BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929
Verzameling: tooneel» stukken uit denbsp;nalatenschap vannbsp;prof. Dr.J. te WINKEL
-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-bedrukt by Mozes van HülKesroï, aatt I Markt, in Laurens liofter, Ao. lyaf,nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BIBLIOTHEEK DER
1 nbsp;nbsp;nbsp;RIJKSUNIVERSITEIT
^ nbsp;nbsp;nbsp;UTRECHT.
-ocr page 6- -ocr page 7-ƒ nbsp;nbsp;nbsp;Op het Trearfpel ’san
tJ eld Agamemnon, na tien jaaren ^ Te ftormcn op den Trooiien muur.
Zag eindlyk zyn gelukftar klaaren?
Doch voor hem al te kort van duur,
tïy, en Kaflandra, zyn’Slaavinne,
Veroverd in den Trooifen Brand)
Aanbidden vicrig de Godinne Diana , doen hunne OfFerand’ :
Maar Klytemneftra, zyne Vrouwe,
Spant met haar Boel Egiftus aan,
Hen te vermoorden j helze trouwe !
Zo als zy voor het Altaar ftaan.
Oreft’, haar Zoon, vlugt voor haar woede : Leeft twaalef jaar in ballingfchap : . ¦
De tyd wekt kragt en mannenmoede j Dingt na zyn Vaders eeretrap,
Hy wreekt, door lift, de gruwelheden Zyns Moeders, en zyn Vaders dood ;
W aardoor Hermioné, vol zeden,
Gered word uit haar angft en nood;
Treed met Oreftes bly ten Troonc,
Als Koninginne van Myceen ,
En pronkt met eenc goude Kroone j Gelyk me in ’t breede ziet ontleênnbsp;Door HESSEN ; waardig met Lauwricrennbsp;Dat men zyn jonge kruin mag lieren.
A. V. H.
VER-
-ocr page 8-Ores-pes. Zoon van Klftemt^ra onder den naamvan'K.j^-E.o'^inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
P V L A ö E s. Boezemvrind van Órefies^onderdsp Lucius. ' ¦
HëRmionê. Minnaares van Orejies»
A R K A S, Veldheer nbsp;nbsp;nbsp;1 ^
Alcymedon. ondsjf: Veldheer)
D o R i D Ê. Vertrouwde van Klpemnejira,
I s M £ N £. Vjftrouwde van Hamp;mioné.
Het Spel fpeeit in en om Myceentnl
-ocr page 9-Bladz: i
E N
TREURSPEL.
EERSTE B E D R r F. EERSTE TOONEEL,nbsp;Orestes, Pyeaues.
Orestes,
e vroege Morgenzon, belooft my , eet haar draaien
In ’t Weden ondergaan, dat ik zal zege-praalen,
En zo voor de eerde maal, in tvvaalef Jaar voorheen,
Betreeden zal, als Vord, de draaten van Myceen!
U Hemel gun my zulks! dat ik myn kruin mag deren, Als Wettig Prins van ’t Ryk, met geurige Laurieren:nbsp;Leez’, myn Geboorteplaats, heeft lang genoeg de fmertnbsp;Gevoelt in ’t binnend’ van haar edelmoedig hert.
Hoe zal Ored’ in ’t kort, bedauwt met Lyfdafieren, Gp Agamemnons Troon de guide Scepter zwieren;nbsp;Het treurige Myceen, wel eer een Moordtooneel,
A nbsp;nbsp;nbsp;Wm
-ocr page 10-Orejles en Hermiom.
Waar op myn Vader kreeg, dpor ’sMoedérshandtjö deel;
Heeft nog van dcezé kling alleenig te verwagten Één eindclooze vreugd, die elk een tioog zal achten,nbsp;Zo dat g) hooren zult hoe dat de Lugtbodinnbsp;Op hiiare Lofbazuin myn \Teêrgalooze min,
Die iH' IViyceen loedraage, alom zal uit trompetten, Ln hoe ik ’i glinftrend Staal, pp ’s Moeders borH: zalnbsp;wetten!
Als zynde alleen den weg en ’t middel waar door wy Ontflugen moeten zyn uit onze flaaverny.
PïLADES.
Myn waarde Boezemvrind, dit zult ge uhaaftbcklaa-
De lalf is veel te zwaar om die zo ligt te waagen.
Ü R E i T E S.
O neen, ik weet reeds wel dat al het Hofgezin Steecs walgt om ’t zoet gevlei van Klytemneftra ¦*nbsp;min .*
Hoe meent gy datze Egift’ als wettig Kpning eeren Ln hem, welmeenend, trouw en vrindfehap zoude*nbsp;zwecren?
Heen, neen, myn vrind, zy zyn door heni zo niet verblind,
Wie weet hoe.Atkas, die de deugden altyd mint, (aehoont werd ep veracht,
Pï LADES.
Die held, die reeds deed bly-feen
Hoe ’t ï-ert om glinftrend Goud van ’t recht niet af moert wyken;
Zoud gy die edie ziel nog denken op uw hand quot;Pe Krvgon ? neen , de Faam heeft overlang door’tnbsp;Óand
Z) Heugden uitgegal int, men hoort zyn lof nog klinken
Yajj
-ocr page 11-¦'3-
Van daar Aurora daagt tot daar zy neer gaat zinken ¦lo Thetis zilv’ren fchoot; verban die eidelheid,
'Want wie te haait betrouwt wérd ook zeer haaü misleid.
Ore stes.
Myn lieve Pylades meent gy dat ik zal fchrikken Voor Klytemueltra’smacht, laatTiliphoon haar
blik
ken
Vry openfpalken, dat den afgrond kraakt en lilt, -Ik zweer iiogtans dat nuoit myn wraalt zal zyn geltik Voor ik met dceze kling haar hertaêr af zal Idootcn!nbsp;Ik moet E:dll’, haar boel, van’t leeven ook ontblooteii.nbsp;^ou Agamemnoiis zoon van luider Zyn ontaard’nbsp;Neen, ’k lireef myn Vader na, wiens heldenmoed opnbsp;aard
Gebleeken is , wen hy met duizend fterke kielen Ging, afgeregt tot wraak, om Trooijen te vernielen;nbsp;Daar hy als Opperhoofd van zulk een Iterke machtnbsp;Regeerde en wierd van eik voor eenen God geacht:nbsp;Moed toen dier deden Stad, die trots aan Xanthusnbsp;boorden
Praalt als een Hoofdvordin, (voor wien held Hektor fmoorden
En and’re Vorden ) niet eerbiedig komen treên In^Agamemnons tent, wanneer haar Marmcrdeennbsp;Wierd door ’t Argoolfe vuur geblikfcmd, doen denbsp;daken
En tempels, hemelhoog, invielen ; and’re kraaken ^odanig dat de Maan haar zilverglans en fchynnbsp;Verloor, en ’t Sterrenheir dook agter ’t nagtgordyn pnbsp;Toen was ’t of het heelal zou tot haar Chaos bomen,nbsp;Men zag Nepthunis vloed en kridalyne Ikooihennbsp;Verandreh in een dyx; bezag men ’t platte Land,nbsp;Daar had men Trojes buit en Krygstropheen geplant;nbsp;Men Zag van haarc'Muur de ontroerde veldbaniereii'nbsp;A gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Of-
-ocr page 12-QFwiaijen; Vader doen met verfe Veldlaurieren Gelierdwietd om'iyn kruin, hoe, zou ik dan niet treénnbsp;Op zulk eenrqemrykIpoor, om ’c klaaf^eudeMyceennbsp;t’ Ontladen van naar |U’lt; ; ja,Fylad.;s, myn daadennbsp;Z il men naa mynen dood noj fiere in fetdgewaaden,nbsp;*k Moet op Mycencns Troon als wettig Ivcming daan,nbsp;pn heeriyk leevea, of op ’t iciiaadigde vergaan.
Kom, Fyiades, wil iny vol he demoed na treeden, ik dreef t) voor.
PVLAPES.
Bedaar cens uw oploopenheden. Klyn heer laar ons hier zyn tot dat een grooter luknbsp;Voor ons üpdaagen komt die ’teuid geett onzer druk.nbsp;Orestes.
Ik zie myn lukdcr daagt alree, de duidcrniffen, iDie naar bezwalKt hield, zyn geyveeken; moet ik milTennbsp;Myn trouwen boezemvrind, die in myn zwaarden noodnbsp;My volgden, yolyan inped, ontziende ramp of dood;nbsp;tu lyt gy nu, helaas, bcclugtotn my te volgen !nbsp;Ach, Fylades, fchep moed, en toont u niet verbolgen,nbsp;aar dreef my moedig na, kom treênwyd’hofzaal in,nbsp;Paargy, zo’k hoop, zal zien hoe dat myn vv raak beginnbsp;^alneemen, blyrtgyhier, ik kan het werk volbrengen,nbsp;ik ben alleen in fiaat pm beider bloed te plengen.nbsp;Helaas! yreeftgy, ik niet.
PVLamp;BES.
O doodlyk zielsfenyn Pat tny pni ’t herte wroed, uw Pylades zal zynnbsp;\Vaar zyne Oredes gaat, geen ramp, verdriet of leiden,nbsp;Hoe wreed zal Pylades ooit van Oredes fcheiden;
Vlyy Iped, myn vtinfi, treft my zo wreed als ’t ukan doen,
Uw vyaiid is de myne, ik geef my zells tot foen Indien uvy wraaklud flegts zig zclis daar mee kan dillen.nbsp;V/?iaan laat ons geen tyf| hier roakeloos, yeripillen.;
Maar
-ocr page 13-Maar door welk middel zal onz’ beider aanflag zyn? O R E s X E s,
Door lift bedrieg men haar en ’t hofgezin.
PïLADES.
Ei myn!
O hemel! dat doet my de ziel op nieuws weir prangen. Orestes.
Myn Heer, is’took dat die vervloekte heeft ontvangen Uit Klytemneftra ’s hand myn wett’^e kroon en ftai';nbsp;Eedaar, myn vrind , ik zie haar daalen in het grat.*nbsp;Ja ’k zie haar beider val, eer Phebus zal volbrengennbsp;2yn dagreis, zullen wy ons beider handen plengennbsp;In beider heilloos bloed dat uit hun ad’ren fpat!
Dies weeft niet onverfaagt, maar wagt de tyd, tot dat Men uitkomft zie.
Pylades.
Myn vrind ’k wil wel den tyd af-
wagten j
Maar ag! hoe zullen vvy die monfters beiden Aagten; Zy zyn als Heidra die voöt ’t atgeflagen hoofdnbsp;Weer zeven and’ren kreeg.
Orestes.
. nbsp;nbsp;nbsp;Hoe is uw moed gedooft,
En dat alleen uit vrees?
Pylades.
’k Schrik niet,ik wens te praaien Dat wy haarpurpcrbloed uit gladde nektar fchaalen,nbsp;Gemengt niet druivenzap, inzwelgen mogen, Goön!nbsp;Maar hoe werd zulks verrigt ?
Orestbs.
Daar ons werd aan-
' gehoon
Het allergrootfte hei! , daar blyft gy nog vol zugten? ¦Ag wilt dien naauwen band, die u prangt eens ont-vlugtcn;
A 3 nbsp;nbsp;nbsp;Zoi
-ocr page 14-Orejles en Hermionè.
Zo niet, volvoet ik zelfs myn lift, en ftreef alleeri ¦ Kloekmoedig door die ramp en ftaatsorkaanen heen.nbsp;PylADES.
Gy zult aan Pylades een trouwe hulper vinden; Üte'tes wel ontbloot van vader en van vrinden,
Maar niet van Pylades, mynftaal, u toegedaan,
Zal als een Hercules het monlteidier verllaan.
Maar hoe b giunen wy dat werk ?
Okestes.
O Vrind der vrinden! Wy zullen door de hulp der Goón wel uitkomft vinden.nbsp;Pylades.
Maar ik heb vaak voor deez’ w 1 menfen zien vergaan Die’t alles lieten op de hulp der Goden ftaan.
En daarom is het beft dat wy ons eerft bcraaden, Verwagien hunne hulp, hun ze-en en genaden;
It ;
Dan zeilt ons fchip voor wind een veil’ge haven in, Daar ’t anders werd gefchokt in volle zee. ¦nbsp;Okestes.
O min!
Hoe kragtig is de Liefde in ons te znam te vinden, Eén Hart, éénTong, één Wil, één Lichaam in tweenbsp;vrinden;
Wel aan, ik zal aan u de lift dan doen verftaan ;
Ik zal, als Afgezant, tot dien ontaarden gaan.
En hem verhaalen hoe Oreftes is geftorveli,
Na dat hy hier op aard geen vreu .de had verworven. Dit is ons middel , en wat dunkt u , fpreekt mynnbsp;vriend ?
Py LADES.
’ris goed, wanneer dcez’lift ons maar ten hal ven dient.
Zie ik een weg gebaant waarop wy zullen plukken Delanggewenftevreugd, Go6h laat het ons gelukken!
O-
-ocr page 15-Orestes.
’t Geluk verïekert ons.
PyLAPES.
Waar door?
Orestes,
Kunt gy niet zierii
Dat ons een lioogethand ons hulp reeds aendoet biên? Wywaaren, buiten dat, nooit aan Mycenensftraudennbsp;Geland, veel minder wy deez’wytverinaarde landennbsp;Betreen, gelyk als nu.
Py LADES.
’k Beken het, maar ik weet Dat deezen zegen juift alleen niet is befteetnbsp;Eu ons gelchonkcn om te moorden, maar te kevennbsp;In onderlinge ruft; deGoón zyn nooit gedreevennbsp;Tot weêrwraak.
Orestes.
O ja, heeft God Jupyns Gemalin Eneas fchepen niet doen fling’ien, naer haar zin.
Op Nereus pekelplas; alken tot wraak gedreeven, Om dvit haar Priaams telg bet ooft niet had gegeeven.nbsp;En hoe heeft PallaS zelf, uit haat, d’ Argiven vlootnbsp;In Zee verdriiiKen doen, wen zy de blixems fchoot,nbsp;Zo fnel dat fchipop fchip vergong, ja zelfs de windennbsp;Die ftonden tot haar dienn;;de zeevoogd die haar mindennbsp;Was mee verhit op wraak, dat zelfs Ajax , de Zoonnbsp;Oikü , mede wierd gerekend by de doón ;
En zou dan’cGodendomonsook haar hulp niet wyzen^ Gewis myn Fylades.
PyLADES.
Ik moet u deugden pryzen, Zodanig, dat ik ben verwonderd van deez’ teen. ,
O R t st E s.
Welaan, Iaat ons dan na Egiftus hof gaan treCn.
TWEE-
-ocr page 16-TWEEDE TOONEEL. Egistüs. Akkas en Gevolg,nbsp;Egistus.
ag ik me,2eg Arkas, op tiulp van ’t volk vertrouwen? Akkas.'
Ja, vorft, een ieder wil u voor haar Kuninghouwen; Myceiien juigt van vreugd op 't hooren vin uw naam.nbsp;En loopen Tempel waarts: men hoort de Weide h aamnbsp;Met duizend keelen al uw oorlogslot'trompetten!nbsp;Heel Argos werpt zig neer voor uw roemryke wetten!nbsp;quot;Vreeft met, want ieder buigt zig voor het altaar neernbsp;Ter eeren vanDiaan, om datze een Opperheernbsp;Ontfangen hebben die door ’t nootlot is befchoorennbsp;Dit Ryk;en door de Goón tot heerfchappy verkooren.nbsp;Egistus.
Dank zy de Hemel voor haar dienft my aangeboón.
A R K A s.
O zegenryke Held, Gradivus grootften zoon,
Hoe zal uw ftrydbren vuift den gulden Scepter paften. Uw kruin met Lauwren, in het veld van ecrgewafTen,nbsp;Gdi.rtop ’t alkrfchoonft’; zo ras het lantfaizoennbsp;Den aardkloot weder hult met ’t allereelfte groen ;nbsp;Wanneer God Mars , vermoeit door ’t Winterweernbsp;te ruften,
Klimt op zyne eere kar, om op een nieuw zyn luften t’ Aanfchouwen,in het veld gevolgt van vrouw Belloon,nbsp;W lens paarden datze ment op ’t land, bezaait met doon:nbsp;Dan zult ge , 6 grootc Vorft ! de zeegen vaak weg-draagen,
En in triumph gevoert op uwe Statiewagen,
Als certyds Held Achill’ uw vyand, v ior trophcen , Gekluifttrd aan uw koets, oir.voeren in Myceen:
Ja, ’k zie uw groot ontfag zo hcerelyk opdaagen,
Van
-ocr page 17-Van daar God Phebus treed op zyne Zonnewagen, Tot daar hy weer vermoeit in Thetis armen duikt)
Zie ik uw vyanden door uw geweld gefnuikt; ja ’t heele waereldstond zal voor uw fcepter beevemnbsp;Zo worduwgroütennaanitot aan^tgellernt verheven*nbsp;Egistus.
Doorlugtige Arkas, een der trouwüen van myn raad * Gy zyt een fteunpilaar daar Argos vaft op ftaat,nbsp;IV'letwelK een dankbaarheid zal ik myn vrind -eloonen^nbsp;En u, naar waarden eis, myn dankbre pligt betoouen?nbsp;O Held! wiens hand zp wel een fcepter paft als my.nbsp;Arkas.
ik ben u dankbaar, vprft, voor uw beleeftheid, gy Moet hier alleen den Troon betreden.
Egistus.
My weerftreeven,
O neen! regeer alhier, uw hand, die elk doet beeveii. Paft meer een Staf dan my , wil my niet meer weer-ftaan.
Arkas.
Hoe zoude één Dienaar niet zo ’n groot verzoek af-llaan;
En daar by weet ik nog hoe meer dan duizend tongen-Van uwgrootmoedigheênzyn frhor en hees gezongen, Daar ik, 6 wonder! ben één Haal, één knegt, jameernbsp;Wat vrouw natuur ooit fchiep tot dienftbaarheid zyanbsp;’s heer;
Neen, neen, myn heer, gy hebt voor Arkas nooit te wagten,
Dat ik my vleije met hoogdraavende gedagten. Egistus.
Myn heer, wil u by tyds ter deegen tog beraa». Arkas.
Niet anders dan dat ik nooit na ’t gefchenkzal ftaan; D w kroon behaagt my niet.
A s nbsp;nbsp;nbsp;Egis-
-ocr page 18-O held laat Argos roeinen Op Perzeus lof, men lal uw ’s Landsverloflcr noemen.nbsp;A H K A s.
Dien naam behaagt my niet, want’t geen ik heb verrigt Beflaat door Heldena'oet cot uwen dienlt, mynpligt.nbsp;Waardoor ikdikmaals zag een krans van lauwerieren^nbsp;Behangen om het hooit langs hals en fchoud’ren zwierennbsp;En in triumph gevoert door ’t magtige Myceen;
IVlaar zulk een gift, uit gunlh, behaagt my niet, o neen, Egistus.
Ag, ArkaS. blyft gy nog al eevenfier van zinnen ,
Is dan uw hart van Haal omnooitdoor reen te winnen? A R K A s.
Is dit u niet genoeg dat ’k in ’t vervolg uw min Gelyk voorheenen ?
Egistus,
A R K A S.
Daar komt de Koningin. DERDE TOONEEL.
Egistus. K l y t e m n f. s t r a. A r ka s.
D o R1D E. en Gevolg.
Ki. yTEMNESTR.f.
er goeder uur kom ik zyn Majelleit ontmoeten. Egistus.
Het oproer is geHilt.
KnyTEM nestra.
Elk buigt voor Onze voeten,
En kennen u voor Vorlt! o laiiggewenilen dng, Waarin men beide weer onze adem haaien mag.
Wel aan Iaat ons mee na den Tempel toe gaan treeden En üft’ren, wyl ’c Altaar mee de oiferplegtighcden
Al-
-ocr page 19-II
Alreeden is voorzien, de Goden, door gcbeén,
Nog meer verpligten datze ons zeg’nen in Myceen, Egistus.
O groote Koningin, begaaft met deugd en reeden, Ej’iftus zal ’t verzoek van u niet tegen treeden,
VIERDE TOONEEL.
Ark AS. allee».
Is dit het loon voor al myn lof en wonderdaJn, IsditniyneEerekrans doorwrogt met Lauwerbla^n!nbsp;My hier te laaien, en hyna den tempel!Goden,
Hebt gy geen blixems klaar om die ontaarde en Inoodd Te pletteren van een, dit wil myn trouwfttn vrindnbsp;Nog weezen, die my als zyn eigen zelfbemind!.
O groote Jupiter! gy die met uwe vingeren De donderkloot omvat, den blixemfchigt kanllingerennbsp;Waar dat het u behaagt , gy ziet hoe ’k ben gehoontnbsp;Door een ontmenften fchelm, naar reen of wet gekroontnbsp;Maar wel door vrouwe lift, wierEgemaal zy Aagtennbsp;Voor ’t huw’lyks Echtaltaar / ik zal van uverwagtennbsp;Dat gy haar beiden ftraft voor myn beleedigde eer,nbsp;Of anders zal ik zelfs myn wraakluft meer en meer -Behartigen, wie gruuwtniet voor haar gruwelftukketi,nbsp;Myn kling, tot wraak gereed, zal hem dekroohontrukken ,
En zetten die op ’t hoofd den Erfgenaam van’t Ryk, Zo dat held Arkas u zal geeven tot een blyknbsp;Wie dat gy hebt gehoont, tg mocft zy tegen reedennbsp;1 'ien goddeloozen op Oreftes troon doen treeden.
Gy Klytemneftragaf Egiilus wel de kroon,
Maar Arkas zal die zelfs weer fchenkenaan uw zoon. Maar ftil, ik hoor genigt, ’t is noodig dat ik veinzenbsp;En hier bedektelyk de zaak wat overpeinze,
V YF,
-ocr page 20-VYFDE TOONEEL.
Arkas. Alcymedon. Alcymedon.
T_Ioc, A rkas, wat is dit, geen antwoord! fpreek, 6 Go6ri ^ -^Kwynt hier den fehoonften telg!
Arkas.
O fpyt! ó bittre hoon!
ALCYMEnON.
Ik hoor hy is gehoond, maar ftil j ik hoor hem fpteeken, Hy is angftvalligi
Arkas.
ik, zal zelfs de onttnenfte wreeken. Ai-cymedon.
Wiens hand was zo verwoed, die u dorfthooiien gaan En u ontlnift’ren van uw fiere lauwerbiaan ?
Spreek, Arkas, waarde vrind, ag Iaat iny niet verlegen, Indien ik weet de zaak trek ik uw vyand tegen.nbsp;Arkas.
Zyt gy ^t Alcymedon ?
AtCyMEDON.
O ja, myn trouwen vriend , Met wien ik menigmaal ten Oorlog heb gedient.
Wie maakt u zo ontruft.?'
A R K A s,
’k Werd langs hoe meer
verwoedcr.
Atcy ^(EPON.
Op wie?
Arkas.
Helaas!
AtCyMEDON-Op wie ?
-ocr page 21-ïj
Ark AS.
Üp held Oreftcs moeder
En haaren Boel.
ALGyMEHON.
O Goèii! wat tieboenae u gedaan? Ark AS.
Ik ben gehoont myn vrind, op heden, kom, wel aai] Laat ons... inaar ag 1
ALCVMEDOn*
Bedaar.
A p. K A S.
Neen, ik zal niet bedaaren Voor dat ik deeze kling, bezet zie vol met ichaaren ;nbsp;Want zoude ik langer zien dat hy nog zou betreénnbsp;Len Troon als onzen vorft; een die van gruwlykheênnbsp;Gelladig barft en zweet- Ik heb zyndood gezwooten.nbsp;Alsgy’tgemeene beft mee handhaaft, wil danhoorennbsp;I^aar myue reeden, ’k zal myn meenig doen verftaan,nbsp;A^-CyMEDON.
O ja.
Ark AS.
Welaan, dan moet Oreft’ den Troon opgaan, Wy zullen mid’lerwyl by ’t volk geheim verlpreijennbsp;’t Gerugt, dat zo Oreft’verlaaten wil zyn leijennbsp;En droeve Ballingfchap, dat hy als Koning kannbsp;Edycenens Troon opgaan, laat ons in ’t eetgeipannbsp;Gaan treen.
ALCyMEDON.
Dit is by my voor deezen al beflooten, Patalsikuitkomft zag, dat men haar moeft verftootennbsp;En gaven die de kroon en de opper Heerl'chappynbsp;Die 't wettig toeawam, zo was onze flaavernynbsp;Wel haaft ten ende; ag wat fterv’ling zou niet beevennbsp;Die hier op aarde ; door de lielde w'erd gedreeven,nbsp;Die flegtï erinnert hoe dat zy dc deur opdrong
Van
-ocr page 22-*4
Vaii d’ heil’gc tempel en verwoed de moordpriem wrong In Agamemnons bord, en hoe men zag zyn lippennbsp;Bederven, en de ziel uit ’t vorftlyk lichaam glippen! inbsp;Heett die ontaarde ook niet KalTandra mcê vermoordnbsp;Met eige h.ind! wie heeft zo’n gruwel meer gehoord!nbsp;De Tempel zo onteert, alleen llegts door het raadennbsp;Van haaren Boel, helaas! hoe ligt zyn we l Ok vcrraaden,nbsp;Wen zy in ’c leven blyft; dies moet men, zo men kan.nbsp;Haar moorden want geen deugd en vindme in een tiran.nbsp;Dies laaten wy, om ’c werk te dieren, hier eerd zweeren.
beidt» te gdyk.
Ored’ zal Koning zyn zo ras hy wederkeere,
A K. c A s.
Nu is myn wens verrigt, o Hemel! gun dat wy Ored’ verloden uit zyn droeve flaaverny;
Ja Arkas hand alleen zal hem vol luider kroonen ÏEn hem door deeze kling myn trouwen diend oetoonen;.nbsp;Ik zal voor ’t vaderland, met Argus klaar gezigt.nbsp;Staag waaken, en ik agt dit ook van mynen piigt:nbsp;Maar ag ! Alcymedon, w’at kunnen hier twee vrinden,'nbsp;In zulk een zwaar gewigt, tot voordeel onderwinden;nbsp;Wy zyn maar met ons beide, en onzen vyand.isnbsp;Veel magtiger, helaas ! wat ramp en droevenisnbsp;Komt my befchaduwen, ja ik begin te dugten.
Ik voel, myn bord die kort, van al het droevig zugten, Gelyk epn Torteltje dat om zyne Ega treurt.
En , heel midroodig, zyn gepluimde krop opfcheurt, ’t Is waar, myn trouwe vrind, wy hebben wel daar eevennbsp;Bedooten door een zugt, van cd’le wraak gedteeven,nbsp;Dat wy Egidus en deKoninginneeens, omnbsp;O’redes, dooten zoude uit beider heiligdom:
Maar ik en zie daar toe geen weg of middel open. AtCyMEDON.
Daat ons degts in ’t geheim op zeege en uitkomd hoopén, Op datgeeti mens a^ ’tHof den aanflag werd gewaar,
Wy
-ocr page 23-ïf
vleije Egiftus en de Koninginne; daar ” y v/ceten dat het haar het allenneelt nehaagen;
^ kan me in vrindfchapsfciiyn haar gropt ontzag, tüedraagen.
Arkas, ik deuk wel, dat Jupiter ons niet ^^1 eeuwig plaagen met een eiquot;deioos verdriet!
l/ondergod zal wel Oreiies dierbaar leeven Kewaaren, en hem ons vol luider wedergeeven;nbsp;tn als wy dat geluk ontvangen van zyn band,nbsp;iJat hy bedektlyk weet te komen in het Land,
zyne dat en kroon ’t ontruk' en uit de klaauwen-Tygersen den moed des vyands doen verflaauwen, ^an is ’t den tyd eerd dat wy dien cloorlugten Heldnbsp;i'iaftreeven op zvn fpoor, en hem door krygsgeweidnbsp;Or lid,zyn zaak met kragt en iever onderfchraagen, ,nbsp;zal heel Argos van onz’ beider deugden waagen.nbsp;I^ies weed getroolL
Arkas.
Ik heb u ineening wel verdaan; t^ien weg is veel te lang om hooploos in te gaan.
Men moet deez’ dad in ’t kort, op dat elk zig ver-wond’ren,
Verloffen, en hy moet op zynen troon nog dond’ren, Eet ’t iemanteens verwagt; zon zuik een Jongeling,nbsp;pie van zyn Moeder niet dan ongeluk ontting,
ETog langer kvyynen; neen, men ziet de geurge roo-zen
Wel treuren, maar aandonds beginnen zy te bloozen, Zo ras als Zephirus langs blad en telgen fpeeit,
En Zo haar bladeren aanminnig kud en dreelt.
Alcymedon.
Dat’s waar, maar ’k weet ook wel dat men met Zulke zaaken
Niet hand’len kan pm een nieuyysgier’ge te vermaaken,
Netri
-ocr page 24-l6
Orejles en Hermione.
Neen, neen, vry moeten hier met oordeel en verftand Zyn Regt bevorderen in Argos vrugtbaarland,
En dat wel door den tyd.
A R K AS.
’k Opvolge al' uw bevelen, Alcymedon.
Pe Hemel zal in ’t kort ’t gebrookene wel heelen. Arkas.
Dan zie ik dat Myceen ontkluiftert werd van fmert En wederwaardigheêu.
Alcymedon.
Myn Vrind ik voel myn hert Voor de edele gemeente uit tedre lie.de blaaken;
Ja ’k zie de Maagden op haar lelywitte kaaken De Roozen groeijen vol van glans en lierlykheén.nbsp;Arkas.
Kom laat ons beiden gaan, terwyl wy hier alleen Niet en verrigten, eens ter plaatfe daar wy hoopennbsp;Dat ons gerokkene voor ’t land ten befte afloopen.
Einde va» bet Eerjïe Bedryf.
TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;ij
EERSTE TOONÈEL.
A E ’t is met my gedaan de tVioode Koningin p ' Is vaft gekluillerd aan de Boeijens van öe minnbsp;3d}us zegepraalt; zy hectt hem reeds doen kroonennbsp;hem getchonken held Oreftes marm’re troonen.nbsp;iic, Ismecne, nu niet zugten, daar my, ach.'
^üor ’t haatlyk huwlyk , is den al lei zwaar den fiag “creid, Hermioue van rampen overrompelt,
^'^}'n noop legt in een zee van wanhoop nedirgedom'
dacht altyd dat ik den here Oreftes zou ^nttangen tot myn man! hoe prangt my ’t naberounbsp;Wanneer ik deuk , 6 go6n! dat ik myn lief tnoell:nbsp;pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niiflèu,
En hoe een wreede orkaan van zwaare diiiftcrniflcn dreefden over ’t hourd , waar voor ik ftond ter doel,nbsp;Als vreezende de haat van Klyteinueftra’s Boei;
Voor vvien Oreftes moeft in aigelecgen Rykeii
kroon vcr:aatcn, cit ’t MyceenfeHofontwykcn. Hoe vaak fprak hy niy aan ; O ziels bekoorlyk beeld!nbsp;^yn cenigft vuorw'erp dar in myn gedagten fpeclt,nbsp;Vergun me, ó flonkcrilar, dat ik dw hert mag win-pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nen,
¦^0 gy met wederliefde nw Minnaar mooitbtmhinen, Ik ftond zyn heede roe. Go^n'wut een zoet genngtnbsp;^ntfingeii wy vooriz'cn dikuni.fts in de oopen iugt!nbsp;Hoe dik weit'hebben wy ons beider hert doen blaaker.nbsp;^t‘t kusjes die het zoet vnn Hihla ba'tcr maaken.
i8
Nu miffe ik al die vreugd; welaan, ik ftreef de dood Te moet, waarwagt ik na? mynboift is reeds ontbloot;nbsp;Hoe kan een treurend hert op aarde lange leeven,
Dies ïal ik, onverfaagt, den dood in ’t aanzigtllree-ven.
Isme NE.
Mevrouw vreeft niet, ik bid flegts van uw gunft alleen ,
Dat gy de driften ftaakt van uwe oploopentheên.
Zyt gy nog, als voorheen, tot held üieil geneegen? Den Kaadi en deonderdaan lyn uwe mm nietteegen:nbsp;Verbergt uw minnevlam doch voor een korten tyd.nbsp;Ligt Ichenkt het noodlot u, Mevrouw, gelegentheidnbsp;Dat gy uw Minnaar hier ziet op den Troon verheven,nbsp;En gy als Koningin met hem in i\rgos leeven.
Denkt niet dat zyne Min door rampen is gebluft;
Wie weet hoe hy zig vleit enliefkouft, ftreelt en fuft, Wanneer de inbeelding hem, op vleugels van gedag-ten.
Ter plaatfe heenvoert daar g’ hem dik wils plagt te ‘ ‘ wagten;
Dies bid ik u dat gy, uw opzet doch laat ftaan Om nooit met eige hand aan ’t lyf uw kling te ftaan.
Hermione.
Ismene, ach! hoe kan Hermione nog leeven.
Daar al het aards geluk my te gelyk begeeven :
Wat heil ontfing ik niet van Agamemnons Zoon,
daar vrouw natuur myn van haar glans ontbloot, ’t
Nu leeve ik vreugdenloos, en fterfvaak duizend doftn. Hoe is myn geurig blosnbsp;'kaaken
^dad mee befchilderd fcharlaaken
]^n bloedkoraalrood, dat op d’oever van myn mond Zo iGerlyk prykten, gants verwelkt in eenen ftond.
' '• ^ ¦ 11;
-ocr page 27-ïp
ben Kelyk een roos die jeugdig ftaat te groeijen, in den morgenïlond op ’t iit-flykft ftaat te bloeijen,nbsp;quot;laar als den nooratnwind'verwoed daar over fnydnbsp;quot;ar tiet men ’s avonds dat zy pragt en glans iskwyt;
is myn fchoonheid ook in korten tyd geweeken, ^elyk aan u, Ismeen, is zonneklaar gebieeken,
^oe ik door haat en nyd geteilkit ben, dat elk Genoegzaam zien kan dat myn fchoonheid nog verwelk.
ts dit geen (lof genoeg dat ik myn droeve klagten yoor u uitiiort ?
Isme n e.
Laat die zwaarmoedige gedagtcrx Princes eens vaaren, en verban die uit uw zin ,
Pn laat Oreftes deugd en trouwe min daar in;
Zal zyn afzyn nog uw kwynend hert bekooren Pot nieuwe liefde, die veel lierker dan te voorennbsp;Haar oorfprong neemen zal.
Hermione.
Hoe kan een treurendhert ?iR nieefler maaken van de droefheid, die haar fmert?nbsp;Hrnene ’k zal zo lang myn rampen moeten draagennbsp;Pot eens Oreftes uit zyn ballingfchap komt daagen.nbsp;Geduld te neemen is onmooglyk in ’t verdriet.
Ismene.
Geduld te neemen in ïo’n zaak is meet gefchied; ^dien ge uw droetFenis, dan nimmermeer wilt ftaakennbsp;^ult gy de haat der Goftn op u verbolgen maaken ;nbsp;“'Sr groote Majefteit werd eenmaal wel gchoont;nbsp;Maar werd ook, ach te wreed en fel, op’t eind beloondnbsp;Met onverdraagbre fmart!
Hermione.
O Goon!
to
I S M E N E.
Gy ziilt verwerven Een vreugd die gy aars door uw dood zoud moetennbsp;derven.
Vcrvvügt den tyd eens af.
Her MioNE.
Helaas!
Isme n e.
Die fmert en druk
Zult gy veranderd ^icn, wanneer gy eens ’t geluk Ontvangen zult, dies laat uit uwe aanminnige oogennbsp;Geen traanen vloeijen, ach wcelf door niyn reen be-vvoogen,
Want uwen Minnaar, die nooit fcheiden zal van u Is voor zo’n feflyk beeld , alsgyzyt, ninnnerfchuw:nbsp;’k Zeg u nog andermaal hy zal u nooit begeeven,nbsp;^^^ant uwe fchoonheid komt heny ftaag voor de oogennbsp;zweeven,
Zodanig dat hy roept, wie (Iaat hier aan inynzei ? Zyt gy ’t myn l^oordfler ? aeh! blyft gy uw Min
naar oy
Mevrouw het heugt u we! hoe hy wierd ingenomen Door uw glansryk gezigt ,als hy u eens zag komennbsp;De nolzaal in, toen hy wierd door uw min bezieltnbsp;En neérgeboogen voor uw fchoonhetd lag gekmelt/nbsp;Hoe draalde doen den gloed uit zyn nianhaftigc oo-geu,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Zo ras hy ’t zoet vergif had heimlyk iugezoogen;
Zo dat g’ hem boven al van ’t Juflerfchap beviel Én diep geprent ftond in het binnenft van zyn ziel.nbsp;M.ccui gy, Hermione, dat daar hy nu moet Icevciynbsp;ïn ballingfchap, dat hy u daarom zou begeeven!nbsp;|lt;jegn, waaye liefde ziet gyen dood of pryke! aaii.
Her,-!
-ocr page 29-Hermioke.
Zyn afzyn doet itiyii vaak cntrteüen, ’k ben verraên! ¦i^ch Heinel, moge myu ziel, op zynekomltnoghuo-
71 nbsp;nbsp;nbsp;P™’
‘k telden met geduld de jaaten , dagen, ’t Inopen l^er uuren, tot zo lang myn Minnaar zag zyn ruilnbsp;^11 vreugden in Myceén; myn liet. myn leevensiurt,nbsp;Maar dat ’s onmogelyk; ’t is al op hem verbolgen,nbsp;Koninginne zou hem eeven wreed vervolgen ;nbsp;^kiltus dong gewis naar zyne levensdraad;
I^ies is ’t niet raadzaam dat hy weder herwaarts gaat ISMENE.
Niets is onmogelyk.
H E R M I o N E.
Hoe zoude ik dan de Goden ¦^oor fmeeken en gcbeên tot hulpe kunnen nooder»?nbsp;Is ME NE.nbsp;ja.
H E R M ! O K Ei
Wcl laat ons gaan. nbsp;nbsp;nbsp;^
Is Kt ENE.
Neen, blyven wy.
H E R MI o N E.
’k hoorGerugtl
zie de Koningin, helaas! ik ben bedugi. TWEEDE TOONEEL.
K I, y T EMN E ST R A. EgISTUS. H E R M 1 O*
NE. Doriee. Isme NE. en Gevolg.
WK E y T'E M N E S T R A.
at ’s dit, Heimione, dat gy uw zilte traanen Ter oogen uitllort, die een weg van droef heidnbsp;baanen!
Aanvallige Princes, blyft gy nog eeven hart O.n te verbannen eens uw droevenis en fmart?
H gt;e is uw Ichoont’ vcrwel'tt; de geur’ge lenteroozcn, Die op uw wangen vol van gloeijend purper bloozen,nbsp;Zyn van haar glans ontbloot; ci, zeg my wat voornbsp;druk
U ftooie, doch te vroeg, in zulk een ongeluk.
Hermione.
„Ontaarde Koningin.
KLyTEMNESTRA.
Kom, wil het my onticeden,
Of werd uw ziel beftreên met iieidens tederheden? Hermione.
Orelt’, 6 Goon.....
Egistus.
Ik zal uw Minnaar doen teiftond VerlofTe uit ballingfchap, laat dan uw fchoonen mondnbsp;Geen klagten in Myceen iiiillorten , laat uwe oogennbsp;Van paarlen zyn ontbloot, ’k ben met uw lect oe-woogen;
Nu ik als Oppervorft hier in Myceenen praal;
Wil ik dat men Orcll wéér uit zyn balling haal ;
Die fchoone Jongeling heelt lang genoeg de plnagen Van zyne Moeder in uw afzyn moeten draagen;
Ja hy is lang genoeg geweeit van ons ontbloot,
Dies zal hy van deez vreugd, meé zyn een deelgenoot.
KLyXEMNESTRA.
„OGoon! vervloekte fchelm. Helaas! ik ben verraa-den.
Egistus.
Gy zult Hermione met vreugd zyn overlaaden.
En fmaaken, wyl ik ben van u een Opperheer,
Al de ondermaanfe vreugd; laat dan geen traanen meer; l^aar hoe , fpreek ik dan hier gelyk als voor een doo-ven,
Of
-ocr page 31-Z3
Of wilt gc, Hermionc'myn reedcn niet gelooven? Bemerkt gy dan nog niet aan ’t zugten dat ’k u min,nbsp;En gy de naulle zyt geprent in mynen zin?
Ik zweer by ’t zonneligt en by Dianaas fchichten,
Ja by rnyn kroon én liuf en al de hemelligten,
Dat ik öreftes zal voor u, 6 fchoone Maagd!
Hier doen verfchynen eêr de zon nog tweewerfdaagt. Hek MI ONE.
O groote Vorft! dan zou de waereld zien enhooren Dat op uw troon de deugd vol luider vyas herbooren,nbsp;Ja daar de Waereld werd van Volkeren bewoontnbsp;Züud gy uw grooten naam gants heerlyk zien gekroond.nbsp;KLyTEM NESTRA.
Herinione het zal gefchién-
Hermione-
O Koninginne.
’k 2al u zo lang ik leef met diep ontzag beminnen.
KtyTEMNESTRA. ïiOreft’ taakt voort vaii kant.
E GI s r u s.
Wel laat ons derwaarts heen Haan om ... .Maar hoe, wie is’t, die herwaards aaiinbsp;komt treen }
EgISTUS. KLyXEMNESTRA. DoRIDt. IsMENE. AKKAS. en Gevolg.
Tj nbsp;nbsp;nbsp;ÉgISTUS.
r~| nbsp;nbsp;nbsp;, Arkas, zo ontftelt! wat is u wedervaarcn.
ïw nbsp;nbsp;nbsp;Arkas*
B 4 nbsp;nbsp;nbsp;Éöi's.
-ocr page 32-Orejies en Hermione.
Egistus.
Wel Arkas, fpreek.
Ark AS.
Wie hooide • ooit
droever maaren!
KLyTEMNESTRA.
Helaas! wat is ’er j^aans ?
Arkas.
Ik ichrik voor het verhaal. Egistus.
Hoe werd met ongeluk vervolgt rnyn zegepraal?
KLyTEMNESTRA.
Ach, Arkas! wagt met meer.
Egistus.
En wilt het ons ontlecden. Arkas.
O doodlyk iiels verdriet.
Egistus.
Wie derft ons tegentrceden ? Arkas.
O Aarde barft van een ; ’t heelal is nu in nood, Egistus.
Hoe dat ?
K L y T E M N i! S T R A.
Waar door gt;
Hermione.
Wat’s dit?
Arkas.
lt;’)re(r, u’iv Zoon, is dood.’ Hrmione,
Ach! is rnyn Minnaar dood?
Egistus.
Zyn dood, Goun! doet
my beeven.
Klt '
-ocr page 33-if
o Hemel!
Arkas wilt my daar de reen af geeven.
Ei laat ens tog niet meer hier blyven in ’t verdriet» Arkas.
MynHeer, eilniftertnaarmynreên, hoe’tisgefchied.* Zo als ik eeven dagt de Hofpoort in te treedennbsp;Genaakte my een drang van Burgers, daar myn lee*nbsp;den
Als nog van beeven; die, die gongen om my ftaan En fpraaken, zeer verwoed, my met deez’ woordennbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan :
^aar is hier in Myceen een kwaad gerngt gekomen Oat uwen Zoon, Mevrouw, van de aarde was ge*nbsp;nomen,
:^ienvroomen Jongeling, fprakelk, en leeft niet meer. ^yn dood baard onzen val, en ook dit Land, mynnbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Heer,
^ervolgden zy; hy was verbannen, nu geftorven! ”^laas! wat had ons Land van hem al heil verworven.nbsp;I? dit miftrooftig volk is reeds aan ’t woen, ’t loopt voortnbsp;A? trekt, al morrende, regt toe na de Oofterpoort.nbsp;Heer pas op.
Verhaal nog verder. Klytemnestra.
Ei my.
H'ERMIONE.
jj nbsp;nbsp;nbsp;Goden!
rdebt gy gecnbliiems meer om my terllondtedooden? ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Arkas,
y Zullen ook verwoed hier trekken op ons aan elyk een Leeuw die drygt het alles te verflaan;
^*1 eene wil uw kroon zelts van het hoofd aftukken, B snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Een
-ocr page 34-16
Een tweede wil Oteft’ die op zyn hoofd doen drukken, Eenderde looptmet^ ftaal in handen, gants verwoed.nbsp;En roept .* hier zal ik mee ’t onzuivre heilloos bloednbsp;Van onze Koningin aftappen; al de volkennbsp;Die fchreeuwen dat den galm dringt door de bruinenbsp;wolken.
Voorts hoorde ik dat’er zyn; twee van dè grootfte Liên
In aantogt hier na toe, om de affehe te doen zien Aan zyne Majefteit, en hóe Oreft het keven,
En waar ter plaatfe hy ’c de Goden weer moellgeevên. Zo dat gy hier in’t kort het duidlyk zult verdaannbsp;Waar dat zyn levenslamp, en hoe, is uitgegaan.nbsp;Hermiome.
Is dan myn Minnaar dood! nu wil ik ook niet keven. Maar wel getroolldedood gaan ónder de oogen liree-ven.
Kom helfe Furiën uit d’afgrond, zwart en naar, Sleept my rampzalige, na ’t onderaards gevaar!
Waar berg ik my! wat’s' dit.? O rny ik blyr'vall hangen!
Hoe werd myn borft geprangt! foei, ’k zie alreeds de flangen
Aftollen van Megeer, ja, Tiziphoon, uw pligt Is dat gy Phebus gaat ontluilFren van zyn ligt.
Eiftil, wat hoor'ik daar! ftil, flil, ik ben verwonderd!. Daar zie ’k myn Minnaar uit d‘ afgrond opgedonderd!nbsp;Zyt welkkom myn Lief; laat ik uw fchoonenmondnbsp;Eens kulTen; maar wat’s dit, waar is hy dieikvond.?nbsp;Helaas! hy is weer weg, neen, daarzieikhemloopen,nbsp;Hou, hou, Oreft’, laat af, hoe wiltge uw vel af-ftroopen!
Vervloekte Tiziphoon, dat is hier al wat raars,
Blaaft gy van uwe Pruik de flangen, bont en paars, £i ziet hóe èaar is-dat, foei, berg Voor my uw handen,;
Hou
-ocr page 35-Hou ¦weg de toorts; help, help zy wil my hier ver-brrinden! nbsp;nbsp;nbsp;^
Laa af, w it gy een Maagd verK ten met geweld. iNcCii, iicen, ik zie daar weermyn zegenryken Held;nbsp;liaar zie ik hem voor ’t laaft, nu wil ik niet meer keven.
Maar voor myn Bruidegom my hier den doodfteek geeven.
Hou daar.
Arkas.
Hermione laat af.
Egist.us.
O Pronkjuweel,
Wilt gy uw levens bloem afrukken van haar fteel j ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;KryXEMNESTRA.
t Is maar een vals gerugt, dies wilt, Princes,bedaa-ren,
En uwe traanen ' ot een nader tyd belpaaren. Hermione.
Myn ttouwca Minnaar dood!
Egistus.
Hou moed.
A R K A S.
j nbsp;nbsp;nbsp;O » Mevrouw,
t Is maar een ftraatgerugt.
KtyTEMNESTRA,
Ei ftaak uw druk en rouw. Egistus.
yreeft niet, Hermione, daar is nog niet te vreeztn, Uw Minnaar zal nog wel, Princes, in ’t kevennbsp;, weezen,
t GerUgt is ligt’lyk vals; maar wagt doch naar den tyd Uf ’t waarheid is of niet het geen men reeds vcrfpreidnbsp;Eaiigs onze ftraaten, ga, ga Arkas, wiltoppaflTen
Mee
-ocr page 36-z8
Met uwe Ruiters , dat ons niemant mag verraiïen ^ Trekt door de gantfe ftad, op dat door uw beleidnbsp;Den Muiteling het zwaard aan uwe voeten leid.
Ja, laat Alcymcdon rnet Ruiters en Soldaaten,
Den Bloem van ’t Vaderland, haar ouden poll verlaaten, En naderen de Stad, op dat door beider magtnbsp;Elk m zyn ouden pligt gehoorzaam werd gebragt,
Ga, Arkas, wil mydan, wat gyverrigt hebt, zeggen. Arkas.
Ja Vorft, ik zal in ’t kort d’ hoogmoedigen doen leggen Voor myne voeten, zo dat ik hier In Alyceennbsp;Zal wederkeeren met myn vyands krygs tropheen;
En wie gehoorzaam voor uw wetten niet wil bukken Zal ik het glinltrend Haal in zynen boezem drukken*
VIERDE TOONEEL.
Egistus. Klytemnestra. Hfrmione-Ismene Do ride. Orestes onder tien naam van Kleon. Pylades, ondernbsp;den tiaam van L u c i u s. en gevolg.
K LE ON.
Ontzaggclyke Held, die op uw gulden troon
Den fcepter zwaait , en torll dc wydberocmdtU kroon;
Gy die elk hier regeert met wetten en geboden,
Tot troort der vroomen en tot Ichrik van allelhoden; O lofFelyke, Vorll, ’k hoop dat gy in Myceennbsp;Moogt Iceven buiten vreeze en alle treurigheén;
Ja dat de vredezon u altyd mag bellraalen Tot gy eens afgeflooft in ’t aklig graf zult dralen.’nbsp;Maar ’k wens u, boven dat , dat gy in heerSykhcidnbsp;Hier evenaaren moogt held Neftois kvenstyd.
’k Ver-
4
-ocr page 37-zp
’k Verzoek hier flegs verlof dat ik, 6 held der helden. Hier de oorzaak kortlyk mag niyns Atgezantfehapsnbsp;melden.
F. GtSTUS.
WynHcer ’k ben u verpligt, fpreek maar, zo ’t u he^ . haagt,
Alyn Hof is gaftvry, daar een ieder een van waagt. Ki. EpiV.
Helaas’ hoe zal ik hier ....
Egistus.
Ciy treurt.
K LEON.
’k Heb daar
toe reeden,
^yl ik myn boezem voel van haat en min bellreeden.
,, nbsp;nbsp;nbsp;Egistus.
Hoe dat ?
K LEON-
Ik zal het u in alles doen verflaan,
Waarom ik herwaarts naar Myceeoen ben gegaan ; •^reft’, Mycenens Prins, naa dat hy mneftontvlugteivnbsp;j 1 zyne waardigheên heeft langen tyd vol zugtennbsp;’t Land Etoliën geieeft, doch om zvn deugdnbsp;wierd hy van elk bemind,waar door hy dikmaals vreugdnbsp;^ntfangen heeft, ja zo dat hy by onze Grooten
ftaatjuffrouwen heeft het zoet der inrn genooten; «codanig , dat wanneer den Adel was verheugtnbsp;, ’'efles altyd was een deelgenoot dier vreugd.
'Was op een morgenllond wanneer dat onze Helden Ridders allemaal .... Maar Goóji! hoe zul ik ’tnbsp;melden!
,, oc ftamelt hier myn tong! ik voel door al myn leen ¦ doodclyke fchrik.
Egistus.
Ach, ach ! vervolgt u reen.
K LE-
-ocr page 38-Kleon,
2y gongen na de 7ee, wiens kabbelende ftroomeii, Omheint met bergen en met hooggekruinde boomen,nbsp;Verinaaklyk is voor ’t oog, 20 om haar jeugdig groennbsp;Als door de Ichepen die zig op de golven fpocn;
Of wel van Viflers die met ligtgebouwde Pinken Daar viflen, en gevuld, waar door haan fchetpjes zinkennbsp;Van al te zwaaren lalt; waar door de tdellicnnbsp;Haar gaan verlulligen om dat gezigt te zien.
Wy kwamen op een top van één der hoogde bergen, Wiens kruin grootmoedig derft den hoogen hemelnbsp;tergen,
Waarop men konde zien volmaakt dat fchoon gezigt, En al wat leeven heeft, is daar aan dier vcrpligt;
Wy gingen, om den weg te volgen, diena ond'ren Na ’t Zeeltrand loopt, en juift begon het fel te don-d’ren.
Zodanig dat Oreft .... Helaas! ik kan niet meer, Van boven viel tot op het laage zeeltrand neer!
Elk liep met weide fchreen, op hoop datzy het leeven Van d’ongelukkigcn nog mogten zien. Hoe beevennbsp;Myn lippen op ’t verhaal.
Egistus.
Ach! is Oreftes dood! Kleon.
Oja,mynVorft.
Egistüs.
Dan is myn Troon van glans ontbloot. Maar toen gy by hem kwam hoe was hy toen ?nbsp;Kleon.
Het leeven
Was weinig, want hy konflegtsftaam’lendantwoord geeven :
Hy heeft een korten tyd geworlteld met de dóód, dat hy by ons, ach! zyn ftervende oogen floot.
Ik iptaK. hem aan ; myn vrind was ik voor u gevallen. Neen , fprak hy, nn kan eens Myceenens flrydbrenbsp;wallen
Naar Prins betreuren, ach! helaas, fprak hy, wat fmert bevoelt door deezea val myn lichaam; Goon! hoénbsp;werd
Myn hert beknelt, ja tic myn bloedkoraale lippen Nue dat die fchoonc kleur daar langzaam afgaat flippen,nbsp;Myn vrind, ’k verzoek aan u, of gy de Koninginnbsp;En vorft Egift’, die diep geprent ftaat in haar zin,nbsp;^erhaalen wilt hoe gy het einde van myn lydennbsp;E)p heden hebt gezien, en eindelyk, naa ’t llryden,nbsp;Geflorven ben, wenfl haar dat zy in liefde en vreênbsp;^aag waaken voor myn Lief de fchoon' Hennioné.nbsp;Nerinioné, myn Lief! waar op hem ’t lieve leevennbsp;Gntflipten, en hy heeftgecn antwoord meergegeeven.nbsp;^aar op ik, zugtende, dat droevig ongevalnbsp;betreurden.
Egistus.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Ach ! geen mens weet waar hy fterven zal.
Nu zult gyfchoone Maagd, zo lang gy leeft verwerven Een eindeiooze vreugd; zo aar gy wel zult dervennbsp;Greftes zuivre min.
Hermione.
Nelaas!
Die zuivre vreugdebron, en is niet meer.
K LEOfT.
Hoe deeze opgaande zon Look agter zyne kim en kan ik pas verhaalen,
1 quot;^wyi een traanevloed al bigglend neer kwam daalen pf^dgs myne wangen die myn heldere oogen floot,
Gp dat ik niet zou zien hoe dat hy met de dood
Ge-
-ocr page 40-Geworfteld heeft, doch haart lag ik ze weer onttoogen Van zulk een duirtcrnis, ’k zag toen een duifgevloo-gen
Met eene Olyftak in zyn bekje, ach hoe teer Liet hy het vallen op het doode lichaam neer.
Waar op ’t een treurgezang ophefte, wiens gefchater Zo lieflyk galmde en klonk langs bergen, ftrand ennbsp;water,
Waar op het fcheepsvolk, die daar waarenaan dereê, Eendragtig fpraaken dit ’s een voorbó van den vrênbsp;En een gelukkig inens. Hier hebt gy nu de reeden,nbsp;Myn Heer, waarom dat vvy hier herwaards zyn gc-treeden;
En de oorzaak in ’t geheel van zynen bitt’ren dood, Egist us.
O trouwe vrind tot in Orertes laatrten nood,
Met welk een dankbaarheid, zal ik uw gunrt vergelden.
En uwe trouwe min doen naar haar waarde melden i Ik zal een beeltenis opregten tot liw lofnbsp;Van blinkend goud, regt voor de voorpoort van mynnbsp;Hof,
Paar zal ik uw en lof met guide letters fchryven,
Pie nooit geen vraatige eeuw is magtig uit te vryven; Op dat den Naneef zal gedenken aaa uw daan,
En zo jaar in jaar uit, met groene lauw’erbladn Uwe ecrezuil bekleen; ach laat ik uomhelzen.'
Klytbmnestra.
Orertes heil en troort in Bergen , Bos en Elzen,
Tot op het zeeftrand, daar zyn lieve levensdraad Wierd afgeknipt.
He R MI o NE.
Ik zal in ’t droevig treurgewaad Myn trouwe Minnaars dood, zo lang ik leer befchreijen,
Myn
-ocr page 41-My nooit met eidle hoop van liefde laaten vlei en. Ja, Kicon, *k ben zo lang ik leef aan u verpiigt,
En wel om ’t geen gy aan Oreiles hebt verngt;
^e Hemel wil u hier vol vreugden laaten woonen. En gy, 6 Votlt! wilt hem met verü'e lau wren kroonen,nbsp;K LEON,
Al die eerwaardigheên is Kleon niet eens waard : Maar ’k bid van alle gunll dat gy die Ciamen tpaart;nbsp;Myn Vrinden ’t is myn pligt dat ik u dit deed hooi en.nbsp;Egistus.
E^ooit kwam my trouwer Vrind als gy , ó Held ! le vooren.
K L E o K.
Hermioné , verban die droeve treurighcén.
Hermione.
Helaas!
Egistus.
ó Kleon ’k maak u Prince van Myceen. Kli'On.
prys uw goed onthaal, ja, k zal u eeuwig pryzeti '^an ’smorgens, als wanneer de goude Zon gaat ry-zen
Aan’c lagchend’Ooft 1 tot dat zy’s avonds nederdaalt, Eot lof dat gy myn min met weêrmin hebt betaald,nbsp;871 6 Koningin! hebt gy uw Zoon verlooren,nbsp;Etooft u, Mevrouw, en denkt ’t is door de Go6nnbsp;gt; gezwooren.
Lucius heeft de afch, naar eigenfchap en aard J^an onze Volkeren, zorgvuldiglyk bewaardnbsp;eene Doodbus; die u Lucius zal geeven.
^ groote Votft !
H E R M l o N E.
Waar vverdc ik langer heen gcdreevcn! Cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Egi^S'
-ocr page 42-Egistus.
Koin, waarde Vrinden , korn , waar langer na te itauu, , . lt; •
Ko n volgt my, en laat ons te zaam na binnen gaan. Kleon.
net den Vorft behaagt, ’k zal u niettegenftreeven.
i nbsp;nbsp;nbsp;¦-
Heemione. Isme NE. Hermiqne.
A ch! nu by dood is werd uijn ziel op nieuws gc-dreeven fierven.
IS M E N E.
Zo de Lukgodin u gunftig was Dat zy. Mevrouw, uw fmert in korten tyd genas,nbsp;Zodanig dat gy nooit rneer om Orel!’ zond denken;nbsp;Wat dunkt n v gy dan u niet eens laaten wenkennbsp;iNa ’t Huwlyks Echtaltaar ?
’ Hermtone.
Als ik ngt;y zelfs befcfiouw, Schrik ik voor ongeval en eindelooze rouw.
Ach, ach 1 ik ïié re klaar myn.bittrcn val genaakcn, Nu die geen dood is die inyn borft van niin deednbsp;blaaken.
Is ME NE.
Princes gy zyt nn ligt van alle hoon bevryd.
Her MI ONE.
Wie weet, Egiftus my geen andre laagen leid, pmdat hy ’t uiteind ziet van zulk een heerlyk leven;nbsp;pn my, gelyk Oreü’, aan kant helpt!
-ocr page 43- -ocr page 44-Oreftes en Hermioné.
EERSTE TOONEEL. Klvtemnestra. Doride.nbsp;Klytemkestr A.
Doride, treurt met my, kom, laat ons beide treq-ren,
En ’t fierlyk Hofgewaad van onze leden fcheuren ! Myn ziel werd meer en meer gefolt door zynen dood.nbsp;Ach, Hemel ! is myn Zoon van ’t levenslicht ontbloot !
Hy heeft ons, ach te vroeg, op ’t aardryksdal begee-ven !
Doride.
Wat had uw Zoon , Mevrouw, in ballingfchap te leevei),
Dan aêrs te wagten als een eindeloos verdriet.
KlY TEM NEST RA.
6 Hemel! ’t ongeval was dat nog niet gefchied,
Dan kon ik hulp en kracht door zynen arm verwagten, Zyn Vaders oude deugd; maar die ikfteedsverachtennbsp;Ter tyd toe dat die Vorll zyn ftervende oogen floot.nbsp;Doride.
Gy wederftreefde altyd hef geen dien Held gebood. Egiflus vyas uw Lief.
Klytemnestra.
Waar waaren myn gedagten,. Toen ik den Vader voor zyn Vaderland verachten!nbsp;Dien oorlogsblixem die heel Grieken floeg tenneêr!nbsp;Die ik door trouw gevreeft moell hebben , en veelcnbsp;etr
Beweezen. «h !
Doi
-ocr page 45-Doride.
Friiices, al zyn genegehthcdeii Die hy aan u bewees; en Wyl gy reeds bekleeddenbsp;De plaats aan zyne zyde als zyne Geiraalin,
En heerfte met ontzag als eene Ryksvorftin .•
Was dat geette eer genoeg bm hem daar vbor temin-nen ?
Maar, ach! Egiftns ftond te diep in uwe zinnen l^eprent; dien Moordenaar! als oortaafc dat dien Vorftnbsp;Door uw verwoede hand het ftaal kreeg in zyn borftjnbsp;juichtcde om dien moord 1 dit bleek dat hy ü na-det
Agamemnon en Oreftes waS. Uw ader ^Wol op in ’t moordziek herte en groeide in gruwel-hcên !
, nbsp;nbsp;nbsp;K t,y TEMNESTRA.
Ach/ ik ben de oorzaak van die moorden flegs alleeh; Maar, maar Oreftes dood geelt my nu Itof tot klaa-ju g^n;
voel dat ik de haat der Goden reeds moet draagen. belaas! waar zal ik heen ?
D o R I» E.
j,. nbsp;nbsp;nbsp;Ik zie in uw gelaat
gy ontftelt zyt, en nw geurig blos niet Haat ¦^an Wel voorheeuen, ’k zie reeds van uw fchoon#nbsp;tj l'Ppen
^et h'armozynröod of het glöeijend purper glippen!
my t verban die zorg, tleun op de hulp derQoónj j^’’ves hunne magt , erken hun wetten en geboón;nbsp;lie ik weer dien dag, vol h«Idre vreugdcHraalen,nbsp;aarop uw Hofpaleis cens ruimer aém zal haaien;nbsp;A,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Klvtemnestra.
ach! ik zie myn Zoon neerftorten van de rots/ vloeit het purperbloed van boven met geklots!
58
Oreftes en Hermionê.
Ja, ’k ïie , door deezen val, dat hy lyne ingewanden
Ten boezem uitfchud; hy ’s gekwetft aan beide handen.
Helaas, ik beet! en zie dat hy na Phlegetoa Zyn ziele fchikt, en na het duiller Acheronnbsp;Zyn reis vervolgt.
Do «.IDE.
Mevrouw, is u ’t vcrftand ontwecken? Gedugte Jupiter, ei wil u niet meer wreeken,
Beroot haar nimmer van haar zinnen en vcrltand; Opdat uw grooten naam geroemt word door het land.nbsp;Klytemnestra.
Op, op, gy red hem ligt,fchiet toe en helpt hemftry-den,
Gy kunt hem daar alleen wel van zyn ramp bevryden. Waar wagt gy na? hoe is ’t!
Doride,
Vorftin is u’t vcrftand
Bedwelmt? Oreftes leeft en is nog niet van kant. Klytemnestra.
Daar zie ik Tifiphoon heiLigchaamgruwlyk deepen! Hoe werd het lyf geplaagt met doodelyke neepen.
Stil, ftil, ik hoor hoe hy om zyne Moeder fchreit. Paar zie ik dat hy is van alle ramp bevreit.
Neen, ’k zie daar Megera hoe zy hem komtbetaalen Met flagen. Daar vaart hy na de Elizeefe daalcunbsp;In Chatons boot door ’t Styks.
Doride.
Rampzaal’ge Koningin, Hoe, is ’t Oreftes dood, of wel Egiftus minnbsp;Die u doen dwaalen? kom, en zet het ftil ter zyden,nbsp;En wil die Rots, daat uw vcrftand op ftöot, dochnbsp;myden.
-ocr page 47-•Vyns hier een weinig, bf het is met u gedaan. Ik zie Herinioné, zy komt al herwaards aan..
Klytemnestra. Herjviioné. Doride. Ismene.
TKtïTEMNESTRA.
reut, treur, Hermioné.
H E R M I o N É.
Om wiLii zoude ik doch treuren? Ki ytemkestra.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
uwen Minnaars dood.
H E R M I o N E.
Neen, dat zal nooit gebeuren. ^3akt zynen dood u dan geduuriglyk ontftelt, “nbsp;uiet; ik vrees geen Goón of onderaards geweld;nbsp;Ontaarde Koningin ! moert gy inyn Minnaar bamieiinbsp;m eeuw’ge Ballingfchap; 6 fnoodlle der Tyrannen;nbsp;Op Caucazus van een Leeuwinne voortgebragt,nbsp;Gevoed met Heidra’s melk, uit een verdoemd geflagfcnbsp;Geteelt; hoe was ik vaak in uw geilluftige oogennbsp;^crfoeijelyk, zo ras Oreftes wierd bewoogeri ^nbsp;^oor zuivre min, en my aanfprak met deeze réén :nbsp;O Proefftak van natuur, zo vol bevalHgheên *,nbsp;^tidromeda mag vry op haare aantreklykhcdeiinbsp;u netgevormde leén vry roemen; maar uw leedeiinbsp;^haaien ver de prys van Perzeijs fchoone Bruid,nbsp;n rteeijjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gezigt haar heldere oogen uit.
hy dit nooit getegt hy was nog wel in ’t leven, u door uw hand was hy aIs Balling nooit verdtee-ven,
4®
óMoordziek Monfterdier! hoe, waard gy niet verwoed Toengy uit helmen zoop het vers geftortte bloednbsp;Van uw Gemaal ! ó fpyt! moeft hy zyn Veldlaurieren ,
Daar hy zyn Vorülyk hoofd nog mede dagt te lieren, Verandren zien in ’c loof van treur’ge Ciprrsblaên.
Klytemnestra.
Helaas ! Hennioué het is met my gedaan!
H E R M I o N É.
o fnoode Tygerin, wat zal hier nog gebeuren.
Kom wil Hcimioné met uwe hand vérfcheuren,
Dan werd myn levenslicht door u mede uitgebluft. Dan ziet ge uw Vorftlyk Hof in een volkome ruft:nbsp;Want ziet, ik zweer zo lang Htrmioné zal levennbsp;Dat zy Orelles fc.dm zal vergenoeging geeven,
Én offrenu, of wel Egiftus, aan hem op :
Of meent gy dat ik vrees; neen, ’k zal wel eens den kop,
Of wel uw beider, van uw fnoode ligchaams ryten! En , ouveifaagt, ten prooi voor graage wolven fmy-
teii.
Ik ben zo wel gehoond als uwen Zoon; want daar Ik hem als Bruidegom voor ’t vrolyk Echtaltaarnbsp;Te ontvangen dagt, moet ik my met zyn dood vernoegen.
Dus zal ik dan geruft u naar myn wil doen voegen;
’k Ben haalt gewroken, en ik zie uw dood te moet. Geef, Hemel, dat ik wafch’ myn handen in haer bloed*nbsp;Klytemnestra,
Bedaar, Hermioné.
H E R MIO NE.
Hoe kan ik nu bedaaren,
Gy wilde uw eigen Zoon in ’t bitter leed niet fpaaren, \Vyl gy h,em dagelyks naar ’s Icvenshertaêr dong;
Maar
-ocr page 49-41
Maar die te vroeg den haat, van u, Vorftin,ontrprong. Waarom Oreftes niet bemint als uwen Zoone,
Eli hem, naa ’s Vaders dood, Myceenens goud« T roone
Qefchonken; en waarom Oreft’ geen Vorftgekroont? pan had ge eenM ederliefde aan uwen Zoon betoont:nbsp;Maar ach, Auroor’ zag nooit methaarealziendefttaa-
'rs
Ontaarder Mens dan gy.
Klytemnestra.
’k Zweer dat gy meê zult daalcn ^eel eerder dan gy denkt: meent gy een Koninginnbsp;poor zulk een bits verwyt te buigen naar uw zin ?
^ Zal u die lafteitaal op heden doen betaalen, in korten tyd in ’t aklig graf doen daalen.nbsp;'*^ide, laat ons gaan.
Hermione.
Doet, doet uw Boel verftaari ^oe myne wraake in ’t kort in ’t Hof aaii’t woénzalnbsp;Haan.
DERDE TÖONEEL.
H ermione. Ismen e.
ISWENE.
Jj rinces verban doch eens die kwaade öploopehhc-j nbsp;nbsp;nbsp;den;
^aat u verwinnen; hoort de Koningin haar reden; yteefl haar met diep ontzag, opvolgt het geenzy wil,nbsp;kunt ge uw vynzery voor haar bedektlyk (lilnbsp;erbergen ; maar wilt gy haar nog geftadig hoonen,nbsp;Xal uw levensdraad in ’t minfte niet verfchoonen;
C f nbsp;nbsp;nbsp;Ma»!
-ocr page 50-42
Maar ofFren u, Mevrouw, öp’t droevig moordlcha-vot,
gy, o tedre Roos, word wreedelyk geknot. Hermione.
Myö trouwe Halsvrindin.
ISMENE.
Mevrouw verberg uw driften; Vyns, vyns voor ieder een, laat elk uw woordennbsp;zitten
En overpynzeo, doch uw meening niet verftaan , Dan blyfi gy buiten nood. Daar komt Held Kleonnbsp;aan.
H ERMioNE. Orestes on^tr den naam van Kleon. Ismene;
Hermione.
Wat wedervaart my hier, of ben ik wel bedroo-gen.'
Kleon.
’k Ben met uw Minnaars dood op ’t allerteerft be-woogeii;
Doorlugtige Princes hoe werd myn hert ontflelt Door zuivre liefde, die de Mingodin my meid;
Gy zyt, ó minlyk Beeld ! het voorwerpmyner liefde Daar Cipria myn hert op ’t allerzoelf mté griefde.nbsp;Verhoor uw Minnaar eens.
Hermione.
, nbsp;nbsp;nbsp;Geen Minnaar kan ik meer,
Myn Minnaar die is dood.
Kleon.
Laat ik, myn Lief, dan de eer
Eii
-ocr page 51-45
En gunft verwagten van uw mond, by elk gepreezen.
H E fi. M I o N E. ik kan geen Minnaars, ach!
Kleon.
Laat ik Oreftes wcezen, Hermione.
Eïeen, Kleon, ’k ben dat wars, want ’t eelfte 2oet der Min
L bitter voor deez’ boift, Oreftes blyft daar in Üet binncnfi’ van myn hert, vol liefde en trouw be#nbsp;flooten,
Lot dat Hermioné eens meé zal zyn verftooteq, E^oor ’t flings geval, van al haar luifter, pragt en eer.nbsp;Kleon.
Gy vind in Kleon uw beminde Oreftes weer. verhoor me, ó fionkerftar!
Hermione.
Die eidele gedagten
Verban vty, want gy hebt hier nooit van my te wag-ten
Lat ik 11 neeme voor myn tweede Oreftes aan:
Uw klagten zyn, myn Heer, voor iny vergeefs gedaan.
Kleon.
Uoorlugte Telg, zal ik nooit van uw hand verwer-
biet minfte teken van uw hert? dan moet ik fterven ! U Pronkjuweel! gy zyt zo hard als marmerfteen;nbsp;|van niemant dan uw hert zo zagt als waffchc kneên?nbsp;Wie kan den gloed weerftaan van uw vergoode ftraa-lei] I
Uy Zult, 6 Kleon! op myn borft nooit zegepraalen.
-ocr page 52-44
Orefles tn Herihiohé.
Helaas! hoe werd myn hert door deeze réén ontroert. HermIoné.
Staak, ftaak uw minnedru'c, waar werd gy heen ge-voert;
Ik heb voorheen myn hert Orefles opgedraagen,
En ik zal met hem, ja, fchoon de aUerzwaarile plaa-gen
Gewillig ondergaan! Vvant myne Minnaars fmert Treft iny zo wel dan hem ; hOe zoude ik dan inyiinbsp;I hert
Van hem afkeeren? neen.
KLEON
Laat niy dit maar gelukken Dat ik voor zo een Beeld, als gy zyt, neer mag bukken
En ofiren u myn hert.
HERMIONE.
Waar clryft de Min u heen? KLEON.
Ach! zyt gy zonder min, befchouwt eens’t marmcr-fteen,
Dat wel door flaan van ’t ftaal ontvonkt; maar ach! uwe oogen
Zyn door gebeden tot geen wedermin bewoogen. Helaas! hoe is het vuur der min in u gebluft.
HERMIONE. '
Wat hebt ge een groot vermaak in tdomeloozc lufl. KLEON.
O liefdekerker die my willig houd gevangen,
Kom helpt uw Minnaar eens.
HERMIONE.
Prins Kleon, u verlangen Is vrugt^loos op myn hert, dat weggefchonken is,
4f
En my niet toebehoort; en fchoon ik hem nu mis,
Ik fchenk ten tweedemaal dat nimmer aan een ander, Want onze liefde die wy droegen tot elkandernbsp;Was onbeerypelyk.
KLEON.
O heetelyk gejaat.
En in wiens zuivre ziel geen wulpfe mitine ftaat;
Acd! dat myn ipraaklit u myn Minne kon ontdekken, offerde u gewis; en ik zon waarlyk flrekken,nbsp;Mevrouw , een tweede Orell’, ’k btd dat ge uw mondnbsp;ontfluit
En dryft het lieve ja ten fchoonen boezem uit. HERMIÜNE.
KLEON.
Maar hoe ?
HERMIONE.
Helaas!
KLEON.
Zal die uw Mitf nog krygen l^ie met een ftaale kling zyn Moeder wou doorrygen?nbsp;^^en , neen, Princes laat af van ’t geen uwhertver-blind,
*-henkt die uw hart en lyf die voor u ftaat en mint.
HERMIÜNE.
Helaas! ik kan niet Prins.
KLEON.
Wil my uw flaaf vry noemen, ben den naam van Prins niet vyaard; kom , wilnbsp;my doemen
afgrond ; want nn ik uw glansryk aangezigt ^t^et niillen, ben ik niet meer waard uw morgenlicht.
P nbsp;nbsp;nbsp;HERMIONE.
raakt de fchooude Telg deor minnenyd aan ’t kwyncn !nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;KLE'
-ocr page 54-46
Qreftes en Hermionê.
KLEON.
Neen, neen, myn ziel ftaat pal, hoe zeer gy my moogt pynen,
’k Leef evenwel op hoop hoe fel uw haat mag woén; Een lonkie van uw oog kan al myn rampvergoên.
HERMIONÊ.
Gy maakt my zeer ontftelt.
KLEON.
Kan ik u niet behaagen. HERMIONE.
Ach !
KLEON.
Hoe, zugt gy nog, neen, verban die droeve plaagen.
HERMIONE.
Ik ben, doorlugte Prins, uw kuife min éfet waard, Dewyl myn flaat by de uwe in ’t mind niet evenaart.nbsp;Ik ben op heden door het los geval verllootennbsp;Uit al myn Heerlykheid; en ’t is ook valt beflootennbsp;Dat rneri my deezen dag op ’t bloedig Altaar flagt;nbsp;En ik niet anders dan een wreeden dood verwagt.nbsp;KLEON.
Mevrouw, gy derven/ neen, ik zweer dat gy zult leven;
Gy zyt door uwe deugd op aard te hoog verheven; Wie zou het dulden en aanzien dat zulk een Ziet,nbsp;Door onrechtvaardigheid , voor ’t Moorders flagtmesnbsp;viel !
Stryd niemant voor uw eer, datl zal ik al uw plaagen Veryd’len; ja, myn Liet, ’k zal aan mytl Zegewa-Sen
Uw Haaters kluideren aK flaaven; dies Verban Uw agterdpgt, en fchrikf in’t mind’voor één Tyrati,nbsp;gt;k Zal, als Alcides zelf, dié Heidera verflindeti.
-ocr page 55-47
HERMIONE.
Zoud gy voor niy dat ftuk, zo vreeslyk, onderwinden )
KLEON.
Liefde ziet geen haat, veel min één Vyand aan, ^aar weet, door Heldenmoed en deugd, daar door tenbsp;liaan.
HERMIONE.
! dat den Hemel gaf dat gy uit uwe zinnen IVlin verbanden, ’k zou u als inyn Broeder min-» nen.
^aar ’k beef zo dra ik werde uw minnevlam gewaar, Als ziende in k Hiiw'elvk een eindeloos gevaar.nbsp;KLEON.
^fees niet, of meent gy dat ik van u zoude fchéidetl eene Thezeus, die, te trouweloos, misleiddenbsp;~yn Ariadne; neen, ik leef inec u in vreénbsp;Als een UHffis met zyn Vrouw Penelope.
Minnaar is nog van geene eer ofdeugdyerbaftert Als eenen die de Wet der Godeh^lladig laftert:
quot;^ar zuivre liefde en deugd liaan in myn bertgeprent.
maakt, ó-Schoone ! dan uw Min atJirmy bekent. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HERMIONE.
aan, myn Vnnd, indien k nu anders niet kan weezen,
^.Pvolge ik uw geboón; nu zie ’k dien dag verreezen Met zyn verkwikkent licht; groei vreugde, vreugdenbsp;ty . Sfoei,
ik Oreftes afch voor k laaft itiet traanen fpröei. ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;KLEON.
^berg uw traanenvloed, ontlaïï, myn Lief, uwe y oogen
heldre paerelen, laat die nu, opgetoogen ‘ fierheid, praaien in dcez’ vreugdenrykeu ftaat.
48
Begroet uw Vyand in het gloeijend feeftgewaad.
Gy iult op deepen dag van elk nog 7,vri ontvangen Met dertelend gejuig en blyde zegez' ngen;
Zo werd uw luider door de Waereld weer vermaard,
üw lof en eere praalt 20 )ang de londige aard Van Menfen word bew'oont. Hoe 7,al elk haalt beoogennbsp;Ij w ecrezuilen en de mann’re zegeboogennbsp;Die men ter eere zal doen ftigten voor zo ’n Held.nbsp;KLEÖN.
'k Zie u, 6 Schoone! haalt op deezen Troon geftelt Verheerlykt met de Kroon.
Ik zal u dan ontmoeten, En als myn waarden Vorft, ja als Gemaal, begroeten.
Vaar wel. Ik ga.
0RESTES onder den naam van KLEONy alleen.
Goón! hoe werde ik van ’t geval Begundigt, dat ik nog haar Minnaar blyven zal.nbsp;ó Driewert zalig uur ! my dunkt ’k zie dat haar lippen
Die zoete taal, va.arwcl, nog anderwerf laat glippen-Wel aan, Oredes, maakt een eind van vynzery,
Dat ik, als Bruidegom, beklee haar rechterzy.
Jk voel alree myn geeft door ed’le drift gedreeven Tot wraak, om den Verra^r zyn rechte loon te gee-ven;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zo
-ocr page 57-49
2o krygt Orcftcs eens ija zielbekoorlyk Beeld,
^ie fchoone morgcnfter uit hemels zaad geteeld ; ®ic, waar zy gaat of (laat, de licffelyke Roozennbsp;*Joet zwigten door haar glans, fcheon dat ïy gloei*nbsp;jend bloozen :
P Schoone! meent gy dat myn ligchaam op een rots j^Cfplettcrt is, o neen, Oreftes , fier en trots,
^otnt met zo ’n valfen glimp van waarheid hier ver* fchyncn,
cens te fluiten al uw droeve treurgordynen, ^Pdat ons beider hert van kuifchen minnebrandnbsp;P^nlaft werd op het fchoon en vorftlyk Ledikant.
aan, de droefheid zwigt, ik laat de dertle weelde ^ier weder woonen, die my van te vóoren llreelde,nbsp;ftii, ik hoor gerugt! Egiftus met jiyn Vrindnbsp;^sld Arkas naderen.
ZESDE TOONEEL.
^^cisTus. Arkas. Orestes 9ndfr de» naam van Kleon.
Kleon.
die deugd bemint,
M . nbsp;nbsp;nbsp;Ovorft!
•met ik u hier, helaas ! in droeve treurgewaaden ^ntmoeten, daar gy zyt met glory overlaaden;nbsp;yAgeert Oreftes dood u zulk een bittre fmert?
„^‘'ban, verban myn Heer die droefheid uit uw hert, Zult öaa zynen dood uw onverwinbren Setelnbsp;praaien hemelhoog ; wat Mens wierd JQ vsf-T^. metel
« ontruften op uw Koninglyken Troon, maar alleen Oieft, dien wett’gen Konings Zoop,
fO
Eoistus.
Ncfeirit gy hem Kortidgs Zoon ? neen, Klcon, dieri ontaarden
Ontmenrten fchelm heeft vaak namygeftaanopaarde. Om, waft hem mogelyk, my van Myceenens trooitnbsp;Te ftooten, draagt dicWelieregtdennaanivdnZoon?nbsp;ArkAs.
„ Barbaar’
EgistuI
Myceenen kan geruft wcêr adem haaien ^ Geen Dwihgland als Oreft’ aal haate vreugd doet)nbsp;daalén
tteor droevig hartenicet.
KtEOK.
M Jupyn!
Arkas.
„Verrader.
Egistus.
Goflri f
Zyn Dood ftelt my geruft en zorg’toos op myn troon. K L E o N.
„ Hoe kan, hoe laat ik my nog langer to trotfeeren ï „ Neen, ’k zal in ’t kort hem nog dat bits verweitnbsp;verleeren,
Myn Heer dat had ik nooit van uwen Zoon gedagt, Dat hy zö trouwloos had zyn Vaderland veragt.
6 Vorft! gy toont hier in uw wysheid.
Eqistus.
Ja, myn Vrinden»
Hy heeft Zig aan geen wet of regel laateu binden, Maat wederftreefde die altyd verwoed.
Kleon.
Myn Heer^
Door dit heldhaftig werk verdient ge een eeu wige eefi
-ocr page 59-De inelgevlerkte Faam zal deezen lof bazuinen ^ Waar dat maar Menfen zyn ia boiTen , beemden,nbsp;duinen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
¦ Égistuï.
Ik zweer by Jupyns magt dat ’k u verfchuldigt ben. En niemanc dan u beide als inyne Vrinden ken.
Cty , Kleon , gy zult voort tnet Arkas , als twee Vrinden ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,
En Princen van het Ryk , u hier aan my verbinden. Opdat myn'Trood , door u, de bitfe Nyd braveer.nbsp;Kleon.
’k Ben u, 6 Vorll! verpHgt zo lang ik leef.
Arkas, nbsp;nbsp;nbsp;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: r
. ' Myn Hec^ Eang moet de Eendrachtigheid ons t’ zaam aan eennbsp;verbinden,
Wy 2yn in ’t kort gereed om alles te onderwinden Ten dienft van ’t Vaderland.
Ègistus. '
: Nu zal geen krygsorkaan ^en glans ontluiftren van myii Vredeplyveblaên,nbsp;Ooorlugte Kleon, ’k wil dat gy u zult verbinden ^nbsp;de allerfchoonfte Maagd die zig aan ’t Hot laatnbsp;vinden,
Hie Waardig is dat Zy van u werd teêr bemint, : ' p*! Zy u achten mag voor haar getrouwden Vrind;nbsp;¦Hoor zulk een Echt zal ik een reeks van Huvvlyks-rnbsp;y. lootcn ,
^‘cn voor Myceenen ftaan als trouwe bondgenooten, ’t Recht verdedigen, op dat de lieve Vreênbsp;get daal voor eeuwig houd geflooten, in de fcheé ; ^nbsp;zal, door dapperheid,’c hoogmoedige Myceenennbsp;lauwren winnen van het letterryk Atheenen.nbsp;ös hoop ik dat gy zult opvolgen myn befluit.
-ocr page 60-Kleon.
’k Heb reeds Hcrmioné vcrkooren tot tnyn Bruid.
E G1 s r u s.
Die keur behaagt my wel.
Ark AS.
Ik 7al met honderd oogen Uw Troon bewaaken, dan word men niet ligt be-droogen,
Maar aanftonds door beleid van wapens wcderftaan, Die door geweld zyn hand durft aan uw Zetel flaan.nbsp;Egistus.
Doorlugtc Helden ’k zal bier op elkspligt verwagtcn; ’k Zal ondertulfen tnyn zwaarmoedige gedagtennbsp;Wat gaan verluftigen in ’t eenzaam nagt vertrek.
’k Verzoek aan u, draag zorg dat niemant myopwei^ Kleom.
Wy volgen uw gebo6n.
A R K A s.
En wil in ’t minft niet vreezan Dat een van beide u hier zal ongehoorzaam weezen.nbsp;Ga, ga 6 Vorft! geruft waar dat het u behaagt.
Tot dat den Morgenftond in 'tgloeijendüollcn daagt.
Einde van het Derde Bedryf.
Ï^OlJIUS. Klytemnestra. HermioNE. Doric£. Ismene. engtvolg.
E G I S X u s»
^ orfiin wil my die drift di« u ontfl^U verklaarcn, Wat vrees, wat agterdogt komt in uw boezemnbsp;vaaren ?
Hoe vrceft gy nu ! die nooit voor lemant heeft gevreeft. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Klytemnestra.
^ Ben nooit zo bits gehoont en fel vervolgt ge weeft. Men drygt ons met een flag de guide Kroon te ontrukken.
EorsTtrs,
Wat docdelykc reên! wie brouwt die gruwel (lukken? Verhaalt het my, Mevrouw, ik kan, haar lift weér-ftaan.
H E R M I o N E-
ii’smeene, ach.' ach! ik ben door inyne Min ver-raên.
Egistus.
Verbergt gy my ’t geheim ^ ei wil my niet wc£rrtree-ven;
® Goden wat is dit, kunt gy geen antwoord geeven! Hoe zyt gy fpraakcloos!
_ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O neen, maar myn gemoed
Gntvangt het wraakvuur wéér, ’t welk in my ’t lee-. ven voed.
^ou ik een tedre Maagd ontzien! 'k kan ’t niet meer lyden,
rgt; 3 nbsp;nbsp;nbsp;Dat
-ocr page 62-Orejies en I^^rmioné.
Dat die myn val, ó Goón.' en de uwe zou bereidcH. Neen, Klytemneftra heeft Tyrannen in ’r^ezigtnbsp;Die ons trotfeeren; ja ik zal niyn ouden pligtnbsp;Hervatten,-en vol moed myn Vyanden begroetennbsp;En hen met deeze byl , voor’t Outaar myner voeten.nbsp;Opofferen! ik vrees geen haat,; geen twift,-geen dood.nbsp;Maar llreef kloekmoedig in myn allcrzwaarllen nood.nbsp;Zo ik .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ¦
Egistus.
Bedaar , hoe is ’t, wel hoe zal dit nog end£n.
Myn leven werd verzelt niet rampen en clenden.
EgIST u s.
Zult gy dan hier , Princes ,'de oploopenheid en haat Van uw gedagjén niet verbannen in dien ftaat lnbsp;' Klytemnestka.
Eer zal den Dondergod vdri wreede blitemfchigten Ontbloot zyn, eer ikmy zal aan,de deugd verpligten;nbsp;Ik heb een hart dat niet ais aljé/gruwlen voed,
Dat welluft vind wanneer het plengt onncrozé.l bloedt
Ik heb bèhaagén als de Diefde werd verbannynV “
Ik reken dat ik ben het hoofd der wreê Tyrannen,
’k Verfchoon geen eenig Méns, ‘ nbsp;nbsp;nbsp;,
^ nbsp;nbsp;nbsp;é Egistus.
.4 nbsp;nbsp;nbsp;Go6n,!
i; . nbsp;nbsp;nbsp;• ¦’k Heb-haar val bereid,
Hoe men met regt en réén daar tegen voor haar plcir, Pk iaat rnyh driften nooit meer aan de reden bmd'en ,•nbsp;Wyl ik in moorden kan myn grootfte vreugde vinden-Egistus.
Wie is ’t, Mevrouw, die u dit fnoó misdryf aan de^?
De Minnaares myn’s Zoons.
Egis-
-ocr page 63-E G I S T U S.
6 Maagd Hermioné, Waar voert de Nyd u heen?
G Vorft! verban uw toren.
verzoek , naar reên en waarheid
hooren,
had, door ininnedrift, uw beider val bereid;
^aar ’k overpynsde ook al uw groote vrindlykheid; ^aar op befloót ik dat ik my nooit meer zou wreekennbsp;Pfii onze vrindfehaps band, diefterkis,niettebreckcn,nbsp;^erwyl , helaas ! Orell’ zyn zilvre levensdraadnbsp;geëindigd heeft, zo bid ik vrind’lyk dat gy laat,
Wyl ik van zyne hand geen hulpe kan verwagtèii, ^y te vervolgen, en myn aanflag niet wil achten;
^aar, ach! wil my die drift uit liefdegunftvergceven. ^oe kan een Maagd, ontbloot van kracht, zo’nrtuknbsp;V- beftaan?
Neen
;)^en, dat is Helden werk. Heb ik u ooit vetraSn.
js “1 Egiftus? of heb ik opit myne handen gedoopt in purper bloed? of heb ikooitmetfehandennbsp;^yn eer bezoetelt? heb ik niet Oreft’, niyn lull,
^et hert en ziel temint? hoe, is u niet bewuft Noe vaak ik tvaanen heb doen rollen langs myn wan-
fx nbsp;nbsp;nbsp;1
hoop dat gy Egïü’ zou tot uw Man ontvangen. Hoe vaak heb ik myn hert in eindelonze rouwnbsp;J^ezien, wanneer ik zag de droefheid van Mevrouw,nbsp;waarde Koningin, toen gy zo teder fchreide,nbsp;Agamemnon zyn Kalïandra heenenleidenbsp;Na d’ Huwlykstempel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nooit meer
gehoord
Ik heb nooit meer
D4
vreugd
S6
Dan toen hy, groote Go6n » voor ’t Altaar lag v»f-tnoord;
Toen dagt ik nu ’s Egift’ als Vorfl ten Troon ver* heven.
Ach! laat iryn misdaad door uw goedheid ayn ver-geeven.
EeisTüs,
Hermloné hoe werd uw hert door Min beftrcên.
Her MI ONE.
Kaft dan deez* traanenvloed , die ’k ftort, uw hert niet kneên
Als wafch, laat myn berouw de ftraf myns misdaads finooren,
En ik uit uwen mond genad voor onheil hooren.
KlY TEM NEST RA.
O fnoode! hoe zal u dit gruwelftuk beftaan,
*k Zal door dcez’ arm de draad uws levens (lukken (laan!
Uw dood is 't middel dat my weder kan verfchafFen Myna eer; dies moet ik u op ’t allerhoogde draden:nbsp;Gy wenll tc leeven, maar uw dood Haat al te pal,nbsp;Dat daar geen fmedken of gebeên voor helpen zal;
’k Ben in uw dood verheugt, gy zult my niet weer-ftreeven,
Van doezen dag tal ik u zelf den doodfteck geeven.
He R MI o N E , opreyzende.
Gy, Snoóde! kunt alleen vry doemen myn bedryf, Ik derf onfchuldig, en gy kunt dit eerbaar lyfnbsp;Ontzielen met geweld cn de allerzwaardc plaagen,
Ik zal myn arme ziel, vol moed, deGoón opdraagen; Ik vrees niet, wyl ik bén ondrafbaar van gedrag:nbsp;Diana ’s kuisheid heb ik met een diep Ontzagnbsp;Geviert, gelyk hier in Myceenen is gebleeken,
Hoe ’k nooit van ’t cerejjad door wulpshwd ben g«» week en.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kom,
-ocr page 65-rf
^om, Klytemneftra, vril vry boeten uwen luft ^ niynen dood, ik ben voor het Heelal bewuftnbsp;^atgy, óTyranriin! itiyn dood nog xult beklaagennbsp;Wanneer by elk my n dood en onfchuld lal gewaagen;nbsp;Want ieder is nog wel uw gruwelheên bekent,
£n hoe gy *t HuWiyksbed voor dcezen hebt gefchcnd. 2uud gy, Egiftus, nog Oieltes Troon regseren,
En van de Burgerfchaar de trouwheid hoorenzweeret», pat duld geen eedle aiel. hmeene, kom, wel aannbsp;paat ons dat heilloos Volk t^a ’t godloos leven flaan,nbsp;pan kan ik als voorheen in t pragtig Hof verfchynennbsp;^et meerder hcerlykheid ; ’k aie reeds de nagtgordy-
V
'^an droelheid , angft en leed verdwynen doods en naar ;
*^yn langgewenftc vreugd genaakt me alree, alwaar Etiiis Kleon iny dan lal, vcrheerlykt met de Kroone,nbsp;^anfehouwen, en ik hem op Agamemnons Trooncnbsp;pal voeren, want uw magt kan dit niet wederftaannbsp;pat hy, benevens my, die eertrap op zal gaan;nbsp;p ieder hooren met veel blyde vreugdezangen,nbsp;p*efttot Myceenens full, opdat wy ecus ontvangennbsp;Een zagte rulle die ons vryd van druk cn rouW.
lal de vrede haar doen fmaaken door myn Trouw; Want ik heb lang genoeg in ’t treurgewaad gaan praanbsp;T, len. ¦
peef, fchrik, 6 Koningin ! want ik zie uwe zaaien pftorten, als gy niet r an daag ’t onnozel bloednbsp;poeplengan, want ik llrecf myn Wraak weer tegemoet,nbsp;k moet nu fieri en of in vollen hiiller keven.
En vol gejuig den Troon en Majelleit opftreeven.
J, nbsp;nbsp;nbsp;K 1. Y T fc M I* Ê s T R A.
fdnc woud gy lecven , nceu , ik Zweer u dat gy derft er gy Prins Kleon tor uw Egemaal Verwerft,
E'ien Held is veel tc vroom.
Her-
Hermïojjte.
Zyt gy door my beleedigt. Dan is ’t ook rcdelyk dat gy weer werd bevreedigtnbsp;Door mynen dood, voldoet, Önts^rde, vryuwhaat;nbsp;Doorfloot dit hart, dat u zo dikmaal met verraadnbsp;Naar ’t leeven heeftgeftaan; kom,yvilu luftvry boetennbsp;En offert eene Maagd, als ik, aan uwe voeten;
Dan zyt gy wel voldaan, myn dood kan u die Hoon Afwaffen, dan praalt gy geruft op uwen Troon.
6 Laffe Koningin! v/at heb ik ai geleeden Voor onheil in uw Hofï; als gy wictd aangcbederi;nbsp;Maar ik, ik heb nog nooit. ontmenfte,u w magtgevreeft.nbsp;Als zynde voor uw kragt in ’t miaft bedugt geweeft.nbsp;Kom , kom , moortziekc, kom, vesban uw medc-doogen,
Weeft met Hermioné.ó fnoodc! niet bewoogen; Maar gaat haar zo te keer als gy Kaflandra deênbsp;Met Agamemnon; doet my kermen ach en wee,
’k Zal om Oreftes dood myn rampen willig draagen. Klytemnestra-
Hoe fchept gy in uw dood, zo’n wonderlyk behaagen! Wel aan i . .. Maar hoe , vyie komt daar gipderher-waards aan ?
Het is Prins Kleon met Held Arkas, ’k Ben verrain.
Eci^tus. Klytemnestra. Hermi-
O NE.
' ON.
Arkas, Dorioe. Ismène,
e» gevolg.
Orestes, oWer t/e» naum vxtt KtS-
K E E Ö N.'
rinces Hermioné, helaas!- wat doet u zugten, Zyn dit van onze rein dan de allcreerfte vrugten V
Be-
-ocr page 67-^sdaar, cn wil aan my uw zielsverdriet ontleên ik u helpen kan waar van word beftreen.nbsp;laat uw Minnaar niet vcrlcegen.
Hermione,
, nbsp;nbsp;nbsp;• Myn verlangen,
lolt Hermioné, uw Bruid, niet airs ontfangéfi ^Is voor het bloedig cn verfchriklyk Mootdaltaar.
Kleon,. .
‘^finces dat kan niet zyn.
Hermione.
Myh Lief’t is al te waar. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kleon.
wil uw Levcnsbloem van haare (leci ontrukken? KLyte MNRST R A.
L,
^ng naar het leven, en
kleon.
y nbsp;nbsp;nbsp;Mevrouw wii. haaf yerfchooncn,
^al uw Majefteit en eer hooit weder hoonen; j:' ï'e haarzwakheitaan, wat kragten heeft een Maagd?nbsp;iraanen die Zy' ftort is haare kling ; zy draagtnbsp;Vrees tot een bannier; kan zy h daar meedooden?nbsp;heen’! ze is kragteloos, ’t geW'eld is^ haarOntvlooden.
gt; nbsp;nbsp;nbsp;K E Y T E M N E S T R A.
Ovv fmeéken helpt hief niet, uw klagren die gy doet ^fgt;prkruipen nimmer myn oiyaard ontlle.t geihoed.nbsp;k Zeg dat zy llerven zal. '
KLEON, knielende.
Ik zal my tot u k'eeren,
lgt;en het diequot;haaf voor het Altaar zal doen. hukken, traanen die gy ziet (lort ik van raazernynbsp;niet van liefde, om dat zy my rnec vynzery
Ktooie Vorft‘1 van wien ik flegs alleen begeerc
Zou
¦a.
voor draf, wyl ik dezelvg Kleon ben Sy tuct Afkas voor uw naaftc Vrinden ken.
-ocr page 68-Zou ik mynlchoone Zon met haar verkwikbre ftrai' leti
Hier miffcn, ach laat nu uw goedheid nederdaalen; Ik tal haar optct wel verydlen, ik alleennbsp;Kan zulks verrigten, tk, o Vorft! en anders geen.nbsp;Eg isTUs,
Myn vrind dat kan niet tyn.
Klytemnbstra.
En haar oncerlyk leeren Zal ly tot wraak voor ons op’t Altaar moeten gecven.nbsp;KLEON.
Dan derf ik wis voor haar, op dat ly door dien dag Uw oude vrindfchap van uw hand ontvangen mag;nbsp;Want moet Hermioné voor ’t moorttiek Altaar derven,
Dan tal haar Minnaar meê het lieve Iceven derven.
Ik tal niet lecven als myn Minnaares is dood.
Die fchoooe, die my vaak het eeld van Ciprus bood.
A K K A s.
Mevrouw, wil tyn vcrioek niet langer Wederdrec-ven,
Maar aan Hermioné een gundig antwoord geeven. Klytemnestra.
Dat wat een lafheid, neen, ty moet Kaflandra mec Navolgen en myn Man. Weg met Hermioné,
Hoe dulde ik nog dat gy hier daan blyft voor myn oogen.
KLEON.
Werd dan uw tiel. Princes, door fmeefcen nooitbc-
Kly
woogen!
TEMNESTR A.
Neen.
KLEON.
Ik befcherm haar dan voor tulk een ongeval •
Tot
-ocr page 69-^ot lo lang dat zy eens hier triumpheeren zal.
Hoe, lou ik voormyn Lief dc waap’nen niet opvatten haar befchermen; ’k zal dit glinft’rend ftaal be--nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fpatten
quot;let uw inoordzugiig Bloed, myn ftaal, op wraak Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beluft,
quot; dikmaals van God Mars ten Oorlog uitgeruft;
Hier mee zal ik u nooit, of Koningin, verfchoonen. Maat daar mee dag op dag myn trouwe min haar too-
nen;
^ meent gy dat het my ontbreekt aan kragtenmoed; epie eer gefprooten ben uit een doorlugtig bloed )nbsp;Pydee^d dcez’Stad weleer door uwe wreedheid èeeven.nbsp;Maar ’t is gedaan; ik zal aan u den doodfteek geeven,nbsp;treurige Myceen is lang genoeg gehoondnbsp;tnoct door deeze kling met vreugd weer zyn genbsp;kioond.
_ nbsp;nbsp;nbsp;Egistus.
Kleon, wat is dit, wlmyhierniemamvraezen? KLEON.
meent gy dat ik voor uw ftaal bedugt Zou weezen? ^yrannen, pas vry op, uw beider val genaakt,nbsp;^yhebt door Koningsmoord u tot een vorftgemaakt,nbsp;^ttlks tuigt de hemel zelfs, hoe uw oneerlyk leevennbsp;y^el braave Maagden voor het Altaar dcedc fneeven.nbsp;barbaar, hebt gy Oreft, Vorft Agatnennons Zoon,nbsp;Niet ver verbannen , eii decz’ uwe guide Kroonnbsp;Hem fchclms ontrooft ?
Egistus.
y nbsp;nbsp;nbsp;Is dan uw bittren haat gereezea
boven uwe magt?
Neen, ’k moet hier Koniug weezen, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Egistus.
gt; Gcdult begeeft my, ’k zal die geen die myn gcboön
Oil-
-ocr page 70-Orejies eu Hermionê.
Önteeren, met decz’ kling vaor myne voeten doönl Ontrouwe Kleon Üaa.
A R K A S, hem -weerhoudeMde,
Wild gy dien Held der Helden, Wiens trouwe deugd de t'aam u dikmaals komt tenbsp;melden,:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Vermoorden, ei myn Heer verfchoon üw lieven Vrin» Die altyd was voorheen by u xo teer bemind.nbsp;Egistus.
ik zeg, laat af, wie aal myn jarm hier wederhouwen ? Ark AS.
Een die zyn meèdevrind voor fterven hoed.
Egistus.
Ontrouwe ,. . ?
Ho», Arkas, my verrain ! ,
A R K A s.
ó Neen, ’k ben u verpHgt» Gy lult van inync trouw nog anders ayn berigt;
Ik, die de deugd bemin, aal u tot hulp verrtrekken. Egistus.
Gy doet uw vynzery door fchyn van deugd bedekken* Helaas! ik ben verralii! 6 Hemel! fta my by.
Klytemnestra.
Ik neem voor hem alleen de ftraf en haat op my.
Ik kom ten tweede maal om u voor ’t ftaal te daage»* Egistus.
Lafhartige! gy zult deez’ reen te laat beklaagen.
Betoon uw moed, fa! rukt den Sabel van uw zy En toont door uwe kracht dat gy deez’ hoon niet 1^'nbsp;Stoot toe, verweer u, kom wilt uwe wraak verzaden*
Egi*-
-ocr page 71-Ègistus.
pndankbre Kleon, ach! ben ik door n verraaddh ? Vreeft gy niet voor de haat cii gramfchap van de Go6n?nbsp;I^ie daagly ks waakeu voot my n Ry ksbew ind eh Tioon.
DERDE TOONEEL.
^GlsrUS. KLnEMNESTRA. RERMU ONE, ORESTES, onder den naom vaanbsp;KLEON. ARKAS. ALCYMEDON.nbsp;PORlÜE. ISMENE, mgevo/g,
ALCYMEDON.
oet ik u, groote Voril! tÉr fcwaader uur begróe* ten,
EGISTUS.
Verhaal uw reden, ach! wat aal my hier ontmoeten! ALCYMEDON.
belaas! myn Vorft, hoé is myn bange ziel omfteh!
EGISTUS.
¦^^cytnedon waar door?
ALCYMEDON
Ik fchrik voor het gèweld, EGISTUS.
Wat ’s dit! geweld! ja wel ....
ALCYMEDON
- nbsp;nbsp;nbsp;Wat fterv’ling zou niet Treeteil?
Uw Vyand zal aanftonds nog aan de Hofpoort wee-.y zen,
~y gefpen ’t harnas aan, een ieder is verwoed,
^ dingen ieverig na uw manmoedig bloed ;
^ant uwe Ruiters en heldhaftige Soldaaten ^yn op Oreftes zy en hebben u verlaaten ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
^dien ge u niet verbergt raakt gy in ’t kort in nood
Eh
-ocr page 72-En «we levenshulk verwiflelt in de dood.
Zp als ik wilde na de Hofpoort toe gaan treedea Stond daar de Muiteling verdeeld in drie vier leden;nbsp;Waar van dat Junius den Hoofdman was: waar heen.nbsp;Sprak hy, wilt gy nu oog na ’t heilloos Hof gaan treen?nbsp;’k Antwoorde hem van ja; en dat iku,inynKoning,nbsp;Befchermen zal in uw ontamp;ggelyken wooningnbsp;Tot 's levens uiteind toe. Waarop hy, gants ontzind,nbsp;My aanfpiak : ’k weet niet wat ge u zelf al onderwind,
Verraad gy ons? kom ftaa! waarop zy alle dongen Na myne levensdraad. Maar ’k ben haar wraak ont*nbsp;fprongen.
Hoe leeft Orcftes nog?
Derft dien ontmenden Zoon Op nieuws weer dingen na myn luiftcrrykcn Troon.nbsp;Wel Kleon wat is dit? wat zat ik hier van denken ?nbsp;KLEON.
Hoe kan een doode nog uw eer en glory krenken ? 'kZeg u nog anderwerf, gy zult hem nooit meer ziennbsp;Dat hy als Opperhoofd uw Volk’ren zal gebien;nbsp;Want ik heb zelfs, 6 fmart! hem ’t overdierbaar lec-ven
Al weenende de Soón zien willig wedcrgceven ,
En hoe door ’t dierbaar bloed bepurperd wierd de» grond;
Dien grond daar hy zig vaak het allervyl'gft vond. Wilt gy my. Koningin, in ’t aangezigt braveerennbsp;Dat hy nog leeft, 6 nesn; eer zal de Zon weerkeere»nbsp;Te rug na ’t Oofte eer hy zyn voeteo in Myceennbsp;Weer zetten zal gelyk een Prince, als voorheen.
Ik zou iyn opzet ook door lift of ma^t beletten,
Itetn doen ba%en. nbsp;nbsp;nbsp;KLE-
-ocr page 73-%
y^fwagt nooit van myn hand een allenninfte zeegen j k kwyn van enklc fpyt, ik moet het overwee,;en!
'k zal u handelen, na uw ontaard’ gemoed,
K tEOM.
Go6n! mogt zy haar drift verbenen, en myn Minnaares verriglende onzen pligc,nbsp;ftreefde, als onvermoeid, uw Vyaad in ’t gczigt.
^ nbsp;nbsp;nbsp;KLYTtMNhSTRA.
~ou zulk een moedig hert zig laaien overreeden,
^0 weêr vergeeten al den ho6n van u geleden!
^en fpreek’hier niet meer van maar laat ons zien den tylt;i ’'vaaiop men ’t oproét dille, en ’t ailervyliglt zyt.
E G I s T u s.
^Icymedon ik zie daar toe een middel open Waardoor dat wy alleen tot ftilltand kunnen hoopenjnbsp;is : zo dra als wy vcrlaaten dit vertreknbsp;al de Burgery aanfpreekt met dit gefprek :
S^daar, Oreft is dood. Dan zult gy haart bevinden ^at elk gehoorzaam zig zal aan inyn kroon verbinden;nbsp;Want ziet,zyzyn door fchyn van misverrtand verOlind,nbsp;P^eftes is hier nooit van hen, opregt bemind.
quot;dyn grootrten vyand zal gewillig myne voeten Poihelzen, en verheugd raet dit gejuig begroeten :nbsp;j-ang leeve Egiftus met zyn fiere Gemalin.
*^0111 toont uw heldenmoed , en maakt in ’t kort begin.
ik door beleid den Muiteling kan ftieren lt;mt gy van deezea dag op haar nog zeegevieren.nbsp;Egistus.
jvotn waakt voorzigtiglyk in dit myn Ryksgebied,
^ Geef u de magt alleen en aan een ander niet! py Zyt alleen in rtaat my van ’t geweld te ontrukken,nbsp;deeze Kroone vaft op myne kruin te drukken.
^ Kleon, Arkas, men zal morgen deeze zaak Wel overwecgen, die my dol en toornig maak;
* C.l\X7lt;irTfr nbsp;nbsp;nbsp;) I i va i »-vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fw
-ocr page 74-Met ïulk een ftraf die myit beleedigdc eer Toidóet,
En gy, 6 Koningin! laat ons te zaamen treeden Ten Tempel, om aldaar de Goden door gebedennbsp;Te fmeekendat ly ons behulpzaam zyn; den hoonnbsp;Atwiflèn, en ons zaam verzek’ren op den Troon.nbsp;Ark AS.
Ja, ga vry Tempelwaards', ik zal iit ’t kort uvolgen; Derft gy my hoonen, ach de wraak maakt tny verbolgen !
Orestes, onder de» naam va» KI,eon. Heamp;• MIONE, ArKAS, IsMENE, e» geW^.
Ark AS. nbsp;nbsp;nbsp;,
Wat meent zy dat ik fchrik voor zulk een wreed befluit;
Neen, ’k zie door magt en lift haar aahflag haaft gc-ftuit.-
Hér mioné.
Moét ik voor haare wraak het lieve leeven derven ? Welaan, ik fterf geruft wanneer ik maar mag ftcrveanbsp;Tor uw behoudenis.
KleóR.
Staak maar uw traanenvlöed, Gy zult niet fterveii, neen, ’kZageêrditlaauwebloed'nbsp;Voor u geftort; ja ’k zal die mede doen ontlyvennbsp;Die ’t vonnis van uw dood en ftcrven ondèrfchryven:nbsp;Ik dreef als onverzaagd op een dborlugte wysnbsp;Ter plaatfe daar ik haaft zald’allerfchoonften prys'nbsp;Behaaien ,¦ op dat gy, als de eerelooze Lyvennbsp;Ontzielt zyn gt; miRn kunt en veilig hier verblyven'.
Her-
-ocr page 75-^7
^7
TREURSPEl. H E R MI o N É.
Ach!
KLEON, nbsp;nbsp;nbsp;: '
Neen, juigtnuvan vreugd gy zult door. dceze hand Van daag verlofizyn, en one vangen’t dierbaar puijdnbsp;Van onze min.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
, Hermióne..
, nbsp;nbsp;nbsp;. Helaas, dit doet me op nieuws weer beeven.'
Laat anderen voor u den vyand tegenftreeven.
Hoe ligt werd gy gedood!
. nbsp;nbsp;nbsp;. Go6n werd dan nooit uw hert
‘Werd tyd dat gy uw vrees, myn Schoóné, zet tec Zyden.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Hermióne.
Alyn Lief, gy gefpe Vry het Harnas aan uw Icên; Maar laat een aêr voor u den V yand tegentceén;
Lan is myn hetf getuft..
Ark AS. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
' nbsp;nbsp;nbsp;• ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hy moet dat zelfs volbrengen,
pic Öorlogsblixem moet zyn kling alleenig plengen In beider bloed, en ’t waar, Princesvoor hem geen eernbsp;pat ik dat flegten zou of andren, door 't geweer;
Hy werd van elk ontzien om zyn doorlugte daaden; Hy heeft meer lof als ik doorvvrogt met lauwerbladen,nbsp;Hy moet daar door alleen ontfaiigen d’ heerlchappy.
¦ nbsp;nbsp;nbsp;Kleon. .
Gy zult, 6 fchoone Maagd! van deezen dag van my Gntvangen eene vreugd; die overtreft uw lyden Jnbsp;Zo leeft gy wéder in, Saturnus guide fyden.
,, nbsp;nbsp;nbsp;Hérmione. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
voel myn hert verheugt door uw verkwikbre rcénf
'K i nbsp;nbsp;nbsp;JDoov'
-ocr page 76-68
Düorliigtige Oorlogsheld, 20 vol manmoedigheên; Laat dan uw moet dtes dag den ruimen teugel vieren,nbsp;üp dat ik uwe kruin met vreedepalm mag deren;
De Mingodin 2ou 2eUs zyn voor uw moed ontrukt; Gy had voor deezen wel voor Mars haar min geplukt^nbsp;Had zy u doen gekent,
Ki.e»n.
Nu gy het wilt gehengen
Dat ik van deezen dag myn aanflag zal volbrengen Streef ik haar te gemoet,
Hermione.
*k Verwagt in ’t kort in ’t Holt U als Verwinnaar met de teekens van uw lofnbsp;En krygstropheên, die gy door uw geweld zult rooven,nbsp;Want uwe wysheid gaat Egiscus magt te boven.
K L E o N,
Kom Arkas, laat ons gaan op dat men ’t oproer (lilt. Want langer hier te Haan , is maar de tyd verfpilt.nbsp;Arkas.
’k Opvolg danuwgeboón, myn Heer, ten al!ea tvden.
KLEON.
Vaar wel Hermioné.
Hermione.
Ach moeten wy nu feheideaJ Maar ga, op dat gy keert, dat men u eeren magnbsp;Als wettig Hoofd en Vorlt, met een gevreell ontzag.
VYFDE TOONEEL.
Hermione. Ismen e.
't nbsp;nbsp;nbsp;ISMENE.
TJelaas,Mevrouw, watrroogt gy u al onderwladen, Hoe d^rft gy u aan hem met fnoot verraad verbinden?nbsp;Denkt gy wel eens wanneer zyn levensader aoott,
Dat
-ocr page 77-Dat dan uw ligchaam is van ’t leeven ook berooft? Daar gy op heden nog genade had te wagteii.nbsp;Hermione.
Dan zal ik zelf myn wraak ten uiterfte betragtcn. Ismen e.
Door welk een middel ?
Hermione.
Ach! gy maakt myn hert bedugt. ISMENE.
Waar blyft uw groote moed ?
Hermione.
6 Al te bittre zugt!
Neen, neen, ik zal myn zaak door kragte zelver wreekeii,
En hem met deeze pook zyn hertaêr zelf affleeken.
Hoe , meent gy dat ik vrees ? neen, myn gemoed,
Is meen,
H lang genoeg gefolt met droeve angflvalligheên :
^ou ik als Tantalus myn vreugd van verre aanfehou-wen
En niet ontvangen? neen, ik zalalsTyphon bouwen En ftapelen op een den Os op Pelion;
Of zelf vergaan in ’t nat dat hier uit deezen bron Al weenend vloeit.
ISMENE.
Helaas!
Hermione.
Ismeen, wat doet u zugten ? j I S M E N E.
¦LJat gy uit uwe vreugd in ’t onheil zelf gaat vlugten.
, nbsp;nbsp;nbsp;Hermione-
k Moet heden fterven, of hier als een Koningin ^yn aangebeden; dit is 't voorwerp van myn Min.
E 3 nbsp;nbsp;nbsp;Hoc
-ocr page 78-7P
' draa;;en?
Zo dra liien uitkomfi ziet moet men het alles waagen, .Bvzonder als men dan ontvangen kan, tot loon.
Een plaatfe als Koningin, en treeden op den Troon.
¦' I S M E N ü ¦ ¦ ' nbsp;nbsp;nbsp;' ¦'
Mevro'iw, gy vleit te veel uw moedige gedagten : Die Morifterdieren zyn zo ligtlylc niet te flagtennbsp;Dan gy wel denkt.
Hermione.
Ismeen, laat otis meé derwaards gaan En zien van verre wie den zeege iS toegedaan. ’
ISMENE.
Wilt gy in uw vertrek vry op den zeegen hoopen, pan zal ik zelt gaan zien hoe dat het at zal ïoopen.
He R MI o N E, alleen. heuggelyke plaats, die ik vol vreugd betreé.nbsp;Waarop myn Minnaar ïalyerfchyneii inetde vré;nbsp;]Öat vreugdebaarend licht dat ik heb rnoeten inifiènnbsp;2o lang myn ligchaaai wicrd gefolt met duifternilFennbsp;Van fchrik, van vrees en fmerc; fiu iS ’t dien lieven
jDat ik , als Koningin en Bruid, vol heerlykheid 2al leeven; en hoe 2al Hermioné haalt pronkennbsp;’t goud gewaad, om zo niyn Minnaar te belonken,nbsp;Met Maagden aan myn zyde op ’t iierelyklt gehuldnbsp;Met zilvre vlegten die elk om de fchoudrsn krult.
Hemelkoningin mag ’t jeugdig Samos pryzen, tn Jupiter de ülimph de hoogde gunft bewyzen.
Laat Kadmus roemen op zyn onverwinbren wal,
^11 Venus Idaas kruin verheden boven al:
Maar ik roem op Myceen, datpronkjuwcel der aarde, ^at voor den Oorlogsgod de fterkfte Helden baarde.nbsp;Pp Maagden zyn alhier de Nimtjes gaigs gelyk,
•P'e blonde Cipria daag dienen in haar Ryk.
Myceenen hoe zult gy van daag vol vreugde praaien, gy Held Kleon, uw Verwinnaar, in zult haaiennbsp;uwen Vord; ik hoor alreeds dat zoet geluid :nbsp;Gelei Hermioné, die aangenaame Bruid ,
Met haaren Bruidegom na d’ Huwlyks Echtaltaaren 5 P langgewende vreugd, wat zal me al wedervaarennbsp;Voor heil en zegening! maar ach! myn Levcnszotinbsp;ik daar ondsrgaan in ’t duider Acheron!
^ at fchrik beknelt myn hert, waar ik my keer of wende ik een jammerpoel geopent vol elcndcn,
72-
Helaas! waar berg ik my, waar blyft tnynMinnaar, ach!
H er zou hy komen na het einde van den flag,
Kn 'k verneem nem niet, of ben ik ook versaaden! li d,in dien Held ontrouw in min, in eer ca daadenjnbsp;H .efr hy met vynzcn my gelietkooll in myn druk:nbsp;Heiaas! ik zie nu Klaar zyn gruwlyk fchellemftuk!nbsp;T)c)nldicii trouwloozen 7 metiyn zielroerende oogennbsp;Myn min a veri-en, wierd Hy niet door my bewoogennbsp;Hat hy nyn vyand Haait verwoed zou tegenftaannbsp;En met zyn neldenkling voor taltaar Aagten gaan:nbsp;la ibrak hy, gy zult my in ’t kort zien wederkeerennbsp;J).t ieder zal n,yn daSn al zegepraalcnde eeren,
Zoda. ig dat ik zoude ontvangen, tot een loon,
H t zyne handen Itar'en Klyteinneftra ’s kroon.
In ii\ geloofde ook al zyne cidele gedagten.
Maar ik verberg deez’dnft,’k zal hier na uitkomft wagten Want ’k zie daar eerlt noe, dar de bitfe Koninginnbsp;Treed met haar fnooden Boel den blyden Tempel in,nbsp;Z'e, hoe zy l'puuwt, verwoed, een reeks van lafter-taalcn,
Myn Minnaar te gemoet, ik zie haar hoogmoed daalen; De zeegc is ons. Ja ’k zie langs witte marmerfteennbsp;»t Bloed vloeijen dat‘er bruift uil haar ontmenfte leén.nbsp;Wel hoe , blyf ik nog hier, neen , ’k zal ineé der»nbsp;waarts k eeren
En d’ honderd altaars met Sabeefe wierook eeren Ter eere van Diaan, maar ’k zwyg; ik hoor gcrugt.nbsp;Helaas/ hoe is myn ziel bezwalkt metrouwenzugt.
TWEEDE TOONEEL.
HeRMIONE ISMENE.
HERMIONE.
Ismeene zeg my wat gy daar kwam aantefchouwen? Mag ik mc op Kleons moed endaadennog vertroa-wen?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IS*
-ocr page 81-75
ISMEHE. it my onbekend.
Wel hoe ben ik verraSn!
^oe is het met Eeift ?
Die’s Tempel waarts gegaan ^et Klvtemneftra, en het Altaar (laat te roolcen.nbsp;HERMIONE.
Weet gy noo niet ot ik door Ivleon ben gewrooken?
¦Dat weet ik niet Princes.
Wat moet iK honre en zien! 2ouik, Rampzaalige! nog voor haar aanfehyn vliên;nbsp;Iaat my doch dc vrugt van myne wraakluft plukkennbsp;Klcon my verwoed uit beider klaauwen rukken,nbsp;*stneen wat hoorde gy toen ge in den Tempel trad?nbsp;ISMEN E
haalt
De Snoode zelfs verwagt, een uw beledigde eer zelfs met
Princes, een Weide maar, ik zag de gantfe ftad oproer, toegedaan Prins Klcon, uwen Minnaar,nbsp;^'1 ieder wenft hem dat hy weezen mag verwinnaar;nbsp;De Tempeldeur Üond vol van Mcnfen , daar elknbsp;haalt
Om
Ma;
ieder flaat verhaalt het Itaril te wreckennbsp;ïo zy derwaards neen den Strotaar attenceken.nbsp;HERMIONE. ,nbsp;sar zagt gy Kleon niet?
Oja!
HERMIONE.
0 nbsp;nbsp;nbsp;Ismeen, wat ’s d!t.gt;
j, Werncl ’k ben verraan nu ik op’t atglle zit,
Ooe hyal Tempclwaacds, cnitty aogulc-ttawteeken, E snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wat
-ocr page 82-f4
Wat denk ik hier hert van ? hoe is hy my ontweekcB jin ftryd hy voor Egift?
Mevrouw ftcl u geruft ,
Dat Edelnaoedig hert is immers wel oewuft Hoe men geen heilloos bloed mag ftorten voor de air'nbsp;t?aren,
IXes bid ik datge uw vrees llegts voor een tyd wi} fpaaren.
HERMIQNE.
Hoe zou dien Bloodaard haar niet moorden voor ’t altaar
Of in den Tempel, Go6n! ik volgc hem, alwaar De Snoode zig onthoud, hoe, hen ik niet gelprooteiinbsp;Uit Menelaüs bloed? ’k ben een der fchoonllelootennbsp;Die de aarde ooit hier betrad; en elk nog van my roemt,nbsp;\\ yl Griekenland met regtmy’t liefde fchepfel noemt,nbsp;’k ben van geen tuoed vervreemd; ik zal hier tot eennbsp;teken
Opregten eene zui!, waardoor zal zyn gebleeken Hoe dat Hermioné haar wraakluft heeft gedaan,
Hoe dour inyri dapperheid Egiftus is verraén Met zyne Gemaalin; laat Kleon hen nog leven,
O duidelooze Ipyt ! vreelt hy den fteek te geeven Die my verheugen zou, of is hy veel te zwak,
Keurt hy \ gezeg voor goed toen zy myn vonnis fprak! Of zal myn Minnaar zig in myne rampen ftreeleu.
Is M E NE.
Hoe zoude nw Minnaar in uw Vyands vreugde d elen, Verheugt zyn als hy zag uw bloed met nietig (lofnbsp;Vermengen, en ten fenimp omvoeren in haar Hof!nbsp;Zuitgy, Hermioné, die Held zo trouwdoos achten.nbsp;H E R M 1 o N E.
Helaas ! het was al t\d dat hy zyn wit betragtea.
Is-
-ocr page 83-79
. nbsp;nbsp;nbsp;ISMENE.
Doet niet Princes, dien Held wagt na gelegenheid» ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HERMIONE.
Wel dat hy roynmin veracht, myn trouwontzeid» heelt de Koningin uit haar betov’rende oogcnnbsp;glans gcfchooten in lyn hert, cn hem bewoogeanbsp;Ie verlaaten, ach!
Ismene.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Zou hy uw min afflaan,
Klytemneftra ’s min voor de uwe neemen aan; ^'^en, hy zag liever door zyn duuren eed gezwooreitnbsp;«aar val, en fchonk de vreugd aan uayneuitverkoore;nbsp;~ien dappren xag veel eer door zyne flrydbre handnbsp;* Moorddaadig oorlogsftaal in beider borlt geplant,nbsp;^evrouw is u niet vaak zyn trouwe Min gebleeken,nbsp;hoe hy dikmaals wierd door ecdle wraak ontrtec-7 , ken
doet hy
^odanig dat hy u uit uwe flaaverny Verloiïe, cn u hier dan ten top van heerfchappynbsp;erheffc; dies moet hy voorzigtigheid gebruiken.nbsp;¦*oe(l niet Achillis kragt voor Neftors wyshcid duiken ?
2 nbsp;nbsp;nbsp;ny mee;
meer verrigten dan Alcides dapperheen.'
Zulks vereift ook tyd.
H E R M I o N £.
jv nbsp;nbsp;nbsp;Ik zie reeds met myne oogeiy
Ik d’Ontrouwe heeft door vy nzery bedroogen.-’t r ^yn fierheid wel , ik weet wel dat hy pryll Ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''an Gradivus werd ten oorlog opgeèifl-
El] nbsp;nbsp;nbsp;moet ik hem mistrouwen,
^ Zyne opblaazendheid voor enkle lafheid houwen, ant vreesde hy niet, hy had *t werk al lang volbragt.
is-
; want iiet ïyn fchranderheid alleen
-ocr page 84-7lt;5
IS M E N E.
De Konings hoofden zyn xo fpoedig niet geflagt : Want men x\e.t midd’lerwyl dat zy getrouwe vrindc*nbsp;Verkrygen, die ’t Onrcclit zo wel alszy beminden:nbsp;En weet gy wel dat hy aileen daar door moet flaan,nbsp;Wil hy al juigchende met u den T roon opgaan.nbsp;Hsrmione.
’k Bekent, maar ’k weet ook w 1 dat dar pere OorlogS' helden,
Befhiuwt in’t harnas, zig voor’t hoof i dej Vyands fteldeh En zo met eigen hand verwonnen den Lauwrier.nbsp;Maar ach! myn Minnaar is ontbloot van t oorlogS'nbsp;vier.
Neen, neen, Ismeen, gy doolt.
Isme NE.
Ik kan dat wel vertrouwei' Dat hy zyn VySnd inden Tempelduntaanfchouwen.jnbsp;Want ’k zag hoe hy bedekt na ’t brandend altaa: gonginbsp;Maar of hy op dien tyd zyn gladde dolke wrongnbsp;In beider herten, weet ik niet.
Hermione.
Kunt gy niet zeggen
Of hy gezind was om d’ Hoogmoed’gen neer te lefi' gen?
I SME NE.
6 Neen !
HermionE.
Wat zag gy dan ?
Is ME n E.
’kZag anders niet Mevrout^ Dan dat zyn'dapperheid voor u nog bleef getrouw.nbsp;Hermione.
Getrouw, en niets verrigt, wat zal ik hier van dci*' ken ?
lï*
-ocr page 85-77
ISMENE.
anders dan dat hy uw Vyand wel zal krenken; ter zy weer herwaards gaan, weet ik dat hy verwoed,nbsp;iir'” den Tempel, nog zal twiften om hun bloed ;nbsp;*^eeft maar geduldig.
Her MioNE.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Ik kan myn verliefde zinnen
Wel met wagten als met weermin niet verwinnen, yoe kan een minnend hert de liefdeband ontgaan ?nbsp;ton de Oorlogsgod het zoet der min wel wederftaannbsp;Toen hy van Cipria belonkt wierd, daar de liefdenbsp;ten Maagdeborft veel meer dan die van Mars door-griefde?
^eeft Jupiter niet mee in ’t mingareel gegaan ?
Wie kan dan hier op aard de gloed der min weerftaan?
Ismene.
Relaas! Mevrouw ik vrees zo gy dat niet wil ftaakea P^t deeze uitzinnigheid u herflenloos zal maaken.
Wat wint gy dan Princes ?
Hermione.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Dat hy de min haar zoet
moeten millcn voor zyn lang verkwynd gemoed.
Ismene.
-ocr page 86-7 8 nbsp;nbsp;nbsp;¦ Oreftes en Hermoni.
DERDE TOONEEL. qkesi.es. HEKMIONE. ISMEENE. I
De zcege is ons myn Liét'! de Ontaarden zyn ver* nielt,
\ Heb hen tnet dit geweer voor ’t Outer béide ontzielt !
Nu kunt gy, fchoone Bruid, uw leed met vreugde iiuiaalen,
Ln op Vjyceeuens Troon als Koningihne praaien.
O iur, zo lang gewenft, wat komt gy onverwagt. VVat 'ügdc weid my door uw koinlt, ó Prins! gé*
bra-'.;
Hoe dir; -t tnyn Lukfter in het barhen der elenden, lüc düo i'.aar glanfiyk ligt myn rampfpoed maakt teö
ce-.le.'
Jklet weik een dankbaarheid werd beft , ihyn Heetj iTyn pligtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Betoont, dan dat ik voor uw voet myn reen vérrigt J,üiik is de Hémelgoftn.
O Pronkjuweel der Vrouwen! Reis op myn Ithooiie Zon, en wilt uw Lief aait' inbsp;1'chouwen
En meet gebiedea, *k zal ’t gewillig ondergaan.
Ach! leefde Oréftes nóg' dan was myn fmert gedaan»
Oreftes is niet dood', o Puikttal aller Vrouwen.
HEEMIQNE,
ÓRÈS:
-ocr page 87-OREStES,
Ei iugt niec meer, hier kunt geOreft aan-^ fchouwen;
^ant als gy Ktéon liet dan ziet ge Oreftes mee. taak, ftaakuw traanenvloed myn fchoon’ Hermiondjnbsp;S Was uw Minnaar al eer jk als Balling leefde,
* oen Zag ik dat uw hert voor myne tamp al beefde,
. nbsp;nbsp;nbsp;HERMIONE.
laat iny weenen. aèh!
ORESTES.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Doet my maar eehs' verftaaö;
u tot zugtén noopt.
HERMIONE.
Dat tk u daar zie (laan.
P nbsp;nbsp;nbsp;ORESTES.
‘TOu Op tnyn Lief, het is geen tyd om hier te zugtea, HERMIONE.
^slaas! ik kan niet meer!
ORESTES.
V nbsp;nbsp;nbsp;Wat doodelykè Vrugten’
''«rcMt ge uw Minnaar J
HERMIONE,
Goón !
ORESTES.
y nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ben ik dan uit uw tin
^tbanneii eeuwiglyk ? ¦amp; voorwerp van myn min f
HERMIONE-
nu gy leeft myn Lief, kom Iaat ons weder j Iceven
” onderlinge vreugd, die ons de min Wil geeven, w. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ORESTES.
wiishaag ik u dan nog ?
HERMIONE.
ij .. nbsp;nbsp;nbsp;O neen, wyl in uw beeld
*oni8 feboonheid vol aanminnigheden Ipcelt j
2a2'
-ocr page 88-ifo
Zal ik, als Cipria, u voor Adonis houwen.
Maar zeg iny wat gy in den l'cmpel kwam te laa-fchouwen,
En hoe gy door uw hand die Monfters hebt berooft Van 't leven, waardoor gy word Vorft en Opperhoofd.nbsp;ORESTES.
Princes, ‘kwas naauwclyks den Tempel ingetrecden, Of ’fc zag ben beiden voor ilet Altaar hun gebedennbsp;Verrigten: ’l heilig vuur ftoud ligterlaag in brand,nbsp;Waarvoor’t gemeene Volk, ’twelk ilond aan allennbsp;kant.
Ging nederknielen, en , door eedle drift gedrongen. Held Kleons komftc tot den Troon vol gloriezongen;nbsp;Waarop Egiftus zwol uit duldclooze ipyt!
En fprak ; dien fnoode zal wel haalt myn grimmigheid
Gevoelen. Hier dagt ik, wat zal ik nu beginnen! De fchrik vermeelterde myn dappren moed en zinnen;nbsp;Doch uwe Liefde wierd veel fterker dan den haat.
En moedigde my aan; ja haar bekoorde raad Die raadde my dat ik de haat in ’t werk zou Itellen.
Helaas! wierd gy bevreeft?
Ja, om haar neer te vellen Zag ik zeer naauwlyks kans, want’k zag Egiftusmagfnbsp;Zyn eer befchermen met een w'onderlyke kragt .*nbsp;Helaas! hoe Itond ik daar!
Deed dat uw hert benouwen ? ORESTES.
]a ’k moeit myn vrinden en myn vyanden aanfehou-wen,
Doch ’k merkte haalt dat die, die my zyn toegedaan, De mcefle waaren, ’k ben daarop by hen gegaan.
Urn myne wraakluö heft- te;krygea naar genoegen.
’k Zag aandonds dat myn volk ua ’t froculend outer vloog.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;? •
öe fnoode Egiflus kreeg roy aanftoüds in,het oog En bloosde zelf van haat om dat ik hen dor(t naaken;
Konin^'n verloor het cOod van haare kaak en En floeg haar oogen op ten hemel! weet gy niet;nbsp;Sprak zy, dat ik alleen heets over dit gebjed?;nbsp;j^eent gy Vertaader, nog Hennioné te ttouwen ?nbsp;Neen, *t is met haar gedaan, gy zult haar nooit' aan-_ lichouwen,
heeft my lang genoeg in glimp van yrindfchaps fchyn gepaaid; haar hert zou nog veel méér oiuaarder. zynnbsp;Elect zy in’t leeven; dit’s de plaats daar zy naapplaagennbsp;En ongeluk en draf zal al te laat beklaagen.
iprakze tegens my, doet dat uw Lief verdaan. Waarop myn vrinden aan het muiten zyn gegaan;
rukt den Sabel uit om zelfs daartneê te dingen Naar beider leeven, en die in haar boitf te wri igcn.-myn Helden aan .* 6 dapp’re! vol van trivied»nbsp;ik alleen moet hier vergieten beider bloed.
^aat ach! ’t was al vergeets, men floot terdond twee ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kringen.
Waarin elk weenend dond, onmoog’lyk om te .ont« j,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fpringen ;
adren,
^ diet tnyn glimmend ftaal door al den vq]ken drong, moedig dat *k Egift’ het in zyn herte wrong ?nbsp;viel , en ’t laauwe bloed vloog aanflonds uit zya*
2od;
weer
gpdaanig dat het zelf den Altaar kwam te,padren: ler op week ik te rug, ’k vloog anderwaards wt
twiften flönd met doodeIyk€.'te2u
F nbsp;nbsp;nbsp;Wi«
’t volk te
-ocr page 90-Wie haar vermoorden ion; It fprak, gy moetniét
volbiengen,
, Voor my dc wraak, ik moet dat heilloos bloed lelfi
plengen,
Waarop zy deinzende, de Koningin berreefl En ncergcflageil, zügtc inwendig in den geeft.
Ik fprak haar aldus aan: baldaadigfte aller Vrouwen, Hier ziet gy eenen ftaan die gy nooit dagt teaanfehou-wen;
Gy zyt in gruwelen Medea gants gelyk;
Die^ als ze haar eigen Krooft vermoorden , tot een blyk
Van wreedheid, niet een traan liet glippen langs haar wangen,
Maar onmedogcnd bletf aan haate Wraakluft hangen: Bergt de onderaardft kolk wel fnooder monfterdier inbsp;Gy praalde nooit dan toen gy wenftede om alhiernbsp;Het laauwe onnozel bloed van uw doorlugte Telgeilnbsp;Uit goude koppen zat en gulzig in te zwelgen;
Maar ’t lukte tt doen niet, wyl de Hemelfe jupyn Uw wraakluft ftuitte : hoe, heb ik niet in den fchyiinbsp;Van Kleon hier geweeft; kom, kom, treed nu watnbsp;nader.
Held Agamemnon, ’t hoofil der Grfckén, was myn Vader,
Van ieder aangebeên, maar door nw lift verradn;
Gy zyt tnyn Moeder, en Oreftes ziet gy ftaan.
Myn waarden Zoon, fprak zy, tinde ik u nc^ in H leven.
Achl uw Moeder doch decze euveldaad vcrgec-ven;
Helaas! ik die nu ben van al myii n agt ontbloot. Neen, fprak ik, gy ftreeit na n.» uw ^v;v\iile uood.nbsp;Hiet op greep ik myn kling, en fprak, hou daar ontaarde !
Zy
-ocr page 91-Zy viel en gaf den geeft al lillende op der aards! Waarop ik een gejuig van Burgers heb verllaan;
Gü6n leeft Orelt nog, dan moet hy vol gloriegaa^j Ten Troon , en zwaaijen daar den Scepter , vol vannbsp;vreugden,
Met xyti Hermioné, dat pronkjuweel der deugden. Wel aan Princes verban uw droefheid en betoonnbsp;Dat gy ontvangen hebt Held Agamemnojis Zoon.
H E R M I o N £.
Oreft’, myn waarde Oreft'!
ORESTES.
Myn Lief,
Hermiokë.
Myn zielsverlangen. ORESTES.
Zal ik u dan als Bruid voor ’t Egtaltgar ontvangen?
He KMI ONE. nbsp;nbsp;nbsp;^
ORESTES.
’k Zie daar komt myn Vrind.
VIERDE TOONEEL.
ÜRESTES. HerMIONE. PyLADES. IsaiENE. gevolg van Soldaaten.
Pylades.
O
zegenryke Held !
Die lang door ’t noodlot is geteillerd door geweld; Nu ZK't gy, waarde vrind, eeus ’t einde vanuwplaa'nbsp;pen.
Dewyl 4e lAikhodin n daar van hccit oHtfagen.
Ores*
-ocr page 92-84
Hermioné 7.ie hier myn alkrtrouwften vrind,
Myir lieve Pylades, naait u'van my bemint.
Wat neb ik, door ftiin val,hier Vrêügd öt ramp te wagten? hoorde gy van hen gt;
Pylaüës.
Zy vieijen hun gedagten Da*^ gv beklimmen ïult den Koningklykèn Troonnbsp;Met uw ¦ ‘ermioné, 6 Agamemnons Zoon :nbsp;jh 1 als u 't Ryksbewind en Scepter kan behaagen.nbsp;Wil men van deezen dag uw d’ Hee^lchappy oparaa-een.
•ö !a, dewyl ik voel myn eer ontllelt gemoed Van druk ontblt , en my gevvrooken zie van’t bloed.nbsp;Zal ik de min van ’t Volk in ’t mind niet regenfpreekeo.nbsp;Ik voel myn tedre ziel toi hen met trouweontiteekea.nbsp;Gy zult, Hermioné, met my.den Troon beklcên,-H E R M l o N E. ^
Ik volg eerbiedig uw geboden en uw réén.
P Y L A DM s.
Held Arkas heeft dén Staf, door laft van èlk , ont' vangen.
Óm die vol glory en rnct'plegtighcén té langen Aan u, myn Boezemvrind.
Her m I O N E.
Ach Pylades gy leeft J Pylades.
Uciyii gy ïiet Mevrouw.
Hermione.
égt; Go6n ! gy die'hen heeft Voor ongeval gefpaart, u zal ik eeuwig pryzen.nbsp;Pylades.
En ik , zo lang ik leef, uw tfo'awe d-'enit bewyzefi.
G R P S-
-ocr page 93-«f
t ^aar komt Held Arkas aan getreeden nbsp;nbsp;nbsp;motfd.
Orestes. Hermione. Arkas. Py-Lades. Doride. Ismen e. Al-CYMEDON. gevolg van Soldaaten.
Arkas.
Q Heerelvkc 1'elp nit Agamemnnns bloed,
Die, eer hy fticit, nog deed het wydberoemde 'yj Tfoüijen
tien jaar wedeiftand tot puin enafchverftrooijen,
I Maar gy meerder lof, wyl gy elk in Myceen ^erlou hebt hoofd voor hoofd van hunne treurigheén.
liet rnen weder hier de blonde Maagdenreijeu., ^«^flingert hand aan hand, al juichende geleijea,
quot;C geurge iVlaagdekraus door alle ftraaten.heen,
gt;ii dat Orcltes aal vaii daag den Troon betreen, zingen u ter eer. Andromeda geklonken,nbsp;^ekerkert aan een rots, voor ’t Monller, grof van
'Yierd door Perzeus verlofl. Maar gy hebt meer ge-
,^yl gy op eenen tyd twee Monfters ging verflaan. daar clan, groote Vorll! ziet uwen Slaaf vernee-
ti'ift eeibiedigheid decz’ Staf u te vereeren!
Ms houpende dat gy , vol edelmoedigheid,
zwa.fjen moogt tot lof, aan de eeuwen toege-
r\ Weit;
, ^Pdat Myceenen haar Vyanden kan trntfeeren, dwingen dat zy u als hunnen Koning ecren.
F 3 nbsp;nbsp;nbsp;‘Ures-
-ocr page 94-85
6 Hemel! ben ik waard dit groot gefchenk? tni# Heer,
Wyl ik het aanneen» zal ik tot Myceeneus eer, ¦Gejyk een Vorft betaamt, ontzaggclyk regeeren.nbsp;ALCrMEDüN.
Elk zal o als eeo Vor(*, haar als Vorflin hier ceren. Py LAKtS.
Zo ziet men Nyd e» T will »oor eeuwig aan den baud. IsM E Ne.
Dan triumphecren weer de deugden in ons Land.
D o R 115 K.
De Vrcdezonnc mott met haar verkvvikbre draaien Uw Troon befchadu wen zo lang gy hier zult praalenlnbsp;Opdat eik xiogcn raag, in l'chaduvv van den Vreé,nbsp;Lang leevc Qrettes met de 1'cliooae iicriiiioné.nbsp;ORESl ES.
Myn waardige Arkas. ‘k zal altyd u dankbaar wezen, Gy zult uw hcerlykhcid nog fchoondcr zien vertcezeOnbsp;Zo dra ik met inyn Lier' den Rykstrooti zal betree».nbsp;En gy, Doridc, Itaak u\r noodcloos geween,
Gy herein 'tmiullevoorgoen ramp or druk tcvieezeu» Wyl ik altyd voor u za! een Betchermer \\ezen.
En gy, myn Boezemvrind, Inyn trouwe Pybdes, Gy zult uw Wydlchap mede oiuvangeii van Ores;nbsp;Hoe zoude ik zulk cen Vrinddie in myne ongclukkeunbsp;My volgde, uu niet wee: doen edlc vrugten plukk^unbsp;Van m^e blydichap? ja, gy zuil hier in myn Hornbsp;Al deonderniaanfe vrctigd ontvangen, tot uw lo .nbsp;En gy, Alcymedon, wil ik my kan vertrouwennbsp;Opuwendienft, zult gy uw Veldhccrsampx tJcnoU'nbsp;wen.
Isttteene gy doelt mede in onze groots vreugd Zo lang gy leven zult; dies wettl voorwan vei h^uK*-’nbsp;Ja al die geenea die het met Üredes meeuw.
87
^rHaalcn vry haar aêrn, en juichen in Mjceenen.
I’’ Ry, inyn fchoonc Bruid, to vol bcviiHgheen, ons te taamcn met ecndraj^t tea Tempel trceagt;nbsp;^ni onie beider Min te (laaven voor de Altaaren,nbsp;^aar d’Huwelyks Godin ons plcgriglyk doe paarenSnbsp;ook met diep ontiag den Hemel dankbaar zyn*nbsp;Wy op heden tyn ver lolt van druk en pyn,
'^pdat de Goden ons hun zegen willen geereo.
Jlle gelyk.
moet Oreftes met Heruiioné hfer leven» AtCYMEOOit.
^ler liet gy hoe Orell, verfchopt, |ebaOQt, ontMTts iyn Hsrmioné vol blydlciiap (iiamphccrt.