-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6- -ocr page 7- -ocr page 8- -ocr page 9-

D E

xM I N N A A R

POÉET EN KNECHT;

B L T S P E L,

Van verre het Franfche gevolgt, onder de Zinlpreuk:

DE GUSTIBUS NON ESTDISPUTANDUM.

t’A M.S T E L D A M,

Ey IzAAK Duim, Boekverkooper op de hoek van den Voorburgwal en Stüfteeg. 1760. Mei Privilegie,

BiSLIOTHEEK DER

rijksuniversiteit

UTRECHT*

-ocr page 10- -ocr page 11-

VAN DE

PRIVILEGIE,

¦pNE Staten van Holland ende Weftvrieslad doen te weeten : alzo ^ ons te kennen is gegeeven by de Regenten van het Wees-eiinbsp;Oude Mannenhuys, dei Stad Amfterdatn, en in die quaüteitennbsp;te faraen Eygenaars, mitsgaders Regenten van den Schouwburgnbsp;aldaar; dat zy Supplianten ,eenige Jaaien hebben gejouïfieertvannbsp;’t Odtroy by ons den 27 May van den Jaare lyaS. alsraeede vannbsp;de pronlongatic van dien den « December 1742. aan de Supplianten vetleeht vtaar by wy aan de Supplianten, goedgunftiglyfcnbsp;hadden geaccoidert en geoélroyeert, om nog voot den tyd vannbsp;vyftien agtet een volgende Jaaren, de Werken, die ten diendenbsp;van het Toneel reets waren gedrukt; en van tyd tot tyd nog verdetnbsp;in het licht gebragt, en ten Tooneele gevoett zoude mogen werden , alleen te mogen drukken, doen drukken, uitgeeven en verkopen, dat de Jaten, by de voorfz. prolongatie van 't gemeldenbsp;Oiiroy of Privilegie vervat op den 6 December van deezen Jaarenbsp;175 7 dond te expireeren; en dewyl zy Supplianten ten meedennbsp;diende van de Schouwburg, fwaat van hunne relpeftive Gods huy-zen ender andere meede moeten werden gefudenteert, de voornoemde Werken, zo van Treurfpellen , Blyfpellen , Klugten ; alsnbsp;anders, die reets gedrukt, en ten Toneele gevoettzyn ,of in hetnbsp;toekoomende gedrukt, en ten Toneele gevoert zoude moogennbsp;werden, gaarne alleen, gelyk voorheenen , zouden blyven drukkennbsp;doen drukken, uitgeeven en verkopen, ten einde dezelve Werken, door het nadrukken van anderen, haer luider, zoo in taal,nbsp;als ipelkond, niet mogten komen te verliefen, en dewyie haatnbsp;Supplianten, zulks nade expiratie van de voornoemde prolongatienbsp;van ’t vooifz Ofiroy, niet gepermitteert was; zoo keerden denbsp;Supplianten haat totOns, teverenteiyk verzoekende; dat Wy aannbsp;de Supplianten , in haar voorfz. qualiteyt, geliefden tevetleenennbsp;prolongatie van het vooifz. Oöroy , om de vooilz. Werken , zoonbsp;van Treurfpellen. Blyfpellen .Kluchten , als anders,reets gemaakt,nbsp;en ten Toneele gevoert, of als nog in het ligt te brengen, en tennbsp;Toneele te voeren, nog voor den tyd van Vyftien eerdkotnende ,nbsp;en agtet een volgende Jaaren, alleen te mogen drukken ,en Verknopen, of te doen drukken, en Verkopen , met verbod aan allenbsp;andere op zeekere hoogg Poene by Ons daar tegens te Statueeten ,nbsp;daar van te verleenen Oftroy in fotma; ZO is 't dat Wy, denbsp;Zaake ende T voorfz. verzoek ovetgemerkt hebbende, ende genegen wezende,te( beedevan de Supplianten, uit Onzeregte wce-

3 nbsp;nbsp;nbsp;»en'

-ocr page 12-

tenfchap, Sou?etaine magt en authonteit, dezelve Suppüantefl geconfcnteert, geaccordeerd en geoctroyeèir hebben, conlentee-len, accorderen ende ofttoyeten , haat by dceze, dat zy , geduu-lende den tyd van nog Vyfrien eerft achtereen volgende Jaaten ,denbsp;vootfz. Werken, jndietvoegen, als zulks by de Supplianten isnbsp;vetzogt,en hiet vooten ultgcdtukt flaat,binnen denvootlz Onzen Landen alleen zullen mogen Drukken, doen Drukken, uitgee-ven ende Verkopen, verbiedende daatomnie alle en een iegely-ken de vootlz. Werken , in 't geheel ofte ten deele te Drukken , nanbsp;te Drukken, te doen nadrirkkcn, te Verhandelen, of teVetkoo-pen ,ofteel(let3 naergedtuUt, binnen den zelven Onzen Landen tenbsp;hiengen, uit te geven of te Ve handclen en Vetkoopen, op denbsp;Verbeurte van alle de nagedruktc, ingebiagte, verhandelde ofnbsp;verkogte Exemplaren ,ende een botte van drie duyzend guldensnbsp;daar eu boven, te verbeuren, te Appliceren een derde part voornbsp;den Officier, die de Calsnge doett z.tl, een derdepart voor den Ar»nbsp;men der plaatlen daar het Cafus voorvallen zal, ende het reftee-rende derde part voor de Supplianten , en ditrelkenszo meenig-maal als dezelve zullen worden agtctiraalt, alles in dien vetftan-de,dat Wy de Supplianten met dezen OnzenOftroyealleen willende gratificeren tot verhigt;edinge van hunne fchade door het nadrukken van de vootfz. Werken , daar door in genigen deele ver-fiaen den tnneltouden van dien te autorireren,ofte ,te Advouë-xen,en veel min .dezelve onder onze ptotextieenbei'clicrminge,nbsp;eenrg meerder Credit, aaniten, of reputatie te geeven, nemaatnbsp;de Supplianten in cas daarinneiets onbehoorlykszorrde influërcn ,nbsp;alle het zelve tot hunnen lafte zullen gehouden wezen te vet-antwootden, tot dien einde wel expteflelyk bcgeerende,dat by-aldien zy dezen onzen OiStroye voor dezelve Werken zullen willen (lellen , daar van geene geabbrevieetde of gecontraheerde men-tie zullen mogen maken, nemaar gehouden weezen , het zelvenbsp;Otiroy in 't geheel ,en zonder eentge ommiffie, daat voot te drukken, of te doen drukken, en dat zy gehouden zullen zyn,eennbsp;Exempiaaf van de vootlz Werken , op Groot Papier, gebonden ennbsp;wel geconditioncert, te brengen in de Bibliotheek van onze Uni-vetfiteyt te Leyden, binnen den tyd van zes weeken.na dat zynbsp;Snpplianten dezelve Werken zullen hebben beginnen uit te geeven, op een boete van zes hondettgulden, naexpiratiedet vootfz.nbsp;zes Weeken.by de Supplianten te verbeuren ten behoeve van denbsp;Nedetduitfe Armen van de plaats alwaar de Supplianten woo-nen, en voorts op poene van met ’et daad veilteeken te zyn vannbsp;het effeö van deezen OSioye, dat ook de Sttpplianten, fchoonnbsp;by het ingaan van dit Olltoy een Exemplaar gelevett hebbendenbsp;aan de vootfz. Onfe Bibliotheek, by Zoo vette zy geduutendenbsp;den tyd van dit OiSroy dezelve Werken zouden willen herdrukken met eenige ObferVatien, Noten, Vetmeeidetingen , Veranderingen , Corteftien , of anders, hoe genaamt, of ook ineennbsp;ander formaat, gehouden zullen zyn wecieioni een ander Exemplaar van dezelve Werken, geconditicineett als voren , le brengennbsp;in de vootlz. Bibliotheek, binnen denzslves tyd, en op dc boeten

en

-ocr page 13-

en poenaliteit, als vooren. En ten einde de Supplianten deeee oneen Confente Oüroje ende mogen genieten als raat bchoeren ,nbsp;latten wy allen en een iegelykcn,dien het aangaan mag,dat zynbsp;de Supplianten van den inhoude van dezen doen, laaten cngedo-gen ,ruftelyk,vredelyk en volkomentlyk genieten engebtuiken,nbsp;cesleetende alle belet tet contiaiie. Gedaan in den Hage,ondecnbsp;onzen Grooten Zegele, hier aan doen hangen op den agttten November, in ’t Jaac onzes Hceten en Zaligmakets duizend zeven-hondeidzeven-en-yyftig.

P. STEN.

Tei Oidonnantie van de Staaten

C. BOET.


Laget ftond.


Aan de Supplianten zyn , nevens dit OAroy, ter hand getteltby Extraö Authenticq , haar Ed. Gr. Mog Refolutien van den 28 Juny,nbsp;tjis, enso Apiil 1728. ten einde om zig daai iia te leguleeicn.

De Regenten van het Wees-en Oude Mannenhuis hebben, in hunne vooifz. qualiteit, het recht van deze Privilegie, alleennbsp;voor den tegenwooidigen Diuk , van De MINNAAR POEETnbsp;jiH KNECHTi Blyfpel, vergunt aan Izaak Doim.

In .AmlieUimy den 7. Augajlui, 1760.

pï:r.

-ocr page 14- -ocr page 15-

Bladz.

MINNAAR

POËET EN KNECHT;

B L r S P E L.

EERSTE TOONEEL.

Erastus, in Knechts Gewaad.

HErastus.

emel! wat heb ik gedaan! hoe zal ik het, om my uit deze moeijelykheden te redden, verder maken?nbsp;Ik heb dit gewaad aangenomen om door dat middel innbsp;dienst van de bekoorelyke Lücinde te geraken,

En dat, zonder eenig ander uitzigt,dan om het geluk te hebben van haar te zien,

Met haar te fpreeken, en by alle gelegentheden myn dienst aan te kunnen bién.

6 Ongehoorde dwaasheid! by dewelke ik nu nog een tweede (die myn vertrek uit dit huis na zich zal flepen)nbsp;fla te bedryven.

TWEEDE TOONEEL. Erastus, Jan.

Erastus.

ch! Jan.

Jan.

Och! Mynheer.

A nbsp;nbsp;nbsp;Eras-

-ocr page 16-

a De minnaar POEET en KNECHT;

Er AST us,

Ik ben verloren.

Jan.

Ik kwam u aulks bekent maken. Erastüs.

ïk vrees dat wy hier niet langer zullen kunnen bly ven. Jan.

Gy moet een belluit neemcn, en dat ten cerften.

E R A s T u s.

Deze morgen heb ik, uw kwaade raad volgende____

Jan.

Deze morgen

heb ik, gaande naar uw Boekdrukker, hier by.....

Erastüs.

In de Kamer van Lucinde laten leggen.....

Jan.

Met de groot-

fte moeite des wacrelds ontdekt......

Erastus,, nbsp;nbsp;nbsp;sWie?

Jan, nbsp;nbsp;nbsp;Wat?....

Erastüs,,^ 5 nbsp;nbsp;nbsp;Myn Vaerzen

Jan, nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Uw Oom.

Erastüs.

Hoe! myn Oom, zcgtgy?

Jan.

Ja, Mynheer, uw Oom is in Amfteldam.

Erastüs.

Hebt gy hem dan gezien gt;

Jan.

Neen; en, daarenboven,

^oude ik hem evenwel niet hebben gekent, want het is nu al omtrent by de dertig jaren, zoude ik geloven,nbsp;Dat hy buiten ’s lands is gcw^ccst

Erastüs.

Hoe weet gy dan dat hy hier is in dc Stad?

Jan.

-ocr page 17-

PEL.

Y S

Jan.

Ik Tal het u leggen , ik ontmoette op ftraat een van myn geweezene Confraters, die uit de Indiën kwam,nbsp;ik vroeg hem of hy iets van uw’ Oom vernomen had?

Doch dewy 1 de fterke regen ons hinderde hier van te fpre-ken,en ik echter gaarne iets van deze zaak wilde weeten,

Bragt ik hem hier by m de Herberg.

Erastüs.

Wel nu? voleind.

Jan.

Na dat wy waren gezeeten,

Eischte ik een potje van de allerbeste roode Wyn,

Wy openden de fles, namen de glazen, en dronken vervolgens; gy kunt wel denken dat zoo een eer fte ontmoeting zeer teder moet zyn;

Hy verhaalde my by deze gelegentheid zyne lotgevallen; ó! wat is de Zee niet gevaarlyk om uit dat gewest tenbsp;komen;

Wat heeft hy een vreefelyk Onweêr moeten uitftaan! telkens fcheenen de golven zyn Schip te zullen over-flroomcn;

Waar het regt geweest is kan ik niet wel zeggen:doch. ik hoorde dat hy maakte gewag

V acht-en-twintig graden breette, en van een-en-twin-tig Roeden lengte, althans hy was zeer blyde toen hy voor Texel ten anlter lag.

Erastüs.

Jan, gy maakt my onverduldig, wil doch het overige van dit lastig verhaal fpaaren.

Jan.

Welaan, deze Knecht is hier gekomen met een ryk Heer, zynde afkomftig uit ’s Gravenhage, ( dat ook uw’ ennbsp;uw’s Ooms geboorteplaats is) oud in de zestig jaren:

Alle deze omüandigheden, dunkt my, komen zo wel met elkander overeen, dat ik daar uit billyk dit befluitnbsp;maken moet,

Dat deze Heer uw Oom zelve is.

A 2 nbsp;nbsp;nbsp;ErM'

-ocr page 18-

4 De minnaar POEET en KNECHT;

Er ASTUs.

Een fchoon beüuit, inderdaad; maar heeft hy a ïyn naam niet gemeld ?

Jan.

Ja, en dat is ook het eenigftc articul dat my twyffclcn doet:

Want deze word geen Ldzimon genaamd.

ErasTüs.

Wat drommel

verteld gy my dan niet al, zo hy geen Lizimon ge-noemt word, kan hy immers myn Oom niet wezen? Jan.

Een fchoon gevolg! gy die uw meefte tyd belleed met het maken van Romans, weet gy niet, of hebt gynbsp;nooit gelezen,

Dat men wel eens meer van naam verandert als men buiten ’s lands reist, ja zelfs de Tytels aanneemt vannbsp;Baron, Graaf, of Marquis ?

Erastus.

Maar, hoe word hy dan genaamd ?

Jan.

O! Mynheer,

het is een fchoone Naam, hy eindigt zo wat op een

' Goudmyn, of op een vlies.....

Ei help my doch wat.

Erastus.

Mogelyk meent gy de Heer van Goudvliet. Jan.

Voorzeker, het is de Man zelfs,gy hebt het net geraden. Erastus.

Ik ken bem Jan, hy komt dik wils hier; wat meer is, ik geloof dat hy op de Weduwe verlieft is.

J AN.

De drommel, Mynheer, • weet gy ,wcl dat een Minnaar metfchatten overladen,nbsp;Meer is te vreczcn als een Oom.

Eras-

-ocr page 19-

B L Y S P E L, nbsp;nbsp;nbsp;5

Erastus.

Ja, maar Mevrouw heeft gelds .genoeg, en binnen korten tyd eerst Weduwe geworden zyn-de, van een oud, knorrig en jaloers man,

Geniet zy te veel vermaak, om zich voor de tweedemaal , tegens haar zin, in het huwelyk te begeven; Neen, ik denk niet dat zulk een dwaasheid in haarnbsp;opkomen kan;

t)och wat baat my dit alles, dewyl ik door het opvol-gen van uw kwaade raad verlooren ben, dit maakt my radeloos, en ik weet niet wat te beginnen.

^

Dat IS onbegrypelyk, ik geef doorgaans noch al goede raad, en ik was echter op die tyd niet dronken, maarnbsp;wel volkomen by myn zinnen:

Doch melt my de reden hier van.

Erastus.

Och! Jan, ik heb de Vacrzen in de kamer vanLucinde laaten leggen, dewelke ik op dat bekoorlyk Ichepfel had gemaakt.

2y heeft ze gevonden, en wil weeten van vzien die zyn; zy beeld zich vast in, dat Lizette, of ik, zynnbsp;omgekogt; zy ondervroeg ons beide zo fcherp datnbsp;ik ben confuus geraakt;

Ik wierd dan eens bleek, dan weder rood, ja veranderde hondertmaal van gelaat, eindelyk ik denk vast dat Lizette

En ik zullen worden weggejaagt, en dat’er geen middelen zyn, waar door men dat onheil belette.

Jan.

Zoo veel te beter, dewyl het my voorkomt dat het Zeer noodzaaklyk is dat gy de naam van Karei verlaat.

En die van Erastes weder aanneemt, om dus uw liefde aan Mevrouw Lucindc te kunnen voorftellen, innbsp;een gevoegelyker llaat.

Ea die meer overeenkomt roet uw geboorte.

A. 3 nbsp;nbsp;nbsp;Eras-

-ocr page 20-

6 De minnaar POEET en KNECHT;

Erastus.

Och ! Jan, zy zoude my wel ras herkennen, en kunt gy gelooven dat zy my deze roekeloosheid ooit zoude willen vergeeven.

Jan.

Wel ik moet u beklagen dat gy noch zo onnozel zyt, geloof vry, ik heb van myn leven

Geen vrouw gezien, die in haar hart kwaad was over zottigheden die een Minnaar, om haar te behagen, bedreef.

Ga maar ecns in de faletten , daar zult gy hoorcn, dat de zulke eerst recht haar waereld verdaan, zo waarnbsp;als ik leef...

Maar, apropo, heeft die laatfte Roman, die gy ge-fchrevcn hebt, aan uw mccftres wat genoegen kunnen geeven ?

Ik meen die, waar in gy op een geedige en ^ierlyke wyze haare levensgevallen, en onze avonturen hebtnbsp;befchreven.

Erastus.

Zy leest myne Werken zonder te weten dat ik ’er dc Auteur van ben, zy pryst dezelve, en, daar by,

Schynt het, dat zy ’er vermaak in heeft, dit is in der daad een der allerheuglykde zaaken voor my.

Ja, ik verheel my hier door de gelukkigde aller der-velingen te zyn, en zal my nooit dezen arbeid bc-klaagen.

Nu ik in daat ben haar zulke zaaken te befchikkeh, die ik met vreugde zie dat haar’ geest kunnen behaagen,

De zugt die ik heb om aan zo een beminlyk voorwerp van eenig nut te kunnen zyn,

En in het eind, de tedere liefde welke ik haar toedraag, maken my, (fchoon in dezen verachtelyken fchyn)

Tolkomen vergenoegt, ja deeze drift bezield my derker als Apollo.

Jan.

Dat geloof ik waarachtig wel, ik weet

het

-ocr page 21-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;7

het by eigen ondervinding, ik heb ook federt eenige daagcn

Een begin gemaakt met myn leeven te befchryven: dit werk, ben ik verzekert, dat u zeer wel zal behagen:

Het is gelardeert met byzondere gevallen, geestige pot-fen, merkwaardige omftandigheden, doch boven dien.

Met een zedekunde, naar de allernieuwllc fmaak, en

zoo krachtig, dat.....Nou ik zeg niet meer, gy

zult het zelfs Z'en;

Maar, apropo, hebt gy Lizette al tot uw vertrouwde^ gemaakt ^ gy moet haar zien in uw'e belangens tcnbsp;trekken.

Want anders, zoo zy eens kwam te verflaan.....

Er ASTüs.

Och! Jan, ik durf my noch niet ontdekken.

Het is nu reeds twee dagen dat ik haar hier over heb getragt te fpreeken, doch word telkens belet, ik zienbsp;haar aan,

Ik zucht____, en meer kan ik niet uitbrengen, helaas!

zo zy eens aan de bekoorl vke Lucinde deed verftaan....

J an.

Vrees daar niet voor, mynheer, laat my daar voorzorgen , en wil in het minfte niet fchromen,

Zeg haar dat ik voor u ben, zy mint my, en dat is alleen genoeg om niet tegen u te zyn; daar is zy zelfs, blyf hier, ik zal voort weer by u komen :

Ik ga maar eens heen en weer na de Drukker; „nu denk „ op het geen ik gezegt heb. Vaar wel kameraar.

derde toneel.


-ocr page 22-

? De minnaar POËET en KNECHT; Slechts een oogenblik over de liefde, die xnj nacht ennbsp;dag kwelt, te mogen onderhouwen.

Doch een ïaak van het allergrootst belang belet my zulks, gy moogt egter vryelyk vertrouwen,

Dat, fchoon myn lichaam van u gaat, myn hart hier b ly ft; ja, dat ik u tot den dood toe zal bly ven getrouw.nbsp;Adieu voogdelTe van myn ziel, ik kan u zo kwalyknbsp;verlaten; vaarwel myn aanllaande vrouw.

VIERDE TOONEEL.

Erastus, Lizette.

VLizette. aarwel Zotskap.

„ Ik ben bly dat hy gaat, want Zyn „ byzyn begint my hoe langs hoe meer te mishagen;nbsp;„ Ja, wat meer is ,ik gevoel dat ik hem niet méér kannbsp;„ beminnen, federt dien tyd dat myne oogen voornbsp;„ de eerftemaal Karei zagen,

„ Deze is veel wellcevender, en heeft zo iets, waar „ van ik niet wel reden geeven kan.

„ Doch na ik gemerkt heb is hy ook niet onverfchillig „ omtrent my, laat ons zien, mogelyk fpreekt hynbsp;„ ’er van.

Erastus.

Hoe, Lizette, gy fchynt wel in uw zdve te praaten. Lizette.

Zo is het ook Karei, ik was daar diep in gedachten, over zaaken

Waar in gy ook eenig deel hebt.

Er ASTUS.

Dat zal dan zekerlyk over de Vaerzen zyn, die zo veel gerugts in onsnbsp;huis komen te maken.

Li.

-ocr page 23-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;9

Lizette

Gy raad dit niet volkomen ; ondertusfehen doet gy zeer kwalyk, dat gy u tot zulke dingen laat gebruiken, hoewel, tusfehen ons gezegt.

Ik vond het vcrwyt van Mevrouw al wat fcherp.

Erastus.

Ik ben u verpligt, dat gy zoo veel goedheid voor my hebt, maar waarlyk, kende gy my te recht,

Gy zoud my geenfins verdenken dat ik zodanig een commilTie had op my genomen,

Want, genoeg te doen hebbende met myn eigen zaken, bemoei ik my weinig met de zulken die van anderenbsp;koomen.

Lizf.ttf..

Zoo veel te nimmer, al zo dit de mode is, in den tege»-woordigen tyd,

Doch gy hebt noch hoop, dat die middelen, dewelke gy voor uw zelve in het werk Helt, met zoo veelnbsp;moeite en vlyd,

XJ ook zullen bekwaam maken, van naderhand anderen , in diergelyke omftandigheden, uw hulp niet tc ontzeggen.

Evenwel komt het my voor, dat gy u voor de eerfte-maal al wel hebt verklaart.

Erastus,

Hoe! ik heb my voor de eerllemaal al wel verklaart ? ik verzoek my dit vzatnbsp;nader uit te leggen.

Lizette.

Welaan, de zaak is zeer namurlyk, ik wil zeggen dat gy zoekt tc behagen,en dat gy daar in,tot hier toe,nbsp;noch al redelyk wel Haagt.

Erastus.

eenige genegentheid en liefde toedraagt A s

„ Zoude zyook gemerkt hebben dat haar mceftres my

. Het

-ocr page 24-

JO De minnaar POERT en KNECHT;

Het geen gy daar gelieft te zeggen, is waarlyk zeer aangenaam voor my, maar zoo ik mag vraagen,

Waar uit verbeeld gy u dat ik verlieft ben?

' Lizette.

Uit vcrfcheidens

oorzaken: uit de drift die gy hebt om te behagen;

Uit uw gezicht,houding, ja zelfs uit de zuchten, die gy gelladig loost; dit alles overtuigt my volkomennbsp;dat gy bemind.

Ik denk niet dat ik my hier in vergist heb.

Erastos.

,, Zy heeft dit in „ waarheid zeer wel opgemerkt.” Wgt;.1 nu, inyn kind,

By aldien ik u eens myn Vertrouwde maakte, van iets dat my op het hart legt, zoud gy wel willen beloven,

Om my niet ongunftig te zyn.

Lizette.

„ Goed, nu flaan „ wy tot de zaak zelve te komen, en, daar en bo-,, ven,

„ Een liefdens verklaaring te hooren in de uiterfte order , maar..., neen----, gy weet

Datmenaan zulkemenfehen alsik,diealtoo'datgeene, dat hun vertrouwt word, zorgvuldig houden (ccreet,

Vryelyk zyn hartsgeheim kan verklaren;doch mag ik, zonder al te nieuwsgierig te zyn, wel vragen wiennbsp;het zal geiden.

Er ASTüs.

Tot nu toe heb ik my daar in bedwongen, ja myn liefde, ondanks dcrzclvcr groot vermogen, heeft zichnbsp;noch nooit durven melden.

Lizette.

„ De vrees houd hem waarlyk noch de mond gefio-„ ten.” Ik moet zeggen dat gy uw zelfs groot ongc-lyk doet,

En dat gy, dus voortgaande, zeer weinig voordeel

t'aj:

-ocr page 25-

B Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;II

van uw min hebt te wachten, geloof my, de be-Ichroomtheid in dicrgelyke zaken is nooit goet,

En voegt althans niet aan uwe jaaren,voor al,als men te doen heeft met lieden

Die nimmer gewoon zyn zichxelve het eerftc totdier-gclyke zaken aan te bieden.

Spreek evenwel maar, en zyt verzekert, dat men u, zonder zich in het minfte te verftooren, aanhooren zal.nbsp;O !de vrouwen hebben nu meer veriland, als in denude tyden, men houd tegenwoordig die geene voor mal,nbsp;Die kw'aad tvorden, wanneer een M nnaar haar zynnbsp;liefde voorileld; maar in tegendeel is de erkentenisnbsp;op dit articul een der hoofddeugden.

Van dat beminnelyk gedacht.

Eras t ü s.

Ach! bedriegt gy my niet, Lizette, hebt gy, in dat bekoorlyk voorwerp van alnbsp;myn vreugden,

Iets goeds voor my befpeurd ? Ijireek toch, wat zoude ik u bier voor niet zyn verplicht.

Lizette.

„ Hy begind courazie te krygen, laat ons voortgaan.”

Gy denkt mogclyk dat ik dit alles heb verdigt.

Of, dat ik tracht de gek te fcheeren, met een zaak die in der daad zeer ernttig is, ik bid laat toch deze gedachten vaaren.

Het geen ik gezegt hebbe, zal ik bewyzen, en dierhal-ven moet ik u rond uit verklaren,

Dat men my reeds overlang, aangaande de drift die u beheerchst, heeft onderregt: '

Vrees echter niet,gy zult uw Medeminnaar, voor uwe oogen, kwalyk zien behandelen. Vertrouw op’tgccnnbsp;ik u heb gezegt.

Na zulk een groot voordeel kunt gy immers geen-lins meer twyflelen of gy zult een volkome overwinning behaalen.

Eras-

-ocr page 26-

12 De minnaar POEET en KNECHT;

EkAsTUS. nbsp;nbsp;nbsp;#

„ Zou haar tneeftres ook aan de heer van Goudvliet „ xyn affcheid gegeven hebben,mogt my die geluknbsp;„ eens bcfiraalcn,

,, Wat zoude ik vcrblyd zyn, want zyn komst in „ dit huis verftrekt my tot een groote hinderpaal.

Ach! Lizctte,wat zegt gy my daar, zoude ik weezent-lyk durven hoopen op zoo een luillerrykc zegenpraal.

Lizette.

Op zoo een luifterryke zegenpraal! wel men zou ’er de Galg om gecsfclen ,ik moet u waarlyk beklagen;

Doch dc Minnaars, en Gasconjers, fcheppen gcmccn-lyk zeer groot behagen

In verheevene Iprcekwyzen, nu ik vergeef het u, de liefde werkt wel ecus meer zulke malligheden uit.

Erastus.

Het is zo als gy zegt:

Maar gelooft gy in ernst,dat Mevrouw Lucinde zich

niet zoude verllooren over een drift, die.....

, nbsp;nbsp;nbsp;Lizette.

Wat reden zoude zy daar toe hebben, uwe inzigten zyn immers oprecht.

Er ASTDS.

Dat kan ik u op myn eer verzekeren; daar en boven ben ik uit cen gcflacht geboren,.....

Lizette.

O, ik ontfla u van de moeite om my uwe adeldom te bewyzen, zulks is maar tyd verloren:

Onze Méelferes zal zcekerlyk uw liefde goet keuren, ja u zelfs pryzen, doch, boven dien ,

Ik neem eens,zgt;' had quot;er al iets tegen, wat zwarigheid? wy kunnen ’t buiten Itaar wel Èellcn.

E R A S 'J u s.

Kan het gefchién.

Hoe, zouden wy het buiten haar kunnen Hellen?

Li-

-ocr page 27-

13

B L Y S P E L.

Ll ZETTE.

Verwondert u zulks ? ey hebt doch betere gedachten Van u zelve, daar is waarlyk geen Fortuin zo groot,nbsp;dat ik, om u dienst te doen, niet zoude verachten,nbsp;Mits, dat gy het u waardig maakt; doch dit moet doornbsp;den tyd koomen, gy ziet de prys, .

Tracht dezelve te verdienen.

E RASTU.S.

„ Zy heeft daar een goede draai „ aan haar zeggen gegeeven, laat ons op deze wysnbsp;„ Ook veranderen van taal.” Ik zoude verwondert zyn,

byaldien Mevrouw.....

Lizette.

Zwyg, daar hoor ik iemand komen, „ Ik wenschte dat die geene die ons thans dwingt ditge-„ fprek af te breken, van de drom mei mogtdroomen.nbsp;„ Wat zyn ’er heerlyke voorbereidfelcn gemaakt dienbsp;„ ons tot de zaak zelve zouden hebben gebracht.

„ Maar, het fchynt de heer van Goud vliet te zyn.

V Y F D E T O O N E E L.

ErASTüS, DE FIeER VAN GoUDVLIET, Lizette.

Hr. van Goudv.

vloeden dag,

fchoonc jonge Dochter, hebt gy al eens om het beloofde gedacht ?

Hoe vaart uw Mcefteres ? Komt het a voor dat myn perfoon haar wat kan behaagen ?

In kwaliteit als Kamenier behoorde gy, omtrent die zaken, wat direöic te hebben; daarom kan ik nic-niant beter als u hier over vraagen.

Lizette.

Alles zal wel gaan,maakvry ftaat op hetgeen iku zeg.

Hr.

-ocr page 28-

«4 De minnaar POEET en KNECHT;

Hr. van Goudv,

Maar hoor eens, Liietce; „ Zeg my doch,

„ Wat doet die knecht hier? 7.yn gelaat behaagt my „ niet, gilleren weigerde hy my noch

„ Een nre7,ent, dat ik hem wilde geeven; het is een „ lompert, ja een bloed.

Lizettk.

„ Heden!

„ Hoe kunt gy dat zeggen, myiiheer? het is waarlyk „ wel een goede Jongen ; maar het is noch nietnbsp;„ heel lang geleden

„ Dat hy gediend heeft, en uit dien hoofde, ook noch „ niet volkome volleert in het wetboek der dienst-„ boodens, waar van de eerde regul is, weest nooitnbsp;„ bcfchroomt in het aanneemen van geld.

„ Doch zyt voor het overige verzekert dat hy uinzyn „ hart bemint, ia u oneindig waardeert.

Hr. van Goudv.

Jagt; zegt gy dat:

[iegem Erastus) is dat zo als Lizette my meld?

Er ASTUs.

Indien gy maar eenigzints hier aan twyffelde, mynheer, zoud gy my waarlyk verongelyken.

Hr. VAN Goudv.

„ Hy is noch al zoo kwaad niet als ik dagt.” Ga zo voort, ik zal u ook myn gunft doen blyken.

Wel nu, Lizette, gy weet ik bemin de Weduw’, en myne jaaren laten geenzints toe

Lang ongetroirw't te blyven, zoude ik my aan haar durven verklaren? want ik ben dit loopen al moe.

Het is nu reeds, laat zien, viermaal, dat ik uw’ Meestres gefprooken heb, en noch heb ik haar niet over myne liefde onderhouwen,

Schoon ik,de eerlleraaal dat ik haar zag, reedsfmoor-lyk ben verlieft geworden, dit moogt gy vertrouwen.

Oor-

-ocr page 29-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;15

Oordeel nu ïelfs, of myne verwonderenswaardige ingetogenheid niet wel iets meritcert.

Zorg daarom ook dat zy my binnen korte tyd vcrblyd maakt, ja dat zy al myn verzoeken accordeert.

Lizette

Verklaar u maar, mynheer, dat is genoeg, ik zal haar op dit oogenblik uwe deugden gaan voor oogen Itel-len:

O ! Daar zyn duizend Minnaars, die meer vorderen, door hulp van een Kamenier, als door al de mooijcnbsp;praatjes die zy zelfs aan hunne maitresfen vertellen.

Er ASTUs.

„ Lizette is byzonder gedienllig!

Hr. van Goudv.

Ik zal dan, zonder de minde fchroom, haar mogen aanbieden myn hart, en hand,

En tevens een fortuin waar door zy gelyk word aan de rykfle van het land.

Lizette.

Met recht mag men zeggen, dat zulke menfehen geen fchatten meriteeren,

Dewelke door gierigheid verhindert worden haar gebruik daar van temaken ; doch ik wkwel zweeren,

Dat de Heer van Goudvliet in tegendeel zeer milt van aart is.

Hr. van Goudv.

’t Is waar,het is my ecnvreiigt als ik iets vaa myne fchatten aan een ander meede deel,

En, om u zulks te toonen, Lizette, ziet daar een Ring die ik u prefent geef.

Lizette.

Hoe! een juweel ;

Ik bid, verfchoon my, mynheer.....

Hr. van Goudv.

Kom, kom, neemtfe maar aan, het is immers een bagatel, waar toe dienen die malligheden.

Li-

-ocr page 30-

De minnaar POËET en KNECHT;

Lizette. nbsp;nbsp;nbsp;t

Gy fpot met my, myiiheer, het minfte prezent dat gy doet is waarlyk onwaardeerbaar; doch ik zal mynbsp;laten overreden,

En het zelve met minder fchroom aanneemen, dewyl ik u hier reeds als myn mccller befchouvv.

ZESDE TOONEEL.

LuCINDE,ERASTUS,He ER VAN Goudvliet, Lizette.

IL u C I N D E.

n waarheid dit maakt my ongerust, zie daar ver-„ fcheidenc Galanterien van die natuur, dewelke ik „ vertrouw

„ Dat alle aan my gcaddresfeert zyn, cn zonder dat ,, ik tot heden kan uitvinden van wien dezelve zynnbsp;„ gekomen.

Hr. van Goudv.

Ha, Mevrouw, zyt gy daar, ik verzoek wel excuus, dat ik uw komst niet eerder had vernomen.

Nu zie ik wel dat de liefde geen voorzeggens kracht heeft.

Erastds.

,, Myn hart voorlpeldemy zulks nochtans zeer klaar. Lucinde.

Hoe! mynheer, zyt gy dan Galant?

Hr. van Goudv.

Ja Mevrouw, ik ben ’ zelfs meer als dat, zie ik ben opregt, cn fpreck maarnbsp;Zoo als ik het meen, ik kom van een plaats daar mennbsp;gewoon is onbefchroomt zyn gedagten te kennen tenbsp;geven:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ,

Ha, als ik noch om dat land denk moet ik my verheu-¦. gen, wat is het leven

En de houding der Wilden in dat gewest niet onbedwongen; wat zyn zy niet oprecht!

Voor-

-ocr page 31-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;J7

Voornamentlyk in het ftuk van Vryery, men ïiet, men bemind, en men maakt geen zwarigheid dat men zulksnbsp;openhartig zegt.

Eindelyk , als het wat bykomt, dan trouwt men, deze gewoonte kan my waarlyk zeer behagen.

Ja,ik wenschte wel dat het hier in Amfteldamookzoo de mode was, want dan zoude ik u zonder veel complimenten vragen,

Ofgy zin had om my te trouwen.

Er ASTUS.

„ V oorwaar een charmante manier „ Om zich te declarecrcn.

Lizette.

„ Waarom ben ik ook niet

„ in Canada!

L U CIN D E.

Wat is ’er niet een onderfcheid tusfchen het land daar gy van fpreekt en het onze, de mond is hiernbsp;zelden of nooit de verklaarder van het hart; zeer ras isnbsp;men gereed kwaad te denken van zyn Evennaasten,nbsp;Maar, uit welleevcntheid, politie of intrest, vind mennbsp;zich verpligt deze gevoelens te verbergen, en dit laatftcnbsp;Heeft, tot gemak van ons leven, een brabbeltaal in denbsp;waereld gebragt,

Die men gewoon is Galanterie of Politesfe te noemen, en dat men weet met fatfoendel yke lieden om te gaan ; ja men tragt.

Onder dit voorwcndfel , malkanderen nog hondert aangename zaken wys te maken , doch dit alles isnbsp;zonder confequentie.

Het is hier zo de mode, want, byaldien gy dwaas genoeg w'aart om hier op eenige attentie quot;Pe geven, zoude men, met zeer veel reden, kunnennbsp;denken, dat gy uw waereld niet verftond.

Hr. van Goudv.

W' el de fpraak is evenwel gegeven om daar door te verklaren wat men denkt, en op deze grond

B nbsp;nbsp;nbsp;5:a1S

-ocr page 32-

18 De minnaar POEET en KNECHT ;

Zal ik u maar vry myn mcening verklaaren: een ïeker gelukkig voorval heeft my kennis met u doen maken,nbsp;Namentlyk, die Brief, dewelke my uw Oom de Gouverneur , onder verfcheide andere zaaken,

Voor u had medegegeven; gy hebt my de vryheid vergunt , om van tyd tot tyd myn pligt by u te komen afleggen, waarop ik dagt

Niets beter te kunnen doen als my nader aan u te verbinden , 2ynde dit het eenigfte vermaak daar ik natragt. En, om u hiertoe te beweegen, bied ik u met myn handnbsp;aan vyftig duizend guldens aan Renten, alle jaren;nbsp;Zie, byaldien ik wat jonger was, geloof ik u zo onge-intresfeert te zyn, dat ik dit aanbod wel zou kunnennbsp;fpaaren,

Maar het is billyk, nu myn eerde Jeugd voorby is, datgy ten minde een reden hebt waarom gy metmy trouwt,nbsp;En uit dien hoofde prefenteer ik ze u.

Lizette.

Slaa dit aanbod eens

af als gy kunt; wel vreefelyk wat al goudt!

Lucinde.

Byaldien uwe voordeliingen oprecht zyn, Myn Heer, zo zyn ze, in waarheid, niet minder briljant; maarnbsp;ingevalle ik u eens kwam ontrouw te wezen ?

Hr. van Goudv.

Ha,ha, volgt gy dan ook al de mode van dit land.....

maar neen, ik ken u te wel om daar voor in ’t minde te vreczen.

Lucinde.

’t Is waar; doch om dat ik zoo oprecht ben, raade ik u ook dat gy met deze zaak zo lang wacht,

Tot gy my nog beter zult kennen, want de eerdemaal ben ik gehuwt geweest uit krachtnbsp;Van het vaderlyk bevel, en nu wilt gy dat ik my voornbsp;de tweedemaal in den Echt zal verbinden,

Alleen uit Intrest: waarlyk, twee beweegredenen die

wei-

-ocr page 33-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;ip

weinig goeds van ïulk een Huwelyk voorfpellen, en ik wilde gaarne wel iets meerder ondervinden,

Dan flegts een bloote erkentenis,byzonder voor een Man, die zich als een oorzaak van myn geluk aanbied.

Hr. van Goudv.

Gy wilt hier dan mede te kennen geven, dat gy nog geen fterke genegentheid voor my hebt.

Lucinde.

Neen, in waarheid niet.

Hr. van Goudv.

Ik geloof het wel, de tyd is hiertoe ook nog wat kort geweest; maar mag ik wel vragen,

Of gy ook eenige af keer voor my gevoeld?

Lucinde.

Verre daar

van daan.

Hr. van Goudv.

Wel dan heb ik ook geen reden om my daar over te beklagen.

Waarlyk, een Minnaar moet zich al gelukkig rekenen, als hy maar van zyn Meestres niet word gehaat.

LiZE TTE.

„ Mevrouw, denk toch welk een fchat....

Hr. van Goudv.

Doch ik zal ugeen tyd geven om onverfchillig te zyn, maar my, van ditnbsp;ogenblik af, (tellen in een (laat,

Om u zoo te diverteeren, dat’er geen uur zal verby gaan zonder eenige nieuwe vermaaklykheden.

Lucinde.

Oy hebt waarlyk een allerliefst humeur.

Hr. van Goudv.

En zoo gy hier

mede nog niet waart te vreden,

Kunt gy bovendien (laat maken, dat ik nooit jaloers zal zyn, maar zelfs op dit artikel ten uiterfte complaifantr.

Ba nbsp;nbsp;nbsp;0!de

-ocr page 34-

20 De minnaar POEET en KNECHT;

O ! de Jalouïy vermindert gemeenlyk de liefde tus-fchen Man en Vrouw, daar de toegevendheid dezelve houd in ftant.

Locinde.

Weet gy wel, Myn Heer, dat gy zeer gevaarlyk zyt, en dat een Man , bezield met zulke edele gedachten.

Veel aangenamer in myn oog is, als al het vermaak dat men van een jeugdige Echtgenoot zoude kunnennbsp;verwachten.

Hr. van Goudv.

Dat is dan te zeggen, Mevrouw, dat gy myne aanbie-bieding aanvaard.

Lucinde.

Tot nog toe niet, ik mistrouw de Poëeten, zy zyn alle van een en den zelfden aart,

Dat is, groote liefhebbers om de zaaken te vergrooten, en dewy 1 gy mede zulke hecrlyke Vaerzen maakt, zoude ik zeer onvr)orzichtig doen wanneer ik u ook innbsp;alles vertrouwden.

• Hr. van Goudv.

Hoe ! Vaerzcn, Mevrouw , wat wilt gy hier mede zeggen ?

Lucinde.

Myn Heer, ik bid dat gy my niet voor de gek wilt houden,

Verre dat ik my hier over zoude verftooren, ftaa ik u zelfs volkomen toe,

Om my meer diergelyke te bezorgen, want ik vind ze zeer geestig.

Hr. van Goudv.

Spreekt gy in ernst? hoe!

Ik zoude u Vaerzen gezonden hebben, ik! ei, gy fpot met my. Wel ik heb ze nooit kunnen maken.

Lucinde.

Maar, Myn Heer, ik verklaar u immers dat zy myge-

diver-

-ocr page 35-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;21

diverteert hebben , wil dan het verdere ontkennen Haken.

Hr. van Goudv.

,,Wat drommel of zy toch meent met die Vaerzen!----

ik bid, Mevrouw,

Bezie my eens ter dege, daar is immers niets aan myn gantfche lyf dat naar een Poëet gelykt.

Lizette.

Nou,

Beken het maar , Mynheer , ik weet immers dat gy ze gemaakt hebt; maar gy had beter gedaan byaldiennbsp;gy by my waart gekomen,

Om dezelve te beftellen.

Hr. van Goudv.

Kyk, kyk, die praat ook al race.

L IZETTE.

Mevrouw , ik verzeker u dat het Mynheer wel is; nu, zeg maar ja, zonder fchromen.

Hr. van Goudv.

Neen, ik heb daartoe te veel Gonfcientic ,ik kan u verklaren, dat ik nooit iets anders als Wisfelbrievenheb gemaakt.

Lucinde.

Zie daar, Mynheer, lees zelfs, mogelyk zult gy u dan kunnen te binnen brengen het geen gy nu zo fterk verzaakt.

Hr. V AN Goudv., leest.

.^cb! welk een fmart is 't niet, z,yn liefde te verbergen,

l^oor 't Proefjiuk der Natuur , zo vol aantreklyk-beên......

Ik min Dafnis...... Het kan by me keel zeer wel

weezen,

Dat ik die Vaerzen heb gemaakt, want zy zyn duivels flegt.

Erastüs.

Mynheer, de meeste Dichters hebben het gebrek van haar eigen Werken niet goed te kunnen leezen,

Bs

-ocr page 36-

33 De minnaar POE.ET en KNECHT;

Ik heb altoos zeer veel liefhebbery gehad in het recitee-ren van Vaerzen, byaldien gy dult Dat ik u de moeite mag afneemen....

Hu. VAN Goudv.

Och ja, heel wel, Karei, gy doet my zelfs groot plaizier; daar, laat onsnbsp;zien hoe gy het maken zult.

Lucindk,

„ Hy houd zich maar .zo.

Lizette.

„ Zonder twyfFel, Mevrouw, Erastüs, leest.

Ach ! welk een [mart is ‘t niet, zyn liefde te verbergen, ybor V Proeffluk der Natuur, zo vol aanireklykbeên,nbsp;'k Min Dafnis, 'k zie haar Jieeds, en kan geen troestnbsp;verwerven,

JVyl zy de drift niet kent waar van ik word heflreên; En ,fchoon die felle vlam my eind'lyk zal doen fmooren,nbsp;Is de Eerbied die myn tong in 't fpreeken wederjheeft;nbsp;ö Liefde! mogt ik eens die ed'le Ziel bekooren,

Wier beek'nis in myn hart zyn waare rustplaats heeft.

Lucinde.

Waarlyk, Karei leest zeer wel.

Hr. van Goudv.

De Liefde.... de Eerbied .... wat zyn die uitdrukkingen teder.

Lucinde.

Nu zult gy,

denk ik, niet meer wederleggen Dat dezelve van u zyn.

Hr. van Goudv.

Wel, dewyl gy het abfolut zo verftaat, zal ik my hier in laten gezeggen,

,,. (Schoon dat’er geen waar woord aan is”) maar. Mevrouw, gy begrypt wel, dat gy nu ook zyt verpligt wederom iets voor my te beftaan,

Na-

-ocr page 37-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;23

Nsdemaal ik niet alleen nacht en dag voor u 7.org, maar dat ik, bovendien, zelfa onmoogclyke dingennbsp;heb gedaan.

Lucinde, lagchende.

Ik w'cct niet wat ik u hierop zal antwoorden, ik kan waarlyk niet refolveeren

Om u alle hoop te benccmcn; doch middelerwyl bid ik u, dat gy my eerst nog w'at van uwe Vaerzen wiltnbsp;verderen:

Gy moogt my dezelve gerust in eigen handen overgeven, dan zyn ze het aücrzekerire befteld.

Hr. van Goudv.

Laat my maar begaan, zie daar ik zweer u dat gy ’er nooit gebrek aan zult hebben , mits dat Apollo my meld

Waar zyn Hengftebron gelegen is; nu, vaarwel Mevrouw , ik ga eens na myn Caslier cm wat geld te ontfangen.

Want ziet, men kan altoos geen Vaerzen maken; ik zal evenwel voort wederkomen, neemt intusfehen,nbsp;bidde ik u, eenig belangen

In myn Profa, o dezelve is noch veel krachtiger als myn Poëzy.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Heen gaande.')

„ Ha, ha, ik Poëet! ik dagt, hier komende,gcenzins „ dat ik my

„ Zoude zien gefield op de Lyst van Apolloos I--eer-„ lingen; ik geloof w'aarachtig dat zy lust heeft met „ my de gek te fcheeren,

„ Welikmoet’eromlagchen. Ha,ha,ha!

ZEVENDE TOONEEL.

Lücinde, Lizette, Erastus.

Lucinde.

,Maar


„ .8--8-y lyktzeer wel „ m zyn fchik te zyn, dit kan my waarlyk diverteeren.

-ocr page 38-

24 De minnaar POKET en KNECHT;

„ Maar laat ons cens recht gaan onderzoeken, of hy Ka-„ rel of Lizctte op zyn hand heeft, en wie van beide „ deze Vaerzen op myn Toilet heeft gelegt:

„ Karei heeft dezelve geleezcn, op een wyze die my „ doet denken dat hy het is”.

Wel nu, Lizctte, fpreek

eens oprecht^

Wat dunkt u van den Heer van Goudvliet ?

Lizeïte.

Dat hy u zo

fterk bemind, Mevrouw,als gy waardig zyt bemind te weezen.

En dit wil zeggen, dat zyn liefde allervolmaakst is. Lucinde.

Waarlyk, ik vind uw zeggen uitgelcezcn.

En weet niet, zoo de Man zelfs fprak, of hy het wel beter maken zou.

En gy, Karei, zyt gy ook van het gevoelen van Li-zette? zeg.

Erastus.

Vraag my toch niet, Mevrouw,

Of men u oprecht bemind, daar alle, dien recht kennen, verrukt moeten liaan over uwe bekoorlykheden.

L U CI N D E.

,, Ik geloof dat deze twee malkanderen verdaan”. Ik ben over dit zeggen noch niet volkomen te vreden,nbsp;Spreek voor dc vuist, hoe komt het u voor, want iknbsp;vertrouw dat gy beide in myn welvaard deel neemt,nbsp;Li zette.

Een iegelyk, die uw geluk recht ter harte gaat,

Zal u voorzeker raden dit Huwelyk aan te gaan, Mevrouw : want hy heeft zeer veel geld,en,inderdaad.

Dat is al een articul.....

Lucinde.

’t Is waar, maar met dat al zoude hy gierig kunnen zyn.

Li-

-ocr page 39-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;25

Lizette.

Ik denk niet dat gy daar voor behoeft te fchroomen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( De Ring beziende.)

Hy heeft-hier van andere blyken gegeven.

Lu C IN DE.

Ik ben waar-

lyk verblyd over het gene gy my zegt, want ik had vernomen......

Maar wat zie ik! zeg my, Lizette, hoe komt gy aan deze Ring?

Naar my voorftaat heb ik die wel gezien aan de hand van den Heer van Goudvliet.

Lizette.

Hé,Mevrouw,dat is toch al zonderling ! Het moet wezen dat ik ze buiten myn weeten van hemnbsp;heb gekregen.

Lücinde.

Zie daar een gelukkige diftraxi!

Lizette.

Maar zyt gerust, Mevrouw , ik zal hem die voort wedergeven; want ik ben ’er over verlegen;

Ik zal hem zeggen, dat dit geenzins betaamt. Lucinde.

„ Nu kan ik niet

,, meer twyffclen”.

Tegens Ernstus.

quot;En wat heeft hy u, om 'n zyne belangens te treden, vereert ?

Eu ASTUS.

Mevrouw ik ben geenzins onderhevig aan zulk een diftraxi : ’t is waar, hy heeft my ook een gefchenknbsp;geprefenteert,

Maar hebbe het geweigert, dewyl ik dacht dat dit ons • beide tot zeer weinig Eer konde verftrekken.

Een oprechte genegenheid behoorde hem by u behaaglyk Bsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te

-ocr page 40-

as De minnaar POEET m KNECHT; te maken, al het andere kan geen wezendlyk genoegen verwekken.

Lizette.

Dat is eerst een Raifonnement!'

Lucinde.

Laat hem fpreeken, Lizette.

Erastus.

Dewyl Mevrouw my toeftaat

Over deze zaak myne gedachten te zeggen, wil ik gaarne bekennen , dat ik zoude verwondert zyn in den hoogften graad,

Byaldien Mevrouw, na eens zulk een ongelukkig hu-welyk ondervonden te hebben, zich voor de tweedemaal in den Echt liet verbinden

Aan een oud Man, die niets anders medebrengt dan fchat-ten, waarin ik weet dat haar ed’le ziel geen vergenoeging kan vinden.

Lizette.

Wel heden! een oud Man; is een man van zestig jaren by u al oud ? En ik wil wedden dat hy noch niet eensnbsp;zestig is;

Gy deed veel beter dat gy zweeg.

Lucinde.

Ik bid u geef die raad

aan u-zelve, Lizette.

Erastus.

Ik heb de eer om Mevrouw te mogen dienen, en gewis

De Hemel weet dat ik het uit geen baatzucht doe, maar dat in tegendeel myne yver uit een veel zuiverder ennbsp;edeler beginfel is voortgefprooten,

Derhalven zoude ik veel liever al ’s waerelds goed willen verliezen, dan Mevrouw een raad te geven,nbsp;waarin allerlei rampen leggen opgeflooten.

Lucinde.

ik ben hier van rvel overtuigt, Karei.....„hy heeft

„ inderdaad zeer brave fcntimenteii”.

Li-

-ocr page 41-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;2?

Lizette.

W el myn ofinoiele bloed!

Vyftigduizend guldens ’s jaars meer Inkomften te hebben maakt dat iemand ongelukkig ?

Erastus.

Geloof my ,geld en goed

Zyn zwakke hulpmiddelen tegens het huislèlyk verdriet, en een droevige vergelding voor alle onaangenaamheden ,

Die verknocht zyn aan een ongelyk Huwelyk ;eenoud Man is doorgaans een jaloers Man, die, hOe deugdzaam dat zyn Vrouw ook zyn mag, nimmer is tenbsp;vreden,

2y, daarentegen, is altoos een voorwerp van vervolging, dewyl de zekerheid van haar niet te kunnen behaagen, in hem met kracht

Verwekt allerhande verfoeij’lykegedachten,die,fchoon hy ze al zoekt te fmooren, hoe langs hoe meer toenee-men, alles fchynt hem verdacht,

Tot zelfs de ongeveinsde liefde en hoogachting die zulk een kuifche Vrouw hem komt toe te dragen;

Maar in een jong en teder Echtgenoot vind men, in tegendeel, een getrouw Vriend tot zyn gezelfchap, een Raadgever in allerlei plagen,

Ja een Minnaar, zelfs in ’t huwelyk, altoos zal zulk een trachten zyn beminlyk voorwerp te believen,dewyl gewis

Alle haare vermaken de zyne zyn, altoos zal hy blaa-kende zyn in liefde, en altoos getrouw, om dat hy altoos gelukkig is:

Zie daar, Mevrouw, de Man, die alleen waardig is uw hart en hand als Bruidegom te verwerven.

Lizette.

Zo Mevrouw nooit anders als met zulk een Man zal trouwen, ben ik verzekert, dat zy wel Weduw’ zalnbsp;fterven.

Doch

-ocr page 42-

s8 De minnaar POEET en KNECHT; Doch nu gy zoo fchoon een Copy hebt afgemaalt, isnbsp;het ook billyk, dat gy tot luister van het zelve aannbsp;ons vertoont het Origineel.

Er ASTUS.

Dit zoude zo moeijelyk niet zyn als gy wel denkt, want ik verklaar niet anders dan zulke gevoelens, die iknbsp;my verheel

Dat Mevrouw zekerlyk moet vinden, om dat dezelve maar uitwerkfels zyn van haarc aaittreklykheden.nbsp;Lizette.

En ik hon ftaande......

Lucinde.

’t Is genoeg. „ Zoo veel geest in „ een Dienstbod, dat is oneigen; doch nu weet iknbsp;„ met reden

„ Wat ik van de Vaerzen te denken hebbe”. UwRai-fonnement, Karei, heeft my ten uiterfte gefiinaakt. Lizette, ik heb u zoo aanftonds een Boodfehap te belasten.

ACHTSTE TOONEEL.

Er ASTUS, Lizette.

V nbsp;nbsp;nbsp;Lizette.

erheug u vry, Karei, gy zyt daar wel afgeraakt. Gy zult ’er een Man meê worden; wat zyt gy gelukkig dat men u geen kwaad hart toe kan dragen.

Wees nochtans op uw hoede, want zo die yver eens kwalyk begrepen word, vrees ik dat gy het u nog zultnbsp;beklagen.

Het ware veel beter dat een iegelyk dacht overëenkom-ftig zyn geboorte en ftaat,

Geloof my,daar is niets zo kwalyk geplaast in den mond van een Dienstbod, als een edelmoedige raad.

Want al w'as dezelve noch zo aanneemelyk, de Meester is verplicht, wil hy zyn eigene Eer bewaaren,dezelve altoos te verfraaden.

Dat

-ocr page 43-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;29

Dat is een vaste Regel.

Erastus.

Het is dan om deze reden’ dat gy Mevrouw een kwaden raad geeft.

Lizette.

A nbsp;nbsp;nbsp;Hoe! wat zegt gy,

heb ik haar dan kwalyk geraden?

Erastus.

Wel zo uw raad goed is, zal immers Mevrouw Lucinde verpligt zyn dezelve te verwerpen, volgens de Regel die gy daar zo aanftonds hebt bygebragt.

Lizette.

Dat is een groot verfchil; een Kamenier is, volgens haar rang, de geheime Raad van haar Meestres, uit kracht

Van welke Mevrouw verpligt is niets te doen zonder haar advis, ten minde zoo zy wel weet te leven.

Dat is ook een vaste Regel.....Maar laat ons weder

om onze zaak opvatten daar wy zo even waren gebleven :

Wy zyn dan overeengekomen , naar ik meen.....

Erastus.

Stil, dil, Lizette, daar is Jan:

Ik heb groote redenen waarom ik over deze zaak in zyn by zyn met u niet fpreeken kan.

Lizette.

„ Die goede hals! hy denkt noch dat ik Jan bemin. Maat „ laat ons Mevrouw deze onze liefde openbaren,

rust,

„ Want zy had reden om misnoegt te zyn byaldien ik dit langer voor haar verzweeg”. Wees maar ge-t, Karei, ik zal het alles wel klaren.

NEGENDE TOONEEL.

Erastus, Lizette, Jan.

HJan.

3! goeden dag Vrindjes; wel nu, hoe gaat het met u, myn lieve Kind ?

Kom,

-ocr page 44-

30 De minnaar POEET en KNECHT; Kom, fpreek my nu maar gerust over uwe liefde, iknbsp;weet immers wel dat gy my bemind,

Lizette, teder.

Vaarwel, Karei.

Jan.

Nou , wees niet befchaamt, hooreens hier, myn lieve bekje.

Lizette, ny^ende.

Vaarwel, Karei.

TIENDE TOONEEL.

Erastus, Jan.

Jan. -jl/r

JLynheer, wat

wil dit zeggen!

Erastüs.

Wy hebben daar al een fraaie keur gedaan, om Lizette tot onze vertrouwde te maken, want om hetumaarnbsp;kort uit te leggen,

Die Zottin verbeeld zich dat ik haar bemin: ja wat meer is, Jan, zy is doodelyk op my verlieft.

Jan.

Dat is onmogelyk, Mynheer.

E’rastüS.

Ik gèloof wel dat gy hier over verwondert zyt, en dat het u grieft,

Doch het geen ik zeg is evenwel een zekere waarheid. Jan.

Ha, die Caronje!

Erastus.

Ontftel u zo niet, daar is geen zwa^ righeid: ik zal ze u gewillig overlaten.

Jan.

Het is waarlyk een groot prefent, dat gy een Ontrouwe voor my afftaat;ik word dol. Maar ben ik zot? kom laat ons haar ook haaten,

Want

-ocr page 45-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;31

Want haar’ ontrouw (leekt my geweldig in de kop.

Erastus.

De Weduw’ fchynt juist niet veel voor Goudvliet geporteert,

Dit is het eenigfte dat my noch wat moed geeft, Li-zette heeft intusfchen de commislic van de V acrzen, zoo als ik ben geinformeert.

Helaas! wat zal ’er noch van myn liefde worden, en wat middelen moet ik gebruiken om te triumpheeren.nbsp;J an.

Mynheer, zie hier de proef van uw Roman.

Erastus.

’t Is goed,

ik zal dezelve hier gemaklyk kunnen corrigeeren:

Ik denk niet dat men ons thans zal komen ftooren, Mevrouw is zo even in haar Kabinet gegaan,

Daar ik niet geloof dat zy zo ras weder uit zal komen. Ik ben gantsch niet voldaan

Over deeze proef, wat is het Papier (lecht,en watzyn die Letters bleek.

Jan.

Myn handen jeuken my als ik zie fchry ven,

Ja ’t is myn grootHe vermaak, daarom draag ik ook altoos myn werk by my; laat ons dan hier blyven,

En gebruik maken van de edele verwoedheid waarin ik my thans bevind, welaan,

Laat ons ’t heelal gaan onderrichten; maar de drommel myn Boek moet evenwel een Tytel hebben, dat kannbsp;anders niet gaan......

De Volmaakte Dienstboê..... In waarheid dat is een

gelukkige inval. De Volmaakte Diensiboó , of de tiaamvkeurige en waarachtige Levensgevallen , ennbsp;roemruchtige Daden

raden.

Van den allerdoorluchtigfle ^an van Fortuin. (Een voortreftelyk Opfchrift) dat heb ik daar al wel ge

ELF.

-ocr page 46-

32 De minnaar POEET en KNECHT;

ELFDE TOONEEL.

Lucinde, Erastus, Jan.

LLucinde, terzycJen.

izette heeft my verwondert, ik had van de edele „ gevoelens, die deeze Knecht heeft, een veel verhe-„ vener verkiezing verwacht.

„ Ik heb evenwel noch achterdenken omtrent zyn ge-„ boorte,en wil dierhalve dit ftuk wat nader onder-„ zoeken; maar zacht,

„ Daar is hy zelf, in welke zaken of hy zo ernftig bezig „ is, laat ons ftil toetreden,

,, Én zien wat hy doet”.

Erastus.

Daar is toch geen onaangenaamer werk als Proeven na te zien, zie daar meer als tiennbsp;fouten op het eerfte blad, ik ben zeer te onvredennbsp;Op dien uil van een Drukker; zeg hem dat uit myn naam.nbsp;L u c IN D E, ftern nahootzende van 'Jan.

,, Ik zal niet manqueeren”.

Jan.

De drommel , ik fchryf als een engel, als dat zoo voortgaat,

Zal het werk zeer kort zyn, ik heb maar drie Paginaas gefchreven en kom reeds aan het einde, maar dat magnbsp;geen kwaad,

Zo veel te minder zal het verveelen.

Erastus.

Ik wcnschte wel

Jan, dat gy wat zachter wilde fpreeken.

Jan.

Het is een groote deugd , en zelfs zeer raar, als een Hiftoriefchryver kort van ftyl is, ja een tekennbsp;Van een goed oordeel. Maar ik moest evenwel nietsnbsp;overflaan,

Om-

-ocr page 47-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;3j

Omtrent de voornaamfte bedryven van myn Leven, Laat ons eens zien van ’t begin af aan;

In de omftandigheden van myn geboorte kan ik niet merken dat ’er iets is vergeeten,

Als alleen de naam van myn Vader, maar dat is myn fchuld niet, want ik heb dezelve nooit geweeten:

En, in allen geval, hy kan my dat niet kwalyk nee-men, waarom heeft hy zich niet bekend gemaakt.

Zie daar myn tochten ter Zee, van Amfteldam naar Buik-floot, en hoe ik weder van Buikfloot naar Amftcl-dam ben geraakt.

Erastus.

Alen mag met recht zeggen, dat ’er noch zeer veel ontbreekt aan een Werk zo lang het onder de Drukpers is.

J AN.

Nu komen wy aan de merk waardig lie Gefchiedenisfen.

(Derrie Hooftdeeiy.Hoe yan aan bet Hof komt, en groo^ te clienften bewyst aan een jong Heer; ó! het kan niet,nbsp;misfen,

Of zulke Knechts, die de huizen weeten daar zich de mooifte Nimphies ophouden, zyn by de jonge Heertjesnbsp;het meeste geacht.

L u c 1N D E, tegen Erastus.

U w ftyl bevalt my zeer wel.

Erastus.

Vind gy dat Jan, ik ben

verheugt dat dezelve de Eer heeft u te behagen.

Jan.

Jan komt onverwacht

^Is Kamerdienaar in dienst van den Marquis N. AT.; zie men moet difcreet zyn, en de naam van een or-demlyk Man zo ligt niet noemen.

diy befleeld zyn Meester, die bet wel ontdekt,maar hem evenwel niet wegjaagt; 6 gantsch bloemen!

Ik kende myn Man wel: hy zoude my zekerlyk hebben laten gaan, byaldien ik hem eerlyk gedient had.

-ocr page 48-

54 De minnaar POEET en KNECHT;

(^Capittel vier) Zynde leker voorval in eenKofFyhms, de Vergaderplaats van de voornaamfte Knechts hiernbsp;in de Stad.

yav fpeelt op de Kaart gt; wind een fcboone Goudbeurs, doch word, zo ah by bezig is met het geld na zich te ftryken ,

Benevens al zyn Confraters, op ordre van de Schout, verjaagt , ik kan niet begrypen,

Dat men juist altoos op die arme duivels van Knechts moet vallen, en haar beletten ïulke zaken te doen,

Die, den gantfchen da^ door, de bezigheden zyn van hunne Meesters; dit is waarlyk geen fatfoen.

Evenwel heb ik ’er nog, by geluk, deze genaaide Lub-bens en fteene Gespens weeten uit te haaien.

Erastüs.

Het is niet gepermitteert dat men iemand, zo als ik, die gaarne rykelyk wil betalen,

Dus handelt; vraag aan den Drukker of hy nu geheel en al de gek met my fcheert.

Locinde.

Nu ben ik overtuigt”.

Tegen Erastus.

Ik zal het hem Zeggen.

Erastos.

Ik geloof dat Sinjeur Jan zich diverteert,

Met een aangename ftem na te bootfen; hy Zal appa* rent bezig zyn met een tedere gebeurtenis in zyn Roman te zetten.

Jan.

Zie daar,nu kom ik eindelyk aan de ontrcniw vanmy-ne Cocquette;

Laat ons haar zo zwart maken, en met zulke vreefe-lyke couleuren affehilderen, dat zy, zelfs in dien fchyn, mchuwlyk word by haar eigene fexe; althans,

Laat ons vervolgens Aanmerkingen over deze zaak maken , de Aanmerkingen zyn doch de ziel van de Romans, nbsp;nbsp;nbsp;.

Lu-

-ocr page 49-

B L Y Ö P È tgt;.

Lucinde.

„ ZVrt Heldin fchynt my niet veel byzoilders té zyn, „ naar het Pourtrait dat hy ’er van afgeeft”.

Jan,

0jgt; zekere

morgen * het nette uur kan ik niet wel zeggen, Kwam ik in een Bosch, peinzende over myne Ontrouwe, ik vond baar leggen

Op een bed van Camillen, bezaait met Madeliefjes t de krullende lokjes gejlingert over baare fneeuwwitte ertnbsp;poezele borst ^

Ferder in een loshangend Nacht jakje, zy fcbeen vermoeit , en dorst

liaare oogen niet na my toe wendett.

ËRASTOS.

Jan, Jan.

Jan,

, nbsp;nbsp;nbsp;Wacht, Myn*

heer,ik heb nog rtiaar een woordje tefchryven.....*

Ik wist niet wat dit wilde zeggen,

Doch zo als ik toeliep om haar te omhelzen, zag ik eefl jong Heertje in bet gras naast haar leggen:

Kyn hoofd ruste op haar bórst, by bygde naar zyrt adem ^ mogelyk door bet jierk jagen afgemat inbsp;Dit gezigt maakte my verwoed, doch wat zoude ikdoertinbsp;zyn geweer was heter als het myne\ ik wierd genoodzaakt hem het veld over te laaien, en koos bet baa*nbsp;zepad.

Dat is eerst een heerly ke befchry ving_______

ErAstus.

Jan,Jan,wa3rblyftgy?

Jan.

Mynheer hier ben ik al_____

Hy ziet Lucinde, en geefi eert teken aan Erastus.

„ Och! och! yyy zyn waarachtig

„ terloreh!

C t nbsp;nbsp;nbsp;Ëamp;A3-

-ocr page 50-

De minnaar POEET en KNECHT;

Er astus.

Wordt gy mal ? wat wilt gy hier mede zeggen ?'

Jan, met een deftig geiaat.

Weet gy wel,

Karei, dat het niet vriendelyk is my in myne bezigheden te flooren,

En dat om een voddery.

Erastus, opflaande ziet Lucinde.

En weet gy____ó Hemel! Me

vrouw , ik moet u honderdmaal excus vragen , ik dacht niet dat gy zo naby ons waart.

Lucinde.

Waar zyt gy doch zo yverig aan bezig?

Jan.

Het zoude maar

vruchteloos zyn, Mevrouw, dat men u iets wilde verbergen van dien aart,

Weet, dat ilc^ltoos fmaak heb gehad in zulke gefchriften, die de Naargeestigheid kunnen verdryven,

En dewyl de Drukker van de Almanakken niet kan voortgaan voor hy deeze Kluchten heeft, was ik bezig die te fchry ven.

Dit moet u geenzins verwonderen, dewyl ik de Kleinzoon ben ( eri dat in de reehte linie ) van den verma-kelyken Avanturier.

Doch alzoo ik my de Spelkonst niet te breed verfta, heb ik Karei, die in dit fluk een Profesfor is, en daarenboven een zekere zwier

Aan myn Werk weet te geven, verzocht het zelve na te zien;zie, wy deelen daar voor hetprofyttezamen.nbsp;E R A s T u s,

,, Jou lompert— w'aarom hebt gy my zo laten ver-„ rasfen ? foei \ gy behoorde u te fchamen.

Jan.

Dat is alleen de fchuld van myn Levensbefchryving, , „ ik was daar in een vreesfelyke paslie, Mynheer”.nbsp;Vaarwel dan Gameraat.

‘ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;TWAALF-

-ocr page 51-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;37

TWAALFDE TOONEEL.

Erastus, Lucinde.

LuCIN DE.

„ tïoe,hy fprcckt tegen Jen „ met een zekeren authoriteit, dit verwondert inynbsp;„ zeer”.

Zeg my, Karei, waar hebt gy aan deze Knecht kennis gekregen ?

Erastus.

In den Haag, Mevrouw.

Lucinde.

Zyt gy dan ook

in den Haag geboren ?

Erastus.

Ik geloof van ja, Mevrouw. „ Ik weet niet wat ik „ doe, zo ben ik ontfteld”.

Lucinde.

Wat buitenfpoorigheden zal men niet langer van u moeten hoorcii,

Hoe! gy gelooft van ja, daar dit dingen zyn die men zeker kan weeten; ik ken de voornaamilc Familicnnbsp;aldaar,

En heb ’er zelfs Nabcftaande woonen; zeg, hebt gy in die Plaats ook gedient, en waar?

Erastus.

Neen, Mevrouw, gy zyt de eerfte Perfoon wMke ik de eer lieb gehad myn dienst aan te bieden.

Lucinde.

Ik heb u

ook in myn’ huis genomen zonder getuigen te vragen,

U w gezicht, wyze van denken, ja de houding,die uw rang verre te boven gaat, dit alles kon mv in u behagen.

H 3 nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik

-ocr page 52-

38 De minnaar POEET en KNECHT;

Ik denk niet dat ik my hierin bedrieg, althans tot heden toe ben ik xeer te vrede geweest over uw gedrag.

Erastus.

Mevrouw, de hoop die ik heb om u te voldoen, ïal my, 20 ik het zeggen mag,

Noch meer bekwaamheden geven, om my waardig te maken alle deze uwe weldaden.

Gelukkig 20 myn yver word goedgekeurt door die gene, die nog oneindig meer verdient, en die mynbsp;heeft overladen......

Lücinde.

Tk vraag geen compliment van u, Karei, ik wil uwe Familie kennen, en geenzins uw verftand:

Ik weet wel dat gy geest genoeg hebt, maar wie zyt gy, wie zyn uw Ouders, en door wat kant

Zyt gy geraakt aan het dienen ? het komt my voor dat gy daartoe niet zyt geboren, want onder dat flag vannbsp;menfehen, om het u klaar uit te leggen,

Vind men ’er gene die zo een ongedwongen houding hebben, dit verkrygt men niet als in een zekere ftaat;nbsp;ik zal meer zeggen,

Ik vind zelfs in u zulke gevoelens, die men zelden ziet uitblinken als in lieden van de cerfte rang,

Daar de opvoeding de goede hoedanigheden volmaa” ken,

Erastos.

„ Wat zyn die vragen zwaar om te beantwoord den, dit onderhoud valt my reeds al te lang”?

Mevrouw, myne Ouders zyn nochtans niet ryk, maar flyten in de gezegende ftaat van middelmatigheid gerust hunne jaren,

Een ftaat waarin het fortuin te gering is om zulke be-geertens in te boezemen, die niets als onrust baaren,

En daar, aan de andere zyde, de begeertens ook veel te bepaald zyn, om te wenfehen naar een grooternbsp;geluk

Lu-

-ocr page 53-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;59

L U C IN D E.

Voorwaar gy geeft my daar eeuPhilofophifchebefchry-ving van zulk een ftaat die allergelukkigst is, waarom hebt gy dien toch verlaten, en u begeven onder het lastig juk

Van dienstbaarheid? Ik acht u veel te edelmoedig, om te denken dat gy met uwe Ouders in onmin zoudtnbsp;leven.

Is u ook het een of ander ongeval bejegent, w^aarom gy reden hebt u te verbergen, wil het my vry te kennennbsp;geven.

Maar hoe! gy fchynt ontftelt, bedaar, ik heb geenzins lust u te benadeclen , of heeft de liefde hierin ooknbsp;eenig deel?

Erastus.

De liefde.....hoe Mevrouw!.....zoudt gy konnen

denken?.....

Ldcinde.

„ Welkeen ontroering!Lizetteheeftwaar-„ lyk gelyk, hy mint haar al te veel”.

Ik ben zo onbarmhartig niet of weet, dat men in uw ouderdom (zonder te misdoen) wel een inclinatie magnbsp;hebben; en naar het my is gebleken,

Moet ik twyffelen, of zich niet wel hier in huis iemand bevind die u gantsch niet onverfchillig is. Ja, Karei,nbsp;ik weet dat gy mint, wil dit niet tegenfpreeken.

„ Het fpy t my nochtans, w^ant hy is waarlyk veel te goed „ voor Lizette”.

Erastus.

Helaas! Mevrouw, het is niet dan

al to waar.

Maar dat men geen meester is van zyn eigen hart, zie ik thans zonneklaar,

Doch met dat al zoude ik veel liever fterven, dan de hoogachting te verbreken die ik u fchuldig ben, ditnbsp;moogt gy vertrouwen.

Ltt-

-ocr page 54-

40 De minnaar FOliET en KNECHT;

Lucinde.

„ Hy is bang om my te misdoen met Lizette tebemin-„ nen, en helaas! hy misdoet zich zelve: want ik ben „ verzekert dat deze keur hem noch zal berouwen”.

Ik beklaag u uit grond van myn hart, Karei, gy word vervoert door een drift die gy niet kunt wederftaan,

Maar hebt gy noch wel eens uwe gedachten op het voorwerp, en op de gevolgen die hier uit kunnennbsp;fpruiten, laten gaan ?

Erastus.

„ Ik kan niet meer twyfelen. Zy weet dat ik haar min”.

Lucinde.

Ik houde u dit alleen voor , dewyl ik weet dat gy va ftand hebt, wil ’er dan ook gebruik van maken.

Zeg my, Karei, mind gy hier niet in huis ?

Erastus.

Ja, Mevrouw,

doch gy bewerkt myn ongeluk; wat doet u zoo be-geerig zyn om achter dit geheim te raken}

Maar wat zeg ik, daar u zulks geenzins onbewust is, gy dwingt my alleen de bekentenis van deze vermetelheid af.

Om my als dan des te beter daar voor te kunnen bereiden een welverdiende draf.

Lucinde.

„ De bekentenis van zyn vermetelheid! de liefde be-„ roerd geheel en al zyn verftand”. Neen, Karei, ik wil u om deze zaak geenzins verftoten,

Maar tracht u alleen uit uwe dwaaling te trekken.

Erastus.

Ach! Mevrouw, nu gv kennis hebt van dit geheim, wees dan ook niet onkundig wat ik verder heb bell oten,

Ja,het gaat hoe het gaaf, ik zal dit bekoorlyk voorwerp altoos even llandvastig aanbidden.

Lucinde.

Dat is watflerk—, Aan

-ocr page 55-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;41

Aanbidden, en het bckoorlyk voorwerp; doch men moet deze taal vergeven aan een Minnaar, die alleen zynnbsp;Averk

Van de liefde maakt, en door dezelve gantsch verblind is.

Erastüs.

De liefde verblind my geenzins, Mevrouw, ik gevoel noch meer als ik zeg, en moet belyden.

Dat de fehoonheid, geest en edelmoedigheid van haar, die ik aanbid , noch oneindig meerder zyn als eennbsp;van die beiden.

Gy zoudt my zelfs in deze moeten rechtvaardigen, zo myn loffpraak u niet had doen veranderen van gelaat.

Lucinde.

„ Dit gaat te hoog”.

Hoe, Karei, denkt gy wel dat uwe liefde voor haarmy doet ondervinden uwe onbefcheidenheid ; wacht unbsp;wat meer.

Erastus.

Ik, Mevrouw ?----ach gedoog!____

Lucinde.

Ik zie wel dat deze ziekte niet dan door prompte hulpmiddelen kan worden genezen,

Dewyl dezelve u geheel van het verftand berooft; welaan, wees gerust, ik ftem in uwe liefde, en, zo gy wilt, op morgen zult gy gelukkig wezen.

Erastus.

Mevrouw ik zie gy hebt lust om te badineeren, ik ben geenzins wa.ard!g het uitwerkfel vanuwgramfehaptenbsp;zyn; doch, zonder uw bevel,

Zoude ik niet misdadig zyn geweest.

Lucinde,

„ Hy behandelt deze

,, zaak al zeer ernftig”. Karei, ik weet tvei,

Wat genegentheid uw Minnares voor u gevoeld; zyt verzekert, dat haar lot, door uw hand te aanvaarden,

Voor het minst zo gelukkig is als het uwe.

Eras.

-ocr page 56-

4» De minnaar POEET en KNECHT;

Erastus.

„ Lucinde tnind my dan; „ ?y weet wie ik ben”. Ach! Mevrouw, is ’er opnbsp;aarde wel een fterveling lo gelukkig als ik! gy keurtnbsp;myne genegentheid goed;

Gy dult dat ik u een leven mag offeren Waarvan gy alleen Meesteresfe zyt; uit erkentenis val ik voor anbsp;te voet.....

Lucinde,

Gy trekt deze erkentenis wat ver, Karei, dit iszekerlyk noch een gevolg van de ongefteldheid uwer zinnen,

Welke de liefde veroorzaakt heeft; fta op, ga by Li* zette, zy is hier binnen.

Erastus.

Wat gelieft gy dat ik haar zal zeggen?

Lucinde.

Al wat u goeddunkt. Hoe! zyt gy niet voldaan,

Ten zy men u de woorden opgeeft om u aan haar te verklaren; gy moet dit doen zo als gy ’t best vindnbsp;geraén.

Erastus.

Zy is dan zekerlyk in uw confidentie, Mevrouw.

Lucinde.

o Neen, ik heb de eer om in de haare te mogen zyn. „ Dit fchynt hem te verzetten,

„ Waarlyk hy is geheel het fpoor byster,ik ben ’ervan „ aangedaan, en dien ernftig op deze zaak te letten”.

Welaan, dewyl gy wilt dat ik u zal onderrichten, ga, zeg, dat ik uw Huwelyk met haar confenteer,

En dat ik haar bovendien noch watiri het huishouden zal mede geven; wat wilt gy meer ?

Erastus.

gedachten geweest.

Haar Huwelyk met my, Mevrouw, datzyn nooitmyn

Lucinde.

Hoe!

Gy maakt my onverduldig.

-ocr page 57-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;45

Hoe! gy mind iemand hier in huis zonder dat gy denkt haar te trouwen!

Erastus. nbsp;nbsp;nbsp;¦

Ik verklaar u, dat ik haar nooit heb bemind, Mevrouw, ik ben hierin onfchuldig.nbsp;Lucinde.

„ Hemel! wat hoor ik! hy mind hier, en het is Lizette „ niet!.....

Erastus.

„ Sprak zy my niet van Lizette!” Lucinde.

Gy zoekt my

te misleiden, Karei, maar ik ken Lizette al te wel, Om te geloven dat zy my met onwaarheden zoude ophouden, en dewyl ik (volgens uw’ eigen zeggen)nbsp;onderflel

Dat gy aan myn huis bemind, zo verbeeld’ ik my, dat het niemant kan zyn als zy, dierhalven wil my nietnbsp;meer verftooren,

Het Huwelyk alleen kan u deze misdaad vergeven, overweeg ondertusfehen wel wat ik u gezegd heb, en laat my alleen.

Erastus.

Ik bid, Mevrouw.....

Lucinde.

Vertrek, zeg ik u— Erastus.

„Ikbcnverloorea!

DERTIENDE TOONEEL’.

I nbsp;nbsp;nbsp;Lucinde, alken.

k vrees'een zaak ontdekt te hebben, van dewelke ik liever wenschte onkundig te blyven,naar allen fchynnbsp;2al die Karei, die ik zo welleevend en zo vol geestnbsp;vooreen Dienstboó.achte, een vermomt Minnaar zyn:nbsp;Welk een ftoutheidl maar hy.is jong, dit is niet als een

on-

-ocr page 58-

44 De minnaar POEET en KNECHT; onbezonnenheid; liy zal geenzins gedacht hebben opnbsp;het gevolg van deze zyne handelwyzen.

Het zal den een ot' ander Losbol zyn; een Jongeling van goeden huize, wiens verftand door de Romansnbsp;is op hol geraakt; ik heb verfcheidene reizennbsp;GetwyfFelt, uit zyn Raifonnement, of hy die niet wel zelfsnbsp;maakt, en dit alleen is genoeg om iemant tot zulke bui-tenfporigheden te vervoeren. Ik ben evenwel verpligtnbsp;Hem te rechtvaardigen, hy heeft my noch nooit zynnbsp;liefde doen blykcn , zyne yver en gehoorzaamheidnbsp;alleen zyn oorzaken dat ik hier van ben onderricht.nbsp;Doch wat kan het baten, ondanks dit alles word ik genoodzaakt om hem aanftonds te laten vertrekken.nbsp;Maar daar is Goudvliet.

VEERTIENDE TOONEEL.

Lucinde, de Heer van Goudvliet.

Locinde.

W.

el nu. Mynheer, zullen wy w eder van uw’ Vaerzen hebben.

Hr. van Goudv.

Ja vast,zonder gekken. En ik verzeker u daarenboven dat zc puik goed zullennbsp;zyn.

Lücinde.

Daar twyffel ik niet aan zoo dezelven van u zyn gemaakt.

Hr. van Goudv.

Wat dat aangaat, neen, daar houde ik my niet mede op; ik koop ze liever als zy gemaakt zyn, dat is veelnbsp;gemakkelyker; ook ben ik ten eerfte klaar geraaktnbsp;By een zeer goed Poëet, ik heb ’er tienduizend befteld',nbsp;die ik geloof dat gy mogelyk zult hebben op morgen,nbsp;Dcvvyl ik vooruit betaald heb;maar een zaak vangroo-

tar

-ocr page 59-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;45

ter aangelegenheid roept my by u , 2ult gy my dan noch niet ontlasten van myne zorgen,

En zeggen hoe ik by u word aangezien?

Lücinde.

Als een Man die

ik hoog w^aardeer.

Hr. van Goudv.

Ik word razend! als een Vrouw van een Man zegt dat zy hem waardeert,nbsp;het net zo veel of een Man van een Vrouw zegt,nbsp;dat hy haar hoog acht en eert.

My dunkt dat een weinig liefde beter zoude zyn, als

dat hoogachten en die eer.....

Lucin DE.

Hoe! denkt gy noch op die zaak, ik meende dat het fl echts gefchied was om tenbsp;badmeeren.

Hr. van Goudv.

Parbleu, Mevrouw, daar is niemant die u badineerende kan beminnen, dat wil ik wel zwecren:

Die lieve bruine oogjes verbieden zulks wel.

Lucinde.

Gy bemind

my dan in ernst ?

Hr. van Goudv,

Wel zeker, Mevrouw, met hart en

ziel, en ben zelfs ten eerfte bereid.....

Lucinde.

Welaan, dan zal ik u ook in ernst antwoorden, gy weet, Mynheer, dat ik Weduw’ ben.

Hr. van Goudv.

Zo veel te beter.

Lucinde.

Hier door ben ik weder in den ftaat van ongedwongenheid ;

En, 4wk zy den Hemel! dezelve verveeld my noch niet.

Ha.

-ocr page 60-

46 De minnaar PÖEÈT en KNECHt?

Hr. van Goüdv.

Op myn eer, gy kunt nooit vryer leeven als dat gy my tot uw Man wilt verkiezen,

Zie daar, gy zult nergens in gegeneert zyn.

Lücinde.

Ik zoude rnoge-

y lyk my*zelfs geneeren, en hier door al dat aangena-V me, dat gy my voorfteld, verliezen.

Geloof my, Mynheer, gy zyt in zulk een ouderdom, waarin den last des Huwelyks inoeijclyk valt, thansnbsp;leeft gy zeer vergenoegt, alles vliegt op uw bevel.nbsp;.Gy hebt een charmant humeur; daar gy, in tegendeel,nbsp;getrouwt zynde, mogelyk droomachtig, knorrig ennbsp;melancoliek zoudt worden, zo dat ik onderdel,

Dat een Vrouw oorzaak van uw’ ongeluk zoude zyn. Hr. van Goudv.

Dit is een raad die zo veel zegt, als doe maar geen moeite, gy zult doch nooit tot uw wensch geraken.

VYFTIENDE TOONEEL.

Lücinde, Lizettej de Heer van Goudvliet.

MLizette.

ynheer,daar is eenBrief,daar men zegt dat haast by is. Hr. van GoüdV.

Dat zullen die Vaerzen zyn, waarvan wy zo even fpraken.

JJeen, het is ’t Signet van myn Broeder, hy zal my denkelyk eenig nieuws fchryven Wegens die Neef,nbsp;daar ik u van heb verteld,

En daar ik zo verlegen over ben. nbsp;nbsp;nbsp;{Hy wil weggaan.')

Lücinde.

Ik bid, Mynheer, lees dezelve maar in myn tegenwoordigheid, ik weet,nbsp;mar het geen gy my hebt gemeld,

Hos

-ocr page 61-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;47

Hoe veel deel gy in die laak neemt.

Hr. van Göudv.

Met uw permisfle dan.

Lucinde.

Ik wensch dat u deeze tyding zal verblyden.

Hr. vanGoudv., na gelezen te hebben.

Ach!

Lucinde.

Wat is ’er doch ?

Hr. van Gouov.

Myn Neef Erastus is reeds drie maanden in Amfterdam geweest, is het wel om tenbsp;lyden......

Lucinde.

Dit flelt my weer wat gerust. Ik meende waarlyk dat gy my zoudt gezegf hebben dat hy dood was, of tennbsp;minde gantsch niet breet.

Ik zie hierin n'ets dat u moet ontftellen, mogelyk is hy in Amfterdam zonder u te kunnen vinden, dewylnbsp;hy uw naam niet weet,

En, naar het my voorkomt, hebt gy dezelve ook, zonder veel reden daartoe te hebben, verandert.

Hr. van Goüdv.

Hoe! zonder veel reden,

Als men iemant in duel heeft overhoop gefloten, en dat die zaak nog niet geheel is afgedaan, is dat maar eennbsp;bagatel by u.

Lucinde.

Maar, om tot de zaak te treden,

Was uw Neef toen hy vertrok alleen, of had hy iemand by zich ?

Hr. van Goudv.

Hy is vertrokken, naar men fchryft,

Met een Knecht, die Jan genaamt word.

Lucinde.

„Ach! wat hoor

-ocr page 62-

4« De minnaar POEET en ICNECIIT;

„ ik!” Hier komt dikwils een zekere Jan, die een groot Vriend van Karei is, ik bid dat gy blyft,

Een van die twee zal u ligtelyk eenige onderrichting kunnen geven aangaande deze zaaken.

Lizette 1

ZESTIENDE T O O N E E L.

Lizette, Lecinde, Heer van Goüdvliet,

Lizette, at gelieft Mevrouw ?

Lücinde.

Dat men voort Jan opzoeke , hy kan Mynheer een groote dienst doen,nbsp;waar, voor hy rykelyk zal beloond worden. Laatnbsp;Karei ook maken

Terftond hier te zyn; wees gerust, Mynheer, gy zult binnen korten tyd verdaan waar zich uw Neet onthoud.

ZEVENTIENDE TOONEEL,

Lücinde, Heer van Goüdvliet.

HHr. van Goudv.

elaas! Mevrouw, wat kan het my baten of ik hem ¦ al wedervind, want, om u de waarheid te zeggen,,nbsp;ik wil hem naar zulk een Houtnbsp;En on waardig gedrag, door het vvelke hy zich zelfs ennbsp;zyn gantfche Gedacht de kroon van het hooft heeftnbsp;gerukt, niet meer kennen: foei! dat zyn dingen dienbsp;ik my ichaame.

Lücinde.

Wat heeft hy dan gedaan ? Ik bid verklaar u nader. Hr. van Goudv.

Zyn Vader fchryft my, dat hy vernomen heeft van Menfchen hier uit de ftad, als dat hy dient by zekere Dame.

Lu.

-ocr page 63-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;49

Lücikde.

„ Hemel! zckerlyk zal Erastus hier zyn”.

Hr, van Goüdv.

Mevrouw ik

ben u waarlyk ten hocgfte verpligt,

Dat gy in deze zaak zo veel deel gelieft te neemen. Ik ken uw goed hart; gy begrypt nu ook zeer ligt,

Dat ik wel reden hebbe om bedroeft te zyn. Hoe! een Man van geboorte zal zich uitgeevcnnbsp;Voor Knecht' en dat een éénige Zoon! wie hoordenbsp;ooit van zyn levennbsp;Een diefgelyke zaak ?

Lucinde.

Luister, daar fch'et my iets in, wie weet of hy niet wel verlieft is op de Pcrfoon daarnbsp;hy by woond.

Hr. van Goudv.

Parbleu, Mevrouw, waarom geeft hy z ich dan niet maar uit voor het gene hy is: als hy zich in die gedaante hadnbsp;vertoond,

Ben ik verzekerd dat zy hem zou genomen hebben. Lucinde.

Hebt gy my niet gezegt dat hy welgemaakt isvanlyf en leden,

Daarenboven dat hy veel verftand heeft?

Hr. van Goüdv.

Ja verftand

heeft hy in overvloed, maar geen oordeel; waarmede Denkt gy dat hy zyn gantfche tyd doorbrengt? andersnbsp;niet als met het maken van een party zotte Romans;nbsp;een fchoone bezigheid inderdaad!

Lucinde.

Met Romans ? wel die diverteeren.

Hr. van Goüdv.

Ja, Mevrouw, met Romans; en daarenboven met het maken van Vaer-Dnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zen.

-ocr page 64-

50 De minnaar POEET en KNECHT;

7en. Vaerxen en Romans zyn die niet genoeg in ftaat

Om het fnedigfte verftand te bederven ? daar manqueert niets meer aan, na myn gedachten,

Om een xoet Borstje te worden, dan dat hy nog maar Comediën maakt.

ACHTTIENDE TOONEEL. LuCINDEjHeER van GoUDVLIET,ErASTU8.nbsp;Erastüs.

Me

L evrouw wat is ’er van uw dienst ?

Lucinde.

Mynheer vind zich verlegen, Karei, hy verw'achttc

Een Neef, en weet niet wat dezelve is overgekomen, Mogelyk kent gy hem, dewyl gy ook uit den Haagnbsp;zyt; hy word Erastus genaamt.

Erastus.

„ Wat hoor ik, is Goudvliet myn Oom, wat zal ik nu „ beginnen!

Lucinde.

„ Welk een ontfteltenis! ik beklaag die „ arme Jongkman.

Hr. van Goudv.

„ Hy fchynt befchaamt

„ En verlegen te zyn, hy weetzekerlyk waar zich Eras^ „ tus ophoud.

Lucinde, iegen QoudvUet,

Mag ik u fmeken,

Spreek hem toch niet te hart aan, maak ijiet dat hy confuus word.

Hr. van Goudv.

Hoor hier fchurk! — neen,... neen, •. ¦ ont' ftelu niet, myn Vriend, ik reken

U geen'

-ocr page 65-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;51

U geeniins fchuldig te 2yn aan het misdryf van myn Neeh zeg, kent gy hem?

Erastos.

Ja, Mynheer.

H'R. van Goüdv.

Gy weet dan ook zekerlyk de fraaije (tukjes die hy heeft uitgeregt, die Deugeniet. Wel hoor, ik begeer.,. .

ERASTt^s.

Ik weet volkomen wat gy hier mede wilt zeggen; maar ik bid, laat uw gramfehap u niet overheeren,nbsp;ftel uwe oploopentheid wat ter zyden.

Uw Neef heeft in de Misdaad zelf, die hy heeft begaan , een draf ondervonden, oneindig zwaarder dan die, dewelke gy hem ooit zoudt kunnen doen ly den;

Hy is veracht van het voorwerp dat hy aanbid; wat wilt gy meer om u te wreeken, wat ontbreekt ’er nognbsp;aan al zyn rampzaligheên?

Hr. van Goüdv.

„ Die arme Jongen, de tranen (taan hem in deoogen, „ hy neemt veel deel IndentoeftandvanmynNeef.’’nbsp;Wel nu zyt te vreên,

Doe hem voor myn gezicht yerfchynen, doch op een wyz’ dat ik hem zonder fchaamrood te worden kannbsp;aanfehouwen.

Gy weet zekerlyk waar hy is.

Erastus.

Ik weet zo wel waar hy is, als hy weet waar ik thans ben, dat moogt gy vertrouwen,

„ Ach! zo ik wierd ontdekt, w'aar zoude ik my voor „ het oog van Lucinde verbergen!

Hr. van Goüdv.

Maar Vriend,

Gy weet evenwel, zo ik daar aanftonds wel heb verdaan , als dat hy by een zekere Dame diend;

Wat zeg ik by een Dame, het zal mogelyk maar een Lichtekooi zyn.

D 2 nbsp;nbsp;nbsp;Eras-

-ocr page 66-

sa Dë MINNAAR POEET EN knecht 5 Erastus.

Ach! wat durft gy zeggen, Mynheer? „moet ik dit hooren”.

EIr. van Goudv.

Wat drommel, ik laat het aan ’t oordeel van Me^ vrouw, of iemant die 'iulk flag van Knechts houd. •..

Lucinde.

Mynheer, daar is Jan.

Hr. van Goudv,

Dat komt goed.

Erastus.

„ Nu is alles verlooren!

NEGENTIENDE TOONEEL.

Luc INDE,Lizette,Heer van Goud VLIET, Erastus, Jan.

Z nbsp;nbsp;nbsp;Lizette, tei^^ensjan,

o gy hem kunt oudcrrichten in het geene hy u „ vraagt, uw fortuin is gemaakt.

Jan.

„ ’t Is wel, ik zal

„ gebruik maken van deze gelegendheid,

„ Maar waar is het over ?

Lizette.

„Hy zal het u zelfs zeggen”— Mynheer,hier is die Jan, dien gy begeerde te fpreeken,nbsp;hy is om u te dienen bereid.

(^Erastus wenktyan te zwygen.) Jan.

Mynheer, het is waarlyk een allergrootst geluk, dat myn geboorteliar my heeft befchikt de eer.... en het genoegen.....

Hb. van Goüdv.

S-paar deze coropliraeiiten, gaa maar recht door zee.

Jan,

-ocr page 67-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;53

Jan.

Mynheer, ik ben zeer uw’ Dienaar, en zal my naar uw begeerte voegen.

Tegen Lizette.

„ Wat is toch dat Fortuin?”

Hr. van Goudv.

Waar is Erastus myn Neef, zeg, wat is hem gefchied ?

Er ASTüs.

Erastus, Mynheer!

Tegen Lizette.

„ 6 Jou Valfaris!”

PIr. van Goudv.

Nu, fpreck, waar

hebt gy hem gelaten ?

Jan.

Karei, weet gy niet

Waar dat Erastus is?

Erastus, tegen quot;Jan.

„ Zo gy my noemt!”

Hr. van Goudv.

Indien hy geen

antwoord wil geven, zal ik genoodzaakt zyn oin dc Schout te laaten haaien.

Jan.

„ Och, Karei, hoort gy wel, hy fpreckt van de Schout”. Hr. van Goudv.

Nu, zult gy fpreeken?

Jan.

Wel zie daar dan, wat behoeft

men zo lang te dralen.

Ik ben uw Neef, laat ons zien ofgy myn Oom wilt zyn. Lucinde.

„ Ha, die fchurk!

Jan.

Op zulk een wyz’ zyn Neef te behandelen! zie daar, ik zeg het is confcientic werk.

D 3 nbsp;nbsp;nbsp;Ik

-ocr page 68-

54 De minnaar POEET en KNECHT;

Ik zie wel dat het bloed thans niet meer fpreekt. Lizexïe.

Mynheer, hy

misleid u, zyn naam is Jan, ik heb hem al zes jaa' ren gekend.

Hr. van Goodv.

Wel, dewyl ik merk

Dat gy asllirant genoeg zyt, fchoft, om de naam van myn Neef aan te ncemen, daar gy maar een Knechtnbsp;zyt, zo beveel ik dat men terltond____

Jan.

Ik bid wil toch

bcdaarcn.

Karei, vergeef my myne onbefcheidentheid, zeg maar dat gy Erastus zyt, ci doe het om iny te fpaaren.

Gy ziet immers dat men niet wil hebben dat ik het ben. Erastus.

Welaan ik kan niet langer veinzen, hier ziet gy dien ongclukkigen , Mynheer, hy valt u te voet,

Hy betuigt dat hy de naam van Neef niet alleen, maar ook te gelyk uw vriendfehap onwaardig is.nbsp;Lizette.

Blo et,

Is dat Erastus!

Jan.

Ja, ik feliciteer u met zo een Galant.

L u c IN D E, tegens Erastus.

Mynheer, waar door heb ik zulk een beledigent gedrag verdient?met recht moet ikmy overubeklagen. Erastus.

Ach, Mevrouw! heb ik wel ooit de paaien van de Eerbied , die ik u verfchuldigt was, te buiten gegaan ? Hr. van Goudv.

Mag ik u wel vragen. Mevrouw, of hy waarheid fpreekt}

Lucinde. ’

Ik kan hier niet tegen

-ocr page 69-

B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;SS

^en ïeggen, ik heb zelf dikwils over zyne eerbied en vaardigheid verwondert gelban.

Maar heb ik nochtans geen reden om verftoord tc zyn, over al de buitenfpoorigheden die hy heeft begaan ?

Stellen my dezelve niet bloot aan befchimpingen die ik geenzins verdien? En daaróm hy moet zich bereiden,

Om my, als Karei, nooit meer te zien; ik wil echter niet dat hy zonder eenige beloning van my zalfchei-den.

Ik erken daartoe tc wel de waarde van zyn dienst. Eras-tus, ik fchenk u deze Doos, dewyl ik vertrouw,

Dat u, in dezen (laat, geen geld zoude aangenaam wezen.

Erastös.

Ach! Mevrouw.

Lucinde.

Ik bid neemt ze aan, en verg my niet meer.

Hr. van Goudv.

Hoor, Neefje, men heeft lust om wat met u te gekken.

Maar,... hoe!... een Pourtret.

Erastus.

„ Hemel! wat zie ik I doch „ kan my dit wel tot troost verftrekken ?

gt;, Nochtans zou het kunnen wezen dat zy my alsEras-„ tus beminde: dit heeft eenige fchyn.

„ Laat ons hier van een proef neemen, 6 Liefde! laat „ my toch niet altóós zo ongelukkig zyn;

„ Begunftig myne laatfte onderneeming , en doe my „ een aangenaame hoop verwerven,

„ Dewyl van dceze uitflag alleen zal afhangen myn „ leven of myn fterven”.

TWIN-


-ocr page 70-

56 De minnaar POEET en KNECHT; TWINTIGSTE TOONEEL.

Lucinde, Heer van Goudvliet,

IT

Lizette, Jan. Lucinde.

„ ----y vertrekt zonder iets te zeggen! en dat met een

„ drift, hoe zal ik dit verftaan?

Hr. van Goudv.

„ Die arme Jongen, ik heb deernis met zynlot, waar-,, achtig het zal hem nog in de harfcns liaan”.

Gy bejegent hem ook al wat llraf, Mevrouw, denk dat Minnaars wel eens meer zottigheden uitvoeren,nbsp;Om door dien weg haar oogmerk te bereiken.

Lucinde.

Mynheer, ik

kan inderdaad niet zien, dat gy redenen hebt om u hier • over te ontroeren,

Het gedrag, dat uw Neef omtrent my heeft gehouden, dunkt my dat dit wel dubbelt meriteert.

Ik laat het zelfs aan uw oordeel; hoe! zyn Meestres op zulk een wyze te misleiden, is dat gepermjtteert.nbsp;Hr. van Goudv.

Wat de zaak betreft, Mevrouw, daarin moet ik u volkomen gelyk geven. Maar volgt een Minnaar wel altoos de reden ?

Zyn drift zal hem zekerlyk daartoe vervoerd hebben. Lucinde.

Ik geloof dit met u;... maar... wie komt herwaarts treden.

Hemd! ’t is Erastus.

. EEN-

-ocr page 71-

E L Y S P E L.


57


EEN-EN-TWINTIGSTE TOONEEL.


Erastus,Lucinde,Heer VAN Goudvliet, Lizette, Jan.


Erastus.


Mc


Levrouw, zie hier een ongelukkig Minnaar, die zich al uwe ongenade heeft waardig gemaakt,

Voor wien niets meer is te hoopen,en die, door al zyn ongelukken, tot in de ziel geraakt,

Alleen hier komt om aan uw voeten te fterven. Denk echter, Mevrouw, wat hy niet heeft beltaan om unbsp;te behagen:

De haat van zyn gantfche geflacht heeft hy rechtvaardig op zich geladen, en een teder liefhebbend Vader,dienbsp;onbekwaam js om zulke fmerten te kunnen verdragen,

Heeft hy tot in de ziel bedroeft, niets was hem zo aangenaam , als zelfs de z waarde bevelen te mogen ont-fangen uit uw’ mond.

Dag en nacht heeft hy onophoudelyk gearbeid om u zaaken te verfchaiFen, dewelke hy, met het uiterfte


genoegen, verftond


Dat u eenigzins konden vermaken, hy weet wel dat uw geboorte geenzins toelaat, om hem , onder de gedaante van Karei, met uwe liefde te beftralcn,

En heeft daarom dat laag karakter verlaten. Wat zoude hy gelukkig zyn , byaldien gy op Erastus uw’ gunst wilde doen nederdalen,

Gy alleen zyt de Meesteresfe van zyn noodlot, zyn le


ven of derven hangt af van een enkel woord.


Lucinde.

Ik kan my niet langer wederhouden”. Sta op,Erastus , uw oordeel en verftand heeft my reeds lang bekoord,

En


ém



-ocr page 72-

bH De minnaar POEET en KNECHT;

En,in deze geftalte, (ik beken het) fchynt gy nog veel aanminniger als te vooren te wezen.

Maar wat zou de waereld zeggen, zo ik hiertoe over-giiig, had ik niet duizend lastertongen te vreezen?

¦Daarenboven hebt gy nog een Vader,die mogelykgeen genoegen zal neenien in de keur die gy hebt gedaan.

Hr. van Goudv.

„ Ik word bewogen , ik zie toch dat zy item liever „ heeft als my”. Kotn , Mevrouw , wil u maarnbsp;beraên,

Stoor u niet aan de zotte waereld, de lieden van het eerfte fatfoen bekreunen zich thans weinig wat andere van haar zeggen, men moet zich maar diver-teeren,

En doen wat men vdl, want men leeft veel te kort in deze waereld om zich te geneeren.

En wat zyn Vader betreft, zorg daar gcenzins voor, hy zal deze Echt niet alleen volkomen goedkeuren,nbsp;maar zelfs zal hem hier door de grootfie Eer gefchiên;

En dewyl Erastus toch na myn dood alle inyne Goederen moet erven, zal ik hem nog bovendien

Een Tonnetje mede ten huwelyk geven.

Lücinde.

„Wat zal ik in

„ het eind’ befluiten” !

Welaan, myn liefde triompheert, byaldien zyn Vader zulks goedkeurt, en dat hy in perfoon komt van buiten.

Om dit Huwelyk te verzoeken , heb ik befloten zyn Zoon te neemen voor myn Man,

Maar draag dan ook zorg, Mynheer, dat ik my nimmer met reden over deze keur beklagen kan.

Erastus.

Aanbiddelyke Schoonheid ! volmaakte Lucinde , gy hergeeft my hier door een leven,

( Haar hand kusfende ) Het

-ocr page 73-

B L V S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;59

Het welk my, buiten uw bexit, tot last toude lyh geweest, zyt vry verzekert d^t myne liefde my nooit zal begeven;

Neen, ik zal u altoos even vierig beminnen. En gy, myn waarde Oom,

Wat ben ik u al verpligt voor deze onverdiende goedheid, het fchynt my byna een droom.

Nooit zoude ik dit hebben durven denken; aehwil nu ook aan myn Vader fchryven, en hem fmeeken,

Dat hy my de misdaad, die ik begaan heb, gelieft te vergeven; dat ik zeer Verlangende ben om hem tenbsp;fpreeken:

Vergeet vooral niet hem te melden hoe gelukkig dat ik ben.

Hr. van Goüdv.

Wees maar te vreden Neefje, ik beloof het u,

alles zal wel gaan,

Uw Vader zal hier over geeniins verltoord zyn, daar wil ik wel borg voor liaan.

En gy . Mevrouw, fchoon ik zie dat Eraftus meer als ik van u word bemind, zal ik my daar over noch-tans niet beklagen,

De raad, my flus door u gegeven,omongehuwttebly-ven, gevalt my, en daarom heb ik belloten, in dezen ftaat, gerust en vergenoegt te eindigen myne dagen.

Alleen verzoek ik om uw Vrlendfchap, dan zal ik vail deze afftand nimmermeer hebben berouw,

Maar zelfs met het grootfte verlangen te gemoet zien, de voltrekking van uwe aanftaande trouw.

Ondertusfehen heb ik, volgens gedane belofte, van u te vermaken,

Eenige Zangers en Dansfers mede gebragt, laat ons dan verder het onderzoek over deeze zaak ftaaken;

En het overige van den avond met vreugde trachten door te brengen; mits zulks uw’ approbatie heeft.

LV'

-ocr page 74-

6q De minnaar POëET en KNECHT;

Lucinde.

Mynheer, fchoon den ftaat waar in ik ben my geen volkomen vryheid tot diergelyke vermaaken geeft,nbsp;Zoude ik nogtans, diende de achting en genegenthcidnbsp;dewelke gy my komt toe te dragen,

Van ondankbaarheid te befchuldigen ïyn, ja gy zoud reden hebben om u over my te beklagen,

By aldien ik dit verzoek wilde van de hand wyzen; ik zal dan genoegen hier in ncemen, wel aan,

Men doe ze alle hier verfchynen: vervolgens zullen wy, na het eindigen van het dlvertlsfement, ons vet’nbsp;der over de zaak van Erastus beraén.

Hier een verfchict opgaande, vertoond zig een Ber^ m(t Schapen, aan welkers voet zig een Herderinnbsp;bevind, aangebeden wordende door een oud,nbsp;Mun, (die haar een goudbeurs aanbied)nbsp;en een jonge Herder.

Waar na een Entré van vier Herders en Herderinnen gedanst word; na het eindigen van dien dans zingt

De oude Man.

Zo gy TOe, 0 fchoonel kunt beminnen y Zal ik u geeven al dit Goud;

Ji,i ‘wil dog eens te recht bezinnen Hat zonder geld de min verkout.

Ten minjie ziet men, in deez' tydt,

Hnt meest word em het geld gevrydt.

De

-ocr page 75-

B L Y S P E L.

De Jongeling Zingt.

Schoon ik geen fcbat aan u kan geeven»¦ Bejchoud een hart vol teedre min.

Waar door gy kunt gelukkig leven ^

Steeds vergenoegt en bly van zin.

Het geld beeft nimmer vreugt gebaart t Daar H niet met liefde voas gepaart.

De Heederin Zingt,

Geen beyl is in den Echt te vinden t yils ’t goud alleen bet oog bekoort.

Dies veil ik my aan hem verbinden Wiens min my beeft bet hart doorboort.

Want daar opregte liefde groeit.

Daar is ’t, dat vergenoeging bloeit.

Hier word een Pas de Deux gedanst, door een Trierdei cn Herderin, gevende de Herderin een Mandjenbsp;met Bloemen aan Ludnde over.

Na

-ocr page 76-

«a Dë minnaar poëet èn KNECHT 5 enz.

Na dezen Dans wort een Trio Gezongen.

Geen fcbatten kunnen vreugde geeven. Wanneer men zonder Min moet leeven;

Maar gaat het geld met Min gepaart,

Dan heeft me een Hemel bier op aart.

SiüJT-BALET.

EINDE-

-ocr page 77- -ocr page 78- -ocr page 79- -ocr page 80- -ocr page 81- -ocr page 82-

‘;f-- ' %“gt; nbsp;nbsp;nbsp;V*-’

W'i

c.'-?,' -’J

:k

,«s

V%4%1_

.5, id

.'. 'v' '‘’l-«'.ï;-^!

-. nbsp;nbsp;nbsp;~f*

''^|L

lgt; nbsp;nbsp;nbsp;.ÜS*-

¦ nbsp;nbsp;nbsp;quot; *-'^--''gt;r'‘'‘«quot;xv,. tk-:-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-oi

. • *^- *¦¦ ? ••• *' ?^ ¦•' -'I • -«j '%e K ' '4**1^ ^ * ¦ ¦ • —W • a • V _* f^ ƒ ¦ ' nbsp;nbsp;nbsp;' *.• ' •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• B

'• nbsp;nbsp;nbsp;;/ . i9.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;..d‘' '¦' •'.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0‘;|

'-gt;•-^ ••.-«-lt;;•• .V-. • V 1?'- nbsp;nbsp;nbsp;¦• -quot;¦¦''r^J

1^