|v
i
bet'm�deDruk overgezieit fn merkeljfk verh�terd.
ITILTOI.lSlTT�S'Cf-S AliSiU'�'M
Gedrukt voor het K U NS T G E N O O T S C H A P, dnte bekomen by de Erven van J. Lescailjs, �nz.
�Mft Privi/egit, I715.
uIBLiOThEEK DER
De Staaten van Holland en Weftvrie�and, Doentewecun, Alzo ons vertoond isbydievanhet^ay�jraootjcfca^NILVOLENTI-BUS ARDUUM, tot Amfterdam , hoe dat zy Supplianten, op �tnbsp;voorbeeld van Italiaanfche, Engelfche, en Fianfche Academi�n, voornbsp;veele Jaaien, met zorg, moeiten, en ongemecne kolden, hun Kunft.nbsp;genootfchw hadden opgerecht tot opbouwing en voortfetting van d�nbsp;Nedctduitlche Taaie en Dichtkonftjten welken einde de Supplianten,nbsp;cnhun KunftgenootCihap, door ons op den r4*. vm Maan, I69z.nbsp;wasbegunftigt by continuatie van hunne voorgaande Privilegie ofnbsp;Oftroy, om geduurende dentyt van vyftienjaaren, alle hunne Werken, en die derzelver L�den, als toen reeds gemaakt, gedrukt, ennbsp;ingevolge van tyd verder te maakcn, te drukken, herdrukken, uit tenbsp;jjecvcn, en te verkoopen, en zulks by uitfluiting van alle anderen, onder wat pretext dat het ook zoude mogen weezen, alleen te mogennbsp;drukken, herdrukken, uitgeeven, en v etkoopen in x,odaanigenformaat,nbsp;en rWe�. als het de Supplianten geraaden zouden vinden, en dat opnbsp;zulke ftraffen, of pcencn voor de Contraventeurs als breeder by�tnbsp;voorgaande Oftroy uirgedrukt ftont. En dewyl de gemelde Onzenbsp;Privilegie op dcni4�. deez.erMaandMaari, ftont te expireoren, en zynbsp;Supplianten gaarne in hunnen arbeiden yverzoudenvolharden, ennbsp;groote onkoftenhadden gedaan, dagelyks doen, en vervolgens doetinbsp;zouden, onder andere met het uitgeeven van eene Nederduitl'c|ienbsp;Grammatica, gelyk ook met hunne werken te verderen mettitel-prenten, en anderekoperekunftplaaten, en Muzykftukken, naarver-ci fell der zaaken: Enbeduchtzynde, nietzonder reden, dat cenigenbsp;baatzockende Menlchen, op de eene of de andere wyze, t�t ontluifte-ring hunnerwerken, cngtootefchadeen nadeel der Supplianten, hennbsp;daar in zouden zoeken teonderktuipen, met hunne werken in�t geheel of ten deelen, met, of zonder hctMuzyk,endekanfttite!s,eanbsp;andere prenten na te doen maakcn, drukken, verkoopen, of verruilen ; vinden de Supplianten zich genootzaakt haarwederom te keeren,nbsp;tot ons, verzoekende dat het onzegoedcgeliefte mogte zyn, de Supplianten metonzeprivilegic als boven gemeld te begunftigen vooinbsp;dcntydvantjr/ficn eerfi kamende Jaaren, om geduurendeden zelvcnnbsp;tyd alle de vootfchreven werken, in zodanigenformaaten taaie, reedsnbsp;gemaakt,gedrukt, eningevolgevantydvcrderte maakcn, alleen tenbsp;mogen drukken, h�rdrukken, uit te geeven en te verkoopen, ennbsp;zulks by liitJ�Hitnige van alle anderen, onder wat pretextdathet ooknbsp;zoude mogen weezen, en dat op zulke ftraffen enpeene, en Confifca-tienvanallezodanige nagedrukte Exemplaaren, regens de Contra-ventcurs te ttcllen, als wy zouden achten te behooren, cii vereitchtnbsp;te zyn, ten einde deSupplianteniutoekomendemogen erlangen vol-ftrekter effettvan onsvootfchreeven Oftroy, als zy tot nog toe hadden genoten, ter zaakc van baatzuchtige lieden, niet tegenftaand:nbsp;onze voorigc verleende Ofttoyen, haar niet hadden ontzien ver-Icheiden van Kunftgeaootfehap� werken cn derz.tiyei Leden ,, t:
iveia
-ocr page 8-hebben doen �admkken, en de Contraventeurs daai ovei dooi de Supplianten niet gccalangcert, en inlechtenbetrokken waaien, omnbsp;in itecn zwaarder koften te vervallen, als de boeten als toen daaropnbsp;geiield hadden kunnen goet maken. ZOIS�T, dat wy de zaaken ennbsp;�tverzoekvoorfchreven oveigemerkt hebbende, engenegenweze'n-de ter beede van de Supplianten uit onze rechte wctenlchap, Souve-lainemagten Authoritcit dezelve Supplianten geconfenteeit, geac-cordeert en Geoftroyeert hebben, Conlcntecren, Accoideeren, ennbsp;Oftroyeerenmitsdeezen, datzy geduurendedentydvan vyftien cerfinbsp;dtchlcreefi vellende Jaaretj,^a\\cdcyooxichj:evenwexkcn by. continuatienbsp;binnen de voorfz-.onze Landen alleen zullen mogen drukkcn,uitgee-ven cnveikoopen, verbiedende daarom alle en een iegelyken alls de-iLclvc werken In �t geheel of lm deelen naa te drukken, ofte elders naanbsp;gedrukt, binnen dezelve onze Landen te brengen ,ui t te geeven of tenbsp;verkoopcn; opdeverbeurtevan alle de naargedrukte, ingebrachte,nbsp;o; te verkochte Exemplaaren, en een boete van drie honderd guldentnbsp;(kiar en boven te verbeuren, tc appliceeren een derde part voor dennbsp;Qincier, die decalangiedoen zal, een derde part voor den Armennbsp;der piaatfe daar �t calus voorvallen zal, en �t refterende derde partnbsp;voor de Supplianten; Indienverlfande, datwy de Supplianten metnbsp;dci:2 c onze OSroye alleen willende giatiliceerentot vcihoedingevaiinbsp;haa;efchade, door'tnadmkkenvan alle de voorl'chreeven werken,nbsp;u.u; door ingeenige deelen verftaan den inhouden van dien te au-thoiizeercu ofte te advoueeten, en veel min �t zelve onder onze pro-teti ie en befcheiminge, eenig meerder Credit, aanzien, ofte reputatienbsp;tc gec, CU, nemaar de Supplianten, in cas daar iime iets onbehoorlyksnbsp;zoude influecren, alle�t zelve tot lia.rren latten zuilen gehouden wezen te.verantwoorden, tot dien einde wel expielTelyke begeerende,nbsp;da: byaldienzydeezcnonzeOftroyen, voor alle de voorfchreevennbsp;wctke.nzullenwiilenlfelkn, daar van geen geabbrevieerde ofte gc-contraheerdementiezullcnmogenmaaken, nemaar gehouden zullen wezen , �t zelve Oftroy in �t geheel en zonder eenige omifficnbsp;daarvoor te drukken, oliedoendrukken, en dat zy gehouden zullen zyii een Exemplaar van alle de voorlchreven werken, gebonden en de wel geconditioneert, te brengen in de Bibliotheek van onzenbsp;LnivetfiteyttotLeiden, en daarvan behoorelyk te doen blyken; alles onpeenevan �t elfect van dien te verliezen; Ende ten einde denbsp;Supplumtcndeezeonze Conl'ente en O�iroye mogen genieten, al�nbsp;naar beboeren. Lallen wy alle en iegelyken die�t aangaan mag, datnbsp;zy �c Supplianten van den inhoude van deeze laaten, en gedoogen,nbsp;ruf-c'.yk, vred�lykenvolkomentlyk genieten en gebruiken, Cefle-reiide alle belet ter contrarie. Gedaan in den Hage onder onzengioo-tcuzecgeie hier aan uocn hangen, o^den 14'.Maart, itr�t Jaat onze�nbsp;licaen, eu SaiigmaKcis zcveiititn uendert en zeven.
A. HEINSIUS.
Ter Ordonnar.tie van de Staalen,
AANSPRAAK
E Heer Racine zegt in zyn bericht , gefield voor dit Trcurfpel, dat hy denbsp;it�fFe genomen heeft uit hetderde boeknbsp;van Virgilius Eneade , daar Eneas innbsp;zyn verhaal aan de KoninginneDidodeeze woorden fpreekt;
Lintjuere turn portus jttheo, confidere trmfir�, Certatim focii feriunt mare, (fr amp;quirra verrmra.nbsp;Protinm a�riae Phlt;�acftm abjcondimns arces^nbsp;Litoraque Epiri legimiis , portuqne jmOimmnbsp;Chaonio , 0� celfam Bnthroti adjeendimm urbem.nbsp;Hete incredibil� rerum fama occupat aureis,nbsp;Priamiden Helenum Grajas regnare per urbe�,nbsp;Conjftgio i/Eacids, Pjrrhi fceptrifque potitum:
Et patrio Hndromachen iterum ceffijfe marito. Ohfittpm: miroque incenfum peBm amore ^nbsp;Compellare -virum , �quot; cafm cogmfiere tantes,nbsp;Progredior port�, clajfeis �quot; litora linquens,nbsp;Sollenneis turn forte dapes , ^ trifiia dona ,
Hnte urhem in l�co falji Simo�nt� ad �ndam Lihahat cineri Andromache, JlEaneifqMe -vocabatnbsp;Hecioreum ad tumulnm : viridi q�em cefpite inanemnbsp;Et geminas, caujfam lacrymis, facraverat aras.
quot;Ut me conjpexit venientem, Erota cirexm Hrma amens vidit, magnis exterrita monfirisnbsp;I)irig�it vifii in medio: color ojfa, reliquit.
Labuur, cr longo vix tandem tempore fatur: Verane te facies, veras mihi nuntius offers,
Hate deal vivijhe? out, J�lux alma recefftt,
HeBor ubi eft ? dixit, lacrymafcjue ejfudit, c^� omnem Jmplevit clamore locum, vix pauca furentinbsp;Subjicio, c5quot; raris turbatus vocibus hftco.
Vivo equidem, vitamque extrema, per omnia duco s JVe dubita: nam vera vides.
Heu, quis te cafus dejeclam conjuge tanto Excipit, aut qua digna ftitis fortuna revijit ?
HeBoris y^ndtomache Pjrrhin�� connubia fervas ? Dejecit vultum, 0quot; dsmijfa voce locuta eft:
Ofelixuna ante alias Priameia Virgo, drc.
Het welk wy met den Heer Vondel op deeze wyze vertaalen.
�k Beveel myn volk daerna de haven uit te vletten, Tezeilen, en zich opde doften neer te zetten.nbsp;Maetroos, aen�t roeien, vaeijhit devlacke zeeomftrijt.nbsp;Wy zyn het hooge Hot der Fcacenzen quijt,
Eer iemant ommeziet, en vaeren, langs Epyren, Chaonjes haven in,en gaen den bergh op zwieren,nbsp;Wiens kruin Butrotum draegt, en opbeurt naer de lucht.
Hier hoorei) wy wat nieus, een nau gelooft gerucht, Dat Helenas, de zoon van Priam , hier ten lelienbsp;Noch Pyrrhus gade troiidc , en over �t Grieklch gewellenbsp;Metzynen fcepter heerfcht, en Hektors gemaelin,nbsp;Aen een�T rojaen hertrou wt,hein koellert met haer�min.nbsp;Ik Ba verbaeB, en Bom, verwondert om die maeren gt;nbsp;En blaeke om dezen man te fpreeken , en t�ervaerennbsp;Zoo groot een avontuur, ik laet de haven flaen,
En vloot, en flrant, en ji�B reght voor de Badt, vooraen Was hier Andromache vaB t)ezigh,en zy wijddenbsp;Aan Hektors koudt gebeente, op�theiligjaergetijde,nbsp;LijekofFer, fpijs, en dranek den lijeke, voor de Be,
En muuren, in het woudt, by eenen lantBroom, m� NaerSimo�s genoemt. zy riep den geefl, die waerde,nbsp;Naer�dchijngrafjopgebouwt van gro.eue zoon,en aerde,
VV'aar-
-ocr page 11-Waarover zy een paer altaeren had gewijt,
Om met beklagh het lijck te volgen op zijn� tijt.
Zoo dra zy my vernam, beftuwt met eene bende Trojaenen jfcheen�tverftant geraekt door dezeelende:nbsp;En dees bejegening,zoo plotlung onverwacht, (kracht,nbsp;Verfloegh haerzulx , dat zy ftockflijf ftont, zondernbsp;En, over al haar lijf zoo koudt als ys bevroze,
Hen aenzag daerze {lont, en, als een levenlooze.
Ter aerde zeegh, en fprack in �t ende van verdriet;
O Venus zoon,wat zienwe,uw� blooten fchijn,ofniet? Of zijt gy zelf de b�, en in der daet in �t leven ?
Of uit der tijt gt; waer is myn Hektor dan gebleven ?
Zo fpreektze,en weent,en huilt,zoo droef,dat dit misbaer Door al het kerkwoudt klinckt: en naulijx kan ik haer,nbsp;quot;VViens hart van droef heit fluit, antwoorden, en, van zin-Ontllelt,fta ftil,en ftom,en hou de woorden binnen, (nennbsp;En Hamer woort voor woort: noch leef ik op deze uur,nbsp;Doch �t leven in dien ftaet valt lijdig zwaer en zuur.nbsp;Nu twijfel niet, gy wort hier geenfins uitgeftreecken.nbsp;Och , wat geval heeft u, van zulk een� man verfteeckennbsp;Hier dus te recht gebroght ? wat avontuur geredt.
En we�r in uwen llaet, gelijk voorheen , gezet ?
V erwarmthierHektors weeu het bed vanPyrrus weder? Zy floegh befchaemdelijk en droef haere oogen neder,nbsp;En fprack flaeuhartigh:och Polyxena, gy ipruitnbsp;Van Priam, gy alleen waert d� allerblytte bruit.
Toen gy verwezen wiert op �s vyants graf te fterven, Voor 1'rojes hoogen muur, om niet dus om te zwerven.nbsp;En uitgeiot in echt te tre�n met uitheemlch bloet jnbsp;Aldus in flaverny, na zoo veel wcderfpoet,
Een� zegenrijcken heer t�omhelzen, als zyn flave:
Wy, na �et verbranden van ons vaderlant, en have ; Doorveele ze�n gelolt, geluckelt, moften nochnbsp;Een vrucht in flaverny ter weerelt brengende, och,nbsp;Achilles nazaets hoon en wrevlen aert gedoogen,
Een� trotfen jongelingk, een� vyant hier naer d�oogen En �t aenzicht zien, die, na te Sparte Hermioon,
^ 4 nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 12-De telgh van Leda, troude, en my flavin den zoon
V nbsp;nbsp;nbsp;an Priam, Helenus, zijn� flave , heeft gefchoncken:nbsp;Maer dolle Oreft, (verhitdoor gloet enminnevonckennbsp;Op zijn gefchaeckte bruit, en aangehitft met krachtnbsp;Van Razernyen, die hem om zijn moederllaghtnbsp;Vervolgen,) komt bedeckt den wreeden Pyrrus nader,
V nbsp;nbsp;nbsp;ermoort hem voor �t altaer.
Wy hebbendeeze vaerzen van Maro wat verder uitgebreid en verv�lgd, dan de Franfche dichter gedaan had, om den faamenhang der hiftorienbsp;te beter aan te wyzen. Uit deze vaerzen dan zegtnbsp;Racine dat hy den inhoud van zy n Treurfpel heeftnbsp;opgefteld, noemende de plaats, daar de gefchie-denis voorvalt, nochte te kort doende aan de ge-fchiedenis, en houdende de naamen der vier hoofd-perfonaadjen, en derzel ver karakters: als men alleen uitzondere dat van Hermion� , wiens min-y ver en oploopendheid genoegzaam in de Andromache van Euripidesuitblinken.Wantditbekentnbsp;hy fchier hcteenigftetezyn, dat hy van denGriek-fen Ti'eurdichter ontleent. En fchoonzynTreur-fpel den zelven naam voert, echter is het voorwerp daar van geheel verfcheiden. DeNederduit-fche leezer zal zyn zeggen toeftemmen , indiennbsp;hy ook der Griekfe taaie magcig dit Tooneellluknbsp;met dat van Euripides zal vergelyken. Wat onsnbsp;belangt, wy hebben ditfehoon Treurfpelinonzcnbsp;taaie overgegoten met zoo veel ai beid en naaukeu-righeid, en zoo vele mifllagen in deezen leften druknbsp;verbeterd, dat wy niet twyffelen of de kennersnbsp;Zullen fl�f tot vergenoeging vinden.
-ocr page 13-van
WAs ooit de Kinderliefde in Schildery te maaien, Die het geneegen hart der ouderen beroert,nbsp;En uitgelaat en tot de fierk^e drift vervoert,nbsp;Dan Andromache den hoogHen frys behaalens
Andromach�, die op den Schouwburg voortgetreeden Haar droeve kiagten fiort, en fmelt in hartewee,nbsp;Terwyl de gramfchap woedt, en brengt Hermion�ynbsp;Door minnenjd verrukt,ver buiten�t fpoor der reden.
Waar op Orefies, door de vlammen aangedreeven V%n z.yne dolle min, en eindelooz.en gloedynbsp;Zyn wreeden lafl volbrengt,moordaadig en verwoed,nbsp;In Pyrrhus eigen Hof, en brengt hem om het leeven.
Dus wordt de We duw� van Held Hektor allerweegen
Door ramp op ramp gedrukt, en z.iet haar nieuwe Kroon
WM bloed bemorfi, en vindt geen� troofi dan in haar Zoon,
Dus is op t Scbouwtooneel de rouw in t�p gefieegen.
Orestes, Zoon van Agamemnon, Minnaar van Hermion�.
P Y L A D � s, Boezemvriend van Oreftes.
Pyrrhus, Zoon van Achilles, Koning van Epieren.
Phoenix, Zedemeefter van Achilles, �n daarnaa van Pyrrhus.
Andromache, Weduwe van Hektor, gevangene van Pyrrhus.
C E p HisE.Voedder en vertrouwde van Andromach�.
Hermion�, D�chter van Helena, verloofd aan Pyrrhus.
K L � o N �, cerfte Edeljuff�r �n vertrouwde van Her^ mion�.
Xw^gende.
Gevolg.
gt;van Oreftes.
S�
LDAATENjJ
Het Tooneel 'verheeld het Kminglyke H�f van TjrrhtdS it Buthr�t, Hoofdrad van E^ieren^
-ocr page 15-Pag; I
EERSTE TOONEEL. Orestes, Pylades.
Orestes.
A geen gemeene gunft, � trouwfte mynsr vrinden,
Geniet ik van�tgeluk, nu�tmy u weer doet vinden;
En iyne gramfchap fchynt ten deele alreeds verzoet,
Nu hier Oreftes dus zyn Pylad�s ontmoet'.
Wie durfde ooit hoopen, dat ik u op deeze ftranden, My zo rampzalig , zoude aantr�ffen in het landen?
Dat ik myn vriend naa ruim z�s maanden weer zou zien, En deeze ontmoeting zoude in Pyrrhus hc5f gefchi�n ?nbsp;Pylad�s.
Ik dank den H�mel, die, met (leeds myn� reis te (tuiten, Den w�g na Gr ekenland m�t kracht fciieen toe te fluiten,nbsp;Sints die bedroefde dag, dat dichte by Myceennbsp;Door �t onweer onze vloot gefcheiden wierdt van ��n.nbsp;Helaas wat leed ik niet om zulk een bitter fcheijen!nbsp;Watheeftuw ongeluk myne oogen niet doen fchreijen!nbsp;Ik vreesde, dat u (leeds ontmoette nieuw gevaar;
D�ch �k w�nfchte een deel daar van, �n dat ik by u waar. Voor alles vreesde ik uw�zwaarmoedige gedachten.
Die uw� verliefde ziel begroeven in uw� klagten;
En dat de H�mel u zyn� wreede hulp niet brdgt,
En febonk een�dood die gy aan alle kanten z�cht.
A nbsp;nbsp;nbsp;Maat
-ocr page 16-Maar neen, myti Heer, ik zie u weder, �n �t beftiereii Van �t noodldt voert u heel veranderd in Epieren:nbsp;Wantal die toeftel, al die ftaatelyke ftoet.
En hdflleep toont niet dat ge uw dood loopt in�tgemoet.
ORES TE S.
Wie weet, df�t noodldt op my goed is, df verbdlgen? De liefde doet my een� me�doogenloozc vdlgen.
Wie weet, df xy fflyn�be� begunftigt, dfVerftoot,
En ik hier vinden ial myn keven, df myn� dood? Pylad�s.
Hoe, xyt ge op nieuws een flaaf der liefde ? wilt ge uw keven
We�raandezdrg van xulk een� dwingland overgeeven? Door w�lk een� tovery, naa dat gy �o veel druknbsp;Hebt �itgeftaan, br�ngt hy u w�der onder �t juk?nbsp;H�nnion�, die gy te Spatte niet koft winnen.
Zal die te B�thrdt nu oinxet�lyk xyn van xinnen?
Ik meende, dat ge uw� min gehaat xiende, �n veracht, Een�affchrikvan haar hadt, �n niet meer om haar dacht.nbsp;Bedroogt gy my ?
Orestes.
O neen, ik heb my x�lf bedroogen. �cftraf my niet,xyt eer met uwen vrind bewoogen.
�k Verborg u nimmer myn verlangen , hoop , �n hart, Gy xaagt den aan vang van myn� liefde, �n van myn�fmart.nbsp;Toen M�nela�s aan den wreeker van xyn� fchande,nbsp;Achilles dapp�ren zoon� H�nnion� verpandde.
Zaagt gy myn� wanhoop, �n hoe ik van zee op zee Mync eerfte kluifters, �n die wanhoop voerde me�.
Gy weet, hoe noode ik k�d , datgy me alom verzelde In dien bedroefden Haat, om�t hartzeer, dat my kweldenbsp;Tc maatigen, �n in die onverdraagb�re plaag,
My te bcich�rmen voor my z�lven alk daag.
Maar toen ik zag , dat haare aanbiddelyke lonken Hem al haar�vriendlykheid,my al haar ftuursheid fchonken.nbsp;Toen fcheen het , dat myn hart in toorn om zulk een�nbsp;fmaad,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Myn
-ocr page 17-Myn min vergeeten wilde, in weerwraak van haar� haat. Haar� wreedheid vloekende , �n de krachten van haarenbsp;oogen
Verkleinende, dreef ik den fpc)t met haar vcrmgogen. Ik maakten wys, �k had my verwonnen, ja ik d�chtnbsp;Het zelf, en nam myn tdgt van haat voorminnetdgt.nbsp;Dus, meende ik, had myn� min den laatllen fnik gegeeven,nbsp;En �k landde in Grieken, daar ik liefd�ioos dacht te leeven.nbsp;Maar al de Vdrften, daar vergaderd, hielden raad,
Om voor te komen, zo het fcheen, een dreigend kwaad-Ik voeg me �er by, en d�nk, de roem, �n de oorldg zullen, Nu de onbezette plaats des harten w��r vervullen jnbsp;Of fchuilt �er n�ch een� vonk der halfgeblnfchte min,nbsp;Die wordt gedoofd, zo haalt komt eerzucht daar niet in.nbsp;Maar let eens op den loop der waereldlyke zaaken;
�k Vlieg regelrecht in�t n�t, daar ikmeendeuit te raaken. Ik, hoor van allen kant, hoe dat het Pyrrhus geldt,nbsp;Opwien heel Griekenland met dreigen mort, en fcheldtjnbsp;Mits hy verbaflerd zyn belofte fchynt te breeken,
En in zyn H�f den vloek der Grieken op wil kweeken, Aftyanax, den zoon van H�d�r, �toyerfch�tnbsp;Van zo veel Koningen, zyn buit , en oorl�gsl�t.
�k Hoor, hoe Andromach� haar zoontje had verfchoolen, En liftig aan den fchrand�re U lyti�s had ontdooien,nbsp;Terwijl ze een aivdcr kind liet rukken uit haare arm.nbsp;En overgaf ter dood met nagebootft gekarm-�k Hoor, hoe H�rmion� den Vdrlt met kan behaagen,nbsp;Dat hy zyn hart, �n kroon een� andere op wil draagen,nbsp;�t Geen M�n�la�s Ipyt, fchoon hy �t voor logen houdt,nbsp;Omdat H�rmion� dus lang blyft ongetrouwd.
Maar wyl zyn� ziel, gef�ld van onluil, is voj vreezejj, Gevoel ik myne ziel in t�p verheugd te wcczen:
Ik triomfeer van vreugde , �n meen, dat my de wraak Dieuitgelaatenheid verfchaft, �n dat vermaak;
Maar�t is de ondankb�re, die my�t hart w��r komt ont-ftceken,
A z nbsp;nbsp;nbsp;Een
-ocr page 18-Een halfgeblufchte vlam die weer komt door te breeken. �k Voei dat myn haat alreeds ten einde is van zyn loop,
Of liever , dat my fleeds gevleid heeft liefde, �n hoop. Dies kuip ik �t in den Raad door vrienden, �n door vondennbsp;Dat ik voor Afgezant aan Pyrrhus word gezonden,
En de eifchis, dat hy �t kind van H�ktdr overgeev�, Opdat de Griek om hem niet Itaag in onruft leev�
O H�mel, zo deeze eifch hem gram maakte, en verbolgen, Dat hy my�tkind ontzeide, en myn�Prinf�s liet v�lgen,nbsp;Zo z�gende ik het vuur der nieuw ontfteeken� vlamm�.nbsp;En geen' gevaar zo groot, dat ik niet overkwam.
Nu�tin myn� magtnietftaat myn� min te wederltreeven. Wil ik my blind�ling aan dien hartstdgt overgeeven:
Ja, Pylad�s, ik min, en zal H�rmion� Omzetten, fchaaken, df omkomen hier ter fte�.
Maar gy, die Pyrrhus kent, hoe, dunkt u, liaan de zaaken Ten hove, en in zynhart ? hoeverre zal�t hem raaken ?nbsp;Mint hy H�rmion�, df haat hy haar ? zal hynbsp;My haar ontftoolen hart weer fchenken ? z% het my.nbsp;Pylad�s.
Beloofde ik u, dat hy zo van zyn� Bruid zou fcheiden, Haar Hellen u ter hand, ik zoude u licht verleiden.
Niet dat hy is voorzien met uw� H�rmion�;
O neen, in zyne ziel mint hy Andromach�.
Elk ziet het; maar die trdtfe, in plaats van hem tehooren. Betaalt zyn min met haat; hy kan haar niet bekooren.
Wat hy ook aanwend, zy blyft �veneens geneigd;
Hoe n�d�rig hy haar fmeekt, hoe toornig hy haar dreigt. Vaak veinlt hy haaren zoon van kant te willen helpen ;nbsp;Dan fmelt ze in traanen, die hy llraks weer weet te Helpen:nbsp;H�rmion� heeft zelf hem honderd maal verwoednbsp;Van fpyt gezien, �n dat hy haar weer viel te voet.
Haar �fferde zyn hart, �n zuchtte, min uit liefde,
Zich zelfs geenracefler, en dus w�derzyds benard?
Dan kwaadheid, om de fmart, die hem de ziel doorgriefde. Wie durft, wie kanudan verzeek�ren van een hart.
Hoe ligt kon�t weezen, dat hy dol, beftond te kiezen Zyn� haat te trouwen, en zyn liefde te verliezen ?nbsp;Or�st�s.
Maar kan H�rmion� verdraagen, dat haar ftaat Zo Ids veracht word, enhaar fchoonhcid dusverfmaad?nbsp;P y L A D � s.
H�rmion� doet aan de ganfche waereld blyken,
Als df zy, lachchende met dat verongelykcn, Verzeekerd was, dat hy zal blyd zyn nu, df dan.
Dat zy hem w��r neem� in genade aan, en tot man. Maar in het heim�Iyk heeft zy my haar hart ontflooten,nbsp;Hoe bitter haar die wrdk een jaar lang heeft verdrooten.nbsp;Geduurig reisreede, en tdch blyvende in zyn land,nbsp;Wenfcht zy Or�ft�s vaak te hebben by der hand.
Or �ST �s.
O H�mel, zo ik dat gelooven durfde, ik rende Straks na haar toe.
P y L A D � s.
Gints komt de Koning, maak een ende Van uw Gezantfchap. Spreek, en toon, dat H��tdrs kindnbsp;De Grieken tegens hem in eedgefpan verbindt.
Met hem den dood van zyn� bemindes zoon te v�rgen Zult gy�t verliefde hart tot fpyt en weig�ring t�rgen.nbsp;Twilt rdkk�nen tuffchen hen, is hen vereenen, d�snbsp;Eifch alles maar, om niets te erlangen. Pers, en presnbsp;Hem aan, hy komt.
Or�st�s.
En gy, maak, dat ik haar mag fpreeken, Om wiens wil ik alleen �t Gezantfchap heb befteeken.
Or�st�s, Pvrrhus, Phoenix.
E nbsp;nbsp;nbsp;Or�st�s.
Er ik myn laft voltr�k, in�t openbaar,ftaa toe,
Etl�begroet� met vreugde, als winnaar der Trojaanen, Achilles dapp�reii zoon, ennaazaat; ja wy waanennbsp;Dien Held in u te'zien, als dfhy�t zelve was.
Door hem kwam Hektor om, door u legt Troje in de afch; En gy bewyft door al uw� daaden tot op h�den,
Dat gy alleen zyn� naam zyt waardig te bekleeden. Maar hy �zou nooit, ten fpyt der Grieken, H�kt�rs bloednbsp;Vcrheeven hebben in dien ftaat, als Fyrrhus doet;
En, zich erbarmende uit een av�rechtfch meededoogen, �tGevaarlykoverfch�tdieroorl�g opgetoogen.
Vergeet gy dan zo haall, wie H�kt�r is geweeft ?
Wien n�ch het Grieklche vdlk tot in�t gebeente vreeft; Wiens naam alleen het haar aan weeuw, en weez� doetnbsp;ryzen;
Ja, in gaiitfch Grieken is geen huis, �f�tzal bewyzen, Dat Hektor het een� zoon, df vader k�ft; dus wilnbsp;Een ieder, dat de dood zyns zoons dat klaagen ftill�.nbsp;Myn Heer, wat ftaat ons minvauH�ktdrs zoontevree-zeu.
Dan dat hy z�, gelyk zyn vader de� voor dcezen.
Mot toortfcn in de vuift in onze havens kom�,
De Ichecpcn ftecke in brand, �n brenge �t alles om;
Ja, zo ik zeggen mag, het gene ik wel durf denken;
V rees voor het loon,dat hy u voor dien dienft zal fchenken; Wees op uvv� hoede, dat die doodelyke flang.
Die ge in uw�boezem kweekt, uzelv�niet ftraft� eerlang. Wil dan der Grieken eilch,myn Heer, niet weederftreeven,nbsp;Verzeeker hen de wraak, eliuuw�eigenleeven;
Maak u dien vyand kwyt, die ligt, door �t ongeluk Vanuwedood, zou daen zyn proef, zyn meefterftuk.nbsp;Pyrrhus.
�k Ben aan de Griek en voor hunii�voorzdrg zeer verbonden;
D�ch meende, dat ze op iets van meerder nadruk ftonden: Te meer nu een Gezant, als gy, huun� laft verricht.nbsp;Verbeeldde ik ffiy, 'het was een� zaale van groot gewigt.
Want Agam�mnons zoon dus ftaat�lyk in Epieren,
En uit den naam van al de Griekfche niagt te (lieren, Belooft iets anders, dan�tbejachchelyk bewindnbsp;Der boodfchap, dat men wrdkt op een onnozel kind.nbsp;Maar fcboon het fneuv�len inoeft, voor wien zoude iknbsp;het Aagten ?
Komt hy den Grieken toe, df my hoe moet ik �t achten? Is my alleen verbo�n te hand�len naar myn� zinnbsp;Met mynen krygsbuic ? met den zoon van myn� Slaavin?nbsp;Toen wy, n�ch bloedig van den moord voor Trojeswal-len,
Vaft rookende, den buyt ons daar ten deel� gevallen. Omdeelden, vonnille de kans, dat Hektors zoon,
En weeduw� my ten deel zou weezen, en ten loon. Was H�kuba niet voor UlyATes ? is Kaflandrenbsp;Niet n�ch in Argds, by uw� vader, onder andre?
En maak ik eifch op hen, df hunnen buit, myn Heer ? Misgunde ik hen die vrucht des oorl�gs immermeer ?nbsp;Maar Troie,zegt men,zal zich dus eens w��r verheffen,nbsp;�s Befchermdens ftaal miffchien eerft zyn� befchermernbsp;treffen ;
Dat overleg is wel met groote z�rg verz�ld;
Ik kan zo diep niet zien w'at ons liet nootldt fpelt.
Want overdenkend, hoe weleer die Stad der ftc'den. Zo Aerk bemuurd, zo vol van h�lden, aangebeedennbsp;Van al de waereld, gaf ganfch Azi� de wet;
En hoe dal al die xoem zo deerlyk legt verplet;
Haar trotfe torens .diep in �t gloeijend puin beddivcn, �tPlat land verlaaten, en vanbloed de ftroomengdlven.nbsp;Kan ik niet denken, hoe men een gekluiflerd kindnbsp;In �t oog heeft, dat het zich der wraake ooit onderwind�.nbsp;En fchoon men had den dood van�t arme wicht gezwoo-ren.
Waarom een jaar gewacht, en zo veel tyds verlooren ? Waarom den jongen niet inPriams fchoot geflagt,
ANDROMACHE
Toen ftond ons alles vry, toen hoefde men de jaaren Van oud, �f jong niet uit me�doogendheid te fpaaren.nbsp;De zeege, �n naare nacht meer woedende, dan wy,nbsp;Vervoerde ons blindeling tot alle moordery;
Ja�k hebmyn�vyanden zelf toen te wreed doenfneeven. En zou die wreedheid nu myn� toorn n�ch overleeven ?nbsp;Myn�hand, die ik geneigd tot zyn befcherming vind,nbsp;Zich waffchen in het bloed van een onnoozel kind ?nbsp;Neen, neen, myn Heer, de Griek zoeke and�re ft�f totnbsp;wraake,
Fn�lders, want ik til niet aan zo Ihood een� zaake.
De loop van mynen haat, en vyandfchap is uit; �kBefch�rm het overfch�t van Troje, als mynen buit.
O REST �s.
Myn Heer, gedenktuwel met welke looze ftreeken. En lill een onrecht kind wierd in de plaats gefteekennbsp;Van kleine Aftyanax, �n van den toorn geltort?
Het zyn de Trojers niet, �tis H�kt�r,in het kort.
Dien wy verv�lgen inzyn�zoon, omons te wreeken. Zyns vaders bloeddorft heeft den Griek in toorn ont-Iteeken,
Die niet te l�lichen is, dan in het bloed des kinds.
Dit �s de oorzaak, dat ik in Epieren kom, � Prins; Muar kom hen voor.
Pyrrhus.
Neen, neen,ik zal met vreugde aanfehouwen. Dat zy Epiren vooreen tweede Troje houwen.
Zy komen vry, indien hun afgebrand gemoed Aleens acht�s winnaars, �n des overwonnen bloed.
�tIs �leerll niet, dat wy van de Grieken onrechtlyden; Myn vader kreeg dat loon gemeenlyk voor zyn Itryden;nbsp;En wilt �er H�kt�r teen zich van te dienen, ligtnbsp;Zal�tnugeennaadeel doen aan�t naagelaaten� wicht.
O R � S T � S.
Door die we�rfpannighcid zult gy hunu� baatzucht fch�rpen.
PrR'
-ocr page 23-Pyrrhus.
Hoe won ik dan, om my den Grieken te onderwerpen? O REST �s.
H�rmion�, myn Heer, zal u licht om doen zien,
En zich ter zoen van u met haaren vader bi�n.
Pyrrhus.
Schoon ik H�rmion� meer minde,als ooit voordeezen, *k Behoef daarom de flaaf haars vaders niet te weezen;nbsp;En moog�lyk zal ikundch zien doen deezen dag,
Hoe ik ver�enen kan myn liefde, �n myn gezag.
Gaa ondertulTchen by H�rmion� uw� plichten,
Wyl gy namaagfchap zyt, afleggen, en verrichten. Voorts moogt ge, zonder dat ik�tu belette, gaan.
En zeggen, zo �t u luft, den Griek myn� weig�ring aan.
Phoenix, Pyrrhus.
ZP H o E NI X.
O zendt gy hem, myn Heer, zelf heen na zyn�beminde ,
Pyrrhus.
�t Is waar, men zegt, dat hy voor deezen haar bezinde. Phoenix.
Maar zo dat vuur op nieuws eens w��r te ontvonken kwam?
Hy haar zyn hart bood, zy zich zengde aan zyne vlam? Pyrrhus.
Dat zy zich onderling beminnen, �k ben te vreede;
Hy maak�, dat zy met hem vertrekke, neem� haar meede Na Sparte; dat men hem, n�ch haar myn� havens fluit;nbsp;Zo raakt �er myn verdriet, �n onlufl met hen uit.nbsp;Phoenix.
Myn Heer...
Pyrrhus.
�k Zal u hier naa myn hart ontdekken kunnen; Daar komt Andromach�.
A s nbsp;nbsp;nbsp;VIER'
-ocr page 24-lo ANDROMACHE,
Pyrrhus, An�romach�, Cephise. Pyrrhus.
M.
LEvrouw komt gy me gunnen �t Geluk van uw bezoek, dat onwaardcerlyk goed.!�nbsp;Andromache.
�kGaanadcplaats, daar gy myn�zoon bewaaren doet. Dewyl gy my vergunt hem ��nmaal �s daags te Ipreeken,nbsp;Wienik aPt overichdt van Troje, �n Hekt�r reeken,nbsp;Zo ging ik met hem, naar gewoonte, ons beider ftaatnbsp;Befchreijen ; �k weet n�ch niet, hoe �t h�den met hemnbsp;gaat.
Pyrrhus.
Mevrouw, zo�tvreezen,daardeGrieken van gewaagen. Gegrond is, men beft�ltuand�re ft�f tot klaagen.nbsp;Andromache.
Wat vrees, myn Heer, wat vrees maakt Grieken weer beducht ?
Is ligt�lyk een Trojaan zyu�flaaverny ontvlugt?
Pyrrhus.
Neen, de oude veete, �n wrok op H�kt�r fchym ver-rcezen,
Men vreeft Aftyanax.
Andromache.
Waard oogwit van hun vreezen Een ongelukkig kind, helaas! het weet nekh pas,
Dat gy zyu Heer zyt, �n zyn Vader H�kt�r was^ Pyrrhus.
Hoe�t zy, gantfeh Grieken wil eenpaarig dat hyft�rve, En Agam�mnons Zoon zyn dood by my verw�rve.nbsp;Andromache.
Zult gy tot zync dood ook geeven uw'e ft�m ? ja, �t is op my gelaan ^ maar ach! yvat xstakt dat hem ?
Hoe!
-ocr page 25-E L.
11
Hoe! Grieken vreell, dat hy zyn Vader ooit zal wrceken ? O neen; men wil my flechts van zynen trooft verfteeken;nbsp;Omdat hy my verftrekt voor vader, �n voor man,nbsp;Raak ik hem kwyt; �n gy zyt zelf daar de oorzaak van.nbsp;Pyrrhus.
Mevrouw, myn� weig�ring heeft uw� traanen voorgekomen,
My dreigt de wraak, waar mee hunn� hart is ingenomen; Maar fchoon de Griek h�t kind kwame eifchen over zeenbsp;Met duizend fchepen , �n zich ankerde op myn� re�;nbsp;Al kdfte�t meerder bloed als ooit H�l�nes fchaaken;
Al zou dit H�f tot afch, naa tien jaaroorldgs, raaken; Ik Hap�er over, ik vlieg tot zyn� hulp, en zalnbsp;Uw� zoon befch�rmen, al was�t met myn eigen� val.nbsp;Maar mag me al dit gevaar, waar in gy my ziet loopennbsp;Om uwent wil, wel ooit op uwe gunft doen hoopen ?nbsp;Ik aller Grieken haat, van allen kant benard,
Moet ik n�ch worft�len daarenboven met uw hart? Myn arm is te uwen dienfte, �n, mag ik niet verlangen.nbsp;Dat gy myn need�rig hart eens eind�lyk zult ontfangen?nbsp;Geef my ten minftenhoop, dat, als ik vooruftry,
De fchoone Andromach� my zelf geen vyand zy. Andromache.
Myn Heer, hoe fchandlyk zou dat by den Grieken luiden:
Geef hen geen reeden, om uw goeddoen te misduiden. Dit cedel opz�t moet niet fpruiten uit uw� min;
Held Pyrrhus banne zulk een� zwakheid uit zyn zin;
En ach! wat moogtgemy om wederliefde vraagen;
Ik haat my z�lve, hoe zoude ik den V�rft behaagen? Wat zoudt ge doen met zulk een ongelukkig hart,
Een hart, van u gedoemd ter onuitwisb�re fmart?
Neen, zich te ontfermen, als de vyand legt ter neder. Hem goed te doen; den zoon aan zyne moeder wedernbsp;Te geeven, �n om hem geen vyanden te ontzien;
Zelfs zonder hoop van loon, hoe veel men ook verdien�.
Ja j tegens mynen dank myns kinds befchermer ftrek-ken,
Zoude in Achilles zoon zyn heldenhart ontdekken. Pyrrhus.
Hebt gy den wrdk zo diep geprent in uw gemoed,
Dat gy my eeuwig haat, �n draft, gelyk gy doet ?
My icheen voorheen de naam uws vyands wel te pallen, Ik heb myn� hand in �t bloed van de uwen vaak gevvaf-fchen;
Maar zo�k uwe oogen heb doen fchreijen altem�t. Heeft my hunn� wreedheid dat niet ruim betaald gez�t ?nbsp;Wat heeft my �t naaberouw de ziel niet komen knaa-gen ?
�k Lyd meerder,dan ik ooit uw Troje deed verdraagen. �k B�n flaaf, gekluifterd van myn� droefheid overmand,nbsp;My kw�lt een grooter vuur in�thart, als Trojes brand.nbsp;Die z�rg, die traancn, al die onruft zal doen blyken...nbsp;Ach! is myn� wreedheid by uw� wreedheid te gelyken ?nbsp;Wy hebben lang genoeg malkandcren geplaagd;
Om onze vyanden dient eens die haat verjaagd. Ver��nenwe ons; wil Hechts wat hoops inmy verwekken.
Ik berg uw� zoon, ik zal hem z�lf tot vader ftrekken, En onderrechten van de midd�len zyner wraak;
Ja llraffcn Grieken zelf tot voorftand onzer zaaL Een lonk Hechts, �n geen vrees zal ooit myn opz�t treffen ;
Dus kan zich Troje eens weer ligt uit zyne afch verheffen;,
Dus kan in minder tyd, dan Troje kwam ten val.
Uw kind weer Koning zyn in zyn� h�rbouwden wal. Andromache.
Myn Heer, die hoop kan my n�ch trooft, ndch blyd-fchap geeven.
Al hoopte ik het zo lang zyn vader bleef in�t keven. Gcwyde muuren! neen, konumyn H�kt�r niet
Bc'
-ocr page 27-Befch�rmen, wacht vergeefs, dat gy ons weder riet. Myn Heer, het is n�ch ftaat, n�ch wraak, �t geen wynbsp;bejaagen;
�t Is on�e ballingfchap, dieumyn� traanen vraagen; Vergun my, dat ik verr� van u en Grieken bei�,
Myn� zoon verfchuilen moge, �n om myne Ega fchrei�. Uw� min zalu, �n ons te doodelyk doen haaten:
Wil tot Hermion� we�rkeeren, my verlaaten. Pyrrhus.
Mevrouw, hoe kan ik (ach! kon ik het doen, ik zou �t) Haar �fferen een hart, �tgeengy gevangen houdt.? .nbsp;Haar is myn� kroon beloofd, zy is tot in Epierennbsp;By my gekomen, om ons huuw'lyks feefl: te vieren,nbsp;�tGeval bragt beideuuit uw�ryken in het myn�.
Haar om hier Koningin, u, om Slaavin te zyn.
Maar z�cht ik immermeer haare oogen te behaagen ? Moet zy in�tteegendeel niet lyden, �n verdraagen,
Dat ik haar hoone, �nuaanbidde? fchynt het niet,
Dat zy gevangen is, �n dat gy hier gebiedt ?
Schonk ik H�rmion� maar eens een� van myn�zuchten. Wat zou het uit haar hart niet al verdriets doen vluchten?nbsp;Andromache.
Wat reeden heeft zy om uw� zuchten af te flaan ?
Zy is verplicht aan u, �n aan uwe oorl�gsdaan.
Heeft ooit uw� toorts, �f Haal haar� man, �f Stad ver-flonden?
Vindt zy haar liefde aan een� verflagen� man verbonden? En welk een man ! � wreed ged�nken! zyne valnbsp;Alleen verbreidt den l�f uws vaders overal.
Zyn�grootllenluiller heeft hem Hekt�rs dood gegeeven; Bei, zonder mynen ramp, waart ge onbekend gebleevcn.nbsp;Pyrrhus,
�t Is wel, �t is wel, �k zal u gehoorzaam zyn, Mevrouw; �k Zal u vergeeten, �kzal u haaten, maar met rouw,nbsp;Ook is myn� moed te vol, �n veel te hoog gereezen.nbsp;Om buiten wedermin, �f bitt�ren haat te weezen.
' nbsp;nbsp;nbsp;Br-
-ocr page 28-Bedenk n wel, lie toe, dat ik myn� hoop verwerv�, Of lyt veri�kerd van uw uitterfte bederf.
Gy iiilt myn� toorn, uw ftraf, op u alleen niet haaien, O neen, des moeders fmaad zal ook de zoon betaalen;nbsp;De Griek begeert hem, �n ik weiger hem niet meer.nbsp;My noodt tdt voorftand van ondankb�re, plicht, n�ch eer.nbsp;Andromache.
Hy zal dan ft�rven! �n heeft anders geen befcherming. Dan zyne onnozelheid, helaas, �n myne ontferming!nbsp;Hy fterve, ik vdlg hem, en zal door zyn ongeluknbsp;My haaft ontflagen zien van allen ramp, �n druk.
Om zynent wil verl�iigde ik myn rampzalig leeven;
Nu zal ik met hem by zyn� vader my begeeven,
En onze harten, die gy zelfwe�r t�zamen bindt,
En we�r vereent...
Pyrrhus.
Gaa, gaa, Mevrouw, bezoek uw kind, Ligt kan het zyn, dat, als gy hem zult zien, �n Ipreeken,nbsp;Een ander overleg dien trdtl�n toorn� zal breeken.
Ik zal om de uitflag hier ftraks wederkeeren; maar Als gy uw� zoon omhelll, d�nk dan om zyn gevaar.
Einde van het eerfie Bedrjf.
TREURSPEL. 15
EERSTE TOONEEL. H�rmion�, Kl�on�.
IH�RMI ON�.
Swel, ik doe, �t geen gy begeert, hy ial me kunnen 13ezoeken, deeie vreugd wil ik hem niet misgunnen.nbsp;VorftPylad�s �al hem Itraks zenden hiernatoe;
Maar�k ftaaintwyftel, �fik wel, �fkwaalyk doe.
K L�O N�.
Zyn� tegenwoordigheid kan immers u niet deeren;
Het is de zelfde Orefl:, Mevrouw, wiens wederkeeren Gy dikmaals hebt gewenfcht; wiens afzyn vaak beklaagd;nbsp;En wiens ftandvarte min uw� hart ndg daag�lyks knaagt.nbsp;H�rmion�.
Ach! zyn�ftandvaftighcid, die�k nooit wou gunftigwee-zen.
En myne ondankbaarheid doen my zyn byzyn vreezen. Wat zeege is dit voor hem, wat fchande is dit voor my,nbsp;E)at ik veracht word in myn� min zo wel, als hy ?
Zal hy niet zeggen, wel is dat die trdtl�, �n fiere ?
Te Sparte hoont men my; haar hoont men in Epiere; He ondankb�re, diehaarharthieldtopzohoogeen�prys,nbsp;Wordt met verachting, tot haar� fchande �n fchaade, wij s.nbsp;G Go�n!
Kl�on�.
Mevrouw, uw�ziel is te onrecht zo bewoogen; Zyn hart k�nt al te wel de krachten van uwe oogen.nbsp;Nooit hoonde oprechte min het oogwit zyner vlam.nbsp;Zyn hart br�ngt hy weerom, dat hy u gaerne ontnam.nbsp;Maar wat gebiedt u tdch de Koning, uw Heer Vader ?nbsp;H�rmion�.
Zo Pyrrhus langer mart met uitftel, zich niet nader Eed�nke, �n Hekt�rs zoon gewillig n�dermaalc,
Dat my de Griek weerom me�voeren zal uit wraak.
K L � o-
-ocr page 30-Kl�on�.
Verhoor Or�ft�s dan, wanneer hy u komt fmeeken; Nu Pyrrhus�t werk begint, zult gy het laaten fteeken ?nbsp;Om wel te doen, zyt zelf voor Pyrrhus in de weer;nbsp;Want naar gy zegt, Mevrouw, zo haat gy Pyrrhus zeer.nbsp;H�RM lON�.
Hoe kan ik afftaan hem te haaten? �k b�n het fchuldig Eershalven, hy vergeet myn�min, die�k zo zdrgvuldignbsp;Bewees aan dien ondankb�re, ach! zo van my bezind!nbsp;Om niet te haaten, heb ik hem te zeer bemind.
K L�ON�.
Zo vlie dan weg: want nu Or�ft u op komt pafl�n... H�rmion�.
Hy gunn� myn� woede t�ch meer tyds om aan te waflen. �k Zal my verbitt�ren in myn� vyand aan te zien;
Ik wil met meerder fchrik van dien ondankb�ren vli�n; Hyzal me, ik twyfel niet,daar It�fs genoeg toegeeven.nbsp;K L�O N�.
Hoe,wacht ge,dat u n�ch meer hoons werd� toegedreeven? Die eene ondankb�re, �n dat noch in uw byzyn, mint.nbsp;Maakt, dat men ftdfs genoeg om hem te haaten vindt.nbsp;Wat kan hy meerder doen ? kunt gy zo veelverdraagen,nbsp;'Zo zie ik wel, dat hy u nimmer zal mishaagen.nbsp;H�rmion�.
�k Wil niet, dat gy me in myn verdriet zult farren, �n �k Vrees my te k�nnen in den ftaat, waar in ik b�n.
In alles wat gy ziet, mistrouw uwe eigene oogen;
Zeg, dat ik niet meer minn�,doe me op die zeege boogen. Zeg, dat zyn� koelheid my het hart herlchept in ys;
En, is het moog�lyk, maak my ook het zelfde wys. Gywilt, dat ik hem vli�, welaan, niets houdt me t�gen;nbsp;�k Gun hem den buit wel,dien zyn� liefde heeft verkreegen.nbsp;Hy liefkooz� zyn� Slaavin, �n zie haar na �t gezigt.nbsp;Kom vlien we. Maar zo hy we�rkeerde tot zyn� plicht!nbsp;De trouw w��r plaats vond in het hart van dien ontrouwen !
Hy my te voet viel, �n gen^ bad met benouwen!
Ach liefde! bragt gy hem we�r onder myn gebied! Indien.,. maar neen, hy fchept vermaak in myn verdriet.nbsp;Kom blyven we echter, om hunn� blydfchap te verftooren;nbsp;Ons byzyn ftrekke h�n tot overlalt, �n tooren;nbsp;Ofmaaken wy, dat hy, gedwongen onzen bandnbsp;Te breeken^ fchuldig by den Griek Zy aan die fchand.nbsp;�kHeb t�genshaaren zoon reeds hunne wraak ontlleeken;nbsp;�k Wil, dat men hem ook om de moeder aan kom�Ipree-ken;
Men dryf haar �t leed, dat zy ons aandoet, w�der toe; Dat zy hem helpeomhals, �f hy haar fneuv�len doe,nbsp;Kl�on�.
Meent gy dat die bedroefde ooit hadde in haar�gedachten. Haar� fchoonheid neffens uwe aantrek�lykh�den te achten?nbsp;En dat een hart met zoveel kwellingoverlaannbsp;Ooit naar het hart van haar befchermer hebb� geltaan ?
O neen, ze is �ven droef, als ze immer was voorheenen; Waar�t zo,gelykgyvreeft, zy maatigde��ns haar weenen.
Let op haar koelheid, op haar� fierheid, op haar� haat. H�rmion�.
Ach ! waarom hield ik me ook zo fier niet van gelaat ? �tHart lag my op de tong, ik heb niet konnen veinzen;nbsp;�k Dacht, dat ik zondervreesmogt uiten myn� gepeinzen.nbsp;Geen lluursheid wapende myne oogen; ach wat fmart 1nbsp;Ik ging alleen te raad� met myn ontftooken hart.
En wie zoude anders doen, dan ik deed? wie zou d�nken, Dat hy zou durven eer, �n eed, meineedig kr�nken?nbsp;Onthaalde hy my, als hy nu doet ? alles riedtnbsp;My aan, dat ik hem zou beminnen; weet gy �t niet ?
Hy wasde wreeker van ons huis, het heul der Grieken, En Trojes ftraf; zyn naam, gedraagen op de wiekennbsp;DerFaame, vloog dien van Achilles verr�voorby;nbsp;Behalven dat ik hem verliefder achtte, als my.
Myn hart in �t end , myn hart te vol van zyne daaden,
B nbsp;nbsp;nbsp;Gy
-ocr page 32-Gy zelf verriedt my eer, eer hy my kwam verraaden. Maar Pyrrhus blyve die hy wil, Or�ft�s heeftnbsp;Ook deugden, �n ik heb te wreed met hem geleefd;
Hv weet van minnen, zelfs al mint men hem niet weder; Ligt zengt my zyne vlam, een vrouwenhart is teder;nbsp;Hy kome, ik wacht hem af.
Kl�on�.
Daar komt hy recht van pas, H�RMioni.
Helaas! ik dacht niet, dat hy zo dicht by ohs was!
H�rmion�, Orestes, Kl�on�.
VH�rmion�.
Erlaat ge een oogenblik den laft van uw Gezantfchap, Om,naar�tbetaamen van ons beider bloedverwantfchap,nbsp;My te bezoeken ? df mag ik my vleijen, datnbsp;Op uwe ziel een� vonk der oude vlamme vat ?nbsp;Orestes.
Mevrouw, �t vermogen van myn� liefde werkt zo krachtig. Dat ik geftadig (ach! hoe wel zyt gy�t indachtig)
Uw fchoonheid v�lge, om die te aanbidden overal. En eeuwig zweer, dat ik haarimmervdlgenzal.
Uwe oogftraal, voel ik, vlymt myn� wonde in �t hart weer open;
Ik b�n meineedig, met op uwe min te hoopen.
�k Bek�n �t, �n fchaam �t my;maar ik zweer u by de Gd�n, Getuigen hoe verwoed ik van u b�n gevlo�n;
Dat ik me alom, waar flechts gevaar fcheen, z�cht te fmyten.
Om door myn fterven my eens van myn eedtekwyten. Ik b�delde myn� dood by v�lken, die verwoednbsp;Geen �ifer deeden, dan alleen van m�nfchenbloed;nbsp;Maar hunne kerk wierdt my geflooten; hunne altaarennbsp;Begeerden�t bloed, �t gene ik verk willen wou, tefpaaren.nbsp;In �t eind kom ik t�t u; uw oog ontzegg�me niet
Den dood te fchenken, die me aan alle kanten vliedt. Alleen uw� koelheid is dit magtig te volbrengen;
Zo gy niet, dat ik flechts mag hoopen, wilt geh�ngen: En fteeds volhardt met my te zeggen, dat ge altydnbsp;Betuigt hebt, zo raak ik �t wanhoopend leeven kwyt.nbsp;Dit is een jaar lang al myn hoopen, �n verlangen,nbsp;Mevrouw, �n�tftaataanueenedfFerhand te ontfangen,nbsp;Die lang geflagt waar door den wreedenSchyt, had hynbsp;Min mededoogend, �n zo wreed geweeft, als gy.nbsp;H�rmion�.
Hoe, zou H�rmion� zo waard een bloed verfpillen, Daar zich ganfch Griekenland op heeft verlaaten willen ?nbsp;Eh gy, volvoert ge dus den lalt van Griekenland,
Dat gy in uw perfoon vertoont, als hun Gezant.^
Aan uwe uitfpoorigheid zal Griekens wraak dan hangen, Als df Oreftes komlf waar �t wit van hun verlangen ?
V olvoer uw� laft,myn�Heer,zo �t voegt,voldoe uw� plicht. Orestes.
Door Pyrrhus weig�ring vind ik dien geheel verricht: Want hy, vervoerd door zyn� flaavinne, df uit ontferming.nbsp;Neemt haare zaak, zo wel als zoon, in zyn� befcherming.nbsp;H�rmion�.
De ontrouwe!
Orestes.
Des is my niet ov�rig, dan alleen De plaats van Hektdrs zoon elendig te bekleen.
Bei zyn wy vyanden, ik de uwe, �n hy der Grieken ; Wreek u aan my, nu �t kind fchuilt onder Pyrrhus wieken.nbsp;H�rmion�.
Beeldt uw vervoerdheid u geftaag die dwaaling in,
Dat gy my eeuwig acht te zyn uw� vyandin?
Aan welk een� wreedheid maakt my uw vermoeden fchul-dig?
�k Blyfhier te Buthr�t, als gevangen, �kly�tgeduldig Opvadeplaft; maar ach! hoe w�etgy, df myn hart,nbsp;Schoon ik my anders hield, niet deelde in uwe fmart.^nbsp;Banbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ge-
-ocr page 34-Gelooft ge Oieltes, dat ge alken hebt recht te klaagcn ? Dat uelde �n ipyt my nooit het hart be�ond te knaagen?nbsp;En eind�lyk, dat ik u in weerwil van myn� plichtnbsp;SojDtyds niet by my hoopte, �n w�nfchtcinmyngczigt?nbsp;Orestes.
My w�nfchte in uw gezigt! aanbiddelyke fchoonheid! Maar meent ge �rcltesai? �t is buiten uw�gewoonheid.nbsp;Verzin u niet, het is �reftes, die hier ftaat,
Oreftes, �t voorwerp van uw gramfchap, van uw�haat. Her MI o N�.
Neen, �t is Oreftes, die aan myn� bevalligheden Geleerd heeft, welk een� kracht zyopdc zielen decdcn;nbsp;Wiens deugd hem waard maakt, dat men xo veel VMinbsp;hem hou,
En dien ik gaeriie, zo ik kon, beminnen ZOtt, Orestes.
Ik merk, Mevrouw,ikmerk,al,watmyftaattehoopcn; My w�nfcht men alles goeds, �t hart ftaat voor Fyrrhusnbsp;open.
Hermion�.
W�nfch Pyrrhus l�t niet, wees zo verre niet verblind, �k Zoude u zo haaten!
Ore STES.
Neen, dan wierd ik recht bemind; Dan wierd ik aangezien van u met andere oogen.
Gy wilt my haaten, �n �t is niet in uw vermoogen; Maar als ik Pyrrhus was, zo zoude uw� minnebrand,nbsp;In fpyt van uwen haat, bekomen de overhand.nbsp;OGoon! zo veel oiitzags! die liefde! �n die zo teder!nbsp;Mevrouw, verftondtgy my, gygaattmy�t keven weder.nbsp;Want fchoon ge in wc�rwii vanuzelve voor hem pleit.,nbsp;De ondank��re weet het u geen dank; recht uitgezeid,nbsp;Gy wordt van hem veracht, �n zo hy ooit een� klagte,nbsp;Of zucht...
H�rmion�.
Wie zeiae u ooit, dat Pyrrhus my verachtte�
Heeft immer u zyn woord, �t�weezen zulks gemeld? Of is �t myn� fchoonheid, die by u zo weinig gelat ?nbsp;Schiet numynoogzo flaauwe, �nkrachteioozedraaien?nbsp;�t Is wel; �tzal elders ligt meer zeege, �ngundbehaalen.,nbsp;Orestes.
Vaar voort flechts, �n verdruk my vry met al uw� kracht; B�n ik het wreede, die uw moordend oog veracht?
�k Heb om die vonken dan niet leeds genoeg geleeden ? Ik k�n hunn� kracht niet ? men verwyt het my met reden ?nbsp;Uw� fchoonheid ik veracht! wat had uw� ziel al ruft,nbsp;Waart gy van Pyrrhus hart, zowel, als�tmyn�, bewuft?
H�RMI ONE.
My legt ndch aan zyn� haat, ndch aan zyn�min gelegen. Gaa dien we�rfpannigen fleclits, als een�vyand, tegen;nbsp;Gaa br�ng ganfeh Griekenland in wapens t�t zyn� ftraf,nbsp;Epieren weide Troje, �n ftrekke Pyrrhus graf.
Wat zegt ge nu? is dat beminnen ? df is �t haaten? Orestes.
Mevrouw, doe meerder, kom met my zyn Ryk verlaaten. Wilt ge altyd blyven hier ten hove in gyzeling?
Uw byzyn is. Mevrouw, ons nut voor alle ding;
�t Zal aller Grieken haat fel wetten, �n verylen.
H E R MI o N �.
Maar zo Andromach� hem trouwde midlerwylen? Orestes.
Wat dan Prinfes ?
H�rmion�,
Bezef, hoe vremd het klinken zou, Wat fchand voor ons, indien hy trouwde een� Trooifchenbsp;vrouw ?
Orestes.
Is dat hem haaten! Ei, bely vry uw� gepeinzen;
Een� minnevlam is niet te dekken, ndch te ontveinzen; �t Verraadt ons alles, fpraak, ftilzwygen, mond, �n oog,nbsp;�t Beflooten� vuur vliegt op, als �t plaats krygt, hemelhoog.
B 3 nbsp;nbsp;nbsp;Her-
-ocr page 36-Hermion�.
Ik zie, waar�t fchort; uw ziel met argwaan ingenomen, Braakt op myn meining �t gift, dat haar zal om doen komen ;
Zoekt fteeds een� omw�g in de opr�chtheid van myn* zin;
En d�nkt myn� haat te zyn�t bewys van myne min. W�l, hoor dan, hoe �t er legt, gy kunt�er�t werk nanbsp;. (tieren:
Gy weet, hoe my myn� plicht gevoerd heeft in Epieren, Dat my myn� plicht hier houdt, �n dat ik blyven moet,nbsp;Ten zy my Vader, �f deKoning w�g gaan doet.
Gy kunt hem uit den naam van Vader dit doen weeten: Der Grieken vyand zal zyn� fchoonzoon nimmer heeten.nbsp;Hy vonniirtulTchen my, en tulfchen H�ktdrs zoon,nbsp;Wien hy wil milfen, �f hier houden met der woon.
Hy z�nde my weerom, �f geeve u �t kind in handen. En (temt hy �t eerfte, ik gaa voort met u uit zyn� landen.
Orestes,
IK twyfel niet, gy zult verlaaten Pyrrhus h�f.
O ja, �k verz�ker u alre� van zyn verl�f.
Hy zal H�rmion�s vertrek met vreugd gedoogen;
Zyn lieve Trojaanin verblindt, �n (luit hem de oogen; Alle and�re fchoonheid Itaat hem t�gen, �nmilTchien,nbsp;Zal hy niet liever, als ons eigen aanb�d zien.
Met ��n woord is �t befchikt. Go�n! kan ik het gelooven, Dat zich Epieren laat van zulk ��nfehat berooven?
B�rg nu vry �t overfch�t van Troje, �n H�kt�rs ftam, Zyn zoon, �nw�duwe, �n al wat dien brand ontkwam,nbsp;Epieren, zo ge my fl�chts myn� Prinfes wilt geeven;nbsp;En wy uw� V�rft, �n u verlaaten al ons leeven.
Daar komt hy by geluk; �Min, hoor myn� gebe�n.
En fluit zyne oogen voor zo veel� beyallighe�n.
VIER-
-ocr page 37-Pyrrhus, Orestes, Phoenix.
H nbsp;nbsp;nbsp;Pyrrhus,
Ebugezdcht, mynHeer, de oploopendheld der zinnen
Belette, dat op my de r�den niet kon winnen ;
�k Bck�n �t; maarf�derd heb ik my met ernft bedacht, Erk�nd haar� billikheid, �n ingezien haar� kracht.
�k B�n met u ��ns, dat ik den Grieken, �n myn vader. En ligtelyk my zelv� te kort doe, ja ligt kwaader;nbsp;Dcwyl ik Troje zond� h�rbouwen, �n verra^nnbsp;Myns vaders luifter, �n myne eigene oorldgsdadn.
Te r�cht waar �t Griekfche vdlk met gramfchap ingenomen ;
En �t zal op uw� bev�l Aftyanax bekomen.
Orestes.
Myn Heer, hoewel �t befluit is Idffelyk, �n goed,
Zo koopt ge ddch den vre� met�s kinds onfchuldig bloed. Pyrrhus.
Zo is het; maar ik wil dien band n�ch vafter maak en. Hermion� zy �t pand, dat ik dien nooit zal flaaken.
�k Neem haar ten echt. Het fchynt, dat dit gez�gend feeft
Waar� zonder uwe komft gantfch onvolmaakt geweeft. Gy zult heel Grieken, �n haar vader z�lf vertoonen:nbsp;Want Agam�mnon fchynt geheel in u te woonen.
Gaa, groet haar, Heer, �n zeg, dat ik haar, als het pand Der vreede, met haar hart wacht mdrgen van uw� hand,
Orestes.
6 Goden!
Pyrrhus, Phoenix.
P nbsp;nbsp;nbsp;Pyrrhus.
Hoenix , w�l heeft liefde�t veld behouden gt; B�n ik die �elfde n�ch, dien ftraks uwe oogen fchou-den?
PhoeniJc.
Oneen, nu k�n ik u; die �d�le gramfchap heeft Gemaakt, dat gy weer voor u z�lv�, �n Grieken leeft.nbsp;Wie hoopte dat gymet uw liefde te verjaagen,
Den roem te omh�lzen, zo op ��nen iprong zoudt waagen! XJ zelf te redden uit dien flaaffchen minneftrik!
Maar Pyrrhus, als hy wil, wint in een oogenblik.
De laffe liefde hecht niet langer op dien Minnaar;
Hy is Achilles zoon, �n naazaat; dien verwinnaar,
Die Pyrrhus, die in tyds weer tot zyn� glori keert,
En voor de tw�de maal van Troje triomfeert. Pyrrhus,
Z�g liever , dat myn� zeegeeerfte h�den gaat beginnen. Omdat ik h�den eerft recht aanvang te verwinnen.
Myn hart, n�ch ftraks zo yl, �n nu zo vol van moed, Meent, dat het in de liefde een l�ger fneuv�len doet.nbsp;Wat myde ik al gevaar! �t is niet w�l af te meeten;nbsp;Wat floept de liefde niet al rampen aan een�k�ten!nbsp;Myn� vrinden maakte ik my t�t vyanden; de w�tnbsp;Van plicht, �n eer... Een� lonk had my heel omgez�t;nbsp;Ik wierd alre� gedreigd van al de Griekfche ftaaten,
�k Waar blyd gefturven., had myn� dood haar kunnen baaten.
Phoenix.
Ik dank den H�mel, die haar� trosheid had verftaald, Vermids...
Pyrrhus.
Gy hebt gezien, hoe zy my heeft onthaald.
Ik
-ocr page 39-Ik dacht, toen ik haar hart ontroerd iag, enverldgen, De liefde tdt haar� �oon zal eind�lyk overweegen:
Ik beeldde my al in, datze in myne armen lag.
Maar dol, �n vol van druk, �ntrdtfcr, dan ze plag. Heeft zy my afgez�t; �n meer, dan ooit te vooren,
Liet zy ftalg uit haar mond den naam van H�ktdrhoorcn. �kBood haar vergeefs myn� hulp voor �t jongske� datzynbsp;hiel
In de armen; �t is, fprak zy, myn man, myn� tweede ziel. Hoe zweemt naar hem die mond, �n fierheid zyner oogen!nbsp;Myn H�ktdr, ik heb u in de armen; �t is geenloogen!nbsp;Wat meent ze, d�nk ik, dat ik haar dat voedfel vannbsp;Haar� liefde laaten zou,�t afbeeldfel van haar�man?
P H OE N1X.
Gewis, geen ander loon ftondt voor uw�dienften open. Maar kreun u haarer niet.
Pyrrhus,
Ik merk, wat haar doet hoopen. In fpyt van mynen toorn draagt ze op haar� fchoonheidnbsp;moed.
Die trdtfe wacht, dat ik ndch ��ns haar vall� te voet. Maar fchoon zy �t my deed�, �kzoud het aanzien Zondernbsp;minne:
Ik b�n Achill�s zoon, zy H�ktdrs gemaalinne;
Te groot een� baatzucht fchift �n fcheidt Andromache Van Pyrrhus.
Phoenix.
Toon �er u dan niet bekommerd me�. Bezoek H�rmion�, �n zoek die te behaagen,
Vergeet met haar den hoon, dien gy niet kunt verdraagen. �t Is raadzaam dat gy z�lf haar port tot deezen �chtnbsp;En zulk een� lalt niet op uw� m�deminnaar l�gt,
Gy weet, hoe hy haar mint.
Pyrrhus.
Gelooft ge, dat myn trouwen Andromach� niet zoude in �t heimelyk berouwen.
B f nbsp;nbsp;nbsp;Phoe-
-ocr page 40-P H OE NIX.
Hoe is uw� geeft dus met Andromach� belaSn;
En wat gaat u haar� vreugd, �f haar misnoegen aan? Heeft u Andromach� betoverd ziel, �n zinnen?
Py R R H u s.
Neen, neen, �k was veel te goed,ik hieldmyn toorne binnen;
*k Scheen, toen ik by haar was, maar half geftoord,zy moet
Eerft weeten, dat ik b�n doodvyand van haar bloed;
Ik zal haar, verr� van my, als minnaar, aan te tieren, Trdtfeeren, �n myn� haat den ruimen teugel vieren.nbsp;Steuntze op haar� fchoonheid, kom, zie, hoe ik �t haarnbsp;verleer.
Kom gaan we.
Phoenix.
Gaa, myn Heer, val voor haar voeten n��r.� Gaa zweer, dat gy haar mint, �n aanbidt, por haar� nukkennbsp;Tot nieuwe hoon, �n laat u,als een kind, verdrukken.nbsp;Pyrrhus.
Gy d�nkt ligt, dat ik haar verfchoone,met myn hart Haar naaloope, �n dat my alre� myn opz�t �nartJnbsp;Phoenix.
Gy mint haar.
Pyrrhus,
Zoude ik die ondankbaare beminnen;
Die hoe men haar meer vleit, hoe fierer wordt van zinnen?
Zy heeft n�ch vrind, ndch maag, �n hoopt alleen op my. Die t�gens plicht miflehien haar� zoon in �t leeven ly!nbsp;Een vreemde! �n dimmer,als een� vreemde! die gevangen,nbsp;Haar kind, myn� ziel, �n troon aan haar alleen ziet hangen!
En meer niet heb ik ndch gewonnen, wat ik tracht.
Als dat zy tdt deeze uur my haar vervdlger acht.
Maar �k heb gezwooren,�n ik zal de wraak voltr�kken;
�kWil
-ocr page 41-'k Wil ��ns het doelwit van haar haat met r�cht vcr-ftr�kkcn.
Haar zoon zal fneuv�Ien. Maar hoe zal ze fchreijen! hoe Zal zy my lafteren, �n vloeken, droef te mo�!
Het is onmoogelyk, zy kan het niet aanfchouwen,
Of zal �t beft�rven, �n dat zou my eeuwig rouwen; Niet minder, of ik z�lf een d�lk ftiet in haar hart.nbsp;Phoenix.
Waarom belooft gy iets, indien u �t geeven fmart.^ Waarom hebt gy terltonddezaak niet overwoogen ?
P V R R H u s.
*t Was ndch een overfchdt van �t voorig m�dedoogen. �k D�nk niet, dat gy myn� toorn zo ligt geftild gelooft.'nbsp;Het was de flikk�ringvan een� vlam fl�chts,dieraen dooft.nbsp;Kom gaanwe, al, wat gy wilt, zult gy op my verw�rven.nbsp;Staat my by de Prinf�s te gaanfzal �t jongske fterven?nbsp;P H OE NI X.
�t Is billyk, dat gy haar bezoekt, �n viert, �n vleit,
En zweert...
Pyrrhus.
Kom, gaan wc, �n doen weal�tgeneik heb gezcid. jEwde van het Tjv�de Bedrjf,
DER.
-ocr page 42-EERSTE TOONEEL. Pylades, Orestes.
BPylad�s.
Edwing dc woede van uwe afgepynde zinnen.
Zyt gy Or�ft�s, die zichzelv� fteeds kon verwinnen.^ Verdraag dan ..
Orestes.
Neen, gy geeft me een� buitentydfchen raad; De r�den, Pylad�s, wraak ik in deezen ftaat.
Te lang fleep ik myn� ftraf, �n afgemarteld leeven:
Ons ftaat H�rmion� te fchaaken, �f te fneeven.
Ik heb �t beflooten, �n voer �t uit, zo haaft ik kan.
O ja, ik wil het zo.
Pylad�s.
�t Is wel, men fchaak� haar dan; 'k Stem *t m�de; maar bcd�nk, w�lke aarde wy betrec-den;
Gy geeft u veel te bloot door uwe uitzinnigheden.
Stil tdch de oploopendheid van uw ontruft gemoed; Bedwing uw dreigend oog voor alles, wat gy doet.
Dit H�f, de H�fwacht, z�lf de lucht, �n deezc wanden, �t Vliegt van H�rmion�s; 't vliegt al van Pyrrhus han*nbsp;den.
Verb�rg ten minftcn aan haar oog die dolligheid.
Durft gy haar zoeken in dien ftaat ? wat onbefcheid ? Orestes,
Weet ik het? b�n ik voogd van myne ontft�lde zinnen? Zy zyn me ontvoerd; ik z�cht de ondankbaare hiernbsp;binnen.
Om haar te dreigen, �n haar� minnaar, kwam ik hier. Pylades.
Wat vruchten hooptge van dit raazen, �n getier ?
Ores'
-ocr page 43-Orestes.
Myn Pyladcs, hoe kan een� ziel �t geweld verdraagcn, Dat op de reden ft�rmt met onwe�rftaanb�re vlaagcn?
�k Trouw m�rgen, zegthy, met H�rmion�, myn Heer, En wil haar van uw� hand , opdat ik u vereer�!
O h��n * eer zal myn� hand zich in het bloed des wree* den...
Pylad�s
Gy noemt hem de oorzaak van uw� ramp, ligt zonder reden;
En hy, door zynen plicht genoodzaakt, �n geplaagd, Verdient ligt meer, als gy, met recht te zyn beklaagd.nbsp;Orestes.
Neen, t�t myn� wanhoop heeft hy flechts dcezc�chtbc-flooten.
Had ik haar niet bemind, hy had haar lang verftootcn. T�t nu toe kon haar oog niet winnen op zyn� ziel,
Nu trouwt hy haar, alleen, omdat zy my beviel.
O fpyt! ik had haar weg, haar Ituurshcid was bewoo-
Voor eeuwig waaren wy geweeken uit zyne oogen. Haar hart, bcftreeden, hier van liefde, daarvan hooHjnbsp;Ontbeerde een� weig�ring flechts, �nzy wasmyne, 6nbsp;Gd�n!
Zy zag haar�dwaaling, hoorde Oreftcslpraak, �nklag' ten,
Beklaagde, �n fprak my zelv�; wat kon ik meer vcrwach' teni*
Pylad�s.
Gelooft gy dat ?
Orestes.
Hoe dan, dus toornig, �n ontzind Op een ondankb�ren?
Pylad�s.
Nooit was Pyrrhus meer bemind. Wat meent ge, fchoon ze u zelf van Pyrrhus waar gegee-ven,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zy
-ocr page 44-Zy paaideudan ligt meteen�glimp, �nwaar�gebleeven. Geloof me, ik zoude uit fpyt van dus myn�min te ziennbsp;Gehoond, in plaats van haar te fchaaken, voor haar vli�n.nbsp;Hoe! wiltge uw leevenstyd by zulk een� vrouw verflj-ten.
Die u vervloeken zal, �n eeuwig u verwyten.
Dat zy in Pyrrhus arm zou leggen blyde, �n ftil.
Zo gy niet...
Orestes.
Daarom is �t, dat ik haar fchaaken wil. HoePylad�s, zou�t haar naar w�nfch gaan ? ik de fmartcnbsp;Van eene onnutte woede omdraagen in myn harte?nbsp;Zoude ik verr�van haar vli�n opdat ik haar vergeet�!
O neen, ik wil, dat zy de helft lyd�van myn leed.
Te lang alleen gezucht, alleen beklaagd te weezen Verdriet me, ik wil, dat my die wreedc eens weer zalnbsp;vreezen:
En dat haar oog, gedoemd te fchreijen tdt in �t graf, Haar wreedheid weer geeve al de naamen, die�klaar gaf.nbsp;Pylad�s.
Die fchoone naam heeft uw Gezantfehap dan verkreegen, Orel! de Schaaker.
Orestes.
Wel, wat legt �er aan gelegen? Schoon Grieken van myn� zdrg trok een� gew�nfchtcnbsp;vrucht.
Trekt het cen�mind�re van myn� traanen, en gezucht? En fchoon men t� huis myn hoofd met lauw�ren wilde fie*nbsp;ren,
Wat baat het my, zo ik tdt fpdt ben van Epieren? Maar luider Pylad�s, ei hoor eens, hoe �t my leitnbsp;Op 't harte; ik heb een� walg van mynl^onnozelheid,nbsp;Welke onwe�rftaanb�re magt, wat Gddhe�n moogennbsp;haaten
De onnozelheid, terwyl zy�t kwaad onftrafbaarlaaten? Al �t leed dat my omringt, wyl ik �t niet heb verdiend,
Vcrwyt den G��n hunne onrechtvaerdigheid, myn vriend. Ik wil hen reden tdt die toornigheid verfchaften;
Der ftralFe eerft wacrdig zyn, eerzymy te onrecht ftraf-fen.
Maar gy, mynPylad�s, hoe �yt ge lo geneigd
Ach al te lang! laat my alleen daar tegen kampen; Schuuween�el�ndigen, vliedPylades, �n fpaarnbsp;U �clven, �k heb n�ch vrucht te hoopen van �t gevaar;nbsp;Br�ng aan de Grieken�t kind, het doel daar zy na haaken.nbsp;Gaa heen Hechts.
Pylad�s.
Neen, laat ons H�rmion� gaan fchaakcn. Een �delmoedig hart dringt op gevaaren in,
Wat kan de vnndfchap niet,gefteeven door d� min gt; Kom maaken wy den Griek tdt onzen aanflag moe-dig;
De vloot is vaerdig; we�r, �n vvind is ons voorfpoedig. Ik weet een� donk�renwcg, �n gang uit het Paleis:
Gy ziet, hoe �t uitkomt op de zee naar wenfeh, �n eifch. N�ch deezen nacht zal ik uw�buit,eer dat we fcheijen,nbsp;Door dien verhoolen weg tdt in uw fchip geleijen.nbsp;Orkstes.
�k Misbruik uw� goedheid, maar wyt my dat misbruik niet,
Om �t medelyden, dat gy hebt met myn verdriet;
Met my el�ndige, wien alles gaat begeeven;
Van elk gehaat, �n die rhyns ondanks blyf in �t lecven. Ach! k�n ik u in een gelukkiger geval...
Pylad�s.
Ei veins maar, �n ik zal voldaan zyn heel �n al.
Maak niet, dat voor den tyd onze aanflag werd�gewec-ten,
Gy moet H�rmion�, �n haat, �n min vergeeten Alleen tdt t�avond toe. Vaar wel, daar komt zeuby.
Ores-
-ocr page 46-Orestes.
Verzeker my van haar; �k verzeker u van my.
Orestes, H�rmion�, Kl�on�. Orestes.
U hebt ge door myn� z�rg uw�Bruidegom behou* wen;
De bruil�ft wordt bereid, �n Pyrrhus gaatu trouwen-H�rmion�.
Zo hoor ik, �n dat gy my z�cht, om �t huwlyksfeeft Zelf voort te zetten; gy verplicht my op het meeft.nbsp;Orestes.
Zo geeft gy hem �w hart weer over als voor deezen.^ H�rmion�.
Wie had geloofd, dat hy niet ongetrouw zou weezen ? Dat zyne vlam zo Ipai zich openbaaren zou,
Hy weer zou keeren, nu ik hem verlaaten wou?
�k Geloof, dat hy den Griek vreeftft�f tot wraak te gee-ven;
Dat hem zyn voordeel, niet zyn� min heeft aangedree* ven;
En dat myn oog op u had grooter heerfchqjpy. Orestes.
O neen, hy mint u, �n �t is vrees, n�ch veinzery.
Uw oog doet wat het wil, wie kan die kracht verdraU' gen?
En zonder twyffcl dacht gy hem niet te mishaagen. H�rmion�.
Wat zoude ik doen, myn Heer? myn� trouw was hem beloofd
Van Vader; mag hem die door my we�r zyn ontroofd.^ Prinfelfen moogen zich uit liefde in de Echt niet geeven;nbsp;De eer van gehoorzaam zyn is ons alleen gebleeven.
�k Was immers vaerdig om met u vaiji hier te gaan,
In�
-ocr page 47-ftaan.
Indien �t niet aan myn� plicht, maar wil Hechts,hadge-
Oreste s.
Ha wreede will: gy niet... Maar welk een noodloos klaa-gen!
Uw hart was �t uwe, �n�tftondtuvry,datoptedraagen Aan dien gy wilde. Ik hoopte, �n milt myn� hoop haar wit,nbsp;Zo rooft gy my niet, maar misgunt my uw bezit.
Ook is �t myn ongeluk, niet gy, die ik befchuldig; Maar ik misbruik uw� gunft, gy zyt te zeer geduldig.nbsp;Het was uw� plicht ; 't is waar. De myne is uwenbsp;vreugd
Niet meer te llooren met myn� klagte, �n ongeneugd.
Hermion�, Kleon�.
WHermjon�.
At dunktuvan zyn� toorn gt; was die niet zedig?
K L � o N �.
Waarlyk
Zy was �t ; maar �t leed, dat zo verkrdpt wordt, is ge-vaarlyk.
�k Beklaag hem, �n te meer, omdat hy de oorzaak is Van uwe trouw, die hem baart zulk een� droet�nis;nbsp;Want ndch waar Pyrrhus niet tot deeze trouw gedwon-
Ten waare Oreftes hem daar toe had aangedrongen, Hermion�.
Meent gy, dat Pyrrhus vreell? hy vreezen? wel, voor wien ?
Een vdlk, dat H�ktdr nooit durfde onder de oogen zien ? Dat vaak, om�t afzyn van Achil in �t hart beiieepen,nbsp;Zyn fchand�lyk leeven bergde in barrenende fchepen?nbsp;Dat ndch H�l�ne aanTroje, �n, zonder flrafdcrhoon,nbsp;Zou vergen, had haar niet gehaald Achilles zoon?
Neen Kl�on�, myn held is meefter van zyn� iinnen;
Hy wil, al wat hy doet; lyn� trouw ipruituit tyn minnen. Oreftes noeme my vry de oorfpronk van lyn� pyn;
Ik wil nu van xyn� klagt niet onderhouden zyn.
Myn Pyrrhus keert weerom, zeg, kunt gy uit de trekken
Myns aangczichts de vreugd myns harten wel ontdekken ?
K�nt gy myn Pyrrhus wel ? hebt gy wel van zyn daan Gehoord? wat wond�ren? maar daar is geen tellen aan.nbsp;Hoe onverfaagd is hy! hy weet niet, als van winnen,nbsp;Hy is bevallig, �n ftandvaltig in zyn minnen,
En zyn� volmaaktheid...
Kl�on�.
Veins: uw Medeminnares
Komt u haar�fpyt, zo�tfchynt, zclfklaagen, �Prinf�s. H E R M I o N �.
Moet zy me nu verbien myn�vreugde in t�p te trekken? Vertrekken we van hier.
Andromache, Hermione, Kl�on�, Cephise.
Andromache.
Mlt;
. evrouw, wil niet vertrekken. Zo immer nedrigheid bewoog een grootfeh gemoed,nbsp;Zo zie hocH�ktdrs we�uw valt Pyrrhus bruid te voet.nbsp;Ik kom u hier niet met een weenend oog henydennbsp;Een hart, dat zich aan uw bekoorlykhecn komt wyden;nbsp;Neen, door zyns Vaders hand zag ik ter neer geveld.nbsp;Op wien ik all� myn� hoop voor eeuwig had gefteld.nbsp;Die zuiv�re vlam, alleen voor H�kt�r aangeltooken,nbsp;Is, toen myn H�kt�r fturf, methemin�tgrafgedooken:nbsp;Maar ik heb noch een� zoon, �n de ��n, �f deand�ren dag
Befpeurtgylichtlykmede eens, war een zoon vermag; D�ch �k hoop niet, dat gy ooit zult weeten, welk eennbsp;lyden
Ons om�tgevaar eens kinds, watangft ons komt beftry-den.
Wanneer van al den fchat, die immer hart beviel,
De laatlle ontroofd wordt aan een trooftelooze ziel. Ach! toen de Trojers, mo� vantienjaarkrygte voeren,nbsp;Uws Moeders dood uit wraak in heetetooren zwoeren,nbsp;Maakte ik dat Hektor haar befchermde; gy kunt nunbsp;Het zelfde doen, berg gy zyn� zoon, het llaat aan u.
Of vreeft men voor een kind beroofd van hulp, �n vrim den;
Laat ons een toevlugt dan op eenig eiland vinden.
Daar bann� men my met hem , �k zal der waards gaerne gaan
Hem fchreijen Iccren, �n nooit na de wraak te ftaan. Hermion�.
�k Begryp uw� droefheid; maar gy weet, Mevrouw, myn� plichten
Zyn, als myn Vader fpreekt, het zwygen, �n het zwichten, �t Is hy, die Pyrrhus dryft t�t de oorzaak van uw� fmart.nbsp;Maar gy vermoogt veel meer, dan ik, op Pyrrhus hart;nbsp;Zo die wil, dat uw zoon zal in het leeven blyven,
Dat hy het vonnis veile, ik zal het onderfchryven.
AnDROMA'CH�, Cephise,
D nbsp;nbsp;nbsp;Andromache.
Ie wreede voegt de fmaad n�ch by haar� weigering. Cephise.
Indien men Pyrrhus op haar� raad eens onderging;
Een lonk zou haar, �n ligt gantfch Grieken w�rk bereiden ;
Maar daar komt Pyrrhus zelf.
C i nbsp;nbsp;nbsp;2ES-
-ocr page 50-Pyrrhus, Phoenix, Andromache, C E 1gt; HI s E
Pyrrhus.
. , Aar heen gaat gy my leiden ? Verwachtte de Prinf�s my hier ter piaatfe niet ?nbsp;Phoenix.
Ik dacht het.
Andromache tegens Cephise.
Zie, vermag myn oog op Pyrrhus iet. Pyrrhus.
Wat Ycgt ze?
Andromache.
Groote Go6n, hoezyt ge dusverb�lgen ? Elk vliedt voor my.
Phoenix.
Laat ons H�rmion� gaan v�lgen. Cephise.
Waar toe dit zwygen ? breek uw opz�t, fpreek den Held.
Andromache.
Hy heeft myn� zoon beloofd.
Cephise.
N�ch niet ter hand gefield. Andromach�.
Zyn ft�rven is beftemd; � onuitfprcekb�re elenden! Pyrrhus.
Verwaardigt zy wel ��ns haar oog na my te w�nden! Wat tr�tsheid!
Andromach�.
Zie, myn�klagt verbittert hem, komftrafes, Gaan wy van hier.
Pyrrhus.
Men geef den Griek Aftyanax. Andromach�.
Eiblyf! watmaaktge? eilaas! gy waart t�t nude hoeder
Myns
-ocr page 51-My ns kinds, nu geeft ge hem ter dood; ei geef de moeder Ook over, wicn gy ftraks n�ch uwe vrindfchapzwocit.nbsp;Is alle erbarming lo uit Pyrrhus hart vervoerd?
Ik bid vergiffenis; ei Pyrrhus, fpaar hem �t leeven. Pyrrhus.
Uw� bede komt te Iaat; myn woord is weg gegeven. Andromache.
Helaas! gy tartte flus om my zo veel gevaar.
Pyrrhus.
Toen was ik blind, Mevrouw; nu zien myne oogen klaar. Toen ftondt het in myn�magt Aftyanax te bergen;
Maar uwe trdtsheid wilde aan my die gunft niet vergen. Nu is �t te laat.
Andromach�.
Dcede u myn zuchten niet verftaan, Hoe �k vreesde, dat gy my uw� byffand afzoudtflaan?nbsp;Myn� ftaat kwam my in �t hoofd , �n wat ik was voornbsp;deezen.
Vergeef het my, vreesde ik u moeijclyk te weezen.
Gy k�nt eensKonings hart. Ach! buitenualleen, Omhelsde Andromach� nooiteens verwinnaars be�n!nbsp;Pyrrhus.
O neen; gy haat my t�t in �t binnenft� van uw harte;
In �t ininltc aan my verplicht te weezen doetufmarte; Uw zoon zelf, nu het wit van uw'� beneepen� ziel,nbsp;Waar�t van uw� haat ligt, zo ik hem in �t leeven hiel.nbsp;Verachting, haat, �nhooii, �t komt me al gelyk�lyk praa-men;
Gy haat my meer, Mevrouw, dan al de Grieken faaraen. Voldoe dien �d�len toorn �n vo� die t�t uw� ftraf,
Andromach�.
An-
-ocr page 52-Andromache.
Heb ik hem ndch iets meerders voor te leggen? Hy is de bron myns leeds; behoef ik �t hem te zeggen?nbsp;Myn Heer, aanfchouw, aanfchouw myn� jammerlykennbsp;ftand;
Ik zag myns vaders dood, �kzagTroje in lichten brand; �k Zag al myn� broeders door het'wreede lemmer fneeven;nbsp;Ik zag, hoe decrelyk myn H�ktdr raakte om�t leeven;nbsp;Men voerde mynen zoon, �n my gevangen heen.
Ik leef, �n ]y �t; maar�k leef, �n ly �t om hem alleen. Ja, dat ndch meeris, �khebmyzelventrooftenkunnen.nbsp;Wyl�tl�tons, inuw�dienftte leeven, wouvcrgunnen.nbsp;�kWasbly, dat, wyl myn�zoon, gefprooten uiteen�rynbsp;Van Vdrlten, dienen moeit, diende onder uw�voogdy.nbsp;Zyn� kerker, maakte ik Haat, zou hem tdt toevlucht Itrck-ken.
Vdrlt Priams ootmoed konde uws vaders gunlt verwekken;
�k Verwachtte van den zoon ndch meer befcheidenheid. Vergeef�t my, H�ktdr, heb ik my te veel gevleid ;
�k Durfde op uw�vyand niet, als dapperheid, vermoeden; En dat hy was te fier, om op een kind te woeden.
Ach, was hy fier genoeg! �n gunde hy ons �t graf,
Dat myne plicht, �n zdrg aan uwe doodbus gaf;
En deed� hy, Itaakende zyn� haat, �n onze �l�nden, Vereenigd in die tombe, ons droevig leeven �nden!
Py R R H U S.
Gaa, wacht me, Phoenix.
Pyrrhus, Andromache, Cephise.
Pyrrhus.
Lyf, Mevrouw, �n zie my aan. Het kind, daar gy om Ichreit, isundch toe te Haan.
Ik
-ocr page 53-Ik zie myns ondanks, door uw� traanen te verwekken, Dat zy t�t wapens, om my te bevechten, ftrekken.
�k Dacht, dat myn� komft uw haat �n tooren wetten zou. Maar flaa uw toornig oog eens op my neer. Mevrouw;nbsp;En zie eens, df het myn, zweemt na een�ftraflFen rechter.nbsp;Waar zweemt het meer na,nauw� toevIucht,dfbevechter ?nbsp;Hoe, port ge my dan, om u zelve te verraan ?
Ter liefdeuws zoons, min my w�erom, df�t is gedaan. Ik zelf, ik noodig u, om hem het lyf te bergen.
Zal ik al zuchtende, u. Mevrouw, zynleeven vergen; Begeert ge, dat ik u om�tjongske vall� te voet ?
Berg gy zyn lyf, het Haat aan u, zie, wat gy doet.
Ik breek de k�ten van zo veel� gezwoorene eedeii,
�k Haal op myn� hals den haat van all� de Griekfche ft�den; �k Verz�nd H�rmion�, en druk haar zulk een� hoonnbsp;Op �t voorhoofd, in de plaats van een� beloofde kroon;nbsp;�k Lei u ter Tempel, daar zy Koningin moeft worden;nbsp;De Rykskroon zal uw� kruin, in plaats van haare, omgorden ;
Zyn dat aanbiedingen-, die te verachten flaan ? Mevrouw, ik zeg�t u, gy moet heerfchen, �f vergaan.nbsp;Myn hart, vol wanhoop, nu een jaar lang afgeflagen ,nbsp;Kan die enz�kerheid zyns Idts niet meer verdraagen.
Al lang genoeg gevreesd, gezucht, gedreigd, getracht. Ik fterf, zo ikumis, maar ook zo �k langer wacht.nbsp;Bed�nk u wel, ik gaa; maar kom u llraks geleidennbsp;1 ot in den Tempel, daar uw� zoon my zal verbeiden.nbsp;Mevrouw, daar zult ge my gedweeg zien, df ontzind ,nbsp;U kroonen, df het hart doorftooten van uw kind.
Cephise, Andromach�,
Cephise.
In fpyt van Grieken, van uw Idt ioudt meefter weezen, Andromache.
Jlelaas! waar fpreekt gy vanwat fchiet my over, als Te ftemmen, dat men br�nge Aftyanax om hals!nbsp;Cephise.
Uw� liefde is Hektor nu ten uiterllen gebleeken.
Hy zoude uw� fcraffe deugd ligt houden voor gebr�ken, Ligt z�lf u raden tot die opgedrongen trouw.
A N D R o M A C H �.
Hoe, dat ik Pyrrhus tdr zyn� nazaat kiezen zou? Cephise.
Ja, om het hoofd zyns kinds niet te verwaareloozen. Of meent ge, dat daarom zyn� bleeke fchim zou bloozen ?nbsp;En hy u houden zoude uit eens verwinnaars bed,
Dat u weerom zo hoog, als uw voorouders zet gt;
U meefter maakt van alle uw� vyaiiden te gader ?
Hem doet vergeeten, dat Achilles was zyn vader?
En al de daaden, die hy immer heeft verricht ? Andromache,
Dit werk, fchoonhy�tvergeet, is my van meergewigt. IVly heugt ndch, welk een� doodmyiiH�ktor moeit be-zuuren.
Die, zonder lykeer, wierd gefleept om onze muuren; Hoe Hektors vader door zyn Ibal viel voor myn voetnbsp;Aan �t outaar, dat hy vatte, �n verwde met zyn bloed.nbsp;D�nk eens,C�phife, ��nk eens aan dien nacht der nachten,nbsp;Die eeuwig den Trojaan zal blyven in gedachten.nbsp;Verbeeld u Pyrrhus eens; hoe met een woedend oog,nbsp;Hy op het licht der vlamme, als dol, het hdf doorvloog;nbsp;Zich maakte een� weg,door all� myn broeders,die hy velde,nbsp;Eh dus den Grieken een verdoemlyk voorbeeld itelde.nbsp;Hoe tr�ts de winnaar fchreeuwde, �n lult fchepte indenbsp;klagt
Der ftervenden, wien�tvuur, �nftaalom�tleevenbragt. D� uk, hoeikwasontlleld, wanhoopende, �n verlegen.nbsp;In zulk ecu� fcnyii kwam ons Achilles zooneerft t�gen.
Dit iyn de daan, waarom ik deeds in traanen Imilt;
Dit is de Bruidegom, dien gy my geeven wilt.
Hoe ? �oude Andromache deel hebben aan die fchande? O neen , hy neem� veeleer ons t�t zyne dlFerhande;nbsp;Nooit fchold ik hem de fchuld van zoveel jammer kwyt.nbsp;Cephise.
Kom gaan wy dan uw� zoon zien Aagten, �tishoogtyd, Men wacht alleen naaru.Welhoe? gylchynttefchrikken.nbsp;Andromache.
Ach, moet ge my met dit ged�nken �t hart doorprikken! C�phife zoude ik hem zien derven ? ik den zoonnbsp;En �t beeld van Hektor, all�myn�s harten lud, zien do�n!nbsp;Hy is het eenigpand van Hektors trouwe, �n minne.nbsp;My heugt, helaas! die dag, dat hy, te fier van zinnenbsp;Achilles z�cht, een reis die my zo zuur bekwam,
Dat hy het kleine kind eerd in zyne armen nam;
Myn liefde, zeid� hy, wyl ik fchreide, �n hy myn� traanen Afdroogde, niemand kan zich onverwinn�lyk waanen.nbsp;Ik laat u onzen zoon, zoo te�r van ons bemind.
Indien ik derf, dat hy in u zyn� vader vind�,
Indien �t geheugen van onze �cht u �t bloed in de ader Verkwikt, zo toon den zoon, hoe lief u was de vader.nbsp;En zoude ik lyden, dat men zo dat bloed vergiet ?
E)e Trooifche Koningsdam gaa in die telg te niet ? Ontm�nfchte Koning I moet hy myne misdaad boeten ?nbsp;Ik haatte u, maar zal hy dien haat bezuuren moeten gt;nbsp;Verweet hy u de dood der zynen immermeer ?
Nooit bragt de k�nnis van zyn� rampen hem zo veer. Maar achlmyn zoon,gy derft,houdt myne hand den d�gen;nbsp;Daarude wreede me� te Aagten dreigt, niet t�gen.nbsp;Zoude ik u fneuv�len zien, daar ik u redden kan ?
Gy zult niet derven; ach! myn hart verfchrikt �er van! �k Gaa Pyrrhus fpreeken; neen, myn� daat wil �t niecnbsp;geheugen ?
Doet gy �t Cephil�.
Ce-
-ocr page 56-CePH ISE.
Maar, wat boodfchap zal ik br�ngen ? Andromache.
Zeg, dat des moeders liefde, �n zucht tot haaren zoon... Maar zou �t in Pyrrhus hart beftemd zyn hem te do�n?nbsp;Een� dolle liefde zou die Pyrrhus zo vervoeren ?nbsp;Cephise.
Befluit; zyn� w�derkomft zal anders u ontroeren.
Andromache.
Wel, gaa, verzeker hem...
Cephise.
Waar van ? van uwe trouw ? Andromache.
Ach! is ze wel aan my, fchoon ik die geeven wou ?
O afch van Hektor! � Trojaanen! � myn Vader!
O zoonlgeen doodsangft raakte een� moeder immer nader! Kom gaan we.
Cephise.
Waar, Mevrouw? �n wat befluit ge dangt; Andromache.
Raadpleegen op het graf, �n doodbus van myn� man. Einde van het Derde Bedryf.
EERSTE TOONEEL. Cephise, Andromache.
ICephise.
K twyfFel niet df �t is uw Hektdr, die van binnen Uw� ziel beweegt, �n dus verandert uwe zinnen.
Hy wil, dat Troje eens weer verryze door den moed Van dit gelukkig kind, dat hy u fpaaren doet.
Gy hoort, hoe Pyrrhus u belooft het jongskensleeven: Hy wacht alleen ��n woord, om�t kind u w��r te geeven.nbsp;Mevrouw, geloof zyn� drift; om uwe w�derminnbsp;Verbant hy roem, �n ftaat, �n plichten uit zyn� zin.
Hy geeft u macht op zich, �n all� zyne onderzaaten; Verdient die winnaar, dat men hem zo bits zouhaaten?nbsp;Op Grieken is hy fel gebeeten om hunn� wraak;
En neemt de zaak uw�s zoons ter harte, als zyne zaak; Hy komt hunn' woede voor; mift, om hem te bewaaren,nbsp;Zyne eigen�lyfwacht; ja hy wil zich zelv�niet fpaaren;nbsp;Maar men verwacht u in den Tempel, om de Go�n...nbsp;Andromache.
Ik zal �er komen; maar bezoeken we eerfl: myn� zoon. Cephise.
Wat haaft heeft dit. Mevrouw? hier naa zult gy hem kunnen
Bezoeken naar uw� lult; wie zal het u misgunnen ? Geef aan uw� gunll:,�n vreugd, dan vry een open veld,nbsp;Als niemand uw bezoek meer gade flaat, df telt.
O! welk een� vreugd is �t, dat ge uw kind moogt op zien wa��n.
Niet om , gclyk een� flaaf, op zynen Heer te pafl�n; Maar als zyne ouders, om te heerfchen, �n gebi�n!nbsp;Andromache.
Neen, neen, C�phife, gaan wy hem voor�tlaatfte zien.
Ce-
-ocr page 58-Cephise.
O Go6n! wat zegt ge ?
Andromache.
Ach myn� C�phife, ik zal my uiten; En �t gene ik in myn hart befluit, voor u ontfluiten.nbsp;Uw� trouw is my heel klaar gebleeken in myn� pyn;nbsp;Maar beter, dacht ik, dat ik u bekend zou zyn.
Kan �t in u komen, dat ik ongetrouw zou weezeii Een� Egemaal, wiens ziel in myne fchynt verreezen ?nbsp;Zond ik zo veele do�n ontruften gaan in �t graf.
Uit inzigt van myn� ruft ? gelooft gy my zo laf? Oneen, aan Hektors afch heb ikmyn�mingezwooren;nbsp;Dies red ik flechts zyn� zoon, die anders gaat verlooren.nbsp;Want Pyrrhus zweert my �s kinds befcherming met zyu�nbsp;trouw ?
Eene eed, waar m�de ik my geheel te vr�den houw.
Ik k�n hem, hy is zo opr�cht van hart, als heftig,
En wat hy immermeer belooft, volvoert hy deftig.
Ook fteun ik op de wraak der Grieken; hunne haat Zal Pyrrhus prikk�len t�t befcherming van myn zaad.
�k Zal dan aan Pyrrhus, wien ik my moet overgeeven, Het overig beloop verz�k�ren van myn leeven.
Ik zal hem, met de trouw te ontfangen van zyn�hand, Verbinden aan myn�zoon met een onbreekb�re band.nbsp;Maar,dit gedaan, zal �t aan myne eigen� hand niet fchorten,nbsp;�t Verfoeilyk ov�rig deel myns leevens af te korten;
My kwytende, terwyl ik fchand, n�ch opfpraak ly. Aan Pyrrhus, aan myn�zoon, aan myn�gemaal, aanmy.nbsp;Zulk eene onnooz�lc lift heeft myne min verzonnen;nbsp;Hier toe heeft H�kt�r my in�t eind beweegen konnen;nbsp;By wien myn� vecgeziel met vreugd ten graave duikt,nbsp;Cephife, �n �t voegt u, dat gy my myne oogen luikt.nbsp;Cephise.
Ach! d�nk niet, dat ik u zou kunnen overleeven! Andromache.
Neen, leef, �n wacht u dit geb�d te wederftreeven.
Uw�
-ocr page 59-Uw�idrg vertrouw ik al myn� fchat, �n eenig goed. Ach! leefde ge ooit om my, leef nu om Hek tors bloed.nbsp;Ei, weiger niet het bloed van Troje te bewaaken;
Want aan veel�Koningen zultgeuhoognoodig maaken. Houw �t oog op Pyrrhus, maak, dat hy zyn eed niet breek;nbsp;En dat men �omtyds ook van my, is �t noodig, fpreek:nbsp;Hou hem mynhuw�lyk, en �yne eed fteeds in gedachten;nbsp;Dat hy uit plicht, �n eer die eedcn moet betrachten;
Dat ik, die mynen 2oon hem naalaat, elk doe zien, Hoe�k Pyrrhus acht, �ndatikhaat, n�ch wraak verdien.nbsp;Doe mynen zoon de daSn van zyn� voorouders k�nnen;nbsp;En moedig hem langs die beroemde baan te rennen.
Vert-�l myn� zoon wat hen befaamd maakte,cn gevreefd; Maar meerder wat zy de�n, dan wat zy zyn geweeft.nbsp;Spreek hem geduurig van de deugd van zynen vader:
En fomtyds ook van my; helaas! wien raakt hy nader ? Maar dat hy op de wraak niet d�nke: want hy heeftnbsp;Een� meelter, wien hy dank moet weeten, dat hy leeft.nbsp;Hy boog� niet op zyn� ftam, al fpruit hy uit de befte,nbsp;Uit Hektors ftam, hy is het overfch�t, het lefte.
En om dat overfch�t raakte ik op ��nen tyd De prikkels van myn� haat, �n mm, ja�t leeveii kwyt.nbsp;Cephise.
Ach!
Andromach�.
V�lg my niet, indien uw�ziel, te fterk bewoogcn, ^ich zelv� niet toevertrouwt�t bedwingen van uwe cogen.nbsp;�k Hoor iemand, kr�p u in, �n d�nk dat aan uw�trouwnbsp;Alleen hangt al �t geluk van H�kt�rs zoon, en vrouw.nbsp;Het is H�rmion�, laat ons haar bitsheid vlieden.
Kl�on�, Hermion�.
IE L�ON�.
K kan niet d�nken, wat die ftilheid mag bedieden. Uyzwygt, Mevrouw, �n fchynt niet eens ontroerd vannbsp;geeft,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Schoon
-ocr page 60-Schoon gy van Pyrrhus tytio flecht onthaald geweeft. Kunt ge in dien euv�len ftdrm u zo te vreede geeven ?nbsp;Gy pleegt, om�t peinzen op Andromache, te beeven;nbsp;En fel te ontvonken; in uwe oogcn blaakte een� vonknbsp;Van toorne, als Pyrrhus haar vereerde met ��n�lonk.nbsp;Nu trouwt hy haar, �n durft, u hoonende,vertreeden.nbsp;Met haar te trouwen, zyn� beldften, �n zyne eeden;nbsp;En uwe mond blyft Horn, �n heeft ndch tong,ndch ftem,nbsp;Om u met fchelden te beklaagen over hem ?
Ik vrees die ftilheid; ach! die kalmte doet my fchroomen, Het waar veel b�ter, dat...
Hermion�.
Doet gy Oreftes komen gt; Kl�on�.
Hy komt. Mevrouw, hy komt; gy zult hem daat�lyk zien. Verlangende uw� bevel afwachten op zyn� kni�n;
Hy trooft zich zonder loon zyn� dienfl: u op te draagen; Uw oog zal, ftel het vaft, Oreftes ftaag behaagen.nbsp;Daar is hy.
Ac
Orestes, Hermion�, Kl�on�. Orestes.
iCh, Mevrouw! mag �t eind�lyk eens gefchi�n, Dat ik, u zoekende, ugehoorzaam b�n, �n diennbsp;Of vleidt me een� valfche hoop?beweegtumynefmarte,nbsp;Dat gy me ontbiedt ? voelt gy ontroering in uw harte ?nbsp;Mag ik gelooven, dat ge uw oog ontwapend vindtnbsp;Van toorne?
Hermion�.
�k Wil eens zien, df gy me oprecht bemint. Orestes.
Of ik u minne! 6 Go�n! zo veel vertwyffelde eeden, Myn� vlucht, myn� we�rkomft, myn ontzag, myn� dol-ligh�den,
Myn�
-ocr page 61-Myn�wanhoop, dit gezicht, datfteedsintraanenfmelt, Wat zyn �t als t�kens van de liefde �n zyn geweld ?nbsp;Hermion�.
�k Geloof het; wreek me Hechts.
Orestes.
Welaan, ik zal u wreeken. Moet ik het oorlogsvuur in Grieken we�r ontfteeken ?nbsp;Moet onze l�f daar in beftaan, dat wy bekleen.
Ik Agamemnons naam, �n gy die van Heleen ?
Kom, laat ons dan denramp vanTrojein Grieken wekken;
En geen verbafterd zaad van beider oud�ren llrekken. Kom, vlieden we, ik b�n re�.
Hermion�.
Neen blyven wc, myn Heer. Men zoek zo verr� geen wraak van myn� beleedigde eer.nbsp;Hoe, zoude ik lyden dat men my hier zou verachten,nbsp;En langzaam, verr� van huis, myn� wraak, hunn� ftrafnbsp;verwachten ?
Ik hoopen op het l�t, op de uitkomft van een� ftryd, Daar de gerechtfte zaak in �t eind vaak onrecht lydt ?
O neen ; op myn vertrek moet gantfeh Epiren weenen: Wilt gy my wreeken, wreek my daatelyk ; gaaheenen;nbsp;Al uw gemar neem ik voor weig�ring; gy verkwiftnbsp;Maar tyd; vlieg vaerdig na de kerk; vermoord...nbsp;Orestes.
Wieis�t?
Hermion�.
Orestes.
De V�rft.
De V�rft
Hermion�.
Gy fchynt te wankelen, te fchroomen; Gaaheenvry, gaa, �n vrees dat ik u we�r doe komen:nbsp;Haal^ my geen rechten op, die �k willens gaa voorby;
�t Misftaat u Pyrrhus te rechtvaerdigen voor my.
-ocr page 62-Orestes.
Ik hem rechtvaardigen?�neen,Mevrouw,uw�goedheid Maakt hem misdaadig; vult myn�boezem met verwoedheid.
Neen, wreeken we ons; maar in een� fchandeloozer fchyn. Laat ons zyn� vyanden, �n niet zyn� moorders zyn;nbsp;Laat ons met eenen van zyn� neerlaag zeegenpraalen.
�k Ben hier geftierd, maar niet om Pyrrhus hoofd te haaien, Ik nam het ampt van dit gezantfehap niet op my,
Om my te kwyten door verraad �n moordery.
In aller Goden naam, laat Griekenland hem flralfen, Endealgemeenezaak hem loon naar werk befchalFen,nbsp;Denk, dat hy Koning is; dat zulk een woord genoemd...nbsp;Hermion�.
�t Zy u genoeg, dat ik hem heb ten val gedoemd;
Dat ik een vonnis, tdt herftelling myner eere,
Door hem beleedigd', van Oreltes hand begeere;
Dat gy Hermion� met hem te Aagten wint ?
En eind�lyk, dat ik haat hem, dien ik heb bemind.
�k Verberg�t niet; hy geviel myn�ch niet lang gel�den; 't Zy dan door Vaders laft , df eigen zinlykh�den,
�t Is �venveel; zie toe, dat ge op uw� zaaken let.
In weerwil van myn� min, zo fchand�lyk afgez�t,
In weerwil van de walg, die my zyn� misdaan geeven, �k Vergaf�t hem alles ligt, indien hy bleeve in �t leeven.nbsp;Vertrouw geen gramfehap die zo weifl'�lendeis,mynHeer:nbsp;Want fterit hy h�den niet, �k min hem ligt mdrgen weer.nbsp;Orestes.
�k Zal hem de hoop van die vergiff�nis wel beletten, Zyn� dood ftaatvalt; maarzeg, hoeisdievoorttezetten.nbsp;Men helpt zo op een fprong een� Koning niet aan kant.nbsp;Wat veilig middel, dat de Vdrft werde aangerandnbsp;�kStel in zyn koninkryk zo �ven eerftmyn� voeten,
En wilt ge, dat myn� hand het daat�lyk om zal wroeten; De Vorft moet llerven, �n opdat men dat befchikk�,nbsp;Geeft gy me A�chts ��n� dag, ��n uur, ��n oogenblik;
Eu
-ocr page 63-En wilt n�ch, dat ik hem afmaake in ieders oogen. �kBen vaerdig t�t zyn� flraf, maar zo gy kuntgedoogennbsp;Een weinig uitfte]s,�n dat ik my mag beraannbsp;Op plaats, �n wys, hoe ik den manflag moet begaan,nbsp;Zo moogt geuvanzyn�dood deez�nacht verzekerd hoU�nbsp;wen.
HeRMI ONE.
Maarmidd�Ierwyl zou hy met Hektors w�duw trouwen. Reeds is huneertroon in den Tempel opgericht,
Myn� hoon bev�itigd �n zyn� misdaad in het licht.
Waar wacht men na hy fchynt u zelf zyn hoofd te bieden, En treedt ter feelfe, alleen verzeld met �dellicden,nbsp;Zyn�Iyf, �n h�fwacht houdt omfingeld H�ktdrs zoon;nbsp;En Pyrrhus geeft zich bloot aan de arm, die hem wil do�n,nbsp;Wiltgy, zyns ondanks, hem het fchuldigleevenfpaaren ?nbsp;Gaa liever al myn vdlk, �n �t uw� by ��n vergapen,nbsp;Beweeg uw�vrienden, al de myne zyn bereid.
Ik word van hem veracht, gy wordt van hem misleid; De Grieken, om dien hoon zo wel, alswy, ontfteeken,nbsp;Verlangen, zich aan dien meine�digen te wreeken.nbsp;Spreek, �n myn vyand kan zyn� val niet w�dcrltaan,
Of liever, laat alleen de Grieken maar begaan.
Gaa gy hen voor, df vdig hen in dien cd�len tooren,
En kom myniet, als in zyn bloed geverwd, te vopren; Gaa heen, �n in dien (laat wees z�ker van myn hart,nbsp;Orestes,
Maar d�nk, Mevrouw...
H�rmion�.
Myn Heer, �t is al te lang gemard; �kOnfteek in toorn om al die r�denkavelingen; _
�k Geef u de midd�Ien om u in myn� gun� te dringen,
�k Geef raad tdt uwe ruft; maar gy hebt in den zin Niets te verdienen, �n te klaagen fteeds van min,
Gaa heen, roem elders uw� ftandvaftighcid; gaa dooien Op nieuws. Iaat my de zdrg van myne wraak bevolen,nbsp;�k B�n in myn hart befchaamq, om�t uiten van diegunft.
Het afflaan van een� be� wordt by de minnaars kunft.
Ik 2al hem, zonder u, wel in den Tempel vinden.
En doen, �tgeen gy om my geen moed hebt te onderwinden.
Ik zal hem (fchoon myn� klagt niets op Oreftes won) Zelf�t hart wel treffen, dat ik nimmer raaken kon;
Dan myn� bebloede vuift voorts op my zelve wenden, En, �t zy u lief, 6f leed, ons bei ten grave zenden.
Het zal my, hoe ik ook gehoond b�n, minder pyn Met hem te flerven, als met u te leeven, zyn.nbsp;Orestes.
Neen, hy zal dat geluk niet van uw�hand verwerven; De Koning zal geen dood, dan van de myne fterven.nbsp;Uws vyands bloed moet door Oreftes zyn gefpild.
En gy zult mynen dienft �rk�nnen, zo gy wilt.
Wat zeg ik ? zo gy wilt! Ei, laat ik hoopen moogen;
Ver fchoon een� minnaar, wien de zinnen zyn vervloogen, Wien boven zyn geluk, �t gelukkig fterven kweltnbsp;Van een ondan b�re, omdat uw mond zyn vonnis velt.nbsp;Hermion�.
Gaa heen flechts, �n laat my voor uw� vergelding zdrgen; Maar dat de vloottervluchtvervaardigd werdvoormdr-gen.
Kl�on�, Hermion�.
MK L � o N �.
Evrouw,gy vliegt in uw bed�rft zo groot een�zaak... Hermion�.
Ik lach met myn bederf, �n doel flechts op myn� wraak. Ja �k twyffel zelfs, al zal hy zyn beldften houwen.
Of ik �t op and�re, als op my zelve moet vertrouwen. De V�rft is in zyn oog min fchuldig, dan in�t myn�.nbsp;Ook kan hy faalen, �n myn� hand zou wiffer zyn.
Myn h^d befchouwen,met�s verraaders bloed beftreekcn! Mogtik, tdttneerd�ring van myn�vreugd, �n�ynepyn,nbsp;Zyn minnar�s verbi�ii by xyne dood te zya!nbsp;jueea tiem Oreftes mond, als hem zyn hand aanrandde,nbsp;''''eeten, dat hy fturf alleen myne dlFerhande !nbsp;aaneen, �nzeghem, datde ondankb�re weetenmoet,nbsp;et IS myn haat alleen, niet Grieken, die �t hem doer,nbsp;aa, vlieg,myn� Kl�on�, myn� wraak is ganfch verlooren,nbsp;1 en zy hy Itervend� weet, dat ik zulks heb befchooren.nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kl�on�.
S^boorzaam zyn, maar wie komt daarfbefchouw; Wie dacht dit ? G�den! �t is de Koning zelf Mevrouw.nbsp;Hekmion�.
^aa,v(51gOreftes, vlieg;�n zeg, kunt gy hem vinden, rlymoet, voorhymyfpreeke, �fzie, niets onderwinden.
VYFDE TOONEEL.
Pyrrhus, Hermion�, Phoenix.
Z nbsp;nbsp;nbsp;Pyrrhus.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
legy verwachtte my hier niet, Mevrouw; �n �t fchynt,
Dat myne komft uw hart geheel ontroert, �n pynt; Maar d�nk niet, dat ik hier kom, ommetfchyiivanr�dennbsp;Voor u myn� misdaad te verbloemen, �fbekleeden.
�t Is my genoeg, dat my myn hart in �t heim�lyk doemt, �t Gene ik niet eerlyk achtte, �n heb ik nooit geroemd.nbsp;�kTrouw met een�Trojaaninnc,�n wil het niet ontk�nnen,nbsp;Dat ik myn� trouwbelofte aan u, daar door gaa fch�nnen.nbsp;Een ander zeide u ligt, dat buiten ons, in �t veldnbsp;Voor Troje, onze �cht wierd door onze ouders opgefteld,nbsp;En, zonder onze liefde in�t minft eens raad te vraagen,nbsp;Dat gy aan my, �n ik aan u wierdopgedraagen.
Maar neen ^ Mevrouw j ik heb hun woord gellai^d ged^^�i ^ En nam het huuwelyk door myn� Gezanten aan.
Verr� van �t herroepen, heb ik z�lf u in myn� paaien, p 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;AI*
-ocr page 66-Alsmyn� verloofde, doen door myn� Genanten haaien-En fchoon een ander oog alre� de plaats in �t hart Bezet had, �n tnyn ziel bcll�rmde, �n hield benard,nbsp;Myn opz�t �chter was, die nieuwe vlam te dooven;
Ik d�clit, myn woord komt met gemak dien tdgt te boven, �k Ontfing u in myn ryk, gelyk een Koningin,
En hoopte dat myn eed voldoen zou voor myn� min. Maar ach ! myn�min wou dit niet dulden, �k Word ge-drceven,
OmH�ktdrs weduw, die my v]ockt,mynharttegeeven. Wy lleepcn tcgens wil, de ��n de and�re na �t autaar.nbsp;Opdat ons beide daar de Trouw voor eeuwig paar�.nbsp;Scheid my. Mevrouw, fcheldeen�verraader, die�t wilnbsp;weezen,
Hoewel hy �t is met fchaamte; ik zal �t verwyt niet vreezen. Neen, verr� van klaagen, dat uw� toorn� my onrecht doet.nbsp;Zal ik door fchelden, trooft ontfangen in �t gemoed.nbsp;Geef me al de naamen, die trouwloozen zyn te geeven.nbsp;Ik vrees uw zwygen meer,dan vloeken; �k heb misdreeven;nbsp;Myn fchuldig hart vol van getuigen, vol van fpyt,nbsp;Verwyt my zo veel meer, als gy my min verwyt.
H E R MI o N �.
H:t is my lief, dat gy uw� fchuld niet wilt verbloemen; Maar door bek�ntenis u eigen zelven doemen,
En, wyl gy tdch den band van uw� beldften breekt. Dat ge, als misdaadigcr, uw� misdaad t�gen fpreekt.
Ook is �t geen r�den, dat zoo groote Helden zouden Zi'h binden aan de wet van flaa�ch hun woord te houden.nbsp;Neen, de ontrouw kittelt u; gy hebt me Hechts gezocht.nbsp;Omdat gy u daar van by my te roemen ddcht.
Hoe! zonder dat u plicht, �f eer, �f ietsverbinde,
My aan te zoeken, daar ge Andromach� beminde,
My w��r verlaaten, weer verzoeken, gaan weer heen Van Hektdrs w�duw, na de ddchter van Helccn;
Dan een� Prinfes, �n dan w��r een� Slaavin te kroonen, Zich dan van Troje, dan van Grieken vyand toonen;
Paft
-ocr page 67-Paft eenen Held wel, die na recht, iidch r�den hoort, En meefter van zich zelv�, geen flaaf is van zyn woord.nbsp;Opdat hy zyne Bruid zou dienft doen, �n behaagen,nbsp;Kreunt hy zich niet den naam van trouweloos te draagen.nbsp;Zyne �d�le moed dingt na myn traanen, opdat hynbsp;In de armen van zyn� Bruid zich om myn druk vetbly�.nbsp;Hy wil niet, als met zulk een eernaam w�derkecren.nbsp;Maar �t zoude op eenen dag uw vreugd te zeer verme�rcn;nbsp;En, zonder dat gy na geleende tytels zoekt.
Genoegt ge u niet aan die, waarom men u vervloekt.?� Hoe Hektors vader, krom van oude, wierd doorrcegennbsp;In �t midden van zyn krooft,gefneuveld door uw�degen,nbsp;Die�tov�rig bloed zo'cht, (wyl uw wreedheid woedt, �nnbsp;h�lt)
�t Geen door de jaaren in zyne ad�ren was geftdld;
Dat gy oud Troje in bloed decdt zwemmen, �n verbranden.
Dat gy Polyxena, een� maagd, met eigen� handen V ermoordde , in �t aanzien van den Griek, die �t werknbsp;verdoemt.
Wat kan men weigeren aan daaden, zo beroemd? Pyrrhus.
Mevrouw, gy weet wel, dat die onbefcheiden�tooren Sproot uit een� drift van u te wrecken naar behooren;nbsp;Dit inzigt gaf my al dat bloedverftorten in.
Maar Hellen we, is�t uw� wil,�t voorleedene uit den zin.' Ik dank den H�mel, dat uw� koelheid my doet merlrcnnbsp;De onnozelheid,van�t geen myn� min kwam uit te werken.nbsp;Ik was te vaerdig om myn� min te dwingen, �nnbsp;'^k Bevind in �t einde, dat ik u, n�ch my recht k�n.
�k Zie, myn berouw heeft u in nieuwen toorn ontlteeken: Want die niet mint, acht ook geen ontrouw voor gebre-ken;
Gy hoopte my niet fteeds in uwen dienft te zien; k Meende u te hoonen; maar ik doe u dienft milfchien.nbsp;Myn hart was niet voor u, n�ch �t uw� voor my gebooren;
D 3 nbsp;nbsp;nbsp;Heb
-ocr page 68-/
�4 ANDROMACHE,
Heb Ik myn� plicht gevdlj^d, gy vdlgde het behooren; Ook drong u tdt myn� min geen groote r�den aan.nbsp;Hermione.
Heb ik u niet bemind, wat heb ik dan gedaan ?
�k Verwierp om uwent wil de trouw van %o veel� Groo-ten,
En kwam u vinden tdt in Buthrdt met myn� vlooten; Ik b�n ^ ik blyf�er ndch , hoe fchdts men my onthaalt,nbsp;�k Heb al my n V �lk belaft, hoe zeer �t in �t heim�lyk fmaalt,nbsp;liet ongelyk, dat gy my lyden doet, te zwygen,
Op hoop, verraader, dat ik u zo weer zou krygen.
�k Dacht,dat gy door uw� plicht,met naaberouw bekl�nld, My weer zoudt brengen�t hart, datgymyhebtontvremd.nbsp;Ik minde een� weitf�laar, zoude ik een� ftandvallen haaten ?nbsp;En in dit oogenblik, dat gy my zo verwaatennbsp;De dood komt m�lden, met een�heel ontroerden zin.^nbsp;Ondankb�re ik twyft�l ndch, df ik u niet bemin.
Maar zode H�mel, uit een� luft om my te plaagen. Aan andere oogen fch�nkt de eer van u te behaagen.nbsp;Volvoer uw echt , ik zal het toeflaan; maar verlchoonnbsp;Hermion�, dat zy niet zy by deezen hoon;
Ik bid u : want ik zal u licht�lyk nooit weer fpreeken, V erfchuifuw� trouw ��n� dag ,nu gy die t�ch wilt breeken.nbsp;Gy antwoordt niet ha fch�lm, �k zie waar�t u fchort,nbsp;� fpyt!
Hy telt elk oogenblik, �t geen hy by my verflyt Ei zie , hoe hy verlangt Andromach� te aanfchouwen;nbsp;Hy lydt met weerzin, dat hy hier wordt opgehouwen.nbsp;Hy zoekt haar met zyn oog, hy fpreckt haar met zyn hart.nbsp;Ga heenen, gaa, ik houde u niet, waar toe gemard ?nbsp;Ga,2 weer haar uwe trouw, die gy my z woert voorheenen;nbsp;Ontheilig, �n ontwy �t gezag der go�n met ��nen,
Die zelfde Gdden zyn getuigen , dat uw eed Een� meineed is, �n dat gy me eerft belofte deedt.
Gaa voor hun outaar u aan uyv� Prinl�s verbinden; Maar vrees vry Pyrrhus, zoikmy by�tfeell laat vinden.
Phoenix, Pyrrhus.
M nbsp;nbsp;nbsp;Phoenix.
Yn Heer, gy weet,hoe haar de fpyt vervoert. Ver-fmaad
Haar dolheid niet, die u milTchien na �t leeven ftaat.
2y heeft een grooten fteun , �n aanhang in Epieren; Gy hoont gantfch Grieken met dit Huuw�lyksfeeft tcnbsp;vieren:
Oreftes mint haar, �n mifichien zal ze u t�t loon... Pyrrhus.
�k Word van Andromach� gewacht. Bewaar haar�zoon. Eindt van het Fierde Bedrjf,
56 ANDROMACHE,
EERSTE TOONEEL.
WHeRMIOn�, alleen.
Aar b�u ik e�en waarlangs ontvlied ik mynefmart�? Wat drift verrukt myn� geeft ? wat worm doorknaagtnbsp;my �t harte?
En jaagt m� fpoor�loos door �t Paleis, zaal uit, zaal in? Kan ik niet weeten, df ik haat, dan �f ik min ?
Die wreede! op welk een�wys is hy van my gefcheijen! Gantfch zonder hartzeer, �f me�doogen in myn fchrei-jen;
Z�lfs niet in fchyn. Zag hy my wel eens deerlyk aan ? Heeft hy wel eens gezucht liet hy wel eene traan?nbsp;Doof voor myn� klagten ,�n gevoel�loos voor myn�kermen.
Scheen hy zich myner fmarte in �t minfte wel te ontfermen P
En ik beklaag hem n�ch, �n t�t vermeerd�ring myns Verdriets, kreunt n�ch myn� ziel, myn� laffe ziel zichnbsp;zyns ?
Alleen op zyn gevaar te d�nken doet my beeven �.
En zo na by myn� wraak, wil ik�them n�ch vergeeven ? Neen, neen, herroepen wy ons vonniire niet w��r.
Hy fneuvele. Ook �n leeft hy t�ch voor ons niet meer. De ontrouwe triomfeert, �n lacht met myn� verwoedheid.
Ely oordeelt n�ch van my uit myn� voorleeden� goedheid. Hy waant, dit onweer zal met fchreijen overgaan,
En dat ik, altyd zwak, onz�ker, onberaan.
Zal keeren met de ��n� hand den flag , dien de and�rc bragte.
WatZegik? Neen, hemfpeeltwat anders in�t gedachte: Hy moeit zich niet, wyl hem zyn trouw t�t vreugde noodt.
Of
-ocr page 71-Of iemand elders zoekt zyn leeven, df zyn dood.
In deeze warring laat my die ondankb�re ftecken.
Neen, neen, n�ch eenmaal, laat Oreftes arm ons wree-ken.
Hy ft�rve, wyl hy t�ch dien flag wel heeft voorzien, En my zyn� ondergang gedwongen te gebi�n.
Gebi�n! Hoe dus! wordt dan van my die laft gegeeven ? Zal dan door yver van myn liefde Pyrrhus fneeven ?nbsp;UiePrins, wiens oorldgsdaan, toen hy voor Trojeftre�d,nbsp;Myn minziek harte zich zo vaak vertellen deed;
Wien zelfs in�thcimelyk myn� ziel hadde uitverkooren. Eer ik van Vader hem ten Huuw�lyk wierd befchooren.nbsp;Reisde ik van Sparte dan door zo veel zee en zand,nbsp;Tot in Epiere, om hem te helpen aan een kant,nbsp;Tedoon, te moorden.^ Neen, eer Pyrrhus raakeom�tnbsp;leeven...
Hermion�, Kl�on�.
AHermion�.
Ch Kl�on�! wat br�ngt ge .^ach wat heb ik bedrceven J Hoe maakt het Pyrrhus ?
Kl�on�.
Hy, ten top van zynen w�nfch Verheeven, fchynt de fierfte, �n de verliefdfte m�nfch.nbsp;�Kheb hem ter Tempel, daardePriefters�tfeeftbereijen,nbsp;Al triomferende, zyn� buit �n bruid zien leijen.
En, met zyn oog op �t wit van zyne hoop gericht. Zich dronken drinken in �t vermaak van haar gezicht.nbsp;Andromach�, bejuigd van duizend vreugdezangen.nbsp;Sleept Trojcs droeven val voor�t outer op haar� wangen.nbsp;En ongevoelig voor den haat, en voor de min,
Vdlgt zonder fchyn van vreugde, dfmorren, Pyrrhus zin. Hermion�.
Oniankb�re, uw overmoed is dan in tdp gereezen.!*
D s nbsp;nbsp;nbsp;Maar,
-ocr page 72-Maar, Kl�on� hebt ge acht geflagen op zyn weezen gt; Genoot hy volle weelde, �n welluft naar den eifch?nbsp;Heeft hy �t gezigt niet ��ns gew�nd naar dit Paleis ?
Ei zeg me, gingt ge u niet vertoonen voor zyne oogen ? Wierd hy niet rood van fchaamte, df bleef hy onbewoo-gen?
Hebt gy zyne ontrouw aan zyne onruft niet gek�nd ?
Of hieldt dat trdts gelaat zyn� fierheid tdt aan �t �nd� ? Kl�on�
Zyn� liefde maakt hem blind, de z�rg voor eer, �n leeven, Heeft hy den fchop met u, �n uwe min gegeeven.
�t Volvoeren van zyn� trouw is �t all�, daar hy na haakt, Hy yvert zdrg�loos, df hem vriend, df vyand naakt.nbsp;Zyn� wacht heeft laft om op Afiyanax te paffen.
Hy meent, dat die alleen gevaar loopt van�t verraf��n. Ja Pyrrhus zelf (laat voor hem in, �n heeft hem totnbsp;Meer veiligheids gebragt ver van �t Paleis, op �t fldt.nbsp;Geen andere achterdocht fchynt zyne vreugd te ftoorcn.nbsp;Hermion�.
De fchelm zal fneuv�len. Maar wat deede Orefl ? laat hooren.
Kl�on�.
�k Heb hem ter Tempel in zien treeden met zyn� ftoet. Hermion�.
Wel, fcheenhyt�mynerwraak gehard, �n wel gemoed? Kl�on�,
Ik weet niet.
Hermion�,
Weet gy �t niet? Wat �s dit? Oreftes mede, Oreftes my verraan!
Kl�on�.
O neen, ftel u te vr�de,
Hy bidt u aan; maar half met zin, half t�gens zin, Verkiell nu �t geen zyn� deugd hem raad, �n dan zyn�nbsp;min.
Hy vreeft in Pyrrhus de eer der kroone te verraaden,
Hy vreeft in Pyrrhus held Achilles, groot van daaden, Ja Pyrrhus zelf; hy vreeft ganfch Grieken, ja hy vreeftnbsp;De ganfche waereld; maar zichzelven vreeft hy �tmeeft.nbsp;Hy wenfcht met Pyrrhus hoofd teftillen uw�gepeinzen;nbsp;Maar de eerelooze naam van moorder doet hem deinzen.nbsp;Hy ftreeft ter Tempel in in �t einde, onz�ker, �fnbsp;Hy weer, als moorder, �faanfchouwerkeer�na�tHdf.nbsp;Hermion�.
Neen, neen; hy zal dat paar in volle pracht zien glooren, En zich wel wachten, zulk een huuw�lyksfeeft te ftoo-ren.
Ik weet wat wroegingen ontroeren zynen geeft.
Die bloodaard vreeft den dood: dit�s alles wat hy vreeft. Myn� moeder , zonder iets te b�d�len, �f te fmeeken.nbsp;Zag, hoe ganfch Grieken zich in �t harrenas ging fteeken,nbsp;En in tien jaaren krygs, om �t leed haar aangedaan.nbsp;Wel twintig Koningen, haar onbekend, vergaan.
En ik, ik eifch alleen den dood van een� meineedigen, �k Beveel myn� minnaar aan de wraak van myn bclcedi-gen,
Hy kan my voor dien prys verkrygen buiten nood,
En ik verzoek vergeefs myn� wraak door�s vyands dood. Kom, gaan we: ik zelve moet alleen myn dfFer Aagten;nbsp;Vervullen wy de kerk met bloed, e'n jammerklagten;nbsp;Verftooren wy dit feeft door moordgefchrei, en fchrik.nbsp;Opdat hunn� huuw�lyksknoop fl�chts duure een ogenblik.
Ilt zal niet kiezen, neen, �t heeft myall�konnenhoonen. Elk ftrekt me een Pyrrhus ; �k wil Or�ft z�lv� niet ver-fchoonen,
�K vlieg in myn�dood; zyr�dd�my hier zeeghaftig door. ik ft�ri' aljceir niet. De ��n , �f de ander v�lgt me opnbsp;�t Ipoor.
Orestes, Hermion�, Andromache, Kl�on�, Cephise, GEvdLG,/�nbsp;SdLDAATEN van Orestes.
M nbsp;nbsp;nbsp;Orestes.
evrouw, het is gedaan. Men vliedezonder toeven , Kom op myn� vloot de vrucht van uwe wraakluft proeven.
Zie die gevangene, zy kan, gelyk �t behoort,
U melden, hoe Or�ft gehouden heeft zyn woord.
He RMIO N �.
Go�n! �t is Andromach�!
Andromache.
O ja, �t is die Vdrflinne,
Ten tweeden maale we�uw, ten tweeden maal llaavinne; Maar die tdt binnen Sparte u trdts braveeren zal,
Nadien zy haaren zoon bevryd ziet voor zyn� val.
�k V erwacht, als deelgenoot van Pyrrhus euveldaaden, Mee zyne Itraf; vermits Oreftes door uw raadennbsp;Tdt deezen Koningsmoord gehitft, naar dat ik merk,nbsp;U opdraagt al den roem van dit doorluchtig werk.
�k Dacht niet, dat, zonder my Aftyanax te ontrukken, De H�mel meerd�ren kon myn leed, �n ongelukken,nbsp;En maaken, dat myn oog, reeds afgetreurd van rouw,nbsp;Eeneand�re, als H�ktdrs dood, ndch eensbeklaagen zou.nbsp;Maar gy alleen, gy wilt een middel op te fpoofen,
Om 7 rojes heug�nis voor een�wyle in my te fmooren. Gy doet, veel wreeder, dan Achill�s, �n zyn zoon.nbsp;Myn� grootften vyand my beweenen by de do�n;
En Pyrrhus fchynt de plaats myns H�ktdrs te bekleeden, Voorheen geweigerd aan zyn dreigen, �n geb�den.nbsp;Mevrouw, �k heb zynen toorn geproefd, niet dan te llraf;nbsp;Zyn� trdts my meerder Il�f, alsu, tot klaagen gaf.
U w� wreede vriendfehap koft, � Pyrrhus, my bekooren,
Tc
-ocr page 75-Te worden trouw�loos aan myn� H�ktdr! �k Had he-fchooren,
U d�s te ftraffen: maar ik neem al �t Godendom T�t tuige, dat myn� wraak v�r na zo hoog niet klom;nbsp;En fchuuw van�t bloed van u, �n van uwe onderdaanennbsp;Te plengen, had het u gekdll alleen wat traanen.
Hermion�.
Hoe! Pyrrhus is dan dood ?
Orestes.
O ja , der Grieken moed Getergd, heeft uitgedoofd zyne ontrouw in zyn bloed.
Ik had u zulks beloofd, �n fchoon myn v�rit�lyk harte Tot zulk een� gruuvveldaad niet �emde, dan met fmarte,nbsp;�k Vloog echter tempel waards, daar ik myn vdlk ter-llond
By �t outer, �n rondom den Vdrft gelloopen vond.
Hy wierdt my fluks gewaar. Maar, zonder zich te ontzetten ,
Scheen myn gezigt het vuur zyns overmoeds te wetten, En dat gantfeh Grieken, bits getrdtfl; in hunn� Gezant,nbsp;Verhoogen moeit den glans van zynen huuw�lyksband.nbsp;In �t einde, neemende zyn� kroon, met groot genoegen,nbsp;Beftondt hy zyner bruid die zelf op �t hoofd te voegen.nbsp;Ontfang, Andromach�, myn�kroon, �n trouw,fprakhy;nbsp;Regeer voorts over gantfeh Epiere, �n over my,
�k Beloof uw� zoon te zyn een vader, �n behoeder;
Ik daag de Go�n tot tuige, ik zweer het zyner moeder; Air zyne vyanden verklaar ik voor de myn�.
En hem den Koning van het Trooifche v�lk te zyn. Hier op liet zich een galm van vreugde, �n blydfchapnbsp;hoorei!,
Waar onder Grieken gilde uit dolle fpyt, �n tooren. Vloog den ontrouwen toe, �n floot hem in een�kring,nbsp;En liet geen toegang aan myne uitgetoogen� kling.
Elk woelde om�t zeerlt, wie hem den fteek in �t hart zou geeven,
�kHeh
-ocr page 76-6%
�k Heb hem een langen tyd hunn� drift zien t�genftreevcn. En worftelen, om lyf te bergen in dien nood;
Maar eind�lyk ftort hy neer, �n valt voor �touter dood. Aftyanax is vry. Maar voor dit fchamper hoonennbsp;Zal Grieken, t�zyner tyd Epieren eens beloonen.
Met ��nen wilde ik, dat Andromache ten toon Gevoerd wierde in myn� zeege,�n inftond voor haar� zoon.nbsp;Het graauw door fchrik aan �t vli�n, �n met ruimbaannbsp;te maaken,
Liet myn� gevangene my zonder we�rftand fchaaken,
En brengen hier ter fte� daar ik myn vdlk verwacht; Befprenkeld met het bloed, uw� hoon ter wraak geflagt.
HeRM lON�.
Wat hebben zy gedaan!
Orestes.
Wilt hen die drift vergeeven,
Zy hebben,�k zie�t, uw� wraak-te h�ftig voortgedreeven. Gy wilde, dat myn� hand hem de eerlte had verraft,
En dat hy ft�rvend wift, dat hy ftierf door uw� laft.
Ik b�n�t n�chtans, wiens moed myn�Grieken heeft ont-fteeken,
En tempelwaards doen fpo�n, alleen omute wreek en; Zo dat ge u moogt met r�cht toe�igenen zyn� dood.nbsp;Daar toe myn vdlk niet, dan hunn� hulp, �n handen boodt.nbsp;De eer van die daad komt u alleen toe.
Hermion�.
Zwyg, verraader,
En wyt u z�lv�dien moord; wien raakt het fchelmftuk nader ?
Gaa, roem in Grieken op dit h�ldelyk beftaan. �kGruuw voor uw� boosheid: gaa, ik wil geen deel daarnbsp;aan.
Wat ging u aan, ontm�nfchte ! �n van wat zucht gc-dreeven,
Hebt gy den draad gekort van zulk een kdftlyk leeven.^ Hoe koft gy hem, vervloekte, opdlF�ren voor �t altaar!
En grilde niet uw bloed? rees niet te berge uw�haar ? Maar zeg me eens, wie heeft u die nmgt op hem gegeeven ?nbsp;Hemdooden! wien heeft hy bcleedigd ? watmisdreeven?nbsp;Wie zulks belaft ?
Orestes.
O G��n ! hebt gy my hier terftond, Gy zelve niet belaft zyn� dood met eigen� mond ?
Ach! moeft ge luift�ren na een minnares vol woede! Koft gy niet d�nken, hoe �k inwendig was te moede?nbsp;En zaagt ge niet in �t heetft van myne uitlpoorigheid,nbsp;Hoe �t hart afft�mde, �t geen wierd met den mond gezeid ?nbsp;Schoon ik �t al had gebo�n, moft gy my niet we�rftree-ven,
En honderdmaal dien laft doen geeven, �n h�rgeeven ? Of ik volhardde, eer gy den flag gaaft, komen zien;nbsp;En ndch eens komen ; df veel eer myne oogen vli�n ?nbsp;VVaarom liet gy my niet de zdrg van my te wreeken?nbsp;Wat dryftuhier, daar elkufchuuwttezien,�nfpreeken?nbsp;Hit zyn de vruchten, die gy van uw� liefde plukt.
Gy brouwde my den ramp, onzaal�ge, die udrukt.
Gy zyt het, gy, wiens komft hem, om ons bei te kwellen, Na myn� me�minnar�s deedt t� zyner fchande hellen.nbsp;Hy zou ndch zonder u ons deelen zyn gevry.
Licht minde hy my ndch; ten minften veinsde hy.
Vaar wel. ^ Vertr�k. Ik meen Epieren te bewoonen. k Staa Grieken af, �n Sparte, �n�t voorrecht van tw�nbsp;kroonen.
�k Verzaak myn ganfeh geflacht, �n walg�er voor, �n gruuw
Omdat het baarde, fch�lm, een monfterdier, alsu. Mevrouw, kom, gaan we. Ik ftel u op uw� vrye voeten.
^Is Pyrrhus laft. Gykuntmy vdlgen. Kom, wy moeten Ons kwyten ydlgens eifch van onzen laft, �n plicht.nbsp;Laat zien, wie t� zyner wraak die beft van ons verricht.
VIER-
-ocr page 78-Orestes, Gevc5i-g, /�S�ldaaten van Orestes
W nbsp;nbsp;nbsp;Orestes.
At �ie, wat hoor ik ? zal Hermion� zo Ipreeken, Wiens hoon door s� Konings moord ik heb beftaan tenbsp;wreeken ?
Zyfcheldtmevooreen�fch�lm, een�moorder, wreed; �n f�l!
Is �t Pyrrhus ook die ft�rft ? b�n ik Oreftes w�l ?
Hoe! �k ban de r�den , �n haar licht uit myn gedachte, �k Vermoord met w�derzin een� Koning, dien �k hoognbsp;achte,
�k Sch�nd op ��n� dag het recht der Oppermajefteit,
�t Recht der Gezanten, �n het recht der m�nfchlykheid; Ja �t recht der Kerken,door �t ontzag der G��n te ontwyennbsp;Metdoodflag, Koningsmoord, �nT�mpelfch�nderyen,nbsp;Voor wien? voor eene ondankb�re, aan wien ik �t hadnbsp;beloofd,
Die, zo hy niet �n fterft, my van haar� gunft berooft, Wier woede ik v�lg: �n naauw heb ik dien moord be^nbsp;dreeven.
Of ze eifcht weer van myn� hand �s vermoorden bloed, �n leeven,
Zy mint hem, �n ik b�n een monfterdier, voor wien, Als voor de p�ft, zy z�gt voortaan te willen vli�n,
My laatende t�t loon de fchande, �n�t innig wroegen Van�t g�ne ik niet belfond, dan om haar te vernoegen.
Pyla�es, Orestes, Gevolg, �n S�ldaa-
TEN van Orestes.
WP YLADES.
Y moet�n voort, myn Heer, Laat ons vertrekken�, �f
Valt
-ocr page 79-Vaft ftellen, nimmermeer te fcheiden uit dit H�f.
Ons v�lk houdt n�ch een� poos de poort met moeiten o-pen.
Het graauw komt dol van wraak met drommen aange-loopen.
Andromache gebiedt het, als haar� onderdaan.
�t Ziet haar voor Koningin, �n ons voor vyand aan.
2y zelv�, die Pyrrhus min we�rftreefde, �n ftadiggriefde, Voldoet deplichten van een� weeuw, vol trouw, �n liefde;nbsp;Belaft dat elk hem wreeke, �n poogt miftchien met ��nnbsp;He wraak van Hektors dood te neemen op ons tween.nbsp;Kom, gaan we,'�nmarren niet totdat zy ons omringen.nbsp;Ons v�lk verwacht ons, �n, terwyl men �t graauw zietnbsp;dringen
Rondom Hermion�, geftort op Pyrrhu^ lyk,
Is �t tyd voor ons; men neem�voort veiliglyk de wyk. Orestes.
Neen, �t is Hermion�, myn�vrinden,die�k wil v�lgen. Ik overleef geenfins haar� gramfehap, zo verb�lgen.nbsp;Vertrekt gy, ik heb fchuld, daar ik de ftrafvoor wacht.nbsp;PVL AD�S
Hermion�, myn� Heer! ban die uit uw gedacht�;
Hoe, fteeds het w'erktuig, �n het voorwerp van baar woeden,
Zoekt gy n�ch by haar lyk weer verfche t�genfpoeden ? Moet gy , omdat zy fterft ook fterven ?
Orestes.
O verdriet!
Zy fterft? wat hoor ik! Go�n!
Pylad�s.
Hoe Heer, weet gy�tndch niet? Terwyl wy uit de Kerk na �t H�f fpo�n, komt ze onsnbsp;t�gen.
Die na den Tempel vloog, ontfteld,verbaafd,verlegen. Ze ontmoette Pyrrhus lyk, gedraagen van zyn v�lk,nbsp;Hat, t�zyner wraak gehitft, vaft wette zynend�lk.
E nbsp;nbsp;nbsp;Op
-ocr page 80-66
Op dat vertoog is wis haar� raaierny ontfteeken.
Wy hebben eindelyk ter hdfpoorte afgekeeken,
JHoe xy op Pyrrhus viel, �n met ontbloot geweer �t Gezigt ten h�md floeg, zich ftak, �n ftortte n��r.nbsp;Orestes.
Dank, G�den, myne ramp gaat v�r myn� vrees te boven.
Ja, H�mel, ik moet u voor uw� volharding looven. Geduurig b�zig om te pynigen dit hart,
Hebt gy my klimmen doen ten top van alle fmart.
Uw� haat heeft luft gefchept , om my op �t wreedlt te kwellen.
Gy woudt me tot een beeld van uwe gramfehap ftellen, Daar in de el�nde ftondt volkomen afgepr�nt.
Wel aan, ik ft�rf vernoegd, myn l�t loopt op het end' Waar zyn die minnaars ? om myn� lullen te verzaaden,nbsp;Moet ik my in hun bloed, �n in het myne baaden,
Hen ll�rvende aanzien, �n vereenigen met ��n Drie harten, onder zich in �t leeven nooit te vre�n.nbsp;Maar welk een donk�re nacht belet me voort tetreeden^nbsp;Wat fchrik rydt my door �t bloed? wat grilling door denbsp;l�den ?
Waarb�rg ik my, hebdank, � H�mel,�k zie een�llraal! Help Go�n ! wat ftroomt �er bloeds rondom my in denbsp;zaal!
PYL AD�S.
Myn Heer...
Orestes.
Hoe Pyrrhus, komt gy my n�ch w�der t�gen ? Moet ik ontmoeten myn me�minnaar te allen w�gen ?nbsp;Hoe! zyt ge�t n�ch ontvlucht, doorboord met wond opnbsp;wond?
Hou daar den doodlteek, dien my u te geeven ftondt. Maar hoe Hermion� komt hem vol minne omarmen,nbsp;En voor den flag, dien ik hem brengen wil, befchermen.nbsp;Help Go�n! wat blikken fpalktzyop,zo wreed �n naar?
Wat
-ocr page 81-Wat vloek, wat onderaardfch gedrocht flecpt le achter haar?
Wel aan, gy Ddchters van de helle met uw� fpooken, Wien dreigt ge met uw toorts �n (langen te bellooken.nbsp;Voor wien is de eerfleep,dien gy mede hebt gebragt ?nbsp;Komt gy my rukken na uwe eeuwig duiftren nacht ?
Zo komt. Oreftes geeft �ich over aan uw� (lagen. Maar neen, (laat af, �n laat Hermion� my plaagen.
De ondankb�reis wreeder dan gy alle, �n zal�t wel doen, Oreftes dfFert haar zyn hart, om op te wo�n.
Pylapes.
men.
Helpt, vrinden; hy bezwykt. Laat ons geen tyd verzui-
Die
a-�ie ons Zyn� flaauwte gunt, omvoo'^tdeftadte ruimen. Laat ons hem bergen: want daar toe is kans, ndch raad,nbsp;Zo naa zyn� zwymeling hy weer aan �t raazen (laat.