-ocr page 1-

BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929

Verzameling tooneel* stukken uit denbsp;nalatenschap vannbsp;Prof. Dr. J. te WINKEL

-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4-

[i

*-c

N'

,. s SV

.i^s,'gt; A -c ,4^..^'' '^;

^ . \ , ^

; gt;.

.f'-

-ocr page 5-

i A R M I N I U S,

nbsp;nbsp;nbsp;BESCHERMER

DER

DUITSCHE VRYHEID;

i

TREVRSPEL.

Tc A M S T E L D A M,

I3y IzAAK Duim,Boekdrukker enBockverkooper, bezuiden het Stadhuis. Me$ Privilegie,

bibliotheek der ^ rijksuniversiteitnbsp;utrecht.

-ocr page 6- -ocr page 7-

Den Ed. H e e r e

JAN HUYDEKOOPER,

VAN MaARSEVEEN, J. U. D. SECRETARIS DER STEDE

AMSTERDAM.

MYN HEER,

Ik hoopte het geluk te hebben, omme, by het vieren van uw Ed. Huuwlyks-feeft , dezen Arminius aan uw Ed. ennbsp;Mevrouw uw Ed. Beminde op te offeren;nbsp;oordeelende , dien dapperen voorflandernbsp;der aloude vaderlyke rechten , niet meernbsp;te konnen verheerlyken, dan hem te laatennbsp;pronken, met de beroemde Naamen vannbsp;een Paar, uit welkers Echt, wy nieuwenbsp;Beschermers derVryheid, nieuwe Arminiussen te gemoed zien.

Doenmaal door wettige redenen hier in verhinderd, neeme ik nu de vrymoedig-heid, omme dien doorluchten bevrydernbsp;A znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van

-ocr page 8-

van DuitsCHLAND, benevens myne andere Tooneelilnkjes, onder de zelve Zin-fpreuk in het licht gegeeven, aan uw Ed. toe te eigenen.

Niet, om uw Ed. gelyk gewoonlyk ge-fchied, tot verdaadiginge myner misflagen te verzoeken; maar, om geen gelegenheidnbsp;voorby te laaten gaan, in dewelke ik zoude konnen betuygen, hoe zeer ik ben,

Vw Ed. verplichte, en ootmoedige Dienaar s

P. BERNAGIE.

C 0-

-ocr page 9-

PRIVILEGIE.

De Staten van Holland en Weftyriefland doen te weten: alzo Ons te kennen is gegeven by de tegenwuoidige Regenten vannbsp;het Wees- en- Oude Maiinenhuys der Stad Amfterdam , ennbsp;In die qualiteyten te lamen Eygenaats, mitsgaders Regenten vannbsp;tien Schouwburg aldaar, dat zy Supplianten eenige Jaaren haddennbsp;gejouifleeit van quot;t Oftroy of Privilegie by hen van Ons op den 23.nbsp;JVlay 17TJ.. geobtineeit, waar by Wy aan hun Supplianten goedguns-telyk hadden geaccordeett, en geoftroyeert, om, geduuiende dennbsp;tyd van vyftien doen eeift agiei een volgende Jaaren , de Werken ,nbsp;die ten dienfte van het Toneel reets waren gedr kt, en van tydtotnbsp;tyd nog verder in het licht gebragt, en ten Toneelc gevoert zoudennbsp;mogen weiden ,alleen te mogen drukken, doen drukken ,uytgeevennbsp;ende verkoopen, en bevonden dat de Jaaren , by t voorlz Ortroynbsp;of Privilegie genoemt, op den iz May 1729 ftond te expireeren 5nbsp;ende de.iyle zy Supplianten ten meeften dienfte van denSchouburg,nbsp;waar van hunne teipeftive Godshtiyzen onder andere mede moetennbsp;werden gefuftenteert, de voorengemelte Werken, zoo van Treur-ipellen, BlyCpellen, Klngten, als anders, die reets gedrukt, entennbsp;Toneelc gevoert zyn, of in toekomende gedrukt, en ten Toneelcnbsp;gevoert zouden mogen werden ,gccrne alleen, gelyk voorheen, zou.nbsp;den blyven drukken , uytgecven en verkopen , ten eynde dezelvenbsp;Werken door het nadrukken van andere haar Luyfter, foo in taal',nbsp;als in fpelkonft, niet mogten komen te verliefen , en dcwylen fulxnbsp;haat Supplianten na de expiratie van t bovengemelte Oftroy, nietnbsp;gepcririitteert as, zoo keerden zy Supplianten haartot Ons, on-derdaniglykverzockende,dat Wy aan hun Supplianten in kwaliteyteiinbsp;voorlz. geliefden te verlecnen , prolongatie van het voorfz. Oftroynbsp;of Privilegie, om de voorfz. Werken , zoo van Treurlpellen, bly.nbsp;Ipellen, Klugten, als anders, reets gemaakt, en ten Toneele gevoert, of als nog in het ligt te brengen, en ten Toneele tevoeteii,nbsp;den tyd van Vyftieneerftkomende, en agter cenvolgende Jaaren , alleen te mogen drukken, en Verkopen, of te doen drukken, enver-Itopen, met verbod aan alle andere op leekere hooge Peene by Onsnbsp;daar tegens te Statueeren, SOO IS t, dat Wy, de Saake, ends tnbsp;Voorfz. verzoek ovcigemcrkt hebbende , ende geneegen weezendenbsp;ter bede van deSupplianten uyt Onze tegte wetenlchap , Souverainenbsp;Idagt ende Authotitcyt, defelve Supplianten gecoiilcnteeit, geac-A 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;COC-,

-ocr page 10-

ordeeit , en geoctroyeeit hebben, eonfenteeien , eeeideeten , en oftrofeereu haar by detien , dat Zy ,geduuienlt;ie den tydvan Vyt-tien eetft Agtereenvolgende Jaarcn, de Werken, die ten dienftennbsp;van het Toneel icets waren gedrukt, en van tyJ tot tyd nog verder in het ligt gebtagt, en ten Toueelc gevoeit zouden mogen er-den, in dier voegen, alszulxbyde Supplianten is vctzogt,en hiernbsp;vooren uytgedrukt ftaat, binnen den vooifz Onzen Landen allccr,nbsp;zuilen mogen Drucken , doen Urucken , uytgeven eiide verkopen,nbsp;verbiedende daatomme allen ende eenen ygelykcn dezelve Werken ,nbsp;in t geheel, ofte ten dcele te Urucken, naar te Dtukken, te doennbsp;Kaatdiucken te Verhandelen, of te Veikopen, ofte eldersNaarge-drukt binnen den (elven Onzen Landen te baengen, uyt te geven,nbsp;ofte Verhandelen en Veikopen, op Veibeutie van alle de nagc*nbsp;drukte, ingebtagte , verhandelde ofte veikogte Exemplaren, endenbsp;een boete van drieiuyfend guldens daar en boven te verbeuren, tenbsp;Appliceetcn een deide part voor den Officier, die de Calangedoeunbsp;zal, een derdepart voor den Armen der plaatzen daar het Caius voornbsp;vallen zal, ende het reftcciende derdepart voor de Supplianten, ende dit telkens zoo mccnigmaal . als dezelve zullen werden agtet-haalt, alles in dien vetftande ,dat Wy de Supplianten met dezen on-Mn Oaroye alleen willende gvatificceren tot veihocdinge van hunnenbsp;fthade door het Nadiucken van de vootfz. Werken , daar door innbsp;geenigen deele vetftaan , den innehouden van dien te autotifeeien,nbsp;Ofte te Advoueren,. ende veel min dezelve ouder onze piotexie, ende bclchtrminge , eenig meerder Credit , aanzien ofte reputatie tenbsp;geeven, nemaai de Supplianten in cas daai inne iets onbcnooilyksnbsp;zoude influrren , alle het zelve tot hare Lallen zullen gehoudennbsp;weczcntcvcrantwootdcn, lot dien cyndc \rel Expeeflelyk bcgecrcndcjnbsp;dat by aldien zy deren Onzen Oftroye voor dezelve Werken zullen willen Rellen, daar van gcene geabbtevieeide ofte gecontraheerde menjtenbsp;zullen mogen maken, nemaat gehouden wezen, het zelve Oft toy intnbsp;geheel, en zonder eenige omiffie daarvoor te drucken, of tedoen^dtuc-ken,eode dat zy gehouden zullen zyn,een Exemplaar vandevoorfz,nbsp;werken, op Groot fapict,,gebonden en welgeconditioneertte brengennbsp;in de Bibliotheek van onze Univeifiteyt te Leyden, binnen dentydvannbsp;zes wecken, na dat zy Supplianten de zelve Werken zullen hebbennbsp;uyt te geeven. op een boete van zes hondett guldens, na expiratienbsp;det vootfz. zes Wecken, by de Supplianten te verbeurentenbehoevenbsp;van de Nederdiiytfe Armen van de plaats alwaar de Supplianten wonen; en voorts op peene van met et daad verReeken te zyn van hetnbsp;effieft van dezen Otroye. Dat ook de Supplianten fchoon by hetnbsp;ingaan van dit Oftroy een Exemplaar gelcvert hebbende aan denbsp;voorlz, Onle Bibliotheek ,by zoo vei te zy gediiuiende den tyd van ditnbsp;OSioy defelve Weiken zonden willen hetdrucken met eenige vei-mccrdettngen of anders , hoe genaamt , of ook in een ander formaat , gebonden zullen zyn wederom een ander Exemplaar van denbsp;gemelde Weiken Geconditioncert als vooren , te brengen indevoorfz.nbsp;Bibliotheek, binnen dellve tyd. en op de boete en penaliteyt, aUnbsp;roten. Ende ten eyndc de Supplianten dezen Onzen Confente, endenbsp;odsoye inegen genieten, als naar bcbooicn, LaRcti wy allen ende

eenen

-ocr page 11-

Mnen Vgclvkeagt; dien het nangian mag, dat zj de Supplianten van den inhouden van dezen doen, Laten , eude gedogen , Kuftelijk ,nbsp;viedelijk, ende volkomentlijk genieten ende gebiuykeu .cesfetendenbsp;alle belet tei coniiaiie. Gegeven inden Hage , oiidei onzen Gioteanbsp;^^Sele hiei aan doen hangen op den zevenentwintigften Mey, in c J aaxnbsp;oaaes Hceie ende Zaligmakeis d^ fend zevenhonaeit agtentwintig.

Aan de Supplianten zyn, nevens ditOftroy, ter hand geftelt by ExtiaftAuthenticq, haatEd.Gt.Alog. Refolutien van den la.Juny,nbsp;1715, en 30. April, 172a, ten einde om zig daar na te leguleeren,

De Rege mte n van het Wees- cnOuDE Man-KENHUiS hebben in hunne voorfz. qualiteit, het Recht der bovenftaande Privilegie, alleen voor den tegenwoor*nbsp;digen druk, van ARMINIUS, Beschermernbsp;DER Duit SC HE Vrheid, Trcurfpel ; vergund aan Izaak Duim.

In Amfteldant, den 17. Jnny^ lyjf. .

-ocr page 12-

V ER T O O N E R s.

Germakicus, Veldheer der Romeinen.

Arminius, Veldheer der Ditfchen.

S EG ESf s, een Duitfch Prins, Vader vanHercinia,

Agrippina, Gemalinne van Germanicus.

HeRCINI A, Dochter van Segeftes, Gemalinne van Arminius.

R A D w I c H , en Duitfche Prinfes , Minnares van Flavius.

F L A V1 u s, Broeder van Arminius.

InguioME er, Ootn van Arminius.

SegiMir, Neef van Segeftes.

CeciNNA, Luitenant Generaal van Germanicus. Baldegond, Vertrouwde van Hercinia.nbsp;HitDEGARD, Vertrouwde van Radwich.

Gevolg van Germanicus, en Arminius.

Het Tooneel verbeeld de Tent van Arminiut.

A R-

-ocr page 13-

Pag. 9

AR MI N I U S;

TREVRS'TEL.

EERSTE B E D R Y F.

EERSTE TOONEEL. He;rciijiaBaldegond.

Hercinia. nbsp;nbsp;nbsp;(ten,

feen, gy poogt vruchteloos dit opzet om te ftoo-fMyn Baldegond; ikhebhetuiterftebeflootenj j Spreek my niet meer van hoop. Zoude ik mynnbsp; Egemaal

Myn Vader dooden zien,door hongersnood, of Helaask kan by geen van beiden trooft verwerven, (ftaal ?nbsp;Ach'. kat Hercinia voor deze gruuwlen fteiven.nbsp;Baldegond.

Hy met Segeftes bloed bezoetelen zyn hand!

De Goden keeren van Arminius die fchand!

Hercinia.

De Goden hooren niet, helaas! naar myne klagten!

Ik kan van zuchten, noch gebeden hulp verwachten. Indien door fmeeken iets te winnen was, ik Zounbsp;Nu niet verzinken in myn ongeluk en rouw;

De hemel was al lang door myn gekerm bewoogen.

Wat heete traanen hebt gy niet geweend, myne oogen! Gy waart getuige van myn droeve ftaat, gy weet,

J nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;------y-------j ---------

naauw befluit , dat nu tot zyn behoudenis, ^och hun vereeaidng geen middel ovrig is.

^yn waarde Baldegond, wat zielsverdriet ik leed. ^erdenk myn fmartenj en nuismynrampnochkwaader.nbsp;^ ?!, helaas! ik zie, hoe myn Gemaal myn Vader

Dwingt

-ocr page 14-

to nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N t U S,

Dwingt myne pligc my niet te zorgen voor het leeven , nbsp;nbsp;nbsp;*1

En welftand van die my het leeven heeft gegeeven ? Gewiflelyk. Ik red myn Vader uit den nood jnbsp;Is dat onmoogdyk, k vlieg met hem in de dood, J;nbsp;Zie daar myn vaft beiluit, nu kund gy noch verkiezen^ Anbsp;Volg hiet, ten zy gy ook uw leeven wilt verliezen. A

Baldegokd. nbsp;nbsp;nbsp;h

Denk niet, Mevrouw, dat ik uit vreeze u tegenftond: V k Hoop noch op Segimir. Uw trouWe Baldegond Vnbsp;Gevoelt zo veel, als gy, de rampen die u trefTen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;E

Toen uwe goedheid my kwam tot uw dienft verheffen, V Verbond ik voor altyd my aan uw lot^ ik zalnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;

U nooit verlaaten om gevaar, noch ongeval nbsp;nbsp;nbsp;ij

Maar gy hebt dit befluit wanhoopende genomen, nbsp;nbsp;nbsp;i

En zyt noch geenfins tot zo hoogen nood gekomen. nbsp;nbsp;nbsp;E

Uw Bedgenoot bezet uw Vader met zyn magtj nbsp;nbsp;nbsp;A

Maar zyt verzekerd, dat hy na zyn dood niet tracht. V Hy zal zyn deugd nooit met die gruweldaad bevlekken. Enbsp;t Gefchied alleen, om hem van Caefar af te trekken, 2nbsp;Mevrouw, uw Vader buigt zyn hals voor t Roomfche juk; Enbsp;Een juk t welk met zich fleept een eindelooze druk; lnbsp;Uw Egemaal befchermt de vryheid dezer landen, hnbsp;Behoed Germanic kloekmoedig voor die fchandea. Inbsp;Dicis de reden, dat hun Haat werd opgewektnbsp;Door al, wat andren tot een band van vrindfchapftrekt.

Het heugt my noch, Mevrouw, met welk een groot verlan-En zucht Arminius van ieder wierd ontfangen, nbsp;nbsp;nbsp;( gen,

Toen hem zyn Vader zond, op dat hy nevens u Mogt werden opgevoed.

Hercinia.

Ach ! hoe veel fcheelt het nu, J Myn waarde Bald^ond, van onze teedre Jaaren ?

k Wierd aan Arminius,toen wy nochKindren waaren, A Door myn Heer Vader zelf tot Echtgenoot beloofd Enbsp;Indien ook Rome my die ruft niet had geroofd,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;E

Zo Varus koiaft niet had verydeld myne wenfcncn, . S

kWa(

-ocr page 15-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;ii

^ Was nu de vergeno^fte en vrolykfte aller tnenfch en.

. Droeve dagh! W aar op myn Vader t Roomfch verbond Aanvaardde, 1'choon myn Held dat moedig tegenftond;nbsp;Ja dreygde, dat hy licii op Varus noch iou wreeken.nbsp;Met welk een bitterheid hoorde ik myn Vader Ipreeken.nbsp;Aan my beval hy wei geftrengelyk, ik zounbsp;Nooit aan Arminius meer denken, noch zyn trouw;nbsp;Want tredende in t getal derRoomfchebondgenooten,nbsp;Verbrak hy al wat met hun vyand was bellooten.

En om noch vafter proef te geeven van zyn haat,

Wil hy my Flavius, die t Vaderland verlaat,

En Romens zyde kieft, doen in zyn plaats beminnen. Ik kon door traanen noch gebeden op hem winnen.

n.

k VVierd met geweld, door hem nac hoog altaar geleid: En had Arminius my, door zyn dapperheidnbsp;Niet uyt de nood gered, ik had vol moed myn Icevennbsp;Veel eer door t ftaal verkort, dan hem myn hand gegeeven;nbsp;Dien ongecrouwcn, die zyn ichoone minnares,

Zyn Radwich, fchelms verliet. Rampzaalige Prinfes! ik; Het fchynt, hy vreeft niet, dat de Hemel dit zal wreeken.

ach!


I k Hoor iemand; wil voor i niet van myn opzet fpreeken. Indien gy my bemind. Gy moet zo lang ik leef

'w trouw my toonen.

;kt.

lan

en.

Baluegond.

Mevrouw, het is uw Neef.

TWEDE TOONEEL.

SegiMir, Hercinia, Bai.DEGOND.

AHercinia.

ch Segimir! Het heeft dan alies geen vermoogen I Segimir.

en, Mevrouw, ikh-ad alreeds Arminius bewoosen,

[ly toonde zich geneigd, maar door uw Vaders lift, onzen toeleg, al die fchoone hoop gemift,

. ^^cftes, ziende nu al zyne raagt verlooren,

Misleide

-ocr page 16-

la

A R M I N I U S, -Misleide ons, onder fchyn van na verdrag te hooren. Dus windt hy tyd, tot dat Gertnanicus de magtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X]

Van Rome, txynerhulpe, int hart vanDuitfland bragt. D Cecinnatrekt vooruit, met Roomfche, en vremde benden., cnbsp;Het leger overvalt de Katten in het wenden,

Zo onvoorziens, dat al, wat of door Ouderdom, ls| Of Sexe zwak was, fneefde. Een kleen gedeelte zwomnbsp;De Adrana over, en verlaatende hun Vlekken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;In

Vlied in de BofTchen, waar hen niemand na kan trekken, De Hoofdftad Mattium, en al het platte landnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vi

Legt door Gerraanicus geplonderd, en verbrand. Q De fchoone Radwich , die haar fchuilplaats had genomennbsp;In deze landftreek, is rampzaalig omgekomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j)

Na die verwoefting trekt de vyand herwaards aan,

En t kan licht zyn. Mevrouw, dat wy noch heden Haan. Ons Paardevolk heeft reeds de voorfte troep beftreden,nbsp;En is t in lyfs gevaar met volle ren ontreeden.

De dappere Arminius, met de edle Inguiomeer,

Rukt zyne vrinden, ja heel Duitfland in t geweer, Y Om in flagordning op de vyanden te vallen ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Eer zy uitruften, en omgraven zyn met wallen. nbsp;nbsp;nbsp;Igj

Hy wilde, dat ik u voor af die tyding bragt,

Mevrouw, op dat gy hem door vruchtelooze klagt, tk Noch traanen, als hy u aanftonds vaarwel zal zeggen, Q,nbsp;Ophouden zoud. De zaak is nu niet by te leggen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik

k Voel van myn voorflag zelf een knaagend naberouw. Ei Hercinia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[X(

Hy krygt van t Roomfche volk dan byftand!

Segimir. nbsp;nbsp;nbsp;;2(

Ja, Mevrouw.Er

Geenfins de rechten van Germanic beftryden. Gewoone ftreeken van de dwingelandfchen ftaat.nbsp;Die door geweld, en lift t heelal in keetncn Haat,nbsp;Die alles onderdrukt in fchyn van hulp te zenden.

Zy komen, geeftmen voor, hun bondgenoot bevryden ,'k

Del

Bedenk het droevig lot, verheel u recht de elenden

-ocr page 17-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;13

lt; per volleren, die wy van hun vryheid zien beroofd. Niets Werd gehouden,fchoon took heilig wierd beloofd.nbsp;Oejonge Manfehap werd in flaverny verzonden,

n..

pe teedre Maagden van baldadigen gefchonden,

C Eerwaardig gryze hair door zwaare laft verdrukt,

Pe Zuigelingen uit des Moeders arm gerukt:

Noch Sex, noch Ouderdom, noch Staat kan hen bewaaren.

Men ziet op tjammerlykft Paleizen, en Altaaren,

M bloed, in vuur gezet, met roof, en moord vervuld. Hercin ia.

Vrees geenfins, Segimir, dat gy dit hooren zult. wnnodig is het my die gruuwlen af te maaien;

Pc Zal myn Egemaal niet van zyn pligt doen dwaalen. P'at hy zich teenemaal van deze zorg ontfla....

n- nbsp;nbsp;nbsp;DERDE TOONEEL.

ArminiusjHercinia, Segimir, Baldegond, Gevolg vaa Duitfebers.

VHercinia.

rees niet, Arminius, dat u Hercinia iets vergen zal, haare eer, en uwe deugd onwaardig.

^ anneer verzogt ik,t geen gy zelf niet vond rechtvaardig ? heb zo grooten magt op myn gemoed, dat gynbsp;3 ^een zuchten hooren zult, noch traanen zien van my.nbsp;^ bad voorheen, dat gy de vyanden zoud fpaaren jnbsp;Eifcht dit myn pligt niet ? denk wat vyanden het waren.nbsp;|iet was uw Broeder, t was myn Vader. Deze zaaknbsp;^erandert nu geheel. Zy zyn door luft tot wraak

ver verblind, dat zy na Rome om byftand zenden, haaien in het hart van Duitlland vreemde benden.

3^ Hoor die geweldenaars zyn reeds in ons gezigt.

^*3 ga myn Heer, ga heen, volvoer uw eed, en pligt. g y moedigen u aan, in plaats van wederhouden jnbsp;g^fcherm de vryheid die deDuitfehen u vertrouwden;nbsp;^'^echt kloekmoedig die verftoorders van t Heelal;

Ver-

Det

-ocr page 18-

4 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

Veraekerd, dat ik u met wenfchen helpen xal.

*k Wil niet, Arminius, dat mync landsgenooten, Geplagd, geplonderd, uit hun Vaderland geftooten.nbsp;Geweldig weggevoerd in llrenge flaverny,

Of tot de dood gedoemd, vervloeken u, en my.

Arminius. nbsp;nbsp;nbsp;I

Het Edel bloed van uw grootmoedige Overoudren, nbsp;nbsp;nbsp;*

Die tot Segeftes toe, met hun manhafte fchoudren De Duitfche vryheid 2.0 heldhaftig ftutten, leeftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Noch onverbafterd in uwe aderen; gy geeft nbsp;nbsp;nbsp;D

Een deftig voorbeeld aan al die de deugd beminnen. ^ De nood des Vaderlands moed alles overwinnen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Noch haat , noch liefde krygt in 2.ulk een ftaat gehoof ^ Myn hoogfte drift was fteeds te volgen 't lofiyk fpoor ~nbsp;Dier groote mannen, die voorheenen 7.yn verheeven ^nbsp;Tot de eer, Mevrouw, die my myn landsgenooten geeveflnbsp;De Duitfchen ftelden my tot Veldheer, en ik z.alnbsp;De welftand van dat volk ook ftellen boven al.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Wat lafheid, en wat onuitwilTelyke fchanden Voor vrygeboorne, dat de Roomfche dwingelanden ^nbsp;Zo veel gevaaren xyn hartnekkig doorgeftrecn , Janbsp;Alleen om met den voet ons op den nek te tren nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

En dat wy, die wel er aan vyanden en vrinden

Een voorbeeld ftrekten, nu niets zouden onderwinden^ Tot onzer aller heU, eer, en behoudenisnbsp;Der edle vryheid, die ook van natuur zelf isnbsp;Het redeloos gediert, in zyn geboort gegeevcn!

Een edelmoedig held kan fonder fchande leeven,

Schoon hy nooit meefter werd, Mevrouw; maar nietriint Ophouden vry te zyn, en werden dienftbaar, dan (ka^nbsp;l^Je teffens alle ramp op zynen hals wil haaien,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Ontaarden van de ftam waar uit hy kwam te daalen.

De Goden hoeden ons voor de aergrootfte fchand. -jy

vief

-ocr page 19-

T^ -E U R SPEL. VIERDE T O O N E E

INGUIOMEKR, ARMINIUSj Hercinia, BaldegoNd, Seomir, Geve/g.

GInguiomer.

y weigert dan gehoor aan Romens afgezant ?

P nbsp;nbsp;nbsp;Arminius.

quot;Cgint het Roomfche volk nu van verdrag te fpreeken ?

krygsknecht ftaat gereed, cn wacht het laatfte teken Dm te leveren j neen Oom, t is nu geen tydnbsp;Van vree te handelen, wy moeten aan den ftryd.

^y wenfehen, dat gy hem noch voor den flag wild hoorenj V ergon...

ren nbsp;nbsp;nbsp;Armn lus.

j nbsp;nbsp;nbsp;Inguiomeer , waar toe meer tyd verlooren ?

k Hoor geen Romein dan met de wapens ia de hand. Inguiomeer.

Hoor geen Romein; maar een, die uit het zelve land. Ja uit het zelve bloed met ons is voortgekoomen.

Dw Broeder heeft dien laft van Cxfar aangenoomeo.

. nbsp;nbsp;nbsp;Arminius.

eo^yn Broeder?

Hercinia.

Flavius ?

Segimir.

Gaat deze tyding vaft? iin;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inguiomeer.

ka^^j en fprak dien Prins. Ja, Flavius heeft laft u te handelen.

Arminius.

[., nbsp;nbsp;nbsp;Om ons 20 op te houden,

fi *^Zy nu afgemat zich weer verfriflehen zouden, j ken dien oorlogstrek, die toeleg is gemift;

S^ftes diende zich voorheenen van me lift. gfnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Her-

-ocr page 20-

i6

A R M I -N I U S,

H E R C I N I A.

Ach, nriyne Arminias! Ik bid u hoor uw Broeder!

Om uw Hercinia, om uw ftokoude Moeder!

In GU I OMEE R.

Zie dat gy buiten nood uw vyanden niet tergt.

Seg IM I R.

Gy kont licht hooren, wat Germanicus u vergt.

A R M I N I u s.

Verwacht vergeefs, dat wy een weg tot vrede vinden, i Zy zenden Flavius, om, door hem, onze vrindennbsp;En krygsvolk, kon het zyn, te trekken aan hun zy; 'nbsp;Ik ken de kunften van de Roomfche Tieranny.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ^

Dat de Afgezant vertrek. Ons volk brand van'verlangen; Elk wenfcht, tot dezen flag den laatftenlaft te omfangennbsp;Om met een Heldenmoed die Rovers van t Heelal inbsp;Hun buit te ontweldigen, t Hoogmoedig Rome zalnbsp;Hier met Carthagers, noch verwyfde Perfen ftryden j Jnbsp;Maar met een volk gewoon alle ongemak te lyden jnbsp;Een volk, wiens ftrydbaarheid en moed aan Rome bleek Jnbsp;Tpen voor hun taay geduld Tiberius bezweek.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J

Noch zictmen in dit Land en Wouden Roomfche Zwaar' Noch zietmen Adelaars,Veldteken,en Standdaarden, (dennbsp;Die, door Germanic met pracht gevoerd ten toon, Jnbsp;Gefchonken wierden aan de vaderlyke Gon.-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e

Ik zie veele onder ons met dat geweer noch praaien, A t Welk hunne moed weleer dorft van den vyandhaaleSnbsp;Ik zie t Gebeente noch van Varus nederlaag.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JV

Zo ik mi dezem-aal Germanicus verjaag, nbsp;nbsp;nbsp;H

Zal Rome nooit de ruft van deze landen krenken, Slt; Maar beeven, als het aan de Duitfehen zal gedenken, t)nbsp;Myn vrinden , geeven wy de vyanden geen tyd j - ' Hnbsp;De Roomfche Veldheer tracht te draaien met den ftryt Iknbsp;k Heb kopdfehap door myn Spie. Hy durft zich niet vei bjnbsp;trouwennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V

Opt volk dat hem verzeld.t ZalDuitflandeeuwig rouwei \\ Zo ik die kans verzuim, en hem zich-fterkeirkat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; D

-ocr page 21-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;ij

Ik bid u, overdenk waar uit zyn magc beftaat,

Zyn kloekfte benden zyn aan t muiten reeds geflagcn, En weigeren den laft des Oorlogs meer te draagen.nbsp;jk Hoor dat Germanicus zich in gevaar bevond,nbsp;t Zal hem als Varus gaan j de flibberige grondnbsp;Zal hen verhinderen de voeten vaft te zetten;

n.

gen;

gen

Ue Zwaarte van t geweer alom k gebruik beletten, Noch w^, noch dieptehs zyn de Vyanden bekend jnbsp;Ons volk in tegendeel van kindsbeen af gewendnbsp;Te ftryden in moeras, gaat voort met vafte treden.nbsp;Voert lange fpietfen, en kan door hun groove ledennbsp;Van verre kwetfen.

In OU lO ME E R.

Gy hangt alles aan t geval.

Denk, dat de flaverny uw neerlaag volgen zal. Arminius.

eek

/aan

'defl

En na myn zeege volgt de Vryheid dezer Staaten. Inguiomeer.

Des Vyands magt beftaat uit dappere foldaaten,

En overtreft ons volk in meenigte.

Arminius.

Men moet

Dan ftryden, eer die roep de Duicfchen vreezen doet De gonft der Goden fchenkt de fchoone Lauwerkroonennbsp;Niet aan de menigte, maar die zich t kloekfte toonen,

. nbsp;nbsp;nbsp;Hercinia.

en.

^ j^ier me vertroofte ik my in zulk een diepe rouw j

t ve ^u nbsp;nbsp;nbsp;kleine ftraal van hoop weer voor onze oogen

( nbsp;nbsp;nbsp;j op myne ziel niet hebben dit vermoogen.

I) '^eet, Arminius , of eindelyk de Gon 1 Oor myne traanen niet bewoogen werden.? toon,

B nbsp;nbsp;nbsp;Door

Myn Heer, gy hoorde flus geen zucht uit myne mond, Hoe zwaar ook de angft was daar myn ziel zich in bevond,nbsp;^hoon ik omt groot gevaar myns Vaders was verleegenjnbsp;He nood van t Vaderland koft alles overweegen.

-ocr page 22-

iS nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I u S;

Door dit gehoor aan al de Goden en de MenfchenJ Dat wy niet lievers dan een vafte vrede wenfchen;

Dat wy geen oorzaak zyn van zo veel ongeluk j Zo veel vergoten bloed, zo veelcr vroomen druk.

N

Ik

Dit is de laatfte be, die gy van my zult hooren In deze zaak. Myn heer, verleen my gunftige ooren.nbsp;Laat ik dit eenige verwerven; en indiennbsp;Hun voorllag u mishaagt, zult gy myn handen ziennbsp;U t harnas gefpen, t zwaard u op de zyde binden.nbsp;Arminius.

Mevrouw, zy willen ons door deze lift verblinden,

k Verzeker u dat ik hun toeleg heb verklaard.

Hercin ia.

t Zou kunnen zyn,myn heer,dat gy bedrogen waard. ^ Ach! dat de Hemel gaf, dat gy hier in mogt dwaalen !\;pnbsp;Dan zou Hercinia eens eindlyk adem haaien.

O groote Goden! mogt ik eens myn Bedgenoot,

En Vader, op n tyd omhelzen voor myn dood.

De Broeders wederom vereenigde, de elenden.

En wreede gruwelen verwiffelde in geneugt,

En zeegeningen j k zou herleeven door die vreugd 1 Myn waarde Arminius, verhinder doch geen vrede!nbsp;Arminius.

Dien dag aanfchouwen die hun vyandfchap deed enden,

Se

i

Wel aan, Mevrouw, wel aan, k vergun u deze bcdc^^

Doch onder dit beding dat gy my nimmermeer Iets anders vergen zult in deze zaak.

Hercinia.

Myn Heer,

Die zoete woorden doen Hercinia weer leeven, iy Ik hoop de Hemel zal ons zulk een uitllag geeven,

Dat hier na niemand hoef te fpreeken van dien haat, Maar dat de Vrede bloeije in t Stamhuis, endenStaaOj^

ia


Einde va het eerjle Bedryf,


-ocr page 23-

TREURSPEL:

TWEDE BEDRYF.

EERSTE TOONEEL.

nbsp;nbsp;nbsp;Flavius, Segimir,

WSegimir.

acht niet, dat ik alleen in handeling Zal treden j ^een Flavius, ik ken de Roomfche liftigheden;

volg Arminius,^ zo lang een druppel bloed '^och door myn adren vloeid't, in voor* en tegenlpoed.

d.Tr nbsp;nbsp;nbsp;Flavius,

1 Oom Segeftes bad, dat ik u dit xou toonen.

'Wilt gy op deze wys zyn teedre zucht beloonen ? octracht uw plicht, myn Heer.

Segimir.

nbsp;nbsp;nbsp;Ik heb die fteeds betracht,'

altjd de eedle deugd het hoogfte goed geacht.

? Gooh! Segeftes durft my van myn pligt doen fprekenj dar door Flavius! Gy beiden zyt bezweeken.nbsp;?^geftes vreezende des vyands magt, en gy

laffe minnenyd. Vermaan myn Oom, dat hy eer, en pligt gelyk voorheene wil betrachten,nbsp;^tacht die zelf, myn Heer. W at ramp ftaatu te wachten!nbsp;Uuitfchen zullen nooit ontfchuldigen, dat zynbsp;Oor uw beleid het merk der Roomfthe dwinglandy,nbsp;e Bundels, Bylen, enden trotzen_ Tabbard zagen;

tuffchen Elve, en Rhyn, Rominfche legers lagen. ?y haalt op uwen hals eenonuicwisbre fchand.nbsp;edelmoedigen, (die Goden, Vaderland,

Ouders, Kinderen, en Vrouw behoorlyk achten^ ,*hun vereifchte pligt,die eer,en deugd^betrachten)nbsp;meer Arminius, (die voor de Vryh'eid ilaat,)

^ een S^eftes, die zyn Vaderland verlaat;

Ba nbsp;nbsp;nbsp;Die

-ocr page 24-

2b nbsp;nbsp;nbsp;arminius,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Die fchandlyk dienftbaar werd, en tegen alle reden ^ j Met Rome zich verbind, kloekmoedig na te treden.

Wil dan myn Oom,myn Heer, die my errinnren doet -yi Wat my te wachten ftaat ook voeren in t gemoed, ^nbsp;Wat hy te vreezen heeft, en waar gy voor moet beeven.

In eeuwge flaverny zult gy elendig-leeven.

Zo gy de voortgang van de Roomfche magt gehengdt. Ziet gy niet, hoe men de een na de ander onderbrengt ? qnbsp;Het eenigft middel,omditLand(t welk aan moetgroeijen, qnbsp;Zo lang als de Eendragt in haar volle glans zal bloeijen, Ijj^nbsp;In ketenen te Haan. Merkt gy niet, dat in fchyn \;^

Van u te helpen, zy reeds uwe Meefters zyn?

- nbsp;nbsp;nbsp;f

Kund gy gelooven, dat de vyand u zou fpaaren jy Na onze nederlaag? Wat magt zou u bewaaren?

Of hoopt Segeftes, dat die heerfchzucht, dat geweld^^j-Die wreedheid, dien nooit maat,noch paaien wierd geftel*^^^ Op t onverwachts by ons, zou van zich zelven ftuiteDl^inbsp;Leer uyt het ongeval van anderen te befluitennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jvj,

Hoe veele Volkeren betreuren, maar te laat, nbsp;nbsp;nbsp;pj.

Dat zy betrouwden op dien trouweloozen Staat ? nbsp;nbsp;nbsp;^

$jo zult gy namaals ook die dwaasheid noch beklaagd, Het trotze Rome, zo heerfchzuchtig, zou verdrageonbsp;Ons haar gelyk te zien; als t is in haare magtnbsp;Ons te overrompelen ! te meer als haare krachtnbsp;Steeds fterker wgrd, en wy van dag tot dagbezwykefnbsp;k Roep tot getuigen, zo veel groote Koningrykra.

De vyand, laat aan u de fchyn van Vryheid noch,

Tot dekfel van zyn fnood, en gmwelyk bedrog.

En gy, gy laat u dus als kinderen verblinden ?

Zy overweldigen de Vrinden,door de Vrinden, Eei En fpotten eindelylc, wat wreede, en bittere linaadlvV.nbsp;Na de overwinning, met de Volkren, die door HaGynbsp;En binnplandfche Twift, die lichtlyk was te fliffcbVa,nbsp;De Vryheid, by gevolg hun welftand,moetenmillcl4jenbsp;Niets blyft dan overig als ttaanen en misbaar j ^nbsp;Draag zorg, dat u ook niet dit zelfde wedervaar,

-ocr page 25-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;21

- Als gy u vruchteloos zult na den Hemel wenden,

gt; En bidden jammerlyk, datelk u hulp wil lenden.

gy 2.ult: merken, dat uw klagt niet werd verhoord, Wanneer de Goden, om uw fnood bedryf vetftoord,nbsp;G niet meer willen, en geen fterffelyke Menfchennbsp;(j jjQjjjjgjjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jjoe gy ook om hulp 2.uk wenfchen.

1 j nbsp;nbsp;nbsp;Flavius.

j k Heb u gehoord, hoewel niet zonder, ongeduld, hoop, dat gy nu ook myn reden hooren zult.nbsp;b jpermanicus is naar verdienfi: niet af te maaien;nbsp;ik Zou zyn groote roem verkleinen in t verhaalen;^nbsp;Want, alhoewel hy fchoon van Lichaam is, zyn Geeftnbsp;En wonderlyke Deugd verrukken elk het meeft jnbsp;De Trouw en Vriendfchap zyn in zyn gezigtteleezen,

ooit Overfte zyn Volk met kunftiger beleid.

1 j.5 Zwyg zyn Goeddadigheit, zo meenigmaal bewcezen. iraerde Krygsman t zwaard niet grooter dapperheit,

Hooit haalde Veldheer meer, en heerelyker zeegen, Noch droeg zich maatiger, na hy dienhad verkreegen.

Gy heeft my toegexeid, op t Vorftelyke woord____

gjr nbsp;nbsp;nbsp;Segimir.

Broederkomt gy hebt myn antwoord reeds gehoord.

lite^j-'^

^6

ykcf

en.

h.

tweede tooneel.

Flavius, Arminius, Gevolg.

|| nbsp;nbsp;nbsp;Flavius.

u te wachten ftaat,

e Roomfche Veldheer, met uw ongeval bewoogcn , p ^rgund, Arminius, dat ik u ftel voor ogen,nbsp;lod S?*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^y^^ magt dees legerplaats beftryd,

Zult eerlang alom bengeld, en befprongen r Zyne benden, tot het uiterfte gedwongen,nbsp;icunern fmeeken, maar vergeefs, om t geen gy ftu yerfmaad,

ffV nbsp;nbsp;nbsp;17------- ----J

War M .... nbsp;nbsp;nbsp;^

Het

' gy yerwaarelooft uws Broeders trouwe raad. B3

-ocr page 26-

aa nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

Het moedig Rome, (laat uwe oogen doch verlichten)

Is mecfter van de Zeen, en alle Landen zwichten Voor dat vermoogcn, t welk nochdaaglyks grooter word.nbsp;Die Hoofdftad van t Heelal 2.al zekerlyk in c kortnbsp;Geen fcheiding kennen, dan den Hemel j endeftraalen !nbsp;Der Zonne zullen op geen landfchap nederdaalen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

Welk tot een grenspaal ttreict aan dat beroemd gebied, J Noch plaats verlichten, welk geen Adelaar en ziet. nbsp;Ganfch Afrika, dat naauw voor Rome wilde wyken, cnbsp;Het magtig Afie, met al zyn Koningrykennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

Die liggen uitgeftrekt, van daar de Zon opgaat, nbsp;nbsp;nbsp;2

Tot daar zy nederzinkt, ftaan open voordien taat.

Ja, alle Volkeren die op het Aardryk woonen,

Zien wy Tiberius gehoorzaamheid betoonen- nbsp;nbsp;nbsp;J:

Of fmeeken om zyn gunft. Meent gy alleen die magt 'k Te fluiten, die geheel de waereld t onderbragt ? Vnbsp;Zy zullen fnel, gelyk een vloed, u overflroomen. Rnbsp;Zoek Caefars vrindlchap, oft is met u omgekomen. I)nbsp;Vorfl Maroboduiis aanvaard het Roomfch verbond, Vnbsp;En Adgandeftrius, die zo lang tegenftond ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;H

Volgt hem, en zal in t kort u vyandfchap betoonen,

Al ue Angrivarin, de Chauken, de Semnonen, H De Markomannen, met de Longebarden flaannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ja

Tiberius ten dienft; elk bid zyn Arend aan. nbsp;nbsp;nbsp;V

Coriovalda, met drie duizend Batavieren, nbsp;nbsp;nbsp;G

Die ftrydbre landaard, volgt Germanikus banieren. R Itali voor al, met Gaule, en Spanje trachtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;

Opi ftryd te tooncn, hoe elk dezen Veldheer acht, V Zend Paarden, Waapnen, Geld, en wat meer mogt oni Hnbsp;breeken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;G

Van wien verwachtgyhulp? DeMarfenzynbezweekef Onmachtig de eerfte loop te kunnen tegenftaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

*t Aloude Martium is door het vuur vergaan, nbsp;nbsp;nbsp;P

Na dat het Krygsvolk had een Zee van bloed vergoote' -De Brukter, Ubir, alle uwe Bondgenooten

rerftrooitjdes maak metRomc een vaft rerboo R

-ocr page 27-

TREURSPEL.

Bevry u door dien weg, wyl gy niet anders kond, Armi Niu s.

Geheel Germanic nam voor een gunftig teeken ^

Dat gy verTiOgt, om my noch voor den ftryd te fpreeken. Dacht, dat een wettig, dat een wroegend naberouwnbsp;D herwaards dreef, dat gy weerkeerde tot uw trouw.nbsp;Doch ik bevind, helaas! niet zonder my te ontroeren,nbsp;t Geen veel daar van verfcheeldt. Hoe laat gy u vervoeren,nbsp;o Flavius ! kan dan een welgeboorne ziel,

Die de edIe deugd altyd op r hoogft in achting hiel. Zo ver verbaftren! Gon ! dat hy op Waerdigheden,nbsp;Nakomelingen, noch Voorouderen, noch Eeden,

Acht gevende, Natuur, en zyne Pligt verzaakt ?

Ja, na t verderf van die hem t leeven gaaven, haakt ? quot;quot;k Zal niet ophaaien, wat gy my voor ongenuchtcnnbsp;Veroorzaakt, hoegy myn Hercinia doet zuchten-tk zwyg t verraad gepleegd aan uwe Minnares,

n.

-n

De fchoone Radwich j die doorluchtige Prinffes, Verbrande in Martium! de klank van deze boosheid,nbsp;Hoe groot, werd noch verdoofd, door fnooder trouwe-loosheid.

Het heilig Vaderland, waar aan elk menfeh zyn Goed, Ja al wat hy bezit, zelfs Kinderen, en Bloed,nbsp;Verfchuldigdiis, tracht gy de hartaar af te ftooten.

Gy tracht onst blyk, dat wy uit Goden zyn gefprooten, ^ien allerheerlykfte, en koftelykfte fchat,

kef

De Vryheid, wiens waardy geen menfeh te recht bevat, , Voor hy die miffen moet, te ontwringen uit de handen,nbsp;on' Het fchynt u niet genoeg, dat gy zelfs leeft in bandenjnbsp;wilt dit vrye Volk noch mede in boeyens flaan,nbsp;pryft de dienftbaarheid, de ftaverny ons aan.

:en


^ar k hoop gy zult ons nooit aan Caefar op zien draagt fchoonfte luifter, die door zoveel nedcrlaagen,

Dtr' ^quot;^r zo veel zweet, en bloed verkreegen wierd voorheen yan die door Duitfchland nu noch werden aangeben.nbsp;300 Acer weder, keer weerom, noch is het tyd, myn Broeder.

B 4 nbsp;nbsp;nbsp;Vreeft

-ocr page 28-

AR M l N I U S,

Vreeft gy niet voor den vloek van uw llokoude Moeder, Die my noch dageiyks door boden bid, en raad.

Dat ik niet liever, een Verraader van den Staat,

Van Volk, van Maagen, dan hun Veldheer wilde weezen ? Laat, laat het Ooft verwyfd, en Afrika, voor dezennbsp;Tot Koningen gewend, nerbukken voor dien laft ,nbsp;Nooit heeft het flaaffche Juk om onzen hals gepaft.

De Duitfchen hebben, dank den Hemel, nooit geboden, Noch Oppermagt erkent, dan de Oppermagt der Goden.nbsp;Gy noemt de fchandigfte, en de zwaarfte flavernynbsp;Een Bondgenootfchap 3 dit getuigen u voor mynbsp;De Gauler, Griek, en Parth. Wat volkeren ooit tradennbsp;In onderhandeling roet Rome zyn verraden.

Noem, noem een bondgenoot van Casfar, welkers Recht Noch Vryheid,fchipbreukleed.Hun fterkten zyngeflecht:nbsp;Hun Kinders moeten zy in Gyzelingen geeven.

Om van hun teedre jeugd in flaverny te leeven.

Een voorbeeld zyt gy zelf. Wie voor het Vaderland,' Vrymoedig fpreeken durft moet daadelyk van kant.

De heele Waereld zucht, elk wenfcht met groot verlangen t Juk aftefchudden,dathenRomedwongteontfan!reninbsp;De Batavier voor al. Die Landaard, niet gewend

Te dulden, dat men ooit hun recht baldadig fchend j Dat vrygeboorne volk zal zyne boeijens breeken.

En zich kloekmoedig van de Dwingelanden wreeken. Wat zal doch Gjefar zyn, indien de ftoure Brit,

En Gauler op n tyd beoogt het zelfde wit ?

Het Oofte waggelt reeds; Artaxias, verbolgen,

Om Artavasdes moord, zal Rome alom vervolgen.

Hy rukt de Meders, en Armeners in het veld.

De dappre Parthen, die Antonius geweld 2.0 moedig keerden, en aan Craffus deeden blyken,nbsp;Hoe zwaar t veroovren valt van Zulke Koningryken,nbsp;Verbinden zich met hem. Het trotfe Rome denktnbsp;Niet, wat het achterlaat j te groote zwaarte krenkt.nbsp;Die meer wil houden dan het geen hy kan omvatten

-ocr page 29-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;15

Js dwaas. Hoe grooterRyk, hoe eer het uit zalfpatten. Flavius.

Gy vleit u vruchteloos; de Roomfche mogentheid

Bloeit in het Ooft, en Weft____

Arminius.

Myn leger ftaat bereid

Om flag te leveren, wil in het kort ontdekken Wat laft uw Veldheer gaf; t is tyd; ik moet vertrekken.nbsp;Flavius.

Germanicus begeert voor alle ding, dat gy Hercinia weerom zult leveren aan my.'

Of aan haar Vader; dat die na zyn welbehaagen Van zyne Dochter fchik. Bedenk wat gy zult waagen...

.Arminius.

Gy eifcht Hercinia!

Flavius.

Al t onheil word gefluit,,

Zo gy haar geeft.

Arminius.

Ik zal uw Veldheer myn befluit,

En antwoort,aan hetHoofd van myneDuicfchen brengen.' Flavius.

Wilt gy Germanicus dan dwingen bloed te plengen ? Uw magt kan niet beftaan voor zurk een groot geweld.nbsp;Bedenk, Arminius, waar gy u tegen ftelt.

Arminius.

Verzeker hem. Zo wy niet konnen' aangedreeven Door zucht tot edle deugd,de Vryheid iu diiLeevennbsp;Verdadigen, dat wy, in zulk een hooge nood,

Uie Zuilen zoeken, zelf in de alderwreedfte Dood.

W y kunnen fterven, maar nooit Werden overwonnen. Uou voor gewis, indien de Goden hem vergonnennbsp;Uet veld te houden; dat zo veeler Duitfehen valnbsp;Aan onzen vyand fcharp, en doodlyk weczenzal,

Uat Romens hooge moed, en magt eerlang zou daalen, ^odien het raeenigmaal zo kwam te Zcegepraalen.

By nbsp;nbsp;nbsp;Dat

-ocr page 30-

*5 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S ,

Dat xicH Germanieus ten ftryd berei.

Flavius.

Wel aan!

Gy mlt lyn Leger in flagordening zien Haan.

DERDE TOONEEL.

Segimir, Arminius,

HSe G I M 1 R. y fprak u vruchteloos ?

Armin ius.

Ja, zo hooge Zaaken

Zyn door geen iaamenfpraak, maar valdflag af te maakea. Wie dacht ooit Segimir, dat laffe mixinenyd.

Een vrygeboorne ziel, een Prins, die zich altyd Zo edelmoedig dro^, de Vryheid hielp verwecren,nbsp;Zou doen befluiten, om een Slaaf van vremdeHeeren,nbsp;Ja een Verrader van zyn waarde Vaderlandnbsp;Te werden, breekende zo naauw verknochte band!nbsp;Segimir.

Hy 2.al zyn dwaaling,maar miflehien te laat,bezinnen. Arminius,

Hy volgt den vyand, om Segeftes hert te winnen j En zo Hereinia, die aan my, door het woordnbsp;Van haare Vaderen haar eigen keur behoort,

In myne plaatfe tot zyn Echtgenoot te erlangen. Segimir.

De deugd des Veldheers,en de gonft van hem ontfangen, Breid hy oneindig uit.

Arminius.

Is zeker, Flavius

Gaf aan Inguiomeer, van Vorft Germanieus Een goeden indruk; want, heel tegen myn verwachting,nbsp;Sprak hy van zyn bedryf, met zulk een drift, en achting,nbsp;Pgt reden my veel nabedenken maakt.

S E G I-

-ocr page 31-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;17

SeG I M I R.

Arminius, gy hebt het rechte wit geraakt;

'k Merk nu met de eerftemaal,datxyngencgentheden Voor u verflaauwen; k zag dit lang voorheen; de redennbsp;Ka ik beraam, myn Heer, is dat hy, die u veelnbsp;In Jaaren overtreft, u ziet door t meereqdeel (ren.nbsp;Der Duitfchen, tot hun Hoofd, met groot gejuig verko-Hy fchaamt zich na t bevel zyns Broeders Zoons te hoo-Het ftnart hem,dat hy wierd verfteeken van t gez^. (ren.nbsp;Arminius.

t Gefprek met Flavius, t afraaden van den flag, * t Vergrooten van de magt der vyanden, t vertoeven.nbsp;Ja alles toont het klaar , ik eifch geen vafter proeven.nbsp;Gon! Zou Inguiomeer zich zo ver door die Ipycnbsp;Vervoeren laaten! maar verzuimen wy geen tyd;

Ik moet hem zoeken, om den rechten grond te Weeten; En zo hy eer en pligt , zo trouwloos durft vergeeten.nbsp;Indien die fiioode drift zyn oordeel zo verblind ,

Dat hy met Flavius, en Rome zich verbind,.,. Seqimi R.

Hy naderd.

VIERDE TOONEEL. Inguiomeer, Arminius, Segimir.

Ingui omeer.

^e Afgezant vertrok vol ongenoegen.

En klaagde, dat gy u niet wil na reden voegen.

Maar zou t niet beter zyn , een weinig toe te ftaan, Dan alles aan n flag te waagen ?

Arminius.

t Is gedaan!

^y hoort het, Segimir; ik mogt met reden vreezen. Dat dit de vruchten vantGezandfehap zoude weezen.

-ocr page 32-

a8 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

Se G I MI R.

Kan t dat gy ons z,o verlaaten zoud mynHecr? Inguiomeer.

Ik u verlaaten ?

A R M I N i u s.

Veins niet meer, Inguiomeer.

Ik zie tot in uw hare, door laffe fpyt gedreeven,

Hebt gy aan Fiavius te veel gehoor gegeeven.

Volg, volg xyn voorbeeld, maar bedenk, dat gy uw hoofd Door die verandering de fchoone kroon ontroofd,

Die quot;t moedig Duitand doet voor zyn Befchermers vlechten.

My dunkt, ik zie ons reeds een eerenzuil oprechten. Doch zo de haatlyke en verfoeijelyke faamnbsp;Van Roomfche flaaf, voor u fchynt zoet, en aangenaam,nbsp;Dien, dien Germanicus.

Inguiomeer.

Als ik al was geneegen Tot uwe vyanden, moeft gy door alle wegennbsp;My trachten wederom te krygen op uw zy,

Geenfins door bitterheid , of fcharpe woorden my...

Arminius. nbsp;nbsp;nbsp;(gen

Neen,neen,verwacht zulks niet, een die, om eer te erlan-Noch wil gebeden zyn, is die niet waard teontfangen. k Zal, fchoon gy ons verraad , met Segimir verzeld,nbsp;Segeftes, Flavius, het Roomfche, en uw geweld,nbsp;Kloekmoedig wederftaan,de Goden, cndeMenfchennbsp;Tot tuigen daagen; en, hoe zeer gy ook moogt wenfehennbsp;Na deze flaavemy; wy zullen vol van moednbsp;U dwingen vry te zyn, ten koften van ons bloed.nbsp;Inguiomeer.

Arminius, wat fchyn kan deze wantrouw voeden! Armin ius.

Tracht gy uit myne ziel te wiffent kwaad vermoeden. Begin den ftrydj kom, volg, daar ik u voor zal gaan-

I

-ocr page 33-

TREURSPEL.

Hoor.

Inguiomekr.

Arminius.

Neen j ik hoor niet voor de veldflag is gedaan.

VYFDE TOONEEL.

ZInguiomeer, allee.

al die vermetelheid van u niet langer lyden.

Ga, trotfe, ga alleen de vyanden beftryden.

us lange twyfelde ik j gy dwingt my door geweld. Ztie nu Germaners, die hem tot uw Veldheer ftelt.nbsp;Of hy het Roomfche volk uit Duitfchland zal verj aagen.nbsp;Ik wil dit Zwaard niet meer tot uw befchermingdraagen.nbsp;Maar trekken t elders, daar ik beter werd beloond.nbsp;En daar geen ander met myn lauwren werd gekroond.

Einde van bet v/ede Bedryf.

:n

;n



-ocr page 34-

3 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U Si

DERDE BEDRYF,

EERSTE TOONEEL.

Hercinia, Baldegond.

G

Is

He RCI N 1 A.

y komt dan eindelyk my helpen uit verlangen ! t waar ?

Baldegond.

Ja, twyffel niet Mevrouw, wy Zyn gevangen. Hercinia.

Gevangen! ach! zo houd Germanicus het veld! Helaas Arminius!

Bal degond.

Ei trooft u____

Hercinia.

Zo myn held

Noch leefde, gy zoud hem zien door de benden brceken, Gelyk wel eer, toen hy van Varus zich kwam wreeken.nbsp;Hy zou my redden, of omkomen in t befluit.nbsp;ik ken Arminius. zyn Zwaard wierd nooit geftuit^nbsp;Nooit wierd hy uit het veld van vyanden verdreeven ,nbsp;Zyn arm deed duizendmaal de nagebuuren beeven^nbsp;Door zyne kloekheid wierd Germanic bevryd;

Hy kwam tot dezen dag verwinnaar uit den ftryd.

Ik

r Hovaardig Rome zag in voorige oorelogen Haar trotfe ftanders voor zyn voeten nergebogen,nbsp;HaarVaandels,met zyn hand door t bloedig ftofgefleurd.nbsp;Haar R^iementen door zyn dapperheid gefcheurd,

Op Adlaar, Adlaars, op Soldaat Soldaaten vallen. Myn Baldegond, de Rhyn zag tuffehen zyne wallen ,nbsp;Zelf daar hy ftort*in Zee, doorboorende het ftrandnbsp;Des Bataviers, alom de bloedige offerhand,

De lyken, die zyn arm voor onze vryheid agte;

En

-ocr page 35-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;ji

En gy begeert dat ik uitftellen 7,al rayn klagte! Baldegond.

Noch leeft Arminius, Mevrouw. De vyand is f Veroovren van deex plaats, en uw gevangenisnbsp;Niet fchuldig aan zyn deugd^maar aan defnoode ftreckennbsp;Van Flavius, die door beloften, giften, fmeeken,

Net volk, t welk uw Gemaal tot uw verzekering, Nelaaten had, zo ver bragt dat het overging.

En, .in de plaatfe van uw Vader in te toornen,

Nem uit het Slot liet met de zyne in t Leger komen, Heucinia.

^ Con! wat fnood verraad.

Baldegond.

Hy diend zich van de tyd, veel hy kan, verfterkt zich hier met alle vlyd jnbsp;Terwyl Arminius de vyand, reeds aan t vlugtcn.

Op t hevigfte achtervolgt; en zo, door de ongenuchten Van uw gevangenis, hy in die fchoone loopnbsp;Niet was geftuit. Mevrouw,kzag Rome zonder hoop,nbsp;Otn ooit Germanic met wapenen te dwingen.

2o ras hy tyding krygr van deez veranderingen,

Laat hy de vlugtigen, en rukt, gelyk verwoed

n benden herwaards aan; maar, welk een vlyt hy doed. Net was onmoogelyk by deze tent te komen.

^yn Broeder had te wel zyn voordeel waargenoomen, Oe toegang fterk bezet, het volk te zeer verpligt.

Ne Leegers leggen in elkanderens gezigt.

Ook heeft Inguiomeer uw Egemaal begeevcn.

. nbsp;nbsp;nbsp;Hercinia.

Mi

. acht geen ongeval zo lang myn Vorft zal leevea. Baldegond.

fchoon Inguiomeer Arminius verlaat,

N

G,


y toont zich echter noch geen Vyand van den Staat, l^'^tmanicus heeft van zyn Zwaard geen hulp te wachten,nbsp;Oy is vertrokken, maar geenfms met die gedachten.nbsp;y Marobodus zyn ouden boezemvriend.

,n

Dis

-ocr page 36-

3 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

Die hy voorheenen in veel tochten heeft gediend, Wil hy een uitag van denRoomfchen Oorlog hooren.nbsp;Het fpyt hem dat zyn Neeftot Veldheer wierd verkoo-Hercinia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ren....

k Zie Flavius....


Sc


twede tooneel.


F1.AVIUS, Hercinia, Baldegond.


M.


Flavius.

levrouw, ik bid verftoor u niet.

Dat, zonder uw verlof, gy my hier voor u ziet.

Ik zou t niet waagen, zo myn yverig verlangen,

Myn dood en leeven niet deedindewaagfcha^hangen. Hercinia, ik kan in die rampzaalge ftaatnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Niet langer leeven; maak een einde van uw haat.

Helaas! na dat gy zyt uit myn gezigt geylooden, H Deed gy op ieder dag my lyden duizend dooden. grnbsp;Indien nw oog kon zien, wat jammerlyke fmart,

Wat ongeruftheid, myn zo lang beneepen hare nbsp;nbsp;nbsp;Oi

In deze kwelling voelt; ach! kon dat zien het lyden Waar in de vrees het houd, gy zoud my wat verbiyden, Mnbsp;Een weinig hoop, Mevrouw, tot uwe gonft doen zien-Nu ciit onmooglyk is, gun dat myn hart zich diennbsp;Van myne tong, om u zyn fmaiten uit te drukken, amp;nbsp;Uw Ziel te treffen door myn droevige ongelukken. ^nbsp;Keer, keer Hercinia uw heldere oogen vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^


t


i


Deze aarde, en laat my eens,dat ik noch hoopen kalt; ^


In deze ftarren zien. Ik zie die fchoone lichten.


Maar ach! voltraanen,en volwreede blikfemfchichteni Ik zie de gramfehap zich vermengen met de rouw;

En zonder dat uw mond myne ongenaa. Mevrouw; q! Aan my verkondigt, toont gy door verachtende oogeflnbsp;Dat noch myn zuchten, noch myn rampen iets vermn^ qnbsp;Uw zwygen toont, dat gymyweigertuwe hand, (gegt; '

Scho^


-ocr page 37-

treurspel: nbsp;nbsp;nbsp;33

Schoon nbsp;nbsp;nbsp;datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uw Vaders woord uw Trouwnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mjr ver-

n- nbsp;nbsp;nbsp;Hercinia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(pand.

5' nbsp;nbsp;nbsp;jp^torg,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verwondering, uw onverwachtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verfchynen,

' nbsp;nbsp;nbsp;grootheid myner rouw doen my de fpraak verdwynen,

hoort nu, Flavius, uit welk een grond het (pruit, *^at uwe reden niet in de aanvang wierd gefluit.

J^acht echter niet , dat ik u uw gefchondene eeden, Uw fchandelyk misdryf , en fnoode trouwloosheden,nbsp;^Is een uitzinnige, door fpyt en wraak ontroerd,nbsp;Verwyten zal ; ik wierd nooit door die drift vervoerd.nbsp;Uercinia zal nooit in haar gebeden wenfehennbsp;Uw flrafte zien bereid door Goden, en door menfehen.nbsp;^ W enfeh maar alleen, dat gy uw groove dwaaling kentjnbsp;y? dat de zelfde u doch betrouwen mag in t end.

;n. En welk een ontrouw gy hebt tegens my bedreeven, kZalt nooit gedenken, maar grootmoedig u vergeevengt;nbsp;ras gy eer en pligt, gelyk t behoort, betracht,

Uet waarde Vaderland verloft van vreemde magt, gn wederom herfteld gelyk het was te vooren.

edenk, bedenk, dat gy een Duitfeher zyt gebooren,' Uit Vorflelyke Stam j wiens oud, wiens edel bloednbsp;n Ue Waereld meenigmaal verbaafde door zyn moed;nbsp;en; ^et welk een luifler gy de Vryheid hebt gekreegennbsp;sngt; .^an uw Voorouderen,myn Heer; en flel hier tegen,'nbsp;Eot fchande van uw naam, met wat verminderingnbsp;, yy die zult leveren aan uw Nakomeling;

gy Germani laat dwingen door Tierannen.

kigt;

en het waarde Vaderland

voor de Vryheid, moedig flreden, dat gy zulk een bittre fchand,

^ Bezweer u Flavius, by de afch dier groote mannen,

efii

twaren juk niet wilt op onze halzen drukken.

^ch! werd geen oorzaak van zo wreede gruwelflukkca! qX ^egt myn heer, dat gy Arminius bevecht,

^ dat hy my uw Bruid u roofde tegens recht.

Q ' iy geen ongelyk verdraagen, om wat reden.

Wat geheimenis geen vyanden beftreden,

C nbsp;nbsp;nbsp;Die

-ocr page 38-

A R M I N I U S,

Die oorzaak zyn van mer, van fmartelyker mn ?

Die u uw Vryheid, (welke u waardiger moeft zyn, Ife Hoe groot uw liefde was, dan duizend Minnaareflefl)

Ja waardiger, dan al Germanics PrinfelTen,) ntrooven tegens recht, door lift en door geweld? ?,nbsp;Een welgeboorne Prins, een moedig oorlogsheld ^nbsp;Kan zonder Minnares in roem, en achting leven, Dnbsp;Niet zonder vryheid. Zie uw Bloedverwant verdreeveO 0nbsp;Met ketenen geboeid j zie, zie uw Vaderlandnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ld

In vuur, in vlam gezet j zie, zie van alle kant 1\t Den rook noch opgaan van de brandende Kafteelen. \nbsp;Zie hen de Altaaren, zie hen hunne buit verdeden.

Zyt gy door laffe min zo ver vervoerd, myn Heer, E, Dat dit uw hart niet raakt ? herroep de reden weer. V(nbsp;t Is loffelyker zich, dan andren te overwinnen. \nbsp;Ach 1 Flavius, laat af Hercinia te minnen!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\

Ziet gy niet klaar genoeg, dat alles u dit raad? 0( Waak voor uw eer,en zorg dat door deze eene daad) knbsp;Zo wyd behaalde roem, zo fchoone lauwre krooneOi )inbsp;Zo veele deugden, als uw groote ziel bewoonen, I)jnbsp;Niet werden uitgedoofd, gelafterd, en onteerd; Djnbsp;Maak, dat de tieranny van Duitfchland werd geweerd V(nbsp;Herftel de ruft , en elk zal u roemwaardig pryzen, Z-,nbsp;Voor zulk een eedle dicnft erkentenis bewyzen.

En ik, niet kunnende u beminnen, wyl de trouw, Beveftigd voor de Gon,my maakt uw Broeders Vroui*'nbsp;Zal uw verheeven deugd fteeds houden in gedachtesnbsp;En eeuwiglyk u als myn waardfte Broeder achten;

k Zal zo veel .mogelyk, verzachten uwe fmart. Arminius zal u ontfangen in zyn hart,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C

Geef,

geef het leven aan uw Vaderland, en Moedf

Gelyk voorheen, myn Heer; zo ras gy in de plaffcW Van t bloed der vyanden zult hebben afgewaffchen I)nbsp;t Geen gy aan Duitfchland, en u Radwich hebt misdaS^ St,nbsp;Alleen hun bloed kan u van deze fchande ontflaan. Hnbsp;Voegjvoeg uw waapnen,by de waapnen van uwBroed Z

-ocr page 39-

T R E U R S P . ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Flavius.

' nbsp;nbsp;nbsp;niet lochenen, dat ik misdaadig ben.

^een wreede fchoonheid , neen Hercinia, k beken, Relaas! dat ik myn lelfs, myn Radwich, en myn Broedernbsp;Wel verongelyk, als myn llokoude Moeder.

^aar ftil uw toorne, en denk, was t niet om u, Mevrouw, ~at ik al deeze nooit verongelyken zon.

u alleen ziet gy my in myn pligt bezwyken. ^^ercinia, t moet al voor uwe fchoonheid wyken.nbsp;r'atuur, en Liefde had veel magt op myne ziel.

1.

. nbsp;nbsp;nbsp;y wixnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iiAia vv.d iaiagc

5 Vond echter,dat uw oog,fchoon ik langtegnhiel, ^ t einde de overhand, myns ondanks, noch behaalde ,nbsp;van Natuur, en van de Liefde zegepraalde.

^ erwyt, verwyt ray dan niet langer deze daad,

Waar van gy de oorzaak zyt. Vrees niet voor dezen Staat, j Heb voor myn Vaderland behoorlyk zorg gedragen.nbsp;, permanicus heeft ons van alle laft ontflagen.nbsp;^.Vertrouw myV eenemaal op zyn gegeeven woord.nbsp;eO!ie uQoit volpreezen Prins,die min om zyn geboort,nbsp;^an wonderbaare deugd van ieder is te minnen,nbsp;j Pic in een oogenblik de harten kan verwinnen,

'ioor wiens geftalte heel de waereld ftaat verftomd,

gt; ^al u^ als gy hem fpreekt....

Baldegond.

Mevrouw,uW Vader komt.

S nbsp;nbsp;nbsp;Baldegond.

Flavius.

j. egeftes, gy komt recht om my uw hulp te geeven. Weinig hoop, die my noch ovrig is gebleeven,

^ nu alleen op u; k weet middelen, noch raad. \nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! Hercinia volhard in haare haat,

^ nbsp;nbsp;nbsp;mynminbe-

woogen.

Ca nbsp;nbsp;nbsp;V

-ocr page 40-

A R M I N I U S;

VIERDE T-OONEEL.

Segestesj Hercinia, Baldegond.

1

C

Ii

Segestes.

ly blyft, in wedcrwil van t Vaderlyk vermoogen,

Dan noch hartnekkig ! c fchynt u niet genoeg, dat gy, \ Ontrouwe Dochter, by de vyanden van mynbsp;U EO lang ophoud! hoe! ik zie u noch niet trachtennbsp;Om door verbetering te ftillen myne klagten?

Gy poogt uw misdaad niet te wiffchen uit myn hart Door nederig berouw! duldelooze fmart!

Ik werd gehoond! ipyt! gy fpot met myn geboden! q Hercinia.

Begeert myn Vader dan, dat ik veel meer de Goden, Dan hem vergramme ? een onverbreekelyke trouwnbsp;Verbind myn hart aan myn Arminiusj en zounbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*jj

Ik zulk een heilge knoop zo fchandelyk verbreckcn ?

Segestes. nbsp;nbsp;nbsp;

Gy durft dan noch de wil uws Vaders tegenfpreeken! En zonder dat gy vreeft myn gramfchap ,en uw ftraf!nbsp;Beef! en aanziende t licht, erken wie u dat gaf,nbsp;Ondankbaare!

Hercinia.

Ik erken hoe ik u ben verbonden :


De kinderlyke plicht wierd nooit door my gefchondeOj^^ k Voldoe aan myn geboorte; ik acht tgeengygebie'l}^nbsp;Voor heilig, en...

Segestes.

Waarom gehoorzaamt gy dan nie^ Hercinia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jie

Nooit kon een Vader meer van zyne Dochter wenfche'I)i| k Gehoorzaamde u altyd het mecft van alle mcnfche'''Ilcnbsp;Segestes.

Gy, gy gehoorzaamt my het allermeefte

-ocr page 41-

37

R E U R S P E L.

Her ci n I a.

Maar,


^ Gehoorzaam u myn Heer, alleen tot aan t Autaar. 9y zelf gebood my, met Arminius te leevcn.nbsp;r^neem my weer het licht, t welk gy my hebt gegeeven,

^^dien myn Echtgenoot......

Segestes.

Gon! niet de minfte haat


Oor myne vyanden...

re

Hercinia.

, nbsp;nbsp;nbsp;Myn Heer, ik bid verlaat

dwaling, en geloof, dat myn Gemaal nooit reden.: ? Segestes

*eef Flavius uw hand, of wacht uw ftraf. Hercinia.

Jdercinia! houd op, k heb fmaads genoeg geleden.

'^Cef Flavins iiw Vianrl. nf warVir nw fl-raf.

t nbsp;nbsp;nbsp;Myn Heer,

Inlaag door die min een ongelukkige niet meer.

^ p nbsp;nbsp;nbsp;Zie hem als Broeder aan, ik kan hem nooit beminnen.'

v|^ ben zyn Broeders V rouw j hy moet zich zelf verwin-^enk, welk een fterke band... nbsp;nbsp;nbsp;(nen.

'jfJ nbsp;nbsp;nbsp;Segestes.

V.. nbsp;nbsp;nbsp;Ik zal door myn gezag

Y^ie band, hoe fterk die zy, verbreeken deze dag. j y roofde u, met geweld van t Auter voor myne oogen.nbsp;Echt, in wederwil der Ouderen voltoogen,nbsp;fteeds onwettelyk. Daar komt Germanicus.nbsp;hy uw fout vergeeft zult gy aan Flaviusnbsp;hand niet weigeren, my niet weer tegenftreeven.

Hercinia.

iel nbsp;nbsp;nbsp;noch zyn geweld, noch geen gevaar van t lec-

ven

jgdjjftft dit vermogen, k Zal in myn gevangenis trouw bewaaren die my altyd heilig is.

en een 'Vrouw, maar k voel myn moed noch onbe-iweeken.

C 3

-ocr page 42-

38 nbsp;nbsp;nbsp;ARMINIUS,

Germanicus zal nooit Herdnia zien fmecken Om zynegonftj fchoonhy my t allerwreedft bereid....

VIERDE TOONEEL.

Germanicus, Segestes, Hercinia, Cecinna, Balegond, gevolg vannbsp;Germanicus.

D nbsp;nbsp;nbsp;Segestes.

eez dag is de eerfte niet van mynftandvaftigheid. En trouw, voortRoomfche volk; fint my van den vergo-Auguftus t Burgerfchap wierd gonftig aangeboden, (acnnbsp;Verkoos ik vyanden, en vrinden, na uw nut.

Ik heb het Roomfch gezag manhaftig onderftut,

Myn heer. Doch niet uit haat tot Duitfchlandj want Ver-raders

Zyn haatlyk, ook aan dien, om welke zy hun Vaders, Hun Tydgenooten, en Kindskinderen verraan jnbsp;Maar om veel ongeval, en gruuwelen te ontgaan;nbsp;Om voor te komen zo veel jammeren, en traanen^nbsp;Om dat ik beide, voor Romeinen, en Germaanennbsp;De vrede, nutter dan het bloedig oorlog vond.

k Beklaagde Arminius,dien fchender van t verbond, Dien fchaaker van myn Kind,voor Varus, die uw magtennbsp;Als veldheer hier gebood. k dee meerder^na lang wachtennbsp;Verzocht ik, ziende, dat in wetten toeverlaat,

Noch hulp te vinden was, hy zou, om van t verraad t Welk reeds in arbeid ging den rechten grond te vinden,nbsp;My, en Arminius met zyn geheimfte vrindennbsp;Niet uit uw leger by de Duitfchen laaten gaan;

Maar my, en hen gelyk in ketenen doen flaan;

Zo kon hy keeren die beklaaglyke ongelukken. Getuige zy voor my die nacht, niet uittedrukken.nbsp;Die nacht, daar ik zo lang met recht voor had gevreefd!nbsp;De welk.... ach! waar zy my de laatfte nacht geweeft I

t Gee

-ocr page 43-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;39

t Geen daar op volgde kan men lichter wel beklaagcn, an wel verdaadigen. k Ben uit het veld gellagen,

En heb myn vyanden ook vluch:en zien voor my j ^ heb Arminius geboeid; en van zyn zy,

J'oeti ik gevangen was, het zelfde moeten lyden.

{k kom, op dat wy ons van trouwloosheid bevryden, ^0 ras ik kan tot u j geenfins om eenig loon,

Hercinia, die u door my werd aangebon,

ekennen wy door dwang dus ver gebragt te weezenj ^et ftaat nu teenemaal aan u, ! nooit volpreezennbsp;permanicus, die hier Tiberius verbeeld,

Wat zwaarder weegt, dat haar Segeftes heeft geteeld, Gf, dat Arminius, haar Flavius ontfchaaktejnbsp;En tegen myne wil zyn Gemalinne maakte!

Hercinia.

Geenfins, myn Heer , dat ftaat Germanicus niet Vry. Se gestes.

Wat zegt Hercinia!

Herci n ia.

De Veldheer handIe my,

Als Gemalinne van Arminius. Wy achten Voor ons roemwaardiger , het noodlot af te wachten,nbsp;Met die hun Vaderland, ten koften van hun bloed.nbsp;Voor vreemde Tieranny met zulk een heldenmoed,nbsp;Verdaadigen: dan deel te neemen in de fchandennbsp;Van hen, die flaaven zyn der Roomfche dwingelanden.nbsp;Segestes.

*k zweer by de oppermagt...

Germanicus.

Bedwing uw hevigheid. Segestes.

Van hen die flaven zyn! Gon welk een onbefcheid! Germanicus.

^geftes, denk dat gy Arminius hoort fpreeken,

Pie bittre Vyand kon haar zo in haat ontfteeken: leent hem haare tong. Hoe lichtelyk verblind.

C ij. nbsp;nbsp;nbsp;Ee

-ocr page 44-

40 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S;

Een Man het oordeel van een Vrouw, die hem bemind ? Verbitter haar niet meer; gy hebt te feherp begonnen,nbsp;De felfte wrok werd door goeddaadigheid verwonnen.nbsp;Licht dryft men vyandfchap door weldaan uit het hart.nbsp;Daar doch door dreigingen nooit twift geindigd werd.nbsp;Mevrouw, ik twyfel niet, gy zult eerlang, bewoogeanbsp;Door uwe erkentenis, ons zien met andere oogen,nbsp;yerlaacen deeze haat die gy op Rome draagt.nbsp;Hercinia.

Zo ras het Roomfche volk Germanic niet plaagt,

Zo ras myn Vaderland leeft na onze eige wetten,. Verlaat ik deze haat. Denk my niet om te zettennbsp;Door goed onthaal, my in t byzonder aangedaan,nbsp;Nooit zal Hercinia haar pligt te buiten gaan;

Noch van het noodlot, noch van Rome zich beklaagen. Spreek,fpreek myn vonnis,doem my tot de wreedfte plaanbsp;Wyl Flavius verraad my in uw handen ftclt. {gen :nbsp;Geen eedle Ziel bezwykt, door vlyen noch geweld.

VYFDE TOONEEL.

Germanicus, Segestes, Cecinna, Gevolg.

DS E G E s T E s. nbsp;nbsp;nbsp;(gen 1

e ondankbre werd dan door uw goedheid niet bewo-r Ge rmanicus.

Uw Dochter houd my in verwondring opgetoogen j Door de eedle moed die zy in haare reden toont;

En ver van dat zy ray door zulk een fierheid hoont, Roem ik die ftrenge deugd, en wil haar druk verzachten.nbsp;Segestes.

Ik hoor Arminius vaart uit met bittre klagten. Germanicus.

Ik merk, dat zyn verzoek u noch is onbekend. Segestes.

yerzqekt hy ?,.,

G E

-ocr page 45-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;4.x

Germanic u-s.

Dat ik borg, en vry geleiden Zend. Segestes.

Arminins ?

German icus.

Hy wenfcht met ons te moogen fpreeken.

Ik voel wel in myn ziel en groote zucht ontftecken. Die my op t hevigfte doet wenlchen na t gezigtnbsp;Van dien Germaan, die zo veel wonderen verricht.nbsp;Die t gantfche Weft verbaafd , door zyn beroemdenbsp;daaden.

Maar k heb ook reednen, die het tegendeel my raaden. Wat dunkt Scgeftes?

Segestes.

Hy kom met uw vry-geley,

k Verzeker u, dat ik myn arm en zwaard berey.

Hy heeft de doodfteek van Segeftes hand te wachten. Ik zal het Roomfche volk dien trorzen vyand flachcen.nbsp;En wreeken zo gelyk hunne en myne eigen hoon.nbsp;Germanicus.

Neen, de edelmoedige Romeinen zyn gewoon, Segeftes , niet door fnoode en trouwelooze ftrecken,nbsp;Noch valfche lift zich van hun vyanden te wreeken.nbsp;De deugd is hunne roem, zy baatcn t fnood verraad.nbsp;Ver van vergeldingen, zo iemandt iets beftaatnbsp;t Geen ongeoorlofd is, heeft hy zyn ftraf te wachten;nbsp;En wen een Bondgenoot, hoe hoog zy die ook achten,nbsp;Dts fchandlyk ondernam; wen hy Zyn pligt vergat,nbsp;Ent vry geleide fchond, t welk ik gegeeven had;nbsp;k Verzeker u , dan zou , ook tegens zulke vrinden,nbsp;De grootfte vyand zelf befcherming by ons vinden.nbsp;Segestes.

De wraak is billyk. Hoor Auguftus! hoor myn Heer!

f^arnt, f^arus geef my Regimenteie weerl _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Germanicus.

sgeftes , ja ; iJc hoor de helfchc wraak Zo Ipreeken ^ C fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Di5

-ocr page 46-

A R M I N I U S,

Die vyandin der deugd, om my in haat te ontfteckenj Verbeeld my dagelyks, als in een fchildery,

Met fchrikkelyke verf de legerplaats, daar wy Het deerlyk overfchot van onxe benden zagen;

Veld, daar de beendren van zo veel Romeinen lagen. kZie Varus, die wel eer de fchrik der Duitfchen was,nbsp;Bebloed, al glipprende, uit het diepfte van t moeras,nbsp;Daar hem de vyand perft , met traage treden komen;nbsp;Zy brengt my voor myn oog in boffchen, velden, ftroo-Alom, de teeknen van dien haatelyken ftryd ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( men,

k Zie Roomfche waapnen in Triomph gevoerd! fpyt! Ik zie zelve Adelaars, tot onuitwisbre ichandennbsp;Van Romens groote naam , in haarer vyands handen!nbsp;k Beken, ik fta u toe, dat ik dit wreeke moet;nbsp;Auguftus eifcht my wraak van dat doorluchtig bloed.nbsp;Het zal ook aan myn wil, noch aan myn arm ontbreekcn;nbsp;Maark moet het eerlyk doen,al zou ik hen nooit wreekcn.nbsp;Segeftes, gy hebt nu myn vaft befluit gehoord;

Ini en Arminius op t Vorftelyke woord In t legr komt ; zal ik, al wat hem werd misdreven.nbsp;Zo ftraffen , of men my zelf had geftaan na t leeven.nbsp;Segestes.

Kond gy dien vyand der Romeinen voor u zien ?

Ge rm an icus.

Ik zal op zyn verzoek my noch beraan.

Segestes.

Indien

Gy hem geleide zend, ik bid, wil my bevryden Van t haatelyk gezigt; niet voor myn oog te lyden.

ZESDE TOONEEL.

Germanicus, Cecinna.

Germanicus.

/yn haat b fel, indien hy niet te veinzen dacht.

En

-ocr page 47-

TREURSPEL: nbsp;nbsp;nbsp;43

En waant, dat ik zyn trouw hier door te proeven tracht. Maar t is my ernft, 6 ja Cecinna, ik heb redennbsp;Die my bewecgen in gefprek met hem te treden,nbsp;quot;Tiberius vermaant door brief, op brief, dat wynbsp;Na Rome keeren, tot den Zegepraal, die hynbsp;Aan ons heeft toegelegt.Myn trouwfte vrinden Ichryven.nbsp;Dat ik niet langer mag in deeze landen blyven,

Wyl hy van myn gez^ , by t krygsvolk nydig werd. Bedenk Cecinna, hoe t een moedig Veldheer fmert,nbsp;Wen hy een ander ziet in zyne plaatze keeren,nbsp;Vanzyn verwinningen, en arbeid Triomfeeren:

Ik Zou deze Oorlog graag ten einde zien gebragt,

Eer ik van hier vertrek; Germani met magt Van volk, en waapnen tot een win-gewcft te brengen,nbsp;Vereifcht veel tyds, en zal noch zweet, en bloed doennbsp;plengen,

De kryg blyft eepende door de afgelegendheid Van Rome, door t Gebergt, t welk ons van Duitflandnbsp;fcheid,

Door fnelle Stroomen, en door grondelooze Kolken, Door woefte Wouden, opgefchooten tot de wolken ;nbsp;Door Strydbaarheid des Volks ;zy gaven dikmaalsblyknbsp;Van hunne moed. Het is hun Vorften fchandelyknbsp;In deugd, en dapperheid te werden overwonnen,

Voor t volk is t fchand, wen zy hen niet gelyken konnen. De Vorft vecht onder hen om zegen, de Soldaatnbsp;Vecht voor den Vorft; die wel in eer, en achting ftaat;nbsp;Maar t moet op zeekre wys, by hen gebruikt,gefchieden;nbsp;Hy kan met vrye magt, noch onbepaald gebieden;nbsp;Maar zo hy vaardig is, en uitmunt in de deugd,nbsp;Word hy gehoorzaamd uit verwondering, met vreugd.nbsp;2-y voeren in het veld met hn hun Liefftc panden,nbsp;Van waar het huilen, en het klappen in de handennbsp;Der Vrouwen, het gekreun der Zuigelingen lichtnbsp;Kan werden aangehoord. Zy achten dat gezigcnbsp;De grootfte loovers, dat hun heiligite getuigen;

Geca


-ocr page 48-

44 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

Geen Vrouw, geen Moeder fchrikt de wonden uit tezui-^ gen,

Die haar Gemaal, haar Zoon, of Bloedverwant ontfingj Zy draagen waapnen, fpys, ook zelfs aanmoedigingnbsp;Den vechtenden. Men zegt, dat fpitfen, reeds aan tnbsp;vluchten,

Weer van de Vrouwen door beftendigheid van zuchten, Gebeden, traanen, en vermaan der flaverny.nbsp;Vertoon der Kindren, en des Boezems zelf, daar Zynbsp;In hunne jeugd weleer het voedzel uit ontfingen ,nbsp;Herfteld zynjzo dat zy weerom ten ftryde gingen.nbsp;Cecinna, Rome denkt met fchrik noch aan hun moed.nbsp;Toen zy Itali gelyk een fnelle vloednbsp;Heel overftroomden ; toen de Cimbren alle Landennbsp;En Steeden plonderden, vernielden, en verbrandden.nbsp;Nooit deed de Gauler,noch de Pcner,nochSamnyt,nbsp;NochParth, nochMeder ons met zulk een grootenvlycnbsp;Acht geven op ons ftuk ^ geen land koft meerder traanennbsp;Aan het Romeinfche Volk j de Vryheid der Germanennbsp;Is ftrenger, dan het ryk van Arfaces. Wat kannbsp;Het Ooften doch met recht ons mer verwyten, dannbsp;De moord van Craffus ? Daar de Duitfehen roemennbsp;konnen,

Dat door hun wapenen vyf Legers zyn verwonnenj DatCarbo, Cralus , dat Scaurus , Csepio,

De dappre Manlius, die Manlius, die zo. (ven, Veelgrootedaaden had voortRoomfche volk bedree-Voor hen gevlooden zyn , of in hun hand gegeeven.nbsp;Ook hebben Marius, en Julius, daar nanbsp;Hen in Itali, noch Gaule, zonder fchaa.

En merkelyk gevaar van al hun volk beftreden.

Wie dit geweft beftookt,heeft fteeds verlies geleden, Myn vader Drufus zelf; Tiberius bekend.

Dat al Zyn zorg, en vlyt was vruchtloos aangewend, Toen hy dien landaart in zyn wooning kwam befpringen.nbsp;Zy konnen op den weg in boffehen ons omringen ....

-ocr page 49-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;45

C EC INN A.

Cariovalda kan getuigen wat gevaar Den Roomfchen krygsknecht dreigt; zyn dood..?:nbsp;Germanicus.

Dieis dan waar?

Cecinjta.

Ja; het paardevolk, op kondfchap uitgezonden,

Zag dat de vyanden reeds in flagordning ftonden Aan de overzyde van de Wezer k Gaf bevelnbsp;Tot bruggen, en terwyl de Duitfche fchutters felnbsp;Met fchichten werpen , op dat zy het werk verletten^nbsp;Beftaat hy, daar de ftroom het fnelft was, door te zetten.nbsp;Zyn Batavieren, door hun Hoofdmans eedle moednbsp;Geprikkeld, volgen hem; zo ras hy zyne voetnbsp;Zet op het land, ziet hyde Chauken voor hem vlugten.'nbsp;Hy volgt. Zy lokken hen die voor geen laagen duchtennbsp;Door die geveinfde vlugt, in een moeralSg veld, *nbsp;Met Boffehen dicht omheint, en fpatten met geweldnbsp;Daar na op t onverwachts weer uit aan alle zyden.nbsp;En komen met een kreet de Bataviers beftryden.nbsp;Cariovalda gaat de zyne moedig voor,

Zyn volk dat hen beftuuwt volgt op zyn bloedig fpoor; In t einde, na dat hy hen lang had moed gegeeven,nbsp;De hevigfte geftuit, ja ver te rug gedreeven.nbsp;Verzamelt hy hen weer in eenen ronden kloot.

Valt op de vyanden gelyk verwoed, en floot Op die hem wederftaan, met hoop van door te breeken.'nbsp;Zyn paard was onder hem door wonden reeds bezwec-ken;

Hy zelve zwaar gekweft, toen hy de zyne noch Door zyne daaden toont, wat hen te doenftond;dochnbsp;Het was onmooglyk door hun troepen heen te dringen.nbsp;Hy vdt in t end, en met hem veel der edellingen,nbsp;De reft is door hun kracht, of door uw Ruitery,

Die hen te hulpe kwam, gered geworden; zy Getuigen al gelyk, dat zy in geene Hagen,

Zo

-ocr page 50-

A R M I N I U S,

Zo groeten dapperheid, en wonderdaaden Zaagen, Als deze Bataviers bedreeven, ten hy viel.

Germanicus,

Dit merkelyk verlies fmart my tot in de ziel.

k'Mis in die Bataviers de bloem van myn foldaten.

Ik mis een hulp waar op zich Rome mogt verlaaten, En dit bewe^t my, om Arminius noch eernbsp;t Geleide toe te ftaan, t welk hy verzoekt.

Ce CINNA.

Myn heer,

Gy hebt veel redenen die u hier toe beweegen j Maar ik zie groot gevaar in zyne komft geleegen.nbsp;Kond gy Arminius, Hercinia, die hynbsp;Van u verzoeken zal weer leveren, zo gynbsp;Uw Bondgenooten niet wilt Romens vyand maaken?nbsp;Gy zaagt, en hoorde hoe Segeftes dit zou raaken.

Gy weet dat Flavius Hercinia bemindt.

Germanicus.

Cecinna, zie dat gy door reden hen verwint. Beproefhen; ik verwacht hun antwoord met verlangen.nbsp;Schenk onderwylen UW doorluchtige gevangen,

De fchoone Radwich, die gy vond in Mattium,

Op Agrippinaas be haaF vryheid wederom.

lt;We vagt;t het Derde Bedryf.

-ocr page 51-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;0

VIERDE BEDRYF.

EERSTE TOONEEL.

Radwich, Hildegaard.

WRa DWICH.

aar fleepr gy my ?uw dienft vermeerdert myne elen.; Ach! waarom liet gy my niet als eene onbekende (de.nbsp;Myn leeven eindigen! de Vyand, wiens geweldnbsp;Ons weg gevoerd, en in de keetnen heeft gefteld,nbsp;Verpligt my meer dan gy, die door uw wreede zorgennbsp;My weer de vryheid geeft. Ik zag myn fchand verborgennbsp;Door myne boeyens; en gy, gy ontdekt myn ftaatnbsp;Aan Agrippine, Gon!

Hildegaard.

Mevrouw, volg doch myn raad: Pe groote Arminius zal in dit leger komen,

Ik heb het uit de mond van Bald^ond vernomen. Se^ftes wankelt reeds, uw Minnaar ftaat verbaafd.

'k Bid, in der Goden naam , dat gy u niet verhaaft. Radwich.

Ik zie rnyn rampen zyn alreeds uit uw gedachten.

Myn Hildegaard, waar na zoude ik doch langer wachten? Vergeet gy wie ik ben ? kent gy nu Radwich niet ?

Ik vind noch eind, noch maat, helaas l aan myn verdriet! De dood alleen, de dood kan my een uitkomft geeven!

Hildegaard.

Ik kenne uw rampen....

Radwich.

En gy raad my noch te leeven!

H ILDEGAARD.

Prinfes, verander doch dat gruwiyk opzet, ach!

Leef op myn bede, leef, alleen noch deze dag.

Uw Flavius is hier.

Rab-

-ocr page 52-

nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

Radwich.

Myn Flavius, Goden! Was hy myn Flavius, zoude ik myn zelf dan dooden?nbsp;Hildegaard.

Hy is in t Leger , en beklaagt met naberouw Veel licht uw ongeval, en zyn gefchonde trouw.

k Zal uw rampzaalgen ftaat zo fchrikly k voor zy ne oogen Affchildren, tot zyn hart en ziele werd bewoogen.nbsp;Om zelf te doemm dat afgryzclyk verraad.

Geloof niet, dat die Prins de Deugd geheel verlaat, Schoon hy eens ftruikeld.Hy kend uwe aanminnigheden.nbsp;Uw groote deugden, en zyn diergezwoorene eeden.nbsp;Hy zal, zo ras hy weet, dat zyne Radwich leeft.

Met een gelaat, welk zyn berouw te kennen geeft, Vcrginis ftneeken....

Radwich.

Ach! wilt gy myne ongelukken I Op dat zy my daar na te zwaarder zouden drukken.nbsp;Met zulk een ydle hoop noch vleyen? neen j myn fmart,nbsp;Myn ongeval gaat dien ontmenfchten niet aan t hart.nbsp;Meent gy, dat uw verwyt, uw woorden, meer vermoogennbsp;Op dien ontrouwen, dan de krachten van myn oogen?nbsp;Het is onmoogelyk, dat ik zyn haat verwin.

De ondankbre F^Uvius verzaakt Natuur, en Min,

En Eer, en Vaderland; wat zoud gy dan werwerven! Verlaat my Hildegaard,laat deez rampzaal'ge fterven,nbsp;Ontwyk myn droefheid, en bedien u van\ geluk,nbsp;Dat Agrippine u fchenkt.

Hildegaard.

Prinfes, wat gruwelftuk!

Ik u verlaaten! neen: k zal u in t gr^ verzeilen.

Ik bid dat gy uw dood n dag maar uit wilt ftellen. Hercinia weet reeds dat gy in t leger zyt

Spreek haar, k verzeker u, zy fpaart noch zorg noch vlyt. Om uwren Flavius weer tot zyn pligt te brengen,

En zo de hemel eens haar wenfehen wil geliengenj

Gy

-ocr page 53-

TREURSPEL; nbsp;nbsp;nbsp; 9

Gy Xiet eerlang het eind van uw verdriet;

R A DW ICH.

Wel aan.

Ik Zal uw yver, noch haar zorg mer tegenftaan. Spreek,fpreek Hercmia,fpreek Flavius. Ja hedennbsp;Sra ik u alles toe j maar wacht u my meer beden.

en

Na deze dag te doen.

Hildegaard.

Mevrouw, ik eifth niet mer. Ik zoek Hercinia,en kom zo daadlyk weer.

TWEEDE TOONEEL.

Gr A D w I C H alken.

oon! wat lafheid doet gy eenPrinfes bedryven! Moeft ik,elendige, zo lang in t keven blyven !

:a.

Ach, Hemel! mogt dan die verfchrikkelyke brand, Die t heerlyk Mattiiim,myn Hof,niyn Vaderland,nbsp;Zo wreed verwoell:e,nochde n-oordin topgefteegen.nbsp;Toen zelf de zuigeling in t woeden wierd doorregen,nbsp;Myn ramp niet eindigen! Helaas 1

DERDE TOONEEL,

en!

HerciniAjRadwich, Hildegaard.

Hercinia.

Ijy leeft,Mevrouw? R A D W I G H.

Ja,maar ik leefde niet indien men fturf van rouw. Men rekt in wedetwil van ray,myn droeve dagen-Het fchynt de Hemel wil, dat ik nog meer zal klaagen.nbsp;Die wreede wederhield my toen ik llerven moft ^

k Had door de dood my van een flaaverny verloft, Die my veel wreeder dan de Roomfche valt te lydeninbsp;Een flaaverny waar uit my niemand kan bevryden!

Gy

D nbsp;nbsp;nbsp;Her-

-ocr page 54-

io nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N r U S,

H E R C I N I A..

Geloof, Mevrouw, dat ik uw Flavius zyn pligt Geftadig voorhield ;k heb hem met uw dood beticht.nbsp;En niiumer zyne min de minfte hoop gcgeeven;nbsp;Niets kan het fnood verraad, zo fchehufch aan u be^nbsp;Rechtvaardigen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(dreven,

R ADWICH.

MevrouWjUW wondrefchoonheid zal Hem noch altyd by my onichuldigen. t Gevalnbsp;Befloot, zo raa het u met Flavius deed fpreekcn,nbsp;Myne ondergang, hy moeft zyne eerfte boeyens breeken.nbsp;Wie kan de krachten van uwe oogen wedcritaan?nbsp;Hercinia.

Gy wilt dan zyn verraad aan u, aan my begaan, Ontfchuldigen, orp my te vleijen door die reden.

Zo duizend deugden, zo de grootfte aanminnigheden Hem konden houden j gy had nog de heerfchappynbsp;Op zyne ziel. Hy komt.

R A DWICH.

Gon ! waar berg ik my! Op dat ik eindling geen verachtingen zie voegennbsp;By ZO veel ongeval! xMevrouw! ...

Hercinia.

Volg my.

k Zal u vernoegen.

Hildegaard.

k Verwacht hem hier.

VIERDE TOONEEL.

Flavius,Hildegaard. Flavius.

at zie ikPHildegaard! Gy leeft] wat goed geval,wat God heeft u gelpaard.

Dat

-ocr page 55-

TREURSPEL; nbsp;nbsp;nbsp;51

Dat gy in Mattiutn niet mee lyt omgekomen ?

Ik heb het ongeluk van uw Prinfes vernoomen,

Maar nooit deomftandighen vanhaaredoodverftaanj Ik bid verhaal my doch hoe t Radwich is gegaan,

Hoe z,y geftorven is.

Hildegaard.

Om u al de ongelukken,

Die ik die fchoone na uw afzyn zag verdrukken,

Wel af te fchilderen, vind ik my niet bekwaam.

Hoe vaak verhaalde zy na uw vertrek de naam Van Flavius! een naam, zo zoet in haar gedachten.nbsp;Dat zy alleen daar door de droefheid kon verzachten.nbsp;Die s Minnaars afzyn een Beminde lyden doet.

Haar liefde zag u reeds verlangend te gemoed.

Toen zy de tyding kreeg van uw veranderingen.

Ik zag die fchoone haar fneeuwitte handen wringen,

Ik zag, helaas! ik zag uw Radwich t blonde haar. Dat langs de albafte hals,gelyk een zilvre baar.

Al golvend nedervloeide uit haare vlechten ryten.

Zy wou zich daadlyk van een hoogte nederfmyten, Of dooden door het ftaal. Die daad is wel belet; ,nbsp;Maar ach ! de droef heid,noch de wanhoop nooit verzet.nbsp;Na dat gy haar verliet, kon niemand haar behouden.nbsp;Zy wilde zelve niet,dat wy haar trooften zouden.

Zy riep alleen de dood tot hulp in deeze fmart. Flavius.

Zy is dan dood ? Helaas! die flag treft my aan t hart.

, nbsp;nbsp;nbsp;Hildegaard.

Zo droevig lot is wel uw medelyden waardig. Flavius.

Ach, Hildegaard I

Hildegaard,

Zyt toch niet langer onrechtvaardig. Doe haar weer leeven,Prins, in uw gedachtenis.nbsp;Verzoen die fchoone die van u beledigd is.

Etrinner u,myn heer,wat zucht,wat tederheden ^

. D 3 nbsp;nbsp;nbsp;Zy

-ocr page 56-

53 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

Zy u geftadig droeg. Herroep in c end de' reden.

Gy moet die zuivre vlam....

Flavius.

Hou op, waar toe die klagt ? Wilt gy myn liefde weerzien in zyn volle kracht.

Zal ikjgelyk voorheen,haar myne min bewyzen, Doe dan myn Radwich cerft weer uit het graf verryzen.

VYFDE TOONEEL.

Radwich, Flavius,Hildegaard.

OR A D W I CH, ntraenfchte! zy verryft.,

Flavius.

Hemel! kan t gefchin! Radwich.

Maar t is om derwaards weer aanftonds te gaan; indien Uw haat haar noch veracht. Ja wreedc,ikben verree-zen^

Niet om u de eerfte vlam, die vlam, die ons voordeezen Zo zoet vereenigde te doen gevoelen; maarnbsp;Om bittre wroegingen, die u van angft het haarnbsp;Te bergen ryzcn doen, in uwe ziel te ontfteeken;nbsp;Want myne hoop is met uw liefde lang bezweeken;nbsp;Myn hart, myn angftig hart getuigt my klaar, dat gynbsp;Noch met vermaak volhard in uw verradery:

Gy zucht, maar vruchteloos; ik ken die fnoode trekken. Gy kond onmooglyk uw gevoelens my bedekken.nbsp;Uw weezen veinlT: vergeefs voor myn gezigt dien rouw.nbsp;Op dat die droefheid my noch eens misleiden zou,nbsp;Ondankbre;ook dacht ik niet te komen voor uwe oogen;nbsp;Maar ik beken, helaas' ik vond my zelts bedrogen.nbsp;Myn ziel kon in dit ongelukkig oogenbliknbsp;Myn eerfte neigingen niet tegenftaan; en ik

yerfcheenmynsondanks;ach!ikkonmyniet bedwin^n.

-ocr page 57-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;53

Die onvoorzichtigheid.*... neen, zonder u te dringen j * Flavius treed eenige treeden te rug.

Of meer te fpreeken. Ga, ga heen, Barbaar, en Iaat My ttcrven, wyl de dood met myn bedroefde ftaaf:nbsp;Bell overeenkomt.

Flavius.

k Voel de krachten my begeeven. Myn oogen (cheemeren, en al myn leden beeven.

Ik voel myn aangezigt met angftig zweet bedekt,

De wreede wroegingen die gy in my verwekt,

Deez fchuldige, Mevrouw, durft u nier nader koomen, ZyD groote misdaad doet hem voor Zyn rechter fchroo-men.

R AD W ICH.

Dank zy den Hemel die uw dwaaling u ontdekt j En eindIyk in uw ziel, die wroegingen verwekt.nbsp;Flavius.

Ik zie myn dwaaling, maar, helaas! wat kan dat baaten? Ik zie die klaar. Maar ach! ik kan die niet verlaaten.nbsp;R ADWICH.

Goden!

Flavius.

Eifch van hen den blikfem, en ik zal Myn fchuldig hoofd u zelfs aanbieden.

R A D W 1 C H.

Wreed geval!

Ik zie voor myne min der Goden baat verkiezen! Gywilt ,om my te ontgaan,het leven dan verliezen.nbsp;Rampzaalge Radwich, meer affchuuwlyk dan dc dood!nbsp;Wat bittre fmart! Gon !

Flavius.

Helaas, Prinfes! zo groot Is nu uw ongeluk; ja gy werd fchelmlch verraaden.nbsp;Myn hart veroordeelt my; ik zelf vervloek myn daaden.nbsp;Maar ach! myn Noodlot dwingt...

Rad-

-ocr page 58-

54 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

R A D WICH.

Hy kent zyn dwaaling, Gon! En hy verlaat my noch! onlydelyke hoon 1nbsp;Flavius.

Uw goedheid, deugd, uw onuitfprcekelyke gaaven, En groote fchoonheid zyn in deze ziel begraaven.

Ik weet, myn Radwich, k weet hoe veel ik fchuldig ben Aan uw bevalligheid, en liefde, die ik ken.

En echter werd ik noch, in weerwil myner zinnen, Gedwongen, zonder hoop Hercinia te minnen.

Ik daag den Hemel tot getuige ....

Radwich.

En ik begeer

Van een meinedigen geen ceden. Zweer niet meer; Gy hoeft der Goden haat niet meer op u te haaien.nbsp;Ik vrees de blikfem zal op u wel nederdaalen ,nbsp;Schoon gy die niet verhaaft. Helaas! ik zeg; ik vrees.nbsp;Is my geoorelooft noch zo te fpreeken.? lees,

Lees uit myn oog,of ik,hoe zeer gymy moogt hoo-ren,

De Goden wraak eifch,ofbid,datzy u verfchoonen. Myn hart, myn teder harc,fchoon gy my zo verraad.nbsp;Beeft voor de zwaare ftraf die u te wachten ftaat;

En wenfcht, doch meer, om van uw h^ofd dien ilag te weeren,

Dan om myn zelfs, dat gy weer tot uw pligt moogt keeren.

Keer weder Flavius, keer weder. Niet om my;

Ik zie het eind reeds van de rampen die ik ly.

Ik zal na deze dag nooit voor uw oog verfchynen; Myn droeve wanhoop zal myn dood..,

VYF-

-ocr page 59-

treurspel: nbsp;nbsp;nbsp;yy

V Y FDE TOONEEL.

Flavius, R a d w i c h , H e r c i n i a , Hildegaard,

Flavius. 1T7

W at wreede pynen, Bereid gy my, Goon ! ik ie Hercinia!

Ik zie myn Radwich !

Radwich.

Ach!

Flavius.

Waar ik myn oogen (la, k Moet fcbrikken. Wreede, komt gy my nu noch bra-veeren ?

Myn ongeval, en myn vertwyfeling vermeeren ? Helaas! is t niet genoeg ? wiens ziel was zo gefterktnbsp;Hercinia.

Dank zy den Hemel, zo hy wroeging in u werkt. Beklaag a niet, want gy verdient noch zwaarder plaagen.nbsp;Radwich.

Hercinia, het paft my m.aar alleen te klaagcn. Flavius.

Ja, Prinfes, beklaag, beklaag u, gy hebt recht. Befchuldig Flavius, t is waar al wat gy zegt.

Gy ziet u fchandelyk door my verongelyken;

k Ben ongetrouw; doe uw gerechte gramlchapblyken. Ik vrees uw zwygen meer, dan alle vloeken.nbsp;Hercinia.

Ach!

Laat de eerfte zuivre vlam weer breekenaandendag! Hoe menigmaal zwoert gy haar eeuwiglyk te minnen?nbsp;En zou een fnoode drift die liefde zo verwinnen ?nbsp;Verjaag die neevelcn van uw' gezigt^ en letnbsp;Git wat gevaar gy ons, doch meeft u zelyen red.

D 4 nbsp;nbsp;nbsp;Fl A-

-ocr page 60-

6 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

Fl \ V I u s.

Helaas! Jiercinia! ach! Radwich! wree.de Goden l Hercinia.

Uw min zal Radwich, my, en uwe. Moeder dooden. Flavius.

Helaas!

Radwich.

Depk, dat i!c t beeld-van een ondankbre noch, Na zyn verraad, na zyn verfoeijclyk bedrog,

Bewaar in myne ziel, en eeuwig zal bewaren;

De Goden bidden, dat zy hem doch willen Ipaaren, En nimmer flraffen.

Flavius.

Ach! ftandvafte Minnares,

^Vifch uit dat haatlyk beeld j vergeet, vergeet Prinfes Een Minnaar, die u heeft zo fchandelyk verraden.nbsp;Vloek een ondankbaare, die om zyn Ihoode daadennbsp;Nooit werd genoeg gevloekt.

Hercinia.

Ach! Flavius!

, nbsp;nbsp;nbsp;Flavius.

Ik ken

In deez verwarringen my zelve naauwlyks: k ben Tot aan cie ziel ontroerd jmyn hart is wel genegen. ..nbsp;Maar ach!....

He rcinia.

Laat hem alleen zyn dwaaling overweegen. Wy gaan dan, Flavius, kom nooit voor myn gezigt.nbsp;Indien gy heden niet gehoorzaamd uwe plicht.

R A D WICH.

6 Goden! fla uw oog doch neer op onze ellendeii!

ZES'

-ocr page 61-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;57

ZESDE TOONEEL.

WF L A V U S , alleen^

reek de een,en de ander, Gon! mer my myn ftraf te xenden!

En nademaal ik haar noch niet verhaten kan,

En 2.y my van haar band, zo wilt my eindlyk dan Deze ongerechte min beneemen; of het leven!

*t Zy t Leeven, t zy de Min j k zal u niet wederftree-vcn.

t Verfcheeit my langer niet; want waar ik hcene zie Ik vind noch overal, of deze, of geene, dienbsp;Myn misdryf my verwyt met welgegronde klagten.

Ik heb nu daadlyk noch Arminius te wachten.

Myn Broeder in het heirmyn Radwich voor myn oog ! Een Prins die ik verried leen fchoone die k bedroog!nbsp;Die eedlc Broeder;die my zo veel gonft betoonde!nbsp;Die teedre Minnaares... Indien ik zo beloondenbsp;Die zuchten, eer, en gunft, waar mee die fchoone mynbsp;Onthaalde,.. Dubbeld valfch, en trouw'ioos hart, hoortnbsp;gy

Na Liefde, noch Natuur 1 denkt gy niet om uw Moeder! Uw Minnares!uw zelfs!uw Vaderland,uw Broeder!nbsp;Ach, Flavius! gy zyt en trouwloos Onderdaan,nbsp;Meineedig Minnaar, cn ontmenfehee Broer. W el aannbsp;Op dat wy ons dan van zo veel verwyt bevryden,

k Verlaat Hercinia. Hercinia! wat lyden,

W at fmart behoorde ik niet veel eer, om haare min, Geduldig uit te ftaan, tot ik haar haat verwin }nbsp;Deugd, Liefde, Vaderland, en Ouders, t moet alnbsp;ftryken

Voor t groot vermogen vandieoogen; tmoetalwy-ken,

Gelyk ik wyken moet. Beminnen wy dan. Maar T - Broeder! doch is hy ook magtig my van haar

D s nbsp;nbsp;nbsp;Nu

-ocr page 62-

58 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

Nu af te trekken? achlmyn Radwich houd iny tegen. Die moet ook wyken, en vermeerdert haaren Zegen.nbsp;Wel aan, volharden v/y in onze afgodery.

Land,Broeder, Deugd, Meeftres, beklaag u niet van my, Maarzwigt,gelykik'zwigt;en zo gy al wild klaagen.nbsp;Dat gy om myne Min die rampen moet verdraagen jnbsp;Beklaag u van de Gon, die in Hercinianbsp;Zo veel bekoorlykhen vereenigen. Ja,

Het is der Goden fchuld,zy geeven aanhaareoogen, Aan haare fchoonheid zulk betoverend vermoogen,nbsp;Dat my onmooglyk is, hoe zeer ik daar na tracht.nbsp;Te ontgaan de aaverny ,\vaar in die glans my bragt,

'Einde van het Vierde Bedryf.

VYF'

-ocr page 63-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;59

ArmiNIUS, CeciNNA. Gevolg van Arminius , met Adelaars, en andere kojielykheden.

MCecinna.

yn Heer, Segeftes deed een wel doorwrogte rede j He Veldheer evenwel vergond u deze bede.

Zy komt, ik ga, op dat ik u in vryheid laat.

TWEEDE TOONEEL;

ArminiuSjHercinia, Gevolg van Arminius.

Me

Arminius.

levrouw!

Hercinia.

Arminius!

A R M I N I u s.

Helaas! in welk een Staat

Zie ik Hercinia!

Hercinia,

Wat voerd u hier?

Arminius.

De liefde,

Die in myn teedre jeugd deez boezem al doorgriefdc: Verwonder u geenfins, dat ik om uwe minnbsp;Is s Vyands Leger kom. kZou om myn Gemalinnbsp;Urn myne fchoonheid, uyt de ketenen te haaiennbsp;Tot in den afgrond zelf kloekmoedig nederdaalen.nbsp;Vrees echter niet, Mevrouw, dat my iets wedervaar.nbsp;kBen nu zo zeker als ik gifteren hier waar.

k Ont-.

-ocr page 64-

o nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

quot;k Ontfong de borgen my gezonden^ zonder fchroomen; Wy zyn wel vyanden, maar in ons Kan niet komennbsp;Het geen onccrlyk is Voor wy vertrokken, gafnbsp;Ik aan Prins b'egimir de Duitfche Veidheers ftaf,nbsp;Hercinia.

Arminius, ach! wild op vafter gronden bouwen!

Op zulk een loffe hoop niet ftellen uw betrouwen.

Of fchoon Gennanicus grootmoedig is, moet gy N iet voor Segelles , en voor Flavius, die my,

Jbie u, door lilt,en door geweld vervolgen, vreezen ? Gy kent hun drilt, hun haat zo vaak aan u beweezen.nbsp;Arminius.

Die kennis deed my dit befluiten. Myne magt Had 's vyands Leger in onordening gebragt,nbsp;EngyzoudDuitlchlandnumillchicn zien adem haaiennbsp;n volle Vryheit, ja van Rome zecgepraalen jnbsp;Zo uw gevangenis, die onverwachte Ilag,

My niet verhinderd had 'kGebruykte al myngezag. Al myne krachten om dit leger weer re winnen.nbsp;Maar vruchteloos, ik vond Segeftes zelf daar binnen.nbsp;Ja al het Roomfche heir-t welkop die tyding voort,nbsp;In fchyn van vluchten, was geweeken na dit oord,nbsp;kHad in die wanhoop lang iets daadlyks voorgenomen,nbsp;Indien my toen niet in gedachten was gekomennbsp;De groote elenden, en gevaarelyke ftandnbsp;Van al de Duitlchen, van het lieve Vaderland.

Ook vond Prins Segimir een middel, welk hy waande, Dat my een beeter weg tot uw verlolTing baande.

Ik zal Germanicus zulk heerelyk randfoen Voor u aanbieden, dat het Rome zal voldoen.

Ik weet de Veldheer is tot vrede zeer gencegen,

Hu hy gehoort heeft hoe de Parthen zich beweegen. Indien Tiberius de vryheid aan den Staat,

En aan Arminius zyn Gemalinnc laat.....

Hercinia.

Vlei u niet met die hoop ,uw Broeder zal t beletten,

Schoon

-ocr page 65-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;6i

gehoon ik al raad wift,om myn Vader om te zetten ^ Jk heb door myne klagc veel op zyn hart verricht,

Ik drong Segeltes flus de traanen in t gezigt. Armin ius.

Is t waar! Hercinia! toont hy ons gunftige oogen ? ''Vien vreefl: gy noch, indien uw V'ader is bewoogen ?nbsp;H K RC I N I A.

Segefles, Flavius, Germanicus, en al pw wreede vyanden^ zy haaken na uw val.

Want of ik fchoon zyn hart ontroerde door myn klagten, Noclitans gebood hy, dat ik Flavius zoude achtennbsp;Als mynen Bruidegom, en aan Arminiusnbsp;A'^ooit meer gedenken. Hy waant dat Germanicusnbsp;Ziyn moed beproeven wil; en toont om trouw te 1chynennbsp;2.ich noch verbitterder. De hoop die in myn pynennbsp;Alleen noch ovrig is,hoewel van kleene kracht.nbsp;Steunt nu op Radwich,die in t Leger is gebragt.

Zy heeft uwBroeder reeds, maar vruchteloos gefproken. Door Agrippine, die haar boeijens heeft verbrooken,nbsp;Hoopt zy hem evenwel te brengen tot zyn pligr.

De Hemel gun, dat zy dit na haar wenfeh verngt, Df t is met ons gedaan; want ik zal nimmer iyden,nbsp;Dat my de Duitfehen uit myn flaverny bevrydennbsp;Door laffe aanbiedingcn;ik gruuw voor zulk een fchand,nbsp;kBemin myn leven,maar noch meer myn Vaderland.nbsp;Jajk zou de Vryheid,doorzofnoodewegverkreegen,nbsp;Hartnekkig weigeren. Zyt niet om my verleegen..nbsp;Wees niet beducht, dat ik uw liefde zal verrain,nbsp;Myn lot zal altyd in myn eigen handen ftaan.

En zo hun Tieranny my dwingt, my zelf te dooden. Kond gy tot myne wraak, de menfehen en de Godennbsp;Rechtvaardig daagen; en zo fchoonen dood geeft ftof,nbsp;Dm ons te kroonen met een eeuwigduurend lof.

nbsp;nbsp;nbsp;Arminius.

Dverfchoone, edele, nooit genoeg na waarde Deroemd Hercinia! Godheid op deze aarde;

Hoe

-ocr page 66-

lt;f2 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

Hoe veele teekenen geeft gy van uwe moed,

En ongemeene deugd, die al verbaaien doet ?

V erwacht niet,dat ik ooit iets fchandlyk voor zal ftellen. Ik hoop Germanicus zal tot my overhellen,

Als hy my fpreekt; als hy het fchoonrandfoen zal zien, Mevrouw,dat ik hem voor uw Vryheid aan zalbin.nbsp;En zo hy t wcigerd, zal ik andre middlen vinden.nbsp;Min, Vaderland,en Spyt zal zich te faam verbinden.nbsp;Myn krachten zyn noch niet bezweeken; deze hand,nbsp;Die Varus overwon^dit zwaard t welk ftraks vol fchand.nbsp;Hun Leger vlugten deed, zal noch wel eens hun bendennbsp;Verftrooijen, noch wel eens hun Adelaar doen wenden.nbsp;Licht dat de Tyber vol onfteltenis haaft hoort,

Hoe wy de Roomfche naam verdelgen in dit oord. ja,de wanhoop zal my tot een leidsman ftrekken.nbsp;Kon ik de traanen uit Auguftus oogen trekken jnbsp;Ik zal Tiberius geen minder hartzeer doen.

Maar zonder maat, op hem, op Rome, op alles won.

H E RC I N I A.

Myn Heer, Germanicus komt, om met u te fpreeken. De Hemel wil zyn hart in eedle deugd ontfteeken!nbsp;Hy is grootmoedig, ik zoek zyne Gemalin ,

En Radwich. Goden! kroont,ei kroont Itandvaftemin!

DERDE TONEEL.

Germanicus, Ar minjus. Gevolg vaa Romeinen^ gevolg Van DnitJ'cbers ^ metnbsp;adelaars , en andere kujilykheden,

WAr M I N I U s. nbsp;nbsp;nbsp;1

eet wel, Germanicus, dat Vy anden, en Vrinden, Die hooren, hoe ik u kom in uw Leger vinden,

My zullen al gelyk van onvoorzigtigheid,

Van al te licht geloot, miichien van kwaad beleid. Alom befchuldigen; quot;quot;k w hen niet wederftreeven,

Maaf

-ocr page 67-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;6^

Maar hoopen, dat de Min, al wat hier werd misdreeven, ^eer zal onfchuldigen. Op uw gegeeven Woord,

En Borg vertrouwende, vaar ik vrymoedig voort.

Ik kom hier,op dat gy Germanic moogt toonen, !^at fchoone deugden in verheeven zielen woonen.nbsp;Eeer woefteVolkren,door uw voorbeeld,door uw moet.nbsp;En eed Ie daaden,dat het allerhoogftc goed,

Ee grootje roem beftaat in zich te doen beminpcn; Eeer hen,hun vyanden op zulk een wys verwinnen.

V erlos Hercinia. * Deze onwaardeerbre fchat j * Wyzende op de Koft'iykheden,nbsp;koftelykfte, dat Germanic ooit bezat,

^y haar Randfoen; maar wyl een ziel zo hoog verheven Meer door de zucht tot eer,dan fchatten werd gedree ven,nbsp;Zal dit Randfoen u ook veel aangenaamer zyn.

Eeze Adelaars; die ik; of zeg ik liever myn Gelukkig lot, met roem verkreeg; deze Adelaaren,nbsp;Die Varus tegen ons niet langer kon bewaaren,nbsp;2,yn,zo gy wilt,de prys van myne Gemalin.

Vergun Germanicus,vergun dit myne min.

^ Wil de uwe zyn, zo veel als de eer my toe zal laaten. De deugd doet ons altyd Verraders doodlyk haaten.

leert ons-dat een, die zyn eige Vaderland,

;^yn volk durft leveren in hunne vyands hand, licht, ja lichter noch een ander zal verraden.

Ik toon, k beken t,door al myn woorden, en myn daaden,

Dat ik een vyand ben van Cefar maar,myn Heer, Doe meenigmaalen acht hy zulk een vyand meer,

Ds^n laffe onedele, en oneerelyke vrinden;

^yn Landsgenooten, die geruft zich teenemaal Dp my verlaaten;die hun Kinderen,hun Vrouwen,nbsp;Hun eigen leeven,die hun Goden my vertrouwen;nbsp;veel my mooglyk is te hoeden voor t geweld

Eens

Die zich als llaaven aan het Roomfche volk verbinden gt; ^i^pligt myn eer my niet zo lang ik adem haal,

-ocr page 68-

64 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

ens vyands,die otis land, in vuur, in vlammen ftelt, En zonder dat wy ooit iets regens hem misdreeven ?nbsp;Ten waar men t weigeren der aavcrny wou geevennbsp;Den naam van misdaad. Wat port denRomein doch aan?nbsp;Wat heeft ooit Duitfchland aan Tiberius misdaan ?nbsp;Mag Rome t Ooft, en t W eft, en t Zuid, en t Noordnbsp;beroeren ?

Gekroonde Koningen in haar triomphcn voeren ?

Ai tonderbrengen wat haar heerfchzugt tegenftaat ? Haar heerlchzucht^welk geen volk by zyne rechten laat;nbsp;En zou Germani niet vryftaan alle krachten.

Om dedle Vryheid (welk een menfeh het meeftmoet achten,

Van alles wat hy in deez fterflykheid bezit) Kloekmoedig voor te ftaan, in t werk te ftcllen ? ditnbsp;Leert ons het voorbeeld derdoorluchtigfteoorlogshel-Zie,zie de Brutuiren,de Schipioos^ zy ftelden (den.nbsp;Zich zelfs tot Baakens, en wy volgen op dat licht.nbsp;Wat hebben zy niet voor hun Vaderland verricht?nbsp;Wilmyn verzoek dan omdievyandfchapnietweigren-Uw naam zal door die daad tot aan de ftarren fteigren-Uw Rome is nooit gewoon her Vrouwelvk geagtnbsp;Den oorlog aan te doen. Met reden werd veracht,nbsp;De koftelykfte buit, de heerelykfte zegen,

En lauwrekroon, die op onweerbre werd verkreegen-Germanicus.

Doorluchte vyand, wiens onftcrfFelyke naam,

Alom gedraagen op de wieken van de Faam,

De heele Waereld door uw fchoone lauwre bladen r Door w grootmoedigheid, door uw verheeve daaden,nbsp;Door uwe deugd verbaasd j die recht uw land waar'nbsp;deerd,

Die den Romein zyn plicht zelf in uw voorbeeld leert' De min rechtvaardigt alt geen hier mogt zyn mild ree'nbsp;ven.

Vrees voor geen ongeval, ik heb myn woord gesee ven

''

-ocr page 69-

TREURSPEL: nbsp;nbsp;nbsp;(fj

pat houdc ik heillig. Maar kan ik,offchoonmynharC Met n bewoogen is, verminderen uw fmart ?

E^an ik .Herdnia , myn heer , ulaacen volgen,

tl wedgrwille van haar Vader, die verbolgen P onverzoenlyk haat ? kan ik in wederwilnbsp;Van uwe Broeder, van myn bondgenooten? ft,

^til hunne woede, of ik kan haar in uw handen ^tet weder leveren jfchoon ik myn hart voel branden,nbsp;Pna uwe oprechte min te handlen na waardy.nbsp;poek Caefars vriendfchap. Prins, k verzeeker u van my.nbsp;Jak wil bezorgen, dat hy u tot Vorft zal kroonennbsp;Van heel Germanic....

A R M I N I u ?

Ik de myne zo beloonen!

V/acht van Arminius zo groote lafheid niet,

Myn heer, ik acht myn naam veel meer dan dat gebied. 2.oude ik myn Vaderland, dat my heeft overladennbsp;Met gonft, en roem, zo valfch, zo fchandelyk verraden.?nbsp;Ik gorde t zwaard op zyde, en bragt een heir te veld.nbsp;Op dat ik Duitfchland van t vernielende geweld,

:man.^

o-en.

Van alle flaverny kloekmoedig zou bevryden, peenlins , op dat ik die zou onder my doen lyden.nbsp;^ou ik de wapenen, die t volk in myne handnbsp;Pot zyn befcherming ftelt , zelf in zyn ingewandnbsp;Op t onverwachtfte liaan! dat paft geen Duitfche m

nen


Pn fchoon ik t onderwond, men duld hier geen Tieran-i

nen.


Oit land is te eedel om een laffe dienftbaarheid Te konnen draagen; wie door magt, of loos beleidnbsp;Oe vryheid drukken wil, zal al zyn onderwindennbsp;P' t einde vruchteloos, tot zyne fcha bevinden.

vefl'

M wie t beftaat ftelt zich voor veel gevaaren bloot. Oe jonge manfchap zal niet ruften voor zyn dood.nbsp;^ch zo Germanicus in Rome wil regeercn,

'Vy Zyn bereid voor hem te ftryden. Ja, wy zweeren Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dat

-ocr page 70-

66 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

Dat wy Tiberius....

Germanicus.

Hou op 5 ik ben voldaan.

Wy zullen beiden niet oneerelyks befbaan.

Die door verraad zich van geen vyand wil bevryden. Zal zyne vrinden nooit mishandeling doen lyden.

k Erken Tiberius voor Oom, en Keizer, lees.

Lees dezen brief, myn Heer j doorlees hem zonder vrees. En ken Germanicus. Gy ziet daar in geichreeven.

Dat Adgandeftrius u heimlyk wil vergeeven.

Zo ik t vergif hem zend.

Arminius.

Spiegel van de deugd !

Die in grootmoedigheid vind uw verheve vreugd!

Dit wonder vergelykt u de oude Roomfche Helden, Die zich tot Baaken den nakomelingen Itelden.

Zo deed Fabricius met Pirrhus. Maar, myn Heer, Laat niet genoeg zyn vooruw grootheid, voor uwe eer,nbsp;t Beletten, dat zy my niet van het licht berooven,nbsp;Maar geef Germanicus het leeven my daar boven,

Dat is noch edeler, k Leef in Hercinia,

Onfang dan dit gefchenk, deze Adelaars. Ontfla

Myn Gemalin.....

German icus.

Ik moet, van t geen hier werd bedrceven, Aan een geftrenge Vorft naauwkeurig reek'ning gee-ven.

Gy kent Tiberius; omzigtig in t gebied.

Zou hy.....

Arminius.

Myn heer, waag zulk een koftlyk leeven niet; k Zal na Hercinia door andre middlen trachten;

k Zal haar verloffing, of myn dood van 't lot verwachten. Ik ken Tiberius, en zyn bedekten haat....

Germanicus.

Segeftes komt. Zo hy uw vreugd niet tegen ftaat,

Hoop

-ocr page 71-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;67

Hoop alles. Door myn hulp zult gy uw adem haaien. Armi nius.

Hat is doorluchtig van een vyand zegepraalen.

VIERDE TOONEEL.

Hermanicus, Arminius , Segestes, C E c IN N A , Romeinen, Duhfchers.

DGermanicus.

e Goden, vyanden van onrechtvaardighen, I^eminnen fteeds de deugd , en zeegnen in t gemeennbsp;Gerechte wapenen. Die hier wil Triompheerennbsp;Moet dies rechtvaerdigheid , en alle deugden eeren.

Hy moet fteeds hooren , na bet geen de reden zegt, Ook in het midden van het hevigfte gevecht jnbsp;En laaten die alom t bloeddorftig zwaart beftieren,nbsp;Dan zal een fchoone kroon zyn heerlyk hooft lauwrie-ren,

Dan achten hem de Gon hun gonft, en zegen waard j Op deze wyze maakt zich Rome zo vermaard,

*gt;

-

2jet duizend Vorften , die haar en gerechtheid haaten, In bittre ballingfchap, en van de Goon verhaten,nbsp;Segeftes, die alom haar heren Adelaarnbsp;E-loekmoedig naar volgt, volg haar voorbeeld hier ooknbsp;naar.

Hoor na de reden, die, die zal uw haat verwinnen. Laat, laat Arminius Hercinia beminnen.

Bevecht hem in het veldt, vervolg hem overal, Behalven in uw hart. Bevorder zyne valnbsp;Door rechte wegen j maar voel echter mededoogen,nbsp;Met zyne min....

Segestes.

op

Ik merk, myn heer, gy zyt bcwoogen. Ow groote ziel, welk in die zachtheid vind vermaak,nbsp;Slaat geen gebeden af, en doelt niet na de wraak.

E a nbsp;nbsp;nbsp;Gcr,

-ocr page 72-

A R M I N I U S,

Germanicus laat zich dan van zyn overwonnen Verwinnen; nu wy hem geheel verdelgen konnen!

Dit laf meedogen met Arminius, myn heer,

Beneveld al de glans van uw verkreegen eer.

Deze eene dag zal uw beroemde naam befmetten,

Ten Tff dat gy u door de reden laat verzetten.

De Roomfche Veldheer duld in t heir voor zyn gezigt Een die aan Varus zo veel wreedheid heeft verricht;nbsp;Onthaalt hem als zyn vriend; ja ftelt dien vyand bovennbsp;Zyn bondgenooten! Gon ! wie zou dit ooit gelooven !nbsp;Ontfang, en handel hem, myn Heer, zo gy t verftaat.nbsp;Maarkbid, datgyde zorg my van myn Dochter iaat;nbsp;Ik gaf Hercinia aan Flavius. Myne eed ennbsp;Verbinden haar aan hem. Ik acht haar door geen reden ,

Dan door zyn weigering ontflagen van die trouw.

Het is in myne magt, dat ik myn woord hem houw. Het ftaat een Vader vry het fchikken van zyn Kindren.nbsp;k Beroep my op Natuur. Indien gy t wilt verhindren.nbsp;Om aan Arminius een dienft te doen; ik zalnbsp;Myn klagten brengen zelfs tot binnen Romens wal.

k Zal voor Tiberius, voor t Volk, en voor de Goden

U reekning eiflchen van de onbillyke geboden____

k Ben Vader, en myn magt, myn recht blyft onbepaald.

Germanicus.

In uwe drift, waar door gy zo uitfpoorig dwaalt.

En alles wat gy denkt durfd onbezonnen zeggen,

Zal ik u uwe pligt niet weer te vooren leggen.

Weet echter in die drift Segeftes , en erken,

Dat ik als Veldheer fpreek; dat ik hier Rome ben. Arminius.

Myn Heer,ei laat die onrechtvaerdige verwoedheid. Laat die verbittering doch zwigten voor de goedheid.nbsp;Waar me gy my wel er begonftigde, toen gynbsp;My in uw hof ontfingt...

Sb-

-ocr page 73-

2X I

en

1! at-

'C-

7.

in.

n.

en

e-

B-

treurspel. ^sgt;

Segestes.

Vergeefs hoopr gy van my Zonder wapenen, en bloed tezegepraalen;

^een, die verwinning is niet zonder ftryd te haaien. Germanicus.

Segeftes zyt getrooft, bereid u tot den flag, k Zal u gelegenheid, miffchien de naaften dagnbsp;penoeg doen vinden, om uw dapperheid te toonen;nbsp;Wy zullen ftryden, en zien wien t geluk wil kroonen.nbsp;Arminius.

Wel aan dan, ftryden wy. Vaarwel Germanicus.

^w hoogverheven moed verpligt Arminius,

Urn eeuwig aan een deugd, zo ongemeen, te denken. Was t u gelukt, gy zoud Hercinia my fchenken.

Het willen is genoeg in groote zielen, k Zal Noch eens door wapenen beproeven het geval.

k Bid. dat Hercinia geen overlaft mag lyden. Vaarwel; k vertrek , en kom zo daadlyk u beftryden.nbsp;Vergun alleen, dat ik by Agrippine ga,

Om myne pligt...

Germanicus.

Zy komt met uw Hercinia.

VYFDE TOONEEL.

Germanicus, Arminius, Segestes, Cecinna, Agrippine,nbsp;Hercinia, Rotneiae,

Duitfchcrs.

G nbsp;nbsp;nbsp;Agrippine,

ermanicus, ik kom, in myne ziel bewogen,

^et deze Minnaars, die gy ook uw mededoogen, achting waardig kent, om u door myne mondnbsp;ie doen verftaan, dat gy op eene tyd nu kond,

Oen Vader, Broeder en den Minnaar vergenoegen.

E 3 nbsp;nbsp;nbsp;Prins

-ocr page 74-

70 nbsp;nbsp;nbsp;ARMINIUS,

prins Flavius wil zich na zyne pligt weer voegen,

Herroept zyn deugden.

Arminius.

Gon!

Agrippine.

Die fchoone die wel eer.... Segestes.

Wat zie ik! Flavius by Radwich.?

ZESDE TOONEEL.

Germanicus, Arminius, Segestes, Cecinna, Fl.avius, Agrippine,nbsp;Hercinia, Radwich ,nbsp;en Duit fibers.

Flavius. T

J a myn Heer.

Ik zie des Hemels wil, en voorzorg, die bewoogen, Noch eindling opend myn zo lang beneevelde oogen.nbsp;k Verlaat myn dwaaling, en met een Hcrcinia.

Segestes.

Hercinia, die gy zo teer beminde!

Flav lUS.

o Ja,

En ben gelukkig,'ZO ik daar door uit kan wiffchen. Uit haar, myns Broeders, en myn Heers geheugeniffen,nbsp;t Geen ik om haar beftondt; en zo de fchoone mynbsp;Myn fchuld vergeeft, en, na zo veel verradery.nbsp;Weer myn gevangenis, gelyk voorheen, field open.nbsp;Doch ik durf naauwelyks op zo veel goedheid hoopen.nbsp;Ik droeg my tegens hen te trouweloos, te laf....nbsp;Radw ICH.

Een die oprecht bemind myn Heer, bemind geen llraf.

Arminius, Fianius omhelzende.

Ik vind myn Broeder nu eerft weder.

Her-

-ocr page 75-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;^t

Her ci n I a.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Welk een zeegen

^eefc Flavius decz dag op myn gemoed verkreegen J

- nbsp;nbsp;nbsp;Tegen Segefies.

^yn heer, zult gy alleen nu onverbidlyk zyn gt;

Ach Vader! maak, ei maak, een einde van myn pyn! Flavius.

^yn Heer,gy hebt aan my te veel gehoor gegeeven, Artninius heeft nooit iets tegen u misdreeven.

nbsp;nbsp;nbsp;Germanicus.

^egeftes, geef het op, aan uwe Dochters deugd.

- nbsp;nbsp;nbsp;Agrippine.

ATyn Heer,zoud gy alleen weerhouden deeze vreugd?

Segestes, vjeggaande.

Ik ftel haar vryjZy kan,aan wien zy wil, zichgeeven. Hercinia.

Myn trouw verbind my met Arminius te leeven. Germanicus.

Leef lang, leef vergenoegt, met uwe Gemaalin. Arminius.

Grootmoedig Vorft, ontfang voor de edele flavin ^it edele randfoen; deez Schat en Addaaren,

Ayn, wylik nimmer kan uw goedheid evenaaren, Getuigen van myn wil, en diepe erkentenis.

, nbsp;nbsp;nbsp;Germanicus.

eifchte u nooit rantfoen. Uw vergeno^ing is i^y meer dan fchatten,en alwatgy my kondichenken.nbsp;Wat de Adelaars betreft,k zou Romens grootheid kren-^ ik die als eengiftontfonguitsVyandshand. (ken

Maar nademaal dat gy, als gy uw Vaderland ^^Z'Cekren kond, met ons wild handelen van vreede,nbsp;ik niet weigeren te hooren na uw reede.

^ 2.0 Germanic het Bondgenootfehap weer Rome fluiten wil, gelyk het de wel eernbsp;^et mynHeer Vader j ik zal Duitfchland borge bly vennbsp;at Vorft Tiberiust zal gonftig ondcrfchryven. *

Ar-

-ocr page 76-

7 nbsp;nbsp;nbsp;A R M I N I U S,

Arminius.

De Ruft myns Vaderlands was fteeds tnyn eenig wit, Daar voor ftelde ik myn bloed en al wat ik bezit!

Zo RomeDuitfchland weer herfteld, alstin die tyden Geweeft is,zie ik t eind van zo veel bloedigftryden,nbsp;Ontfang van uwe hand, en op uw Vorftlyk woordnbsp;Een vafte Vreede, en zal op uw verzeekring voortnbsp;Onze Afgezanten, met bewilliging der Stenden,

En Bondgenooten, by u in dit leger zenden. Germanicu s.

'k Zal toonen dat my niets zo waard is als myn eer.

A R M I N I u s.

Dat hebt gy deezen dag genoeg getoond myn Heer.

EINDE.

-ocr page 77- -ocr page 78- -ocr page 79-

4..







'•V ■



gt;•



■ -v ■ Ï 'X ' ’lt;ï^ t *% lt;v' .fquot;*- '‘'^- ’quot;


■/:rquot;--r:-.:^-4’'


■'

•• ï .

.tf ï \-

% „.

7^ ii v'

W;

^ -V



■'A






V. .^.



lt;ïi«r :i'V!quot; ■ ^ ■'•quot;■



'Ks- ■• nbsp;nbsp;nbsp;-V'*

■•»• gt;.n. nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,; •


Ir:-}: - '«:■ •;



--i^v


Éï'!*:* nbsp;nbsp;nbsp;'•

t%'4.


!*■ nbsp;nbsp;nbsp;■gt;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..“.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ’.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ ' f .•■

: nbsp;nbsp;nbsp;V. -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-..-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•■-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.;■

I ■ nbsp;nbsp;nbsp;■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

S . nbsp;nbsp;nbsp;:t*' V- ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^‘.'■'

' nbsp;nbsp;nbsp;■/;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' : ‘ïft 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' %«..

. nbsp;nbsp;nbsp;■ -‘' * ,^.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f V : . 'l



-ocr page 80-