-ocr page 1- -ocr page 2-

i




M


'w

'm



s


:i



'' -■■^ ■g:gt;„ . •. '•.

m.....^^■’■■v nbsp;nbsp;nbsp;.



9



‘i




i .r nbsp;nbsp;nbsp;.


-ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

mm



Tooueelspel.

'1


-ocr page 6- -ocr page 7-

D E

JAGTPARTY

VAN

HENRIK DEN VIERDEN,

TOONEELSPEL;

Te AMSTERDAM,

By de Wed. G. TEN Boekelaar, Junior, Boekverkooplkr bezyden de Beurs 177Ö.

-ocr page 8- -ocr page 9-

VOORBERICHT.

D e naamen van Henrik den Vierden, en Sully, zyn door gantscb Europa zo wel bekend, dat die uit zicbnbsp;zelv' eenigzins tot den uiljlag van dit Tooneelfpelnbsp;hebben medegewerkt, voor zo verre zy de gedachte-nisje vernieuwden van dien grooten Koning, en waar-digen Jlaats dienaar.

Doch dat de Lezer niet denke dat hy bier verfeby-iie in eenig merkwaardig geval, of bedryf zyns levens , 't zy als de eerjle krygsheld , en deugdzaamjie Monarch van zynen tyd: geenzins : ’t zyn flecbtsnbsp;die oogenblikken van zyn leven, die hy alken voornbsp;zicb zelv' febikte , waar in men hem te voorjcbynnbsp;doet komen, en getracht beeft, eenige trekken vannbsp;zyn menschlievend en goedaardig karakter tefebetzen.

Het eerjle deel van het Jluk Jieunt op de waarheid, der gefchiedejiisfe •, de twee volgende deelen behelzennbsp;een geval, diergelyke deze Vorst, meer dan eens innbsp;zyn leven, ontmoet beeft em is meerendeels getrokken uitnbsp;het ontwerp van een Engelscb Stuk, ’t welk de Heernbsp;Sedaine insgelyks aanleiding gegeven heejt tot bet za-vienjlelkn van den Koning en Pachter, 't welk, tennbsp;opzkbte van 't boofdzaktlyke, veel overeenkomst metnbsp;dit Tootteelfpel beeft ; all0!tlyk durve ik hier vannbsp;zeggen, dat bet belang in dit Stuk fierker regeert, ennbsp;het naïve met meerder kunst in bet zelve is waargenomen.

-ocr page 10-

PERSOONEN.

Henrik de Vierde, Koning •oan Frankryk. ,De Hertog van Sully, eerjle Staatsdienaar.

De Hertog van Bellegarde, Opper-Stah meester.

De MARQ.U1S CoNCiNi, Gunfleling der Konin* ginne.

De Marquis van T Vih slis .Kapitein der Lyf-ixtachten.

La nbsp;nbsp;nbsp;i'ljagermeesters over bet Bosch van

St. Jean, y Fontainebleau.

MI c HIE L, Molenaar, vooonende te Lieurfain.

E. Y K, Zoon van Michiel, verliefd op Agatba. Martha, Vrouw van Michiel.

Kaatje, Dochter van Michiel.

Luk AS, Boer van Lieurfain, verliefd op Kaatje, ü o A TH A, Boerin van Lieurfain.nbsp;Verscheiden Hovelingen.

Twee Helbaardiers.

Een Houthakker.

Twee SïrOopers.

Een Koddebeijer.

Het Spel fpeelt in en luiten Fontainebleau; beginnende op den middag, en eindigende tegen dm nacht.

-ocr page 11- -ocr page 12-

I.

I.

^x.^ gt;'if,SxycxA7s

Sta toch op Kosni ! Zjr zullen denken dat ik u Ver-glfnis Tclienk.

i

-ocr page 13-

JAGTPARTY

VAN

HENRIK DEN VIERDEN,

200NEELSP EL.

EERSTE BEDRYF.

Het Tooneel verheeld, een Gallery, op het Ka-Jleel te Fontainebleau, aan welker einde ’s Konings Vertrek is.

EERSTE TOONEEL.

Bellegarde,Concini, heide in Jagtgew'aad.

ZCoNCINI.

ie daar nu reeds de vierde dag van ons verblyf op dit Fontainebleau! ... en binnen tweeuurenmoetenwynbsp;ter Jagt, niyn waarde Bcllegarde!

B E L r. 1! G A R D E, ter zyde.

_Myn waarde Bellegarde!.... de zotskap! (Overluid.) Ja , myn waarde Marquis! wy zullen van daag nog een Hart vangen... en misfehien twee.... en opnbsp;onze terugkomst zullen wy dezen avond met den Ko-ning eeten ; (want, Mynheer! hy heeft u mede ver*nbsp;Zocht.) (Op een' fluisterenden toon.) Dit ftrookt won-derbaarlyk met uwe oogmerken, die my een weinig

A nbsp;nbsp;nbsp;be-

-ocr page 14-

« nbsp;nbsp;nbsp;DEjAGTPARXy

bekend zyn.Wat my betreft... ’t verhindert my cc-. nigzins... maar ’t zal ook een zekere groote Dame,nbsp;die my dezen avond voor ’t Soupé des Konings niet ge-fchikt had, in een’ wanhopigen ilaat brengen.

CONCINI.

’t Staat met my eveneens. Die Jagt... en bovenal dat Soupé,., fchoon ik op een andren tyd 'er met drift naarnbsp;verlangd zou hebben, brengt my thans in de grootftcnbsp;verlegenheid.

BELLEG ARDE.

u in verlegenheid, Marquis ?... maar ja toch! nu weet ik ’t al: gisteren avond vertelde gy my dat gy vannbsp;zins waart een keer naar Parys te doen, om dat lievenbsp;Agathaatje een bezoek te geeven. {Met een ernjligernbsp;toon.quot;) Maar myn waarde Heer! gy zyt nog by aan-houdenheid niet genoeg in ’s Konings gunst om doornbsp;zulk een hinderpaal, (zo ’t ’er een genaamd mag worden , dat men de eer geniete by zyn’ Koning ter maal-tyd te komen,) in verlegenheid gebracht te worden.

CONCINI.

’t Is zo, Mynheer! en ik begryp wel dat ik alles moet verlaaten om de groote zaak, die gy weet, hiernbsp;niet uit het oog te verliezen....

Bellegarde.

Kunt gy hier nog langer over in twyfel (laan ? ge-wisfelyk moeten zaaken v.an gewigt voorgaan... laaien de vrouwen naderhand komen; voor haar zal ook nog wel eenige tyd overfchieten.

CONCINI.

Ik ftem dit alles toe; maar gy weet nog niet dat ik op ’t oogenblik een’ brief ontfangen heb van Fabricio,nbsp;myn’ vertrouwden Kamerdienaar, die by myzohetop-zigt over diergclyke zaaken heeft... en die loslè rekelnbsp;fchryft my dat het Boerinnetje gisteren ogtend zeer vroeg ,

door

-ocr page 15-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 3 door middel van de L-akens aan elkander te knoopennbsp;uit myn Huis te Parys ontfnapt is, daar ik haar doornbsp;dien fchobbejak met de uiterfte zorg deed bewaaren,nbsp;Bellegarde.

Hoe ! is Agatha u ontvlucht! Dat begryp ik niet.,. Maar... hoe is het dan titsfchen u en haar ?

CONCINI.

Tot nog was het... inderdaad het was nog niets.

Bellegarde.

Hoe j niets ? kom, kom; dit ’s maar een vertelling.

CONCINI.

Inderdaad niets, zo volftrekt als men ’t noemen kan.

Bellegarde.

Ei! ’t is een verdichtfel, dat gy my wilt doen ge-looven.

CONCINI.

_ Ik zeg u het dat het geen verdichtfel is ropmyneeerl niets is waarachtiger. De zottin bemint een’ lompertnbsp;van een Boer, met wien zy op ’t punt van trouwen Hond,nbsp;toen ik haar door Fabricio deed lichten... ’t Is een zekere Ryk, de Zoon van een’ Molenaar te Lieurfain •nbsp;van haar eigen Dorp.

Bellegarde, febertzende.

Een Boer van Lieurfain!... de aanftaande Schoonzoon , en waarfchynlyke erfgenaam van een’ Molenaar! vvaarlyk een vreeslyk medeminnaar! de DuivelI zulke hinderpaalen hebben u ten eerfte moeten te rugnbsp;houden.

C oTs c INI.

Lagch ’er niet om, Hertog! zy zyn onoverkomelyk geweest, ten minfte voor my. ’t Was zulk een kuisch-heid!, . en zulk een woede!... Ja, Mynheer! zynbsp;A 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is

-ocr page 16-

4 De JAGTPARTY

is reeds op ’t punt geweest om zich zelf met een mes, dat zy onder haar bereik vond, doodelyk te grieven , en ik had wel de grootlle moeite om ’t haar tenbsp;ontrukken.

Bellegarde, als te voren.

’t Is zeer fraai!... ga voort Mynheer! gy maakt uw Roman hoe langer hoe waarfchynlyker: Want immersnbsp;is niets gemeener als een Vrouw zich zelve te zien doodnbsp;fteeken.... vooral wanneer men haar zulks wil beletten,nbsp;CONCINI.

O! ’t was met haar geen gekfcheeren. Ik verzeker ’t u, zy meende ’t in goeden ernst.

Bellegarde, ah te voren.

Inderdaad! wel, dit zou een heel Treurtooneel hebben kunnen worden.

Co N Cl NI, na zich een oogenhlik bedacht te hebben.

Ik was nu in ’t grootst verlangen, om u alleen zo veel ’t u luste, uw Hart te laaten naloopen, en alleennbsp;fe viervoet naar Parys voort te (laan, zo de Jagt diennbsp;kant uit mogt gehouden worden... Maar wagt, ik zienbsp;daar twee Officieren van de Jagt; ik moet eens zien ofnbsp;ik uit hen niet weeten kan... Mynheeren! ik bid u, eennbsp;enkel woord, zo’t u belieft.

TWEEDE TOONEEL.

Bellegarde, Concini, la Brisee,

St. JE.AN.

LA Brisee. at is ’er van uw’ dienst, Mynheer de Marquis?

Con-

-ocr page 17-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. j

C o N CI N I.

Zcg my ccns, zo gy kunt, Mynheeren ! naar wel* ken kant van’t Bosch deez’ dag de Jagt zal zyn.

LA Brisee.

Mynheer de Marquis, aan den kruisweg van Chailly, CONCINI.

Ell waar is die omtrent ?

St. Jean.

Hier omtrent drie uuren van daan, op den weg naar Parys... en, zo als ik verdaan heb uit la Brifée, die hetnbsp;Hart naar dc Doornbosfehen opgejaagd heeft, zal hetnbsp;ons nog al een goed veld doen afloopen. Het is fchoonnbsp;van hoeven , en op zyn fchinkels; laag op de bee-nen: en door zyn gewey bewyst het ons zo wel alsnbsp;door zyn klaauwen dat een degelyk Hart is.

LA Brisee.

. Hy verzekert ons zelf dat het een tien*takte is. O! het zal u zo ver brengen... wie weet waar heen ? mis-fchien naar Rosny,... (niet een zagte Jlem, en fluisterende tegen Belkgarde.) iz:3x men zegt, dat Mynheernbsp;Sully gisteren avond naar toe gebannen is.

St. J E A N.

’t Is niet waar: hy is niet eerder als dezen morgen vertrokken:... maar is de tyding waar. Mynheer dcnbsp;Hertog!

Bellegarde, met verontwaardiging.

Wel foei, Mynheeren! gantsch niet, niets is onwaarachtiger.

CONCINI.

En teftens onwaarfchynlyker: want ik heb hem zo even nog met den Koning naar den Raad zien gaan.

A3 nbsp;nbsp;nbsp;ï-A

-ocr page 18-

6 DeJAGTPARTY

LA Brisee, 7net gmelykhdd.

Ik had hem liever in 2yn ballingfckap zien gaan. Hy zou daar zo veele onregtvaardigheden niet pleegen,nbsp;diehy hier de Koninglyke fpaarzaamheid durlt noemen.

St. JEAN.

Dat is waar; want nu nog onlangs heeft hy weder verfcheiden van onze rechten ingetrokken, met geennbsp;ander oogmerk gewis als om daar zich zelv’ mede tenbsp;bevoordeelen; want ik ben wel verzekerd, dat de Ko-ning van al die dingen ’t minst geniet.

Bellegarde, ernjiig.

Zacht wat, Mynheeren I bid ik u; fpreek met meerder ontzag en eerbied van zulk een’ grooten Staatsdienaar.

CONCINI.

De Hertog heeft gelyk , Mynheeren ! mp moet nooit kwaad fpreeken van lieden, die in een’ hoogennbsp;pdstgefteld zyn... {ter zyde.) zo langzy daarin blyven.

Bellegarde.

’t Is genoeg, Mynheeren! laat ons alleen.

De twee Officieren begeeven zich aan 't eind der zaale, en vertoeven daar tot bet einde des Bedryjs.

DERDE TOONEEL.

Bellegarde, Concini.

WCoNCiNi, met eenige levendigheid,

el nu, Mynheer de Hertog! gy ziet nu uit dit algemeen gerucht wegens de ballingfchap van Mynheer Sully, dat ieder zyn begeerte hier toe betoont...nbsp;fti waarheid, ik zal my ook niet t’zoek maaken: Ik wilnbsp;myn gedachten na alleen laaten gaan over het aangaande

-ocr page 19-

VAN HENRIK DE VIERDEN. 7

de Soupé... en dasr denk ik de gelegenheid waar te nee-men om ’er den Koning over te fpreeken, op dat ik hem eindelyk eens eenige opheldering geeve wegen zy-ncn Mynheer Rosny , dien ik thans zo goed als gewiptnbsp;achte, zo gy ’er uw hand toe leenen wilt.

B E L L E G A R D E.

ó Neen! zie daar: ik betuig u dat het my fpyten zou, zo zulks gebeurde; want ik bemin den perfoon vannbsp;Mynheer Sully; doch met dit alles kan men niet bc*nbsp;letten dat men eenig verlangen gevoele, om hem vannbsp;iyne posten ontflagen te zien; want zo dra men flechtsnbsp;de minde gnnst verzoekt, daat het onverzettelyk karakter van dien waardigen Man ons altyd in den weg;...nbsp;en dat is wat onverdraaglyk.

CONCINI.

Gewisfelyk: en ’t is juist die onhandelbaate aart, die zich niet laat buigen, die u moest verpligten u tot onze party te begeeven, die wel verderkt is.,. en om unbsp;hier toe overtehaalen, wil ik myn hart geheel voor unbsp;openleggen; en ik durf u vooraf verzekeren, dat, zonbsp;wy flechts een weinig onderdeund worden, onze mannbsp;binnen ’t kort de groote tuimel zal moeten doen; iknbsp;zie zulks zo klaar als het daglicht. Signora Galigaï isnbsp;uitmuntend bekwaam en doorflepen,om zulk een werknbsp;uittevoeren, en zy is het juist die alles belegt... zy isnbsp;een ongemeen vernuft!

Bellegaroe.

Zy moet, volgens elks getuigenis , een zeer be-kwaame Vrouw zyn.

C o N c INI, met levendigheid.

6 ! Zy is wonderbaarlyk ! behalven de menigte Schimpfchriften en geedigekwinkflagen tegen Rosny,nbsp;die zy aan ’t hof in elks handen heeft weeten te doennbsp;komen, fen die zy, geloof ik, zelf heeft laatenop-

A 4

-ocr page 20-

8 nbsp;nbsp;nbsp;D E J A G T P A R T y

ftellen: 2yn wy nog aan haar 7.org cn vvcrl:zaambcid verfchuldigd , dat het gemeen xich ovci llroonid heeit gezien metal die Memorien, die zo Ichynbaar als bytendnbsp;zyiT, die al de kncvelarycn van Mynheer Sully in volle daglicht ftellen, en zyn Hechte en eerzuchtige oogmerken, klaarlyk aantoonen... Nog weet ik u te zeggen, dat zy andere nog wezenlyker befchuldigingen,nbsp;door zomnnge vertrouw'de en braave Vrienden, zelfnbsp;rot ’s Kenings oor heeft vveeten te brengen, waarin denbsp;waarheid zo kunftig met de waarfchyniykhcid vermengdnbsp;is, dat, buiten dat ’er een mirakel gefchiede, ik hemnbsp;tarte j dat hy ’er zich uit redde.

/

Belleg^irde.

hy zulks


zyn krachtigfte toevlucht legt it) het

Mynliccr!... ik zou neg niet verwonderd zyn dat

vermogen, dat hy op ’s Konings geest berdt, en i)i de ilatuutlvke geneigdheid, die de Koning altoos voor hemnbsp;gehad heeft.'

CONCINI.

. En dat is juist. Mynheer de Hertog! het geen hem het metst tot nadeel vcrftrekkenzal. Hoe (terker vriend-fciiap de Kcning vt'or Mynheer Sully gevoeld heeft,nbsp;hoe feller liy zich gehoond zal vinden als hy ziet watnbsp;misbruik hy daar van gemaakt heeft.

Vervolgens den Hertos; wat voorwaarts gekU dende, en zyn Jlem verzachtende.

Wy hebben hem gisteren den laatften flag toegebracht: Dat is natntlyk ,ccn gefchrift van hem zei v’; een’ eigen ¦nbsp;handigen brief; dien wy tegen hem zdfhebben weten tenbsp;verdraaijen,... en dit alles evenwel zonder eenige k waa-daardigheid... üe Koning, tia denzelven gelezen tenbsp;hebben, zond hem in zyn laatfte gramfehap dien te rugnbsp;door Varenne, die my zulks ten eerfte kwam zeggen,nbsp;en die, uit eenige woorden, den Koning in zyn drift

ont-

-ocr page 21-

VAN HE N RIK DEN VIERDEN. 9

Ontfi)apt, het gerucht van xyn ballingfchap heeft uitge-llrooid, dat vervolgens, gelyk gy weet, xo verfpreid is geworden... Ha! Mynheer Bellegarde! had gy onsnbsp;willen helpen!

Bellegarde.

Ik u helpen!... ’t is ’er ver af Marquis! ’t is inderdaad zo, gelyk ik u xeg, my blyft voor dat gehaatc fchepxel altoos nog een xeker innerlyk gevoelen vannbsp;vriendfchap over, dat ik niet van my weeren kan... ennbsp;aan den anderen kant deug ik xo weinig tot xulke kui-pcryen; die liaan my xo kwalyk ter hand, dat ik hon-derdmaal liever het veroveren van een Plaats, als denbsp;ftreken van het Hof by woon... ik betuig u dat het eer.nbsp;lie meer myn xaak is.

CONCINI.

Mynheer de Hertog ! gy bezit meer bekwaamheid , dan gy uiterlyk wilt doen blyken; die ontfnapt my xclfsnbsp;in dit oogcnblilt niet; en xie hier waar in dexelve bellaar: gy wilt, xo de Myn gelukkig fpringt, ’er uwnbsp;gebruik van maaken, en in geval het lont geroken mogtnbsp;worden, niet eens vermoed xyn, een van desxelfs Stichters geweest te xyn.

Bellegarde, met ernst en trotschbeid.

Een oogenblik Mynheer! ga niet verder: gy kunc noch xult niet vermoeden, dat ik...

C o N c 1NI j bem invallende, en op een’ nederigen toon.

Neen, Mynheer de Hertog! neen; ik xie nu wat ik van uwe werkeloosheid kan en moet denken. Zie hier:nbsp;uwe ouderwctlche rondborftigheid doet u, gelyk alsnbsp;alle de Franfche Heeren allen aanflag, hoe billyk dienbsp;ntoog’ zyn, als kwaad en onbillyk keuren; en ik vindnbsp;er dat van myn’ kant niet in. In tegendeel: in aan-Werking neemende wat kwaad het Ryk door Mynheernbsp;A 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sul-

-ocr page 22-

10 De JAGTPARTY

Sully word toegebracht, zal Frankryk altoos, aan ons en aan de Dame Galigaï, en aan my verpHgt zyn, datnbsp;•wy iets ondernomen hebben om haar van den Staatsdienaar te ontheffen; In dit alles is ons oogmerk goed.nbsp;Wy begeereii allen niets dan het welzyn der Franfchen.

Bellegarde.

6! Ik ben wel overtuigd dat gy zulks meent... maar ik zie den Koning uit zynen Raad verfchynen,

C o N c IKI, Jlil tegen Bellegarde.

Sully verzelt hem. Zy hebben altoos de koelfte houding tegen elkander: zy fchynen altoos te onvreden ; ’t is wonderlyk !

VIERDE TOONEEL.

Henrik, in een Jagtkleed, SotLY, in de ge-•woonlyke Kleeding, Bellegarde,CoNCiNi, Gevolg van Hovelingen, de twee Jagermeesters,nbsp;welke aan bet einde van bet Tooneel voor denbsp;deur van ’s Konings vertrek post bouden.

Henrik, nevens Sully intredende ^ en begeerte too-nende om met denzelven te fpreeken, doch op bet zien van Bellegarde en Concini zich bedwingen-

C-^ nbsp;nbsp;nbsp;de, en naar den zelven toetredende.

Toeden dag, myn waarde Bellegarde! goeden dag, Mynheer Concini! ( Tegen Sully,) de Raad is vroegernbsp;als ik dacht gefcheiden; onze jagt zal nu nog vroegnbsp;genoeg zyn; en wy zullen tyd in overvloed hebben.nbsp;Bellegarde.

Tn waarheid, uwe Majcfleit treft dezen dag won-derbaarlyk weêr voor de Jagt.

Hsn.

-ocr page 23-

VAN HENRIK DEN VIERDEN.

Henrik, met een gerust gelaat.

’t Is waar, men kon geen fchooner dag in dit faizoen, in den Herfst, wenfchen.

Sully,

Heeft uwe Majefteit voor deszelfs vertrek my niet eenige verdere orders te geeven ?

Henrik, koel en verlegen.

Neen’, Mynheer! ik verbeeld niy zulks in den Raad reeds gedaan te hebben... ten zy gy zelf my iets by-zonders te zeggen had.

Sully.

Neen, Sire 1 ik weet niet dat ik iets vergeten heb .. doch vergeef my.., op dit oogenblik herrinner ik mynbsp;de zaak van den moedigen Crillon, en ik ga terftondnbsp;heen om hem...

Henr IK, hem met een zeker ongeduld in de reden vallende.

Gy zoud geen tyd hebben om die zaak ten einde te brengen: hy gaat met my ter Jagt... Maar zond gynbsp;my niets te zeggen hebben ? (Hem met verlegenheidnbsp;aanziende.') dat u betrof, u zelv’ Mynheer?.,. Zoudnbsp;gy wel de tyd hebben my hier een oogenblik te blyvennbsp;wachten?... zou u zulks niet verveelen Mynheer?

Sully, zich diep buigende.

veelt.


My, Sire! Myn tyd en leven Haan altoos in uw Majefteits handen... Zelf in dit oogenblik zo gy ’t be

Henrik, wat vriendelyker.

Dit oogenblik niet. Ik ga thans de Koningin en my-ne Kinderen zien; hier verlang ik naar. Wagt my hier in deeze Gallery... (Met een bedwongen jlem.) Ik zienbsp;Wel dat ik zelf u over u zal moeten fpreeken, wyl gy

zelf

-ocr page 24-

12 DeJAGTPARTY

zelf de ecrfte niet wilt zyn... Gy, myn waarde Eel-legardei volg my: gy kunt, vermids ’t nog te vroeg is, de Koningin niet zien; maar ik heb in ’t heengaannbsp;u een woord te fpreeken over uw Gouvernement vannbsp;Bourgondie. Kom, gametmy, myn Vriend!

De Korting •vertrekt met Bellegarde: een gedeelte zy-ner Hovelingen volgt bem, de overige, benevens de Jagermeesters, blyven in ’s Konings vertrek:nbsp;teivoyl treden Concini en Sully een •weinignbsp;voor’waarts.

V Y F D E T O O N E E L,

Sully, Concini.

ICoNCiNI, ter zyde.

.gt;aat ik eens zien, of ik Mynheer Sully niet aan ’t fpreeken kan krygeu; hem zullen ongetwyfeld wel ee-iiige trekken van misnoegen, hoogmoed of onbefchei-denheid ontvallen: dan heb ik gelegenheid dezelve dezennbsp;avond den Koning, net zo als hy die uitgedrukt heeft,nbsp;over te dragen. {Overluid.) Heer Hertog! ik betuigenbsp;u de grootfte blydfchap te gevoelen wegens ’t geluknbsp;dat gy genieten zult van met den Koning in byzondernbsp;gefprek te treden; gy zult dan ligtelyk al de donkerenbsp;wolken, die u over ’t hoofd hangen ,kunnen verdry ven ,ennbsp;de verwydering, die ’er federt eenigen tyd tusfehen hemnbsp;en u plaats gehad heeft, uit den weg ruimen... tennbsp;minde ik hoop zulks van gantfeher harte.

Sully, met koelheid.

Ik betuige u zo veel verpligting, als men deswegens hebben kan.

Concini.

Ach, Mynheer! wat is een eerde Staatsdienaar niet

te

-ocr page 25-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 13

te beklagen! nyd en laster vervolgen hem onophoude-lyk met menig ander V orst als de onze, zoude ik zeeir beducht zyn...

Solly, met fierheid hem invallende.

Gewis; maar met onzen Vorst heb ik niets te vree-zen : Neen, Mynheer! ik vrees volftrekt niets.

C o N c I N r.

Zo is ’t: gy kunt uwe onfchuld altoos doen fpree-ken by eenen Vorst, die alle uwe dienften, die zo vee-lerlei zyn, lleeds voor oogen heeft ... die nooit het herdenken vergeet, dat gy in voorgaande tyden al uw fortuin aan hem opgeölferd hebt, dat gy honderd maaien aan zyn zyde uw leven aan ’t gevaar hebt btootgefteld ;nbsp;dat de wonden , die gy op uw ligchaam ontfangennbsp;hebt...

Solly, ongeduldig.

Ei! Mynheer 1 flap hier af, bid ik u.

CONCINI.

Neen, Mynheer! ik heb niet te veel gezegd; en de Koning moet altoos in zyn hart geprent houden datnbsp;gy alleen de handeling volbracht hebt met de Grootennbsp;van onzen Staat, van welken hy verpiigt is geweestnbsp;zyn Ryk ftukswyze af te koopcn; dat uw werk buitenslands nog luisterryker geweest is; nooit zal hy ver-geeten wat eerbewys gy te Londen by de overledenenbsp;Koningin Elizabeth genoten hebt...

Solly, met nog grooter ongeduld.

Ei, Mynheer! ik verzoek nogmaals hier een einde van te maaken. Al uwe loftuitingen, hoeopregtdie mogen zyn , zullen my niet verblinden; dit zeg ik u voornbsp;af... maar, laat ons eens zien; wat wilt gy met ditnbsp;alles zeggen?

CON-

-ocr page 26-

14 DeJAGTPARTY

CONCINI.

Ik wil niet anders hier mede te kennen geeven, Myn* heer! als het natuurlyk gevolg hier van: Nainelyk; datnbsp;het onmogelyk is dat de Koning niet in het diepst vannbsp;ïyn hart de erkentenis bewaard hebbe, die hy aan uwenbsp;dienften verfchuldigd is. En ik bid u my eens openhartig te willen ïeggen, of gy niet ten allerhoogfte verwonderd zyt, dat de Vorst, na al de verpligtingen dienbsp;hy aan u heeft, en de hoedanigheden uwer ziele zonbsp;wel kennende, ooit een oogenblik gehoor heeft kunnennbsp;leenen aan de lasterlykfte befchuldigingen, waar medenbsp;men zedert eenige maanden onophoudelyk u by hemnbsp;tracht verdacht te maaken.

Sully, koel en fpottender wyze.

Luister Mynheer Concinü... met een minder open-hartig man dan gy zyt... en wien het hart niet, zo als by u , op de lippen legt, zou ik zulk een onderzoek,nbsp;als gy doet, ten eenemale als bedriegelyk en valsch kunnennbsp;aanmerken, en het even zo gevaarlyk voor my achten,nbsp;hier op te zwygen als te antwoorden;.,. maar met een’nbsp;man als gy....

CONCINI.

Gy weet hoe fterk ik aan u verknocht ben, en dat

ik...

ScLLY, hem invallende.

Ja, Mynheer Concinü ik weet zulks; en daarom zeg ik u ook, dat ik met elk, behalven u, gevaar zounbsp;loopen, dat, zo ik nu zweeg, dit ftilzwygen, (nietnbsp;door u, maar door anderen) by den Koning zou kunnen uitgelegd worden, als de uitwerking eener onbe-tamelyke trotschheid; en dat, zo ik Jn tegendeel hiernbsp;op antwoordde, en de zogenoemde ligtgelovigheid desnbsp;Konings aan de befchuldigingen myner vyanden u toe-ftemde, ik zeer onwaardiglyk myn’ Meester en Weldoener zou hoonen.

CON-

-ocr page 27-

VAN HENRIK DEN VIERDEN, ij

CONCINI.

fl Ja, Mynheer! ik begryp zeer wel...

Solly, vervolgende.

Niettemin Mynheer! ondanks al ’t gevaar, ’t welk ik loopen zou, met my in zulk eeiie kiesfche omftan*nbsp;digheid te verklaaren, zou ik evenwel tegen zodanignbsp;ccn’ listigen en kwaadaardigen vyand , en die zich metnbsp;een fchandelyk oogmerk by my vervoegde om mynenbsp;gedachten hierop te doorgronden, zeggen, hst geen iknbsp;thans tegen u zelv’ zeggen zal, Mynheer Concini, ennbsp;aan myn’ besten vriend zou zeggen; dat is namelyk,nbsp;dat ik, altoos onbefptoken geleefd hebbende, en lland-vastig (leunende op de billykheid des Konings, zo vastnbsp;vezekerd en overtuigd ben van zyne goedheden voornbsp;my, dat ik, indien ik uit zyn Majefteits éigen mondnbsp;hoorde dat hy zyne gunst my onttrok, zulks nog nietnbsp;gelooven zou, maar my verbeelden, dat zyn tong zynnbsp;hart bedroog,

Concini, met eenige verlegenheid.

Mynheer!... zekerlyk... maar wacht u van u aan een al te blind vertrouwen over te geeven... en zie

toe.,.

Solly, zyn Jlem verheffende met een' toon van verontwaardiging.

Ik zie nergens, naar, en (luit myne oogen voor alles behalven voor myn’ pligt Mynheer! Zie daar de waa-re gevoelens van myn hart, en die gy den Koning innbsp;de zeKde bewoordingen kunt mededeelen... in de zelfde bewoordingen zeg ik u... maar ik verwacht zulksnbsp;niet van u. Zo gy ondertusfehen begeert dat ik verdernbsp;met u, in een klaarder en min figuurlyken ftyl fpree-ken zal...

C ON-

-ocr page 28-

i6 DeJAGTPARTY Co N c IN I, verlegen.

Hoe, Mynheer!... met my?... ïoud gy my bekwaam achten?... maar ik zie den Koning weder tc rug komen.

ZESDE TOONEEL.

Henuik, Sclly, Gevolg.

Henrik blyft, by *t inkomen der Gallerye, aan de deur Jlaan. Sully en Concini treden beide bem te gemoet:nbsp;De laatjle begeeft zich op een voenk van Henrik, innbsp;’s Konings Vertrek^ in 't voelkehyygeduurendedénnbsp;loop van bet volgende Tooneel, benevens Bellegardenbsp;zich doet zien. De Marquis van Fraslin, en ee-nige andere Heeren van ’s Konings gevolg., benevens de Jagermeesters, ontbonden zich mede innbsp;het gemelde vertrek, hunne nieuwsgierigheidnbsp;en ongerustheid over de uitkomst van dit ge-fprek van tyd tot tyd betoonende.

Henrik, by/t inkomen der Gallerye tegen

Bzyn Gevolg.

ellegarde ! d’Aumont ! Brisamp;c! Duplesfis! Ma-tignonl Villats! la Chattel Clermont! en gy Mont-moranci! onthoud u allen, bid ik, een wyl in dit vertrek ; daar na vertrekken wy ftraks ter Jagt. Maar ik heb vooraf iets byzonders te fpreeken met Mynheer Sully. Marquis Praslin!

P R ASLIN.

Sire!

Henrik.

Onthoud u insgelyks aldaar, en (lel twee Wachten aan de deur, met bevel van niemand in de Gallery renbsp;laaten treden. Echter behoeft gy de deuren niet te fluiten

-ocr page 29-

begeer niet dat men ons kan hooren.

Praslinfielt tvoeeHelhaardien buiten de Gallery aan de'

VAN HENRIK den VIERDEN. H ten: ’t verfcheelt niy nict dat men ons zie, maai' ik.

deur; vervolgens neemt de Koning Sully by de band, en geleid bem, zonder iets te zeggen, voorwaarts totnbsp;op den kant van bet Tooneel, waar na by deS'nbsp;zelfs band loslaat, en hem eenigen tyd, zon-der Jpreeken , fierk aanziet.

Welnu, Mynheer! die manier, waarop wy zedert den tyd van zes wecken met elkander leeven; de koelheid die ik u betoone; en de bedwongenheid die ’er tus-fchen ons plaats heeft; kunt gy dit alles met goede oo-gen aanzienr en zyt gy daar niet ongerust over?

Sully, deftig en eerbiedig.

Sire! met ieder Vorst, behalven Henrik, zou ik my-iie ongenade vastllellen, zo dra ik achtfloeg op het onttrekken dier goedertierne gemeenzaamheid, waar mede gy my altoos vereerd hebt : maar by uwe Majefteitnbsp;Ipreeken voor my uwe billykhcid , uwe gevoelens,nbsp;en,,. zoude ik ’t zeggen mogen? uwe vriendfehapennbsp;myne oufchuld... dit alles Itelt my gerust, en ik bekommer my nergens over.

Henrik, een weinig bewogen,

, ik beken ’t , het getuige.

Deze gerustheid toont

nis van een zuiver geweten, dat zich zelt niets te ver-W'yten heeft: Maar ondertusfehen is ’t u. Mynheer! niet onbekend dat g-antsch Frankryk fchreeuwt, en mynbsp;klachten over u toezend; en gy midlervvyl behoud gynbsp;by dit alles een diep ftilzwygen.

Ja Vorst! ik moet met een eerbiedig ftilzwygen af-B nbsp;nbsp;nbsp;wach'

Sully, met nadruk.

-ocr page 30-

18 nbsp;nbsp;nbsp;D E J A G T P A R T Y

wachten, dat uwe Majefteit my opheldering afèifche overzaaken, waar van de geringlle degrootlte laster innbsp;zich bevat... Want u, myn Koning! het eerst tefpree-ken over alle die ongerymde en hatelyke betichtingen,nbsp;ware in eenig opzicht dezelven te ftaaven, en voornbsp;waarheid te erkennen; ’t betaamt my niet diergelykebe-fchuldigingen te vreezen , waar aan gy zelf, V orst!nbsp;geen geloof flaat.

Henrik, goedaardiglyk.

Ja, maar,.»

Sully, met kracht van Jlem,

Neen Sire 1 gy gelooft ze niet. Daar is niet dan een enkele van alle die befchuldigingen, die een fchyiinbsp;van waarheid heeft; of om beter te zeggen, waarfchyn-lyk kan genoemd worden. {Een papier uit zyn zaknbsp;haaiende.^ Dat is deze brief van my, dien gy my gisteren avond door Varenne te rug zond: maar viernbsp;woorden, die ik ’er onderaan bygevoegd heb, zullennbsp;U het gantfche raadzel ontwinden. Dat uw Majefteitnbsp;zich verwaardige het oog te flaan, op de uitlegging dienbsp;ik aan ’t zelve gegeeven heb.

Henri K, na den brief ingezien te hebben.

Ik fta verfteld! {Sully by de band vattende.') Ach ! Mynheer Rosni! die ontaarden! wat hebben zy mynbsp;bedrogen!

SULLY.

Wat de fchimpfchriften belangt, en boven al, Sire! dat libel, door eenen Juvigny met zo veel kracht vannbsp;welfprekenheid gemaakt, en ’t welk ik zelf zo wel alsnbsp;uwe Majefteit gelezen, heb.,,,

Hen-

-ocr page 31-

VAN HENRIK DEN VIERDEN.

Henk IK, met drift hem invallende.

Hoe! dat gy zelf gelezen hebt Rosni? en gy zyt niet aanflonds by my gekomen, om my daar over te.nbsp;onderhouden ?

SüLL Y.

Neen Sire! ik heb het veracht. Niet dat uwe Ma-jeftelt denke, dat ik, indien dezelve my eerst gefpro-ken had , zulk eene onbetamelyke hoogmoed getoond zou hebben, of nog zou betoonen, van in geene verantwoording te willen treden omtrent alle deze dingen,nbsp;en dus myne onfchuid.,.

Henrik.

Wat noemt gy verantwoording, myn Vriend ? Ik zweer u dat de opheldering, die gy my over dien briefnbsp;alleen gegeven hebt, alles verantwoord... ja alles, ennbsp;ik wil nergens meer van hooren,

S DLLY, met vuur.

Vergeef my, Sire! ’t is ten uiterfte noodzakelyk dal gy de goedheid hebt myne verantwoording te hooren,nbsp;en zie hier dezelve... Zedert drie en dertig jaaren hebnbsp;ik u gediend, ja bemind, durve ik zeggen. By de on-fchendbaare verknochtheid aan uwe Majefteit , heeftnbsp;zich de eer gevoegd ; deze heb ik nooit gefchonden, ennbsp;wil zulks nimmer doen; deze twee vereenigen zichnbsp;beide tot myn belang; dit belang is u te dienen, zonbsp;lang ik adem fcheppe... dit zyn myne oprechte gevoelens. Myne bedekte vyanden, die laage zielen, om'unbsp;van het tegendeel te overtuigen, of dat ik u wil, ofnbsp;kan verraden, brengen in alle hunne gefprekken ennbsp;fchotfchriften niet by, dan eenige mogelykheden lt;lie innbsp;enkele barsfenfchimmen beftaan. En wat zou toch myn

Ba nbsp;nbsp;nbsp;Góg-

-ocr page 32-

20 De J a G T P a R T Y

oogmerk in v.ulk een verregaand verraad kunnenzyn?,, lïiy uwe kroon op het hoot'd te leiicn^ Ik weet» gynbsp;acht my niet ontbloot genoeg van oordeel om nty ietsnbsp;onmooglyks te onderwinden... ür' om die op eenenbsp;andere tak van uw huis overtebrengen, of wel op ee-nige vreemde Mogenheid ? Ach! inyti Voist en Held!nbsp;welk ander Monarch , welke andere Mogenheden ,nbsp;welke andere Staaten kunnen myn fortuin ooit zo hoognbsp;¦verheffen, als gy het myne gedaan hebt ?

Ach, Rosni! myn waarde Rnsni!

Henrik, bem omhelzende:.

SüLLY, met bet zelfde vuur vervolgende.

Ach! myn waarde Meester! ja, gy zult dien altoos zyn: gy acht, gy bemint my ; ja Sire! gy -acht my in zulknbsp;een mate, dat ik de edele verwaandheid bezitte van tenbsp;gelooven , dat gy (zelfs in deeze zaak niet) geennbsp;wezenlyke achterdocht omtrent myne gctroinvheid gehad hebt, ik zeg, geen wezenlyke-acluerdocht. Neennbsp;Vorst! gy hebt die geenzins gehad.

Henrik.

Wat wezenlyke achterdocht betreft, neen myn Vriend ! die heb ik niet ge’had... ’t is op zyii best eenenbsp;ligte ongerustheid geweest; en die nog zo zwak geweest is, dat zy niet 1’ang (land heeft kunnen houder.nbsp;Maar hoor toe, myn waarde Rosni! ik zal myn l'.artnbsp;voor u openleggcn; die kleine ongerustheid zou ik zelfsnbsp;HOg niet eens gehad hebben: nooit had men ’t zo vernbsp;gebracht om my het minfte kwaad vermoeden op uwenbsp;getrouwheid tegeeven, zo wy beide ineen’anderentydnbsp;leefden. Maar in deze yslyke eeuw, in deze eeuw vannbsp;beroerten^, zamenzweeringen en verraad; waarin iknbsp;fqoodlk ontrouw gezien en zelf ondervonden heb

van.

-ocr page 33-

VAN HENRIK REN VIERDEN. jii van iulken, die ik als myne beste vrienden behandeldnbsp;heb; waarin ik honderd werf het fpceltuig en llachtoffernbsp;hunner fchelmfche aanilagen dacht te verdrekken ..nbsp;waarde Vriend ! gy xult my de kleine vonkjes van mistrouwen wel willen vergeeven... Ik zal dezelve her-ftellen, Rosnü door nieuwe weldaadcn, die u, en uwnbsp;huis, ten hoogden trap van hoogheid verheden zullen.nbsp;Ik begeer dat gy.. *

Sully.

Hou op, Sire! uw goedheden voor my zouden te ver gaan... wil dezelve palen zetten... uwe ongelukken, en de fnoodftc ondankbaarheden wettigen uw mistrouwen , en hebben het zelve noodzakelyk moeteitnbsp;voeden en verfterken... Maar laat uw hart omtrent mynbsp;voortaan geen meer voeden... ik verdien zulks; en datnbsp;uwe Majefteit de grootfte omzichtigheid gebruike in ’tnbsp;fchenken van weldaden, waar mede dezelve my opnbsp;nieuw zou willen vereeren. Ik ben de eerde om u geknield te verzoeken, my nooit verderkte Plaatzenofnbsp;Prinsdommen te geeven. In één woord, my alzulkenbsp;gunden toe te voegen , die my in daat zouden kunnennbsp;dellen, om zo ik zulks v.u'lde, my tot hoofd van eeltige Party te kunnen dellen ; niet dat deeZe gnnderlnbsp;ooit wapens tegen u in myn hand zouden worden tnbsp;Maar ik Wil myne vyanden alle voorwendfcls benee-men, om my met nieuwe misdaaden te bevlekken.

H EN RIK, met de grootfte levendigheid en aan-doening.

Grootmeester! gy zult nooit vyanden behoeven té Vreezen zo lang ik leef.

Solly, na zich., tot bevoys van dankzegging ^ voor den Koning gebogen te hebben.

Ach , Sire ! behaagde den hemel dat zulks waar

was


-ocr page 34-

as DeJAGTPARTY was! maar dit onderhoud is een bewys van het tegendeel , en der wreede uitwerkingen, welke de kunftig-gefmeede laster der Hovelingen voortbrengen kan.

Henrik.

Maar die zouden niets voortgebracht hebben, indien gy, (tuurfche Vriend! zedert den tyd dat ik uzoftrengnbsp;onthaald heb, goedaardiglyk by my waart gekomen,nbsp;om iny in dit ftuk te verlichten .. Ach, Rosni! dit isnbsp;' niet wel van u gedaan. Zedert dertig jaaren, dat ik unbsp;myne vriendfchap gezworen heb, had ik nimmer ietsnbsp;¦ op myn hart, ’t welk ik niet daadlyk aan het uwe vertrouwd beb : ontwerpen , bedryven , vermaaken ,nbsp;Vriendfchap liefdehandelingen , verdrietlykheden ennbsp;huiszorgen, ’k heb u alles toevertrouwd; en gy, gynbsp;zyt achterhoudend genoeg, om in al dien tyd geen denbsp;minlte verlichting in uwe zaak te willen geeven! heetnbsp;dit myn Vriend zyn?.. Ach! de traanen vloeijen mynbsp;uit de oogen... kunnen Koningen dan geen’ Vriendennbsp;hebben?

SuLLYj met aandoening.

Ach ! myn aanbiddelyke Meester! die kracht, die waarheid van gevoelen, dat zich in u uitdrukt, doetnbsp;my thans myn’ misflag erkennen. Ja, Sire! ik hebkwa-lyit gedaan, my niet van ’t eerfte oogenblik af aan naarnbsp;u te hebben begeeven, en u...

Henrik, met de grootjle levendigheid.

Ja, cn gy zoud uw’ misflag nog duizendmaal fterker gevoelen , indien gy wist wat ik , geduurende den tydnbsp;van dit foort van onmin tusfehen ons, geleden had.nbsp;Laat dit nooit weêr gebeuren! en ik wil niet dat onzenbsp;vcrfchillen ooit langer als vier-en-twintig uuren voor-tiun duuren zullen, hoort gy ’t wel Rosni?

Sul-

-ocr page 35-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. ,23 Sully.

Ó! Ik 7.al die van hunne geboorte afftuiten. Ach | Sire !... Ach! myn V riend!... vergeef aan de ontroering van myn hart... het woord, dat my ontfnapt is*

Henrik,

Noem my uw’ Vriend, myn waarde Rosni! hoe flerk heb ik myne vriendfchap voor u reeds ondervonden! Toen ik ftraks, eer ik naar de Koningin ging,m7nbsp;7elv’ dwong om u een koel onthaal aan te doen, en unbsp;Mynheer noemde, herinnert gy u dat gy my niet dannbsp;door een diepe buiging antwoordde? Wel nu, toen iknbsp;deze droefheid en aandoening uwer ziel befchouwde»nbsp;myn waarde Rosni ! had het weinig gefcheeld of iknbsp;had in dat zelfde oogenblik my om uw’ hals geworpen , en op die wyz’ ons onderhoud begonnen.

SvLtYi op bet tederjle bewogen, en met eene af-gebrokene Jtem.

Ach! Vorst! die laatlle trek... Ach! vergun dat ik met traanen van vreugd... en detederfteaandoening.. -my voor uwe voeten werpe... om u te danken.. é

Henrik.

Wat doet gy, Rosni ? Sta toch op; zie wat gy doet... ’t Volk dat binnen is, fchoon ’t ons niet heeftnbsp;kunnen hooren, ziet ons; Zy zullen denken, dat ik unbsp;vergifnis fchenke; gy denkt daar niet om: fta toch op*

Ceduurende deze laatfie reden, blyft Rosnigeknitli

leggen, kusfende de band des Konings; eindelyk beft de Koning bem op, en ombekt bemverfcbei-dene malen.

ZE-

-ocr page 36-

24 DeJAGTPARTY

ZEVENDE TOONEEL.

Henrik, Sully, Bellegarde, Concinï, Gevolg van Hovelingen en Officieren der Jagt.

MH E N RIK, tegen Praslin.

arquis! los de Wachten af: elk kan binnen treden. Wy ïullen ten eerrte naar de Jagt vertrekken. Doch eer wy te paard ftygen,benik7,eerverblyd Myn-heeren ! u allen te kunnen verklaaren , dat ik Rosninbsp;meer dan ooit beminne; en dat die hem aantall, mynnbsp;eigen leven raakt.

Sully,

Ach! Vorst! hoeial ik immermeer erkennen?. Henrik.

•Zulks doet gy genoeg Mynheer! wanneer gy voortgaat my te dienen, gelyk gy altoos gedaan hebt.

Bellegarde, fegeu

6 Myn waarde Hertog! ik neem inderdaad zeer veel deel..,

Co N c 1NI, tegen Siilly.

Ach! Mynheer! de overmaat van myne blydfchap IS zodanig...

Henrik, bem in de reden vallende.

Nu, nu; dat is genoeg; gy kunt hem al die complimenten op de Jagt wel maaiten; want ik begeer dat hy mede van de party zal zyn.

Sully.

Ik Sire ?...

Henrik.

Ja, gy zelf: ik weet wel dat gy anderzints geen -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groot

-ocr page 37-

van HENRIK DEN VIERDEN. 25

groot Liefhebber van de Jagt zyt: maar.ik verkies dezen dag in uw gczelfchap door te brengen... dengant-fchen dag;... hoort gy ’twel myn Vriend?

SüLEY.

Sire! ik gevoel my ten uiterfte getrotfen over ’t geen gy my zegt! zo uw Majefleit niettemin my wilde ont-llaan.,.

Henrik.

Neen toch niet, Rosni i ik verbééld my dat de Jagt niet gelukkig zou zyn, indien gy ’er niet by waart; iknbsp;heb zelfs een voorgevoelen, dat ’er aangenaame avan-tuuren gebeuren zullen zo gy med gaat; te minlle iknbsp;heb zulks in ’c hoofd: kom, ga u ftraks verkleeden,ennbsp;kom dan by ons op de beftemde plaats.

Hy geejt hem een klopje ^ ten teken van vriendfcbap, op den fcbouder.

Sully.

’t Is wel Sire; ik zal op ’t oogenblik weer by u Zyn.

AGTSTE TOONEEL.

Henrik,Bell EG ARDE, C.oncini,Praslin, en verdere Hovelingen.

M,

Henrik.

larquis Concini! ik denk dat ’er veelen zullen zyn, wien deze vernieuwde vriendlchap niet al te wel zalnbsp;fmaaken.

Concini.

Ik zweer u echter, Sire! dat ik tot die geenen niet behoor.

Belle GARDE.

Ih waarheid Vorst! -deze verzoening is lang ge-B 5 nbsp;nbsp;nbsp;wenstcht

-ocr page 38-

aS D È J A G T P A R T Y

Wenscht geweest van allen, die het weizyn van den Staat liefhebben: de Hertog zal altoos de rechterarmnbsp;van uwe Majefteit zyn; In ’t ftuk van zaakeu is zynenbsp;bekwaamheid ongemeen 1...

Henrik,

Wat fpreekt gy van zaaken ? zeg ’er by, aan ’t hoofd Van myne Legers, in mynen Raad, in alle Gezandfchap-pen; ik heb hem vrienden en vyanden altoos met geluknbsp;kunnen aanbieden; maar ’t is genoeg , laat ons vertrekken.

De Koning vertrekt, door zyn gantfcbe Hof gevolgd.

Einde van bet Eerjle Bedryfé

TWEÊ-

-ocr page 39- -ocr page 40-

Ha, lialliier teln ilc 4en lanevei,tflie op de Harten van ^ onzen ^oe^en Jkoniu^ geJCcKoten heei't.

-ocr page 41-

VAN HENRIK DEN VIERDEN, z'j

TWEEDE BEDRYF.

Het Tooneil verbeeld een Bosch, in de nabuur-fcbap van Lieurfain,

EERSTE TOON EEL.

Lukas, Kaatje, heide, naar den tyd van Hen-drik den Vierden, als boeren gekleed.

Men boort van verre bet geluid vaneen Waltboorn.

SL U K A S.

akkerloot! Kaatje! daar blaezen 2y al op den Walt* hoorn. Toe! kom, ga mit me, en laeten wy dejagtnbsp;’ereis kyken; ’t is hier kort by.... wy motten maar naenbsp;deuzen kant toe, daar het geluid van daen komt.nbsp;Kaatje.

Neen, Luikes, ik durf zeper niet; ik mot aenftonds Wéér t’huis wezen.

Lukas.

Tut, tut J ’t gebeurt ummers alle daegen niet dat de Jagt zo ver dut heen komt; misfchien dat wy ’er onzennbsp;hupfchen Keuning ook nog zeilen zien.

Kaatje.

Ja, Luikes! ik bin ook wel nuuwsgierig om hem ’ereis te zien; Want ik ken ’em zo min als jy ; maer ’tnbsp;word zo laat: Mortje zei me wachten; en ik mot heurnbsp;het eeten veur t’aevend nog helpen klaer maeken. Ryk-broér komt van aevend ook t’huisnbsp;Lükas.

Wat zegje.? van aevend? daar bin ik regt bly om: Nou hoop ik dat hy me helpen zei om jou Vaertjes toe-

ftem*

-ocr page 42-

«8 De JAGTPARTY

Hemming te krygen tot ons hylik; waar toe dient dut fammelenr Maar Kaatje, ’t is wel liegt van jc, dat je datnbsp;zo lang verzwegen hebt.

Kaatje.

Wel, hoe kon ik ’et jou toch eer zeggen? ik heb ’et zo ftrakjes eerst gehoord.

L u K A s.

Ja most me dat aanftonds ’ezeid hebban.

Kaatje.

Zie nou eens: kon ik het jou zeggen, eer ik je ge* Iproken had?

Lukas.

Neen toch niet: maar wet zo dra jy me ontmoette; maar jy docht maar om de Jagt te gaan kyken, Is dutnbsp;nou vrindfchop? as men zakken goejen tyding weet?

Kaatje.

Luikes, ’t is heel flegt van jou, dat jy me zulk een twist aandoet; terwyl je weet, dat ik niet na de Jagtnbsp;.ging, als om dat ik myn Broer onderweg dogt te ontmoeten .... en nou kryg ik nog knorren... maar loopnbsp;heen, jy bent een ondankbaare.

L u K A s.

Nou, myn lieve Kaatje! vergeef’t me: ik wist het niet.. maar ’t is... zieje wel ?.... om dat ik je zo heelnbsp;lief heb.

Kaatje.

Dat heb ik jou ook wel; maar ik kyf niet met jou, als jy ’t niet verdient hebt.

LUKAS.

Ja! de drommel! altemets wel ien klein beetje; want gusteren aan jou huis bekeef jy me nog daar jou Vadernbsp;en Moeder by waren, om dat ik maar een woordje

fprii

-ocr page 43-

VAN HENRIK TEN VIERDEN. 29,

Iprak van dat ondeugend fchepzcl van ecn Agatha; die Hiet dien rykcn Sinjeur opgeduvvd is: had ik toen ooknbsp;Hog ongelyk ?

K A A TJ E.

Ja zekerlyk, dat zeg ik nog; want ik loof niet dat Agatha uit haar 7,elfs met die Heer weggegaan is;nbsp;M’ant het is zulk een deugdzaam meisje! en die Ryk-hroêr oprecht beminde! hoor hier, daer fchuilt wat ouder , dat ik niet begryp.

Lukas.

Ja, ja, ik begryp het zo veul te beter.

Kaatje.

Hoor, Luikes! laaien wy daer niet verder van fpree-ken; anders kreeg jy weer wat van me. Maar ik heb Hou niet langer tyd. Dag Luikes!

Luk AS.

Dag, ondeugende pry!

Kaatje, hm met haar ruikertje in bet gezicht goojende.

Ondeugende, pry? daer; dat is om je ordeutelyk tc loeren fpreeken.

Zy loopt febielyk been. TWEEDE TOONEEL.

Luk AS, alleen,

'' * agt; wagt.... dat heksje, daar zy is!... maar Zy is al weg.,..’t is toch lief van heur;..om dat zynbsp;boos is, imyt zy my heur blommetjes teugen myn neuse..nbsp;’t is aardig ! QHy raapt den ruiker op, en , na zieb op.nbsp;gebeft te hebben, aioord hy Agatba gewaar.)... maar,nbsp;^at zie ik !.. fchemeren myne oogen i... neen waeren-Hg ; ’t is Agatha zelf., .maar lieven tyd! wat heit ze alnbsp;H)ojrepypen aan heur ligchaam!

DER-

-ocr page 44-

go DeJAGTPARTY

DERDE TOO NEEL.

Lukas, Agatha, in de kleedin?^ eener zwierigs JuffsTi ah ten tyde van Henrik den Vierden,

JAG ATHA.

a ik ben het zelf , myn lieve Lukas! ir.aar, hoor my een oogenblik bid ik ii.

Lukas.

Sakkerloot! wat bin jy deftig uitgcftreken , Juffrouw Agatha! jy bint opgefchikt als een Prinfes... en kom jenbsp;non 20 regelrecht van Parys ?... of van het Hof?.. watnbsp;weet ik ’et? wel, je mot daar al ien knap fortuintje ge-maekt hebben, in die zes weeken tyds, fints je met eennbsp;ftille trom van ons bint ofgctrokken .... jou Vaeder,nbsp;dat een eenvoudige boere hocfpachter is, zou jou, als hynbsp;je nou zag, nieteens kennen., wel foei! jy most van be-fchaamtheid jou oogen niet durven opflaan.

Agatha, droevig.

Helaas! alle fchyn is tegen my...maar ik ben niet fchuldig. De Marquis Goncini heeft my met geweldnbsp;doen opligten, en my naar Parys vervoerd- Die wreedaard heeft my in een foort van gevangenis zes weeke nnbsp;lang opgefloten gehouden... maar myne deug d, moed,nbsp;en teffens myn wanhoop hebben my einde!yk krachtsgenoeg verleend om my uit zyn macht te rukken; ik bennbsp;hem in flilte ontfnapt; en kom nu op ’t oogenblik aan ;en unbsp;hier het eerst aantretfende, en u de zaak willende vertellen , heb ik dus geen tyd gehad om my te ontdoen vannbsp;deze klederen, die myne oneer fchynen te bewyzen.nbsp;LuKas,

Jou oneer ? fchoone tael! wat is dat wel ’ezeid ! daar heb je’’t nou net!. dat komt van funts jou kindsheid totnbsp;aan jou veertiende jaar gewoond tc hebben by die Madam

-ocr page 45-

VAN HENRIK DE VIERDEN. 31

^am Signora Galigai ; daar die Mynheer de Marquis op jou verliefd geworden is. ..Trouwens! het woonen bynbsp;iulke groote Heeren maekt ien jong meisje verftandig...nbsp;daar leeren die kleuters wel te fpreeken en kwalyk tenbsp;doen. Maar, om datjy nou zo flim bent, denkjy mis-fchieii dat wy onnozel binnen.. niet waar .ï* neen tochnbsp;niet. Denk niet dat ik al jou vertelfeltjes zo fchielyk ge'nbsp;looven zal..tut, tut! ik laat my van die hooflche taalnbsp;2o ligt niet bedotten.

Agatha.

Maar wilt gy dan wel, myn Vrind!...

Lukas.

Wie, ik jou vrind na zulk een ftuk, alsjy uitge* Voerd hebt ? ik de vrind van zulk ien verlopen meid alsnbsp;jy bint, en die deuz’ goeijen Ryk zo flegt heitu'tgeilreken ?nbsp;dien zy eerst zo verzekerd heit dat zy hum bemint, ennbsp;hum kort daar na laet zitten kyken, en gaet dpdrosfennbsp;tnet ien Sinjeur, daer ze nooit meê trouwen ken...aannbsp;V’ie dat zy heureer verkoopt,ommeealsienanderzo watnbsp;ïitooije prullen aan heur lyf te kennen dragen, en nietnbsp;langer als ien boerin ’eklied te gaen? zou ik de vrindnbsp;Van zulk ien ondeugend creatuur weezen?.. .foei, zegnbsp;Ik j neen, in myn hiele hart is zo veul vrindfehap nietnbsp;öieer, als hier op myn hand leit, zie je ?

Agatha.

Ik zeg u nog eens Lukas! dat niets onwaaragtiger is...

Lükas.

Zeg liever, niets waaragtiger.... en ’t is ondeugend Van jou, dat jy zulk een onrust in ons hiele dorp hebtnbsp;gaen verwekken, ...en waardeur onze hyliken achteruitnbsp;2yn verfchoven. Ik (long op het punt van trouwen metnbsp;Kaatje, de zuster van jou braeve Ryk: heur Vaeder,denbsp;Oieulenaar heit gien andere kinderen als heur beijen; ennbsp;hy zou jou zelf aan zyn’ zeun uitgetrouwd hebben, die

een

-ocr page 46-

32 DeJAGTPARTY

een fchrandere jongen is... die het ktyn van buiten kent, en fnappen ken als een exter, 2o goed als jy.... en die,nbsp;om dat hy zo veul weet, nou uit fpyt dat jy hum zonbsp;bedrogen hebt, zich in icii geestelyk kleed zal fteeken,nbsp;zo ken hy daarnaenog wel Priester op ons dorp worden,nbsp;A GATHA.

Wyl gy my dan toch niet wilt hooren fpreeken, zo zeg my voor ’t minst of Kyk hier is.^

Lukas.

Neen ,hy is hier niet: hy komt niet veur t’aevond wéér-om. Heit hy de gekheid niet gehad, van om jouwent ¦wil nog nae Parys te gaen, om Recht over jou geval tenbsp;gaan verzoeken by onzen goeijen Vorst, die grooten ennbsp;kleinen Recht doet ?..

Agatha, zuchtende.

Wat ben ik ongelukkig!.. hoe zal ik my thans rechtvaardigen? Ryk zal altoos billyke redenen tot achterdocht hebben, zonder dat ik my deswegeus beklaagen mag. LUKAS.

Ja toch! hy was gek, zo hy hum langer mit je bemoeide.... wel ja, huil nou reis;...maar kyk , al die vrouwetraenen zyn niet als valftrikken, om ons tenbsp;bedriegen

Agatha, moeenende.

Ach ik vergeef u, dat gy zo kwalyk van my denkt; maar zo gy zulks voor my niet wilt doen, doe zulksnbsp;voor ’t minst uit vriendfehap voor Ryk, bewys hemnbsp;dien dienst van hem te melden, dat ik, u hier aange-troffen hebbende, u verzogt heb.... ’t is voor hem alleen , dat gy die moeite zult doen.

LUKAS.

Wel noü, Juffrouw Agfftha; laat reis hooren wat of het is f

Ag aT‘

-ocr page 47-

VAN HENRIK den vierden. ^ Agatha, met vriendelykbeid.

Is een dienst, die ftrekken zal om my by myti* Minnaar te rechtvaardigen, zo zulks mooglyk zy. Iknbsp;bid u herri dezen'^rief over te geeven, dien ik, zondernbsp;te vvceten ot ik ’er my ooit van zou kunnen bedienen,nbsp;gcfchrevcn heb, en dien de gelegenheid, die ik vondnbsp;om myn’ geweldenaar te ontihappen, my verhinderdenbsp;te eindigen .. Ik bid u, ftel hem dien ter hand... hebnbsp;eenig medclyden met my , en breng my in geen verdere w'anhoop, door my deze gunst te weigeren.

Luk AS, een weinig bewogen.

Geef hem hier; ik zei hem die bezorgen... Maar fchoon je met jou huilen myn hart een beetje weekernbsp;gemaakt hebt, denk daerom niet dat je me zeltpieren...nbsp;neen toch niet! ik zal hem alles tot jou nadeel vertellen , dat zeg ik je veurot: ik wil niet hebben dat mynnbsp;vrind Ryk, die in ’t kort myn fchoonbroêr zal worden,nbsp;kat in de zak zal kopen; verlla je’t?

Aga THA,

Ontrust u niet: gy zyt het geenzins, die myn’ Minnaar van myn onfchuld moet overtuigen ; maar hy is ’t zelve, benevens zyn Vader, voor welkers voeten iknbsp;tny wil werpen, om hen te betuigen dat ik niet fchul-dig ben. Wil alleenlyk de goedheid hebben my tenbsp;waarfchouwen, zo dra hy gekomen is.

LüKAs.

Ja, ja, dat zal ik doen. Ga nou maar heen, ik beloof het jou.

VIERDE TOONEEL.

Lukas, alleen ^ den brief in zyn’zak Jlekende,

'W'at heit dat vrouwvo'k heur traenen goed koop!

C nbsp;nbsp;nbsp;dat

-ocr page 48-

34^ DeJAGTPARTY

dat ken huilen als het maar wil... en veurnamentlyk het hear eer raakt, dan weeten zy zulke fprookjesnbsp;te vertellen, die nae kat noch hond lyken, en wy mannen, na dat wy lang ’enog gefchermutzelt hebben omnbsp;haat niet te willen gclooven, wy flokken het toch ein-delyk veur zoete koek op. Ja zo mal bennen we.

Het Tooneel begint langzaam te verduisteren.

En ten anderen heit dat kleuter, deur heur vlucht, myh hylik met Kaatje hielendal veihinderd, is ’t niet omnbsp;gek te wwdcn ?... Maar onze Ryk most nou al weerom zyn... het begint al hiel duister te worden... maarnbsp;zie daar... is hy dat zelf niet?... Ja toch.

VYFDE TOONEEL.

RYK, LUKAS.

' Lokas, hem in 't gemoet kopende, en bemom-

Wbelzende.

el, myn gocije Ryk! wat bin ik bly dat ik jou weêr zie!... ik voel me zelv* van vreugd niet.

Ryk.

Och! myn waarde Lukas! ik heb uw vriendtcbap nu me^r dan ooit nodig; myn ongeluk is onherftelbaar.

Ld KAS.

Wat zei ik je zeggen? ik heb ’er ummers altyd aan getvyyfeld,.. maar zeg reis op... wat is ’er van ?

RYK.

Gy weet dat ik naar Parys vertrok met oogmerk om my voor des Konings voeten te werpen. Maar dienbsp;fchelmfche Marquis, die zekerlyk door zyn fpionnennbsp;van myn voornemen onderricht moet zyn geworden,nbsp;heeft my laaten weeten, dat, als ik niet fchielyk vertrok , hy my 'in hechtenis zou laaten zetten.

LD-

-ocr page 49-

VAN HENRIK DEN VIERDEN, uj,

LüKAS.

Wel wat een ondeugend mensch is dat!

RYK.

’t Zyn echter zyne dreigementen niet, die my zo fchielyk hebben doen te rug keeren; maar ’t is een brief,nbsp;dien ik kort daar na van Agatha ontfangen heb. Denbsp;ontrouwe fchryft my dat zy my niet meer bemint.

Lukas,

Wat! heit ze jou dut reeds gefchrcven ?

RyK.

Ja Lukas! zy heeft my gefchreven dat zy my vergeet. .. zy!., . ach I zonder twyfel heeft haar fnoode verleider, ’t zy door geweld, ’t zy door list, haar hartnbsp;eindelyk weeten te overwinnen. Zy zal verblind geraakt zyn door de grootheid van zyn’ rang en fchatten.

LUKAS.

Wat zeg je! zou het waar zyn, dat zy hem bemint?

RVK.

Ja, zy bemint hem; my bemint zy niet meer; maat laat ik deze vervoeringen, die myn leed flechts verdubbelen , trachten te bedaaren.., laat ik haar ook vergee»nbsp;ten. Ik wil haar myn leven lang niet weêr zien.

LUKAS.

Ik geloof dat jy wel zelt doen. Ondertusfehen mot je weeten dat zy hier is.

Ryk.

Hier? zegt gy!,.. hier?

L u K A s.

Ja, zy is zo ftrakjes hier nog geweest; en heit men al een hoope leugentjes in dien tusfehentyd op den mouwnbsp;gefpeld, die bedriegller! en om heur zelf nou nog tcnbsp;C 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r«cht«

-ocr page 50-

3® DeJAGTPARTY rechtvaerdigen, zo als zy zcit, heit ze me daar een’nbsp;brief in de hand gedouwd, dien ik hier by me heb.

Ryk.

Wat! hebt gy een’ brief van haar? en voor my? geef my die , bid ik u, toch fchiclyk ; geef toch op.

Lok AS, hem den brief toonende, zonder dien over te geeven.

Zie daar, daar is hy; maar hoor: doe myn zin, en laaten wy hum maar in (lukken fcheuren, zonder hemnbsp;ecns in te zien : want het zeilen ommers altemaa! maarnbsp;klinklaere valschheden zyn, die we daar in zeilen vinden.

Ryk, hem den brief uit de banden rukkende.

Geef jy maar Irer... wat is myn zwakheid groot! gy hebt gelyk , Lukas! ik moest denzelven niet leezen ,nbsp;maar myn grootlle verdriet is dat ik haar nog meer dannbsp;ooit bcminne.

L o K A s.

’t Is heel kostelyk van jou gedaan! maar kom aan, lees reis hard op, dat ik hooren kan wat lietje dat zy zingt.

Ryk, den brief ontroerd en met een bevende flem kezende.

Heel gaarne.

Hy leest!

Maandag ogtend ten zes uuren.

Sla geen geloof f myn waarde Ryk! aan den ysfeff-kea brief, dien gy ongetwyfeld van my zult onijan-gen hebben: bet is de ondeugende Fabrkio, de Kamerdienaar van den Marquis Concini, die my ge-dwomen beeft denzelven aan u te fcbryven ,na dnz by vernomen had, dat gy te Parys waan, en zyn Meester van befloten bad bet uiterfle geweld tegen utege-briiiken, indien ik u niet fchreef, by beeft my ten

quot;zelf-

-ocr page 51-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 37

zeljden tyd beloofd^ dat ik voor deze geboorzaambeid. vaat meerder vrybeid zou genieten. Dit laatjle Arti~nbsp;kei beeft my overgebaald; want indien men my woordnbsp;boude, denk ik my van deze vrybeid te bedienen, omnbsp;my door de vlucht le redden', geen gevaar zal mynbsp;hierin tegenhouden; De dood valt my verdraaglykernbsp;als bet denkbeeld van u niet meer waardig te zyn.nbsp;Ik fcbryf dezen Brief, zonder te weeten boe, of doornbsp;wien ik u denzelven zal doen toekomen. Dit is eennbsp;geluk dat ik alleen van den bemel moet verwachten,nbsp;die gewis de onnozelheid in zyn befcberming neemennbsp;zal. Ik bemin u, en zal nooit iemand anders beminnen. .. maar ik zie dat het kleine deurtje van den Tuinnbsp;open flaat... myn venfter is niet heel boog... met my~nbsp;ne lakens zou ik misfcbien... ik vlieg om dit te onder-JiaUn..

6 Hemel! zy zal uit het venfter gefprongen zyn. Wie weet of zy zich niet bezeerd heeft Lukas!

Lukas.

Bezeerd? ja toch: ik heb haar zo even gezien: en geloof jy dan als een zot, alles wat zy daer in gefchre-ven heit?

¦ RYK.

Hoe wat wilt gy daar meê zeggen ?

Luk AS.

De drommel! wat heit die meid een fchranderheid! wat een fchoone brief! en met zukke krachtige woordjes; hoe kan zy ter gelyker tyd zoaandoenlyken valschnbsp;Wezen ?

Ryk.

Hoe, Lukas! zond gy denken dat zy my bedriegt ? of my verraad ? en dat zy haare ontrouw zover zounbsp;kunnen laaten gaan ?...

C 3 nbsp;nbsp;nbsp;Lc.

-ocr page 52-

38 nbsp;nbsp;nbsp;D E J A G T PtA R T Y

LUKAS.

Ja, Broertje! ik geloof het wis en ïeker. Die Marquis en zy , hebben dat met heur beide zo beftoken, en dien brief zo toegericht, alleen om jou hier deur veurnbsp;’t zotje te houden.

RYK.

ó Neen; zy is niet bekwaam tot zulk een laagheid, en gy zelf...

Lukas.

En ik zelf, ik zeg jou dat dut vast een ftreek van die Marquis is: nou heit hy zen bekomst al van heur,nbsp;cn ftuurt heur daarom weer nae ’t Dorp.

RYK.

Hoe, Lasteraar! blyft gy ’er by van te geloovetf dat myne Agatha....

Lukas.

Lasteraar! geen fcheldwoorden, als het jou blieft, Vrindje! maar luister... ftel eens dat ik dut nou opgaf; dat zy onfchuldig was... wie zei het toch geloo-Ven, daar zy, zes wecken na malkaer, by dien Marquis gebleven is ?.. zy mot heur eerlykheid bewyzetl,nbsp;eer jy van jou kant heur mit fatzoen weerom kent nec-men... Zou jy, als jy heur nou weer ziet, zonder da«nbsp;zy heur gedrag ken rechtvaardigen, op nieuw gevaarnbsp;willen loopen van jou weer door haar mooije praatjesnbsp;te laaten betoveren, en jou zo ver laaten verleijen omnbsp;heur te trouwen ?... Want dat zou ’er dan recht op loopen kennen; en dat zou hiel mooi) zyn, niet waar ? ^

Ryk, droeviglyk.

Ja Lukas! gy hebt gelyk; ik moet geenzins waagen ¦ óftf haar te zien; ik gevoel zelf wel de kracht mynecnbsp;•' ligtgelovigheid. Maar kom aan, laat ons tot uwentnbsp;gaan myn Vriend! ik wil daar een uur of twee door-brengen, om myn zinn^ een weinig te doen bedaren»

efl

-ocr page 53-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 39

cn myne ongerustheid wat te verzetten. Laat ons evenwel noch myn’Vader, noch iemand anders in ons huis, door het verdriet, dat my kwelt, mede ontrusten.

Luk AS.

Ho, ho! ga maar mee, De nacht begint mooi te val'en; en dut bosch is jr'ist om deuz’ tyd niet al tenbsp;zeker; daar zyn zó veul ftroopers en ftruikrovers, datnbsp;het net het zelfde is wie je ontmoet.,. wacht, wacht,nbsp;my dunkt ik hoor al eenige gunter in de blaéren heufnbsp;beweegen.

RYK.

Laat ons dan gaan. Wy zullen aan uw’ huis over uw huwelyk met Kaatje fpreeken; en wyl het mynenbsp;nu niet gefchieden kan, wil ik myn’ Vader zien te beweegen om het uwe telaaten voltrekken, ’t is niet bil-lyk dat gy door myn ongeluk lyden zoud: dit zou voornbsp;my nog een verdriet te meer zyn.

(Zy vertrekken.)

ZESDE TOONEEL.

Bellegarde, Concini, beide in de duisternis langzaam opkomende, en rondom zich omtastende.

D nbsp;nbsp;nbsp;Concini.

at wy onze Paarden nu moeten misfchen, Mynheer Bellegarde! is het lastigfte van allen.

Bellegarde.

En nog zo veel te lastiger Marquis! vermids zy afquot;* gejaagd zyn... wat is deze nacht fchrikkelyk donker Inbsp;Concini.

Men kan geen hand voor oogen zien. Ik kan u Zelv’ naauw onderkennen... dat verduiveld Hart moet oflsnbsp;op een* weg gebracht hebben...

C4 nbsp;nbsp;nbsp;BïL-

-ocr page 54-

40 DeJAGTPARTY

Bellegarde.

Ja , een elendige weg ! en zulk een Hart ! het heeft zich eerst in de bosfchcn van Chailly drie uurentenbsp;vergeefsch laatcn narennen... toen is het de Riviernbsp;overgeftoken, en heeft ons weer een ander bosch tweenbsp;uuren lang doen doorkruisfen , tot dat het ons diep innbsp;het Sennaarfche bosch verleid heeft, daar wy tegenwoordig zyn.

CONCINI,

Zouder evenwel te weeten waar wy zyn... maar ik hoor beweeging; iemand nadert ons.

ZEVENDE TOONEEL.

Sully, Bellegarde, Concini.

S ü L L Y, rondom tastende, en den arm van BeU

Alegarde grypende,

ch ! Vorst! zöud gy het zyn? zyt gy ’t Sire? Bellegarde.

’t Is de ftem van Mynheer Rosny, en tevens de Bern van zyn ziel; want die denkt niet anders dan aan zyn’nbsp;Koning,

Sully.

Ja ik ben het zelve... zyt gy ’t Hertog Bellegarde? en zyt gy hier alleen? weet gy niet waar de Koning is?nbsp;heeft hy wel iemand by zich ?

Bellegarde.

’t Is reeds twee uuren geleden dat ik van hem afgeraakt ben: hy was ook niet by de groote meenigte der Jagt, toenik hem kwytgeraakt ben. Voor my, ik bennbsp;hier alleen met den Marquis Concini»

C OW*

-ocr page 55-

41

VAN HENRIK DEN VIERDEN.

C o N C IN I,

U w Dienaar Hertog! maar hoe komtgy hier? waar hebt gy dan uw paard gelaten ?

SULLY,

Ik heb het gegeven aan een ongelukkig knecht, die voor myn gezicht zyn been gebroken heeft. Maar 7,egnbsp;iny toch, Mynheer! aan welken kant van’t bosch wynbsp;ons bevinden?

C o N c I N I.

Waarachtig! wy zyn zelfs verdwaald: dit ’sail’wat ik ’er u van weet te leggen.

Bellegarde.

’t Is aardig!... en boven al voor een galant Hoveling als ik, die dezen avond een der vreemdfte avantnu-ren ten einde moest brengen... ’t zy onder ons gezegd. .. geen verwaandheid of onbefcheidenheid Myn* heeren!,..

Sully, ernjtig.

Mynheer Bellegarde! gy komt altyd met uwe zottigheden voor den dag... ik denk flechts om den Ko-ning... Wie weet of’er wet iemand hem gevolgd is? de nacht is duister; ik ben maar in vrees dat hem eennbsp;ongeluk overgekomen zy.

Bellegarde, met onverfcbilligbeid.

Kom I welk een ongeval wilt gy dat hem gebeurd zou zyn ?

Sully, met levendigheid.

Hoe, Mynheer! kan hem geen flrooper, of mis-fchien een llruikrover ontmoeten, wat w^eet ik het?.,, in waarheid de Koning had ons deeze ongerustheid welnbsp;kunnen befpaaren. Moest hy niet te vreden zyn roetnbsp;duizend gevaaren reeds ontkomen te zyn, die in diennbsp;tyd mooglyk noodzakelyk waren ? en ondertusfchen

kan

-ocr page 56-

44 DEjAGTPARTy

kan de Man niet nalaatcn |van zich alle dagen aan al-

Icrleije onnutte gevaaren bloot te ftellen.

Bellegarde.

Maar, maar, inyn waarde Sully! gy fielt de zaak ook op zyn ergst. Ik bemin den Koning zo veel gy hemnbsp;kunt beminnen , en...

C o N C I NI.

’k Rctuig zulks mede te doen... maar waarachtig... dit is ook zich zelv’ te onrusten uit vermaak van...

Sully.

Waarlyk Mynheeren! wy beminnen dan denKoning op een zeer verfchïHende wyze: want wat my belangtnbsp;ik z v/eer u dat ik in dit oogenblik zeer ongerust bennbsp;over zyn Perfoon, ik vrees alles, voor hem, en ben innbsp;lang zo gerust niet als gy u betoont.

AGTSTE TOONEEL.

Een Houthakker , een boseb bout op den febou-

der dragende , Sully, Bellegarde,

CONCINI.

De Houthakker, zingende^

^ille daag met vlyt aan H iverk,

En een deuntje daar beneven,

Is myn leven....

SttLLY, den Houthakker vasthoudende.

W aar heen? wie zyt gy ?

De Houthakker, zyn hoseb hout van febrik

laatende valient en zich op zyne knïén werpende.

Och! wat fchrik is dat.'.,. Och! myn lieve Ro-

vert-

-ocr page 57-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 43

verfjes, doet me toch gien kvvaed,.. Mynheertje! to jy heur Kappetein bent, to teg heur toch dat ze mennbsp;niet an men leven kommen... het leven Mynheertje!...nbsp;och! het leven is zukken dierbaren fchat... ik zal je alnbsp;men geld geven... ziedaer, duf is alles wat ik by menbsp;heb.

C o N c INI, tegen Sully.

Ha, ha! Mynheer den Opper-intendant, gy Kapitein van de Rovers?... dat is aardig... inderdaad zeer aar-dig!

SüLLV, ernjlig.

Uwe fcherts is hier zeer ontydig en ongepast Myn-heer!

Bellegarde, tegen den Houthakker.

Sta op, goede man! ftaop; wy zyn geen Rovers: wy zyn Jagers die verdwaald zyn, en wy verzoekennbsp;u, ons naar het naastgelegen Dorp te willen geleiden.

De Houthakker.

Wel, w^at drommel, Mynheeren! jy lui bint niet verder als ien fnaphaanfcheut van Lieurfain.

-SULEY.

Van Lieurfain, zegtgy ?

De houthakker.

Ja toch Mynheer! en als je wilt, heb je me maer te volgen.

Bellegarde.

Dat komt ons wel te pas: want wy zyn afgemat van vermoeidheid.

C o N C I NI.

En wy fterven van den honger ; zeg my, myn Vrind! zullen wy daar iets te eeten vinden?

DE Houthakker.

Jae toch! want ik zei je brengen by onze Koddamp;»

beij.

-ocr page 58-

44 De JAGTPARTY

beijer, die iel je Konyneii by honderden fchaften: want dat volk vreet al de Konynen op, en die vreeten opnbsp;haar beurt ons weer op.

Sully, den Houthakker geld geevende.

Zie daar, myn Vriend, daar is iets voor u , wilt gy nu met ons gaan ?

BelluGARDE, hem insgelyks geld geevende.

Zie daar is nog wat, goede Man!

C o N c INI, zulks mede doende.

Daar is ook nog wat: wel nu? denkt gy nog dat wy Rovers lyn?

De Houthakker.

Och; neen, Mynhecrtjes! in teugendeel: ik zeg je lui duizendmaal dank. V'olgt my nou. Maar hou me tenbsp;goé zo ik je veur Rovers heb aangezien ; want dut boschnbsp;is ’er vol van. Sedert onze Burgeroorlogen hebbennbsp;verfcheijen van die Ligeurs dat ambagt by de hand ge-noomen.

Sully.

Kom aan, laat ons nu gaan, gelei ons, en ga voor uit.

De Houthakker,

As je wilt; volgt me dan, dut kleine paadje langs; hier zo, dut heen.

SVL^i f tervoyl by de andere volgt.

Tk ben nog gantsch ongerust over den Koning, en %an zulks uit myne gedachten niet verzetten.

N E-

-ocr page 59-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. AT

NEGENDE TOONEEL.

Henrik, alleen, midom met de banden voor-uit tastende.

aar ga ik ?.. en waar ben ik ?... waar ral ik toch einde'.yk belanden?... ik loop zedert twee uuren oinnbsp;den uitkomst van dit bosch te vinden... maar laat iknbsp;een oogenblik Itilhouden, en zien eens rond... waarachtig!nbsp;ik zie... dat ik niet met al zie,. .’tis fchriklyk donker...

Met zyn voeten den grond voelende.

Dit is geen gebaande weg... ik ben in ’t diepfte van ’t bosch... ’t is wel zo; ikbennu voorgoed verdwaald;nbsp;maar ’t is myn eigen fchuld; ik heb myn gevolg evennbsp;voor uit laaten gaan: na zal men bekommerd over mynbsp;zyn... en dat doet my leed... want voor de rest is ’cnbsp;juist zulk een groot ongeluk niet verdwaald te zyn...nbsp;laat ik evenw'el eens bedenken wat my thans te doennbsp;(laat: Ik moet hier een weinig rusten, want ik ben vrynbsp;vermoeid.., ik ben afgelopen.

Hy zet zieb tegen den (lam van een boom te rusten.

Ho, ho! deze rustplaats is juist nog zo kwaad niet; men zou ’er den nacht kunnen doorbrengen... ik hebnbsp;’er van myn leven alerger’gehad.

Hy legt zieb neder om te rusten , doch reebt zieb voeinig tyds daar na voeér op.

Zo die arme dro.mmel van een Sully, die nooit als uit toegevenheid ter Jagt gaat, en dien ik van daag gedwongen heb mede te gaan, ook by ongeluk verdwaaldnbsp;is geraakt, ó dan ben ik verloren,.. gewisfelyk ; en dannbsp;zal’t ’er nog zo veel te erger uitzien, indien ik genoodzaakt ben den nacht in dit bosch doortebrengen... hynbsp;zou een leven maaken 1... ik zou geen Hellens met hemnbsp;vveeten. My dunkt ik hoor hem al, m.et zynernfthaftig

ge.

-ocr page 60-

46 D E J A G T P A R T Y ,

gelaat,tegen my zeggen: Hoor Sire! gy moogt’erzo veel meê lagchen als gy wilt: .naar ik vind ’er geennbsp;vermaak in dat men al zyne getrouwfte Dienaars vannbsp;ongerustheid doe flcrven... kon ik ondertusfchen hiernbsp;een weinig in de rust geraalten, en eenige uuren flaa-pen, zou my zulks verfrisfchen, en nieuwe krachtennbsp;byzetten, om hier van daan te kunnen koomen. Laatnbsp;ik ’t eens beproeven...

Hy legt zieb wederom geheel neder, en fcbynt een . oogenblik te rusten; doch ontwaakt kort daar nanbsp;op 't gerucht van een fnapbaanfeboot , enJlaatnbsp;op, de band ftraks op 't gevest van zyn de-gen leggende.

Hier zyn rovers: laat ik op myn hoede zyn. TIENDE TOONEEL.

Henrik, Twee Stroopers.

De Eerste Strooper, ter zyde uitkomende,

Zna ’t febieten van zyn’ Makker.

yt gy zeker van hem geraakt te hebben ?

DE Tweede Strooper.

Ja, ’t is een Rhee, My dunkt ik heb ze hooren vallen.

Henrik, een weinig ter zyde gaande.

’t Zyn Stroopers: ik heb zulks uit hun gefprek al begrepen.

DE Eerste Strooper.

Wat zeg je? heb je ze al gegrepen?

De Tweede Strooper.

Je droomt, geloot ik; ik heb geen woord gefproken,

Ds

-ocr page 61-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 47/ De Hekste strooper.

Zo jy niet gefproken hebt, is hier iemand anders, die ons betpied: want ik heb hooren fpreeken, en dan paknbsp;ik myn biezen.

De Tweede Strooper.

De drommel! wat zeg je? dan is ’t myn tyd ook: ik volg je.

Henrik, hm roepende.

Ei Vrienden hooreens... Vrienden! ja, zy zyn al weg: zy hadden iny net kunnen verlosfen, en nu bennbsp;ik zo ver gevorderd als flus.

ELFDE TOONEEL.

Henrik, Michiel, twee Pistolen in zynen gordel hebbende, en een dieve lantaarntje in de band.

HMichiel, Henrik by den arm grypende.

a, ha! hier heb ik den knevel, die op de Harten van onzen goeijen Koning gefchoten heeft. VVie ben je? lus*nbsp;tig, fpreek op, wie ben je?

H en RIK, in bedenken fiaande.

Ik ben... ik ben... Qter zyde, zyn boven kleed toe-knopende, om zyne order te verbergen ) Laat ik my niet ontdekken.

Mi C HIEL.

Ik zeg je fchurk, dat je antwoord geeft; wie ben je ?

Henrik, lagebende.

Myn vrind! ik ben geen fchurk.

Michiel.

Het komt me voor dat je niet veel beter bent, Want je antwoord niet als ’t hoort. Wie heeft hier die Snaphaan gelost, die ik zo ftraks gehoord heb?

Hen-

-ocr page 62-

48 D E J A G T P A R T Y

Henrik.

Ik niet, dat iweer ik u.

MICHIEL.

Je liegt het: ik zeg je dat je ’t liegt.

Henrik.

Lieg ik ’t?. .lieg ik’t?. {ter zyde.) het komt me wat vreemd voor dus tocgefproken te worden, {overluid.')nbsp;ilc lieg niet; maar...

MIC H I E r,.

Maar... maar... maar ik ben niet verpiigt om jou te gclooven. Hoe is jou naam ?

Henrik, lagchende.

Myn naam?... myn naam?

MIC HIEL.

Ja, jou naam, jou naam: of heb je geen naam ? waar kom je van daan.!quot; en wat doe je hier?

Henrik, ter zyde.

Hy dringt my fterk... {Overluid.) gy onderzoekt zo veel... gy doet my zulke vraagen...

MICHIEE.

Igt;ic u verlegen maaken, gelyk ik zien kan. Als jy een braaf man waart, zou je zo lang niet draaijenom mynbsp;te antwoorden; maar dut toont nou dat je dieniet bent.. .nbsp;cii nou zal je me ook volgen naar denKoddebeijervannbsp;deuze ftreck.

H ENRIK.

U volgen? en op wat recht? wat gezag hebt gy hier toe?

Michiel.

Op wat recht? op het recht, dat wy ons allen in ’t dorp, zo veel als wy bennen, aanmatigen, om zorg te

dra-

-ocr page 63-

VAN HENRIK DEN VIERDEN, 49

draden voor ’t geen tot vermaak van onzen Meester llrekt, en daarom mot je vi'eeten, verllrekkeu al denbsp;Boeren, uk genegenheid en vriendfehap voor onzen goei-jen Koning,'hier voor Koddebeijers, zonder dat zy daarnbsp;veur betaald worden, mot je vveeten.

Henrik, ter zyde , zeer bewogen.

Dit aan my zelven te hooren zeggen, is inderdaad een vermaak, dat ik nog niet kende.

MI c H I E L.

Wat mor je in je zelv’ ? kom, kom ga maar voort en volg me.

Henrik,

Ik zal ’t doen. Maar zoud gy my voor af nog wcl willen hooren.? zond gy my die gunst wel willen be«nbsp;wyzen ?

MI c HIE L.

Ik w'eet niet of je ’t wel verdient: maar laat’ereishoo* ren, wat je in te brengen hebt tot jou verdediging,nbsp;Henrik, lagebende.

Ik zal u allerónderdanigst doen hooren Mynheer? dat ik de eer heb den Koning toe tebehooren ; dat ik, fchooHnbsp;ik een der geringde Officieren van zyn Majefteit ben,nbsp;zo min als gy , genegen ben te verdragen dat men hemnbsp;ongelyk doen zou. Ik heb den Koning op de Jagt ver-zeld. Het Hart heeft ons van ’t bosch van Fontainebleaunbsp;tot hier toe geleid; ik ben verdwaald geraakt en..?

MI c HI E L.

Hoe! zou dat Hart van Fontainebleau jou tot aan bosch van Lieurfain gebracht hebben.? dat is niet heelnbsp;waarfchyniyk.

Henrik, ter zyde.

Ha, ha! ik ben dan te Lieurfain.

D nbsp;nbsp;nbsp;Mich-

-ocr page 64-

50 Dejagtparty

MI c HIE r„

’t Zou echter kennen wezen. Maar waarom heb jy onzen besten Koniug op de Jagt verlaten? Dat is welnbsp;heel liegt van jou gedaan.

Henrik.

Ach! myn Vrind! myn Paard is van vermoeidheid geftorven.

MI c H I E L.

Dan most je hem, veur den drommel! te voet gevolgd hebben. Zo hem nou iets mogt overkomen, zei ik het jou wyten. Maar hoor hier... ik heb wat veelnbsp;moeite om het te gelooven: zeg me eens, is ’t waar,nbsp;datje zegt?

H ENRIK.

Ik zeg u nog eens dat ik nooit lieg.

Michiee.

Wel, wat woü jy me wys maaken! Jy leeft aan ’t Hof, en zoud nooit liegen... wel dut is zelf al een leugen.

Henrik.

Welnu, ongeloovig fchepzel! geef my huisvesting by u, en ik zal u van de waarheid overtuigen... Ennbsp;om te beginnen, zie hier een (luk goud;en morgen beloof ik u myn nacht-verblyf, boven uwe verwachtingnbsp;te betaalen.

Michiel.

EIo, ho ! nou zie ik datje waarheid fpreckt; jybent van ’t Hof; van daag geef je een wisjewasje, en voornbsp;morgen doe je groote beloften, die je niet zelt na-kommen.

Henrik, ter zyde.

Hy heeft verftand.

Michiel.

Maar je mot weeten, dat ik geen Hoveling ben, en

dat

-ocr page 65-

VAK HENRIK bEN VIERDEN. .51

dat ik Michiel Rykfen heet, of eigenlyk Michiclalleen, CU dat verkies ik zo , om dat die ’t konfte is, en dat iknbsp;Weulenaar van inyn handwerk ben ; en dat ik jou geldnbsp;niet nodig heb, om dat ik zelfs ryk genoeg ben.

Henrik.

Gy fchynt my een hupfche bol te zyn; en ik fchep vermaak om nader kennis met u te maaken.

Michiel.

En jy fchynt my,.. met jou... maar ik vind je vry-posiig, geringde Heer Officier van den Koning! ik ben meugelyk zogoed als jy... wat minder gemeeuzaaam*nbsp;heid, daar hou ik van.

Henrik, gekfebeerende.

Duizendmaal vergiftdnis Mynheer... neem ’t niet kwalyk...

Michiel.

Komi, kom geen gekfeheeren. Jy mot daarom niet denken dat ik trotsch ben; maar ’t is dat ik die gemeenzaamheid niet veelei! kan, in wie ’t ook zyn meug%nbsp;veur dat ik weet of hy ’t verdient, verfta je dat.^

Henrik, goedaardiglyk.

Ik bemin dien aart in u: en ik wil uw’ vriend wor-den Meester Michiel 1 cn wy zullen dan eindelyk ge-ineenzaamer worden.

Michiel, bem op den fchouder kloppende.

Ja, als ik jou eerst beter heb Icereu kennen: dat zal een groot ondcrfcheid zyn.

Henrik, grimlachende.

Ja, dat zal toch een groot onderfcheid zyn. Maar ik bid u, help my hier nu van daan.

MI c H I E L.

Gewillig: en wyl ik je toch een eerlyk lïian denk D 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'fc

-ocr page 66-

JÊ DeJAGTPARTY

te weezen, wil ik je ook doen zien, dat ik med zo kwaad niet ben: kom met my; ik zei je by myn wyfnbsp;brengen, die Martha hier, en die noch juist niet hielendal verlieten is; en myn Dochter Kaatje, die jong is, ennbsp;’er heel wel uit ziet.

HENRIK.

Ziet zy ’er zo wel uit, uw Dochter ? ei! is zy fchoon, zeg my dat eeiis ?

MI c HI E L.

Wel zo, wel zo! jy vat daar al vry wat vuur ten eerftc op; jy lykt me ien aardigen te weezen.

H ENRIK.

’t Is dat ik veel hou van alles wat fchoon is; ik zie gaarne een fchoon gelaat.

'M I c H I E L.

Ja toch? maar wy zeilen ’er op pasfen. Geen gek-fcheeren... maar je kent daarom wel by me eeten; myn zeun komt t’avond t’huis; ik heb een fchoonenbsp;kalfsborst, die myn wyf zal klaar maaken , met een kleinnbsp;fpeenvarkeutje, en nog een geftoofde haas.

Henrik.

Gy hebt dan ook zckerlyk een bed voor my ? maar zonder dat zulks uw Dochter Kaatje verhindert..,

MI c HI E L.

O! Ik zei je wel op een bed bezorgen, dat heel hoog, en boven op onze zolder is, en dat inteagcndeelnbsp;heel ver van dat van onze Kaatje of is; en dat om reden; zo myn zeun van avond niet weerom gekomennbsp;was, zou ik je zyn bed zo lang wel gegeven hebben;nbsp;maar hoor hier: myn eigen Kind heeft by my den voorrang boven een’ vreemdeling.

H E N r I K, vrolyk, en met vrieamp;delykbeid,

Daj is recht: 6 ’t zou my fp^ten dat ik hem tot

over-

-ocr page 67-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 53

overlast 70u vcrftrekken; en gy hebt gelyk; gy zyteen goed Vader.

Michiel,

Die ’t meest vermoeid is, 7el ’t eerst wel flaapen. Kom aan dan Mynheer! ga met me. Heb je honger?

H E M R IK.

6! Ik heb een’ verfchrikkelyken honger. Michiel,

£n dorst van gelyken, niet waar?

Henrik.

Een Jagers dorst, meer heb ik u niet te zeggen. Michiel,

Zo veel te beter: de drommel haal me, jy lykt een’ vrolyken gast; drink jy jou beker fchoon uit ?

Henrik.

Ja, ja ordentelyk :

Michiel.

Dan ben jy myn’ man: Volg mes ik zie dat we nou met mekaér aan de praat zouwenraaken; maar wy zullennbsp;’er mee wachten tot dat we aan tafel bennen: ik zei jenbsp;reis wyn laaten proeven, die ik zelf maak, en die zonbsp;lekker is, dat ik ’er den Koning zelf van zou durven laatennbsp;drinken: daar denk ik je reis een beker van te fchenken.

Henrik.

Goed, goed ik verlang niets beter. Ik verzeker u, by zal my zo lekker fmaaken, als die ik ooit met dennbsp;Koning gedronken heb.

P 3 nbsp;nbsp;nbsp;Mica-

-ocr page 68-

54 DeJAGTPARTY

MIC H I E L.

Nou geloof ik toch dat je met gelogen hebt, en dat je een OfBcier van onzen bestigec Koning bent: wantje 7.ei dat daar to hartelyk, als of je wel reis wyn metnbsp;hem gedronken had.

Hbnrik, ter zyde, in 't heengaan.

Laat ik my verder voor hem verbergen ; ’t zal heel vcrmaaklyk zyn, zo ik my niet doe kennen.

Einde van bet tweede Bedryf.

DER'

-ocr page 69- -ocr page 70-

-laat ons niet verg*eeten op de g’eaoudKeid. van dien gtgt;e^en Vonliig* Ie drinken.

JJ~f^ ^ón.

-ocr page 71-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 55

DERDE BEDRYF.

Hst Tooneel verbeeld een Binr envertrek in ’t huis van den Molenaar; aan ’t einde ziet men een lange gedekte Tafel ^ naar de boerfcbe wyze , voorziennbsp;met aarde borden , en tinne bekers. Op dennbsp;voor grond Jlaan twee driejlalletjes', voornbsp;een van welke een fpinwiel, en voor betnbsp;andere een volle koorenzak jlaat.

EERSTE TOONEEL. Martha, Kaatje-

Martha, intredende, tegen baare Dochter, welke

Kbaar volgt.

om Kaatje! zie reis myn Kind! of alles wel op Tafel is; en of ’er niemendal ontbreekt ;want ik wagtnbsp;jou Vader in een oogenblik weer t’huis.

Kaatje, ie Tafel naziende.

Neen Moeder; daar is niets vergeten: alles is zo als het hoort: en Vader kan aanllonds aan Tafel gaan.nbsp;Martha.

Ja , ik zie ’t is zo alles wel Ik h^bhet vleesch van ’t vuur genomen, en ’t op de heete asch gezet: zo dat we nergens meer veur te zorgen hebben. Laaten we ons dannbsp;weer aan ons werk begeeven. Want men mot gien oogenblik leeg zyn.

Kaatje, eenig naaiwerk voor den dag krygende, en zich, benevens baar Moeder, nederzettende, welke zich aan H fpinnen begeeft.

Dat is ook zo Moeder!

D 4 nbsp;nbsp;nbsp;Mar.

-ocr page 72-

56 DeJAGTPARTY

Martha.

Want de ledigheid is een duivels ooikusfcn, zeit het ouwe fpreckvvoord. En zie daar; a's dar nutje van eennbsp;Agatha niet by zulk ien groote Dame, zonder iets tpnbsp;doen, was opgebracht, dan zou ze na dien oiideugendeunbsp;Marquis niet geluisterd hebben; noch met hum als ien land-loopfter meê gegaan hebben,als zyheur,zo als wy doen,nbsp;altyd met nuttig werk bezig had gehouden.

Kaatje.

Hoor Moeder! Ryk-broer komt deuz’ avond t’huis; daar zeilen w'e alles wel van hooren. Maar ik wil welnbsp;wedden dat hy ons vertellen zal dat Agatha onfchuldignbsp;is; en ik zou het ook wel willen wedden, want ik hebnbsp;heur altyd voor een heel ordenteiyk Meisje aangezien.

Martha.

Ordenteiyk? wel ja, heur bedryf is al een fchoone ordentelykheid! maar laaten we daar niet langer vannbsp;ipreeken. Want ik mag zulke leelyke dingen niet hooren.

Kaatje.'

Wel Mortje! vertel me dan liever ien andere Hifto-rie.,,.Vertel me, by veurbeeld, reis ien veriellingkje van de fpoekery : dat is zo aardig!.. fchdon dat ik veurnbsp;al ’t geld, dat ’er in de waereld is, gien fpoek zou durven zien, mag ik ’er zo graeg van hooren fpreek en. Toe,nbsp;Moederlief! vertel ’er my reis van.

Martha, alfpinnende.

’t Is wel, myn Kind! als ik je daar meê ken vermaa-ken: deuze,dle ik je nou vertellen zei, is altyd wel waar: want myn Man, joului eigen Vader, heit dat fpooknbsp;veur zyn oogen gezien.

Kaatje.

Hé! Mortje} heit Vader dat zelf gezien?

Mart-!

-ocr page 73-

VAN HENRIK DKN VIER DEN.

Martha.

Ja toch! het is gien fprookje; luister. Kort na dat jou Vader 7.yn Vader verloren had, gebeurde’t iens,nbsp;dat toen je Vader tc bed lei, dat de kaars ieusklaps vannbsp;zelfs uitgeblazen wierd: en toen hoorde hy aanftondsnbsp;de geest, die deur de fchoorfteen kwam... ik beef’ernbsp;zelf van, als ik ’et vertel... en die een vreeslyke zwaarenbsp;ketting mêe fleepte... dat al ging... rt.. rt.. rt.,nbsp;Kaatje, met een bevende Jlem.

Een zwaare ketting... och! inyn hart klopt me in myn lyf... een zwaare ketting Mortje ?

Martha.

Ja, myn Kind, een hide zwaare ketting, die een fchrikkelyk gerucht m.iakte.... en toen kwam hy zonbsp;regelrecht op jou Vaders bed of; en to«n fchoof hy denbsp;gordynen zo in eenen van mekaar... krak.,.

Kaatje, nog meer ontfteld.

Och Moeder! wat zou ik bang geweest zyn! maar wat kleur had dat fpoek ? dat zei je wel weeten, wylnbsp;Vader ’t zelfs gezien heit •*

Martha.

Wel Kind! hy zag hem niet in ’t aanzicht: want uit vrees van het te zien , ftak je Vader zyn hoofd welnbsp;kostelyk tusfehen de dekens: maar hy hoorde wel dui-delyk, dat de geest teugen hum zei: breng morgen zesnbsp;bondels koorn aan Mynheer den Priester; aan wienjounbsp;Vader zyn tiendensniet betaald heeft; of zo je dat nietnbsp;doet, zei ik je morgen by de beenen van ’t bed komennbsp;trekken.

Kaatje.

Och! myn bloed word ftyf in myn aêren. En was Vader niet vreelyk bang.? (Daar word geklopt.) Och!nbsp;wat is dat! zou dat het fpoek ook wezen, Moeder ?

Dj nbsp;nbsp;nbsp;M a

-ocr page 74-

58 DeJAGTPARTY

Martha, insgelyks nsat cntjield.

Neen,daar word aan de deur geklopt;ga heen Kaatje ! ea doe open.

Kaatje.

Och! Moederlief! ik durf zo v/aar niet... doe jy’t .... jy bent nog kloekmoediger als ik.

M ARTH A.

Wel, kom aan, laatcn wy ’t dan allebei zamen doen.

Kaatje.

Maar Moeder! je moet zelf zo niet fpreeken als of je bang waait, want dat maakt me nog erger.

Martha.

Neen, neen Kaatje! ik zei men best doen. (Daar ‘U'ord nog barder geklopt.) Wie klopt daarJ wie kloptnbsp;daar ?

Ryk, vanbinnen^

Ik ben ’t: doe open.

Kaatje.

Och! Moeder! dat lykt net de ftem van Ryk broer!.. Och ! hy zei zeker dood zyn,en dut zei nouzyngeestnbsp;zyn, die hier komt fpoekcn.

Martha.

Dat hoop ik niet... ik ben nog al van gedachten dat hy ’t zelf wezen zei.

Rvk, van binneni kloppende.

Doe open , ik bid u, doe open.

Martha,

Ja wel, hy is het zelf, nou zei ik gaan open maken.

TWEE-

-ocr page 75-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 59

TWEEDE TOONEEL.

Ryk, Martha, Kaatje,

GRyk, zyne Moeder ombekende. oeden avond Moederlief! hoe vaart gy ?

Mar t k a.

Heel wel, myn Kind!

Ryk, zyne Zuster ombekende.

En jy ook Kaatje?

Kaatje.

Ja Broer! ik ben nog hiel wel.

Ryk.

Ik docht Moeder I dtit je me de dcor niet wilde open doen.

Martha.

Och! ja tochj myn lieve Kind!... maar je Zuster had een bangigheid over beur...

Kaatje.

( Ja, dat kwam om dat Moeder zobang was... Maar, waar kom jc nu van daan Broer? heb jy de Koningnbsp;¦ gezien ?

Martha.

Is ’t niet een fchoon Man? my dunkt hy moet heel fchoon wezen, want hy is zo goed!

RYK,

Och! ik heb hem niet kunnen zien... ik zal u dat alles nader vertellen: maar waar is Vader? die zie iknbsp;niet.

Mar-,

-ocr page 76-

to DeJAGTPARTY

M A R T H A,

Hy heeft cen fnaphaanfchoot gehoord. En toen is hy aanftonds opgeftaan, om te zien wat of dat was.

R YK.

Die Stroopers laaten hem nooit met vreden.

Mart h a.

Och! dat is een onkruid, dat niet uit te roeien is.

MI c H 1E L, van binnen kloppende.

Holla ! hei! Vrouw ! Kaatje, breng licht! breng fchielyk licht.

Martha, heen gaande om open te doen.

Zie daar: daar is net je Vader zelf.

DERDE TOONEEL.

Henrik, Michiel, Ryk, Martha, Kaatje.

WM artha.

el nou Man! heb je den fchurk, die daar flus gefchooten heeft.

MlCHIEE.

Och neen ! ik heb niemand gevonden als deeze Vreemdeling, die we van avond wat te eeten , en vannbsp;nacht een bed moeten geeven.

Martha.

6 ! Dan heb ik wel een’ anderen Vreemdeling gevon-den, die vry wat beter is, want hy is van ons volk; daar heb je ’em; ’t is onze Ryk, die weerom geko*nbsp;men is.

Michiel, Henrik ter zyde Jlootende.

Wat zegje? is onze jongen wcêrom ? och ja! dat is de goeije hals zelf,

Hen*

-ocr page 77-

^ VAN HENRIK DEN VIERDEN. 6ï Henrik, ter zyde.

Hy had my flechts een weinig harder floot moeten gegeven hebben, om my ter aarde te doen vallen.

M I c HIE L.

Maar wat ben ik bly, dat ik je weerom tie, wel, jonge lief! hoe heb je ’t al?

RYK.

Schoon! ader! en myn hart niet minder, om dat ili je zo wel vernoegd zie.

Henrik, ter zyde.

Wat natuurlyk genoegen!

M I c HIE L, tegen Henrik.

Ja- Mynheer! je moet het mevergeeven; maar ik ben zo bly dat ik myn’ Ryk weerom zie, zo bly!...nbsp;( Vervolgens Henrik den rug toekeerende, tegen zyn'nbsp;Zoon. J Wel ’t is nou al meer als een maand geledennbsp;dat ik je niet gezien heb. •. ja ’t is wel zo lang.nbsp;Martha.

Maar my dunkt dat hy wat mager geworden is. kaatje.

Ja, my dunkt ook dat hy ’er wat bleek uitziet.

Ryk.

Ik ben evenwel heel wel Moeder!

M IC HIEL, zitten gaande., om zyne Stropkousfen uit te trekken.

Zo veel te beter jonge! Maar help jy lui me deeze llropkousfen reis uittrekken, want het bukken valt menbsp;wat zuur. En jy Ryk! zeg ons nou reis.hoor hier.

Hy /preekt, gediiurende de volgende alleenfpraak van Henrik, Jlil met zyne Vrouw, Zton ennbsp;Dochter.

Hen-

-ocr page 78-

6a D E J A G T P A R T Y

HEN uiK, ter zyde.

Wat vermaak geniet ik thans! en -wat genoegen is ’'t Voor my, my eens wederom als een gemeen m.ensch behandeld te zien! ...en de menfchdyke natuur, nogeeiisnbsp;onopgefmukt te kunnen befchouwen! Inderdaad dit isnbsp;tteer aangenaam.... ty flaan zelfs geen acht op my.

Michiel, opftaande.

Wel Ryk ! om wat reden benje dan zo fchielykweêr t’huis gekommen.? Is het gelukt.^ heb je den Koningge-fprokeii ?

RYK,

Neen Vader' ik heb hem zelf niet kunnen zien.... dit zou my nog ’t grootfte vermaak geweest hebben;nbsp;want ik ken hem niet meer als jy lui een van allen doet,nbsp;en ’t geen me hier in verhinderd heeft, is dit.... ik zalnbsp;u, zo dra wy eens alleen zyn, alles van ftukje tot beetje vertellen.

Michiel.

Je hebt gelyk: wy zeilen daar naderhand wèl over fpreeken. jVlaar vertel me nou reis wat van ’s Koningsnbsp;Jagt', die van Fontainebleau heel tot hier toe heen geraakt is; dat is wonderlyk! en deuze Heer, die maarnbsp;een gering OlScier van zync Majelleit is, zo als hy zelfnbsp;zeit, die is ook van de party geweest; en is verdwaaldnbsp;geraakt, en dus ben ik hem ontmoet, en heb hem opnbsp;die manier hier gebracht,

RYK.

Daar heb je wel aan gedaan Vader! en wy zullen Mynheer dienen, zo goed ais wy kunnen.

Henrik,

Tn waarheid Vrienden! ik ben aangedaan over uwe goedwilligheid ten mynen opzichte, (ter zyde.) dezenbsp;llocrcn zyn rechte braave lieden 1

Hen-

-ocr page 79-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 63

MICHIEL.

Kom aan Martha! kom Kaatje! maak dat wy wat te eecen krygen, Kinderen !

M ARTHA.

Man lief! ik verzoek je nog maar een kwartiertje geduld.

Zy vertrekt.

Kaatje.

Zie daar Vader! de Tafel is al gedekt; ik zei nog maar een bord gaan haaien voor Mynheer! (tegen Henrik beleejd negende.) heeft Mynheer wel een mes bynbsp;zich.?

H E N K I K.

Neen, fchoone Kaatje ! ik heb zulks niet.

Kaatje.

Dan zal ik u dat uit onze keuken meêbrengen.

VIERDE TOONEEL.

Henrik, Michiel, Ryk.

G,

Henrik.

quot;y had wel gelyk, Vader Michiel! uwe Dochter is de fchoonheid zelve.

Michiel.

Zonder verwaandheid gefbroken: ik heb nog nooit anders als inooije kinders gemaakt. Maar waar is Kaatje ? hei! Kaatje! ik vergat...

VYFDE TOONEEL.

Kaatje, Henrik, Michiel.

je dienst Vader ?

W -

'• V at is ’er van ie die

Mic-

-ocr page 80-

(f4 DeJAGTPARTY

MIC H I E L.

Sakkerloot, Meid! ik had’er niet om gedocht: fpoel reis gaauvv een beker, en fchenk ’er een’ frisfchen reugnbsp;van onïen appeldrank in; Mynheer 7el voor de maal-tyd nog wel eens willen drinken: hy zei gewis vermoeidnbsp;zyn, want hy is zo hardvogtig niet als wy bennen.

Henrik.

Gy komt my juist voor, wyl ik van zins u om eenig drinken te vraagen.

Kaatje, tegen Henrik,

Je zelt het op ’t oogenblik hebben. Mynheer! Henrik, haar met de band onder de kin Jlreelende.

En uit uwe hand, zal’t nog wel eens zo aangenaran zyn.

ZESDE TOONEEL.

Henrik, Michiel, Ryk.

TMichiel.

a, ja, ik weet het wel: als men gejaagd heeft is men dorilig (tegen Ryk.') wel jongen! vertel me nou eens,nbsp;w^at veur moois jy te Parys al gezien hebt?

Ryk.

Vader! toen ik ’er kw'am, vond ik dé gantfche Stad nog üitgelaaten van vreugd over de herltelling van onzennbsp;lieven Koning, fehoon dat reeds een maand geleden was.

Michiel.

Dat is deur ’t hiele Ryk net het zelfde geweest: de Meer van ons Dorp had groot gelyk , met te zeggen, datnbsp;als een Koning regt ziek is, men dan eerst zien ken, hoenbsp;lief zyn onderdaanen hem hebben.

H E N-

-ocr page 81-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. lt;?j' Henrik, ter zyde.

quot; Welk een aangenaam vernoegen!

RyK:.

Dat is wel waar Vader! geen mensch in Parys of hy was gelukkig,behalven ik alleen.

Henrik.

Eehalven gy alleen? en waarom moest gy daar van uitgezonderd wezen ? wat reden ? of is ’er eenig ver.nbsp;driet, dat u dit dorp heeft doen verlaaten, om naarnbsp;Parys te gaan ?

Michiel.

Ja daar is zo iets... ’t is een gevalletje, dat Ryk misfchien niet voor jou zei willen we eten; daar hebnbsp;je ’t.

Henrik.

Dan heb ik ongelyk; vergeef my zo ik te nieuwsgierig geweest ben.

Michiel.

ó! Dat is niemendal, daar is geen kwaad by.

ZEVENDE TOONEEL.

Henrik, Michiel, Ryk, Gaatje, een kan met appeldrank brengende.

Km I C HI E L.

om aan Kaatje! fchenk nou reis in voor Mynheer; hy zei jou weer bedienen als je de Bruid bent. (Tegennbsp;Henrik.') Ik heb den appeldrank verkozen boven deanbsp;wyn, om dat die beter verfrischt. Qlnjcbenkende, ennbsp;den beker Henrik aanbiedende.) Kom aan Patroon,nbsp;duw dat nou reis lustig na binnen.

E nbsp;nbsp;nbsp;HeK“

-ocr page 82-

es D E J A G T P A R T Y

HEfïRIK.

Uwe geïondheid meester Michiel! en de uwe ins-gelyks meester Ryk! eii gy vriendelyke en bevallige Kaatje! om u te bedanken.

MI c HIE L.

6 De drommel! daar zou ik haast nog Iets vergeeten .. Ryk! help me reis, eer wy aan tafel gaan, eenige zakkennbsp;meel, die nog buiten de deur ftaan, in huis brengen...nbsp;men kan die van nacht in de lucht niet laaten... Mynheer zal ons dit wel w’jllen toellaan.i. Kaatje, jy kentnbsp;ondertusfcheu onzen Gast zo lang gezelfchap houden.

Kaatje, baar' Vader nalopende.

Heb je me dan niet nodig Vader ?

Michiel, in't heengaan.

Neen, je kent hier zo lang bly ven.

A C H T S T E T O O N E E L.

Henrik, Kaatje.

D nbsp;nbsp;nbsp;Henrik, ter zyde.

at Kaatje is inderdaad een lief meisje! en bevallig tevens!.. . indien zy wist wie ik was... maar neen,nbsp;verdryven wy zulke denkbeelden... dit ware de rechten der gastvryheid te.fehenden.

Kaatje.

Wat doe je daar in dien hoek zo alleen te ftaan Mynheer? waarom ga je niet zitten? kom , ik zal jenbsp;een ftoel brengen.

Henrik, baar tegenhoudende.

Wel verpUgt, lieve Kaatje', ik zal niet toeftaan dat, gy die moeite doet.

Kaat-

-ocr page 83-

VAN HENRIK DEN vierden. 6f

Kaatje.

Wel jae! dat is ook wat fchoons! of ïie jy rtie aan Voor een van die weekbakke Juffertjes van Parys?.*.nbsp;maar, laat men hand los.

Henrik.

Uw hand!... hoe kan ik zulks dóén! ty is *er veel te lief toe. •. ik moet die hand bewaaren.

Kaatje, baar band met kracht te rug trekkende.

Och! laat ftaan, als ’et je belieft: ik hou van die vriendlykheid niet; en vooral niet van zulke heeren...nbsp;want daar motten de meisjes altyd het erglle van vrec-inbsp;zen, dat weet ik.

Henrik.

Neen: lieve Kind! met my zult gy niets te vreezén hebben.

Kaatje.

Ja, ik vertrouw ’er toch niet op... Jy kykt me Zö fterk aan... en met zulke oogen.,. daar ik bang veuTnbsp;word... Jy lykt me ien rechten meisjeslooper te wee^nbsp;zen..,. Zie eens hoe hy my aankykt!

Henrik.

Maar Kaatje! maar Kaatje! gy fchynt ook vreeslyk jfchuw te zyn. Zeg my eens, gedraagt gy u met dénbsp;jonge lui van uw dorp op dezelfde wyz’ ? want iknbsp;verbeeld me, dat zulk een aardig meisje wel veel minnaars moet hebben,

KAATJE.

Ja, jS, Mynheer! daer ontbreekt ’et me juist niet aan»

Henrik,


-ocr page 84-

68 D E J A G T P A R T Y

allen wel édn, voor wieu uw hnrtje niet ongevoelig is... Ik reken zulk een zeer gelukkig.

Kaatje.

Wel nou, en hy zeid zelf altyd, dat hy niet geluk' kig is,.. maar dat manvolk is nooit te vreden.

Henrik.

Evenwel hebt gy hem ook lief; beken ’t my maar.

Kaatje.

Wel , men zou kwalyk doen van Lukas niet lief te hebben... evenwel wil Vaêitje ons hylik nog zounbsp;g^auw niet toellaau, om dat hy van zyn kant niet ryknbsp;genoeg is.

Henrik.

6! Uw Vader moét u met Lukas doen trouwenden daar een eind van maakeii: ik begeer zulks, ja ik wilnbsp;zulks volftiekt hebben.

Kaatje.

« 'Jy wilt, jy wilt! me dunkt jy fpreekt als macht hebbende: ik wil dat! dat zeid de Koning wel. Maarnbsp;jy mot weetcn dat men zo ligt men Vaértje niet doetnbsp;willen, als ’t geen hy zelf wil.

Henrik, grimlccbende.

Als ik zeg... dat ik wil... meen ik daar niets anders fried, als dat ik zulks wenfche. (Ter zyde, en Kaatjenbsp;alleen laaiende.) Ik had my daar ligt kunnen verraden..,nbsp;ik fpeelde den Koning, zonder daar op verdacht te zyn.

Kaatje.

Hy wenscht het, zeid hy, en hy laat me hier alleenig ttaati, onri ia zyii eenzaamheid misfchien de*gek luitnbsp;me te fcheeren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Henrik.

Neen toch niet bevallige Kaatje! en gy zult zien.of ¦ -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ik

-ocr page 85-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 69

ik den gek met u fcheer... Ik 7a] uw’Vader fpreekeri, en op een wyze dat hy uw huwelyk wel zal toeftaan...nbsp;en ik durf u voorfpellen, dat gy gelukkig zult zyn, eernbsp;ik hier van daan vertrek, (iaar in den arm neemende.)nbsp;Ja, ja Kaatje! gy zult gelukkig zyn.

Kaatje,, zicb te weer (lellende.

Kom, kom. Mynheer! jy mot mezonietaantasten... zie zo, daar komt Vacrije net aan.

NEGENDE TOONEEL.

Henrik, Michiel, Martha, Ryk, Kaatje.

V nbsp;nbsp;nbsp;Michiel,

erfchoon myn lompheid. Mynheer! van je hier zo lang alleen gelaten te hebben, met myn Dochter,nbsp;die nog zo niet redeneeren kan met de menfcheq....nbsp;maar je weet dat zaaken veur alles moeten gaan.

Martha.

Manlief! alles is klaar om te kennen eeten, michiel.

Dat is goed: zetten we ons dan aan tafel.

Kaatje.

Laaten wy den tafel dan hier heen trekken. Kom Ryk! wil jy me een hand leenen ?

Terwyl zy been gaat om met Ryk den tafel te . verzetten, vertrekt Martha, en Hemik treednbsp;toe, om hen beide te helpen.

Henrik.

Laat ik dat doen Kaatje! gy zyt daar niet fterk genoeg toe.

E 3 nbsp;nbsp;nbsp;Ka AT-

-ocr page 86-

70 D Ê J A G T P A R T Y

hemte ru^ flootende.

Ik niet fterk genoeg ?... kom Mynheer! ik zal niet ,toeftaan, dat jy z-o veul moeite doet.

Henrik.

Neen, neen, laat my begaan,

MI c H IE r,.

Kom Ryk! ik zei je helpen.

Zy vatten den tafel met bun allen op, en plaat • zen denzelven vooraan op het Tooneel.

Kaatje ! loop jy nOü je Moeder waarfchouwen,en laat het eeten ten eerfte opgebrocht worden.

TIENDE TOONEEL.

Henrik, Michiei:,, Ryk.

Tèrvoyl Micbiel en Ryk een bank aan de tafel zetten, fchikt Henrik tvoee ftoelen aan beidenbsp;einde van denzelven.

D.

Michiel,

6 JL/e (Jrommel! Mynheer! jy most in ons werk zo niet trederi: myh zeun Ryk en ik zouweii dat metnbsp;ons beijen wel gedaan hebben.

Henrik. nbsp;nbsp;nbsp;.

Kom, kom! laaten wy zonder omflag leeven, mees-» ter Michiei!

Michiel, hem de laatjleJloel uit de banden neemende.

Neen, neen Mynheer! dat zei zo niet gaan, zeg ik je.

ELF»

-ocr page 87-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 71

ELFDE TOONEEL.

Henrik, Michiel, Ryk, Martha, Kaatje, ^elh beide bet eeten opbrengen.

Kc

Michiel.

.om lustig ! xétten' wy ons fchielyk aan tafel ; jy Mynheer! zet Je op deuze ftoel, als ’t je blieft; ennbsp;jy Vrouw ! neem jy de andere veur jou,

MARTHA,

Ei Manlief! neem jy die zelf maar; jy bent altyd gewend op een ftoel te zitten.

Henrik, opjlaande, en zyn ftoel aanbiedende.

Ik bid u, laat ik u van uw plaats niet berooven, vrind Michiel! z.ie daar uw ftoel weêrom ; ik zal gaarne opnbsp;de bank zitten; ’t is my waarlyk onverfchillig,

Michiel.

Wat, wat, Mynheer! 'zoek jy ons wat te fcfiecren met al die domplimenten ^ of zie je ons veur zulkenbsp;lompe vlegels aan, dat je denkt dat wy ook niet weC-ten te leeven? moet men dan een vreemdeling de bestenbsp;plaats niet geeven ?

Henrik.'

Nu, wyl gy ’t zo begeert, zal ik u gehoorzaamen,

MICHIEL,

Jy doet w'el... ga dan zitten Vrouwl ik wil hier op de bank tusfehen bei myn Kinderen zitten.

Zy zenen tkb alle neder.

Kom aan, nou eerst reis gedronken, dat zei de ee-

tenslüst veur den dag doen komen. nbsp;nbsp;nbsp;......

E 4 nbsp;nbsp;nbsp;Hen*

-ocr page 88-

74 DEjAGTPARXy

Henrik.

Dat ’s recht , meester Michiel ! gy fchynt gc-fchikt om anderen vrolyk te maaken. QDen beker y •welke Micbiel bem aanbied, weigerende, en die voornbsp;bemftaat, infcbenkende.) Neen, neen,dien uw eigennbsp;Vrouw , ik zal eerst eens voor uwe Dochter infchen-ken.en daar na voor my zelv’.

Michiel.

Wel geze’d. Zie daar dan Vrouw, neem aan, nou jou beurt Ryk’. hou op je kroes... [Zy drinken gezamenlijk op de gezondheid van Henrik, als hunnennbsp;gast.') Mynheer! wy hebben de eer u gezondheid tenbsp;wenfchen!

Rvk, zich insgelyks buigende voor Henrik.

Mynheer! zo ’t my geoorloo’ft is...

Henrik.

Wel verpligt, waarde Vrienden! (Kaatje aan de band drukkende.) en u, bevallige Kaatje! bedank iknbsp;boven al.

Kaatje.

Ai, ai! Mynheer, ik verzoek dat je my zo niet belieft te knypen, je doet me zeer.

Henrik.

Vergeeft ’t my, myn lieve Kind! ik had geen gedachten u eenig kwaad te doen ; in tegendeel...

Michiel.

Zie daar Mynheer! om een begin te maaken, zei ik je nou reis voordienen ; maar vervolgens, om geennbsp;omflag meer te maaken, zei je zo goed zyn van jenbsp;telv’ voor te dienen; dat is ’t gemakkelykst.

H ENRIK.

Ik dank u zeer. Laat ik myn aardig buurmeisje nu

ook

-ocr page 89-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 73 ook eens. voordienen. Ik vs'eet niet, lieve Kaatje! ofnbsp;gy appetyt hebt, maar gy zond die voor ’t minst welnbsp;fcuunen verwekken.

kaatje.

Gy zyt heel verpligtend en beleefd, Mynheer!

MI c H I E L.

Zie daar Vrouw 1 xie daar Kinderen! neemt aan, laat ons nou niet langer praaten, maar lustig aan ’t eetciinbsp;gaan. (.Z_y beginnen gezarnentlyk met groote graagtenbsp;te eeten, boven al de Koning, die met een groote driftnbsp;eet.) Zie daar een fchoone tyd van Itilzwygen! (iVtea.nbsp;lt;we tusfebenpozing van flüte.) My dunkt, ’t gaat nognbsp;al wel; wy eeten als wolven. '

Kaatje,

• Daar fmaakt ook niets beter, als met honger te ee-ten.

Henrik, zonder met eeten op te houden..

Daar heeft Kaatje gelyk in; en voornamenlyk als ’t eeten zo wel klaar gemaakt is: V rind Michiel 1 uw Vrouwnbsp;heeft ’er eer van! dat-haasje is uitneemend lekker ge-ftoofd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦

MARTHA.

Och! Mynheer ’t is maar zo liegt en regt; maar Mynheer is zo goed van ’er genoegen meé te willennbsp;neemen.

Ryk.

Mynheer heeft de goedheid van ’t naar zyn fmaak ,te vinden, om dat hy overtuigd is, dat wy ’t hem uit eennbsp;gul hart aanbieden.

Henrik, al eetende.

Neen, neen, inderdaad , ’t is lekker, zonder com* plimenten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

E s nbsp;nbsp;nbsp;Mich*

-ocr page 90-

¥4 DeJAGTPARTY

Mi c HIE I., den beker aanvattende.

Maar dat we nou reis wêer dronken 1

Henrik. nbsp;nbsp;nbsp;'

Gaarne! want ik word alwéér dorftig; en ik moet eens zien of, ik dat .lieve Kaatje niet een weinig de hoog*nbsp;te kan geeven. (Hjt fcbenkt voor Kaatje in.)

Kaatje,

Hou op, hou op, Mynheer! je fchenkt zo vol.

Zy drinken alle gelyk , en klinken de bekers tegen elkander.

Martha.

Maar Ryk! wat fcheelt ’er aan? jy eet niets.

R Y K.

My fcheelt niets, Moeder! maar ik heb myn genoegen.

Mi C Hl EL.

Kom Ryk! wyl je dan niet meer eet, zing ons dan reis een Liedje voor: weetje? dat Liedje, dat je voornbsp;Agatha gemaakt hebt.

RYK.

Ach, Vader! zedert zy my verraden heeft.., Henrik, hem al eetende invallende

Wat zegt gy vrind Ryk ? heeft uw vryster u verraden?,.. niaar vertel my zulks eens.

Michiel, flZ eetende.

Spreek daar niet van.., want hy zou aan ’t huilen raaken, de arme Jongen! laaten we daar een fpeldjenbsp;by lleeken. Jy Mynheer! bent ook veul te nieuwsgierig. Kom Ryk, zing cp, zeg ik.

‘ nbsp;nbsp;nbsp;Mar-

-ocr page 91-

VAN HENRIK BEN VIERDEN. -/J

Martha.

Kom Zeun! het zei jou nog wat vervrolyken, en ons bok.

Kaatje.

Ja wel, toe, Ryk Broer! en dan zei ik, als jy gedaan hebt) ook reis zingen.

Henrik.

Wel, dat zal my aangenaam zyn... ik zal verrukt Zyn zulks te mogen hooren.

Michiel.

Lustig op dan Jongen! en fpeel hier den droomert niet... zing maar helder uit de borst.

Ryk, met bedruktbeid.

’t Is uit gehoorzaamheid voor myn’Vader, en uit achting voor Mynheer, die met myne droefheid nietsnbsp;van noden heeft, dat ik zingen zal, want ik heb ’ernbsp;anders, in waarheid, niet veel lust toe,.

Hy zingt;

M gaf Koning Henrik my Alles te regeeren,

En ik voor die beerfebappy . Moest myn lief óntbeeren ;

'k Sprak den Koning met deez' reên:

Jk begeer uw macht niet: neen:

’k Blyf by myn beminde,

6 Ja,

’k Blyf by myn beminde.

Henri k.

Dat is een zeer lief en aardig liedje; en vrind Ryk heeft het zeer wel gezongen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ,

• nbsp;nbsp;nbsp;Mich-

-ocr page 92-

^6 DeJAGTPARTY

Michiel.

Sakkerloot! dat loof ik wel, want hy heeft ’et zelf gemaakt: myii Zeuii is ook al een flag van een Poe-jeet.

Hemrik.

Nn, bevallige Kaatje! iiu is ’tuw beurt.

Kaatje.

Ik zei me biet lang laaten bidden, want ik zing ’er niet fraaij genoeg toe.

Zy zingt; onder ’t zingen Henrik zomtyds aanziende,nbsp;ê Galrielle feboon!nbsp;ê Aardryks praal en 'pronk!

üw goddelyk perfoon Fernvint met lief gelonknbsp;' Den moedigjlen beidt

Die ooit verfcheen in ’t veld;

Hy verfebrikt, by verfebiet.

En zucht door zoet verdriet,

Zo baast als hy uwfeboone oogen ziet.

Als 't oorelogs geklank,

Hem roept ten Jlryd te gaan.

Houd gy zyn zieltje in dvoankt nbsp;nbsp;nbsp;^

Door d'oogjens vol getraan.

Hoe manlyk van moed,

Hoe dapper en verwoed,

Hoe loflyk in ’t gebiên.

Op 't land, en by de Hén,

Hy word gedvoeé door uvo feboon oog tt zien.

¦ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HeN'

-ocr page 93-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 77

H E N K I K.

Gy ïingt als een Engel (baar omhelzende.) dit verdient wel een kusje.

Kaatje, befcbaamd., en baare lt;ixang afveegende.

6 Foei, Mynheer! laat Haan: jy bent wel vrypostig met de meisjes.

Michiel.

Nu,nu, datloopt’ergcmeenlylt op (Tegen Henrik^ op een’ ernjligen toon.) Maar evenwel niet te dikwilsnbsp;Sis 't je belieft Mynheer! de drommel haal me: jy lyktnbsp;een liefhebber te w'cezen.

Henrtk.

Vergeeef’t my vader Michiel! ik te Hout geweest ben... ik was verrukt door de aangenaame ftem vannbsp;Kaatje, en geen meester van my zelven,

Michiel,

6 Daar is geen kwaad by. Maar kom aan, nou zei ik je eens een Liedje voor zingen, en dan ken je lui menbsp;allegaêr komen zoenen , als ik het verdiend heb...nbsp;wagt reis.. - ik mot eerst zien, of ik de wys wel kannbsp;vinden; ’t is het bekende liedje van Koning Henrik,nbsp;Weetje ? •.» ftil reis.,. ik geloof dat ik het heb. Maarnbsp;nou moet jylui altemael mée zingen,

Hy zingt:

W YZ E: ’f Zfl Trompen en Trompetten. nbsp;nbsp;nbsp;;

Nu mag al ’t landmlk fprirtgen •,

Wie is ’er die nu treurt ?

* Men boort de jeugd nu zingen.,

En drinken beurt om beurt-

Komaan, Kinders! altemael gclyk.

zy

-ocr page 94-

78 DeJAGTPARTY

Zy berbaalen alle ’t vorige, en Micbiel vervolgt alleen.

Want Henrik, Frankryh lust.

Heeft ons gebracht in rust;

Met zyn' bloede,

’t Vuur der woede Uitgebluscbt.

Nu wéér te iamen. nbsp;nbsp;nbsp;(zy berbaalen *t vorige.)

alleen:

Gy Prinfen en gy Heerenl Komt, Spiegelt u al t'zaavi,

In ’t Volk en Land regeeren,

Aan grooten Henriks faam!

Altemaal! alleen: nbsp;nbsp;nbsp;(^algemeene berbalingi)

Leef lang dan braave Vorst J Die zo veel glori torst;

Goede Koning l Vind uvo voooningnbsp;In deez' borst!

Komt aan; ïingt op ! nbsp;nbsp;nbsp;(algemeene b er baling.)

{Geduurende dezen zang betoont Henrik meer dan eens de grobtjle blyken van aandoening.)

Maar de drommel! laat ons niet vergeeten, op de gezondheid van dien goeijen Koning te drinken; en dannbsp;zei jy ’t hem vertellen; hoor je wel, Mynheer! wyljynbsp;de eer hebt van hem alle dagen te zien cn tefpreeken,

keo

-ocr page 95-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 79

ken je zulks wel te pas brengen; jy moet het me ten minfte bdooven, dat jy ’t niet vergeeten zult;

Henrik, zeer bewogen.

Ik beloof ’t u; hy zal ’t voorzeker weeten.

des Konings.

Zy febenken allen in, en klinken tegen den beker

Martha, opjlaande om te klinken.

En dat wy hem zegenen in ons hart.

M1 c HIE L, opjlaande, en klinkende.

En dat wy hem ten allerhoogste waardeereni Kaatje, bet zelfde doende.

En dat wy hem zo lief hebben als ons zelven.-Ry K, als de vorigen.

En dat wy hem aanbidden.

Henrik, zyn best doende om zyne traanen te verbergen.

Ik kan... ik kan niet langer... gy rukt my de traanen uit de oogen.... van tederheid en vreugd....

Hy wend zieb van ben af.

MIC H IE L.

Waarom keer jy ons den rug toe ?... of ftem je dan niet toe, all’ wat wy van onzen Koning gezeid hebben ?

Henrik, met Jlerken aandrang.

Ja wel vrienden!.. ja wel.. in tegendeel; uw liefde voor uwen Koning... .verrukt en ontroert mynnbsp;hart zodanig.., wel aan dan, op de gezondheid vannbsp;dien Vorst!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Zy klinken nogmaals op 's Konings gezondheid.

Martha.

Van dien goeijen Koning

i mm

-ocr page 96-

80

J A G T P A R T y

Kaatje.

Van dien lieven Koning!

MI c H I E L.

Van dien dapperen Koning J

Ryk.

Van dien grooten Koning!

Michiel.

Van zyn Kinderen, en zyn hcele nagedacht... wel nou; zeg jy dan ook ten minde een woordje tot lofvannbsp;onzen Koning.... of durf jy hem niet pryzeu of ben jenbsp;bang dat jou tong er altemets van flyten mogt?..., ’tnbsp;komt me waarachtig voor dat jy hem zo lief niet hebtnbsp;als wy.... of ben jy ook by geval nog een van dat kwaa-ije volk van de Ligue? ó! je mot geen braave Fraiisch-man weezen....

Henrik, ten allerJierkfte bewogen, en aangedaan.

Vergeef ’t my....met al myn hart....op de gezondheid van... van... van dien goeden Koning...

Michiel, bem nafpreekende.

Van.. .van dien goeden Koning.... wel '’t kost veul moeite, dunkt me, om jou die woorden uit de keelnbsp;te haelen.

Martha.

En ondertusfchen komen ze ons zo van zelf in den mond.

Kaatje,

Ja, ze kosten ons geen moeite.

Ryk.

Dat is, 4y koiftn by ons uit het hart voort.

Michiel, na gedronken te hebben.

Sakkerloot! dat drinken op de gezondheid van myn^

Ko-

-ocr page 97-

VAN HENRIK DEN vierden. 8t

Koning doet me goed in myn lyf. Korn aan ; nou eet ik ook niets meer.. . haten we nou van tafel opftaan...nbsp;ook dunkt me , lo dra men op de gezondheid van zynnbsp;Koning gedronken heeft, dat men dan op niemands gezondheid meer zou durven drinken.

Ryk.

Vader! willen wy dan de tafel wcêr verzetten, zo kan die gemakkelyker afgenomen worden ?

Michiel.

ly hebt gelyk , Zeun! Ctegen Henrik ^ die mede helpen wil.) Kom je daar weer an, met jou hooffchenbsp;fermonyen .. ik verfta niet, datjy’er de handen zeltnbsp;aanflaan.

Henrik.

Nu nu, ik zal u haten begaant.. (na 't verzetten den tafel willende helpen afneemen.) Ik zal uw dochternbsp;Kaatje maar een weinigje helpen.

Michiel.

Tk wil ’t niet hebben, zeg ik j e... Kom lustig Vrouw! kom Kaatje! ... berg die boel fchielyk aan een’ kant,nbsp;cn ga dan ten eerde fchoone lakens 4gt;teiden op ’t bednbsp;van Mynheer.

Martha.

Ja wel. Man! ’t zal ten eerde gefchieden.

Kaatje.

Zo dra dit geburgen is, zal Moeder en ik aandonds ’t bed van Mynheer klaar gaan maaken,

Henrik, eenige borden komende aandragen.

Zie daar, lieve Kaatje? waar moet dit geborgen worden ?

Kaatje, hem de borden afneemende.

Ei lieve! ben jy daer weer doende ? overal fla jy jon handen aan: ik zeg je laat ons begaan.

F nbsp;nbsp;nbsp;Mich-

-ocr page 98-

84 DeJAGTPARTY

Ml CHI EL.

Wat drommel! ken je heur dan niet zelf ’t werk laa-ten doen ?... jy bent waarachtig een koppig heerfchop! Henrik.

Nu nu , zie daar dan, ik zal my nergens meer meê bemoeijen.

Daar word geklopt.

Michiel.

Ryk! wil je eens open doen, en zien wie daar klopt ? Martha en Kaatje •vertrekken.

Ryk.

Kom Vader! ik zal.,. goede Hemel: ’t is Agatha zelf.

TWAALFDE TOONEEL.

Henrik, Michiel, Ryk, Agatha, in Boerinne Kleeding, Luk as.

Z nbsp;nbsp;nbsp;Luk AS, tegen Agatba,

ie daar Juffrouw!,., daar is hy nou zelf; daer is nou Ryk; maar hy zal je niet gelooven: maak ’ernbsp;gien ftaat op.

Agatha, zich voor Michiel en Ryk op de kni'ên werpende.

Ach! waardige Man!.. en gy Ryk! zie my voor uwe voeten neder geknield, om u te fmeeken van mynbsp;te willen, hooren.

I nbsp;nbsp;nbsp;Ryk, baar opheffende.

Sta op, Agatha! ik zal niet toertaan...

^ nbsp;nbsp;nbsp;MI c HIE L, tegen Agatba.

Hoj ho! myn Kind! wat voert jou hier? jy bent

vry

-ocr page 99-

van HENRIK DEN VIERDEN. 83

vry onbefchaamd van hier jou voeten nog te durven zetten , na t geen jy gedaan hebt.

Agatha, weenende.

Ik (Ia toe, dat myne groote vrypostigheiddeZen naam zou verdienen, indien ik fchuldig ware: maar ’t is denbsp;Marquis Concini, die my met geweld vervoerd heeft...nbsp;Ach! ik kan niet meer.

Henrik, ter zyde,

Concini^ Concini! {overluid te^en MtcbieL) Wie is dit meisje? ik ben met haar begaan; zy fchynt nietnbsp;onaardig te zyn.

MI c H IE L.

Ja toch ! ’t is al een zoete deern, die heur zelf gact verkoopcii aan zulk een’ ondeugenden fchurk als dienbsp;Marquis Concini, in ftêe van op eene eeilyke wyzenbsp;met myn’ Zeun te hyliken , gelyk we dochten; datnbsp;maakt al icn zoet meisje! niet waer ?

Daar ‘word geklopt; Martba en Kaatje koomen op bet Tooneel, en openen de deur.

DERTIENDE TOONEEL.

HENRIK,MlCHIEL,AGATHA,RyK,LoKAS,

Martha, Kaatje, Een Koddebeijer.

Kaatje.

ader ? daar is buurman de Koddebeijer. MICHIEL.

Ho! zo laat ? wat beduid dat ?

De Koddebeijer.

Vrind Michiel! daar zyn hier drie Heeren, die van daag ter Jagt zyn geweest met den Koning, en die,nbsp;verdwaald geraakt zynde, aan myn huis gebiocht zyn;

F 2 nbsp;nbsp;nbsp;daar

-ocr page 100-

84 DeJAGTPARTY

daar ik hen dezen avond wat te eeten gegeven heb : en waarop dat zy van myn vrouw gehoord hebben, datnbsp;gy een Heer by u had , die van hun vrienden kon wezen; wanr zy had u met dien Heer uit het Bosch ziennbsp;te rug komen... Maar daar zyn zy al... Ik w'ensch unbsp;goeden avond, V rienden !

M I c HIE L,

Goeden avond, buurman l

VEERTIENDE TOONEEL.

Henrik, Sully, Bellegarde, Concini, Michiel, Agatha, Ryk , Lukas,nbsp;Martha, Kaatje.

ZMI c H I e L.

ie daer, myn goede Heeren! dit is den Heer: na kunt gy zien ot' hy van uw kennis is... ik geloof’cnbsp;niet, fchoon hy zegt dat hy een Officier van den Ko-ning is. QHenrik by den arm voorttrekkende. die zynnbsp;gezicht naar een' anderen kant wend,) Zie daar,nbsp;Mynheeren! ziet nou of hy u bekend is !

Sully, bellegarde, Concini. te gelyk.

Hoe! zyt gy ’t Sire ? gy zelf?... is ’t mooglyk ?... gy hier, Sire!

Michiel, Martha, Kaatje, Agatha, Ryk en Lukas, allen te gelyk rondom dennbsp;Koning op hunne kniên vallende.

ó Hemel! de Koning zelf! is dit onze goede, onze groote Koning?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

H E N RI IC, met tederbartigbeid.

Braave lieden ! Haat op; ilaat op myn vrienden I myn kinderen! nog eens, flaat op; ik beveel ’t u.

AG A-

-ocr page 101-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 85

Agatha, alken voor 's Konings voeten blyven-de leggen.

Neen Sire! wyl gy ’t zelfs zyt, zal ik geknield bly-ven leggen, om u recht te verzoeken tegen een’ tvrec-den fchaaker... tegen den iVlarquis Concini, die my aan den geenen, dien ik oprechtelyk beminde, ontruktnbsp;heeft, toen ik op ’t punt ftond met hem wettiglyk ver-eenigd te worden,.. ach! Rykl... ach ! Sire!... my-ne traaneii .. myne fnikken beletten my verder voortnbsp;te vaaren.

Concini, ter zyde.

ö Hemel! ’t is Agatha!

Henrik, nn Agatha opgebeft te hebben, tegen Concini, op een’ gefirengentoon,

Concini! treed nader... wat hebt gy te antwoorden ? nu fpreek... Gy zwygt ?.. antwoord dan... gy fchyntnbsp;verlegen te flaan.

Concini, zich een weinig berjlellende.

’t Is dat een beuzeling my verlegen maakt,Sire !... want inderdaad.., ik kan niet zien.,.. waarom ik zoanbsp;behoeven verlegen te zyn, en uwe Majefleit niet openhartig zou durven bekennen, een zaak , die niets andersnbsp;als een weinigje galanterie behelscht.

Sully, driftig.

Goede hemel! noemt gy dit galanterie?

Bellegakde, luchthartig tegen Sully.

Maar, maar! men moet zulk een zaak zo niet tea ergfte opvatten.

¦ Henrik, tegen Bellegarde.

Laat hem fpreeken. {tegen Concini.') Wel nu?

Concini.

Sire! de zaak is dan eigenlyk... dat ik... een weinig F 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be-

-ocr page 102-

86^ DeJAGTPARTY

bekoord zynde... (met een' gemaakten lagcb.).,. dat ik...eenige trek gevoeld hebbende tot dit Boerinnetje,nbsp;haar.,. om naar de letter te fprecken, een weinig gehol'nbsp;pen heb, om haar, tegens haar’ zin, Parys te doennbsp;zien...

Henrik.

Tegen haar zin?... gy hebt dan geweld gebruikt ?

C o N c IN I.

Sire!... zo gy wilt.... is ’t eigenlyk myn kamerdienaar, die baar.... zekerlyk met wat veel moeite,., my aangebracht heeft...

Henrik, op een' ernsthajtigen toon,

Ën ’t is dat geweld, dat ik ftratfen zal.

CONCINI.

Ach! Sire! (lort uw gramfehap niet op my neder? ik beken myn misdaad; maar myn misdaad is my onnut geweest, en heeft niet dan tot myne fchandegedyd.nbsp;Agatha is deugdzaam; Agafna heeft my myne oogmerken niet laaien bereiken; en, om over my te triomfee-ren, is zy meer dan eens van voornemen geweest haarnbsp;eigen leven aan te tasten: ik roep den Hemel tot getuigen van de waarheid van ’t geen ik zeg, en dat dienbsp;my ftraffe zo ik u bedriege... En op dit oogenblik isnbsp;het minder de vrees voor de ongenade uwer Majefteit,nbsp;dit zweer ik, als een wezenlyk berouw ’t welk ik ge*nbsp;voele, dat my...

Henrik, met gejlrengheid.

Maar denk gcenzins dat ik hier mede nog voldaan ben. Of fchoon uwe bekentenis en berouw Agatha innbsp;’t oog dezer lieden al mogten rechtvaardigen, de misdaad is echter van uw’ kant niet minder bedreven; zynbsp;heeft my vergoeding daar voor afgeëischt; ik zal haarnbsp;die ook geeven. Dus wil ik, dat gy aan dit meisje be-

wys

-ocr page 103-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. 87

wys ïult doen van eene jaarlykfcbe rente van tweehonderd goudtn kroonen, en dat gy.,.

Agatha,

Neen Vorst! ik zou my onteerd achten zo ik van zulk een man weldaaden onifing, die my tot fchan-de zouden kunnen verftrekken , en in ’t oog van anderen nog achterdocht zouden kunnen nalaaten,..

Ryk.

Ach! beminnelyke Agatha! deze bekentenis van deo Marquis, en het afflaan zyner fcbandelyke giften, welke hy uit dwang u zou verpligt geweest zyn te geeven,nbsp;dit alles overtuigt my eindelyk ten volle van uw on-fchuld... neen, gy zyt nooit fchuldig geweest; ik bennbsp;het alleen, om dat ik ooit zulk een achterdocht in ’tnbsp;hart heb durven voeden.

M ICHIEL.

Jy hebt gelyk Zeun! en tegenwoordig kenjemetmyn volkomen verlof dit braave meisje trouwen.

Henrik.

Wel nu, dan zal ik in dit geval de fchuld van den Marquis Concini over my neemen. (tegen Concini.^nbsp;Vertrek Mynheer! en verfchyn niet eerder onder mynenbsp;oogen, voor ik u zulks heb doen weeten.

(Concini vertrekt; en de Koning vervolgt tegen Sully.

Nu begin ik ook, myn waarde Rosni! vreesfelyke vermoedens te krygen, dat*!jdeze ondeugende Italiaannbsp;de oorzaaak en ftiebter geweest zy van alle de aanlla-gen en verraderlyke treken, welke men tegen u in ’tnbsp;werk gefield heeft; ntaar wy zullen daar op een’anderen tyd wel eens van fpreeken. (tegen ds overigen.')nbsp;Nu, wel aan, myne Kinderen' ik heb hier nog ver-fcheiden pligten te volbrengen. Om my van de eerflenbsp;F 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te

-ocr page 104-

88 DeJAGTPARTY te kwyten, geef ik duizend pistolen aan Agatha, en uw’nbsp;Zoon, V ader h4ichiel! maar gy weet nog niet, dat iknbsp;ook beloofd heb uwe Dochter uitietrouwen aan een’ zekeren Lokas, die haar vryer,enjuistnietheelrykis,enomnbsp;iulks te gemoet te komen, fchenk ik hen, insgelyksnbsp;duizend pistolen, op dat zy zamen trouwen kunnen,

Lu KAS, van vreugd opfpringende.

Duizend pistolen! en Kaatje nog toe!

Michiel.

Ach! welk een goede Vorst!

Ryk.

Ach! Sire!

Agatha en Kaatje te gelyk.

Ach! Sire! uwe weldadigheid.,.

Henrik.

Hertog Sully! ik begeer dat deeze fom van twee duizend pistolen aan deze lieden ter hand gefield zal zyn ,nbsp;eer ’t morgen avond zy; ik geef u ’t bevel daartoe.

S ü LI. y, zich buigende,

Gy zult gehoorzaamd zyn, Sire! (vervolgens den Koning met een oog van aandoening befchouvoende.)nbsp;Ach! myn waarde Meester! gy verrukt my door deze trekken van rechtvaardigheid en edelmoedigheid. Gynbsp;leeft als een Koning en tevens als een Vader met dezenbsp;goede landlieden, die zo wel als de grootfte adeldomnbsp;van uw Ryk, uwe onderdaanen, uwe kinderen zyn.nbsp;Maar Sire! gy zyt ons ^ hen, beide verpligt, uw leven in ’t vervolg niet meerder op dusdanig een wyzenbsp;op de jagt bloot te llellen, als gy daaglyks doet. (metnbsp;ernst.) Vergun my, dat ik ’t uwe Majefteit zeggennbsp;moog, maar ’t brengt my in eenige gramfehap tegen u.nbsp;In waarheid Sire! uw leven behoort u niet alleen: gynbsp;ïyt ’er rekenfehap van verfchuldigd aan zulke Dienaars

als

-ocr page 105-

VAN HENRIK DEN VIERDEN. Ss»

als wy , op wier trouw gy ftaat kuntmaaken; aan ïulke menfchen als gy hier voor u ziet; en verdersnbsp;aan uw gantfche volk, waar van gy ziet, dat gy aangebeden word,

Henrik, zachtzinnig en vriendelyk.

Gy hebtgelyk, myn Vriend! ik beken fchuld! maar ik beloof u , myn waarde Rosni ! ik, zal in ’t vervolg voorzichtiger zyn.

MICHIEL.

De drommel Sire ! die Edelman heeft waarachtig gelyk; fpaar jou dagen toch veur ons, want ze bennennbsp;ons al te dierbaar.

Jlle te gelyk, behal'ven Sully en Bellegarde.

Ja gy zyt onze Koning , ons aller Vader ! draag toch zorg voor uw leven.

Henrik, hen alle met aandoening befcbouwende.

Welk een teder fchouwfpel!

Michiel,

Ja, felleweken! draag zorg veur je zelv’, Sire ! jy bent het ons verpligt, jy hebt daar nou onze jonge lui uitgetrouwd ; jy mot veur andere zo wel als veur haar leven... maar, welk een aanbiddelyk man ben jy toch,nbsp;Sire! vergeef het my, zo ik je kwalyk ontfangen ofnbsp;bejegend heb, wy kenden, zo waar! ons geluk niet;nbsp;en 7-0 ik de eerbied of het ontzag te kort gedaan heb...nbsp;ik verzoek uwe Majefteit duizendmaal vergiffenis...

Henrik.

Gy hebt my zeer wel onthaald, en ik wil uw vriend bl y ven .Vader Michiel!, . Maar nu tot iets anders ;ik,be'nbsp;gin thans een weinig rust nodig te krygen...

Michiel.

Kom Sire! ga met my , ik wil u van myn eigen bed dienen; Deze Heeren kunnen dat van myn’ Zeunnbsp;F 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en

-ocr page 106-

90 DeJAGT PARTY

Dochter gebruiken; wy zullen onderling met malkan-der den nacht in den Molen doorbrengen... den nacht is ras voorby, wanneer men die ten dienst van uwe Ma-jcfleit mag doorbrengen.

Micbiel geleid den Koning\ ne*oens Bsllegarde en Sully, naar binnen,

L o K A s, Agatha by den arm neemende.

En ik zei onderwyl Agatha na heur huis brengen; en morgen,kinderen! zeilen wy altemaal bruiloft houwen.

Einde van bet derde en laatjle Bedryf.

E E-

-ocr page 107-

E E N I C E

HISTORISCHE AANTEKENINGEN,

OP HET VOORGAANDE SPEL.

Henrik de Vierde, Koninz van Frankryk en I^avarre, was geboren op ’t Kasteel van Pau, innbsp;Beam, in den jaare 1J53. van Jntony van Bourbon en Jeanne de Albret. Dc Ham van Valois uitge-ftorven zynde, was hy de naaste erfgenaam tot denbsp;Kroon, en zyn recht onbetwistbaar, niettegenftaandenbsp;de Hertog van Guize, den Kardinaal van Bourbon,nbsp;Oom van Henrik, tot den troon zocht te verheffen.nbsp;Na den dood van Henrik den Derden, beklom hynbsp;denzelven, in weérwil van Spanje en Rome, welkenbsp;hier zeer fterk tegen arbeidden, en na verfcheidencnbsp;overwinningen op de Ligue behaald te hebben; dochnbsp;moest, voor het aanvaarden van dc Kroon, denPro-teftautfehen Godsdienst afzweeren, ’t welk hy verrichtte in de kerk van St. Denis, in den jaare 1594 Hynbsp;heeft zyn ryk en volk ,geduurendezyneregeering, gelukkig gemaakt; tot dat hy in den jaare 1610. doornbsp;Francois Ravaillac, in zyne Koets vermoord wierd.nbsp;Den bynaam van de Groote, welke hem gegeven is,nbsp;is hy ten hoogfte waardig geweest; geen Vorst wasnbsp;ooit onvertzaagder in ’t gevaar, kloekmoediger in te-genfpoed, en openhartiger van inborst; en ’t geennbsp;hem nog ’t allerhoogst verheft, is dat hy niets zo llerknbsp;begeerde, als zyne ouderdaanen gelukkig te zien; zonbsp;dat men hem heeft hooren wenfehen, dat hy beleevennbsp;mogt, dat de armjle Boer des zondags zyn eigennbsp;hoen in den pot mogt Jleeken ; uitdrukking,die de va-derlyke gevoelens, waar mede hy bezield was, tcnbsp;kennen geeft; gelyk ook in zyne meeste brieven aan

de

-ocr page 108-

92 HISTORISCHE AANTEKENINGEN.

de Gouverneurs der Provinciën, zyne Parlementen, of Intendanten, altoos gevonden word; Draagtzorgenbsp;•voor rnyn volk : zy zyn myne kinderen; God beejt 'ernbsp;my de voacbt over bevolen.

Pag. I. ^'’an ons verblyf op dit Fontaineblean. Zeer groot en uitgeftrekt Kasteel, veertien uuien van Pa-rys in een vlakte gelegen: reeds bekend onder denbsp;regeering van Philippiis Augustus, in de twaalfdenbsp;eeuw. Het tegenwoordig Kasteel is gedicht in denbsp;zestiende eeuw door Francois I. en naderhand doornbsp;Henrik IV. en I.odevvyk XIV. zeer aaiimerkelyknbsp;verbeterd en vergroot: Men telt negen honderd ka*nbsp;mers in het zelve: de bosfchen, tuinen, beeld-ennbsp;fontcinwerken, zyn uitmuntend; zo dat bet zelvenbsp;thans voor een der grootfte, fchoonfte en gemakke-lykfte van Europa gehouden word. Uit hoofde vannbsp;deszelfs gunftige gelegenheid tot de Jagt, hebben denbsp;Franfche Koningcn hier meest altoos den herfsttydnbsp;doorgebracht.

Pag, I. Myn voaarde Bellegarde] Rogier van Saint-Lary ; Hertog van Bellegarde; Pair en groot Stalmeester van Frankryk. Henrik III. verhief hem tot eerde Edelman van de Kleederkamer. Henrik de IV. verklaarde hem in den jaare 1595. tot Gouverneur vannbsp;Bourgondie , en Ridder van zyne ordens. Hy isnbsp;gedol ven 1646. in den ouderdom van 83 jaaren.

Pag. I Concini. Concino Concini, uit het Graaflyk gedacht van dien naam inToscanengefproten, kwamnbsp;als Edelman van Maria de Medicis te Parys; trouwde vervolgens met Eleonara Gal'gaï, Kamenier dernbsp;Koninginne; wierd na ’s Konings dood, in den jaarenbsp;ihiy. Maarfchalk van Ancre, en had, door gunst dernbsp;Koninginne, ’t gautfehe roer der regeering in handen;nbsp;Zyn voorlpoed maakte hem en zyne vrouw zo hoogmoedig , dat zy welhaast onverdraaglyk wierden innbsp;de oogen van den jongen Kuning, en a! het hof: dit

fpcl

-ocr page 109-

HISTORISCHE AANTEKENINGEN. 93

fpel lang genoeg geduurd hebbende , wierd hy opgt; aanftoken van den Kardinaal de Luines, door last vannbsp;den Koning, op de brug van de Louvre gevangennbsp;genomen , en voorts doorfchoten; zyn lyk wierdnbsp;door ’t graauw op een elendige wyie niishandeld.

Pag. 5. Mis fcbien naar Rusny, daar men zegt dat Myn-heer Sully gisteren avond naar toe gebannen is. Maximiliaan de Bethunc, Baron van Rosny, Hertognbsp;van Sully, Maarfchalk van P'rankryk, is geboren innbsp;den jare 1559; geftorven in den jaare 1C41. eerftenbsp;Staatsminister van Henrik IV. wierd in zyn’ tydnbsp;voor een der grootfte oorlogshelden gehouden. Echter befchouwt men thans in hem meerder den Staatsdienaar als Krygsman: Hy was de boezemvriend vannbsp;Henrik IV, en deze titel verftrekt hem genoeg totnbsp;lof: Men verheft in hem altoos zyn mannelyke vry-postigheid, waar mede hy altoos tot zyn’ Koningnbsp;fprak; ondanks zyn’ geftrengen omgang beminde denbsp;Koning hem ongeveinsd. Betreffende het geval, ’£nbsp;welk den inhoud van het eerfte Bedryf uitmaakt, na-mentlyk de zamenzweering tegen Sully; hetzelvenbsp;is een gebeurde zaak, en getrokken uit de Memo-rien van Sully zelven, alwaar het genoegzaam metnbsp;de eigene woorden en omftandigheden, als inditftuknbsp;zelve voorkomt, ('')zyne ongekreukte trouw en]on-baatzuchtig karakter, gevoegd by ’t vermogen’twelknbsp;hy op ’s Konings geest bezat, hebben hem altoos overnbsp;zyne vyanden doen triomfeeren: Voor ’t overige wasnbsp;hy van een ftreng en ernsthaftig karakter. Hy leefdenbsp;en is geftorven in de gevoelens der Protcftanteii; nanbsp;den moord des Konings onttrok hy zich den last vannbsp;’t hof. en fchreef in zyn’ afgezonderden levensftaat,nbsp;die Memorien, welken bekend zyn onder den naamnbsp;van Economies royales.

Pag. 7' Signora Galigai is uitmuntend bekwaam en doorfiepen Éfc. Zy was Staatjuffer van Maria de Medi*

cis,

(*) Zie ook: Hijhrii i% i» vis ds Hsnri If', fsr M. ig 3«r] , ^vsl.

-ocr page 110-

HISTORISCHS AANTEKENINGEN’.

cis, en kwam met haar in Fiankryk, ten tyde van • haar huwelyk met Henrik, huwde vervolgens metnbsp;Concini, gunlleling der Koningin , en naderhand Mar-fchalk van Ancre. Zy was ongemeen leelyk, maarnbsp;ook teftens ongemeen van vernuft; Zy wist, met be*nbsp;hulp van haar Man , een onophoudelyke tweedrachtnbsp;te (tooken tusfchen den Koning en zyne Echtge-noote ; en regeerden beide de Koningin naar hun be«nbsp;lieven. Na ’s Konings dood verrykten zy zich metnbsp;onnoemelyke fchatten, en hun hoogmoed was nietnbsp;minder als hunne rykdom ; doch eindelyk liep het metnbsp;hun beide zeer treurig af: na ’t ombrengen van haar’nbsp;Man, wierd zy mede in hechtenis genomen, en innbsp;de Bastille gebracht, ’t Parlement maakte haar procesnbsp;op, en zy wierd verwezen om onthoofd, en voortsnbsp;verbrand te worden, ’t welk ook aan haar volbrachtnbsp;wierd in den jaare 1617.

Pag. II. Op dit oogenblik berrinner ik nbsp;nbsp;nbsp;de zaak van

den moedigen Crillon. Louis Perton , Heer van Cril* lt)n, een der grootfte Helden van zynen tyd; welkenbsp;onder drie Henrikken, de voornaamlle veldllagen ennbsp;belegeringen bygewoond heeft.

Pag. ii. Ik ga thans de Koningin zien. Maria de Me» dicis. Dochter van Frai!90is de Mcdicis, Groot Her*nbsp;¦, tog van Toscanen,en Johanna van Oostenryk; wasnbsp;geboren 1675. en trouwde na ’s Konings Echtfehei-ding met Margareta van Valois, in den jaare 1601.nbsp;«inet Henrik IV. Wierd na zyn dood tot Regentesfenbsp;van ’t ryk verklaard; zy heeft, na tegen haar’ Zoonnbsp;Lodewyk XIII geoorlogd te hebben, het ryk moetennbsp;verlaten, en is, na veel omzwervens,in armoedigennbsp;Haat te Keulen gellorven in den jaare 1643.

Pag, 13. Nooit zal by vergeeten wat eerbewys gy te Londen enz. Dit ziet op’t gefprek, welk Sully metnbsp;Elifabeth te Douvres gehouden heeft; wegens zekerennbsp;brief door haar aan Henrik gefchreven, waar in zy

zich

-ocr page 111-

HISTORISCHE AANTEKENINGEN. 9S

lich begeerig toonde om met denzelven, terwyl hy zich te dien tyd te Calais bevond, op zee tusfchen denbsp;beide plaatfeu in mondgefprek te treden; doch waarnbsp;toe de Koiiing niet kon beflniten.

Pag. t8. Dat Libel Sire! door eenen Juvigny gemaakt. Het zelve voerde tot titel: Staatsgefprek, om te doennbsp;zien, waar in zyn Majejleit kwaiyk gediend word.nbsp;Javigny, Edelman des Kouings, wierd ten laatde,nbsp;wegens misdaad van gekwetfte Majelleit, in levennbsp;en goederen vervolgd; en, na zich door de vlucht gered te hebben, in beeldtenis te Parys opgehangen.

Pag. 44. .Sedert onze Burgeroorlogen hebben verfchei-den van die Ligeurs enz. of aanhangers van de Li-gue, het zogenaamde eedverbond, ook wel de heilige Unie genoemd, waartoe alle Vorften en groote Heeren genodigd wierden zich i'n te wikkelen totnbsp;voorlland van den Katholyken Godsdienst tegen denbsp;Ketters. Deze Ligue wierd op aandryveu des Kardinaals van Lotharingen in’tjaar 1576. aangevangen,nbsp;en is , na zich van tyd tot tyd ilerker gemaakt,nbsp;en het gantfche ryk in vuur en vlam gezet te hebben , eindelyk door Henrik den Vierden geheel fonder gebracht, na zich in den fchoot der Roomfchenbsp;Kerk te hebben begeeven; waarop Mayenne, en alle denbsp;hoofden en ftedpn van de Ligue de wapenen neér-leidden, en zich aan den dienst des Konings wydden.

Pag. 76. ó Gabrielle feboon! Gabrielle d’Ëstrées, uit een oud adelyk geflacht in Picardye, meestresfe vannbsp;Henrik IV; was gehuwd met den Heer van Lian-court, en zedertHertoginne van Beaufort. Henrik verliefde op haar in den tyd der Burgeroorlogen; hynbsp;nam zomtyds in (like de gelegenheid waar om haarnbsp;te zien ; Eens zelf, onder de gedaante van een’ boernbsp;vermomd, drong hy door de vyandlyke benden, ennbsp;kw'am by haar,niet zonder gevaar gelopen te hebbennbsp;van gevangen genomen te worden.

-ocr page 112- -ocr page 113- -ocr page 114- -ocr page 115- -ocr page 116-