m
•' ‘. nbsp;nbsp;nbsp;- -V' ’
' nbsp;nbsp;nbsp;'••,-■lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■■v--quot;/.' ■}'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'■‘'■•-ff-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■•,*.••nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^‘■x. ■.•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■'■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'■' '
' nbsp;nbsp;nbsp;-N’-'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■%,. '■■■- •' ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'. ^
-y.'' nbsp;nbsp;nbsp;v''■•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' s'hc â– quot; •'’'’K-'- '.'' '''â–
^vw-ï .lt;5^^ - nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JJ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 •gt;' Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yy ■•
â– nbsp;nbsp;nbsp;. -,' ^'V-v;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;â–
:agt;.V, nbsp;nbsp;nbsp;■4,. y.-yj'rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4^- -■gt;/,■;•,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
- nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
'• gt;.' nbsp;nbsp;nbsp;‘wt .t
K nbsp;nbsp;nbsp;•' ’»• *'y .V':. ■rr^-..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•. ^ .'
JULIA ARNOLD.
t
-ocr page 6-r'.'v '• ¦
i kJ gt;
,.-ir'. - iT^-v
¦ 'V-
m
TOONEELSPEL.
Het Tooneel verbeeld een prachtige Zaal in het Huis van Arnold.
EERSTE TOONEEL.
ARNOLD, Jufvr. SCHÜLTS.
Jufvr. SCHÜLTS.
Lfoe is ’t my mogelyk, Mynheer Arnold, om my-ne dankbetuigingen te matigen, daar gy my met zo Yeele weldaaden overlaadt?
ARNOLD.
Zwyg hiervan , Jufvr. Schults, gy moet by my blyven, het bellier over myn huishouden op u nee-men, en te gelyk de Leidsvrouw zyn van een jongnbsp;meisje, dat nog geene ondervinding van de waereldnbsp;heeft.
A nbsp;nbsp;nbsp;Jufvr,
-ocr page 10-2 nbsp;nbsp;nbsp;J U L I A A R N O L D,
Jufvr. SCHULTS.
Dat zijn beide gewigtige posten, Mynheer! dïe
gy my ópdraagt.- Ik beflüit hieruit dat gy myn
charakter wel moet kennen.
A R N o L o.
Ik ken veel edele trekken uit nw charakter — Wat de gefchiedeiüs van uwe Vriendin betreft, hiertoenbsp;zullen wy een beter tydftip kiezen. Na den middagnbsp;maaltyd zal ik gelegenheid hebben u hierover metnbsp;opmerkzaamheid te liooren. —Vooraf moet ik u zeggen dat ik heden een jong en beminnelyk meisje totnbsp;gast hebbe, dat gy voorzeker zult beminnen, — Zienbsp;daar myn Neef! zyn gelaat fchyiit verwilderd; hynbsp;wil my misfchieii alleen fpreeken! {^iifvr. Sehultsnbsp;vertrekt,')
TWEEDE T O O N E E L.
‘ nbsp;nbsp;nbsp;ARNOLD, KAREL.
KAREi,
ergeef het my, lieve Oom, dat ik, zonder my eerst te doen aandienen, by u kooin! — Ik hoopnbsp;Jiiet dat ik u floor in uwe bezigheden?
ARNOLD.
Die heb ik reeds verricht. — Maar , gy fchyiit 20 verlegen, zo verwart, wat fcheek ’er aan?
K A-
-ocr page 11-KAREL.
Ik weet niet of ik het durf wagen — doch ja, voor u zal ik myn hart openen; uwe Moeder heeftnbsp;Weleer u ook veel verdriet aangedaan, zy vcroor-izaakt my heden geen minder leed. Gy bemindet,nbsp;en zy ftond uwe liefde tegen. —¦ Zy is myn Grootmoeder, en als de zodanige moet ik haar achten;nbsp;maar wat is zy heerschzugtig! wat heeft myn moeder, in haar leven, dikwils voor haar gebeeftük hebnbsp;ook wel bemerkt, oom, dat gy tegen den overheef-feilenden toon, op vvelkén zy regeert, niet beftandnbsp;Zyt, niettegenftaande uwe omftandigheden u Zo geheel onafhangkelyk van haar maken»
ARNOLD.
Onafhangkelyk? Van inyne Moeder? Gy dWaalt Van ’t fpoor, lieve Neef! Ik bemin en acht mynonbsp;Moeder! ’c is waar, dar zy my WeleCt bitter deed
lyden, maar de gronden, waarop zy myne liefde we-derftreefde , deeden my overtuigend zien , dat ik eene niet minder tederhartige dan geftrenge Moe*
der had.-- Ik was destyds van Uwe jaaren, ook
genoegzaam van uwe geftalte en levendigheid, en Verliefde op een meisje dat van geen voorname familie en niet ryk Was; alles wat zy my kon aanbrengen, was deugd en fchoonheid. Hierby kwam nog,nbsp;dat haar Vader , wegens een valfche befchuldigingnbsp;Vervolgd, het land moest verlaten. Zy was dus eennbsp;A anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jon-
-ocr page 12-4-'.
JULIA ARNOLD,
jonge ongelukkige, die door haare rampen myn Iiart jiiist te meer trof. Een openbaar huuwlyk was voornbsp;ons onmogelyk ; wy lieten ons dus in ’t geheim ,nbsp;onder verdichte namen, zonder eenige plegtighedennbsp;en zonder de bekragtiging van den Priester, trou-,
wen.- Dan myne Moeder ontdekte weldra deeze
onze geheime liefde, zy fpaarde geen vermaaningen , verwytingen, beftraffingen; zy wendde alles aan omnbsp;my van de lieveling myner ziel aftetrekken, maar
ook dit alles was vergeefs -- myn liefde was te
fterk, dan dat ik myne Moeder niet zou hebben we-deiftaan. Ik overhaaste my, en was dus zelf oorzaak dat men middelen in het werk ftelde, die ik nu niet zal berispen.
Zy zond my, gelyk gy weet, naar America, doch met een fommegclds, waarmede ik myn eigen fortuinnbsp;kon maken. De liefde maakte my voorbeeldig werkzaam; ik verlangde naar rykdom, alleen om mynenbsp;Echtgenoote eenmaal met allen luister in de grootenbsp;gezelfchappen te doen fchitteren. Na verloop vannbsp;zeven jaaren kn^am ik met ontelbare fchdtten in mynnbsp;Vaderland terug, maar, zy was dood! — Vergeef mynbsp;deeze traan.— Haar dood trof my zodanig dat het vóórnbsp;my onmogelyk ware, iii myn Vaderland te leeven!nbsp;Ik ging ten tweedemaale naar America , en verlietnbsp;dit anders zo gezegend oord, om de onlusten, die
daar thans plaats hadden.-- Ik zal nu in myn Va?
derland blyvén, om myn geluk te deeleri met een
jong
-ocr page 13-'S
TOONE 'ELSPEL.
jiong meisje, dnt, wel is waar, arm, maar ook 'fchoon en deugdzaam is.
KAREU
Hoe?
ARNOLD.
Zy acht zich alles aan my verplicht. Aanzien, geluk en opvoeding, ja zelfs de nodiglle behoeftennbsp;des levens. Ik weet dat zy my als haaren Vader ennbsp;weldoener bemint en acht. Deeze gewaarwordingennbsp;zullen duurzamer zyn dan de gloed van een fpoedigenbsp;opbruifchende liefde.
KAREL.
Maar Oom , waar vond gy dit meisje* ? Gy zyc misfchien haar voogd? of....
ARNOLD.
Een zeer gelukkig toeval, of veeleer de Voorzienigheid heeft my haar g'efchonken. Vóór dat ik teu
tweedemaale naar America reisde, treurde ik niet alleen over den dood van myne echtgenoote, maar ik kwelde my ook met de gedachte of zy my misfchiennbsp;niet een pand onzer liefde op de waereld had nage-'laten? — Ik deed alle moeite om dit te onderzoeken , maar alles was vergeefs. - In die zielgrie
vende twyfeling verzonken, ging ik, des daags voor myn vertrek, door de pieterftraat; op het oogenbliknbsp;komt een jong kind, dat op de kerktrappen zat,naarnbsp;iiry toe, en bid my om een aelmoes. De ftem vannbsp;dit kind was zo zielroerend voor my, dat het mynbsp;A 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door
-ocr page 14-JULIA ARNO LD,
door de ziel drong. „ Ik ben eene arme Wees, Mynheer!” riep het „ die noch Vader, noch Moe,nbsp;der, noch eenige Vrienden heeft.” - Haare ge
daante had, niettegenftaande haare armoedige Weeding, zo veel fchoons,-dat het my toefcheen, dat zy niet’voor de armoede cn ellende was geboren* —
Zy.'Zou my getroflèn hebben, hoedanig ook myn ziel ware geliemd geweest; maar nu, nu myn hartnbsp;door Vaderlyke aandoeningen zo geheel was vertederd, daar het iny mogelyk fcheen, dat ook mynnbsp;eigen kind foms in zulk een droevig lot omdoolde,nbsp;terwyl de verbeelding my zodanig verbysterde, datnbsp;ik zelve de gelaatstrekken van dit kind gelyk vondnbsp;aan die van myne overledene Echtgenoote; in deezanbsp;aandoenlyke en tevens flreclende begoocheling namnbsp;ik het kind op om het hartelyk te kusfehen, druktenbsp;het tot llikkens toe aan myn hart, en begon overluid te fchreijen, toen het my vraagde „ of ik ooknbsp;zyn Vader was, dien het had verloren.” — Dit too-iieel blyft voor my een van de fchoonlie van mynnbsp;leven.
Ik ging met dit kind aan de hand naar zyne armoe^ dige wooning, die in de voorftad was, en vond daarnbsp;een arme zieke Vrouw ; van deeze kon ik echternbsp;niets meer vernemen, dan dat dit kind aan een zekere Jufvrouw Schults, door een Vriendin van haar,nbsp;d|e gedorven was, was nagelaten, en deeze Jufvrouwnbsp;op een zeer onfchuldige wyze in de gevangkenis gc-
raakt.
-ocr page 15-TOONEELSPEL.
niTikt, had hetzelve weer aan een andere Vrouw ter min gegceven, die het echter, oin dat het gewoonönbsp;kostgeld niet meer wierd betaald, niet langer by zignbsp;wilde behouden., De vrouw, die ik in de hut vond ,nbsp;was een Bedelares; djt alles deed my nog meer be-fliiiten om dit kind geheel aanteneeinen. Ik beiteldenbsp;het op het oogenblik in een kostfchool, alwaar hetnbsp;een goede opvoeding genoot en nuttige bezighedennbsp;leerde. Toen ik onlangs uit America terug kwam *nbsp;bezocht ik aanftonds myn lief Weesje. Ik vond haarnbsp;fchoon en bevallig. Ik had haar naauwlyksmynnaamnbsp;genoemd, of zy riep uit: ,, Ach myn weldoener?nbsp;omvatte inyne knieën, en kuste met de vuurigfte erkentenis myne handen.” ¦—- Ik ben ryk , ik bennbsp;ongehuuwd,benpas zesendertig jaareii oud,waaromnbsp;Zou ik haar niet trouwen?
K A B. E L.
Waarom niet.? nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
ARNOLD.
Ik ben ook in myne nafpooringcn zo ver gelukkig gedaagd, dat ik Jufvr. Schults heb gevonden. Zynbsp;weet niet dat ik het pand bezitte dat haar van haaranbsp;vriendin was aanvertrouwt. Ik ben verlangende omnbsp;te zien, of zy Julia fpoediff zal berkemieii.
K ARRL.
Julia is haar naam?
ARNOLD.
Ja, ik moet het haar zeggen, doch ik wil haar A nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vaa
-ocr page 16-8 nbsp;nbsp;nbsp;JULIAARNOLD,
van het vermaak, om de ontdekking zelve te döen niet berooven. Als deeze is gefchied, zalikvaii.’cnbsp;geene myne Julia betreft nog veel meer verneemen.
Ik bemin dit meisje onuitfpreekelyk!
kakel.
Maar Grootmoeder?
ARNOLD.
Ik heb eerbied voor haar, ja ik ben ’er trotsch pp, zulk een Moeder te bezitten 1 doch ik belyde unbsp;openhartig, da tik geen echtgenoote zou verlangen dienbsp;haar charakter evenaarde. Haare groote rykdora, .nbsp;haare geboorte ver boven die van myn Vader, moestnbsp;haar, volgens myn e Helling, noodwendig, heerschzug^nbsp;tig niaaken, vooral daar myn Vader door zyn zachtennbsp;en vrcdelievenden aart haar geen den minflen tegen-Hand bood. Hy geloofde dat hy aan zulk een fehoo,nbsp;lie weerhelft, en die onder een aantal medeminnaarsnbsp;hem tot echtgenoot hadgekoozcn, veeleer achtingnbsp;en dankbaarheid fchuldig was. Hy droeg dus zynnbsp;lot met geduld, zonder ooit hier over zig te beklaa-gen. Ik prys het gedrag van myn Vader, hoewelnbsp;het jny nimmer tot een voorbeeld dienen zal.
Kakel,
My ook niet, Oom!
ARNOLD.
Dus, lieve Neef! dacht ik reeds voor vyftien jaa-ren. Men floeg my een ryke party voor , dan ik wefs die van de hand. Wel is waar dat ik wen myn
over'
-ocr page 17-overledene echtgenoote reeds beminde, inner ik ben verzekerd, dat ik dit hunwlyk zou hebben afgeda-gen, al was inyn hart ook geheel vry geweest.
KAREL.
I^eeze gevoelens zyn ook de inyne,- nu heb ik nioeds genoeg, lieve Oom! om u myn toeftand geheel te ontdekken.
ARNOLD.
Nu eerst? wel ik dacht dat ik reeds openhartig genoeg met u over myn zaaken had gefprooken ómnbsp;my op uw beurt ook uwe geheimen te vertrouwen.
KAREL.
ARNOLD.
ó , Dit is misfchien een opwellende drift nwer jeugd die weer even fpoedig verdwijnt; op UWe jaa-ren, bemint men alle meisjes.
KAREL.
6 Neen, neen! myn liefde is voor eeuwig! kom flegts met my en aanfchouw dat hemelsch gelaat, ditnbsp;zal u een denkbeeld geeven van de flerkte rayner
hartstocht. - Zy is een ineesterlluk van de hand
der Natuur, Godlyk fchoon, teder, vol fchaamte en zedigheid, vol gevoel! — Oom ! Gy bemintnbsp;my ? -
ARNOLD.
Ja lieve jongen! ik ben u hartelyk genegen.
* A 5 nbsp;nbsp;nbsp;KA'
-ocr page 18-JULIA ARNOLD,
KAREL.
Ell hierom beloof ik my zelve een gclukkigo uitkomst myner zr.ak. Gy zyt ryk en kunt inyne oog. merken begunstigen. Ach myn Oom! ik laat mynnbsp;lot geheel ann u over; ik ben verzeekerd, dat, «Isnbsp;gy dit godlyk meisje maar eerst hebt gezien , gynbsp;myne keus zult billyken. Wanneer zult gy haarnbsp;zien ?
ARNOLD:
kakel.
A R N O L
Ik weet hoe driftig een verliefde is, maar vergeef my, het is my heden oumogelyk haar te zien. Iknbsp;heb zelf meer bezigheden voorgenomen, dan ik zalnbsp;kunnen afdoen.
KAREL.
Nu dan morden ? Gy zult het dan toch niet langer uitftellen?
ARNOLD.
Neen , zeker niet! - Hoor eens, oin ii een
weinig te verftrooijen, moet gy dees middag by my ter maaltyd blyvcn. Myn fchoon weesje en haar be-minnenswaardige vriendin zult gy ook aan tafelnbsp;vinden.
II
TOONEELS PE L. DERDE T O O N E E L.
DE VO’ORIGEN, EEN BEDIENDE.
Ds
‘aar is Mevrouw uwe Moeder, Mynheerf J
KAREL.
Blyn Grootmoeder? ——
C/Zy fnelt weg.'y
i nbsp;nbsp;nbsp;ARNOLD,
Dat is my aangenaam, ik zal myn plicht by haar gaan afleggen. Doch ik zie haar reeds.
ARNOLD, ARNOLD de oude,Mevrouvv arnold,
FREDRIK arnold.
ARNOLD.
artelyk welkoom! myn achtingwaardige Ouders! welkooni, lieve Broeder!
Mevr. ARNOLD, rondziende.
Waarlyk! uwe nieuwe wooning is zeer fchoon, za is prachtig ingerigt en geeft my blyken van uwnbsp;groot fortuin; ik verkoos u te gaan zien eii uw Vader en Broeder hebben my vergezeld.
ARNOLD.
Ik ben aangedaan van blydfchap dat ik u allen hier by my mag ontvangen.
AR-
-ocr page 20--12
J U L I, A ARNOLD,
.ARNOLD de oude.
Uwe Moeder wilde u gistren reeds bezoeken, myii zoon ! -zy is in alles, wat u maar betreft, zo bekommerd en zo bezorgd voor u, als of gy nog een kindnbsp;waart. Het is alles moederlyke tederlieid.
ARNOLD.
Ik weet dit, myn Vader! ik weet dit. Ach, kon ik, myn geheelen leeftyd door, toch het geluk hebben zulk een goede,, zulk een oplettende Modder tenbsp;behouden! ó Myne Moeder! De mensch heeft voorzeker een befchermengel, die voor zyp geluk zichtbaar waakt, zo lang hy nog zeggen kan: „ mynenbsp;Moeder!”
Mevr. ARNOLD.
Myn zoon! uwe achting en liefde treffen my, hoe meer ik u leer kennen , hoe dierbaarder gy wordtnbsp;voor myn hart.
FREDRIK ARNOLD.
Heb ik u niet altoos verzekert, Moeder, dat myn Broeder, waaren,kinderlyken eerbied voor u heeft?
Mevr. ARNOLD.
' Zyn alle die Bedienden, die my daar beneden ontmoeten, ook de uwe?
ARNOLD.
Waarfchyniyk, zy maaken myn huisgezin nit, ’t zyn alle^brave lieden. Sta my toe dat ik ze u voor-___________Kinderen, komt eens allen hier!
13
TOONEELSPEL. FT F D E T O O N E E L.
Jufvr. SCHULTS, een jong meisje, andere Bedienden. DE VOORIGEN.
Mevr. ARNOLD, op Jufvr. Schults wyzende.
D.
'ceze is zeker uw huishoudfter?
ARNOLD.
Ja, Moeder! Ik heb deeze waardige Juffer het toe-verzigt over myn huishouden opgedragen.
Mevr. ARNOLD.
En waartoe dit jonge meisje?
ARNOLD.
Zy is Jufvr. Schults reeds behulpzaam in haar post. Als ik eens trouwen ga, zal zy myn Vrouw toebe-hooren.
Mevr. ARNOLD.
Zo veel Bedienden? En ook een page?
ARNOLD.
ó, Dat is een goede, hupfche jongen! Hy is nog wel wat los; maar ik laat hem zorgvuldig opvoedeiii,nbsp;en doe zelve zo veel aan hem, als in myn vermogen is.
Mevr. ARNOLD.
Hebt gy ook een Rentmeester?
ARNOLD,
Ja, moederlief!
Mevr. AR-
-ocr page 22-ARNOLD.
Die ben ik zelve.- Deeze luiden zyn nooit
ledig,-zy hebben allen een dubbelen post omwaar te neemen.
EEN BEDIENDE.
Manr ook een dubbel loon?
ARNOLD.
nomen moet en beloond,en aangenioedigd worden.
Mevr. ARNOLD.
Neemt allen uw plicht wel in acht, gy hebt een goed Heer; ik hoop maar dat gy geen misbruik vannbsp;zyn gunst zult maaken.-Nu, gy kunt voor dit
maal wel vertrekken.— Uwefchikking,mjm zoon! behaagt my over het geheel, zeerwel. — Maar ik
wenschte u wel eens alleen te fpreeken. - Uw
Vader en uw Broeder hebben bezigheden welke op
FREDRIK ARNOLD.
Wy zien elkander welhaast weder, inyn Broeder! en dan hoop ik wat langer.
ARNOLD, de oude.
Z E
-ocr page 23-I)
TOONEELSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;15
ZESDE T O O N E E L.
ARNOLD, Mevr. ARNOLD.
Mevr. ARNOLD.
k laebjby myn aankomst in uw huis, iets opgemerkt, zoon! Alle die my ontmoeten hebben zo iets gedwongens in hun gelaat; eenige bedienden liepen weg,nbsp;weer anderen fcheenen te beeven als ik haar iets wilde vraagen. Zelf in het oogenblik dat ik hier in deezenbsp;kamer trad, vloog een jong heer, even nis een pijlnbsp;uit een boog, door gindfche deur.
ARNOLD.
Of myn huisgenootenuvreezen,weetik niet,maar dit weet ik, dat men u eert, wyl ik « eerc. Geloofnbsp;my, eerbiedwaardige Moeder! ik geVOCl VOOr U eeil
Mevr. ARNOLD.
Deeze wederliefde verdien ik ook , myn zoon ! zelfs myn gellrenge handelwys , met u in vroeger jaa-ren gehouden,was u een bewys,van mynehartelykenbsp;liefde. Het ware my immers niet inogelyk onze zonbsp;aanzienlyke familie te onteeren, door een huuwlyknbsp;toetellaan met een meisje van zulk- een laage geboorte.
ARNOLD.
Ach 1 laaten wy dat voorledcne niet weder ver-
nieu-
-ocr page 24-i6
JULIA ARNOLD,
nieuwen en in onzen geest terug roepen! (^/ly kust haar de hand.') ïk zal alles aanwenden om de fouten van rayn onbedreevene jeugd weder by u te her-ftellen.
Mevr. ARNOLD.
Genoeg, myn zoon! maar heden heb ik een even zorgelyk verdriet als toenmaals, en ik kom met oogmerk om het u mede te deelen. Gy weet, mynnbsp;zoon, dat uwr ouder Broeder nog nimmer zig tegennbsp;myn wil heeft durven verzetten.
ARNOLD.
Dit weet ik.
Mevr. ARNOLD.
Hy was my in alles gehoorzaam, gelyk het een zoon aan zyne Moeder betaamt; deed alles wat iknbsp;hem voorfchreef; hy ging, zelfs zonder de minftenbsp;onderzoeking, een huuwlyk aan, dat ik voor hemnbsp;voordeelig keurde. — En zyn zoon onderneemt ’£nbsp;geen zyn Vader nooit zou hebben durven ondernee-men; hy.is weerfpannig tegen myn verbod, fpotmetnbsp;myn.gezag,en is onverzettelyk in zyn belluiti — Hynbsp;dreigt zig zelven ’t leven te beneemen , en brengtnbsp;hierdoor zyn ligt bevreesden Vader en Grootvader innbsp;een geduurigen angst. — Tk bid u myn zoon! brengnbsp;deezen onervaren jongeling, wiens hart zig zelve zonbsp;zeer misleid, toch weder op het regte fpoor. ¦— Hynbsp;is verliefd! — maar op wie? — op een meisje vannbsp;den trant, met gefchilderde wangetjes, een verliefde
for-
-ocr page 25-If
TOONEELSPEE.
fortuinzoekfter, zonder middelen , zonder geboorte. — Hemel! welk een eeuw beleeven wi], waarin .de Mannen zotskappen geworden zijn!
ARNO.LD,
Sta my toe, Moeder, dat ik eenige van myiie gevoelens hierover openhartig aan u mag voordragen.
Mevr. ARNOLD. nbsp;nbsp;nbsp;:
: Waarom niet, myn zoon?Een man,van uwe ja.aren .‘heeft het recht:om met vrymoedigheid over een zaaknbsp;te oordeelen, mits hy evenwel de welvoeglykheid'nbsp;in,.’t .oog .boude.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .i
ARNOLD.
Ik kan ^ wanneer ik met myne Moeder fpreek, die ik eerbiedige,deeze nimmer uit het oog verliezen,'4nbsp;Gy gispt de Mannen, maar wat denkt gy dat de reden is‘, dat de- Mannen fclmuw zyn voor het hmiw-lyk , of ten minften niet gaarne een vrouw willeij;nbsp;hebben van grooten rang en middelen ?
Mevr. ARNOLD.
Zotheidj onberadenheid!
ARNOLD,
. Zou het niet veeleer de fpoorloze weelde i en de; eigenzinnige en heerschzugtig'e luimen der Vróuwennbsp;zyn, die altyd bewust, dat zy veel geld ten humv-lyk aaiigebfagt hebben , haare Mannen dit by allenbsp;gelegenheden doen gevoelen en zich hierop irietweij:
nig laaten voorftaan ? ,- Geloof my, Moeder! dit
i^'.óorzaak. dat .veeJe. Manngn de Vrouwen van rïfng Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en
-ocr page 26-l8
JULIA ARNOLD,
en middelen fchuuwen. Een man die met zyn huuwlyk, huislyk geluk bedoelt, zoekt een meisjenbsp;van minder rang dan hy zelven, en vooral een meis--
je van minder middelen. - Hy verlangt het hart
van de vrouw, die hy gelukkig maakt,geheel te bezitten. Ook hoopt hy hierdoor afdwaalingen te verhoeden, waartoe de met fchattcnnitgehuuwde vrouw maar al te dikwerf vervalt, en die het hiuiwlyksgeluk
ftooren. Vergeef my deeze belydenis!-- Ik heb u
vooraf verlof gevraagd om myne gevoelens over dit ftuk rondborstig en zonder omwegen te verklaaren.
Mevr. ARNOLD.
Maar zond gy niet uw eigen begaanen mis flap,
liier een weinig hebben verdeedigd?
ARNOLD.
In geene deele, de langduurigheid van tyd heeft reeds het fiierpendst van myn verdriet geleenigd, en —-misfchien ben ik u voor de belening van dit huuwlyk
zelfs nog wel dankbaarheid fchuldig. - Wat nu
de zaak van onzen Neef betreft, wil ik wel alles beproeven om die naar uw genoegen te doen eindigen. Hy is op het oogenbllk hier geweest, zo als gy in de kamer trad.
Mevr. ARNOLD.
Dan was hy dat zeker, die,20 ais ik inkwam,zig Ipoedig weg maakte?
ARNOLD.
Ja Moeder, hy heeft my tot de vertrouweling
zy-
-ocr page 27-15gt;
TOONEELSPEL.
*yner liefde gckoozcn, en ik heb hem belooft om Zyn Minnares te zien.
Mevr. ARNOLD.
En gy zult haar gaan zien?
ARNOLD.
Ja, o'm, als het mogelyk is, hierdoor zelft wape.* nen te vinden tegen zyn fterke hartstocht.
Mevr. ARNOLD.
Ik dank u by voorraad voor uwe deelneeming en moeite.
ARNOLD.
Die ben ik aan u fcliuldig,Moeder!omuhet leed,
dat ik u in vroeger jaaren zelve veroorzaakte, weer een weinig te vergoeden.
Mevr. ARNOLD.
Het ftréelt my, mya zoon! dat gy uw begaanen Snisftap nu zelve gevoelt. Ik wensch niets VUUrigefnbsp;dan dat gy, hierdoor geleerd, voor het toekomendenbsp;Voorzichtig zult zyn. Dan, hoezeer ik, zo lang iknbsp;leeve, Moeder blyve en myne rechten,'als zodanig,nbsp;kenne, zoo weet ik echter dat uwe jaaren en uw eigen gelukkige omftandigheden u recht geeven omnbsp;Voor tl zelven eene echtgenoote te veritiezen.
Dusdanig was het geval niet in uwe zo tedere jeugd, toeu gy nog geen ondervinding van de waereldnbsp;hnd; doch gy weet nu dat ik zeer gewichtige redenen had, waarom ik destyds my zo fterk tegen utrenbsp;onderlieeming verzette, en gy zult derhalvên thansnbsp;B anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tiwe
-ocr page 28-fl'e»
JULIA ARNOLD,
pwe keus wel bepalen, overeenkomltig de eer van ons aanzienlyk huis. Maar vergeet toch hierby nimmer de raad van uwe Moeder; zy is u een verftan-dige vriendin die haar geflacht kent, en vooral is Zynbsp;een yverige Moeder voor, het welzyn van haarenbsp;kinderen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
ARNOLD, hj kuscht kaar de kandi ¦ Ik ben trotsch op zulk een voortreffelijke Moeder,nbsp;en ik zal zoo veele lesfen der voorzichtigheid, gepaard met zo veel goedheid, tot myn voordeel in,nbsp;acht neeraen.
¦ Mevr. ARNOLD*
¦ Uwe taal behaagt my myn zoon! nog nimmer ging ik zo vergenoegt van u heenen. Dan met opzicht;nbsp;tot myn kleinzoon, bid ik u nogmaals, breng hem,nbsp;om de rust, om de eer van onze familie ^ breng hemnbsp;toch tot betere gedachten I (Zy vertrekt en Arnoldnbsp;geleld haard)
ZEVENDE T O O N E E L.
EEN BEDIENDE, CHARLOTTE, JULIA.
DE BEDIENDE, tenv^lhy door een andere ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' deur de zaal intreed,
Fleb de goedheid in dceze zaal te gaan ? De Heer Arnold Vergezelt een oogenblik Mevrouw zynenbsp;Moeder.
(7/y vertrekt.)
CHAR.
-ocr page 29-amp;i
TO o NE E L SP L.
CHARLOTTE.
Zie,zieeens,lieve Julia. — Tn dit aanzienlykhuis zult gy woonen. Gy verwisfeit nu rayne vriend-fchsp, met de groote en verleidende waereld.
JULIA.
Dit denkbeeld zou my doen beeven, als ik niet verzekerd ware, dat hy, die my dit huis-als mynnbsp;aanftaande wooning aanbied, de beste en edelmoê-digfte man des waerelds ware.
CHAR.LOTTE.
En, waarlyk ook de beminnenswaardigfte des
waerelds! - men heeft my ook zeer vee! goeds
gelégd van het voortrefrelyk charakter van de Juffer, met welke gy hier t’zamen zult woonen. Zy heeft,
' 20 ais mén my heeft verhaalt, uit deelnceming ïn de : rampen van eene Vriendin , al haar vermogen op-1 geofFerc.
JULIA,
Heeft zy dit gedaan, dan moet zy een voortreffe-iyk hart bezitten. —— Ach ! het is zo ftreelend, —¦
om de Vriendfehap. -- Lotje, gy hebt my leeren
‘ denken! gevoelen! -
CHARLOTTE.
ó,,Myn beste Julia! mogt gy toch zo gelukkig Worden, als ik u toewenfche! maar gy moet geluk-, hig Worden , gy zult immers met den Heer Arnoldnbsp;ia één huis woonen..., ,
Jh-
-ocr page 30-JULIA ARNOLD,
JULIA.
Ja, en daar gy en ik elkander altoos kunnen zien
en fpreeken. - Ik zal altoos op u denken, myn
waarde! nimmer vergeeten wat ik aan u fchuldig ben. Hoe meenig grievend leed myns leevens hebt gy ver-zagt! Ach myn dierbaare Charlotte! Gy weet hoe dknbsp;hart vol van dankbaarheid voor u klopt! kon ik toch,nbsp;in myne nu gelukkiger dagen , maar ongefcheidennbsp;van u , myn Waarde, leeven ! Onze Vriendfchapnbsp;heeft onze harten zo fterk aan elkander gekluistert,nbsp;wy kunnen niet fcheiden.
CHARLOTTE.
Ik ken uw gevoelig hart, uwe fchoone ziel!
JULIA,
ó, Prys my maar altyd, uw lof flreelt my veel meer dan gy wel deukt, Gy doet ray hierdoor hetnbsp;gelukkig gevolg van uwe zorge voor my, van denbsp;zorge van onze braave opvoedfter en die van mynnbsp;weldoener op het hoogst waardeeren! tiwe vriendfchap, met zo veel geoeffend verftand, aan my betoond, heeft het eerfte kiempje tot deugd in myn hart
gelegd! -Ach, wat w-aare ik zonder u geweest?
uwe vriendfchap is voor my, het aangenaamfte, het edelfte, het zegenrykfte gefchenk des Hemels! .
CHARLOTTE.
Doch ook deeze vriendfchap, die gy zo hoog xvaardeert, zyt gy aan den Heer Arac4d verfchul-digdj-
39
tooneelspel.
JULIA.
Dit weet ik, en hoe groot een maat van goedheid beeft my overftroomt, zeden dat gelukkig oogenbliknbsp;dat hy my tot zig nam 1 En dit alles heb ik aan édnnbsp;eenig braaf man te danken 1 Daar komt by zelve,
AGT S T E TO 0 N E E L.
ARNOLD, Jufvr. SCHüLTS. DE VOORIGEN.
Arnold, tegen yufvr, Schults.
Zie daar, Mejufvrouw,is mv voedfterlingi Deeze juifer is haare vriendin. Zy zyn beiden Zeer fchoonnbsp;en welgemaakt, niet waar? Raad eens, welk een
Viïil deeze twee myn weesje is? •—
Jufvr, SCHULTS, terwyl Tj ze beiden met aandacht befchouwt.
Zy zyn beide zeer binnenswaardig j is het deeze in ‘t roozenURür gekleed?
ARNOLD.
JULIA.
Ach, wat heb ik naar het oogenblik verlangt om Wj myn weldoener, te aanfchouwen.
ARNOLD.
Ik niet minder, myn lieve Kind! (jegen Jufvr, C 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Schults.')
-ocr page 32-aö J ü L I A A R N o L D,-
Schuin.') Dit is dan myn weesje, en deeze haara fchoone en beminnenswaardige Vriendin ,'Mejufvrouwnbsp;Anderfon, een bloedverwante van de Juffer, by welke Julia is opgevoed. --- (julia aanziende en op
Jufvr. Schults wyzende.) Deze Juffer, lieve Dochter ! zal by u de plaats van eene Moeder vervullen; gy blyft altoos by iny, en myn huis zal ook het uwenbsp;zyn.-Maar waarom fchreit gy ? —-
JULIA.
' De naam van Dochter,die gy my geeft,Mynheer! is voor my zo aandoenlyk, omdat ik nooit mynnbsp;Vader noch myne Moeder heb gekend J
ARNOLD.
- Dus zal ik U akyd noemen, zelfs dan, wanneer ;gy een tederer naam krygt,die nog heiliger zal zynnbsp;aan luv hart.
JULIA.
Hoe! zou ’er voor my een tederer naam kunnen weezen ?
»; nbsp;nbsp;nbsp;ARNOLD, tegen Charlotte.
Mejufvrouw! ik hoop dat gy voor het minst, zo lange by uwe vriendin zult blyven, totdat zy ge-huuwd is.
CHARLOTTE.
Ik dank u voor deeze blyk van uwe vriendfehap, Mynheer! Ik zou gaarne hier in willen toeftemmeii,nbsp;mgar -—
AR-
-ocr page 33-7 0 ONEELSPE L.
ARNOLD,
Ik weet dat ik hier veel vraag, doch ik weet ook de waarde van uwe wederzydfche vrieiidfchap.nbsp;CHARLOTTE.
Vergeef het my, Mynheer! ik heb geen vryheid om over my zelve te befchikken.
ARNOLD.
Ik zal my bevlytigen om de toeftemming van Mevrouw uwe Moeder hiertoe te verkrygen.
NEGENDE T O O N E E L.
DE VOORIGEN, EEN BEDIENDE.
BEDIENDE,
Daar is Mevrönw Anderfon, Mynheer! zy ver-«zoekt u te mogen fpreekeii;
V Dat is ter regter tyd I waarlyk of men haar had ‘geroepen.
' I nbsp;nbsp;nbsp;CHARLOTTE.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...
Hoe! myn Mama?
ARNOLD.
Men zal hadr gezegd hebben, dat gy uwe vrieB-' ^gt;n in myn huis hebt vergezeld; ik zal op ’t oogen-blik de eer hebben...
CHAR'
-ocr page 34-S(J
JULIA ARNOLD,
charlotte.
Sta my toe, dat ik u mag' vergezellen! vrr-trckken beide.')
TIENDE T O O N E E L.
JULIA, Jufvr. SCHULTS.
Jufvr. SCHULTS.
Die Heer Arnold is vi^aarlyk de edelmoedigfte man des waerelds: Hy fchynt alleen tot weldoen vannbsp;anderen geboren te zyn.
JULIA.
Is ’er wel iemand, die meerer bewyzen van zyn edelmoedigheid heeft, dan ik?
Jufvr. SCHULTS.
Of misfchien wel ik. Gy zyt jong en fchoon, een tederer aandoening konde zyn hart voor n doennbsp;fpreekenj dan, daar jaaren, rampen en verdriet mynbsp;dat voorrecht hebben doen verliezen, moet zynenbsp;vriendfchap voor my eene zuivere bedoeling hebben.
JULIA.
Maar toen deeze waardige man my aannam, was ik nog een kiml; hy vond my, wel i» waar, in denbsp;armoedigfte eu aakeligüe kleeding,- maar zou andersnbsp;de kindsheid, hoe armoedig en verlasten ook bynbsp;fommigen, wel zo veel innige deelneeming in het
hart
-ocr page 35-TOON E ELSPEL. ' aj
hart van den menfchenvriend vinden, als welde ver-laatene ouderdom?
Jufvr. SCHULTS.
Uwe ftein,*Mejufvrouw! uwe wezenstrekken! —¦ waarlyk — alle uwe gelaatstrekken!-*- wie was uwenbsp;Moeder?
JULIA.
Ik heb haar nooit gekend.
Jufvr. SCHULTS.
Hoe was dan haar naam ?
JULIA.
Ach! die is my ook onbekend. Zo veel weet ik, dat de naam van Ifland, onder welken myn Moedernbsp;hiiuwde, flegts een aangenomen naam Is,
Jufvr. SCHULTS.
Mand was de naam van uwe moeder?
J ULIA.
Ja.
Jufvr. SCHULTS.
En wie was uw Minne?
JULIA.
Hagedoorn wierd zy genoemd , zo als my voof het minst is gezegd. Zy heugt my niet meer.
Jufvr. SCHULTS.
Groote God! dit gelaat! deeze berigten! — Weet gy niet, of ook zekere vrouw u aan de zorg vannbsp;deeze Hagedoorn had aanbevolen?
¦ijsS
JULIA ARNOLD,
JULIA.
Ja, eeiic Jufvrouw Schults; maar men heeft my naderhand gezegd, dat zy my hadt verlaaten.
JufvT. SCHULTS.
Geloof dit toch niet, myn lieve kind! een noodlottig toeval maakte het haar onmogelyk, langer het opzicht over u te hebben. Ik ben uw borg voornbsp;haare tederheid voor u, zy had u nooit verlaaten....nbsp;ju.LiA, met levendigheid.
Hebt gy haar gekend?
Jufvr. SCHULTS.
, Ik ben haar zelve!
]ULiA, haar omhelzende.
Ach ! hoe dierbaar zyt gy jny, nu in dit OOgen-
blik! ó, myn tweede moeder!
Jufvr. SCHULTS.
Myn lieve dochter!
JULIA.
Of zoudt gy ,ook misfchien myne moeder zelve zyn?- Ach! verberg u toch niet langervoormy!
Jufvr, SCHULTS.
Neen,neenl myn lieve kind! dat ben ik niet ;’t is llegts .het fpreekend gevoel myner tederheid voor d,nbsp;wanneer ik u zo noem.-Als ik u eens de ge
schiedenis van uwe ongelukkige Moeder verhaale... fchiel^k,
Gy hebt haar dan gekend? nbsp;nbsp;nbsp;^
T O o N E E L S P E L,
Jufvr. scHULi’s.
Ja, Julia! heb flegts geduld, gy zult haare gc-fchiedens geheel van my venieemen; voor ditmaal. kan ik u niets meer zeggen, dan dat zy dooreen,nbsp;trouwloozen Bedrieger vvierd onteert, en in haarcjnbsp;zwangerheid van u, wierd verlaaten,- kort na uwenbsp;geboorte ftierf zy van fmarten en harteleed afgemat,nbsp;in myne armen.
JULIA met hevige aandoening^
Dan is de hoop, om haar te zien, haar eenmaal aan dit hart te drukken, voor my voor altoos ver-dweenenl — Hoe gelukkig zyn zy, die een moeder hebben! -Ach! hoe gaarne zou ik voor een-,
enkelen moederlyken kuseh al decze . fchitterende rykdom willen verruilen!
Jufvr. sciiuLTs.
Zy was deeze traanen wel waardig, inyne Julia! zy was de liefde van den braafften echtgenoot waardig ! maar de fchelmfche bedrieger heeft haar ver-,nbsp;iaaten!
J U LI A.
Neen — dat is niet mogelyk — hy kan geen fnoo-de bedrieger zyn; myn hart krimpt in my naarboyen by het hooren van deeze naamen.- Het fpreekt in zynnbsp;voordeel ——ik kaïjhem niet haatcn! — Ach, datnbsp;ik hem kende! Hy zou my de dierbaarfte op deezenbsp;waereld zyn!
Jufvr.
-ocr page 38-30
L I A ARNOLD*
Jufvr. SCHULTS.
Gy hcbt edole gevoelens, myn kind! zulk eenê dochter verdiende een’ beter vader; maar de Hemelnbsp;Leeft u nu in uwen braven befchenner deezen beteren vader gefchonken!
JULIA.
Ik gevoel voor myncn weldoener een onbepaalde achting en dankbaarheid; maar de liefde die ik voornbsp;hem gevoele, hy zy dan ook wie hy zy, gaat dezelve nog verre te boven.
Jufvr. SCHULTS.
Gy hebt hetzelve hart van uwe nu zalige moeder! Onteert, veracht, verlaaten, beminde en veront-fchuldigde zy altoos nog hnaren verleider. — Maar
myn lieve kind! verhaal my toch, by welke gelegenheid de Heer Arnold u heeft gevonden ?
JULIA.
Ach! laat my eerst u nog iets vraagen: Is ’er dan voor my in ’t geheel geen hoop, dat ik ooit myunbsp;vader zal vinden?
Jufvr. SCHULTS.
Waar zal men hem zoeken? wie weet, wat zedert zestien jaaren van hem is geworden?
JULIA.
Ach God! dan heeft hy my ook voor altoos ver-laaten!
Jufvr. SCHULTS.
Hy verliet uwe moeder nog eer gy waart geboren;
het
-ocr page 39-3i
TOONEELSPEL.
het is zeer waarfchynlyk dat hy nieteens weet, dat gy aanweezig zyt. Ook is uw Grootvader reedsnbsp;overleden i dat was een ongelukkig man, myn lievenbsp;Julia I
JULIA.
7.0 heb ik dan geen mensch, van wien ik troost,^ raad cf hulp kan erlangen, als alleen van u, mynnbsp;eenlgfte brave Weldoener!
ARNOLD, CHARLOTTE, DE VOORIGEN. ARNOLD.
IVJevrouw Anderfon zal ons nog eens weder bezoeken, Zy heeft my toegeftaan dat Mejufvrouw Charlotte, voor eenigen tyd nog tot uw gezelfchap,nbsp;by ons mag blyven.
JULIA.
Ik dank u op de verplichtendfte wyze, voordeeze lïWe zorg. Het eene geluk volgt my na het ander.
ARNOLD.
Waartoe weer deeze traanen? Julia I
JULIA.
Ik heb hier op het oogenblik de hartvriendin van ïnyne moeder gevonden.
Jufvr. SCHÜLTS.’
Ja Mynheer! Julia Js het tedergeliefde kind van
mvii
-ocr page 40-3J nbsp;nbsp;nbsp;JULIA A R N O L D,
.myn¦ overledene vriendin, ik heb haar op den dag van haare geboorte op deezen arm gedraagcn.
i nbsp;nbsp;nbsp;ARNOLD,
Dit wist ik reeds voorheen, en het zal u hierom niet meer raadzciachtig fchynen, dat ik u verzochtnbsp;om de opvoeding van myn aangenomene dochternbsp;op u te neemen. — Zult gy nu met Julia heféöixnbsp;en ander noodige gaan kpopen? (Jiy luistert Iiaa^nbsp;iets in V oor.') en wdt gy fchoone Charlotte,haarnbsp;beide vergez'ellen?—: Nog iets. JufvrouwSchults!nbsp;Wyst toch eerst de beide lieve kinderen haar kamer*' (Zy
ARNOLD.
Zie daar een paar beminnelyke fchepfels! .Als inyn hart door het noodlot van Jiilia'niet ten fterk^,nbsp;ften was getroffen, zou ik waarlyk in nvyfel Haan^nbsp;aan wien van beiden ik de. voorkeur zou geeven, j
Einde van het eerfie Bedryfi
TWEE-s
-ocr page 41-33
TOONEELSPEL.
EERSTE T O O N E E L.
ARNOLD, Jnfvr. SCIIOLTS.
ARNOLD.
ry hebt dan den Vader van Julia nooit gekend? Nu, dan zal ik haar Vader blyven ; deeze daadnbsp;heeft voor my iets ftreelends. Vervolg nu uwnbsp;verhaal, als u gelieft!
Jufvr, SCIIULTS.
Gy zult ligtelyk gelooven, Mynheer, dat ik in niets meerder belang,ftel dan in het geluk van ditnbsp;kind. Myne hartelyke vriendfchap voor de Moedernbsp;van Julia, waar door ik in alle haare rampen deelde,nbsp;heeft een reeks van jaaren myn leeven verbittert.nbsp;Ik had haar eerde jeugd zien ontluiken , want zynbsp;wierd door myn Moeder opgevoed. Wy waren dusnbsp;in onze vroege jeugd reeds tedere vriendinnen: haare vriendfchap voor my was niet minder teder ennbsp;oprecht. Onze wederzydfche verknogtheid aan elkander wierd nog fterker door haar ongelukkig nood-lot, en wel byzonder toen de laaghartige verleidernbsp;¦''ï'u haare onfchuld, haare deugd overwonnen , ennbsp;haar verbaten had.
C nbsp;nbsp;nbsp;AR-
-ocr page 42-34
JULIA ARNOLD,
ARNOLD.
Yslyk! en nog 20 veel te verfchriklyker, als zy zulk een lief meisje ware als haare Dochter.
Jllfvr. SCHULTS.
Zy was niet minder fclioon; Julia heeft meerder fierheid in het opflag van haar oog, de oogen vannbsp;Leonora waren zachter,
ARNOLD.
Leonora was haar naam?
Jllfvr, SCUULTS.
Ja; deeze ongelukkige was de Dochter vaneen tpan, die geluk, rykdora en aanzien bezat. Geheime vyanden van zyn geluk hadden zyn ondergangnbsp;gezworen , on het gelukte hun , door omgekogtenbsp;getuigen, ’t zo ver te brengen, dat h'y gevangennbsp;tvierd. Hy zou een fchandelyke ftraf hebben ondergaan, was dit niet verhoed door de hulp vannbsp;ee» onbekend vriend. — Hy ontvluchtte.
. Gedimrende zyn sfweezen in andere landen,bleef, daar zyn onfchuid niet was gebleeken, zyn naam totnbsp;fehaade van zyn gedacht, en zyn Dochter waagdenbsp;bet niet dezelve te voeren. Zy nam dus een anderennbsp;naam aan , onder welken ik met haar in royne gezel-fchappen verkeerde: wy deelden geluk en ongeluk,nbsp;en hadden ter dier tyd voor elkander geen geheimen.nbsp;Als zy brieven van haar Vader ontving, was ik denbsp;eenigfte die dezelven mogt leezen: ik verzachte haarnbsp;bitter lyden, nu eens door de deelneemende traanen
van
-ocr page 43-25-
van mededoogeii, dan weder door haar optebeuren en te troosten. Niets ontbrak aan ons genoegen,nbsp;als alleen de tyëing, of deeze ongelukkige Vader nognbsp;elders een draaglyk leeven kon leiden, en dit berichtnbsp;ontvingen wy eindelyk. Benige braave vrienden,nbsp;buiten ’s lands, van zyn onfchuid overtuigt, namennbsp;hem by zig in buis, en liy had zelf een flaauwenbsp;hoop om de waereld welhaast van zyn onfchuid tenbsp;overtuigen. De inhoud van deezen Brief gaf aan
Ik dacht nu, dat ilf de vermaaken, die ik federc de ongelukkige omftandigheden, waarin myn vriendin verkeerde, had vaarwel gezegd, nu wedermogtnbsp;bywoonen. Ik wierd op een dansparty gevraagd,nbsp;en ik hield by myne vriendin aan om my derwaardsnbsp;te verzeilen, maar zy kon hiertoe niet beftuiteil. Iknbsp;nam dus ook voor, om niet te gaan, en uit vreesnbsp;dat zy my de noodige venTolyking ontnam, gaf zynbsp;toe , en vergezelde roy derwaards. Ach , bad iknbsp;kunnen voorzien, dat ik zelve oorzaak tot een nieuw-ongeluk aan haar zou geevenl — Leonora was denbsp;bewondei*de van.het geherie-gezelfchap, allen voegden zig by haar. Benige gemaskerde Heeren dienden zig aan , en verzogteii mede deel aan onsnbsp;Vermaak te neemen, ’t geen aan bun wierd toege-üaan.--Maar ik zie dat men, tegen uw ver
langen, ons weder in ons verhaal ftootr-
C 2 nbsp;nbsp;nbsp;AR-
-ocr page 44-30 nbsp;nbsp;nbsp;J U L I A A R N O L D,
ARNOLD.
.Het is myn Neef, hy zal niet lang blyven. Gy moet my toch, zo dra raogelyk, deeze gefchiede-nis ten einde toe verhaalen.
(jfufvr, Schults vertrekt.'),
TWEEDE T O O N E E L.
ARNOLD, KAREL.
ARNOLD.
el Neef, wat nu?
KAREL.
Uw uitliel tot morgen, myn Oom , is te laat! Myn geluk is reeds vervlogen 1 Myn rust ! mynnbsp;hoop , alles, alles is verlooren! Zy is niet meernbsp;in het kostfchool. Ach , misfcliien heeft Grootmoeder haar reeds in haar macht! die heeft weleernbsp;u ook onderdrukt. Ach, myn lieve Oom, als gynbsp;toegeeft....
ARNOLD.
, Ik heb u immers eens vooral gezegd, dat ik myn Moeder waardeere en eerbiedige in’t geen zy doet.—nbsp;Lieve Neef! de tyd zal ook eenmaal komen dat gynbsp;Vader zyt, dan zult gy ook uwe ouderlyke rechtennbsp;gevoelen en doen gelden, en nu w'ilt gy de machtnbsp;van onze ouders trotfeeren.
37
TOONEEL spel:
Ik wenschte niets vuuriger dan zelve Vader te zyn ! deez’ naara klinkt zo lieflyk voor myn hart.nbsp;Als ik uit den mond van een deugdzaamen en ver-ftandigen Zoon, gelyk gy zyn zond, als gy uw opvliegende drift matigde, of van eene fchoone beminnenswaardige en gehoorzaame Dochter, zo als mynnbsp;weesje is, den naam van Vader hoorde, was’er opnbsp;de geheele waereld geen gelukkiger man dan ik. —nbsp;Hoe is het toch mogelyk dat ’er mannen gevondennbsp;worden, die, ongehuuwd levende, zig zelven hiernbsp;in gelukkig kunnen noemen! — Ware myneMoedernbsp;een oude vrystcr, ik zou met haar gedrag kunnennbsp;fpotten, maar zy is Moeder, zy is Grootmoeder,nbsp;hierom eerbiedig ik haar, zy is godlyk in myn oogen,nbsp;doch ik beken dat zy nu en dan wel wat toegeven-der kon handelen; maar...
KAREL.
Dan wilt gy niets tot voordeel in myn zaak aanwenden, Oom? — wel nu, dan moet ik my geheel aan de vertwyfling overgeeven! Men zegt my ooknbsp;van een ryk Heer, die oogmerken met haar zou hebben; — ik weet het niet, maar dit weetik, dat alsnbsp;ik nergens hulpe vinde, ik my zelve den weg daartoe zal baanen.
ARNOLD.
Wel nu, als uw Grootmoeder zig met de zaak zo-danig bemoeit als gy denkt, dan hebt gy althans niets te vreezen voor de eer van uwe beminde.
C 3 nbsp;nbsp;nbsp;ICA-
-ocr page 46-58
KAREt.
En als liit niet z,o ware — lieve Oom! Ik verlang maar te wee.ten, wat ’er van haar geworden
is. --Ach , wat zal ik begimien? —— Gy zyt
ryk, hebt aanzien en h»,vloed, het ftaat immers in uwe macht .om my te helpen. —- Ach, red tochnbsp;jeen k.v.en, dat alleen afhangt van het bezit van haar,nbsp;die ik tot ftervens toe beminne.
ARNOLD.
Kom aan, wy zullen naar het koamp;tfchool gaan!
KAREL,
Ha, ik dank u, ik dank u! Nu geeft gy my weder eenigg hoop! Dit is in de Picterdraat, ik weet het huis zee» waj, ik neem aan om in het holde van
ARNOLD.
K4REL.
ARNOLD.
KAREL,
Ja, Julia, dit weet ik zeker.
ARNOLD.
Is zy ouderloos?
KAREL.
een
-ocr page 47-TOONEELSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;3^
een edelmoedige menfchenvriend hear laat opvoe-
ARNOLD.
En hoe is de naam van de Jufvrouw, by welke Zy word opgevoed?
KAREL.
Jufvrouw Meinhold.
ARNOLD.
Ilm! - Ik ken deeze Jufvrouw zeer wel.
KAREL.
Kent gy haar? O voortrelFelyk, voortreilèlyk?
ARNOLD, met nadruk.
Bemint zy n weder?
KAREL.
Of zy my weder bemint? Hoe kunt gy daar aan
twyvelen?---De ziel van de verliefde deelt met
een enkelen wenk van het oog al den gloed Zyner liefde aan het beminde voorwerp mede, en ftortnbsp;haar wederkeerige tederheid in.
ARNOLD.
Dit gebeurd wel eens. —^ Maar hóe is bet rt toch gelukt, om met haar le fpreekeu?
KAREL.
Ik heh nooit met haar gefprookeji,
ARNOLD.
hebt gy haar gefchreeven?
KAREL.
Ook niet.'
C 4 nbsp;nbsp;nbsp;AR-
-ocr page 48-40
JULIA ARNOLD,
ARNOLD.
Dan hebt gy door teekenen en verliefde oogwenken uwe liefde aan haar ontdekt?
KAREL.
Neen, ook niet.
ARNOLD.
Wel nu, zeg dan toch, door welk middel hebt gy haar dan uwe liefde te kennen gegeeven?
KAREL.
Ik had in ’t geheel geen middel daartoe. -
Ik kon haar noch fpreeken, noch fchryven, noch door verliefde oogwenken myii hart ontdekken.nbsp;Maar genoeg, zy is jong en teder, en ik bid haarnbsp;aan; ik ben overtuigd van de harmonie onzer een»
ftemuiige zielen, en twyfel dus geen oogenblik aan haare wedermin.
ARNOLD.
Gy hebt waarlyk. een fterk geloof!
KAREL.
Eens ben ikjevenwel zo vry geweest dat ik onder haar vengfter een Serenade Het fpeelen, en zelve daar by zong.
ARNOLD.
Nu, ik moet u dan maar zeggen, dat ik uwe beminde zeer wel kenne, en ook weete waar zynbsp;tegenwoordig is; maar gy kunt haar nu oiimogelyknbsp;zien. •——• Ik zal ondertusfchen haar toetzen hoe
zy over u denkt. Bemint zy u, dan zal ik da
41
ZWMigliedeu, die buiten dien uwe liefde nog in den inogten flaan, zoeken weg te neemen; en begint zy u niet, dan zal ik u daarvan berigt geeven.
KAREL.
ó, Myn tweede Vader! inyn Befchermer! al myn rust, inyn gantfche geluk is in uwe handen. Ik ben,nbsp;van dit oogenblik af, reeds gelukkig, — maar iknbsp;Zal immers van daag nog myn hemelfche Julia aan-fchouwen, niet waar?
ARNOLD.
Gy zult haar zien, ga nu heenen!
KAREL.
Op zulk een ernftigen toon, myn Oom?
ARNOLD.
Gy zyt myn Medeminnaar!
KAREL.
Hoe! wat zegt gy?
ARNOLD.
Gy zyt myn Medeminnaar; doch ftel u gerust, als Julia u bemint, zult gy den zege uwer liefdenbsp;wegdragen.
KAREL.
Neen, neen! zo gelukkig worde ik nooit! onder al de Medeminnaars zyt gy de gevaarlykfle — Achnbsp;royn God!
ARNOLD.
Vertrouw op het woord van een man van eer, het is heilig.
C 5 nbsp;nbsp;nbsp;KA.
-ocr page 50-42
JULIA ARNOLD,
KAREL.
. ’t Is wel myn Oom! Myn enkel vonkje hoop, flegts VQor eeii minuut, is weer geheel voor my vcrvloo-gen! uwe verdienften Oom, uwe verdienflen zullennbsp;my haar ontrukken. {Jieen gaande^ o Hemel, hemel J beu ik dan voor het ongeluk gebooren!
ARNOLD.
Dit had ik niet verwacht, wat nu gedaan ? Maar zy is .myn eigendom — zou die ontdankbaare hem
beminnen?- Het begint my zwaar te vallen,
hem myn woord te houden, doch ik heb het hem gegeeveu.-Zou zy hem beminnen?
DERDE T O O N E E L.
ARNOLD, Jufvr, SCHULTS.
Jufvr. SCHULTS. is uw Neef ontfleid. Mynheer!
ARNOLD.
En ik niet minder!
Jufvr. SCHULTS.
Dat zie ik,
ARNOLD.
Hy is myn Medeminnaar!
' Wat zegt gy?
AR.
-ocr page 51-43
TO o N E R L SP E L.
ARNOLD.
Maar ik za! rayii woord houden, dat ik hem heb gigeeven. Zo Julia hem bemint, dan zal hy haar bezitten en ik zal haar een ryke Bruidfchat medegee-ven. — Ik heb u iets te verzoeken, beproef het hartnbsp;van Julia, — hoe die proef ook moge uitvallen, ifcnbsp;Zal mij onderwerpen. Ik bemin Julia, en ik beminnbsp;myii Neef; Ach, dat hy myn zoon ware! zulk eennbsp;zoon zou myne dagen verzoeten; hy is een wakker
en braaf jongeling vol gevoel- welaan dan ,
Jufvrouw Schults, zo als gezegd is, toets Julia!
Jufvr. SCHULTS.
Ik zal-u naauwkeurig berigt geeven van haare nel-ging; maar als gy nu van haar bemind vvierd, enzy u de Voorkeur boven anderen geeft?
ARNOLD.
Dan moet myn Neef — doch als ze ons belden eens beminde?
JulVr. SCHULTS.
Stellen wy veeleer zeker dat Julia uw Neef in ’t geheel niet kende?
ARNOLD.
Wel nu, dan kan ik verkrygen ’t geen ik verlange, maar ik ben onrustig. Jufvrouw, Schults; ik kan nietnbsp;langer in de onzekerheid wat zy befluiten zal, lee-ondervraag Julia op het oogenblik, ikzalmynbsp;onderwyl in dit kabinet verbergen en uw gefpreknbsp;zelve aanhooren. Daar is Charlotte. QHyv?rtnkt,')
FIER^
-ocr page 52-CHARLOTTE, Jufvr. SCHULTS.
Jufvr. SCHULTS.
Br
»rengt gy uwe Vriendin niet mede, Charlottef
CHARLOTTE.
Zy zal op het oogenblik hier komen.
Jufvr. SCHULTS.
Een vraag in ’t vertrouwen, myn lieve Lotje! Gy hebt nu zo lang met Julia verkeerd, hebt gy niet gemerkt dat zy een Minnaar heeft?
CHARLÓTTE.
Misfchien, zo wat.
Jufvr. SCHULTS.
Nu, verklaar u nader.
CHARLOTTE.
Zo op het oogenblik nog,zagen wy een jong heer voorbygaan, ik zei tot haar: Zie Julia! dat is uwnbsp;bewonderaar — zy bloosde, zag hem na , floeg denbsp;oogen neêr, enzeide: ja, dat is die jonge Heer dienbsp;voorheen 'zo dikwits ons huis voor by wandelde ennbsp;Miy zo flerk aankeek.
Jufvr. SCHULTS.
Heeft zy hem niet gefprooken?
CHARLOTTE,
Nooit.
Jufvr,
-ocr page 53-Jufvr. sc HU LTS. ,
Stil, zy komt! wilt gy wel voor eenige oogen^ klikken ons alleen laten?
{Charlotte vertrekt.')
FT F D E T O O N E E L.
Jufvr. SCHüLTS, JULIA.
Jufvr. s cII uLTs, aan V vengfter en ah in haar zelven.
I“ïa, daar gaat hy den hoek om.
JULIA.
Jufvr. SCHULTS.
Die jonge Heer, op wicn Lotje tl daar evÊii Oplettend maakte. - Hoe, gy verfehrikt?
JULIA.
6 Neen, maar ik ben verwonderd hoe of gy dit Weeten kunt, lieve vriendin! dewyl gy toen niet opnbsp;onze kamer waart. Is Lotje hier ook fay u geweest?nbsp;Jufvr. SCHULTS.
Op bet oogenblik.
JULIA.
^n, dan kan ik het begrypen.
Jufvr. SCHULTS.
Kent gy deezen jongen Heer?
jü-
-ocr page 54-46
JULIA ARNOLD,
JULIA,
Zo Wf-t. — Ik beb geboord, dat zya Oiiders zeer ryk zyn, en hierom heb ik my voor hem gewacht.nbsp;Ik heb wel okt veel ondervinding, maar een meisjenbsp;van inyne omftandigheden is altyd veel omzichtigernbsp;en meer op haar hoede, dan zy die in de fdioot vannbsp;het geluk zyn opgevoed. Ik geloofde dat zulk eennbsp;jongeling, aan het geluk, aan den voorfpoed zo gewoon, een meisje, wier lot zo ongelukkig is als hetnbsp;myiie , -flegts aanzoekt om het te mialeiden — »n genomen hij had de edclfle oogmerken omtrent my,,nbsp;zou ik hem even min gehoor hebben gegeCven, vermits ik myn lot voor het toelcoiaende geheel aan denbsp;fchikkingvan myn edelmoedigen weldoener wil overlaten. Myn reden en verftand wenken my altyd naarnbsp;hem, en myn hart zegt niet minder. “
Jufvr. S.CHULTS.
Maar laat ons eens ftellen, dat deeze jonge Heer edele oogmerken omtrent ti heeft, dat de Heer Arnold alle zwarighedea die tegen een: hirawlyk met S,nbsp;raogteii kennen,, uit den weg ruimle-, dat hy u zelf»nbsp;een goede fomme gelds ten huuwlyk deed aanhren-gen ? en dat gy dan lt;Je keits had of om met den Heernbsp;Arnold zelve te huuvven of met hem, wkn zond gynbsp;kiezen, Julia?
JUUA.
Ach, welk een vraag myn vriendin! -- Dan,
zo als ik hem befchouw i» by nog. zcjw jiong»
dus,
-ocr page 55-47
TOONEELSPEL.
dus, zonder ondervinding of nndenken. Misfdiien Zou hy myn bezit, hoe vuurig hy nu daanjii haakte,nbsp;welhaast moede worden, van zyn keus berouw heb-, my myn geboorte verwyten en met verachtingnbsp;'behandelen.
Jufvr, SCHULTS.
Maar gefield dat dit alles zo niet ware? dathyu teder en ftandvastig beminde?
JULIA.
Gy zyt waarlyk voor hem een goede verdedig-fter — en, evenwel blyft myn grootmoedige weldoener, iny zoo dierbaar.
Jufvr. SCHULTS,
Bedenk u wel, Julia! deeze jonge Heer is veel te beminnclyk dan dat hy geen indruk op uw hart zounbsp;Semaakt hebben.
JUI-IA.
Ik wil wel bekennen dat ik hem zeer beminnelijk vinde ! ja dat ik, als de fortuin ons op dezelfdenbsp;Wyze had begunstigd, hem hartelyk zou kunnen bc-minnen; maar hy is ryk, en ik ben arm;Hy vannbsp;Voornaaroe geboorte, en ik een wees, zonder Moe.nbsp;der, zonder Vader, zonder eenige bloedverwanten
vrienden.- Als myn noodlot zodanig is, als
Sy iiiy hebt verhaald, weet ik geen fterCyk weezen °P don aardbodem die ik de voorkeur zou kunnennbsp;Sneven, boven myn edelmocdigen befchermer. Hynbsp;my alles! Ik ben alles aan hem verfchuldigd!
Jufvr.
-ocr page 56-48
JULIA ARNOLD,
Jufvr. SCHULÏS.
Dit erkentelyk gevoel, ftrekt uw hart tot eer. ¦— Doch bekent gy zelve niet, dat gy deezen jongelingnbsp;uw hart zoudt kunnen fchenken, als gy met hem ge-lyk waart in geboorte en goederen ?
JULIA.
Ja, ware dit zo, niets zou my beletten hem te beminnen. Hy heeft verdienden , edele gelaatstrekken , liy bemint my — dan de achting en liefde, die ik voor myn weldoener gevoele, is zo groot, dat iknbsp;dezelve voor de hartstocht, die ik voor deezen jongeling kweekte, niet wilde verruilen; voor hem wilnbsp;ik alles opofferen, zelfs myn grootfte geluk; — ennbsp;deeze offerande zelve zou voor my het {Ireelendflenbsp;genoegen zyn.
JULIA, Jufvr. SCHOLTS, ARNOLD. ARNOLD.
Ik heb alles aan gehoord, myn dochter.-De
edele gevoelens, die gy, op het oogenblik zo gulhartig liet blyken, zyn ook myn gevoelens ten opzicht van u, myn waarde! - Ik zal myn grootst
geluk aan u opofferen,
JULIA,
Sta my toe dat ik uw hand kusfclie!
AR'
-ocr page 57-49
TO O N E E L S P E L.
ARNOLD, omarmt en kust haar.
Wat nu den jongeling betreft, toets uw hart ten ^^crkften of gy hem bemint; hy, dit weet ik,bemint ¦nbsp;U met hèvigheid, en als hy u moest verliezen, zou
hy voorzeker tot wanhoop overllaan. - Ik weet
Waarlyk niet welke middelen ik zal aanwenden om 'het vuur zyner hartstocht te beteugelen: Ik hóópnbsp;hem echter tot eenige bedaardheid te brengen, hy isnbsp;een beste jongen, en ik ben hem hartelyk genegen,nbsp;JULIA, met verwondering.
Gy kent hem dan. Mynheer!
ARNOLD.
Wel, het is myn Neef!
JULIA.
Uw Neef! Qlimplachende,') Nu,dan heb ik niets te duchten en nu heb ik ook eenigen grond om metnbsp;meer vrymoedigheid ij te kunnen bekennen, dat hynbsp;my niet onverfchillig is.
A R N o LD, hy kuscht haart ¦ nbsp;nbsp;nbsp;‘
Nu Mejufvrouw, nu moet gy my evenwel het begonnen verhaal ten einde toe vertéllen.-- Doch
'vy worden weer belet, ik hoor iemand komen.
(^ufvr. Schults en Julia vertrekken.')
2 E-
Z E FE N^D E T 0 0 N E E U
ARNOLD, Mevrouw ARNOLD,
Ü.
Mevr. ARNOLD.
m Neef Is een onverzettelyke jongen t Wy heb* ben hem bevolen op zyn kamer te blyven, maar hynbsp;Leeft die verlaten, en de hemel weet waar hy is.
ARNOLD.
Hy is zekerlyk een jongeling vol vuur en leven; hy bemint, en het voorwerp, dat hy bemint, verdient het- een half uur geleden was hy nog
by my.
Mevr. ARNOLD.
,11? wil niet denken , dat gy zyn buitenfpoorig fadrag begnnstlP» zocamp;f
ARNOLD.
Dat zpa ik sdmmer begunftigen. Moedert Mevr, ARNOLD,
. Hebtgy zyn fefeepzeltje gezien?'
- nbsp;nbsp;nbsp;ARNOLD.
Het is een meisje, dat by een fatzoenlyke vrouw, een voortrelFelyke opvoeding heeft ontvangen»
Mevr. ARNOLD.
Ja wel, als een meisje naar de mode.
ARNOLD.
wel*
-ocr page 59-St
Welke haare opvoeding was toevertrouwd, leerda liaare voedfterlingen de nuttigde vrouwelyke bezig-^leden en vormde tevens haar hart voor de deugd. Iknbsp;weiischte wel dat gy haar flegts eenmaal zag; mis-fchien zou zy u, op het eerde voorkomen zelve,in-»eemen,zy is ook niet zonder middelen. Haar Bruidschat word begroot op honderd en vyftig duizendnbsp;guldens.
Mevr. ARNOLD.
Dan is zy in myn oogen wel honderd en vyftig duizend maal verachtelyker, dan ik my nog verbeeldde.
ARNOLD.
Doe toch dit ongelukkig meisje geen meer onrecht; ’t is waar, dit geld is een gefchenk van eert men-fchenvriend, maar haare deugden en goede zedennbsp;deeden het haar verwerven. Een fafzoenlyk mannbsp;rykelyk met goederen bedeeld, liet haar 5 van haarenbsp;vroege jeugd af, opvoeden, en wil zig zelven nunbsp;aan haar verbinden, of, zo zy een ander de voorkeurnbsp;geeft, haar voor het minst zeer voordeelig uit-huuwen.
Mevr. ARNOLD.
Met honderd en vyftig duizend guldens?
ARNOLD.
Ja Moeder! Een kewys dat het hart van het meisje en dat van haaren wcldoender zuiver is.
Mevr.
-ocr page 60-Mevr. ARNOLD.
Laat ons dit niet verder onderzoeken; maar gcfteld eens dat dit meisje deeze fom geids, door zulk eennbsp;edelmoedigen vriend gcfclionken, bezat; zal ik echter wel verhoeden dat het geluk van myn kleinzoonnbsp;hiervan'zou afhangen. Een hmuvlyksgift van eennbsp;edelmoedige! Hm! dat waare voor onze familie eennbsp;onuitwischbaare fchande. ’
ARNOLD.
¦ Wel Moeder , als gy eens den man kende , die deeze opoiFering doet aan de verdienften van hetnbsp;waardige voorwerp, dat door uw kleinzoon wordnbsp;bemind, geloof ik-
A R K o I- D.
Mevr.
ARNOLD.
Dat moet ik doen, hoewel ik u heilig verzekere, dat ik wel wenschte dat Karei nimmer aan deeze ver-bindtenis had gedacht!
Mevr. ARNOLD.
Welaan dan, myn zoon ! reik rny de hand, zyt iny behulpzaam om te verhoeden, dat door zulk eennbsp;verachtelyk hunwlyk geen vlek op onze familienbsp;neérdaale. —— Ik had op het hart van myne kinderen, hoe veel moeite my dit ook kostte, meerder invloed dan op het hart van ddezeu kleinzoon; dochnbsp;laat hy myn geduld niet tergen, ik kan ook wel ge-ftrenge maatregelen neemen,
AR*
-ocr page 61-T o o N E E.L S P E L:
ARNOLD.
Uw moederlyk hart is te teder tot geweldige mid-'^elen. Toen ik in myii jeugd den giievendflen flag Van wyii geheel leven van u ontving, hs ik den briefnbsp;door uwe nioederlyke hand aan my gefchreeven, ennbsp;uwe tedere gevoelens voor my, daarin vervat, boezemden my zo veel achting cn liefde voor u in ,nbsp;dat-
Mevr. ARNOLD.
Ja, myn zoon! ’er is een geheime liefdeband tus-fchen het hart van een Moeder cn dat van haare kinderen , die haare wedcrzyfdche gevoelens doet over-eenftemmen; doch deeze band is by denkleinzoon Zwakker, dan ik zal aan deezen weerfpamiigen jongeling toonen dat ik my niet ongeftraft laat tegen-
ftreeven. - Nog iets: heeft de vrouw, by welke
Zyn lievertje zig ophoudt, ook niet llOg eeilC dochter?
ARNOLD.
Neen, maar wel een jonge cn zeer bevallige nicht, de dochter van een Hofraad, haar moeder is vannbsp;Adel.
Mevr. ARNOLD.
Van Adel? - Beminde hy nog deeze, hiertoe
^uii ik misfehien myn toeftemming kunnen geeven; ®aar die andere zal hy, hy doe dan ook wat hy wil,nbsp;hooit bezitten. Ik meende hem hier by u te vinden,nbsp;hem in uw byzyn de zaak in haar gevolgen nognbsp;D 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eens
JULIA ARNOLD,
eens voor oogen te ftellen. Ik weet dat gy veel invloed op hem zoud hebben. Als gy geen noodzaa-kelyker bezigheden hebt die u wagten, ga dan met my, wy zullen hem by ons laaten komen en hemnbsp;eens onderhouden,
ARNOLD.
Ik ben tot uw dienst Moeder! wanneer gy’t flegt*. verkiest; hoewel ik denk dat wy door geflrenge middelen niets goeds zullen uitwerken.
van h(t Tweede Bedryf,
D E R-
-ocr page 63-ly luistert naar geen raad.-Hy vertreedt het
ontzag voor myneMoeder en dat van alle zyn naast» béftaan'den; hy fchynt zig niet eens te bekommeren,
dat ik min-yverig zal worden. - Ach, het geluk
van myn leven is met vergif gemengd! Myn hart is aan Julia met zulke flerke banden vastgehegt, dat iknbsp;het denkbeeld om van haar te fcheiden niet verdragen kan, en echter beef ik voor de ziedende hartstocht van dien jongeling-Welke middelen zal ik
by hem aanwenden? Dreigingen? ó, die zyn vergeefs. --Zal ik Charlotte myn hand bieden? Zy
is beminnelyk, — en ’t geen myn moeder verlangt.
Van geboorte,-niet geheel zonder middelen. Ja
zy fchynt my zelfs te beminnen! - Maar, --
een eenigc opflag van het oog van myne Julia dringt ®lle bekoorlykheden van anderen uit myn hart! —nbsp;'Vie komt daar zo aanllormen?
JULIA ARNOLD,-T fV E E D E T O O N E E L.
at deert u lieve kinderen? gy zyt ontfteld?
ARNOLD, JULIA, CHARLOTTE. ARNOLD.
J ULIA.
Wy wandelden in den tuin en ontdekten een jong heer die zig aan de heining vasthield en opklaii--terde.
ARNOLD.
Wel nu, daar moest gy zo niet van fchrikken,
JULIA.
Ja, hy klom over, en kwam naar ons toe -— gy
kunt denken hoe wy fchrikten.
CHARLOTTE.
Ja, ik wenschte wel dat wy gebleeven waren, wy' waren toch met ons beiden; en, zo als ik omzag, be-'
merkte ik dat hy veel langzamer ging,-maar
luister!
JULIA.
Kom Lotje, kom fpoedig weg, daar is hy!
DERDE T O O N E E L.
ARNOLD, KAREL, EEN BEDIENDE, bj't opkomen.
KAREL.
Laat los, ik moet myn Oom fpreeken!
BE-
57
TrO o N E E L S P E L.
BEDIENDE.
Dat moogt gy, Myn Heer! maar ik moet u eerst
KAREL.
Neen, neen! dit behoeft niet!
, nbsp;nbsp;nbsp;bediende,
Gy zyt hier evenwel geen Heer in huis. —
Myn Heer Arnold -
(Jttlia en Charlotte vertrekken.')
VIERDE T O O N E E L. arnóld, karel, Jufvr. schults.
KAREL.
2^y is by tl, ik weet het.
ARNOLD.
Gy gedraagt u fraay, jongen Heer! over de heining klimmen, Meisjes vervolgen, de Bedienden
van de deur wegilooten --
karel.
Dit moet' gy my vergeeven, -- zeg my maar
waar of zy is? --Wat zal ik ongelukkige be
ginnen? Waar is zy ?
ARNOLD.
Hier ziet gy harre Moeder.
i^arel. (Jl'j omarmt de knie van Jufvr Schiilis.)
Myn leeveii of- myn dood is in uwe handen.
D 5
-ocr page 66-58
JULIA AR N’0 L D,
O, geef myn van vertwyveiing bezvvykend hart flegts eenige hoop!
Jufvr. SCHULTS.
Ik beken dat uw gedrag niy verwondert; gy moet my niet om de hand van myne Dochter vraagen,nbsp;dat moet uw Vader, uwe Moeder en deeze uwenbsp;waardige Oom doen. •— Zo gy met dit oogmerk mynbsp;¦weder wilt komen zien, moeten uwe Ouders u vergezellen. —
KAREL,
Ik gevoel uwe reehten, en zal uwe eifchen tragteti te voldoen. Ik zal weer naar myn Ouders gaan; ennbsp;zo zy my niet tot het ongelukkigfte weezen van alnbsp;het gefchapene willen maaken , dan ben ik de ge-
hoorzaamfte en braaffte Zoon die ooit een Vader bezat,
(Hy vertrekt,')
Vr F Tgt; E T O O N E E L.
ARNOLD, Jufvr. SCHULTS.
ARNOLD.
\^oorzeeker niet! — Neen, hy zal haar niet bezitten. Ik heb als een Vader voor hem gezorgd, — hem als myn Zoon bemind; doch ik gevoel mynnbsp;liefde voor hem vcrflaaiiwen, en myne liefdevoor
Ju-
-ocr page 67-59
TOONEEISPEI.
Julia word flerker. -- Myn aangenaam vooruit-
zigt op gelukkiger dagen is dan flegts weer van zulk korten duur, - zo weinig flegts zyn de ge
noegens van den mensch!
Verhaal my nu de gefchiedenis verder, Mejuf-'vrouw ! misfchien verftrooic zy my nog een weinig, -waart gy niet met uw verhaal gebleeven,
daar de gemaskerde Heeren tot het gezelfchap wier-den toegelaten?
Jufvr. SCHULTS.
Juist daar, - Een van deeze Masken was een
fchooii Jongeling van een voortreffelyke houding; hy verliet de zyde van inyne vriendin niet, en danstenbsp;ook met geen ander dan met haar; of het een fym-pathie of een andere werking van ’t hart ware, weetnbsp;ik niet, Leonora, voor ’t minst, fcheen door hemnbsp;geheel ingenomen en verrukt. — Het geheele gezelfchap , behalven ik, geloofde dat dit Maske vooigt;nbsp;lang de Minnaar van Leonora geweest ware.
ARNOLD,
En waar wlerd dit Bal gegeeven?
Jufvr. SCHULTS.
In de Hofftraat.
ARNOLD.
Verbaazend! Vervolg als’t u gelieft.
Jufvr. SCHULTS.
Zo als de Maske de zaal verliet, wierd hy va« myn verliefde vriendin lange nageoogt, en met een
die-
-ocr page 68-6o JULIA ARNOLD,
diepen zngt vergezeld. Vr.n deezen tyd af iv.is zy geheel neerflacheig. Eens op een morgen , dat iknbsp;in haar kamer kwam, en haar niet frond, berichttenbsp;niy de dienstmaagd dat zy reeds voor twee uureiinbsp;was uitgegaan. — Ik ftond vetbaasd. In dit zelfdenbsp;oogenblik trad zy in de kamer; ik verwachtte datnbsp;zy my de bezigheden, waarom ze afweezig was geweest, zou gezegd hebben, maar zy verzweeg dienbsp;voor mJ^ Deeze trek van achterhoiidenheid maaktenbsp;my ongerust. Ik bleef naar de oorzaak gisfen, ennbsp;waagde het niet haar iets te vraagen. Ik wist datnbsp;haar hart edel en zuiver ware, en hier mede fteldenbsp;¦ik my weder gerust. Twee dagen daarna ging zy
wederom zeer vroeg uit, -- ik moest op haar ka-
rner zyn om iets te zoeken, en vond toevallig een te zamen gevouwen papier; ik las het echter zondernbsp;eenig oogmerk om een of ander te ontdekken. Hiernbsp;is de Brief -—
APvNOLD.
Lees hem my voor; ik fta verbaasd hoe de lotgevallen der menfehen zo overeenkomftig, en echter zo verfchillende met elkander kunnen zyn!
Jufvr. scHULTs, Qhest,')
„Wy ondergeteekenden, zweeren voor God ons in den echt te.zullen verbinden, zo dra onze omllan-dighedeii ons dit zullen toelaaten. Wy roepen dennbsp;Rechter der geheele waereld aan, om den geenennbsp;van ons, die deezen onzen heiligen eed wil verbree-
¦ 6i
TOO NE E L S P E L.
ten, met zyn rechtvaardig oordeel te vervolgen en te fh'affen. Geen menfchelyke macht, of wat hetnbsp;ook Zyn moge, zal in ftaat zyn, deeze onze heiii-Se beloften te verbreeken. Wy verbinden hier voornbsp;ons eer en ons leeven.
Hierom verbinde ik, Hendrik Thalfon, my zelve, om van nu af aan alleen voor Leonora Yfland te leeven ; haar als myne wettige Echtgenoote eeuwig tenbsp;beminnen , en in alle betrekkingen als zodanig gadenbsp;te flaan tot in eeuwigheid.”
Onderteekent Hendrik Thalfon.
„ En ik Leonora Ifland verbinde my op dezelfde wyze, dat ik Hendrik Thalfon , den ganfehen tydnbsp;i^ns leevens, als myn Echtgenoot en Heer, zal beminnen en hoogachten, en fta van dit oogenblik afnbsp;aan hem alle rechten toe, die aan deezen tederen ennbsp;heiligen naam zyn verbonden , dat hy die in het ge«nbsp;hèim moge genieten, tot zo lange de Priester voornbsp;het Altaar openlyk onze dunre eeden bekragtigt.”
Geteekent Leonora llland,
ARNOLD.
Gerechte Hemel!
Jufvr. SCIIULTS.
Ik was nog meer ontroerd dan gy heden zyt. — Toen ik de woorden las „ ik fta toe dat hy zig vannbsp;alle rechten rds man bedienen moge” trilden allenbsp;myne leden.- Ach, riep ik uit, myn geliefde vriendin is verlooren! De bêdriegelyke beloften yan deeze
-ocr page 70-zen Isnghmigeii verleider hebben het vertrouwen, dat zy altoos in my Helde, my geheel ontrooft! —
Zy zal voorzceker het ongekikkigfte flagtoffer des meinëdigen worden. Dus beklaagde ik myn ongelukkige vriendin, en leidde den Brief weer op dezelfde plaats neder, waar ik dien had gevonden. Zynbsp;kwam terug, zag my fchreiën en wierd daardoor ten ^nbsp;llerkften bewoogen; haare liefkoozingen overtuigden my dat zy my nog als voorheen beminde, maarnbsp;zy deelde my niets van haar geheim mede. „ Watnbsp;is ’er voorgevallen, myn waarde vraagde zy mynbsp;tederlyk. ,, Voor weinig oogenblikken,” antwoor-de ik haar, ,, vreesde ik dat gy in een groot gevaarnbsp;waart.” - By deeze woorden zag ik haar flerk
ontroeren; zo als zy my fcheen te willen antwoorden, floeg ze het oog op het gemelde papier; zy zweeg op het oogeublik, greep ylings het papiernbsp;en ging daar mede in een andere kamer. Zy kwamnbsp;fpoedig weder terug, en haar gelaat was veel vroiy*nbsp;ker dan te vooren, zy omhelsde my en beleed mynbsp;haare geheime verbindtenis, doch verzw'eeg voornbsp;my den waaren naam van haar verleider, alles, allesnbsp;was reeds te laat.
Weinig weeken hierna, dat myn vriendin van haare gewoone bezoeken terug kwam, zag ik dat zy gefchreid had, en zy bleef onophoudelyk neerflach-tig. Ik verzelde haar waar zy ging, en week nietnbsp;van haar zyde, doch zy verzweeg alweder voor my
het
-ocr page 71-lt;?3
TOONEELSPEL.
het gebeurde. Des nademiddags fchreef zy twee Êrieven, en den volgenden morgen ontving zy opnbsp;beiden reeds het antwoord. „ Deeze behelst myiinbsp;’'^onnis,” zeide zy, en brak het zegel van den eer-ften. — Zo als zy begon te leezen, gaf zy een harden gil, liet den Brief vallen en viel in flaauwte neder. - Ik heb deezen Brief ook bewaard, maar
hy heeft geen naamteekening. — Wilt gy hem zelve leezen, Myn Heer?
ARNOLD, verfchrikl,
Neen, lees gy maar!
Jufvr. scHULTs, leest.
,, Hoe hebt gy ’t durven onderneemen u gemeenzaam met myn Zoon te maaken ? Gy zyt een allerlaagst fchepzel, want gy hebt myn Zoon tot buiten-Ipoorigheden verleid; maar gelukkig voor hem, hy erkent nu zelve reeds zyiie dwaaling, en zal zig voornbsp;altoos van een vrouwsperfoon verwyderen, dathcinnbsp;zo listig in haar net wist te lokken. Uwe deugd,nbsp;die gy zo fchoon weet voortewenden, kunt gy an-deren voorpreeken , maar noch myn Zoon, nochnbsp;2yne famielie zullen zig daardoor laaten misleiden.nbsp;Men verwagt van u geen aanzoekingen meer, in datnbsp;geval zou men u op een w'yze kunnen ftraifen gelyknbsp;ey verdient.”
ARNOLD.
®at is. meer dan WTeed! —- Ach, wat heeft die ongelukkige veel gelecden!
Jufvr.
-ocr page 72-JULIA ARNOLD,
Jufvr. SCHULTS.
De tweede Brief is van een Vrouw, by wellfe de verleider haarer onfchuld een kamer had gehourd.nbsp;Hier is dezelve:.
„ Gy zyt van de Moeder van uw Man ontdekt; zy is byna raazend geworden van fpyt, heeft hemnbsp;laten opfluiten , en hem gedreigd dat, als hy nietnbsp;'wilde befluiten om u te verlaaten en een zeekerenbsp;andere Jufvrouw te trouwen, dat zy hem dan naarnbsp;de West-Indiën zou zenden. Hy koii echter metnbsp;geen mogelykheid befluiten u te verlaaten. Mennbsp;heeft,hem deeze nacht reeds opgeligt, en zo mennbsp;Zegt in een wagen gepakt, en de foldaaten, die hemnbsp;hebben weggebragt, zouden gezegd hebben dat dit
alles op hoog bevel van den Vorst gefchiede.--
2yn Moeder lieeft ook na my gevraagd, en wil my laaten vastzetten; ik ben bang voor die Mevrouw,nbsp;en blyf niet in myn huis: wees ook op uw hoede.nbsp;Ryke luiden hebben een magtigen arm.”
Gy kunt u ligt verbeelden, Myn Heer, in welk een hevige-fmart en treurigheid myn vriendin verteerde. Haar gefprek was niets dan afgebroken zuchten , de wanhoop was op haar gelaat gefchilderd, ennbsp;in deezen jammerlyken toeftand ontdekte ik dat zynbsp;zwanger was. —
ARNOLD, met hevige aandoening.
In deezen toeftand! van angst, van fmert, van vertwyvelingweggezonken? Groote God, hoeveelnbsp;heeft zy geleedcn! - Jufvr.
-ocr page 73-65
Jufvr. SCHÜLTS.
Veel meer dan ik kan befchryven. Ik poogde kaar zo veel mogelyk, op haaren toeftand oplettend tenbsp;maaken en haar vrugt te fpaaren, en troostte haar zonbsp;’'^eel ik kon. — Zy beviel van eene Dochter, die denbsp;Moeder in fchoonheid evenaarde, van deeze Julia,nbsp;Welker edelmoedige befchermer gy zyt. — Leonoranbsp;Zag haar kind, drukte het tederlyk aan haar moeder-lyke borst, en bevochtigde hetzelve met haare traa-nen. „ Dierbaar kindl” fprak zy, „ zeg ten eeni-gen tyd aan den ondankbaaren, die my verhatennbsp;heeft, zeg aan uwen Vader, als den Hemel het behaagt dat gy hem zult ontmoeten, zeg hem dan datnbsp;uwe Moeder hem ftervende nog beminde!”
ARNOLD, met ontroering.
Ach Leonora! Leonora!
Jufvr. SCHÜLTS, vervolgt,
„ Zeg hem, dat hy het onrecht, het verdriet, uwe Moeder, die hem zo tederlyk beminde, aangedaan,nbsp;aan u weder moet vergoeden.”
ARNOLD, diep getroffen.
Hou op, hou op! — ik kan niet meer! — Gy verfcheurt my ’t hart!
Jufvr. SCHÜLTS.
Ik weet dat uw hart gevoelig is voor het leed van anderen; ik zal ook hier eindigen.
Leonora ftierf, en ik behield haare Dochter als een kostbaar pand, my tot een erfdeel, van mynenbsp;Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vrien-
-ocr page 74-JULIA ARNOLD,
vriendin nagelaaten. Twee jaaren daarna wierd ik in het proces van den ongelukkigen Vader van mynenbsp;Leonora betrokken, in de gevangkenis gezet, en,nbsp;eer ik myn onfchuld kon bewyzen, door de grootenbsp;kosten van dit proces geheel geruïneerd. . Gedunren-de deezen tyd wierd de vrouw, by tvelke ik Julianbsp;ter minne had befteld, niet betaald, en deeze gafnbsp;dit Kind over aan een’ arme Vrouw, die het liet bd-delen, en daardoor het nodige onderhoud voornbsp;liaar zelve en voor Julia verfchaftCi Toen myn pn-l'chuld bleek en ik weder in vryheid was, was mynnbsp;eerde zorg om Julia; maar de minne was overleden,nbsp;en ook de vrouw, aan welke zy dit Kind had over-
gegeeven. AI myn zoeken naar dit myn dierbaar
pand was te vergeefs. — Het fmertelyk verdriet,dat ik hier over heb geleden, is roy ni.et mogelyk u af-te fchilderen. Oordeel zelve, Myn Heer, wat iknbsp;gevoeldê, toen ik, en dat onder uwe befcherming,nbsp;myne Julia wedervond!
ARNOLD, }net ernst.
En wat ik heden zelve moet gevoelen, — ik dank u. —. Julia is myne Dochter I — en gy hebt haar be-Itherrad. — Dank, hartelyk dank, wakende Voorzienigheid! hier .erkenne ik uwe wegen. Ik ben denbsp;Vader van Julia! enikmoest,duswasuwwysbedier,nbsp;ik moest ook haar redder, haarbefchermerworden!
Jufvr. sciiuLTS, verwonderd.
Is Julia uwe Dochter?
AR-
-ocr page 75-€7
TO ONER L S PEL.
ARNOLD.
Julia is myne Dochter! Ik was de Echtgenoot van Leonora, die men zo wreedelyk van haare zyde fcheurde, en met geweld naar een ander gedeelte der waereld heenen fleepte ¦ Ik bezweek innbsp;dien tyd voor de ïlerkere arm, en afgemat door ly-den was ik my zelven of myn lot geheel onbewust.—nbsp;Geluk, myn gcweeten! gy zyt zuiver en onbevlekt.
Ik wierd op hoog bevel van den Vorst weggevoerd. Myne Moeder had dit weeten te bewerken, en geloofde dat ’er geen beter middel was om my.nbsp;Zo als zy zeide, van den rand van myn verderf ennbsp;fchande te ontrukken. Ik zond meer dan honderdnbsp;Brieven aan myne eeuwig dierbaare Echtgenoote,nbsp;maar ontving op geen derzelven ooit eenig antwoord.nbsp;Na verloop van agt jaaren kwam ik zelve terug,nbsp;en kon niets meer verneemen dan het fmertelyk be*nbsp;rigt dat myn dierbaare Leonora overleden ware, —nbsp;Niets pynigde my na dit verlies llerker dan de onzekerheid of zy my ook een pand van onze zo tederenbsp;liefde had nagelaten. Dan al myn onderzoek wasnbsp;vergeefs. — Thans klaart zig alles voor my op.nbsp;Gy waart toen in de gevangkenis en de minne wasnbsp;overleeden.
Ik ontving Julia van een arme Vrouw, diemyniets fflËcr wist te zeggen dan dat zy noch Vader, nochnbsp;Moeder, noch eenige Bloedverwanten had. Ik hieldnbsp;dus Julia voor een verlaaten weesje en liet haar op*
E s nbsp;nbsp;nbsp;voe-
-ocr page 76-68 JULIA ARNOLD,
voeden. Toen ik ten tweedemnale van America terug keerde, wende ik verder alle moeite aan om iets aanpande de familie van dit Kind op te fpooren.nbsp;Ik vernam dat haar Moeder een edele vriendin hadnbsp;gehad, die dit Kind, na den dood van zyne Moernbsp;der, als haar eigen, had aangenomen. Ik ontdektenbsp;ook uw naam door een Brief aan de minne. — Ennbsp;daar my alles dierbaar was, wat (legts Julia betrof,nbsp;fpoorde ik u op ; en dacht dat niemand beter ge-fcliikt ware om haare tedere jeugd te leiden, dan denbsp;waardige perfoon, die in haar vroegere kindscheidnbsp;zo teder, zo belangloos en als een tweede Moeder,nbsp;voor haar had gezorgd, ó, ik dank u hartelykvoornbsp;deeze uwe zorgen, en ook voor de hulp en tedere
vriendfchap aan inyne Leonora beweezen. Nimmer kan ik u die getrouwe hulp vergelden! — Ach datnbsp;myn Moeder reeds hier ware! Zy lydt, en myn geliefde Neef lydt oneindig veel. Nu kan ik het geluk
van de familie weer herflellen. - Zeg vooraf
nog niets aan Julia, zeg haar toch in ’t geheel niets!
Jufvr. SCIIüLTS.
Voorzeeker moet Julia haar geluk uit uwen mond zelve hooren.
ARNOLD.
Nog iets, eer gy gaat. (^Hy haalt een papier vit zyn fchryftiifeL') Geef deezen Brief aan myne lieve
Dochter, laat zy dien Icezcn.-Zy kon tegen my
ingcnoraen zyn , en gelooven dat ik jegens haare
Moe-
-ocr page 77-TOONEELSPEL.
Moeder als een trouwlooze bedrieger had gehandeld. Deeze Brief is van myne Moeder, en hy
zal myn gedrag regtvaardigen. -Daar komen
juist myn lieve Kinderen.
FT F D E T O O IV E E L.
CHARLOTTE, JULIA, DE VOORIGEN.
charlotte.
raat gy nu heenen?
JULIA.
En wy komen by u.
ARNOLD.
Ik zal welhaast hier weer zyn, lieve Kinderen. (^Ily drukt haar beiden de handen.'j Jufvrouwnbsp;Schults! (^Hy wenkt haar ter zyde,')
JULIA.
Geloof my lieve Lotje, vvie hem maar bemint, dien heb ik reeds lief, en als gy heel veel van hemnbsp;houdt, dan heb ik u nog veel liever dan voorbenen,nbsp;CHARLOTTE.
Ja maar als gy eens met hem getrouwt zyt? — dan evenwel, geloof ik, dat gy uwen lieven Arnold nog wel eens van ter zyden zoudt aanzien,nbsp;als hy my dan ook nog een weinig beminde, ennbsp;my de band drukte, zo als hy nu doet.
E 3 nbsp;nbsp;nbsp;JU-
-ocr page 78-70.
JULIA ARNOLD,
JULIA.
Geloof dit niet Lotje, ik ouz hem veeieer verzoeken om u zo lief te hebben, — zo lief, — als my.
CHARLOTTE.
Neen, Julia, dat was te veel.
Jufvr. scHULTs, geeft Julia den Brief.
Daar is een Brief, Julia, lees dien; ik moet weer vertrekken, om verfcheide huisfelyke zaaken te regelen. QZy vertrekt.'^
ZESDE T O O N E E L,
¦Wr nbsp;nbsp;nbsp;'JULIA.
W aar toe deeze Brief? dbcli laat önsicezenfZy leest.') „ Gy zyt zelve alleen oorzaak van uw ongelukkig lot;men zal ooku alleenftraffen,nietde'jdngenbsp;onervarene, in dewelke de liefde en de hoop, oiii eensnbsp;een luisterryker flaat te voeren, hec Verlangen moéstnbsp;opwekken om uw hart tc rooven. Deeze hoop hebnbsp;ik -haar nu geheel benomen, en 'er bleef voor mynbsp;geen andere weg overig te kiezen dan dien ik nu hébnbsp;ingedagen. De Priester, die ii vereende, is eennbsp;gcwcetenloos mensch, hy is reeds gevangen gezet ,nbsp;en zyu vroomheid en onfchuld , waarop hy zig beroept en zyri gedrag zoekt re regtvaardigen, zal hemnbsp;van de draf, die op hem wagt, niet bevryden.
Zo ga dan, gy ondankbaare en trouwloozeZoon, — myn Moederlyk hart is diep gewond! Ik heb' w
on-
-ocr page 79-71
T o o N E E L S P E t.
onder myn hart gedragen, u aan myii borst gezogen en opgevoed, en liefdeloosheid en ongehoorzaamheid was het loon voor inyne zorgen. Gy zyt ecunbsp;ontaart Kind, gy haat iny, en persteene tedereMoeder,nbsp;die u van den rand van uw gewis verderf redden wilde,nbsp;een geduurigc vloed van traanen nit de oogen. —nbsp;Een wyde zee zal ons nu van elkander fcheiden,nbsp;deeze verre en langduurige fcheiding zal, hoop
ik, uw wond geneezen. - Hemel! als gy eens
verongelukte--ó. dan zou ik u niet lange meer
overleeven. Ach, ik ongelukkige, ik rampzalige
Moeder! Ach myn Zoon! myn Zoon! -- wist
gy hoe fterk ik u beminde!- Groote God! ou-
derfteun my ! -geef my zo veel fterktc van geest, als ik tederheid van hart van u heb ontvangen. —nbsp;•Ik ben verzeekert dat, zo ik nu al aan uw verlangen had toegegeeven, gy zelve te ecnigen tydnbsp;deeze myne toegeevenheid zoudtverwenfehen. Watnbsp;offere ik veel op oin u gelukkiger te maakenl Alnbsp;myn rust, al myn genoegen is daar heenen. Achnbsp;.vervloek toch uwe Moeder niet over dit haar be-fluit, zy kon niet anders handelen. Als ik weleernbsp;meer dan duizeudmaalen over uw toekomend lee-Ven doordacht, en ik my verbeeldde dat gy hetnbsp;voorwerp, dat gy eens beminde en getrouwheid gc--Zwooren had, verliet, dan wierd gy een.-verachtelyknbsp;tveezeu in myn oogeu. Maar. bedei^^ vvierd-hetnbsp;myne taak, myn bloed eischt dat ik myn geflagtnbsp;E 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor
-ocr page 80-7* nbsp;nbsp;nbsp;JULIAARNOLD,nbsp;voor de fchande van zulk een laag huwelyk zalnbsp;bevryden. Ik weet gy hebt haar getrouwheid ge-zwooren, maar de Hemel bekragtigt geen eeden,nbsp;die met zonden bevlekt zyn. Zy is uw Vrouw
niet, en zal die ook nimmer worden-- Maar
ik zal zorgen dat zy onderfteuning geniet, want Jk kan haar niet geheel haaten, wjd ze u heeftnbsp;bemind, doch nooit zal zy weeten van wien zynbsp;deezen hulp ontvangt. - Nog eens, myn
Zoon, vaarwel! De Voorzienigheid neeme u in haare hoede, en geleide u over de zee! zy blyvenbsp;met u in het vreemd gewest dat gy nu gaat be-woonen.
Uwe tot in eeuwigheid tcdcrbcminenden Moeder
Mariane Arnold.”
Aan wie is deeze Brief? — De naam op het adres is byna onleesbaar.
CHARLOTTE.
Zou die aan den Heer Arnold zyn gefchreeven?
JULIA, /eest.
„Mariane — Arnold.” Hy is welaan hem zelve5 maar wanneer zou dit gefchied zyn?
CHARLOTTE.
Toen hy naar America wierd gezonden.
JULIA.
Maar van welke perfoon word hier gefprooken?— Zou de Heer Arnold reeds getrouwd zyn geweest?
CHAR-
-ocr page 81-73
TOONEELSPEL,
CHARLOTTE.
Het is een raadzel! ik zal Jufvrouw Schults roepen , zy zal ’t wel weeten. QZy vertrekt.')
ZE FEND E TO O NE EU JULIA, alleen.
onderlyk! waarlyk zeer wonderlyk ! Hy was getrouwd, en verliet zyn Echtgenoote; myn Vadernbsp;heeft myne Moeder ook verlaaten. Maar zou hetnbsp;wel deeze Arnold weezen?
A GT ST E TO 0 N E E L,
/UI. JA, AKW O LD.
ARNOLD.
Zie hier myn lieve Julia, hier breng ik voor u een kostbaare fehat mede. —_ Kent gy dit beeldtiiis?nbsp;Raad eens.
JULIA.
Ben ik dit zelve?
ARNOLD.,
liet is uwe Moeder.
J ULIA.
Myne Moeder? (Zy kust het portret^ Dat is «ian alles, dierbaare, wat my van u overig bleef»nbsp;^iegts dit klein portret, en toch zo onuitipreekelyknbsp;kostbaar voor myn hart! 6, welke zachte trekken!
E 5 nbsp;nbsp;nbsp;AR-
-ocr page 82-74
JULIA ARNOLD,
ARNOLD-
0, Die waren nog veel zachter op haar gelaat, dan op dit beeld gefchilderd..
JULIA, driftig.
IIeI;gt;t gy haar gekend?
ARNOLD.
Ja, myn lieve Dochter! ik heb haar gekend, (//j drukt haar aan zyn hart.') Wagt liegts een oogen-blik,dan zal ik nog met meerder plegtigheid,fchooiinbsp;ik hetmetgeen meerder tederheid doen kan, ii zeggennbsp;dat ik haar heb gekend. Nooit had ikuzohartelykliefnbsp;dan in dit zalig oogenblik. (Ter zyde.') Welke aandoeningen zyn lireeRnder voor het hart, dan de
verrukkingen eons Vaders! CHs heud haar in zyn
armen.') Luister, misfehien-zyn daar myne ouders
en familie. - Blyf in myne armen, myn Kind!
Deeze bewyzen van myne tederheid zal elk my toe-flaan.
NEGENDE TOONEEL.
BE VOORIGEN, ARNOLD-de Oude, IJIevr. ar-NOLD, FREDRIK ARNOLD,
Mevr. ARNOLD.
elzo!
Is dat de Liefde van myn weérlpan-nigen Kleinzoon?
AR-
-ocr page 83-75
ARNOLD.
Ja dat is zy,myn waarde Moeder! — Maar ik hoor 'Vel dat de toon, waarop gy dit vraagt, nog evennbsp;Seftreng is.
Mevr. ARNOLD.
Myne aandoeningen, op het gezicht van dit too-’’eel, zyn zo fterk, dat het niet misfen kan , of myn, ftein en myn gelaat moet de verontwaardiging, dienbsp;inyii hart hierover gevoelt, verraaden. Ik betuig unbsp;dat uw gedrag iny zeer mishaagt. Gy hebt ons by
gevraagd, om ons zaaken van gewigt, waarin wy belang hebben, te ontdekken , en — maar — zytnbsp;2o goed en laat ons alleen, Mcjufvrouw!
ARNOLD, fihielyk.
Neen, neen! Blyf hier myn lieve Dochter! -
Moeder! ik bemin u, ik bid u aan, — de vreefe-iyke ontroering belet my te fpreeken. Ik gevoel het in dit oogenblik hoe heilig de rechten der Ouders zyn, men moet eerst zelve vader zyn, wil mennbsp;de plichten, die men zyn Ouders fchuldig is, in haarnbsp;geheele kragt gevoelen. Myn IkveMoeder! ziecens
dit Kind aan!-Vader, Broeder! ö,zie toch dit
Kind aan!-- Zy is de vriigt van die liefde, die
moederlyk hart weleer zo veel kwelling veroorzaakte. -Julia, gy zyt myn eigen Dochter 1/
JULIA, geeft een gil, en valt in de armen van haar Vader,
Ach!
Me-
-ocr page 84-76
JULIA ARNOLD,
Mevr. ARNOLD, vict verwondering.
Zyn Dochter!
ARNOLD.
Ik ben de man, dieii nwe Moeder beminde, die men wreed uit haare armen fcheurde , terwyl zy,nbsp;onder haar leed bezwykende, dervende my nognbsp;heeft bemind.
3ULIA, omhelst weder haar Fader.
Ach myn Vader! myn Vader! myii redder, rayn befchermer en onderhouder! — ó Hemel! Hemel!nbsp;ik dank u, ik heb myn Vader weder!
ARNOLD.
Van het eerde oogenblik af dat ik u zag, zei myn hsrt iny reeds dat ik uw Vader was.
JULIA, verlaat de armen van haar Vader, en omarmt de knïên van haar Grootmoeder.
Weest gy myn Moeder, ikhebdemyne verlooren.
Mevr. ARNOLD, is zeer aangedaan en wil haar opheffen.
Myn lieve Dochter!
ARNOLD.
Aanfchouw toch dit gelaat vol onfchuld, deeze fchaamteblos, zy is het waare evenbeeld van haarenbsp;nu zalige Moeder, en wie zou dan nog zo ongevoelig zyn om myne liefde te laaken!
ARNOLD de Oude, (jerw^l Mevr. Arnold Julia bljft liefkoozen.')
Gy zyt myn geliefde Kleindochter! (//y ktiseht haar op V voorhoofd.')nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mevr.
-ocr page 85-17
TOONEELSP EL.
Mevr. ARNOLD.
Myn Zoon, nu gevoele ik eerst hoe dierbaar gy ^'yaltyd waart, ik gevoel het aan het hartelyk ver-’''aak dat ik nu ondervinde, nu ik uw lief Kind aannbsp;^yn moederlyk hart mag drukken.
ARNOLD de Oude.
Zy heeft in haar gelaat veel van uwe edele trek-* *^6n, lievevrouw.
FREDRIK ARNOLD.
Zo veele trekken die naar u gelyken , Moeder i
ik ze wel voor myn Zuster zou aanzien.
ARNOLD,
Zy is het evenbeeld van onze Moeder!
Mevr. ARNOLD.
Gy allen vleidt my. — Zo dit dan myn evenbeeld
dan ben ik in deezc copy verfraaid. — Dit is dan het Meisje, dat gy opnaamt en liet opvoeden?nbsp;d, Myn Zoon, hoe dierbaar moet zy aan uw hartnbsp;^eezen!
ARNOLD.
lieven alles, boven alles, Moeder, is zy my 'bierbaar. Maar ik moet u nog twee perfoonen aan~nbsp;'bieden; een van deeze gaf my myne Dochter weder,
de andere is de hartvriendin van myne Julia.
(/7y gaat naar de deur.'^ Mevr. ARNOLD.
^ ^Tyn lieve Dochter! myn dierbaare Julia.'
78
JULIA ARNOLD,
JULIA.
• Ach! kost gy gevoeleii, hoe ceder dit hart voof u klopt, hoe het voor alien klopt! Het is my aliesnbsp;als een droom, of ik van de aarde tot den hemel bennbsp;opgenomen.
TIENDE T 0 0 N E E L.
Jufvr. sciiuLTS, charlotte. Mevr. ander- 1
c’ nbsp;nbsp;nbsp;SON, KAREL en DE VOORIGEN.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
ARNOLD.
Kc
..oomt toch alien hier, zyt welkoom tergewenschtet tyd. — Hier, Moeder, biede ik u Mevrouw An-derfon aan, en haare lieve Dochter, de tedere ennbsp;fchoone vriendin van myne Julia. — En deeze isnbsp;de achtingswaardige vriendin van myne voornbsp;eeuwig beminde cn getrouwe Echtgenoote, en de getrouwe befchermfter van de tederlle jeugd van mynenbsp;Julia.
. nbsp;nbsp;nbsp;CHARLOTTE.
Julia!
JULIA.
Ach, myn lieve Charlotte, gy weet niet hoe ge' lukkig ik ben: ik heb myn Vader weder!
KAREL, toefchietcndc.
Wat is dit? — Daar iszy! daar is zy!
-ocr page 87-)ER'
ge-
TOONEELSPEL.
ARNOLD.
Bedanr. Moeder, hier is myne Dochter, en daar inv kleinzoon, wilt gy uwe toeftemming tot bunnbsp;htiwelyk geeven? Zy beminnen elkander tederlyk.
Mevr. ARNOLD.
Beminnen zy elkander? Ach, nu ben ik de ge* ïhlikiglle aller Moeders!
FREDRIK ARNOLD.
Myn waarde Broeder, onze Moeder heeft reeds 'taar toeftemming gegeeven. — En wat zegt gy,inynnbsp;Vader?
ARpfoLD de Oude.
Kinderen, gy overflrooint dit oude hart met blyd* ik ben heden zq vrolyk tiis een jongeling. — ¦'nbsp;Julia gy zyt myn Dochter.
Mevr. ARNOLD.
Julia, gy zyt myne Dochter.
ARNOLD.
Welaan dan. Kinderen, geeft elkanderendeneerften l^^'sch der hartelykfte liefde. (liarel en Julia
hek
en elkanderen.') Vreede en ’s hemels zegen zy over
hvven echt!
Mevr. ARNOLD.
^•aar, myn Zoon! gy zyt zelve nog jong en fchoon, y dunkt ik lees in uw oog nog een verlangendennbsp;'^hscli. Wilt gy uwe keus aan my ovedaaten?
AR-
ALLEN.
JO JULIA ARNOLD, TOONEELSPEL,
ARNOLD.
Ó Ja, myn Moeder, nu meer dan ooit.
Mevr. ARNOLD, (Zy neemt de hand van Charlotte en ziet Mevrouw Anderfan aan').
Mag ik deeze fchoone hand met de hand van myn Zoon verbinden.?
Mevr. ANDERSON.
Gy maakt myn Dochter al te gelukkig!
ARNOLD.
Ik beminde u reeds, toen ik u voor de eerftemaal zag.
CHARLOTTE.
Ik beminde u en waagde het niet my aan u te
ontdekken.
ARNOLD.
Wel, geef my dan nu den tederen kusch, die ons te zaamen voor altoos zal verbinden. — Uw zegennbsp;myn Vadert
ARNOLD de Oude.
Vreede en zegen, myn dierbaare Kinderen, zy over dit uw huwelyk !
Jufvr. SCHULTS.
Thans voegt het ons onze harten dankbaar ten hemel te verhelFen tot Hem, die myne Julia, toen zy van alle menfchelyke befcherming was beroofd, innbsp;zyne vaderlyke hoede nam! Ik, die haar heb ziennbsp;geboren worden, die haar als een moederlóozeweesnbsp;beminde, mag haar thans in de armen van haarvadernbsp;volmaakt gelukkig zien.
Einde van het derde en laatfie Bedr^f.
-ocr page 89-/ â– (
I
ns !â– en
ieiij
â– eesi
-''IséÊi^,..
\ nbsp;nbsp;nbsp;y*9!i‘’-