukkig! Heb ik daarvoor mijn heele leven gezwoegd en gewerkt? Het is niet mogelijk I Ik moet ernstignbsp;met mijn schoonzoon spreken, (flaoy.. ' midden- af.) j
Marianne, Lubowski, van rechts,
Marianne, Lubowski, je staat er dus op, dat ik den dokter zeg, dat jij er bent?
Lubowski. Bepaald, Mijnheer de dokter heeft mij gezeid hem dadelijk te waarschuwen, als mevrouw Seidel, als ik haarnbsp;zoo' ereisies noemen zal, om hem stuurde.
Marianne. Licht de zieke zoo bedenkelijk?
Lubowski, ’t is een prachtig geval.
Marianne. Noem jij dat prachtig?
Lubowski. Ja, hoe gevaarlijker de ziekte is, des te prachtiger noemen wij die,.. het is een terminus technicusnbsp;als ik het zoo ereisies noemen zal. De dokter hield het in
5
-ocr page 134-66
DOKTEK KLAUS
’t eerst eenvoudig voor neuralgie. Je weet toch wat neuralgie is?
Marianne, ’k Heb ’t Goddank nooit bij ondervinding gehad.
Lubowski. Neuralgie is een zenuwachtige aandoening, die het meest in het dijbeen voorkomt. Er zijn daarbij tweenbsp;gevallen mogelijk, óf de aandoening heeft plaats voor aannbsp;het dijbeen, neuralgie antica, óf postica, als ik het zoonbsp;ereisies noemen zal, dat is . ..
Marianne. Je wil me toch niets raars vertellen.
Lubowski. Neen, waarachtig niet. Zuiver wetenschappelijk. Maar ik hoef hier niet verder over te praten, want het is eigenlijk ook iets anders. Mevrouw Seidel heeft misschien wel een angina pictoris, als ik het zoo ereisiesnbsp;noemen zal.
Marianne. Wat is dat?
Lubowski. Zooveel als kramp in de borst of de hartstreek, het is weer een terminus technicus. Misschien scheelt haar wel wat anders. Wie weet of het niet, om het zoonbsp;ereisies te noemen, een pleuritis is.
Marianne. Weet de dokter dan niet, wat die dame mankeert ?
Lubowski. Dat is nu juist onze kunst... de diagnose... de diagnose, daaruit maken we alles op. Als we eerst maarnbsp;weten, wat den patient scheelt, dan is hij ook half genezen.
Marianne. Om dat te weten, moet men aan een hooge-school gestudeerd hebben.
Lubowski, met verontwaardiging. Aan de hooge.school? De hoogeschool.. . daar kan men niet alles studeeren. Iedernbsp;jaar worden er vijf tot tien nieuwe ziekten uitgevonden. Hoenbsp;kan men die vooruit aan de hoogeschool kennen?
Marianne. Dan zijn de arme zieken er wel ongelukkig aan toe.
-ocr page 135- -ocr page 136- -ocr page 137-67
• DOKTEK KLAUS.
Lubowski. Met je permissie. Als de zieken maar zorgen, dat zij aan een ziekte lijden die bekend is. .. o! dan een tegen tien dat ze dood gaan. Als jij bij voorbeeld metnbsp;een leverziekte — als ik het zoo ereisies noemen zal — bijnbsp;ons komt, die genezen we in een vloek en een zucht.
Marianne, lachend. Ik dank je hartelijk; ik blijf liever gezond en zie een dokter noó van voren, maar allerliefstnbsp;van achter.’ Hou me niet langer met al je geleerdheid opnbsp;— als ik die zoo ereisies noemen mag — en laat ik dennbsp;dokter gaan zeggen, dat jij er bent.
Lubowski. Het is vreemd zoo weinig pleizier als de menschen hebben om ziek te zijn ! Gelukkig komt de natuurnbsp;ons te hulp. Waar moest het anders met de studie heen?nbsp;Uit de boeken kan men toch niet alles leeren, dat merk iknbsp;nu wêer!
DERTIENDE TOONEEL.
Lubowski, Klaus, Marianne.
Klaus komt door de middendeur links op.
Klaus. Marianne, mijn jas en hoed, as je blieft! {Marianne gaat naar rechts af en komt spoedig met hoed en jas terug,nbsp;die zij op een stoel legt; daarna gaat zij weder heen.)
Klaus. Lubowski!
Lubowski. M’nheer de dokter?
Klaus. Wie heeft om me gestuurd?
Lubowski. Mevrouw Seidel.
Klaus. Dat dacht ik wel. Heeft de boodschaplooper er niets bij gezegd?
Lubowski. Naar hij zei, schijnt het een uitstorting in de borstholte te zijn, a’s ik die zoo ereisies noemen zal. Unbsp;zal wel moeten auscuJteeren; ik heb daarom een (eennbsp;coop te voorschijn halende) stereoscoop mêegebracht.
5‘
-ocr page 138-68
DOKTEE KLA.US.
Klaus. Je bent een eervergeten botterik.
Lubowski. Bat kan u niet ernstig meenen.
Klaus. Ik meen het heel ernstig. En ik vraag je voor de laatste maal om je handen van mijn boeken en instrumenten af te houden. Maak nu, dat je weg komt. Zorg, dat jenbsp;met een uur hier met het rijtuig voor bent om de damesnbsp;te halen.
Lubowski. Heeft u de... de stereoscoop niet noodig?
Klausl Stethoscoop, ezel! Adieu!
Lubowski, onder het afgaan in zichzelf. Ik geloof, dat de dokter het mis heeft — ik heb dien naam te dikwijlsnbsp;gehoord. Ik heb hem maar gelijk gegeven. Met hem tenbsp;kibbelen, geeft niets. Hij heeft dikwijls van die «imaginaties”,nbsp;als ik ze zoo ereisies noemen zal {af naar rechts.)
Klaus, Marie, Emma, door het middden.
Marie is reeds eerder opgekomen en heeft zacht met Klaus gesproken. Ga je nu al heen?
Klaus. Je hebt toch gehoord, dat ik uitgehaald word.
Emma. Moeten wij ook al weg? We zouden juist een quartet spelen.
Klaus. Je kunt gerust hier blijven. Over een uur komt Lubowski met het rijtuig voor; misschien ben ik dan welnbsp;wêerom.
Marie. nbsp;nbsp;nbsp;Het is toch verkeerd vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;je,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat je je
aan niets nbsp;nbsp;nbsp;stoort — ik meen nietnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ons, maarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan mijn
broér en Julie en het heele gezelschap.
Klaus. nbsp;nbsp;nbsp;Ieder verstandig menschnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het niet anders dan
natuurlijk nbsp;nbsp;nbsp;vinden, dat een dokternbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;patiëntennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet ver
waarloost.
-ocr page 139- -ocr page 140- -ocr page 141-DOKTEK KLAUS. 69
Marie, Daarom mag je niet vergeten, dat je ook een dagje ouwer wordt en verplicht bent je lichaam en hoofdnbsp;rust te gunnen.
Klaus. Maar je weet toch zoo goed als ik, dat mijn positie mij niet toelaat als een nietsdoener te leven.
Marie. Wees toch niet altijd zoo overdreven! De mensch is niet alleen op de wereld om te werken,
Klaus. Dat staat nog te bezien. In elk geval is het de roeping van ieder mensch, den plicht te vervullen, dien hijnbsp;eenmaal op zich genomen heeft.
Marie. Je hebt ook den plicht op je genomen, voor je vrouw een vriend en raadsman, voor je kinderen een vadernbsp;en opvoeder te zijn. Van die plichten spreek je nooit. Vannbsp;huis- en kinderkamer ben je vervreemd; je komt er slechtsnbsp;om je te ontlasten van de zorgen, die vreemde menschen jenbsp;opleggen, en wij blijven verstoken van het genot, dat eennbsp;gezellig huiselijk leven ons geven kan. Zoo oud als denbsp;wereld is heeft het gebod gegolden: zes dagen zult ge arbeiden en al uw werk doen, maar den zevenden dag zult genbsp;rusten en geen werk doen. Maar wanneer je als vader ennbsp;echtgenoot heelemaal in den dokter opgaat, dan zou ik, ondanks de hooge achting welke ik voor je wetenschap, voor jenbsp;kunst en voor je menschenliefde heb, liever wenschen denbsp;vrouw van een eenvoudig burger te zijn, dan de benijde vrouwnbsp;van een gevierden dokter.
Klaus, Emma.
Klaus. Hm! hm!
Emma, die terzijde heeft gestaan en met instemming de woorden van Marie heeft gehoord, komt naar voren. Papa!
-V
-ocr page 142-70
DOKTER ]iLAUS.
Klaus. Hé?
Emma. Ik ben het zoo geheel eens met wat mama zei, dat ik me stellig en vast voorgenomen heb nooit met eennbsp;dokter te trouwen, (wil gaan.)
Klaus. Emma!
Emma. Papa?
Klaus. Kom ereis hier.
Emma. Wat blieft u, papa?
Klaus, haar scherp fixeerend. Je zegt: je wilt nooit met een dokter trouwen?
Emma, eenigszins verlegen, Neen... ik bedoel... dat als ik van mijn leven nog eens trouw... want dat kan ik tochnbsp;niet zeker weten ? ...
Klaus. Waarom wil je dan geen dokter tot man?
Emma. Och, om,.. omdat een dokter altijd meer voor zijn patiënten leeft dan voor zijn vrouw, en ik wil een mannbsp;voor mij‘alleen hebben.
Klaus, na eenig nadenken, met ernst. Zoo? Kom eens naast me zitten, ik zal je een kleine geschiedenis uit mijnnbsp;eigen leven vertellen — of wil je liever in de zaal naar denbsp;muziek gaan luisteren.
Emma. Hoe kan u dat nu vragen? (gaat naast Klaus op een tabouret zitten.)
Klaus. Ik was nog pas dokter en had reeds een mooie praktijk, zoodat mij niets in den weg stond om te gaannbsp;trouwen...
Emma. onnoozel. Met mama?
Klaus. Natuurlijk. Je moeder was van goede familie en aan velerlei genoegens van het familieleven gewoon, tennbsp;minste meer dan ik, omdat ik al mijn vrijen tijd had gebruikt om te studeeren. Het kostte mij dus heel wat, omnbsp;dan aan dit en dan aan dat gezelschap mijn kostbai'en tijd
4
-ocr page 143- -ocr page 144- -ocr page 145-DOKTEB KLAUS. 71
ten offer te brengen; ik kan niet zeggen, dat ik het onplei-zierig vond, al was het dan ook niet uit zucht om uit te gaan; het was uit liefde voor je moeder.
Emma, zeer kinderlijk, U heeft altijd heel veel van mama gehouden, niet waarp
Klaus. Twijfel je daaraan?
Emnia. Volstrekt niet; ik heb haar ook zoo lief. {Men hoort uit de zijkamer de gedempte toonen van een quartet-adagio. Zeer vertrouwelijk vlijt zij zich tegen Klaus en gaatnbsp;op zijn knie zitten.)
Klaus. Destijds had ik onder mijn patiënten de weduwe van een ambtenaar, die met haar beide kinderen moeite hadnbsp;om van een karig pensioentje rond te komen. Haar oudstenbsp;kind, een meisje, Rosa heette het, leed aan een slependenbsp;ziekte, waarvan het eindje de dood zou zijn. Op zekerennbsp;middag vond ik haar moeder in den grootsten angst. Zijnbsp;vreesde het ergste voor haar lieveling. Ik onderzocht hetnbsp;zieke kind, doch ik vond den toestand niet zoo angstwekkend.nbsp;Ik deed mijn best de arme moeder gerust te stellen en beloofde haar, ’s avonds nog eens te komen kijken. Toen iknbsp;t’huis kwam, vond ik je moeder geheel gekleed om naarnbsp;een bal te gaan ... ik had om de uitnoodiging voor dat balnbsp;in het geheel niet meer gedacht. Ik verzocht je moedernbsp;dien avond alleen te gaan ... ik moest naar een patient, hetnbsp;was mij . dus onmogelijk. Je moeder wou hier niets van weten...nbsp;de waterlanders kwamen voor den dag... en ik was als allenbsp;jonggetrouwden tegen tranen niet bestand... ik ging naarnbsp;het bal.
Emma. ndi{. Was mama heel mooi?
Klaus. Zij was jong en bezat alle bekoorlijkheid, en ook een weinig de gebreken der jeugd. Ik was gelukkig toen zij haarnbsp;tranen droogde en weer lachte,., en met opgeruimd gemoed,nbsp;bracht ik haar naar het bal.
Emma. erg lief. Dat was lief van u.
-ocr page 146-72 DOKTBB KliUS.
Klaus. Vind ]e?... Het was reeds lang middernacht, toen je moeder naar haar slaapkamer ging en ik uit onrust naarnbsp;het huis van de arme weduwe werd gedreven... Toen iknbsp;daar kwam... vond ik het meisje... dood.
Emma. met zeer veel gevoel en vrij van alle gemaaktheid. Hé, dat was akelig.
Klaus. De arme weduwe zat, overmand van smart, roerloos op een stoel. Haar zoontje huilde vreeslijk en was niet tot bedaren te brengen en riep onophoudelijk: Roosje, Roosje,nbsp;mijn arm, arm zusje! — Ik boog mij over het lijkje en druktenbsp;een kus op het ijskoude voorhoofd... tegelijk viel een wittenbsp;roos uit mijn knoopsgat — het zinnebeeld van het lieve kindnbsp;— op het kussen, ik wilde die oprapen maar het knaapje staknbsp;smeekend zijn kleine handjes naar mij uit, greep de bloem,nbsp;kuste die en riep weenend: Roosje, mijn lieve, lieve zusje!...nbsp;Ach!... Mijn borst was als toegeschroefd.,, moedeloos verlietnbsp;ik het sterfhuis.
Emma. Zeer aangedaan, natuurlijk, en zonder zakdoek. Arme papa I trokt ge u dat zoo sterk aan ?
Klaus. Misschien zonder reden, want het meisje was nooit beter geworden en mijn hulp was toch ijdel geweest;nbsp;maar als een waarschuwend beeld van den ernst van mijnnbsp;beroep staat dat meisje mij nog voor den geest. In die urenbsp;heb ik als een soldaat houw en trouw aan mijn vaandel gezworen en bij mij-zelf de plechtige gelofte afgelegd, nooit ofnbsp;nimmer van mijn post te wijken, maar voor mijn plicht palnbsp;te staan, tot den einde toe. Je moeder weet niets van dezenbsp;geschiedenis; ik wou haar reine ziel door zulk een somberenbsp;schaduw niet verduisteren; ik heb het jou verteld, opdat jenbsp;zult leeren nadenken en ook mannen achten, die nog iets
anders kennen dan dansen en muziek maken..... Laat mij
nu weer naar mijn patiënten gaan.
Emma, ook opstaande en erg aanhankelijk. Klaus drukt Emma aan zijn hart en kust haar. Beiden zien elkandernbsp;innig aan. Papa!
1
-ocr page 147- -ocr page 148- -ocr page 149-DOKTER KLAUS. 73
DOKTER KLAUS. 73
Wel?
Papa, ik ben vast besloten: ik wil met niemand
Klaus.
Emma.
anders dan met een dokter trouwen.
Klaus, lachend. Malle meid!
Emma. U zal ’t zien. Heusch! {verschrikt in zichzelf.) Maar Paul Gerstel! Hij is geen medicus, hij is jurist. O,nbsp;dat’s niets, dan verandert hij van faculteit. Als hij mijnbsp;ernstig liefheeft, moet hij dat voor mij over hebben, {luid ennbsp;feeder.) Papa, zeg u me alsjeblieft hoe het verder met dienbsp;goeje moeder en het broêrtje van dat lieve Roosje is gegaan.
Klaus, die onder de hand zijn overjas aangedaan heeft. Ik heb mij het lot dier ongelukkigen natuurlijk zooveel iknbsp;kon aangetrokken. De moeder heeft haar dochtertje niet langnbsp;overleefd en toen hebben verre bloedverwanten die, geloof ik,nbsp;in een dorp aan den Rijn woonden, het knaapje tot zich genomen en als hun eigen kind grootgebracht...^ later heb iknbsp;nooit meer iets van hem gehoord. {Pauze.) Ga nu naar denbsp;zaal en zie je te amuseeren. (kust Emma en zegt dan inwendig hevig aangedaan.) Geef-dien zoW^aan je lieve mama,nbsp;die veel, heel veel geduld heeft met dien ouwen knorrepotnbsp;van een papa, ew—aeg, dat ze niet al te boos op me moetnbsp;zijn en dat ik gauw terug kom, {Zoent haar nog eens ennbsp;geeft haar een hand) Dag Emma! Dag kind! {Af naarnbsp;rechts. A?s hij bij de deur is, keert hij zich om, ziel Emma,nbsp;die op den voorgrond hem is blijven nazien, feeder aan.nbsp;Emma, ijlt naar hem toe, Klaus doet een stap naar voren,nbsp;kust Emma en zegt: mijn Engel! {Klaus af.)
74
DOKTEK KLAUS.
y nbsp;nbsp;nbsp;VIERDE BEDRIJF.
/
Spreekkamer bij dokter Klaus. Ken midden- en,, twee zijdeuren. Rechts op den voorgrond, naast het venster, de schrijftafel van den dokter.nbsp;Aan de muren groote glazenkasten met chirurgische instrumenten,nbsp;medische praeparaten, boeken, enz. Verschillende stoelen en aan dennbsp;linkerkant een chaise longue.
Klaus, Lubowski.
Klaus, aan de schrijflafel. Zijn er nog meer bezoekers?
Lubowski, in lange zwarte jas, zwarte broek en witte das. Om u te dienen!
Klaus. Laat ze dan binnen, ieder op zijn beurt... niemand ¦vóór den ander... geen onderscheid maken... begrepen ?
L u b o w k i. Dokter weet toch, als ik het zoo ereisies zeggen mag, dat ik altijd handel zonder aanzien des persoons.
Klaus. Ja, ja!... hou je welsprekendheid maar voor je. Ga nu je gang.
Lubowski, opent de middendeur. Wie was er het eerst? U? Goed,., als u dan maar binnen wilt komen. {Zich omdr aaiend.)nbsp;U hoort het, dokter!
Klaus. Maak dat je weg komt. {Lubowski laat Anna binnen en gaat dan weg.)
Kla us, Anna.
Anna, teer angstig, de linkerhand op haar rug. Dag, dokter! Klaus. Hé, wie ben je ook?
Anna. Anna, dokter, Anna van den protester.
-ocr page 151- -ocr page 152-r-' 1^
-ocr page 153-DOKTER KLAUS. nbsp;nbsp;nbsp;75
Klaus, Is er iemand bij professor ziek?
Anna. Vraag excuus, dokter. IJ moet wel de complimenten van protester en mevrouw hebben, en bij hen t’huis is Goddank alles wel.
Klaus. Je bent toch niet alleen hier gekomen om mij dat te zeggen?
Anna. Neen, eigenlijk niet, pretester, ik kom voor mijn eigen zelf.
Klaus. Wat scheelt er aan, vrouwtje?
Anna. Ik heb een zeeren vinger... Ik zou niet bij u gekomen zijn, maar mevrouw meende...
Klaus. Het goed met je. Komaan, laat me je vinger eens zien. Kom, kom, geneer je niet!
Anna. Ach God, mijnheer de dokter, als u me er maatniet in snijdt!
Klaus. Bange wezel! Kom wat dichter bij mij.
Anna, vreesachtig naderbij komende. Niet snijden, dokter! In Gods naam, dokter, snijd u me niet?
Klaus. Welke vinger is het?
Anna.' De duim van mijn linkerhand.
Klaus. Laat eens zien. {Anna trekt langzaam haar linkerhand achter haar rug van daan. De duim is met eennbsp;groote linnen lap omwikkeld.)
Anna. Mijnheer de dokter! snijd u me er in Gods naam niet in!
Klaus. Niet bang wezen, vrouwtje! Doe het lapje er af!
Anna, wikkelt langzaam het doekje af, O God! o God!
Klaus, ongeduldig, Hoe lang duurt dat ? Zij wijkt onder het afwinden, hoe langer hoe meernaar achteren. Kom nu,...nbsp;anders kan ik je niet helpen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;
-ocr page 154-ÏÜ BOKTEK KLAUS.
Anna. Neen, neen, dokter, u raag er niet aan komen. Snijd u rae als je blieft niet!
Klaus. Domme meid! Als je niet stil bent, doe ik een slot op je mond.
De V o r i g e n, G r i e s i n g e r.
Griesinger, van links. Dag Klaus! O, je bent nog bezig...
Klaus, norscli. Dat zie Je!
Anna, snel. Ik zal wel op een anderen keer terugkomen, dokter! {Zij wil gaan.)
Klaus. Neen, neen, blijf hier!
Griesinger. Ik heb den tijd, ik kan best wachten! (Wil gaan gitten.)
Klaus, tot Griesinger. Stoor me als je blieft nu niet; ik heb op ’t oogenblik spreekuur.
Griesinger. Ik zeg je immers, ik kan wel wachten.
Klaus. Maar niet hier, ik wensch alleen te zijn.
Griesinger, lachend. Alleen... met dat aardige bakkesje ? O, jou snoeper!
Klaus, nijdig kuchend. Hm., hm.!
Griesinger. Nu, nu, je ziet dat ik ga. Ik zal zoo lang •wat met Marie of Emma praten. Ik kom dadelijk terug,nbsp;want ik moet je spreken. (Af.)
De vorigen, zonder Griesinger.
Klaus. Kom, laat me je zeeren vinger eindelijk zien!
Anna, bevend. O, lieve Heer, sta me bij! Daar, in die kast, liggen de messen al klaar. (Klaus trekt haar mar sich toe.)
-ocr page 155- -ocr page 156- -ocr page 157-77
DOKTBK KLAUS.
Klaus. Hier je hand! (Hij grijpt die.)
Anna. Genade, dokter! Snij me als je blieft niet! Snij me niet! (Zij gilt.)
Klaus, den vinger hegiende. Je moet hem pappen. (Hij laat Anna’s hand los.)
Anna, lachend. Pappen?
Klaus. Ja!
Anna. Meer niet ? Er hoeft niet in gesneden te worden ?
Klaus. Neen. Hier is je lapje, maak nu gauw dat je weg komt.
Anne. O Dokter, wat is u goed! u maakt me zoo gelukkig, Ik voel geen pijn meer.
Klaus, is iveêr gaan zitten. Dag Anna! Komplimentaan m’nheer en mevrouw.
Anna. Dag, mijnheer de dokter! (onder het gaan) o God! wat een angst heb ik uitgestaan-! Wat een angst!nbsp;Wat een angst!
Klaus, Griesinger.
Griesinger, van links. Zoo, ben je nu alleen?
Klaus. Ben je daar weêr.
Griesinger. Natuurlijk, we moeten samen eens over die
hypotheek spreken. Is ’t in orde?
Klaus. Daar heb ik nu geen tijd voor.
Griesinger. Tien minuten heb je toch wel. (Neemt een stoel en wil naast Klaus gaan zitten.)
Klaus. Neen, ik ben voor zaken niet te spreken; ik ontvang alleen patiënten.
-ocr page 158-78 DOKTER KLAUS.
Griesinger. Goed. Dan kom ik als patient, om met je over onzen kleinen Poldi te spreken. De jongen heeft vannbsp;nacht zooveel.. .
Klaus. Gedronken?
Griesinger. Neen, geschreeuwd.
Klaus. Wat kan mij dat schelen? Hou me niet langer op.
Griesinger. Met je permissie, ik ben in mijn recht; ik spreek niet met mijn zwager, maar met den dokter. {Wilnbsp;weer gaan zitten.)
Klaus. Dan moet je dat in den gang aan Lubowski zeggen. Ieder op zijn beurt.
Griesinger. Wat? Ik... je zwager... buiten in den gang wachten? Dat gaat te ver. {Klaus schelt, Gerstelkomtnbsp;door het midden op.)
ZESDE TOONEEL.
De vorigen, Gerstel.
Gerst el. Dokter!...
Klaus. Ha, u, mijnheer Gerstel?
Griesinger drukt Gerstel de hand. Hé, dag Gerstel! Hoe gaat ’t je? Gezond? Ik hoop, dat je ons spoedig weêrnbsp;eens komt opzoeken. We zien je tegenwoordig bijna nietnbsp;meer.
Klaus. M’nheer Griesinger!...
Griesinger. Ja, ja, schreeuw maar zoo niet! Ik ben al weg. (Af door de middendeur,)
ZEVENDE TOONEEL.
Klaus, Gerstel.
Klaus. W'at is er van uw dienst?
Gerstel, ter zijde. Ik geloof, dat ik ongelegen kom.
-ocr page 159- -ocr page 160-J
f
L
I
-ocr page 161-79.
DOKTER KDA.US.
Klaus, gaat zitten en wijst op een stoel in de nabijheid. Neem uw gemak.
Gerstel, goedig, ü is wel beleefd.
Klaus. Nu?
Gerstel, diep ademhalend. Ik ben zoo beklemd. Ik kan bijna niet spreken.
Klaus. Zoo .. . een beklemming ... en waar ?
Gerstel, lachend. Hier... en hier... overal.... op mijn borst. Het is belachelijk, niet waar?
Klaus. Het hangt er van af, wat er de oorzaak van is. Slaapt u goed?
Gerstel. Sinds eenigen tijd zeer onrustig, vooral nadat ik het plan heb opgevat met u te spreken. Ik wou eerstnbsp;gewacht hebben tot ik door mijn staats-examen was, maar ik kannbsp;van angst en onzekerheid niet studeeren en daarom dachtnbsp;ik, dat ik minder tegen dat examen zou opzien, als u mijnbsp;eenige hoop wilde geven.
Klaus. Kom, kom, zoo erg zal het niet zijn.
Gerstel. Het heeft me moeite gekost hier te komen.
Klaus, U is dus kortademig.
Gerstel. U ziet zeker wel hoe zenuwachtig ik er uitzie; mijn pols klopt snel.
Klaus. Laat me hem eens voelen. (^Grijpt naar zijn hand.)
Gerstel, die terugtrekkend, lachende. O, u is goed gestemd, dat geeft me al weêr moed.
Klaus. Stel jij je maar gerust.
Gerstel, Hoef ik mij niet ongerust te maken?
Klaus. Ik dacht, dat je me te goed kende om dat nog te vragen,
Gerstel. Daar heeft u geljjk in. Ik wil er voor u ook langer geen geheim van maken. Mijn hart.. ,
-ocr page 162-80 DOKTER KLAUS.
Klaus. Je hart! We weten nog niet eens of je hart wel aangedaan is.
Gerst el. Waarvoor anders kom ik bij u? U heeft het zeker wèl gemerkt,
Klaus. Een bepaald oordeel heb ik mij nog niet gevormd; daarvoor moet ik mij eerst van het een en ander overtuigen.nbsp;Wees daarom zoo vriendelijk en kleed je even uit.
Gerst el, verbaasd. Wat zeit up!
Klaus. Of je je wilt uitkleeden, dan zal ik je onderzoeken. nbsp;nbsp;nbsp;I
Gerst el, staat op. Onderzoeken.
Klaus. Ja, ik moet toch de oorzaak van je ziekte weten. Geneer je niet, ga daar op de canapé liggen.
Gerstel. Dokter, het schijnt dat u mij verkeerd begrepen heeft. De bezorgdheid waarover ik sprak, is voor den patholoog van niet het minste belang. Mijn hartkwaalnbsp;is van vertrouwelijken en persoonlijken aard en heeft nietsnbsp;met een dokter uit te staan.
Klaus, korzelig. Maar ik ben nu alleen als dokter te spreken. A.ls je me over je persoonlijke belangen sprekennbsp;wilt, kom dan op een anderen tijd.
Gerstel. Het spijt me zeer, dat ik u opgehouden heb.
Klaus. Dus een anderen keer, als je blieft.
Gerstel, afscheid nemende. Dokter 1 . . .
Klaus. Dag, m’nheer Gerstel!
Gerstel, onder 't weggaan in zich zelf. O wee ! Daar heb ik het voor me zelf bedorven.
Klaus. Dat is van daag om tureluurseh te worden ! {gaat aan zijn schrijftafel zitten en schelt.)
-ocr page 163- -ocr page 164- -ocr page 165-DOKTBE KLAÜS.
Klaus, Behrmann.
Behrraann, door het midden op. Behrmann, mijnheer de dokter !
Klaus. Zoo, hoe maak je ’t ? Komaan! je begint er veel beter uit te zien.
Behrmann. Niet waar, dokter? Ik word weer een heele kerel. Ik kom dan ook alleen maar om u te bedanken.
Klaus. Daar is ’t altijd nog vroeg genoeg voor. Laat me je pols eens voelen. (Voelt hem den pols en ziet tegelijknbsp;aandachtig op zijn horloge.) Hm, hm! Hij slaat nog nietnbsp;geregeld. Erg sterk ben je zeker nog niet.
Behrmann. Dat schikt. Goddank, vrij wel, dokter!
Klaus. Je mag vooreerst niet al te veel zitten; iederen dag moet je minstens een uur wandelen, maar op je dooienbsp;gemak.
Behrmann. Best, dokter; ’s avonds als ik gedaan heb met werken ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Klaus. Waarachtig niet! Als je wandelen gaat, doe je dat ’s middags, vader! In de avondlucht.... hoe heb ik hetnbsp;met je? En pas op, dat jij niet te lang achter elkaar werkt.nbsp;Als je te hard van stal loopt, gaat het weêr mis.
Behrmann. U heeft makkelijk praten, dokter, maar u weet toch zoo goed als ik, dat....
Klaus. Och wat! Eerst moet je gezond zijn en dan mag je weêr aan ’t werk. Als je pleizier hebt om weêr in tenbsp;storten en dan veertien dagen plat te bed te blijven.... datnbsp;moet jij weten.
Behrmann. Daar zal onze lieve Heer mij, hoop ik, voor bewaren.
Klaus. Dan moet je je in acht nemen. Adieu, Behrmann,
6
-ocr page 166-82 DOKTER KLAUS.
de complimenten aan je vrouw, en als je hier voorbij gaat, kom dan nog eens aan.
Behrmann, verlegen. M’nheer de dokter!,..
Klaus. Wat heb je op je hart?
Behrmann. Ik wou u vragen hoeveel ik u schuldig ben?
Klaus. Dat heeft geen haast. Met nieuwjaar stuur ik je de rekening.
Behrmann. Met uw permissie, m’nheer de dokter! maar dat heeft u verleden jaar ook al gezeid en ik moet de rekeningnbsp;nog krijgen, en deze laatste ziekte is er nu weêr bij gekomen.nbsp;Als ik het nu te hoog laat oploopen, kan ik u later nietnbsp;betalen.
Klaus. Dan betaal je me in ’t geheel niet. Ik zal je geen deurwaarder sturen.
Behrmann, eenigszins heleedigd. Mijn stukje brood verdien ik zuur, en om ieder het zijne te geven behelp ik me wat iknbsp;kan, maar, dokter, u kent me te goed,... (Verlegen.) U wilnbsp;mij toch geen vernedering aandoen ?
Klaus. Kom, kom! wat praat je daar voor onzin! Vernederen ! Geloof mij, ik ben ook geen Rothschild, al kan ik het goed doen.... maar jou mag ik geen geld afnemen; mijnnbsp;rijke patiënten betalen voor jou. Laat mij het genoegen, eennbsp;braaf, oppassend en vlijtig werkman voor zijn vrouw en kinderennbsp;behouden te hebben. Het is ook de moeite waard.... ik hebnbsp;je ’n paar maal den pols gevoeld.... ’n paar recepten geschreven.... dat is alles.... dat mag ik jou niet in rekening
brengen---- We zijn het nu met mekaar eens, niet waar,
Behrmann? (Hij strekt hem de hand toe.)
Behrmann, met heide handen Klaus’ rechterhand schuddende. God vergelde het u! (Hij gaat.)
Klaus. Ik zie je dus nog ereis. Anders kom ik bij jou. (Behrmann, reeds hij de middendeur, knikt van ja en gaatnbsp;dan weg.)
-ocr page 167- -ocr page 168- -ocr page 169-DOKTER KLAUS. 83
Klaus, als Behrmann weg is. ’t Is ook de moeite waard! We zijn in de wereld om elkander te helpen. En dan zoo’nnbsp;arme drommel I Kom, wie zijn er nog meer ? (Hij schelt.)
Klaus, Griesinger.
Griesinger, door de middendeur op. Is de dokter nu voor mij te spreken?
Klaus. Och, maak me niet uit mijn humeur.
Griesinger. Ja!... Nu heeft Lubowski mij binnen gelaten.
Klaus. Blijf dan maar. Wat heb je me te zeggen?
Griesinger. De man, die zoo pas uit je kamer kwam, heeft zeker een pijnlijke operatie ondergaan!
Klaus. Hoe dan ?
Griesinger. De tranen stonden hem in zijn oogen .. je hebt hem zeker erg pijn gedaan.
Klaus. Ja, daar kan ik niets aan doen.
Griesinger. Als men jou zoo hoort brommen, zou men waarachtig niet zeggen, dat je zoo’n goed hart hebt.
Klaus. Zul je me nu eindelijk vertellen, waarom je hier komt?
Griesinger. O, je meent die historie van de hj'potheek?
Klaus. Neen; wat scheelt het kind van Julie?
Griesinger. Mijn kleinzoon? Poldi? Dat is een flinke, mollige jongen. Hij lijkt sprekend op me.
Klaus. Dat is geen antwoord op mijn vraag.
Griesinger. Nou, nou, ik ben toch zijn grootvader.
Klaus. Wat gaat mij dat aan, of jij de grootvader van dat kind bent. Is het kind ziek ? Dat is al wat ik wilde weten.
Griesinger. Ik heb je al gezegd, dat hij van nacht erg heeft aangegaan. Misschien van de tandjes.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
6*
-ocr page 170-84
DOKTER KLAUS.
Klaus. Een wicht van vier weken... tandjes? Hoe haal je ’t in je hoofd ?
Griesinger. Wees toch niet altijd zoo prottekollig? Ik had bij me zelf gedacht, dat het niet kwaad zou wezen Omnbsp;den kleine een elektrisch halssnoer om te doen . . als voorbehoedmiddel. Vindt je dat ook niet goed? of zijn jobs-tranen beter?
Klaus. Doe wat je wilt, het een helpt even weinig als het andere.
Griesinger. Hoe kan ik daaruit wijs worden? Wat moeten we doen, als het kind zoo door blijft schreeuwen?
Klaus. Geef den jongen te drinken, hij heeft honger.
Griesinger. Is één min voor de kleine misschien niet genoeg?
Klaus, opstuivend. Och, je bent...
Griesinger. Wat ik ben, weet ik al lang. Ik bedoel, of het kind, behalve de min, Liebig’s kindervoedsel ofRevalentanbsp;hebben moet. Wat hou jij ,voor het beste?
Klaus. Hou me niet langer op.... ik loop morgen wel eens bij je dochter aan, en dan zullen we zien.
Griesinger. En wanneer heb je een oogenblikje om over het landgoed en de hypotheek te praten?
Klaus. Nu niet, ik heb geen tijd. (Een pendule op de schrijftafel slaat 5 uur.)
Griesinger, Daar slaat het vijf uur, je spreekuur is om, nu krijg je me niet meer weg. (Klaas schelt twee maal.)
De vorigen, Lubowski, door de middendeur, Klaus. Staan er nog menschen op me te wachten?nbsp;Lubowski. Geen een meer, dokter. De zijkamer is, alsnbsp;ik het zoo ereisies noemen zal, moederziel alleen.
-ocr page 171-gt; V
DOKTER KLA.US. 85
Klaus. Hou je praatjes voor je. Ik vraag je niet meer dan ja of neen. Ga nu heen.
Lubowski. Ja! nbsp;nbsp;nbsp;'
Klaus. Vraag ik je om antwoord?
Lubowski. Neen!
Klaus. Begrijp je me niet?
Lubowski. Ja!
Klaus. Moet jij eeuwig het laatste woord hebben? Lubowski. Neen!
Klaus. Maak dat je weg komt.
Lubowski, onder het weg gaan. Ja! (Af door de middendeur.')
Klaus, Griesinger.
Griesinger, die dit lachend aangehoord heeft. Die is vlug van begrip. Ik begrijp niet, hoe je het duldt!
Klaus. Ik ben met hem tevreden. Hoe is het nu met je vervelende hypotheek ?
Griesinger. Die heb ik gekocht. Dat wou je immers?
Klaus. Goed!
Griesinger. Het is wel een heele som, maar ik geloof dat het goed besteed is.
Klaus. Dat weet ik niet, dat moeten we afwachten.
Griesinger. Maar je had me ook beloofd....
Klaus. Mijn best te doen om je schoonzoon op den rechten weg te brengen. Of het me gelukken zal, moet denbsp;tijd leeren.
Griesinger. Je zou mijn Julie zoo gelukkig maken.
Klaus. Stuur je schoonzoon, mijnheer den baron, dan maar bij mij.
-ocr page 174-86 BOKTE» KLAUS.
Griesinger. Ik hem naar jou sturen?
Klaus. Ja. Ik moet nog een paar visites maken. Met een uur ben ik weêr t’huis,
Griesinger. Onder welk voorwendsel zal ik het doen?
Klaus. Je zeit hem doodeenvoudig, dat ik hem vraag, of hij mij de eer wil aandoen om mij een visite te maken.
Griesinger. Itaar zal hij vi’eemd van opkijken.
Klaus. Dat gaat jou niet aan. Ik doe het slechts onder een voorwaarde: je bemoeit je met niets; je gaat rustig bijnbsp;de wieg van je adellijken spruit zitten en zorgt dat de minnbsp;stipt op haar tijd haar eten krijgt; al het andere laat je aannbsp;je dochter en schoonzoon over. Als je denkt, dat dit of datnbsp;niet zoo is als het hoort, kom je bij mij en vraagt om raad.
Griesinger. En als jij me dan niet te woord staat?
Klaus. Ja, dat beloof ik je niet. Als dat gebeuren mocht, moet je ’t er maar voor houden, dat je niets weten mag.
Griesinger. Dat is, om je de waarheid te zeggen, alles behalve prettig voor me.
Klaus. Neen, dat is het zeker niet.
Griesinger. In ieder geval kan je me toch zeggen, waaroro ik die hypotheek heb moeten koopen.
Klaus. Later, nu nog niet. En spreek er as je blieft met je schoonzoon geen woord over.
Griesinger. Daar kan je op aan. Ik heb zooveel vertrouwen in je, dat ik je blindelings gehoorzaam.
Klaus. Dan zijn we het eens {wil gaan.) Ik ga vrouw en kinderen goên dag zeggen, en dan moet ik weg.
Griesinger. Ik ga met je meê.. . Klaus!
Klaus, omiiende. Hé?
Griesinger. Kan je het nou niet over je krijgen om me een vriendelijk woord te geven?
-ocr page 175- -ocr page 176- -ocr page 177-DOKTEK KLAUS. 87
Klaus. Sta je daar zoo op?
Griesinger. Ja. Zoo lang als mijn dochter getrouwd is, ben je kwaad op me. We hebben het wel weêr eens afgedronken, maar er is toch altijd nog wat dat je hindert, datnbsp;voel ik. Waarom zeg je niet rondweg wat het is?
Klaus. Je bent een ouwe gek.
Griesinger, teleurgesteld. Och, met jou kan men geen verstandig woord spreken.
Klaus, lachend. Nu, ga maar meê. (^Beiden naarlimiwifftf
Lubowski, daarna Colmar.
Lubowski, door de middendeur op. De dokter is van daag niet best gehumeurd. Zeker slechte diagnosen! (op zijnnbsp;vinger narekenende.) Eerst moet hij hierheen, dan daar heen.,nbsp;en dan heeft hij een consul, om het zoo ereisies te noemen ...nbsp;hij zal op zijn minst een uur wegblijven, ik heb dus tijd omnbsp;een beetje te studeeren (gaat aan de schrijftafel zitten ennbsp;slaat een hoek open.) Voor de théorie ben ik niet bang, denbsp;théorie heb ik onder de knie, maar de praktijk .. de prak.nbsp;tijk.. . daarin is hij mij dp baas. Natuurlijk iemand alsnbsp;ik heeft geen gelegenheid om zich te oefenen, de zieke vraagtnbsp;ons nooit om hulp. (leest.)
Colmar, een boer, komt na hei'haald kloppen door de middendeur binnen. Neem me niet kwalijk dat ik zoo astran-tig ben...
Lubowski, verschrikt en driftig opkijkend. Wie is daar?... Wat mot je?
Colmar. Zooveel als meneer den dokter spreken.
Lubowski. Het spreekuur is om en dokter is uit.
Colmar. Sakkerloot, dat spijt me. U moet weten, ik kom van buiten en moet van avond weêr t’huis zijn.
-ocr page 178-88 DOKTEE KLAUS.
Lubowski. Kan je mij niet zeggen wat je belangens zijn? Ben je ziek?
Colmar. Doodziek. In ’t dorp weet niemand meer raad voor mij, daarom wou ik den dokter spreken .. Zij hebben menbsp;verteld dat hij een neef of ten minste zooveel als een kennisnbsp;van onzen landheer moet zijn. ,
I Lubowski, Ik weet er niets anders op, dan dat je op een anderen keer komt.
Colmar. Vraag of ik dat kan. Zou u mij niet een goejen raad kunnen geven?
Lubowski. Ik? {ter zij.) Wacht eens . . dat is een engel uit den hemel. Ik kan op zijn cadaver me in de praktijknbsp;oefenen, {luid) Wat zal ik je zeggen, goeje vrind? Waaromnbsp;zou ik je niet even goed als de dokter kunnen helpen? Hijnbsp;werkt al vijftien jaar met me samen, ik ben zooveel als zijnnbsp;accident. Het eenigste is: Stel je vertrouwen in me?
Colmar. Och, meneer absent, als u vijftien jaar met den dokter samenwerkt, óf u, óf de doktei’ me dan helpt, dat isnbsp;hetzelfde.
Lubowski. Enfin, zeg dan maar wat je scheelt.
Colmar. Om te beginnen met het begin. Ik heb ondragelijke hoofdpijn.
Lubowski. Waar?
Colmar, op zijn voorhoofd wijzende. Hé, hier! Ik benzoo raar in mijn hoofd. Ik ben er half gek van.
Lubowski, bedenkelijk. Dat kan ik je wel aanzien.
Colmar, benauwd. Wat zegt u!
Lubowski. Laat me je pols eens voelen, {voelt hem den pols.)
Colmar. Mijn maag is ook van streek. Ik geloof, dat er een steen in zit. Vroeger at ik ’s middags met gemak twaalfnbsp;spekpannekoeken, en nu zes tegen heug en meug. En dan
-ocr page 179- -ocr page 180- -ocr page 181-DOKTER KLAUS. S9
heb ik zoo’n miserabele pijn in mijn lenden, ik kan bijna niet bukken, en dan ben ik zoo stijf in de botjes, dat ik bijnanbsp;niet loopen kan als voetje voor voetje. Mijn armen hangennbsp;me als lood aan mijn lijf.
Lubowski, gewichtig. Hm, hm!.. Zoo... waar heb je no^ meer pijn?
Colmar. Waar nog meer? Ja, ik geloof nergens meer.
Lubovyski, bedenkelijk zijn hoofd schuddend. Zoo? ’t Schijnt dat je lijdt aan constructie — als ik het zoo ereisiesnbsp;noemen zal.
Colmar, benauwd. Een constructie? Is dat erg gevaar-Jijk, mijnheer de dokter?
Lubowski. Ja, er valt niet meê te spotten.
Colmar. Is er niets tegen te doen ?
Lubowski. Dat zullen we eens zien. (gaai aan de schrijftafel zitten en slaat een boek open).
Colmar. Ik mag van geluk spreken dat ik u gevonden heb. Als ik een drankie hebben moet, geeft u me dan eennbsp;gi oote flesch. Want wie weet, wanneer ik weêr terug kan komen.
Lubowski, nadenkende. Hm! dat zal het beste zijn. (Staat op en gaat naar een kast.)
Colmar, ter zijde. Wat voert hij daar uit?
Lubowski, giet uit een flesch een bruine vloeistof in een glas en reikt het Colmar over. Drink dat eens leeg.
Colmar. Is dat het drankie?
Lubowski. Ja, ja, drink het nu leêg. In één slok.
Colmar, drinkt en geeft het glas terug. Brrr! Wat bitter! Zeker een kras middel.
Lubowski. Het is een universiteitsmiddel, als ik het zoo «reisies noemen zal.
Colmar, een zuur gezicht trekkend en rillend. Brrr! Ik
-ocr page 182-90
DOK IBB, KBAUS.
zeg maar, daar moet je voor gestudeerd hebben. En u denkt,, mijnheer absent, dat het heJpen zal ?
Lubowski. Ja, dat moeten we afwachten. Maak nu, dat je zoo gauw mogelijk naar huis komt, en als je wéér in stadnbsp;bent, loop dan nog ereis bij mij aan. Na vijf uur ben iknbsp;altijd te spreken.
Colmar, drukt hem een geldstuk in de hand. Dank tt vriendelijk, dokter. Uw onderdanige dienaar.
Lubowski. Dag vrind! Hou je niet langer op, anders krijg je onder weg last.
Colmar. Ja, dokter! Ik zal wel een boerenkar tegen komen, daar kan ik dan meê meêrijden, want loopen zounbsp;niet gaan.... ik voel me met permissie veel misederabelernbsp;dan toen ik kwam. Dag, dokter! (4/ door de middendeur.y
Lubowski. Dag, vrind, beterschap!
Lubowski, alleen.
Als ik hem maar niet te veel heb ingegeven. Het schijnt wel, dat het een sterke kerel is. . . maar ik weet niet. . . iknbsp;ben niets op mijn gemak. Als hem eens een malheur overkomt — als ik het zoo ereisies noemen zal. Den dokter isnbsp;het zoo dikwijls gebeurd, dat zijn patiënten dood gingen innbsp;plaats b^ter werden, {hij huivert) ’t Is om te rillen als ik ernbsp;aan denk. {de hand openend) En het geld dat hij mij gegevennbsp;heeft — ’t is wel, als ik ’t zoo ereisies noemen zal — maarnbsp;een mark.. maar het brandt in mijn handen. . {hij laat het innbsp;zijn zak glijden) het is bloedgeld.
VEERTIENDE TOONEEL. Lubowski, Gerstel door den middendeur.nbsp;Gerst el. Lubowski! Is dokter nog t’huis?nbsp;Lubowski, verschrikt opkijkend. Hè?
-ocr page 183- -ocr page 184- -ocr page 185-r
c
/5
I
4
I
-ocr page 187-91
DOKTER KLAUS.
G er stel. Of dokter nog t’huis is.
Lubowski. Neen, hij is uitgegaan.
Gerstel. Goed! des te beter. Ik wou je vragen... maar eerst... hier, vrind! (drukt hem geld in zijn hand.)
Lubowski. Wou u ook onder mijn behandeling komen? Neen, mijnheer, ik doe het nooit meer.
Gerstel. Hoe komt het in je gedachten?! Ik wou je verzoeken, om Emma te vragjn, of ik haar een oogenbliknbsp;alleen kan spreken.
Lubowski. O! is het anders niet?
Gerstel. Niemand hoeft er iets van te weten, hoor!
Lubowski. Dan kan ik het geld gerust aannemen; als u ziek was, dan.. .
Gerstel. Wil je zoo vriendelijk zijn?
Lubowski. Met pleizier. Ik zal het dadelijk vragen, (gaat naar links en onder het weggaan) Wat moet ik in godsnaamnbsp;beginnen, als het verkeerd afloopt? Ik geloof het wel niet,nbsp;maar het gebeurt den dokter zoo dikwijls. Het doodszweetnbsp;breekt me uit.
Gerstel, daarna Emma.
Gerstel. Begrepen moet hij me hebben, daar valt niet aan te twijfelen, of ten minste gemerkt wat ik bedoelde. Maarnbsp;wat kom ik dan hier doen ? Om op nieuw afgewezen te worden.nbsp;De onzekerheid is pijnlijker dan de waarheid.
Emma, van links.f'V heeft naar mij gevraagd?
Gerstel. Ach, lieve Emma, ik verkeer in een vreeslijke spanning. Begrijp eens, ik heb het van middag gewaagd aannbsp;uw vader mijn geheim te zeggen.
Emma. Dat is tegen onze afspraak.
-ocr page 188-92 DOKTBR ICLAUS.
G e 1' s t e I. Het is met mijn aanzoek dan ook slecht afge-loopen; uw vader heeft mij afgewezen.
Emma, verschrikt. Afgewezen?
Gerst el. Ja, rondweg afgewezen nu ook niet, eigenlijk gezeid heeft hij mij niet aan ’t woord laten komen; ik kwamnbsp;hem ongelegen, en hij heeft mij gevraagd op een anderennbsp;tijd terug te komen. U heeft u toch niet het een of andernbsp;laten ontvallen, dat uw ouders. ..
Emma. Ik? Hoe zou ik dat hebben kunnen doen? U is me immers nog de , belofte schuldig, da^ u doen zal watnbsp;ik wensch.
Gerstel. Ach! heeft u dien kinderachtigen inval—vergun me de uitdrukking — nog niet vergeten?
Emma. Mijnheer, ik heb u dat volstrekt niet uit kinderachtigheid gevraagd. Ik heb me vast voorgenomen nooit met iemand anders te trouwen dan met een dokter.
Gerstel. Maar Emma, hoe heb ik het nu met je? Je weet toch even goed als ik, dat ik geen dokter ben.
Emma. Ik heb dat besluit ook later genomen.
Gerstel. U kunt toch niet van mij verlangen, dat ik mijn heele toekomst op het spel zet.
Emma. En u heeft mij zelf gezegd, dat u nog geen dokter in de rechten is.
Gerstel. Dat is ook niet mogelijk. Ik heb al mijn tijd noodig gehad om te studeeren. Ik zit nu voor mijn laatstenbsp;examen te werken.
Emma. Dan heeft u nog juist gelegenheid om u in een andere faculteit te laten overschrijven en in de medicijnennbsp;te gaan studeeren.
Gerstel. Maar Emmalief — als je boos wordt is het je eigen schuld — daar weet je nu eigenlijk niets van.nbsp;Ik kan toch niet, alsof het niets was, van de eene faculteitnbsp;in de andere overgaan, en dan.. . ik heb niets geen pleiziernbsp;in de medicijnen.
-ocr page 189-.^y-:^.:4, i.lt;^..r^t^gt;- nbsp;nbsp;nbsp;...
iCK nbsp;nbsp;nbsp;'quot;Hit' h'^'; iquot;- ■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘
- nbsp;nbsp;nbsp;■gt;gt;}» flUfJ ■quot; ■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
'‘ ’ J nbsp;nbsp;nbsp;’
• Aa â– -â– nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•' 'H ^ 'â– â–
/T' ^ ^ 1/ {^y
nOKTER KLAUS.
Emma. Nu zeg je de waarheid. Je hebt het voor mij niet over. Je hebt me niet zoo lief als ik dacht.
Gerst el. üit liefde tot u ben ik bereid alles op te offeren, maar ik mag het niet doen als ik daardoor mijnnbsp;bestaan en de toekomst van ons beiden in de weegschaal stel.nbsp;Van daag valt het je in om me in de medicijnen te latennbsp;studeeren, een paar weken later kan je wel willen, dat ik innbsp;de philologie overga. .. dat gaat toch niet. Zet dien dwazennbsp;inval uit uw hoofd. Ge zoudt u belachelijk maken.
Emma. Zoo?.. U vindt me belachelijk! Laat mij u dan zeggen, dat ik u niet uit een dwaze gril iets vraag, maarnbsp;om een heilige gelofte te vervullen, die ik in een zeer gewichtig oogenblik heb afgelegd. Ik zeg u nu voor ’t laatst,nbsp;óf u doet wat ik wensch, óf u kunt er nooit op rekenen datnbsp;ik uw vrouw word. Wat is uw besluit?
Gerst el. Ik. . ik kan niet.
Emma. Dan is tusschen ons alles uit.
¦ Gerstel. Maar lieve Emma!
Emma. Ik verbied u mij zoo te noemen.
ZESTIENDE TOONEEL.
De Vorigen, Marie van links.
Marie, die aan het slot van het vorige tooneel reeds is hinnengekomen. Ik ook.
Emma, scherp. Mama, u heeft meer ondervinding dan wij. Wat zegt u er van: ben ik niet in mijn volste recht als iknbsp;wil dat Paul van studievak verandert, omdat ik op mijnnbsp;woord beloofd heb nooit met iemand anders te trouwen dannbsp;met een dokter.
Marie, ten zeerste verbaasd. Maar Emma!
Emma, zeer verschrikt en verlegen. Ach ja... u weet er nog niets van.
-ocr page 192-94 DOKTER KLA.ÜS.
Marie. Emma— wat moet ik van je denken? En je noemt dien mijnheer zoo vertrouwelijk____ Paul?
Emma. Ja, mama, zoo heet mijnheer.
Marie, tot Gerstel, die reeds bij het begin van dit tooneel verlegen ter zijde is gegaan. Mijnheer!...
Gerstel. Mevrouw, u brengt me in de pijnlijkste verlegenheid .... deze onverwachte verrassing.... u zal toch, hoop ik, overtuigd zijn.... dat ik met de beste bedoelingen....
Emma. Dat spreekt van zelf.... Mama, wees niet boos, ik zal u vertellen hoe de vork in den steel zit.
Marie, streng. Ik wil er niets van hooren. Ga naar je kamer. Ik had nooit gedacht, dat mijn dochter, zonder medeweten van haar ouders, zich zoo vertrouwelijk met een jong-mensch zou inlaten. Het spijt me, dat ik zooveel vertrouwennbsp;in je heb gehad en niet strenger op je gelet heb,
Emma. Mama, dit verwijt heb ik niet verdiend.
%
Marie. Ik verbied je, er een woord meer over te spreken. Ga naar je kamer! {Emma gaat langzaam naar links af.)
Marie, Gerstel.
Gerstel. Ik hoop, dat u mij een enkel woord toestaat om mij te rechtvaardigen.
Marie. Later, mijnheer! Ik zal eerst mijn man deze onaangename ontdekking vertellen en hij zal niet nalaten omnbsp;u rekenschap te vragen.
Gerstel. Ik heb sinds lang gewenscht, u met onze verstandhouding bekend te maken.
Marie. Het zou betei' geweest zijn als u die verstandhouding met mijn dochter vermeden had, of ons eerst gevraagd had of wij er meê ingenomen waren.
-ocr page 193- -ocr page 194-1
.ji ^ â–
DOKTER KLAUS. 95
Gerst el. Mevrouw, als ik zou vreezen, dat mijn persoon...
Marie. Ik weet evenmin, mijnheer! wat u te vreezen als wat u te hopen heeft. Ik laat het geheel aan mijn mannbsp;¦over. Ik heb thans de eer u te groeten. (Af naar Un^:)
G e r s t e 1, daarna Lubowski.
Gerstel. Dat is prachtig afgeloopen ! Naar menschelijke berekening is alle hoop vervlogen. Haar moeder heb ik tegennbsp;mij in ’t harnas gejaagd, haar vader schijnt me ook nietnbsp;bizonder genegen, en Emma zelf, die met haar eigenzinnigheidnbsp;niet begrijpen wil, dat haar kinderachtig verlangen dwaas ennbsp;onuitvoerbaar is! Ik had gehoopt tot rust te komen, omnbsp;voor het laatste examen goed te kunnen doorwerken, maarnbsp;het schijnt, dat de tijd van onrust en spanning eerst rechtnbsp;zal beginnen.
Lubowski, door het midden. Als u dokter spreken wil, hij komt juist met den b’ron — als ik hem zoo eens noemen,nbsp;zal — den trap op.
Gerstel. Nu,., als je blieft, niet. Ik wil hem liever in ’t geheel niet zien. Kan je mij niet ergens anders uitlaten?
Lubowski, wijst naar rechts. Ja wel, dafr den korridor door ... u weet den weg.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ƒ ^
Gerstel. Goed, ik dank je. (af naar rechts).
Lubowski, daarna Klaus en Max.
Lubowski. Ik ben niets op mijn gemak... ik raak mijn tramontane nog kwijt . .. den heelen tijd zie ik dien boernbsp;als magere Hein om me heen springen en me met zijn zeisnbsp;dreigen. Ik heb zeker — als ik het zoo ereisies noemen zal —nbsp;een harliekenatie ... ik wou maar dat die benauwdheid ophield.
-ocr page 196-96 DOKTER KLAUS.
Klaus, opent de middendeur. Wil u zoo vriendelijk zijn binnen te gaan.
Max, komt binnen. Uw allerheiligste, niet waar?
Klaus, hem volgend en toestemmend knikkendi Lubowski, zorgen, dat wij niet gestoord worden. Ik ben voor niemandnbsp;te spreken. {Lubowski af doaemJieUmielden.}
y nbsp;nbsp;nbsp;.X*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Klaus, Max.
Max, die de kamer onder de hand heeft opgenomen. Zeer interessant, ma foi, zeer interessant!
Klaus, hem een stoel gevende. Wees zoo vriendelijk plaats te nemen, Mag ik u een sigaar presenteeren ?
Max, gaat zitten, ü is wel beleefd.
Klaus, presenteert hem een sigaar, neemt er zelf een en gaat naast Max zitten. Ik moet u in de eerste plaats danknbsp;zeggen voor de eer van u bezoek.
Max. O, ik meende, dat ik van uw vriendelijke uitnoo-diging gebruik moest maken.
Klaus. Ik heb u bij mij gevraagd om over een familieaangelegenheid te spreken.
Max. Zoo?
Klaus. Vóór dat ik begin, vraag ik u verschooning als ik sommige zaken aanroer, die u persoonlijk aangaan en waar iknbsp;me eigenlijk niet meê te bemoeien heb; maar mijn zwagernbsp;en zijn dochter, uw vi'ouw, hebben mij gesmeekt dit op mijnbsp;te willen nemen.
Max. U maakt me nieuwsgierig
Klaus. Zonder er dus verder doekjes om te winden, vraag ik u ronduit: Hoe staat het met uw landgoed?
-ocr page 197- -ocr page 198-1*
Ë.-' i.
A
DOKTER KLADS. 97
Max, verbaasd. Hé? Ik begrijp niet recht met welk doel n dit vraagt.
Klaus. Dat zal ik u zeggen. Zoo als u weet, was het de wensch van mijn nichtje, dat ge u persoonlijk met uw landgoed zoudt bemoeien, en ii als landheer een aangenamen werkkring verschaffen. Mijn zwager, uw schoonvader, had in ’tnbsp;eerst met dit plan niet veel op; hij is echter van gedachtenbsp;veranderd, en zou nu niets liever zien, dan dat de wenschnbsp;van zijn dochter vervuld werd.
Max. Om welke reden, als ik u vragen mag?
Klaus. Om dezelfde reden als ik op mij genomen heb, aan het verzoek van mijn zwager en mijn nichtje te voldoen:nbsp;om aan al de slechte en lasterlijke praatjes over u een eindenbsp;te maken; opdat kwaadsprekende lieden niet langer van unbsp;kunnen zeggen, dat ge niet eens in staat bent uw vrouw tenbsp;onderhouden.
Max. Mijnheer, ik heb geen zin om langer uw beleedigende taal aan te hooren. Onder den schijn van welwillendheid,nbsp;verbergt ge de grootste onbeschaamdheid, (opstaande) Ik stelnbsp;u in uw eigen belang voor, dit onderhoud niet langer voortnbsp;te zetten.
Klaus, ook opstaande. Het zou mij leed doen als ik uw toorn had opgewekt. Toch mag ik niet nalaten te vragen,nbsp;of u geneigd is den wensch van mijn nichtje in overwegingnbsp;te nemen.
Max. Het ligt niet in mijn karakter u daarop antwoord te geven.
Klaus. Dan zal ik er niet verder over spreken. Iets moet ik u evenwel nog meêdeelen.
Max. Ik ben nieuwsgierig, wat dat zal zijn.
Klaus. De persoon, die u hypotheek op uw landgoed gaf, heeft zijn schuldvordering verkocht, en de kooper,nbsp;die de hypotheek zeer goedkoop kocht, heeft mij opge-
7
-ocr page 200-98 DOKTER K.LAUS.
dragen u te zeggen, dat hij wenscht, dat u hera de schuldvordering voldoet, op den termijn dien hij u gesteld heeft. Anders zal hij u in rechten aanspreken.
Max, verrast. Ha! Is dat waar?
Elaus. Dat schijnt u toch niet onverschillig te laten.
Max. Wil u dan zoo vriendelijk zijn om uw lastgever te zeggen, dat ik voor zijn bedreigingen mij volstrekt niet bangnbsp;maak, en rustig afwacht wat hij doen zal?
Klaus. Zeker, Zeker!... Ik reken mij echter verplicht u te zeggen, dat u bij de afdoening van uw schuld, volstrekt niet opnbsp;uw schoonvader rekenen kan.
, Max. Waarom niet, mijnheer?
Klaus. M.yn zwager zou dezen keer niet in de gelegenheid zijn om u te kunnen helpen. {Max scherp fixeerend.) Mijnnbsp;zwager is zijn vermogen kwijt.
Max, verschrikt. Wat zegt u?
Klaus. De waarheid.
Max. Dat kan niet waar zijn ; dat is te treurig. {Zinkt op een stoel.)
Klaus. Helaas! al te treurig.
Max. Hoe is hij het in Gods naam kwijt geraakt?
Klaus. Ik vrees, dat, als ik u de waarheid zeg, ik u op nieuw kwets.
Max. Vrees niets; ik smeek u om opheldering.
Klaus, gaat ook weêr zitten. Mijn zwager is zonder twijfel zeer rijk geweest, maar hij heeft aan het geluk vannbsp;zijn dochter te veel opgeofferd. Hij heeft, zoo als ge unbsp;herinneren zult, al uw loopende schulden afgedaan, een vrijnbsp;aardig sommetje, — sinds den dag van uw trouwen de stof-feering van uw huis en uw geheel huishouden voor zijnnbsp;rekening genomen, Thans echter zijn zijne bronnen opgedroogd;
-ocr page 201- -ocr page 202- -ocr page 203-DOKTEB KLAUS. 99
is zijn geldelijke krachten te boven gegaan, en u kan alzoo op de hulp van uw schoonvader volstrekt niet meernbsp;rekenen.
Max. Maar.... hoe zat het nu gaan?
Klaus, ü moet in ’t vervolg u-zelf zien te helpen.
Max. Ik heb geen vermogen.
Klaus. Toch een landgoed.
Max. En u dreigt me, dat ik dat ook zal moeten missen.
Klaus. Dat is te zeggen, als u niet bij machte is om de hypotheek te dekken.
Max. Dat is onmogelijk.
Kiaus, zijn schouders ophalende. Ja, dan....
Max. 01 En dat alles op eens! Wat moet hij beginnen? Wat moet er van mijn vrouw en kind worden?
Klaus. O, mijn zwager is een ondernemend man; hij kan met zijn werk genoeg verdienen om de zijnen voor honger ennbsp;gebrek te bewaren.
Max. En u gelooft, dat ik dat zou dulden?
Klaus. Zoo ver ik na ons gesprek van thans over u kan oordeelen, ja!
Max. Neen, dan kent u mij niet. Den overvloed van mijn schoonvader nam ik aan, want ik dacht dat hij rijknbsp;was; maar ik zal nooit zoo laag zijn, mij en mijn gezin tennbsp;laste te laten komen van een ouden man, die met handenarbeid voor hem en ons, zijn brood moet verdienen.'
Klaus. Dat klinkt heel mooi, maar ’t zijn... woorden,
Max. Die daden zullen worden.
Klaus. Words, words!
Max. M’nheer, ik verbied u mij voor een schurk aan te zien.
Klaus. St.! st.! Wind u niet op., op ditoogenblikhoud
7*
-ocr page 204-100 DOKTER KLAUS.
ik u daar volstrekt niet voor. Geef mij je hand, jong menseb.
Max. Wil u mij een raad geven?
Klaus. Meer dan dat, ik wil je helpen.
Max. Hoe dan? Spreek, spreek!
Klaus. Nu dan; ik geloof niet dat de man die het bewijs van je hypotheek in handen heeft, het om het bezit van je landgoed te doen is; hij zal de aflossing van de hypotheeknbsp;misschien uitstellen of de hypotheek laten staan en er genoegen raeê nemen, als je voldoenden borgtocht kunt geven.
Max. Welken? welken?
Klaus. Uw landgoed is, zoo als ge zelf zult moeten erkennen, schrikkelijk verwaarloosd, en dat kan niet anders, als er geen toezicht is en de eigenaar zich aan niets gelegen laatnbsp;liggen. Als je de taak om je landgoed in orde te brengennbsp;nu eens zelf op je nam. Ik geloof dat je geen kwaje landheer zult wezen.
Max, vroolijk. O, als het anders niet is, dan ben ik er binnen vier- en twintig uur.
Klaus. Beloof me dat je mijn zwager niet laat merken, dat je zijn positie kent — daar zou hij niet tegen kunnen —nbsp;en zeg er vooral niets van aan mijn nichtje. Laat hen innbsp;den waan, dat je mijn zin doet, dan maak je nog aanspraaknbsp;op zijn dankbaarheid ook. En een beetje dankbaarheid bennbsp;je den ouden heer wel schuldig.
Max. Een beetje? Parole d’honneur, ik zal niet eerder rusten vóór ik hem alles wat hij voor mij opgeofferd heeft, tot den laatsten penning terug betaald heb.
Klaus. Dan wensch je hem een lang leven toe.
Max. Spot u maar. U zal zien wat ik kan, als ik wil. U zal vragen, waarom heb je dat niet vroeger gedaan? Ja.,nbsp;parbleu! . .. dat is onze jeugd, onze lichtzinnigheid. Maar eensnbsp;worden onze oogen geopend. Dat heeft u mij gedaan, dokter.
it
-ocr page 205- -ocr page 206-J
DOKTEK KLAUS. 101
U heeft mij harde waarheden gezegd, maar ik ben daarom niet boos op u j integendeel, ik vraag u ernstig mij het onrecht te vergeven, dat ik u in een woord en daad heb aangedaan. U heeft mij een vriendendienst bewezen, dien iknbsp;nooit zal vergeten. En nu vindt ge zeker goed, dat ik afscheid van u neem, om mijn vrouw en kind eens een harte-lijken zoen te geven, {geeft hem de hand.)
Klaus, zijn hand in de zijne slaande. Braaf, mijn vriend!
Max. A revoir! {gaat neuriënd en opgewonden door het midden weg.)
Klaus. Als dat niet een door en door brave kerel is, ben ik mijn heele leven lang een ezel geweest.
Klaus, Lubowski, door het midden op.
Lub OW ski. Dokter, zou ik u een vraag mogen doenP
Klaus. Zeg op, wat heb jep
Lubowski. Als ik het zoo ereisies noemen zal, dokter, het is iets wijsgeerigs wat ik u te vragen heb. Zou u mijnbsp;niet willen zeggen, of een half wijnglas vol Tinctura Rheinbsp;voor iemand van een sterk gestel te veel is.
Klaus. Voor een mensch? ’t Is veel te veel voor een paard.
Lubowski. En ik heb hem een wijnglas vol gegeven. O God, hoe zal dat afloopen? Hoe zal dat afloopen? [af doornbsp;het midden.)
-ocr page 208-103 BOKIBE KLAUS,
VIJFDE BBDBIJF.
Vriéndelijk landschap. Links een practicabel eenvoudig woonhuis met deur en vensters. Hechts op den voorgrond een groote linde metnbsp;een bank.
Max, Colmar.
Max, in een kort jaquet, rijlaarzen aar. enz. Nu moest je de laatste greppen gaan graven, precies zoo als ik ze je gisteren heb voorgeteekend. Als je vijf voet van de beek af bent,nbsp;hou je op en wacht met het doorsteken tot ik kom. Begrepen?
Colmar. Om u te dienen, mijnheer de baron. Zou m’n-heer de baron gelooven, dat we dan water in ons weiland zouden krijgen?
Max. Natuurlijk! In vier weken zijn onze weiden vet en malsch, en in den naasten herfst kunnen we al mooi hooi innbsp;de schelven brengen.
Colmar. Dat zou een kostelijk ding wezen; onze magere koeien zouden dan gauw vet worden.
Max. Dat hoop ik ook. Maar sta nu liever niet je tijd te verpraten en ga aan je werk. A propos, als je Jacob voorbijnbsp;komt, zeg hem dan, dat hij den donkeren vos voor mij zadelt.
Colmar. Ik zal er voor zorgen, m’nheer de baron! Uw dienaar, (af, links achter het huis.)
Max, daarna Julie.
Max, flink ademhalend. Ha! wat een heerlijke, frissche morgen! Ik heb pleizier om een flinken rit te maken.
-ocr page 209- -ocr page 210-I il
-ocr page 211-BOKTE» KLAUS. 103
Julie, komt voor het venster van de eerste verdieping, vis-d-vis het publiek. Max!
Max. Wat is 't, lieve?
Julie. Ga je uit?
Max. Ja, naar de wei.
Julie. Blijf je niet lang weg. Je weet dat ik vader verwacht en dat oorn Klaus ook heeft laten weten dat hij komen zou.
Max. Ik kom spoedig terug. Hoe maakt de kleine het?
Julie. Ik heb hem zoo even een bad gegeven, hij drinkt zich nu in slaap.
Max. En Emma?
Juli. Die zet juist haar hoed op — we gaan samen naaiden moestuin ; we moeten immers voor onze gasten zorgen.
Max, stapt op een bank voor het venster en zoent haar. Tot straks, hè?
Julie. Adieu, Max! (Max gaat links voor heihuis af.— Hein naroepende.) Pas op, dat je je niet al te warm maakt;nbsp;rij niet te hard. [In de kamer roepend.) Emma, ben je haastnbsp;klaar? Kom dan! [Sluit het venster en komt terstond daaropnbsp;met Emma de huisdeur uit.)
Julie, Emm a.
Emma draagt een grooten stroohoed en een korf aan haar arm; zij ziet er zeer ernstig uit, Julie daarentegen isvroo-lijk en opgewekt. Zij hee\t haar strooien hoed met de keelbanden aan den arm hangen.
Julie. Wat zeg je van dat prachtig weer?
Emma. Het stemt mij treurig.
-ocr page 212-104 DOKTER KLAUS.
Julie. Och kom, maakt de zon je treurig ? We hebben je juist meê naar buiten genomen, opdat je in dennbsp;zonneschijn weêr zou opvroolijken.
Emma. Met mijn vroolijkheid is het gedaan.
Julie. Moet ik je nu niet uitlachen? Een jonge meid, die alles heeft, wat haar hartje verlangt, niet meer vroolijk?!
Emma. Spreek jij nu ook al zoo. Jij weet toch dat de strijd tusschen liefde en plicht mij doodmartelt.
Julie. Wat jij je plicht noemt, is toegeven aan een dwaas en ziekelijk gevoel; volg de uitspraak van je hart, dan wordnbsp;je wel weêr gelukkig.
Emma. Ik zou het graag, heel graag doen, maar ik kan, ik mag niet.
Julie. Kom, ga maar meê naar den moestuin, dan kan je me boonen helpen plukken. Kom! (gaat vooruit naar rechts).
Em m a, de mand opnemend. Ach I het is treurig. (Zij zucht.)
Julie. Zucht je? Wel, heb ik van m’n leven! Zoo’n jonge bloem! [Zij lacht haar uit.)
Emma. Ja, jij kunt makkelijk lachen en met me dollen . . ik heb het vroeger ook gekend, (Zij zucht.)
Julie. Laten wij onder het boonen plukken over je hartzeer verder jeremieeren.. Kom, juffertje, sta daar niet te droomen, ik heb haast, [af naar rechts.)
Emma, diep en lang zuchtend. Och! was ik maar dood ! [volgt .Tulie.)
Griesinger, Marianne, Jacob, alle drie van links achter het huis. Zij dragen pakketten. enz. Griesinger, dienbsp;voorop gaat, sleept een groot hobbelpaard en allerlei andernbsp;speelgoed meê, zoo als: schop, emmertjes, trommel, zweep,enz.
-ocr page 213-jr
rgt;' ’
f
h
-ocr page 214- -ocr page 215-1
1
105
DOKTER KLAUS.
Marianne, kuchend. Oef! ik kan niet meer. {Zij zet alles wat zij bij zich heeft op den grond.)
Gries in ger, uitblazende van de warmte. Ik krijg het te kwaad met de warmte. Pff!.. Jacob, ga jij vast naarnbsp;binnen om te zien of mijn dochter er is. {Jacob gaat met zijnnbsp;pakketten in kuis.)
Marianne. Ik zou wel ereis willen weten, waarom wij zoo’n heel huishouden meêslepen. Koffie, suiker en dat andernbsp;gerei, enfin, dat gaat nog, maar waar die kisten, boordevolnbsp;met zeep, parfumeriën en allerlei ditjes en datjes voor nooJignbsp;zijn, begrijp ik niet. .. ’t is zonde en schande. En dan alnbsp;dat speelgoed! . . .
Griesinger. Je schijnt niet meer te weten, dat ik een kleinkind heb.
Marianne. Zoo dom heeft u me niet aan te zien. Maar ik vraag : wat een kind in de lange kleêren met een hobbelpaard en een trommel doen moet?
Griesinger. Dat zul je ereis zien. Hij zal het uitkraaien van pleizier, (Jacob komt weer uit het huis.) Wel?
Jacob. Mevrouw is in den moestuin!
Griesinger. En mijn schoonzoon?
Jacob. Maakt een ritje te paard.
Griesinger. Dank je! Draag al dien boêl in huis, (Jacob neemt de pakketten, welke Marianne gedragen heeftnbsp;en gaat daarmee in huis.)
Marianne. U maakt u nog bespottelijk.
Griesinger, gaat op het hobbelpaard zitten hobbelen. Je aoekt me uit m’n humeur te brengen.
Marianne. Op uw ouden dag u aan te stellen als een kind! Zoo’n oud man!
Griesinger. Oud!P... Als ik denk hoe alles veranderd is, word ik weer jong van geluk.
-ocr page 216-106 DOKTEB KLAUS.
Marianne. Dan is er voor uw geluk niet veel n’oodig.
Griesinger. Al doe je nu nog zoo je best, Marianne, om mij kwaad te maken, ’t zal je toch niet lukken. Ik zounbsp;liever gaan zien of ’t voor mijn kleinzoon, het jonge baronnetje,nbsp;een gunstig oogenblik is, dat ik ereis naar hem kom kijken.
Marianne. Het kind mag van geluk spreken dat u hem niet moet groot brengen!
Griesinger. Hou je praatjes voor je en doe wat ik je zeg.
Marianne. Ik spreek en zwijg niet op commando.
Griesinger. Dat is jouw zaak. Maar ik heb genoeg van je praatjes. Ik wil je niet langer hooren,
Marianne. Dan moet u watjes in uw ooren doen!
Griesinger. Ik weet een beter middel. {Neemt een trommel en gaat uit alle macht aan ’t trommelen.)
Marianne. Hoe ouwer hoe gekker!... Ik heb mijn meening nooit onder stoelen of banken geschoven, en daarnbsp;zal ik me nooit in laten dwingen . .. door niemand niet...nbsp;{voelt aan hare ooren.) Houdt u toch op met dat lawaai.. .nbsp;de boeren zullen denken dat er oproer is. Het is hinderlijk!nbsp;Met God en met eere zijn deze haren grijs geworden. ..nbsp;maar eer ik mij op mijn ouden dag zulk een behandelingnbsp;laat welgevallen. . . . {gaai pruttelend in huis.)
Griesinger, heeft al lachende steeds harder getrommeld en houdt nu op. Weg is zij! {Stijgt van zijn paard.)
Jakob, die reeds eerder uit huis gekomen is, en zijn buik van 't lachen heeft vastgehouden. Wil ik dit ook naarnbsp;binnen dragen?
Griesinger. Doe wat je zegt. Ik ga met je meê, (Jakob neemt het speelgoed en gaat daarmee in huis.)
-ocr page 217- -ocr page 218- -ocr page 219-DOKTES KLAUS. nbsp;nbsp;nbsp;107
Griesinger, Julie.
Julie, van rechts. Hij is het, heusch!. .. Vadertje!
Griesinger, keert zich om en drukt haar in zijn armen. Julie!... Ik ben er vroeg bij, hé ? De morgenstond heeftnbsp;goud in den mond. O, ik wil den heelen dag pieizier van jenbsp;hebben. En hoe gaat het met je? Goed?
Julie, lachend. Kan u het me niet aanzien.?
Griesinger. Ja, waarachtig, je ziet er best uit. Enjeman.f
Julie. Hij is te paard uitgereden, om spoedig alles op te nemen. Hij laat over alles zijn oog gaan en hij weetnbsp;zich zoo goed te doen gelden ; de arbeiders doen dadelijknbsp;wat hij zegt. Zijn werk maakt hem zoo tevreden en voldaan. Hij zegt het me duizend maal op een dag. Ennbsp;het is hem aan te zien. O, het is zoo gelukkig, dat hij ernbsp;eindelijk toe besloten heeft om zelf de handen aan ’t werknbsp;te slaan.
Griesinger. We hebben het aan dokter Klaus te danken.
Julie. De goeje oom! Hij heeft hem zoo ernstig op ’t hart gedrukt wat ik wenschte, niet waar? Mij lukte het niet,nbsp;of ik al preêkte en bad. Maar oom heeft de juiste snaar bijnbsp;hem aangeroerd.
Griesinger. Ja, ik moet je nog zeggen, dat ik me niet begrijp, hoe hij het gedaan heeft gekregen. Max houdt ernbsp;niet van om zoo gekapitteld te worden.
Julie. De uitkomst danken we hem.
Griesinger. Ja!., maar nu moet ik eindelijk je zoon zien.
Julie. Ik denk dat hij slaapt. Ik zal naar hem gaan kijken (naar links in de coulisse kijkend.) Ha! daar komt Max al aan. Hij kan u zoo lang gezelschap houden, dan ga ik
-ocr page 220-lOS DOKTER KEAÜS.
onderhand zien of PoId|. nog slaapt. In een ommezientje ben ik terug, (wenkt haar man en springt dan vlug de trappennbsp;van het huis op.)
Griesinger, Max.
Max, komt van links op, gaat voorbij het huis, loopt snel naar Griesinger toe en drukt hem de hand.) Wel. papa,nbsp;hoe vaar je?
Griesinger, vriéndelijk. Best, mijn jongen. Ik word met den dag jonger. De wereld vertelt me wonderen van jenbsp;vlijt. Je hebt nu geen af keer meer van het werken.
Max. Wel neen! ’t Werd hoog tijd, Gelooft u niet, dat ik ' ’taan u verplicht ben!
Griesinger. Aan mij verplicht? Kom, kom... Het werken doet je goed, het is je aan te zien. Maar ik heb dan ook wat voor je mefigebracht. .. Violenzeep!. . en van dat parfum, waar je zooveel van houdt.. een kistje vol.
Max, snel. Dat mag ik niet aanneraen.
Griesinger. Waarom niet?
Max. Ik wil niet, dat u zooveel voor mij uitgeeft.
Griesinger. ’t Is ook de moeite waard.
Max. O, ik weet dat ge u voor mij grootere offers getroost. (drukt hem weer de hand.) Beste vader!
Griesinger. Zeg me toch, waarom neem je zoo’n gele-genheidsstem aan? Dat is me in den laatsten tijd telkens opgevallen.
Max! Och! U houdt me niet voor ondankbaar; wel?
Griesinger. Waarom zou ik dat?
-ocr page 221- -ocr page 222- -ocr page 223-109
DOKTEB KLAUS.
Max. U kan er zeker van zijn, dat ik van u nooit zulke groote uitgaven zou gevergd hebben, als ik geweten had, dat.. .nbsp;Maar u zal zien, dat ik ook zuinig kan zijn, als ik wil.
Griesinger. Wel, hoe heb ik het nu met je? Wil je een gierigaard worden? Pas op als je mijn dochter en kleinzoon niet geeft wat hun toekomt.
Max. Neen. .. maar de huishouding is te duur! Ik moet hier en daar wat op uitzuinigen.
Griesinger. Maak je er vroolijk meê!
Max. Ik weet wat ik u schuldig ben.
Griesinger. Jongen, dat geloof ik niet.
Max. Ik wel. U zal zien wat een vaste wil vermag. Willen is kunnen. Maar dan hoop ik op u en verzoek unbsp;ernstig mijn schuld niet nog grooter te maken. Het is zoonbsp;verdrietig voor mij, als ik daarbij denken moet, dat gij u daarvoor allerlei ontberingen getroost. Zal u dat niet meernbsp;doen, papa?
Griesinger. Nou kan ik niet meer wijs uit je worden.
De vorigen, Julie.
Julie, uit /iwis. Grootpapa, we wachten op u. Kom papaatje! Griesinger. Ha! Eindelijk!
Julie. Maar u heeft veel te veel voor ons meêgebracht. U maakt er ons verlegen meê.
Griesinger. Begin jij nu ook? Je man heeft mij al zulke vaderlijke lessen en vermaningen gegeven, dat ik hetnbsp;er voor van daag meê kan doen. Laat mij verder met vrede.nbsp;(Gaat Julie voorbij en in huis. Julie wil hem volgen.)
-ocr page 224-110 nbsp;nbsp;nbsp;DOKTER KLAITS..
Max, Julie.
Max. Julie!
Julie. Max?
Max. Luister even, ik moet je wat zeggen.
Julie, van de trap naar beneden komende. Wel?
Max. We moeten aan de gulheid van je vader een eind maken; wij mogen al die geschenken niet aannemen.
J ulie. Och, waarom niet?
Max. Hij heeft al zoo veel, eigenlijk te veel voor ons gedaan.
Julie. Zeg hem dat als je blieft niet, dan maak je hem ongelukkig.
Max. Ik ben verplicht het te doen.
Julie. Och, het maakt hem zoo gelukkig...
Max. Maar ben je er wel zeker van, of hij voor dat geluk zich zelf niet heel veel ontzeggen moet, ,.. misschiennbsp;ontbering moet lijden?
Julie, lachend. Hoe haal je het in je hoofd! Vader is schatrijk.
Max. Dat wist ik niet.
Julie, verbaasd. Wat?
Max. Ik mag het niet langer voor je geheimhouden; we moeten alles in overleg met elkander doen.
Julie. Je maakt me angstig, spreek toch.
Max. Je vader’s vermogen is weg... hij bezit niets meer.
Julie, verschrikt. Max, hoe kan je dat zeggen?
Max. Het is helaas de waarheid. Je oom heeft het mij in ’t geheim verteld.
Julie. O God, als dat waar is.
-ocr page 225- -ocr page 226- -ocr page 227-Ill
DOKTER KIAUS.
Max. Je kunt begrijpen hoe ik er onder gebukt ga, want het is mijn schuld. Zijn heele vermogen heeft hij aan mijnbsp;opgeofferd. De goede man wil niet, dat wij er iets vannbsp;weten, en daarom spreekt hij er geen woord over. Begrijpnbsp;je nu, dat we niets meer van hem mogen aannemen.
Julie. Neen, niets meer... o God, wat is dat ongelukkig!
Max. Wees voorzichtig en Iaat vader volstrekt niet merken, dat je er iets van weet.
De vorigen, Griesinger.
Griesinger komt zeer vergenoegd uit huis. De jongen groeit goed uit de kluiten; hij is stellig een paar pondnbsp;zwaarder. Ik geloof dat je hem niet langer luren hoeft omnbsp;te doen; ik heb mooie broekjes voor hem meêgebracht . . .nbsp;heb je ze nog niet gezien, i\x\\el {gaat tu.sschen beiden staun.)nbsp;Wat zet jelui lange gezichten! Ben jelui het oneens met mekaar?
Julie, haar tranen met moeite verbergende, valt Griesinger om den hals. Arme vader!
Max, van den anderen kant, schudt hem de hand. Arme vader!
Griesinger, gejaagd. Wat is er in Gods naam gebeurd ?
Julie. U zal ons de schande besparen nog langer misbruik van uw goedheid te maken... Wij weten alles.
Griesinger. Wat weet je dan?
Max. Laat ons met u gebrek lijden, zoo als wij genoten van uw overvloed.
Griesinger, meer en meer korzelig. Heb ik dan gebrek?
Max. Het past me niet mij met uw geheimen te bemoeien.
Julie. Maar mij, uw eenig kind, niet waar, zult ge in uw zorg laten deelen?
-ocr page 228-112
DOKTER KLAUS.
Griesinger. Mijn grootste zorg voor ’t oogenblik is, dat jelui allebei niet recht bij je zinnen bent. En nounbsp;heb jelui maar kort en goed te zeggen wat je wilt, of iknbsp;ga op staanden voet weg.
Julie. Omdat u het wil... wij weten alles. Oom heeft ons alles verteld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
Griesinger. Mijn zwager? Wat heeft hij je verteld?
Max. Hij heeft het mij in vertrouwen gezegd.
Griesinger. Maar voor den drommel, wat dan toch?
Max, telkens stokkend. Dat ik .. . dat u .. . och, beste schoonvader! (Hy drukt hem weder de hand.)
Griesinger. Als je me nou nog langer met je «beste schoonvader” verveelt, dan is ’t uit met mijn geduld.
Max, gekrenkt. M’nheer Griesinger ! . .,
Julie, vergoelijkend. Maak hem niet boos, Max. Je moet hem wat ontzien, hij is zoo ongelukkig.
Griesinger. Wie is zoo ongelukkig.
Julie. Mag ik het zeggen?.. U!
Griesinger, woedend. Heer in den hemel! ben ik ongelukkig ? Ik ben zoo gelukkig als je maar denken kunt.nbsp;Hoor eens: als jelui me niet met vrede laat, dan doe iknbsp;dadelijk inspannen en rij naar huis. Marianne! {af in huis).
Julie. Vader, vader! {Loopt hem snel na).
Klaus, Marie, Gerstel, Lubowsky.
Klaus komt op van achter het huis, links. Marie volgt hem aan Gerstel's arm. Daar achter langzaam en ternbsp;neer geslagen Lubowsky,
Klaus. Wel, Gerstel, ben je met mevrouw wat opgeschoten ?
-ocr page 229-I \V
DOKTER KLAÜS. 113
Gerstel. O, mevrouw is allerliefst voor me. .. .
Klaus. Er is met haar te praten. AI is ze ook af en toe wat brommig.
Marie. Ik brommig? Hoe kan je ’t zeggen!
Klaus. Als wij het dus met elkaar eens zijn, kunnen we in huis gaan om Emma op te zoeken.
Gerstel. Ja, ja, dat is goed. Mag ik de eer hebben, mevrouw? {Hij biedt Marie zijn arm.)
Klaus, die vervolgt. Waar zijn de kinders?
Marie. Zij zijn bij den eendenvijver blijven kijken.
Klaus. Zeker om er in te vallen.
Marie. Klaus! ... een jongen van vijftien jaar?
Gerstel. En het is geen diep water.
Klaus. Dat doet er niet toe. Kinderen moeten onder toezicht blijven. Ga maar vooruit. Lubowsky I {Marie ennbsp;Gerstel gaan in huis.)
Klaus, Lubowsky.
Lubowsky, komt naar voren. Wat blieft u, dokter?
Klaus. Staan de paarden op stal.
Lubowsky. Om u te dienen.
Klaus. Pas dan op dat de kinderen geen ongeluk bij den vrijer krijgen.
Lubowsky. Ik zal er op passen, dokter.
Klaus. Wat heb je weêr een benauwd gezicht! In den laatsten tijd zie je er uit, alsof je een ongeluk boven hetnbsp;hoofd hangt.
Lubowsky. Maak u niet ongerust over mij, dokter! Mijn geweten is niet zuiver.. ik heb, als ik zoo ereisiesnbsp;noemen mag, gewetenswroeging.
8
-ocr page 232-114 hOKTEE KLAUS.
Klaus. Ik denk er niet aan om me bezorgd over je te maken. Ik raad je, die dwaasheid uit je hoofd te zetten.nbsp;Je ziet er zonder die gewetenswroeging al snugger genoegnbsp;uit. (af in huis.)
Lubowski, daarna Colmar.
Lubowski. Hij heeft geen medelijden... Natuurlijk! Hij kan niet vermoeden wat er in me omgaat. De doojenbsp;boer heeft zich niet meer laten zien. Hij is dus stellig morsnbsp;dood! Die gewetenswroeging is niet uit te houden., mijnnbsp;verstand, als ik het zoo ereisies noemen mag, verlies ik ernbsp;nog door. Dag en nacht zie ik dat spook voor mij. (Colmarnbsp;gaat van links het huis voorbij. — opschrikkend.) Ha 1nbsp;daar is hij weêr! Het spook! Daar is hij weer!., de doojenbsp;boer 1
Colmar, niet hem. Wat zie ik? Mijnheer Absent! Dat doet me pleizier. (Gaat naar Lubowski en reikt hem zijnnbsp;hand.)
Lubowski. Hij leeft!.. Mensch! . . Boer!., hoe maak je hetP Leef je?
Colmar. Goddank goed. Zoo je ziet, ben ik nog niet naar de Berebiesjes. Het drankje was wel wat kras, maarnbsp;het heeft goed geholpen.
Lubowski. Ik voel wéér dat ik leef.
Colmar. Maar m’nheer Absent, wat ziet u er vreemd uit! Draagt u livrei ?
Lubowski. Beste vrind, dat is, als ik het zoo ereisies noemen zal, een fixe idee van den dokter; die heeft hij alnbsp;vijftien jaar. Hij verbeeldt zich, moet je weten, dat hij hetnbsp;met niemand zoo goed vinden kan als met mij en ... voornbsp;wat, hoort wat. . ik speel voor zijn pleizier voor koetsier,nbsp;als ik het zoo ereisies noemen zal.
-ocr page 233- -ocr page 234-ft'
« i.
-ocr page 235-DOKTEK KLAUS. 115
Colmar. Maar kunt u zoo uw patiënten ontvangen?
Lubowski. Mijn goeje vrind, ik heb na jou den dood gezien aan alle patiënten. Ik practiseer niet meer en doenbsp;niets meer aan de medicijnen... ik word er te zenuwachtig van.
Colmar. Dat is waarachtig jammer!
Lubowski. Ja, maar er is niets aan te doen. {Neemt hem onder den arm.) Ga met me meê naar de eendekomnbsp;en vertel me hoe het met je gegaan is, toen je het drankienbsp;hadt ingenomen. {Opgewekt en verlucht.) Wat ziet de kerelnbsp;er gezond uit! Wangen van melk en bloed 1
Colmar. Ja, ik wou wel dat u mij van dat drankie.. wat drommel, hoe heet het ook ? .. van dat universiteits-middel een wijnflesch vol stuurde.
Lubowski, verschrikt. Neen!., neen!., neen!.. Als ik ’t zoo ereisies noemen zal, voor geen millioen. {Pratendenbsp;met Colmar af, links achter het huis.)
Klaus, Gerstel, daarna Emma.
Gerst el. Daar komt uw dochter aan.
Klaus. Ha, ja! Zij laat zoo haar hoofd hangen, dat ze ons niet eens ziet. {Emma komt van den voorgrond rechts,nbsp;met de mand of den korf aan haar arm.)
{Plaatsing: Gerstel, Klaus, Emma.)
Klaus. Dag Emma!
Emma, opschrikkend. Papa met., hem!.. Dag papa! {Geeft Klaus de hand.)
Klaus. Wel, hoe gaat het? Ben je hier buiten wat opgevroolijkt ?
-ocr page 236-116 DOKTEB KLAUS.
Emma. Het gaat me heel goed.. maar ¦vroolijk .. neen, dat kan ik niet meer zijn.
Klaus. Zoo! Zie je niet, dat ik een gast heb meêge-bracht?
Emma, buigend. Mijnheer!
Klaus Hij is assessor. Hij is door zijn examen... en met glans.
Emma, /la^f luid. Ik feliciteer u.
Klaus. Na zijn examen heeft hij verzocht of hij om je hand mocht vragen. Mama en ik hebben »ja” geantwoord.
Emma, weer zacht. Dat is heel lief van u.
Klaus. Nu.. . en wat zeg jij.
Emma, onderdrukt zuchtend. Neen!
Gerst el. Emma-lief.
Klaus, hem terugduwend. Laat mij verder met haar spreken ... Je wilt alleen met een dokter trouwen?
Emma. Met niemand anders ; ik heb u mijn woord gegeven.
Klaus. Ik ontsla je van je gelofte.
Emma. Dat mag ik niet aannemen. U zou er later spijt van hebben.
Klaus. Och kom! Ik zou juist heel graag zien, dat mijnheer Gerstel je man werd. Wat hij me van zijn familie verteld heeft, heeft me voor hem gewonnen. Als ik ’t je vertelde, zou jij wel van gedachte veranderen en er even veel belang in stellen als ik.
Emma. Dat geloof ik niet.
Klaus. Nu, dat zullen we zien. Herinner je je nog wel die geschiedenis uit mijn eigen leven, die ik je in der tijdnbsp;verteld heb?
Emma. Hoe kunt u dat nog vragen ! Om die geschiedenis heb ik juist mijne gelofte gedaan.
-ocr page 237- -ocr page 238- -ocr page 239-DOKTER KLAUS. 117
Klaus. Laat me je dan zeggen, dat ik de verwelkte bladeren van de witte roos teruggevonden heb.
Emma, overspannen, U zegt?
Klaus. Als ik je vroeg om met den broêr van het lieve Roosje te trouwen, zou je dan ook weigeren?
Emma. Papa!... Paul Gerstel is ...
Klaus. Paul Gerstel heeft den naam van zijn pleegouders aangenomen. Eigenlijk heet hij . .. maar dat kan hij je zelfnbsp;beter vertellen. (Neemt Gerstel hy de hand en geleidt hemnbsp;naar Emma.) Ziezoo, kom nu hier.
Gerstel. Emma!
Emma. Paul! (wedergijdsch om den hals vallen.)
De vorigen, allen.
M-arie, Griesinger, Max, Julie en ten kotste Marianne. Zij komen uit hui;. Luhowski komt, van links, achter het huis pratende met Marianne aanwandelen, terwijl hij zichnbsp;met haar een weinig op den achtergrond terugtrekt.
Marie. Wel, ben jelui het eens geworden?
Klaus. Ja, zij heeft eindelijk besloten met hem, dien zij lief heeft, te trouwen.
Emma. Ik ben u verplicht, papa, dat offer te brengen.
Klaus. Zoo, dat is weêr de oude Emma! (Marie gaat naar Emma en Gerstel, spreekt eenige woorden met hen ennbsp;gaat dan naar Julie. Emma en Gerstel gaan op de banknbsp;zitten, onder den lindeboom rechts en praten druk te zamen.
Griesinger, Klaus ter zijde nemende naar links. Vertel me ereis, wat heb je aan mijn schoonzoon van mij gezegd?
Klaus. Dat je doodarm was.
Griesinger. Wel, komaan! Hij heeft het geloofd ook
-ocr page 240-118
DOKTBB KLAUS.
en daarom wou hij ... ’t is waarachtig een flinke kerel.., een brave vent! {gaat naar Julie.)
Max, aan den anderen kant van Klaus. Dokter, zal u me nu eindelijk zeggen, wien ik het geld van mijn hypotheeknbsp;schuldig ben. Kom, dokter, wie heeft mijn hypotheeknbsp;gekocht ?
Klaus. Je schoonvader.
Max. Mijn schoonvader? En ik dacht dat hij zijn heele vermogen kwijt was.
Klaus, llij heeft me pas gezeid, dat hij den hoogsten prijs uit de loterij heeft getrokken..
Max. Nu begrijp ik u. U heeft een kras middel gebruikt . . ik neem het u daarom toch niet kwalijk, dokter, en ik zal mijn goeje voornemen verder volgen. {Iets luidevi)nbsp;Ik zal niet eerder rusten vóór ik aan mijn kinderen mijnnbsp;landgoed, geheel vrij van schulden, als erfenis kan nalaten.
Julie, Jto., nmimnertde. Lieve man!
G e r s t e 1, Emma, omarmeni^e, Emma 1
enen we ook teergevoelig te , ét.) Marie!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T?) j
lïT rkYv/MrvNV'k/s4 I
K1 a ü s tot Marie. Nu dienen we ook teergevoelig te
Marie, hem-jimarmend. Och, jij brompot!
IJ Griesinger. nbsp;nbsp;nbsp;gelik--«v-gezoen, en ik alleen
^moetp dat aanzien. Kom, Marianne! {Breidt zijn armen uil.)
*
Marianne. M’nheer Griesinger.. met God en met eere zijn deze haren grijs geworden, maar . .
Griesinger. Hou je bedaard, den zoen geef ik je present.
Lubowski, Klaus, op den schouder kloppende, tk.gelnnf, dat aan een ouwe vrouwenzoen, als ik hem zoo ereisiesnbsp;noejnen zal, ook niet veel aan is.
-ocr page 241-t (A^
(^* ^ /*^!vïgt;c-, ^Jky, /yrU A 'Kji f /t^4y(Avgt;^-\y*' A -^-f^ At r, i,y^ * A tijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C\ Lt-\
P. GIACOMETTI. Judith, Drama in S bedrijven, voor het
Nederlandsch tooneel bewerkt door Lambert le BèGUES. . ƒ 0.50.
Drama in 5 bedrijven, voor het Nederlandsch tooneel bewerkt
door Lambert le BêcuES.............. o-S°-
- Medea, Treurspel in 3 bedrijven, voor het
Nederl. tooneel bewerkt door Floris van Westervoort. , ,, 0.60.
LOUIS SCHENK. Michael Kohlhaas, Drama in 6 tafereelen, voor het Nederlandsch tooneel bewerkt doornbsp;Lambert le BêcuES.
Th. J. P. BEGUIN. Godfried van Bolioen, Lyriesch-dramatiesch gedicht in 3 afdeelingen.
Beide laatste werkjes in i deeltje........... i-—•
W. J. HOFDIJK. Een Kroon op drie eeuwen, Lyriesch-
dramatiesch gedicht................ i’25'
Speculanten, Tooneelspel in 5 bedrijven, door
EEN MAKELAAR............... i —
Marie Jeanne, de vrouw uit de volksklasse,
Tooneelspel in 5 bedrijven. {Tweede druk). , nbsp;nbsp;nbsp;....... 0.60.
Anna’s Geheim, Tooneelspel in l bedrijf, door JOH. GRAM.
(Geschreven voor, en gespeeld op de Gala- Voorstelling,
HH. MM. den Koning en de Koningin, bij gelegenheid van hun huwelijk, in den Kon. Schouwburg te 's Gravenhage aangeboderl). ,, 0.50
Dit gedicht wordt heereti rederijkers bijzonder ter voordrctcht aanbevolen.
A COPPÉE, Poésie de J. L. Wertheim.
Historisch Romantisch tafereel uit de 15tle eeuw, door Güstav von Meijern.
Vrij uit het Hoogduitsch vertaald door P. Stevens.
HET ROTTERDAMSCHE NIEUWSBLAD van 27 Maart 1879 zegt onder anderen: „Aan wien de Bruid? Historisch-romantischnbsp;tafereel uit de 154e eeuw, door Gustav von Meijern. Vrij uit het Hoogduitsch vertaald door P. Stevens,” verplaatst ons in het tijdvak toennbsp;Maria van Bourgondië in Nederland, te Gent verblijf hield en tal vannbsp;pretendenten naar haar hand dongen. De beschrijving, hoe over hen denbsp;wakkere Maximiliaan de zegepraal behaalde, door het wagen van eennbsp;stoute onderneming, is de hoofdinhoud van dit boekdeel, dat zich zeernbsp;goed laat lezen en menige bijzonderheid uit het besproken tijdvak bevat.
Een verhaal uit den fransch-duitschen oorlog van 1870/71, uit het Hoogduitsch van C. Werner, vertaald door C. van der Lane.
-... --
VOOR
Heeren zangers, voor zoover zij geen leden zijn van aan het Nederlandsch Nationaal Zangersverbond contribuëerende vereenigingen,nbsp;wordt aanbevolen:
van het Nederlandsch Nationial Zangiersverhond,
uitgegeven onder directie van het Hoofd-Bestuur en met medewerking der Bestuurderen van de tot het Verbond behoorende Mannen-Zangvereenigingen.
Prijs per jaargang (12 No®.) f 3.—, franco per post /3.30.
PREMIE-TARIEF VOOR VERZEKERING TEGEN BRANDSCHADE,
goedgekeurd in de vergadering van Assuradeuren te Amsterdam. Prijs / 0.25.
-ocr page 245- -ocr page 246-1*
-ocr page 250-