ilBLlOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929
Verzameling: tooneel^
Stukken uit de nalatenschap van
protOr.Xte WINKEL
t
. .rr â– V.
gt; - ;■■. ^ i^'- '••■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
.,â– ,.â– lt;â– â– â– -â– lt;;'-â– â–
*â– wquot; .
y-
' â– l.,! ‘’â–
W â–
â– quot;'Ji
^ ■nbsp;nbsp;nbsp;*•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*■' 'fr 'f‘ quot; tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•^“•••-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■' t
*• - '• ......* ■‘
‘ ■; y--. ■.-.'
.i
-ocr page 4-1
if 4
x .V •;
9 â– /
.^r
-^â– ^--ti jV
-ocr page 5- -ocr page 6- -ocr page 7- -ocr page 8- -ocr page 9-TP. E U 11 S P E L.
I ! E T r r. A N S G I I E VAN M A RIE -J 0 S EP H C HE NIL Rnbsp;V R. y GEVOLGDnbsp;DOOR
PIETER JOHANNES ÜTLENBROER.
Te AMSTELHAM, hy ]• HELDERS en A. MARS, 179Tlt;
Met Privilegie, bibliotheek der
CAJUS GRACCHUS.
CORNELIA, moeder quot;)
yvan Qracchus,
LI c INIA, cchtgemote J
FULVIUS F L A C C U S.
O p I rii IU S , hurgemeetter , of raadsheer,
D R u S us, gemeensman des volks.
D E Z 0 O N VA N G R A C C fl U S. RAADSHEEREN.
RIDDERS.
VOLK.
BONDELBYLDRAGERS.
GEVOLG.
Het toonecl is te Komt,
Het tooneel verbeeld ecne zaal in het huis van Gracchus, Aan de rechterzyde des tooneelsy een veinig ach,'nbsp;tervtaarts, ziet men eene lykhus, op eer^
Egiptisch marmeren voet. nbsp;nbsp;nbsp;' l
De gebeurtenis begint tegen den morgen,
CAJUS GRACCHUS, LICINIA. GRaCCHUS.
Laat af door blo^hoid my tot zwakheid aan te manan.
LICINIA.
lt;iy vlugt my, dierbre gade? ‘
GRACCHUS.
Ik vlugt uwe ydle tranen.
LICINIA.
Terander van beCuit.
A nbsp;nbsp;nbsp;CRAC-
-ocr page 14-a CAJüSGRACCPIÜS,
GRACCHUS.
Dat fta^it onwankelbaar.
Lie IN I A,
Uw lyfsgevaar is groot.
G R A c c n u s.
Wat raakt my’t lyfsgevaar?' '
L I C I N I A.
Hoor liaar uwe echxgenoore, omu geen graf te delven...
GRACCHUS.
Ik hoor naar ’t vaderland ,, den hemel, en myzelveni ’k Hoor naar de billykheid, den kreet cjer deugd in druk,nbsp;’t Gelchrei eens gantfehen volks , gekromd m ’t yzren juk,nbsp;Ja fchandlyk laag gedoemd in flaverny te zuchten.
Al Hond de ondankbaarheid my van dat volk te duchten, Nochtanawaar’ Gracchustothunn’dLeust,.ter dood, gereed:nbsp;’k Zwoer dit voorlang den goón door een’onbreekbren eed.
Ia I c ï: N ï A- ^
Van dien onbreekbren eed hoor ik u telkens fpreken!
Die goón, diezelfde goón, die ftrengden nreftieed wreken, Behoorden, ray ter gunste, u van dien eed te outllaan :nbsp;Hebt gy my ook geen eed van liefde eii trouw gedaan?-
' nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;G'RACSCHUS.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-'O'
ó Wrèedc Imoetgouwtgaê dit fcherp verwyt doen hooren?
L I c I N I A.
Myn’gaé! heb ik dién noch-? ik heb zyn hart verloren; Eniuyiie ftera, myii-rnad-, tot weering zyner fmart.nbsp;Weet langer niet den-wèg-te'vinden naar dat hart.
CRACquot;
-ocr page 15-GRACCHUS.
Houop! zo ftoHteincanlinoeC-meeindlyk grievend hooiieil* Zöu ik de lafheid der tirannen u betoenen?
Zy, biddende in het (lof verachte fchoonen aan, Verandrende ieder dag van willen en beitaan,
Standvastige echoos van hare onftandvaste neiging.
Zien,denken,iMiidlen niet dan naar haargunstof dreiging, Daar die verdarteldsn, regeeretfde onbepaald ,
Den (laat yerkoopeii, die haar weelde dus betaalt*
Een deugdzaam burgef , uit Cornelia gefproten.
Bemint zyn wederhelft, en dient zyn landgenooteii:
Aan beider infpraak geeft hy beurteling gehoor;
Maar ’t algemeen belang gaat zync liefde vóór*
GRACCHUS, LICINIA, Cornelia* c o R N E L I A.
at Hem wekt me uit den flaap, vóór ’tryzenvaudeilmor'
(gen ?
GRACCHUS.
De ftem van een’ Romein, vervuld van burgerzofgeb.
CORNELIA.
Iloe! gy, niyb Zoon? gy, in dees zaal? op dezen tyd?
GRACCHUS,
6 Moeder! reeds fints lang was ik de nachtrust kwyt.
CORNELIA,
Myn zoon! dat ge aan de zorg u niet te fterk verilave:
A a nbsp;nbsp;nbsp;Het
-ocr page 16-list monsclilyk leven is een doodelyke gave;
Maar 't is ook’s hemels gunst, die, ons ter hu!p gereed.
Den zagten ilaap ons fchonk, tot lichtnis van ous leed, gt;
O R A C C H U s.
Myn Iced is’t leed van Rome.
C O R N -E L I A.
Ik weet hoe’t u moet deeren.
GRACCHUS.
Cornelia!
CORNELIA,
Myn zoon!
GRACCHUS.
’k Zie dvvinglandy regeeren,
CORNELIA.
’t Is my bekend.
GRACCHUS.
Zy zit in’t heilig tempelchoor.
In raad- en rechterplnnis, zelfs in den volksraad, vóór.
C O R N E L I'^A.
Wei nu? nbsp;nbsp;nbsp;‘
GRACCHUS.
De vryheid, wreed, van overal verbannen,
Is in myn huis voor’t minst beveiligd voor tiranuen.
L I c I N I A. nbsp;nbsp;nbsp;:
’t Beklaaglyk Rome heeft dus flaaffche kluisters aan!
De vryheid heeft dps nooit in onzen wal beflnan!
Wat denkbeeld koestert gy?— De vaderlandfche grooten, De fiere Scipioos, uit wie de Gracchen fproten,
- De
-ocr page 17-¦quot;'ï breve Brutus-en, die leden vsn den raad.
Die tweede (lichters van den achtbren Rooinfc'ien (laat, In fchyn voor ’t goede volk door eigenbaat gedreven.nbsp;Bedoelden dan allédn zichzelv’ gezag te geven?
’t Zyn dan tirannen , flechts tot gruwelen bekwaam ?
’t Zyn nieuwe koningen, op eenen andren naara?
, Ach ,laat het volksgeluk uw edelst doelwit blyven,
Maar poog een groot begrip niet uit zyn kracht te dry ven. Verwyder van uw oog den nevel, die ’t bedekt.
En demp de zielfmart, die de (laatzucbt u verwekt.
Gy waart, van jongs, omringd van aanzien en vermogen. Die eer had groot geweest zelfs in uw’ broeders oógen;
Hy had naar grooter eer voorzeker nooit geïl-aan.
Gy word alom benyd, en gy zyt niet voldaan.
GRACCHUS.
^ Neen ,dat ben ik niet, zo lang in Romes muren Vermeetle grooren’t volk,als (laven,flreng beduren,
¦ Naar eigen willekeur’s lands wet vertrappen, en Gemeensliên kiezen, die afhnngklyk zyn van hen.
Hoe zag men ze onlangs zich in duizend bogten wringen Ter triomfering in de volksvergaderingen!nbsp;k Waar’door derburgren(lem,in’thart door hen gedoemd,nbsp;Byna ten derdenmaal ten (leun des volks benoemd;nbsp;hlaar ny, gemeensliên wars, door burgers vry verkoren,nbsp;2y
wisten door hun goud der armen (lem te fmooreu:
Hun fchandlyk eermetaal heeft Drufus opgeleid Ten hoogen giorlrang, die Gracchus was bereid.
Worden daaglyks meer onbillyk, meer boosaartig.
. nbsp;nbsp;nbsp;A3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' Opi-
-ocr page 18-Opimius was naauvv’ met ofFren gistten vaardig,
Toen Quintus, dienaar uit zyii’ bondeldragren (loet,
Hen, die my volgden, trots, met fchimpeiid tergen groet, ’tYolk iaat zicli ongeilraft niet in liet aanzigt hoonen:
De fchelin zag met de dood zyne euveldaad beloonen.
De raadsheer, als bevreesd dat zulit een firaf den Itaac Het onderst boven keere, ontbied terflond den raad. .
Die voorgewende vrees zou ieder licht doen meencu.
Dat Brennus noch niet waar’ van ’t kapitooi verdwenen, De raden, ’t vuige hart Iiuns fnopden meesters waard’,
Zyn deze nacht,als ’t ware, in llilte, (iiam vergaêrd.
Hun plompe veinzery kan Gracchus niet verblinden.
Ik kan daarin hun wraak, niet hun bekomring, vinden. Die beulen yan het volk, door bloed alleen bekoord,
Zyn niet neérHagtig om een’ bondeldragers moord;
Neen! myiier wetten klem jaagt liddriug in bun zielen: Men wil Tiberius en Gracchus werk vernielen:
Men woelt, opdat men ’t aU’ ten val dèi vryheid noop'i Maar, wyl ’er góden zyn, heeft myiie ziel noch hoop.
L I c I N I A.
Zaagt gy die góden toch uw’ broeder niet verlaten?
Wat kon zyn hooge deugd hem tegen 't onheil baten?
Hy, onvoorzigtig ftouc, ftond fier,doch vruclitloos,paI..,
GRACCHUS.
Voleindig. Spaar my niet. Herinner my zyn’ val.
U I C I N I A.
Helaas!
CRAC-
-ocr page 19-GRACCHUS.
Herinner my den dag, toen hem de fnooden Ontzielden in den fchoot der vaderlandfche góden.
Voor’t oog van Jupiter, in’t heiligdom, dat thans Noch meerder heilig is om ’t bloed des grooten mans.nbsp;’kWas noch zeer jong; ik hoor wat gruwlenzyn bedreven.nbsp;En vlieg om ’t beulenrot een’ nieuwen prooi te geven.
Ik fchreeuw de moorders toe in afgebroken réén.
Met de armen uitgefirekt, en de oogen vol geween,
Voor 't eerst myn fiere ziel vernedrend tot gebeden ,
Smeek ik om ’t overfchót van 's heids verfcheurde leden. Maar, noch myn dood.noch’t lyk, niets wierd my toegeftaan.nbsp;Men wierp d’ontzielden romp,metfchimpenfmnadbelaén,nbsp;In ’s Tibers hollen vloed, wiens felverfchrikte golvennbsp;’fMisvormde dobbrendrif, uit eerbied,niet bedolven.
Ik, naar het doodlylc ftrand, in treurige eenzaamheid.
By’t bleeke f^iemerliclit der nachtvorstin, geleid.
Door gunst der goede goón, en door myn tederheden , Daar’tbloed my’t voetfpoor wyst om tot’s heids lyk te treden.nbsp;Ik zag, ik zamelde zyn overfchot byeen;
Ik drukte een’heeten kusch op zyn verftyTde'leén;
En bragtzyn dierbare nsch, wier lot me op’t felst bedroefde, In de achtbre lykbus, waar myn’vaders aschhaar toefde.
CORNELIA.
ó Rouw, gedurig nieuw voor ’t moederlyke hart! ó Êloeddag! eerste dag van eindelooze fmart.
Waarop’tRomeinfchevölk, datmaten moedloos zwichtte , In ydel fnikken my myn ongeluk berichtte;
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;Waar-
-ocr page 20-Waarop myn jongde zoon , in troo^elooze Idagt,
De asch van myn’ ouddcn zqoii nnn tnyne voeten brngt! De wsnlioop had my fchier tot uiterften doen komen ,nbsp;Mr.r.r onze tranenvloed jr.oest ras in ’t lieimlyk firoomen.nbsp;Het dierbaar overfchot omhelsden we onderling:
Wy drukten ’t aan ons hart met tedre fiddering. ó Wonder! ’tfcheen dat de asch, daar we onzen rouw vereen-Met dille vreugd vernam dat ^vy te faraen weenden. .
I, I C I. N I A. '
6 Goón!
CORNELIA.
Licinia ! ’k zie u van tranen nat.
Dit leed is ’t noch niet rdl’. Verlaten Gajus had Niet dan Cornelia tot delping zyner wonden.
Gy waart toen noch aan’ t lotv.nirGracchus niet verbonden. De grooten juigchten in’c verdelgen van een’held-,
En ik, myn boezemwee bedwingend met geweld.
Ik troostte een'dierbren zoon, watrouwpligt voor een moe-In ’t fmartelyk verlies van zyn’vermoorden broeder^
GRACCHUS,
^t Is rvaar, Cornelia.
CORNELIA.
’k Weet, C.ajus, of’t uheugt. Voor my, ik vond myn’ troost in uw verheven deugd.nbsp;licinia.
Helaas! wat zr.l het loon dier hoogc deugd eens wezen ? V/ord zyn welfprekendheid by Romes volk geprezen,
Is hy de deun diens volks,een raad,vol kwaad vermoén.
Zal
-ocr page 21-Zal dve gevaarlyke eer hem duur betalen doen.
Moet by de tederlT'id der zynen van zich wenden?
Helaas! hy deelt te diep in de algemeene elenden.
’t Roept ail’ hem in Zyii huis, aan liefde en rust gewoon: Daar vind de brave gaê zyn moeder, zyne goóh.
En ’t eeuig hutvlykspand, hem door het lot gegeven.
Een'zoon, pas vyfjaar verre in’t wisfelvallig leven;'
Daar za zyne echtgenoote, in zyne iiefde groot.
Gedurig zich doen zien aan haren echtgenoot;
Daar leere Gracchus’t woord van Gracchus gaêgelooven; Het huisfelyk geluk gap.t waereldfch-e eer te boven.nbsp;CORNELIA.
Neen, neen, Licinia: dat hem uw taal niet drukk’: Spreek hem van zynen piigt, en niet van zyn geluk.nbsp;Begeert ge, is dit uw wil? dat, als de rechterzaleunbsp;Het lot van ’t magtig Ro;ne en ’t waereldrond bepalen,
En’t aardryk wel betreê, maar’t onbekend verijtat’?; r -Elk fterfling, hem gelyk, is voor den fraat geboren:
Zyn kunde, en goed, en bloed,’t moet rdl'daaraan behooren. Dat hy, tot aan zyn dood , aap ’t vaderland zich vvy’.nbsp;Der groóten trots verneér’, des,raads .geweld beftry’.
En als verweerer van ’s volksrechten zich doevreezen:. Eene onverderfiyke eer zal zyn vergelding wezen.
Hy tarte en wacht’ den ramp, en onderga zyn lot; .
Ja, fchoon de vuige raad, dat boos tirannehrot,
Hem doeme als banneling,, of zelfs verwyz’ tot fncvan,
Hy zal, in ballingfchap, of’t uiterst van zyii leven , Verr’ dat hy om zyn leed in lalFe droefheid kwyn’,
Is ’t vaderland Hechts vry, volmaakt gelukkig zyn.-
CB-ACCHUS, LICINIA, COIVNELIA, FüLVIOS.
C R A C C H U S.
len komt.
X I C I K I A,
’k Zie Fulvius, uw’lialsvrind, herwaart komen.
F U I. V I u s.
Daag Qp, waar Rome u roept, ó (leun des volks van Romen! GRACCHUS.
Word Ireden dan op nieuw een gruweldaad beftaan?
FULVIUS.
De raad zegt openbaar het volk den oorlog aan.
GRACCHUS.
Van dien kant moet gewis ons niets verwondring barea.
FULVIUS.
Hy is ten aanval reS: dat wy ons recht bewaren.
Gykent Opimius: de afhangkelyke raad Stelt,flaafsch,in zyne hand al ’t welzyn van den Haat.
Zyn vrinden hebben,reeds het marktveld ingenomen.
Hy zegt hen: „ Quintus moord zal (Irenge wraak bekomen.” Dit is geheel zyn hoop ; en wy hezefPen licht
Op
-ocr page 23-Op Wit Roüieinjn hy zyn wraakontvverpaii richt.
Ten top des Aventyns is ’t volk, ton kryg gefchapen, Alreê door my verfaarad . en vliegt verheugd te wapen,nbsp;Qeen weeke burgerfchaar’ heb ik byeeii gezocht.
Geen flaven van hun goud, aan wuft vermaak verkocht: Door weelde krachteloos, verdienen ze overheden.
’k Zocht die Romeinen op, die, naar der vadren zeden i In ’t midden van behoefte en harde werkzaamheid.
Hun raannelyke tucht bewaren mot beleid,
En,tusfchen ons en hen den Tiber ziende vlfeten.
Alleen noch, onder ons, een vrye lucht genieten.
Die brave burgery, vereend, my ten gevall’,
Wil zweeren dat haar arm de wetten voorftaan zal;
En, om in ’t flaatsgevaar haar vrees te doen verdwyiien, Zrd ze in uwbyzyn, by uw huisgod n , hier verfchynen:nbsp;Uw haardftede is voor haar eenheilig tempelkoor.
Dat door geen dwinglands praal den luister ooit verloor.
GRACCHUS.
Hoe llreelt de liefde my dier ware deugdbehoedersS
GRACCHUS, L I C I NI A, CO RNEI. I A, FULVIÜSj VOLK,]nbsp;GRACCHUS.
d Uurgerg, mygelyk, myn vrinden, en myn broeders! Komt, nadert onbefchroomd, verademt u by my:
Komt;
-ocr page 24-ia GAJUS GRACCHUS,
Komt: Grncchiis huis behoort aan Romes burgery.
Gy ziet'de fiouthcid van een’ raad van dwingelanden: ’tVolkheeft,in’t vrygewest,gecn’tminstgezaginhanden ;.nbsp;En de aard’, die door inv’inoed dien raad haar’mees ter noemt.nbsp;Ziet :hr.?x ver winnaars, als zichzelf, ter boei gedoemd.nbsp;Weert alle zelfbedwang by de opgeblazen raden;
Treedt fier hen onder’t oog; niet flaafsch, met vrees beladen; Niet me: gebukten hoofde, als of gy, afgepynd ,nbsp;Boetvaardig, voor ’t altaar der hooge go6n verfchynt;nbsp;Niet als tot meesters der Romeinfche zegdlanders;
Maar als tot uw gelyke, uw medevaderlanders:
Zo gy den hoogmoed van ’t raadsheerlyk hof vertreed, Edirin uw glori Helt dat gy een burger heet ,
U door ’t vooroordeel van den adel niet Iaat treffen, Mear uwe krf.chten en hun zwakheid kunt bezeffen, 'nbsp;Gelooft me. uw eeuwig recht, verheerd door hun geweld.nbsp;Word, onbetwistbsr.r, ras u weêr ter hand gefteld.nbsp;Verdelgt, vernietigt al dat misbruik, dat Wy doemen.
Die volksbeffelingen, die zy hun rechten noemen!
Tot hier toe weinig grootsch op uwe waardigheid.
Hebt gy u met den naain der vryheid Hechts gevleid: Zyzelfheeft geen bcdaan in Romes wydegrenzen.
Noch waar de menfchen niet gelyk zyn aan demenfchen; Maar ’t eind’ van uwen ratnp {laat thans in uwe magt,
En wie tirannen flraft heeft zynen pligt volbragt.
het volk.
Hoe Weet zyn ftem den weg tot in ons hart te vinden!
Her is zyn’ broeders ftem.
GRAG-
-ocr page 25-GRACCHUS.
Ziet hier zync csch,rayn vrinden! De broederlyke hand heeft in die achtbre busnbsp;Het overfchot verfaamd van held Tiberius.
Gy allen kende hem : die roem der groote mannen, JBemind by Romes volk, gevreesd by ’s lands tirannen,nbsp;Die wélbefpraakte tong, die nooit u wcdr verheugt,
Die donder zyner ftem, die manneiyke deugd,
D'U oog, waarin zyn ziel zo krachtig was te lezen,
’t Is air, 6 burgers! ftqf; ’t is rdl’ niet meer in wezen.
¦ Dat thans uw tranenvloed dit heilig pr.nJ vereer’ ,
En onze mond daarop een’ eed van trouwe zweer’.
F ü L V I u s.
Aan ’t lot der Gracchen wil zich elk Romein verbinden: Spreek gy den eed ons vóór: gy zult ons vaardig vinden.
GRACCHUS, de hand uitjlrekkende naar de lykhus
van Tiberius; gevolgd van Fuh’ius en al hetvolk.
6 Broeder, in dit oord, dat n zo dierbaar was,
In ’t vaderlyk verblyf, by deze onfchatbare asch,
Zo heilig als de goón, door ’t menschdora aangebeden, Zweert onze mond, uw deugd, uw voorbeeld, na te treden.nbsp;Ja, door uw roemryk fpoor kloekmoedig in te Haan ,
De vryheid en het volk getrouw ten dienst te ftaan.
En zo we ons valschlyk ooit aan meineed fcbuldig maken, Dan zy ’t rechtvaardig loon van ’t eerloos pligtverzakennbsp;’t Verfcheurendst boezemwee, de afgrysfelykfte dood ,nbsp;Eu de ysfelykfte fchand’, die ooit uit ontrouw fproot!
COR.
-ocr page 26-14
GAJUS GRACCHUS,
CORNELIA.
6 Brnve biirgery, dac u de goden fterken!
Ga, maak dc waeretd vry door grootfclie heldenwerken! Engy, myn dierbre zoon, myn lleuii, myn toeverlaat,nbsp;111 wieii Tiberias, als ’c ware, noch beftaat!
Hoort ge uit deze adubrc bus, dit 'pand van Romes liefdd , Met iny niet deze ftem, die mynen boezem griefde :
,, Myn broeder overleeft met ik ftieri voor Romes zaak ; „ Tian jaren zyu voorby; en ilc verwerf geen wraak!”nbsp;Verhoor, geliefde zoon!' den hemel en nw moeder:nbsp;Verhoor het wraakgefchrei van uw’vermoordenbroedertnbsp;Verboor de bcé, die tot u opgezonden word:
De trotfdia raad betaal’ de tranen die ik Hort!
Aanvaard dit Baal, u door Cornelia gegeven:
’c Zy onverwyld in ’c lir.rt der dwingbndy gedreven:
’t Verachtlyk bealenbloed bepurper’ dezen dolk:
Vliegt wreek uw’ broeder, u , uw moeder, en het voik! G R A C C H U S.
Wel san, ik gryp dit Baal, om ’t onheil voor te komen Van hen, wier eeriyk bloed de raad misfehien deed Broomen,nbsp;Of om my van den dwang en ’t levenslicht te ontflaan.
Zo onze vryhcid voor altoos te grond zou gaan.
Intusfcfaeti moet ge uit drift u niet vervoeren laten;
De leden vnn den raad moogi gy met reden haten ;
Gy weet dat ik daarin geenszins met u verfchil;
Maar met het zwaard der wet is ’t dat ik Braffen wil. Alle andere loon van Braf, ten uiterfle onrechtvaardig,nbsp;Isiny, myn’ broeder, en uzelve, hoogst onwaardig.
Nooit
-ocr page 27-¦Nooit volge uw zoon een’raad,die menschiykheid verfmoort; Nooit wreek’ liy eenen held door ’t plegen van een’moord.
C o R N E L I A.
Ach,ZO veel deugds heerschtniet in ’thart van Rotnes raden; Zy zyn fints lang gewoon aan gruwzame euveldaden.
L I c I N t A.
Indien de ontmenschte hand uvvs vyands eens, gefard... De fchrik fluit iny den mond.
Doorgrieft men my het hart, ’k Heb dan myn’ pligt gedaan, en ga tor myiien broeder.nbsp;LI C I N I A.
Kunt ge u onttrekken aan uw gade en uwe moeder?
Als, om myn dood, uw oog een’ tranenvloed vergiet, Dan troost’ myn roem voor ’t minste u in uw zielverdriet.
L I C I N I A.
En, wreedaart! onze zoon...
’k Betrouw hem aan uw zorgen lt; Alyn gade en moeder zyn voor hem my vaste borgen.
F U L V I u s.
Dat eens dit kind voor Rome een aiidrl; Gracchus zyj GRACCHUS.
telg van Scipio! gy, telg van Crasfus! gy.
Die beiden tny bemint, gy, beiden me even waardig!
Gaat, wendt u tot de goón, ootmoedig en boetvaardig.
i6
En, edel kroost ven Mars! eiscli gy, in naamderwet, Van iiw verdrukkers, ’t reckt, waarvan gyzytontzet,
Het volk, flechts vorst ia naam, moet hier geen flaaf meer wc-Verneêrin’teinde een’raad,die tergendzich doetvreezen; Vernietig ’t onderfcheid der rangen in den ftaat.
’k Wierd inooglyk ook tiran, op’tvoorbeeld vanden raad. Aiskrygsman, volksraad, en als burger,''gafikblyken,nbsp;fgt;r.t lief noch leed my ooit van uwe zy’ deed wykeu:
Ik zal de Hagen eens verwoeden raads weêiftaan.
En tot inyn’ doodfnik zal myn hart voor u nochflaan.
TWEE-
-ocr page 29-TREURSPEL.
Gedurende dit m het volgende bedryf^ verbeeld het tooncel het openbare marktveld, te Rome.nbsp;Het fpreekgejloelte Jlaat in het midden. Mennbsp;ziet het kapitool, lusthoven., paleizen, ennbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den Tiber,
EERSTE T O O N E E L.
OPIMIUS, DRUSUS, RAADSHEEREN, RIDDERS, BONDELBYLDRAGERS.
OPIMIUS.
aadsheeren! ridderfchare! en vrinden van den raad! ¦Doorluchtige y veraars voor de eer van Romes ftaat!
Het burgeroorlogsvuur, lang fmeulende in dees landen, Dreigt dezen dag in Rome in volle vlam te ontbranden:nbsp;Dat vuur worde, eer men ' t merk’, door uwbeleid gefmoord:nbsp;Bezeft dat Quincur, flechts oai Gracchus ,wierd vermoord.nbsp;Hy, onderworpen aan de ontwerpen van zyn’ broeder,
Rn tegen Romes raad van dag tot dag verwoeder ,
Hy*, daver eener wet, die ’s volks regeerzucht vleit.
Vlamt op uw goedren , eer, en hooge waardigheid.
’k Weet dat hy hier terdond met zyn gevolg zal komen, t Voegt ons de woede diens verraders in te toornen.
Gy, die nu tot den rang van volksbefchermer deegt,
Gy, Drufus, die dien rang door gunst desraads verkreegt,
B nbsp;nbsp;nbsp;Hebt
-ocr page 30-i8
Hebt gy, dien raad ten dank, uw’ invloed ons bewezen? Kost gy het woelziek graauw tot óns belang belezen?
En is nu Gracchus naain, te lang reeds aangebeên,
In de ooren van het volk noch heilig als voorheen?
D R u s u s.
Ik fprak,en’t was genoeg; laat u geen vrees verwinnen. Gykent, Opiinius, ’s volks onfcandvaste zinnen:
Men wint van daag zyn gunst, en is die morgen kwyt:
Zy fchynt nu Gracchus naam te ontwyken vooralcyd.
’t Volk zal gehoorzaam zyn, laat flechts de raad bevelen.
’t Zal Gracchus zyde ontgaan ,fchoon ’t noch zyn’ wat)n zal Maar de achtbre naam des raads wint overal ontzag.C^'^^^^*^*^-o p I M I u s.
Rome is in veiligheid, zo ’k u gelooven mag.
’k Zie onzen vyand met zyn’ .aanhang reeds genaken. Zyn fterke redekracht moog’ ’t volk een poos vermaken;nbsp;Hy fpreek’ noch van ’t geftoelte in donderende tnahnbsp;Hy fpreekt daarvan gewis voor de allerlaatfte magK
DE VORIGEN, GRACCHUS, FULVIUS, VOLK.
G R A C C H Ü S.
aartoe, Opimins, die bende krygsgezellen ? o P I M I u s.
De vryheid, Gracchus, heeft zich des geenszin« te ontvellen.
Het
-ocr page 31-Het welzyn van dert ftaat rust thans in tnyne magt.
Gy weet, óp gistten is in Rome een moord vólbragt.
G R A C C H U S.
’kDoem alle wraak van hen,die dus derust hier ftoorden; ’kDoein even zeer de fchuld des moorders cu vermoorden!nbsp;F u L V I u s.
Eer dat men hier gewaag’ van draf in Quintus zaak, VerfchalF’men eerst de dood van d’oudften Gracchus wraak.nbsp;Romeinen ! de eigenbaat verkocht den raad zyn leven :nbsp;De iaatfte Scipio deed hem elendig fneven.
G R A C C H 0 s.
Sints dien onzaalgen dag is ’t dat zyn bloedig beeldt Zyn doodsch gelaat,alom my in de zinnen fpeelt.
Waar,waar ontvlugt ik hem in Romes ruime wallen?
Op ’t heilig kapitool, waar ’t daal den held deed vallen? In ’t ouderlyk verblyf, door hem weleer bewoond?
Word dadr niet blyk Cfp blyk zyns afzyns my vertoond? En zal ik, vol bezef dat hy nooit weer zal keeren,
De moederlyke rouw daér vruchtloos niet vermeêren?
Ach , fmooren we ons verdriet om *s volks belang alleen; Romeinen ! alles bukk’ voor ’t heil van ’t algemeen.
Ik wreek myn’ broeder best door uw geluk te daven.
Laat ons zyn wys ontwerp de nacht des tyds ontgraven;
’t Ontwerp dat ons altoos van armoe zoude ontdaan : Hyzelf, hy prees het hier van ’t fpreekgedoelte ons aan.nbsp;Men weere al ’t rangverfchil, dat ons te lang verdeelde;nbsp;Vcrmindren we ons gebrek; bedioeijen we onze weelde.nbsp;De eer is voor goud te koop, daar braafheid honger lyd,nbsp;B 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 32-i20
En wy verliezen roem en zeden op één’ tyd.
Indien een magcige arm, voor ’c,kwaad alleen te vreezen, De diepe wond’des flaars niec fpoedig kan genezen.
Vóórzie ik zwarer ramp, en eindloos meer gevaar:
De grooten worden vorst: zo ftyven dan elkacr:
En ’t juk der inagcigen, of't juk der opperheercn.
Zal al liet volksbewint in eeuwigheid verneéren.
Zo ge uwer vadren goed, den ouderlykeii grond,
Weleer 't verblyf der goón,moest deelen,’k zou terfiond, Myn wet van roovery en plondriiig niet verfchoonen:
De gamfclie ftaat zou ras één woesteny vertoonen.
Maar wie fchonk toch den raad het loon van onzen moed, Der volken akkerveld, der vorsten overvloed?
Zy, die, voor’t vaderland, hun leven durfden wagen. Verdienen faam de vrucht der zege weg te dragen.
Bepaalt dan hoe vee! gronds en hoe veel fchats het zy..
Die voortaan toebehoorc aan Romes burgery:
Begint de fchifting ftraks met de u ontrukte landen:
Stelt ieder ’t heilig recht tot zyn gedeelte in handen:
’t Is flechts door zulk een wet, by wie gelykheid geld.
Dat Romes vryheid worde in vollen glans herfteld. o !¦ I M I u s.
Hoe ! zou losbandigheid by u dan vryheid wezen? Waartoe het lydzaam volk die woestheid aangeprezen?
Gy dringt het dat het zyn befchermers fcout befcormt?
’t Wierd door u wreed gemaakt; tor zagtheid is’tgevormd. Zo ’t, naar uvvfnood ontwerp, zich fchuldloos om liet zetten.nbsp;Geloof me, ik zeg het u, die onuitvoerbre wetten,
Ver.
-ocr page 33-21
T R E U 'R S P E L.
Ver.'preidende overaFde twoedragt in den fcat,
''^ernieldiJn, te eenerftond, het voik en ook den raad. Verwyt ge ons ’t vry bezit van fchatten,dieoiisflree!en.nbsp;Omdat we in ruime maat ze nan de armen mededeelen?nbsp;Heeft onze nyvre zorg, naar nw begrip, misfcliien,
In hunne elendc en nood niet mild genoeg voorzien?
ó Volk! geef-geen gehoor ar.n ’tonbefcheiden klagen. Uwe openbare fmart, tiwc innerlj'ke pingen,
Ontgaan ’t opmerkzaam oog van uwe vadren nier.
Draag eerbied voor den raad; zorg datgy 't oproer vlied.
GRACCHUS, op het fpreekgeftoelte.
Die laffe afhangkiyklicid, dat onderworpen vreezen. Heeft, Rome! in kindfehen ftaar, u nuttig kunnen wezen,nbsp;Toen ge alle uw dwingers dacht te bannen ii; Tarquyn:
Der oudren dwaling moet uw voorbeeld nimmer zyn:
De hooffche kunstnary is voortaan overbodig;
Vier eeuwen fpreidden-licht: geen vadren zyn unoodig; Maar-tyd is ’t dat de buit, door n behaald in ’t veld.
Naar billykheid verdeeld, worde in uw magt gefield.
Zond gy noch flaven zyn, verwinnaars van de volken?
’t Verflindend woest gediert’ heeft onderaardfclie kolken: Ze ontvlugten daarvoor ’t minst, inbosch, op berg, offtrand,nbsp;De ftreuge winterkoü, den feilen zomerbraml;
En, als de nacht genaakt, tot zagte rust.gefclionken,
D.'ii flapen ze onderling in vrye rotsfpelonken.
En gy, gy, vorstlyk volk ! gy, roem des menschdoms! gy, Eoorluchcig kroost van Mars! Romeinfche burgery 1nbsp;Gy hebt, op ’t waereldrond, door uwen moed verwonnen,nbsp;B 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Geen
-ocr page 34-Geen vryptaats,waar ge uw hoofd zond nederleggen konnenï Befchermers van al de aard’! ftaat dezen eernaam af:
Gy hebt voor u geen hol, gy hebt voor u geen graf,
Hy verlaat het fpreekgeftoelte,
HET VOLK,
’c Is waar. Der grooten inagt zal ons geheel verpletten. Reikhalzend zien wy nit naar menfchelyker wetten.
DRUSUS, het fpreekgeftoelte beklimmende.
Ik fmeek u,burgers! dat ge uwe eerste drift ontziets Volgt Gajus in den ftroom van zyn vervoering niet.
Vertegenwoordigers des vryen volks van Romen t Is ’t volk dan tegen u met reden ingenomen
ó Volk! misken hen niet: fteun op hun ftaatsbewint} Mistrouw n..,
ORACCHUS,
Raad des volks! der burgemeestrenvrind, Trors op de onwaardige eer van met hen faam te fpanneii!nbsp;Spreek! tot wa t prys verkoopt ge uw’ dienst aan ’s lands tiran-DRüsüs, ep het fpreekgeftoelte.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cn^n?
Myn dienst is niet gekocht, myne eerzucht niet gevleid; Ik dien den ftaat, alléén naar recht en billykheid.
Maar, gy, Romeinen! gy ! hoe zwak toont ge u te wezen? Wie zyn de helden toch by u zo hoog geprezen ?
Twee broeders, vlammend heet op 'sburgemeesters rang; Oproerig uit den aart, uit afgunst, uit belang;
Steeds woelende, om met vrucht de vryheid aan te randen; Twee ftookers van verraad; twee burgerdwingelanden;nbsp;üw’ geest befmettend’ met het gif van hunnen waan,
En vleijende uwe drift, oftiÈni in ’t juk te (laan.
Ziet daar het heldenwerk van Gajus en zyif broeder.
Al maakt myn ronde taal elk, die my haat, verwoeder. Toch durf ik vragen, ftel die weldaên eens ter zy’.
Wat toch bcftond dat paar voor Homes biirgery?
Hy zet zich neder in het Fpreekgejloelte. FULVius, naar het fpreekgejioeke toeloopenie.
Hoe! wat deGracchenvoor’tRomeiiifchevolkbeflonden? Word hier één flerveling in Romes wal gevonden,
Die van deGracchenfpreekt,en fchaamtioos durfcbellaan Te vragen wat dit paar voor Rome heeft gedaan?
Gy, niet dit broederpaar,' misleid de onnoozla fcharen. Vraag burger, bondgenoot, vraag Grieken en barbaren:
’t Schreeuwt overal van ’t kwaad, waartoe deraa'dbeduit; ’t Roept overal den lof der beide Gracchen uit.
Van hun geboorte af aan leerde ik me aanhen gewennen: Schoon hen al de aarde kent, ik moet hen beter kennen.
Ik zag hun grqote daên, die ik onderflyk noem.
En in’hün vrind te zyn (lel ik myii’ hoogden roem.
Uw draf zy^t blootverhaal van’tgeenze uitdeugdbetracht-Dithebben zy gedaan, bewaar’t in uw gedachten:
De zwakken tegen'’t woên der magtlgen befchermd;
Zich over de armen door weldadigheid ontfermd;
Gezorgd voor ryken oogk iii Rosiies voorraadfehuren; Gewaakt dat de overvloed daar jaar op jaar zou duren;nbsp;Eene onbekrompen hand o'ntfloten overat;
De wallen opgericht der ftad van Hannibal;
B 4 nbsp;nbsp;nbsp;Mis.
-ocr page 36-Misbruiken nitgeroeid, volks:j^tten voorgefchreven ,
Wier klem al ’t waereldroud van kluisters zoude ontdaan. Zo niet de ontmensclite raad in Rome had beftaan.
II E T VOLK.
Zy waren, om het volk, het volk ten dienste vaardig: Zyzelven zyn alléén’s volks liefde en achting waardig.
D R u s u s, noch op het fpreekgefloelte.
Wilt gy, lt;5 Fulvius! de Gracchen roemen, fpreek,
Wat ftaat, watkoningis’t,die voor hunn’ arm bezweek? Ging Pyrrhus, ging Carthage, ook door hun magt ten onder ?nbsp;Of vlood der Gallen heir voor hunnen oorlogsdonder?nbsp;Dia ftraffe grooten, die ontmensclite radenfloet,
Zie daar de ziel des heirs die ons verwinnen doet.
Ik zie, van allen kant, gehoele volken bukken, Vernoegd dat, in hunn’ val, hen ónze ketens drukken;nbsp;’kZie vorsten ,grootsch op de eer dat Romes raagt hen, vest.nbsp;En dat zy burgers zyn van ’t Roomsch gemeenebest;
Ik zie, daar ’t krygsgeliik ons zege op zege baarde.
Ons ryksgebied vergroot tot aan bet eind’ der aarde. .
Laat ons erkennen, dat men daden, zo beroemd.
Aan helden danken rnoet, die gy tirannen noemt. .
Of zou die glans, dat heil, en eeuwen roems,op heden Dan in één oogeiiblifc uw zinnen zyn ontgleden?
Spreek! is ’t eene euveldaad, zo wy daar acht op Haan? En uw wéldoeners wilt ge uw ftraf doen ondergaan!
Hy verlaat het fpreekgefloelte HET VOLK.
Neen, nooir.
25
o p I M I u s j tegen Fulviits.
Moet ge in uw hnrt die dingtaal nietbeamen?
F u L V I u s.
Neen: Gracchus zal terflond den redenaar befcliamen. het V o e k.
’t Is Gracchus. Luistren wy. ’tSchynt dat hy treurig is. GRACCHUS, het fprcekgsfioelte weder beklimmende.
Romeinen! ik zie nooit dan,met ontroerenis,
Ik kan nooit dan raet fmart en bittre fchaamte hooren,
Dat eeuiglid des raads, door uwe ftem verkoren.
Met zulle een’ weidfchcn lof der grooten daên .vereert, Eüu, uzelv’, niets telt, als hy tot u zich keert. ..
De raadsheer brengt Carthage en Pyrrhus ons tebUinen; Maar kunnen de overden, alleen, de .zege winnen?
Heeft de eer, dat ze onder zich Romeinfehe helden zien. Geen invloed, op hun lot, als.zy een heir gebièn?
^Nooit hadden, zonder ’t volk ,voor’t vaderland bezweken, In ’c overheerd Epire, in de Afrikaanfche ftreken,
De hoofden van ons heir, door gloridorst ontgloeid.
Een' rei van vorsten aan hun zegekar geboeid.
6 Heldenburgery! ik zie uw diepe wonden,
Darr de eedlen in den kryg Hechts zoeten wellust vonden; Zy heerschten in het veld; gy zwaaide ’tdoodlykzwaard;nbsp;Zy zongen bly’ triomf, daar gy verwlniiaars waarr.
Hun deel was roem en buit, als gy den ftryd volendde; Uw deel, vergetelheid, berooving, enelende:nbsp;ü lieten ze enkel ’trecht,om weer voor hen te flaan,
B 5 nbsp;nbsp;nbsp;Te
-ocr page 38-a5
Te zegepralen, of het llèrflot te ondergaan.
Op bergen, op de zee, en aan barbaarfche ftranden, Vergoot ge iiw dierbaar bloed'voor vrekke dwingelanden.nbsp;Maar, om Hechts kort te gaan, wat is, helaas! toch,bynbsp;De grooten, ’t zweet en bloed der arme burgery?
Hun woeste hoogmoed is In Drufus doorgebroken:
De gaiitfche trotfche rand heeft door zyn’mond gefproken. En gy, Romeinen! haat de leden van dien raad!
Dat'ze uw wéldöenefs zyn vergeet ge uit drift en haat! Ach-, zo ge, uit wanbegrip, door twyfeling bedreden.nbsp;Aan Drufus blyken vroègt van hun weldadigheden,
Gy ¦zoud ze vinden eer gy zelfs dit,oord ontweekt;
Een bloedige getuige is ’t die hier tot u fpreekt;
Hiermoest myn’ broeders dood hunn’ dorst naar bloed verza-Myn broeder ijiiiide’t volk; ziet daar zyneeuveldaden. Gaat, vraagt, op’t kapitool,naar dien gevloekten dag.nbsp;Waarop Jupyn den held barbaarsch vermoorden zag.
6 Dienaars! bondelsldolk! ó goud,dat bloeddorst wekte, Den gruwelmoord beval, en dien tot loon verftrekte!nbsp;ó Heilig fpreekgeftoelt’, van waar de redenaarnbsp;Het recht verweerde der verdrukte burgerfchaar’!
6 Outer, door den held al ftervende aangegrepen! ó pber, die ray 't lyk zaagt uit uw golven fleepeii!nbsp;Daagt-op, en dondert op dè oudankbren in den daat!
Zo kenn’ ’thaisftarrig volk de weldaén van den raad!
Jly verlaat het fpreekgeftoelle.
HET VOLK.
Deweldaênvanden raad! Wraak over’theilloos poogen!
o p i-
-ocr page 39-s7
o P I M I Ü S.
Het gnat te hóóg: men toone een’ burgerheers vermogen.
Raadsheeren! ridderfchare! en goede burgery! Heldhaftige oorlogsliên! voegt allen u by tny.
De hand van Scipio, in heldendaên bedreven.
Heeft van Tiberius hel vaderland ontheven:
Een zelfde meesterfiuk word ook van óns verwacht;
De trotfche oproefigen zyn allen niet gedacht.
Wie zyn de muiters, die van wraak hier durven fpreken ï Daar ze onze goedheid om genade moesten fmeeken?
Hun rot leer’dat ik hen terftond verplettreri kan: ¦
Het kost ray declits één woord,en’t bloed óntftroomt hen dan.
' nbsp;nbsp;nbsp;H E T V o t K.
Die ftoutheid vordert ftraf: wie zou tot zagtheid neigai?
GRACCHUS, het velk weêrhoudende.
F U L V I ü s.
Hoort gy’t niet ? de raadsheer durft ons dreigen.
H E T V o L K.
De gantfche raad verga!
GRACCHUS.
Hou ftand, ó burgery!
HET VOLK,
Zy zyn ontmenscht.
G R A C C .H U S.
HET VOLK.
«RAC*
-ocr page 40-s8
GRACCHUS.
. nbsp;nbsp;nbsp;Hou ftand ! wee hem ,die bloed doetftroomen J
’tZal op't misdadig hoofd wraakfchreeuwend nederkoraei). ’k Eisch weuen, en geen bloed. Neem uwe deug.J.in acht.nbsp;.Romeinen zouden door Romeinen zyn geflachc!
Ach, dat eer door den raad de onfchuliiige offers fneven ! Laat óns menschlievend zyn; laat hén in gruvvlcn leven.
de VORIGEN, CORNELIA, LICINIA, DE ZOON VAN GRACCHUS.
'L, I C' I N I A.
Zyn leven loopt gevaar. Daar is hy. ’k Sidder. Goón!
GRACCHUS.
Wat zie ik? myne gaê , myu moeder, en myn’ zoon!
O r I M I U S.
Te rug!
GRACCHUS.
Verhoedt UW dpod!
' nbsp;nbsp;nbsp;O E I. M I u s.
Niet nr.derby te komen!
CORNELIA.
Kent gy Cornelia? Ik.wykenl ik ufchroomen!
’kBcn moeder: by m.yn’.zoon tart ik het doodsgevaar: Zie hoe Tc met zyn ge?in me aan zyne zyde fchaar’:
Aan zyn gedreigde zyde is de eerpost van zyn moeder.
Zo
-ocr page 41-29
Zo ik in ’t heilig koor geweest had by zyn’ broeder,
Ik waar’ door uwe woede'eer duizeudmaal vergaan.
Eer ge aan myn’ dierbren zoon de hand had durven flaan, o l' I M I u s.
’k Verfchoon uw felle drift, en moet u zelfs beklagen;
Maar hier zyn nydigaarts, die, woelziek, alles wagen Tot ftooring van ’s_volks rust, door heillooze oproertaalinbsp;En ’t hoofd dier fchuldigen is Gajus.
L I C I N I A.
Myn gemaal!
CORNELIA.
Wat heeft hy uitgevoerd ?
o p I M I 0 s.
Aanhoudend ons beleedigd;
Hy voed tot ons een’ wrok, die nimmer word bevredigd: Zyn fel verbitterd hart legt nooit de gramfcliap af.
CORNELIA.
En wat heeft hy verdiend?
o p I M I 0 s.
De dood zy zyne llraf!
GRACCHUS, CORNELIA, LICINIA, FüLVIUS,
HET VOLK.
De dood!
CORNELIA.
Neen, wrecdaart! neen. De dood zy my befchorcn! De roem der Scipioos, waaruit ik ben geboren,nbsp;pe naam , de waardigheid, de rang van myn gedacht.
Die blinkende ydelheên,zyii niets by my geacht.
So
Myn kindren zya inyn roem, de luister van myn leven: ’kfJeb hen de wetten der natuur in ’t hart gedreven,
Met d’eerbied voor liet volk,en liefde voqr ’s volks r^dit. Ik heb hen honderdmaal van kindsbeen af gezegd,
Dat de arme bytland van den ryken moet ontfangen.
Dat raenfchen broeders zyn door eenerlei belangen,
£)at ze allen even vry verlchynen op deze aard’,
Dn dat gelykheid lien de ware grootheid baart.
2.'y gaven my geloof,,en,wonnen al inyne achting;
Ja, hun verheven deugd ging boven inyn verwachting.
0 Goden! 'k zeg u.dank: ik voedde in mynen fchoot .'DeeerdesRomeinfchenftaats ; twee helden, waarlykgroot;nbsp;Hunne onvergangklyke eer zal elk de myne noemen;
De aard’ zal Cornelia, gelyk haar zonen, roemen, ¦Vermeent de raad dat llraf aan eere c,n deugd behoort?
’t Is dan te min dat hy den haatflen Gracchus moord’.
Smit u niet in den loop van uwe gruweldaden;
Ziet andere offers hier, onmenfchelyke raden!
Ziet Gajus gantsch gedacht aan zyije zy’ gefchaard:
Waar is uw beulenrei.? ’k ben, als myu zoon, ftrafwaard’. Verdelgt de moeder eerst door uw gevloekte dagen;nbsp;Treedt langs myn lillend lyk tot myn gedoemde magen;nbsp;Koopt,koopthet ftroomend bloed vauGracchusgantschgezin,nbsp;Kn zwelgt tirannenvreugd met lange teugen in!
HET VOLK.
Lang leev’ Cornelia , der Gr.icchen dierbre moeder! o P I M I u s.
Men maakt met zulk eeutaal het graauw allengs verwoeder.
Dit
-ocr page 43-31
Dit zyn de middlen juist, waardoor men in den (laat Het volk arglistig houd gefcheideii van den raad.
Wen moet, na zo veel ftryds, den (laat eens rust verfchalTea,
En wat is dan uw doel?
o P I M I u s.
De oproerigen te ftraffen.
Barbaar! dus is het dan...
o p I M I u s.
Dus is het dat ik al
De tweefpalt dempen en de wet beCchermen zal,
Doe de openbare elend’ niet onophoudlyk dure»;
Dit is alleeii uw pligt. Ach!, zagen we, in dees muren. By't outer, op de niarkt,voov’tfpreekgef!:oelte,ó fmartnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j
Geen moords genoeg gepleegd, tot fchrik van’tmeuscalyk En heeft de onbuigbreraad,door wraaklustingenomen,nbsp;Geenonvergoedbaar bloed,fchiervooronsoog,doen flroo-Ach,dat de deernis volge op zo veel zielverdriet!
GRACCHUS.
De deernis van den raad? dc hoogmoed heeft dic niet, o P I M I u s.
Zond ge u de goedheid van den raad noch waardig achten?
GRACCHUS.
Zyn goedheid raakt my niet: ik wil zyn wraak verwachten, o V I M I y s-
CRAC'
-ocr page 44-3 a-
GRACCHUS.
Lage moordenaar! Üa toe, en doe uw’ pligc.
LI c I N I A, tegen Opimius,
Ach ,hoor de wanhoop niet, wanneer de reden zwicht; Hoor naar de ftem des blocds, in naam van uwe gade.
OPIMIUS.
De wet fpreekt.
L I c I N I A.
Aan uw kniên lineek ik u om genade.
GRACCHUS, CORNELIA, FULVIUS,
HET VOLK.
Goón.'
GRACCHUS.
Kruipt Licinia, kruipt Gracchus gade dus Voor Romes burgerheer! voor een’ Opimius!
LICINIA.
’k Schaam my die laagheid niet: ’k heb gade en zoon te gader. ó Burgerheer! dit kind fpreke u voor zynen vader!
OPIMIUS.
Hoor toe; is Gracchus geen verleider van het volk; Waagt hy ’t Romeinfche bloed niet aan denoproerdolk;nbsp;DaH wacht de raad een pand, om geen gevaar te vreezen.
GRACCHUS.,
Zeer gaarne. Welk een pand?
OPIMIUS.
• nbsp;nbsp;nbsp;Uw zoon moet gyzlaar wezen.
LICINIA.
Myn zoon! nbsp;nbsp;nbsp;•
o PI-
-ocr page 45-33
o P I M I U S.
' - nbsp;nbsp;nbsp;' Licinia,‘dac alle UW fchrootn verdvpyn’.
GRACCHUS, na een lang en veelbeduidend zWjgem Ik zal de vaste fteun der bufgervrede zyn;
Aan zulk een heilig doel wil ik inyn hart verpanden.
En ftél daartoe mynr’ zoon gerust in uwe handen.
Dat evenwel de raad my niet als zwak befchouw’:
Aan ’t oppermagtig volk beware ik inyiie trouw. Gaanwy, vóór Jupiter, ons vreêverdrag voltrekken;nbsp;Men fmeeke, op ’t kapltobi, hem ons ter hulp te ftrekken;nbsp;Hy neem’ den eed van vrede in zyne goedheid aan:
En in ’t afgryslykst leed moet elk Romein vergaan.
Ja, ieder ftórflingj die, door,ftaatzncht aangedreven,
In ’t vry gemeenebest, ziclizelv’ gezag wil geven;
De wetten tegendruisght, zich wapent met den dolk,' En op ’t vernielen doelt der rechten van bet volkf
OPIMIUS, DRUSUS, noNDELBYLDRAGE RS.
O F I M I U S. a, fclioon door feilen haat en ongeduld/ gedreven,
Wy hebben onze wraak noch uicftel moeten geven:
De trotfche Gracchus leeft, en wel tot onzen fmaad-D R ü s u
•kWeet dathynooit den ftrik,voor hem gefpreid, ontgaat# De vrede is kort van duur, uit vyandfchap geboren,nbsp;o P I M I. ü s.
De vredg is uooit in zyn noch in myn hart bezvsiorgn.
D R u S ü s.
Watfchaadde grainfchap van dien trotfchenburgervrind? Hy,magtIoos vyand van ’t raadsheerlyk ftaatsbewintnbsp;Ligt voor de rechters en de priesters ras bezweken:
Zy zullen en de wet en ’t godendom doen fpreken.
De wet en ’t godendom! dus doekt men’t laag gemeen: Men leid het waar men wil door woordenklank alléén,nbsp;o p. I M I u s.
Wat heeft een gladde tongvermogen op de zinnen!
Hoe kan welfprekendheid de ftugfte harten winnen,
Als ’s lands geduchte raad, met recht tot toorn’ verpligt. Eerbiedig naar haar hoort, en fiddrend voor haar zwicht!
De
-ocr page 47-De taal uit Gracchus mond, het denkbeelden zyn’broeder, De deugd ,de groote naam.endeafkomstvanzynmoederinbsp;’t Spreekt alles hem ter'gunste, in nadeel van den raad;nbsp;En meer dan ge u verbeeld is ’t volk zyn toeverlaat.
Ach,kon men zyn gezag by’t wuft gemeen doen dalen. En op ’t onbuigzaam hart door listen zegepralen!
Op naam van ’s volks belang, het heil van ’t algemeen,
Zal ik hier llraks met hem in onderhandling treén:
’k Zal voor hem veinzen, ja, ik zal tot vleitaal komen.' Zo ’k hem tot wtnkleü bTeng,dan Haat ons niets te fchroomen:nbsp;Dan zien wy , Drufus, lu-m door ’t zelfde volk vergaart,nbsp;Dat hy eens tegen ons vermetel op deed ftaan.
D R u s u s.
’k Wiln gelooven; maar, zo Gracchus, fiere'zinnen Door uwe redekracht eens niet zyn te overwinnen;
Zo hy uw veinzen merkt, uw list met fmaad vergeld? o p I M I U s.
Dan is Op ’t oogenblik zyn hoofd op prys gefield.
Ik zal in tyds bevel tot nutte ftrengheid geven:
’t Is noodig voor den raad dat beide broeders fneven,-
De hand van Scipio heeft d’eersten omgebragt;
Eene rnidre ftonte hand'is’t die den laatften flacht.
Hy komt. Verwyder' li.
Drufus vertrekt'^
• PIMIUS, GRACCHUS, B O N D E LE YLD R A G E R S« GRACCHUS.
Ik heb voor u geen achting.
Gy en uw raad verdrukt me en haat myn pligibetrachting. Op naam van ’s volks belang éeed gy ray hier ontbièn,
Eu gy zult op dien naam my altoos vaardig zien.
Wat wilt gy?
o P I M I O s.
De oude haat zy tusfchen ons verdwenen, ’tBelang van Rome fpreekt: het wil dat we ons vereeneii.nbsp;De zaak van raad en volk moet, van dit uur afaan,
Als waarlyk dén belang, door ééne kracht beftaan.
Uw geest, uw kunde, uw deugd, die u doen eer behalen , Geloof me, zouden met-meer luister kunnen pralen.
'k Weet, dat uw vlugge geest, door ftaatslist overheerd. Veel kwade lesfen ,in uw jeugd reeds, heeft geleerd:
Uw jongkheid wieid misleid dooreen gevaariykvoorbeeld: De drafbre dwaling van Tiberius, veroordeeld...
GRACCHUS.
Zwyg. Uw tirannenfloet, die moordend hem verried, Beleedig’ hem voor ’t minst by zynen broeder niet.
Ga voort.
o P I M I o s.
’k Wil, na zyn dood, zyn glori niet bevlekken.
Zvn
-ocr page 49-37
Zyn dwaling moet my rouw,zyn roem ontzag verwekken. Maar gy, die hem vervangt by Romes burgery,
Wees, door zyn leed geleerd, voorzigtiger dan hy. doorzoek uzelv’ gellreng: ’t is nut in tyds te vreezen.
Zie wat uw toeftand is, en wel zou kunnen wezen.
Het fpreekgeftoelte is hier den weg tot glansryke eer; Maar, neem de harten in, verbitter die niet meer:
’t Raadfheerlyk purper kunt gy gloriryk verwerven ,
Een’onvervreemdbren rang uw dierbaarkroostdoen erven, En,grootsch door de eer gevoerd aan’t hoofd van onzen raad;nbsp;Met ons, befchermheer zyn van Rome en van den (laat.nbsp;Zoud ge al dit voordeel zo maar roekloos laten varennbsp;Voor flechts wat los geluks, waarlangs de (lorraen waren,nbsp;Wat lofipraaks van ’t gemeen, beguigcheld door den fchyn.nbsp;Ja voor den fchandroem van dermuitreii hoofd te zyn? (^kcn.nbsp;Verfchoonme; ’tfcherp verwyt moet niet uw’toorneontvon-Bloos,als ge uzelv’befchouwt in diepen (laap gezonden;nbsp;Ontruk u uit dien flaap, en overweeg met mynbsp;Wie toch de volgers zyn van zulk een’ held als gy:
Een hoop behoeftige!!, een hoop verachte Haven,
Wien Romes grooten (leeds,uit deernis,byftand gaven. Een hoop, die, openbaar,’s lands grooten fchaarailoos doemt»nbsp;En, door hun gunst gevoed, ben hun tirannen noemt. ,nbsp;Zie daar de onwaardigen, door Gracchus hoog geprezen.nbsp;Boor zulk een ruigte is nooit Camillus hulp bewezen;
En geen der Scipioos, uw roemryk voorgedacht,
Is ooit geruggefleiind door zulk eene oproermagt.
Gy, zoon dier helden! laat hun voorbeeld u verbinden:
C 3 nbsp;nbsp;nbsp;Be-
-ocr page 50-Begeef uwe onbedachte en wankelbare vrinden.
En volg onze oude wet: dat Gracchus, ryk in eer.
Met ons, de volken en de koningen regeer’.
G R A C -C H U S.
Hoe, raadsheer! word dit plan aan Gracchus voorgedragen. En zou t, naar uw.gedgchte, aan Romes volk behagen?nbsp;Ik had my nooit verbeeld dat ooit éiin lid des raadsnbsp;Zich zou belasten met het heil des gantfchen ftaats;
Maar ik bedrieg iny grof; gy, trots op ydle daden.
Ziet heel ’tgemeenebest alleen in Roaies raden :
Al ’t menschdom telt gy niets; gy acht uzelven hoog. En alle burgers zyn Hechts muiters in uw oog.
A Gy,wiens hoogmoed,wreed,deelendigendoetvrcezenl
Moet de ongelukkige dan juistmisdadig wezen?
Word, door behoefte, ’t volk van al zyn recht ontzet? Indieii ’er armen zyn, dit is de fchuld der wet.
Uw vrekke gulzigheid heeft ben het hunne onttogen;
Hun lydzame onkunde is gedwee voor uw vermogen;
Ja, ryken! door uw list, in vasten flaap gewiegd,
Zyt gy ’t, die hen, omtrent hun waar belang, bedriegt. Niet altoos word nochtans uw fmaad hen toegedreven :nbsp;Wanneer ze, in k veld van Mars, hun ftemmen zullen geven.nbsp;Dan heeft hunne armoê niets tot krenking van uwe eer;nbsp;Dan kromt de trotfche raad zich kruipend voor hen néér ;nbsp;Dan zien we u al ’t gezag op hunnen geest verliezen.nbsp;Laaghartig hen geftrecld zo lang zy moeten kiezen,nbsp;Koelzinnig'wéggeweerd zyn zy hun Hemmen kwyt,
En uw véracliting waard’ als gy gekozen zyt.
o P
-ocr page 51-o P I M I U S,
Gy,die-iiiet dulden wilt dat we uwen broeder hoonen!
,Gy moet wat minder drifts, wat minder hdats , betoonen; Schiaip niet op d’achtbren raad en op zyn majesteit,
. nbsp;nbsp;nbsp;GRACCHUS.
En gy, fchhnp niet op Rome eu op de menschlykheid.
Gy moet meer eerbied, méér erkentenis, bewyzeu Aan ’t volk, waaruit alléén uw magt en grootheid ryzen.nbsp;o PI M,I u s.
Genoeg! Dien woordenftryd ben ik met reden moé.
Wees gy den raad gelyk, of wees gy’n geesfelroS;
Verklaar u tot zyn’vrind, of tot zyn’weêrpartyder;
Maar, fidder, zo gy kiest als zyu gezagbéftryderl ’t Is tot een keuze alleen dat ik u roepen deed^
En ’k wil dat ge antwoord geeft.
5 R A e c H u s.
' nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik ben daartoe, gereed.
’k Laaf me.t tirannen my tot geen verdrag verleiden;
Myn ‘zaak is nimmer van de volkszaak af te fchciden;
Aan ’c laag vooroordeel geeft myn fierheid nooit gehoor j En Wié gclykheid eert ,d'aar leef en fterf ik VQor.
o ,é I M I u s, ¦
Gelykheid! ’t ydelst woord.ooit in een taal gevonden; Door niemant noch verklaard, ofichoon in aller monden;nbsp;pecrgdeongerymdheid zelf! ‘j.a,’t is onloogchenbaar;
De menschlyke.uatuur bowyst'het zonneklaar.
E-eu Haaf, een moordenaar, een roover, dicfit weontwyken, Euu Brutus, Scevola, Emilius, gelyken?
C nbsp;nbsp;nbsp;Hét
-ocr page 52-40
Het aangebeden fpook zy van ’t altaar geweerd ,
Daar de ongelykheid toch al ’t: wnereldrond regeert. Kunstjgeestendeugd, vooradderfchatten groot vermogen...nbsp;’c Stelt eindloos onderfcheid ons overal voor oogen:
Niets kan den invloed van die. gavenwederlban,
Dn de arme is in elk land des ryken onderdaan.
G R A c c li u s.
Gy veinst, Opimius, als wierd iXniet begrepen.
’k Behoef iny door uw taal niet weg te laten deepen;
’k Weet, zonder u, de kracht der gaven, die gy noemt. Vooral de kracht van ’tgoud, door uwcl ’tmeestgeroemd.nbsp;Doch, rykdom, deugd, vernuft, niets, zo wy ’t wel bezeilen,nbsp;Kan ooit de dwinglaudy met recht ten troon verheffen.
De leden van een’ daat, aan'édiièn band gehecht.
En, vóór de wet, gelyk, bezitten ’c zelfde recht. Natuur, die ernstig wil dat wy deii dwang verbannen.nbsp;Schiep alle menfchen vry, fchiep Haven noph tirannen:nbsp;Gelykheid i§'’t getvrocht.van haar weldoende hand.
En vryheid heeft ze pns hart voqr eeuwig tngcplant: Geen raad heeft recht dit pgod aan andreii af te dwingen ;
*t Is ’t heilig eigendom van alle ffervelingen:'
De goede hemel fchonk ’t aan allen onbepaald,
Gelyk de gouden zon, die all’ wat leeft, bedr.ialt,
. nbsp;nbsp;nbsp;o PI M I u s.
(waarlyk
Dus wiegt men’t volk in llanp door’tfchynfchoonst delfel, Zo fchaadlyk voor den ftaat 'ak voor het volkgevaarlyk.
:) CR AC-
-ocr page 53-41
G R A C C IT o S.
Dat ftelfel, raadsheer! is nier fchaadlyk voor den (laat, Maar nuttig voor het volk, ten koste van den raad.
o P I M I u s. . '
Bedenkt ge dat uw zoon noch is ill onze handen?
GRACCHUS.
’k Bedenk dit; en de wraak behaagt den dwingelanden,
’k Stert liever duizendmaal eer gy den jongling velt...
Gy ziet hoe zyn gevaar my tot de dood ont(leIt,~
Maar, kan die nieuwe fchuld uw’ wrok voldoening geven, Welaan, ijw tygerdrom doe’t jeugdig oiFer (hevén 1nbsp;Zie my het woest geweld llandvastig wederftaan.
En, mynen pligt getrouw, van,droefenis vergaan, o P I M I u s.
’kBeWaag uw’fdlen haat, en wenschtc dien te dooden.
GRACCHUS.
Beklaagde bravèn niet; beklaag alleen de fiiooden.
. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o P I M I u s.
Wie zal u volgen? wie zich wagen, zo als gy?
GRACCHUS.
Al vond men niemant meer dan Fulvius en my...
o P I M 1 u s.
Dan Fulvius en u? Zou hy zichzelv’ verzaken.
Der burgemeestren rang zichzelv’ on waardig maken?
Zo hy maar fpreken dorst; zo hy , naar inyn vermoêit. Zich heimelyk niet fchaamde om d’eersten (lap te doen,nbsp;Hy zou welhaast zichzelv’ de zaak des volks onttrekken.
C 5 nbsp;nbsp;nbsp;Hy
Hy waclit gelegenheid, hy zoekt re, om zich te ontdekken;
Hy, wil zich wikklen in der grooten goedé gimst......
G K A 'c c n tr s. '
Gy ftrooit het zaad van twist: dit’s der tirannen kunst,
Hoe! Fulvius ,mynvrind,beticht van trouwloosheden! Neen, ik geloof u niet;: :Ikr:zie hem herwaarts treden.nbsp;Gy.-fiddert na hy komt. U.w blos verraad uw fchuld.
OPIMI'US, GRACCHUS, F UL VI US , B O NDE L-¦ nbsp;nbsp;nbsp;I1YLDR.AGERS.
GRACCHUS.
ó ^-ulviiw! dees held heeft my met fdirik. .vervuld:
Hy zegt dat ge in het eind’ de volkszaak wilt verllooten. En u beh^aglyk maakt by Romes trotfche grooten,
...... FULVIUS.
Goón! ik verbonden aan hun raadsvergadering!
GRACCHUS.
6 Kom, verneêr u niet tot uW verdediging.
Omhels-uw’ vrind, die uzyaê achtingheéftTiefchoren, . Een hart als ’t uwe is niet voor ’t wanbedryf geboren.
6 Hoofd des trotfehenraads! men heeft zich dwaas gevleid Dat Grac^ims vatbaar waar’ voor lage omkooflykheid.'nbsp;Ga, meld dien vuigen raad, hoe ’t hier Rmfgeloopen,
En poog'’s lands vryheid van geenburget weêrtekoopen.
o PI*
-ocr page 55-43
o P I M I U'Sil
Ik vlieg den raad ter hulpe. In '’t binnenstvan myn hart Sprak noch eep tedre ftem tot ftuitrjng nwer ftnart*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Ja, ’k voelde, oin uwentwil,d»t h-artiyandeerntsbloeden» En poogde, op’s afgrondsboord,:n:Vip,oruw’vval teh^den.9nbsp;IMaar eindlyk zwicht triyn gunst yoor.uw ontzind gedrag.nbsp;Verraders van den raad! ’t is uit met uw gezag.
Vreest gy ’s volks woede niet, met recht on u verbolgen. Vreest gy geen wroegingen, die ’t misdryf achtervolgen,nbsp;Vreest gy noCh Rome, noch den meester van ’t ,heelal.nbsp;Vreest dan de'flraf des raads, die uwermorslen zal!
GRACCHUS,.F ULV lUS. G R A C C 5l U S.
ndien gy triomfeert, vrees ik .nietdan het leven.
F u L V I u s. nbsp;nbsp;nbsp;• ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Hoe, Gracchus! wachten wy, tot ons de wraak doejhev'en? ’k Heb vrinden in deii raad, wier onbefproken deugd,
Van onze kirrdsheid af, me aanhoudend heeft verheugde Zy, die de booze woede'eens vuigenrandsmisleiden.nbsp;Vertrouwden my'watJot de.ontmen,schtcn; ons bereidden:nbsp;Indien u ’s loozaarts list aan ’t wanklen had gebragt,
Dan had u ’t grimmig volk in razerny gcllacht.
GRACCHUS.
Wat zegt ge?
FUL-
-ocr page 56-F ü L V I U S.
' En ZO UW hart, getrouw aan zyne pligten, Opimius verfmaadde, en hy u niet deed zwichten,
Daïi waren we openbaar, op vonnis van den raad,
By ’t voik befchuldigd als verraders van den fcaat.
• nbsp;nbsp;nbsp;GRACCHUS.
De raad... nbsp;nbsp;nbsp;^
ft.- ' . rt-
, nbsp;nbsp;nbsp;F U L V I U S.
, . nbsp;nbsp;nbsp;. Geen teugel kan zyn drift meer dóen bedaren;
Dat lastervonnis zou ons vogelvry verklaren.
GRACCHUS.
Wat helfche afgryslykbepn!
F u L V I u s.
’t Waar’ daarmeê niet gedaan: Wy moesten, bovendien,, in fchande, onteerd, vergaan:nbsp;De rechters, vaardig om ons vonnis vóór te lezen...
G R A C C II U S.
’t Zyn leden uit den raad: Wy zullen fcliuldig wezen.
’ nbsp;nbsp;nbsp;* ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F u L V I u s.
De,priesters, ’t kleuren van een zwart tafreel gewoon... GRACCHUS.
’t Zyn leden uit den raad: ik ken ’t befluit der goón.
45
GRACCHUS, FULVIUS, CORNELIA, LICINIA.
M,
lyn zoon! denk op uzelv’: hoed uvoor’s lands tirannen.-De beste burgers word een nieuwe ftrik gefpannen.
Een haatlyk ftaatsbelluit is, zegt men, reeds volwrocht, Hoe veel Romeinen zyn misleid of omgekocht 1nbsp;Bedriegelyke réén, valschhartig logenpryzen,
Ontrouwe vleijery, beloften, gunstbewyzeu,
Engoud,de eerste aartstiran, die lichtst zyn vyand fnuikt, ’l Word ali’, op naam des raads, door Drufus, hier gebruikt,
LICINIA,
'Vat baat onsburgertrouw i men brengt den moed ten onder,-De blikfem fchittert reeds i ontwyken wy den donder:
Men vlugte; een heimlyk fpoor,dat allen nazoek tergt, Voere ons, met klein gevolg, naar’tApennynschgebergt’,nbsp;Wy zien de vale nacht reeds Romes heuvlen dekken.
En over ’t lage land zich dalend henen ftrekkea:
Kom: wy verzeilen u zo verre ’er wegen zyn.
Van ftad tot ftad, en van woestyn tot.in woestyn:
Wy vinden ’t vaderland, waar we onzen Gracchus vinden: Uw moeder en uw.gade, uw beide zielsbeminden,nbsp;Verlichten dus uw leed, tenfpyt der dwinglandy,
Eu flerven voor het minste in vryheid aan uw zy’, GRACCHUS,
ik zal myzelven de vrykeid dao verbannea!
'k Zal
-ocr page 58-’kZal Romeèeil proprdpen zyn van woedende aartstirannen! ’kZal jheimlykjin de nacht,ray redden door de vlugt,nbsp;Gelyk een roover; tfté de ffraf der gruwlen ducht!
’kZal dulden dat de raad zich in ’s volks bloed verzadig’! ’kZal ’t vaderland ontgaan 1..’ Reeds ’t denkbeeld is misdadigwnbsp;Wat naam voegt dien fbktot,die,-’t offer zyns gedrags,nbsp;Zyn vaandei laf ontwykt-Op ’t oogenblifc des flags?
Neen ;’tnadren varft gevaar inoe.t onzen moed doen groeijen. Het was altoos inyn lot tirannen uit te roeijen.
Hier durven zy 's volks recht met fchimp enfmaadbelaên; Hier is myn post varr eer •, bief blyve ik moedig ftaan;
En,raakt de burgery aan ’t wauklen in dees wallen,
’k Moet dan haar fleunfelzyn, of, ftervend, met haar vallen. F- u L v I u s.
Ik prys uw’ fleren moed. Zie rtraks hiér faamvergaé-rd Die kleine vrindenfehaar’, die noch haar trouw bewaart.nbsp;Hoe! Gracchus word bedreigd,- en Romes burgers flapènïnbsp;De.dwinglandy verwintI. ..- De burgef vlieg’té wapen :
De rest des heldeuvolks -jage ,• in een laaM'fbeftaan, Verfchrikklng, angstü ön dóód ,• zyne onderdrukkers aan.nbsp;Eene eedle wanhoop moét 'óns ’tnoodlotdoenweérflreveu.'nbsp;Is deze dag misfehien dè laatfte van Oas'leven,
Dan vóei’ het flavenrot hoe ’t volk van helden zwieht.
Én, ftervend, fluit’ voor ’t minst de vryheidons’tgezigt.-
-ocr page 59-GRAOCIIÜS , CORNELIA, LlCINrA#^
L I C I N I A.
•Ach, viel Tiberius, ons bleef voor’t minst zyn broeder. iJie held wierd eens gewis de trooster van zyn fnoeder.nbsp;Indien gy had gewild, hy waar’, bedaard van geest,
De luister, fleun, en vreugd uws ouderdoms geweest. Nu zal hy met zyn bloed uw lesfen licht betalen,.-Eu zyn te ftrenge deugd hem doett ten afgrond dalen.
Gy kent de kracht des -arms van ’s vyands ftaatsbcwint:
Ik vrees voor myu’ geniaal; ik fidder voor mya kind;
Ik kan den Haat myn hart niet meer ten offer geven;
Aan Romes grootften held wydde ik geheel myn leven:
Ik min hem; ’c is myn pligt: bedenk dat hy ven pand,
Een dierbre gift is van uw liefderyke hand. ó Tedre moeder! fpreek: zou’tu niet meerder ftreelen,
In Gajus ftillen roem, met zyne gaê, te deeien.,.
Dan uwen zoon te zien verdrukt, vervolgd, onteerd. Door een’ getergden raad, dién hy vergeefs braveert? .
CORNELIA. nbsp;nbsp;nbsp;i , .
Gy kent myne inborst niet. Wierd my bericht gegeven, Gat Gajus in’t bewint zichzelven had verheven.;.. ..nbsp;Dat hy, zyn glori moede, en trouwloos aan den (laat.
Ik
Het volk verkocht had aan den eereloozen raad;
zou, met fchaaiTUo, ’t uur van zyn geboord betreuren;
4S
Ja, in een woesteny, gedrukt door al myn’ hoon,
De eer overleven van myn’ fchandelyken zoon.
Maar, zo.my wierd verhaald dat hy ware omgekomen , Als ’troemryk offer voor het volksbelang van Romen,
De flag zou yslyk zyn' Vóoï myn gefolterd hart,
Jk zou van fmart vergaaiiiinaar juigchen in die fmartj ’kZpu roepen: Gracchus deugd is oubefmet gebleven;nbsp;•Voor my, voor ’t vaderland, had hy te kort een leven;nbsp;Dpch’tgeen voor’cmiiiscmyn wee,myn, bitter wee, verlicht,nbsp;Is, dat hy, tot zyn dood, volhardde in zynen piigt;
GRACGHUS.
Gy ziflt voldaan zyn; ja: uw zoon, geliefde moeder. Sterft niet, dan tot uwe eer, en de eer van zynen broedennbsp;L, I c I N I A.
Maar welk een fuel gedruisch! wat wil dees burgery ?
GRACCHUS, CORNELtA, LICINIA, FULVIÜS, DE ZOON VAN GRACCHUS, VOLE.
F u i V..1 V S.
Ziet, waardige ouders-!.ziet itw’dierbren zoon w-eérvry.
GRACCHUS, JLlCINrA.
Ons kiudl
CORNELIA.
Kan ’t mooglyk zyn!
g R A u c H u s.
Spreeklheei scht do rust iuRomen?
rut'
-ocr page 61-49
F U L V I U 3.
Neen. Op myn ftein is ’c volk ftraks op de been gekomen. E)e raad, ons dra gevolgd, vliegt fluks ter raadzale in.
En eischt terftond de dood van Gracchus gantsch gezin, Opimius geeft last om ’t bloedbad aan te vangen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
’tBloed'ftrooini; enDrufus, flaafscli verknocht aan zyn belan-E)ie moedelooze Ichelm, grypt, en vertoont uw’ zoon,
¦ En dreigt dit dierbaar pand voor ons gez'igt te doón.
Maar ’t onverfchrokken volk heeft hem ^yr/prooi onttogen! De blikfem fchiet min’ foel langs ’t ruim der hemelbogen.nbsp;Verwonnen door den fchrik. Hort alles voor ons neêr;
De fnoode Drufus valt door ’s volks geducht geweer;
En daar Opimius gereed is hem te wreken,
Zyn onze vrinden, met luinn’ buit, den drang ontweken, Ditroepende overluid in hunn’ bedwongen loop:nbsp;„Terugg’! ’t is Gracchus zoon! ’t is der Romeinen hoop! ”nbsp;GRACCHUS.
Verheven burgers! hoe vergeld ik u dien zegen!
F u L v I ü s.
De burgemeester beeft; hy, hy moet gruwlen plegen;
Wy hebben oorlogsböu, hy,nict dan moordenaars.
Gy kent zyn helsch ontwerp, zo eerloos als barbaarsch. EnÖaaf, en vrye,en vreemde, en beul, de vryheidraoede,nbsp;Vereenende onderling de aan hem verhuurde woede,nbsp;Vertlcrken, als om flryd, de krachten van den raad.
En zy verkochten reeds ons leven en den Haat.
’t Is uit met onze hoop om grootsch te triomferen;
'Vy zullen u voor ’c minst tot in de dood verweeren:
D nbsp;nbsp;nbsp;rVo'Ik,
’tVolk,dat gy dienst doet, wil ook u ten dienste flaan: Zo ’t niet verwinnen kan, ’t kan toch voor u vergaan.
GRACCHUS.
’t Vergaan voegt iny-alléén.
L I C I N I A. nbsp;nbsp;nbsp;L
Opimius treed nader*
GRACCHUS, Cornelia, licinia, fulvius, DE ZOON VAN GR A CC H ÜS, OPIM I US , R A AD S-IIEEREN, ridders, B O NDE L B YL DR A-GERS, GEVOLG, VOLK.
OPIMIUS, het hevel van den raad in de ¦hand houdende.
Rlt;
*ODieinen! levert my hier Gracchus, dien verrader!
CORNELIA.
LICINIA*
Myn’ echtgenoot!
HET VOLK.
’s Volks liefde en ftc-un alleen!
FULVIUS.
Dring door deez’ vasten muur ora tot den heid te treén. Fulvius en het volk vormen zich als tot een' muur tus-. jehen Gracchus en den aanhang van den raad.
GR AC-
-ocr page 63-GRACCHUS.
Hou ftand, ó Fulvins!
F u L V I u s.
Zou ik myn leven fparen ,
Zo ik voor 't vnderland licid Gracchus kan bewaren? o p t M I u s.
Öe raad eischt Gracchus hoofd. Romeinen! aarzelt gy GRACCHUS, op hetfpreekgejloelte.nbsp;Raadsheerenf ridders! dat Jupyn hier rechter zy.
Ik heb, deez’ dag getracht een bloedbad voor te komen;
Gy hebt daartoe myn’ zoon als gyzlaar aangenomen:
’k Heb,tot behoud der rust, all’ wat ik kon beftaan;
Maar gy, gy vordert bloed; gy vlamt op gruwcldaén.
Geboren burgers 1 gy,door d’adel flaafsch vertreden, Gy, die, in woede, of liefst door zwakheid uwer «(Jen ,nbsp;Op last eens trotfehen raads, als beulen my ontmoet!
Gy wierd op’tfnoodst misleidi ’kvergecfu’i geen gy doet.
Maar,- grooten ! gy! w-achr gy datude wraakzal treffen ; Het volk zal, vroeg of laat, zyn wangedrag bezeffen.
Gy,braven 1 voegt u faam, houdt alle uw magt byeent He góden worden door ’t gefchrei des volks verbeén.nbsp;Ikfmeeku, wanhoopt niet: de vryheid dezer tvallennbsp;Zal met den val ééns mans niet onherftelbaar vallen.
Myn zoon! vrees’tgodendom;wees menschlyk;min de deugd; Sta Romss vryheid voor,en wees’svolks fteim en vreugd.
Ik flel dien kostbren fchat Cornelia in handen*
Da nbsp;nbsp;nbsp;^ Moe*
-ocr page 64-52-
ó Moeder,gsd-e, on zoon! ó onwaardeerbre panden!
A Tedre en trouwe vrind ! ó dierbre burgery !
Schaart u rondom tny heen: ’k fterf, in uw’ boezem , vry, JJ'j grieft zich.
FULVIUS, CORNELIA, LICINIA, HET VOLK,
O Igt; 1 M I U S.
6 Ilemel!
Alle perfonaadjen (lorten voor de voeten van Gracchus, lehalve Opimius.nbsp;GRACCHUS.
’kSpaar’s volks bloed, ó Goden! dat ik fiieve! Verhoort myn’ laatften wensch, en Romes vryheid leve Snbsp;Hy fterft,
OPIMIUS.
Hyflerft, maar zegepraalt: de wroeging is myn ftraf. Groot is de vrye mensch, op d'oever van het graf!
CORNELIA, opjlaande.
Verhef ii, burgery! ’t is tyd uw fchuld te boeten.
En dwaal niet meer wiens hoofd moet vallen aan uw voeten: Hoor: dat een moeder, dat de hemel, wraak venverv’:nbsp;Sla toe: wreek mynen zoon!
Allen Jiaan op.
Fulvius , het volk, en de aanhang van den raad vereent-gen zich om Opimius te ontzielen, en doorfteken hem. o P 1 M I VS, ft ervende.
Hy is gewroken: ’k fterf.
r u L-
-ocr page 65- -ocr page 66- -ocr page 67- -ocr page 68- -ocr page 69- -ocr page 70- -ocr page 71-i
â– ^•. ' ;â–
S'quot;'
,.^ â–
y.5 nbsp;nbsp;nbsp;^,'lt;j^..-
?â–
‘v^. nbsp;nbsp;nbsp;-' ‘. ! *â– nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;â–
,■'?’'■!». 'ftquot;
'quot;%•:-
'' ass'/ * '
' â– .
;' nbsp;nbsp;nbsp;'.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. klt;
,'V- nbsp;nbsp;nbsp;â–
quot;S'-
s*
i-j' ;
v‘