OF
TOONEELSPEL, in vijf bedrijven. Naar het Hoogduitsch vannbsp;A. VON KOTZEBUE. [ 'è,
m--ióSTEKj
M. WESTERMAN amp; ZOON en C. van HULST. 1840.
BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT
utrecht#'
-ocr page 8- -ocr page 9- -ocr page 10-Tweelingbroeders, van Filip Bertram.
van Frans Bertram.
FRANS BERTRAM , voorheen zeekapitein, FILIP BERTRAM ,
CHARLOTTE, dochter ANNA , oude dienstmaagdnbsp;Vrouw GRiESGRAM, huishoudsternbsp;HANS BOLLER, vocrkcen matroos, knechtnbsp;BLOM, dokter,
EiTERBORN., advokaat.
DE GRAAF VAN ZONNESTEEN.
TRAUGOTT, een schoenmaker.
Een APOTHEKERSJONGEN. •
Het Tooneel is in Duicschland.
-ocr page 11-OF BK
TOONEELSPEL.
Het tooneel h eene afgelegene straat in de voorstad: ter linkerzijde eenige huizen, voor een van welke eene bank •nbsp;ter regterzijde hoornen; in het verschiet akkers en velden, Hei is morgen.
tuaugotT zit op een' driestal onder de hoornen, werkt aan een paar vrouwenschoenen en zingt:
Dat hij , die steeds naar treeJde dingt,
In ledigheid zich mest’;
Schoon hem in scliijn ’t geluk omringt,
Hij weet toch self het best Waar de schoen hem wringt.
Gelukkig, wien in smart en pijn Nooit de moed ontzinkt;
Want in des werelds rampwoestijn Moet nog diegeen geboren zijn,
Dien de schoen niet wringt.
-ocr page 12-8 nbsp;nbsp;nbsp;DE VERZOENING,
traugott; ANNA komt met een' bezem uit het hun en veegt voor de deur,
TRAUGOTT.
Goeden morgen, Anna!
ANNA.
Ik dank u, eerlijke Trangott!
TRAUGOTT.
Hoe is het in huis? Hoe maakt het de oude heer?
ANNA.
Hij heeft goed geslapen j hij beiert van dag tot dag.
TRAUGOTT.
Nu, bij mijn ziel! dat verheugt mij om de lieve jufvrouw.. en ook om u , Anna I
ANNA.
Ja toch: zulk een braaf heerschap krijg ik nooit weder. Het is wel eene magere keuken, doch mijnheer heeft het zelf niet beter; en als de liefde het broodnbsp;snijdt, ziet men er niet op, of de sneden wat dikkernbsp;of dunner zijn. Menige kamenier heeft zekerlijk grooternbsp;loon en gaat in kostbare kleederen; maar daarvoor zijnnbsp;ook de mevrouwen somwijlen zdó lastig: niets k.in mennbsp;naar haren zin doen; ieder speld wordt tienmaal andersnbsp;gestoken, en elke halsdoeksplooi twintigmaal veranderd.nbsp;Neen, dan prijs ik onze jufvrouw; met één’ sprongnbsp;is zij uit het bed, en wip! in de kleederen: zij heeftnbsp;geene hulp noodig.
-ocr page 13-OF DE BROEDERTWIST.
TRAÜGOTT.
En altoos is zij vriendelijk, als een Eiigel.
ANNA.
Ik heb nog geen kwaad woord uit haar’ mond gehoord.
i
TRAUGOTT.
Het is ook geen mond, die daartoe geschapen schijnt,
ANNA.
Niet eenma-al wierd zij ongeduldig, dat goede kind! In de zware ziekte baars vaders heeft zij wat uitge-staan 1 De oude mogt knorren zooveel hij wilde, zijnbsp;bleef altoos vriendelijk, altoos gelaten; in vele weken heeft zij geen’ nacht geslapen ; zij duldde niet eens,nbsp;dat ik bij den oude waakte: zoodra de klok tien sloeg,nbsp;joeg zij mij naar bed. In het eerst vertrouwde ik haarnbsp;niet; ik dacht: de jufvrouw is jong, en als het jongenbsp;bloed ééns in slaap raakt, dan mag het donderen zooveel het wil, zij ontwaakt niet; maar ja wel! jufvrouwnbsp;Charlotte klikte wel eens voor vaders bed; doch als hijnbsp;maar zeer zacht'hoestte, aanstonds was zij bijdehand.
TRAUGOTT.
Ik denk, Anna! zoo iets blijft niet onbeloond.
ANNA.
ó , Dat is nog niets! de vingers heeft zij zich lam genaaid, opdat er maar altoos geld in huis zou zijn.nbsp;De harde winter.... Ik verzeker u , Traugott! de oudenbsp;had moeten bevriezen, zonder zijne wakkere dochfer.
-ocr page 14-lo
DE VERZOENING,
TRAUGOTT.
Het is mij, alsof 2ij mij mede verwarmd heeft,
ANNA.
Toen haar vader zoo ellendig lag... ik had geen oortje voor zijn leven gegeven... knielde zij in ieder' hoek,nbsp;weende en bad. Maar riep haar vader: „Lotje !quot; voortnbsp;waren de tranen afgedroogd en een vriendelijk gezigtnbsp;getoond, dat haar dikwijls zuur genoeg viel,
TRAUGOTT.
Geen wonder, dat de oude den dood ontkomen is: zulk een gezigt werkt beter dan artsenij, en smaakt ooknbsp;beter. Is dan nu alle gevaar voorbij ?
ANNA.
TRAUGOTT.
Maar hij hoest toch nog zeer sterk: ik hoor hei somtijds op mijne kamer.
ANNA.
Wel, de dokter zegt : men kan in zijn’ouderdom met een klein stukje long nog lang leven , als het hart maarnbsp;gezond is„.
TRAUGOTT.
Ja zeker, Anna! liever eene halve long en een geheel hart.
ANNA.
ontbreekt het mijn' braven Heer niet; ik reeds zóó klein gekend: hij was altoos
-ocr page 15-OF DE BROEDERTWIST.
een vrome , goedhartige knaap, en de Hemel heeft hem voor rijkdom bewaard; anders ware hij'welligt ook eennbsp;vrek geworden, als zijn broeder.
TRAUGOTT.
Is zijn broeder rijk?
ANNA.
Hij heeft in den oorlog., de Hemel weet waar door !„. een groot vermogen zaraengeschraapt; maar hij heeftnbsp;meer long dan hart, en laat zijn’ armen broeder ge-brek lijden.
TRAUGOTT.
Ik hoor hem toch overal prijzen,
ANNA.
De rijke lieden worden altoos geprezen; alles wat zij doen, is regt; maar als een arme drommel maar een’nbsp;voet breed van den weg treedt, aanstonds valt mennbsp;over hem en trapt hem in den modder.
TRAUGOTT.
Het is kluchtig, dat de menschen zich hunne vriendschap laten betalen, en de vijandschap om niet geven; men zou Uenken, het moest omgekeerd zijn; want bijnbsp;de vijandschap is toch maar hartzeer,
ANNA.
Zeg dat niet: er zijn menschen, wien men geen grooter vermaak kan aandoen, dan als men hun ietsnbsp;kwaads van hunne naasten verhaalt: straks verhalen zijnbsp;het links en het regts, en daarbij blinken hunne oogei»nbsp;«'s kattenoogen in het donker.
-ocr page 16-12 nbsp;nbsp;nbsp;DE VERZOENING,
TRAUGOTT.
Is hec dai) waar, dat de broeders met elkander procederen ?
ANNA.
Helaas ja! sedert vijfden jaren, en waarom ? Om den ellendigen tuin , ginds aan den berg. Het ganschenbsp;nest is een paar honderd daalders waardig; zonde ennbsp;schande voor den rijken man!.. Had ik dat gedacht toennbsp;hij nog klein was! Hij was zeker wild, maar tochnbsp;goed.
TRAUGOTT.
Ik deink, als hij jufvrouw Charlotte zag, dan moest hem het harte week worden; want zeker , ais de dui-vel met zijne grootmoeder keef, en jufvrouw Chailottenbsp;trad tusschen beiden, dan moest de duivel zijne grootmoeder om den hals vallen.
ANNA.
Dat goede kind! hij heeft haar sedert haar derde jaar niet gezien. De broeders; gaan elkander overal uit dennbsp;weg.
TRAUGOTT.
Zij moest bij hem gaan.
ANNA.
En zich de deur uitwerpen, of welligt van de oude huishoudster afgraauwen laten? Neen* daartoe is mijnenbsp;jufvrouw te goed.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, f .
-ocr page 17-13
or DE BROEDERTWIST.
TRAÜGOTT.
Voorzeker, zij is overal te goed; ik meen maar om den lieven vrede.
ANNA.
Wij hebben ons tot heden door de wereld geholpen.-wij kunnen arbeiden, en één verdiende stuiver is beter dan een gegeven daalder.
TRAÜGOTT.
Ja toch, Anna! althans wanneer men voor zulk een een braaf heerschap arbeidt, dan gaat het vlug van denbsp;hand. Slapperloot 1 wat zou ik schoenen maken, alsnbsp;zij voor jufvrouw Charlotte waren 1 „Gij zijt een luijenbsp;„jongen!” plagt mijn vader anders wel tegen mij tenbsp;zeggen; maar sedert zij hier in ons huis woont, zegtnbsp;hij geen woord meer; want als ik ’s morgens dat lievenbsp;engelengezigt maar éénmaal zie, dan is het mij dennbsp;ganschen dag, alsof de eisten in mijne vuist levendnbsp;worden: daarom zet ik ook altoos mijn’ driestal voornbsp;de deur, omdat ik opgemerkt heb, dat zij bij goed weder gaarne daar op de bank zit.
ANNA.
Ik denk, dat zij heden niet lang meer uitblijven zal.
DE GRAAF, in miigengM^ad, hippelt neu~ rténde over hetjOoneel.
fe^en keks!
-ocr page 18-14 nbsp;nbsp;nbsp;DE VERZOENING,
ANNA, toornig.
W^? Meent mijnheer mij ?
SN nbsp;nbsp;nbsp;DE GRAAF.
Gij heb\ den bezem in de hand, alsof gij/jüist naar den Bloksbeï^ rijden wilder.
ANNA.
Jammer maar,Vat ik alle vuilnis daarmede wegvegen kan!
lDE graaf.
Ha 1 haha! gij zmgevat 1 ^ees maar tevreden, moedertje '¦ het was zoo\kwaad pfiet gemeend.
«Na*
Moedertje?,.. De hemel\^ware mij voor zulk een’ zoon!
DE OkAA#
Ei! wat hebt gij cm mij teSzeggen ? Zou het niet schoon zijn, als ^ z^gen mogt^mijn zoon, de Graafnbsp;van Zonnestern^,^£rf)Ieer van Ade\arswoud en Kroo.nbsp;nenburg”? ''
f /
ANNA.
Neen, Waar^tig! mijn zoon moes\ arbeiden, hij raogt zijn wiyhij wilde. Doch menig GrSaf moet zekernbsp;niet v^él doen hebben; want ik ^e hen altoosnbsp;wandel^pf^
DE GRAAF.
/Ik gebruik de lentekuur.
-ocr page 19-15
OF DE BROEDERTWIST.
ANNA.
it is aardig; als de jongeheeren van de ak^mie kom^n, gebruiken zij lentekuren.
DE GRAAF.
Is uwè\j^ufvroaw reeds opgestaan?
ANNA.
Misschien.'
DE GRAAF.
Zal zij benAjen komen?
ANNA.
Misschien.
^ G^AF.
Heeft zij het boek ra^s uitgelezen, dat Ik haar laatst geleend heb ?
Vanna.
Zij heeft er aan begonnen.
DE GRAAF.
Hoe bevalt het h?4r ?
ANNA.
Slecht; zij ^gt, er wordt te veel in èl^weend.
DE GRAAF.
Des beter! het is een boek voor edel^ gevoelvolle 1gt;9rten. .
ANNA.
jet mep dan altoos weenen, als men gevoel h^eft ? DE GRAAF,
)ude! dat verstaat gij niet. Jonge lieden moeVn
-ocr page 20-i6
DE VERZOENING ,
beminnen, en bijgevolg ook weenen. Als gij in itk keukfiB^ versch gehakt hout aansteekt, zweet he^aannbsp;het aiK^eie einde.
ANNA.
Maar hetV^eefc ook meer rook dan vlara^
DE GRAAF.
Apropos! wil oude nog niet steji^en ?
ANNA.
Hij moet wel eeii^^goede nat^r hebben,... hoewel hij in zijne jeugd geene Vntekdren gebruik heeft,
DE gaMF.
Och ! een arme dronima , die van IJslandsche mos leven moet, deed too|y beten dat hij heenging.
annaX
En vermaakte u del schoone dèsQiter, niet waar ?
' Ae) graaf.
Regt, moedecife! als gij maakti dat ik die erfenis krijg, neem ij^i pp den koop toe.
'I nbsp;nbsp;nbsp;ANNA. ¦
i ê nbsp;nbsp;nbsp;^
Ei! als /gij /mijne jufvrouw bemiiit^,\ zal haar vader
zelf haar u w3ël geven.
I
/ DE GRAAF , Spottende.
ifachtig ?
ANNA.
Ieh/ als gij dat niet wilt, dan bemint gij maar.^ook niet.
-ocr page 21-17
Of DE BROEDERTWIST.
DE GRAAF.
Ja^^ynen kan altoos niet zoo als men wil.
ANNA.
Als m^ het goede niet kan, moet men /het kwade ook niet wiï^n.
(Traugott be^t gedurende dit gespr^jzijn lied te zingen , en zm dikwijls de Graaf iets zegt dat hemnbsp;mishaagt, verh^amp;hij zijne, stem luiderJnbsp;.DE GRAAF.
Met uwe wonderlLjk^begrippen., ïna/
Denkt gij misschien, dH^ijne jufvrouw te slecht is om eene Gravin van haar m niaken/
DE G^AF.
ó! Zij zou de bekoorlijk^ /Gravin van de wereld zijn.
Maar te arm. nbsp;nbsp;nbsp;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V
, nbsp;nbsp;nbsp;GRAAF.
Armoede is ^pen^/schande.
ANNA.
Dit is zpif spreekwoord, dat alle meft^cSen in den mond vo^req, ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niemandnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in het hart.
/ nbsp;nbsp;nbsp;DEnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;GRAAF.
Ajfropof! hebt nbsp;nbsp;nbsp;gijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geldnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noodig?
ANNA.
-ocr page 22-i8
DE VERZOENING,
DE GRAAF.
D^r, neem! (Jlij biedt haar eene beurs aan/
ANNA.
Zulk hebben wij niet noodig.
DE GRAAF.
Zulk geld Wat wilt gij daarm^ zeggen?
ANNA.
Geschenken neem?\mijnheer niet: daartoe is hij te
edel.
SRAAF.
Maar gij ?
ANNX
Ik ben zeker maar eene Bienstmeid, en heb slechts een klein loon;/maar als iA zondags in de kerk ga,nbsp;heb ik nog altijji wel iets, om\in het zakje te werpen.
DE GRAAF.
Oude! wee^ verstandig. Uwe jdfvrouw is een schat, waarbij gij het drakenambt waarneemt; maar gij moogtnbsp;vuur spuwn zooveel gij wilt, ik\zal toch eindelijknbsp;mijn’ zajiSoek over de gloeijende koleh, werpen. (Otw-ziend^ Voor den duivel! wat bulkt die ketel 1 hij ge-iij^wel een nachtwacht.
ANNA, iagchende.
Hij zingt; dit kan hem immers niemand beleiwn ?
DE GRAAF wer'pt Traugott een stuk geld rok Daar, vrind! drink eens op mijne gezondheid; de
-ocr page 23-pel is u verduiveld droog. (Traugott neemt het ef. agelt het op zijne werkbank.') Kerel! wat ^ t gij
di K
Ha! ha A ha! hij doet als onze buurm^ de kruide* nier; die Is ook gewoon, valschnbsp;bank te spfjljerra.
DE GRAAf.
TRAt/srÖTT, zingt.
Dat hij, die sreeVs naar weelde ding't,
In ledighéid ziclTwBest’, enz.
/ANNA, lagctte'Me.
Laat hem vrede: 'hij i* doe
DE GRAAF
Is hijyfloof? des te beter! jammer datM^ij ook niet stom is!... Ha! jufvrouw Charlotte!
CHARLOTTE.
Zijt gij gereed , lieve Anna ? Vader zal aanstonds beneden komen.
-ocr page 24-20 nbsp;nbsp;nbsp;DE VERZOENING,
CHARLOTTE.
Voor de eerstemaal; het weder is zoo warm en schoon... (Vriendelijk,') Goeden morgen, Traugottj^C^eayg bescheiden.) Gocden-aorgea-, G«sf! (Traugott neemtnbsp;vriendelijk en eerbiedig zijne muts af. Zoolang Charlottenbsp;^ tegenwoordig is, vergeet hij dikwijls zijn' arbeid, en ver-'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;----raadt door gebaren zijne deelneming aan het gesprek.)
Zè^er moest ik toornig worden, lieve kindi indien deze mijn’' toorn niet ontwapende.
CHARLOTTE.
Toornig wdïden? Waarom?
DE GRAAF,
Dat de doove scSoenmaker uw’ eersten morgengroet ontving.
lotte.
Doof? Hij is de zoon\ran onzen huiswaard; een* goed, stil mensch.
DE GRAAF
Zonderling, dat men de stille ipenschen altoos voor goed houdt.
CHARLOTTE.
De deugd maakt weinig gedruisch.
DE GRAAF.
En is eene dochter der liefde.
charlotte.
Dan is het jammer, dat zij hare moeder \oo zeldenh boven het hoofd wast.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v
-ocr page 25-OF DE BROEDERTWIST. nbsp;nbsp;nbsp;21
de graaf,
Eeïi^verliefd mensch is altijd een goed menseb.
CHARLOTTE.
Waarlik
\
DE GRAAF.
De zon l(Jkt bloemen uit de aarde, en de liefde deugden uit hcR hart.
CHARLOTTE.
Ik, arm meisje, heb mij altoos ingebeeld, goed te zijn zonder liefde.
\
GRAAF.
Inbeelding 1 Wat baatXgjeld zonder stempel? De liefde moet de deugd stei^elen, als zij algemeennbsp;nuttig worden zal.
CHARLOTtE.
' Dit is slechts op de menschehli^fde toepasselijk.
DE GRAAF.
Hebt gij elke andere verzegd?
CHARLOTTE.
Kunt gij dit eener liefhebbende dochter \ragen?.. ö! Verheug n met mij: mijn vader zal benedln komennbsp;en weder voor de eerste maal de frissche lucht gMieten!nbsp;Hier, onder deze linden zal hij zitten, van wei™ hgnbsp;in den voorgaanden herfst, vol van een droevig ^or-gevoel, de bladeren zag afvallen, ó! Ik ben zoo wr-aheugd, zoo inwendig verheugd!.... Als gij wist hiie-veel hij geleden, wat hem niet al ontbroken heeft.,
-ocr page 26-22
DE VERZOENING,
0E GRAAF.
Ontbroken? Dac was uwe schuld,
CHARLOTTE.
De mijne?
\
DE GRAAF.
Voorzeker: waaro\ hadc gij geen verjirbuwen in een’ vriend ? Waarom verse aaddec gij mijnequot; hulp ?
^ :harlotte. ;
Zijt gij ook een Dol^^r? j de «raaf.
Zorgen kwellen meer danjümnkheid: ik zou in deze gedeeld, en welligt genen vemcht hebben.
charlotte.
Ik versta n niet. j
’ m GRAAt
Wanneer ik, bijAroorbeeld, w\t het toeval mij schonk, door het gebruik veredelde? Wahneer ik eener goedenbsp;dochter ondersteuning aanbood, om \en kranken vadernbsp;te verkwikkepi
QHif haait zijne beur? uit en weegt ^e op de hand,')
I nbsp;nbsp;nbsp;charlotte.
Dan^ou zij den grootmoedigen man z^ bij den ge-liefdM kranke brengen.
DE GRAAF.
En als hij zijn geschenk alleen in dè^ handen der dochter leggen wilde?
-ocr page 27-23
OF DE BROEDERTWIST.
CHAftI.OTTE.
Daaryoor bedanken,
DE GRAAF.
Dat is ver!^chten ?
CHARLOTTE.
Toch niet, lïe^ Graaf! het baart eene^ stille achting, voor zich zelven, gt;va: een’ derde somtijds verachting, ^nbsp;toeschijnt.
1 nbsp;nbsp;nbsp;j
1de graaf..'
Deze roos zult gij t\ph met versmaden? chaI
£)TTE.
ó Neen! ik dank u
1; mijTv vader houdt veel van rozen, en het is heden zijn Verjaardag: 'ik zal hemnbsp;met de eerste roos verr*schen.
(^Zij maakt eene beleefdJ neiging, Knikt vriéndelijk tegen Traugott, en gaat jn huis, de Graitf^hlijft een weinignbsp;verlegen staan.j/'
f nbsp;nbsp;nbsp;ANNA.
Als uw geld li tot last is. Heer GraafKidaar ginder woont een oud^ blinde visscher: geef hem uwe beurs;nbsp;dan moogt gij. mij nog twintig maal moedertje] of eenenbsp;oude heks noemen,
(^Zij gaat in huis
er
DE GRAAF.
Die vlwnpen honden mij voor den gek! Geene verlichting, geeVie lektunr! Als ik het maar eerst zooverre brengen kon,\dat zij romans lazerf: zonder romans magnbsp;de duivel meteen onschuldig meisje te regt komen...nbsp;Daar zit die doore ezel... hij woont in het zelfde huis...nbsp;zou men hem tolt niets gebruiken kunnen? — Hefnbsp;goede vrind!
(Traugott werkt voort\^ veinit hem niet te hoor en; de Graaf schreeuwt '%em aan het oor:')
He! vrind!
TRAOGoï*., ruw.
* n
J m. graafJ
Nu, nu 1 weet ,gij wel wien gljs^voor hebt ? Ik ben Graaf.
traugott.
-ocr page 29-25
OF DE BROEDERTWIST.
traugott,
Eil kan een schoenmaker ook.
DE GRAAF.
Wilt gij gelfi verdienen?
traugott.
Geld verdienelr-?^^ Ja! — Wie v?il mij wat laten ver. dienen ?
Ae graaf.
Ik. nbsp;nbsp;nbsp;I
• 'RAÜGOTT, t Op eene eerlijke wijzajnbsp;DE G'
Op de ligtste wijze van de* ^reld.
TRAUGbXT,
kste. Hebt gij schoe-
V
De ligtste is niet altijd de eerli nen noodig?
DE GRAAF.
Wilt gij wel een’ brief bestellen?
i nbsp;nbsp;nbsp;TRAÜGOTT.
Op de post?J
^ nbsp;nbsp;nbsp;DE GRAAF.
Neen, hjér in huis, aan jufvrouw Chamotte; maar de oude Aina moet het niet zien.
1 nbsp;nbsp;nbsp;TRAUGOTT.
?
Zeer goed, geef den brief maar hier.
-ocr page 30-26 nbsp;nbsp;nbsp;DE VERZOENING,
DE GRAAF,
Hoe zult^j het dan maken ?
Ik zal hemquot;^n vader brengen. nbsp;nbsp;nbsp;¦’
DE graaf. ƒ Wel ja, waarobyniet?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j
Wraugott.
Nu, de vader zal tVch wel mogen weten, wat men aan de dochter schrijft.^
DE gr7
Gek 1 dan gebruikte ik u ni€k, traugottX
Gek ? — Men moet g4n’ gek\ebruiken, waar men een’ schelm noodig heeft,/
D^^ GRAAF.
Die kerel is ook ^og te doms het Vntbreekt hem ook al aan verlichting... Ha! daar komt l|en man naarnbsp;mijn hart: die heeft pn een half woord gengeg.
^ Vorigen, eitekborn.
DE GRAAF.
Goeden morgen ,^1»egte vriend! gij komt of gij geroepen w^t.
EITERB
-ocr page 31-27
OP DE BROEDERTWIST.
DE GRAAF.
Ik
bruiken ka
, gij zijt een man, dien mén ,tot allëS ge-
EITERBORN.
een
eerlijk man: dat weet'.de gansche we
de GRAAF. .
Veel geluk, alsNgij het zoovAne gebragt hebt, dat de wereld het weet M gelpof^ want dit geldt evenveel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
EIteRBORN. '
Hoe verstaat mijnhel Xe Graaf dat?
'DE giUaf.
Zie, er zijn tweeërlei s®rten van eerlijke lieden: de eene is eerlij^^oor zich :|elve, en de andere woornbsp;de wereld. ^
^ nbsp;nbsp;nbsp;EITERBORP
Zonderlinge stellingen!
/ nbsp;nbsp;nbsp;de graaf.
Maar men wordt dik en vet baarbij. Gij hebt u daar een' buik aangeëerlijkt, die ^ tót Keizer vannbsp;Japan kwalificeert.
EITERBORN.
Aangeëerlijk ? welk eene onduitjahe uitïJfukking de gr*af.
Nieuw; maar niet ondut^sch. Moeten de ^ranschen alleen het regt hebb^ om nieuwe woorde^te sme-
-ocr page 32-DE VERZOENING,
den'ï^^Zich iets aaneerlijkenquot;,.. het denkbeeld Is nieuws bijgevOTgY“02^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c^n nieuw woord voor gevonden
worden.
EITERBORN.
^ lt;
Gij hebt lust tot praten, Heer Graaf! en ik heb bezigheden... \ nbsp;nbsp;nbsp;1
DE GRAAF. nbsp;nbsp;nbsp;y
j
Die ik denk tev vermeerderen, ^rfor, lieve vriend j noch uw buik, noch uwe pruily^ noch uwe ijskoudenbsp;eerlijkheid schrikken af: ik'maak u tot mijn’/im.nbsp;tUlon ff amour.
ElfiyiBORN.'
gt;iw nbsp;nbsp;nbsp;l
Serviceur! nbsp;nbsp;nbsp;N
DE gra^
Als postillon moet gij- €ov \ «reden zijn: ik schenk 11 mijn' zweetvos. ^
£ITErb|rn, schielijk Dien gij gisteren bereedt ?
^DE graaf.
Die zoo moedig-steigerde.
• J nbsp;nbsp;nbsp;EITERBORN.
Met den ramskop ?
ü nbsp;nbsp;nbsp;DE GRAAF.
En heerlijl^e'-manen.
^ EITERBORN, vriendelijk.
Verpligt', wel zeer verpligtj.,. Waarin kan ik i^ie. nen ?
-ocr page 33-ap
(^Zick om-
OF DE BROEDERTWIST.
^ nbsp;nbsp;nbsp;DE GRAAF.
Gij kent immers den ouden Bertram ?
EITERBORN.
ar spreek zacht; wij zijn ijiQt alleen.
DE GRAAF. ^
Die daar Afoont? Voorzeker ken ik he: keerende.') Mi
Gij meent den^choenmaker ? Wees onbezorgd : hij is doof.
eiterborjIm.
Niets op de were ld is doof: de wanden hebben ooren. Nu , wat zal 'V^e oude , teringzuchiige Bertram ?
D^^J4AAF.
J
Hij heeft eene dokter, die^iets minder dan tering-zuchtig is.
EITERBOR.1
Een onrijp dipg.
DE GRAAF.
Onrijp? Hoe oud was uwe vrouu\zaliger, toen zfl van de dochter tot de moeder fladjlerde, en haar*nbsp;vader dwong hals over kop zijne toest^ming te geven ?
EITERBORN.
St.,.il 1* wat wilt gij daarmede zeggen ?
J, nbsp;nbsp;nbsp;DE GRAAF.
Lie^e Eiterborn! wij zijn immers buurkindhtgn, efi dan* wordt men zooveel gewaar.
-ocr page 34-30
DE VERZOENING,
eiterborn.
il odiosa moet men niet aanroeren ; vooral, wanneer ^e wereld die vergeten heeft.
DE GRAAF.
Wij zijn'StPmers onder ons. De maskers zijn alleen goed voor de\ maskeradezaal; maar/wanneer een paarnbsp;mannen met elkander aan de pundi tafel gaan om tenbsp;drinken , dan ‘ Wmen zij de maske» af. Zoo is het,nbsp;denk ik, op de'w(gt;«j;eld in het algeöfeen: de eene duivelnbsp;die den anderen h^ent, trgkt de zijden handschoennbsp;uit, en reikt hem den ttlootefi'klaanw,
ichudt hem de nbsp;nbsp;nbsp;Traugott begint weder te
'O
Elï
BORN,
den zweetvos vergeef én en blijf toch altoos
Gij zijt een looze guit, ik u uwe impertinentiën. Iknbsp;een eerlijk man. ^
ƒ DE graa;
menschen genoeg, aar, dat de oude
Wel zekerlijk! ik'iten ligtgeloovt die 'daarop zweren izouden. Maaknbsp;Bertfam u oók daarvoor houde.
EITERB0B,N.
Dat doet hij/1‘
DE GRAAF.
eiterborn.
V
En Charlotte? .’d
Ha! ha! die houdt alle menschen voor eer|
-ocr page 35-OF DE BROEDERTWIST.
DE GRAAF.
Des Verbeter.
EITERBORN.
Mag ik verzoeken, het wat kort te maken?
DE GRAAF. nbsp;nbsp;nbsp;,
Kort, als een Sfartaan: ik ga trouwen.
EITERBORN.
1.-^
Veel geluk!
OE GRAAF.
Met een rijk meisje.
EITERjpORN.
Bravo! nbsp;nbsp;nbsp;'
DE G^ijnF.
jong. nbsp;nbsp;nbsp;-rf
EITERBORN. I
Voortreffelijk l
, De graaf.
En leelijk als d^'duivel.
ƒ. EITERBORN.
/ ^ nbsp;nbsp;nbsp;DE GRAAF.
Nu wenschte ik wel, dat mijne leeljjkX^emaiin e«i@ schoone ka^^ier aannam.
'• nbsp;nbsp;nbsp;EITERBORN.
Zeer natuurlijk.
Ei!
-ocr page 36-32
DE GRAAF.
Ilude Bertram is een,arme drommel..^' eit'erborn.
Dat is hj.'
hij is Eigenzinnig, trotsch en een deugd.
DE ^AAF.
Nu, goedl gij mbet^'hm zeggen, dat mijne bruid ook zeer vroom en deuMzaJim is. (^Lagchende.') En iknbsp;geloof waarachtig dat'üetWaar. is!
ORN. N
Zeker, hij is in nood, h\i heeft schulden: daarmede moeten wij ons voordeel doer
DE GRAAÏX
Juist : ik geef u de uitgebreidscfe volmagt over mijne kas. Als het gelukt, zullen er ^toos nog wel vijftignbsp;Louis d'or voor u overblijven.
EITERBORN.
Maar stil toch, alles in het geheim\ welstaanshalve! Gij weet niet, hoe men alles in de wereld doen kan,nbsp;als men het maar op zekere wijze aanv^ngt.
DE GRAAF.
Regt, lieve Mentor! ik ben uwe Teled^achus met lijf en ziel.
-ocr page 37-33
OF Dfi BROEDERTWIST.
traugott, opslaande, tegen den Graaf. Mijnhèèhj heeft daar een(^at in zijne schoen ^wil iknbsp;het lappen'
DE GRAAF.
Zot I ik heb hels^r zelf it/gesneden , de likdoorns,
TBAUffOTT.
Zelf ingesneden ? teravoy(Ter zijjpf) Als het geweten te eng is, en er likdtjorn/in de,^!^ beginnen te steken,nbsp;dan snijdt men een gaKijr^et geweten, en dan gaatnbsp;het weder zeer goed.
(Jlij zet zich widef\Mn zijn werk.'j d^r^-Aj
Ik geef u ruimtp^tót u^e o^ratiën. Laat u omhelzen, dierbarg vriendJ
/ EI'p^BORN.
Servit|jiï4..jJié vrien^cha» is een tii^inig jong.
/ nbsp;nbsp;nbsp;/ DB CRAAF.
tds een paar éérlijk^lieden efkander va^S^ut zijn llt;unhen, doet zij reuzenschreden. ^
tEVENDE TOONEEL.
De If^origen, zonder den graaf.
I nbsp;nbsp;nbsp;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;EITERBORN.
Die wijidÈuil! Ik moet voorzigtig met hem te werk gaan ; ik moet mij dekken. Jonge lieden zwetsen gaarne,nbsp;•^ot zij hun oogmerk bereiken; zij stelen vruchten uit
3
-ocr page 38-DE VERZOENING,
een’ vréémden ttin, en bespotten den hovenier nog bovendien, toonên hem de gestolen quot;vruchten van verre,nbsp;en roepen; „ Eet, eetDit kon mij een’ slechtennbsp;naam maken; hoewel, de hemel zij gedankt! ik hebnbsp;het zooverre gebragt, dat- de menschen opquot; mijne, onschuld zweren zonden , al betrapten zij mij zelfs op eenenbsp;huisbraak. Ha! ha! hal de wereld gelooft alles, ennbsp;leert alles van buiten, als men maar geduld heeft hetnbsp;haar millioenen malen voor te zeggen. „ Ik ben eennbsp;eerlijk man! Zoo spreek ik sints twintig jaren; ennbsp;ziedaar, nu roept mij ieder kind op de straat na Daarnbsp;„ gaat een eerlijk man.” (JNaar Traugott ziende,') Vervloekte kerel, met uw zingen!
ACHTSTE TOONEEL.
De Forigen, filip Bertram , chablotte, met breiwerk.
FIHP.
Laat mij hier zitten, lieve kind ! hier is het r^arm en schoon.
1 filTERBPRNt ¦
Serviteur, mijnbeer Bertram!
FILIP.
Ei! ei! mijn waarde Eiterborn! wij hehben elkan-:der in eenige weken niet gezien.
EITERBORN.
Eenequot; reis óm affairequot;... er is toth niets gebeurd ?
-ocr page 39-35
OF DE BROEDERTWIST.
FILIP.
gt;
Veel, zeer veel! het gewigtigste: ik ben gezond.
EITERBORN.
Veel geluk!
FILIP.
Ik danku, ik dank u. Ja, de Heinel heeft mij weder lucht geven: mijne dochter moest mij zoo dikwijls hetnbsp;schoone lied van Klaiidius voorzingen:
Ach! geef mij slechts een weinig lucht 1 Gij ademt toch zoo ruim.
EITERBORN.
De leute doet toch ook het hare; gij gaat naar uwen tuin ?
FILIP.
Spreek mij niets van den tuin: het ware beter, dat eene aardbeving dien verslonden hadde, dan dat tweenbsp;broeders sedert vijftien jaren daarom elkander vervolgen,
EITERBORN.
Dat hoor ik voor de eerste maal van u.
FILIP.
Helaas! ik moest krank worden, om een’ gezonden inval te krijgen!
EITERBORN.
Als men, gelijk gij, het strengste regt vóór zich heeft....
FILIP.
Ach, lieve vriend! als men, gelijk ik, de poorten Van een geregtshof zoo nabij geweest is, waar geen
3 *
-ocr page 40-DE VERZOENING ,
sterveling regt heeft, dan zegt men het regthebben gaarne vaarwel. Daarom heeft, op mijn verzoek , denbsp;brave dokter Blom op zich genomen;, den boozen broedertwist voor het gewetensgeregt C1) te vereffenen.
EiTERBoRN, Ontsteld.
Voor het gewetensgeregt? in ernst?
FILIP.
Reeds sedert eene nbsp;nbsp;nbsp;week.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
EITERBORN.
En ik wist er geen nbsp;nbsp;nbsp;woord van?
FILIP. nbsp;nbsp;nbsp;t
Gij waart afwezig.
EITERBORN.
Maar mijn Hemelwaar voor hebben wij dan de reg-ten, als het geweten overal beslissen moet?
FILIP. nbsp;nbsp;nbsp;n
De regten hebben wij om elkander te kwellen, en S het geweten om de kwelling weder te helen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“
EITERBORN.
Maar wanneer uw broeder onbewegelijk blijft?
Het gewetensregt was eene Toortrefielijke , maar helaas later afgeschafte inrigting Tan Katharina de Ilde, keiterltnbsp;Tan Rusland, waardoor menig onregtTaardig proces in de gsnbsp;hoorte gesmoord werd.
-ocr page 41-i1
OF M BROEDERTWIST.
FILIP.
Dan schenk ik hem den tuin; want ik verlang naar rust, en ben te arm om langer te procederen. Kannbsp;ik eerst weder werken, en een paar daalders overhouden , dan wil ik die iiever aan mijne dochter besteden:nbsp;zij heeft nog opvoeding noodig en is onverzorgd.
CHARLOTTE.
Gij hebt mij bidden en werken geleerd: wat heb ik meer noodig?
FILIP.
Tegenwoordig veel meer. De jongeheeren vragen thans niet of men bidden , maar of men dansen kan.
CHARLOTTE.
Wat bekommer ik mij om de jongeheeren!
Iquot; nbsp;nbsp;nbsp;FILtP.
Gij zijt niet eens goed voor kamenier bij eene voorname mevrouw, want ook die zal u niet vragen of jQ gij bidden kunt, maar wel: „Jufvrouw! kunt gij kappen,nbsp;modes bedenken en dergelijken ?”
CHARLOTTE.
Ik kan naaijen, breijen, koken, braden....
FILIP.
rV nbsp;nbsp;nbsp;vader liefhebben; maar dit is ook alles:
^ voor mij zeer veel, voor eene dame der groote wereld zeer weinig.
-ocr page 42-OE VERZOENING»
EITERBORN,
Ik ken ondertusschen eene jonge, rijke bruid, nog rijker nan deugden dan aan sdiatten, die eene .zedigenbsp;juffer bij zich wenscht te hebben. Ik ben haar vriendnbsp;en een eerlijk man: kan ik uwe dochter deze plaatsnbsp;bezorgen, dan ...
CHARLOTTE, zich aan haar' vader hechtende.
Hier is mijne plaats. nbsp;nbsp;nbsp;•
FIUP.
Ik dank u, lieve Eiterborn! wij zullen er nader over spreken.
-ocr page 43-DE BROEDf;RTWISt. nbsp;nbsp;nbsp;39
- ’ nbsp;nbsp;nbsp;f
NEGENDE TOONEEL.
De Forigen,, blom.
BLOM.
Ha! dat verheugt mijj- ti weder voor de eerste maal in d'e open lucht te zien.
FILIP.
Welkom, lieve dokter! geef mij de hand.
CHARLOTTE, Zeer vriendelijk.
Goeden morgen , mijnheer Blom !
filip.
ó, Hoe gelukkig moet een arts zich rekenen, die een’ huisvader het leven redde, en hulpeloozen weezennbsp;hunnen verzorger terug gaf.
BLOM.
Als de kunst altoos een’ gelijken tred met den wil hield..,.
FILIP,
Is daarom de bestemming minder edel, tot eene klasse van menschen te behooren, welke ieder onbekende,nbsp;ieder vreemdeling om hulp smeeken durft. Toen eenenbsp;bloedspuwing mij op den rand des grafs bragt, kendenbsp;ik u niet, echter kwaamt gij bij dag en nacht, innbsp;storm en regen; en zoo gij niet altoos helpen kondet,nbsp;dan gaf uw' vriendelijk, welwillend gezigt nogtans troostnbsp;®^u mijn kind, en mij vertrouwen. Ik kende u niet;nbsp;ik ben een arm man; slechts menschenliefde voerde u
-ocr page 44-40
bij mijn leger.... ó, Hoe zalig is de stand, wiens éénige bezigheid menschenliefde is 1
BLOM,
Heb ik u niet verboden zooveel te spreken?
PILIP.
Het volle hart kan zijne uitstortingen niet naar de krachten der long afmeten. Ik vier heden mijn’ drie-en.vijftigsten verjaardag; dit ben ik u verpligc; — dit goedenbsp;meisje is nog geen wees: dit is zij u verpligt.
BLOM.
Waarlijk, brave man I ik moet u, als arts, het spreken verbieden. Het is schoone zielen eigen, dat zij de dankbaarheid overdrijven. Ik heb mijn’ pligt gedaan;nbsp;gave de hemel dat bij mij altoos zoo heerlijk beloondnbsp;wierde 1... Mijn bezoek van heden is het bezoek eensnbsp;vriends; den arts hebt gij niet meer noodig. Toen wijnbsp;gisteren avond van uw verjaarfeest spraken, hoopte iknbsp;n reeds dezen morgen met het vrolijk berigt te kunnennbsp;verrasschen, dat uw onzalig proces beslist was,
riLiP.
Welk een aangenaam geschenk ware dit voor mij i
BLOM.
Ook geef ik de hoop nog niet op. Onze gewetens, regter is de edelste man dien ik ken; de éénige wel-ligt, die de deugd om de deugd bemint. Moet ik hemnbsp;noemen, om ieder toehoorder vertrouwen in te boezemen? Hij is beurtelings vriend en regter, vader en
vT
-ocr page 45-41
OF OE broedertwist.
broeder; overreding vloeic van zijne lippen, en men-schenliefde uit zijn hart. Wanneer zijne edele pogin-gen vruchteloos blijven, veroorzaakt dit hem slapelooze nachten, en is het hem gelukt den vrede te herstellen,nbsp;dan legt hij zich des avonds nog vergenoegder te bed,nbsp;dan hij, dien hij den vrede wedergaf. Wie herkent hemnbsp;niet in deze beeldtenis 1
FILIP.
En wie zegent hem niet?
BLOM.
Misschien verkrijgt gij nog heden een bewijs van zijne onvermoeide pogingen, om het goede te bewerken,
EITERBORN.
Mijnheer de dokter is wat haastig.
BLOM.
In het goede kan men niet te haastig zijn.
EITERBORN.
Maar.... maar..,, de heer Bertram was op den besten om de zaak cum expensis te winnen.
BLOM.
Cum expensis ? Rekent gij de sedert vijftien jaren verloren rust ook daaronder? 1
Ik kan hel mijn hart niet onWeggen het origineel van deae beeldtenis te noemen. — De bescheiden man moge etnbsp;erkcttteois Tcrgeven. — Hel is de staatsraad ^on Kur ® ?
'e Reval.
-ocr page 46-42
DE VERZOENINÖ,
EITERBORN , Spotachtig. nbsp;nbsp;nbsp;^
; Msn ihoojc wel, dat mijnheer de dokter ook romans schrift.
BLOM.
Is het dan mogelijk eene zonde romana te schrijven? Men vindt de menschen in de wezenlijke wereld som.nbsp;wijlen zóó skcht, dat het iemand aangenaam is, alsnbsp;men aan zijne schrijftafel gaan, en uit de denkbeeldigenbsp;wereld betere voortbrengen kan. Zonderling, dgt middelmatige verstanden altoos met eene soort van verachtingnbsp;op romansschrijvers nederzien, en de lieden gaarne wilden overreden, dat zulk een mensch niets meer verstaat.
EITERBORN.
Het mag wel daar van daan komen, dat gewoonlijk de solide wetenschappen daarbij verwaarloosd worden.,
BLOM,
Ik weet zeer wel , wat de juristen solide noemen : barbaarsche woordvoegingen, onduitsche redenen, dienbsp;geen mensch verstaat.,..
EITERBORN.
Verstaat men dan uwe recepten ?
B LOM.
Helaas neen! en ik geef deze medicinale kwakzalverij Van harte gaarne aan uwe spotternij prijs.
EITpRBORN.
Gevangen, mijnheer de dokter! ieder stand heeft zijne kwakzalverij, en moet die hebben, om het ge-
-ocr page 47-43
OF DE BROEDERTWIST.
meen eerbied in te boezemen. Gij hebt nvve recipe ^ en ik mijne clausula rati, grati ö? indemnhationh. Ser-viteur!
(^Hij gaat heen.')
TIENDE TOONEEl.
De Vorigen, zonder eiteBBORN.
BLOM.
Het schijnt hem niet te bevallen, dat gij den twist wilt uit den weg ruimen.
FILIP.
Soldaten en Advokaten wenschen nooit naar vrede.
• nbsp;nbsp;nbsp;BLOM.
Het gevvetensgeregt is hem reeds lang een doorn in het oog.
FJLIP.
Hij meent het eerlijk.
BLOM.
Zoo zegt ten minste de gansche stad, Ondertusschen zijn er lieden, die het geluk hebben voor eerlijk gehouden te worden , zonder zelfs eens te weten hoe zijnbsp;daaraan gekomen zijn.
FltlP.
Erg genoeg, dat ook het gerucht van regtvaardigheid eene Unm des gelnks, een spel des toevals is.
-ocr page 48-44
k
ANNA.
Het ontbijt is gereed.
FILIP.
Aanstonds, aanstonds. De frissche Ijjcht heeft mijn’ eetlust opgewekt; wilt gij zien, dokter! hoe goed hetnbsp;mij weder smaakt?
BLOM.
Ik heb hier omstreeks nog een’ zieke.
FILIP.
ó ! Dan wil ik u geen oogenblik ophouden; Ik weet, hoe vol verlangen een kranig op de verschijning vannbsp;den arts wacht. Tot wederziens!
(_Anna geleidt hem in huis,^
CHARLOTTE, BLOM , TRAÜGOTT.
CHARLOTTE, Schroomvallig.
Wat zult gij van mij denken, mijn waarde heef Blom! dat ik straks zoo stom was, bij mijns vadersnbsp;dankbetuiging? Maar de Hemel weet wat ik gevoel, alsnbsp;iemand eene weldaad aan mij verrigt! dan heb ik altijdnbsp;eer tranen dan woorden.
BLOM.
Tranen zyn de tolken van het hart.
-ocr page 49-OF DE
broedertwist.
45
CHARLOTTE,
Ik had zoo gaarne geweend; maar ik schaamde mij voor den advokaat.
BLOM.
Derhalve niet voor mij, lieve kind? nbsp;nbsp;nbsp;ƒ
CHARLOTTE.
Voor u ? 6 neen 1 In dien vreesselijken nacht, toen mijn vader zooveel bloed verloor, heb ik wel geziennbsp;dat TI zelven de tranen over de wangen rolden.
blom.
Dat behoorde zeker niet te wezen: de natuur moest het hart van een’ dokter harnassêff, als de schildpadden.
CHARLOTTE.
Toch niet: dan kondet gij u immers ook niet verheugen , als gij hulp aan een jammerend huisgezin bewezen hebt. ó. Het moet heerlijk zijn, als mennbsp;zoo in den nood helpen kan 1 (Me/ levendigheid^ Warenbsp;ik een jongen geworden, dan had ik ook reee^/en-schrij-ven geleerd, had mijn’ vader zelve genezen, — en dannbsp;ware ik zoo rijk... zoo vrolijk geweest!...
BLOM.
Ik geef u de getuigenis, dat uwe liefderijke zorg meer gedaan heeft dan mijne middelen,
CHARLOTTE, Verrukt.
Gewis ? is u dat ernst ?
-ocr page 50-46
DE VERZOENING,
BLOM.
Volkomen.
»
CHARLOTTE, in Vreugdetranen uitbarstende,
6, Gij weet niet, \vclke onuitsprekelijke vreugde gij mij door deze verzekering veroorzaakt!... Niet waar?nbsp;nu zal mijn goede vader zeer oud wordÈu ?
BLOM,
Als hij voorzigtig is, zich voor sterke beweging, voor driften in acht neemt,...
CHARLOTTE.
Dat is mij aanbevofen: ik zal wel zorg voor hem ' dragen; ik wil alles verwijderen wat hem met gevaar !nbsp;bedreigt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
BLOM.
Zult gij dan altoos bij hem zijn ?
CHARLOTTE.
Altoos! altoos!
^ nbsp;nbsp;nbsp;BLOM.
. Maar als eens andere pligten u roepen?
CHARLOTTE.
Andere? Maar toch geen heiliger!
BLOM.
De pligten van echtgenoote, van moeder.... nbsp;nbsp;nbsp;e
CHARLOTTE.
Neen, ik zal nooit trouwen.
BLOM.
Nooit trouwen?
-ocr page 51-47
OF DE BROEDERTWIST.
CHARLOTTE.
Als ik mijn’ vader verlaten moest.,,.
blom.
Gij zoudt hem een’ zoon schenken.
CHARLOTTE.
En de zoon zou hem eenè dochter ontrooven.
BLOM,
Maar als een man zich opdeed, die uw’ vader een’ gerusten, kommerloozen ouderdom verschaiFen kon; die,nbsp;wel verre van hem de zorg zijner dochter te ontrooven ,nbsp;de band der liefde en des huisselijken geluks om drienbsp;goede zielen strengelde; die onder uw dak woonde,nbsp;uwe vreugde vermeerderde, uwe zorgen deelde?...
CHARLOTTE.
Ja, als zóó een zich opdeed....
BLOM.
Zoudt gij hem beminnen ?
CHARLOTTE.
Hoe zou ik anders kunnen?
BLOM.
.A.
En als uw vader zeide: „Schenk dezen man uw hand en hart”?
CHARLOTTE,
Met vreugde 1 Maar dit ware ook wat geven kon; want wij zijn arm.
-ocr page 52-DE VERZOENING ,
BLOM.
O! gij weet niet hoe rijk gij zijt!
CHARLOTTE.
Als eerlijkheid voor rijkdom geldt....
BLOM.
Ja, er zijn nog menschen , die in deze ondeugende wereld de prijs der eerlijkheid kennen; gelijk men innbsp;eene woestijn de waarde van een stuk brood leert schatten,nbsp;dat in paleizen geen schoothond neemt. Vaarwel,nbsp;goed kind! ik vergeet mij zelven bij u. Denk aan onsnbsp;gesprek; er kon welligt ras een tijd komen, dat ik hetnbsp;11 weder herinnerde.
(ffij vertrekt.'^ DERTIENDE TOONEEL.
CHARLOTTE, TRAUGOTT.
CHARLOTTE, blijft nadenkende staan.
Wat wilde hij daarmede zeggen?.,. Ik zou mij dit gesprek herinneren ? QNa eene peering, met eenen halvettnbsp;zucht.') Ach J ik geloof, ik zou het toch niet vergetennbsp;hebben.
(Zij gaat langzaam naar huis.)
TRAUGOTT, Staat Op. nbsp;nbsp;nbsp;'
Lieve jufvrouw!
CHARLOTTE, vriendelijk.
Wat wilt gij ? nbsp;nbsp;nbsp;'
-ocr page 53-49
OF DE BROEDERTWIST.
traügott.
Gij moet mijne vrijheid niet kwalijk nemen.
CHARLOTTE.
Neen, goede Traügott!
TRAÜGOTT.
Ik heb daar een paar schoenen gemaakt....
CHARLOTTE.
Dat zie ik.
TRAÜGOTT.
Dewijl het nu van daag mijnheer uw’ vaders geboortedag is, en gij hem zoo hartelijk liefhebt, dat mij ^aar op mijn’ driestal de tranen over de wangen geloo-Pcn zijn..., zoo wilde ik bet w^gen..». maar gij moetnbsp;®gt;et boos worden....
CHARLOTTE. nbsp;nbsp;nbsp;^
Waarom zoude ik boos worden? Gij meent het ira-®ers goed met ons.
Traügott , me/ de hand op zyn hart en de oogen ten hemel.
Ja, ja, waarlijk! ik meen het goed.
CHARLOTTE.
Nu, spreek dan vrij.
TRAÜGOTT.
Ik wilde... dat gij... die slechte schoenen... van mij,., tut een geschenk aannaamt....
CHARLOTTE.
Ik dank u, lieve Traügott! en zal het bij gelegenheid ttachten te vergelden.
4
-ocr page 54-50 nbsp;nbsp;nbsp;DE VERZOENING,
TRAÜGOTT.
Neen, neen, dat moet gij niet. O! ik ben zoo blijde, dat gij mijne schoenen niet veracht gt;
CHARLOTTE.
Foei! een geschenk uit een goed hart, wie kan dat verachten ?
TRAUGOTT.
Jufvrouw! nu gij dit zegt, hebt gij mij de schoenen rijkelijk betaald. Het geld van den voornamen jongeheer... ik heb het wel gezien... weigerdet gij ; maarnbsp;de schoenen van den armen Trangott versmaadt gijniet:nbsp;dat komt, omdat de arme Traugott het eerlijk meent.nbsp;Wacht n voor dezen Graaf, of wat hij is: de Advo-kaat is zijn medehelper; het zijn booze menschen.nbsp;Hier, op deze plaats hebben zij van dingen gesproken ,nbsp;waarvan alleen voorname lieden zoo maar goedsmoedsnbsp;spreken kunnen, en hebben daarbij elkander in het aan-gezigt gezien, en zijn in het geheel niet rood geworden. Ik durf het hun niet nazeggen: het is veel tenbsp;leelijk; maar wacht u voor de farizeërs.
CHARLOTTE.
Ik danku, eerlijke Traugott! nu neem ik uw geschenk nog liever; en als booze menschen mij met gladdenbsp;woorden vleijen, wil ik terstond naar mijne schoenennbsp;zien , en aan uwe waarschuwing denken.
(Zjr' saa/ in huis,')
-ocr page 55-51
Of DE BROEDERTWIST. VEERTIENDE TOONEEL.
TRAUGOTT , wischt eetiB traan uit zijne oogen.
Dat is een jufvrouwtje!... zóó goed! zóó beminlijk! Ach ! dat eens het huis boven haar hoofd brandde, ennbsp;'k in de vlam storten en haar redden kon!... Baarstond zij,.-«Eerlijke Traugott»’* zeide zij... Hoort gij, Traugott!nbsp;®is gij nu niet tot aan uw levenseinde eerlijk blijft, dannbsp;'Verdient gij barrevoets in de hel te wandelen.
4 *
-ocr page 56-52 nbsp;nbsp;nbsp;DE VERZOENING,
Eene kamer in het huis van Frans Bertram, EERSTE TOONEEL.
HANS BULLER, zit aan eene tafel, waarop eene flesck wijn en een ontbijt staat,
Drie-en-vijftig jaren!... Hij zal leven!— Hoe lang? Om het even; als hij maar langer leeft dan ik: den degen op den zerk te leggen , het treurpaard achter zijnnbsp;lijk te leiden... neen, dat mag een ander doen.
TfVEEDE TOONEEL,
^ nbsp;nbsp;nbsp;HANS BULLER , VroUW GRIESGRAM.
Vrouw GRIESGRAM.
Lieve Hemel I reeds weder aan de flesch!
HANS.
Ja, vrouw Griesgram! ik drink de gezondheid van mijn’ braven Heer.
Vrouw GRIESGRAM.
Dat verwenschte gezondheid-drinken! daarvan worden de lieden juist krank. Wie eens anders gezondheidnbsp;drinkt, verdrinkt de zijne.
HANS.
Maar ik drink maar twee gezondheden: het Vaderland en Mijnheer,
-ocr page 57-53
OF DE BROEDERTWIST.
Vrouw griesgram.
Het Vaderland? Ei, zie eens4 dat klinkt vrij patriottisch. De broeder van onzen heer mag het Vaderland ook wel zooveel heil toegedronken hebben, dat hij ernbsp;de tering van gekregen heeft.
HANS, opstuivende.
Wat?,.. Qlij bedwingt zich.') Hoor eens, vrouw Griesgram 1 gij zijt kwalijk onderrigt: ik wil u op een haar zeggen, waar hij de tering van gekregen heeft.
Vrouw GRIESGRAM.
Nu ?
HANS.
Hij heeft eens eene booze huishoudster gehad; deze heeft den ganschen dag met de meiden gekeven., ennbsp;hem ’s avonds geestelijke liederen voorgebruld.
Vrouw GRIESGRAM.
Vermoedelijk tot heil zijner ziel.
HANS.
Eene Xantippe, die hem den wijn bij droppels toe-teide, .en intusschen de likeurflesschen onder haar bed Verborg.
Vrouw GRIESGRAM.
Ei, ei!
HANS.
Kortom, eene Xantippe, die... Uw welzijn, vrouw Griesgram! {Hij drinkt.) Brr! het is alsof ik gloeijcndnbsp;*ood gedronken heb !
' I.
-ocr page 58-5
DE VERZOENING,
Vrouw GRIESGRAM.
Wat drinkt gij dan voor leelijk tuig ?
HANS*
Wilt gij ‘proeven? (Hij schenkt in,')
Vrouw GRIESGRAM.
Laat eens zien. (^Zij drinkt het glas in ééns uit.) Wel, het smaakt immers als... schenk nog eens in. (Jlansdoetnbsp;heti zij drinkt het glas nogmaals uit.) Neen, het deugtnbsp;niets.
HANS.
Ik geloof het wel: hij kost ook maar zes stuivers; maar zes eerlijk verdiende stuivers.
Vrouw GRIESGRAM.
Kom van avond op mijn kamertje, dan zal ik u iets lekkerders voorzetten.
HANS.
Ik dank u: ik heb geen’ slaapdrank noodig, om mijn geweten in slaap te wiegen.
Vrouw GRIESGRAM.
Gij zijt en blijft een stijfkop, een eigenzinnig mensch: er is niets met u te beginnen.
HANS.
Ik ben reeds te oud om iets te beginnen.
Vrouw GRIESGRAM.
Gij kondet u een’ goeden dag bezorgen.
HANS.
Nu, dat doe ik immers.
-ocr page 59-55
OP DE BROEDERTWIST.
Vrouw GRIESGRAM.
Bij den zuren edik ? ha ! ha ! ha!
HANS.
Zure wijn , vrouw Griesgram ! wordt zoet, al^ hij «ioor eenen eerlijken gorgel vloeit.;
Vrouw GRIESGRAJl. gt;
Ja, ja! gij zwest veel van eerlijkheid; maar in de kerk gaat gij niet, en geestelijke liederen zingt gij niet...
HANS.
En mijn’ heer besteel ik niet, en mijne naasten belaster ik niet....
Vrouw GRIESGRAM.
Als gij ten minste ’s avonds mijn gebed bijwoondet...
HANS.
En u den mammon tellen hielp,.,.
Vrouw GRIESGRAM. *
En mijnheer niet altoos het hoofd warm maaktet..,.
HANS.
En hem de oogen verblindde...
Vrouw GRIESGRAM.
Gij zijt een wonderlijk mensch! waarvoor dient men toch ? Mijnheer heeft kind noch kraai.
HANS.
Hij heeft een’ broeder en een broeders dochter.
Vrouw GRIESGRAM.
Ei, ja! di« booze menschen, die hem zoo voorbe-
-ocr page 60-dachtelijk ergeren en kwellen! zou hij dien dit schoone vermogen nalaten ?
HANS, veelbeteekenende.
Nu, als God hem nog langer leven schenkt, zal er van dat schoone vermogen niet veel overblijven.
Vrouw GRIESGBAM.
Hoelang kan de oude knorrepot nog leven ? Men ziet immers wel, dat hij met den eeneu vofet in het graf gaat.nbsp;HANS, ernstig.
Denkt gij dat ?
Vrouw GRIESGRAM.
Zijne krachten nemen dagelijks af.
HANS, angstig.
Waarlijk ?
Vrouw GRIESGRAM.
Nog een paar maanden.....
HANS, geroerd
Wat ?
Vrouw GRIESGRAM.
Op zijn langst tot den herfst: als de bladen afvallen.
HANS.
Zoo schielijk ?..., ó Neen! nbsp;nbsp;nbsp;Neen! (^Met
den voet stampende^ Neenl neen! neen!
Vrouw GRIESGRAM.
Zeg nog honderdmaal neen; als de dood ja zegt , behoudt hij toch het laatste woord. Maar zoo gaat
1
-ocr page 61-57
OF DE BROEDERTWIST.
het: had mijnheer mijne Hallische wonder-essentie ge-bmikt...
HANS.
Als de bladen van de boomen vallen.?... Heeft de dokter dat gezegd?
Vrouw GRIESGRAM.
-.’lgt;
Wat dokter? ik versta mij zoo goed daarop als die ®elkmt;^l. Mijnheer heeft het podegra, het bekruipt zijnnbsp;hart, en weg is hij!
HANS.
Nu, dan wenschte ik, dat gy in het gras beet eer Oog de kersen rijp worden I
QHij vertrekt.')
Vrouw GRIESGRAM , daarna eiterborn.
Vrouw GRIESGRAM.
Lastig mensch!... Ik moet hem sparen... hij heeft 2ich bij den oude ingenesteld. Twintig bedienden hebnbsp;•h uit den weg geruimd : het heeft mij maar één woordnbsp;Sekost; maar van dien zuurmuil kan ik niet ontslagennbsp;Worden.
EITERBORN, 'zagt Opkomende.
Goeden morgen, mijne waarde vriendin !
Vrouw GRIESGRAM, zeer vriendelijk.
Goeden morgen , mijnbeer Eiteiborn! ei, van waar 2oo vroeg ?
-ocr page 62-58 nbsp;nbsp;nbsp;DE VERZOENING ,
EITERBORN.
Ja, wel vroeg, en toch te Iaat.
Vrouw GRIESGRAM.
Wat wil dat zeggen ?
EITERBORN.
Er gebeuren bedenkelijke dingen?
Vrouw GRIESGRAM.
Bedenkelijke dingen?
EITERBORN,
De oude wil zich verzoenen.
Vrouw GRIESGRAM, Verschrikt.
Met zijn’ broeder?
EITERBORN.
De zaak dient voor het geweteiisgeregt.
Vrouw GRIESGRAM.
Ónmogelijk !
EITERBORN.
Ik kom er juist van daan: beiden hebben volmagc gegeven.
Vrouw GRIESGRAM.
Aan wien?
EITERBORN.
Aan dokter Blom.
Vrouw GRIESGRAM.
Zonder mij één woord daar van te zeggen , zonder n te raadplegen ?
-ocr page 63-59
OF DE BROEDERTWIST.
EITERBOBN.
Zacht, zacht, vrouw Griesgram ! door drift zult gij slles bederven.
Vrouw GRIESGRAM.
Wat moeten wij dan nu doen ?
EITERBORN.
Kontramijnen graven, den ongeroepen vredemaker ''®rdacht maken, de gemoederen op nieuws opwinden.,..
Vrouw GRIESGRAM.
£n als dit slecht uitvalt ?
EITERBORN.
Als dit slecht uitvalt?... Wel, dan zullen zij zich 'vergelijken, verzoenen; dan zal er een roerende too-quot;eelconp voorvallen; de beide oude narren zullen heetenbsp;tranen storten; het jonge ding zal den lieven oom omnbsp;den baard strijken, en de schoone erfenis wegsnappen.
Vrouw GRIESGRAM.
Wegsnappen ? Mij de erfenis wegsnappen ?
EITERBORN.
Ja, ja, vrouw Griesgram! daar hebt gij nu zoo vele jaren znnr gearbeid, om voor het onnoozele schaapnbsp;aen bruidschat te sparen.
Vrouw GRIESGRAM,
Hou opl ik val in onmagt,
EITERBORN.
ïk wilde gaarne driemalen in onmagt vallen, als ik maar verhinderen kon.
-ocr page 64-6o
DE VERZOENING,
Vrouw GRIESGRAM.
Inderdaad, mijn waarde vriend! gij verliest zeker meer daarbij dan ik: mij was het altoos slechts omnbsp;nw' waarden persoon te doen.
EITERBORN. nbsp;nbsp;nbsp;«
Serviteur!
Vrouw GRIESGRAM.
Wanneer ik dag en nacht spaarde, en hier en daar iets door de vingers vallen liet, dan was het om mijn'nbsp;aanstaanden echtgenoot niet de ledige hand te reiken,
EITERBORN.
Zeer verpligt!
Vrouw GRIESGRAM.
Veel heb ik zeker niet: een paar duizend daaldertjes ; wat wil dat zeggen ? Mijn gansche hoop was op het testament.
EITERBORN.
Als het maar onderteekend ware.
Vrouw GRIESGRAM.
Nu, wat den Hemel behaagt I Ik weet dat mijnheer Eiterborn mij niet om tijdelijke goederen tot zijnenbsp;wederhelft verkozen heeft.
EITERBORN.
Zoolang wij nogtans in het tijdelijke leven, hebben wij ook tijdelijke goederen noodig.
Vrouw GRIESGRAM.
Vlijt, spaarzaamheid... (kwijnende') en liefde!...
6i
OF DE BROEDERTWIST.
EITERBORN.
Serviteur!
Vrouw GRIESGRAM.
Gij zijt een eerlijk man.
EITERBORN , met de hand op de borst.
Dat ben ik! en gij een vrome vrouw.
Vrouw GRIESGRAM.
Dat ben ik! Daarom zullen wij niet bezwijken, maar “loedig er op los werken, onze vijanden te schandenbsp;^®ken. Moet echter de boosheid zegepralen, dan blijftnbsp;altijd nog eene hut, waarin liefde en eendragtnbsp;huisvesten zullen; niet waar, lieve heer Eiterborn?
EITERBORN.
Ach! de hutten, lieve vrouw Griesgram! de hutten 2ijn alleen aangenaam in herdersdichten; een vet testa-uient ware mij Uever dan alle hutten in gansch Arkadia.
VIERDE TOONEÊL.
De Vorigen^ fraks Bertram komt op een' kruk binnen.
' nbsp;nbsp;nbsp;FRANS.
Goeden morgen, kinderen! goeden morgen! Ik heb heden verdoemd lang geslapen; dat komt door het latnbsp;bezoek van gisteren avond.
EITERBORN.
Heeft mijnheer gasten gehad ?
-ocr page 66-02
DE VERZOENING,
FRANS.
Maar één’ gas:, maar een’ éénigen; doch de duivel baal’ hem! ik heb aan dien éénen ook genoeg: hetnbsp;podegra, mijn vriend I het podegra 1 (ffi/ zef zich.') Ganbsp;zitten, als gij wilt, of blijf staan, zoo gij het verkiest.nbsp;Met mij is het helaas! zoo verre gekomen, dat hetnbsp;weinig scheelt, of ik laat mij op den stoel vastspijkeren.
EITERBORN.
Eene ziekte, die alleen aan de deuren der rijken klopt.
FRANS.
Zij klopt niet aan: zij breekt in, als een dief bij den nacht.
Vrouw griesgram.
Hadt gij maar mijne Hallische wonder-essentie gebruikt.
FRANS, opstuivende.
Hoor, Vrouw Griesgram! blijf mij met uw wonder-essentie van het lijf: ik kan die wonderen om den dood niet verdragen. Laatst liet zich een zanger hooren, eennbsp;beroemde bassist; maar ik ging er niet heen, alleennbsp;om dat hij een wonder heette.
Vrouw GRIESGRAM.
Die raensch heeft ook niets dan wereldsche dingen gezongen: opera.aria's en zulk goddeloos tuig.
FRANS.
Waarover hadt gij het toch zoo drok, toen ik bin-menkwam ? Laat cens hooren ?
EITERBORN.
Wij spraken...
-ocr page 67-63
OF DE BROEDERTWIST.
Vrouw GRIESGRAM.
Wij beklaagden,..
EITERBORN,
Wij verwonderden,.,.
Vrouw GRIESGRAM.
En ergerden ons.
FRANS,
Wat dan ? waarover toch ?
EITERBORN.
lied
Hat het boozen menschen zoo gemakkelijk valt, eerlijke En te bedriegen,
FRANS.
Niets meer? Dat is reeds oude kost.
EITERBORN.
Mijnheer heeft doktor Blom volmagt gegeven...?
FRANS.
Ja j dat heb ik.
Vrouw GRIESGRAM.
Gij wilt u met uw’ broeder vergeiijken ?
FRANS,
Ja , dat wil ik.
EITERBORN.
Zonderling! na^ vijftien jarén...
FRANS,
tk had het zeker vijftien jaren, vroeger moeten doen;^
-ocr page 68-64
DE VERZOENING,
EITERBORN.
En juist nu de zaak zoo goed staat...
FRANS.
Omdat zij altoos staat, en nimmer voorwaarts gaat.
EITERBORN.
Het incident punt wegens het fori privilegiati zou in deze week beslist zijn.
FRANS.
En wat had ik daardoor gewonnen ?
EITERBORN.
De zekerheid van te weten , voor welken regter de zaak behoort.
FRANS.
Zoo ? En dan ware het proces weder van voren af aan begonnen? Zoo verre zou ik bet derhalve in vijftiennbsp;jaren gebragt hebben, dat ik eindelijk wist bij wiennbsp;ik klagen moest.
EITERBORN.
Mijne schuld is het niet: ik ben een eerlijk man.
FRANS.
Dat weet ik.
EITERBORN.
De chicanes vm uw’ broeder....
FRANS.
Juist daarom: hij heeft lust mij onder de aarde procederen; maar nu heb ik jagt op hem gemaakt:
-ocr page 69-65.
OF DE BROEDERTWIST.
heb hem uit den oceaan der ckicanei in de haven van het gewetensgeregt gejaagd: daar houd ik hem geblok*nbsp;heerd; dadr zal hij mij niet ontsnappen.
EITF.RBORN.
Ik geloof het wel: hij zal blijde zijn er zoo goed-hoop af te komen,
FRANS.
Wat noemt gij goedkoop? Denkt gij dat het gewe-tensgeregt hem den tuin zal toewijzen.
EiTERBORN , zijm scJiouders ophalende.
Men kan niet weten.
FRANS,
En al ware het ook zoo: het gansche nest is drie. honderd daalders waardig, en kost mij reeds zoovelenbsp;' *luizenden.
Vrouw GRIESGRAM.
Maar dit ergert mij toch, dat de booze mensch regt behouden zal.
FRANS.
Regt behouden? Neen, vrouw Griesgram! den tuin h^n hij behouden, maar niet met regt.
Vrouw GRIESGRAM.
Uw vaderlijk erfdeel...
-FRANS.
Ja , dat was het!
j nbsp;nbsp;nbsp;EITERBORN.
Terwijl gij op zee met duizend gevaren kamptet.,..
-ocr page 70-66
DE VERZOENING,
Vrouw GRIESGRAM.
Snapt hij den tuin weg, gelijk Jakob het regt der eerstgeboorte.
FRANS.
Ja, dat deed hij , die boef!
^ nbsp;nbsp;nbsp;Vrouw GRIESGRAM.
En daarvoor zou hij thans nog uw erfgenaam worden?
FRANS.
Mijn erfgenaam ? Wie zegt dat ?
Vrouw GRIESGRAM.
Nu, als gij tot een vergelijk komt..,.
FRANS.
Wat volgt daaruit? nbsp;nbsp;nbsp;^
Vrouw GRIESGRAM.
Dan zult gij u ook wel plegtig verzoenen.
' nbsp;nbsp;nbsp;FRANS.
Nooit!
Vrouw GRIESGRAM.
Het zal regt vrolijk hier in huis toegaan.
EITERBORN,
Ja toch, vrouw Griesgram! wjj zullen ten minst® voor onze moeite een smulpartij hebben.
Vrouw GRIESGRAM,
Ik steek geen hand uit s de jufvrouw nicht mag zel^ in de keuken gaan.
-ocr page 71-OF DE BROEDERTWIST.
EITERBORN.
zal zij ook regt gaarne doen: zij verheugt zich ffieds bij voorraad, dat zij bij den lieven oom huis-*'oiiden zal.
FRANS.
Halt! halt! maakt mij den kop niet warm. Wat ^i^ivel voert gij daar voor zotte praat?
EITERBORN,
Jufvrouw Bertram weet te vleijen, zij weet den naar den wind te hangen. Naauwelijks vernamnbsp;dat een vergelijk in werking was, of aanstonds braknbsp;al hare kleine intrigues af; omdat zij vreesde, datnbsp;daarover scheel zien en haar den bruidschat onthouden zou.
FRANS.
Wat? heeft het meisje intrigues?
EITERBORN.
Ht wil het juist niet naverteld hebben. Gij weet ik hon een eerlijk man, en spreek liever goed van mijnenbsp;laasten. Daar is een jonge Graaf, van Zonnestemnbsp;Sonaamd, een aardig kavalier, die is bij uw' broedernbsp;te huis, en gaat met de jufvrouw wandelen.
Vrouw GRIESGRAM.
Wandelen ? Ach, lieve Hemel 1
EITERBORN.
2it 's avonds met haar aan de deur.,
S*
-ocr page 72-68 nbsp;nbsp;nbsp;DE VERZOENING,
Vrouw GRIESGRAM.
’s Avonds ? welk een schandaal!
FRANS.
Donder en hagel 1 die onbeschaamde prij! zij heeft zulk een brave moeder gehad!
EITERBORN.
Hoe had toch uw broeder het kostbaar proces kunnen uithouden, als hij niet allerlei middeltjes wist om zichnbsp;geld te verschaffen.
FRANS.
De pest over die ellendige middeltjes I
EITERBORN.
Mijnheer de dokter mag zelf wel een oog op het meisje hebben; doch zonder huwelijksgoed neemt hij haafnbsp;niet: derhalve ligt hem het vergeiijk zoo aan het hart*
FRANS.
Halt, mijnheer! halt! laat mij den dokter met vrede! dat is een man als een magneetnaald; hij draait zichnbsp;altoos naar de pool der deugd.
EITERBORN.
Mogelijk dat ik mij bedrieg... Als eerlijk man, en ah uw vriend, was ik verpligt u mijne meening te zeggen*
FRANS.
Ik dank u, ik dank u ! Ik zal bij gelegenheid van uquot;^ advies gebruik maken. Het is mij ook in het gehec'nbsp;niet om mijn’ broeder te doen: als ik naar het verg^'
-ocr page 73-69
OF DE BROEDERTWIST.
verlang, is het maar alleen om mijn eigen rust. Voor vijftien jaren, ja, toen had ik mij liever op eennbsp;quot;'oest eiland laten uitzetten, eer ik een handbreed vannbsp;^lijn regt geweken ware. Maar thans... ik word oud...
ziekelijk... wilde gaarne in vrede sterven, en mijne 'aatste dagen niet door processen verbitteren.
EITERBORN.
Zeer loflijk I Zn Christelijk!
Vrouw GRIESGRAM,
FRANS.
te
Zoo nogtans mijn heer broeder in troebel water denkt visschen, zoo hij en mejufvrouw zigne kostelijkenbsp;^t^chter op mijne erfenis loeren, dan hebben zij hunnenbsp;^^kening buiten den waard gemaakt.
EITERBORN,
Dat is mannelijk!
Vrouw GRIESGRAM.
En regtvaardigi
EITERBORN.
Zoo mijnheer de kapitein eeuige -testamentaire dispo-
Vrouw GRIESGRAM , met geveinsdheid,
Achl spreek toch 'niet van testamenten! het hart 'quot;feekt mijj
Nu
EITERBORN.
hUr
gt; nu, vrouw Griesgram 1 daarom sterft men geen
vroeger. Mijnheer de kapitein bemint de orde.
-ocr page 74-70
DE VERZOENING ,
FRANS.
Regc zoo! ik zal er op denken.
/
EITERBORN.
Welligt tot vrome stichtingen?...
FRANS,
Neen, mijnheer I halt 1 daar houd ik niet van.
r
EITERBORN.
Of voor getrouwe diensten?.,.
FRANS.
Ja, dat laat zich hooren.
Vrouw GRIESGRAM.
Ach, wie zou zulk een’ goed heer niet trouw die' nen, zelfs zonder tijdelijk loon I De Hemel geve heionbsp;een lang leven I
FRANS.
Ik dank u, vrouw Griesgram! gij zult niet vergeten worden.
VIJFDE TOONEEL.
De Vbrigen, blom.
FRANS,
Welkom, dokter! (0/gt; zijn' voet wijzendeJ) De vijao^ houdt zich goed.
blom.
Wij willen vrede met hem maken.
-ocr page 75-7»
OF DE BROEDERTWIST.
FRANS.
Hadden wij maar eerst wapenstilstand gesloten.
BLOM.
Hebben vrolijkheid en rust de vrede in het kabinet der ziel gesloten, dan leggen de oproerige onderdanennbsp;de wapenen van zelVe neder.
EiTERBORN, -.Spottende,
Ziedaar een’ arts die met spreuken geneest!
BLOM.
Eene heerlijke artsenij 1 jammer maar dat zoo weinig ^'ëchamen daar vatbaar voor zijn!
EITERBORN.
De vredemakers behalen zelden dank van beide partijen.
BLOM.
Daarom leggen zich ook vele menschen er op toe, om vijandschap te zaaijeu.
/
Vrouw GRIESGRAM.
Toch nog beter, dan dat men zich om ongelegde ®ijeren bekommert.
BLOM.
Vooral wanneer het slangen-eijeren zijn.
FRANS.
Halt I halt! dat klinkt bijna als een schermutseling;
merk wel waar het op uitkomt: de eene wil mij regts Voeren, de andere links; beiden meenen het goed, bei»nbsp;den houden hunnen weg. voor den besten ; zij kunnen
-ocr page 76-DE VERZOENING,
ook wel beiden gelijk hebben; maar ik ben ond en afgeleefd; ik voeg mij bij hem, die mij eene goede haven toont en zegt: laat ons binnenzeilen !
BLOM.
Regt zoo, heer kapitein! blijft bij deze gedachten, en het podegra zal geene magt op u hebben.
FRANS.
Ware het mij ook niet om gezondheid en rust te doen, ik zou den booswicht vervolgen tot in het graf.
BLOM.
Dat komt niet uit uw hart.
FRANS.
Neen, dat moet ook niet wezen: wanneer het hart misdaden verontschuldigt, en al ware het ook de misdaadnbsp;eens broeders, dan is het toch een oude babbelaar,
BLOM.
Uw broeder is geen booswicht, geen misdadige.
FRANS.
Sedert vijftien jaren sleept hij mij van de eene regt-bank naar de andere.
BLOM.
Wie heeft het proces aangevangen ?
FRANS.
Ik, en waarom? — Niet om het ellendige tuintje procedeer ik met hem , maar wel om de liefde mijnernbsp;ouderen. Broeder t zeide ik tegen hem, dat gaat zód
-ocr page 77-73
OF DE BROEDERTWIST.
*ïiet; de lieden zouden denken dat ik een ongehoorzame zoon geweest ware, en dat de stervende u alles ?er-¦naakt heeft, omdat uw broeder een deugniet geweest •s. Begrijpt gij, broeder? dat gaat zóó niet: mijne eer,nbsp;hart, mijn goede naam lijdt daarbij : laat ons broe-'Jerlijk deelen. Maar hij wilde niet: hij beriep zich opnbsp;heimelijk testament, eu meende dat hij zijn miader-i®rig kind niets kon ontrooven. Wee den mensch, dienbsp;^'jne kinderen door onregtvaardig goed verrijkt!
Vrouw GRIESGBAM.
Ja wel, wee hem!
BLOM.
Verrijken ? dat is nogtans hier het geval niet. Ee Zaak is, gelijk gij zelf bekent, zeer gering. Zeg lie-5 er hebben zich driften in het spel gemengd; e»nbsp;'velke klasse van roenschen voedt zich meer van driftennbsp;dan de Advokaten!
EITERBORN.
Serviteur!
BLOM.
Hadt gij met zachtmoedigheid gevraagd, ik ken uw broeder, hij had u zekerlijk toegegeven. Maar gij bul-derdet, gij werdt verhit •, hij werd verhit; de vlamnbsp;barstte uit; booze menschen goten olie daarin, en straksnbsp;ontstond daaruit een brand, die vijftien jaren duurde,nbsp;terwijl hij met broederliefde gevoed werd. Ieder haastig woord , dat u ontsnapte , werd dadelijk overgedragen;nbsp;®lk bijtend antwoord van hem, met stekende bijvoegsels
-ocr page 78-74
vermeerderd, in uw hart gedrukt; de onbeduidendste uitdrukking in zijn’ mond werd tot een’ pijl gespitst, en een niets beteekenende zeemansvloek in den uwe wasnbsp;een zwaard. Uwe vrienden gaven u gelijk, gelijk hemnbsp;de zijnen; en inderdaad hadden beiden ongelijk. Maarnbsp;er zijn goede vrienden, die op alles ja zeggen, om datnbsp;jfij denken: „wat gaat het mij aan? ik wil het niet bijnbsp;„hem verkerven.” (Ojgt; Eiterborn ziende.') Er waren anderen, die de dienstvaardigen tegen beiden speelden; die,nbsp;onder voorwendsel van u te heréénigen , de kluw nog meernbsp;verwarden , wantrouwen verwekten, argwaan kweekten,nbsp;harsenschimmen schiepen, en u in den doolhof der jurisprudentie voerden, welker wassen neus zoo ligt tenbsp;draaijpn, maar nooit door een’ straal der menschenlief-de te smelten is. — Zóó, mijnheer kapitein! ontstaannbsp;processen, zóó wordt de menschelijke vreugde vergiftigd , zóó wordt broederlijke eendragt vermoord! ó, Konnbsp;men elk proces dit voedsel benemen, dat zij van trotsch-heid en stijfhoofdigheid van de eene, en van aanhitsen , overbrengen en baatzucht van de andere zijde ontvangt!... waarlijk, de regters zouden-ligten arbeid hebben , en de Advokaten doodhongeren.
EITERBORN.
Ik dank u voor de voorspelling!
Vrouw GRIESGRAM.
Jammer, dat mijnheer de dokter geen prediker geworden is!
FRANS.
Waarheid is een goed ding in iederen mond.
-ocr page 79-75
OF DE BROEDERTWIST.
BLOM.
Ik breng ti de blijde hoop, dat uw proces nog heden geëindigd wordt.
EITERBORN.
Waarlijk?
FRANS.
Hartelijk dank, mijn vriend !
EITERBORN.
Vermoedelijk wordt van beide partijen toegegeven?
BLOM.
Vermoedelijk,
EITERBORN,
Zoowel van die gelijk als die ongelijk had ?
BLOM.
Van beiden j want er was nog geen twistzaak op de wereld, waarin ééne partij volstrekt ongelijk had.
FRANS.
Zeer goed; ik wensch mij de zaak, zij koste wat zij wille, van den hals; en al ware het ook de tuinnbsp;der Hesperiden, of het beroemde perk van Howe innbsp;Engeland, ik gaf het gaarne, om het genoegen van hetnbsp;paar laatste jaren mijns levens gerust onder den lindenboom te zitten, die voor mijn huis staat.
BLOM.
Ik heb uwe volmagt niet misbruikt; ik hoop dat gij Zult tevreden zijn. ó Hoe verheug ik mij, als ik be.
-ocr page 80-76
DE VERZOENING,
denk, hoe ik uwen broeder in uwe armen brengen, en een’’ traan van vreugde in de voren zien zal, die denbsp;tweedragt in beider wangen groef!
FRANS.
HaltJ halt! — Neen, dokter! daarvan komt niets: het proces mag in ’s Hemels naam beslist worden j maarnbsp;mijn broeder moet mij van den hals blijven.
BLOM.
Dan ware het goede werk maar half volbragt.
FRANS.
Een slecht mensch, die zijne eigene dochter uitkoppelt.
BLOM.
Hoe! wie waagt dezen laster?
FRANS.
De jonge Graaf van Zonnestem.... Zij gedraagt zich met hem dat alle buren daarvan spreken.
BLOM.
Eene schandelijke logen! Welke spin is over deze bloem gekropen?
FRANS,
Voor mij, ik wil het niet onderzoeken. Genoeg, ik haat den vader, en de vader haat mij.
BLOM.
Hij u haten ? Neen, waarlijk niet, Hadt gij dezen morgen getuige geweest van de ontroering, waarmedenbsp;hij den gelukwensch zijner dochter ontving; met welk
-ocr page 81-77
OF DE BROEDERTWIST.
een inwendig gevoel hij zich herinnerde , da: gij tweelingbroeders zij:, en dat het bijgevolg ook uw geboortedag was!...
FRANS,
Deed hij dat?
EITERBORN.
Uw geboortedag ?
Vrouw GRIESGRAM.
Och , lieve hemel! daaraan heeft niemand gedacht.
FRANS,
Om het even,
BLOM.
Uw broeder heeft daaraan gedacht: met verrukking sprak hij van die gelukkige tijden, dat gij met elkan-in broederlijke ééndragt op dezen dag een familiefeest vierde:.
FRANS.
Ja, ja, het waren goede tijden: en sprak hij daarvan.
BLOM.
Uwe moeder, zeide hij, was dan altijd zoo verheugd.
FRANS.
J® 5 dat was zij,
BLOM.
Zij sloot u beiden dan in hare armen, en vermaande o tot eendragt.
FRANS.
Ja, dat deed zij.
-ocr page 82-78
DE VERZOENING,
BLOM.
Nog in hec laatste jaar baars levens heeft zij gezegd: „Als ik reeds lang dood ben , gedenkt mijner dan opnbsp;dezen dag, en laat mij herleven in uwe broederliefde.”
FRANS, zeer aangedaan.
Ja, dat heeft zij gezegd!
BLOM.
Toen zijt gij elkander in de armen gezonken, de moederlpe tranen droppelden op u-beider wangen, ennbsp;gij hebt elkander eeuwige liefde gezworen.,.. Uw broedernbsp;kon niet zonder snikken daarvan spreken!
FRANS, ontevreden over zijne ontroering^
Ik kan niet zonder tranen daarvan hooren spreken.
EiTERBORN, geeft Frouw Griesgram een' wenk.
De heer kapitein ontfange den hartelijksten wenscb van een eerlijk man.
FRANS.
Ik dank u, ik dank u.
Vrouw GRIESGRAM, met gemaaktheid.
De Hemel' geve u, tot in den hoogsten ouderdom, sijn’,rijksten zegen, gezondheid en voorspoed...
FRANS.
Halt! halt! hec'ls al genoeg.
Vrouw GRIESGRAM.
Maar, mijn Hemel! mijnheers geboortedag kan toch zoo niet in stilte gevierd worden.
-ocr page 83-OF DE BROEDERTWIST. nbsp;nbsp;nbsp;79
FEANS.
In Stilte! dat is mij het liefste.
BLOM.
De vrolijkste oogenMikken der menschen snellen in stilte heen.
¦ Vrouw GRIESGRAM.
Maar een amandeltaart en wat suikergebak moet er toch wezen.
FRANS.
Het is niet noodig.
Vrouw GRIESGRAM.
Ei neen! die vreugd laat ik mij niet benemen. Een snlkergebak, met het jaargetal en een hart van citroen,
drie-en.vijftig waslichtjes: dat zal een illuminatie wezen!
' FRANS.
Nu, in ’sHemels naam! als het u’verheugen kan.... Vrouw GRIESGRAM, tegen Blom.
De amandeltaart zal mijnheer niet schaden?
BLOM.
Wat men met een blij gemoed verteert, schaadt nooit.
Vrouw GRIESGRAM.
Uwe dienares. Nu krijgt mij niemand vóór den middag Oit de keuken; en onderbet bakken wil ik een geeste-iijk lied aanheifen tot lof des Heeren, dan gedijt allesnbsp;^®ter. (Jn ffgf heengaan stil tegen Eiterborn,') Om viernbsp;verwacht ik u op mijn kamertje.
-ocr page 84-8o nbsp;nbsp;nbsp;DE VERZOENING,
ËiTERBOKN, ziet Op zijn horologie.
Mijne zaken roepen mij. Zal mijnheer de kapitein» als het proces beslist is, de dienst van een’ eerlijk’ maquot;nbsp;verder noodig hebben?
/
FRANS.
Ook zonder dienst is de eerlijke man mij altijd welkom. EITERBORN.
Serviteiir!
FRANS BERTRAM, BLOM.
FRANS.
Het is toch een braaf wijf, die vrouw Griesgram» zij ziet er uit als een meerkat, maar zij meent het goed.
BLOM.
Indien het gezigt een spiegel der ziel ware, zoquot; als velen beweren....
FRANS.
Gekheid! de ziel spiegelt zich alleen in daden, en niet in gezigten. Ik heb brave mannen gekend met Satyrs'nbsp;maskers, en schurken met Adonis.gezigten. Daar is vrouquot;^nbsp;Griesgram: niets valt haar te zuur, en wat heeft zij etnbsp;van? dag noch nacht rust; moeite , huisselijke zorgen...
BLOM.
Ik wenschte maar, dat haar manieren wat gevallig^f waren.
-ocr page 85-8i
FRANS,
Maar mijn lieve dokter! er is zoo weinig goeds in 'ie wereid, dat men blijde mag zijn het aan te trefFen:nbsp;'ie manier zij welke zij wil. Klaar bronwater verkwikt,nbsp;niettegenstaande het over harde rotsen vloeit; en zijn dannbsp;niijne manieren bevallig? ik bulder den ganschen dag.
BLOM.
Een pijnlijke krankheid verontschuldigt kwade luimen.
FRANS.
Krankheid zou verontschuldigen, en goedhartigheid niet? Neen, laat mij die vrouw Griesgram in eere.nbsp;Hemel moge het mij vergeven, dat ik haar somtijdsnbsp;'uitlucht als een echtgenoot!
BLOM, ïagchende.
De Hemel vergeve u de gelijkenis.
FRANS, onverschillig.
Ik was nooit getrouwd.
BLOM.
Des te erger!
FRANS.
ais men het neemt! Als mijne vrouw met een ^nnker gezigt in een’ hoek zat, en dacht; „Daar zit hij,nbsp;.^sft het podegra... is knorrig... is een kwelgeest... ennbsp;moet het bij hem uithouden, ik moge willen of niet,nbsp;moet!...” —Neen, dan prijs ik toch vrouw Gries-^*'®m: die doet alles vrijwillig, die is aan mij gewend;nbsp;gaat heen en bakt hare amandeltaart, zonder dat een
quot;’Aftrok het meel daartoe ingezegend heeft.
-ocr page 86-82
DE VERZOENING,
BLOM.
Gelukkig voor haar , dat zij een’ man voor zich heeft, wiens hart zulk een amandeltaart wel voor een pandnbsp;der liefde neemt! Eene teedre gade zou ligt werk metnbsp;n hebben. Zijt gij er wel eens bij geweest als eennbsp;gelukkig huisvader zijn’ geboortedag vierde?
FRANS.
Neen, nooit.
BLOM.
Als de kleinen aan de deur loeren, of vader al ontwaakt is,, en elkander gezwind hun versje nog eens overhoo-ren; als zij dan met hunne zondagskleederen aan, binnenkomen, de vaderlijke band kussen, en hunne wen'nbsp;schen uitstamelen; terwijl moeder achter de gordijneonbsp;luistert, en een vreugdetraan haar oog ontspringt?
FRANS.
Ja, ja, dat mag wel regt aardig zijn.
BLOM.
Als moeder, die vroeg van zijne zijde opstond, nli stil te voorschijn komt, als eeiie bruid in zijne arme”nbsp;zinkt, en hem met een vest of een goudbeurs, die ZÜnbsp;heimelijk maakte, verjaart ?
FRANS.
Een amandeltaart doet dezelfde dienst.
BLOM.
O Ja! het hart kan keisteenen in diamanten verandere”’ een geschenk van de hand der liefde maakt den bedela”^nbsp;met den vorst gelijk.
-ocr page 87-«3
OF DE BROEDERTWIST.
FRANS.
Regt, dokter!
Goeden dag , heer kapitein I nbsp;nbsp;nbsp;.1
FRANS.
Goeden dag, Hans! nbsp;nbsp;nbsp;‘
HANS.
Het is heden uw geboortedag,
FRANS.
Dat weet ik.
HANS.
Ik verheug mij hartelijk daarover.
FRANS.
Dat weet ik ook.
HANS.
hebt gisteren uw meerschuimen pijp gebroken.
FRANS.
^as
Uilenspiegel! waarom herinnert gij mij dit? Dat
eene domme streek. ^ had ei,
Gij moet weten, dokter! gisteren avond een verdoemde pijn in mijn’ grootennbsp;hy V zoutzuur bad van den Heer Rowley, of hoenbsp;seten mag, wilde niet helpenj toen wierp ik den
6 *
84
DE VERZOENING,
pijpenkop tegen den grond, dat hij in stukken sprong* dit hielp zeker ook niet. — Maar Hans! alle menscheonbsp;begaan domme streeken; en nog heb ik geen één gevonden, wien de herinnering daarvan aangenaam was.
HANS.
Het was ook zóó niet gemeend; het was maar eeo inleiding. Ik heb daar een' houten pijpenkop gekoch*nbsp;en een roer van ebbenhout; als het ding niet te slechtnbsp;ware, en de heer kapitein wilde mij het vermaak doen»nbsp;op zijn’ geboortedag een gering geschenk van den oudei'nbsp;Hans aan te nemen....
FRANS,
Ja, laat eens zien.
^ nbsp;nbsp;nbsp;HANS,
Het is zekerlijk geen meerschuim; maar de heer ka' pitein moet denken, dat mijne genegenheid voor hefl*nbsp;ook geen schuim is.
FRANS.
Geef hier, eerlijke knaap!
HANS.
Het zou wel met zilver beslagen zijn ; maar eef schelm die meer doet dan hij kan,
FRANS.
Ik dank u.
HANS.
Gij neemt mijn pijp?
FRANS.
Zekerlijk.
-ocr page 89-85
HANS.
En zult er ook uit rooken ?
FRANS.
Zeer zeker! (^Hij tast in zijn' zak.j HANS , die dit bespeurt.
En mij daar toch niets voor geven?
FRANS, trekt zijne hand terug.
Neen, neen, gij hebt gelijk.
HANS.
Hoezee I nu mag vrouw Griesgram vrij hare amandel. '*art van gestolen geld bakken!
FRANS.
Poei, Hans!,wat zegt gij daar?
HANS.
He waarheid. Ik kom juist uit de keuken. Zij maakt grooten ophef van hare taart, en heeft het tochnbsp;®erst dezen morgen vernomen dat het heden raijnheersnbsp;geboortedag is; ik heb mij reeds sedert vier wekennbsp;•daarop verheugd.
En
FBANS.
arme
Omdat gij een beter geheugen hebt, durft gij de
vrouw lasteren ? Schaam u!
HANS.
je permissie , heer kapitein ! dat w\if deugt niets.
FRANS.
^alt! zeg ik.
•Het ie
86
DE VERZOENING,
HANS.
Gisteren moest zij een wijnsoep koken j maar het werd een biersoep: daarvoor bakt zij thans hare amaO'nbsp;deltaart.
FRANS.
Wilt gij zwijgen?
HANS.
Aan het nbodige laat Zij. het u ontbreken: mijnhee' moet somtijds om schoon linnen als om een weldaa*'nbsp;bidden.
FRANS, driftig.
Houd den mond! ik beveel het u. nbsp;nbsp;nbsp;,7;
HANS,
Toen gij u in het vorige jaar liet aderlaten •— 2* had hier in huis kisten en kasten vol linnen, maar ni^nbsp;eens een windsel gaf zij: ik moest in haast mijn best*nbsp;hemd scheuren.
FRANS,
Hans! gij zijt een schendbrok,.. Loop naar den dü*' vel met uw pijp!
(Hij werpt ze hem voor de voeten,^
HANS, ziet zijn' heer en de pijp beurtelings aan.
Ik een schendbrok!..,. nbsp;nbsp;nbsp;^
FRANS,
Jal nbsp;nbsp;nbsp;¦!
HANS,
Gij wilt de pijp niet ?
-ocr page 91-FRANS.
Neen: ik neem niets van een’ mensch, die alléén goed zijn wil. (^Hans neemt de pijp en smijt haar het
venster uitj) Kerel! wat doet gij ?
HANS.
Ik werp de pijp uit het venster.
FRANS.
Zijt gij dol?
HANS.
Wat zou ik met de pijp doen? Gij wilt haar niet;
ik kan er van mijn leven toch niet uit rooken; zoo dikwijls als ik den damp van mij blies, zou ik denken:nbsp;Hans! gij zijtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ellendigenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kerel! eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;man diennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gij
dertig jaren trouw nbsp;nbsp;nbsp;en eerlijk diendet,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft unbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een
schendbrok genoemd; en dan zou ik alle dagen daar-®ver moeten weenen als een kind; maar is de pijp caar den duivel, dan zal ik het overige ligt vergeten;
87
yl'
zal denken: mijnheer is ziek, hij heeft liet zoo ^Waad niet gemeend.
FRANS, bewogen.
Hans! kom hier. (Jlij reikt hem de hand.') Ik heb zoo kwaad niet gemeend.
HANS, de hand kussende.
ik
Dat wist ik nbsp;nbsp;nbsp;wel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik meennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het immersnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;goed; ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als
zien moet, nbsp;nbsp;nbsp;datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een oudnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wijf u bedriegt, vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uw
Zuur vergaderd geld smult, en u bijna gebrek lijden 'aat, dan kookt mijn bloed.
-ocr page 92-88
DE VERZOENING,
FRANS.
Begint gij weder?
HANS.
Doe met mij wat gij wiic, het ijs is gebroken: wat ik op mijn hart draag, moet er nu maar uit. Vóór tweenbsp;dagen heb ik toevailig eene ontdekking gedaan; in mijnenbsp;hangkamer is achter den kagchel een gat in den grondnbsp;met een’ schuif — die het huis gebouwd heeft, magnbsp;het beste weten waarom bij ddar juist een gat iiec —¦nbsp;ik zoek iets onder eenige prullen: daar valt mij plot^nbsp;seling de schuif in het oog. Ha! denk ik', wat zalnbsp;dat wezen ? en zie, men kan beneden in Vrouw Gries-grams kamertje zien,
FRANS , bitter.
En luisteren, als men lust daartoe heeft.
HANS.
En luisteren, als men zijn* heer bemint.
FRANS.
Nu, wat hebt gij daar dan bespied ?
HANS.
Den regtverknoeijer, Eiterborn, leert zij de bouten draaijen , waarmede zij uwe geldkisten opent.
FRANS, .driftig.
Halt, kerel! is de satan in u gevaren, dat gij quot;' heden, als een onbeschaamde vlieg, op ieder blanken jnbsp;spiegel zet?... Eiterbornl de eerlijkste man van de.
stad....
-ocr page 93-89
HANS.
Ik denk alcoos; de eerlijkheid , als zij van de echte Soort is, moet zich ook door een gat in de hangkamernbsp;'aten beloeren.
FEANS.
Kerel 1 gij laat mij thans in het onderste ruim van Uwe ziel zien.
HANS.
Des te beter 1 mijn ballast is liefde en trouw voor uiijn’ heer.
BLOM.
Het was toch wei de moeite waard, de zaak te onderzoeken,
FRANS.
Dat wil ik ook. Met mijn lamme been wil ik naar ‘'e hangkamer hinken, en... foei! het valt mij tochnbsp;2nur dat ellendige woord uit te spreken!... ik wilnbsp;luisteren. Maar de Hemel zij u genadig, knaap 1 alsnbsp;gelogen hebt! ik jaag u zonder barmhartigheid hetnbsp;huis uit.
HANS, trouwhartig.
Dat deedt gij toch niet.
FRANS.
Hoe 1
HANS.
, dat deedt gij niet,
-ocr page 94-po
DE VERZOENING ,
Duizend donders I ik zeg nogtans ja; ik zal het doen en wil het doen 5 en als gij nog één woord spreekt »nbsp;doe ik het op staanden voet,
HANS.
Nu, dan gaat de oude Hans Duller naar het gasthuis.
FRANS,
Naar het gasthuis ? Wat wilt gij daar doen ?
HANS.
Wat anders dan sterven ?
FRANS.
Gij wilt in het gasthuis sterven?... He! meent gij dat ik u niet anders verzorgen kon, schoon ik u ooknbsp;uit het huis jaag ?
HANS.
ó Jal gij zoudt mij een' teerpenning nawerpen, dat ik genoeg had op mijn’ ouden dag?, maar liever bedelennbsp;dan een' nageworpen teerpenning oprapen.
FRANS.
Liever bedelen ? Daar hebben wij den trotschen boefi
HANS.
Wie mij niet lief heeft, moet mij ook niets schenken»
FRANS.
Hoor maar eens, dokter! is het niet om het podegr^ op het oogenblik te krijgen, als men het nog niet heeft ^nbsp;Toen wij voor twintig jaren in de klaanwen der Aigf'
-ocr page 95-91
rijnen geraakten, en die roovers mij het laatste wam-huis van het lijf namen , had de kerel een paar goudstukken in zijn staart verborgen; niemand vond die. Een half jaar daarna werden wij verlost, leven en vrijheid bragten wij er af; maar naakt en bloot trad ik wedernbsp;'n de wereld, en had als een schooijer naar huis moetennbsp;bedelen, indien... (mef ffevoel) de kerel zijn goudstukkennbsp;”‘61 met mij gedeeld had. (^Driftigr') En nu wil hij innbsp;het gasthuis sterven,
hans , met berouw.
Heer kapitein !...
FRANS.
En toen mijn scheepsvolk aan het muiten sloeg, en hij het mij met . gevaar van zijn leven ontdekte.... Hebtnbsp;S'j dat vergeten, Hans!.., he ?...
HANS.
Daarvoor bouwdet gij mijn oude moeder een ’ huis.
FRANS.
En toen wij met den braven Franschman boord aan boord vochten, toen de sabels boven mijn hoofd zweefden,nbsp;gij den arm verlaradet, die mij den kop wilde klo-Hebt gij dat ook vergeten ? Heb ik u daarvoornbsp;Ook een huis gebouwd? Wilt gij nog in het gasthuisnbsp;sterven?... he?
HANS,
Mijn goede heer!.
-ocr page 96-92
DE VERZOENING ,
FRANS.
Düniu gij, dat men eens op mijn graf zou schrijven! „ Hieronder ligt een ondankbare hondnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zeg aan
stonds dat gij bij mij sterven wilt; kom hier, geef mij de hind,
HANS, valt aan zijne voeten.
Ja, mijn brave Heer! deze hand zal den ouden Hans de oogen sluiten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
FRANS.
Halt! halt! kom mij niet aan mijn kranke been; maar, als het toch wezen moet, liever aan het beennbsp;dan aan het hart.
BLOM.
Voortreffelijk! van deze gesteldheid moet jk gebruik maken. Wie zóó met een' ouden, getrouwen dienaarnbsp;omgaat, kan niet onverzoenlijk jegens een’ broeder zijn.
{liij gaat heen.j
FRANS BERTRAM , HANS BULLER.
FRANS. nbsp;nbsp;nbsp;•'
Sta op, ga naar beneden en haal mij de pijp.
HANS.
Met vreugd! Maar wat sprak de dokter van uw’ broeder? Is het ernst met de verzoening?
-ocr page 97-93
FRANS.
Hij hoopt het. nbsp;nbsp;nbsp;r .
HANS.
En gij wenscht het, niet waar?
FRANS.
Ja, als ik vele dingen ongebeurd kon maken!
HANS.
Wie weet of alles wel gebeurd is, wat de lieden
in het hoofd zetten! Er zijn zulke booze menschen, ^gt;e, waar zij maar een weinig rook zien, aanstondsnbsp;'blazen en blazen, tot er een lichterlaaije vjam ontstaat;nbsp;^an staan zij lagchende daarbij, en slaan de armen overnbsp;®Rander, of dragen nog wel een stuk hout er in; maarnbsp;blusschen zou er geen een, al kostte het hem ooknbsp;•iisar een glas water.
FRANS, nadenkende.
Ja, ja, oude! gij hebt geen ongelijk.
HANS.
Ik ben dikwijls bij brand geweest, en ben dan ge* ^'2n, hoe de lieden eeiie rij maken van de bron totnbsp;den brand, en elkander de brandemmers hand innbsp;band reiken; juist zóó gaat het ook; waar haat ennbsp;tweedragt branden; daar gaat ook de emmer van denbsp;®6ne hand in de andere; maar de bron, waaruit ge.nbsp;®cbept wordt, is met olie gevuld.
FRANS.
Dat mag wel waar zijn.
-ocr page 98-P4
DE VERZOENING,
HANS.
Maak dien boozcn eene streek door dimine satans-rekening: bied gij de hand, doe gij eene halve schrede, hfl is toch altijd uw broeder.... uw twe^ingbroeder Inbsp;FRANS, voor zich ziende.
Mijn broederi
HANS.
Zegen over den braven dokter! Ik hjeb altoos gedacht, een arts koude alleen de ligchamen,genezen; maar zóó iets verrigten, dat moest een prediker doen. Nu,nbsp;op den rok komt het immers niet aan, w,op de pruiknbsp;ook niet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .„i
FEANs, met een' zucht. ,^1 '
Broederi broeder!
hans. nbsp;nbsp;nbsp;m
Wat helpt het, dat hij u van het podegra geneest ? Sterven moet gij toch eens; maar als hij; u die boozenbsp;wond heelt, die anders welligt in het graf niet genas...
FRANS.
Ja, als hij dat doe^.....
HANS.
En als dan uw broeder Filip met een vriendelijk ge» zigt binnentreedt
FRANS , opstuivende. ’
Binnentreedt ? Hier binnentreedt ?
FRANS.
Ja, en als hij zijne hand uitsteekt.......
-ocr page 99-Zijne hand uitsteekt...
Ucekt zelf onwillekeurig de hand uit, en trekt haar weder terug )
HANS.
Ja, en als hij zegt: „Broeder! trek uwe hand niet terug”... FRANS, angstig.
Nd , verder?
HANS,
•En als hij dan met de geopende hand telkens nader komt...
FRANS.
Telkens nader komt ?
(^Hij heft verrukt zijne hand op,quot;)
HANS.
J®gt; en als hij zegt; „Broeder Frans! onze moeder ons...-quot;
^^ans, zeer ontroerd op zijrP stoel heen en weder schuivende. Als hij dat zegt....
HANS.
En zich daarbij in uwe armen stort...
FRANS, met uitgebreide armeUm
Broeder Filip!..,
-ocr page 100-9lt;5 nbsp;nbsp;nbsp;DE VERZOENING,
Het tooned is ah in het eerste Bedrijf.
TRAUGOTT, Werkt aan een' groeten stevel.
Als iemand onzer pantoffels voor een schoon meisje of een paar stevels voor een’ kurassier maakt, zoiinbsp;men denken : het komt op één uit, en het is toch nietnbsp;waar. Waaraan ligt het ?... Dezelfde draad... het'nbsp;zelfde Ieder... maar niet dezelfde voet, daar zit hetnbsp;juist. Als ik zulk een' stevel beschouw , dan staatnbsp;altoos de geheele kurassier voor mijne oogeu , en daHnbsp;gaat de arbeid langzaam en bezwaarlijk. Maar eeönbsp;schoen voor jufvrouw Charlotte....
(^Hij ziet om en zwijgt eenklaps stil.j
De Horige, charlotte , met breiwerk.
CHARLOTTE.
Nog altoos even vlijtig, Traugott?
TRAUGOTT.'’
Vlijtig ? Ach, neen 1 dezen morgen ging het beter.
CHARLOTTE.
t nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Wie met den dageraad begint te arbeiden, moet den eten een weinig gaan slapen.
-ocr page 101-97
OF DE BROEDERTWIST.
TRAUGOTT.
Ach, lieve jufvrouw! met den slaap wil het sedert ^enigen tijd niet meer met mij gaan.
CHARLOTTE
Hoe komt dat ? Gij zijt jong en gezond.
TRAUGOTT.
Ja, dat wel; eten en drinken smaakt mij ook goed; ^3ar de slaap heeft mij alle vriendschap ontzegd. Alsnbsp;in mijn kamer uw vader hoesten, of u loopennbsp;ó! ik kan uwe schreden zeer wel van die vannbsp;oude Anna onderscheiden,,. weg is de slaap.
CHARLOTTE.
Arme Traugott! derhalve is dit onze schuld?
TRAUGOTT.
. Och! dat zegt niets. Ik moet bekennen, somtijds het waarlijk, als of ik mij verheug als uw vadernbsp;Oest; want ik weet wel, zoodra hij hoest loopt gijnbsp;hem.
CHARLOTTE.
Ach I daar komt die lastige Graaf weder. Geen’
durf ik buiten de deur zetten. Nu, Traugott I ^81 *1 ? ^
*k aan uw schoenen denken,
IDE TOONEEL.
'^OTi^en, DE GRAAF.
^RAAF.
Voortreffelijk I mijn vóórgè\^el heeft mij niet bedrogen,
7
-ocr page 102-98 nbsp;nbsp;nbsp;DE VERZOENING ,
CHARLOTTE.
Gelo}gt;ft.l}ien in de groote wereld nog aan een vóórgevoel?
* /
Mijn hart\fluisterde mij toe dat ik u hier vinden zou.
' nbsp;nbsp;nbsp;CHARLOTTE.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! ^
Zeer natuurlijft, want ik ben altoo^ iom dezen tijd hier, om mijns’ vaders rust niet te storeh,
DE GRAAF.
De Hemel schijnt\ echter tot justverstoorster bestemd te hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ ƒ/
ARLO^I^E.
Dan doet gij den HeVnVl'''’en mii onregt.
D?J«RAAF.
Gij zegt dat zoo oq^rsAillig....
i charloVte.
En ben toch iwaarlijk ont^reden; want... er is mï juist een maas gejallen.
r DE GRAAF.)
Ik versta u: gij zijt bevreesd inAaan te zien.
CH^LOTTE, ziet hem met grooie\pogen aan. Waarom dat ?
^ nbsp;nbsp;nbsp;DE GRAAF.
^eest gij niets in mijne oogen? inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;CHARLOTTE.
Volstrekt niets.
-ocr page 103-PP
OF DE BROEDERTWIST.
de graaf.
Hoé
zal de taal van het hart u vreemd jjlijven?
^Harlott^ met eene kunstige eenvoudigheid op haar breiwerk ziende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ ,
Wel, zoolan^ot de regte taalmeester koi^
^ . nbsp;nbsp;nbsp;DE GRAAF.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/ *
Gij hoort de‘'sV^ro der liefde — en M^it uwe ooren.
ARLOTTE. 3 i
Een meisje moet niea alles hoorei^
GRAAF.
Zonderling! juist hetge^lyde meisjes het liefst hooren, ^’dlen zij niet moeten hoormSgt;.^/
CHARL^l
En dat is ?
7
DE i«lAAF.
/ *
Eene liefdeverklariug. /
Jjé'ARLOTTE.
sag dat wel ge-
^n de tegenwooidijfleid eens vaders^
* DE GRAAF.
Waarom toch ^in de tegenwoordigheid des^^aders ? vader verreemt het altoos nog vroeg genoe^'Vgt;bo-''sodien zijn er dingen, die men slechts onder vier oo^nnbsp;^®Sgen, ten minste goed zeggen kan. Als zulk e^nnbsp;pijskop daarbij staat, met sneeuw op het hoofd ennbsp;bet hart, dan bevriezen de woorden op de tong.
-ocr page 104-100
DE VERZOENING,
/T nbsp;nbsp;nbsp;CHARLOTTE.
Dan möken het ook wel maar woorden zijn, omda' zij zoo ligj bevriezen.
DE GRAAF.
Lief meisje! da ouderdom is de winter des levens, liefde daarentege» is des levens schponste en teederst^nbsp;bloem: zij kan «n scherpen adem Aran den winter nic‘nbsp;verdragen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y
I nbsp;nbsp;nbsp;/
pARLOTTE,
Dit is veel te hoogiravend; voor mij, veel te poëtisd’'
^geduldig.
DE grA^, oh
Mijn Hemel 1 leest gij d^ yoor het minst geen’ M»‘ zen-Almanak.
CHARLOTTE.
Ik lees slechts Gellerts fabe pz GRAAI
Nn, dan moet üf* u in plat proza zeggen, dat ik '' bemin.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
I CHARLOTTE.
Dit piintdicht,Aadt gij mij ook weU in verzen knnn^’’ zeggen. ^
' j nbsp;nbsp;nbsp;DE GRAAF.
Hoe ! nbsp;nbsp;nbsp;noemt mijne liefde een plh»fdicht %
t
charlotte,
Jtf, heer graaf! een bijtend hekeldichèv^m onschquot;'' en: armoede.
-ocr page 105-loi
Of DE BROEDERTWIST.
DE GRAAF.
Zie(igjj^in de oogen: deze traan is mijne/voorspraak.
CHARLOTTE, ziet hem aan, ^
Een traanV^k zie niets, nbsp;nbsp;nbsp;equot;
DE GRAAF. *
^ïijn kloppend i^art , mijne gloeijeiae wangen....
^HARLOTTBKquot;^
'^'aarom gaat gij ook inN^e inidijagshitte wandelen ?
DE
graaf]
Thans voegt het mij oj/er^f^eediging te klagen.
CH^ttOTTE.
Het
regt van wedervergaljli*a!
DE/GRAAfl
ontwijkt het ant^ord op^mijne verklaring. Moet iknbsp;In
CHARLOTTE
dan waarlijk in ernst ant^
J
/ DE GRAAF.
jorden ?
ernst.
j CHARLOTTE.
heer Graaf! ik ben een eenvoudigVneisje; maar ^^•'voudigheid en.(4igtgeloovigheid gaan niet artijd gepaard.nbsp;Uwe schone redenen geloof ik geen woWd; hoenbsp;gij mij beminnen ? Sedert twee maanden gijnbsp;dikwyte voorbij, en als ik aan de deur ben sphjektnbsp;Riet mjj; dat is alles.
-ocr page 106-102
DE VERZOENING,
DE GRAAF.
l^nLii^dat niet genoeg ? Men moet u slechts charlotte.
ó! Er'irebben zoovele lieden mij gezien, di€ echte^ daarbij gerusl gebleven zijn. Maar geste^d^gij bemio'nbsp;det mij: wat ^der ?
DE GRAAF.
Een zonderlinge'^raag!
ch^rlotYe.
Ik ben een arm meisj\, gij zijt een rijke Graaf. -dJ^.graaf.
iru '*•
Gij hebt gelijk: A \nn • yooroordeelen; maar be‘ hart weet die te oxwwlnna. Ik heb maar één hart: he‘nbsp;behoort u geheel; ife heb tv^ee handen , en durf u te'*nbsp;minste de linker bfeqen.
CHARLOTm. ^
De link^j'^? Hf! ha! ha! is niet hetzelfde?
DE GRAAF.
Voor ielieve^ hetzelfde, voor de\wereld een wein'^ stof in dje oogen.
CHARLOTTE,
“n vc^ir mijn’ vader?
DE GRAAF,
\llf is verstandig.
-ocr page 107-103
OF DE BROEDERTWIST.
CHARLOTTE,
Maar^an stof houdt hij niet: hij zegt altoos y^at quot;'en niet IstQor het klaarziende oog der gansche awereldnbsp;'*nen kan, m(et men liever iii het geheelWffet doen.nbsp;^^chaikachtig.') MR dunkt, ik hoor hem lïbmen: wiltnbsp;Si) hem z'ijne meenii^g vragen ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I
DE 'lt;s^tAAF, verlegen.
meisje. (Overluid.) ''etlaten moet; de baron Son||nbsp;quot;’•e duivel zal in deze hitte]nbsp;^egd... ik heb het honde:
^ Ja!... waarom niet ?... ils maar... (jir zijde,') Vervloekt 1 wil liever tien w^e/r)i^estrijo^, dan één onschul-
' wanhopig dat ik u ler geeft heden een bal...nbsp;jisenl... Ik heb het ge-
^aal gezegd; maar ik kon quot;'et los komen... ik moat^ekn^m mij te verkleeden...nbsp;'i'ot wederziens, schotje dharl^el.... ik laat u mijnnbsp;tot pand. (ffij {huppelt voon ; aan het einde vannbsp;tooneel ontmoet hp ^iterhorti.) Ha! goed dat ik unbsp;''¦nd: een woordlrf;^ ^Hij vat kem onder den arm ennbsp;met hem hedh.) jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\
CHARLOTTE. \ nbsp;nbsp;nbsp;\
Hij mag zifh [pnd ook maar mldenei^n; want ik Weprnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;
waamk tMt waar ik het beween zal. Jammer,
'k niey vroe^r op den inval kwa\, hem met mijn’ ''quot;der te verschrikken 1
JRAUGOTT, hel hoofd schuddende^ ei I'als. de jongeheer liever een ierlijk''hand-geleerd had, was hij geen beunhaas iiV^de iegt-'X^spe^eid gebleven.
-ocr page 108-I
104 nbsp;nbsp;nbsp;DE VERZOENING,
GIERDE TOONEEL.
De Vorigen, filip Bertram, door anna geleid.
CHARLOTTE. nbsp;nbsp;nbsp;x
Lieve vader! gij komt te laat: zoo even is miji' minnaar weggeloopen.
FILIP.
Uw minnaar?
CHARLOTTE.
Hij liep — omdat hij u hoorde komen.
FILIP.
Hoed u voor den minnaar, die den vader ontwijkt. ANNA.
Zeker is de jonge l^lraaf weêr hier geweest?
CHARLOTTE.
Geraden.
FILIP.
Graaf? jonge Graaf?... Ik wil niet hopen...
CHARLOTTE.
Word niet ongerust: het is de moeite niet waardig,
FILIP.
Lotje! een liefhebbende vader siddert, wanneer zich maar in den droom de halsdoek zijner dochter verschuift'nbsp;Spreek, wie is deze Graaf?
CHARLOTTE.
Hij heet Zonnestern.
-ocr page 109-105
OF DE BROEDERTWIST,
FILIP.
ken zijn’ vader; hij is rijk en aanzienlijk bij het en dan deugen de zonen doorgaans niet veel,
CHARLOTTE.
Sedert^ twee maanden loopt hij hier wel twintigmaal een’ dag voorbij.
FILIP,
Laat hem loopen.
CHARLOTTE.
2oo dikwijls hij mij aan de deur vindt, spreekt hij mij aan.
FILIP.
Hij moet u niet aan de deur vinden.
CHARLOTTE.
Onder voorwendsel mij boeken .te leenen.,..
FILIP.
^elke boeken ?
CHARLOTTE.
®-omans.
FILIP,
6 Wee 1 gij moet geen romans lezen; ik ken er naauwe. ® drie of vier, die ik u in handen geven durf; ennbsp;deze hebben nog het gebrek, dat zij aansporennbsp;® nr meer te lezpn,
CHARLOTTE.
een’
brengt hij mij vruchten of suikerwerk, dan
’'uiker.
-ocr page 110-lod
DE VERZOENING,
FILIP.
En gij neemt het?
CHARLOTTE
Zulke kleinigheden , ja.
FILIP.
Lotje , dat is niet goed.
ANNA.
Dat heb ik ook al honderdmaal gezegd.
(Jiij gaat daarop in huis.') CHARLOTTE.
Hij heeft mij ook dikwijls kostbare geschenken aan' geboden.
FILIP.
Ik vraag niet of mijne dochter die geweigerd heeft» hoort gij, ik vraag niet!
CHARLOTTE.
Neen, mijn vader! want het spreekt van zelf.
FILIP.
Erg genoeg, dat hij waagde u die aan te bieden!
CHARLOTTE.
Heden sprak hij zelfs van trouwen,
FILIP.
Van trouwen ? Die mensch is een zot of een booswicht» CHARLOTTE.
Een zot, lieve vader! hij praatte van trouwen me^ de linkerhand; is het dan niet om het even, met well^nbsp;een hand men zijn hart schenkt?
IH
107
FILIP.
Nu raad ik het. Neen, hij is geen zot: hij is een booswicht, Loije I Ik verbied u elk gesprek met hem.
charlotte.
Des te beter!
FILIP.
Ziet gij hem van verre komen, ga dan in huis.
CHARLOTTE.
Zeer gaarne.
FIUP.
armoede verschuldigd is.
Die mensch heeft u en mij beleedigd; hij heeft de met voeten getreden, die ieder braaf man aan
CHARLOTTE.
Dij neemt het zoo ernstig, lieve vader! heb ik dan kwaads gedaan ?
FILIP.
^ Mijn kind! een meisje doet reeds kwaad, als zij schijn niet vermijdt. In de geheele natuur is geennbsp;plant zoo teeder als de onschuld. Het stof op denbsp;vleugels van een’ vlinder is minder vergankelijk dan denbsp;Eoede naam van een meisje; zijn gevaarlijkste vijandnbsp;1® niet de verleiding, maar wel de ijdelheid der jonge-'‘quot;gen, die ieder’ vriendelijken lonk, ieder wellevendnbsp;quot;^eiord door de stad ronddragen, en door gebaren tenbsp;'‘ennen geven, dat men het overige er naar believennbsp;bij voegen. Wat denkt gij wel, als deze Graaf
-ocr page 112-io8
DE VERZOENING,
zijne geschenken van suikerwerk en ruikers bij de volle glazen uitbazuint, en tegen dengeen die naast hem zit,nbsp;zegt; „Vriend! daar in de voorstad woont een klein,nbsp;„aardig meisje, wij zijn reeds tamelijk gemeenzaam ennbsp;„zoo voort.” Dan grijpt de buurman het glas, en antwoordt: „Vriend! de gezondheid van uw meisje!”
CHARLOTTE.
Lieve vader! ik schaam mij.
FILIP.
Wat baat u dan uwe onsculd, uw goed geweten? kunt gij op de markt gaan en zeggen: „Hoort men-„schen! fluistert niet: ik ben onschuldig”?
CHARLOTTE, weenende.
Ach, mijn vader!
FILIP
En juist omdat gij dit niet kunt, moet gij zorg dragen dat men in het geheel niet van u spreke; niet eens iets goeds, ten minste niet veel; want het goedenbsp;verwekt benijders, en benijders vinden schielijk eennbsp;maar. Gelukkig het meisje, van wie men, als zij bruidnbsp;wordt, zegt: „Wie is zij? ik ken haar niet, ik hebnbsp;„nooit van haar gehoord.”
CHARLOTTE, tri zijne armen.
Gij zult nimmer reden hebben, om deze les te herhalen.
FILIP 5 haar omhelzende.
Deze belofte is mij het kostelijkste geschenk, dat gij* mij op mijn’ geboortedag geven kunt.
-ocr page 113-OF DE BROEDERTWIST. nbsp;nbsp;nbsp;109
EITERBORN.
Serviteur! — Ik kom zoo even van de jonge dame, van wie •k u dezen morgen sprak: ik wensch u geluk, de zaak is klaar.
FILIP.
Welke zaak?
EITERBORN.
Zij is genegen uwe dochter tot gezelschapsjuffer bij ^ich te nemen ; het beding is voordeelig.
FILIP.
Gezelschapsjuffer ? Ach , lieve vriend! mijne dochter ^6eft weinig geleerd; en de kunst om anderen te ver-’’'ïken verstaat zij juist het minst.
EITERBORN.
Het is een huis, waar zij zich binnen kort vormen zal.
FILIP.
Lotje J hebt gij lust ?
CHARLOTTE.
Om bij u te blijven , ja.
FILIP.
Wie is dan die dame ?
EITERBORN.
De bruid van den jongen Graaf van Zonnestern.
-ocr page 114-I fo
DE VERZOENING,
FILIP.
Zoo! zoo ! hm ! hm! — Wac dunkt u , Lotje ? charlotte.
Mijn vader straft mij door deze vraag.
FILIP.
Ei, ei! daar hebt gij een’ hatelijken last op ü genomen, EiTERBORN, Verlegen.
Hatelijk? Hoe zoo?
FILIP.
Zijt gij gevolmagtigde derbrind,ofwelIigt des bruidegoms? EITERBORN.
Geldt dat niet evenveel ?
FILIP.
Neen. Ik heb eenige bedenkelijkheden... Mijne dochter heeft geene neiging voor deze levenswijze... Ik ben oud ennbsp;ziekelijk... In het kort, laat ons niet meer daarvan spreken.
EITERBORN.
Hebt gij alle voordeelen wel overwogen,die gij verwerpt?
FILIP.
Alle.
EITERBORN.
De Graaf is rijk.
FILIP.
Des te beter. voor hem! Er zijn zoovele lieden, die niets zijn zouden , als zij niet rijk waren.
-ocr page 115-OF DE BROEDERTWIST.
EITERBORN.
Zijn vader heeft veel invloed,..,
FILIP.
In zijnen kring; en daartoe behoor ik niet,
EITERBORN.
Hij zou uw proces ligt eene zeer voordeelige wen» *ing kunnen geven.
FILIP.
Hij zou , hoop ik , te laat komen.
EITERBORN,
Hij kon u een opperkommies-plhats bezorgen.
FILIP.
Heb ik die verdiend ?
EITERBORN.
Zeer zeker.
FILIP.
Het is schoon als de lieden zeggen: „ Het is jammer quot;^at de man geen opperkommies is; hij had het welnbsp;'Verdiend.”
EITERBORN. nbsp;nbsp;nbsp;^
Ik ken uwe omstandigheden; ik weet gij hebt
FILIP.
Toch geen gewetensschuld.
EITERBORN»
Als uwe schuldeischers u mogten lastig vallen.
-ocr page 116-FILIP
Dan helpt mij een vriend uit den nood.
EITERBORN.
In den nood is de doofheid een algemeene ziek^® I onder vrienden.
TRAUGOTT Staat Op.
Daar is mijns vaders kwitantie.
FILIP.
Welke kwitantie ?
TRAUGOTT.
Voor de huishuur.
FILIP.
Goede vriend! ik kan u in dit oogenblik niet betalegt;'' TRAUGOTT.
Zij is betaald.^
FILIP, verwonderd.
Door wien?
TRAUGOTT.
Dat weet ik niet; het gaat mij ook niet aan. FILIP.
Ónmogelijk.
TRAUGOTT.
Gelief maar te lezen : „ In dank voldaan.quot;
FILIP.
Wat zal ik daarvan denken ?
-ocr page 117-FILIF.
uw vader mij een geschenk doen ?
TRAOGOTT.
Hemel beware onsj daartoe Is hij zelf te arm.
FILIP.
öerhalve waarlijk betaald'?
TRAUGOTT.
^'^aarlijk.
FILIP.
door wien verneemt men niet ?
EITERBORN.
'^elligc heeft dezelfde versmade Graaf,,..
FILIP.
Mijnheer!' als ik dat wist„,.
TRAUGOTT.
^ '^ees maar gerust: het geld komt van geen’ Graaf: is, geloof ik, eerlijk verdiend.
r
DE JONGEN, tegen Ftlip. iller is de rekening,
ügt; nbsp;nbsp;nbsp;FILIP.
zgt gij ?
-ocr page 118-1
1
114
DE VERZOENING,
DE JONGEN.
Ik kom van den apotheker.
FILIP.
Zeer we!; kom in de andere week weder, dan hoöf ik te kunnen betalen.
DE JONGEN.
Dat zal niet noodig zijn: de rekening is reeds betaald. FILIP.
Betaald ? door wien ?
DE JONGEN.
Dat weet ik niet. nbsp;nbsp;nbsp;(^Hij gaat keen.')
ZEVENDE TOONEEL.
De Vorigen , zonder den jongen.
FILIP, ontvouwt de rekening en leest.
„Drie-en-veertig gulden en twaalf stuivers; voldagt;* „op dato”.... Wat zal dat^ wezen?... Goede Hemc**nbsp;heb ik dan ooit aan de menschenliefde getwijfeld,nbsp;zulke voorbeelden noodig waren om mij te bekeerenh'nbsp;Wien zal ik bedanken? (Tegen Eiterborn.) Vriend!nbsp;ben arm; doch ik schaam mij mijner armoede niet.nbsp;mij heimelijk iets geeft, meent het zeer goed; hijnbsp;smaadt mijnen dank niet: de edele man wil mij
alleen besparen; maar een goed mensch is daarin®quot; niet gediend: een goed mensch neemt slechts datg®**nbsp;gaarne, waarvoor hij hartelijk danken kan. Vriend!-'
-ocr page 119-OF DE BROEDERTWIST.
U5
bid u, zoo gij kunt, help- mij uit den droom.
'terborn kaait de schouders op, en maakt dubbelzinnige dit? gij kunt niet, of gij
Wat beteekent
niet?
EITERBORN.
Als gij uwe ware vrienden kent
gij dan nog noodig ? En als gij zoodanige veel , die tot zulk eene handelwijze bekwaam zijn, dannbsp;'^«nsch ik u geluk.
FILIP.
öfize wijze van uitdrukking brengt mi] stellig op het ®hkbeeld, dat gij zelf de grootmoedige gever zijt.
EITERBORN , zick maar flaauw verdedigende.
^ nbsp;nbsp;nbsp;1... ó 1 ik bid u... zekerlijk, mijne vriendschap voor
“* tnijne grondregels... maar ik ben zelf niet rijk....
FILIP.
Des te eerder! de rijkeu geven zeldzaam; en nog ^’'’ïamer heimelijk.
EITERBORN.
, ot znlke geschenken behoort niet slechts de goede » Waar ook vermogen : beiden veréénigd, ken ik al-in den jongen Graaf.
CHARLOtTE.
, y^der! als hij het is, dan wil ik dag en nacht ar» ’'«iden
’'ebt
welke opheldering
gt; tot wij het geld betaald hebben.
FILIP.
^ïlk-
2ou den ring uwer moeder eer verkoopen, dan
® Weldaden aannemen.
8*
-ocr page 120-116
DE VERZOENING,
EIÏERBORN.
Menigeen zon dit eigenzinnigheid heeten,
FILIP.
ó! Gij gelooft niet, hoe krachtig zulk eene eigenzinnigheid eene magere soep maakt! ¦
CHARLOTTE.
Ik zie den dokter komen : welligt kan hij het raadsel oplossen.
EiTERBORN, Spottende.
Ei zekerlijk , dat is een dokter, die alles kan: zieken genezen, processen beslissen en romans schrijven. (Ter zijde.') Lastig mensch! met zijne scherp®nbsp;oogen doorkruist hij al mijne wegen. (Overluid.) Sefquot;nbsp;viteur, mijnheer Bertram 1 denk nog eens over mij®nbsp;voorstel. Ik meen het eerlijk , en ken de wereld ni®‘nbsp;uit romans.
(Hij gaat heen.)
CHARLOTTE.
Altoos‘ schimpt hij op den braven dokter : dat is slecb®
FILIP.
Foei, Lotje! veroordeel niemand. Zoolang de haf' ten der ¦ menschen zonder venster zijn, zoolang ka®nbsp;niemand zeggen; „Dat is slecht!” want Één alleen zi®'nbsp;op den bodem. Eiterborn is een eerlijk man, ma®^nbsp;een mensch : de dokter heeft hem in zijn vak getasDnbsp;en dat heeft hem verdroten.
-ocr page 121-117
CHARLOTTE,
Ik wed, als Eiterborn een’ zieke genas, de dokter zou daarover verbeugen: bijgevolg is bij een beter tnensch,
FILIP.
Dat kan zijn.
n
ii
FILIP,
Welkom, lieve dokter! mijne dochter hield u juist ®'^ne lofrede.
BLOM.
Ik hoor mij wel niet gaarne in het aangezigt prijzen; voor ditmaal ware ik er gaarne bij geweest.
CHARLOTTE.
^ 1 Ik denk veel meer goeds van u dan ik zeg; wij 'Praken over u en Eiterborn; wat hebt gij den mannbsp;Eedaan ? hij kan u niet verdragen.
BLOM.
«Jai
kit;
menschel!, welker vijandsch-p men alleen ^Jruoor zich op den hals haalt, dat men het kent ennbsp;(.^'quot;^Sröndt; gelijk het zekerste middel is om de ach-6 Van iedereen te winnen, dat men ieder’ menschnbsp;®fvoor schijnt te nemen, waarvoor hij zich gaarne
S'Sven wil.
Il8
DE VERZOENING ,
FILIP.
Het is mij heden onmogelijk met u over de 'meH' schen te filosoferen; want heden kan ik hen allefi”nbsp;beminnen; daar heb ik twee betaalde rekeningen in tl*nbsp;hand, betaald en gekwiteerd, zonder dat het mij eequot;nbsp;penning kost.
BLOM, zich vreemd houdende.
Ei, hoe zoo ?
FILIP.
Een onbekende weidoener. Help mij raden.
BLOM , nadenkende.
Ik ken maar één’ man, dien ik daartoe bekwaam acht.
FILIP , schielijk.
En die is?...
BLOM.
Uw broeder.
FILIP.
Mijn broeder? hij , die, sedert vijftien jaren, *** bitterste geschriften tegen mij inieverde?
BLOM.
Deze geschriften heeft zijn advokaat geschreven; dfi^* rekeningen heeft hij zelf betaaid.
FILIP.
Waariijk betaald ?
BLOM.
Ik vermoed zulks ten minste: hij heeft mij
-ocr page 123-«lalen van verre wegens uwe omstandigheden onder-''raagd.
(^Filip Bertram verzinkt in gedachten,') TRAUGOTT, half luid.
Hml wie hier zwijgen kon„.,
BLOM, hem schielijk in de rede vallende.
Goeden dag, Traugottl hoe gaat het?
TRAUGOTT.
Ik weet in het geheel niet 'waarom....
BLOM.
'Vaarom de lieden zoo weinig stevels dragen ? Dat omdat wij in eene residentie leven.
(Hij geeft hem een' wenk.)
TRAUGOTT.
Ja, ja, ik versta uj zeer goed, zeer goed.
FiLiF, tegen Blom.
'Griend I gij hebt een' zwaren last op mijn' hals gedrukt. BLOM.
Zou broederliefde zoo drukkende zijn ?
FILIP.
'Veldaden uit eene vijandelijke hand....
BLOM.
Zijn de eerste schreden in het gebied der vriendschap.
130
DE VERZOENING,
¦ nbsp;nbsp;nbsp;BLOM.
Dat zult gij haast kunnen. — Vriend! ik ben eequot; vredebode: het proces is beslist, naar uw^ wensch'nbsp;de akten worden vernietigd, en daarmede alle twist.
FILIP.
Help mjj pp, Lotje! dat ik den braven man om hals valle.
BLOM , hem omhelzende,
De Hemel geve u vrede en gezondheid! het zijn d^ grootste aardsche schatten.
CHARLOTTE , grijpt met beide handen die van Blom, drukt die met vtarmte.
Goede, lieve dokter! De Hemel zegene u! Als oude moeder eens ziek worden mogt, neem dan gee''nbsp;andere verzorgster dan mij.
BLOM.
Ik houd u bij uw woord.
FILIP.
over mijne armoe*)^ waarom kan ik dez®”
Hemel! gij hebt mij nooit hooren morren!... alleen heden...nbsp;man niet vergelden!
BLOM.
Gij arm ? in het bezit van zulk eene dochter ?
FILIP.
Kan zij meer, dan hare dankbare tranen met de mijo®quot; vermengen ?
-ocr page 125-OF DE BROEDERTWIST. nbsp;nbsp;nbsp;121
BLOM gt; met nadruk.
Zij kon meer.
FILIP , ontsteld.
Hoef.., dokter!...
BLOM.
Zult gij slechter over mij denken, als gij mij baat. ^i'chtig vindt?
FiLlP , twyfelachtig.
Ik versta u niet.
BLOM.
Gij ook niet, goed kind?... Gij bloost?
CHARLOTTE.
Js, dat voel ik... maar ik weet waarlijk niet waarom.
BLOM.
Zeidet gij dezen morgen niet, dat gij den man be-^'nnen zotidt, die uws vaders ouderdom van zorgen
CHARLOTTE.
dat heb ik gezegd.
BLOM.
iiw hand en hart met vreugde geven ? (Cétfr-
^ ssw^'gt en ziet voor zich neder.) Zeidet gij dat ook “•et ?
CHARLOTTE.
geloof... ja.
BLOM.
^ondt gij uw woord niet weder inhalen?
-ocr page 126-112
DE VERZOENING, charlotte.
Neen.
BLOM.
Ook niet, als ik die man ware? {Charlotte zwijgt') Zie mij aan.
CHARLOTTE.
Ik kan niet.
BLOM , grij'pt hare hand.
Ik heb u harcelijk lief.
charlotte.
Ik u ook.
BLOM.
Gij wilder mijne oude moeder oppassen?
charlotte.
Hartelijk gaarne.
BLOM.
En ik nw’ braven vader.
charlotte.
Ach! gij zijt zoo goed l {Met gevoel.) Ik verdien dat
BLOM.
Wie eene dochter zeven maanden lang aan het zl®^ bed haars vaders mogt gadeslaan, kan zich in zij”nbsp;keus niet bedriegen... Ik bid om uw hart en hand.nbsp;charlotte , van gevoel overstelpt, rukt zich los, valt hd^^nbsp;vader in de armen en verbergt haar aangezigt tegcKnbsp;zij'n' boezem.
123
OF DE broedertwist.
FILIP, legt zijne hand op haar voorhoofd,
De Hemel zegent mij thans om uwentwil, goed, ''room kind 1 dit geluk ben ik uwer kinderlijke liefdenbsp;''firpligt^ ö Dokter! als mijne borst op nieuw bloedt,nbsp;is het uwe schuld; maar gij zoudt mij den schoon-®ten dood geven, den dood van vreugde.
BLOM, grijpt zijne hand.
Laat mij in den vaderlijken zegen deelen.
FiLiP, met hartelijkheid.
Mijn zoon 1... Schaam u niet. Lotje! den man die u bemint, uwe gloeijeude wang te bieden! (Charlottenbsp;beschaamd op.y Geef hem in uWs vaders tegenwoordig-*roid den eersten kus. (Blom omhelst haar met verrukking,nbsp;^^rwiji zij hem zacht afweert.') Met dezen kus heeft mijnnbsp;*oon iedere bange zorg der toekomst van mij genomen.nbsp;Hemel beschikke nu over mijn leven: ik laat geennbsp;na... het kapitaal van mijn kind, onschuld en deugd,nbsp;de handen van een’ eerlijken voogd.
BLOM.
ïo den uitgebreider'’ kring uwer huisselijke vreugde zal borst van nu aan ruimer ademen. Slechts één ontbreektnbsp;nog in dezen gelukkigen familiekring.. uw broeder.
FILIP.
Ach 1
BLOM.
quot;^eldra, hoop ik, hebben wij onze oogmerken bereikf,
-ocr page 128-124
DE VERZOENING,
FILIP.
Geene vernederingen , lieve dokter!
BLOM.
Uwe eer is thans de mijne.
FILIP.
Hij zal den eersten stap niet doen, en ik kan nie'’
BLOM.
Waarom niet ?
Finlgt;.
Omdat mijn b-roeder rijk is.
BLOM.
Ik eerbiedig deze gevoelens, en heb die vooruit g*’' zien; daarom verklaarde ik mij heden.
FlLlP.
Welk een onderscheid kan deze verklaring...?
BLOM.
Zeer veel! ben ik ook niet rijk? en is hetgeen bezit, ook niet uw eigendom ? (Fittp Bertram schudtnbsp;hoofd,') Gij geeft mij wat geen aardsche schatten op'nbsp;wegen kunnen... een brave vrouw! en wilt het weinig®nbsp;versmaden, wat ik geven kan ?... Neen, de gelijkhe'*nbsp;tnsschen u en uwen broeder is weder hersteld, en ê^'nbsp;lijkheid geeft vertrouwen. Doch ik begeer ooknbsp;dat gö zelf hem te gemoet gaat: aan mijne bruidnbsp;ik de eerste bede.
CHARLOTTE, met hartelijkheid,
d Schielijk! als ik iets doen kon , dat u aangenaam
-ocr page 129-OP DE BROEDERTWIST.
125
BLOW.
zou mij zeer aangenaam zijn, beste Charlotte I gij naar uw’ oom gingt, en hem met zijn’ geboorte,nbsp;geluk wenschtet.
CHARLOTTE.
^srtelijk
gaarne.
FILIP.
is uwe bruid en mijne dochter... bedenk hoe diep i i^eiden ons vernederd zouden gevoelen, als hij haar
'ttü
g wees!
BLOM.
is mijne zorg: ik keu uw’ broeder en ken Charlotte. FILIP.
in ’s Hemels naam!
BLOM.
moeten wij den avond vrolijk doorbrengen: het *’®den mijn verlovingsdag.
FILIP.
blijft bij ons, lieve zoon!
BLOM.
i^iet hier in dit benaauwde huis: deugd en blijdschap
®bbeii dit met elkander gemeen, dat zij onder den
*ijën hemel het schoonste en treflFendste zijn. In uw biin
willen wij bij elkander komen.
In
FILIP.
quot;’ijn’ tuin?
V
-ocr page 130-126
DE VERZOENING,
BLOM.
Gij moet toch zien hoe hij er nitziet, nadat het onkruid van broedertwist Is iiitgeroeid geworden. Wij, een paar waardige vrienden... weinig menschen, maar in iedefnbsp;borst een hart... ik heb het zoo bedacht: bederf mÜnbsp;mijne vreugde niet.
FILIP.
Ik zou u eene vreugde bederven ? daarvoor bewarn mjj de Hemel! de oude Anna zal aanstonds mijn'bruinen rok afborstelen... Och ! waar is toch de oude Anna?nbsp;wij hebben haar geheel vergeten,— Anna! Anna!..-Foei! dat ik zoo laat aan haar denken moest!
NEGENDE TOONEEL.
De Forigen, anna.
ANNA.
Hier ben ik, mijnheer!
FILIP.
Zijt gij daar ? (^Hij tikt haar op de wang.') Kom , goede t oude, eerlijke ziel 1 leidt mij in huis, ik zal u woU'nbsp;derdingen verhalen.
ANNA,
ó Wat ziet gij er vergenoegd uit!
FtLlP.
Kom maar, kom! ik zeg u, gij zult van vreoglt;^® weenen. (^Anna leidt hem in huis )
-ocr page 131-127
OF DE BROEDERTWIST.
BLOM.
de
lieve Charlotte 1 ga naar uw’ oom. De engel ® vredes omzweve u 1 (^Hij gaat heen.')
TIENDE TOONEEL,
CHARLOTTE, TRAUGOTT.
CHARLOTTE.
is het?... heb ik gedroomd? is dan alles waar, hier gebeurd is?... Ik ben bruid?... de bruid vannbsp;** ^deïsten , den berainnenswaardigsten man... ?nbsp;TRAUGOTT, nadert beschroomd.nbsp;eej, eerlijk kerel zijn’ wensch..., Wonderlijk!nbsp;^®cte tranen loopen mij langs de wangen.
CHARLOTTE,
dank u , goede Traugott!
TRAUGOTT.
i bad nog wel een verzoek aan u, Jufvrouw!.... ^’’^''rouw bruid!
CHARLOTTE.
Veek.
TRAUGOTT.
Gij
Waart dezen morgen zoo goed, een paar schoenen
_____ _ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;___ijii.____
’’ïtj aan te nemen.... het zijn zekerlijk maar slechte oen van leder; maar gij kondet mij een groot ver.nbsp;•^oen, aJs gij.... als gij in deze schoenen trouwdet.
-ocr page 132-123
DE VERZOENING,
CHARLOTTE.
Dat wil ik; daar hebt gij mijn hand er op.
TRAüGOTT , kmt hare hand eerbiedig.
Dank en zegen, lieve, goede jufvrouw! Nu wil i** ^ morgen vroeg op reis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
CHARLOTTE.
Morgen reeds? hoe valt u dit zoo eensklaps in?
TRAÜGOTT.
Och! mijn vader heeft reeds lang daarvan gesproken' maar ik weet niet, ik had nooit lust daartoe: n,n kotf' knbsp;het mij voor, als of ik nog heden weg moet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(
CHARLOTTE.
Wilt gij dan niet hier blijven tot mijne bruiloft?
TRAÜGOTT, angstig en schielijk,
Neen! neen! neen! morgen, heel vroeg, als gij tiO^ | zacht sluimert, en van uw’ braven geliefde droomt,nbsp;Traugott reeds over alle bergen,
CHARLOTTE,
De Hemel late het u ook in den vreemde welgaan!
TRAÜGOTT,
Over drie jaren kom ik terug; dan zal wel.,., vaarwel, lieve jufvrouw! ik wil mijn weinigje goednbsp;elkander pakken.
CHARLOTTE.
Waarheen denkt gij te gaan ?
TRAÜGOTT.
•• Naar Rusland daar zal het braaf koud zijn.
-ocr page 133-13p
OF 0E BROEDERTWIST.
CHARLOTTE.
Vergeet uwe goede vrienden niet.
TRAÜGOTT.
\ï Ach i neen, neen 1 daarvoor is geen zwarigheid, (fly langzaam heen, en keert nog eens terug.') Mag iknbsp;I eens bezoeken, als ik terugkom.
CHARLOTTE.
^et zal mij lief zijn , eerlijke TraiigottI
TRAÜGOTT.
Hl' nbsp;nbsp;nbsp;zijn?.... zeker?.,., nu, mij zal het
-ocr page 134-«3°
DE VERZOENING,
Eene kamer in het huis yan Frans Bertram.
EERSTE TOONEEL.
Vrouw GRiESGRAM, zit en sluimert ^ met een in de hand en een' bril op den neus. charlotte kot^nbsp;beschroomd binnen en ziet overal rond.
CHARLOTTE..
Buiten niemand, en hier niemand!
(JZif bespeurt de slapende ^Frouw Griesgram, verschrikt ’ en weet niet of zij nader komen wil; eindelijk hoest zij.quot;)
Vrouw GRIESGRAM, ontwaakt, geeuwt en wrijft hare oogt»'
Het was, dunkt mij, alsof iemand hoestte. (Chttf lotte hoest nog eens.j Nu, wie is er dan, ¦
CHARLOTTE. nbsp;nbsp;nbsp;/
Uwe dienares, jufvrouw !
Vrouw GRIESGRAM, gemelijk en norsch.
Wie zijt gij? wat wilt gij?
CHARLOTTE.
Ik wenschte den heer kapitein te spreken.
Vrouw GRIESGRAM.
Wat hebt gij bij den heer kapitein te doen?
CHARLOTTE.
Ik wilde hem met zijn' geboortedag gelukwenscheo*
-ocr page 135-V'rouw GRIESCaAM. nbsp;nbsp;nbsp;19'' riaïi j:;
’t Is vreemd! arme lieden kunnen eert dozijn gebocwtei-'^ngen in het jaar hebben: geen mensch zou er naar vragen;, ’®ïareen rijk man,., daar komen zij als de pieren uit allenbsp;Wken; daar zetten zij teekens in den almanak, opdatnbsp;*’i aanstaande jaar niet vergeten waar wat te halen is. Maarnbsp;help! jufiFertje, wat gaat mijnheers geboortedag u aan?
CITARLOTTE.
l^at zal ik hem zelv’ wel zeggen.
Vrouw GRIESGRAM.
Zoo? ei! zie eens aan! hem zelv’ zeggen!w,. Jal^als hem maar eerst gesproken hadt, mijn goede kind! Iknbsp;hier vrouw in huis; bij mij moet men zich vervoegen.
CHARLOTTE.
wist niet dat mijn oom getrouwd was.
Vrouw GRIESGRAM, Ontsteld,
. *^0® ?... ik wil niet hopen... gij zijt toch niet... ja, het gezigt komt overéén... jufvrouw Bertram?-CHARLOTTE.
Ijen De.
Vrovuy ORiESORAM, haar op de zijde aanziende,
gy zyt uwe moeder zaliger als uit het aan» gesneden.
CHARLOTTE, vriéndelijk en vertrouv/elyk,
Hebt'gij mijne moeder gekend?
Vrouw GRIESGRAM.
Maar mijn lieve Hemel! wat wilt 9’
van aanzien • lt;
Zoo
*8?'
DE VERZOENING,
gij toch hier? Weet.gij dan niet,, dat mijnheer van de gansc.h.e, familie niet wil hooren of zien,
¦¦¦-¦ nbsp;nbsp;nbsp;CHARLOTTE.
^ Van té' voren. Maar thans nu het booze proces beslecht is...
Vrouw GRIESGRAM.
(I nbsp;nbsp;nbsp;.
Wat? het is beslecht? hebt gij mijn’ armen heer toch eindelijk overbluft?
CHARLOTTE.
•Ach; hemel! wij zijn zoo blijde over het vergelijk...
Vrouw GRIESGRAM.
¦ tr'. ¦ nbsp;nbsp;nbsp;.
Ja, dat geloof ik. Nu denkt gij u hier in te nestelen! hier is een warm nest.
CHARLOTTE.
Neen, jufvrouw! wij denken maar dat het schoon is» dat twee broeders elkander weder kunnen beminnen.
Vrouw GRIESGRAM.
Deze woorden heeft uw papa u wel Ingeprent; •komt gij hier en wilt uwen mosterd aan den man bren'nbsp;gen*; en stoort mij in mijne aandacht; maar er komt ni^^nbsp;van, juifertje ! ga gij maar uw’ weg: mijnheer is ziek a”nbsp;slaapt; hij heeft mij op het strengste verboden bezoekehnbsp;aan te nemen ; en althans dergqlijke als de uwen.
¦ nbsp;nbsp;nbsp;CHARLOTTE.
I Zal ik hem dan niet eens zien ?
-ocr page 137-J33
OF DE BROEDERTWIST.
Vrouw GRIESGRAM.
Kind! wat zou dat helpen? Gij zoudt maar een leeiijk, orrig gezigt zien.
CHARLOTTE.
Maar ik mag toch tegen den avond wederkomen? Vrouw GRIESGRAM.
Vooral niet, ik durf niet eens zeggen dat gij hier Seweest zijt: anders ergert hij zich, en krijgt aanstondsnbsp;quot;'^der aanvailen van het podegra.
CHARLOTTE.
Ach! dat zal mijn’ goeden vader zeer leed doen. Vrouw GRIESGRAM.
'Qan
^ij moet zich als een Christen daarin troosten. Had 1 nog den eersten stap ter verzoening gedaan, dat 'nbsp;'^®fe loffelijk. Och! gij gelooft niet, welk een wonderlijk
Uw oom is! men brengt wat met hem over! den
!®‘gt;schen dag raast en tiert hij om niets... Ga heen, l^ffcrtje! dat hij u hier niet aantreffe, want in de eerstenbsp;is hij een barbaar.
CHARLOTTE.
®^ijn vader zegt toch altijd, dat hij een goed, re-hart heeft.
Vrouw GRIESGRAM.
la •
groet uw’ papa, en zeg dat vrouw ®®gram sedert vijftien jaren aan het ongevoelig hartnbsp;°Ptheeft; maar het helpt niets: het is alles vergeefsch.
J » ja, redelijk, dat is waar; maar grimmig... Voort, ..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» juffertje!
-ocr page 138-f34
DE VERZOENING,
CHARLOTTE.
Mijn arme vader!
Vrouw GRIESGRAM.
Arm? Ja, zoo hoor ik. Och, lieve Hemel! wij kunnen nier allen rijk zjjn. Gij ziet er nog al knap uit, juffertje! die plunje is zeker uw zondags.pak? Nu,nu,nbsp;als men maar eerlijk daarbij is.
CHARLOTTE.
Dat zijn wij.
Vrouw GRIESGRAM.
- Het goede kind treft mij; het hart loopt mij over !... ik zal • •• ja, zeker! ik zal...
CHARLOTTE, wer
Wat, lieve jufvrouw?
Vrouw GRIESGRAM.
ü en uw’ papa in mijn gebed gedenken.
charlotte.
Ach! ik bid voor alle mensChen, zelfs voor die ons kwaad willen: vaarwel, jufvrouw!
(Z// gaat langzaam heen,')
Vrouw GRIESGRAM.
Vaarwel! (TVr zijde.) Eindelijk gaat zij. Dat zou fraai zijn, als ik zulk eene gladde slang onder mijn eijerennbsp;liet, waarop ik sints vijftien jaren zoo vlijtig broed.
-ocr page 139-HANS, die Charlotte in de deur ontmoet.
Wie zijt gij, lief kind? waar wilt gij heen?
CHARLOTTE.
Achl ik wilde naar mijn’ oom; maar ik mag niet.
HANS.
' Ei, gij zijt toch niet jufvrouw Bertram?
CHARLOTTE.
HANS.
Welkom, welkom! als zulk een lief, schoon kind een huis komt, brengt zij vrede en zegen mede.
CHARLOTTE.
Gave dit de Hemel 1
HANS.
En gq durft niet bij mijnheer? wie heeft u dit verboden ?
Vrouw GRIESGRAM.
Ik.
HANS.
Ei, el, vrouw Griesgram! met wat regt ?
Vrouw GRIESGRAM.
Dat raakt u niet; ik weet wel wat ik doe; laat de i'ïfvrouw in 'sHemels naam gaan! mijnheer slaapt.
HANS.
Hij slaapt? Ik ben echter nog voor tien minuten bij
-ocr page 140-I3lt;ï
DE VERZOENING,
bem geweest, en ik moet ook wederkomen: ik zo* hem Bit dat dikke boek wat voorlezen, waar die zeereizen in staan. — Wacht maar een oogenblik, jnfrnbsp;vronwt ik zal u aanstonds aandienen.
CHARLOTTE.
Gaarne, gaarne wit ik wachten.
Vrouw CRiESCRAM, voor de deur staan.
Hans! gij zult het latent ik wil het niet hebben!
HANS.
Vrouw Griesgram! ik geloof dat gij bezeten zijc! (_Hf/ stoot haar onzacht van de deur, en gaat innbsp;de kamer van Frans Bertram.')
DERDE TOQNEEL.
Vrouw GRIESGRAM, CHARLOTTE.
Vrouw GRIESGRAM.
^ Wat?.., Mij zoo weg te stootenl... mij blaauwe plekken in de armen te knijpen!... Gij aartsdeugniet! — Nu, Juvrouw ! veel geluk 1 (^Met eene honende neiging.)nbsp;Kent gij uw rol goed van buiten ? Smeer uw’ lieve»nbsp;oom braaf honig om den mond: hij heeft pitten.
CHARLOTTE.
Ik begeer niets meer dan zijne liefde.
Vrouw GRIESGRAM.
Ja wel! dat klinkt suikerzoet; maar wij weten wet, wat er achter steekt: een verbloemde bedelarij.
-ocr page 141-137
OF DE BROEDERTWIST.
charlotte.
Lievo jufvrouw ! wat heb ik u misdaan ?
Vrouw GRIESGRAM.
Mij ? Niets, ter wereld niets. Maar mijn lieve jufvrouw! zijn zekere lieden, die door zekere lieden in hetnbsp;6®heel niet beleedigd kunnen worden; en als zekerenbsp;''®den alles zeggen wilden, wat de gansche stad vannbsp;Wekere lieden zegt, dan zouden zekere lieden van schaamtenbsp;^linne oogen niet durven opslaan ; maar wie in den dreknbsp;^foet, bezoedelt zich; en eene goede Christin kan ver-niets doen, dan den Hemel bidden dat hij de zon-^®3rs straffe. Ik ^en uwe dienares. Jufvrouw Bertram!
VIERDE TOONEEL.
CHARLOTTE.
Onze oude Anna heeft wel gelijk ; dit schijnt eene booze vrouw te zijn. Goed dat zij ging; nu kannbsp;Vrijer spreken..,. Zou het waar zijn dat mijn oomnbsp;driftig , zoo knorrig is ?.... Wie weet of zij datnbsp;maar zeide, om mij bang te maken J... en al wasnbsp;Zoo , het geldt mijns vaders rust.... Wees goeds-^l^vds, Lotje ! een boos kwarlieruurs heeft toch maarnbsp;''ijftien minuten... Men komt... Ach! hoe klopt mijn hart!
blijft beschroomd op den achtergrond des tooneekj VIJFDE TOONEEL,
CHARLOTTE, FRANS BERTRAM, HANS BOLLER.
*'*^ans , gaat op een' stoel zitten, zonder Charlotte te zien. ^gt;jn nicht, zegt ge? Wat wil zij van mij?
-ocr page 142-138
OE VERZOENING,
HANS.
Ik weet het niet; maar zij ziet er zóó lief uit.-' Ik zou wedden, dat zij eene goede tijding brengt.
FRANS.
Waar is zij dan?
HANS.
Daar achter staat zij.
FRANS,
Moet ik haar te gemoet hinken?
HANS.
Kom toch nader , lieve jufvrouw I (Charlotte waggelt en blijft beschroomd op hare plaats jjnbsp;' FRANS, luistert of zij komt.
Ik hoor niets,
HANS.
Zij siddert. nbsp;nbsp;nbsp;•
FRANS.
Voor den duivel! waarvoor siddert zij dan? CHARLOTTE , eenigzins nader komende.
Ik,., ik....
FRANS, tegen Hans, die naast lijn' stoel staat.
Nu , kan zij niet spreken ?
HANS.
Zij weenr.
FRANS.
Voorden satan! waarom weent zii dan?
-ocr page 143-*39
OF DE BROEDERTWIST,
CHARLOTTE, ichept moed. kom, lieve oom I... om u geluk te wenschen.nbsp;FRANS , rtflF.
'daarmede ?
CHARLOTTE,
Met uw’ geboortedag. /
FRANS.
^k dank u; gij hebt wel lang leeren loopen, dat gij ®'Jen voor de eerstemaal komt.
CHARLOTTE.
Slots ik gevoelen en denken kon, trok mijn hart mij ^’ëelijks hier heen.
FRANS.
^oo, zool hoe oud zijt gij dan?
CHARLOTTE.
Zeventien jaren.
FRANS.
J®, jal toen Ik voor zestien jaren terugkwam, waart S'j een ding zoo groot als mijn hand.
CHARLOTTE.
Toen heeft mijn goede oom mij op zijnearmen gedragen j '*iheb mij dit zeer dikwijls van de oude Anna laten vertellen.nbsp;FRANS.
Uw goede oom was toen een goede zot.
CHARLOTTE.
verloor mijne brave moeder zoo vroeg!
-ocr page 144-140
DE VERZOENING,
FRANS.
Uwe moeder was braaf, ja, zeer braaf!
CHARLOTTE.
Ware zij in het leven gebleven, vele dingen zoU' den niet gebeurd zijn.
FRANS.
Dat kan wel zijn: zij had uw” vader van menig® domme streek afgehouden.
CHARLOTTE.
Mijn vader kan dwalen, booze menschen kunnen hem doen dwalen; maar de liefde jegens zijn'’ éénigennbsp;broeder kunnen zij nimmer uit zijn hart roeijen.
FRANS.
Hij heeft mij sedert vijftien jaren schrale bewijzen van die liefde gegeven.
CHARLOTTE.
Het is voorbij: het gewetensgeregt heeft een’ sluijef over het gebeurde geworpen. Ga bij mijn'’ broeder,nbsp;zeide mijn vader, wees gij de vredebodin; u zal hijnbsp;niet van zich stooten: gij zijt geheel onschuldig; hij heeftnbsp;u als een klein kind bemind, hij heeft uwe moeder bemind:nbsp;hij zal om harentwil u zijne hand reiken, en gij zultnbsp;die met kinderlijke liefde aan uwe lippen drukken.
FRANS, altoos zonder haaf aan te zien.
Zeker, gij kunt het niet helpen: gij moet piepen zoo als de oude zingt; ik heb ook niets tegen u.... Ho®nbsp;heet gij toch?
-ocr page 145-141
OF DE BROEDERTWIST.
CHARLOTTE.
Charlocce
FRANS.
’^Iiarlotte, ja, regt. Ik geloof zelfs, dat ik als over u gestaan heb,
CHARLOTTE.
De man die mij in het verbond der Christenen |'P®ain, die mij liefde zwoer toen ik nog niet stame-^ kon, zal mij heden niet zonder een vriendelijk ge-uit zijn huis wijzen.
aws, wentit schielijk zijn oog op haar, zonder haar in het gezigt te zien,
Genoeg! Ga nn maar heen!... Gij zult in mijn t^sta-bedacht worden...
CHARLOTTE.
^at ZOU wreed zijn,
FRANS, opstuivende.
'^reed ? waarom wreed ?
charlotte.
Lieve , goede oom ! in uw hart wilde ik staan: niet testament.
FRANS , verlegen.
gt; ja.... ik moet toch.,., dewijl ik nw oom ben..,. Stj toch de moeite gedaan hebt, om van mij....
(Jlij tast in zijn' zak.')
' nbsp;nbsp;nbsp;CHARLOTTE, Smartelijk.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Moeite ?
-ocr page 146-I4Q
DE VERZOENING,
FRANS.
Daar, neem dit kleine geschenk, (fly biedt met een afgevend gezigt eenige goudstukken aan,')nbsp;CHARLOTTE , grijpt zijne hand met vervoering.
Ik zie slechts de hand die gij mij reikt, niet uw g®' schenk: de hand wil ik aannemen, uw geschenk ö®'nbsp;mijne tranen bevochten, en u bidden het te hernemfiquot;'nbsp;FRANS, onthutst.
Meisje 1 gij zijt trotscfi?
CHARLOTTE.
Trotsch , als gij mij uwe liefde schenkt. Hier kni^l' de trotsche aan uwe voeten neder, en bidt om efiquot;nbsp;enkelen blik. Mijne goede moeder kon mij niets nal®'nbsp;ten dan uwe genegenheid; deze genegenheid zal aan ”nbsp;eene lang gestorven vriendin herinneren; deze herinn®'nbsp;ring zal uw hart vermurwen , en mij een’ tweeden 'ti'nbsp;der schenken.
FRANS , ziet haar eenige keeren steelsgewijze met ontfOt' ring aan; vervolgens wendt hij zich tot Hans.
li
duizen'
Hansl,... zy ziet er uit als hare moeder!, elementen! Hans! help mij toch!
HANS, snikkende.
Heer kapitein ik kan niet.
FRANS.
ik
Ik geloof bij mijn ziel, dat gij giient!...' Hans zeg u, help mij! (_Hans heft Charlotte op en legt hn^^nbsp;in de armen van zijnen heer.)
-ocr page 147-143
OF DE BROEDERTWIST.
CHARLOTTE, goede , lieve oom Inbsp;FRANS, haar flaauw wederstrevende.
Halt! halt I dat heet overzeilen bij nacht en ontijd.
CHARLOTTE.
zie een’ traan in nw oog, ó 1 dien kan al uw mij «iet betalen I
FRANS.
’'and ennbsp;^eid
ja, ja, gij hebt mij overrommeld. Ga op uw ®'oeders graf ^ en dank het haar. Toen gij gedooptnbsp;. en ik naderhand voor haar bed trad , haar de
aan
reikte, toen drukte zij die tusschen de haren, en... *ag er juist zoo uit als gij er thans uitziet.... ennbsp;® * »Lieve broeder 1 ik leg dit kind u aan hetnbsp;als ik sterf”.... {Hij kan van weemoedigheid nietnbsp;spreken; eindelijk zegt hij schielijk:) Vier wekennbsp;^rna was zij dood! {Na eene poozing.) Kom, meisjenbsp;'eijn hart!
{Charlotte valt in zijne armen.)
De Horigen, blom.
BLOM.
^ * Schoon I ik kom ter regter tijd.
FRANS.
^**r ziet gij nu, dat drommelsche meisje heeft mij
-ocr page 148-144-
DE VERZOENING ,
zóó week gemaakt..,. (^Zich kwaad veinzende,') Ga mijne oogen!
CHARLOTTE.
ó! Nu ken ik het hart van mijn’ goeden oom l nquot; is al mijne vrees verdwenen,
FRANS;
Zoo? hadt gij dan vrees voor mij? misschien heef‘ men u wel gezegd dat ik een beer was ?
CHARLOTTE.
De vrouw van dit huis heeft mij zoo bang gemaakt.
FRANS.
Welke vrouw?
HANS.
Weder een stukje van de vrome vrouw Griesgrarol
FRANS.
Dat is koren op uw’ molen, niet waar?
HANS.
De duivel mag hier kunnen zwijgen; ik kom binneO' het lieve, goede kind wil jnist weder heengaannbsp;verbergt een traantje; het traantje was klein, maarnbsp;wilde het toch niet op mijn ziel hebben. Ik vraag'nbsp;waar heen? — „Ach! ik mag niet bij mijn’ ooml”quot;^nbsp;„Wel, waarom niet ? Iedereen mag bij hem; voof®nbsp;die een bedroefd gezigt heeft.” 'Daar stelt zich vroo'*^nbsp;Griesgram voor de deur, zet hare dikke armen innbsp;zijde als een driemengels pot, en wil mij niet binfl®**
-ocr page 149-145
OF DE BR(3EDERTWIST.
(^Ijverig.') mij, ouden Hans Buller, wil zijniet **^3 zijn’ kapitein laten! wil mij wijs maken dat hij slaapt;nbsp;ouden Hans Buller, die sedert dertig jaren weetnbsp;mijnheer kapitein nooit na den eten slaapt! — Maar iknbsp;^6en dat ik baar op zijde schoof, even als een’ passagier,nbsp;, bij een’ storm, op het dek overal in den weg staat.
FRANS.
het
Zie maar eens. Hans! hoe verkeerd gij dit weder ^Pgevat hebt.' Zij heeft gedacht dat ik sliep, zij heeft
goed gemeend: en wie het goed meent, al ware
ook een ezel, moet men altijd met zachtmoedigheid
CHARLOTTE.
gezegde viel mij zekerlijk hard: zij zeide, ik quot;'h® om.,
Qlet gemoorde slem,') om te bedelen!
FRANS.
^alt! halt! dat was dom.
-ocr page 150-14lt;Ï
DE VERZOENING,
FRANS.
Gij hebt gelijk, Hans! het moet haar zoo uit defl mond gevallen zijn.
HANS.
Om het even; zulke regenwolken zullen ons deze» schoenen dag niet verduisteren; verheugen willen wÜnbsp;ons, dat dit vrolijke uur de herinnering van vijftien booz^nbsp;jaren verslonden heeft. De meiischelijke rampen zij®nbsp;menigvuldig; doch wie kan nog morren, als hij ziet da^nbsp;één zonnestraal van vreugde die allen optrekt, als eeonbsp;zwaren regendroppel , die eene bloemkelk nederbooginbsp;Heden verheugen zich de engelen met ons; want hede”nbsp;verzoenen zich twee broeders!
FRANS,
Halt! halt! het meisje heeft mij geen kwaad gedaan' zij is mijn petekind , en de zachtmoedigheid woontnbsp;hare oogen. Men kan op de heks niet kwaad worden»quot;nbsp;Maar wat mijn heer broeder betreft, die mag een'nbsp;wandelen, waar wij elkander niet ontmoeten.
, nbsp;nbsp;nbsp;BLOM.
Heer kapitein' op het einde der reis, waar alle weg®'' op één pad zamen loopen, moet men elkander to®''nbsp;ontmoeten.
FRANS.
Nu, dan mag hij de oogen nederslaan, wien geweten knaagt.
-ocr page 151-gt;47
OF DE BROEDERTWIST.
charlotte.
Beste oom! ik bid voor mijn’ vader....
FRANS.
Niets, niets! ga maar heen; naauwelijks heb ik haar hoek in mijn hart ingeruimd, of zij stelt er denbsp;Njpen, of haar het gansche huis' toebehoorde.
CHARLOTTE.
ik het met bloemen der broederliefde versierde,...
FRANS.
^raatjes! praatjes! de bloemen zijn al lang verwelkt.
HANS.
^enk maar eens, hoe het voortaan anders in huis Wezen; dan rooktet gij uw avondpijpje niet meernbsp;: de oude grijze kater wierd van de sofa naarnbsp;^®^’'eden gezonden; een broeder zat naast n; gij spraaktnbsp;^ hem van de vermaken uwer jeugd,...
Laat- mijn
FRANS.
ouden kater met vrede: die heeft niet fflij geprocedeerd.
Ik •
als nbsp;nbsp;nbsp;rooeten den tijd te hulp nemen; ó !
^ liefde en de tijd in een verbond treden, dan *ij Egyptische pyramiden omverre , en openen
Go nbsp;nbsp;nbsp;waarin de goede harten begraven liggen.
^ heen ------ •-
BLOM.
' gt; lief kind! uw vader wacht u.
Blij
FRANS.
'Vacht.
‘Jven moet zij; ik heb vijftien jaren op haar ge-
10
-ocr page 152-148
DE VERZOENING,
BLOM.
Haar zieke vader heeft haar noodig.
CHARLOTTE.
Ik mag toch wederkomen?
FRANS.
Domme vraag I zekerlijk moogt gij wederkomen. GiJ moet ook wederkomen, hoort gij !
CHARLOTTE.
Met vreugde !
FRANS.
Nu, wanneer komt gij dan weder?
CHARLOTTE.
Morgen, alle dagen.
FRANS.
Ga dan, in ’s Hemels naami en als gij wederkomt’ kunt gij de trotscheid wel te huis laten, verstaat gllnbsp;mij ? Daar ligt het geld nog op den grond: gij zult hc'nbsp;niet oprapen , dat weet ik wel.
CHARLOTTE.
Komt belangelooze liefde de trotschheid dan zoo nabÜ^
FRANS.
Ja, ja, gij neemt het niet op, al wist gij dat mij vermaak deedt.
CHARLOTTE, fleemt het op.
Ik dank u, lieve oom! ik wil mijn’ zieken vad^| daarvoor eenige verkwikking bezorgen : dat staat günbsp;toch toe?
-ocr page 153-I4P
OF DE BROEDERTWIST.
FRANS.
Doe wat gij wilt.
CHARLOTTE.
Een groet van u zou hem zeker meer verkwikken.
FRANS.
Nu , voor den duivel! groet hem.
CHARLOTTE , kust hem verrukt de hand,.
Vaarwel, lieve oom !
FRANS.'
Hans! zie haar na, dat zij toch geen ongeluk op trap krijge!
. nbsp;nbsp;nbsp;ZEVENDE TOONEEL.
FRANS BERTRAM , BLOM.
FRANS, wischt een' traan uit zijne oogen.
V^at dunkt u van het meisje ?
BLOM.
Het is een onschuldig kind der natuur.
FRANS.
J®? denkt gij dat? dan laat zich nog al iets voor doen. Ik geloof waarachtig, de kleine feeks ver-®^aat het beter om mijne voeten in bedwang te houden
Sij: zoolang zij hier was, kikten die wederspanne-
lin:
Sen niet; doch nu begint het weder te steken en te ^’’ilden....
BLOM.
otn
dai
Ais de Hemel u zulk een gemakkelijk middel aanbiedt 'Owe pijn te verzachten , dan, zult gij weldoen nnbsp;^fvan altoos te bedienen.
-ocr page 154-FRANS.
Altoos ? Ja, zeer gaarne; maar de vader zal mij meisje niet willen afstaan, he?
BI-OM.
Ei, gij moet den vader er bij nemen.
FRANS.
Halt! daarvan komt niets.
BLOM.
Ik wensch u geluk: het proces is beslist.
FRANS.
Is het beslist ? Heb dank, hartelijk dank! deze af'' senij is beter dan al uwe dranken. Ik vraag niet hf’*nbsp;het beslist is: het is mij om het even,
BLOM.
De tuin blijft al uw leven uw eigendom.
FRANS,
Ik schenk hem het meisje.
BLOM.
Na uw’ dood vervalt hij aan uw’ broeder, of erfgenamen.
FRANS.
Maar ik zeg u, ik schenk hem het meisje op sta*'’ den voet.
BLOM.
Des te beter 1 dat hadt gij al lang moeten doen. gt;
FRANS.
Waarom kwam zij niet eer?
-ocr page 155-151
OF DE BROEDERTWIST.
BLOM.
ie‘
Danken wij den Hemel, dat zij niet te laat kwam. Thans, waarde heer kapitein! hoort gij het verzoeknbsp;®ens vriends en het bevel van uwen arts. Gij hebt heden zooveel gemoedsbewegingen gehad: gij moet unbsp;verstrooijen en de frissche lucht genieten.
FRANS.
Hartelijk gaarne, als gij denkt dat het mij goed zal doen. In de frissche lucht laat een oud zeeman zichnbsp;geen tweemaal noodigen.
BLOM.
Ik heb een paar goede vrienden op een Collation ''firzocht, en het oord waar wij dezen schoonen len-'edag genieten willen (zult gij mij mijne stoutheid vergeven?) is uw tuin,
FRANS.
Mijn tuin ?
BLOM.
Ik dacht, het zal u lief zijn het oord in vrede weder
zien, waar de eerste vermaken uwer jeugd nog uit ïeder’ hoek u tegenlagchen.
FRANS.
Het zal mij toch wonderlijk voorkomen, als ik we-in den tuin kom. Is de oude deur nog in de **^hüttlng? ik heb als een kleine jongen eens met rood.nbsp;®ard een’ huzaar daarop geteekend.
BLOM.
He huzaar is nog niet geheel uitgewischt.
-ocr page 156-152
DE VERZOENING,
FRANS.
Niet?—Ei! er zijn sedert zoo veie mensehen gestorven , zoo menige blijdschap verdwenen , en de huzaar rijdt er nog altijd frisch op los. Ja, ja, wij gaannbsp;er heen, al ware het op het oogenblik: ik heb eennbsp;zonderling verlangen om den huzaar weder te zien.nbsp;Maar spraakt gij niet van vreemden, die gij verzochtnbsp;hadt ? Ik deug niet onder vreemden.
BLOM.
Slechts een paar goede vriéndelijke mensehen;, want in groote gezelschappen is de vreugde stom , als eennbsp;verstandig man.
FRANS.
Welaan, •— Hans 1
ACHTSTE TOONEEL.
De Vorigen, hans buller.
FRANS,
Laat het rijtuig inspannen.
BLOM.
Het is niet noodig: het mijne staat voor de deur.
FRANS.
Hans! wij gaan uit; en kunt gij raden waarheen? Naar mijn’ tuin: het is alles voorbij, alles afgedaan.nbsp;Ik ga naar mijn’ tuin.
HANS, tegen Blom.
De Hemel schenke u daarvoor het eeuwige paradijs!
-ocr page 157-J53
OF öE BROEDERTWIST.
FRANS.
Geef mij mijn’ hoed.
HANS.
Hier in huis was nog wel eerst eene kleine expe-'litie te doen.
FRANS.
Eene expeditie?
HANS.
De advokaat Eicerborn is zoo even bij vrouw Gries-gram geslopen.
FRANS.
Ei, wat gaat mij dat aan?
HANS.
Mij zeer veel, waarde heer kapitein! Toen gij mij ^^ezen morgen voor een’ leugenaar scholdt, heeft mijnnbsp;**3rt gebloed. Ik ben maar een arme drommel; dochnbsp;^2t is voor u van aangelegenheid te weten, of ik eennbsp;slechte kerel ben of niet; want als ik u dertig jarennbsp;bedrogen heb , dan raad ik u , in de eerste dertignbsp;laren geen mensch weder te vertrouwen. Daarom ver-*oek ik u , met mij op mijn hangkamer te gaan.
FRANS,
Zot! ik geloof immers dat gij het eerlijk meent.
HANS.
de
Maar gij zult ook gelooven, dat mijne eerlijkheid met Waarheid naauw verbonden is. Lieve heer kapitein!
Ik Ir
•^an niet eer weder gerust slapen , voor ik u over-''’’êd heb.
-ocr page 158-i54
DË VERZOENING,
FKAWS.
Nu , kora I het zal mij zuur genoeg vallen de trap* pen op te klimmen.
BLOM.
Ik ga intusschen vooruit, om mijne gasten te ontvangen. Tot wederziens!
NEGENDE TOONEEL.
De Forigen , zonder blom.
FRANS , eer%t^ gereed om heen te gaan, blijft eensklaps stil staan.
Hans! ik denk daar juist, ivat kan het baten ? GS' steld, ik hoorde met mijn eigen ooren, dat vrouw GrieS'nbsp;gram een beest is: wat zal ik dan doen ?
HANS.
Haar uit het huis jagen.
FRANS.
Hans! ik vrees, dat zou mij meer leed doen dan haaf* Ik ben altoos acht dagen vooruit verdrietig, alsnbsp;iemafid uit het huis jagen zal. Wij zijn toch all^quot;nbsp;arme zondaars, en onze lieve Heer jaagt niemandnbsp;de wereld; daarbij denk ik ook, ik heb weinignbsp;veriiezen; als ik mij inbeeld dat een mensch mij 1'®nbsp;heeft, dan doet hij mij een onaangename dienst,nbsp;mij van het tegendeel overtuigt.
-ocr page 159- -ocr page 160-I5lt;ï
DE VERZOENING ,
De slaapkamer van vrouw Griesgram: op den achtergrond een bed met gordijnen ; aan de regterzijde eene tafeltnbsp;waarop twee flesschen wijn, eene taart en ingelegdenbsp;vruchten; aan de linkerzijde eene ijzeren geldkist,
FRANS BERTRAM, HANS BüLLER , zonder gezien te worden. HANS,
Wij zijn te vroeg of te laat gekomen.
FRANS.
Hoe zoo ?
HANS.
De kamer is ledig: ik hoor hen in de voorkamer fluisteren.
FRANS..
Laat ons dan gaan.
HANS.
Wacht, wacht! zij zijn nog niet hier geweest; daar staan twee volle flesschen en een geheele taart.
FRANS. nbsp;nbsp;nbsp;*
Laat mij ook eens zien.
HANS.
Daar op de tafel, aan de regterzijde.
-ocr page 161-157
OF DE BROEDERTWIST.
FRANS.
Ja, ja, ik zie wel; maar zoo te bukken en op den grond te kruipen is geen zaak voor een’ podagrist.nbsp;Kom gij hier.
HANS.
Een taart als een mastkorf! u bragt zij er eene, die •laauwelijks zoo groot was als een kompaskastje. Stil,nbsp;komen.
FRANS,
Laat mij aan het gat.
TWEEDE TOONEEL.
Vrouw GRIESGRAM, ËITERBORN ; FRANS BERTRAM, HANS BOLLER , verborgen.
Vrouw GRIESGRAM.
Die goddelooze menschen 1 dag en nacht wil ik bid. dat de toom des Hemels ontwake.
EITERBORN.
Hooggeschatte vrouw Griesgramf met^bidden zullen niet verre komen. Wat helpt het? zij lagchen innbsp;^'Tn vuist; het vergelijk is gesloten.'
Vrouw GRIESGRAM.
Ga toch zitten, mijn trouwe vriend.' wij zullen ons ''®rdriet door den wijn een weinig zien te verzachten.nbsp;schenkt vlijtig in; beiden eten en drinken bestendignbsp;voort.j
-ocr page 162-158
DE VERZOENING,
EITERBORN.
Aan den ellendigen tuin ware eigenlijk weinig gelegen!... Een lekker wijntje!... Maar het een spruit uit het ander; de romaneske dokter zal het daarbij niet laten... Een heerlijke taart I... Hij zal zoo lang preken ennbsp;deklameren , totdat hij de goedhartige narren te zamennbsp;gepreekt en gedeklameerd heeft; en als dat gebeurt...nbsp;goeden nacht erfenis!
Vrouw GRIESGRAM.
Lieve vriend! gij maakt mij ten hoogste verlegen • wat is daartegen te doen.
EITERBORN.
Gij moet alle bezoeken van gindschen kant pogen te verhinderen.
Vrouw GRIESGRAM.
Ja lieve Hemel! heb ik niet de jonge deern met spd en beleedlging teruggewezen ? Maar de oogendienaar,nbsp;Hans Buller, heeft haar toch binnengebragt, en ik geloof, zij zit-nog bij den oude en grient hem wat voof.
EITERBORN.
• Wie?
Vrouw GRIESGRAM.
Zijne nicht,
EITERBORN.
Zij is bij hem?
Vrouw GRIESGRAM.
Helaas, ja! (Jiaar nasprekende,') Zij wilde haar'lieve'’ oom met zijn' geboortedag geluk wenschen.
-ocr page 163-159
OF DE BROEDERTWIST.
EITERBORN.
En gij liet haar met hem alleen?
Vrouw GRiESGRAM, met een' teederen blik.
Omdat ik mijn'’ geliefde wachtte.
EITERBORN.
Serviteur, hooggeschat,te Vrouw Griesgram 1 daar hebt gij heerlijk stuk begaan. Ik ken het meisje: zij is een vleitong.
Vrouw GRIESGRAM.
^at! zulk een onrijp ding zou mij het loon van mijn’ *®®tieniarigeu arbeid ontrooven? Heb ik daarom den oudenbsp;Zoolang gevleid? Ik heb hem soepjes gekookt, denbsp;^®dicijnen met mijne kleine vingers daarin geroerd, zijnenbsp;'kke beenen in hazenvellen gewonden,en zijne uitgedroogdenbsp;®mendaden honderdmaal hooren vertellen en bewonderd.
Beest!
FRANS, met een halfgesmoorde stem.
EITERBORN , Ziet om zich heen, was dat? Het kwam mij voor, of er iemand sprak.
Vrouw GRIESGRAM.
Toch niet; hier zijn wij geheel zeker: dit is mijn Pkainer; geen sterveling is zoo stout, zonder mijnenbsp;temming in dit heiligdom te komen. QZij wijst op dennbsp;„ kist.j Ziet gij, hier staat mijn lieveling, mijnnbsp;der-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kommervolle uren mij altoos vrien-
/ nbsp;nbsp;nbsp;^°e, (^Zij sluit de kist open; Eiterhorn ziet met
oogen er in.) Die groote zakken, aan dezen
-ocr page 164-l6o
DE VERZOENING,
kant, louter zilver! en hier,.. (Zij neemt twee klei^ I zakken en legt die op de tafel.) Een paar lieve hondje®' Jnbsp;geheel vol goud!
(
EiTERBORN, Streelt de zakken. nbsp;nbsp;nbsp;\ ]
Die lieve dingen 1 zij hebben eene wonderlijke aa®' trekkingskracht.
I
Vrouw GRIESGRAM. nbsp;nbsp;nbsp;I
Dit, mijn waarde vriend! breng ik mede in het hui®' houden; maar wat wil dat zeggen? ik had nog v^®'nbsp;meer bij elkander kunnen schrapen; doch in de hoof 'nbsp;op het testament, heb ik mijne begeerigheid palen g®'nbsp;steld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik heb hier en daar een voordeeltje laten vare'*' ^
omdat ik wist dat hij het bemerken zou. De nar laat zich op mijne eerlijkheid doodslaan. Nognbsp;glaasje , lieve vriend 1
EITERBORN.
Lang moet gij leven, waarde vrouw Griesgram!
Vrouw GRIESGRAM.
Achl in uwe armen zal ik eerst regt beginnen te leve”' EITERBORN.
Ja, ja ! serviteur! als maar het testament..,.
Vrouw GRIESGRAM.
Breng het testament maar, zoo als afgesproken i®* ill orde. Gij kunt in allen gevalle een legaat voornbsp;nicht voorslaan: dit heeft den schijn van menschlievefl^'inbsp;heid. Morgen vroeg wil ik Hans Buller verwijdere”''nbsp;eh dan den oude op zijne eigen wijs opstoken;
-ocr page 165-i6i
OF DE BROEDERTWIST.
Ptonkgeregt van edelmoedigheid, een saus van tranen.,., hij besluit zich naar u te schikken : dan zullen wijnbsp;ijzer smeden terwij het heet is, en, heeft hij éénsnbsp;®nderteekend, dan mag zijn laatste uur slaan, hoe eernbsp;'’oe liever.
FRANS, met luider stem.
Halt! halt! gij uilengezigt 1 de donder zal u....
CAfen hoort boven een geweldig gerucht; Eiterborn springt op.')
Vrouw GRiESGRAM, sidderende.
Achj.... wat is dat?.,., het was de oude. . bij heeft gehoord... wij zijn verlóren!,., de satan is in hetnbsp;mijn reukfleschje 1... trouwe vriend t... daar opnbsp;vensterbank... het spiritusfleschje...
(JZij valt in onmagt.)
EITERBORN
Serviteurük maak mij uitbet gedrang; maar om niet ik mijn’ tijd bij de oude heks ook niet' verlorennbsp;^®nben. QHij neemt een’ van de zakken met goud, ver~nbsp;dien in zijn' boezem en loopt weg, doch komt spoe-ë terug.) Alle duivels! zij zijn reeds aan den trap!nbsp;quot; is goede raad duur..,. Daar heeft hen de duivelnbsp;^*6ds Voor de deur.
zich op het bed van vrouw Griesgram, en trekt de gordijnen digt.)
DERDE TOONEEL.
werpt
¦De Vorigen, frans Bertram, hans boller. FRANS.
Duizend donders! gij kapers!... Daar, daar ligt het
11
-ocr page 166-162
DE VERZOENING,
beest, en strekt alle vier pooten uit: als zij sterf' bedriegt zij de galg nog. (Ontziende,') Waar is de ee*quot;nbsp;lijke gaauwdief gebleven?
HANS.
Hij kan niet ontsnapt zijn: ik was als een bilks aS’’ den trap,
(Hij zoekt de kamer rond.')
FRANS.
Laat hem ioopen: het booze geweten zal hem inhalen.
HANS.
Ik zie daar een schoen... en in de schoen een’ waar een voet is, vindt men welligt nog meer.
{Hij trekt Eiterborn bij de beenen van het bed.)
Gehoorzame dienaar, heer advokaat I
EITERBORN.
Serviteur!
FRANS,
«il
Ei, ei, mijnheer Eiterborn! hoe komt gij in quot; kuische wediiwebed?
fi
EITERBORN.
Ik was een weinig slaperig. Vroiiw Griesgrara he^ mij daar een glaasje ouden wijn voorgezet... iknbsp;niet veel verdragen.
HANS, tvordt eeiC slip van het zakje gewaar, en het uit zijn' boezem.
Mijnheer heeft vermoedelijk dit zakje in den genomen ?
-ocr page 167-163
OF DE BROEDERTWIST.
EiTERBORN ^ met eerie angstige standvastigheid.
Mijn vriend i wat doet gij ? ik ben een eerlyk min) ^at Weet de gansche wereid!...
FRANS.
K-erel! gij zijt een schurk! dat weet ik; pak u uit ’’’ïn huis, en dank het wijn podegra dat ik de bedro-§en wereld niet gevoelig aan u wreke !
EITF.RBORN.
Een schurk! ha! ha! ha! serviteur! beproef dit eens
het openbaar te zeggen: niemand gelooft ii toch.
ééns rijk is, wordt van de gansche wereld geëerd,
niemand vraagt boe hij aan zijn’ rijkdom gekomen is •
• even zoo is het ook met de eerlijkheid.
FRANS.
Helaas!
EITERBORN.
Haarom raad ik u te zwijgen. Vrouw Griesgram u bedrogen , en ik bedroog Vrouw Griesgram: een
®ede vrijer en een oud verliefd wijf verdienen niet beter,
HANS, sjiuwt in zijne handen.
Heer kapitein! ik verzoek om verlof...
FRANS.
Haat hem loopen; hij heeft voor het eerst van zijn mij de waarheid gezegd, en daarvoor ben ik hemnbsp;¦' gt;choldig.
II*
-ocr page 168-164
DE VERZOENING ,
EITERBORN.
Ik kon mij wreken; ik kon het gansche voorval tot uw nadeel verbreiden; want de wereld zal mij eer da®nbsp;u gelooven; maar ik wil edelmoedig zijn: ik wil zwijgen*nbsp;(fly vertrekt.')
VIERDE TOONEEL.
De Fbrigen, zonder eiterborn.
FRANS.
Duizend donders! de schurk heeft gelijk. Onbe' schoftheid is het beste wapen tegen een' eerlijk’ kerel*nbsp;Men wordt overblufti men wordt verlegen, en, ee^nbsp;men nog weet of men lagchen of vechten zal, heef'nbsp;de schelm zijn' kop reeds uit den strik getrokken.
HANS.
Wat doen wij nu met haar?
FRANS,
Is zij dood?
I
HANS.
Wel ja 1 zij heeft een kattenleven.
FRANS.
Als ik weg ben, werp haar dan uit het huis, hoo'* gij ? Dat zij mij niet weder onder de oogen kome.
HANS.
De Hemel zij gedankti dat is eene kommissie, ik reeds zestien jaren naar verlangd heb; maarnbsp;blijft de onregtvaardige mammon?
-ocr page 169-OF DE BROEDERTWIST.
FRANS.
Dien schenk ik u.
HANS.
De Hemel beware mij voor onregtvaardig verkregen
goed!
FRANS.
Gij kunt een hospitaal daarvoor stichten.
HANS.
Neen: de duivel lacht in zijn vuist, zoo dikw^ls Sostoien geld tot vrome stichtingen gebruikt wordt.
FRANS.
Nu, doe er dan mede wat gij wilt. Help mij maar *0 het rijtuig, en smijt dan het varken de deur uit:nbsp;'^¦‘eng mij berlgt in den tuin. Pieter za! mij geleiden.
HANS.
Zeer wel.
^kANs, vil gaan, en werpt aan de deur nog een ongerust oog op vrouw Griesgram.
Nel het is vreemd! gelooft gij, Hans! dat het mij kUür valt het beest te verstooten?
HANS.
De lange gewoonte..
FRANS.
kri
^én
pk gewoonte is zonderling. Om den satan lief te 'Jgen moest men maar twintig jaren met hem aan
k tafel eten.
-ocr page 170-166
DE VERZOENING, FIJFDE TOONEEL.
Zoodra Vrouw criesgram bespeurt dat zij alleen is» slaat zij de oogen op , loert naar di deur, dan naafnbsp;het geld op de tafel, vervolgens naar de ijzeren kist inbsp;eindelijk vouwt zij hare handen aandachtig zamen.
De goddeloozen triomferen! Met hetgeen ik doot arbeid en gebed zuur verworven heb , zal de onbfi'nbsp;schofce Hans Buller doen wat hij wil Ik dacb^nbsp;voor de tweede maal in onmagt te vallen , toen ik da^nbsp;hoorde.... St..,. ik hoor den lomperd reeds.
(^Zij veinst weder in onmagt te vallenfj
ZESDE TOONEEL.
De Vorige , hans buller.
HANS.
Nog al in onmagt? dan zal ik u wel bijhelpen, (i/y neemt een geldzak van de tafel en schudt dien aan haf^nbsp;ooren; zij opent de oogen,') Nu komt zij bij.
Vrouw GRIESGRAM.
Waar ben ik ?
HANS.
Waar gij zestien jaren te lang geweest zijt; maar vijf minuten zijt gij op straat.
Vrouw GRIESGRAM.
Zoo worden trouwe diensten beloond!
HANS.
Den duivel hebt gij gediend: die zal u wel beloon^quot;'
-ocr page 171-OF DE BROEDERTWIST.
Vrouw GRIESGRAM.
Goddeloos mensch!
HANS.
Vrome vrouw I pak uw gestolen kraam bij elkander, ga fluks het huis uit.
Vrouw GRIESGRAM.
Gij zijt een lomperd ! van u laat ik mij niets bevelen.
HANS.
Vrouw Griesgram! laat u gezeggen. Wij weten alles; '''ij hebben alles aangehoord. Mijnheer de kapiteinnbsp;i^at u vriendelijk verzoeken , hem nooit weder onder denbsp;°®gen te komen.
Vrouw GRIESGRAM.
i^at mag hij mij zelf zeggen, als hij het hart daartoe igt;eefc!
HANS.
Hij denkt dat zijn hart daartoe niet van nooden is: Hans Bullers mond, en in geval van noodzakelijkheid,nbsp;Hans Bullers vuisten.,..
Vrouw GRIESGRAM.
Lieve Hans ! gij zijt een spotvogel! daar hebt gij gulden: drink eens op mijne gezondheid.
HANS.
Liever wilde ik van dorst versmachten, dan op uwe gezondheid drinken. Marseb 1 voort! die kist kunt gijnbsp;^initen , en de deur verzegelen. Thans moet Ir naarnbsp;'^Üoheer, en heb geen’ tijd uaar uw gepak te wachten.
-ocr page 172-i68
DE VERZOENING,
Vrouw GRiESGRAM, die hare kist zorgvuldig sluit. Maar, lieve Hemel! tot morgen vroeg zal ik toch i” inbsp;huis mogen blijven?
HANS.
Geen minuut langer: het moet heden avond nog ge* zuiverd worden. Ligt uw anker en pak u uit onze haven, of wij schieten uit de vesting.
Vrouw GRIESGRAM.
Maar mijne kleederen, mijne gebedenboeken,,.
HANS.
Zend morgen om de gansche kraam. Alles wat dc lucht van uwe vroomheid heeft, zal in orde afgeleverlt;*nbsp;wórden,
Vrouw GRIESGRAM.
Dat gaat niet: ik moet er zelve bij wezen.
HANS.
Ik zeg nogtans neen: het strijdt tegen mijn order. Vrouw GRIESGRAM,
Ik zeg nogtans ja, en ga niet van de plaats.
HANS.
Hoe I gij gaat niet van de plaats ?
Vrouw GRIESGRAM.
Neen!
HANS.
Ook niet als ik het u verzoek ?
Vrouw GRIESGRAM.
Al vielt gij op uwe kniën... ik wil toch eens zien-’
-ocr page 173-169
OF DE BROEDERTWIST.
HANS.
Ónmogelijk! de vrome vrouw Griesgram zou mijn Verzoek wederstaan ? (^Hij gaat op haar toe, sluit kaarnbsp;in zijne armen, en zegt, terwijl hij haar, niette~nbsp;^^nstaande al kaar wederstreven, langzaam naar de deurnbsp;huift;'j Mijne lieve vrouw Griesgram! laat u vermiir-quot;'en I wees zoo goed van n uit het huis te pakken...nbsp;^ 1 ik zie, uw goed hart begint reeds bewogen te wor-'*5n!,., maar loop zoo hard niet... sta mij toe een hart-'brekend afscheid van u te nemen... hoe! gij zijt reedsnbsp;®an de deur?.,, nu vaar wel, mijne dierbare vriendin!...nbsp;duivel moge u nog vele vreugde schenken !
Vrouw GRIESGRAM , terwijl Hans het vorige zegt. Waag het maar!... Hans ! Ik zal u de oogen uit-'*tabben!... Hans !... lieve Hans!... ik geef u een’ du-*^3at!.., goede Hans!... eerlijke Hans!... duivelskop !...nbsp;^oinpe rekel!...
(JSden hoort van verre nog eenige scheldwoorden.j
ZEIKENDE TOONEEL.
Een tuin: ter wederzijde een prieel.
FILIP BERTRAM , ANNi^
FILIP.
Laat mij, goede Anna! laat mij bij iedere schrede de **®rinnering van de genoegens mijner schoone jeugd stree«nbsp;Hoe menig jaar was mij dit oord verschrikkelijk,nbsp;’'sardien zelfs op de schoonste dagen de broedertwist
-ocr page 174-170
DE VERZOENING,
als een onweérswolk over dezen tuin zweefde. Einde lijk is, aan den avond mijns levens , de horizont onbfi'nbsp;wolkt; ik adem vrij, en mag mij weder verheugen.nbsp;komt mij voor, alsof ik hier in de herfst een kleinoodnbsp;verloren had, dat gedurende den winter door sneeiiquot;'nbsp;bedekt werd, en ik nu, daar de lentezon de sneeuquot;'nbsp;weggesmolten heeft, onverwacht mijn kleinood wedervond'
ANNA.
Hij heeft jufvrouw Charlotte zoo vriendelijk ontvaU' gen: nu ben ik ook weder goed op hem. Hij is toc'*nbsp;nog de oude Frans.
FlLlP.
ó 1 Zeker is hij goed 1 hij is altoos goed geweest' Booze menschen kunnen een’ spiegel dof blazen; doc^nbsp;de warme hand der liefde wist te eeniger tijd den gi^^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
tigen adem weg, en de spiegel kaatst, als voorheen* het broederbeeld terug. Ziet gij onze namen wel in d® ^nbsp;schors van dezen boom ? zij zijn sedert dertig jarennbsp;een weinig vergroeid; doch hunne sporen zijn onvef'nbsp;delgbaar.
ANNA
Op deze plaats heb ik dikwijls kofBj gekookt, en d^ jongeheeren zochten drooge takken voor het vuur.
FILIP.
Laat mij nog eens in het prieel zitten, waarin ik dikwijls mijn katechismusvragen van buiten leerde,nbsp;in mijn kinderrijk geheugen prentte. {Hijgaat metnbsp;in het priiél zitten.') Wie kan zeggen dat de ouderdoiquot;
-ocr page 175-171
o? DE BROEDERTWIST.
vreugde heeft, wanneer men aan de blijde dagen I ^'ifler jeugd terugdenkt? De jeugd geniet minder het te-^^flwoordige, dan de ouderdom het voorledene.
ACHTSTE TOONEEL.
Vorigen in het prieel •, frans bertram,v«« een'’bediende
vergezeld.
FRANS, nog' achter op het tooneei.
Halt! (ffi; ziet stil en weemoedig om , en poogt zijne '‘’‘^roering te verbergen; eindelijk zegt hij tegen den be-, met een afgewend gelaat:') Ga naar den duivel!nbsp;bediende ziet hem twijfelachtig aan.) Ga zeg ik!nbsp;ondertusschen voor de huisdeur. Ik kan mij welnbsp;helpen , tot Hans komt. (De bediende vertrekt.)nbsp;^®2e mensch moet mijne tranen niet zien: zulke liedennbsp;*’6chen als een oude kerel weent. (Dy leunt op zijnenbsp;^^lt;*k en beschouwt den tuin van alle zijden.)
FILIP.
Zóó wel was ik in lang niet.
FRANS.
Ziedaar den ouden pereboom! Drommels! de oude P^feboom leeft ook nog... en staat in vollen bloei!...nbsp;dikwijls heb ik met mijn’ broeder daarboven ingeze-verdoemd dat ik het podegra heb ! ik wilde gaarnenbsp;’’“S eens daarboven inzitten.
FILIP.
spreekt daar niet iemand?
17a
DE VERZOENING,
ANNA, ziet uit het prieel.
Een oude heer gaat wandelen.
FIHP.
Het zal een van des dokters gasten zijn.
FRANS.
Was hier niet mijn moeders bloemperk? de plaats ’*j geheel verwilderd; zie, daar kruipt zelfs eene p»**':nbsp;voort, gij broeder-tweedragt! (Hij stoot haar metnbsp;kruk wpg.)
ANNA.
Hoe spannen hier overal de spinnen hare nettenl
FILIP.
Waar de eendragt vliedt, nestelen de spinnen.
FRANS,
, \
Ik wil in het prieel gaan zitten, waar ik altoos mijquot; Robinson las. (Hij zet zich in het andere prieel^
FILIP.
De vreemde heer zal op den dokter wachten: ws®* hij toch blijven mag?
ANNA,
Jufvrouw Charlotte plukt bloemen; hij zal haar w®*' ligt helpen.
FRANS.
Wie mag die arme zieke man zijn ? Hij ziet er naar uitlt;
FILIP,
Hoor eens, Anna! het gezigt van dien ouden komt mij bekend voor.
-ocr page 177-OF Dfe BROEDERTWIST. nbsp;nbsp;nbsp;173
FKANS.
moet hem toch ergens meer gezien hebben,
FILIP.
Kunt gij u niets van hem herinneren ?
FRANS.
Il,
Ook de oude vrouw ziet er uit, alsof ik eens van
gedroomd had.
ANNA.
de,
^et komt mij voor, of hij een oude bekende ware. komt de dokter: hij zal u het beste kunnen on-
''''igten.
NEGENDE TOONEEL.
De Forigen, blom.
BLOM, gaaf bij Frans Bertram,
'Velkom, lieve, oude vriend 1 hoe bevalt het u hier?
FRANS.
«tcA
Zód goed, dat ik hier wel sterven wilde, (Hem t^t trekkende^ Hoor eens, dokter 1 is die zieke man
Gen nbsp;nbsp;nbsp;^
Van uwe gasten?
BLOM.
FRANS.
geloof, gij wilt hier een hospitaal aanleggen: gij ^ebt uietj zieken verzocht.
-ocr page 178-174
DE VERZOENING ,
• blom;
Om hen allen gezond te laten ve.rtjeltken,
FRANS.
Wie is die man ?
BLOM.
Kent gij hem niet ï
FRANS.
Ais gij hem mij noemt, zal ik hem misschien wei kenne®' BLOM.
Vraag uw hart naar zijn' naam.
FRANS, ontroerd.
Mijn hart ?
TIENDE TOONEEL.
De Fbrigen, charlotte, tuet haar' voorschool volbloemtt*’
FRANS.
Hoe, Lotje! zijt gij ook hier? (Charlotte strooi^ bloemen van het eene prieel tot het andere,') Wat doe^nbsp;gij daar?
FILIP.
Lotje! wat doet gij daar?
CHARLOTTE. nbsp;nbsp;nbsp;'
Ik Strooi bloemen op een’ weg, die zoolang ö®' doornen bezaaid was.
FRANS.
Wat zai dat wezen?
-ocr page 179-175
OF DE BROEDERTWIST.
FILIP, wenkt Blom.
Lieve dokter! zeg mij, om ’s Hemels wil, wie is vreemde man?
BLOM.
Ik heb hem verzocht, dewijl het heden zijne geboortedag is.
FiLiP, ontsteld.
Zijn geboortedag ?
FRANS, ongerust.
Kom hier, Lotje! kent gij dien vreemde?
CHARLOTTE.
Voor vijftien jaren zoudt gij dat niet gevraagd hebben.
FRANS.
In ’s Hemels naain ! wie is hij ?
Charlotte, snelt naar het andere prieel, en werpt zich ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;haar' vader om den hals,
t Hij is mijn vader I
(.Eene poozing. De broeders zijn bewogen en zien elkander steelsgewijze aan. Blom beschouwt beiden met eene ge-^ heime vreugde.j
FRANS, ter zijde.
' Hoe naar ziet hij er uit!
FILIP, ter zijde.
IVat is hij oud geworden !
-ocr page 180-1^5
FRANS, ter zijde. '
Wat is hij raager-l,„ Hij heeft gebrek geleden, tet' wijl vrouw Griesgram mij bestal!
I
FiLiP, ter zijde.
Foei, de valsche schaamte, die mij wederhoudt zijne armen te zinken!
(JCharlotte knielt midden op het tooneel op de bloe0^ neder, strekt heide handen naar de pri'éelen uit, ennbsp;beurtelings met eene vriéndelijke ontroering naar hafi^nbsp;vader en oom. ïïlip staat op en komt uit het prieel-)
FRANS, zeer ongerust.
Satans 1 ik geloof hij komt!
CHARLOTTE.
Kom hier, lieve oom!
FRANS staat Op4 Bij u? wat zal ik dan bij ii ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;
CHARLOTTE.
Kom hier, mijn vader!
FlUP.
Gaarne, mijne dochter!
QHij gaat bij haar en vat hare hand.') CHARLOTTE, vleijend smeekende.
Kom hier lieve oom!
FRANS.
Nu ja,.. nbsp;nbsp;nbsp;QHij komt nader.)
-ocr page 181-I
CHARLOTTE.
Uwe hand!
FRANS, onwillekeurig.
Daar is zij immers.
CHARLOTTE.
Nader, nader!
^Zij brengt beide handen bij elkander^
FiLiP, weemoedig.
Broeder 1...
2»gt;/ hem aan , werpt zijne kruk weg, en breidt de armen uit. Filip zinkt aan zijn hart,
Charlotte springt op en valt Blom in de armen. Dank, brave man 1
*^Ans, vat het hoofd van zijnen broeder met beide handen.
Zie mij aan, broeder! oog in oog! laat mij zien of nog een vonk van twist onder de asch glimt.
FILIP.
Ziet gij de tranen niet, die de laatste vonken uit-
**^ans , altoos in eene hevige ontroering, vat hem bij zijne beide armen.
^ensch! gij ziet er uit als een geraamte! gij hebt ®®lgt;rek geleden: uwe gestalte zegt het mij.
FILIP.
ben ziek geweest.
IS
-ocr page 182-178
DE VERZOENING,
FEANS.
Wees dan nu weder gezond: anders kom ik u ni^‘ over den drempel.
FILIP.
Lieve broeder I gij hebt, in weerwil onzer oneeni^ heid, mü weldadig ondersteund.
FRANS.
Wat!... Wilt gij mij beleedigen ?
FILIP.
Zijt gij het niet, die mijne rekeningen betaalde?
FRANS.
Halt!... Wat?
FILIP.
De huishuur , den apotheker....
FRANS.
Filip! sla mij liever in het gezigt...
BLOM. nbsp;nbsp;nbsp;^
Vergeef mij, beste vader 1 het klein bedrog. Ik op niiddelen bedacht om uwe harten te heréénigen»nbsp;handelde in naam uws broeders.
FRANS.
Mijnheer! gij straft mij hard; doch ik bedank o de les.
FILIP. nbsp;nbsp;nbsp;,
bi
ó Dochter I welk een’ zoon hebt gij mij gescbo»
-ocr page 183-Ï7P
OF DE BROEDERTWIST.
FRANS.
Zoon ? wat is dat ?
FILIP.
^eze edele man, die onschuld en goedhartigheid, 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''^or rijkdom....
FRANS.
Ilt versta u; dat is braaf! Maar arm is het meisje zij is mijn eenigste erfgenaam. Niet waar,Lotje?nbsp;kennen elkander reeds. (Op Anna wijzende^ Nu ,nbsp;huilt die oude daar?
FILIP.
De oude Anna verheugt zich.
FRANS.
Dat is toch niet.... de oude Anna ?
FILIP.
FRANS.
Annal zijt gij het? geef mij de hand; gij hebt mij n ®«nige boterham gesneden. Gij hebt braaf opgepast.nbsp;gt; daarvoor zult gij ook gevoed worden, als u geennbsp;meer overblijft.
lt;r nbsp;nbsp;nbsp;snoet! men ziet immers wel, dat de
”^0 bij n uit het hart voortkomen,,.. Maar wat
-ocr page 184-i8o
DE VERZOENING,
duivel, dokter! waar is toch mijn podegra gebleven! ik geloof, het is in de kruk gevaren.
LAATSTE TOONEEL.
De Forigent hans BULLEa.
HANS.
Geluk, heer kapitein! vrouw Griesgram is marsch 1
FRANS.
Is zij ? nu , goede reis I Eerlijke Hans 1 nu h^b niemand meer dan u.
FILIF.
En mij I
CHARLOTTE.
*
En mijl
BLOM.
En mij I
FRANS.
Ja ?.... u allen komt toch eens hier; laat of ik u allen met mijne armen omvatten kan,...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V!**
schaadt het ? Mijn hart omvat u toch !
HANS.
Heer kapitein ! zie ik wel ?... uw broeder ?...
FRANS.
Zekerlijk , oude knaap ! alles vergeten ! zij hebben allen weder liefl... Weet gij nog hoe ik dien welg®’®
-ocr page 185-i8i
OF DE BROEDERTWIST.
prijs nam? hoe ik in een unr zoo rijk werd?
den
^ ben thans in één minuut veel rijker geworden I. hier, mijn broeder Filip , noem mij nog eens we-Frans.
FILIF.
^ijn Frans!
FRANS.
2oo is het goed! Hier bij mij, Lotje! neemt bij den eenen en zijn' broeder bij den anderen arm.)nbsp;*^ii weet wat ik uwe moeder beloofd heb ? Wat dunktnbsp;'*gt; Filip? ik hoop zij is hier midden onder ons.
ziet aandachtig ten Hemelt BLOM , seer bewogen.
Dat toch alle menschen wisten , hoe zalig het is ''ffide te stichten!
hans , v«« vreugde ontroerd, tegen Anna.
^eem het mij niet kwalijk, gij moogt zijn wie gij ik moet u omhelzen.
EINDE.
-ocr page 186- -ocr page 187- -ocr page 188- -ocr page 189- -ocr page 190-