V a ¦ V: i . V
De braeve, vroome mensch torscht met eene ftille be-daerdheid den hem opgelegdcn last. — Hoe ook miskend — hoe ook gefolterd, zijn eigen hart fpreekt hem vrij —nbsp;fteeds houdt hü zieh YCKCkfit van de liêfde^ ji^fchtvacr-cSghéid en trouw zijns alvermogenden Vaders, en uit oenen duisteren kerker ziet hij het glansrijkst licht eens bc'nbsp;teren Vaderlands aenbreeken, Aen de andere zijde gaet denbsp;moedwillige fchencier der Goddelijke wetten, gejaegd doornbsp;een overlaodên'geweetelt,''onder cene huivering wekkendenbsp;treurigheid, daer henen,— ongeduld en een bitter morrennbsp;zijn de hoofdtrekken van zijn gelaet — aliini zoekt hijnbsp;rust. — Staepelt misdaeden op misdaeden — zoekt hiernbsp;daqr aip woelend gewisfep, te. fmoörtai. -rr -Alles ver.nbsp;geefsch — wanhoop verbreekt den keten der gruwelen —nbsp;en verzekert hem van eenen nieuwen, welken geene eeuwigheid voltooien zal.
-ocr page 9-Hij de uitgaeve van dit', Tooneelfpel, zou ik zeer veel kunnen zeggen., zo ik behagen fchicp in lange,nbsp;voorreden). Alleen zal ik kort melden, 't geen ,nbsp;mijns bedunkeiis, gemelA moet-.ivarden.
D-t minsten rnijn.cr Lczereti zaj ik behoeven te zeg-.. gen, dat dit .finkjen getrokken ïs uit DEiVBoaw»vnbsp;VAL,, of de gefchiedems van de marquïzb ‘vaitnbsp;M A Z Z I N I, te vinden , in het IV. deel van het Magazijn van .gafchieclenisfen, Romans en Verhaelen,nbsp;en tnaeke voorto geen vieldsng , .van 'tgeen ik, in dit.nbsp;jiuk, uit dien Kofnan behke loeggelaeten , of viat iknbsp;nöodig geoordeeld heb , et te moeten hijvoegea.-^
Een mijner vrienden heeft mij sneer dan line aenmerking genieekt, onder anderen, dat de minnae,nbsp;rij tusfehen iVhiA en HIppolitus eene te groote.nbsp;Ëpifoie is, -loaer door ik bijkans te raede gezoor-den vfas-, dit ^ftuk eene geheel andere gedaente tenbsp;geeveti, zo ik aen den eenesi kant, die aenmerkingnbsp;niet minder gegrond had bevonden , en aen de andere zijde, verfcheiden mijner vrienden, van Too-neelkennis niet geheel ontbloot, mij niet , ioadden
-ocr page 10-atngeamp;et, het zelve, geUjkl het ivas, eéhige kld-ttigheden uitgezonderd, idttegtven,
. Omtreitd de Toolieelveranderingen, urelke {n de hedrijven^ voorkomen, erken ik gaerne , dat zij vannbsp;den regel af-Joijkeh j echter, een kundig Tohneeldi-re^eiir .zal- ligt' .zién-, 'dat deze feil, - •itielke iknbsp;n.oodvoe.ndig moert begaen , door eene goede dircBienbsp;geheel kaï’. worden •weggenemen.
^¦E'ea of ander zal oo-k voélligt eenige aenmerking maekdli t'hver de tael,. •welke' ik den Marquis hebbenbsp;ifé. d.tn\ iHond gelegd. Dan, men hdude ouder V oog,nbsp;dat bewustheid van fchuld., en andere bijkomendenbsp;om'jiOndigheieH , hem tót wanhoop hadden doen vervallen,', en zeker, als de: tael eens wanhoopendennbsp;hefcbov.wd, is dizel-je , wel verre van te Jlerk tenbsp;zijn, in mijn oog, nog te zivak; ook kan de te.nbsp;genöverjleUing van de inwendige rust der deugd‘nbsp;zaeine, hoe ook gefolterd, —van de onrust, en inwendige helledogsten van den misdeediger , nietnbsp;fchreeuwende genoeg zijn.
Ziet daer , mijne Landgeuooten! wat ik in mijnt
voorreden, n»er mijn gedachten^ moeit fchrijven. — Ontvang- dit jlukjen met dezelfde toegeevendheid,nbsp;•aaermede gij mijnen m E R v a L ontfangen heit.nbsp;Werkt pok dit mede, om de deugd meer en meernbsp;beminnelijk te maeken, en uit de gevolgen., hetnbsp;fcbadelijke der zonde te leeren, zal het mij totnbsp;geen gering genoegen jlrekken.
L E Y D E N ,
FERDINAND DE V. , Marquis van Mazzini. LOUIZA DE BERNINI, deszclfs vefjlooteti Gemac-- //«. . .
Kh^lA. DE VEDORNp gt; wf^chfgiltOO)^'. wn dgn Marquis.
• Dochters ( nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ ¦
Yvan den Marquis en Louiza.
RerdInand, Zooni nbsp;nbsp;nbsp;' ^
Mevr. PS m e won, Gauvsrnantt. van Emilia en. Julia.
JIIPPOLITUS, Graef van Vertza. Minnaer van Julia.
paravicini, Vriend van Hippolitus.
DE hertog van luovo, Minnaer van' Julia.'
DERIDDERPEVINCINI.
Bedienden van den Marquis.
Henriette, Kamtrmeisjcn van do Marquize Maria.
COLAS, Bediende van den Hertog van Luovo. pEDiENDEN en gewapend gevolg Van dennbsp;Derf^S tn den Marquis.
Het Tooneel is op, en in de nabijheid van het flat van Mazzini.
-ocr page 13-toönbëlspël.
Sfiit toencel vertoont èene groote zaél; aeii heide zijden deuren; eene tafel^ tnaerop ei*nbsp;nige papieren; een borduur-raetn,
ËMILIA, eenige papieren ingezien hebbende,
.^^Lch! wat ik ook ortderneem, alles verveelt triij. Waer is mijne rust? waer de tevredenheid gebleven?nbsp;Het tooneel der woelende waereld, uit Napels hiernbsp;Overgebragt, heeft die lieve gezellinnen mijner jeugdnbsp;verjaegd — met Julia zijn zij gevloden, en— o mijnenbsp;Julia! gij zult ze ook niet bezitten. Och! kon ik denbsp;dagen, die voorbijzijn, terugroepert —de dagen,vvaerinnbsp;fvij, Onbekend met de groote waereld, hand aennbsp;hand , door het digte bosch» dat den voet desnbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rots
-ocr page 14-rots befchaduwt, wandelden , terwijl de gefprekken van onze goede voedfter ons hart vatbaer maektennbsp;voor die gevoelens, die de fcheppers van ons geluk zijn — de dagen, waerïn wij, zoo gerust, zoonbsp;inwendig vergenoegd, de kalme zee, en de rotzigenbsp;ftranden van Calabriën aenfehouwden — al het fchoo-ne en verhevene van de natuur, in de woeste land-tooneelcn, ontdekten. Ach! waarom die eeuwig rus-tclooze waereld niet te Napels gelaten? — waerömnbsp;verveclipg gezocht, om de kinderen der Natuur tenbsp;verveelcn ?
Zij vindt een klein pourtret, — Na hetzelve eene poos vielmoedig te hebben aengezien.nbsp;Welk eene zachte droefgeestigheid! — welk eenenbsp;zichtbaere treurigheid, met de roerendfte onderwerping in dezen , ten hemel geflageu , blik 1 — ( hartstochtelijk.^ Zou dit wel het beeld van mijne moeder,nbsp;van de ongelukkige Louiza de Bernini, zijn?
Ach ware het ook de gelijkenis van de bitfche Maria de Velornol — o goede Hemel! was het verlies van eene goede moeder voor ons niet genoeg,nbsp;dat Gij ons zulk een fchreeuwend tegenbeeld gaeft?
Zij viiseht eenige traentn vieg.
EMILIA, Mevr. DE M E N o tf.
Mevr. DE ME woN.
quot;^/quot;at deert u? lieve Emilia! heeft nog de angst u niet verheten? verban die vrees, wij hebben u-
wen
-ocr page 15-fOONEÊLSPEti
Wen broeder weder, en behoeven dus het hólst van den nacht niet alleen door te' brengen. Zijn moednbsp;en onverfchrokkenheid zai weldra de oörzaekeri diernbsp;ontijdige beweegingen ontdekken — tracht thandsnbsp;Uwe vrees te verbannen;
E M t L I A.
Neeti, lieve Mevrouw 1 vrees noch droefheid waren de oorzaeken mijner traenen; de Sympathie deed ze mij ftorten. Zie, Mevróuvv Menon!nbsp;zie dit beeldjcn; deze treurige trekken veröorzaekterinbsp;ook iii mij eene ftille , eenc geruste ^ droefgeestig,nbsp;heid.
Mfvr, DE MENON, atngtdaen-,
De gelijkenis eener ongelukkige, doch fteeds gé-laeten vrouw.
EMILIA;
¦^an wie dan ?
Mevr, DE MENON.
Van uwe Moeder.
EMILIA.
Zoo heb ik wel gedacht! vervóeriiis; het pour-iret kusfehende,') Ach! zalige moeder! mogt ik u zelve in placts van uw beeld voor mijne oogeri heb»nbsp;hen! — mogt ik u aen mijn hart drukken l 6! —nbsp;dan zou ik mij zelve wel recht gelukkig noemen. —nbsp;De Hemel ontnam u ons, voor wij u kenden —nbsp;Voor wij met zoete lachjens u de fmart, om onsnbsp;geleden — de zorg vöor ons gedraegen, beloonennbsp;konden, (^Schreiend.) Beroofd van eene goedénbsp;Moeder, moesten wij onzé dagen op het eenzaamnbsp;ik. snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mal'
-ocr page 16-DE MARQUIZE VAN MAZZINI.
Mazzini, ouderloos doorbrengen — eene aengenoo-men moeder; verdubbelde ons het gevoel van dit gemis, en een verleide vader vergat zijne kinderen, voortgebragt bij eene ongelukkige moeder! —nbsp;Ach! zo gij onze dacden.ziet — zalige fchira! Zonbsp;gij onze onheilen kent , fla dan een meelijdend oognbsp;op uwe zuchtende kinderen!!
Mevr. DE M E N o N.
Genoeg, genoeg, lieve Emilia! hoon de levenden niet, om dat de geftorven goed waren. Vindt gijnbsp;geen moederlijk hart bij uwe moeder — ziet gij unbsp;beroofd van eene goede zuster, die thands van elknbsp;verlaten , op de wijde , haer onbekende , waereldnbsp;rond dvvaclt — ziet gij uwen broeder, treurig daer-heen wandelen — Emilia ! onderwerp u! — zie dienbsp;levendige trek van onderwerping in het fomber oognbsp;van uwe, nu zalige, moeder; en, zo gij haar, of-fchoon gij haar nimmer kendet, bemint, volg haernbsp;dan in deze groote — verheven deugd.
EMILIA.
Ik mor niet, dit deed ik nimffler; Gij leerdet mij, hoe onbetacmclijk dit ware; en ik gehoor-zaemde fteeds uwe lesfen. Gij wacrt ook nietnbsp;fteeds gelukkig , en waert echter fteeds onderworpen ?
Mevr. DE MEnon.
Emilia! ook mij werd eene lieve moeder ont-noomen, voor ik haer kende; en naeuwlijks zeventien jaeren oud, ontrukte de meédogenlooze iEihn* mij ook mijnen vader. Al zijne landerijen werden
met
-ocr page 17-TOONERLSPEL.
met de Lava overdekt, terwijl zijn zoon en ik gèfpaerd Werden om zijnen rampfpoedigeii dood te befchreiën,nbsp;cn al de ijsfelijkheden der armoede te gevoelen.
EMILIA.
Ach ja , dan waer: gij ook wel ongelukkig , en echter gij waert deeds gelaeten j ik zal het ook zijn,nbsp;lieve Mevrouw! ik zal het ook zijn. ~ Doch vannbsp;Waer deze fombere trekken op het gelaet van mijnenbsp;moeder? van waer die fombere oogblik? — Ach!nbsp;zij moet mede wel recht ongelukkig geweest zijn.
Mevr. DE ME NON, aengedatn.
Ja, Emilia! uwe moeder was zeer ongelukkig I
EMILIA.
Gij zegt niets meer — zijn haere ongelukken voor mij een geheim?
Mevrlt; DE MENON.
Geen geheim , lieve Emilia— Doch waertoe de treurigftc beelden voor ons verlevendigd?
EMILIA.
Neen , erïnner u geene rampen ora mij , lieve, goede voedfterl Mijne moeder was ongelukkig —nbsp;genoeg, ora mij in haer verlies te troosten.
Mevr. DE MENON.
Uw bijzijn leerde mij de rampen mijner jeugd, «en welke die van uwe moeder zoo naeuw verbon.nbsp;den zijn, vergeeten — uwe goedhartigheid droogdenbsp;mijne traenen.
EMILIA.
Ach! kon ik al die onheilen geheel uit uw geheugen wisfehen! Achl keerde die weelderige ftoct der
A 3 nbsp;nbsp;nbsp;wae.
-ocr page 18-€ de.MARQUIZE VAif MAZZINi.
waereld, die ons al het zoet van de eenzaemheid benam, naer Napels terug 1 — Mogten wij, alsnbsp;weleer, met mijne lieve zuster, genoegeüjke dagennbsp;flijten, bij ’t genot van de ongekunstelde natuur —nbsp;nog vaek de ftille maen de kalme zee zien ver*nbsp;zilveren, en de toppen der rotfen verlichten ~nbsp;ons aen onze waerde moeder erïnnercn — ons leven naer haere deugden leeren vormen! Mogtennbsp;wij nog vaek hand in hand op den zoodenbaak hetnbsp;verteederend gezaïig der vogelen hooren! ~ Dan,nbsp;ach! — ik vrees dat deze dagen voor eeuwig heennbsp;zijn. Die eerbiedwekkende ftilte op de bergen ennbsp;in de bosfehen wordt gemoord, door het gefchreeuwnbsp;van talloozc dienaeren —' het woudvee wordt ver-jaegd, door het gefchal van den jachthoorn — geennbsp;vogel durft ons thands zijne gezangen doen hoo'
ren _ en het natuurlijk maenlicht wil men met
lampions en fakkelen verdooven.
Mevr. DE M E N o N.
oI Spoedig misfehien zullen deze dagen wederkee-ren. — Uw Vader, de Marquize aan ’t hofleven gewoon, zullen weldra weder de Had zoeken.
EMILIA
’t Is reeds bijna zes maenden, dat het ftille, hijna verlaeten, Slot van Mazzmi, in een klein Koningrijk veranderde, en men fpreekt nog van geennbsp;vertrekken. Ach, Mevrouw! zoo Izag Julia nietnbsp;gevonden is, zal men deze plaets niet verlaeten —nbsp;cn, liever wil ik mijne ftille landvennaeken opöf-feren, ^^n dat Julia het flachtölfer Y»n den wille-
-ocr page 19-T o o N E E L S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;?
lekeur der Marquize worde, komt ? —
FERDINAND. DE VOORIGEN.
FERDINAND.
G oeden morgen, waerde vriendinncnJ — Hebt gij nog ecnige rust gcnooten, na eenen rustcloozennbsp;nacht?
EMILIA.
De vermoeidheid look ,mijne oogen, lieve Ferdt-nand! — Ik verheuge mij u te zien, terwijl het mij deert , dat gij om onzen wil uwe rust verzae.nbsp;ken moet.
FERDINAND.
6! Dit bekommere u niet, lieve zuster! Immers mannen kunnen meer ongemakken verdraegen, dannbsp;de vrouwen? — gij zelf bragt reeds drie flaepe.nbsp;looze nachten door.
EMILIA.
Ja, drie angstvolle nachten hebben wij doorge-bragt — en hoe veele zullen er nog volgen ? — Maer, Ferdinand! het huiverende van den nacht iinbsp;thands verdweenen — zeg nu, wat ontdektet gij innbsp;die afgelegen fpelonken?
FERDINAND.
Waertoe, lieve zuster! een verhael dat uwe vrees A 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;flegts
-ocr page 20-« DE MAR.QUIZE VAN MAZZINI.
öegfs zou vermeerderen, dser alles misfchien aen verbeelding moet worden toegefchreeven, öf ”” na*nbsp;tuurlijk — fchoon ons onbekend is.
Me-ar. d ë m e n o n.
Gij ontdcktet gewis iets van aenbelang , mijn Heer! en gij vreest het ons medetedeelen ? — eennbsp;onbekend kwaed wordt door onze verbeelding immer vergroot — verhael ons liever uwe ontdekkingen — wij hebben thands rpoeds genoeg, om het
aentehooren.
FERDINAND.
Maer, zult gij, wanneer gij ’t vernoomen hebt» moeds genoeg hebben, om het geritfel van eennbsp;muis te hooren ?
EMILIA.
Gij vermeerdert langs hoe meer mijne nieuwsgierigheid — Ferdinand! zo gij indedaed een ver-. fchrikkelijk fpook gezien hebt, moest gij het onsnbsp;te meef ontdekken , op dat ons een ander vertreknbsp;wie-tde toegeftaen.
FERDINAND.
Gij vreest reeds tc veel, lieve zuster! — Ik zal ii ontdekken wat mij ontmoet is — alleen, zorg datnbsp;de .Marquis hier van niets te weten kome — gijnbsp;kent zijne denkwijze. — ’t Is voorzeker niet zonder reden dat dit gedeelte van ’t llot onbezochtnbsp;moei blijven. Zo bij wist, dat ik , door deze verborgen deur, reeds vcrfcheiden vertrokken be/ochtnbsp;had, ftond gewis weder een kerker voor mij ge*nbsp;md:.
-ocr page 21-100NEELSJFEL.
Mevr. BE MEN ON.
Ja, ik ken zijne denkwijze omtrend quot;t geen wij allen in dit zuidelijk gedeelte van ’t Slot geziennbsp;hebben. Bij zijn aenkomst verhaelden wij hem alles, doch hij fchaeterde om onze gisfingen of-fchoon hij evenwel zeer ernstig, en fteeds in diepenbsp;gepeinzen was,
FERDINAND.
Luister. Doch denk evenwel niet, dat alles bo-vennatuurlijk is. .Mijne verbeelding , aangevuurd door de woeste plaets waer ik mij bevond, kannbsp;alleen de fchcplter van het aekelig'.le zijn.
EMILIA.
j/ nbsp;nbsp;nbsp;Wij zagen evenwel 't licht, en dit in eene plaets,
welke door niemand bezocht wordt.
FERDINAND.
’t 7-ij zoo , waerde Emilia! doch ook hier in is niets bovennatuurlijks: de vochtige lucht, fints zoonbsp;veele jaeren in deze gangen en zaden bedompt, kannbsp;zeer ligt ontvlammen , en eenige lichtftraelen aennbsp;ons oog vertoonen.
EMILIA,
’t Kan zijn,
FERDINAND.
Toen gij beide mij gillend verliet, daelde ik langs den grooten wenteltrap in eene ruime zad af. Hiernbsp;vond ik den weg , waer langs ik dieper in dit bouwvallig gevaene kon indringen. Steeds bleef mijnbsp;eenig licht voorgaen , ’t geen ik eindelijk door denbsp;kronkelende gangen uit het oog verloor. Il{nbsp;A 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dwacU
-ocr page 22-EMILIA en Mevr. BE M e N.o n , huiverend.
Een zucht?! —
Het bloed ftolde mij in de aederen en mijne haeiren reezen te bergen. Een diepe ftilte volgde —.nbsp;angstvallig rondziende , wilde ik deze ontzachlijkenbsp;plaets verlacten, toen ik een tweeden zucht vernbsp;nam, holler en verfchrikkelijker dan den eerden.nbsp;Thands begaf mij mijne onverfchrokkenheid — iknbsp;ijlde voort, vloog den trap op — en dit, Emilia!nbsp;dit was oorzaek van de ontdeltcnis, welke zo duidelijk aen mij te zien wai.
EMILIA.
Nu, waerde Broeder ! deze zucht ! — kunt gij dien ook aen natuurlijke oorzaeken toefchrijven?
Ik meende reeds derk genoeg gewapend te zijn, tegen geesten en fpooken , die meestal in hetnbsp;dweepzuchtig brein , en vreesachtig hart hun bedaeanbsp;hebben. Doch thands dget mijn oordeel — ik bepaal niets.
11
^OONEELSP^L.
Mevr. DE MENON.
Ik wenschtc na dit alles echter, dat het de Mar-quize mogt goedvinden , ons van flaepvertrek tc doen veranderen.
EMILIA.
Ja, dat wij hier op aenhoudcn 1 — Helaes! haa veele angsten hebben wij hier reeds doorgeftaen!
fERDINAND.
Mij dunkt, Mevrouw! gij kunt het best, de Mar* quize, ouze moeder, hier over onderhouden. Mennbsp;kent u toch voor eene vrouw, die zich door geennbsp;barsfenfchimmen of ijdele droomen laet vcrfchrik*nbsp;ken,
Me-jr. DE MENON.
Ik heb de Marquize reeds een ander verblijf verzocht, doch ik werd trotsch afgewezen. Men verweet mi), dat ik Emilia in het bijgeloof ftijfde; al onze angst werd befpottelijk gemaekt, en de verzochte ruiling volllrekt van de hand geweezen.
EMILIA
Ach, waerde broeder! gij zelf weet nu, dat niet alles verbeelding of bijgeloof is. Spreek gij zelfnbsp;den Marquis — hij bemint u , eq zal met meer be*nbsp;daerdheid u hooren.
FERDINAND.
Hij bemint mij — helaes! weleer mogt ik dit waenen — macr fints hij mij bij ’t helfche fakkellicht ontdekte , daer ik Julia en mijn boezemvriendnbsp;bchulpzaem was, is deze liefde in haet verkeerd.nbsp;Een vader, die zijnep zoon bemint, doet bem niet
wil-
-ocr page 24-¦willekeurig in eencn kerker zuchten, 'waerin ik zoo veele bange dagen heb doorgtbragt.
EMILIA.
’t Zij zoo, lieve Ferdinand! hij Zal toch uwe woorden meer geloof geven, dan de onze. Al on.nbsp;ze verzekeringen houdt hij voor oudwijffche beu-zelingen.
FERDrNAND.
Stil — ik hoor de ftem vaa den Marquis. — Ver-wijder u van hier, mijne waerde! — Ik zal uw ijverige advocaec zijn, fchoon ik vrees dat allesnbsp;nutteloos zal wezen. — De Marquis Hemt zeldennbsp;iets toe, ’t geen zijne gemaelin geweigerd heeft. —nbsp;Verwijder u — hij nadert.
Hij geleidt baar ter linkerzijde linnen^ terwijl de Marquis aen den rechterkantnbsp;intreedt.
de MAR.lt;iUIS, FERDINAND,
DE MARQUIS, eenigzins nors,
Wat hebt gij toe'i in de kamer van uwe zuster te verrichten?
FERDINAND.
Uwe genade vergeeve — zij heeft mij daer op ’t oogenblik verlaeten, en ik wilde bij u mijne op-wachting gaen,maeken.
DE
-ocr page 25-TO ONEELSPBL.
DE MARQUIS.
Uit achting ? Ferdinand ! of uit gewoonte t FERDINAND, bedremmeld.
Uit achting, mijn.Vader!
DE MARQUIS.
Uw toon verraedt u — Ferdinand! waerom zijt gij mijn zoon niet meer?
FERDINAND, ecnigzins koel.
Ben ik dan uw zoon niet? mijn Heer!
DE MARQUIS, hitter.
Onedele! (^Idij ‘tuil vertrekken.') Hebt gij mij iets meer dan goeden morgen te zeggen?
FERDINAND.
Ja , uwe genade ! . . . .
D E M A R Q U I S.
Geen genade — fints wanneer beval ik u, mij dus te noemen?
FERDINAND.
Mijne Zusteren Mevrouw Menon hebben mij verzocht , u , voor haer , een ander vertrek te vraegen.
DE MARQUIS.
Waerom vraegen zij dit zelf niet? — Is dan deze kamer niet goed?
FERDINAND.
Zij hebben reeds verfcheiden nachten achtereen ...;
DE MARQUIS.
Hoe nu! — Ik hoop niet dat gij u ook beuze. lingen hebt laeten vertellen ? zult gij ook met fpook*nbsp;historiën ten voorfchijn komen ?
r ER-
-ocr page 26-FERDINAND.
Vérgeef tiiij, mijn Heer! ik wil mét beüzeliii* gea u niet lastig vallen; ik geloove, ’t is iets vatinbsp;telang. Mevrouw de Menon'^n Emilia zijn reedsnbsp;Verfcheiden nachten beangst. Zij hooren, wanneernbsp;alles op ‘t Kasteel in. diepe rust is, onder zich;nbsp;in de onbewdonde vertrekken, ecnige deuren zeernbsp;duidelijk open • en toedoen — nog meer — zij hooren onderfcheiden iemand door deze vertrekkennbsp;heengaen, — Dit moet, bij het geen men te voorertnbsp;gezien heeft, te weeten het licht, en eene gedaen-te, die in *t holfte van den nacht Uit de toorndeurnbsp;trad, noodwendig hen beangstigen.
DE JïARQüls, ontsvredeti.
Schaenl u, aen zulke dwacze vertellingen gehoor te geeven. Het fchijnfel van de maen * de fcha.nbsp;duw van een bewoogen boomtak weet het zwaknbsp;vrouwlijk vernuft in een lantaerndraegend verfchijn-fel te hervormen — zwaere deuren, door den tochtnbsp;bewogen, heet open - en toedoen, de beweeging vattnbsp;een rat, zal de gang van een mensch genoemd worden. Al de verfchijnfelen, welke hier fints éeni.nbsp;gen tijd vernomen zijn, zijn loutere droomerijënjnbsp;die op de ziel van eene vrouw diepen indruk mae»nbsp;ken, doch waerboven het vaste zenuuwgeftel vartnbsp;een man dient verheven te zijn. — Verwijfde! beantwoordt gij dus aen uwe opvoeding? — moet iknbsp;dan geftaedig worden lastig gevallen mee de hers-fenlooze vertellingen , door een vreesachtig wijfnbsp;verzonnen? — Ga, leer eerst goed denken, eer
gij
-ocr page 27-gij u onderwindt de voorfpraek van anderen bij mij te zijn.
Ferdinand.
Verfchoon mijne vrijmoedigheid, mijn Heer! *t 2ijn voorzeker geen fprookjens, door wijven mijnbsp;voorgepraet. Ik zou het even min a's gij geloovetinbsp;kunnen, zo ik zelf het niet gehoord had.
DE MARQUIS,» onvergenoegd,
Gij zelf gehoord? — Vervoert dus verre u eene laffe vrees ?
FERDINAND.
Gij kent mij, mijn Heer! te vreezen, was nooit mijn zwak. — Ik heb bedaerd bij mijne zuster gezeten — ik zelf heb een mensch, een mensch, mijnnbsp;Heer! door het vertrek hooren gaen , ’t welk gijnbsp;weet, dat anders door niemand bezocht Wordt. —nbsp;Angst noch vrees vonden hier bij in mij plaets,nbsp;en ik zou zelfs hier over niet gefproken hebben»nbsp;zo ik de aekelige gevolgen der fchrikken in-fitsHfanbsp;en Mevrouw de Menon niet duidelijk voorzag. ~ Ne.tnbsp;drig verzoek ik u dus, dat haer een ander vertreknbsp;worde toegeftaen ; de geduurig vernieuwde angstnbsp;kan hunne gezondheid niet dan zesr nadeelig wezen.
de marquis, na in diepe gepeinzen verzon-ken ge-jjtest. te zijn, Ferdinandde hand vattende.
Ferdinand! gij noopt mij thands tot iets, ’t geen. ik met weerzin doe,
Jiij fluit zorgvuldig al de deuren,, ’/ wzlki
Fer»
-ocr page 28-Ï6 DE MARQUIZE VAN MAZZINl.
Ferdinand met eene zichtbaere verbaesd-heid aenfehouwt.
Ik zal u een geheim ontdekken* een geheim, dat ik z«o zorgvuldig trachtte te bewaeren. Dan,nbsp;zweer mij plegtig, dat dit geheim nimmer uwennbsp;mond ontglippen zal — en vertegenwoordig u al denbsp;gevolgen die een meineed hebben kan.
FERDINAND, levendig.
Uw zoon kon trachten uwe plannen te verijdelen , mijn Heer I maer hij kan niet eerloos, niet meinëedig worden.
DE MARtjuis, zijn degen onthlootende.
Welaen dan , zweer op dit onderpand der eerö.
FERDINAND, met diepCH eerbied zijne vin‘ gers op ’r Jlael leggende, met ten hemelnbsp;gejlaegen oogen.
Gij, rechtvaerdigc Hemel! die ’t fchenden van deft eed wreekt, en den meinëedigen vervolgt' Zie neder! — Zo immer ’t mij te ontdekken geheim mijnen mond ontglipt, daele uwe rechtvaerdige wraeknbsp;verdubbeld op mijnen fehedcl neder.
DE MARQUIS fieekt zijn degen op •, en zet zich.
In de voorige eeuw ontftond er een doodlijks haet, tusfehen het gedacht van Mazzini en Bellanbsp;Campo. — Ons gezach noodzaakte het weldra Sicilië te verlaeten , doch mijn Grootvader achtte zichnbsp;niet veilig tegen de wraek van Hendrik Bella Cüm-fo; hij liet hem door de Banditen, welke in zijnnbsp;dienst befcherraing tegen de wetten zochten, vangen,
-ocr page 29-gen, in een der kamers van den zuidelijken vleugel opfluiten , en hier ftierf hij. Kort na zijnen dood,nbsp;zeide men , dat zich in die vertrekken een gcfpcnscnbsp;liet zien. — Ik verachtte deeds deze vertellingen,nbsp;tot ik zelf eenraacl op eene verfchrikkelijke wijzenbsp;van de waarheid overtuigd werd. — Op een nacht,nbsp;dat alles in ’t Kasteel zich in rust bevond, zag ilcnbsp;een fpook , waer van de er'innering mij nog denbsp;haeiren doet te bergen rijzen. — Sints heb ik ditnbsp;gedeelte van ’t flot zorgvuldig geflooten gehouden.nbsp;Zie daer nu de oorzaek van die ontijdige bewee.nbsp;gingen. V'oor Emilia en Mevrouw Menon zullen andere vertrekken gereed gemaekt worden,nbsp;macr zeg haer, dat dit alleen gefchfedt om haer genoegen te'geeven, geenlints dat ik hier mhde hunvnbsp;ne verhaekn voor waerheid erken. — En nu, Fcr'nbsp;dinand! zijt gedachtig aen uwen eed, tien dubbelnbsp;dacle Gods rechtvaerdige ftraf op u neder, zo Gijnbsp;ooit incinëedig wordt. (^hij •vertrekt.')
r ER. dinand, uit eene ftomme verbeasdheii bijkoomende.
br.
G ij, eeuwige — Goede ! waert mijn befchermè’n-gel in den verloopen nacht — zonder u , zou de fchim van den vermoorden Della Campo , zich opnbsp;den kleinzoon gewrooken hebben, wiens grootvader hem van den zijnen beroofde — Éenc huiveringnbsp;B
-ocr page 30-j8 de MARQU;[ZE van mazzini.
Tieyangt mij ^ ket licht, — die gedaente — dat zuchten — o! dit zuchten was nog eene bede omnbsp;wraek. ~ Zoo ben ik dan de afftammcling vannbsp;een moordenaer •quot; zoo zijn deze muuren bezoedeld met onfchuldig bloed, dat aen ’t naegeflacht,nbsp;om wraek roept —• o Hemel 1 op mij kome het lnbsp;bloed dezes mans niet! — Van daer dat. angftig gekerm, dat mij in mijne gevangenis zoo verbacs.de.nbsp;Hemel! hoe onbegrijpelijk zijn uwe wegen, waernbsp;zal de fchuldige voor u heenen vlieden! waernbsp;zal de misiiau.delde onfchuld ongewroken blijven,nbsp;daer Gij regeert!.,—. (iVtf cen^ kleine tusfehenpoos,')nbsp;Maar hoe, mijn Vader zelf hec.ft epn ontzettendnbsp;fpook gezien, en hij doorkruiste met zijne be,-dienden den gcheejen zuidelijken vle,ugel! — immersnbsp;dit verbaelde mij Peter.
feudinand, peter.
PETER, de: eene deur uitkomende, wil door de andere weder uit gaen, doch wordt door Ferdinand bemerkt.
r E R D I N AND.
H por. PeterJ ho.or eeriiS hier! eirnncrt gij u den nacht nog ,wel, welken gij. met mij i“ mijnen kerker, doorbragt? ~
p É-
-ocr page 31-Too NE !E: L -.SI P E L.-'n
PETE R.
Het is nu vief weken geleden« niet wacr gen»* dige Heeri maer al werd ik duizend jaeren oud,nbsp;zie, ik Zou. dat gekerm niet vergeeten kunnen. Alsnbsp;ik er aen denk waerachtig dan hoor ik ’t nog.nbsp;r t R. D I N A N D.
Gij hebt mij toen zoo veel verwarde dingen ver» teld, maer die ben ik vergeeten.
peter
Wellce dingen, genadige lieer!
feroinamo.
Spooketi,, die gij en uwe kameraeden gezien hebt. peter.
Ha ja, nu weet ik het, .genadige Heer t zie , op een avond, ’t is nu otntrend twee maenden-geleden, dat wij, ik en kobbert. ...
F ERDIN AN.D nbsp;nbsp;nbsp;¦
N een maer goede Petei-'l van de Spooken niet, dat heb ik alles owth .udeii—van dien witten geestnbsp;zonder hoofd, en dien grooten aep, nietiwaêr? .i
p B T t R
Juist, genadige HeerJ ja, dat hebt gij alles wel onthouden.
FERDINAND. nbsp;nbsp;nbsp;¦
Maer gij verhaeldet mij toen ook , dat mij» vader u, al de gefloten kamers had -dóen ziea tis dat zoo niet ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ •
F E T B R.
Wis en waerachtig! en dit maekte mij bang ge» aoeg. — Wij vertelden bem ter goeder trouw , wat
wij gezien hadden, macr, o je 1 toen moesten wij er op af, de genadige Heer ging ons voor , en ofnbsp;wij wilden of niet, wij moesten er ook in. Hetnbsp;was er zoo donker, zoo donker —ja, in de Helnbsp;kan het zóó donker niet zijn. Kelbert liep voornbsp;uit met dc Flambouw , en zoo liepen wij zael in ,nbsp;zael uit, — de Marquis deed niets, dan lagchen,nbsp;Maer eens kwamen wij aen eene groote.ijsfelijkc deur,nbsp;Rohiert ftak er de fleutel in ; maer ja , de kobold wasnbsp;er, en niemand kon de deur open doen. — Uwnbsp;genadige Heer vader trapte er tegen. Macr fut, toennbsp;begon het fpook ook boos te worden , en maektenbsp;een geracs, een gcraes-, genadige Heer! dat ver-fchrikkelijk was. — Wij kwamen langs een anderennbsp;weg er toch binnen , en toen lagen er vcele fteenennbsp;voor de deur die niet open wilde, en dit was nu hetnbsp;fpook, zei de Marquis — maer met uw verlof ge-nadige Heer! dit zijn macr praetjens — de deurnbsp;werd met geweld tegen gehouden, en het geracsnbsp;was veel te groot, dan dat.....
FERDINAND.
¦.c.J», nn erïnner ik het mij Peter! ik bedank n PETER.
’t Is volkomen tot uw dienst , genaedige Heer! Maar: yt moet u toch nog wat zeggen. Pintent, hiernbsp;van zult gij wel gehoord hebben.
FERDINAND.
Die oude man, die dit jaar geftorven is?
PETER.
DcKlfde , dezelfde» Zie die was ook niet bang,
•f-
-ocr page 33-ei
tooneblspel;
offchoon wij aljen beefden, en Mevrouw de Ideno» ook, en deze is evenwel eene leerwijze Vrouw. Toennbsp;Mejuffer Julia, uwe Zuster, desinachts licht op denbsp;zuidertoorn, en het fpook onder haere venders zagnbsp;doorgaan, was Vincent nergens te vinden; Toennbsp;dachten wij. Vincent fpeelt voor fpook, raaet datnbsp;kan evenwel zoo niet zijn, want hij was lang dood,nbsp;toen de zaeldeur tegen gehouden wsrd, en xle ko«nbsp;boldgeesten zoo een vervaerlijk leven maekten.
F ERD I N A N Di
Ei, Ei Peterl Nu, ik bedank u voor uw v^rhael.
F ETE.R.
’t Gebeurde nog eens op een avond. ....
FERDINAND.
Op een anderen tijd eens Peter ! had gij gcene;be* zigheden waerom gij hier kwaemt?
PETER.
He ja. Ik was ’t zoo vvaer vegeeten, ik moest een boek voor uwe zuster haelen. Zij wacht mij opnbsp;’t voorplein.
FERDINAND.
Nu dan, haest u. Gij moest dit eerder gezegd hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
PETER.
Ja, dat is wel waar, maer ik dacht er niet aan. Ik fpreek zoo gaerne met u, om dat gij zoo vriéndelijk zijc. ^ Maer nu zal ik ook vliegen.
ZE.
-ocr page 34-DE MARQUIZE VAN MAZZim.
F E B Dl N AN D , nbsp;nbsp;nbsp;^
' ¦ • ¦ --,,.0; ¦
en raedfel,- volkomen ten ïAediel. . vMijn Vader ïcli ftecft een verfehrikkelijk 1'pook gezien, tn lag'nbsp;chend. dooriiruist bijrhet gantlche gebeimvolle deelnbsp;vïfl ’t'flot! Vnicent', een ond ina», !VHidt men nic»nbsp;in ’t kyltte van den naclrt- ik erïnn,er,,nuy het ver*nbsp;trouwen dat mijn Vader fteeds in dezen man ftclde ~nbsp;de htieven, die na de lezlnft terftond verbrand wernbsp;den — de fpoed , dien mijn ;-Vadcr maekte om Napels tc.verlaaieh , ten; eiaide dezen man. voor Bijnéanbsp;dood te 1'preeken Een diepzinnig racdzei! u He*nbsp;ineJzijidc omknobiliBg aanbcvooienl —
-ocr page 35-*3
r o o N E E L S P:E L.
Het tooneel verteont tent prachtig verfierde zael; Be kamer van de Mar^uêze, Ma,ria.
De Marquize m aRl a , de Kidder D z VINCINI, op eene fopha.
de ridder.
Ja, Marquizet ik bemin, u voör de eeuwigheid.
MARIA,
Voor een van die gewoone hofëeuwigheden , die duuten tot men genooten heeft.
Dl RIDmSRi
Ach! miskdtii mij toch niet, hemelfche Maria 1 — Het eerfte oogenblik dat ik u in da mis zag, dachtnbsp;ik op God, Godsdienst, kerk, noch plechtigheden.nbsp;Alleen van u was mijne geheelc ziel vervuld, één,nbsp;één wensch bleef mij nu flegts overig, en dezenbsp;was; och mogt die uitneemende fchoonhéid nognbsp;vrij zijn.
MARIA.
Zoo zoudt gij mij gekluifterd hebben, niet waer? zwetzende Ridder
B 4 nbsp;nbsp;nbsp;DS
-ocr page 36-DE R1 DDER.
Ja, maer dit kluisteren zou met uwe toeftem-ming gefchied zijn! En, aenbiddelijke Marquize! kent Gij zachter kluisters , dan die Hytneii en Cu-piiki uit rozen gen^even hebben ?
MARIA.
¦ Gij praet recht aertig — Maar, RidderI gij wen.schtet dus in de Mis dat ik nog vrij mogt zijn ... ?
DER IDDER.
Eri dit is de vuurigfie wensch die ik immer gekoesterd heb — dan., helacs 1 wat gevoelde ik, toen ik ’t tegendeel vernam—toen ik hoorde dat de Marquis van Mazzini, de gelukkige was, welke u denbsp;zijne noemen kon.,
MARIA.
En nu, waent gij u dan thands nog ongelukkig, om dat ik de gemalin van den Marquis ben?
D E - R I D D E R.
Door uwe vriendfebap werd mijn ongeluk wel verzacht, maer welk hart, van liefde blaekcnde,nbsp;¦is inêt blote vriendfebap vergenoegd?
MARIA.
Wat vordert gij meeat, daer ik u met zulk eene onderfcheidende achting yerëere.
D E R I D D ER.
Ach! Marqmzel wat. kan ik wenfehen — (ihatr te voet vallende,^ wederliefde', Marquize! wederliefde vorder ik.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
MARIA.
Wederliefde? Qhem ofriebtendt,') wederliefde van
mij,
-ocr page 37-25
mij» lt;^2 gemaelin van een anderen, wien ik voor ’t altaer zvyoer, eeuwig te zullen beminnen*
DE RIDDER.
Onbedachtzaem, Mevrouwt het beminnen hangt Van onzen willekeur niet af— Hoe kan iemand zwee*nbsp;ren, één, en ook dien één -flegts te zuilen beminnen?nbsp;— vi'at noodzaekt u een eed, a4'elegd in handen vannbsp;eenen koeien Priester? dat het.dom, bevooroordeeldnbsp;gemeen zich aen die belofte houde — wij zijn bovennbsp;het vooroordeel. ’i Geen ik heden nog niet zag, kannbsp;ik morgen vuurig beminnen, en zou dan een verdrag, onbezonnen aangegaen , mij beletten kunnen,nbsp;zulk een voorwerp te aonbidden?
MARIA. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
ütve ftellingcn zijn zeer gevaerlijk, en geven weinig hoop, dat gij ooit een getrouw rainnaer zijn zult.
D E R I D D E R.
o! AI deze ftellingcn komen tc onpas, wanneet men u bemint.
M A R l A.
Zeer verpligt, maer gij weet, ik maek van koude complimenten niet veel werk.
DE RIDDER.
Gij fijt weinig met u zelve of met uwe fchoonheid bekend, zo gij dit als een compliment opvat.
Maria
De Minnaers vlijen — noemen ons engeliichtig _ Goddelijk — Verheffen onze fchoonheid •— roemennbsp;ons goed hart — en wat niet al ? doch zoo dranbsp;hebben zij het vogeltjen, ’t welk zij met fclioonnbsp;B 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fiuu
-ocr page 38-fluiten in hunne netten lokten» en waeröm aij zich zoo veel moeite gaven, niet gevangen, of hunnenbsp;achting voor ’t zelve verflaeutvt — hunne liefde ver.nbsp;koelt, en de erïnncring van zich zoo veel moeitenbsp;te hebben gegeven , wordt hen zelf haetelijk.
PEH.1DPER.
Ach Marquize ! fpreek niet zoo algemeen. — Gij grieft mij met uwe ongegronde achterdocht. — Zounbsp;de erïnneriitg van alles aengevvencl te hebben oranbsp;de liefde van een Marquize de Mazzini te verwerven, ooit haetelijk kunnen zijn? — ja, wanneernbsp;de zon daistèrnis verwekte , en ....
M R I A.
Niet te hoogdraevend, Heer Ridder! Gij kendet WpjiMitus, den Gracf van Vereza, een jonglingnbsp;wiens feboone en mannelijke geftaite zoo veel-ver-mogt — wiens oog niets dan edelmoedigheid aen-toende ^ een jongling, wacrin zich al de fchoonhe-den der Natuur fchcenen verzameld te hebben —nbsp;kendet gij dien, de Vincini?
DE RIDDER.
Ik kende hem. Mevrouw! en het is hem geen geringe eer , door den mond van Maria de Velornonbsp;geprezen te worden.
M AR I A.
Hoe veel moeite heeft deze niet aengewend, om mijne achting te verkrijgen , om mij aen hem over-tegeven — en hoe fehandetijk trouwloos vergat hijnbsp;zelf de gewoone pligtplcgingen omtreud mij, zoodranbsp;hij Julia gezien had!
D E
-ocr page 39-D E k 1 B D E R. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
Aeh, Mevrouw! offclioan gij ook irog duizekJ voorbeekféó koirdet aeiivoercn, waercoe zonden zi]nbsp;dientn ? offélioon de algemétne regel zt-uk: adenbsp;jdngèHngén ztjn trouwloos — is er dan ééne. regelnbsp;Zondér-ültzondering — en ik bezweer het' u-v'^aen.nbsp;biddeltjke Marquize! ik zal die nirzonderlrrg zijn.
M'Ak'iR.- hem léder hij 4e hand riestiieinde, ¦ Tor hoe lang? Ridder!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,¦¦¦ •
DE RiDirÉk, haere Vand i'fiurig kusfehende., ¦ Eeuwig , eeuwig , 'aenbiüdeiijke vrouw 1
. nbsp;nbsp;nbsp;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;M-Ak'lA;'
Nu dan, ieér gij mij hêf wantro'Uwen ik'te* geti iili'e j-öngeiingen vder, ‘afl'éggèn.
¦ • - • nbsp;nbsp;nbsp;D K k I i) Ö'E R. .
O', Gij'¦zult zien', 'dat ik'Uw vertrouwen quot; dubbel rerdierr. 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
¦ nbsp;nbsp;nbsp;tii ATLl A , /éhielijk emziendsvnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en ¦
Stil! — ik htTor ieïiMttd — i^x. de Mènm oa» niet weder verrasfe -— heden avond wacht ik u bijnbsp;den kodpei — tem segtn auren
DE RiDUER, 'hccr vuurig omhelzende. ¦Vaerwcli beminnelijke Maria!
Hij vertrekt door cene binnendeur.
Be Marqnize maR-IA, alleen.
G'j' hebt mi] ééns verrast, haetelijke de Meaon! doch dit z»l uwen val bewerken; gij wacht miS'
fcliien
-ocr page 40-s8 DE MARQUIZE van MAZZINI.
fchienflegts op eene gunstige gelegenheid, om mij bij den Marquis te ontmaskeren, macr deze gelegenheid zult gij toch niet vinden. Uwe deugd is eennbsp;doorn in mijn oog, en uw doorzicht vergalt al mijnenbsp;genoegens. Weg, weg met zulke afbapgelingen! —nbsp;Ik, die door mijnen gemacl zelf, mij op eep gevoel-lopzen Hippolitus kon wrccken. Ik, die door mijnen gemael, in cene hactclijke dochtereene gevaerlijke medeniiniiaercs kon afhandig macken.— Ik,nbsp;wellvC haer, tot fitaf van mij , een fchqon jongelingnbsp;onttroond te hebben, in ballingfchap , of in de armen van eenen Luovo zal doen zuchten, ik kannbsp;ook eene haetelijke Gouvernante van gehaette dochters van mij v'crvvijderen — of — verijdeld men on-gellraft de plannen van eene Napclfche Vrouw 1 —nbsp;pf, heb ik mij te vergecfsch dien invloed op ’tnbsp;hart van mijnen gemaci verworven, dat bij vannbsp;mijne wenken afhangt, fchoon hij zich de onafhang-lijkhcid zelve waest. — Men komt.
De Marquise maria, de MARtjUI*.
MARIA, treedt vriéndelijk naer hem toe, en omhelst hem minzuem.
M ijn waërde GemacU
DE 'MARtiUis, haer viiurig omhelzende. Aenbiddeiijke Maria i eiken dag vermeerdert uwe
te-
-ocr page 41-TOON EELSPE
tederheid, en doet mijn hart meer en meer voor u ontgloeijen.
MARIA, TeJsr.
Genieten n-ij ook niet het genoegelijkst leven , dat in een huwelijk op aerdc ooit gevonden wordt,nbsp;o Marquis ! kenden alle nienfchen dit genoegen,nbsp;dat ons den Engelen doet evenaeren ; hoe angstvallig zouden zij het zoeken — hoe naeuwgezet hetzclv»nbsp;bewaeren ? — doch vooroordeel, verpestende weelde, en menfchenvernielende gewoonte, heeft dennbsp;genoegelijkften ftaet des levens, voor bijna allen,nbsp;tot den verveelcndflen gemackt.
D E M A R Q U I S.
Uwe denkwijze verrukt mij meer en meer, fchoo* ne vrouw I Macr hoe vcelen zoeken vruchteloosnbsp;genoegen in den Echt, daer zij geen wedergaê vao'nbsp;Maria de- Fclorno vinden kunnen ?
MARIA.
Gij vleit mij , mijn waerde! — acn hoe vecle zwakheden, aen hoe veele gebreken ben ik nognbsp;vast? ...
DE MARQUIS.
Ach! gij oordeelt te hard over u zelve. — Welke zijn die zwakheden of gebreken? — te kleen, omnbsp;zelfs door ’t fcherpziend oog des Nijds ontdekt tenbsp;worden. — Maria! mogten flegts mijne dochtersnbsp;eene flaeuwe trek van uwe deugd hebben, zij zouden volmaekten zijn onder de Napellche Schooncn.
MARIA.
Deze geheele oord, mija dierbaere! was bekwaem
om
-ocr page 42-ga. DE J\1 ARQUIZE VAN MAZZINI.
om hser tot volmaekte fchepfols tc vormen. — !)«• ftiile ecDzaemlieid alleen gefcliikt om heure zwak*nbsp;ke zielen een verkeven denkbeeW van haere be-intepreineu die ftliooiic landtooneeleii,nbsp;de onöpgermukte naniur , kou Iiacr , verwijderd vannbsp;eeoe ijdielc vvacrcld, niets dan wacre deugd,geleerdnbsp;hebben, hadden zij (legts .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.... dan , vergeef
het m.)j 5 ’t was uwe keuze.
J nbsp;nbsp;nbsp;D F. M A R o U l S.
¦ {ipreek, fpreek , waer.de Maria!
, nbsp;nbsp;nbsp;j, •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, isi A RIA. :
Gij vergunt het mij ^ welacn Hadden zij flegts eene leidsvrouw gehad, die van dit alles een beternbsp;gebruik gemaekt bad , die haere vermogé.na- ednenbsp;betere leiding Iiad kunnen geven. — Ik kenne Mevrouw de AU’iofi voor. eene braeve, zedige vrouw —nbsp;inaer te bcvooröorde. ld — te zeer gehecht aen denkbeelden , die acn eene zekere dweepzucht haer be-ftaeii te wijten hebben.. En, vergeef'het nü},'mijnnbsp;waerde' gij hebt ook eenigzins deel aen de feilen,nbsp;die in de opvoeding uwer dochtcren plaets hebben.
D Br w A R Q ü I S.
, Ik?'—.hoe kan dii zijn?- mijne geliefde! '
M AP 1 A- :
Gij ?ijt een weinig te toegeevend, en:, hoewel dit a'nderzins eene deugd zij-, is zij vvraekbaer in denbsp;Opvoeding,.. Gij ftoudt nog heden morgen, toe, datnbsp;Rinilia een andeie kamer zou bewoonen.
DE WA.P.aJUIS.
: Zij droDgeni hier zeer dlcrk .op aen, dewijl zij
zich
-ocr page 43-T o o N E E L S P B If.
zieli verbeelden bij, nacht eenig gcdruisch te hoor ren, ’t welk zij fpooken noemen. Hserp verheel»nbsp;dingskracht en zwakheid van ziel doen haer vannbsp;natuurlijke bewecgingen , vcrfchrikkelijke denkbeel»nbsp;den vormen. — Een ander verblijf toe te ftaen,nbsp;kwam mij voor, eene geringe zaek te zijn.
MARIA.
'i Is waer, ’t is eene geringe zaek, waei'örotrend mea in alle gevallen toegevendheid gebruiken moet,nbsp;behalven in dit. Immers dat gij, een man , begaafd met die kundigheden , en fterkte van ziel,nbsp;dit toeftond , moet noodwendig haere bijgeloovig-heid vermeerderen hacr voor heur eigen fchadusvnbsp;doen beven, en voor een louter. niets doen vlug-ten, — Gij weet, dierbaere Gemael! welke dwaes»nbsp;heden men ons heeft voorgepraet van geesten, dienbsp;op dit Kasteel,hun verblijf houden, en ziet hierinnbsp;duidelijk hoe de bijgeloovigheid, niet alleen in ’tnbsp;hart van Emilia, maer zelf in de bedienden reedsnbsp;geworteld is, en wie kan dezelve gezaeid hebben,nbsp;dan zij, nen wie de opvoeding uwer dochteren wa»nbsp;toevertrouvvd '•
DeMAai^uis.
IJwe fchranderhoid doet.mij thands dingen zien* aen welke ik nimmer gedacht heb. ’t Is waer , aennbsp;niemand dan Mevrouw,jfe Menon kan het geweetcitnbsp;worden, dat Emilia deze ongerijmde vrees voedt,'nbsp;maer wat zal ik , ...
MARIA.
Gij. verneedart u -mij raed te.yraegen? lt;ivrlevde-i
lijk.)
-ocr page 44-lijk. ) Marquis ! Gij maelct mij trotsch op de geringe wacrde , welke ik bezit. Mevrouw lie Alenon heeftnbsp;zeker niets met een kwacd oogmerk gedaen , ik geloo-ve het tegendeel. Evenwel — dat men met het bestenbsp;oogmerk gevaerlijk zijn kan, leert meer, dan alleennbsp;het bijgeloof van limilia. Ik bid u, wat kan oor-zaek zijn van dc buiteiifpoorige handelwijze van uwenbsp;? verfclioon mij deze vraeg —zij heeft reedsnbsp;lang mijne gedachten onleedig gehouden,
DE MAitQurs.
Ook de mijne, Mevrouw! Het is een onweerlcg-baer bewijs van eene verwaarloosde opvoeding, dat een meisjen , welke flegts drie weaken een man gekend heeft, zich in zijne armen werpt, en alles,nbsp;wat haer acn’t hart ligt, vaerenlaet, om hem te volgen. Ik zal bij de eerfle gelegenheid Mevrouw denbsp;Menon hier over ernstig onderhouden.
MARIA.
Er is zeer veel, mijn wacfde! waarmede zij zich kan veföntfchuldigen. Een gistend temperament —nbsp;eene ziel, welke door alle uiterlijkheden op’t hevigst getroffen wordt — ligtzinnigheid — deze allennbsp;bezit “Julia van de Natuur. Dan, wat is het wérknbsp;van eene leidsvrouw? — Men moet deze gebrekennbsp;de behoorlijke leiding weeten te geeveu , op dat zenbsp;zelfs in deugden veranderen. Dit is verzuimd —nbsp;Welligt was Mevrouw de Menon te weinig oplettendnbsp;op de boeken , die door haer-e voedilctling gelezennbsp;werden — maekte haer misfehien te bekend met heu-re fchoanheid , waet door de cenZacraheid , die
haer
-ocr page 45-33
T 0 0 N E E-L S P £ -Li-a.
hier tot dille deugden opgeleid moest hebben i gelegenheid gaf, heure overleggingen gaende te houden , hoe Zij eenmael ’t best veroveringen op ’t manlijk hart zou kunnen niaeken. — O heugt hetnbsp;^lal, waeröp zij 'Uiet Hif.politus van Vtrcza zoo verleidelijk heröin fprong. — U heugt het concert,nbsp;waeröp zij de verleidelijkde tooneU uit het-pianonbsp;forte wist te haelen, en haere wellustige dem hetnbsp;hart der Jongelingen deed kloppen, Wie verwachtte dit alles van een dil opgevoed landmeisjen,nbsp;dat alleen natuur kennen moest? — En aen. dezénbsp;rampzalige kundigheden heeft Ftrdinajid de P'ijfdtinbsp;Marquis van Mazzini , het echter cc Wijten , dat zijnenbsp;plannen verijdeld zijn — dat een Hippolilus varinbsp;Vcreza, aen eenen Hertog van Luevo wordt voorgéinbsp;trokken.
DE MARlt;ldIS.
’t Is waer beminnelijke Maria! Gij hebt mij dd fchillen van de oogen doen vallen.
MARIA, zeer vriendelijk,
Maer nu wordt het uwe zaek, aen u daet'het thands te verbeetercn , ’t geen verdorven is. Zij isnbsp;uwe dochter. Marquis! Gij zult haer moeten verantwoorden. Hoe! zou de Marquis van Mazzininbsp;draifeloos keten teleurdellen ? Het is uw belang,nbsp;mijn waerJe! de daeving van uw gezach vordert ce«nbsp;ne vcrbindtenis van uwe dochter met den Hertog, ‘^ulidnbsp;moet gezocht—moet gevonden worden; alles moet aennbsp;deze hoofdzaek ondergefchikt zijn, onvermoeide ijvernbsp;doet aen geen goeden uitkomst twijfelen. Julia isver-Cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ia«gt;
-ocr page 46-heten — zij mist haere beide fteunfels, Hrppolitus ontzield, en beur broeder onder uwe oogen — waernbsp;kan zij voor u vlugten ? Ferdinand! de gcheelenbsp;wacreld moet zien, dat niemand u, noch als Va*nbsp;¦deri' noch als Marquis ftraiFeloos hoonen kan.
DEMARQUIS.
En bij den Hemel! dat zal zij zien. — Ik zal mij bij den Hertog voegen , en het verbergende fchuil-hoekjen in Sicilië blijve niet ondoorzocht.
EEN BEDIENDE.
De Hertog komt, genadige Heer! (^Hij vertrekt.)
DE MAR Q,ü I f.
Zien wij, of onze poogingen gelukt zijn. (^Haer omhelzende. ) Maria! uw gefprek is mij dierbaer.
He Marqiilze maria, alleen , den Marquis glimlagchend nagezien hehhénde.
Gij zijt onafhanglijk Marquis! —Gecne vrouw zal u dwingen kunnen, ó! Mijne fexe verftond de kunstnbsp;niet , om het uitgebreidst gezach over haere mannennbsp;te voeren. — Men moei onderworpen zijn en de onderwerping is het drootjen, waermede men hen geleiden kan, werwaerds men hen begeert te zien.nbsp;Eén gefprek doet mij grooter overwinning op mijnenbsp;vijanden behaelen, dan de veldflagen van eenen Hannibal. — (_S champ er.) Gij zult gerust dit huis be-woonen blijven, Mevrouw de Menen ! — Gij zult om-
trend
-ocr page 47-SS
trend mijn gedrag nog veele ondekkingen doen kunnen — Ja , gehaete! uwe vijandin flaept niet. —
De Marquiz! MARIA, de Hertog VAN LUOYO'j DE MARQUIS.
MARIA, den Hertog ‘Vriéndelijk te gemoet treedende.
D ievverf welkom op *t flot! Genadige Hertog!
DE HERTOG.
Waer ik vecle genoegens zou kunnen fmaeken , zO de mislukking van mijne poogingen mij niet allesnbsp;Vergalde.
DE MARQUIS.
Zo hebt gij dan geheel niets van mijne weerbarst!, ge dochter ontdekt? —
DE HERTOG.
Mislukking , fehandelijke teleurftcllingen zijn het loon van onvermoeid zoeken. Moest ik in mijnenbsp;Voorige nafpeuringen door de woeste ftreeken vannbsp;het eenzaem Sicilië omgeleid worden, om mij doornbsp;ten pacr vreemdelingen te doen bedriegen , nu moestnbsp;mij een vrouwlijk wezen, of liever een fpook in dienbsp;gedaente, op de rotfen en de bergen doen ronddwalen , om een niets te vinden.
DE MARQUIS.
Hoe! gij zaegt weder een vrouwlijk wezen? vet. klaer u nader Hertog.
Ca nbsp;nbsp;nbsp;D *
-ocr page 48-DE HERTOG, misHoegd.
Ja I verklaer u nader. Wat k»n ik mij nader ver-klaercn. Een jong fchoon meisjen zweeft over de toppen der bergen, en fnelt de paerden haerer vervolgers vooruit — verdw jnt voor onze oogen. — Bc-foovert daerna elk, door een gezang , waerbij denbsp;toonen der Sijicenen wanluidend zijn—merkt naeuwnbsp;mcnfclicn rondom zich, of zij vliedt, als gedraegeiinbsp;op dc vleugelen der wind, over oe rotfen , en ont-Heelt ons gezang en fchoonheid.
DE M a R o u I s.
Wie anders dan Julia kan deze geweest zijn, die op dc minste bevvceging van menfehen vliedt ?
DE HERTOG.
Of haer geest. — Befpot mij niet. Marquis! — Welkeen ligliaemlijk wezen bezit de fnelbeid, dienbsp;deze vrouwelijke gedaente betoonde te hebban?nbsp;Kaeuwlijks zien wij hacr vlugten , of rennen haernbsp;fpoorflags na , zij verdwijnt , en oogenblikkelijknbsp;zien wij hacr achter ons over de bergen zweeven;nbsp;geduurende drie dagen zien wij hater fteeds voor ons,nbsp;en vinden haer nergens.— (^Misnoegd') Marquis 1 denbsp;Hertog van Litavo wil niet te leur gefteU zijn.
Dit vuurt mij liiccr aen, dan de liefde voor eene deern, die zich zoo verre vcrgcetcn heefi.
MAR IA.
Hier fpreekt uw hart niet , genadige Hertog! Julia kon feilen hebben, maer Julia verdient echter geheel de liefde vau een man , als dc Hertog is.
g
li
U
zlt;
n:
ft
I
-ocr page 49-%T
B E H E R T Ö C.
't Is w»er, voorbeeldeiooze Marquize ! Ik hack nicer dan te vooren naer heur bezit, de hinderpae-Icn , die tnij-ontmoetten, zetten' mijne liefde meernbsp;krachten bij —-echter, fchoon ik geheel op denbsp;deugd uwer dochter vertrouw, dd liefde, die zijnbsp;cciicn anderen toed'raegt, is mij zeer bitter.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.a
DE M A R Q U I S. ¦' ' nbsp;nbsp;nbsp;,
Gij bemint baer en begeert ze töT uwe gemaeiirif ' D E H E R T o o.
Niet is mij te dierbaer , om het voor haer bezit op-letilFeren. nbsp;nbsp;nbsp;¦ e.
DE MAKQtriS.
Zoo zal zi] de uwe zijn, zo flegts de Hemel haer en mij het leven fpaert. — Maer, Hertog I gij hadtnbsp;zoo veelc bedienden die u vergezelden; waeröm,nbsp;ik twijfel niet aea uwe oprechtheid, verre zij ditnbsp;Van mij , doch, waeröm niet her - en dervvaerds wachten uitgezet , zoo kon dat vrouwlijk fchepfel , ’tnbsp;geen gij, ontwijfelbaer ten onrechte, een fpook noemt,nbsp;u niet ontkomen zijn.
DE Hertog, trotseb.
Marquis! — maekt gij nog fchaniperc aenmerkin-gen, even als of ’t aen mij haeperde, dat ons buuw-lijk niet reedi voltrokken is ? Hadt gij op de daeden Uwer kinderen een weinig meer acht gegeven, zijnbsp;Zou met den Graef van Vereza geen vlugc ondernoinbsp;Wen hebben. Hadt gij meer vertrouwen in mij ge-fteld, en mij niet dubbelhartig behandeld, gij hadtnbsp;Csnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;haer
-ocr page 50-3». de.MARQUIZE vxff MAZZItJl.
haer dan in geen kerker behoeven te fluiten , waei^ uit zij echter zoo ligt ontkomen kon./nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘
QE .M A H[ Qü I s , even trotich.
Hertog! zo gij volgens affpraek. , . . .
MARIA , titsfcben beid^ treedende.
[: Ik fmeok u, mijn Heeren! — Dat toch geen ondepi linge twist eene zaek van dit gewicht vejderve 5. Ge^nbsp;nadige Hertog! wat’vermag een meisjen niet, omnbsp;zelf het waekzaemst oog cens Vadera te verblinden ?nbsp;Marquis! dierbaars ,gemael! Hoe veelc bedektenbsp;wegen zijn er niet, langs welk- een weerbarflig kindnbsp;de oplcttendfte wachten voorbij fluipen kan! verbindtnbsp;U mijn Heeren I verbindt u , om een beledigden va.nbsp;der en verachten minnacr te wreekep, (Dcnbsp;van den Hertog en den Marquis in .ef.t leggende (,tinbsp;beide teder aenziende.') Verbindt ul —nbsp;BEHERTOG.
Wat vermag zulk eene fchooae middelaeres niet?
DE aiARQUis.
Waertoe ook thans twist ? Hertog! wij waren fteeds boezemvrienden, dat wij die blijven! — ver'nbsp;bonden alles in ’t werk ftellen , om n eene fchoonenbsp;jniunaeres, mij een misleid kind weder te geven.
DE Hertog, hem de hand biedende.
Welaen! verbinden wij ons — zweeren wij, niet te zullen rusten voor gevonden -r- en gewrooken tenbsp;hebben.
DE marquis, hem de hand vattende.
Niminer drukke, zelfs in de angüige oogenblik'
T O O N E. -El L S P E Z.’ nbsp;nbsp;nbsp;39
ken des doods, deze hand, dic eens vnends, zo ik iets verzuime.
D E H E e..t^o g.,
Eh geene aerde bedekke mijn lijk, zo ik ruste, voor ik u gewrooken hc.b,
MARIA.
Kom, genadige Hertog! verban voor eenige da* gen het gevoel van teleurftelliiig — zijt bij uwenbsp;dierbacrfte vrienden opgeruimd |nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ,
DE HERTOG.
Gacrne, zoo veel in mijn.yermoogen is. — Maer, vcrfchoon mij, ik ben heden zeer vermoeid.
.. MA'R IA-
Dat wij dan te zamen in het grot, bij de groote^wa* tcrval eenige verfrisfing neemen. Zelfs in de heet-lle zomerdagen ademt men daer lente in.
DE HERTOG.
Wie kan weigeren, als zulk een fchooue •-mond ons nodigt.
DE MAR lt;^ü I S.
En vooral a!s deeze uitnoodiging welmeenend, niet llcgts uit hoflijkheid gefchicdt.
Dc Hertog biedt Maria de hand, aen de deur ontmoet hen de Ridder denbsp;Vincini,
ZES.
-ocr page 52-t« ; PE MARQUrZE VAif MAZZINf,
De Kidder de yincini, de vooricen»
PERIODE ft.
V érfchoon mijne ftoutheid, ik floor u misfcliiens M A R I A e» D E M A R Q U l S .
In ’t minst niet.
D E R I D D E R.
,Ik vernam., dat mijn Vriend, de Hertog,was aengSi komen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n
DE MARfJUilS.
Wij: Willen u niet hinderen.
MARIA, tegen den Hertog.
Wij wachten u, genadige. Hertog !
f)e Hertog Tan l v OV o , de Kidder de y I n c i N
r.
PE RIDDER.
H ebt gij niets gevonden ? Hertog !
DE HER TOS.
Niets de Vincini! God weet waer zij zich ophoudt. Zo mijn belang ’i niet vorderde, ik zou haer vror-lijk vaerwel zeggen; doch gij weet, Ferdinand ienbsp;Vijfde heeft veel yermpogen aeri ’t hof, ?n mijnenbsp;gaeken, . , , ,
DE
-ocr page 53-T o o N E E L S P E L.
D E R I DD ER..
Ik begrijp u — maer er is er nog eene — Julia , zult gij zeker toch even flerk beminnen als Emilia,nbsp;cn beide voldoen aen uw oogmerk.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
D E H E R T o G. nbsp;nbsp;nbsp;.h .1.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .
Onder ons. Ridder! Bicolt Emilia een minnaer, die de Marquize kon behaegennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;neelii :/'Z
0£ RID.DERi- i. gt; nbsp;nbsp;nbsp;;
Hoe moet ik u verftaen 1 nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
DE HERTOOï-, ¦: nbsp;nbsp;nbsp;-.i .
Naer de letter. Zie mij cens aen deVineini! wij zijn broeders, ik durf u hoven alles: i.etst-vertïou-wcn. Maer, oordeelt gij niet^'dat het voor eenenbsp;jonge fehoone Dame ceneUraf is, mijne gemaelin t?
Z'ijn ¦
DERIDDËR.
fn.-'
¦ in
Ik begrijp u volftrekt niet. Hertog 1
D E HERTOG
Dit verwondert mij, daer het toch niet van gisfen-icn is, dat gij mij kent, — Gij weet toch, Wêl.datyiJC piaer éénerleij foort van liefde heb.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j, ,
DERIPOER.
En nu? nbsp;nbsp;nbsp;j re; :
D E HE RT o C.
En deze is alleen om mijn gezach te verbreiden,
DE RIDDER.
Gij bemint Julia toch? nbsp;nbsp;nbsp;; -
DE HERTOG.
Ja, als een middel, om het einde te bereikeö’'~.
C 5 nbsp;nbsp;nbsp;Qnr
-ocr page 54-4*. DB MARQUIZE VAN MAZZINI.
Onder ons, weet gij wel waeröm de Marquizc zoo ten tuinen voordeeleie?
DE It I D D ER.*
Wijl gij beide hiér in overeenkomt, dgt gij naer gezach ftreeft,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. o o ,
¦¦ ai :,ir, nbsp;nbsp;nbsp;d e- HjE RTOO.
Niet alleen. — Gij- kent den Graef van Vintza, Zij wilde gacrne dezen tot haeren miuuaer gemacktnbsp;hebben, doch ongelukkig voor beide — hij verliefde op haere dochter o t .
¦'.V nbsp;nbsp;nbsp;de ridder.
: Gijvzijtïgeheel raedfelachtig. Hertog t
¦i'I'O 'I'! gt;V . nbsp;nbsp;nbsp;D E H E R T o G.
e.'Ifeidieb 'thaiids' geen tijd, want men wacht mij —. ik zal dacröm in drie woorden u de ontknoopingnbsp;geeven , van ’t geen gif een raedfel wilt genoemd hebben. — Ik bén in Napels niet ontbloot van gezach.nbsp;Maria de t'elorno is heerszuchtig en — wellustig. —nbsp;Zijlt;-liet haer oog op Hifpolitus vallen , deeze ver-fmaiedt hacré liefde , en bemint haere dochter—denbsp;haet van den Graef flact over op Julia , en daerom .nbsp;Ridder! moet zij mijne gemaelin worden. — Ik bennbsp;hier volkomen mede te vreden, wijl het mijn ge-zach en egoïsme ftreek. (/fi/ fchudt hem de hand.')nbsp;Ileht gij mij immer nog wel zoo openhartig gezien.
Gij maekt mij geheel verwonderd.
Vaerwel, ik mag mijne vrienden zoo lang niet Ueten wachten.
DE
-ocr page 55-TO O N E E L S f E L, nbsp;nbsp;nbsp;45
D E R I D D E R..
Hel toonul nbsp;nbsp;nbsp;Amnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;poos ledig.
EMILIA, FERDINAND;
EMILIA.
W at deert u! lieve Broeder I
F er uï.'N'a'j; D', misnoegd.
--Eic Hertog vétbcelè quot;zich wellijft dat hij 'ten god is. Wel herat dat hij achter :.de''magt vannbsp;mijnen vader fchuilt ik zou den verfchrikkqlijlt;nbsp;ken Eissl iloen vaüenr e'.
¦ nbsp;nbsp;nbsp;. ¦ ESJI t I A.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
Gij fchijnt geheel vertoornd, waerde Ferdinandt F E Rrn DN A N 0.
Verfchoon mij, mijne waerde zuster ’t-Is waer ik moest mij om hem niet vertoornen, Wat ver*nbsp;dient een vrouwen dwingeland ?
EMILIA.
Zijt gij beleedigdf Broeder!
FERDINAND,
Beleedigd? Ik dacht het dus„ wijl hij mij aen» zag als ware ik zijn zwijnenhoeder — doch iknbsp;vergiste mij. Zo hij mij vriendelijk als een bond»nbsp;genoot hadde gegroet, dan had hij mij beledigdnbsp;ja — dan had hij mij verfchrikkelijk beledigd;
inaer tliands niet —- ’t ftffckt'mij'tot eer een vijand van den Hertog te zijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' jA
'¦ ¦' nbsp;nbsp;nbsp;¦ k m 111A. ¦
Hij fchijnt toch wcderöm vergeeffehe poogingen gedaei}'te'_^,'hei^beA met onze quot;JHi/i op te fpo*ren.
TERDINAKD
Helaes Emilia! Ik vreeis niet, dan te zeer, dat tnen immer hier mede vergeeffehe poogingen zalnbsp;doen. f ü/rf eene fierk aJifMllcpde, doch onderdruk-%e droefheid.') Julia zal ons welligc nooit weer aetj*nbsp;fchouweti.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; t
EMILIA, fchielijk'.
'üo^.Fsrdintfxd!. zij zóu dan jiekcr dood zijn?-» en dit zeidec'.gij; niet eerder. ,
. . n' ,r ERDI N A N.D.’
Ach! waerÖm moest die haetciijice Hertog mij ZOO levendig cene gebcurenis erïsnercn, die mijnbsp;’t hart van een fcheurt.
EMILIA. -
¦Welke ' gdbenrenis ? fpreek toch, lieve Ferdinand!
PEItDINAND.
Niets nieuws , lieve Emilia l dien nacht, dien nood-lottigen nacht, wacrin Hippolitus viel — Julia VEr-gt; dween — en mij in een kerker de gelegenheid be*nbsp;noomen werd, haer bij te ftaen. — 't Is thaudsnbsp;bijna agt weeken, dat zij van elk verlaeten is. —nbsp;Emilia! wat kan van haer geworden zijn — mennbsp;zoekt overal, vriend en vijand, rdemand laet ietsnbsp;onbeproefd, en men vindt haer nergens. Acb! ze,
kcr
-ocr page 57-4?
T o o N E E L S P £ L.
ker rust zij reeds in de armen des doods , waerïa de vertwijfeling haer heeft neergeworpen.
EMILIA.
De deügd , Ferdinand ! is immers fterk genoeg om den mensch tegen vertwijfeling te befchermen?nbsp;— zij moge geftorven zijn, maer, dan is. zij ooknbsp;bij haeren ongelukkig vermoorden Hippoliius, bijnbsp;heure ongelukkige iMoeder.
F E ir D I N A N D.
Kc\\, Emilia ! wat mag van haer geworden zijn —-Daer nadert henr Vtreza ^ Hackt haerc boeijen, door •eene-heerschzuchtige ftiefmoeder om haerc fchulde.nbsp;looze handen geflooten — wij dwaelen , daer huivo'nbsp;ring en angst om onze fehreden waeren, door danbsp;kronkelende gangen wanhoop greep ons reedsnbsp;aen, toen wij de lactlle deureindelijk vonden — achnbsp;hoe klopte onze harten reeds van vreugd! Emiliainbsp;de deur opent zich—daer zien wij den Marquis metnbsp;de zijne , bij het vervloekte fakkellicht. ~ IJippoU-tus wordt neergeftooten, mij overweldigt men, cnnbsp;blijft vcrlacten. Helaes! hoe fterk moet onzenbsp;deugd zijn , zo zij ons in zulke oogenblikken tegennbsp;vertwijfeling zal behoeden.
E MIL Ia.
Ach ja.' zij zal niet meer zijn, mijne lieve Zuster! In den blocij heurcr jaeren gehaet—vervolgd — omgebragt! o God! wat is een mensch! verfchoonnbsp;mij, Ferdiniindi ik moet mijne tracnen den vrijennbsp;loop gunnen.
FEU.
-ocr page 58-%€ BÉ MARQÜIZE VRii MAZZiNi.
FERDiNAffD, geheel aengedaen.
Dat zij vloeijen , beste zuster! Buiten ie iSenon hebt gij thands geene vriendin meer op de wijdenbsp;waereld— de genoegelijke dagen, welke gij hier in denbsp;eenzaemheid genoot, zijn voorbij — zijn voor eeuwig hecncn. — Zij rest reeds, zij die ’t heerlijkstnbsp;beeld en te gelijk de engel was.
EMILIA.
Over wiell komen de traenen die zij weende — •over wien de moord dien men haer pleegde 1
FERDINAND,
Oordeelen wij niet, Emilia! — d4ér ftaat het in het boek des Onbedriegbaeren. — Bedwingen wij ee-ne droefheid, mijne zuster ! die ons niet baten kan ,nbsp;die ons llegts gevaerlijk kan Zijn — onze oudersnbsp;willen niet, dat wij voor ongelukkigen gevoelig zijn.
EMILIA.
De traenen, welke voor zulk cenc waerde zuster vloeijen, kunnen zoo dra niet worden opgedroogd!nbsp;— Ik ontlleel mij, voor eenige oogenblikken aen allernbsp;bijzijn, en wijde mijne traenen aen de treurige aschnbsp;van onze zuster. (^Zij kuscht zijne band en vertrekt,')
FERDINAND, alleen,
w at ben ik thands op de waereld? wien heb ik, wiens oogleden bevochtigd worden als ik fchreij ?nbsp;wien ik deelgenoot van mijn geluk maeken kan? —
Rif-
-ocr page 59-Ntppoliius! rampzalig vriendl met wien ik de dagen mijner kindsheid doorbragt, thands mis ik-u , daer ik uwe opbeuring, uwe onderfteuning ’t meestnbsp;nodig heb — nu gij mij ’t verlies van eene Julianbsp;moest helpen draegen. Welk geluk, welke'vreugdnbsp;fchiet mij thands overig? Met Emilia vaati ik vree-zen te fpreeken, want overal heeft de achterdochtnbsp;wachten gefield — mijn vader haet mij — en zij dienbsp;mijne moeder heet! — ach! waeröm hier niet ianbsp;beide fexe de gewoonte der Malabaren! Is ’t nietnbsp;beter geheel ouderloos te zijn , dan eene naem-moeder te hebben? — o Gij! alziende Hemel! Gijnbsp;gaeft mij eene goede moeder — gij ontnaemt mij
die, en gaeft eene.......Uwe wegen zijn
ftikdonker.
Einde van 't tweede bedrijf.
•s.* DE MARQUIZE TAN MAZZINl.
Het Toonecl vertoO’it de flnepkamcr van den Marqv.it,
zijné
De marquis alleen , teer treurig aen tafel zittende.
Ju 00 ben ik dan wederom alleen, en de angst beneemt mij mijn gerégeld dcnkvcraiogen. . . . Waer-Öm kan ik niet altijd in verflrooijing zijn? waeröm omringt mij met den morgen niet fleeds eene reeksnbsp;van vrienden ? waeröm geleidt eene vermoeide mee-nigte mij niet flaepdronken natr mijn ledikant ? wacr-öm dus niet een gewccten gefmoord, dat ons dsnbsp;eenzaeraheid tot een ijsfelijk gaepende hel maekt? —nbsp;waeröm konden de Pariaenen, als zij hunnen mede-mensch aen den afgod oiïierdcn ? — waeröm de Caniba*nbsp;len, als zij hunne vijanden opiieten , gerust en vrolijknbsp;zijn, daer mij een geringer misdaed de vernietiging bo*nbsp;ven het leven doet ftellen? waeröm heeft eene onzicht-baere hand, dat haetelijk ifts in mij gelegd, dat wijnbsp;g.eweeten noemen *vpflaende.') Ja Marquis!nbsp;vraeg, vermeemgvuldig uwe vraegeu in het onéindi»
-ocr page 61-TOO NEELSPEL.
ge, op geen derzelven gunt men u antwoord. (Ma lt;enrustige heiueegingen over bet tooneel 'wandelende. )nbsp;’t Is waer, ik heb eene d.ied gedaan, voor welkersnbsp;ontdekking ik ridderen moet; Maer; is het daeröm eenenbsp;hiisdaed, welkers erïnnering mij, na vijftien 'jae-ren, nog alle rust beneemt! Ik heb een crijftal weggeworpen , om een diamant weder te vinden — eenê-daegelijkfche Z.o«/ze verftooten, om eene Goddelijkenbsp;Maria de mijne te maeken ; is dit zoo groot eene mis-daed? — Maer — bedriegen wij ons zelven niet»nbsp;C Hij luerpt zich in zijn jloel neder. ) Had ik dienbsp;rampzalige de Bemint van mij verdreven, had iknbsp;haer een dólk door den boezem geftooten — o !nbsp;thands zou ik meer rust genieten. — Maer neen —•nbsp;nog leeft zij! — Vijftien kommervolle jaeren door-tebrengen in een kerker, zonder hoop van immernbsp;het daglicht wéér te aenfehouwen, — Maer Q Na eennbsp;kleine ttisfchenpoos. Driftig.'j ik draeg hier aennbsp;geen fcbuld. — Waeröra roept mij dit de geheelenbsp;fchepping niet toe — waeröm overfchreeuwt zij denbsp;Hem van mijn geweten niet? (^Bitler.)ü, blind noodlot! móet het geweeten worden. Waeröm, za mennbsp;Biet wilde dat ik ftruikclen zou, wierp m«n mijnbsp;eene Maria de Velome voor de voeten?
so DE MARQUIZE VAN MAZZINÏ.
DE MARQ.UIS, BAPTIST A.
B A P T I S T A.
u we genade vergeevc het mij, dat ik, ongeroe* pen , bij u korae.
DE MARQUIS.
Baptista ! Gij treft mij weder in een ongelukkigen luim aen. — Dit hart, dit weèrbarftig hart wil nietnbsp;zwijgen.
BAPTIST A.
Ach, genadige HeerI hoe zal men het hart tot .zwijgen noopen, daer het om te fpreeken gefchapennbsp;is. — Ook dit hart vliegt mij gefladig in ’t aenge-zicht, en, fchoon minder fchuldig, zie ik met huivering den dag der verantwoording te gemoet.
DE MARQUIS, vsrbaesd.
Xaptlsta ! wat tael voert gij ? ik hoop niet dat uwe voorreden een verraed ten doel heeft? —
BAPTISTA.
Ik een verrader! Ik uw verrader? genadige Heer! neen, het geheim , ’t welk als een gloeiende koolnbsp;mij op ’t hart ligt, zal daer blijven, tot het hartnbsp;geheel verteerd zal zijn. —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
DE MARQUIS,
Nu, wat dan? Waeröm kwaemt gij hier?
BAPTISTA.
ü heb ik trouw gezwooren. Het verblijf van Loui-
zi
É
-ocr page 63-it
fo o JStEÈLSPÉ Li
zi de Bernini nimmer te ontdekken, heb ik ü met Èeiteri verfchrikkelijken eed beloofd. Maer — ooknbsp;ime gemaelin heeft geheimen , en deze moet, dezSnbsp;iiiagik voor «nietverbergen —er ligt hier reeds veel.
rgt;E MAR.QUIS.
Wat rammelt gij, Baptista! hebt gij te veel wijn gedronken, of wordt gij krankzinnig?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
B A P T I s T .A.
Noch ’t een, noch ’t ander, — Mafpuis t — mag hw oude getrouwe dienaer fpreeken?
Spreek, fpreek! wat is er van mijne geraaelin?
BAPTrSTA.
Gij hebt u eerie zwaere fchuld doen boekeri , voor eene ondankbaere, voor — eene trouwlooze vrouw.
DZ MAR. (ju Is.
Hel en Hemel! Baptists ! verklaar li.
BAPTIST A.
Vincent werd de bezorging van uwe Loiiize bevoö. len — ik verzelde u in Napels; — gij vergat in dennbsp;maelftroom van vermaeken, dat eene ongelukkigenbsp;in een kerker zuchtte; Oij bemiiidet uwe nieuwe gemalin , en rekendet u gelukkig. Gedaene zaeken,nbsp;dacht ik, hebben geen keer, dat mijn Heer zoo ge.nbsp;lukkig zij, als mooglijk is. Ik zag veel van uwenbsp;gemaelin, maer ik zweeg.
Bapiistat waerom blaest gij het vuur der hel ia mij aen?
M At'-
-ocr page 64-J3 DE MARQUIZE VAN MAZZINI.
BAPTIST A.
Op dat het tefpoediger uitbrande, genadige Heer! Zie deze grijze haeiren — zie dit hoofd! — het buktnbsp;reeds naer ’t graf en dan — o! dan is er voor mijnbsp;een verfchrikkelijk oogcnblik daer.
DE MARQUi*, vinnig:
Vertrek, laffe Bondgenoot ! die beginnen, maer niet voleindigen durft.
E A PT 1ST A.
Uw genade hoorc mijl Waren wij in Napels gebleven, hadt het fchijngeliik u daer nog blijven vergezellen, en had ik uwe verftooten gemaelin nimmer wedergezien, ik zou mij niet onderwonden hebben,nbsp;u een verfchrikkelijk geheim te ontdekken. Maer,nbsp;het ongeluk, de nedere onderwerping van uwe , weleer geliefde , Louize , noopt mij te fpreeken — uwenbsp;gemaelin is eenc trouwlooze echtbreekfter , ftrafnbsp;haer» en Aoa.Louizs de. Bernini in haere overige dagen een kerker van jaeren vergeeten.
DE MARQ,t;is, •moedend.
Verdoemde Lasteraer ! welke duivel heeft dit U ingeblazen ? — mijne Maria zou trouwloos zijn.
BAPTIST A.
2,00 waerachtig, als thands de zon naer beuren on. dergang neigt.
DE MARQUIS, verwoed zijn degen trekkende.
Hier verrader! Gij zijt omgekocht om de blanke deugd te bemorfchen — waeröm floot ik u dit ftaelnbsp;niet door den huichelenden boezem.
B AP-
-ocr page 65-53
TOONEELSPB
¦ BAPTIST A.
Stoot toe ! — maer zijt rechrvacrdig.
DE MARQUIS.
Bapthta! Goj! zo gij wacrheid gcfprooken hadt!
B A P, T I S T A.
En gij ’t geloofde! — zoudt gij nog verbeteren kiinneii ’t geen gij bedorven hebt.
DE MARQUIS, zijn deleft op de tafel 'ooerpende,
Neen, gij liegt — gij liegt duivelsch! Beptiua! die vrouw, uit wier mond een Engel fpreckt, zounbsp;ccne. . . . eene hoer zijn — eeuwige verdoemenisnbsp;Baptista ! gij liegt.
BAPTIST A.
Wees bedaerd, genadige Heer! ik zou dit liegen I — ik zou dus ccne deugdzaeme vrouw bij u verdachtnbsp;niaeken, en mijne ziel, die zich tot de afreize gereed moet houden, c'ene nieuwe fchuld oplacden,nbsp;en dus moedwillig mijne zaligheid met voeten fchop-pen ?
DE MARQUIS.
Zaligheid! — Zaligheid Baptista! QHem wild hij de hand vattende,') wï] zullen faemen ter eeuwige ver-doemenisfe invaeren — wij waren hier makkers, ennbsp;daer — daer zullen wij ’t moeten blijven.
baptista.
God bewaere! genadige Heer! de Hemel is geen mensch, die onverzoenclijk is. Gebruiken wij denbsp;oogenblikkon die tliands zoo dierbaer zijn.
BS
-ocr page 66-i|54 DE |fAR.QÜIZE VAN MAZZINI.
DE MAR.Q01S,
Baptists! wat wilt g,ij dan?
BAPTIST A.
Overtuig u, genadige Heer I van dc trouwloos-lieid uwer getnaeliti.
DE MAR(T.uis, zich verwoed voor V hoofd flaende.
Ik mij hier yan overtuigcnl — Bapthta! kan ik fle zon uit haer renperk neemen? — mijne Marianbsp;mij ontrouw 1 — fla! bij p, ben ik nog een Engel des lichts.
B A P T I S T
Kiet om ’t geen ik u heden ontdekt heb, — Ik zal u cene plaets wijzen, waer gij alles met eigennbsp;pogen zien zult
DE MA RQÜIS,
Welaen' doch zo gij mij beguichelt! dan — geen eeuw van deugden, bedekke de feil van éénnbsp;pogenblik.
B A P ï 1 S T A.
Begeef u nog dezen avond in het bosch —¦ ver-fchuil u dacr bij den koepel, die ’t uitzicht op de Zee heeft, pn, den wreedUpn dopd verwacht ik,nbsp;?o ik u heb voprgelogen.
D, E MAR (JU IS.
Weé! weé uwer! za mijne Gemaelin onfchuldig is -i vertrek!
BAPTIST A.
Nu, genadige Heer! laet een oud man u fmee-ktH; ~ nbsp;nbsp;nbsp;oogen van de yvaerheid overtuigd
SS
TOONEELSPE LI
gijn, Wees dan rechtvaardig voor de ongelukkige gevangene. .:^ij bemint u nog — zeker zij is voornbsp;mv welzijn bezorgd, fclioon zij door u fiiats vijf*nbsp;tien jaeren in een kerker levend begracven is.
DE MAK.Q.UIS.
Baptista ! — Vertrek!
B A P T I s T A, in 't heêngaen. o Hemel! beweeg zijn hart, op dat ik, ongelukkig medepligtige, gerust het hoofd moge nederleg-geii !
. PE MARQUIS, alleen , z-jri degen hedaerd opgefloken hebbende.
ó G od! nu geloof ik dat Gij in aenwezen zijt. Zij, om wie ik de gruwelijkfte wandaad bedreef —nbsp;zij , om wie ik de rust mijner ziel gering fchatte ,nbsp;moet het zwaerd in ’ uwe hand zijn om mij te ftraffen.nbsp;Maer zacht, mijne verwarde gedachten i'kan het zijn,nbsp;dat Maria , in den fchijn eens Gods, een duivel is?nbsp;— Neen, Baptuta raeskalt, zijn wroegend gewee-ten heeft zijne hersfenen gekrenkt. — Zij, zij , dienbsp;beminnelijke Maria ! kan niet trouwloos wezen.nbsp;Heb ik niet veertien jaeren met haer geleefd? ver-meerderde niet eiken dag haere tederheid voor mij?nbsp;Heeft ooit haer oog eenen anderen een lonk toege-worpen ? — Neen, Maria de Vclorne is mij getrouw! En, zo zij trouwloos is, waeröm her mijnbsp;D 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ont~
-ocr page 68-ontdekt? -waeröm mij met het heilig geloof, dat zij de fpiegcl der deugd was , niet ten grave laeten gaen,nbsp;op dat ik ten minsten ééne verontfchiildiging in denbsp;eeuwigheid meebrengen kon. Maria! Maria! o!nbsp;zo gij eens trouwloos waertl! — o Eeuwige! waeröm hebt gij mij dan het aenzijn gegeven? — Om eenenbsp;deugdzaeme vrouw in een kerker te keten verkwijnen?— om een Fincent, als mijn medehelper, in denbsp;verdoemenis, die mij wacht, te dqen deelen? en dozen berg van raisdaeden op te ftaepelen voor eepenbsp;troinvlooze vrouw! Bijna fchreiend van onrust op^nbsp;J}aei2do.')'\V:it zal ik nu doen ?-^waer is nu de vriend,nbsp;bij wien ik dit overkeden hart kan uitfehudden?nbsp;o God! wie is er, die mijn vriend zou zijn, naernbsp;de ontdekking mijner gruwelen? (_/!ij valt wanhootnbsp;pend in zijn fioel neder, zit als geheel hefefeloos,nbsp;met een gevesten hlik : ruild opjlaende,') wekctl!nbsp;men gae — men onderzocke — eii vinde den doodnbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;llij vertrekt zeer fchielijk.
Het tooneel vertoont een boseb.
EM 11-1A , Mevr. DE M ENo N , cptreedeniier.
EMILIA.
A.ch! gij fehertst immers?
Mevr. DE M E N o N.
ffmilid 1 zij die mij opvoedde, hebben mij een
57
TOONEELSPEL.
onverzettelijken afkeer ingeboezemd van te krui» pen, en onfchuldig mij te doen vernéderen, denbsp;afkeer, welke Mcvrourj uwe moeder tegen mijnbsp;voedt, opcnbaert zich te duidelijk, om er onver-fchülig onder te blijven. *t Is te onverdraegelijknbsp;met eene vijandin onder één dak te zijn — te gevaerlijk zulk eene geduchte tegenftreeffter te heb-ben. Een van ons beide moet zwichten. — ’t Isnbsp;billijk dat ik die ben.
EMILIA.
Gij wilt mij dan ook verlaeten, de eenige vriendin die ik nog op aerde heb?
Mevr. DE M E N o N.
Ik zou dit niet willen, Emilia! zo mijn eigen hart het mij niet gebood. Ik heb nimmer hoogmoed gekoesterd, doch laeghartig te zijn is verrenbsp;beneden mij. Nog voor een uur behandelde denbsp;Marquize mij op ’t fcharaperst, ,, Ik” zeide zij,nbsp;,, had u en uwe zuster bedorven, ’t was mij tenbsp;,, wijten, dat 'Juli» zich zoo ftout gedroeg, en denbsp;,, vaderlijke magt, om een ligtmis te volgen, zichnbsp;,, onttrokken had.” .— Dit gaet te verre, Emilia !nbsp;gij kunt niet wenfehen dat ik mij dhs laet beledigen.
EMILIA.
Helaes! waermede heb ik mij tegen mijne Moeder bezondigd, dat zij mij de cenigite, bij wie ik troost kan zoeken, de eeniglle in wier bijzijn iknbsp;draegelijke oogenblikken hebben kan, ontneemennbsp;wil?
Mevr DE M E N O N.
Zij heeft een doodelijken haet te^en mij opge* vat — dan, Emilia f ik ben geene dienstbode,nbsp;welke , behalven met beuren dienst, ook met hetnbsp;verdouwen van mishandelingen, heur brood moetnbsp;winnen. Heeft de Hemel mij geen fchatten gcge,nbsp;ven , Hij gaf mij echter genoeg om eerlijk en gerust te kunnen leven. — Ik kan de weldaedcn vannbsp;uwe Moeder ligt ontbeeren — kon ik ook u , mij,nbsp;ne dierbaere vriendin! zoo gemakkelijk misfen.
EMILIA.
Nog heden morgen trooster gij mij met de hoop, dat de Marquize weldra wederom naer Napels zounbsp;vertrekken, welligt gaen zij 1'poedig , en wij zullen als VQoren genoegelijk leven
Mevr. DE MEN ON.
Lieve Emilia! al wilde ik mij alles laeten welgevallen, alle ontvangen verongelijkingcn vergeo-ten, wat zou ’t baeten? wanneer Daine’s als de Marquize , beginnen te beledigen, waer zij niet kunnen wegjaegen, behoeft meu geen buitengewoonnbsp;doorzicht om te wccten waer men op uit is —-waeröm zal ik dan mijne oniiengenaemheden vermeerderen , door het tegen hacr te willen nithou-dent
EMILIA.
Ach Mevrouw' wat reden kan de Marquize hebben u te haeten?
Jïfevr. DE ME NON.
dat het haer
TOONEELSPE
Jiaer belang is, mij van haer te verwijderen; en ’c is haer eene ligte zaek in heur osginerk te flacgen.nbsp;Schrander, en aengebedon van hacren gemael, zounbsp;zij mij misfchien met fchande overlaeden, doornbsp;hem doen vertrekken, ’t Is voorzichtig, Etuilia!nbsp;een vijand te ontwijken , wanneer men we§t , dennbsp;flag te zullen verliezen.
EMILIA.
Dus zijn dan de dagen van genoegen voor eeuwig heenen. Mevrouw! wij vcrlooren eene goede Moeder, doch vonden haer in u weder, jal gijnbsp;waeit ons eene goede, tedere moeder en — gijnbsp;wordt mij ook ontrukt — ontrukt, in een oogenbliknbsp;wacr'in ik uwe hulp ’t meest van neoden heb,nbsp;waerin ik, zo gij mij begeeft, van elk vcrlaetennbsp;ben. — o Mijne Moeder! wat zal nu van mij worden ? — bij vvien zal ik nu troost en fterktc zoeken tegen de beledigingen van mijne ftiefinoedertnbsp;wat fchiet mij over dan te weenen , en te rterveUinbsp;Mevr. DE aiENON, getroffen.
Emilia '
EMILIA, haer fohreiënd ombehende..
Ach! verlaet mij niet.
Mevr. DE meNQ;^,
Ia zal u niet.vcrlaeten,
lt;69 BE MARQüIZE VAN MAZZINI.
DB VOORICEN, DE M A R Q U I S ,
Zend opkoomende.
DE MARfjuis, Emilia en Mevr. de-Menon, bemerkende.
Wat doet gij beide hier?
EMILIA.
Wij wilden eene avondlucht fcheppen, lieve Vader 1
DE MARIlüIS.
Ik heb, meen ik, meer dan ecns gezegd, dat die avondwandelingen mij onaengcnaem zijn. Is denbsp;dag niet lang genoeg I —
EMILIA.
Wij vertrekken, mijn Vader! {beide vertrekken,’)
DE MARQUIS alleen , in jlerke gemaeds' be-aiegiagen gver het teoneel wandelende,
N« , zoo zal ik hier mijn doodvonnis zien on-derfchrijven, zo Baptista geen duivel is! —Waeröm rukte de koude hand des doods mij niet uit mijnnbsp;ledikant — waeröm heb ik dezen dag gezien, dannbsp;om het weinigjen geluk, het weinigjen rust dat iknbsp;nog genoot, moedwillig te zien moorden, -r-{Hij
ziet
-ocr page 73-TOONEELSPEL.
ziet rondom zich _) Ha, daer komt, Maria! (^Hij ziet naer de andere zijde.') Eeuwige verdoemenislnbsp;en daer de Vineini! — Sla mij nu, Eeuwige Wree*nbsp;kerl met blindheid, op dat ik mijne fchande nietnbsp;begluurc! (^llij verfchuiU zich achterop het tooneel ^nbsp;tusfchen eenige hoornen.)
De Marquite , MARIA, de Ridder de viW' eiNi, van verfchillende zijden uitkomende,
DE ridDer, haer omhelzende. nbsp;nbsp;nbsp;i
A enbiddelijke fchoonei
MARIA. nbsp;nbsp;nbsp;vr
Stil, ftil, de Marquis mogt komen. nbsp;nbsp;nbsp;'• j/f
•i DE RIDDER, eenigfins ontfield.
Hoe , de Marquis I
MARIA, lachend.
Wat deert u. Ridder! verfchrikt gij zoodraT DE ridder.
ó ’t Is flegts boert — maar, vcrfchoon mij, ik geloof dat thands een bezoek van den Marquis u mede niet acngcnacm zijn zou.
M A R t A.
Bij bem is de liefde fteekeblind ! hij zou niet* kwaeds vermoeden al ontmoette hij ons.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zet
zich op een tuinbank.)
pi*
-ocr page 74-Iti BE MAR.QUIZE VAN MAZZINI.
t)E B.IDDER., zich naest haer zettende^ en haere hand 'vuurig kusfehenie,
Waerde Marquizet zal nu dit uur mijn geluk bd* Vestigen!
M A R I Ai
Wat meent, gij? RidderI
DE ridder.
Gij bemint mij ?
MARIA, lagchendt.
Wel zeker; wie zou u niet beminnen ?
D E R I D D E R.
Gij fchertst, doch weet niet, hoe bitter die voör mijne vuurige liefde isi
MARIA.
Nu, ik bemin u — zeide u mijn gedrag te u-waerds dit niet genoeg? moet dit dan fteeds met woorden bekrachtigd worden?
oeriddeR.
Geef mij dan één blijk uwer liefde.
D^ Marquize, hem teder atnziende.
Een blijk mijner liefde — wat wilt gij toch ? — bedenk dat de Marquis mijn gemael is.
DE RIDDER, zich aen haere voeten vierpende.
Aenbiddelijke Maria! wat hindert ons thands die' onzalige Marquis?
DE taARQUlzÉ, hem teder hij de hand vattendei
t)e Vineinii — ik bemin u.
ACrT-
-ocr page 75-¦ TOONEELSPÈL, 6t
DE MARi^DIS, DE VOÖRIOEN.
Onder 't uiten unn Maria's laetfle woordén , vliegt de Marquis, met zijn onthlooten degen,nbsp;ivoedend op de Vincini aent
De mar QulSi
D at de doiider n treffel verleider!
w A R. I A geeft, zoo dra zij de jlefn van dert Marquis hoort, ten. luiden gil, ennbsp;valt in onntagt ter aerde.
DE RIDDER den Marquis getuaer worden-t de, vliegt op, trekt zijn degen en ver*nbsp;meert zich — na een kart gevegt ontwapent bij den Marquis, eit vlucht.
De marcjüis» geheel woede.
Eeuwige verdoemenis ! ik. ben ontwapendt ^Hij j'cbreeu'Wt hem na.') Ga Eerover! mijn Wraek zulcnbsp;gij niet ontvlieden, fffij vat zijn degen en Jleekt diennbsp;op. Slaet vervolgende zijn oog ej),Maria. Gevoelig,)nbsp;Maria !C//y herjlelt zich. Fors.) onkuisfehe ! f tegennbsp;Peter e» Colas, die driftig opkomen,) Help de Mar-quize. C Hij vertrekt fchielijk. )
is# DE MARQUIZE VAN MAZZINI.
PETER, robbert, dc Marquize, MARIA.
PETER.
H emelfche vader! Ro’obtrt? wat zullen wij uitrechten?
ROBBERT.
Wij zullen hacre genade in huis brengen.
Peter cn Robbert viillen haer opheurcn , midler-jiijl bekomt zij.
PETER.
Wat deert u toch? uwe Genade!
JM A RIA, eenigftns verwilderd.
Waer zijn zij? — (.zij herjieU zich. Èedaerd.') Reh~ hert! verzel mij —¦ (Maria en Robbert vertrekanbsp;ken.)
PETER, alleen.
Ei , Eil—hebben man en vrouw rüfie gehad.— He ja! ’t is al geen goud wat er blinkt. QHij vertrekt, )
TIEN-
-ocr page 77-¦ * f' ' • nbsp;nbsp;nbsp;' i,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;¦'quot;
Z)^ kamer van icn Marqitts.
Een bediende brengt tviee ontfloken kaerS‘
fen en vertrtkt,
' •gt; . /
DE MARQUIS, Se Marqtlize m’aria.
M’A RI A loerpt zieh op een floèl néder en fchijni bitter tc vocenen.
DE MARQUtS.
2 00 moest gij dan al mijn ongeluk voltooijen , Mevrouwt Mij, dic u ZOO' teder bemint, die volvaerdig de rust van een geheel leven voor u zou willen on-offeren, eene wonde toebrengen, die eeuwig bloe»nbsp;-den zal. Ween nu , Mcvrouwl deze traenea vloeijcnnbsp;uit fpijt van ontdekt te zijn.
MARIA-, fehr-eiënd.
Om ’s Hemels wil, Ferdinand! houd op mij dus-4aenig te grieven.
D Ê M A R Qü I s.
Maria!— een heelal va-n onheilen mogt mij treffen, uwe liefde en trouw maekten mij zalig — moedwillignbsp;ontrukt gij mij die zaligheid , en ttort mij in eennbsp;afgrond van nooit gekende fmart. God en gij wee»nbsp;ten, wat reeds in Napels is omgegaen.
-ocr page 78-*. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,411 ARIA,,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Hemel' hoe kan cene misleiding den besten man onrcclrvaerdjg iiigeken ! — Ferdinand!_ hebt gij mijnbsp;in veeiticn jaeVen tijd zoo wc.nig leeren kennen ,nbsp;dat cii mü in ilaet rcckcnt een niisdrijf te begaen,
tViet nbsp;nbsp;nbsp;SV-'-'.,-'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•:lt;X
wacr van mijne ziei griuiwt.'
¦ “S-.tVoO ttj i\-DE M A R lt;1 ü I sA
Spaer de nbsp;nbsp;nbsp;i^vrct^vv t y,o.ei^_upj,d^fchijn-
heiligc te l’pcclen. — Ik weet hot, gij verllact deze kuUfSa volk^^cn vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jn\ef,.2,9ii J)t,.nie,t, reeds zoo
lang het voorivcrp usviji^ h^l^di^ij^jen. geweest zijn.
MARIA.
Schijnheilig! — oLJi'j, #9?'^$: fltmell gij kent dit hart; Gij, voor wien alle onze handelingen, zoo yyelnbsp;als ortzé gehefmlle tWei-feggih'gdn bIdditügfftSynbsp;weet, of'ih dit hart ivnera liefda tot-de dcèg'A’, öfnbsp;hmcheleode fchijnheitig'heid, haer verblijf haudt-—U,nbsp;•Onfzachefijkel roep ik tot gètuigeï!, dat “deze man,nbsp;zoo diètbaer aen mijn -feaK-, verfchrikkolijk óarecht-vaei'dig tegen mij is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘O ’ '
DE M A R Q' U IA , ¦ rer- HIJ de.
MARIA -zUit.. lit* ¦ilfar^jis , zoo dra hij \ 'il : ¦' aiii) 'Jeféitn it,, fih-a9r-pe'repagrbè?id'- aen ,nbsp;doth her-fittint boere trtutlge 'ihmling ,
' nbsp;nbsp;nbsp;'¦! i seo, dr» deyUarqtiii tiïèhV'tiSder tot
¦ ' ji- na - hatr ¦w’endi. ••
DE iiÜA* QÜJ S.
M/iria.' Gij durft den Hemel ten getuige van uwe •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;on-
-ocr page 79-¦amp;r
n-
ze
00
gtl
hij
3 ’
tot
Vit
)n-
nhfcïiülcl'aeriföepen * — waent nbsp;nbsp;nbsp;gerallén Ma-
¦lia! dat de Hemel zelf om u,'bij'mij i verdacht te macken, dfeeze oogen beguiclidld heeft.
M AKI ah mtt -sorki^ïfU érn-tfhtfi. '
^ Denk niet, Marquis ! dat ik'feB''izal - aeStVcYi’deh om u mijn onfchuld te leeren erkönncQ en rechtnbsp;doen ,— dit vitarei mij verncdercrtdi ¦ ik moet 'tietlnbsp;man vaerwcl'zeggen , die in ’.c ge\«nalen is, datnbsp;rta'de Eeiorno eene trouvvloozc--echtbrcckfternbsp;zijn. En al wilde ik,, wat zouden alle mijne pooinbsp;j?tngen baeten , daer de onfchuld''als’'fchijnheiligheidnbsp;bij u misként wordt?
c - 'ii. 0 E M A K lt;iu I s , te-nin hartstochté- ¦ quot;
quot; nbsp;nbsp;nbsp;‘ Itjkiii too'JK -•’
Maria* '¦¦¦¦ nbsp;nbsp;nbsp;¦n'-iq ¦ i • . i '
MAffliA'ij bedaerd', d(fc^'‘fr»i!rfg. nbsp;nbsp;nbsp;-• '¦gt;
Stil, Maitquisf -a:'Morgen' mief dén dag zal ik Vafl' hier vcftrékketi,'Wacht van mijiigeshe- verwijtingcii*nbsp;Over de-zwakheid' Uwer liefdé--i-'i én ^ op dat ag^j;nbsp;niet wacnen moogt, dat ik om eenen eli_endigen lïfd^nbsp;der de Fincint-i-tO-Volgin , vrijwillï^’v'art 'u heenga,nbsp;aal ik mij terftónd-.bij mijn aénkoMSt t« Cezeitf* unnbsp;een. ikloosteV'tiegaevfcn-, om doórMii'c!ht en '(inthdu-jnbsp;ding te leeren vergeeten, dat ik ecnmacl bemihd'nbsp;heb, en op 't gricvend«t’m'is'kfe'iul werd,
0E M A Kijpü'i's, treti'fofWer tot e.n
no - -igil badr'om/niléeiA- nbsp;nbsp;nbsp;' ' i.
Aénbidd'elijkè-'3?i4i?*ilt;j. ƒ nbsp;nbsp;nbsp;' ‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦'gt; V,' ¦
-M'A'if'IA, etnigzhit'fi'iK nbsp;nbsp;nbsp;' 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''i
Terug i''mijn lieer 1 befraét ar'niet, .door certfri E anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fclii|n-
DE MARQüIZE VAN MAZ'ZINI.
fchijnheilige hoefe »cn te raekcn. Mquot;aen niet dat koozciijën mij vaa' een voörnecmen Zullen aftrekken, ’t geen mijne, beledigde eer ten nitvoer moetnbsp;doen brengen. — Welk een niets wa?rdig ding is tochnbsp;(Je’deugd bij zulk een mensch als gij'zijt? wat bactnbsp;bet, haer eene reeks van veertien jaeren gekend tenbsp;hebben, als men onbezonnen jjenoeg is , om tenbsp;vermoeden, dat zij op ten oogenblik in ondeugdnbsp;veriinucren zou! — dan, Maiquisl is de ondeugdnbsp;boven hacr te Ichatrcn , dan kan deZe olts meer beveiligen. Die de..deugd bemint, en zinh geheel aennbsp;beuren dienst gc.vijd heefc, verlaet bner niet — zij, isnbsp;het die hacre Uelijdeveu in d? hev.igik. nenzoekingennbsp;beveiligt. Marquis!,al. Iiadt gij. ih Vincini aen mijnen boezem , in plaets van aen mijne voeten gevonden , mijne eer, die gij fints zoo Jange gekend hebt,nbsp;moest mij beveiligd .beobeu voon. een vermoeden,nbsp;dat mtec -a, dan mij .ontberende ,is.t- vergeef mijne ftaute tacl —aicL ik , niaer de daiig.d ze.lve is doornbsp;u beledigd. ;
mar 0 0,1 s, •woedend tlt;r ;zfjde,
. Eeuwig verdoemde'gijr h.tbt met den, duivel Ikcmcn gefpaftpen om mij ongehikkig te mae--ken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:-.v f-
, ; nbsp;nbsp;nbsp;: .M A R I A.
Ik meende dat zij n van mijne.trguw borg geweest zou zijn ik, licb mij vergiftt;;.— en, ongelukkig cenc vvouvv, zo zij ucedsinet w.pordeit beuren ge-inael van hacre eer- vci'zcirercn .ipoegt;!m Het is thands niet müüglijk dai;ik-oyi,t.•weder bij u ;gclukkig ben;
het
-ocr page 81-het denkbeeld: mijn gcmael kan denken dat ik trouw» loos ben , is voor eene vrouw als Maria de ydornonbsp;te ondraegelijk. Morgen, Marquis! verlaet ik unbsp;het zal mij traenen kosten, .doch onzer beider rustnbsp;vordert het. Ik begeer mij niet te veröntfohuldi-gen, dit zou mij vernederen bij een man, die aennbsp;mijne onfchuld niet had kunnen twijfelen, zo eenenbsp;kwalijk gcplaetfie ijverzucht hem het gebruik der rede niet benomen, had {/f'eemoeilig.') Marquis! tennbsp;blijke mijner liefde , geef ik u die vrijheid gewillig,nbsp;die ik u had moeten geeven, zo ik trouweloos bevonden was- ,Huuw eene andere — zeg der geheelenbsp;waereld dat gij mij in echtbreuk gevonden hebt —nbsp;ik, opgeflooten in eene eenzaeme cel van het klooster,nbsp;bekreun mi] het oordeel der menfehen niet, ik zalnbsp;uwe befcliuldigingcn niet tegenfpreeken , veel minnbsp;weerleggen-hand vattende.') en —aen gee-ne zijde van ’t graf, Ferdinand! als de fchellen vannbsp;uwe oogen gevallen zijn, dan — en eer niet, ver-geef ik u uw .Icliaiidelijk vermoeden, en gij zijc we-dcrom geheel.de mijne — vacrwel!
DE MAitlt;luis, haer te voet vallende.
Marial bij God en menichc-n! maek mij niet tot den rampzaligften der ftêrvelingcn ! — ik heb mis.nbsp;daen , ik heb u hevig beledigd, maer ach, u zelve mij te ontrukken, deze llraf ware te zwaer.
MARIA» item met eene edele fic) beid op! editende.
Geene verneulcringen .M.arquis i zij misftaen dc« man.
Es nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 82-fa de.MAR’QOIZE VAN IVIAZtZINI.
. nbsp;nbsp;nbsp;D Equot;M A a QU I sgt;
Verlaet mij nfet, Marquizel Ik vervloek mij zelf em: mijn haetclijke achtcrdochtl — ftac af van uwnbsp;voornemen I — Matial — Of is de deugd onverrnbsp;biddclijk ?
MARIA.
Niet onverbiddelijk, dan alleen w'anneer het haer , zelf bictrcft. Warquis ! op ’t oo'genbliic dat ik uwenbsp;eer cn dc mijne op den wellast-igende Vincini wildenbsp;wrecken, — juist op het oogenhiilc, waarin ik hem doofnbsp;fchsndu meende tc verpletten ^ om de ontëcrcndcnbsp;voorllagen, welke Irij mij' gedaen; had — juist toennbsp;¦wantrouwt gij do lleiktc van mijne deugd —gij noemtnbsp;mij trouwloos. Neen , Marquist 'fints' gij mij vannbsp;deze izijde bekend , zift moet ik u verlaetcn. — Zonnbsp;ik in volgende dagen mijne oogen durven openen'^nbsp;een onfcliuldigen- blik op een jongling :-flaen, zon*nbsp;der uwe ijverzucht aentevuuren.
P Ë MA R qu I'S, ¦
'Maria', wantrouwde ik u immer voor dat noodlottig oogenblik, waerin ik ......
MARIA.
' DE MARqüls, haef'nuurig omhelzende.' Maria! gij vergeeft ’t mij —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f
MARIA, *}s- door- -deze omhelzing verrast, ziet bent flerk aen , en drukt hem aen
baeren hoezein, Jtdei.-..:-. . . .i Ik vergeef ’c u.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.d:.
: i nbsp;nbsp;nbsp;ELF-
-ocr page 83-TOON ¦£¦ £ : £ - .S P: S M,-.
;-3';
DE hertog, CQLAS, DE VOOR I GEN.
• nbsp;nbsp;nbsp;fl.' -
D E n E R T O G. .
G cluk, Marquis! nu hebben wij hen zeker, nog dezen nacht breng ik heli hier op ’t, flot. •-DE MARQtrrs en maria.
Wie ? wat ? nbsp;nbsp;nbsp;. , - ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Julia is digt bij het llot, -en de Graef van Vt’ 7eza vcrzelt haor.
de: marquis, ten •uiterjleii 'cerwonderd.
De Graef van Veteza^
UippolHus leeft?-' ¦lt; nbsp;nbsp;nbsp;' a
D E H-A R Q,U I S.
Hertog! zijn wij niet misleid?
DE HERTOG, tegen COLAS.
VerJiael wat gij ontdekt hebt.
Zoo even, genadige Heer! terug--komende van Paler-mo', zag-.ik geen quartier van ’t-kasteel^af,nbsp;twee Heercii 'Waadelcnf den een herkende ik weldra voor den jongen Graef van Vereza , dezelfde ,nbsp;die door u ’s nachts aen den zuidertoren ntêrge-ftooten en van- zijn bedienden naer ^t ftrand gevoerd werd, Kist ver vaa hier zat 'Utye dochter,nbsp;leunende tegen een rots. -
E 4 nbsp;nbsp;nbsp;DE
-ocr page 84-r* DE MARQUIZIE VAM MAZZINI.
DE HERTOG.
Nog ecnraael, nbsp;nbsp;nbsp;uw kop zijt gij kwijt, zo gij
mij om den tuin leidt.
COLA?.
Op 't geen ik gezien heb, genadige Ilccr! wil ik daedeüjk ftervcn.’
DE MARQUIS.
Men heeft u, hoop ik, niet ontdekt?
COLAS.
Voorzeker niet, genadige Heet! zoodra ik hen door een doornliaeg beloerd had, wendde ik zachtnbsp;mijn pa.erd, reed zeer langfaem, oni niet bemerktnbsp;te worden, eenige flappen terug, en vervolgend? ,nbsp;langs een anderen weg, Ipoorflags naer ’t kasteel.
DE MARQUIS.
Wat nu gedaen?
D E H E R T o o.
Welk eene onnozele vraeg. Op ft oogenblik trek ik met al mijn volk uit.
DE MARQUIS.
Maér de duifternis zal hun vlucht bevorderen,
DE HERTOG.
Wat duisternis? met fakkelen zal ik ’t zonlicht iiaerbootzcn. Colas! terflond mijn paerden gereednbsp;— al mijn volk zitte op, en gij, wacht om mij tenbsp;waepenen.
D E M A R Q U I S.
Dat ook al mijn bedienden zich gereed houden den Hertog te volgen.
COLA? •uertrekt.
DE
-ocr page 85-71
TOONEELSPEZ.
DE M AU (JU IS.
Eindelijk fchijnt er een eind aen al onze zorg en moeite te zullen zijn.
DE HERTOG.
Er is echter nog ééne groote zwaerigheid. Colas, van, blijdfchap verrukt met do geileljc pracmie , ver-haelde zijne ontdekkingen in ’t bijzijn van U'.vcnzoon,nbsp;Gij weet, boe hij tegen mij is vooiingenomen, —nbsp;Zijn oogen blixcmdcu her- cnderv/acrds op de tijdingnbsp;die mij gcbragt werd. Zo bij in vrijheid blijft, zalnbsp;hij zeker niets verzuimen, óm Julia uit onze raagtnbsp;te houden. '
DE M A R (J u I s.
Ik begrijp u — Robbert! — Hij zal terfiond in hechtenis genomen worden, cn dacrïii blijven, totnbsp;Julia, door den zegen cens priesters, de uwe is.
ROBE ER T,
Uwe genade!
DE MARQUIS,
Men roepe mij terftond mijn zoon.
FERDINAND, DE VOORIGEN,
FERDINAND.
H ier ben ik reeds, mijn lieer! wat beveelt uwt genade ?
DE
-ocr page 86-DE MARQUÏZE VRsr MAZZIBTI.
D B 1VI'A!R (JU I Si
Qtidaölibacre ïc-oiU gi) tracht dan al de oogmerken van uv;en vader te verijdelen ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;m
r BR D3 ^.A ff D-
•EelSs trachtte ik dit, cn werd gcnoegzaem ge-ftraft, doch thaitds drieg ik gcene bewustheid n reden tot toorn te hebben:gcgeven,
— nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D E £1 É R T o C.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Toen'men mij de' tijding bragt van de nabijheid ¦tlwer -zuster cn haeren verleidêr , toonder gij gc-¦inoeg wat in tl omging. 'Gij bezit nog geen listigheidnbsp;genoeg, mijn Heer! om een verraeder te zijn,nbsp;r E R igt; 1 K A- N o,, hem met verachtingnbsp;' atnziench-,
- Voorwaerl — gij hebt het er verder ingebragt.
D E H Ë R T o G.
Eij God! wacht i». Nimmer liet de Hertog van Luovo zich ftralTeloos hoonen.
F E R D I N A n' op den Marquis wijzende.
Zie dacr , Hertog! uwe beveiliging.
DE HERTOG, de hand aen 't geweer ,lx X -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jlaende.
Jongeling! Ik zal u doen zien, dat ik geene beveiliging^ nodig heb»
FERDINAND, mct ecuc hedf.trde ver-, öntveaerdiging..
Gij begrijpt, hoop ik, dat het hier geen kamp-tplaets. is. nbsp;nbsp;nbsp;i
D E.,M A R 0. u I s.
Gij kunt met u zelven, in een kerker, kampen. (Te-3 ft nbsp;nbsp;nbsp;f. ~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gen
-ocr page 87-br^cn.^. h,o,eijfn, {Tegen Ftrii-xT. 5' Verbasterde-! zocht gij ons aadérrfedi teïcur
gen
5 Verbasterde-! zoclit gij te ftellea. Weet, Tcrdinaud! uw -vader is geennbsp;kinif. ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
F F-db I NAND.
Neen, helaes! hij is geen kind. — {Bitter.') Zal ik wederom gekerkerd rvorden? mijn Heer!
D E M A R Q,U 1 s.
Hoon -, nbsp;nbsp;nbsp;¦) Ferdinafitl! — beef yopr mijne \yoe*
de , ¦ die vernietiging tot cene gezeliiii'beeft. .
FERDINAND, niet eetic gepodigi. .. ieduerdiieii.
Gij'kunt mij met ketenen belacden — gij kunt- mijn ligbacffi in een kerker werpen, maer {Sterk.') mijnenbsp;ziel is boven een kerker, liacr kunt gij niet bocijen,nbsp;ed — de .eeuwige Keebtvaerdigheid kunt gij 90k nietnbsp;bqeijen {Tegen den bedienden die.met ketens inkomt,')nbsp;zie dacr mijne handen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ s
.D E .M A R u I s. nbsp;nbsp;nbsp;, -.
bicn .breng hcni ond,;r den toren. '
F, E It U I K A N D.
Vaftwel! — nbsp;nbsp;nbsp;, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Terivijl bij: met een bedienden vertrekt treedt P^e t binnen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_
a'
dl tl
\'
-ocr page 88-DE MARQUIZE VAN MAZZINI.
ÏETER, DE HERTOG, DE 1MAR(JUIS, d£ Marquize maria.
PETER.
Z 00 op ’t oogenhlik , genadige Heer! komt een be-dienden van den Ridder de Vincini, man en paerd, beide doornat van ’t zweeten. Zie dacr een briefnbsp;genadige Heer!
MARIA, out [lelt hevig.
DE MAR OU I s, ziet bacr veelbeduidend aen , bemerkt heure verivarritig , en hoe zij beur ge-lact tracht te verbergen. Ereekt den Briefnbsp;Opel!, viordt onder ’t lezen hevig-ontroerd ,nbsp;•vouwt den zslven vjederom toe, en ziet Marianbsp;met-een oog, vol woede, aen.
’ MARIA, bemerkt dit. Spijt en verkropte woede zijn zichbaer op tiaer gelaet. Tegen den Hertog.
Dat uwe onderneeming gelukkcl genadige Hertog! ivaerwei! (^zij flaet een veel'betekenenden blik Op dennbsp;Marquis, en vertrekt. )
DE HERTOG,
Wat is dit?
DE MARQUIS.
o! — Niets.
co.la's, inkomende.
Alles is in .creedheid, genadige Heer!
é
-ocr page 89-'ft.
T o o N E E L S P E L.
— nbsp;nbsp;nbsp;dehertog.
Ik kome. nbsp;nbsp;nbsp;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:
COLAS, 'jertrckt.
DEHERTOG.
Vaerwel mijn vriend)? morgen zijn wij gelukkig.
D E M A R Q U I S. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Vaerwel! uwe pooging hebbe een gunfligen uit* flag.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;
DE M AR (j u I s , alleen.
„ M orgen zijn wij gelukkig” en deze vervloekte brief dort mij in mijn bedeif te rug. Maria! gijnbsp;verftact de kunst, maer bij God! gij zult mij nietnbsp;weder aen uwe voeten zien, niet anderniael oogennbsp;en reden beneemen. Louizt'! gij wordt heden vet'nbsp;fchrikkelijk gewrooken ! thands heb ik geen voorwerp meer. om te benunnen, ik vervloek de liefde,nbsp;die al mijn onheü Ichicp. “ Ik bcgceve mij naer Napels terug, zoek in de verftrouijing van ’t hof rustnbsp;,vooi mijn hart. en vergeer zoo. wel Maria tie Velor~nbsp;no als Louiza t/r Bernini — Maer, hoe zal ik haernbsp;vcrgceten — de ontrouw van haer, die ik aenbad —.nbsp;de trouw van iiaer die ik verftootte, zullen mij immer voor den geest zijn — ijsfclijke heelden! ’t
zij zoo! — ( Ëedaerd.') Nog eenmael moet ik ii zien, Louize ! mijn hart moet nog meer bloeden. Kon iknbsp;h uit uwen kerker' ontflaen ? kon ik u herftcllen in
De.MARQUIZE v;ai»\MAZZINI.
de plaets, wacrin eene.lweri-u .iaiopgevolgd — doch, helaesl dit kan niet, en uwe rampen te vcrligtcn ,nbsp;door een einde aen nw leven .te inaeken — helaes!nbsp;dit kan ook niet, — Genoeg v nog cens wil ik u zien ,nbsp;eii/dari ‘-a-‘ixBi/fae..' dan, zien wij’clkaer vvedcr voor
den....... Neen,' neon, np .dit denkbeeld ijze ik
¦»-irimijne :'hnetrcn .rijzén .er Mjtnote bergclü ~ ïlcen l,ouizc! op dit leven volgt vernietiguig.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. lü
Blode van V derde bedrijf.
..'vi-»-; nbsp;nbsp;nbsp;.1 ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«'quot;'lo ÏI | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
. T 0.^0 'N .R E L S P E L.
Hél' tiSfrèel ^'crtoeUt''eiii téef rófftg‘ Inn'S'- “ fch'aji'^ Oiéii tic lïnkcr-ztjde h een grnt^, ' -
'• ‘ nbsp;nbsp;nbsp;' V Is middernudl.'t.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i--
¦' ¦ nbsp;nbsp;nbsp;S:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. r-r
HIP pol IT u's, mét 'é'ènf’iantèierii', PA'ii'A'vi-
tquot;lis! t , ie'i'de uit het- grot'komends,'''
- nbsp;nbsp;nbsp;'r/.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦¦1'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:r,x f-siin ,,
' nbsp;nbsp;nbsp;quot; it 1P P ó I. i t'u s. ¦* '*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'’quot;S
¦ r ¦- -o .-¦t: nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
G «d dïèKV 'Zi'j bcfüit-'ei'i^cVélijl!: teVustfcni quot;'Achl
Pdra-tfchiiWhs -vïeeZe tli''Voar liaert HWnögi'zè angst cn vctmocidlicid haer bei gebruik htnrer .tiwnbsp;nen benam! welke vrouw'is ^'eTi''zu!ke ongemakkennbsp;gewooff?ik'i?is-fTll QpgeV()Td-'’iOp'Het kasteel viinc.ilbz-ie/,v/v'4‘P'fféS ^rènfen zij •lUlsfcTiicii te vt-dren nooitnbsp;verbéten heeft lt; en nibcliöblf''zij- fints-oailTendltwcanbsp;maeiuien bet eiland door-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:
Para viu r r.
Zij is- de'-’eerde nietm'ijftl vfiéncl! we'lks :!3en dwang en li^crficbzn'cbt c'en's vtHlèPS «oo tréffdnd 'nlootnbsp;ondetvi-nden, en hebes •' Zij'zal'ook dc ketlie, nietnbsp;Zijn. - ¦ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
” ' nbsp;nbsp;nbsp;HtPPOLlTOS.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.'tOo-*! ¦ .
De Marquis, beur vader,‘Voetc-over.elfc'eiinvil*
Ie»
-ocr page 92-lekeurig gezach, en bij zelf wordt alléén van zijne gemaclin behcerscbt. ’c Is meer acn liaer, dan aennbsp;hem, Paravicini! dac ik ailcs wijte. Eene vrouw,nbsp;wier fchandciijke dnft men niet wil opvolgen , zalnbsp;ninmiar caeiactcii zich op beuren verachter, en baer ,nbsp;welke zij meent dat de oorzaek er van is, te wreekennbsp;— Maria di y’dorni) is cene wclinstigt , die njetsnbsp;ontziet, cm hen; in l.ct net te lokken,, op wien zijnbsp;ceninael baer oog gcllacgeu heeft — ook mij heeftnbsp;dit ongeluk getroffen; baerc l’maehtende blikken,nbsp;haere , voor eeu eerlijk hart, walgelijke .kunstenae-rijën Ichrceuwden , mij als toe ,, vracg fl.cgts, ennbsp;,, niets zal ü geweigerd worden” _ doch, naernbsp;mate beur gloed toenam , vermeerderde zich de trapnbsp;mijner koelte. Mijne ziel was tc groot, om de taclnbsp;Jieurer oogen te willen verftaen , en mijne 1'maek tcnbsp;kiesch om eene vraegenJe vrouw genoegen tc gee-ven.
F A P. A V I. C 1 N I.
Keiidet gij dan bet rticnfcheiijk'hart niet genoeg, om uit dit gedrag de vcvfchrikkcüjkfte gevolgen tenbsp;voorfpellen.— VVaerpm zulk eene vrouw niet ontwecken? —
Hl? p o 1,11 u s
, Ikzag, ik gevoelde dit alles, doch de vriendfehap hield mij terug. Met den jongen l'crdinand^an Muzzi-«i .ben ik opgegroeid;, onte harten zijn. volkomen een-ftemmig. Deze had buiten mij geen vriend , welkenbsp;hem troosten kon over de trotfche bcicdigingcn vannbsp;zijnen vader, en de onvriendelijkheden zijner moeder.
-ocr page 93-TOONEELSP£L.
der. Dezen beloofde ik naer Sicilië te verzeilen. Ik deed het, Paravicini! en, hoewel ik. hier bijnanbsp;het graf gevonden had , zegen ik het oogenblik,nbsp;waerin ik voet acn land zette, want, ik heb mijnenbsp;Julia weder.
PARAVICINI.
De Hemel gceve, dat gij dit oogenblik , door haer te verliezen, nimmer vervloekcl— Hippolitus! warenbsp;ik (legts eerder van dit alles verwittigd geweest, gijnbsp;zoudt reeds lang op het vrije Corfica eene fchuil-plaets gevonden hebben. Ik dank de voorzienigenbsp;heid, die u gi.steren bij mij voerde; zoo dra uwenbsp;Julia een weinig heeft uitgerust, begeven wij onsnbsp;naer Patti, van daer naer Corfica, en in de armennbsp;der vriendfebap, zult gij beide de ongelukken ver-geeten, die de trappen tot uw geluk moesten zijn.
Hl p p o L I '1 u s.
Wa'e flegts mijn getrouwe Pedro terug, want, Pr.raviciiii 1 hoe zullen wij der, weg naer Patti vinden? de Hemel wecte, waer wij hier zijn.
P A R. A V I c I N I.
Over gindfche rorzen is de zee; wij zullen den weg ligt vinden. — Maer ontdek mij, hoe kost gijnbsp;Julia, na zulk eene korte kennis, bevveegen u tenbsp;volgen? — hoe haer uit een kasteel krijgen, zoo beroemd wegens zijne fterkte ?
n 1 igt; p o L1 T u s.
Julia, niet opgevoed in de groote fteden, waer liet veinzen de eerftc kunst is, welke men leert,nbsp;ontdekte mij weldra dat dezelfde neiging, die. ik
F nbsp;nbsp;nbsp;koes-
-ocr page 94-koesterde, ook door hacr gekoesterd werd. Op een bal, da» tes eer van t'crd'amnd gegeven werd, danste ik met mijne Engelin , en in de geheele zael heersch-te cenc ililte , welke voor ons de grootfte loftuitingnbsp;was — alles was vergenoegd , alles ilaerde onsnbsp;vriendelijk aen , alleen de Marquize kon haere woede niet geheel verbergen — haere oogen vernieldennbsp;heure fchuldelooze dochter, welke met haere onöp-gefmiikte fchoonheid beuren luister verdoofd had.nbsp;Doch, niet ligt zou Julia mij gevolgd zijn, Zo nietnbsp;heure moeder zelve mij hier in waere behulpzaemnbsp;geweest Zij , aengepord door wraekzucht, floegnbsp;den Marquis een buuvvelijk voor tusfehen Julia , ennbsp;den Hertog van luovo. Dit bcliaegde, want hetnbsp;ftreelde zijne hcerschziicht. Men beval Julia zich totnbsp;dit huuwlijk te bereiden, en dit was genoeg voornbsp;haer, welke mij reeds beminde , cii ’s Hertogsnbsp;wreedheid kende, om mij te volgen. — Haer broeder , de jsracve Ferdinand , zou ons in onzenbsp;vlucht behulpzaem zijn.
PARAVICIKI.
En uw plan gelukte?
lIIPPOtITUS.
Ten deelp. Wij moesten de fleutcls hebben van de voorpoort. De bediende, welke ze in bewac-ring had, ttelde dezelven ons ter hand, doch verried ons Naeuwlijks hadden wij, in ’t holst vannbsp;denvnacht. dr groote flag - deur geopend , en ik, Ju^nbsp;?'ia,, ycirukt van bliidfchap , aen mijnen boezem ge*nbsp;ÜTukt, of — met donderende vyoorden j ,, leg daer
ver-
-ocr page 95-T o o N E E L s P E Z.
verraeder! ” werd ik nedcrgeftooten. — Terftond zag ik mij» door het volk van den Marquis, welkenbsp;mij zelf de wonde had toegebragt, onigeven. onbsp;Para'-jicini! op dat pogenblik wenschte ik te ftcr-ven. Julia bemerkte ik niet meer — Ferdinandnbsp;werd onder de vervloekingen van zijnen vader weggevoerd , en ik was magtcloos hem te redden. —nbsp;Mijne bedienden bragten¦ mij in de boot, die totnbsp;onze vlucht gereed lag, pn wij ftaeken over naernbsp;Regio. — Dacr lag ik aen mijn leger geklonken -r-de morgen zag mijne traenen, en de ondergaendenbsp;zon had zè niet opgedroogd. Ik wenschte deanbsp;dood, maer mijne wenfchen, dank zij den Hemelinbsp;werden niet verhoord, mijne wonde werd genee-zen en naeiiwlijks had de natuur mij mijne krachten wedergegeven, of ik ijlde naer Sicilië omnbsp;Juiia , of den dood te vinden.
PARAViciNij /jem de hand drukkende-.
Geluk! dat gij de eerfte vondt.
niPPOLiTUs, ten hemel wijzende.
Daer Ilaept men niet Paramcini! na dat mijne Julia, van alles vcrlaeten, bijna twee maendeanbsp;hier had omgcdoold, zonder hoop van immer mijlnbsp;weder te zullen zien, vond ik haer, Paravicini!nbsp;vond ik. haer in de handen der Roovers, gereednbsp;om haer te verkrachten.
PARAVICINI.
Deze liefde, in zoo veele rampen ftandvastig ge-bleeven, verd ent belooning, en zal die zeker ontvangen — de Hemel, welke zoo liefderijk voor u Fanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zorg!quot;
-ocr page 96-*4 de MARQÜIZE van MAZZINI.
Eorgde, voerde u zeker niet in elkanders armen, oin oj) nieuw gefeheiden te worden.
JULIA, DE VOORIGEN.
j W L I A , bleek , %itt lóihangende haeirtn , geheel ‘verwilderd- uit 'het grot fnelUndc.
H elp ! — help! — Men vermoord hem! (^'] gt‘ft een luiden gil, en dreigt neder te flortenD
HiPPOLlTüs, Op haer aenvliegende , on • derfieunt haer.
Julia! beste, goede Julia! wat deert u? Algoe-de MemelI welke zwacre Hagen treffen mijnen fche-del.
JULIA, hekoomende , ï-ef HippolitUS aen ,
en jluot hem van zich.
Weg, verdoemde! nw adem is verpestend| (él/j «iet voor zich neder.) Ontzettend! zie hoeveel*nbsp;lijken — zie, mijne voeten gleijen óver den flibbe-tigen grond — alles is bloedr — C gt;n ten koeknbsp;ziende. ) Ha! — daer pijnigt men, daer vermoordnbsp;men — help! help! Qédij toil vluchten, en looptnbsp;in de armen van Hippolitus )
HIPPO UT os, haer aen zijnen boezem drukkende.
. Julia! b ' ¦ . . ...... ¦ '
JU-
-ocr page 97-toonëelspbl:
jVLlA, hem fterk aengezien hcihende.
Hippolitus ! ( Zich de ocgen 'sifijwnde.') waerzijn %vij dan? — zeg, zijn wij niet meer in het moord'nbsp;hol ? _
HIPPOLITUS.
Neen, mijne bestel wij zijn in de vrije lucht -r-zic op, de flerrcn flikkeren ons boven ’t hoofd. jx'LlA, meer bedaerd.
¦ft
Das heb ik dan flegts gatiroomd ? maer aekelig, oatzettend gedroomd. Ferdinand, mijn Ferdinand.nbsp;kwam bij mij, zijne borst was van ééa gerceten ,nbsp;het bloed ftrodmcle uit zijne wonden, en befpattenbsp;mij — hij kwam bij mij (Langzaem,^ met een bleeknbsp;gebet, CU holle oogen : ,, red mij! ” zeide hij,nbsp;en zijne ftem was als de ftem cens fpooks. Hijnbsp;jam mij met: zich, opende eene ijzeren deur , hijnbsp;bragt mij in de begraefplacts der moorders, daernbsp;Itortte hij voor mijne voeten neder, en afgrijfe-lijk! ik was midden onder het ¦ aekelig gehuil eunbsp;gekerm der halfvcrmoorde ongelakkigen. (b/'ild )nbsp;Daer lag een lijk, en daer lag een lijk, en daer,
cn daer — en daer--ik baedde tot over de enkels
in ’t bloed, nbsp;nbsp;nbsp;houdt de hand. voor 't hoofd, en
bemerkt haere z-eeakheid.') Maer ik heb ’t flegts gedroomd, ecus was ’t waerheid.
HIPPOLITUS,
Verban deze ackeligc beelden , JuVia t Ik wacht c'.k oogenblik mijn Pedro — dan begeeven Wij önsnbsp;nacr Patti, van daer naer Corfjea^ om uit te rustca»nbsp;van zoo vcele ongemakken.
F 3 nbsp;nbsp;nbsp;JU-
-ocr page 98-BE MARQUIZE tAN MAZZINI.
JULIA.
Naer Patti? — Ach, Hijipolitus l ook daer heeft tnijn vader zeker zijne wachten.
HIPPO LÏTUS.
Vrees niet , mijne' ^'vUa! de ¦Hemel was u tot heden nabij. Hij deed u de gewelddadige handen uwsnbsp;vaders ontkomen , redde u uit de ¦ magt van vroii-wenfehenders ; zou die goede Hemel dat geJaennbsp;hebben , om u aen uwe onderdrulckcrs üveï te leveren ?nbsp;Julia ! God heeft niets, van zijne almagt vcrloorcu.
J-ULlA.
En naer Corfica? wat ziiüen wij daer?
HIPPOLIXÜS, Op Pciravicini
Bij mijnen brac ven vriend geluUtig worden.
P A E A VI C I N 1.
Houd u gerust', aenbiddclijk mclsjen ’¦ ik heb voor den Graaf van P’craui alles over , en mijn pczachnbsp;op Corfica zal ir ^cnocgzacrn tegen het geweid vannbsp;uwen Vader en dea Hertog beveiligen.
iiippoLiTus, otnzmidc'.
Stil I ik hoor gerucht, (j llij hegatft zich naer 't ncbterëinie van ’’t.iooncel, en beklimt een rots. —nbsp;Driftig terug kom'tmU.'). o God! ’t.is gedaen! —nbsp;Verberg u,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verberg u.
j IJ L 1A, ontzeti
Wat ? wat ?
ji 1 p p o L I T u s
De Hertog nadert. Om Gods wil, vlueht — in ^ grot — haest Mi Julia! ik zie reeds -’t fchijnfelnbsp;hunner fakkelen.
J'f'
-ocr page 99-TOO N Ë E L S P B T.
JULIA, handen tn oogeo ten Eemel heffende.
Thandj.kan ik niet bidden, maer Gij gt;veet, wjt ik bidden moet. (Zij begeeft zich in 't grot.'f^
HIPPOLITUS.
¦ Paravicini! thands wordt onze vriendfchap op cene zwaere proef gefield. — Vreest gij den dood?
P ARAVICINI.
Vreesde ik dien immer, wanneer hij dreigde aim ’t voorftaen van eene reclitvaerdige zaek? HiffoU-tust — ik wil met u fterven.
HIPPOLITUS.
Ik ftierf gerost, zo ik (legts verzekerd ware , dat mijne Julia hen ontkomen zou. Ilelaes 1 wapr zalnbsp;zij, van eik vcrlaetcn , heen dwaeien ?
p A R A VI c I N I, groot,
Hippüiitus! de Hemel heeft niets van zijne al-raagt verlooren.-
HIPPOLITUS, hem omhelzende.
Getrouw in dood en leven?
PARAVICINI.
Getrouw!
Zi; oiithlooten hunne z'.vaérden , m plaetzen zich aen de zijde v^anbsp;het grot.
jD£A-
(Èfi DE MARQUIZE vanMAEZINI.
“SE HERTOG, geheel in 't harnasch, EEN TALRIJK GEVOLG , van fakkelen vo'orzlin , van over de rotzen komende; de voorigen.
DE hertog.
Is ’t hier? Colas !
COLAS.
Ja, genadige Hertog! ik. fterf er op, .dat ik he.n hier gezien heb.
DE HERTOG, tegen eenigcn van zijn gevolg.
Gindsch over die rotzen heen , en vang al op wat gij vindt, levend of dood!
BENIGE bedienden hegetven zieh atn de linkerzijde over de rotzen.
DE HERTOG.
Zo ik hen niet vind. Colas 1 dan beef! e o L A s
Dat zij hier geweest zijn, genadige Heer) j? ze. ker- ( Hippoliius df/i Paravicini bemerkende.') Zie,nbsp;genadige Heer ! zie derwaerds.
DE, HERTOG, tegen Hippolitus.
Ha! verraden (.Tegen zijn gevolg, zijn zveeerd etfiHootende.) Val aen ! val acn!
Jlltn dringen met uitgetoogen zzvaer. den op hen aen , Hippoiirus en Paravicini verdedigen zich eert oogen-
blik..
-ocr page 101-T Q o N E E L S B E L.
blik , doch moeten voor de overmagt zzcickten. iien tv.tvjaiiend hen.
PEHERTOG.
Men boei hen
EEff bediende boeit HippoU us en Paravieini
DE hertog.
Gij zijt verwonnen, laeghartige verraeder!
H t p p o L I T u s.
Gij roemt als de jager, waaneer hij. inct eenc geheele bende éénen leeuw gevangen heeft.
O e HERTOG.
at
Peledig mij niet, vrouwenfehender!lt; ;—iNoop mij niet, dat ik, door drift vervoerd, den.Jgt;?tii zjjsnbsp;prooi ontneeme. Waar is ^ulia?
H I P II o LI T O s. —ih
Jn ’t graf.
DEHERTOG. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[
Jn ’t graf? — Hoe, dubbelhartige! tracht gij mij te misleiden® — Colas t hebt gij de jongp Ma.rtjui-ze niet hier gezien?
COCAS
Zeer zeker, genadige lieeri dacr, daer zat zij.
HIPPOLITOS.
%9
yd
¦r»
gt;a-
n-
i'.j
Gij mpogt een mantelzak, vooc eene ypouw, hebben aengezien.
colas.
Neen, gij Graaf! Colas heeft zijne oogen zeer if'cl.
DE HERTOG, tegcn Zijne bedienden. Doorzoek dit grot ten einde toe. ,
F 5 nbsp;nbsp;nbsp;BE
-ocr page 102-ja DË MARQarZE van mazzini.
• ë beDiëvden tretden het grot in.
DE HERTOG
Wee! wee! uwer. Graef! gij hebt twee geduchte vijanden. — Gij zijt in onze inagt.
• H I P P o I, I T u 3 nbsp;nbsp;nbsp;Vedaurd.
En wij allen in die des Hemels. Ik vrees geene tnenfehelijke vijanden
DE He ftTOO
Er zal voor u geenfe gtiiWe zijn,
HI f P o LIT u s, tfn Ihmtl Ttijzende.
Dacr Zal ze voor mijniet voor u zijn.
DE IfER'l'dO.
Gij fprctdtt fterk j^ninfev flegts dat men den Craaf van Verezd keilt.
H 1 f P o L 1 T C .S.
Heil! dat men den Hertog t’rin Luovo kent, macr wee hem 1 die hem ten fchoonzoon begeert. Mennbsp;kent den hecrschzuchtlgén wreedaert. —• Twee getuigen h'kifvaii» wellcê gij Tiwe gemaelintfcif nþm-det, dekt reeds de Serde i en hoeveele-van -uwenbsp;wederftreevers zijn reeds door dolk of gih dooi^ unbsp;onigebragt?
; r; :t PE herto-g. nbsp;nbsp;nbsp;--
Graef! uwe ftouthsid zal ü verfchrikkelijke pijnigingen' op den hals haclen. Staeveu zult gijj ’t geen gij zegt.
IIIPPOLITUS.
Pijnigingen? — vvièn dfijgt men hier mede? — -een kind® — een lafhartigcn moordcr.acr ? — een Hertog van Luovo? — maer mij niet.
D E
-ocr page 103-DE IIERTOG , ’SOidcnd.
Eenw-ije wraekel oucUcrl bïtlwing u.'
P A R A i C I N I. nbsp;nbsp;nbsp;;
Gij. fpreckt veel. — Oiildoe u van uw harnasch , geel mij of mijnen vriend onze zvvucrden ^ en lasten die liet pleit beflcchtca,
DE' i! S R T o G.
Ik zou het nog beneden de eer van niijaeti fehild-knacp -rskenen, met vrouwenroovers een kamp sen -te gQcn.
Liêf uitgedacht! De Hertog is bedreevxn'in’t mae-ken van uitvluchten. Gij kunt u beroemen, uwe vijanden 'te- ondergebragt te hebben, «ao.als de jager, wiens honden een hacs doodden. Door de ban-diten, welke gij op uwe hand heot, is zeker mec-nig een uwer vijanden'gefnenveid. — Gij zijt dapper , ongemeen dapper, en raaekt eene fchoone ver-tooniug in uw blinkend harnasch , aongetrokken omnbsp;uwe piiiinacres te zoeiten. He! zo gij hacr in uwenbsp;magt -kost krijgen, heel Napels zou willens of onwillens zich over uw beleid moeten bewonderen.nbsp;De Napellche fchooneti zouden u roemen om denbsp;veroveringen , welke gij op ’t vrouwclijk hart knntnbsp;maeken, reeds uwe derde zou ’t zijn. UitneeinenJ!nbsp;fchoone vlijërijëa wacliten u, reeds. Ha, ha.
DE HERTOG.
Hel en verdoemenis! dagen en nachten zal ik bezig zijn, ,om nieuwe folteringen voor ü uitie-vinden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
H I P.
-ocr page 104-}gt;« DE MARQUIZE VAN MAZZINI.
H I P P o L I T ü J.
En dan ontzcnuuwt de Hemel uwen arm, en tot üw fpijt verdwijiicn al uwe plannen in rook,
BE BEDIENDEN trcedcn uit het grot, EEN DERZELVEN.
Er is geen ftervcling in dit hol, genadige Heen
DE HERTOQ.
Vier uwer blijven hier, en honden goede wacht. Elk die dir grot nadert zij ,uw gevangene. (Es.nbsp;gen Ilippolitus. ) En gij zult, door folteringen gedwongen , ontdekken waer ^fuUa is. (Tegen zijnenbsp;ledienden ) Draeg zorg dat zij niet ontvluchten.
HIPPO UT us.
De misdaedcr vreest en vlucht — de eerlijke m?a uiet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Het tooneel Vertoont een kleinen kerker; aen de rechte zijde de gezvoone ingang , aen den il::. ¦nbsp;ker kant eene kleiner deur. Men 'ziet er ' 'nbsp;een ledikant , één- fto 'el en tafel,nbsp;waerop eene aerdrn lamp zeernbsp;fiaan-J! licht -van zich geeft.
De Marquize toviz.K zit, zeer eenvoudig gekleed , treurig oen de tcfel. Ha eene korte jliltc,
Wat baet mij toch een leven , ’t welk doorgebragt wordt in eene fombere eenzelvigheid , oneindig hae ¦
te-
-ocr page 105-93
TOONEELSPEL.
telijker dan dc verfchrikkelijkfte afwisfelingen van de trcffendfte ongevallen? Boch laet mij niet vrae-gen, ecnmael zullen alle duisterheden van voor onze oogen worden weggcnoonicn. — Bijna vijftiennbsp;jacren bragt ik in dezen kerker door. Ach 1 dezen vcrichrikkelijken tijd zou ik niet doorgeleefdnbsp;hebben , zo de goede Vader der menfehen , van mijne jeugd af, mij niet met godsdienst gewapend had;nbsp;deze is ongetwijfeld de dierbaerllc gave , die ooitnbsp;van den hemel tot ons is ncdcrgcdaeld. Beneemnbsp;den mcHsch den gsdsdienst — en in de gcheelenbsp;1'chcpping zal endef zijne ellende gcene blijvendenbsp;troost te vinden zijn. — Schenk hem denzclven,nbsp;en het trefl'endst ongeval zal hem draegelijk wezen.nbsp;Ja, Ferdinand! met hem gewapend, kan ik mij nietnbsp;ongelukkiger rekenen , dan gij zijt. Hoe moet denbsp;bewustheid van fchuld niet al uwe vermaeken ver-Iritteren? deze beknelt mijnen boezem niet. — Nanbsp;den zomer van mijn lev^en in eenen kerker doorgezucht te hebben, weet ik dat eene eeuwige lentenbsp;mij wacht, dacr, waer boeijen noch kerkers zijn.nbsp;Deze bijna flacuvv geweende oogen zullen wel hiernbsp;bet lieve daglicht niet meer aenfehouwen , maetnbsp;toch geen eeuwige nacht zal dezelvcn gefloten houden. ---Edn vvensch blijft mij flegts ove
rig, QGehecl aingedacn.') ik zal denzelveii niet vervuld zien. (_l:i iracncn uitberstende.Mijne kinderen ! mijne kinderen! gij was.ht mij reeds, lang tot tlof te zijn wedergekeerd, én ’t is alleen omnbsp;u , dat deze traeiwn vloeijen. Fincent! cens deedc
£‘j
-ocr page 106-y4 DE MARQUIZE'vXN MAZ^I'KI.
gij mij mijne kinderen aenfehouwen — de Hemel gedenke hierom inver misdaeden niet!
Zij Icgl haer hoofd in de band. Dit-pf filtc.
Men hfu-rt eenig gereinmcl een de klei. ^ )ic deur , 't toelk door Louiza echternbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet bemerkt wordt , dezelve opent
' ^ nbsp;nbsp;nbsp;zich, en met zachte fchreeden treedt
Julia ten voorfchijn,
/
I
JULIA, de Meirquize LOUIZA.
JULIA, de deur openende , treedt ver. fchrikt terug,
.G odl wacr ben ik?
LOUIZA als uit eene bedwelming ko' mende , bemerkt Julia , en geeft eennbsp;lulden gil.
JULIA, onwillekeurig naderende en haer op. merkzaem befch ouwen de.
Hemel! welke trekken!
LOUIZA, haer fterk aengezien hebbende. Bedriegen mij mijne oogen ? (Op een wantrouwenden toon.') Eniilia 1 (^Zij befchonwt Julia metnbsp;een mier gevest oog; driftig op haer toctreedende.)nbsp;Mcnsch of fpöok! vrie zijt gij ?
JU-
-ocr page 107-JULIA, Hvreesd.
Julia !
LouiZA, driflig‘
De dochter van Ferdinand.,,^
JULIA.
Marquis van Mazzini.
LOUIZA.
Mijne dochter!] C-Z/;' vliegt op Julia aen , en klant haer in 'heure armen, Haer loslaelende.')nbsp;Dank, eeuwige Goedheid! Nog voor ik mij'nen ademnbsp;uirblacze , mag ik een mijner kinderen aenfehou*nbsp;wen! de bittere kelk wordt verzoet- Julia! mijnenbsp;dochter! zoo is dan eindelijk bot hart uws vadersnbsp;vermurwd, dat hij mij u toezeude ? — Spreek, ofnbsp;Icett hij niet meer?
j u L t A , beangst.
Hemel! wie is deze vrouw!
LOUiZA.
Gij kent mij niet? — Langs welke wegen, aen-biddclijkc Voorzienigheid! vervult gij de vuuriglle mijner wcnfcfaen? — Julia! ik ben Loiiize de Her-nini, uwe Moeder.
JULIA, geheel Jjartstochtelijk.
Gij, mijne moeder?' (^Zieh uoor haere voeten mdervierpende.. ) Mjne moeder !
LOUIZA- over haer bukkende.
Zegen , Algoedheid! zegeo voor mijne dochter! verhoor de gebeden van eene ongelukkige moeder!
J u L 1 A , haer vetr::kt de hand kusfehende.
Mevrouw! gij zijt mijne moeder? gij zijt de moeder.
-ocr page 108-Ölt; DE. MARQUIZE VAN MAZZINI.
der, om welkers gemis deze oogcn zoo vaek ge-fchreid hebben?
L o u 1 z A.
Ja, Julia! ja, ik ben die moeder, die u, toen gij nog in de wieg om mijnen bi jftand fmcekiet,nbsp;ontnomen werd — die finds vijfden traeg voord-wentelende jacren haer leven in dezen kerker doer*nbsp;bragt.
JULIA.
Mevrouw' Gij leeft! — Welk geval bragt u toch in dezen dcerniswaerdigen flaet?
LOU IZA.
De fchoonheid van Mafia Je Velorns! — raaer ik zal u alles verbaden. Ontdek mij eerst, quot;Julia!nbsp;zo uw vader u niet herwaerds heeft gezonden,nbsp;langs welken weg vondt gij toch dezen kerker ?nbsp;j u L r A.
Ach ! een edel jongeling bemint mij, cn mijn vader wil dat ik mijne band aen den Hertog van l.uovo geeven zal, den haeteiijkllen , wreedllen man ,nbsp;Mevrouw ! die in geheel Napels te vinden is. —nbsp;Reeds bijna twee macnden ben ik voortvluchtig.
I. o U I Z A
Zoo flaet de haet van dien onbarnihartigen man tegen mij, ook over op zijne kinderen.
JULIA.
Mijne lieve moeder 1 ik ben tliands bij u , om wie irdjii ban (leeds zoo vatirig verlangd heeft, cnnbsp;het onheil, dat mij trof, is kioiner in mijne oo-gen. — Hoe meenig een tracn bevochtigde voor ii
cn-
-ocr page 109-TOONEBL SPEL.
oiize oogen, want , offchoon wij u wel nimmer kenden , Mevrouw dc Mcnon ....
1. o U I Z A.
Mevrouw dt Menon? Leeft zij nog?
JULIA.
Ja , zij was onze voedller.
L o u I Z A.
De vriendin mijner jeugd! ach Ilenidl! mogt ik ook deze nog eenmaal acn mijnen boezem drukken ! — dan, vergeefsch is deze wensch.
JULIA
Waeröm vergeefsch? lieve, beste Moeder?
L o u I z A.
Julia! ik ben gedoemd tot eene eeuwige gevangenis.
JULIA.
Gedoerad? — wie dan doemde u?
LOUIZ A.
llelaes! — uw vader! — vloek niet, Julia’.
JULIA.
Mijn vader! o God I welk een ....
L o U I Z .A.
Zwijg, geliefde dochter! — Ik zal u mijne ver. fchrikkélijke gefchiedenis verhaeleii. Zeven jaerenhadnbsp;ik met uwen vader in den echt geleefd, toen denbsp;uitnemende fchoonheid van Maria dc Vclortio alnbsp;mijn geluk den doodilcek gaf. Ik bemerkte welnbsp;dra de koelheid van uwen vader, die door haerenbsp;fraaije gellalte en afgerechte kunstenarijën veröor-zackt werd; doch, trachtte door tederheid en on»nbsp;derwerping mij eene genegenheid weder te bezor.
G nbsp;nbsp;nbsp;gen,
-ocr page 110-gen, welke ik thnnds verlooren had; doch alles was vruchteloos; inwendige kwellingen wierpen mijnbsp;weldra op het ziekbed neder, en ik verwachtte niets,nbsp;dan den dood. Julia! befcf wat ik gevoelde, toennbsp;ik, uit eene bedwelming bekomende, mij niet meernbsp;in mijn flaepvertrek, maer hier in dezen kerkernbsp;bevond — o.' ^t Geen ik toen gevoelde, is bovennbsp;alle befchj'ijving. Ik meende reeds gellorven en innbsp;den ftaet der afge-fcheidenheid te zijn.
JULIA. '
Helacs! dit kon mijn vadert L o ü I z A.
Lang daerna vernam ik, dat de maer van mijnen dood aiöra verfpreid was, en dat een lijkbusch ,nbsp;met al den pracht tot onzen ftand behoorendc , innbsp;’t graf onz.er vaderen was bijgezet, en — dat denbsp;Marquis Maria dc Velortio gehuuwd had. — Voornbsp;mij was dus geene hoop om irara9r het daglichtnbsp;weder te aenfchoiuven — doch, ik onderwierp mijnbsp;aen den wil des Hemels.
JULIA.
o Mijne moeder! welke ijsfelijke dagen hebt gij gefleeten.
LOUIZA.
Ja, dagen, Julia! waerin ik dikwijls den goeden Hemel fmeckte, dat hij mij van mijnen moci-jelijken post, zou aflosfehen , doch heden — het gezicht van een mijner kinderen, weegt jaeren vannbsp;lijden op — zeg mij toch, lieve dochter 1 langsnbsp;welken weg kwaenit gij hier?
JU'
-ocr page 111-t o o N E E t s P E t.
JULIA.
O 1 Langs eenen aekeligen verfchrikkelijlcen weg. Nog geen uur geleden, was ik bij mijnennbsp;vriend, bij mijnen lllppoUtus. De Hertog kwamnbsp;daer met eene bende, om ons te vangen — iknbsp;vluchtte in een grot — het-gekletter der wapenennbsp;klonk weldra verfchrikkelijk in mijne ooren — iknbsp;drong dieper in dit aekelig bol door, het werd langer zoo enger, tot ik mij eensklaps in een giooternbsp;ruimte bevond, waer een eeuwig duister heerscht,nbsp;ik ging echter voort — tastte langs de vochtigenbsp;muuren — vond eene deur — opende die — ontdektenbsp;nog eene deur — opende ook die, en — ik vondnbsp;mijne ongelukkige moeder.
LOUIZA.
Hoe ondoorgrondelijk zijn de wegen der Voorzienigheid! Langs een weg, nooit misfehien betree-den dan door hem, die denzelven bacnde, wordt mij mijn geliefd kind toegezonden 'Julia l fintsnbsp;vijftien jaeren , welke ik hier doorbragt, werd hetnbsp;niij flegts dénmael vergund, u te aenfchouvven.
JULIA, verwonderd.
Mij te aenfehouwen?
LOUIZA.
Ja, mijn kind! — Vincent heb ik ééns kunnen verbidden dat hij mij ge^genheid gaf u beide tenbsp;zien.
JULIA» nog meer verwonderd.
^ Vincent? Mevrouw' waer zijn wij dan?
LO Ü I-
-ocr page 112-fc^o DE MARQUIZE VAN MAZZINI.
LOUIZA.
In den zuidelijken vlsugcl van ’t kasteel- van Mazzini.
JULIA.
o lleuïl‘1! dus in de magt van mijnen vader?
' nbsp;nbsp;nbsp;L o u I z A
Van waer uwe vrees ? Julia ! door denzelven weg, langs weikc gij kwaemt, kunt gij immers dezen kerker verlatten.
JULIA.
Ik, vertrekken? en mijne moeder bier lacten? Neen, beste moeder! Q Lcvetiilig.') wij zullen famennbsp;gaen, ik zal u nooit Verlaeten. '
L o u 1 z A , hacr omhelzende.
o Hemel! hoe ver.toct gij de rampen, die mij drukten. — Ach , mogt ik nog eenmaal in de vvae-rcld terug keeren — nog eens mijne kinderen omhelzen, voor ik deze mat geweende oogen fluit. —nbsp;Julia! uwe zuster, uw broeder keven immers?
JULIA.
Toen ik hen verliet — ach ! wat zal van Ferdinand geworden zijn. Hj hielp ors vluchten, de Marquis ontdekte ons , en zo de nacht mij niet ge .nbsp;holpen had, zou ik zeker reeds de geraaelin vannbsp;den Hertog zijn. o Moeder! ik heb reeds aekeligenbsp;dagen gefleeten — dan, alles was verzoet, ik vondnbsp;mijnen llippolitus weder; (Schreiend,') goede God!nbsp;hij Zal zekerlijk vermoord zijn.
L o U I Z A.
Wanhoop niet, lieve dochter! heden heb ik gezien ,
-ocr page 113-lor
too^eëlspei..
zien, ‘lat voor den Onëindisen niets ónmogelijk is. rCinimer verwachtte ik het zalige oojenblik u te zien;nbsp;cn zie, langs welke zcldzaerac paden toont de Hemel ons zijne goedheid.
JULIA.
Ach, mijne moeder! wij beminden elkander zoo teder, waeröin wordt ons geluk zoo moedwiliig gemoord ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
• nbsp;nbsp;nbsp;, ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I, o u I z A .
Vraeg niet, mijne dochter! Wat ons hier, duister, onbillijk, onwijs is, zal d-adr helderlicht, de on-krenkbacrfte rechtvaerdigheid, en de fchitterendiicnbsp;wijsheid zijn. Toeven wij — l.iet ons geduldignbsp;vvézen.
JULIA,
Ja, ik zal geduldig wezen. In wiens mond past deze les beter dan in den uwen ? — Gij zuchttenbsp;vijftien jacren lang in een aekeligen kerker, en denbsp;wanhoop maekte geen eind acn uw leven. Lievenbsp;moeder! wij leefden zoo nabij u, cn weenden omnbsp;uv/cn dood.
L o U I Z A.
Ware ik dood geweest, ik had minder recht op uwe traenen gehad. ,
JULIA.
Ach! hadden wij flegts kunnen vermoeden, wie het was , welke wij een fpook meenden te zijn,nbsp;hoe ras zouden wij , gered hebben, De oude /-'Vn-ctnt wist dus dat gij hier waei't?
LOU I.
-ocr page 114-Dsze bragt mij des nachts mijne behoeften. Doch voor nu bijna zes maenden , meende ik dat gebreknbsp;acn voedfel weldra een eind aen mijn bejamraerings-^nbsp;waerdig leven zou gemaekt hebben. Twee dagennbsp;leed ik reeds gebrek, toen •— ik den Marquis zelfnbsp;zag binnen treeden.
JULIA
Mijn vader? — hij kon dus nog getuigen zijn van* uwe ellende?
L OU IZ A.
Toen floot ik mijne oogen , en wenschte dezelven nimnier wederom te openen. Uw vader was geheelnbsp;verbitterd — geene fmeekingen tonden hem bewec-gen. — Hij maekte mij den dood van Vincent bekend , en verwittigde mij , dat Baptista zijne plaetsnbsp;bij mij vervullen zou — hij verbood mij ooit éénnbsp;woord tegen dezen man te fpreeken — hij dreig-de — hij vloekte — en vertrok.
JULIA.
En fints zaegt gij niemand, dan Baptista ?
Men hoort op eenen afftaad cene deur openen , en vervolgends den gang lt;oaisnbsp;een menseb.
L o o I Z A.
Verberg u, Julia'. Baptista komt.
JULIA omhelst haer, en vertrekt door de. kleine d(ur.
ZES-
-ocr page 115-TOONEBLSPEZ. 103
DE MARtjuis, mef eenigi behoeften, louiza,
DE MARlt;J,ois, geheel •verbleekt, een angs-tigeii blik om zich en ep Louiza •werpende.
Ik kom u eenige ververfching brengen. Mevrouw!
LOUIZA, ontjleld.
Hoe, mijn Heer! gij zelf durft mij nog komen zien.
DE MARQpis, ter zijde.
o God; thands kan de verkwijnde Loiza , duizend bloeijende Matia'i opwegen.
LOUIZA, bedaerder.
Ik ben dus nog niet geheel bij u vergeeten?
DE MARlt;iuis, dit geheel tooneel door met een afgewend gelaet en beevendenbsp;Jiem fpreekende.
Ik vergat u niet. Mevrouw! maer u te kome» zien , .was knaegend vergif voor onze rust.
LOUIZA, •vraegend.
Yoor onze rust?
DEMARQUIS.
Voor de uwe en de mijne , Mevrouw I de flap is gedaen, en is onherroepelijk, wat konden onsnbsp;erïnneringen aen ’t voorledenen anders, dan grie-vingen zijn?
L O U !•
-ocr page 116-i«4 de MARQÜIZE van MAZZINI.
L o U I Z A
Gij zijt fpraekzaemer. Marquis! God! zou wel uw hart ....
DE MARQUIS.
Stil, Louiza! ik kom heden hier om affcheid van u te necmen , binnen weinig dagen vertrek ik naernbsp;Napels. (^Zeer ontroerd,') Ik wcnschte u nog den-macl te zien.
i-ooiZA, met hedeerden nadruk.
hlarquis! leeft gij gelukkig?
D E- M A R Q ü I s , ter zijde.
o God! welk cene vracg!
LOUIZA.
Slijt gij''thands genoegelijker dagen, dan toen wij te 1’amen vereend op Mazzini woonden, en dripnbsp;lieve kinderen, ons nog gelukkiger dagen fcheenennbsp;te belooven? toen gij mij uwe., eeuwig uwenbsp;Louiza noemdet, en ik met de grootfte tederheidnbsp;uwe koozerijën beantwoordde? Zijt gij thands gelukkiger, dan toen gij mij in de uabuurfchap vannbsp;Gatania vlcidet, en mijne hand en hart begeerdet?nbsp;Erïnncr u die dagen. Marquis! vergelijk ze metnbsp;die van heden, en zeg mij, zijt gij gelukkig?
DE MARQUIS, zeer ontroerd.
Ik ben gelukkig. Mevrouw!
LOUIZA.
Nu, zoo is ’t wel! maer kan ik u gelooven, mijn Heeri kunt gij gelukkig zijn, en mij hier innbsp;dit graf beflooten houden?
D£
-ocr page 117-loj
tooneelspei..
DE M ar Q.U I S. ,
Eouiza !
' L O U I Z A.
Ik wil uw hart niet meer bcllormen , neen , ik wil mij uwe liefde niet, trachten te herwinnen, eensnbsp;wenschtte ik dit, en ik betreur het — ga, mijnnbsp;Heer! keer terug raer Napels, zoek daer , ’t geennbsp;gij toch niet ligt vinden zult — rust, en geluk*
DE MARQUIS, met een gefronst gclaet.
l.ouiz»! ;
L 0 U I Z A
Ik heb te veel gezegd. Ik zal zwijgen. Dan, nog cene bede voor gij mij verbet. Leeven nog alnbsp;onze kinderen?
DE MARQUIS.
Ja-
L O U I Z A.
Dn het zal deze oogen niet vergund worden hen te aenfehouwen.
DE MARQUIS.
Mijne veiligheid en uwe rust verbieden dit. Mevrouw! _ Ik moet u vcrlaeten. Baptista zal u van
alles blijven voorzien , alleen gehoorzaem dit ernftig verzoek, fpreek niet met hem. — VaerweH
L o u I z A.
Dat de Hemel uwe gebeden niet afQa, gelijk gij de mijne.
-ocr page 118-ÖE MARQUIS, haer wanhaopenii acnzitnde.
Vaervvcl Mevrouw I
riij vertrekt, aen de deur genaderd zijnde, fiact hij nog een veel beduidenden blik op h'aer en fntlt vieg,
De Mar cruize louiza, ji^lia.
JULIA, optreedende.
M ijne moeder 1 was dit niet de ftera van mijnen vader ?
LOUIZA.
Ja, lieve Julia! hij kwam affeheid van mij nee-men , zoo hij zegt vertrekt hij eerlang nacr Napels— Hij blijft nog dezelfde, verhard in ’tkwaed, bevreesd voor berouw.
JULIA.
Hij vertrekt, naer Napels? Levendig,') Wij naer Corfica.
LOUIZA.
Julia! ijlt gij?
JULIA.
. Moederl kunt gij met mij niet langs denzelfdea Weg vertrekken , dien ik gekomen ben. Gij deedt mijnbsp;eens het daglicht zien, ik zal het u ook weder doennbsp;aenfchouwcn — vluchten wij.
I. o u I-
-ocr page 119-ipr
L o U I Z A.
Waer zou ik, ongelukkige! heen vlieden. Ik heb geen vrienden meer op de wacrcld , en die ik had,nbsp;hebben mij vergeeten.'
JULIA.
Hebt gij dan uwe Julia niet? o mijne moeder! wij zullen weldra het grondgebied mijns vaders ver»nbsp;laeren hebben , en dan zijn wij immers buiten zijnenbsp;magi. — Ivom , gacn wij; ik koa Ucm wel ontvluchten — de Hemel zegent de poogingen van ouderlie-vende kinderen, zouden wij, hem dan ookniet kunnen ontviiedeu'? Uwe Julia zal voor u werken, en.nbsp;dit zal mijn grootftc wellust zijn , (^Levendig,.') vergunnbsp;mij llcgts dat ik u het daglicht weder doe zien. Mijne moeder! u te verlosi’en is do grootftc vvcldaed,nbsp;welke de Uemel mijfchonk, — kom Mevrouwt gaennbsp;wij , de nacht zal onze vlucht begunftigen.
kOUIZA.
Julia t lieve ' dochter! Gij zijt mijne verloster ! welacn! gaen wij, de Hemel zegene onze pooging.nbsp;Grootcr onheil dan hier te ieeven , kan mij toch nietnbsp;trefTen.
Julia neemt den lamp. Beide ver^ trekken , doch na een ordenlijke tu%-fchenpoos treeden zij veedett ten vaoïfnbsp;fchijn.
JULIA, febreiënde.
o God! — o God! moest dit mij tretFen! Ramp» zalig flot, vervloekt zij uw vervacrdigcr.
LOUI-
-ocr page 120-io8 DE MARQUrZE van MAZZINI.
louiza, haer dc hand op deti mond
Ug^ende. nbsp;nbsp;nbsp;¦ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(
Vloek niet, ^nlia! waeröjn het onfchiiUHg werk* tuig des geweTds gevloekt. Dc Hemel wil niet datnbsp;wij van hier gaen Hij heeft grooter zaeken voor,nbsp;berusten wij, Jalia ! bornsten wiji
JULIA.
Ach! waci'öm zorgde ik niet, dat deze deur, waarvan einze vrijlicid al iiing, open bleef? — ik onbe-zonnenc! Ach mijne moeder! ikvcriieugde mij reeds zoo levendig, dat ik u uit cene vijftien jaerigc gevangenis vcriosfen zou, gij moet in, uwen kerkernbsp;blijven , en ik , . .
LOUIZA, fchreiSnd.
¦ Lieve dochter' zijt tocli getroost. De Hemel kan immers uitkomst geeven ? Ik Ichrei, luacr Julia!nbsp;ik Hort deze traenen niet om mij zelve, maer om ii,nbsp;mij troften te zvvaere rampen , dan dat eene teleur-fteliing mij zou nccrflacn, maer om u ween ik, om u ,nbsp;die in het prilst van uwe jacren het ijslelijke vannbsp;eene gevangenis voelen zult, of dc gomaelin van dennbsp;Hertog zult moeten worden.
j 'J L !• A.
Schrei niet om mij, lieve moeder! neen — ik wil in dc vrije lucht niet zijn, als gij in een kerker zucht;nbsp;ik wil bij u blijven, ik wil u troosten en van u on*nbsp;derweezen worden
LOUIZA.
Zo gij dezen kerker boven,een huiiwlijk met den Hertog fielt, dan help mij het fmartclijke van mijn
lof
'T o o N E E L S P Ë L.
leven draegen. Wij zullen onze verlosfing van den Hemel verwachten en ons onderwerpen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Julia.
o Lieve moeder! deze kerker is een’tempel, het Paleis van den Hertog eene gevangenis, ’t Is/zalig,nbsp;heid met u vcjgeeten/te worden, verdoemenis in denbsp;armen van den Hertog te liggen.
I, o U I Z A.
Kom dan Julia! laet ons hier te faincn hoopen en verwachten , — in elkanders armen derven en — fa-men zalig zijn.
. -JULIA, haer teder omhelzende.
o Mijne moeder! ik zal bij u gelukkig worden _
ik zal u nooit yerlaeten.
(^Ilit gordijn valt,')
Einde van V vierde hedrijf.
I
-ocr page 122-DE MARQUIZE vRn MAZZINI.
Het tooncamp;l vertoont de fiacpkamer vah den Marquii , een fltieuw nachtlicht brandt opnbsp;de tafel, zcaer naest, op een fchenkbórd,nbsp;een glat met mater gcplaetst is.
Dc Marqilize maria, in nacht* gcTcaed.
D e laetfte blik, welke gij op mij geflagen hebt, zal mij doodelijk zijn ; Maria de Felorno ontvingnbsp;het leven niet oin vernederd te worden, doch, wijnbsp;zullen faraen gaen Warquis! gij zult niet overblijven,nbsp;om uwe ontdekkingen bekend te maeken. Te fa-men zullen wij gaen, en wat na dit leven mijn lotnbsp;2ij — o hier aen bekreun ik mij niet. — Gijnbsp;wandelt nog , ja , gij wandelt den dood te ge-moet, en welügt de verdoemenis ook. Ja, Her-dinand! al werd elk ftofjen een pijnbank, wreekennbsp;wil ik mij, — en hoe zou ik lagchen , zo fkdeVincininbsp;flegts.in ons reisgczeifchap krijgen kon. (.Zij neemtnbsp;een klein ffesjen en jlort het zelve in ’t glas met maler uit.') Gij zult den dood voelen. Marquis! lid
voor
-ocr page 123-tïf
vboT lid moet bij u verftervcn — ik wil geelie ge-meene gifniengfter Zijn, die de ontdekking van.’t gepleegde vreest, fel werkend moet het zijn, opnbsp;dat anderen leeren geeri'e Napelichc vrouwen te be»nbsp;loeren. Hij komt — allonsl moedig naep ’t ftrijd-perk des doods.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;-itrtrclit. j)
DE MARQUIS, met een lantaern, eent andere deur inkomende , zeer ontjleUl.
Zi] volgt mij niet? CUij ziet angftig achter zich om.') Zuik een angst ftoiiS ik nimmer irit. ‘tjlij zetnbsp;de lantaern op de tafel., e:: drinkt bet zaatcr.) Scheennbsp;zij mij niet door de gaenderijën te volgen? volgdenbsp;mij haerc fmeekende ftem niet? — o deze ftem zal iknbsp;eeuwig hooren, om eeuwig wanlioopender te wor*nbsp;den. o Godl waeröm gaeft gij mij het leven — waer-om was de börst, die mij zoogde , niet vergiftigd ,nbsp;of waeröm wurgde men mij niet, toen ik redenloosnbsp;in de v^eg lag? Mijne rust is voor eeuwig verloo»nbsp;ren — ik ben voor eeuwig verioofen! (//y zverptnbsp;zich in zijne jloel neder.) Maria! uwe ontrouw heeftnbsp;mij mij zelven weer gegeven, doch om u, om mijnbsp;zelven, om de gebeele fchepping met haeren Schep,nbsp;per te vervloeken — voor u, Maria! dient nognbsp;een afzonderlijke hel gebouwd te worden, voor unbsp;dient de fcheppende Almagt nieuwe pijnigingen te
vinden. --ik heb 'U weder gezien, Louiza!
had
-ocr page 124-/tu DE MARQUIZE van MAZZINl.
had ik liever een moord begaen op ’t oogenblik dat mij deze begeerte bekroop. Uive kernte.nde itemnbsp;zal mij als een Iiijëna doen huilen — uwe gebedennbsp;zullen mij doen vloeken, — uwe onderwerping zalnbsp;mijner wanhoop nieuw vocdfcl geeven — en uwenbsp;traenen zullen mij , onder de heevigfte folteringen,nbsp;helsch doen lagchen. — Ha! vervloekt zij de nachtnbsp;wacrin ik gebooren werd.
l!e lactjlc ivocrdiii iwg nmu-zvlijhs uiigs . fp~oai;t:i bebbcnili , geeft hij een luidennbsp;gil . Jhirt i;i zijne floel neder, en muektnbsp;de pijnelijkjlc gehaeren.
Be Marquiamp;e maria, treedt zacht op , en blijft achter den Marquis faen. IFoede ennbsp;vreugd jlrijJen op baer gclaet.
DE MARQüIs, na een kleinen tus-fcheiipoos, zvjak.
oH emcl I welk een fuiart! Rechtvaerdigheid ] maekt gij reeds een aenvang met uwe llralTen? Welkenbsp;duldeloozc pijnen I o Hemel! reept gij mij thandsnbsp;op, om voor uwen richterfloel te verfcliijncn ? omnbsp;dacr het vonnis van eeuwige verdoemenis te hoorcii!nbsp;eeuwig ongelukkig — eeuwig!! welke gedachten.nbsp;Ach wacröm begeeft mij mijne denkingskracht niet ,nbsp;— Ja, vol van den wijn een floot iu den boezeffl ,
en
1
-ocr page 125-ai
‘en van alles onbewust uit den tijd in de eeuwigheid oVergettiimeld. {Hij 'ivil bellen.')
Maria, vliegt driftig toe eii houdt, de hand een de fchel.
Geeti hulp ! — Het Uur van Uw ftefven eii obr. deel is daer!
DE MARQUIS, geheel ontzet.
¦Maria) God welk een gelaet! zoudt gij'wel?.., M A R ï Ai
Gij behoeft niet te gisfen , ijverzuchtige I —« Gij zijt vergiftigd.
DE marquis, jlaet de handen Vo'or ’t gezicht.
Maria.
Ha! zoo inoet uwe ontdekking beloond wördeti. Watr is thands uw itioed ? — wacr uw fier oog ?nbsp;lafhartige!
De marquis.
o Hemel! is dit de tael, is dit het gelaet VaU de onderworpen Maria ?
MARIA.
Gij moet mij geheel leeren kennen, op dat Uwe eeuwige folteringen vergroot worden.
DE marquis.
Maria! om wier bezit, ik alles opÖlFefde — om Avie ik de gruuwelijkfte vvandaed bedreef.
M AR 1 A. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Te beter — Hal was elk uwet daedeil, een grU* Welftuk geweest! —
ÏU de MARQUIZE van mazzini.
r nbsp;nbsp;nbsp;DEMARQUis, fchrciende.
Maria! o heh medelijden met een llervendcn on-gelukkigen. —
M A R I A.
Medelijden? — medelijden zegt gij? voor ons niet — in de gcheele fchepping Inbsp;DE aj A R q u I s.
Maria !
BI ARIA.
Hoe ligt gij dacr nu — zijt gij zpo bevreesd voor den dood. — (^Zij trekt een dolk, vliegt/zuoedeiid,nbsp;op hem aen, en dreigt hem te doorjlooten.') ,
DE MARQUIS, haere hand
vaeérboitdende. nbsp;nbsp;nbsp;lt;¦
Om Gods wil, raezende! laed ook geen bloed-fchuld op u. — nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
MARIA.
Ik dank u — ik had u bijna nog een dienst ge-daen — neen , voelen, voelen moet gij wat ik ver» mag. _
BE MARQUIS, geeft andtrmatl een lui’ den gil, en tvordt door beevige fluip-trekkingen gefolterd.
MARIA, hem met een helfche glimlach aengezien, hebbende.
Zoo, zoo! nu is alle hulp vruchteloos! — (Hem •wild bij de hand neemende. ) Nu , ik zal u verwachten , in de plaets die voor ons bereid is — deedsnbsp;zult gij mij beminnen, en eeuwig zal ik voor uwenbsp;oogen overfpel bedrijven — Ha! dat zal vreugd
zijn —
-ocr page 127-TOO N M- Ë r É Z,
Jtijn — loep nu hulp _ _ nbsp;nbsp;nbsp;jiéemf. de fchd,
en heit als ecne raczende, werpt dezelve op ded grond, geeft den Marquis een [loof in 't aengezicht ^nbsp;€ii vertrekt ijlings!') ,
DE MAK-CiUIs, alleen, uit eene bedwelming bijkomende,
O Hemel! vvaeröm moest ik dit oogenhlik bekfi; ven? Maria! — o God! hoe kon ik zoo geheel blindnbsp;zijn? — Weel weel welke pijnen! — Komt dan niemand mij rampzaligen te hulp I o Hemel! ik fterf!nbsp;(^Oe fmert beneemt hem alle bewustheid.)
EMILIA^ M'evr, De menon, henrieï-TE, DE MARcauis.
Mevr. DE MENON, inet Emilia, ter rechterzijde eptreedende.
2 ien wij toch wat er gebeurt!
HENRIETTE, driftig aen den Un~ kerkant, met de handen voor denbsp;oogen , optreedindes
Heiiielfche Vaderl help! help! het bloed ftroomt langs den grond.
ïï a nbsp;nbsp;nbsp;EMf*
-ocr page 128-M« de MARQUIZE van MAZZINI.
EMILIA en Mevr. de menon,-fchielijk.
Wat? wat dan?
HENR.IETTE.
De Marquizc drijft in haer bloed.
Mevr DE MENON. nbsp;nbsp;nbsp;^
Spreek wat is cr toch ! Henriette !
II E N R I E T T E.
O Mijn God! de Marquizc heeft zich vemoord.
EMILIA cn Mevr. de menon.
Hemel! wat zegt gij?
HENRIETTE.,
Zij komt woedend in hasr kamer; trekt een dolk, ftpot zich in de borst , en dort vloekende op dennbsp;grond. Help! help! (Zy gaet driftig het tooueeinbsp;af. Mevr. de Menon en Emilia volgen haer ijlings^nbsp;zonder den Èlarquis icnerkt te hehben.
BAÏTISTA, DE MARlt;1UIS.
ÏAFTISTA.
Gerechtige Hemel! welk een leven. nbsp;nbsp;nbsp;Mtrr~
quis ziende.'^ Hemel! genadige Heer! wat deert u? — Helaes ! hij is levenloos, —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gaet aen de
deur.') Hei, hulp! hulp!
De marquis, zeer zwak.
Wie roept mij.
B A V-
-ocr page 129-lit
BAPTIST A.
«SVat is u toch overgekomen? genadige Heer!
DF. MAR (IV IS. nbsp;nbsp;nbsp;?
Ik heb haer gezien, de verkwijnde Lotüza! o Eaptista! had ik het niet gedaen, haere ftem wasnbsp;als die des kirrenden tortels, ach had ik haer dur»-^'en omhelzen!
B A P T I S T A.
Wacröni dk niet gedaen, genadige Heer i
D E M A R q U t S.
De waereld! Baptists!
B A PT r S T A.
’t Is immers béter, genadige Heer! dat de geheele waereld u lastert, zo gij door u zelven wordt vrij-gefprooken — zo gij hoopeild dc waereld verlaetennbsp;kunt.
DE MARqUIG.
O God! ja, ik moet de waereld- verlaeten ! ¦—
B A P T I s T A.
Nog niet! genadige Heer! de Hemel zal u nog tijd geeven, ’t geen verdorven is, te verbeeteren.
D E M A E. q u I s , lactntni.
Baptists! ik ben vergeeven.
B A P T I s T A , geheel •verfchrikt.
God in den Hemel! wat zegt; o laet.mij dan fpoc-dig. ...
DE MARquis, hem iveifhoudende.
Wat?
rS A P'
-ocr page 130-BAPTIST A.
Naér Mésfina om eenen geneesheer zenden. (^Hij
Viil. 'Vertrekken,')
D E M A R (J U I S.
Blijf, blijf! eer iemand te Mesfina is, ben ik reeds dood.
B APTISTA.
De Hemel is barmhartig, misfehien kan men tx nog redden, (^Hij loopt aen de deur, ) Jean ! Pedro!nbsp;volk! kom dan — ach, genadige Heer! wie heeftnbsp;U dan vcrgcevcn ?
DE MARqUIS.
Ach! wat baet het u de rampzaelige te kennen?
EEN BEDIENDE.
Wat wil uwe genade!
BAPTIST A.
Vlieg naer Mesfina, het koste wat het wil, ter* ftond een geneesheer, of de Marquis fterft.
DE BEDIENDE Vertrekt.
DE MARQUIS, wiens zwakheid meer
en meer toeneemt.
Baptisia! alles zal wel vruchteloos zijn — de dood wacrt reeds door mijne aederen — hacl mijnbsp;mijne gemaelin. —
BAPTISTA, deelneemend.
Welke ?
•DE MARQUIS, aile krachten ia-fpannende.
o! — Dit tcelke verdoemt mij. _ fpoedig! fpoe-dig B'iptista! hael mij mijnen zoon, opdat ik henj voorv mijnen dood aanfehouwe.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eap-
-ocr page 131-T o o N E È L S P'
E A p TI s t A , in 't heêvgaén.
6 Gerechtige Hemel I hoc wonderlijk zijn uwe wegen. QTegen Robbert, welkt inkomt.') Pas opnbsp;den Marquis 1
ROBBERT, achter op V taonecl,
BE M A R Q^U I S.
DE MAR OU IS, na eene poos befeffcloos ge^ zettn te hebben , fiaet hij woedend op.
N n, zoo gaen wij met verdubbelde fchreeden ter helle! — Er is immers voor mij geenc genade meer? —nbsp;Gij, wr.Tckzuchng Opperwezen! Gij zult immers gec-tie genade voor mij hebben? — Gij deedt mij zondigen i om mij te verdoemen. — Genade! voor mij ?nbsp;ik begeer ze niet. — Een dagelijkfche zondacr , dienbsp;zijne misdaeden vergeeten kan, eifclie haer, maernbsp;ik — ik draege de draf hier ; de eeuwig raezendenbsp;wanhoop , de afgrijsfelijkfte vertooningen , waer bijnbsp;het fchepfel tot zijn niet terug deinst i even min alsnbsp;de betooverendfte fchiidcrijën zullen mij voor déiienbsp;feconde het gezicht van eene Louiza doen vergeeten,
en hier aen te denken _ de trouwelooze hoer, door
mij op dentroongeplaetst, endc deugdzaeme gemaelin in den kerker gefmeeten eeuwig voor mijne oogen tenbsp;hebben—Ha! daer isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hel. Ja, Lottiztf gij zult
gewrooken worden. Mijn duivel zal mij de levendi-H 4 nbsp;nbsp;nbsp;ge
-ocr page 132-i»o DE. MARQUIZE TAN MAZZINI.
ge fchilderij uwer deugden voor de oogen houden» om mijne wanhoop lagchen, en onder mijne foltorin-gen fpotten — Daer nadert — daer nadert de grimmige vijand der menfchen. Hier! hier! verdoemd#nbsp;Engelen! ziet in mij uwen makker. (////’ valt i:i zijnnbsp;jloel mdex.y
( Tus/ebenpoos. j
DE M/\R(juis, Robbert bemerkende', vliegt op hem aen, en vet hemnbsp;mild bij de hand.
Hier ! gij menfehenkind! hier ziet gij een fchep-. fel, wiens eeuwige verdoepienis , reeds voor ’t kiemen der wacreld in boek der wraeke was aenge-feekend zie mij, en zo gij mij ooit wilt wederzien, zoo druk mijne voetftappen. fjaest kom iknbsp;voor den Richter, en dan zal ik op verfchrikkelijkenbsp;Viaegcn moeten antwoorden. Dan zal ik daer, —nbsp;daer — door den verfchrikkclijkcn Rechter gevon-nisd , op de fnelle blixems der wraeke buiten het val?nbsp;der fchepping geflingerd worden, ik zal leevennbsp;eeuwig zal ik leeven, om elk oogenblik duizendnbsp;dooden te derven. —
/lij bez-mijkt ii^ de (innen van Robbert» ’^elke hem op een fophti tiejlerlept.
-ocr page 133-T Q O N E E L S P E l,. nbsp;nbsp;nbsp;iij.
ilevr^ DE MENON, EMILIA, DE V O O R, I G EN.
Mevr. DE MENON.
H emel! zijn er dan nog meer rampen in dezen ontzettenden nacht? (jDe;; Martjuis zimde , Jlaet zijnbsp;de handen voor de oogtn. ) Rechtvaerdige Hemel!
EMILIA, beuren vader te voet vallende.
Mijn vadQrl
DE M A R. Q U I s . lekoomende.
Louize! gij ligt tyeder aep mijne voeten? — Te« rug! bezoedel u niet — ik ben befrnet — ontvluchtnbsp;mij! — wee! wee!
EMILIA.
o Mijn vader i
nEMARQ,UiS
Vadei ¦? ó Hemel! ben ik een vader? — Moeder en kinderen heb ij: voor een overfpeelfter — voornbsp;cene moorderes verftooten.
EMILIA.
Ach mijn' vader! in welk cen rampzaligen toe-ftand zijt gij? — zie mij? — Uwe Emilia, uwe dochter ligt aen uwe voeten.
DEMAR.Q.UIS.
Schepfel' noeip mij niet uw vader! — ik ben gen doemeling.
Mevr*
N iet deze blik Ferdinand! — maek mij de lact-fte oogenblikken niet bitter, mijn wroegend gc-weèten heeft geene bczwacren noodig.
FERDINAND.
Marquis!
DE MARQUIS.
o! Ik ben den naém van vader onwacrdig , doch zijt niet wreed tegen een ftervenden. Van den Hemel mag ik geene genade hoopen , deze veriloot hard-nekkigen, maer — laet mij toch niet onverzoendnbsp;ftervcil. f^Schreiënde.') Ferdinand ! zoon vaneen doe*nbsp;meling! Ik fnicck u, vergeef mij mijne mishandelingen! Emilia! vergeef mij.
r E R-
-ocr page 135-ifl'S
FERDINAND, Ontroerd.
VaJeri welk een treffend onheil heeft u het gebruik uwer zinnen benoomcn?
DE M A R q u I s , fchrciënde.
Ween, beween mij, ongelukkig fchepfcl! Sints vijftien jaeren heb ik de mcnfchclijldieid afgelegd,nbsp;alleen haere gedaente behield ik. Ik vergat ii, mijne kinderen! ik vergat uwe moeder. Zij, aen wie iknbsp;de rust van mijne ziel , aen wie ik mijne zaligheidnbsp;opüfferdc — om wie ik het fnoddfle gruwelftuk bedreef, vermoordt mij — Ferdinand! i
Ontdek U toch.
D E M A R q ü I S. nbsp;nbsp;nbsp;'
Maria de Vtlorno heeft mij vergiftigd.
Mevr. DE ME NON.
o God! en zich zelve heeft zij doorftooken.
FERDINAND.
Ontzettend!
Ilerhèl! nbsp;nbsp;nbsp;'
DE MARquis, 'tegen Mevr. de m p. N o n.
Wat zegt gij ? nbsp;nbsp;nbsp;• ' quot;
Mevr. D E M E N o N.
Zij heeft zich vermoord.
DEMARqui.s, geheel ontzet.
. nbsp;nbsp;nbsp;F E R D I N N D.
O Mijn vader! la'et haer vacren'bircid u, da oogenblikken zijn dierbaer.
DE
-ocr page 136-ia4 de MARQUIZE van MAZZINI.
DE M A R q ü I s.
Toen Louiza de Bernini levend door mij begrae-Ven werd, bereidde ik mij reeds, en thands ga ik ’t loon haelen.
Allen zijn ten uiterjle ontzet,
FERDINAND,
Mijne moeder levend begraeven ® — MarqnisI ontdek u.
DE MARQUIS.
Jints vijftien jaeren zucht zij in ’t graf — ó! dit ondertekent mijn vonnis.
FERDINAND, fchicHjk.
Marqiii»! ontdek — om Gods willet leeft mijne Bloeder ?
DE MARQUIS.
allen, •verrukt.
de marquis.
Ga , ga flaek baere boeien. Bnptista ! voldoe »w hart. Ferdincnd! volg hem, red uwe moeder.nbsp;FERDINAND.
o God! gij zijt rechtvaerdig. (f/y en Baptista vertrekken fehielijk, )
DEMARQUIS.
Ach! mogt ik haer nog zien! — voor mijn dood haer vergiffenis erlangen !
EMILIA.
p Mijn vader! dit zult gij nog.
-ocr page 137-Ï2i»
' nbsp;nbsp;nbsp;De mar.Q,üis.
Emilia! Gij hebt een booswicht tot uwen vadcf gehad. De Goddelijke wraeke begint thands raijttnbsp;hoofd te tTcircn. De vrouw, om welke ik mij,nbsp;geweetenloos aen alle boosheden overgaf, is hetnbsp;werktuig in de band des Hemels, om mij te ftraf-fen.
EMILIA.
Och! mijn vader' denk toch aeii uwen dood f —. Bid, bid — of gij zijt onherroepelijk veriooren.
DE M A R (iü J S.
Gij hebt waerheid gefprooken. Emilie! ik ben onherroepelijk, veriooren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:
Dl gevangenis van Louiza.
De Marquize louiza, jülIa.
JULIA.
ns hebt gij ons édns gezien?
LOUIZA.
Ja, lieve Julia! en op dat oogenblik vergat ik mijn lijden. Vincent , hoe zeer hij in den beginnenbsp;op mijne vraegen antwoord weigerde, werd echternbsp;eindelijk do-or mijn lijden getiolTen. Hij ontdektenbsp;mij waer ik was, en toen, toen begon mijn hart verdubbeld te baen. Dat ik zoo digt bij mijne kinderen
DE MARQÜI2E VAN MAZZlNL
leefde, verwekte in niij eene. zoete gewaerwordiilgi dan, ook daegelijks vcnneefuevde mijtie begeerte omnbsp;u te zien. Ik bad, ik fmeekto hem, hij zou mijnbsp;toch eenmael u doen aenfchouwen. Agt jacren waren reeds mijne gebeden vruchteloos geweest, toennbsp;hij eindelijk vcrfcheen om mij te verhooreu. Iknbsp;werd, geblind, door veelc gangen en kamers heennbsp;geleid . en eindelijk in een vertrek gcbragt , 'tnbsp;ijrelk zijn uitzicht op ’t bosch heeft. Hier zoii ik unbsp;kunnen zien. —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;
JULIA.
Ach.' hadden wij dit gcwceten, Zeker gij ?Qudt niet zoo lang iu dezen kerker gezucht hebben.
L o u 1 z A.
liet duurde niet lang ol' ik zag. u en Emilia arm in arm wandelen, in uw beider gelaet fchitterdenbsp;de zalige te vrcdenbcid der jeugd en van een zuiver hart — doch deze vreugde was voor mij tenbsp;groot, ik zonk in onniagt neder.
JULIA.
Lieve moeder 1
L o u I Z A.
Toen ik' mijne oogen opende , bevond ik mij wd-deröm in mijne gevangenis en aenfehouwde fints het lieve daglicht niet weder. Ik Heet mijne dagen innbsp;eene aekelige eenzelvigheid, de morgen was (leedsnbsp;als de avond, en de avond als de morgen j doch hielnbsp;was ’t kalm, Julia! dit hart werd niet verontrustnbsp;door de bewustheid van fchuld. Ik had naeuwkeu-rig onderzocht of mij de wreedheid van den Marquis
kon
-ocr page 139-toon'êelspel.
kon gewecten worden, doch ik ontdekte niets dat ' mij onrust baeren kon — niets, wacröin ik, ten dezen opzichte, voor den troon des Rechters zal behoeven te bloozen, en dit, Julia! dit maekt eennbsp;gevangenis verkiefelijk boven ecu Paleis. De menschnbsp;is gefcliaepen om gelukkig te zijn , doch *t waere ge.nbsp;luk ligt in ’t hart — in ’t bewu.-uzijn onze pligcennbsp;betracht te hebben — in de overtuiging dat onzenbsp;Schepper onze vriend is , en in de gevestigde hoopnbsp;van ecnraacl ontüageti it? zullen zijn vaii de onheilenjnbsp;die het nienfchchjk leven noodwendig vergezellen. ,
j üt I A nbsp;nbsp;nbsp;.
oi Dan kan men in een, gevangenis y,oo wel als ia eenen tempel gelukkig zijn.,— Ik zal veel vun unbsp;Iceren, lieve moederl de ondervinding en raoïjpei}nbsp;maekten n wijs — ja, het waer geluk ligt alleen innbsp;’t hart, — hoe vruchteloos zoekt hij, die ,’t ja,, dtsnbsp;waereld vinden wil? —
hOV l Z A. nbsp;nbsp;nbsp;. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Recht, lieve dochter ! deze kerker werd vaek met mijne klagtcn vervuld, doch mijn lijden komt zekernbsp;niet bij ’t lijden der geenen, welke een hel in hunnen boezem draegen. Wat baeten hen de (leeds af-wisl'elende vermaeken der .groote, waereld, terwijlnbsp;zij voor de cenzacmheid als voor den dood fchrik-ken , en elk oogenblik, waerïn zij tot zich zelf we-derkeeren, hun bcflacii v'ervloekcn.
JULIA.
Van onze kindfehe jaereu opgevoed in’t ftUle kas* teel van Mazzini waren wij zoo geheel gelukkig —
wij kenden zeer weinig menfcheii, doch misfchied bragt dit ook veel tot ons geluk toe, ik wenschiCnbsp;evenwel naer de woelige tooneelen der waercld;nbsp;daer, dacht ik , zal nog meer geluk voor mij te vin.nbsp;den zijn. Mijn vader kwam uit Napels, — de iHllenbsp;eenzaemheid werd door den prachtvoileri ftoet dernbsp;Waercld verdrecven — mijn hart klopte op het gezicht van al die uiterlljkc fchoonheden, thandsnbsp;meende ik ruimer genot vaii mijn leven te zullennbsp;hebben, en gelukkiger te worden , dan — weldranbsp;ontftonden in mij meer behoeften — ik werd nietnbsp;altijd le vreden gefteld, en ik was niet gelukkignbsp;meer. Mijn vader was deeds peinzend,--- zijft fom-ber oog toonde , dat al de pracht, al de daegelijk'-fche vcrftrooijïngcn , al die uuerlijke fchoonhedennbsp;hem geen vvacr genoegen aanbragten — en gcettnbsp;van hsn , welke mede kwamen om het verblijf opnbsp;Mazzini te vetaengenaemen, kwacmeii mij' voor»nbsp;zóó gelukkig te wezen , als ons drietal in de dillenbsp;¦eenzaemheid getveest was.
Mcf! hoort een flerk gedruisch 'bulten den kerkert L o u I z A , verfchrikt.
Hemel! wie komen? — Julia 1 verberg u — fpoedig.
JULIA.
Hemel! zo men wist dat ik bij u was!
L o u I z A.
Zo als 't den Hemel behaegt,, Julia l zonder
¦zij*.
-ocr page 141-f o o N E E l s P E'L.- a. -ta»
iijncti wil zal ons niets oveikomso — haest w, Julia'f — verberg ti, men nadert.
JULIA begeeft zich zuchtende in heure fchuilplaeti.
LOUIZA, FSnUINAISD, BAPTIST* met een 'fakkel, j u L l A.
ferdinanu, de deur openende, ziet Loü* za, heft beide de armen ten Hemel,nbsp;en Malt batt om den hals.
I\ïijne moeder l! ' ''¦! ^ u .
LouiZA, hem teder omhelsd hebbende. Ferdinand! gij leeft nog• ¦—o Hemelt thands vet'nbsp;goedt gij dnbbel mijne rampen.
FEB.DlltANO, haer in verrukking kusfehende.
Mijne moeder! mijne ongelukkige moedefl!
¦LOUIZA. nbsp;nbsp;nbsp;•
Ferdinand! wat komt gij .... ? nbsp;nbsp;nbsp;- . , : t
FERDINAND. nbsp;nbsp;nbsp;: aa , i: ,
U veriosfen. De Marquis fterfc.
JULIA, driftig optreedendt-i De ftem mijns broeders 1 — Ferdinandlnbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' iPERD iNAND, Lculiza loslaetende i vet'
fchrikt hevig , en ziet Julia beevend «en.
O God! ben ik in *t rijk der geesten?
¦• nbsp;nbsp;nbsp;. i,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
-ocr page 142-.13© De.HARQUIZE VAN MAZZINI.
Mijn FerdinaiiJ 1. m'Qxi hloticx\ gij leamp;ft? dank zij den Hemel. (^Zij iuil hem omhelzen,quot;)
PER.DINAN.0, terug trcedendc.
jSicen, gij kunt Julia niet zijn.
-lt; rs gt;. nbsp;nbsp;nbsp;1,-9 u l z A. V
Zij is ’t, mijn zoon! dezen nacht kwam zij langs onder'acjdfche wegen , bij .mijj ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^ ,
, F E R.-P J N A W n. . -
Julia! Julia! — gij leeft dus? {^Beiie vliegen zii-^iX -^ljyinders armen.• u ¦
Engelen 1 ziet iifi,dci;| vsjfhsu^J: ^ in de goedheid van uwen Maker,
FERDINAND^ Louiza 'Dmhelx.et^-fle. ;
Kom, mijne moed,cr , Vftrl#aten wij dit hol der yerCchrikkklg — kom gt;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zie in mij pok uw
verlosfer. Mijne moeder! thands eerst geniesoik. zaligheid*. -- , .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
L o U12 Av mgStvallig.
Miwr vat is er van den Marquisi?
. nbsp;nbsp;nbsp;FERfllKAND.
Hij llerft Maria .d». Vihrrlo heeft heul ve?gee. ven, en zich zelf met eenen dolk doorftooken. vnbsp;hoviïKf huiverend. t-v'l
Ontzettend. nbsp;nbsp;nbsp;, r t
¦ ... nbsp;nbsp;nbsp;F ERBlIf AJM O.
Kottte, yolg. mij, aenfehouw nog den ftervendeu.,. .rit»'¦le.s-.-'; _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; 4llen 'vertrekken.
~~ 'i . nbsp;nbsp;nbsp;. i T/| dif..:'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•' ’hen o
i nbsp;nbsp;nbsp;TfZAËLF.
-ocr page 143-nk
T O O N Z Ë L S P Ê L. ;tf[
De Kamer van den Marqai$.
DE MAR-QUis, Mevr. de me non,
igs
E ai I L I A*
jjE MARlt;iOis, welke meer en meer in zwakheid toeneemt , ligt geheel verbleekt op een fopha. Mevr. de Menonnbsp;til Emilia ^aen fchrelëüd bij hem.
eid
DE MAR-QUIS.
D e ongelukkige leeft dus niet meer ?
Mevr. DE MENON.
Neen Marquis 1 maer trek toch uwe gedachten hier van af.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ .
DE AIAAQUIS.
Om haer is het, dat ik Louiza verftootte en in eene gevangenis liet verkwijden. Vincent ennbsp;Bapthta waren de fpooken', -waer voor gij zoonbsp;zeer vreesdet,
• emilïa.’I
Ach mijn vadert waertoe u deze aekelige ge* beurenis erïnnert? —. fterf toch gerust — mijn vader I
----DE Marquis,
Ik was voor u nimmer vader, en voor uwe zuster was ik een beul — een tijtsn voor uwe moé»
1% gt;
-ocr page 144-ija DE MARQaiZE VAN MAZZINI. .
der , en ik zou gerust derven — ochl kon ik flegts vcrbeeteren ’t geen ik verdorven heb.
Mev. DE M E N o N.
De Hemel nceme uwe begeerte. Voor de daed ten !
DE M A n. Q u I s.
Helaes I hoeveele fchuldcn liggen mij op 't harte — ’t is gcene onrechtvaerdigheid dat ik verworpen word.
Igt;e Marquizc louiza, jül ia, Ferdinand, DE VOORIGEN.
L G u I z A , ZOO dra zij Emilia gi-wacr •wordt.
Emilia! mijn kind!
EMILIA, haer hemerkende , fntlt in beur armen.
Mijne moeder!
Mevr. DB MENON, Julia omhelzende. Hemel! Julia! ook gij hier?
JULIA, teder.
Mijne voedden
L o ü I-
C*) Het eerst gedeelte van dit Tooncel moet zoo geiijk-tijdig, als moegelijk is, uitgevoerd worden.
-ocr page 145-LOülZA, Emilia loslatende omarmt Mevr, de Menon.
Ook gij leeft! gij! vriendin mijner jeugd' _ o deze zaligheid had ik op aerde niet meer verwacht.nbsp;Mevr. DE MENON, haer in vervoeringnbsp;ktisfellénde,
Eouiza,! /,fijiz4 1
EMILIA .van heure moeder losgelaten, vliegt in de armen van JiiUa, heidenbsp;.omhelzen elkander teder.
DE JVJ A R (j u I s
Men vergeet mij.— helaes! de gehccle fchcppjng yeilaet mij.
L o u l.z A //e jlem van den Marquis boo-rende , laet M..:vr. de Menon los, en treedt naer hem toe, doch ylt ver.
J'ehrikt, met iii-,epn-_ge/l 'gtn nbsp;nbsp;nbsp;,
handen, terug, lieeoend.
Marquis!'
BE MAEIJUIS.
Sidder — fidder Louiza ! gij wordt gewrqokcn,
L o u I z A , naer hem toctreedfnde. y Ach! deze wraek begeerde mijn hart niet.
DE MARQUIS
Louizal mishandelde gade! kunt gij mij mijne wreedheid vcrgecvcn?
L o U I 7, A.
Ik vergeef het u, — och vergave de Hemel het u pok!
-ocr page 146-^^34 »E MARQÜIZE VAM MAZ^INl.
D E M AR. lt;1 u 11, haer de hand kusfchenie,
o Godi welk eene gade heb it mishandeld! (///ƒ VtmtrRt Julia ) Julia! Gij zijt hier? waei; is dannbsp;de'ilöriog? —
‘ L o u I z A.
Die is hier niet — Ferdinand! trek toch cenraael uwe gedachten af van de waereld — denk op UWnbsp;fterven.'.a-
'pE Marquis, fchreiende.
Louiza ! gij liebt mij alles vergeeven?
L o U I Z A.
Alles, alles I
DE MARQUIS.
Ilij beweegt zith ftuiptrekkend en
Julia! de zegen van een vervloekten,'is ook vloek, ik mag hem u niet geeven — maer- vergeef mij —nbsp;Ferdinand!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;— Emilia! — Rechtvaerdige God!
ver . . fterft.')
Allen hefcbouvien hem met een oog igt;öl medelijden. Na eene kleine poos vestnbsp;Louiza hacre dochters iij de hand,nbsp;en verlaet bet lijk.
• louiZA, jlerk aengedaen.
Met dezen treede de Hemel niet in ’t gericht, — Mijne kinderen! Ziet daer de bcloening der on-daugd. Dit misvormde lijk zij u voor oogen , als donbsp;verleiding u aenlagcht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
EMILIA.
Mijne moeder! ach! met hoeveel ontzetting is de yr?ugd, dat wij u weder hebben , vermengd! — Gij
W/O o N E-E L amp; P E LM aai35 :
Icefdet dus ? en wij wswn *ifiE van: onkundig — wij konden/u onze liefde en ¦ achWg. n.icc.: batoonen , vnbsp;wij. swaïen. gelukkig en. gij.,' gü' flest dej-ijsl^Ujkftenbsp;dagen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;•quot;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-afl lt;nv-
L OH I a
.Mijne kuidcrênl heden virgfe't ik,-;diati.ik !ongd-liikkig was Vijftien. jaeieni zuchtto ik;, fliaer ,d«n dag, welke ik thands bij mijne-lieve kinderen leef,nbsp;weegt dubbel dezen tijd op — bemin -;elkaiv4ei;cn ,nbsp;en de deugd, en er zal geen gcjukkiger moeder zijn.nbsp;(Zij- unhe-lst lttiir .kittdercn-i, \'Xtg§ri. Mivr. Alfsnon.)nbsp;En gij, hartelijk gelifi£dn.iy;!ilt;indipl.gik wacitpyoornbsp;mijne kinderen cene moeder — de harteiijktte danknbsp;zij u^hieryvtwr. gewijd. . ^ ^ rr:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3,
Mevr. D E M E N o N.
Huniy:,. .jtp^fh^id, j,n)ij,ae, LouizaJ dei^d_ mij^allc raijn(^ on^e^ilkken verge^eten^—.^ij , gij aj^een ont-
braekc flcgis aen dit hart. . nbsp;nbsp;nbsp;, “
e ¦ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ . .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ' .v.vw
EMILIA, tegen |ulia.
Langs welke wegen, lieve zuster ! zijt gij thands hier ?
o Mijne Emiliaik heb u veel, zeer'veel te ver*
haelen, fints.,ik u. . -•
• nbsp;nbsp;nbsp;' ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ '(u ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ü ri t a
ROBBERT.
De Hertog komt.
ferdinan'P, .Robbert. ,
Al mijn bedienden- t? 'wapen.
ROBBERT,
JULIA, zeer ontfteld. e Ferdinand! red mij.
I 4 nbsp;nbsp;nbsp;rEtt*
-ocr page 148-de MARQÜI3EE v'iM MAZZINI.
FERDINAND.
Vrees nbsp;nbsp;nbsp;deze arm zal u tegen alle ge
weld verdédigen.—^ Thands zal ik dien trotfclien toonen, dat zijne magt een einde heeft.
JULIA.
Ach! red mij toch, dezen nacht hoorde ik zijtt donderende ftem. Hij heeft Ilippolitus. ...
FERDINAND.
Gij zaegt hem?
JULI A- ’
Ja,'hij naederde met éene geheele bende . , . . Hij komt — Ferdinand heicbsrm mij.
»E hertog, Hl P PÖ L*f T tr S , PAR'AVICINI, i'eide geboeid, gewap'end c evol c'j, ibonbsp;van den Hertog als dtn Marquis', » enbsp;y o o R I G £ N.
robbert, overhandigt 'Famp;Td.inoLnlt;i een zwaerd.
DE HERTOG, of Hipfiolitus Pa. i ravicini wijzende.
^ ie daer; mijn gevangenen!
HippoLiTUs, Julia bemerkende, enf-rukt zich aen dé bedienden , en fnelt in heur arme^a.
Julia! Julia! eeuwig de mijne.
-ocr page 149-IJ?’
DE HERTOG^ zeer verwonderd tegen Julia.,
Hoe gij hier? —
HISROLITUS.
J», hier — als de mijne.
D E H E R T O G.
Acterling! Gij durft mij nog trotfeerea?
II I E PO L IT us , zich Voor Julia ftellende.
Hier befcherm ik de, deugd---over mijn lijk zal
zij (lappen , als zij u nacr ’t altaer volgen moet. ,
DE liERTOG, tegen zijn gevolg.
Men rukt’ hem sveg,
FERDINAND. nbsp;nbsp;nbsp;f
Laet af! wie uwer durft zich legen mij verzetten — wie zich onderwinden op mfjn grondgebied ge.nbsp;weid te plcegcn ?
. nbsp;nbsp;nbsp;p E D ER T o c.
Op tnv grondgebied? — Jongeling! beef voor de llcrkte van mijnen arm —• het zal weinig baeten, ofnbsp;gij dezen vrouwenrover in uwe befcUerming neemt.nbsp;(plegen Julia.) Gij zijt dus reeds in onze magt lije-julfer' gij ziet nu, dat het vruchteloos was ons tenbsp;leur te ftellen. Men bedriegt niet ligt de doorzichtigheid van den Hertog vasf Enovo. Maek u nu gereed om,,, tot .uvye ftraf, binnen weinig d^jen mijnenbsp;geniaelin te zijn.
FERDINAND.
Gij fpreekt ftopt, Hertog! hebt gij pok magt pm hier :e gebieden?
-ocr page 150-DE H-ES.T OG. H 3 a
Jongeling! fpreek -nictLin zaeken welke u niet «engaen, of deze arm zal uwe vermetalhofd ftrafFen.nbsp;(_ Tegen Julia.) ’t Stond' «fchoon, niet waer ? ligt-¦vaerdige! met eenen armzaligen Grdef ‘veml.Vo'czanbsp;doortegaen ? o kindJ* 'da'chta gij ons te kunnen oni-vlieden? *Al hadt 3ij- dc gcheele wac'reld óns t§nnbsp;vijand gemaëkt, glJ Zöndt toch in onze raagt .geko*nbsp;men zijn, zoek nu—hulp-bij uwen broiedec «n bijnbsp;uwen aiinnaer—lt; Als de Priesterwacht, zult gij uiteennbsp;kerker lot.yoor den voet des altaers gefleeprworden»
FERDINAND. nbsp;nbsp;nbsp;h- O .
Stack toch uwe t^io'nitsntnie^, Hertog!
DÈ HERTT OG. nbsp;nbsp;nbsp;' '
Zwijg' onbezonnen jongclingl '--f'-Ilippoli* tus.) En gij zult met ketenen beladen de- plcgtig-heid aenfehouwen — Cri 'dan onder de hevigfte folteringen den dood te gemoer gaen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ '
FERDINAND, nbsp;nbsp;nbsp;lijk'-
M'arquis ióijzende. ‘
'Zie toch, zwetfefl T)aer ligt uw'i^chteiUifïB!
DE H E K t o c , ‘vcrfchTikt.-- ¦••’3 •
Hemel! mijn vriend! nbsp;nbsp;nbsp;.''i!!?]}nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f
¦ nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...r,
FERDINAND. nbsp;nbsp;nbsp;' ' '
Hoe ftaet daer nude' Hertog, als een kind-, wiens kaertenhuisjen is ingeftort.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
DE HERTOG.
Niet trotsch, jonglingt mijne magt is niet be-paeld. — Ik heb de belofte van uwen vader — wie zal mij verbieden van hacr bszit te neemen?
F ER-
-ocr page 151-TOO N: E E:L s F E:Z.:
F ER. D I jS^A N D.
Ik. Onderneem het mijne zuster te kerkeren — Onderneem het haer naer ’t altaer te dsen fleepen,nbsp;en zie of deze arm u niet eerst vcfpletleren zal *-Wacht u, vrouwenraoordert of nog öp 'dezen dag.nbsp;zal de hand des beuls aen den keten uwer gruwele»nbsp;een einde maeken.
DE HERTOS, •woedende nbsp;nbsp;nbsp;,
Verdpemeling I (^Tegen 't gevolg.') mijn volk ! nbsp;nbsp;nbsp;'
FERDINAND, tegen 't gevolg zijn zvjaerd’ antklootende.
Wien verdedigt .gij — :’t recht of ’t .geweld?
Allen, hehalven Colas, gacn met d»
vjoonhfi-: het n e e h t , aen de
van Ferdinand over. - ' nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
F t R.D I N A N D.
Zie daer uwe. onbejracldc magt. ¦ . .
D E II £ R T o G.
Dc eeuwige verdoemenis zij uw deel! .Gij ver« laet mij — maer ik zal-niet (leeds verlacten zijn.
F RB D,I N A N D. nbsp;nbsp;nbsp;.....
En nu„ gij vernederde onzalige 1 zorg, dat gj] voor de; opkomende, zou is ondergegaen, het grondgebied van Mazzini veriaeten hebt, of wacht mijnanbsp;techtmaetige wraek. QTcgen een hediende.) ontboei]nbsp;mijne vrienden.
Hl PPO L IT u s.
Waer zijn uwe nieuwe pijnigingen. Hertog! Gij dacht een God te Zijn, en wist niet dat gij een ellendig kruipende worm z.ijt zie hier mijne Gade —
- mij.
-ocr page 152-jiiijne Goddelijke Julia — voel, voel eeuwig uwe vefnedering, onzalig fchcpfcl!
EERDIKAND.
- Hertog! vertrek'! men kan Iiier uw gclact niet diil'-den — of verkiest gij dat ik u met geweld dae verdrijven ? nbsp;nbsp;nbsp;•
DEHER.TOG.
Ik zal vertrekken en ik vervloek ketoogenblik waer-Öp ik mijne voeten binnen dit kasteel zettedfiifh waen nier, dat ik mij ¦ overwonnen rdken. — Totnbsp;aen de poorten des doods zal ik u vervolgen, ennbsp;toonen , dat men mij nimmer llrafFeloos hoonde. 'Goto/ verzel mij.
HirPOl. ITUS.
Wreek u — breng opnieuw dagen en nachten door om nieuwe pijnigingen uit te vinden — zoek opnbsp;nieuw afhangelingen. — Die u gelijk zijn zult gijnbsp;toch niet vinden, de Hemel wil de deugd niet geheel verwoest hebben.
DE II E a T o G.
Gij zult zien, wat de Hertog van iaotio vermag — gij zult ondervinden, dat hij niets ontziet , dat nietsnbsp;hem wedefftaen kan, als men zijne woede heeftnbsp;acn'gevuurd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
^ nbsp;nbsp;nbsp;Hij -vertrekt r.ict Colas,
L AET-
-ocr page 153-TO ONE ELSP£L. nbsp;nbsp;nbsp;14£
De Miirquize louiza, jülIA» Mevr. d e
MENON, FERDINAND, HIPPOLI-
TÜS, paravicini, gevolg, het lijk van den Marquis.
JULIA, Uippolitus vuiirig omhelzende.
o 1VÏ ijn HippoVitus! ini durf ik u kommerloos Otti^ lielzen — veilig den mijnen noemen.
HIPPOLITUS.
Wijl ik u verlaeten moest, vloekte ik mijn leven — van u gefcheiden te rhöeten wezen, was het ijsfelijkstenbsp;dat ik immer ondervond, en zie — ik vind u weder lnbsp;Julia! thands verfchijnt de lieve daegraed na eCnetinbsp;kommervollen nacht. (_Hij omhelst haer teder. Tegen Ferdinand.) En gij, mijn broeder Tmijn waerdenbsp;Ferdinand! in de eeuwigheid hoopte ik u eerst tenbsp;zullen wederzien — alles dacht ik verloorea te hebben, alles vind ik weder.
TERDINANt).
O Mijn Tlippolitus! mijne vreugd ontbreekt woorden! Gij, mijne geliefde Julia, mijne moeder — allen meende ik, dat reeds het levenslicht mistennbsp;allen vind ik u weder.
HIPPOLITUS.
Uwe moeder?!
Ferdinand.
Ja, zie hier mijne moeder. Vijftien jaeren Vati
haer
-ocr page 154-i4a dè-MARQUIZE vAif'JVIAZZINI.
haer leven hecf^ zij in ecne gevangenis doorgc* weend —, eerst heden ontdekten wij dit. Maria de.nbsp;Velornó heeft de gcvveldaedigc handen aen zich zelvenbsp;geflagen , en het leven van mijnen vader verkort —nbsp;doch ik ben fchaedeloos gcftcld voor dit verlies.nbsp;liiPPOLlTus, tegen Leuiza.
Dit hart, zoo gevoelig voor *t lijden ea ’t geluk Zijner Natuurgenooten, Mevrouw! neemt deel innbsp;uw heil, — Geluk met uwe wederkomst in de wae-reld — geluk! met uwe bracve kinderen.
L o ü I z A. nbsp;nbsp;nbsp;,
Gij zijt de Graef van Ferezal dus de minnaer van mijne dochter?
HIPPOLITUS.
Ik aenbid haer, en met haer alleen kan ik gelukkig wezen.
L.CfU.lZA, de banden van Ilippolitus en. Julia in elkander leggen- • ‘ .
. .. nbsp;nbsp;nbsp;de, zeer gevoelig,
?ijt gelukkig!
JULIA, haere moe.der. omhelsd heb' ^ bende, ktiscb^ Hippolitus.
6 MijtL.vvacrde! nu zijn alle beletzelen wegeno. men, Emilia ’'- Mevr. de Menon! ó, dat wij allen gelukkig zijn. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-.
PARAViciNI, Hippolitus de band. drukkende
Graef! gij kent mij — woorden, zijn overtollig.
Sip,POL,][ïi;s.
ParavUinil Broeder! wie had..dit alles durven
den-
-ocr page 155-*4Ï
denken ? — (3e Voorzienigheid 9 wier vinger wij in dezen nacht zoo duidelijk gezien hebben, zorgenbsp;ook lieeds voor u.
i-ouiZA, tegen Mevr. de Menon.
Sij » die zoo vack in mijne jeugd mijne trae» nen hebt afgevaegd, vriendin van mijn hart! Blijfnbsp;mijne gezellin , op dat ik in uw bijzijn en dat mijnernbsp;kinderen , mijne dagen i» Uil genoegen mag ziennbsp;eindigen. Komt, mijne kinderen t help mij gelukkig maeken — blijf deugdzaem, en alle onheilennbsp;zullen uit het boek van mijn geheugen worden uU-gewischt.
-ocr page 156- -ocr page 157- -ocr page 158- -ocr page 159- -ocr page 160-